NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH-INDIE, KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING e ne IN NEDERLANDSCH-INDIE. ONDER REDACTIE VAN Dr. Н. ONIN EN. DEEL: X LIV. ACHTSTE SERIE. DEEL V. Mo. Ect. Garden; 1398. BATAVIA, | 's GRAVENHAGE, ERNST & Co. ' MARTINUS NYHOFF. 1885. TT сы ТА а ыы ERGS сөлін. " H NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH-INDIK. . Uitkomsten var” perche gedin ie INHOUD VAN DEEL XLIV. Naamlijst der leden van de Koninklijke Natuurkundige MEE in Ned.-Indië op 1 Januari 1884. . EE Geologische Notizen aus Central-Borneo. Ренан über die recente Bildung von Harzablagerungen von Dr. Тн. Розетта Over het waarnemen van aardbevingsverschijnselen, EN Door Р. vas Dik (Met eene plaat) Mededeeling omtrent het inslaan van in: bliksedi in een hodn op het erf van het Magnetisch en Meteorologisch Observatorium te Batavia door J. J. Роовтмах. (Met eene plaat) Nog iets over den Sondarie-worm (Megascoler musicus dn io A. G. VORDERMAN . EEE сла ERANT TR Loci van Aruba ds Dn. D. DE E an Krakatau door Dr. D. ре Loos € over een onderzoek van den iulii Mee in Ke 1884, door В. D. M. Уввввек (Met een kaartje) . Over het waarnemen van "aul + илат} Seismologie. dor P. vay Dik. Naschrift . Geologische Notizen aus Central Bono, m ili eie iles беден) Pararawen von Dn. Tu. Posewrrz Geologische Notizen aus Banka, 1. Das ыенен Verhalten der Granitmassive und das оге von Dr. Tu. Posewirz (met ` een kaartje). : Uitkomsten уап қанатына іп 1889 еп 1883 in Ж illod Brapz. Bodjonegoro, Residentie Rembang, onder toezicht van den Heer d Assistent-Resident J. MULLEMEISTER gedaan. Medegedeeld door ` J. J. Роовтмах. waarnemend Directeur van het u en Meteorologisch Observatorium. . van de Heeren С. П. О. M. vox Уухх еп Е. N.A. эк Curven ` te ss sao op de MM van der DM T. INHOUD, Medegedeeld door J. J. Рооттмах, waarnemend Directeur van het Magnetisch en Meteorologisch Observatorium Таса “ағат” Verslag over de Gouvernements-kina-onderneming over het jaar 18835. door В. vax Rouuspe, Direct. der Gouvernements-kina-onderneming. 1. Weersgesteldheid . 2. Vermenigvuidiging 3- Ontginning en Onderhönd 4 4. Oogst van Kina 5. Personeel, саад. б. Verspreiding van Kina А 7. Kennis der op Java gekweekte кее 8. Scheikundige onderzoekingen Aantooning van den toestand der PREIS vk soenen op Java over het jaar 1883 Geologische Notizen aus Banka, ЇЇ. Die авро dd äi Natur der Flüsse, von Dn. Ти. Posewırz Opmerking omtrent de wijze, waarop het ver „chi van Ebe en Vloed in den Oceaan en in den м gewoonlijk verklaard wordt door Dr. Н. OxxEeN. . Es De Vulkaan » Merapi” ор Jk in ES 1884 do A. See. Ingenieur bij het Mijnwezen . List of the birds from Java, жы. А. G. балады, и baren. ment-Physician at Batavia. Rapaces; birds of prey; ее Aves insestores; perching-birds; (roestvogels). Grallae; waders ; (steltvogels) Natatores; swimming-birds боор) $ Bataviasche Vogels, door A. G. Vorverwan, VI. КР еп slot van Deel XLIH blz. 197). Falco communis (Alap- tus) Pernis cristatus (Oeloeng-oeloeng) . . Aethopyga eupogon (Djantiengan uidi Chalcoparia cingalensis эй | Pitta mulleri . Calobates bistrigata ( ee, Sturnopastor jalla (Djarak soeren). Munia maja (Bondol). š Munia ferruginosa (Bondol) . Мита atricapilla (Bondol itam). Padda oryzivora (Glatik). Lonchura undulata (Peking). Danz. INHOUD. Pulopus melanocephalus (Katik). Carpophaga aenea (Pérgum). Turtur bitorquatus (Deroek). Turtur tigrinus (Tikoekoer). МШ Papi: Geopelia striata (Perkoetoet). . . . . . Gallus varius (Ajam oetan). Er Ardea typhon (Tjangak). . . . . Ardea purpurea (Djangak) . = . 2... Herodias garzetta (Koendoel). Bubuleus coromandus (Koendoel) Ardeola: speciosa (Blekok) . . .:. ..... Ardetta sinensis (Kokokkan). Melanopelargus episeopus. Leptoptilos javanicus (Bango) ааШпасо scolopacina (Blekek) . S Rhynchea bengalensis (Blekek- gE Pelidna subarquata (Tiril Lobiovanellus tricolor. Pelecanus onocrotalus (Gangsa dini Pelecanus philippensis (Gangsa laut) . i Geobserveerde doch niet beschreven soorte: Alphabetische index der in Deel XLI, ХШ. СИП: еп XLV van Ha " шко Tijdschrift beschrevene Bataviasche кы Чоог index "m Vilindsthe йыга: еп aan ш ee die hunne Ке А bij de wa aarneming van aar vings-verschijnselen hebben toegezegd. Voorloopige instructie omtrent de waarneming van aardbevings-ver- sehijnselen. door P. улх Disk, Lid der Commissie voor het orga- niseeren en verzamelen van aardbevings-waarnemingen Ke? van de werkzaamheden en den toestand der Koninklijke. Na- urkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indiö over het jaar 1883 ha P. vas Dux. Notulen van de vergaderingen de Koninklijke Natuurkundige Verdi Circulaire, 16 Vergadering der Directie, анада ор 17 Байы 1884. SCH Mededeelingen van Dn. vas per Bere en van Dm. ONNEN uns La жошо, deese van e? indicateur ba zl еси. че o 2 22 de Krakataweraptie ^ iv. INHOUD. Brapz. Mededeeling van Mr. Piepers omtrent de vlinders van het geslacht Callidryas Go 302. Vergadering der Directie, оа ор 21 gert 1884. ei UOS. Vergadering der Directie, gehouden op 20 Maart 1884. . . 307. Mededeeling van den Heer тех BnuwwELER omtrent het sys- teem Rijsselberghe en den telegraaf kabel tusschen Java en Sumatra. . . "m Vergadering der Directie, m op 25 dn 1884. 311. Mededeeling van Mr. Pıerers omtrent den vlinder SEN Tee | EE E EE, HP Voordracht van Dr. Treur over de voortplanting der Lycopodiaceën . pu мақа Vergadering der Directie. же ор EH Mei 1884. m 316. Mededeeling van Mr. Prerers omtrent het spinsel der rups van Bizone puella, Drum. . : Arp Vergadering der Directie, gehouden op 19 Jus 1884. SP 317. Mededeeling van den Heer Роовтмах omtrent eene methode van VAN DER Srok voor de bewerking der mag- Repo NN. iiA ED RE ARE Vergadering der Directie, gehouden op 17 Juli 1884. . . . 321. Vergadering der Directie, gehouden op 7 Augustus 1884. . . 324. Mededeeling van den Heer var Dijk omtrent een instrument ` tot het waarnemen van aardbevingen. . . 326. Vergadering der Directie, gehouden op 18 ы 1884. d EEN Mededeeling van Dr. Srurter omtrent den oorprong van het & woord ferweeloe of kaweloe. . . . . . . . ЖО Mededeeling van Dn. (pen omtrent de analysen van eenige monsters water en eenige mineralen. gezonden door den Heer G. pe Heer, Controleur van Ogan oeloe, Resi- dentie Palembang. e ns c Vergadering der Directie, gehouden op 16 October 1884. . 335. Mededeeling van Mr. Pıerens omtrent het verpoppen van vlinders . . E EE ML A C RA ge Б Vergadering der TER gehouden op 20 November 1884. . 337. Algemeene vergadering, gehouden op 18 December 1884. . . 339. Vergadering der Directie, gehouden ор 18 December 1884. . 340. Boekwerken, ter tafel gebracht in de vergaderingen van de Directie der Koninklijke bx cgo x vereeniging gedurende het jaar 1884. Januari-Juni . З en BAHR Жирдисенден ter се > ХШ XXVIII. ; H NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT NEDERLANDSCH-INDIË, KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH-INDIE. ONDER REDACTIE VAN Dr. H. ONNEN. DEEL | X LIV. Eerste Aflevering. ACHTSTEF SERIE. DEEL V. AFLEVERING 1. Мо. Bet. Garden, | 1898. BATAVIA, | з GRAVENHAGE. . | ERNST & Co. | MARTINUS NYHOFF. | | : 1884. x 2% ra NAAMLIJST DER LEDEN KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH-INDIE, op 1 Januari 1884, Dagteekening van oprichting 19 Juli 1850. OPRICHTERS. Dr. P. Bleeker, + 1878: J. H. Croockewit Hz. + 1880; С. de Groot: P. J. Maier, + 1878: P. Baron Melvill van Carnbee T 1856: С. M. Schwaner. + 1851; Dr. H. D. A. Smits, + 1855: Dr. C. Swaving, T 1881. BESCHERMHEER. Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden. Hoxoraır BESCHERMHEER. Mr. A. J. Duijmaer van Twist. ВЕЗТОВЕХВЕ LEDEN. Datum van benoemiug. 1 Dr. N. KE Hoorweg , 2 Augustus 1362. 2 Datum van benoeming. 2 рг. L. W. б. de Roo, 27 December 1882. 5 Dr. €. L. van der Burg, 19 October 1867. 4 J. J. W. E. van Riemsdijk, 50 December — » 5 P. van Dijk, 17 Januari 1874. 6 Dr. G. Gutteling, EE Pe » 7 G. А. de Lange, 17 Maart 1576. & Dr. H. Creer, 16 September > 9 A. G. Vorderman, 20 April 1878. 10 Dr. H. Onnen, 19 September » 11 Dr. J. P. van der Stok, 19 » » 12 Dr. C. P. Sluiter, 15 Mei 1879. 15 Mr. M. €. Piepers, 16 September 1880. 14 J. Heringa, 20 October 1881. 15 6. W. ten Brummeler, 20 December 18853. Howonaig LEDEN. 1 Jhr. F. V. A. Ridder de Stuers, 7 Augustus 1857. 2 J. B. Ritter von Wullerstorff Urbair, 21 Mei 1858. 3 А. W. Р. Weitzel, 24 Februari 1859. 4 J. Groll, 19 Juli 1860. 5 M. Th. Beiche. 28 Maart 1865. 6 G. de Groot, 8 Juli 1865. 7 Mr. L. A.J. W. Baron Sloet v. d. Beele, 14 April 1866. 8 W. F. Versteeg, 18 Mei » 9 A. J. С. Edeling, 29 Januari 1870. 10 Mr. J. Loudon, 18 Mei 1872. 11 Z. E. de Gouv.-Gen. F. 's Jacob, 29 Juli 1881. 12 H. L. Janssen van Raaij, 20 April 1882. CORRESPONDEERENDE LEDEN IN NEDERLAND. (Maximum aantal 50). 1 Dr. €. H. D. Buijs Ballot, Utrecht, 17 Februari 1852. 2 Dr. P. Harting, Utrecht, м CÇ л der x= LO r$ LO H LE H bŠ$ si Q» © ч» Ot kŠ Ші Lë © © DO 5 Dr. H. Schlegel, Leiden. Dr. Е. С. Donders, Utrecht. Dr L. Mi Cohen, Groningen, Dr. A. W. M. van Hasselt, Utrecht, Datum van benoeming. 17 16 28 28 Februari Februari » Dr. €. A. J. Oudemans, Amsterdam, 15 Juni Dr. E. H. von Baumhauer, Haarlem. 24 September Dr. A. €. Oudemans, Dr. M. Salverda, 's Hage, Dr. F. W. R. Suringar, Leiden, Dr. J. Bosscha Jr., Delft, Dr. N. W. P. Rauwenhoff, Utrecht, Dr. H. G. v. d. Sande Bakhuijsen, Leiden , Dr. P. d. Veth. Leiden, Dr. P. de Boer. Groningen, Dr. 1. W. Gunning, Amsterdam, Dr. J. A. €. Oudemans. Utrecht, Dr. C. Ritsema, Leiden, Dr. D. Bierens de Haan, Leiden, P. van der Burg, Nijmegen, Dr. H. C. Dibbits, Utrecht, Dr. Th. W. Engelman, Utrecht , Dr. Th. Мас Gillavrv, Leiden, Dr. A. Heijnsins, Leiden. Dr. Th. Place, Amsterdam. Dr. E. van Rijckevorsel, Rotterdam. G. Westerman, Amsterdam, P. С. T. Snellen, Rotterdam. F. М. van der Wulp, ’s Gravenhage, 16 20 21 21 21 21 21 20 21 November Januari December > December Maart 17 September 17 20 CORRESPONDEERENDE LEDEN IN HET BUITENLAND. (Maximum aantal 50). P. J. vau Beneden, Leuven, J. P. Dumas, Parijs, 28 Februari 28 » 1855. 1854. 1855. 1856. 1858. 1864. 1867. 1868. 1872. p 1875. 1874. 1875. 1880. 1856. ол OO Koe S A. A. Duméril, Parijs. R. А. Göppert, Breslan. 1. Нуги, Weenen, А. Mousson, Zürich. J. Steenstrup, Kopenhagen. J. K. Hasskarl, Kleef, W. von Haidinger, Weenen, Moleschott, Turijn, Hochstetter, Weenen, Strüve, Pulkowa, Beccari, Turijn, J. Whitney, San Francisco, von Müller, Melbourne, de Mielucho-Maclay , Russel Wallace, London, le Jolis, Cherbourg , . B. Meijer, Dresden, J. Allman, Londen, A. Daubrée, Parijs, H. Helmholtz, Berlijn, J. G. Houzeau, Brussel, Th. H. Huxley, Londen, L. Pasteur, Parijs , > Spencer Fulterton Baird, Washington, Tommaso Salvadori, Turijn, Dr. Otto Finsch, Bremen, GE > > > Z = g ° ° =. Datum van benoeminə. 28 Februari 28 » 28 » 28 » 28 » 28 » November September 2 d Januari 5 Juni December 21 » Augustus December December Mei Mei 90 » 17 Februari 28 Mei 19 Juli 1856. 1857. 1859. 1864, | 1865. 1872. 1881. 1882. 1885. Gewone Leden in Nederl. Indië. Datum van benoeming. 1 Dr. С. F. A. Schneider, 17 April 1851. 2 S. Binnendijk. 9 October » 5 G. J. Filet, 19 Juli 1854. 4 J. F. den Dekker, 11 Juni 1857. 5 P. W. A. Beijen, 27 November > 6 G. A. van Delden, 25 December 1858. 7 K. F. Holle, 50 Maart 1859. 8 J. C. Bernelot Moens, 9 Juni » 9 J. J. W. E. van Riemsdijk. 28 Juli » 10 J. G. F. Riedel, 6 December 1860. 11 Radh. Adipati Proto Noto Amiprodjo, 16 Januari 1861. 12 H.J. Staverman, 17 Juli » 15 Dr. G. L. van der Burg, 28 December » 14 Dr. N. J. Hoorweg, 22 Februari 1862. 15 Dr. L. W. G. de Roo, а... » 16 M. J. Schram, 2 Augustus — > 17 €. M. G. A. Ecoma Verstege, BON 1864. 18 W. H. van Waesberge, 14 October 1865. 19 Mr. М. С. Piepers, 28 Аргі! 1866. 20 J. Heringa, 15 December » 21 A. H. Hisgen, 16 Maart 1867. 22 E. Polak, 21 November 1868. 25 Dr. C. Gutteling, 19 September 1870. 24 Dr. J. P. Kloos, Ho fo» 25 Mr. W. Stortenbeker , 15 October » 26 H. G. J. G. Vriesman, 16 September 1871. 27 H. J. Wigman, 25 December >» 50 © QU SI OI OU QU or SI ш SO A On Er ve: CIO? = CH J. van Selms, W. Pontier, Mr. A. M. Oudemans, J. C. Kummer, . Th. L. K. von Kotsch, M. D. van Riemsdijk , b. Таль, Dr. H. Neubronner van der Tuuk, J. G. L. Ducker, W. van Voorthuijzen, Mr. N. P. van den Berg, G. W. ten Brummeler , А. G. Vorderman, C. Dietrich, J. Idsinga, C. F. Michielsen, P. van Dijk, J. Sturmer, S. J. Wolff, A. Mijer Pz., B. Fennema, І. А. Hooze, Dr. F. H. Bauer, І. А. Hamburg, Dr. С. Н. А. Westhoff, І. А. Huguenin, H. J. €. Вопетеіјег, А. 6. 6. Peltzer, W. F. Vogelsang , D. Ples, I. P. Sprenger van Eijk, A. J. Spaan, I. L. L. van Leeuwen, P. van Baak, Datum van beroeming. 17 Maart 1873. | 18 Mei » 18 > » 18 » Ж 15 Juni » : | 21 December >» I 19 April 1875. 19 » » 1 19 » » | 19 > > 19 Juli » 16 Augustus — » 16 » » 20 September » 20 » » 20 » » 20 › » 17 Januari 1874. 21 Maart » 18 April » 19 Juni » 19 » > 19 > » 10 Juli „» 10 > » 21 Augustus , » 27 Februari 1875. 19 Maart » 21 Mei » 21-3 » 16 Juli » 15 October » 17 December > 21 Januari 1876. Datum van benoeming. 62 W. de Boer, 18 Februari 1876. 65 G. M. W. Zuur, 17 Maart » 64 J. N. Zelisse, i V » 65 Е. А. Р. Wentholt, HU » 66 W. Veer, УЯА » 67 L. Н. N. Vriesman, 19 s » 68 K. L. van Schouwenburg, ps » 69 I. Schalij, Ke » » 70 Mr. L. J. Selleger, fona » 71 А. Seubert, | осу » 72 В. Е. de Seijff, ERO š 75 P. J. Siedenburg, 17 » » 74 Р. W. van Spall, tay » 75 Dr. G. B. P. de Ruijter, B 273 » 76 J. P. van der Ploeg, 17 » » 77 б. А. de Lange, RÉI н > 78 W. J. M. Linden, IT. » 79 H. Ludewig, Ey » 80 Dr. J. G. E. Machik, P. » 81 M. P. A. Mathes, ұза » 82 J. Milder, IT x » 85 Т. С. J. Kroesen, 17.25 » 84 P. Landberg Jr., 17 ^5 » 85 P. Houtsager Jz., 1257. » 86 B. Epple, IT » 87 E. Douwes Dekker, PE * » 88 0. Dürler, ДУ » 89 I. de Clereq Zubli, 17- ^5 » 90 P. L. Bakhuis, | М--» » 91 Jhr. С. 6. І. Barnaart, i y » 92 W. Buurman, гЬ. » 95 рг. А. К. W. Arntzenius. )97^ 5 » 94 Dr. J. L'Ange Huet, їр o = » 95 S. Bloem, 21 April , Datum van benoeming. ` ` 96 J. M. van Berkel, 21 April 1876. — 97 Mr. C. G. de Beus, 943 5» E 98 J. M. Bloemhard, i 91. га 99 А. de Bruijn, Mz.. 21 " 100 H. 1. G. van der Burch, 21 ` 101 L A. Coster, $i; à 102 W.. S. Cramer, 21 » 105 D. J. Crol, 41 ze 104 W. Daumiller , EL x. 105 E. Th. van Delden, 31 » 106 H. E. Dorrepaal, ЗЕ» _ 107 Mr. J. J. €. Enschedé, ТТ 108 J. P. Ermeling, 2b н.о 109 S. Everts, 21 » 110 P. W. б. Gout 21 » 111 5. L. Н. Hartog 21.; » 112 W. H. Heijtman, 04: 5 115 W. L. Homans, 21 » 114 С. A. L. 6. Jeekel, 21 » 115 F. Jellinghaus, ats = 116 E. J. Kerkhoven, 31 » 117 Mr. R. A. Kerkhoven, 21 „| 118 Мг. Н. Klein, 41. si 119 C. J. E. Klencke, 91... 120 A. M. P. Krijger, 231 3 194 D. €. 1 Кой, - ` 122 F. J. Knoops, 21 ^ 125 J. Leegstra. 241...» 124 L. В. A. T. H. P. T. von Littmann, 21 » 145 C. P. Lohr, 21 » 126 Mr. С. Н. Manuel, 21 » 127 А. G. L- Marx, 21 n 128 W. J. M. Michielsen, sA уй 129 E. G. R. Mosson, 2E va Datum van benoeming. 150 А. Muijderman , 21 April 1876. ESP А. Palm, i SZ mg » 152 Th. 5. Reijneke, 21.» » 135 J. H. D. L. Sänger, 13.35 » 154 John 5. Sarkies, 21 » » 155 J. R. P. Saijers, 31:5; >» » 156 J. W. Th. van Schaick, 21i » 157 Е. В. Scherius, 21 is » 158 Mr. Е. Н. E. Schüssler, 21 » » 159 E. Sieburgh, ФЕ; » 140 М. J. Snouck Hurgronje, 24. 5 0 » 141 Dr. J. H. Th. Sollewijn Gelpke, 21 » » 142 А.Р. С. Steinau, 1:23 , 145 W. W. С. Suringar, 21 » қ 144 P. Т. Laging Tobias, 31 5 » 145 H. R. А Vechtman , | 21 » " 146 T. Walter, 42.50 » 147 J. J. de Weijer, мо» » 148 А. F. Wiederhold, 345 ya » 149 Че Ми... 21 " Š 150 E. de Wolff, 5 zu » 151 M. Valk Lz., 19 Mei » 152 A. Schneider , 19 ы e 155 G. P. A. Renaud. 19 » » 154 W. G. Leeinbruggen , 19 » » 155 А. Graaf van Limburg Stirum. 19 » » 156 Mr. Т.Н. der Kinderen, 19 » » 157 A. Holle, 19 > » x 158 H. €. J. P. van Hardenbergh, 19 » » 222-1591. €. d’Engelbronner, 19 > , _ 160 C. H. de Braconnier, 19 > > 161 A. Feikema, LET > 162 J. Thie, 7 Juli » 165 Ј. №. С. Rüpert, deRi & » 03e Bn) lad pu tuae cad ehe eii oca cde c c re ЕЯ 10 Datum van benoeming. 164 L. W. D. A. Renesse van Duijvenbode, 7 Juli 1876. 165 J. H. Polman, 7 166 C. W. Palm, 7 167 С. A. Niessen, 7 168 Dr. H. Cretier, 2 » 169 P. P. du Clonx, 1 7 170 A. A. Bruijn, » » 171 A. Bommel, gu» » 172 J. F. van Lakerveld, 18 Augustus > 175 J. A. Kluijt, 28 October » 174 А. M. J. Bolsius, 16 December ° 175 Dr. Leo Moscovicz , 20 Januari 1877. 176 G. H. Blanken, 17 Februari » 177 J. M. van der Valk, 17 » » 178 J. В. Westenberg, 17 » » 179 J. W. Dersjant, | 17 Maart » 180 F. N. Knoch, 17 309 » 181 H. T. P. Obertop, 177 4 » 182 В. С. van der Palm, үрт» » 185 H. G. Stennekes, 17 24 » 184 E. Heijning Jr., 12:3 » 185 H. Pieck, 21 April » 186 А. К. J. Kaffer, 23: niw » 187 Dr. J. P. van der Stok, 16 Juni » 188 J. C. Ribbers, 28 Juli > 189 Dr. M. Albricht, 98 » » 190 Jhr. Р. W. Westpalm van Hoorn 19 Januari 1878. 191 Н. P. Julsing, 19 » » 192 Р. van Muijen, 19 » e 195 H. van Kol, 19 $ » 194 D. Kolling, kel ; 195 F. J. Visser, | 19 » » 196 Н. С. Soeters, 19 » » 197 J. J. Н. Smeenk, 19 » » Рет en hid sn ne et EE E ni р" 198 Р. Pels, 199 200 215 214 215 216 217 218 219 220 221 222 228 229 250 251 N. А. Ruijl, G. A. Hoogenstraaten , H. van Meerten, A. H. G. Fokker, H. B. Rijkens, A. d J. F. W. Wessels, L. J. баптап, L. H. Kramer, G. С. Twijsel, Dr. L. H. Mertens, Dr. С. P. Sluiter, J. Stormer, L. M. Beels, J. Heijnis, J. C. van Heukelom, H. der Kinderen, S. Wartena, Dr. Ph. Posewitz, F. G. C. Degent, Dr. W. Dominicus, A. P. Cameron, 5 €. Deijkerhoff, J. A. Schröder , 5 Dr. L. B. F. Ledeboer, y H. А. P. H. Ravenswaaij, A. J. ten Brink, P. A. Daum, J. Dinger, A. J. Walter, L. Klaas, Datum van benoeming. 19 19 19 16 Januari > » Februari November Es Maart 1878. » 1880. Dasum van benoeming. - 252 A. van Schermbeek , 18 Maart 1880. ` 255 J. Visser, | 18 5 E 254 Dr. S. Baczes, 18. x » 255 G. N. A. Volkert, 18 >» T 256 L. de Scheemaker , WM" Е 457 7. В. Mack, 18 » TE 238 J. K. van Haastert, а 452 259 L. V. J. E. de Sturler, 18 >» » 240 Dr. W. J. Krch, ІШ us » 241 Jhr. J. G. V. Boreel, 18 » 4% 242 J. J. J. Groos, 18 y "d 245 J. H. D. van der Palm, 18 > » 244 W. Godefrov, 15 April » 245 J. L. Moquette, 15 » » .246 H. van den Broek, 15 > > 247 J. C. von Herting, 20 Mei »; 5 248 G. А. Schouten, 20 2:9 | » 249 J. M. Baak, 17 Juni » 250 H. Demmenie, 12» » 251 D. Lucassen voor de Vereeniging der der Tegalsche Suikerfabriekanten, 17 > » 252 А. G. Hissink, 15 Juli » 955 Р. Так, 15.» a 254 N. J. Deltour, 15 » i 255 Dr. A. Prins, ib.» » 256 J. W. Zuur; 18.3 >. 257 €. J. van Motman, 19 Augustus > 258 W. Thieme, 19 » » 259 В. J. Blok, | 19 . » » 260 A. E. van Swieten. 19 » » 261 Н. А, Mehlbaum, 19 « » 272 Mr. H. D. Levyssohn Norman, 19 » ». , 265. W. J. J. Doeters van Leeuwen, 19 » » 264 W. E. M. S. Aernout , 19 e ж Datum van benoeming. 265 J. А.Н. Marx, 19 Augustus 1880. 266 H. J. M. van Belle, 19 » » 267 W. J. Geertsema, 19 » » 268 G. A. Bergmans, 19 » » 269 Е. Raat, 19 " 5 270 J. уап der Laan, 19 » » | 271 J. D. Kruseman, 19 » » | 272 P. J. van Houten, 19 » » | 275 J. C. L. J. van Deun, 19 » > | 274 A. E. van Riel, Ны» : | 275 А. D. Е. F. Boutmij. 19.7 4 š 276 F. W. Fabius, 16 September 277 A. Н. Hilling, 16 » » 278 J. D. Romswinckel, 16 » » 279 J. M. Verheij, 16 » » 280 H. A. Coblijn, 16 » e 281 Dr. P. A. Platteeuw , 21 October » 282 B. Blumenthal, 21 » » 285 В. р. М. Verbeek, 16 December » 284 H. С. Steenbergen, 16 » » 285 J. G: Tamson, 16 » » 286 б. Е. V. L. van Zuijlen, 16 » » 287 Dr. М. Treub, 16 ei d 288 J. E. Gribling, 16 » » 289 H. E. van Berckel, 16 » a 290 F. D. Wernecke, 17 Februari 1881. 291 J- S. Glaser, 17 » Š 292 В. W. F. Koopmans, 17- а » 295 Е. Bosch. 17 » Че 294 К. Foringer, 17 » » 295 W. H. van der Zoo de Jong, 17 > » 296 І. D. Maijer. ` 17 » » 297 W. F. Fels, 17:98798 » 298 М. ten Kate, kee » 14 . 3 Datum van benoeming, : 299 H. Вой. 17 Februari 1581. | 200 Mr. J. N. A. Lion, 17 » e j 301 A. Bochart, 17 » » | 302 Th. J. C. Klaar, 17 » Р 505 Ј. Ј. Н. Woesthoff, 17 » e 504 J. Th. Hofland „ 17 Maart » 505 W. Г.С. W. Lutjens, Еж » 506 6. Plantenga, Hos. » 507 Г С. A. Scharff, f 3 "Га 208 G. Mullemeister , 17 » * 509 W. G. F. Vermansen , 17 ~ » | 510 С. С. Valker, tao e H 511 A. Boender, И ik » | 512 W. Е. Weehuizen , {7 > » | 515 М. А. Ё. Goossens, (KE > | 514 E. б. van Sehuijlenburg , 17 » » | 315 H. W. Pistorius, Ke IK 516 С. Schreutelkamp, y BRIT > 517 F. Twiss, > » x 518 G. Oostergetel , eus » 519 J. W. van Loon, IT E 520 V. Wellenstein, 21 April » 521 Н. J. Meertens, WE ӘЛІ » 1 522 D. Pluim Mentz, 21 » » 1 525 L. G. Coldenhoff, 44-4» » 1 324 L. Empting, 291 -» > | 525 A. Mulder, KE us » E 526 W. Georges, 19 Mei ° | 327 M. T. Н. Perelaer, 19 » > | 528 H. ГА. Eichholtz, 16 Juni » 529 €. Baumgarten, 16. > » 550 P. H. W. du Pon, IE i are 551 J. W. Hofman, ` ^s » 332 J. С. Bouman, 16 » » Datum van benoeming. 555 J. K. E. Triehart, 21 Juli 1881. 554 P. H. Kennis, 234 > » 555 €. J. de Waal Malefijt, 921. » 556 W. H. Neijs, 21 > š | 557 H. A. J. Valkenhoff, 21 » " 558 H € T. van de Wall, 15 September ` » | 559 J. Luijten, 15 » » 340 H. K. Mijer, T қ 541 P. С. E. Meijer, 20 October » 542 P. A. Engelbert von Bevervoorde, 20 » . 545 A. P. A. Varkevisser, 20 e » 544 €. H. С. Bijvank, 20 » 545 D. Brakel, 15 December » >46 H. C. de Vletter, 15 a . 547 Mr. H. van Dissel, | 16 Februari 1882. 548 Mr. A. A. L. G. Kleijn, 16 » » 549 H. J. M. Baumann, 16 » » 550 A. Р. Melchior, 16 » e 551 T. Ottolander, 16 » а 552 Н. Е. Prins, 16 » » 555 Н. J. 6. Ferzenaar, 16 B » 554 Dr. W. Burck, 16 " » 555 J. Groothoff, 16 Maart » 556 A. J. С. Hazenherg, CE » | 557 D. J. Guijkens, Lë e . | 858 Ant. C. Marcks, T а š | 559 J. Kreemer, 16 » » 560 Мг. Х. В.Н. Arriens, 16 » » 561 J. Julius, I See » 362 А. 1. В. ӨШ, 16 » » 265 W. Eekhout, 16 » » 564 А, Douw van der Krab, 16 >» » 565 A. Schmitz, I6 > » 566 H. F. J. Klatt, 20 April 2. Datum van benoeming, 590 S. Jacobs, 19 » » 591 T. K. van Velzen, 19 e » 592 Mejuffrouw Frederica Jacobs, 19 e > | 595 Dr. W. Pauw, 20 December » о 567 M. Caesar Voùte, 20 April 1881. 568 J. H. A. IJssel der Schepper, 90--» y c 569 P. La Tontaine, 20 » » 570 Mr. J. F. Krämer, 18 Mei à | 571 S. F. Boers, 18 > NE 572 H. J. E. van Gogh, | 20 Juli " 575 H. A. G. von Dentsch, 20 + e 574 Th. Piper, 20 >: i 575 T. H. Eijdman, 20 » » 576 Mr. S. J. Lagerweij, 21 September » 577 Mr. C. S. Buijs Ballot, 21 e e 578 P. Herbing, 21 » » | 579 J. van Zwieten, 19 October » ; 280 Р. van Leersum, NU » U 581 P. Leendertz, 16 November > 582 W. Jac. Rahder, 15 Maart 1885. 585 Dr. A. J. Verweij, 19 April e # 584 С. С. Prager, 17 Mei » ^ a 385 A. Mellink, 17 9 e F3 386 H. Ph. Th. Witkamp, - 21 Juni » 587 J. D. Donker Duijvis, 21 » » 388 G. W. A. Beijfuss, 19 Juli » 589 Dr. H. Breitenstein, 19 % » жел ШШШ NOTZEN AUS GENTRAL-BOANEN BETRACHTUNGEN ÜBER DIE RECENTE BILDUNG VON HARZABLAGERUNGEN. VON Dr. Th. POSEWITZ. . Während meines Aufenthaltes in Borneo wurde meine Auf- merksamkeit erregt durch das Suchen nach Harzstücken seitens der Eingeborenen auf den zahlreichen, bei niedrigem Wasser- stande hervortretenden Sandbänken des Barito-Stromes , welches Harz züm Verkaufe gesammelt wird. Dies erweckte in mir den Gedanken die Art und Weise möglichst nachzugehn wie Harzablagerungen in der Jetztzeit sich bilden, um es dann mit analogen Bildungen, in früheren Formationen entstanden, vergleichen zu können. Unter den mannigfaltigen Baumsorten des urwaldreichen Borneo’s spielen die harzführenden Bäume eine nicht unbe- deutende Rolle, da deren verschiedenartiges Harz, unter den Sammelnamen »Dammar” bekannt, sehr gesucht ist. Sie gehören hauptsächlich drei Familien an: den Abietineön (Dammara alba Rumra.) den Burseraceën oder Amyrideën (verwandt mit den Terebenthiaceén und den Dipterocarpeen. *) Das Harz dieser Bäume sammelt sich an dem Stamme und den Ästen in Tropfen, welche letztere zusammenfliessend kleinere *) Aus Mangel an einer die indischen Gewächse behandelnden Botanik benützte ich während meines Aufenthaltes in Moeara-Teweh allein: Fuer, Plantenkundig Woordenboek voor Nederlandsch-Indië und ferner: А. Н. Віѕѕснор Greverisk, Bruikbare planten in Nederlandsch-Indië. 18 und gröfsere Klumpen hilden, selbst bis zu einem Gewichte 20 Kilogramm. In Folge der Schwere oder anderer Umstände, heftiger Regengüsse, starker Windstófse, ete. fällt das Harz zu Boden, wo es sich, mit Blättern und anderen herabgefallenen Pflanzenteilen und mit Humuserde vermengt, während sich verschiedene Tiere, besonders Insekten teils. eingeschlossen, teils angeklebt vorfinden. Die Ausbreitung dieser Harzablagerung auf primärer Lagerstätte (wenn man es so nennen darf) hängt natürlich ab von der Verbreitung der harzführenden Bäume, wird aber auch durch Wind und Regen weitergeführt. Jeder heftige Sturzregen, wie er in den Tropen die Regel bildet, übt eine nicht zu unterschätzende Wirkung auf die Verbreitung und den Transport der Harzmassen. Die Humus- schichten werden aufgelockert, teilweise weggespült und dadurch auch das einlagernde Harz weggeführt, und zwar in der Richtung der Vertiefungen des Waldbodens, in die oft ausgetrockneten Anfänge der Flussläufe, in das Bett der Waldbäche. Bei jedem neuen Regengusse wiederholt sich derselbe Process; Erdmassen werden mit Harzstücken nach den tiefer liegenden Flussläufen transportirt. Hierselbst bleiben sie aber nicht lange Zeit liegen: der oft zum reissenden Flusse angeschwol- lene Waldbach führt sie mit sich flussabwärts mit anderen »schwebenden Bestandteilen”, wozu sich nicht selten ganze Baumstämme hinzugesellen — worunter wohl auch manche Harz- haltende Stämme zu finden sind — die dann als »Treibholz” oft in grofser Menge den Strom bedecken. Die auf dem Transporte sich befindlichen Harzstücke erleiden nun nalurgemäss dasselbe Schicksal wie die anderen Schwemm- von 15 massen; an den concaven Uferrändern, wo eine weniger starke Strömung herrscht, lagern sie sich ab — nachdem sie sich mehr oder weniger abgerundet haben, oft zu wahren Harzgeschieben geworden sind —; und hier in den, oft mächtig in den Fluss hineinragenden, Sandbänken findet man sie eingebettet; hier азан ады end li сын ат аскан атыны T” 19 werden sie auch von den Eingeborenen zum Teile gesammelt; hier bilden sie secundäre Lagerstätten. In den nahe dem Aquator liegenden Gegenden, wo keine scharfe Absonderung zwischen Ost- und West-musson besteht, wo das ganze Jahr hindurch Regentage mit regenfreien ab- wechseln, wird je einer heftigen Regenperiode eine Ablagerung von Harzstücken entsprechen, es wird sich eine »Harzgeröll- schichte” bilden lagernd auf Sandmassen. Diese Vorauszetzung entspricht auch thatsáchlich den Verhältnissen, denn die Ein- geborenen sammeln stets nach heftigen Regentagen > Dammar” und finden es dann in reichlicher Menge. In Gegenden hingegen, wo der Ost- und West-musson scharf ausgesprochen erscheint, dort werden sich während der Regenzeit reichliche Harzablagerungen bilden: es werden weniger zahlreiche, aber mächtigere Lager sich bilden, getrennt durch abgelagerte Schlemmmassen. Gleichmälsiger verteilte Ablagerungen wird man schliefslich finden müssen da, wo die Ebbe und Flut sich stets geltend machen, wo stets Gelegenheit zum Transporte sich vorfindet. Nesterfórmige Harzanhäufungen wird man stellenweise in allen Schichten finden, indem die nach dem Transporte ahge- lagerten Harzführende Stämme verfaulen und das eingeschlossene Harz in Haufen zurückbleibt. Was die räumliche Verbreitung der Harzablagerungen betrifft, so kann man sie verfolgen tief vom Innern des Landes noch oberhalb Teweh bis an die Mündung des Barito-Stromes in die Java-see; überall werden die Harzgeschiebe von den Eingeborenen gesammelt; nur sind jene natürlich, je weniger von der ursprünglichen Lagerstälte enfernt, desto weniger abgerundet und besitzen desto grölsere Dimensionen, während je weiter stromabwärts abgelagert, desto kleiner, aber desto gerollter sie erscheinen. Es ist aber anzunehmen dass dieser Transport sieh auch bis in die See erstreckt, und dann müssen sich an der Küste Harzlager, wenn auch unbedeutende, bilden. 20 Was vom Barito-Strome gesagt wurde, gilt selbstverständ- lich auch für die übrigen zahlreichen Ströme, wo dieselben Verháltnisse herrschen, demnach die gleichen Ursachen gleiche Wirkungen erzeugen. In den.Küstenablagerungen, die mit der Zeit sich ver- gröfsern müssen, muss man zweierlei Faunen vorfinden; eine See- respective Küstenfauna, enthaltend die jetzigen Küstenbe- wohner und eine ausgeprägte gleichalterige Landfauna, beste- hend aus Tieren, besonders Insecten, vom Harze umhüllt , mit der resp. Flora, Baumresten und Pflanzenteilchen am Harze haftend — eine Harzfauna und Harzflora. Den Fortgang dieser Harzablagerungen kann man sich mil Leichtigkeit denken. Es ist Thatsache, dass die Südküste Borneo's sich durch die massenhaft angeführten Schlemmmassen langsam ausbreitet, wodurch die von der See noch bedeckten Küstengegenden allmählig in sumpfige Strecken umwandelt werden, während die bestehenden morastigen Teile nach und nach zu festem, trockenen Landstriche werden. Dies ist wenigstens der geologische Process, welcher sich nachweisen lässt. Die Harzablagerungen dauern aber ebenfalls fort, nur macht. sich der Unterschied bemerkbar, dass diese Striche, wo jetzt, an der flachen Küste, am Seeboden sich die Geschiebe ablagern, mit der Zeit morastig und endlich trockenes Land werden, wodurch man dann mit Süfswasserablagerungen zu thun hat: dann hat man an der Stelle der maritimen Fossilien, mit einer Süfswasserfauna, mit einer Landflora zu thun; und man kann demnach zweierlei Ablagerungen unter- scheiden, eine untere Meeres- und eine jüngere Süfswasser- ablagerung. Dieser so gedachte und mit den geologischen Verhältnissen im Einklange stehende Vorgang, hat sich in den Binnenlanden Borneo's schon abgespielt. Es ist bekannt, dass Süd-Borneo zum grofsen Teile aus ausgedehnten, mehr oder weniger sump- figen Ebenen besteht, die nur wenig über dem Meeresspiegel ` sich erhebend, vom tertiären Hügellande gürtelartig umgeben Ne edn a EEG M we Eide. ЕЕ НИИ he nd E] 1 = sind. Bis zum Beginne der Diluvialzeit bildeten diese Ebenen einen tief in das Innere der Insel eindringenden Meeresbusen , der dann allmählig durch Schlemmmassen | zurückgedrángt wurde. Derselhe Vorgang, wie jetzt an den Küsten, musste sich früher an den »alten Küsten" abgespielt haben. Von den Harzführenden Bàumen, zu Boden fallend , wurden die Harzmassen durch die zahlreichen Wasserläufe dem nahen Meere zugeführt, wo es in reichlicherem Мае sich ablagerte, da der Transport ein kürzerer war im Vergleiche mit dem jetzigen, ein kaum nennenswerther; und dieser Process schritt allmählig mit dem Zurückdrängen des Meeres fort. Est ist gewiss nicht uninteressant, die vor sich gehenden Ablagerungen mit ähnlichen aus früheren Perioden zu ver- gleichen, mit welchen sie manche Analogien zeigen. Da mir im Centrallande Borneo’s keine ausgebreitete Literatur zur Verfügung stand, und ich nur kurze Notizen über das Vor- kommen des Copalharzes in Ost-Afrika in tertiären Sanden und Thonen, so wie über das Auftreten des Kauri-gummi "" — Dammara australis — in Neu-Seeland vorfand, so musste ich mich darauf beschränken die berühmten Bernsteinabla- gerungen im Samlande zur, Vergleichung herbeizuziehn. Im Samlande findet man bekanntlich den Bernstein — vorwelt- licher Harz — in zwei Formationen abgelagert: in einer älteren Meeresbildung , der glauconitischen Formation (ligurische Stufe) und einer jüngeren Süfswasserbildung, der Braunkohlen- formation. In der ersteren findet man die »blaue Erde" oder Bernsteinerde, welche den Bernstein in grófseren und kleineren Stücken reichlich eingelagert enthält. Die Fauna ist eine Meeresfauna mit einer gleichzeitigen Bernsteinfauna, resp. Flora — zahlreiche Tiere, namentlich Insecten, und auch Pflanzenreste von diesem umhilit. In der oberen Formation tritt eine zweite Bernsteinablagerung unter der Erdoberfläche entstehn. ыы 29 auf mit abgelagerten Baumstämmen ; die Fossilien RI einer Landfauna resp. Flora an. Die übereinstimmung dieser Ablagerung mit der unserigen tritt sofort in die Augen. Die untere Meeresformation des Samlandes entspricht der jetzigen Bildung von fossilen Harz- lagern an der Meeresküste und den schon zum Abschlusse gebrachten in den Binnenlanden, in dem trockengelegten Meeresbusen. Die Fauna ist analog: Seetiere und Harzin- sekten, resp. Pflanzen. Der oberen Süsswasserbildung im Samlande entsprechen die jetzigen teils ebenfalls schon beendeten, teils noch im Bilden begriffenen analogen Ablagerungen. Auch die in der Braunkohlenformation eingelagerten Baumstämme finden hier ein Analogon in den massenhaften »Treibholzmassen. | Es sind die gegebenen Betrachtungen über die gegenwärtig sich bildenden, Harzablagerungen gewiss nicht ohne jegliches Interesse , besonders wenn sie mit analogen Vorgängen in früheren geologischen Perioden verglichen werden. Das richtige geolo- gische Verständniss der letzteren kann man doch nur im Ver- | gleiche mit dem jetzigen erhalten, und wird durch das Studium | dieser gefördert. Je mehr beide. mit einander in Einklang gebracht werden können, einen desto klareren Blick gewinnt man in die geologischen Vorgänge entwichener Zeiten. ү С жан арна a V id OVER HET WAARNEMEN VAN AARD- BEVINGSVERSCHIJNSELEN. SEISMOLOGIE. DOOR Р. van Dux. -mva c» oe Omtrent de vulkanische uitbarsting van het eiland Rakata of Krakatau in Straat Sunda — de eerste aanleiding tot het onderwerp, dat ik in deze bladzijden wensch te behandelen — zij hier alleen opgemerkt. dat zij onder de allermerkwaar- digste dezer soort van natuurverschijnselen verdient gerangschikt te worden. Immers, op een niet als krater bekend, laag en dicht aan zee gelegen punt, geheel onverwachts te voorschijn getreden, zonder aard- of zeebeving te veroorzaken, of door aardbeving le zijn voorafgegaan, maakte zij zich tot op zeer verren afstand bekend door het geluid van sterke, dicht op elkaar volgende, korte ontploffinzsknallen, en door eene zeer eigenaardige luchtbeving, die binnen een nog niet juist bekenden kring vensters en deuren in klepperende beweging bracht. | Deze eerste korte periode van hevige werking werd gevolgd door een tijdvak van kalmte, dat circa 5 maanden geduurd heeft, tot dat een nieuw knallen van schoten in de richting van Krakatau, en het alweer in beweging geraken van deuren en vensters, heinde en ver de mare verkondigde, dat de vulkaan 94 een nieuw tijdperk was ingetreden van intensieve uitbarsting. Gedurende een geheel etmaal brachten de allergeweldigste ontploffingen, die van den morgen van 26 Augustus tot dien van den volgenden dag over het geheele gebied van Ned. Indië gehoord werden, aller gemoederen in onrust, en was de indruk voor de bewoners binnen den kring, waartoe bijvoor- beeld Batavia en Bwitenzorg behoort, overweldigend; toen de onrustbarende nacht, in den morgen van den 27° Augustus, plotseling door eene doodelijke stilte en spoedig daarop door eene steeds toenemende verduistering van het zonnelicht werd opgevolgd. Dat die afscheidsgroet van den vulkaan, in den vorm van een in zijn doodsknál uitgestoten zand- en aschregen, binnen zekeren omtrek onheil zou hebben gesticht, werd algemeen door de шей ooggetuigen van het tooneel der verwoesting gevreesd, maar niemand was voorbereid op de eerst laat buiten dien kring verspreide ongelukstijding, dat de plotselinge | verdooving van den vuurkolk eene beroering van de zee had doen ontstaan, waarbij van den krater als middelpunt vloed- kringen waren uitgezonden, die, toen ze de in duisternis | gehulde kusten van Java en Sumatra bereikten, zoodanige hoogte en snelheid hadden verkregen, dat ze, als een zond- vloed werkende, in een oogwenk eene gedeeltelijk zeer bevolkte en gecultiveerde landstreek, van circa 100 vierkante Kilometers oppervlakte, schoon veegde, еп, er alle leven vernietigende, in een woestenij herschiep. Door dit onverwacht, allergeweldigst effect, dat niet ver- oorzaakt werd door aardbeving, noch door eene uit aardbeving voortgesproten zeebeving, maar door eene beroering van het zeewater, die van het oppervlak schijnt te zijn uitgegaan, en dat juist op het einde van eene der zeldzame uitbarstingen van Krakatau — eene uitbarsting, die zich overigens het meest door knaleffect had ‚onderscheiden — neemt het gebeurde op 3 27 Augustus 1885 een merk waardige plaats in de geschiedenis van het vulkanisme in. = TEEN Š 25 Dit allerindrukwekkendste natuurlooneel, met zijne schrome- lijke gevolgen, heeft meer dan gewoonlijk de aandacht van den denkenden geest op deze zoo zeldzaam in die woede heerschende natuurkrachten gevestigd en bij menigeen de vraag doen rijzen. of de in onzen tijd zoo veel vermogende natuurwetenschap dan niet in staat is geweest, zoo al niet den geheelen gang van het proces te voorspellen, dan toch, toen het eenmaal aangevangen was, er de slotscene van te voor- zien, en den argeloozen kustbewoner nog in tijds voor het naderend gevaar van zeebeving te waarschuwen. Die vraag scheen aanvankelijk niet geheel ontkennend beantwoord te moeten worden. Immers in den boezem der Fransche Academie zou blijkens de comptes rendues der op den 3den September gehouden zitting gebleken zijn, dat de uitbarsting van Krakatau als een der belangrijkste in 1885, op een paar etmalen na, op grond van wetenschappelijke beschou- wingen voorspeld zou zijn geworden. Bleek het al zeer spoedig, dat die geheele voorspelling terug gebracht moest worden tot eene in het jaar 1879 in de zitting van den 17den November door den ontwerper bekend gemaakte berekening, die, aan- gevuld en verbeterd in de zitting van 25 October 1880, niet verder reikte, dan dat het jaar 1885 door veelvuldige vulkani- sche verschijnselen gekenmerkt zou zijn, en dat de aanvang dier verhoogde werkzaamheid in de 5de maand, dus in Mei, 1885 een aanvang zou nemen, maar dat van aanwijzing der plaats, waar op de aarde de hevigste werkzaamheid zich zou doen gevoelen, nimmer sprake was geweest; werd zelfs kort daarop door eene commissie van academie- leden aan de berekening zelve, die op het schijnbaar samen- treffen van aardbeving met periodieke sterrenregens gegrond was, alle mogelijke wetenschappelijke grond ontzegd; ег bleef een ander belangrijker feit te weerleggen over, п. l. de aardbeving van Ischia, die іп den avond van den 28sten Juli de voorname badplaats Casamicciola en vele andere steden op 26 het eiland in puin had gelegd, zou door middel der seismolo- gische observatieposten van ltahë voorzien zijn geworden. De ligging van den Vesuvius, sedert de opening van het Suez-kanaal vlak aan de groote route van Europa naar Indië, heeft dezen sedert 1815 steeds werkzamen vulkaan zeker tot het meest van nabij bekende en meest bezochte eruptiepunt der geheele wereld gemaakt. En zoo is dan ook de obser- vatiepost van Prof. Parmer, hoog op den berg іп de nabijheid van den krater gelegen, bij naam van algemeene bekendheid. Omtrent de inrichting van zoodanig observatorium en omtrent de resultaten met die inrichtingen verkregen is het algemeen integendeel zeer weinig bekend. In de menigvuldige perio- dieke geschriften over geologie van de bibliotheek van het Mijnwezen heb ik, zoover ik mij herinner, er nimmer een uitvoerig beschreven gevonden. Handleidingen voor Seismologie zijn schaarsch. Het eenige mij voor het oogenblik nog slechts bij naam bekende is Rosert Marrer’s First principles of Observational Seismology. De oorzaak dezer weinige verspreiding van de hennie, die in Italiö door waarneming omtrent aardbeving en vulkanisme wordt opgedaan, is vermoedelijk daarin gelegen, dat de uit- komsten der italiaansche observatieposten in een eigen tijd- schrift, dat tot titel voert: Bulletino del Vulcanismo Italiano, publiek wordt gemaakt, en dat van dit tijdschrift in de litte- ratuursopgaven der duitsche, fransche en engelsche tijdschriften over geologie en aanverwante wetenschappen weinig of geen melding wordt gemaakt. In het engelsche weekblad »Nature” vindt men in den laatsten tijd herhaaldelijk melding gemaakt van de vorderingen, die in Japan ор het gebied der aardbevingsstudie gemaakt worden, en het is dezer dagen, uit de toezending van een num- mer van het aldaar te dier zake uitgegeven tijdschrift aan de | Koninklijke Natuurkundige Vereeniging te Batavia, gebleken, dat er sedert 1880, onder voorzitterschap van J. Harrorı en 4 ` E d P | | | | Е Е Е 27 met Professor Jons Миле als vice-president, eene vereeniging bestaat onder den naam van »/he Seismological Society of Japan". Het ontvangen boekwerk is het tweede deel (Juli tot December 1880) van de verhandelingen dier maatschappij, die onder den naam van Transactions het licht zien. De tegelijker tijd ontvangen brochure, getiteld: » Suggestions for the systematic observation of earthquakes by Jour Мих,” is de eerste en zeer welkome handleiding, over het ook voor den mijningenieur in Nederlandsch-Indië zeer belangrijke onderwerp, die mij bekend wordt. Het zal vermoedelijk nauwelijks melding behoeven, dat het einddoel der seismologie van zuiver practischen aard is, zoodat die wetenschap niets minder beoogt dan de tijdige waarschuwing van maderend gevaar en de kennis van de betrekkelijke hoe- grootheid van dat gevaar. De groote menigte, getroffen door sommige dagbladberichten omtrent het practisch пті, dat nu reeds van den observatie- post op den Vesuvius getrokken schijnt de worden — immers wij vinden meermalen in couranten melding gemaakt van waarschuwende of geruststellende wenken , die van Prof. PALMIERI aan de bevolking van door den vulkaan bedreigde plaatsen zouden zijn uitgegaan — is vermoedelijk van meening, dat de studie van het vulkanisme en van de door haar veroor- zaakte aardbevingen reeds even ver gevorderd is, als die der weerkennis in de meteorologie, en stelt zich een seismologisch observatorium vermoedelijk voor als het middelpunt van sein- posten, waarmee het telegraphisch verbonden is, en waardoor aan de bewoners der bedreigde punten telkens verwittigd wordt , hetgeen de seismologische barometer te vreezen of te ver- trouwen geeft. Het is echter duidelijk dat dergelijke practische resultaten niet eer kunnen verkregen worden, dan nadat de wetten, die het natuurverschijnsel beheerschen, genoegzaam, dat is althans in de hoofdtrekken, bekend zijn. Zoodanige kennis kan niet anders dan door scherpzinnige waarneming verkregen worden, 28 en hoe ver `$ menschen vernuft ook gaan moge, zeker is hel niet, dat volledige waarneming, gepaard aan volledige elemen- taire kennis, tot de ontdekking van de wet of wetten , die eenig verschijnsel of zekere som van verschijnselen te voorschijn brengt, leiden moet. Zelfs dan, wanneer alle gegevens verzameld zijn, die ver- eischt worden om er een wet uit af te leiden, dan nog kan het zeer lang aan het menschelijk genie ontbreken, dat in staat is den weg te vinden, die tot eene bevredigende oplos- sing leidt. Uit hetgeen ik in staat ben mee te deelen zal genoegzaam blijken, dat het voor het oogenblik nog voornamelijk het streven is om door vlijtige waarneming der aardbevingselfecten op daarvoor ingerichte, zeer gevoelige en registreerende instru- menten, en met toepassing van al het bekende uit de ` mechanica omtrent het ontstaan en de voortplanting van trillingsgolven in vaste lichamen, te geraken tot de kennis der natuurkrachten, die aardbeving in het algemeen, en daarmede in verband, vulkanische uitbarsting en zeebeving ten gevolge hebben. Dat er echter nu reeds onder de beoefenaars dezer wetenschap gevonden worden, die van meening zijn, dat een goedgekozen stelsel van waarnemingsposten voldoende te achten is, om de daarmee beheerschte landstreek tijdig bij naderend gevaar van nut te zijn, zal uit hetgeen ik zal mededeelen blijken. Ik stel mij voor om eerst uit het tijdschrift »Nature” al het voornaamste mede te deelen, wat er omtrent de laatste aardbeving van Ischia, in verband tot natuurlijke voorteekens en seismologische verschijnselen , meest belangrijks in voorkomt , om daaruit af te leiden in hoeverre het nauwkeurig letten op uitwendige natuurverschijnselen, in landstreken, die veelvuldig door aardbevingen geteisterd worden , en de dienst van naburige aardbevings-observatie-inrichtingen, den bewoners van Ischia van nut zijn geweest, of althans van werkelijk nut hadden kunnen zijn. | iid ыы ien ¿Sas se 29 Ik zal daarop laten volgen de ontwikkeling eener theorie van den Japanschen professor Maxe, omtrent het te ver- wachten nut van de waarneming, door middel van uiterst gevoelige instrumenten, de »microseismometers", van de uiterst kleine en vooral statige of zeer langzaam voortgaande plooiingen en golvingen, waarvan de korst der aarde, volgens waargenomen periodieke en geheel plaatselijke afwijkingen van de vertikaal onderhevig blijkt te zijn, en waarvan wij de openbaarmaking weder aan het tijdschrift » Nature” verschul- digd zijn. Na eene daarop volgende korte beschrijving van de voornaamste der door Mirre beschreven seismologische instrumenten, zal ik ten slotte de questie behandelen in hoe- verre de invoering in Nederlandsch-Indié van geregelde seismo- logische waarnemingen, met daartoe geschikte instrumenten, practisch mogelijk te achten is, en welke belangrijke uitkomsten voor de wetenschap, welk nut voor de menschheid van zoo- danige waarneming te verwachten is. In No. 718 van Aature, jaargang 1885, komt een kort bericht van de aardbeving van Ischia voor, waaruit men ver- neemt, dat de zware schok in den avond van 28 Juli omstreeks half tien uur heeft plaats gehad: voorts dat er meer dan een schok gevoeld is, en dat er ook nog den 51sten beweging is waargenomen. De Vesuvius was in werking. Volgens een dagblad zou gelijktijdig aardbeving gevoeld zijn in Wiesbaden. De vulkaan Еротео op Ischia heeft sedert 1502 niet gewerkt. In het