Si Ee RAGE nd eu. jef (vj EDR TCM LE ct k Î Lb nd ie le BEN A f ie haet AC RADE Kd Wijde paris: Eran! n NEK) DD EARA LORE IE MEAAETLLAEKANTP ER LGL AL ELORLOEA ELAND, BEE Hee IVESEEAE MAHA daw MT q Fre _ _—— Gr a x mn Lef Öweur Ges ed Peut . / : ei, ek p ICH OFT Ee vj KPN fl MARIA SYBILLA MERIAEN VOORTTEELING en WONDERBAERLYKE VERANDERINGEN SURINAAMSCHE Waar in de Surinaamfche RUPSEN en WORMEN, met alle derzelver Veranderingen, naar het leeven afgebeelt en befchreeven worden; zyn- de elk geplaatft op dezelfde Gewaflen , Bloemen en Vruchten, daar ze op gevon- den zyn: Beneffens de Befchryving dier Gewaffen. Waar in ook de wonderba- te PADDEN, HAGEDISSEN,; SLANGEN, SPINNEN en an- dere zeltzaame Gediertens worden vertoont en befchreeven. Alles in Amerika door den zelve M. S. MERIAEN naar het leeven en leevensgrootte gefchil. dert, en nu in ‘t Koper overgebragt. | Benevens een Aenhangfel van de veranderingen van VISSCHEN in KIK: VORSGCHEN, en van KIKVORSCHEN in VISSCHEN. AMSTERDAM, By JEAN FREDERIC BERNARD. M DCC XXX. erk AAT „Rt Als Si RE} ri hak: bii gr BES ' EA ee id , À f POT av Hogdkohasrst sb.aar blenndasA nemend EE mt Md | AREN Vp. ok ob. nav DlgnndasA nawarbiaaet Ok: hr Den Hoog-Eedelen, Achtbaeren en geftrengen HEERE, DEN HEERE M* BALTHAZAR SCOTT. Bett BN En Mitsgaders Ne FAN GER Man des gemeenen Landts middelen te Amflerdarn , B A Te TN E N Van de Watergraefs- Meer, enz. enz. enz. ENE Ae & oorlugre Hoofdtelg van uw Hooggebooren Stam, lan Agtbre Schepen van ons magtig Amfterdam, En wakkre Raedtsheer, laet uw heusheit ‘t niet mishaegen, Dat ik dit Boekjuweel u nedrigh op kom draegen, Zoo zal de naem van SCOTT aan't Werk van MERIAEN - Een luifter geven, door geene Eeuwen te vergaen. Dit is-de weních ke Van U Wel - Edelens Onderdanigen en Verpligten Dienaar, JOANNES OOSTERWYK. pe BAREN, EROP GEE VER TOT DEN B EE 7 ER. BE YE de Voorreeden, door Wyle Juffrouw MARIA SY- SUIS IBILLA MERIAEN gedaen, zal de Leezer ten vollen onderricht @ ) zyn wat van dit Werk te zeggen is , en tot hoe verre die kunftryke en NEN onvermoeide Vrouwe het gebragt heeft : Hierom heb ik niet anders te berichten, dan dat na het overlyden dier yverige Vrouwe, en het vertrek van haere Dochters, de eene naar Surinaeme en de andere naar Moskovten, dit heerlyke Werk der Surinaemfche Infeéten, gelyk ook dat der Europeefche, my door aan- koop 1s eigen geworden, wanneer ik, bevindende dat zy deze Werken by gedeel. tens wel uitgegeven, doch aen geen van beide de laafte hand geflagen had , aen- ftonds voornam om het Werk der Europeefche Infetten te voltooijen en uit te ge- ven, gelyk ik ook het een en het ander, zowel in het Latyn, als in her Neder- duits volbragt hebbe. Doch zulks is alomme bekent. Veele fwarigheden deeden zich in dit groote Werk op; want een gtoot gedeelte der aftekeningen van de Surinaem{íche Infe&ten met hun voedfel , waar van wel eenige Tekeningen, doch verre de minfte, in’t Koper begonnen waaren, machtig geworden , befloot ik op aanraadinge van verfcheide Kunft-beminnaars dit heerlyke Werk , volgens het voornemen van de naarftige MARIA SYBILLA ME- RIAEN zelve, te brengen tot fijn volkomentheid , «en daar en boven met eene kunftige Tytelplaat en andere Vercierfelen te verheerlyken; maar myn voornemen waare ver te kort gefchooten , en de {waare koften zouden vergeefs zyn geweeft, indien de groote Kenner en Bezitter van menige zeldzaamheden, de Heer Z, SCHYNVOET (om zyne deugden en vernuft van yder een bemint) my niet was te hulp gekomen, en het zelve tot dit wolle beflag , waar in het nu de Waereld „word medegedeelt, zonder ooit in het toekomende eenige veranderinge onderwor- pen te konnen zyn, vermits al het Surinaamfche , dat onder de Overledene was beruftende, in ’t Koper is gebragt, en zy uit der tyd gefcheiden is , had helpen brengen. Ik hebbe tot een aanhangfel hier nog twee Kunftplaaten by gevoegt, welker Tekeningen my uit het Kabinet van den bekenden Liefhebber ,‚ den Heere A. SEBA, edelmoedig zy medegedeelt. Gelyk op pag. so. en sr. kan gezien worden, | | JOANNES OOSTERWYK. VERHANDELING Ber SURINAEMSCHE INSECTEN NOA VN EE JUFF* MARIA SYBILLA MERIAEN. (rie wa opent zich een nieuwe Hóf Sf A Ae Van overzeefch Geboomte en Bloemen. iS AN Wie leerfaam is; vind hier weer ftóf, {Oms wyzen Scheppers magt te toemen , En uyt hetallerminfte Kruyde Te ontdekken, hoe ver zy verdwaelen, Die goddeloos en dwaas verhaclen , Dar alles uyt zich zelven fpruyt. | Elk blad, elk Bloeyffel toont Gods werking, En wyft zyn onderhouding aen, En leert, dat zonder die verfterking Hier alles zonder maet zou gaen. Niet minder kan men dit befliffen In dit geöpent Kabinet, hen Door MERLAEN te faam gezet Uyt Surinaemfche Hagediffen , Je ar De …_ Uyt Vorfchen, Padden, Slang en Spin, Uyt Mieren, Rups, en vremde Wormen, _ Die „ eerftelijk. verandert in _sù Een Popje, naderhant vervórmen: In Oyljes, van verfcheyden aert , En veelerley koleur en vlekken, . Die yders ogen naer zich trekken, - Als de uyrerfte verwond’ring waett. Ik kan myn oogluft niet verzaeden : Hoe meêr ik lette op.kleur en lyf:, Hoe meêr ’k verlief op deeze. bladen , Hoe hoger ‘k opgetogen blyf, En my verplicht vind dank te zeggen ir Aen Vrou SYBILLAES geeft, on vlyt, … Die vry voor ’t knaegen van den.tydr, Haer naem in yders mond zal leggen, ‚En leeven doen na haeren door, Nu Oofterwyk , die uyt ontfarmen Haer Letter-weeskind maekte groot , Het fteunen leert op eygen armen, Dies ‘t ook uyt dankbaerheit zyn Voogt - En Moeders roem en zórg verhoogt. Op, 7 (l} M. BROUERIUS VAN NIEDEK. Advt. — MARIA SIBYLLA MERIAN | AAN DEN WEE K heb my van myne jetigt af aan met de onderzoeking der Infeéten EA RP bezig gehouden, in *t eerft begon ik met de Ziyde-Wormen in myne jj, Geboorte-ftad Frankfort aan den Main, daar na bemerkte ik dat uit andere R upfen veel fchoonder Capellen en Uilen voortquamen , als uit ‘de Zyde- Wormen; dit bewoog my omalle Rupfente vergaderen, die es ik vinden konde, om haar verandering waar te neemen , waarom ik ook alle gezelfchap der men{chen verliet, en my tot deze onderzoeking veleedigde, op dat my in de Schilderkonft zoude konnen oeffenen, en die na het leeven teikenen en fchilderen, gelyk dan ook alle Infeéten, die te Frankfort voor eerft, en daar na tot Neuremburg heb konnen vinden, voor my zelve zeef curieus op pargement ge- fchildere heb , hee welk daar na by gevalle in't geziët van eenige Liefhebbers ge- koomen is, die my toen ter tyd Zeef kragtig hebben aangezet om myne ondervin- dinge det Infeten in 't licht te geeven tot {peculatie en genöegen der curieufe On- derzoekers der Natuur, hier toe heb ik my eindelyk laten overreeden, en heb de- zelve met myn eige hand in t kooper gebragt , wiens eerfte Deel in Quarto 1679. en het tweede 1683. heb uitgegeven , naderhand ben ik in Vriesland en Holland gekomen, en heb aldaar myne ondervindingen der Infeêten vervolgt, bezonder in Vriesland, want in Holland heeft het my meer aan geleegenheid ontbrooken als elders , voornamentlyk om op te zoeken het geen op Hyen en Veenen te vinden is, dog dit myn gebrek is veel door andere Lief hebbers herftelt geworden, die my dan de Kupfen gebracht hebben, om haar veranderinge verder waar te neemen , gelyk ik nog veele ondervindingen by een heb, om nog meer by de twee voorgaande Dee- len te konnen voegen; maar in Holland quamik met verwondering te zien, wat al fchoone Gediertens men uit Ooft- en Weftindien deed koomen, voornamentlyk, wanneer my de eer gefchiede vante mogen zien het koftelyk Cabinet van den Edele Groot Achtbaare Heer M" NricoLaas Witsen , Burgermeefter der Stad Amfterdam, en _ Bemwinthebver der Ooft-indifche Maarfchappy, & 4 u, uli, Leu ln NR u GO we si (U a ij Wil gag adi) if l) | 9 dl NN BENNEN 4) | li, RNN : Kw NN 0 AN KAN NA NE Bee nf NN ii, haa, in DD jg ij /) / gam ME ef M „Der lp VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 15 | DE XL AFBEELDING. dee 1700. in April was ik tot Surinaame op de Plantagie van den Jufvrouw - Soomelsdyk , genaamt Providentia, alwaar ik verfcheide obfervatien van In- fedten deed, in het wandelen vond ik een menigte Gummi Gutta Boomen in het wild ftaan, waar van ik alhier een tak voorftelle, hy waft byna als de Berkkenboomenin Europa, van buiten met een witte geftreepte {chelle om den baft, als men den baft open fnyd druipt de Gummi daar uit; de Gummt is niet nodig te befchryven,en is alleen die met verwen omgaan bekend. | | | Op dezen boom vond ik defe groote Rups van groene en {warte ftreepen , met defe Gummi Gutta bladen heb ik fe gefpyft tot aan het einde van April, wanneer fy een groot houtverwig gefpinft gemaakt hebben, en in dezelve tot Poppetjes ge- worden zyn, uit dewelke den 3. funi fchoone Cappellen voort kwamen , als hier vliegende en fittende vertoond worden. Eer de Rups verandert was, is het groene in rood veranderd , te weten eer fy een Poppetjen wietd , na dat fy haar volle groot- heid gad. — | Verfcheide zyn de boomen waar nit de Gutta Gam- | afnis planta , waar van in bet zesde boek en het bavloeid, fy vloeid uit de Carcapuli Acoftee, uit de | zeven-en-vyftigfte hooft deel Bontius fchryft, dat de Carcapuli Linfchotani, (met welke eerfte de Coddam:= | Gutta Gamba u1t ae Coddam-Pulli iz de Hortus Ma- Pulli, ze het eerfte deel van de Hortus Malabaricus \ labaricus befcbreeven voortkomt ‚ meend S. a Daale befchreeven, over een komt, ende zelve is) uit deze \ in zyn Pharmacologiaop bet 484. blad, die hier werd afgebeeld, en ook uit de efule indice 15 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XXL AFBEELDING. $ Eze gecle vrucht word in America Marguiaas genoemt „ de bloem die voor de- &_/ ze vrucht gaat is een Paflie bloem, maar veel grooter als die in Europa. De bloem geeft een zeer lieflyken reuk vanfig, die men van verre rieken kan; het gewas loopt op als een Winde, en is zeer bekwaam om pricclen in de hoven te laten bewaffen, hoewel de Hollanders in Suriname daar geen groot gebruik van maken, in twee jaren iseen prieel heel dicht daar mede bewaflen , daar fig allerlei vliegende gediertens ophouden van wegen den reuk der bloemen „de vrucht befluit in fig fwart zaad , met een witte lymigheid omzet, het welke verkoelend om te eeten 1s. De eerfte Rups die op het groote blad zit, nuttigt dezelve tot zyne {pyfe, den 28. Mai 1701. omfpon het fig en wierd tot een Poppeke, dat nevens de Rups legt, waar uit den 7. Juni een Cappelletjen kwam, als hier vliegende vertoond word. De tweede op de feel leggende groene Rups heb ik den laaften Mai op de voor- noemde bloemen gevonden, dezelve eetende en fittende in een zeer zeltzame woo- ninge, te famen gezet uit veele kleine pypjes op holle houtjes; deze Rups liep in dit huisjen gints en weer, dan uit een, dan weder uit een ander pypje- uitkykende, als boven op de knop te zien is. Den 1o. Juni kwam daar uit een bruin en met roode vlakken vercierd beesje, gelyk hier op den fteel zit. Kl Het derde Rupsken, gelyk een op de vrucht zit ‚nuttigt ook deze bladen ;s is my den 4. Juni ingefponnen, zo als een op de fteel legt, en den 14, kwam daar een zul- ke fchoone bonte vlieg uit met gelplecte voeten, gelyk een onder aan den {teel zit, deze voeten zyn zeer teeder en vallen af als men ze maar het minfte aaanraakt, Dis gewas is de Murucuia Guacu van Marggra- | waffen, die gemeenelyk wegens het formaat van haar wins, en Murucuia quarta van Pifò , als ook de Cle- [bloem Paflie bloemen werden genaamt, heeft dit matis indica fruêtu citri formi, foliis oblongis | zelwe gewas echter in den Paradift Batavt prodro- Plum. 64. Tab. 80, dit gewas werd ook van Tourne- be onder de zoorten van Climmen (waar mede fort in zyn inftitutiones vei Herbarie genaamt, \het geen de minfte gemeenfthap heeft , ten regarde Granadilla fruêtu citriformi, foliis oblongis, en van | van bloem en zaadhuis) geplaaft , als of een groote Hermannus in Catalogo horti Academici Cucumis | mifllag in de Catalogus van te vooren bad begaan, Flos paflionis diëtus Guajavee folio major. De Heer | het geen de zebve Heer echter heeft verbetert „op het Hermans hebbende dit gewas gebracht in zyn Cata- | 177. blad van de Paradifùs Batavus zelfs. Logus horti Academici by de andere zoorten van ge- | zE AEN VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 17 DE Krt AT E BANG D Eze roode Lelien wallen op een witte bol in het wild , haare cigenfchap is niet bekent, haare groene bladen hebben een luifter als de zyde. Ik heb van de bollen eenige mede gebracht, die hebben in de Hoven van Holland eerft haar bloe: men en daar na haar bladen voortgebracht. | Deze op het groene blad leggende hairige Rups heeft een roode kop en toode voeten, het lyf heeft blaauwe vlakken met geele ringen omzet, de hairen zyn fwart en hard als eizerdraat, fy neemen de groene bladen tot haare {pyfe ; den 4. Juni heeft fy een ovaal gefpinft gemaakt, en is daar in tot een bruin Poppeke geworden, gelyk een in het midden van de plant legt, waar uit den 30. Juni een fchoon Uil- ke voortkwam, haar voorfte vleugels waren hout ofte lichte okerverwigh, de ach: terfte vleugels zyn oranjen verf met {warte vlakken, gelyk hier een