'r^

WERKEN UITGEGEVEN DOOR

DE LINSCHOTEN-VEREENIGING

III

VERSCHEYDEN VOYAGIEN VAN

DAVID PIETERSZ. DE VRIES

1618 1644

LINSCHOTEN-VEREENIGING.

Beschermvrouw : H. M. DE KONINGIN.

Eere- Voorzitter : Z. K. H. PRINS HENDRIK.

Bestuur.

Jhr. J. A. Röell, Voorzitter.

J. W. IJzerman, Onder- Voorzitter.

Wouter Nijhoff, Secretaris,

Dr. D. F. Scheurleer, Penningmeester.

Dr. H. T. Colenbrander.

K. F. van den Berg.

F. G. Kramp.

H. E. Baron van Asbeck.

Dr. C. P. Burger Jr.

S. P. THonoré Naber.

Prof. J. F. Niermeyer.

UITTREKSEL UIT DE STATUTEN.

Art. 2.

De Linschoteii-Vereeniging heeft ten doel de uitgave in het oorspronkelijke, van zeldzame of onuitgegeven Nederlandsche zee- en landreizen en landbeschrij vingen.

Art. 3.

De Vereeniging bestaat uit : eereleden, donateurs en gewone leden.

Over het toetreden der leden beslist het Bestuur.

De gewone leden betalen een jaarlijksche bijdrage van tien gulden.

Donateurs zijn zij, die een bijdrage, in eens van ten minste ƒ 500. aan de Vereeniging schenken, of jaarlijks een contributie van minstens ƒ25. betalen.

Art. 4.

Het lidmaatschap loopt van den eersten Januari tot den laatsten December.

De leden, die niet langer als zoodanig wenschen aangemerkt te worden, moeten daarvan aan den Secretaris vóór den eersten December schriftelijk bericht zenden. Bij gebreke daarvan blijven zij aansprakelijk voor de bijdrage van het volgende jaar.

Art. 5.

De leden ontvangen een exemplaar van de werken, die na I Januari van het jaar hunner toetreding door de Vereeniging worden uitgegeven.

REGELEN

VOOR DE UITGAVEN DER

LINSCHOTEN-VEREENIGING.

1. Zooveel mogelijk zal elke Zee- of Landreis, dan wel Landbe- schrijving, afzonderlijk worden uitgegeven. Slechts bij al te geringen omvang van een dezer, kan een andere tekst toege- voegd worden aan de uitgave ; deze toe te voegen tekst moet evenwel aansluiten in onderwerp, of den hoofdtekst aanvullen. Groote teksten worden in meer dan een deel gesplitst.

2. Voor elke uitgave wordt den bewerker als eisch gesteld : dat zij bevat als Inleiding een korte Biographie van den schrijver van 't reisverhaal; een uiteenzetting van de Aanleiding tot de reis ; en eene Bibliographie van eventueele vroegere drukken van het reisverhaal ; voorts opheldering in den vorm van Noten onder den tekst, daar waar de tekst opheldering vereischt ; en een Register (of Registers)^ benevens een lijst van geraadpleegde werken met plaats en jaar van uitgave aan 't slot.

3. De bewerker heeft vrijheid, in zijne Inleiding het resultaat eener reis ook te beschouwen in zijn verband met later ondernomen reizen naar dezelfde streek of streken.

4. De noten onder den tekst moeten sober blijven, en niet vervallen in uitweidingen. Is er echter bepaalde noodzakelijkheid om die- per in te gaan op het een of ander gedeelte van den tekst, dan mag dat geschieden in eene Bijlage achteraan. Ook hier echter blijft soberheid plicht.

5. De tekst zelve moet inet de grootste nauwkeurigheid herdrukt worden naar de beste oudere uitgave, c.q. nauwkeurig gedrukt naar het handschrift dat voor de uitgave dient. De origineele

VI

paginatuur van dien standaarddruk, dan wel van het handschrift wordt in de uitgaven der Linschoten-Vereeniging tusschen groote haken [] doorloopend mede-opgenomen.

6. Als algemeene regel geldt dat de tekst onverkort wordt gedrukt. Uitlatingen zijn slechts dan veroorloofd, als het iets geheel on- belangrijks geldt. De bewerker moet dan echter in een noot toch rekenschap geven van wat hij wegliet.

7. Indien er voor de kennis van eene bepaalde Zee- of Landreis, behalve de aan den druk ten grondslag gelegde tekst, in archie- ven of bibliotheken nog andere bronnen bestaan, moeten deze bij de uitgave gebruikt en (indien noodig) in inleiding, noten of bijlagen verwerkt worden.

8. Het opnemen van kaarten en platen wordt aan den bewerker overgelaten, in overleg met de Commissie van voorbereiding.

\';

KORTE HISTORIAEL

ENDE

JOURNAELS AENTEYCKENINGE

VAN VERSCHEYDEN VOYAGIENS IN DE VIER DEELEN DES

WERELDTS-RONDE, ALS EUROPA, AFRICA, ASIA,

ENDE AMERIKA GEDAEN

DOOR D.

DAVID PIETERSZ. DE VRIES

ARTILLRRIJ-MEESTER VAN DE ED: M: HEEREN GECOMMITTEERDE RADEN VAN STATEN VAN WEST-VRIESLANDT ENDE 'T NOORDER-QUARTIER

UITGEGEVEN DOOR

Dr. H. T. colenbrander

MET PORTRET, 2 KAARTEN EN l8 PLATEN

'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHOFF

1911

//

IV

G

^bra|^

AUG a 0 1965

^y^.

^TY OF TO^Ö^

1114S89

\%

N.V. DRUKKERIJ V/H KOCH & KNUTTEL, GOUDA.

INHOUD.

Bladz.

Inleiding xi

Opdracht xlvii

Lofdichten xlix

JoURNAEL ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe van verscheyden Voyagien, inde vier deelen des Werelds-Ronde, als Europa,

Afrika, Asia, ende Amerika i

Tweede Voyagie, ofte Beschrijvinghe van mijn Reys na Tarra- Nova, Italien, ende weder na Nederlandt, wat rencontre en vreemde voorvallen tegen vyanden als anders mijn voorgekomen

zijn, op dese Reys Schipper en Koopman wesende 21

Voyagie na Rochiel en de Rivier van Borden wes 65

Hier volght nu mijn Voyagie naer Oost-Indien, in Compenij van seven Schepen, voor Capiteijn ende Schipper als blijckt, by de commissie van Frederick Henderick, Prince van Orangien, etc. onder den Generael Jan Pietersz. Koen van Hoorn .... 79

Voloen noch andere Voyagien 145

Dit is mijn tweede Voyagie nade Kuste van America, ofte de

Wilde Kuste in West-Indien 185

Hier gaen ick mijn derde Voyagie naer America ende Nieuw- Nederlandt, om een Colonie te planten op het Staten Eylandt, voor my ende Frederick de Vries, Secretaris der Stadt Amsterdam, ende Bewindhebber der West-Indische Companie, ende hem op

sijn versoeck aengenomen 227

Bladwijzer 281

Lijst van aangehaalde werken .... 299

Drukfouten 303

Kaarten.

Kaartje van de Zuidbaai in Nieuw-Nederland 154

Kaart van Nieuw- Nederland Aan het einde ^

X

Bladz.

Platen.

Portret Tegenover den titel.

Gevecht tegen de Turken 14

Kaap de Goede Hoop en Hottentotten 98

Batavia 116

Een palankijn

Verbranden der Jentiefse weduwe 122

Inboorlingen van de Wilde Kust

Gevecht van een walvisch met een zwaardvisch 202

Baai van Goava op Haïti

De Mohawks brengen een vijand ter dood 238

Godsvereering der Mohawks ?

Mohawks 240

Fauna van Nieuw-Nederland 254

Wijze van dooden te begraven 260

Indianen van Nieuw-Nederland 262

Indiaansche dans

Wijze van herten te vangen 274

Indianen van Virginië

I

i

INLEIDING.

Het^ournae/ van David Pietersz. de Vries behoort tot die boekjes waar- van sinds jaren alle beschikbaar komende exemplaren voor Amerika zijn opgekocht. Buiten het Museum Meerman in den Haag wordt thans, voor zoover ik weet, in Nederland geen enkel exemplaar meer aangetroffen.

De belangstelling van onze neven van overzee laat zich verklaren. Het onaanzienlijke boekje is een hoofdbron voor de geschiedenis van Nieuw- Nederland in een belangrijke periode. Sommige bijzonderheden, waaron- der zeer teekenende, zijn alleen uit dit boekje bekend.

In Amerika werd de aandacht het eerst op het geschriftje gevestigd in 1841 door de mededeeling van enkele passages er uit in het eerste deel van de tweede reeks der Collections of the New York Historical Society , Sedert maakte Brodhead in het in 1853 verschenen eerste deel der History of the State of New York er in de ruimste mate gebruik van, daarin door alle latere geschiedschrijvers van Nieuw-Nederland gevolgd. In hetzelfde jaar 1853 gaf H. C. Murphy onder den titel Voyages from Holland to America^ 1632 to 1644, by David Peter son de Vries eene gebrekkige vertaling uit van het gedeelte van het werk dat hierachter wordt aangetroffen op bil. 147 280. Een veel nauwkeuriger vertaling van groote passages uit het- zelfde gedeelte komt voor in J. Franklin ^diTutsorï's Narratives of New Netherland {Nqw York 1909).

Ook bij Nederlandsche schrijvers vindt men de Vries een enkele maal aangehaald. Het gedeelte dat op Guyana betrekking heeft wordt gebruikt in Hartsinck's Beschrijving van Guiana (Amsterdam 1770), evenzeer in Netscher's Geschiede7iis van Essequebo^ Demerary en Berbice ('s-Graven- hage 1888), terwijl de gegevens omtrent Nieuw-Nederland bekend waren

XII

I

I

aan O. van Rees {Geschiedenis der Neder landsche Volkplantingen in 1

Noord- Amerika^ Tiel 1855), en de mededeelingen over de gevechten met de Turken in de Middellandsche Zee niet ontsnapt zijn aan de aandacht van Dr. Heeringa bij de uitgave van diens Bronnen tot de geschiedenis van den Levantschen //andel (S'GTa.venha.ge 1910).

Hoewel in volstrekte waarde het gedeelte dat op Amerika betrekking heeft al het andere ver overtreft, kon het echter niet in aanmerking ko- men bij dezen herdruk het overige weg te laten. Ons Hollanders interes- seert de Vries om zijn gansche loopbaan van HoUandsch schipper der ze- ventiende eeuw, die er op roemen mag dat hij alle hoeken der wereld heeft bezield, en dus als helmteeken een zilveren sphaera mundi voert, een „speremonde", zooals hij het in het rijmpje onder de afbeelding van zijn wapen uitdrukt.

Omtrent de Vries is te nauwernood iets bekend, dan wat uit zijn boekje zelf blijkt, en dit komt op het volgende neer.

David Pietersz. de Vries is geboren te La Roebelle, waar zijn vader, dien hij van een oud Hoornsch geslacht noemt, sedert 1584 zou gewoond hebben i). Zijn in onze uitgave gereproduceerd portret door Cornelis Visscher geeft hem in 1653 den leeftijd van 60 jaren ; hij zou dus in 1592 of 1593 geboren moeten zijn. Zijne moeder was eene Amsterdamsche en zou, toen hij ter wereld kwam, nog maar drie maanden te La Roebelle hebben vertoefd ; een bewijs, dat zijn vader zich niet onafge- broken daar ophield. De Vries zegt dan ook dat hij wel in Frankrijk „ge- haald" is, maar in Holland „toegesteld". De eerste levensjaren zou hij te La Roebelle hebben doorgebracht, maar „van zijn vier jaren af" meest in Holland, en blijkbaar te Hoorn. Hij teekent aan dat men hem het compli- ment maakt dat hij zoo goedFransch spreekt als eèn Franschman ; aan zijn transscriptie van Fransche termen en volzinnen ziet men echter dat hij althans op lateren leeftijd met de Fransche spelregels niet op goeden voet stond. Een Hollander die zich (zij het tijdelijk en vermoedelijk met handelsoogmerk) te La Roebelle vestigt is voorzeker wel „van de religie' geweest; herhaaldelijk blijkt dat ook de zoon als goed gereformeerd, zelfs vurig contra-remontrantsch en prinsgezind, gelden mag. Omtrent zijne betrekkingen vernemen wij nog, dat hij een oom heeft, Ouger Jacobsz., dien wij door onzen schrijver vermeld vinden als scheepsreeder, althans als

i) Hierachter, bl. 45; vgl. bl. 279.

XIII

iemand in het bezit van scheepsparten i), en een „cozijn" Hendrik de Liefde, een Rotterdammer 2). Die Ouger Jacobsz. duikt in Hoorn op, niet te Amsterdam, en is dus zoo goed als zeker een oom van vaderzijde, zoo- dat de vader van onzen zeeman Pieter Jacobsz. zal hebben geheeten. De oom is in de geschiedenis van Hoorn zeer goed bekend. Toen Prins Maurits 5 October 16 18 het Remontrantsch bestuur door een Contra-Remon- strantsch verving, werd bij een der vier nieuwe burgemeesteren, welke waar- digheid hij wederom in 1619, 1621, 1624, 1625 en 1628 bekleedde, terwijl hij in 1620 schepen was en in 1626 en '27 afgevaardigd in Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier 3) ; ook was hij sedert 1 6 1 8 bewindhebber ter kamer Hoorn van de Oost-Indische Compagnie. Daar het maatschappelijk karakter der verandering van 16 18 ongetwijfeld hierin bestond, dat eene oudere stedelijke aristocratie door lieden van jonger vermogen en aanzien werd verdrongen, hebben wij ons dus de betrekkingen van David Pietersz. de Vries aldus voor te stellen, dat hij veiwant was zoo niet aan de allereerste, dan toch aan de daarop onmiddellijk in aanzien volgende familiën der stad 4). Het maatschappelijk bedrijf van dezen kring schijnt voornamelijk bestaan te hebben in de Straatschipperij, die omstreeks 15 90 was begonnen en voor een zeer aanzienlijk deel werd uitgeoefend door schippers van Hoorn, die de voor deze vaart meest geschikte schepen, de fluiten, het eerst hadden aangebouwd 5). Als schipper naar de Straat te varen, noemt de Vries voor „zwagers of kinderen uit gequalificeerde huizen" een eervol be- drijf, maar voor kapitein op een lands schip van oorlog acht hij zich te goed 6 ).

Die schipperij naar de Straat (d.w.z. naar de Middellandsche Zee) is niet op eenmaal uit het niet ontstaan ; reeds vóór 1590 had uit Hoorn een le- vendige vaart op de havens van Frankrijk en Spanje plaats, en wij zullen dan ook, hoewel het nergens uitdrukkelijk gezegd wordt, ons den vader van de Vries het best hebben voor te stellen als een schipper.

Zijne ouders vermeldt hij nergens als nog in leven. Wel zijn schoon va-

i) Hierachter, bl. 37.

2) Hierachter, bl. 155.

3) Lijsten achter Velius.

4) Of die misschien weder tot aanzien gekomen waren. Een Jacob Ougersz. komt als schepen voor in 1537 en 1541.

5) VeHus op 1590 en 1595.

6) Hierachter, bl. 63.

XIV

der, wiens naam hij niet noemt, doch dien de secretaris van Prins Maurits, Junius, zegt „wel te kennen en van een oud Hoornsch geslacht te wezen", i) Junius zegt dit in 1622 als de Vries terugkeert van een in Juni 1620 aange- vangen reis; het huwelijk is dus óf tusschen Augustus 16 19 (terugkeer van de vorige reis) en Juni 1620, óf vóór Augustus 16 18 (aanvang der eerste beschreven reis) gesloten. Over zijne vrouw of kinderen wordt overigens nergens in het boek iets verteld, maar wij moeten aannemen dat zijne vrouw in leven bleef, immers na zijne vele reizen komt hij altijd weder te Hoorn „nae huys". De schoonvader, zegt de Vries, was in Maart 1624 wegens Hoorn ter dagvaart van Holland afgevaardigd. 2) Comparanten wegens die stad ter dagvaart die 28 Februari 1624 aanving en 3 April daar- aanvolgende eindigde, waren Mr. Jan van Neck en Simon Cornelisz. Huygh, terwijl na eenige dagen ook nog verscheen Claes Cornelisz. Veen. Blijkens eene later aan te halen resolutie der Negentienen van 30 Maart 1624 is Huygh de schoonvader van de Vries geweest, terwijl ook Veen tot zijne maagschap behoorde. Simon Cornelisz. Huygh komt het eerst op de regeeringslijsten voor in 16 18, als een der nieuwe vroedschappen van dat jaar. Claes Cornelisz. Veen wordt vermeld in 1598 het eerst als schepen en in 16 13 het eerst als burgemeester.

Het is niet aan te nemen, dat de reis van 16 18, reeds als schipper van een eigen schip, en op zes-en-twinlig jarigen leeftijd ondernomen, de Vries' eerste zeereis zou geweest zijn. Natuurlijk zullen er andere aan zijn voor- afgegaan, waaraan hij deelnam in bescheidener qualiteit, maar van deze vernemen wij niets, dan dat hij „van kindsbeenen af de koopmanschap (zoo hier als in Frankrijk) bij der hand gehad hadde, en daar wel in ge- oefend was." 3) Daar het boekje blijkbaar is samengesteld met gebruik van oude ^elf gehouden journalen, mogen wij aannemen dat de reis van 16 18 de eerste is geweest waarbij hij zelf een schip voerde en journaal hield. Tenzij de David Pietersz., van wien de kamer Amsterdam der Noordsche Compagnie 9 Juli 1617 aan de kamer Enkhuizen bericht, dat zijn schip het eenige is dat nog niet bij Jan Mayen-eiland is aangekomen, 4) onze David Pietersz. de Vries is geweest, wat niet onmogelijk is : aan de

I

i) Hierachter, bl. 63.

2) Hierachter, bl. 67.

3) Hierachter, bl. 20.

4) Kernkamp, Stukken over de Noordsche Compagnie, in Bijdr, en Meded. Hist. Gen. XIX, 362.

XV

Nüordsche walvischvaart hadden Hoornschereedersen Hoornsche schip- pers deel, en later blijkt de Vries aan een der voornaamste bestuurders der Noordsche Compagnie, Samuel Godijn, oude kennis te hebben.

Wij zullen thans de Vries' zeemansleven, voor zoover hij het ons in zijn boekje onthult, in zijn verschillende deelen nagaan.

Eerste reis, 20 Aug. 161 8 26 Aug. 16 19, naar de Middellandsche Zee (bil. 3 20). Het schip, een nieuw gebouwde Straatvaarder van 200 last, bemand met 18 koppen, en voerende 8 stukken geschut, is eigendom van de Vries i), die op de uitreis door twee Amsterdamsche kooplui, Daniël Colpijn en Pierre Jan Bonoeyt ^), bevracht wordt. Alle schepen, die zich in de Middellandsche Zee waagden, moesten op een gevecht met de Alge- rijnen of andere zeeroovers (onze schrijver noemt ze allen „Turken") toe- gerust zijn. De Vries was het zeer onvoldoende; eene vloot Straatsvaarders, die hij in Texel aantreft, weigert hem „in compagnie" te nemen, daar zij ieder 18 of minstens 16 stukken voeren. Hij „beveelt het dus God Almach- tig" en gaat er alleen op uit. Te Plymouth koopt hij er nog twee stukken bij, neemt er een barbier en een trompetter aan, en voegt zich bij eene vloot Engelsche Straatvaarders. In November is hij te Genua, zijne be- stemming, en lost zijn schip ; waarin de lading bestaan had, wordt niet vermeld. Het blijkt gedurig dat dergelijke Straatvaarders zich volstrekt niet tot heen- en terugreizen van Nederland naar Genua, Livorno of een andere haven bepaalden, maar zich ook ter beschikking stelden van Italiaansche en andere kooplieden voor het verkeer tusschen Middelland- sche Zee-havens onderling. Aldus de Vries die zich, in gezelschap van een schipper uit de Rijp, door een Genuees laat aanwerven om eene vracht koren uit den lonischen archipel te halen.

Na bij Ithaca een gevecht met Turksche galeien bestaan te hebben, is de Vries in April 161 9 te Genua terug. Hij neemt vervolgens op deSpaan- sche kust eene lading zout en stukgoederen in, en komt daarmede in Augus- tus 16 19 in het vaderland terug. De beide Amsterdamsche kooplieden die hem op de uitreis bevracht hadden, bieden hem aan voor gezamenlijke re- kening een grooter schip te laten timmeren dat beter van defensie is, en

1) En eenige anderen (zie bl. 20); gewoonlijk werden de schepen in parten bezeten. De Vries zelf bezit parten ook nog in een ander schip (zie bl. 43).

2) Zal te lezen zijn Daniel Colpin en Pierre Jean Benoist. Blijkbaar stonden zij in enge verbinding met een kantoor te Genua, dat de Vries niet met name noemt.

XVI

waarmede zij hem eene nieuwe reis zullen laten doen „als schipper en koop- man", d.w.z. niet enkel om eene lading aan een opgegeven adres te bezor- gen, maar om zelf handelstransacties te verrichten. De Vries slaat toe en met bewilliging van de „vrienden", zijne familieleden zeker die zijne me- de-eigenaars zullen zijn geweest, wordt op zijn oude schip een kennis ge- plaatst.

Tweede reis, lo Juni 1620 8 Sept. 1622, naar Newfoundland, de Mid- dellandsche Zee en over land terug (bl. 23 63). De nieuwe opdracht houdt iets in wat volgens de Vries nog niet „gepractiseerd" was geweest: op de kust van Newfoundland van de (Engelsche, Fransche, Baskische) visschers gedroogde kabeljauw te koopen en die in Italië van de hand te zetten. Dit programma wordt zonder bezwaar uitgevoerd. Dereis van New- foundland naar de Middellandsche Zee wordt ondernomen „in compag- nie" met Engelsche en Fransche schippers. Na het passeeren van de straat van Gibraltar levert de Vries met eenige andere koopvaarders slag i) aan acht Algerijnsche roovers, die zij op de vlucht drijven; de aanvoerder der Algerijnen, een Hollandsch renegaat, vroeger in dienst geweest van den beruchten Simon Danser en bij ons zeevolk als „de Veenboer" algemeen bekend (te Algiers heette hij Soliman Reis), kwam in dit gevecht om. Na zijn visch gedeeltelijk in Spaansche havens te hebben gesleten, en de rest aan de Genueesche correspondenten zijner Amsterdamsche reeders te hebben afgeleverd, oefent de Vries weder vrachtvaart uit voor Genueesche rekening; hij vervoert soldaten van Genua naar het tegenover de Alge- rijnsche kust gelegen eiland Tabarca, dat aan het Genueesche kantoor der Lomellini's behoorde, en brengt tarwe van daar naar Genua terug. Daar onderwijl het Bestand verstreken is, weigert vervolgens de Vries het aan- bod eene. lading naar Napels te vervoeren, en besluit, liever langs de kust stukgoederen te zoeken en zoo naar Holland terug te keeren. Onderweg, te Toulon, laat hij zich aanwerven om met zijn schip den koning van Frank- rijk te dienen tegen „den Turk". Als daarna blijkt dat men hem niet tegen den Turk gebruiken wil, maar tegen de Hugenooten van La Roebelle, weigert de Vries, en gaat weer op vracht uit. Voor de Rhónemonding zal hij tarwe laden voor rekening eener Italiaansche firma te Lyon en die naar Venetië brengen, doch daar in Zuid-Frankrijk burgeroorlog ontstaat (op- stand van Gaspard de Coligny, comte de Chatillon, tegen het koninklijk

i) De Vries voerde ditmaal 14 stukken (bl. 31), 31 koppen (bl. 47).

XVIÏ

gezag) blijft de lading lang uit en krijgt de Vries met zijn bevrachter geschil over de betaling zijner ligdagen. Het eind is dat het reeds ingeladen koren weder wordt gelost en de Vries de ligdagen worden betaald. Onderwijl komt bericht dat de Amsterdamsche mede-eigenaars van zijn schip, Colpin en Benoist, zijn overleden. Hunne Genueesche correspondenten willen hem nogmaals naar Napels zenden, en achten het schip bekwaam, „om den koning van Spanje te dienen'*, een voorstel dat door de Vries ver wegge- worpen wordt. Wel wil hij hun het schip verkoopen, mits zij hem borg stellen „voor die van Amsterdam haer part." Aldus geschiedt en de Vries reist over land naar het vaderland terug, langs Orange (waar hij een brief van den gouverneur medeneemt om aan Prins Maurits te bestellen), Lyon, Parijs en Dieppe, en van daar te scheep naar Rotterdam. In den Haag vindt hij den Prins niet daar deze „na Bergen op Zoom is om hetselve te ont- setten," maar geeft den brief af aan den secretaris Junius. Als deze ver- neemt dat de Vries een oogenblik in dienst van den koning van Frankrijk is geweest, moedigt hij hem aan liever dienst te nemen bij de Admiraliteit van het Noorderkwartier: zijn schoonvader zal hem zeker daaraan kunnen helpen. De Vries is echter meer gezind, „de wereld te bezichtigen" en acht zijne geboorte voor oorlogskapitein te goed.

Derde reis, Maart 1624 October 1625, naar La Roebelle (bl. 67 77). De Vries blijft na zijne tweede reis te Hoorn en geneert zich met schepen „op de koop" te laten timmeren. In het begin van 1624 vat hij het plan op, met een klein scheepje van 100 last de visscherij en pelterij handel te gaan beproeven op de kust van Canada, doch vreest chicanes van de inmiddels opgerichte West-Indische Compagnie, op grond van art. i van haar octrooi. Hij gaat dus eene compagnieschap aan met eenige kooplieden te La Roebelle en voorziet zich *van een Franschen commissiebrief. De West-Indische Compagnie laat werkelijk op het schip beslag leggen, waartegen hij zich in den Haag met be- hulp van zijn schoonvader verweert. De juiste loop dezer zaak is uit het archief der W. I. Compagnie en dat der Staten-Generaal i) geheel na te gaan. Zij blijkt zich ongeveer te hebben toegedragen zooals de Vries verhaalt 2).

i) R. A., W. I. C. (Oude Compagnie) i ; St.-Gen. 573 en 5770.

2) De datums in het volgende wijken van die van het boekje af, daar de Vries in dit gedeelte van zijn verhaal den ouden stijl gebruikt (ook in het gedeelte over Oost- Indië).

2

XVIII

Wegens de moeilijkheden die de erkenning van het octrooi der W. I. C. in de steden van het Noorderkwartier ondervond (voortspruitende uit het bekende geschil wegens de insluiting der zoutvaart), had de Vergadering van Negentienen, te Amsterdam bijeen, 27 Maart 1624 drie harerieden naar die steden afgevaardigd, „om te procureren dat de placaten van het Octroy met de ampliatien van dien in die steden oft plaetsen daer die al- daer noch niet en mochten gepubliceert wesen sonder langer dilaydoor de magistraten mochten gepubliceert worden, met beloften om de contraven- teurs van dien conform de voorsz. placaten te straffen". Deze afgevaar- digden berichten 29 Maart uit Hoorn het volgende :

Alsoo wy ons desen morgen hebben getransporteert ter vergaderinge der E. Heeren Bewinthebberen deser stede, ende nae verscheyden dis- coursen haer E. openinge gedaen, verstaen te hebben dat alhier werde toe- gemaekt seecker schip van meninge te gaen naer de Verginies, onder cog- noissementen van Vranckrijck, willende medenemen goede timmerluyden ende scheepstimmerluyden, om aldaer magasijn, huysen ende schepen te maecken, om elders in de limitenvant Octroy te gebruycken, desen dan een saecke van groote consequentie schijnende te wesen, met malcanderen raetsaem geacht de magistraten van Hoorn te embrasseren, twelck wy voorts hebben gedaen ende nae wijtluftige openinge haer E. versocht, als justiciers ende executeurs vande genomene resolutien, ons in desen te mainctineren, als sijnde gepractiseert tegens het Octroy ende ampliatie van dien ; waerop gerespondeert, ons daertoe sonder twijffel wel te mogen verlaten, ende met preadvys van ons geresolveert, den schipper (sijnde besich omt schip uyt te brengen ende voorts t'seyl te gaen) te ontbieden, hem aff te eyschen inventaris vant schip ende alles wat daer inisoffcomen sal. Den schipper desen alsoo in onse absentie voorgestelt, heeft sulcx ge- weygert, seggende naer Vranckrijck te willen gaen, willende weten wie 't hem dede, met dreygementen te willen clagen, gelijckoffden Coninck van Vranckrijck inde corone vvaere getast. De Heeren Burgemeesteren hem alsoo weygerachtig vindende, seyden dat hy alsdan werde gearresteert, ter tijt in dese contentement was gedaen, waer off hy protest heeft gedaen, ende versocht acte vant arrest ; hebben nodich geacht sulcx uyt naeme ende van wegen de Heeren ter vergaderinge der XlXe te laten geschieden. Dewijle wy dan tot desen expres niet sijn gelast, versoecken UE. advis, ofte het gedane arrest sal continueren, ende wat wyders daer inne te doen sal sijn. De Heeren hebben haer te verseeckeren dat seeckere loffwaerdige

XIX

persone hier is, dien onlangs een aenpart van 'tselve schip is gepresenteert, wel wetende dat hierende tot Amsterdam enige Reeders wonen ; derhalven (onses erachtens) nodich uytgevoert te worden om een exempel te insti- tueren, ende anderen die denselven ganck willen gaen, daerdoor werden gediverteert". Een P.S. meldt dan nog: „Naet sluyten van desen heeft den gearresteerden schipper ons doen arresteeren, ende tegens morgen gedaecht, waertegens wy ons sullen sien met exceptien te behelpen, ende andersints ter tijt naeder last ende advis van U.E. sal gecomen sijn". Den posten Maart komt deze brief bij de XIX ter tafel en komen er ook andere mededeelingen los : de bewindhebber Godijn weet te vertellen „dat den commis genaemt is Jan Gijsen, sijnde op de herfst eerst uyt de Virginias gecomen voor reeckeninge van Lambert van Tweenhuysen i) en Compag- nie, ende dat het coperwerck gemaect is op de Nieuwendijck in de Coper- meulen, welck coperwerck nergens anders dan op de Virginias dienstich is," en de bewindhebber Menten, „dat den schipper genaemt is David Pie- tersz.;" anderen weer.dat Gommer Spranger,bewindhebber,en Pieter Ranst, hoofdparticipant ter kamer Amsterdam der W.I.C., er nog meer van weten. Deze heeren worden geroepen en Spranger genoodzaakt een brief, dien hij over deze zaak ontvangen heeft 2), over te leggen ; hij weet tevens te zeggen „dat den schipper van dat schip tegen woordich hier in stadt was; dat sijn schoonvader is de heer Symon Huych aldaar tot Hoorn wel president ge- weest hebbende ofte noch sijnde 3), ende dat de heer Cornelis Veen 4) van sijn maechschap was". Pieter Ranst verklaart alleen van de zaak te hebben hooren „discoureren, sonder eenige meerder bescheyden te hebben". De vergadering besluit, van de zaak kennis te geven aan de Staten-Generaal, te Hoorn bij het gedane arrest te doen volharden, en te Verzoeken dat de schipper en zijn volk onder eede zullen mogen worden gehoord. De brief aan de Staten-Generaal houdt buitendien de mededeeling in, dat men ver- staat „dat int selve Noorderquartier seer sterck op Westindien wertgeequi- peert;" de gecommitteerde die vanwege de Staten-Generaal de vergade-

1) Groot reeder te Amsterdam ; collega van Godijn in de Noordsche Compagnie en die ook deel had gehad aan het begin der vaart op Nieuw-Nederland.

2) Het stuk is niet in de notulen geinsereerd en ook daarbuiten niet voorhanden.

3) Dit is niet juist: Huygh was zelfs nog geen burgemeester geweest; alleen in 1619 schepen.

4) Aldus de notulen; bedoeld is echter Claes Cornelisz. Veen hiervóór, blz. XIV genoemd.

XX

ring der XIX bijwoont, Schaffer, reist Zondag 31 Maart naar den Haag en verzekert „dat het schip te Hoorn by een Fransman geëquipeert sijnde, opte manieren ende met deselve coopmanschappen geladen is, als geladen werden de schepen voor Westindien". Den isten April ontvangt de verga- deringvan XIX bericht uit Hoorn van den advocaat x\llard de Groot, „dat het schip door last van de Heeren Burgemeesteren aldaer binnen de haven sal bly ven tot naerder bescheyt van dese vergaderinge" ; uit de resolutie blijkt al verder, dat het schip genaamd is den Coninck David\ een naam, waarvoor de Vries blijkbare voorliefde heeft gehad i) Den 2 den April wordt in de Staten-Generaal de brief der XIX gelezen, „waerop gedelibereert ende verstaen sijnde dat den voorsz. schipper naer Amsterdam is vertrocken om met die vande W I Compaignie t' accorderen, is goetgevonden d' uyt- compste daervan aff te wachten." Den 3den verschijnt in de vergadering der XIX „schipper David Pietersz van Hoorn, doende deselve door notaris Sybrant Cornelisz. insinueren ende affvragen hare meyninge nopende 't aennemen van sijn schip met syne gereetschap, gevolch ende aencleven van dien, off sy dat begeren sooals dat den eygenaer cost met den interest van syn uytgelegde penningen, off bij taxatie sooals dat nu te hans waerdich is aen te nemen, ende daerbenevens den eygenaer costeloos ende schade- loos te houden soo vant bootsvolck als andere oncostenby hem tot de voya- gie gedaen, mitsgaders des schippers verleth ende versuym, opdat de schip- per de rechte meninge van dese vergadering verstaen hebbende hem op alles wel soude mogen beraden ende rapport doen dengenen dietaengaet"; ondertusschen protesteert hij „van alle costen, schaden ende interesten airede gehadt ende noch te lyden. Waer op gedelibereert sijnde is geresol- veert ende hem geantwoort dat de saecke airede in rechte betrocken is, ende van meninge sijn die in rechte voorts te bevorderen." Als men echter te Hoorn den commies en schipper wil „examineren", blijken de. e uit de stad te zijn, „de timmerluyden in de Rijp ende Graft, den stuurman met het volck meest alle absent", zooals de advocaat de Groot aan de XIX bericht. Uit eene resolutie der Staten-Generaal van 6 April blijkt het vervolg der zaak : „Gelesen sijnde de requeste 2) van David Pie- tersz., schipper, daerby deselve versoeckt dat de Bewinthebberen die sijn schip te Hoorn hebben gearresteert, onder pretext dat hy eenige waren

i) Vgl. hierachter, blz. 187. 2) Niet meer aanwezig.

XXI

geladen soude hebben die nergens anders gebeneficieert connen werden als opt Nieuw Nederlanti), geordonneert mochten werden schip endegoet cost-ende schadeloos te relaxeren, is verstaen dat deselve [requeste] ge- sonden sal werden aen de Vergaderinge van Negenthienen met verma- ninge de differenten ten besten doenelijck affte handelen, 't sybycopinge vant schip, stellinge van cautie ofte eenige andere amiabele compositie, om nyet t' incurreren in eenige disputen mette Francoysen, die inden aenvanck vande Compaignie beter dienen gemijdt te werden." De XIX, die blijkbaar het gunstige jaargetij voor de Vries willen doen ver- loopen2), haasten zich niet. Den i8den April besluiten zij, „den voor- noemden schipper op het ernstichste scherpelijck te zullen voorhouden de kennisse die dese vergaderinge presuponeert van sijn voorgenomen voyagie te hebben, doch om de saecke te faciliteren, dat dese vergaderinge te vreden is 't schip uyt het arrest te ontslaen, mits dat hy David Pietersz. binnen deze stadt goede suffisante borge stellen sal, dat hy met sijn schip, volck ende ingeladen goederen niet en sal gaen noch varen binnen de li- miten van het Octroy." De Vries wordt binnengeroepen en antwoordt „op het eerste, dat de Besschaysche bijlens) tot Rochel waren, alwaer oock eenige van sijne reeders woonden, comende hem selven de helft vant schip toe; dat de Bascus4) op de visscherye van Nova Franciaofte Canada gehuert waren; ende nopende het tweede, dat hij tot Rochel gecomen sijnde soude moeten gaen nae sulcke plaetsen, als hem van syne reeders dan soude geordonneert werden." Verder is de zaak in de resolutiën niet vermeld, maar van de Vries zei ven vernemen wij, dat hij met groote schade zijn volk moet afdanken, het scheepje aan de kamer der West-Indische Compagnie op de Maze verkoopt, en naar La Roebelle vertrekt. De Bas- kische visschers die reeds voor de reis waren aangenomen, haalt hij af te Bayonne en koopt er een ander schip. De reis zal nu eerstin het voorjaar van 1625 worden ondernomen, maar als de Vries zeilree ligt, breekt te La Ro- ebelle de opstand van Benjamin de Rohan, seigneur de Soubise uit, die zijn

i) Hiervan verneemt men nu voor het eerst. Vroeger heette het steeds Virginië ; de Vries zelf zegt Canada.

2) Hierachter, bl. 67. Dat de brief, dien de Staten-Generaal 6 April 1624 aan de XIX overeenkomstig hunne resolutie van dien dag schreven, een open brief zou zijn geweest, blijkt uit de minuut geenszins, en uit de resolutie van de XIX van 18 April blijkt bepaaldelijk het tegendeel.

3) Niet eerder in de resolutie vermeld.

4) Baskische visschers.

XXII

schip voor den dienst van „de Kercke van Vrankrijck" aanslaat. De Vries berust er in : „dit was een werck, als onze voorouders tegen den Grave van Bossu uyt liefde gedaen hadden voor die van de Religie". H ij neemt nu aan de krijgsverrichtingen deel, en komt dus tegenover zijne landsluiden van het eskader van Willem de Zoete, gezegd Haultain, en Willem van Dorp te staan, waarmede de Staten-Generaal hun bondgenoot, den koning van Frankrijk, ondersteunen. In het gevolg van Soubise ontkomt de Vries met zijn schip uit de haven van La Roebelle, en bereikt het Verkeerde Kanaal. In Ierland neemt hij vervolgens vracht naar Venetië aan, maar wordt in het gezicht der Engelsche kust door storm beloopen, ziet van de reis af en keert terug naar het vaderland, waar hij een ander schipper op zijn schip zet. Het varen, zegt hij, ging hem tegenstaan, „want de Duynkerkers wier- pen het volck datse kreghen over boort, waerin ick niet veel sin had, om door haer handen in zee te verdrencken".

Vierde reis, Maart 1627 Juni 1630, naar Oost-Indië (bl. 81 144). Over de aanleiding, die de Vries bewoog eene reis te doen in dienst der Oost-Indische Compagnie, laat hij zich nergens uit. Wij weten dat zijn oom bewindhebber was der Hoornsche kamer. De redenen, die hem in 1625 den lust in de gewone vrachtvaart hadden doen verliezen, bestonden zeker nog evenzeer, en eene Oost-Indische reis werd zoo voor den naar avontuur ver- langenden man vermoedelijk een welkome afleiding.

De expeditie van 1627 was van meer dan gewoon belang, doordat zij, tegen den zin der Engelschen, Coen naar Batavia terugvoerde. Deze om- standigheid kan echter op de Vries' besluit niet van den geringsten in- vloed zijn geweest : immers evenmin als iemand aan boord van zijn schip i) wist hij aanvankelijk dat de Generaal op de vloot was. Eerst toen men Ma- deira naderde, herkenden hem de maats, staande op de Gallias waar men toen vlak naast zeilde 2). Nog was de expeditie van 1627 merkwaardig we- gens het terugvoeren van het gezantschap, dat Shah Abbas I van Perzië aan de Staten-Generaal gezonden had 3). Onderweg kreeg men groote moeite met den gezant, die verlangde onmiddellijk naar Suratte gebracht te worden in plaats van naar Batavia 4).

i) Het Wapen van Hoorn, 300 last, 20 stukken, 271 koppen.

2) Hierachter, bl, 84. Vgl. over de omstandigheden van Coen's tweede generaal- schap uitvoerig de inleiding van het vijfde deel van De Jonge's Opkomst.

3) Zie Heeres, Corpus Diplomaticum Neerlando-Indicum I, 246.

4) Hierachter bl. 96, vgl. bl. 108,

XXlII

In de Tafelbaai, waar men i6 Juli 1627 voor anker kwam, liepen eenige dagen later ook vijf Engelsche schepen binnen, die eveneens op weg naar Indië waren. Deze verschijning bracht eenige ongerustheid te weeg, daar juist de achttien maanden verstreken waren, gedurende welke krachtens het verdrag van Southampton (September 1625) de brieven van represaille, door Engeland tegen de Nederlandsche O. I. Compagnie verleend, in hun werking zouden blijven geschorst i). De Engelschen ondernamen echter geen vijandelijkheden, waarop Coen met een drietal schepen den 2 2sten juli naar Batavia vertrok, het schip van de Vries en nog een ander (de Vianen) aan de Kaap achterlatende, om op het herstel der aan land gebrachte zie- ken te wachten. Den 3osten juli vertrokken hierop de Engelschen naar Suratte, den yden Augustus de Vries en zijn makker naar Batavia. De 73 aan land gebrachte zieken werden hersteld weder opgenomen, verkwikt door de groente die „in abondantie" aan de Kaap was aangetroffen. Op weg naar Batavia verviel men op de Australische kust (Eendrachtsland), die men op eenige mijlen afstands waarnam. De beschrijving die de Vries er van geeft 2), komt bijna woordelijk overeen met een door Prof. Heeres uitgegeven brief van den opperkoopman aan boord van zijn schip, J. van Roosenbergh, aan de Bewindhebberen van 8 Nov. 1627 ; de Vries schijnt dus een afschrift dier missive voor zich gehad te hebben, toen hij jaren la- ter zijn boekje samenstelde.

Den 29sten September werd de Zuidkust van Java gezien, en den 13 den October was men voor Batavia op de reede. In November wordt de Vries als vice-commandeur bij eene scheepsmacht ingedeeld die de Engelschen het verkeer met Bantam moet beletten 3) ; in December is hij te Batavia terug, en wordt bij acte van i Febr. 1628 tot opperkoopman bevorderd. Hij woont het begin van het eerste beleg van Batavia bij, maar wordt 30 Au- gustus 4) naar de kust van Koromandel gezonden om daar in den handel te

i) De Jonge, Opkomst V, bl. XII; vgl. hierachter bl. 95.

2) Hierachter, bl. 102 103.

3) Het „contract"' van 1619, door de Vries op bl. iii hierachter aangehaald, is het bekende groote tractaat met de Engelschen, vermeld bij De Jonge, Opkomst IV, bl. CXXIV vv. Over de aanwezigheid van Pieter de Carpentier te Londen in 1630 (hierachter bl. 140) en vervolgens zie De Jonge V, bl. XCVII.

4) Bij de Vries 20 Augustus. Hier blijkt duidelijk het gebruik van den ouden stijl, daar hij anders het begin van het beleg (22 Aug. nieuwe stijl), niet had kunnen bijwonen. 2 Aug. op bl. 117 hierachter, regel 3 van boven, moet druk- of schrijffout van de Vries zijn voor 12 Aug. (oude stijl). Vgl. De Jonge V, bl. LXXV.

XXIV

worden gebruikt. Nadat zijne medegebrachte lading te Masulipatnam gelost is, wordt hij noordwaarts op gezonden om langs de kust van Orissa rijst in te koopen. Hij maakt bij deze gelegenheid kennis met vele nieuwe zaken en personen : Moorsche gouverneurs, Indische goochelaars en danseressen en godenbeelden ; hij ziet eene Jentiefse" weduwe zich in het vuur stor- ten, i) Het Rijksarchief bewaart, in de verzameling uit Indië overgekomen brieven en papieren, de afschriften van drie brieven, door hem gedurende deze handelsreis aan de opperhoofden der loge te Masulipatnam, Maarten van Rossen en Barend Pietersz., gericht 2). De voorstelling der moeilijk- heden, in den rijstinkoop ondervonden, is in die brieven dezelfde als in den tekst hierachter. Zeer zonderling is de bewering van de Vries hierachter, bl. 124, dat hij de Ganges zou hebben bereikt; zij bewijst dat de geografie van het door hem bezochte gedeelte van Voor-Indië onzen vriend, toen hij zijn boekje schreef, niet helder meer voor den geest stond.

Den i2den Febr. 1629 is de Vries voor Masulipatnam terug, en neemt daar en te Paliakatebij zijne rijst eene lading kleedjes voor Batavia in, waar hij den laatsten dier maand aankomt. In April wordt hij nogmaals naar de kust van Koromandel uitgezonden ; hij vervalt op Ceilon, wisselt schoten met de Portugeezen van Negapatnam, doet op de heen- en op de terugreis de Deensche vestiging te Tranquebar aan, en is 29 September voor Batavia terug, waar hij, in plaats van den overleden Coen, Jacques Specx als Gene- raal vindt. Ware de Vries nog langer in dienst gebleven, hij zou naar Jambi gezonden zijn, maar, „harde met de loop ghequelt," ziet hij tegen een ver- blijf op die voor ongezond geldende plaats op en verzoekt te mogen repa- trieeren, hetgeen Specx hem toestaat. De reis naar het vaderland heeft plaats op het schip de Gallias^ behoorende tot de retourvloot onder com- mando van Pieter van den Broeck, waarmede ook de weduwe van Coen terugkeerde.

De orde op het schip aan welks boord zich de Vries bevind laat alles te wenschen over: de kapitein, die gewoon was zonder „compagnie" op

i) De „duivel vol horens op zijn kop" van bl. 126 is zeker wel een Ciwa-beeld geweest, waarvan, in het halfduister van den tempel (vgl. bl. 125), de armen voor horens zijn aangezien. Een god met horens op het hoofd komt in de Indische mythologie niet voor.

2) Van 12 en 28 Oct. en 13 Nov. 1628 (nieuwe stijl); uit de vergelijking van hun inhoud met den tekst van het boekje blijkt weer ten duidelijkste, dat het boekje hier den ouden stijl volgt.

XXV

de kust van Guinee te varen, schikte zich niet onder een commandeur. Voorbij Sint-Helena dwaalt het schip van de vloot af; het komt terecht in het Verkeerde Kanaal, en bereikt door de lersche Zee en benoorden Schotland om het vaderland, i)

Het gedeelte van het boekje aan deze Oostindische reis gewijd, behoort zeker niet tot de belangrijkste. Veel opmerkelijks heeft hij er niet meege- maakt, en de herinnering aan de geheele episode was blijkbaar, toen hij zijn leven te boek stelde, eenigermate verbleekt. De Vries' naam behoort aan de geschiedenis der West-Indische Compagnie; in die der Oost-Indi- sche vervult hij geene plaats van eenige beteekenis.

Vijfde reis, naar West-Indië, de Zuid-Rivier, Virginië en Nieuw-Neder- land, 24 Mei 1632 24 Juli 1633 (bil. 147 183). Twee maanden na zijn terugkeer uit Oost-Indië ontmoet de Vries te Amsterdam den bewind- hebber der W. I. Compagnie, Samuel Godijn, die hem opneemt in eene combinatie tot het vestigen eener kolonie aan de Zuid-Rivier (de Dela- ware) in Nieuw-Nederland.

De lust tot het vestigen van dergelijke „patroonschappen" was aanvan- kelijk na de verleening der „Vrijheden en Exemptiën" van 7 Juni 1629 bijzonder groot. De Compagnie, die zelf met het bevolken harer bezittin- gen weinig succes had, was tot den radicalen maatregel overgegaan, aan ieder, die op zich nam binnen de vier jaren op zijn eigen kosten vijftig volwassen kolonisten in te voeren, uitgebreide bezits- en bestuursrechten toe te staan in eene hem door haar over te laten streek lands, onder bepa- ling dat in de eerste tien jaren van de kolonisten geen belasting zou wor- den geheven. Reeds 13 Jan. 1629 hadden de bewindhebbers Samuel Go- dijn, Kiliaen van Rensselaeren Samuel Blommaert aan teekening verzocht, dat zij, voornemens zijnde daar koloniën te planten, de personen van Gilles Houset 2)^ varensman, en Jacob Jansz., kuiper, naai Nieuw-Neder- land zouden zenden om omtrent hunne bevindingen verslag te doen 3). Achtereenvolgens kwamen zich nu als patroons aanmelden de bewindheb-

i) Met „trif" op bl. 144 zal eerder het rif van Borkum, dan dat bewesten Jutland zijn bedoeld.

2) Hierachter, bl. 251, Oset genoemd.

3) De Roever, Kiliaen van Rensselaer, in „Oud-Holland'' 1890. Vertalingen der origineelen door de Roever gebruikt, zijn thans naar men weet uitgegeven onder den titel van Van Rensselaer Bowler Manuscripts (Albany 1908). De „Vrijheden en Exemptiën'' aldaar, bl. 136.

XXVI

bers Michiel Pauw van Achttienhoven voor gebied aan de rivier van Sic- kenames i) (7 Juni 1629), Samuel Godijn voor den rechteroever der Zuid- Rivier (29 Juni, Pauw nogmaals voor het eiland Fernando Noronha (15 October), Albert Coenraetsz. Burgh voor het eiland St. Vincent (22 Octo- ber), Burgh nogmaals voor den linkeroever der Zuid-Rivier (i November), Samuel Blommaert voor de Versche Rivier (de Connecticut) ( 1 6 Novem- ber), Kiliaen van Rensselaer voor de beide oevers der Noord-Rivier (de Hudson) boven en beneden het fort Oranje (19 November), Pauw ten der- den male voor den rechteroever der Noord-Rivier tegenover Manhattan (10 Jan. 1630), Blommaert andermaal voor een van de eilanden St. Martin of Barbados (17 April), Godijn andermaal voor het eiland Tortuga benoor- den Haïti 2) (28 Aug. 1630); van Rensselaer nogmaals voor het door de Franschen verlaten He de Sable (een eindweegs beoosten Halifax op de kust van Nieuw- Schotland) (7 Nov. 1630). Aan de Kamer Zeeland hadden zich reeds eenige jaren geleden als patroons verklaard: Jan de Moor over Tabago en het Amazonengebied, Abraham van Pere over Berbice, Claude Prevost over Cayenne, Jan van Ryen over de Oyapoc, terwijl deze kamer zelve een posthouder Jan van der Goes had gezonden naar de Esseque- bo. 3) Vier van de vijf Amsterdamsche patroons, namelijk Burgh, Godijn, Blommaert en van Rensselaer, hadden, vóór zij zich als gegadigden aan de Compagnie opgaven, eene onderlinge overeenkomst gesloten, om de ontworpen koloniën voor gezamenlijke rekening te exploiteeren, elk onder directie van een hunner. Drie heeren zouden in iedere kolonie voor een vijfde participeeren, terwijl de vierde (de directeur) de overige twee vijfden voor zich behield en er het patroonsrecht uitoefende. Het blijkt dat som- mige van deze parten weer zijn onderverdeeld 4); zoo moet dan Godijn in de kolonie aan de Zuid-Rivier en die op Tortuga eenig aandeel aan onzen de Vries afgestaan hebben.

Omtrent de expeditie die nu in December 1630 werd uitgereed kan men, behalve bil. 147 148 hierachter, een memorie raadplegen, in 1633 door

i) Thans Thames River, ten oosten van de Versche Rivier of Connecticut.

2) In de noot hierachter, bl. 148, verkeerdelijk door mij met Tortuga benoorden Venezuela (dat op bl. 211 bedoeld is) verwisseld. Vgl. bijlage A achter de Roever's artikel.

3) Zie over het lot dezer Zeeuwsche plannen uitvoerig Netscher, Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, 53 vv., en voor Essequebo in het bij- zonder Harri'; en de Villiers, Storm van ' s-Gravesande (London 191 1) I, 146.

4) De Roever t. p. a., overdruk bl. 15; vgl. hierachter bl. 147.

XXVII

van Rensselaer aan de W.I. Compagnie ingediend ^). „In December 1630", zegt deze, „hebben sy remonstranten een schip van omtrent 150 lasten ge- naempt de Walvis geëquipeert, tselve geballast met alderley materialen van calck, steen en pannen, voegende daerby vier groote peerden, twaelf kalfdragende koyen, voorts verscheyden sloupen totte walvisvangeryea), alderley ammonitie, victualie endecargasoenen, ende over de 80 personen, costende te samen met het jacht de Salm, daer hier naer van sal gesprooc-

ken worden, over de vyftich duysent gulden Met dit schip ende volck

hebben sy in possessie genomen, beset ende gepopuleert het vruchtbare ende houtrijcke eyland van Tortuga gelegen aen de Noordwestzyde van Hispaniola, daerop stellende over de 25 weerbare mannen wel gemonteert, behalven het volck van de Fransman Francoys Roulant ende verscheyde negros, deselve met victualie, wapenen, ammunitie ende ander behoeften neffens behoorlijck instructie versien, alles vollegens het consent van de Camer van Amsterdam de dato 28 Augusti 1630, ende dat maer alleen voor eene reyse. Ende also de remonstranten zeer geerne naderhandt by haer versoeck van den 15 Martij 1632 hetselvewerck hadden gesecundeert ende vervolght ofte dat de Compaignie hetselve selver soud doen, hebben bij resolutie van den 25 dito niet anders connen obtineren dan dat haer- luyden deselve voyagie is affgeslagen, sonder dat het de Compaignie by handt genomen heeft, waerover dit schoone eylant in handen van de En- gelssen is vervallen 3), alle hare gedane oncosten verlooren, het volck ten deele verstroyt ende ten deele omgecomen sijn.... Met dit voorsz. schip de Walvis hebben sy oock int jaer 1631 de baye van de Zuytreviere in Nieu- Nederlandt in possessie genomen, de plaetze van hare colonie met 28 per- sonen beset, de walvisvangst ende bouwerije by de handen genomen, be- quame fortificatien gemaeckt, sulx dat in Julio van tselver jaer 4) haer koyen gecalft, haere landerijen besayt ende met een schoon gewas verciert ston- den, tot dat eyntelijck, door mis verstandt van haren commies 5), alle het volck ende bestialen jammerlijck sijn vermoort, daerby syluyden on-esti- meerlijcke schade hebben geleden, welcke schade sy remonstranten int

i) Bijlage A achter de Roever.

2) Waarvan Godijn groote verwachting had (zie bl. 147 hierachter). Hij behoorde vanouds tot de voornaamste deelhebbers aan de Noordsche Compagnie.

3) Die er in 1635 weder werden uitgedreven door de Spanjaarden (zie bl. 213 hierachter).

4) Toen de Walvis de terugreis aannam (zie hierachter bl. 148).

5) Gilles Houset. Vgl. hierachter, bl. 148, 156 en 251.

XXVIII

jaer 1632 met het vorige schip de Walvis oock gesocht hebben te repare- ren i), ende versocht dat haer de Compaignie de handt soude bieden, die haer daertoe met raedt noch daet hebben willen assisteren, maar by reso- lutie van den 26 April 1632 haer hebben geconstringeert niet meer als voor dryehundert guldens aen cargasoen mede te nemen, waer voor sy omtrent 200 bevers- ende ottersvellen hebben gecregen, ende veele meer souden becomen hebben van natiën, die noyt met de Compaignie hadden gehan- delt2), indien sy meer c?.rgasoenen hadden gehadt, waervan de Compaignie de recognitie van een gulden vant vel soude getrocken hebben, dat sy beyde nu moeten missen. Ende dat noch het onlydelijckste is, naer dat sy remon- stranten dese 205 vellen 3) alhier comende in handen van de Camer van Amsterdam hadden gestelt om haere recognitie daeraen te vinden, hebben deselve die onder hare vellen geworpen ende gemenght, ende alsoo tegen wil ende danck van de remonstranten onder haer goet vercoft, even oft alle het goet der Patroonen vryen buyt waere4) ... Verder heeft hy remon- strant in December 1630 het jacht de ^Sdj/wincompaignievantvoirsz. schip de ^'«j/z'/^f naer sijne geconsenteerde colonie het eylandt ^«.Söt^/^gesonden, hetselve jacht met volck, vivres ende alderley behoeften versien, omme 't voorsz. eylandt in possessie te nemen ende te populeren,also hetselve ledig ende by de Francoysen verlaten was, welcke jacht tot synen ongelucke ge- nomen ende binnen Duynkercken gebracht is."

Uit dezen tekst blijkt, dat de Vries omtrent de reis van 1 631 (waaraan hij niet persoonlijk deelnam), niet geheel nauwkeurig is. Uit zijn verhaal zou men opmaken, dat de Walvis het voor Tortuga bestemde volk niet aan land gezet heeft, omdat de daar gezeten Franschens) met welke men van te voren in betrekking was getreden 6), toen het schip daar aankwam reeds

i) Met de Vries als kapitein (hierachter, bl. 148).

2) Bij de „Vryheden en Exemptiën" van 1629 waren de patroons in Nieuw-Neder- land gehouden het stapelrecht van de Compagnie op het eiland Manhattan te erkennen en was hun de pelterijhandel verboden op zulke plaatsen, waar de Compagnie hare commiezen had. Elders was die vrij, mits van ieder vel aan de Compagnie een gulden betaald werd.

3) En dus geen „twee a vier," zooals de Vries bl. 183 zegt.

4) Uit het gevolg van van Rensselaer's memorie blijkt, dat ook de Compagnie aan de Zuid-Rivier vellen placht in te koopen, maar Van Reusselaer verzekert, van andere „natë" als de lieden van Godijn.

5) Zie bl. 148 hierachter, blijkbaar dezelfde als het door van Rensselaer vermelde „volck van Francoys Roulant". Er is mij verder niets van hem bekend.

6) Op welke wijze, blijkt nóch uit den tekst van Rensselaer, nóch uit dien van de Vries.

XXIX

„van de Spaensei) doot geslagen'" waren. Van Rensselaer zegt uitdrukke- lijk dat er wèl volk aan land gezet is, hetgeen ook blijkt uit de aanvraag van 1632 die hij aanhaalt.

Het moet van deze reis van 1631 zijn, dat het kaartje afkomstig is(no. 518 van Leupe's inventaris) dat ik hierachter tegenover bl. 154 heb doen reproduceeren. Het stelt den mond der Zuid-Rivier voor, en geeft aan waar het door de Vries vermelde „Swanendael" gelegen is geweest. De baai is hier Godijn's baai genoemd en de Zuid-Rivier Willems-rivier (naar den zoon van Frederik Hendrik), terwijl de namen derFriesche Nassau's, graaf Ernst en graaf Hendrik, aan andere in de baai uitmondende riviertjes zijn gegeven, en eene kil die langs de nederzetting Swanendael loopt, naar een der andere patroons den naam draagt van Bloemaert's kil ; dezelfde, die in de Vries' verhaal meermalen als Hoere-kil voorkomt 2). Hoewel de alge- meene vorm der baai vrij getrouw is weergegeven, blijkt zich het onderzoek van 1631 niet ver het binnenland in te hebben uitgestrekt.

Den naam Delaware, waaronder de Zuid-Rivier thans bekend is, draagt zij naar den eersten gouverneur van Virginië onder het charter van 1609, Lord de la Warr (Delavyare), die de baai waarin de Zuid-Rivier uitloopt, evenwel nooit bezocht heeft. Haar ontdekker was Hudson op de reis met de Halve Maen in 1609; Lord Delaware bereikte in 16 10 Virginië van West-Indië uit en is niet noordelijker, maar zuidelijker dan den mond der Chesapeake-baai aan land vervallen. De oorsprong van den naam is hierin te zoeken, dat juist een jaar na Hudson een Engelsch kapitein, Samuel Argall, op reis naar de Bermuda's in de baai verviel, en aan een punt iets benoorden kaap Hinlopen den naam gaf van kaap Delaware, welke naam nu in Virginië voor de baai en de daarin uitstroomende rivier eveneens in gebruik bleef 3).

Nadat dus haar eerste reis naar de Zuid-Rivier onvoordeelig is afgeloo- pen, besluit de compagnieschap van Godijn c. s. eene tweede te doen plaats hebben onder leiding van de Vries, doch eer deze vertrekken kan, komt bericht dat de geheele kolonie door de inboorlingen is uitgemoord. De reis heeft niettemin voortgang. Eene repopulatie der kolonie wordt

i) Van het nabijgelegen Hispaniola.

2) Een naam die zich gehandhaafd heeft: thans nog Whorekill-Road bij Lewes. Andere namen aan de Zuid-Rivier die zijn blijven leven zijn Timmerlui en Rieden- Eylandt (thans Timber Creek en Reedy Island).

3) Brodhead, 754.

XXX

niet beoogd, doch wel de uitoefening van wal visch vangst en pelterijhan- del, in de hoop de verliezen der eerste reis althans eenigermate goed te maken. De beide schepen waarover de Vries het bevel voert (de Walvis ^ benevens een jacht de Eeckhoorn)^ gaan 24 Mei 1632 uit Texel zeil, en zet- ten eerst koers naar de West-Indische eilanden, waarde Vries ter reede van St.-Martin zout inlaadt, om niet met ledige handen thuis te komen wan-- neer de walvischvangst in Nieuw-Nederland hem mislukken mocht. Den 6den December komt hij bij de ruïne van de nederzetting aan de Zuid-Rivier aan, waar de gebeenten der vermoorde menschen en dieren nog verstrooid liggen. Van het „revangeren" van den moord op de inboorlingen wordt afgezien, „alsoo sy op geen vaste plaetse en woonen". Hooger op, waar de Compagnie in 1623 een thans verlaten post had gebouwd, het fort Nassau (iets beneden de plaats waar thans Philadelphialigt), bleek de bevolking kort geleden ook een Engelsche sloep te hebben afgeloopen; de kleederen van hun slachtoffers hadden zij nog aan . De Vries weet goeden vrede met de in- boorlingen te houden, verruilt zijn cargasoen tegen pelterijen en „Turckse boontjes", schiet ook eenige wal visschen. Koren blijkt er niet te vinden; de wilden hebben het in hun onderlinge oorlogen „verdestruweert". Als ge- bleken is dat aan de Zuid-Rivier geen behoorlijke provisie te bekomen is, besluit de Vries die met één van zijn beide schepen (het jacht) in „de En- gelsche Verginjes" te gaan zoeken, aan de Chesapeake-baai, waar naar hij meende nog nooit een Hollander is geweest i). Hij volbrengt de reis in de hem onbekende vaarwaters zonder bezwaar, en komt den loden Maart 1633 voor Jamestown aan. De gouverneur Sir John Harvey geeft hem ophelde- ring omtrent de in de Zuid-Rivier afgeloopen Engelsche sloep, die op zijn bevel daarheen ter ontdekking was uitgezonden; hij verneemt nu eerst van de Vries welk lot de opvarenden getroffen heeft. De bejegening die men van de Engelschen ondervindt is niet onwelwillend ; de gouverneur helpt de Vries aan den verlangden lijftocht, en geeft hem zelfs geiten en een ram mede voor zijn collega te Nieuw-Amsterdam, „also hij verstaen hadde dat aan *t Fort Amsterdam geen geyten en waren". De Vries krijgt een levendi- gen indruk vanden bloei der Engelsche kolonie, die jaarlijks reeds 30 3,40 schepen tot zich trekt, om tabak te laden. Hooger op beginnen de Engel- schen ook de monden der in de Chesapeake-baai uitloopende rivieren te

i) Hij vergiste zich hierin; Jamestown was reeds door Hollanders bezocht in 1620 en 1632 (Brodhead, 226 noot) ; vgl. ook hiervóór bl. xix de mededeeling van Godijn in de vergadering van XIX.

XXXI

bevolken. Kort voor de Vries* bezoek heeft de gouverneur juist eene com- missie verleend aan William Clayborne („capiteyn Klaver", noemt de Vries hem) die Isle of Kent (tegenover het tegenwoordige Annapolis) en den mond der Susquehanna bezet heeft en daar een grooten handel in pelterijen drijft O. Het achterland der Zuid-Rivier begon dus reeds door de Engel- schen te worden ingenomen van Virginië uit, terzelfder tijd dat de Hollan- ders zoo weinig succes hadden aan de kust. Virginië was niet alleen sterker bevolkt dan de Zuid-Rivier het ooit geweest was, maardeChesapeake-baai en de daarin uitloopende wateren brachten de kolonisten ook veel verder het binnenland in, dan de zich in oostelijke richting ombuigende Delaware het de Hollanders ooit had kunnen doen.

Terwijl de Vries naar Virginië was, had hij zijn andere schip in de Zuid- Rivier gelaten, dat hij nu weer opzoekt ; het heeft in zijn afwezigheid zich bezig gehouden met de wal visch vangst, die geen schitterende resultaten had opgeleverd, zoodat het alleen aan het door de Vries in West-Indië tot goeden prijs ingeslagen zout was te danken, dat het verlies, op de geheele reis geleden, niet nog grooter was. Nu begeeft de Vries zich over Nieuw- Amsterdam naar huis; hij vindt er een nieuwen commandeur aangekomen, Wouter van Twiller, te voren een klerk in het West-Indisch huis te Amsterdam 2), met wien hij het slecht kan vinden. Een paar dagen na de Vries verschijnt voor het fort een schip uit Engeland, onder Jacob Eelkens, te voren (in den tijd der Compagnie van Nieuw-Nederland) gezaghebber op het fort Oranje aan de Hudson-rivier, maar die in 1623 wegens onbe- hoorlijk gedrag tegenover de inboorlingen door de West-Indische Com- pagnie was ontslagen. Hij was hierop naar Engeland gegaan, waar eenige Londensche kooplieden thans van zijne ondervinding in den pelterijhan- del gebruik trachtten te maken 3). Zij zonden hem met een schip naar Nieuw-Nederland, om, het fort voorbij, de Hudson-rivier op te varen tot naar de streek waar hij vroeger werkzaam was geweest. Tegenover van Twiller voerde Eelkens een zeer hoogen toon, en de commandeur liet hem, tot ergernis van de Vries, ongehinderd de rivier opzeilen. Het is zeer zon- derling dat de Vries, die het begin van deze zaak ophaalt, ook den afloop niet vermeldt: hoe eenige dagen later van Twiller den Engelschman eene

i) Brodhead, 250.

2) Hij was een neef van van Rensselaer (de Roever t. a. p.)

3) Brodhead, 229.

XXXII

macht nazendt, die hem noodzaakt terug te keeren. i) De Vries deelt dus enkel mede wat tot nadeel van van Twiller strekt. Het kwam tusschen hem en den commandeur tot hoog loopende oneenigheid: aan de Vries wordt verlof geweigerd, zijn jacht, gelijk hij gewenscht had, „om de Noord" te zenden tot een bezoek aan Nieuw-Engeland en Canada, en als hij zich hier- aan niet stoort maar het jacht laat vertrekken, zendt van Twiller het een Compagniesjacht na. 2) Ook weigert de Vries zijn ander schip, de Walvis, door de ambtenaren der Compagnie te laten onderzoeken, eer hij er mede naar het vaderland terugkeert. Het zal om de bever- en ottervellen te doen zijn geweest, die de Vries op deze wijze echter niet in veiligheid bracht : im- mers zij werden bij aankomst te Amsterdam door de Kamer aldaar gecon- fisceerd. Toen de Vries de Zuid-Rivier had aangedaan, was daar geen com- mies van wege de Compagnie te zien geweest, maar van Twiller haastte zich nu, er weder een heen te zenden 3) ; eerlang werd er zelfs weder een fort gebouwd.

Als de Vries te Amsterdam terug is blijken de patroons aldaar met de overige bewindhebbers der kamer in geschil te liggen ; onze man heeft van de zaak genoeg en trekt er zich geheel uit terug. Over van Twiller schijnt hij zich in hevige termen te hebben beklaagd, maar zelf schijnt hij ook zijne lastgevers weinig te hebben voldaan : „David Pietersz., daer ghy my van waerschout", schrijft van Rensselaer 23 April 1634 aan van Twiller, „die UE. oock dapper uytmaeckt, is noch slimmer uytgevallen als UE. advys." 4)

Zesde reis, naar de Wilde Kust, West-Indië en Nieuw-Nederland, 10 Juli 1634 October 1636 (bil. 187 225). Hij stelt zich nu ter beschik- king van een andere combinatie, die eene kolonie planten wil op de „Wilde Kust", en waarvan Jan Bicker een der voornaamste deelhebbers is 5). Hij krijgt dertig kolonisten aan boord, die een begin zullen maken, en komt 3 Sept. 1634 voor de Wilde Kust aan, ter hoogte van de Oyapoc (thans de

i) Brodhead, 230; vgl. bijlage H achter de Roever's artikel.

2) Wat het jacht op de kust van Nieuw-Engeland uitgericht heeft wordt niet ver- meld, maar de Vries keert met één schip (het groote) naar het vaderland terug.

3) Brodhead, 232.

4) Bijlage G, achter de Roever's artikel.

5) Deze onderneming lokte een protest uit van de Zeeuwen, die zich het uitsluitend recht toekenden om op de Wilde Kust te varen, doch moet geschied zijn met voor- kennis en goedvinden der Amsterdamsche bewindhebbers, (Hartsinck I, 208 ; Netscher 65).

XXXIII

grensrivier tusschen Fransch-Guyana en Brazilië). De kust in noordweste- lijke richting volgende, gaat hij tegenover de Duivelseilanden (benoord- westen Cayenne) aan land, en wordt er door de inboorlingen goed ont- vangen. In de buurt blijkt „een Engelsman" te wonen die hem naar Cayenne brengt, waar nu de kolonisatie beproefd wordt; er ligt daar een vervallen fort, indertijd gebouwd door de Franschen. Twee mijlen verder zijn reeds zeven of acht Zeeuwen en Engelschen gevestigd, volk van den patroon Jan de Moor,i) die er tabak planten. Ook de kolonisten van de Vries gaan er de cultuur van tabak beproeven, benevens die van verf hout en katoen. De Vries geeft een zeer uitvoerige beschrijving van land en volk, dieren- en plantenwereld ; of hij hierbij ook aanteekeningen van anderen naschrijft, blijkt niet met zekerheid, maar ik zou het wel denken, want de stijl wijkt in dit gedeelte van de Vries' gewonen (uiterst gebrekkigen) schrijftrant geheel af, en heeft de klaarheid van een wetenschappelijke verhandeling.

Tijdens de aanwezigheid van de Vries, die vier weken te Cayenne bleef, stierf het hoofd van de daar wonende Indiaansche „natie". Een kleinzoon van dit hoofd „was begerigh de Nederlanden te besichtigen" en werd door de Vries gaarne aan boord genomen, daar hij dan tevens als waarborg die- nen zou voor de veiligheid van het achtergelaten volk.

Den i5den October 1634 weder zeil gegaan, loopt de Vries bewesten Cayenne nog de rivier de Sinnamary op, waar hij een kleine Fransche ko- lonie aantreft onder „capiteyn Schanbon"; eveneens worden de Mana en de Marowijne een eindweegs opgevaren. Aan de laatstgemelde rivier wor- den drie Europeanen aangetroffen: twee van de kolonie van „capiteyn Schanbon" weggeloopen Franschen, en een Hollander die daar door een schip was achtergelaten omdat hij besmet was met de „Indiaensepocken", waarvan hij hier was genezen; zij woonden met zijn drieën in een Caraï- bisch dorp, maar gingen thans bij de Vries aan boord. De reis wordt voort- gezet naar de Commewijne, waar nog vijf dagen geleden een VHssingsch schip blijkt te zijn geweest om letterhout te laden ; voorts naar de rivier van Suriname, waar eene Engelsche kolonie van 60 man gevestigd blijkt ; lager aan den mond zijn andere Engelschen gezeten. Vervolgens wordt de Saramacca verkend, waar zich 1 50 wilden en wildinnen aan boord begeven, die verzoeken naar de Demerary te worden overgebracht, daar zij door een anderen Caraibischen volksstam worden vervolgd. Het in dezen tijd door

I) Hiervóór, bl. xxvi.

XXXIV

de Zeeuwen reeds bezette Berbice wordt door de Vries niet aangedaan, wel de Demerary, waar hij zijn wilden lost, en een ontmoeting heeft met Jan van der Goes, opperhoofd vanwege de W. I. Compagnie aan de Esse- quebo. Van de Demerary wordt koers gezet naar Barbados en andere West- Indische eilanden; in deze zeeën ontmoet de Vries, evenals toen hij hier in 1632 was, tal van Hollandsche, Fransche en Engelsche schepen. Het eiland Tortuga benoorden Haïti, hiervóór bl. xxvi vermeld, bleek thans door de Spanjaarden van Hispaniola afgeloopen ; een deel gevluchte Engelschen worden door de Vries aan boord genomen en in Virginië aan land gezet. De Vries wenscht hier tabak te laden, maar het blijkt (Mei i635)„buyten tijdts"; hij zal dus terugkomen tegen dat de tabak rijp is, en zeilt naar Nieuw- Amsterdam, waar hij zijn schip laat repareeren. Terwijl dit geschiedt worden er een 15-tal Engelschen gevankelijk binnengebracht, die zich, van uit Virginië, naar de Zuid-Rivier begeven hadden en zich in het verlaten fort Nassau hadden gevestigd, doch daaruit op last van van Twiller weder waren verdreven. De Vries kreeg ze nu aan boord, om ze naar Virginië over te brengen. Daar aangekomen vindt hij een tweede bark met 20 man ge- reed liggen om naar de Zuid-Rivier te vertrekken; een voornemen waar- van, op het vernemen van den ongelukkigen afloop van den eersten tocht, thans door de Engelschen wordt afgezien. Het is in Virginië weer even le- vendig als een vorige maal: er liggen niet minder dan 36 groote Engelsche schepen, om tabak te laden ; grooter vraag, bevindt de Vries, dan er aan- bod is. Hij slaagt er niet in eene lading van belang machtig te worden, hoe- wel hij er den geheel en winter van 1635 ^P ^^3^ overblijft. Tevens bereikt hem vóór zijn vertrek (dat 6 Mei plaats heeft) de mare, dat zijne kolonie te Cayenne geheel is verloopen, „door aanrockenen van eenighe Engelse ende varende maets die daer onder waren, soo dat de geene die eenige Colonie wil maecken moet geen zee-varend volck daer by laten". Genoemde En- gelschen hadden zich meester gemaakt van de bark van een Spaansch vaar- tuig, dat water was komen halen, en waren daarmede naar een der Engel- sche eilanden in de West gezeild, de andere kolonisten medevoerende, die zij, tot loon voor hun goed vertrouwen, aan hunne landgenooten „voor Servant" verkochten. Het blijkt dus maar al te zeer dat ook dit kolonisa- tieplan geleden heeft aan de algemeene kwaal van al dergelijke Nederland- sche' ondernemingen van dezen tijd : de slechte hoedanigheid van het sa- mengeraapte menschenmateriaal, dat zich alleen tot landverhuizing aan- meldde.

XXXV

Over Nieuw-Amsterdam keert de Vries naar het vaderland terug. Tee- kenend zijn de bijzonderheden die hij omtrent het leven der Com- pagnie's hoofdplaats aanteekent; de roemer blijkt er lustig om te gaan ; aan vecht- en braspartijen is er nimmer gebrek. De Vries laat het Staten- Eiland voor zich „aanteekenen", daar hij van plan is naar Nieuw-Neder- land terug te keeren om daar voor eigen rekening de bouwerij te beproeven. Hij schijnt zich met van Twiller thans iets beter verdragen te hebben dan den eersten keer.

Uit hetgeen de Vries over zijn terugkeer in het vaderland mededeelt, blijkt dat de compagnieschap waarvoor hij uitgezeild was, gedeeltelijk ook uit Hoornsche participanten bestond. Een leelijke tegenvaller was, dat de prijs van het van de Wilde Kust medegebrachte verfhout op de Neder- landsche markt aanzienlijk bleek te zijn gedaald. Dit, met het verloopen der kolonie te Cayenne, maakt de reis voor de deelhebbers tot een zeer rampspoedige.

Zevende reis, naar Nieuw-Nederland, 25 Sept. 1638 21 Juni 1644 (bil. 229 280). Tusschen de Vries* terugkeer van zijn vorige reis en de volvoering van zijn plan zich in Nieuw-Nederland te vestigen blijkt een vrij aanzienlijke tijd te zijn verloopen. Hij gaat aan boord van een Com- pagnie's schip, en zal de kolonie op het Staten-Eiland vestigen niet alleen voor eigen rekening, maar ook voor die van zijn naamgenoot Frederik de Vries, secretaris der stad Amsterdam en bewindhebber der W. I. Compag- nie. Hij scheept zich in met een aantal „dienaers"; hoeveel het er zijn, zegt hij niet. De reis gaat over West-Indië; 27 Dec. 1638 is men voor het fort Amsterdam, waar nu een nieuw Commandeur gevestigd is : Willem Kieft. Den 5den Januari 1639 begint het „planten" der kolonie ; bijzonderheden daaromtrent worden niet medegedeeld.

In Juni 1639 doet de Vries met een jacht eene reis naar de „Versche Rivier" (de Connecticut), waar de Compagnie een klein fortjehad, 't Huys de Hoope, maar waar thans van Massachusetts uit de Engelsche mededin- gers in grooten getale zich begonnen te vestigen. Op de plaats waar thans New Haven ligt vindt de Vries reeds driehonderd Engelsche huizen ge- timmerd „met een fraye Kerck" ; de geheele vestiging is pas één jaar oud ! Aan den mond der Versche Rivier zelf bouwen de Engelschen een fort. Hooger op, waar het Compagnie's fortje nog door een vijftiental Holland- sche soldaten bezet is, is vlak in de buurt ook al een Engelsch dorp ver-

3*

XXXVl

rezen van over de honderd huizen (Hartford). Het blijkt uit de Vries' ver- haal dat zijn reis ten doel had ( in opdracht van Kieft), tegen deze inbezit- neming van Compagnie's land te protesteeren, maar de Engelsche gouver- neur (John Haynes) gaf hem tot antwoord, „dat de Landen leedigh lagen, ende wy menigh Jaer daer geweest waren en daer gantsch niet toe en deden; dat het sonde waer sulcken kostelijcken Land ongebouwt te laten, dat sulcken schoone koorn voortbracht." De Vries voegt er eene waar- neming van zichzelf aan toe: „dese Engelse leven sober, ende wie hem droncken drinckt settense aen een Pael endegeeselen hem, gelijck men de dieven in Hollandt doet." In Nieuw-Amsterdam, zal hij er bij hebben gedacht, zou men met geeselen wel dagwerk gehad hebben ! De puriteinen, van wier strenge zeden de Vries, op bil. 233 234 hierachter, curieuse staaltjes mededeelt, wonnen het, in maatschappelijk succes op den Ameri- kaanschen bodem, ver van het los en liber samenraapsel, dat de bevolking van Nieuw-Amsterdam uitmaakte. Wat aan Nieuw-Nederland ontbrak? M'as een kern van goede landbouwers, die uit de maatschappij van Nieuw- Engeland bij honderden voortkwamen. Als de Vries dan ook, bij zijn terug- keer te Nieuw-Amsterdam, daar een particulier schip uit patria ziet aanko- men met koebeesten en enkele immigranten, slaakt hij de verzuchting : mochten het driehonderd huisgezinnen zijn! Zijn eigen kolonie op het Staten-Eiland lijdt ook aan gebrek van volk, dat hem uit Holland niet na- gezonden wordt, „als in 't contrackt belooft was." Hij verhuurt nu de ko- lonie op het Staten-Eiland aan anderen en begint eene nieuwe bouwerij „Vriesendael" op den rechteroever derHudson-rivier, een paar mijl boven fort Amsterdam.

In April 1640 vaart hij met een sloep de Hudson op tot fort Oranje, waar het patroonschap van Kiliaen van Rensselaer ligt, het eenige van de ondernemingen van 1629, dat tot werkelijken bloei is gekomen. Van land, inboorlingen, flora en fauna in deze streek geeft hij een uitvoerige beschrij- ving (hierachter, bil. 236 245), die hij, zonder bronvermelding, grooten- deels overneemt uit een in 1644 te Alkmaar gedrukt boekje van Johannes Megapolensis, die in 1642 door Kiliaen van Rensselaer werd aangeworven als eersten predikant in zijne kolonie: Een kort Ontwerp van de Ma- hakvase Itidiaenen, haer Landt, Taie, Siatuere, Dracht, Godes-Dienst ende Magistrature, aldus beschreven ende nu kortelij ck den 26 Augusti 164.4 opgesonden uyt Nieuwe Neder- Lant, door Johannem Megapolensevi

xxxvn

juniorevi^ Predikant aldaer^)\ het eenig bekende exemplaar er van komt voor in de Universiteits-bibliotheek te Gent, maar het boekje is herdrukt in Joost Hartgers Beschrijvinge van Virginia, Nieuw Ne- der landt, Nieuw Enge landt tic. (Amsterdam 1651), eene compilatie die uitsluitend uit herdrukte gedeelten van oudere boeken (behalve Mega- polensis ook de Laet, van der Donck's Vertoogh) bestaat. Curieus zijn de enkele afwijkingen die de Vries zich veroorlooft 2). Megapolensis begint met te zeggen dat het land bij fort Oranje hem aan Duitschland herinnert; de Vries, die Duitschland niet kent, maakt hiervan: „aan Frankrijk" 3). De verzekering van Megapolensis, dat kleeren en schoenen er duur zijn, laat de Vries niet passeeren zonder er de bedenking aan toe te voe- gen, „men soud' er mede konnen hebben alst Landt wel ghepeupeleert waer, alsoo daer goede Hennip en Vlas kan wassen, ende vande Huyden van de Beesten, die in groote quantiteyt aenteelen souden, waervan men goetLeer soude maecken; van de schorssen vande Eycken-boomen soude- men goede Run maecken". Bij de beschrijving van de druiven voegt hij eene herinnering in aande Druyven die in Vranckrijck aen de Treuillies wassen, van de groote witte daer men in Vranckrijck Versiuys af maeckt". De mededeeling ter illustratie van de vruchtbaarheid van den kleibo- dem : dat men er twaalf jaar achtereen schoone tarwe bouwen kan „son- der bracken ofte somer-vaghen", door Megapolensis op rekening van „een boer" gesteld, wordt bij de Vries Brant Peelen in den mond gelegd, den man die zijn gastheer was geweest 4). Wat op bl. 238— '39 daarop volgt, van „Oock verhaelde my" tot „op haer vyanden te verbitteren", is invoeging van de Vries ; eveneens de woorden op bl. 239 : „daer ick na toe trok met eenighe Wilden, ende passeerde een bouwerije daer een Boer op woonde die Broer Cornelis heeten". „Soo hoogh als Schoorler Duyn" van Megapolensis (die te Schoorl gestaan had) wordt bij onzen schipper met zijn

1) Eene Engelsche vertaling is opgenomen in Franklin Jameson's Narratives of New-Netherland, bl. 168 vv.

2) De passage op bl. 238, die met „Den 30 April" aanvangt en met „groot Vyeren aen" eindigt, is natuurlijk niet van Megapolensis maar door de Vries ingevoegd.

3) Hierachter, bl. 236.

4) Hierachter, bl. 238. Het is natuurlijk zeer wel mogelijk dat het inderdaad Brant Peelen was die later aan Megapolensis hetzelfde verhaal deed, ja dit wordt zelfs uitdrukkelijk verklaard in van der Donck's Beschrijvinge van Nieuw- Nederlant. Brandt Peelen, bouwknecht uit Nijkerk, had tot de oudste kolonisten van van Rensselaer behoord (zie bijlage D achter de Roever's opstel).

XXXVIII

intieme kennis van het Texelsche zeegat : „soo hoogh als de Duynen op Huysduynen". Bij de beschrijving der visschen voegt hij in, dat hij er zelf „Truytes" gevangen heeft, „'t welck voor de schoonste Vis in Vranckrijck wordt gehouden". Op bl. 240 hierachter maakt hij eene plaats, die bij Megapolensis een goeden zin oplevert, onverstaanbaar, door uit zijn voor- beeld een gedeelte weg te laten : Megapolensis heeft gezegd dat men onder- scheid moet maken tusschen' de Mohicanen, die eertijds aan fort Oranje gewoond hebben, en de Mohawk's (bij de Vries: Maquas), die hen verdre- ven hebben; de Vries laat dit begin weg, waardoor de uitdrukking: „Dese Natie van Wilden," waaronder Megapolensis de Mohicanen verstaat, in de lucht komt te hangen. Verder laat de Vries eene geheele bladzijde van Megapolensis uit, waarop deze verhaalt hoe hij bezig is de taal der Mo- hawk's te leeren en er een woordenboek van aan te leggen. Als de Vries dan in regel 6 van bl. 240 weder doorgaat met „dese Natie van Wilden", moeten daaronder niet langer de Mohicanen, maar de Mohawk's worden verstaan. Op bl. 241 neemt de Vries gedachteloos uit Megapolensis, als aan hem (de Vries) in 1640 verhaald, een feit (de gevangenneming vaneen Fransch Jezuïet door Indianen van de Sint- Laurens-ri vier) over, dat eerst in 1642 heeft plaats gehad i). De (cursief gedrukte) woorden die op bl. 242 244 uit den mond der „Mahakunosers" (Mohawks) worden aange- haald, komen bij Megapolensis ook in de Mohawk-taal zelve voor 2). De mededeeling van Megapolensis, dat men te Rensselaerswijck eene Indi- aansche kanoe bezit, die wel 200 schepels graan bergt, wordt bij de Vries aldus verwrongen, als zou hij zelf zulk een kanoe bezeten hebben, en van het getal 200 maakt hij 225. Het kan waar zijn dat het ///<?/ uit den duim gezogen is, maar de schijn heeft onze brave schipper hier zeker tegen zich! Op de mededeeling van Megapolensis, dat de wapenen der inboorlingen boog en pijlen plachten te zijn, maar dat zij nu van „ons volck" ook ge- weren krijgen, laat de Vries volgen : „dan 't is een Schelm gheweest diese

i) De Jezuitenpater Isaac Jogues, die in 1642 in handen van de Irokeezen viel, en over fort Oranje en Nieuw-Amsterdam ontkwam. De stukken betreffende deze aange- legenheid zijn in vertaling uitgegeven door Franklin Jameson, Narratives of New- Netherland, 237 vv. De Vries die tot 1644 in Nieuw-Nederland bleef, kan dit feit ook zelfstandig gekend hebben, en het zeer wel van Arent van Corlaer gehoord hebben die bij de ontvluchting inderdaad betrokken was, maar het is hem natuurlijk niet zooals hij het hierachter voorstelt, in 1640 verteld.

2) Op bl. 244 neemt de Vries van zulk een Mohawk-volzin alleen het beginwoord, op; bij Megapolensis is het een geheele regel.

■fl

XXXIX

haer eerst verkocht heeft ende wijs-gemaeckt, want sij plachten te seggen dat het de Duyvel was, ende dorsten 't niet aentasten, en daer plaegh maer een Wild te zijn die met een Roer om gonck, diese Kallebacker i) noem- den". Prachtig van eenvoud is de overgang die de Vries ten slotte maakt : „Doens ick nu alle deze bovengheschreven [uit Megapolensis nagepende] ghelegentheyden ende manieren van de Wilde vernomen hadde, soo ben ick wederom de Rivier afgevaren" !

De Vries' boekje verliest nu voor eenigen tijd het karakter van een reis- verhaal, en wordt een kroniek van Nieuw-Nederlandsche voorvallen. Het is dit gedeelte dat bijzondere waarde voor de Amerikanen heeft, daar het berichten uit de archiefstukken aanvult of opheldert, en een aantal feiten mededeelt die men van elders niet zou weten. De jaren 1640 '44 zijn van gewicht vooral door de gespannen verhouding die in dezen tijd ont- stond tusschen de kolonisten en de inboorlingen, eene omstandigheid die weer ten gevolge had dat het bestuur tegen het oprijzend gevaar den steun der kolonisten meer dan vroeger noodig had, en zich dus meer aan hunne wenschen en verlangens moest laten gelegen zijn, waarmede weer de merk- waardige beweging tot het verkrijgen van municipaal zelfbestuur samen- hangt, wier hoogtepunt eerst na het vertrek van de Vries is bereikt, en waaraan de naam verbonden is van Adriaan van der Donck, den schrijver van het Vertoogh van 1649.

De minder goede verhouding tot de inboorlingen die in dezen tijd ont- stond, hangt samen met de verandering van het bedrijf der immigranten. Zoolang dit in hoofdzaak de pelterijhandel was geweest, bleef een alge- meene beweging der inboorlingen tegen de blanken uit : immers voor dien handel had men juist de inboorlingen noodig, en zij werden er niet in hunne overgeleverde gewoonten door gestoord. Anders werd het nu, bij de toe- neming der bevolking, de bouwerij op den voorgrond kwam. Er werden nu proeven genomen met Indianen als veldarbeiders of huisbedienden, waar- voor zij niet geschikt waren; mar bovenal, de blanken gingen steeds verder het binnenland in en hadden steeds meer terrein noodig, waarop zij de bewegingsvrijheid der oude heeren en meesters van den bodem noodzake- lijk aan banden moesten leggen. Diefstal van vee door Indianen kwam herhaaldelijk voor. Zoo werd in Juli 1640 eene strafoefening verordend tegen de Raritans (tegenover het Staten-Eiland wonende), wegens var-

ij Dit woord weet ik niet te verklaren.

XL

kensdiefstal en andere „insolentie," waarbij het volgens de beschrijving van de Vries barbaarsch toeging. De Raritans beweerden dat niet zij, maar dienaars der Compagnie zelve de schuldigen waren i), en namen eenjaar later weerwraak door alle blanken op het Staten-Eiland te vermoorden en hunne huizen te verbranden; ^ende soo,'* zegt de Vries „raeckte ick het be- gin van mijn colonie quijt door beleyt van de Commandeur Kieft, die het- geen op de Wilden wilde verhalen wat sijn Volck gedaen hadde." Zelf woonde hij nu elders, op Vriesendael, waarvan hij (blz. 247) een uitlok- kende beschrijving geeft; de tarwe, waarmede hij dertig morgen had be- plant, wies er hooger dan manslengte. Hij beklaagt zich echter zeer over zijn „confrater" Frederik de Vries te Amsterdam, die meende dat men er komen kon „sonder kosten of volck," en het contract niet nakwam. Hij begint reeds een toon aan te slaan als de „vertoogers" van 1649 ^^ Com- pagnie is het alleen te doen om buit, niet om kolonisatie. En wat heeft zij er van gehad? „haer Buyt is verdweenen als roock, ende daer moghen wel eenige Bewindhebbers ende de Boeckhouders wel afgevaren zijn, maer het en doet geen goet voor 't gemeyn, gelijck de Culture van Landen doet daer een yder wel af vaert en een gestadighe Rente is, dat beter is als alle Buyten diemen in Bordeelen siet consumeeren." De Vries wordt in de kleine maatschappij een persoon van eenig gewicht, en hij laat niet na, in zijn verhaal zichzelven behoorlijk te doen uitkomen. Als Kieft hem vertelt dat hij „een fraye steenen Herbergh" heeft laten maken, om van den over- last der gaande en komende logeergasten in zijn eigen huis bevrijd te zijn, meent de Vries dat er nu noodzakelijk wel een kerk bij dient, want „dat het een schande was voor ons als d' Engelse daer passeerden, maer soo een slechte Schuer sagen daer wij in preeckten," en dat nog wel de Compagnie, een zoo „principael lidt" in het voorstaan der Gereformeerde Religie ! Kieft zegt dat de Vries er dan maar een honderd gulden voor teekenen moet. „Ick seyde hem ick was te vreden ende hij moest dan d'eerste wesen alsoo hij de Commandeur was." Met vereende krachten van Compagnie en gemeente komt het gebouw tot stand ; en het werpt een eigenaardig licht op den embryonischen toestand van alles, dat er „Engelse Timmer- luyden" noodig zijn om het af te dekken 2).

Een moord op een kolonist, den rademaker Claes Smits, door een Indi- aan bedreven, wordt aanleiding dat Kieft de gemeente in het fort bijeen-

i) Zie hierachter, bl. 248.

2) Ook het metselwerk werd door Engclschen verricht (Brodhead 336.)

XLI

roept, om twaalf mannen te kiezen die „neffens hem de Landsaken diri- geeren" zullen; van deze twaalf is de Vries er een. Hij raadt af, den moord op den rademaker te wreken ; „dat het niet geraden en was, de wilden te oorlogen voor dat wij stercker van volk waren"; de kolonisten woonden nu te ver uit een, en zouden ieder afzonderlijk licht met een overmacht te doen krijgen. Van de wilden die hij in en om Vriesendael leert kennen geeft de Vries eene lange beschrijving, welke (anders dan die van de Mo- hawks bij fort Oranje) van hemzelven afkomstig moet zijn; zij is althans in denzelfden vorm in geen ander geschrift over Nieuw-Nederland terug te vinden (bil. 253 262) i). Hij noemt ze minder krijgshaftig dan de Mo- hawks 2). Ook beschrijft hij uitvoerig de flora en fauna der omgeving van het fort Amsterdam ; er groeit van alles: tarwe, rogge, gerst, haver, erwten, hop ; „is een plasyierigh ende aentreckend Landt, dat het maer van onse Natie bewoont wierde.'*

Uitvoerig bovenal is de Vries over den (tegen zijn raad ondernomen) grooten Indianenmoord van Februari 1643; ^^^ name voor deze treurige episode der geschiedenis van Nieuw-Nederland is hij een hoofdbron, en als zoodanig door Brodhead en diens navolgers naar verdienste erkend. 3 ) Bij den tegenaanval der wilden die natuurlijk niet uitbleef, werd ook de Vries' bouwerij aangetast, en zijn beesten, korenschuur en tabakhuis ver- brand; alleen het woonhuis bleef staan. Curieus is het gesprek dat de Vries met een der wilden heeft, bij een poging om vrede te maken, en waarbij de Indiaan van de oude tijden ophaalt, toen er nog geen fort bestond, en de „Swannekens" (Hollanders), die zich met hun goed tijdelijk in het land waagden om het tegen pelterijen te ruilen, zich over de bejegening der in- boorlingen niet te beklagen hadden gehad; ,,sy hadden. die Luyden be- waert als het Appel van haer Oogh, ja hadden haer haer Dochters gelanght om by te slapen, daerse kinderen bij gheteelt hadden, ende daer liep me-

i) Ook niet in van der Donck's Beschrijvinge van Nieuw Neder lant, waarvan de eerste druk in hetzelfde jaar als de Vries (1655) uitkwam. Blijkbaar heeft de Vries nergens van der Donck gebruikt, noch van der Donck de Vries.

2) De inboorlingen aan den mond der Hudson-rivier, ook die aan de Zuid-Rivier, waren Algonquins; de Mohawks behoorden tot de Irokeezen, die algemeen als intelli- genter en lichamelijk meer ontwikkeld dan de Algonquins worden beschreven,

3) BI. 265 hierachter evenwel neemt de Vries weer klakkeloos over uit een pamflet van 1649, Breeden-Raedt aen de Vereenichde Nedtrlandsche Provintiht, (zoogenaamd, „tot Antwerpen, bij Francoys van Duynen", een strijdschriftje uit den tijd der burger- oppositie tegen Stuyvesant.

XLII

nigh Wildt die van een Swanneken toegestelt was." i) Ten slotte wordt de vrede inderdaad voor een „vereering" gekocht, die echter naar den zin der hoofden te mager uitvalt, ,,ende zijn vertrocken al grommelende." Sedert blijft het zoo onrustig, dat de Vries de lust vergaat zijne bouwerij uit de asch weer op te trekken. Hij zoekt een goede gelegenheid om naar het vaderland terug te keeren ; deze doet zich op, doordat een Rotter- damsch schipper, die over Virginië naar huis wil, 2) doch daar onbekend is, hem passage aanbiedt in ruil voor den dienst, hem den weg te wijzen. In October 1643 verlaat de Vries Nieuw-Nederland, met de voorspelling aan Kieft, dat het „onnoosel Bloedt" aan hem gewroken zal worden ; in- derdaad was in de volgende jaren het onweer er niet van de lucht.

Onderweg naar Virginië wordt de Zuid-Rivier aangedaan, thans in han- den van de Zweden, die er door Stuyvesant later weer uit zouden worden verdreven. Als de Zweedsche gouverneur hoort dat hij den patroon van Swanendael te gast heeft, moet er een roemer op staan : de Vries voelt er zich als een held uit het grijs verleden.

In Virginië, waar de gouverneur Sir William Berkeley hem hupsch ont- vangt, als „een Vryer die geselschap van doen hadde", blijft de Vries den winter over. Er liggen weer in de dertig schepen, waaronder nu ook vier Hollanders.

De Vries houdt naar aanleiding van den bloei van Virginië een soort nabetrachting, hierop nederkomende dat het Nieuw-Nederland aan de kuituur van stapelproducten mangelt, die de eenige toekomst zijn eener Amerikaansche kolonie. Ook daar zou tabak kunnen verbouwd worden, met name aan de Zuid-Rivier, en noordelijker op koren, hennep en vlas; maar de Compagnie denkt er niet om, en staart zich blind op de een a twee ton *s jaars uit den pelterijhandel, waar zoo groote bedrij fsonkosten tegen- over staan. „Is niet de pijne waart onder een Companie te staan ; maareen vry Landt, dat soude Millioenen randeren".

Op een Londensch schip doet hij in 1644 de reis naar huis, en komt den 2isten Juni van dat jaar in zijne vaderstad terug, die hij voortaan niet meer schijnt te hebben verlaten. Van zijn verder leven is niets bekend, dan dat hij op den titel van zijn in 1655 gedrukt boekje zich „Artillery-meester

i) Hierachter, bl. 267; vgl. bl. 255: „sy leenen haer Wyven wel eens aen een goedt-vriendt."

2) Omdat (weer teekenende bijzonderheid) de Maderawijn die hij geladen had, in Nieuw-Engeland onverkoopbaar was gebleken.

XLIII

van de Ed. M. Heeren Gecommitteerde Raden van West-Vrieslandt ende *t Noorder-quartier" mag noemen.

Van de bij deze uitgave gevoegde kaarten, welke men dankt aan den oud-luitenant ter zee den heer C. Craandijk, is die tegenover bl. 154 reeds besproken. De andere is, wat den algemeenen vorm betreft, nageteekend naar die van ^^xiditxX)OTi(^\Viz\]XitBeschrijvingevanNieiiwNederlant (Amsterdam 1655), doch onze kaart neemt uitsluitend de namen op die in de Vries' boekje te pas komen, onverschillig of zij op de kaart bij van der Donck voorkomen, of niet.

De illustratiën der oorspronkelijke uitgave i) zijn iets verkleind opge- nomen, soms twee op één blad. Daardoor konden zij niet alle juist bij dezelfde bladzijde komen te staan waarnaast zij in het oorspronkelijke voorkomen, doch de afwijkingen zijn zoo gering dat zij niet tot mis- verstand kunnen aanleiding geven.

Aan den oud-hoogleeraar Kern en de hoogleeraren Verdam en Uhlen- beck ben ik dank schuldig voor hunne welwillende hulp in het verklaren van oude of vreemde woorden ; en den vice-voorzitter onzer Vereeniging den heer J. W. IJzerman voor vriendelijk verleende bijstand in het nazien der drukproeven. Aan de aanteekeningen is nog het volgende toe te voegen :

Bl. 154. ^j-j^/rö!i-. Ten onrechte is door mij aan benzoë gedacht. Men heeft te doen met den door de Spanjaarden in Florida ontdekten boom sasafras^ in de botanie sassafras o fficina Ie (hQt woord is van onzekeren oor- sprong). Zie Murray's Oxford English Dictionary i. v. sassafras.

Bl. 183. Niet zoozeer lekkere beetjes, als wel lekkere glaasjes (Bacchus!).

Bl. 1 99. Met cakop bedoelt de Vries den visch kakap, waarvan de Hollan- ders in Indië kaalkop hebben gemaakt (zie de Haan, Priangan H, 745).

Bl. 220. Met passientien is bedoeld „passagiers". In regel 14 v. o. op dezelfde bladzijde schijnt de zin te vereischen: „datmen geen handelinghe dreef", enz.

Bl. 254. „Als een Hanekam, gelijck de Figuer uytwijst." Hier moet de Vries de illustratie bedoelen die in den ouden druk op bl. 1 7 5, bij ons tegen- over bl. 262, voorkomt (het poppetje rechts boven); zeer duidelijk is de

i) Die welke op de Indianen van Noord-Amerika betrekking hebben zijn overgenomen uit Champlain en hebben dus geen zelfstandige waarde.

XLIV

voorstelling niet, maar den hanekam-vorm kan men toch onderscheiden.

BI. 255. „In een holle Boom stampen als by de Figuer te sien staet"; de figuur nl. op bl. 156 van den ouden druk, bij ons tegenover bl. 240, (het poppetje rechts beneden).

Bl. 263. Een Jan Claesz. Damen komt niet voor ; daarentegen is Jan Jansz. Damen een zeer bekend persoon en hier ook ongetwijfeld bedoeld ; zie het register op Brodhead in voce Hij komt ook eerder in ons boek voor, opbl. 250.

Bl. 267. „Lieten haer Volck met Cargasoen blijven." Hier zal gedoeld zijn opCornelis Hendriksz. en de zijnen, die den winter van 16140P1615 en dien van 16 15 op 16 16 overbleven vóór er eenige blijvende vestiging was; zie Brodhead 59 en 78 79. Van dezen Cornelis Hendriksz. is de naam Zuid- Rivier voor de Delaware afkomstig: Brodhead 79.

Aan de lijst der drukfouten is toe te voegen : Bl. 67 reg. 1 7 V. b. Arres, lees: Arrest. Bl. 84 4 V. b. Ekland, Eyland. Bl. 108 I V. b. yescht, eyscht. Bl. 155 7 V. b. gegewagh, gewagh. Bl. 206 14 V. b. gehkregen, ghekregen.

„Bandanssen" op bl. 107 reg. 6 v. o. zal een drukfout zijn van de Vries voor „Bandanesen". Hinderlijker is zijn drukfout „Feybants" voor ^Fey- sants" op bl. 215 reg. 8. v. o., welke, eerder herkend, mij de noot aldaar zou hebben uitgespaard.

's-Gravenhage, Dec. 191 1. H. T. Colenbrander.

KORTE HISTORIAEL,

EN D E

3ouniacl0 aentepcbcningc/

Van verfcheyden Voyagiens in de vier

deelen des Wereldcs-Ronde, als E u ROP A, A F R I c A, A s I A, ende Amerika gedacD,

Door D.

DAVID PIETERS Z.

de V R I E S, Artilleiij-Meefter vande Ed: M:

Heeren Gecommitteerde Raden van Staten van Wcft-

Vrieflandt ende 'c Noorder-quartier.

UHact in terljaelt toetD toatBataiïf es Dp te l^atec

geDacn ^uft : göec llanOtfcöap 5ijn ©eöicrtc/ ©etjogc U/

toat foojtc ban Biffcn/ cntjc toat toilöc jiBenfcDco tiacr 't UMm

0cconicrfaept/ entie ban De BofTcUen eiiDc aabteren

met baec B^ucijten.

t'H O O R N,

Voor DavidPicterf\ deVries , Artillerij.Meefter van 't Noorder- quartier, Tot Akkmaer> by S^mon CormUfy. Brtksgte^^ Anno i f 5 5,

lek voer op d'Oopen Helm, 't wijl ick 'sAard Bóóms-ronde, De Vier-hoeck heb Bezeylt, een Silver Speremonde.

[2.1

[3.] AENDE EDELE MOG: HEERE GECOMMIT-

TEERDE RADEN, VAN STATEN VAN WEST-VRIESLANDT en 'T NOORDER-QUARTIER, Mitsgaders de Edele wei-geleerde Dirck van Foreest, Docter in beyde Rechten ende Cecretaris vande E:M: Heere Ge- committeerde Raden van Staten van West-Vrieslandt en 't Noorder-quartier.

Edele Moogende Heeren de Romainsche Cenaet, heeft dit altijdt voor een Macxime ende Stock-regel gehadt, lesloixnesont Faites quetan son salutaires aupeuple, dat is te seggen: de Wetten ende Ordonnantien sijn niet gemaeckt, als tot wel varen des volcks, te weten: Dat de Gemeente niet alleen geen schade en lijden, maer daer-en-teghen, altoos meer en meer flooreren en bloye magh, dese selfde lesse ende goede raedt hebben oock ghevolght, ende in groote waerdigheydt gehouden de voortreffelijke ende Doorlugtighste Coningen van Vranckrijck, Hendrick de Valoys de derde van dien name, ende Hendrick de groote van Bourbon de vierde van dien naem van Vranckrijck en Navare; samelijck Coninck wesende vol- gens de ghetuygenisse van den vermaerde Historischrijver Pierre Mathieu : Dit selve tot lof van haer Majesteyten getuyght ende verklaert, dacr-en- boven alle de Potentaten en Republijcken van het Christendom practicee- ren ende volghen dese Regulen, om alle daer door haer Gemeente te avan- ceeren en promoveren, in alle Nagotien en traffijcken te Water en te Landen: Doch voornamentlijck hebben oock onse ouden ende ghetrouwe voor Vaderen, de Heere Regenten van onse lieve Vaderlandt, dit altijdt behartight ende bevordert in alle manieren ten fijne voorseydt, ende dat princepalijck inde Zee-vaert ende Navigatien, alsoo daer in ende daer door onse Landts heyl, welvaert en prosperiteyt niet weynigh is bestaende, nu dan mijn E: E: Heeren, de wijle U. E. M: tegenwoordighlijck niet minder sorghe daer voor draeght, als de oude Heeren Regenten predesesseure. So ist dat ick David Pietersz. de Vries van der Jeught aen my inde Negotien geoeffent hebbende, naer de ordre van de Ed. Hoogh-Moogende Heere [4.] Staten Generael ende vryheden van dien, en van de Negenthienen der

West-Indische Companie, de eerste besitter en Patroon van de Zuydt- Ravier aen Swanendael en Staten-Eylandt, in Mauritius-Ravier ofte anders inde Noort-Ravier van Nieuw-Nederlandt, oock mede d'eerste Patroon die daer sy geweest en geworden ben om het selfde te Cultiveeren,endealdaer te Negosieren en te Trafikeeren, bysonderUjck mijn Heeren, heb ick mijn bevlijtight inde Navigatien, ende in den Werelts-Ronde, voor Schipper, Capiteyn ende Opper-Koopman in Oost-Indien, alsmede voor Vijs- Com- mandeur over seven Schepen, oock mede de Americase Landen voor Pa- troon met Colonien beplandt, de eerste selfs die oyt uy t Hollandt ofte Zee- landt gevaren is, ende alles wat ick door eygen eervarentheydt bevonden hebbe, geve het te kennen aan de Negosierende en Zee-varende Luyden, wat handel en proffijten, (alle ongeluck daer buyten) dat aldaer valt: Aen- wyse oock hun lieden goeden Haven en de Reede, om Schip en Goet te be- houden en bewaren, waerschouw oock den Zee-man voor Klippen, Stran- den en pericleuse ondiepten om haer daer voor te wachten; wijse mede aen wat kours men in Zee moet houden, en hoe men naer Windt, Son, Maen- en Gesterrente sigh moet reguleren. Dese dan mijne geringe arbeydt en ge- schriften, al hoe- wel niet met eenige cierlijcheydt van woorden opgepronckt, gelijck sulcks niet te verwachten is van een Persoon die op 't best van sijn leven inde wilde woeste Zee heeft versleten: Maer soo heenen gestelt als yder dingh op de Reyse my eenighsins weerdigh gedocht heeft, so ofifere ick U. E. M: heeden dit mijne wercken, ende bidde in danck de selfde te nemen, vertrouwe dat het selfde door den druck den Koopman ende Zee- man ghemeyn gemaeckt wesende, sal dienstighwesen.De Almogende Godt voor spoedight uwe Regeringe tot sijn Lof en Glorie , tot uwe ende des ghemeyns beste, Anno 1655. U. E. D. M: dienstwillige Artillery-Meester David Pietersz. de Vries.

Lsi LOF-DIGHT

OP 'TJOURNAEL VAN DAVID FIETERSZ. DE VRIES,

Arti ller Y-Meester

Van West-Vrieslandt ende 't Noorder-quartier,

Door P. I. OFFERINGA.

Ontvvaeckt vernufte Geest, en wilt de Zalen naderen, Van 't seven voudigh snoer der vry West-Vriessche Vaderen, En seggen haer in 't kort wat dese Vries verthoont, Die d'Hemel door sijn Geest doch d'Aerd met 't lijf bewoond ; Hy weet hoe aen 't Gewelft de tintel Sterren rennen. En aen de gulde Son elck Landt sijn Graed te kennen ; Hy ist die aen de Maen u Weer en Windt verrecht, En die aen hare loop u Eb en Vloeden secht, Die met een driftigh Schip gesweeft heeft door de Baren, En die van 'teene Rijck in 't ander heeft gevaren: Hier wordt door sijn Journael America verthoont, En wie in Asia en in Europa woondt, »

Wat volck dat Africa soo machtigh komt te bouwen, Waer Mooren, waer Barbaer en waer de Turcken houwen. Wat volck'ren dat het Lof van haren Godt vertelt, En wie dat snooder zijn als Beesten op het Velt : Wie dat sijn Evenbeelt, wat Menschen Menschen eten En wie dat van Godts Woordt en Wetten niet en weten ;

Wat Volck haer blanck of geel en wie hem swart verthoont, En wie dat op het Velt en inde Stede woondt, En wie in schaduwe van doodt en Helle leven, En wie in plaets van Godt de Duyvels eere geven. Waer Klippen inde Zee en waer dat Stranden zijn, En waer geen diepte peylt een duysent vadem Lijn : Hy wijst u Landen aen die als verborgen scheenen, En Rotsen inde Zee die menigh doen beweenen.

Wat vruchten yder Rijck en elcken Landtschap baert, 6.] En waermen prijckel loopt en waermen veyligh vaert. En waer dat Bergen sijn en weder diepe dalen En waermen Goudt, Kasteent en Peerels komt te halen, Waer Foly, waer Caneel, en waer Muscaten zijn, Waer Bamboes, Cocos wast, en waermen parst de Wijn,

Wat Bloemen op het Velt, wat Kruyden aende Heyden, Wat Vogels inde Lucht, wat Beesten inde Weyden, Wat Vis dat inde Zee en inde Stroomen speelt ; En waer het pluym Gediert op 't aerdighst sit en queelt. Wel David Pieters Zoon ick dancke u voor desen, En bidde yder Mens hier danckbaer voor te wesen : Recht edel is de Raedt aen wien ghy 't deduceert, Recht edel is het Boeck dat ghy aen haer vereert ; Recht edel is haer naem, recht edel sijn u daden. Met recht behoort u Hooft bekranst met Laure bladen : Danck sy de Vries voort licht, hier op 't Toneel gestelt. En wens dat yder Mens met mijn haer danck vertelt.

Offert goede Wercken.

OP HET JOURNAEL VAN DAVID PIETERSZ. DE VRIES,

Artillery-Meester van West-Vrieslandt ende het

Noorder-quartier.

Dewijl ghy Oost en West, het Noorden, en het Zuyden

Hebt met u Kiel Bezeylt, en alle Zee en Strandt,

En alle Landen kent, gelijck u Vaderlandt, En alle dingh beschrijft van Landen en van Luyden,

Soo dunckt my, kan u lof niet in mijn versjes perck. Of eenes Menschen Tongh of pen besloten wesen ; Maer nademael u werck en ghy moet zijn gepresen.

De wereldt prijse u, sigh selven prijse 't werck.

Henrick Bruno.

[7.] Die 't wonderbaer geluck heeft tot een saeck verkooren ; Gevoelt een strenge sucht, waer mede hij wordt geboren Van Jonghs op met de Jeught gegriffijt in het bloedt, En blijft met rijper tijdt verzegelt in 't gemoedt, Soo dat oft schoon de noot hem dwinght tot andere zeden, Noch blinckt de klare vonck van sijn genegentheden, Die tot de dulle Krijgh sijn toghten heeft geset, En hoort geen liever dingh dan Trommel of Trompet : Die tot de soete rust en stilheydt is genegen, Staet al de rasernij van dit geluyt weer tegen ; Een ander wederom wordt door sijn lust geport Dat hij met al sijn doen de Wereldt omme snordt, En laet niet onbesoght wat tijdt of stont kan lijden. En sal om dese lust geen last of noodt vermijden : Aensiet alhier de Vries die noyt en was gerust, Of hy genoodt het wit van sijn gewenste lust ; Dat was om wijt en zijt de Wereldt om te Zeylen, En 't grondeloose nat te diepen en te peylen, Om over al te sien wat met een genegen Ziel, Wat oyt een keurigh Oogh op 't wonderlicks beviel ; Dit doet dan alder eerst hem na die Strate varen, Dit trock noch tweemael weer hem door die woeste Baren, Te sien d'Albaense Kust en Spangiens rijcke Strant, Van waer met winst en eer hij keert in Vaderlandt.

Z. D. L.

[8.] TROUWE VERMANINGE TOT DE OOST-INDISCHE-

VAERDERS.

Wilt ghy verre Reyse varen

Naer het Rijck Oost-Indisch Landt, Daer de Sonne vyerigh brandt :

Wilt de vreemde Vrouwen sparen. Neemet op u drincken acht, En verschoont u kleeren sacht :

Suyver zijn, verlenght de Jaren.

L

EEN ANDER.