volgende nummer, zijnde 719, meldt een artikel over Ischia het volgende, dat, volgens de Daily News, aan het belangrijkste gedeelte uit het verslag van Prof. pe Rossi ont- leend zou zijn. »Verscheiden dagen voor den 25” en 28% Juli toonden de »microseismische instrumenten te Rocca di Papa en de daarmee „verbonden microphonen te Rome een sterke vermeerdering van 50 »onderaardsche werkzaamheid aan. De aardbeving, die den 25en „Juli te Cosenza en te Catanzora gevoeld werd, schijnt door deze aanwijzingen voorspeld te zijn, maar het aanhouden der »onrust, zelfs met toenemende kracht, toonde duidelijk de „nadering van eene nieuwe dynamische uitwerking aan. De »wetenschap kon echter het topographische punt , hetwelk door »zoodanige uitwerking bedreigd werd, nog niet saanwijzen, „omdat er geen voldoend aantal observatoriums voorhanden »waren, en ze juist daar ontbraken, waar de gevolgen der »onderaardsche krachten zooals gebleken is het meest te »vreezen zijn. »Uit de dagelijksehe waarnemingen der enkele, door Halte nl ui alki TERRE EE » verspreide, waarnemingspunten kon slechts afgeleid worden, | »dat de seismische werkdadigheid zich in het zuidelijk gedeelte »van het schiereiland ophoopte. De aardbeving van Zaterdag, эйеп 28sten Juli, werd neergeschreven door de seismographen »van Rome, Velletri en Ceccana te 9" 50’ n. m. met langzame »golving van Noord naar Zuid en van Oost naar West. De | „overige instrumenten, die de korte plotselinge bewegingen van | »den bodem registreeren, bleven in rust. Voor zoo ver als | „thans uit de waarnemingen valt af te leiden, was deze aard- »beving een getrouwe maar uitgebreide herhaling van die | svan 4 Maart 1881 en van de daaraan laatst voorafgegane, | »de voorspellingen en opmerkingen van toen bevestigend. »»Het is te betreuren” — zegt pi Rossi in zijn verslag — » dal »»miju advies tot het instellen van geregelde observaties toen »»niet gevolgd is geworden, daar zij ongetwijfeld voor de gewel — »»dige catastrophe gewaarschuwd zouden hebben. »»Ik gaf dat advies niet alleen onmiddellijk na de aardbeving »»van 4 Maart 1881, maar ook bij mijn bezoek aan Napels | »»tijdens het Meteorologisch congres. »»In verband daarmede verzocht ik, in naam van het obser- »»vatorium, een der voornaamste badhouders van Ischia, om | »»althans dagelijks aanteekening te houden van de temperatuur | »»van het thermische water (de heete bronnen) en van den | 51 »»toestand der fumarolen (de natuurlijke openingen, waaruit »»stoom en rook ontsnappen). Verandering in de temperatuur van »»warme minerale bronnen, zoodra die eene zekere grens »»overschrijdt, is een der zekerste teekenen van een onderaard- »»schen storm, en zoodanige afwijking is dan ook te Casamicciola »»altijd opgemerkt geworden, zelfs zonder hulp van weten- „schappelijke waarnemingen. De opdroging van welputten, »»onderaardsche donder en lichte golvingen van den bodem zijn »»ook dezen keer, even als steeds te voren, aan de aardbeving »» voorafgegaan, waaruit kan worden afgeleid , welke belangrijke »»aanwijzingen verkregen zouden zijn door de gevoelige seismi- »»sehe instrumenten, van de mierophoon en telephoon, als wij »»die ter beschikking hadden gehad. Dat mijn raad niet is »»opgevolgd, is alleen aan de door zelfzucht veroorzaakte vrees ^»toe te schrijven, dat de minste waarschuwing van een obser- »»vatiepost, te Casamicciola de vlucht der talrijke badgasten ten »»gevolge zou hebben gehad. Dit valsche denkbeeld is zoo over- »»wegend, zelfs bij de meest beschaafde inwoners, dat aan- »»teekeningen omtrent onbeduidende verschijnsels meermalen »»slechts onder de meeste reserve en eerst zeer laat tot mij »»gekomen zijn." " En verder volgens the Standard: „Prof. PALMIERI constateert, dat al de latere schokken van » Ischia. gelijktijdig (instantanously) geregistreerd zijn geworden „доог de seismische instrumenten аап het observatorium op эйеп Vesuvius. | »Vrijdag morgen gaven ze teekenen van belangrijke onder- »aardsche verstoring. De Vesuvius was betrekkelijk krachtig „werkzaam, maar de vrees, dat zieh onmiddellijk boven »Terro del Greco een krater zou openen, schijnt ongegrond »te zijn. »Van Ischia naar Napels terugkeerende reizigers zagen in shet rooken van den Vesuvius een goed teeken, en meenden ^den veiligheidsklep voldoende geopend. Ross: en andere »waarnemers, die met Parmırrı op dit punt verschillen, voor- сл Le »spellen niets minder dan de wederopening van den vulkaan » Еротео of van een nieuwen krater op Ischia. „Verklaringen van ter zake ondervraagde en te Napels ver- „pleegde gekwetsten steunen zeer sterk de meening, dat er „reeds twee à drie dagen te voren teekenen van gevaar aan- »wezig zijn geweest, doch waarvan de bespreking en verbrei- „то, om geen alarm te veroorzaken , juist gedurende een zeer „winstgevend gedeelte van het badsaisoen, onderdrukt zijn „geworden. »De advokaat Jeremia Тахті van Antria, die tot de ernstig „gekwetsten behoort, verhaalde aan den correspondent van »fhe Standard dat hij naar Ischia was gegaan om er voor »rheumatisme de baden te gebruiken. Het bronwater, dat er | »voor gebezigd wordt, ontspringt den bodem zoo heet, dat er ` »bij het gebruik van een bad, tot afkoeling, een vierde gedeelte | »koud water aan toegevoegd moet worden; maar twee dagen | »voor het onheil was de temperatuur van het bronwater 700 „gestegen, dat het onmogelijk werd bevonden in het bad te gaan, ` »alvorens het met veel meer koud water was aangelengd.” Als afkomstig van Dr. JonssroN Lavis te Napels wordt het volgende іп »Nature” medegedeeld: „Het eiland /schia is van de vroegste tijden af al te wel bekend »als door aardbevingen en zelfs door vulkanische uitbarstingen ` »bezocht. In 1827 vernielde een schok het grootste gedeelte van » Casamicciola, een gedeelte van Lacco Ameno, en bracht veel schade | sloe aan Barano en Forio. In 1881 wierp een met den vorigen, „overeenkomstige schok een aantal huizen neer en beschadigde | эйе overige. De tegenwoordige had plaats omstreeks half tien sin den avond van Zaterdag den 28sten Juli en bewerkte de „totale vernieling van de geheele stad, het grootste gedeelte »van Lacco Ameno en een groot gedeelte van Forio, Fentano sen Barano. Zeer opmerkelijk is het dat het getroffen opper- | »vlak telkens op geheel overeenkomstige wijze getroffen is | *geworden, zoodat de beschrijving van de aardbeving van 1827 ` | j ] | | | 1 | Ё oT ша »van CovELLI, van die van 1881 van den berichtgever en van ^de tegenwoordige alle dezelfde zijn. Het eenige verschil geldt »de intensiteit. «Пе schok, die de groote vernieling teweegbracht, wordt »geschat 15 seconden te hebben geduurd, maar, afgaande op „hetgeen door sommige getuigen verricht is geworden in den »lijd tusschen de eerste en laatste gewaarwording en op den „gedurende de beweging doorloopen afstand. is 50 seconden »waarschijnlijk dichter bij de waarheid. »In de korte mededeeling der aardbeving van 4 Maart 1881, »heh ik aangetoond, dat het middelpunt van den getroffen »kring (mesoseismische area) of van de seismische vertikaal »binnen Casamicciola gelegen is, een punt van betrekkelijk „gelijke ligging ten opzichte van Epomeo , als Montagnone , Monte »Rotaro, Cremate en verschillende andere zijdelingsche kegels. „En bovendien, dat de aardbeving tot die klasse van beweging „der aardkorst behoorde, welke aan eene vulkanische uitbarsting »op de plaats zelve voorafgaat, even als de schok, die in 65 n. „Chr. de heropening van den Vesuvius en die der reeks van »schokken, die eenige jaren geleden het ontstaan der Monte » Nuovo zijn voorafgegaan. s Prof. Supp, Ногвнтох en ik zijn nog bezig aan een verslag „der laatste aardbeving, maar hebben nu reeds de volgende » belangrijke feiten opgemerkt: »1. dat de kring der verwoesting zeer klein is; »2. dat de hoek van inval (de hellingshoek van de richting »van den schok) snel afneemt met den afstand tot het „seismisch middelpunt; »5. dat het brandpunt (focus of haard) dus dicht nabij het „oppervlak gelegen is: sen 4. dat er een tweede seismische vertikaal voorkomt te » Fontano.” Dat men hier wel degelijk met de werking van een vulkaan en niet, zoo als Parwrenr meent, met inwendige grondafstorting te doen heeft, vindt Jouxsros Lavis bevestigd in het uitslaan УЕ abe van vlammen tusschen de puinhoopen en in twee belangrijke aardstortingen aan de helling van den Еротео. De conclusie van dezen geleerde is, dat in vervolg van tijd nieuwe en nog heviger schokken te verwachten zijn en wel op onderling kortere tijdsafstanden, naarmate het oogenblik der definitieve eruptie nader komt. en nog, dat het eiland Ischia thans de uitnemendste gelegenheid aanbiedt om, door seismische waarnemingen op verschillende punten van het eiland, het geheele verloop te bestudeeren der verschijnselen, die zich gedurende de toenadering van het vulkanisch brand- punt tot het oppervlak nog voor de definitieve uitbarsting zullen voordoen. In nummer 720 wordt onder het opschrift » Ischia Earthquake het volgende aangetroffen : »In de wijk of buurt Gurgitello te Casamicciola was op »Zondag morgen (22 Juli?) een lichte schok van aardbeving »gevoeld, die tot die plek bepaald bleef en geen schade aan- „richtte. Dit is juist op het punt alwaar de aardbeving van »28 Juli de grootste vernieling heeft aangericht. Er wordt „meegedeeld dat in de helling van den Ерітео een scheur „ontstaan zou zijn van 1 kilometer lengte bij 50 kilometer „diepte 1), De rook der fumaroli aan den top van den berg »іѕ veel verminderd. Er is door de Academie van weten- schappen te Napels eene commissie benoemd om den telluri- »schen toestand van Jschia te onderzoeken. De volgende mededeeling уап den Times is belangrijk. „Blijkens een tweede rapport van Prof. Міснеһе STEPHANO D! ` »Rossı, Chef van het centraal geodynamisch observatorium te » Rome aan den Minister van Landbouw, omtrent de verschijn- „selen der aardbeving van /зема, schijnt het dat ег, niet alleen „op het eiland zelf eenige dagen te voren zeer bepaalde waar- »schuwende verschijnselen zijn waargenomen, maar dat ook op shet schiereiland overeenkomstige vermanende teekens veelvuldig 1) 30 K. M. diepte moet vermoedelijk zijn: 30 decimeters breedte. den ace isd РЭР? Tm eR Ee Sé генін а» рі ақы сарабы ka nn тасыды ven wijd verspreid zijn geweest. Op het eiland werd de „temperatuur van de warme bronnen veel hooger, en nam de »hevigheid der fumaroli van de Montecito sterk toe. Deze » verschijnselen vertoonden zich 8 dagen voor het onheil. Omtrent „dit punt zijn de vertrouwbare berichten. die professor n1 Rossi „ontving, overvloedig. Er is minder eenstemmigheid in de „beweringen omtrent het dalen en schaars worden van het „drinkwater in de putten, dat aan de aardbeving zou zijn » voorafgegaan, maar het is bepaald bewezen , dat er , gedurende seen periode уап 14 dagen voor den 28sten Juli, bijna dagelijks »lichte schokken van aardbeving zijn gevoeld en onderaardsch „gerommel is gehoord. Geheel overeenkomstige verschijnselen "zijn aan de aardbevingen van 1828, 1851 еп 1881 voorafge- »gaan en professor pr Rossi doet met nadruk uitkomen, dat, ^waren er, overeenkomstig zijn raad, na de aardbeving van »1881 op /schia observatieposten opgericht, en waren hem de »sedert den 20sten te voren waargenomen waarschuwende ver- »schijnselen medegedeeld geworden, hij niet zou geaarzeld »hebben, op het dreigend gevaar eener geweldige seismische „verstoring attent te maken. » Terwijl de vermelde verschijnselen te Ischia plaats hadden, „maar niel naar Лоте werden bericht, en uit gebrek aan „voldoende aanleiding niet eens plaatselijk werden aangeteekend , „werd gelijktijdig op het nabijgelegen land meer dan gewone „onderaardsche werking door de instrumenten aangewezen. Die „werkzaamheid, ofschoon ongelijk voor verschillende plaatsen, „bleek gemiddeld eene regelmatig stijgende te zijn. Op ver- „schillende plaatsen werden zelfs lichte schokken van aardbeving „gevoeld. Den 25sten Juli werden aan de Solfatara van Albano зіп de uitgewerkte vulkanen aan de zuidzijde der Romaansche Campagna geluiden waargenomen, zooals die vroeger nimmer „gehoord waren. Op denzelfden dag trof een aardbeving, die »van Cosenza, Cotanzaro en Calabrië. SA „Vrijdag, den 27sten, was het sissend of fluitend geluid »van den Solfatara van Albano zoo sterk, dat het volk er het. 56 »zwavelwater voor de zieken niet van daan durfde te halen. „Gelijktijdig registreerden de seismometers te Pesaro sterke »slingering. „Ор den Vesuvius werden in den avond van den 27sten „schokken gevoeld met toenemende hevigheid. Er waren schok- „ken te Latera op de Cominische vulkanen, en schokken te „Perugia. In den namiddag van den 28sten werd eene ver- »nieuwing der werkzaamheid te Pesaro en te Fernio aange- »wezen: in het kort, gedurende die kalme achtermiddag toonden »de waarnemingen een algemeene onderaardsche verstoring , die »zich over de geheele Umbria, het district van Viterbo en de » Marca uitstrekte. Пе richting van deze ver reikende bewegingen was overal „gelijk aan die te Casamicciola, namelijk van Noord naar Zuid »en van Oost naar West. Ter zelfder tijd, alzoo in den »morgen van den 28sten, onderging de voorname zwavelbron „nabij Tivoli eene aanmerkelijke vermindering van debiet, terwijl „gelijktijdig de ontwikkeling van koolzuurgas sterk vermeer- derde. Geregelde waarnemingen wezen een daling van het „putwater, voor den 28 Juli, en eene rijzing na dien datum aan »te Bologna, te Pisonello, nabij Piacenza en te Rome. Deze „feiten zetten vrij wat waarschijnlijkheid bij aan de vertrouw- »baarheid van hen, die hetzelfde op /schia meenen waargenomen »te hebben. Zondag morgen, den 29en. was het anders zeer »koele water der zwavelbron van Albano kokend heet. Не vinnig verband tusschen de verschijnselen op het schiereiland sen de ramp, die Ischia trof, is meer dan duidelijk, en hun »dynamo-vulkanisch karakter sluit het denkbeeld aan eene „eenvoudige lokale verzakking van den bodem ten eenen »male uit." Nog volgt in No. 721 een brief van Papre Denza , Directeur van het observatorium te Moncalieri, aan den Bisschop van Ischia, handelende over pr Rossr’s aandringen op de oprich- ting van een observatorium te Ischia, waarin het volgende voorkomt. 57 „Professor PALMIERI resumeert zijne beschouwingen over de „aardbeving van Ischia als volgt: »Een beperkte en middel- »»malige aardbeving veroorzaakte een zeer groot onheil. De »»voortdurende uitslijting van den bodem door de heete bronnen »»іѕ voldoende om de geweldige ramp te verklaren, waarvan »»het effect nog verergerd is geworden door de slechte con- »»structie der woningen. Sommige, die reeds in 1881 beschadigd »»zijn geworden, zijn onhersteld gebleven. »»De aardbeving van den 28% Juli zal veel meer in herinnering »»blijven wegens het geweldig verlies aan menschenlevens en aan »»eigendom, dan wegens haar seismologische belangrijkheid.” No. 725 bevat den volgenden Zen brief van H. J. Зонхзтох Lavis over Ischia. | „Sinds mijn vorigen brief heb ik den meesten tijd aan eene „inspectie van de uitwerkselen der aardbeving besteed, en „ofschoon er nog een en ander aan een nauwkeurig onderzoek „onderworpen blijft, vermeen ik toch met de algemeene feiten »bekend te zijn. „Het juiste oogenblik der aardbeving is niet bekend, maar „schijnt е^ te 9% 25’ 75 avonds te zijn geweest, althans wanneer „de schok, die op dat tijdstip te Napels en op den Vesuvius »is geregistreerd, dezelfde als die te (assamicciola is geweest. „Zooals reeds in Nature vermeld is geworden, is de schok »voorafgegaan door een algemeene seismische onrust in het »zuiden van Europa. | »Op het eiland zelf ontvingen wij de meest met elkaar in „tegenspraak staande inlichtingen omtrent waarschuwende tee- »kenen en verschijnselen. Een persoon verzekert zijn horloge, vaan een spijker opgehangen, twee malen te voren te hebben »zien slingeren. De bewering, dat het bronwater van Gurgetella »reeds eenige dagen te voren veel heeter was dan gewoonlijk , »is van weinig waarde bij het gemis van thermometer aflezin- »gen, vooral sinds het bekend is, dat de gewone variaties in »temperatuur er tot 20° €. bedragen, en dat de temperatuur 58 »van het water er meermalen tot 40° is gestegen. Zoo is mij „ook een warme bron bij Bagnoli, nabij Napels bekend , waar- »van het water in temperatuur afwisselt tusschen 15? en 56°. Пе belangrijkste mededeeling van Шеп aard scheen mij vervat sin het volgende: »De syndicus van Serrara Tontano (een stad »»in het zuiden van het eiland) telegrafeerde aan den Minister »»ler Openbare werken, dat aldaar een spleet ontstaan was | »»van een kilometer lengte, bij dertig meter breedte en van »»onbekende diepte.” „Dit gelezen hebbende begaf ik mij onmiddellijk naar Serrara | sen daar werden mij door den syndicus diens beide berichtgevers | vals gidsen ter beschikking gesteld. Na een klim van 515 uur | »langs de bijna onbegaanbare wanden van den Еротео bereikten ` »wij de noordelijke helling van Lacco Ameno, met de twee | »landverschuivingen, die ik 56 uren na den schok bezocht en — »gephotographeerd had. „De scheuren waren gelijk aan die van alle grondafstortingen; | ver was geen damp of gas meer te bespeuren, waarvan het ` aanwezen kort na de aardbeving wel is aan te nemen , althans ` „gemakkelijk verklaard wordt. De localiteit behoort tot hei 5 „gebied der oude fumarolen van Monte Cito, alwaar honderden ` „jaren geleden aluin werd gefabriceerd. «Пе rots is er zeer ontleed door ontsnapping van zure — „dampen, en er was niets meer dan de aardbeving noodig, om | „er eene alstorsting in te doen ontstaan. Door die afstorting ` »werd een groot oppervlak vochtig en heet tuf blootgelegd, — "dat ongetwijfeld gedurende eenigen tijd damp zal hebben | „afgegeven. ‚In geen enkel opzicht bleek het courantenbericht juist J »niet zeer overdreven te zijn. »Noch de grootte, noch localiteit, noch het karakter der — »scheuren werd accoord bevonden. Ik heb met veel zorg alle »piekken bezocht, alwaar het ontstaan van scheuren vergnder- - ! »steld was geworden, maar na dagen achtereen gebrek te »hebben geleden aan beschutting, aan slaap еп aan ander | 29 „voedsel als slecht brood en verrotte kaas, na ons van zons- „opgang tot zonsondergang die ongemakken bij een zeer heeten »Napolitaanschen zomer te hebben getroost, alles met het doel »om ook maar het minste bewijs te vinden van voorhanden „vulkanische werking, moest ik mijne pogingen opgeven zonder »het minste succes te hebben behaald. Mijn vriend Professor ӘР. Franco van Napels deelde mijne vermoeienissen, teleur- "stelling en ergenis. Het karakter der aardbeving voor vul- »kanisch houdende, was mij elk bevestigend verschijnsel hoogst » welkom geweest. „Door isoseismische lijnen over de getroffen districten te „trekken zien wij ze een elliptischen vorm aannemen , waarvan „бе lange assen nabij Oost — West gericht zijn". Bij dit bericht is een kaartje gevoegd, het eiland Ischia voorstellende ор 1/80000. Met 5 gestippelde ellipsvormige isoseismische lijnen worden er de area’s op aangewezen, als: binnen de kleinste, а, van totale verwoesting, tusschen a en b de zwakste gebouwen ingestort en alle overige zwaar bescha- digd: binnen b en c zware scheuring De vierde area, alwaar de huizen slechts licht gescheurd zijn, valt voor het noorde- lijke gedeelte geheel in zee, bevat overigens het geheele eiland , voor zoo ver het niet tot de drie andere area’s behoort. „Opmerkelijk is het" — zegt Lavis verder — »dat de huizen saan het strand of aan de landingsplaats (of the marinas) veel „minder geleden hebben dan andere in hunne onmiddellijke „nabijheid en zelfs minder dan sommige verder van de seismische „vertikaal verwijderde. Dit moet zonder twijfel daaraan worden „toegeschreven, dat ze op zeezand gefundeerd zijn, hetwelk , »wegens de losheid zijner deeltjes, als matras dienst doet en de »aardgolving absorbeert. Hetzelfde effect was waar te nemen saan alle gebouwen in de vlakten en valleibodems op alluviale »tuf en asch gelegen, terwijl de vernieling der huizen, die op »rotsen gebouwd waren, geweldig is, zoodat de welbekende »parabel hier-dus is omgekeerd. »Eene zorgzame toetsing van waargenomen azimuthen en 40 »hoeken van inval, leidt tot aanduiding van een plat lang- »werpig (spits dubbel-wigvormig) focus , nagenoeg vertikaal, vrij »nauwkeurig volgens de kleine as der elliptische isoseismische ` »lijnen gericht, en dat zich in een rechte lijn uitstrekt van » Fontana, ten westen langs Menella tot aan de golf van Lacco. e Het vlak van deze scheur is vermoedelijk nagenoeg vertikaal met „eene geringe dieping naar het oosten; hare vernielende werking »schijnt het grootst in het midden harer lengte te zijn » geweest. „Het opmerkelijke feit, in 1881 door mij geconstateerd, dat эйе schok te Fontana even als te Menella vertikaal is geweest, »vind ik thans herhaald. Ook bij deze gelegenheid zijn de »huizen van Fontana alle zóó gescheurd, als alleen door een »vertikalen schok te verklaren is, maar behalve deze scheuren »verloont er zich nog een ander stelsel, dat op eene golfbe- , »weging duidt, die onder een zeer flauwen hoek van het noorden »naar het zuiden is gericht geweest. Te A. Nicola is een gedeelte »van het altaar in dezelfde richting omgestort, en tusschen „heide plaatsen is een rots gescheurd en naar het zuiden » geworpen. »Dat de Vesuvius ter naëwernood deel паш aan de уе »van Ischia is nog geen bewijs tegen tlen vulkanischen oorsprong »van het verschijnsel. Veronderstellende, dat de vulkanische „stof, beneden een groot gedeelte van Zuid-Europa uitgebreid, „доог een golfbeweging is aangedaan, zoo is het zeer wel „mogelijk, dat die beweging de meeste vulkanische uitwegen „slechts weinig aandoet, en toch sterk genoeg is om op eene „enkele plaats de vergrooting van een voorhanden scheur te „doen ontstaan. In eene voorlezing, laatstelijk door mij te » London voor het Geologisch Genootschap gehouden, heb ik „trachten aan te toonen, dat het ontploffend geweld van de „lava veroorzaakt wordt door de assimilatie of oplossing van »water, dat haar van de watervoerende lagen op haar weg uit de „diepte naar het oppervlak wordt tegemoet gevoerd. Onder » die omstandigheden kunnen meia geweldige verschijnsels E 41 „plaats hebben, zonder dat er andere naburige vulkanische „uitwegen merkbaar door behoeven aangedaan le worden, en „daaraan ligt dezelfde oorzaak ten grondslag, waarom soms »van twee zeer na bij elkander gelegen kraters de eene in „geweldige uitbarsting en de andere in betrekkelijke rust kan » verkeeren. »Waarom zou dan ook eene mislukte poging tot uitbarsting зор zeker punt den toestand eener naburige werkende krater „ernstig aandoen of verstoren? »Aan geen der plekken, die ik aan de kust van het eiland »bezocht heb, was eenig teeken van niveau-verandering te „bespeuren, evenmin werd eenig succes verkregen op mijne „pogingen om ergens daling van den bodem te constateeren. »Er is beweerd, dat de zee zich van de kust verwijderd zou: „hebben, maar ik heb het niet bevestigd gevonden. Als een »stoomer, die op de zee voer anker lag, den schok gevoeld heeft, dan zal het een gevolg zijn geweest van de beroering „van het water ten gevolge der aardbeving. »Zoo ver mijne informaties reiken, heeft het eerste teeken »van onrust bestaan in een verwijderd geluid, als door een „wagen veroorzaakt, bijna onmiddellijk vergezeld van trilling, „еп daarop gevolgd door een vreeselijke ontploffing, overgaande »in een aantal knallen. De meeste menschen, buiten de meso- »seismische area geplaatst, voelden den vertikalen schok vóór de „golvende of zijdelingsche beweging, en zulks in overeenstem- »ming met het welbekende verschijnsel, van bij een mijnont- »ploffing allereerst door den directen stoot en onmiddellijk daarna »door de van het seismisch middelpunt aan het oppervlak der vaarde uitgaande golven getroffen te worden. Daarentegen namen »zij, die zich binnen den genoemden kring bevonden , den stoot en »de knallen waar op hetzelfde oogenblik dat de muren instortten , „en voor dat een poging om te vluchten gedaan kon worden. »Het schijnt dus dat de voortplanting der geluidsgolven sneller „geschiedt dan van de grondgolven, ofschoon het verschil te „gering is om te worden opgemerkt op korten afstand van het - 42 „focus. Ма de verwoesting zijn nog de volgende schokken » waargenomen : » Juli 29, 1885, lichte schok in den morgen »Augustus 1, » , lichte schokken 5" 10' n. m. An DU n. un. » en 11" 15’ n. m о ы ж, > gehok 2 90 3 » » 5, » , zwaardere schok te 1" 15’ of Qu 15 » » 8, s. , lichte schok te 10" 40’ v » De эке» van het eiland, кеден aan de ver 1 „gevorderde geologische bekendheid, die er van voorhanden is, | ven de geringe uitbreiding van het getroffen oppervlak doen ` „Ischia bij uitnemendheid geschikt zijn voor het doen van „waarnemingen. Hetgeen daartoe vereischt wordt is een aantal »seismographen, verspreid over het eiland, en geschikt om het | »azimuth, den hoek van inval of de moleculaire snelheid mel: эйеп juisten tijd van elke beweging te registreeren. Zij zouden | »over twee cirkels verdeeld moeten worden, rondom de seis- »mische vertikaal. Elk uur behoort de temperatuur der heete ` »bronnen en fumarolen waargenomen te worden, еп 700. „ook zou het noodig zijn een inrichting te maken tot het эшейеп, zoo wel van het debiet der bronnen, als van de »spanning van het gas der fumarolen. Nuttig zou het zijt, | »om aan deze waarnemingen ook nog microseismische te ver- „binden. Waarneming omtrent verandering in de hoogte der. »zee, en dan in vergelijking met Napels, is mede van belang »te achten. De voorname uitgaaf zou die aan instrumenten zijn . „Ше in kelders of groeven geplaatst kunnen worden, uitge- | „houwen in de tuf, waarvan er honderden, op het eiland voor- | »һапйеп, voor niets of nagenoeg niets te krijgen zouden zijn. „Aldus toegerust zou men de ware natuur der schokken „kunnen bestudeeren, de nadering van het focus naar het „oppervlak kunnen volgen, en nauwkeurig kunneu nagaan of ser aan eenig waarschuwend teeken als voorlooper van aard- „beving vertrouwen te hechten is. „Ik zou allen, die geneigd zijn tot weldoen, wenschen te MEM o 45 ^overtuigen" — eindigt de briefschrijver — »dat geld aan dit „doel ten koste gelegd, vrij wat beter besteed zou zijn, dan vaan het weder opbouwen en voor een volgend onheil gereed »maken van gemetselde woningen.” Slaan wij thans een terugblik op de omtrent de aardbeving van Ischia vermelde feiten, dan zien wij, dat men in de naaste omgeving van het tooneel des onheils in den aanvang vrij wel van meening is geweest, dat de catastrophe door waarschuwende verschijnsels is vooraf gegaan, en dat daarbij de sterke verhooging van de temperatuur van het warme bron- en badwater alleen ruim voldoende was, om den scherpzinnigen bewoner, die het opmerkte, of bij meer rucht- baarheid alle belangstellende beoefenaars van het vulkanisme de overtuiging te schenken, dat eene, voor den bewoner gevaarlijke uiting van het onderaardsch smeltproces spoedig ophanden was. Immers, was Prof. pr Rossr tijdig met deze verschijnselen bekend geweest, hij zou niet geaarzeld hebben, om in verband met de door de seismografen op het schiereiland aangewezen vermeerderde vulkanische onrust, Ischia met het dreigend gevaar bekend te maken. Bij nader onderzoek blijkt het echter overtuigend aan Тонхвтох Lavis, den man, die tegenover Professor Parnıerı het vulkanisch karakter der /schia-aardbeving volhoudt, dat de verschijnselen, die gezegd worden het onheil te hebben aan- gekondigd, en daarbij in de eerste en voornaamste plaats de verheffing van temperatuur van het bronwater, er niet tot de tijden van aardbeving beperkt, maar van zeer gewonen aard zijn, dat dus de wisseling in die temperatuur een ten eenen- male onvoldoende aanleiding is om den bewoner op naderend gevaar bedacht te doen zijn. Bedroeg die temperatuurverhooging dezen keer buitengewoon veel? Men weet het niet, maar professor ш Ross: verklaart dat verhooging van temperatuur van het water van warme 44 natuurlijke bronnen boven het gewone maximum, een der zekerste bewijzen is, dat een onderaardsche storm op handen is. In het land der seismologen en nog wel op een punt in de onmiddellijke nabijheid van Napels, de bakermat dier jonge wetenschap, zijn de observatieposten door den vijand verrast | geworden, en hebben hun practisch nut gemist. | Mag dit echter, zooals wij voor ons aannemen , niet geweten worden aan de waakzaamheid of goede inrichting dier posten, ` maar alleen aan den te grooten afstand tot het punt van | gevaar, en aan hun onvoldoend aantal, dan volgt hier al | dadelijk uit, dat een enkel seismologisch observatorium, even als een enkele bliksemafleider, slechts voor een zeer klein | gebied dienen kan, en dat hierin een groot bezwaar ligt opgesloten tegen hun practisch nut, zoolang ze in een | vulkanisch gebied niet even algemeen verspreid en even ge- makkelijk te lezen zijn, als de gewone meteorologische instru- menten, die, in bijna ieders gebruik zijnde, door combinatie | van vele waarnemingen het middel aan de hand geven, om | op elke kort ophanden zijnde verandering van weer te zijn | voorbereid. oO Hoe hoog echter de eischen zijn, die door een voornaam ` ‚voorstander der seismologie, den Japanschen professor Јонх Muse, aan de waarnemingen en aan de gevoeligheid der instrumenten gesteld worden, zal blijken uit een opstel van dien geleerde, ` getiteld: »Earth pulsations”, dat wij met eenige bekorling ` uit No. 720 van »Nature” overnemen. „Reeds jaren geleden is door philosofen de kwestie geopperd ` „of het oppervlak der aarde in werkelijkheid zoo onbewegelijk vis, als het dat in den regel schijnt te zijn. Met de plotselinge ` „en heftige beweging, die wij aardbeving uoemen , is de mensch »van de vroegste tijden af vertrouwd geweest, en de oorzaak »van dit verschijnsel is steeds een rijke bron van bespiegeling „geweest. Door middel van daartoe goed ingerichte instrumenten ` | | | | | 45 »is onze kennis van den aard dezer bewegingen in weinige »jaren laatstelijk zeer vermeerderd, еп zoo zijn wij tot de „overtuiging gekomen, dat deze natuurlijke trillingen aan het „oppervlak der aarde op eene geheel verschillende wijze wordt „voortgeplant, fals à priori op grond onzer kennis van veer- »krachtige vaste lichamen verwacht mocht worden. Eene andere orde van aardsche beweging, die in de handen van »Тімотко Вевтилл van Florence, М. J. pi Rossi van Rome еп vandere italiaansche onderzoekers laatstelijk bijzonder de aan- »dacht hebben getrokken, zijn de trillingen der aarde (earth- » tremors). „Uit de gedurende de laatste 10 jaren genomen observaties „schijnt te blijken, dat de bodem van Шай16 in een voortduren- „den staat van lichte trilling verkeert, zelfs in de districten, ver verwijderd van vulkanische midden- of uitgangspunten. „Wegens de zeer geringe amplitude der beweging zijn ze vechter slechts voor zeer gevoelige instrumenten merkbaar. » George en Horace Darwin hebben in verband met hunne proeven „omtrent storing in de zwaartekracht, tengevolge van de aantrekking der maan, aangetoond, dat dezelfde toestand van »beweging eigen is aan den bodem van Engeland. Overeen- „komstige waarnemingen in Japan hebben er tot gelijke uit- „komsten geleid, еп zoo is het zeer waarschijnlijk, naarmate „бе waarnemingen zich verder zullen uitbreiden, dat het ten »slotte blijken zal, dat het oppervlak der geheele aarde in een „dergelijken toestand van gedurige rustverstoring verkeert. „Behalve deze onbeduidende bewegingen, die aan de opmer- »king van den gewonen waarnemer ontgaan , wegens de gering- »heid harer uitwijking, zijn er op theoretischen grond nog „bewegingen van den bodem aan te nemen, die aan onze »opmerking өпісіпсеп, wegens de langzame gelijkmatigheid , den »langen duur der uitwijking. Uit gebrek aan een beter woord »zal ik deze aardpolsslagen of aardpulsaties noemen. GEORGE „Darwin heeft in zijn laatste verslag aan de Britsche Vereeniging »aangetoond, dat dergelijke bewegingen het gevolg kunnen zijn 46 »van verandering in barometerstand. Eene stijging van den „barometer over een zeker oppervlak staat gelijk met eene „belasting van datzelfde oppervlak met zeker gewicht, tengevolge »waarvan het eene indrukking ondergaat. Valt de barometer »dan wordt die belasting weggenomen en de bodem herneemt „tengevolge zijner elastisiteit den vorigen stand. Кеп zoodanige „daling en rijzing vormt een enkele pulsatie. »In de veronderstelling, dat de aardkorst bijzonder stijf is. »zou de zinking van Australië, bij een rijzing іп barometerstand »van een Eng. duim, over haar geheele oppervlakte twee tot „drie duimen bedragen. „De getijen, die tweemaal daags onze kusten belasten, ver- „oorzaken eene overeenkomstige daling en rijzing van het „getroffen land. Volgens Darwın’s berekening zou dit effect »voor de kusten van den Atlantische Oceaan niet minder dan »5 duim bedragen. Deze bewegingen van den bodem gaan „gepaard met kleine veranderingen van helling van het opper- „vlak, zoodat een aan een vast punt opgehangen schietlood »niet met hetzelfde punt van den bodem in aanwijzing blijft. »In het kort, de belastingen van verschillenden aard, die »wij weten, dat door natuurlijke oorzaken , gedeelten der aarde „beurtelings belasten en ontlasten, veroorzaken eene langzame »regelmatige pulsatie. Dat dergelijke bewegingen in de aard- »korst herhaaldelijk door afwijking van de vertikaal waar- „genomen zijn geworden, valt wel niet te betwijfelen. ‚De waargenomen uitwijkingen zijn echter zoo groot, dal »men ze moeielijk alleen aan de straks genoemde oorzaken »kan toeschrijven. In plaats van de oorzaak van het verschil ^buiten de aarde te willen zoeken, zal men wellicht met meer »succes het inwendig bedrijf onzer planeet te hulp hebben te »roepen. De waarnemingen leeren ons, dat de mieroseismische »bewegingen bij lagen barometerstand zeer merkbaar zijn. „Tot toelichting van hetgeen dit zeggen wil, stelle men zich эйе aarde voor als een stoomketel, en de plek, die wij er van _ »innemen als een los sluitend deksel of klep, dan zal vermin- ET TERRE Perm ~ -4 „dering van uitwendige drukking sterker opkoken in het "inwendige ten gevolge hebben, en het daarmee gepaard gaand „trillen zal van bet inwendige naar het uitwendige worden »overgeplant. »Aannemende, dat eene dergelijke werking plaats vindt , zoo »volgt er uit, dat deze extra-ontwikkeling van gasvormige stof »beneden de aardkorst zich in eene vermeerderde drukking van „binnen naar buiten zou uiten, en dus in eene neiging tot „opheffen van den bodem. Deze verklaring voor de grootere vactiviteit van den microseismometer bij lagen barometerstand »aannemende, zoo is dan dit instrument als een barometer aan »te merken ten opzichte der variaties in de inwendige spanning »van onze planeet. » Vermindering van uitwendige en vermeerdering van inwen- „dige spanning werken in gelijke richting, namelijk tot ver- „heffing van de aardkorst. „Deze verklaring van toenemende uiting der aardtrillingen »(tremors) die, zoo wij meenen, van M. pr Ross: afstamt, »wordt hier alleen aangevoerd als eene wellicht waarschijnlijkste » hypothese. | »Het is ons bekend hoe zwavel, die met water onder „afsluiting van lucht is samengesmolten, dat water bij vermin- „dering der door afsluiting verkregen drukking in den vorm »van stoom uitstoot. Evenzoo zien wij stoom ontsnappen uit »de lavastroomen, en weten hoe het in de steenkolen opgesloten »gas ruimer uitvloeit bij vermindering van barometerstand: »zoo ook zijn er wellen, waarvan de waterstand met den »barometerstand afwisselt. De vraag, die voor de hand ligt, ^is: zijn dergelijke rijzingen en dalingen proefondervindelijk „aangetoond ? „Ofschoon sommige der bewijzen, die herhaaldelijk voor het „bestaan van zoodanige beweging in de aardkorst zijn aange- »voerd, elk afzonderlijk niet voldoende zijn bevonden, zoo stoonen ze toch, allen te zamen genomen, het werkelijk »bestaan aan van een dergelijk pulsatorisch verschijnsel. 48 »Zoowel waarnemers in Japan als in Italië meenen voor deze »soort van beweging, in voornamelijk vertikale richting, het „kenmerk te hebben gezien іп eene kleine uitwijking van den »slinger in eene bepaalde richting en het langs denzelfden weg sen na zeker tijdsverloop terugkeeren tot het oorspronkelijk »voetpunt, in eene uitwijking dus van den slinger, maar’ van seen geheel ander karakter dan eene slingering. »Teekenen van verplaatsing van de vertikaal van meer ‚gewicht dan de vermelde zijn die, waargenomen door »BrnrELLI, Rossi, Graaf Marvasie en andere italiaansche waar- „nemers, die, de aardsche trillingen bespiedende, zoo veel tijd „besteed hebben om de uiterst kleine trillingen van de wijzer- »staafjes van zeer delicate slingers met het microscoop te „volgen. Als uitkomst der waarnemingen wordt ons mee- „gedeeld, dat het punt, waarlangs de wijzers trillen veranderlijk vis. Deze verplaatsingen van het voetslingerpunt geschieden in »verschillende azimuthen en zij schijnen in verband te slaan »met variaties in den barometerstand. Uit dit verschijnsel en »uit het feit, dat men bij een aantal dezer instrumenten, die „verschillend binnen zekeren kring waren opgesteld, hetzelfde „verschijnsel waarnam, schijnt besloten te mogen worden, dat »de oorzaak geene plaatselijke verandering van temperatuur, »van vochtigheid en in het algemeen van uitwendigen aard kan »zijn. M. S. pr Rossı hecht vooral gewicht aan deze opmerking, »vooral met betrekking tot zijn mieroseismograaf, waarbij »slingers van zeer ongelijke lengte aanwijzingen gaven van ‚gelijk karakter. Пе richting, waarin deze verheffingen van den bodem plaats ` „hebben, en die zich zoowel in seismische als in mieroseis- „mische bewegingen te kennen geven, zijn volgens verklaring „уап pi Rossi afhankelijk van zekere lijnen van verschuiving. „De luchtbel van eene zeer gevoelig niveau door het micros- | „соор gezien, verandert van plaats met de meteorologische veran- „deringen ` sommige verplaatsingen echter stemmen overeen met »of duren even lang als een gelijktijdige mieroseismische storm. — ——————Á терүүнүн е ВЕЧЕ edn ыы dn a +9 » Wij zien hierin een nieuw argument voor de verandering in niveau, gedurende mieroseismische onrust. „Meer dadelijk bewijs van het bestaan van hodempulsaties. „die te langzaam zijn om direct te worden bespeurd, wordt „afgeleid uit verschijnselen bij zware aardbevingen. „Met zekerheid weten wij uit de seismische diagrammen „omtrent aardbeving. hetzij die door de natuur, dan wel „kunstmatig door een dynamietmijn veroorzaakt wordt, dat de „periode der slingering afneemt met toenemenden afstand tot het „uitgangspunt van den schok, en ten tweede, dat de periode der "slingering eveneens afneemt voor een zelfde punt met het uit- „sterven van den schok. Als voorbeelden dezer verschijnselen »wensch ik te verwijzen naar mijne verhandeling in deel IV der » Transactions of the Seismological Society of Japan, getiteld »» Systematic Observation of Earthquakes." „Uit een diagram der verstoring op 1 Maart 1882 werd „afgeleid, dat de trilling bij den aanvang van den schok eene „snelheid had van 5, omstreeks het midden van 1.1 en aan het »eind van 0.46 slingeringen per seconde. De heen en weer »gaande beweging van den bodem was dus in den beginne 6 maal »zoo snel als tegen het eind van den schok. Zeer waarschijnlijk „werd de periode nog kleiner, maar was zij niet waarneembaar „wegens de langzaamheid der beweging. „Wij zijn nog niet in de gelegenheid om de diagrammen met „elkaar te vergelijken, die de beweging op twee van den oorsprong „verschillend verwijderde punten aangeven. De eenige. in mijn „bezit, zijn die eener zelfde aardbeving, waargenomen te Tokio »en te Jokohama: daar deze basis echter slechts 16 mijlen lang »is, en de oorsprong der aardbeving er vermoedelijk eenige „honderden mijlen van verwijderd was, zoo kan, bij zoo weinig „verschil in afstand, uit hunne verschillen geen groot nut e worden getrokken. „De geschiktste diagrammen voor hetgeen ik wensch aan te „toonen zijn die, aan het eind mijner aangehaalde verhandeling vermeld. Zij stellen de uitkomsten voor op drie stations еп op 50 „verschillende afstanden van den oorsprong verkregen door het „doen springen eener dvnamietmijn in een boorgat. Кепе »eenvoudige beschouwing dier diagrammen toont aan, dat de „trillingen aan het naastbij gelegen station de snelste waren. sen dat voor hetzelfde punt de periode snel afnam met het „uitsterven van de beweging. »Ofschoon onderscheid te maken is tusschen aardsche golven sen watergolven, zoo is dan loch gebleken, dat zij in de „genoemde regels geheel overeenstemmen. Laat ons bijvoorbeeld »sommige der hevigste golfbewegingen nagaan, die, ontstaan зор de kust van Zuid-Amerika, zieh straals- of kringsgewijze „over den stillen oceaan hebben uitgebreid en zich iu wellicht „verwijderde kust van Japan. Nabij den oorsprong hadden de „vloedgolven een hoogte van 20 tot 200 voeten en volgden „elkaar in korte tusschenruimten, totdat zij allengs in de „gewone golfbeweging uitstierven. Tijdens zij den oceaan pas- | »seerden breidden zij zich uit tot zeer ver van elkaar verwij- »derde geringe aanzwellingen, die alleen aan de kust, maar „op het stille water niet meer waren op te merken. In plaats »van een muur van water ter hoogte van een 60tal voeten. „bereikte de golf Japan met wellicht 8 voeten hoogte en mel veen afstand tusschen twee opvolgende golftoppen van meer dan 120 mijlen. „Тос de uitwerking eener aardbeving op den bodem terug- »keerende, dan geloof ik dat er verschijnselen zijn aan te. „wijzen, die alle te verklaren zijn door in den bodem iets »overeenkomstigs aan te nemen als de golfbeweging van het "water, over groote afstanden voortgeplant, te aanschouwen „geeft, en van hetgeen wij op kleine schaal door middel van »aardbeving, door mijnen veroorzaakt, ook voor den bodem „bevestigd hebben bevonden. »Als een merkwaardig voorbeeld dienen de volgende verschijn- »selen der groote aardbeving van Lissabon op 1 November 1755. 4 »25 uur tijds hebben voortgeplant tot de ongeveer 9000 mijlen „т Spanje, Noord-Malië, Zuid-Frankrijk en Duitschland , Noord- сенде ж маса еді 51 » Afrika, Madera en andere Atlantische eilanden werd het effect "хап den schok, die zooveel onheil in Portugal teweegbracht» „in meer of minderen graad opgemerkt als een heftige beweging »van den bodem. In meer verwijderde landstreken als in Groot » Brittannië, Nederland , Noorwegen en Zweden en Noord-Amerika, „ofschoon er de waarnemingen talrijk waren, werd voornamelijk »slechts eene langzame golvende beweging in het water van „meren, kanalen en grachten opgemerkt. In sommige gevallen »vinden wij zelfs uitdrukkelijk vermeld: de grond was in rust. »Pebbly Dam in Derbyshire, een groote massa water, die „ongeveer 50 acres bedekt, begon te golven als door een stroom, "уап het zuiden komende, in beweging gebracht. Een kanaal „nabij Godalming overgoot den weg, die er langs loopt, met 8 »voet water. — Conistonwater. in Cumberland, dat nagenoeg 6 „mijlen lang is, werd gedurende 5 minuten in beroering ge- „bracht door een golf van 5 voet hoogte. „Nabij Durham geraakte een groote pont in rijzende en dalende »beweging ter hoogte van een voet, gedurende circa 7 minuten, sen met 4 à 5 golfhewegingen per minuut. Loch Lomond rees "еп daalde circa 27; voet bij elke 5 minuten en alle overige ^meren in Schotland schijnen overeenkomstig bewogen te zijn „geworden. Te Hirnbrun Castle іп Ofordshire, alwaar het »water in sommige grachten nauwkeurig is waargenomen, is »opgemerkt, dat de vloed bedaard opkwam, allengs in snelheid »loenam en onstuimig zijn hoogsten stand bereikte, dien stand „eenigen tijd behield, om dan weer eerst langzaam en vervolgens ^al sneller en sneller te dalen en zoo bij herhaling. Aan de "twee uiteinden van ееп 100 ellen lange gracht werden de »rijzingen en dalingen gelijktijdig waargenomen: zij kwamen vechter niet overeen met die van een pont in de nabijheid. „Bij deze bewegingen vertoonden zieh verscheidene maxima. „Dit zijn slechts weinige voorbeelden uit de zeer talrijke van »overeenkomstigen aard, welke de geschiedenis vau de aardbeving »van Lissabon tot ons heeft overgebracht. De eenige verklaring, "die van deze verschijnsels mogelijk schijnt, is dat de korte . 