vliegend vers toond word. | | „De kleine roode Rups, met groehe en witte ftreepen , heb ik in het gras gevon: den tot Surinamen naaft deze Lelien , den ro. Augufti maakte zy een wit gefpinft gelyk op het groene blad legt, “hier uit is den 24. Augufti „een geele en {warte vlie- ge, (als hier vertoont word) voortgekomen. DE je | Deze Rups is heel verfchillende van die No.9. op de Banana, ende brengt ech: ter byna een zoort van Uilen voort. | | lj Dit gewas is de Lilio-Narciffus Polyanthos, flo- | difus Batavus befthreeven met de naam van Li re incarnato, fundo ex Luuteo albefcente Sloane | lium Americanum puniceo flore, Bella dona dic= Cat, Jamaic, en werd van Hermans in zyn Para-\ tum. | is VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XXIIK AFBEELDING. D Eze ligt geele vrucht noemt men Baccoves , en is een geflacht van Bannanes „als numero 9. vertoond is , welkers ftam eenderlei bladen heeft als dezelve, en differeren niet anders als in Europa de appelen en peeren; deze Baccoves is wel zo zacht van vlees als de Bannanas, heeft eenderlei gebruik als dezelve, behalven dat men deze vrucht gebruikt om de Azyn haaft zuur te maken, die uit fuiker en wa- ter bereid word. f | ör. ds De bruine Rups, die ik op de bladen van deze boomgevonden heb, heeft vier fteekels op den rug, het hooft vertoont fig gekroont, den fteert gefpleeten , de voe- ten zyn rood. Den 3. December heeft fy fig vaft gemaakt, en is tot een houtver- wig Poppetjen gewofden, die twee zilvere vlakken opelke zyde had, uit deze Pop kwam den 20. December een fchoone Cappelle voort , op de binnenfte zyde zyn de twee bovenfte vleugels licht okerverwig, en de twee andere fchoon blaauw, de buitenfte zyde van de geheele Capélle is. geel, bruin, wit en {wart geftreept, word in Holland den kleinen Atlas genaamt, LE | | De blaauwe Hagedis met haare eijers vertoon ik voornamentlyk hier by, om het blad-te vercieren , fy had haar neft in myn huis in de grond gemaakt ,„ in het neft vier eijeren , wit en rond, zo als.op den fteel drie te zien zyn; deze heb ikop myn reis naar Holland mede fcheep genomen , daar my de-jonge Hagediffen op zee uit- kwamen, zo klein als op den fteel een te zien is, maar uit gebrek van haar moeder en voedfel zyn fy geftorven. | | Dit ts een zoorte van det Mufa Serapionis, die | bet eerfte Deel van den Hortus Malabaricus op het op bet negende blad werd afgebeeld, veel en ver} twintig fte blad opgetelt , en met des zelfs onderfcheid - Scheiden zoorten zyn onder het geflacht van den Mufa | befchreeven worden, te vinden , die tot zeflien onderfcheiden zoorten in | 23 TAM DDer chafp NSS SN VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. to DE XXIV. AFBEELDING. ik een Carduus Spinofs waflende in het wild in Surinaame , draagende geele bloe: men; aldaar genaamt Maccai, wallen byna een Mans hoogte ‚ hebben zeer aan- zienlyke bladen , met lichte blaauwachtige aderen doorlopen. | Kleine Wormen met fwarte hoofden.en fwarte fteerten , en met otanjen geele lichamen heb ik onder dit doornig gewas deflelfs wortel eetende gevonden; die fig allenskens in Torretjens met geele vlakken veranderden, als onder aan de plant cen vertoond word, deze ondervinding heb ik Anno 17or. in Maart gevonden, en al- zo my haare verandering anders-voorkwam als die det gemeene Kupfen ,‚ zo nam _ik voor meerder omftandigheden na te vorfche, aängaande de verandering der Wetten. …x | | 5 _ Ik vond dan den 26. Maart 1701. noch een andete foort van Wormen in verrot hout , deze veranderden allenskens zoo, dat men het zien konde tot Torten, alzo dat het onderlyf noch ten deele na den Worm gelyke, zo als een boven vertoont word, de tanden van den Worm groeijen, zetten haar uit en worden tot hoorntjes ‚vande Torren, de vleugels op het lyf zyn in het begin okerverwig „ daat na wor: den fy fwart, na de mate dat het geheele beeft aangroeit tot zyn perfectie „deze leg- gen haare eijers , daar uit wederom zulke Wormen komen als op deze diftel midden op de plant legt. | | _Dit gewas is de Papaver Ípinofum, vár Cafpa-, niëud geflacht maakt, en dit gewas voorftelt onder rus en Foannes Banhinus, waar van niet zonder re-| de naans van Argemone Mexicana; an 20 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XXV. AFBEELDING. DE is de grootfte zoort van Bazifle, twee zoorten waflen op Surinaame, d'an: dere zoort is war kleinder van blad en vrucht , de bladen zyn dik als een vin- ger, ruim zo dik als in Europa den Huis-look, deze klimd de boomen op als de Klim, en maakt {ig heel vaft aan de zelve, haar fteel en blad is gras groen, de groene vrucht is als een boon driehoekig, , vol van welriekende olyachtige zaden, {y. waft in't wild aan de hoogfte boomen , doch liefft aan zulke boomen „ die in vos- tige en moeraflige plaatzen ftaan, haar gebruik in de Chocolade is.bekent, het is jammer dat geen curieufe meníchen in dat land zyn, die zulke dingen cultiveren, en meer andere opzoeken , die zonder twyfel in dat groote en vruchtbare land zou- de te vinden zyn. — uk | Deze bruine Rupfen met geele ftreepen heb ik veel op deze planten gevonden, (gelyk ook op de Murucuja of Paflie bloem onder No.16. te zien is ) die fy gege- ten hebben tot aan het einde van May, wanneer {y fig vaft gemaakt en tot Poppetjes geworden zyn, daar uit den 7. Juny zodanige fchoone Capellen voortkwamen , wel- kers binnenfte zyde zaffraan geel, en hare buitenfte geel , rood , bruin „en met zil- vere vlekken verziert was, gelyk alhier zittend en vliegend vertoond. word. … Nog vind fig op deze plant een klein Rupsken als op het onderfte blad te zien is, groen van verf, den 12. February 1700. is fy my tot een groen Poppetje gewor- den, waar uit des anderen daags een klein graauw Uilke voortkwam, dat zeer ge- {wind in ‘t vliegen was. vâ pläntarum Aimericanarum genera : met noch veel taginis van Rajus, den Flilxochitl, flos niger & | andere benamingen werd dit gewas van verftheide aracus aromaticus van Hernandes in zyn Hiftoria \ Autenren woorgefteld , die alle te vinden zyn in het mexicana, en is de Vanilla flore viridi & albo, fru- | Almageftum botanicum van Plukenet pag. 381. étu nigrefcente van Plumier, in zyn traëtaat no- Dis is de Volubilis Gliquofa mexicana foliis plan- | zn ii IJ 1 1 Hd / (1d , fan, kl | Ni U A, 8 À PS, Rrk Hey 20 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. zr DE XXVL AFBEELDING / Ertoont een tak van een Cacau boom, wiens bladen hard, ftyf, en gras groen __W zyn, de boomen worden zo hoog als een Appel boom, dragen te gelyk bloeis fel, rype, en onrype vruchten, de bloeifel is roodachtig, fpruit aan weerkanten uit het hout, de jonge vruchten zyn roodachtig groen, als fe ryp zyn, zo zyn fy geel als citroenen, fy hebben dikke fchellen , die tot vettigheit en meft des lands gebruikt word, de boonen ofte zaden worden in de fchaduwe hard gedroogt „eer men die in andere landen verzend; deze boomen waffen zeer geern in Surinaame , hoewel fy moeijelyk zynaan te queeken, wyl fy altyt onder een andere boom moeten fchuilen, die haar voor de hitte der Zonne befchermt, alzo fy de groote hitte niet uitftaan konnen, daarom plantmen, wanneer deze boomennochjong zyn; daar nevens een Banana ofte Bakoven, om de zelve daar mede voor de hitte te dekken. Diergelykefwarte Rupfen met roode ftreepen , als een op de groene bladen vertoond. word, heb ik veel op de Cacau boomen gevonden, gebruikende het loof tot haare Ípyíe, fy hebben roode ftreepen met witte puntjes, {fy zyn zeer traag en langzaam van aard , den 26. Maart zyn fy by my tot Poppetjes geworden , waar uit den 10, April witte Uilkens voortkwamen , met fwarte ftreepjens en puntjens verciett. Deze boom îs de Cacao Clafii, en de Amygdalis f een bezonder geflacht in zyn inftitutiones rei herba= … fimilis Guatimalenfis B. Pin. en kan onder geen be- 8 riee woorftelt , al waar ook des zelfs bloem en vrucht kent geflacht van de Oude befhreven gevoegt wer- | naanwkeurig werd befchreeven en afgebeeld, — den, waarom de Heer Tournefort deze boom ook als 22 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XXVIL AFBEELDING. JE vrucht word den appel van Sodom genaamt, en word door een gewas voort- gebracht dat een en een half of twee ellen hoog, en alom met fcharpe doornen bezet is, des zelfs bladen niet uitgezondert, alsof de natuur. een teken van waat- fchouwinge daar aan gezet had, anders zyn de bladen zacht om aan te raaken, de vruchte of appels zyn daar geel, en als men fe hier plant rood, heel vergiftig , zo- danig dat menfchen en vee zo fe daar van eeten fterven moeten, van binnen is de vrucht vol zaden, die toodachtig en bruin van verve: zyn. AE Deze bruine Rups met roode ftrepen , als boven op het groene blad zit, heb ik. op deze plant gevonden, Anno 1700..den 24. September is fy tot een bruin Pop- petje geworden, gelyk als een boven op het blad legt, waar uit den 12. O@tober een geelachtige Uil kwam met bruine vlakken vercierd , gelykals een op het blad zit. | De Wormdie op de fteel kruipt is oranje verwig ‚ die my door een fwarte Slavinne gebracht wierd, my berichtende, dat daar uit fchoone Sprinkhanen voortkwamen, - deze heeft fig in een bruine blaas verandert , daar een zodanig groen beeft (na het eenparig getuigenis der Inwoonders) uit zoude voortkomen , dat allenskens vleugels krygt, gelyk den vliegende Sprinkhaan heeft, deze ondervindinge heb ik niet kon- nen waarnemen, dewyl het ronde Poppetje geftorven is , maar alzo my andere verfekerden daar van de bewyfen door haar ondervinding te hebben , zo heb ik die ook hier met filfwygen niet. willen voorbygaan , gevende aanleidinge aan andere liefhebbers om daar de zeekerheid van op te zoeken. A Dit gewas werd van Tournefort in zyn inftitu- tiones rei herbarie op het 149. blad genaamt folanum americanum molle , foliorum nervis & aculeis fla- vefcentibus, fruétu mammofo, en van Plukenet in _ zyn pbitograpbia Tabula CCXXVL. figura prima af= ebeeld, en met de naam van Solanum Barbadenfe fpinofum foliis viliofis, fruêtu aureo, rotundiore, pyri parvi inverúi forum & magnitudine woorgefteld, fehoon de bladen van Plukenet ruigachtiger werden afgebeeld, dan deze, zo ts het echter een en de zel- ve gewas. Sloane heeft dit gewas in zyn Catalogus plantarum infle Jamaice genaamt ‚Solanum pomi- ferum tomentofum fruêtu pyriformi inverfo. N /) 1 jf ska, k) 7 BREN Kn En KOOS, Md lin 443 z8 ZN Dj Af In ps „id, PA Sk re 3 in arts > EE Reek in did behaeght pe heg - => re ' te eG es iT. AE Ee ie AVANT S en NANSSSSS _ VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 23 DE XXVIIL AFBEELDING. it ide fchoone allergrootfte Citroenen waffen op Surinaame in het wilde, de boo: “ men zyn zo groot als de grootfte appelboomen in Europa, de bladen en bloei- _fels zyn de gemeene Citroenen in alles gelyk , behalven datfe grooter en dikker zyn. __na proportie der vruchten , welke vrucht van binnen weinig marg ‚ maar een zeer dikke fchelle heeft „ rijp zynde zyn fy zo geel als gemeene Citroenen , fy worderi geconfyt , in Holland worden die in de koeken gebakken en zukkade genaamt, in Duitsland noemt men die Citrönaat. | 7 _ Op deze boom heb ik een vreemde en gans ongemeene foort van beesjes- gevon- den, die geen gelijkheit aan de Rupfen hadden, {y aten deze bladen, kleefden aan dezelve als Slakken, hebbende een vel over haar voeten daar {y fig mede aan de bladen vafthechten ‚fy zyn venijnig , waar door ook de leden verftijven en ont{teeken, die daar door aangeraakt worden , den 1+: Juiny 17or. hebben fy haare huid afgeworpen eneen gefpinft gemaakt; als op het blad alles te zienis; @nisuiteen van haar den 27. Juny 17or. (na dat ik al op het chip was om na Holland tekoomen)een zulk curieus Uilke gekoomen, gelyk op het zelve blad te zien-is, | | | De fchoone fwarte met roode en geele vlakken vereierde, en op de vrucht zit= tende Torre, heb ik om zyn rariteit halven hier by gezet, om de prent te vervullen en te vercieren, hoewel ik zyn oorfpronk niet weet, welkers onderzoeking voor andere overlaten zal. KL De Citroenen die hier beftbreeven werden , zn |de plaat aftebeeld , waarom geoordeelt hebbe daar overvloedig in Holland bekent, zoo ook de Linsmet- | van niets veel by te voegen, Jes op de zeventiende, en Gramaat Boom op de elf= DE XXIX. AFBEELDING. 