Ghy Jonghmans als ghy siet hoe dat de Heydenen leven, En dencken niet terstondt, dien wegh is saght te gaen,

Want voor een schijn-vreught kleyn, naeckt grooten druck en beven. O wellust ! wat brenght ghy al Menschen in getraen.

TOTDEN ZEE-MAN IN 'T GENERAEL.

Ghy stoute kloecke Zeeman, die door de woeste Baren

Soo wijd'end' breede reyst uyt 't soete Nederlandt, 't Zy Oost, West, Zuyd' oft Noord', om Gout of winst gaet varen,

Besoedelt uwe eer doch nimmermeer met schandt : Al zijt ghij verr' van Huys, denckt Godt die is daer mede,

Dat Menschen niet en sien, siet Godes Ooge wel. Die u niet en misdoet, laet varen voort met vrede,

Maer die u tastet aen, wilt tasten aen sijn vel : Zijt ghy van Gods gericht, als uytgesonden Boden,

Wie dat ghy quaet siet doen, en laet niet wesen vry : Vernielt ('t komt u toe) de Roovers wegh gevloden ;

Want die de boose spaert, den vromen quaet doet hy.

3|0uinaEï

ofte gebendttnaerbige öc^djrtjUingö^ ^^n bec^cftepöen ©opagicii, inbE bfec bceïcii tt§ Wttt^bp^ont^t^ aï^ €uropa^ ^fiiïia, ^^ia, cnbe ^merifta.

^^°''^JOURNAEL OFTE GEDENCKWAERDIGE BE-

SCHRIJVINGHE VAN VERSCHEYDEN VOYAGIEN, INDE VIER DEELEN DES WERELDS-RONDE, ALS EUROPA, AFRIKA, ASIA, ENDE AMERIKA, GE- DAEN DOOR DAVID PIETERSZ. DE VRIES, ARTIL- LERIJ-MEESTER VAN DE ED. M. HEEREN GHE- COMMITTEERDE RADEN VAN DE STATEN VAN WEST-VRIESLANDT ENDE 'T NOORDERQUAR- TIER.

HET EERSTE DEEL.

ANNO 1618, DEN 20 AUGUSTIJ.

Also ick mijn Schip uyt de Haven aen den Dijck^) had laten halen om na Texel te varen, liet de Prince Vlagh van boven wayen, alwaer 't Wapen van Prins Mauritius van Orange in stont, en inde tijdt was dat de Arminiaensche Factie opquam, so ontmoeten mijn den Poorter van 't hooft by de Drey-brugh, sooals ick meenden na 't Schip te gaen om 't selve af te veerdighen, welcke mijn vraegh- den met vuyle en onbequame woorden wie mijn soo stout riet, dat ick Mourits Wapen in mijn Vlagh deed wayen; dat men hem met alle sijn Predestinateurs en Calvinisten wel haest na Duytslandt ofte Vranckrijck soude jagen. Waerop ick hem antwoorden, dat 't sel- vige in sijn maght niet en stont, en hy wel wist dat over eenighe tijdt, de Burgemeester W. H. met Soldaten na Grosthuysen was ge- weest 2), en de Sloten voor de Kerck gehangen had,omdat3) de Gere- formeerde daer niet en souden prediken, maer wat sy daer mede gewonnen hadden, dat hy dat oock heel wel wist4). Hy sprack dat hy mijn Vlagge selfs wel wilde afhalen, ick gaf hem tot antwoordt hy

i) Te Hoorn.

2) Hier is bedoeld Willem Pietersz. Hases, burgemeester in 1615 en 1616. Grosthuizen, een uur ten zuidwesten van Hoorn, lag binnen het rechtsgebied dezer stad. De Remonstrantsgezinde magistraat van Hoorn had er de kerk doen sluiten, ten einde den Contra- Remonstrantschen predikant Dirk Christiaansz. het prediken te beletten. Drie huisluiden liepen vervolgens met geweld de kerkdeur open en brachten Dirk Christiaansz. triomfantelijk op stoel.

3) Opdat.

4) De drie belhamels bovengenoemd, door den schout van Hoorn vervolgd, hadden van het Hof van Holland provisie van surcheance verkregen.

i6i8 soud het beginnen, ick had wel moet hem met een Moskets Kogel "^* ^°* daer vandaen te lichten, waer op hy antwoorden, 't was beter Spaens als Raems, alsoo de plaets daer de Ghereformeerde preeckten inde Ramen was I). 't Schijnt dat deze Factie de Tieranny van de Spanjaer- den en den wreeden Duckdalf al vergeten was, en de weldaet van 't [2.] Huys van Nassou al door 't hooft was, en dat se niet meer gedachten hoe Prins Willem van Oranje hem als een Moeyses voor dese Landen stelde, doen hy op syn eygen Beurse met een machtigh Leger uyt Duytslandt quam. Syn Soon Prins Maurits wiert van dese Factie al- ree voor een knecht van dese Landen gheschouwen, welke als een hooge-Priester en Aaron voor dese Landen was, en met recht den overwinnende Josua, wiens arm van Godt te strijden geleert was, magh genoemt worden, die ons met Israël in 't beloofde Landt van Volheyd en Vryheydt gestelt heeft, door wien wy soo machtigh en rijck geworden zijn, en boven vele van onse Nabueren floreeren. Om U.L. niet langer met dese reden op te houden, sullen wy de Ar- minianen en haer quade Opini laten varen, en de Voyagie vervolgen.

ANNO 1618. IN TEXEL DEN 16 SEPTEMBER.

Den 16 September in Texel leggende om met de eerste goede windt uyt te loopen, was daer nevens mijn een goede Vloot Straets- vaerders, waer aen ick Company versoght; gaven mijn tot antwoordt (alsoo mijn Schip van twee-hondert lasten was, en niet meer als acht Stucken en achtien eters sterck was) en sy achtien en de minsten ses- thien Stucken voerende, spraecken ick soud naer Hoorn trecken na de Arminiaensche Joden, en segghen dat se mijn meer geschut koch- ten, welcke gheschut doen ter tijdt niet of heel qualijck te bekomen was, yder hondert pont gou dies tijdts 24 a 25 gl: daer 't anders niet meer als 9 a 10 gulden quam te staen, en ick kond haer Company niet bekomen, most Godt Almachtigh de saeck bevelen.

Den 29 alsoo de Windt uyt den Zuyd-Oosten begon te wayen, maeckten ick mijn 't zeylreet, lichten mijn Ancker, en liep met 3 a. 4 slechte Fluyten die na Lisbon wilden in Zee.

Den 2 0ctober quam ick byPoort-landt2),en also mijn volck diver- sche malen pompten en geen Water kreghen waren sy daerin ver- wondert, doch ick dacht also het Schip een nieuw Schip was dat het soo dicht was, liet echter het Dieploot eens in de Pomp dalen die

1) Te Hoorn.

2) Portland, eiland bezuiden de Engelsche kust bij Weymouth.

5

achter de groote mast stont, en bevont datter drie voet Water in 't 1618 Schip was, waerin ick seer verschrickten, liet de Pomp achter in 't ^** ^' Schip staende eens uythijssen, om te sien waer het aen feijlen moght, en uytghehijst zijnde bevonden wy soo 't scheen een gave Pomp met een dicke Bast rontsom, doch de Bast een vveynigh afschillende von- den wy het erreur oft de foute, en wy vernamen wel over de vijf-hon- dert VVormgaetjens inde voorseyde Pomp, die wij met kleyne houten pennetjens stopten, setten de Pomp weder in en kregen in korten tijdt lens, en hadden naderhandt een redelijck dight Schip.

Den 5 dito met mot, mistige, harde Windt uyt den Zuyd- Westen, bevonden wy ons by de Meeuwc-Steen ^) voor Pleymuyen, vonden raedsaem door de onbequamheydt van 't weer daer in te loopen, al- waer wy teghen den avondt quamen en een goede Vloot Engelse Schepen vonden, gemonteert met 24 a 26 en sommighe met 28 Stuc- ken, die daer Pelsers 2) laden om na deStraet te brengen, weicke mijn [3] in haer Compeny namen; 'sanderendaeghs sochten wy waer ons leek wesen mocht en gaten, bevonden 't voor inde Boegh te wesen in een planck die vol Worm was, namen deselve uyt en setten een ander inde plaets, en hadden naderhandt een dight Schip.

Den 6 dito kocht ick noch twee stucken Geschut, soodat ick doe gemonteert was met thien Stucken ; huerden daer een Barbier met een Trompetter by, die van't Schip van d'Heer Waterhaeljer 3) waren, weicke Heer Waterhaeljer alsdoen uyt de West-Injes quam, en daer de Arnoches4) afgeloopen had. Den Ambassadeur genaemt Gonde- moors) tot Londen legghende, braght door sijn bloedt-gierigheydt soo veel te weeg, dat het den voorseyden vromen helt Heer Water- haeljer (omdat hy geduerigh een doodvyandt vande Spanjaerts was) sijn Kop kosten. Den ouden helt Logier Pietersz. die in 't Jaer 1603 den 26 May met de Vijse-Admirael van Zeelandt genaemt Joost de Moor, Frederik Spinola voor Sluys die deftige en manhafte Batalie leverden ^), was hier mede 7), en noodighde de Meyjeur met de Heeren van Playmuyen te gast, waer onder ick mede genood wiert, en vro-

i) Met dezen naam vindt men op onze oude kaarten Eddystone voor de invaart der haven van Plymouth aangeduid.

2) Pelser is eene visch, de helft grooter dan de sprot, en die in menigte in het Kanaal, niet in de Noordzee, voorkomt.

3) Blijkbaar een Engelsch boekanier; mij niet nader bekend.

4) De Orinoco.

5) Conde de Gondomar, Spaansch gezant te Londen.

6) De Jonge, Zeeroezen, I, 206.

7) Namelijk met schepen der admiraliteit van Zeeland.

i6i8 lijck by malkanderen gheweest zijnde, nam LogierPietersz. opsulc- ken wijse sijn afscheyt van haer, dat hy door sijn Ouderdom nu be- geerde te rusten, en Jan Evertsz. heeft hier naer de Vlag gevoert, die alsnu de Vlagh noch is voerende i), en dies tijdts nevens Capiteyn de Wael sijn Appointe waren. In dese tijd waren de Heeren Staten Schepen in Engelandt dapper wel ghesien, doch naderhandt ver- keerden 't soo, dat de Duynkerckers beter gesien waren als de voor- in piey- noemde Heere Staten Schepen.

muyde den

i5 0ctober Den 15 dito ginghen wij met ons 10 Schepen 't zeyl, waer onder eenighe waren die naerSpanjen wilden, en den 25 dito 'snachts ont- moeten ons de Spaensche Vloot, onder Don Frederick de Toledo by de Kaep Vincent, die wy inder nacht verpreyden.

Den 28 dito liepen wy by nacht door 't nouw vande Straet, tus- schen Gibralter en de Kust van Barbaryen, al waer onse Spiegel door een Zee-waters in-gesmeten wiert, kregender met groote moeyten een poort-Zeyl 2) voor, en hadden wel twee voet Waters inde Kon- stapels Kamer, soodatwygenoodsaeckt waren gaten in de Weegers3) te booren om also het Water te loosen : dit geschiede inde nacht, en bevonden ons inde morgenstont sonder Companie, doch tegen den avond quamen wy weder by onsen Vijse-Admiraal Mr. Plonton van Londen, welcke wy by Kaep de Gat ^)vonden, en hielden goede Com- peny met malkander, doch vernamen de ander Schepen niet.

Den 1 8 November smorghens by Kaepe de Melle 5) komende, meen- de mijn volck dat sy een vyer sagen, maer sigh vergrootende was het een Star met een Staert, die van ons in 't Oosten opquam ; wy waren alle seer verwondert van Godts Handt dit teecken te sien, en wy stonden sonder reden niet verbaest over dit gesighte, wanter veel wonders na volghden.

Den 20 dito arriveerde wy gheluckigh tot Genua, alwaer ick een vracht na deArsepellen6)aennam; en terwijlen ick hier lagh wierden onse Consel genaemt Hendrick Mulleman 7) met een Dagghe in sijn

i) Hij sneuvelde, als luitenant-admiraal van Zeeland, in den tweedaagschen zee- slag (1666). Appointe is een wanvorm voor adjointen, onderbevelhebbers.

2) Zeil gebruikt tot het bedekken der geschutpoorten.

3) Wegers noemt men de planken, tegen den binnenkant der inhouten van een schip geslagen.

4) Cabo de Gata voorbij Almeria.

5) Cabo de la Mola op Menorca.

6) Naar den Griekschen Archipel.

7) Hendrik Muilman. Hij nam op dit oogenblik nog slechts het consulaat waar voor den consul Nicolaas van Rhijn en werd eerst in 1623 zelf consul; zie Heeringa, ierö/i/- sche Handel I, 54 en yj. Hij overleed dus aan de thans bekomen wonde niet.

i

zijd ghesteecken, de reden waerom het gedaen vviert sal hy selfs best 1618 geweten hebben. ^°^- ^°-

Den 2^ December zijn wy met ons twee Schepen van een Koop- man bevracht, en sijn 't zeyl gegaen om uyt de Arsepellen Kooren te halen ; mijn Macker was uyt de Rijp, wiens naem was Dirck Salm, sijn Schip was gemonteert met 18 Stucken. [4.1 Den 14 Januarij 1 619 passeerden wy met ons twee Schepen het Faar van Missine ^) of anders genaemt de Enchte van CiciUen, en voorts het Landt van Callabrien, alwacr wy verstonden dat drie dagen voor dat wy daer quamen den Admirael van Theunis 2) met vijf Turcksche Roovers geweest was.

Denselve dito 3), alsoo wy teghen Safelonien aen zeylden, ontmoe- ten ons een Schip van Delft, hetwelcken ons verpraeyden en na Budewa 4) wilden, was het eerste Reezeyl 5) dat binnen Delft gemaeckt was, de Schipper was genaemt Frans den Uyen, welcke van ons en wy van hem met een Eerschot scheyden : doch ick en mijn mede- Macker malkander verspreeckende, waren verwondert dat dat Schip dat wy verpreyt hadden na Budewa toe wilde, alsoo Budewa in de Golf van Venetien Icydt, en hy wel vijftigh mijlen van Budewa was, 't welck hy met een goede Windt voorby gezeylt was, wy dachten dat het een Turck wesen mocht, en dattet onmogelijck scheen op sulcken plaets en korte spati sooveel te defereren ; wy resolveerden weder op hem toe te houden en schoten op hem. Doen hy sagh dat wy op hem draghende hielden en op hem schooten, liet hy sijn Mars-zeyl loopen, doch by hem komende bevonden dat het datselve Schip was dat ons toegheroepen had : wy vraeghden hem of hy al meester van syn Schip was, alsoo dit de wegh na Budewa niet en was? Hy sijn Boodt uyt-settende en aen ons boorden komende, was seer verwondert dat sijn Stierman hem dus ver verleydt had, en had nu contrarie Windt om de Veneetse Golf in te loopen, ginck doen met ons, en wy quamen savonts tusschen Kleyn en Groot-Saffelonien^), alwaer wy aen het Noorder-eynde van Groot-Safifelonien een bocht vonden ghelijck een Haventjen, daer men pas met drie a vier Sche-

i) Capo di Faro is de naam der Sicilische kaap aan de invaart der straat van Messina.

2) Tunis.

3) Dit is vermoedelijk onnauwkeurig daar de Vries kwalijk op denzelfden dag in de straat van Messina en bij Cephalonia zijn kan.

4) Budua aan de Dalmatische kust bezuiden de golf van Cattara.

5) Razeil; de vormen ree en ra wisselen af.

6) Met Klein-Cephalonia is Ithaka bedoeld.

8

i6i9 pen in leggen kost, en was seven a acht vadem diep, en had fraye

Jan. ^'^' ^g^^j^^gYOndt.

Laus Deo Den 1 8 dito smorghens vroegh quamender twee Griecken recht arj 1619!^"' voor de Schepen op Landt staen, en riepen dat men se halen soude ; ick sette mijn Boot uyt en Hetse aan boort halen. Aen boort komende haddense eenige Korente-wijn die wy haer afkochten, vraeghden ons of wy Korenten quamen laden, wy seyden van neen, maer dat wy om Koorn na de Arcepellen wilden, sy gaven ons tot antwoordt dat wy soo vard niet behoefden te varen, dat wy recht achter 't Ey- landt van Santé Maure aen Poorte Sandelle ^), aen 't vaste Landt van Albania Koorn ghenoegh bekomen soude. Wy vraeghden de Grieck- se Lootsluyden of sy die plaets wel wisten, spraken van ja, maer dat het daer wat prij ckeloos was vande Glayen 2) en Fusten van Santé Maure, doch wy achten dat weynigh. .

Den 20 dito 't Zeyl ghegaen zijnde, quamen wy teghens den avondt voor Poorte Kandela, een schoone Santbey, met een heel aen- ghename Valeye en treffelijcke Revier, die onder twee hooge Bergen in Zee loopt, en is vers Water. Daer wesende setten wy een vande Griecksche Lootsluyden aen land om te besien of onder de Griec- ken eenige Tarruwe te bekomen was.

Den 22 dito is onsen Griecksen Lootsman weder op strant ge- komen en maeckten een seyn datmen hem aen Boort halen sou, ick sette mijn Boot uyt en haelden hem aen Boort met eenighe groote Meesters die alle Turcken waren, waermede wy accordeerden om onse Schepen voor een seeckere prijs vol Koorn te laden, met dese conditie dat men haer 1500 stucken van Achten vere eren sou,waer- van wy 800 op de handt telden, en de ander 700 tellen soude als [5.] de Schepen haer volle ladinge hadden, daerenboven vereerden wy haer noch een stuck blau Satijn. De oorsaeck waerom wy dit deden, was desen : de Turcken sijn overste van dit Landt van Albanien, en houden dit volck dat Griecken zijn onder haer subjectie, voor den grooten Turck van Constantinopolen. Dus met haer veraccordeert zijnde, setten wy de Turcken weder aan Landt, uytgeseydt een die wy in stadie 3) hielden, tot dat ons contrackt volbraght soud wesen, ende oock als Ostagiers 4) voor de 800 stucken van Achten die wy haer nevens het Satijn op de handt gegeven hadden.

i) Porto di Candela (Candila op onze oude zeekaarten).

2) Galeien.

3) In bewaring.

4) Aldus; men zou een enkelvoud verwachten.

Den 24 dito brachten de Griecken ons ontrent 50 last Tarwe op i^ig Strant, die wij met de Boots aen Boort hacldcn, een derde paertJ^"-^^- voor mijn ende twee derde paerten voor mijn Macker, omdat sijn Schip eens soo groot als 't mijne geschat wierdt, 't welck echter niet meer als 100 Last scheelden, doch also wy (gelijck voor verhaclt is) van een en deselve Koopluyden bevracht waren, so maeckten wy daer geen swarighcyd, ende den derden dagh daerna quamen se we- der met ontrent 50 Lasten aen Strant, die wij gelijck de voorgaende mede 't scheep haelden.

Den 30 dito quamen twee Turcken met noch 60 Last Tarwe, en begeerde datmen haer de ander 700 stucken van Achten gheven soude die haer belooft waren, alse veel Koorn by haeronderdaenen of-sonden '), en seyden hetselve nu al gedaen te hebben, waerop wy antwoorden, dat het Koorn dat wy van haer ontfangen hadden niet meer als ladinge voor een half Schip was, en dat wy bedongen had- den als de Schepen haer volle ladinghe in hadden, dat wy haer als- dan de resterende 700 stucken van Achten souden laten volghen, en als sy ons Koorn tot voUadinge vande Schepen geliefden te be- stellen, dat wy alsdan noch op geen 100 stucken van Achten of twee souden sien : dese reden behaegden haer gans niet, en wij verstonden uyt de Griecken, dat sy van die tijdt af geen Koorn meer op Strant wilden gebraght hebben, alsoo sy verstonden dat het na Genua gaen soude, hetwelck haer Vyanden waren, maer soo wy 't voor die van Venetien gehaelt hadden souden ons ghenoegh beschickt hebben ; doch de Turcken veynsde dit te openbaren. De Turck die ick tot hostagier in 't Schip ghehouden had maeckten hem sieck, ja soo kranck als oft hem het heele Schip te nau was en teghen 't Water en de lucht van 't Schip niet en mocht, en dat hem het hooft scheen te scheuren van Zee-sieckten, hoe wel het Schip in een slechte Bay 2) lagh ; onse Super-karge liet hem aen Landt brenghen, hetwelck tegen mijn sin was, en dacht wel als hy aen Landt was dat wy hem niet weer aen boort souden krijgen.

Den 4 Februarij smorghens zijnder een geheele troep Turcken op !„ porto Strandt gekomen met een wit Vlaggetjen, tot een Zeyn om aen Land ^^^^^^p^. te komen, waerop dat de Boot van mijn Macker datelijck aen Landt bruarij voer, en mijn Super-karge wilde mede aen Land geset wesen, waer- op ik hem waerschoude geweer mede te nemen, also wy nu sonder

1) Versta: die hun beloofd waren, wanneer ze door hun onderdanen de Grieken veel koren op het strand zouden hebben doen brengen.

2) Versta: in een baai met effen water.

10

iQoó Ostagier waren, en omdat ik uyt de Verrekijker sag dat de Turcken ^' '^' Geweer by haer hadden, doch de Super-karge wilde geen Geweer hebben, om haer (so hy sey) niet ombragieus of schichtigh te maken, waerop ick het volck lasten alse de Super-karge aen Landt geset hadden, datse alsdan de Boot op de dregh souden legghen '^) om alle gevaer en perijckel te schouwen : doch aen Land komende, en siende dat de ander Boot aen de wal lagh, gingense mede aende wal leggen, en het volck ginck na de bovengenoemde Ravier of Raviertjen toe, om in dat versch Water schelpadden te vangen. Ondertusschen be- gonnen de Turcken, die eenige te voet en eenighe te Paert waren haer Sabels uyt te halen, waerdoor het volck nae de Boots vluchten, ende sy namen de Super-karge van mijn Macker gevangen, nevens sijn Griecksen Tolck en twee van sijn Bootsghesellen, die sy de wegh na de Boots afsneden, ende mijn Super-Karge, en mijn ander volck sal veerden haer met mijn Mackers Boot, uytgeset twee vyande maets die se de boots mede afgesneden hadden, die haer te water begaven, waerna de Turken met haer Roers schooten, en dese twee maets lagen vast heen en weder te swemmen soo langh tot se moede worden; de eene op de gront in 't Water staende, wiert door syn Oogh en Hooft gheschooten dat hy neer-storten, en was een Borger van Hoorn, genaemt Michiel Jansz. de Soon van Coetertjen. 2)

Den 5 dito sond ick mijn Boot aen mijn Mackers boort, om aen mijn boort te komen, met hem te resolveren wat ons te doen stont, alsoo sijn Super-karge gevangen was. Aen boort komende, alsoo de Schepen als voor verhaelt is van een en de selve meesters bevracht waren, vonden wij goet vier a zes dagen leggen te blijven, en te sien wat de tijdt medebrengen wilde.

Den 6 dito smorgens vroeg isser een Grieck op Strant gekomen met een wit Vaentjen, tot een teecken datmen hem soude aen boort halen, waer wy de Boot stracks na toe sonden. Aen boort komende, bracht hy een brief van mijn Mackers Super-karge, welcke versoght datmen hem lossen sou, alsoo hy voor 6000 stucken van Achten te lossen was, waerop dat wy hem antwoorden, dat duysenden Rialen van Achten, die ons mede gegeven waren, ons om Koorn te koopen mede gegeven waren, doch wast noch om acht negen a thien hondert Rialen van Achten te doen soude dat op ons nemen, maer dorsten

In Porto- Candelo den 6 Fe- bruarij i6ig.

16.1

i) Versta : met de boot voor anker zouden gaan liggen. De dreg, met vier of vijf gebogen armen, vervult bij kleine vaartuigen de plaats van het anker. 2) Soetertjen?

I r

in sulcken swarcn saeck niet resolveren, te meer also hy sagh ^) 1619 dat de Turcken Geweer by haer hadden, so onachtsacm te werck ^'^^''* ^' gegaen was.

Den 7 dito smorgens quamender vier Bareken met Koorn, yder met 3 a 4 last achter ons om zeylen, die 5 a 6 myl hooger wilden wesen als daer wy te rede lagen, om aldaer aen twee llollandtsche Schepen haer Koorn te leveren, alsoo de twee voorseyde Schepen by de Golf van Lepanten, ofte by ons ghenaemt de Corintische Zee laghen om nevens ons Koorn te koopen : het eene Schip was van Rotterdam, daer Schipper op was Figoreus van der Linden, het an- der van Amsterdam, en waren bevracht van die van Venetien, en waren veyliger op dese kusten te handelen als wy, doordien de Ve- netiaen peys met de Turcken had. Dese vier boven verhaelde Bar- eken hebben wy met forse door onse Boots (die wy wel ghemonteert hadden) gedwongen aen onse boorden te komen ende ontlost, en ga- ven haer op yder Last twee Rialen van Achten meerder als d'ander Schepen, en vereerden elcken Barkier twee Rialen van Achten, en beloofde sulcks voor yder reys te doen, en de Barkiers behoefden op ver na soo veer niet te varen, hetwelck haer dapper animeerde om ons op 't spoedighste meer te brenghen, en brachten ons soo veel met de Bareken als wy door de Turcken van 't Landt ontfangen . hadden, soodat wy met ons twee nu als 300 Last Tarwe hadden, doch verliepen drie dagen naer malkander dat wy geen Bareken meer vernamen, waerover wy grootelijcks verwondert waren.

Den 10 dito vernamen door een Grieck die op Strandt was, dat [7. ] wy wel vertrecken mochten, alsooder geen kans was door eenige Bar- eken meerder Koorn te bekomen, want de Turcken op lijfstraf en pene van opgehangen te worden, verboden hadden datmen geen Koorn meer met Bareken als anders aan ons verkoopen sou, soo datter voor ons niet meer te doen viel.

Den 12 dito resolveerden wy het Zaedt uyt mijn Schip in mijn in Porto- Mackers Schip over te doen, opdat hy sijn reys daermede vervor- den 14 Fe- deren soude en na Genua gaen, ende ick sou sijn geit overnemen om ^^^^^^^ mijn Fortuyn daer mede te soecken, het welck wy deden, en ick re- solveerde mede voor mijn Schip Koorn te soecken, of by mancke- ment van Koorn naer Santen^) te loopen, ende daer Corenten te laden. Wy lichten ons Anckers ende liepen achter een kleyn Eylandt dat

i) Versta: daar hij, hoewel hij gezien had dat de Turken gewapend waren, even- wel (enz.) 2) Zante.

12

i6i9 achter het Eylandt van Santé Maure lagh, daer wy malkander aen ^ ^' ^^' boort gingen leggen, en ick gaf mijn Macker het Zaedt over.

Den 14 dito quamender twee Glayen en drie Fusten by doncker, en meenden ons te verrassen, maer onse Man op de wacht het ge- druys van haer Suffletjes ^) hoorende, schooten wy alsoo 't duyster was datelijck op het geluyt aen, en ons docht dat wy 't inde Riemen hoorden klateren, waerop de Suffletjens datelijck ophielden, wy maeckten gissinghe dat sy presumeerden dat wy op haer geluyt aen- schooten gelijck wy oock deden, en also sy inde ly van ons waren, lieten sy het voor de Windt afdrijven sonder nader te komen : 's an- derendaeghs het Koorn over-gescheept zijnde, maeckten wy ons klaer om 't zeyl te gaen, en dewijl wy onsklaer maeckten, quammer een Griecksche Paep aen ons boort, waernevens noch twee Griecken waren, welcke ons seyden dat die twee Galeyen ende drie Fusten die by ons geweest waren, haer meninge was (soo wy geen goede Het bedrog wacht ghchoudcn hadden) onse Touwen af te hacken, en ons alsoo •lïrcken tegen 't Landt te laten drijven, en ons alsdan te vermeesteren, en datse nu van meninge waren met meerder macht van 't Landt Maure ons te komen versoecken. Wy antwoorden haer in 't minste niet te vreesen. De Paep nam een Testament en leyd het op het Hooft van Het Sacra- onse Supcr-kargc, en las op sijn Hooft een Capittel, en nam een GrTeckschï stukcjen Wittebroot dat hy medegebraght had, en gaf het den Super- karge, daerna nam hy een kleynKelckjen met Korente- Wijn, sprak eenige Grieckse woorden, en gaf hem te drinken, en op dese maniere bedient de Griekse Kerke haer Sacrament oft Avondmael. De Paep dit gedaen hebbende wenste ons een behouden reys, en ons ver- maend hebbende wel voor ons te sien, scheyde van ons af. Ick vraeghde de Super-karge wat dat stuckjen Broodt beduyden dat de Priester hem gegeven had, waerop hy antwoorden, dat hetselve in plaets vande Hostye was datse inde Roomsche Kercke ghe- bruyckte, doch de Roomsche gaven geen drincken : doe schou^) ick hem dat hij een Luytriaen gheworden was, omdat dit inde Gerefor- meerde Kercke ghebruyckelijck is, en hy ons daerom altijdt voor een Luytriaen ghescholden had.

Den 16 dito mijn Macker mijn Tarwe overgenomen hebbende, en beyde ghereet leggende, ick om mijn fortuyn te soecken en hy syn reys te vervorderen,scheyden van malkander, en vereerden den anderen met drie eerschooten, achterlatende vijf man, te weten twee

i) Fluitjes {sifflet), ü) Schold.

Kercken, onder bey- de Spetie Broodt en Wijn.

13

van mijn Schip, waervan den eene dood-gheschooten en den ander 1619 nevens de drie Man van mijn Mackers Schip ghevangen bleven.

Den 17 dito quamen wy inde Golf van Lepanten ofte anders ge- in de Golft [8.] naemt de Corentsche Zee, alvvaer ons een kleyn Berckien van Petras J'en den ^"7 van daen aen ons boordt quam, vraeghde wat wy daer sochten, wy ^^^"""^"j seyden Koorn, waerop hy ons antwoorde dat wy daer te laet toe quamen, alsooder twee Schepen gelegen hadden van Venetien, die 't daer alles opgekocht en weghgehaelt hadden, (en waren de twee bovenverhaelde Schepen, waervan het eene Figoereus van der Lin- den was) ; wilden wij Krenten hebben die souden wy wel bekomen, maer geen Tarwe.

NOTA. In dese Golff of Corentische-Zee, salveerden de Turcken eenighe van haer Galeyen inde Slagh van Don Jan d'Austria, in 't Jaer I57i,alwaer dat hy sijn Galeyen over Landt tot inde Archi- pelagische-Zee voerden ; verhaelden ons een Grieck in waerheydt gheschiedt te wesen ^). Wy siende dat hier voor ons niet te doen stondt, resolveerde te vertrecken en naer Santen te loopen, alsoo daer de beste Corenten vallen.

Den 19 dito zeylden wy weder uyt de Golff van Lepanten. In het in-zeylen van dese Golff aen Stuerboord, leyt een Gasteel genaemt Casteel-Tornesse^), hetwelcke naderhandt afgeloopen wierdt vande Napelsche Galeyen 3).

Den 20 dito quamen wy by Kleyn-Soffolonien, alsoo wy door de schrale Windt de Golff niet en kosten bezeylen, vervielen wy dicht by 't Eylandt, daer komende ontmoeten ons drie Galeyen en twee Fusten, die wy meenden Christen-Galeyen te wesen, doch ons wat naerder komende bevonden dat het Turcken waren, de Christen- Galeyen hebben twee Masten en sy maer een, hetwelck eenkenlijck teecken was. Dese Galeyen meenden ons soo te overrompelen, doch wy op ons hoede zijnde schootender datelijcken op, en sy quamen met haer Riemen (also het stil was) op 't vlijtighste aensassen, en onder 't roepen schooten sy verscheyde schooten op mijn toe, tot soo lang datse dicht aen mijn boort quamen. Mijn Canon ghestelt en wel gereet wesende, gaf ick haer een gheheele laegh, waerop sy strack van mijn af hielden. De koelt een weynigh verheffende lieten sy haer Besaens vallen, en lieten mijn sonder meer molest aen te doen varen, en naedat ick op haer niet boven vijftien a twintigh

i) Dit verhaal is een sprookje.

2) Thans op de kaarten voorkomende als Kastro Moreas.

3) Dit feit heb ik niet kunnen verifieeren.

14

i6i9. schooten gheschooten had, setten sy haer coers nae Sinte-Maure, en quamen naderhandt by een Schip met achtien stucken, daer Schip- per op was Ocker Gerritsz. van Texel, de Svvager van Commissaris Aris Harmansz. ^), hetwelken sy jammerlijcken verbranden, en niet boven vijf a ses Man die voor inde back waren met het Schip op- springen ^), noch levendigh in Zee neer-komende, vandeTurcken ge- berght en tot Slaeven gemaeckt wierden, die niet sonder groote moeyten en kosten naderhandt vry quamen.

De Turcken is haer aert op Christenen te roeven, En niet als haer te doen verdompen en verdooven: Doch Godt die boven sit en die beneden siet. Die isset dat sijn wil in alle dinck geschiet; Wie soud dit aers ontgaen drie Gleyen en twee Fusten, Die quamen by de Golf aen Fullands 3) trotse kusten, Om 't eene Schip oft aer te stroopen vande Ree, En vinden daer de Vries alleenlijck in de Zee, Die sy door haer practijck in stilten wilden stroopen, En al het Christen-bloed als Beesten doen verkoopen: Doch hy als onversaeght heel moedigh op haer schoot. De Windt verhefte sich soodat een yder vloot; Dees Turcken naderhandt een Texelaer ontmoeten. Die sy door boose lust op sulcken wijs begroeten, Dat sy sijn kloecke Schip doen steecken in de brand. En brachten van het Schip ses Slaven in haer Land; De Vries quam on-verseert tot Santen in de Haven, En waren vry en bly in plaets van arme Slaven, En losten haer Canon, en danckte Godt de Heer, En gaven van dit stuck syn Naem alleen de eer.

In Santen ^^^ ^2 dito arriveerden wy voor Santen en voeren datelijck nae

den 22 Fe- Landt, aen Landt komende mosten wy wel drie uyren inde Boot sit-

bruarij ^^^ ^^^ ^y pj-^ttica 4) bekomen konden, eyndlijck quam de Bode die

onse Prattica van 't Gasteel gehaelt had, waerby wy geauthoriseert

wierden op Land te komen. Onse Consel s) quam by ons, en wy accor-

i) Mij niet nader bekend ; vermoedelijk een scheepvaart-commissaris op Texel wegens de Westfriesche steden,

2) Versta : toen het schip in de lucht vloog.

3) Dezen naam vind ik noch op oude noch op moderne kaarten terug.

4) Toegangspas.

5) Volgens de lijst bij Heeringa, Levantsche Handel I, 54, was zijn naam Lenaert Steffen Engelbronner.

Blz. 14 en 2<)

- j/i/'-.7«z5*¥?5*t*!o'.f>'.j.'~-'

.,1- _, - >er,-«<. -."" ïJ-ft©-»-'

m

15

deerden met hem voor veerthien-duysent stucken van Achten aen 1619 Corenten te koopen, en binnen thien dagen te leveren ; en vonden hier noch twee Schepen uytons Quartier, het eene van Enckhuysen genaemt het Tuchthuys, het ander was Jan Koomen Jansz. van Me- denblick. Wy hier leggende spoeden ons soo veel als doenlijck was, om onse reys te vervorderen en van dit Landt te raecken, op welck Landt Griecken woonen, doch staen onder 't gebied vande Venetia- ner, is een schoon en vet Landt rontom vol gebergte, en in 't midde met vlacke en effene Velden verciert, welcke vol Corenten zijn wassende.

Den 26 Maert lichten wy des smorgens vroeg onse Ancker, gin- gen 't zeyl, en quamen tegens den avondt dicht by 't West-eynde van Saffalonia, en stil wordende schockte de deyninge vande Zee ons soo na aende Wal, dat wy genootsaeckt waren de Boot uyt te setten en 't Schip also van de Wal af te boegseeren, doch de Land- wind begon hem op den avond te verheffen, so dat wy de Boot weder in namen, en hadden de Boot naulijck in 't Schip of wy kregen sul- eken harden Windt, dat wel twee-hondert Leeuricken als ander Vo- ghels van 't Landt in ons Schip quamen weyen, daer soo veel Windt na quam dat wy de Marzeyls in mosten halen, en zeylden met twee lage Schooverzeyls ^) de Golff van Venetien over.

Den 28 dito sagen wy het Landt van CalabriaendeMonto-Gibel- le, ofte anders genaemt de Bergh Etna branden, welcke Bergh op het Eylandt van Cicilia leyt.

Den 29 dito quamen wy by Regium, alwaer twaelf Napolitaen- sche Galeyen laghen, daer de natuerlijcke Soon van Duck de Zes- soone^) Admirael op was, en een Knechtken van ongevaerlijck twaelf a derthien jaren, wiens Moeder een Brabandsche Vrouwe was. Wy dreven door de stroom heel na Missine toe, alwaer wy gheen Prat- tica kosten bekomen. De Windt hem wat verheffende, liepen wy noch door 't nau inde bocht van Sicilien, en setten 't die nacht al- daer by een Fransman, die uyt de Arschepelago quam en naer Na- pels wilde.

Den 30 dito lichten wij ons Ancker, en quamen den 23 dito 3) by 't Eylandt van Elb, liepen dicht bij Port-Ferare en Porto-Longe heen, en saegen de vaste kust Porto-Harculis 4).

1) Schooverzeil : het onderste zeil van den grooten mast.

2) De hertog van Ossuna, onderkoning van Napels van 1616 tot 1620.

3) Dit moet een fout zijn voor „den 3 April".

4) Port'Ercole benoorden Civita Vecchia. De volgorde waarin de plaatsen genoemd worden is zonderling, daar Port 'Ercole gezien moet zijn lang vóór Porto Ferrajo.

i6

1

1619 Den 8 April arriveerden wy voor de Stadt van Liornen oft Livorne, { ^^^ ^' om te sien wat bescheyd wy daer vinden souden, en vernamen dat onse Macker de Salm ^) die onse Tarwe ghelijck voor verhaelt is ^), hier daeghs te voren noch op de Reede gelegen had, en alsdoen i hier eerst van daen gescheyden om na Genua te gaen, en ick aen Landt zijnde beweerden 3) daer die nacht.

Den 1 5 dito aen boort komende lichten wy ons Ancker, gingen 't zeyl, en arriveerden den 27 April voor Genua, alwaer ick niet als voor mijn eygen lijf Prattica verkreegh, en most mijn naeckend uyt- trecken, en sy namen de kleederen die ickuyt-getrocken had met een Tange, en gavense mijn Maets om weder met de Boot aan boord te [n.] brengen. Dit gheschiede om anders geen oorsaecke, als dat de Ita- liaenders soo banghe voor Peste of and're vyerighe Sieckten zijn, de Matroosen mosten binnen veertigh dagen geen Landt betreden, en 't Schip van sijn ladinge ontlost zijnde quamen doen aen Landt. Wy bevonden hier veel Noord-Hollandsche Schepen, nevens de Vloot die in Texel mijn om mijn kleyne defentie in haer Compeny niet begeerden te nemen, dese hadden door contrarie Windt soo lang in Texel gheleghen, datse hier nu eerst aen-quamen.

Den 4) May mijn Waren hier gelost hebbende, daer de Maend van April mede heen gheloopen was, lichten wy ons Anckersmetonsses Schepen om nae Alicanten te loopen, en drie dagen van Genua ghe- weest zijnde, gheschiede een jammer ongeluck op mijn Schip, also een Passagier (van Venetië van geboorte) sijn gevoegh doen wilde, hij in plaets van in 't Galioen te gaen ginck op de zijde van 't Schip sitten, en hielt hem aen een Toutjen van een Gotelinghs-poort, welck knoop van 't Toutjen doorslippende viel in Zee, en alsoo 't avond was smeeten wy het Schip wel op de ly, en setten het Boot uyt om hem te salveeren, doch konden hem niet krijgen, sodat de Jongman onnosel verdronck.

Den 5 Junij arriveerden wy voor Allicanten, daer wy datelyck Prattica kregen, maer alsoo daer niet te doen viel, resolveerden wy tot AUematten 5) ons Schip met Sout te laden en na 't Vaderlandt te zeylen.

Den 7 dito lichten wy ons Ancker, en quamen savonts voor Alle-

i) De Vries brengt hier den naam van den schipper op het schip over.

2) Hier schijnt te zijn uitgevallen : „overgenomen had", of iets dergelijks.

3) Overnachtte.

4) De datum niet ingevuld.

5) Thans op de kaarten voorkomende als Guardamar naar den naam van het eenige regels verder voorkomende kasteel.

matten, alwaer een kleyn Vleckjen oft Casteeltje bemuert is genaemt 1619 Guar de Maer. -^""^ ''*

Den 25 dito wel geladen zijndelichtenonsAncker,zeylden weder na Alicanten om onse Compeny te verwachten, en namen daer on- dertusscheneenigeStuckgoederen in, om tot Amsterdam tebestellen.

Den 28 dito arriveerden hier een Schip van Hoorn ghenaemt de Wigge, waerby wy verstonden dat Jan van Olden-Barneveld in 's Gravenhaghe op 't Binnen-Hofonthalst was, alsoo hy (door toe- doen vande Arminiaenen) het Landt socht in een Bloedbat te stellen, en Prins Maurits van Orange (die sijn leven voor de Landen ghe- waeght had) sijn Authoriteyt te benemen, schoon hy en sy wel wisten dat Prince Wilhelmus dese Landen op sijn eyghen Beurs, met een Leger van duysenden Mannen geassisteert heeft, en om 't welvaren vandien soo deerlijck vermoort was, 't schijnt dat dese met Prins Maurits meenden te leven om het Land op een ander voet te bren- gen, als de Spanjaerden met sijn Heer Vader Prins Willem gedaen hadden, doch Godt zy gedanckt dat de quaetdoenders loon na wer- cken kregen.

Den 2 Julij ons Ancker gelicht zijnde, arriveerden den 18 dito voor Mallegam met de gheheele Vloot, alwaer wy veel Schepen vonden om nieuwe Pieter Semues ^) te laden tegens de Vandange.

Den 20 dito gingen wy met ons ses Schepen weder 't zeyl.

Den 22 dito passeerden wy 't nau vande Straet oft anders de enghte van Gibralter.

Den 28 dito ontmoeten ons AlbertCornelisz. 't Hoen 2), en was de eerste reyse die hy deed' na dat hy Capiteyn geworden was, had een nieuw Staten-Schip ghenaemt de Griffoen, waer by noch tweeStaten- Schepen van Amsterdam waren : de Capiteyn van 't eene Schip was genaemt Kleynsorgh, en den ander Schaef. Capiteyn 't Hoen had een kleyn Engels Roovertjen genomen en tot Lisbona verkocht, alwaer doen den Coninck van Spanjen met twaelf Galeyen was ; scheyden met verscheyden eerschooten van malkander.

Den 30 dito, alsoo wy met ons twee Schepen niet wel van Vic- tualie versien waren, en dat de Reys wat langer door de stilte als anders duerden, resolveerden wy onse Mackers eens aen te spreken, die haer altijd hadde laten verluyden soo ons yet ghebrack, datse

i) Pedro Ximenes (de bekende wijn).

2) Die met andere oorlogsschepen op weg was naar de Middellandsche Zee tegen de Turksche roovers ; zie Heeringa, Levantsche Handel I, 808 '09. 't Hoen was een officier der admiraliteit van het Noorderkwartier en blijkbaar een kennis van de Vries.

2

i8

1619 voor ons genoegh over hadden, souden anders te Mallegam spijse "'"' ^°'ghenoegh hebben konnen bekomen, gaven nu tot een antwoordt, als ons de noot uytwendigh aenquam soo soudense ons bysetten, waerover wy qualijck noeghden, en haer tot antwoordt gaven dat het ons niet goedt docht op sulcken voet by haer te blijven, resol- veerden en gingen met ons tweeen van haer af, omdat onse Schepen veel harder zeylden : mijn Mede-macker was Reyer Jansz. ^) inde wandelinge dicke Reyer van Oosthuysen genaemt.

Den 6 Augustij schooten wy de hooghten van drie-en-veertigh graden, en gisten ontrent hondert-en-vijftigh mijlen van Caep de Venster 2) te wesen, smiddaeghs de Koek schaffende, komter een van onse Matroosen en seght twee zeylen te loevert van ons te sien, die voor Windt op ons af quamen, alsoo wy by de Windt zeylden, de Windt zijnde uyt het Noord- Westen. lek ginck datelijck uyt de Galderij, ende belasten terstond de Vlagh van boven te laten weyen, mijn Macker Reyer lietse van voren weyen, en maeckte een strate- gema als of ick Admirael en mijn Macker Vice- Admirael was, wy lieten de Marzeyls loopen en 't Grootzeyl opgyen, en setten Mutsen, Hoede, ende Karpoesens) op de Caveen-Navels 4), 't welck hem ver- toonde als of 't schip vol Volck was, en alsoo ick niet meer als thien lichte Stucken had, doch meer Poorten, en 't Schip van aensien wel acht-en-twintigh Stucken voerden, liet ick de Poorten inde Hut als anders half open setten, ghelijck offer mede Stucken voor stonden : mijn Stierman Pieter Barentsz. Dorreveldt die naderhand noch Capi- teyn wierdt, een goet Trompetter zijnde, gingh met sijn drieën achter op de Hut staen met de Trompet inde handt. Dese twee Schepen by ons komende waren kloecke Turcksche Schepen, ende de minst nae onse gissingh wel met vier-en-twintigh Stucken versien. Sy merckende dat wy haer als onverseert met ons tweeen inwachten, soo liet de voorste sijn Marzeyls loopen en schoot by de Windt, ver- preyden sijn Macker, en hem gesproken hebbende hijsten sijn Mar- zeyls weder op, en liepen t'samen achter ons om, en d'eene schoot een schoot te loevert uijt, als oft hy segghen wilde vaert met vreden, wy sien geen kans U eenighe molest aen te doen. 't Waer saecke datse ons aen boort ghekomen hadden, souden ons heel licht hebben

1) Hij werd 10 Jan. 1621, met tarwe geladen, door de roovers te Algiers binnen- gebracht (Heeringa I, 1044).

2) Finisterre.

3) Karpoets: bonten muts, zooals de matrozen die dragen.

4) Bedoeld is: karveelnagels (houten of ijzeren nagels om touwwerk aan te beleggen).

19

konncn nemen, want wy meer moet en couragie betoonde als onse 1619 macht was, wy toonden ons Manlijck, maer waren vrolijck, en danck- "^" ten Godt datse door-gingen.

Den 15 dito quamen wy teghen den avondt ontrent Lesaert O, en hadden daeghs te voren grondt geworpen, quamen hier in een Vloot Frans-vaerders die te loevert van ons kronghen^), en twee uyren daer na (alsoo 't lichte Maen was) soo hielden al de Schepen weder ach- ter ons om, waerover wy verwondert waren, en een van die Schepen verpreyden ons, en versocht dat wy geliefde een weynigh op haer te passen, alsoo sy altemael slechte Schepen waren en gheen Schut voerden : datter een quaet Schip inde Vloot quam, dat haer drongh om onder onse bescherminge te komen. Eyndelijck quam dit on- [13]. bekent Schip mede by ons en met een ruyme schoot op mijn af loopen, ick riep hem toe waent Schip? hy antwoort Pieter Jansz.van Monnekedam ; hy riep waent jou ? ick riep van Hoorn, niet te min hy hield al op ons toe, ghelijck oft hy aen boort socht te wesen. Ick belasten de Trompetter terstondt achter op te loopen, en riep dat hy achter om houden sou oft ick souder in schieten : 't scheen oft hy daer niet nae en luisterden, ick liet stracx vyer geven en schoot dwars door sijn Schip. Hy begon te schelden en riep ghy Hoornsche Arminiaensche Joden, sult ghy soo stracx schieten ? Ick riep hem toe hy soude meer op sulcken wijs by mijn komen, had ick hem nu een schoot ghegeven woud hem alsdan de geheele laegh wel gheven, want men inder nacht niemandt vertrouwen mach. Hy was beter gemonteert als ick, en wou na Mallegam, scheyde van ons af, en wy verstonden dattet weynigh scheelden, oft de schoot die dwars door de Combuys ginck sou twee Man mede genomen hebben.

Den 18 dito arriveerden wy tot Playmuyden op de Voert 3), daer ick mijn Volck het beste Brood gaf dat in 't Schip was, voer terstond met de Boot aen Landt om Victualie te koopen, en ick danckten al- hier mijn Barbier af, welcke ick op myn uyt-reys hier ghehuert had, lichten dien selven avondt weder het Ancker om na Texel te gaen.

Den 26 dito arriveerde ick met mijn Schip in Texel, nadat ick elf maenden en twee dagen uyt-geweest was. Ick voer met de Loots aen Landt en vertrock na Hoorn, en eenige dagen daerna tot Am- sterdam, alwaer Daniel Colpijn ende Jan Bonoeyt beyde Koopluy-

1) Kaap Lizard.

2) Krengen: een schip doen overhellen ten einde aan eene zijde eenige bewerking te verrichten.

3) Eng. „ford".

20

i6i9 den, die my op myn uyt-reys bevracht hadden, op mijn versochten "^* ^ ' dit Schip te verkoopen, en een grooter Schip maken te laten dat beter van defentie was, om daer mijn eygen Koopmanschap mede te doen. Hoewel ick daerin niet wel resolveren kond', soo hebben sy mijn een nieuw Schip laten timmeren, om daer (als voorseydt is) mijn eygen Koopmanschap mede te doen ; en alsoo sy wel wisten dat ick van kindsbeenen de Koopmanschap (so hier als in Vranckrijck) byder hand gehad hadde, en daer wel in gheoeffent was, soo vonden sy goedt alst Schip ghemaeckt was, mijn hetgeen hier te Lande noyt gepractiseert was op te leggen en in 't werck te stellen, dat is dat ick na Terre-Nove soude zeylen en 't Schip vol Vis laden, en daermede na Italien gaen, hetwelck ick aennam, en sette met bewillinghe van de Vrunden een ander goedt Vrundt op ^t Schip, dat ick te voren ge voert had.

CtoeeöE ©apaigilE,

ofte ^ftE^cörtjbingBc ban mijn iÜEu^ na ^acra^4§oba, ^taïien, enbc taEber na JgebErïantit, haat teucantre tn btEEmbe boarballEii tE0En bpaiibEii ai^ anbEti^ niyti baorgEftoniEU 3ijti, op be<^e ïfiEpjs ^cf^ippet EU ï^oopinan b)E<^EnbE.

TWEEDE VOYAGIE, ofte beschrij.

VINGHE VAN MIJN REYS NA TARRA-NOVA, ITA- LIEN, ENDE WEDER NA NEDERLANDT, WAT REN- CONTRE EN VREEMDE VOORVALLEN TEGENS WANDEN ALS ANDERS MIJN VOORGEKOMEN ZIJN, OP DESE REYS SCHIPPER EN KOOPMAN WESENDE.

In 't Jaer 1620 den 10 Junij zeylden wy uyt Texel, en arriveer- den den 13 dito onder Portlandt ten Ancker, alwaer ick met de Boot aen Landt voer, en vertoonde mijn Pas in 't Casteel dat daer leyt, 'sanderendaegh voer ick na een kleyn Stedeken genaemt Wey- muyden, dit Stedeken is hier dicht by, en kocht daer drie Gotelin- gen die ick by nacht aen boort kreegh. Hier is een Ty-haven, van waer veel Visschers na Terra-Nova varen ; nam hier verscheyden Brieven van daen, om in Terra-Nova aende Visschers te bestellen, om datse Vis aen mijn verkoopen souden.

Den 15 dito lichten wy ons Ancker, en quamen den 16 dito voor Portmuyden, alwaer ik aen Land voer, en resolveerde over Land na Pleymuyen te gaen, ende laten mijn Schip volghe, dewijl ik daer wat te verrichten had, hetwelck ick af dacht te doen eer mijn Schip daer soud' konnen komen, op datmen niet tarderen of toeven sou. Ick was een nacht in 'treysen onderweegh, en vernachten in een Dorp genaemt Moerberie ^ ); in 't Dorp komende vondt ick niet een Huys oft daer stack een Wit-Vaentjen uyt, waer over ick verwondert zijnde, mijn Waert vraegde wat dit bedieden ? De Waert gaf mijn tot ant- woordt datse Sijter oft Appeldranck verkochten. Ick vraeghden wie de koopers zijn, alsoo 'taltemael verkoopers waren? Hy seyde my, datse de beste eerst droncken en dan de slechste, op datse om 't Jaer alle gheconsumeert waren, tegens dat de nieuwe Cijter oft Appel- dranck weder uytquam.

Den 18 dito arriveerde mijn Schip voor Pleymuyen op de Voert, daer ick doen van alles gereet ghemaeckt hadden, nevens drie Gote- lingen die ick daer mede kocht en aen boort bracht.

Den 2) dito hebben wy ons Ancker ghelicht en gingen 't zeyl, om onse Reyse te vervorderen na Terra-Nova.

1) Mulberry.

2) Niet ingevuld.

24

i62o Den 22 dito passeerden wy Engelandt, ende setten onse coers

Juni 22. -^gg^ |.gj^ Zuyden en West aen, tot dat wy den grooten Banck van Terra-Nova ontmoeten souden.

Den 30 dito ontmoeten ons sulcken Maelstroom, dat het onmoogh- lijck was om te vernemen wat coers datse liep.

Den 10 Julius ontmoeten ons een Scheepjen van ontrent tsestigh lasten, komende uyt Nieuw-Engelandt, en had daer op de Visscherij gheweest, was van Pleymuyden in Engelandt.

Den 18 dito sagen wy eenen hoogen IJsbergh, scheen eerst een Schip te wesen, doch nader komende bevonden met verwonderingh sijn hoogte, het scheen ons onmogelijck op de hoogte van seven-en- veertigh graden en in Julius hier Ijs te ontmoeten.

Den 25 dito wierpen wy op de Banck van Terra-Nova grondt op seven-en-twintigh vadem, ende begonsten 't overal vol Schepen te sien, die daer lagen en visten na Cabbeljau, waer wy na toe hepen om te verpreyen, maer mijn voor gheen Visser aensiende wilden mijn komste niet verwachten, en ginghen wech. Onder allen bleefifer een legghen, dicht by hem komende maeckte mede Zeyl, maer had te langh gheleghen, want ick hem in-zeylden. lek wenckte hem om sijn Marseyl te strijcken, doch wilde niet luysteren, doe liet ick met een van mijn Boegh-stucken vyer gheven, en schooten hem door sijn groote Marzeyl ; doen liet hy 't datelijck strijcken, ende wy verprey- den hem en vraeghden op wat hooghte dat hy lagh en viste ; gaf tot antwoordt dat hy in acht dagen geen hooghten gehad hadde, over- mits het op dese Banck altijdt mistigh weder is. Hy liet ons met sijn Lootlijn thien a twaelf Cabbeljauwen achter uyt slepen, die wy in- [15. haelden, en bonden daer weder twee a drie stucken Speek en Vlees aen, soodat wy hem syn Cabbeljauwen wel betaelden, en lieten hem varen.

Den 29 dito 'snachts quamen wy te vervallen op de Kust van Terra-Nova, en alsoo ick op de wacht gingh wandelen warender twee Maets die voor uyt-keken ; ick hoorde een Pingowijns-vogel, met een riep een vande uytkijckers dattet^) een Enghelsman was, schoor, schoor 2), daer ick in verschrickte, en vraegde hem waer het Land was? hij riep in ly. Ick sprack tegens de Man te Roer, dat hy het Roer in ly aen boordt leggen sou om overstaegh te komen, 'twelk hy dede, en 't Schip dreyde tot aller ghelucken. Ick ginck achter om het Marzeyl om te brassen, en stiet met een op de Hut dat

i) Die een.

2) Shore! shore!

k

25

de Stierman uytquam, en so ras alst Schip gedreyt was kregen wy 1620 een stortingh van de Landzee, soo dat het niet nader en diende sou--'" ' *^' den wy Schip, goedt, en leven behouden ; wy Heten 't contrarij uyt- staen als wy 't ingeloopen waren, en 'sanderendaeghs wenden wy 't weder met den dagheraet, om te sien waer wy 'snachts geweest waren, en bevonden 't drie hooghe Klippen te wesen ; in ghevallen wy daer tegens aen gekomen hadden, souder Kat noch Hond af ge- komen hebben,wy saghenhier menighte van Bosscheysche 'jSloepen, die voor ons schuwden en meenden dat wij Vrybuyters waren : wy versprakender ten lesten een, die ons seyde inde Bey van Plessanse 2) te wesen, daer de Baskens visten : hy was schou voor ons en wilde niet aen boort komen, roeyde voor ons over, wy meynde dat hy aen Boort komen soude, maer hielden haer Fock op de Mast, en een stuck van ons te loevert zijnde, vergat het wederom komen en ginck deur ; was hier alle dagen seer mistigh, wy setten onze coers na Capo- Rase 3), om by de Engelsche te komen.

Den 2 Augustij, met een stil, moy, lieflijck Weder, sagen wij Capo de Rasso.

Den 4 dito liepen wy nae de wal, quamen in een Bey genaemt Cappelinge 4), waer by een 5) leyt genaemt Ferrelandt, daer vonden wy seven a acht Vissers, daer wy Vis van meynden te koopen, maer hadden haer Vis al verkocht. lek nam een van haer Vis-sloepen die op de Bosscheyse manier ghemaeckt zijn, en heel veerdigh om mede te roeyen, ik roeyde daer mede langs de Kust, welcke Kust veel Beyen en Havens heeft, daer de Vissers haer met haer Schepen in onthouden. lek veel van dese Havens gevisiteert hebbende, keerde weder na mijn Schip, alwaer ick den thienden weder in-quam ; hier lagh nevens mijn een Bootjen van vijftigh a tsestigh last met ses Go- telinghen, 't welck met Toeback uyt de Verginies quam, om hier Toback aen Vis te ruylen.

Den 12 dito lichten wij ons Ancker, en quamen in een Haven ghenaemtSint-Jans-haven,daer laghen wel sestien Vissers-Schepen, waer mede ick handelde en mijn Geldt besteden. Dese Haven is nau om in te zeylen, en daar leggen twee Klippen boven Water, soo dat mense schouwen kan. De Haven is van binnen soo ruym en soo

1) Biscaysche.

2) Placentia Bay. ,

3) Cape Race.

4) Caplin Bay.

5) Hier schijnt een woord uitgelaten; „land" of iets dergelijks.

26

i62o. breedt, datter wel hondert Schepen in legghen moghen, en loopt soo "^* ^^' veer in 't Landt datmen geen Zee en siet. Dese Vissers-Schepen leggen sonder eenigh Mensch in te wesen soo lanck als sy Vissen, met haer Zeylen deckense haer Schuyten die sy Stagres^^) noemen, en op 't Landt leggen, en zijn veerthien a vijfthien voet over 't Wa- ter gebouwt, om als haer Sloepen vol Vis zijn die daer mede te los- sen. Terwijl wij hier laghen wierter een Beer in een strick ghevan- [i6.] ghen, die met een wup om hoogh wupte en bleef soo hangen, die de Vissers met Roers en Piecken doorschooten, en staken soo lange [tot] hy doodt was,sy leyden hem in 'tSout en aten hem, ick ater selfs mede af; noch wierter een ghevangen oft vingh hem en doorschoot hem selfs, en geschiede op dese manier : Sy leyden een gheladen Roer voor die plaets daer dese Beer alle nachten gewend was Traen te komen slicken, sy deden aende Haen van 't Roer een kleynToutjen, en aen het eynde van'tToutjen een stuckVis, welckeVishij meende voor een goedt aes na hem te trecken, doch daer aen treckende ginck het Roer af, en het Loot vloog hem inde borst dat het achter weer uyt quam, ick heb dit selfs gesien. Dit Eylandt is ontrent soo groot als Engelandt en is vol Bosschagie van Bereken, Grenen, en Vierenbomen, de Vruchten die ick hier sag waren anders niet als Aerdebeyen ende Blauwe-bessen, dit Eylandt is als voor verhaelt vol Havens en Beyen, waer in alle Jaren wel vier a vijf-hondert Vis- sers zijn, soo Engelsche, Fransche, als Bosscheyers, de Engelsche vissen aende middelste Kust van 't Eylandt, de Fransche en Bos- scheyers vissen d'eene aende Zuyd, d'ander aende Noord-kant van 't Eylandt. Dese Kust is vol Vis, en is altemael Cabbeljau, die sy droghen om na Italien te voeren, en in Spanjen, Vranckrijck, ja in Engelandt selfs veel eten, en consumeerense in plaets van datmen inde Nederlanden Stock-vis eet ; daer is inde varsche Ravieren veel Salm. Terwijl wy hier laghen quammer een Sloep vande Noord in dese Haven, die ons verhaelden datter om de Noord op een plaets ghenaemt Parlekan^), met een treek vijfthien-hondert Salmen ghe- vanghen waren, soo dat het Net door de menighte soo swaer was, datse 't selve naulijcx aen Land wisten te krijgen ; dit ist geen dat ick van dit Landt weet te schrijven.

Den 10 September lichten wy ons Anckers, en gingen met ons vijven inCompeny 'tzeyl, onder ons was eenCarviel van Avere 3) in

i) Dit woord weet ik niet terecht te brengen.

2) Niet te identificeeren.

3) Aveiro bezuiden Oporto.

27

Poortegael,buyten komende quamender noch twee Schepen by ons 1620 waervan d'eene met acht Stucken, daer Schipper op was Mr. Geer- ^^** ^°' ner^) van Londen, den ander gemonteert met thien Stucken, genaemt Mr. Focks.

Den 30 dito kregen wy de Kaep St. Vincent in 't ghesicht, hier scheyden eenighc kleyneScheepkens die naKalis^) wilde van ons af.

Den 3 October passeerden wy het Nau vande Straeta), alwaer ons eenighe Schepen ranscontreerde vanden Admirael vanden Coninck van Spanjen, wekken wy verpreyden.

Den 6 dito quamen wy 's nachts by Caep de Mollo, alwaer de rest van onse Compeny van ons scheyden die na Mallegom wilden : doen het begon te dagen sagen wy achtien schepen in ly van ons, waerop wy aen loefden om de wal te naderen, alsoo de Windt uyt de wal was, ghelijcke hier ghemeenlijck 's nachts en smorgens is. De voorste van dese Vloot liet sijn Marzeyls loopen om zijn Admi- rael te verpreyen, die midden onder de ander Schepen lagh, en had twee Bramzeyls boven malkander, waeruyt wy presumtie kreghen dat het Turcken waren, alsoo ick wel had hooren segghen datse de groote Sinter-Claes van St. Malo4) genomen hadden, en dat die twee Bramzeyls boven den ander voerden : wy lieten 't de Bey van Mal- lega wat in staen, en daer onder de wal komende, ontmoeten ons Veness) by Hoorn van daen, daer Schipper op was Pauwels, quam [17.] tegens ons over loopen, dicht bij ons komende kond de loef niet van ons krijgen, begonst daerom voor de Windt na de wal te houden ; wy merckte dat hy voor ons vervaert was, soo baelden wy de Fock op de Mast en lieten hem boven ons zeylen, ende wy verpreyden hem : hy riep ons toe dat wy daer een schoone dans ontsprongen waren, alsoo dese achtien Turcken hem wel twee dagen voor Venes-Malga^) onder de wal gehouden hadden, en hem soo dicht op de wal dron- gen, dat hy naulijcks twee voet Waters onder de Kiel hadde. Wy scheyden alsoo vanden anderen, beyde door de masen van dit Net gedroopen zijnde, en alsoo het stilletjens was soo lagen wy wat en dreven inde Bey van Mallegam. Tegens den avondt quamen die twee

i) Gardiner?

2) Cadix.

3) Van Gibraltar.

4) De schepen van St.-Malo waren wegens hun grootte bekend (vgl. Heeringa I, 830).

5) Deze plaats is corrupt. Men zal moeten verstaan; „ontmoeten ons bij Venes een schip van Hoorn vandaan, daar schipper op was" enz. Met Venes is dan bedoeld Velez Malaga, eene plaats een eindweegs ten oosten van Malaga.

6) Zie de vorige noot.

28

i62o. Engelse Schepen weder by ons, die 's nachts te voren van ons ge- ^^*' ^' scheyden waren, hadden te Mallegam aen Landt geweest, en hadden ordre bekomen om voorts na Marcilien te gaen ; wy bespraken goede Compeny met den anderen te houden. Daerna quamen der noch twee Fransche Schepen vande Reede van Mallega, die ick mede verprey- den, sy vraegden waer ick van daen quam ? riep uyt Terra-Nova ; sy dit hoorende joegen terstondt al haer Volck om laegh om teghen mijn te slaen, wantse mijn niet toe-vertrouden, en meynden dat ick een Turck was, verwondert zijnde van 't antwoordt dat ick (als ge- seydt is) van Terra-Nova riep, want het noyt by haer gehoort was, dat Schepen uyt Holland op Terra-Nova voeren, en meackten haer onbragieus. Ick riep haer toe terwijl haer Boot noch achter aen sleepten, dat sy eens overkomen souden, doch gaven tot antwoordt dat sy niet uyt 't Schip quamen, dat men maer goede compeny met den anderen houden soude.

Den 10 dito smorgens met het rijsen vande Son, sagen wy acht Schepen onder de wal, die met koelten op ons toe-quamen, en wy dreven in stilte. Ick liet de Stuerman het Gebedt doen en wy songen den hondert-en-veertighsten Psalm i), dat ghedaen zijnde liet ick mijn Volck Wijn schencken, en sprack dat een yder hem selfs geliefde te kennen, ende datse nu diende te betoonen datse Mannen waren, dat ick wat mijn aenginck haer als een Soldaet en goet Schipper voor- gaen soude, daer warender twee die te voren ten Oorlogh ghevaren hadden, welcke begonnen te krijten, en hadden tevoren altijdt vech- ters en smijters tegen de ander Maets geweest, en wouden de Maets altijdt met de Messen te lijf, 't scheen ofse drie Man seven armen afgheslagen souden hebben, en waren nu de blootste guylen. Ick stondt boven en riep, neemt een Deeghen en smeert haer nu de ribben eens, slaet die Schelmen met de Deegen eens te degen om de ooren. Doen de Turcken by ons quamen snedense ons Admirael (die alsoo hy overstaegh raeckte) van ons af, en boordeerden hem met haer drie Schepen, haer Admirael de Veenboer 2) en noch twee ander Schepen, en also ick de Prince-Vlagh als Vice-Admirael van voren het wayen, soo quam haer Vice-Admirael op mijn af en Het, een Hoornsche Vlagh van voren wayen, alsoo sy dit Schip eertijdts

1) „o Heer verlos mij uit de banden Waarin de boo2e mij beknelt", enz.

2) Een Hollandsch renegaat, die te Algiers den naam van Soliman Reis voerde maar bij zijn landsluiden bekend was als „de Veenboer". Zie over hem Heeringa, Levantsche Hatidel I, 721 en vervolgens. Uit bl. 738 aldaar blijkt, dat hij te voren in dienst was geweest van den beruchten Simon Danser.

29

van die van Hoorn genomen hadden, en was gemonteert met 28 1620. Stucken en 250 Turcken, daer na quammer noch een groote Fluyt met 33 Stucken en 300 Eters, en was de Fluyt van Cornelis Dam- misz. van Schiedam *); ick sorgde mede overstaegh te raken om dat het soo stil was. Ick riep een deel van mijn Volck boven, doch duer- den wat langh eerse quamen^),

[,8.] Den trotse Spaensche-Kust, Almaseroens) sal tuygen

Hoe dat acht Turcken ons hier meende te doen buygen.

Drie Honden sleepten stracks ons Admirael aen kant,

En onsen Admirael die raeckte inde brant: Den Vice-Admiraeldie quam mijn abordeeren, Benefifens noch een Fluyt om mijn te overheeren,

't Scheelt weinigh of ick had mee overstaegh geraeckt,

Ick riep en 't Volck dat heeft haer inde Boot gemaeckt, En deed' het Schip terstont een weynigh om boeghseeren, Doe sprack ick Mannen 't sa, Godt kan de kans verkeeren :

Ick braeckte vyer en vlam, en gaf haer schoot op schoot,

Totdat 't Barbarys-Volck alsulcken strijdt verdroot, Na dat van 's morgens af wy tot den avondt vochten Hielp Godt ons uyt dien strijdt en heel beanghste tochten :

Den Turcksen Admirael wiens naem den Veenboer was, [19,] Bekocht het met de doodt 4) juyst op dit selve pas.

1) Opgebracht 9 Mei I620 (zie Heeringa I, 1043).

2) Onze schipper vervalt hier in poëzie ter begeleiding van een prentje dat het door hem bestane gevecht moet voorstellen.

3) Almazzaron iets bewesten Cartagena.

4) Dat de Veenboer in dit gevecht sneuvelde, wordt in het volgende gedeelte (in proza) niet met zooveel woorden gezegd, waar alleen staat dat hem een been afge- schoten werd. Het blijkt echter met zekerheid uit een dagboek gehouden door den Nederlandschen consul Wijnant Keyser te Algiers (bij Heeringa I, 822 vv.), waaromtrent den Veenboer het volgende voorkomt:

„Den 19 September zijn acht principaele roovers uutgeloopen, daer Soliman reys, alias Veenboer, admiraal van is ... .

Den 16 October is ingecommen een sloupe met het doode lichaam van Soliman reys, alias Veenboer. Heeft gevochten in compagnie van 8 Turcxse schepen, met vijffcoop- vaerders, waervan een genomen, de reste ontloopen. Men seyt een Fransman te wesen, die presumeere van St. Malo, alsoo groot is, gelaeden met visch ende anders, fijn lijwaet ende oock geit in dobbloenen. Is geschiet ontrent Gibraltar, soude 60 mannen opgehadt hebben, en al om den hals gebrocht, behalven 4 mannen ....

Den 26 October is gecommen den prijs, die Soliman reys ende compagnie genomen heeft, als vooren op 16 ditto. Is gelaeden met visch; 't volck dervan, dat in 't schip van Soliman reys niet doot en is geslaegen, is nu medegecommen, en andere in de andere roovers".

De Vries meldt dat een der Franschen in brand vloog; niet, dat het schip mede-

30

i62o eyndelijck quam de onnodighste^) eerst boven, waerop de anderen ^^' ^°" volghden, en boeghseerden het Schip weder recht. lek riep 't Volck wederom aen Boort te komen, alsooter soo heet van Grof- en Moskets- Koegels was, die door de Blinde 2) raeckten al eerse aen Boort quamen; aen Boort komende ginck elck weder by sijn Stucken ; den eenen Turck lagh te loevert uyt achter aen, en de ander lagh van mijn in ly, en gaven malkanderen soo veel als wy konden. Nae de mid- dag ontrent vier uyren raeckten onsen Admirael aen brand, waer maer seven Man af quam. Onse slechte Scheepjen dat voor mijn Boegh voor uyt lagh, schoot een schoot achter uyt na de Admi- rael van Algier, waerdoor een doodt en den Admirael sijn been afgeschooten wiert;doen dese schoot geschiedt was, wierden sijn Winpel, die tot om laegh in 'tWater hinck, in-ghehaelt, en wierd in plaets vande Winpel een Vlagh van boven laten wayen. Dese Admi- rael was een Hollandsche Reynegaerts) so wy naderhand verstonden, en was genaemt de Veenboer ; wierd oock geseydt soo sy die dagh by ons niet geraeckt waren geweest, souden alsdan de Hollandse Slaven aen Landt geset hebben : 't savondts met het ondergaen vande Son, alsooder een schoot uyt den Admirael gedaen wiert, raeckten sy van ons af, also sy uyt die seven gebergde Fransen verstonden dat wy niet als Vis geladen hadden. Sy seyden soose sulcks gheweten hadden sy souden ons wel hebben laten varen, wantse dien dag wel over de twee-hondert Turcken verlooren hadden; sy meyndedat wy uyt de Lavant quamen. Na dat wy malkanderen schadeloos ghe- maeckt hadden, zyn wy des avondts van malkanderen gescheyden. Dese Ranscontre en Batalie geschieden recht voor Almaseroen, op de Kust van Spanjen.

Den 1 1 dito bevonden wy ons voor Carta-Gena, en waren alleen, alwaer ons seven Turcksche Galeyen ontmoeten, onse andere Sche- pen van ons afgeraeckt zijnde; 'snachts dese Galeyen haer Besaens neder-strijckende, bleven op haer Riemen recht voor de Haven van Carta-Gena leggen, en alsooder een kleyn koeltjen quam raeckten wy tot aller ghelucken binnen de Haven, sonder dat souden 't teghen de wal hebben moeten aen-loopen laten, overmidts ick daeghs te voren mijn meeste Kruydt verschooten had, want ick wel over de 250

gevoerd werd. In ieder geval ging één der beide Franschen verloren; te Cartagena vindt de Vries er slechts één van terug (zie bl. 31 hiernaast), i) Tot het werk van het boegseeren nl.

2) Blind = boegsprietzeil.

3) Renegaat.

i

31

schooten schoot, en sou de Turcken mijn Schip niet ghegunt hebben, 1620 om daer meer quaedt mede te doen. Inde Haven zijnde liet ick het Ancker vallen en voer na Landt, alwaer ik heel wellekoom was, en verwonderden haer dat ick niet genomen was, dewijl ick sulcke twee groote Schepen aen Boort gehad hadde, en dat ick maer een Scheep- jen met veerthien Stucken hadde. Ick versocht aende Magestraet, oft haer gheliefde mijn eenigh Kruydt te verkoopen, dewijl hier het Magezijn van Castilien was, gaven tot antwoordt, alsoo de Treves op vier oft vijf Maenden na uyt was, soo en dorsten sy dat niet be- staen om veel Kruyd te verkoopen, doch om dat ick my tegens de Turcken soo wel ghequeten had, souden sy mijn twee half- vaten doen, waer af ick haer bedanckte, en ick vondt hier het eene Fran- sche Schip dat mede inde Batalie geweest was, hetwelcke voor mijn hier binnen de Haven gekomen was.

Den 12 dito arriveerden hier de acht Schepen, die wy den 9 dito onder de wal gesien hadden ^),die waren smorgens onder de walghe- zeylt en hadden 't goedt-spul altemael aenghesien, waerop ick haer antwoorden daer niet vroom aen ghedaen te hebben, want sulcke acht kloecke Schepen alsse waren behoorden ons (docht mijn) ontset [ao.] te hebben, en dese Schepen waren als volght : VolckertTjercksz. en Volckert Douwensz. beyde van Stavoren, Pieter met de Kuyten en Cornelis Harinck van Amsterdam, dese waren Schepen van achtien en twintigh Stucken, en de minste vande ander restbad sestien stuc- ken, mijn dunckt dat den Leser my niet veel ongelijck gheven sal, dat ick qualijck noeghden datse de Colion maeckte^), en ons dewijlse wel konden niet ontsetten, te meer om dat ick wel wist datter wel onder waren die een Krijghsmanshert in 't lijf hadden.

Den 13 dito arriveerden alhier Cornelis Jansz. Schram 3), komende van Genua, die seer slaeghs geweest was teghen de seven Turckse Galeyen, die voor 't gat lagen doen ick inquam, en was den 1 1 dito achter heel schadeloos gheschooten. Den selfden dagh vertrock ick over Landt na Alecanten,om te sien oft de Vis daer meerder gelden wilde als te Carta-Gena, en voorders te vernemen wat Vrachten dat daer waren ; ick reed'de Zee-kust om, quam savonts in een kleyn Fortresse genaemt Guarde-Maer, en is gelegen aen Allematten. Savonts inde Herberge zijnde, verstond dat mijn Gidse mijn een dan- gureuse wegh gheleydt had, en seyde, soo mijn de Wachters ghe-

i) Van deze schepen is te voren geen gewag gemaakt.

2) Zich van den domme hielden (Ital. coglione).

3) Een Enkhuizer schipper (zie register op Heeringa I in voce).

32

i62o kregen hadden souden mijn Geldt afgestroopt en ontnomen hebben,

Oct. 13

en hem sijn Paert, overmits dat deZee-kust verboden is te bereysen, en 't zijn wel expresse wetten, dat niemand op sulcke wij se van d'eene Stad tot d'ander niet en mach vertrecken.

Den 1 5 dito tegens den middagh arriveerden ick t'Alicanten, al- waer ick een groote Vloot HoUandsche Schepen vondt, en ick mijn affeyeren verricht hebbende vertrock ick weder.

Den 18 dito te Paert sittende veranderde mijn wegh, en reed in plaets van buyten aende Zeekant binnen door 't Landt, quam savondts in een Stedeken genaemt Origuelle, alwaer ick 'snachts verbleef.

Den 19 dito weder vertreckende en een weynigh buyten de Poort komende, stondender eenighe Wachters die mijn bevoelden en be- tasten, oft ick oock meer als dertigh Realen aen Geld by mijn had, welcke dertigh Realen dertigh Schellingen inporteerden : en alsoo daer de scheydinghe van 't Rijck van Valentie en van Morssia ghe- leghen is, soo ist de manier datmen niet meer als dertigh Schellin- ghen by sich hebben mach, om van 't eene Rijck in 't ander te trecken, hetwelck mijn vreemt docht, want beyde de Provintien onder 't gebiedt vande Coninck van Spanjen zijn; noch een half uur uyr vorder komende wierd ick weder besocht van andere Wachters, soo datse daer nauwe toesicht op u Beursen houden, op hope van eenigh overschot te vinde, datse al vlijtigh na haer souden strijcken; noch een uyr vorder ghereden zijnde vond ick eenighe Spanjaerden, die daer stonden en sagen na een miraculeuse geschiedenis. Acht dagen te voren had hier een Dominekane-Klooster gestaen, waerin dat vier-en-dertigh Monicken waren, en dit Klooster was met ai de Monicken (uytgeseyd drie die 't ontquamen) versoncken. Dit Kloos- ter had tusschen twee Bergen gelegen, alwaer een klove inde Aerde gescheurt was van ontrent drie vadem wijt of breedt, die soo diep was datmer geen grondt bewerpen kond, hetwelck een wonder, ja met recht een mirakel was om aan te sien ; de omstaende Spanjaer- den die daer nae keecken, seyden dat dese Monicken grouwelijcke groote Sonden begaen hebben mosten, sy die alle heylighe Luyden [21.] waren, ducht haer anders sulcke plagen niet souden over-ghekomen hebben. Tegens den avondt te Morsia voor de Poort komende, ont- moeten ons een Caros met ses appelgrauwe Paerden, de Caros was van binnen met root Fluweel, met fijn Goud heel dicht geborduert, waer in dat vier Papen saten en hadden vierkante Klapmutsen op 't Hooft : ick vraeghden mijn Gidse wat Volck dat dat was ; hij gaf tot antwoordt dattet de Siniors vande Inquisitie waren.

33

Den 20 dito vertrock ick smorgens vroegh vande Stadt Morsia, 1620 welck in Castilien leyt, en Lavigo ^) is de Hooft-stadt vanCastilien, is ^*' ^°" een groote Stad, en is de Hooft-placts vande Inquisitie, Ick quam tegens den avond weder by mijn Schip te Carta-Gena, alwaer ick verstondt dat de seven Turckse Galeyen, die den 1 1 dito hier voor de Haven gelegen hadden, by Moetriel^) gelandt waren, en wel over de vier-hondert Zielen van 't Landt gehaelt hadden, die sy voor Slaven na Barbarien brachten. De oversten van dese voorschreven waren meest Tagarijnens), 't wekken Moriskens zijn, die in 't Jaer 161 1 uyt Spanjen na Barbarijen waren ghe voert, en waren Luyden die wel acht-hondert Jaer Spanjen beseten hadden, waer de Span- jaerden meest alt'samen afghekomen zijn, en door de Tyrannije van Spanjen mosten sy haer Landt verlaten ; doch dese Natie de Spaen- sche-kust wel bekent zijnde, en also 't haer Vaderlandt is weten sy alle Havens en ghelegentheden, en betalen de Spanjaerden tot een weder-wraeck op dese voor-verhaelde wijse, en halense by alle ghe- legentheden van 't Landt om voor Slaven te verkoopen, soo dat sy de grootste Vyanden zijn van dat Landt, datse te voren bezeyd, ge- bouwt, en met vreughden beseten hebben, welck Landt nu woest en ledigh leyt, en in plaets dat de Dorpen te voren wel bewoont waren, licht Landt en Dorpen ledigh. Ick heb selfs heele Dorpen ledigh sien staen; hier en daer mocht soo een SpaenschePieckroen'^) drie of vier wesen, daer te voren honderden van Menschen gewoont hadden.

Den 8 December arriveerde alhier Don Frederico de Toledo, Ad- mirael vanden Coninck van Spanjen, met seventien Oorlogh-Sche- pen en ses Galeyen. Het gebeurden terwijl ick hier lach datter eenige Spanjaerden aen mijn Boort quamen, en alsoo uyt het Landt waren wilden sy mijn Schip besien, en waren nieuschierigh, en seyden noyt gheen Schip ghesien te hebben; in 't Schip komende besaghen

i) Hier is onze brave schipper in de war. Murcia is de hoofdstad van de gelijk- namige provincie en ligt niet in Castilië. Met Lavigo zal hij Sevilla bedoelen, dat de hoofdplaats der Inquisitie was en toentertijd de volkrijkste stad van Spanje, maar mede niet in Castilië ligt.

2) Motril een eindweegs ten oosten van Velez Malaga. Het reeds eerder aan- gehaalde dagboek van Keyser meldt: „Den 26 October ingecommen de galeyen voor dezen uutgegaen, maer ontrent Almerye ontrent 200 mannen verlooren, ende anders niet sonders buyt dan 43 Christenen, hier en daer gecregen, ende wat plunderinge. Brengen een Frans schipken met visch ende een ledige Neerlantse fluyte, genomen ontrent Motril" (Heeringa I, 830).

3) Tagarinos was eigenlijk de naam van de onder de Christenen levende, gedoopte Mooren.

4) Sp. picaro (schelm, schooier).

3

34

1620 't Schip van achteren tot voren, in 't leste inde Constapels-kamer * komende vonden de Constapel droncken, die een vande Jonghens aenhitsten Geldt vande Spanjaerts te eyschen, waer door het Schip in remoer raeckten. lek niet scheep zijnde, ende ander Maets in 't ruym aen 't werck wesende, quamen boven en sochten de Spanjaer- den te stillen. De Spanjaerden aen Landt komende, klaeghde aende Overheyd over het quaet onthael datter in mijn Schip aengedaen was, daerover quam mijn Boot aen Landt, en een weynigh aen Landt gelegen hebbende, quam ick by de Boot, daer maer twee jonghe Maets in waren, daer staende komender drie Spanjaerden en vraeg- den mijn of ick de Capiteyn van dat Schip was daer die Boot by hoorden; ick seyde van jae ; doen trockense alle drie haer Deegens. Ick dit siende bleef niet staen, want ick geen Geweer en hadde om mijn te defenderen ; daer stack een by mijn rugh langhs dat de halve Deeghen in een Wolsack vloogh, alsoo dese plaets vol Wolsacken lagh, en ick wierd van twee Francen ghesalveert, die mijn schelden waerom dat ick in Spanjen sonder Deegen ginck, en liepen voor mijn aende Justitie klagen over het ongelijck dat mijn aenghedaen was, waerop die vande Justitie antwoorden ick most dat Volck aen Landt leveren, dat haerluyden in 't Schip soo qualijck getracteert [22. hadden, souden dan Justitie doen: doch ick had daer weynigh sin in en liet dat met malkander dood -bloeden, om mijn Volck in geen swarigheydt te brengen.

Den 14 dito quamen daer twee Turcksche Schepen op de Kust; Don Frederico de Toledo sondt de Vice-Admirael van Napels uyt om de Turcken te veroveren. Daer by komende boordeerden hy den Admirael waerin de Turcken altemael omlaegh liepen, ondertus- schen raeckten de brandt inde Spanjaerts door haer eygen versuym, en het Schip branden daer heen, en de Spanjaerden die in 't loopen waren wierden van de Turcken gesalveert, na Algiers gevoert ende voor Slaven verkocht ^). Soo haest als Don Frederico de tijdinge kreegh heeft hy datelijck vijf Schepen daer na toe gesonden om te achterhalen, waer Capiteyn Duyvel Admirael op was, doch het was te laet, wantse eerder te Algier waren als de Spaensche Schepen. Dies tijds lagen voor Algier sesthien Engelsche Oorlog-Schepen, aen wien de Turcken versochten dat het haer soude gelieven haer

i) ^Een Spaens oorloogsschip tegens die roovers slaende verbrant, waerin 224 per- sonen doodt gebleven ende 142 met den capiteyn gevangen". (Uit een opgave van schepen 6 tot 27 Dec. 1620 door de roovers van Algiers genomen, bijlage bij een brief van Ouwercx, consul te Venetië, aan de Staten-Generaal, van 5 Febr. 1621, bij Heeringa I, 836).

35

door te laten, sy souden Capiteyn Duyvel daer voor leeren met sijn 1620 vijf Schepen haer voor haer Stadt te vervolgen. ' ^^"

Den 1 5 dito terwijl ick mijn Terra-Neufse-Vis verkocht, maeckten ick swarigheydt om mijn Geldt aen Boort te krijgen, ick leyd' het met een gocdt Vrund over, die mijn ried dat ick 't met de Municken met een kleyntjen onderleggen sou, want hij seyd' verstaen te hebben dat de Monicken mijn boven alle d'anderen preesen, omdat ick in plaets dat de anderen een half Ouintael ^) Vis aen haer vereert hadden, so had ick tegen haer Vasten haer met een en een half Quintael ver- eert. Ick versocht het eerst met twee-hondert stucken van Achten aen haer, die sy my aen Boort brochten, het welck sy lichtelijck kon- den doen, wantse niet besocht worden. Dit nu ghedaen zijnde vraegh- den mijn oft ick oock meer hadde, sy wouden 't mede graegh bestel- len; ick liet haer tot acht-en-vijftigh duysent Realen aen Boort brengen, dit gedaen zijnde vereerden ick noch twee Quintael Vis voor haer Vasten, en noodigde alle de Monicken uyt het Convent aen Boort, om mijn eens te vergasten en haerwattefesteren; sy quamen oock alt'samen, uytgheseydt een Monick die van ouderdom blindt was, diesy thuys lieten om de Kloeken te luyen. Doense nu aen Boort waren aten en droncken wel, dit gedaen zijnde trocken alt'samen haer Rocken met de Kappen uyt, ende haelden uyt haer wijde mou- wen alderhande Instrumenten, daer sy groote geneughten mede be- dreven, onder allen was een Monick die uyt het versoncken Klooster (daer boven van verhaelt is) overgebleven was, dese was in alle aer- digheydt de anderen verre overtreffende, 't was in Musijck-singen, een Cornet te spelen, of Balet te danssen, somma 't was hem al ver- geten dat hij sulcken schrickelijcken straf ontkomen was, en al sijn godloosheydt en quade rancken waren hem noch bij-gebleven. Nu dit spel gedaen zijnde bedancten wy malkander en sy trocken na Land, en beloofden my voor mijn te willen bidden.

Den 2 Januarij arriveerden hier Claes Jan Tijms, een vande Groot- Anno 1621. Jans-Schepen ^), welke uyt Hollandt quam, en had te Mallegam op de Reede by een kleyn Turckjen geweest, dat dertig last groot was en ses Stuckjens voerde, en 't had hem een quade schoot door sijn Focke-mast ghegeven, soo dat hy genootsaeckt was de eerste Reede te besoecken. Dit Turckjen was een opgemaekt Buysjen, dat Lesse Burrit van Hoorn gevoert had. [23.] Den 9 dito quamen eenighe Schippers aen mijn Boort, en ver-

i) Een quintaal is honderd pond gewicht. 2) Schepen die voor groote reeders varen.

36

i62i weyde) dat wy by nacht door sijn Vloot (die verre van Landt lagh) ^*"' ^' mochten passeren. Aan sijn Boort komende versochten wy sijn Hoogheyd te spreken, hetwelck mijn alleen toegestaen wierd, ick by hem komende vraeghden mijn begeerten, gaf hem tot antwoord dat onse Schepen gereedt lagen om 't zeyl te gaen, of het sijn Hoogheydt soud' believen als de Windt 'snachts uyt het Landt woey, dat wy alsdan door sijn Vloot souden moghen zeylen. Sijn Hoogheydt antwoorde jae, maer dat wy over drie Maenden daer niet weder moesten komen, alsoo als dan de Trevis uyt wesen sou, doch daer was vande Coninck van Spanjen een Gesand ghesonden om de Trevis drie Jaer te Prolongeren, en dese Gesand was Peckius genaemt, wat dat hy uytrechten soud sou de tijdt leeren i).

Den 10 dito lichten wy met ons ses Schepen inde morgenstondt ons Anckers, alsoo wy goede Compeny met den anderen ghemaeckt hadden, en onsen Admirael was Cornelis Jansz. Schram van Ecnk- huysen, ick was Vice-Admirael, Gerrit van Velsen was Schout by Nacht, de andere waren Claes Jan Tijms, Hendrik Bonck ende Jan Teyls; smiddernachts ontrent Allematten gekomen zijnde, scheyden na eenige Eerschote Jan Teyls van ons af, alsoo hy na Alecanten toe wilde, en *t schijnt dat eenige Turcken voor ons uyt laghen, en dreven sonder Zeylen om ons te ontmoeten, en ontrent twee uyren daernae dat ick het Vuer voerden, saghen ons Volck die op de Wacht stonden drie of vier van dese Schepen, en omdat het nacht was konden sy de andere niet sien ; ik streeck beyde mijn Marzeyls en liet een schoot schieten, en verwachten myn Admirael om die te verpreyen, en hem te vragen wat hem raedsaen docht ghedaen te zijn, by hem komende riep mijn toe dat wy nae de wal wenden sou- den en ons Vyer uyt-doen, alsoo wy Koopvaerdy-schepen en sy Oorlogh-Schepen waren, docht hem voor ons aen haer niet veel eer te behalen stondt ; wy wenden 't na de wal, doch ik wilde mijn Vyer niet uyt-doen, en alsoo ick al inde wenst 2) was van al-te-met een Turck te ontmoeten, maeckten ick mijn lustigh klaer om met den dagh gereed te wesen; smorgens voor 't rysen van de Son den dage- raet aenbrekende, saghen wy vijf kloecke Schepen, dese siende dat wy goede Schepen waren wenden 't stracx na ons toe, waerby ter- sochten oft ick met haer gheliefde te varen aen den Admirael Don Frederico de Toledo, om te versoecken (soo de Windt 'snachts goedt

i) Over de mislukte zending van Peckius, die eerst in Maart 1621 in den Haag verscheen, zie Wagenaar X, 419. 2) Gewoonte.

17

stont noch een Schip quam, so datse doen met haer sessen waren, 1621 ende mijn Admirael met noch twee Schepen waren mijn 's nachts ^^"' ^°' voorby gezeylt, waerin ick verwondert was, alsoo ick het Vyer voerden en op de slechtste zeylder zeyl ghemaeckt had, hetwelck de Fluyt vande Groot-Jannen was, welcke by Mallegom een schoot door sijn Fockemast gekregen had, soo dat hy daer naulijcks Zeyl aen koste voeren : de ses voor-verhaelde Schepen quamen vast op ons af en begonsten hart te ghenaken, ick dit siende liet datelijck de Vlagh van voren wayen en de Bloedvlagh van achteren, en resol- veerde de Fluyt niet te verlaten, also mijn Oom Ouger Jacobsz. daer een groot Partenier aen was. De Turcken nu van tijdt tot tijdt vast naderende, en Jan Teyls siende dat ick de Vlagh van voren en de Bloed-vlagh van achteren dee d'wayen, smeet van dergelijcken de Bloed-vlagh achter af en maeckten sijn schooten los, en quam als [24.] een vroom Soldaet op ons af om ons te helpen (dit was dat Schip dat 's nachts van ons gescheyden was en na Alecanten wilde), mijn Admirael dit siende liet nevens de twee andere Schepen sijn Marzeyls loopen om ons in te wachten, en waren doen alsoo naeraende Turcken als aen onsen Admirael. De Turcken siende datter noch een Schip soo stoutmoedigh op ons toequam om ons te helpen, gaven de moedt verlooren en smeeten haer schooten los, en lieten 't voor de Windt van ons af staen, waerover ick mijn seer verblijden, want ick was daerover heel beducht, en in vrees dat mijn Mackers mijn verlaten souden, te weten die die vooruyt waren, en mijn teghen alle reden inder nacht (schoon ick het Vyer had) voorby gezeylt waren, het- welckmen niet doen mach dat alsmen goet compeny met den ande- ren ghemaeckt heeft, datmen als dan de Vyerman voorby zeylt, daer oock wel expresse boeten toe staen. De Turcken ons voor dees tijdt verlaten hebbende, lieten wy 't voort langs de wal staen naer Capo-Martijn, i) en Jan Teyls voornoemt liep nae Alecanten, wy bedanckten hem voor sijn hulpe ende trouwigheydt.

Den 1 1 dito smorgens vroegh de Windt uyt de Levant oft Oost wayende, voor ons een contrarie Windt zijnde, saghen wy veerthien of vijfthien groote Schepen voor de Windt afkomen, de Windt voor ons gelijck stracx verhaelt is contrarij zijnde so begonst dese Vloot ons te naderen. Mijn Admirael heeft sijn schooten los gesmeten en sijn coers voor de Windt na Alecanten geset, desgelijcks deden oock de anderen, doch ick bleef wederom belemmert met de boven-ver-

i) Cabo de S. Martin tusschen Alicante en Valencia,

38

i62i haelde Fluyt; wij lieten 't wel mede voor de Windt loepen, maerkos- jan. II. ^^^ ^^ hard niet zeylen als de anderen en de Schepen naderden ons vast hand over handt, en dicht by ons komende lieten sy haer Vlag- gen wayen, doch wy konden niet bekennen wat voor Vlaggen dat het waren, eyndelijck bekenden wy 't Engelsche Coninghs- Vlaggen te wesen, eer wy dit saghen waren onse andere Schepen al op de Reede van Alecanten, en wy arriveerden met dese Engelsche Vlote op de Reede,waer wy verstonden dat dese Coninghs Vlote van Algiers quam, alwaer haer aenslagh omde Turcksche Schepen inde brand te steec- ken misluckt was, hoewel de brandt al in een vande Schepen was, wou niet voort op door de stilten, soo dat oft al schoon begost te branden, wierd de brand vande Turcken weder uytgheblust, hetwelcke jammer was, wantter wel tsestigh Turcksche Schepen lagen dieder alt'samen om souden gegaen hebben, ende de Christenen souden daerdoor de Zee veel veyliger hebben konnen ghebruycken, en de Engelsche sou- den hierdoor een eeuwige memorie tot lof en eere van haer stoutig- heydt ingeleyt hebben.

Den 12 dito vulden wy onse Vaten weder met Water, om met de eerste goede windt weder 't zeyl te gaen.

Den 1 5 dito lichten wy met ons vijf Schepen ons Anckers en gin- ghen 't zeyl.

Den 27 dito kregen wy het Eylandt van Eres i) in 't gesichte, kre- gen aldaer een Travade 2) van Donder, Blixem, en Regen, soodat wy de meer-genoemde Fluyt die wy lagen en sleepten, ghenootsaeckt waren los te laten, ghelijck wy oock deden en lieten hem drijven.

Den 28 hadden wy een byleggers) van contrarie Wind, en waren inde Golf van Cattelonien, alwaer een Turck tegens ons aen quam loopen, doch siende dat by ons niet veel anders als Kruydt en Loot ten besten was, soo heeft hy 't voor de Windt geset, en wy volghden hem, doch kosten hem niet krijgen, doordien hy harder zeylden als wy . [25.

Den 10 Februarij saghen en ontmoeten de Eylanden van Eres, al- waer weer drie Turcken op ons af quamen, maer siende dat wy met ons vijf kloecke Schepen waren oft scheenen te wesen, soo en dor- sten sy ons niet bestoken.

Den 1 5 dito scheyde Gerrit van Velsen, Heyndrick Bonck, en de groote Fluyt van de Groote-Jannen van ons, alsoo sy na Liorne 4) toe

i) Hes d'Hyères is eigenlijk niet de naam van één eiland maar van de geheele groep.

2) Sp. travata, orkaan.

3) Tegenwind, die belet zeil te voeren.

4) Livorno.

39

wilden, ende wy met ons tween hielden by Capo de Mello, om te lóai sien oft wy daer boven kosten komen, also wy na Genua toe wilden, '^ ^' ^^' en 't weyden alle dagen een Storm uyt den Oosten, soo dat wy (in plaets van tot onse voornemen te komen) wederom met ons twee Schepen inde Eylanden van Eres dreven, alwaerwy onder het Gas- teel Berganson ^) liepen, daer wy op acht vadem Water ten Ancker lagen.

Den 20 dito lichten wij ons Ancker voor 'tGasteel Berganson, ende arriveerde den 28 dito voor de Stadt Genuwa.

Den 18 April lichten ons Ancker, om te zeylen naer Tabarcka, 2) aende Kuste van Barbaria ofte Africa genaemt, en den 20 dito ge- raeckten wy in Portofijn 3) met ons twee Schepen, 't ander was Pieter Jansz. Roggeveen van Delfshaven.

Den 22 dito lichten wij weder ons Ancker van Portofijn, met ons twee Schepen in Companie.

Den 26 dito quamen wy by het Eylandt van Sardijnnia, alwaer een Schip tegens ons quam aenzeylcn, dicht by ons komende so wast een Turcks Schip vol Volck, maer siende dat hy niet boven zeylen mochte ende wy mede wel gemant, alsoo wy yder tsestigh Soldaten op hadden om naer Tabarca te brengen, soo smeet de Turck sijn schoot los en liep voor de Windt ; ende wy hem na, maer ick en kost hem niet bezeylen, maer mijn Macker kost hem wel bezeylen, hadde noch twee Stucken meer op als ick, soo riep ick hem toe: dorst hy hem niet Bordeeren, hy soude te winders van hem zeylen [en] hem de wind onthouwen, tot dat ick er by mocht komen, ick soude hem Bordeeren. Soo riep dese Schipper my toe dat ick noch jonck waer, dat ick niet wist wat het bedieden sulcke prijckel aen te vangen, dat wy Schepen waren die rijckelijck Geldt in hadden om op Tabarca te brengen, voor de Heer van Tabarca, 4) ende dat wy Koopvaerdy- Schepen waren, ons niet en betaemt Oorlogh-Schepen aen te randen als ons 5) te deffendeeren, want quammer een ongeluck over wy souden *t niet weten goet te maecken. Ick riep hem toe dat alle de Collions swarigheydt maeckten om haer Vyanden aen te tasten, ende datter geen prijckel was van 'tgene hy alligeerde, alsoo 't een Vyandt was die ons sochte te nemen, ende wy hem veroverde, soude niet als groote

i) Bergancon op de vaste kust tegenover de Hyères-groep.

2) Klein eiland voor de Algerijnsche kust, juist op de grens tusschen Algiers en Tunis. Het behoort thans tot de provincie Constantine der Fransche kolonie Algiers.

3) Portonno, haven een eindweegs beoosten Genua.

4) Die hierachter, bl. 41 genoemd wordt.

5) Versta: tenzij om ons.

40

i62i eer behalen. Sijn Maets die riepen, waer ghy onse Schipper de Turck ^^' ^ ' waer ons, ende ick en kost hem niet bezeylen tot mijn groot leetwe- sen, alsoo ick op de Turcken seer gehete was, soo zeylde wy voorts langhs 'tEylandt van Sardijnnia ; ende ick hadde in mijn Schip de de Opper-Koopman van Tabarca, verhaelde my terwijls wy langhs dit Eylandt zeylden, dat de Boeren haer naturale spraeck op dit Eylandt van Sardijnnia Latijn was, ende ick begonder om te lacchen, dat de Boeren hier soude Latijn spreken, soo begost hy te seggen dat hy geen behoude Reys most doen soo 't soo niet en waer, ende verhaelde de reden daer by, seggende: Dat de Romeynen van ouds ende Florentijnen, haer naturelle spraeck Latyn was, ende door de Oorlogh vande Coninck van Vranckrijck, nu half Frans gheworden was, 't welck nu Italiaens heet, al mede van andere Natiën Gotten, Hunnen, Longebarden ende Vandalen geheel verbastert was, alsoo dat hier geen Oorlogh hadde geweest, soo waren sy by haer oude Latijnse Tael gebleven.

Den 2 May arriveerden wy met ons twee Schepen voor Tabarcken, en quamen dicht onder 't Eylandt ten Ancker, vonden daer een nieuw Turcks Scheepjen dat van onse Volck ghenomen wasi). Mijn Macker voor mijn op de Reede zijnde, voer voor mijn aen Landt, ick deed' daernaer van desghelijcken, en by dit Schip langhs komende roepen, so stond daer een en riep in onsen Nederlandsche Tale, dat ick aen Boord gheliefde komen. Ick liet mijn Boot na dese Turck toeroeyen, daer komende verhaelden die die aen mijn geroepen had, dat hij een Stierman van Medenblick was. Ick vraegde hem oft hy oock een Reynegaerd was? hy antwoorden van neen, en dat hy met Schellinger van Medenblick onlanghs voor Stierman gevaren en met hem ghenomen was, en t' Algiers aen dese Turcken verkocht was, en met dit Scheepjen na de swarte-Zee toe wilde om na Constanti- nopolen te gaen, en datter nu geen Land meerder was 2) om voor hem in Holland te komen; ick seyde hy overkomen soude in mijn Boot om met mijn te varen; hij antwoorden niet te durven; ick seyde hem inde Boot te komen, en dat ick eens sien wilde wie hem verletten sou. Daer stondt een Turck achter hem die hem vasthouden wilde, ick dit siende trad over met een Poock op zy, en ginck naede Turck die de Stierman het overkomen beletten wilde, en ick riep mijn Volck uyt de Boot die mede overquamen. De Turck dit siende haelde dese Slaef sijn goedt, en gaf hem vijf stucken van Achten tot reys-geldt,

1) Versta: een nieuw scheepje dat door de Turken van ons volk genomen was.

2) Geen kans meer was.

41

en was blijde van met dcse Slaef los te laten bevrijd te zijn, want ick 1621 van mijn gaf dat ik het heele Schip nemen wilde, in 't fijn dat dese Stierman die anders geen apparentie had om in sijn leven ontslagen te raecken, quam door dit middel soo gemackelijck vry. Ick voer met hem nae Landt, en hy vcrhaelden dat hy de andere Boot oft Schipper mede geroepen had om aen Boort te komen, maer gaf tot antwoord dat hy een Reynegaerd oft een Schellehi was, en sagh niet meer na hem om, sonder de Man vorders te hooren spreken of eenige beweginge van hem te hebben. Dese Stierman wierd onder de Stier- luyde genaemt de Spaensche-Trot. ï)

Den 4 dito begonnen wy onse ladinghe in te nemen, welcke Tar- ruwe-Koorn was, die daer in Packhuysen so dicht en dick op mal- kander lagh, datse met een IJseren-staef het Koorn (dat wel twee vadem dick op malkander lagh) mosten doorklooven. Ick dacht dat dese Tarruwe altemael aen een koeck gebacken was, maer doense met haer Instrumenten ontrent twee vingeren dick door de Tarruwe gekomen waren, was de Tarruwe so schoon oft deselve eerst vanden Dorsvloer ghekomen was, waeraen ick een groote verwonderinghe sagh, want als de Tarruwe in ons Landt twee of drie voet op malkander leyt en dagelijcks niet gekeert wordt, soo isse welhaest bedorven, voornamentlijck alst vars gedorst is. Dit Eyland Tabarc- [26.] ken is ontrent anderhalf Musket-schoot lanck, en een Musket-schoot breet, rondom met Reduyten, waer nevens een kloeck Fort ontrent vijf of ses hondert treden van't vaste Landt is leggende, en daer recht teghens over leyt een kleyn rond Fortje van Steen, hetwelcke de Turcken toekomt; dit Eylandt behoort de Heere Lommelijne^) tot Genua, die daer groote profijten mede doen, en hebben 't (nae dat ick verstaen heb) verkregen door den Slagh van Don Jan d'Austria in 'tjaer 1571, alsoo dese Heere Lommelijne sijn voor-Ouders in dien tijdt eenen Turck kregen die een groot Meester was, en haer voor Slaef dienden die sy wel tracteerden; dese Turck versocht sijn Vryheydt van haer te mogen verkrijgen, en seyde soo sy hem het- selve wilde vergunnen hy wist een plaets in Barbarijen, hoewelse niet

i) Trot als scheldnaam voor een Spanjaard is mij niet bekend. Kan men te doen hebben met eene verbastering van Sp. trato, dat soms de beteekenis heeft van een eereterm als Senoria, Excellencia?

2) Lomellini. Wat volgt is grootendeels juist, doch wordt door de Vries ten onrechte in 1571 gesteld. Het was in 1540 dat de beruchte Turksche piraat Dragut in handen der Genueezen viel ; Tabarca was de losprijs. Over de wijze waarop het eiland in handen der Lomellini's kwam bestaat verschil : sommigen zeggen dat een Lomellini den zeeroover gevangen nam ; anderen dat hun kantoor den losprijs negocieerde (zie Masson, Commerce francais da/is VAfriqae barbaresque (Paris, 1903), p. 6—7.

42

i62i groot was soo wasse echter bequaem om haer, en hij wist haer oock ^^^ "^^ door deselve te verrijcken. De conditie van Vryheydtgemaeckt zijnde en hem vry ghevende, openbaerde hy haer dese plaets, haer waer- schouwende datse deselve moesten verstercken, 't welck van ston- den aen gedaen wierd sonder haer perijckel oft kosten, want de Co- ninck van Hispanien met veel tijtels gedient wesende onderhoud dese plaets met Soldaten, als domineerende in Africa, ende de Genevoi- sen, wekken subtijl zijn, diemen in 't Italiaens Gudees-Blanques i) noemt, die genieten de Profijten. Van hier varen alle dagen twintigh oft vijf-en-twintigh kleyne Sloepen om Bloed-krael te Visschen, met Netten ghemaeckt als Werp-netten, waer onder sy groote Looden aen vast maecken oft aenhanghen, dit ist alles in't bysonder van dit Eylandt van Tabarcken.

Den I o dito lichten wij weder ons Anckers met ons twee Schepen, ick ginck na Genua, ende Pieter Jansz. Roggeveen na Venetia, ick verstond naderhand dat hy tegens een Turck slaeghs was, daer hy hem heel manlijck teghens weerden, maer soude meer eer begaen hebben dat hy mijn die Turck op onse uyt-reys had helpen nemen, doe wy na Tabarcke gingen.

Den 20 dito arriveerde ick met de hulpe Gods weder voor Genua, nadat ick een Maendt en twee daghen van daen gheweest was, en vond de Schepen daer noch leggen die ick daer gelaten had, en wa- ren inde vijftigh sterck, wantter niet te doen was, door dien de Trevis sijn eynde ghenomen had. 2) Mijn Koopman vereerden mijn met een vergulden Gondel, om dat ick sijn Goedt tegen sulcke groote Turck- sche Schepen uyt Terra-Nova so valjant beschermt en bewaert had, en versocht op mijn op deselve conditie op Napels te varen, waerop ick antwoorden dat dat Schelmen en Verraders van haer Vaderlandt waren, die de Vijand met Schepen assisteerden, ende hij had hey- melijck een salve Conduct laten komen die hij mijn vertoonde; ick seyde dat hy deselve bewaren soud datse mijn niet dienden, en dat ick om 't Geldt gheen Verrader van mijn Vaderlandt begeerde te wesen, en wilden liever de Spanjaerden helpen op de Neus kloppen als dat ick dat deden, en dat mijn Vrunden in Hollandt dat niet voor goedt souden houden dat ick na de Napolitaen gaen soude, en dat ick dieshalven liever langhs de Kust Stuckgoederen wilde soecken om soo na Hollandt te gaen.

Den 28 Junius lichten wy ons Anckers; in Zee komende begonst

1) Blanke joden (Giudei bianchi).

2) Het Bestand was geëindigd 10 April 1621.

43

het te stillen, de Stierman vraeghden waer wy nae toe soude ? ick 1621 [27.] gaf hem tot antwoordt, sien waerde goe Windt weydt. •^""'

Den 3 Julij quam ons een Schip van achteren in-zeylen.

Den 4 dito smorgens vroeg met het kriecke van den dage quam het Schip by ons, ick riep waent Schip? hy riep van Hoorn, ende hy kond mijn Schip door dien dat beydc onse Schepen ghelijck op de Stapel gestaen hadden, en van een Meester gemaeckt waren, en ick was selfs een van sijn Reeders; 't Schip quam soo dicht aen ons Boort dat de Schipper over quam springen, door dien het moy Weer en slecht ^) Water was, maer ontrent een uyre aen ons Boort geweest zijnde begost het op te koelen en soo hard te wayen, dat wy hem niet weder aen Boort krijgen konden, soo dat wy door de harde Windt ghenootsaeckt waren achter Caep de Mello te loopen, alwaer wy by een Eylandt ten Ancker quamen, en wayden een vliegende Storm.

Den 5 dito was deWindt noch contrarij, ick resolveerde mijn Boot uyt te setten en aen Landt te varen; mijn Macker geen Gesond-brief hebbende, om dies wil dat hy also hy eenige questie tegens sijnKoop- luyden te Livorne ghehad hadde, door-gegaen was sonder eens een Gesond-brief, kost om dies wil met sijn Boot niet aen Landt varen. Ick nam hem in mijn Boot, veynsde oft hy mijn Schrijver was, aen Landt komende mijn Gesond-brief van Genua (alsoo dese plaets onder Genua staet) vertoont hebbende, en een wijl in een Herbergh zijnde vraeghde wy na ons Gelagh, de Weerdt een vreemde snaeck wesende, en ons voor Luyden aensagh die veel besocht hadden, seydt ons yets vreemts en aerdigs te willen vertoonen, en vertrouden dat hoewel wy veel gesien en besocht hadden, dat wy diergelijcken in ons leven niet ghesien hadden, doch veynsde hetselve voor yder een niet garen te willen doen ; wy betoonde het selve wel eens te willen sien. Desen Veer -) ginck met sijn rugge op de Vloer leggen en streckte alle sijn leden soo verde uyt als hy kost, dat ghedaen zijnde eysten hij ses Glasen met Wijn, die wij tot boven toe vulden, waer van hy 't eene op sijn voorhooft setten, een vol inde mond nam, twee op elcke knije sette, en op elcken arm binnen de elleboge een, en rees daer mede over eynde sonder een druppel te storten, daer nae ginck hy weder nederleggen en en hieten ons de Glasen weder afnemen, die noch so vol waren als doen wyse hem eerst gaven. Hy vraegde oft wy sulcks oyt in ons leven wel meer gesien hadden? wy seyden alst

i) Effen. 2) Deze vaer.

44

i62i waer waSi) dat wy 't noyt voor desen ghesien hadden, en wy schey- ^" * ^* den met verwonderinge van hem en voeren na Boort.

Den 7 dito Hchten wij ons Anckers en gingen weder 't zeyl.

Den 1 1 dito quamen wy inde Eylanden van Eres, voor het Gasteel Berganson, alwaer ick mijn Gesondbrief aen den Governeur ver- toonde, en versocht dat hy door sijn Dienaers my aen een Paert sou gelieve te helpen, om na Tollon^) te reysen, doch kreegh tot ant- woordt dat ick het Middagmael eerst met hem houden most. Nu ter Maeltijdt zijnde, verhaelden hy mijn dat hy sedert de Ligue in Vranckrijck noyt uyt dat Fort gheweest was, en dat al seven-en- twintigh jaren geleden was, want hy geen vertrouwen op de Coninck hadde, om dies wil dat hy 't altijdt met de Liguesen was houdende. Dit Gasteel leyt op een Steene-hoeck tegens de Zee, en meest rondom in Zee, en heeft maer een smalle uytganck aen 't vaste Landt. Na de Maeltijdt ginck ick te Paerd sitten en reed nae Tollon, en ick arri- veerden savondts in een kleyn vervallen Stedeken ghenaemt Eriss) daer ick 'snachts bleef, daer de Sout-pannen aen leggen.

Den 1 2 dito tegens den Middagh arriveerde ick te Tollon, alwaer ick na Koopluyden vernam, en Mons»". de Montijn4) welcke daer met eenighe Conincks-Schepen lagh, quam mijn te ghemoet, en was onder 't gebied vanden Hertogh van Guyse, Admirael van de Levantsche- Zee voor den Goninck van Vranckryck, en dese Monseur de Montijn voerden de Vlagh als Admirael in Zee, hy niet denckende dat ick Frans spreken kond', liet mijn door een Lakay (die van Breda was) vragen waer ick van daen quam, en waer ick na toe wilde? ick liet hem segghen dat ick van Genua quam, om te besien oft hier oock eenige Stuckgoederen na Hollandt te versenden waren ? hy vraegh- den oft ick wel lust soud' hebben om onder sijn Vlagh te dienen, voor den Coninck van Vranckrijck tegen den Turck? ick sprack de condi- tie mocht soo wesen.