52 „sterke schok, die in Portugal zoo veel steden in puinhoopen „deed verkeeren, bij hare straalsgewijze voortplanting allengs зіп eene lange vlakke golf is overgegaan, met een periode van „eenige minuten, en dat deze polsgewijze heweging in de zoo „verwijderde plaatsen van Mngeland te geleidelijk was om „anders te worden bespeurd dan alleen aan de beweging, die »zij in het water veroorzaakte. Te Amsterdam еп іп andere „steden van Nederland werd de aardbeving alleen aan het slin- „geren van de luchters in kerken bespeurd. Ofschoon te » Haarlem het water sommige wallen overstroomde, werden er »geene bewegingen in den bodem opgemerkt. «Те Töplitz schijnt de pulsatie haren invloed op de bronnen ste hebben doen gevoelen. Het debiet van de voornaamste bron »nam aanmerkelijk toe. Even voor die vermeerdering werd het ` „troebel en hield een oogenblik op te vloeien. Allengs helder geworden, hernam het weder haar vorig debiet, maar het »was heeter en sterker mineraalhoudend. »Op, een paar plaatsen in Engeland werd aardbeving waarge- „nomen, maar deze zijn vermoedelijk als locale bevingen te „beschouwen, als secundaire bewegingen door de pulsaties in „een in critischen evenwichtstoestand verkeerenden bodem. „Deze aardbeving levert ons dus, naar ik meen, een duidelijk | „geval van het bestaan van beweging van den bodem, ор 700 | „grooten afstand van den oorsprong der beweging, dat het. эеЙесі, ofschoon voorhanden, aan de gewone waarneming „ontsnapt. » Bewegingen als deze zou men langzame aardbevingen kunnen „noemen, en het is niet onwaarschijnlijk, dat ze tot de mit" »werkselen van alle groote aardschuddingen behooren. Wanneer »zij eene aardbeving als die van Lissabon vergezellen, dan ligt „de oorzaak voor de hand, maar wanneer wij het water in „meren, en booten op het water in slingerende beweging zien „geraken, de luchtbellen der waterpasbuizen en de voetpunte! „der slingers zich zien verplaatsen, ligt de oorzaak dezer „verschijnselen niet altijd zoo voor de hand. шалын өмі ік ARA AN, A Am i ER „Не! is mogelijk dat dergelijke pulsaties in sommige gevallen shun oorsprong beneden den oceaan of zeer diep beneden het „oppervlak der aarde hebben. >In plaats van met den doorbraak en het daarmee gepaard »gaand geluid te beginnen, is het zeer wel mogelijk dat het „werkelijke begin eener aardbeving in eene belangrijke ophefling ‚of daling van een uitgebreid gebied bestaat, en dat deze „langzame slingering in de korst als een onvoldoende poging »tot aardbeving of tot vulkanische uitbarsting te beschouwen vis. Het ons bekende, bepaalde feit, dat vulkanen zich uit „groote diepte in zee tegen eene drukking van minstens 5 à 4 slon per vierkante duim hebben opgewerkt, bewijst ons het „voorhanden zijn eener inwendige spanning, die de verheffing van den bodem tracht te bewerken, en dat deze drukking »oneindig grooter is, dan die welke op de aarde door verschil "in getijen en van barometerstand veroorzaakt wordt. Wanneer »wij met Marrer aannemen, dat de inwendige drukking tegen ^de korst der aarde in vulkanische streken ten ruwste gemeten >kan worden door de hoogte die er de lavakolommen in de „vulkanen bereiken, zoo bevinden wij, dat de spanning in de »nabuurschap van den Cotopart bijv. de grootste der door ons »reeds genoemde nog eenige malen overtreft. »De voorname kwestie is derhalve, dat er in het binnenste „der aarde machtige spanningen voorhanden zijn, die eene »uitharsting, trachten te bewerken, en verder dat die spanning »veranderlijk is. Voor dat een vulkaan tot uitbarsting komt зік derhalve een aanzienlijke verhooging van die spanning , dien “еп gevolge rijzing van den bodem, en, na of gedurende de »uitbarsting, daling te verwachten. Het is verder niet moeielijk »zich verschillende andere oorzaken dan eene uitbarsting te »denken, waardoor voor die inwendige spanning gelegenheid ^ler ontsnapping kan ontstaan. „Kunnen dergelijke spanningen een uitweg vinden, zonder veen uitbarsting aan het oppervlak der aarde te veroorzaken , „dan ligt het voor de hand ze als de bewerkers te beschouwen 54 »van ver reikende pulsaties, die aan һе! oppervlak der aarde „als eene golfbeweging met lange periode zijn waar te nemen, „overeenkomende met die, welke in den uitersten getroffen kring „eener voor het centrum vernielende aardbeving worden ver- „oorzaakt. Dat er langzame slingerende bewegingen of afwij- „kingen van de vertikaal in den bodem plaats grijpen, welke „ook haar oorzaak moge zijn, is uit tal van verschijnselen, »die er door verklaard kunnen worden, meer dan waarschijnlijk. »Zoo hoort men in Zwitserland van tijd tot tijd van waarge- »nomen slingeringen in het water der meren, aldaar als »Rhussen” en »Seiche” bekend, en hetzelfde komt voor ор »meren en bhinnenzeeén in andere landen. Andere teekenen »van hetgeen eene langzame slingering mag zijn geweest „worden vermeld in het verslag van Grorar Darwin aan de n 1882. Een er van is ontleend aan »Mauxus Ning, die, bezig zijnde de as van een telescoop » Britsche Vereeniging »walerpas te stellen, plotselinge slingeringen in de luchtbel van het niveau waarnam. De geheele periode bedroeg circa »20 seconden en de amplitude 1",5 à 2". Dit gebeurde den »10en Mei (28 April) 1877, een uur en 14 minuten nadat »Iquique door een hevige aardbeving getroffen werd. De afstand „tusschen beide plaatsen bedraagt lijnrecht 10.600 en langs den „grooten cirkel gemeten 12.500 kilometers. »Zoo ook nam Mr. Waexer den Auen September 1867 eene | »afwijking van 5" waar, zeven minuten nadat Malta door »aardbeving getroflen werd. Den 4eu April (25 Maart) 1868 »werd eene slingering van de luchtbel waargenomen door » Gromadzki, vijf minuten na eene aardbeving in Turkestan. Ег „zijn nog twee vroegere overeenkomstige waarnemingen bekend, „Ше echter, zooals DARWIN zegt, niet, of althans niet met „zekerheid, met aardbeving in verband zijn te brengen. » Overeenkomstige waarnemingen zijn bekend gemaakt door „М. S. pi Rosst in zijn » Meteorologica Endogena." »Zoo werd den 20еп Maart 1881 te 9 u. n. m. door een »horologemaker in Buenos Ayres waargenomen, dat de slingers 55 ^van alle klokken, die in eene noord-zuidelijke richting slinger- „den, plotseling hunne uitwijking sterk vermeerderden . en werd „hetzelfde verschijnsel in meer of mindere mate in al de overige » klokkenwinkels waargenomen. In den bodem werd geene beving »bespeurd. Later bleek het. dat de tijd overeenkwam met die „eener aardbeving in Santiago en Mendosa. Een ander opmerkelijk „voorbeeld, dat hetzelfde verschijnsel toelicht, is eene slingering «уап den barometer gedurende een half uur, met tijden van »rust, die le San Fransisco werd waargenomen op den 21% „December 1860. Er werd geen schok gevoeld, en het ver- »schijnse! kan niet aan een plaatselijke oorzaak zijn toe te »schrijven, daar het kunstmatig niet kan worden voortgebracht. „Den volgenden dag bleek het. dat er een hevige aardbeving "lr Santiago had plaats gehad. „Ёп hiermede ben ik aan het eind van de weinige belangrijke „toelichtingen, die ik omtrent het bestaan van pulsaties in den »bodem ter beschikking heb. Ik twijfel niet of ze zouden, met эеепісе bemoeienis, aanzienlijk kunnen vermeerderd worden. „Не! voorhandene zal echter voldoende zijn om de overtuiging »|е vestigen, dat er verschijnselen bestaan, die tot nog toe »bijna geheel voorbij zijn gezien: dat verstoringen .in de »verlikaal, door lange gelijkmatige golving (pulsaties) veroor- »zuakt, werkelijk plaats hebben. kan, met de voorbeelden voor „ons, moeielijk betwijfeld worden. „Het zij echter opgemerkt, dat ze tot eene andere orde „behooren dan die. waarvan het onderzoek met zoo veel zorg ^heeft plaats gehad door de Darwıns te Cambridge." Uit de reeds door mij aangehaalde handleiding van den- zelfden schrijver zij, als: > Wenken tot hel steselmatig waarnemen ran aardbevingen” alleen het voornaamste en wel het volgende medegedeeld : Ofschoon de aanwijzingen van een instrument tot waarneming van aardbevingen ons altijd reeds iets le lezen geven, toch is er van het gebruik dier instrumenten slechts weinig nut te 56 verwachten, zoolang de waarnemingen niet geschieden in onderling verband op een voldoend aantal plaatsen en volgens een welgekozen stelsel. Aardbevingsinstrumenten bestaan er van zeer verschillenden aard; de keus er van is geheel afhankelijk van het doel, dat men zich voorstelt te bereiken. Van de voornaamste uitkomsten, waarnaar gestreefd wordt, treden op den voorgrond. 1°. De bepaling der plaatsen, alwaar de aardbevingen ontstaan ; 2°. De bepaling van aard en oorzaak dezer verontrustingen van den bodem. Het tweede vraagstuk sluit de bepaling van de hoegrootheid en van de periode van elke beweging in zich, evenals van de variaties, die beiden ondergaan gedurende het aanhouden der beweging: voorts de variaties, waargenomen op het eene station, vergeleken met die, waargenomen op een ander; eindelijk de Fsnelheid waarmede de beweging is voortgeplant, waarvan de beantwoording weer de vergelijking der op de verschillende stations waargenomen tijden noodzakelijk maakt. | Alleen van dergelijke gecombineerde waarnemingen is het mogelijk belangrijke gevolgtrekkingen omtrent den aard der beweging af te leiden, namelijk of het er eene geweest is, die, even als een slag, golving van indrukking en van wringing (distortion) veroorzaakt, dan wel eene, die, als een scheur of afsnijding, alleen golven van wringing teweegbrengt, dan wel, of de. beweging uit de vereeniging van beide oorzaken is ontstaan. Observaties als deze zouden zeer veel licht kunnen werpen op den aard der verandering, die de beweging binnen het gebied harer voortplanting ondergaat, door de verschillen in topographische en geologische gesteldheid van den bodem, dien zij doorloopt. Uit de verzameling van alle zoodanige aanwijzingen zou hel een жамы Y il E a EE fea, 57 samenstreffen (е bestudeeren zijn tusschen aardbeving en astronomische en meteorologische verschijnselen, als bij ver- schil in jaargetijden, phasen van de maan, getijden enz. Aardbevingen, waarvan het uitgangspunt beneden de zee gelegen is, zouden gedeeltelijk te bestudeeren zijn door middel van eenige daartoe doelmatig geplaatste peilschalen, en waar- van, in verband met waarneming van eenige op de nabij gelegen klippen aan te brengen of te kiezen vaste merken, belangrijke uitkomsten te verwachten zouden zijn omtrent rijzing en daling van den bodem. Als een gevolg van deze waarnemingen zou het wellicht blijken, dat de in rijzing verkeerende area's juist die zijn der menigvuldigste aardbevingen. ы Eenmaal tot de kennis gekomen der terreinen van meest voorkomende beroering , zoo zou in verband met eene andere reeks van waarnemingen omtrent zeer kleine trillingen van den bodem, zoo als die alleen met daarvoor ingerichte uiterst gevoelige instrumenten zijn op te merken, kunnen nagegaan worden, of die kleine bewegingen in eenig opzicht als de voorloopers der aardbevingsgolven, en als zoodanig van eenig nut als waarschuwing te beschouwen zijn. Tevens zou het blijken of wij door de studie der registratie van die zeer kleine, voor ons gevoel niet waarneembare, aardtrillingen, die thans door de vakmannen met het woord »tremors” worden aangeduid, beter zullen slagen om de beweging van de korst der aarde onder wetten te brengen, dan met de waarneming der grootere bewegingen tot nog toe het geval is geweest- Na deze uiteenzetting van eenige der voornaamste doeleinden . waarop het streven van den seismoloog gericht is, komt de beschouwing aan de beurt omtrent de hulpmiddelen, die den waarnemer daartoe ten dienste moeten staan, en wel in deze opvolging : V. De beschrijving der noodige instrumenten : 2°. Een overzicht van de betrekkelijke voor- en nadeelen der beschreven gelijksoortige instrumenten onderling, 58 vergezeld van eenige voorbeelden der met die instru- menten verkregen teekeningen. en 5°. de installatie van seismologische stations, hunne kosten enz. De door Mitxe beschreven instrumenten zijn: 1°. Een registreerend uurwerk of tijdaanwijzer. De meest gebruikelijke methode, om het oogenblik van een aardschok te bepalen, is het gebruik van een uurwerk, dat door een eenvoudig mechanisme door elke zeer lichte schok omniddellijk tot stilstand wordt gebracht. Het eenige bezwaar dezer methode. die echter door Paumierr verkozen en door Мамет aanbevolen wordt, is, dat de klok na elken schok van aardbeving weer in gang moet worden gebracht en daarbij weer nauwkeurig gelijk gezet of met een ander uurwerk vergeleken moet worden. Dit bezwaar is vooral dan van toepassing, wanneer de waarneming op meer dan een station plaats heeft, en de stations noch onderling. noch met een telegraafkantoor in telegraphische verbinding staan. Na deze oude methode op groud van onder- vinding verlaten te hebben. bedient Мих zich van een instrument als in fig. | voorgesteld wordt. De klok C, liefst met ` halfsecundeslinger (tik) draagt de secunde- (eigenlijk ИК-) wijzer evenals de uur- еп minuutwijzer in het centrum. Elke wijzer eindigt in een naar buiten omgebogen punt, waarop een stukje kurk is gestoken, waarvan het voorvlak van tijd tot tijd met een weinig inkt (een mengsel, van glycerine en lampenzwart) wordt bestreken: de besmeerde vlakjes van die drie wijzers bewegen zich in een zelfde vlak. en daarbij is. de uurwijzer, als het dichtst bij de wijzerplaat de langste en de seeundewijzer de laatste en kortste van | de drie. Een lichte vlakke houten ring BR, aan de eene zijde met een geverniste cartonnen schijf bekleed, geheel overeenkomstig ` de uuraanwijzing van de klok ingedeeld, en met die nan wijzing evenwijdig en eoneentrisch als spiegelbeeld geplaatst, wordt ` zoodanig door het mecanisme beheerscht, dat een schok er een А T——— mee—— ——ms———————— 59 heen- en weergaande horizontale beweging aan meedeelt, zoodat de schijf even met de punten der wijzers in aanraking komt, en het karton er een afdruk van ontvangt. Deze plotseling snelle heen- en weergaande beweging, die op den gang van het uurwerk geen invloed heeft, wordt verkregen door de daling van een gewicht W, dat aan de schijf P een halve omwenteling meedeelt. De schijf werkt met een krukpen op de krukstang K. die, zooals uit de teekening licht is te zien, bij een halve omwenteling van de schijf P aan het wagentje, dat den ring R draagt, een korte beweging voor en achterwaarts meedeelt. In den stand, gereed om te werken, wordt de omwenteling van de schijf P belet door een klink, die, aan het sluitstuk van een electromagneet M gehecht, onmiddellijk wordt losgetrokken, als door een lichten schok de galvanische keten gesloten wordt. 2°. Ken seismomelter (fig. 2) ingericht tot het opteekenen van aardbevingen op een stilstaande plaat. In dezen toestel dient een slinger, die door het aanbrengen van een wrijvingsweerstand voor kleine bewegingen »doodwerkt" miel doorslaat) als teekenaar. Ten einde de beweging, die hij van de aarde ontvangt, vergroot af te teekenen, werkt hij op den korten arm van een hefboomsindex, waarvan de lange arm van een vertikale glijnaald voorzien is, welke, gedurende hare beweging , over een met lampenwalm zwart gemaakte glazen plaat slepende, er het aardbevingsdiagram op graveert. Dit geschiedt namelijk op de volgende wijze. In een stevig gefundeerd of met den bodem vast verbonden stijf houten raamwerk zijn in dezelfde vertikaal twee ophang- punten voorhanden: een aan den top, voor steun van den slinger АЙ, еп een in het dwarsbalkje O tot steun van den index 1. De plaat P met de schroef S zijn alleen bestemd tot scherpstelling van den slinger. Het lichaam van den slinger bestaat uit een looden ring RR, die op de wijze van de schaal eener balans in horizontalen stand is opgehangen. Deze ring is gedekt met een glazen plaat, en op deze plaat rusten de 60 fijne spitsen van twee of meer glijnaalden HH, daartoe in hare vaste vertikale glijbusjes geplaatst, die aan den balk W van het raamwerk zijn verbonden. Behalve dat deze naalden een niel vergroot diagram op de glazen plaat traceeren van den door den slinger doorloopen weg , dienen zij voornamelijk om de geringe wrijving, noodig om het doorslaan van den slinger te beletten, te veroorzaken, waarvan reeds melding is gemaakt. De beweging van den slinger wordt op den index overgebracht door middel van een in den ring vast aangebracht slaafje, dat in het centrum van den ring en dus in de vertikaal, waarin slinger en index zijn opgehangen, voorzien is van een fijn conisch gaatje M: in deze opening past het korte zeer dunne staafje van den index. De index rust mel een bolvormige verzwaring . ter plaatse van zijn draaipunt aangebracht, op het reeds vermelde steun- of ophangpunt in den dwarsbalk Ө van het raamwerk BB. De lange arm van den index is bij ç voorzien van een glijnaald, rustende op de zwartgemaakte glazen plaat K. die ten slotte bestemd is, het vergroote diagram te leveren van de door een aard- hevingsschok aan den toestel medegedeelde beweging. De glazen plaat rust op houten wiggen, die te zamen een blok met evenwijdig onder- en bovenvlak vormen, en waarmee de plaat nauwkeurig gesteld, en voor hei wegnemen vrij gemaak! kan worden van de naald. 5°. De reproductie der diagrammen. Nadat een diagram verkregen is, wordt het glas aan de geteekende zijde evenals een negalief-photografie met vernis overdekt, en is het, droog zijnde, gereed om er afdrukken van te nemen. Dit geschiedt bij voorkeur volgens het, den ingenieurs welbekende poussproces. Men kan zich het hiervoor noodige gevoelige papier op de volgende wijze verschaffen. Men bereidt de twee volgende vloeistoffen, meugt ze le zamen in een donker blauwe flesch en houdt ze van hel daglicht verwijderd. De oplossingen zijn: 61 24 gew. deelen citroenzuur-ijzer ammoniaat op 100 gew. water en 16 » Even als papier voor photographisch gebruik met een zilver- = rood-kaliprussiaat у. Оон р bad behandeld wordt. wordt het voor de poussmethode bestemde papier met het mengsel der vermelde oplossingen in een donkere kamer gevoelig gemaakt en gedroogd. Het wordt in goed gesloten blikken bussen of doozen bewaard. Het afdrukken in een raam geschiedt even als bij het photographisch proces. Dadelijk na verwijdering van het papier van de glasplaat, wordt het in een zinken hak door overgieting mel water ongevoelig voor de verdere werking van het licht gemaakt. Terwijl de lijnen onder dit afwasschen wit te voorschijn komen. neemt het papier allengs de kleur van het pruissisch blauw aan. Het aldus geprepareerde diagram behoeft nog slechts gedroogd te worden, om gereed te zijn. Dat op elk diagram het noorden aangewezen, of dat het in het algemeen volgens de hemelstreken georiënteerd moet zijn. spreekt wel van zelf, en daarop is bij de opstelling van den seismograaf of bij de plaatsing van de diagramplaat te letten. Daar een aardbeving zieh gewoonlijk niet tot een enkele schok of golving, veel minder tot eene enkele beweging bepaalt, en de schokken elkaar dikwijls snel opvolgen, zoo zal van een aardbeving, die bijvoorbeeld binnen een uur tijds een groot aantal schommelende bewegingen oplevert, een blijkbaar moeielijk te ontwarren diagram verkregen worden: daar een enkel veld van teekening tot opname van al die door de naald veroorzaakte correspondeerende kromlijnige figuren dient, zullen de opvolgende veelal strikvormige figuren elkaar bedekken. Mocht ook nog daar. waar het een enkele doorgaande, Sewoonlijk strikvormige lijn is, ontwarring mogelijk wezen, dan nog is de opvolging in tijd, die bij elke beweging behoort , niet bekend. Zal de seismograaf ook in dit opzicht ten volle аап het doel beantwoorden, dan moet blijkbaar de plaat zelf, die de teekening ontvangt, van het oogenblik af dat de klok de eerste beweging aangeeft, in een regelmatig voortgaande 62 beweging worden gebracht, waarvan de snelheid nauwkeurig bekend is. De opvolging der golvingen, hunne richting en amplitude en de tijden van opvolging zijn dan uit de verkregen resultaten van de aardbeving met die van de diagramplaat af te leiden. De belangrijke technische bezwaren, die aan de oplossing van eene zoodanige inrichting verbonden zijn, en waarvan wel de voornaamste te achten is, dat de slepende beweging van de plaat tegen de schrijfstift geen invloed op den gang van die stift, die alleen door de aardbevingen geleid moet worden, mag teweegbrengen, maken haar niet zeer geschikt voor uitgebreide toepassing. Een zeer langzaam in bet centrum roteerende schijfvormige plaat, waarop concentrische cirkel- lijnen op onderling gelijke afstanden de abscissen, en stralen, gelijkelijk ingedeeld, de ordinaatlijnen vormen, voldoet, zoo het schijnt, het best aan de vereischten. Ik zal den schrijver, uit wiens bro^hure ik het vorige geput heb, niet verder volgen in de beschrijving van de Double bracket seismograph еп de Conical Pendulums, noch van de sersmograph for vertical motion, Gnav's compensated Spring Astatie seismograph, als alle behoorende tot de inrich- ting van een observatorium, zoo als geacht mag worden te kostbaar en omslachtig te zijn voor meer algemeene aan- schaffing еп ver verspreide aanwending door particuliere belangstellenden, die door hunne observaties de bevordering der wetenschap zouden wenschen te steunen. De stroomsluiter, die voor het registreeren van den aan- vangstijd der aardbeving noodig is, wordt door Миле als volgt beschreven. Dit instrument, zie fig. 5, is een resproductie op kleine schaal van den slinger-seismograaf. De lange bamboe hef- boomsarm | van den index is hier echter drager van een fijne koperdraad, die in een platinapunt eindigt. Deze platinapunt hangt vrij in een kuiltje van het kwik in een onder die naald geplaatst houten bakje M: de vereischte zeer geringe | en ed ae | k 4 3 : 1 b. ; 65 depressie in het Kwikniveau wordt verkregen door in het centrum van den bodem van het bakje een ijzeren nageltje te drijven. Bij de minste beweging van den index komt de platinapunt met het kwik in aanraking en wordt de stroom, waarvan het kwik de eene electrode vormt en de platinapunt de andere, gesloten. Nog zij ter loops aangestipt, dat eene geheel overeenkomstige inrichting, door eene belangrijke verhouding aan de beide hefboomsarmen van den index te geven, als mieroseisinograaf of trillingsmeter (tremor-meter, aangewend wordt. Elke kort- stondige siroomsluiling. door eene lichte beweging of trilling veroorzaakt, werkt op het sluitstuk van den electromagneet еп veroorzaakt derhalve een tik of aanslag, die op een voor de drukstift geplaatst beweghaar blad, op eene roteerende schijf gewonden, of op een strook kan worden zichtbaar gemaakt. Wanneer geen zeer groote gevoeligheid verlangd wordt, en liever bij de waarneming geen gebruik gemaakt wordt van galvanisme, kan de siroomsiniter ook wel door een mechanische inrichting vervangen worden. De beste aan den heer Мих bekende ¿mechanical starter" is die, afgebeeld in fig. 4. Op een vlakke plaat, die op stelschroeven rust, is het bewegelijke instrument geplaatst, dat door het doen afvallen van een gewicht W de klink doet uitschuiven, die in fig. 1 de beweging van het register belet. Dat gewichtje is in de leekening fig 4 voorgesteld door het aan een draad verbonden cilindertje W. Dit wankelbaar staafje wordt gedragen door den toestel PLS. Hiervan is het gedeelte S glad bolvormig van oppervlak, terwijl L een daaraan vast verbonden looden schijf is, op zoodanige hoogte vastgezet, dat het evenwicht van den op de glazen plaat geplaatsten toestel nog slechts even stabiel en zeer nabij labiel is. Alzoo ingericht is een zeer geringe schok voldoende om den drager van het gewicht 64 700 ver te doen slingeren. dat het gewicht er moet afvallen. Door den val wordt de draad aangetrokken, die op de klink werkt, en zoo wordt het tijdregister in vrijheid gebracht. Omtrent het nut der in zijn werkje beschreven instrumenten wordt door den heer Mm. sr opgemerkt, dat hij eene werkelijk goede tijdsbepaling, mits die van een zelfden schok op verschil- lende stations plaats heeft, de voornaamste van alle waar- nemingen acht. Immers, ten einde den oorsprong van den schok te leeren kennen. geldt de regel, om de richting van de beweging op verschillende plaatsen waar te nemen en te verlengen; de onderlinge snijding der richtingslijnen zal het centrum of de plaats boven het focus aanwijzen. Bij sommige, en vooral bij de zwaarste aardbevingen echter behooren bij een enkelen schok verschillende richtingen van golfbeweging, waaruit duidelijk blijkt dat de richting, waarin de grond in golving komt, in vele gevallen niet constant blijft. Somtijds is er reden om aan te nemen, dat de voornaamste trillingen transversaal gericht zijn op de richting van voortplanting. Daar de aardkorst niet homogeen, en de wetten van bewegingsvoortplanting іп zoodanige middenstof nog slechts gebrekkig bekend zijn. 700 is het eenige middel om tot eene vertrouwbare bepaling _ van den oorsprong (het seismisch centrum) te geraken: een groot aantal nauwkeurige tijdsbepalingen binnen den geheelen getroffen kring. Een bezwaar, tegen deze methode geopperd, is dat men nooit geheel zeker is van het juiste oogenblik, waarop het tijdregister in werking is gekomen: zooals men ` zich zal herinneren, is dit oogenblik afhankelijk van de ge- voeligheid van den stroomsluiter of van den tuimelaar starter”) die het register in werking brengt. Behalve dat dit bezwaar x vervalt, wanneer de inrichting van het observatorium volledig genoeg is, namelijk van een steeds doorloopend registreerblad ` voorzien is, en waarop voor elk punt van het diagram blijkt ` op welk tijdstip het den indruk van de teekenstift heeft verkregen, ` 200 is het bezwaar in het algemeen van minder belang , wanneer ` 65 de posten van waarneming slechts talrijk, en op zeer ongelijke afstanden van het seismisch centrum gelegen zijn. Na den tijdnemer wordt de beschreven slingerseismograaf als het doelmatigste werktuig voor aardbevingswaarneming aanbevolen. Het heeft het voordeel dadelijk aan te toonen of de richting der golving constant is geweest, dan wel in een of meer op elkander volgende hoofdrichtingen is overgegaan: ook is uit het diagram gemakkelijk de hoegrootheid der beweging in elke hoofdrichting te weten te komen. Het nadeel echter van de stilstaande plaat, tegenover de veel samengestelder seismografen met voorloopend en den tijd controleerend register, is de complicatie van het diagram, vooral bij langaanhoudende еп bij zware aardbeving, en verwarring, of onnauwkeurigheid van het diagram wegens het doorslaan van den slinger (onvolkomen doodwerking) bij zeer zware golvingen. Bij dergelijke grootere slingeringen wordt van het diagram, door de wrijvingsspitsen op de eerste plaat getraceerd, veelal voordeel getrokken. Na eenige voorbeelden van eenige met dit werktuig verkregen diagrammen (»records") meegedeeld en verklaard te hebben, en nog eenige beschouwingen te hebben gegeven omtrent voor- en nadeelen van de overige in het werkje beschreven of aangeduide meer volkomen instrumenten, gaal de schrijver over tot de inrichting der posten (»observatories”), en wordt in hoofdzaak het volgende behandeld. Na nogmaals te hebben uiteengezet, dat de beste waarne- mingen, wanneer die zieh voor een aardschok tot een enkel station bepalen ‚ de voornaamste vragen onopgelost laten, komt de schrijver tot het besluit, dat 5 à 6 stations noodig zijn om voldoend volledige gegevens te kunnen ver- krijgen voor de bepaling van aard en oorsprong der beweging. Omtrent de keus der plaatsen van waarneming werd in Japan de volgende weg gevolgd. Van Tokio {Yedo) uitgaande als een plaats van menigvuldige aardbeving; werden in alle rich- tingen aan alle steden, binnen de rayons van 30 еп 100 5 66 mijten afstand, bundels briefkaarten gezonden, met de officiéele aanschrijving aan de civiele autoriteit van elke plaats, om eenmaal per week de waargenomen aardbevingen aan het hoofdbureau te Tokio te berichten. Op die wijs bleek het spoedig dat het grootste aantal schokken in het Noorden en in het Oosten, en maar zeer zeldzaam enkele in het Zuiden, buiten een daar gelegen zware reeks bergen, voorkwamen. Het middel der postkaarten-informatie werd daarop іп noor- delijke richting verder voortgezet, met het gevolg, dat le zekere voorloopige begrenzingen ontdekt werden van voor aardbeving meest gevoelige area binnen het berggebied, terwijl de geheele nood-oostkust buiten het gebergte gelegen. blijkbaar een ander bewogen gebied bleek te vormen , waarvan het uitgangspunt der beweging onder de zee moet gelegen zijn. Deze eenvoudige informaties hebben bovendien aangetoond, dat een zeer voorname groep der meest voorkomende aard- bevingen het best bestudeerd zou kunnen worden langs een lijn, die, in het Noorden van het eiland bij Sapparo aanvangende , langs Hokadatı en de oostkust voortgaat. en bij Tokio of Yokohama in het zuiden eindigt. Кепе nadere hulp in de studie van dezelfde en van een andere meer locale groep zou te verkrijgen zijn door middel van enkele rondom Tokio in de vlakte van Musashi verspreide posten. Is het terrein tamelijk vlak, zoo als het pas genoemde, dan zijn 5 of meer stations zoodanig te kiezen , dat hun onderlinge afstand 15 tot 50 mijlen bedraagt, en er geen drie іп een rechte lijn gelegen zijn. Bij voorkeur kieze men de nabijheid van telegraafkantoren, wegens het gemak der zuivere bepaling van den tijd, en het is dan zeer gewenscht, dat ег, evenals dit in Japan geschiedt, van een hoofdstation dagelijks aan alle lelegraafkantoren door het geheele rijk een nauwkeurig tijd- telegram worde geseind. In ieder geval moet elke post er op ingericht zijn om den tijd, dien het uurwerk, dat bij de waarnemingen gediend heeft, aangeeft, steeds nauwkeurig tof zekeren bepaalden tijd te kunnen herleiden. = I Voor elken post. ingericht zooals de heer Миле dit zou wenschen, worden de volgende instrumenten vereischt. Г. Een stroomsluiter en tijdnemer, zoodat het begin der onrust van den bodem voor elk station nauwkeurig hekend wordt. Wanneer van 5 posten de verschillende tijden bekend zijn, waarop er een zelfde golfbeweging gevoeld werd, en aangenomen mag worden, dat de snelheid, waarmee de schok zich uit den oorsprong in alle richtingen voortplant, voor de ligging der posten in de praktijk gelijk is, dan kan daaruit de plaats van oorsprong, de diepte beneden het oppervlak en de snelheid van voortplanting berekend worden, zooals ıs uiteengezet op pag. 70 van het 2e deel der Transactions of the Seismological Society. 2°. Een slinger-seismograaf. Wordt met dit instrument op elk der verschillende stations van een zelfden schok eene bepaalde hoofdrichting verkregen. dan is het mogelijk om. door de verlenging in de richting van een gemeenschappelijk snijpunt, tot de plaats van oorsprong te besluiten. Behalve de reeds genoemde afleidingen kan het instrument ons inlichting geven omtrent de wijze van uitsterven der beweging , omtrent den invloed van topographische of geologische verschillen in den bodem op den aard en de richting der beweging. Ook omtrent de aanleiding is het soms mogelijk, om uit de diagram- men na te gaan of een breuk, alleen wringingsgolvingen veroorzakende, dan wel een slag (ontploffing, tevens indruk- kingsgolven veroorzakende, de aanleidende oorzaak der beweging is geweest. Met de meer volledige werktuigen of hulp- middelen tot zelfregistreering kunnen wij ons in deze korte mededeeling niet speciaal inlaten. 5°. Een zelfregistreerende ontvanger carriage reciever ше! »Conieal pendulums", een of ander eenvoudig »hracket in- strument” en сеп »lever spring-instrument" voor vertikale beweging. De kosten van zoodanigen post worden door den heer Mise begroot op : 68 Voor de houten observatiehut, het gebouwtje 40 Yen paper of, de Yen ор / 1.60 berekend, . . x . . / 64 Uurwerk met tijdnemer 40 Yen of . . » 64— Carriage reciever, conical pendulums en brass 19. Yen... "dq cC a ter AE ge A ебать. 5 Жайыл Быр alite қа xa SE НЫН Slingerseismograaf 5 Yen. . Ж... Galvanische toestel, accede ete. 98 Ran. » 156.80 Te zamen. . . Z 520.— Deze som wordt door den schrijver een ruime begrooting - genoemd, wanneer uitsluitend van instrumenten van de aller- goedkoopste soort gebruik wordt gemaakt. Daar echter bij elk middelpunt van verstoring 5 stations behooren, zoo vordert de waarneming van elke door aardbeving verontruste area een | eerste uitgaaf, die voor Japan f 1600 zou bedragen. Eene dergelijke inrichting zou ongetwijfeld zeer veel kunnen leeren omtrent de aardbevingen, eigen aan een gegeven district en wel speciaal omtrent de aardbevingen . van middelmatig vermogen. Ook omtrent de groote aardbevingen van vernielende wer- king: zou elk zoodanig station zeker een en ander aan het licht brengen, ofschoon voor dit geval waarschijnlijk bijzondere instrumenten, als rollende cilinders, noodig zouden zijn. Zeker zou het voor een eenigszins vollediger stelsel van waarneming raadzaam zijn, om aan den hoofdpost, te kiezen | ter plaatse der menigvuldigste rustverstoringen , een zelfregistree- rend toestel toe te voegen voor de waarneming der lichte ` aardtrillingen (»treraors”), waarvan de aanschaffing in Japan | een som van 70 Jen = / 112 vordert. Voor de nabij de kust of aan zee gelegen stations wordt ` de toevoeging van zelfregistreerende getijschalen gevorderd en ` dan liefst van de soort als beschreven is in de »Transactions” — Deel II pag. 91. De heer Михе eindigt zijne brochure met de erkenning dat x het 5- à 6-postenstelsel, hetwelk hij voor elk aardbevingsdistrict 69 aanbeveelt, ongetwijfeld aanleiding zal geven tot velerlei beden- kingen, en dat men zeer zeker van een ruimer gekozen stelsel hetere resultaten zal mogen verwachten. De reden, waarom geene meer omslachtige inrichting werd aanbevolen was alleen, om aan den stelregel vast te houden, het meeste nut te verkrijgen met de minstmogelijke kosten. Dat het seismologisch genootschap te Japan er echter ook prijs op stelt, om meer algemeene mededeelingen omtrent elders dan in hare naaste omgeving plaats gehad hebbende aardbevingen te ontvangen, blijkt uit hare verspreiding van berichten-boekjes in blanco zooals de Natuurkündige Vereeniging er een ontvangen heeft. Dat boekje draagt tot opschrift: »Seismological Society of Japan, Earthquake observations" en op den omslag een opgeplakt gedrukt verzoek, luidende: »With the Compliments of the Committee, who request that You will kindly fill out the blanks and forward them according to the directions in the back of the book.” Elke bladzijde ‘is door een rij gaatjes in twee ongelijke deelen gedeeld, waarvan het korte aan den rug verbonden gedeelte bestemd is om, ingevuld zijnde, als aanteekening te dienen voor den waarnemer, en het andere langere en ruimere gedeelte, om ingevuld, aan het adres van het Genoot- schap te Japan te worden afgezonden. Elk van die deelen bevat de volgende hoofden : Locality — Date , Time — Duration — Direction — Intensity — Nature — Remarks. De keerzijde van het te verzenden gedeelte draagt tot opschrift » Additional Remarks” met het verzoek om vóór iedere opmerking tusschen haakjes het nunnner te plaatsen der op de laatste bladzijden van het boekje voorkomende »algemeene voorschriften”, waarop de opmerking betrekking heeft. Bovendien bevat het boekje nog eenige blanco kwartaalstaatjes. De zoo even genoemde belangrijke »algemeene voorschriften zijn, met weglating van eenige buiten ons doel liggende, de volgende. 70 519. Vermeld zoo mogelijk bij den naam der plaats van - » waarneming (locality) hare lengte en breedte. »2°. Vermeld zoo mogelijk achter den datum den juisten tijd »van waarneming. Die tijd kan nauwkeurig verkregen worden „door snel uw horloge uit te halen, en vlug achtereen eerst | эйе seconden, dan de minuten en het laatst het uur af te _ „lezen en op te teekenen. Daarna moet het horloge zoo spoedig „mogelijk vergeleken worden met een standaard-uurwerk. | »waartoe veelal gebruik kan worden gemaakt van de klok | „van het naast bij gelegen spoorwegstation, of een post- en „telegraaf bureau: ten slotte moet de aanwijzing van die klok - »tot den middelbaren tijd der plaats van waarneming worden | »herleid." Een ieder, die genegen is om tot het voorgestelde doel mee te werken, zal dus wel doen zich in tijds met den - Chef van het door hem te kiezen station omtrent de goede tijdwaarneming aldaar еп hare verificatie te verstaan, en | zich te oefenen in het juist aflezen op den eersten blik van zijn | zakuurwerk, dat van een seconde-wijzer voorzien moet zijn. | »5°. De duur van elken schok of beweging worde zoo goed ` „mogelijk bepaald door waarneming van den secunde-wijzer. ^4. Пе richting der beweging kan daarna worden waar- „genomen aan het in golving gebrachte water in kan d: „badkamer, of wel aan het slingeren van een hanglamp. | „of van een hangend voorwerp in het algemeen, en wéi »liefst door er een geopend boek dicht onder te houden, de | „kanten van het boek evenwijdig te houden aan de vier | »muurvlakken van het vertrek, en de woorden aan te teekenen ` „of te onthouden, tusschen welke de slingering plaats heeft. »Door dat boek dan in denzelfden stand op tafel te leggen. »kan met een kompas de richting tussehen die beide woorden ven dus die van de slingering worden bepaald. Van eem- „omgevallen voorwerp is het niet genoeg de richting op le „geven, waarin het voorwerp volgens zijne lengte gelegen is. „maar ook de richting van de windstreek , waarheen het omge »vallen is. Voor deze waarneming kan een klein cilindervormig „voorwerp dienen, bijv. een potlood, dat onder een stolp »overeind gezet is, en in een laag zand valt. Geef de „afmetingen en het gewicht of spec. gewicht of de soort "yan de omgevallen lichamen op, en ook de lengte en den „beschreven boog van een slingerend voorwerp, den vorm van shet vat van eene golvende vloeistof, de soort en de diepte »van de vloeistof. ›5°. Daar het voor zekere seismometers van het hoogste „belang is, om te weten welke soort van vloeistof door een »schok het meest bewogen wordt, en bij welke diepte in »een vat van bepaalden vorm de golvingen het sterkst zijn. ^z00 worden waarnemingen van dezen aard bijzonder aanbevolen saan Heeren apothekers. »6°. Beschrijf elke beschadiging door gemetselde muren »ondergaan, met opgaaf vau de richting en afmetingen van de „scheuren, en de richting volgens het kompas van het getroffen muurvlak. »7°. Vermeld de soort en voornaamste afmetingen van eenig »voorwerp, dat door den schok eene draaiende verplaatsing om »een vertikale as heeft ondergaan, en maak de verplaatsing „duidelijk door twee lijnen waarvan de eene — getrokken of "vol — de oorspronkelijke richting van een der zijvlakken, en ^de andere — gestippeld — die na de verplaatsing aangeeft. beide met bijgeschreven kompasaanwijzing. »8°. Indien het aantal der verdraaide of omgezette en der "in eene richting verplaatste voorwerpen groot is, geef dan іп ^het algemeen alleen de soort der voorwerpen op. en vermeld ^de grootte der draaiing, en of zij in of tegen de richting van "беп gang der uurwerkwijzers heeft plaats gehad. ›9°. Heeft er voor of gedurende den schok rammeling of »open- en dichtslaan van deuren en vensters plaats gehad, maak ер melding van met opgaaf van de richting van de daarbij "betrokken muurvlakken. »Is een slingeruurwerk door deu schok blijven stilstaan. »noleer de tijdsaanwijzing en de richting van het slingervlak. 72 9119. Vermeld omtrent den aard van den schok, of hij was | „golvend, trillend, bij herhaling stootend, plotseling als een | »enkele stoot, enz: »12°. Waart gij bij den aanvang van de aardbeving wakker ` »of slapende? „15°. Geef de soort van fundeering (gemetseld, los zand, steenen, paalwerk) en ook de hoedanigheid van den bodem | »(rots, grint, zand, leem of klei, moeras) ор, behoorende tot shet gebouw, waarvan gij het waargenomene vermeldt. „14°. Voeg aan uw bericht, zoo mogelijk, een situatie- »teekening van het gebouw uwer waarnemingen en zijne | »naaste omgeving toe, zoodat het blijkt, hoe het ten opzichte »van heuvels en valleien gelegen is. Geologische bijzonderheden „omtrent dat terrein verhoogen de waarde van uw rapport. „15°. Zijn er in den bodem scheuren ontstaan „meld hunne »richting, ligging en afmetingen. »16°. Beschrijf ook elk geluid, dat de aardbeving voorafging „of vergezelde. Maak daarbij onderscheid tusschen het geluid. »door de beschadiging boven den grond veroorzaakt, еп onder- »aardsche geluiden. Was er een tijdsverschil, en hoe groot | »schat gij het, tusschen het geluid en den schok? De gewone | »termen, waarmee de verschillende aan aardbevingen eigene »geluiden meestal aangeduid worden zijn de volgende: rollend, »rommelend, ruischend, als van een sterken windvlaag , als het ` „sissen van heet ijzer, dat in water gedompeld wordt, als een „doffe slag, als eene ontploffing, als van kannonvuur, slijpend, | „klinkend, enz. »18*. Vermeld zoo mogelijk den stand van barometer en E „thermometer, liefst gedurende eenige dagen voor, gedurende, | sen eenigen tijd na den schok. 199. Is er eenig electrisch verschijnsel waargenomen voor „of gedurende de aardbeving? Zijn daarbij wellicht aan tele- | »graaflijnen aardstroomen ontdekt? »20° Zijn er nieuwe waterbronnen ontstaan , of voorhandene | »troebel geworden ? ZA »21°. Is er in den toevloed van het water in rivieren, „bronnen of welputten vermindering of wel stilstand bespeurd ? „25°. Als er warme bronnen in uwe nabijheid zijn, zou shet raadzaam zijn er dagelijksche temperatuurwaarnemingen »te doen, en na te gaan of aardbeving er invloed op heeft. »24°. Geef kennis van elk ongewoon verschijnsel, voor, . „gedurende of na de aardbeving waargenomen, in de werking »van een nabijgelegen vulkaan. ^25. Bij zeer zware aardbevingen dient omtrent het ontstaan »van scheuren in den bodem gelet te worden of ze schijnbaar (7) ^vuur of stoom uitlaten; en voorts ор het ontstaan van meren , „wijzigingen in de bedding van rivieren en ор aardstortingen »of afschuivingen. л | »26°. Werd er in zee, in meren of rivieren visch gedood vof ор het droge geworpen? »27°. Bracht de aardbeving bij sommigen of velen een geval „of verschijnsel van ziekte te weeg? 38. Werd de schok op eenigerlei wijze aangekondigd , bijv. »door bijzondere gedragingen van vogels, honden, katten, enz. »29°. Aan de kusten behoort aanteekening gehouden te "worden van elken buitentijds invallenden hoogen en lagen ^walerstand en van den tijd, die er tusschen op- en neergang »verloopt. Aardbevingen in Zuid-Amerika hebben de zee op de "kusten van Japan 24 uren later gedurende een geheelen dag "in schommelende beweging gebracht. »50°. In verband met de waarneming van zwaardere schokken „op andere plaatsen, behoort aan de minste aardtrilling, die ^ergens gevoeld wordt, even nauwkeurig de aandacht te worden »geschonken. Het is juist de kennis der geheele uitbreiding "van elke beweging in den bodem, die voor de bepaling van "het punt van uitgang van zeer veel waarde is. »51°. Maak ook nauwkeurig melding van de waarnemingen »en opmerkingen van uwe buren en naaste omgeving. Een "legelijk wordt dringend uitgenoodigd verslag te doen van elke »waarneming van hoe weinig beteekenis zij ook op zich zelve zijn 74 »moge, daar zij wellicht strekken kan om andere waarnemingen saan te vullen of te bevestigen. „55°. Plaats bij elke vermelding van een waarneming, omtrent welker juistheid gij volkomen zeker meent te zijn, - een sterretje (ж). »54*. Wend u voor de toezending van een nieuw blanco-boek »tot den Secretaris van »the Seismological Society. Japan". „55°. Geef het adres op van een ieder, die bijzonder in de „gelegenheid is, omtrent bijzondere verschijnselen bij aard- »bevingen of van nabij gelegen vulkanen. waarnemingen te »doen en inlichting te verschaffen. >26. Zend uwe observaties steeds zoo spoedig mogelijk aan эйеп Secretaris van het Genootschap te Tokio. ‚58°. Raadpleeg voor nader onderricht in seismologische „waarnemingen : Admiralty Manual of Scientific Enquiry (Joux „Murray, Albermerle Streel, London): Anleitung zu Wissen- »schaftlichen Beobachtungen auf Reisen von Dr. Meumavenr (Verlag „уоп Rogert OPPENHEIM, Berlin: The first Principles of Observa- »^Honal Seismology (Neapolitan Earthquake 1857) by Қовевт | N > *MALLET, 2 Vols. (СнармАх and HALL, London). Er thans toe overgaande het vulkanisch gebied van Neder- | landsch-Indië, en dat is, met uitzondering van Borneo, Banka ` en Billiton en enkele kleinere eilanden. geheel Insulinde, in het veld onzer beschouwing op te nemen, merken wij op, dat de waarnemingen, die er tot nog toe omtrent aardbevingsver- | schijnselen gedaan zijn, zoo als ze in de staatscourant en m het Natuurkundig Tijdschrift gepubliceerd worden. zich nog ` slechts tot het allereerste ruwste gedeelte hebben bepaald. Dat daarbij ooit of ergens van instrumenten gebruik zou zijn gemaakt, om de nauwkeurigheid der persoonlijke waarnemingen іе hulp te komen, blijkt uit geen enkele mededeeling. Voor 100 ver binnen het Nederlandsch-Indisch gebied rechtstreekseh | Nederlandsch bestuur is ingevoerd, en de ambtenaren nauw” . keurig aan hunne verplichting voldoen, om van elke ontwaarde ы 75 aardbeving der Regeering kennis te geven , bezitten wij opgaven omtrent plaats, tijd en hevigheid, terwijl het effect vooral uitge- drukt is door de aau "e lands eigendommen veroorzaakte schade : maar die plaatsvermeldingen bepalen zich nagenoeg uitsluitend fot hetgeen op de hoofdplaats of den zetel van het civiel bestuur is opgemerkt: op die berichten afgaande zou men tot de conclusie komen, dat het steeds de hoofdplaatsen zijn geweest, die het sterkst getroffen werden. Vinden wij al eens van grootere uitbreiding melding gemaakt, dan zijn het of meerdere hoofdplaatsen, die genoemd worden. zonder eenige vermelding van hetgeen in de tusschengelegen landstreek geschied is, of wel de zeer algemeene bijvoeging, dat de schok over bijv. de geheele Padangsche Bovenlanden of in de geheele Molukken is gevoeld. Dit gebrek is een natuurlijk gevolg van twee voornaine oorzaken, vooreerst van het geringe aantal op onderling zeer groote afstanden geplaatste ambtenaren en ten tweede van totaal gebrek aan openbaarmaking of mededeelzaamheid bij onvoldoende onderlinge aanraking der inlandsche bevolking. Van de door aardbeving sedert een reeks van jaren getroffen terreinen, kunnen wij dus slechts enkele punten, die in het algemeen voor elken vermelden schok niet diegene zijn, welke het sterkst getroffen werden, еп zoo leveren de met zorg bijeengebrachte lange reeksen aardbevings- berichten in het Natuurkundig tijdschrift ons nog ter nauwernood voldoende gegevens, om het vulkanisch gebied van Nederlandsch- Indië in eenige voorname min of meer zelfstandig werkende area's te verdeelen. Een dergelijke verdeeling is echter volstrekt noodig. zal met voldoende kans op een bevredigend resultaat. een beredeneerd plan worden opgemaakt voor de oprichting van observatieposten , ingericht voor verder reikende seismologische waarnemingen. Hoeveel ег, alvorens nog gebruik te maken van seismometers, зап de waarnemingen, zooals die door hei, Civiel Bestuur ambtshalve verricht worden, nog ontbreekt, komt het best aan het lieht door vergelijking van de medegedeelde voorschriften 76 en uitnoodigingen van Professor Миле met hetgeen ons de | aardbevingsberichten in den regel te lezen geven. Hetgeen tot | verbetering in dit opzicht als voor de hand ligt. is de opwek- ` king tot algemeene belangstelling voor het onderwerp hij het , beschaafde Europeesch publiek in Nederlandsch-Indië, ruime verspreiding van inlichting omtrent al wat van een goede waarneming verlangd wordt, met uitnoodiging aan allen, die | een eenigszins geisoleerden post in den archipel bewonen , mitsdien in de eerste plaats aan alle ambtenaren met het Civiel Bestuur belast, alle geneesheeren en pharmaceuten, alle havenmeesters, alle militaire kommandanten van binnenlandsche posten, en vooral aan alle landheeren en landbouw-industriéelen, voorts | alle geestelijken en zendelingen om adhaesie en mededeeling. | Daar het buiten twijfel de Natuurkundige Vereeniging is, ` die voor deze propaganda de leiding in handen moet nemen, en de bijzonderheden mitsdien aan de zorg van haar bestuur zijn toevertrouwd, zoo mag het geheel overbodig geacht | worden, hier verder te gaan in de aanwijzing van haar pad. | Mocht. het aan dat bestuur gelukken een zeer talrijk corps ` goed ingelichte en met den besten wil vervulde waarnemers ` in het leven te roepen, en worden hunne mededeelingen. | overeenkomstig voorschrift No. 51 van Prof. Миле, aangevuld ` met de berichten, die zij binnen het gebied van hun beheer x of «werkkring van inlandsehe en chineesche zijde hebben ` ingewonnen, dan voorzeker zal de tijd spoedig aanbreken om | op tal van plaatsen tot meer volledige waarnemingen mel ` behulp van den tijd registreerende seismometers over te gaal ` Ook dan zal onze Vereeniging door het verleenen van hulp u en voorlichting van veel nut kunnen zijn, en ligt de aanschaffing | van eenige model-instrumenten vermoedelijk op haren weg. | In hoeverre er van de thans bepleite uitbreiding en verbe- x tering van aardbevingswaarnemingen én voor de wetenschap en voor het algemeen, nut te verwachten is, vermeen ik eene vraag te zijn, waarop het beschaafd publiek geen uitvoerig — antwoord van mij zal vorderen. i: [1 -4 Daar bij elke door vulkanische spanning veroorzaakte aard- beving, niet gelegen binnen het gebied van een werkzamen krater, de oorsprong der beweging ontoegankelijk is, en in den regel geheimzinnig verscholen ligt, zoo zijn het alleen de bewegingen van den bodem, in verband tot bijkomende geluids- en andere natuurverschijnselen, die ons eenige tastbare aanwijzing in handen geven. De eenvoudige waarneming met onze zintuigen dier verschijnselen is echter sedert eeuwen gebleken ontoereikend te zijn, om ons uit het effect tot de voldoende kennis van oorsprong en wijze van werking, in een woord, tot de kennis van de natuurwet te leiden. Aan het onderwerp is echter sedert lang gezette studie gewijd, en de meest bevoegde der geleerden, die er zich mee bezig hebben gehouden, zijn van meening dat de wetenschap tot zeer belangrijke gevolgtrekkingen zal geraken, wanneer er goed, op een voldoend aantal plaatsen, en onafgebroken wordt Waargenomen. Daaraan meewerken behoort dus tot de roeping van ieder beschaafd man, die door zijne vestiging op een min of meer geïsoleerde plaats binnen het vulkanisch gebied van Nederlandsch-Indië en zelfs daarbuiten, bijzonder in de gele- genheid is om, wegens de plaats waar hij waarneemt, zeer belangrijke gegevens te leveren, en menige leemte, die zich thans zoo storend doet gevoelen, aan te vullen. De vraag of er voor het algemeen, practisch nut te verwachten is van de stelselmatige invoering van seismo- logische waarnemingen in Ned.