5 groote er heerlyke vrucht, word Pompelmoes in Súrinaame genaamt, de boomen waffen zo hoog als appelboomen, hangen zeer vol vruchten , dat de _ranken gevaar loopen te breeken wegens de fwaarte dezer vruchten, deze vrucht is minder van zoetigheid als een Oranjen-appel , en niet Zo zuur als. de Citroenen, de fchelle en het vlees is harder als in een van deze beide, en derhalven zyn fy aange- namer van fmaak als dezelve. | _ Hier op onthouden figh groene Rupien, met blaauwe hoofden, welkers lichaam vol lange hairen zit, die zo hard als eizerdraat zyn, deeze eeten de groene bladen tot haare fpyfe, den derden Augufti hebben fy fig beginnen vaft te maken, zyn: tot bruine gevlakte Poppetjes geworden , uit dewelke den 19. zulke fchoone Cap- pellen voort kwamen, fwart, groen, blaauw en wit van verve, blinkende als gout en zilver, fy.vliegen zeer ras en hoog , alzo dat fy niet wel anders als uit Rupfen onbefchadigt te krygen zyn. E | | Deze boom is de Malus Aurantia Indica, fruêtu | vruchten alleen in de coleùr van het vlees, het geen omnium maximo, pumpelmus dito, van welke | deze vrucht in zich beflit, gelyk Hermans in zyn vruchten twee onderfcheidene zoorten in de Boom-p Catalogus hort: Academicù op het 405. blad aantee- gaarde op Zeilon en andere gedeelte van Ooft-Indien | kent , alwaar by deze boom met de boven geftelde werden gegqnueekt, beflaande het onderftheid der \ naam voorftelt. | 24 _ VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XX% AFBEELDING. eene Chrifi in Surinaame den Ofyboom genaamt waft zeer hoog , en is cierlyk aan te zien, draagt geele bloeifel, waar na fteekelige zaadhuisjes voortkomen, de- __ze zaaden zyn in het begin groen, en als fy ryp zyn bruin , men kookt het zaad in water , zo ondoet fig de oly , dryft op het water, die men affchept, en daar te lande om allerlei wonden te genefen gebruikt werd, men brand die ook in lampen, om te lichten by nacht. | | De licht groene en boven op de zaade kruipende Rupfe heeft witte lange hairen, eet defe groene bladen, den 3. May is fy tot een Poppetje geworden , gelyk een op de zaaden hangt, den 17. dito kwam een fwarte Cappelle daar uit, welkers voorfte vleugels fwavel-geel , en de twee andere vlerkjes fermeljoen=tood waren. De fwarte Rups die aan het zaad hangt is met geele vlakken vercierd , en werd ge- vonden op defe en andere boomen altyd in menigte, hangenalsde Indianen in hare hangmatten, daar fy nooit geheel uitkoomen , als fy haar voetfel na gaan, dragen {y haar huis met haar als de flakken, hare huiskens lyken van dorre bladen van boo- men gemaakt te zyn, weten die aardig vaft te maken als fy ergens blyven willen, den 14, April is fy in haar hangmad verandert, daar uit een onfienlyk Uilke voort- gekomen is, die heel wild van aard was. | Dit gewas is de Ricinus Americanus major, cau- | tavanacu in hef tweede gedeelte van de Hortus Ma- le virefcente H. Reg. Pat. en den Avanace ofte Ci- SJabaricus befchreeven. DE XXXL AFBEELDING. Tj Roofen zyn uit de Caraibes na Surinaame gebracht, groeijen daar heel gaarn, des morgens als ze opgaan zyn fy wit, en des namiddags rood ‚en vallen des avonds wederom af. Op deze roofen, desgelyke op de kleine Limoen boomen Fol. 12. vind men dier- gelyke witte met bruine vlekken vercierde Rupfen als een op het blad zit, fy eeten de bladen, ik heb haar van den 26. tot den 30. Augufti daar mede gevoed , daar {y fig vaft aan hechtede , en wierdetot graauwe Poppetjes, uit de welke den 14. Septem- ber 1700. quamen twederley Cappellen, den eene geel en fwart den ander donker groen op de binnenfte zyde , en de achterfte vleugels op de buitenfte zyde zyn bruin met geel, blaauw , en roode vlakken vercierd , voorts waren fy op eenderlei wys geteekent, | | Deze boom. is de Rofa Sinenfis van Ferwarius in | deze alle zyn by den andere te vinden in myn Flora zyn forum Cultura befchreeven, en werd met recht | malabaricaonder de naam van, Alcea arborefcens Ja- Ketmia finenfis fruêtu rotundo van Tournefort ge- | ponica ‚; pampineis foliis Subafperis flore mutabilí, heeten; groot is het getal der naamen , waar nde ve colorem mutante Brey. Prad, 2, dit gewas van verfcheide Autenren werd genaamt, | zee, P Llagfler tap. ' se Mii iK Mu ND ANT N If A all | | f re eea 5, ef Á HEEN Ni E- $ Ì En Ê na Kr il % 4 en Huyser deet 33 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 3 DE XXXIE AFBEELDING: T gEze plant in Surinaame Slaapertjes gendamt, heb ik in myn tuin gehad, dienen: “de om op wonden te leggen, alzo fy tot genefinge der zelve goed zyn, by nacht leggen fig alle bladen twee en twee op malkanderen, als of het maar een blad was, de plant heeft een harde fteel, waft zes voeten hoog, draagt geele bloemtjes; uit deze komen lange en fmalle peultjes vol kleine zaden, de wortel is wit, en ve- zelachtig. | Fn | | Diergelyke Rupfen als een óp deze plant legt, namen haar voetzel van deze bla- den, fy zyn groen met roofe verwe ftrepen en met twee hoorntjes verciert, den 20. May 17oo. hebben fy begonnen haar zelven te vervellen, zyn wat lichter van co- leur geworden, en alzo in Poppetjes verandert, zynde toen roodachtig met zilvere vlakken vercierd, den 4. Juny quam een zodanige bruine met geele verwe vercrer: de Cappelle daar uit, als hier vliegende en zittende verbeeld werd. drie-en-twintigfle booftdeël befëhreevên met de naam | beeft Tournefort dit gewas en met veel recht gebracht van Paiomirioba fecunda ez in de Catalogus horti \ by de Caflia fiftula Alexandritia;, met wien des zelfs Academict Lugduno Batavi van Hermans met de | bloem en vracht nader overeenkomft beeft, en flelt dit naam van Senna Occidentalis odore opii, rinus wvi- gewas voor met de naam van Callia Americana foeti- rofo, foltis glabris, obtufis voörgeftelt ; maar dewyl | da, foliis Subrotundis acuminatis, als te zien is op dit gewas geen gemeenfthap, dan alleen in des zelfs N het 619. blad van zyn Inftitutiones rei herbarie. Dit gewas werd by Pifò in zyn wierde Boek en | bloem beeft met de Senna Alexandrina & Italica ‚2 DE XXXL AFBEELDING. DE Vygen in America zyn geheel en al gelyk aan die in Europa gevonden wor- den, derhalven gans onnodig die te befchryven, fy zouden overvloediger tot Surinaame zyn, als de lieden die maar wilden aanqueeken , fy zyn een zeer aange- name en verkoelende vrucht, zeer nuttig voor de bewoonders van warme landen. Op deze Boomen vond ik diergelyke Rupfen, als een hier onder vertoond word, gebruikende des zelfs bladen voor hare fpyte, den 22. Maart veranderde fy, groen zynde en met geele ftreepen vercierd, in oranjen geel met roode ftreepen ; over het geheele lyf heen , hun hooft en het achterfte deel waren fwart, alzo dat fy met haar voorgaande gedaante geen gelykenifle meer hadde , fy aaten ook niets meer, maar veranderde allenskens in lewerverwige Poppetjens , waar uit den 12. April 17or. zulke fchoone bruine Uilen voortquamen , als boven een vliegende vertoond word , eenige dagen daar na quam een andere te voorfchein, die veel donkerderwas , ook anders gevlakt als de voorgaande, gelyk boven op de fteel zittend te zien is, Het zal niet noodig zyn ván dit gewas veel by te | zyn ‚ die van den anderen meeft door der zelve onder- voegen „dewyl ieder een in Europa genoegzaam bekent | fcheidene vruchten zyn verfcheelende, als te zien is is, wat de Vygeboom; en wat des zelfs vruchten | in de Inftituttones ret herbarie van Tournefort op het zyn, welkers byzondere zoorte nochtans zeer veele! 262. en 263: blad. 26 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN, DE XXXIV. AFBEELDING. [) Yn-druiven wallen ongemeen weeldig in Surinaame , te weeten blaauwe, groene en witte , wanneer men de ranken af{nyd en legt die in de aarde, zo kan men na zes maanden rype vruchten daar af genieten , en zo men alle maanden zo doet zo heeft men het geheele jaar Wyn-druiven; het is te beklagen dat men geen men- {chen daar vind, die luft hebben om fe te cultiveeren, men zoude niet behoeven Weyn naar Surinaame te brengen, maar men zoude die van daar naar Holland kon- nen overbrengen, alzofe veelmaal des faars konde ingeoogft werden. Op de Wyn-ranken vond ik den 26. Augufti diergelyke Rupfen, als alhier een vertoond word, eetende des zelfs loof’, fy waren bruin en met een fchoon wit ver- ciert, waren ras en veel van ceten , welkers excrementen veel en groot warten, fy hadden een fwarte vlak op haar achterfte lid , in welkers midden een wit velletjen was , blinkende als criftal, en zo menigmaal fy afem haalde, ging het op ende ne- der; de Heer Leeuwenhoek meend oogen aan de Rupfen geobferveert te hebben, maar ik heb geen konnen ontdekken , hoewel ik zeef groote Rupfen gehad heb. Ziet gemelde Auteur Meflive 146. pagina 430. tot 452. den. 26. Augufti 1700. rolde een van deze Rups de Wyn-bladen aardig te zamen, daar in is hy tot een Poppetjen verandert, uit welke den 15. September een fchoone groene Uil voortquam, heb- bende de achterfte vleugels met blaauw en roode coleuren vermengt. | Het zal niet noodig syn van deze druiven iets by | meerder onderfcheidene zoorten gegneekt werden dan te voegens dewyb die beter ing Europa bekent zyn, en Vin America. 5 An ok EE VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 27 DE XXXV. AFBEELDING. | ie an hiet voorgeftelden tak is van een wilde boom, zyne vrüchten hangen aan malkanderen als de knoopjes aan de Roomfe Rofekranfen , des zelfs bloeifel is _den Perzike bloeifel zeer gelyk van de verve, de vruchten zyn groen, zeven acht aan malkanderen hangende. | | | Op dezen boom vond ik de eerfte van diergelyke Rupfen, als hier op deze plant vertoond word, roodachtig en met bruine vlakken vercierd. Naderhand vond ik een zeer groote menigte op een hoogen Cocos boom , (deze Cocos boom van an- dere befchreven en gefchildert, en te groot in die werk heb niet mogen hier in voe- gen) op dezen Boom hadden deze Rupfen een zak gemaakt of gefponnen, dic by- na een halve elle lang, okerverf, dicht , en ftark te zamen geweven was, in dezelve waren een ontelbaare menigte zo Rupfen, als vellen van veranderde Rupfen, dezen zak nam ik mede na myn huis en hong hem aan een blad van deze boom om haar bedryt te obferveeren, en vond dat fy over dag fig in den zak verborgen , des avonds daar uit gingen om hare fpyfe te zoeken, deze zak hadde fy zeer dicht by de vrug- ten aan het blad gehangen, in het begin van Aptil veranderden fy fig in Poppetjes fig hangende aan en omtrent deze boomen, de Poppetjes zyn cierlyk gecoleurd, den 14. rs. en 16. April kwamen geele Cappellen met bruine vlakken daar uit te ‚ voorfchein. Nog vond ik op deze Boom, zulke kleine hairige en bruine Rupfen, etende des zelfs bladen, den 9. en ro. April hebben fy fig ingefponnen , en den 23. April kwamen zulke doorluchtige Cappelletjes daar uit ‚die met fwarte vlakken vercierd waren, gelyk een onder aan de plant vliegend vertoond. word. Dit gewas heb ik tot noch toe by niemant dan bier | oordeels genaamt kan worden Coronilla Americana befchreven en afgebeeld gevonden , Bet welke myns | arborefcens, floribus dilute rubefcentibus. 28 _ VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XXXVII AFBEELDING. 1E plant heb ik in het Bos gevonden, en alzo men daar wegens de hittegeen df plant af{neiden kan of fy verwelke ten eerften ‚zo heb ik de zelve door mynen Indiaan, met de wortel laten uitgraven en na huis dragen, en planten die in myn tuin, fy heeft een heel witte wortel, gelykt anders na den Tabak, fy bfengt een witte bloem, als een bloem van de Tuberoos, deze afgevallen zynde, bloeide fy na zes Maanden wederom, haar naam en eigenfchap is in Surinaame onbekent, de menfchen hebben aldaar ook geen luft iets diergelyks te onderzoeken, ja fy befpot- teden my, dat ik iets anders in het land ging opzoeken als zuiker , daar dog wel meer dingen in het Bos (myas oordeels) te vinden waren, indien het zelve doorgaanbaar was ‚ want het Bos is zo digt met diftelen en doornen bewaflen, dat ik myne Slaven voor my heenen moft zenden met bylen in de hand om voor my een opening te hak- Ken, om eenigzins door te geraken, dat dog zeer befwaarlyk viel. Deze bruine met wit en fwarte vlakken vercierde Rups vond ik eetende deze bla- den, den 14. April rzor. is fy in een Poppetjen verandert daar uit den 26. ditoeen bruin en witte Cappelle vcortquam met 4. oranjen gecele vlakken op de achterfte vleugels verzien- | | | | Noch waren op deze plant witte beesjes , nadragende haar oude huit aan het ach- ter lyf, eetende groene luizen die Goedaart in het eerfte deel op het go. blad be- fchryft, en die op deze plant waren , den eerften April maakten fy een gefpinft , uit het welke tien dagen daar na deze houtverwige vliegen voortkwamen. DE: XXXVII. AFBEELED:/ENiG: DE plant word in Surtnaame Okkerum anders Althea genaamt , is by de kenders RS der planten genoeg „bekent, Slaaven in Amerika kookenen eetende vrucht, fy waft hooger als een“ man,, heeft tweederley bloemen geelachtig wit , en roofe coleur, als men de vrucht öpfneit zo komt daar een taaije {lijm uit als een draat. Het Rupske, op deze plant kruipende, eet deze bladen, den 12. Juny 1700. heeft het fig ingefponnen , is tot een lever-coleur Poppetjen geworden, gelyk een nevens de vrucht legt, den 28. dito is een roodachtig Uilken daar uit voortgekomen. Op*het onderfte groene blad, legt een wit beesje met fwarte vlakken, fig op de- ze plant houdende, den eerften Maart is daareen vliegend beesjen uitgekomen, het welke op het minfte aanraken weg fprong. Dit gewas ss de Ketmia Brafilienfis, folio ficus, [| Alcea Americana annua,flore albo, maximo, fruêu fruêtu Pyramidato , fulcato van Tournefort in zyn | pyramidali, fulcato, als ook by Markgraaf in zyn Inftitutiones ret berbarie, en werd in het eerfte deel | Hiftoria rerum naturalium Brafilie , met de naam wan den Amfterdamfche hof afgebeeld en door myn | van Quingombo Lufitanis Congenfibus é Angolen- Oom Joan Commelin befchreeven met de naam van \ fibus Quillobo. nn bt Ee nd, zen js À DES Ae Ei 7d an ET ER A 2e ht B 4e VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 25 DE XXXVIIL AFBEELDING. | B plant heb ik tot Surinaame in het wild gevonden, waft acht voeten hoog; heeft kleine donker roode bloeifels, het zaad-huisje werd in drien gedeelt, in elke verdeeling is een zaad, dic in t begin groen daar na bruin is, de groenc bla- den zyn rondom bezet met kleine groene vezeltjens , waár van elk een klein knop- je heeft, worden tot Purgatien en Clifteren gebruikt; men kooktfe ook, en gecft het water te drinken aan de gene die den Bet Ä (een zekere landziekte) hebben. Deze groote groene Rups heeft de bladen ván deze plant gegeeten , desgelyken ook de bladen van den Suurfak N°. 