Den selven dito versocht hy dat ick op de Middagh sijn gast ge- liefde te wesen, om ampler van onse saecke te spreken. Op den Noen by hem aen Tafel sittende, soo schijnt dat sijn Tolck alles na sijn sin niet wel vertaelden, en merckende dat ick 't verstond, vraegden hy mijn oft ick geen Frans kond? ick antwoorde ja in 'tFrans ; doen

i) Gelijk de waarheid was.

2) Toulon.

3) Hyères.

4) Hier moet bedoeld zijn Philippe Emmanuel de Gondi, baron de Montmirail, 1581 1662, „général des galères" onder den hertog van Guise.

4$

vraegde hy mijn waerom ick soo langh ^esvvegen had, nademael ick 1621 soo goet Frans sprack als hy selver, en waer ick 'tgeleerdt had ? Ick-'" ' sprack binnen Rochelle, en dat mijn Vader daer gewoont had vande Tribbel^) af anno 1584. Hy vraeghden mijn van wat Stadt dat ick was? ick sprack van Hoorn vande oude afkomste van weghen mijn Vader, en van wegen mijn Moeder van Amsterdam. Hy vraeghde waer ick gheboren was? ick antwoorde hem tot Rochelle; doen seyde hy het hem niet vreemt te gheven dat ick soo goet Frans sprack als hy. Ick verhaelde hem wel in Vranckrijck gehaelt te we- sen, maer dat ick in Hollandt toe-gestelt was, en dat mijn Moeder niet langer als drie Maenden in Rochelle gewoont had doe ick ter Wereld quam, en dat ick van mijn vier Jaren af meest altijdt in mijn Vaderland gewoont had. Hy seyd' dat ick Edel was, omdat ick over de Franse Zee ghevaren had eer dat ick gheboren was, en dat ick een Hollandts Fransman was, doch alle de Hollanders waren Burghers in Vranckrijck, voor soo veel als onder de Prins van Orange stonden, ende de Staten hadden in Vranckrijck LeDroit de Baine 2), dat is te seggen als vrye Naturaliseerde. Dese propoosten ge-eyn- dight zijnde, vraegde hy oft ick met mijn Schip den Coninck van Vranckrijck, onder den Hertog van Guyse en onder hem als Admi- rael in Zee begeerde te dienen ? ick seyde van ja, als ick met hem accorderen konde. Ick most (seyde hy) nae Marcilien reysen en spreken met den Prins 3), 't welck ick dede, en sond een expresse om mijn Schip inde Haven van Tollon te laten komen, en schreef oft mijn Macker4) ook dienst begeerden, soo mocht hy mede met sijn Schip inde Haven komen.

Den 14 gingen wij opsitten en reden na Marcilien, alwaer ick en Monseur de Montijn tegens den avond arriveerden, en gingen naer 't Hof vanden Hartogh toe ; hy vraeghden mijn oft ick hem tegens den Turck dienen wilde? ick seyde van ja, als de Conditie met mijn overeenquam : hy belasten mijn 's anderen daeghs middaeghs we- der aen sijn Paleys te komen.

Den 1 5 dito teghens de Middagh ben ick met Monseur de Mon- tijn na het Paleys gegaen, alwaer wy sijn Trompetter alree hoorde blasen om ter Maeltijdt te gaen ; hy met sijn Edelen ter Tafel sittende, sat den Hartogh alleen onder een blaeu vierkant Fluweelen-Suels)

i) Troubles.

2) Le droit d'aubaine.

3) Den hertog van Guise.

4) De makker op 4 Juli vermeld.

5) Dit woord is mij onbekend. Drukfout voor seyl?

46

i62i ofte Verhcmelt, daer met Goude-letters op geschreven stond: [29.1 juh 15. ^^^^j,^;^ ^gy^ tottr, dat is te seggen elck sijn tijdt. Hij aldus ter tafel sittende, ontbood mijn en Monseur de Montijn binnen te komen en bij sijn Ed : aen te sitten, 't welck wy deden. Onder de Maeltijdt hier en daer van discourerende,vraegden mijn den Hertogh oft ick wel by Turcken geweest was, en dat hy te Tollon wilde rijden en besichtigh- den mijn Schip, en souden alsdan voor den prijs accorderen? Ick sprack dat den Hertogh doen kost wat hem beliefde, maer in geval- len dat wy met den anderen accordeerden, dan wilde ick betoonen dat ick niet alleen by Turcken geweest was, maer oock in 't minste niet ontsien en soude. Dit nu alles soo ghepasseert zijnde reed ick weder nae Tollon, om den Prins daer te verwachten, alwaer ick te- ghens den avondt quam, daer ick beyde de Schepen vond die van Berganson ghekomen waren, ende ick verhaelde mijn Macker datde Prins beyde de Schepen begeerden, en dat ick hem binnen een dagh oft twee van Marcilien verwachten.

Den 20 dito arriveerden den Hertogh van Goewise tot Tollon, ende ontbood mijn dat hij begheerde het Schip te sien. Wy zijn met al sijn Edelen aen Boort ghevaren, daer komende trad ick eerst over om hem te verwelkomen, en gaf ordre dat so ras als den Hertogh 't Scheep was, dat men dan drie schooten soude schieten. Den Hertogh in 't Schip zijnde, quam de Cojuyt-wachter en wilde hem de Sporen van- de hielen doen, meende niet sulcken grooten Prins voor te hebben, maer dacht veel meer op een ghemeen Edelman, dewijl hy slecht in de kleedinge was, en den Jonghen juyst geen kennisse hadden aen 't teeken dat hy om den hals droegh, hetwelcke het teecken vanden Heylighen-Geest was. Den Hertogh begost te voelen dat de Jongen aen sijn hielen doende was, vraeghden mijn wat de Jonghen hebben wilde ? ick stiet de Jongen ; de Hertogh vraegde wat dat bedieden, en dat ick de Jongen soud laten begaen ? ick seyde dat de Jonghen hem voor de Heer niet aen en sagh, dewijl sijn Adel met sulcke kos- telijcke kleederen gingen, en dat dat in onse Schepen de manier was alsser yemandt met Sporen t'Scheep quam die ofte doen, alsoo men in Holland seyd datmen Neptunus Paerden met geen Sporen berij- den kan. Dit hoorende begeerde te meer dat de Jonghen hem de Sporen ontbinden sou, hetwelck de Jongen doen bevende dede, want hy verstont dat het den Prins was. Ick ginck met hem inde Cojuyt, daer komende gingen wy inde Galdery sitten, en hy rontom siende was verwondert dat onse Schepen soo net laghen, 't welck hy inde Conincks-Schepen soo niet en vond, onder anderen sach hy oock dat

47

door drie Balcken geschooten waren, vraeghden mijn wat voor merc- 1621 ken dat dat waren? ick seyde dat zijn teeckens vande twee Turcken ^^ ' ^°' daer ick teghen slaeghs gheweest ben; hij vraeghden oft de Turcken kloecke Schepen waren? ick sprack dat den eenen met dertigh Stuc- ken en over de drie-hondert Man sterck was, en den ander met acht en twintig Stucken en over de twee-hondert Man sterck was. Hem docht dat ick mijn met veerthien Stucken en een en dertigh Man kloeck- moedigh verdeffendeert had. En omdat hy Admirael van den Coninck van Vranckrijck inde Lavant was, Het ick de Vlagh terstont vanbo- venen weyen, en also de Haven van Tollon wel drie a vier mijl in 't rond is, soo lichten wy onse Anckers en gingen met den Hertogh onder-zeyl, en zeylden voorby sijn Forten die rondom los branden, en wy accordeerden inde prijs; en souden den Hertogh by de Maend tegens de Turcken dienen, en soud meerder Schut en Volck op mijn [30.] Schip leggen. Hy ginck weder uyt mijn Cojuyt, en vraeghde wat Wapen dat ick in mijn Vlagh had? Ik seyde hetselve het Wapen van mijn Prins te wesen, Prins Maurits van Orangie. Hy antwoorde dat hy nu mijn Prins was, want ick nu in sijn dienst was. Ik gaf tot ant- woordt dat Vranckrijck liberteyt van Concientie gaf, dat den Her- togh wel dencken mach dat ick hem anders niet dienen sou, waerop hy seyde weest altijdt vroom, ende ginck na Land en vereerden 't Bootsvolck met eenige Pistoletten, en de Jongen die hem de Sporen af gedaen had hem de Sporen weder aen-doende kreegh mede een goede vereeringhe, ende ick en mijn Macker wierden belast te Mar- cilien te komen om onse Contracten te laten beschrijven en te onder- teeckenen.

Den 25 dito op alles ordre gestelt hebbende, reysden ick en mijn Macker na Marcilien, alwaer wy tegens den avondt quamen.

Den 26 dito quamen wy by den Prins, welck een Notaris ontbood die onse contrackt maeckten, hetwelcken eerst den Prince en wy daer naer teeckende, en scheyde daermede weder vanden Prince.

Den 27 arriveerden wy weder te Tollon, daer ick also *t Schip vuyl was, ordre stelde om hetselve te kielhalen, hetselve nu al over tijdt zijnde, want het sint wy uyt het Vaderland geweest waren, noyt schoon-gemaeckt was geweest.

Den 8 September hier leggende, wierd ick en mijn Macker vande Officiers vande Conincx-Schepen in een Herberge te Gast genoot. Over Maeltijd sittende quammer een groot gherucht over straet, en 't scheen ofse de Herbergh afloopen wilde, wy met de Servetten in de hand voor de deur komende om te sien watter te doen was, en

48

i62i alsoder een gequest was, meende de Vrunden vande gequeste, dat Sept. 8. j^j^ (alsose mijn voor een vreemdelinck aensagen) de Man was, oft ten minsten van 't geselschap van die 't gedaen had, en meenden veel Geldt gelijckse daerna bekende van mijn te trecken, tasten mijn daerop aen en brachten mijn inde Ghevanckenis, Mijn Macker dit siende ginck na M'". de Montijn, en seyde datse mijn na 't Gevangen- huys brachten, om een saeck daar wij niet van wisten, ick laet staen by geweest te zyn, want wy doen aen Tafel saten doe 't selve ghe- beurde, en om 't gherucht van Tafel quamen, want wy niet wisten watter te doen was. Mons^ Montijn dit hoorende was daerover ver- wondert, quam met de Officiers van de Conincx-Schepen en braken de gevanckenis met gewelt op, alwaer sy mijn uythaelden en seyden dat dat geen Herberge voor mij, maer wel voor Schelmen en Dieven was, en dat het Schelmen waren die my daer geset hadden om veel Geldt van mijn te krijgen. Dit Canalie dit siende maeckten haer na- derhandt sterck, en wilde M^. de Montijn aentasten, segghende dat hy Crimeleesjemayestates ^) begaen had, omdat hy 't Gevangenhuys gevioleert en met fortse opgedaen had, en dat hy de twee Personen die 't feyt gedaen hadden in haer handen leveren sou, wantse van des Conincx-Schepen waren, ende Persoon vande quetsure ghestor- ven was; dese twee Personen wierden datelijck ghehaelt en gheexe- cuteert, eer dat den Prince (die in Langedock by den Coninck was) hetselve te weten quam. Mons»". de Montijn sond datelijck een ex- presse na Langedock aenden Prince, waermede hy vertoonde dat hem sijn Authoriteyt en 't Admiraliteyts Recht benomen wierd, en datse twee vande Maets van sijn Schepen ter Executie ghestelt had- den, omdat sy een Schelm, die als de Maets aen Landt quamen en voor sijn deur gingen, met Potten vol Menschen-dreck over 't lijf gietende 2) gequest hadden. Den selven daghkreghen wy ordreTol- [31- Ion te verlaten en nae Marcelien te vertrecken.

Den 29 dito arriveerden wy te Marcilien, alwaer wy heel welle- koom waren, omdat wy eenige Schepen na de Lavant convoyeren soude.

Den 8 October arriveerden den Hertogh van Guwise, heel ver- stoort zijnde teghens de Jugies, welcke sich ghemoeyt hadden met de Executie van zijn Bootvolck, wilde haer de beek doen breken en haer van haer Offici stellen, daer sy veel Geldts voor gegeven had- den, ende hy deed' een uyt-schrijvinge oft eys over deProvintie van

1) Crimen laesae majestatis.

2) Men zou verwachten: had gegoten.

49

hondert-duysent Kroonen, daer dese Jugies hem meest aen geholpen i6ai hebben, wantse voorgaven dat de Coninck Geldt van nooden hadden, soodat hy 't haer wel treffelijcken uytkarnde datse sijn Justitie ge- violeert hadden, en den Hertogh gaf ons last so yemand ons afifron- teerde oft qualijck toe-sprack, dat wijder datelijck met onse Deegens (die wy ter eeren vande Coninck ende hem droeghen) souden op- stooten, en beloofden haer te verbeteren sijn Capiteyns te affronteren.

Den i8 dito geviel het dat wy Eecken-hout van nooden waren, hetwelck wy op de Wurven by de Timmerlieden niet bekomen kon- den, doch in 't Canonijcken Klooster daer was het wel, hetwelck ick den Hertogh seyde: waerop hy antwoorde dat ick 't uyt het Klooster (hetwelck over sijn Paleys en over de Haven was) halen soud'; ick antwoorde sulcx niet te durven onderstaen; hy seyde in sulcken tijdt moet men 't halen al wast van 't Altaer: waerover ick mijn verwon- derden, want de Guwisaerten ^) voor de grootste Liguesen wierden gehouden die in Vranckrijck zijn, daerom docht mijn dit een vreemt en onverwacht antwoordt.

Den 25 vertrock den Hartog weder na Langedock, en soo na den Coninck die voor Montoban lagh.

Den 15 November quam den Hartogh weder uyt het Legher voor Montoban tot Marcilien, alwaer Duck de May enne *) aen sijn zijde gheschooten was, en dat Monseur de Guwise niet wel te pas was, dan dat hy alle dagen Posten verwachtende was, en twee dagen daer naer zijnde den 1 7 dito quammer tijdinghe dat Luyenes 3) heel kranck was, en ick hoorde hem segghen datter wel haest een Post van sijn dood komen soude. Den Hartogh over Tafel sittende, komter een Post met tijdingh dat den Constabel Monseur de Luyenes uyt der tijdt was; den Hartogh vraeghden wat coleur dat hy hadde? den Postloo- per seyde sijn Nagels blaeu te wesen. Doen sprack den Hartogh : Ainsi foultil a pre7idre les cockijns ranton leur f out de hasse rallite gr and ^ de faire la loy de Pr incest), dat is te seggen: Also moet men de Guyten leer en dieme^i van kleyn groot maekty en de Princen als dan de wetten stellen willen. Ick was verwondert van sulcke woorden te hooren, en begon datelijck om Barneveld te dencken, dat dat oock sijn doodt geweest is, dat hy Prins Mauritius van Orangie sijn Autho- riteyt benemen wilde, en dat onder decksel vande Arminiaensche

1) Guisards ; aanhangers van het geslacht van Guise.

2) Neef van den hertog van Guise.

3) De hertog van Luynes, connétable van Frankrijk.

4) Ainsi faut-il apprendre les coquins raison que l'on fait de basse qualité grand, etc? De plaats is zeer corrupt.

4

50

i62i Religie, oft om beter te seggen Factie. lek versocht aen den Hartogh ^^* ^^* van Guwise wie van sijn Adel mijn Capiteijn wesen soude? hy gaf mijn tot antwoordt geen ander Capiteyn als mijn te begeeren, want ick (soo hy seyde) al Capiteyns proeve ghedaen had. lek sprack dat alle de Capiteyns op de Conincks-Schepen Edel waren, en dat ick niet Edel was; waerop hy antwoorden, dat mijn daden die ick tegens mijn Vyanden de Turcken gedaen had mijn genoegh Edel maeck- [32.] ten, en dat geen Adel beter verkregen wierd als sigh valjant te- gens sijn Vyanden te quyten, doch mijn Macker soude hy een Ca- piteyn bestellen, dewijl hy van sijn Actie niet gehoort had, en geen respeckt over sijn Volck had, maer met haer Peere-Companjon speelden, en dagelijcks met haer inde Taverne liep.

Den 21 dito arriveerden hier een groot Schip, altemael met ver- gulden Poorten, daer Capiteyn op was Pieter Hillebrantsz. en had ^ voor desen de groote Maltees ^) tot Malta gebracht. P

Den eersten December arriveerden alhier den grooten Maltees, ten dienste vande Coninck van Vranckrijck.

Den 12 dito sond den Hartog van Guise een Lakay om by hem te komen, by hem komende wilde hy mijn Contrackt veranderen, en seyde dat ick met hem voor Rosielle^) dienen most. Ick gaf hem tot antwoord en dat met alle beleeftheydt, dat mijn Contrackt daer niet en hiel ; hy wilde mijn twee-hondert France-kroonen meerder ter Maendt gheven als te voren, waerop ick hem seyde, al wilde hy my duysent France-kroonen meerder ter Maendt geven, dat ick hem echter tegens mijn Religie (daer ick van kinds-beene in opge- queeckt was) niet en begeerde te dienen, en dat dat Schelmen waren die sulcks deden. Hy seyde hy konde mijn Schip houden ; ick ant- woorde hy mocht het wel doen, als hy mijn maer een Recepisse van sijn handt geliefde te geven, dat hy 'tmijn af-ghenomen had, doen seyde hy my ick soude mijn bedencken, hadden mijn Ouders inde Tribbel van Hollandt te Rosiel gewoont, sy waren daer maer vreemdelingen geweest, en had ick daer noch eenighe Vrunden ick souse medevoeren en kondse noch goedt doen ; ick antwoorde daer geen Vrunden woonachtigh te hebben, en dat ick van mijn vier j

Jaren af al in mijn Vaders en Moeders Landt verkeert had, maer echter kende ick de Rochelloise wel van sulcken aerd te zijn, dat hy der met geen koussen en schoenen (gelijckmen seght) in-loopen sou, en dat de Rochielloyse te Water en te Lande vrome Soldaten

i) Den grootmeester der Malteser orde. 2) La Roebelle,

SI

waren. Hy belasten mijn 'sanderendaeghs weder te komen, en dat 1621. ick mijn te nacht bedencken sou ; ick sprack dat ick morgen wel weder komen wilde, maer dat ick mijn niet anders bedencken sou.

Den 1 3 dito quam ick weder hy den Hartogh, die mijn vraeghden oft ick mijn vorige Conditie noch niet verandert had ? ick sprack noch deselve Man te wesen die ick gisteren was : doen seyde hy, hy soude mijn Morte paye doen hebben, en soude altijd in Conincks dienst blijven : gaf hem tot antwoordt dat het mijn gelegentheyd niet en was uyt mijn Vaderlandt te dienen, en daerom dat ick mijn in Dienst begeven had, dat was omdat ick op de Turck verbittert was, maer dat ick geen gedachten had dat dat van sijn Hoogheyd mijn te last gheleyt worden sou, om na Rosielle te gaen ; doen sprack hy tegens mijn, ick sou by Monseur Montijn sijn Admirael in Zee gaen, en daer alle bescheydt vinden. Ick lieper schoorvoetende nae toe, maer ick dacht in mijn selve ick wou dat icker al was; daer komende wierd ick van hem ten Noenmale genood, en over Tafel sittende socht hy niet anders als mijn daertoe te animeren, dat ick met haer daer na toe gaen soude, en dat het tot een goede staet voor mijn (so ick 't dede) uytloopen sou, en altijdt Morte-pay te hebben ; ick sprack de Prins op deselve reden al geantwoord te hebben, en dat mijn me- ningh was de Wereldt noch eens rontom te besien. Doen wy ghegeten hadden, en siende dat hy mijn niet wist te vermurwen, soo gaf hy [33.] mijn mijn Geldt tot der tijdt dat ick ghedient had, nevens mijn Pas- bord, met een Diamant-rinck Hards gewijs^) ende belasten mijn weder by den Prins te gaen om hem te bedancken, 't welck ick dede; by hem komende streeck hy de Rinck van mijn hand en besachse, besien hebbende stack hyse weder aen mij n vinger, en sprack: Draeght dese Rinck ter eeren van mijn en weest altijdt vroom, en meynte- neert altijdt u Vaderlandt, ende scheyde alsoo met alle eere van hem. Doen ick buijten het Hof quam stonden daer verscheyde Neder- landsche Koopluyden, die nieuwschierigh waren mijn Vereeringe te sien, hetwelck ick dede ; ende onder de hoop stond een Jubilier dieder mijn ses-hondert Gulden, ofte twee-hondert Kroonen voor bood. Ick seyde hem, al wilde hy mijn vier-hondert Kroonen gheven dat ickser hem niet voor doen wilde, maer dat ickse tot een eeuwighe memorie bewaren wilde, gelijck ickse tot noch toe voor een memorie bewaert heb. Mijn Macker hoorende dat ick sulcken Vereeringhe gekregen had, presenteerde een Request aen den Har-

ij Hartsgewijs ingezet (de steen namelijk).

5J2

IÖ41 togh, om hetselve Geldt daer sy met den eerste mede veraccordeert ^* ^^* waren, in Dienst te willen blijven en na Rochiel te gaen, en bleef in Dienst ; in plaets van dat hy mede meende een goede Vereeringe te krijghen, wiert altijt voor een Guyt gescholden, en verweten dat hy de Duyvel om Geld dienden teghen sijn Godt en Religie. Doen hy nu nae Rosiel ginck wierd hy noch qualijck betaelt, en loon na wer- cken kreegh.

Den 25 dito nam ick een Vracht nae Fenetien aen, en sou voor de Rivier Rhone, op deReede genaemtTanpan^)het Schip vol Tarruwe laden. Rhone is in 't Latijn Rhodanus genaemt, en Tanpan leyt inde Golf van Narbonna seven mijl van Arles.

Den 10 Januarij lichten wy ons Ancker en gingen 't zeyl na Tanpan.

Den 1 2 dito arriveerde wy op de Reede van Tanpan, alwaer wy een ghebleven Schip van Enckhuysen sagen, daer Schipper op was Fem Gerritsz. en had dit Schip daer op een Banck voor de Rivier van Rhone verzeylt, en was geladen met Amunitie en Wapen van Oor- loghe voor Monseur Schatilion 2), om voor de Hugenoten in Lange- dock te gebruycken, en verviel in de handen van de Coninck, die sijn Volck met het selve armeerde. Dit Schip was geconvoyeert van Capiteyn Quast van Enchuysen en Jan Thijsz. van Hoorn, die doense te Marcilien quamen in Arest ghehouden wierden, omdatse dit ge- bleven Schip geconvoyeert hadden, en omdat het Geweer dat in dit Schip was ghedestineert was teghens den Coninck te gaen; doch met voorschrijven vande Heeren Staten en den Prince van Orangie, wierden sy van haer Arest ontslagen. Hier te Tanpan gearriveert zijnde voer ick na Landt, aen Landt komende vraegde ick na een Guide en een Paert om na Arles te reysen ? Also hier geen Dorp is spracker een, maer uyt de Boerehuysen wel een te bekomen was, alwaer ick een vond, en alsoo Arles hier wel seven mijlen van daen leyt quam ick daer eerst tegen den avond, en ginck 's anderendaeghs na de Griffier ende Juge, om mijn te laten aenteeckenen dat ick op sulcken dagh te Tanpan ghekomen was, en dat mijn legh-dagen van die tijdt in-gingen. Dit ghedaen zijnde besagh ick de Stadt, die een wel-ghelegen plaetse heeft leggen op de Rivier van Rhone, en is de naeste Stadt aende Zee. Ick dus omwanderende, vraeghde ick ye- mandt die mijn ontmoeten oft hier niet sonders oft geen Antiquitey-

i) Voor den oostelijken Rhónemond.

a) Gaspard de Coligny, comte de Chatillon, 1584 1646, gouverneur van Aigues- Mortes, thans in opstand tegen het koninklijk gezag.

J.

53

ten te sien waren? hy seyde van jae, en dat hetgheen hy mijn ópen- 1623 I34.] baren soude dat het oock wel verwonderens waerdigh was. Dese-*^"' "" Persoon bracht mijn voor een Huys, waeraen gheschrevcn stondt La meyson de Posselet^); ick vraeghde wat dat dat bediedenPhy seyde ick soud eens tellen hoe veel Porsselettcn dat daer stonden ; ick telder negen ; doe seydt hy mijn dat daer een Vrouwe gewoont had die negen Kinderen t'ecnder dracht ter Wereld gebracht had, en accordeerden met de Vroe-vrouw, datser ses in 'tWater draghen en de andere drie behouden sou, en omdatse meenden dattct haer tot een eeuwige schande ghedyen soude en al te Beestachtigh, als ofse een Teef ter Wereldt gebracht hadde, beelden haer in niet te konnen leven met sooveel Kinders, gaffer dieshalven de Vroe-vrouw ses inde schoot om te verdrencken. De Vroe-vrouw veynsde daer mede na de Rivier te loopen, doch ginck de Man oft Vader vande Kinderen opsoecken, die sy eyndelijck ontmoeten, welcke vraeghde wat sy in haer voorschoot verborghen hadde? sy antwoorden hem jonghe-Biggen, hy was begeerigh deselve te sien, hetwelck sy dede, en sprack u Vrouw heeft negen sulcke Biggen ter Werelt gebracht; hy vraegde watser mede op de Strant doen wilde ?sy seyde datse van sijn Vrouw last had om de ses inde Rivier te werpen, doch sy geen Moorderesse begeerde te wesen, datse hem tot dien eynde op-ghe- socht hadde, in plaets van inde Rivier te werpen; hy belasten haer stil-swijgende Minnemoers daertoe op te soecken, en tegen sijn Vrouw te veynsen als ofse inde Rivier geworpen waren, *t welck sy dede. Ontrent een Jaer verloopen zijnde noodighde desen goeden Man al sijn Vrunden ter Gastmael,aen Tafel sijnde begonst hy reden te maecken watmen sulcken Vrouw behoorde te doen, die God met veel vruchten en Kinderen zegende, en dewclcke lust had om deselve om te brengen oft ombrenghen te laten: elck sprack sijn oordeel, eyndelijck sprack sijn eygen Vrouw en bracht haer eygen vonnis voor haer, en seyde men hoorde sulcken Vrouw tusschen twee Muren te bemetselen, en latense daer dood-eten^). Sy had geen ghedachten dat haer ses Kinderen noch in 't leven waren, maer was in dat wit 2) gelijck de Vroe-vroeuw gheseyd had datse verdroncken waren. De Man deed' de Minnemoeders met de Kinderen in presentie vande Moeder en Vrunden komen, en sprack: Dese ses Kinderen heeft mijn Vrouw door hulpe vande Vroe-moeder ghemeend te verdrencken,

i) La maison des porcelets (het biggenbuis)

2) Van de wormen verteren.

3) Denkbeeld.

54

i622 doch Godt heeft sulcks behoed en niet willen gedoogen, maer heeft Jan. 12. j^jjj^ Vrouw voor haer Barbarische wreetheydt haer eyghen vonnisse laten spreken, welcke straffe ick van sins ben haer op te leggen, het welck hy dede, hy lietse in sijn Huys tusschen twee Muren Metselen en aldaer dood-eten, en de Kinderen wiessen op en wierden groot: Ick heb de plaets selve gesien daer de Vrouw in doot-gegeten was, noch sach ick drie vande Sonen, en heb selfs met een gegeten en ghedroncken, en was Capiteyn vande Roduyt van Tanipan, alwaer mijn Schip lagh, en was een Man van inde veertigh Jaren oudt die mijn het selve in't lanck en breed vertelde. Dit Pluys heeft op desen hedighen dagh de naem vande negen Porsseletten, en is in Duyts te seggen de negen Biggen.

Den 4 Februarij trock ick eens na het Pfinsdom van Orangie, alwaer ick een kleyn Stedeken passeerden genaemt Beau-Aren^), aen d'ander zijde vande Rivier recht tegens over dit Steedjen leyt Taraskon, mede een klein Steedjen aende Langedocksche zijde 2), waer ik vernachten.

Den 5 dito vertrock ick en quam tegens den middag te Avinionds), 't welck een groote Stadt is, hier voor de Poort komende, vraeghden mijn de Wacht van waer ick quam? antwoorde van Arles; doen [35-] vraegde hy : Ette voiis de la Riligion? welck te seggen is : Bend ghy vande Religie f Ick antwoorde : Et quoi don; welck te seggen is: Hoe anders? Hy seyde dat ick niet meer als drie dagen inde Stadt blijven mocht. Ick sprack, ick wilde wel anders niet doen als de eene Poort in en den ander weder uyt-rijden. Hy vraegde mijn van wat Natie dat ick was? Ick sprack van Hollandt ; waerop hy antwoorde, ick mochter soo langh in blijven alst mijn beliefde.

Den 10 dito vertrock ick weder nae Tanpan om soo voort 't Scheep te gaen, en tot Arles komende vond ick mijn Macker die in Dienst ghebleven was, en seyd dat haer meninge was den 20 April na Ro- chielle 't zeyl te gaen, hy sprack dat hy wel wenste de Dienst niet aenghenomen te hebben, doordien hem de Noord-Hollandsche Koopluyden soo quelden en verachten. Ick seyde hy mochter hem uyt-gehouden hebben doen icker hem uyt-gheholpen had, en waerom dat hy doen hy vry was een Request over-gaf, om voor het veraccordeerde Geldt te dienen en na Rochielle te gaen? en ick

i) De Vries verschrijft zich. Hij bedoelt klaarblijkelijk Beaucaire, dat tegenover Tarascon ligt.

2) Beaucaire, niet Tarascon, ligt aan de Languedocsche zijde.

3) Avignon.

55

sprack dat hyder nu af verwachten most watter af quam. Hy vraegde 162a of ick mede na Orangie wilde ? ick antwoorde daer van daen te ko- men. Terwijlen wy dus met malkanderen discoureerden, soo quam- mer een Bode met tijdinge datse gheen raet en wisten om 'tKoorn van Vallansse ^) af te Schepen en oft mijn soude geheven te Vallansse by de Koopluyden te komen, en Vallansse een groote Stuck voorby Orangie leggende, trock mijn Macker met mijn tot aen Orangie toe, daer komende ginck ick weder met mijn Macker by den Governeur op het Gasteel, en ik seyde hem het kaertjen al begonnen te hebben 2), en dat ick alhier in imperviste 3) quam, en dat ick nae Vallansse toe most, en daer ontboden was door mijn Koopluyden. Den Governeur hielt ons savondts te eten, over Tafel sittende sprack hij tegens mijn Macker, dat hy qualick dede dat hy na Rochiel ginck, alsoo die van Rochielle onse Vrunden zijn; doch hy gaf den Governeur daer wey- nigh antwoordt op. Wy wat gegeten hebbende, namen onse afscheyd met bedanckinghe voor sijn onthael vanden Governeur; ick liet mijn Macker (die weder na Marcilien wilde) in Orangie, en ick vervor- derde mijn reys na Vallansse.

Den 4 Maert arriveerde ick weder te Vallansse by mijn Koop- luyden, dewelcke daer met den Gabares4) met Koorn laghen, en geen raet wisten om die voorby Bay-Surbay5) ende Pousijn6)te krijghen, dat twee Stedekens zijn die aende Roonen leggen welcke Luyden vande Religie 7), en willen 't Koorn niet laten passeeren. Ick gaf haer raet datse (dewyle de Gabare breedt was) op haer zijden de Sacken met Koorn al langhs heen setten soude, om alsoo schoot- vry te wesen, het welck sy goet vonden. Dese Rivier een vande machtighste Rivieren in Christenrijck zijnde, wierd aldus voorby dese Stedekens ghepasseert, en quamen alsoo behouden tot Avinion, ick ginck weder te Paerd sitten en quam des selvendaeghs noch we- der scheep.

Den 20 dito kreghen wy een harde Storm uyt den Zuyden, en onse Boot (daer een Grieck 8) die een van onse Bootgesellen was) wierd

i) Valence.

2) Uit het vervolg zal blijken, dat de Vries aan den gouverneur van Orange een kaartje van de reede van Tampan beloofd had.

3) A 1'improviste.

4) Fr. gabare, platboomd riviervaartuig.

5) Baix-sur-Baix.

6) Le Pouzin.

7} Versta: welke door luiden van de (gereformeerde) religie waren bezet.

8) Versta: daar een Griek in was.

56

i622 dwars door-geslagen, de Grieck lach inde woeste Baren en swom, ^^^' ^***wy dat ziende namen terstont een Vaetjen, waeraen een nieuwe Lootlijn was, en wierpen hem het selve toe, hetwelck hy kreegh, en dreeffer op tot soo langh dat wy hem aen Boort sleepten, had dese Man geen goet swemmer geweest hy souder nootsackelijck hebben moeten blijven. Dese Grieck was een heel sterck Man, en had acht daghen te voren dat hem dit geschieden, met een Teersjen ^) [36.] van vijf Anckers groot seven mijl komen loopen.

Den 25 dito arriveerden hier drie Schepen die van Fenetie qua- men, daer Schippers op waren Koert Kroon van Delfs-haven, Wil- schut van Rotterdam, ende Luytenant uyt de Beemster, die hier quamen om van deselve Koopluyden Koorn te laden daer ick mijn Koorn van laden.

Den 30 April arriveerden hier de Gabaris met Koorn, die wij da- telijck over-namen.

Den 2 May quam een Koopman by mijn, en belasten mijn dat ick mijn Consementen^) most laten teyckenen om nae Fenetia te gaen. Ick antwoorde dat mijn Legh-dagen eerst betaelt wesen mosten, hetwelcke by de vijf-duysent guldens quam te bedraghen, want ick drie Maenden op dese barre Reede stilgelegen had ; hy seyde dat ick mijn Legh-daghen te Fenetia ontfanghen soude, doch wilde ick een hondert Pistoletten op rekeninge van mijn Vracht hebben, die wilde hy mijn by pervisie geven? Ick antwoorde dat ick niet uyt dese Proventie varen wilde, voor en al eer ick 't Geldt voor mijn Legh- dagen ontfangen had. Hy seyde ick ben Francisco Spinola, en kond mijn wel betalen. Ick seyd al waert ghy Markis Spinola, soo en ga ick niet 't zeyl voor en al eer ick mijn Leghdagen heb; doe vertrock hy weder na Arles.

Den 10 dito quam desen Koopman Franciscus Spinola weder op strand, en maeckten een seyn datmen aen Landt komen soude, al- waer de drie andere Schippers na toe voeren, daer hy tegens sprack datse mijn aen Landt halen, en soude mijn Despesieeren en Betalen mijn Legh-dagen, en 't Zaedt voor haer schepen soud mede afko- men. Sy quamen aen mijn Boort en seyde dat ick na Landt varen sou, en dat den Koopman mijn Legdagen betalen soude. Ick seyde 't sal so breed niet afloopen als ghy wel meent. Doe sprack Koert Kroon, hy had wel dertigh Jaer inde Straet gevaren, hy wistet beter als ick die daer eerst quam kijcken en noch geen hayer om mijn

i) Eene vochtmaat, | van een pijp. Natuurlijk is hier van wijn sprake. 2) Cognossementen.

\

57

mondt hadde. lek seyde tegens hem de Groote-Mast heeft mede 1622 gevaren, hy soude ducht mijn mijn niet wijsmaecken wat de Italiacn- ' ders en de Fransche waren, ick had van jonghs op haer practjens wel geleerdt, en dat sy maer met moy-praten gepayt worden, en datter geen Koorn meer de Rivier af-komen soude. Doe versochten sy ick soude met haer Boot na Land varen? ick sprack ick kondc met mijn eygen Boot wel aen Land varen, 't welck ick deed, doch ick liet acht of negen Moskets inde Boot brengen, en nam selfs twee Pistolen by mijn en voer also naer Land. Onse en d'anderc Boot quam gelijck aen Land, alwaar eenige Cabanes stonden daer wy wat af aen Land voeren. Koert Kroon vraegde waerom of ik so verde vande Cabanes of Visscher-huysjens roeyden, oft ick (dewijl het inde May was) Kickvorschen vanghen wilde? Ick seyde seght de Koop- man nu dat ick hier ben. Sy gingen hem halen, hy quam met sijn vieren te Paert, yder ghewapend met twee Pistolen aen haer Hol- staers^), en ick sette mijn Volck in ordre elck met een Mosket inde handt. De Koopman vraeghden mijn oft ick 't zeyl wilde oft niet, en presenteerde mijn drie-hondert Pistoletten op rekeninge van mijn Vracht? Ick seyde de drie-hondert Pistoletten op rekeninghe van mijn Leghdagen wel te willen ontfangen, maer niet op af kortinge van mijn Gasie. Doen deed hy Protest tegens mijn, en 't scheen dat [37.] die drie Personen die nevens hem quamen, d'een eenen Notaris en d*andere getuygen waren; daer stonden noch acht Sergeanten by de Cabanes, die doense ons Volck so wel gewapend saghen niet aen- komen dorsten. Ick seyde teghens hem dat ick op sijn Protest niet en pasten, en dat ick so ras ick aen Boort quam na Marcilien zeylen wilde. Doen sprack hy teghens die andere Schippers die om hare Ladinghe van Fenetien gekomen waren, datter geen Ladinghe voor haer te bekomen was, en dat de Coninck verboden had gheen Koorn meer uyt het Landt te voeren, waermede hy sustineerde de Schip- pers voldaen te hebben en niet schuldigh te wesen. Doe seyde ick teghen Koert Kroon: Ghy hebt dertigh Jaer inde Straet gevaren, siet nu dat ghy gau bend om u Betalinghe te krijghen voor u Voya- gie, en ick voer nae Boort en liet de Prince- Vlaggen van boven weyen, lichten mijn Ancker en liet de Koopman weten dat ick nae Marcilien zeylen wilde ofte daer ontrent, en soecken mijn Bevrachter, woude hy volghen hy mocht, en ick ginck deur, doch was de meeste dagh besigh met het Ancker op te winden en aen Boort te krijghen: doen

i) Holsters.

58

1622 ons Ancker boven Water quam bracht het noch een Ancker voor ^^^ ^°' hem, en onse Ancker was met de hand recht inde ringh van 't ander Ancker gevallen, wy hijsten het geviste Ancker in ons Schip, was wel een vaem dick bewassen met Oesters, die wyder af klopten, en afgheklopt zijnde was het een heel dun Ancker ghelijckeenSpaens- Ancker, en had een Yseren-stock. Wy vraeghden de Visschers wat het voor een Ancker was? Sy seyden mijn datmen in gheen vyf of ses-hondert Jaren sulcke Anckers ghebruyckt hadden daer de Stoc- ken van Yser waren, en sy meynde dat het al was vande tijdt van Gode-Froy de Bouillon, die doen hy na *t Heylige-landt voer hier sijn Soldaten scheepten i), watter van is weet ick niet, doch dit weet ick dat wy 't Ancker met groote moeyten kregen en berghden. In Zee komende dreef ick vier of vijf dagen in stilte, en had mijn specu- latie van waer of ick zeylen wilde, nae Marcilien oftna Alachutta^), dat vijf mijl verder is als Marcilie. Ick sorgde 3) door dien tot Marcilien geen Porto franck is, moeyten met den Koopman te krijgen, want het Zaedt datmen daer brenght moeter niet weder vandaen gevoert worden, in 't fijn ick zeylde na Alachutta toe, alwaer Porto Franck was. Den 25 May quam ick tot Alachutta, ick sond een Bode aen een goedt Vriendt genaemtS^ JanLagoes4)diete Marcilien woonden, oft hem geliefde eens by my te komen ? welcke 's anderendaeghs datelij ck by mijn quam : versocht hem oft hy gheliefde by die Fransman te gaen, die mijn van weghen Francisco Spinola bevracht had, ende Deodito Italianen, diehaerbeyde Cantoren tot Lions hadden ? S^. Jan Legoes de tijdinge aen dese Fransman gebracht hebbende, dat ik tot Alachutta gearriveert was, quam datelijck met S"". Lagoes by mijn, en was blijde dat ick daer ghekomen was, en had wel twintigh-duysent Gulden op dit Koorn verschooten, en versocht een ander Contrackt met mijn te maken, alsoo 't Koorn op de Rivier in de Gabares veel geleden had, nu niet sonder perijckel was van te verbroeyen al eer het te Fenetien quam, soo accordeerde ick met hem om na Genua te zeylen, doch hy bedongh dat ick daer acht dagen most blijven leggen, en dat mijn Legdagen van Tanpan mijn tot een duyt toe betaelt soude worden. Ondertusschen trock de Ligot 5) twintigh-duysent Guldens [38.] op Wissel en schreef na Lions, waerin hy de Koopman Spinola ver-

i) Onjuist; Godfried van Bouillon trok over land naar Konstantinopel.

2) La Ciotat.

3) Ik was bezorgd.

4) Jean Ie Gouche. Hij komt later voor als koopman te Amsterdam (zie Heeringa, Levantsche Handel I, 572 en 1063).

5) Liguot (aanhanger der Ligue); hier als scheldnaam gebezigd.

59

haelde dat ick tot Alachutta ghewcest was, en geen Spetie hebbende 1622. om mijn mede te betalen, dese Wissel ghetrocken hebbende, en alsoo ** ^^' ick daer de gheheele Winter op de barre Reede gelegen hadde, mijn Leghdagen betaelt had, en dat ick al 't zeyl was, hy had acht Leg- dagen van mijn bedonghen, en dat de Post in vier daghen heen en weder komende van Marcilien tot Lions, en den Italiaen sulcken Wissel siende, niet anders menende als dat het Schip al te Genua was, soo wilden sy dese Fransman de rekeninge maecken, en protisteerde tegens sijn Wissel-brieven, soo dat de Wissel-brieven onder protest weder quamen, so quam de Fransman met een Jugedie vier Pisto- letten daeghs, en noch twee anderen die niet veel minder hebben soude. Dese quamen veynsende als of sy de Granen besichtighen wilde om te verkoopen, want de Wissel-brieven als voor-verhaelt is gheprotisteert waren, en de Fransman aen syn verschooten Geld te helpen; de Factoor sprack tegens mijn, alsoo dese Reys hiermede te niet was, soo wilde hy 't met mijn maecken dat redelijck was, doch ick dacht dat sijn redelijckheydt niet groot wesen soude, en dat het tijdt was voor mijn te sien, want de Fransen groote Schickaneurs zijn. Hy liet mijn Groote-Marsseyl met mijn Fock aen Land halen, doch ick had noch wel nieuwe Zeylen inde Luyp^); hy noodigde mijn savondts ten eten; ick socht mijn Stierman op, aen welcke ick seyde dat al de Zeylen vande Rees gehaelt waren, dat hy al 't Bootsvolck opsoecken most, en dat ik savondts by dese Schickaneurs te Gast zijn soude, en dat hy te nacht (als de Wind uyt het Landt woey) de Touwen van 't Hooft soud schicken los te krijgen, en laten 't Schip een paar Musket-schooten buyten de Haven drijven, en dan het Ancker te laten vallen. Over Maeltijdt sittende spraken sy mijn op haer wijs een goede moedt aen, en seyde haer docht ick soude de helft vande Bevrachtinge wel krijgen : doch wisten mijn meninge niet die ick haer oock niet openbaerde, maer wensten haer nae de Maeltijdt goede- nacht. Soo ras als ick aen Boort quam begost de Wind hart uyt het Landt te koelen, de Luyden vreesende dat ick het Schip verliesen soude, wantse niet wisten watter gaens was, begonnen te schelden tegens de gene die de Zeylen van mijn Rees gehaelt hadden; maer ick buyten de Haven ghedreven zijnde, liet ick het Ancker vallen en de nieuwe Zeyls aende Rees slaen, dat teghen den dagh ghedaen was ; doe liet ick de Prince-vlagh van boven en de Bloed-vlagh van achteren wayen. Doe de Juge smorgens met sijn Mackers op 't Hooft

i) Hier zooveel als: in reserve, achter de hand. Dit gebruik van „luip" (gewoon- lijk = loer) is weinig gemeen, maar de bedoeling is duidelijk.

6o

1622 quam, vraegden sy de Barkiers wat dat het bediede dat de Bloed- ^^ ^^' vlagh van achteren weyde ? welcke Barkiers van het Stedeken hem ten antwoordt gaven : Die wat van mijn hebben wilde most aen mijn Boort komen. Sy seyde tegen de Barkiers datse het haer wel wachten soude aen Boort te komen, want ick soude haer wel de Lanussche de bort ï) laten gheven, en vande Hartogh van Guise bespot worden, want het mijn een goet vrundt was. Sy ginghen datelij eken te Paert sitten en reden weder na Marcilien, soo dat mijn Koopluyden van groote kosten ontslaghen wierden, doordien dat ick uyt de Haven voer; de Fransman diese medeghebracht hadde om Curateur te wesen, sond datelijck een Boot aen mijn Boort, om te vragen oft ick niet weder inde Haven komen sou ? waerop ick antwoorde : Als hy mijn Borgh stelde waer ick mijn Vracht en Leghdagen halen soude, dat ick alsdan wel weder inde Haven komen wilde. Hy dat verstaende reed datelijck mede na Marcilien, en ick kreegh dien dagh veel ver- [39] soeck^) van Barckiers en Borgers, wekken mijn daet altesamen presen, en dat ick de Koopman die mijn bevracht had een Romeynstuck speelden, en dat dit de rechte middel was om aen mijn Betalinghe te komen, wantse mijn anders met rechten groote moeyten aengedaen souden hebben, doch waren nu ghenootsaeckt nae mijn Pijpen te danssen. 's Anderendaeghs quam mijn Bevrachter met S"". JanLagocs aen mijn Boort, welcke hy al van Marcilien had wesen halen, omdat het mijn goede vriendt was; S^. Jan Lagoes vraegden mijn wat ick in 't sin had? Ick antwoorde dat morgen de acht Legdagen uyt waren, en dat icker dan meende een blanck Zeyl by te settens) vervolghens4) mijn Sarte-partyes) die ick met hem over acht dagen gemaekt hadde; S'". Legoes sprack : Soo ick dat dede soo was de Fransman Bancke- roet, want hy al over de vijf-en-twintigh-duysent Guldens op mijn Koorn verschoten had, en dat sijn Brieven geprotesteert waren. Ick antwoorde dat hy over drie dagen met een Jugc en drie andere Personen gekomen was om mijn Zaed te lossen, ende soude mijn dan geven dat redelijck was, welcke redelijckheydt ick wel haest verstond, en liet daerom mijn Schip uyt de Haven drijven, en ingevallen dat hy 't weder inde Haven begeerde te hebben, dat hy alsdan eenContrackt ontwerpen en met mijn ingaen most, en dat soude moeten precijs

i) Er van langs laten geven (letterlijk: met scheepswol laten geven).

2) Bezoek.

3) Er van door te gaan.

4) Volgens.

5) Chertepartij (bcvrachtingsbrief).

6i

wesen als het Koorn uyt mijn Schip was, dat het mijn echter gheoto- 1622. pottickeert») most bHjven, als oft het in 't Schip was, tot soo langh als ick voldaen was, en dat ick acht daghen na 't lossen betaelt wesen most, op peene van alle daghen vijftigh Guldens te verbeuren. Hy wilde mijn aen Landt hebben om hetselve Accoort te beschrijven, maer ick weygherde hetselve, ende sy mosten een Notaris van Landt laten komen, die alles beschreef ghelijck boven verhaelt is. Dus eyndigde mijn Proces, en ick kreegh ses-duysent Guldens sonder uyt de Proventie te varen, en mijn drie andere Mackersdie mijn uytghe- lacht hadden, waervan den eene beroemde wel dertigh Jaer inde Straet gevaren te hebben, kreghenelck niet meer als vijfthien-hondert Gulden, schoon datse heel van Fenetie quamen ende halve Vracht verdient hadden, soodat ick schoon ick een jonck Schipper sonder verstant zijnde, beter wist aen mijn Penninghen te komen als sy die alles wel meenden te verstaen, en dus lange inde Straet ghevaren hadden.

Den 1 5 Junij al dese onrusten af-ghestaen hebbende, kreegh ick tijdinge dat mijn eene Reeder tot Amsterdam genaemt Daniel Col- pijn, en noch eenen Piere Jan Boinoeyt (beyde groote Koopluyden geweest zijnde) gestorven waren. Ick had een Partisipant tot Genua welcke mijn Schip begeerde, om dies wil dat hy voorgaf soo veel by dese Koopman verlooren te hebben, en wilde dat ick met het Schip nae Napels varen soude, omdat het heel bequaem was de Coninck van Spanjen te dienen. Ick antwoorde dat dat Fielten waren die de Vy- andt teghen haer Vaderlandt diende, wilde hy het koopen ick ca- veerde voor de helft, en wilde hem hetselve wel verkoopen, mits dat hy mijn Borge stelde voor die van Amsterdam haer part, Ick ver- kocht het Schip en socht Wisselbrieven te krijghen. En na dat ick al mijn Affeyren uytgerecht hadde, huerde ick twee Paerden te Mar- cilien om na Lions te reysen, een Paert voor mijn en het ander voor [40.] een Jongman die met mijn reysen soude, en wel eer met mijn ghe- varen hadde, en quam van Livorne, alwaer hy voor Koopman met een Schip vol Granen geweest had, en was over Landt op Marcilien ghekomen om soo voort na sijn Vaderlandt te reysen, hetwelck hy door Duytsland spoediger soud hebben konnen doen, 'twaer saecke dat hem de troebelen en onveylheydt niet verhindert hadden. Dewijl ick mijn gereed maeckten verstond ick datter twee Staten Oorlogh- Schepen ghearriveert waren, wekken de Koorn-Schepen van Livorne

i) Gehypothekeerd.

02

i622 geconvoyeert hadde; ick voer haer aen Boort, en bevond het eene Juni 15. g^j^jp y^^ Amsterdam en het ander van Hoorn te wesen, het Am- Sterdammer Schip was Cats Capiteyn op, en was sijn eerste Voyagie voor Capiteyn. Verhaelde mijn dat sy daer ghekomen waren om na Pijnacker ï) te wachten, die van haer met sijn swite na Algier in Am- bassaetschap soud gebracht werden.

Den 27 Julij gingen wy te Paert sitten en reden na Lions.

Den 29 arriveerden wy te Orangie by den Governeur,en brachten hem het Kaertjen^) dat ick vande Reede van Tanpan gemaeckt had, waer dat de Rivier die van Orangie komt in Zee loopt, en neemt sijn oorspronck van Roonen. Ick dit Kaertjen overgevende noodighde ons den Governeur ten eten, en alsoo ick noch een gemaeckt had, versocht hy dat ick het eene aen den Prins van Orangie selfs in han- den bestellen soud; gaf mijn nevens dit Kaertjen noch een Brief, om van desgelijcken aen sijn Hoogheydt te bestellen.

Den 5 Augustij arriveerden ick tot Lions.

Den 8 dito vertrock ick met de Bode van Parijs, en quamen den 12 dito tot Bourges en den 14 tot Orliens, alwaer wy twee dagen tardeerden, gingen den 1 7 na Parijs, daer wy den 1 9 dito arriveerden, en tardeerden alhier vijf dagen, gingen doen na Rowanen en voorts na Diepen, alwaer wy by de Governeur quamen, die ons vraeghden waer wy van daen quamen? ick antwoorde van Marcilien; vraeghde wat ick daer ghedaen had ? ick toonde hem mijn Pasbord vanden Hartogh van Guise ; hy vraeghden waerom ick niet by hem bleef om met hem na Rochiel te gaen ? sprack dat het mijn niet aen en stond, en dat ick langh uyt-gheweest was en naemijn Vaderlandt wilde. Hy maeckte veel woorden, 't schijnt dat hy dien dagh tij- dinghe gekregen had dat hy twee Soons voor Mompelier 3) verlooren had; hy sprack in beraet te willen nemen oft hy ons passeeren laten wilde oft niet, waerop ick antwoorde soo hy ons niet wilde laten passeeren, soo souden wy na Cales gaen en scheyden van hem, doch hy sond ons een Bode na, en dede ons seggen dat wy van daer wel varen mochten.

Den 29 dito scheyden wy van Diepen; ontrent vier uyren in Zee gheweest zijnde, quam een Fergatjen van Habel de Grasse4) aen

1) Dr. Cornelis Pijnacker, hoogleeraar te Leiden, gezant naar Algiers. Vgl. zijne instructie bij Heeringa, Levantsche Handel I, 858.

2) Hiervóór, bl. 55.

3) Montpellier.

4) Havre de Grace.

Ö3

ons Boort, souden wel gheplundert hebben doch dorsten niet, door 1622 dien datse van die van Diepen al te wel bekent waren, en lieten de Passagiers onbeschadight waren. 'sAnderendaeghs quamen wy door contrarij Windt te Doevres in de Pier, alwaer veel Passagiers van onse Schip na Londen gingen, om (alsoose noyt in Engeland geweest waren) het Landt en Londen eens te besien. |4i.] Den 4 September maeckten wy weder Zeyl.

Den 8 dito quamen wy tot Rotterdam, alwaer mijn Reysbroeder van my afscheyden, en ick ginck met mijn Caertjen dat ick te Orangie voor den Governeur gemaeckt, en mijn met een Brief belast was, aen sijn Excelentie Prins Maurits te bestellen na den Hage. Inden Haegh komende was den Heere Prince van Orangie na Bergen- op-Zoom om hetselve te ontsetten, ick ginck by desselfs Secretaris den Heere Junius, aen welcken ick mijn Brief presenteerde, die mijn vraeghden van waer ick de Brief bracht ? antwoorde van Orangie. Hy ontfinck den Brief nevens 't Caertjen, den Brief geopent en gele- sen hebbende, bevond aen 't schrijvens vande Governeur van Oran- gie, dat ick in Dienst en Capiteyn vanden Coninck van Vranckrijck geweest was, waerover hy mijn vraeghden oft ick oock van sins wesen soude den Prins voor Capiteyn te dienen, en wilde maecken dat ick recommandatie van sijn Excelentie aen onse CoUegie vande Heeren Admiraliteyten kreegh, om mijn op de Nomminatie te stel- len en als dan Capiteyn te maecken? hy vraeghde mijn na mijn Maeghschap die tot Hoorn woonden, want hy uyt den Brief verstaen had dat ick van Hoorn was. Ick noemde hem mijn Vrunden en on- der anderen mijn Schoon-vader, die hy seyde wel te kennen en van een oudt Hoorns-gheslachte te wesen, en dat ick door deselve wel op de Nomminatie komen soude. Hy vraeghden mijn andermael oft ick niet van sins was te dienen ? waerop ick antwoorde dat ick van sins was de Wereld wat te besichtighen, dat het in onse Stadt geen manier was, dat Swagers oft Kinderen uyt quahfiseerde Huy- sen voor Capiteyn voeren, maer wel voor Schippers na de Straet. Hy belasten mijn in 't afscheyden als sijn Excelentie weder inden Haegh gekomen was, dat het mijn soude ghelieven als dan eens over te komen, om sijn Excelentie aenwijsinge en onderricht van 't Caertjen dat ick gemaeckt had te doen.

na HïacBieï en be ï&Mtt Ijan ^arbcutüc??.

i

V OYAGIE NA ROCHIEL EN DE RIVIER VAN BORDEUWES.

Den 24 Maert tot dees tijd t'Huys geweest zijnde, en mijn geneert Anno 1624. had met al-te-mets een Schip op de Koop te laten maecken, soo liet ick eyndelijck een kleyn Scheepjen van hondert last maecken, om daer mede op de Visserij te gaen aende Kust Cannada op de Pelterij, en soud mijn ten dien eynde onder Compenij van Jan Mackijn ') be- gheven, omdat elck een daer niet vrij varen mocht, maer niemandt anders als die vande West-Indische Compenij 2). Nu het Schip ghereet zijnde, quamender twee Bewindhebbers van negenthienen vande West-Indische Compenij van Amsterdam, en seyde van hooger-handt last te hebben om het Schip tot haren Dienst te doen Arresteren, 't welck sy oock deden. Ick wees haer verscheyden bequamer Schepen alst mijne tot haren Dienste aen, doch waren daer niet mede vernoeght en begeerde het mijne; 't schijnt dat sy curieus waren omdat ick na West-Indien wilde. Ick protesteerde teghens haer en versocht Vlot- vaerdigh-Recht, waerin sy ghecondemneert wierden mij n van 't Arres te ontslaen en te laten varen, en waer op sy Appelleerde, opdat ick onverrechter saecke van mijn Reys te vervorderen mijn tijdt ver- slijten soude. Ick dit bemerckende trock na 'sGravenhaghe by mijn Schoonvader, die vier ofte vijf weken op de Daghvaert vande Staten van HoUandt geweest was.

Den 28 dito quam ick inden Haegh, en presenteerde nevens mijn commissie vanden Coninck van Vranckrijck onder den Admirael Mommorantie 3) een Request, met versoeck (dewijl ick ver buyten haer Lemiten en na Cannada wilde) dat ick van mijn Arrest ontslagen worden mocht, waerop ick een opene Missive kreegh aende negen- thien Bewindhebbers, waerin dat dese redenen waren uyt-gebeeld : Dat alsoo sy een nieuwe onlanghs opgerechte Compeny waren, datse haer soude wachten met eenige naburige Princen, haer gealieerde Vrunden in eenighe differentie te komen 4). Met dien Brief vertrock ick nae Amsterdam, gafse de negenthien in handen ; en omdat die geen die de Visserij in Canada van 't sin is te doen, moet in Maert oft op het langhste in 't begin van April uytloopen: Sy dit wel wetende, Ua.) sochten al van tijdt tot tijdt mijn op te houden, en eyndelijck siende

I) Zooals uit het vervolg blijkt, een koopman te La Roebelle.

3) Art. I van bet octrooi van 1621.

3) Henri de Montmorency, admiraal van Frankrijk (1595 1632).

4) Zie over deze gebeele quaestie uitvoerig onze inleiding.

68

i624 datse mijn na langh achter aen loopen niet langer ophouden konde, belasten mijn binnen haer Lemijte niet te varen, waerop ick seyde dat ick mijn commissie niet vervalste, maer dat sy den Coninck van Vranckrijck gheen wetten hadde te stellen, waer hy varen wilde om sijn Trafijcken te doen. Eyndelijck de tijdt verloopen zijnde, most ick met groote schade het Volck af-dancken, en verkocht het Schip aen de West-Indische Compenij tot Dort^). Die van Amsterdam hadden mijn eenighe Cargesoenen tot Amsterdam doen arristeeren, waerover ick op de Arest-rol versocht deselve vry te krijgen, en verkreegh soo veel, dat de Heeren voornoemt deselve kosteloos en schadeloos uyt het Arest ontslaen moste. Nu airede groote schade gheleden hebbende, eensdeels aende Goederen, anderdeels aen mijn versuymde tijd van met Schip en Boot volck, in plaets van uyt te varen, ghenootsaeckt wasthuys te blijven: soo presenteerde ick aende Bewindhebberen een Request, waerin ick versocht, dat sy mijn in mijn gheleden schade naer alle billickheydt te gemoet soude gelieven te komen: doch waren mijn niet te wil, en seyde mijn niet toe te wil- len leggen; waerop ick antwoorde, dat wat mijn aenginck weynigh aen de saeck belanghde, maer mijn Reeders tot Rochiel woonende, van sulcke onbehoorlijcke Aresten op haer Goederen verstaen heb- bende, buy ten twijfel niet stil soude blijven sitten, maer haer grande 2) voor haer onbehoorlijcke schade wel haest weder soude soecken in te vorderen: en ick seyde haer dat het tegen alle reden was sulcken Voyagie op sulcken onghehoorden wijs te frusteren, te meer omdat ick dit tot gheen ander intentie toegehaelt had, als dewijle onse Ne- gotie by de Zee bestaet, onse Vaderlandsche Natie dese plaetse be- kent te maecken, en seyde haer voor een afscheydt, datser afnemen mochten 't geen heden oft morgen voorkomen mocht, en datse ai- rede betoonden op de Staten-Generael niet te passen.

Den 8 May ontfinck ick een Brief van S^. Jan Mackijn, dewelcke een vande Compenij was om mijn uyt te rusten na Canada, welcke Brief ghedateert was op den 1 2 April, waerin hy vertoonde groote- lijcks verwondert te wesen dat ick (dewijl de tijdt airede verloopen was) niet over quam, en dat hy al vijf-en-twintig Baskens gehuert had om de Visserij te doen. Ick had hem vande eerste uyre af mijn Arest door een Brief verwittight, doch schijnt dat hy de Brief niet ontfangen had, en dies halven onbewust zijnde van mijn wedervaren

i) Dordrecht, Delft en Rotterdam hadden te zamen eene kamer der West-Indische Compagnie (die op de Maze).

a) Garantie; hier in den zin van schadeloosstelling.

69

hem niet ghcnocgh verwonderen kost. Schreef den 1 2 May weder 1624 een Brief, die ick op den 6 Junij ontfinck, waerin hy mijn op het ^^*" "' spoedighste belasten tot Rochielle te komen om mijn Reys te ver- vorderen.

Den 25 July vertrock ick uyt de Maes, met Capiteyn Liefhebber nae Hable de Grace, alwaer wy den 28 dito arriveerden, en vertrock datelijck na Parijs, alwaer ick den 4 Augustij quam, en den 7 dito vertrock ick met de Bode na Rochiel, alwaer ick den 1 5 dito arri- veerde; daer drie weken geweest zijnde, vertrock ick na Baione de Frans, en in 't trecken passeerde ick Bourdeuwes, en arriveerden den 8 September te Baione de Frans, alwaer ick eenighe Baskens beurden om met mijn op de Visserij te gaen, en kocht hier een Schip daer ick de Baskens mede na Rochiel sondt om hetselve daer klaer te maecken.

Den 25 October arriveerde ick weder te Rochielle, daer wy alles klaermaeckten om tegens het Voor-jaer na de Kust van Novia- [43.1 Franssia te varen; maer alsoo ick Anno 1625 primo April gereet lagh om't zeyl te gaen, quammer tot Rochielle een Timulte op, door dien M''. de Sobiese^) drie Schepen uyt Blauwet^) ghehaelt had, te weten die Schepen die met de Vergulden-Poorten die tot Amster- dam gemaeckt waren, en quamen met die Schepen onder Sinte- Maertens). Ick lagh hier met mijn Schip gereet, en Monseur Sobiese lagh een weynigh dwars van mijn af, en was hetselve Schip datmen seyd gedaen had, en de Schepen uyt Blauwet gehaelt had. Het ge- beurde dat op het Boevenet4) van Monseur Soubiesens Schip wat Pulver lagh, hetwelcke aen brandt raeckten, waerover sijn geheele Schip verbranden en opsprongh, daer wel vijftigh Menschen mede bleven; de anderen in't Water gesprongen zijnde, salveerde haer (wel hondert en vijftigh sterck zijnde) aen mijn Boort oft in mijn Schip. Ick versocht 'sanderendaeghs ofse na Landt toe wilde trec- ken, want ick voor haer (schoon dat ick haer leven gesalveert had) geen Vivers en had en niet en wist wat ick al dat Volck schaffen soude? gaven mijn tot antwoordt sy soude Monseur Soubiese nae de Middagh gaen spreken; en nae de Middagh ontboodt Monseur Sou- biese mijn by hem te komen, en seyde dat hy mijn Schip ten dienste

i) Benjamin de Rohan, seigneur de Soubise, 1583 1640, bekend protestantsch bendehoofd.

2) Blavet aan den mond van de gelijknamige rivier die bij Lorient in zee stroomt.

3) Saint-Martin op het eiland Ré.

4) Het boven- of opperdek.

70

lóas vande Kercke van Vranckrijck begeerde, en dat het voor een goede ^" ^' saecke was, en tot dien eynde dat den Koninck de Placcaten van Nantes onderhouden soude, te weten die die de Religie belooft wa- ren ende nu ghefrusteert waren, want men de Steden van Hostagie die vande Religie sochten te benemen, die Koninck Hendrick de vierde van die naem haer tot Hostagiers gegeven hadde. lek ant- woorde mijn Reys liever te willen vervorderen als in Dienst te wesen; hy sprack dat dat voor die tijdt niet wesen kond, en dat hy alle Sche- pen aentasten soude die hy krijgen kond, 't welck hy oock dede, en nam Benienim van Amsterdam. Doen seyde ick teghens Monseur Soubiese dat ick selfs Capiteyn op mijn Schip begeerde te wesen, en alst voor die vande Religie was, dat ick daer mijn leven altijd t be- geerde voor te wagen. Somma dit was een werck, als onse Voor- ouders tegen den Grave van Bossu uyt liefde gedaen hadden voor die vande Religie. Doen Monseur Soubiese sach dat ick selver op mijn Schip Capiteyn begeerde te wesen, so nam hy mijn van die tijd af in sijn raed.

Den 2 May resolveerde wy met onse Vloote nae de Rivier van Bordeuwes te zeylen, en quamen den 4 dito voor Castilion, hetwelck een kleyn vervallen Casteeltjen is dat op de Kand vande Rivier legt en het Dorp leyt teghen de hooghten, alwaer wy vier-duysent Sol- daten losten en aen Land setten. Doen wy hier ses of seven dagen gheweest waren, verstonden wy door eenighe rijcke Boeren, die wy ghelijck als Hasen door de Honden opjaeghden, (wantse van haer Huysen en Wijngaerden niet scheyden wilden, en wy al-te-met een inde klem kregen,) dat Monseur Touras^) voor den Coninck met ses- duysent Man te voet en acht-hondert te Paert na ons toe quam, en wy niet meer als tsestigh Paerden by ons hebbende, die wy hier en daer op-ghesocht hadden, stelden die rontom op de Wacht. Nu ge- beurden 't dat dese acht-hondert Paerden haer coers nae ons toe stelde, en op ons aen marcheerden om ons te slaen, en alsoo 't ons niet moghelijck was onse Volck soo ras te inbarceeren, oft soude de lesten overvallen hebben, soo resolveerden wy haer een Torne te doen. Wy maeckten datelijck Baricadis voor het Dorp, en stelden vier Compeny aende Wegh, te weten aen elcken zijde vande Wegh inde Wijngaerden twee; de Wegh van Heggen, Dooren, en Bramen [^44.] aen weder-zijts bewassen wesende, was seer smal daer de Vyand oft Ruyters met groot gedruys door-quamen, en riepen: Tuwe, tuwe,

i) Toiras, bevelhebber van Fort-Louis.

71

vive Lamisse; dat is te seggen : Sla doodt ^ sla doodt ^ eert de Misse: 1625 maer op die zyde vande vier Compenij komende die inde Imbuscade ^^ ^' laghen, wierdense soo gegroet datse twee-hondert Paerden achter- lieten, soo dooden als ghequeste, en wy marceerde uyt het Dorp mede op haer aen, en maeckten 't haer soo bangh, dat sy (doordien de Wegh engh en smal was) niet wisten waer sy haer keeren souden, en ick heb met mijn ooghen aengesien dat de Ruyters soo bangh waren, dat wyse met tsestigh Paerden voorjaeghden: doch ontrent vijfthien-hondert treden van ons nae-ghejaeght zijnde, soo liet Mon- seur Soubiese om dattet tegens den avondt ginck de Retraite slaen, en inbarkeerde ons Volck weder inde Schepen. Daeghs daer aen qua- men sy weder met sulcken ghedruys, en hadden haer Infanterij (die sy daeghs te voren twee mijl achter ghelaten hadde) by haer, doch dorsten uyt vreese van ons Canon op de kanten vande Rivier niet komen. Ick voer eens aenden Admirael Jaques Foran, wat met hem te collationeren. Hier by malkander sittende, so vraeghden ick wat wy hier deden, en oft niet beter was dat wy met de gemeene Sche- pen de Rivier op na Cleermond by Bordewes zeylden? Hy vraegden mijn oft ick het hart wel had voorby Bleye^) te passeeren? ick seyde ja; hy seyde de Huygenooten hadden noyt voorby Arganton ghe- weest, het welcke een Eylandt is dat aen dese zijde vande Bley leyt; en ginck by Monseur Soubise inde Cajuyt, en seyd dat ick moet had Bleye te passeeren; daerop ick datelijck by hem ontboden wierd, die my als voren vraegde oft ick Bley sou durven passeeren? ick sede ja: waerop datelijck gheordonneert wierdt metseven Schepen, waer op ses of seven-hondert Soldaten gestelt, en den Heer Monseur de Vorgie Mallagoot 2) het opperste Commande had, na Bleye te gaen, en ick nevens hem het opperste gesegh hebbende zeylde voor, en nefifens Bleye komende wierden wij met halve Cartouwen ghesalu- eert. Daer quam een halve Cartouws-Koegel een weynigh voor mijn heen weyen, en quam soo na dat ick acht dagen daer na de smart van de windt noch in 't aenghesicht voelden, en viel door de Schoothorn 3) van 't Groote-Zeyl; even daerna lieper noch een door 't Groote- Marsseyl, en noch een die een schilfer vande Groote-Mast nam, en een ander die dicht achter mijn om vloogh, waervan ick de windt mede voelden, en daermede was ick door 't Canon, alsoo 't een lus-

i) Blaye, aan den rechteroever der Gironde.

2) Mij niet nader bekend.

3) De schoothoornen zijn de tippen of einden van de zeilen, waaraan de schooten worden vastgemaakt.

72

i62s tighe Noord-Weste Windt was en de Rivier recht op quam vveyen, ^®** soo dat ick voor-Windt en voor-Vloedt had. lek dit nu ghepasseert zijnde, quamen mijn mede-Mackers de andere Schepen mede onder 't Canon, waervan een d'eene zijd in en d'andere zijd weder uyt ge- schooten wierd, en was soo gheraeckt, dat had hy inde holle Zee gheweest in plaets van dat hy op de Rivier was, souder by neer- ghesoncken hebben, doch de reste raeckten sonder schade door: en wy liepen nae de Beeck Danbey ^), alwaer twee spruchtels zijn, waer van den eene nae Libone 2) en den ander nae Bordeuwes loopt. Onsen Admirael zeylden aen een Eylandt daer een Noblese 3) op stond tegens de grondt aen, haelden daer een partij Wijnen uyt, en pionderden alles watter in was. Ick voer aen den Admirael sijn Boort, ensprack dat wy qualijck deden dat wy 't hier aende grondt jaeghden, datter noch twee of drie uyren Vloedt ginck en dattet op 't schoonste van- den dagh was, en datmen heel tot Clermond konden ghezeylt hebben, en daer twintighmael beter avantagie souden ghehad hebben, en sonder perijckel van onse Vyanden (die nu benefifens onse Schepen [45. lagen) soude geweest zijn, en daer soo ras niet hebben konnen komen oft ons werck soude al gewrocht zijn geweest. Den Admirael sprack van morgen vroegh voort te varen ; ick antwoorden dat wy 't ons wel wachten souden ons voornemen te vervorderen, want de Ruyters die wy by Mons'". Soubiese gelaten hadden ons het Landen wel be- letten soude. 'sAnderendaegs een mijl op-zeylende, wasser al een halve-Maen op de Kand vande Rivier ghemaeckt, doch was noch sonder Schut, waerover wy resolveerden onder dien halve-Maen te loopen, en ons Volck onder 't faveur van ons Geschut te Landen. Alsoo inde halve-Maen ontrent drie-hondert Boeren met langhe Vyerroers lagen, en van ons Canon dat op de halve-Maen flanckeerde, soo besocht wierde dat haer 't stof inde oogen stoof, trocken de Boeren op de vlucht, achterlatende ontrent twee-hondert Vyer-roers die wy opsochten, en pionderden deNoblesses dat harde Papisten waren, en staecken de brandt inde daecken. Nu hier en daer gheplondert hebbende, inberckeerde sonder schade gheleden te hebben weder na Monseur Soubise, en souden veel meer konnen hebben uytgerecht soo wy de eerste dagh voort-gevaren hadden, doch vonden door dit versuym de Weerdt overal thuys en 't Volck over al op de been.

i) Ambès aan de samenvloeiing van Garonne en Dordogne (de beide „spruchtels' door de Vries bedoeld).

2) Libourne aan de Dordogne.

3) Adellijk kasteel.

Inde Maneschijn passeerde wy weder voorby Blcyen, sonder datse 1625 een schoot op ons deden, dachten datse op onse wederkomste (dewijl het nacht was) niet verdacht waren, en quamen sonder ghevaer by de andere Schepen. En omdat voor ons hier nu niet meer te doen viel, en het Landt aen alle kanten in Alarm stondt, resolveerden wy uyt de Rivier van Bordeuwes te loopen. In Zee komende kregen wy het Eylandt van Sinte-Maerten in 't ghesicht, en sagen een Schip uyt de West komen, daer wy met ons drie Schepen jacht op maeckten: by hem komende wast Capiteyn Minne, een Caper van Amsterdam, welckens Combuys afgebrand en ontrampaneert was, en tot Sinte- Maerten wilde laten repareren; hy verhaelden ons dathy by vijf-en- twintigh Staten-Schepen in Valmuyden^ ) gheweest was, nevens dese, waren noch twee Coninx-Schepen^), waerop den Heer Houtijns) Admirael was, en Dorp 4) was nevens hem Admirael, soodatditEs- quadron met twee Admiraels versien waren, met intentie soose voor- gaven Monseur Soubiese uijt de Zee te slaen; wy gaven dese Am- sterdammer tot antwoordt dat wyse verwachten soude, en dat hy wel te passé by ons ghekomen was om ons te helpen en tot onsen Dienste te ghebruycken. Eenige daghen daernae quam Houtijn en Dorp met haer Vloote voorby ons zeylen; alsoo wy onder Sinte-Maerten lagen soo liepen wy na 't vaste Land onder V reeks). Die van Rosiel, te we- ten de Duytsche^) en Fransche Koopluyden, resolveerden Ghedepu- teerdens aen den Admirael Houtijn en Dorp te senden, en te verne- men met wat commissie datse daer quamen? 't welck sy deden, en kregen van Houtijn tot antwoord, dat sy last hadden om Monseur Soubiese als een Roover uytter Zee te slaen, waerop geantwoordt wierdt dat Monseur Soubiese geen Zee -roover was, 't geen dat hy dede was tot gheen ander intentie als de Kercke in sijn oude Liber- teyt te brenghen, en de Coninck de Edickte van Nantus te doen meynteneren. Hy vraeghde oft de Kercke van Vranckrijck en van Parijs dat geteeckend hadden? waerop hem geantwoordt wierdt: Soo de Kercke van Parijs hetselve onderteeckende, soo souder wel weer een nieuwe Parijssche Moordt gheschieden, en om dat voor te (46.1 komen en te beletten daerom hadden wy het Swaerd inde handt ghe- nomen. Houtijn antwoorde een Post nae Parijs te willen senden, en

i) Falmouth.

2) Schepen van den koning van Engeland.

3) Willem de Zoete, gezegd Haultain.

4) Jonker Willem van Dorp.

5) De landtong benoorden de oostpunt van het eiland Ré.

6) Hollandsche.

74

i62s dat hy hem nae 't antwoordt van die van Parijs soude moeten regu- •'" *' leren, scheyden op dese wijse vanden anderen, en deden 't Raport aen Monseur Soubiese, waerop hy datelijck resolveerden eenighe Branders klaer te maecken; bevalen Godt de saeck, met volkomen resolutie haer van daer te doen ruymen en verslaen. Het Ty doodt zijnde en wel wetende alsde Vloedt aenquam, dat dan noch achtien Schepen bij haer komen soude uyt de Haven van HoUonien i), en wy soo groot als kleyn niet meer als seventhien Schepen sterk zijnde, waeronder vier Branders waren, en sy vijf-en-twintigh van de beste Staten-Scherpen sterck wesende wast een heet hangh-yser om aen te tasten, doch gingen echter daer na toe. Eer wy by de Staten-Sche- pen quamen ontboot Monseur Soubiese al sijn Capiteyns aen Boort, vraeghden oft sy alle gheresolveert waren met hem voor de Kercke van Vranckrijck en die van de Religie te sterven? wy antwoorden alle van ja, daerop wierd het Gebed gedaen en den negen-en-tseventig- sten Psalm 2) gesongen; daerna sprack Soubiese dat het nu verde genoegh gekomen was, dat de Paus het soo wist te beleyden, dat hy den eenen Vrundt teghens den ander oprockende, waer naer elck weder nae sijn Boort voer. En by de Staten-Schepen komende stelde sy het op een loopen, uyt-geseyd de Admirael Dorp, die voor sijn Anckerleggenbleefgelijck een vroom Soldaet behoorde te doen. Wy sonden hem terstond een Brander aen Boort, doch dreef achter hem om, waerop wy stracks weer een ander Brander ordonneerden die hem voor de Boegh dreef, waerdoor hij in brandt raeckte; ick zeyl- den achter hem om, van waer hy mijn vijf Man afschoot, en ick kreegh een Moskets-koeghel door een grauwen-Hoet dien ik op het hooft had, doch mijn niet quetsten, maer achter mijn stont een Fransman die de Koegel inde borst liep dat hy neerstorten en doodt bleef. Ondertusschen begon den Admirael Dorps Schip seer te branden, waerdoor hy genootsaeckt was het Schip te ruymen en sig met de Sloep te salveeren, die met ontrent drie-en-dertigh of vier-en-dertigh Man aen ons Boort quam, en was de reste van ontrent twee-hondert en vijf-en-twintigh Man; wy waren door de groote brandt genoot- saeckt een weynigh van hem af te wij eken. Ontrent een half uyr hier na ontstack het Bospolffer, dat sulcken afgrijsselijckenslaghmaeck- ten, dattet scheen oft Hemel en Aerde verginck; en wy vervolghden de andere Schepen, die wy aen d'ander zijde van St. Maerten-Poortes

i) Olonnes.

2) „Getrouwe God, de heidnen zijn gekomen, Zij hebben stout uw erfland inge- nomen'', enz.

75

uyt-joeghen, en 'sanderendaeghs gingen wy het Wrak vanden Ad- 1625 mirael Dorp (dat aen Strandt ghedreven was) visiteren, alwaer wy ^^ '" het Metalen-Geschut droogh uyt het Ruym kreghen, door dien 't Schip met de Vloedt hoogh op de droogte geset was, en 't Wrack was tot boven Water heel af-gebrand. Dit nu also bevonden heb- bende liepen wy weder onder St. Maerten, en de Staten-Schepen liepen na de Rivier van Nantes te Morebian^).

Ontrent neghen weecken hier nae quamen alle de Staten-Schepen nevens noch een groote Vloot Francen, zijnde t' samen ontrent tses- tigh in 't getal, om ons te Water en te Lande te bestryden. Nu on- trent half Vloedt wesende, soo versocht Monseur Soubiese datmen 't Volck van de drie groote Schepen die uyt Blauwetgehaelt waren, op de andere Schepen verdeelen soud en steeckender de brandt in, waerop de Stierman van Monseur Soubiese seyde dat hy begeerde in 'tSchip te blyven, en wilde quartier hebben oft sou met het Schip opsprin- gen; daerop sprack Soubiese, was hy soo ghesind hy mochter in- f47.] blijven, hetwelck hy met sijn vijfthienen, waer onder een Jongen was in bleven. De Vyandt bovens Windts van ons zijnde soo liepen wy over de Banck, en ick was geladen om na Brust *) in Engeland te gaen: doen wy ontrent de West-Krieck quamen, doen sagen wy dat het Schip van Monseur Soubiese gebordeert wierdt, van een Staten- Schip van Haerlem en noch twee Fransche-Schepen, doch een weynigh daerna saghen wy de brandt vande vier Schepen opgaen, waer doorse oock alle vier verbranden. Wy buyten in Zee wesende sagen wy Monseur Soubiese aen komen zeylen, die een Schip aende Zuydzijde van 't Eylandt had laten leggen, tot dien eynde soo hy 't Landt soude moeten ruymen, dat hy dan daer mede door-gaen mocht, ghelijck als hy dede soo ras alst hem op 'tLandt te heet viel. Wy zelden teghen den avondt na Heysants) toe, doen veranderden ick mijn koers na de verkeerde Canael van Engelandt, om na te zey- len, daer ick spoedigh quam, en hier een weynigh gheleghen heb- bende quammer een generael Arest, soo datter geen Schepen uyt Engelandt vertrecken mochten, voor en al eer den Vloot vanden Coninck van Engelandt 't zeyl was om na Kalis te gaen. Ick huerde een Paert en reed na Pleymuyen, om te sien oft ick gelicentieert mocht worden om nae Vranckrijck te gaen; nae drie dagen reysens

i) Morbihan. Onnoodig te zeggen dat zoo de inham heet bij Vannes, een goed eind benoorden de rivier van Nantes.

2) Bristol.

3) Ouessant.

>6

1625. van Brust soo arriveerde ick tot Pleymuyden, alvvacr ick onsc andere ^^^*' Schepen neven Monseur Soubise vond die ick sprack. Dewijl ick hier was arriveerden hier een Barck van Rosiel, die de Coninck van En- geland de tydingh brocht, daer was de Jonghen mede op, die in Mon- seur Soubises Schip by den Stierman en 't andere Volck bleef, en mede in't Schip was doen de Stierman de brand in 'tSchip stack. De Jongen wierd vande slagh van 't Polver aen Landt in eenMoras neer- gesmeten, en brack in 't neer-komen sijn been, 't welck hy mijn liet sien, en was de eenighste die van ontrent duysent Personen den Slagh ontkomen was. Ick sach hier oock den Coninck van Engelandt en Bockingam '), en doen ick hier twee daghen gheweest was, quam onse Hollandsche Vloot met de Engelsche te Convoyeren, alwaer Joncker Willem 2) Admirael over was, en Laurens Riaela) was Vice- Admirael, en quamen voor Duynkercken van daen. Doen Joncker Willem aen Landt quam stond ick op de Kay, hy sprack mijn (alsoo ick heel in *t Frans gekleedt ginck) in 't Franstoe,en vraeghden mijn waer 't Wapen van sijn Excelentie uythinck, also hy verstaen had dat sijn Vise- Admirael (die voor hem aen Land gekomen was) daer logeerde? Ick antwoorde hem in't Nederlandts dat ick 't hem wel wysen soude, en ick bracht hem by sijn Vijs- Admirael, en in't hene gaen volghden mijn seven of acht France van 'tVolck van Monseur Soubise, wekken aen mijn versochten haer Dienst aen den Admirael te presenteren, om by hem tcgens de Spanjaerden te dienen; en ick hem eyndelijck aen de Herbergh gebracht hebbende, soo noodighde hy my by hem ten eten, 't welck ick dede, en vermaende den Heer Admirael oft hy oock eenighe Soldaten van nooden, en datter eenigh Volck (van Monseur Soubieses Volck) hem garen soude willen te- ghens den Coninck van Spanjen dienen? Hy antwoorde wel een ofte twee-hondert van doen te hebben, soo 't maer Fransche Hugenotten waren; ick antwoorden dat het anders geen als Hugenotten waren, waer van hy een goede partij aennam, en ick scheyde van hem. Ick nam een Vracht na Fenetië aen, en laden Pelser in Yerlandt en in [48. Kruyckhaven4) nam ik een partij in, en ick soude van dese plaets na de Bentterij s) gaen, en gheraeckte met een Storm vande wal ont- steken en wierd tweemaal op zijd ghesmeten, soo dat ick ter Lens

i) Den hertog van Buckingham, den bekenden gunsteling van Karel I. Deze had 8 April 1625 de regeering aanvaard.

2) Willem van Nassau, heer van de Lek, natuurlijke zoon Prins Maurits.

3) Laurens Reael, de gewezen gouverneur-generaal.

4) Crosshaven aan de invaart der haven van Cork.

5) Bantry Bay aan de zuidwestpunt van Ierland.

77 most loopeii ï) en soecken 't eerste het beste, en gheraeckten in Mors- 1625

Oct

bey2), en zeylde daer na naer Pleymuyden, alvvaer de Koopman die mijn Bevracht had was; en also ick door de Storm groote schade ge- leden had en 't Schip heel ongereddert, de tijdt verloopen om met de Pelsers tegens den vasten te Fenetië te komen, soo voer ick nae Huys, setten een ander Schipper op 't Schip, door dien mijn het va- ren voor die tijd tegenstond, want deDuynkerkers wierpen het Volck datse kreghen over Boort, waerin ick niet veel sin had en weynigh behagen vond, om door haer handen in Zee te verdrencken.

i) Ter lens loopen: de zeilen met ruime schooten ter windvang stellen. Thans zegt men daarvoor: „van den wind loopen." 2) Mounts Bay by Penzance.

I

i

Hier tiolggt nu mijn ï^opagie naer o^a^t Snöien,

in

Compentj ban ^eben ^c^epen, boor Capiteijn eiibc ^cfilppec aljf fiïrjcftt, fip öe cainmi^^ie ban jf rebcricft ï^entiEticft, ^rincc ban a^ranglen, etc» onber ben O^eneraeï 3[an ^fetec^s. $laen ban l^oQtn.

m,

HIER VOLGH T NU MIJN VO Y-

AGIE NAER OOST-INDIEN, IN COMPENIJ VAN SEVEN SCHEPEN, VOOR CAPITEYN ENDE SCHIP- PER, ALS BLIJCKT BY DE COMMISSIE VAN FRE- DERICK HENDERICK, PRINCE VAN ORANGIEN, &c., ONDER DEN GENERAEL JAN PIETERSZ. KOEN VAN HOORN.

Den 1 5 Maert ben ick ghereyst naer achter Wieringen, daer onse ""°' *^ Schepen de geheele Winter bevrosen waren geweest, ende schickten in Texel op de Reede te komen, om met den eersten goeden Windt te mogen vertrecken.

Den 17 dito ontrent den avondt is den Windt Noord- West, ende Westelijckerhandt Oostelijcker gheloopen, continueerden tot den 18 dat des Companies-Schepen haer Anckers lichten en zeylden voor de Helder, aldaer wachtende tot dat de twee gehuerde Fluyten, het eene 'tHuys Nassou genaemt, het ander de Bruynvisch, om 'toverige Goedt vande Companies-Schepen, als mede om de selvige wat te ontlossen, gereed mochten sijn, 'twelck savonts noch geschiede, daer over den 19 smorgens vroegh wy onse Anckers lichten, om met het hooghste Water de Slenge^) te passeeren. Van 'tSchip 'tWapen van Hoorn, groot ontrent drie-hondert lasten, diep gaende negenthien- dalf voet, gemonteert met achtien Stucken, twee Metale halve Car- touwen, twee-hondert een-en-tseventigh Koppen, ende onder andere nootwendigheden soo voor 'tselvige Schip als voor Indien, alsoo 't Roer aende verkeerde zijde door onachtsaemheyd geleyt worden, soo haest *tAncker gelicht was wilde 'tselve niet vallen, maer schoot ter contrarie na de Helder Wal toe, ghenootsaeckt zijnde het dage- lijcks Ancker te laten vallen; ende nadat de Bezaen achter uyt-geset was, de Fock ende het Voormarsseyl aen de Windt gebrast, kapten het Touw af, deynsende allenskens achter uyt, konde het Getij ge- bruycken, wat vande Wal zijnde brasten de Zeylen om, raeckende soo klaer, den goede Godt daer voor zy gedanckt, loopende naer de Slenge ; ondertusschen kreghen een harde Kaeck^) noch uyt de Oos-

i) Doorvaart tusschen zandbanken; hier: het vaarwater naar zee. 2) Een harde wind.

82

i627 telijckerhandt met Sneeu, dat vvy niet van ons konde sien, en soo 't ^^* ^^' niet haest opgheklaert hadde, souden 'tapparentelijck wederom ge- set hebben: ende 'tander Tij verwachte, de Slenghrmet malkanderen uyt zijnde, hebben onse Boots ingheset ende de Lootsman Jan Krij- nen laten vertrecken, stellende onse coers Zuyd-West ten Zuyden [49] aen, met dese onderstaende Schepen, te weten :

Eerst 't Schip Utrecht, daer de Ambassadeur met syn Suyte van sijn Conincklijcke Mayesteyt van Persia in was^).

't Schip Vianen, daer Capiteyn ende Schipper op was Gerrit Thomasz. Pool 2) van Amsterdam.

't Schip de Leeuwin van Amsterdam, daer Capiteyn ende Schip- per op was Jan Willemsz.

't Schip Texel van Amsterdam, daer Capiteyn ende Schipper op was Spreeu van Medenblick.

't Schip de Gallias van Hoorn, daer Capiteyn ende Schipper op was Reyer Jansz. Palsrock.

*t Jacht de Kemphaen, daer Capiteyn ende Schipper op was Cor- nelis Heyndricksz. Denijs, welcke Schepen 't Vyer nacht om nacht sullen voeren, de Vlagghe Maendt om Maendt sullen laten weyen, wel verstaende dat het Wapen van Hoorn Vianen volghen sal, ende de Kemphaen alle nachten het Vyer voeren sal neffens de Vyerman, maer geen Vlagge : ghelijck mede niet doen sullen de af-ghehuerde Fluyten, die aen Elliede Meys) (onse rendevous-plaets zijnde) sullen lossen ende aldaer Sout laden.

Den 20 dito schoon Weder doch wat donkerachtigh, passeerden wy smiddaeghs Godt lof de Hoofden, saghen soo 't scheen een Oor- logh-Schip ten Ancker leggen, savondts waren wy by de drie mijlen Noord-West van Deversier4), met een schoone doorgaende koelte uyt den Noord-Oosten.

Den 21 dito 'smiddaeghs Ornays) Zuid-Zuid-Oost by de vier mijlen van ons gesien, hebben onse coers gheset Westaen, en saghen smorgens een Schip aende Engelsche Kust by de Windt zeylen; savonts hebben wy Goudstaert^) gesien by de ses mijlen van ons, en hadde een doorgaende koelt, de Koopvaerdy-Schepen die by ons waren setten hare coers naer Heyssandt.

I)

Zie onze inleiding.

2)

Dezelfde die in 1636 vermoord werd op de Zuidwestkust van Nieuw-Guinea.

3)

Ilha de Mayo (een der Kaapverdische eilanden).

4)

Kaap Bevesier {Beachy Head).

S)

Alderney.

6)

Guernsey.

83

Den 22 dito ontrent smiddaeghs, saghen drie Zeylen Oost ten 1627 Zuyden van ons, stellende haer coers naer Heyssandt, konde Godtlof ^^ ^^' gheen Landt sien, maer wel grove dijminge uyt den Noord- Westen, gisten smiddaeghs Leesaert ^) Noord ten Westen acht mijlen van ons, ende savonts Noord-Noord-Oost ontrent negen mijlen, en den Windt Noord hebbende, over dagh Noord-Noord- West geweest, doen sa- vonts weer Noorden.

Den 24 dito schoon Weder namiddaghs, de Man vijf Kasen tot rantsoen voor de Reys uytgedeelt.

Den 25 dito in 't dagh-quartier begonst het hard te weyen uyt den Noord- Westen ende Noord-Noord-West, met hol Water, soo dat wy ghenootsaeckt zijnde de Marsseyls in te nemen, te meerder alsoo 't Schip door de bovenstaende goederen, soo van Water, Bier, ende andersins soo ranck was, dattet pas Zeyl konde voeren, waerover wy 't op de Ly smeten, en schickte meest het swaerste Goedt om laegh en te loefwaert aen Stierboort te krijgen, ende soo 't Weer toegeno- men hadde in plaets dattet afnam, soude genootsaeckt ghevveest hebben veel Goedts buyten Boort te smijten, ende om daer dan noch toe te komen soude hasert^) ghestaen hebben: wat prijckel de Sche- pen staen door 't overtolligh laden, *t welk is die ghene bekent.welcke daermede in noodt komen door de overtollige Last, oock mede de Schepen haar zeylage beneemt. [50,] Den 29 dito schoon Weder met topzeyls koelte, alsoo het Maen- dagh was en het Broodt op de Overloop staende, ende 't Zee zijnde hebben Rantsoen uytgedeelt, te weten yder Man drie vierndelpondt Vleys Sondaeghs ende Donderdaegs, sMaendaeghs een verndel Speek alles conforme de medeghegeven Instructie.

Den 30 dito overmits Godt lof wy de Barless) ghepasseert waren, hebben 't Volck aen yder Back een flap-kanne 4) Wijns gegeven in plaets van Doopen. conforme de Artijckel-brief: heden schoon Weder endeden Artijckel-brief den Volcke voor-ghelesen hebbende, scheyde een Enckhuyser Bootjen van ons af, en settede sijn coers soo 't scheen naer Saffia. 5)

Den eerste April smorgens vroeg waren sommige Maets siende

1) Kaap Lizard, „Dijminge'': duisterheid, duistere omtrek.

2) Hazard. Zou hachelijk zijn geweest.

3) De Farilhöes, eilandengroep bewesten Cabo Carvoeiro op de Portugeesche kust.

4) Flap-kanne: groote kan met deksel.

5) Saffi op de kust van Marokko.

84

1037 na de Gallias niet verre van ons, welcke den Heer Generael saghen, ^^' ^ daer inne wy seer verwondert waren, alsoo voor desen wy noyt van hem geweten hebben dat hy mede na Indien ginck^).

Den 2 dito sagen *t Ekland Porto-Santo 2) Zuyd-Zuyd-Oost en Zuyd ten Oosten seven mijlen van ons, setten de coers om tusschen Madera ende het selvige door te loopen; de Wacht opgesteken zijnde, peylden Porto-Santo Oost ten Zuyden van ons vierdalf mijl, met slappe koelte, ja stilte; also een Schuyt van een Lorrendreyer wil- lende aen dese Eylanden, varend aen Boort van den Generael Koen, het selvighe aen ons Boort ghesonden, om te laten sien oft wy noch gesond Volck hadde, daer wy Godt voor danckten. Smiddaegs Porto- Santo Zuyd-Oost ten Zuyden vijf mijl van ons.

Den 3 dito stilletjens tot omtrent vier uyre dat de koelte wat be- gon te wackeren, en siende twee Hollandsche Vrybuyters, d'eene was een Fluyt, d'andereen Spieghel-Schip, wy daer na toe hielden met het Jacht Texel, ende Kemphaen de loef vande Fluyt hebbende, is deselvige gewend en latende een Bloed-vlag weyen, waer over wy voor de Wind naer onse Schepen toe hielden, overmits wy sagen dat sy ons niet dorsten verwachten, achte hy (presumeerden wy) Spaensche Schepen waren; smiddaegs waren wy twee mijl West ten Noorden van het Zuydelijckste vande Sarterss).

Den 5 dito schoon weder met een stijve topzeyls-koelte, smid- daeghs de Oostelijcke-hoeck van 'tEylandt Palma4) West ten Noor- den vijf mijlen van ons gesien.

Den 6 dito schoon lieflijck Weder en een doorgaende koelte, en sa- gen by de middagh noch de Pijck die op het Eylandt Tenneriffe leyt.

Den 7 dito schoon lieflijck Weder ende moye koelten uyt den N. N.0. alsoo de twintigh Pijpen-Pier op 'tbovened 5 ) boven-staende uyt waren, hebben Rantsoen van Dranck beginnen te gheven, ende ons Peeckel niet goet zijnde van 'tVleys ende Speek, overmits wij de ghe- heele Winter achter Wieringen hadden gelegen, soo hebben wij de- selvige daer wy by konden laten loopen, ende wederom versche in- gedaen.

Den 10 dito heeft de Galliasde Vlaggespil boven ghebracht, ende het Schip Utrecht de sijne in-gehaelt, also hy de Vlagge voerde uyt

i) Zie onze inleiding.

2) Benoordwesten Madeira.

3) Ilhas Desertas ten zuidoosten van Madeira.

4) Een der Canarische eilanden.

5) Hetzelfde als boevenet op bl. 69. „Pier": wanvorm voor bier.

85

Texel, overmits hy de Ambassadeur vanden Coninck van Parssia in 1627 hadde, ende niet wetende dat de Generael Jan Pietersz. Koen inde ^^^' '°' Vloot was.

Den 1 1 dito omtrent thien uyren sagen het Eylandt Bonnivista'), met doockigh^) Weder ende stijve topzeyls koelte, zijnde hetselve Nota. [SI.] smiddaeghs de Zuydelijckste-hoeck N.W. tenW. verdalfs) mijl van "ranït van ons, en is witte Sant-strant aende Oost-kant; den Heer Ghenerael po"avista

IS.

Koen heeft de Vlagge laten weyen, en hebben savonts 'tEylandt lila de Mayo ghesien met heel doockigh Weder, waerover wy by- staken met Fock ende Bezaen om den dagh te verwachten.

Den 12 dito doockigh Weder met een topzeyls koelte, ende [met] den dag staecken by Z. Z. O. waermede wy het Eylandt in'tgesicht kregen, komende ontrent thien uyren ten Ancker by drie Holland- sche Schepen, en hier gheweest zijnde by de acht dagen, soo heeft de Heer Generaal Koen de Witte-vlagge laten weyen, opdat de breede Raed aen Boort soude komen, bestaende in alle de opperste- Koopluyden ende Schippers, by dewelcke is gheresol veert op te ruy- men in alle Schepen, ende 't ghene in Texel in deBevrachte-Fluyten was weder soude innemen, mitsgaders noch een Reparcitie4) voor de overige Goederen: mede is voorslagh gedaen, datmen soude over- leggen oft men tusschen dit ende Indien SarralionsS) soude aendoen, alsoo het laet op het Jaer of te vroegh was ; savondts is een Engels Schip van Brust6)gemonteert met twintigh Stucken en hondertvijf- tigh Man, willende nae Brazilien om een goede Buyt, de Capiteyn overleden zijnde, was doen Capiteyn Pin Commandeur, die voor de- sen in Indien was geweest voor d'Engelse Companij "^), hier by ons ten Ancker ghekomen achter de Heer Generael om, doende drie schooten. Het Volck is uyt Vissen gheweest met de Zeegen, hebben in een treek meer als vier-hondert Harders ^)ghevangen schoon ende

i) Een der Kaapverdische eilanden.

2) Mistig.

3) Vierdehalf. „Bijsteken": het schip met den kop aan den wind laten komen om bij te gaan liggen.

4) Wanvorm voor repartitie. Denk hier achter het woord „gemaakt."

5) Sierra Leone.

6) Bristol. Het woord „gekomen" dat hier achter moet worden gedacht, staat vier regels verder.

7) Ongetwijfeld is hier bedoeld Martin Pring, die tot 1621 in dienst der Engelsche O. I. Compagnie geweest was en een oude bekende was van Coen uit den tijd van diens eerste verblijf in Indië. Hij hoorde te Bristol thuis.

8) Een op den karper gelijkende viscb.

86

1027 groot, alsoo sy wel over de hondert aen Boort brachten ; 'snachts Apr. 12. j^gj^i^gj^ ^y doende geweest met opruymen.

Den 14 dito zijn eenighe Boeken aen ons Boort ghebracht, van dewelcke aen yder Schip uytdeelinghe wierd ghedaen, waren onder- tusschen dien dagh neerstigh besigh om klaer te worden, om den goeden Wind door ons lange vertoeven niet onnuttelijck te versuy- men. lek ben met de Viscael Wijntjes aen Boort van den Engelsman ghevaren, hem presenterende ende van weghen den Generael hem aenbiedende, oft hy yets van doen mocht hebben? ende scheyde weder van sijn Boort, en hy schoot vijf Eer-schooten. Aen iiie de Den 1 5 April smorgens na dat onse Boot weder aen Landt ghe- ^ ^^°' varen was om te Visschen, soo liet den Heer Generael de Witte- vlagge weyen, waer op alle Koopluyden ende Schippers aen sijn Boort ge- varen zijn, aldaer gheresolveert wierd den 16 dito 't zeyl te ga en, oock yder Man geduerende den tijd van twaelf dagen drie Mudde- kens-Wijns daeghs uyt te deelen, alsoo eenige Legghers met Wijn op onse Bovenet laghen, en dat wy over de Vaten moesten klimmen alsmen een Schoot aenhaelden, die door overladinge vande Schepen in't Ruym niet en konde gestuwt worden, ende souden sigh na ex- pireren vanden tijdt, weder reguleren naer den nieuvv-ghegeven Rantsoen-brief. Overmits de Leeuwin ende de Kemphaen ghedesti- neert wesende te gaen na de Kust van Carmandel, traegh in't zeylen zijn, ende wy ons beste soude doen om aen deEylanden vanMartijn- Vaes^) te komen, wierd mede gheresolveert dat deselvige aende Kaep de Bonna-Esperanse gekomen zijnde, haren coers datelijcke stellen na de Mayotters^), scnder na yemand te vertoeven ofte eenige andere Verversch-plaetsen aen te doen. Namiddag onse Boot weder- om aen Boort komende, bracht veel Vis mede, en verstonden dat eenige Matroosen van den Heere Generael aen Landt omtrent der- tigh Boeken te hebben bekomen; oock dat de Swarten met eenige Lamoenen en Orangie- Appelen aen Strandt geweest waren, willende geen Geld maer oude Messen voor deselve ruylen. Wy deden groote vlijt ende neerstigheydt allees vaerdigh ende ghereed te zijn, om 'sanderendaeghs daeraen 't zeyl te gaen, ende souden onse coers setten Zuyd ten Oosten na de Linnie, conforme de mede-gegeven Instructie.

Den 16 dito nadat eenighe van onse Booten den Bruyn-vis,enhet

i) Een eindweegs oostelijk van de Braziliaansche kust (gedeelte tusschen Bahia en Rio). 2) Tusschen de noordpunt van Madagascar en de kust van Mo9ambique.

87

Huys van Nassouwen met werpen op-geworpen ^) hadde, tot by de 1627 drie voorschreven Hoornse-Schepen voor de Sout-pan, die wat Wes- ^^^' '^' telijcker als wy gheanckert laghen, overmits deselve het Engels- Schip 't welck by ons ten Ancker was gekomen, niet te veel vertrou- den, zijn deselvighe Booten wederom aen Boort ghekomen. Den Generael liet omtrent de middagh een schoot schieten, waerop wy datelijck de Anckers lichtende en 'tzeyl gegaen zijn.

Den 1 8 dito is volghende de resolutie ghenomen voor Ille de Mayo, yder Man drie muddekens Alste-wij ns 2) daeghsuyt-ghedeelt wier- den; alsdoen oock de Brandstenges) boven-gebracht.

Den 19 dito passeerende, was alsdoen de Son benoorden ons, hadden schoon en lieflijck Weder, en sagen oock veel ravelinge*) van stroom, niet wetende waer hene deselve sijnen loop mochte nemen ; lieten deselvigen dagh de Olyvaten verkuypen.

Den 20 dito voormiddagh sagen wy een vreemt Zeyl 'twelck met ons hene zeylden, ende ontrent den avondt noch een te loevert.

Den 22 dito gaf ick last de Stockvis te verluchten ende boven ghebracht, alsoo den selvighen begost te Mijten; was dien volgende nacht regenachtigh dogh stil Weer, vermenght met veel Donder en Blixem, also dat den 23 smorghes het selvighe Weder tot omtrent den middagh continueerden: wy de Zeylen ingenomen hebbende latende het drijven, kreghen Regen en teghen den avondt weder eenlabber-koelte,soo dat wy het den 24 dito smorgens weder lieten drijven. Laus Deo.

Den 28 dito ontrent vier glasen in d'eerste Wacht, vernamen wv ^""° ^^^7.

° ' ^ Onder de

een groote damp van Roock aen bagh-boort ontrent de Conbuys, Linie. meenende in den eersten dat de Koek noch mochte te Vyer wesen : maer also den selve Roock meer ende meer toenam, wierden wy eyndelijck ghewaer datter eenige Brandt omtrent de Conbuys was, door het groote ende gestadige Vyer, soo was gesmolten het Lood aen de achter-zijde vande Conbuys, ende de kracht van 't Vyer also gepenetreert was tot in 'tWater-boort boven de Conbuys, doch wier- den het selvige door ordre van my datelijck geslist, door het quartiers- Volck die by my waren, soo dat een gat in 'tWater-Boort en een Nota. inden Overloop vande Timmerluyden wierde gehouwen, om te sien

i) Opwerpen: opvaren met behulp van werpankers, waaraan het schip wordt voortgetrokken. Bij verkorting wordt het werpanker ook werp genoemd.

2) Alst = alsem. Wijn, waarin alsem is afgetrokken.

3) Wanvorm voor bramsteng, die de steng naar boven verlengt.

4) Drift (Kiliaen: furor, delirium).

88

i627 ofte daer oock yets meer mochte verhoolen zijn, maer en bevonden Apr. 28. ^^^^ lof geen meerder swarigheydts.

Den 29 dito smorghens na 'tGhebedt, alsoo het stil ende bequaem Weder was, ben ick met de opper-Barbier met de Boot na het Schip Vianen gevaren, om met Doctor Bontius i) te consulteeren van wegen een seecker Accident, dat onsen Hoogbootsman noch in Texel leg- erende aen sijn Voet gekregen hadde,daer een swaerHout op gevallen was, alsoo in 'tselve (overmits de onghesonde Klimaet) meer erger- nisse als beterschap bespeurt wierd: ende ben teghens den middagh weder aen Boort ghekomen, vergeselschapt met Doctor Bontius; den Onder-Koopman van Vianen ende haren Opper-Barbier, die naer de ghedane Visitatie onsen Koopman ende my vergasteden 2), ende nae de Maeltijdt weder aen Boort gevaren zijn; ende is 'sande- [53] rendaeghs het Rantsoen vande Wijn ge-eyndight van drie mutsjens of twee mutsjens daeghs.

Den eersten May wast variabel ende regenachtigh Weder, ver- menght met stilte van Windt: smiddaeghs werde aen ijder Back tot het Volck gesondheydt een partij Loocks) uytgedeêlt, ende kreghen tegens den avondt weder een redelijcke koelte, alsoo dat wy den 2 dito 'snachts deLinnie-Equenoctiael passeerden, bevindende ons den 3 dito vier-en-dertigh minuten bezuyden de Linie, de Windt Z. O. ten O. met een redelijcke koelte; alsdoen wierd de helft vande Olie- Nota, vaten gekuypt, die noodigh alle acht of thien dagen in sulcken groote hette dient gekuypt te werden.

Den 23 dito smiddaeghs alsoo de Windt scherp was, twijfelende ofte wy hovende Abrolhos 4) soudekonnenloopen, alsoo de Generael wende hebben wy van gelijcken mede gewend, hadde variabel We- der en inde nacht veel Regens.

Den 24 dito noch variabel Weder, met Regen vermenght ontrent tot thien uyren; smorghens heeft den Heer Generael een schoot laten schieten en liet de Witte- vlagge weyen, waer op mijn Koopman sig datelijck na des Generaels Boort vervoeghde, also ick niet mede mochte, door dien ick met de Colijck gequelt was; alwaer geresol- veert werd Z. Z. O. aen te gaen totten Tropicus-Capricorum, ende

i) Jacobus Bontius, 1592—1632, de eerste Nederlandsche geneesheer, die de O. I. geneeskrachtige planten bestudeerd heeft, schrijver van De Medicina Indorum Lib. IV en andere werken, thans op zijne uitreis naar Indië.

2) Moet hier beteekenen: bij onzen koopman en mij te gast bleven.

3) Knoflook.

4) De ondiepten bij de Braziliaansche kust benoorden kaap San Roque (zie b. v. de kaart van het vaarwater bev/esten Zuid-Afrika in Linschoten's Itinerario).

89

van daer O. Z. O. tot op de hooghte van dertigh graden, ende voorts 1627 O. Z. O. tot ghekomen zijnde op de hooghte van Capo de Bon-Es- ^^^ ^'** peransse, diemen met een Oosten-ganck als dan souden aendoen; mede isser geresolveert gekomen zijnde op de hooghte van 30 gra- den, de Man smorghens een pumpeltjen Brandewijn te geven tot naerder advijs, doch datydernaegelegentheydtdestijdtsbyRegen- achtigh-Weder het quartier-Volck een pumpeljen mach geven, tot onderhoudt van het Volcks gesontheydt, voor dewelcke wy Godt Almachtigh tot noch toe ten hooghste bedanckten, alsoo wy op de Schepen noch maer eenige hadde die met de Scheurbuyck gequelt waren.

Den 27 dito is het Rantsoen van Water uytghedeelt, te weten voor yder Man een flapkan daegh, ende volgens den mede-gegeven Rant- soen-brief van twee mutsjens Wijn.

Den 28 dito smorgens is een Dancksegginge gedaen, alsoo wy door Gods hulpe de Abrolies gepasseert waren, ende smiddaeghs yder Back een flapkan Wijn vereert.

Den 30 dito alsoo het stil ende bequaem Weder was, hebben wy eenighe Vleys ende Speek-vaten boven-ghehaelt, by dewelcke men van te voren niet by koste komen, hebben deselve doen verkuypen ende versche peeckel op-gegoten, uytgesondert twee-en-twintigh Vaten die om redens wil niet boven-ghehaelt zijn, alsoo het selvige niet konde geschieden sonder het Schip onder hol te maecken, over- mits deselve op d'onderste lagen, hebben derhalve versche Peeckel opgedaen ende alsoo laten leggen.

Den 3 Junij smorghens liet de Heer Generael de Witte-vlagge wayen, waer op de Breede-Raedt sigh aen sijn Boort vervoeght hebben, alwaer gheresolveert wierd (overmits een kleyne voortganck die wy hebbende, ende men in 't aendoen vande Capo de Bonna- Esperanse lichtelijck wel een maend soude konnen bijleggen, also wy de Winter aldaer verwachtende zijn, oock dat het soude konnen ghebeuren datmen een ander Verversch-plaets soude soecken door nood aen te doen), het Water wat te menageeren, ende yder Man [54] daegs maer ses mutsjens te geven, ende daer en boven des middaeghs noch een mutsjen Wijns.

Den 4 dito passeerden wy Tropicus-Capricorni, op de hoogte van 23 graden 30 minuten bevonden wy ons.

Den 7 dito smorgens zeylden wy onse Bram-stenge af, ende des avonds de boven Blinde-stenge, ende dat met redelyck weer.

Den 14 dito dreven wy in stilte, hadden redelijck schoon Weder;

90

i627 begost ontrent twee glasen namiddagh een weynigh uyt den Westen Juni 14. ^^ koelen, alsoo dat wy wederom onse coers gingen: wierd volgens de resolutie (also wy de hoogte van 30 graden hadde) smorgens yder man een pumpeltje Brandewijn ghegeven: Ende overmits onse Hoornse mutsjes grooter waren als de Amsterdamse, is goet-gevon- den om alle opspraeck die daeruyt soude mogen ontstaen te schu- wen, deselve af te snijden ende gelijck te maken, als oock mede de pumpeltj^s, 'twelck geschied ende na-gekomen is.

Den 16 dito smorghens liet den Heer Generael de Witte- vlagge wayen, waerop ons Koopman ende Schipper sigh na sijn Boort ver- voeghde, alwaer gheresolveert wierd O.Z.0. aen te gaen, tot op de hooghte van 35 a 36 graden Z. breete, alwaer hoopten een natuer- lijcken Westelijcke doorgaende Wind te krijgen, met dewelcke als- dan soude mogen na de Caep de Bone-Esperanse te loopen, en ghe- komen zijnde omtrent 1 50 mijlen bewesten deselve, in welcke ghe- vallen men recht Oost op de Caep aen soude gaen, om ons van Water te versien, ende 't Volck te ververschen van 'tghene men aldaer mochte vinden, soo van Groente als anders dat wy begonnen van doen te krijgen.

Den 23 dito tegens den dag namen beyde Marsseyls in, door ster- cke Wind met Regen ten Z.Z.0. ende Z. O. Oostelijckerhandt zijnde, was de eerste Storm die wy gehad hebben sedert wy uytgeloopen zijn, en dreven O. ende N.0. aen, insonderheyd smiddaeghs dat de Koek vroegh schaften, dat wy de Fock mede innamen ende het Schooverzeyl setten, tot den 24 dito smorghens dat den Generael voor ende Vianen achter uytsagen, settende de Fock en korts daer na de Marsseyls weder by, tot savonts dat het seer Weerlichten met eenige Regenbuyen de Marsseyls innamen, en missende de twee Schepen Utrecht ende Texel.

Den 25 dito misten wy onse Heer Generael, die wy gisten voor- uyt te zijn, also hy gisteren avondt (onse Marsseyls innemende) de sijne liet staen: den geheelen dagh Regen met stercke Buyen, soo dat wy onse Bramstenge ende onse Kruysstenghe afnamen, ende met het Groote-Marsseyl ter halver Stenghe staende zeylden; Vi- anen heeft de Prince-vlagge half opgehijst en laten weyen, giste yemandt van qualite overleden te zijn: in 't Dagh-quartier was Lau- rens Goutbrantz. Bootsman overleden, dat de tweede Persoon was; savonts ist Groote-Marsseyl inghenomen, alsoo 't leelijck en onghe- stadigh Weer ende Vianen wat achter was. Gespickelde Vogels wit ende graeu, met noch eenige swarte, groote menighte werden van

m

91

ons ghesien, soodat wy noch noyt soo veel vernomen hebben. In 't 1627 eerste-quartier also *t Weer handsaem was, hebben de Marsseyls-'""' ^^' by-gheset, tot tegens den dagh-vvacht dat wyse weder innamen, en den Windt Z.W. zijnde.

Den eersten Julij schoon lieflijck Weder zijnde, is de Schipper en Opper-Stierman van Vianen aen ons Boort gekomen, om ons te ver- [55.] soecken ende te spreken van de coers wy gaen mochten, in gevallen den Wind uytten Z.0. wilde weyen. Hebben ons ghehouden by de resolutie, en zijnde getrocken op deGallias, overmits de Zuydelijcke Winden ons seer quelden ende de Stroom ons om de Noord settende, te weten dat wy soude loopen op 35 graden tot dat wy wat Ooste- lijcker waren, en alsdan op de Tafelbay, naer gissinge 200 mylen vande Caep.