-Indië is in veel van het reeds medegedeelde in bevestigenden zin beantwoord geworden, zij het ook dat er geen bepaalde gevallen aangewezen zijn, Waarin de observaties der seismologen tot het voorkomen van eenig bepaald ouheil zou hebben geleid. Men moet hierbij echter wel in het oog houden, dat, zoo ook de aanwezigheid van talrijke seismologische stations op het schiereiland /fahe, niet heeft kunnen voorkomen, dat het onheil der Ischia-aard- beving zoo vreeselijk is geweest, het der bevolking in het algemeen evenwel niet aan waarschuwing heeft ontbroken. -_ 78 Immers volgens Dr. Јонхѕтох Lavis zijn de bewoners aan het eiland sedert de aardbeving van Maart 1881 wel degelijk gewaarschuwd, dat er een middelpunt van werking ver- ondersteld moet worden binnen den kring hunner bewoning gelegen te zijn, dat het focus of punt van spanning het oppervlak naderende is, en dat de opening van een krater er vroeg of laat moet worden tegemoet gezien. Zal het nu ook voor onze gewesten nog lang moeten duren, eer dat van het waarnemen der aardbevingen een zoo direct practische aanwijzing kan worden verwacht, men zal er toch gewis dat goede doel mee bereiken, dat een groot gedeelte der bewoners, meer dan het gewoon was, de aandacht zal vestigen op vulkanische verschijnselen, met den gang dier verschijnselen meer vertrouwd zal worden, en dat bijvoorbeeld het groote gevaar voor zeebeving, dat elke heftige vulkanische uitbarsting van een direct aan zee gelegen vulkaan met zich voert, niet meer zoo licht in het vergeetboek zal geraken. als sedert de uitbarsting van Sumbawa tot die van Krakatau, dat is van 1815 tot 1885, het geval is geweest. Waren er reeds sedert jaren voor de ramp van Krakatau op elke plaats in de Lampongsche districten en in Bantam, alwaar een of meer europeanen gevestigd zijn, waarnemingen gedaan, in den geest en met de kennis, als in deze weinige bladzijden meegedeeld, het is zeer waarschijnlijk dat de verwoesting, die de zee heeft aangericht, de bevolking langs de kusten niet 200 onvoorbereid en weerloos zou hebben overvallen, als nu helaas het geval is geweest. Batavia, December 1882. део» 10* у. 4и: 12 * middag 2“ Ww. m: Ar E^ 8" 10“ 11" middew: 2" 194 де B^ SCENE Жаа ыы 1884 A danuanı О айе Қала LEL m S LT T NEST BEN c Leen S —— ÁÁ—Áá—0Ó 00€ 00 — 0 ШЕНЕ рте Methan “В. € i3 ourontale Охо ср. Dalavıa. 2 ea cut 2884 ЖҚ даа 824. 10 у ъи: 12" middag 2'" nm де b д” 10" 12 * midder drem 4 6“ 7-21” iei 4 voe 10* m. 12" middag "им: м, g" 6“ B" 10“ 12 mr muddern . 2“ vam ju 6 ере 2 Januar v 1884 ro ERA А ; p A o > 73, : er Mm Vertikale «хас ht. clo alavıa. NATUURK. TIJDSCHRIFT VAN NED.INDIE Deel XLIV blz:79 | | 3 4 : 1 MEDEDEELING OMTRENT HET INSLAAN VAN DEN BLIKSEM IN EEN BOOM OP HET ERF VAN HET MAGNETISCH EN METEOROLOGISCH OBSERVATORIUM TE BATAVIA DOOR J. J. POORTMAN. Lu. veer 2DE KL., BELAST МЕТ DE LEIDING DER WERKZAAMHEDEN OP HET MAGNETISCH EN METEOROLOGISCH OBSERVATORIUM. ` Ор den 2den Januari tegen den middag kwam uit het N. 0. eene onweersbui met groote snelheid opzetten: het woei vrij krachtig uit dien zelfden hoek. Van elf tot twaalf uur wak- | kerde de wind van 6,4 tot 12,9 K. M. per uur aan. Te 12 шг was de bui boven het Observatorium, enkele droppels tegen vielen, en twee of drie donderslagen werden gehoord. Өрім oogenblik van middag sloeg de bliksem іп een noten- 1 Muscaatboom , die zich op ongeveer 20 meters afstand bevindt _ Уап de plaats, waar ik in een der bureau’s gezeten was. Ор еі hooren van een knal, als van een kanonschot, op zeer korten afstand gelost, keek ik naar buiten en meen toen eene kleine hoeveelheid rook of damp te hebben zien optrekken. Een regen van bladeren viel uit den boom, welke, 15,5 meter "908, op eenigen afstand beneden den top getroffen werd. bliksem groef zich eene vore in den bast en in de buiten- laag van den slam; hij verdeelde zich telkens bij ontmoeting Yan een tak in tweeën, zeer duidelijk waarneembaar aan de S@maakte groeven. Пе gevallen regen was zoo luttel dat *ardoor de boom niet vochtig genoeg kan gemaakt zijn. om. 80 101 een goeden geleider te hebben gediend: wel is het hout zeer saprijk. Ten gevolge van beleediging van den stam zal de boom waarschijnlijk sterven. Eerst te 12" 6" begon een flinke regenbui, die 25 minuten duurde: de И regenmeter teekende 11,4 т. т. regenval. Onmiddellijk liet ik een variatie- (deelinatie-) naald waat- nemen, opgehangen in een vertrek op 28 meter afstand van den boom in Z. Z. W. richting. Deze naald singend over een boog van + één graad. In een belendend vertrek in dezelfde richting, maar verder van den boom verwijderd, is de magnetograaf opgesteld; de hierbij gevoegde afdrukken van photographieën geven duidelijk de beweging der drie magneten aan. De declinatie-magneet . 55 meter van de plaats waar de bliksem getroffen ий: slingerde gedurende eenige minuten en kwam nagenoeg ! haren vroegeren stand terug. De bifilairmagneet, We: afwijking met een verticaal vlak, loodrecht op dat van den magnetischen meridiaan, den horizontalen component van de kracht van het aardmagnetisme, aangeeft, en welke 36 meter van den getroffen boom is opgehangen, slingerde gedurende slechts drie minuten, maar keerde niet іп hare vorige positie terug. Evenzeer bewoog zich de naald, die den vertikalen component van de kracht van het aardmag- netisme moet aantoonen, doch slechts zeer korten tijd: zij bleef na enkele oogenblikken in veranderden stand rusten. Uit deze verschijnselen blijkt, dat de totale kracht van het aardmagnetisme door het inslaan van den bliksem is gewijzigd geworden. Wel gebeurt het somtijds bij groote slingeringen dat de laatstgenoemde balansmagneet doorvalt d. i. in haren vroegeren stand niet terugkeert, doch in dit geval kan de slingerwijdte niet groot geweest zijn daar de magneten spoedig tot rust zijn gekomen: bovendien beide naalden, welke de werking der componenten van de magnetische kracht der aarde bepalen, zijn van stand veranderd. „Eene zeer gevoelige variatienaald, in een gebouw op TEES RPG WM ng agir me ү аНЫ u нік wakokuna s 81 ongeveer 80 meter van den boom en in zuidelijke richting daarvan opgesteld, slingerde over ееп hoog van 12 minuten. Op een gebouw, 45 meter verwijderd van de plek, waar de bliksem insloeg, en in Z. O. richting daarvan, dus loodrecht op de richting, waarin de bui trok, zijn vier bliksemafleiders aangebracht op 15,5 meter hoogte boven den grond. Baravra, 26 Januari 1884. NOG IETS OVER DEN SONDARIE WORM. (MEGASCOLEX MUSICUS, uonsr) A. €. VORDERMAN. Korten tijd nadat mijne eerste mededeeling verschenen was omtrent den Sondarie-worm 1) had ik gelegenheid eenige specimina dezer diersoort naar Dr. R. Honsr op te zenden. Deze zoöloog, die niet lang na de ontvangst bij het Leidsche Museum geplaatst werd, was toen in staat gesteld ook de overige tropische lumbrici, welke in die instelling opbewaard zijn, nader te bestudeeren. Vóór hem schijnt nog niemand daartoe aanleiding te hebben gevonden, te oordeelen naar de omstandigheid, dat ook reeds de bekende natuuronderzoekers Конт en van HasseLr 2) exem- plaren van den Sondarie-worm naar Leiden hadden opgezon- den, maar dat die nog onbeschreven waren. Als vrucht nu der jongste onderzoekingen van Dr. Horst op helminthologisch gebied komt in het 5° deel der Notes from the Leyden Museum een opstel voor, getiteld » New species of the genus Megascolex Темріктох (Perichaeta ScHMARDA) waarin hij niet alleen op grond van kritisch-historische onder- zoekingen de synonymie der bovengenoemde geslachtsnamen bewijst en de prioriteit van‘ Темрівтохѕ beschrijving recht 1) Nat. Tijdschr. N. 1. Deel XLI blz. 111. 2) Respectievelijk in 1821 en 1823 te Buitenzorg overleden. E TESTS quc pd ier kuwa А E PRESSE M T ў | | онад A jr disi, à di COE mii Leg fen 85 laat wedervaren, maar ook een negental nieuwe soorten beschrijft. Onder deze laatsten nu komt ook de Sondarie-worm voor, die door hem Megascolex musicus wordt genoemd. Zijne beschrijving is de volgende: „Cephalic lobe extending nearly over the whole length of »the buccal segment. „Each segment, except those of the cingulum, with a „circular ridge, which carries the bristles to the number of »100. Orifices of the copulatory pouches between the 7" and 8^. 8" and 9% segment. Two large slit-shaped genital "pores оп the 18' segment; the opening of the ovidact is a "small pore in the 14% segment. Between the 12% and 159 ^(or 15^ and 14%) ring we find the first dorsal pore. The »two pairs of copulatory pouches are situated in the 7% and 8" "segment: each pouch consists of two parts, a large, pear- "shaped vesicle with short duct, and a long tube, rolled up in » numerous windings. Male genital organs in the 11^ and 12% ring: »their vasa deferentia beginning each with two funnelshaped "mouths. There are two large prostatic glands, divided in ^numerous lobes. Bunch-like ovaries in the 14! segment, "hanging on the posterior side of the 15% septum. The 8" "and 9% septum are wanting, the second copulatory pouch "therefore situated in the 8% as well in the 9 ring. The ^l^, 12^ and 15% septum are extraordinarily thick and "muscular. Like in Megascolex Siebo/di the intestine is provided ^on each side of the 26% segment with six caeca, of which »the superior is the longest; however this seems to be not a "Constant characteristic, in one ot the specimens only the "Superior caecum being present. "Colour: above greyish-blue , lead-coloured, underside paler : »ralous; girdle brownish: genital pores, mouth and vent yellowish. ^Length 570 m. m.: eircumference of the body directly ^behind the girdle 48 m. m.: number of segments 166. ^Hab. Java (Конь & van HassELT, VoRDERMAN)." 84 Ook in de hoogere bergstreken van Ceylon komt een over- eenkomstige groote worm voor, die hel eerst door TEMPLETON . beschreven is in de Proceedings of the Zoological Society of London (Part. XII, 1844 р. 89) en waarop hij de geslachts- naam Megascolex gebaseerd heeft. Het is de M. caeruleus. Tempe. Hij bereikt 20—40 inches lengte еп bezit eene dikte van 1 tot 1!/ inch. Sedert mijne aandacht op den Sondarie-worm gevestigd was, liet ik niet na, bij voorkomende gelegenheden berichten in te winnen omtrent dit dier en zoo vernam ik, dat hij niet alleen aangetroffen wordt in de bergwouden, die de Bandongsche hoog- vlakte omringen, maar ook in het Tjiandjoersche bekend is. Daar ter plaatse wordt hij als geneesmiddel gebruikt in gevallen wanneer ronggens 1) zich bij de uitoefening van hun bedrijf schor hebben geschreeuwd. De chef van den troep. waartoe de dansmeid behoort, doet haar dan gepofte Sondarie- wormen eten, waarna de normale stem terugkeert en zij weder in staat is als vroeger de hoogste tonen uit te gillen. ?) Tijdens mijn ver blijf op een der Z. O. hellingen van den Goenoeng Salak in October 1882 had ik het geluk bij toeval zelf een Sondarie-worm aan te treffen onder de volgende omstandigheden. In de met rolsteenen bedekte bedding der Tjitjattie (een bergstroom) lag een reusachtige rasamalaboom , sedert gerui- men tijd door bandjirs afgevoerd, schuins over een waterval. Rondom het bovenste gedeelte, waartegen zich aangespoelde boomtakken vastgezet hadden, was door verzanding een plek ontstaan, die rijk was aan humushoudende aarde. " Publieke dansmeiden. 2) Eene dergelijke inlandsche beschouwing omtrent enkele transmigree- rende eigenschappen van sommige planten of dieren vindt men terug in het feit, dat inlanders eene haargroei-bevorderende hoedanigheid toekennen aan olie, waarin groote spinnen (Mygale javanensis) geweekt zijn. Deze kolossale arachniden komen veelvuldig voor in de zone van 1000— -3000 voet. en zijn over het gansche lichaam met zwarte haren bedekt. 85 Deze plek deed ik uitgraven, toen een dier te voorschijn kwam, dat de koelies verschrikt achteruit deed stuiven daar zij het op het eerste gezicht voor een slang hielden. Het bleek echter een bijna volwassen Sondarie-worm te zijn, die met forsche rukken in grillige en snelle lichaamsbewegingen heen en weder sprong, ор dezelfde wijze als kleine lumbriei zulks doen wanneer zij opgegraven worden. Bij die gelegenheid verhief de worm zich soms twee voel boven den bodem. Toen het dier gepakt werd kronkelde het zich als een slang om den arm en spoot langs de rugporiën een vocht uit in fijn verdeelden toestand , als bij een carbolsprav. Tegelijker tijd kwam tusschen de segmenten van de achterste helft van het lichaam een oranjegeel vocht te voorschijn. dat buitengewoon kleverige eigenschappen bezat en eerst met groote moeite van mijne handen, die er mede in contact waren gekomen, kon worden verwijderd. De mij vergezellende Soendaneezen verklaarden, dat daar ter plaatse dikwerf Sondarie-wormen aangetroffen worden in den humus, welke de groote nesten der Nidularia-varens in zich bevatten. Daar die varens nog al hoog op boomstammen groeien, kan dit niet anders worden verklaard dan door aan te nemen, dat de wormen door die kleverige uitzweeting in staat zijn gesteld tegen boomen op te klimmen. Batata, 15 Maart 1884. BITTERWATER VAN ARUBA DOOR Dr. D. DE LOOS. Op Aruba bestaan eenige bronnen van bitterwater; volgens mededeeling van den Heer А. J. van Koouwuk durven de inboorlingen daarvan niet te drinken, omdat zij den bitteren smaak aan koper toeschrijven: de geiten daarentegen drinken het bij gemis van zoet water en ondervinden daarvan geen nadeelige gevolgen. Door de welwillendheid van genoemden Heer ontving ik een half fleschje van zulk bitterwater en wel afkomstig van de bron van Antikroeri. Voor zooveel de hoeveelheid het toeliet, heb ik dit water scheikundig onderzocht en de volgende uitkomst verkregen. 1 Liter bevat 11,16 Gram minerale zouten, voor een deel bestaande uit magnesiumzouten, waaraan de bittere smaak is toe te schrijven. Het gehalte aan chloor bedraagt 6,64 Gram: dat aan magnesium 0,54 Gram per Liter. Voorts bevat het water zwavelzuur, zeer weinig kalk, zouten van alcaliën, alsmede veel zwavelwaterstof, zelfs aan den reuk gemakkelijk te herkennen. Of dit gas een bestand- deel is van het natuurlijke water dan wel of het ontstaan is door de reduceerende werking van organische stoffen op zwa- velzure zouten, kan ik niet beslissen. Koperzouten zijn geheel afwezig. Berekent men het magnesium, als chloormagnesium, dan bedraagt dit 2,15 Gram per Liter. Het overige moet dan bestaan uit chloorverbindingen en zwavelzure zouten van alcaliën en eene weinig zwavelzure kalk. da ЫЕ d WT ari aaa дй ke ————— ——P—— dn a nn a len E ed AER 2223) аай: 87 ASCH VAN KRAKATAU DOOR Dr. D. DE LOOS. Aan de welwillendheid van den Heer Dr. van Nooren te Buitenzorg ben ik de toezending van een monster asch ver- schuldigd, tijdens de uitbarstingen te Krakatau door genoemden Heer te Buitenzorg in het laatst van Augustus verzameld. Ik heb die asch grootendeels quantitatief onderzocht en meen dat een dergelijk onderzoek belangrijk genoeg is om het in dit tijdschrift bekend te maken. aar een groot gedeelte bestaat uit medegevoerd zand, zullen de quantitatieve bepalingen van de asch op verschillende plaatsen gevonden wel niet juist met elkaär overeenstemmen. De uitkomst mijner analyse is de volgende: 0,80 percent oplosbaar in water, bevattende kiezelzuur, zwavelzuur, chloor, kalk, kali, natron. 5,70 percent oplosbaar in zoutzuur, grootendeels bestaande uit ijzeroxyde, voorts ijzeroxydule еп aluin- aarde. onoplosbaar in zuren. Het in zuren onoplosbare deel werd gevonden te bestaan uit: 64,05 percent kiezelzuur (Si 0,). (554. » ijzeroxyd (ook een weinig ijzeroxydule). 1508 ашіпаәгде. LEO > Зак Voorts magnesia, kali en natron, chloor en zwavelzuur, slechts qualitatief en niet quantitatief bepaald. Het kiezelzuur werd op de gewone wijze bepaald door gloeiing met koolzure kali en natron, uittrekken met zoutzuur 88 en uitdampen tot droog. Na uittrekken met verdund zout- zuur bleef het kiezelzuur achter, terwijl in de gefiltreerde vloeistof het ijzeroyd , de aluinaarde en de kalk werd bepaald. De alcaliën werden qualitatief aangetoond door te verhitten met fluoorkalium en zwavelzuur, uit te trekken met water, neder te slaan met chloorbarium en barytwater, te filtreeren, neder te slaan met koolzure ammonia en ammonia, weder te filtreeren, uit te dampen tot droog, te gloeien en uit te trekken met water. Uit het onderzoek blijkt, dat de gewone bestanddeelen aan- wezig zijn, die men in aschregens bij vulcanische uitbarstingen aantreft. De hoofdbestanddeelen zijn ook hier: zand en een glasachtige veldspaat. Lemmer, Januari 1884. TE INHOUD Eerste Aflevering van Deel XLIV. Naamlijst der leden van de koninklijke Natuurkundige Vereeniging in Ned.-Indië op 1 Januari 1884 Be sŠ Geologische Notizen aus Central-Borneo. Betrachtungen recente Bildung von Harzablagerungen von Dr. über die Тн. Posewırz Over het waarnemen van і aardbevingsverschijnselen. Seismologie. Door Mededeeling omtrent het inslaan van ad ibd а ееп fiin op Brapz. het erf van het Magnetisch en Meteorologisch Observatorium te Batavia door J. J. Роовтилх. (Met eene plaat) Nog iets over den Sondarie-worm (Megascoler musicus Hann dix A. G. VORDERMAN Bitterwater van. Aruba dod Dn. D. DE L 008. Asch van Krakatau door Dn. D. pe Loos UITGEGEVEN DOOR DE En д Be NATUURK. TIJDSCHRIFT VOOR NED. INDIE. Deel XLIV, blad 1450 1 € 1418 vas. e M KRATER van den о Р JAVA 90 blue 1889 Opgenomen door A D M VERBEEK. Schaaf j). 10000 оде теп op 40 meter afstand Het nulpunt der kaart ligt volgens Janghuhn 2666.3 meter boven xee. Alon бу afweg naar Seloh B Nachtverblijf ме C. Ion van den ouden kraterrand D. Pant waar теп een goed overzicht 2 д de prop heeft H £ Laag punt van den kraterrand , noord „акул Ж? Laagpunt van den kraterrand хата Ё Laagpunt in den krater G Solfatara Hoogste punt van den prop tns Vaste lavabanken c Araterrand Lea то P u me —— VERSLAG OVER EEN ONDERZOEK VAN DEN VULKAAN MERAPI IN DECEMBER 1885, DOOR | К D. M. VERBEEK. MET EEN KAARTJE. DAS Den 26° December vertrok ik des morgens per reiswagen naar Bojolali, en verder te paard naar Seloh, gelegen op het zadel tusschen de vulkanen Merbaboe en Merapi, volgens Јохононх 4880’ boven zee gelegen, om van hier uit den Merapi te bezoeken, in welks krater sedert eenige maanden tene verandering was waargenomen. Daar op den top nog geen hutten waren opgericht, zond ik den volgenden dag koelies naar den krater, om kleine afdak- ken te bouwen, en deed dien dag eene geologische excursie in den omtrek van Seloh. Behalve de roodbruine vulkanische klei, die bijna overal den bodem vormt, nam ik in enkele diep uitgespoelde valleien ook vaste lavastroomen van bazalt waar, die blijkbaar afkomstig zijn van den Merbaboe. Den 28% vertrok ik des morgens met den mijningenieur VAN Hevekervm, Dr. Mertens, docent aan de Hoogere Burger- school te Semarang en den opziener bij het mijnwezen DE Corte naar den top. Het voetpad, ofschoon in het bovenste gedeelte vrij steil, is tamelijk makkelijk te gaan, zoodat wij Feeds vóór den middag boven waren. Een betere weg om 90 naar den top te komen bestaat er niet, zoodat Seloh het beste uitgangspunt voor een tocht naar den Merapi is. Het punt van het hierbij gevoegde kaartje, met A gemerkt, ligt volgens Јохенонх 8295 Par. Voet = 2694.5 Meter boven zee. Dicht bij dit punt was het nachtverblijf opgericht. Het karakter van den (ор is in het algemeen gebleven, zooals Juwcmunw dit beschreef, maar de afmetingen van den kraterring zijn veranderd. De op het kaartje van JUNGHUHN opgegeven schaal is foutief en moet tweemaal kleiner zijn, dus in plaats van Hu (wellicht 1/0) 50 roeden = 1 duim) азоо. De aschvlakte is opgehoogd, en heeft nu, behalve naar het zuiden, in haar noordelijke gedeelte ook eene afwatering voor het noorden, niet ver oostelijk van het punt A. Binnen den kraterrand nam Jurenuur een kegel van losse eruptieprodukten waar; deze is bij de eruptie van 1865 van gedaante veranderd en, zoo het schijnt, verdwenen, dat wil zeggen uitgeworpen of weer ingestort. Blijkens een verslag van den heer Arriëns die den Merapi den 26" Mei 1864 beklom, was de top toen vlak, de krater dus geheel opgevuld met nieuwe producten, losse blokken en ook asch. Bij de егіріе van 1865 en de eerste maanden van 1864 heef( dus reeds eene verandering van den slakken- kegel plaats gehad, die vóór dien tijd boven den kraterrand uitstak. Het bericht laat overigens aan duidelijkheid te wenschen over (Nat. Tijdschr. v. N. L deel 29, 1867 blz. 95—101). Vóór de eruptie van 1872 is weer zulk een kegel ontstaan en het uitwerpen van asch nam een aanvang toen de kegel of »prop", zooals de nieuw gevormde berg in de wandeling genoemd wordt, ongeveer 60 voet hoog was boven den noor- delijken kraterrand. De kontroleur Возкмецев heeft dit bericht van inlanders gehoord, de opgave van de hoogte berust dus niet op meting, maar op schatting. Ook deze prop was na de eruptie verdwenen en de mijningenieur FrwwEwa, Ше in 1880 den Merapi bezocht, deelde mij destijds mede, dat de 91 slakkenkegel tot zijne verwondering niet meer bestond, maar dat de ketel leeg was. . Nu heeft zich ten derden male zulk een prop gevormd, die den bodem van den ouden krater geheel opvult, en welks hoogste punt, volgens mijne metingen, 6/2 meter boven het punt D ligt. Tijdens het bezoek van den kontroleur RosEMEIJER was dit! punt den 17% October ongeveer even hoog als het punt D, zoodat de vermeerdering in hoogte in de laatste 2 maanden 5 à 6 meter heeft bedragen. Ten einde de opname zoo volledig mogelijk te maken ben ik van het punt E in den krater afgedaald ; langs het bovenste zeer steile gedeelte liet ik mij afzakken met behulp van touwen, tot ik op een punt kwam, waar ik verder naar beneden* kon klauteren langs eene helling van gemiddeld 58°. Op het diepste punt F aangekomen, kon ik hier aan den voet van den kegel de gesteenten van den prop onderzoeken. benevens eene solfatara G, die, dicht bij F gelegen, door hare gele kleur reeds van verre in het oog valt, en waar stoom met zwaveligzuur te voorschijn komt. De groote blokken, waaruit de kegel is opgebouwd , bestaan uit een grijzen poreuzen _augietandesiet ; zij bezitten aan den buitenkant alle ееп roodbruine verweeringskorst, vertoonen ook hier en daar een wit fumarolenbeslag , en maken den indruk reeds eenigen tijd in de kraterpijp in vasten toestand verkeerd te hebben , alvorens zij door ееп druk van onderen zachtjes naar boven geschoven Werden en toen in den ouden ketelvormigen krater naar alle kanten afrolden. Eene krateropening schijnt in den prop niet te bestaan, de meeste stoom kwam uit de solfatara G, maar van boven ontweken geen dampen. Van de punten D en L was ook geenerlei opening te ontdekken, maar daar deze punten iets lager liggen dan H, kon men.niet boven op den prop zien. De inlanders, die den prop vroeger hebben waargenomen, toen de hoogte geringer was, en die beweren dat de eerste vorming ` den 25% Juli 1885 plaats had, hebben ook geene opening gezien, 92 Wij schijnen hier dus werkelijk eene oppersing van vaste blokken een z. g. cumulo-vulkaan voor ons te hebben. Lava- stroomen of taaivloeibare blokken zijn bij deze nieuwe vorming nergens te zien, alles schijnt reeds in vasten toestand uit de _kraterpijp geschoven, en met geworpen te worden. De vorming van dezen prop is dus bij den Merap: niets nieuws, maar heeft in vroegere jaren reeds herhaalde malen plaats gehad, ofschoon men er toen weinig aandacht aan schijnt geschonken te hebben. (1) Het ontstaan van een dergelijken kegel bewijst echter, dat in den berg eene verhoogde drukking bestaat, en telkens schijnt op de vorming van den kegel eene niet onbelangrijke uitbarsting gevolgd te zijn, zoowel in 1865 als in 1872. 3 : Ik acht het daarom ook niet onwaarschijnlijk, dat over eenigen tijd eene eruptie van den Merapi zal plaats hebben, maar de werking is voorloopig nog zwak, en tijdens mijn bezoek іп het laatst van December '85 was het uitstooten der dampen en de toename in hoogte van den kegel zoo gering, terwijl noch van ‘aardbevingen noch van gerommel in den berg iets werd waargenomen, dat ik toen kon voorspellen dat eene eruptie in de eerstvolgende maanden niet zou plaats hebben. Sedert zijn reeds 5 maanden verloopen zonder dat de Merapt heeft gewerkt. Maar men moet mijne voorspelling niet zóó ` opvatten, alsof ik zou meenen dat er in het geheel geen eruptie zoude kunnen volgen. Dit kan niemand voorspellen , en alleen een nauwkeurig waarnemen van den krater kan ons inlichting geven over den tijd, waarop eene eruptie te wachten is. Zoolang de verschijnselen van werkzaamheid niet veel heviger worden dan op het oogenblik, is voor eene eruptie geen gevaar; ik stelde daarom voor, dat, gelijk nu geschiedt, de krater geregeld zoude geobserveerd worden, «om belangrijke veranderingen in den vorm van den kegel, of in het uitstooten (1) Een belangrijk bericht over het verdwijnen van den eruptiekegel in April 1872 van Da. J. бкоувмаз dd. Jokjakarta 25 April 1872 is te vinden in de Locomotief. ; "wwe al EE | 93 van dampen dadelijk ter kennisse van het bestuur le brengen om er desnoods een mijningenieur heen te kunnen zenden. Door deze voorzorgen kan de vulkaan ons, zonder vooraf gewaar- schuwd te zijn, moeielijk met eene uitbarsting overvallen. De afmetingen en. hoogten van den Merapi-top zijn volgens onze metingen als volgt (zie het kaartje). Doorsnede van den krater van N. W. naar 7.0. 600 meter. ldem idem van М. О. naar 2. W............ 480 meter. Hoogte van het aangenomen nulpunt onzer kaart volgens ` JUNGHUHN ......- 2666.5 meter. Hoogte boven zee van het punt A, waar de weg naar Seloh afgaal.... . 28.2 meter (dus boven zee 2694.5 meter — 8295 Par. voeten JUNGHUHN). Hoogte van het nachtverblijf B 16.0 meter. Hoogte van top C van den ouden (oostelijken) kraterwand 45.0 meter. Hoogte van mt р аап de drami van den kraterrand. га 1405 Te Hoogte van het lage punt E, van waar men in den krater kan afdalen. dd MES - 53 Hoogte van punt Е, laagste punt in den krater. 14.5 > Hoogte van punt H, het hoogste punt van den ИКЕ... SC | 1470 Hoogte van punt Е’, laag punt van den kraterrand. 512 >» Den 30% des avonds keerden wij naar Seloh terug en kwamen den volgenden dag te Soerakarta aan. BurrenzorG, 27 Maart 1884. OVER HET WAARNEMEN VAN AARDBE- VINGSVERSCHIJNSELEN. — | SEISMOLOGIE. DOOR | P. VAN DIJK. NASCHRIFT. (Zie blz. 95). Wanneer in deze gewesten tot een meer stelselmatige waar- neming van aardbeving overgegaan, en alsdán aan Java’s bodem allereerst de aandacht gewijd wordt, dan komen alle plaatsen. die, wegens hunne ligging aan of in de naaste omgeving van de kruispunten der vulkanische spleten, vermoed worden meer dan andere voor aardschudding vatbaar te zijn, in gelijke mate voor waarneming in aanmerking. Dat dergelijke kruis- punten werkelijk tot de zwakste deelen der aardkorst behooren, heeft de uitbarsting van Rakata, den vulkaan van Krakatau, gelegen op de snijding van Java’s voorname lengte- spleet (Бабаға, Poeloe Sari’, Salak, Gedeh, Slamat, Meram, Lawoe, Wilis, Kloet, Kawi, Bromo, Lamongan) en van haar westelijkste dwarsspleet (Pajong, Rakata, Sebissie, Siboekoe , Radja Bassa) nog maar al te kort geleden op overtuigende Se, Ж. wijze aangetoond. Voor de gevoeligheid van den bodem voor aardbeving in de nabijheid van een ander voornaam kruispunt, de Merapi, die tot de dwarsspleet Merapi- Merbaboe- Oenarang behoort, eene richting die zuidelijk verlengd Prambanan treft, hebben de vernielende aardbevingen in de vlakte van Ambarawa en in die van Dyocdja, Passar Gedeh, herhaaldelijk bewijs ` Dn а SE 95 gegeven, en er valt over de gevoeligheid van Djocdjacarta nog op te merken, dat de plaats tevens nabij het verlengde gelegen is van een aan de eerstgenoemde dwarsspleet nagenoeg even- . wijdige spleet , die aan het oppervlak aangewezen wordt door de vulkanenrij Soembing, Sindoro en Dieng. Zijn wij de aanwijzing van de dwarsspleet langs Straat Sunda, op een tijdstip, dat van de ophanden werking van Rakata nog geenerlei vermoeden hestond, aan het onderzoek van VERBEEK verschuldigd, reeds aan Јохенонх komt de eer _ 10е, herhaaldelijk hij de beschrijving van Java’s vulkanen op het vermoedelijk bestaan van een voorname lengtespleet, nagenoeg volgens de lengte-as van het eiland gericht, en op een vrij groot aantal op die richting min of meer loodrecht staande, of dwarsspleten, opmerkzaam te hebben . gemaakt. In hoeverre alle of enkele van die kruispunten van de lengtespleet met een of meer dwarsspleten, gedurende zeker ons onbekend tijdsverloop, de voorname uitgangspunten van werking zijn, en of de aardbeving, van zoodanig punt uitgegaan, zich Мі voorkeur voortplant in een of meer bepaalde richtingen, die van de richtingen der spleten afhankelijk zijn , zal alleen door langdurige waarnemingen op alle‘ daartoe geschikte plaatsen, die het dichtst bij die kwestieuse punten en lengte- uitbreidingen gelegen zijn, kunnen blijken. Als een probleem ter nadere oplossing heb ik in het hiervolgende tabellarisch overzicht eene schets gegeven van de mogelijke richting, ligging en uitbreiding van de voorname centrale lengtespleet еп, van het westen naar het oosten voortschrijdende, daarop de dwarsspleten vermeld, die ik, behoudens uit enkele waarnemingsgegevens, heb afgeleid uit Java's uitmuntende etappekaart van den topographischen dienst. Deze regelmatige rangschikking der vermoedelijke vulkanische dwarsspleten is geschied met het doel om de keus te kunnen vestigen op een minimum aantal bewoonde plaatsen — kotta's of dessa's — die door hunne ligging het meest voor observatie- posten in aanmerking komen. LENGTESPLEET. OPVOLGENDE DWARSSPLETEN. le. Gedeelte. Krakatau-Gedeh, Richting: Noord. 122° Oost. ` A. Over Rakata (Straat Sunda). _ В. In Bantam over Poelasari. С. Salak. " D. Pangerango. E. Gedeh. He. (Gedeelte. Gedeh-Merapi. Richting: N. 102 à 105° 0. Vlakte van Bandoeng. | F. Geen vulkaan op de hoofd- (5. ( spleet bekend, tusschen Н. | Tjimahi en Tjitjalengka. | І. Geen vulkaan op de hoofd- spleet bekend. К. Slamat. а. b. C. Richting Noord 15 à 20° Oost. Pajoeng, Wakata, Sibessie , hadja Bassa. Poeloesari Dano (Pinasah), Batoer, Nog geen aan te wijzen: nader onderzoek in de lengterichting: Gedeh. Salak, Kaap Antjol bij de Wijnkoopsbaal d. en e. Nog geheel onbekend of niet voor- handen. 9. h. LL s Vermoedelijk minstens drie, nagenoeg ever | wijdige , Patoeka of Patoeha ,. Boerangrang. Waijang, Malebar , cm Tute ban prahoe). Papandaiang , боешоег, Tampomas. Tawal (wellicht met koerai) Tjeremai. Onbekend of niet voorhanden. Siboekoe, | (Karang ligt wat oostelijk wellicht № | op onderling geringen’ afstand. de vorige in УГ. band door de Galoengoeng en de Tj- 1 1 | EE dn, oat nn EN А Sg "Res SE кк ы, 97 VAN SEISMOLOGISCHE WAARNEMINGSSTATIONS. PLAATSEN, DIE GESCHIKT GELEGEN ZIJN VOOR DE VESTIGING N ы = ту D оз ur Vlakke hoek (vuurtoren-eablissement) Beniawang, Telokbetoeng, Ka- timbang, Java's 1e punt (vuurtoren) Nieuw Tjeringin (?) Nieuw Anjer (op de kust Merak). Panimbang, Menes, Goenoeng Kentjana, Rankas beloeng, Pandeglang Serang. ; Djasinga, Nangoeng, Tjiampea, Dramaga., Semplak, Buitenzorg, Tjitjoeroek , Plaboean Ratoe, Tjibinong, Meester Cornelis, Batavia. еп e. Tjitjoeroek , Karang Tengah, Soekaboemi, Tjiandjoer, Patjet, Gadok, Buitenzorg, Njalindoeng, Tjibeber, Tjikalong · (Spoorweglijn Buitenzorg — Batavia). Krawang, Poerwakarta, Wanajassa , Tjimahi, Kopo, Tjiwidė , Bandong. Wanaredjo, Tjisalak , Bandoeng , Öedjoengbroeng , Bandjaran , Madjalaia. Tjibeurum , Soemedang, Tjitjalengka, Bloeban Limbangan, Garoet, Tjikorai , Tjikatjang, Karang samboeng, Dirmoradja, Tjikoelahan, Mangoenredja. Uheribon , Palimanan, Madjalengka, Telaga, Koeningan, Tjilimoes. Pendjaloe , Indihiang, Tasik malaia, Manondjaia, Tjiamis, Tjisaroea , Jeoegoer. Prigi, Siloeman, Tjiledoek. Tagal, Lehaksioe , Margosari, Bantar Kawoeng , Boemi ajoe , Adjibarang . Poerwokerto , Adiredjo, Tjilatjap, Banjoemas, Poerworedjo. Gombing . о | ehoemen, Poerholingo. Mogo, Pamalang, Tjiomal. LENGTESPLEET. — OPVOLGENDE DWARSSPLETEN. L. Geen vulkaan op de hoofd- і. spleet. M. Merapi. Ше. Gedeelte. Merapı Rawoen. Richting: Noord 100° Oost. . N. Lawoe. 0. Wilis. P. Kloet (met zuidelijke afwij- king.) 0. Kawi. В. Bromo. S. Lamongan. T. Jang of Ajang. U. Rawoen. “> = р. ~ = . Richting Noord + 55° Oost. Kawi, Ardj®® Richting Noord 40° West. Soembing, Sindoro, Prahoe (Dieng,). Telemojo, Üenari Ambarawa іше Merbaboe , vlakte van Merapi. (met. de sloten). (Patjitan), Lawoe (Lassem). Wilis, Pandan. Onbekend of niet voorhanden. (Welirang) , Penangoengan. Semeroe, Tengger. Onbekend of niet voorhanden. Ajang, Ringit, richting Noord 50° o Rawoen, Indjin (Merapi), Baloeran- x ren ne = 99 PLAATSEN, DIE GESCHIKT GELEGEN ZIJN VOOR DE VESTIGING VAN SEISMOLOGISCHE WAARNEMINGSSTATIONS. E e e, Pekalongan , Karang anjer, Bandar sidajoe, Batoon, Karang kobar, Wonosobo, Bandjar- negara, Sapoeran, Pitoeroe, Poerworedjo (Bagelen) Sintolo, Djocdjacarta, Imogiri. en m. Kalasan, Sleman, Kalibawang, Saliman, Moentilan, Magelang, Medono , Temangoeng , Salatiga, Ambarawa, Bawen. Oengarang, Bodja, Selakatan, Kendal. . Samarang. Djoemblang, Demak, Goeboek, Kali Djati, Tempoeran , Salatiga , Tengaran, Ampel, Bojolali. Sello, Soerakarta, Klatten. Rembang, Blora, Poerwodadi (Grobogan), Sragen, Kendingan, Ngawi. . Poerwodadi (Solo), Megatan, Slahoeng; Patjitan , Pangoel. Trengalek , Ponorogo, Poeloeng, Madioen, Tjiroeban, Bodjonegoro, Toeban, Вегһек, Kediri. Toeloeng Agoeng. Blitar, Wates, Kandangan, Modjo Agoeng, Modjokerto, Soerabaia. Sidhoardjo, Gempol (Porrong) , Protong , PUMA, Malang, Kepandjen, ingi. Gondang legi, Toempang , Paserpan , Pasoeroean. Mlatten , Soekapoera, Soemba , Sendoeroe, Pasirian. 3 Loemadjang . Klakah, Melassan, Probolingo, Kraksaän. Bezoeki . Soember Malang, Tegalan, Gondosoeli, Tanggoel. Poeger . her ‚ Moesson , Bondowosso , Sitoebondo. Assem е. Badjoel mati, Banjoewangi, Segobang, Rogo djampi. Gamberan , Kradenan. 100 Het in deze tabel aangegeven stelsel van waarnemings- . 5 plaatsen is, als een bij opzet zeer onvolledig, en alleen als een leiddraad tot een beter te beschouwen. Elk der genoemde plaatsen toch moet nog nader getoetst worden aan de beant-. woording der twee volgende vragen: a. telt de plaats of dessa beschaafde Europeanen onder hare bewoners, van wier medewerking op het seismologisch waar- __nemingsgebied goede vrucht mag worden verwacht? en: b. zijn in de nabijheid der genoemde plaatsen ondernemingen van landbouw en nijverheid gevestigd, alwaar de medewer- king van den administrateur, aan de gewenschte observaties | bijzonder op prijs te stellen zou zijn ? Ofschoon de raadpleging van de lijst der door Dr. Веквѕма . thans op Java georganiseerde regenwaarnemingen mij al dadelijk éen stap nader tot het doel had kunnen voeren, heb ik er opzettelijk geen gebruik van gemaakt, omdat mij de juiste ligging der woonplaatsen van de daarin vermelde medewerkers te weinig bekend is, en ik niet minder in de onzekerheid verkeer omtrent het aanwezen op naburige oorden van in die lijst niet vermelde europeesche bewoners, op wier medewerking even veel prijs moet worden gesteld. Door allen zonder onderscheid, die in oorden gevestigd zijn, behoorende tot de terreinen op Java, die blijkens de gegeven plaats- еп vulkanenvermelding voor eene stelselmatige waar- neming hunner aardbevingsverschijnselen allereerst in aanmer- king komen, en die kennis zullen maken met deze verhandeling, worde mijn opstel als eene dringende uitnoodiging beschouwd om zich, hetzij bij het bestuur der. Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, hetzij bij mij, bekend te willen maken, als bereid tot het doen van geregelde seismologische waarne- mingen, zoodra zij, door de verstrekking der noodzakelijke werktuigen еп nauwkeurige gebruiksaanwijzing, daartoe in de- gelegenheid zullen worden gesteld. Zoo de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging al bereid mag - dii ==. eeeh ae. Я 1 das DL E 101 worden geacht, om het initiatief te nemen tot. de invoering in Nederlandsch-Indië van stelselmatige seismologische waarne- mingen, ingericht om aan de eischen der wetenschap te voldoen, zoo zal daarvan eerst dan een gunstige uitslag ver- wacht mogen worden, wanneer het op hare en mijne uitnoo- diging aan het beschaafd publiek zal gebleken zijn, dat het in - Insulinde niet aan belangstellenden ontbreekt, die, bezield met liefde voor de kennis der natuur, zich vrijwillig verbinden tot opoffering van eenig geld en tijd aan de zeer getrouwe, periodieke, altijd eentoonige waarneming volgens ontvangen instructie. Moge het spoedig blijken dat het op Java, voor niet veel minder dan een paar honderd observatieposten, niet aan de noodige mede-arbeiders ontbreekt. _ Batavia , Mei 1884. ШШШ NUTZEN ADS CENTRAAL BURN ІП, DAS GESTEIN DES GOENONG PARARA WEN. VON Dr. Th. POSEWITZ. Von Bandjermassin aus den mächtigen Baritostrom flussauf- wärts fahrend, gewahrt man erst in der Nähe von Montallat die ersten Bodenerhebungen, die sich mehr landeinwärts stetig entwickeln, höher werden und nun das tertiäre Hügelland zusammensetzen. Oberhalb Limoe ragt mitten aus diesem hügeligen Terraine ein wohl gegen tausend Fuss hoher Berg- | rücken empor, in NO-licher Richtung hinstreichend. Ев ist dies der Berg Pararawen, die am südlichsten auftre- tende höhere Gebirgsmasse im centralen Borneo, und wohl als ein Ausläufer des Gebirggerüstes der Insel anzusehn. Auch von Moeara-Teweh aus ist er mit seinen zwei Gipfeln prächtig wahrzunehmen, deutlich aus der umgebenden Hügelmasse hervorragend. Es war nun von Interesse zu ermitteln, ob dieser Berg- rücken, als zum Gebirgslande zählend, ebenfalls wie letzteres, so weit bis jetzt bekannt, aus älteren Eruptivgesteinen oder krystallinischen Schiefern zusammengesetzt sei, auf welchen Bau schon à priori mit gewissem Rechte geschlossen werden konnte; ferner vom Gipfel dieser höchsten Erhebung des um- gebendes Gebietes sich über das geotektonische Verhalten des Hü- gellandes möglichst zu orientieren, eine »geologische Rundschau” zu halten; und endlich war es mein idealer Wunsch das Let — 02 Lru {опу paltensystem т BANKA. x Woord N \ N | > В АА 7. АС d " Granit von \ b \ X 1 105 tralgebirge von Borneo endlich einmal zu erblicken, welches man nach Aussage der Eingeborenen vom erwähnten Gipfel sehr deutlich wahrnehmen konnte. Diese gestellten Aufgaben zu lösen, nahm ich mir vor, als ich beschloss den Gipfel zu besteigen. Nachdem dafür gesorgt war, das sowohl ein Pfad bis zum Gipfel gebahnt werde, als auch letzterer teilweise kahl gekappt, um eine möglichst freie Aussicht geniessen zu können, machte ich mich in Begleitung einiger befreundeten Herren bereit diesen Ausflug zu unternehmen, ‘welchen vor uns bloss Ein Europäer, Dr. Schwäxer in den 40% Jahren gethan hatte. Der erste Teil des Weges wurde in einer Prauw zurückgelegt etwa bis zur halben Entfernung van Moeara-Teweh bis Limoe: dann ging es zu Fuss weiter, anfangs in einem wenig undu- lierten Terraine, welches langsam steiler wurde, während der letzte Anstieg des eigentlichen Bergrückens durch eine starke Steilheit sich auszeichnete. | Nach einem Marsche von circa 11); Stunden hatten wir den Gipfel erreicht. Bloss an zwei Stellen fand sich anstehendes Gestein , doch in $0 verwittertem Zustande, dass es unmöglich erschien seine Natur zu erkennen. Auf den Gipfel erwartete uns eine grofse Enttäuschung. _ Wohl war ein kleiner Teil kahl gekappt und in der Mitte eine Sitzbank errichtet, um sich etwas ausruhen zu können, doch ringsum an allen Seiten standen die mächtigen Baum- 7 Fiesen uns jegliche Aussicht verwehrend. loss da und dort 3 erblickte man durch die mächtigen Laubkronen hindurch die = cine oder andere Hügelkette sich dahinziehen. Von einem Überblick war absolut keine Rede und noch weniger davon, das Centralgebirge Borneo’s zu schauen. Wir waren die doppelt Betrogenen. Die Eingeborenen hatten nichts umgekappt, wahrscheinlich ims der Idee, dass wir uns doch nicht die Mühe nehmen Würden den Berg zu besteigen; und hatten sie die Unwahrheit 104 erzählt von der herrlichen Aussicht gegen Norden , wahrschein- lich in der Absicht durch diese mir erfreuliche Nachricht sich bei mir gut anzuschreiben. Doch nieht ganz ohne Beobachtungen blieb der Ausflug: von einem Gipfel zum andern gehend, zeigte sich deutlich, dass der ohnehin schmale Bergrücken gegen NW fast senk- recht abfiel. Sollte dies einem Bruch bedeuten , eine Bruchlinie, die sich NO-lich hinzieht? Ев scheint fast so zu sein. : Da alles Gestein, welches ich am Bergrücken versammeln konnte zu verwittert war , als dass es hátte benütz werden konnen, und da die Zeit drängte, den Rückzug anzutreten, so nahm ich das Versprechen einiger Eingeborenen an, durch Graben von Lóchern aus möglichst grosser Tiefe mir später Gesteinsproben zu übermitteln, und ebenso hatte seine Wirkung eine Be- lohnung in Geld, um durch Abkappen möglichst vieler Вапше eine freie Aussicht zu schaffen , damit bei einem eventuel zweiten Besuche das Versäumte nachgeholt werden könnte. Beides wurde gethan. Von Moeara-Teweh aus konnte man eine Zeit später bemerken, das der Gipfel kahlgekappt oder gelichtet wurde und auch Gesteinsproben erhielt ich in reichlichem Masse. Zu einem zweiten Besuche dieser interessanter Lokalität kam es leider nicht, und so musste ich mich bloss darauf beschránken das Gestein des Goenong Pararawen möglichst zu untersuchen. Die mir zu Gebote stehenden Gesteinsproben lassen in struk- tureller Beziehung zwei Abarten erkennen: eine jeinkörnige und eine mittelkörnige, letztere etwas porphyrartig durch stärker hervortretende grössere ` Feldspatkrystalle. Obwohl, nach Aussage, die Gesteine aus einer Tiefe von mehr als ein Meter stammen, sind sie doch auch schon sehr verändert, indem sie beim höchsten Grade der Verwitterung in eine entfärbte lose zusammenhangende Masse von Quarzkörnchen vermengt mit wenig Eisenoxydhydrat übergehn. Das Mittelkörnige Gestein besteht der Mehrheit nach aus Quarzkörnchen, mit dazwischen liegenden, oft zahlreichen verwittertent Feldspaten in Kórnern , während die grösseren stets 105 Krystallform zeigen; und ferner aus einem schon gänzlich veränderten, in Eisenoxydhydrat augenscheinlich übergegangenen Mineral, dessen Krystalformen nicht mehr erhalten sind, welches Hornblende oder . einem Glimmer, vielleicht beiden angehört haben könnte. Das Gestein selbst ist so bröckelich, dass es nicht gelang einen Dünnschlifl anzufertigen und eine genauere TEN deshalb nicht vorgenommen werden konnte. Das feinkórmige Gestein ist etwas frischer als das vorige. Wenn man es mit nacktem Auge oder mit der Lupe betrachtet, kann man bloss undeutlich Quarzkórnchen , und matte weissliche Partikeln, ferner ausgefressene Partien, teilweise Krystallform zeigend, einem früheren Minerale angehórend und dazwischen kleine schwärzliche, starkglänzende Krystallflächen beobachten. Einige