14. befchreeven, {y was zeer ftark en gulzig vàn eeten, hadde dog zo weinig afgang of excrementen als de kleinfte Rupfen, als men haar aanraakte, {loeg {y ftark van fig, den 23. Juni is fy {til blyven leggen , heeft fig vervelt, waar van het afgelegde vel op het blad legt, nà häre vervellinge was fy niet ZO groen meer, Maar was wat uit den rooden, des anderen daags veranderde {y in een leververwig Poppetje ; die een {nuyt van buiten hadde , gelyk onder op de fteel legt, dit Poppetje was zeer onruftig , alzo dat fy fig geftaadig omfmeet , ’t welk wel een quartier uur duurde, den 20. Augufti 1700. quam een groote Uil daar uit, die zes oranjen geele vlakken op het Iyf had, welkers 4, vleugels en 6. voeten {wart en curieus geftippelt waaren, des zelfs langen {nuit is te zamen geftelt uit twee geutjes, die dit zoort van Uilentegen elkander voegen , en maaken die als een pyp- ken, waar mede fy de honig uit de bloemen zuigen, en als fy gezogen hebben rol- len fy dien {nuit zo klein en rond te zamen , ftoppen hem Onder het hooft , tuffchen de oogen, dat men hem qualyk vinden kan, fy zyn zeer ftark , en qualyk ter dood. te brengen, leggen een menigte van witte eyertjens. Het bovenfte kleinfte Rupsken heb ik met dit kruid ook gevoed, en is den 6. May tot een Poppetje verandert , gelyk een boven op de fteel legt , hier uit is deri 20. dito een gout geel Cappelletjen, meteen {warten rand omvat , voortgekoomen. Dit gewas is de Ricinus Americanus perennis, MZ gebracht onder een ander geflacht en Rici- floribus purpurafcentibus , Staphidis agriee foliis iz { noïides Staphifagrie folio „ gewaamt , Cafparus Baú- bet eerfte deel van den Amfterdamfthe Hof befchree- | hinus noemt het Ricinus Americanus folio Staphifas wen, en werd met recht door Tournefort in zyn Infti- \ griee, en Pona folio ficus. 30 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XXKXIX AFBEELDING. Eze plant is tot Surinaame in myn tuin gewaflen, zonder dat my iemand de naam of eigenfchap konde aanwyzen „fy waft ruim een elle hoog, draagt klei ne geele bloemtjes. | | Op deze plant heb ik groote Rupfen gevonden eetende des zelfs bladen, fy zyn groen met witte, roode en fwarte, vlakken vercierd , omtrent aan het einde van Mai hebben fy haar zelven in een dun gefpinft ingefponnen, gelyk ik een op de fteel gelegt heb, en zyn tot bruine leververwige Poppetjes geworden , waar uit den 20. Juny maar deze eenige Modde of Uilken- voortgekoomenis , alle de andere waren geftor- ven; het Uilke is graauw met Íwarte en watte vlakken geteekent. DE XL. AFBEELDING. [ YEze Boomen waar van ik hier een tak voorftel is tweederlei , de eene vruchtbaar K_/ de andere onvruchtbaar, deze laatfte zoort brengt alleen bloeifels voort, die zeer cierlyk van aanzien zyn, word het Mannetje genaamt, emhangt altyd vol bloem- troflen; deze die ik hier vertoone is het Wyfken , die brengt uit de ftam kleine witte bloeifels, uit welke de vrucht komt, de vruchten zyn zeer ongelyk, de eene ovaal, d'andere rond „ groote en kleine, als men daar in fnyd vloeit een witte melk daar uit, is van binnen vol {warte zaaden, fy hebben een aangenaamen fimaak, en {melten in den mond, wanneer fy ryp zyn, zyn fy geel, wanneer ze halfrypzynen gekookt, fmaaken. fy alsde befte raapen , men kookt ze ook alleen in water , die dan gefneeden gegeeten werden, den {tam is week als een koolftronk ‚ hol van binnen, word. gebruike tot geuten, op de daaken om het regen-water te vangen, hy waft in korten tyd hoog op. recht van ftam. en cierlyk aan te zien,, maar vergaat ook tas, de bladen. waffien boven op. uit de lam, fig vertoonende als een kroone, zeer cierlyk uitgebreit, en word daar in het land Papay-boom genaamt. | Op den top van deze hooge boomen „ vond ik veel witte Rupfen, en. alzo hy hoog en hol is, is. hy niet te beklimmen, ik liet hem dan af houwen, om de Rup- | fen te krygen, ik {pysde haar met de bladen, dezes Booms, tot den ro. funy 1700. wanneer fy fig infponnen , wierden tot leververwige Poppetjes, als op den fteel der vrucht te zien is, den derden July kwamen zulke Uilkens daar uit, als opde vrucht een zittende te zien is. | Noch vond ik op den top dezes Booms geele Rup{en met leververwige ftrcepen , die ik mee deze bladen onderhouden heb, die den 6. April vaft gemaakt en in Pop- petjes verandert zyn, uit welke den 20. April zulke witte Cappellen voortkwamen p als een vliegende vertoond word. Deze twee boomen Manneke en Wyfke werden \onder de naamen van Pepo arborefcens & Pepaja zeer fêhoon afgebeeld en befchreeven in bet eerfte deel | Orientalis Columne ‚ en Pepo arborefcens mas feu van den Hortus Malabaricus ; veel zyn de naamen | fterilis Paradift Bat, Prodrom. te vinden zyn, van deze boomen, die alle in myn Flora Malabartca | 49 NEN go wrd ee — VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN, 3: DE XLI AFBEELDING. Eze roode wortel Battattes genaamt , is wat lichter als in Europa de Bietwor- a tels, men beryd die ook als de Bietwortels, men ftooftfe ook by vleefch, haar “Ímaak gelykt zeer aan de Caftanien, zyn weeker en noch lieflyker als de zelve , waf. fen en vermeerderen fig fchielyk , alzo dat van een wortel in korte tyd een heel velt vol word, fy loopen op âls de Winde waarom die ook om dit Ried omgeleyd heb, (weld Ried ook daar in ‘t land omtrent de wateren waft, en heeft roodachtige geele bloemen) de Battattes-bloemen zyn blaauw, als een tak op de aarde raakt, maakt hy weder wortel, en vermeerdert fig alzo door wortel, ranken en zaaden. Den Rups op het Ried-blad kruipende, at beide deze kruiden, was gans vierkan= tige, geelachtig groen , met roode ronde knoopjes bezet, haare klaaüwen en voetjes laagen in een dun dootfigtig velletjen, het welk over het geheele onderlyf heenen ging, in tgaan zag men geen voeten, maar kleefde overal aan met die velletjen als een Slak, den 22. fuly heeft fy haar zelven cen okerverwig gefpinft gemaakt, waar uit den 23. Auguftj een zodanig vliegend dier uit quam, bruin en met gout geele ftreepen vercierd, als boven vliegend vertoond werd. | Het kleine groene Rupsken (gelyk als twee op den fteel ef blad kruipen) heeft deze Battattes bladen gegeeten, ik heb dietgelyke ook op de Comcommers gevon- den, fy waren zeer ras ‚om achterwaarts en voorwaarts te loopen „ten laatften wiet: den fy rooferood, maakten een dun wit gefpinft, daar in fy den 24. Augufti tot Poppetjes wierden, den 29, 30, 31. Augufti quaamen tweederlei Cappelletjes daar uit wit en geel, met bruine randen, gelyk hier een zittende en vliegende vertoond word. | Dit Ried, dat hier afgebeeld werd, 15 de Canna- | lis gefthreeven heeft, dat de forten van Batata een corus flore Coccineo fplendente Tournefortii Infti- | bloem voortbrachten, als die der Winden; Clu/ius tutiones rei herbarte , en de Canna Indicaflore ful- | beeft nimmer honnen te weeten koomen welk bloem of genti Gocco fplendente Herm. Catal. de Winde, die |te vrucht dit gewafch voortbracht ; Marggravins fig om dit ried omwind , is de Kappakelengu iz de bontkent dit gewafch een van die beide voort te bren- Hortus Malabaricus , en de Batatas ofte Camotes | gen, zoo dat men uit de afbeelding „die bier vertoond Hifpanorum- onder deze naam van Cluftus befchree- werd, klaarlyk han zien, dat het met recht van ver- ven, veel. maamen met welke deze Winde van ver- | feheide Auteuren onder de forte van W inde geplaat ft ftheide Antenren werd. voorgeftelt„werden-byeen ge- | 15 > Hernandes in fyn Hiftoria Mexicana verbeelt in woegt in myn Flora Malabartca onder de naam. van \-een mede forte „ die by Cacamotic Tlanoquiloni feu Colvolvulus indicus, radice tuberofa eduli, cortice | Batata Purgativa zoemt „ bloemen die de bloemen der rubro „ Batatas: diëtus- Parad; Bat. Prod. tot noch | Winde gelyk is. Welke Batata Purgativa ook zodani- toê heeftechter niemant dat my bekent’ is de bloe- Nge bloemen van Pifò en Marggravins werden toege= men van dit gewas afgebeelt, dan alleen den Auteur | fchreeven. wandit Werk, alhoewel P1f0 in fyn Hifloria Natura: 22 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XLIL AFBEELDING. E Mwufcus Bloem waft aan een Plant omtrent acht voeten hoog, de bloem is ligt geel, heeft ganfch geen reuk , als dezelve afgevallen is „ dan groeit daar een’ groot zaad-huisken uit, van binnen vol bruine zaadjes, die een zeer ftarken mu{cus reuk hebben. De Maagden rygen dezelve aan zyde draaden, en bindenze om de armen om zich daar mede op haare wyze te vercieren , de bladen gebruiken fy om de jonge Calcoens mede ver te maken. Op deze Plant vond ik een foort van groene Ruplen met fwarte ftreepen , die de- ze bladen tot hare fpyze namen, gelyk boven op de knop een zit. Den 20. Maart zyn fy tot bruine Poppetjens geworden, gelyk ‘er een naaft de Rupfe legt. Denz. April quamen witte Uiltjes daar uit, als boven een vliegt. Op het zelve kruid, vond ik, in July daar aan , een andere foort van Rupfen , die ook wel op de Guajaves N°. 19. gezien hadden, zynde {wart met geele ftreepen, het hoofd en fteert rood. Den ro July hebben fy haar zelven een dun gefpinft ge- maakt, en zyn daar in tot een Poppetjen geworden. Den 26. July quam een blaauw- achtig geftreept Cappciletjen daar uit, als onder aan de Plant te zien is. Dit gewafth, hier befchreeven, is van verfcheide | van Alcea werden opgetelt , zynde onder die alle, Auteuren befchreeven, afvebeelt, en met namen be-{ myns oordeels, de begnaamfte benaming van de Heer giftigt, gelyk deze verfcheide namen , by den ande- | Tournefört , die att voorftelt met de naam vanKetmia ven gevoegt in de Flora Malabarwa onder de foorten * Hgypuiaca femine Moichato. DE XLIII AFBEELDING. S een tak van een zeer hoogen Boom in het wilde waflende, fijne bladen zyn hard en ftyf, aan de fteelen van het hout waft een ruigte met ronde hoorntjes , dat- ze in de Medicyne tegen de qualen van de Longe gebruiken. Dezen Boom word Marmelade-Doosfes-Boom genaamt, van wegen fijn vrucht die hy voortbrengt ; deze vrucht is van buiten ruig en hairig, eerft groen, daar na goud-geel en hard : men {nyd die in het midden door, en eet het binnenfte, dat mer de Europeifche Mifpe- ‘len veel overeenkomfte heeft, in {maak , coleur en zaaden, en de fchille is als een doos ‚ waarom fy Marmelade-doos genaamt word. _Op dezen Boom vond ik een foort van Rupfen, die ruige fteekels op het lyf hadden, aan welker uit-einde ietwes als een fterntjen aan vaft zat , doorgaans fwart, hy nut- tigde dit harde loof. Den 3. April is hy in een Poppetjen verandert, na dat zig aan het hout van deze Boom had vaft gemaakt; en is den 18. April een {choon Cappel- le daar uit voortgekoomen , die men in Holland Pagie de la Reine noemt, Deze Boom heeft veel overeemkomft met die boom, | der de naam van Pomifera Indica Tinâoria Janipa= die in de Hortus Malabaricus onder de naam van | ba diëta Raji Hifforia: het onderfcheid fchynt alleen Panitsjika-Maram , als ook met den naam van Jani- | te zyn in de Bloemkelk, die de vrucht in de Hortus paba van Pifò befchreeven is, die met veel andere | Malabaricus onder fleunt. naamen werd voorgeftelt in de Flora Malabarica, on- cl L_a oren u + (U SE P We 1 kde laate = lj En een ek ZEE \ \ \ rs Là Ì z ee eN E, 5 14 Kluger Jeulp y of C VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 33 | BEREIKT BEL DING — Oeu is een groote Boom, brengt roodachtige blocifel, gelyk in Furopa de Äp- pelboomen, als de bloeifel afgevallen is ,‚ komt een zaad-huis, dat langwer- pig rond en ftekelachtig is als de Caftaniën, daar in leggen zeer fchoone roode zoaden, deze leggen de Indianen in water te weeken ,dan weekt de roode verf daat af en fakt op de grond, daar na gieten fy het water allenskens af ‚ en droogen de verf, het geen op de grond legt , daar {y alderlei figuuren op haare naakte huid me= de fchilderen, het geen haar cieraad is. | De onder op defteel kruipende bruine Rupfe, met geele ftreepen en roode hairen; eet deeze groene bladen; den vierden April is {y my verandert en tot een hard en hairig Poppetjen geworden, uit het welke den 6. Mai zulke donker groene Uilkens voortquamen. | eb | B Noch vond ik op dezen Boom bruine Rupfen, als bowen op het blad een legt, nuttigende deze bladen; den 26. Maart zyn fy ingefponnen en tot een Poppetjen ge- worden, als een tuflchen de bladen legt: den 10. A En quam daar uit een zulke graauwe Uil, gelyk boven een zittend vertoond word. | | Deeze Boom is de Urucu by de Hr. Pifd böfehpe- | Cörtufa Americána woorgeflelt onder den naam van ven, en onder den naam ván Orleana vel orellana | Mitella, dewyl de vrucht van deeze Boom, gebykals folliculis Lappaceis Hermani word.9) oo in bef eer | die van de twee forten van Cortufa Americana, 7yp Jie Deel van den Amfteraamfche Hof beftbreeven, al- | zynde open fplyten, en als dan een kleine Myter ofte waar noch andere benamingen van deze Boom gevon-} Biffthops Mus verbeelden, en noemt dierhalve deeze den worden. De Heer Tournefort heeft deeze Boom | Boom 1n zyn Inflitutiones rei herbarie Mitella Ame= als een nieuw Geflacht nevens de twee forten van \ ricana, Maxima, Tintoria. 