Den 3 dito savonts in 't eerste-quartier is de Windt Z.W. en W. Z.W. geloopen met een moye koelten, soodat wy weer begonnen te winnen, daer wy Godt niet genoegh voor dancken konden, ende heb- ben nu over drie dagen stilte gehad en te voren schrale Zuydelijcke Windt.

Den 4 dito savonts worden 't weder stil, tot den 5 smorgens dat het begon te wackeren uyt den W.N.W. ende sonden de Boot om den Doctor wegens de Hoogh-bootsmans Voet die seer redelijck stont, ende andere Siecken te visiteren. Hebben des smorgens veel qualen ^) gesien ende menighte van Vogelen, wit ende graeu, met noch lange groote swarte, ende sommighe wat kleynder, doch zijn niet pickswart maer vael.

Den 1 2 dito smorgens noch al stil wesende, hebbe my vervoeght om aen 't Schip Vianen te varen met advijs vande Scheeps-raedt, om weghens het Water te verminderen dat de noot ofte tijdt ver- eyste, ende naer rijpe deliberatie ende ingesien zijnde de groote stilte, ende het Suchtgen ghestadigh uyt den Zuydelijckerhandt als Z.0. ende Z. dat noch een tijdt kan aenhouden, ende niet tegenstaen- de dat de minste en meeste haer gissinghe nae 't plat maer 1 50 mij- len buyten de Wal waren, op de Z. breeten van 34 en een half graedt, en Noort-Oosteringe een graet, ende alsmede dat het kout was, en is hoe minder Water meerder Wijn ten orberghebruyckt, aen 't Volck die seer in-vielen beter was, oock dat de Potspijs seer minderden, en door de Wijn mochte ghereckt werden, so dat wy goet-gevonden hebben ten dienste van de Companie ende onderhoudinge van 't

i) Kwallen.

92

1627 Volck, niet meer als drie mutsjens Water te geven, ende vier muts- -''^ ^ ^^'jens Franse-Wijn, van welcke vier mutsjens wysmorghens een ge- bruyckte tot Bierenbroot, en doende daer soo veel Water by als tot het Gort van doen was; bevonden noch te hebben seven-en-twintig Leggers- water ende 258 Koppen, waer over de dertigh Man inde Krebbe laghen, daer van noch wel vijftig of tsestigh seer klaegden over de Scheurbuyck inde Beenen, Mond ende elders; by ons is doen een Biddagh ingestelt den 14 deser.

Den 14 dito smorghens een troupe^) by ons gesien, hadden heel schoon Weder ende Windt, en heden is de Biddagh ghehouden, ende met een den Heere gedanckt voor de genade aireede bevvesen, met Weer en Windt, ende een goedt deel stère- Vogels 2) gesien, 'twelcken Landt beteyckent.

Den 1 5 dito schoon Weder ende stijve-koelte uyt den W. Z. W. hebben menighte van witte Ster-vogels gesien smorghens uyt de Oostelijckerhandt komende, en savondts wederom wech-vlieghende, en zijnde hoogh van ghebeende ende kleynder van lijf als een Sperre 3), daerom sy oock meest ghenaemt worden Strand-loopers. Noch heb- ben een troupe ghesien, maer by nacht heel weynigh Quallen, maer heel kleyn goet dat licht van hem gaf. De Bonte -vogels diemen heeft ofte krijght aen omtrent deEylandenTristant-Dalcuncha4), hebben ons oock heel ende al begeven, maer sagen ter contrarie kleyne swarte Ravens, en hadden oock 46 minuten Noord-Oosteringhe, soo dat wy [56.] vermoede niet verde van 'tLandt te zijn, doch na mijn besteck 40 a 50 mijlen, oock vernamen naderhandt 43 mijlen buyten de Wal ge- weest te zijn. Savonts is ArisRoemersz. van Belcum overleden, zijnde de thiende Persoon die sedert den 19 Junij ofte dat uyt Hollandt 5) ghestorven zijn; wy oordeelde smorghens vroegh Zuyelijck genoegh te zijn, hebben onse coers gestelt O. Z. O. aen, doch Vianen die ge- stadigh in't schieten twee derdepaerten ofte een vierdepaert ten min- sten minder als wy schooten, hiel noch de coers van Z. O. een wijltje, totdat hy eyndelijck ons volghde. Alsoo smiddaeghs bevonden de hooghte te hebben van vijf of ses minuten minder als de 35 graden,

i) Waarschijnlijk fout voor trompe, tromba. „Den 31 (Juli 1595) sagen sy de eerste Trombas drijven, welcke sijn dicke rieten met wortel en al, ende dit wordt voor een teecken ghenomen dat men niet verre van de Caep is" {De eerste Schtpvaerd in Begin ende Voortgang^ bl. 5; vgl. de afbeelding aldaar, tegenover bl. 30).

2) Zeezwaluwtjes (vgl. De eerste Schipcaerd t. a. p.).

3) Musch.

4) Tristan d'Acunha.

5) Vul in: vertrokken waren. Tusschen 19 Maart en 19 Juni was dus niemand gestorven (vgl. hierachter bl. 94).

93

maeckten gissinghe Vianen niet meer als de 34 graden ende 35 a 36 1627 minuten te hebben, en't verscheel ghemiddelt zijnde, soude alsdan-^" ' ^^' op de hooghte van 34 graden 46 minuten zijn, 'tvvelck noch Zuye- lijcker was als de Caep, en daer over O. ten Z. aen ginghen, nemende de streeck van O. ten Z. voor de Stroom, die ons dagelijcks uytten Zuyelijckerhandt om de Noord setten, waermede wy meende noch hoogh genoeg te blijven: alles conforme de resolutie genomen by de Heer Generael den 16 Junij voorleden. Nota, de Wind heeft sich soo scherp gehouden datmen boven de 35 graden niet hebben konnen komen, anders dan gisteren dat hy W. Z.W. was stijf door-koelende, en des nachts hebben uytgesien ende wat minder Zeyl gemaeckt, om niet onversiens op 't Landt te vervallen.

Den 16 dito schoon lieflijck Weder zijnde, hebben met den dagh de Tafel-bergh vande Caep Bonne-Esperanse omtrent acht mylen N.0. ten O. van ons gesien, waer over 'tSeyn dede om Vianen, doch benoorden deselve Tafifel, die heel vlack boven is ende klaer lagh, en konden anders geen Landt sien als noch een Bergjen, die hem ver_ toonde oft een spitse Klip was, staende wat vande Tafifel af die al- lenskens verseylden, soo dat hy begon grooter te worden ende men sien konde dat het den Leeuvvenbergh was; oock sagen 't hooge ge- bergte naer de Capo-Falso, en wy hadden 'tLand eerder als de gis- singe was, dan hebben ons sulcks altijdt voor laten staen die oock eer te gemoeten, alsoo wy een van Martijn-Vas Eylanden nae 'tbesteck moesten ghesien hebben, doch niet vernomen hadde, soo dat wy vastelyck besluyten (niet teghenstaende dat naer sommige ofte de meesten haer gissinge even boven 'tEylandt van Fernando de La- ronie^) liepen) en hebben noch soo Oostelijcke geweest, dat wy bo- ven de benedenste Martijn-Vas Eylanden geloopen zijn: te wetende Westelij ckste. Verkent zijnde dat het de Tafifel was, hebben onse coers gheset O. N. O. daer nae toe, met slappe koelte de hoogte van 3 gra- den 4 minuten. Savonts verpreyde Vianen dien die den Vyerman was, seyde dat hy de Fock op de Mast soude halen, ende bysteken 2) tot ontrent middernacht, en dat hy weer na de Wal soude gaen, om tegens den dage wat by de wercken te zijn, doch dat ons soude re- guleren na Weer ende Windt, dat ons de Heere ghelieve te verlee- nen. De Leeuwenbergh savonts N.0. ten N. vier ofte vijf mijlen ten hooghsten konnende ghemackelijck sien, en deselvige vast te weten aen den Tafifel-bergh door klaer ende helder Weer, die des smorghens

i) Fernando Noronha benoordwesten kaap San Roque. a) Zie bl. 85.

94

i627 een Klip ofte kleyn spits Eylandeken scheen. Alsoo de Windt om- •'" ' ^ ' trent het seste of sevenste glas in 't eerste-quartier nae het Zuyen ende Z. Z. O. liep, hebben een Vyer achter opgheset ende de Fock vande Mast ghehaelt, zeylende alleen met deselve O. ende O. ten Zuyen aen, ende allenskens Oostelijcker, ja N. O. om de Wal te ge- naken, opdat de Windt nae 't Z. O. loopende niet van die Caep ver- [57.] steken soude wesen : doch alles met goet, klaer, helder Weer, ende labberkoeltjen ; de Leeuwen-bergh op zijde ofte dwars van ons heb- bende wordet heel stil, soo dat beyd de Boots voor brochten om te boeghseeren, tot gekomen wesende aende Punct die deBaye maeckt, en daer Anckerde op 22 vaedem goede grondt, en saghen de Schepen Gallias, Utrecht, en Texel ten Ancker leggen, die thien dagen voor ons hier geweest waren. Verstonden dat uyt de Schuyt die vande Generael naer ons toe sond, doen hy onse Schepen sagh komen, als mede dat de Leeuwin ende de Kemphaen een of twee uyren na den anderen '), sonder malkanderen in Zee gemoct te hebben : welcke Leeuwin ende Kemphaen gisteren vertrocken zijn nae de Kuste van Cormandel, hebbende vande voorschreven Schepen de grootste ofte meestendeel van twintigh stucks Beesten mede genomen, en om datse vertrecken moesten zijnde de 14 geruylt dat de eerste waren, soo datse anders niet ghekreghen hebben als Groente die redelijck te be- komen was, daer de Siecke meest van gebetert waren. Alsoo de Heer Generael belast heeft om Tenten te maken voor onse Siecken ne- vens de haren, zijn den 17 daermede doende geweest, ende noch savonts eenige Siecken aen Landt gebracht van veertigh die de slechtste Koyen hadden, ende de rest waren mede geinfecteert sedert den 19 der voorleden maendt Junij, dat de eerste Persoon uyt Hol- landt zijnde gestorven is, en hebben noch negen Man verlooren.

Den 19 Julij schoon lieflijck Weder, de rest van de Siecken aen Landt gheset, mitsgaders de Water- vaten, opdat savonts ofte smor- gens het ghebeuren kan door harde Windt van 't Ancker te spillen, altijdts soo veel Water hebben mochten als wy consumeren inde tijdt van byleggen, soodat oversulcks niet genootsaeckt soude wesen eenige andere plaetsen aen te doen, ende de Siecken aen Landt te laten.

Den 20 dito noch schoon lieflijck Weer en slappe Koelte; de Ge- nerael deed de Breede-Raedt doen vergaren, ende gheresolveert morgen de Gallias, Utrecht, en Texel naer Batavia te gaen, ende

i) Vul in: binnengevallen waren.

95

heeft de Opper-Stierman Jan Jansz. Schipper gemaekt op de Galh'as, 1627 ende datmen een half mutsjen Wijns geven soude. Savonts quamen-^" vyf Engelsche Schepen hier in de Baye, waren den 23 Maert Oude- Laus stijl uyt Engelandt vertrocken en alhier ten Ancker gekomen, ge- ^^^^ ^^° naemt den Admirael de Meerije»), daereen Commandeur op was; de j°i"'i\" Vise-Admirael 't Hard, de Schout by Nacht de Steere, 't Jacht de baye aen de Hoope, *t Jachtje Refus, ende 't Jacht Schout dat mede uytgeloopen ^^^ was, hebben sy den 23 Juny doen wy van malkanderen raecktedoor den Storm ghemist, datse gisten gheblevcn te zijn. De drie vande voor-verhaelde Schepen waren vande twee geraeckt, zijnde ghe- weest aen Dassen-Eylandt^) daerse veel Conijnen vingen, gisse datse die met Haecken uyt de Hollen haelde; was mede veel Vis en Water voor de Schepen, en hadden soo veel bekomen alsse bijkans van doen waren, ende verstonden dat haer Admirael en Vice-Admirael de Leeuwin en Kemphaen ghesproken hebben N.N.W. vande Caep, en alsoo sy geen Landt aenghedaen hadden sedert Engelandt, anders als de drie Schepen die [aen] Dassen-Ey landt twee dagen waren geweest, hebben wel soo veel Siecken en dooden gehad als wy, soo datse oock genootsaeckt zijn geweest Tenten te maken.

Den 2 1 dito is den Breede-Raedt vergadert ende voorslagen by [58.] de Heer Generael ghedaen, ofte volgens de resolutie den T/ghe- trocken, soo dat heden soude vertrecken ofte wachten door de kom- ste vande Engelsche, en dat wy ende Vianen gereed waren, alsoo 'tContracktvanachtien maenden3) uyt was, ende niet en wisten wat commissie syluyden hadden : oock soo gaf het ons wat te bedencken, datse den Opper-Koopman met den Tolck Marcus onder dexcel van vriendschap van de Heer Generael gesonden, aenbiedende alle vriendschap, soo lange als Ostagiers hielden, tot dat de twee afge- sonden aen de Heer Generael wederom gekomen waren, 't Voor- verhaelde ingesien zijnde, is raetsaem geacht heden noch te blijven ende aen de Engelsche te varen, ende sien ofte niet yet verstaen kon- de wat commissie sy van haer Meesters hadden, ende ons betrouwen mochten op haer aengeseyde vriendschap ende andersins, 't welck savonts een yder soude raporteren gelijck geschied is, soo dat eyn- delinge verstaen zijnde, en soo yets tegens ons soude willen atten- teren, konden het selvige aende Leeuwin ende Kemphaen ghedaen

i) Mary. De andere schepen heetten de Hart^ Star^ Hopewell^ 'Refnge en Scout (zie William Foster, 'Engluh Factories in India, 1624 1629, bl. 186).

2) Tegenover de kust halverwege tusschen Tafelbaai en Saldanha-baai.

3) Zie onze inleiding.

96

1627 hebben, ende dat sy acht sullen slaen haer schade (soo sy altijdt seg- juh 21. gj^gj^^ Qp f^Q thuys komende Schepen te verhalen: soo dat eenparigh- lijck geresolveert, morgen de drie Schepen 't zeyl te gaen na Batavia, en wy en Vianen te blijven tot datse ververscht waren ende de Sie- cken verkomen '), doch dat ons niet soude toonen ofse eenigh achter- docht hadden, maer daer-en-boven haer oock niet al te veel vertrou- wen. Ende is een-stemmigh ghoed-gevonden op 't request vande Heer Ambassadeur, dat met Texel onder de bescherminge vande Engelsche soude moghen naer Suratte gaen, en soude blijven op 't Schip Utrecht ende niet op Texel, dat hem voor desen ghepresen- teert was om na Suratte te gaen: maer sulcks niet wilde ofte begeer- de noch een Schip te hebben, soo dat ingezien zijnde sijn ongestadig- heid ende dat het soude strecken tot desreputatie vande Compenij, te meer alsoo het ons ordre niet en was.

Den 22 Julij schoon lieflijck Weder, en door kalmte is den Heer Generael met drie Schepen wat uytgekort^) zijnde, noch smiddaeghs onder 't zeyl gegaen naer Batavia, hebbende groote inpertinentie ghehad vande Perssiaense Ambassadeur, diesooonredelijck was dat men 't niet soude konnen verhalen, gelijck noch heden gebleken is dat een Engelsman aen de Heer Generael ghesonden heeft, ver- soeckende met haer lieden te mogen gaen, ende overmits niet toe- gestaen was, heeft geseyd by sijn Meesters te verhalen, datmen hem gehouden hadde als een gevangen Man, ende soo naer Batavia ge- voert, in somma niemand ter Wereld kan onredelijcker wesen. Door ordre vande Heer Generael heeft Vianen de Vlagge van boven laten weyen ende ick van voren.

Den 23 dito schoon lieflijck Weder; 't resteerende Jacht vande Engelsche is op de Reede gekomen, konde noch de Gallias sien, die smiddaegs uyt 'tgesicht was met de twee anderen; vernamen Scha- pen noch Beesten.

Den 24 dito noch goet Weder, doch savonts begost het op te koe- len uyt den Zuydelijckehandt; 'snachts was door toedoen van S^ Noye een desordre gekomen tusschen ons ende de Engelsen, soo dattet Water gisteren aen Boort ende een klaer Schip ghemaeckt, en de Stucken boven-ghehaelt die in 't Ruym waren.

Den 25 dito stijve koelte uyt den Zuyelijckerhandt die savondts afnam, zijnde d'eerste doorgaende koelte die wy ghehad hebben se-

i) Hersteld.

2) Een schip korten : door inhalen van het ankertouw dichter bij den wal brengen. Uitkorten is het tegenovergestelde.

97

dert den i8 Maert contrarie, en klare Sonneschijn Weer, als mede 1627 (59] den 26, 27, 28, soo dat wy onse Boots tweemael naer 't Robben- -^^ ' *^' Eylandt sonden, overmits geen Inwoonders vernamen met Beesten ofte yet anders, 'twelck gemerckt zijnde is den Breeden-Raedt op 'tSchip Vianen vergadert, ende gheresolveert den 4 Augustij 'tzeyl te gaen na Batavia, daer Godt ons gelieve met gesondheyd te helpen. Oock verstonden wy dat de Engelse (door 't aenstaen van haer Am- bassadeur, alsoo den tijd verliep) soude den laetsten deser 't zeyl gaen na Surrate, en soo voort naer Batavia mosten, ende soude noch drie weken ghebleven hebben om haer Siecken wat te verquicken, soo dat de Tenten by de Engelse zijn afghebroken. Een Inwoonder van- de Caep verstouten hem een Ketel te nemen vande Engelsen, waer over hem eenighe volghde, ende denLeeuwen-bergh wat opgeloopen zijnde heeft gehouden, werpende metSteenen,en treffende den Stier- man vande Admirael, die neder-viel, doch verquam noch. Soo 't scheen aen dese twist ende schermutsinghe,warensesulcke vrienden niet voor de Engelsche alse ons gemeenlijck toe praten, alsoo wy dese morghen verstonden vande Swarten, datse uytgheweest zijn na de Baye de Sardania^) om Vee, dat door goede toesicht vande Eyge- naers soo bewaert wordt, datse met onverrichte saecken ende verlies van haer Capiteyn gekeert zijn gister-avond, ende is een van haer haer slincker-Bal uytgesneden, 'twelck hy ons liet sien.

Den 30 dito schoon lieflijck Weder; de Engelsche zijn 't zeyl naer ^^"^ ^^ Surratte gegaen, van meeninge 't Ey land Mallaly^) aen te doen, en ^^^ Juiy is een vande Mayottes-Eylanden, en alsoo het stilletjens was ende Caeppen. contrarij Windt, hebben sy tusschen het Vastelandt ende Robben- Eylandt door geloopen.

Den 3 1 dito saghen savondts N.W. ten W. by de drie mijl van ons twee vande Engelse Schepen met opgegijde 3) zeylen, gisten datse wachte na haer resterende Schepen, die lager wesen mosten.

Den eersten Augustij voormiddagh redelijck klaer Weer, waer over onse Boot voor de derdemaal naer 'tRobben-Eyland gesonden wierd ; naermiddag wat Stofregen met doncker Weer, en de Windt meest uyt 't Landt, ghelijck voor desen mede gehad hebben, doch klaerden op.

i) Saldanha-baai.

2) Bedoeld moet zijn Mohilla.

3) Geien : de geitouwen van een zeil toehalen. Geitouw : touw dienende om de schoothoorns van een zeil naar het midden van de ra te brengen, en aldus het zeil te bergen.

7

98

i627 Den 2 dito redelijck Weder, de Boot is savonts aen Boort gheko- "^' ^' men, inhebbende elf-hondert Pijnguijns ende weynigh Robben, alsoo sy-luyden oordeelde de Pijnguijns beter te wesen; vonden mede een Put van twee Pijpen hoogh op malkanderen gheset, met soet Water. De Boot haeldense door de Barninge op 't Landt, datmen altijdt doen moet om alle ongeval voor te komen; mede isser Groente als Suringe en Eyeren.

Den 3 dito schoon doorgaende koelte uyt den Noorden stond ^), af- ghebroken, doch door Windt niet meer uyt de Noordelijckerhandt, waer door de Zee hart aenschoot, en VianensSchuyt was inde Soute- Rivier geroeyt om Groente, ende uyt deselvige willende worden achter-over geworpen, soo dat een Soldaet verdronck; weinigh Regen.

Den 4 dito handsamer weer, doch konde gantsch niet verrichten door harde Barninge; savonts zijn God lof by ons ten ancker geko- men twee Schepen van Amsterdam, genaemt den Swarten-Arend ende de Fluyt Velsen, zijn den lo April uyt Texel gezeylt, soo- datse door contrarie Wind en ordre benoorden Engelandt gezeylt hebben, al waer de Fluyt Velsen den 25 April by Conpaen^) is ge- weest, die na Yerlandt met sijn drie Schepen wilde, maer heeft de Fluyt weynigh beschadight; oock zijn de twee Schepen aen lUe de Meyo thien dagen geweest en hebben ons mede geraporteert dat [60.] onse geladen Sout-Schepen vande West-Indische Compenie verdre- ven waren, en dat yder by de driehondert Boeken ghevangen heeft, soo datse niet een onghesondt Man hadden, maer wel een doodt heb- ben, en hadden net twee maenden doende gheweest van Ille de Mey tot hier toe. Oock soo verstonden wy datse waren van meyninge ses of acht dagen hier te blijven leggen, om te ververschen van Groente ende haer Vleys te verpekelen.

Den 5 dito goet Weer, hebben onse Siecken aen Boort ghebracht ende de Tenten afgebroken, om morgen vroegh Godt gelievende 't zeyl te gaen.

Den 6 dito stilletjens ende contrarie Windt, hebben wat uyghe- kort, doch konde niet voortkomen, soo dat wy 't Ancker toe lieten gaen om beter Weer te verwachten.

Den 7 dito smorgens voor den dage 't Ancker gelicht met een moy [61.] landelijck Windeken, daermede smiddaegs uyt alle peryckel geko-

i) Versta: stond er koelte uit het noorden, welke werd afgebroken, enz, 2) Klaes Compaen den zeeroover.

Bh. p<?

99

men; de Siecken zijn God lof vande Groente en Pijnguijns allegaer 1627 genesen; Vis en konde men niet vangen. Twee graden Noord-wes- "^* ^' teringhe, maer waren ses of acht mijlen beoosten de Caep Bonne- Esperanse.

Dese Capo de Bon-Esperanse is een schoone Verversch-plaetse, en also \vy drie-en-tseventigh Siecken aen Landt inde Tenten broch- ten, quamen om de drie weecken allegaer weder ghesondt aen Boort, dat door de Groente die daer valt, van Klaver en Suringe, die daer in dese tijdt in abondantie is, en oock mede verruylt men hier Bullen en Schapen, om Kopere-ringen, Staven, en Yser: de Schapen hebben Steerten die vijfthien of sesthien pond wegen; hier waren oock me- nigte van Witte-Gansen daer ons Volck eenige van schooten, en oock soo sach ick menigte van Conijnen by de Leeuwe-bergh. Het gebeurde oock doen wy alhier de Schipper vande Gallias begraven hadde, dat de Leeuwen die hier veel houden hem weder opgraefden Nota. ende brochten de Kist bloot, soo datmen genootsaeckt was dieper Leiuwen de te graven ende Steenen daer op te leggen. Harten sach ick mede dooden achter de Taffel-bergh loopen. Als ghy de versche Ravier oproyt warender oock eenige Binnen- waters, daer wy menighte van groote Steen-Brasems in vinghen van een ellen lanck, en was schoone Vis. Dit ist geen ick vande Caep Bonne-Esperanse beschrijve.

Den 8 dito schoon lieflijck Weder, hebben smiddaeghs de hooghte ghehad van 34 en een half graed, bevindende te zijn N.0. ende Z.W. omtrent thien mijlen vande Taffel-bergh, die savondts betrock en de Windt N. allenskens na 't N. Westen liep doorgaens koelende. De Taffel is het hooghste Landt, daer aen de Caep goet te kennen is.

Den 10 dito de voorleden nacht inde tweede Wacht, is de Wind van West slap-koelende na 't Zuyden tot N.West om-gheloopen, waerover in 't dagh-quartier gewend hebben Z.0. aen, en soo 't scheen hadde Vianen eerder ghewend, want dagh gheworden zijnde was hy ontrent twee mijlen voor uyt ofte wat meerder, waerover hy 't wende na ons toe. Savondts kregen een harde Travade uyt de Noord-Oostelijckerhand, met Regen ende groote Hagelsteenen, soo dat wy genootsaeckt zijnde de Zeylen in te nemen, gelijck door de harde koelte smiddaeghs het Groote Marsseyl ingenomen hebben; ondertusschen begon de Windt naer het West te loopen en opkla- rende, doen sette wy de Fock weder by, en onse coers gaende O. Z.0. aen, naedat door ongemaniertheydt van 't Schip groote moyte ghe- had hebben eer het vallen wilde, bysettende de Blinde die ingereeft scheurden, en 't Water stont heel hol tegens malkanderen aen door

100

i627 de Wind en stijf door koelte uyt den Westen, ende sedert midder- "^" ^°' nacht uyt de Oostelijckerhandt, soodat nu ende dan veel Robben wyghesien hebben metdeVlercken ofte Vinnen boven-drijvende, en inde Sonne blakerende; heel kleyne witte Strand-loopertjes begaven ons smiddaeghs, die vermoedende omtrent ses ofseven mijlen vande Caep Bonne-Esperanse te wesen.

Den 1 8 dito ontrent de Vroegh-kost is de Windt nae 't Z.Z.0. ende by wijlen wat Oostelijcker gheloopen, doch meest stil met Mist, waerover al-te-met een Mosket losten om onse Macker niet te mis- sen, die noyt geantwoordt heeft, ende nae middernacht omtrent drie uyren, hebben hem door een blinck i) achter uyt gesien een Mosket- [62.] schoot verd, en 'snachts schooten noch al-te-met eens, ende hebben antwoordt gekregen.

Den 22 dito stijve koelte, die sedert gister-avondt uyt den Noor- den weyende allenskens toenam, dat in 't dagh-quartier het Groote- Marsseyl innamen, ende ontrent te twee uyren 't Voor-Marsseyl. Namiddaeghs de Windt vry wat afgenomen hadde, overmits hy van 't Noorden na 't W.N.W. geloopen was, soo dat recht voor de Windt om wech te vorderen Oost aen gingen, waer door zeylende de Vlag- ge van boven lieten weyen.

Den 27 dito smiddaeghs kregen een harde Kaeck met Reghen, namen de Marsseyls in, en stijf voortgaende voor de Wind, daer wy Godt niet genoegh voor konde dancken.

Den 30 dito smorghens Regenachtigh-Weder, en begon allens- kens stijf op te koelen, soo dat namiddagh de Marsseyls innamen hadden savondts harde Wind en donckere-Lucht uytten Westen, ende omtrent middernacht weynigh tijdt N.W., waer over wat dra- gende hielden om de Groote-hals 2) toe te zetten, en zijnde twee gla- sen inde Honde-wacht uyt, dat Vianen noch dwars van ons sagen aen baghboort, die noch wat hooger ginck om ons te mijden, ende Hals toegheset zijnde, hebben weer onse coers ghegaen met sware- Regen en Hagel-buyen Oost aen, tot weynigh voor den dage ofte met den daghe dat 't Groote-Zeyl innamen, also 'teen Stoorm, ja harder weyden als noch oyt op de Reyse ghedaen heeft, ende was soo veel als ses Man te Roer gaende konde houden ; na de Vroegh- kost schooten de Groote-stenge, liepen O. N. O. aen ter lens, over-

i) Lichte plek aan een bewolkten hemel.

2) Hals : touw dat de onderloefpunt van een zeil neerhoudt. De schooten worden aan lij, de halzen te loevert uitgehaald. Zij heeten naar de zeilen waarvoor zij dienen : fokkehals, groote hals, bezaanshals enz.

lOI

mits de Windt W. Z. W. gheloopcn was, en Vianen en konden wy 1627. niet sien, giste dat door onachtsaemheyd meest van ons is geraeckt, "^* ^^' niet tegenstaende dat wy de Vyerman waren, ende doen wy hem jonckst sagen als voorseydt is, hadden meer Zeyls by als wy ende ons ontschoot.

Den eersten September schoon lieflijck Weer, ende met den dagh alle onse Zeylen weder by-gemaeckt, aengegaen O. Z. O. op hope van Vianen te sien, die savonts niet vernamen, gissende voor uyt ende te loefwaert van ons te zijn, waerover O. en O. ten N. aen gin- gen, om't Eyland Sinte-Pauwel^) te mijde en de Reys te vorderen, op dat Javo voor primo November, dat de Westewind begint, mogen bezeylen.

Den 4dito voorleden nachtdeMarsseylsinghenomen,endesavondts het Groote-Marsseyl, te meer dat de Wind van N. W. na 't W. ge- loopen is met harde Regen-kaecken ; tot twee a drie reysen is by 't Volck Steen-kroos gesien drijven, en giste van lUe de Paulo daer de lenghte na 't rond van hadden, ende mede op mijlen na plat, soo dat te hoopen is de lenghte van Java, met de Ooste Mouson bekomen sullen.

Den 5 dito smorgens heel hart Kaeckigh-weer uyt den Westen, hebben de Fock geset ende de Groote-stenge geschooten, en omtrent de twintigh uyren de Windt van West na 't W. Z. W. geloopen, liepen ter lens met de Fock O. N. O. aen soo veel als vijf of ses Man 't Roer gaende konde houden, naermiddagh bequaem Weer, hebben de Groote-stenge en Ree opgewonden ende weder wat Zeyl gemaeckt.

Den 7 dito, alsoo Godt lof sedert den 7 Augustij acht-hondert mijlen naer 't Plat gezeylt zijn, ende dagelijcks hart gaet, soo dat het schijnt voor half October niet verde van Batavia sullen zijn, swijghe [63.1 de duysent mijlen te zeylen volgens ons mede-gegeven Instructie, ten ware eenighe ongevallen ons overquame : soo is by de Scheeps- raedt geresolveert de cours van Oost te houden, tot op de 1 30 graden in langhte, ende dan O. N. O. aen soo verd Weer en Wind dienen wil, en om niet inde bocht van 't Zuylandt te vervallen, daer mee zijnde met de W.N.W. ende N.Weste Winden die meest hebben, veel Nota. tijd soude verslijten ende perijckel loopen van 't Landt op Java te ^^ ^^^^^"5 komen, als oock te Oostelijck dat voor al verboet dient, also in primo °"^ J^^^ '^ November de Weste-Mouson begint, daer niet teghen op is te komen; Steen-kroos konden niet meer sien, soo dat ick vast geloove van

i) St. Paulus eiland.

102

i627 Sinte-Paulo te komen daer wy omtrent waren geweest, doch vry ^^ ' ^' Noordelijcker naer gissinghe, oft ten zy dat eenigh onbekent Eylandt niet verde van ons gheweest ware, en hebben noch Steen-kroos wederom gesien.

Den lo dito na de Vroegh-kost is de Windt van 't West na 'tZ. W. West geloopen, sagen eenige Strand-loopers.

Den 1 1 dito is de Windt van Z. W. na West gheloopen met goede koelte, hadde de lenghte van 1 30 graden, waerover N. O. aen gingen volgens onse voorgaende resolutie.

Den 13 dito alsoo 't Westelijckste van 'tZuydlandt N. O. van ons

Nota. was, zijnde nae gissinghe op de lenghte van 132 graden, ende dage-

Dese ordre ijj^ks gg^ Weste Windt hebbende, en daer mede inde bocht van 't

om niet in- ^ -' '

de Bocht Zuydlandt mochte vervallen, ende veel tijdt mochte spenderen om

landt te ver- uyt te geraken, is raetsaem ghevonden de cours smiddaeghs N. O.

^^ ^"* aen te stellen ; sagen een Sonne-Vis ^).

Den 14 dito redelijck Weer met stijve doorgaende koelte, en

savondts is de Windt van 't Z. W. na Z. Z. O. geloopen.

Den 1 5 dito slappe-koelte, tot savondts dat het wat opkoelde noch

uytten Z. O. soo dat wy gissinge maeckten die te houden.

Den 17 dito smiddaeghs het Landt van Eendraght (ontrent Dirck

Hartoghsz. rede) 2) seven mijlen van ons gesien, van middelbaer

hoogte gelijck Doeveren in Engelandt, ende niet soo laegh als by

sommige geseydt wordt, hier ende daer met Witte-plecke, waer

door by nacht soo wy mereken konde savonts daer van afzeylden,

niet verre ghesien kan worden voor datmen bykans daer by is, en

vijf a ses mijlen Noordelijck als de 26 graden en 25 minuten was het

lagher Landt ende niet soo steyltjens als het voorgaende, ende twee

mijlen nae gissinge buyten de wal zijnde, scheen het Landt soo hier

Nota. Qj^ (j^gj. kieyne Heuvelkens tot voorlandt te hebben nae dat wy Hoe dit -^ ^-^

Land leyd peylden, en streckten heel anders als de Caert uytwijst, te weten

flnnpfs rils

de gemene drie mijlen bezuyen de voorschreven hooghte van daen, tot acht a

^ysT ^^" negen mijlen benoorden de N. ten W. streecke verscheelt, alsoo het

N.N.0. ende Z.Z.W. aengheteyckent staet: t'een uyren wierpen het

1) Een soort makreel,

2) Voor de ontdekking in 1616 zie Heeres, Aandeel der Nederlanders in de ont- dekking van Australië, bl. 8. Eene missive van den opperkoopman aan boord van het Wapen van Hoorn^ J. van Roosenbergh, aan de Bewindhebberen, van 8 Nov. 1627 (gedrukt bij Heeres t. a. p, bl. 52), over de verkenning der Australische kust op deze reis, komt nagenoeg woordelijk overeen met het eerstvolgende gedeelte van den tekst van de Vries.

103

Loot vijf mijlen buyten 't Landt op75 vadem Scmeligc-grondt^), met 1627. kleyne Roodcsantjes vermenght, ende vijf glasen daer na twee mijlen ^^^*" '^' buyten de wal op 5 5 vadem Wasigh, want weynigh ofte niet acn 't Loot bleef hanghen, en hebben geen teykeningh van Landt ghesien, als nu wat Kroos heel dunnetjes drijven, ende eenige Land-Vogels hoog inde Lucht vliegende. De Bonte-Vogels die ons gemoeten aen- de Eylanden Tristande-Lanconche, hebben ons twee dagen voor desen verlaten, gelijck sy oock gedaen hebben aende Caep de Bonne- Esperanse, soo dat het schijnt gheen liefhebbers van Landt te zijn, ende in plaetse van die bij wijlen eenen swarte Vogel gesien, de Steert (64.1 wit, ende hier en daer onder de Vleugels een witte-streep, doch worden selden gesien, ende hebben oock mede eenighe Strand-loo- pers vernomen, en mede over drie a vier dagen Zeeschuym vernamen onder het Landt, maer heel kleyn ende dunnetjens, soo dat met Hol- water qualijck gesien kan worden, ten waer saecke datter seer wel op ghelet worde, ende dat niet vorder als ses of acht mijlen buyten de wal, overmits door de eenparige Westewindt niet in Zee kan komen als wel doen soude, soo de Windt soo nu ende dan uytten Oosten eenighe dagen achter den ander koelde, soo dat na 't Ronde zijn de beste kenteyckens, en nae gissinge hebben dit op de lenghte be- komen van sommige een graed of twee, jae meer andere minder, dat vele verscheelt op het plat ontrent 217 mijlen nae de Calculatie, en ick segge het Landt soo veel eerder gesien te hebben. Alsoo by de wal niet te doen hadden, maer een schoone Windt die gebruyckt dient, is raetsaem geacht N. W. dese nacht aen te gaen, ende morgen vroegh N.W\ gekomen zijnde op de breete van 20 graden, ende van daer N. ten W. aen recht op Java, daer ons den Almogende ons en de anderen die naer komen ghelieve in salve te conduiseeren.

Den 18 dito schoon lieflijck Weder, de Windt smorghens Z.0. ende namiddaeghs Z. doorgaens koelende, hebben kleyne stucken Zee-schuym ghesien, alsmede den 19 dat in ly van het Land waren, soo dat het met de Zuyelijcke-windt nu drie mylen vorder 't Zee geparst wordt, als wel op de hooghte van 26 a 27 graden daer hy West weydt, het welck een seer groot teycken soude wesen van Landt, soo verre in Zee gesien konde worden.

Den 2 1 dito 'smiddaeghs is de coers O. ten W. aengeset : de Windt houd sigh meest smorghens Z.Z.0. ende namiddaeghs Z.Z.W. met heel slecht Water, daermen mede wat acht op kan nemen uytter Zee komende.

ï) Semelig: modderig. Wasig : zandig.

104

i627 Den 24 dito bevonden dit etmael de eerste variable Windt, als Scpt. 24-|^y ^^q\^^ weynigh tijds uytten Oosten, daer na West, ende op den dagh Zuyen sachjens koelende.

Den 27 dito alsoo de Windt gisteren ende van daegh Z.0. hiel met topzeyls koelte, is raetsaem geacht N. aen te gaen om wat boven Wind te wesen, vermits meenen eenige Stroomen gehad te hebben, en savondts doncker gheworden zijnde, is het Water soo bleeck als Melck geworden, hetwelck by geene op het Schip haer leven elders gesien is: wy haelden de Fock op de Mast, wierpen het Loot, oor- deelden te ontstaen uyt eenige droogte, maar geen grond vernemende ende de Maen opgekomen zijnde, daerover het weer in sijn vorige coleur veranderde, hebben Zeylen gemaeckt, en de bleeckte scheen uyt de Lucht ontstaen te zijn.

Den 28 smorgens heel vroegh veranderingh van dickachtigh Water, heb wederom 't Land gesien omtrent seven mylen van ons, van middelbare hoogte, en wat dichter aenghekomen zijnde bevonden 't twee Eylanden te wesen, yder van ontrent twee mijlen groot, ende niet verd buyten 'tLand van Java, dat wat Noordelijcker sagen en wat hooger was, ende hier en daer eenige Bergen in 'tLandt: vier mijlen buyten de wal zijnde, wierpen het Loot op 65 vadem, en Wasige-grondt aende hooghte van 8 graden, ende drie mijlen buyten Landt zijnde merckten vry wat te Oostelijcker te wesen, stelden der- halven onse cours West aen tot savonts, dat met de Fock W.Z.W. en smorghens W. ten Westen zeylden. [65.]

Den 29 dito donckerachtigh Weder, en also het eynde van Java noch niet en sagen, hebben zeyl gemaeckt W. aen langhs de Wal, en sagen nu drie en vierdubbelt Landt, wat hoogher, oock vol Ghe- boomte als dat van gisteren, was oock mede te Landewaerts in hoogh Geberghte doch betrocken, ende hebben savonts veertigh vadem Grofsant geworpen, vermits noch Land W.N.W. buyten de hoeck sagen, daer een kleyn Eylandgen met een Rifjen aende Zuydkant leyt, en zijn onse coers gegaen W. aen op de uythoeck Vuerdense ^).

Den 30 dito alsoo noch gheen eynde maer vijf ende ses-dubbelt Landt sagen, zijn onsecoersghegaen West-waertsaen, op de hooghte van 7 graden en 40 minuten, en quamen savondts drie mijlen buyten de Wal op 30 vadem diepe Wasige-grondt: het Voorlandt was lagher, maer te Landewaerts in wat hooger als den 28 ende 29 gesien is.

Den eersten October smorgens vroegh sagen geen Landt, stelden

i) Bedoeld zal zijn de punt voor de Wijnkoopsbaai. De zonderlinge naam Vuerdense is mij niet van elders bekend; wel „Vuyle Hoek''.

105

derhalven onse coers N. aen daer mede het in 't gesichte kregen, en 1627 siende het Eyland van Trouw ^) daer smiddaeghs ten W. vande Wes- ^*' *' teHjcke-hoeck N.0. ten N. bykans twee mijlen af waren, en gaende W.N.W. aen, daer mede het Cocos Eylandt 2) passeerden, en komen- de soo voorts savondts by de Z.W. kant van Java, dat drie a vier hooge Bergen waren, ende steyl aende Zeekant meteenige Klippen, hebben noyt soo hoogh Landt op de Zuyd-kust gesien: Alsoo den avondt op de handt was wenden 'tZee, ende namiddernacht weder naer de Wal, alsoo niet door dorsten laten staen.

Den 2 dito zy Godt lof de Princen-Eylanden 3), met slappe-koelte ende tegen-stroom soo veer gepasseert, dat savonts de N.N.0. kant van 'tNoordelijckste Eylandt N.0. van ons hadden, ende de Windt die als voorgeseydt is heel slapjes was uyt de Z.O. ende Z.0. ten Z. hoopten noch te nacht Craquetouw 4) boven te raecken, met Blixem ende Donder, en een mijl buyten de Eylanden konden geen grondt werpen.

Den 3 dito noch stilletgens, smorghens Craquetouw N.N.W. drie mijlen van ons, ende savonts 'tEyland Dwars indeWeegh 5) N.N.0. en wel so Noordelijck twee mijlen; anckerde op 23 vadem Modder- achtighe-grondt, en alsoo 'theeldonckerwas, hebbende Windt voor weynigh tijdt uyt den N.W. ende over al 30 a 35 vadem weecke- grondt gehad.

Den 5 dito inde voorleden nacht, zijn in een Prauw twee Javanen van Anser^) aen Boort gekomen, met tsestigh pondt Peper voor Cocos-nooten, die haer afgekocht hebben, en wederom naer Landt, om meer wilden senden, dat sy doen soude soo haest de stroom wat afnam: maer de meyninghe was van te blijven, gelijck sy gebleven zijn om mede na Jackatra te gaen, daer d' een seyde een Broeder te hebben ende voort haer kost te soecken, en verstonden uyt haer eygen woorden dattet Slaven waren.

Den 6 dito alsoo de Stroom omtrent seven ende acht uyren uyt Anno 1627. den Oosten komend, by de twintigh uyren loopende afnam, hebben landt Java. Ancker gelicht en het Luchtgen uyt de Wal, daermede het setten wat beoosten Dwars inde Weegh, op ses vadem oneffen grond, en kregen savonts de Wind wat uyt de Westelijckehand, hebben doen

i) Trouwers eiland of Poeloe Tindjil, aan Java's zuidkust.

2) Poeloe Kelapa bewesten Poeloe Tindjil.

3) Vlak benoorden de zuidwestpunt van Java.

4) Krakatau.

5) Eiland in het midden ran straat Soenda.

6) Anjer.

io6

1627 na groote moeyten ons Ancker gelicht en een mijl dwars inde weegh ^^*" ^'geset, tot tweemael toe dat de Windt t'elckens scherpte.

Den 7 dito smorgens met het Land-Windeken zeyl gemaeckt, op hope van wat te winnen, maer te vergeefs, waerover anckerde tot 8 dito 'snachts, dat weder Ancker lichten, ende door contrarie [66.] Windt datelijck sette op 40 vadem oneffen-grondt, daer door het Touw aenstucken vijlde en verlooren alsoo een Werp-ancker, die wy gebruyckte in plaetse van een swaer om tijdt te winnen ; soo haest de Windt boeghde ^) hebben niet anders te houden als voor de Stroom. Den dagh opgekomen zijnde ende 't Luchjen goet wesende, zijn on- trent een mijl beneden Sinte-Niclaes Bay^) ten Ancker gekomen.

Den 9 dito smorgens Ancker gelicht met een Landelijcke-winde- ken, daer mede Sinte-Niclaes Bay passeerde ende Pulo-Panchan 3), en komende noch savonts by het Schip Haerlem, ende Sint-Niclaes geordonneert voor Bantam te leggen, die soo haest ons vernomen hadden zeyl maeckten, uyt welcke wy verstonden dat den lojuny verleden naer middernacht, een Prauw van Bantam aen het Schip Haerlem gekomen is (soo vier Javanen van haer gaven die inde Ca- juyt quamen) geladen met Peper diese wilden verkoopen. Naeenige discoursen is een Javaan opgestaen ende inde Galderije gegaen, doende een seecker teecken met een Fluytjen, daerop(een Vuertjen inde Praeuw zijnde uytgedaen worde) dertich of vier-en-dertigh Ja- vanen uyt de Praeuw toegedeckt (ofte het met Peper geladen was) over-ghekomen zijn, vermoordende inde Cajuyt den Schipper, Koop- man, ende een Cajuytwachter, d' ander is de Galderije uytgespron- gen ende weder op 't zy in 't Schip gheklommen inde Hut; ook is vermoort den Opper-Stierman Cornelis Gerritsz. van Hoorn, ghe- woont hebbende inde twee Beershoofden inde Kruys-straet, en den Onder-Stierman ende een Bosschieter, voorts op 't Schip. Soo de Boot van het Schip Purmerent het rumoer hoorende niet aen Boort ghe- komen liadde, als oock het sefde Schip souden 't afgheloopen ende voor Bantam in brandt gesteken hebben. Vande Javanen zijnder twee met Coegels doodt-gheworpen ende de rest ontkomen, soo 't schijnt zijnse heel stout, en ontsien haer niet te komen by nacht voor Batavia met haer Prauwen om de onse te attrapperen: hope daerin versien sal worden. Hebben oock mede verstaen dat Utrecht eerst, daernae

i) Draaide,

2) Ter noordkust van Java, residentie Bantam.

3) Poeloe Pandjang (of bet Lange Eiland), aan den ingang der baai van Bantam.

I07

de Gallias en Texel inde Stract by malkanderen ghekomcn, Vianen 1627. op 't jonghst voorby gepasseert te zijn. ^'' ^'

Den 10 dito stilletjens lichten wy ons Ancker, ende sctten 't sa- vondts op veerthien vadem wat beoostenhetLange-Eylandt i), tot den 1 1 dito dat mede heel stilletjens was ende al-te-met anckcrde, tot dat den 1 1 namiddaegs niet verre vande Ruygehoeck, op een Steen zeylde die vijfthiendalf voet beneden Water lagh, dacr dien selven dagh gheen apparentie sagen om af te komen : sondcn derhalven ('snachts doncker zijnde) de groote Boot wel gehemonteert met Steen-stucken en andersins na Onrust, daer wy Schepen sagen lig- gen, op dat eenighe Jachten mochten afsenden om goedt te lossen, ghelijck sy een ende van Batavia twee den 12 afsonden : doch al eer sy by ons waren ende 't Water wat gewassen zijnde, sonder schade God lof daer afgekomen, ende savonts beneden Onrust geanckert, ende den 13 voor Batavia op de Reede. Van onse Vloote waren hier gekomen den 25 September 't Schip Utrecht, de Galias, ende Texel, by Bantam malkanderen ontmoet den 27 September, ende den 9 October Vianen met weynigh dooden ende siecken. De Schepen Fredrick-Hendrick, 't Wapen van Delft, Groot-Hollandia, 's Landts- Hollandia, ende de Galias, waren gedestineert na 't Vaderlandt te vertrecken, noch laghen gheanckert Zierickzee, den Briel, Orangie, [67.] Munckendam, ende drie kleyne Jachten vande Vrye-luyden, ende twee Engelse Schepen de Robock 2) ende Samson. In September pas- sado zijn van Batavia seven Schepen na Persia en de Suratta ver- trocken, daer de Engelse thien goede Schepen sterck zijn, behalven noch de ses aende Cabo by ons gekomen, dat het ghetal vry wat ver- meerdert, ende soo Geldt ende Volck hadden souden wel wat ver- richten, 't welck ons mede vry wat t'onderhoud, want van het mede- gebrachte Volck kan Batavia in 't minste niet versterckt worden, also deselve inde Mollucques Amboyna ende Banda ten hooghsten van doen zijn. De Javanen zijn sedert twee Jaren heel coragieus ende stout gheworden, door de discourage van die onse ende weynigh Volck. Den Governeur Vlack is door eenige Bandanssen ons schij- nende toegedaen te zijn, van 't eene Eylandt naer 't ander varende om playsier sonder Soldaten, overvallen ende opde kust van Cheram in een miserable Gevanckenisse gevoert, met een Opper-Koopman, Capiteyn, ende een Vrouwe, daer door de Eylanden van Banda van haer voornaemste Hoofden ontbloot zijn, dat groote swarigheden

i) Zie vorige noot, 2) Roebuck (reebok).

via.

io8

1627 veroorsaeckt. Voor de Ghevangenen yescht den Vyandt alle d' ove- ^^' rige Bantonesen ende haer Christen-geworden Kinderen, ofte drey- gen haer met een wreede doodt. Die van Amboyna naer haer oude ghewoonte zijn heel onrustigh, oordeelen die in Ternatte mede deel- achtigh daer aen te wesen. Den Persiaen Ambassadeur Monsabeecq is met 't Jacht Medenblick naer de kust van Cormandel vertrocken, om van daer recht toe recht aen over Landt naer Persia te reysen ; den Koopman is op Batavia gebleven, verwachten gelegentheytom met Schepen na Persia te gaen. Anno 1627. ^^^ ï 5 <^^to twintigh Soldaten aen Landt gebrocht ende den 16 't Voor Bata- Qeldt bestaende in neghen kisten ; 't Schip Purmerent is van Craque- touw met Hout op de Reede ghekomen, als mede 't 's Landts-Hoop- gen van Mallocca, met ontrent 400 packen Kleeden, 1 50 Slaven, en- de thien Portugesen voor Mallacca verovert.

Den 17 dito is het Tortelduyfjen met Hout van Craquetouw op de Reede gekomen ; savonts is het Schip Orange naer Bantam ver- trocken om St. Niclaes te verlossen, dat na de Eylanden van Solor en Timor soude vertrecken.

Den 18 dito is Godt lof met gesont Volck hier wel aengekomen 't Schip den Swarten-Arendt, den Augustij ^) neffens de Fluyt Velsen vande Cabo vertrocken, ende doen vanden anderen geraeckt door storm, en hebben tv^^ee Man op de reyse verlooren.

Den 20 dito 'sachtermiddaeghs, zijn hier twee Engelsche Schepen van 't Onrust ende St. Niclaes van Bantam gekomen.

Den 29 dito is Godt lof met gesont Volck, de Fluyt Velsen hier geanckert met verlies van twee Man; 'snachts is 't Jacht Tortelduyf- jen van hier vertrocken om Hout te halen.

Den 14 dito namiddagh is hier gearriveert een Engels Schip ghe- naemt Graef Mauris, vande kuste van Cormandel, geladen met Kleeden.

Den 28 dito namiddagh is het Schip den Witten-Beer, vande West-kust 2) met Peper op de Reede gekomen, zijnde ses weecken uyt-geweest.

Den 29 dito zijn de Schepen Fredrick Heyndrick, *t Wapen van Delft, Hollandia, 's Landts-Hollandia ende de Galias buyten de Sche- pen apart gaen leggen, van meyninge haest te vertrecken. [68.

Den 30 dito is het Jacht Tortelduyf 't zeyl gegaan na Bantam, met Water voor 't Schip Haerlem, met noch een Engelsman ge-

i) De datum niet ingevuld. 3) Van Sum^tra nl.

I09

naemt de Robock, met Kleeden naer Jacobi ») om Peper voor te i6»7. handelen. ^''- 3^'

Den eersten Novemb. is een Engels Fregat ven Jamby hier ge- arriveert.

Den 4 dito ist Jacht Muysjen van Malacca hier ghearriveert zijnde, door hart Weer van 'sLandts-hoopje geraeckt, ende voor Jamby by de Schepen Zuyd-Hollandt ende 't Hase-Windgen geweest, welck Schip Zuyd-Holland savondts mede met onverrichte saecke op de Reede"quam ; ende den 6 dito 't Hase-Windgen, de Jachten St. Ni- colaes, ende 'sLandts-Hoopgen, zijn nae Soler ende Timor vertroc- ken, neffens het Jacht Texel dat nae Ternaten ginck met den President Keys, om den Governeur Lafebure te verlossen.

Den 1 1 dito is den Heer Generael Carpentier en den Governeur Specks, vergeselschapt met de Raden van Indien 't Scheep gegaen, ende den I2 dito smorgens vroegh 't zeyl gegaen naer 't Vaderlandt met het Jacht Tortelduyf, dat sy-lieden buyten de Straedt zijnde soude weder-keeren, om raport van haer-lieden uytkomste vande Straedt Sunda te doen.

Den 13 dito is het Jacht Munnekedam om Hout gegaen. Laus Deo.

Den 14 dito savondts is den Witten-Beer aen Boort gekort om voorBaUa- Peper te lossen, hetwelck den 1 5 noch niet in 't werck gestelt wierd, ^'^• alsoo den Gernier noch maecken mosten ^) ende eenigh Goedt lossen.

Den 17 dito smorgens is een Engels Schip ghenaemt de Samson, 't zeyl gegaen naer Grece ;3) savonts is hier 't Jacht Armuyden van Jamby ghearriveert, daer den Commandeur Kunst op was.

Den 18 dito soo veel Peper ingenomen dat het Cabelgat vol was, ende niet meer plaets om ander te legge, is den Witte-Beer savonts van Boort gekort.

Den 20 dito namiddag zijn hier gearriveert drie Jachten, te weten Munnekendam met Hout, de Griffioen van Pastania4) met Peper, ende het Torteltjen met antwoordt van 't vertreck vande Heer Ge- nerael Carpentier, uyt de Straedt Sunda den 15 dito met haer vijf Schepen, Godt verleene haer ende anderen die naer volgen een voor- spoedige Reyse.

Den 2 1 dito 'smorgens ist Jacht Tortelduyf 't zeyl gegaen naer

i) Drukfout voor Jambi (Djambi).

2) Alzoo het pakhuis nog moest worden opgeruimd.

3) Grissee.

4) Patani.

IIO

ï6c7 het Onrust om eenige Stucken te halen ; savondts is hier gearriveert een Engels Schip genaemt den Egel van Jamby met Peper.

Den 25 dito smorgens is den Witte-Beer aen Boort gekort om te lossen; namiddaegs ishiergearriveertdeFluytAmsterveen, komen- de vande West-kust geladen met Peper.

Den 26 dito smorgens ist Jacht Hase-windt 'tzeyl gegaen naer Bantam; des namiddaeghs is hier gearriveert 't Jacht Batavia vande Kust van Cormandel. Is mede ons Schip, te weten 't Wapen van Hoorn gevisiteert vande resterende Goederen, die als doen noch waren van vier Schippers nevens de Knecht vande Quipagie-meester.

Den 27 dito is geordonneert te schaffen voor de Maets twee Vleys- dagen, een Speck-dagh, twee Vis-daghen, een mutsjen Azijn, een half mutsjen Oly voor yder Man ter weecke; 't Jacht de Griffioen is 'tzeyl ghegaen na 't Onrust; ontrent smiddaeghs liet den Admirael vande Engelse, in plaets van een Engelse een Conincks-vlagghe wayen, deselve vereerende met vijf schooten, daer op d'andere vier Engelse Schepen met een schoot antwoorden. ^e>g.]

Den 28 dito smorghens ist Schip Utrecht 'tzeyl ghegaen, tot om- trent een Canon-schoot buyten de Schepen daer gheset heeft. Smid- daeghs alsoo onse Opper-Koopman Jan van Roosenbergh geordon- neert was aen Land te legghen, heeft al 't Scheepsvolck boven doen komen, ende in presentie vande Heer Fiscael Wijntges sijn afscheydt ghenomen, deselve vereerende met een mutsjen Wijn; savonts zijn twee Engelse Sloepen met haer Overigheydt aen Boort gevaren, die met drie schooten vereert wierden.

Den 29 dito smorgens ist Schip Utrecht en 't Jacht Armuyden, neffens drie Engelse Schepen 'tzeyl ghegaen, om haer den Handel met die van Bantam te beletten: den Heer Fiscael Wijntges is mede gegaen als Opperhooft, te seggen Commandeur, ende ick als Vise- Commandeur: Savonts quamen by 't Onrust, alwaer wy op een Coraelbanck zeylden met het Schip Utrecht, dan wonden ons daer sonder schade te lijden (Godt lof) weder af.

Den 30 dito lichten het Ancker, quamen op twee mijlen by nae aen Mensch-Eters Eylandt, ende alsoo wy weynigh voorspoedt konden maecken, overmits het inde Mouson was ende harde stroom gaet, en Bantam is maer twaelf mijlen van Batavia, datmen in een dagh zeyld alst goede Windt is, hebben by de Engelse ons Ancker laten vallen.

Den eersten December lichten ons Anckers, ende quamen savonts met de Engelsen omtrent een weynigh boven Mensch-Eters Eylandt, daer wy 't by de Engelse setteden.

III

Den 6 dito arriveerden wy voor Bantam, daer onse vier Schepen 1627 op de wacht lagen, waren doen met ons sessen en de Engelse van gelijcken, ende setten 't soo dicht (uytwijsende onse Instructie die wy nu loopende ^))dat pas van den anderen konde swayen: ende oock be- last worde, dat soo haest wy sagen dat de Engelse begeerde met haer Boots nae Landt toe te varen, dat wy datelijck na haer Boort soude vervoegen om protest te doen, uytwijsende het Contrackt van 't Jaer 1619 by de Heeren vande seventhien tot Londen met de Engelse Companie besloten ^).

Den 7 dito alsoo de Boot inde Engelse Admirael wierden opge- haelt op de zijde van haer Schip, ende sigh prepareerde om na Bantam te varen, so heeft onse commandeur metter haest de Boot laten ophalen, ende ick als Vise-Commandeur my daer by ghevoeght, ende d' Opper-Hoofden vande ander Schepen mede daer by ge- komen, ende zijn soo na Boort vande Admirael vande Engelse ge- komen, die al inde Boot waren om na Landt te varen. Wy by haer komende, seyden dat wy haer spreken mosten eer sy na Landt voe- ren; soo klommense met ons in haer Schip ende brachten ons in haer Cajuyt: daer komende vraeghden ons wat wy begeerden? Ick antwoorden haer in haer spraeck, alsoo onse Commandeur Wil- lem Wijntjes qualick bespraeckt was, ende oock mede geen Engels en koste, dat wy quamen om Protest tegen haer te doen, by dien sy aen Landt voeren by de Coninck van Bantam om Vrede met haer te maecken. Daerop brachte hy een Brief met een groot Zegel daer rondom verguld, seggende dat hy daer sijn leven voor wagen moste, om te leveren aen den Coninck van Bantam. Ick gaf hem tot antwoordt uyt den naem vande Commandeur, dat wy hem niet be- letten wilden den Brief van weghen den Coninck te bestellen, maer dat wy Protesteerden van alle kosten ende schade, die onse Com- [70.] panie daer door mochte komen te lijden, ende soo sy yet Proten- deerde, dat wy noch tot dese uyre overbodig stonden om haer van alle Cantooren de rechte derdepart goet te doen, mits dat sy uytwij- sende het Contrack van 't Jaer 19 de penningen soude fourneeren, ende oock mede datse ghehouden waren twee Schepen van Oorloge voor Bantam te houden, ende dat wyder wel vier houden gestadigh, ende sy nu gaen Vrede maecken, 't welck tegens 't contrackt is, ende meer andere dingen verhandelden wy dat hier te langhe soude vallen te verhalen. Eyndelijck quam hy soo varde, seyde, Begeerden wy

i) Fout voor openden? 2) Zie onze inleiding.

112

1627. haer Schepen wy mochtense nemen ; Wij gaven hem tot antwoordt ^°' ^* dat onse Commissie sulcks niet medebrachte, anders als haer Protest te doen: Ende sy Heten de Tafel decken, bleven dien dagh Scheep, ende wy maeckten voort goet sier met haar, als onse mede-Instructie luyden van den Generael; wy hadden niet minder als veerthien speel- luyden over de Tafel, acht vande Engelse en ses uyt onse Schepen, ende scheyden na den Eten met veel Eerschoten.

Den 8 dito smorgens is de Engelsman op de Reede ghekomen, die daeghs te voren was ghecommandeert het Schip te herkennen, al- waer ick aen Boort ghevaren ben, om te vernemen wat Schip datter gisteren passeerden, en antwoorde mij dat het de Abigal was, een van haer Schepen die van de Kust Cormandel quam in vijf-en-twin- tigh dagen gezeyld, ende wilde na Batavia toe ; was gheladen met Kleeden. Oock is de Engelse Admirael naerder na Bantam gaen legghen, dat wy pas vry vanden anderen mochten sweyen. Namid- dagh omtrent de Kloek drie uyren is de Schipper van 't Schip Haer- lem aen Boort gekomen, ons adviseerende als dat sijn Schip heel leek was, en dat wel vijftalf voet Waters in sijn Schip was, waerover de Heer Commandeur Fiscael my ende de Schipper Cornelis Jansz. gheordonneert, om ons te vervoeghen na 't Schip Haerlem, en om te sien hoe veel Waters daer noch soude mogen in wesen, ende be- vonden datse nu maer met een Pomp pompten, daer sy te voren met twee hadden gepompt, ende omtrent derdalf voet Waters achter in de Urck ^) was, ende moesten gestadigh Pompen.

Den 9 dito is de Commandeur vande Engelse aen Land gevaren, hebbende met haer drie Engelse Schepen rontom haer Schut af- gheschooten; des middaeghs zijn wy met de Engelse Schippers aen Haerlem te gast gheweest, alwaer wy haer wel onthaelt hebbende, uytwijsende onse mede-ghegeven Instructie, ende hebben het Schip Haerlem af-geveerdight om naer Batavia te gaen, ende Opper-Koop- man Jan Soewaen daer af ghenomen, en is door de Heer Comman- deur gecommandeert op het Schip Utrecht te komen.

Den 10 dito isser uyt de Admirael vande Engelsche een Schanpan met Kust-packen aen Landt gebracht; tegens den avondt is den Ad- miraels Boot aen ons Boort gekomen met eenige Fruyten, ende met eenige Hoenders, ende met een haer recommandatie gedaen van wegen haer Commandeur, deselvige willende in danck nemen.

Den 1 1 dito de Schanpan ontrent twee uyren namiddagh met Ge-

z) In het ruim.

113

weer na Landt toe gevaren, met Mosketten ende Sabels, oock eenige 1627 sware Kassen, presumeerden oock Geweer te zijn.

Den 12 dito snachts zijnder Javanen aen Boort gheweest met wat Barangh '), die wy verruylt hebben. De Javanen seyden dat de En- gelsche aen Landt wellekom zijn gheweest, endc datse den Pango- ran tot schenckagie ghebrocht hebben een grooten Spiegel, twee [71.] Musketten, met noch wat anders dat bekleed was ende hun onbekent: seyden mede dat den Pagoran een Huys ghedaen hadde ^), lanck on- trent twintigh vadem ende thien breedt. Wy hebben mede verstaen van dito Javanen, dat de Engelsche heel spijtigh waren tegens de gemeene Luyden, ende datse noch tot geen ontfangh van Peper ghe- komen waren. Dito Javanen seyde mede dat de Pangoran Gebans Soon getrout is met de Dochter van Kay de Patry 3), sulcks hebben wy vande Javanen verstaen.

Den 1 5 dito arriveerden hier de Fluyt Mackereel met Sr. Jan van Hasel, die de Bijbel uyt de Nederlandsche Tale in 't Javaens ghe- translateert heeft 4), met S'" Marijnes Lowys Opper-Koopluyden ; ende wy vertrocken weder met het Schip Orangien, Commandeur Fiscael ende ick, om raport te doen vande Engelse haerbedrijf: En- de S"" van Hasel soude sien ofte hij mede Peys konde maecken met die van Bantam, om de Engelse geen voordeel van ons te laten ge- nieten.

Den 16 dito namiddaeghs van Bantams Reede 't zeyl ghegaen, ar- riveerden den 17 dito voor Batavia, ende voeren aen Landt, ende dede raport aende Heer Generael Coen. Het raport ghedaen zijnde, sprack dat hy my met sijn Raden bij de naeste ghelegentheydt, het ampt van Opper-Koopman soude maecken, ende dat ick weer na 't Wapen van Hoorn soude toegaen ende nemen het waer: Soo ver- voeghde ick mij weder na 't oude Schip toe, daer ick mede in 't Landt gekomen was, alwaer ick verstondt dat den 12 dito smorgens de Schepen Zuyd-Hollandt ende den Swarten-Arendt, zijn 't zeyl ge- gaen na de Eylanden van Amboyna ende Banda, op welck Schip Ca- piteyn Vogel als Opper-Hooftgaet;smiddaeghs wierden door Frans van de Velde, in 't Schip te Begraeffenis gebeden met Gerrit van Menten, des Heer Generaels Swager, die 'snachts inden Heere gerust

i) (Mal.) goederen.

2) Hier zal moeten worden verstaan: had laten bouwen.

3) Kjai Adipati duidt slechts een rang aan en is geen eigennaam, waarvoor de Vries het schijnt te houden.

4) Zie hierover van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenboek van O. I. Predi- kanten, bil. 170 en 373; Callenbach, Justus Heurnius, 251.

8

114

1627 was. In dese tijdt ghebeurdet, dat tusschen 't Onrust ende Batavia ^^' ^ ^' een kleyn Jonckj e quam daer Japonders in waren, komende van Syam, en wierden van dertigh Praeuwen van Bantam aengherand, ende vochten wacker tegens den anderen: ende onse Jacht Duyfjengonck onder zeyl, ende alsoo het Jonckjen te met de Reede genaeckte en onse Jacht het Jonckjen naderden, schoot gheweldigh met Speek : Doen hebben de Praeuwen hem verlaten, want sy Machometanen zijn^), ende hy is op de Reede gekomen met ons Jacht, ende ick voer aen Boort van 't Jonckjen, daer ick de Capiteyn in sijn Hutjen sach doodt leggen dat hij hem soo gheweerd hadde, ende daer waren noch eenige gequeste meer; was met Rijs ende Speek geladen.

Op eenen nacht ghebeurdet datter eenige Prauwen van Bantam tot Batavia quamen, geladen met Fruyten, Rijs, ende andere Waren, komende aende Boom soo wierd haer Geweer afgenomen, ende sy hadden dubbelde Piecken , de anderen haddense gheberght onder Wa- ter in dicke Rieden 2)^ onder de Boom van haer Prauwen en quamen soo in de Stadt leggen, daer by het Fort op de Marckt-plaets, alwaer sy meynden de Generael Coen waer te nemen, die gewendt was alle avonden uyt sijn Fort te gaen tot de Capiteyn vande Chineesen, ende vallen hem op sijn lijf met gheweld. Maer alsoo de Generaels Gardens van thien a twaelf Hellebardiers voor hem gaen, met vijfen-twintigh Moskettiers achter hem, soo schijnt datse geen kans gesien hebben om yets op de Generael te attenteren, soo zijnse te middernacht met haer Piecken op de Marckt ghekomen, hebben een Fransman dood- [72.] ghesteken, met een ander die toesiender was vande Marckt, ende liepen daermede wech na de Engelse zijde alsoo de Stadt daer open leyt, en het Volck inde Stad door het rumoer inde Wapen quamen. Smorgens vroegh alsoo ick aen Landt voer quam ick by de Generael, daer ick mede ginck op de Punt-Diamant, alwaer de Generael com- mandeerde datter twee Companie Soldaten souden aende overzijde gaen, ende laten al de Prauwen daer visiteren, gelijck geschieden: soo waren daer noch twee Prauwen die de Javanen van Bantam haer 3) stil-gehouden hadde, om haer aenslagh beter waer te nemen, maer moesten mede nae de over-zijde toe om haer laten te visiteren: maer

i) De Mohammedanen mogen geen varkens vleesch eten, zelfs niet aanraken, zoodat zij er van gruwen.

2) In bamboe.

3) Drukfout voor daer? Anders zal men moeten verstaan: waarin de Javanen zich stil gehouden hadden.

i

115

alsoo sy Gheweer van Piecken in haer Prauwen hadden, ende soude 1628 vuyl bevonden hebben geworden, zijn syschorvoctende gevaren aen ^^"' de over-zijde, ende Capiteyn Ariaen riep datse aen Landt komen soude, sy riepen in haer spraeck stracks: ende alsoo haer Prauwen dicht overdeckt zijn, soo kondemen niet sien watse deden: Eynde- lijck quamen aen de Wal, ende sprongen met sulcken radigheydt elck met de scherpe punt vande Piecken inde hand, ende daer wierd op geschoten, maer daer bleef niemandt dood-leggen, als een die doorsteken wierde met een Pieck van onse Soldaten, ende palmde de Pieck door sijn lijf nae hem toe, en soude onse Soldaet noch afghe- maeckt hebben met sijn Cris, hadde de Soldaet sijn Deeghen niet uytgetrocken ende doorstiet hem daer mede, soo dat dese Javanen een hart Volck is diemen niet levendigh ghevangen krijgen kan, en alsse al in 't Water benaut zijn, swemmen gelijck ick ghesien hebben met d'eene handt, in d'ander handt de Kris dat haer Poock is.

Het gebeurden eens datmen met alle de Ruyterije uyt-reedt, waer onder de Heer van Diemen was Raedt van Indien, en alsoo by de Generaels Thuyn eenige Javanen waren die daer struyckroofden, soo reede men daer na toe, ende wy daerby komende kregense aen 't vluchten, maer Capiteyn Ariaen wierden in sijn zijde doodelijck gequest ende inde Stadt gebracht.

Den eersten Februarij wierde ick vande Heer Generael ende Ra- den, tot Opper-Koopmans ampt gepromoveert als by dese Actie blijckt, dese luydt als volgt :

David Pietersz. de Vries in 't Land gekomen voor Capiteyn ende Schipper Anno 1627, met ^t Wapen van Hoorn, werd mitsdesen op de goede raporten, gelijck mede de eygen ervaringe, welckmenvan des Persoons suffisantie is hebbende, tot het Opper-Coopmans Ampt van nu af ghepromoveert, Actum in 't Gasteel Batavia den eersten Februarij 1628 was onder-teyckend Jan Pietersz. Coen.

Daer zijn een groot quantiteyt Javanen ghekomen van Japara van- Nota. den Materam, en also die onse vrienden schenen te wesen, brachten Jrog^^y^n quantiteyt van Beesten mede, die sy de Generael veynsden te ver- dese Natie. koopen, ende waren groote Meesters onder Orenkays, dewelcke smiddaeghs de Generael vergasten, en men soude *sanderendaeghs vande prijs vande Beesten spreken: Doen nu den avondt quam, moesten sy weder buyten de Stadt varen met haer Prauwen, dat haer niet wel haeghden ; maer de Generael begeerde soo veel Prau- wen met soo veel Volcks niet inde Stad te hebben, en was te voren gheleerdt met die van Bantam. Nu ontrent middernachts maeckte sy

Ii6

1628. haer aenslagh op 't Fort, alsoo daer de Punt de Safier was tegen de '■ Zee aen leggende, van Aerde gemaeckt, en quamen door de Palli- [73.] saden in met haer twee a driehondert overvallen, maer wierden van de Soldaten daer Mannelijck uyt-ghedreven : smorgens wasser noch een in 't Fort ghebleven met sijn Pieck inde handt, liep als een Nota. dol Mensch door 't Fort, en riep Amock, en men kost hem niet ge- van Despe- vangen krijgen, ende daer wierden wel dertigh schoten Mosketten Javanen, ^^ ^P g^^^st al eer hy viel: ende syn Mackers de Koe-verkoopers waren met haar Prauwen met den dag het Hase-pat op, doen haer Koop- manschap misluckt was, ende soodat het Fort, hadder op alles goede Wacht niet ghelet gheweest, in prijckel soude gestaen hebben.

In desen tijdt heeft de Heer Generael ordre laten stellen, datmen alle daghen met vliegende Vaendels trock buyten de Stadt, den eenen dagh de Vryluyen ofte Burgers van Batavia, 'sanderendaeghs de Companies-Dienders ende het Scheepsvolck, daer alle Opper- Koopluyen als Gapiteyns over commandeerde, ende gingen soo ront- om de Stadt alle Bosschagie afhacken tot een half mijl in 't ronde, daer men groote ghenoeghte in hadde te sien de menigvuldigheydt van Meerkatten dien daer waren, ende sagen somtijdts een Rhinos- ter in 't Bos, oock Tijgers, maer de Meerkatten sp ronghen wel vijf- thien a sesthien treden van d'eene Boom in d' ander, ende bleven somtijds aen haer Staerten hangen, dat kluchtigh om sien was, ende vingender veel en hacktense dan haer Staerten af, en lietense weder loopen.

Het gebeurde dat ick smorgens vroegh aen Landt in *t Fort quam,

Ijatis Deo

Anno 1628 ende bracht de Generael Jan Pietersz. Coen nieuws, datter een Kay- man ofte Kockedil, te nacht uyt de Graft over de Wallen inde Graft vande Zeeuse-Reduyt was komen loopen : soo is de Ghenerael wel met een vijftigh Man gegaen om te sien oft men hem vanghen koste, ende soo wierter een Schuytjen in de Gracht gebracht met eenige Netten, maer de Netten waren datelijck aen stucken daer hy maer door heen schoot : eyndelijck wierden soo bange gemaeckt dat hy tegens de menschen op 't Landt quam loopen, alwaer hy met Helle- baerden ghesteken, dat de Hellebaerden daer krom op omboogen door sijn harde Huyt dien hy hadde, schootense met Mosketten daer op, begaf hem dan weder te Water: eyndelijck weder op 't Landt ko- mende, wierden vande zijde in 't weeck van sijn Buyck geschoten, ende met Hellebaerden ghesteken dat hy bleef legghen, was acht- thien voeten lanck, en smiddaegs wierder v^an gekoockt, dat mede op de Generaels Tafel wierde gebracht, leeck na Kalfs-vleys en smaeck-

Bh. ii6 en iig

117

te wat na Muskus, was goet om te eten : doen men hem opsneed had- 1628 de niet anders inde Macgh als een gebackcn Kh'nckert. Maart.

Den 2 Augustus worden Batavia belegert van Bouweracks ^) en en de Prins van Madura^), maer Bouweracks bleef in dese Bclege- ringe. Soo haest als de Generael Coen haer komste ghewaer wierden, ordonneerde hy datelijck alle Vrouwen nae de Schepen toe, daerse wel van versch Vleys versien worden ; lek vraeghden hem tot wat eynde hy alle de Vrouwen aen Boort begeerden te hebben ? Gaf my tot antwoordt, om het Volck niet te discourageren als daer yemandt mochte geschooten worden, ende de Vrouwen haer mochten lamen- teren: maer des Generaels Vrouw die een Ghenereuse Vrouw was, wilde by haer Man leven ende sterven ; de Javanen waren veertigh- duysent Man sterck.

[74.] Den 16 Augustus wierden ick by een vriendtgenoodight Adriaen de Marees, dewelcke Opper-Hooft in Syam geweest waer; soo als ick 's nachts by hem vernacht hadde tot een vriendt Barent Pelsers) ghe- naemt zijnde, die namaels noch Generael vanden Coninck van Dene- mercken is geweest 4), so gonck ick smorghens nae den Hof toe on- trent vijftigh treden van 't Huys, al waer ick een bondeltjen Pampiers sach leggen by het Secreet : ick raepten het op, dachte het waer goet na Portugael te senden s) : het selvighe op-doende verschoot ick seer, alsoo daer vijf groote Diamanten in waren ; ick wasser mede verle- ghen, ick gonck datelijck by Adriaen de Marees, vraeghden hem ofte hy oock yets verlooren hadde ? Hy seyde van neen ; Ick sprack hem stijf aen, moest yets verlooren hebben, ende doen liet ickse hem sien; doen verschoot hy ende sprack, dat hy gheluckigh was dat ickse ge- vonden hadde, ende bedanckte my, seyde: Al hadde hy al geweten dat yets van hem ghevonden hadde, hy en haddet my niet hebben durven af-vorderen.

[75.] Den 20 dito hebben wy ons afscheyt vande Heer Generael Coen

i) Tommagon (toemenggoeng) Bauraxa, veldoverste van Mataram (zie De Jonge Opkomst V, 127 vv.).

2) Kjai Adipati Mandoero-redjo (De Jonge V, 140, 142).

3) Een Bataviaasch vrijburger (zie o. di.Dagh-Register gehouden int Gasteel Batatia, 1631 1634, bl. 18, en op vele andere plaatsen). Hij wordt in de Bataviasche dag- registers steeds Barend Pessaert genoemd.

4) Versta: gouverneur van Deensch-Indië (Tranquebar). Blijkens Dagh-Register gehouden int Gasteel Batavia, 1636, bl. 269, had hij zich in 1634 aan boord van een retourschip naar patria verstopt en nam, in Europa aangekomen, bij de Denen dienst, op wier schepen hij naar Indië terug ging, waar hij den op bl. 118 genoemden Roeland Crappe opvolgde.

5) Versta: het leende zich goed tot zeker privaat gebruik.

ii8

1628 genomen, en op dito ons Ancker gelicht en 'tzeyl gegaen na de Kust ^' ^°' van Cormandel.

Den 25 dito passeerde wy de Straed Sonda, ende setten onse Coers langs de Linie, tot gekomen zijnde op de lenghte van *t Eylandt Zeylon en passeerden de Linie, alwaer wy doen een West Noord- Weste Windt kregen, en alle dagen met Storm en meest met een Schoover-zeyl dreven, tot voor een plaets ghenaemt Wastarie^) op de Kust van Gengelij, wel drie dagen reysens beneden Masulpatan, en alhoewel wy de luwte van 'tEylandt van Zeylon al ghehad hadde, dat ons sulcken machtighen Stroom soo omde Oost voerden, dat wy vreesden heel in Bengala te drijven: ende alhier voor Watarie zijnde voer ick met de Boot na Landt toe, en komende voor een kleyn Ra- viertjen daer wy in moesten, schoot de Zee hart aen met groote stor- tinge, so dat wy prijckel liepen om eyndelinck om-geworpen te wor- den van een quade Zee. Alhier esspedierde ick een Patemaer^) af met een Brief na het Cantoor Massulpatan, alwaer ons Cantoor is met de Lorge ^), daer by haer verwittigende onse Arivement aldaer op de Kust, ende verwachten antwoordt. Den 10 September kreegh ick antwoordt op mijn Brief, die ses daghen met de Bode wech ge- weest was, dewelcke melde dat wy soude sien met de Land-windt by de Kust op te laveren, om op 't spoedichts te Masulpatan te ghe- raecken. Wy lichten datelijck ons Ancker ende arriveerden den 22 September op de Reede voor Masulpatan, alwaer wy vonden het Schip Schiedam, 't welck uyt Patria quam, daer Schipper op was Cornelis Fransz. van Hoorn, ende het Schip Christiaens-Haven van den Coninck van Denemercken, daer de Generael Krape 4) selver by was.

Den 23 dito begosten wy onse Cargasoen te lossen endebrochten alles aen Landt, ende alles ghelost zijnde, wierter gheresolveert om naer de Kuste van Ourissia 5) te gaen, om een Schip Rijs te verhan- delen : ende alsoo de Weste-Mouson verloopen was, soude sien ofte met de Land-winden by de Wal kosten opkomen.

Alsoo ick van Masulpatan nae Suerdorp 6) ginck, sach ick vier

i) Watare op ongeveer twee derde van den afstand tusschen Masulipatnam en Visiagapatnam. „Beneden" beteekent hier „voorbij" ; in dit geval : benoorden.

2) Bode (letterlijk : tijdingbrenger). Zie Linschoten's Itinerario ed. Kern I, 172 ; II, 85.

3) Loge.

4) Roeland Crappe (komt ook voor in Dagk-Register gehouden int Gasteel Batavia 1624 1629, bl. 360, en in het volgende deel op vele andere plaatsen).

5) Orissa.

6) Sury Dorp op onze oude kaarten; vlak benoorden Masulipatnam.

119

Sientive oft Heydenen een Baer op haer schouderen dragen, gedeckt i6a8 met een cierlijck Verwulft, onder welcke een Man sat als of hy leef- ' ^^ ' *^' de, doch als icker dicht by quam verschrikte ick siende dat het een Lijck was, te meer alsoo veel Speellieden al danssende voor ende achter gingen, vraeghden met verwonderinge wat dit bedieden wou, dat al dese Speellieden met dit Lijck soo vrolijck gingen? gaven mijn tot antwoordt datse met vreughden inde Wereldt ghekomen waren, en met vreughden weder scheyden mosten.

Den 28 September hebben wy Ancker gelicht, ende onse afscheydt ghenomen van Maerten van Rossen van Enckhuysen, ende Barent Pietersz. van Hoorn, die daer Opper-Hoofden waren.

Den 4 October arriveerde ick met het Schip weder voor Watarie ende vernamen aldaer na Rijs: maer verstonden dat vier daghen rey- sens daer van daen, Rijs genoegh was te Vissaga Patan ^) ofte te Schickakel^), ende alsoo 't inde Mouson was voor 't Schip op te lave- ren, soo resolveerde ick overlandt te reysen naer de plaets toe, ende laten het Schip volgen : so huerde ick datelijck vijf-en-twintigh Sol- daten ende een Pallakin, die my dragen soude tot Visagapatan toe, [76.] ende nam noch thien a twaelf Maets met Assistentie tot Companie uyt het Schip met Geweer, also daer anders door de Struyckroovers (die in 't Geberghte houden) quaet reysen is : ende ghy moet u eygen Vic- tualie selver over al mede-voeren, want de Gentiven niet voor u koocken willen, noch en willen niet met een Christen drincken. Te- gens den avondt arriveerde ick op een plaets daer twee a drie Huy- sen stonden, ende stelden hier onse Tenten en behulpen ons soo wy konden.

Den 5 dito vertrocken wy met den dagh, smiddaegs stelden wy onse Tentjes weder in openbaer companie by een versch-Watertjen, alwaer de Koek met sijn Koockeragie te Vyer gonck om Middagh- mael te houden. Na dat wy wat ghepauseert hadden ende Middagh- mael ghehouden zijn weder verreyst, ende quamen teghens den avondt te Bimmele-Patans). De Governeur van mijn komste ver- wittight zijnde, sondt ontrent een kleyn half uyr gaens een Paerdt met een Pallakin, om mijn Drager te ververschen ofte op 't Paerdt [77.] te gaen sitten, 't welck haer manier van doen is alsser Vreemdelingen

komen die van aensien zijn, gelijck onse Companie daer is : ende De wo^onin- brochten ons onder een groot gedeckt Huys, de zijden open, dat mid- f^J^^^^^^*

i) Visiagapatnam.

a) Benoorden Bimilipatnam (hetzelfde als Chicacol op blz. 122 hierachter).

3) Bimilipatnam.

I20

i628 den in het Stedeken stond, en zijn even alleens als de Hallen die in Oct. 5. Vranckrijck midden inde Dorpen staen ; dan heeft men vande ge- schilderde Linnen-kleeden diemen gebruyckt in plaets van Tapisse- rije, ende schieten soo plaetsen af als Kamers, want 't is hier heet en men hoeft sich hier van koude niet te klaghen. Tegens den avondt liet my de Governeur 't Avondmael brengen, 't welck was een groote Lampet-schotel van Parsselijn, daer vier ghebraden Hoenderen in lagen, ende met schoone Witte-Rijs die wel droogh ghekoockt was en bedeckt, dat in dese Landen in plaets van Broodt dient, ende daer staecken eenighe stucken van Pijp-Kaneel boven op met Folie, en daerbrachtense my by een Parsseleyn Compjen met Room, ende van haer Vyghen-bladeren dat waren de Tailleurs ^). Doen quam de Governeur met sijn Dans-Hoeren my verwellekomen, ende liet de Hoeren daer Danssen, ende haer Man-volck zijn Speel- luyden, want hier de manier is al wat vande Hoeren komt, zijn 't Jongens soo moetense Speelluyden worden, zijn 't Meysjens soo moeten 't Hoeren worden, en die komen daer op alle Feesten by de Grooten op Gast-malen, gelijck in ons Nederland de def- tighste Vrouwen doen. Naer dat alle dese vreughd gedaen was, vraeghde my de Governeur door mijn Tolck wat wy quamen soeken ? gaf hem tot antwoordt datter een Schip volghde langhs de Kuste, dat wy dat garen vol Rijs hadden, wilde hy ons daer aen helpen wy souden niet verder zeylen? Gaf my tot antwoordt dat de Rijs altemael al verkocht was die by het Stedeken was, en 't Vaertuygh datter lach soudense innemen, ende dat hem leet was dat wy niet eerder gheko- men waren, en ons nu voor die tijdt niet kost helpen : Soo hebbe ick hem presenten laten geven, eenighe sacken Folie ende Kranssen^), Nagelen, met Sandelhout, dat wy mede-voeren om aen de Gover- neurs presenten te doen, en vereerden ons weder met sijne Catoene Plattieltgens 3). Dese Governeurs zijn Machometanen Mooren, ver- pachten dese plaetsen 4) vanden Coninck van Collekondas).

Den 6 dito smorghens vroegh zijn wy wederom vertrocken, ende op de middagh weder als voren in 't openbaer Veldt onse Tenten ne- der-gheslagen ende Middaghmael ghehouden, en het heete vande Son laten overgaen ende weder wech-ghespoed, ende omtrent een

i) Teljoren (borden).

2) Notemuskaat.

3) Kleedjes (hetzelfde wat verderop „betieltjes'' genoemd wordt).

4) Versta: hebben deze plaatsen in pacht.

5) Golconda (hetzelfde als Coconda op bl. 124).

121

uyre getrocken zijnde ontmoeten ons eenige Gogelaers, die my door 1628 mijn Toick lieten vraghen ofte sy voor my Speelen mochte en soo lange wilde vertoeven ? lek sprack tegens mijn Tolck van ja, en soo hebben wy stil gehouden. Sy hadden twee Ezels daer hooghe ende lage Korven aenhingen, soo heeft hy eerst de twee groote Korven van desselfs afgenomen, en heeft daer twee groote Slangen uyt laten komen die wel achtien voet lanck waren, en wel een ellen en een half dick, ende sy speelden op Scharmeyen, en daer ginck eenstaenaen de zijde vande Slanghe en hiel sijn duym voor de beek vande Slan- ghe, ende sijn duym uytreckende soo rcckten hem de Slange oock uyt, ende duwden hy sijn duym naer de Slange, so schoot hem de Slange in bochten gelijck een Cabel. Doen dit met de groote Slanghe langh genoegh gheduert hadde, soo haelde hy de kleyne Korven voor den dagh en heeftse gheopent, ende daer begonnen sy weder met de Scharmeyen te speelen, ende een Fluytjen daer onder; doen quamen [78.] daer uyt elcken Korf een kleyne Slanghe uytkijcken, dewelcke plat van hooft waren, aen elcken zijde twee ooghen, ende dansten op en neer na het geluyd vande Speellieden. lek verschooter in, en ick sey- de teghens mijn Tolck dat sy souden het goed wech-packen, want 't was Duyvelarij. Doense dit wech-ghepackt hadde quamender een deel Witte-Rotten, daerse mede wilde meer mee gogelen; ick gaf haer een Vereeringe ende vervorderde mijn wegh, en ick was ver- vaert, want ick sach 't voor geen goet spel aen. Tegens den avondt arriveerde ick te Visagapatan, alwaer de Governeur als voren mede een Palakin te gemoet sond met een varsch Paerdt, en met een deel lange Schuyf-Trompetten tot inhalinge, ende liet my in *t Fort bren- ghen; ende alsoo hier een vierkant bemuert Fort was voor een aen- loop vande Dieven die in 't Gheberghte zijn, stelden wy ons neder tot de komste van ons Schip. Hier lach een Portugees Fergat dat van Peguw quam met Tin geladen, en dorst niet uytsetten, door dien hy maer gehoort hadde datter een Hollandts Schip op de Reede was.

Den 9 dito arriveerden ons Schip voor Vizagapatan, ende quam alhier te Reede.

Den 10 dito saghen wy hier een Jentiefse Vrouw van ontrent ach- tien Jaren oudt, die haer gereed maeckten om 'sanderendaeghs (vry- moedigh wesende) haer gaen te verbranden, alsoo sy een teecken gekregen hadde dat haer Man thien mijl van daer overleden was; jsjota wy hadden haer geerne 'tselvighe ontraden, maer sy stondt en lachte ^5^^ Histo- met ons, segghende : Most hem in d'ander Wereldt volgen om hem daermede te dienen, ofte souden anders vande andere Vrunden ver-

122

1028 acht werden en geen ander Man mogen trouwen. Wy beloofde haer in gevallen sy van 't voornemen wilde afstaen, soude haer in een an- der Landt brenghen en gevender weder een Man ; sy wilder niet na luisteren. De Governeur hiel 't wel twee daghen teghens, dathy die Wetten niet begeerden langer gedaen te hebben, maer kreegh een vereeringhe waermede hy het toeliet; hy seyde my, wilden sy voor den Duyvel varen sy mochten. Doen gingen de Vrienden ende maeckten een groote Kuyl van twintigh voet in 't vierkant, ende dede die vol Hout en Swavel, dat het barnde gelijck een gloeyende Oven, en sy liep langhs de straten, ende de Jongens gogelde voor haer en de Speelluyden, ende sy sprackanders nietalsRame, Rame^). Den 12 dito doen sy haer nu gaen soude verbranden, soo liepse eerst na een kleyn Watertjen toe, dat omtrent een vijf-hondert treden vande Brand-Kuyl stond, alwaer sy haer Vrienden elck hooft voor hooft haer Juweelen schonck, haer beste Kleedinge afdeden, en nam een Geel-Safïeraend Linne-Kleed om 't Lijf, ende doen met Pijpen, Nota. Trommelen, Scharmeyen nae't Vyer gheloopen, daer sy met vreughd vande Kuyl i^-sprongh, en daer waren Gordinghen 2) om de Kuyl behalven 3) het daerse in- Q^t daer toe sy insprongh. Soo haest sy daer in wassmeeten sy met

sprong. ^10

Oly-potten, Hout, dat met sulcken ghedruys datmen gheen Lamen- tatie hooren konde, ende de Gordens daer boven op. Een weynigh daer nae ginck ick inde Kuyl, daerse met de aers om hoogh lagh ende 't hooft omleegh, ende de Vlammen branden noch rontom haer Lijf, ende was al heel Pick-swardt verbrandt.

Den 14 dito wast alsulcken Storm, dat wy vreesden dat het Schip teghens de Wal soude komen aen-drijven, maer de Boot quam vol Waters teghens de Wal drijven, die ick op Landt liet halen : ende soo haest dit Tempeest over was, ginck ick ende sonden een Mossel 4) [79. aen Boort om de Timmerman te halen, om de Boot weder te her- maecken.

Den eersten November huerden ick weder een Pallakin om my nae Chicacol te draghen, alwaer ick den 3 dito arriveerden ende liet het Schip volgen : alhier quam my de Governeur ('t welck een Moor was) verwellekomen, ende verexcuseerde hem dat hy my geen Pallakin vooruytghesonden hadde met een Paerdt, om my te verwellekomen,

i) Eene aanroeping van God, den Hindoes in den mond bestorven.

2) Takkebossen.

3) Bezijden, naast.

4) Het inlandsche vaartuig beschreven op bl. 130. y^Mussoola, Mussoolah Boat^ the surf boat on the Coromandel Coast, formed of p>anks sewn together. The origin of the word is very obscure" (Hohson-Jobson).

Bh. 12^ en 1^4

. ^ ~^^~ "- V .

123

en vraeghden my wat ick hier quam soecken, alsoo hy niet gesien 1628 hadde dat op dese plaets eenige Hollanders oyt geweest waren ? Ick * °^" ^' gaf hem tot antwoordt datter een Schip volghden langhs de Kuste dat ick vol Rijs begeerden ; gaf my tot antwoordt, al wilde icker drie vol hebben 't wasser wel te bekomen, als wy maer geaccordeert wa- ren met den Tol het soude aen gheen Rijs manckeeren, ende daer stondt noch veel Rijs op 't Veldt. Eyndclijck zijn wy met den ander verdragen over den Tol, ende den 10 dito arriveerden ons Schip al- [80] daer aende Zeekant, want dese plaets leyt twee mijl vande Zee, was een groote Vleck daer wel vier-duysent Huysen stonden, ende inde midden was een groot Fort van Blauwe-steen met schietgaten, dan geen Geschut daer op en was, ende met droge Grachten en dubbelde Mueren, en hier haelde wy dagelijcks ons Cargasoen aen Landt.

Den 25 dito arriveerden alhier savondtsbuyten dit Vleck tsestigh- duysent Paerden-Ruy ters, waer over ick niet wel genoeghden op mijn Tolck, sprack teghens hem waerom hy my niet waerschude? gafmy tot antwoordt datter geen perijckel was van een penninck bescha- dicht te worden ; soo ben ick 'sanderendaeghs by de Overste van het Leger ontboden, een halve uyre rijdens buiten het Vleck, alwaerick neffens de Governeur te Paerd heen gereden ben, en by hem komen- de liet een halve Katijf ^) leggen, daer ick most op gaen sitten, ende vraeghden my wat wy daer quamen soeken? gaf hem tot antwoordt van Rijs: vraeghden my hoe veel Per-cento dat ick de Governeur moeste geven? Ick noemde hem hoe veel; seyde 't was wel ende liet mij Noenmaal doen, en brachten weder een groote Schotel met ge- braden Hoenders, daer ghesmolten Boter over gegoten was, ende vol witte gekoockte Rijs, want dit is gemeenlijck daerse een Vreemde- lingh mede Festeeren, en dit noemense Bringe-bagh-hooree. 2) Doen ick wel gegeten hadde, soo liet mijn Dienaers my een Schaeltjen met Wijn-Tints) uyt mijn Voeder-Kelder schencken, 'twelck hy sach dese rede- Root te wesen : doen vraeghde hy my wat voor Dranck het was, want geen wijn hy wildet mede proeven? geproeft hebbende vraegde my wat het ^^"^ *^? ^^^ was, ende waer 't af gemaeckt wierden? Also daer schoone Druyven de [in] dit op die Kust wassen, so wees ick hem dat het van sulcke Druyven ge- maecken.

i) Door volksetymologie gevormd van al-hatif (Port. alcatifa)^ karpet. Meer hier- over in Linschoten's Itinerario ed. Kern I, 33, 112. Het woord is nog gebruikelijk in Nederlandseh-Indië.

2) BrindJ, of birindj, is het Perzische woord voor rijst; Perzisch was in Indië zeer gebruikelijk. De rest is volgens Prof. Kern, dien ik raadpleegde, onverklaarbaar.

3) Vino tinto (letterlijk : gekleurde wijn), roode wijn.

4) Hier schijnt het woord kust uitgevallen.

124

i628 maeckt wierden ; Hy vraeghden my oftmen van die Druyven wel *^^' ^^* sulcke Dranck maecken konde? lek sprak van neen dat het hier al te heet was, datmen dese Druyven niet koste ghebruycken als om te eten; doen versocht hy een Vies van dese Wijn: ick vereerder hem twee met een half-dozijn Lampet-schotels van Parsseleyn, meteeni- ghe Soeckelen^) Folie, Kranssen, Naghelen, met Sandelen-Hout; hy dede my ende aen mijn Volck weder presenten van fijne Betiel- tjes, Catoen, Lijnwaet, ende hy reysden 'sanderdaeghs wech met alle de Ruyters na Krapaer 2) aen de Rivier Ganges om te verhoe- den dat den grooten Magol niet over de Rivier Ganges uyt Bengales overkomen soude, en dese Ruyterij trock een geheele dagh.

Den 2 December ontbood dese overste my by hem te komen, te Craper aen de Rivier Ganges, daer ick heen trock en was twee nachten onder-weegh, ende begeerde noch een a twee vlessen Wijn-Tint soo ickse hadden : Soo liet ick een kleyn Vaetjen vullen aen Boort van een paer stoop, en brachtse hem, dewelcke soo welle- kom was, ofte ick hem vereert hadde dat duysentmael soo veel waerd hadde geweest ; ende verhaelden my veel Fabelen van dese Rivier Ganges, en namen de Portugesen die over de Ganges quamen uyt Bengales 3), ende dewelcke my oock verhaelde dat dese Rivier liep na het Aerdsche-Paradijs 4), daer Adam en Eva in gheweest waren, maer ick nam dat met discretie aen. Naer dat ick daer drie a vier dagen gheweest was nam ick mijn afscheydt van hem : maer ick verhaelden hem eerst, dat my verwonderde dat hy daer sulcken Wacht hiel voor den Grooten-Magol, nademael dat den Coninck van Coconda ende den Grooten-Magol van een Religie waren ende Vrienden, ende dat den Coninck van Coconda alle Jaren betaelden des^AVyse vicr-hondert-duysentPagode 5)aen dcnMagol tot Contrebutie. Doen fsi.] antwoorde antwoorde hy my datmen in tijd van Vrede best moeste toesien,

van dcsc

Overste, want de Groote-Magol soude liever begeeren 't heel Coninckrijck, dan de vier-hondert-duysent Pagode, daerom moesten sy op haer hoede zijn : ende d'Overste was een Gentijf, dat is te seggen een Heyden, daer ick in verwondert was, nademael de Coninck van

1) „I sockel fouly is 28 catty Banda of 154 pond" [Munts Waardije van. Indien^ Middelburg 1691).

2) Carreparre op onze oude kaarten aan den mond eener kleine rivier, welke de Vries hier geheel ten onrechte met de Ganges vereenzelvigt, die hij ook onmogelijk in twee dagreizen van Chicacol had kunnen bereiken.

3) Namen moet hier beteekenen: namen gevangen.

4) Vgl, Linschoten's Itinerano ed. Kern I, 63.

5) „I Pagood is 120 stuyvers" (Mtmts Waardije als voren).

125

Coconda een Machemetaen is, ende ick scheyden alsdoen van hem i6a8 en vertrock.

Den 8 dito arriveerden ick weder te Schicacol by mijn Volck, al- soo de Rijs dagelijcks gecultiveert wierde cnde uyt de Bolster ghe- daen, soo hebben vvy beginnen ons Schip te laden en dagelijcks ons gereed maeckende.

Den 5 Januarij nadat wy alles onse Affaires hier gedaen hadden ende alles geanbarkeert, soo hebben wy Ancker gelicht en 't zeyl gegaen.

Den 8 dito arriveerden ick weder voor Vizagapatan, daer ick te voren de Gentiefse Vrouwe hadden sien in 't Vyer springen, alwaer een hooghe Bergh was daer my van verhaelt wierde, en dat daer een grooten Heydense Afgodt op was, daer de Heydenen wel drie a vier- hondert mijlen quamen reysen in Pelgrimagie : soo hebbe ick nieus- gierigh geweest om deselvige te gaen besien, maer was heel moeye- lijck om by te komen, niet-te-min ick trooste my de moyelijckheyd ende begon den Bergh op te klimmen, dat een kleyn smal Padjen was, gonck 'slanghsgewijs op en soo krom was ende soo nau, datter geen twee Menschen bezijden malkander en konden gaen, ende als yemandt u ontmoeten moesten voorover huycken dat hy achter u om tradt, ende was heel steyl den Bergh, en dat het pad niet krom omgeloopen hadde waer niet mogelijck gheweest daer op te komen, en was wel een uyr en een half klimmens eer datmen op de Bergh kost komen. Doen ick daer boven op quam vond ick een heel Dorp, ende de Bergh was soo vlack als de Weyd-Landen hier in Hollandt legghen ; daer was een versch Water boven op van duysent treden in 't ronde, en was vol Vis, ende daer wies oock op dese Bergh alder- hande Vruchten van Indiaense Vruchten : ende daer den Afgodt te Nota. sien was, quamje eerst in een Pleyn van ontrent driemael soo groot als de Beurs van Amsterdam is,op sulcken manier rondom met Blauwe Narduynen-Pijleeren,ende inde midden stondt een kleyn smal Capel- tje van omtrent veertigh treden lanck, en was boven thien treden niet breedt, ende sonder Vensters, dan langhe smalle Gaten dat een weynigh licht gaf, ende daer in komende alsoo ick voor ginck, sach datter menighte van Lampen ende Was-keerssen branden en liep daer na toe, ende in 't gaen komter neffens de Gaten een dinck vlieghen soo groot als een Hoen, ende sloegh my met sijn Vlerck op mijn Wangh dat het my wel drie dagen smarte, en een van mijn assistenten die achter my ginck kreeg mede een slagh aen sijn Wange, en riep S^" Koopman laet ons de deur weder uyt-keeren de

126

i629 Duy vel is hier : lek sprack de Duy vel heeft geen macht over ons en- * de wy zijn acht a thien Persoonen, want wy moesten aen 't eynde by de Heydense Afgodt gaen, en daer by komende sagen dat het een vierkant groot Wit-Zatijnen Kussen was, daer aen d'eene zijde op Geborduert stondt van Goud een Son, ende aen d'ander zijde een Nota, Halve-Maen, ende boven op 't Kussen stont een Duy vel vol Hoorens gestalte en^^P ^'^^^ K^p, ende dit was het grootste Mirakel datter te sien was, Fatsoen, (j^er de Luyden soo verde quamen om reysen. lek vraeghden myn Tolck doen wyder weder uyt liepen wat dat mochte zijn, dat my de slagh gegeven hadde also mijn Wange smarte? gaf my tot antwoord dat het Vlaremuysen waren die hier te Lande soo vol vallen, en houden veel in deseCapel; lek gaf hem tot antwoordt dattetleelijcke dingen [82. waren, en 't mochte wel de Afgodt zij n vande Duy vels. Doen ick weder in het Dorp quam, vraeghde ick na een Paerd om de Bergh af te rij- den, overmits ick sach dat aen d'ander zijde een wegh liep die vlack af-gonck, en alsoo icker op versuft was die wegh weder af te loopen die ick op-ghekomen was, want doen icker opquam was ick soo loof i) dat ick pas staen konde ? maer gaven my tot antwoordt, ick en soude die wegh in een dagh niet konnen berijden daer ick van daen quam, ende konde hem weder in een uyr en een half afloopen, en soude my soo swaer niet vallen als het oploopen ; dese Bergh hadde de ronte naer ick koste sien vande Beemster, en moeste doen my ge- troosten het selve pad weder af te loopen, ende omlaegh komende was ick heel loof, daer ick wat gonck rusten by 't Afval, alsoo het Water dat ick gesien hadde op de Bergh maeckte een gheheel Afval, dat het geheele Jaer afliep ghelijck aen de Caep Bone-Esperanse : ende op de Strand leggen wy maer met onse Boots daer voor, als wy halen Water ofte yet anders.

Den 9 dito heb ick mijn resterende Cargasoen aen Landt ghe-

j^ bracht, ende een Assistent daer by ghelaten, ende die deselvighe

de goede soude verhandelen tot dienst vande Companie, ende nam mijn af-

dese°Kust°e^ scheydt vande Kust van Eridia^), en is een Kust vol Lijf-tocht, ende

kocht hier tsestigh Hoenderen voor een Riael van Achten, ende een

Schaep voor drie Fanem 3), dat is de waerdy van drie Schellingen ;

maer het sijn al Heydenendie dese Kust bewoonen, en staen onder

den Coninck van Coconda, soo datse al Machometse Governeurs

hebben.

1) Moede.

2) Bedoeld is de kust van Orissa.

3) „I Pagood is 12 Fanums" [Munts Waardije als voren).

127

Den 12 dito arriveerde ick voor Masulpatan, alwaerick uyt onse 1629 Logic cenige fijne Catocnpackcn in nam, en zeylden doen daer mede voort na Palicate toe, daer ons Fort leyt, Geklria ghenaemt, alwaer ick eenige packen met gheschilderde Catoen-klceden in-nam : Dese Kust van Cormandel is een seer fraye Kust, en al meest Sant-duy- nen, ende een klare Kust om te anckeren, en de Goederen die op dese vallen zijn rijckelijck, Diamanten, fijne Catoen, en Lijnwaten van alle soorten gheschildert, ende daer valt oock goede quantiteyt van Indigo en Salpeter. Na dat ick alles met de Governeur verricht haddc, hebbe ick mijn afscheydt van hem genomen ende ben ver- trocken.

Den 18 dito Ancker ghelicht en 't zeyl ghegaen na Batavia, daer ons den Almogende wil conduyseeren.

Den 25 Februarij quamen inde Straed Sonda, ende kregen Crake- touw in 't gesicht, en 'sanderendaeghs komende voor Tanger ^), en- de alsoo 't stilletjens was en het Schip ongemaniert, raeckten op de vlackte van Tangier door de Stroom, en waren genootsaeckt een Ancker uyt te brengen, ende wonden 't soo wederom af, en arriveer- den den lesten dito voor Batavia, alwaer ick naer Landt ginck ende wierde vande Governeur Coen verwellekomt, ende de Rijs wierde datelij ck gelost alsoo hy wel te passé quam, ende het Schip na 't On- rust datelijck versien en klaer-gemaeckt, om weder naer de Kust te gaen.

Den 1 5 April also wy van alles wederom op nieuws klaer-gemaeckt hadden, soo hebben weder Cargasoen inghenomen ende den 16 dito Ancker ghelicht, om weder naer de Kuste van Cormandel te zeylen.

Den 1 8 dito liepen wy aen een Eyland genaemt Sebesche ^), dicht by Cracktouw, en alsoo wy bevonden te licht geballast te wesen, lagen daer twee dagen dat wy noch thien Booten vol Steen haelden L83] van 't Eylandt, ende 't is een heel onghesonde plaets, want wy ver- looren daer twee Man. Hier 3) hadden de Engelse eertijdts een Houte- Fortjen op gemaeckt, en haddender wel tsestigh a tseventigh Man opgeleyt, maer sturven als Katten en Honden van ongesontheydt, soodat een van onse Schepen daer aen quam, salveerder noch een- en-twintigh af, souden anders altemael daer van ongesontheyd ge- storven hebben.

i) Anjer.

2) Poeloe Sebessi, eilandje in straat Soenda.

3) Onjuist; de vestiging der Engelschen had plaats gehad (in December 1624) op het eiland Lagoendi. (De Jonge, Opkomst V, bl. XLV).

128

i629 Den 20 dito zeylden wy de Straed Sonda uyt. pri 20. j~^^^ jg ^^y passeerden wy de Linie.

Den 24 dito vervielen op de Poincte-Galle aen 't Eylandt van Seylon, daer wy langhs liepen, ende quamen in 't eynde voor een Stedeken dat Portuges is Megapatan ^) genaemt : soo hadde ick ee- nige gevangene Portugesen, dewelcke aen my versochten dat ick haer gheliefde aen Landt te setten, en datse haer Rantsoen hier sou- de opbrengen, ende soo ben ick onder de Wal gheloopen, op seven vadem den 27 May, ende hebben mijn Boot naer Landt toe ghe- sonden met een Vrede- vaentj en, maer by Landt komende quam de Ruyterij op Strand als Vyandt en begosten te schieten, so dat onse Boot weder aen Boort gekomen is. Ick sprack tegens de ghe- vangen Portugesen, datse saghen voor haer ooghen dat haer Volck niet Christelijck handelden, daer een Boot komt met een Vrede- vaentjen als dan daer na te schieten : Soo ben ick dicht op vijf vadem by de Stadt geloopen, hebber met twee halve Cartouwen in geschoo- ten, maer sy schooten doens niet weder, ende liet het voorts staen langhs de Kust na Trengelaer^) toe, daer de Coninck van Denemer- cken sijn Fort leyt genaemt Dans-burgh, en daer wij op den Na-noen ten Ancker quamen ; ende daer quam een Mossel 3) door de Barnin- ghe, alsoo de Zee daer aen stort en vermits overal een vlacke Strandt is, ende met dese Mossel quam de Opper-Koopman van het Fort aen ons Boort om ons te verwellekomen, en versocht aen my te willen komen by de Capiteyn in 't Fort hem savonts te vergasten ; Doen versochten de gevangen Portugesen, ofte sy haer Slaef dat een Nee- ger was mede mochten aan Landt senden ? ick seyde van ja: die liep doen na Negapatan toe te Lande, om het Rantsoen voor syn Meester te doen komen ende ick voer na Landt, alwaer ick vande Capiteyn van 't Fort met Eerschooten ende vande Soldaten, die mede haer Mosketten losten, ontfangen wierden. Dit was een fraye seer polijt Fort, elcke Gardijn hondert treden lanck, met vier punten, en dat altemael van Backsteen gemetselt ; ende sach hier oock een ghe- noeghlijck dinck, want de Capiteyn hadde twee Hasen die levendigh waren, en lietse langhs de Gardijnen loopen en de Honden daer achter, ende verhaelden my datse 't meest dat alle dagen deden, alsoo 't Landt vol Hasen ende Vossen is, ende haer de Hasen alle

1) Negapatnam.

2) Tranquebar.

3) Zie bl. 122.

129

dagen levendigh gebracht werden, soo joegen syse so eerst het wilt i62<) af, en savonts atense die Hasen die seer goet zijn, want het zijn Hasen ^* ^^* als in HoUandt : ende ben die nacht in 't Fort gebleven, alwaer *san- derendaeghs eenige Portugesen quamen van Negapatan om deGhe- vangens te lossen, brachten het Rantsoen mede ende lietense gaen. Den 29 dito vertrocken wy weder, ende liepen twee a drie uyren op de Rede voor Poliseere ^), daer de Deenen de Pacht hadde van d'in en d'uytgaende Goederen, ende vervorderen voorts onse Reys na Pa- likaten, daer wy primo Junij arriveerden, en vonden daer het Schip de Cameel met noch eenighe Jachten : Ende ick voer na Landt toe, alwaer ick verwellekomt worden vande Commandeur Maerten IJs- [84-] brantsz. die datelijck ordre stelden om onse Cargasoenen te lossen, ende sond een Jacht na Masalpatan om Maerten van Rossen te ha- len, die als een vande Opper-hoofden daer lagh, ende mede wilde na Batavia toe om voort na Patria te gaen.

Den 16 dito na dat wy alhier alle fijne Catoen-Lijnwaet ingeno- Laus Deo. men hadde, ende de geschilderde Kleeden, soo zijn wy weder ver- in PaiUca- trocken nae Tirra-Popelier 2), daer onse Companie eertijdts een ^^"* Cantoor gehad hadde, alwaer wy by de twee-hondert last Salpeter ingenomen hebben. Terwijls wy hier laghen passeerden alhier de Gallias van Hoorn, met het Jacht den Coninck David, die uyt Patria quamen. Alhier stondt mede een wonderlijcke Boom, welcke uyt ^^^^^ hare Rancken weder neerwaerts Wortelen beslaet, en ten laetsten Desen 3oo-

men ghe-

soo veel plaets datter een volslegen Leeger mach onder berusten, staite en Na dat wy alhier getardeert hadden om onse Salpeter in te nemen, soo hebben wy ons gereedt gemaeckt om te vertrecken.

Den 24 dito Ancker gelicht ende *t zeyl ghegaen, arriveerden den 25 dito voor Trengebaer, het Conincklycke Fort van den Coninck van Denemarcken, ende voeren na Landt toe met ons drien, de twee Opper-Koopluyden die als Passagiers met my nae Batavia trocken, alwaer wy in 't Fort verwellekomt wierden als voren verhaelt, ende kochten oock van haer over de vijftighduysent Realen van Achten aen Indigo : Ende also sy geen Schepen en kreghen uyt Denemar- cken om haer Goederen te laden, wilden het gheheele Fort verkoo- pen, alsoo men in Denemarcken haer in Malloore 3) liet gaen sonder Assistentie, en haer Generael behielp hem met een Schip, daer hy

1) Pondichéry.

a) Tirepopelier halverwege Pondichéry en Tranquebar.

3) Malheur.

I30

i629 de Inlandse-Handel mede dreef op Maccaser om haer te onderhou- juni 25- ^^j^^ ^^ d'oorsaeck was dat de Coninck van Denemarcken in sijn Land soo veel te doen hadde met de Krijgh tegens den Keyser, dat hy om haer niet en dachte. Dese plaets Tengebare was wel een veer- tigh Huysen afgebrand sedert ick daer van daen gezeyld was, soo vraeghde ick een Inwoonder van 't Landt waer 't by gekomen was dese Brandt ? gaf my tot antwoordt sy een nieuw Pagode Timmer- den, ende hadden de Goden belooft dat syse van Bergh-steen mae- cken soude, ende haddense nu van Gebacken-steen gemaeckt, en doen nu de Goden quamen van 't Eylandt van Seelon, ende sagen dat het [een] slechte Pagode was van Gebacken-Steen, wierdense gram ende trocken weder na 't Eylandt van Seelon toe, ende staecken dese Huysen in Brandt; Doen vraeghde ick dese Jentief ofte Hey- den, de welcke Portugees sprack ende was een Christen geworden, ofte hy dese beuselinge geloofde ? gaf my tot antwoord dat hem dochte doen hy noch Heydens was, dat daer eenighe Duyvelerij onder speel- den. Dese Kust Cormandel van Pallicaten af tot Nehapatan is alte- Nota. mael Sant-strand, ende Duynen gelijck Hollandt daer de Zee al te- KusUoopt ghens aen stort, en hebben Vaertuygh daer sy mede door de Bar- ende is. ninge zeylen, gemaeckt van drie Bakken aen malkander gebonden, Nota. en varen daer mede uyt Visschen seven a acht mijl in Zee, daer op de middelste Balck een Bezaen dan haer Zeyl is, ende haer Eten hebben sy op haer hooft in een Tulleband, ende een Net ghelijck een Sack dat aen d'eene zijde vast -gebonden is, ende zeylen daer mede wederom door de Barninge na Landt toe, en op 't Landt ko- mende maeckense 't wederom van malkanderen los ende leggense te droogen, tot datse weder na Zee willen gaen, en ick hebber wel hondert a twee by malkanderen sien leggen op de Kust die daer la- ghen en visten. Dese Kust heeft eenderleye Vruchten als op Bata- via, van Manges ^), Janbes^), Amasses 3), Cajus4), Jaqus s), Coces-No- [85. ten, en Indiaense Vyghen, 'twelck daer Bananes by d'onse genoemt werdt, en oock mede een Vrucht diese Dorions^) noemen ende boven al d'andere van smaeck ende lieffelijckheyd gepreesen, maer heeft een lucht over hem, datter een Schip ofte Vaertuygh lach een

i) Zie Linschoten's Itinerario ed. Kern I, 216.