Dünnschliffe, vom letzteren Gesteine verfertigt , geben folgendes Bild. Unter dem Mikroskope zeigt sich ein РИХ körniges Gemenge von Quarz, fFeldspat, Glimmer und Magneteisenerz : von einer etwaigen Grundmasse ist nichts zu sehen. Räumlich am meisten verbreitet erscheint der Quarz. Er ist in der Form von Krystallkörnern entwickelt, mehr oder weniger hell, und enthält stellenweise eine ungeheure Menge von Flüssigkeitseinschlüssen, oft mit beweglicher Libelle. Stets bilden die Quarzkórner einheitliche Individuen. Der Feldspat tritt ebenfalls in Krystallkörnern auf. Er ist schon so stark verwittert, das er bloss undurchsichtige , trübe Massen darstellt. Ob man es nur mit einem orthotomen Feldspate zu thun habe oder auch mit einem Klinotomen, kann natürlich nicht mehr ausgemacht werden. Die Um- Wandelung hat sich in Kaolin vollzogen. Als Einschlüsse beider Mineralien findet man sehr vereinzelte Glimmerschüppchen und mehrfach zerstreut Eisenoxydhydrat. г am meisten zersetzte Glimmer scheint ursprünglich ein eisenreicher Magnesiaglimmer gewesen zu sein; von der UFsprünglichen Krvstallform ist beinahe nichts mehr wahrzu- x 8 106 nehmen, und nur an einer Stelle glückte es eine kleine Partie noch etwas frischen Minerales zu beobachten. Durch Auslaugung der Metallbasen ist er bei der Umwandelung grósstenteils gebleicht und von messinggelber Farbe , oder bildet braunrote Schüppchen, die teils Gruppen bilden, und dann noch da und dort geringe Andeutungen von Krysstallumrissen zeigen, oder zerstreut umherliegen. Die Zwischenräume zwischen den Quarzkörnchen und Feldspat nehmen auch auf diese Weise veränderte Glimmerpartien ein, erstere gleichsam kranzförmig umgebend. Auch Eisenocker ist vielfach umhergelagert. Ausser diesen Mineralien trifft man noch zahlreiche , schwärz- liche, undurchsichtige Partien , im ganzen Gesteine zerstreut, an, die nur an ihrer äusseren Umrandung teilweise rötliche Schüpp- chen oder eine rötliche staubförmige Masse erkennen lassen. Bei auffallendem Lichte erscheint alles rötlich gefärbt, und stellenweise treten in Mitten dieser Massen bläulich graue. stark glänzende Partien von unregelmässigen Umrissen auf. Man scheint es hier mit Zersetsungsprodukten von Magnet- eisen und Glimmer zu thun zu haben, welche Zersetzungsprodukte in grossen Mengen abgelagert die Undurchsichtigkeit dieser Partien bewirken. Das Magneteisen — Eisenglom oder Bata ist auch nicht ausgeschlossen — ist in Brauneisenerz umgewandelt durch Oxydation und Wasseraufnahme , während der eisenreiche Glim- mer zum Teil Eisenoxydhydrat lieferte. Dafür spricht, dass das Gesteinspulver dieser Partien zum Teile sich magnetisch erweist: und ferner, dass beim Behandelen des Dünnschliffes mit verdünnter Salzsäure die undurchsichtige Partien deutlicher hervortreten. Man erblickt angefressene Massen von dichtem Brauneisen und dazwischen letzteres in nierenfórmiger Struktur. Ob Hornblende sich ursprünglich ebenfalls vorfand , ist nicht mehr auszumachen. Wenn ich das Gestein zu den Graniten rechne, so ist diese len ЕН 107 Bestimmung nur als eine vorläufige anzusehen, da nur Unter- suchungen mit frischerem Materiale die definitive Stellung in der Gesteinsreihe anweisen können. Ebenso bleibt noch unent- schieden das Verhältniss zwischen dem feinkörnigen und dem mittelkornigen etwas porphyrartigen Gesteine, ob ersteres vielleicht als Gangmasse in letzterem aufzufassen wäre, und ob auch noch ein krystallinisches Schiefergestein an der Zusammensetzung des Bergrückens Teil nehme, wofür ein aufgefundenes, etwas schiefriges, gänzlich verwittertes Gestein sprechen könnte. Der Ausflug nach dem Goenong Pararawen hat demnach nur wenig positive Sesultate geliefert; allein man muss sich nur zu oft begnügen mit dem, was man zn erreichen vermag und nicht was man zu erreichen wünscht. PANGKAT-PiNANG, 15 April 1884. WI NOTZEN AUS BANKA. I. DAS GEOTEKTONISCHE VERHALTEN DER GRANITMASSIVE UND DAS MARASGEBIRGE. YON Dr. Th. POSEWITZ. Die Insel Banka liegt bekanntlich in derselben geotektoni-. Linie wie die Halbinsel Malakka und ist als Fortsetzung dersel- ben zu betrachten, wobei das Zwischenglied die Inselgruppen des Riouw- Lingga-archipels bilden. Ein ähnlicher geologischer Bau und dieselbe Eigentümlichkeit des Zinnerzvorkommens sprechen für einen einstigen Zusammenhang. Das Zinnerz ist. wie die Untersuchungen dargethan haben, nicht gleichmässig in den verschiedenen Granitmassiven verteilt, sondern man kann erzreiche und zinnarme unterscheiden , ohne dass es bisher gelungen wäre die Ursache dafür anzugeben. Alle höheren Berge und Gebirgsgruppen in Banka sind aus Granit zusammengesetzt oder enthalten wenigstens einen gra- nitischen Gebirgskern, der von sedimentären Gesteinen mehr oder weniger überlagert ist. Nur scheinbar macht hierauf das Marasgebirge, die höchste Erhebung in Banka, eine Ausnahme. x Die Granitberge scheinen ganz unregelmässig zerstreut zü | liegen ; es lässt sich jedoch eine Gewisse gesetzmässigkeit in dieser E Zerstreuung erblicken. Vox Diest nimmt drei Granitzüge ап: den : nördlichen, von Djeboes über Blinjoe, Soengei-liat bis Merawang | 109 sich erstreckend: die zweite Graniterhebung, zu der er das Granitmassiv von Muntok rechnet, ferner den Berg Tempelang, im Süden des Distriktes Muntok, den Mangkol, das Banka-sche Mittelgebirge, und endlich den grössten Teil der Granitmassen welche die Grenze zwischen Koba und Toboali bilden. Die dritte Erhebung bildet das Permissan-gebirge und alle im Distrikte Toboali sich vorfindenden Granitberge. Die drei Graniterhebungen besitzen nicht dasselbe Streichen : die nördliche und südliche ist NW-SO gerichtet, während die mittlere, die NW und SO-liche Inselspitze verbindend , ein mehr WNW —OSO-liches Streichen besitzt. Die ganze Gruppierung zeigt etwas willkürliches, welches sich besonders darin zeigt. dass ein Teil desselben Gebirgszuges — das granitische Grenzge- birge zwischen Koba und Toboali — zur zweiten Erhebung. der andere Teil zur dritten gerechnet wird. Viel naturgemässer lassen sich die verschiedenen Granit- massive in zwei einander kreuzende Spaltungssysteme einreihen und im Bereiche dieser Spaltrichtungen traten vielorts Granit- eruptionen: auf. Die Thatsachen scheinen für die Richtigkeit dieser Annahme zu sprechen. Die Längsspalten, drei an der Zahl, laufen parallel mit der Längsaxe von Banka und zeigen im Ganzen eine NW —SO-liche Richtung ; die zwei Querspalten ziehen sich mehr oder weniger OW-licher hin. Im Bereiche der westlichen Längsspalte liegen folgende Granitmassen: das Granitmassiv bei Милой , mit dem Menumbing als hóchstem Gipfel, der Berg Tempelang, nicht gerade in die Linie fallend, augenscheinlich jedoch dazu gehórend; as Permissan-gebirge und der Glimsom-granit in Districte Soengeislan; die Granitmasse zwischen den Flüssen Banka- Üedjong und Olim, ebenso wie bei der Mündung des Flusses Gossong; das Toboali-granitmassiv mit dem höchsten Gipfel Moentai und das nördlich davon zwischen den Kampongs Bikang und Baroe auftretende Granitvorkommen, gleich wie das іп süd- licher Richtung gelegene Lamagebirge und endlich das Doewa- 110 ajam-gebirge, welches Ше südwestliche Inselspitze bildet. Diese Spalte, die längste an Ausdehnung ist, auch die reichste an Eruptionen gewesen, zugleich aber auch die zinnarmste. Die zweite mittlere Längsspalte enthält im Norden das Maras- gebirge, in Mittel-Banka den erzreichen Mangkol, im Süden das Granitvorkommen zwischen den Flüssen Каро und Goemba im Distrikte Toboali. Etwas nördlich vom letztgenannten Vor- kommen wird diese Längsspalte von einer Querspalte durch- kreuzt. während im Norden die Klabat-bat in die Verlängerung der Linie fällt und vielleicht als ein Depressions-gebiet aufzu- fassen wäre. Die dritte östliche Längsspalte umfasst den Granitzug in den Distrikten Blinjoe, Soengei-liat und Merawang: in die Verlän- gerung derselbeu fallen auch die im nördlichen Koba auftretenden Granitmassen, wo sie aber mit einer Querspalte zusammenstösst. Die nördliche Querspalte bilden die Granitgegenden in Djeboes: sie stossen in Blinjoe mit der östlichen Längsspalte zusammen. Ausgedehnter ist die südliche Querspalte, die vom Permissan- gebirge bis zur südöstlichen Inselspitze gedacht werden muss, wohin der ganze Granitzug — die Paddingkette — nach der höchsten Erhebung daselbst so benannt — das Grenzgebirge zwischen Koba und Toboali, gehört. Östlich vom Hügel Plawan kreuzt sich diese Spalte mit der mittleren Längsspalte , wie schon erwähnt, und stösst im nordwestlichen Teile von Koba- mit der östlichen Längsspalte zusammen. Beiliegende Skizze soll die Anordnung der Granitberge nach den zwei Spaltungssystemen deutlicher erscheinen lassen. Obgleich diese Längsspalten im grossen und ganzen der Längsaxe der Insel folgen, so sind sie doch nicht einander ganz parallel; namentlich verlauft die westliche Längsspalte mehr WNW—0S0-lich, indem sich die mittlere Spalte NNW—SS0 hinzieht, was jedoch für das Wesen der Sache von keinem grossen Interesse ist, weil sich dergleichen Spaltensysteme in der Natur doch nie genau mathematisch vorzufinden pilegen. | E Базыл eda TOC UT III Bemerkenswert ist, dass die mittlere Hauptspalte zugleich die Hauptwasserscheide bildet: vom Maras-gebirge über den Mangkol bis in die ‘Nähe des Hügels Plawan laufend , hier etwas gegen Westen von der gegebenen Richtung abweichend ; westlich von dieser Linie ergiessen sich die Wasserläufe in die Bang- kastrasse, östlich davon eilen sie der Chinesischen See zu. Eine Ausnahme hiervon macht nur der Fluss Lajang, der in den Bergen Soengei-liats und Merawang entspringt und sich in die Klabat-bai ergiesst, auch dadurch auf ein daselbst befindliches Senkungsfeld hinweisend. Eine eingehende Besprechung verdient noch das Maras- gebirge. Während alle höheren Berge und Berggruppen Bängka’s aus Granit bestehen oder doch einen granitischen Kern besitzen, ist nach der jetzt herrschenden Auffassung diese höchste Erhebung ausschliesslich aus Sedimentär-schichten zusammen- gesetzt. Nach vow Diest finden sich an der Nordseite eisen- haltende Thongesteine, mehr oder weniger mit Quarzgängen durchsetzt: Conglomerate, thonhaltige Sandsteine wechsellagernd mit Thonlagen und endlich Sandsteinmassen mit wenig thonigem Bindemittel. Des Granits wird keine Erwähnung gethan. `) Derselbe Autor nimmt an, dass die Graniteruptionen in den Distrikten Soengei-liat, Djeboes und Blinjoe vereint mit denen in den Distrikten Muntok und Pangkal Pinang bei ihrer Eruption die dazwischen liegenden Gesteinmassen beugen und in der Mitte zu dieser bedeutenden Höhe aufstauen Mussten, welcher Stauung das Maras-gebirge seine Entstehung und ansehnliche Höhe verdanke. Aufstauung eines relativ hohen Gebirges durch Eruptionen __Plutonischer Massen dürfte mit den gegenwärtig herrschenden Anschauungen wohl nicht іп Einklang gebracht werden können und man muss sich desshalb nach einer anderen Erklärungsweise umsehen, wodurch das anscheinend abnorme Verhalten des Marasgebirge gelöst würde. er EEE 7) Bekannt ist, das$ nach Dr. Crookewir das Maras-gebirge aus Granit 112 Schon das Auftreten dieses Gebirges in der mittleren Längs- spalte lässt vermuten, dass man es hier ebenfalls mit einer granitischen Eruptionsstelle zu thun hat: und die Annahme dass der Kern dieses Gebirges ebenfalls aus Granit bestehe, aber von einer mächtigen Lage Sedimentär-schichten bedeckt sei, welche ersteren vorläufig noch verborgen halten, obwohl dieser Kern bei etwaigen eingehenderen Untersuchungen wohl an einer oder der anderen Stelle als zu Tage tretend erscheinen dürfte, ist doch nicht gänzlich unplausibel. ; Damit wäre der scheinbare Widerspruch im Verhalten des »Sedimentär-gebirges” zu den übrigen granitischen Bergen gelöst. Ich lege ein Hauptgewicht auf »etwaige eingehendere Unter- suchungen,” weil zwar die geologischen: Übersichtskarten der bis jetzt publicierten Distrikte, was die zinnführenden Gegenden betrifft genau sind, was aber die zinnarmen oder zinnlosen Ter- raine angeht, oft nur als approximativ angegeben werden. 7) Zu letzteren Terrainen muss auch das ausgedehnte Maras-gebirge gerechnet werden, dessen weithin sich erstreckende Sand- steinablagerungen schon à priori keinen Zinnreichtum vermuten liessen und deswegen auch nicht eingehender untersucht wurden, wie es naturgemäss mit den Grubengegenden der Fall war, indem ja doch die ausgeführten, interessanten Arbeiten hauptsächlich ein bergmännisch-praktisches Ziel verfolgten. Dass indessen speciellere Untersuchungen oft interessante Resultate liefern und einen klareren Einblick in den Bau eines Gebirges gewähren lassen, liegt auf der Hand. Ein schönes Beispiel }iefert dafür der für das Zinnvorkommen » klassisch” zu nennende Hügel байта im Distrikte Pangkal Pinang. Am nördlichen Fusse desselben befinden sich oberflächliche Zinn- ablagerungen: /Koelitterraine, wohl als örtlich entstandene Seifen zu beschauen) in denen Granitstücke mit eingesprengten Wolfram und Zinnerz gefunden wurden. Dies ward zur Veran- lassung den Hügel genauer zu untersuchen, welche Arbeiten °) Siehe Catalogus der Internationale Koloniale Tentoonstelling te Am sterdam, Seite 205. 115 neben anderweitigen interessanten Aufschlüssen auch das Vorhandensein eines granitischen Kernes {eigentlich ein Greisen, da er blos aus (Quarz und Glimmer zusammengesetzt ist und der Feldspat fehlt), in geringer Ausdehnung zu Tage tretend und überlagert von quarzitischen Sandsteinen und Schiefern constatierten; welche Thatsache bei der unterbliebenen specielleren Untersuchung wohl unentdeckt geblieben wäre. Ein gleiches kann auch beim Marasgebirge der Fall sein; nur hat man es hier aller Wahrscheinlichkeit nach mit einem zinnarmen Granite zu thun, wie doch deren mehrere in Banka bekannt sind; desfalls müssen natürlicherweise jegliche Zinnerz- ablagerungen fehlen, und werden die dem Gebirge entsprin- genden Wasserläufe kein Zinn führen. Damit fällt aber jeglicher Anhaltspunkt weg Granit in dem Gebirge zu vermuten; nur führen die geologischen Verhält- nisse — das Auftreten in einer Längsspalte einerseits und das abnorme, früher erwähnte, sonst nicht erklärbare Verhalten den übrigen granitischen Bergen gegenüber — zu dieser Annahme, die sich auch wahrscheinlich als begründet heran- stellen wird. Ein anderer Unterschied scheint jedoch noch zu bestehn in dem Vorhandensein einer mächtigen Sandsteindecke , welche hei den übrigen höheren granitischen Bergen zu fehlen scheint. Überreste davon kann man jedoch auch anderwärts ausfindig machen; so sieht man auf der geologischen Karte des Distriktes Toboali in dem Doewa-ajam-gebirge, in diesem Granitterraine eine Anzahl von Sandsteinpartien diesen aufgelagert, und ebenso sollen sich einige Sandsteinschollen auch im nördlichen Granit- zuge vorfinden: jedenfalls sind dieselben als Überreste einer ehedem vorhandenen allgemeineren Sandsteinüberlagerung der Granitmassen zu deuten. Indem nun diese Decke in den meisten Gebirgen gänzlich abgetragen wurde, haben sich einige wenige Tresie in einzelnen Granitstöcken erhalten, am vollkommen- ~ “ten jedoch im Marasgebirge. Der anscheinende Unterschied ist | also auch in diesem Falle nur ein quantitativ versehiedener. 114 Doch in den ùbrigen Gegenden hat man es mit älteren Sandstein- massen zu thun; hier bilden aber die jüngsten Ablagerungen, sogleich auch die hóchsten Gipfel des Gebirges, jüngere weiss- liche Sandsteine, das jüngste Glied der Sedimentär-schichten. Die weisslichen Sandsteine des Marasgebirges sind mir leider noch unbekannt; wohl aber habe ich ähnliche Bildungen an manchen Örtern im mittleren und südlichen Banka angetroffen. Es ist wohl der Mühe wert dieselben einiger Worte zu wür- digen, um so mehr als sie ein abweichendes Verhalten den älteren Sandsteinen gegenüber zeigen. Petrographisch sind beide dadurch scharf unterschieden, dass diese stets gelärbt erschei- nen — meist als eisenschüssige Sandsteine sich vorthun; jene - immer von weisslicher Farbe sind. In geologischer Beziehung unterscheiden sich beide dadurch , dass die eisenschüssigen Sand- steine hügelbildend sind, die weisslichen hingegen niemals, so weit wenigstens meine Beobachtungen reichen. Stets lagern sich diese an die gefärbten Sandsteine an, und gehn ihrerseits wie- derum in recente Bildungen über, an der Westküste in Morast- bildungen, an der östlichen Küste in Seesandanhäufungen. Man findet sie im Distrikte Pangkal Pinang überall, sich der Meeres- küste näherend (in Merawang bilden sie in ausgedehnter Strecke das rechte Ufer des Flusses Batoeroessa); und von hier erstrecken sie sich fast ununterbrochen bis Кора, woselbst ein grobkórniger weisslicher Sandstein ansteht. Auf dem Wege nach Toboali findet man sie auch in den еһепеп Gegen- den ziemlich verbreitet und dann den älteren Schichten Raum machend. Dasselbe ist der fall beim Mangkol-gebirge. Wenn man an der westlichen Seite absteigt findet man als letzte Schichten weissliche Sandsteine, hier mit mächtig entwickelten weisslichen Thonen wechsellagernd und in das Alluvium übergehend. Diese weisslichen Sandsteine findet man aber auch vielorts in den Thälern entwickelt, wie ich in den von mir bereisten Distrikten wahrnehmen konnte. Entweder bilden sie den ganzen Thalboden oder ziehen sich als schmaler Saum am untern 115 Thalgehänge hin, indem sie die Thalmitte den morastigen Bildungen überlassen. Die sanft abfallenden Hügelmassen bestehn gewöhnlich aus den gefärbten Sandsteinen und róthlichen schie- Jerigen Thonen oder Thonschiefern; steigt man vom Hügel hinab, so treten weissliche Sandsteine zu Tage, die sich zu- weilen, wie schon erwähnt, bis zum nächsten Hügel hinziehen, woselbst dann wiederum die gefärbten Schichten auftreten. Die weisslichen Sandsteine lagern also den gefärbten auf. Dieses eigentümliche Verhalten letzterer Sandsteine, ihr Angrenzen als jüngste Schichten an die Morastbildungen, ihr scheinbares Uebergehen in die Seesandanhäufungen und ihr Eindringen in viele Thäler sprechen entschieden für ein viel Jüngeres Alter als die übrigen Schichten. Es scheint als ob in noch nicht zu entfernter Zeit sich im Bereiche dieser Abla- gerungen die See ausdehnte, tiefe Arme in's Innere der Insel ausstreckend. Welcher Formation aber diese Schichten ein- ` zureihen wären, darüber fehlen nähere Aufschlüsse und den Ansichten darüber ist ein weiter Spielraum gelassen. PANKAL-PiNANG, 5 Febr. 1884. UITKOMSTEN VAN REGENWAARNEMINGEN IN 1882 en 1885 IN DE AFDEELING BODJONEGERO, RESIDENTIE REMBANG, onder toezicht van den Heer Assistent-Resident J. MULLEMEISTER gedaan. MEDEGEDEELD DOOR J. J. POORTMAN, Waarnemend Directeur van het Magnetisch en Meteorologisch Observatorium. In deel HI der achtste serie van dit tijdschrift (blz. 148, werd door Dr. P. A. Beresma mededeeling gedaan van regen- waarnemingen in 1881 op achttien plaatsen in de afdeeling Bodjonegoro van de Residentie Rembang. Die waarnemingeu zijn sedert voortgezet: te Bodjonegoro met een gouvernements: regenmeter, te Padangan en te Bowerno met het in bovem genoemde aflevering beschreven instrument. Padangan, het westelijkste der stations, ligt even als Bodjo- negoro aan de Solo-rivier; Bowerno is niet ver van die rivier dicht bij de Oostelijke grens van de afdeeling gelegen. Ale | drie de Stations verheffen zich slechts weinige meters boven het oppervlak der zee. In de tabellen I A en I B vindt men de regenwaarneminge? te Padangan voor iederen dag en voor elke’ maand gedurende | 1882 en 1885: de tabellen П A en П B geven die voor ` Bodjonegoro en de observaties in die beide jaren te Baan! | gedaan zijn in de tabellen HI A en HI B opgenomen. I 117 In tabel IV zijn de maand- en jaar-sommen van den regen- Ke St de drie stations opgegeven, waarbij ter vergelijking 1882. 115 TABEL 1 А. egent 8 9gasitlitiizigilitieiriatweiititie| & | on | Š 9—*^1111111i* iej 198811819 11" Lë „sano | E 1111212288 171 1*"8- | i2111 11797818 | 8 qm | SIIA tt LS ЕЕЕ ЕНИКИ ИСТ in ИЕГІ ЕНЕГЕ ЕКЕУИ 7000 mel Š іееііңііігііітіяеіііте-іііі-е |в И ГЕ ml ррруа- IIS II ітті іңежекезе-яе |8 EE beside AREA 22020 mago e г» ee A | sm ans he ee а "uenuer Я SECHER 3 Е eee | å а = СЕ ОБР ГЕЕЕКЕКГТТЕРЕКЕЕТІТІТЕТЕ 119 1885. TABEL [ B. mea) 5 | Ten Inu Is “88 12873 | eene) | 8 smew|sliilgi'z*SizasS!sSSuizis-ii|es||ne, 8 БЕСЛ | а ШЕН ЕЕСГІН ЕГЕТТЕ ЕНГІ тетте |E ЕЛ ЕНШЕШЕЕКЛЕЕЕЕГ ЕЕЕ ЕЕЕ ШЕТЕН E` МЛ ЕНЕРГЕ ЕУЕН E „ИЛИШ С ии г С Е ЕО ЕР: EE RENE БИЕГЕ ЕРТЕН ТЕ В. ЕСІ ТЕЛЕ ЛЕК TEEN TIERE SS БЕСІ EEEN ENE TEEENEEENE NET ERES 8 uqa ІНБЕГЛЕБЕГЛЕРЛЕЕ ЛЕ ЕЕЕ ЕНШЕН ЕН меш | 5 | Ira |рав »агадуе ра» | |4 j* oo *goge | 27 2 š | summa | О E чн шр ш ш ersansusnsas онна 120 1882. TABEL ІІ А. E LR EEN БЕС ee, ed WC š ЕЕ ENE EN eraa apo} Е ISIS Ie LI р руат уре weie) 5 LJ [1111111110] re Od | x mahy Š етее ші OIS riete р EIS үр рр уе Ie р тү] Š [= рррерар тг Bear гш р наг! ve $ рүе рде Е" ЕЕРЕЕ wew|5-8iIIii!l7823888]119 |" ураар 118 | Я ыру уа та газ | aang Enna mur Я едер рер рее а | р-эдеав рар р Е 1 2 [^e QU op "um ge АРАЛ АА ТЕРБЕЕГЕЕГЕРБЕРЕЕРЕТТІІРЕР : 121 TABEL П B. qd 5 BLAREN ICONS ни IIS 1191118 5 Ei оа EE E 8 Mg le ISEEN re TN еі EEE EERE оба ДІ men | S LE аз | ` lb IT LL ELL ГЕНЕ ТНЕМИИИ ЕН ГГ j 4 i EE o EIE) aa кү| 8 Re еа дет р үр el ll | 8. БЕС all ЕРИ ЕЕ атте 4 mpg | B gSa] al 0011971888717 Ë "enu " = Sé Se RK 1700 = ЕГ неее 18 == B EEDE EETL EEEN ШЕ ат | `iəquiəoəq | TABEL Ш A. 1882. в gas iis | CR Ga seed RE Ae TI V TT е А ЫТЫ Ы ank = ІІ ШЫЛЫ ашта и е ЕУЕН Е ma Ж ИШКИ КЕЛК ОЕК ЕТИ lz =. stad Badia reeet Е a EEE war] Геи шу Туар = aal В E ANN EE e e "ERE T T iis I EIS IL IRL PES wei EI IR Ae 1188211218888 "el = ТІ | $ HEART LISTE TIER IR mar agree КЕЛЕ ЕН = © “ E oe P [à к E ‘sumwa ene was o iso m sassa. ы то теда IEN тера каа МЛ IE атат rt SEE Em аш й www| ÀL IAS IRISH tq TIT east IR | 8 на a төне | B IIIe LEE IS I TR ELLE | A aM SE E LEI LEE Ter a д GG BCEE EES EE E HEEL UD LL PR e d ТЕ В ДЕГИЕБЕРИГ ЕЕЕ N ği wel 8 тае арт рт. ман | RENK: ешр рае I е ТТТ | 8 тает ааа тетт | S неше) 5 51%еешедезі елим I Ы ы : | s E рына 1. B > mE 2 E wna | = сб тю ек SS 25351 Ей SE s ӨРТ 675 | 681 | 98 1008| ed 0/1 | ZEE POT, EPZ | IZI | O 0 #©|0 0 | |86 |CALT | ӨРТ VOV || 6881 (1 | O |/8 етт |Sol TPT | EZT |916 | 916 || 0881 Kaes, 0 © |99 STI {SIL | ТОТ | 865 | 665 | I6G || ТӨЗІ Ut ойләл\оң $885 66% | 006 | 005 | €Z | 95 |99 | стт | OEZ | TIT ZOT | COC #65) “991 01039uolpog "o емо, 9/91 c0£ | PST|O. (F5 |0 |91 |66 |% | ғ 06| $15 | 086] I891 ТӨРТ ISG | 661 | 99 : © |0 |0 |Р [IGT/EOL|Z6L| 903] 6881 aen све eoe | zoa lez | 6 |z Im |/в ler |ecc oorl вее СӨЗІ zs 88/1 981 6/5 |GEI|IE | O [тст |18 |921 |606 | 69Т | TOT | 875 | Z881 езееешебшеред Ue педперед = 6161 976 | IPC | IE |0 P вт |995 өст | отт |701 | 88Р | 715 | T99T ui ui; UL tu, ГІП ullu UI " ш 5 ul 2 ur U шш щш Ul ҥш Ul UL ur uli ы 2 es | n > rwn Cn = > = = бен E 303 $|8|$ Е Е ЕЕЕ E ЕЁ Е NELOTULSIA ҮЕ ЕЕ РЕ ЁЁ MEE BE = 'NALONILSIA е ЕТЕ Е n. 1 En E YANO . жы ^ o я `NVVG(9 YALSIINATIOR `f LNWGISTHALNHISISSV NAA NVA LHDIZIOL MUNO “ЄӨӨТ пә 891 “І98І МЯНҮГ ЯП 3ONHHOCd9 ОЧООЯКОГПОН DNITTXGAV AA NI NAININANHVVAANHDAU UAA NALSKOMLIN AI 19491, P UITKOMSTEN VAN PSYCHROMETER-WAARNEMINGEN | GEDAAN ONDER TOEZICHT VAN DE HEEREN C. H. 0. M. VON WINNING EN E. N. A. DE CUYPER TE SOEKAWANA OP DE HELLING VAN DEN TANGKOEBAN PRAHOE. MEDEGEDEELD DOOR J. J. P N Waarnemend Directeur van het Magnetisch en Meteorologisch Observatorium. De psychrometer-waarnemingen te Sòekawana gedaan in de jaren 1879, 1889 en 1881 en waarvan de resultaten zijn Opgenomen in deel III der achtste serie van het natuurkun- dig tijdschrift уап N. 1. (blz. 151), werden gedurende 1882 en 1885 voortgezet onder toezicht van de heeren C. H. 0. M. уох WisNiNG еп Е. N. А. ре Cuyper. De uitkomsten van die voortgezette observaties, op dezelfde Wijze als de vorige bewerkt, werden weder in negen tabellen Samengevoegd: ter vergelijking werden ook die van 1879-- 1881 in die staten opgenomen. Het merkwaardig resultaat van de groote regelmaat in temperatuur en vochtigheidstoestand, waarop vroeger reeds door Dr. P. A. DBERGSMA is gewezen, wordt door de laatst _ - berekende uitkomsten bevestigd. Batavia, Juni 1884. A 9'91 T21 | ЕДІ тё | гет | 99Т ТЕТ v Г | TEL L n 1 ТӨТ | л9г | TLE | VIC | ге | тот "eat | ELI 3 eut | 89T | 69T |761 | бет | CIT | 69T | 691 9 ҮЛ |E | T2E | 908 | ger || 99r | O21 | P r | 991 | гит |79 | тс | сег | 991 | FZI | FL Р 69T | FLT | LLT | €«66 | 901 | 05Л| ғол | 9/1 | ETZ | РЕТ] 891] б/т | € 6 Е SET 6281 “пәр "пола e F: "uon e . А - 'пәлп e É dE НЫМ | M Е ЕЗБЕ ИЕ ung ES әң uei en | | | | | "пәлеГ Ил 991 | ГЛ | OZT | 105 | wer | wor | ит | 69 |800 | лет | гот | тт gor | £06 | ГУТ | op um | ШЫ БЕ s nox e Ld E ET | тм | VEL | Zoe | zer | сог | eor | олт |005 | се | 991 | 691 02 ТТТ вет £681 сөт 69t | OZE | ZOZ | IET | гот | TZT | 691.| 602 | ГИ | сот | 691 | OZE | Ber: ger Z881 99[ | OI | 89T |1006 | EET | 99D | Tzr | 69T |207 | 9er | cor | 991 | POT | 66T | SET [991 ол | чит [OM | 615 | OST | FAT | 621 | гит | 61 [отг олт ler | вот | сте | Ch 0991 Тодт | 9:91 | EIT | 7:06 | EEL | FIT | 691 | LI | 016 | 6.1] €L] 921 | OLT | ғ.06 | Fett | 6291 ЕТІП эр ша "wu ng un ‘ua ng SEN орша "uu ng ep “WA ng уууч op ven “ши id M А ng ‘MEE "ВП | "I renuer | (sn) [oq uesoap yow ләјәшошләцу пәр ura пәррррішән +] едет ` УХУМУУЗО$ AL NIDNINANUVVAA-UALAWOUHIASd ! L9F | TZI | 69T | 905 (eet |997 | 69T | ӨЛ | 006 | REL |99T | гит | OZT | 60 | 9917 ол ГИ | FOG | ger || 991 | олт IG TOG | QET | 9'9I ГІ [SAT | 80 997 | 0Л | 69T | 206 | pol | с9т | 69T | 69T | 006 | BET | /9Т | ТЛ | 69T | £07 "ЭЭГ: | 69T | 071 | SOE | 6707 | 697 | ST | GLE | VOE | Г ҒӘ. | GOE | Г/Л! EI 997 | OZ | 89T | 906 | LEL | 99T |0Л |89 |900 | LET | 991 | бт | 891 | 900 ГӘТ | 941 | 8-91 | 9416 | EPT || 6:07 | 9:07 | 06/1 | Т6 | 961 || 29T | бш ТЫЛ | Го “пәр | ‘паха e 2 “пәр | "иә e : “пәр "uoi e ail B |t ЕЛ P: ae EE Ver р | ео | LM ч *Iaquioooq "J9QuigA0N | 940190 r- өз нар TAM аны Sg £91 BOE ТЫ I | ESE | 691 | Z'OT | 69T | 606 Iert | F9T | 021 | OZT | #15 | 961 әр ULA Ee | ppnuar) vor | 99r | гиг | rog | сет | 6er | ror | бит | £05 | тат | 69т | ог (сл | Fic | 601 688! 097 |991 | OZT | OTG | ZIT | E9T | 89T | 891 | 606 | 971 | ҒОТ | 691 | 897 | FOG | £€I 6881 8ST | РОТ | ГЛ | стс | 601 |9 | TM | ҒОТ | Т | OTE || сог лог | 891 | 905 | 271 1881 POL ТОЛ | 69E | VIG |901 | РОТ | OZE | 691. CIE | 861 | РТ | ОЛ | 991 | 9IC |271 0881 8-07. | 641 | 441 | 816 | Бейт | ГТ | VoZT | 0021 | 206 | LET DÄI | Pat | Gell | #88 | 6501 6/81 | -pppu a "u'u ng Jm "DA ng терри Ka "u'u ng TT "DA ng ЕСТІ Í un "un ng MP "urn | NÉI GERT | ЕЗІЛЕДІ? | | np 128 M 9 PSL oer | Sor | өм | 971 | vel | кет | ет E | 9, | зет | 091 | cor zen IPI | СТІ | ГОТ | SST | ГИ 1 971 8 PI SHM GBT | ZIT FOST | Bst | 091 | VAT | PET 6881 897 | 09T | ҒОТ | C81 | FEL | ZEIT 09 | тэг | EBT | €er | ST | тот | СОТ | Est | ver 881 891 | 091 | 991 TEL (PET FEST | 091 GOL | УТ 1661 ERST FOOT | POE | Гат | YET 1881 91 | 091 | СОТ | 281 | GGE | FSI BST | 691 | VBL | УСТ [886 | TOL | POE |991 | SEL 0881 BNET T PED $E | Gool | 861 TIL | 691 | EBT! OEL || BGT | TOL | 89T | PBT | Го ЕТ 6281 Woh | wmg| us un "up jane) | T Jet "up | ‘пола g | TRAN Esc de He wu ng Wb w'a ng гы! ы | Bose 3 uru ng po w'a. ng Kee Ж - шеп ng "Шш | w'a ng ung “ƏN | qudy | | П uoaef. уйл сот | EST eat | TEL | Ver | zer | GOT | єөт | свт | eer [eer | TIT |eor | рат | ger || op nea "ppiuos) 991 | 2%” | SIT | FAT | Ger [Sor | Io | POT | 9741 | OET |901 |801 [PIL ЛЛ | VEI £88T 921 | 691 | ҒОТ | ТЭТ | Tel || 6SI | ТОТ | E9L | PSL | LEL |847 | ГОТ | FOL | УГ | GEE 688I 861 | ТОГ | E9T | S9L | GEL | тет | дет | ГОТ | 871 | EET |991 | 6GI | O9T | РЭГ | SEI 1981 esr | er | СЭТ | 6ZL | РСТ TIA | ҒОТ | SIT | 981 Int |6 | с9г | 691 | 9891 | LEI 0881 PGI | 8 ET | C-ST | /%®81 | 801 || FEI | 26 | T 91 GBT | Gool || CIT | 8:91 | 6207 | 6:81 | 0.81 6/81 "леву | “enaga “aenuep | (ашыу) |04 Hatt jour ләтәшошдләц] пәр чел пәррәррішәну I] әде, 'YNVAVMSOS AE NAONINANUVVAA-UALAKOUHOASH- 129 | "шәле Ша 941 | FST | СОТ | З | PEI | 97 | OST | ҒОТ | ӨЛ | VEI | EGI | С | Р9Т | РЛ |871 hi Bla ger |091 |991 | rer | eer [oer [ger | cor | 921 | Fer | oer | т | 991 | 291 | ш | сөзі БАН 1 65811 691.1 091 .| Z6l 001 | SSL ЕО | 871 1 661 || 8ST | OST | EDE T 621 | BET 6881 091 | 991 | ОГ GRT OEL Lei | 6S0 | 99I |ҒЛ | 967 || СРТ | LPT | СОТ |ТОТ | ZU 1881 Үш LES Та ccr | 891 | сэт | 08T | СОТ |907 Б | СОТ | ТТ | TEI 0981 861 | V.9T | Го9Т | 687 | 861 | 861 | T91 | S.91 | 87 | CEL |9971 6.81 | GI | TBL | OEI 6281 up | ‘вой $ | - ‘Зеррии |... NL AN o4 EE "Зерріш |... № а Seppi | rra Semen] im] тере" | U ood E: a 7 Sen "Iaqua | 'ләдшәле ү 1940190 | ! | “пәлте” ША ӘТІР | TIL ПОЛ | SE TEN ТІН ӨЗТІШ | 8H | ӨТІ | EST | GMA | СЛ | 6 TI әр иел Lx | GOUD 041 | сот Tra | V9T | с || TFT | ет | с9т |091 Teo |661 | ІЗІ |097 | ror | 001 5881 OTI. | GPL | BST | $9Г | HOT N ЕРІ: SPL | 891 | 091 | pl |041 | PG JOE ITA 180 z381 GEL 1 AMT | ZU 12291: 298 sei |961 | EST РОГ. 001 | SH | ZTT | £91. | 991 | ЕТІ 1881 OGI | SSL | 091 | бит | TEL |041 | EST BGT | 621 | ETL |С | СОТ | GGL | РТ 34! 0881 9267 | 60601 | 8597 | 9:87 | ECET || IGI | CGT | 6297 | TBL | 62061 || BGT | Го9Т | 21 | FBI | 901 6/81 opp ER ши ng инн "WA ng -pppu уш ‘иги ng мш шл ug Ë ЕТІЛ eile ng е "ura ng "aJoquio]dos SS '"snjsn2ny | np | Í EE E 130 | j “пәр ‘uam e MA. “Зер m |... ер чер 23d 3 pi 28 “пәр "uam e E nu |. | ер мн, | wu ng uu i А Ur A " An Dus ш : EM pow w'a ng Ev sl eg u u ng bag DI A E ШІ) | “N | тыву | | x. алый | | || чәзеГ уйл 68 | 98 | c6 | 22 | 96 | 06 | 08 | 96 | 2L | 96 | C6 | тв | 90 | CO | 96 || op usa TR | | | "pprumor) 88 99 76 m Рб 16 63 | F6 | 62 °6 T6 | 68 | P6 | 62 6 | Sgr 16 06 76 18 Cp 66 06 Рб 5 Cp F6 £6 €6 98 16 6981 Z6 16 F6 T9 96 69 28 56 PZ F6 £6 66 Cp 98 96 1881 78 (8 98 99 $6 68 78 r6 GA 96 06 38 76 9) 66 0881 66 16 76 $8 “6 06 68 V6 8) 96 56 66 € 98 96 6/81 An | "m wu ng bru ША ng pa op ue ши ng "m wa ng ле эр uea "urn ng pm "ura ng aeg | ppruog риа) | 25а | pprueb ее | BRITEN] | "4enuet | (oor = puvjsoojsfujfigpuzao A) "praydiyypoa oyfijeygeneg op иел uapıerm әрјәрртшәғ) 211 |9481 "'YNVAVM30S AL NAONIKANHYVAA-HALAWOUHDAST "Houf уйл 96 | 9 | v6 | oz | e || oo | в | to | oz 96 | 98 | 98 | 56 | OL | + ee Zen. CD 16 Ft [ 6 06 88 V6 92 сб 98 58 56 59 CH £9 сб 59 £6 T6 06 1⁄6 09 96 | 16 68 76 82 T6 £6 96 38 96 06 88 96 РЈ S6 £8 03 16 LG 68 88 76 C) p6 06 33 76 92 <6 06 58 T6 82 88 98 £6 14 76 16 68 96 92 96 06 88 PG 92 чәр | uaan e 3 тәр | чәл е d мәр | шәт e ; чәрриш | op uva | ‘иги ng Кете "ur ng || -[opprur | әр uva | ‘ига ng әрі ‘UA ng || -joppia | op uva. | ‘иги ng Рене “wa ng -э93е | ppmuoo W -o3ded трішәо 5} -333e | ppmuán e ANDEREN) чәфшолоу EUST “пәр aaa e nr эр UEA "иг ng “Seq | `ppnuən ee ы S N ‘“ләдфшәзә '"snjsnany "шәр "mamm e зема ага ng Br Ke ш ap ULA er 'Ppnuon uru ng nz "ura ng чәрріш | op uea juru ng “Ррипаку *Яоррип |. ni w'a ng | `пәле Jf |29 c8 i c9 16 T8 | 68 06 79 16 98 jg 66 ©9 £6 18 T9 19 $6 | 58 | 08 06 19 98 09 22 68 96 18 08 82 64 98 08 62 06 89 06 28 98 £6 89 F6 8/ cL pc 98 08 ZL 68 04 68 $8 18 68 Pü 06 18 38 d 96 28 38 06 12 76 68 28 $6 GL c6 68 28 52 96 06 68 $6 82 86 68 98 96 99 26 oppi |, an || ЧӘР HER s mp Ei E шағыс жұ зәм ТА —ÀÍ! EINE: war | тт | soer | eser | 1 ov a | 89 «| өзе | е | 09:01 | osz | SEN vue mn) 07 ul S 1901 | 9901 | 68cI| 726 | 616 || 9€ TT | 9C TE | IET) SETI 986 || 8С01| 2901 "T ETE Oz TI Court €0'€1 GEL | 6SEI | P9 TI | OF III 6871 | ZOEL | ESEL | 9991] ӨГІТ| TOUT | Gët €O ST) og pr! 9Z'TT 6981 88 61 | 0061! get OPE Z7 T0 || PST 66 9 €I OCI 9€ TI | COGI BOEI POET | Get) <еті 1881 SBL | 0061! 9867 | 89711 EON SE 7T | 695r | ег | ТОРТІ | 0S0L || COGIT | 9081] joer PTI] or 0881 SEGEL | 9321) СРР | EI ІРОІ| 78011! TOEL) 7661) ETHIE) POOL 6671! STET) 661, РТТ! 2011 6281 ‘WU >ш “ur uil шш “ur ur "ur UI "ul ui "ur ur "ur u ЕНШІ! “UI Ul шш шш "цг "urui | en | put asao | ЭШИ as тө ftn | p teë ram Йй A | ча o | ag | aret ша ар) ШИ" rs ng | татр чәр | TEN | ға k ~ — р || uode. уйл GIGI | 82011 96571 | POTI | E601) 6/71! OG GT | PSL SITI] 9L II POSEI ЄСЄТ] ӨРІТ| 8971 I Jun oct 1961] ZIEL) ©6021] 0011 ост | 2901] €G €L | 9СЕТ| 5601 || ost 2221] есе oer! S881- VA TL 0661] ESEL | AI FT | 6601 | ©6061] ETEL | PFET) STI | ІРІП! 9061 | GEEL eger! FOE 66 І 6881 POET) 9061 | 8P6T | I6FL | 9СТТІ ТӨЛІ | EIEL | 9-61 | 69 $I | 6601 | 2871| 0ГЕТ | 6661 | €6*I cU I 1881 6071! ІСІ | 961 | 9ГЄТ| 9Р0! | ТІСІ | 9661 | ZIFT | ЯСТ | PEIL 9671] ЄТЄТ | IPEL ӨРТІ 09 1 0881 9/71| 00911 ZE ST | 9001] G9'OEL | 19-71 | 6861] 6GEL | 6071! SOOT ZIELT 9861 | ZIEL | 0891 | 97 GI 6/81 "urur "urur "urut шш чиш ши чиш "ГІП "UI UI ШЕШІМІН "ur utr шш шш ur ur игш N E " . у * 'uoiu e ы тәр uam e à ; aa аршы "uru ng Cp ara ng | E «Ақы ‘wu ng yu UA " Ai sica иги ng cum “wa ng ERAN | “endo qq | "Hienuvt | “durepaorear пәр uea Suruueds op цел пәрлерм poppis) "AL |9481 'VNVAVNHOS 11 NHONINANUYVAA-UALAWOUHIASd кз — "поле! ЙА 9921) 9261 | РЕТ) 6961 | 97 TI 9101 | 98 5T | Ier | BLEL| gent SETI GEZ | Рет | ert) 901 sitio 6971 | 8671 TIT ZOPE) 9cIT|| SIZE] елт co er 26611 O7 TE|| 96 Tr | sem! en eT | 0911 | 1801 6881 698 IE| S8 IT | £261 | ТӨП | 0801! 9971 ӨСІ | СІ | Og ST | ETTEI 9/71 CT | РРеГ| 94€T | ІРІП 6981 VEEL СРЕГ | ELEL| 99 TTL | 9911 8201 | ESZI) ТӨРТ] 67711 OFTI GP IT | 8€ IT | PEET) 0011 | 686 1881 VS оТ | 9961 | OC€T | Geer 90'TI GE) 1871] OPRIJ Z681] ont "GE | 28211 OPEL SUTI ent 0881 ӘУСІ| 9801 | IEI 88er | OCT 6651 | STEL| 62761] 9F FT | Iz TI ӨЛІГІ 06011 TZEE) 20 РТ 9601 6281 “Ur ur "ur ui "Ur ui "ur ui "ur ui шш шш шш игш шш шш “ur u "ur ur "ur ui ur utr "map | "uam € : "map | "uam e 3 "map | uam e ИЖИ Hika ШІ "mn ng A "mx ng Pin SG SÉ ‘wru il € ‘UEA ng d їл о иги ng ZE ura ng | EGN LELIE] БЕЛШЕЛІІГМ Е 900190) | | "uoaef. уйл ТТТ | 29 IT | OT GT SUSI fZ£6 OC TIT | PET 586 | OGTT] 96 II | ІСЕТ! 0071! 6001 = ас : "pn S6 IL | 0611] рет | FOTL| 86`0Т TOTI 00 IT | ITEL| Z6 or 669 oz OT | /90Г| cO€I| 6201 | 969 £88T 69 01 | POLI 1971| 90111 9х9 || 60° I| ЕСІП | 8271| SGOT) 086 || gizi ӨГЄТ| OCEL] OC GI | BLOL 6881 ӨРОТ | ӘРОГІ 2071 | РРО! tg 6001 ZPOL| ЕРСІ | SOOL) 669 || ZFTI ІСІТ| 2/01| 9911 166 1881 РГЄТ| 6601] 0081] zeer | Sgor 60 1] PEEL) 29©1| БРЕГ! Z£0I IGEL 66861] ITEL| FOFI| OC OT 0981 1961 | PETI cg 6er | есті! /РОТ ӘЛСІ| PEZI) PEEL) ӨСТІ ТГ УСТ! SI] ІРІ! OLEI] 6901 6281 ТІГІП "urur uiui urui urul 0 "Ur ur "ur ur “ШІП *Ur ui "wu ur "ur ui UU "шш шш "пәр | “пәлі g Ра тәр | *uərn e : шәр | uam e pim өр че "mu ng en "Ur'A n9 = ы ЖЫ "mn ng Зерт "Ura ng ЕЗ ШЕ? иги ng EM "шл ng 3 чәдшәзәқ ATE эшай#пу....... | | "np га Lomo ` KL ку deg: е ы A Жолу e FEN C US г UT 5 (тен " GO Eel ШЕ "me ZIP 991 өзі [rs вену гөт|вът ce v ger|rer|zorgzr| oc rez| oz гегу оцелее EL [LVL #9182 £9I|F21/991|c 2! | Fat 6 0 FCT|OOE | OT TLT COT] € 20691 OCC | S CE Set |69162 991 | АТ ТЭГ l'a Fur e Tc TI РТ | FST 9 ZT | 9T | 921 66161792 |61 zart Sale zije 911511170 zz FTT OPE | C91] РТ 291811607|922| F6 |091 |691 0881 сег KAT LYT өчтү Oe cca ГОГ сет сове РОТ LGL РО гес EG ERA sr 6/81 uw" XUN ЛЕДІ” ZEW TIN XEN up XEN | ӨШ N ИИА XEN Uni U Ne, umi xeu || m ип ng "Supprut "UA ng bek иги ng | Зерріш "wa ng Bode ‘uru ng Zepp "pma ech ppruan | % mmm E "mf | эң | qudy pa т КӨГІ 9891 ESTIO 61 T81L TEZ LOI 9 GI || 9 ST| EST 9011081 PST OES ZON € GT ba 061 ch SECH reg СОП 891 I — ——- = - — S € — Bion: 5.55 ЖАЛЫ ҚАЙША DEE nn 7..1 89T|€/1|991|9 cn 007! ӨТІ 081 core 41 РЭТ| 8 TOA LOU 41 Ka 912 LUPI PF ZI 92E 9 551 TOL EEL || ЄӨӨТ E9L IS LT) 291, € 2E EST СІС| 0011871 IG IH ELL GII ЛІГІН 603) СЕП ӨЗІ IP 91/6 2L] 9 9T] EZE 28116 05] ГОТ ЕТІ | 6881 F91 1821 ZELL OST Г6119101671194 |7012/1|09 10811961 V EC | O 71 OST (BGL | C H CILE 41|68T|607|9'GT| € €T || I98I 010291991 06 Рот егі LOU CST ПЕЛЕ Сое LI GOT 0 £6] LET € STE IO ZU 6 £T TIL РА € 6T] 0601 TEL GEL || 0801 ESTIO ZN KET EU 6 9TIO ЕСІРІП ТУ IST) EST] YET ORL F 9! OET FILZ FE £91, 06T| GOLF BIG BI гес ICL BIL || 6281 mm (xeg ung хе ung xe) шд хед |і "ui xe xeu и хед! ung xe lung xe | ung хед | ung xem ung] ve? mm)" ve РЕ | Cn FUR E ITE а "wu nə EUM wa ng bech, ‘uru ng eg ‘ura ng | ho "uru ug br “ША np DER) 5! OI || _ Pora "LGE | endo | члепирр | L "оф шәЗолр ләш ләјәшошләцу пәр uva uapuejs ojs2ve[ пә 915900 "A aen, “VNVAAVIHOS AL NHONIWANWV V MCILETROHHOASd 155 i "пәле FITI өт вл 81 ¿ee oe (eer lien en коке өв тес STT) oer 110911 Cat) СОТ) Т`8Т|9`61 oul 8 rot di, 9 21 9 9r|9 ZI 61160 св (OST ||eor[ o 21 S9T|S ZI TEL et PEL eer [091 911/8913 9 £T L'Oc | gI] И || €881 ӨЕРЕ ӨЗГ гос OTI | ST | 9Т| еее GBI tte E GT 061 1991 21 e 91 7-71 9:61 Т || 987 €91| ELIJG 9T| FZT| #817107. БЕТІ ГОТ ||$ 91 | 621991 c 9T 9'9T| ге? 8 6E OCT [891 EST 291 AES OZ j || 1881 891 РА РТ ЕЛІ TOR) ГІЛ) OET) "FE |1991 C21] P9T| it VOE C TG ІЗІ P FT ION € 7T £91 € 19:61 PL || 0891 OZI От 69 АГ 681 ec ГЕ 961 196 |8 11991 $21 | 0'05| cz 8 1E opt |991 Cl "T || 6281 D xe шщ "xe [un xen] mal xem ` ong! xen ung хере cun xew cung xe пуу к! EE TANK bes inl | арашы id Dg ét "ura ng | SCH ‚| ‘тит me "nna ng IP BT ER ЧАР E RES | ee tni SPCT а | ИШСЕН "Joquio2o(q | `ләтшәло] | "1240990 | | | "uaref STI|F9I| Cor 0611941 veol ez | Oer IF vr URTIOSI een rer Week ger trett 81| Ser SEI TEL Tez 89 | 2T Ja get 0 ZI(F9T| 0'81[9 e1{6 08| ECT get IR PI &ZEIFOTIOBEITSTI FER 99 [Fer Ger et €9!|f got F 210 07/9 15| £6 (еті JOOI| FZL|O9TICATI TOS eg 6 АР ТГ SZ ЗЕСТ PSI LOG CCo EL IIET |F PI CLIO ST 11.00 076189 OCL | T GT Z8 соц 208 772188 ect IZI F21/0911 22° 05| Fen lO OTI OTT |8<1|=. 156 өз оу лот 5222 Е qut |» alen] vin хото өт сте со en len zor rer EL өе go Co FOL great 09 [PPI | 921 € 91 C GT oer joen ORT | £ 9 |£ YI geet 791.09.291 ST 68T OCT| GEL OST GITE €T 6911071 681 | 0 GT 8 T СЗТ Z9t| P ST|O2I ГА | O6U VTL) 221 rei ТГ 0917 ZT 991 28199 |07 РСТ Сог GEL 99T FBI 6T TIL LEL [NEL ç ZI OCT € 1 991 616 KA qt Lars 9T OSU TZ 9 GIG 6 [GET | С?711891|0 OT 08T 12911961178 |07 "up | хер cung "хер cunc exe отер IUI хе T| XE | urg | хең| ung p Xe “әп g ER uam $ 8 S пәп e ES ‘Sepp КЕЙ Eun ;uru ng ч wra no | ШІ | uru n9 | ed w'a ng gint ¿uru ng eg ua n9 шар | "PN qudy | SFT) 6919 PLIE ZT 091 806 86 evil 9901291521091 ЯТ | 901 6 GSL Р91/09Г) 6ӘГІГІІІ 981] P II q 9411 691,9 PL) £€ZT/O'ST| 00 661 8 SPI 2791641) 2911891168186 9 Ге €91|6 SL) 991921 $05] PIL 6 8 E 6281 "шу "XEW Um ВАЗ | ut "ХРИ um “еқ ШІ!) KA UIN "Xe ги "XE "ui B шәлі ç Sur KS "пә e d 3 A "uam e Жї р | i b asd uru ng un игл n9 d wu ng Le w'a ng ды. uri ng A | wa ng “HEEK | ÉIER "inu | T nom jour ләјәшошләцу пәр иел att aisen uo əlspooH А PPL "VANVM VOS AL NHONIKSNWV VAA-UILAKOUHI AST | ! ТЕТІ! 81 [99181 CAI T CI бөлін get ШІ jean ШЕ CH Je | s — CHE и = ке 3 — OFIS D ӨТПЕЛІ ПЕЗЦР2 (FPL | S881 СПУ r IL BET € oi eel geren € 9I || 5881 09119 g GEE eT Өө? 86 (rt GIG L (COU Hubs Обт FGCT| 4€ UE d gar Ger 091 rot GG | TFT | 6281 "ung | xe] |'xe vy) ur el MA "ug хер | ng. EEN | yt. | "uoan E SS vm ш pas с 1s SC "p Í: 7 Г - = г B or BEE с rp: us ЖЕ 3 mes COP ш | "Aoruioo( i "A49QUIQAON | 19001296) | BE | | | | | | Pele 601|991/ OPI UL 061189 (Ort |11991 үте cer ye [OSI 6 ІШІ "^T eer ULL (ЕЧІ ША eg | = — nager RS чорт = | Ш en - rt gatlget e | CFT| '8T|UTT|O PT [RTE ӨТ Get 691| TEI 0:81 ШИША И ИШ И ШГП | WELTI PFL got LPT 06108 |071 | FGT | GST OCI| COT PIE 97 ФЕТ || LTI ZIT F6U 291 081 9 BI есі eT 071021 ZFT| £8T,£9 [EEL || TEOSE LZE POI CPI G 9T, CPI IGE | 991 TCI O ZING EIC 8T EL | OSL COU SEU Dot 291 тете |9 €I Wurt) 091187110910 YET IGEL POT LEFT] I OZT| F6T 69 | €'YI|9'91/6€0| 6 I F9T| 861/28 (ert gtt OOT| PPI C/T| LOI COT] GOL OCT [6 FL OT 891 8 ¿I HOT "ung xegg unc XE i ug XEN Cung ХРИ o up XE UI хед "un [Xe Trung vol ung Xe щщ ud ===: LA uam © e, qu — T ең e ы “Sepp: м ap wa e HC [een | ge | ее | Ыр =» | oger | ЛЕ "oquio1dos | 'sujsnany ; | 10 а [а | [|е | o | ze | 2 | зе | av | ze | чз | |е os | s6 || 29 Гов св [ео | ev (то [ев | co | 99 | 56 | 62 [96 | p | ОВ 0176 |62 | ®6 | v6 96 | ve | 08 48 | 96 | 66 | 26 102 | 66 | £6 | 86 168 |Z | 06 |96 99 26 | 06 | 86 || 98 | 96 76 | 96 | IL | £6 18 | 96 | 8 |46 | T9 | T6 | C6 | 26 || ZZ | 76 | 06 | 96 | 4€ | 88 | T8 | /6 |08 | £6 | 06 96 | 89 | 88 | £6 |76 || 1981 98 s | 76 | 96 | 69 | 68 | 76 | 26 | €4 | €6 | 92 | 96 |70 | 96 | 98 | 26 || 89 E: G6 68 26 | 99 | c8 | £6 | 26 | 0891 08 | 16 | £66 | 86 | IG | 82 | $6 | 86 [GL | $6 | LL | 96 | OG | 98 | 68 | 86 |28 T6 | 86 | 99 | 98 | 66 | 86 || 6/07 uy A "y Xe] nung xei U схе BOCH ze | UNIT XEN UIN XER CUI Xen ШИ XN WICKER ung XEN у, "uem е | Sg тәп € "T | D и YS пә e г і Зенд | ura ng ч "WA ng ла» | "ru ng MI ИРА ng кыл uru ng eh? wa ng ung өң ШІ; | КЕЕ Me | ES TN P | | mui 62496 | F4 | 86 | 0€ | 6 | Z8 | 86 72196 | 28 | 86 | 8r | r | t 86 | 99 26 | 98 | 86 | hr 92 | 00r | ЛА | NEN | | eS EE | | | | | op uy 58 | 246 | 09 | 88 | €8 | 46 || PZ E 68 | 26 | 87 | 76 | 58 Es | 99 | 96 E: | 26 | vp 2 94 66 | 5887 8 | 46 | 89 | €6 | 06 86 (8 76 | T6 | 96 | S9 | £6 | Cp | |48 | 96 d 26 | 94 76 | 86 | c98T 33 196 | VL | 66 156 86 | 68 | 66 | 28 | S6 | 09 | 28 | 06 16 |48 |26 | 66 | 96 | PL Ge 76 | 86 | I88I 2 196 | 9€ | T8 | ct 68 26 |68 | T6 | 06 | 96 | 09 | 68 | 66 | 86 |08 | 56 |98 | 96 | 69 | 66 | 76 | 26 || 089I 8 |86 |69 | f6 | c6 | 86 | 18 | 96 | 28| 96 | 99 56 | 56 86 | Z8 | €6 |ç6 | 26 | 02 | F6 | £6 | OOT || GZ9T IW XE pun XEN UI хең UW en ШЙ EON WW XEN UIN XEN Wl XEN щщ XEN UIN [XOR UNEN 0 E | : "uo. | | | | а "uru ng | da | HIA ng ap ws "unu ng | зеня игл пб ans | “uu ng | ен | "UA ng | леви | enago | "uenuer | (001 = puter U "мәцапцоол oxfipoxxo.rjoq- ләр пәрлевлл o]suropp uo 9151004") “IJA 19471 ° VNVMVMHOS AL NWONIWHINWV V AM HETLLTWOHHUOASd 39 1 | | “uode) gusce шн guy ИЛ od ов оз овое Сев D go € 3 |26 Be FR ‚196 |28 қ [Pp | £6 | $8 |86 |27156 b | a e, Wi Së Serge Ee TUENTI в |96 ве | z8 |28 |86 | c£ ов E. CR ERE: d | > ) а | a ^> IR DH 28 | 76 |.c6 | 96 | 29 | 69 | 88 | 26 m | в | o 96 | 59/06 | 68 | 26 | VZ | 96 16 | Е 16 | TUBI Ç 0/ c6 |28 | /6 | V |58 c6 g6 | z2 c6 |2886 | 9€ | м ТЕСЕ 86 Ln 68 | 26 | 76 | 26 | 62 | 76 | 26 | 86 PB | c6 | 68 | Z6 | £9 | 98 | 16 | Z6 |6 lo | 78 86 | 6 | 6 | 06 | 26 $9 |98 | 26 | T9 | c6 96 | 99 | v6 | 26 |8) d ЖЕ: НАН. В. | I | 88 1.96 1.08 | £6 R^ E VK E) Wd ЕЛ vi =N. штрк Xew | arg хер iunc XEN - ЕБ, i ung XE punc oxey (ung хр unv хе сш ; "t e meg date : == RE герр wa ng op uva wu ng | nel | ; пә е | 2 | -Zeppi "ura ng wru ng ШТА! "ppruuar) | DEDE эр uea | wung пер "pprutos) | | @ TS | 1 ETAT кс s quas — 3 КЕШЕЛІ) x Ta 2 әш E — ES . a^ ra ==. - KZ? | PM imm ni E ИЕ ES Ge H | z6 09 | 96 18 | GL | 96 |o 6 |69 |26 lm lopu 09 96 |02 |836 | c5 |% се |86 | ғ9 ka x | a 2 — терс at — 28 |08 | 26 | OZ I'm 76 | 2 | 96 | 88 | 86 | Z? | €6 | 98 | 96 b асар | TF |08 | S2 | €6 ^L e | 76 сі | 06 |0815 4 19 |06 |v2 06 TP 96152126 | ‘cg | 09 19637 | 80 | c8 | 96 09 06 04146 | €F ЖЕАР Р SL 96 Te © @ 46 34 | 16 | 34 | 26 199 |: | 9 Ho Ho CH | 26 | 67 | 68 и TA dëi жін LAE "хе UIR XEN | nung | XEN ШІ uw): хең un "хер | ur SCH menge WEN ыы un с к. | dn e игл ng пә, "Зер A ur әр А ! "uam e x “Верріш | шл ng op пра | иги ng Se " | М ісер) | | HM: GC m | weas dt. п kee? | 'sujsndny | НР Aoquio1dos; isin toen 140 vat onen есен «ған 068 | елар ora | оға ||8V6 | олу бот <04 | вов | нан 199 | осор || sehr) ген oeat im ссор свт — | geen — que e gege pusiste ана е Soon ann =- Te 6 mue өсе 068 1920р 019 | ORTI 816 Этер HEETTE SOR | 0647] 199 | соғ || вер теу еген HEHE SLOP тан осор аба || S884 ot теңеген бе HOEN 6 е ған geet | 6соғ TIEF 6101 OVE] де ЕН 6:6 | OLTE || ІСЕН есер есер HOEF) 9р wot 9R'OF| 991] || 5889 L6 VV | ДЕС ТОБЕ 60 al "cT | 9876 | LOTT | сон ZIEH SO'CT| Vy V| OVEN 1887| 599 | GET ЭНЕН МЕН 90 | ӨСІН CHER өзен LOOF LIEF || HARE 09,87 (OE SH EEEN тер OG eH TISH ILG | OTI [ES ОР OLDE) HETE бер gent "кен SZ | OLH |92“1] Dr) вер GO t1 | SHEN әсер ғғон 601 | 088} SLEE [OS CM | ELEN аған GUTE) ка тен gt 62/09] Обер оғен KOST) ОДОН аң LSL | GL FY || LITE OLEN) вгер eat ген еее OOOH LEET | 68H "опи | "um [иш Tut | "wu (um | "wu WW || UU | WU ur | "Tee Vum | WE | "UIUI лиш уот |'шш | "UIUT | Sum |'шш | ww | "utri "mut ung |°хең | ung | xem | ug | xem | ung | em (mp | xeg | mie | xem | ung | xem | cung | xem || ung | xe | mm | xew | om | хере | un | xew пә e | | an "uam € Е ‘пали e < ese. | op TWA "mn ng A m'a ng ap пел иги ng ач ang op uva | ‘иги ng Seppru “wa ng "ppruior) | d | ‘ppuan | e | °`ррїшәг) 15} "m | TAK LEY | | | | | | | : e | [ | | | *uəsef 1801 | KOE HETE] nert) 886 (mat erg | ТАЯЗ Ee OSCH mei: Sum SKO | V LE bo веер Joo gent ссср ӘҢ S&'8 | VL LH 068 | eger || JDA | Ж | Ta ama N wa - | E eut "eet 96696 " 88'6 | ee: OU 118 weu ГОТ! 29° ser ern £q'6 ses OER | OTTE FONG | ZOEF) есер 841 85.8 ов“ 068 LS; GI ©88} ОР een дер wt ПЕ HOE] FLG | S61] ESTE ГОЛОГ АЛГА geet VRON SEEN ||LR'OF| бесі «сен юән «сер еген GEON CHEN || 5881 SLE бр LIE EH шен «сон GROF бЕр | OR FP | есен SIZE BEYE] S0 TI] Вер GLG |8 РЕВ || ӘҢ EEN] мең еі LETE СРӘР ТОН OE ET || vast Q0 VV | боеру HETE BEST) GS TEL ЕГЕН 648 (eet || сер COEN сен ЕН 6854| SERE] SOFE REEE || HOEF) 66'ЕТ| бен 88°С} өсері ЯН 09°01| От || 088} STEN ген EVEN еген VEH) 069766 FOL TD | ӨЗІҢ GL EN) Y er | ӨЗН IS WE HALI) ILG | LOPERS GT | GC YF бвр нән егер AL LH] Li vrl eger || 6/8} ции | "wat | ‘пин | tm | UII | uu | tutu шш "wur шш шш шш шш | “TU |'шш шш шш “urnu uu | шш |'шш | чог | Пі "шш "WN | хер ug | XeW | mm [XEN | UIN [oxew N ung [CXew [UIN | XEN | UIN [xeu | rung | xew om | exen dung | ‘xen | urg | xem | om | хер | EE | Seq ЖЕ ‘цели e | uam е ? uaan ç : ap uua аги ng M "na no әр uea "urü ng b e “ma ng ap ue "inu ng Ka cum IA ng “рричах) ai “рришәзу 51 “ррипәгу ch | “Leen "тепл о "Lmmmumt | шрам пор ue Buruueds ләр пәрлевл o]surop uo 97570019 "NV MY iOS AL МЧОМИЯХЧҮУЛ\-ЧЯАЧЯИОННОӘАЕ4 "ША PIEL - ^ r 066 | бер сон Lët 998 | 06 0 OVEN | РОТ өдр egen) eat) O8'L | еер 266 | easy | ел 6 | 5541 OGBE ӨСЕ 604 (gon 569 | 091 Ша — L9'0V m [7233181241 066 | GEEF) ¿q'OV| 98'CH 1876р «ез GREH OSCH) 56E LL HI) 0654| Sen | SVH Got BENT б/е Шер EG |9 еген | овер GEEF | SOT 6L ORI SEG | LETH || 5881 90“ SU ТІЛІ бес || HOT OREN) /8°бР| 9р 084 6641 95:01 бегі | £V0F| TIBE OB TH ӨРЕР GOL | бр on | GETH 1881 оған 95 Ср ОҒ; | 68.0 P BIGH BFA SLOT) mat 62/6 | ENGE ën | trer] BOCH) gent 068 | леу Ion |O9't | SSH | ------1----------- || — A oəo 2 = зі a S _ 12 >> a 0084 | ever 09.51 HOEN HEEN) Eet WON pm || 20B LEEF] YO'GY | OL'er 0061] 06 8V SR'OT| ER BI | ен БУР TOSE REVE кер LE В0'ОР| SY Vk || met SITE GRBE gelant met ut OTE | 2811] Дер OS'EN! тер 9V FE | Seat! ELOV eut | ЕГЕ geet б? emt | TS ST 506 | LL | 6491 "шш шш {шщ шш | "HIUI | шш | `шш | ІШ эшш |'шш | tuur | ww fwa | mur | *UIUI | "ww "Іш | "unu шш | un | “Іш | "uiui | "uiui | "ww DUI | хең í HW t XEN | UIN | "XEN | cun "rem || um | Xe] om |° xem | om { "хер | om ‘XEN Ошу |’xem | CUI "lu í xp] | cung (Xew “поп e T N ‘uam e 6 "uam e | Bd әр UBA "ши 19 "үн "ША n9 әр ава "mung — | "ИА ng әр UBA "ur'u ng | " "А n9 “рричәз) t ` pprua9 “ | “әрішәз | | el 'ләтшәдә({ "IOqUigAON 1940190 | | | | | | | | | : | "оәдеѓ отар ене воен zos | овер ei | «оер ого | сар МА SER | ее! 020 68Р УРЕ | E9 | әр ur Kë KE | \ | 8 ORQ SH ТӨР tO V 8698 | "ҮЗ 509 | HEE | 266 ТАЛЛ 180 ЕСІН) 506 "T" 089 | VIT || ©88} Т 888 | LIEF) 6СОҢ 1041 | 7-8 | GVST| 6829 | ELFE || 99 FEG | 6564-9155) 5881 ` 868 |TOCI|OCOP GOLF 668 |98411 LER | 60711 | F78 | GU'TT| 4&8 [SEH] 698 | СССр 079 “90% || EG | өрен %ҒОН Ent 562. (gent 869 | Eent || 188} с 166 | ZWER| 6901) збен TOT Seit TOL | VY VE | 0901] OPEN «СІҢ еген SLOT СССр LOB [BEET || 8605| EEF GOH) өгер тән (get) 98 | YO'FR || (eet cu 160 | 88 Ң | TZ'GT| 68 TV geor 6691) 658 | GETH | EL FES 89р Uu сер Soul RRF OGG | LEGE sét BIEN) 86 EI 671) 600Ң KIRF S6 | 69 HH і | "wur | "urur “WU | "wur ‚uw | “UW | “WU "wur | "wu "wur | ‘ото | шош | uru | "un "unu | "wma f wur | 'шш | ung | ura | “ua mmm "ur [' xop | uw 1 хер "UN "хер | mme | xe "mm | хед or xew |'uny (ve | um | "хер || um | xew (om | xəg | ung | xem (Ung | ‘uaan e ££'0F | Z8'CH dech ӘҢ 758 | q6°€1 du түгі | 96: ! | ‘пота ç š > ‘uaan e -£ әр ULA "wu ng "ар “WA ng әр июл ‘wu ng Sepp “WA ng әр ива “шеп ng u "ША ng ` Dütuta) et | "pprue9 8! "ppruep "1oquio1dos; | 'snjsnany Г | a + v к pousten oyfipoyyonog op ` spilt) иел uəpea ur "ont se | vo | oo | ea | sz | oe | сз | oo | eo | to | co | ea | се Lagos, өңүн verloor | zer | аот | SET | Бот GVL | BGL | EGT | BGT | BET | pool | 991 || UU узлов уаз ` РОТ || 92:97 691 | FIT | gët | 9:07 | TI | 8.91 | TIT | LAT | 9:97 | 9-97 | TOT | on] ләр аїттүелөйшәд, I \ леер | ‘oor | "ON | 790 | “dos | ny | "mf | ung | omw | аду “әд | uer ul Sua EUR | Fa : Se 1881 ЧҮҮГ LAH ХІ SOTH4QGINSD d 8071 | РОСТ |7901 | ILTTE | PEZE |6001 19601 |9861 |0001 |6661 6001 | PEST 'Udumpiojes пәр иел Әшір чаш | ww | mm | 'шш | шш | "mm" 'шш | wwa | mm mm" una | CUIU | шу 68 68 | 06 06 | 28 28 68 16 18 06 78 63 Er proyönyooa 3093394184 6-1 | WEI | Сс | 9501 | 057 | 0-7 | бо@Т | IGI PEI | 861 | 62511 GOT | 6961] 77 mnjeaoduiojssiuidurepaoA L-9T || 9:91 | 991 | 9':9T | Ро9Т | Ғ.01 | ҒОТ | 9:97 | 8:01 | 69T | OZ | WZI | 04211779777 "Won ләр annjerəqmərL "rd | J | | БІЗІ || `39Qq | "NON | “90 | 7146 | ‘Any | "unt | gung | “Tow Lo peer | 714941 "ut: КЕРЕ OM : ! | 5 | e '088T ЧУУГ LAH NI AC'TAAAINAÐ LBTI |9701 |6601 |8701 |7951 | 8761 | T8GT | 9/01 |7871 |6601 |9201 | ТӘСІ 1961 dwepaopea пәр пел типе mm | wm | stem | mm" шш | “оа {гани | "ши | "шш | чаш | шш | шш | oC 06 | 99 16 06 68 06 68 68 68 16 66 06 | pero OUR 9319394198 281 || 8-01 | 8201 | 9007 | 9:61 | 9-61 BGT | 2001 | 801 | 861 | PGI | PSI | qid. l Ann qeadoduio]ssuidurmepaoA 9.91 | Psl | €-91 | LOL | 891 | LIL | KZT | 6:91 | ОГ FIT | VOL | WIT | € | Ze aS “nyong ләр аппимәашәд = г AAE BEER ER | === - —ÁÀ == T —————HÉÁ MP -———— I teef | дә | ‘ом | 4190 | 196 | "Zny | "пр | "unf | "eK | Tal ЕС! 4494 | uer | Ho ТИМИ? i š : | | BIS ‘6281 UVVE LAH NI 3OTROTIK5 | "PueMPNOOS ә} 'dumpaojww пәр uea Sumurds op uo (001 = pue]saeo]sgUlPTpez.IoA ) ләр annyesodurogsdundurepaoa ap (sumo) иел 4ələuuouliəu)) onp ләр annyessdurm op пел uoppopprureg2ep ләр jeejspourezioA XI Log) VNVAAVMHOS HL NHONIWSNWVV V AVULLSIICOUHOAS. UAA NALSKOMLIN ІРСІ |9901 | ЗАСТ |6601 | IFTE | 0911 | 0611 |PPZI | Рег | 6871 | cO GT |9/ 71 | PO TE Uondumpaojes пәр пел zunueds шш | шш aur | mm | mm a | mm у шш | иш | mm | mm | ‘шш um 98 06 06 88 78 78 98 68 88 16 68 | 06 ‚56 proysngooa oying PSI || 9201 | ICT | EEL | OPI | СІ 6-Р | VGL | ҒО | 867 CGT | LOT | BGT О, 991 || LE | 9:01 | 9:91 | 6:01 | 62001 | PI | 991 991 Lat | БӘР) ZOEN 2.91] 777777 nong ләр 10011900191, | | | | | | | | | | | | | | teef || "дә | ‘лох PO dag | ‘Sny | "mt | onp | "row Бы | MEER tog | спер | Rt RUN UIN. | | i ds ' `Є6887--6687-_1681-—08817——6/81 ХЯЧҮ? ЯНА AU NI Qq'IHd0INTD L6 TT | 5801 19901 19601 opt | IIT 0/01 | 2901 | OCTI | 891 ӘРПІ |9601 9971 || dmepaoyen мәр пел Süiuneds "unu || mm | шш | *шш ` "mu | mm | "mm mun ` wm ` Go "mm саш сшш | Hi 66 06 | 98 | 28 | (8 08 62 P ` | yt 162. 