34 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.- DE! EVSA FE BEETLE DAI NIG Eze Flos Pawonis is een plant negen voeten hoog, draagt geel en rode bloemen; het zaad word gebruike voor vrouwen die in barens nood zyn, om den ar- beid voort te zetten. De Indianen, die niet wel gehandelt worden , als-ze by de Hollanders in dienft zyn, dryven daar mede haare kinders af, niet willende dat ha- re kinders Slaven zyn, gelyk als zy. De fwarte Slavinnen van Guinea en Angola moeten al heel heuflyk getraêteert worden , of fy begeeren geen kinders in dezen haren flaaffen ftaat, krygen ook geen, ja fy brengen haar felven by wylen om het leven , wegens het gewoonlyke harde traétement dat men haar andoet, want fy zyn „van gevoelen, dat fy in haar Land van haare vrienden in een vreijen ftaat wederom herbooren zullen worden, gelyk fy my uit haar eigen mond onderrecht hebben. _ De Rupfen, die zig onthouden op deze plant, zyn licht zee-groen , eeten des- zelfs groene bladen. Den 22. January 1700. hebben fy haar zelver nedergelegt, en zyn tot bruine Poppetjes geworden; den 6. February quamen graauwe Motten of Lilkens daar uit, zuigende met haaren fnuit de Honig uit de Bloemen, gelyk bo- ven een vliegend vertoond word, Deze Boom word in het fesde Deel van de Hortus Matabaricus, onder de naam van TV'setti-Mandaru, afgebeeld en befchreven ; met verfchetde benaamingen werd fy ook by andere woorgeftelt, die alle inde Flora Matabarica onder de voornaam van Griita Pavonis coronillse folio prima, &c. fe vinden zyn: en dewyl Tournefort bevond dat dit gewas onder geen geflacht tot noch toe bekend konde gebracht worden , heeft een nieuw geflacht daar, van gemaakt, en onder de naam van Poinciana flore pulcherrimo voorgeftelt. P Eluyler deulp hen ii Ltd Een ed NN VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 35 | DE XLVL AFBEELDING. \W/ Elriekende Jafmin walt in Surinaame in het wilde door tnalkander, als de heg- gen in Europa, gevende zulken ftarken reuk van fig , dat men fe van verre rieken kan. Onder deze ruigtens onthouden haar ordinaris een rncnigte van Ha- gediflen, Leguaneh en Slangen, daarom heb ik hier een {choone en raare lange bygevoegt , die ik onder de Hegge aan den voet van deze planten gevangen heb; welke Slangen een zeltfame manier hebben om fig te famen terollen , en haat hooft in haare eige kringen te verbergen. ocen aa» Deze groene Rupfe nuttigde deze fafmyn-bladen k desgelyks de bladen van N°. 13. en N°. 14. Den 12. February is fy in een fchoon gefftreept bruin en {wart Poppetje verandert, die, als men fe aanraakte, fig langen tyd omidraaiden, waar uit den 16. Maart een graauw Uilke voortquam, welkers inwendige vleugels geel waren. Malabarica onder de naam ván Jafminum humilits Dit gewafch is de Pitsjegam-Mulla in het zesde magno flore B. Pin. te vinden zyn. Deel van de Hortus Malabaricus befchreeven; wel- kers naamen by den anderen gevoegt , in myn Flora DE XLVIL AFBEELDING Ät ik Fol. 26. van de Roode Wyn-Druyven gezegt heb; is het zelve wat hier van 5 de Witte zoude konnen gezegt worden, die even zoo weeldrig op S$urinaa- me waflen als de RK oode. ie er | | | Anno 1700. in de May, vond ik op deze Wyngaardbladen eenige groote groene Rupfen, als boven op de fteel vertoond is. Deze zyn zeerftark van eeten, den rs. May bleef ze {til leggen en veranderde hare verf, wat hellende na den bruinen , drie dagen daar na is fe tot een Poppetjen geworden , waar uit den 3. Juni een {choone Uil voortquam , groen en rood met ligte leververwige (treepen, haar {nuit en hoorn: tjes waren gout geel, de Mannetjes waren fchoonder als de Wyfjes, gelyk alhier ‚een vliegend vertoond is. | | | Deze onderfte Rups nuttigde insgelyks deze bladen , als hy fig uittekte was hy zo lang als de bovenfte, raar als men hem aanraakte, kromp hy in een , als deze onder op de fteel leggende vertoond , laatende een fchuym uit den mond gaan. Om- trent half May 1700. vervelde fy en wierd tot een bruin Poppetjen „als onder op den fteel legt, den 6. Juni quam een zulke fchoone graauwe Uil met bruine vlakken en witte ftreepen daar uit, de voetjes waren wit, de fnuit gout geel. Ik heb deze bei- de veranderingen op een blad gemaakt , dewyl fe eenderlei fpyze aten. 16 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE XLVIIL AFBEELDING, dee is een groene vrucht, van de Indianen alzoo geheeten , waft op hooge boomen in ‘t wilde, draagt kleine witachtige groene bloeifels, welke van de Apen gegeetn word , als deze bloeifel afvalt , vertoond zig een rond gefpleeten knopje, waar uit allenskens de vrucht voortkomt, van binnen vol zaad als de Vy- gen, dog witachtig. Hier uit perlen de Indianen het fap en zetten dat in de Zon, zo word het {wart , waar mede fy haar naakte lyf mer alderlei figuuren befchilderen, deze vercieringe blyft haar maar negen dagen by, voor die tyd kan ze met geen zeep uitgewaflen worden, de vracht houden fe voor venynig ; als men in het houd van dezen boom fnyd, loopt een fap als melk daar uit, met dit {ap fmeeren de In- dianen haar hooft als haar dat zeer jeukt, want loopende bloots hoofts , zo {chie- ten zekere foort van vliegende kleine beesjes haar zaad uiet, het welk haar op het hoofd vallende, waffen daar Wormtjes van, die haar groote jeukte veroorzaaken, die ze met deze-fap doden en verdryven. ve De Rups, die op de vrucht kruipt, is geel (wart, en gelykt een Kleerbeefem, en eet deze bladen. Ontrent den 3. Augufti maakte {y een houtverwig gefpinft, daar in wierd fy tot een grooten fwarten en met geele ringen vercierde Beyc, welke den ts. Augufti voortquam. 3 | f Den boven vliegenden grooten Torren heb ik hier by gedaan om het blad te ver- vullen. | | De witachtige Worm, die hier in het midden op het groene blad kruipt, word den Palmyt Worm genaamt, wyl hy zyn voedfel op den Palmyt Boom heeft; ik zet hem hier op, wyl den Palmyt Boom niet konde fchilderen, dewyl zyne gefpletene bladen zeer groot zyn, den ftam is kort en week, de bladen {chieten van onder opwaerts, het een hooger als het ander, en alzo rondom tot boven toe’, en zeggen de luiden aldaar dat hy so. jaar groeit tot dat hy fijn volmaaktheid heeft, dan hou- den ze af waar de bladen haar begin neemen , den ftam , omtrent een mans lengte, houwen ze ook af, namentlyk zo verre hy week is , dezen ftam kookt men als Bloemkool , {maakt beter al Artifchokke-{toelen, in den ftronk dezes Booms waf- fen Wormen in ontelbaare menigte, in het begin zo klein. als de Maiden van de Kaas ‚daar na worden zy als hier een vertoond word, fy eeten het merg dezes Booms. Deze Wormen leggen fe op koolen en braden fe, en houden fe voor een zeer deli- catefpys, van deze Wormen komen zulke {watte Torten , als hier een vertoond word, van de Indianen genaamt De Moeder der Palyyt-boomen, A, DE, nn EH 7 a Pe! KN Ik KA A ki ka alt À Br ik RT Rol # bertjg eek: ee AMES A fi bi 7 9 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 37 DE XLIK AFBEELDING. Ea Granaat-Boom , in alle Landen genoegfaam bekent, waft ook tot Surinaame, ik vand op de zelve een foort van Torren, traag en langfaam van aart, en gemakkelyk om te vangen, deze Torren hebben van vooren onder ’*t hooft een lan- gen fnuit, die{y in de bloemen fteeken , om den Honigh daar door uit te zuigen, den 20. Mai leiden {y haar ftil en onbeweeglyk neder, doen barfte boven op haar ruggen de huid op, en quamen groene Vliegen daar uit, met doorzichtige vleugels, deze Vliegen vind men zeer veel op Surinaame, fy zyn zeer gaauw in het vliegen, zo dat ik vuren lang loopen moeft om een van dien te vangen, fy geeven een geluid als een Lier van zig, dat men haar van verre kan hooren zingen, waarom men fe ook den Lierman.noemt, fy hadde nog den zelven {nuit als de voorgaande T orren, zynde uit de {nuit de voeren, oogen en het geheel lichaam uitgekroopen, blyven- de het vel leggen in 't zelve poftuur als of de Vlieg daar noch in was. De India nen hebben my verzeekert, dat uie deze Vlieg de zogenaamde Lantarendragers voortkomen, gelyk hier Mannetje en Wyfje zittende en vliegende vertoond worden, haar hooft of mut{e is by nacht lichtende als een lantaarn, by daag, was dezelve heel doorzichtig als een blaas, met roode verwige ftreepen en groen vermengt, uit deze blaas komt een helder fchynfel by nacht als een keers , dat men een Courant daar by zoude konnen leezen. Ik heb noch een zodanige Vlieg by my, die op het punt van veranderinge is, hebbende noch in allen deelen de geftalre van de Vlieg, bcehalven dat de blaas aan het hoofd aangegroeit is , maar de vleugels zyn nog die ‘van de Vliegen, welke Vliegen de moeder van Lantaarndragers genaamt word van de Indianen, gelyk fe de eerfte Torren de moeder dezer Vliegen noemen; de onder op de Granaat-bloem zittende Vlieg vertoont hoe deze Viervliegen of Liermans allenskens Lantaarndragers worden, Men noemt haar zo om fe te onderfcheiden, hoewel de laafte zo wel als de eerfte een geluid van een Lier maken ‚ apparent met haar {nuit die allen gemeen is , en haar in alle haare veranderingen byblyft. De Indianen brachten my op zekere tyd een groote menigte dezer Lantaarndragers, (eer ik wift dat fe by nacht zulken glans van haar gaven) die ik in een groote houte doos deed, des nachts maakten fy zulken geraas, dat wy met fchrik ontwaakten en uit het bedde opfprongen, en een keerfe opftaken, niet wetende wat in huis voor ge- raas was, haat wierden wy gewaar dat het in die doos was, die met verbaaftheid openden, maar met meerder verbaaftheid ter aarden {meeten , alzo in het openen der doos, als een vlamme viers uit dezelve voortquam , ja zo menig beeft, zo menige viervlamme quam daar uit, doch ons bedarende, zochten wy ze weder by een, en waren zeer verwondert over den glans dezer beesjcs. In de negende Afbeelding is een tak van de Gra- | toond, welke Boomen genoegzaam bekend en in de naat-boom met de enkelde Bloem afgebeeld , hier | Hooven te vinden zyn, werd dezelve, doch met een dubbelde Bloem ver- 38 VERANDERING DER SURINAAMSCHEANSECTEN. DE L. AFBEELDING. JJ Itte Battattes, zyn wilde Aardvruchten, van de menfchen worden fe niet gez geeten , fy brengen een fchoone witte Bloem voort, gelyk hier te zien is. Van diergelyke Rupfe, als op de wortel kruypt, heb ik veele gehad, die my de Doofen doorbeeten en weg liepen, Den 4. April vond ik in myn tuin in het graven een holligheid, waar in eenige van deze Wormen by de Battattes-wortels lagen in een gerolt, waar van ccene alreede de geftalte van deze fchoone Goud-Torren hadde, andere geleeken wat minder daar na, alle waren fe nog heel week en wit, die na cenigeuuren hard wierden, kreegen allenskens zulke fchoone goud-groene verwe. Den 6. Juny vond ik nog een ander foort van Wormen op deze wortelen, gelyk boven op de fteel een te zien is, die is insgelyken ineen gekrompen, gelyk heel boven op de plant te zien is, in het begin week en-wit „en eenige uuren in de lucht leggende, wierden fe hard en fwart, en veranderden allenskens in zulke Torren als boven een vliegt. Een andore fòorte van Battattes is op de eeinen- | een trechter verbeeld, daâr en tegen zo verbeelden de weertigfte Afbeelding afgebeeld en befchreeven, welke | Bloemen der Winden een kloesken ‚welker randen bui- foorte van Battattes ik aldaar gezegt heb met veel | tenwaards germnmeenlyk omgeboogen zyn; deze Battattes, recht van verfcheide Auteuren gebracht te zyn onder | die hier verbeeld werd, moet dserbabven onder de ‚de forten van Winden, deze die ons hier verbeeld | forten ‘ván Quamoclit gebragt werden, en moet des werd, kan by de Winden ziet geplaatft werden,dewyl | zelfs naam , myns oordeels, zyn Quamoclit Ameri- des zelfs bloem in veel deelen gefpleeten ts en verders | cana radice tuberofa, flore albo, pulcherrimo. DE LIL AFBEELDING. joke Tak is van een grooten wilden Boom, welkers bloeifel lange witte dra- den heeft, fyne zaadhuisjens zyn lange gedraaide peulen, inhebbende fwarte boonen met witte lymigheid omgeven, die men afzuigt van wegen fyn aangenaa- me zoetigheid , daarom men fe ook Zoete-boontfes noemt; het gebruik der boonen is onbekent , en de Indianen noemen die Wycke-bockjes. ii AE Deze geele Rupfen eeten de bladen, fy hebben fwarte voeten, en {warte fteekel op den ruggen; Ik heb meer als honderd gehad, die alle geftorven zyn, dewyl de bladen van deze boom ten eerfte hard worden en verdotren als fy afgebroken zyn, en alsdan van de Rupfen niet konnen gegeeten worden, dog is my den 16. Juny 1700. een tot een Poppetjen geworden, (gelyk aan het einde der peulen een legt ) aan het