2) Zie Linschoten's Itmerario ed. Kern I, 220.

3) Ananassen. Zie Itinerario I, 212.

4) Zie Itinerario I, 218.

5) Zie Itinerario I, 214.

6) Doerians. Zie Itinerario I, 236.

131

mijl ofte meer te Windert van u soudt de roock stracx ruycken. 1629 Oock verstonden alhier alsdoen den Hartogh van Tangol ') stierf, ""' ^^' datter over de tweehondert Vrouwen in *t Vyer haer verbranden Nota. over sijn doodt, gelijck ick te voren verhaelt hebbe vande Gentiefse fj^^h^^t* Vrouwe. Voorts moet ick noch van een Boom verhalen die hier in van dese Indien wast, een Boom welck in Indien alle bekent is : In 't ondergaen vande Son voortbrengende veel wel-rieckende Bloemen , welcke alle in oe^^wón- 'topgaen vande selve weder afvallen, ende dat het erantsche Taer door. derbaeriij-

. ' t3 j ckeBoom.

Den 6 Julij namen ons afscheydt vande Capiteyn van 't Deense Fort met Eerschooten, ende settender een blanck Zeyl by.

Den 12 dito passeerden wy de Linie, ende dreven wel veerthien daghen in stilte dat wy geen vijf mijl en vertierden, maer doen kreghen wy op een nacht sulcken Donder ende Blixem, dat ons docht ofte wy vergaen soude, alsoo het Schip kraeckten ende beefden al ofte het aen hondert stucken sloopte, ende gelijck ofte het Schip op Strandt ghestaen hadde datter een Aerdbevinge gheweest waer.

Den 28 Augustus quamen by de Eylanden van Nassouw ^), ende waren in noodt van Water dat ons manckeerde, dat wy onse Slaven twee-hondert en dertigh die ick in hadde, niet meer en mochte geven als twee Mutsjens daegs, ende mijn Volck niet meer als vier Mutsjens, dan Godt versach 't dat wy op een nacht soo veel Regen kregen dat wy ses Leggers vulden, en mochten doen ons Volck twee Mutsjens 2siota. daeghs meer geven, want dorsten doen niet meer geven door dien dat ^°^^^ ^"^"

pc.

wy in de Mouson hadden, ende haelden 't altemael by de Bolijns) over.

Den 10 September quamen aen een Eyland dat onder Sumatra leyt, genaemt Polopisan^4), en 't was ongeluckigh voor S^. Maerten van Rossen, die als Opper-hooft gelegen hadde tot Masulpatan, wilde alhier aen 't Eylandt aen Landt varen, ende komende by Strand met de Boot, en alsoo de Zee daer hart aen schoot, ende springhende uyt de Boot aen Landt soo beliep hem de Boot op 't Lijf, datter twee Ribben aen stucken en sijn arm uyt het Lidt was ; hier kregen wy wat Waters, maer was verde op 't Eylandt te bekomen.

Den 1 8 dito arriveerden wy inde Straed van Sonda, ende pas- seerden den 21 dito voorby Bantam, en den 28 dito quamen by den

i) Hier kan alleen bedoeld zijn de vorst van Tandjore.

2) De Pagei-eilanden in den Mentawei-archipel bewesten Sumatra.

3) Boelijn; touw, dienende om de naar den wind gekeerde staande zijde van een razeil zoo scheppend te doen staan, dat de wind beter in het zeil valt.

4) Poeloe Pisang, voor de reede van Padang.

132

i629 Ruyghen-hoeck, alwaer by ons quam een Prauw van Batavia, waer

' uyt wy verstonden dat den Generael Coen overleden was, ende den

20 dito 'snachts te twaelf uyren, dat hy over dagh het beste werck

hadde laten doen aen 't Fort te metselen, ende dat Batavia belegert

was van tachtig-duysent Man van des Materans Volck.

Den 29 dito arriveerden wy voor Batavia, daer wij vonden dat de Javanen een aenval op de Reduyten deden, dan wierden furieuse- lijck afgeslaghen ; vonden alhier de Heer Specks als Generael in- piaets vande Generael Coen, die ons verwellekomde.

Den 2 October staecken de Javanen (Godtdanck) hare wercken

in Brand en vertrocken, na dat veel Volcks soo door 't slaen ende

hongers-nood verlooren hadden, ende hebben naderhandt verstaen [86.

Het'^veriies <^^tter van tnegentigh-duysent maer dertigh-duysent Man in't leven

der Javanen prebleven waren, daer noch veel in't vertrecken door Sieckten van

voor Bata- °

via. ghestorven zijn : den Mataran is ghenaemt Coustomia ^).

Den 25 dito na dat ons Schip ontlost was, wilden sy het selvige na Jamby senden, ende alsoo ick met de Loop harde ghequelt was en Jamby een heel ongesonde plaets is, soo versocht ick om na Patria te gaen, en wierde gheordonnert op de Vergulde Zee-Paerdt te gaen, als Opper-Hooft na Patria.

Den 26 November arriveerden alhier de Galias van Hoorn, ko- mende van de Kuste van Cormandel, wierde ontlast, ende datelijck mede gheordonneert met Peper te laden en na Patria te gaen, alwaer ick doen versocht by de Generael Specks om mede te mogen gaen, also daer geen Opper-Hooft op was om na Patria te gaen : Ende het Schip van onse eygen Stadt van daen zijnde, soo hebbe ick Lisentie ghekreghen om my als Opper-Hooft, dat Opper-Koopman is, te vervoeghen op de Gallias, ende hebben alles metter haest klaer- gemaeckt.

Den 1 6 December noodigde de Heer Generael Specks de Comman- deur Pieter vanden Broeck, die als Commandeur over onse Vloot sou- degaen, met Mevrouwe Coen, ende alle Opper-Koopluydenen Schip- pers te Gast, ende convoyeerde 'sanderendaeghs Mevrouw Coen met den Commandeur nae Boort toe, na dat wy vande Generael be- edicht waren om de Commandeur in alles te ghehoorsamen : Soo datwy 'sanderendaeghs smorgens den 1 8 dito voor daghe inden name Godts, met de Vloot sterck negen Schepen, Utrecht als Admirael,

i) De thans regeerende vorst van Mataram, Ageng (1613 1645), had in 1625 den titel van Soesoehoenan aangenomen ; blijkbaar het woord dat [de Vries verhaspelt.

133

Prins Heyndrick Vise-Admirael, Hollanclia, 't Wapen van Delft, 1629 Leyden, Rotterdam, Dordrecht, de Gallias, ende 't Zee-Paerdt ver- trocken zijn, ende quamen den 20 dito voor Bantam, alwaer ik met de Boot na Land voer ende kochte aldaer omtrent twee-hondert en vijftigh Cokes-Nooten, die ons op de Reys wel te passé quam, ende maeckten daer alle dage Melck af en koockten 't dan met Rijs, 't welck ons leven was op de Reys, ende geraeckte Godt danck den 22 dito gheluckelijck de Straed van Sunda uyt. Met het Jacht buyten zijnde, quam den Opper-Koopman Kroock aen Boort van alle de Schepen, om te sien offer geen Volck in versteecken was, dan vonter geen, al-hoe-wel naderhandt inde dertig Persoonen na sijn vertreck op alle de Schepen, soo Mans als Vrouwen voor den dagh quamen. Voorts vervordenden wy onse Reyse na de Capo Bon- Esperanse, daer Godt danck den i7Februarij Anno 1630 met den anderen inde Baye quamen; Alhier begost het Volck op alle de Schepen te muyteneeren, 't welck sy ghedaen hadde de tweede dagh dat wy uyt de Straed Sonde liepen, en 't welck door de Schipper quam, die gewoon was sonder Companie te varen uyt Hollandt na de Kust i), ende nu onder een Commandeur staende, soo wist hy niet hoe hy het Volck flateren soude, door dien hy hem in Indien met onrechtveerdige Middelen beholpen hadde, vreesde daerom het Volck, en gafse de Sleutels datse in 'tRuym ginghen haerdroncken deeslfans drincken, ende droncken zijnde quamen by my, begeerden dat ick ^°^"- de Schippers en de Passagiers Waren uyt de Cajuyt soude doen, ende buyten enckeld Rantsoen hebben als de Matroosen, ende alle de Assistenten van gelijcke, 't welck tegens ordre is vande Companies Instructie : Ende dese Schipper hadde haer ingegeven datse dan een [87.] Mutsjen daegs meerder soude gebeuren ; Ick moeste sien dat des Companies Instructie gevioleert wierde, want tegens dronckaerts is geen raet, ende te meer die het selvige mede behoort te meyntenee- ren als voorgangher is, ende hy wilde hebben in plaets van dese Schipper de Onder-Stierman inde Cajuyt, dat teghens alle Companies ordre strijckt, also hy met de Persoon sijn onrechtveerdige Middelen gebruyckte : Dan na dese furie was het tot Hollandt toe heel vre- digh, maer quamen by my dagelijcks en seyden datse droncken wa- ren gheweest, en dat ick het haer vergeven moesten, ende waerse yet van Landt mede brochten gaven 't my datelijck, dat doens in d'ander Schepen contrarie was.

i) Van Guinea nl.

134

1630 Den 18 dito heeft den Admirael de Witte-vlagghe laten wayen, ^ ^' ^ ' ende een schoot geschooten om den Breede-Raedt te vergaderen, alwaer geresolveert is op *t spoedigst ons Water te halen, en geor- donneerd datter een Koopman Salomon Baert, de Vervarschinghe soude sien te ruylen soo yet quam, ende pro rato omgedeylt worden. Den 25 dito heeft den Commandeur smorghens met den dagh een schoot geschooten ende de Witte-vlagge laten wayen, om uyt alle de Schepen Koopluyden en Schippers aen Boort te komen, alwaer ge- resolveert wierd 't zeyl op den avond te gaen ofte 'sanderendaeghs smorghens, ende op 20 graden komende so men het wilde laten voort- staen, en sonder Santa-Helena aen te doen souder een Zeyn geschie- den, dat is dat een yder als dan een Vlagge laten weyen, welck het teecken zijn sal van voort te laten staen, ende sooder yemandt con- trarie dede waer een teecken van aen te loopen. Anno 1630. Den 26 dito smorgens omtrent negen uyren, hebben beginnen ons Bay. Ancker te lichten om 't zeyl te gaen; ende alsoo voorts de Baye uyt-

ghezeyld : ende de Schipper vande Commandeur was aen ons Boort met de Schipper vande Vise-Commandeur, en alsoo 't Volck in d'an- der Schepen vry wat moetwilligh waren inde Vloot, soo verhaelde de Commandeur dat het onmoghelijck waer met een soet-lijntjen sulck Volck te stillen.

Den 27 dito savondts de Taffel vande Baya ofte Caep Bonne-Es- peranse Z. O. ten Zuyden 13 mijlen van ons gepeyld, na gissinge de cours N.W. de Windt zijnde Z.0.

Den 17 Maert arriveerden wy met de gheheele Vloot aen Sante- Helena, en setten 't recht voor het Capelletjen, ende alhier ten deele Ververscht hebbende, soo van Appelen, Varekens, Boeken en an- ders, zijn inden name Godts op den 23 der selver wederom na 't Va- derlandt 't zeyl gegaen.

Den 28 dito ontrent een uyre namiddagh heeft het Volck de Kloek geluyd, alwaer wy boven op 't Bovenend achter de Mast ghecom- pareert, door dien de Schipper begeerde dat het daer geschieden soude, ende daer het Volck met alle-man by ons ghekomen is en haer versoeck ghe-eyst, 't welck was dat sy drie Kanne-Wijns 'sweecks begheerde, met een half-mutsjen Brandewijn in de Daghwachte; lek gaf haer tot antwoordt datse quade rekeninge maeckte, en dat het so niet strecken konde ; Doen antwoorden sy my dat haer de Schip- per voor dese geseydt hadde : Tot welcker tijd dat wy van Santa- Helena soude 't zeyl gaen, soudemen haer Donderdaegs ende Son- daeghs aen yder Back een Kanne-Wijns geven, ende alsoo het scl-

135

vige niet na-ghehouden werde, so hadden sy reden om te spreken. ,63^

Den 21 April smorghens bevonden vvy ons 'snachts vande Vloote ^**"'* ^^' (88.] afghedwaelt te zijn met goedt Weder, maer verstonden vande Assis- tent Bronkost ^) datter in 't Schippers quartier gheschooten werde, en hem van dito Assistent aengedient, maer daerwierd niet nageluystert en men liet het voortstaen: ick smorgens siende dat wy geen Schepen meer en sagen was seer verwondert.

Den selve dito smorgens hebben vvy ons bevonden van onse Vloot ontsteecken te zijn, soo hebbe ick den Raedt doen beroepen ende haer voor-ghehouden: Alsoo wy nu vande Schepen ghedwaelt waren, dat sy soude willen den beste boegh ramen, om met de hulpe van Godt weder by onse Schepen mochten komen, waer op met eenpa- rige stemme goet-ghevonden is te wenden, alsoo ons docht haer inde vaerd ontloopen te zijn : ende haer niet ontmoetende, is goed-gevon- den onse cours na Patria te stellen, daer ons den Almogende Godt wil geleyden.

Den 3 May 'smorgens na het Gebedt, soo hebbe ick eenige Artijckelen laten het Volck voorlesen uyt onse mede-gegeven In- structie, aengaende van achterom 2) te zeylen, en alwaer niet op ge- antwoordt wierdt, gaf haer het selvighe met malkanderen over te leggen. Dito savonts na dat het Gebedt ge-eyndicht is geweest, soo hebbe ick andermael ghevraeght hoe sy haer bedacht hadden op die voorschreven ordre, die haer smorgen voorgehouden was? Soo hebben sommige geantwoordt datmen rekeninghe maecken soude, wat onse Fictualie soude konnen uytreycken : sommighe antwoor- den dat het noch al te vroeg was, alsoo wy nu noch maer op 22 gra- den benoorden de Linie waren, ende dat de Fictualie de wegh wel wijsen soude ; Hier op hebbe ick met de Schipper over ghediscoureert om den Raedt te vergaren, ende om het Rantsoen te verminderen, maer vonden 't niet geraden alsoo sy van geen verminderingh wilde verstaen, ende oock mede heel sober was, alsoo sy ons tsestigh Kop- pen gheprovideert hebben seer qualijck, ende zijn met ons een-en- tseventighen met de versteeckenen geweest.

Den 28 dito alsoe ick my bevond omtrent 75 mijlen over Landt gezeyld te hebben, ben ick seer verwondert gheweest waer aen 't mocht ghebreken, alsoo my sulcks nooyt geranscontreert is, ende soo ben ick na boven na de Hutte ghegaen, alwaer ick den Opper-

i) Zal vermoedelijk verbastering zijn voor: van Bronkhorst. 2) Achter Schotland om.

136

1630 Stierman na de Globe gevraeght hebbe met een paer Passers, daer

^* ^ * hy mijn aen gheholpen heeft : Naedat ick nae mijn goedtduncken

alles ghepast hadde ende konde het Erreur niet vinden, en achter

my om siende sach ick een kleyn Compas daer ick na keeck, ende

sach dat het O. ten N. en O. N. O. aen lach daer ick in verschrickte,

alsoo ick het O. hadde sien aen leggen op de Compassen en daer na

gestiert werdt, ende liep buyten de Hut en sach dat het noch O. aen

lach, soo sprack ick teghens den Onder-Stierman ofte daer tweeder-

leye Compassen in 't Schip waren, alsoo ick achter inde Hut een

Nota. kleyn Compas ghesien hadde, dat met de Compassen daer na ghe-

fe^n^der^"^ stiert werdt een groote streeck verscheelde ? waer op hy my ant-

Compassen woordc dat het kleyne Compas inde Hut niet spoedt en was, ende

door des j f t> j

Koopmans heeftet uyt de Hut ghehaelt met noch een ander kleyn Compas, de-

heydt^ont? ^^^^^^ die twee over een quamen, ende verscheelde een groote

deckt. streeck met de gene, daer na gestiert werde : soo hebbe ick willen

tegens haer allegaer wedden, dat de kleyne Compassen goet waren,

ende bewees haer soomen die gebruykt hadde, datmen sulcken

groote faute niet soude hebben begaen alsser nu geschiedt was.

Den 3 1 dito ontrent smorghens de Kloek neghen uyren, en soo als wy wat Gevroegh-kost hadden, soo isser een Schipper Prins ghe- [89. naemt, dewelcke een Passagier was en het Land eertijds gesien, al- waer wy met alleman na keken, ende lach aen Stierboort van ons, en wierpen het Loot op 50 vadem Steenachtige-Grondt, soo begon- nen sy altemael te seggen Schipper en Stierluyden dat het Vranck- rijck was, door dien het aen Stierboort van haer lach : Soo sach ick eens op mijn Caert ende Besteck, alsoo ick voor desen groote fouten by haer gevonden hadde, als in Santa-Helena aen te doen en haer Compas niet wel observeert hadde, sprack ick tegens de Schipper dien ick inde Cajuyt ontbode, seyde hem dat het niet mogelijck konde wesen, uytwijsende de hoogte die wy over twee dagen gehad hadden en de cours die wy aengegaen hebben, ende dat wy wat na de Wal op 't Loot aen soude laten loopen, en sien ofte wy geen kennis van 't Landt soude konnen bekomen : Soo hadde dese Schipper een Onder- Stierman by 't Schip gehouden, daer hy sijn onrechtveerdige pers- sonagie mede speelde, en gaf dien uyt dat hy op Engelandt seer bedreven was, ende nu de Wal wat naderden soo begost ick kennis van 't Landt te krijgen, en begon te sien dat wy inde Verkeerde- Canael waren van Engelandt, alsoo ick daer tevoren geweest was doen ick Monseur de Soubise ghedient hadde ende na Brust ') voer,

i) Br is tol.

1

Ï37

ghelijck ick in mijn eerste Boeck beschrijft). Alsoo wy de Wal hart 1630 begosten te naderen, soo vraeghden ick de Onder-Stierman ('twelck ^^' een Buffel was van kennisse) ofte hy dit Landt niet kende, nademael hy hem beroemt hadde dat de Kust van Engeland hem soo bekent was ? gaf my tot antwoordt dat de Schipper die verscheyden reyse in Indien geweest waer, dat die het behoorden te weten ; gaf hem tot antwoordt dat geen Indien en was, dat het Vaer-water was daer hy voor desen dagelijcks ghevaren hadde, ende dat ick nu sach dat hy een plompen Ezel was. Ende ick ginck weder naer de Cajuyt toe, ende ick sprack tegens de Opper-Stierman dat ick het Land wel kende, dewelcke een redelijck persoon was, quam by my inde Ca- juyt, vraeghde my dat ick toch wilde seggen wat Landt dat het was, alsoo daer nu gheen Son in twee dagen gheweest was, ende hy noyt inde Verkeerde-Kanael gheweest was ? Gaf hem tot antwoordt dat ick een Opper-Koopman was ende voor die dingen niet Scheep ge- komen was, en dat ick mede hooghte nam ende mijn Caert pasten, dat dede dat ick mede wilde sien waer ick gheleydt wierde, alsoo Godt my mede kennis vande Navigatie ghegeven hadde : Doen liet ick de Schipper inde Cajuit roepen met de Onder-Stierman, ende ick liep weder buyten de Cajuyt na 't Landt kijcken, en sy mochten met malkanderen raetslaen, ende hoe wy het Landt meerder naeckte hoe ick het beter kende : doen sprack ick de Hooghbootsman, dewelcke ick wiste op dit Vaer- Water mede gevaren hadde, en vraegde ofte hy oock geen kennis en kreegh van *t Land ? sprack teghens my doen ick hem de teyckens wees, dat hy nu al goede kennis hadde, alsoo hy hier eertijdts op Barenstapel 2) ghevaren hadde: Doen liep ick na de Cajuyt toe, vraeghde de Schipper en Stierluyden ofte sy noch geen kennis van 't Landt hadden? gaven my tot antwoordt van neen, alsoo sy hier noyt geweest waren, ende soo doockigh Weder was dat sy geen hooghte kosten krijghen. Terwijl dat wij saten en discou- reerden soo hadden de Matroosen oock raed gehouden, soo quamen d'Officiers versoecken om inde Cajuyt te komen, 'twelck haer toe- gestaen wierde, ende inde Cajuyt komende, spraken dat sy niet lan- ger betrouden in Zee te blijven, alsoo het halve Volck al inde Koy [90.] lagh ingevallen, ende soo wy noch twee dagen in Zee waren mochten 'top Godes genade laten drijven, want wy niet machtigh soude zijn onse Zeylen in te halen, ende datse begeerden dat d'Opper-Koop-

1) Hiervóór, blz. 75.

a) Barnstaple aan het begin van bet kanaal van Bristol.

138

1630 man die hier wel bedreven was, haer soude op een goede Reede ^ brengen, wantse gedurigh de geheele Reys manckament ghevonden hadde by de Schipper ende Stierluyden : Soo sprack ick teghens het Volck dat het mijn doen ende last niet en was, om het Schip op een Reede te brengen, also daer Schipper en Stierluyden voor Scheep gekomen waren, en wilde sy haer Reeckeninge hebben daer kost ik haer aen helpen, ende sy souden weder buyten staen, en wy soude sien watmen ten besten doen soude om Schip en Goedt te salveren, en 't Volck soude oock voorslaen: Soo zijn sy weder buyten gegaen, en ick hebbe tegens de Schipper ende Stierluyden gesproken, dat sy wel hoorden wat het Volck sey- den, en wat sy nu resolveerde voor het beste ghedaen? Doen sprack de Schipper met d'Opper-Stierman van bysteken, alsoo wy maer drie mijlen beneden Engelandt waren, en dat inde Ver- keerde-Canael van Brust ; Doen gaf ick haer tot antwoordt, alsoo 't dicht koelde ende pas met sulcken vuylen Schiphalf Windt zeylen kosten, ende wij dan beneden Londay ^) dreven door harde Windt, en aldaer Lootsmans Vaerwater is, hoe sy 't dan klaren soude, daerse alhier gheen kennis hadden op een goede Reede te komen : Doen vraegde sy my ofte wy by een goede Reede waren ? Ick seyde van ja, ende dat wyder binnen een paer uyren wel soude konden by we- sen, en op de Reede fraye Sant-baye op 14 a 12 a 10 vaem Waters. Doen quam het Volck weder voor de Cajuytsdeur en quamen inde De Matro- Cajuyt, spraken datse begeerde dat de Opper-Koopman haer op een ckerTcTen goede Reede soude brengen, en datse niet langher in Zee wilde zijn, Opper- f^^^ i^Q^ anders om haer leven te doen was, ende sy daer mede weder

Coopman

voogt in buyten de Cajuyt ghegaen. Voorts soo hebbe ick haer geseydt datse wel hoorden wat het Volck sprack ende het tijd was om te resolveeren, en soo hebben wy een resolutie getrocken, alwaer geresolveert wierd nae een goede Reede te loopen, ende hebben 't alle de Officieren laten teyckenen dat het tot dienst vande Companie ghedaen werdt, Nota. om Lijf, Schip, en Goedt te salveeren, ende datter niemand aen Landt JgUgheydt soude gaen als ick. Soo zijn wy eyndelijck voor de Windt na de Wal vande Op- ghezcyld, ende gaf de Schipper last dat hy drie Stucken de Consta- man. pel soude laten klaer maken, ende een schoot schieten als wy by de

werken soude komen, om de Visschers aen Boort te krijgen, ende dewelcke datelijck aen Boort quamen soo haest wy geschooten had- den : ende ick accoordeerde dat met een vande Visschers om haer

i) Lundy Island in het kanaal van Bristol voor Barnstaple Bay.

Ï39

Schiiyt dagelijcks te gebruycken, alsoo ick onse Boot niet wilde 1630 uytgeset hebben, ende ick gaf my uyt voor een Genees-vaerder'), ^^' ^'' dan sy twijfifelden daer aen alsoo ick hier wel bekent was, en seyden datse gehoort hadden dat ik na Oost-Indien was geva- ren, maer sloeger dat uyt het hooft dat ick die Reys al langhe ghedaen hadde. Eyndelijck voer ick nae Landt toe met noch een Opper-Koopman Anthoni Soop, die voor Passagier met my over quam, en aen Land komende liet ick datelijck acht Schapen met een dozijn en een half Kalven slachten, sondt die datelijck aen Boort met een partij Tarruwen-brooden, ende een parthy goed Enghels- Bier ende Melck, om 't Volck weder te verquicken ende uyt de Koyen te helpen. 'sAnderendaeghs resolveerde ick om na Val- muyen^) te rijden, huerden een Paerd en ginck, ende op primo Junij smorgens komende ontrent een Engelse mijl by Vaelmuyen, klom [91.] op een hooge Bergh en sach onse andere Schepen daer wy afghe- dwaelt waren, als voren verhaelt langhs de Kust van Engeland zey- len in rechte Kanael, ende omtrent smiddaeghs in Vaelmuyen ko- mende, verstondt mede dat het de Hollandsche Oost-Indes-vaerders waren, en hier mijn dingen verricht hebbende, vertrock den derden dito weder nae mijn Schip toe, alwaer ick het Volck confuselijck vond tegens den Schipper, soo dat ick cito aen Boort moest komen, daer ik de Schipper inde Cajuyt vond en dorster niet uyt komen : soo vraeghden ick het Volck waerom sy questie tegens haer Schip- per maeckte ? Gaven my tot antwoordt dat hy een Schelm was, en in 't uytvaren van Indien hadde hy haer tegens my aen-gerockend, ende datse Luyden waren die my doen ter tijde niet en konden, ende saghen dat ick een Persoon was die sorgh droegh voor de Siecken, en hadde haer soo haest ick aen Landt quam soo veel Verversinge bestelt, ende doen sy met hem op de Kust Cormandel uyt Hollandt quamen, hadde voor de Siecken in geen acht dagen Verversinge aen Boort gesonden ; doen sprack ick tegens haer, hadde hy haar tegens my aangerockend daer moestense nu van swijghen, en alsse in Patria quamen voor de Bewindhebbers moesten daer dan spreken, ende moesten hem nu voor haer Schipper houden, hadde hy qualijck ge- daen 't soude op hem selven aenkomen, ende soo wierde de twist weder geappayseert.

Den 5 Junij arriveerden alhier twee Persoonen, die van weghen

i) Die op de kust van Guinee vaart, a) Falmouth.

140

i63o de Oost-Indische-Companie soo in Pleymuyen en Vaelmuyen lagen •^""^ ^" om de Schepen te adverteeren, datter geen van haer komende uyt Oost-Indien, onder eenige commandement van Forten ten Ancker soude komen als door hoogh-dringende noot : Gaf haer tot antwoordt dat ick op dese Reede was ghekomen door hoogh-dringende noot, ende dat hier geen Forten waren die ons commandeeren kosten, ende dat ick my voor een Genees-vaerder uytgaf, want sy oock niet beter wisten, ende ick gaf dese Persoonen Brieven mede aen de Heer Carpentier, gewesen Generael in Indien, dewelcke te Londen lach om de questie van de Companie te cesseeren ï), en waer onder een Brief was aende Companie, om haer van mijn Arriviment te advi- seeren op de Kust van Engelandt, en alsoo wy als voren verhaelt van onse vloot afgedwaelt waren. Hier mede vertrocken deze twee Per- soonen weder na Londen toe, om raport te doen dat de Oost-Indische Schepen langhs de Kust van Engelandt gepasseert waren, ende wy in Sinthuyves 2) Reede gearriveert waren, om voort achterom te gaen.

Den 6 dito inden morgenstondt, quammer in 't kriecken vanden daghe een Bosschayer 3) op dese Reede, dewelcke meynde eenigh Volck van 't Landt te halen, maer alsse ons ghewaer wierden en datter een kloeck Schip op de Reede lach, ende wy datelijck na hem schooten gonck hij door, en 't schijnt datse dat gewoon waren te doen, alsoo daer geen Fortificatie en was, ende sy met Spanjen mede inden Oorlogh waren.

Den 8 dito naer dat wy van alles wel ververscht hadden, ende ons Volck op de been frisch ende ghesondt weder waren, soo hebbe ick een Lootsman ghehuert, die ons tusschen Yerlandt, Engelandt, en Schotlandt door soude brenghen, ofte aen Ille de Man, om ons weder aen een ander Lootsman te helpen.

Den 9 dito hebben wy ons Ancker ghelicht en zijn 'tzeyl gegaen, ende komende buyten in Zee soo liet de Matroosen de Marsseyls loopen : soo quam de Schipper by my inde Cajuyt, sprack dat [92.] het Volck de Marsseyls lieten loopen en niet achter-om wilden, en datter noch noyt Hollandsche Oost-Injes-vaerders achter-om ge- zeyld waren, ende dat sy de eerste niet begeerde te wesen ; soo ben ick buyten gheloopen en hebbe haer ghecommandeert de Marsseyls wederom op te hijssen, en dattet nu gheen tijdt was van muytenee-

ï) Zie onze inleiding.

2) St. Ives (aan de andere zijde der landspits dan Falmouth).

3) Biscayer.

ren, datse nu kloeck ende ghesondt waren en wel ververscht, ende 1630 haer leven nu vorders moesten wagen daer ick het mijn waeghden, ""^ ^" ende dat ick ons nu voorsien hadde van een goede Lootsman : doen hijsten sy weder om mijnend wille de Marsseyls op, ende wilden ^ota. haer leven wagen by het mijn, en ick souder al vergeven datter op Jg^*'^°°^^^" de Reys gepasseert was. schuit.

Den 10 dito smorghens komende omtrent Milfort aende Walse Kust van Engelandt, soo quam daer een Conincks Schip uytloopen, de Admiraelvande Verkeerde-Canael Ser Thomas Ropert ^), en soo begost hy van vers op ons te schieten al eer hy ons beschieten kost, ende alsoo hy een schoon Schip hadde en het onse vuyl van sulcken verden Reys, soo was hy terstond by ons, en riep dat wy strijcken soude voor den Coninck van Engelandt : Soo sprack ick teghens de Schipper (alsoo hy Capiteyn ende Schipper was) dat hy de Man achter op soude verpreyen ; gaf my tot antwoordt dat ick de spraeck kost ende Opper-Hooft was : Soo liep ick achter op (al-hoe-wel het my niet toe-hoorden te doen, dat dat Schippers Carghe is) ende riep aen 't Conincks Schip wat hy begeerde? hy riep wy soude strycken voor de Coninck van Engeland ; soo riep ick teghens het Volck sy souden het Marsseyl strijcken ende halen de vlagge wat neer ; doen riep hy ick soude mijn Boot uytsetten ende komen aen Boort ; doen riep ick, ick kan gheen Boot uytsetten ende liet de Vlagge weder j^ota. weyen, en heysten het Groote-Marsseyl weder op inde naem vanden ^^J^j^qq^* Prins van Orangie, ende riep hem toe dat ick het Marsseyl gestreken mans. hadde voor den Coninck van Engelandt, alsoo wy op haer Kusten waren, maer dat ick het nu weder hadde laten ophijssen inde naem vanden Prins van Orangie, en die meer begeerden most aen Boort Dat was op komen ende doen 't selver : Doen hijsten hy een weynigh sijn Mars- diets ge- seyl op en liep ons by Stuerboort langhs, stack doen weder een sproken, weynigh van ons af, ende quam ons weder aen Backboort besichti- ghen, dat sijn Boeghspried al neffens onse Bezaens-mast was, ende hy haelde sijn Blinde-Ree 2) vast onder de Boegspried al ofte hy aen Boort w^Ide ; soo liep ick achter op ende riep datse van Boort hou- den soude, ende ick hadde een Suffelet 3) inde handt, daer op ick last gaf, als ick fluyten dat wy Vuer gheven soude ende schieten daer in: doen hy sach dat het hem gelden soude hiel hy stracx af, en riep hy

z) Deze naam schijnt verknoeid; ik vind hem althans niet terug.

2) Blinde ra; de ra waaraan men het blind of boegsprietzeil voert.

3) Fluitje (sifflet).

142

1630 soude met sijn Boot aen Boort komen om wat nieuws, ende soo ston- jiini 10. ^^^ ^^^ Engelsman voor op de Boeghspried, die riep sy wilde Hol- landsche Kaes hebben ; ick riep sy souden met haer Schip op zy komen, ick soudense haer schencken van achtien pondswicht, maer ick meynde die uyt onse Halve-Cartouwen komen soude : Doen riep de Capiteyn dat wy niet schieten soude en dat wy Vrienden waren, ende hy soude sijn Boot uytsetten en komen aen Boort om wat nieuws, ende stack doens by de Windt, liet sijn Marsseyls loopen, ende wy ontschoten hem doens inde vaerd, maer vergat het aen Boort komen.

Den 1 1 dito quamen neffens Duyvelinghen^), alwaer onze Loots begon te seggen dat hy St. Joris Canael vorder niet heel wel bekent was, soo liepen wy onder een Eylandeken dat Yrlazey^) ghenaemt, [93. is twee mijlen van Duy velinghen, daer een hoeck uytsteeckt Hoo 3) ghenaemt, alwaer een Fort is en ick daer aen Landt voer, ende liet de Lootsman aen Boort blijven, om dat hy my niet verklicken en soude dat ick een Oost-Indies-vaerder was, ende sond de Boot datelij ck weder aen Boort, en belaste datter niemandt aen Land komen soude voor en al eer ick weder aen Boort quam : Doens liep ick nae 't Fort toe, alwaer de Overste van 't Fort my vraegden wat wy voor een Schip waren ? ick gaf hem tot antwoordt een Staten Schip; vraeghde my Dublin dat waer ick na toe wilde? gaf hem tot antwoord na Dublin, ende vraeg- is de Hooft- ^^ ^^^^ yemandt van sijn Dienaers my oock aen een Paerd konde Yriandt. helpen, om daer na toe te rijden met een Guide? hy seyde hy soude my laten een Paerdt bestellen met een Guide, ende ook een Briefjen van sulcken kloecken Schip op de Kust. Ende ben gaen opsitten, ar- riveerden tegens de middagh te Dubelinge, 't welck de Hooft-stad van Yriandt is, en geraekten daer by een Koopman ghenaemt Kra- mer, dien wekken tegens den avondt met my by de Viseroy in 't Gasteel ginck, ende komende in 't Gasteel, soo vraegde my de Viseroy wat ick op die kust quam maken? gaf hem tot antwoordt dat ick een Staten Gapiteyn was, dat ick daer quam sien offer gheen Duynkerc- kers ofte Bosscheyers waren : doen vraeghde hy my nae mijn Gom- missien? ick sprack dat die aen Boort was, en alsse de minste vande sijnen wilde senden ick soudese hem sien laten : Doen ant- woorde hy my dat ickse hem in 't Fort most brengen, ende bracht

i) Dublin.

2) Irelands Eye.

3) Howth Head.

143

my een Dronck-saeck *) dien ick hem bescheyd dede, ende nam mijn 1630 afscheyd van hem om de Commissie te halen: maer smorgens vroeg-' sochte ick een ander Lootsman die ons door de Kanael brengen soude, en kocht noch eenige Victualie, alwaer ick mede na Boort toe voer met eenige Koopluyden, ende komende by 't Schip begon- nen sy te ruycken dat het na de Peper roock, vraeghde my ofte de Staten-Schepen soo Peperachtigh roocken ? ick seyden haer doens dat ick uyt Oost-Indien quam : waer over Kramer moyelijck was, dat ick my by de Governeur voor een Staten-Schip uytghegeven hadde ; Ick seyde hem hy mocht de Viseroy seggen dat de Windt goet was, dat het niet gelegen quam met mijn Commissie aen Landt te komen. Nae dat ick dese Koopluyden (Nederlanders zijnde) wel getracteert hadde, voeren weder na het Landt toe met de Lootsman, die ick in Engelandt gehuert hadde, dewelcke de Viseroy raport de- den dat wy een Oost-Indies-vaerder waren, ende waer over de Koop- man Kramer (daer ick mede by de Viseroy geweest was) inde Ge- vanckenisse gheleyd, om dat hy niet geseght hadde dat wij een Oost-Indies-vaerder waren, en was ghenootsaeckt na Londen te schrijven aende Generael Carpentier om sijn verlossinghe, alsoo wy naderhandt verstonden.

Den 13 dito weder Ancker gelicht en 't zeyl gegaen.

Den 1 5 dito passeerden Londeri *).

Den 1 7 dito smorgens vroegh quamen by deLeeuwensEylanden,3) kosten dien niet boven zeylen, liepen daer door de Leeuwens Ey- landen aen backboort leggen, 4) ende Schotlandt aen stierboort, en quamen tot alle ghelucken teghens den avondt daerdoor, want doens begon 't te donckeren, ende quamen aen 't eynde dat wy Capo de Ferro 5) saghen, en daer lach een Schip, dien effen boven Water speelden, daer wy recht op aen ghezeyld souden hebben haddet een uyr vroeger doncker geworden, soo dat het Schip, Goed, en 't meeste [93] Volck daer gebleven soude hebben, daer wy Godt ten vollen af danckten dat het soo lange licht was, en met lustige koelten zijn wij dien dagh die gepasseerd.

Den 18 dito quamen tegens de middag by de Eylanden vande

i) Een dronk sek (Eng. sack, Xereswijn).

2) Londonderry.

3) De Hebriden.

4) Men zou verwachten: leggende.

5) Cape Wrath.

144

1630. Orcades, alwaer wy by de Visschers quamen, maer konden daer •^^"^ ^ niet een van aen Boort krijgen.

Den 1 9 dito passeerden wy Hitlandt ^), ende liepen dicht by Faril 2) langens.

Den 20 dito sagen Noorwegen, ende liepen voorts na Trif 3) toe.

Den 24 dito arriveerden wy voor het Vlie, alwaer ons de Loots- boot aen Boort quam, ongewoont dat daer Oost-Indies-vaerders quamen, en verstonden dat onse Vloot al over eenige dagen in Texel ghearriveert was : Ende ick sond datelijck een Brief aende Bewind- hebbers van ons arrivement, alwaer wy den 26 dito datelijck een Lichter aen Boort kreghen met twee Bewindhebbers, d'eene was Willem van Someren ende d'Heer Twisch, die doens eerst Bewind- hebbers waren gheworden : Ende ick ben met de Boecken nae Huys getrocken, daer ick den 27 dito Godt lof wel arriveerden.

i) De Shetland eilanden.

2) Fair Island halverwege tusschen de Orcadische en de Shetland eilanden.

3) Bedoeld is het rif in de Noordzee bewesten Jutland.

I

r

©nïgen uDcg anöere ^opagiEn»

ÏO

VOLGEN NOCH ANDERE

VOYAGIEN.

Naer dat ick uyt Indien twee Maenden thuys gheweest waer, soo Anno 1630. ontmoeten my tot Amsterdam een Koopman Samuel Godijn, die my wellekom heete, alsoo wy oude kennis hadden, vraeghde my waer ick van daen quam? seyde uyt Oost-Indien ; ende in wat quali- teyt? sprack voor Opper-Koopman, vraeghde mijn ofte ick van meyninge was om thuys te blijven ? seyde van jae, maer hy seyde my, wilde ick Commandeur wesen na Nieuw-Nederlandt ; Sy wilde daer een Colonie gaen planten, soude my daer toe inployeeren tot onder Patroon, als hy de vryheydt van de Heere Staten te sien was, ende van de negenthiene van de West-Indische Compannie aen alle Patroonen vergundt ? gaf hem tot antwoordt dat het werck my wel aenstont, maer moeste mede een Patroon wesen altesaem egal; Sprack dat hy daer wel in te vrede was. Soo hebben wy met ons vijven eerst begonnen dit Patroonschap op te rechten, als Samuel Godijn, Gilliame van Rensselaer, ende Bloemaert, ende JandeLeat, ende ick David Pietersz. de Vries: Maer kreghen daer na meer Companjons, als Mathijs van Ceulen, ende Nicolaes van Sittorigh, ende Harinck Koeck, met Heyndrick Hamel, ende hebben een Contrackt met den anderen ghemaeckt, daar wy malkanderen al t'samen in eenen Graet gestelt hebben ; hebben alsdoen een Schip met een Jacht geprepareert om onse Voyagie te vervorderen, soo om de Walvisserije daer te Lande te doen, als Colonie te planten tot Culture van alle soorten van Granen, daer dat Landt heel bequaem toe is, ende Toeback : Dit Schip met het Jacht is den 12 December uyt Texel gezeylt met een parthije Volck, om onse Colonie in de Zuyd-Ravier ^) op de acht-en-dertigh en een half Graet legghende [95.] neer te slaen; Oock met een goedt parthy Beesten, ende daer de Wallevisscherije te doen: alsoo Godijn onderrecht was dat daer veel Wallevissen hielden voor die Baye, ende de Traen 60 Guldens het Ocx-Hooft goude, dochte haer goede profijte op loopen moeste, ende daer sulcken schoonen Landt by te cultiveeren.

Den 20 dito verstonden dat ons Jacht om d'anderen dag als het uyt Texel was geloopen, van de Duynkerckers was ghenomen, door onachtsaemheydt van 't groot Schip dat het Jacht achter uyt gezeylt

x) De Delaware.

148

i63o was, daer een groot Kargasoen in was, om de Kust van Nova-Fran- ec. 20. ^.^ ^^ ondersoecken, ende 't groote Schip vorderde zijn reys; Hadde oock mede eenigh Volck om te setten aen 't Eyland van Tortugos') in West-Indien, daer wy met sestigh Francen^) ghecontrackteert hadden, het selve Eylandt voor ons te houden als een Colonie onder de H. M. H. Staten ende West-Indische-Companie.

Anno 1631. In September arriveerden ons Schip weder uyt Nieuw-Nederlandt ende West-Indien : soude een parthije Volks aen Tortuges ghelost hebben, maer vondt dat de France vande Spaense doodt geslagen waren, voort de rest in de Zuyd-Ravier in Nieuw-Nederlandt, ende bracht een Munsters) mede van Traen van eendoode Walvis, diehy aen de Wal ghevonden hadde, seyde dat hy te laet in 't Jaer gheko- men was, dit was ons een schadelijcke Reys : Door dien dese Schip- per Pieter Heyes van Edam, die wy daer op ghestelt hadde, dorste alleenigh met een Schip van achthien Stucken niet door de West- Indies zeylen, daer hy dese Reyse noch meest goedt ghemaeckt kost hebben, door dien het een Persoon was, die niet anders ghewoon was als op Groenlandt te varen, daerse de Reys in drie a vier Maenden doen, ende soo voort thuys te komen.

Anno 1632. Den 1 2 Februarij maeckten wy wederom een accordt, om weder met een Schip ende Jacht te equippeeren op de Wal visserij e, daer veel debatten tegens vielen ; door dien dat wy daer sulcken schade- lijcke Reys ghehad hadden, ende geen Vruchten vande Wallevisse- rije en saghen noch bekomen hadden : Maer Samuel Godijn d'welcke ons animeerde om weder te versoecken, sprack dat deGroenlandtse Companie twee dut Reysen4) met Willem van Muyen 5) gehad had- den, ende daerna sulcken treftige Companie geworden is : soo wierter weder gheresol veert de Voyagie vande Wallevisserije aen te vangen, ende ick soude selfs mede gaen, als Patroon ende Commandeur over 't Schip en Jacht, ende mosten sien daer in December te wesen, om de Winter over de Walvisserije te doen, wantse daer in de Winter komen ende blijven tot Maert toe.

Al eer wy uyt Texel 't zeyl ginghen, verstonden dat ons Fortje vande Wilde was afgeloopen, het Volck doodt geslagen, twee- en dertigh Man, die buyten het Fort waren op Landt om haer werck te doen.

i) Tortuga even benoorden de kust van Venezuela.

2) Zie onze inleiding.

3) Monster.

4) Dutreizen, teekenachtige uitdrukking voor reizen waarbij geen winst gemaakt is.

5) In i6ia en 1613 (vgl. Muller, Noordsche Compagnie 72—73).

149 Den 24 May met het Schip ende Jacht met een N.0. Windt uyt 1633

T' 1 li. Mei 24.

Texel gezeylt.

Den 26 dito 'snachts raeckte wy door onachtsaemheydt vande Stuerluyden, die ick wel belaste al eer ick te Koy ginck, datse het Loot soude dickwils ghebruycken, ende houden de Vierman in Ly van ons: 't welck een groot Schip was, en wel drie Voet dieper ginck als wy, maer haer last niet volghende, raeckten wy op de Bree-Banck voor Duynkercken te stooten, ende schoot datelijck een schoot, soo f96.] dat onse Companie anckerde. Mijn Jacht quam in ly van my, maer kost daer niet harden van kappelen ^), dede doen ons Volck de Boot uyt setten met noch twee Bosscheysse-Sloepen, ende sy ontvluchent Schip, maer ick wilder niet uyt, ende hiel beyde Stuerluyden by my, die van schantshalve my niet dorsten verlaten, siende dat icker in bleef, ende daer bleven noch acht a negen sleghte Maets by ons, doen leerde ick het Volck best kennen, die wreede Mannen als Leeu- wen schenen, dat waren de eersten die met de Boot vluchten. Al hortende ende stootende raeckten wy op vier vaem Waters, daer liet ick 't Ancker vallen ende tegen aen het pompen ende kregen lens ; met een quam den dagh op, doen sagen wy onse Boot ende de twee Sloepen heen ende weer rijen : Maer doen sy het Schip weder gheset sagen 2), quamen sy weder aen Boort ende seyde ons, haddet noch een paer uyren langer nacht gebleven souden sy in Duynker- cken gheroeyt hebben op het Vyer van de Toorn aen. Doen lichten wy het Ancker weder ende zeylden nae de Kust van Engelandt, en- de liepen den 28 dito in Porsmuyen, ende haelden het Schip in 't Konincks Doek, alwaer wy het weder repareerden.

Den 10 Julij zeylden wy uyt Porsmuyen na het Eylandt van Wight onder de Koe 3).

Den 1 2 dito arriveerden alhier uyt Texel het Schip Nieuw-Neder- landt van de West-Indische Companie, een groot Schip dat in Nieu- Nederlandt gemaeckt was, d'welck na West- Indien wilde daer ick goede Companie aen hadden.

Den eersten Augustus met een goede N.0. Windt Ancker ghe- licht en 't zeyl ghegaen met mijn Schip ende Jacht, ende het Schip Nieuw-Nederlandt in Companie.

Den 2 dito passeerden Engelandts-eynde, ende setten onse cours na de Canarische Eylanden toe.

1) Van den heftigen golfslag. {Zie dezelfde uitdrukking ook bl. 154).

2) Weder voor anker zagen liggen. (Zie dezelfde uitdrukking ook bl. 151]

3) Cowes.

150

1632 Den 1 3 dito sagen wy Madeeren aen Backboort van ons, ende . Aug. 13. ^^^^ quam een Turck teghens ons over loopen ; soo haest hy merck- te, dat wy kloecke Schepen waren, wierp hy 't over-staegh van ons af, ende wy volghden hem. Tegens den avondt wiert doncker, doen schoot ick een schot dat mijn Jacht weder by my quam ; want de doncker viel ende wy volghden onse cours, ende Nieuw-Nederlandt volghden noch den Turck by nacht dat ons malligheydtdochte,door dien wy hem by daghe niet naderden, ende wy raeckten doe van het Schip Nieuw-Nederlandt af.

Den 14 dito tegens den avondt sagen wy het Eylandt Illie de Pal- ma in ly van ons, ende setten onse cours daer van af na Barbades toe.

Den 4 September kregen wy de Barbades in 't gesicht, ende 'sanderendaeghs den 5 tegens den avondt arriveerden wy aen 't Ey- landt St. Vincent. De Wilden quamen al buyten in so met haer Knoos ï) aen ons Boort, ende ick sagh een groot verwonderinge van dese Natie, al raeckten de Knoos ofte haer Vaer-tuygh vol Waters sy sprongen over Boort, ende wisten dat met een behendigheydt in 't Water beyde de enden op te lighten met haer schouderen, ende hossender het Water weder uyt ende klommender wederom in : daer souder veel van ons Volck in sulcken manier verdrencken, als zy het Boot vol Waters kreghen ende anders niet te hulp hadde als haer Lijf ende de Zee. Alhier kreghen goede ververssinge van Bananes, Annasses, ende veelderley Indische Vruchten; lagen inde Groot- Vlaye^) op 23 vaem geanckert.

Den 5 dito arriveerde hier oock het Schip Nieuw-Nederland dat [97] by Madeere van ons geraeckt was.

Den 8 dito lichten wy ons Ancker ende passeerde de Eylande van Martinnicke, Dominicken, Guarde-Loepe, Moersserat, Ledonde ende Nevess), arriveerden den 10 voor Sante-Christoffel daer wy eenige Engelse Schepen vonden, ende haelden daer een parthye Waters.

Den 1 1 dito lichten Ancker om na St. Maerten te zeylen, half- wege St. Maerten ende Christoffel ontmoeten ons een Frans Schip met een groote Sloep by hem, die ons vry wat girden 4), gelijck ofte hy ons soght eenige hostiliteyt aen te doen, doch ick bleef by mijn cours, en vraeghde hem niet : Ende ick liet de Prince-Vlagge van

i) Kanoes.

2) Ter plaatse waar thans Kingstown ligt.

3) Martinique, Dominica, Guadeloupe, Moniserrat, Redonda, en Nevis.

4) Aanliep, aangierde.

151

boven waeyen, ende de Bloedt Vlagge van achteren ; doen hij dat 1632. sagh hiel wat draghende ende liep een goedt stuck in ly van my ver- ^^*' "' by. Teghens den avondt arriveerden wy op de Reede van St. Maer- ten en lieten ons Ancker vallen ; voort Fort vonden daer drie Fluy- ten, Dirck Femmesz. van Hoorn, twee uyt Waterlandt met een En- gels-Man.

Den 1 1 September alsoo ick voor Fort gheset lagh met mijn Jacht, West-indi- quamen datelijck de voorsz. bchippers van de Fluyten aen mijnden. Boort, vraeghde my ofte ick niet een Frans Schip ontmoet hadde ? ick seyde haer van ja, ofte hy my niet aengerant hadde, ick seyde van neen, dat wy een sleght Schip geweest waren, soudet misschien wel gedaen hebben, want hy seyde dat hy gheswooren hadde de eerste Hollander dien hy moetede soude het lagh betalen, want sy hadde hem twee Man uyt de Fluy t afgeschooten ofte dood geschoo- ten, 't welck niet wel van haer gedaen was : Want hy verhaelde my dit Frans Schip daer over eenige dagen op de Reede gekomen was, ende de Capiteyn 't welck een Ridder van Malta was, ende 't was een Konincks Jacht van de Koninck van Vranckrijck dat Spaniars soght ; so was hy aen Landt gevaren by den Commandeur aen 't Fort, versoght ofte daer niemand Frans konde spreecken, soo was- ser de Capiteyn van de Soldaten die Frans konde ; soo versoght hy op haer of de Capiteyn mochte mede varen om te vertollecken het- gene daer passeere soude : So vaert de Capiteyn van 't Fort met dese Ridder, met zijn Schuyt na dese Fluyten toe, daer komende, versocht dese Ridder datse hem wilde een Tonne Teers verkoopen voor Geldt ende goede woorden want zijt genoeg hadde ; ende hy hadde lange in de West-Indische geswurven, maer sy gaven hem quaet antwoordt dat sy hem niet en begeerden in zijn Schip te heb- ben, wilde de Capiteyn van *t Fort in haer Schepen komen hy mocht, sy soude met de Boot vêrtrecken : Dese Ridder stont perpleckts van 't antwoordt, daer hyse met alle beleeftheyd ontmoeten, sprack eyndelijck tot de Capiteyn van 't Fort dien zijn Tolck was, datse weder soude na 't Fort keeren, hy wilde sijn klaghten doen aen de Commandeur van de groote bestellingh ; by de Commandeur komen- de, thoonde hy sijn Koninghs commissie, ende vraeghde de Com- mandeur of hy daer op de Reede daer dese Fluyten laghen niet soo wel mochte gaen legghen als sy ? nademael datse vrienden waren, dat alle Havens in Vranckrijck ende Reeden voor ons open waren. De Commandeur sprack van jae, doen lichten dese Frans-Man zijn Ancker ende wilde by haer ten Ancker komen om daer sijn Schip

152

1632 wat te kringen, also daer leegh Water was ; doen sy sagen dat de

Sept. II

Frans-Man zijn Ancker lichten, doen korten zy malkanderen achter den ander, cnde begosten op de Frans-Man te schieten, ende schoo- [98.I ten hem twee Man af, doen liet de Frans-Man zijn Ancker weder vallen, voer aen 't Fort ende klaeghde over de hostiliteyt die dese beestachtige beerachtigen aert hem aendede, ende begeerde dat de Commandeur met sijn Officiers daer kennis af dragen soude tot sij- ner tijdt ende protesteerde, maer is met sijn Schip op de wederom- reys gebleven met Volck en al, 't welck een groote rust voor dese Schippers heeft ghemaeckt, soude anders haer spul genoegh ge- maeckt hebben, en is de Querel hier mede ge-eyndight, dit verston- den wy naderhandt.

Den 1 2 September liet ick het Schip opruymen, ofte de Walvis- vangst my manckeerde in Nieuw-Nederlandt, ende alsoo het Sout in patria een goede prijs gou. Op dato arriveerde hier het Schip Nieuw-Nederlandt, dat ick aen Sint- Vincent hadde laten leggen te vervarssen, oock mede arriveerde hier het Schip Geldria, mede een Kompanij Schip met noch twee Fluyten van Hoorn, Cornelis Jansz. Niels de Schipper genaemt, 't andere Fluyt de Valck, de Schipper Gerrit Jansz. genaemt.

Den 27 dito hadde wy onse last van Sout in die wy begeerden, ende maeckten ons wederom ghereedt om na Neves te gaen, om daer Brant-Hout ende Water te halen, doordien daer het Hout beter te bekomen was als aen Christoffel ende 't Water mede, en is aldaer een schoone Zant-Baye, fray met de Boots aen Landt te komen; Soo versoghten dese Schippers aen my van de Fluyten, die de Frans- Man sulke hostilliteyt gedaen hadden, ofte sy met my mochten zey- len na Neves toe, om haer te provideren van Hout ende Water, om voorts na Hollandt te zeylen : also sy de Frans-Man vreesden die haer toe gheroepen hadde dat hy-er waernemen wilde alsse Water soude gaen halen, want sy waren niet meer als met ses a acht Stuc- ken ghemonteert ? Ick gaf haer tot antwoordt, wilde sy met my zeylen, door dien sy onse Burgers waren, hoe ick soude beletten dat- ter geen hostiliteyt van de Frans-Man soude geschieden, ende dat mijn Schip soo defencijf was als 't zijn, wilde sy mede zeylen sy kon- dent doen.

Den 29 dito lichten 't Ancker met mijn Jacht, gingen onder zeyl maer sy bleven legghen : teghens den avondt arriveerden ick voor *t Eylandt Neves, voer aen Land by de Gouverneur een Engels-Man Luttel ton genaemt, versocht aen my dat ick soude gelieve eenige

153

gevangen Portugesen in te nemen, ende settense in passant aen 1622 Christofifel, aen Boort van een Engels-Schip genaemt Capiteyn Stoons, 't vvelck ick hem niet koste weygeren, ofte ick haer drie a vyer uyren in 't Schip hadde ; dese Portugijsen hadde Maerten Thijsz. uyt Zeelandt daer aen Landt geset.

Den eersten November mijn afscheydt ghenomen van de Gouver- neur van Neves, en Ancker ghelicht, quamen teghens den middagh op de groote Reede daer d'Engelse zijn, daer was een Gouverneur genaemt S^ Warnar : Hier ontlosten ick datelijck de gevangen f or- tugijsen, gafse de Engels-Man over, d'welcke met my na St. Maer- ten wilden toe zeylen.

Den 2 dito Ancker gelicht hebbende met mijn Jacht metd'Engels- west-indi- Man van Londen, die de ghevanghen Portugeesen in hadde, d'welcke Eyiandèn" hy soude aen Portorijcke voeren, liet zijn Schuyt achter, die soude hem volgen met eenigh goedt na St. Maerten. Savondts arriveerden wy op de Reede voor St. Maerten, daer wy noch de geheele Vloot [99] vonden die wy daer gelaten hadden, doen vraeghde ick de Schippers van de Fluyten, waerom datse my niet volghden doen ick Ancker lichten? gaven mijn tot antwoord datse my bedanckten voor de pre- sentatie die icker gedaen hadden, maer haddent over gheleydt by den ander te blijven, verwachten datse altesamen klaer soude zijn, ende Gelderlandt soude met haer gaen.

Den 4 dito verwachten de Engels-Man zijn Boot van St. Christof- fel, wist niet wat het bedieden dat hy soo lange bleef, nademael hy ons n a de middagh volghen soude : Dese Engels-Man wilde garen met my zeylen tot de hooghte van Porto-Rij cke, die ick passeeren moste.

Den 5 dito mijn afscheydt genomen aen 't Fort van onse Gouver- neur ende de Schippers, ende Ancker ghelight met mijn Jacht oock, hebbender een Blanck-Zeyl by gheset, moghten na de Engels-Mans Boot niet wachten : Wy verstonden naderhandt dat dese Boot in groote miseerie geraeckt is, datse door de stercke Windt te lywaert dreven, ende door manckement van Kost ende Dranck, looten sy wiese eerst om den hals brengen souden, om malkanderen te eten tot spijse ; eyndelijck hebbender een op 't oor gestooten, ende hebben haer daermede beginnen te spijsigen, totdat sy in 't eynde raeckten aen 't Eylandt Saby ^), daerse haer daer na gheneerden met hetgeen datse vonden, ende zijn daerna noch te recht ghekomen met groote ellende, maer die op-gegeten was tot haer Lijftocht die was wegh. Nota.

i) Saba.

154

1632 Den 14 dito op de hooghte van twee-en-dertigh graden, de Bar- °^* ^'*' mudes O. van ons, kregen een harde Storm uyt denN.W. tot alle gelucken dat wy onse Zeylen in kregen, 't Water kappelden rontom of het een Orekan was, stonden aen malkanders zijde kosten mal- kanderen niet verstaen soo waydet, ick vreesde als ick na 't Jacht toe sagh dat het eyndelijck om geworpen soude worden, so vreesse- lijck stont om aen te sien sulcken kleynen Jacht van thien Lasten hem in sulcken Storm soo redden koste ; Dese Storm deurden tot ^

den j8 dito toe, maer liep in 't eynde de Windt heel Westelijck.

Den eersten December wierpen het Loot op de hooghte van ne- gen-en-dertigh graden, se ven- en- vijftigh vadem Sandt-Gront; be- vonden naderhandt dat wy doen waren veerthien a vijfthien mijl van de Wal ; dit is een vlacke Kust, Westelijcke Windt.

Den 2 dito wierpen het Loot op veerthien vadem Sandt-Grondt, ende rooken het Land dat een soete lucht van hem geeft, alsoo de Windt N.W. liep 't welck uyt het Landt waeyt, ende hetgeen dese soete lucht veroorsaeckt komt door dien de Wilden om dees tijdts 'sjaers de Bosschagien ende ruygte aen brandt steecken om te ja- gen, ende 't Landt vol soete ruyckende Kruyen is, als asse fras') 't welck een soete geur heeft ; als dan de Windt N.W. uyt den Landen waeyt, ende de roke al 't Zee drijft, so komt het datmen het Land Nota. eerder ruyckt als siet, dan op derthien a veerthien vadem konnen 't Landt sien, duynigh Landt van vier-en-dertigh graden af tot veer- tigh graden toe, ende boven op de Duynen staen vol Greenen-Boo- men die tot Masten van Schepen konnen dienen.

Den 3 dito sagen de openinge van de Zuyd-Baye ofte Zuyd-Re- vier, ende wy Anckerden op thien vaem Sandt-Grondt, doordien het harde waeyde uyt den N.W. dat uyt de Wal is, kosten de Bay doe door de harde Windt niet in zeylen, bleven ten Ancker leggen.

Den 5 dito de Wind Z.W. lichten ons Ancker ende zeylden de [loo.j Zuyd-Bay in, ende settent na de middagh met ons Jacht op vyer vaem Waters, ende sagen datelijck een Wallevis by 't Schip, dochten datelijck dit werck sal Koninck zijn, goede quantiteyt van Wallevis- sen, ende daer sulcken schoonen Landt by om te cultiveeren.

Den 6 dito voeren wy met de Boot de Kil in, wel gewapent om te sien ofte wy eenige wilden konde komen te spreecken, maer komen- de by ons Huys dat gedistruweert was, vonden 't wel rontom met Pallisaede in plaets van Bostweeringe beset, maer was meest ver-

i) Assa fragrans (of dulcis), welriekende hars, benzoë, Een kruid is dit overi- gens niet.

'Uhoort hij : Werken uitgegeven door de Linschoten-Vereeniging. Deel III , bh. 1^4.

DE ZUID-BAAI IN NIEUW-NEDERLAND

(Delaware Bay)

Facsimile van een MS.-kaartje in het Rijksarchief

(Leupe n». 518).

I

ê

155

brandt, vonden hier ende daer een Doodshooft ende Gebeente leg- 1632 gen van ons Voick diese om ghebracht hadden, oock hier ende daer een Paerts-Hooft, Koe-Hoofden van onse Beesten, diese mede om- gebracht hadden, ende en vernamen geen Wilden, quamen onver- rechte sake weder aen Boort, ende liet de Constapel een Stuck op roeten ^) en af schieten, om te sien ofte wy *sanderendaeghs geen gegewagh sien en soude.

Den 7 dito smorgens docht ons dat wy eenige Roock by ons ge- distruweert Huys sagen, voeren na Landt recht over 't Huys ; aen dees zijde de Kil daer voor Strandt is met wat Duynen : aen Strandt komende, saghen overde Kil na 't Huys toe, daer wy daeghs te voo- ren by geweest waren, ende daer ons docht smorgens gewagh van Roock gesien hadden, maer saghen nu niet ; soo hadde ick een Co- zijn by my van Rotterdam, Heyndrick de Liefde genaemt, soo vloo- gender een trop Miewen boven ons Hooft ; soo sprack ick tegens hem dat hy daer eens na schieten soude, alsoo hy een Vogel-Roer by hem hadde, ende hy schooter een in de vlucht die welcke neder viel, mit quam daer een geluyt van twee a drie Wilden die over de Kil by 't vervallen Huys inde Ruygte lagen, ende wy riepen datse xieuw-Ne- by ons komen soude, sy riepen weder dat wy met onse Boot in de deriandt. Kil komen soude, wy riepen haer toe van morgen also 't leegh Wa- ter was, ende dat wy dan wel met haer spreecken souden, ende wy voeren weder na Boort toe ; aen Boort komende, resolveerden wy met het Jacht in de Kil te zeylen, souden anders prijckel loopen van haer Pijlen met een open Boot.

Den 8 December zeylden wy in die Kil voor ons gedistruweert Huys, ende waren wel op ons hoede, soo quamen de Wilden op de kant van de Wal by 't Jacht maer dorsten niet in komen, op 'tlaetst wasser een en verstouten hem ende quam in 't Jacht, die schoncken wy datelijck een Kleedt Laecken, ende seyde hem dat wy vrede wilde maecken, doen quamender datelijck meer in gheloopen, mey- nende oock een Kleedt Laecken te krijghen, die vereerde wy wat Snuysteringe, ende seyden tegen d'anderen dat wy een Kleedt La- ken vereert hadden, dit was om dat hy ons best betrout hadde, dat hy d'eerste was die in 't Jacht was ghekomen ; ende souden 'sande- rendaeghs komen met haer Oversten, Sakimas 2) ghenaemt, dan soude wy een goede vrede maecken, 't weick sy noemen rancontijn mare-

i) In gereedheid brengen.

2) Delaware sakima beteekent opperhoofd, evenals het correspondeerende Massa- chusetts sdchitn.

156

1633 nit'); Ende daer bleef 'snachts een Wilt aen Boort van 't Jacht, die ^^' ^' wy vraeghden waerom datse ons Volck dood gesmeten hadden ende hoe 'tby gekomen was? doe wees hy ons die plaets daer ons Volck een Pijlaer op gerecht hadde, alwaer een stuck Bliek op gehecht was daer de Hollandtsche-Thuyn op geschildert stondt, soo komter een van haer Oversten die 't daer af haelden, ende wilder Tobacks Pijp- pen af maecken, en wiste niet dat hy daer aen misbeurden, soo maeckten sy die aen 't Huys het ghebiedt hadde, al sulcken swa- [loi.] righeydt af dat de Wilden niet wisten hoe zijt hadden ; gingen heen ende sloegen die Oversten doodt die 't gedaen hadden, ende brach- ten een teycken aen 't Huys by die daer gebiede, die wekken haer seyde, hy wilde dat niet gedaen hebben, sy soude met hem by hem gekomen hebben, hy wilde hem maer verboden hebben, op een ander tijdt sulcken Sonden niet meer te doen ; doen gingen sy van hem af, ende de Vrienden van de Overste die doodt gheslagen was, maeck- ten haer Vrienden op : alsoo 't een Volck is die den Italianen slagh- ten die seer wraeckgierig zijn, doe begosten sy met den anderen haer wraeckgierigheydt in het werck te stellen, ende namen ons Volck ghewaer dat elck op sijn werck was buytens Huys, datter niet meer als een Man in Huys was die sieck lagh, ende een groot En- gelse Dogge die geslooten lagh, hadde hy los geweest souden aen het Huys niet hebben durven komen : Ende die het gebiedt hadde stondt by 't Huys, soo quamen daer drie van de stoutste Wilden die dit feyt doen soude, sy brachten een parthye Bevers met haer om te verruylen ende versochten in Huys te gaen ; soo ginck hy met haer die 't ghebiedt hadde om haer Bevers af te handelen; 't werck gedaen zijnde ginck hy weder van de Solder af daer de Kargasoe- nen lagen, in 'taf gaen van de Trap nam d'eene Wild een Bijl ende kloofde onse Dienaer die daer 't gebiedt hadde de Kop deur dat hy doodt neer viel, en de krancke Man hulpen sy oock om 't leven, ende voorts den Hondt die aen een Kettingh vast lagh diese meest vrees- den, schooten daer wel vijf-en-twintigh Pijlen op al eer sy hem om den hals kregen, ende voort de rest van *t Volck die op haer werck waren, hier ende daer sy met vriendtschap by haer komende gaven- se de klop: ende wierden onse begonnen Colonie alsoo gedistru- weert, dat ons groote schade brachten.

Den 9 dito quamen de Wilden met haer Oversten by ons, ende gingen in een ringh sitten ende maeckten Vrede ; dede haer eenige vereeringe van Duffels, Koegels, Bijlen ende ander Neurenburghse

i) Prof. Uhlenbeck dien ik raadpleegde, acht deze woorden onverklaarbaar.

157

Snuysteringe, ende beloofde ons weder een vereeringe te doen : Al- 163a soo sy uyt jagen waren gheweest, doen vertrocken sy weder met groote blijdschap van ons om dat wy niet gedachtelijk waren 't geen sy ons gedaen hadde, 't welck wy lieten passeeren, alsoo wy geen kans sagen om sulcks te revangeren, alsoo sy op geen vaste plaetse en woonen ; Ende wy begonnen gereetschap te maecken om onse Sloe- pen 't Zee te senden, ende de Traen-Keetel vast te maecken, ende maeckten een Logis van Deelen aldaer.

Den eersten Januarij ben ick met het Jacht den Inck-hoorn smor- Anno 1633. gens ontrent acht uyren *t zeyl gegaen, om de Zuyd-Ravier op te zeylen, om te sien ofte ick daer eenige Boonen van de Wilde sou- den kunnen bekomen, overmits onse Stockvis verconsumeert was, endePotspijs nu dubbelt aengaet, sorgende te kort te komen. Tegens den avondt hebben wy 't geset alsoo het stil was ende het Ijs ons te- gen quam dat de Vloet verloopen was, setten 't op acht vadem, heb- ben voor de Mondt van de Zuyd-Ravier een Wallevis gesien.

Den 2 dito smorgens moye lieflijck weder, sagen twee groote Wallevissen by ons Jacht, wilde wel dat wy de Sloepen met de Har- poniers die aen Swanen-Dal') legghen by ons hadden konnen wen- schen : wy lichten ons Ancker met de Vloedt ende quamen op den avondt een groote mijl voor by het Rieden-Ey landt ; alwaer wy [102.] 't setten ende sagen eenighe Vyeren aen Landt, vermoeden dat het Wilde waren die uyt jaghen zijn ; maer omtrent een uur daer na soo quamer een Kano by ons, d'welcke seyde datse ter Jacht waren, maer wilde niet aen Boort, waer uyt wy quade presomptie namen, maer gaven tot antwoordt dat sy 's morgens vroegh aen Boort ko- men souden.

Den 4 dito na dat wy wat Houts gehouwen hadden, also 't begon te vriesen, hebben ons Ancker gelicht met de Vloet en 't Zeyl ghe- maeckt, en binnen ghekomen een Gooteling-schoot verby de Roode- Hoeck, alwaer wy 't voor een Kil geset hebben, overmits het begon te vriesen ende by aldien dat de Vorst hadde willen aen houden, souden daer in gehaelt hebben om 't Jacht te bergen.

Den 5 dito smorgens hebben wy ons Ancker gelicht, ende zijn gezeylt voor het Fortjen daer eertijdts Huysgesinnen gewoondt had- den van de West-Indische Companie genoemt 't Fort Nassou : Al- waer eenige Wilden sigh hebben beginnen te vergaderen, ende wil- den eenighe Vel-werckvermangelen 2), maer ick begeerden van haer

1) Naam der nederzetting beneden aan den westelijken oever der Dclaware.

2) Verruilen.

158

i633 Turckse-Boonen te verhandelen, overmits wy geen Kargasoen had- J*"' ^" den om Pelterije te ruylen, ende ons Kargasoen wegh geschoncken hadden aen Swanen-Dael om de Pays te maecken, soo datter niet meer als twee stucken Laeckens van ons Kargasoen over ghebleven was en twee Ketels, waer voor wy Boonen begeerden ; ende de Wil- den waren seer schrupuleus nadat wy konde mereken : ende seyde ons, dat wy in de Timmer-Kil souden halen ; soo isser een Wild ge- weest, die van deSankitansi) was die ons waerschoude,seggende,dat wy niet heel in de Kil souden halen, alsoo sy wiste datse een aenslagh op ons maecken wilde, waer wy haer geseydt hebben datse ons alles vertrecken^) soude haer aenslagh, wy souden haer een Kleedt-Laken geven gelijck wy oock gedaen hebben, soo heefse beginnen op te bieghten ende ons verhaelt, datter in Graef Ernests Ra vier 3) een Sloep met Engelsen was af geloopen, ende de Engelse doodt geslagen. Den 6 dito hebben ons Ancker ghelicht en voor aen de Timmer- Kil gaen setten, maeckte alle dinghen wel klaer om te sien wat de Wilden souden doen. Hier legghende soo zijnder een hope Wilden komen aen marcheeren, brengende Vellen ofte Bevers mede, so dat se ontrent twee-en-veertigh a drie-en-veertigh sterck in 't Jacht quamen, so hebben een deel beginnen te speelen met Rietjens op haer wijse, om ons geen argewaen te geven, maer wy hielden ons staegh op ons hoede, alsoo wy maer met ons sevenen in 't Jacht wa- ren, ende daer waren alrees wel twee-en-veertigh a drie-en-veertigh wilden, ende wy begonnen te mereken dat de marckt op het hoogh- ste was, soo hebben wy haer hieten aen Landt datelijck varen, ofte

Nota. wy soudense altemael doodt schieten ; soo heeft haer Sackima een arm vol Beevers-Vellen genomen om ons aen te locken die hy ons begeerde te schencken, maer wy begeerden niet, maer gaven hem tot antwoordt datse haer wegh na Landt soude schicken : alsoo wy

Nota. wisten datse schelmerij in 't Hooft hadden, dat Manetoe ons dat de Duyvei^^ gheseydt hadde, dat is haer Duy vel die noemense Manetoe 4) ; soo zijn sy weder na Landt gevaren, ende haer schelmachtigh aenslagh is God sy gelooft ende gedanckt gefalieert, alsmen maer voor dese Natie een weynigh op sijn hoede is, daer en is met Godes hulpe geen

om.

i) Indiaansche stam in het midden van den tegenwoordigen staat New Jersey. Meestal worden zij Sanhikans of Sankikans genoemd.

2) Vertellen.

3) Zie over de plaatsnamen in deze buurt onze inleiding.

4) Delaware manito beteekent geest, bovennatuurlijk wezen. Er is niet ééntnanito; er zijn er tallooze. Dikwijls heeft het woord de collectieve beteekenis van bovennatuur- lijke, occulte kracht; magische potentie.

159

swarigheydt voor de Wilden : Maer na dat ick mereken kan, soo 1633 gaven sy diewelcke op den Companie Sloepen waren, de Wilden te-^*"' veel vryigheydts daer de ongelucken door komen, datmen wel met vriendschap anders verhoeden kan. Dit waren Wilden van de Roode HoeckofteMantes') anders ghenaemt,ende hadden een parthyeEn- [103.] gelse Kaesjacken^) aen dat my meerder suspitie gaf, want dat geen Kledingh voor haer was, noch geen Kargasoens goot. Doense nu weder allegaer aen Landt waren, soo quamender drie a vier seffens, begeerden datmen haer goet soude afhandelen ende vermanghelen ; gaven haer tot antwoordt dat wy geen Beevers-Vellen begeerden, maer begeerden Boonen tot Victualie.

Den 7 dito quam de Overste (die sy Sackima noemen) van de Armewanninge 3) een ander Natie, dan sy zijn geburen; dese was ge- naemt Zee-Pentor '^), die welcke wy ons avontuer vertrocken, hy seyde hy haddet wel ghehoort datse soo sterck aen ons Boort waren ghe- weest : Maer hy versocht mede dat wy de Timmer-Kil in korten souden met het Jacht, daer ick al quade suspitie uyt nam, ick sprack teghens myn Tolck waerom dat hy de Boontjens niet wilden hier brengen ? Gaf tot antwoordt daer wy laghen dat het daer teslickigh en te vlack was om aen Boort te komen, ende oock te kout om door het Slick te loopen, soo seyde wy hem dat wy wel weder by het Fortjen wilden, ende daer hart en droogh was om aen Boort te ko- men, 't welck daer hy wel mede te vreden was ; ende is als doen we- der aen Landt gevaren, segghende, als wy by 't Fort waren soude weder aen Boort komen.

Den 8 dito 'smorgens vroegh Ancker ghelicht ende voor het Fort- jen weder geset, alwaer wy sagen dat het Fortjen vol Wilden was, ende staegh meer en meer quamen aen trecken, 't welck ons geen goede presomptie gaf, over mits de groote menigte van Wilden : doense nu al haer hoop in 't Fortjen vergadert hadden, soo isser op 't lest een Kanoe dat haer Vaertuygh is uyt een Boom uytgeholt, van 't Fortjen komen afvaren na ons Boort toe, daerse met haer ne- ghenen Oversten in waren Sackimas, van neghen verscheyden plaet-

i) Mantes (Mandes, Manta's) of Frog Indians; zij woonden op den oostelijken oever der Delaware.

2) Van Italiaansch casacca, overrok. Het Engelsche woord is cassock.

3) Armewamem (Armewamus, Eriwoneck ; ook nog andere vormen komen voor), was een dorp op den oostelijken oever der Delaware. Het woord duidt zoowel het dorp aan, als den stam die er woont.

4) Prof. Uhlenbeck dien ik raadpleegde weet dit woord niet te verklaren. Waar- schijnlijk een door volksetymologie verbasterde Indiaansche naam.

i6o

1633 sen van daen : Soo sagh ick onder allen oock die geen die het feyt

•^^"' ' meende aen te rechten, hadde de Engelsche Kleedinge uyt getrocken

Nota. ende weder een Velletjen om gedaen, waer van ick mijn Tolck date-

n3,6r arcii"

listigheyd. lijck waerschouden ; soo zijn sy met haer negenen in t ront gaen sitten en hebben ons by haer geroepen, seggende alsoo sy saghen dat wy voor haer anghstvalligh waren, datse quamen om een goede Vrede met ons te maecken, waer op hy ons een present dede van thien Bevers- Vellen, die welcke een van haer ons gaf met ceremonie by yder Vel, ende in wiens naem dat hyse gaf, ende tot een eeuwighe Vrede met ons, ende dat wy al quade gedachte mosten van ons wer- pen, want sy hadde nu alle quaet wegh ghesmeten, soo wilde ick haer weder door de Tolck laten presenten doen, elck een Bijl, een Duffel, met elck een paer Mesjens, maer sy en begeerden 't niet, seg- ghende datse daer om de presenten niet en gaven om yets weder te hebben, maer om een goede Vrede, 't welck wy voor goedt na- Anno 1633 men, ende wy wilden haer wat voor haer Vrouwen geven, maer deriandt- sy seyden ons wy souden haer aen Landt wat geven : Alsoo 't laet SC e ust. ^yigj.(jgn gQQ gingen sy weder na Landt toe, en souden 'sanderdaeghs met Boonen komen ; ende sonden ons dien avondt seven a acht Jon- gens aen Boort, dat met haer een goede Pays bediet.

Den 9 dito quamen sy smorgens weder aen Boort ende brochte Nota. Turckse-Boonen van alderley coleur, die wy haer voor Duffels, Ke-

de manier j •> j f

van de Wil- tels, Bijlen verruylden, ende eenige Beevers- Vellen, en was al goedt Pays. Pays : Quamen dien dagh wel met haer vijftighen in 't Jacht, maer

niet te min waren altijdts op ons hoede. [104.

Den 10 dito smorgens noch eenighe Beevers en Boonen verman- gelt, en hebben op de namiddagh met de Ebbe weder af ghedreven, ende sijn op den avondt gheraeckt op de Plaet te sitten by Jaques Eylandt, daer wy een ty op saten.

Den 1 1 dito smorgens hebben ons Ancker gelicht, en zijngeraeckt tegens den avondt ontrent ander half mijl boven de Minquaes Kil daer wy 't setten ; ende vernamen dien avondt aldaer een Wallevis die 6 a 7 mael blies, dat wy in verwondert waren daer een Wallevis te sien, 7 a 8 mijl in 't versse Water.

Den 1 2 dito hebben weder ons Ancker gelicht, ende gheraeckt tot voor de Mondt van de Ravier, savonts quamen ten Ancker daer het Ruyge-Bosje is.

Den 1 3 dito smorgens met de Ebbe hebben ons Ancker ghelicht, quamen in den namiddagh by ons Schip voor Swanen-Dael, daer ons Volck verheught was om te sien, wy bevonden datse twee Walle-

i6i

vissen geschooten hadden, maer waeren met weynigh Traen be- 1633 laden. •^*"' *^'

Den 18 dito werden in ons Jacht het Kargasoen gedaen, ende we- der de Zuyd-Ravier op gezeylt, quamen savondts tusschen de Min- quaes Kil, ende het Rieden Eylandt daer wy het anckerden, ende het begost te vriesen ; anckerden hier, alsoo de Vloet verloopen was.

Den 19 dito smorgens met de Vloet het Ancker ghelicht, ende quamen op een Mijl na by Jaques Eylandt, alsoo 't begon te vriesen ende wat stijf aen leyde, waren genoodsaeckt te gaen halen in een Kil die ons naest was, vonden een fraye Kil, daer 't met Hoogh Wa- ter twee vaem Waters diep was, maer stroomde vry wat, was boven dertigh Voet niet wijt ; het Ys begost ons wat te hinderen door schu- ren van de Stroom, houweden metter haest een deel Boomen om, ende ginghen die achter en voor in de Grondt hayjen om van 't Ys bevrijt te leggen : Dit was een schoon Landt, daer wossen veel Wijn- gaerden in 't Wilt, soo dat wy 't de naem gaven van de Wijngaerts Kil, liepen hier dagelijcks uyt schieten, schooten veel wilde Kalkoe- Nota. nen die dertigh a ses-en-dertigh pont woegen, wonder om aen te sien van groote, ende seer fraye van smaeck. Wy lagen in dese Kil be- vrooren van den 19 dito tot den 3 Februarij, vernamen in die tijd geen wilden, dan sagen wy hier ende daer somtijdts groote Vyeren op 't Landt, maer vernamen niemandt nochte geen Kanoos, door dien de Ravier geslooten was van 't Ys.

Den 3 Februarij haelden wy weder uyt de Kil, overmits de Ravier

weder open was, ende zeylden na 't Fortjen Nassouw, daer wy te

vooren de Wilden gelaten hadden, maer vonden als nu niemandt,

ende sagen geen Wilden ; doe begost het wederom te vriesen, ende

wy haelden weder in een Kil recht over het Fortjen alsoo wy die

schroomden, soo wy daer in bevrooren dat wy daer prijckel moghten

loopen ; Doen wy in dese Kil acht dagen hadden gelegen voor de

Ys-ganck, soo quam daer oock mede een Kano daer een Oude Wild

in sat met een Wildin, ende voort met wat Mayes ende Boontjens,

daer wy een parthye af vermanghelden ; Ende konde uyt de Wilt

niet verstaen hoe 't quam dat wy geen Wilden en sagen, 't schijnt

dat hy 't ons niet seggen en wilden, hy leeck altoos verbaest dat hy

vluchtende was, liep dickmael op 't Land, keeckheen ende weer, dat

wy mereken konde datter yets most wesen, haelden 'sanderendaeghs

weder uyt de Kil, en voeren tusschen de Schotsen Ys ende de Wal

door, dat wy met ons Jacht niet kosten doen.

[105.] Den 1 1 dito quamen over de Ravier van 't Fort af wel vijftigh

II

ï62

1633 Wilden over 't Ys met stucken van Canos, quamen datelijck na ons ' Jacht toe daerse in stappen kosten van 't Landt af, spraecken met ons, waren Minquasen ^) die boven d'Engelse Verginnes woonden, qua- men daer te Oorlogh, ende waren noch wel ses-hondert die over ko-

Nota. nien soude; zijn wel onse Vrienden maer men moetse niet vertrouwen, doen veel om Buyt; Eyndelijck resolveerden alsoo 't springh ty begost te reuren, dat wy voor de Mond van de Kil halen mosten, op datse ons in de Kil niet met voeten over loopen soude, en onse meester zijn, dat niet diende : halende uyt de Kil ontrent vijf-en- twintigh treden daer wy niet over en moghte, door dien datter niet Waters ghenoegh was ; soo sprack ick tegens de Schipper van 't Jacht, dat hy het Volck kommanderen wilde wat Ballast uit het Jacht te werpen om vlot te worden, maer hy koster de Maets qualijck toe krijgen ; doen quam ick by haer, vraeghden haer ofte sy liever op de genade van dese Barbarrese Menschen wilden wesen ofte wat Ballast over boort te smijten ? sy antwoorden my, als wy al in die Ravier zijn soo moeten wy op de genade van 't Ys leven ? ick gaf

% haer tot antwoordt, dat Godt ons wel helpen soude die ons soo lange geholpen hadden; eyndelijck sprack ick tegens haer dat ick noch

Nota. (irie Vlessen Brandewijn in mijn Kelder hadde, ick souder haer een

het groot j j

beieydt. af gheven alsse de Ballast over boort ghesmeeten hebben, ende wy soude malkanderen gelijckerhandt helpen. Doen 't Jacht nu vlot wierden dreven wy met het Ys ende de Ebbe die meest verloopen was een duysent treden beneden de Kil, tusschen twee hooge Schot- sen Ys die op 't Land bevallen waren ; dit uyt halen was by nacht ge- schiet, maeckten met alle Man een groot geluyt, doen sy sagen dat wy de Ravier neerwaerts aen dreven ; smorgens dagh wordende, saghen sy dat wy tusschen twee Schotsen Ys laghen, met de Boegh- Spriet over 't Landt, quamen sy na 't Jacht toe gheloopen, wy ston- den met ons achten in 't Geweer.

Nieuw-Ne- Den 1 2 dito keerden wy haer af, want sy wilden by de Boegh-

derlandtse ^ , ,tii 1 1 oi-t.

Kust. Spriet m t Jacht komen, also wy met het voor Schip na Landt toe lagen tusschen twee Schotsen Ys; eyndelijck wies het Water dat het Jacht met de twee Schotsen Ys vlot wierden, mosten doen op Gods genade met het Ys drijven, 'twelck ons een groot Vyandt was, ende het Landt was onse Vyandt van weghen de Wilden. Eyndelijck dreven de Ravier op, ende daer lagh een droghe plaat die meest midden in de Ravier loopt, daer wy vreesden van 't Ys op geschoven

i) Minqua's noemden de Hollanders den stam aan den bovenloop der Delaware.

103

te worden, dan God versagh datter twee Kanoos by ons quamen 1633 drijven, die wy datelijck voor de Boeg haelden aen eiken zijde een, ende braecken daer 't Ys mede voor de Boegh, die settender de Fock by, want de Windt goedt was de Ravier met de Vloet op te zeylen, ende wy raeckten met de hulp van Godt voorby het Vogel- Sant, dat onse groote prijckel op die plaets was; ende raeckten met die Vloet tot het Schoone Eylandt toe, daer de Vloet begost te keren, ende wy schickten aen de Wal te geraecken met de zijde tegens de Wal aen langs raecks met het voor Schip; Eyndelijck begost 't Water hart te vallen, ende wy bevonden dat de Wal schor ^) was, doen gon- ghen wy datelijck een Kabel-Touw om de Mast vast maecken, ende aen Landt aen goede dicke Boomen vast gemaeckt, ende wy be- schansten ons voor Pijlen. 'sAnderendaeghs den 13 dito quamender drie Wilden van de Armewamen die welcke voor 't Jacht quamen, verhaelden ons dat sy vluchtigh waren, dat de Minckwassen eenige [106]. van haer Volck hadden doodt gesmeten ende dat zijt ontvlught wa- ren, hadde al haer Kooren berooft, haer Huysen verbrandt, ende sy warent ontkomen, ende leden nu groot gebreck, moestender behel- pen met het geen datse in 't Bos vonden, ende quamen om te ver- spieden wat wegh dat de Minckquaes heen trocken, ende haer Gros lagh ontrent vijf a ses uyren gaens van ons af, met Wijf ende Kin- deren; Verhaelden ons oock dat de Minckquaes wel tnegentigh Men- schen aen de Sankiekans hadde doodt ghesmeten, ende sy wilden 'sanderendaeghs als de Son Z. O. waer soude sy by ons komen, want sy hadden grooten honger, en de Minckquaes waren al vertrocken weder na haer Landt toe, ende gongen van ons af.

Den 14 dito snachts begondt hart te regenen, ende de Windt was Z. W. 't welck daer warmte maeckt : Smorgens hadden wy hoogh Water 't welck het Jacht moy vlot maeckten, het Kabel-Touw van de Boom hebben wy weder los gemaeckt, dat vast ghemaeckt was voort omvallen van 't Jacht, door dien daer sulcken schore Wal was, ende wy lietent in de Ravier drijven, want het Ys was alreeds soo bros oft Snee waer geweest; doen resolveerden wy, dat wy de Wilden niet wilden verwachten nademael sy verjaeghe waren, ende ons niet kosten helpen daer wy om quamen, soo dat het een verlooren Reys voor ons was; dreven weder de Rivier af, na beneden komende by de Minquaes-Kil, doen namen wy weder wat Steen tot Ballast in, dat wy smorghens anders niet koste bekomen : Dit is een heel schoone

i) Ondiep.

164

i633 Ravier, altemael schoon vlack Landt, dan vol Geboomte van Eycken, i-ebr. 14. ]^QQ^gj^^ Esschen, Karstanje-Boomen, ende vol VVijngaerden die by de Boomen opwassen; dese Ravier is oock seer Vis rijck, diergelijcke Vis als in ons Vaderlandt, van Baers, Vooren, Snoeck, Steur, ende diergelijcke Vis, de Zeekant van gelijcken, Kabbeljouw, alderhande Vis als in ons Vader-Landt ende meerder gelijcken : doen wy wat

Nota. Ballast gehaelt hadden, dreven voort de Ravier na beneden toe, koo- men voor de Mondt van de Ravier, vissen wy eens met onse Zeeghen, vinghen in een treek soo veel als dertigh Man eeten kosten, soo Baers, Vooren, Snoeck.

Den 20 dito lichten wy ons Ancker met een N. W. Windt, en zeylden weder de Baye uyt die thien mijl lanck is, ende soo wijt inde midden datmen het qualijck van d'eene Wal tot d'ander kont sien, ende vol Bancken, daer diepten tusschen beyde loopen van 6 a 7 en 5 vadem diep, maer het beste diep is aen de West Wal, kunt die op 't Loot aen loopen als ghy uytter Zee komt by de Kaep-Hinloopen, die op acht-en-dertig graden en twintig minuten leyd ; de droogte

Nota. van de Bancken die van de Kaep-Hinloopen recht over de Baye gaen nae de Kaep de May o ^) toe, als ghy die een en een half mijl ge- passeert zijt, ende na de Ravier wilt, soo de Kaep de Hinloopen Zuyen van u laet ende het dan N.W. inloopt by de West Wal lan- gens, soo sult ghy buyten prijckel loopen van de Bancken, ende hout altijdt de Westzijde die ghy aen looden meught, maer komt hem niet nader als twee vaem soo 't een kloeck Schip is, dat sal u recht gheleyden na die Zuyd-Ravier toe ; als ghy nu komt teghens de Mondt van de Ravier daer 't noch wel twee mijlen breet is, soo leydt daer een Banck recht voor, daer met leegh Water niet meer op is als ses a seven voet Waters, dien ghy aen Stuerboort moet la- ten legge, ende ghy zult een ruygen hoeck voor uyt sien, aen de West-zijde daer moet ghy by langhs houden, dat is het rechte diep, [107] met leegh Water drie en een half vaem Waters, maer de Ravier in zijnde ses a seven vaem diep, vloeyt hier vijf a ses voet op ende ne- der : Tegens den avond arriveerden wy weder bij ons Schip, daer groote blijdschap was van ons weder te sien, alsoo wy over de maendt uyt geweest hadden, dochten niet dat wy in de Ravier bevroren lagen, datter meenigh Stuerman ofte Astrologus niet begrijpen kan, dat op acht-en-dertigh en een half Graeta negen-en- dertigh Graden sulcke loopende Ravieren toevriesen kunnen, d'een wil sustineeren

i) Kaap May.

i65

door dien dat het soo verde om de West leydt, d'ander brenght wat 1633 anders by, maer ick sal spreecken uyt experientie dien ick gesien ^^^^' ^°' hebbe, dat het kan wesen, dat is dit : Dat landtwaerts in 'twelck Noorden in streckt, diep in 't Land hooge Bergen zyn die vol Snee leggen, ende de Windt Noorden ende N.W. uyt het Landt wayt, van die koude Bergen af met een helderen klare Lught, dat veroorsaeckt Vorst ende groote koude, gelijck men siet in Provencen en in Italien, 't weick ick menigh mael ghesien hebbe dat ick te Genuwa was, als de Wind uytten Landen uyt dat hooge Geberghte weydde, dattet alsoo kout was ofte men in Hollandt waer gheweest, ick hebbe be- vonden by experientie dat alle de Landen daer 't Winter maeckt i), soo ist hier in Nieuw-Nederlandt oock, want soo haest de Windt Zuyd-West is so ist weder warm, dat men in 't Bos wel naeckent staen magh, en trecken een Hemt aen.

Den 5 Maert resolveerden om een Voyagie te doen na de Engelse Verginjes, alsoo onse aenslagh gefalieert was om Koorn in de Zuyd- Ravier te bekomen, overmits den Oorlogh die de Wilden daer had- de als vooren verhaelt is, daer wy sulcken prijckel hadden ghestaen, ende de Granen al verdestruweert waren vande Wilden, ende ons dochte dat wy inde Groote Ra vier 2) aen 't Fort Amsterdam oock niet veel ten besten vinden souden, om onse wederom reys na Hollandt te doen, soo vonden wy geraedsaem te zeylen na de Engelse Ver- ginjes, al hoe wel daer noyt niemandt uyt dese quartieren was ge- weest; ick seyde, hadde ick de prijckel af gestaen in die Zuyd-Ra- vier, ick soude dan oock d'eerste wesen van ons natie die oock het wagen soude na de Engelsche Verginjes uyt dit quartier, also 't maer dertigh mijl is van de Zuyd-Bay ofte Cape de Hinloopen is.

Den 6 dito lichten wy ons Ancker, setten onse koers langhs de verginjes Wal Z. Z. W. aen, tegens den avondt wierdet stil, settent op ses va- ^"^*' dem Zantgrondt, de Windt N. W. uyt de Wal.

Den 7 dito smorgens met den dage lichten wy ons Ancker, zeylden langhs de Opper- Wal, bevonden dat de Kust streckte van Cape-Hin- loopen af, ontrent acht mijlen Z. Z. West ende Noord Noord Oost, veranderde doens weder twee streecken Z. W. en N. O., liepen so al langhs de Kust op ses vaem, eyndelijck bevonden wy dat het Banck- achtigh begost te worden, ende ick sagh dat het Water begost te kap- pelen, ick sprack tegens de Schipper van *t Jacht dat hy eens looden soude, om te sien hoe diep dat het was ? gaf my tot antwoordt dat hy

i) Slordig uitgedrukt. Versta: ik heb dit bevonden in alle landen, enz. 3) De Hudson.

i66

1633 datelyck gediept hadde op ses vaem, ick sprack tegen hem dat ick niet

Nofa* ^ kost gelooven dat het soo diep was, want het Water kappelden te

Reden van yeel, doen wierp hy met een nors hooft het loot over Boort, ende

't onver- .

stant des wierp anderhalf vaem Water, ick verschoot, 't is waer wy gongen 't jaJht. met het Jacht maer ses voet diep, dit was ontrent anderhalf mijl van

de Wal, hielden datelijk nae de Wal toe, alsoo ick sagh dat het daer [108]. des?°KÓop- n^ii^^^Gï" kappelde als na Zee toe, vonden datelij ck weder twee a drie luyden ^ vier vaem Waters, liepen soo om de Banck weder na Zee toe, dat heydt. wy weder seven a acht vaem kregen, ende sagen een hoogen Hoeck

voor uyt, die welck ick gisse omtrent seven a acht mijlen te zijn van

Nota

Smits-Eylandt ofte Kapo-Scharles ^), maer van dese Hoeck af dwars in Zee, ende dat meest tot Kapo de Scharles toe ist al vol Bancken, soo datje dese Kust daer niet naer dient te komen, als op negen vaem met een groot Schip, ten waere datje op de Banck waert die drie a vier mijl in Zee lydt, die langhs de Kust loopt al tot de Noord-Ravier toe, daer die somtijdts naer vijf a vier en een half vaem sult op wer- pen, met dat ghy daer binnen zijt na Landt toe, sult wederom thien a elf a negen vaem werpen, want dit een vlacke Kust is, op derthien a veerthien vadem siet men het Landt eerst ; Teghens den avondt alsoo 't doncker wiert, om de Baye van de Verginjes by nacht niet verby te loopen, settent wy op negen vaem Waters ; ende doen wy ontrent een ure geset lagen, begost het een Storm te wayen uytten Z. O. recht op de Wal, een leger Wal voor ons, ende wy gaven het lustigh bot voor zijn neus, schooten wy met een de Stengeties, daer laghen wy en reden ofte wy een Visscher waren gheweest.

Den 8 dito smorghens doen wy uytsagen, vonden dat het de ghe- heele nacht gesnuwt hadde, wanter meer als een paer voet dichte ghesnuwt lagh, doen quam de Schipper vragen ofmen Ancker lichten soude ? ick gaf hem tot antwoordt, dat hy Zeemanschap ghebruy- cken moest, alsoo hy wel sagh dat het noch harde weyde, ende een groove Zee stont ende geen ghesight op 't Landt, dat het best was te blijven legghen nademael dat wy vast laghen, verwaghten goedt klaer helder Weer. Naer de Middagh begost het op te klaren, de Windt liep van deZ. W. met moy helder weder, ende wy sagen dat wy recht voor de Bay laghen van Smits-Eylandt Noorden van ons, zeylden doe over na de Kaep-Henrij een moye Bay wijt en breet, wy liepender so lange in dat wy drie vaem Waters vonden, liepen daer weder uyt, vervolghden

i) Cape Charles aan de invaart der Chesapeake-baai ; aan de overzijde ligt Cape Henry. Sraith Island ligt vlak voor Cape Charles.

i67

onse koers Noorden in, totdat wy savondts tegens een Banck aen qua- j^^^rt 8. men daer wy om den donckers willen setten op vijfthien voet Waters, dit was een Banck die al streckt tot Elijsabets-Ravier toe.

Den 9 dito smorgens diepten weder hoe diep dat het was, bevon- den maer negen voet Waters, soo dat het ses voet gevallen hadden daer wy lagen, endede Windt liep van den Oosterlijckerhandt, soo- dat wy op een Leeger-wal lagen, ende waren blindt, overmits nie- mandt van ons allen hier noyt gheweest was, lichten ons Ancker, zeylden vande Leeger-wal weder af; dit is een Banck die van de West- Wal afstreckt meer als twee paerten over na de Oost-wal toe, daer het diep loopt bij die Oost-wal langens, daer een Fortjen op leydt dat doe ter tijdt nieuw ghemaeck worden, 't Landt hiet op een Engels Point Confort ï), hier liepen wyby in, dit diep hadde thien a achta seven vaem Waters, sagen voor uyt ontrent twee myl een hoeck uytsteecken, *t welck de Engelse noemen Nieuwpoort-Snuw2),als ghy komt by de Oost-wal uytter Zee in zeylen, soo moet ghy sien dat ghy die hoeck van Nieuwpoort-Snuw niet binnen de Punt brenght [109.] daer 't Fort op leydt, sout anders noodt hebben van Scheepsbreuck te lijden, maer houter die voorschreven Hoeck die ghy dan van verre siet een goet stuck buyten, als ghy Nieuwpoort-Snuw voor by het Fort komt, soo sal sigh datelijck aan de zijde van 't Fort een groot bocht op doen, laet u Ancker daer vallen soo ghy niet bedreven en zijt op ses vaem, ghy kunt daer oock korten in een kom die daer aen Nota. de zijde van 't Fort is, dese bocht is de bocht van Kieketans) daer oock een Kil in loopt, daer ghy wel met Scheepjes van vijftigh Last in kunt na datse diepgaen ; recht over aen de West-wal leydt Elijsabets Ra- vier daer ghy met een groot Schip wel vijf a ses mijlen meught op zeylen. Doen wy alhier een daggheleghen hadden in dese bocht van Kieketan, wiert ons een Loots inghegeven die ons oplootsen soude na Jems-Toin4) toe, daer de Gouverneur huys hout van weghen de Koninck van Engelandt, ende daer voer noch een Engelse Koop- man met ons.

Den 10 dito zeylden wy de Ravier op, doen wy by de voorschre- ven hoeck quamen van Nieuwpoort-Snuw, voeren aen Landt en haelde Water, alsoo daer een schoone Fonteyn leydt binnen de voor

1) Aan de invaart der James-Rivier. Tegenwoordig Fort Monroe.

2) Newport News.

3) Kecoughtan op een oude ij^'' eeuwsche gedrukte kaart van Virginië (Leupe I, n°. 1399).

4) Jamestown.

i68

t633 Strant van de Ravier dat dight aen is te halen, hier komen alle de * Schepen haer Water halen als sy na huys toe willen, doen wy nu wat Water hadden gehaelt zeylden voort, quamen teghens den avondt by een Kil daer wel een groot Schip in magh, ghenaemt Blanck- Point*), daer voeren wy aen Land, daer woonde een van de princi- paelste van *t Landt, genaemt Kapiteyn Matheus, daer moesten wy snachts blijven, ende wierden wel getrackteert. ! Den 1 1 dito namen ons afscheydt van dese Capiteyn, ende voeren

weder na Boort toe van 't Jacht, zeylden voorts. Hier was de Ravier wel twee mijlen wijt, maer banckachtigh, soo datter maer diepten door loopen die ghy volgen moet, maer 't is een Lootsmans Vaer- water; smiddaeghs quamen wy by Litteltoins) daar voeren wy aen Landt, daer woonden een groot Koopman Meester Menifit genaemt, dien ons ten Middaghmael hiel, ende trackteerde ons seer wel, hier is de Ravier half soo wijt als vooren, hier was mede een Thuyn wel van een Morghen groot, die stont rontsom vol Provense Roosen, ende vol Appel en Peere-Boomen en Karsse-Boomen, en alderhande Vruchten of men in HoUandt gheweest waer, met alderleye ruycken- de Kruyen, als Roosemareyn, Zalie, Margeleyn, Tijm, rontom de Huysen stondet vol Pirkes-Boomens) die blossemde hart, ick was verwondert van die slagh van Boomen te sien, dien ik op dese Kuste noch noyt ghesien hadde : daer quam een expresse Bode van de Gouverneur, dat hy na ons verlanghde, doen namen wy onse af- scheyt van de Koopman, voeren na Boort toe, ende Ancker gelicht zijnde quamen binnen twee uyren voor Jems-Toin ten Ancker daer de Gouverneur sijn Hof hout.

Vcrcinïcs

Kust. Den II dito voeren aen Landt, daer de Gouverneur op Strant

stingh met eenige Helbaertdiers ende Moskettiers om my te ver- wellekomen, aen Landt tredende quam na my toe ende hieten my hartelijck wellekom, vraeghde my waer ick van daen quam ? ick gaf hem tot antwoordt uyt de Zuyd-Baye van Nieuw-Nederlandt, vraeghde my hoe vert dat het was van haer Baye ? ick seyde van dertigh mijl, doen gonck hy voort met my in zyn Huys, al waer hy my wellekom heeten met een Venees-Glas met Seck, ende doen kreegh hy zijn Kaert voor den dagh, ende wees my dat de Zuyd-Bay by haer was ghenaemt Mijloort Delwaerts-Baye, dat die daer over

Nota.

i) Blunt Point op de Engelsche kaarten,

2) Littleton.

3) Perzikbooraen.

sen.

169

[iio.] eenige Jaren met vuyl Weer daer in vervallen was^) ende hadde die 1633 plaetsen vol Bancken gevonden, dochte niet navigabel te zijn, daer- ^^^'^^ "' om haddenser noyt na ghekeecken, maer 't was haer Koninghs Landt ende niet Nieuw-Nederlandt ? lek gaf hem tot antwoordt, dat- ter een schoone Ravier was daer in thien Jaer voor desen noyt En- gelsman in geweest waer, ende dat wy daer al over cenighe Jaren een Fort ghemaeckt hadden, dat het fort Nassouwghenaemtis, datdedc hem vreemt sulcke Naburen te hebben ende het selvige noyt ghe- hoort te hebben, hy hadde wel gehoort dat wy op de veertigh gra- den Hutsens Ravier by haer ghenaemt, een Fort hadden, ende daer was voorleden September een Sloepjen met seven ofte acht Man na Delwaert-Baye ghesonden, om te sien ofte daer een Ravier was, dan sy waren niet weer gekomen, ofte de Zee haer verslonden hadde ofte niet, dat wist hij niet ? lek gaf hem tot antwoordt dat wy Wilden y^^^ gesien hadden in die Zuyd-Ravier, de welcke Engelse Kasiaken aen ^^* verhaei

*^ ° voor desen

hadden, ende oock verstaen van een Wildin die ons waerschoude, ende ge- dat de Wilden een Engelse Sloep afgheloopen hadden daar seven a Engef" acht Engelsche in waren, doen seyde hy dat sal ons Volck geweest zijn, souden anders al lange thuys gekomen hebben, die haddense gesonden om de Zuyd-Ravier te descouvreeren ; eyndelijk sprack hy daer was Landts genoegh, wy souden goede Buren met den anderen zijn, van haer hadden wy geen noodt, soo die van Nieuw-Engelandt ons niet te veel naderden ende ons af wonnen : ende ick bleef sa- vondts by de Gouverneur ten eeten, ende moste by hem snachts blijven in sijn Huys.

Den 12 dito arriveerden alhier Kapiteyn Stoons, die welcke ick in West-Indien gelaten hadde aen St. Maerten, verhaalde my dat hy noch wel veerthien dagen na sijn Boot gewacht hadde die in sul- eken miserie geraeckt waren als ick voren verhaelt hebbe 2), datse geloot hadden wie datse dooden souden om te eeten ; Verhaelde my oock dat hy die ghevangene Portugijsen dien ick hem aen St. Chris- toffel over gelevert hadde, 't welcke ick van Neves gebracht hadde als vooren verhaelt, dese Persoonen hadde hy gebracht aen Porto- Rijcke, ende was van de Spaense Gouverneur seer wel ghetrackteert, ende hadde sijn Reys voort gevordert hier na de Verginjes toe, ende was seer blyde my hier te ranscontreren, was by de Gouverneur seer wel ghesien, hy was van Londen uyt grooten Huyse ; smiddaeghs

i) Zie over deze quaestie onze inleiding. 2) Hiervóór, bl. 153.

I70

i633- bleef ick by de Gouverneur ten eeten, so als wy over de Maeltijdt

Maart 1 2

saten, soo sprack dese Capiteyn Stoons waerom dat de Gouverneur my liedt vertolcken ? dat ick Engels spreecken kon, dat ick in West- Indien altoos met haer Engels ghesproocken hadde, de Gouverneur sprack hy wist dat niet, doen vraeghde de Gouverneur ofte ickoock Frans spreecken konde ? ick seyde jae, ofte ick oock Italiaens ver- staen konde? ick antwoorde van ja, ofte ick oock in Italien was ge- weest, ofte ick oock in Africa gheweest waer, oock in Oost-Indien, ick sprack van jae, doen was hy seer verwondert, dat ik soo vroegh hadde beginnen te commanderen, eyndelyck soo satter een Engels- man aen de Tafel die in Oost-Indien in die selve tijd was geweest doen ick daer was, dien vraeghden my wie in Oost-Indien van d'En- gelse commandeerde doen icker was, ick noemde hem de naem, en- de ick hem aen sagh te degen doen koste ick hem wel ende hy my, doen seyde de Commandeur dat bergen moeten den ander niet, maer Menschen die de Werelt versoecken konnen malkanderen ontmoe- ten, voorts heeft my de Commandeur aen provisie gheholpen daer ick om quam, dese Commandeur was gheheten Sr. Jan Harrewee ^). [m.J

Den 18 dito namen onse afscheydt van den Gouverneur, ende sondt een half dozijn Geyten aen ons Boort om mede te nemen, dien hy vereerden aen onse Gouverneur met eenRam, also hy verstaen hadde dat aen 't Fort Amsterdam geen Geyten en waren in Nieuw- Nederlandt, ginghen wy meteen 't zeyl ende quamen tegens den avondt weder aen Blanck-Point by den Raed aen 't Landt, daer wy te vooren in 't opzeylen van de Ravier aen geweest waren, hier kochten wy noch eenighe Varekens die wy daer sloegen ende settense in 't Sout.

Den 20 dito namen onse afscheyd van dien Raed genaemt Capi- teyn Mattheus, zeylden voort na Kicketan toe,ende settent savondts voor de hoeck van Nieuwpoorts-Snuw daer wy Water haelden ; hier woonden een Edelman genaemt Meester Goegen, daer ick wonder sagh van de Engelse natie, datse haer Dienaers tegens malkanderen verspeelden, ick sprack tegens haer, dat ick dat werck van gheen Turcken nochte Barbaren ghesien hadde, dat het gheen Christen betame te doen.

Den 2 1 dito arriveerde wy weder voor Kicketan, kochten daer oock eenige Fictualy, ende lagen met een ende verwachten de goede Windt : Dese Engelse Verginjes is een schoon Landt, altemael schoon

ï) Sir John Harvcy.

171

vlack Landt die vol van alderleye schoone Boomen staen, sware 1633 Boomen, Eycken, Nooten, Karstanjen, Esschen, ende Cyperssen- Boomen, ende Cederen, ende alderlye soorten, hier komen 's jaers tusschen de dertigh a veertigh Schepen van alderley groote,van twee hondert lasten en grooter, met acht-en-twintigh Stucken en vier-en tvvintigh a negenthien gemonteert, die alhier komen alle Jaren Blade Toback laden, ende gaen daermede na Engelandt, het in-komen van dese Baye is vijf mijl wijt, van Cacp Henrij tot Scharles toe, veel schoone Ravieren uyt loopen gelijck die aen de Oost-zijde streckt Noorden op ^) diemen wel tachtigh mijlen kan op zeylen met kloeck ^^^^ Schip, dertigh mijl op leydt een kloeck Eylandt in de Ravier dat wel twee mijl lanck is, dat de Engelse noemen Illie de Kent 2) daer veel Engelse op woonen, onder het gebiedt van een genaemt Capi- teyn Klavers) die daer groote Handelingc van Pelterije doet; dan isser noch een Ravier die West op loopt, Joreck Ravier 4) genaemt, diemen oock wel 20 mijl met een groot Schip kan op zeylen; dan isser Pette-Womeque Ravier 5), diemen oock wel dertigh mijl met een goet Schip kan op zeylen, ende de Ravier daer Jems-Toin op leydt 6) ofte Jacob Stadt in duyts ghenoemt, dese streckt meest West op, kan men aen de kant van veertigh mijl met een kloeck Schip op zeylen tot een plaets toe, genaemt Heynrijcke,een Eylandt 7); dese Ravier is van 'tinnekomen omlaegh tot dit Eylandt toe, aen weerzijde bewoondt met Engelsen, ende daer loopen aen wederzijde veel kleyne Killen in, maer die loopen vier a vijf mijlen in, sommighe minder, datmender wel met een goet Schip in magh ; oock mede seer Visrijck van alderhande Vis, als in Hollandt in de Ravieren is, hier hout oock alderhande Gevogelte, van Swanen, Gansen, Eynd- Vogels, Nota. Rotgansen, Patrijsen, Kalckoenen in 't wilt, gelijck in Nieuw- Nederlandt doen. Daer is een swarigheydt daer de Engelse over kla- gen, seggen als de maendt van Junij, Julij, Augustus komt dat het dan daer seer ongesondt is, dat haer Volck die Nieuwelingen zijn uyt Engelandt ghekomen, dat die sterven als Katten ende Honden,

i) Hier bedoelt schrijver de Chesapeake-baai zelf en de daarin uitloopende Susquehanna.

2) Isle of Kent hoog op in de Chesapeake-baai, tegenover Annapolis.

3) William Clayborne. Zie onze inleiding.

4) York River.

5) De Potomac.

6) James River.

7) Henrico Neck op de Engelsche kaarten; een eiland is dit niet, maar de rivier maakt er een bocht.

172

, , i633 die dan dese Maenden uyt ghehouden heeft, dat noemen syhy is Zees r u

Maart 21. . . .. 1 ,

sond I) ; krijgen een sieckten datse altijdt willen slapen, met moetse

2].

Nota. dese condi tie deses Landts.

Nota. de foute vande Winninge.

, met gewelt uyt den slaep houden, sterven al slapende, dese Sieckte meynen sy komt uyt de groote hetten die daer dan is, den een half uyr heel heet, ende alsdan de Windt uyten N. W. schiet, soo isset datelijck soo kout dat men wel een Bolckvanger -) mach aen doen, soo t schijnt leydt dit Landt in 't scheyden van de hetten ende koude, daerom is Nieuw-Nederlandt fray getempert.

Den 28 dito Ancker gelicht ende 't zeyl gegaen met een goede Z.W. Wind al langhs de Kust N.0. aen.

Den 29 dito arriveerden wy weder in die Zuyd-Baye aen Swanen- Dael by ons Schip, daer wy seer wellekom waren, bevonden dat ons Volck seven Wallevissen geschooten hadden, maer daer was maer twee-en-dertigh Karteellen Traen van gekomen, dan daer wasser een onder allen daer elf Karteelen af ghekomen was, soo dat de Wallevis- serye te groote onkosten maeckt om sulcke magere Vissen te van- gen, dan men kost wel meerder uyt gherecht hebben hadde wy goede Harponniers ghehad, wantse wel seventhien Vissen gheschoo- ten hadden, en niet meer als seven van gekregen, dat veel verwon- derden ; schooten altoos na de Vissen by de Steert, ende nadat ick verstaen hadde van de Baskes, dat oude Wallevis- Vangers zijn, datse altoos een Vis na vooren by de Rugghe de Harpoenen in- schieten : dese Voyage was ons oock schadelijck maer niet veel, overmits dat ick in West-Indien een goede parthye Sout in geladen hadde dat een goede prijs gou, voorders hebben onse Traen in 't Schip gedaen, ende de Ketel af beginnen te breecken, ende Water ende Hout gehaelt, ons gereed gemaeckt om 't zeyl te gaen. Dese Baye is altemael schoon vlack Land, vol alderleye schoone Boomen als ick verhaelt hebbe van de Engelse- Verginj es ; hier aen Swanen- Dael houden 's Winters by hondert duysende Gansen, tweederleye soorten, graeuwen ende witte, oock vol witte Kalckoenen, veel Harten.