10-1 proydnyoor oyfioyyonog 0. et 8:01 | 9.01 | 061 OCL | DÉI. UH SA Э | 9. er LY. vo 92601 | 77077 mmpeaodurojssundurepao A LI: 991 | 9:97 | 9:97 | PIT | GSI oSI | РӨТ | ғ a 2091 | До 91 | €. 9r | FEL PPM ләр Amman | | | БИЕ ЕНЕ | el eer || ‘oog | ЕТІ | jo | "des | Suy | "que ІШ: | om | иду | ШЕПТЕРІ | Td iud | S NODUM E KEVIN "E EET E d "#881 WV VE LAH NI HO TAAL GF GE [68 IT |9901 | 9£cE |6801 | 60TI | стст | EOST | 63 er ШІ £I | РЛІ |6 а! | 90° £L |^ ""dumpaojew пәр wea Sumunde шш jocum | ‘ана | шш "mm | “шш | mn | "mm | pm "mm 1 wm ` mu ` mm 68 % | 16 | 16 | 08 28 18 di | в Р 16 56 Жж WURR OS BT VSI | 0201 | 941 | 8 ST | ОРЕ | ЕР | TET | 8501 Б L| 991 | 9:6 | GGE | BEL || 55<<ипиәйшәукдінішерләд SIT || 9291 | 4-01 L “91 | 02591 e. ЭТ | Fait | 401 59 | Fal | 9.91 | 2-91 | 6-01 | vereen ләр апптеләйшә), BEE | еи e 3 БАЙ к с a “eef | ‘59а | MON E ЕЕ "dos | ‘any | "ung | ‘мар | ләр | аду шең | "qog | спер свт HYVE LAH NI атаи рма елена Fe edge VERSLAG oven DE GOUVERNEMENTS-KINA-ONDERNEMING OVER HET JAAR 1885, poor R. VAN ROMUNDE, Directeur der Gouvernements Kina-Onderneming. . KE Weersgesteldheid. Het jaar 1885 kenmerkte zich door een groot aantal droge dagen. In het laatst van Februari trad eene voor die maand ongekende droogte in. welke tot de tweede heeft van Maart aanhield. De eigenlijke Oost-moesson nam een aanvang in het laatst van April en hield tot medio Oktober aan. De droge moesson was wel van langen duur, doch van tijd tot tijd vielen toch nog eenige verfrisschende regenbuien: in het laatst van Augustus en het begin van September werd zelfs nog menige regendag opgeteekend . Nachtvorsten en krachtige oostenwinden, die gewoonlijk | met eene langdurige droogte gepaard gaan, werden niet waar- | genomen. In het laatst van Januari deed zich op alle etablissementen | een zware storm gevoelen. Te Nagrak berokkende die storm | aan plantsoenen en gebouwen eene vrij aanmerkelijk schade, ‚De storm was zoo hevig, dat zelfs een groot aantal glazen 145 van het kweekhuis aldaar werden ingeslagen. Op de overige etablissementen was de schade echter van weinig beteekenis. Het weer was voor de Gouvernements-onderneming in ће! algemeen zeer gunstig. De droogte was niet bevorderlijk aan den teelt van tweede gewassen, zoodat werkvolk voldoende te verkrijgen was en het oogsten en drogen van den bast ondervond weinig of geen stoornis. 2 Vermenigvuldiging. Het aantal in den vollen grond staande planten bedroeg op het einde des jaars 1.966500. Hiervan zijn 100000 stekken en enten van C. Ledgeriana en 655500 Ledgeriana-zaadplanten. In de kweekerijen bevinden zich naar schatting nog 1.059000 Ledgeriana’s, waarvan 2700 stekken en 22500 enten, 194000 Succirubra’s en 80000” Officinalis, die voor een deel in den Westmoesson 1885/84 nog voor overplanting in den vollen grond geschikt zullen zijn. Met het enten van Ledgeriana op Suceirubra werd krachtig voortgegaan. De proeven met het kweeken van enten op Suceirubra’s in den vollen grond gaven voortdurend zulke slechte resultaten, dat ze geheel werden gestaakt. Van alle oculaties, plak- еп kroon-enten, die op verschillende tijden in 1882 en 1885 zijn gemaakt, zijn er niet meer dan een tiental geslaagd. De proeven met het kweeken van enten in kweekhuizen onder dubbe! glas gaven weder betere resultaten. De uitkom- Sten zouden stellig veel gunstiger zijn geweest, zoo gebrek aan kweekruimte geen beletsel ware geweest. Van de 5 kweekhuizen te Tjinjiroean moesten er twee geheel worden afgebroken, en een derde begint ook gaandeweg Zijne verdere diensten te weigeren. Met de meeste kracht wordt aan den bouw van nieuwe inrichtingen voor kunstmatige vermenigvuldiging gearbeid , doch ` 146 het gebrek aan bekwame timmerlieden, die voor andere werk- zaamheden ook zoo dringend noodig zijn. is oorzaak, dat het oprichten van kweekhuizen niet zoo spoedig vordert. als wel gewenschl is. Het enten bepaalde zich grootendeels tot het kweeken van Ledgeriana-planten van meer dan 107/, еһіпіпе. Voornamelijk werd het entrijs genomen van den zoo gunstig bekenden moe- derboom No. 25, die in zijnen bast 11.01°, van dat alealoid ` aantoont en waarvan bovendien zulke rijke afstammelingen werden verkregen. Ook vau den moederboom No. 58, die wel is waar niet zulk een hoog gehalte van chinine aanwijst (8.82°/) als No. 25, doch die minstens even rijke afstammelingen levert, werden eene goede partij enten gewonnen. De bloemen der beide boomen eigenen. zich bijzonder voor onderlinge bevruchting, zijnde de eerste lang-, de andere kortstijlig, en het streven bestaat dah ook, slechts kleine plant- soenen van elken boom aaù te leggen, ten einde daardoor onderlinge, legitime , bevruchting te bevorderen. Aan de kunstmatige vermenigvuldiging der rijkste afstam- melingen uit zaad der moederboomen No. 25 en 58 gewonnen, werd almede krachtig gearbeid. Onder deze toch worden er aangetroffen, die op vierjarigen leeftijd eene hoeveelheid van 11-124, chinine in den bast aantoonden en dus eene vermenigvuldiging op groote schaal wel wenschelijk maken. De jonge boomen leverden echter nog geen voldoend entrijs. De in den vollen groud staande enten dier boomen worden met alle middelen, als bemesting en zware grondbewerking tot krachtigen groei gedwongen en zullen op hunne beurt binnen een niet verwijderd tijdstip eu in elk geval nog in den loop van 1884 eene aanzienlijke hoe veelheid entrijs kunnen produceeren. Voor kunstmatige vermenigvuldiging eindelijk werd nog bestemd eene hybride uit zaad van den Ledgeriana-moederboom No. 25 gewonnen. Deze hybride, in groeikracht met eene С. Succirubra overeenkomende, doch in samenstelling van den bast aan eene rijke Ledgeriana volkomen gelijk, — namelijk - er — сы 147 met 10,5% chinine zonder chinidine en cinchonidine — is van alle bekende soorten еп vormen om zijnen krachtigen groei en zijnen rijkdom aan alealoid wellicht de voor kultuur meest voordeelige boom. Behalve de genoemde voordeelen, welke van eene vermenig- vuldiging van die hybride verwacht worden, heeft ze nog het voorrecht van zich voor beplanting van oude terreinen der gerooide plantsoenen, waar de type Ledgeriana zich aanvan- kelijk slechts langzaam ontwikkelt. bijzonder te eigenen. Voor zaadwinning zal die hvbride wellicht niet bijzonder geschikt zijn, en ze werd daarom ook niet met de Ledger- type-enten te Tirtasari vermengd. Те Tjinjiroean bevinden zich circa 200 enten van deze hybride in den vollen grond, en zal de aanplant van dezen waardvollen cinchona in den loop van 1884 zoo krachtig mogelijk worden uitgebreid. Met uitzondering der inrichtingen voor kunstmatige ver- menigvuldiging te Tjinjiroean en van een klein kweekhuis te Negrak, zijn op de overige etablissementen al zulke gebouwen afgebroken. | Voor het kweeken van zaadplanten bleken ze bij een vol- doenden voorraad zaad niet meer benoodigd te zijn. Het zaaien in overdekte bedden gaf over 't geheel zeer goede resultaten. Ten behoeve der zuidelijke etablissementen werd bijna uit- sluitend te Tjinjiroean gekweekt. Van de aldaar op zaad- den gewonnen planten werden de overige etablissementen , Voor zooveel noodig, voorzien. In de methode van kweeken werden belangrijke wijzigingen gebracht. Uit de zaadbedden worden successievelijk de grootste planten Verwijderd en op speenbedden met eene stevige bedekking op onderlingen afstand van 2 Rijnl. duimen overgebracht. Zijn Ze daarop zoo ver ontwikkeld, dat ze elkaar in haren groei belemmeren , dan worden ze op kweekbedden van lichte 148 materialen op onderlingen afstand van 5 Rijnl. duimen over- gezet, waar ze verblijven tot ze voor overplanting in den vollen grond geschikt zijn. Deze methode bleek ook belangrijk minder kostbaar te zijn dan die, welke vroeger vrij algemeen werd gevolgd. Van het grootste belang is hierbij, dat slechts krachtige planten voor overbrenging zoowel naar de speenloodsen als naar de kweek- bedden worden bestemd. Dit is van zooveel belang, dat het nemen van te jonge, niet genoeg ontwikkelde planten, den kweektijd allicht met ба 12 maanden verlengt. Ofschoon niet overal met even goede resultaten, wordt op alle etablissementen krachtig aan het kweeken van planten gearbeid. Reeds in den loop van 1885 werd met eene rooiing op groote schaal der inferieure kinasoorten een aanvang gemaakt en daarmede zal met nog meer kracht worden voort- gegaan, zoodra een voldoend aantal planten van superieure kwaliteit aanwezig zijn om de gerooide en de te rooien plantsoenen zoo spoedig mogelijk weder te kunnen beplanten. De oogst van Ledgeriana-zaden van oorspronkelijke boomen was niet ruim en aan de menigvuldige aanvragen konde dan ook maar gedeeltelijk worden voldaan. Van typische Ledge- riana-afstammelingen werden echter in het eerste halfjaar van 1885 groote hoeveelheden kosteloos verstrekt. Die koste- looze verstrekking hield ор, nadat bij Gouvernementsbesluit van 28 Juni 1883 No. 25 was bepaald, dat alle van de Gou- vernements-onderneming verkregen en daar niet benoodigde Ledgeriana Succirubra- en Officinalis-zaden aan den meestbie- dende publiek zouden worden verkocht. De eerste veiling werd den 4en Augustus gehouden Voor zaden van oorspronkelijke Ledgeriana’s werden zeer 3 hooge prijzen besteed. Eenige partijen bedongen tot / 20-- en meer рег gram, terwijl ook voor zaden van typische | afstammelingen vrij hooge prijzen, — tot f 5.— per gram — : werden besteed. mm А x | qms о” ie Sdn recibo 149 Eene tweede veiling gaf belangrijk mindere resultaten. Combinaties van particuliere planters hadden ten gevolge, dat de vrij groote partij Ledgerzadeu slechts een betrekkelijk geringe som opbracht. Dezelfde zaden, welke bij de vorige veiling tot f 20. per gram opbrachten, behaalden hoogstens Л 2.50 per gram, terwijl enkele partijen slechts / 1.— per gram bedongen. De vaststelling van minimum-prijzen werd daardoor aan- bevolen. De Regeering stelde die voor zaden van oorspronke- lijke Ledgeriana’s op / 2.50, voor zaden van typische Ledge- riana-afstammelingen op / 1.— en voor Suceirubra- еп Offieinalis-zaden respectievelijk op / 0.20 en Л 0.03 per gram Erkend moet worden, dat prijzen, als die bij de eerste veiling besteed, op den duur eenen belangrijen druk op de particuliere industrie zouden uitoefenen, wat in 's Lands belang niet gewenscht is. Пе prijzen zijn dan ook zoo gesteld, dat 1e, zonder de teelt van kina door particulieren te drukken, loch nog een vrij belangrijk voordeel aan den Lande verzekeren. Bij eene derde veiling, den 29en December gehouden , werden de te koop aangeboden zaden tegen de door de Regeering Vastgestelde minimum-prijzen verkocht. Ten einde de particuliere industrie in de gelegenheid te stellen zaad van eigen hoomen te winnen, werden in 't begin der maand Maart 2000 Ledgeriana-enten van hoog gehalte op publieke vendutie geveild: 1550 stuks vonden tegen den door de Regeering vastgestelden minimum-prijs van f 10.— koopers. Op verzoek van eenige planters werden in den aanvang van November nogmaals 650 stuks Ledgeriana-enten geveild. Daarvan werden 500 stuks tegen den hovenvermelden minimum- Prijs verkocht. De bruto-opbrengst der veilingen van enten bedroeg f 16500.— , die der zaden f 20525.25. Voor zoover bekend Werden èn enten èn zaden uitsluitend voor de uitbreiding der kinateelt p Java bestemd. 150 De planten afkomstig van het zaad, in 1881 van den Heer SCHUHKRAFT ontvangen, werden іп °t laatst van het jaar voor een deel in den vollen grond gebracht. De planten gekweekt uit het zaad onder de namen Cacola, Zamba-Merada, Durazmillo en Calisaya van Inquisivi schijnen, ofschoon het ontbreken van bloem elke duidelijke bepaling uitsluit, tot zeer inferieure soorten te behooren. Die, welke gekweekt zijn uit de zaden onder de namen van fijne en fijnste Calisaya van Mapiri. schijnen tot de С. Ledgeriana var. chinidinefera en €. Ledgeriana var. einchonidinefera te moeten worden gerekend, even als de planten, welke in 1872 van den heer Scuvmimarr werden ontvangen. De bloem en de chemische analysen zullen eerst een positief oordeel omtrent den aard der nieuw gekweekte planten uitspraak kunnen doen. Omtrent de planten gekweekt uit zaden, waarvan іп het vorig jaarverslag melding werd gemaakt, zal ook eerst later eenig meer positief oordeel kunnen worden geveld. In den loop van het jaar werd nog door tusschenkomst van het Ministerie van Koloniën ontvangen eene partij zaden van Cinchona Verde (C. Calisaya Oblongifolia). Daarvan zijn + 5000 planten gewonnen , die nu den Westmoesson van 188% 185 voor overbrenging in den vollen grond geschikt zullen zijn. Met zekerheid kan omtrent den aard en de soort dier planten nog niets worden gezegd. Van de in de laatste jaren uit Zuid-Amerika en elders onl- vangen zaden worden slechts een beperkt aantal planten in den vollen grond gebracht. De uitkomsten, met nieuwe soorten en varieteiten verkregen, waren over het geheel ongunstig: Voor zoover een oordeel te vellen is, staan die nieuwe soorten hoogstens gelijk met de slechtste varieteiten, uit het van den Heer Lepeer ontvangen zaad gekweekt. Massale aanplantinge!! van nieuwe soorten zouden allicht tot teleurstellingen leiden . zonder de wetenschap іп 't minst te hebben gebaat. Aan ‘aanvragen om Suceirubra-zaad door Houtvesters II _ bewouding werd steeds ruim voldaan. HERE жї, E NN 151 Restauratie van den bodem van oude afgeschreven kollie- tuinen door beplanting met C. Suceirubra werd op eenigeu afstand van het etablissement Tirtasari beproefd, welke proel in den Westmoesson van 1884/85 op eenigszins grootere schaal zal worden voortgezet. 3. Ontginning en onderhoud. Nieuwe terreinen werden voor den aanplant van kina niet ontgonnen. Dit bleek ook onnoodig, daar de gerooide plant- soenen van inferieure soorten als С. Calisaya en €. Josephiana nog voldoende terreinen ter heplanting met €. Ledgeriana en C. Succirubra leveren. Uitzondering hierop maakt eene kleine ontginning te Tirtasarı, waar een paar bouws bosch werden geveld en voor beplanting met Ledgeriana-enten gereed gemaakt. Aan het onderhoud der bestaande aanplantingen werd de meeste zorg besteed. Het maken van diepe greppels gaf in vorige jaren reeds zulke gunstige resultaten, dat daarmede 700 krachtig mogelijk werd voortgegaan. Те Nagrak werden alle plantsoenen van greppels voorzien; op de overige etablis- sementen bepaalde zich dat werk hoofdzakelijk tot de Ledgeriana- еп Officinalis-plantsoenen. De resultaten van het diep greppelen der tuinen waren zoo gunstig, dat zelfs plantsoenen van inferieure soorten te Nagrak , welke in den loop van 1884 zullen worden gerooid, aan zulk tene krachtige grondbewerking werden onderworpen. Het doel daarmede beoogd was niet enkel het verkrijgen van meer bast, maar ook het verzamelen van hast van betere sorteeringen , voor Z. 8. apotheek-basten van 71 grootste belang. — Bekend is, dat flink groeiende boomen in verhouding ook meer bastpijpen leveren dan ziekelijke en minder krachtig groeiende individuen. omdat de bast gemakkelijker loslaat en beter in alle vormen kan worden geoogst. Bij het invallen van den West-moesson deden de gunstige resultaten van de in den drogen moesson toegepaste zware . grondbewerking zich al spoedig gevoelen en een krachtige groei is in de diep bewerkte tuinen allerwegen te bespeuren. De metingen van Ledgeriana's, іп 1879 begonnen, werden in dezelfde maand van 1885 weder voortgezet. Bij het Ledgeriana-plantsoen van Tjibeureum bedroeg de gemiddelde hoogte der zesjarige plantsoenen nu 5.64 meter, de stamomtrek 0.24? meter. De maximumhoogte was 45 meter, de maximumstamomtrek 0.44 meter. Те Tirtasarı gaven de metingen van vierjarige enten en stekken respectievelijk een gemiddelde hoogte van 2.40 en 1.97 Meter, een gemiddelden stamomtrek van 0.22 en 0.17 Meter, terwijl de maximumhoogte en stamomtrek 4.03 en 2.50, 0.29 en 0.22 Meter bedroegen. Ten gevolge der verwoestingen door Helopeltis te Tirtasari aangericht is de groei der boomen aanmerkelijk vertraagd, en daarom geven de metingen niet die resultaten, die bij een normalen groei zouden mogen worden verwacht. Onder de niet aangetaste boomen buiten het voor meting bestemde plantsoen wordt dan ook menige ent van vierjarigen leeftijd aangetroffen, welke eene hoogte van meer dan 5 Meter had bereikt. | Belangrijke schade werd ook in den loop van 1883 door de Helopeltis Antonii aangericht. Vooral het enten- en stekken-plant- soen te Tirtasari had zware aanvallen te verduren. Strenge bevelen werden gegeven het insekt onverpoost te blijven vervolgen. Bij het einde van het jaar hadden de plantsoenen zich weder geheel hersteld, waren ziekteverschijuselen slechts sporadisch te bespeuren en werden alleen te Rioeng-goenoeng nog eenige aangetaste boomen in de Ledgeriana-tuinen aangetroffen. Door de streng doorgezette vervolging van het insekt mag met grond verwacht worden, dat groote verwoestingen door de Helopeltis veroorzaakt tot het verleden zullen behooren. Te Lembang werd door rupsen belangrijk nadeel aan de Josephiana-plantsoenen berokkend. Geheele plantsoenen waren in korten tijd geheel kaal gevreten. EEMNES EET ti UAE T И iss ANA METEEN © 155 Het opvangen van het insect bleek ook hier het eenige middel tot herstel te zijn. Niet altijd waren de rupsen in de reeds vrij hooge boomen even gemakkelijk te bereiken, en daarom geschiedde het opvangen niet zoo spoedig als wel ge- wenscht was Ofschoon de boomen zich van de geledene schade grooten- deels weder hebben hersteld, is het verlies toch vrij aanzienlijk. De tuinen, die voor rooiing еп herplanting met Succirubra bestemd waren, gaven door het moeilijk loslaten van den hast, door de stoornis in den groei veroorzaakt, onevenredig veel gebroken pijpen en gruis. De waarde van het produkt, dat voor pharmaceutische basten voor een groot deel door den vorm wordt bepaald, is daardoor belangrijk minder. | 4. ®ogst van kina De oogst van 1885 bedraagt 208570 kilogrammen , waarvan 207170 kilogram bestemd zijn voor verkoop in Nederland en 1200 kil. voor den Mil. Gen. Dienst in Indië. Op de meeste etablissementen werd gedurende het geheele jaar bast verzameld: alleen bij aanhoudend vochtig weer werd door overvloed van produkt het oogsten gedurende eenige dagen gestaakt. Te Nagrak bleef de bestaande droogoven goede diensten bewijzen, en ondanks de langdurige droogte was die inrichting loch van zeer veel nut. In den loop van het jaar kwam een tweede droogoven van grootere afmetingen tot stand en werd met den bouw van een derde een aanvang gemaakt. De drie ovens zullen bij een vochtigen Oost-moesson stellig benoodigd zijn en zelfs bij gunstig weer onverpoosd diensten kunnen bewijzen, daar het voornemen bestaat in den loop van 1884 groote hoeveelheden hast van inferieure soorten te ver- zamelen. Te Tjinjiroean kwam mede een droogoven tot stand, die bij het begin van den Westmoesson in werking werd gesteld. 154 Te Rioeng-goenoeng еп Tjibeureum zullen in den loop van 1884 inrichtingen voor kunstmatige droging van den bast worden opgericht. Те Nagrak werd een plantsoen van С. Calisava van 15 bouws geheel ontgraven. De boomen begonnen voor een deel te kwijnen en successievelijk te sterven, waardoor een spoedig oogsten noodzakelijk was. Te Lembang werd almede een plantsoen van 11 bouws van C. Josephiana gerooid en voor beplanting met Suceirubra bestemd. Ook op de overige etablissementen werden eenige kleinere plantsoenen van C. Josephiana еп C. Calisaya gerooid. Verder bepaalde zich de oogst hoofdzakelijk tot uitdunning van oude tuinen, tot het opkappen van Ledgeriana- en Succirubra- plantsoenen, het zuiveren der jonge Ledger-aanplantingen door verwijdering van hybriden en het afschaven der oude oorspron- kelijke Ledgeriana's De geoogste bast dier boomen was nu drie jaren oud, een leeftijd waarop het chinine-gehalte dat van den oorspronkelijken bast overtreft. Eenige boomen, die ia vroegere jaren daartoe nog.te klein waren, werden voor de eerste maal aan de operatie onderworpen. De boomen werden niet bedekt doch ook slechts over de helft van hunnen omtrek geschaafd. De uitkomsten bewezen dat de boomen de operatie zonder nadeel verdragen. Jonge Ledgeriana-tuinen, plantsoenen van zaailingen , werden tot nog toe niet geschaafd, omdat het niet raadzaam werd geoordeeld deze op jeugdigen leeftijd in hunnen groei te belem- meren. In den loop van 1884 zal met het afschaven der 6- en 7-jarige boomen een aanvang kunnen worden gemaakt. Daar het afschaven der boomen op aanzienlijke hoogte boven den grond, vooral өр sterk hellende terreinen groote bezwaren oplevert, werd eene proef genomen met het afkappen van den top op eene hoogte van 12 voet boven den grond. De proef is genomen met een Officinalis-plantsoen te Nagrak ç EN 155 en zal in den loop van 1884 op grootere schaal worden voortgezet ook op Ledgeriana-platsoenen. + Omtrent de wijze van toppen, den leeftijd waarop dat zal moeten geschieden, zoomede de hoogte boven den grond, Waarop de boomen zullen moeten worden getopt, moeten proeven nog uitspraak doen. Het produkt uit den oogst van 1882 werd den 15% Juli 1885 te Amsterdam op publieke veiling verkocht. Per half kilogram werden de navolgende prijzen verkregen: hoogste, laagste, middenprijs. C. Suceirubra у 145. ГОР C. Calisaya Тауашса....... » 1.46... » 0.40... » 0.97 C. id. Sehuhkraft …. » 1.60... » 0.35... » 0.94 E id. Anglica 150 » 830... DS С. Ledgeriana » 5.55 » 0.74... » 206 C. Hasskarliana. ............. » 381... > 078. . e d С. Officinalis............ ..... 1 A85 > 208.275 LAE C. Laneifolia y 148.. > 086. .— » 110 De gemiddelde prijs der geheele partij was Л 1.44 per half kilogram. De geheele oogst van 1882 heeft opgebracht bruto Z 556455.65 netto / 505081.11. De afvoer van het produkt naar Tjikao ondervond geen de Minste stoornis Werden in vorige jaren tengevolge der toen heerschende veepest nog al eens moeielijkheden ondervonden ,— nadat het gebruik van paarden in stede van buffels als trek- kracht meer algemeen werd, ging de afvoer ше! alleen sneller, Maar konden “bovendien de transport-kosten tot tweemalen telkens met 10%; worden verminderd, waardoor eene vrij belangrijke besparing van kosten werd verkregen. 5. Personeel, Geldmiddelen. In het begin der maand Maart werd den Direkteur der Gouvernements-kina-onderneming J. С. BerreLor Moens wegens | “Ме een tweejarig verlof naar Europa verleend. In zijne plaats werd benoemd de adjunkt-Direkteur dier onderneming В. van Romurpe. «In de ontstane vacature werd voorzien, door de benoeming van den Heer А. A. Maas GEESTERANUS lot waar- nemend adjunkt-Directeur. De opziener 2° klasse J. Zimmers werd uit zijne betrekking ontslagen. Пе waarnemend opziener ' klasse О. Fürst ВвглххвА werd, na eerst definitief tot opziener 5° klasse te zijn benoemd, in den loop van 1885 tot opziener 2° klasse bevorderd, terwijl C. СатктЕЕ tot waarnemend opziener ` 3° klasse werd aangesteld. Het vaste inlandsche personeel bestond op ultimo December uit 1 timmerman, 1 pakhuismandoer tevens postbode, 19 mandoers еп 515 boedjangs. Het aanbod van werkvolk was bijna het geheele jaar zeer ruim. Ondanks de groote vraag naar werkkrachten op de particuliere ondernemingen, was toch voortdurend een voldoend aantal koels te verkrijgen, hetgeen voornamelijk is toe te schrijven aan den geringen koffie-oogst еп den langdurigen Oost-moesson, die voor de teelt van tweede gewassen niet gunstig was. Doch ook andere oorzaken moeten op de ruime opkomst van arbeiders invloed hebben uitgeoefend. Vaste boedjangs waren steeds te krijgen, zoo slechts aan de vrouwen en kinderen werk kon worden verschaft, waaraan steeds zooveel doenlijk werd voldaan, door ze te benuttigen tot het onderhoud der plantsoenen, het oogsten, en het vangen der Helopeltis. Ook bij het drogen en sorteeren van den bast en in de kweekerijen bewezen de vrouwen zoede diensten. Ofschoon als regel is aangenomen, het vaste personeel slechts bij het einde der maand het hun toekomende traktement uit te betalen, zoo werden toch op daartoe gedaan verzoek 0 ontslag geene moeielijkheden in den weg gelegd. Daglooners werden, zoodra zij zulks verkozen, uitbetaald en ontslagen. En bij de meer en meer doorgedrongen over tuiging, dat geene moeielijkheden uit een willekeurig vertrek yonden voortvloeien, ligt het vermoeden voor de hand, dat de H i 157 intrekking van art. 2 No. 27 van het politie-strafreglement voor inlanders eenen gunstigen invloed op het aanbod van werkvolk zal hebben uitgeoefend. De uitgaven ten dienste der onderneming bedroegen: Traktementen van het Europeesch personeel. Z 97675.— Schrijfbehoeften . » 550.— Reis- еп verblijfkosten.. » 9526.60 Traktementen van het inlandsch personeel, aanbouw en herstelling van kweekhuizen, aan- koop en onderhoud van gereedschappen en ver- EE Los unable ect tdi | Totaal Jf 107599.54 zijnde / 55158.54 meer dan bij de begrooting voor 1885 Was geraamd. De veel hoogere uitgaven zijn veroorzaakt door den buiten verwachting grooten oogst, de oprichting van gebouwen en de meer algemeene toepassing eener intensieve kultuur, waarvan de voordeelen zich in volgende jaren door hooge produkties zullen doen gevoelen. In hoeverre de meerdere uitgaven, aan de kultuur ten koste gelegd, gewettigd zijn, moge uit het volgend overzicht blijken. » 77047.74 г | Se Bedrag der uit- Ziinde Jaartal. | клы ы tot en met Be ddeld | kilo’ het vervoer naar) ° P ke | 5 |^: аны z | P 1881 82697.5 f 14590.18 f 0.90 1882 126595.— » 79910.445 » 0.655 1885 208570.— » 104258.54 = 0.50 De meerdere uitgaven ten dienste der kultuur, dan waarop Г bij de begrooting voor 1885 was gerekend, worden ruimschoots = vergoed door de opbrengst der veilingen van zaden en enten. 6. Verspreiding van kina. Aan de menigvuldige aanvragen van gronden voor de kina- 158 teelt kwam vooral in de Residentie Preanger-Regentschappen geen einde. Duizenden en duizenden bouws werden voor de teelt van kina bestemd. Grooter en grooter werden echter de moeielijkheden tot het verkrijgen van het benoodigd bedrijfskapitaal, zoodat de kultuur van kina niet die vlucht nam, die bij een voldoend bedrijfskapitaal mogelijk zoude zijn geweest. Bank- en Han- dels-inrichtingen blijven weigerachtig gelden voor de teelt van kina te bestemmen. Van lust tot het kweeken van kina onder de bevolking werd weinig meer vernomea. Sints allerwegen door particuliere ondernemers kina is aangeplant, hebben de proefaanplantingen in de verschillende Residentiën haar belang verloren. De voordeelen, welke de kultuur kan opleveren , worden door de inlandsche bevolking niet gevoeld. 2. Kennis der op Java gekweekte kina-soorten. De te Tjinjiroean in den vollen grond gebrachte hybriden blijven zich krachtig ontwikkelen. Die welke ontstaan zijn door kruising van C. Josephiana x С. Micrantha begonnen voor een deel sterk te bloeien., Even als de habitus houdt ook de bloem het midden tusschen beide soorten, waarvan zij afstammen. Bijzondere aandacht wordt gewijd aan de hybride ontstaan door bevruchting van €. Ledgeriana x б. Succirubra. Nu onder deze tal van bloeiende exemplaren worden aangetroffen. waarvan eenige in bloemvorm den Suceirubra, andere weder den Ledgeriana naderen, zal het chemisch onderzoek de vraag hebben op te lossen, of de bloem een voldoende aanwijzing is voor een aan еһіпіпе rijken of armen boom. De planten van C. Trianae (C. Pitavensis) blijven zich OP alle hoogten gelijkelijk goed ontwikkelen. 8. Scheikundige onderzoekingen. Ter vervanging van den Heer Вевметот Moens werd voor het analyseeren van kina-basten de Heer A. A. Maas GEESTERANUS 159 benoemd tot waarnemend adjunkt-Direkteur. De analysen door hem verricht hadden hoofdzakelijk betrekking op monsters van den oogst. Ingevolge eene overeenkomst, getroffen met den afgetreden Direkteur der kina-onderneming, werden dezen de analysen der te veilen basten opgedragen, terwijl hij ook met de, in het belang der kultuur, noodige analysen werd belast. De waarnemend adjunkt-Direkteur werd daardoor van het doen van chemische analysen ontheven en hem werden, te beginnen met Maart 1884, uitsluitend kultuurwerkzaamheden opgedragen. De uitkomsten, door den Heer Вевхетот Moexs verkregen, zullen zoo mogelijk in de driemaandelijksche rapporten der kina-onderneming worden opgenomen. Ваҳрокхс, 7 Maart 1884. 160 AANTOONING van den toestand der Gouvernements LIGGING EN GEMETEN | | | i| PLANTEN IN DE KWEEKENIM = HOOGTE BOVEN ZEE т TE ERA 2774 H © St Ë 2 a ш MI E PLANTSOENEN. TEE ed | E (De hoogte uitgedrukt in Meters). E | E: | 2 | = L | 20.000 Llembang.......... 1251. 1881 | 1 o D 1882 2c 24: 204000 Geb. Tangkoeban Ргаое. 1883 — | 40.000 . | | — Nagrak........... 1625. 1881 2800 | — | Geb. Tang » 1882 35.000 | — eb. Tangkoeban Praoe. 1893 129.000 | E ! — | ro | Tjibitoeng......... 1597 1881 9.600 | 53.000 | E WE T 1882 | 66000, 84000 | Le 1883 100.000 | 80.000 | ————Z |. Tjibeureum........ 1560. 1881 29.000 | 23.300 Geb. uber. ei 1882 188.000 | 25.800 1883 | 175.000 | 23.000 — Tjinjiroean.......... 1566 1881 277.400 | 3-009 Geb. test 1882 360.000 | 28.000 1883 500.000 | 27.000 ad | | Rioengoenoeng..... 25. 1881 56.000 25000 Geb. magna е кетін 1882 | 130.000 | 21.500 | 1883 | 120000 | 18.000 | i | — | 300 Kawah Tjiwidei.. . 1950. 1881 — | 45000 | 22251 Geb. "brian Pracht 1882 TE | 19 000 | 1865 | 1885 шары № | | — ; Tirtasari......... 1881 5.000 | — m в Geb. Malawar. 1882 Em — : 1883 25 000 ` e k Ил. a д Totaal der afzonderlijke 1881 515.000 | 199.300 22.300 : ici tie Tm 1882 820 000 | 198.300 186.305 1883 |1059.000 194.000 | 80099 | Totaal generaal van alle 1881 736.600 7 E soorten. 1882 1.205.800 | 1883 1.333.000 E (а) Hieronder zijn begrepen 2700 stekken en 99500 e (b) Hieronder zijn begrepen 100.000 stekken en enten pr de + 6000 oorspronkelijke м id 161 kina-plantsoenen op Java over het jaar 1885. PLANTEN IN DEN VOLLEN GROND. $ | е | Totaal š | = 5 | B = | 4 end generaal Toelichtingen. Ez iz ет | Ba = | 5 der RABE в | lant = [3 2 | = з | = | e pianien EE 001545 Ces 5900 | 75000 | 76200 | | 177 400 5900 74500 78.000 | 178.400 5900 | 40.000 | 63.000 | 179.400 runas mm TE aru | negenen 130.700 | 110.000 | 36.000 | 75.000 380-260 144000 | 100.000 | 35.900 | 74.000 388.900 160.000 | 80.000 | 35.000 | 58.000 472.000 54.000 | 50.000 | 125.000 | 36.000 600 || 328.200 50000 | 25.000 | 145.000 | 35.000 — 1405000 30.000 | 16.000 148.000 | 27.000 | -— ||421.000 | EES 133.000. 87.000 | 19.000 s 1000 | 592.300 гоо 80.000 | 24.600 | .— — ||478.400 170.000 | 60.000 | 97000 | — — ||455.000 к ‚107.500 | 58.800 | 4000 | 9000 | 639.700 166.000 | 107 000 | 71.000 4000 9000 | 745.000 000 80000 855.000 80000 90.000 | 92. 2500 | 1500 mn | 59.000 | 94.000 | 2500, — 1397000 100.000 30000 | 96. 2500 | 366.500 о — 18.300 | 340.600 | — 600 — | 26.000 360.000 | — |592400 60 — 730000 3500 | -- 1 56480 th abu "TH -- 81 ве ge 2215 ПОО Таш — 5 ЕТ — 1109. Ст--- | e 520.000 425.600 | 458.100 19100 |9.773.080 урн 445.500 | 474.500 | 475.500 9000 |3.305.200| : De 306.000 | 499.500 216.500 9000 13.299.500) | 2.036.480 2.099.400 = 1.966.500 E ; Ñ Bandoeng, den 7 Maart 1884. De Directeur der Gouvernements-kina-onderneming YAN ROMUNDE. HD AUS BANKA. H. DIE KUSTENBILDUNGEN UND DIE NATUR DER FLÜSSE. Dr. Th. POSEWITZ. Die Insel Banka bietet, was ihre Gestalt betrifft, die Eigen- tümlichkeit dar, dass ihr nördlicher und südlicher Teil eine viel. gróssere Breite besitzt als der mittlere, welch’ letzterer von beiden Seiten eingebuchtet erscheint. — — Im Norden und Süden stehen unweit der Meeresküste an zahlreichen Orten feste Felsarten an, — meist Granite und Quarzitschiefer, — die sowohl der Verwitterung, als dem Andringen der Meeresfluten einen grösseren Widerstand darbieten als thonige und sandige Gebilde, wie sie meist in Mittel-Banka auftreten. Im Norden sind es die Granite von Muntok, Djeboes, Blinjoe und Soengei-Liat welche die äussere Gestalt der Insel bedingen; im Südwesten die Toboali-granit- massen und besonders das Doewa-ajamgebirge an der süd-west- lichen Inselspitze; im Südosten das Koba-granitmassiv und die bis zur süd-östlichen Inselspitze sich hinziehende Padding-Kette. Auch in Mittel-Banka, wo ausnahmsweise feste Felsarten unweit der Küste auftreten, so 2. B. das Permiss-gebirge und der Hügel Salinta, tritt das Land mehr in die See hinein; ja man kann gewiss behaupten, dass überall wo ein Kap her- vorragt, man daselbst auch harte Felsarten anzutreffen hat. Unter den geologischen Formationen nehmen die Alluvialbil- dungen eine räumlich grosse Ausdehnung ein, und zeigen sich zum gróssten Teile als Küstenbildungen. су SC n š 165 Hier sieht man das Bemerkenswerte, dass die Küstenbil- dungen an der Westküste einen anderen Charakter tragen als im Osten, und dass ihre ráumliche Verbreitung an beiden Küsten eine ungleiche ist. Während man an der Westküste ausgedehnten Morastbil- dungen begegnet, und nur hie und da ausnahmsweise Seesandanháufungen auftreten, nehmen letztere im Osten die ganze Küste ein, und bloss beim Flusse Batoeroessa tritt wenig Morastbildung bis zur See. Ferner sind die Morastbildungen іш Westen mächtig entwickelt, während die Seesandanháu- fungen an der Ostküste nur in einem mehr oder weniger schmalen Streifen sich zeigen. Von den Granitmassen von Djeboes im Nord- Westen bis zur südöstlichen Inselspitze kann man sich eine Linie gezogen denken, von welch letzterer östlich gelegen Seesandbildungen vorherrschen, westlich davon Moraste. So bemerkt man in der Nähe des Muntokschen Granitmassiv's und des Tempelanggranites etwas Dünenbildung; zwischen beiden aber erstrecken sich mächtige Moraste, besonders die des Flusses Djering, und nur an einzelnen Stellen treten ältere Gesteine an der Küste auf. Süd-óstlich . vom Tempelang erscheinen auf's neue weitver- breitete Sumpfbildungeu, namentlich: an den Mündungen der Flüsse Kottawaringin, Mundo und Selan. Bloss an drei Stellen findet man feste Gesteine sich bis zur See erstrecken; bei Kap Tedong, und zwischen diesem und dem Flusse Mundo. Beim Permiss-gebirge tritt etwas Dünenbildung auf; dann aber ziehen sich die Morastbildungen ununterbrochen fort — mit Ausnahme des Kap Mentigi — bis zu den Toboali-graniten in der Nähe der Flüsse Banka-oedjong und Olim. Іп Toboalı selbst treten mehrorts Schiefermassen und Granite an der Küste auf; ihnen entsprechen Dünenstreifen, und zwischen diesen lagern sich Moraste. Letztere sind auch fast allein entwickelt zwischen der süd-west- und süd-óstlichen Inselspitze, Von letzterer bis nach Norden zieht sich nun die Dünenbildung 164 hin, nur an vereinzelten Stellen unterbrochen durch Granit- massen in die See hineinragend oder etwas Sumpfbildung. Im Norden Banka’s treten beide Bildungen mehrorts auf; doch sind östlich von der Klabatbai Dünen vorherrschend, westlich davon Sumpfbildungen. | Die Ursache der räumlich ungleich entwickelten Küstenbil- dungen im Osten und Westen der Insel ist zu suchen in den hydrographischen Verhältnissen: und was den verschiedenen Charakter derselben anlangt, in dem Antagonismus zwischen ruhig erfolgender Sedimentablagerung und dem entgegenwir- kenden Einflusse der Meereswellen, der Brandung. Ше Hauptwasserscheide Banka’s zieht sich іп nordwest — südöstlicher Richtung, — entsprechend der Längenaxe der Insel, vom Maras-gebirge über den Mangkol hin, und stósst. im Süden an die Paddingbergkette , welche ostwestlich streichend in diesem Teile die Grenzscheide der Wasserlàufe bildet. Der nördliche Teil Banka's kommt hier weniger in Betracht; die zahlreichen Granitberge bestimmen hier die Richtung der vielen, doch unansehnlichen Flüsse, welche óstlich, nórdlich und westlich sich in die umgebende See ergiessen, oder in Klabat-bai' einmünden. Östlich von der Hauptwasserscheide ergiessen sich alle Flüsse in die ungestüme chinesische See, mit alleiniger Ausnahme des Soengei-Lajang, der in den Granitbergen von Soenget-Lia! und Merawang entspringend seine Wasser (nördlich vom Maras-gebirge) der Klabat-bai zuführt ostwestlich strömend. ‘Westlich von der Grenzscheide eilen sämtliche Flüsse der ruhigen Banka- strasse zu. Die Hauptwasserscheide trennt die Insel in zwei ungleiche > Hälften, in eine breitere westliche und in eine schmälere östliche. Selbst nach Abzug der bedeutenden Morastbildungen an der Westküste erscheint hier die Landzone noch um vieles breiter als im Osten. Dies hat aber zur Folge eine ungleiche Länge der Flüsse. Im Westen sind sie fast sämtlich mächtig entwickelt, und 165 besitzen ausgedehnte Flussgebiete, so der Kottawaringin , Mundo , Selan, Banka Kotta und die aus der Paddingkette entspringenden Banka-oedjong Olim, Njiri, Gossong, Каро und Goemba. Im Osten sind die Flüsse meist unbedeutend ; bloss das Stromgebiet des Batoe-roepa-flusses und des Koerauw stehen den westlichen Wasserläufen an Ausdehnung nicht nach. Die westlichen Flüsse führen Schlemmmassen aus einem grösseren Areale mit sich fort, um sie vor ihren Mündungen abzulagern, wie dies im Osten der Fall ist; darum müssen naturgemäss Alluvial-massen dort stärker entwickelt sein als hier. Und die schon im Aufange verschieden mächtige Abla- gerung wird im Laufe der Zeit noch ungleicher; d. h. die Mächtigkeit der Alluvionen im Westen nimmt rascher zu als es im Osten geschehen könnte. Dass man an der Ostküste fast keine Moraste findet, und auch derjenige des Batoe-roepa-flusses verhältnissmäsig nicht bedeutend ist, hat seinen Grund darin, dass die Morastbil- ‚dungen hier in ihrer Entwickelung gehemmt sind. Während an der Westküste die Schwemmmassen sich unge- stört ablagern können in der ruhigen Banka-strasse, befinden sie sich im Osten im Kampfe mit den dünenbildenden Meeres- wellen der üngestümen chinesischen See welch' letztere ihrer Ausbreitung siegreich entgegen treten. Wie schon erwähnt, treten in grösserer Ausdehnung an der Ostküste bloss beim Flusse Batoe-roepa Morastbildungen bit zur See auf. Verhältnismässig sind sie jedoch hier nich bedeutend entwickelt, wenngleich die sumpfigen Niederungen . des Flusses mehr landeinwärts keineswegs zurücktreten gegen die analogen Bildungen der westlichen Wasserläufe. Bei der Mündung tritt am linken Ufer Seesand auf, die Morastbildung zurückdrängend und bloss am rechten Ufer konnte sich diese ausbreiten 1). 1) Auf der Distriktskarte von Merawang ist zu viel Morastbildung am linken Ufer angegeben, wie ich es selbst sehen konnte. 