einde van Juny quam een fchoone Cappelle daar uit , gelyk hier een vliegend en zittend vertoond word. Deze boom is nergens, dat ik weet , befhreeven, | en kan onder geen bekent geflacht gevoegt werden, biet „ x EMD Ee re we Aas il RNN A hek ei Ee (adr Es are af 1 me € EE Er gelen Oo, jj N De Sluyter Sculp. VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. « 39 DEL AEFBEEBELDING. A Ppels wan China-Boomen waflen in Surinaame zeer hoog , als de hoogfte Appel- boomen in Europa, de bladen zyn blinkende groen, de bloeifel wit en ftark- van reuk, de vrucht Oranjen-geel , en van zeer aangenamen {maak. | De Rupfen, die ik op deze boomen vond, eetende desfelfs bladen, zyn groen met een gele ftreep over het lyf, op elk lid hebben fe vier Oranjen-geele Corallen, rondom met haartjes bezet ; Den 18. Februari hebben fe een okerverwig gefpinft gemaakt, gelyk onder:tuffchen de fteelen legt, den- rr. Máart quamen fchoone groo- te Uilen daar uit, hebbende op elken vleugel een plek als gen Mofcovifch glas , wa- ren fnel in ’t vliegen, drie dagen daar na leiden fe tien witte eijertjes. ni Dezer Rupfen vind men veel; worden zo dik dat {e rollen, komen driemaal in t jaar, fy Ípinnen een ftarken dräat , t welk my tot dic gedachten bracht, dat het. goede zyde was „ heb derhalven eenige vergadert en naar Holland gezonden, al- waar fy is goed bevonden , alzo dat indien iemand de moeite wilde neemen om deze Kupfen te vergaderen, die zoude goede Zyde en groot profyt konnen te wege brengen. ER _Det is de Aurantium Oiyfiponenfe var Ferrarius én de Malus Arátia Lufitanica Horti Reg. Parif. DE LIL AFBEELDING. OF zekeren tyd begaf ik my wyt in de wildernis, en vond onder anderen Boom, die de Inwoondefs Mafpel. Boom noemen, de Room waft heel hoog, de vrucht heeft in het midden een wit gewas als een hert geformeert , met fwarte zaad: jes daar op, (het welke de lieden voor een Mifpel eeten) onder de zelve zyn twee dikke bloed-roode, en achter de zelve nog vyf dikke groenachtige blaaden, lief. lyk omraan te zien. - | | one Hier vond ik deze geele Rupfíe, die over haar heele lyf roofeverwige (treepen had- de, haar hooft was bruin, en op elk lid waren vier fwarte fteekels , de voeten wa- ren ook roofeverwig, welke Rupfe ik mede naar huis nam , maar {e veranderde wel haaft in zulke lichte hourverwige Poppen, gelyk hier onder op het hout van dezen Boom legt, veertien dagen daar na, omtrent het einde van |anuary 17oo. quam deze allerfchoonfte Cappelle daar uit, gelykende als gepolyft Zilver , met her aller- {choonfte Ultramaryn overtrokken, groen en purper ja onbefchryflyk fchoon, wel- kers {choonheid met geen penceel na te maken is, de onderfte zyde is bruin met groenagtige vlakken, op elken vleugel drie ronde kringen oraniën geel , met {warte kringen omtrokken, en die wederom met groenagtige, de einden der vleugels zyn oraniën-geel met fwart en witte ftreepen verciert. De bladen van deze Boom gelyken niet quabyk na Aerdamfche Hoff befthreeven, of het de zelve is kan de Mefpilus Americana alni vel Coryli toliis fru- | #4 wiet voor zeker zeggen, dewyl de befchryving hier étu mucaginofo albo iz hef eerfle deel van de Am. | zeer weinig is. 40 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE LIV. AFBEELDING. Eze Plant; van de Indianen Balla genaamt, waft in het Bos aan de kant der moraflige wateren , vier of vyf voeten hoog, heeft harde groene bladen als het riet, brengt een roode dikke bloem, de kleine knopjes zyn wat {ubtiler. De onderfte aan het blad hangende Rupfe is geel en {wart , verciert met ftreepen, at deze bladen, den 14. Juni wierden fe tot leververwige Poppetjes , gelyk op het zelve blad legt; den 21. funi quamen zulke graauwe fwart geftippelde Uiltjens daar uits als aan het onderfte blad te zien is, | De bovenfte geele Rups, met {warte ftreepen en bruin hooft, at deze bladen tot den 2. April, wanneer fe haare huid aftrok en een gefpinft maakte , gelyk op het tweede blad legt; den 14. April quamen zulke okerverwige Uiltjes daar uit, als bo- ven op de Plant te zien is. — ad Omtrent de zelve tyd vond ik aan myn venfter een ovalen klomp kley , dezen deed ik open, en vond daar in vier verdeelde holligheden , daar in lagen witte Wor- men met haare huiden, die fy afgelegt hadden nevens haar, gelyk onder op het blad twee leggen; den 3. Mai quamen daar zulke wilde Beijen of Wefpen uit, als ik hier vliegende vertoone; van diergelyke was ik tot Sutinaame dagelyks gekwelt , wanneer ik fchilderde, vloogen {ymy om het hooft, {yy maakten een neft naaft myn zyde aan myn verf-kiftje van kley als boven gemeld ‚zo rond als of het op defchyf van de Pottebakkers gedraait was, ftaande op een kleine voet, om dezen maakten fy een ander dekfel van kley , om het binnenfte vanalle ongemak te befchermen , fy lieten een rond gat daar in om in en uit te kruipen, daar na zag ik fe dagelys kleine Rupfen in dragen, buiten twyffel tot fpyfe voor fig en haare jongen of Wormen, gelyk de Mieren ook doen, als my eindelyk die gezelfchap laftig wierd, verbrak ik haar huis en verdreef{e, wanneer ik haar geheele toeftel zag. gel Dit gewas is myns bedankens de Lachryma Job | van de HeerTournefort ‚in fijn Inftitutiones rei Hers Americana altiflimo arundinis folio & facie Plumer: * barie voorgeftelt. hr TD EMK © dp Pod) Hs Ol Ur bp eN ber En VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 41 DE LV: AFBEELDING. | r Ndiaanfe Peper of Piement waft een halve man hoog , het bloeifel is wit „ in hetsmid- Een violet, den ftam groen en hard, de bladen gras-groen en week , de vrucht in het en groen, daar na fchoon rood; Ik fette hier vier foorten aan deze Plant, wyl de bladen en bloeifel eenderleí zyn, behalven dat de een wat grooter of klein. der is, na den aart der vrucht. De vrucht is heet en fcharp , de Indianen vryven fe op haar brood als fe eeten, de Hollanders fneiden fe klein en eeten fe tot vleefch en vifch, doen fe ook in faufen en azyn „ &c. __ Op dezen Pepet vónd ik deze fchoone groote Rtüps, die een rooden ftreep aan elke zyde over de langte des lyfs ‚ en een witten ftreep over den gant{chen rug had, op het achter lid een roofeverwige hoorn , en op elk lid een geele vlak met roofen- verw omtrokken, hy at niet alleen deze bladen, maar den Peper zelfs, den 22. Ja- nuary is hy tot een bruin Poppetje geworden, en den 16. February quam een zulke graauwe Uil daar uit, hebbende op elke zyde des lichaams vyf gout-geele vlakken, fy vloog maar des nachts , maat des daags was {fe heel til, Dit gewas is de Capficum van Dodoneus en Tonr- | voorgeflelt werden in de Tnftitutiones rei Herbarie nefort, en Piper Indicum van J. en C. Baubinus, | van Tournef srt, en waar van veel levensgrootte wers welkers onderfcheid meeft in de vrucht beftaat, zynde \ den afgebeeld vn de Hortus Eyflettenfis. het getal der zelve zeer veel die met haar naamen | DE LVIL AFBEELDING. DE bie: voor geftelde bloetnen heb ik in ftaande wateren gevonden, bladen heb ik daar aan niet gezien; de fteel was een elle lang, de bloemen op haar zelven leeken als Violette-.crocus, elk bloemtje hadde een blaauw blad met een geele vlak- ke gelyk de Irias heeft. ho N In dit water vond ik dierkens, die de luiden aldaar Water-Scorpioenen noemen, den to. May 170or. nam ik eenige op, daar van quam den 12. een zulk vliegend Beeft, gelyk boven by de Plant vliegt. ded 5 | | _ In dit water fwommen veele Kikvorfchen , hadden twee ooren aan het hooft , wa- ren groenachtig en bruin gewolkt, aan elke poot van de voeten was een bolletje, die de Natuur aan deze beeften , in deze moraffige waters gegeven heeft, om over den zelven te konnen henen gaan, fy leggen haar zaad aan den oever des waters : wan- neer men fe wil obferveeren, zo doet men van dat zaad in een pot daar een footjen inde grond legt, daar op legt men het zaad en vult het aan met water , het zaadje is een {wart ftipelke in witte {lym leggende, van deze flym leefde dat fwarte onge- formde ftipelke, kreeg allenskens wat beweeginge, omtrent acht dagen daar na kry- genfe taarten en fwemmen in het water, gelyk hier vyf boven de Kikvorfch te zien zyn, eenige dagen daar na krygen fe oogen, nog wat laater krygen fe voeten van achter, acht dagen daar na krygen fe nog twee vocten van vooren , die haar uit de huit barften, vier voeten hebbende, dan rot haar den ftaarraf, en zynalzo Kikvor- fehen, en loopen uit het water landwaarts in. Het water en gras footjes moeten van tydtot tyd vernieuwt worden, moeten met broodkruimtjes in het water gevoed wor- den zo haaft men beweginge befpeurt. Deze obfervatie heeft de Heer Leuwenhoek Fol. 113. a 126. Meflive Anno 1699. den 25. September, ‘t welk alles met hem con- form bevonden heb. 42 __ VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE LVIL AFBEELDING. | heb, welke Vrucht ook zo veel fteentjes of zaaden niet in zig befluit. „Op dezen Boom vond ik een foort van groene Rupfen, met zes witteftreepen op elken zy, en op elk lid een ronde fwarte vlak, op het achterfte lid een rood hoorntje. den 20. May 1700. hebben zig fommige nedergelegt , en aten in vier dagen niet meer , wanneer fy dan tot Poppetjes geworden zyn, als een onder opde fteel legt, den 14. Juny quam de eerfte Uil daar uit, welkers vleugels graauw , fwart en wit gee marmert warten, op haar lyf waren tien oraniën-geele vlakken, hadde een lange rood- achtige {nuit , waar mede fy de bloemen uitfoogen , als-alhier te zien is. | Op dezen Boom vond ik nog een foort van hairige Rupfen , gebruikende des zelfs loof tot haare {pyfe, het hair van fommige was wit, en fommige geel, het vel van deze Rupfen onder de hairen is als menfchen vleefch, fy zyn zeer venynig , als men haar met de hand aanraakt, zo ontfteekt dezelveaanftonds , en men lyd groote fimer- te daar aan, gelykik ondervonden heb, in het midden des lichaams hebben fe vier voeten en gaan dog op alle haare leden , {ommige zyn in Maart, andere in de May ingefponnen , fe wierpen haar hair af en maakten een gefpinft daar af, gelyk cen tu{- fchen de bladen hangt, na tien à twaalf dagen quamen zulke flechte Vliegen daat uit, en hoewel dezer Rupfen veel gehad heb, is myn dog niets anders daar uit ge komen. DI Guajaves is een Vrucht wat beter van fmaak als die ik N°. 14. voorgeftelt Dit gewas is de Malakka-Pela, in het derde Deel | frhreeven , deeze mamen by den anderen gevoegt, van de Hortus Malabaricus befthreeven en afge- | zyn in myn Flora Malabarica, onder de naam beeld, het getal der naamen van dit gewas, is byna | van Guajava rubra acida frutta rotundiore te vin- zo groot als het getal der Auteuren die het hebben be- | den. DE LVIIL AFBEELDING. He vertoone ik een tak van een grooten Boom, die in het Bofch van America waft, in fyn zaadhuisjens zyn fwartachtige Boontjes, waar van de Boomen den naam dragen van Zoete Boonen- Boom, om deze Boontjes legt een wit merg, dat zeer zoet en lieflyk is, in diet merg vond ik witte Maeden, gelyk op de opene Boon te zien is, deze wierden tot bruine Poppetjes, den 2. April, zyndetiendagen daat na, quamen zulke groene vliegen daar uit, gelyk nevens de Maedete zien zyn. De onderhangende groene Rups heb ik met de bladen van dezen Boonen-Boom ge- gefpyft, desgelyken met die bladen van Fol.25 , den 16. Juny 1700. is fe ineen groen Poppetje veranderd ‚ waar uit na tien dagen een zulke Cappelle veranderde, gelyk boven op de Boone zit. Op dezen Boom heb ik nog andere Rupfen in groote menigte gevonden, gelyk een boven op den fteel kruipt, hy hadde geele hairen en zwarte borftels , dit hair wieep hy af, kleefde het aan de doozen vaft, en maakte een ovaal graauw gefpinft daar van, gelyk op het groene blad te zien is, in dit gefpinft veranderde hy ineen Pop. petjen, drie dagen daar na quamen uit allen die zig ingefponnen hadden zulke Vlie- gen , welkers vleugels bruin, en lichaamen met rood en groen, zilveren goud co. leur gevlakt waren. end De PS AN On En k Ks Pd pa U er { aje ie he LA dk “' AN A, h dd zein hek; is Ei br Nede, EMS N E Pe re ik Weed) AN A VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 43 DE LIX. AFBEELDING. N het water tot Surinaate waft een foort van Kerffe, heeft dikke gladde zappige. bladen, den fteel is geelachtig groen, met licht roode bloeifel, men gebruikt die als $pinage ook tot Slaa. By deze Water. Kerffe zal tot voleindinge van myn Werk der Infecten niet qualyk paflen een Water-Dier of Padde, waar van het wyfken haare jongen op de rugge draagt, hebbende haar Baarmoeder langs den rugge heen , daar in fe haar zaaden ontfangt en aanqueekt , deze tot haar rypheid gekomen zynde , werk- _ten haar zelven uit de huid, kruipende een na den anderen daar uit als uit een Eys dit ziende fmeet ik de oude in Brandewyn met haare overige jongens; die fommige met het hooft, fommige half uit waren. Deze Padden worden, daar van de-Swarten gegeeten, die fe voor een zeer goede {pys houden, fy zyn fwartachtig bruin, de voorfte pooten gelyken aan Kikvorfchen-pooten, maar de achterfte zyn als Eenden- voeten. Ik heb ook laaten hoorntjes-uit de grond der Zee opviffen , om te zien wat voor Beeftjens daar in zitten mogten, ik heb dan zeer veel gehad, daar de