Den 14 April alsoo wy nu wel klaer waren van allen om 't zeyl te gaen, soo hebben wy op dito ons Ancker gelicht 't Schip ende 't Jacht : Terwijls dat wy hier lagen quam in dese maent van April by hondert duysende van Tortel-Duyven vliegen van 't Landt de Bay over, ja datmen qualijck de Lucht koste bekennen daerse neffens

1) Eng. seasoned.

2) Pij van presenning, waarmede zich de zeelieden tegen boos weer beschutten.

173

waren, vielen somtijdts op Schip neder van loovigheydt ») datse de 1633 Baye over quamen ; onder zeyl zijnde gonck ick weder op het Jacht, ^" ^^' ende bevolen de Stuerluyden het groot Schip, want de Kuste wilde ick te degen ontdecken, zeylden over na de Cape de Mayo, daer be- gost de Kust te strecken O.N.0. ende W.Z.W. quamen tegens den avondt by het Gat van de Eyer-Haven, bevonden tusschen Cape de Mayo ende de Eyer-Haven 2) een sleghte Sant-Strant, met kleyne legeDuyntjens, de Eyer-Haven selfs is een Ravierken ofte Kille, ende binnen al gebroocken Landt, en binnen de Baye leggen dieversche kleyne Eylandekens, wat vorder op de selve streeck leydt op een sleght voor-Landt een fray hoogh Bosch ; teghens den avondt be- gond moy stilletjes te worden.

Den 1 5 dito smorgens wast heel mistigh dat wy ons groot Schip niet en saghen, soo hoorden wy de Landt-Zee ende Barninghe, wier- pen het Loot 't was acht vaem diep, lieten 't Ancker vallen, 't was schelpige Gront, trocken aen het Visschen met een Draep-Lijn 3), vingen in de tijdt van een paer uren vier-en-tachtigh Cabbelouwen, ["3-] waren seer goet van smaeck, soete Vis, beter als in Terra-Nova : het begost te koelen uytten Z.W. ende klaer helder weder te worden, soo lichten wy ons Ancker ende maeckten 't zeyl, bevonden ons voor hetBarende-Gaf*) te zijn, daer de Kust begost te strecken Noord- Oost ten Noorden, ende Zuyd-West ten Zuyden ; tegens den avondt sagen wy die Hooge-Bergh die een hooge Hoeck maeckt, meest Oost-Zuyd Zuyd-Oost in Zee streckt en West Zuyd-West, dit ist eerst Gebergh-Landtdatje ontmoet alsje om de Zuyd van daen komt; ende wy zeylden dien avondt noch om de Sandt-punt 5) die een groote Baye maeckt dicht by de Punt, en wordt oock genaemt Go- dijns-punt, daer settent wy dien avondt op seven vaem Water in de Baye.

Den 16 dito lichten wy ons Ancker liepen na Staten Eylandt toe, alwaer langhs die kust een groote Sant-Banck af loopt heel vlack, men meught hem aen de Z. O. kant aen Looden, maer komt hem niet nader als drie vaem ofte vierdalf vaem met een groot Schip ; Arri- veerden tegens de middagh voor 't Fort Amsterdam, ende vonden

1) Vermoeidheid.

2) Thans nog Egg Harbor geheeten, op de kust van New Jersey ongeveer hal- verwege tusschen Cape May en Sandy Hook.

3) Hetzelfde wat nog in het Engelsch a drop- line heet.

4) Thans nog Barnegat Inlet.

5) Sandy Hook.

174

i633 daer een Schip legghen,was een Companie Schip de Sout-Bergh ghe- Apni i6. ^^^^^^ j^g^ ggj^ Pj.jjg j^gt Suycker diense onder wege ghekregen had- den, hadde een nieuwe Commandeur mede ghebroght, Wouter van Twiller van Nieuw-Kercke, was een Klerck in 't West-Indies Huys tot Amsterdam geweest, dese was na ons uyt Hollandt ghetrocken. lek voer aen Landt aen 't Fort, alwaer hy my buyten het Fort quam vervvellekomen, ende vraeghde my oock hoe de Wallevisserye af ge- loopen was ? lek antwoorden hem dat wy 't munster hadden ^), ende ick seyde hem dat het gecken waren die de Wallevisserye daer ver- soght met alsulcke grooten onkosten, hetwelck sy wel konde gedaen hebben met een Sloep twee a drie uyt Nieuw-Nederlandt, ende hadde gesien of 't Vissen goedt geweest hadden ofte niet, daer sy soo lange als de Companie gestaen hadden, Godijn Bewindhebber was ghe- weest, ende oock van de Groenlandtsche Companie tot Amsterdam, die wel behoorde te weten hoe men dat eerst met kleyne kosten had- den moeten ondersoecken 2). Terwijls dat wy stonden en discoureerde soo quam onse Sloep van 't groot Schip aen Landt, daer wy uyt ver- stonden datse aen de Sant-punt ten Ancker waren gekomen, ende daer soude blijven leggen tot dat ick haer ander ordre gaf, onder- tusschen socht ick mijn Jacht te despescheeren om na Nieuw-Enge- landt ende Nova-Francia de Baye te descouvreren.

Den 1 8 dito arriveerden alhier een Engelsman de welck uyt Nieuw- Enghelandt quam om alhier op de Ravier tehandelen, daereenKoop- man op was genaemt Jacob Eelkes, die bij de particulieren haer tijdts) altoos op dese Ravier hadde gekommandeert en gevaren, de welcke de Companie niet wilden imployeeren, ende soghten onbequamen ghelijck dese Commandeur diese van een Klerck hadde tot Comman- deur ghemaeckt, daerse Comedie mede speelden ; en dese Engelsman heeft dese Commandeur te gast genoodight 4), alwaer ick mede gonck met vry een parthye Volcks daerse beschoncke raeckten ende hooge woorden wissen, dat den Engelsman niet wiste hoe hy 't hadde van sulcken ongeregeltheydt onder de Companies Dienders, ende siende dat een Commandeur niet meer commandements hadde, 't welck d'Engelsman van haer Natie niet gewent en was, doen bleef de En- gelsman noch ses a seven dagen voor 't Fort leggen, ende sprack dat

i) Dat wij het monster (voorbeeld) hadden : m. a. w. dat wij dit ondervonden hadden.

2) Vgl. hiervóór, bl. 148.

3) NI. den tijd van de Compagnie van Nieuw-Nederland (1614— 1621).

4) NI. de commandeur den Engelschman.

175

hy de Revier op wilden dat het haer Landt was, dat wierden hem nu 1638 'i 14]. gecontrarieert, seggende dat hy noyt eenigh Volck daer geset hadde, ^^"^ '^" hy sprack dat David Hutson ^) dese Revier eerst gevonden hadde dat een Engelsman was ? Hem wiert geantwoord dat hy de Revier in 't Jaer van negenen wel gevonden hadde, maer hy was by de Oost- Indische Companie van Amsterdam uyt ghemaeckt op haer kosten, ende dat het nu Mauritius Revier was genaemt, na onse Prins van Oranje.

Den 24 dito lichten de Engelsman zijn Ancker, en zeylden de Revier op na 't Fort Oranje, daer dese Jacob Eelkes eertijdts voor Opperhooft ghelegen hadde voor de particulieren ; doen ginck de Commandeur Wouter van Twiller al sijn Volck in 't Fort vergaren voor sijn deur, lieten daer een Vaetjen Wijns komen, en liedt hem een Glas volschenken, en riep die de Prins van Oranje en hem lief hadde, sy soude hem dit na doen, ende souden helpen by staen van 't gewelt dat de Engelsman hem dede, die al uyt sijn gesight was en de Revier op zeylden, ende het Volck begonnen hem altemael uyt te lachgen, want tot het Vaetjen Wijns wistense wel raedt om date- lijck uyt te drincken, want het was recht een dinck dat haer diende, al haddender noch ses Vaetjens Wijns gheweest; dan met de En- gelsman wilde sy haer niet bemoeyen, seggende, het waren vrienden ; doen ick smiddaeghs met hem aen de Tafel sat, doen seyde ick hem dat hy groote malligheydt bedreef, nademael dat de Engelsman geen commissie en hadden om daer te varen, dan alleenigh een Tol- Brief jen uyt de Tol konden^), dat hy daer soo veel vertolt hadde, en- de met soo veel Passagiers zoude varen na Nieuw-Engelandt toe maer niet in Nieu-Nederland, daerom sprack ick alst mijn saecke waer geweest, so wilde ick hem van 't Fort van daen gheholpen hebben met Boonen van acht pont IJsers, en hadden hem de Revier niet laten op zeylen, hadde hem liever de Steert afghehouden, ghelycken hy seyde dat hy een Man uyt Engelandt was 3) ; ende ick verhaelde hem als de Engelse ons eenige overdaed deden in Oost-Indien dat wy weer toe tasten soude, datje anders geen deegh met dat Volck hebt. Nota. want sy soo hooveerdigh zijn van natuer, datse meynen datter alles ÏJJJj^e^^^Jg toe komt, ende waert mijn saeck, ick soude hem het Schip de Sout- Steertman Bergh na senden ende laten hem de Revier weder afhalen, ende ja-

1) Hier wordt Henry Hudson een voornaam toegelegd dien hij nooit gedragen heeft.

2) Tolkantoor (in Engeland nl., waar Eelkes vandaan kwam).

3) „Steertman" was bij de Hollanders een scheldnaam voor den Engelschman.

1633 ghen hem de Revier uyt tot dat hy een ander commissie broghte als P" ^'^* een Tol-Briefken, datse maer met hem spotten.

Den 20 May wilde ick mijn Jacht senden na de Noord toe door 't Helle-Gat^), also ick begon preparatie te maecken om met het groot Schip na Holland toe te trecken, doen quam dese Commandeur de perten in 't Hooft, ende begon weder te googhelen ofte dat hy dron- cken was, en begeerden niet dat het Jacht na de Noort gaen soude, liedt daer een Schapan^) ofte Vlot-Schuy t aen Boort komen, daer het geheele Jacht wel in ghestaen soude hebben, ende wilden het Jacht lossen daer vijf a ses last Steens in was tot Ballast, doen protesteerde ick tegens hem, uyt wysende vryheden van de Negenthiende ver- gundt, ende by de Staten Ghenerael gheapprobeert, dat ick niet en begeerden dat hy 't Jacht lossen soude, dat begeerden hy het Jacht Nota. te visenteeren gelijck by alle Princen ende Potentate gebruyckelijck van^dSe^^ is, dat mochtc hy doen ende sien offer yets was dat de Companie Comman- touscheerde, doen liedt hy de stucken op de Punten van 't Fort op roeten om nae 't Jacht te schieten, doen liep ick na hem toe daer hy op de Punt stont met de Secretaris, met noch een ofte twee van sijn Raden, ende ick sprack teghens haer oft Landt vol gecken waer, [tisl wildense wat schieten sy souden na den Engelsman geschoten heb- ben, die haer Revier violeerden tegens haer danck, met dese reden lieten sy haer schieten staen, doen gingense een Jacht toe maecken 't welck neffens ons Jacht zeylden, ende soo zeylde sy beyde na de Noort toe, na dat ick mijn Jacht gedesspesieert hadde. Nieuw-Ne- Na dat wy alles klaer gemaeckt hadde ende onse afscheydt van de Kust." ^^ Gouverneur wilde nemen, doen quam hy my weder op nieuws ringe- looren, wilde niet dat ick vertrecken soude met mijn Sloep na Boort toe, ofte sijn Sloep soude eerst aen ons Boort gheweest sijn om 't Schip te visiteeren, ick sprack tegens hem daer en viel niet visetee- ren : Ick ginck na Patria toe, wilden hy sijn Brieven klaer maeken hy kondet doen, hy moghtse na senden ick ginck na mijn sloep toe, soo sondt hy datelijck een dosyn Moskettiers my na dat wy niet ver- trecken soude, doen sprack het Volck van mijn Sloep ofse wegh roey- en soude, ick sprack was ick in de Sloep ick soude haer laten wegh roeyen, ende haddense mijn couragie sy souden 't oock doen, 't welck sy terstont dede, ende de Moskettieren worden van alle de omstaen- ders met roepen ende goyen bespottet, ende sy riepen al in 't ge-

i) Het vaarwater naar Long Island Sound.

2) Dit Maleische woord is den schrijver nog gemeenzaam van zijne Oostindische reis.

177

meen sy souden den Engelsman met Schut ende Moesketten verhin- 1633 dert hebben verby *t Fort de Revier op te zeylen, ende niet ons eygen patronen van 't Land, die 't Lant soeken te vorderen ; een weynig daer na voer ick over na 't Lange Eyland toe, daer ick mijn Sloep gecommandeert haddeheen te roeyen achter het Nooten-Eylandi), dan al eer ick over voer ginck noch eens na 't Fort toe,ende nam mijn afscheydt van de Commandeur, ende ick vermaende hem dat ick wel wilde dat hy die narrerye gelaten hadden met Moskettiers my te willen verhinderen, te vertrecken dat hy maer een spot van hem selver onder het Volck ghemaeckt hadde : ende wilde hy Brieven schrijven aen sijn Meesters de Bewindhebbers hy moghte my na senden in de Baye, ick ginck deur ; over komende inde Baye aen het Langhe Eylaedt by mijn Sloep, ende de donkcrheyd begost te vallen, en de Vloet in te breecken, soo docht my best geraden na Pavoo- niae «) mijn Volck te laten roeyen, ende verwachten daer de Ebbe : Aen Pavooniae komende, wierden daer datelijck wel onthaelt van Mi- chiel Poulusz. Dienaer 3), die sijn Brieven mede gereed maeckten om na 2njn Meester te senden, terwijls wy na Tye wachten, maer ons Volck versliepen haer tijdt wat dat icker belast hadde op te passen soo haest als de Ebbe beginne te gaen, doen voeren wy smorghens vroegh weder verby 't Fort voort krieckenvan den daghe, al eer de Reveille in 't Fort gheslaghen was.

Tegens den middagh quamen wy weder by ons Schip dat aen de Sant-punt lagh, saghen onse Scheeps-Boot aen de Sant-punt leg- ghen, daer ons Volck met de Zegen viste, voeren daer natoe om haer te segghen datse aen Boort komen soude alse noch een treek a twee [116.] gedaen hadden ; doen was daer oock het zeyl Jacht van 't Fort aen ons Boort dat voor ons al af ghevaren was om haer Brieven aen ons te bestellen, ende stack weder van ons Boort af, wilde komen sien wat wy maeckten aen de Sant-punt by onse Boot, ick voer haer da- telijck teghens, by hem komende, vraeghde my waer dat ick het Schip voor by gevaren was wat ick by mijn Boot dede ? ick antwoor- de hem dat het hem niet en roerde, soo keerdehy met my weder aen Boort; hier was de Schout Notelman in met de Secretaris Remunt, nu overkomende soo heetten ick haer wellekom in 't Schip, ende ick liedt mijn goedt uyt de Sloep over in het Schip doen, soo wasser on-

i) Thans Governor's Island.

2) Het patroonschap van Michiel Pauw, thans Hoboken.

3) Dit wil niet zeggen dat deze dienaar Poulusz, heette (zooals Brodhead leest), maar beteekent: door den dienaar van Michiel Pauw (den patroon te Amsterdam).

12

178

i633 der allen een dozijn Bevers by, doen seyde de Secretaris datse prijs ^^* ^' waren datse aen 't Fort niet aen ghegeven waren, ick sprack tegens hem hy soudese dan aen tasten, maer de Schout sprack ik salse wel laten legghen, wy sijn nu aen 't Fort niet, ende sprack ick soude hem onse Wijn laten proeven, alsoo hy een goedt bijberon was, 't welck sy daer altemael wel konde ? ick gaf haer tot antwoordt, Water was goedt ghenoegh voor haer sy mochten anders over Boort vallen, ten lesten sprack de Schout wat leggen wy hier te kerrelleeren, hy hadde groote dorst, hy wilde na de Kajuyt toe, wasser yets misdaen de Pa- troon magh hem in HoUandt verantwoorden, door dien dat de Schout soo wel sprack, seyde ick tegens hem hy soude in de Kajuyt komen, ick soude hem uyt 't beste vaetjen laeten schencken, wilde d'ander veel spuls maecken sy moghten door gaen, ick was nu in mijn Schip niet onder haer gebiedt ; doen sprack de Secretaris sy konden ons wel het Schip de Sout-Bergh aen ons Boort senden, ick sprack te- ghens hem sy souden het doen, want de Sout-Bergh hadde Suycker in, ons Volck soude oock wel willen Suycker in 't Gort eeten, ende wy haddender kans tegens ; ende ick sprack tegens de Secretaris dat my verwonderde dat de West- Indische Companie sulcke narren in 't Landt stuerden, die niet en wisten als van droncke drincken, sy souden in Oost-Indien geen Assistenten konnen verstrecken, dat de i^Q^^ Companie door sulck werck te niet sal gaen, want in Oost-Indien deprophe- maecken geen Commandeur ofse hebbe lange eerst dienst ffedaen,

tie want het . & fc> »

soo ge- datmen siet datser bequam toe zijn, eerst van Assistent een onder Koopman, daer nae Koopman ende eghter^) een Opper-Koopman, ende avanserense voort nae Meriten, maer de West-Indische Com- panie sent ten eersten als groote Meesters van Volck die haer leven geen Comande ghesien en hebben, daerom moet het te niet gaen. Hier mede vertrocken sy weder nae 't Fort toe met haer Sloep, 't welck vijf mijlen van de Sant-punt is. Dese Baye binnen de Sant- put is een groote Baye, daer wel vijftigh a sestigh Scheepen soude Nota. konnen legghen voor de Zee- Winden beschut, dese Sant-punt streckt een groot half mijl van de Bergh met een vlacke Sant-Strant, ontrent acht a negen treden breedt, ende staeter vol Blaeuwe Pruyme-Boom- jes die daer in 't wilde op wassen.

Den 15 Junij lichten wy ons Ancker, ende maecktender een Blanck-Zeyl by om na ons Patria te zeylen, doen wy onder zeyl waren quam daer een Engelsman aen zeylen, die welcke recht in de

i) Vervolgens.

179

Bancken gheloopen soude hebben, ende Schip breucke souden heb- 1633 ben gheleden, dan ick dat siende liet een schot schieten om hem te ^""' '^* waerschouwen, ende ick sondt mijn Sloep na hem toe, soo quam hy datelijck na mijn toe zeylen, ende merckten wel dat hy in 't rechte Vaerwater niet en was, hy by ons komende doen wast goede kennis, het was Capiteyn Stoons daer ick voor van verhaelt hebbe, die sijn Boot in West-Indien in sulcken miserien geraeckte, ende ick hem oock in de Engelsche Verginjes ontmoet hadde, dese was geladen met een Schip vol Koeyen en jonge Beesten, wilde daer mede na Nieuw-Engelandt toe, alsoo hem Water manckeerde wilde hy hier aen zeylen om Water te halen, versoght aen my van goede kennis, ofte ick hem een Man wilde doen die hem in zeylden, doen vraeghde ick ons Volck ofter yemandt was die lange reys wilde maecken die kost in desen Engelsman over gaen ? doen vondt sigh een die een [117.] lange reys soghte te maecken, dien ick hem over dede, ende ick volghde mijn koers Z.0. in Zee, alsoo het Lange Eylandt O. ende W. streckt; hier is oock 17 graden Falluatie ï) Noordwesteringh, dat over de anderhalf streeck verscheelt.

Den 17 dito veranderden onse koers O. ten Zuyden aen, tot op de hooghte van veertigh graden, doen liepen wy Oost aen om Korves^) in 't ghesight te loopen.

Den 29 dito smorgens met het kriecken van den dage sagen wy een vreemt Zeyl, dat voor de windt op ons toe quam, ende preyden hem dat hy achterom houde soude, hy riep ick soude mijn Boot uyt setten, ick riep dat ick dat niet doen koste, doen setten hy zijn Boot uyt ende quam aen Boort, ende ick heeten hem wellekom, het was een Kaper van Vlissinghe Capiteyn Franckfort, doen vraeghde hy my hoe verde dat wy noch van Landt gisten ? ick seyde dat ick met mijn Stuerluyden gister avondt het besteck gesien hadde dat wy veel verscheelden, alsoo ick noch geen vijftigh mijl van Corves was, ende sy beydegaer waer noch wel hondert en twintigh mijl van de Wal, ende ick sprack dat mijn besteck na 't ront was dat sy dat niet verstonden, ende ick sprack dat ick Starre-Mieuwtjes gesien hadde, dat die gemeenlijck niet verder als dertigh a veertigh mijlen van de Wal houden, doen seyde hy mijn besteck was goet, wy souden op den avondt Korves noch wel sien.

Den 29 dito versoght de Capiteyn dat ick wilde mijn Stuerluyden eens in de Kajuyt laten komen, 't welck ick dede, in de Kajuyt zijn-

i) Afwijking van de kompasnaald.

3) Corvo, op een na het westelijkste der Azoren. Het westelijkste eiland is Flores.

i8o

1633 de, vraeghde hy haer hoe verde sy reeckende noch van Landt te Juni 29. ^ygggj^ y^Lj^ Korves en Flores ? sy antwoorden noch hondert mijl, doen sprack hy datse quade gissinge gemaeckt hadde, datse wel haest het Landt van Korves sien souden, alsoo hy daer gisteren avondt noch dichte by waer geweest, ende hadde alhier een ses wee- cken leggen kruyssen ; na langhe discoursen heeft hy sijn afscheydt van ons ghenomen, wensten ons behouden reys, ende wy gaven hem een goede buyt, gaven malkanderen een eerschot ende scheyden aldus van den anderen.

Den eersten Julij op de hooghte van drie-en-veertigh graden wier- den wy een Zeyl ghewaer dat by de Windt liep om voor ons over te loopen, doen begost het Volck te roepen dat het een buyt was, 't waer een Portugijs, ende wilde met ghewelt, wy soudender na toe houden, 't was een labbere Windt, soo liep hy ontrent een half got- teling schoot voor ons over maer kosten geen V^lagghe bekennen, doen vraeghde ick het Volck watse nu van sints waren te doen 't was een kloeck Schip, haddense nu moet dat wy hem tanden ^) souden, met hem heen houden ende sien daer by te komen, maer doen wy dicht by hem begosten te komen, doen begost mijn Volck te seggen dat het een Turck was, dat het Schip van Jan de Begijn van Rotterdam was, dat de Duynkerkers genomen hadden ende aen de Portugijsen verkocht, ende daerna van de Turcken genomen ; ick sprack ick voor geen een Turck vervaert was met een Schip met achthien Stucken ende vijftigh Man; ick hadde in mijn jeught wel slaeg gheweest teghens twee Turcken daer de minste acht-en-twintigh Stucken op hadde, ende d'ander drie-en-dertigh met drie hondert Man, ende ick hadde maer een Schip met veerthien Stucken en in de dertigh Man- nen, ende raecktender met de hulp van Godt met alle eere af, doen sprack mijn Volck dat was een dinck dat wesen moeste om my te defendeeren, maer hier kennen wy af zijn en daer isgheen buyt voor ons te halen, doen ginghen wy weder onse koers, maer doen wy in [118.] ly van hem waren maeckten hy sijn Blinde daer by gelijck ofte hy jacht op ons maeckte, maer ick liedt datelijck mijn Mars-zeyls loopen om hem in te wachten, doen hy dat sagh stack weder by de Windt, soo scheyden wy van den andere ende volghde onse koers.

Den 9 dito wierpen Grondt van de Kanael Sant-Grondt, was de Banck die bezuyden Yrlandt streckt^).

i) Aanhaken, met haken aanhalen, aan boord klampen. 2) De Nymph Bank.

i8i

Den loditovervielenwy smorgens benoorden de Sorles'), waerick 1633 na mijn besteck vyfthien mijl over Landt zeylden, soo sprack mijn-^" ' ^°' Onder-Stuerman dat het de France Kust was, ende wy hadden in . /^°*^-

' ^ net onver-

vier a vijf dagen geen hooghten gehad, nochtans stonden sy soo vast stant des 1 1 1 T-' Tjr . T- Stuermans.

daer op dat het de b rance Kust moste zijn, ende de hoeck van Enge- landts-eynde maeckte daer een Franse Kaep af, ende wat ik pasten in mijn Kaert kost soo vert niet om de O. geraeckt wesen nade leste hooghte ofte koers, soo liedt ick het wenden en liep Noorderlijck over, doen kreghen wy datelijck wassinghe Grondt 2) vande verkeer- de Kanaels-Grondt, doen keeckense op haer neus die kenders van 't Landt.

Den 10 dito doen sprack ick teghens dese kenders van 't Landt, wildense goede Stuerluyden worden so moesten sy op een ander tijd beter op haer hoogte ende haer koersen letten, want ick alsoo vast op mijn ghestaen hadde van 't jonghste af, dan alser een komt ende Nota. seght dat hij 't Landt wel kent, dan setmen koersen ende hooghte aen d'een zijde.

Den 1 1 dito quamen wy ontrent Leesaert, soo quamen daer drie Schepen tegens ons aen loopen, ende maeckten alles wel klaer ofte wy een tocht moesten hebben 3), maer hielen hart na de Wal toe, alsoo 't heel groote Schepen waren, souden liever als wy 't hadde konnen bekomen in Vaelmuyen gheloopen hebben, alsoo 't quaet kans is voor een Schip tegens drie Wolven te vechten, dan waren evenwel van meyninge om ons beste te doen, om niet te toonen dat de oude couragie wegh soude zijn, maer het maeckt evenwel quade kans een Koopvaerdy-Man tegens drie Oorlogh-Schepen te vechten, want men seydt veel honden is de Haes de doodt, ten lesten doen sy ons begosten te naderen soo wierden het stil, ende wy krongen hart na de Wal toe, soo sondt den Admirael die de Vlagge van boven voer- den een Sloep na de Wal toe om in Vaelmuyen wat verversinge te halen, die weclke ons aen Boort quam, ende ons verhaelde datse uyt de Vijs- Admirael van Hollandt quamen. Liefhebber van Rotterdam, ende dat wy nu geen vrees hoefden te hebben voor Duynkerkers, alsoo het nu in 't beste van de Somer was, dat onse Oorlogh Schepen de Admirael Dorp voor Duynkerkcen lagh, ende doen voeren sy we- der van ons Boort nae Vaelmuyen toe om verversinge, ende schey- den alsoo van den anderen, ende wy lieten 't voort staen langhs de

i) De Scilly Islands.

a) Vgl. bl. 103.

3) Aan den slag moesten gaan.

l82

1633 Kust van Enghelandt ; moeten 1) altemet een bylegger 0), alsoo wy ■^"" "een goede Z.W. Windt hadden.

Den 1 5 dito smorgens sagen voor uyt twee Schepen, 't een leeck een Caper met een Prijs, de Prijs haelden wy hart in, dan hy dreyde somtijds op de \y om sijn Prijs te verwachten, maer als wy hem naderden dorst ons niet verwachten, sloegh weer voort, wy achte dat hy vreesde dat wy een Duynkercker waren, ende zeylden soo met den anderen voort.

Den 16 dito smorgens vroegh bevonden wy ons dwars van Doe- veren af, dan de Caper met de Prijs was meer na de Fransche Kust toe; doen quamen daer van de Engelse Kust op ons dragende hou- dende derthien a veerthien Oorlogh Schepen, was de Heer Admi- [119] rael Dorp met zijn esquader, dan verpreyden ons niet; nu on- trent Duyns komende, liep de Windt van den N.0. ende daer qua- men drie kloecke Schepen na ons toe zeylen, quamen langhs Goem 3), twee na de Caper toe, de andere quam na ons toe en verpreyden ons, seyde wy souden onse Boot uyt setten, ick riep dat ick niet koste, vreesde dat het quade Schepen waren, nademael wy vier uyren te vooren onse heele Esquadron ghesien hadde, dochten dat dit Duynkerckers moste zijn ; dan wy waren heel klaer, een docht ons soudet ons niet doen. Ten lesten setten hy zijn Boot uyt, waeraf de Luytenant aen ons Boort quam, en besag wat wy voor een Schip waren, was verwondert dat alles soo klaer was, ende dat ons meninge was om tegens sulcken kloecken Schip te slaen als sy waren ; ver- haelden ons dat haer Capiteyn was Capiteyn Danckeras ende de an- dere twee Schepen die na de Kaper toe zeylden waren d'een Admi- rael Jan Evertsz. van Vlissinge, ende de ander Capiteyn Block: Door contrarie Windt liepen wy met den anderen op die Reede van Doe- veren, alwaer ick verstondt ende bevonden dat dese Kaper was Capi- teyn Backer uyt Zeelandt, 't Schip ghenaemt de Gloeyende-Oven, hadde een Prijs een Hollandts Bootjen met 500 Kisten Su3^cker, 't welck uyt Brazijl quam, verhaelden my doen wy hem by Beever- Sier van achteren quamen in zeylen, dat hy bevreest was dat ick hem sijn Prijs van achteren soude afstroopen, meynende dat ick een Duynkercker was ; wy voeren alhier eens te Doeveren aen Landt,

1) Ontmoetten.

2) Een schip dat bijlegt. Bijleggen : het schip met dichtgereefde zeilen zoo dicht mogelijk aan den wind houden, om bij harden wind het tuig niet te vermoeien.

3) Versta: kwamen langs om goom te nemen (op ons te letten, de hoogte van ons te nemen). Kiliaen: goom (vetus) obsei'catio^ custodia.

183

wy verstonden datter verleden Herfst groote schade geschiet was 1633 onder de Frans- Vaerders, als anders van de Duynkerckers. J ^ '

Den 18 dito liep de Windt van de Zuyd-Westen, lichten wy ons Ancker, namen onse afscheydt van de Oorlogh Schepen, ende sy volghden, en komvoyde de Kaper na de Wielinge toe.

Den 20 dito sagen wy smorgens de Tooren van Egmondt, ende dreven in stilte, sagen oock eenige Zeylen voor uyt, ende namiddagh begost de Windt weder wat te wackeren.

Den 21 dito smorgens met den daghe sagen wy Kijckduyn, qua- men ons Lootsen aen Boort, ende quamen tegens ses uyren 't Landts Diep in, alwaer wy by de Helder noch prijckel liepen alsoo aen de Wal te raecken, dan Godt versaght, quamen dien avont op Koop- vaerders Reede.

Den 22 dito smorghens huerden ick een Kage die my broghte op Medenblick, voort met de Waghen na Hoorn toe, ende danckte Godt voor mijn behouden reys.

Den 24 dito vertrock ick na Amsterdam, alwaer ick mijn Confrater over hoop vont leggen met haer Confraters de andere Bewintheb- bers, over mits dat ick twee a vier Bevers- Vellen verhandelt hadde, was dat niet een schoon dinck, dat niet waert was om van te spree- cken, 't welck het Artijckel het vijfthiende mede brengt, dat de Pa- troonen mogen handelen alwaer de Companie geen commisen en heeft ^) ; hierom moest ons werck van Colonien te maecken blijven stil staen, waer van de plaetse noch onbewoondt, soo dat dese Bewinthebbers tot Amsterdam anders niet hebben gedaen als teghens haer eygen schim te vechten, ende in de Kleveniers-Doe- len de Rinsche-Wijn te drincken, de anderen mogten in Brazilien Kruyt en Loot waer nemen, ende de Bewinthebbers Backus Koe- fi2o.] gels*), also jaer in jaeruyt haer Negenthiene vergaderen. Alsoo wy met de Companie niet over een koste komen, ende mijn Confraters tot Amsterdam altemael Bewinthebbers waren, ende met haer Confraters gestadigh om beusselirtghe ende anders sins over hoop laghen : soo ben ick van haer gescheyde, siende dat het altemael maer schelmerij was, waer van ick de reste in de pen laet blijven.

1) Zie onze inleiding.

2) De lekkere beetjes die zij in den mond stoppen bij hunne gemeenschappelijke maaltijden.

1

Wt ii mtjn ttaeeöE J^opaöie mixt ftu^te üan SdmEtita,

ofte öe JJ^iïtiE föu^te in JJ^e^t^^gnbien^

DIT IS MIJN TWEEDE VOY-

AGIE NADE KUSTE VAN AMERICA, OFTE DE WILDE KUSTE IN WEST-INDIEN.

Soo hebbe ick met eenige andere Vrienden een Companie ge- Anno 1634. maeckt, om een Colonie te planten op de Kuste van Gujanen, ofte ghenaemt de Wilde-Kust, waer van de Heer Jan Bicker een van de principaelste Patroons af was, met noch anderen ; Doch ick weder selver mee gaen als Patroon om de plaets te doen beplanten, oock de eerste ben die uyt dese Landen selver gegaen is derwaerts voor Patroon.

Den 10 Julius 1634 met het Schip genaemt den Coninck David, ghemonteert met veerthien Stucken ende vijf- en twintigh Eeters, met dertigh Planters om een beginsel van een Colonien te maecken : Zijn wy op dito uyt Texel gezeylt met ons vier Scheepen, te weten, twee Genees- Vaerders^) en een Frans- Vaerder ; Savondts ten vier uyren met een Noorden ten Westen Windt, koers Z.W. ten Z., 's nachts liep de Windt N.W. soo dat wy een Ganckien overliepen met harde Windt en Regen,soo dat wy van ons Companie afraeckten, ende namen ons Marsseyl in.

Den 1 1 dito noch harde Windt als vooren, koers W. Z. W. ; mid- daeghs sagen twee vreemde Zeylen in ly, *s nachts wast heel stil, soo dat wy gheen vaste koers konde stellen.

Den 1 2 dito *s morgens begon het wat te koelen 's middaeghs quamen by drie Schepen die uyt de Maes quamen, met een W.Z.W. Windt koers Zuy en aen, lagen in 't eerste Quartier over N. N. O. ; in 't tweede Quartier wenden 't weer over en liepen Z. W. ten W. aen met een lustige koelte.

Den 13 dito begon de Windt weer wat te scherpen, soo dat wy boven Zuyen niet konden zeylen, 's middaeghs wenden 't weer, ende liepen N. W. aen de Windt W. Z. W. Ende hebben van daegh Rant- soen uyt ghedeelt, te weten, twee Kasen voor den Reys, de rest na advenand als Rantsoen-brief luyt: savondts quam by ons eenNieuwe- Geus 2) die wy preyden.

Den 14 dito smorgens sagen wy de Kuste van Engelandt, ende lagh W. ten Z. van ons ontrent vijf mijlen, ende zeylden smiddaeghs

i) Hiervóór, bl, 139.

3) Zoo werden de kruisers genoemd, hoofdzakelijk in Zeeland tegen de Duinkerkers uitgerust (De Jonge, Zeewezen I, 262).

i88

1634 deur de Hoofden met kaeckigh Weer, met Regen, de Windt N. N.

J" ' ^'*- W. koers W. ten Z. ende zeylden soo voorby de Singels, ende

savondts voor by Vierlen ^), ende de Wind begon weer te scherpen,

de Windt W.Z.W. liepen 's nachts over en weer over met moye

koelte.

Den 1 5 dito de Windt als vooren W. Z. W. wenden 't altemet na de Wal en dan weer 't Zee ; Waren nevens Bevesier en Sevenkle- ven 2), met gestadige Regen en inde Windt, soo dat het scheen dat Neptunes ons heel tegens was ; noch hadden een kleyne Storm uytten [121. W.N.W. koers met gestadige Regen.

Den 16 dito morgens begond het Weer wat te bedaren ende wor- den gans stil, soodat wy ons Zeylen in namen ende lieten 't drijven, ende waren uyt het gesight van 't Landt, ende smeten ons werp- Ancker inde Grondt, lieten 't so lange leggen dat den Vloet ver- loopen was, omtrent drie uyren gingen weer onder zeyl, Z. W. den Windt, koers N.W. ten W. met moy Weer, 's nachts was het heel stil, koers W. ten Z., de Windt N. W.

Den 17 dito smorgens begon het wat te koelen, setten ons koers W. en W. ten Z. aen na Wight toe, ende smiddaeghs worde het weer stil, soo dat wy ons Werp-Ancker inde grondt smeten om de Vloet te stoppen, ontrent drie uren lichten ons Ancker, ende setten ons koers na Wight toe om wat meerder te Ballasten, alsoo wy te Jight beballast waren; arriveerden ontrent ten vijf uren voor Pors- muyen, alwaer wy ten Ancker quamen, ende ick voer na Landt toe, ende beschikten datter een lichter om Ballast ginck.

Den 18 dito namen de Ballast over, ende maeckten alles weder gereet om met de naeste goede Windt weder zeyl te gaen.

Den 20 dito smorgens lichten wy ons Ancker, ende zeylden uyt het Eyland van Wight by de Naelden uyt, met goedt Weder en een be- toghen Lught, de Windt N. ten W. gaende W. ten Z. aen.

Den 21 dito smorgens was het moy Weder ende een moye koelte, ende teghens den avondt quamen wy by Engelandts-Eynde, ende het lagh N. van ons ontrent vijf mylen,de Windt N. ten W., koers W.Z.W.

Den I Augustus smorgens sagen wy het Landt, ende het was het Eyland van Madera, ende lagh ontrent vijf mijlen W. van ons : Voor de middagh saghen in ly voor uyt twee Zeylen ende hielder op toe, ende quamen ontrent middaegs by haer, ende het leecken wel En-

i) Fairlight tusschen Rye en Hastings. a) De Zeven Kliffen bij Beachy Head.

i89

gelsche Vrybuyters te wesen, ende wy verpreyden, dan waren van 1634 alles wel klaer ofte sy yets hadden soecken te attenteren, de Windt "^* '' N.O., koers Z. ten O. met betogen Lucht.

Den 2 dito harde koelte uyt den Oostelij ckerhandt ; sagen namid- dagh Illie de Palma, een van de Canarische Eylanden, koers Z.

Den 9 dito was het goedt Weder, hadden smiddaeghs die hooghte van seventhien graden veertigh minuten, ende gaende W.Z.W. aen, savondts sagen wy Landt, ende dede hem aen drie Heuvele op, ende lagh Z.W. ten W. van ons ontrent ses a seven mijlen, ende meynde dat het Illie de Zael ^) was, maer bevonden daer na dat het St. An- thoni^) was, soo dat wy soo veel Westelijcker waren als wy meenden, setten ons koers W. aen, de Windt N.W. ten Westen.

Den 27 dito wast moy weer met stilte, smiddaeghs kregen een kleyne koelte W.Z.W. koers Z. en Z. ten W. met betogen Lucht, hadden hier geweldige Stroom die al om de West liep, begonnen veel Landt Vogelen te sien.

Den 3 September smorghens wierpen Grondt op seventigh vaem wit en swart Sandt, het Water leeck heel groenachtigh te wesen, wiide Kus- wierpen smiddaegs weer, ende bevonden vijf-en-vijftigh vaem ; ^^g°s^gg^^' Windt O., koers W. en W. ten Z. bevonden hier dat den Stroom hart naemt de

Kust van

om den N.0. liep soo wy sien konde, wierpen savondts weer naoujanen. Grondt, bevonden drie-en-veertigh vaem Sandt Grondt als voorcn ; [22.] hadden savondts die hooghte van drie graden ses-en-vijftigh minuten, ende bevonden in 't tweede Quartier een halve graet N. opgedreven te sijn, koers W. en W. ten Z.

Den 4 dito moy weer met stilte, wierpen Grondt opseven-en- dertigh a vijf-en-dertigh a vier-en-dertigh vaem, 'snachts hadden die hooghte van sestalf graet, soo dat wy bevonden dat den Stroom ons sindt gisteren avondt om den N.0. gedreven hadde drie-en- twintigh mijlen, siende dat wy Wiapockes) niet konde bezeylen, soo den gene die Wiapocke wil aen doen, die moet loopen op de hooghte van vierdalf graet, ende loopen als dan noch W.Z.W. aen, ende sult Nota. vlacke Grondt bevinden, ende sult ontrent vijf-en-twintigh mijlen van Wiapocken bevinden seventigh vaem, wy wierpen savondts ons Ancker inde Grondt op ontrent acht-en-twintigh vaem Kley Grondt : hadde 'snachts een harde kaeck uyt den Zuydelijckerhandt met Re- gen, maer duerden niet langh.

i) Een der Kaapverdische eilanden,

2) Het westelijkste der Kaapverdische eilanden.

3) De Oyapoc, thans de grensrivier tusschen Fransch Guyana en Brazilië.

190

1634 Den 5 dito smorghens met den dage sagen het Landt tusschen ^'^ ' ^ Maruin^) ende Cayana^), bevonden ons ontrent ses mijlen beneden ^°^^- Cayana ende het Landt van Maruin, dede hem op aen vier hooghe Bergen, waer van den middelste den hooghste was, ende lagh on- trent vier mylen Z.W. van ons, met noch een Bergh bewesten Ma- ruin, ende doen lagh het uyterste Land van Cayana van ons Z.Z.O. ontrent seven mijlen, ende wy wierpen Grondt op vier-en-twintigh a twee-en-twintigh a twintigh a seventhien vaem Waters steek Grondt 3), ende lieten sachtermiddaeghs ons Ancker vallen op veer- thien vaem Kley Grondt, ende doen laghen de Duyvels-Eylanden 4) ontrent W. van ons twee mijlen, ende dede hem op als hier na uyt gheworpen iss), ende is een fraye vlacke Grondt ; smiddaeghs voeren wy met ons thienen na Landt, ende quamen savonds ontrent negen uy ren in de Revier van Korro ^), sommige noemense Cawrora-Nau we, inde mondt doch diep, want het is met leegh Water derdalf a drie vaem moy Kley Grondt ; 'snachts ontrent twaelf uyren quamen de Revier ontrent een kleyn mijl op, was binnen breedt en diep ontrent derdalf a vierdalf vaem ; laghen hier endaereenigherudsen7). Smor- ghens ontrent drie uyren gingen met ons sessen Landt waerdt in om Menschen te soecken, gingen eerst door een groot Bosch, ende daer na quamen in een vlack Velt ende was een Vruchtbaer Landts-douw, ende daer stont Gras dat een tot den middel toe quam, ontrent ne- gen uyren quamen aen een Indiaens Dorp, daersy ons wel ontfingen met alle vrintschap, doen wy haar berichte dat wy Hollanders wa- ren, ende deden ons stracks neder sitten ende gaven ons eten ende drincken, doen quam haer Capiteyn by ons, hy geleyden ons in zijn Huys, daer hy ons wel trackteerden met haren dranck, datmender half den hooghte van kregen ; Haren dranck maekense van Casari^), is dick ghelijck Verekens-Draf, maer is witachtigh ende krachtiger om te drincken als Haerlemmer Bier : ontrent twee uyren zijn wy

1) De Mahuri even beoosten de Cayenne.

2) De Cayenne, aan den mond waarvan thans de stad Cayenne ligt.

3) Peilgrond; grond die gepeild wordt.

4) Tegenover de kust een eindweegs benoordoosten Cayenne.

5) Deze woorden neemt de Vries gedachteloos uit zijn geschreven journaal over, waarin eene landverkenning geteekend zal zijn geweest, die in den druk niet is opgenomen.

6) De Kourou die uitmondt ongeveer tegenover de Duivels-eilanden.

7) Rotsen, klippen.

8) ^Cassyry is een drank van roode james, patates, cassavebrood en suiker" (Hartsinck, Beschryving van Ouiana, 25). Over de james en patates aldaar bl. 60 ; over de cassave of maniokwortel aldaar bl. 58.

I9Ï

weder na onse Sloep gegaen, ende de Capiteyn met twee van sijn 1634. Soons met ons gegaen. Op haer Dorp stonden ontrent ses a seven ' ^f 5- Huysen, ende mochten toe ontrent vijftigh Zielen sterck zijn, ende staet in een fraye Bosschage, ende lagh ontrent derdalf mijl van onse Sloep, ende ontrent een mijl van dit Dorp lyedt noch een Dorp- jen, hier valt schoone Catoen ende Oriliaene Verwe ^), maer niet seer Nota. veel, doordien datse niet planten, ende hier valt oock eenige Letter Hout 2) ; savondts quamen weder by onse Sloep, ende voeren weder [123.] met den Ebbe af, ende bleven 'snachts voor de Mondt van de Revier, voeren met den dage na Boort toe, ende quamen ontrent middaegs aen Boort, ende kregen een Zee-windt, soo dat wy ons Ancker lich- ten en 'tzeyl ginghen, maer teghens den avondt lieten ons Ancker weder in die Grondt vallen op seven vaem Waters Kley Grond ; snachts voer onse Boot en Sloep na Cayana toe om de gelegentheydt van 't Landt te weten, ende om Water te halen.

Den 8 dito bleven wy leggen met stilte.

Den 9 dito smorgens kregen een Landt windt, soo dat wy zeyl maeckten, maer worden weer stil, soo dat wy ons Ancker weer lieten vallen, namiddagh maeckten weer zeyl, ende smeten savondts ons Ancker weer in de Grondt op seven vaem, hadden een moy stuck op gewonnen.

Den 10 dito maeckten weer zeyl, Wint uyt den Lande, omtrent neghen uyren quam ons Boot weer aen Boort met Water, ende brachten een Engelsman aen Boort die ons in Kayana brengen soude ; tegens den middagh worpen het Ancker weer in den Grondt op elf vaem, maer ontrent drie uyren gingen weer 't zeyl met een lustighe koelte; savondts worpen ons Ancker weer inden Grond on- trent een half mijl van Cayana, ende de Klip het verlooren Kint 3) lagh ontrent een half mijl van ons, en laghen op vijf vaem, ende 's nachts laghen op derdalf vaem, soo dattet derdalf vloeyt langhs de Kust van Cayana, ende een O. ende W. Maen maeckt hier vol Zee ofte hoogh Water.

Den 1 1 dito smorgens wonden ons Ancker, windt langhs den Wal, wenden 't heen ende weer, wonnen niet, soo dat wy weer een stuck in Zee liepen, ende lieten ons Ancker weder te Gronde gaen op seven vaem Waters steek Grondt, ontrent een kleyne mijl van het Nota.

1) De orliaan is een heester uit wier vrucht eene verfstof bereid virordt (Hartsinck, 85).

2) Zoo genoemd naar de vlekken die zich op dit hout voordoen als het bewerkt is (Hartsinck, 75).

3) Nog steeds zoo genoemd : L'Enfant Perdu.

192

i634 verlooren Kindt, ende Z.Z.0. van ons, Windt Z.0. met een lustige ^^P^- "-koelte.

Den 12 dito Windt en weer als vooren.

Den 13 dito smorghens kreghen een Landt Windt, soodatwy een stuck 't Zee Hepen, ende smeten smiddaeghs 't Ancker in de Grondt op seven vaem, ende ontrent drie uyren lichten ons Ancker weer met een Zee Windt, ende liepen al Z. ten O. en Z. Z. O. aen, was diep al seven a ses a vijf vaem Waters, ende zeyiden beneden het verlooren Kindt om, ende quamen savondts ten Ancker onder de West Kust van het EylandtMecoriai),daer de Revier van Cayanaby langhs in Zee loopt, dit Eylandt leydt tusschen de Revier van Caya- na ende de Revier Wia, daer wy ten Ancker laghen, was een half mijl van Cayana, lagen met leegh water op vier vaem, ende hebt tus- schen het verlooren Kind en Cayana, vijf a vier a vierdalf vaem Wa- ters als ghy in zeylt. Wy waren soo haest niet ten Ancker ofte daer quam ons een Canoe met Wilden aen Boort met verversinghe van Bananen, Anassen is een schoone vrucht om te eten, ende meer andere verversinge.

Den 14 dito setten dertigh Man aen Landt om een beginssel van een Colonie te maecken, om Verwe Oriander 2), genaemt by de Wil- den Anotij 3), ende Katoen en Toback, die hier van alles goed valt ; ende broghten het Volck op een Berghjen dat nevens 't Schip lagh, daer een oudt vervallen Fortjen op stont daer twee Steene Punten noch heel waren, maeckten dat voort soo men best konde, hier *t in- komen van vreemde Schepen mede beletten, als hier goet Schut op gelegen hadde; vonden dit Fort wilt en woest, daer wies goedt Suy- cker-Riet op in 't wilde daer wy van aten, was meest een arm dick, dat de natuer wees datmen daer begeerden Suycker te planten, dit [124. vervallen Fort scheen eertijdts by de Francen gemaeckt te zijn, leydt op een fraye middelmatige Bergh, daer een schoone Valeye by leght, om Verwe, Katoen, Bonen ende Toback te planten ; twee mijl van dese plaets vonden wy seven a acht Seuwen als Engelsen, van weghen Jan de Moor uyt Zeelandt, die daer Toback planten,

i) Hiermede bedoelt de Vries het „eiland van Cayenne*' dat gevormd wordt door den mond der Cayenne en de Wia. Hij verwart echter het woord Macouria (eene rivier die in zee stroomt halverwege tusschen de Kourou en de Cayenne, met Matorwi of Matouri, een berg en gelijknamige Indiaansche nederzetting op het eiland van Cayenne, waarnaar het geheele eiland in de 17de eeuw dikwijls genoemd wordt (zie o. a. kaart n°. 2153 van Leupe's inventaris.)

2) Hetzelfde als oriliaen op de vorige bladzijde.

3) Eigenlijk anoto (Hartsinck, 85.)

I

193

hadden hier acht inaendcn gheleghen : Dit is een Eylandt vol Volck, 1634. endesyzijn al Carijbesen gelijck ickvooren van geschreven hebben) ^^^^' ^^' is een strijdbaer Volck, gestadigh in Oorlogh tegen een Natie ge- naemt Arricoens 2), de Overste van dit Landt van Cayana wasgenaemt Arrawicarij, welcke wonende op dit Eylandt dat sesthien mijl in 't ronde was, twee mijl van ons ; maer dese Overste stierf terwijls wy hier lagen, was hou en troii voor de Christenen Natie geweest, be- halven de Spanjaerden dien hy niet moght hooren noemen ; na datse ons beduyden soo was hy wel hondert en vijftigh jaer oudt. Dat aen- Nota. merekens waerdigh is van dese Menschen, haer Wetten sijn onder haer Oversten, als die sterft, zijn Slaef smijten sy datelijck oock doodt, seggende dat hy hem in d'ander Werelt oock dienen sal, on- ^'ota. der allen smeten sijn Duyvel- Jager oock doodt om dat hy hem het leven niet langer behouden hadde, want sy hadden hem noch wel Nota. wat willen houden, hy moght hem nu in d'ander Wereldt beter Duy- „en die met vel-Jagen, soo spraecken sy teghens my, dese Priesters noemde sy sp/e"cken Peoagos 3), wy noemdese Duyvel-Jagers.

Vorders ter wijl wy hier lagen vernam ick na de gestaltenisse van de Lucht en 't weder, als mede na de gelegentheden van 't Volck.

De Saysonen van 't Jaer op dese Kuste zijn diversch, want inde Oostelijcke deelen van Guanjanen na de Zuyd-Zee,begint het droogh weder, welckwySomer noemen, inAugusto, endede geweldige Win- den ende Regenen, welck wy haer Winter reeckenen, beginnen in Fe- bruarij, maer in de westelijcke deelen na den Orenoque to begint het droogh weder in October, ende de Regen ende Winter in April, daer is weynigh onderscheydt van hitte ende koude, leggende dese Lan- den soo na den Equinoctiael, ende de Dagen ende Nachten meest even langh zijnde, ghelijck ick bevonden hebbe op Batavia in Oost-Indien ; doch dese Saysoenen verschillen somtijds een Maendt, ende oock soo regent het d'een Jaer meer als d'ander. Het Volck heeft hier geen v^erdeelinghe ofte reeckeninge van tijden ofte getallen, reeckenen al- leen by de Maen als een twee drie ec. 4) Manen ende gelijck wy dagen tellen, maer tot thien, ende dan weder thien ende een, ec. ende om beter haer meyninghe uyt te drucken steecken haer Vingers op, ende als sy twintigh willen seggen soo brengen sy haer Handen by

i) De eenige plaats die de Vries bedoelen kan is bl. 150 hiervóór waar hij het heeft over de inboorlingen van St. Vincent.

2) Arecuna's. Thans wonen zij aan de Rio Branco.

3) Piai in het Caraïbisch, Paqeyers bij Hartsinck, 26, Peiijemaus aldaar bl. 84. Zij zijn tevens medicijnmeesters.

4) Et cetera.

13

194

i634 liaer Voeten, als sy beloven yets binnen een seecker tijdt ofte soo

' ^P*- ^^' yeei te doen, soo sullen sy een Bondeltjen van gelijck getal van stoc-

kjens leveren, ende ock behouden, om haer bestemde tijdt te houden,

alle dage een stockjen weg nemen, tot dat sy die wegh genomen

hebben, als wanneer sy weten dat den tijd die sy belooft hebben om

is, en willen dan haer beloften houden.

Van wat De Wilde die op dit gantsche gewest woonen, loopen al meest

conditie de "^^ckt, hebben swart Haer op haer Hooft, ende somtijdts root ghe-

Mansper- verwet, swarte Oosten, gaten in 't Lelleken van de Ooren, ende de [125.

soonen zijn o o t ^

alhier te meestendeel gaten in de Neuse, ende oock in de Lippen, en t gant- sygekieet '^sche Lichaem uytten te Neeten ^) geverwet, met een Vervve die de zijn, wat ho-(^j.jl3gggj^ Contseuwe en de Taos noemen Anoty^), ^tschijnt datse

vaerdye sy •' j jf j

hebben, dat van jonghs doen tegen *t steecken ende branden van de Sonne, sommige Vrouwen in sonderheydt de jonge Dochters schilderen daer en boven seeckere vreemde Figueren met een swarte Gom bo- ven op 'tTanayt3), eenigheMansdragen een Catoen sletten voor haer Schamelheydt, maer seer weynigh, meer om nieuwsgierigheydt alsoo sy sien dat wy 't bedecken, als om beschaemtheyd, want dat Vryers zijn hebben gemeenelijck een snoertjen aen de Voorhuyt van haer Schamelheydt vast, ende dat voort met een strick om den Hals, dat staet als een Snoer ; de Vrouwe baren seer licht, ende zijn sterck van natuer, dragen haer jonge Kinderen meest op haer Heupen sit- tende, ende oock in een Catoenen Bandt als sy verre te gaen hebben, zijn middelmatigh van Persoon, redelijcke wel besneden van Tronie ende gheverwet als de Mans, loopen oock naeckt met haer Vrouwe- f^^e.] lijckheydt bloot, ende binden 't Hayr van haer Hooft op in een Tros- ken: hebben geen Reliegie, soo veel ick noch hebbe konnen mereken, als alleene datse eenige respeckt dragen aen de Sonne ende Maen, gelijck de Heydenen in Oost-Indien op die Kust van Cormandel ; meynen datse leven, maer aenbidden dese gelijck die van de Kust Cormandel in Indien doen, die smorghens als de Son op gaet in 't Water gaen staen met gevouwen handen na de Son toe, dan dese Natie Crebesen, en doen oock geen offeren, ten ware sy eenighe su- perstitie gebruyckten in haer droncken Feesten, want op sterven van haer Casique, Capeteyns ofte andere groote vrienden, houden sy

i) Uit en te na; van top tot teen.

2) Versta: die de Caraïben contseuwe noemen en de Jaos ^/W/y. Thans zijn in het Caraïbisch voor deze verf de vormen kusMve, coHseve, conchh'e \n gebruik. De Jaos (Yaos, Vahos) zijn als een Caraïbische stam in Fransch-Guyana bekend.

3) In het Mnl. komt taneit meermalen voor in de beteekenis „taankleur", aie Kil. en Gaillard in Taxent. d. Arch, de Bm^es (Gloss) in voce.

195

een solemneele Feeste, weesende de beste provisie van haer sterck- 1634 ste Dranckdic sy noemen Perrouvv »), voor drie ofte vier dagen, ofte ^^^^' ^^' soo langhc als haer Dranck duert, den tijdt ombrengende met dans- sen ende singen ende drincken boven maten, in welcke visie sy alle andere Natiën dien ick oyt van Heydenen ghesien hebbe te boven gaen, houdende de braefste quant die eerst droncken is, ende de wyl sy soo drincken, staen eenige Vrouw persoonen van de naeste Vrien- den van den overleden geweldigh huylen ende krijten, ofte sy hier eenighe superstitie in gebruycken is my onbekent,danditisseeckers dat haer Priesters ende Waerseggers die sy noemen Peayos^) als voor desen verhaelt is, op sommighe tijden conferentie hebben met den Nota. Duyvel,welckesynoemenWattipa3), ende werden by hem bedroghen, ^ota. niet te min soo haten ende vresen sy hem seer, ende seggen dat hy quaet is, ende niet sonder groote reden, want worden van hem dick- Nota. wils blauw ende svvart ghesmeten, na dat ick bevonden hebbe soo Dat is Godt eere sy mede Tamouco4) die na haer seggen boven woondt ende alles engoed^^^'^ regeert, de Jaos bidden desen Tamouco meest alle morgens ende avondts aen, sy gelooven dat de goede Indianen na haer doodt op- waerts varen, ende wijsen na de Hemel, welcke sy noemen Coupo s), ende dat de quaden nederwaerts varen, wijsende na de Aerde, welcke sy noemen Soy*^); als een van haer Casiquen ofte Principaelste ster- ven, soo hy eenige Slaven ofte andere gevangens heeft, soo sullen sy die mede doodt doen, soo niet een van sijn andere Knechten, op dat hy in d'ander Werelt ghedient moght zijn. De qualiteydt van de Landen is verscheyden van dit quartier, aen de Zee kant is het Landt Nota. leegh, ende de hitte soude daer seer vehement sijn, ten ware die ge- nen.

i) Zie Hartsinck 25. Pnru is een bekend Caraïbisch woord, dat „water" maar ook andere vloeistoffen kan aanduiden. Vermoedelijk hebben wij met eenes.imensteliing van dit woord te doen.

2) Hetzelfde als Teoagas hiervóór.

3) Caraïbisch huatipn, (juntipo^ uitwerpselen, een woord ook op vijandige geesten toegepast. Dat Indiaansche stammen zich uitwerpselen als levend voorstellen, is door een omvangrijk materiaal gestaafd. Zie o. a. de vertelling „The woman wo married filth'' bij Wissler-Duvall, Anthropolo/jkal papers of the Americon Mnsenm of Natnral History, vol. II, part I, 151 vv.

4) Caraïbisch tamnku beteekent „grootvader, grijsaard, hoofd". De Indianea van de Vries aanbidden dus „den Ouden Man'', misschien een soort cultnurheros. (Vgl Uhlenbeck, Onginal Blackfoot Texts^ register i. v. Old-man).

5) KnpH, kahv is een in het Caraïbisch zeer verbreid woord voor hemel.

6) Het gewone woord voor aarde in het Caraïbische is nono. „Soy" herinnert aan het Caraïbische woord voor zand, dat in één dialect sahow luidt (in andere mhan en dergelijke vormen met h). Het is ook mogelijk dat gedacht moet worden aan een drukfout voor „Toy", dat dan identiek zou zijn met tauai, de grond in een hut.

ig6

tempert wierde by de versche ende koele Briesen ofte Oostelijcke ^^^^^^ Winden, die op de meeste hitte van den dagh seer sterck daer op wayen; in veel plaetsen is dit leege Landt seer ongesondt, ende weynigh bewoond, uyt oorsaecke van het o\'er vloeyen van de Wateren, maer voor den meesten deel heeft het wel schoone Revie- ren, een vruchtbaer Grondt, ende veel Volcks, ende is een gesonde wooninge ; op 't Geberghte is de Lucht kout ende 't Landt op som- mige plaetsen vruchtbaer, ende in sommige plaetsen oock niet, maer door gaens isset vol Mineraelen, ende mijnen van diversche Meta- Nota. len, ende geeft der selvige soo veel als eenighe plaetsen van Oost raeien"dat ^^^^ West-Indien, beyde v^an de beste ende sleghte soorten der sel- groot pro- yen, ende op het meeste van 't Geberghte : op 't Geberghte wiert gevonden een seer ghesonde wooninghe, daer is oock een middel soorte van Landt, welck is van een middelbaer hoogte, ende is seer Getempert, Gesondt en Vruchtbaer, ende al meest bewoond is, over- vloedigh van Wayden en pleysante Stroomen van Wateren door fraye Bosschagien, ende genoeghlijcke Pleynen, tot profijt playsier ende recreatie, ende is oock niet onversien van Mineralen. Men is hierseerghequeltvande Moskietes die sy noemen Mapirij ^), steecken seer v^enijnigh, veel viers te stoocken is een goede remedie, hebben daer oock Niguas die sy noemen Sico2). wijTerhafen ^^ provisie van dit Landt tot Lijf-tocht sijn veelderhanden, eerst vande Lijf- dc Wortel v^an Cassavi, daer sy haer Broodt van maecken, in maniere 't Landt en- als volght : Sy brcccken die Wortel op een Steen, ende wringen het dfngen.^dte ^^P daer uyt, welck rauw zijnde fenijn is, want ick smeet een Hoen tot onder- qq^ Brockjen toe, maer stierf daer dateliick af, maer fjesoden siinde

houdt van •' ' j j 0 j

's Menschen met Gunae Pepers), daer sy den overvloet van hebben, geeft een nen. excelente ende gesonde Sausse, dan drogen sy de gebroken Wortel,

ende backense op een Steen als men de Haver-Koecken doet ; dit Broodt is goedt voor die tijdt te gebruycken, sy backense een vinger dick. Daer is een soorte van groote Tarwe genaemt May s ofte Turckse Tarwe als in de Verginnes is, welcke Granen een sonderlinge pro- visie is voor dit Landt, ende vermenighvuldight seer tot duysent en- de vijfthien hondert voor een, ende dickwilsmeer ; gheeft seer goede Bloeme ende Meel tot Broodt, ende is goet Mout tot Bier ofte Ale, ende dient tot dieversche noodtdruften voor des Menschen onder- hout. Van Hvoorsz. Cassavi Broodt, ende dese Indiaensche Tarwe

i) Caraïbisch voor muskiet.

2) Caraïbisch siha of siho, zandvloo. De Spaansche naam voor dit dier is nifjna.

3) Cayenne-peper.

19;

maecken sy Dranck af die sy noemen Passiauw i), wclck moet in vier 1634

ofte vijf dagen verbesight worden; sy maecken oock een ander ^^^** ^'^'

Dranck van Cassavi, vvelcke sy noemen Pernouw ofte Perranou,

'twelck sy koockcn in groote Potten, en sieden 'tgelyck men het

Bier in Hollandt doet, ende gist mede, goet en sterck gelijck Bremer

Bier, maer smacckt wat brandigh, is oock soo hoogh van coleur ge- ^"'^•

lijck Bremer Bier, en kan hier te Lande thien dagen goet zijn ; sy

hebben daer vcrscheijden soorten af, eenige sterck, ander smal,

eenighe dick, eenige dun, maer al goet wesende, wel bereydt, als

wy ordinaris waren onder de Cribes en Arwackes^) die welckede

netste zijn van alle dese Natiën.

Daer is grooten overvloet van Honigh, ende hoewel die wilt is, ^^^^•

wordende ghevonden in de Boomen ende Kuylen onder de Acrde,

is soo goet als eenigh ter Werelt, daer goede Meede van gemaeckt

kan worden; geen Wijngaerden en vindtmen daer, maer alsoo de Dit is ook

Grondt Vruchtbaer en Vet is, ende *t Klimaet warm, souden daer Mohonïen'o

wel wassen indien sy daer geplant waren, ende geven goede Wijnen,

'twelck voor dit Ouartier seer gesondt sijn, dan ik soude sorghe

datse datelijck suer soude zijn door de hette.

Veel andere noodlijckheden voor 't onderhoudt van des Menschen ^.^" '^^*

wilde Ge- leven worden hier gevonden, namentlijck Wilt van alle soorten, dierte en

wilde Varekens in groot getal, welcke daer twee soorten sijn, d'een d.ieT valt.

kleyn by de Wilde genaemt pockiero 4), die de Navel op den Rugghe sjoxa.

hebbe, d'ander ghenaemtpanigos), soo schoon ende groot als eenighe

Varekens die ontrent hondert en vijftigh a hondert en tachtigh pont

wegen ; daer sijn oock menighte van Hasen ende Konijnen, dan dif-

L128.J ferent van de onse, zijn gelijck een jonck Hart dat vier-en-twintigh

uyren oud is, op sulcken wijs gelijck de Hasen ; daer zijn Luypaerts,

Tigeren, de welcke doen ick hier was een Indiaen uyt sijn Amack^)

namengonckermede deur sooalshylaghensliepinsijnAmack :daer

sijn Armadillej), Maipuries^), die van smaeck zijn als Ossen Vleys,

i) Caraïbisch paslcw, cassave-drank.

2) Arowakken.

3) Welk land de Vries met Molionien bedoelt, weet ik niet te verzinnen. 4) Caraïbisch imldra of pakera, wild zwijn.

5) Paidfjo is in het Caraïbisch niet teruggevonden.

6) Hangmat, Eng. hammoch^ Hd. (uit het Nederlandsch) J2ö!;i^««a;/?, Fransch /i«w<rtf, Sp. hahiacüt Port. viaca, Ital. amüca. Pott, DoppcWag als cinea der wichtigsteii Bil- duiigsmittel der Sprache (Lemgo-Detmold 1862) bl. 83 leidt de heele groep uit het Caraïbisch af, hetgeen door deze plaats van de Vries bevestigd wordt.

7) Sp. onnadiUo, gordeldier.

8) Caraïbisch maipnri^ mai/mra, „Tapirus americanus."

\

V 198

1632 en willen Southebben, Baremoes ^) welck smaccken als Schapen, cnde fecpt. 14. j^j^^gj.g i^ieyne Beesten vande selve smaeck, van kouleur als de Dai- nen^), Apen, ende Meerkatten van diversche soorten, groot ende kleyn, van dese Beesten zijnder ontallijck, ende worden by expe- rientie al goet gevonden om te eeten, dan ick wildender niet van eeten, ende vreemde Beesten meer. De Criebesse verhaelden ons, die dacr met een van ons Volck waer gheweest op de Revier van Caparwacas), ende elders Herten sijndie de Wilden noemen Osarij 4j, ende Wilde Verekens sonder Speek die sy noemen Abihera s), oock isser van die Levye Beestjens, Waricory 6), rouw van Hayr, de voor- ste Beenen als de achterste, drie Teenen aen de Voeten, 't Hooft aepse wijs, met een kort Steertjen, is seer slaperigh ende weynigh van eten, wonder traegh in het versetten ofte klimmen ; daer was oock een beesjen dat wy noemde Sagewijntjes7), was de groote van een jonghe Kat van drie weecken, met Kopere teyckentjens boven zijn Oogen, ende de vier Pootjens waterhontse wijs geteyckent, was seer teer, want kondense niet in 't leven houden. Hier houden oock seer groote Bavianen. Van het Hier zijn wilde Eynden, Teelingen, wilde Gansen, Reygers van

Gevogeitc^^ divcrsche coleuren. Kranen, Oyevaers, Faysanten, Patrijsen, Duy- tc Lande ven, Lijsters, Meerlen, Snippen, Papegayen van diferente soorten, en veel andere soorten daer ick geen kennis van hadde, van groote ende kleyne Vogels van exquise coleuren, beneffens groote verslin- dende Vogels ende Valeken van alle soorten, met schoone Ravens. Van de Van Vis is hier veelderleye, eerst van Zee- Vis, dacr zijn Steen-

vb^dielïier I^^aessems, Meulenaers^), Tongen, Scharren, Rocheno), Sweert-Vis, te Lande is, Steur, een Vis als Salm, dan j^elijck die root is van Vis, soo is dese

endegevan- 111

gen wordt, gelijck Op Batavia in Oost-Indien, is oock van dese selve soorte, is op en dop als een Salm behalven de coleur, Garnaet, Zee Kreeften ende Oesters, welcke aen de Tacken van de Boomen wassen dat seer

i) Volgens Prof. Uhlenbeck, dien ik raadpleegde, is deze vunn duister.

2) Sp. da'uio, damhert.

3) Hier kan alleen de Approuague zijn bedoeld, de groote rivier lusschcn de Oyapock en de Kaw.

4) Caraïbisch usari, usali, hert.

5) Volgens Prof. Uhlenbeck, dien ik raadpleegde, is deze vorm duister.

6) Caraïbisch tmlekole, alekok, alikole, luiaard (nl. het aldus genoemde dier).

7) Mij onbekend.

8} Kil. apua, alburnus, piscis genus.

9) Roggen.

199

wonder schijnt ; dacr is oock een rare Vis genacmt Cassoorwa i), die in 1634 elcken Ooge twee Gesigten heeft, ende swemmende, houteen boven ' ^^*" ^'*" het ander onder 't Water, de Ribben ende de Rugghe zijn des Men- schen Rugh en Ribben gelijck, hebbende een rondt ende d' ander vlack met een Rughbeen daer in, is wat grooter als een Spieringh, ende ghehjckt hem seer in 't swcmmen, houden altoos by de Strant langhens met groote menighte, maer veel beter van smaeck als Spieringh ; ende hier sijn veel andere seer goede Visschcn, de onse noemen dese xA.ccare^), welck de Krocodillen niet onghelijck en is, doch dunder, langer ende ghedrongender van Hooft, komt op Landt doch voet op Vis, is goet om te eeten, doch quaet om te vangen, heeft goede Reuck, waer door men die gewaer wordt; Owannas) de voorgaende seer gelijck dan kleynder; Ayamaze4), gelijck een groote Elleft die in [129.] 't Vaer- Water houd, ende is seer goet om eten; voorts van versche Vis is daer veel, doch by ons meest onbekent, maer al seer goet ende delicaet, soo datmen onbeswaert mach seggen, dit Landt naerde Climaet mach vergeleken werden voor variteyt van excellente Vis by eenigh Landt van de Wereldt ; daer is oock een Zee-Vis welcke ordinaris komt inde versche Wateren, insonderheydt inde Winter ende vochtige Sayson, de Indianen noemen die Cojumero 5), ende de Nota. Spaense Manatie, en wy noemen 't een Zee-Koe, is even alleens als ba^erheydt men hem ophanght ende ymandt hem te voren noyt ghesien hadde, ^^^^^ soude anders niet weten ofte hy sach een Veers ofte een jonghen Osjen hanghen, want heeft ribben ende met smeer doorsteken, ende de Huyt is als een Koe-huyt goet om Buffel af te maecken, ende wesende inde Son ghedrooght ende van 't nat beswaert, is goet voor Schilden tegen de Pijlen vande Indianen ; hier is mede een Vis die in Oost-Indien genaemtwerdtCakop^), seer excelent om te eten, is de groote vaneen Cabbeljau, maer schobben soo groot als een Corper7) ;

i) Caraïbisch kana, in sommige dialecten ka^ beteekent „visch". Het tweede deel van het woord is duister.

2) Caraïbisch akarc, kaaiman. Achter „visschcn" in den vorigen regel moeten ccnige woorden zijn uitgevallen: „voorts is er een dier" of iets dergelijks. Voor „de onse" zal men moeten lezen „de wilden",

3) Aan Prof. Uhlenbeck, dien ik raadpleegde, is deze vorm onbekend.

4) Carraïbisch aimara, macrodon trahira. Nog meer op den vorm bij de Vries gelijkt Caraïbisch aijaniakn^ dat echter geen visch is doch „leguaan" beteekent.

5) Aan Prof. Uhlenbeck is deze vorm onbekend. Er bestaat een visch Caraïb. knmaru (Myletes), doch de zeekoe is dit niet, die toch blijkbaar bedoeld is, ook blijkens de aanhaling van Sp. manatt^ dat inderdaad „zeekoe" beteekent^

6) Mij onbekend.

7) Karper.

200

Sept. 14.

Vande Koopman- schappen die hier te Lande ge- vonden ofte gemeackt konnen worden.

hier is oock een Vis die in Oost-Indien genaemt werd Sanvilam ^), houd in 't versch Water ;Coa 2), en dewelck zijn Krabben, die daer zijn met menigte op de leege verdroncken Gronden en langhs degantsche Kust. De Vruchten zijn menigerley, de Pinnas), Plantana, Potatos, Mispelen, Pruymen van diversche soorten, en Nooten van vreemde fatsoenen, de excellentheyd van de Pinna ofte Annasses zijn oock in Oost-Indien, en is groot, want men soude gheen beter Vrucht konnen vinden, is van smaeck als Aerdbesien en als een oude Pupping 4) ; de Potato is wel bekent, de Mispelen zijn seer groot, de Pruymen en zijn niet te prijsen, door dien veel ghegetendeLoopcauseeren, wel- cke in dese Landen dangereus is naer dat ick segge, en soo is de ordinaris Toe-spijse vandit VolckNapi 5),welckedeOosterscheReu- ven^) niet ongelijck en zijn; hier wast oock een Boom soo Groot als een Granaet-Appelboom, met bleecke groene wollivige 7) Bladeren, witte Bloemkens, doch van meerder Bladeren en van gheen reuck, ende uyt welcke Bloem voort komt eerst een groote Boone van fatsoen ghelijck een Nier van een Conijn, daer een Vrucht uyt groeyt de gedaente van een Peer, en dese Boon blijft onder aen hangen, ende daer is een Pit in ghelijcken een Hasen-noot van smaeck, ende tus- schen de Schil is Olie die goet is voor vyerigheydt in 't Aensicht.

De principaelste Commoditeyt van dit Landt zijn de Suycker- rieden van welcke in dese Ouartieren groote menighte is, de grondt is daer toe soo bequaem als in eenigh ander deel des Wereldts, was- sen daer in korten tijdt seer groot, by planten ende opbouwen van bequame plaetsen om 't Suycker daer uyt te trecken, alsmen sien kan by de Portugesen in Brazijl ende elders wordt gedaen.

De Catoen is een generaele Koopmanschap, seer nut voor de Kooplieden ende voor ons, om Fusteynen, Bombasijnen, ende tot anders daer van te maecken en ghebruycken, als Hamaccas van te maecken, dewelcke zijn der Indianen Bedden, seer noodigh in dese Quartieren ende sijn Catoenen-Lijnwaten; daer is oock een soorte van Hennip ofte Vlas van groot ghebruyck, by naer soo fijn als

en

4 5 6

7 niet

Maleisch en Javaansch sënibilang^ zeepuitaal. Caraïbisch koa, krab.

Sp. piüa^ ananas. Het Caraïbische woord voor deze vrucht luidt aaana of nana is de vorm waaraan het Europeesche woord ontleend is. Pippeling.

Caraïbisch napi, zoete pataat.

Geen Oostersche vorm, maar te vergelijken met Hd. „Ruben"'. Wanvorm voor wollig? Prof. Verdam, dien ik raadpleegde, weet den vorm te verklaren.

201

Zijde gelijck 't ghebruyckt kan worden, cnde is seer excellent om 1634 J30.J Lijnwaet van te niaecken. ' "^^' ''"

Men heeft hier sonderlinge Verwen, van wekker een is ghenaenil Aunotoi), welcke wast aenBoomen als een grooteKerse-Boorn, wast gelijck groote Nooten, die opbcrsten alsse rijp sijn, daer van binnen het pit kleyne Beesjens^) zijn root van couleur, welck wel geprepa- recrt zijnde by de Indianen, welcke sy met Olie de Palm prepareren, 't welck het conserveert, verwet een perfect en vaste Orangie colcur aen de Zijde, maer de Indianen konnen hier veel bedrogh onder speelen, in 't toe-maecken menghen 't met Cassavie ; daer is een ander Beesjen die Blaeu-verwet, daer is oock seker Gomme van een Boom, welcke aen Laken een perfekte vaste Geek coleur ver- wet, daer zijn Bladeren van Boomen, welcke wel bereydt zijnde een hooghe rode coleur gheven ; daer is oock Hout dat Purper verwet, ende is van goede prijs; ende een ander Hout dat Geel verwet, ende meer andere dingen zijn hier ongetwijffelt die noch niet bekent zijn, welcke by neerstigc ondersoeckinge by tijden ende wijlen sullen uyt- gevonden worden.

Hier vallen oock veel wel-rieckende Gommen, dan alsoo ick geen exsperientie liebbe van Doctrine, so en weet ick niet wat krachten die hebben. Hier wast oock Cassia-Fistulas), Zeenebladeren, ende de Aerde geeft oock Belum-Armenum4).

Hier is oock een Boom daer sy haer V^is mede vangen, is van son- derlinge consideratie, wast ghemeynlijck ontrent haer Wooningen, en als sy willen gaen visschen nemen sy eenige Tacxkens daer van ende varen in de Kreecken welck met hoogh-Water meest vol zijn van goede Vis, ende nemen de Stocxkens die sy op Steenen uyt- kloppen, gelijck dat het lijckt ofte het Vlas is, en loopen boven aen de Kreeck alsse die beneden met hoogh water met tacken van Boo- Nota. men ghestopt hebben, ende het Water ten halve ghevallen is werpen sy dit Hout, dat als Vlas ghelijckt door het kloppen, smackend in 't Water, en als dan komt de Vis af-swemmen bove Water ofte hy droncken waer, vindende de kil onder aen de mondt gestopt soo springht hy op 't Landt, ende ist in eenige kleyne Meertjens soo komt ^'°''*-

1) Hiervóór, b!. 192.

2) Besjes.

3) Over dezen boom en het medicinale gebruik van zijne vruchten gemaakt, zie Linschoten's Itinerario, uilgave-Kern, II, 51.

4) Aardolie, aardhars.

202

1634 hy al boven svvemmen met de buyck om hooge, ende sy scheppen bcpt. 14. j^^^^^ ^^^ ^^^ ^^^ Water, ofte soo hy noch svvemt schieten hem met

een Pijl door 't lijf, soo dat syder soo veel konnen vangen als sy willen.

Terwijl ick hier was gaende langhs de Zeekant, sach ick een Wal- vis vechten met een Swaerd-vis, dat het Water soo root als bloedt was telckens als de W^alvis uyt het Water sprongh, en door benautheydt van de Swaerd-Vis blies hy een schrickelijck water op, in 't neer- komen sloegh hem de Swaerd-vis met sijn swaerd onder de buyck dat hy telckens weder uyt het water sprongh, was wonder om sien. Daer is mede een Boom van root-gesprickelt Hout, welcke die van 't Landt noemen Pira-Timnere ^), en in het Nederlandtsheetmenhet Letter-hout, ende is seer excellent tot alderhande Schrijn we reken werck, desen Boom wast recht op en heeft een gladde witte bast, ende het Letterhoudt is het pit vande Boom die binnen in wast, heeft geen bladeren dan boven aen de kruyne. Hier kan oock seer goede Taback ghemaekt worden ; daer zijn oock rijcke Mijnen, dan zijn noch niet wel ondersocht. Willen nu Naer dat ick ontrent vier weken alhier ghelegen hadde, ende ordre weder onse grhestelt bv mvn Colloniers dien ick daar s^hestelt hadde, dewelcke

Voyagie o j ^ o y

vervolgen, tachtigh-duyscnt Verwe-boomen begosten te planten, ende hondert-

duysent Catoen-boomen, met hondert-duysent planten Taback, [131. daer elcken pland een half pond Taback geeft, ende is Taback wel- cke een goede prijs geld,

Den 14 October smorgens ontrent neghen uyren lichten wy ons Ancker voor Cayana, ende namen de Soons-Soon mede van Arra- wycarij, de grootste Oversten die nu kortelinge ghesturven was als voren is verhaelt : dese Jongehngh was begerigh de Nederlanden te besichtighen, ende ick was te willigher om hem mede te nemen, om dat mijn Colloniers daer te vrediger zijn soude ; setten onse coers Noorden aen na het Verlooren Kind toe, was diep 3^, 4, 4I, 5, 6, 7, a 8 vaem N.NAV. en N.W. ten N., ende setten 't savondts een stuck beneden de Duyvels-Eylanden op thien vaem, en de Windt Oos- telij ck. Kubtc van ^^^ ^ 5 ^^^^ smorgliens lichten wy ons Ancker, ende zeylden soo Guianain langhs de Kust heen op 9, 8, 7, 6 vaem Kley-grond, ende Kust streckt al meest NAV. ten W., is leegh Landt, hier ende daer een

i) Caraïbisch p'trea, pexra^ palra^ beteekent letterhout. „Timnere" zal zijn Caraïb. temere^ al(le), hetgeen achter een substantief gevoegd den collectief- of pluraalvorm daarvan kan aanduiden.

Bh. 202 en 214

203

Bergh, cnde 's mid claeghs scttcn 't nevens de Rivier ghcnacmt Sena- 1634 mar ia *) op 3 vaem met leegh Water, een niyl ontrent van Land, ende [133.] is hier een vlacke kust, soo dat de Rivier qualijck te kennen is als by twee Klippen, dien een stuck beneden de Rivier leyt, en noch een half mijl beneden dien Klip leyt noch een Klip wat Zcelijcker, en is VVit-voetsant, ende soo dat ghy dan een kleyn openinge sien kunt inde Rivier, is heel nau, ende met leegh Water isser maertwee voet Water, macr vloeyt ontrent neghen voet, ende leyt tusschen de Rivier Suraco 2) en Sinemari Kust, en streckt hem hier W.N. W. en N.W. lek voer desekleyne Rivier 3 mijl op, alsoodaer een Franse Capiteyn woonde genaemt Capiteyn Schanbon, welck daer drie jaer gewoont hadde met noch twaelf Fransen by hem, ende hy hadde daer een Schips-ladinge met Aggie§) leggen ofte lange Peper, en daer hy dagelijcks een Schip verwachte om het selvige te komen halen, " ende noodighde my 'snachts by hem te blijven, 't wxlck ick oock dede, gingh met hem ter Jacht, vonghen een Vereken dat de Navel op de Rugge draeght, ende sijn Wild-schud schoot in een schoot 33 Teelingen, daer ick in verwondert was: smorgens nam mijn afscheydt van dese Capiteyn, bedanckende hem voor sijn goct tractement, en- de hier bevonde ick dat dese Natie van Indiaenen niet diefachtigh zijn gelijck wel in andere Contrayen, want wy hadden onse Boot 'snachts laten leggen sonder Wacht, en bevonden wel dat sy by de Boot waren gheweest, ende het goet hadden gheroert van Carga- soen en anders, maer nier afghenomen ; de Franse Capiteyn sprack dat hy dieversche-reyse met al sijn Volck in 't Landt liep, maer noyt yets gemist hadde.

Den 1 7 dito lichten wy ons Ancker en gingen onder zeyl, de Wind langhs de wal, en gingen onse coers N.W. en N.W. ten W. ende W.N.W. ende setten 'tsavondts omtrent drie mijl van Landt : 't is hier heel vlack, ende is ontrent 3 mijl van Landt diep 3 vaem, en 4 en een half vaem.

Den 18 dito lichten wy ons Ancker en ginghen weder onder zeyl, setten onse coers W.N.W. en de Windt langhs de wal, ende teghens de middagh quamen ten Ancker tusschen de Rivier van Amanna4) en MarriwijnS), op 13 voet weecke Kley-grondt met hoogh Water, soo

1} De Sinnaniary bewesten de Kourou.

2) De Iracoubo bewesten de Sinnamary.

3) Caraibisch ah\ aki (en dergelijke vormen), Spaansche peper.

4) De Mana.

5) De Marowijne, thans de grensrivier tusschen Fransch- en Ncderlandsch-Guyana.

204

i634 dat wy met leegh Water niet meer als vijf voet hadden, en soo dat ' wy dan wel vast laghen, soo dat het hier qualijck te leggen is, want wy het Schip niet vast konden houden, door dien de Stroom t'elcken- reys met de Vloed omsmeed als het achter noch vast lach, soo dat wy hier groote moyte met ons Anckers hadden, ende alle achter middaeghs harde briese uyt der Zee ; smiddaeghs voer ick met acht man naer de Rivier van Amana, om te sien ofte daer oock eenigh Handel was.

Den 19 dito smorghens met den daghe quamen de rivier twee mijl op, daer wy eenighe Arrewackes Huysen vonden maer gheen Men- schen, soo dat wy een Mosquet los-schooten, daer op datelijck twee Wilden by ons quamen die ons by haer Huysen geleyden, ende dit waren Arwackes die ons eten en drincken gaven, ende hier een stucxken Landwaerts in woonden noch eenighe Arwackes: maer hier viel nu teghenwoordigh niet te handelen door dien het noch te vroegh was, want de Verwe noch op het Veldt stondt, ende het Let- ter-hout en Rood-hout noch niet te bekomen was, door dien het inde Reghen-maendt gheschieden moeste, die hier eerst begint in Novem- ber ; Soo voor de ghene die hier Handelen wil, moet maecken dat hy hier in Januarius op de Kust is, want dan hier de beste Handel is. Omtrent thien uyren voeren de Rivier met de Vloedt op, maer lieten onse Sloep met een Fransman hier blijven, en teghen den avondt quamen aen een Dorp daer Cribesen woonden, die ons met vrund- schap ontfinghen, ende hier stonden omtrent thien a twaelf Huysen, en is ontrent acht mylen de Rivier op : wy bleven hier 'snachts, wor- [133. den seer gequelt van Mosqueten, ende smorgens liepen wy met de Casiques Soon omtrent drie mijlen Landwaerts in, daer wy een ander Dorp vonden dat mede Cribesen waren, ende daer stonden omtrent seven a acht Huysen, tracteerden ons hier wel met haren dranck, ende gingen van hier noch een mijl, daer wy noch een Dorp vonden van Cribesen, dit was een groot Dorp daer wel achtien a twintigh Huysen in stonden, ende hier vonden wy meest Vrouwen, doordien de Mans uyt visschen ende Crabbe-vanghen waren, dat haer beste kost is, maer vonden hier niet te handelen, door dien het noch te vroegh was als voren verhaelt is : Savondts quamen weder by onse Sloep, en waren hier savondts vrolijck met de Indianen, want het haer Joelfeest was; smorgens voeren met de Ebbe de Rivier weder af, ende quamen savonts den 20 dito weder aen boort : voor dese Rivier wast met hoogh- Water thien voet diep, ende binnen is hy diep, soo dat het een moye Rivier is om met een Jacht in te komen :

205

het is al leegh Landt en anders niet dan Boomen sonder eenige Ber- 1634 ghen, ende 't is hier gheweldigh vlack, en hier stonden de Boomen ^^' '^' in 't Water en wiessen, ende de tacken die in 't Water hinghen wa- ren met goede Oesters behanghcn, daer wy van aten.

Den 2 1 October voeren met onse Sloep nae de Rivier van Mari- Kuste van wijne, ende bcsagen eens hoe diep dat het was, en bevonden meest America. elf a twaelf voet met hoogh water tot dat wy voor de Rivier qua- men, ende bevonden dat midden inde Rivier een Banck lach van Sant, dat met leegh water heel droogh lagh, soo datter een gat in loopt aen de Oost-wal, is heel nau, en is omtrent thien voet diep, ende aen de West-wal is mede een gat, maer hoe diep het daer is weet ick niet : de Rivier streckt al meest Z. W. in, en legghen binnen in eenighe Eylanden omtrent twee mijl op, de Rivier is een kleyne mijl breedt : dit is de gelegentheydt van dese Rivier soo veel als ick hebbe konnen bespeuren. Omtrent een mijl op leyt een Dorp daer Arwackes woonen, maer waren al-te-mael na Sernama ^) toe, behalven een Vrouw die de Huysen bewaerden : Hier woonen menigerhande Natie, te weten Cribesen, Jajes, Arwacke, Percoren^), ende noch menigderhande Natie, beloofden ons op een ander Jaer een geheel Schip met Letterhout te beschicken. Terwijl dat wy hier aen Landt lagen quam een Nederlander by ons, die door de Indiaense Pocken van het Schip gegaen was, daer hy mede ghekomen was, ende als nu ghebetert zijnde versocht met my nae Hollandt te gaen, en quam op óns Schip, want die dese Sieckte krijght moet hier genesen, al waer hy in Hollandt soude hier moeten weder komen om genesen te worden, want 't is gelijck de Ambonse-Pocken in Oost-Indien, jonge Kinderen van een macndt oudt konnender hier mede gequelt zijn. Hier quamen mede twee Fransen by ons die wech-geloopen waren van Capiteyn Schanbon, woonden boven in Cunama 3), ende woon- den met haer drien in een Indiaens Dorp.

Den 23 dito lichten wy ons Ancker ende gongen onder zeyl, de Wind langhs de wal en de koers N.W. daer na West aen, en 't Landt streckt al Westelijcker, ende al leegh Landt, diep drie a vier vaem steckgrondt, en savonts lieten 't Ancker vallen op vijf vaem steck- grondt, ontrent twee en een half mijl van Landt.

Den 24 dito smorgens met ten dage lichten wy ons Ancker, de

: I) Suriname.

2) Deze stam is thans niet bekend ; vgl. echter Hartsinck 6 (Palicouris).

3) Deze naam is mij aan de Marowijne geheel vreemd en ik begrijp niet wat de Vries er mede bedoelt.

2o6

1634

Oct. 24

Nota.

Kuste van Guiana in America.

Windt Oost, de koers W. en W. ten Z., Avas diep vijf, vier vaem steck- grondt, ende ontrent smiddaeghs quamen voor de Rivier van Sor- name en liepen Z.0. ten Z. in, was diep eerst drie en een half vaem, daer na vier vaem en een half steckgrondt, op sommige plaetsen hart, f134.] ende lieten ons Ancker in de grondt vallen op vier en een half vaem steckgrondt, ende lagen achter de Sant-punt dicht onder de wal, en doen konden wy beyde Rivieren open sien, te weten de Rivier van de Sername is de Westelijckste, ende Comawini i) isdeOostelijckste: Die in Comawin wil zeylen die moet de baghboort-wal naest houden, want het is daer diep, ende loopt dan de Rivier voort soo seer als ghy wilt. Hier was over vijf a ses daghen te vooren een Schip van Vlis- singe gheweest Packemack ghenaemt, de Schipper hadde hier wel vier maenden ghelegen in Comawin, ende hier wel 15 a 16 last Letter-hout gehkregen. Teghen den avondt voeren met ons Sloep na de Rivier van Sarname, ende quamen 'sanderendaeghssmorgensby een Huys ofte twee, dat met Pallisaden rondom Fortse wijs vvasghe- maeckt, ende hier woonden een Engelsman genaemtCapiteyn Marre- schal met tsestig Engelsen, en wilden hier een Colonie maecken, ende was ontrent sesthien mijl de Rivier op, en bleven dien dagh ende nacht by dese Capiteyn : Dese Rivier is naer om laegh toe al laegh Landt, in 't opvaren als de Vloedt verloopen was voeren aendekant met de Sloep in 't Bosch, want de Boomen haer stam wel drie voet hoogh bevloeijde, en daermaeckten wy onse Amacken aen de Boo- men vast, gingen daer in leggen slapen tot dat de Vloedt weder be- gon te loopen ; wy mosten ons de Amacken over 't hooft doen, om de menighuldige Moskieten die daer waren.

Den 26 dito namen onse afscheydt van dese Capiteyn Marischal, voeren de Rivier weder af, is een fraye diepe Rivier, en kunt dit met een kloeck Schip opzeylen. In 't nedervaren vonden wy ontrent ses mijl van ons Schip noch een Engels Huys, daer veerthien a vijfthien Engelsen waren die Taback planten, quamen tegens den avondt aen Boort.

Den 27 dito gingen onder zeyl van Sername, ende liepen N. W. ten N. soo langhs de hoeck beoosten de Sant-punt,ende dan komter noch een hoeck; als ghy de twee nevens malkanderen hebt, ofte de uytter- ste een stuck daer buyten siet, soo meught ghy wel W. N. W. aen gaen, want ghy zijt dan vry vande Banck die aen de West-hoeck uytsteken komt : ende liepen al W.N.W. en daer na W. ten W. was

i) De Commewijne.

I

207

diep vier a vijf vaem stcckgrondt, endc ontrent twee en een half mijl ,5-^ van Landt settcn 'savonts op vijf vaem stcckgrondt. ^^^- ^7-

Den 28 dito smorgens lichten wy ons Anckerende gingen 'tzeyl, de Windt langhs de Wal, quamcn tegens de middagh ten Anckcr voor Sername *), ende is wel te kennen aen een hoeck die ghy teghcn het Landt aen siet, en ghy moet den Oost-hoeck vry wat schuwen door dien datter een Rif afloopt, ende is niet meer dan 10 a 1 1 a 12 voet Waters, soodat wy met ons Schip al vast saten, maer doordien het weeck was zey Iden de r door heen, ende settcn 't dat Sername* ) lagh ontrent O. Z. O. twee en een half mijl van ons, en doen konden 't heel open sien, ende lach Z.O. ten Z. ontrent twee mijlen, en lagen hier op vier vaem Waters met hoogh-water, en 't is hier heel vlack, ende die in Sernamen ï) wil zeylen die moet stuerboort wal naest loo- pen, ende 't is daer met hoogh Water diep derthicn voet ; hier von- den wy Packemack van Vlissingen met sijn Schip.

Den 30 dito lichten ons Ancker ende kregen wel hondert vijftigh Wilden als Wildinnen in 't Schip, die ons baden dat wyse wilden in Timmerare^) brengen, was een Natie diese noemde Sapaye3), en sorghden dat de Cribesen haer dood wilde slaen. Wy gongen weder W.N.W. aen, was diep 5, a6, a 7, a8, a 9, a 10 vaem stcckgrondt, T35.] zeylden ontrent 4 mijl vande wal, en setten 't een stuck inden avond.

Den 3 1 dito smorghens lichten ons Ancker en gongen onder zeyl, setten de coers W.N.W. smiddaeghs begon 't stil te worden, was diep 1 2 a 14 vaem, en setten 't savonds op 8 vaem met hoogh water, ende het was hart, de Bancken waren van Corentijn 4) ontrent drie mijl van de wal ofte van Landt.

Den eersten November lichten wy ons Ancker, de Wind was langhs de wal, de coers West met moye koelte, en zeylden smid- daeghs voorby Bcrbijsie, was diep 4, 5, 6 vaem stcckgrondt, ende testen 's avondts op vijf vaem stcckgrondt.

Den 2 dito wonden wy ons Ancker op, de coers als voren, en quamen tegens den middagh in de Rivier van Timmerarie, ende het gat streckt hem Z.W. ten Z. in, is diep met de v4oed op het droogste twee vaem en een half ende drie vaem, ende loopt ontrent | mijl van de Oost-wal in daer ist op 't diepst : ende wy losten aldaer de W'ilden en W'ildinnen, die datelyck haer woonplaets ghereed macckten met Werck van

Caritaten.

i) Hier blijkbaar een verschrijving voor de Saramacca,

2) Demerary.

3) Thans is deze stam niet bekend; vgl. echter Hartsinck 7 (Soupayes).

4) De Corantijn, thans de grensrivier tusschen Nederlandsch- en Britsch-Guyana.

208

1634 Boskappen, alsoo sy hier naerder by haer vrienden waren. Terwijls ' °^' ^* dat wy hier lagen quam Jan vander Goes met een Cannot vande Rivier van Isekebie^) die daer Opperhooft was van wegen de West- Indische Companie.

Den 7 dito gingen wy van Timmerare t' zeyl, de Windt O.N. O. de coers Noord met een moye koelte.

Den 8 dito wordet onghestadigh weder met Reghen ende Windt, soo dat wy ons Marsseyls innamen.

Den 1 1 dito smorgens met den dage sagen het Eylandt van Bar- bates^), ende lach omtrent O. van ons vier mijlen met doncker weder, de windt O. en sette de coers W. en W. ten Z. ende maeckten ons Maersseyls weder by, savondts sagen het Eylandt van Beckues) en een igheEy landen v'an de Granades4), soodat wy een weynigh te Zuy- delijck waren, en soodat wy snachts by de Windt liepen, zeylden N. ten O. aen met een lustige windt.

Den 12 dito smorghens waren aende Oost-kant van Sinte- Vin- cent en lach omtrent W. van ons ,ende is aen de Noord-kant hoogh steyl Gheberght, ende is voort nae de Zuyd-kant oock hoogh en dubbelt Landt ; ende wy liepen om de Noord-hoeck van het Eylandt ten Ancker, inden eerste Bay die daer leyt dicht voorby een Klip, ghelijck een Hoybergh die een weynigh van 't Landt leydt, ende ghy moet de West-wal soo na loopen als ghy kond: ende wy liepen dicht onder de wal en setten 't op 23 v^aem ; hier quamen ons menigh- te van Canoes aen boort met Ververs! nge.

Den 13 dito smorghens ontrent negen uyren storf onse Kuyper, nae dat hij wel seven weken aende Loop gelegen hadde.

Den 14 dito lichten wy ons Ancker ende gingen 't zeyl, en de wind Oostelijck, maer doen wy een stuckje van het Landt waren wordet stil, ende 'snachts kregen altemet een koeltje, de coers N. ten O.

Den 1 5 dito smorghens lach Sinte Lucia dwars van ons, ende doet

Nota. hem op aende Zuyd-kant leegh, ende een weynigh van den hoeck

lagen twee Bergen ghelijck Suycker-brooden, ende is dan voort

hoogh Geberghte, hadden de wind O. N. O. de coers N. O. savondts

wenden 't om dat de windt soo scherpte ende liepen Z. O. en Z. O. ten

i) Essequebo. Over Jan van der Goes zie Harris en de Villiers, Stoi'm vnn ^ü-Gravesaade I, 148.

2) Barbados.

3) Bequia ten zuiden van St, Vincent.

4) De zoogenaamde Grenadinen benoorden Grenada.

209

o. aen, altemet wat hooger en dan wat lagher, nadat de windt 1634 ruymde en scherpte. ^^' '"^'

Den 16 dito de windt variabel, soo dat wy meer verlooren als wonnen, ende savonts waren weder onder de Zuyd-hoeck van Sinte- Vincent.

Den 24 dito van den 16 dito af hadden wy veel veranderinge van 136,] weder ende winden, dat wy naer onse gissinghe 't Eylandt van Tri- nijdade voor uyt saghen leggen.

Den 25 dito moy weer, liepen wy smiddaeghs het hooge vaste Land in 'tgesichte ende sagen 't, ende in 't midden was een lege Valeije, en aen den Oost-hoeck laghen twee Eylanden af, de Windt O.N.O. de coers Noorden, ende 's nachts wenden 't altemet heen en weer.

Den 26 dito smorghens setten onse Sloep uyt, dien ick met seven Man naer Landt toe sond, om te sien ofte daer oock Indianen wa- ren, ende voorts offer eenige goede Reede was : Savonts laet quam mijn Sloep weder aen Boort, raporteerde my dat daer geen Reede- nen waren om te Anckeren, anders niet als hooge steyle Klippen aen Landt, en vonden geen aperentie van Menschen : hier hadden wy gestadigh variabel weer.

Den eersten December wast moy weer, de wind O.Z.0. de coers N.0. ten N. hadden de hooghte van 1 5 graden 1 8 minuten, en tegen den avondt sagen het Eylandt van Dominicke, en lach ontrent Oost van ons, ende liep in 't eerste quartier, wendet vier glasen over om dat de windt soo scherpte, maer de windt ruymde, soo dat wy weer overwenden N, ten O. en N.N.0. aen.

Den 3 dito smorghens met den dage, saghen wy het Eylandt van Aves *)ende Si nt-Chri stoffel, quamen 's anderendaegs onder Nivis ten Ancker ; ende hier lach een kleyn Engels Scheepjen te Reede dat naer Yrlandt wilde.

Den 6 dito quam'er een Hoorns-Man by ons die van Christoffel quam, ende verwachte Packie^) die mede aen Christofifel lach, ende zeylden met den ander naer Gardeloepe toe.

Den 13 dito quammer vijf Hollandse Schepen by ons te Ree die van Farnabock 3) quamen, en die voort na Capo de Vellen) wilden om Sout, ende aen Curasou om Hout,

1) Van de andere eilanden af, bewesten Dominica,

2) Den vroeger genoemden kapitein Packemack?

3) Pernambuco in Brazilii'.

4) Cabo La Vela bewesten de golf van Maracaibo.

14

2tÖ

1634 Den 25 dito lichten vvy ons Ancker ende zeylden naar Sinte- ^*^" ^^* Christofifel, setten 'tdaer in d'achter-noen onder het Franse Fort, ende daer voer ick aen Landt, vondt dat daer commandeerden een Fransman ghenaemt Monseur de Nanbuck, alwaer ik eenige Taback af vermangelden, en wierden van hem wel getracteert. Anno 1635. Den eersten Januarius lichten wy ons Ancker, ende liepen te Ree- de voor het Fort van d'Engelse Reede, alwaer commandeerde een genaemt Capiteyn Warnas '), ende hier lagen wy en handelde een party Taback.

Den 15 dito liepen wy aende Sant-punt, alwaer ick vier Franse Schepen vondt leggen, twee quamen van Capo de Swerde 2) de an- dere twee lagen en laden hier Taback.

Den 17 dito arriveerden Schellinger van Medenblick alhier, enhy hadde een Prijs by hem dien hy vande Margariten 3) verovert hadde. waerover hy syn Zeylemaker verlooren hadde, die geschooten was in 't bordeeren.

Den4 Februarius kregen ad vijs als dat de Spaense Vloot aen Guarde- Loepes gearriveert was, ende doen wilde de Schepen telijwaertloo- pen, en ick sprack dat ick mijn passagie niet verliesenen woudeom [137 de Spaense Schepen, ick moest sien ofte ick by nacht koste verby raecken.

Den 10 dito lichten wy ons Ancker om *t zeyl te gaen, tegens den avont quamen omtrent Redonde, ende lieten soo voort staen naer Monserat, maer soo haest de scheemer-avondt begost te donckeren soo volghden ons twee Schepen na, ende 't scheen datse by daegh achter 'tEylandt van Rodonde ghehouden hadde en sonder zeyl ghedreven, om de Schepen waer te nemen die daer mochte passee- ren, laghen daer op de wacht, en 't schijnt dit de wacht was vande Spaense Vloot : 't een zeylden ons hart in en begost van vars te schie- ten, ende sy bhck-vyerde4)staegopmalkanderen,wymaecktenalles wel klaer en ick liet de rees hanghen, en een ons dicht van achteren in zeylden ende riep waent Schip, maer het scheen wel een Ooster- lingh dewelcke preyde ; hy riep wy souden sijn Admirael inwachten ; ick riep wildese wat hebben sy mochten by daeg komen, ende ick riep met een dat hy achterom houden soudeofte ick souder in schie-

n ^

i) Op bl. 153 hiervóór: Warnar.

2} Ongetwijfeld corrupt voor Cabo Verde op de westkust van Afrika.

3) Margarita tegenover de Venezolaansche kust benoorden C'nmana.

4) Zij wisselden vuursignalen.

211

ten, waer hy qualijck aen wilde ; riep weder wy soude strijcken en 1635 wachten sijn Admirael in, en sijn boegh spriet lach al neffens onse companje, niaer wy riepen dat wy schieten soude : doens hielde hy stracks dragende, ende wy hoorden een groot gedruys van volck en spraken al Spaens : doen wierden wy waer dat het Spanjaerts waren, ende hiel kort van ons af doen hy sach dat wy hem mistroudc, ende wy ontschooten hem hart, merckten doen wel dat dit de Schepen waren die op de wacht waren gestelt vande Spaense Vloot, ende smorgens sagen geen Schepen meer.

Den 1 1 dito quamen en kregen tegens den avondt Martinicke in *t gesichte.

Den 12 dito hadde smorgens Bequea O. van ons, liepen langhs de kuste van d' Eylanden van Granades, en kreghen een Canoe met Caribese (die op dese Eylanden woonen) met verversinge, maer dit zijn snoode schelmen en men moet wel op sijn hoede zijn : Tegens den avondt lieten ons Ancker vallen aen *t Zuyd-end in een fraye Sant-baye, daer een Sout-pan was, hadden hier acht vaem waters, wy voeren met de Sloep aen Land, dan hier en was geen Sout inde Pan.

Den 14 dito lichten ons Ancker smorgens vroegh met brave Ooste Windt, en sette de coers Z. ten W. aen, ende tegens den avondt maeckten wy kleyn zeyl.

Den 1 5 dito smorgens saghen een deel kleyne Eylandekens in een rond drommeltjen, en *t waren de Testiges *) : wij hieldender na toe en zeyldender door heen, ende het Westelijckste Eylandeken vonden wy een moye Santbay, daer wy *top achtien vaem setten, ende voeren met onse Sloep aen Landt : Hier waren anders niet als barre kale Klippen en Steenen, daer veel Leguwanen waren ende Co- nijnen, ghelijck wy in Hollandt inde Duynen hebben, en schootender omtrent dertigh ende een partij Leguanen, dat de Conijnen niet on- gelijck is van smaeck.

Den 16 dito lichten ons Ancker, tegens den avondt saghen wy Tortuga daer men Sout haelt, maer dorsten daer om geen Sout aen-loopen alsoo wy alleenigh waren; savondts maeckten kleyn zeyL

Den 17 dito smorgens sagen wy 'tEylandt Orchilla, daer by komende sond mijn Sloep aen Landt om Boeken, quamen datelijck weder aen boort en brachten geen mede, alsoose te wild waren ende

i) De Testigos tusSchen Grenada en Margarita.

1635. gCQiï tijdt verletten wilden; zeylden op de middagh verby het Eylandt ^ ^' '^" Rocka^), en tegens den avondt quamen by Ille Daves^), ende maeck- ten kleyn zeyl om Bonnayere 3) niet verby te zeylen.

Den 18 dito smorgens quamen by Bonnayere, maer saghen geen Sout inde Pan, liepen onder kleyn Bonnayere en setten onse coers naer Curasou toe, ende komende voor Curasou kregen soo veel Windt, dat wy beyde de Schover-zeylen in 't hol streken : Doen qua- men daer stracks twee Schepen uyt-loopen, het een was den Otter daer Houtebeen op commandeerde, *t ander was de Kat, ende wil- den naer de vaste Kust toe om een goe Prijs, en riepen my toe dat ick Carasou niet krijgen en soude, alsoo de Windt en Stroom teveel om de West liep, ende resolveerde (alsoo het hart weyde) met een [138.} paer leege Schover-zeyltjes onse coers N. ten W. aen te gaen.

Den 20 dito tegens den avondt saghen het Eylandt van Spaniola Capo Calongia 4), en lieten 't snachts met kleyn zeyl langhs de wal staen, en de windt Oost, de coers W.N.W.

Den 2 1 dito smorgens bevonden ons dicht by Ille de Vacke 5), saghen de Oost-kant van 't Eylandt vol Klippen en Russen^), ende omtrent de middagh passeerde wy dito 't Eylandt en liepen naer de Capo de Tiberon 7) toe : Omtrent drie uyren na de middagh ont- moeten wy een kleyn Jachtjen vande West-Indische Companies Jachten, ende die verpreyden ons, vraeghden waer wy naer toe wil- den ? antwoorden hem naer de Tortugas achter Spaniola ^) ; en riep ons toe wy souden wat voorsichtigh zeylen, alsoo 't op den 9 Janu- arius vande Spanjaerden was afgeloopen, ende wel vijf ases hondert Engelsen hadden dood-gesmeten.

Den 22 dito was Capo de Tijberon Oost van ons, ende ontmoeten ons een Zeeuse Caper ghenaemt Maertman, dewelckeeen Comman- deur op hadde ghenaemt Pieter Jansz. die ons aen Boort quam ver- soecken, ende vraeghde waer wy naer toe wilden ? gaf hem tot ant- woord naer Tortoeges toe : maer sprak tegens ons wy souden wat voorsichtigh zijn, alsoo hy daer van daen quam ende dat hy sijn

i) Los Roques.

2) De Aves-eilanden tusschen Los Roques en Bonaire.

3) Bonaire.

4) Aan de zuidkust van Spaniola (Haïti).

5) Ile La Vache bezuiden de westpunt van Haïti.

6) Zie hiervóór, bl. 190.

7) De westpunt van Haïti.

8) Tortuga benoorden Haïti, niet te verwarren met Tortuga henoorden Venuzuela waarvan hiervóór, bil. 148 en 211, sprake is.

Ü

21

Schip daer gekrenght hadde, ende terwijls dat hy doende was soo 1635 waren de Spanjaerts gekomen en liepen het Eylandt af, daerse veel ^^^^' ^^' Engelse doot-sloegen ende ghevangen namen : hy lach onder 't En- gelse Fort daer negen Stucken op lagen, dewelcke de Spanjaerts datelijck vernagelden alsoo 't nachts was, ende Macrtman hadde al sijn Schut onder 't Fort aen Landt ghebracht op twee Stucken na ; doen 't daeg worde liet hy datelijck sijn Stucken van Strand halen, ende beschermde sijn Boot met die twee Stucken dien hy in sijn Schip hadde, also dat hy dicht aende wal lach, ende doen hy sijn Schut weder aen Boort hadde dorster niemandt vandc Spanjaerden weder by 't Fort komen : Sy liepen al na de Plantagies toe om d'En- gelse te verdrijven, ende 'snachts quammer noch een Sloep met Spanjaerts, dewelcke onbekent op 't Rif roeyde ofte zeylden : maer Maertman dit gewaer wierde (alsoo 't dicht by sijn Schip was) sond sijn Boot daer gewapend naer toe, diese opbrachte aen sijn Boort. Ende alsoo de Gouverneur vande Engelse sich ghesalveert hadde onder 't faveur van dese Gaper, dien') hem de ghevangenen Spanjaer- den vereerden, soo hielden dese Engelse niet langh morghen-spraeck met haer, brachtense op staende voet om den hals, daerse niet veel eer af hadden, also Maertman haer dese Gevangens gelanght hadde datser eenighe van haer Gevangens mede mochten lossen. Alle dese proposten verhaclden ons dese Pieter Jansz. Maertman, die hem uyt- gaf voor Commandeur te wesen op Maertmans Schip. Oock mede verstonden van hem dat hy eens Prijs genomen hadde metsesthien Stucken, een Bosschayer geladen vol Cumarie Wijnen 2), maer hadden dien selvigen Prijs verzeyld tegens een Opperwal, aen 't Eylandt Janmayca : Ende hy beval ons dat wy wel voor ons sien souden, alsoo de Spanjaerts met haer vier zeylen waren vol Volcks, daerse dese aenslach mede ghedaen hadden, daer was een Schip met drie Bar- eken ende kleyn Vaertuygh. Doen nam hy sijn afscheyd van ons> ende ick liet hem een Eerschoot geven, hy van ghelijcken, ende wy scheyden van soo den anderen, ende wensten hem een goe Prijs ende ons behouden Reys.

Den 23 dito smorghens vroegh ontmoeten ons'neffens de Caimi-

[139] tes3), aen het West-eynde van Spaniola, een Dogger met een Bos-

scheyse Sloep, die vol vande ghevluchte Engelse waren, dien van

't Eylandt Tortoeges ghevlucht waren, versochten dat ik het Volck

i) Versta: die (nl. Maertman). Hem: den Engelschen gouverneur.

a) Fout voor Canarie-(Canarische)wijnen?

3) Kleine eilanden als men de westpunt van Haïti omgezeild is,

214

ï635 "yt de Bosscheyse Sloep (die vijf-en-twintig sterck waren) wilde * ^' ^^' overnemen, met noch vijf-en-twintigh uyt het Dogh-Bootje, dat soo vol was datser niet reppen en kosten : Maer myn Volck was ver- vaert over soo veel Engelsen over te nemen, maer ick gaf haer tot antwoordt dat het gheen Engelse Zee- varende Luyden waren, dat het maer Planters waren, dat wy daer gheen noot af hadden om een Schip af te loopen, en dat ick met dat Volck wel wisten om te gaen cnde haer spraeck wel kenden, oock koste ick de Luyden niet laten in Zee vergaen, want het waren Christenen. Naer langh discoursen met mijn Volck, alsoo wy maer vijf-en-twintigh Man sterck waren, dat vijftigh vreemde gasten toe te nemen docht haer seer absurd, niet denckende in wat ellende dese Luyden waren die geen kost en hadden, ende dorsten het Landt oock niet aendoen om te jagen, overmits sy geen Schip tot een rugge hadde : Eyndelijck soo hebbe ick vijftigh Man overgenomen, ende zeylden dien dagh met haer ^^^°- achter de Caimites een Eylandt daer wy het setten op thien vaem Waters, ende stieten op een Coraelbanck, en datelijck voerender eenige Engelse naer 't Landt toe, met een van die met de Harpoen koste omgaen, schoot een Zee-koe, die sy savondts aen Boort brach- ten met drie groote Schilpaden, Ende alsoo *thier niet heel goet leggen en was, door vuyie grondt en *t Water niet wel te bekomen, zijnde geresolveert te vertrecken naer de Baye van Goava, over 't Eylandt van Guanabo'), omtrent thien a twaelf mijlen dieper in de Golf.

Den 25 dito lichten wy smorghens ons Ancker, ende arriveerden 'sachtermiddaeghs inde Baye van Goava, alwaer fraye versch Water de Bergh quam afloopen tot aen Strand in Zee toe, daer wy maer met de Boot hoefden te leggen en schepten 't inde Vaten : wy voe- ren datelijck met onse Boot naer Landt toe, met achtien a twintigh Engelsen die hier wel bekent waren, namen haer Honden mede om te Jagen ; dit is een fraye Baye, en lagen op thien voet Waters steck- grondt, ende savonts quamen met de Boot weder aen Boort, brach- ten drie wilde Varekens mede aen Boort, die de Engelse met haer Honden ghevanghen hadde, met ontrent ses-duysent Appelen van Orangie ende Lamoentjes, soo dat dit een schoone Verversch-plaets is, ende wy vongen hier met de Draplijn schoone Vis.