166 Beim Flusse Koerauw (im Osten), wo man ebenfalls sumpfige Niederungen an seiner Mündung antreffen sollte, fehlen diese gänzlich; der Fluss fliesst hier zwischen Seesandmassen in die Seo. Allein man begegnet einer stark entwickelten Sumpf- bildung an der Stelle, wo der Fluss, seine NW —SOliche Richtung verlassend, sich umbiegt um nun dem Strande entlang gen Norden fliessend beim Orte Koerauw sieh in die See zu ergiessen. Hier ist er durch eine Dünenbiidung vom Meere getrennt, welche Dünenbildung sich ihm vorgeschoben hat, ihn zwang seinen Lauf zu verändern, und seine Wasser teilweise slaute und der Morastbildung den Weg bis zur See absperrte. Ahnliche Dünenvorlagerung findet man unter andern in zwei schönen Beispielen in Merawang. Hier sind die beiden Flüsse Mangong und Saranglang durch Seesandhügel vom Meere getrennt, sind durch diese ebenfalls in ihrem Laufe nach Norden gedrängt und ihr sumpfiger Thalboden erstreckt sich nicht bis zum Meere. Auch im Nordosten von Koba erstreckt sich eine langgedehnte morastige Niederung, und ihr vorgelagert Seesandhügel. Dasselbe ist der Fall beim Flusse Olim in Toboali; von beiden Seiten schieben sich, vor seiner sumpfigen Einmündung in die See, Dünen vor. Die schönsten Beispiele dieser Art findet man aber an der südwestlichen Inselspitze. Zwischen Kap Kelapan und Kap Kedamin einerseits, und zwischen Kap Koeboe und Kap Tanah-rebo andererseits , lagern an der Küste mehr oder weniger ausgebreitete Dünen, nur an wenigen Stellen einen schmalen Durchfluss den der See zueilenden Gewässern gestat- tend. Landeinwärts von diesen dehnen sich die Tagab- und Rangka-moraste aus, in welche mehrere Wasserläufe sich ergiessen. Hier werden die Gewässer sichtlich durch die vor- gelagerten Dünen gestaut, und wäre der Abfluss ein grösserer , so würden die Sümpfe an Umfang um vieles abnehmen. Zwischen den Küstenbildungen an der Ost- und Westküste besteht dem Gesagten zufolge bloss ein scheinbarer Unterschied. Die Ungleichheit resultiert lediglich daraus, dass die Sediment- eer EE SET 167 ablagerung in der Banka-strasse meist ungestört geschehen kann, während am Strande der chinesischen See die dünen- bildende Brandung entgegentritt und die Ausbreitung derselben hindert. Betrachten wir nun die Fluss- und Thalbildung in Banka, die bei den grósseren Flüssen am ehesten vor Augen tritt. Nur im obern kurzen Laufe besitzen die Flüsse ein mehr oder weniger starkes Gefälle; das Thal selbst hat steile Ufer , ist schmal und vom Wasserlaufe fast gänzlich eingenommen. Der weitaus längste Teil des Tales jedoch besitzt mit abnehmendem Flussgefálle einen verschiedenen Charakter. Die steilen Thalge- hànge sind verschwunden, das Thal ist breit geworden und nimmt an Breite gegen das Thalende stets zu. Ein kleiner, schwacher Wasserlauf oder deren mehrere schlängeln sich langsam dahin, und stehen, was ihre geringe Mächtigkeit ‚betrifft, in gar keinem Verhältnisse zum breiten Thalboden. Dieser selbst ist in den obern Teilen trocken, gegen sein Ende zu jedoch wird er allmählich sumpfig und nimmt natür- lich an Ansehnlichkeit zu, wo zwei Flüsse sich vereinigen; so zuweilen bis 5—41, Kilometer an Breite. Am Thalende finden sich dann ausgedehnte Moraste und bilden nun die sumpfigen Niederungen der Westküste. Auch im untern Flusslaufe ist der Unterschied zwischen Fluss- und Thalbreite ein ansehnlicher; so besitzt der Fluss Selan einige Kilometer vor seiner Einmündung in die Banka- strasse bei einer Breite von einigen Metern eine sumpfige Thalniederung 1! K. M. Breite; so der Fluss Batoe-roessa beim gleichnamigen Orte eine Breite von 200 Metern, während, die ihn einsehliessenden Moraste 1500—2000 K. M. breit sind. Der sumpfige Thalboden erstreckt sich weit landeinwärts; so beim Flusse Selan gegen 27 K. M., beim Flusse Kapo selbst gegen 50 K. M. Interessant ist es ebenfalls, dass zuweilen der sumpfige Thalboden von beiden Seiten von einem schmalen, trockenen, etwas höher gelegenen Saume umgeben wird, oder dass sich 168 ein trockene Thalebene zwischen zwei sumpfigen Flussthälern ausdehnt, wie bei den Flüssen Krantei und Kamboe im Dis- trikte Slan. Zu erwähnen ist ferner der Umstand, dass bei den Flüssen in Banka die Ebbe und Flut sich tief in das Innere der Insel erstreckt, wodurch die oft unbedeutenden Flüsse während der Flut so hoch anschwellen, dass kleinere Schiffe sie befahren können. Der Fluss Batoe-roessa ist zum Beispiel 20- 24 К. M. land- einwärts der Ebbe und Flut uuterworfen: der Fl. Kotta- waringin 15 K. M. der Fl. Mundo 20 K. M. Beim Flusse Seian macht sich der Unterschied im Wasserspiegel 18 K. M. landeinwärts bis zum Orte Slan geltend; in der trocknen Jahreszeit hingegen 22 K. M. weit bis zur verlassenen Grube Rekrek, und noch tiefer wird der Wasserlauf zur Zeit der Flut gestaut. Alte Flüsse Banka’s sind so entwickelt; nur treten diese Verhältnisse bei den kleinen Wasserläufen weniger vor Augen. | Das Missverhältnis zwischen der bedeutenden Thalbreite und dem schmalen Wasserlaufe, und das allmählich Sumpfigwerden des Thalbodens gegen die Flussmündung zu — diese zwei Eigenarten der Flüsse in Banka erklären sich ungezwungen, wenn man sich zurückdenkt in die Zeit der Diluvialperiode , in welcher die jetzigen Küstenbildungen noch nicht vorhanden sind und die See das von ihnen eingenommene Areal bedeckte. Der Meeresspiegel war damals ein höherer, und anstall dem untern Teil der jetzigen Thäler waren schmale Seebusen vorhanden, die sich tief in das Innere der Insel erstreckten, gewiss so weil wie gegenwärtig die Ebbe und Flut reicht. Banka hatte zu dieser Zeit eine vielfach andere Gestalt. Fast keine Veränderungen zeigte die Ostküste; bloss bildete der jetzige sumpfige Thalboden des Batoe-roessa-flusses einen schmalen gegen 20 K M. langen Seearm, in dessen obern Ende die Flüsse ihre Wasser ergossen. Die Toewing-bergketle im Nordosten war eine Insel. Die Klabat-bai war vergrössert 169 um die ansehnlichen Alluvionen der Flüsse Lajang und Antan. Der Distrikt Djeboes war eine Halbinsel durch die.ihn im Süden einbuchtenden zwei Meeresbusen, — die Sumpfniede- rungen der jetzigen Flüsse Kampa und Antan. Zwischen den Nuntokschen Grnitbergen und dem Tempelang, die teilweise vom Meere bespült wurden, lag eine breite Meeresbucht — das Alluvium des Djering-flusses. Merawang war + Ч», schmäler als gegenwärtig; zwei Seearme erstreckten sich hier in das Innere der Insel, der jetzige Fl. Kottawaring in und Mundo. Cap Batoe- ampar war eine Landzunge; Kap Tedong bildete eine Insel, gleich. wie die jetzige Insel Nangka. Ein Meerbusen bespülte die Küste beim Orte Slan und drang noch weiter landeinwärts hin; ein zweiter befand sich mehr im Süden, — Tal des Banka-kotta. Am Fusse des Permiss-gebirges fand man die jetzige Küste, während Kap Mentigi eine Insel bildete in der Nähe eines schmalen Seearmes , — Thal des Fl. Kadal. Der Berg Glinsom, jetzt weit von er See gelegen, bildete ein Kap. Vielfach von Meeresarmen durchschnitten erscheint auch Toboali, welches wohl 1/5 weniger gross an Unfang war, als heutzutage. Aus der einstigen : Seebedeckuug des untern Teiles der jetzigen Thäler kann man aber mit Leichtigkeit den gegenwärtigen Charakter von Thal und Wasserlauf erklären. Als die Bildung der Alluvionen begann, als die See durch die von den Flüssen herbeigeführten und abgelagerten Schlemm- massen allmählich zurückgedrängt wurde, oder zum Teile sich zurückzog und auf ihr jetziges Niveau sank, wurden auch die Meeresarme langsam trockengelegt, und in den so ent- Standenen breiten Thälern mussten nun die kleinen Wasserläufe sich einen neuen Weg bahnen, ein neues Bett graben. Daher das Missverhältnis zwischen Thal und Fluss. Daraus erklärt sich auch das allmählich »Sumpfigwerden” des Thalbodens gegen das Thalende zu. Die obern höher gelegenen Teile wurden eher trockengelegt, als die untern; jene konnten demnach viel schneller ihren ursprünglichen sumpfigen Charakter ver- lieren als diese. 12 . 170 Dies ist auch die Erklärung für die obenerwähnten Fälle des sumpfigen. Thalbodens umgeben von einer schon trockengelegten Zone und der schon trockengelegten Thalebene — weil höher gelegen — zwischen den sumpfigen Niederungen der Flüsse Krante; und Kamboe. Dieser Prozess des Entsumpfens der Thäler schreitet aber fort, und wenngleich auch langsam, doch stetig wird der Thalboden weiter und weiter trockengelegt. Es fragt sich nun, ob die Verlandung an der Westküste in Zusammenhang zu bringen sei mit einer etwaigen Hebung Banka’s im Westen. oder mit einem Sinken des Seespiegels daselbst, welches von mancher Seite anstatt der Hebungen angenommen wird, um dergleichen Veränderungen zu erklären. Um dies zu beantworten, ist es nótig zuerst einén Blick zu werfen auf die Banka umgebende See. Es ist bekannt, dass ringsum diese Insel sich eine untiefe See ausbreitet, den Schiffen ein grösseres Nähern der Küste versagend, und dass das Fahrwasser noch gefährlicher wird durch die Unzahl von Klippen und Untiefen, die sich zum grössten Teile an der Ostküste befinden, wo Ше Dünenbildungen vorherrschen. Schön finden sich diese Verhältnisse verzeichnet auf der Küstenkarte von Banka, trigonometrisch aufgenommen durch die Dämpfer Pylades, Stavoren und Hydrograaf (1879). Auf der erwähnten Karte sieht man die Untiefen der See angegeben; einen Teil, welcher zur Zeit der Ebbe trocken gelegt wird; einen anderen bis zur Tiefe von 5 Faden; und einen dritten Teil von 5—5 Faden Tiefe. Darüber hinaus beginnen etwas grössere Tiefen, doch nur ganz allmählich. Man sieht daraus, dass zur Zeit der Ebbe ringsum Banka ein Streifen trocknen Landes zum Vorschein tritt 1,—2 Pal weit seewärts sich erstreckend, wodurch die Insel merklich vergrössert wird. Nimmt man hinzu das Areal des Seebodens bis zur Tiefe von 4 Faden, so beträgt dies wenigstens 15 vom Umfange Banka’s. en 171 Die meisten Untiefen finden sich an den Küsten Mittel- Banka's, wo das Land an beiden Seiten eingebuchtet erscheint. An der Ostküste zeigt die ganze Einbuchtung von der südóst- lichen Inselspitze bis Kap Toewing im Norden nur untiefe See. In der Banka-strasse sind die meisten Ablagerungen verbreitet vom Permiss-gebirge bis zu den Muntokschen Gra- niten. Dasselbe Verhältnis besteht in Süden der Insel. Die ‘See zwischen Süd-Banka und den Lepareilanden erreicht keine grössere Tiefe als 5 —5 Faden, und bloss ein schmaler Streifen zwischen Kap Roe und der Insel Lepar zeigt eine Tiefe von 6—8 Faden. Ähnliches gewahrt man in der Klabat- bai; zur Zeit der Ebbe ist wohl gegen die Hälfte und bloss ein schmaler Streifen zieht sich der Ostseite entlang, eine Tiefe von 6, stellenweise 9 Faden zeigend. Es ist bemerkenswert, dass dieser Streifen grósserer Tiefe derselben Richtung entspricht als die Hauptwasserscheide Banka’s über den Mangkol und Maras gezogen: dass er in die. Verlängerung dieser Linie fällt. Schon in einem frühern Aufsatze habe ich die Vermutung ausgesprochen, dass die Klabat-bai möglicherweise ein Senkungsgebiet sein könnte, und die Linie, die grösste Tiefe zeigend, würde dann der grössten Senkung entsprechen. Dass die Verlandung Banka’s an der Westküste mit Rie- senschritten vor sich geht, beweist, ausser der umringenden untiefen See, die ungemeine Entwickelung der alluvialen Morastbildungen, die an der Küste von Soengei-Slan 7. B. gegen 1/5 von der Breite der Insel in diesem Teile einnehmen. Hügel, gegenwärtig weit von der Küste entfernt, bildeten zur Diluvialzeit Kaps; so der Hügel Doenggen in Toboali, von den Einheimischen auch jetzt noch Kap Doenggen genannt; so der Berg Glinsom in Soengei-Slan. Jetzige Landzungen waren früher Eilande, z. B. das Kap Tedong und Kap Mentigi іп Soengei-Slan. Es ist derselbe Vorgang, der sich gegen- wärtig mit der Insel Nangka in der Banka-strasse abspielt. Diese kleine Insel, zur Zeit der Ebbe doppelt so viel an 172 Unfang zunehmend als ihr Areal beträgt, ist von Banka bloss durch eine untiefe See getrennt, stellenweise bis 3 Faden tief. Die Zeit ist also nicht mehr unübersehbar, wo die Insel mit Banka vereinigt erscheinen und eine Landzunge bilden wird. Ebenso verlandet stets mehr und mehr die Banka-strasse. Noch kurz nach der posttertiären Zeit trennte eine breite See die zwei benachbarten Inseln Banka und Sumatra; diese See ist gegenwärtig zur Banka-sirasse geworden durch Ablagerung von gewaltigen Diluvial- und Alluvialmassen. Auch jetzt schreitet diese Verlandung noch fort; durch Anhäufung be- trächtlicher Schlemmmassen erscheint die Strasse stellenweise schon um 1/5 schmäler. Dass die Insel Banka an der Westküste sich beträchtlich vergrössert, ist aus dem Vorhererwähnten einleuchtend. Nicht so leicht ist die Frage zu beantworten in Bezug auf die Ostküste. Hier erscheint es bei erster Betrachtung alsob die See an Terrain zum Teile zurückerobern wollte, was sie im Westen verliert; doch ist dieses Verhältnis nur ein scheinbares. Noch in der posttertiären Zeit gewann Banka auch im Osten an Terrain, wie dies durch die Diluvial-bildungen bewiesen wird. Das Diluvium wurde bisher in Banka noch nicht gehörig gewürdigt; es wurde noch nicht vom Alluvium getrennt. Ich fasse als Diluvialgebilde auf weissliche Sande, stellen- weise auch weissliche 'Thonmassen, die sich stets an der Grenze des Alluvium befinden, und im untern Laufe der Flüsse den Thalboden bilden, gewöhnlich in Begleitung von mehr oder weniger Morast. | Dergleichen weissliche Sande bilden den Boden worauf der Ort Slan gebaut ist; hier grenzen sie an Sumpfbilduugen. Denselben begegnet man in dem Gebiete der Zinnwäschen östlich vom Mangkol-gebirge, wo sie in Seesand übergehen. Diesen allmählichen Übergang in die Dünenbildung kann man am besten wahrnehmen auf dem Wege von Pangkal Pinang nach Koba. Beim Verlassen des Kampong Blilik treten an Stelle der bisherigen eisenschüssigen schiefrigen Thone weissliche 175 Sandmassen, die allmählich loser werden und bei Koerauw Dünen bilden. Der Ort Koba steht auch auf diesen Gebilden; hier steht stellenweise auch grobkörniger weisser Sandstein an. Die weisslichen Sande ziehn sich nun in einem ununter- brochenen Streifen fort von Koba bis zur Mündung des Batoe- roessa-flusses, 1) überall in die jetzige Dünenbildung übergehend. Das geologische Auftreten dieser Gebilde, — ihr Vorkommen hart am Alluvium und ihr Ubergehen in Dünenbildung — be- stimmen mich sie für Diluvium oder älteres Alluvium anzuse hen ; und bis dahin, wo in den Thälern derselbe weissliche Sand — stel- lenweise weisslicher Thon — anzutreffen ist, bis dahin móchte ich die früher erwähnten diluvialen Seearme sich erstrecken lassen. Der Streifen diluvialen Bodens der Ostküste entlang spricht dafür, dass zu dieser Zeit Banka auch an dieser Küste sich noch vergrösserte. Jetzt tritt der Verlandung die Dünenbildung entgegen, wobei es noch zweifelhaft erscheint, ob Sand ge- wonnen wird oder verloren geht, oder ob momentan ein Stillstand eingetreten ist. Ob man die Vergrösserung Banka’s einer Hebung zuschreiben will, oder eher geneigt ist an ein Sinken des Seespiegels zu denken, will ich dahin gestellt sein lassen. Sicher ist aber, dass auch die Ablagerung der mächtigen Schlemmmassen eine wichtige Rolle bei der Verlandung spielt, wobei die See teil- weise zurüchgedrängt wird. Banka bildet ein schönes Beispiel von Inseln, die durch vulkanische Thätigkeit , Faltenbildungen nicht beunruhigt werden, wo Denudation und Erosion langsam und stetig vor sich gehen können, und wo die hebenden Küsten langsam aus den Meeres- fluten emporzutauchen scheinen. So viel im kurzen über die jüngsten geologischen Gebilde Banka’s. | Рахеклт-Рихлме 10 Juli 1884. п : ` 1) Meine Erfahrungen über die Ausbreitung des Diluvium erstrecken Sich nur über Mittel-Bank.a OPMERKING OMTRENT DE WIJZE, WAAROP HET VERSCHIJNSEL VAN EB EN VLOED IN DEN OCEAAN EN IN DEN DAMPKRING GEWOON- LIJK VERKLAARD WORDT, DOOR Dr. H. ONNEN. Het komt mij voor, dat de wijze, waarop het verschijnsel van Eb en Vloed gewoonlijk verklaard wordt, eene onjuiste voor- _ stelling geeft van de ware toedracht der zaak, vooral wanneer dezelfde beschouwing wordt toegepast op den atmospheer. Als voorbeeld van zulk eene verklaring kies ik die, welke Dr. Jon. Малев geeft in zijn: Lehrbuch der Kosmischen Physik, 4* Auflage, 1875, een werk, dat overigens bekend is om de juistheid en duidelijkheid van voorstelling. Op blz. 288 leest men: | Ев sei С der Mittelpunt der Erde, L der Mond, so wird „der Punkt a der Erdoberfläche” (het punt, dat de maan in top heeft) »stárker vom Monde augezogen werden, als C, und "wenn a nicht fest mit C verbunden ist, so wird a mit "grósserer Beschleunigung gegen L gravitiren als С, es wird »sich ein Streben zeigen a von € zu entfernen. Wenn sich »also auf der dem Monde zugewandten Seite der Erde gerade "ein grosser Ocean’ befindet, so wird hier das Niveau des »Meeres steigen." En eenige regels verder: »Indem das Wasser bei a und b" (de plaatsen, waar de maan in het Zenith en in het Nadir staat) »steigt, muss es - 175 »nothwendig bei c und d" (punten die 90° van a en b ver- wijderd zijn) »sinken." Deze voorstelling nu is even onjuist als de bewering uit den ouden tijd, dat het water in een pomp krachtens het horror , vacui stijgt en dat de ruimte, die daardoor ontstaat, onmiddellijk aangevuld wordt door het water uit den put. De werking van de maan toch bestaat eenvoudig hierin, dat zij de drukking van het water op den bodem der zee een weinig vermindert. Als ik een lichaam, dat 10 К. б. weegt, naar boven trek met eene kracht van 1 m. G. dan bestaat inderdaad het streven om het gewicht van den grond te verwijderen, maar het komt er niet toe: alleen wordt de drukking, die het lichaam op den grond uitoefent iets kleiner. Met ditzelfde bedrag van 1 m. G. per 10 K. G. wordt door de werking der maan het gewicht van alle lichamen en dus ook van het zeewater op de naar haar toe- en van haar afgekeerde zijde der aarde verminderd. En nu wordt dit lichtere water door het omringende zwaardere water opgeperst. Dit is het begin van de vorming der vloedgolven, die zich dan verder ontwikkelen onder den invloed van de aswenteling der aarde, van de verschillende diepten der zeeën en van de aanwezigheid van groote landmassa's. Omtrent de Eb en Vloed in den dampkring zegt Mürrer (t. a. p. Blz. 659): "Eine atmosphärische Fluth wird aber das Barometer steigen , »eine atmosphärische Ebbe wird es sinken machen, das Baro- „meter wird uns also Auskunft über das Vorhandensein der ^atmosphárischen Ebbe und Fluth und über den Einfluss geben , ^welehen dieselbe auf die Grósse des Luftdrucks ansübt." Het hierin als evident voorgestelde feit, dat de atmospherische vloed den barometer doet rijzen, is echter volkomen onver- klaarbaar uit de werking van de maan zelve. Deze werking toch bestaat slechts in het lichter maken van de luchtkolom- men, die naar de maan toe- en van de maan afgekeerd zijn, . Waren deze luchtkolommen niet met de omringende lucht in 176 gemeenschap, dan zouden zij de barometers doen dalen. Wel zouden de luchtkolommen hooger worden door de spankracht der lucht, maar hierdoor zou haar gewicht niet vermeerderen. Werden nu deze luchtkolommen in gemeenschap gebracht met de omringende lucht, dan zouden zij hierdoor opgeperst worden: de barometers zouden weer rijzen, maar niet boven hun oorspronkelijken stand. Het rijzen van den barometer bij atmospherischen vloed vindt dan ook zijne verklaring in hetgeen men secundaire invloeden zou kunnen noemen; hiertoe behooren: de aswenteling der aarde, de vloedgolf van de zee, waarop de dampkring rust, de opwaartsche beweging van de lucht, waardoor het kwik in den barometer achtereenvolgens de drukking ondervindt van luchtlagen van grootere spankracht; enz. Hierbij moet ook nog in aanmerking genomen worden, dat het kwik zelf in den barometer ook soortelijk lichter wordt onder den invloed van de maan en dat er dus reeds eene hoogere kwikkolom vereischt zou worden, om met de damp- kringsdrukking evenwicht te maken, ook indien deze dezelfde bleef. Deze correctie van den barometerstand is veel kleiner dan de waarschijnlijkheidsgrens der waarnemingen; dit i5 zeker de reden, dat men er geene melding van gemaakt vindt, zelfs niet in de theorie van de Eb en Vloed, zooals die door Laprace in zijne Mécanique céleste ontwikkeld is. Trouwens de schommelingen in den barometer, die met de atmospherische eb en vloed in verband gebracht kunnen worden, zijn toch zeer klein. De barometerwaarnemingen van het magnetisch en meteorologisch observatoruim alhier hebben; blijkens de bere keningen, door Dm. Berasma begonnen en door Dr. vAN DER Srok en den Heer Poortman voortgezet, voor het gemiddeld verschil tusschen de maxima en minima, over de jaren 1866— 1882, een bedrag opgeleverd, weinig meer dan 0,1 m.. M. MzzsTER-ÜonwELIS, 22 Augustus 1884. 3 ; 2 š ; Tweede Aflevering van Deel XLIV. ei Brans. Pu es Senke: over een А van den vulkaan Misapi in December = < +1889, door R. D. M. Vergeer (met een kaartje) 2 . _ Over het waarnemen van Aardbevingsverschijnselen, s nk doef = CP. van Вик. Naschrift (NES Geologische Notizen aus Central-Borneo.. ш, ра бешш da =s Goenong ; on Dn ds v | 5 Белі Notizen ans Banka, L Das ES EE EE ds ташыш. und = кил von De. Тн. Posgwirz (met ТАҒА А алысын door — emend. -Birecteur van het us en г over et jaar 1983. 55 MUNDE, „Direct. der Gouvernements kina-onderneming. З u SE dte ie E E T ed Cw Aa ео ` - ze D NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT voor NEDERLANDSCH-INDIË, UITGEGEVEN DOOR DE KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING- IN NEDERLANDSCH-INDIE. ONDER REDACTIE VAN Dr. H. ONNEN. DEEL XLIV. Berde Aflevering. ACHTSTE SERIE. DEEL V. AFLEVERING 3. BATAVIA, . x 's GRAVENHAGE, JJ ERNST & Co. | MARTINUS NYHOFF. i ` 1894. DE VULKAAN MEDAN OP JAVA Ingenieur bij het Mijnwezen. Ongeveer sinds het midden van 1885 vertoont de Merapi een merkwaardig verschijnsel, dat in hooge mate de aandacht heeft getrokken en waarvan dus ook de Watt, AN oorzaak en beteekenis verdient besproken te worden. In den tegenwoordigen krater, den nieuwen krater, in tegenoverstelling met een ouderen daaromheen gelegen krater- rand, waarvan nog resten aanwezig zijn, wordt een groote massa losse steenen langzaam naar bovengeperst. Die steenen zijn tot een afgeknotten kegel opgestapeld , waarvan het grondvlak den geheelen diameter des kraters vult en op ongeveer 120 M. diepte aan de kraterwanden aansluit, terwijl zijn hoogste punten + 12 M. boven den noordelijken kraterrand uitsteken ‚ (de zuidelijke kraterrand is aanmerkelijk lager). Men heeft dien steenenkegel aangeduid met de namen: slakkenkegel, eruptie- kegel of prop; de laatste naam is zeker de minst fraaie maar, naar het mij voorkomt, de beste en zal in het volgende gebruikt worden. Het schijnt boven twijfel verheven te zijn, dat zich vóór de eruptie van 1872 een dergelijke prop vertoonde; die prop zou 60 voet boven den noordelijken kraterrand zijn gestegen , toen de uitbarsting plaats had. Of ook de slakkenkegel, waarvan e : 13 178 JuxGuuuN in 1858 spreekt, met dit verschijnsel gelijk te stellen is, acht ik zeer mogelijk doch onzeker. Јохенонх schatte de hoogte van dezen kegel boven den kraterrand op 200 à 500 voet. De dampontwikkeling, die tegenwoordig van. den Merapi uitgaat en die zeer vaak toe- en afneemt, had bij mijn eerste bezoek aan den krater (einde Mei 1884) voor het grootste deel haar oorsprong nabij de zaklijn tusschen kraterwand en prop, bij mijn tweede bezoek (midden Juli) echter ging zij het . meest uit van den kruin ‚der prop. Bovendien treft men een groot aantal fumarolen aan op de buitenhelling van den krater wiens sterk gespleten wanden aan den waterdamp een doortocht verleenen . terwijl eindelijk een ontwikkeling van zwaveldampen op vele punten van de prop plaats heeft. De snelheid, waarmede de prop in den krater opwaarts geschoven wordt, is zeer gering, doch moet in den beginne veel grooter zijn geweest. In de eerste vijf maanden dezes jaars bedroeg die stijging slechts 5,40 M. daarna steeg zij in 17) maand 0,50 M. Of de prop somtijds een dalende beweging aanneemt, zij het ook sleehts voor korten tijd en over geringen afstand, is niet met zekerheid uit te maken, maar wordt door mij onwaarschijnlijk geacht. Bij de beweging van de prop ` worden geen geluiden waargenomen, behoudens dat van steenen, die op haar steile wanden naar beneden rollen. Om een denkbeeld te geven van de afmetingen der prop moge dienen, dat het zichtbare gedeelte minstens een inhoud van 10 millioen kub. meters moet bezitten. | ІК heb mij bij mijn herhaald bezoek aan den Merapi een zeer bepaalde opinie gevormd omtrent het ontstaan van de prop en zal in het volgende die opinie gemotiveerd weergeven. Overal, waar men het inwendige van den krater zien kan, ontdekt men dat deze uit massieve lava is opgebouwd; hij is echter loodrecht en somtijds met inspringenden hoek afgestort. Op verscheidene plaatsen ziet men groote stukken zoodanig gescheurd, dat zij door de geringste oorzaak geheel los kunnen а NN раке ой 179 raken en in den krater storten. Dat deze losgeraakte steenen een kolossaal volumen moeten representeeren, werd mij uit verschillende omstandigheden duidelijk. Zoo vond ik aan den N en NO kraterrand twee groote lavapijlers of ribben, naar schatting meer dan 40 meters ver in den krater reiken (zie schets) en het is m. i. niet twijfelachtig, dat deze pijlers a p lavapijlers. r kraterrand. krand. vroeger verbonden waren door kolossale gesteentenmassa’s, die in den krater zijn neergestort. Ook de mededeelingen van den heer AucvsriN van Seloh zijn leerrijk in dezen. De heer Aerer bezocht den krater in Juni 1885 en vond toen dat de kraterrand een aanzienlijke breedte j vertoonde, dus als hiernevens geschetst; nu vind ik den krater- rand bijna overal scherp en niet breed genoeg om zonder gevaar er op te loopen; noodzakelijk moet dus het gearceerde gedeelte zijn weggestort. Bovendien be- stond, volgens waarneming van SS "d ONVAN3NNIS 180 den heer Асвввтіу het lage punt in den oostelijken kraterrand nog . niet. Bewijzen dus te over, dat groote massa's van de kraterwanden in de kraterpijp zijn neergestort. Dit instorten van het steile binnenste des kraters zal wel een gewoon verschijnsel bij vulkanen zijn, maar waarschijnlijk is bij den Merapi het gesteente er bijzonder toe geneigd. Toch zouden al die steenen in den peilloozen krater ver- dwijnen, zonder dat men er verder iets van bemerkte, zoo niet de Merapi verkeerde in een toestand van werkzaamheid. Het ligt voor de hand om aan te пешеп, dat die werkzaamheid zich onderaards hierin openbaart, dat gesmolten lava in de spleten en holten, die met de kraterpijp correspondeeren, eù eindelijk in de kraterpijp zelve, naar boven wordt gedreven. Op deze lava nu, die, zooals bekend is, dikwijls in den hoogsten graad taaivloeibaar is — getuige lavastroomen, die slechts enkele meters per etmaal vooruitschuiven — hebben zich de afgestorte steenen opgehoopt en bij het langzaam voortrukken der lava schuift die gesteentenmassa in den krater naar boven. Het behoeft geen verwondering te wekken, dat van deze lava geen spoor in den krater van den Merapi zichtbaar is; de steenen toch zullen zoo dicht op elkaar storten, dat een taaivloeibare lava zich nergens een weg door die massa kan banen: Alleen de waterdamp, die bijna altijd uit gesmolten lava ontwikkelt en waarschijnlijk de stoom, afkomstig van eenig regenwater, dat tot op de lava doordringt, weet nog een doortocht 16 vinden en ontwijkt naar boven. Een afdaling in den krater op het eenige punt waar dit mogelijk is en een onderzoek der steenen, waaruit de prop is samengesteld, leverde in zooverre een bewijs voor mijn afstor- tingstheorie, dat de prop op het bereikbare punt bleek te bestaan uit verschillende soorten van augietandesietlava , evenals dit met de kraterwanden het geval is Пе lavasoort, die over- heerschend op dit punt van de prop gevonden werd, komt geheel overeen met de lava, waaruit de NO kraterrand is samengesteld. 181 Er ligt, naar het mij voorkomt, niets buitensporigs in de aanname, dat de kolossale prop, die men in den Merapi-krater naar boven ziet dringen, geheel van de kraterwanden afkomstig zou zijn, behoudens misschien een gering volumen, dat als verhardingskorst is te beschouwen van de lava, die na de laatste eruptie in den krater was achter gebleven en door hare slechte geleidbaarheid voor warmte reeds als een dunne korst in staat was de onderliggende lava het stollen te beletten. f : Ik rekende ий, dat een afstorting der kraterwanden over 10 M. breedte en 1200 M. diepte (d. i. ruim een derde van de hoogte des vulkaans) niet alleen voldoende is om den zichtbaren afgeknotten kegel te vormen, maar bovendien den krater nog over 100 M. lengte beneden de zaklijn kan opvullen; wij zagen echter, dat er verschijnselen zijn, die op een afstorting van 40 M. breedte en meer wijzen. Maar nu de vraag of de prop, die men ziet, wel werkelijk een afgeknotte kegel zijn zou. Ik meen van niet, op grond van waarneming en ook op grond van de wijze, waarop ik mij de prop gevormd denk. De waarneming toch leert, dat de prop naar alle kanten een lange, nagenoeg horizontale bovenlijn vertoont, welke lijn allervreemdsoortigste ruine-achtige vormen bezit. Mij zijn dergelijke vormen alleen bekend van de steile kammen der bergruggen, die naar beide kanten afstorten kunnen, en ook in dit geval kan ik mij niet anders voorstellen, dan dat wij een dergelijke naar twee kanten afstortende kam voor ons hebben, doch daar men van alle ` kanten hetzelfde ziet, kom ik tot de conclusie, dat de prop naar binnen toe een kegelvormige holte (geen krater) bezit en zij zelve dus door een scherpe, ringvormige wal wordt bekroond. Indien men nagaat hoe de prop gevormd is, dan is het bestaan van zulk een kegelvormige holte boven in de prop een zeer natuurlijk verschijnsel, zoo niet een noodzake- lijkheid, wat ik met de drie hieronder staande diagrammen meen te kunnen aantoonen. 182 fig. 1 geeft den toestand na de laatste eruptie. fig. 2 laat zien, hoe van de kraterwanden steenen zijn afgestort, die onder hun natuurlijk talud op de inmiddels gestegen taaivloeibare lava bleven liggen. fig. 3 stelt voor, hoe de lava gerezen is, de steenen steeds voor zich uitdringende tot in een hooger gelegen, wijder deel van den krater, waar zij noodzakelijk zoolang naar buiten toe moesten afstorten tot dat ook naar buiten toe het natuurlijk talud was verkregen. Indien werkelijk de slakkenkegel , waarvan JUNGHUHN schrijft ; als verschijnsel met de tegenwoordige prop is gelijk te stellen, dan verkrijgt door analogie de aanwezigheid der zakvormige verdieping nog meer waarschijnlijkheid. JuwemumN toch zegt op p. 402 van, zijn » Java”, Deel 11: »de schedel van den slakken- »berg had een ingedrukten hollen vorm en het scheen mij | »toe, dat de kraterschacht door over elkaar heengewaepen „slakken was verstopt geraakt”. Uit het voorafgaande zal duidelijk на zijn, waarom ik noch slakkenkegel noch eruptiekegel als een passenden naam beschouw voor het besproken verschijnsel. Voor zoover bekend is bestaat de prop geenszins uit slakken, maar uit scherp- kantige lavabrokken, terwijl de naam eruptiekegel van toe- af- LAVA NEE E NENT VE te, „ээм 185 passing is en burgerrecht verkreeg voor den kegel die zich gedurende een eruptie uit de neervallende asch en steenen opbouwt. | Een vraag, die ten slotte nog rijzen kan, is deze: waarom behoort de vorming van zulk een prop niet tot de gewone verschijnselen bij werkzame vulkanen? Ik meen dat de reden hiervan moet gezocht worden in het toevallig samentreffen bij den Merapi van twee omstandigheden, die voor de vorming noodzakelijk zijn, d. i. een kraterwand, die groote neiging tot afbrokkeling vertoont en een taaivloeibare lava, die lang- zaam in de kraterpijp wordt opgestuwd. Aangenomen nu, dat in het. bovenstaande de juiste verklaring te vinden is van de merkwaardige prop. die langzaam uit den Merapi-krater naar boven wordt geschoven, wat zou dan uit de beweging, die in de prop wordt waargenomen, zijn af te leiden omtrent het waarschijnlijke сша der eruptie? Ik geloof weinig of niets. Ten eerste kan men aannemen, dat de prop steeds meer opgeschoven zal worden, zoodat eerst de steenen en ten slotte de daaronder gelegen lava over den kraterzand zullen vallen. Het eerste heeft in geringe mate nu reeds plaats, want steenen, die van het westelijkste deel van de prop naar beneden storten , . Vinden nu reeds hun weg over het naar die zijde gekeerde laagste deel van den kraterrand tot in de Belongkengkloof. Een lava-uitstrooming echter zou zeker nog jaren uitblijven als het opschuiven der prop met dezelfde geringe snelheid blijft geschieden als nu, een snelheid, die volgens de laatste metingen voortdurend geringer wordt. Bovendien kan men het bezwaarlijk een eruptie noemen, wanneer dagelijks eenige kubieke meters steenen of gesmolten lava over den kraterrand vallen. Ten tweede zou men zich kunnen denken dat het lavaniveau , steeds doorgaande met in de kraterpijp te-rijzen, het bovenste zwakste gedeelte van den krater door haar grooten zijdelingschen 184 druk uit elkaar doet barsten. In dat geval zal op eenmaal een vrij aanzienlijke hoeveelheid lava uitstroomen , die gevaren voor de bewoners van den Merapi en speciaal van zijn valleien mede kan brengen: doch wie zal zulk een doorbraak voorspellen ? Ten derde kan men de opinie huldigen, die door den miju- ingenieur В. M. D. Verseek wordt voorgestaan ; dat namelijk in den vulkanischen haard, waarop de Merapi staat, water infiltreert, hier waarschijnlijk regenwater; de gevormde stoom MERAPI B drukt op de gesmolten lava A en deze laatste wordt daardoor naar boven geperst en drijft de prop voor zich uit. Neemt de druk toe, dan daalt het niveau in de ruimte A en de eigenlijke ascheruptie heeft plaats, als de lava tot op p is gedaald ; de stoom kan dan door de lava ontsnappen en werpt haar in fijn verdeelden toestand naar buiten. Om verscheidene redenen komt mij deze veronderstelling bij E EE e a rus ша m Ser enn EEN E S - 185 den »Merapi" minder aannemelijk voor en wel in de eerste plaats, omdat dan bijna noodzakelijk een rustig uitvloeien van lava aan de eigenlijke ascheruptie moet voorafgaan. De laatste eruptieën van den Merapi hebben zich echter geenszins door lavastreomen gekenmerkt en ook in het algemeen is het meer gewoon, dat een lavastroom na dan voor de ascheruptie te voorschijn komt. Het is m. i. verkeerd van een zoo speciale vooronderstelling | uit te gaan, wanneer dit, zooals hier , onnoodig is , еп niet door waarnemingen kan gesteund worden. ` Maar al is de theorie juist, dan nog blijft een voorspelling der eruptie onmogelijk; zeer mogelijk zullen rommelingen en aard- bevingen aan de uitbarsting vooraf gaan, doch dat dit geruimen tijd vooruit zou gebeuren, lijkt zeer onwaarschijnlijk. Ten vierde eindelijk kan men den vorm der onderaardsche met lava gevulde holten en spleten geheel in het midden laten en aannemen, dat de eruptie plaats vindt, wanneer door uitdroging, maar nog eerder door een aardbeving, een scheur ontstaat , waarlangs groote hoeveelheden water in de gesmolten lava dringen. Dit komt mij de waarschijnlijkste theorie. voor, ook met het oog op den Merapi. Doch weer is een voorspelling van de aardbeving en daarmede van de eruptie onmogelijk. Wel kan de eruptie nog enkele dagen uitblijven, nadat de scheur is ontstaan en de ondervinding bij vulkanen opgedaan schijnt dit te bevestigen. Aardbevingen, onderaardsche romme- lingen, het uitstooten van dampen door den vulkaan en eindelijk het opdrogen van bronnen of een verandering in hun temperatuur, kondigen dan aan, dat een plotselinge , geweldige stoomvorming onder het aardoppervlak plaats heeft en dat een eruptie onvermijdelijk en zeer aanstaande is. Conclusie. De aanwezigheid van de bekende prop, die in den beginne snel doch tegenwoordig zeer langzaam in den krater naar boven wordt geschoven, levert het bewijs, dat zoowel de kraterpijp als de spleten en holten, die daarmede in verbinding staan, gevuld zijn met gloeiende vloeibare lava. 186 Bij een dergelijken toestand is het zeer waarschijnlijk, dat een eruptie volgen zal, al is het mogelijk, dat zij verscheidene jaren uitblijft. Het is onmogelijk het tijdstip der eruptie te voorspellen, alleen kan men zeggen, dat waarschijnlijk de aanleiding der eruptie in een aardbeving is te zoeken. Isdoor zulk een aardbeving de eruptie onvermijdelijk geworden, dan volgt zij daarom niet onmiddellijk. In den regel wordt men tijdig genoeg, om zich aan het gevaar te onttrekken, door den vulkaan “zelf gewaarschuwd. Die waarschuwing bestaat: a in een serie aardbevingen: b in onderaardsche rommelingen ; c in het uitstooten van rookzuilen door den vulkaan, in tegenstelling van hét kalme rooken van vroeger; d in het opdrogen van bronnen of het veranderen van hun lemperatuur. Indien dergelijke verschijnselen worden waargenomen, vooral wanneer zij door een aardbeving zijn voorafgegaan, behoort men te rekenen op een eruptie, die hoogstens nog enkele dagen kan uitblijven. SAMARANG, 2 Augustus 1884, Zä GER ee 3 LIST OF THE BIRDS FROM JAVA COMPILED BY A. G. VORDERMAN. 34 Government Physician at Batavia. It is some years since I compiled this list of Javanese birds from the many publications on the avifauna of that island scattered through several periodicals and other works. _ Му principal sources of reference have been Tuomas HonsrrELD, Zoological. researches in Java and the neighbouring islands. қ J. Темміек, Nouveau recueil de planches coloriees ` d'oiseaux. Bonaparte, Conspectus Generum Avium. Н. ScureceL, Museum d'Histoire naturelle des Pays-Bas. G. R. Gnav, Hand-List of genera and species of Birds. T. Sarvaponr, Catalogo sistematico degli uccelli di Borneo. I wish to offer. somé previous remarks on the systematic arrangement and nomenclature, І have adopted. Тһе first is the same as used by Prof. H. Scurecer іп »De Dierentuin van het K. Z. Genootschap Natura Artis Magistra” (The Zool. Gard. of the R. Zool. Soc. Nat. Art. Mag.) Part. Birds, supplied in a few parts only by his descriptive catalogue of the Birds in the Leyden Museum. The nomenclature has been given in most cases in accordance With the names used bij modern ornithological authors. For some few families however, such as the Noctuae, Accipitres , 188 Cuculi and Columbae 1 have made an exception, when І thought the names used bij Scureeen preferable to others. Larus fritzei (Brucu) has found no place in my list, the, statement about its occurence in the Strait of Sunda: having turned out erroneous. Nor has notice been taken of sbirds whose occurrence in Java is as yet only problematical 1 intend to treat of those dubious cases in a monograph on the birds of Java, a work I hope to be soon able to conclude on the same plan as Sarvaponrs Catalogue of Birds from Borneo. Owing to my explorations of the neighbourhood of Batavia and of Mount Salak, I am able to add 14 species to the Avifauna of Java, among which one is new to science, i. c. Brachypteryx salaccensis. The other thirteen are: No. 50 Loriculus galgulus, L. » 127 Pitta mulleri, Bp. » 150 Setaria pectoralis, Salv. ^ 162 Calamadyta orientalis, Temm. & Schleg. » 168 Cisticola erythrocephala, Jerd. » 207 Erythromyias mulleri, Blyth. » 218 Culicicapa ceylonensis, Sw. » 220 (Qryptolopha schwanerii, Temm. » 280 Chlorura hyperythra. Rchb. » 551 Gallinago scolopacina, Bp. » 381 Querquedula gibberifrons , Mull. » 586 Fregata minor, Gm. » 400 Onychoprion sumatranus, Вай. Nine of those have been found in the immediate neighbour- hood of Batavia! The confusion in the nomenclature of some families of Birds , (as in case for instance of the family of Trmarra’s) together with the insufficiency of the ornithological literature available at Batavia, makes it next to impossible always to avoid error. Rectifications will be received thankfully. RAPACES; BIRDS OF PREY; (ROOFVOGELS) | L NOCTUAE; OWLS; (UILVOGELS.) A. OTI, EARED OWLS, (OORUILEN.) 1. Bubo orientalis, G. R. Gray. 2. Ketupa javaensis, Schleg. Scops lempiji, Horsf. 4. Scops rufescens, Horsf. e STRIGES, SCREECH-OWLS, ( KATUILEN. | 5. Strix flammea, Schleg. Strix badia, Horsf. Ulula seloputo, Horst. Noctua castanoptera, Cuv. ғы Il. ACCIPITRES; FALCON-BIRDS; (VALKVOGELS.) А. FALCONES, FALCONS, (VALKEN.) 9. Falco communis, Schleg. 10. Falco severus, Horsf. 11. Falco moluccensis, Hombr. & Jacq. 12. Hierax coerulescens, L. B. AQUILAE, EAGLES, (ARENDEN.) 15. Aquila malayensis. G. R. Gray. 14. Haliaétus leucogaster, Gmel. 15. Haliaötus ichthyaétus, Horsf. 16. Haliaétus indus, Bodd. 17. Pandion haliaétus, L. б. ASTURES, HAWKS, (HAVIKKEN. | 18. Spizaétus cirratus, Schleg. 190 19. Spizaétus kienerii, Gerv. 20. Astur trivirgatus, Temm. 21. Nisus virgatus, Reinw. 22. Nisus torquatus, Cuv. | 95. Nisus soloensis, Less. | D. BUTEONES, BUZZARDS, [BUIZERDEN]. 24. Poliornis liventer, Temm. 25. Poliornis poliogenys, Less. | 26. Spilornis bacha, G. R. Gray. E. MILVI, KITES, [WOUWEN |. 27. Elanus hypoleucus, Gould. Е. PERNES, HONEY BUZZARDS, |WESPENDIEVEN. | 28. Pernis cristatus, Cuv. AVES INSESSORES: PERCHING-BIRDS; (ROESTVOGELS). L ISPIDAE; KING-BIRDS; (KONINGSVOGELS.) А. ALCEDINES, KING-FISHERS, (YSVOGELS]. 29. Alcedo bengalensis, Gm. 30. Alcedo meninting, Horst. | 51. Alcedo euryzona, Temm. | 52. Alcedo beryllina, Vieill. | 55. Pelargopsis leucocephâla, Gm. | 54. Ceyx innominata, Salv. S 35. Callialeyon coromanda , Lath. 36. Caridagrus concretus, Temm. 37. Lacedo pulchella, Horsf. 38. Entomobia cyaniventris, Vieill. 39. Sauropatis chloris, Rodd. 40. Sauropatis saneta, Vig. & Horsf. 191 B. MEROPIDAE, BEE-EATERS, | BIJENETERS |. 41. Merops philippinus, L. 2. Merops bicolor, Bodd. 5 de der Merops quinticolor, Vieill. C. BUCEROTIDAE, HORNBILLS, | NEUSHOORNVOGELS |. 44. Rhytidoeeros obscurus; Gm. „45. Buceros lunatus, Temm. 46. Hydrocissa albirostris, Shaw. 47. Нудгосіѕѕа convexa, Temm. SCANSORES; CLIMBERS; (KLIMVOGELS). A. PSITTACI, PARROTS, | PAPAGAAIVOGELS |. 48. Palaeornis javanica, Osb. 49. Loriculus pusillus, 6. В. Gr. 50. Loriculus galgulus, L. н ‚В. PICIDAE, WOODPECKERS, [SPECHTVOGELS |. A.. Pıcı, True woonPrEckEns , (SPECHTEN). 51. Dendrotypes analis, Horsf. 52. Iyngipieus fusco-albidus, Salv. 55. Xylolepes validus, Reinw. 54. Chrysocolaptes strictus, Horsf. 55. Hemicercus concretus, Reinw. 56. Callolophus miniatus, Forst. 57. Callolophus mentalis, Temm. 58. Callolophus puniceus, Ног. 59. Gecinus vittatus, Vieill. 60. Alophonerpes pulverulentus , Temm. 61. Thriponax javensis, Horsf. 62. Tiga javanensis, Ljungh. 65. Gauropicoïdes rafflesii, Vig. 64. Meiglyptes tristis, Horsf. в. Picuwwi, Рісгіктв, (DWERGSPECHTEN). 65. Sasia abnormis, Temm. 192 С. BUCCONES, BARBETS, (BAARDVOGELS |. , 66. Megalaima javensis, Horst. 67. Megalaima armillaris, Temm. 68. Xantholaima rosea, Dum. 69. .Xantholaima australis. Horsf. 70. Chotorea corvina, Reinw. 71. Chotorea viridis, Bodd. D. TROGONES, TROGONS, [SOEROEKOE'S |. 72. Orescius gouldii, Swains. m E. CUCULIDAE, CUCKOOS, | KOEKOEKYOGELS |. CN с. Сослл, TRUE соскооѕ, (KOEKOEKEN). 74. Cuculus striatus, Drapiez. 75. Cuculus micropterus, Blyth. 76. Cuculus varius, Vahl 77. Cuculus sparveroides, Vig. 78. Eudynamis orientalis, L. 79. Cacomantis merulinus, Scop. 80. Cacomantis sonnerati, Lath. 81. Surnieulus lugubris, Horsf. 82. Chrysococcyx xanthorhynchus, Horst. 85. Chrysococcyx lucidus, Gm, 84. Соссуѕіеѕ coromandus , Horsf & Moore. 75. Apalharpactes reinwardtii, Temm. РноємісоРНАЕІ, Markomas, (Markona's). .85. Phoenicophaés curvirostris, Gray. 86. Phoenicophaés javanicus, Horsf. CENTROPI, COUCALS, (SPooRKOEKOEKEN). 87. Centropus nigrirufus, Steph. 88. Centropus eurycereus, Hay. 89. Centropus rectunguis; Strickl. 195 | Ш. CHELIDONES; SW ALLOW-BIRDS; (ZWALUW VOGELS). A. HIRUDINES, SWALLOWS, (ZWALUWEN). 90. Hirundo gutturalis, Scop. 91. Hirundo javanica, Sparrm. 92. Сесгоріѕ striolata, Temm. B. CYPSELI, SWIFTS, (GIERZWALUWEN). 95. Cypselus subfurcatus, Blyth. 94. Cypselus infumatus, Selat. 95. Dendrochelidon longipennis, Rafin. 96. Collocalia fuciphaga, Thunb. 97. Collocalia linchii, Horst & Moore. 98. Hirundinapus giganteus, v. Hasselt. б. CAPRIMULGI, GOATSUCKERS, | GEITENMELKERS |. 99. Caprimulgus macrurus, Horsf. 100. Caprimulgus affinis, Horsf. . 101. Batrachostomus javensis, Horsf. 102. Batrachostomus stellatus, Gould. IV. AVES CERTHIAE; CREEPER-BIRDS; (KRUIPVOGELS). А. NECTARINIDAE, SUN-BIRDS, (BLOEMZUGERS |. A. КМеставімлв, Hosev-suckers, (HonNievoeeLs). | 105. Aethopyga eupogon, Cab. | 104. Aethopyga eximia, Horsf. 105. Chalcostetha insignis, Jard. 106. Cbalcoparia eingalensis, Gm. 107. Arachnothera longirostra, Lath. 108. Arachnothera armata, Mull. & Schleg. 109. Arachnothare affinis, Horsf. 110. Arachnothera chrysogenys, Temm. 111. Cyrtostomus pectoralis, Horsf. 112. Nectarophila hasseltii, Temm. 113. Anthreptes malaccensis, Scop. 194 p. Dicagr, SmoRrT-BILED FLOWERPECKERS, (BASTAARD- HONIGVOGELS). 114. Dicaeum trigonostigma, Scop. 115. Dicaeum chrysorrhaeum, Temm. 116. Dicaeum sanguinolentum, Temm. 117. Dicaeum flammeum, Sparrm. 118. Prionochilus percussus, Temm. B. PHYLLORNES, LEAF-BIRDS, | BLADVOGELS |. 119. Phyllornis sonneratii, Jard & Selb. | 120. Phyllornis cochinchinensis, 6m. | C. ZOSTEROPIDAE, WHITE-EYES, (BRILVOGELS |. 121. Zosterops flava, Horsf. 122. Zosterops lateralis, Temm. 125. Огеоѕіегорѕ javanica, Horsf. V. FORMICARIAE; GROUND-THRUSHES; (MIERVOGELS). A. MICROURAE, SHORT-TAILED HILL-WRENS, | DWERGMIERVOGELS |. 124. Micrura squamata, Gould. 125. Micrura superciliaris, Mull. B. PITTAE, TRUE GROUND-THRUSHES, [РІТТА? |. 126. Pitta cyanura, Vieill. 127. Pitta mülleri, Bp. С. TIMALIAE, BABBLING THRUSHES, | TIMALIA'S |. 128. Brachypteryx montana, Horsf. 129. Brachypteryx albifrons, Boie. 150. Brachypteryx sepiaria, Horsf. | 151. Brachypteryx lepturus, Kühl. 4 152. Brachypteryx salaccensis, п. s. | 155. Brachypteryx pyrrhogenys, Temm. | 154. Timalia pileata, Horsf. | 155. Тішаһа maculata, Temm. | ` 156. Timalia poliocephala, Temm. 195 157. Timalia leucotis, Strickl. 157. Timalia grammicephala, Kühl. 159. Timalides thoracica, Temm. 140. Mixornis gularis, Horst. 141. Mixornis javanica, Cab. . 142. Mixornis flavicollis, Mull. 145. Cyanoderma melanothorax, Temm. 144. Macronus ptilosus, Jard & Selb. 145. Cacopitta loricata, Mull. 146. Cacopitta perspicillata , Temm. 147. Cacopitta lepidopleura, Temm. 148. Bessethera pyca, Boie. 149. Malacoptera rufifrons, Cab. 30. Setaria pectoralis, Salv. 151. Alcippe pyrrhoptera, Boie. 52. Drymocataphus poliogenvs, Mull. і 155. Drymocataphus capistratus, Temm. 5. Drymocataphus epilepidotus, Temm. 55. Aegithina typhia L. 156. Aegithina scapularis, Horsf. = m х CX D. GARRULACES. LAUGHING THRUSHES. (GARRULAX). 157. Garrulax rufifrons, Less. E. POMATORHINI, SCIMITAR-BABBLERS, [ KRUIPLIJSTERS |. 158. Pomatorhinus montanus, Horsf. VI. AVES SYLVANAE; SYLVIAN-BIRDS; (BOSCHVOGELS). А. SYLVIAE. WARBLERS. (ZANGERS). ^. PHYLLOPNEUSTES, TREE-WARBLERS, (SPOTVOGELS). 4 159. Phyllopneuste javanica, Bp. 160. Phyllopneuste magnirostris, Blyth. 161. Neornis montana, Horsf. B. ÜaLAMODYTAE, Gnass-wanBLERS, (RIETZANGERS). 162. Calamodyta orientalis, Temm en Schleg. 165. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 196 Megalurus palustris, Horst. Drymoipus polychroa, Temm. Drymoipus leucophrys, Boie. Drymoipus phragmitoides, Kühl. Cisticola cursitans, Franckl.: Cisticola erythrocephala, Jerd. Cisticola oryziola, Mull. c. Onmrnorowr, TAILOR-BIRDS, (SNYDERVOGELS). D. C. 170. 171. 173. 175. Orthotomus sepium, Horsf. Orthotomus edela, Temm, Orthotomus cucullatus, Teum. Prinia familiaris, Horsf. SAXICOLAE, CuATS, (armes), 174. 175. Rutieula leucoptera, Bl. Pratincola caprata, L. ANTHI, TIT-LARKS, (PIEPERS). 176. Corydalla hasselti , Temm. MOTACILLAE, WAG-TAILS, [KWIKSTAARTEN |. 177. 180. Budytes viridis, Gm. Calobates bistrigata, Rafll. Henicurus leschenaulti, Vieill. Henicurus velatus, Temm. TURDI, THRUSHES, | LIJSTERVOGELS |. Geocichla horsfieldi ; Bp. Geocichla rubecula, Gould. Geocichla interpres, Kühl. Turdus javanicus, Horsf. Turdus hypopyrrhns, Hartl. Turdus pallens, Pallas. Cichloselys mutabilis, Temm. Monticola solitaria , Mall. Zoothera andromedon, Temm. 197 190. Myiophoneus flavirostris, Horsf. 191. Arrenga cyanea, Horsl. 192. Copsychus mindanensis, Gm. 195. Kittacincla macroura, Gm. E. IXODINAE, BULBULS, |1Х05). 194. Trachycomus ochrocephalus, бт. 195. Rubigula dispar, Horf.. 196. Сосгорѕіѕ bimaculatus, Horst. 197. Ixos analis, Horsf. 198. Ixos plumosus, Blyth. 199. Ixos crocorrhous, Strickl. ` 200. Otocompsa erythrotis, Bp. 201. Brachypodius melanocephalus, біп. 202. Ixidia squamata, Temm. 205. Hypsipetes virescens, Temm. 204. Criniger gularis, Horsf. 