Beeftjens nog levendig in zäten, ik heb verfcheide met geweld daar uit getrokken , en bevonden datze van vooren een foott van Kreeften waren, maar van achter waren ze “lakken in het hoorntje ingedraait , des daags lagen fe til, -nraar des nachts maakten ze een ftil geluid met haare pooten, en waren zeer onruftig; DE LX AFBEELDING. j KA January 17or. begaf ik my in het bofch tot Surinaame om te zien of iets ont- & dekken konde, ik vond deze Bloem aan een. Boom, die cierlyk rood was, van naam en eigenfchap aan de Inwoondets des zelven Lands onbekend. Hier vond ik een fchoone groote roode Rups; die op elken lid drie blaauwe co- tallen, en op teder coral een {warten pluim had , ik dachte hem met de bladen van dezen Boom te {pyfen, maar hy heeft zig ten eerften ingefponnen , en istot zulk een raare Poppetjen geworden, zo dat ik niet zeeker weet of ik fyne rechte {pyfe heb ge- vonden of niet. Den 14, fanuary quam een zulke fchoone Cappelle daar uit, {yn achterfte vleugels zyn van binnen fchoon blaauw , de voorfte bruin met een witten ftreep daar door heen, met wat blaauw , gelyk hier vliegend vertoond word, de bui- tenfte vleugels hebben drie ronde boogen met {wart, geel en bruin, en zeer fchoon gevlamt, gelyk hier zittend. vertoond word , in Holland word hy de Groote Atlas enaamt. a Wilde Wefpe of Maribonfe van de Inwoonders genaamt , werden op Surinaame overal gevonden, zelfs in de huizen enin het veld, zyn bruinachtig, van coleur , fe fteeken de menfchen en beeften die haar naderen , en haar in haar doen verftooren , fy maaken huiskens als in Europa van allerlei aardige fabryk,-waardig om te befchou- wen, men ziet daar in merkteekenen van voorzigtigheid, hoe fy tegens regen en wind gebouwt zyn, om haar zaad in zekerheid teleggen, uitdie zaad komt eerft een witten Worm, gelyk een onder de Rups legt, deze veranderd allenskens in zul- ke foort van wilde Beijen, die een plage des zelven Lands zyn. £ + VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE LXIL AFBEELDING. | ki dit gewas Guiawa Alba-dukis ziet hier vooren op Fol. 14. alwaar het omftan- digh is befchreeven, en is op de Plaat 19 mede met zijn Vrucht verbeeldt : De Rups, dewelke daar op-aaft, is den 24. February in een popje verandert, enden a. Maart is uyt het zelfde voortgekomen een Uyltje, zynde wit van grondt met geelachtige brayne vlakken. Den Rups is de Kop, en vervolgens her Lijf boven op zwart afloopende tot wit, en vervolgens tot fchoon geel, ‘en heeft achter op zyn lijf Zwarte doorn-haaren, en naat onderen en vooren fchoone geelen. Het popje is don- ker bruyn met zwarte haaren, en *t hooft, 't geen kaal is, is: omtrokken met een roodeen witte kring. | He Dee IA Deze groote Rups, mede op dezelve Boom gevonden, is vuil bruin van coleur, van ‘t hooft tot de ftaart met cen zwarte ftreep, en verder het lighaam met zwarte kringen, en naar onderen aan het lijf met witte ftippelen, het hooft en ftaart pur- perachtigh. Van deze Rupfen werden’er veelen gevonden, want ik wel so ftuks daar van gehad hebbe. Deze is den 36. Auguftus in een Popje verandert, zynde licht bruin met donkere bruine {treepen en vlakken. Den: 5. September daar aan vòl- gende quam deze groote Uil daar uit, hebbende over *t lijf een witte ftreep met vier zwatte vlakjes daar op: Verders zyn daar ter wederzijden vier fchuyne Zwarte, en vier diergelyke witte banden of vlakken. De boven-vleugels zyn vuilbruin en wit gevlakt, en de onderfte boven geel, en naar onderen vuil bruin. | DE LXXII AFBEELDING. | ) It gewas is een tak van een Papay-boom , tet zyn Bloem of Bloeifel, zynde heel L— {choon wit, en van binnen gout geel. «Ziet zyne Befchryving hier voor op fol. 30. De bovenfte Rups ís op dezelve gevonden, en is groen en geelachtig, heb- bende op't lit achter het hooft een bruin root oogje; en een witte ronde vlak, en ter zyden het zelve twee rondachtige vlakjes , loopende puntig om het voornoemde oog. Deze Rups is ongemeen fterk int loopen, en, wanneer men die wil aangry- pen „ flaat en verweert hy zig met een groote kragt. Hy is in een Popje, zynde glocijend bruin met zwarte banden omtogen, den 16. May verandert, en den 19, _ Juny daar aan volgende quam deze Brummer-Uilte voorfchyn, zynde bont gevlakt en geftreept met veelderley coleuren door een gemengelt. _ Bk De onderfte, mede op dezelve Boom gevonden, is ongemeen groot; boven op het lyf bruin gemarmert , loopende naar het onderlyf gemarmert wit, en heeft ten wederzyde zes Kepers, of kromme haakjes heel wit, boven zyn hooft een zwart {chilt, en op het zelve twee volmaakte kruysjes, blinkende als Diamanten. Den 12. May is hy tot een geel oranjenachtigh Popje geworden, en den 12, funy quam deze Brummer-Uil daar uit, hebbende aan ‘t hooft twee groote uitpuilende oogen, op den rug een witte bandt met zwarte dwarsftreepjes; het lyf is ter wederzyde met witte en zwarte vlakken getekent; de boven-vleugels zyn vuilbruin , geel, zwaet en wit gemarmert; de onderfte vleugels naar boven oranje ‚ en naar onderen vuilbruin, eindigende in een licht geelen getanden rand, | : Ö $ $ VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 45 BEET A PBR ERLDING, De bovenfte groote Rups is gevonden op de Carau-boom, dewelke hy meede tot At zyn {pys gebruikt. Hy is groen geelachtig, en over ‘t lyf met doornachtige hairen bezet, die onder groen, en naar boven geel zyn, en is den zr. funy inge- {ponnen tot cen bruin ookerachtig gecoleurt Popje. Den 16. September daar aan vol: gende quam deze groote Uilte voorfchyn, zynde vuil appelbloefemachtig van co- leur, hebbende op zyn onderfte vleugels twee groote witte vlakken, rontom met een breeden zwarten lijft, en in ’t midden een kleynen en een grooten hoekigen zwarte vlak. Deze Rups is zeer vergiftigh, want hem aanrakendefloeg hy om, ende quefte myn twee voorfte Vingers, die aanftonts purper engeelachtigh wierden , en grooten pyn veroorzaakte in de hand tot in mijn elleboog; doch ik gebruikte aanftonds het __gewoonelijke hulpmiddel ,‚ namentlijk Schorpioen-Oly , waar door de pijn in den tijde van een half uur ophielde. Na dit gedaan was bezag ik de Rups met een Micros- copium, en bevond „ datze vol ftekelsen doorentjes was , van onderen groen endik, en boven zwarten fijn, welke zwarte puntjes „afgebroken, my in ’t vlees {taken en dee- ze vergiftiging veroorzaakten. Voor zulken a dat men. van Rupfen, of andere diergelijke Dieren geftooken wordt, is de Schorpioen-oly altoos van cen goedt ge- __ bruik, | _ De onderfte Rups is zonder eenige doorn of hairachtigheid ‚ maar veel coleurig, hebbende zwarte kringen en ftreepen; de grond is wit uit den zeegroenen, en vol klyne roode ftippeltjes. Hy is in t gras gevonden, *t welk zijn voedfel is, en den 7. January verandert in een licht bruin Popje, den 25. dito in een {choon Cappelletje, zynde de onderfte vleugels met vlerken en ftaartjes; zyn coleurt is uit den licht _bruinen en zeegroenachtig ‚ met zilverglanfige vlakjes, | 46 _ VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE LXIV. AFBEELDING Or folio 30 en 44 is het blad en de bloem van de Papay-Boom verbeeldt: Zy werd. hier nogmaals vertoont met de Vrucht in haar vollen wasdom. Dezelve onryp zynde, is wit, en werdt hoe ryper hoe geelder, en eindelyk tot een goud coleur ; als wanneer zy heel zoet en {makelyk is om uit de hand teeeten. In ’ binnenfte heeft fy kleine zwarte zaaden, gelykende naar Peperkornen; half ryp zynde, wer- den die by vleefch gekookt en geftooft , als gebruiklijk is met de ftoelen van Arti- fokken, en van haar zaad en fchil ontbloot zynde, in lange fmalle ftukken gefne- den, werden fy tot drooge en natte Confituuren bereyd „die heel fitiakelyk zyn. Op dit gewas is deze bovenftaande Rups medegevonden, zyndefchoon gemengelt met geel en een groenachtige coleur. Zy is den 2. Maart ingefponnen, en tot een licht bruin Popje geworden, en den 20. Maart quam deze groote Brummer-Uil te voor- {chijn, gelykende naar de zogenaamde groote Onruft, of het Camperfoeli-Beeft. Deze onderfte vaalgroene Rups , terwederzijde met een geelen en rood gemengel- den ftreep van het hooft tot de ftaart, heeft op zijn hooft een half rond fchilt , blin- kende als Diamant; en onthoudt zig mede op de Papay-baom :« Zy is den 14. Novem- ber tot een bruin Popje verandert, hebbende aan zijn hooft een fnuit, die hem tot de borft omkromt. Den 28, dito quam deze groote Brummer-Uil daar uit, zijnde licht zwart graauw en wit fcharp gevlamt; het lijf licht root en zwart, ten weder: zydegebandeert , hebbende over zijn rug een graauwen ftreep met zwarte vlakjes. DE LXV. AFBEELDING. LD Rups, die fchoon geel, en naar de buik rootachtigis , heeft een groote ges vlamde Keeper achter aan zijn ftaart. Hy onthoudt zig op de Oranje-boomen, en ect des zelfs bladeren, dog is heel zeltfaam. Hy is den 25. February ingefpon- nen en tot een Popje geworden, zijnde zijn Spinfel een foort van Zyde, welke die der andere Zywormen in veelheid en glans overtreft. Jammer is het dat’er zo weinigen gevondenworden, en indien men dezelve zo wel als de anderen kon voortqueeken, - ik ben verzeekert, dat'er meerder voordecl meede zou te doen zijn. Dog niemant heeft, mijns weetens , daar ooit zijn werk van gemaakt. Den 25. Maart daar aanvol- gende is deze Capel daar uit voort gekomen. Hy is ongemeen groot, en fchoon oranje, en roodachtig van coleur met witte banden, zo wel op de bovenfte, als on- derfte vleugelen , en heeft op ieder van dezelve een glasachtige vlak , doorfchijnend, en {choon van glans , met een witte, en daar buiten rondom met een zwarte kring omtrokken, ftaande deze plek als in een fpiegel-lijft : Waarom dezelve by de Lief. hebbers de Spiegeldrager is genaamt. a e / PAR viens ret ea PAS ge É Ee er naan % VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 47 DE LXVIL AFBEELDING. D E meefte, zoo Ooft als Weftindifche Liefhebbers , waanen en geeven voor, ja zeggen het zelfs gezien te hebben, dat het Wandelende blad, of het Diertjé Z00 genaamt „aldaar aan de boomen is groeijende , van waar het rijp geworden zynde, afvalt, en alsdan wegloopt ofte vliegt. *Is eene dwaling , Sten uyt onkunde; nadien zy nooyt het beginfel van dien onderzogt hebben, en dat dezelve zo wel als andere Diertjes uyt Bijertjes voortkomen. Alle de voorfchreeve Capellen zyn herkomftig uit eijertjes, die, na dat zy met mannetjes vereent waaren geweeft, zyn gelegt ter plaatfe , alwaar de Diertjes , uit dezelve voortkomende „aanftonts hun voetfel zouden vinden, en zyn eerft Wormpjes of Rupfen, die daneetende, door hun voerfel groeijenen grooter worden, en volwaffen zynde, fichinfpinnen , en tot Popjes veran- deren, die dan de eene langer , d'ander korter tyd nodig hebben , eer fy tot volmaakt- heid zyn, en eindelyk uit hun popjes bréeken en te voorfchyn komen, fijnde dan alle nat en ineen gedrongen, dog fomtyds in minder daneen half uur, na hen wel gefchud en beweegt te hebben, worden hunne vlerken droog en uitgefpannen , en komen al- zoo tot volmaakte Capellen, die, zoo verandert fijnde, wel tien en meermaalen gro- ter fijnals het popje, alwaar fy eerft in öpgefloten waaren. Dit Diertje, het Wande- lende Blad genaamt, al{o het een foort van Sprinkhaan is, komt ook opdezelve wyzete voorfchyn. Ziet hier wat ik daar vän ondervonden heb. M yaû Neger, dien ik altoos gebruikte om int bofch Wormen, Rupfen of andere diertjes op tefoeken, brogt my een ingefchrompeld blad „’t geen ik foctjes opende , en daar in vónd eenige groene cijer- tjes, iederter grootte van een Corianderfaat, waar úit nat verloop van wynige dagen kleine {warte diertjes quatnen , hebbende de gedaante van kleine Mieren , die in gevolg van tyd aangroeiden , ende gedaante kreegenals de eerfte, die hier afgebeeld {taat tot dat dezelve hún volkoome grootheid en vleugels hadden bekoomen , als by de tweede Figuuriste zien. Zy veranderen in geen Popjes als de Capellen , maar koomen tot volmaaktheid doot aangrocijing van hun ledemaaten , zoals dit foort van dieren altoos isdoende. Deeze Diertjes hun vleugelen hebben de gelykenis van een groen blad, en Lyn ook zo geadert. Van deezen zyn’et veele foorten , fóömmigen ligt, anderen bruingroen; daar zynook bonte, graauwe , ja die hun vleugelen als verdorde blade- renfchynen. Onder de Ooftindifcheis’er cen bekent, die zyn oppervleugels (foon coleur als maakfel) narüurlyke Oranjebooms bladeren gelyken. Deeze Diertjes in hun neften op de boomen tot hun geftalte gekotmnen zynde, áls de eerfte afbeelding vertoont, {pinnen fich felve eenigfints vaft en beweegen fich fterk , tot dat de vleugels geheel losenuitgefpreid zyn, waardoor zy meerder kragt krygende, fich los maaken van't Ípinfel , waar aan {y vaft waren, en alsdan van de boomen vallen of vliegen : en nade- maal hun vleugelen groenen bladswy{e zyn, foo hebben de onkundigen gemeent dat deefe aan de boomen gewaffen waren. Tot vervulling van deeze Plaat is hier onder afgebeeld een foort van een Bos-rot, die haar Jongenaltoos, zynde vyfà fes in“t getal, op haar rug met figvoert. Zy is geel. achtig bruin en aan ’t onderlyf wit; als deeze Rotten uit haare holen komen ofn te Wy- den of om voerfel te