Den 26 dito voer onse Boot weder met een party Engelse aen Landt, ende quamen teghens den avondt weder met vijfthien a ses-

1) Gonave tegenover Port au Prince.

215

thien-duysent Appelen ende Lamoentjes weder aen Boort, en met 1635 seven wilde Varekens diese ghejaeght hadden. ^^^^' ^^'

Den 27 dito saghen een Hollandse Boot met een Smack- zeyl endc Fock, een stuck van ons teghen de wal aen leggen, en ick sach door mijn Verrekijcker dat de Boot vol Volcks was, sonde datelijck mijn Sloep ende Boot wel-gcmand naer toe, welcke hem aen Boort brachtc, endc daer waren vijf-en-twintigh Spanjaerden in, wacr af de Capi- teyn my een Briefjen toonde dat hy van Koebergen genomen was, een kloeck Schip met Huyden geladen, hadde hem dese Boot weder- gegeven, en daer mede liet ick hem weder varen.

Den 4 April naer dat wy ons van alles wel vcrsien hadden in dese Baye, van Verversinge ende Water, soo hebben wy geresolvecrt op morgen t'zeyl te gaen na een Sout-pan toe, die by de Caep Sinte- Niclees leyt.

Den 5 dito hebben wy ons Ancker gelicht, ende quanien tegens den middag ten Ancker onder een hooghe Bergh, en daer rontom vlack I.andt lach, met een Sout-pantjen tegens de Bergh aen : Dese Sout-pan leyt tusschen de Guanives en de Caep Sante-Nicolaes, en laghen hier op vijfthien vaem Waters Sant-grondt : Ick gonck met mijn Boot naer Land om de Sout-pan te besichtigen, vonden datter Sout in was, maeckten ons datelijck klaer om stellingen te maecken, ende ons met Sout te ballasten.

Den 6 dito onse stellinghe gemaeckt en Sout beginnen te kruyen uyt de Pan, ende naer dat wy drie a vier Booten vol Sout ghekruyt hadden begost het te Regenen, en het Sout was datelijck gesmolten door 't versch Water, ende wy haelden dese Booten Sout aen Boort die wy gekrooden hadden, en haddet inde Regen-tijdt niet geweest hier mocht men wel drie a vier Schepen vol Sout geladen hebben, en 't was ghemackelijck te halen, boven dertigh treden vande Zee niet te kruyen ; wy schooten hier oock veel Ghevogelte van Flami- ges en Feybants*), en 't was oock vol wilde Paerden, die wy by hon- derde sagen als morgens loopen. 141.) Den 10 dito Ancker ghelicht met den dage en t'zeyl gegaen, zeyl- den op den avondt om de Caep van Sinte-Nicolaes, ende arriveerden den 12 dito voor 't Eylandt van Tortuges, dat de wSpanjaerts weder verlaten hadden, ende vonden daer Roebergen uyt Zeelandt, die de Prijs by hem hadde dien hy genomen hadde vande Spanjaerts als voor verhaelt is, met noch twee andere Schepen, den eenen was van

i) Dit woord is mij niet bekend.

2l6

1635 Schiedam, d'ander van Middel burgh; ende vonden hier oock een ' P" '°' Ever^) daer de Governeur vande Engelse op was, en wilde daer mede na de Vergienjes : Hier verhandelden wy eenigh Brazilien-hout ter- wijl wy hier lagen, en alsoo 't daghelijcks een stoorm weyde dat wy niet konnen uytrechten, ende voeren dagelijcks onse Engelse aen 't Eylandt van Spaniola te jagen, on Verekens en Hoorn-beesten te vangen, ende wy lagen hier wel door 't quaedt weder dagelijcks tot den 20 April toe, ende ick versocht aende Engelse ofse 't Eylandt niet weder wilden habituweren, maer gaven my tot antwoordt datse de Spanjaerts vreesden als sy 't wederom gehabitueert soud hebben, soo datse niet weder te beweghen en waren ; Dit Eylandt is aen 't Noord-end van Spaniolo een mijl van den ander, daer fraye kleyne Spruytjens van versche Riviertjens loopen, en daermen bequaem versch Water kan bekomen ; daer leggen oock op dit Eyland Spa- niola schoone Savanes ofte Weylanden, daer veel wilde Koe-beesten op loopen, ende wilde Paerden en Varekens, ende gheen Spanjaerts aen de Noord-zijde ; oock mede veel Appel van Orangien als Li- moenen wassen in 't wilde.

Den 3 Mey lichten wy ons Ancker aen 't Oost-eynde van Tortu- gas, ende gongen onder-zeyl.

Den 7 dito smorgens sagen de Caycos^ ), de drooghte met de Ey land- jes 't gene dat ghy van Tortuges in 't ghesichte verkrijgt, ende aend€ Noord-zijde is een Bosjen Boomen, en doet hem op ofmen een Fort siet ofte een Houte-wanbus, ende hadden daghelijcks Regen, ende passeerden tusschen den 7 en den 8 dito voorby het Eylandt Mary- guanas) ; daer quam my 'snachts een stijvigheydt aen (also ick inde Regen hadde leggen slapen) datse my moesten in de Cajuyt dra- ghen, en hier hadde ick noyt van geweten.

Den 1 1 dito kreghen een harde storm uytten N.0. soo dat wy voor de fock liepen.

Den 16 dito kregen de vaste Kust in 'tgesicht, wierpen veerthien vaem Sant-grond, en sagen de Duynen vande Vergienjes, ende wa- ren neffens de Caep Engano4), neffens de 34 en 35 graden.

Den 17 dito quamen voor Gaets vande Engelse Vergienjes, ende alsoo daer niemandt anders in 't Schip, was als ick die daer geweest

i) Vrachtschip. Voor den overgang van diernamen op schepen vgl. Ndl. Woor- denboek op fjalei.

2) De eilanden benoorden Haïti, de zuidelijkste van de Bahama-groep.

3) Het eiland dat op de Caicos volgt.

4) Thans Kaap Hatteras.

217

was, soo is de Stierman niet de Hoogh-bootsnian inde Cajuyt geko- 1635 men, ende hebben my boven gedragen om het Schip in te zeylen, *' *^' en arriveerden teghens vier uyren na de Noen voor 't Fort ghcnaemt Point-Confort, alwaer vvy vonden legghen een Fkiyt-Schip van Londen, daer de Governeur Ser Jan Haway, Governeur voor den Coninck van Engelandt in was, wierden van sijn Raden ende de Ge- meente nae Londen gesonden, ende maeckten een nieuwe Gover- neur, 'twelck haer namaels qualijck bequam; Hier setten ick alle Imijn Engelse dien ick gcberght hadde altemael acn Landt, ende socht hier weder eenighe Victualie te bekomen om naer Nieuw- Nederlandt te zeylen en om mijn Schip soecken weder dicht te ma- ken, alsoo het geweldigh leek was, 't welck ick inde Engelse Ver- gienjes niet wel konde doen ; Alsoo 't buyten-tijdts was om Taback [14a.] te vermangelen, soo liet ick alhier van mijn Cargasoen leggen, ende gaf last om teghens de Crap^) te vermangelen; dat tegens de Ta- back rijp is soude weder komen als de onghesonde tijdt over soude zijn, dat is tegen September, want Junius, Julius, ende half Augustus daer heel ongesont is, voor de gene die daer geen Jaer gewoont heeft, want de Engelse sterven in die tijdt daer hart, maer een die daer overjarigh is die seggense dat hy Zeesont is, dat is te seggen dat hy 't Landt gewent is, en door saecke van dese sterfte, gevense de schuld dat dit Landt leyt op ^6 graden a 37 op 't breken van de Nota. ^ Climaet, d'eene uyre sal 't soo heet zijn in dese tijdt dattet een Man ^n dese*^*

pas harden kan van hetten, d*ander uyre dat de Windt uyt het^'^ckte. Noorden West schiedt met sulcke groote koelte, dat hy wel een Bollefangher 2) aen van doen heeft, en dat veroorsaeckt daer de groote onghesontheydt, als te ghelooven is 't onghetempert weder.

Den 28 dito naer dat ick my van alles weder versien hadde, heb- ben vvy Ancker gelicht ende t' zeyl ghegaen naer Nieuw-Nederlandt, alwaer wy den 30 dito wel arriveerden achter de Punt tegens den avondt.

Den eersten Junius voer ick met de^Bootnaer Landt toe, ofte na Fort Amsterdam, alwaer ick Wouter van Twiller als voren Gover- neur vond, vraeghde hem ofte hy wilde myVan Timmerluydcn voor mijn Geldt laten ghenieten, om mijn Schip te helpen dat heel leek was, ofte soude naer Nieuw-Engelandt toe zeylen, ende soo beloofde hy my assistentie : Doens sonde ick mijn Boot weder naer Boort toe om het Schip in te laten komen, dat daer vijf mijl van daen is, ende

i) Eng. erop, het te velde staand gewas. 2) Hiervóór, bl. 172.

2l8

1635. sond mede een Jongman aen Boort die het in lootsen soude, de- •'""' ^' welcke certijdts doen ick naer Oost-Indien voer mijn Knecht was gheweest : maer doen mijn Boot omtrent een half uyre van 't Schip was, quammer een Dondervlaeg daerse niet wel oppasten, ende de Boot raeckte vol Waters, ende dreef twee nachten en drie daghen in Zee, ende ick was seer verwondert waer mijn Schip soo tardeerden met goede Windt, datmen in drie uyren zeylen kan : Ick sond een vande Companies Speeljachten naer Boort toe, die *sanderendaeghs met het Schip quam aen zeylen, ende daer quam een Wild van *t Ey- landt') aen 't Fort. brachte tijdinge dat mijn Boot daer aen strand gekomen was, ende dat de Jongman Flips Jansz van Haerlem daer in w^as, ende datse hem ghevonden hadde leggen een vaem ofte twee uyt de barninghe van *t Strand, ende hadde hem aen haer wilde Huysen gebracht, alsoo hy heel gematteert was, en d*ander vijf Mannen van 't Schip waren om den hals, ende de Boot hadden de Wilden op 't Land gehaelt.

Den 5 dito quam de Jonghman aen 't Fort weder, die met groot verwonderinge gesal veert was, en verhaelden ons doen sy de Travade kregen, datter twee Franse inde Boot waren die begaven haer te Water doen de Boot vol Water was, en meynde aen Boort te swem- men, maer wierdc noyt weder ghesien : De eerste nacht soo al in 't Water gheseten inde Boot, doen begavender noch twee te water, meynde aen Landt te swemmen, maer men saghse noyt weder: maer Flips Jansz ende mijn Hoogh-bootsman die mede inde Boot was ghebicven, nu de bveede nacht en de derde dagh na den Noen, sprack de Hoogh-bootsman tegens dese Jongman Flips Jansz die 't Schip in lootsen wilde, dat hy de Boot oock wilde begeven, maer Nota. Flips Jansz antwoorden hem dat hij inde Boot blijven wilde ende amwoo? verwachten de uy tkomste van Godt : ende ontrent een quartier uy rs van Philips, dat de Hoogh-bootsman uyt de Boot was, en hadde sijn afscheyd van hem genomen, wierde hy met de Boot vande Zee en de barninge aen Landt gheworpen, ende hy liep door de Barninghe een vijf ses [ui- treden van 't Water af, was soo swack en soo verhongert dat hij niet verder gaen koste, en alwaer hem de Wilde vonden ; Hy verhaelden oock datter sulken Ghespoocksel omtrent haer was terwijls sy inde Boot saten en dreven die vol Waters was, soo quammer somtijdts een die boder^) eten ende drincken, en op 't laest quam daer een als een schoone Joffrou haer vertoonen, soo dat ick meyne dat dese Spoo-

i) Het Lange Eiland n.1. 2) Die bood hnn.

219

ckerijc macr is geweest haer ijdelheydt van hooft, door de hongher 1635 ende ongemack dicse leden. Voorts hebben wy beginnen het Schip •^""' ^' op te ruymen om het leek te soecken en 't Schip ontlast, hebben 't op strand geset, also hier seven voet op ende neder het Water valt met een daghelijcksc Tye, en met sprinck-stroom negen a thien voet Waters, naer datter aenparssinge van Windt is, naer dat wy alhier deongesonde tijdt door-gebracht hadden die inde Engelse Vergien- jes regneert, van Junij, Julij, en Augustus.

Den eersten September alsoo wy veerdigh laghen om na de 1^2n- gelse Vergienjes te varen, om te sienoftewyonse schulden mochten bekomen vande gesalveerde Engelse, dien ick daer van Tortugas gebracht hadde, ende vande uytghesette Goederen. Terwijls ick mijn afscheydt nam vande Governeur, soo arriveerde alhier de Barck vande Companie, dewelcke veerthien a vijfthien Engelse mede brachte die het Fort Nassou inghenomen haddeVan ons Volck, alsoo ons Volck daer niemand in hadden, ende meynden 't met Sloepen te bewaren, maer bevonden datse het weder besetten moesten, ofte souden 't anders vande Engelse quy t-geweest hebben : Dit komen vande Engelsen dede my noch ses dagen tardeeren, alsoo de Gover- neur Wouter van Twiller begeerden dat ickse na de Engelse Ver- gienjes mede voeren soude, alwaer de Engelse haer secoers van daen waren verwachtende, ende soo hebben d'Engelse haer afscheydt van Wouter van Twiller genomen die Governeur was, ende met pack en sack naer mijn Boort gekomen.

Den 8 dito zijn wy onder-zeyl ghegaen met dese Engelse, haer Commandeur was genaemt Meester Joris Hooms^), en zeylden met een lustighe Noord- Weste Windt langhs d'opperwal.

Den 10 dito arriveerden wy voor Point-Confort voor het Engels Fort, setten de Engelse aen Landt, die wy brachten met onse Boot voor Cieketan, alwaer wy vonden dat daer een Barck lach gereed met twintigh Man om naer de Suytravier te gaen, en om haer te se- gondeeren, maer met onse komste van haer Volck was haer desseyn gebroken ; wy zeylden voor de Rivier op naer Blanck-Point acht mijlen op, ende vonden hier wel ^6 groote Schepen allegaar Engelse Schepen, met 20 a 24 Stucken, om alhier Toback te laden, ende daer waren al vijfthien Schippers van gestorven, door dien datse te vroegh inde ongesonde tijdt waren gekomen, ende daerse in 't Landt noch niet geweest en waren.

1) Gcorge Holmes (vgl. Brodhead 254).

220

i63S Den eersten October begost ick eens op ende neder de Rivier op ' te varen, naer mijn passientien om mijn Schulden in te manen, maer bevondt datter weynigh Taback ghemaeckt wierd, ende dit Jaer een groote sterfte onder het Volck geweest was, ende groote quantiteyt van Cargasoenen dit Jaer door de Engelse in 't Landt ghebracht, ende daer ginck oock groote bedrogh onder de Engelse, betaelde malkanderen de Toback niet, ende de halve Schepen niet geladen worden van haer eygen Natie, soodat ick dese Handelinge soo in- gesien hebbe, dat de gene die hier handelen wil hier een Logie moet houden, ende continuweeren alle Jaren dat hy voorredigh is met dat de Taback van 't Veld komt, dat hyse datelijck moet arristeeren laten sal hy yets van sijn Schulden krijghen, ende soo doenen de [144I Engelse onder malkanderen, soo datter voor ons niet te handelen en valt, dan alsser overschot van Taback is ofte weynigh Engelse Schepen.

Naer dat ick hier dese Winter hadde door-gebracht van het sel- vige, soo drongh my als meest alle de Schepen deden sonder Taback te vertrecken ende mijn Schulden te laten staen, soo moest ick re- solveeren om weder door te gaen en verhandelde eenige Beevers met de Engelse. Anno 1636. Den 28 April quam ick met mijn Schip wederom voor Ciketanby 't Fort, alwaer ick verstondt dat mijn Colonie, dewelcke ick op de Wilde Kust gemaeckt hadde het Volck verloopen was, door aen- rockenen van eenighe Engelse ende varende-Maets die daer onder waren, soo dat de geene die eenige Colonie wil maecken moet geen Zee-varend Volck daer by laten, of ten waer dat de plaets soo gele- gen waer datmen eenige handelinghe dreef met eenigh Vaertuygh : Doorsaeck datse de plaets verlieten, quam datter een Spanjaert quam met Slaven om Water te soecken, doen staken ons Volck de Nota. Wilden in datse de Spanjaerts het Water wysen soude, ende onder- ^^Tv" tusschen gongen ons Volck en liepen de Bareken af, smeeten de deCoio- Spanjaerts doodt: ende doen gonghen de Engelse die onder ons Volck waren, spraken teghens haer alsse nu inde Eylanden soude komen met de Barck, soo moesten sy de Capiteyn wesen, want sy souden daer by haer Natie komen ende souden als dan de Buyt dee- len, maer sy moesten teyckenen datse haer Dienaers waren, ende verlieten soo onse schoone Colonie, die binnen de twee maenden soo sy daer ghebleven hadden, wel hondertvijftigh-duysent guldens aen Catoen, Oriaene, ende Taback soude gerandeert hebben, maer dese Fielten kregen haer loon datse dese schoone begin van Colonie soo

221

verlaten hadde : doen sy nu inde Eylanden quamen verkochte d'En- 1636 gelse die de naem hadden van Capiteyn, de Prijs cnde haer Maets ^^^ daer toe voor Servant, soo dat de Engelse een Schelmachtigh Volck is, en souden haer eyghen Vacr voor een Servant vcrkoopen inde Eylanden.

Den 6 Mey lichten ons Ancker om 't zeyl te gaen naar Nieu-Ne- derland, ende d'Engelse Vergienjes is onbequaem voor onse Natie te handelen, ten zy datmen daer alle Jaren continuwcert te handelen.

Den 7 dito saghen wy de Zuyd-Rivier N. ten W. van ons omtrent drie mijlen, wierpen grondt op de Banck die langhs de Kust loopt vier vaem, ende verschooten daer af van sulcken ondiepte.

Den 8 dito arriveerden wy tegens den avondt om de Sant-Punt, ende lieten 't voort instaen, dat wy 't 'snachts omtrent twee uyren onder het Fort setten sonder datse ons ghewaer wierden, ende met het kriecken van den daghe liet ick drie P>erschooten schieten, dat het Volck altemael uyt haer Bedde spronghen, wantse niet gewend waren datmen haer soo quam verrassen, cnde ick voer datelijck nae Landt toe om met de Commandeur te spreken Wouter van Twiller, alsoo mijn Schip heel leek was. Doen ick by dito Commandeur quam wierden van hem verwellekomt, ende ick versocht assistentie om mijn Schip te helpen.

Den lóditohaeldenhet Schip in de Smits-vleyei), alwaer wy het goedt altemael losten ende Kiel-haelden.

Den 25 dito haelden wy 't weder op stroom ende bevonden 't even leek te zijn, ende doen resolveerden wy het Schip te laten leggen, en schepen het Goedt in 't West-Indische Companies Schip over : maer alsoo dat niet te groot was ende soude ons goet niet hebben mogen [145]. voeren, soo besagen wy met de Timmerluyden overgeleydt, offer geen remedie en waer om ons eygen Schip te accomederen, ende sochten ter degen naer de leckagie, ende bevonden dat het door de Kiel quam die niet en doch te, die geheelijck vande Wormen was opgegeten : Doen resolveerden wy naer 't Bosch te gaen ende hou- wen een goede Eycken-boom, daer wy een nieuwe Kiel onder broch- ten van tsestigh voeten lanck, ende kregen het Schip alsoo wederom dicht en haelden 't weder op stroom.

Den 25 Junius voer ick eens over het Fort, met de Commandeur ende de Predicant aen Pavonia, inde Colonie van Machiel Pauw, al- waer hy het Hooft die commandeerde van weghen Machiel Pauw,

I) Thans een gedeelte der stad New- York, langs de East River van Wall Street tot Beekman Street.

21

222

1636 was ghenaemt Cornelis van Vorst, dewelcke met een kleyn Engels - Barckjen ghekomen was vande Noord-Engelse, brachten goede

Bordeuse Wijnen daer mede van daen : ende alsoo de Commandeur garen de proef hadde van goede Wijnen soo was hy daer gevaren. Terwijls wy daer waren soo raeckten daer eenige woorden met de Commandeur ende de Predicant, tegens Cornelis van Vorst, over eenen doodslagh die 'er gedaen was, maer scheyden daer naer weder goede vrienden, ende Cornelis van Vorst wilde de Commandeur een Eerschot laten gheven met een Steen-stuck, dat op een Pael stond voor sijn Huys, soo vloog'er een Vonck op 't Huys ende raeckten in brandt het geheel Huys, alsoo 't met Riet ghedeckt was, ende was in een half uyr heel onder de voet ; wy voeren weder over naer 't Fort toe, alwaer ick weder aen Boort voer ende stelde ordre om alles weder aen Boort te halen, ende terwijls wy doende waren om ons Goedt weder te Schepen, arriveerden alhier twee Prijsen by de En- gelse verovert, hadden eerst met haer achtienen in een Sloep by Car- tagene^), verovert een fray nieuw wel-bezeyldeFergat van ontrent dertigh lasten, geladen met Taback ende Huyden, ende verovert daer weder een Barcxken mede, alwaer mede Huyden in waren, ende qua- men daer mede naer Nieuw-Nederlandt toe, en vervielen inde Zuyd- Ravier, alwaer sy een van ons Handel-sloepen vonden die haer aen 't Fort Amsterdam brochte : dese Maets waren uytgemaeckt by My- lort Warwijck^), om het Eylandt van Nombre de Dios3) te beginnen te beplanten, ende door mankament van secours ende vivres mosten het verlaten, ende hadden een Copije van een Commissie bekomen van een van onse Capers, daerse dit feyt mede uytgherecht hadden, ende sy verkochten haer Prijsghen alhier aen 't Fort, ende haer Goed scheeptese in *t West-Indische Companies Schip, ende gaven my thien Engelse in, waer over de Capiteyn sustineerden dat hem ghe- weldt aengedaen wierd, alsoo hy sijn Maets by sijn Goedt wilde hebben, want hy sijn Goedt in mijn Schip begeerde te hebben : ende ick soude al sijn Volck mede-gevoert hebben, maer de Commandeur Wouter van Twiller dwongh hem al 't Goedt te schepen in 't Com- panies Schip, ende dwongh my thien Man over te voeren vande Engelsen, 't vvelck onredelijck was alles door geweld te handelen. Den 8 Augustus doens gaf de Constapel van 't Fort de Foy4), al-

i) Aan de kust van Columbia.

2) Lord Warwick.

3) Old Providence Island in de Caraïbische Zee tegenover de ku5t van Nicaragua.

4) Afscheidsmaal; Kil. symposium ciatt causa.

r

ï

223

waer op de eene punl van 't Fort wicrdc ccii Tent opgherecht, cndc 1636 daer een Tafel ende Bancken gesct en wicrd veel Voicks genoodifjht : * "^' doen nu het Gastmael op sijn best was so begost de Trompetter te blasen, waer over eenige woorden vielen, alsoo de Koopman vandc VVinckel Heyndrick Hudden, ende de Koopman van de Cargasoenen Corelaer de Trompetter scholden, ende de Trompetter gaf haerelck een santerquanter^ ), waer over sy naer Huys liepen ende haelden een Deegen, ende wilden 't weder op de Trompetter wreken, quamen [T46.] by de Commandeur in Huys ende hadden veel nare woorden, den eenen riep noch ben ick deselvighe Man die Graef Floris het leven benam ; maer doense de nacht over-gheslapen hadde doen washaer Soldaetschap al over, vreesde meer de Trompetter dan datse hem sochten, ende alsoo sleet dese questie.

Den 9 dito liet mijn Schip de Rivier op-zeylen naer Grooteval^), dat een mijl verby Menates Eylandts) leyt, om Water en Brandhout te halen.

Den 13 dito versocht ick aen Wouter van Twilligermy het Staten

^ Eyland aen te teyckenen, alsoo ick begeerde weder te komen ende maeckender een Colonie weder op, *t welck hy my toegestaen heeft, ende hebbe met een mijn afscheydt van hem genomen ende naer Boort gevaren, ende hebben ons Ancker ghelicht en zijn tegens den

-r avondt aen een Sant-punt ten Ancker gekomen, met het Companies

Il Schip de Sevensterre.

Bp Den 1 5 dito hebben wy ons Ancker ghelicht en het Companies

f Schip mede, ende onderzeyl gegaen naer Patria toe, daer den Almo- gende Godt ons wil conduiseren.

Den 25 September quamen van achteren in een Vloot van Engelse Schepen in-zeylen, dewelcke van Sint-Luyckes quamen, waren door contrarie wind heel om de West geracckt, ende daer was een Lor- ling-drayer van Hoorn mede onder : ick verpreyde de Engelse wat hooghte datse gehad hadde, ende hoe verde datse gisten dat de Sorles van haer lach ? alsoo ick savondts te voren het Companies Schip verpreyd hadde, ende riep my toe dat hij noch hondert-tse- ventig mijl van Landt was, de Sorles O. N. O. van hem, dat met my veel verscheelden, also ick maer tachtigh mijl daer af was dat O. ten N. Ende de Engelse riepen my toe datse 't negentigh leegs 4) O. ten

i) Een ops topper.

2) Nog steeds bekend ials The Great Fall.

3) Manhattan,

4) Eng. leagues.

224

1636 Noorden vandc Sorles waren, dat met my wel over een quam, alsoo

Sept. 25. ^^gg mijlen wat grooter als haer leeghs zijn : Dese fouten komen

veel datter veel Stierluyden varen die eensdeels het variëren van

't Compas, ende oock 't rond niet en verstaen de kortinge vande

wegh.

Den eersten October kregen wy *t Landt van Weembragh') in 't ghesicht, recht voor Arondel met een storm, soo als wy met een paer Schover-zeylen de Canael quamen inroocken, en sagen savondts het Vyer vande Singels, ende 't tweede quartier uyt zijnde wierden het Vyer van Doeveren ghe waer : doen quam de Stierman by my ende vraeghde my ofte wy niet N.0. aen gaen soude ? ick wees hem dat wy al te dicht onder de wal waren, dat een N. Ooste ganck ons wel haest koude voeten soude maecken, ende ick sprack van O.N.0. aen te gaen dit leste quartier, ende dat het onderwijlen dagh worden soude, en dat wy over die boegh langh drift hadden, ende als het dagh geworden waer alsdan N.0. aen te gaen, en N.0. ten N.

Den 2 dito tegens den avondt scheen 't ofte de wind uyt de N.W. liep, schickten wat Zee te maecken om by nacht de Hacken^) te schuwen.

Den 3 dito smorgens setten onse coers naer de wal toe, ende be- vonden ons benoorden de Haecken, lieten *t doen voortstaen na 't Vlie toe ; ende ons quam van achteren een groot Schip inzeylen die wy v^erpreyden, en was Capiteyn 't Hoen van Hoorn, ende quamen dien dagh noch tegens den avondt met het Schip voor de Sloot in 't Vlie.

Den 4 dito trock met het ty op met een Kaegh naer Hoorn toe, ende daer komende verstout van mijn Parsipanten, dat het Rood- Verwe-Hout maer een rycxdaelder en drie guldens 't hondert gouw, dat ons een quade Voyagie maeckten, want onse Concept doen wy [147] uytvoeren was van achtien a twintigh guldens voor 't hondert te krijgen, ende wel seventhien a sesthien Jaer gegouwën hadde, soo dat in plaets dat wy meynde vijfthien a sesthien-duysent guldens aen Hout te hebben, ende hadden nu maer vijfthien a sesthien-hon- dert, so dat ons dit een schadelijcke Voyagie maeckten, gelijck een Gaper die een Kous haelt, maer niet-te-min waer dit noch niet ghe- weest, soo onse Colonie in Cayane maer in essen ghebleven hadde gheweest, die ons een hondert-duysent guldens 'sjaers aen Waren soude gelevert hebben, hadde die niet verloopen als ick voren ver-

i) Wemboroiigh (Weenbnig in Waghenaer's atlas).

2} De Hnaks, zandbank in de Noordzee voor het Marsdiep.

225

haelt hebbe, 't werck was in essen en 't hadde met een kleyntjen 1636 weder te repareeren gheweest, daer de Persipanten van Amsterdam ^ ' ^' wel weder aen wilden, maer verlieten tot onse schade dese Colonie die ick begonnen hadde, ende door mijn exsperiensie gepractiseert, die ons groote profijten souden gerandeert hebben, soo van Catoe- nen, Orangie-Verwe, ende Suycker, datmen hier oock in 't werck soude ghestelt hebben, Toback, Letterhout, dat op dese Kust allee- nigh valt vijf goede Koopmanschappen, ende souden meer ende meer aengewassen hebben, gelijck men naer my hebben sien op de Bar- bados, die in mijn tijdt boven hondert Man niet sterck waren, ende maeckten eerst wat Taback die niet veel dochte, maer sedert datse hebben beginnen Catoenen te planten, Suycker te maecken, sietmen de Kreebes Eylanden vol duysende Menschen ende groote Vaert, soo van d'Engelse ende onse Natie, ende de Franse die oock veel Colonie planten, ende van ons werdt het niet gedaen, door dien datter veel Hoetelerije is met de West-Indische Companie, dewelcke de Vruchten vande Koopluyden begeert al eerse gewassen zijn. Dit is mijn Consept geweest, die verstandt ende exsperientie heeft kan *t begrijpen oft goet is geweest ofte niet.

IS

^

ftier gaen icft mt|n htiht ©opöie

naer

Slmerica entie jSteuhi Jêeöerïanbt,

om ttyi Colonie te planten op get ^tatcn Cpïanbt, boot nip

enbc jfredericft tie !^rie^, ^ecretaj:!^ tier ^tabt Sdni^terbam,

enbe 25etainb8efifier bet iJ^e^t^^Inbi^cge Conipanie, enbe geni

op ^ön \3et^oec^ aengenonien.

I

HIER GAEN ICK MIJN DERDE

VOYAGIE NAER AMERICA ENDE NIEUW-NEDER- LANDT, OxM EEN COLONIE TE PLANTEN OP HET STATEN EYLANDT, VOOR MY ENDE FREDERICK DE VRIES, SECRETARIS DER STADT AMSTER- DAM, ENDE BEWINDHEBBER DER WEST-INDI- SCHE COMPANIE, ENDE HEM OP SIJN VERSOECK AENGENOMEN.

Den 25 September ben ick met een Companies Schip, dat bij Iiaer Anno X638. bevracht was, met eenige van mijn Dienaers daer in vervoeght, ende op dito ons Ancker gelicht endc t'zeyl gegaen, in companie met eenige Schepen die naer de Straet wilden en twee naer Spanjen.

Den 28 dito ontrent de Kiscassen i), quamer een Duynkercker Fer- gat by ons in onse Vloot, begosten op eenighe van onse Schepen te schieten, maer kreegh soo datelijck antwoordt dat hy Godt danckte dat hy van ons af-geraeckte.

Den 9 October sagen wy Illie de Madera O. van ons, de Windt N.W. ende dese N.W. Windt bleef by ons tot op 16 graden, al eer wy de Passade Wind kregen vanden Noord-Ooste.

Den 28 dito kreghen wy een Weste Windt met travaden, en wa- ren omtrent twee-hondert mijl vande Cribes Eylanden, ende 't Ey- land de Seada^) West van ons, ende waren seer verwondert inde Pas- sad alsulcken contrarie Windt te krijgen, die ons vijf dagen duerden met alsulcken travade.

Den 8 November kregen wy Ladeada in 't gesicht, 't welck het Nota. [148.] eerste Eyland is dat Franciscus Colombe in 't gesicht kreegh, doen hy de West-Indiens ontdecktens).

Den 10 dito arriveerden wy onder het Eylandt Neeves, ende setten *t daer in een schoone Santbaye, ende voeren by den Governeur aen Landt, dewelcke my wel tracteerde en most savondts by hem blij- ven : maer liet de Schipper vast setten die hem Anckeragie wey- gerde, want het was een plompe Boer die dat Vaerwater niet ge- wend was, soo dat ick met den Governeur accordeerde wat hy hem

i) De Casquettes bewesten Aldcrocy.

2) Deseada (La Désirade beoosten Guadeloupe).

3) Het behoeft nauwelijks aanteekening dat deie mededeeiing geheel fout is. Colum- bus' voornaam was niet Franciscus en het eerst ontdekte eiland was Watlings (San Salvador) in de Bahama-groep.

230

1638. voor 't Anckeragie soude geven, ende liet hem weder los gaen.

Den 13 dito lichten ons Ancker en gonghennaerSinte-Christoffel, Nota. alvvaer wy 't aende Sant-punt setten, ende lagen hier drie dagen en vertrocken weder.

Den 16 dito lichten wy ons Ancker, om onse Reyse te vervorderen na Nieu-Nederlandt toe, zeylden teghens den middagh voorby Sinte- Maerten, ende Anguiliesi), dat wy noch teghens den avondt Somba- reren^) saghen, 't welck my de Stierman wilde wijs-maken doen wy voorby Aguillies zeylde dat het Sombareren was, soo wel onthouden altemet de Stierluyden daerse daghelijcks noch varen, datse qualijck weten ofse 't een Eylandt ofte 't ander sien.

Den 18 December wierpen grond op 30 vaem op de hooghte van 37 graden, liepen de grondt aen Boort op 23 vadem, ende wenden 't weder elckereys vande wal af als het teghens den avondt gonck, ende sy maeckten van een goede Windt een quade Windt : want ick sprack tegens de Stierman (dewelcke blind was op dit Vaer-water) dat hy 't op 14 vaem moet laten aen loopen de Wal te naecken, want als wy savondts van 23 vaem weder naer Zee toe wenden, soo konnen wy over daghe de 14 vaem niet weer bezeylen, alsoo op dese hoogte groote Ebben uytvallen uyt de Baye vande Engelse Vergienjes: ende wat ick dese Stierman seyde konde hem niet wijser maecken. totdat hij eyndelyck door de verlooren tyd genootsaeckt was my gehoor te geven, en quamen den 24 dito inden morgenstondt omtrent het Barn- de-gat, en de Windt liep van den N.0. met harde Windt dat wy Zee koosen, daer na vlack op de Wal vanden Z.0. met een harde storm, dat wy met een Schoover-zeyl by de Wind zeylden den geheelen nacht ende geheelen dagh vanden 25 dito: 't schijnt dat wy alhier dat Onweder gevoelt hebben, van dat in Texel soo veel Schepen en Menschen bleven 3).

Den 26 dito weder redelijck Weder, de Windt uytten Z.W. socht het Land weder aen Boort, ende kreghen tegens de middagh weder de hooge-hoeck vande Sant-punt in 't gesicht, ende quamen omtrent vier uyren om de Santpunt, alwaer de Stierman wilde datmen 't Ancker soude laten vallen, ende schieten een schoot om het Schip komen in te lootsen, maer ick gaf hem tot antwoordt dat sijn Stuc- ken niet swaer genoegh en waren, om aen 't Fort het geluydt te hoo- ren, alsoo *t wel vijf mijl daer van daen is : doen begost de Schipper

1) Anguilla benoorden St. Martin.

2) Sombrero benoordwesten Anguilla.

3) Dit onheil vind ik bij onze geschiedschrijvers niet vermeld.

231

te seggen dat hy weder naer West-Indien wilde, alsoo hy het Eylandt 1638 vol Snee sach leggen, ende verwachten daer de Somer-tijdt ; ick gaf ^^'^* ^^' hem tot antwoordt, soo wyder niet in koste soo soude ick hem inde Zuyd-Rivier brengen, ende ick koste dese Stierman ende Schipper niet wijs maecken datter een Zuyd-Rivier was, overmidts sy oude valsche Caerten hadden daerse naer wilde zeylen, ende soo warender eenighe Passagiers die in Nieuw-Nederlandt eenige Jaren ghewoont hadden, staecken hem in dat hy my versoecken wilde dat ick hem binnen brochte, alsoo ick daer eertijds met mijn eygen Schip by nacht als voren verhaelt is wel ingekomen waer : doens quam de [149.1 Schipper by my ende vraeghde my ofte ick het Schip in-zeylen wil- den, alsoo ick hier wel bedreven was ? gaf hem tot antwoordt dat ick het inbrengen soude om de Passagiers die daer in waren, ende dat hy op een ander tijdt als hy Vrachten aen nam, Stierluyden soude hue- ren die op de plaatse bedreven waren, ende soo bracht ick het Schip dien selvigen avond noch voor het Staten-Eylandt dat my toebe- hoorden, daer ick mijn Volck meynde op te setten, en lieten hier ons Ancker vallen op acht vaem door de donckerheydt.

Den 27 dito smorghens wast heel mistigh Weder, datmen van ach- teren nau op het Schip voor kosten sien : doen vraeghde my de Schip- per ofte wy souden blijven leggen, alsoo daer geen gesicht en was ? gaf hem tot antwoordt dat hy *t Ancker soude laten lichten, en al wast doncker dat ick hem met die koelte binnen een uyr voor het Fort soude helpen: 't Ancker nu ghelicht zijnde zeylde metter haest voor *t Fort, daer groote blijdschap waer, overmits datse op die tijd 's Jaers daer gheen Schip verwachtende waren, ende vonden daer een Com- mandeur Willem Kieft genaemt, die te Post uyt Vranckrijck gereden was ende daer van 't Voorjaer ghekomen, hadde inde Barmoedes over-Wintert, datse de Kust van Nieuw-Nederlandt niet hadden dur- ven aendoen door onbedreven Stierluyden: aen het Landt komende wierde vande Commandeur verwellekomt, ende foerierde my by hem in sijn Huys.

Den 5 Januarius hebbe ick mijn Volck ghesonden naer het Staten- Anno 1639. Eylandt toe, om aldaer een Colonie beginnen te planten ende een be- hulp beginnen te timmeren.

Den 4 Junij vertrock ick eens naer de Noord toe met een Jacht, naer de Versche Rivier ï),alwaer deCompanie van West-Indien een

i) De Connccticut.

^

232

1639 kleyn Fortjen heeft genaemt *t Huys de Hoope, en quamen tegens Juni 4. ^^^ avondt ten Ancker inde Oosterhaven, 't welck een groote Haven is, dewelcke aende Noord-kant ley t van *t Groote Eylandt, dat om- trent dertigh mijlen lanck is, en dese Haven is in 'tEyland, en 't is hier omtrent twee mijl wijt van het vaste Landt; hier vielen schoone Oesters, daer van onse Natie het de naem ghegheven heeft vande Oester-baye ï) ofte Haven.

Den 6 dito met den dage hadden wy goet Weder en gonghenonder- zeyl, ende tegens den avondt arriveerden wy inde Roode-berghs 2), 't welck een fraye Haven is, en bevonden dat de Engelsen daer be- gonnen aen het vaste Landt een Stadt te timmeren, waren al ontrent driehondert Huysen ghetimmert met een fraye Kerck.

Den 7 dito smorgens ons Ancker gelicht zijnde, quamen voor de Versche Rivier omtrent twee uyren naer Noen, alwaer d'Engelse in *t inkomen vande Rivier een sterck Fort maeckten, ende daer was een Governeur op 3) dewelcke een Nederlandse Vrouwe hadde van Woerden van daen, en hij was in Holland eertijdts een Inginieur ghe- weest ende een Werck-baes. Dese Rivier en kanmen met geen groote Schepen opzeylen, ende de Vaertuygen daermen de Rivier mede op- zeyld en dient niet dieper te gaen dans ses voet diep, en dat tot ons Fortjen toe, dat vijfthien mijlen vande mond vande Rivier leyt ; vor- ders zijnder veel drooghe plaetsen ofte SteenrifTen, daer de Wilden met Canos over varen: 'snachts bleven alhier aan dit Engels Fort, daer wy vande Governeur wel onthaelt wierden.

Den 8 dito smorgens hebben wy ons afscheydt ghenomen ende voeren de Rivier op, en ontrent een mijl opgevaren zijnde tusschen twee hooge steyle hoecken, ontmoeten ons eenige Wilden met Ca- t'So]- noos, dewelcke Engelsche kleeren aen hadden, en onder allen wasser een die een roode Scharlakense Mantel hadde, dien vraeghden ick hoe hy aende Mantel quam ? maer hy hadden over eenighe tijdt een Capiteyn Stoon 4) met sijn Volck in een Barckjen dood-gesmeten, daerse dese Kleeren van gekregen hadden, en dit was de Capiteyn daer ick voor desen af vermaend hebbe, in 't voorst van mijn Voyagie naer America, dewelcke dit ongheluck met sijn Boot gehad hadde datse malkander ghegeten hadden, ende hij alhier sijn leven noch by de Wilden gelaten hadde.

(

X) Thans nog Oyster Bay.

2) New Haven. De Engelsche vestiging was begonnen in 1638.

3) Lion Gardiner, naar wien Gardiner's Island heet.

4) Stone. ~ Zie hiervóór, bl. 153 en 169.

233

Den 9 dito arriveerde ick met het Jacht aen het Huys de Hoope, 1639 alvvaer een Gijsbert van Dijck commandeerde met veerthien a vijf-^""' ^* thien Soldaten. Dese Reduyt staet op 't vlacke Landt op de kant van- de Rivier, ende aende zijde loopt een Kil tegens het hooghe Bosch- landt aen, alwaer een Val uyt komt loopen die dese Kil maeckt, daer de Engelsen teghensonsedanck een Steedjen^) begosten te timmeren, hadden hier oock een fraye Kerck getimmert, daer stonden al over de hondert Huysen. De Commandeur hadde my last ghegeven dat ick een Protest tegens haer doen soude, also sy ons eygen Landt ge- bruyckten dat wy vande Wilden gekocht hadden, ende eenige van onse Soldaten hadden *t haer willen verbieden de Ploegh daer in te setten, maer hadden haer daer tegens gestelt, ende hadde eenige van onse Companies Soldaten afgesmeert. Ick daer komende wierde by de Engelse Governeur^) te Gast genoodight, dien ick over de Tafel sittende verhaelden, dat het qualijck gedaen was de Companies Lan- den met gheweld te nemen, die sy selver gekocht ende betaelt had- de; gaf my tot antwoordt dat de Landen leedigh laghen, ende wy menigh Jaer daer geweest waren en daer gantsch niet toe en dede, dat het Sonde waer sulcken kostelijcken Land onghebouwt te laten, dat sulcken schoone Koorn voort bracht, ende sy hadden al drie Steden ghebouwt op dese Rivier in een schoone Landsdouwe; hier viel veel Salm op dese Rivier : dese Engelse leven sober, drincken maer drie- mael over de maeltyd, ende wie hem droncken drinckt settense aen een Pael ende geesselen hem, gelijckmen de Dieven in Hollandt doen.

Den 12 dito onder allen gebeurden 'tterwijls ick hier was, datter een Engelse Kits 3) met dertigh pijpen Canarise Wijn vande Noord af quaem, daer een Koopman op was, dewelcke met de Predikants Knecht van dit Stedeken uyt een Stadt uyt Engelandt van daen was, ende waren goede kennisse, soo hadde dese voorschreven Koopman dese Knecht aen sijn Boort genoodigt om eens met hem te drincken, ende *t schijnt dat dese Predikants Knecht bevangen wierdt vande Wijn, ofte goet heughs gedroncken hadde, ende by de Predikant ge- merckt werd, soo wildensede Knecht oock voor de Kerck daer de Pael staet oock laten geesselen, soo quam de Koopman by my, versocht aen my dat ick de Predicant soude willen verspreken, alsoo het mijn schuldt was dat hy sijn Landsman eens gheschoncken hadde, soo gonck ick eens met de Commandeur van ons Fortjen ofte Reduyt,

i) Hartford, begonnen in 1635.

2) John Haynes.

3) Eng. ketch, vaartuig van vierkanten vorm met twee masten.

234

1639 ende noodighden den Predikant en de Mayor met meer andere Groo- juni 12. ^^ ef^(]e al haer Vrouwen, die seer begeerigh waren om Karssen te eten, alsooder veertigh a vijftigh Karsse-bomen om de Reduyt ston- den die vol Karssen waren : Dese Predikant met de Governeur ende haer Vrouwen ons vergasten »), nu bij ons gekomen zijnde, ende alsoo wy over 't mael saten inde Reduyt, doens begost ick met de Engelse Koopman aen de Predikant te versoecken dat hy sijn Knecht wilde pardonneeren, dat hy hem misschien in een heel Jaer geen Wijn ge- schoncken hadde, en dat sulcke soete Canarise Wijn een Menschbe- [151. vangen kost, en stonden lange wijl al eer wy hem koste persuwadee- ren, maer haer Vrouwen spraken ten besten, waer door de Knecht doen vry raeckten. Terwijls ick hier was gebeurden alhier noch een ander klucht, daer was een Jonghman dewelcke twee maenden ghe- trouwt gheweest hadde, ende wierdt van sijn Broeder aendeKercken- raed verklickt, dat hy voorheen by-geslapen hadde al eer sy ghe- trouwt waren, waer over sy beyde in apparentie ghenomen wierden en worden ghegeesselt, ende mosten ses weecken van den anderen apsenteeren : dit Volck gaven haer uyt dat sy Israëliten waren, ende dat wy aen onse Colonie Egyptenaren waren, en d 'Engelsen inde Vergienjes waren mede Egyptenaren ; Ick sprack dickmaels tegens de Governeur, dat haer onmogelijck soude zijn soo gestrick^) het Volck t*onderhouwen, nademael sy uyt sulcken luxurieus Landt quamen als Engelandt is.

Den 14 dito nam mijn afscheydt van het Huys de Hoop : dese Ri- vier is een playsante schoone Rivier, daer veel duysende van Chris- tenen met Land-bouwerije haer soude konnen behelpen.

Den 15 dito smorgens vroegh arriveerden wy wederom aende Mond vande Rivier, ende liepen de R ivier uyt, zeylden dien dagh noch vier mijl verby de Roode-bergh, quamen daer in een Rivier daer de Engelsen begosten een Dorp te maken 3), daer waren al over de vijf- tigh Huysen begonnen te timmeren, ende een deel al getimmert.

Den 16 dito lichten ons Ancker ende zeylden noch verby twee plaetsen die de Engelse betimmerden 4), ende quamen tegens de mid- dagh aen een plaetss) daer twee Engelse Huysen getimmert wierden, d'eene Engelsman was genaemt Capiteyn Patrick, hadden een Hol-

i) Kwamen bij ons te gast.

a) Strikt, gestreng.

3) Stratford.

4) Norwalk en Stamford.

5) Grcenwich.

235

landsc Vrouw uyt den Haegh van daen. Naer dat \vy daer twee a drie 1639 uyren geweest waren vorderden onse Reys, ende quamen tegens^""* den avondt weder aende Minates voor 't Fort Amsterdam, alwaer wy vonden datter twee Schepen uyt ons Patria gearriveert waren, 't eene was een Companies Schip den Harinck, 't ander was een Parti- culiers Schip de Brand van Troyen van Hoorn van daen, dat met Beesten gheladen was, d'Aep») Jochem Pietersz die wel eer Comman- deur in Oost-Indien voor de Coninck van Deenemarcken was geweest, 't waer te wenschen geweest datter sulcke hondert a drie-hondert Huysgesinnen met Boeren waren ghekomen, 't soude wel haest een goet Landt maecken.

Den 10 Februarius hebbe ick beginnen een Plantasie te maecken, ^„„0 15^0. een paer mijl boven het Fort ofte een mijl en een half, alsoo daer een schoone gelegentheydt was, en wel een-en-dertigh morgen Mayes- landt lach daermen geen Bomen hoefden uyt te roeye, ende noch wel voor twee-hondert Beesten Hoyland al by een, dat daer een groote Commoditey t is, ende daer gonck ick half op woonen om het playsier dat daer was, en lach al langhs de Rivier : ende ick verhuer- de de Plantagie van 't Staten-Eylandt, alsoo my gheen Volck toe- ghesonden wierde uyt HoUandt als my in 't Contrackt belooft was, dat ick gemaeckt hadde met Frederick de Vries, Bewindhebber vande West-Indische Companie.

Den 1 5 April voer ick met mijn Sloep naer het Fort Orangie toe, alwaer ick wilde de Landen besichtighen, die hier op de Rivier zijn, ende teghens den avondt arriveerden wy aen Tapaen^), alwaer onder 't Geberghte een groote Valaye leyt van ontrent twee a drie-hondert morgen Kleylandt, en leyt drie a vier voeten uyt het Water, ende komt uyt het hooghe Landt een Kil door loopen, daermen fraye ■152.] Water-Moolens souden konnen op setten. Dese Valaye kocht ick vande Wilde, alsoo hy maer drie mijl boven mijn Plantagie lach ende vijf mijl van 't Fort, ende hier lach noch veel Mayslandt, maer was al te steenachtigh om te ploegen.

Den 25 dito tegens over Tapaen leyt een plaets ghenaemt Wick- quaes-gecka), daer mede Mayes-landen leggen, maer al mede steen- achtigh ofte santachtig, daer veel groene Boomen op wassen, ende

i) Aldus in den tekst; drukfout voor „daer op"? Jochem Pietersz. Kuyter werd een zeer bekend man in de geschiedenis van Nieuw-Nederland, een der leiders van het verzet tegen Kieft, en het is niet in te zien, waarom de Vries hem een aap zou noemen.

2) Thans Orangetown township.

3) Greenburg township.

1640 daer wy ghemeenclijck Greenen-Masten halen, dat al mede een ' P" ^5- berghachtigh Landt is.

Den 26 dito voeren voort de Rivier op, passeerden t^Averstro^), daer een Kil komt uytloopen, 't vvelck van een groot afval gemaeckt werdt met sulcken ghedruys datmen 't inde Rivier hooren kan, en is mede hoogh Landt. Teghens de middagh passeerden het Hooge-Landt, dat gheweldige hooghe Steen-bergen zijn omtrent een mijl door te varen, ende hier is de Rivier op het naust ontrent vijf a ses-hondert treden wijt, naer dat ick koste gissen ; quamen tegens den avondt verby de Danskamer^), daer een partij Wilden waren die seer broot- droncken waren, sochte maer moyte, dan wy waren wel op ons hoede.

Den 27 dito quamen wy aendeEsoopes 3) daer een Kil in-loopt, ende daar de Wilden vry wat Mayeslandt hadden, maer al mede wat steen-achtig ; quamen teghens den avondt (alsoo 't hart koelde) noch voor de Cats-kil, bevonden de Rivier tot hier toe al steenachtigh en Geberghte, quaet om te bewoonen, ende hier was wat leegh Landt aende Kats-kil daer de wilde Mayes zeyden.

Den 28 dito quamen by het Beeren-Eylandt, alwaer veel Wilden laghen en visten, ende hier begost het laegh landt langhsde Rivier- kant te worden, en beneden het Geberght soo Schrooden-landts4), dat goet Bouw-landt was ; tegens den avondt arriveerden wy aen 't EylandtvanBrand-pijlenS),dateenweynigh beneden 't Fort Orangie leyt, toekomende de Patronen, als Godijn, Rensselaer, Jan de Laet, ende Bloemaert, en hadden nog drie Bouwerije meer, dewelcke sy fray met de Companies kosten hadden ghemaeckt, alsoo de Compa- nie de Beesten uyt het Vaderlandt hadden ghesonden met groote kosten, ende dese persoonen Commissarissen wesende van Nieuw- Nederlandt, soo hadden sy goet het hachjen haer toe te deelen, ende soo hadden de Companie niet als het kale Fort, en sy rontom de Bouwerije ende Handelinge, en elcken Boer was een Koopman.

Den 30 April, het Landt alhier6)isin'tgemeengelijckinVranck- rijck, het is goet ende seer lijftochtigh van alles wat tot des Menschen lijf noodigh is, uitghesondert het habijt, linnen, wollen, koussen, en schoenen, maer men soud'er mede konnen hebben alst Landt wel ghepeupeleert waer, alsoo daer goede Hennip en Vlas kan wassen ;

i) Haverstraw.

8) Waar thans Newburgh ligt.

3) Esopus.

4) Hellingen, land dat glooiend oploopt.

5) Het eiland van Brant Peelen, thans Castle Island.

6) Over deze passage zie onze inleiding.

5^;

ende vande Huyden vande Beesten, die in groote quantiteyt aen 1640 teelen souden, waer van men goet Leer soude maecken; vande schors- ^^"' ^°' sen van Eycken-boomen soudemen goede Run maecken ; het Landt valt dese Rivier langhs al berghachtigh, sommige Steen-klippensoo uyttermatenheelhoogh ; daer wast dat schoonste Greenen-hout dat- men met ooghen mach besien ; daer benefifens is hier te Lande Ey- cken, Eisen, Boecken, Yperen-hout, en Willigen hier in 't Bosch ende in 't wilde langhs het Water, ende op de Eylanden staet overvloed van Castanien-boomen, Pruymen, Haesse-nooten, en groote Ocker- nooten van verscheyden soorten, ende soo goet van smaeck alsse in 't Vaderlandt mogen zijn, dan hart van schille: de grondt vande Berghen is bedeckt met struycken van Bosch ofte Blaubeesien,ghe- lijck in Hollandt vande Veeluwes komt ; de vlacke grond ofte oude [153.] Mayeslanden zijn vol Aerdbesien bedeckt, die alhier soo overvloe- digh wassen datmen daer by gaet leggen eten ; oock wassen alhier (ghelijck de geheele Rivier langhs) in 't Bosch Wijnstocken ofte Wijngerden, seerabondant van tweederleye soorten : goede blauwe Druyfjens, die smaeckelijck zijn; datse ghesnoyt wierden, ende men souder goede Wijnen konnen af maecken. De tweede soort is ghelijck de Druy ven die in Vranckrijck aen de Treullies wassen, vande groote Witte daermen in Vranckrijck Versiuy s^) afmaeckt, die soo groot zijn als litten van vingers, maer mosten mede bearbeydt worden, want dese Wijngaerden wassen hier te landen bij de Boomen op, ende de Druy ven vallen gelijck in Vranckrijck de wilde Druyven die langhs de Wegen wassen, die niet ghesnoyt worden, zijn wat dick van bast, weynigh sap daer in, door manckement van bearbeydt te worden ; hier is oock dit Jaer (naer datse my verhaelde) soo groote quantiteyt van Harten geweest, op den Herfst ende Voorwinter door het Sneeu, ende heel vet, die wel twee vingeren Smeer buyten op de ribben hadden sitten, alsoo datter byna niet anders en was als kael vet^) ; hadden oock groote menighte van Callekoenen dit Jaer ghehad, soo datse een Hard voor een Brood jae om een Mes hadden gekocht Ja om een Taback-pijp, anders moetmen wel een Kleedt-laeckens ghe- ven dat ses a seven gulden bedraeght ; Hier zijn oock veel Patrijsen, Bergh-hoenderen, Duy ven, die by duysende t'samen vliegen, en onse Natie konde somtijdts wel 30 a 40 a 50 in een schoot schieten : 't Is hier oock vol Gevogelte gelijck om laegh aende Rivier, ende de ge- heele Rivier langhs is oock groote menighte van alderley Gevogelte

i) Fr. ver jus ^ sap van onrijpe druiven, a) Wij zouden zeegen: klaar vet.

238

1640 als Swanen, Gansen, Eynd- vogels, Smienten, Teelingen, Rotgansen, P" .30- ^Iq Jj^ '^ Voorjaer by duysende de Rivier op-trecken datse vande Zee- kant komen, ende in 't Na-jaer de Rivier weder af-vliegen. Alhier wat Den 30 April terwijls ick alhier aen het Fort Orangie lach, soo gelegen". ^ wierden 't alsulcken hooge Water, dat het Eyland daer Brand-pijlen des^Taets ^P woonde (mijn waerste^) voor die tijdt was) dat wy het Eyland mosten ruymen, en voeren met Schuyten in 't Huys daer wel vier voet Waters op 't Eylandt stondt, ende het Eylandt met dagelijcks Water wel seven a acht voeten uyt het Water leyt, ende dit hooge Water duerde drie dagen al eer wy weder de Huysinge kosten ghe- bruycken, en het Water liep in 't Fort, wy mosten ons in 't Bosch behelpen, alwaer wy Tenten maeckten ende stoockten groot Vyeren aen: Dit Bosch is vol wild Ghedierte, van Beeren, Wolven, Vossen, insonderheydt veel Slangen, Swarte-Slangen, Ratel-Slangen die seer fenijnigh zijn, hebben een Ratel achter aende Steert met veel Ratels, naer datse oudt zijn. Wat nu de grondt des Landts aen gaet alhier, die op 't Geberghte is rootachtigh Sant ofte Steen-klippen, maer inde leeghe vlackte menigmael Kleygronden, 't welck heel vrucht- baer is, gelijck my Brand-pijlen verhaelt heeft, dat hy op dit Eylandt wel twaelf Jaer schoone Tarruwe achter een geteelt hadde, sonder Braecken ofte Somer-vaghen. Oock verhaelde my de Boeren dat de Wilden haer Vyanden sulcken gruwelijcken doodt aen doen, ghelijck dit Figuer vertoont 2), ende hadden over eenighe tijdt alhier Justitie over haer Vyanden gedaen, sy setten haer Vy andt teghens een Boom ofte Pael, trecken hem eerst al sijn Nagels van sijn Vingers, diese daer naer aen een Snoer rijgen, en dragense om haer als gelijcken de goude Kettinghs, ende van eenige Overste wierd gedragen ter eeren dat sy haer Vyanden ghevanckeert ofte overwonnen hebben, ofte bijtense af, ende snijden eenige Leden somtijdts af, oock wel gheheele Vinghers, daer naer moet de Gevanghen heel naeckt voor haer singen ende danssen, ende eyndelijck soo branden sy die Ge- vangen, deselvige dooden sy met een lancksaem Vyer, ende dan eten [154. syse op, de gemeene Man eten d'Armen ende Billen, maer de Over- sten eten het Hooft. Als dese Wildt haer Vyandt aende Pael staet so moet hy singen, ende begint te singen dat sijn Vrienden dat wederom wreken sullen, ende doen hem een wreeden doodt aen, met heete brandende Houten prickelen sy hem het lijf, ende branden hem van d'eene plaetsop d'ander, tot datse hem doodt gemartelt hebben, halen

i) Gastheer.

a) Zie het prentje hiernevens.

Bh. 2j8 en 243

239

hem het Hert uyt sijn lijf, daerse allegaer een stuckjen van eten, om 1640. haer alsoo op haer vyanden te verbitteren. Door dito Land loopt een ^" ^°' treffelijcke Rivier, en dese komt uyt het Maquas Landt omtrent vier mijlen Noord aen van 't Fort Orangie, daer ick naer toe trock met eenighe Wilden, ende passeerde een Bouwerije daer een Boer op woonde die Broer Cornelis heeten. Dese Rivier komt tusschen twee steenrotsige hooghe Stranden, ende valt aldaer van een Klip wel soo hoogh als een Kerck met sulcken gedruys, dat het aen de Bouwerije dickmaels ghehoort werdt, ende doens ick daer was maeckten 't sul- cken geluyd datmen malkanderen schier niet konden hooren: maer het Water stoof ende vloogh by stil weder met sulcken kracht, allen 1551- tijdt was het oft regende, ende de Boomen op de Bergen daer by, staende wel soo hoogh als de Duynen op Huysduynen, stonden alle tijdt met natte Tacken niet anders ofte het regende, ende het Water is soo klaer als Kristal, varsch als Melck, ende schijnt offer altijdt een Regenboogh staet in 't Water, maer dat komt door de klaerheydt van 't Water; hier waer een groote menighte van W^ilden diemen Maquasen ^) heet, ende vingen hier veel Lampreyen ofte Pricken ghe- noemt. Dese Rivier is hier ontrent 600 a 700 treden breed, en hier is groote menigte van schoone Vis, als Snoeck, Baers, Ael, Suygers, Dickoppen, Sonne-Vis, Elften, Twaelften, 't welck een Vis is die in 't Voorjaer uytter Zee komt en swemt de Rivier in 't versse Water hoogh op, gelijck de Salm doet ; hier valt oock Steur, dan onse Natie willense niet eten ; hier vallen oock Truytes die van binnen wat geel- achtigh zijn, en ick hebser selver gevangen, 't welck voor de schoon- ste Vis in Vranckrijck werdt gehouden. Hier zijn diverse Eylanden in dese Rivier van 30 a 50 a 70 morgens Landt groot, de Grondt is seer goet. De temperheydt van 't Landt alhier is different, So- mers heel heet, 's Winters heel kout, dat het op een nacht wel een gangh-ys^) kan vriesen, ende de Somer duert hier tot Alder- heyligen toe, en in December kan 't soo hart vriesen alsser een harde stroom gaet, dat de Rivier los toe in een nacht vriest datmer de twee- de dagh over loopt, ende duert in 't ghemeen drie maenden langh, ende al-hoe-wel het bij na op 43 graden leyt, soo vriest het nochtans al tousiours aen, want al komender somtydts lieffelijcke dagen ten doeyt nochtans niet deur, maer het vriest al wederom totten Meert toe, dan begint gemeenlijck eerst de Rivier wederom op te gaen, sel- den in Februarius, ende de grootste koude hebben wy uytten Noord-

i) Mohawks.

2) Ijs waar men over güAn kan.

^40

1640 Westen, ghelijck in Hollandt uytten Noord-Oosten : de reden van

^" ^^' dese koude is dat de Bergen benoorden ons die vol Sneeu liggen, en-

De reden als ^jg ^^ ]sj ^^ Windt daer over komt weven, ons alle de koude toe

voren. ^ '

jaeght. Dese Natie van Wilden^) pleegh eertijdts een stercke Natie te zijn met haer aenhangh, maer zijn vande Maquas t'onder ghebracht ende onder Contributie ghebracht, ende dese Natie van Wilden zijn kloecke Mannen, wel besneden van aensicht, lijf ende leden, doch al- tesamen swart van heyr, van vel zijnse geel, des Somers gaense Haer ma- naeckt, alleen hebbense haer schamelheydt met een lap bedeckt, en- Kieedinge. de de Kinderen ende Jongens tot thien, a twaelf, a veerthien Jaren loopen gantsch moeder-naeckt, des Winters soo hangense slecht een onbereyd Herte-vel ofte Beeren-huy t, ofte eenige Calkoense- veeren- Rocken, die sy weten te maecken, ofte koopen van ons een Kleedt Duffels, dat twee ellen en een half is dat onghenayt, gaen daer mede henen, sy bekijcken haer self seer, sy meynen datse louter ghe- pronckt zijn, ende sy maecken haer selven Koussen van Herte-vel- len, ghelijck oock Schoenen, ofte sy nemen bladeren van Mayes, en- de konnen dat in malkanren vlechten en gebruycken die voor Schoe- nen, ende met het hooft loopen soo wel Man als Vrouw bloot, de Vrouwen laten het hayr seer langh wassen, binden 't soo wat aen malkanderen, ende laten 't dan op de rugge hangen : de Mannen heb- ben sommige aen d'eene zijde des hoofts, sommige oock aen beyde zijden een lock-hayrs hangen, recht over het hooft hebbense een streeck hayrs van 't voorhooft na den neck toe, omtrent drie vinghe- ren breedt, dat kortense tot twee a drie vinghers langh, ende dat staet dan recht over end ghelijck een Hane-kamme, en aen beyde zijde van dese Hane-kam scheerense het heel kort af, als by de Fi- guer te sien is, uytgesondert de locken : ende sy schilderen oock haer aangesichte root, blau, grau, ende siender dan uyt als de Duy vel selfs, haer voorhooft smeerense met Beeren-smeer, 't welck sy alsoo by [156.] haer dragen in Cabassen, op dat het haer soo veel te beter soude wasschen soo sy haer voorstaen laten, ende sy geen Luysen soude krijgen, en wanneer sy reysen soo nemense wat mede van haren Mayes, ende een ketel met een houten-back, en lepel, dat packense op ende hebben dat op den rugge hangen, ende alsse dan honger krijgen terstond maeckense vyer en koken, en het vyer konnense [157.] maecken met houtjes op malkanderen te wrijven, en dat seer haestigh. Sy leven gemeenelijck sonder Houwelijcke-staet soo in 't wild heen,

x) Hier zijn de Mohicanen bedoeld; sie onze inleiding.

Biz. 24.0

241

want hoe wel datter zijn die Vrouwen hebben, soo duert dat niet lan- 1640 gher alst haer een van beyden goetdunckt, ende dan loopense van ^" ^°' malkanderen en elck neemt weder een ander. lek hebbe ghesiendat- HuweUjke ter waren die malkanderen verlieten, na datse een tijdt langh met staet. een ander hadden gheleeft, al wederom verlieten ende sochten haer voorgaende wederom op, ende worden wederom een paer, en al heb- bense Vrouwen evenwel latense niet by een ander te slapen, ende de Vrouwen doen van ghelijcken.

De Vrouwen naer datse gebaert hebben, gaen terstond na den ge- boorte wederom henen, ende soo kout en macht niet wesen, ofte sy van haer wasschen haer en het jonghe Kindt terstondt af inde Rivier ofte ^^^^' Sneeu, sy willen niet leggen, want dan seggense datse terstond sterven souden, maer sy houden 't gaende, sy moeten Hout hacken, sy gaen, sy staen, wercken als ofse niet ghekraemt hadden, ende wy sien niet dat het haer qualijck bekomt. De Mannen hebben groot ontsach over haer Hoeren, soo sy yets deden dat hem niet wel en beviel ende hy toornigh worden, soo grijpt hy maer een Bijl ende slaetse den kop in, ende daer mede gedaen. Naer dat ick dese manieren van dese Wilden gesien hadde, dewelckegrooteOorloghvoerentegens de Franse Wil- den, waer van my Corelaer verhaelden aen haer Fort gheweest te hebben, daerse noch eenige Wilden gevangen hadden diese ghehaelt hadden in de Rivier van S. Lourens daer de Fransen woonen, hadden drie Fransen gevangen^), waer onder een Jesuwijt was, welcke ons Volck hoopten noch te verlossen, ende een haddenser dood-geslagen, doch alle Kinderen tot thien a twaalf Jaren toe, ende alle Vrouw- persoonen diese inde Oorlogh krijghen die sparense, ofte alle Vrou- wen die heel oudt zijn die slaense oock doodt : Ende hoewel sy alsoo wreedt tegens haer Vyanden zijn, soo bennese seer minnelijck tegens ons, hebben oock geen vrees van haer, wy gaen met haer in 't Bosch, wy ontmoeten malkanderen somtij dts een ofte twee uren van alle Huy- sen, ende wij weten daer niet meer van als ofte ons een Christen te- ghens quam, ende sy slapen oock by ons inde Kamers voor onse Bedden, gaen maer op de bloote Aerde nederleggen, een Steen ofte Hout onder 't Hooft, ende sy zijn seer slordigh ende kladdigh, sy wasschen haer aensicht noch handen niet, maer laten 't al sitten op dat geele vel, even alleens als de Wilden aende Cape de Bona Espe- ranse, ende siender uy t als Verekens, haer Broodt is Mayes, tusschen twee Steenen aenstucken geslagen alsse reysen, maer in haer Huysen

i) Zie over deze plaats onze inleiding.

16

242

1640 stanpen 't somtijds in een groot Block datse uy tgeholt hebben, als by ^" ^°' de Figuer te sien is, ende daer maeckense dan Koecken ende braden die inde Assche, ende haer toe-spijs zijn Harten, Calkoenen, Hasen, Beyren, wilde Katten, ende haer eygen Honden, ec. De Vissen koken- se soo als syse uyt'et Water krijgen sonder schoon-maecken, oock het Ingewand van een Hart met strond en al koockense een weynigh, en zijn de darmen dan te tay soo nemen sy een end inde mondt, het ander inde handt, ende tusschen handt ende mondt snijdense af en schieten 't soo inne, ende soo doense gemeynlijck met het Vleys, want sy kerven 't een weynigh, gelijckmen in Vranckrijck een Car- bonade op de Roster leyt, so leggen sy het in 't Vuur so lang dat- men hondert tellen mach, dan ist al gaer, en bijten daer in dat het bloedt langhs de beek loopt, ende sykonnen oock een stuck Beyren- smeer als twee vuysten sonder Brood, en sonder een oft ander soo droogh op-eten ; het is haer natuerlyck datse geen Baerden hebben, maer onder hondert niet een die een Hayr om den mondtheeft. U3^t'er [158]. natueren soo hebbense groots, hoogh gevoelende van haer selven, alsoo om haer selven te prijsen, datse van haer selven segghen ick ben de Duyvel^ dan meynen sy datse treffelijck haer i) hebben : oock om haer selven ende haer volck te prijsen, wanneer sy seggen dat sy ge- weldighe Constenaren zijn om Harten te vangen, ofte dit ende dat te doen, soo seggense dan : dat is voorwaer alle die Mahaktmosers^) en zijngroote verstaftdige Duyvels, haar Wooninge maecken sy van bas- ten van Boomen, seer dicht ende warm, ende in 't midden stooc- ken sy haer Vuer ; oock maecken sy van schillen ende basten van Bomen Canoos dat haer Vaertuygh is, ofte anders Schuytjens ghe- naemt, daerse met vier a vijf en ses in konnen varen, endedesgelijck hollense Boomen uyt ende gebruycken die tot Schuyten, waer onder sommige seer groot zijn, ende ick hebbemenighmael met mijn achtie- nen a twintighen in een hollen Balck gheseten ende langhs de Rivier mede ghevaren, ende ick hebbe selver een houten Canoghehad daer ick wel 225 schepels Mayes koste in voeren, haer Wapenen pleghen in- de Krijgh te wesen Booghende Pijlen, met een Steenen bijl ende Klop- hamer, maer nu krijgense van ons Volck Roers, dan 't is een Schelm gheweest diese haar eerst verkocht heeft ende wijs-gemaeckt, wantsy plachten te seggen dat het de Duyvel was, ende dorsten 't niet aentas- ten, en daer pleegh maer een Wild te zijn die met een Roer om gonck.

i) Hier moet een woord zijn uitgevallen, vermoedelijk „gequeten". 2) Mohawks (zie onze inleiding).

243

dieseKallebackeri) noemde: maerkoopenoockDeegens,Ysere-bijlen 1640 van ons; haer Geldt zijn sekere Beentjes,dieaende Zeestrand vanSchil- ^" ^°' pen ofte Kinckhoorns gevonden worden,ende dese Hoorns slijpense op een Steen soo dun als syse begeeren, ende dan drillensc daer een gaat- jen door en rijgense aen draden, ofte maecken daer van Banden van een handt ende breeder, dit hangense dan om den hals ende om 't lijf, ende oock hebben sy verscheyden gaten inde ooren daer sy 't mede hanghen, oock maeckender Mutsen op 't hooft van, ende daar is twee- derley soorten, de witte zijn de slechtste, de bruyn-blau zijn de beste, ende sy gheven malkanderen twee witte Beentjes voor een bruyn, ende is by haer genaemt Zeewarvf), ende daer hebben se immers soo grootc sin in als menigh Christen-Mensch in 't Goudt, Zilver, en Peerlen : maer in onse Geld hebben sy gantsch geen sin, ende achten 't niet beter als Yser, ende seggen dat wy geck zijn dat wy een stuck Yser soo hoogh estimeeren, dat sy 't hadden sy souden het in 't Water smacken ; Ende hoe sy haer Dooden begraven, die setten sy inden Kuyle, en moeten niet leggen, ende dan op 't Graf werpen sy eenige Boomen ende Hout, ofte sy besetten 't met Pallissaden ; sy hebben haren besetten tijden 3) wanneerse uy t visschen gaen, in ' t Voorjaer vangense uy ttermaten veel Elften ende Pricken, die hier uyttermaten groot zijn, dese leggense op schillen van Boomen inde Sonne ende droogen die heel hart, ende dan doense in Notessen4) ofte Sacken diese selfs konnen vlechten van Hennip, die hierin 't wild wast, ende behouden dan de Visch tot inden Winter. Wanneer dat haer Mays rijp is, soo doense die vanden Ayren, maken op hooghten Kuylen ende bergense daer in de geheele Win- ter ; sy konnen oock Fuycken ende Seegens op hare maniere breyen ; van hare Religie en alle Godsdienstgheydt benne sy gantsch ver- vreemt, sy hebben wel eenen die sy vreemde namen noemen, dat is eenen Genius, die sy in plaets van Godt houden, maer sy dienen noch offeren hem niet, sy dienen, eeren, en offeren den Duyvel, dien sy Otskon ofte Ayreskuonis) noemen, want als sy eenigh ongheluck inden Oorlogh hebben, soo vangen sy eenen Beer die sy in stucken houwen en braden, ende dat haren Ayreskuoni op-offeren, seggende [159.] naer den sinne dese naervolghende woorden: O groote stereke Ayres-

i) Deze uitdrukking is mij duister.

2) Zie Brodhead, 172.

3) Haar vaste tijden.

4) Bij Megapolensis (zie onze inleiding) „notasten". Naar het schijnt is een Irokeesch woord bedoeld, dat evenwel in de lexica niet is teruggevonden.

5) Otkon : „génie, esprit, être mystérieux" (Cuoq, Lexiqtie de la langue iroquolsé). Ayreskuoni is duister.

244

1640 kuoni! wy bekennen dat wy tegens u hebben niisdaeyty mits dien wy ^^^ ^°* onse gevangen Vyanden niet hebben gedoodt ende opgegeten^ vergeeft ons dit f wy beloven alle degenen die wy wederom geva?ighen krijghen, dat wyse sullen dooden ende op-eteny alsoo sekerlijck als wy desen Beer hebben gedood e7ide nn op-eten : oock alst nu heel heet weer is ende datter dan komt een verhoolen Wind, soo roepense terstond : [160. uisoronusie, dat is : lek dancke n Duyvel^ ick dancke 7C Oomke ; oock als sy sieck zijn, ofte ergens pijne ofte seerte inne hebben inden Lee- den, ende ick haer vrage wat haer deert, soo seggense dat de Duy vel in 't lijf oft inde seere plaetsen sit ende haer aldaer bijt, alsoo datse t' eenemael de Duyvel toe-schrijven wat haer overkomt, anders we- ten sy van geen Godsdienst : als wy bidden soo belacchense ons, som- mige het selvige verachtende ; alsmen haer seyd wat wy bidden, staen verwondert ende vraeghde my ofte ick die ghesien hadde in ons Landt die wy aenbaden? sy willen in geen Huysen komen daer de Vrouwen haer Maen-stonden hebben, noch met haer eten, noch en moeten gheen stricken aenraken daerse Harten mede vanghen, seg- gende dat de Harten het konnen ruycken. Dese Maeckquase Wilden zijn in drie Natiens ghedeelt, d* een houtet met de Beyr, d' ander is vande Schilpade Wilde, de derde is vande Wolf, ende hier van zijn die vande Schildpade de grootste ende voornaemste, ende beroemen haer de oudste te zijn. Dese Indianen draghen elck van 't Beest daerse naer ghenoemt zijn tot haer Baniere, en alsse in den Oorlogh trecken teghens haer Vyanden, soo dragen sy dat elck mede tot een schrick van haer Vyanden, so sy meynen, ende haer eygen kloeck- moedigheydt.

DeRegieringhe byhaer bestaetuytten oudste, verstandighste,wel- sprekenste, ende strijdbaerste Mannen, by desen wordt gemeynelijck gheresol veert, ende dan vande Jonge-gesellen ende strijdbaerste Man- nen uytghevoert, doch als den ghemeyne Mannen die resolutie niet aen en staet, soo wordt het geheel in 't goetduncken van Jan-hagel ghestelt; de Oversten zijn ghemeynlijck by haer de armsten, wantin plaetse dat by de Christenen de Oversten ontfanghen vande ghemeyne Man, ofte die in Offitien sitten haer verrijcken door onrechtvaerdige Middelen ofte andersins, soo moeten dese Oversten vande Wilden gheven aen Jan-hagel, insonderheydt wanneer daer yemandt dood- gebleven is inden Oorlogh, soo ghevense groote schenckagie aende naeste Bloed-vrienden des Overledenen: ende sose yemandt dan oock gevangen krijghen, die Gevangen schencken sy dan aen dat geslacht daer een van doodt-gebleven is, ende den ghevangen wordt dan van

245

dat geslacht geadopteert in des doodens plaetse. Overeen doodslach 1640 ende andere schelmerije is onder haer gantschgheen straf, maar elck ^^"* ^°' is sijn eighen rechter, ende des verslagen vrienden wreken aen den doodslager soo lange, totdat onder den naesten met schenckagie den peys ghemaeckt wordt; doch hoe wreed datse zijn, ende hoewel sy sonder eenige straffe des quaed-doenders leven, soo geschieden niet vierendeel soo veel schelmerije ende doodslaghen onder haer als onder deChristenen,soodatickmenighmaelmetverwonderingeoverdencke watter al moorden in 't Vaderlandt geschieden, niet tegenstaende sulcke strenge wetten ende boeten, ende dese Wilden nochtans leven- de sonder wetten ofte vreesen der straffen niet, dooden immers wey- nigh, ofte het moeste in furie ende handgevecht zijn, waeromwy heel onbeschroomt met de Indiaen gaen, en malkanderen een uyre gaens in 't Bosch ontmoeten sonder malkanderen te misdoen. Doensicknu alle dese bovengheschreven ghelegentheyden ende manieren vande Wilde vernomen hadde, soo ben ick wederom de Rivier afgevaren.

Den 14 Mey nam mijn afscheydt vande Commandeur aen het Fort Orangie, quam van dien selvigen dagh noch aende Esopers toe, daer een Kil in-loopt, ende noch eenigh Mayslandt is daer eenige Wilden woonen.

Den 1 5 dito smorgens gonghen met het kriecken van den daghe

[161.] t'zeyl met een Voor-ebbe, quamen namiddagh by de Danskamer,

daer veel Wilde waren die Visten, ende passeerden het Hooge-land

totdat wy savonts aen Tapaen ten Ancker quamen, en daer bleven

wy savonts de gheheelen nacht by de Wilden die daer lagen en Visten.

Den 16 dito is ons Ancker gelicht, ende zeylden met een Ebbe ende lustighe koelte van denN.W. in drie uyren aen het Fort. Dese boven- geschreven Rivier is niet als aen weder-zijden Berghen, weynigh om te peupeleeren, alsoo 't maer Klippen en Steenen zijn langhs de Rivier als ick voren verhaelt hebbe, hier ende daer wat Mayslandt, dat de Wilden maecken en de Steenen uytroyen ; hier gaet de Vloedt de gheheele Rivier op tot het Fort Orangie toe, door de aenparssinghe vande Zee.

Den 16 Julij is Cornelis van Thienhoven, Secretaris inNieuw-Ne- derlandt, met commissie vande Hoofden ende Raden van Nieuw-Ne- derlandt, met ontrent hondert ghewapende Mannen vertrocken naer deRaritanghe, een Natie van Wilden die daer een Riviertjen oploopt, omtrent vijf mijlen achter het Staten Eylandt, omme te vorderen vande Indianen Satisfactie over de Hostilitey ten, door desel vighe ghe- pleeght op 't Staten Eylandt in 't dooden van mijn Verekens, ende

246

1640 de Companies Verekens die daer een Neegre bewaerde, 't welck hy ■^"^* ^^ aen my versocht hadde om de Neegre daer op te setten, 't rooven van des Wachters Huys, ende het onderleggen van weghen 't afloopen van 't Jacht de Vrede, daer Schipper op was Cornelis Pietersz. dat misluck- te, ende andere Insolentie. Van Thienhoven, metghemeldeTroupdaer gearri veert wesende, versocht Satisfactie volgens s ij n last: de Troup begeerde te dooden ende te plunderen dat niet konde gheschieden, vermidts Thienhoven sey de geen last daer van te hebben, ende eynde- lijck door overlast vande Troup, is dito van Thienhoven vande Troup ghegaen onder protestatie van alle onheylen, die door ongehoor- saemheydt ende teghens ordre soude komen voor te vallen, en van Thienhoven ontrent -J- van een mijl vertrocken zijnde, hebben die Troup al ettelijcke Wilden dood-gheschooten, ende de Overste Broe- der gevangen gebracht, daer van Thienhoven voor heeft gerespon- deert tot tachtigh vadem Zeewan, anders soude hy hebben moeten sterven, waer op sy hier naer als volgen sal vier van mijn Volck heb- ben dood-ghesmeten, mijn Huyse verbrandt, ende 't Huys van David Pietersz. de Vries ï) in revengie. lek verstond oock uyt Thienhoven, dat een Loockmans heeft des Overstes Broeder aen sijn Mannelijcke- lid, met een ghespleten Hout seer mishandelt aende Mast staende, ende sulcke Tyrannije wierde by de Companies Dienaers gepleeght, dat verde is van vriendschap met de Inwoonders te maken.

Den 20 October voer ick met mijn Sloep naer Tapaen toe, om Mayes ofte de Wilden haer Koorn te ruylen, al waer ick de Compa- nies Sloepen vond, dewelcke Contributie wilden hebben vande Wil- de Christenen van een partye Koorns : doens riepen my de Wilden en vraegden wat ick sochten ? gaf haer tot antwoordt dat ick Mayes voor Laecken wilde verruylen, maer seyde sy kosten my niet helpen ick soude de Rivier wat opvaren, ondertusschen soude de Companies Sloep wech raecken, dan soudese met my handelen, want sy waren seer verwondert dat de Sackima die nu aen 't Fort was haer sulcks dorsten vergen, ende hy moest een heel kale Backer wesen die hier haer Land quamen bewoonen, ende haer hier niet gheroepen en had- den, en dat die haer nu dwinghen wilde haer Koorn te geven voor [162.] niet, ende dat sy 't in sulcken overvloedt niet en maeckten, alsoo een Oversten gemeenelijck maer twee Vrouwen heeft die Koorn-pland^), maken rekeninghe tot haer nootdruft en wat om Laecken tegen ons

i) Dit zal een verschrijving zijn voor Frederick de Vries, 2) Versta: die koren planten (verbouwen).

247

te verruylen, soo dat dit begost groote twist onder de Wilden te ver- 1640 oorsaken. ^** "°*

Den eersten December hebbe ick begonnen Vriessendael') aen te tasten, alsoo 't een schoone plaets was langhs de Rivier onder een Bergh gelegen, ende wel anderhalf ure gaens daer een Valeye is, daer wel voor twee-hondert Beesten Hoye kan op wassen, ende der- tigh morgen Koorn-Landt op is, daer ick Tarruwe op gehad hebbe, 't welck inde lenghte wies hooger als de langhste Man die daer in 't Land was ; hier waren oock twee schoone afvallen die van 't Gebergh- tc vielen, daermen twee schoone Moolens koste opsetten, om Koorn te malen ofte Plancken te sagen met Saeg-Molens, en was een schoone playsante plaets van Jacht van Harten, wilde Calkoenen, en Duyven: maar 't quaetst was dat ik wel schoone plaetse aantasten, maer ick wierde van mijn Confrater (uytwijsende ons Accoort) niet ghesecon- deert, 't welck een Bewindhebber was Frederick de Vries, dewelcke meynde datmen Colonies konde maeckensonder kosten of Volck, al- soo sijn insicht was dat Godijn, Gilliame^) van Rensselaer, Bloemaert, ende Jan de Laet haer Colonie vorderden, dewelcke dat gedaen hadde met de Companies kosten, dewelcke daer alles gebracht had- den van Beesten ende Boeren, ende doens het werck begost ganck- Nota. baer te worden, ende sy waren Bewindhebbers vande Companie en Commissarisen van Nieuw-Nederlandt, doens behielpen sy haer met Sinisterlijcke Koopmans trecken, ende de Companie daer over een goede Piethey ns-buy t gekregen hebbendes), dachten n iet eens op haer beste Handelplaets van 't Fort Orangie, oftmendaerBouweryesetten ofte niet: maer dese Quanten, benamen4) Rensselaer, die ghewend was Paerlen en Diamanten te rafineeren, brachten soo veel te wege datse d' andere Bewindhebbers haer Confraters dat afkregen: Ende doen Michael Pauw dat ghewaer wierde dat sy het Landt van het Fort Orangie voor haer namen, heeft hy datelijck om laegh over 't Fort Amsterdam, daer de Wilde met de Beevers naer 't Fort mosten over- gheset zijn, dat selvige Landt voor hem laten aenteyckenen ende Pavonia ghenaemt, waer door daer naer de Companie siende datse geintereseert waren, is veel twist ende jalousie ontstaen, dat de Goederen hebben moesten ontnemen die met haer eygen Penningen Collonies wilden maecken, ende soo is door alle dese dispuyten het

i) De „plantasie" op bl. 235 genoemd.

2) Foutief voor Kiliaen (ook hiervóór, bl. 148).

3) 1628. De genoemde patroonschappen tijn van 1630.

4) Met name.

248

i64o Land ondergehouden dat het niet gepeupeleert is geworden, want *^* ^' daer waren doen ter tijd Liefhebbers genoegh die de Lande met Patronije wel gepeupeleert soude hebbe, maer is altoos door de twist vande Bewindhebbers achter-gebleven, ende selver wildender sy niet toe doen, want sy saghen liever een goede Buyt komen als van haer CoUonien te spreken, maer 't Landt te peupeleeren ende de Vrucht daer van getrocken hadde wel soo langh-duerigh geweest, want haer Buyt is verdweenen als roock, ende daer moghen wel eenige Bewindhebbers ende de Boeckhouders wel afgevaren zijn, maer het en doet geen goet voor 't gemeyn, gelijck de Culture van Landen doet daer een yder wel afvaert en een gestadighe Rente is, dat beter is als alle Buyten diemen in Bordeelen siet consumeeren: want waer

Goede ver- zijn nu alle de Buyten die Duynkercken van ons wel gerooft heeft, ende oock alle de Buyten van Vlissinghe die op de Portugijsen wel ghenomen zijn ? 't is al tot roock verdweenen, ende die Capers diese genomen hebben zijn tot niet geworden, hebben 't verdroncken on- nuttelijck, en aende want gepist.

Anno 1641. Den 20 Augustus arriveerden alhier het Schip Eycken-boom, al-

waer een persoon mede quam dewelcke Malijn ghenaemt was, seg- [163.] gende dat het Staten-Eylandt hem toe-quam, dat het hem ghege- ven was vande Bewindhebbers ende aende Heer vander Horst, 't welck ick niet konde ghelooven, alsoo ick in 't Jaer van acht-en-der- tigh uytgevaren ben om dito Eylandt aen te tasten, ende als doen mijn Volck daer opghebracht, en dat ick achte de Bewindhebbers wijser bennen als sulcks te doen, als het seste Artijckel vande vry- heden vermelden, dat wie de eerste Occupateur is, dat die sal niet gheprejudisieert werden in sijn verkreghen recht.

Den eersten September wierden mijn Volck op 't Staten-Eylandt dood-geslagen, vande Wilden en vande Raritans, ende spraken teghens een Wild die ons Volck diende, men soude nu komen vech- ten teghens haer om ons Volck, ende hadden wy haer voor desen qualijck komen trackteeren om Verekens, datmen haer te lastleyde ghenomen te hebben, daerse geen schuld toe hadde, 't welck by de Companies Dienders wierde gedaen, alsose naer de Zuyd-Rivier zeylden, quamen dan eerst aen het Staten-Eylandt wat Hout hac- Nota. ken ende Water halen, dan stalense met een de Verekens, ende men leyde de schuld al op de onnoosele Wilden, en al-hoe-wel sy slim genoeg zijn, maer doet haer geen quaed sy sullen u oock geen quaed doen, ende soo raeckte ick het begin van mijn Colonie quyt op het Staten-Eyland, door beleyt vande Commandeur Kieft, die het

f

249

geen op de Wilden wilde verhalen dat sijn Volck gedaen hadde. 15^,

Den 2 November soo isser ghekomen een Overste vande Wilde ^^P*- ^• van Tankitekes, ghenaemt Pacham, die groot by de Governeur in 't Fort was, quam met groote Triumphc en bracht een Doode-handt aen een Stockjen hanghende, seggende dat het de Handt was vande Overste, die ons Volck op 't Staten-Eyland dood-ghesmeten ofte met Pijlen gheschootcn hadden, ende dat hy dat om onsen 't wille gewroken hadde, door dien hy de Swannekens (soo sy de Duytsen noemen) lief hadde ende sijn beste Vrienden waren.

Den dito in desen tijdt versocht de Commandeur Kieft aen my, ofte ick wilde Mallijn toe-staen dat hy op de hoeck van hetStaten- Eylandt daer het Mayes-landt lach, hem dat wilde laten beplanten, ende dat hy daer Soldaten by doen wilden, dewelcken een teycken doen soude met een Vlagh te laten weyen als daer Schepen inde Baye waren, om aen 't Fort ghewaerschouwt te zijn, 't welck ick hem toegestaen hebbe, maer dat ick daer niet by geprejudiseert wilde wesen, ende hem wel 12 a 14 a 15 morgen Landts wilde toe- laten sonder mijn gherechtigheydt te verkorten, alsoo hy daer maer wat Brandewijn wilde stoocken ende wat Zeem-leer maecken wilde.

Alsoo ick dagelijcks by de Commandeur Kieft, als ick aen 't Fort Anno 1642. quam gemeenelijck by hem te gast was, so verhaelden hy my dat Nedèriandt. hy nu een fraye Herbergh hadde laten maecken van Steen, om de Engelse die daghelijcks met haer Vaertuygh van Nieuw-Engelandt naer Vergina passeerden, ende daer groot aenval ende af breuck af lede, en mochten nu inde Herbergh gaen logeren. Doen gaf ick hem tot antwoordt dat het wel quam voor de Reysende-man, maerdatter wel nootsaeckelijck een Kerck van doen was, ende dat het een schande was voor ons als d'Engelse daer passeerden, maer soo een slechte Schuer sagen daer wy in preeckten, ende d'eerste dat de Engelse neffens haer Woonhuysen maeckten in Nieuw-Engelandt dat was een fraye Kerck, ende wy mede behoorden soo te doen, alsoo men houdt de West-Indische Companie mede een principael 164.] Lidt te zijn, om de Gereformeerde Religie voor te staen tegens de Tyrannije van Spanjen, ende fraye Matrialen daer toe hebben, als schoon Eycken-hout, fraye Berg-steen, ende schoone Kalck diemen van Oester-schilppen brand, en is veel beter als onse Kalck in Hol- landt. Doen vraeghde hy my wie dat werck soude waernemen ? gaf hem tot antwoordt Liefhebbers vande Gereformeerde Religie, die- der wel waren : doen seyde hy dat icker mede een moest af wesen, nademael dat ick het voorstelden ende een hondert guldens toe

2SO

1642 gheven. lek seyde hem ick was te vreden, ende hy moest dan d'eerste wesen alsoo hy Commandeur was, ende koosen als doen Jochem Pietersz. Kuyter, die fraye Knechts hadde, die metter haest een goede partije Balcken soude beschicken, ende een vroom Gere- formeerde Persoon, ende koosender Damen by door dien hy dicht by het Fort woonde, ende soo waren wy met ons vieren als Kerck- meesters die dat werck toe-haelden om een Kerck te laten maecken, ende de Commandeur soude eenige duysent guldens van wegen de Companie geven, ende men soude voort sien ofte men de rest uyt de Gemeente laten teyckenen, ende men soude de Kerck in 't Fort timmeren voor alle overval van Wilden, ende soo is de Kerck met- ter haest begonnen met Klipsteen op te Metselen, en van Engelse Timmerluyden gedeckt geworden, met Schallien over malkanderen van Eeckenhout gheklooft, en als dat door Reghen ende Windt blau werdt soo schijnt het ofte het Leyen zijn.

Den dito in dese tijdt wierd onnooselijck een Duytsman vermoord, ghenaemt Claes Rademaker ï), van een Wildt, en dese Persoon woon- de ontrent een kleyn mijltjen van 't Fort by de Densel-bay^), alsoo dese Persoon daer een kleyn Huysjenghetimmert hadde, daer hy het Rademaken opgeset hadde, ende was op wegh van Wickquas- geck daer de Wilden dagelijcks passeerden, soo ghebeurdet datter een Wildt by dese Claes Rademaker quam, om Beevers tegens hem te verruylen om Duffels-laken, ende alsoo sijn Cargasoen in een Kist was, soo heeft hy de Kist opghesloten ende boekten om sijn Goedt daer uyt te nemen, soo heeft dese Moordenaer van een Wild siende dat de Man met sijn hooft inde Kist boekende, en siende een Bijl achter hem staen, soo heeft hy die selvige Bijl ghenomen ende heeft Claes Rademaker daer mede in sijn neck gheslagen, dat hy neffens de Kist neerstorte, ende heeft dese Moordenaer alle Cargasoen wech-gestoolen ende ontloopen, soo heeft de Commandeur naer haer toe-ghesonden, ende laten vragen te Wlckquasgeck waerom datse dese Duytsman soo schandelijck vermoort hadde ? de Moor- denaer gaf tot antwoordt doens het Fort ghemaeckt wierde, dat hy met sijn Oom ende een Wildt quamen by 't Versse Water, om de Duytsen Beevers te brengen om te verruylen, soo quamen daer eenige Swannekes (soo noemen sy de Neerlanders) die benamen sijn Oom de Beevers en sloegen hem doodt, en doens was dese Wildt een kleyne Jonghen, en nam hem voor als hy groot wierde, soo soude hy

i) Claes Smits, rademaker.

2) Drukfout voor Deutel-bay (Turtle Bay, aan de East River). Zie over den naam: Brodhead, 292.

251

dat op de Duytsen weder wreken, cnde daer noyt beter hadde kon- 1642 nen sijn kans sien als met dese Claes Rademaker, soo dat dese Wilde slachten de Italianen, zijn seer wracckgierigh. De Commandeur Kieft naderhandt een aenslach ghemaeckt met eenighe Soldaten daer na toe te senden, waer van van Dijck de Vaendrager Commandeur van hadde gheweest, maer door de donckere nacht misten de Quidas de wegh, ende quamen te laet op den dagh, soo dat haer aenslach mis- luckten ende quamen onverrichtc saecke wederom, ende hebben naderhandt wederom een aenslagh op dito Wilden ghemaeckt, maer misluckten van gelijcken. Doens de Commandeur Willem Kieft [165.J sach dat dese aenslagen op de Wilden hem misluckten, ende sach datter swarigheydt uyt volghen soude, en dat de Gemeente hem begon te reproscheeren, dat hy in een goet Fort sijn lijf wel berghen koste, daer hy noyt een nacht uyt-gheslapen hadde in alle de Jaren dien hy hier geweest was, dat hy de Oorlogh sochte om quade reke- ninge aen de Companie te maecken : doens hy dat begost te voelen dat hem de Oorlogh altemael op 't lijf gheworpen worde, doen liet hy al de Gemeente vergaderen, ende datse daer twaelf Mannen soude uytkiesen om neffens hem de Land-saken te helpen diregee- ren, waer onder ick als Patroon mede gekoren wierde : so maeckten de Commandeur Kieft een voorslach, ofte men de Moordt van Claes Rademaker soude wreken ofte niet, en doene de Wilden den Oorlogh aen ? Soo wierter geantwoord datmen daer tijdt en stond moeste toe nemen, alsoo onse Beesten in 't Bosch liepen te weyden, ende wyoock wijd en zijt. Oost, West, Zuyd, Noord van den ander woonden, dat het niet geraden en was, de Wilden te Oorlogen voor dat wy stercker van Volck waren, gelyck de Engelse die Dorpen en Steden maecken: Ende sprack teghens de Commandeur Kieft, datter gheen profijt was te halen by den Oorlogh teghens de Wilden, dat hy my mijn be- gonnen Colonie in 't Jaer veertigh op het Staten-Eylandt, oorsaeck af was dat mijn Volck daer vermoordt wierden, ende dat ick wel wiste dat de Bewindhebbers niet en begeerde datmen met de Wilde Oorlogh voeren soude]: want doen wy onse Collonie maeckten Anno 1630 inde Zuyd-Rivier aen Swanendael ofte Hoere-kil ghenaemt, daer wy door kleyne beuselinge door onse Opperhooft dien wy daer hadden, Gilles Oset genaemt, ons Volck altemael vermoord wierd, als ick in 't begin van mijn Journael verhaelt hebbe, soo wierter aen- de Companie versocht om de Wilden den Oorlogh aen te doen, maer de Companie en wildet niet gedoogen, gaf tot antwoordt'wy soude vrede houden met de Wilden. Dit verhaeldc ick de Commandeur

252

1642. Kieft, maer wildender niet naer luysteren, soo dat de Bewindhebbers wel behoorden te letten wat voor Persoonen sy tot de Directeurs stellen, want daer het wel -varen van 't Landt aen hanght: ende waer 't saecke dat de Oost-Indische Companie so te werck gonck in Oost- Indien als de West-Indische Companie, sy souden daer haest uyt zijn also wel als de West-Indische, maer in Oost-Indien daer maeckt- men geen Commandeur op Forten, ofte sy zijn eerst ervaren daer te Landen, ende kennisse heeft van des Persoons suffisantigheyd, maer hier sendmenser maer in ofse bequam zijn ofte niet.

Omtrent dese tijdt gonck ick eens met een Roer wandelen naer Acking-sack^) toe, om te sien hoe veel datse vorderden in de Collonie vande Heer vander Horst te maecken, alsoo 't maer een urtjen gaens achter mijn Huys was, en komende tot Ackinsack omtrent vijf a ses hondert passen van daer de Collonien gemaeckt wierdt, soo ontmoe- ten my een Wildt die heel droncken was, quam my strijcken over mijn armen, 'twelck by haer een teycken van vriendschap is, sprack tegens mij dat ick een goede Overste was, quamen sy aen mijn Huys ick Heter Melck en alle dinck voor niet gheven, ende quam nu van ditHuys, aldaerhaddese hem Brandewijn verkocht daerse half Water hadden in-gedaen, ende Water kost hy selver wel voor niet uyt de Rivier scheppen, hy hoefde dat niet te koopen, ende sy hadden hem oock sijn Beeversrock ontstoolen, ende hy wilden naer Huys toe gaen en halen Pijl en Boge, ende wilde een van die schelmse Swan- nekens dood-schieten die hem sijn Goedt bestolen hadde : ick sprack tegens hem hy moeste dat niet doen. Ende soo kom ick aen 't Huys vande Heer vander Horst, en ick sprack tegens eenighe Soldaten die [166.] daer waren ende anderen, datse met de Wilden dus niet moesten handelen, alsoo 't een Natie is die wraeckgierigh zijn en deltalianen slachten. Doens gonck ick weder naer mijn Huys toe, schoot onder- weghe een wilde Callekoen die inde dertigh pondt woegh, ende bracht hem t'Huys, soo waer ick niet soo haest t' Huys, of daer quamen eenige Overste van Ackingsack ende van Reckawanck, dat dicht by my was, ende quamen my klaghen dat een van haer Wil- den die droncken was een Duytsman dood-gheschooten hadde, de- welck op de Schuer zat om die met Riet te decken : doen vraegde sy my watse doen soude, sy dorsten nu aen 't Fort niet komen, endesy wilde wel een hondert vaem Zeewan ofte twee geven aen de We- duwe, ende dat het daer dan peys mede soude zijn ? Soo sprack iets

i) Hackensack.

253

tegens haer, sy soude met my naer 't Fort gaen ende spreken met den 1642 Commandeur, maer sy vreesde aen het Fort komende dat hyse niet soude t'huys weer laten gaen : maer ick sprack haer goede moed aen dat ickse wederom t'huys leveren soude. Eyndelijck voeren met my naer 't Fort toe, daer komende by de Commandeur Willem Kieft, ver- haeldenhem dattersulcken ongeluck geschiedt was: doensgafhyde Overste vande Wilden tot antwoord, dat hy die Wildt begeerde by hem gebracht te hebben die dat ghedaen hadde. Doen gaven sy weder tot antwoordt dat sy dat niet doen koste, alsoo hy wech-ghe- loopen was wel twee dagen reysens naer Tanditekes toe, maer wilden de Commandeur naer haer luysteren, soo wilden sy wel met vriend- schap de Weduwe contentement doen, en betalen haer Mans doodt met Zeewan, 't welck haer Geld is, want alsoo de manier met haer is alsser een ongeluck geschied, datse dat met Geldt versoenen, ende leyde de schuld op onse Natie, seggende waerom wy haer jonge Wilden Brandewijn ofte Wijn verkochte, dat haer geck maeckte en onghewoon te drincken, ja sagen wel dat ons Volck die de stercke dranck gewoon waren te drincken, haerdickmaels droncken dronc- ken ende dan met Messen vochten, daerom wilden sy wel dat men de Wilden geen dranck verkochte om alle ongeluck voor te komen, en *t schijnt ofse eenighe vrees hadden dat haer de Governeur hou- den sou, soo gaven sy hem tot antwoort, dat sy haer best doen sou- de de Wildt te krijghen ende aen het Fort te brengen, ende namen alsoo haer afscheyd, maer onder-weegh sprakense teghens my dat sy hem de Wildt niet leveren en kosten, dat het oock een Sacke- makers Soon was, dat is te seggen als voren een Overste sijn Soon, ende soo gonck dat al stil-swijgende door.

Alsoo ick verhaelt hebbe de manier van leven, ende haer gedoente Van wat vande Wilde aen het Fort Orangie, soo sal ick wat verhalen vande conditie de- Natie ontrent het Fort Amsterdam, zijn als Hakinsack, Tapaense, ^^^n^èn^^" ende Wickquas-creckse Wilde, ende dit ist inkomen vande Rivier een zyn.iioesy

^ '=* ' . gekleedt

mijl, twee adrie, a vieronbegrepen*),enhaermanier is van leven meest zijn, ende als die aen 't Fort Orangie, maer daer is kloecker Natie ende strijdbaer- heden sy ' der Wilden, met namen de Maquas als voren verhaelt die d'andere hebben. meest onder Contributie houden, tot hier om laegh de Rivier by 't Fort Amsterdam toe. Dese Natie van Wilden hier beneden zijn oock redelijcke kloecke Mannen, swart van Hayr, met een lange lock die sy vlechten [ende] aen d'eene zijde van haer Hooft hangen, ende voor haer

i) Om (= rondom) begrepen.

254

1642 Hooft 't Hayr gheschooren als een Hanekam, gelijck by de Figuer [167. uytvvijst*), zijn quaedt van conditie, slachten de Italianen, zijn seer wraeckgierigh, ende haer Kleedinge is een Rock van Beevers-vellen om 't lijf, 's Winters het Bont binnen, Somers buyten, en hebben oock somtijds een Beeren-huyt ofte een Rock van Katte-lossen^), ofte Hes- spanens), dat een Gedierte is meest van ruygte als een Kattelosse, en is oock seer goet om eten, ick hebber diverssemael af gegeten en smaeckt seer malsem4) ; oock dragen sy Rocken van Callekoens-vee- deren die sy weten door malkander te vlechten, maer sedert dat onse Nederlandse Natie hier gehandelt heeft, soo verruylen sy haer Bee- vers voor Duffel s-Laecken dat wy haer voor gheven, 't welck sy be- quamer vinden als haer Beevers, alsoo sy die beter houden voor de Regen, en nemen de lenghte van twee en een half Duffels, dat ne- ghen en een half vierendeel breedt is ; haer hoverdye is dat sy haer vreemt het Aensicht schilderen met Potloot, oft root, ofte swart, datser altemet uytsien als een Nicker, dan zijnse stout, jae segghen datse Mannette zijn de Duyvel selver; haer Vrouwen zijn sommige seer wei-besneden van Tronie, fray lanck van Postuer, haer Hayr hangt los om 't Hooft, maer zijn seer vuyl en kladdigh, schilderen haer Aenghesicht somtijdts, ende somtijdts een swarte-ringhe om haer Oogen verwen sy, en als sy haer van haer kladdigheidt reyni- gen willen, soo gaen sy op den herfst alst kout begint te worden, ende maecken by een ver afloopende Watertjen een Oventjen, dat soo groot is datter drie a vier Menschen in mogen leggen, dat maeckense eerst met tackjes van Boomen, ende dat bestrijcken sy dicht met Kley datter niet een roockjen uyt en mach, dat gemaeckt zijnde zoo ha- lense een partij Klipsteenen, brengen die daer by ende maken die heel heet in 't Vyer, ende leggen dien alsdan inden Ovent diese ge- maeckt hebben, ende wanneer haer dunckt die heet ghenoegh te zijn, soo nemen syder die Steenen wederom uyt, ende gaender dan in leg- ghen. Mannen en Vrouwen, Knechtkens en Meyskens, ende komender dan soo sweetigh uyt dat elck Hayr een droppel sweet heeft, ende springhen dan soo sweetigh in 't koude Water, seggende dat het gesond is, maer ick Heter met die ghesontheydt begaen, ende als dan wassen- serheel schoon, en zijn beter van bekoringe als voren. Dejonghe Doch- ters, alsse duncken datse bequaem zijn te Mannen, 't welck sy haer

i) Zie onze inleiding.

2) Wilde kat, los.

3) Waschbeer.

4) Malsch.

Blz. 2^4

255

voorstaen laten alsse haer Maeii- stonden krijghen, ofte soo haest als 1642 sy die krijghen soo gaen sy ende vermommen haer met dat Kleedt datse om haer lijf dragen, halen 't geheel over haer hooft heen dat- men pas haer oogen sien kan, loopen soo twee a drie Maenden heen en betreuren datse haer Maeghdelijcke-staet verlaten sullen moeten, maer laten daerom niet sich somtijdts by nacht ofte ontijden wat Bontemps te spelen, ende die tijdt dan over zijnde werpen het Ver- momdheydt wech, ende gaet en palleerter met een hopen Zeewan om 't lijf ende om 't hooft, en om den hals, gaet dan ergens sitten geacompanieert met eenige Wildinnen, vertoonter dan op de koop datse op steeck staet, die best met haer vryen kan ende de meeste Zeewan geeft die gater mede deur, ende blij f ter altemet maer een Maendt drie a vier by en dan weder een ander, somtijdts een^) naer datse malkanderen ghesind zijn : sy zijn niet jalours, sy leenen haer Wijven wel eens aen een goedt-vriendt, ende sy houden veel van t'sa- men-komsten, gogelen ende danssen seer, maer de Vrouwen moeten al 't werck doen als Ezels, waer sy trecken hebben altijdt sack ende pack op haer rugh, en haer kleyn Kindt op een planckjen ghebon- den alsser een hebben, dat haer mede beswaert. [168.] De Provisie tot Lijf-tochten zijn veelderhand, en voor eerst Nu suilen

Mayes dat haer Koorn is, 't welck by ons Turckse Tarruwe ghe-^a^nd^eUjf"

[169.] naemt is, welck sy in een holle Boom stampen als by de Figuer !°j a^Jt^^"

te sien staet^), ende alsse reysen soo nemen sy een platte Steen ende ende andere

dingen, die

kloppen t met een andere Steen daer op aenstucken, en alst dan tot onder- gheklopt is soo hebben sy Korfjens die sy Notassen noemen, de- «sMen^schen

welcke van Sparts) gemaeckt zijn gelijck de Vijge-korven afghe- ^^^^'^ "^'^ maeckt worden, dat weten sy soo bequaem te maecken dat haer dat tot een Zeef dient, en maecken aldus haer Meel, ende Meel zijnde soo maecken sy daer platte Koecken af, eens soo groot als hier te Lande eenOortjens-koeckjen is, en dat met Water gemenght, bree- den dat dan inde Asse, windender eerst een Wingerts-blad ofte Mayes-blad om, laten dat dan soo inde Asse gaer braden, en is goet smakelijck Broodt. Oock gebruycken sy veel Turckse Boontjens van alderhande coleuren dewelcke sy planten manck4) haer Mayes ofte Turckse Tarruw by ons genaemt, en wanneer die een, twee, a drie voet boven d'Aerde gewossen is, ende de Mayes drie a vier voet

i) Een maand nl.

2) Zie onze inleiding.

3) Een soort hennip.

4) Tusschen (vgl. Eng. a7nout;).

256

1642 van den ander ghezayd werdt, om daer fraye doorganck te hebben om die van 'tOnkruydt suyver te wieden, soo steken sy de Turckse Boonen neffens de Mayes-struycken inde grondt, soo dat die Mayes- struycken dienen in plaets van Stocken tot de Turckse Boonen, die wy in ons Vaderlandt gebruycken daer de Boonen by opwassen, also wassense hier in Nieuw-Nederland by de Mayes-struycken op met malkanderen, want dese Mayes-struycken wassen soo hoogh hier te Landt op als een Man opreycken kan en hoogher, naer dat de Grondt weeligh is. Oock wassen alhier veel Pompoenen, Water-la- moenen, ende Lamoenen ; oock droogen sy Aeckers vande Boomen diese mede ghebruycken tot Kost ; daer zijn oock Aerd-aeckers als

Nota. hier te Lande, oock witte Aerd-aeckers, maer die zijn fenijnigh om te eten. Daer is eens een Metselaer vande Companie geweest dieder een at, maer stierf er af. Hier wassen oock Hase-nooten, Groote-Nooten in groote quantiteyt in 't wilde, Carstanies diese we- ten te drooghen om t'eten, druyven in groote abondatie in 't wilde diese mede ghebruycken ; maer onse Nederlanders zayen hier goede Tarruw, Rogge, Gerst, Haver, en Erten, ende konnen oock goet Bier brouwen alsoo wel als in ons Vaderlandt, want hier wast goede Hop in 't wilde, soo datmenser genoegh teelen kan die daer sijn werck af maeckt, want alhier alles wassen kan dat in Hollandt, En-

Nota. gelandt, Vranckrijck wast, ende hier en schorten anders niet als Menschen om te arbeyden, ende is een playsierigh ende aentreckend Landt, dat het maer van onse Natie hart bewoont wierde. Hier zijn oock Mispelen in 't wilde, die wassen dan verkeert by datse in ons Landt doen, alsose in Hollandt met het open en het breets boven wassen, soo wassen sy hier met het scharps boven verkeert als in Hollandt. Hier zijn oock Moerbesien-boomen, soo datse hier oock Zijde-wormen soude konnen aenteelen en goede Zijde soude konnen gemaecktwerden; hier wast oock goede Hennip ende Vlas, dan de Wilden gebruycken een soort van Hennip, die sy weten toe te mae- cken die veel stercker als d'onse is, daer sy alle tot haer nootdruft weten af te maecken, als Notassen dat haer Sacken zijn, daerse alle dingen in dragen 't geen sy te doen hebben, ende maeckender oock Linnen af. Haer Mayes ende Turksche Boonen cultiveeren sy in *t leste van September en October, ende als syse opgepluckt hebben en de Granen daer uyt gedaen hebben, soo begraven syseinKuylen daerse eerst met Matten bekleedt hebben, ende houdender soo veel uyt als sy voorde Winter van doen hebben ende gaender mede jagen. Dese Mayes hebbense in April ghezayd ende in Mayus.

257

[170.] Hier zijn groote quantiteyten van Harten en Hinnen»), dewelckc 1642 de Wilden schieten met haer Pijlen endc Bogen, ofte maecken een van het

[Ï7I-] generael Jacht, gaen met een hondert, ofte minder, ofte meerder ter Jerte ofte Jacht, ende gaen een hondert treden min ofte meer van den anderen Veedathier

valt hoc sv

staen, en hebbe platte Schinckels in de hand daerse op kloppen met die jagen en een Stockjen, ende Jaghen alsoo het Wildt soo voor haer heen naer ^*"^^"' de Rivier toe, en de Rivier naderende soo sluyten sy naer den ande- ren toe, wat daer van tusschen beyde is moet op de genade van haer Pijlen ende Bogen ofte de Rivier kiesen, en daer in swemmende leggen de Wilden met haer Canos, alvvaer sy Stricken in hebben en smijten die de Harten om den hals ende treckense toe, soo leggen datelijck ende drijven die Harten met de romp boven, door dien datse haer aem niet halen en konnen. Ende om de Noord jaghense in een Fuyck die sy macken van Pallisades, dat gheklooft Hout is van Boomen, die dicht aen den andere geset van acht a negen voe- ten hoogh, ende aen elcken zijde ontrent veerthien a vijfthien-hon- dert treden lanck, ende loopt al Fuycks-gewijs in gelijck sich by de Figuer verthoont, ende is aen 't inkomen ontrent een a twce-duysent treden breed, ende wanneer het Wildt binnen de Pallisaden is soo beginnen sy in malkanderen te sluyten, ende vervolgen dat Wildt met sulcken furie, alsoo sy 't voor haer nobelste Jacht houden de Harte-jacht, ende in 't eynde vande Fuyck werdt hy soo nau, dat het daer maer vijf voet breed wordt gelijck een groote Deur, dat is dan met Tacken van Boomen ghedeckt daer dan de Harten ofte Wildt in-loopen, alsoose vande Wilden hart vervolght worden, dewelcke een geluyd maecken ofte het Wolven waren, daer veel Harten door verslonden werden ende groote vrees voor hebben, dat haer met gheweld in 't nau vande Fuyck doet loopen, daerse de Wilden fu- rieusselijck met Pijl en Boge in vervolghen, ende en konnen nergens wijeken, en sy als dan heel licht worden gevangen, ende vangender oock met Stricken als by de Figuer te sien is ; hier vallen oock Heel- landen2),maerdiehoudenmeest in 't Gebergte ; daer zijn oock Hasen in dit Quartier, dan zijn niet grooter als een Conijn in Hollandt is, en maeckender Steen-hasen af die een kender van Hasen is ; hier zijn oock Vossen in abondantie, Wolven by menigten, Kattelossen, InckhoornsS) die piek swart zijn, ende oock grauwen ; daer zijn vlie- gende Inckhoorns, Beevers in groote abondantie, Mincken, Otters,

i) Hinden.