foeken, loopen de Jongen om haar, maar genoeg hebbende of onraat verneemende , zo klimmen dezelve weder op den rug van haar moeder , flaan haar (tarten om den ftart vande oude, die daar mede weder in haar hol loopt. - Van deeze foort van Rotten vind men’er verfcheiden , dog, de voornaamfte is de zo- genaamde Zak-of Beurs-Rot, diealtoos haare Jongen in haar ly£ omdraagt, welke te voorfchyn komen om voetfel , en na dat genootente hebben, weder in haar moeders buik kruipen. | 438 VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE LXVIL AFBEELDING. Eze groote , bont gecoleurde , en gemarmerde Rups , onthoudt zig op den a Vygeboom, welkers bladeren zijn voetfel zijn. Indien men hem onzagt han- delt of aangrypt, fteekt hy by t hooft twee otanje Hoorntjes uit, waar mede hy zig verweert , en welkers quetfuuren zeer vergiftig en pynlyk zyn. Den 13. funy is hy ingefponnen en tot een geel Popje met bruine vlammen geworden , waaruit den ar. der zelver Maand deeze {choone Capel te voorfchyn quam ‚ zynde Indigo groen. achtig en bruin van coleur, dog cenigfints zilveragtig. De andere kleine Rups is groenagtig met witte flreepen , werd mede op den Vy- geboom gevonden. Ik heb ’er veele van deze foort gehad , dog zym alle voor en aleer die tot verandering quamen geftorven, Eindelyk heeft deze zig den 14. Au- gufty ingefponnen, en is tot een bruin root Popje geworden, hebbende aan zyn hooft een {navel, als een doorn. Den zr. daar aan volgende quam dit Uiltje daar uit, zijnde geel, ligtbruin en wit gecoleurt. DE LXVIIIL AFBEELDING. { YEze groote uitmuntende gedorende Rups is my door een Neger uit het Bofch A mede gebragt, zonder te weeten welke kruiden of bladeren hem tot voetfel dienen. Hy is fchoon Carmofynroot en goutgeel gecoleurt , hebbende een glans, als of dezelve geamalieert was, en is den 10. September in een kort dik en driekan- tig Popje verandert, zynde licht zeegroen. Den 12. O@ober quam deze fchoone Capel daar uit te voorfchyn; zynde op de vier vleugels fchoon blaauw, bruin en gout geel gemarmert, hebbende op ieder vlerk zes ronde oogjes, waar van de om. trek zwart, de tweede kring goutgeel , en t middeplekje wit is. | ‚De andere Rups, zynde geel met zwarte vlakjes , is my,als de voorgaande, mes degebragt, zonder te weeten wat zyn voetfel is. Hy is den 14. November in een fchoon Carmofyn-root Popje verandert ‚en den 28. daar aanvolgende is deze Brom- mer-Uil daar uit voortgekoomen, zijnde bruingeel, en wit gemarmert. __Dit kleinfte Rupsje, ‘t geene graauw bruin van coleur is, is mede fyn fpijs on- bekent. Het ís den 2. Auguftus in een Carmofynrood Popje verandert, enden.1o. der zelve Maand quam dit Brommer-Uiltje daar uit, zynde mede vuilgeel, bruin en wit gemarmert. SN Ge. k a $ El, B oen air a AL, METEN ese ere DL HE ER Á gei En #/ Damast MN 2 INN al men dh jl IN ng (MM ( an Dj wezig he Pd ANR El VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. 45 DE LXIX. AFBEELDING. | S Tet hier d'afbeelding van een kleine Surinaamfche Krocodil , by de Oofterfe In- dianen Caymans genaamt, een dier van groote kragt en vreeslyk, zo wel voor meníchen als voor land en water-dieren$ want hy leeft {o wel op het land als in het water, en verflind àlles dat hem voorkomt; zyn begintfel is uit een ey, omtrent zo groot als een ganzen-ey; en ‘t is onbedenkelyk dat een dier , «uit zulk een klein beftek voortkomende, aanftonts 6 à 8 maal grootcr is, als de {chaal daar ’t zelvein opgelloten is geweeft, Ziet hier een ey, voor aan geopend zynde, en verbeeld on- der de agtetfte poot van deze afbeelding, en nict tegenftaande fijn klein begintfel, word hy een van de grootfte dieren die uit eijers te voorfchyn komen ; want men vint er die wel 20 voet en nog langer zyn. Zy zyn aan ’t hooft en over het opper- lijf en ftaart ftark gefchobt, en zo hart, dat zy onqueftbaar zyn ; dog onder aan den buik weekhuidig , waarom men ze daar moet treffen om ze te dooden. Haar groote kragt beftaat in haar dubbelde rey {cherpe tanden, die wel over malkander fluiten, waar mede zy, ‘t gene zy komen te vatten; aanftonds verbreifelen: hun loop is zeer fnel dog regt uits indien fy met hun lijf zig konden keeren en wenden, niets zouw hen kunnenrontkomen : de beweging van hun kakebeenen is in ’t bo. venfte deel van hun hooft; het onderfte ftaat valt, ’t geent in geen andere fchepfels - word gevonden, die alle hunne beweging in het onderfte gedeelte hebben. De Slangen, die, gelyk de Crocodillen, meede uit eijeren te voorfchijn koomen, zyn veelderly, dog haare eijeren zyn veel kleinder. Ziet hier een voorbeeld onder ‘thoofd vandeeze Slang, die Amphisbona, of wel tweehoofdige word genaamt ‚om dat het hoofd en-de ftaart beide vân één omtrek en gedaante zyn, dog dat dezelve twee hoofden zouden hebben, is onwaar ; want men kan al te wel onderfcheiden dat het hooftend eetù mond en kleine oogen heeft, % geen aan het ftaartend niet is te vinden: Onder alle Slangen is deeze wel de fchoontíte van couleur, zynde fwart, {choon root en geel gevlakt: men vind ook andere foorten van deezen, die graauw- achtig wit, en ook die geel gevlakt zyn. | ‘ Ee, DE LXX AFBEELDING. Lbs Sauvegard , waarom zoo genaamt, is my onbekent; zy onthout zich op + Suriname in de boflchen, zy is glad en fijn gefchobt van huid ; fijn maakfel en leedemnaten gelyken naar een Hagedis, maar fijn grootte gaat die ver te boven. De Hagediffen zyn van veelderlei foorten , waar onder de Salamander mede behoort, dog deeze is tuflchen dezelve, en de Liguaan volgt op de Salamander, als deCro- codil op de Liguaan van grootte : ons ontbreekt ondervinding om meer van hem te fchryven, dog hy word, gelyk alle de Hagedifen , meede uit eijeren voortge- bragt. Dat hy cen verflinder is van vógel-eijeren , hebben wy menigmaal in onze vogelhokken ondervonden. | | so. — VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. DE LXXI AFBEELDING. D E Heer A.„Scba, groot kenneren bezitter van veele uitlandfche feltfaamheden , heeft ons begunftigt mert deeze afbeeldingen ondervindinge, nopende de voort-- teeling der kik vorfchen en haare veranderinge : namentlyk die uit viflchen vorfchen, en die uit vorfchen viffchen worden , gelyk in de volgendetwee Plaaten te fiën zyn. _Op het eerfte of onderfte Tafereel, toont Letter A de verandering van een byzonde- re foort van A merikaanfe Kickvorfchen, dewelke van Kiekvorfchen in Viffchen ver- anderen, gelyk hier de gedaante word aangeweefen, en by N° 1. fig een volkomen Kikvorfch vertoont, van kouleur eenigfints ligt geel en groenachtig ; na den bruine trekkende, met vlakken op de opperhuid , over den rug en zyden: onder de buik is iets bleeker en gewolkt, de agterfte pooten gelyken na Eende voeten , en de voor- fte na die van de ordinare Kikvorfchen; zy houden zich op inde Rivier van Su- riname , als in de Comawina-Creek en Pirica. Na dat deze Kikvorfchen haar vol- komen groei hebben ontfangen, fchynt daar een verandering uit voort te komen, en krygen zy een ftaartje , 't welk allengskens aangroeit, gelyk N°. 11. aanwyft, en zig, in de gedaante van een Vifch komt te vertonen, de voorfte pooten ktimpen me- de allengskens in en verteeren, gelyk N°. rar. verbeeld, insgelyks de agterfte., als N° rv. vertoond , en de geheele gedaante van de Kikvorfch verandert eindelyk in een volkomen Visje, gelyk op N° v. word aangetoont. Deze veranderde Viffchen worden vande Weftindiaanen , als mede vande Europiaanen, diedaar te lande woo’ nen, Jackjes genoemt, en voor eendelicate fpys gehouden: zy fijn van Vifch gelyk in Bolland de Puiraal , haar Rugge-graat en alle Beentjes zyn zagten knarfigh, dog in’ behoorlyke leedjes verdeelt , fijn van buiten zagt in’t gevoel „en met kleine Vinnetjes ; zeertederen aardig, in plaats van voeten voorfien , welke van't agterfte des hoofts tot’ overde ftaart, en wederom tot aan het midden van de buik zig uitftrekken , de kou leuren veranderen „ en worden uitt donker bruineligt asverwig. Deze voorgemelde verandering is't tegendeel van onfe Europiaanfche Kikvorfchen, waarom op ‘t felve blad, tweede Tafereel letter B. haar voorttceling word aangetoont , die in de maanden Maarten Aprilgefchied : warit wanneer de Lugt in't Voorjaar warm word , verzamelen zich deze Diertjes in ftille wateren en flooten , volgen haar Natuur in de voortteeling , en haar zaad gefchooten hebbende, quorcken, of aanblaazen ’t_ zelve met haar uit-afefnen , dat daar een warmte of broeijing in komt, en zig deze lymigeftoffe ftremt , en doorgaans oogjes bekomt, gelyk de Figuur N. 1. aantoont; ‘t welk door de warmte van de Zon begint te leeven, zoals N°. rr. vertoont, daar men uit ieder {wart oogje een wemeling, als een klyn visje te voorfchyn zietkomen, dog heel {wart zynde, die zig van dag tot dag grooter vertoont, en eerft twee agter-poot- jes bekomt, gelyk N°. rrr. aantoont, en nadat wel 8 à 10 dagen aangegroeit is, ge- lyk N° 1v aänwy{t, een Vis met twee agter-pootjes verbeeld. Hier na volgt, gelyk by N.v getoont word, dat het eene voorfte pootje aan de regter zy, doorgebrooken is, en het andere voorfte pootje in het doorbreeken {taat , dat een dun vlies van de huid nogtegen houd, tot dat de poot de kragt bekomen heeft om doorte booten, en na dat de pooten alle vierte voorfchijn gekomen zyn, vertoont het hoofdje en de gant- che gedaante een Kickvorfch, volgens de aanwyfingop N° vr. Het ftaartje neemt _ van dag tot dag af enwordkleinder, gelyk N. vri. verbeeld; op N° vrrr. ziet men maar een klein ftompje, en N°. rx. een compleet Kickvorfchje zonder taart, dog na tleeven niet grooter als hier verbeeld is ‚ maar worden door den tijd grooter en veran- deren vankouleur, gelyk N°x verbeeld , en nog veel grooter, dat niet nodig oot- deele daar van meerder aan te toonen. | Ï | en. 1 Ed ij il nn Ì E lune Si …e vld inn rt d 5 Ed % mij ei zú6 HO SRT | ib NON Ere nennen „ EL Fn \ NIN I NS LE Dz Wrs VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN. st | DE LXXIL AFBEELDING. D Ewyl in het voorgaânde de verandering én voort-tecling der Americaänfche en Europiaanfche Kickvorfchen heb aangetoont, zal hier aanwy{en op welke ma- nier de Afiatifche en Africaanfe Kickvorfchen haar voort-teeling hebben , dat metde FE uropiaanfe inallendeele overeenkomt, titgenomen in grooter gedaante en kotileur; gelykop N° 1. aangetoont word , dat het Visje twee agterfte pootjes bekomt, (gelyk de gedaante van N°. 1v. vande Europiaanfe) by de daar aan volgende op N°.1r. zyú deagterfte pootentnerkelyk grooter; byde N°, 111. komt een linker voorpoot te vers toonen, en de vierde of laatfte is mede aan ‘t uitpuilen, om doorde huid te breeken. IN. rv. vertoont de Kickvorfch met zyn vier pooten, zyn hoofd volkomen naeen Kik. - vorfch gelykende, en de ftaart kleinder, gelyk N. v. aantoont , daar de ftaart nog kleinder word, ende regte gedaante bekomt; zoo dat deze foort met de F uroptaan!e overeenkomt in haare voort-teeling en aangroei; of nu dezelve met de tyd en jaaren wederom in Vis verandert , daar van heeft men tot nog toe geen obfervatie of narigt gezien of gehoort. a | Ws” | Het Kroosje, dat zig heen én weder om de Kikvorfchen in het water vertoont, met - letter A gemerkt, komtuit Africa, uit de Kroos-Zee , daar het ordinaar by menigte; _in verfcheide foort en kouleuren gezien en opgevift word. Letter B is een Coraal- moesje, gtoeijende opeen fchulpje; het Atkje Noa genoemd ;‚ komende van de Gui neefe Kuft, als mede het Zee-takje Lettet C. Detwee onderfte fchulpen zyn een by- fondere foort van Amboinfe Haane-kammen ; die op malkander fluiten, van cen felt- faam formaat, gemerkt met de letter D. Het Hoorntje ret de mond opwaärts, en gemerkt Letter E‚ iseen bezonder Amboins Agaat tootje , met verfcheide kouleuúren, zeer raars als mede het Hoorntje Letter F is wonderlyk fraai vanteekeriing, en komt uit Ambon. De Tor letter G komt uit Mocha, is nietalleen gantíchelyk {wart , maar heeft een fchoone weerfchynende glans, en twee feldfame hoorntjes als Ofle-hoorns, en inde middeneen lange {nuit , opftaande als een Olifants-{nuit. | _De Areekboom is hier niet gezet om die te befchryven , nademaal daar al veel van befchreeven is in diverfe boeken, die van uitlandíche Gewaffen haridelen , maar enkel omde Rupfenen Capellen, die daar aarì groeijenen voortkomen , aan tetoonen; de groote Rups trekt zyn voerfel uit de bloemen en de vrugt van deezen boom, en nadat dietot zyn volkomentheid is geraakt; fpind zy fichintot een Poppetje, en na eenigen tyd komt een fchoone groote Capel te voorfchyn, met mooije fwarte boven:vlerkjes, goudgeele ondervleugeltjes , met fwarte randen en ftreepen uitgemonftert, hebbende verfcheide roode ftippels op derug ; de tweede en derde foort zyn mede {wart en geel , fchoon geteekent en hoog vankouleur , zeer fraai in haar natuur te befchouwen, El í , vanbne He F sWie LN Ke. fe het NA ri EN: hl nel Wir asma dn ed ad ERS. à Á en sed nf saf abt 4 ola He betse, Te MET , an Î 5 ed 8 TC ‚ a 2 ef Ake bte apo E 1130 il 4 B Lî hid Ni ht] 1 tanks 4 6 hid kasten it Jin na A f î kan EDA haken ke Ate Ah „ee AELTER ij. Rt pd 2 sy hd PE A | he) K ' A: Ee € Jen kn an, En 38006394209 Ze) 94 @1®, 90