2) Elanden.

3) Eekhoorns.

17

258

i642 Bonsems^), Beeren, ende veelderhande Bond dat ick niet noemen en kan ofte bedencken, ende de Harte-vellen weten de Wilden te be- reyden, datse daer Koussen en Schoenen op haer manier af maecken « alst tegens de Winter gaet. 1

Van 't Ge- Voorts zijn alhier groote quantiteyt van Ganssen van twee soor- anfieMn^t ^^^> ^^^ ^^^^ alhier by duysende onthouden by de Winter, daer inkomen schoone Jacht op valt met het Roer, d'een soort grauwe Ganssen, viersich dewelck vijfthicn a sesthien pond yder een weeght, ende noch een i deVchter'^* soort diese Witkoppen heeten, wegen maer ses a seven pond, die zijn Col"). oock groote quantiteyt en wel smaken, ende vlieghen by duysende ; hier zijn oock groote quantiteyt van Rotgansen, die by de Strand hou- den in 't Sou te- water, groot e quantiteyt van Mieu wen. Ster- vogeltjes, Snippen, Wulpen, ende veelderhande meer die op 't Strand houden diens ick niet noemen en kan, maer de Gansen ende Rotgansen ko- men alhier in September, ende vertrecken in April weder wech : veel Wilden segghen datse naer de Rivier van Canada gaen, datse [172J. daer broyen haer Jonghen, want de Visschers die nae Terneufs) zey- len vindense daer in groote quantiteyt Somerdaegs alsse daer Vis- schen ; in 't Varsch- water hebje oock veel S wanen ; Land-vogels zijnder oock een groote quantiteyt, als Callekoenen in'twilde, die dertigh, a ses-en-dertigh, a veertigh pond konnen wegen, die daer in 't wilde mede vliegen, want konnen een duysent treden a twee vliegen ende dan vallense neer, en zijn loofghevlogen dat de Wilden haer dan met de handt grijpen, somtijdts vangense dat syse met Pijl ende Boghe schieten; hier zijn oock veel Patrijsen maer vallen kleyntjes ; hier vallen ooek Koer-hoenders die soo groot zijn als een jarige Hoen, ende zijn van Veeren als een Patrijs ; Reyghers witte ende grauwen zijnder in abondantie, ende hier en manckeert niet als goede Wild-schutten met Kruydt ende Loot ; Tortelduyven inde tijdt van 't Jaer die in 't wilde vlieghen zijnder soo dick, dat daer sy vlieghen nau de Lucht bekennen konnen ; Kranen witten ende grau- wen ; dan valter een soort van swarte Vogels, de groote van Spreeu- wen ofte Lijsters in ons Landt ghenoemt, ende dese soort van Vo- gels komt uyt als haer Koorn rijp is op den Herfst, 't welck sy Mayes noemen, ende gheven dese Vogels oock de naem van Mayes-dieven, om datse dan by duysende in haer Koorn vallen ende doen haer

i) Bunsings.

2) „Achter Kol" op de kaart bij van der Donck grenst aan Pavonia. - Thans Newark Bay.

3) Newfoundland.

2S9

grootc schade dan : ende ick hebbe gesien by 't Fort Amsterdam 1543 voorby de Commandeurs Boomgaert, dat een van onse Nederlan- ders met een schoot vier-en-tachtigh van die Vogels doodt schoot in een schoot, en zijn seer goet van smaeck ghelijck de Lijsters in *t Vaderlandt zijn ; diversse-malen hebbe ick oock ghesien dertigh a vier-en-dertigh Duyven met een schoot schieten, maer zijn niet grooter als Tortelduyven, gelijcken heel van lijf als de Tortelduyven in ons Vaderlandt, dan zijn langer van Staert.

Alhier valt tot 's Menschen nootdruft diversche soorten van fraye Van de Vis aende Zee-kust, gelijck in Hollandt valt, als Cabbeljauw 'sWin- y^s'^die mer ters doet, Schellevis, Schollen, Botten, Harinck, Tonghen, cnde veel ^" ?^^ ^°"^ meerderhande dien ick niet noemen en kan ; daer valt een soort van inkomen Vis die by onse Natie Twaelfi) ghenaemt wordt, heeft Schobben ge- vier, tot in lijcke Salm, dan daer loopen aen yder zijde ses swarte streken over, ^^ersse Wa- dat ick achte datse daerom Tvvaelften heten, is de groote van een ter. Cabbeljauw, seer lecker ofte goet van smaeck om t'eten, ende het hooft daer af is het beste, alsoo 't vol breyn is ghelijck ofte van een Lams-hooft waer : dese soort van Vis komt in 't Voorjaer uytter Zee inde Rivier soo in 't lest van Maert, April, ende continuweert tot het laetste van May, word als dan by groote quantiteyt gevangen ende gedrooght by de Wilden : want in dese tijdt zijn de Wildinnen doende om haer Mayes inde Grondt te zayen en 't Landt te bear- beyden, ende dan gaen haer Mannen uyt visschen om haer Vrouwen wat te koesteren met haer vanghst, en vangense somtij dts met Zee- ghens die tseventigh a tachtigh vadems lanck zijn, die sy selver breyden, ende in plaets van Loot hangender Steenen aen, en in ste- de van wyder Korcken aen doen daerse op drijven, soo hebbenser Stockjens aen de lengte van een Ellen, zijn rond, aen het eynde scherp, ende voor op de Kuyl hebbense een Figuer van Hout ge- maeckt dat naer een Duyvel ghelijckt, en als de Vis in 't Net swemt en aen die Kuyl komt, soo begint dat Figuer te moeveeren en te verroeren, dan beginnense te roepen en te krijten datter Mannetoe [173.] veel Vis verleent, dat is de Duyvel, ende vangen groote quantiteyt van dese Vis ; oock vanghense dese soort van Vis met Set-netjens die ses a seven vaem lanck zijn, met enckelde Masse ghebrayt ge- lijck een Haringh-Net, setten die aen Stockjens inde Rivier een en een half vaem diep het Net, daer vanghense oock veel van dese Vis mede, daer valt oock een soorteeringh van Vis aende Zee-kant, de-

i) Gestreepte zeebaars.

200

1642 welcke byde onse wordt ghenoemt Derthieni), door dien hy grooter is als de soorteringe vande Twaelf, dan de Derthien valt geelder van Schobben gelijck de Kerper doet, daer hy niet qualijck van fatsoen naer ghelijckt, dan heeft de groote van een Cabbeljauw ; hier komt oock Harinck inde Rivier ; daer valt oock een soorteringhe van Vis dewelcke oock aen Strand werdt gevanghen, die by d'onse werdt ghenaemt Steen-brasems, ende by d'Engelse Schip-heets), dat is te seggen Schape-hooft, om dies willen dat de mondt vande Vis vol Tanden staet, onder ende boven, ghelijck een Schaeps-hooft doet ; hier valt oock veel Steur in 'tbracke Water, alsoo wel als boven in 't versse Water doet aen het Fort Orangie ; hier is oock veelderhande Vis die in ons Vaderlandt niet en is, soo dat ickse altemael niet noe- men en kan ; in 't versse Water is Snoeck, Baers, Voorn, en Truytes; hier vallen oock schoone Oesters kleyn ende groot in groote quanti- teyten. Somerdaeghs komen alhier op de vlacke Stranden schoone Krabben, seer goet van smaeck, haer Scharen zijn van coleur als onse Prince-vlagge, zijn Orangie, blanck en blau, soo dat de Krab- ben genoegh verthoonen dat wy behooren dat Land te peupeleren ende ons toekomt. Op wat ma- Sy maecken een groote Kuyl, die sy ten halven met Tacken van Dooden be- binnen doen daer de Doodt op leght, om dat hy geen Aerde raec- graven. j^^j^ q^ gal, ende dat weten sy dan boven over met Kley te bestrijc- ken in 't ronde, seven a acht voeten hoogh Suycker-broods gewijs het fatsoen van 't Graf, ende daer Pallisaden rondom gemaeckt, daer ick menighmael ghesien hebbe dat de Vrouw van de Overleden rontom dat Graf alle dagen quam weenen ende schreyen, met een uytghestreckt lijf aen kruypen, ende was seer droevig over 't ster- ven van haer Man, en dit doen haer oudste Vrouwen daerse Kinde- ren by gheteelt hebben, ende hebbense noch een jonge Vrouw die maeckt daer niet veel wercks af, die siet wederom een ander te krij- gen ; houden een party haer Dooden in huyss). Ick hebbe gesien om de Noord dat groote menighte van Wilden vergaerden, ende hadden het Gebeente van haer Voor-ouders vergadert, ende brachten dat by den anderen, schoon-ghemaeckt en aen bondeltjes gebonden, ende groeven een vierkante Kuyl de groote vande lengte vande

1) De lipvisch.

2) Sheep's head.

3) Dit beteekent niet: „They give a party when any one is dead in the house", zooals deze plaats bij Franklin Jameson, Harratives of Kew Netherland, 223 vertaald is, maar: sommigen houden hun dooden in huis (om later de beenderen te begraven, op de wijze die vervolgens verhaald wordt).

Bh. 260

^^^^•'

26l

Persoon, daer-en-boven stellen vier Pijlaren dat met Basten van 1642 Boomen gedeckt, als hier by de Figuer is te sien, ende ordonneeren een tijdt datse dat sullen begraven, daeralle de Vrienden een groote vergaderinge sullen houden, alwaer sy oock goede Provisie van Kost ofte Vivres sullen brenghen, naer dat dien van haer Dorp gheor- donneert sullen hebben, om een goet Festin te maeckenenvrolijck te zijn, ende te dansscn, waer van haer Feest wel thien dagen duert, ende ondertusschen komen van andere Natie die haer Vrienden zijn van alle kanten, om te sien dese Feest houden ende haerSermonien die sy doen, die van groote kosten zijn onder haer : nu onder decksel van dese Ceremoniën, ende danssen, ende Feesten houden, ende

[174.] vergaderinge ghemaeckt, soo beginnen sy weder een nieuwe vriend- schap met haer naer Bueren te contracteeren, ende onder haer seg- gende dat het Gebeente van haer Ouders ende Vrienden, als in bon- deltjes by den anderen zijn, 'twelck tot een Figuer dient, dat alsoo haer Gebeente by een is ende vereenigt in die selvige plaets, en dat alsoo geduerigh haer leven ende behooren alsoo vereenight te zijn in vriendschap en eendracht als Ouders ende Vrienden, sonder sich

li7S'] van den anderen te mogen separeeren, gelijck dat Gebeente van d'een en d'ander Vrienden ende Ouders soo onder malkanderen ver- menght, waer over een onder haer allen als haer Oversten ofte haer Duyvel Jager, veel descoursen maeckt over dat Gebeente : alsse soo vereenight blijven soo en hebben haer Vyanden geen macht over

[176-] haer, ende begraven als dan het Ghebeente met een partije Zeewan in 't Graf, oock Bijlen^), Keetels, Messen, Papier, Lemmede, ende an- dere snuystering, dat by haer in grooter waardije is, ende bedecken 't als dan altemael met Aerde, met Pallisaden rondom als voren ver- haelt is, ende dit is de manier 't welck op de Kust gebruyckt werdt tot haer Dooden. De grootste sermonie diese hebben onder haer, is datse ghelooven de onsterffelijckheydt der Zielen by eenige, som- mige zijnder van in twijffelinghe, ende nochtans enzijnsernietverde af, seggende alssy sterven, datse in een plaets gaen daerse singen gelijck de Ravens, maer die sanck is heel different van den Engelen sanck.

Doens ick om den Noord waer sach ick Wilden dien naer de Krijgh Hoe dat de gongen, waren ghewapend als dese Figuer uytwijst, haer Wapens din noooT waren Pijl en Boge, in maniere als hier afteyckeninge staet, dien sy ^^^^ Wape-

ucu aISSc

ten Oorloge

gaen.

i) Bij Franklin Jameson, 224, verkeerdelijk met „arrows" vertaald, alsof er „pijlen"

stond.

202

1642 dagelijcks dragen, ende elck een Rondas inde handt, dat soo dick van Leer was al oft een Buffel gheweest waer, en ick achte dat het van een Elandshuyt was alsoo die daer veel zijn : ende als sy 's Win- ters willen reysen datter Snee in 't Landt is, soo binden sy twee din- ghen onder haer voeten, dat ghelijck een Rincket is daermen inde Kaets-baen de Ballen mede slaet, dat verhoeter om in *t Snee te sincken, gelijck by dese Figuer siet die met sijn Vrouw gaet. Dit is haer Als sy Danssen twee en twee bezijden malkanderen, 't welck ick aiTsyDan^- ^^ ^^ Noord gesien hebbe, alsoo Danssen sy twee, a drie, a vier sen en Feest paer, ende het voorste paer dragen een Schilpade inde handt, alsoo die Natie seght van een Schilpade gegenereert waeren, daer ick om lachten. Doen vraegden sy my waer onse eerste Vader van gekomen waer ? ick seyde dat hy Adam heeten ende was van Aerde gemaeckt : sy seyde dat ick geck was, dat hy van een dinck gemaeckt was dat geen leven en hadde ; ik sprack tegens haer dat het vol levens waer, want het gaf alle Vruchten daer sy af leven moesten ; dan gaven my tot antwoord dat deden de Son, datse mede voor een Godt hielden, want hij trock Somers alle bladen uyt de Bomen ende alle Vruchten uyt het Aerdrijck. Anno 1643. Den 22 Februarius ontstondt hier een Oorlog tusschen de Wilde Mayekanders, die van 't Fort Orangie quamen en wilde Contributie hebben van de Wilde van Wicquas-geck ende Tapaen, ende vande omleggende Vlecken, quamen met haer 80 a 90 Wilden van 't Fort Orangie met een Roer elck op sijn schouders : doens quamen der wel vier a vijf-hondert Wilden tot mijnend vluchten, ende wilde hebben dat ickse beschermen soude ; gaf haer tot antwoordt dat ick dat niet doen en koste, alsoo de Wilde van 't Fort Orangie mede onse Vrienden waren, dat wy ons met haer Oorlogh niet en moeyden, [177.] ende dat ick nu sach datse Kinders waren, dat sy voor tachtigh a tnegentigh Man van alle kanten vluchten, daer sy soo sterck waren en zoo veel honderde, ende altoos teghens my plegen te snercken datse sulcke Soldaten waren, jae Mannetoe selfs, dat is de Duyvel te segghen, maer ick sach datse nu maer Kinders waren ; Ende alsoo mijn Huysinge soo vol Wilden was ende ick maer met mijn vijven, [178.] zoo vonde ick geraden naer 't Fort te varen om eenige Soldaten te halen, om meerder Meesters van mijn Huysinge te wesen, soo nam ick een Canno alsoo mijn Vaertuygh inde Kil bevrosen lach, ende voer met de Canno ofte holle Boom dat haer Vaertu}'g was, als voren verhaelt, tusschen de schotsen Ys de Rivier af naer 't Fort Amster- dam toe, alwaer ick versocht by de Governeur Willem Kieft dat hy

Blz. 262

*

263

my wilden assisteeren met eenighe Soldaten, alsoo ick geen Meester 1643 van mijn Huysinghe en was, door dien het tot mijnens so veel Wil- ^ ^' "' den waren, al-hoe-wel dat ick geen sorgh en hadde dat sy my eenigh quaet soude doen, maer paste beter dat ick Meester van mijn Huy- singhe waer. Doen seyde de Governeur ende gaf my tot antwoordt, hadde geen Soldaten, ick soude sien hoe *t morgen was ende blijven te nacht by hem, ghelijck ick oock dede. 's Anderendaegs quamen de Wilde by Troupen van mijnders afvoeteren naer Pavonia toe, by de Oesterbanck sloeghen daer haer Gros neder, ende sommige qua- men van Pavonia de Rivier over aen 't Fort, en ick spracker eenige van, seyde datse van mijnend al vertrocken waren. Dese Wilden gongen naer Correlaers Bouwerije toe, alwaer eenighe Wilden waren van Reckewecki) recht over 't Fort op 't Lange Eyland, waer onder een Overste was diese noemde Nummerus my wel bekent. Den 24 Februarius sittende aende Tafel by de Governeur, soo begon de Go- verneur sijn meninge te verhalen, dat hy van sins was de Wilden de beek te doen vegen, en dat hy tot Jan Claesz. Damen^) te Gast geweest was, daer Marijn Adriaensz. ende Jan Claesz. Damen met Jacob Planck hem een Request gepresenteerd hadde, om sulcken werck aen te vangen. Ick gaf hem tot antwoordt datse daer niet wijs ge- noegh toe waren om sulcks te doen, ende datmen sulcken werck buy- ten de twaelf Mannen niet mochte toe-halen, ende oockbuyten mijn weten niet mochte gheschieden die een vande twaelf was, ende daer boven noch de eerste Patroon, en tot noch toe gheen ander en is ghe- weest die daer soo veel duysende heeft gewaeght, ende daer neffens sijn Persoon, d'eerste uyt Hollandt ofte Zeelandt gevaren is om Col" lonie te planten, ende hy eens overleggen soude wat proffijt dat hy daermede halen koste, alsoo hy wel wist dat om een beuseling met de Wilden, wy onse CoUonie inde Zuyd-Rivier aen Swanendael inde Hoere-kil quyt raeckten, met twee-en-dertigh Man die vermoordt wierde Anno 1630 ende my nu in 't Jaar 1640 op 't Staten-Eylandt oorsaeck was dat mijn Volk vermoord wierde, om een fray werck hy toe-ghehaelt hadde aende Raritaense Wilden, daer sijn Soldaten om een beuselinge de Wilde eenige dood-geschooten hadden, ende brachten de Overste vande Wilde sijn Broer ghevanghen aende Man- nates, en rantsoende hem aldaer gelijck ick voor desen broeder verhaelt hebbe : maer schijnt mijn seggen mochter niet baten, hy

1) Thans Rockaway.

2) De juiste naam is Jan Jansz. Damen. Zie onze inleiding.

204

1643. haddet met sijn Moordenaers al overgeleyt om dese Moord uyt te "■• ^^' voeren, meynde dat het een Romeyn-stuck waer ende haelde dit toe sonder de Luyden opde platte Landen te waerschouwen, dat een yder op zyn hoede sou zijn vande Wilden schappeeren zoude, want hy konde al de wilden niet dood-slaen. Doen ick in 't lange alle dese woorden met hem over de Tafel sittende ende Maeltijdt ghedaen was, sprack hy tegens my ick soude eens met hem naer de groote Zael gaen, dien hy hadde nieuw laten maecken tegens sijn Huys aen, en daer komende stonden alle sijn Soldaten daer klaer om over de Rivier te passeeren naer Pavonia, om de Moordt aen te rechten; daer sprack ick weder tot Willem Kieft Governeur : Laet dit werck blijven, ghy wilt de Wilden den beek breken, maer ghy sult onse Natie oock doen vermoorden, want daer is niemandt op de platte Landen van verwittight, daer sal mijn Huysinghe met mijn Volck, ende Beesten, en Koorn, ende Taback met wech raken. Hy gaf my Vermoor- tot antwoordt : hy verseeckerde my 't en soude geen noot doen, daer soude eenighe Soldaten naer mijnend gaen om mijn Huys te be- schermen, maer daer en wierd niet in ghedaen. Soo heeft men dit stuck aengevangen tusschen den 25 ende 26 Februarius Anno 1643, ende ick bleef dien nacht tot de Governeurs opsitten, gonck inde Koken by 't Vyer sitten, ende nu ontrent middernacht hoor- den ick een geschreeu, en liep uyt op de Wallen van *t Fort ende keeck naer Pavonia toe, sach niet als schieten, en hoorde schreeu- wen dat de Wilde in haer Sloep vermoord wierde, ende ick liep weder in Huys by 't Vyer ; daer een weynigh gheseten hebbende, quam een Wildt met een Wildinne die ick wel kende, waren by mijnend van daen, ontrent een uyr gaens van myn Huys, verhaelde my datse quamen vluchten met haer tween met een kleyn Schuyt- jen, datse vande Wal ghnomen hadde op Pavonia, ende dat de Wil- den van 't Fort Orangie haer quamen overvallen, ende haer hier quamen verbergen aen 't Fort : soo sprack ick datelijck teghens haer datse door gaen soude, dat het hier geen tijdt was voor haer om haer te komen verberghen, ende die haer Volck dood-sloeghen aen Pavonia 't en waren geen Wilden die dat dede, maer het waren de Swannekens, dat zijn de Duytsen diese soo noemde; soo vraeghdese my/hoese wech raken soude ende uyt het Fort gaen ? Ickbrachtse aende deur, ende daer stondt gheen Schild-wacht, en soo gongense deur naer 't Bosch toe : Ende teghens den dagh quamen de Soldaten weder aen 't Fort, ende hadden tachtigh Wilden gemassakreert ofte vermoord, meynde datse daer een Romeyn-stuck bedreven hadde,

Li 79-]

den vande Wilden in Nieu-Ne- derlandt, door Wil- lem Kieft Directeur.

f'

265

datse soo veel Wilde in haer Slaep omgebracht haddc*), ahvaerse de 1643 jonge Kinders sommige van haer Moeders borsten afruckten, in 't '^ ^' ^ gesichte vande Ouders aenstucken ghekapt, ende de stucken in 't Vyer en in 't Water ghesmeten zijn, en andere Suygelingen op Houte-bortjes gebonden en soo door-houwen, door-steken, door- boort, en miserabelijck gemassakreert dat het een Steenen-hert vermorvven soude, ende sommighe inde Rivier ghesmeten, ende als de Ouders en Moeders die sochten te redden, wilden de Soldaten die niet weder laten aen Landt komen, maer dedense met de Ouden en Jongen verdrincken. Kinderen van vijf a ses Jaren, ende oock eenige stock-oude Lieden. So veel alsser dese furi noch ontvlucht waren, ende sich inde naeste Ruygte ende Riet verborgen hadden, en als die 's morgens te voorschijn quamen om een stuck Broods baden, ende datse sich teghen de koude verwarmen mochte, en wierde met koele bloede vermoord ende in 't Vyer oft in 't Water gestoten, ende eenige quamen geloopen by d'onse ten platten Lande, zijnde sommige handen, sommige beenen afgekapt, eenige droegen hare dermen inde armen, andere hadden sulcke afgrijsselijcke hou- wen, kerven, mincken, dat diergelijcken niet erger oyt kan geschied zijn, ende die arme Bloeden, gelijck oock vele van onse Natie, wisten noch niet beter of haer partij e andere Wilden de Maquas hadden haer overvallen. Na dit Exploict zijn de Soldaten voor haren geda- nen dienst gereconpanseert, ende met de hand-tastinge ende be- groetinge vande Directeur Kieft bedanckt: Ende op een andere plaets zijn inde selve nacht, op Corlers-hoeck by Corlers Plantagie, mede by de veertigh Wilden op deselve maniere inden slaep over- vallen, ende op die selvighe maniere ghemassacreert. Heeft Duc d'Alba inde Nederlanden wel meer quaets aengerecht ? ja het is onse Natie een schande 2) daer wy sulcken geenuereuse Governeur in ons [180.] Vaderlandt hebben, als de Prins van Oranjen, die altoos gesocht heeft in sijn Oorlogen weynig bloed te storten alst mogelijck was. So haest als de Wilden nu gewaer wierden dat de Swannekens haer so getracteert hadden, alle diese ten platte Lande van Mansvolck betrappen konde die gavense de klop, maer het Vrouw-volk ofte Kinderen hebben wy noyt gehoort datse eenigh leet deden : voort

i) Het vervolg tot en met „Oorlogh aen-vingen'" op bl. 266 is overgenomen uit den Breeden Raedt (zie onze inleiding).

2) De volgende woorden, tot en met „mogelijck was", zijn niet uit den Breeden Raedt overgenomen.

266

i643 verbranden se alle de Huysen, Bouwerijen, Schueren, Zaedt-Ber- ^ ^' ^ gen, ende vernielden alsoo alles waerse by komen konde, soo datse een openbare vernielende Oorlogh aen-vingen : staden oock mijn Bouwerije met Beesten, Koorn, Schuer, Taback-Huys aen brandt met Taback en al, ende mijn Volck salveerder in mijn Huys daer ick alleenigh in woonde, ende dat was gemaect met Moskets-gaten rontom daerse haer uyt defendeerde. Nu terwijls mijn Volck in alarm stonden, soo quam daer de Wildt dien ick 'snachts uyt het Fort gheholpen hadde, seyde tegens die andere Wilden dat ick een goet Overste was, dat ick hem uyt het Fort geholpen hadde, ende dat het dood-slaen vande Wilden tegens mijn danck geschiedt was: doens riepense altesamen teghens mijn Volck datse niet schieten en soude, haddese mijn Beesten niet verbrand sy soudense niet verbranden noch mijn Huyse, soude nu mijn Brouwerijtjen oock laten staen, alsoo sy vlamde op de kopere Keetel om Harpoenen tot haer Pijlen af te macken ; maer nu hoorende dat het teghens mijn wil geschiedt was, ginghen altesamen deur ende lieten mijn Huys onbelegert. Doens nu de Wilden soo veel Bouwerijen ende Menschen om den hals ghebrocht hadde, tot wraeck van haer Vo^ck, doen ginck ick by de Governeur Willem Kieft, vraegde hem ofte het nu niet soo was als ick hem van te voren geseydt hadde, dat hy maer een deel Christenbloedt om den hals soude helpen ? wie ons nu onse schade voldoen soude ? maer gaf my gheen antwoordt, dan sprack dat hij verwondert was datter geen Wilden aen 't Fort quamen : Ick sprack dat ick daer niet af verwondert en was, want soude de Wilde hier kome daer gyse so hebt doen tracteren?

Den 4 Maert quamender drie Wilden op 't Lange Eyland met een wit Vaentjen, ende riepen aen 't Fort: doen vraeghde de Governeur Willem Kieft wie daer naer toe wilde gaen, en daer was niemandt die 't begeerde te doen, ende onder allen v/asser een ghenaemtjacob Olfersz. en ick David Pietersz. de Vries, ende quamen by de drie Wilden, spraken tegens ons datse quamen van haer Overste, die haer gesonden hadde om de oorsaeck te weten, waerom datmen van sijn Wilden hadde dood-gheslagen, die ons noyt een stroo inde weegh gheleyt hadden, niet dan alles goets gedaen te hebben ? Wy gaven hem tot antwoord dat wy niet wisten datter eenige van haer Wilden waren onder geweest: so seyde hy wy moesten dan met sijn Overste komen spreken, die daer een seven mijl van daen ghevlucht was na de Zeekant toe : Wy resolveerde met de Wilden te gaen, want wy wisten wel datse ons twee gesint hadden.

207

Nu omtrent den avondt arriveerden wy te Rechqua Akic ^), daer 1643 vonden wy de Oversten die maer een Oogh hadde, met noch twee a ^^^^^ ^' drie-hondert Wilden, ende omtrent dertig Huysen, leyden ons in sijn Huys en tracteerde ons van 't geen datse hadden, als Oesters, Vis, diese daer vingen, ende sprack tegens ons wy waren loof gegaen, wy moesten nu wat rusten, ende souden morgen vroegh vande saeck spreken daer wy om gekomen waren. Nu 's nachts liep ick eens buy- tens Huys, soo quammer een Wild by my also 't lichte Maen was, die sprack tegens my ick moest in sijn Huysjen komen : doen ick in sijn Huysjen quam in 't licht, doen sach ick dat het een Wild was die [181.] een half mijl van mijn Bouwerij van Vriessendael van daen woonde, met de Wildinnen die daer woonde, daer ick in verschoot, dan sy strookten my en seyde dat ick een goet Oversten was, en dat ik quam om Rancontijn Marinit te maecken, dat is[op haer spraeck Vrede te maken : Ick sprack tegens haer hoe sy so verde van haer Huysinge quamen ? gaven my tot antwoord datse met dese Wilden uyt jagen geraeckt waren, ende daer vrienden onder hadden, en ick keerde weer by mijn Macker in 't Huys vande Overste. Alst nu be- gon te dagen, wierden wy opgeweckt ende van een Wildt gehaelt, bracht ons in 't Bosch, omtrent vier-hondert treden vande Huysen af, en doen wy daer quamen soo waren daer sesthien Overste van dit Lange Eylandt dat dertigh mijl lanck is, ende sy setten ons met ons twee by den anderen, en gongen rontom ons sitten dat wy in een rinck saten, ende daer was een onder die hadde een bondeltje met stockjens, en was de beste bespraeckt, die begon in 't Wildssijn Oratie te doen ; verhaelden doen wy op haer Kusten eerst quamen, dat wy somtijds geen Fictualie en hadden, setten ons haer Turckse Boonen en Turckse Tarruwe by, en sy behulpender met Oesters en Vis t' eten, ende nu voor recompens sloeghen haer Volck doodt, en dan leyde hy een Stockjen neer, dat was een Punct. Verhaelden oock dat in 't begin van ons varen, lieten haer Volck met Cargasoen blijven^), dewelcke sy verhandelde tegens dat de Schepen weder quamen, en hadden die Luyden bewaert als het Appel van haer Oogh, ja hadden haer haer Dochters gelanght om by te slapen, daerse Kinderen by geteelt hadden, ende daer liep menigh Wildt die van een Swanneken toegestelt was, ende waren nu soo schelm- achtigh en smeten ons eyghen bloedt doodt, ende leyde t' elckens een Stockjen neer. Het Stockjen neer te leggen begon my te ver- ij Rockaway, als op bl. 263. 2) Zie onze inleidlnc:.

268

1643 drieten, also ick sach dat hij daer noch veel inde hand hadde, ende ^^^^ ^' ick begost te seggen dat ick alle dese dingen wel wist, dien hij ver- haelde datter geschied was over de Wilde van 't Lange Eyland, en dat het onwetende geschiedt was, hadden daer mede eenige geweest manck d' andere Wilden, sy souden met ons aen 't Fort gaen, de Go- verneur soude haer schenckagie gheven tot Vrede te maecken : daer mede slisten haer spreken, vereerden ons elck thien vaem Zeewandat haer Geld is, yder vaem vier gulden. Ende doens resen sy allegaer op, en spraken sy wilden met ons naer 't Fort gaen ende spreken met onse Governeur Willem Kieft ; Wy gonghen naer de Canos toe om te varen, en onse wegh korter te maken, als wy gekomen waren, want het wel drie uren scheelden, te varen of te gaen, ende doen wy by de Canos quamen bevonden het Water noch niet vol- wossen en was,moeste noch wat na de Vloed wachten, ondertusschen quammer een Wild aen loope met Pijl ende Boge, quam een ses mijl gheloopen van wegen een Oversten die niet by ons gheweest was, ende sprack tegens dese Oversten die met ons naer 't Fort gingen ofte sy altemael geck wa- ren, datse gaen wilden naer 't Fort toe daer sulcken Schelm was, die haer Vrienden soo lelijck hadden doen vermoorden, ende als sy daer allegaer aen 't Fort quamen soo veel Overste, hy soudese daer oock houden, ende soude alle de Wilden verleghen zijn sonder Hoofden ofte Overste te hebben, en dat sijn Overste daer hy af quam geheel ongeraden vond. Doen spraken sy tegens ons twee ofte wy dat wel verstonden ? gafser tot antwoord dat die Wild geck was, dat sy 't anders bevinden soude en komen met goede Schenckagie weder t'Huys. Doen wasser een Oversten die met my heel bekent was, die sprack wy sullen op u woordt mede gaen, want de Wilden hebben noyt leugens by u bevonden alsse wel by d'ander Swannekens ge- daen hadden. Eyndelijck gongen met ons twintighen in een Cano sitten ofte een holle Boom, dat haer Vaertuyg is, en hadden boven [iSa.] een handbreet boorts niet boven Water, arriveerden omtrent drie ure na Noen aen 't Fort, ende quamen by Willem Kieft en maeckte daer Vrede met de Wilden, ende gafse eenige vereeringe, en versocht aen haer datse wilden de Oversten aen 't Fort brengen, van de ghene die soo veel Wilden verlooren hadden, dat hy daer oock Vrede mede maken wilde en vereeringen geven. Doen gongen eenige ende hael- de de Wilden van Acken-sack en Tapaen, en daer omtrent, ende die Overste quamen daer naer mede te voorschijn, die begaefdenhy mede met schenkagie, maer warender niet wel mede te vreden, ver- haelden tegens my hy kond met Vereeringe gemaeckt hebben, dat-

269

ter sijn dagen daer noyt van ghesproken hadde ghcvvorden, cnde nu 1643 mochtet wel uytvallen dat het jonghe Kind op een Koortjen het ghe- dencken mocht, ende zijn met haer Vereeringe vertrocken al grom- melende.

Den 20 Julius quammcr een Overste by my vande Wilden, ende sprack tegens my dat hy heel droevigh was : ick sprack teghens hem waerom ? hy seyde my datter veel Wilden waren vande jonge Ca- bouters die staeg tegens ons Oorloge wilden, alsoo d'ecn sijn Vader verlooren hadde, d'ander sijn Moeder, de derde sijn Oom, ende alsoo haer Vrienden, ende de Schenckagie ofte Reconpensie en was daer tegens niet het oprapen waerdigh, ende hy hadder veel liever Schen- ckagies ghedaen uyt sijn eyghen Buydel om haer te stillen, dan hy kostese nu niet langer stillen, ende dat ick m}* wachten moest allee- nigh in 't Bosch te loopen, die my konden soude my niet misdoen, maer ick mochte by Wilden komen die my niet en kenden, die sou- de my dood-schieten : Doen sprack ick hy soude met my by de Com- mandeur Kieft aen 't Fort gaen, ende verhalende het selvige aende Commandeur. Wy gongen naer 't Fort toe, komende by de Com- mandeur, verhaelde de Overste van dese Wilden het selvige hy te- gens my verhaelt hadde ; doen sprack de Commandeur Kieft tegens dese Wild: Hy was een Overste van de Wilden, hy soude die jonghe Kapvogels van Wilden, die de Swannekens weer den Oorlogh wilden aendoen laten dood-slaen, hy wilden hem twee-honderd vaem Zee- wan gheven. Doen begon ick in my selver te lacchen, dat de Wild soude sijn Vrienden dood-slaen om twee-hondert vaem Zeewan, dat acht-hondert guldens is dat om onsen 't wille : 't is wel waer dat sy dat malkanderen wel doen alsse vyandschap teghens malkanderen hebben, maer niet om vreemde Natiens wille. Doen sprack de Wild dat het selve door hem niet kost gedaen worden, datter veel waren die malcontent zijn, hadde hy in 't eerste rijckelijck de Moordt be- taelt het hadde heel vergeten gheweest, hy soude altoos sijn beste doen omse te stillen, maer sorghde dat hyse niet stillen en soude, want sy riepen gestadigh om wraeck.

Den 28 September arriveerden alhier een Haring-Gainckjen ofte Buysjen, dat van Rotterdam was, de Schipper was genaemt Jacob Blenck, was geladen met hondert Pijpen Maderesse- Wijnen, was door de West-Indies gekomen, ende wilde naar de Vergienjes toe datse niet konde vinde, ende waren heel naer Nieuw-Engelandt ghe- zeyld, en konde sijn Wijn daer niet verkoopen door dien de Engelse aldaer sober leven, was ghenootsaeckt te vertrecken, ende quam

270

1643 langhs de Kust binnen 't Lange-Eyland door 't Helle-gat alsoo aen ep . 2 . ,^ Fort Amsterdam, en daer komende konde sijn Wijnen hier oock niet venten, door dien alhier een prijs was met Wijnen die de Com- panie verovert hadde, ende verkocht sijn Wijnen aen een Engelsman op voorkoop in de Vergienjes te brenghen, soo konde hy niemandt vinden die hem inde Vergienjes konde brenghen, en soo versocht [183.] hy aen my ofte ick hem daer brenghen wilde, alsoo hy verstond dat ick daer naer toe wilde, om met een wel-gemonteert Schip na Patria te varen, door dien mijn Bouwerijen daer ick CoUonies mede begon te maecken inde Asse verbrandt lagen, ende de Wilden onvredigh wa- ren en weer begeerden te oorlogen ofte contentement te hebben, soo beloofden ick den Schipper dat ick hem uy t liefde daer brengen sou- de ; hy soude hem hier van Brood versorgen soo hy 't van doen hadde, want dat het in de Vergienjes quaedt was om aen te raecken, door dien dat elck daer voor sijn selve sorgde.

Den eersten October quamender negen Wilden over het Fort aen Pavonia, ende daer waren drie a vier Soldaten die daer tot assistentie waren vanden Boer die daer op woonde, Jacob Stoffelsz. genaemt, en dese Boer haddense mede wel gesint dat sy hem niet wilden dood- slaen: soo maekten sy een loose boodschap, ende passuadeerden hem dat hy over-varen soude aen 't Fort, en hy quam over nae 't Fort toe varen, doen gonghen sy onder schijn van vriendschap dat de Soldaten geen Geweer in haer handen hadde, klopteseallegaer doodt, behalven sijn Voor-Soontjen van sijn Huysvrouw, diese mede ghe- vangen namen ende naer Tapaen voerden, ende staken de Bouwerij aen brandt met alle de ander Huysen op Pavonia, en hier begon weder een nieuwen oorlogh. 'sAnderendaeghs quam de Governeur by my met de Stiefvaer van het Jongetjen dat ghevanghen was van- de Wilden, was het Soontjen van Cornelis van Vorst, ende vraeghde my ofte ik naer de Wilde gaen wilde om het Jongetjen te doen lossen alsoo daer niemand by de Wilden dorste gaen als ick ? Doen sprack ick dat ick haer wel een Wildt ofte twee soude bestellen, maer als ickse aen 't Fort brochte soo moestese niet misdoen, want sy souden op mijn woord met my komen : Soo ben ick over-gevaren naer 't Lange-Eylandt toe ende hebbe twee Wilden medegebracht om naer Tapaen toe te varen om de Jonghen te lossen, ende doen ick de Wilden over brachte doen wilde elck een de Wilden dood- slaen, en ick hadde ghenoegh te doen om de Wilden te behoeden, brachtese aen een Caper die daer lagh die met haer heen voer en loste de Jongen.

271

Den 8 dito nam ick mijn afscheyd van de Commandeur Kieft, 1643 ende vertrock met dit Rotterdammer Buysjen naer d'Engelse Ver- ^^^* ^" gienjes toe, ende ick sprack in mijn afscheyd van Willem Kieft tegens hem, dat die Moordt dien hij hadde laten doen aen soo veel onnoosel Bloedt, dat het selvige op hem noch gewroken soude wor- den, ende scheyden so van hem af: zeylden verby het Staten-Eyland door de Hoofd naer de Sant-punct toe, alwaer wij twee dagen bleven leggen door contrarie Windt, ende haelden alle daghen wat blauwe Pruymen die daer in overvloedt zijn, wassen daer in 't wild uit de natuer.

Den 1 1 dito lichten wy ons Ancker van de Sant-punct om nae de Vergienjes te zeylen, met een N. W. Windt en een opper-wah).

Den T2 dito teghens den daghe liep de Windt van de Z. O. recht op een leger-wal, en begost hart te wayen, ende waren op twaelf vaem Waters : doen 't dagh wierde vraeghde my de Schipper ofte ick ver- kent was ? Ick sprack wy moesten op acht a negen vaem loopen, dan kanmen het Landt best kennen, maer hy was voor de wal bevreest alsoo hy hier noyt geweest waer. Eyndelijck liepen op vlacken [184.] Water, doen vraeghde hy my ofte ick het Landt kende ? ick sprack van jae, ende ick sach dat wy neffens Caep de Mey waren voor de Zuyd-Rivier. Doen vraeghde hy my ofte wy daer nu niet recht toe recht aen konde in zeylen ? Ick sprack van neen, alsoo 't vol Bancken leyt over en over, dat wy aende Z. West-kant in moeten; doen wierp hy eens het Loot en wierp vier vaem, waer hij in verschoot : Doen sprack ick teghens hem dat hy het Loot neer leggen moeste, want het nu op mijn kennis daer in moest, ende dat het hier heel banckigh is. Doen wy nu by Cape de Hinloopen quamen in 't diep, doen sprack ick hy soude nu 't Loot werpen, hier soude hy acht a negen vaem vinden, gelijck hy liep doen de Zuyd-bay in dicht bij de wal in. Doen wy nu by de wal in zeylden, doens sprack hy : Ick hebbe hier over seven weken in dit selvige Vaer-water geweest; ende hier waren Wilden aen Landt en visten : ende ick voer met mijn Schuyt aen Landt en ick sprack Spaens tegen haer, maer sy koste my niet verstaen, en *t is hier vol Bancken, liepen wederom naer Zee toe en voort naer Nieuw-Engelandt toe^) ; doen sprack ick tegens de Schip- per : Hadde ghy de Wildse spraeck gekent gelijck ickse kende, ghy soudt niet naer Nieuw-Engelandt gezeyld hebben, ende dit Landt is genaemt Swanendael, en dese Wilden hebben my een beginsel

1) Wal aan de zijde van den wind.

2) Tot zoover de schipper.

2;2

1643 van een CoUonie om den hals gebracht Anno 1630 ; hadde ghy met "'haer konnen spreken, sy souden u de Rivier op-ghebracht hebben by de Sweden ofte by ons Volck, die souden u als dan wel onder- recht hebben dat ghy de Vergienjes verby waert. Voort soo hebbe ick de Bay opghezeyld West ten Noorden aen langhs de West-wal, quamen tegens den avondt voor de Rivier by het Ruyge-Bosjen toe, daer setten 't wy op vier vaem steckgrond, ende smorgens lichten wy ons Ancker den 13 dito en zeylden verby het Rieden-Eyland, ende quamen ontrent de Verekens-Kil, ende daer wierden een Fort- jen ghemaeckt vande Sweden met drie Punten, schooten naer ons dat wy onse Vlagge strijcken soude : doen vraegde my de Schipper ofte hy strijcken soude ? ick antwoorden hem : Dat icker met een Schip was dat my aenginck ick soude niet strijcken, door dien ick een Patroon ben in Nieuw-Nederlandt, ende de Sweden een Volck- jen zijn die hier in komen vallen in onse Rivier : maer ghy komt hier door contrarie Windt ende soeckt met haer te handelen, daerom past het best dat ghy stryckt. Doen streeck de Schipper sijn Vlagge, ende daer quam een Schuytjen van 't Sweetse Fort af met eenige Sweden daer in, vraeghde de Schipper wat hij geladen hadde ? sprack Maderese- Wijnen : ende wy vra egden haer ofte haer Governeur in *t Fort was ? sy antwoorden van neen, dat hij aen het derde Fort was, bedi) de Rivier op, daer wy naer toe zeylden, daer wy ontrent vier uren naer den Noen arriveerden, ende quamen daer by de Go- verneur die ons verwellekomde, was ghenaemt Capiteyn Prins, een kloeck Man van postuer die over de vier-hondert pondt woeg : vraegde Schipper ofte hy in dese Rivier meer geweest was ? sprack van neen, hoe hyder dan in ghekomen was daer soo vol Bancken lagh ? doen wees hy op my dat ick hem daer in ghebracht hadde : Doen sprack de Koopman vande Governeur die my kende, die aen *t Fort Amsterdam wel geweest was, dat ick een Patroon was van Swanendael in 't inkomen vande Bay, dat Anno 1630 door de Wil- den verdestruweert was, doen men noch van geen Sweden en wisten op dese Rivier. Doen liet hy een sil veren Kan komen, daer hy de Schip- per mede verhessen^) moest met Luyps3) Bier, ende liet een groote Roemer met Rinsse-Wijn komen dien hy my brocht, ende de Schip- per verhandelde eenige Wijnen en Confijturen met hem voor Pelte- rijen, als Beever-vellen, en lagen alhier vyf daeghen door contrarie

1) Verder.

2) Hd. verAeissen, welkom toedrinken.

3) Lubecksch.

273

windt : Ende ik voer eens naer het Fort Nassou toe, dat een mijl 1643 hooger de Rivier op lach, daer de West-Indiesche Companies Volck [185.] in was, daer ick een halve dagh tardeerde, ende nam weder mijn af- scheydt van haer, ende quam savonts weder by de Governeur vande Zweedt. Den 19 dito voer ick met de Governeur weder de Rivier af naer de Minckquas-Kil toe, daer haer eerste Fort was, met eenighe Huysen daer in, daer sy haer handel dreven met de Minckquas- Wilde; ons Schip quam mede de Rivier af. In dit Fortjen lagen eenige ysere Stucken, hier was ick 's nachts by de Governeur, die my wel tracteerden, en smorgens lagh het Schip voor de Minckquas- Kil, ende nam mijn afscheydt vande Governeur, die my aen Boort geleyden, gaven hem eenige Eer-schooten, scheyden aldus van hem, lichten ons Ancker ende gongen 't zeyl, en quamen weder by 't eer- ste Fort, lieten daer weder 't Ancker vallen, ende voeren aen Landt in 't Fort, dat noch niet heel volmaeckt was, worden die Engelse wijs gemaeckt, met drie Punten dicht op de kant vande Rivier, ende daer laghen ses a acht Metalen Stucken op van twaelf pond ysers. Hier vermangelde de Schipper oock eenige Wijnen voor Beevers- vellen.

Den 20 October namen ons afscheydt van *t leste Fort ofte eerste in 't op-zeylen van de Rivier genaemt Elsenburgi) (haer tweede Fort van de Zweede is genaemt 't Fort Christiaen, het derde Nieuw-Got- tenburg), ende lichten ons Ancker ende gingen onder zeyl de Rivier af, quamen 'snamiddaegs weder by Caep Hinloopen, en zeylden in Zee, setten onse coers langhs de wal Z.W. aen, ende wel soo Zuyde- lijck voor eerst.

Den 21 dito arriveerde wy inde Vergienjes, ende setten 't voorby 't Fort inde bocht van Kicketan, alwaer de Schipper vernam na sijn Factoor daer hy aen verschreven was, die datelijck aen Boort quam, ende ordonneerden dat hy moest zeylen met sijn Wijnen de Rivier op voor Jems-Ton, daer de Governeur sijn residentie houdt. Den 22 dito arriveerde wy voor Jems-Ton, ofte in onse sprake gheseyd JacobStadt, naer d'oude Coninck^^) genaemt: ende ick gonck met de Schipper by de Governeur, dien hem vraeghde waer hy van daen quam, en wat Ladinge hy mede brachte? Verhaelde dat hy verschre- ven was aen een Factoor, sijn Wijnen op voorkoop verkocht hadde: soo stonden daer eenige Engelse die my kende, dat ick wel meer inde Vergienjes geweest waer, by tijden van andere Governeurs, en dat

i) Helsingborg. s) Jacobus I.

18

274

1043 ick de Capiteyn was die Anno 1635 doen de Tortuges afgeloopen ^^*" ^' wierde achter 't Eyland Spaniola, dat ick doen vijftigh Engelse haer leven ghesalveert hadde, die in Zee swurven sonder qualijck kost te hebben, sonder mijn bergen souden vergaen hebben, ende ick brachtse inde Vergienjes, daerder noch wel van in 't leven waren: Dit verhaeldense tegens de Governeur, ende alhoewel seydense^) dat ick niet sprack, ende daer een was die de Schipper vertoUickte, soo sprakense teghens de Governeur dat ick wel goet Engels koste spre- ken, al sweegh ick stil. Ten laetsten vraeghde my de Governeur wat ick daer quam maecken, alsoo hy verstaen hadde dat ick daer by andere Governeurs tijden wel met mijn Schepen geweest waer ? Ick gaf hem tot antwoord, dat ick aende Duytse 2) Plantasie hadde be- ginnen een Colonie te maecken, op het Staten Eylandt, maer was door toehalen vande Governeur (die den Oorlogh sochte met de Wilde) verdestruweert, soo dat hier quam om passagie te soecken na Londen, ende voort na mijn Patria : gaf my tot antwoord ick moest hier te Winter blijven, tot dat de Schepen in 't Voorjaer met de Ta- back wech voeren, ende soude my op een goet Schip bestellen daer ick wel getracteert soude worden, maer ick moest by hem so langh blijven, ick soud' 't soo goet hebben als hy, want ick was een Man [186.] die de Wereldt gesien hadde, ende over al Commande ghevoert, ende hadde veel van my hooren spreken al eer ick nu in 't Landt quam, dat ick haer Natie wel getracteert hadde, ende dat hy om dies wille my oock wel tracteeren wilde, ende soude gheselschap aen my te Winter hebben, also hy een Vryer was die geselschap van doen hadde : dese Governeur was ghenaemt Ser Willem Bertellet 3), een Edelman. Ick bedanckte hem voor sijn goede presentatie, sprack dat ick belooft hadde de Schipper wat behulpigh te wesen, die hier noyt gheweest was, maer ick soude hem altemet wel een dagh vier a vijf komen versoeken '^), gelijck ick oock dede. Voeren vorders met het Schip na Floride s), hondert seven mijl de Rivier hoogher op, aldaer wy een partye Wijnen losten, ende ick gonck dagelijcks van d' eene Plantagie tot d'ander, tot dat de Schepen klaer gemaeckt worden ende haer Ladinghe van Taback hadde. Sach alhier d'Engelse haer

i) Dit woord denke men zich tusschen haakjes.

2) Nederlandsche. De geheele uitdrukking wil zooveel zeggen als: „de Neder- landsche volkplanting" (Nieuw-Nederland).

3) Sir William Berkeley.

4) Bezoeken.

5) Een bijrivier stroomopwaarts vind ik op oude Engelsche kaarten gemerkt met Flower Creek.

Bh. 256 en 2^4

275 oude manieren, altemet haer Dienaers verspeelen ; sach ook hier een ^643

Oct 21

[187.] Wild met een Wildin van dese contrarie i), diese noemde Saske An- neecks^), gekleedt als dese Figuer uytwijst : Ende ick altemets haer Plantagies besichtigende, bevondt datse de Landen die met Taback plante uyt-ghepuert hadde, het selve nu met schoone Tarruwe be- zeyden, ende eenighe met Vlas ; dit selve soudmen in Nieuw-Ne- derlandt oock konnen doen : Ende hier lagen nu wel in de dertig Schepen met 24 a 28, a 1 8 Stucken, met noch vier Hollandse Schepen, dat alhier alle Jaren een groote Handelinge maeckt. Dit selvige soude in Nieuw-Nederlandt oock konnen gedaen worden, want het al een soort van Taback is dat hier valt, ende in Nieuw-Nederlandt, by namen inde Zuyd-Ravier, dat niet differeert, ende soude oock alle Jaren een twintigh Schepen (metter tijdt) konnen gebruycken op Nieuw-Nederlandt, ende metter tijdt soudmer Koorn-Schepen oock van daen halen, ende Hennip en Vlas, ende daer en manckeert niet aen als Volck te brenghen, want het Landt op dese Kust heel vrucht- baer is : ende daer diende oock ordre gestelt dat de Blaed-Taback alhier verbode wierde, die d'Engelse alhier brengen, ghelijck d'En- gelse in haer Landt doen, dat geen vreemde Schepen daer Taback moghen brenghen, soo soude Nieuw-Nederlandt wel haestfloreeren: want ofse nu al op Nieuw-Nederlandt voeren, dat daer een a twee Tonne-Gouds 's jaerlijcks aen Pelterij van daen komt, of qua- lijck soo veel, daer de Companie altoos jaloers d'een tegens dander om is gheweest, is niet de pijne waert om onder een Companie te staen, want die daer groote kosten op deden : maer een vry Landt zijnde ghelijck inde Engelse Vergienjes, elck voor sijn eyghen Natie, ende alles door arbeydt uyt de Grond ofte Aerdrijck treckt, dat soude Millioenen randeren, ende te met een ghepeupleert Landt krij- gen, daer men geen Cargasoenen toe hoeft om uyt de Grondt de Vrucht te trecken, ghelijckmen om de Pelterije doet : Dit soude van 't Labeur komen, ghelijck alles uyt Oost-Landt 3) gehaelt wordt ende andere Landen van Koorn, Hennip, ende Vlas, ende soude al metter tijdt een volckrijck Landt maecken : Ende als wy weder met ons Erf-Vyandt de Coninck van Spanjen in Oorlog geraeckten, soudmen hem uyt dit Landt in sijn West-Indies groote afbreuck konnen doen. want men hier van daen in veerthien dagen en drie weken kan in West- Indien zeylen, daermen altemet drie a vier Maenden in Texel leyt ;

1) Wanvorm. Bedoeld is contreye.

2) Susquehanna's.

3) De Oostzeelanden.

2/6

1643 hier kanmen altoos voortkomen, ende men hebben hier alle gelegent- heyd om de Schepen schoon te maecken, ende te vertimmeren ende te victalieeren in Nieuw-Nederlandt. Anno 1644. Den 10 April, alsoo ick nu mijn meeste tijd omgebracht hadde vande Winter, altemet de Rivier op ende neder ghevaren, soo ben ick van boven de Rivier weder afghedreven, tot Jems-Toin toe ofte Jacob-Stad, by de Governeur, om hem van alle vriendschap (die ick by hem vande Winter genooten hadde) te bedancken : ende daer lach een braef Schip met acht-en-twintig Stucken, daer hy my aen recommandeerde aende Capiteyn, om met hem over te varen, de- wel cke antwoorde dat de Cajuyt tot mijnen besten was, ick soude mijn Goed aen sijn Boort laten brengen. In 't afvaren naer Jems- Toin toe, dat ick met een sloep afvoer, so spronger een Steur uytte Rivier inde Sloep dat wy verschooten, ende was wel acht voeten lanck. Dese Rivier is vol Steur, oock de twee Rivieren van Nieuw- Nederlandt. Doen de Engelse haer Collonie alhier eerst begonnen te planten, soo quam alhier een Schip uyt Engeland, om de Vis- scherije van Steur te vangen, maer bevonden dat dito Visscherije onbequaem hier was, doordien het hier al te heet is Somers, alst de principaelste tijdt is om te visschen, wantse het Sout ofte Pekel niet vatten en wil gelijcken in Moskovien, daer de Engelse veel Steur van daen halen, maer daer ist kouder Climaet als de Vergienjes.

Den 1 3 dito nam ick mijn afscheydt vande Governeur, dien ick van alles bedanckten, ende dreef de Rivier af tot Blanck-Point toe, daer lagh een groote Fluyt met twaelf Stucken van Brustol van daen, ende daer quamen twee Londenaers de Rivier af drijven, meynde dese Fluyt van Brustol te nemen, door dien Brustol Co- nincks was ende de Londenaers Parlements, so gonck daer een hart gevecht aen ; de Fluyt zeylde inde Kil van Blanck-Point, ende de Londenaers konde hem op gheen paer Moskets schooten naderen, door dien haer Schepen grond raeckten en te diep gonghen, soo hebbense malkanderen met Grof-geschut wat schadeloos gemaeckt, ende eenigh Volck dood-geschoten, ende hielden op den avondt op van schieten. Wy raeckten savondts aen een van de Londenaers Schepen aen Boort, dewelcke nu niet dorsten aen Landt komen, door dien de Governeur voor de Coninck hiel en alle 't Land- Volck. Dese twee Schepen mosten sonder Taback naer Londen toe, gongen met ons in Companie, ende ick was 's nachts in een van dese Londe- naers, en smorgens voer ick naer Blanck-Point inde Kil, ende voeren aen Boort vande Fluyt van Brust, was weynigh beschadight vande

277

twee Schepen, maer hadde een Man verlooren dat een Planter was 1644 van 't Landt, die daer ghekomen was om eenigh Goedt te koopen. ^^"^ '^' Doen wy dit besichtet hadde voeren aen Blanck-Point aen Landt, alwaer een Capiteyn woont dewelcke een Raedt van 't Landt is, en houdt alle weecken een Recht-dagh, heeft dan drie a vier Personen, ofte van sijn Raden neffens hem sitten, daer dan alles verrecht wert van Schulden ofte Weer-schulden, ende die de Condonasie^) niet en behaegt die daer gesproken wert, die appelleert te Jems-Toin daer alle Maenden Recht-dagh gehouden werdt, voor de Governeur die daer presideert, soo komen daer alle de Capiteyne van 't Landt dat de Rechters zijn, en alle twee a drie mijlen hebje een Capiteyn, naer dat de plaetsen gepeupeleert zijn. Doen ick 's nachts alhier by dese Capiteyn vernacht hadde, die genaemt was Capiteyn Mattheus, was alhier de eersten die de Vergienjes hadde beginnen te helpen peupe- leeren. Ende alhoewel dat de Vergienjes soo ongesond is, nochtans wasser noch thien a elf-duysent Man als Vrouwen in 't Landt.

Den 15 April nam ick mijn afscheydt van dese Capiteyn, die my een goet Vriendt was, daer ick voormaels goede Correspondentie mede gehouden hadde, daer de Engelse seer bequaem toe zijn om goet cier met haer te maken, maer niet om te handelen, en meught wel toe-sien als ghy met haer handelt, dat altoos Pieter by Paulus is, ofte sullen u met de staert slaen, want als sy yemand bedriegen konnen, houden 't voor een Romeyn-stuck onder haer, seggen in haer spraeck, hy pleyde hem een Engels strick^), dan hebbense haer wel gehad. Naer dat ick mijn afscheydt genomen hadde, gonck ick soetjens wandelen na Nieupoort, daer 't Engels Schip lagh ende haelde Water, een Schip met acht-en-twintigh Stucken. Als ick nu op den wegh was, soo wierden 't heel mistigh in Bosch daer ick liep, ende konde geen Son sien, soo ontmoeten my daer twee Wegen, [189.] wiste niet welcke dat ick volgen soude, eyndelijck volgde ick de groot- ste Wegh, die welcke my leyden aen een vars Water, dat viera vijf- hondert treden in 't rondt was, omtrent vijf a ses voet diep, ende daer liep een Dijck dwars over van vijftigh treden, en omtrent ses voet breed, was van een Beest ghemaeckt 't welk men een Beever noemt, ende was met staken inde grondt geset, die so dick waren als mijn arm, ende daer tacken en aerde daer tusschen in gebracht, ofte het met Menschen handen gedaen waer. De Boomen stonden daer noch daer dit Beest met sijn Tanden de Tacken of-ghesaeght hadde,

i) Condemnatie.

2) „He played him an English trick".

278

i644 tis wonder om sien, dat sulcken Beest soo een Dijck kan maecken Apri 15. ^j^ y^ Water op te houwen, dat het hem by de Somer niet ontloopt : dat noch wonder was om sien, so had dit Beest op de kant van dese Poel een Huysjen gemaeckt, op de manier van een Bykorf, omtrent een en een half vaem hoogh, met drie Solders, en als het Water van dese Poel by Winter wies, dat hy dan op de hooghste Solder hem verberghde, ende was met acht ofte thien gaten : alsse hem wilde besetten alsse in haer Huysjens zijn, zoo hebbense gaten datse in 't Water weten te komen, 't zy aen wat kant datjese wilt besetten, so weten syder uyt te komen. Dese Beesten zijn goet eten, smaken als Lams-vleys, ick hebber diverse malen af gegeten. lek vorderde mijn Wegh ende liep al dwalende in 't Bosch, ende was benaut dat ick door de Mist mijn wegh ghemist hadde, ende dit Beevers-pad my verleyd hadde, en den avondt quam op handen : eyndelijck soo sien ick van varde een oude Boom branden, daer ick by quam, leeck vande Wilden aen brandt gesteken te wesen, gelijcke de Wilden in Nieu-Nederlandt doen, by alle Fonteyne oude Bomen in brandt vindt : Soo gonck ick by dese Fonteyn wat sitten rusten, ende leyden mijn Oor op de Grondt neder, te luysteren ofte ick geen gewag hoor- de van Menschen ofte kloppen, konde niet hooren, soo gonck ick sitten en dronck een pijp Taback, en dronck een dronck Waters toe, dat my soo wel smaeckten ofte ick de beste dranck gedroncken hadde : ende ick vond hier Water-kars die in dese Fonteyn in 't wild wies, daer ick wat van at ende verfroyde my 't hert wat : doen hoorde ick een groot gedruys dat ick begon te verschieten, alsoo de nacht aenquam, soo keeck iek naer de weegh daer 't gedruys van daen quam, en so sach ick wel dertigh a veertig Harten komen hart aenloopen na my toe, quamen na dese Fonteyn om te drincken, lie- pen my meest op 't lijf al eer sy my gewaer wierden, ende het begon op te klaren dat ick de Son zagh, doen wierde ick gewaer dat ick al van de Man af i) gheloopen hadde, nam doen mijn koers op de Son, en omtrent een half uyr geloopen hebbende, gonck de Son onder ende was seer verlegen, eyndelijck hoorde ick een Hont blaffen en liep op 't gheluyt aen, quam als doen by een Kil daer een Engels Huys stondt, daerse Schuyten timmerden, en daer was een Tim- merman die my over de Kil haelden, ende hiete my wellekom, was bly dat hy my in sijn Huys hadde, alsoo ick hem over eenighe Jaren (in mijn Schip wesende) wel getracteert hadde, ende hy hoopte my

1) Van de bewoonde wereld af.

279

nu ook te tracteeren, doode dadelijck een Kalkoen met eenige Hoen- 1644 deren, ick docht dit sal beter Avondmael wesen, ofte ick te nacht ^^"* *^* in 't Bosch op genade van Wolven ende Beeren haddeghelegen, dat sonder Geweer, soo gonck ick hem mijn avontuer verhalen : Ick sprack, door dien datter gheen Son was ende het grootste Pad ge- volght hadde, waer ick verleyd ende hadde hetBeevcrs-padgcvolght; hy seyde dat is voorby wy soude goetsier maecken, hy soudc my smorghens een Gidde ^) geven die my aende groote Rivier brochte, [190.] ende soude met het leeg Water langhs de Rivier loopen, soo konde ick niet dwalen. Smorgens hebbc ick mijn afscheydt genomen van desen Engelsman, die my wel getracteert hadde, ende hem bedan- ckende voor sijn goed tractement, ende gonck doen de Rivier langs tot Nieuw-ports Nuw toe, daer de Schepen altemael klaer lagen met haer elven, de minste gemonteert van 28 Stucken tot 18, ende gon- gen van dien selvigen avondt noch naer Kiketan toe by 't Fort leggen.

Den 18 dito hebben wy Ancker ghelicht met de geheele Vloot, ende onder zeyl gegaen. Den eersten May hebben wy grond gewor- pen op 80 vaem Sant-grondt, op de Banck die dwars naer 't Westen van Yerlandt streckt, begosten doen dagelijcks stilte te krijgen. Den 2 May kregen wy Engelandt in 't ghesichte, ende ontmoette ons veerthien Engelse Parlement-Schepen, maeckten ons lustig klaer om met ons elven daer tegens te slaen, meynende dat het Conincks-Sche- pen waren, maer daer by komende waren 't allegaer Vrienden, ende dreven met den anderen in stilten, en liepen soo al langs de Engelse Kust, ende arriveerden den laetsten May in Duyns, enicktardeerde alhier acht a thien dagen, ende kost de schooten hooren die daer voor Grevelinghen geschooten worde, dat de Coninck van Vranck- rijck belegert hadde^). Den 15 Junij vertrock ick van Duyns na de Maes, ende arriveerden den 16 dito smorgens in Goeree, alwaer ick een Wagen huerden dewelcke my bracht op den Briel, ende den 17 smorgens arriveerde ick te Rotterdam, alwaer ick een dag a twee ghetardeert hebbe, ende arriveerde den 21 Junij Anno 1644 (door de genade des Almachtigen Godts) hier binnen mijn VaderlijckeStadt van Hoorn, alwaer ick een twee-hondert Jaer uyt gesproten ben van mijn Vaders kant, ende [uyt] Amsterdam van mijn Moeders zijde, ende quam omtrent de Kloek drie uren thuys, waer van onsen Godt moet eeuwighlijck ghepresen zijn, dat hy my na sulken lange ver-

i) Gids.

2) Wagenaar XI, 366.

28o

1644 drietige Reysen, ende naer veel perijckel van Wilde Heydense Men- J"^' ^^' schen, weder in mijn Vaderlandt gebracht heeft.

Alsoo ick onder de Vlagge van dat noble Duytsche Bloedt Nas- souwen, ende de Edele Prince van Orange, dat ick louderen moet, dat naest God de Vryheden van ons Vaderlandt bevochten heeft, ende goed ende bloed daer by opgeset, dat met Orange, Blanck & Blaeu, Vive legues in 't Veld,

Hebben wy die Spaense Tyrannie met haer Inquisitie geveld : Door Nassou en Orangies Deegen, Gaf Godt de Nederlanden de

Zeegen ; Nu is Orange doodt, En laet ons inde noot, Godt wil dat jonge Spruytjen van Orangie laten groeyen, Ende

bloeyen. Tot voorstand van ons Nederland, Seer valiant. Want hy is de Edelste hoogh-geboren Hooft-Ingelandt, In ons Va- derlandt. Twist, hoverdy, en overdaet, Doetdat geen Rijck seer lange staet.

25l9btat|5Er>

^Iatilntj5er.

A.

Abrolhos, ondiepten op de Brazi- liaansche kust, 88, 89.

Achter Kol, inham achter Pa- vonia, (thans Newark Bay), 258.

Adriaensz (Marijn), burger van Nieuw-Amsterdam, 263.

Ageng, soesoehoenan van Mata- ram, 132.

Albanië, 8.

Alderney, 82.

Algiers, 30, 34.

Alicante, 16, 17, 31, 32, 37.

Allematten, zie Guardamar.

Almazzaron, plaats op de Spaan- sche kust bewesten Cartagena, 29, 30.

Alva, (hertog van) herdacht, 265.

Ambès, aan de samenvloeiing van Garonne en Dordogne, 72.

Amboina, 107, 108, 113.

Amsterdam (beurs van), aange- haald ter vergelijking van de grootte van een plein in Voor- Indië, 125.

Amsterdam (Fort) in Nieuw-Ne- derland, 165, 170, 173, 217, 222, 235, 245, 247, 249,

253» 259, 262, 264, 266,

269, 272. Anguilla, eiland in West-Indië,

230. Anjer in Straat Soenda, 105, 127. Arecuna's, volksstam in Guyana,

193- Argenton, eiland in de Gironde,

71.

Ariaen, kapitein eener compagnie soldaten in dienst der O. I. C,

115. Arles, 52—54.

Armewamem, volksstam op den linkeroever der Delaware, 159.

Arminianen, door de Vries veraf- schuwd, 3, 4, 49.

Arowakken, volksstam in Guyana, 197, 204— '05.

Arrawicari, opperhoofd in het land van Cayenne, 193, 202,

Arundel in Engeland, 224.

AvEiRO, haven in Portugal, 26.

Aves, eiland in West-Indië be- westen Dominica, 209.

Aves-eilanden in West-Indië, bij Bonaire, 212.

Avignon, 54, 55.

284

B.

Backer, Zeeuwsch kaperkapitein,

182. Baert (Salomon), koopman op de

O. I. retour vloot, 134. Baix-sur-Baix, dorp aan de Rhóne,

55. Banda, 107, 113.

Bantam, 106, 108, iio '12,114,

131, ^33' Bantry Bay, baai in Ierland, 76. Barbados, eiland in West-Indië,

208. Barende Gat, inham op de kust

van New Jersey, 173. Barnstaple, haven in het kanaal

van Bristol, 137. Baskens, zie Biscayers. Batavia, 96, 97, loi, 107 '09,

113— M, 116, 127, 129, 132. Bauraxa, veldoverste van Mata-

ram, 117. Bayonne, 69. Beaucaire, stadje aan de Rhóne,

54-

Beemster (de), met den omvang van een berg in Voor-In dië vergeleken, 126.

Begijn (Jan de), schipper van Rotterdam, 180.

Belcum (Aris Roemersz. van), ma- troos op het schip van de Vries, overlijdt, 92.

Bengalen, 118, 124.

Benienim, schipper van Amster- dam, 70.

Beren-eiland in de Hudson-rivier, 236.

BERGANgoN, kasteel tegenover de Hyères-eilanden, 39, 44, 46.

Berkeley (Sir William), gouver- neur van Virginië, 274, 276.

Bermuda's (de), 154, 231.

Bequia, eiland in West-Indië, 208, 211.

BiCKER (Jan), patroon eener volk- planting op de kust van Guyana, 187.

Bimilipatnam op de kust van Choromandel, 119.

Biscayers, visschers en zeeroovers, 25, 26, 69, 140, 142, 172, 214.

Blank Point aan de James-rivier in Virginië, 168, 170, 219, 276 '77.

Blavet, rivier en haven in Frank- rijk, 69.

Blaye aan de Gironde, 71.

Blenck (Jacob), schipper van Rot- terdam, 269.

Block, kapitein van een oorlogs- schip der Staten, 182.

Bloemaert (Samuel), bewindheb- ber der W. I. C, patroon in Nieuw-Nederland, 147, 236, 247.

Boinoeyt (Pierre Jean), koopman te Amsterdam, reeder van de Vries, 19, 61.

Bonaire, eiland in West-Indië, 212.

BoNCK (Hendrik), schipper in de Middellandsche Zee, 36, 38.

Bontius (Jacobus), geneesheer in dienst der O. I. C, 88.

Bordeaux, 69 71.

Bossu (Graaf van), de zeeslag tegen hem herdacht, 70.

Bouillon (Godfried van) herdacht,

58.

BOURGES, 62.

Brazilië, 85, 182.

Bristol, 75, 76, 85, 276. Ka- naal van Bristol of Verkeerde Kanaal, 136 '38, 141.

Bronkhorst (van), assistent in dienst der O. I. C, 135.

BucKiNGHAM (hertog van) gun-

285

steling van Karel I van En- geland, 76.

BuDUA, haven aan de kust van Dalmatië, 7.

BuENA Vista, een der Kaapver- dische eilanden, 185.

BuRRiT (Lesse), schipper van Hoorn, 35.

C.

Cabo Calongia op Haïti, 212. Cabo de Gata op de Spaansche

kust voorbij Almeria, 6. Cabo de la Mola op Menorca,

6, 27, 29, 43. Cabo de St.- Martin tusschen

Alicante en Valencia, 37. Cabo la Vela op de kust van

Venezuela, 209. Cabo Verde op de westkust van

Afrika, 210. Cadix, 27.

Caicos (de), de zuidelijkste eilan- den der Bahama- groep, 216. Caimites (de), eilandjes op de kust

van Haïti, 213— '14. Canada, 67, 68, 69, 148, 174. Canarische eilanden, 149, 189. Cape Charles aan de invaart der

Chesapeake-baai, 166, 171. Cape Henry aan de invaart der

Chesapeake-baai, 166, 171. Cape Lizard, 19, 83, 181. Cape Race op Newfoundland, 25. Cape Wrath in Schotland, 143. Caplin Bay op Newfoundland, 25, Capo di Faro aan de invaart der

straat van Messina, 7. Caraïben, 194 207, 211. Carpentier (Pieter de), gouver- neur-generaal van Ned.-Indië,

109, 140. Carreparre op de kust van Orissa,

124.

Cartagena in Spaansch-Amerika, 222.

Cartagena in Spanje, 30, 33.

Casquettes (de), 229.

Castle Island in de Hudson- ri- vier, 236, 238.

Catalonië, 38.

Cats, kapitein der Amsterdam- sche admiraliteit, 62.

Cayenne en eiland van Cayenne, 190 '92, 202, 224.

Cephalonia, 7, 15. Klein Ce- phalonia of Ithaca, 7, 13.

Ceram, 107.

Ceulen (Matthijs van), patroon der kolonie aan de Delaware,

147. Ceylon, 118, 128.

CHaTiLLON aan de Gironde, 70.

Chicacol op de kust van Orissa,

119, 122, 125. Choromandel (kust van), 86, 108,

iio, 112, 118, 127, 130, 132,

139, 194-

Christiaen (fort) in Nieuw-Zwe- den, 273.

Clayborne (William), „kapitein" der Engelschen op Isle of Kent in de Chesapeake-baai, 171.

Clermont bij Bordeaux, 71, 72.

Coen (Jan Pietersz.), gouverneur- generaal van Ned.-Indié, 81, 84 86, 88 90, 93, 112 '17, 127, 132. Zijne vrouw : 117, 132.

Coligny (Gaspard de), graaf van Chatillon, gouverneur van Ai- gues-Martes, 52.

CoLPijN (Daniël), koopman te Am- sterdam, reeder van de Vries, 19, 61.

COLUMBUS, 229.

C0MMEWIJNE (de), rivier in Guyana, 206.

286

CoMPAEN (Klaes), zeeroover, 98.

CoNNECTicuT (de) of Versche Ri- vier in Nieuw- Nederland, 231 '32. 234.

CONSTANTINOPEL, 40,

CoRANTijN (de), rivier in Guyana,

207. CoRLAER (Arent van), factor te

Rensselaerswijk, 241. CoRLAER (Jacob van), ingezetene

van Nieuw-Nederland, 223,

263, 265. Corlaer's Hoeck,

265. CoRvo, een der Azoren, 179, 180. CowES op het eiland Wight, 149. Crosshaven in Ierland, 76. CuNAMA, plaatsnaam aan de Maro-

wijne, 205. CuRAQAO, 209, 212.

D.

Damen (Jan Jansz.), ingezetene

van Nieuw-Nederland, 250,

263. Dammisz. (Cornelis), schipper van

Schiedam, 29. Danckeras [?], kapitein van een

oorlogsschip der Staten, 182. Danskamer (de), plaatsnaam aan

de Hudson-rivier, 236, 245. Dassen-eiland aan de Kaap de

Goede Hoop, 95. Delaware (de) of Zuid-Rivier in

Nieuw-Nederland, 147 '48,

154, 157, 160— '61, 165, 169,

219, 222, 231, 248, 251, 263,

271, 275. Delaware (Lord), 168 '69. Demerary (de), rivier in Guyana,

207. Denen in Voor-Indië, 128, 131. Denijs (Cornelis Hendricksz.),

schipper in dienst der O. I. C.

82.

Deseada, eiland in West-Indië, 229.

Deutelbaai in Nieuw-Nederland,

250. Diemen (Antonio van), Raad van

Indië, 115. DiEPPE, 62, 6^, DioDATO, Italiaansch koopman te

Lyon, 58. Dirk Harïogh's Reede in Austra- lië, 102. DjAMBi, 108 '10, 132. Dominica, eiland in West-Indië,

150, 109. Dorp (Willem van), admiraal, 73

75, 181— '82. DoRREVELDT (Pieter Barentsz.),

stuurman van de Vries, 18. DouwENSz (Volkert), schipper van

Stavoren, 31. Dover, 62, 102, 182, 224. Dublin, 142. Duinkerkers, 6, 77, 142, 147,

180 '83, 229, 248. DuiNs (reede van), 182, 279. Duivels-eilanden in de buurt van

Cayenne, 190. Duyvel, kapitein van een Spaansch

oorlogsschip, 34, 35. Dwars-in-den-Weg, eiland in

Straat Soenda, 105. Dijck (Gijsbert van), posthouder

aan de Versche Rivier in

Nieuw-Nederland, 233. Dijck (Hendrick van), vaandrig

in Nieuw-Nederland, 251.

E.

Eddystone, 5.

Eelkes (Jacob), gewezen posthou- der op fort Oranje in Nieuw- Nederland, 174— '75.

Eendrachtsland in Australië, 102.

Elba, 15.

28;

Elisabeth's Rivier in Virginië, 167.

Enfant Perdu (1'), klip in de buurt van Cayenne, 191, 192, 202.

Engelschen op de kust van New- foundland, 25; aan de Kaap de Goede Hoop, 95 ; in Oost- Indië, iio '12, i27;inWest- Indië 153, 213 '14; in Vir- ginië, 167 '72, 219 *2o, 273 '79; in Nieuw-Nederland 174 '75; in Guyana, 206; aan de Connecticut, 232 '34.

Esopus aan de Hudson-rivier, 236,

245- Essequebo, rivier in Guyana, 208.

Etna, 15.

Evertsen (Jan), kapitein, later admiraal der Zeeuwsche admi- raliteit, 6, 182.

Eyerhaven (Egg Harbor) op de kust van New-Jersey, 173.

F.

Fairlight tusschen Rye en Has-

tings, 188. Fair Island halverwege tusschen

de Orcadische en de Shetland-

eilanden, 144. Falmouth, 73, 139— '40, 181. Farilhoes, eilandengroep bewes-

ten de kust van Portugal, 83. Femmesz (Dirck), schipper van

Hoorn, 151. Fernando Noronha, eiland bij

Kaap San Roque (Brazilië), 93. Ferrelandt, plaatsnaam op New-

foundland, 25. Flores, een der Azoren, 180. Floride (Flower Creek) aan de

James-rivier in Virginië, 274. Floris V herdacht, 223. Foran (Jacques), admiraal der

Hugenooten, 71.

Fox, Engelsch scheepskapitein, 27. Franckfort (Capiteyn), kaper uit

Vlissingen, 179. Franschen op de kust van New-

foundland, 26; in West-Indië,

151 '52, 210; in Guyana, 204

'05; in Canada, 241. Fransz. (Cornelis) van Hoorn,

schipper in dienst der O. I.

Compagnie, 118. Frederik Hendrik, prins van

Oranje, 81. FuLLAND, plaatsnaam van onzekere

beteekenis, 14.

a.

Ganges (de), 124.

Gardiner, schipper van Londen, 27.

Gardiner (Lion), gouverneur der Engelschen aan de Connecti- cut, 232.

Genua, 6, 16, 39, 42, 61.

Gerritsz (Cornelis) van Hoorn, opperstuurman in dienst der O. I. C, vermoord voor Ban- tam, 106.

Gerritsz (Fem), schipper van Enk- huizen, 52,

Gerritsz (Ocker), schipper van Texel, 14.

Gibraltar, 27.

GoDijN (Samuel), bewindhebber der W. I. C, patroon van kolo- niën in Nieuw-Nederland, 147, 148, 174, 236, 247.

Goegen [?], Engelschman in Vir- ginië, 170.

GoES (Jan van der), posthouder der W. I. C. aan de Essequebo, 208.

GoLCONDA (koning van), 120,124

-'25- GoNAVE, eiland tegenover Port au

Prince op Haïti, 214 '15.

288

GoNDi (Philippe Emanuel de), baron de Montmirail, „général des galères" onder den hertog van Guise, 44 46, 48, 51.

GoNDOMAR (conde de), Spaansch gezant te Londen, 5,

GouTBRANTSZ. (Laurens), boots- man in dienst der O. I. C, 90.

Graaf Ernst Rivier in Nieuw- Nederland, 158.

Greenwich, Engelsche nederzet- ting (Connecticut), 234.

Grenada, eiland in West-Indië, 208,' 211.

Grevelingen, 279.

Grieken, 8, 9, 55, 56.

Grissee op Java, 109.

Groenlandsche Compagnie, 148.

Groot- MoGOL, 124.

Groote Val (The Great Fall), plaatsnaam aan de Hudson- rivier, 223.

Grosthuizen bij Hoorn, 3.

GuADELOUPE, eiland in West-Indië, 150, 209.

GuARDAMAR, kasteel en haven in Spanje, 16, 31, 36.

GUERNSEY, 82.

GuiNEA (kust van), 133. Ge- neesvaarders : 139, 187.

GuiSE (hertog van), „amiral du Levant" onder den koning van Frankrijk, 45 52, 60, 62.

Guyana, zijne rivieren, inboor- lingen, planten en dieren, 187, 189 208, 220.

H.

Haaks (de), zandbank in de Noord- zee, 224.

Hackensack, volks- en plaatsnaam in Nieuw-Nederland, 252 '53, 268.

Haïti, 212— *i 5, 274.

Hamel (Heyndrick), patroon der kolonie aan de Zuid-Rivier,

147.

Harinck (Cornelis), schipper van Amsterdam, 31.

Harmansz. (Aris), scheepvaart- commissaris op Texel, 14.

Hartford, Engelsche nederzetting aan de Connecticut, 233.

Harvey (Sir John), gouverneur van Virginië, 170, 217.

Hasel (Jan van), opperkoopman in dienst der O. I. C, vertaalt den Bijbel in het Javaansch,

Hases (Willem Pietersz.), burge- meester van Hoorn, 3.

Haverstroo, plaatsnaam in Nieuw- Nederland, 236.

Havre de GRaCE, 62, 69.

Haultain (Willem de Zoete, ge- zegd), admiraal, 73.

Haynes (John), gouverneur der Engelschen te Hartford, 233.

Hebriden, 143.

Hein (Piet), 247.

Hellegat, vaarwater in Nieuw- Nederland, 176, 270.

Helsingborg, fort in Nieuw-Zwe- den, 273.

Hendrik IV koning van Frankrijk, 70.

Heyes (Pieter) van Edam, schip- per in dienst bij de stichting van Swanendael, 148.

HiLLEBRANTSZ.(Pieter), schipper 50.

Hoen (Albert Cornelisz. 't), kapi- tein in dienst der admiraliteit van het Noorderkwartier, 17.

Hoerekil aan de Zuid-Rivier, 251, 263.

Holmes (George), Commandeur eener verstrooide Engelsche ne- derzetting op Tortuga, 219.

2^9

Hoorn Arminiaansche troebelen te) 3 ; terugkomst van de Vries te Hoorn, 279.

Horst (van der), zie : Nederhorst.

HouTEBEEN, Hollandsch schipper in West-Indië, 212.

HowTH Head bij Dublin, 142.

HuDDE (Heyndrick), „koopman van de winckel" in Nieuw- Nederland, 223.

HuDSON (Henry), 175.

HUDSON-RIVIER, 165, 169, 175,

235— '36, 275.

HuiSDUiNEN (duinen bij), verge- leken met de hoogte van boo- men in Nieuw-Nederland, 239.

HuYS DE HooPE, fortje aan de Versche Rivier (Connecticut), 232— '34.

Hyères-eilanden in de Middel- landsche Zee, 38, 39, 44.

I.

Ile la Vache bezuiden de west- punt van Haïti, 212.

Ilha de mayo, een der Kaapver- dische eilanden, 82, 85, 87, 98.

Ilha de palma, een der Canari- sche eilanden, 84, 150, 189.

Ilha de Sala, een der Kaapver- dische eilanden, 189.

Ilhas Desertas ten zuidoosten van Madeira, 84.

Indianen, zie de namen der ver- schillende stammen.

Iracoubo, rivier in Guyana, 203.

Irelands Eye, eiland bij Dublin, 142.

Isle of Kant in de Chesapeake- baai, 171.

Italianen, hun wraakgierigheid,

254.

J.

Jacatra, 105.

Jacobsz. (Ouger), oom van de

Vries, scheepsreeder, 37. Jacobus I koning van Engeland,

273- Jacques-eiland in de Zuid-Rivier,

161. Jamaica, 213. Jamestown in Virginië, 167, 171,

273, 276— '77. Jan (don) van Oostenrijk, 13,41. Jansz. (Cornelis), schipper in dienst

der O. I. C, 112. Jansz. (FiHps), jongman, bediende

van de Vries, 218, Jansz. (Gerrit), schipper van Hoorn,

152.

Jansz. (Jan), schipper in dienst der O. I. C., 95.

Jansz. (Michiel), burger van Hoorn, sneuvelt tegen de Turken, 10.

Jansz. (Pieter), schipper van Mon- nikendam, 19.

Jansz. (Reyer), schipper van Oost- huizen, 18.

Jaos, volksstam in Guyana, 194 205.

Japara, 115.

Java ioi, 103— '05.

Jeanbon [?], kapitein eener Fran- sche nederzetting in Guyana, 203, 205.

K.

Kaap Bevesier, 82, 182, 188.

Kaap Finisterre, 18.

Kaap de Goede Hoop, 89—91,

93, 94, 97, 107— '08, 126,

133— '34, 241. Kaap Hatteras, 216. Kaap Hinlopen aan de invaart

der Delaware-baai, 164 '65,

271, 273. Kaap May aan de invaart der

Delaware-baai, 164, 173, 271.

19

290

Kaap St. Nicolaas op de kust

van Haïti, 215. Kaap St. Vincent, 6, 27, Kaap Tiburon op de kust van

Haïti, 212. Kaapverdische eilanden, 189. Ka REL I koning van Engeland, 76. KLastro Moreas aan de golf van

Lepanto, 13. Katskil aan de Hudson-rivier,

236. Kecoughtan, plaatsnaam in Vir-

ginië, 167, 170, 219, 220, 273

279. Keys, benoemd gouverneur van

Ternate, 109. Kieft (Willem), directeur-gene- raal van Nieuw-Nederland, 231,

248— '49, 251, 253, 262— '66,

268— '71. KoECK (Harinck), patroon der

kolonie aan de Zuid-Rivier, T47. Kokos-eiland aan Java's Zuid- '

kust, 105. KooMEN (Jan Jansz.), schipper van

Medemblik, 15. KouROU, rivier in Guyane, 190. Krakatau, 105, 108, 127. Kramer, Hollandsch koopman ge- vestigd te Dublin, 142 '43. Kroock (Pieter), opperkoopman

in dienst der O. I. C, 133. Kroon (Koert), schipper van Delfs-

haven, 56, 57. Kunst, commandeur in dienst der

O.I. C, 109. Kuyten (Pieter met de), schipper

van Amsterdam, 31. Kuyter (Jochem Pietersz.) burger

van Nieuw-Nederland, 235, 250.

L.

La Ciotat, aan de Fransche kust (Middellandsche Zee), 58, 59.

Laet (Jan de), bewindhebber der W. I. C, patroon van koloniën in Nieuw-Nederland, 147, 236,

247- Lafebure (Jacques), gouverneur

van Ternate, 109.

Lange Eiland bij Bantam, 106, 107.

Lange Eiland in Nieuw-Neder- land, 177, 179, 218, 232,263, 266— '68, 270.

La Rochelle, 45, 50, 54, 55, 62,

69. 73» 76.

Le Gouche (Jean), koopman te Marseille, 58, 60.

Lepanto (golf van), 11, 13.

Le Pouzin aan de Rhóne, 55.

LiBOURNE aan de Dordogne, 72.

Liefde (Heyndrick de) van Rot- terdam, neef van de Vries,

155- Liefhebber, kapitein der Rotter-

damsche admiraliteit, later

vice-admiraal van Holland, 69,

181.

Linden (Figoreus van der), schip- per van Rotterdam, 11, 13.

LiTTLETON in Virginië, 168.

LiTTLETON, Engelsch gouverneur op Nevis, 152.

LiVORNO, 16, 38, 43, 61.

LoMELLiNi, koopmansfamilie te Genua, 39, 41.

Londen, door de Vries bezocht, 62.

LONDONDERRY, I43.

Loockermans (Govert), ingezetene

van Nieuw-Nederland, 246. Los RoQUES, eiland in West-Indië,

212. Lowijs (Marijnes), opperkoopman

in dienst der O. I. C., 113. LuNDY IsLAND in het kanaal van

Bristol, 138.

291

LuYNES (hertog van), connétable

van Frankrijk, 49. LuYTENANT, schippcr uit de Beem-

ster, 56. Lyon, 58, 59, 61, 62.

M.

Mackijn (Jan), koopman te La Roebelle, 67, 68.

Macouria, rivier in Guyana, 192.

Madeira, 84, 150, 188, 229.

Maertman (Pieter Jansz.), kaper uit Zeeland, 212 '13.

Mahuri, rivier in Guyana, 190.

Malaga, 17—19, 27, 28, 35, 37.

Malakka, 108 '09.

Mallagoot (de Vorgie), aanvoer- der eener partij Hugenooten,

71. Man (eiland) in de lersche Zee,

140. Mana, rivier in Guyana, 203. Mandoero-redjo (Kjai Adipati),

veldoverste van Mataram, 117. Manhattan, 223, 235, 263. Mantes, volksstam op den 00ste-

lijken oever der Delaware, 159. Marcus, tolk in dienst der O. I. C,

95. Marees (Adriaen de), gewezen

opperhoofd van het kantoor

der O. I. C. in Siam, 117. Margarita, eiland in West-Indië,

210. Marowijne, rivier in Guyana, 203,

205. Marseille, 28, 47, 48, 55, 57 62. Marshall (kapitein), hoofd eener

Engelsche nederzetting aan de

rivier van Suriname, 206. Martinique, eiland in West-Indië,

150, 211. Martin Vaz-eilanden op de kust

van Brazilië, 93 96.

Maryguana, eiland benoorden

Haïti, 216. Masulipatnam op de kust van

Choromandel, 118, 127, 129. Mataram, 115, 132. Maurits prins van Oranje, 4, 17,

47> 49) 52, 62, 63, 175. Mayenne (hertog van), neef van

den hertog van Guise, 49. Mayottes (de) tusschen Mada-

gascar en Mogambique, 86, 97. Melijn (Cornelis), burger van

Nieuw-Nederland, 248 '49. Menefit, Engelsch koopman in

Virginië, 168. Menten (Gerrit van), zwager van

den gouverneur-generaal Coen,

113-

Milford in Wales, 141.

Minne, Amsterdamsch kaperka- pitein, 73.

Minqua's, volksstam aan den bo- venloop der Zuid-Rivier, 162 -63.

Minqua's kil aan de Zuid-Rivier i6r, 163, 273.

MoHAWKS, volksstam bij Fort Oranje in Nieuw-Nederland, 240 '45, 253, 262, 265.

M0HICANEN, volksstam in Nieuw- Nederland, 240.

MoHiLLA, eiland der Mayottes- groep, 97.

M0HONIEN, raadselachtige aard- rijkskundige benaming, 197.

Monsabeecq, ambassadeur van den koning van Perzië, 82, 85, 96, 108.

MoNTAUBAN in Frankrijk, 49.

Montmorency (Henri de), admi- raal van Frankrijk, 67.

Montpellier, 62.

MoNTSERRAT, eiland in West-Indië,

150-

292

Moor (Jan de) uit Zeeland, pa- troon eener nederzetting in Guyana, 192.

Moor (Joost de), vice-admiraal van Zeeland, 5.

MoRBiHAN, 75.

MoscoviË, 276.

MoTRiL in Spanje, 33.

MouNTS Bay bij Penzance in En- geland, 77.

MuiLMAN (Hendrick), consul te Genua, 6.

MuLBERRY in Engeland, 23.

MURCIA, 32, 33.

MuYEN (Willem van), schipper in dienst der Groenlandsche Com- pagnie, 148.

N.

Nanbuck (de), Fransch Comman- deur op St. Christoffel, 210.

Nantes, 75.

Napels, 42, 61.

Nassau (fort) aan de Zuid-Rivier, 157» 159, 161, 169, 219, 273.

Nassau (Willem van), heer van de Lek, admiraal van Holland,

76.

Nederhorst (heer van), patroon eener kolonie in Nieuw-Ne- derland, 248, 252.

Negapatnam, 128 '30.

Nevis, eiland in West-Indië, 150, 152—53» 169, 229.

Newfoundland, 20, 23, 24, 26,

28, 258.

Newport News in Virginië, 167, 170, 277, 279.

Niels (Cornelis Jansz.), schipper van Hoorn, 152.

Nieuw- Amsterdam, zie : Amster- dam (fort).

Nieuw-Engeland, 24, 169, 174— '75» 179, 249, 269, 271.

Nieuw-Gottenburg, fort in Nieuw- Zweden, 273.

Nieuw-Nederland, 147 '49, 152, 169, 170, 174, 217, 221, 230, 231, 256, 272, 274— '76, 278.

Nieuw- Zweden, 272 '73.

NooTEN-EiLAND bij Nieuw- Amster- dam, thans Governor's Island,

177. NoRWALK in Connecticut, 234. NoTELMAN (Coenraed), Schout van

Nieuw Amsterdam, 177. Nova Francia, zie : Canada.

O.

Oester- Baai op het Lange Eiland in Nieuw-Nederland, 232.

Oldenbarnevelt (Johan van), 17, 49.

Old Pro VIDENCE Island tegenover de kust van Nicaragua, 222.

Olfersz. (Jacob), burger van Nieuw-Amsterdam, 266.

Olonnes in Frankrijk, 74.

Onrust, eiland in de baai van Batavia, 107, 108, iio, 114.

Oostzeelanden, 275.

Orange in Frankrijk, 54, 55, 62.

Oranje (fort) aan de Hudson-rivier in Nieuw-Nederland, 175, 235, 236, 238, 239, 245, 247, 253, 260, 262, 264.

Orcadische eilanden, 144.

Orchilla, eiland in West-Indië, 211.

Origuelle in Spanje, 32.

Orinoco, 5.

Orissa (kust van), 118, 126.

Orléans, 62.

Oset (Gilles), opperhoofd der ko- lonie Swanendael aan de Zuid- Rivier, 251.

OssuNA (hertog van), onderkoning van Napels, 15.

293

OUESSANT, 75, 82, 83.

Oyapoc, rivier in Guyana, 189. P.

Pacham, Indianen-overste in

Nieuw-Nederland, 249. Packemack, schipper van Vlissin-

gen, 206, 209. Pagei-eilanden bewesten Suma-

tra, 131. Paliakate op de kust van Cho-

romandel, 129, 130. Palicouri's, volksstam in Guyana,

205. Palsrock (Reyer Jansz.), schipper

in dienst der O. I. C., 82. Parlekan, plaatsnaam op New-

foundland, 26. Parijs, 62, 69, 73, 74. Patani op het Maleische schier- eiland, 109. Patras, 13. Patrick, Engelschman te Green-

wich (Connecticut), 234. Pauw (Michiel), bewindhebber der

W. I. C., patroon van Pavonia

in Nieuw-Nederland, 177, 221,

247. Pauwels, schipper van Hoorn,

27. Pavonia, patroonschap in Nieuw- Nederland, 177, 247, 263, 264,

270. Peckius, gezant van den koning

van Spanje, 36. Peelen (Brant), ingezetene van

Nieuw-Nederland, 236, 238. Pegu, 121.

Pernambuco in Brazilië, 209. Perzië, 107, 108. Pessaert (Barent), vrijburger te

Batavia, 117. Pietersz. (Barent), opperhoofd te

Masulipatnam, 119.

Pietersz. (Cornelis), schipper in Nieuw-Nederland, 28, 246.

Pietersz. (Logier), admiraal van Zeeland, 5, 6.

Placentia Bay op Newfoundland,

25- Planck (Jacob), ingezetene van

Nieuw-Nederland, 263. Plonton, Engelsch schipper van

Londen, 6. Plymouth, 5, 19, 23, 140. P0ELOE Pisang, eiland voor de

reede van Padang, 131. P0ELOE Sebessi, eiland in Straat

Soenda, 127. PoiNT Comfort aan de invaart

der James-rivier in Virginië,

167, 217, 219. PoNDiCHÉRY op de kust van Cho-

romandel, 129. Pool (Gerrit Thomasz.), schipper

in dienst der O. I. C., 82. Port'Ercole benoorden Civita

Vecchia, 15. Portland aan het Kanaal in En- geland, 4, 23. PoATO Dl Candela in Albanië, 8. Porto Ferrajo op Elba, 15. Portofino, haven beoosten Genua,

39.

Portorico, eiland in West-Indië,

153, 169. Porto Santo benoordwesten Ma- deira, 84.

PORTSMOUTH 23, I49.

Portugeezen in Oost-Indië, io8, 121 ; in West-Indië, 153.

PoTOMAC, rivier in Virginië, 171.

Pring (Martin), commandeur eener Engelsche vloot naar Brazilië,

85. Prins (schipper), passagier aan boord van de Vries' schip, 136.

294

Prinsen-eiland benoorden de zuidwestpunt van Java, 105.

Printz (Johan), gouverneur van Nieuw -Zweden, 272.

PijNACKER (Dr. Cornelis), hoog- leeraar te Leiden, gezant naar Algiers, 62.

Q.

QuAST, kapitein der admiraliteit van het Noorderkwartier, 52.

R.

Raritans, volksstam in -Nieuw- Nederland, 245, 248, 263.

Reael (Laurens), vice- admiraal van Holland, 76.

Reckawanck, Indiaansch dorp in Nieuw-Nederland, 252.

Redonda, eiland in West-Indië, 150, 210.

Reggio in Zuid Italië, 15.

Remunt (Jan van), secretaris van Nieuw-Nederland, 177.

Rensselaer (Kiliaen van), bewind- hebber der W. I. C, patroon van koloniën in Nieuw- Neder- land, 147, 236, 247.

Rhóne, 52, 55, 62.

Rieden- eiland in de Zuid-Rivier, 157, 161, 272.

Robben-eiland aan de Kaap de Goede Hoop, 97.

Rockaway op Long Island, 263, 267.

Roebergen, kaper uit Zeeland, 215.

Roggeveen (Pieter Jansz.), schip- per in de Middellandsche Zee, 42.

Roodeberghs-haven in Nieuw- Nederland (thans New Haven), 232.

RooDE HoECK aan de Zuid-Rivier,

157, 159.

RoosENBERGH (Jan van), opper- koopman in dienst der O. l. C,

IIO.

RoPERT [?] (Sir Thomas), Engelsch

admiraal, 141. Rossen (Maerten van), opperhoofd

te Masulipatuam, 119, 129, 131, Rouaan, 62. RuYGE Bosje aan de Zuid-Rivier,

272. RuYGE HoECK op Java, 107, 132.

S.

Saba, eiland in West-Indië, 153. Saffi op de kust van Marokko, 83. Saldanhabaai in Zuid- Afrika, 97. Salm (Dirck), schipper uit de Rijp,

7, 16.

Sandy Hook, 173, 178, 221, 230, 271.

Sanhikans, volksstam in Nieuw- Nederland, 158, 163.

Saramacca, rivier in Guyana, 207.

Sardinië, 39, 40.

Schellinger, schipper van Me- demblik, 40, 210.

ScHOONE eiland in de Zuid-Rivier, 163.

Schram (Cornelis Jansz.), schipper van Enkhuizen, 31, 36.

SCILLY ISLANDS, l8l, 223, 224.

Sevilla, ^^.

Shetland eilanden, 144.

SlAM, 114, 117.

Sierra Leone in Afrika, 85.

SiNNEMARY, rivier in Guyana, 203.

St. Anthonie, een der Kaapver- dische eilanden, 189.

St. Christoffel, eiland in West- Indië, 150, 152, 153,169,210, 230.

St. Helena, 134.

St. Ives aan het Verkeerde Ka- naal, 140.

295

St. Janshaven op Newfoundland,

25- St. Laurens-rivier in Canada,

241, 258. St. Lucia, eiland in West-Indië,

208, 223. St. Malo in Frankrijk, 27. St. Martin (eiland Ré, Frankrijk),

69» 73—75- St. Martin, eiland in West-Indië,

15I) 153, 169, 230.

St. Maure, een der Ionische eilanden, 8, 12.

St. Nicolaasbaai aan de noord- kust van Java, 106.

St. Paulus-eiland, ioi— '02.

St. Vincent, eiland in West-Indië, 150, 208 '09.

Smith Island tegenover Cape Charles aan de invaart der Chesapeake-baai, 166.

Smits (Claes), burger van Nieuw- Nederland, 250 '51.

Smits Vleye, thans een gedeelte der stad New York, 221.

Soewaen (Jan), opperkoopman in dienst der O. I. C, 112.

Soliman Reis, zie: Veenboer.

Solor, eiland in Oost-Indië, 108.

Sombrero, eiland in West-Indië, 230.

Someren (Willem van), bewind- hebber der O. I. Co., 144.

Soop (Anthony), opperkoopman in dienst der O. I. C, passa- gier op het schip van de Vries,

139-

SouBiSE (Benjamin de Rohan, heer

van), hoofd der Hugenooten,

69—76, 136. SouPAYES, volksstam in Guyana,

207. Spaniola, zie: Haïti. Spanjaarden in de Middelland-

sche Zee, 6, ^3^ 34, 41; in West-Indië, 148, 210, 215 16.

Specx (Jacques), gouverneur-gene- raal van Ned.-Indië, 109, 132.

Spinola (Francisco), koopman te Lyon, 56, 58.

Spinola (Frederik), aanvoerder der Spanjaarden in den slag bij Sluis (1603), 5.

Spreeu van Medemblik, schipper in dienst der O. I. C, 82.

Stamford, nederzetting der Engel- schen (Connecticut), 234.

Staten-Eiland in Nieuw-Neder- land, 173, 223, 229, 231,235, 245, 248, 249, 251, 263, 271, 274.

Stoffelsz (Jacob), boer in Nieuw- Nederland, 270,

Stone, Engelsch scheepskapitein in West-Indië en Virginië, 153, 169, 170, 179, 232.

Straat Soenda, 109, 118, 127 '28, 131, 133.

Stratford, nederzetting der En- gelschen (Connecticut) 234.

Sumatra's Westkust, 108, iio.

Suratte, 97, 107.

Surydorp benoorden Masulipat- nam, 118.

Suriname (rivier van), 206.

Susquehanna's, volksstam benoor- den Virginië, 275.

SwANENDAEL, kolouic aan de Zuid- Rivier, 147— '48, 172, 251, 263, 271, 272.

SwANNEKES, naam waarmede de Indianen de Nederlanders aan- duiden, 250, 264 '65, 267 '68.

T.

Tabarca, eiland voor de Algerijn- sche kust, 39 41.

296

Tagarino's. gedoopte Mooren, 33.

Tampan (reede van) voor den Rhónemond, 52, 54, 55, 58, 62.

Tandjore (radja van), 131.

Tankitekes, Indiaansche volks- en plaatsnaam in Nieuw-Neder- land, 249, 253.

Tapaen, Italiaansche volks- en plaatsnaam in Nieuw-Neder- land, 235, 245~'46, 253,262, 268, 270.

Tarascon, 54.

Teneriffe, een der Canarische eilanden, 84.

Ternate, 109.

Testigos, eilandengroep in West- Indië, 211.

Teyls (Jan), schipper in de Mid- dellandsche Zee, 36, 37.

Thienhoven (Cornelis van), secre- taris van Nieuw-Nederland,

345— '46.

Thijsz. (Jan), kapitein der admi- raliteit van het Noorderkwar- tier, 52.

Thijsz. (Maerten) uit Zeeland, schipper in West-Indië, 153.

TiMMERKiL aan de Zuid-Rivier, 158.

TiMOR, 108.

TiREPOPELiER op de kust van

Choromandel, 129. TjERCKSz. (Volckert), schipper van

Stavoren, 31. ToiRAS, bevelhebber van Fort-

Louis, 70. ToLEDO (Don Frederik de),

Spaansch admiraal, 6, 33, 34,

36.

ToRTUGA, eiland benoorden de kust van Venezuela, 148, 211.

ToRTUGA, eiland benoorden Haïti, 212— '13, 215, 219, 274.

TouLON, 44 47.

Tranquebar op de kust van Cho- romandel, 128, 130.

Trinidad, eiland in West-Indië, 209.

Tristan d'Acunha, 92, 103.

Trouwers Eiland aan Java's Zuid- kust, 105.

Tunis, 7.

Turken, 8, 9, 13, 14, 27—30, 34, 36—38, 40, 47, 51, 180.

TwiLLER (Wouter van), directeur- generaal van Nieuw-Nederland, 174—76, 217.

TwiscH, bewindhebber der O. I. C, 144.

TijMS (Claes Jan), schipper in de Middellandsche Zee, 35, 36.

U.

Uyen (Frans den), schipper van Delft, 7.

V.

Valence in Frankrijk, 55. Valencia in Spanje, 32. Veenboer (de), alias Soliman Reis,

Hollandsch renegaat in Alge-

rijnschen dienst, 28 30. Velde (Frans van de), in dienst

der O.I. C, 113. Velez Malaga in Spanje, 27. Velsen (Gerrit van), schipper in

de Middellandsche Zee, 36, 38. Venetië, 56, 61, 77. Verckens Kil aan de Zuid-Rivier,

272. ViRGiNiË, 216 '17,219,221,230,

234, 249, 269— '77. VisiAGAPATANAM op de kust van

Choromandel, 119, 121, 125. Vlack (Pieter), gouverneur van

Banda, 107. Vlissingen (kapers van), 179,

248.

297

VoGET>, schipper in dienst der O. I.C., 113.

VoGELSANT (het), plaat in de Zuid- Rivier, 163.

Vorst (Cornelis van), hoofd der kolonie Pavonia in Nieuw- Nederland, 222, 270.

Vries (David Pietersz. de), passim.

Vries (Frederik de), secretaris der stad Amsterdam en bewind- hebber der W. I. C, 229, 235, 246— '47.

Vriesendael, „plantage'' van de Vries aan de Hudson-rivier, 235, 247, 267.

Vuyle Hoeck aan Java's Zuidkust, 104.

W.

Wael (de), kapitein der Zeeuwsche

admiraliteit, 6. Warnar, Engelsch gouverneur op

St. Christoffel, 153, 210. Warwick (Lord), patroon eener

Engelsche expeditie naar Old

Providence Island, 222. Watare op de kust van Choro-

mandel, 118 '19.

Waterhaeljer, Engelsch boeka- nier, 5.

Wemborough in Engeland, 224.

West-Indische Compagnie (de Vries in betrekking tot de), 67, 68, 147— '48, 183, 225, 229, 247, 275.

Weymouth, 23.

WiA, rivier in Guyana, 192.

WiAPOCK, zie : Oyapoc.

Wicquaesgeck, Indiaansche volks- en plaatsnaam in Nieuw- Nederland, 235, 250, 253, 262.

WiGHT (eiland), 149, 188.

WiLLEMSz. (Jan) van Amsterdam, schipper in dienst der O. I. C, 82.

Wilschut, schipper van Rotter- dam, 56.

Wijntjes, fiscaal in dienst der O. I, C, 86, iio '13.

V.

York River in Virginië, 171. YsBRANTSZ (Maerten), commandeur

van het fort Gelria te Paliakate,

129.

Z.

Zante, II, 14.

Zee-pentor, opperhoofd der Arme-

wamen aan de Zuid-Rivier, 159. Zeven Kliffen bij Kaap Beve-

sier, 188. Zoute Rivier aan de Kaap de

Goede Hoop, 98. ZuiDLAND (het), lOI '02. Zuid-Rivier in Nieuw-Nederland,

zie: Delaware. Zweden in Nieuw-Nederland, zie :

Nieuw-Zweden.

ïil^t ban aangegaalbe !©Erfeen»

LIJST VAN AANGEHAALDE WERKEN.

Begin ende Voortgang van de Vereenigde Neederl. geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie, Arasterdam 1646. 2 deelen.

Breeden Raedt aende Vereenichde Nederlandsche Provintien, Ant- werpen 1649. (Pamflet Knuttel n°. 6481).

J. R. Brodhead, History of the State of New York.

N.B. Alleen aangehaald het eerste deel, New York 1853.

C. A. L. VAN Troostenburg de Bruyn, Biographisch Woordenboek

van O. I. predikanten. Nijmegen 1893. J. R. Callenbach, Justus Heurnius. Nijkerk 1897. CuoQ, Lexique de la langue iroquoise. Daghregister gehouden int Gasteel Batavia, Anno 1624 1629.

's Gravenhage 1896. Anno 1631 1634. 's-Gravenhage 1898.

Anno 1636. *s Gravenhage 1899. W. Foster, The English Factories in India, 1624 1629. Oxford 1909. Gaillard, Inventaire des Archives de Bruges. Glossaire. Bruges

1879— 1882. C. A. Harris and J. A. J. de Villiers, Storm van 's Gravesande.

The Rise of British Guiana. London 191 1. 2 vols. (Hackluyt Society). J. J. Hartsinck, Beschrijving van Guiana, Amsterdam 1770. 2 deelen. J. E. Heeres, Het aandeel der Nederlanders in de Ontdekking van

Australië. Leiden 1899. K. Heeringa, Bronnen tot de geschiedenis van den Levantschen

Handel. Eerste deel, 1590 1660. 's-Gravenhage 19 10. 2 stukken

(Rijks Geschiedk. Publicatiën, groote serie 9 en 10). J. Franklin Jameson, Narratives of New Netherland, 1609 1664.

New- York 1909. J. C. DE Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen. druk.

5 deelen. Haarlem 1858 1862.

N.B. Aangehaald alleen het eerste deel.

J. K. J. DE Jonge, De Opkomst van het Nederlandsch Gezag in Oost- Indiê. 's-Gravenhage 1862— 1888. 13 deelen.

N.B. Aangehaald alleen het vijfde deel.

302

P. A. Leupe, Inventaris der verzameling kaarten berustende in het Rijks- Archief. deel. 's-Gravenhage 1867.

J. H. VAN LiNSCHOTEN, Itenerario, ed. Kern. 's-Gravenhage 1910. 2 deelen. (Linschoten-Vereeniging).

P. Masson, Histoire du Commerce frangais dans l'Afrique barbaresque. Paris 1903.

JOHANNES Megapolensis, Een kort Ontwerp van de Mahakvase India- nen. Alkmaar 1644.

N.B. Het eenig bekende exemplaar berust in de Universiteitsbibliotheek te Gent. Vertaling bij Franklin Jameson, Narratites 168 vv.

S. Muller Fz., Geschiedenis der Noordsche Compagnie. Utrecht 1874.

MuNTS Waardije van Indien. Middelburg 169 1.

PoTT, Doppelung als eines der wichtigsten Bildungsmittel der Sprache. Lemgo-Detmold, 1862.

C. C. Uhlenbeck, Original Blackfoot Texts. Amsterdam 191 1. (Ver- hand. Kon. Akad. v. Wetenschappen, afd. Letterkunde).

J. Wagenaar, Vaderlandsche Historie. 2^ druk. Amsterdam 1770. 21 deelen.

N.B. Aangehaald alleen de deelen X en XL L. J. Waghenaer, Spieghel der Zeevaert. Leyden 1584. WissLER-DuvALL, Anthropological papers of the American Museum of

Natural History, vol. II part. I. H. YuLE and A. C. Burnell, Hobson-Jobson, aglossary of colloquial

Anglo-Indian words and phrases. New edition. London 1903.

DRUKFOUTEN.

l\. 6 regel

12 v.o.

staa^ .

: Admiraal ;

/ees :

' Admirael.

io6

20 v.b.

»

Javaan ;

n

Javaen.

io8

13 »

))

Mallocca ;

»

Mallacca.

» 177 »

13 »

j)

Eylaedt ;

M

Eylandt.

190 noot

4)

j>

benoordoosten

'} »

benoordwesten

/ithaort /-IJ irerken uitge^'even ,{o.'r ,ie /tn.u/,ntru -

'freeniging. liefl lil

\

x> "^*^^' 1S1!L.

"'"^^Ii^fc

^^^^H o Is^^

'

*5^*^ Ry^

IM I U W_v_

VIRGINIA^?;' -?

]a^ -j ^j'^'^^ ^_^_^_^-.

/

^ ff " J"^ ê

j-j'^ ly^""^ ^~

"vj

^^^ ff^ tjj / §1

^^^j^L JBP

^

^^Wl^

?

^^^^w^eS''^' I m

f

9

^^^^^^'^-^r^i'-

'^'"^ ^Xr\

s

^^^^•^^•^"^'•y

C ^

1

^^- \

\yj^ ^pV jif^ o^tca/x&n/ 1

'

^^"^A'ffiW

w i^T S J

lf\'

'^'%-W (J_/ j

T

3sr E

D E rI^L A ]S1 D<

^Moogc ^nJ-f /Ï^*'K^ i

--^/- [1 \

^

\ /"fcï^S^S-C^ ) S

^■'^

\ ^-/""^ iferJ'B^'^ ( ^^-\

^j < J"

J y, •'^r Cl-y'-/^-' B ^ ^ Conitttkook

S ;-

^

Y J iT \ 1

II

^ / m^ \ '

^ ^

f ( M ^ }

1 U Co..o>..,= VAN M / , 1

P

> f Landt,/' va,» «^ 7 (

1

s pac/.a„ .:i^.r^j)f'5, A/VMk%^L^

w

> 1 NEDERHORST ]/ MlfSt W JBSjfteM^^^sC^^^^^^^^H^^^^

l ^a '^■"^^'^--*-""~^'-)f^|^W^^^^'^^^^^^^^y"^^^^fcr -

^^^^

1 E^S aeftfiwtïr^^JMRLg^ ^"y**(?t»&r&«yc ^^^^^^*^ ,-''v\ Jl -N ^sS ^^ ^-'""^5' I'l'"^éL) J^ ^

^^

^p

\ "t^^J^ , , ^P'^,=°°''*'---«fr:$-i«i„

-*;. V:. ) a^i^N. « #

1 ;2F gS7^

(Nieuw- JTgf^ VfA ^Zweaen) j[_^^E.

^g£^^

*

1 «i V ^^^^^

ZZXl ,,t

Mk

J^^^^i^^%'-»l,^/=<,^

/ ,^^^

\, 'S^

'ê!i^

_

Z.M Lxnkfwui. Den Ha.

NIEUW-NEDERLAND

bewerkt naar de kaart van Adruan van der Donck, 1656, en andere bronnen.

G 460

V8 1911

Vries, David Pietersz. de, tl. 1593.1655

Korte historiael ende Journaels aenteyckeninge van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldtsronde, als Europa, Africa, Asia, ende Amerika gedaen.

M. Nijhoff (1911)

PLEASE DO NOT REMOVE CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET

UNIVERSITY OF TORONTO LfBRARY