205. lole virescens, Temm. ҮП. MUSCICAPIDAE; FLYCATCHERS; (VLIEGEN VOGELS). А. MUSCICAPAE, CHAT FLYCATCHERS, [VLIEGENVANGERS |. 206. Erythrosterna rufigularis, Kühl. 207. -Erythromyias mulleri, Blyth. 208. Pvenophrys grammiceps, Verr. 209. Muscicapula maculata, Tickkel. . 210. Xenogenys azurea, Temm. Š 211. Cyornis banyumas, Horsf. 212. Cyornis cyanopolia, Boie. 215. Eumyias indigo, Horsf. 214. Hypothymis azurea, Bodd. - 215. Rhipidura phoenicura, Mull. 216. Leucocerca euryura, Mull. P 217. Leucocerca javanica , Sparrm. | 218. Culicicapa ceylonensis, Sws. 219. Cryptolopha trivirgata Temm. 198 220. Cryptolopha schwari, Temm. 221. Phylentoma velatum, Temm. 222. Tchitrea aflinis, Hay. B. CAMPEPHAGAE, GUCK00-SHIRKES, [RUPSVOGELS |. 225. Pericocrotus peregrenus, L. 924. Pericocrotus miniatus, Temm. 225. Pericocrotus flammeus, Horst. 226. Graucalus javensis, Horst. 227. Graucalus larvatus, Mull. & Schleg. 228. Volvocivora fimbriata, Temm. 229. Volvocivora chalcocephala, Temm. 250. Lalage terat, Bodd. б. DICRURI, DRONGOS, (DRONGO'S |. 251. Dicrurus lorgus, Temm. 52. Dicrurus cineraceus, Horsf. 255. Dissemurus brachyphorus, Temm. 254. Dissemurus formosus, Cab. 255. Dissemurus retifer, Temm. 256. Bhringa remifer, Temm. 257. Irena turcosa, Wald. D. ARTAMI, CLUSTERERS, (SPITSVOGELS|. 258. Artamus leucogaster, Valenc. E. EURYLAiMI, BROAD-BILLS, [HAPVOGELS]. 259. Eurylaimus javanicus, Horst. ҮШ. LANIIDAE; SHRIKE-BIRDS; (KLAUWIERVOGEIS). A. LANIL.TRUE-SHRIKES, (KLAUWIEREN). 240. Myiolestes obscurus, Horsf. 241. Hyloterpe griseola, Blyth. 242. Tephrodornis gularis, Ка 245. Laniellus leucogrammicus, Temm. 244. Lanius bentet, Horsf. 199 245. Lanius superciliosus, Lath. 246. Lanius magnirostris, Less. 247. Pteruthius flaviscapis, Temm. 248. Allotrius aenobarbus, Temm. IX. PARIDAE; TIT-BIRDS; (MEESVOGELS.) A. PARI, TITMICE, | MEEZEN |. 249. Parus cinereus, Vieill. 250. · Psaltria exilis, Temm. B. SITTAE, NUTHATOHES, (BOOMKLEVERS). 251. Dendrophila frontalis, Horsf. 252. Dendrophila gvmnopsis, Schleg. . X. CORACES; RAVEN-BIRDS; (RAAFVOGELS). А. CORVIDAE, CROWS, |KRAAIVOGELS |. 255. Corvus macrorhynchus, Temm. 254. Corvus enca, Horsf. В. GLAUCOPIDES, GLAUCOPIS, | GLAUCOPIS |. 255. Crypsirhina varians. C. KITTAr, GREEN JAYS, (KITTA’S |. 256. Kitta thalassina, Temm. D. GARRULI, JAYS, (GAAIJEN). 257. Garrulus galerieulatus, Schleg. E. CORACIADAE, ROLLERS, [SCHARRELAARS |. 258. Eurystomus orientalis, L еті 3 ORIOLI, ORIOLES, (WIELEWALEN |. 259. Oriolus indicus, Briss. . 260. Oriolus xanthonotus, Horsf. | . 261. Analeipus cruentus, Wagl. | қ | | 200 XI. STURNIDAE; STARLING-BIRDS; (SPREEUW VOGELS). А. STURNI, STARLINGS, [SPREEUWEN |. 262. Acridotheres javanicus, Cab. 265. Sturnia daurica, Pall. 264. Sturnopastor jalla, Horsf. 265. Sturnopastor melanopterus, Daud. B. LAMPROTORNES, GRAKLES, (PURPERSPREEUWEN |. 266. Calornis chalybea , Horsf. С. GRACULAE, MAINAS, (BEOS). 267. Gracula javanensis, Osb. ХП. PASSERES; SPARROW-BIRDS ; dier. A. FRINGILLAE, FINCHES, (VINKVOGELS). 268. Passer montanus, L. B. PLOCEIDAE, WEAVER-BIRDS, | WEVERVOGELS |. A. Proceı, Weavers, (Wevers). 269. Ploceus hypxoxanthus, Daud. 270. Ploceus manyar, Horsf. B. AMADINAE, ÁMADAVATS, (AMADINA'S). 271. Amandava punicea, Horsf. 272. Munia maja, L. 275. Munia ferruginosa, L. 275. Munia malacca, L. 275. Миша atricapilla. Vieill. 276. Padda oryzivora, L. 277. Lonchura undulata, Mull. 278. Trichogramoptila leucogastroides , SP- 279. Erythrura prasina, Sparrm. 280. Chlorura hyperythra, Rchb. C. ALAUDAE, LARKS, (LEEUWERIKKEN). ; 281. Mirafra javanica, Horst. . | | | } | { , H | 1 | б, сч. er Waterbeleid п заа асатын Ші 201 XIIL COLUMBAE; PIGEONS; (DUIFVOGELS). A. PTILOPI, GREEN DOVES, (JUFFERDUIVEN | . 282. Ptilopus melanocephalus, Gm. 285. Ptilopus porphyreus, Reinw. B. TRERONIDAE, GREEN PIGEONS, [ PAPAGAAIDUIVEN|. 284. Treron vernans, Steph. 285. Treron griseicauda, 6. R. Gray. 286. Treron olax, 6. R. Gray. 287. Тгегоп cappellei, Blyth. 288. Treron korthalsii, Bp. 289. Treron oxyura, Reinw. С. CARPOPHAGAE, IMPERIAL PIGEONS, [MUSKAATDUIVEN]. 290. Сагрорһаға aenea, Bp. 291. Carpophaga lacernulata, Temm. 292. Carpophaga badia, Rafi. 295. Carpophaga bicolor, G.R. Gray. D. MACROPYGIAE, CUCKOODOVES, [KANEELDUIVEN]. 294. Macropygia leptogrammica, G.R Gray. 295. Macropygia tenuirostris , G. R. Gray. 296. Macropygia ruficeps, 6. В. Gray. E. TURTURES, TURTLEDOVES, (TORTELDUIVEN). 297. Turtur bitorquatus, б. В. Gray. 298. Turtur tigrinus, Schleg. 299. Geopelia striata, С. В. Gray. 500. Chalcophaps indica, L. XIV. GALLINAE; POULTRY-BIRDS; (HOENDERVOGELS). А. PAVONES, PEA-FOWL, [PAUWVOGELS]. 501. Pavo muticus, L. ` B. GALLI, JUNGLE-FOWL, (HOENDEREN). 502. Gallus bankiva, Temm. 505. Gallus varius, Shaw. 202 С. PERDRICES, PARTRIDGES, (PATRIJSHOENDEREN) 504. Peloperdix javanica, Gm. 505. Peloperdix personata , Horsf . 306. Excalfactoria chinensis, L. 507. Areoturnix pugnax, Temm. GRALLAE; WADERS; (STELTVOGELS). I. HERODIAE; HERON:BIRDS; (REIGERVOGELS). A. ARDEIDAE, HERONS, (REIGERS). | A. ARDEAE, True Herons, (Groote Ruins). 508. Ardea typhon, Temm. 509. Ardea cinerea, L. 510. Ardea purpurea, L. E6RETTAE. EcngTs, (EGRETTEN). 11. Herodias garzetta, L. 2. Herodias egretta, Gm. 15. Herodias intermedia, v. Hass. - DEMIEGRETTAE, DEMIEGRETS, (DEMIEGRETTEN.) 514. Demiegretta sacra, Gm. 115. Bubulcus coromandus, Bodd. D. ARDEOLAE, RAIL-HERONS, (RALREIGERS). 316. Ardeola speciosa, Horsf. .917. Ardeiralla flavicollis, Lath. E. AnpETTAE, BrrrERNS, (WoupAAPJES). 518. Ardetta sinensis, Gm. 519. Ardetta cinnamomea , Gm. 520. Butorides javanica, Horsf. 521. Butorides macrorhyncha , Gould. ті . Вотлові, Tnuz-Brrrgnss, (RoeRDOMPEN). 522. Botaurus limnophylax, Temm. 205 с. Nycricoraces, NIGHTHERONS (NACHTREIGERS). 525. Nycticorax grizeus, L. | B. IBIDAE, IBISES, (IBISSEN). | . 524. Ibis melanocephala, Lath. | 525. Falcinellus igneus, Gm. | С. CICONIAE, STORKS, [O0IEVAREN]. 526. Melanopelargus episcopus, Bodd. 527. Leptoptilos dubius, Gm. 528. Leptoptilos javanicus, Horsf. D. TANTALI, WOOD-IBISES, (| TANTALUSSEN |. 529. Tantalus lacteus, Temm. | IL SCOLOPACIDAE, SNIPE-BIRDS, (SNIPVOGELS). | А. SCOLOPACES, SNIPES, [SNIPPEN]. 550. Scolopax saturata, Horsf. | 531. Gallinago scolopacina, Bp. 552. Gallinago stenura, Kuhl. 555. Rhynchea bengalensis, L. | B. LIMOSAE, GODWITS, (GRUTTO'S). | 554. Limosa uropygialis, Gould. С. TRINGAE, STINTS, [STRANDLOOPERS]. Tringa crassirostris, Temm. & Schleg. 535. | 556. Репа subarquata, Gould. | 557. Pelidna alpina, L. | 558. Pelidna acuminata, Horst. | 559. Асіойготаѕ minuta, Schleg. | 540. Actodromas temminckii, Leisl. 541. Actodromas salina, Pall. 542. Limicola platyrhyncha, Temm. 545. Calidris arenaria, L. D. TOTANI, SAND-PIPERS, (RUITERS). 544. Totanus glottis, Linn. 204 545. Totanus calidris, Gm. 546. Totanus stagnatilis, Bechst. 547. Totanus glareola, Temm. 548. Terekia cinerea , Guldenst. 549. Actitis hypoleucos, Boie. E. NUMENIL CURLEWS, (WULPEN). 550. Numenius arquata, L. 551. Numenius major, Temm. 4 Schleg. 552. Numenius phaeopus, L. Е. RECURVIROSTRES, AVOSETS, [KLUITEN]. . 555. Himantopus leucocephalus, Gould. Ш. CURSORES; COURIER-PLOVERS ; (LOOPVOGELS). А. GLAREOLAE, SWALLOW-PLOVERS, | ZWALUWSNIPPEN . 554. Glareola orientalis, Leach. 555. Glareola isabella, Vieill. В. OEDICNEMI, STONEPLOVERS, [GRIELEN]. 556. Orthoramphus magnirostris, Geoff. С. СНАВАОВИ, PLOVERS, [PLEVIEREN]. | 557. Aegialites mongolicus, Рай. | 558. Aegialites dubius, Scop. 559.. Aegialites peronii, Temm. 560. Aegialites geoffroyi, Wagl. 561. Charadrius fulvus, Gm. 22-7 562. Squatarola helvetica, L. D. STREPSILATIDAE, TURNSTONES, [STEENLOOPERS]. | 565. Strepsilas interpres, Illig. E. VANELLI, LAPWINGS, (KIEVIETEN |. 564. Lobiovanellus tricolor, Strickl. 205 V. RALLIDAE; RAIL-BIRDS; (RALVOGELS). A. RALLI, RAILS, (RALLEN). 565. Rallina fasciata, Кай. 566. Rallina fusca, L. 567. Hypotaenidia striata, L. PORZANAE, SMALL-RAILS, [PORCELEINHOENTJES]. 368. Ortygometra cinerea, Vieill. 569. Ortygometra palustris, Gould. ca GALLINULAE, WATER-HENS, | WATERHOENTJES |. 70. баШегех cristata, Lath. 71. Erythra phoenicura, Penn. 72. Gallinula orientalis, Horst. QU м шщ = PORPHYRIONES, PURPLECOOTS, (PURPERKOETEN |. 375. Porphyrio indicus, Horsf. m FULICAE, COOTS, | MEERKOETEN | . 574. Fulica asiatica, Schleg. Si PARRAE, JACANAS, [PARRA’S]. 575. Parra indica, Lath. 576. Hydrophasianus chirurgus, Scop. NATATORES: SWIMMING-BIRDS: (ZWEMVOGELS). I. URINATORES; PLUNGE-BIRDS; (DUIKVOGELS). PODICEPIDAE, GREBES, (DUIKERS). 377. Podiceps tricolor, G.R.Gray. . IL ANSERES: ANSERINE-BIRDS; (GANSVOGELS). ANATIDAE, DUCKS, (EENDVOGELS]. 578. Anas scutulata, Mull. 949. 580. 581. 582. 585. 584. 206 Anas superciliosa, Gm. Querquedula circia, L. Querquedula gibberifrons, Mull. Nettapus coromandelicus, L. Dendroeygna vagans, Eyton. Dendrocygna arcuata, Cuv. III. PELECANIDAE; PELICAN-BIRDS; (PELLIKAAN- VOGELS) А. FREGATAE, FRIGATE-BIRDS, |FREGATVOGELS |. 585. 586. B. 587. б. 588. D. 589. 590. E. 591 592 595 F. PHAETONES, 594 Fregata aquila, L. Fregata minor, Gm. GRACULI, CORMORANTS, | AARSCHOLVERS |. Microcarbo pygmaeus, Pall. PLOTl. DARTERS, [SLANGHALSVOGELS]. Plotus melanogaster, Penn. PELECANI, PELICANS, [PELLIKANEN]. » Pelecanus onocrotalus, L. Pelecanus philippensis, Gm. SULAE, GANNETS, (ROTSPELLIKANEN |. Sula eyanops, Sund. Sula piscatrix, L. Sula fiber, G. R. Gray. TROPIC-BIRDS, (KEERKRINGSVOGELS |. Phaeton rubricauda, Bodd. IV. GAVIAE; GAVIAS; (GAVIAS). STERNI, TERN-BIRDS, [STERNVOGELS|. STERNI, TERNS, (ZEEZWALUWEN). 595. 596. Sterna media, Horst. Sterna cristata, Steph. 597. Sterna melanogastra, Temm. 598. Sternula minuta, L. 599. Onychoprion anaethetus, Scop. 400. Onychoprion sumatranus, Каш. . 401. Hydrochelidon hybrida, Pall. ; 402. Gelochelidon anglica, Mont. 405. Gygis alba, Sparm. | 404. Anous stolidus, L. -` Batavia, 15 September: 1884. | | BATAVIASCHE VOGELS, DOOR A. G. VORDERMAN. VL. (Vervolg en slot van Deel XLIII blz. 197). DOLE FALCO COMMUNIS. (SCHLEG) 2, Ing: хлам: Alap-alap. De gewone groote Edelvalk is een der zeldzaamste vogels van Java, waaromtrent Prof. Seureeer: in zijn werk »De vogels van Nederlandsch-Indi?" het volgende mededeelt: »Wij hebben van deze soort nooit meer dan zes voorwerpen »uit dnzen Archipel ontvangen, te weten vier van Java, één »van Bangka en één, in een net bij het visschen op Ternate „gevangen. А! deze voorwerpen vertoonen het volkomen ` „kleed. De graaf J. pr Visart pe Bocarmé, aan wien wij »zoovele belangrijke opmerkingen over de vogels van Java 16 »danken hebben, zegt, dat men op dit eiland slechts op zeer »enkele plaatsen, en wel in de bosschen der hooge gebergten, veen enkel paar van deze soort aantreft, dat zij aldaar ор »boomen nestelen, en dat zij, door het kraaien van den wilden »haan (Gallus bankiva) op het spoor van dezen bios gebracht , »hem dikwijls overmeesteren.” M Uit de »Revue de la collection des oiseaux de proie, faisant partie du Musée des Pays-Bas" van denzelfden schrijver, blijkt dat in Juli 1875 uit dezen Archipel slechts 4 exemplaren in ` емің ntv F m me = nnn 209 het Leidsch museum aanwezig waren, die afkomstig waren uit den Indischen Archipel 1. w. één volwassen mannelijk exemplaar van Bangka, één idem van Ternate, één volwassen vrouwelijk van Ceram en één mannelijk van Java. Het laatste werd in 1872 aangebracht. Met het oog op het bovenstaande is het dus zeer opmerkens- . waardig, dat mij den 24 November 1885 een mannelijk individu in volwassen kleed werd aangebracht, dat te Kapok op den weg naar Tangerang was geschoten. Alle vederen der bovendeelen van den romp helderblauw- gris met meestal donkerzwartbruine schaften en donker- bruinzwart getinte dwarsbanden. Op rug en stuit komen de vederen het helderst uit, meer naar den kop toe wordt het grijs smaller en begint geleidelijk het bruinzwart te predo- mineeren, zoodat op de хейегеп- van de kruin zich het grijs tot eenige randzoompjes beperkt. De bovenste vleugeldekvederen, die het dichtst bij den romp slaan, volgen in kleur en teekening de aangrenzende romp- vederen, bij de meer buitenwaarts ingeplante komt eene vaalbruingrijze tint uit. De slagpennen zijn zwartbruin als met grijs bepoederd en met lichter getinte dwarsbanden op de buitenvlag en witachtig bespikkelde dwarsbanden op de binnenvlag. Alleen bij de uiterste slagpennen is de tint dezer banden rosachtig, terwijl hun schachten bovendien een bruine tint bezitten. De binnenste vleugeldekvederen zijn wit met zwartachtige dwarsbanden. Staartvederen grijs van bruinzwarte dwarsbanden voorzien, die in tint donkerder worden naarmate zij verder van de basis verwijderd zijn en eindelijk aan den top van den veder in zwart overgaan. Zij worden door een grijswitten terminaal- zoom begrensd. Voorste gedeelte der wangen en zijden van den hals zwartachtig: een dito knevelvlek begrenst de zijden van de keel. Kin, keel, achterste deel der wangen en krop ros- achtig wit, op 't laatst gedeelte met donkere schaften. Alle 210 overige onderdeelen grijswit met zwarte dunne dwarsstrepen. Dit grijs gaat op de borst in rosachtig wit over. Daar ter plaatse mankeeren de dwarsbanden, doch zijn de vederen met zwarte verspreid staande droppelvlekken geteekend. Bek donker-loodkleurig, washuid en oogkring heldergeel. Pooten chromaatgeel. Nagels zwart. Iris vanDijekbruin. Maaginhoud: de restanten (vederen en beenderen) van een kleinen vogel. Totale lengte . 4 ; š . 0.580 М. waarvan de staart. ; . 0.155 » Afstand tusschen het Zoe? der eee vleugelpunten en dat van den staart ` ' . 0095.3 Vlucht . ; à ; š à A 5:990 8 Vleugellengte . ' e í à . 0.510 » Lengte der mondopening қ 5 s А . 0.027 » Culmen rostri . : , . 0.027 » Hoogte van den ы: аап D bos А ; . 0.018 » Mondwijdte - А à қ К . 0.028 » Tarsus — қ š . 0.047 » Middeltoon ыз Kan ; 4 А . 0.048 » Nagel van deze. ; . 0017 3 In de buikholte hem ih een ced bestaande uit een conglomeraat van ingewandswormen (een filaria-soort). Een dergelijke knobbel uit zulke entozoën bestaande trof ik eens aan nabij de onderkaak van een Hypotaenidia striala. PERNIS CRISTATUS (CUV.) ó Is: naam: Oeloeng-oeloeng. Mannelijk individu geschoten te Kramat (Weltevreden) 4 Januari 1885. Alle bovendeelen van den romp umberkleurig-bruin. Op den kop helt de kleur naar bistre over en in den nek is zij het — F — 211 lichtst; de vederen bezitten daar ter plaatse zwarte schaften, terwijl het wit van de basis hier en daar doorschemert. De achterhoofdsvederen zijn verlengd zonder echter bij dit individu een kuif te vormen. De bovenste staartdekvederen bezitten witte eindranden. Slechts enkele hunner vertoonen witte dwarsbanden, doch dan vooral aan de buitenvlaggen. De wangen en zijden van den hals zijn als de nek gekleurd. Teugelstreek, de streek hoven en onder het oog zijn met korte aschgrijze schubachtige vedertjes bedekt, die bij nauwkeurige beschouwing een donker schaftje bezitten. Aan weérszijden ontspringt naast den mond een rij donkere vederen , die naar achteren in zwarte overgaan en aan den voorkant aan de bovenste grens van den krop in elkaar loopen, zoodat zij een halven cirkel vormen, ongeveer als bij Glareola orientalis. Kin wit met okergele tint. Alle overige onderdeelen en de flanken roestkleurig en de vederen door zwarte schaften gekenmerkt. Op de onderste staartdekvederen wisselen тем Менге еп witte strepen elkander af. Buitenste vleugeldekvederen als de romp gekleurd met lichtere harige zoompjes. De buitenste groote slagpennen zijn aan hare uiteinden ingesneden еп versmald. Hare buitenvlaggen zijn umberkleurig met donkere dwarsbanden en de binnenvlaggen met witte dwarsbanden. Binnenste vleugeldekvederen roest- kleurig. De rij grootere flauwgrijs met witte dwarsbanden. De staart is afgerond, de pennen komen in kleur en teekening met de slagpennen overeen. De dwarsbanden zijn dicht bij den romp smaller. Tarsi voor hun bovenste deel bevederd, overigens geel gekleurd. Nagels niet zeer sterk gekromd en zwart. Bek zwart. Iris vanDijekbruin. Maaginhoud: bijen, kakkerlakken en niet te bestemmen groene vezels. Totale lengte . : у а i : 0.600 M. 212 waarvan de staart. 0.250 M. Afstand tusschen het айна ge Ve А | vleugels en dat van den staart . З ; . 0.048 » Viucht % ; à А < à . 1290.» Vleugellengte . ' . 0.425 > Lengte van de weree , А . 49.040 > Culmen rostri . i ; à . 0.056 » Hoogte van den bek aan le ads У е . 0,0402» Mondwijdte š : À e ; А . 0.027 » Тате... à š à қ à . 0.055 » Middeltoon. à ; á қ к 4 . 0.055 » Ws EMEN. uo oor 22-2... WB AETHOPYGA EUPOGON (RAFFL.) 5 Із: vaan: Bjantiengan mehra. Mannelijk individu, geschoten 4 Oetober 1885 bij Kapok. Bovenkop met glanzende schubbige vedertjes bedekt, die een intens lilablauwen metaalgloed bezitten. Denzelfden glans hebben de bovenste staartdekvederen, de middelste staartpennen (die verlengd zijn) еп de buitenvlaggen van overige staartpennen, die overigens een zwarte kleur bezitten met lichtere uiteinden. Een smalle knevelstreep, die van de onderkaak langs de zijde van den hals afdaalt, 15 evenzoo gekleurd. Teugels dofzwart. Overigens hebben kop, mantel en rugvederen een donker-granaatrooden kleur. Deze kleur gaat op de ondervlakte der wangen, op de kin, keel en krop in helder-karmozijnrood over. Achterste rug- en stuitvederen helder-zwavelgeel, hier en daar met een oranje tint. Borst en buikvederen grijs. “Ор zijde van de flanken worden zilverwitte harige vederen aangetroffen. De streek om: den anus en de onderste staartdekvederen zijn flauwgeel getint. Slagpennen en hunne dekvederen flauwbistre, de eersten hebben witachtige binnenranden, onder de laatsten komen enkele donker-granaatroode vedertjes voor. = eo 215 Binnenkant van de vleugels grijs met witte dekvedertjes. Bek zwart. Iris gebrande-terrasienna. Pooten en nagels zwartachtig, voetzolen okerkleurig. Maaginhoud: uiterst kleine spinnen. Totale lengte . А | 3 š . 0.118 M. Middelste staartpennen — . . 0.056 » Uiterste i 0.026 » Afstand tusschen het ids ine samengevoegde vleugelpunten en dat van den staart . т 0:038 » Vlucht . i у š : , I . 0.158 » Vleugellengte . / ; co. DR Lengte van de mondopening : .' 0017 » Culmen rostri . , ; . 0.015 » Hoogte van den bek aan PN bis 2 C . 0.005 » Mondwijdte ; ; ' : š . 0.006 » Tarsus . : ' à : . 0.014 » Middeltoon met vm e ! i ; . 0.010 » CHALCOPARIA CINGALENSIS (GM) 5 Із: vaan: Djantiengan. Mannelijk individu, geschoten boven Meester-Cornelis 14 Augustus 1884. Bovenkop, пек, mantel en rug, benevens de buitenste vleugel- dekvederen sterk metaalglanzend zeegroen. Wangen metaal- glanzend koperrood ; een smalle streep. van violetkleurige glan- zende vedertjes daalt van het oog ter zijde naar de hals. ` Kin,'krop en borst kaneelbruin. Flanken, buik en onderste staartdekvederen zwavelgeel. Slag- en staartpennen donker- Sepia, de middelste staartpennen met een flauwen zeegroenen inetaalgloed. Bek zwart. Pooten donkerokerkleurig, voelzoolen geel. Mesginboud . u... 22... Afmetingen van den geprepareerden vogel. Tue Re о aa 2 ш ДИФ ДШ Staart . : à 3 4 i n 1 . 0.050 » Vleugellengte . — . у | i 4 . 0.055 » Lengte der mondopening : ang c jg ОА Culmen rostri. — . 4 ere WON Hoogte van den bek aan de Te ar . 0.004 » Mondwijdte . TN Вы 2 EE Middeltoon met LS „е ақ Der rare EES PITTA MULLERI (BP) Ó INL: NAAM: Volgens wijlen Prof. ScuLeceL. zoude de verspreiding der Pitta mulleri alleen beperkt zijn tot Borneo еп Groot-Sanghir Warrace ontdekte evenwel het bestaan dezer soort op Sumatra, hetgeen bevestigd werd door Cours, die een exemplaar nabij Lahat in het Palembangsche aantrof en andere in het Barisan gebergte verkreeg. Den 24 Juni j. 1. ontving ik een exemplaar, dat te Manga Besaar aangeschoten was en nog leefde. Het was een jeugdig individu, grootendeels reeds als de volwassenen gekleurd , maar dat nog vele sporen vertoonde van het eerste kleed. Later vernam ik, dat deze vogel ook op het koraaleilandje Edam, in de baai van Batavia gelegen, wordt aangetroffen. Deze laatste feiten zijn te meer opmerkelijk, daar ScHLEGEL voorgelicht door de resultaten der onderzoekingen van al onze vroegere natuurvorschers de Pitta cyanura als eenige soort beschrijft, die van Java bekend is. De beschrijving van het op 24 Juni bemachtigde exemplaar is als volgt: Kop en hals zwart. Evenzoo de slagpennen der 1° en 2° orde benevens de staartpennen. Deze laatsten hebben van boven flauwgroenblauwe zoomen. Nek, mantel en voorste deel van den rug groen met olijf- kleurige tint. Achterrug en stuit helglanzend lichtblauw: — Gg, зені m í 215 Bovenste staartdekvederen zwart met fijne blauwachtige dwars- bandjes en dito uiteinden. Borst en flanken lichtgroen: hier en daar bestaan nog kaneelkleurige vederen als restanten van het eerste kleed. Tibiae vuil-okerkleurig bevederd. Buik helder-vleeschkleurig met spaarzame ponceauroode alleen staande vederen. Onderste staartdekvederen licht-ponceaurood. Kleine buitenste vleugeldekvederen lichtblauw als de stuit: de middelste groen: hier en daar bestaat nog een hartvormige witte vlek van het eerste kleed: de groote, welke het meest nabij den romp ingeplant zijn, doen zich fraai groen voor en de buitenste zwart met flauwblauwe randen. Slagpennen der 5° orde grootendeels olijfgroen. Die der 1° orde vertoonen een breeden witten dwarsband. Bek zwart. Iris donker-vanDijckbruin. Pooten vuilpaarschkleurig getint. Maaginhoud: insecten. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten . i ; à à š .. 0.230 M. Idem zonder deze . : у à М à . 00,120 с Staartlengte à 2 0.052 » De samengevoegde КАЛИТА 9 Зена шін het uiteinde van den eenigszins benedenwaarts gerichten staart. Vlucht . i à у ; { ; . 0.550 » о оао Lengte der mondopening . . . . . 0.024 > Culmen rostri. А : : РУ . 0.020 » Mondwijdte . ; А тое Hoogte van den bek aan de kas "cn m Tarsus . ; ar ° ; . 0.058 » Middeltoon met e i ; с г ; . 0.028 » Achtertoon met nagel . ? š à ; . 0.019 216 CALOBATES BISTRIGATA (RAFFL) Ф Ing: naam: Limdjana. Vrouwelijk individu geschoten langs de sawah galangans in kampong Menteng. De zijden van den hals en verder alle bovendeelen tot aan de stuit grijs gekleurd; het donkerst op den kop, waar echter geelachtige groene tinten flauw door het grijs heenschemeren. Teugels donkergrijs, wangen als de zijden van den hals. Langs weerszijden van den bovenkop loopt een flauwgeel getinte heldere streep boven de oogen. Kin en keel wit, dat flauwgeel getint is. ы De borst en alle verdere onderdeelen licht citroengeel еп wel het sterkst op de onderste staartdekvederen. Stuit en bovenste staartdekvederen olijfgroen, enkele zijdelingsche vederen citroengeel. De vederen van den romp zijn zwart aan hunne basis. De slagpennen met. hare groote dekvederen zijn donker- bistre gekleurd. Evenzoo de kleine vleugeldekvedertjes, die bovendien grijze boorden vertoonen. Schoudervederen grijs. De meest binnenwaarts ingeplante slagpennen der 2° orde zijn puntig eindigend en verlengd. Пе 1° slagpen is de langste. Bij de 5% begint een witte dwarsband over de basis der slagpennen, welke bij die den te" orde alleen de binnenvlag, doch bij de overige de geheele breedte van den veder betreft. Bij den toegevouwen vleugel is deze band nauwelijks merkbaar, bij den uitge- spreiden vleugel daarentegen vertoont hij zich over een smal ` gedeelte aan de grens der groote dekvederen. Uitgezonderd dit wit is de binnenvlakte van den vleugel grijs. De grooteren der binnenste vleugeldekvederen zijn wit de overigen zijn grijs en eindigen harig. drie paren buitenste staartpennen zijn wit, ook wat betreft de uiteinden harer schachten; de zeer smalle buiten- vlag van het 2° еп 5° paar evenwel is vaalzwart. Dezelfde kleur hebben de overige 6 staartpennen. | | | | — 217 De bek is donkerhoornkleurig, zijne randen echter zijn even als de pooten en nagels grauwvleeschkleurig getint: Iris donker-vanDijckbruin. Maaginhoud: kleine insecten en aarde. MENDE ТИШИ ` e, te obd рухы.» Аш ono bil. waarvan de staart . n = . 0.091 » Afstand tusschen het tande van Se samenge- voegde vleugels en dat van den staart . . . 0.065 > Vlucht . А Š ; , i 4 : ri ARO я тамаша; 7 x ruo b nuo de ЖЕШ» Lengte van den bek . ER А N . 0.017 » Culmen rostri. i қ $ NA FORME Hoogte van den bek aan de ке 4 қ . 0.005 > clu M M M MM RER da ы. OE Tarsus . : г > Ка . 00.20 » Middeltoon met ge à Ў З : А . 0.015 » Nagel van den achtertoon . . . . . 0.006 » STURNOPASTOR JALLA (HORS) 5 xv: vaan: Djalak soeren. Mannelijk individu, gevangen 27 Mei 1885 op het Koningsplein. Kop, nek, hals en krop zwart met flauwgroenen weêr- schijn. Voorhoofdsvederen bruin, puntig en verlengd. . Bovenste teugelvederen geelachtig-wit, wangvederen eveneens. _Onderst deel van de teugels, zoomede de streek om het oog en boyen het oor naakt, gerimpeld en oranjekleurig. Iris napelschgeel. Bek wit met flauwgele tint. Mantel en rug umberkleurig. Stuit wit. Bovenste staartdekvederen zwart. Behoudens het bovenvermelde zijn alle onderdeelen zoomede de flanken wit. Schoudervederen donkerumberkleurig met witte buiten- vanden. Kleine vleugeldekvederen, vleugelrand en de vedertjes onder de alula zuiver wit. 218 Slagpennen zwart. Binnenste vleugeldekvederen wit. Scheen- vederen. wit aan den buitenkant bistrekleurig. Staartpennen zwart. Pooten napelschgeel met lichthoornkleurige nagels. Maaginhoud: geel vruchtvleesch en aardwormen. Totale lengte . 4 қ . 0.228 М. waarvan de staart. : . 0.069 » Afstand tusschen het deinde - samengevoegde vleugels en dat van den staart . i a . 0099-5 Үшем. А А - е : : . 0.590 » Vleugellengte . н А š 4 : . 043184 Lengte der mondopening . : N . 0.056 » Lulmen rostri |. à e : . 0.029 » Hoogte van den bek aan Е bod 3 к . 0.009 » Mondwijdte : А ; : à . 0.014 » Tarsus . ; : à . 0.054 » Middeltoon met m" = > ұз D ж MUNIA MAJA (L) Q Ix: vaan: Bondol. De vogels, die tot deze soort behooren, worden even als de volgende, waarmede zij in even grooten getale voorkomen, door de Europeanen »nonnetjes” genoemd. Beide soorten kenmerken zich door de witte koppen, die scherp afsteken tegen de donkere bekleeding. (7) De bondols worden bijna dagelijks even als de glatiks, ргігіз en pekings bij honderden door de vogelhandelaren te koop aangeboden. () Eenige jaren geleden werd hier te Batavia een proef genomen ten doel hebbende voor de infanterie een doelmatiger hoofdbedekking te vinden. De keus was gevallen op de Engelsch-Indische helmhoeden en een tijd lang was een hier ter plaatse in garnizoen liggend bataillon van die witte hoeden voorzien. Reeds na de eerste militaire promenade, die dat bataillon deed, werden de manschappen door de Batavianen »bondols” genoemd. RE 219 In het wild treft men ze in glagahwildernissen nabij sawahs dikwerf aan. Zij worden dan ’s nachts even als de andere genoemde soorten door middel van werpnetten gevangen, nadat men hunne rustplaats ontdekt heeft. Vrouwelijk individu, geschoten 2 Maart 1884 nabij Antjol. Kop wit, in dier voege, dat alleen het voorhoofd , de streek van het oog en om den mondhoek benevens de kin helderwit zijn, terwijl het overige gedeelte een bruinachtig grijze tint heeft, die geleidelijk in de kleuren van de aangrenzende deelen overgaat. De borst, buik en onderste staartdekvederen zijn bij den vogel in volkomen vederkleed pikzwart en de krop min of meer vanDijckbruin, terwijl de overige “gedeelten van den romp donkerbruin zijn. De vederen van den stuit en de bovenste — staartdekvederen zijn donkerder bruin van tint en zeer glanzend. De staartpennen zijn even als de slagpennen donkersepiakleurig, en het middelste paar heeft glanzende roodbruine harige randzoomen. Iris bruinzwart. Bek licht- en pooten donkerloodkleurig. Maaginhoud: paddikorrels en zaden. Totale lengte . Ў Š |. : : . 0.119 M. waarvan de staart i ОЕ г» Afstand tusschen het atando ы кал ls vleugelpunten en dat van den staart. š -0.027 >» Vlucht . ; : ! à : . 0.184 > Vleugellengte . Е CEREREM TE Lengte der mondopening . ; š ; . 0.011 » Culmen rostri . 1 2, BR. Hoogte van den bek aan k basis : : . 0.008 » Tarsus . ; a ; Р . 0017. > Middeltoon met pom ; ; 4 А . 0.018 » MUNIA FERRUGINOSA (L.) Ist: vaan: Bondol, Deze andere bondol is fraaier dan de voorgaande doch gelijkt er 220 veel op, maar is ор het eerste gezicht er van reeds te onderschei- den door den geheel helderwitten kop, waarvan de kleuren niet geleidelijk in die van de omringende deelen overgaan maar daar scherp tegenafsteken. Het bruin van de rompvederen is veel Hektar en gelijkt op helderkastanjebruin. De kleur van de glanzende stuit- vederen en van den staart komen in beiden overeen maar het zwart der onderdeelen is ‘bij de M. ferruginosa veel meer uitgebreid en strekt zich tot de onderkaak uit. Alleen ter hoogte van de borst reikt het helderbruin der flanken aan weerskanten: met een dwarsband naar voren zonder dat het zich met elkander vereenigt. Bek, iris, pooten en maaginhoud als bij Мита maja. Afmetingen van een gekocht exemplaar van het mannelijk geslacht. Totale lengte . ur : . 0.110 М. waarvan de staart А у | { . 0.055 » Afstand tusschen het uiteinde i i cR vleugelpunten en dat van den staart . : . 0.098 >» Үшем. 4 : 2 | қ . 0.165 » - Vleugellengte . 2 4 : : . 0.050 » Lengte der mondopening . А „ 100187 Culmen rostri . d ; А . 0.012 »- Hoogte van den bek aan de T : A 00908 5 Tarsus . : š А ; . 0017.5 Middeltoon met pum i | i ? IE MUNIA ATRICAPILLA (МЕЦ) © Ist: vaan: Bondol itam. Eene kleine aardige Munia die slechts zeer zelden in Batavia’s omstreken te vinden is. Daarentegen zag ik haar ter hoofd- plaats Bandjermasin in 1871 zeer algemeen. Reichenbach geeft op plaat XIV van zijne Canores exotici een zeer voldoende afbeelding dezer soort, onder den naam уап Munia sinensis Rous. waarbij ik echter opmerk, dat de Өз den er ET 221 javaansche exemplaren geene zwarte onderste staartdekvederen hebben maar dat het bruin der onderste bekleedselen op deze deelen en de onderbuiksvederen een zwartachtige tint aanneemt, zoodat op deze variëteit zijne diagnose van de M. rubronigra Норвѕох toepasselijk is. — Vrouwelijk individu, gevangen nabij Rawa-rottan 12 Dec. 1885. Uitgezonderd de kop, hals en krop, die pikzwart zijn, is het geheele vogeltje bruin gekleurd. Dit bruin echter komt in 4 verschillende nuancen uit. Nek, mantel, rug, vleugels, flanken еп borst, zoomede de staartvederen zijn leverbruin, verschillend getint naar gelang van de plaatsen, (zoo zijn de slag- еп staartpennen het donkerst De stuit is rood- bruin, overeenkomende met de kleur van roode oker en de bovenste staartdekvederen met de harige rand- zoomen der middelste staartpennen zijn lichtokergeel. Ор het midden van de horst nemen de vederen een donkerder tint aan, die naar achteren gfândeweg sterker wordt, zoodat de buik en onderste staartdekvederen zich zwartachtig-bruin voordoen. Binnenste vleugeldekvederen isabellakleurig met een rijtje bruine vedertjes aan den vleugelrand. De vederen van den romp hebben een аа basis. Bek en pooten loodblauw. ` Iris bruinzwart. Maaginhoud: kleine zaden van gramineén en eyperaceen. Totale lengte . ; : : : . 0:107. M. Waarvan de staart . . . 0.052 » Afstand tusschen het dende ы N vleugelpunten en dat van den staart . — . . 0.022 » Vlucht . 2 а . : : ee A 1 » шаре... Ge t. AMONT » Lengte van de на Kou sr. MERE 0.011 » Culmen rostri. Hoogte van den bek aan de basis E Е Wijdte der mondopening . 0.008 > 222 Tarsus . . uc LL СИМ ' Middeltoon met em ҒА ат АМБ Achtertoon met nagel . . . . . . 0.016 » PADDA ORYZIVORA (L) © Inr: NAAM: Glatik. Wordt ten allen tijde bij honderden te Batavia langs de straten rondgevent en evenals de meeste andere amadina's 's avonds met werpnetten gevangen, wanneer zij zich tot _ groote gezelschappen vereenigd in de alang-alang-wildernissen ler ruste begeven. Vrouwelijk individu, gevangen bij Soenthar November 1885. Kop en keel glanzend zwart. Wangen wit; ooglidranden karmozijnrood. Alle bovenste bekleedselen uitgezonderd de bovenste staartdekvederen, die zwart zijn, fijn aschgrijs. Slag- pennen donkerder getint met grauwe buitenvlaggen en muis- vale binnenvlaggen. Binnenste vleugeldekvederen flauw wijn- kleurig getint. Zijden van den-hals en krop, als de mantel, aschgrijs. Flanken, buik, scheenen en onderste staartdekvederen flauw paarsch-wijnkleurig, het meest geprononceerd naar voren, het lichtst naar achteren, zoodat de verst uitstekende onderste staartdekvederen bijna wit zijn. Staartpennen zwart. Pooten flauw getint met dezelfde kleur als de buik. Bovenste en achterste gedeelten van den krachtigen bek fraai karmozijnrood, dat op de randen en de punt geleidelijk in wit overgaat. Na den dood gaat deze kleur, even als bij den Oriolus indicus, in paarsch over, als zijnde afhankelijk van den - bloedsomloop. Maaginhoud: rijstkorrels. Тк dede c ст waarvan de staart . . 000" _ Afstand tusschen het йер dor а vleugelpunten en dat van den staart | К . 0.033 = Vlucht . А | | à : 1 2022” | i - 225 Vleugellengte . { ь со. C vw Lengte der nenn. i . 0.015 » Culmen rostri . : А . 0.015 » Hoogte van den bek aan 2 basis 4 . 0.012 > Mondwijdte — . В А ; қ ‚„ ФО.» Tarsus . | : : : . 0.019 » Middeltoon met uer : 0.020 > De glatik is een der vogels "due in grooten eh naar Europa uitgevoerd worden. Daarentegen worden uit China tegen hooge prijzen albino- variëteiten ingevoerd, die als kamer of veranda-vogels gewild zijn. Deze albino's onderscheiden zich van de gewone rijst- vogels doordien zij een zacht kweelenden zang bezitten en in gevangen staat gemakkelijk voortteelen. Als eene hooge zeldzaamheid gelden die glatiks, welke geen witte wangen vertoonen, doch die een effen zwarten kop en nek bezitten. Hoewel Ветснехвасн dergelijke exemplaren reeds gekend heeft, daar hij in »Die Singvögel” op pag. 42 deze vogels behandelend zegt: »Angeblich sollen Weibchen "keine Weissen wangen, sondern schwarze haben, die Jungen »häben dieselben schwarz oder braun," zoo is zijne voor- onderstelling onjuist. Zoowel volwassen mannetjes als wijfjes kunnen bij hooge uitzondering zwarte wangen vertoonen, gelijk mij gebleken is bij een vangst die eenige maanden geleden de Н.Н. Wonner alhier gedaan hebben, toen zich op een volière, bevolkt met gewone rijstvogels, 's avonds eenige exemplaren met zwarte koppen van buiten komend tot slapen nederzetten. Bij eenige dier vogels waren de Wangen zwart en wit gevlekt, terwijl andere volkomen zwarte wangen bezaten. Ik beschouw deze afwijking als partieel melanismus. 994 LONCHURA UNDULATA, (MULL.) 5 Inr: yaam: Peking. Zeer algemeen in Вала’; omstreken. Mannelijk individu, geschoten bij Pekapoeran 12 December 1885. Kop, nek, mantel en bovenste vleugeldekvederen met bruine vederen bedekt, die lichtbruine schachtjes hebben. Kin donker- bruin, vederen van den achterrug grijsachtighruin , terwijl iedere veder behalve een licht randzoompje een witachtige halve maan aan het uiteinde vertoont. voorste rugvederen met donkere fijne dwarsbandeletjes en aan het uiteinde een witte stip aan de schacht. Vederen van krop, borst en flanken donkerbruin mel witte harige eindzoompjes en twee achter elkander geplaatste witte ronde vlekken. Dit komt het duidelijkst uit op de flanken. Bij de borstvederen loopen die twee witte vlekken in elkaar, waardoor hun kleur predomineert en het donkerbruin tot een rand beperkt wordt. Bij die van den krop, waar het bruin meer naar het roestkleurige trekt, is het wit weder weinig in °t oogvallend. Buikvederen vuilwit met flauwroestkleu- rige tint. Onderste staartdekvederen witachtig van overlang- sche donkere streepjes voorzien. Slagpennen bistrekleurig met sepiakleurige buitenranden. Binnenste vleugeldekvederen flauw isabellakleurig. Staartpennen umberkleurig, fijne gemoireerde dwarsbandeltjes vertoonend. Iris kastanjebruin. Maaginhoud: zaden van Cyperaceén еп айй Totale lengte . p 4 . 0.114 M. waarvan de staart. : . 0.057 > Afstand tusschen het ийнар dir кабйр vleugelpunten en dat van den staart . : . 003r > ‚УЕ. : 3 к : р ; . 0.168 Vleugellengte . 5 А A ; . 0.049 Lengte der OC 4 à А . 0.009 Culmen rostri . Ў : e . 0.010 Hoogte van den bek aan М Basie d ; . 0.009 Mondwijdte - x ^ 3 : ^ . 0.007 —— - Tarsus А я М : 0.0f4 M. 'Middeltoon met nat А : МЕ M . 0.018 » PTILOPUS MELANOCEPHALUS (GM) Ó Ім,: vaan: Katik. Zeldzaam іп Batavia’s omstreken. 5 Mannelijk individu, geschoten іп het bosch nabij Kapok op 19 Augustus 1884. Bovenste bekleedselen, uitgezonderd de kop, heldergeel- achtig groen, staartvederen bovendien eenigszins met goudglans. De vleugeldekvederen en buitenvlaggen der slagpennen eveneens maar bovendien van een smal geel buitenrandje voorzien ; overig gedeelte der slagpennen donkergrijs. Flanken en onderste hekleedselen papagaaigroen. Binnenvlakte der vleugels lichtgrijs mel groene dekvederen, die geel gezoomd zijn. Achterbuik en voorste bundel der onderste staartdekvederen chromaatgeel; achterste deel derzelfde vederen fraai purperrood. Kop en hals lichtgrijs, Op het: achterhoofd een groote zwarte vlek: kin en strot lichtgeel. Ooglidranden lichtgeel. Iris driekleurig: met lichtgelen buiten-, pups eu midden- en lichtgrijzen binnenrand. Bek groengeel. Tarsi bijna tot aan den voetwortel bevederd en even als de киш wijnrood. gekleurd. Nagels zwart. ` Maaginhoud: roode besvormige vruchten en үй: Totale lengte 0.224 M. Waarvan de staart. 0.068 » Afstand tusschen de vene КЕНЕНІ еп het niteinde van den staart . 0.059 >» Vlucht 0.540 » Vleugellengte 0.107 > Mondlengte 0.021 » daten. rostri . š к . 0.015 М. Hoogte van den id aan " jan pc 2 . 0.007 » Mondwijdte 0.010 » Farsus ~. қ қ н ы 0.018 > Middeltoon met ES? SEN à LITE КЫЯ CARPOPHAGA AENEA () (L) © INL: NAAM: Pérgum. Vrouwelijk individu, geschoten den 28 October 1885 in het woud nabij Kapok (Tangerangsche weg). De kop, hals en onderste deelen zijn helderblauwachtig grijs; kop еп borst tevens met een flauwwijnroode tint gemengd. Пе onderste staartdekvederen zijn kastanjebruin. Alle bovendeelen (uitgezonderd de vroeger genoemde) donker gekleurd met donkergroenen en koperkleurigen metaalglans, de laatste vooral op den mantel en de bovenste vleugeldek- vederen. Binnenste vleugeldekvederen helderaschgrijs. . Staart- vederen als de slagpennen dofzwart met ` metaalgroenen weêrschijn: ondervlakte van de enn met een kastanje- bruine tint gemengd. Achterste deel van den bek donkerloodkleurig , voorste gedeelte liehtloodblauw. Het gedeelte van den snavelrug ter hoogte van de neusgaten heeft een wijnroode tint. De tarsi zijn van boven gedeeltelijk bevederd. Iris donkerrood, oogleden en pooten wijnrood. Nagels’ lichtloodblauw. Maaginhoud: rosé vruchtvleesch en pitjes, afkomstig van eel! ficus-soort. Totale lengte . . | . 0.400 M. waarvan de staart. š { , 045% Afstand tusschen het steld der samengovoegde vleugelpunten en dat van den staart . Е 0.065 > C) Ву de verwarring, die er onder de nomenclatuur der vogels van dezen naam heerscht, heb ik die van Scureeer gevolgd. Vleugellengte . ; а { . 0.229 М. Vlucht le А Я 0.710 >» Lengte van de mondopening . . . . 0.055 > Culmen rostri . e Š ў ) . 0.024 » Hoogte van den bek aan de basis . . . 0.007 > г en Tarsus . қ 2 ў : š 2020. 0.098 » Middeltoon met nagel. . 0.045 » TURTUR BITORQUATUS (6. В. GRAY.) © (dvo: хлам: Deroek. Vrouwelijk individu , geschoten 2 November 1883 te Tandjong Priok. kop, nek, hals en krop. grijs met wijnroode tint. Bovenkop aschgrijs bijna in witgrijs overgaand op het voorhoofd. Kin ` witachtig; achter in den nek bestaat een smalle dwarsband van zwarte vederen van boven door een wit randje begrensd. Naakte huid om het oog en mondhoek wijnrood. Mantel, rug, bovenste staartdekvederen en buitenste kleine vleugeldekvederen grijs met voorheerschend bruine tint. Flanken en binnenste vleugeldekvederen blauwgrijs. Borst grijs З met flauw-wijnrooden tint, buik en onderste staartdekvederen wit. Slagpennen rosachtig zwart, de meer binnenwaarts ingeplante als met grijs bepoederd. Een gedeelte der kleine vleugeldekvederen aan den vleugelrand en de groote vleugel- ` dekvederen van de slagpennen der 2° orde helderblauwgrijs. Het middelste paar staartpennen grijsbruin. Van de overigen is de onderste helft zwart, de bovenste helft grijs. Bij het uiterste paar breidt zich het grijs over de buitenvlag naar beneden uit. Vooral aan den onderkant van den staart is die kleursverdeeling in het oog loopend. Bek en nagels zwart. . lris oranje. 228 Pooten helderwijnrood. Maaginhoud : SE Totale lengte . . i ) ' ; . 0.294 M. waarvan den staart. — . , 0,120. > Afstand tusschen het uiteinde РИ samengevoegde vleugelpunten en dat van den staart o .. 0.069 » BEE a en ee у . Vleugellengte . | f қ i . 0430 > Lengte der mondopening . : : à . 0.025 » Culmen rostri . ң б ‚ 0047» Hoogte van den bek aan i йаа қ 1 „ 0.005 » Mondwijdte М { TER ANS и Tarsus... e d А š . 0.024 > Middeltoon met p «ойы ; а, ИЕСИ TURTUR TIGRINUS (SCHLEGEL.) Inn: халм: Tikoekoer. Een der meest algemeene javaansche tortelduiven, die veel , in kooien gehouden wordt. Vrouwelijk individu, geschoten 7 Maart 1884 boven Mene Cornelis. . Кор lichtaschgrijs, dat ор de kruin, het achterhoofd, den ` пек en de wangen met een waas van wijnkleur bedeeld is. Kin witachtig, zijden van de hals, krop en borst benevens het voorste gedeelte der flanken paarsachtiggrijs ; overige onder- deelen, met inbegrip der staartdekvederen, wit met okergele tint. Onder den nek bevindt zich een breede gordel die ter weêrszijden van den hals reikt en uit zwarte vederen bestaat, die aan hun uiteinden in twee lobben gesplitst zijn , welke in spierwitte vlekken eindigen, wat betreft de meer van voren ingeplante vederen, en wat betreft de dichter bij den mantel voorkomen- de, in rosachtig grijze vlekken. Bovenste vleugeldekvederen en ' vederen van den bovenromp rosachtiggrijs met zwarte overlang- sche schaftvlekken aan hun uiteinden. Die vlekken zijn het minst ontwikkeld op den rug en de stuit en het sterkst op de vleugel- 229 dekvederen. De dekvederen nabij den vangen. zijn lichtgrijs bij het witte af. Alula en slagpennen effen rosachtig-zwart, zoodanig dat bij die der 5% orde de rosachtige tint overheerschend is. De voorste rij der binnenste vleugeldekvederen is blauwgrijs. met donkere schaftvlekjes, de daarop volgende effengrijs en de achterste rij is zwart. De beide middelste staartpennen, die de langste zijn, hebben een kleur, welke.met die van den hovenromp óvereenkomt , de overige zijn grootendeels zwart: de 4 buitenste paren bovendien voor hun achterste vierde gedeelte wit. Dit wit is het helderst bij het uiterste paar en y grijawit bij het 4° paar. Bek zwart. Iris zalmkleurig. Pooten wijnrood, nagels zwart. Maaginhoud: paddiekorrels en vruchten van //еш6 manis. _ Totale lengte . . 0.505 М. Waarvan de staart a "n че SS Afstand tusschen het ande = samengevoegde vleugelpunten en dat van den staart . : 550.008 » Vlucht : í etis е ; : . 0.420 » Vleugellengte 0.159 » Mondlengte 0.022 » Culmen rostri 0.017 > Hoogte van den kek a aan ds "^ се ша ос E э Mond wijdte 0.006 > Tarsus 0.025 > Middeltoon met -— 0.029 » GEOPELIA STRIATA (G.R.GRAY) © е INL: NAAM: Perkoetoet. Zeer algemeen, over geheel Java verspreid. De meest gelief- koosde kooivogel der inlanders. Vrouwelijk individu, geschoten in een klappertuin bij Pekapoeran den 12 December 1885. 250 Alle bovendeelen bruinachtiggrijs, min of meer umberkleurig. De vederen van den bovenkop alleen effen, de anderen met zwarte dwarsbanden aan hun uiteinde , die van den nek bovendien met afwisselend lichte en donkere dwarsstrepen. Vederen van het voorhoofd, de kin en keel lichtblauwgrijs ; naakte huid aan de basis van den bek en om het oog helder-. lichtblauw : wangen rosachtig-grijs. De vederen terzijde van den hals, van de borst en van de flanken van fijne witte en zwarte dwarsbandjes voorzien , die naar voren dicht op elkaàr staan en naar achter breeder worden, maar tevens aan intensiteit der kleur verliezen. Middelste gedeelte van krop en borst paarsachtig-grijs , dat naar achteren geleidelijk overgaat in het geelachtig-wit van den buik en de onderste 'staartdekvederen. De buitenste vleugeldekvederen zijn lichter getint, maar komen overigens ‘in kleuren teekening met die van den rug overeen.. Slagpennen .vaalzwartachtig. Het voorgedeelte der binnenylaggen heeft een fraaie lichtroodbruine kleur. Kleine binnenste vleugeldekvederen lichtbruin met donkere dwarsbandjes, de groote effengrijs. Staart wigvormig toegespitst. De middelste staartpennen bruinachtigvaalgrijs als de rug, de overige zwart met bruin- grijzen buitenrand. De vier buitenste paren hebben witte ші- einden, Dit wit heeft de grootste uitbreiding bij het uiterste paar en betreft voor het 4° paar alleen de punt. Maaginhoud: zaden en rijstkorrels. Bek loodblauw. Iris helderblauw. Pooten paarsachtig. Totale lengte . d ; : i d . 0.210 M. Staart Я ў e 4 m s ..0.00& 3 Afstand tusschen het uiteinde der samengevoegde vleugelpunten en dat van den staart Vucht- 2 2 Vleugellengte . D ` D D Mondlengte š : : г EE . 0.017 М. Culmen rostri . А « . 0.014 » Hoogte van den jak: aan ie ludis š cua ЧОО s Mondwijdte Р : ; : š : . 0.006 » Tarsus . А i : З . 0.019 ; Middeltoon met жей: u e DA . GALLUS VARIUS (SHAW) Q Isi: vaan: Ajam oetan. Wordt nogal veelvuldig aangetroffen in de bosschen nabij Papangan en Soenthar, zoo mede in dat van Kapok. Vrouwelijk individu, gestrikt in het bosch bij Soenthar 19 Januari 1884. | X i Alle vederen der bovenste bekleedselen van den romp zwart met rosachtige harige boorden en een of meer naar achteren in het midden puntig uitloopende rosse dwarsbandeletten De schaft is ter hoogte van deze laatsten licht gekleurd, terwijl over het zwart, dat op den romp overheerschend is, een groene metaalgloed ligt. Op den kop еп den nek verdwijnt het zwart van lieverlede еп maakt plaats voor sepiakleurig bruin, terwijl het zwart zich alleen langs de zijden van den hals tot eenige diffuse donkere dwarsbandjes op de vederen beperkt. Wenbrauwstreek en streek om het oog, benevens het voorste gedeelte van de wang , lichtrosachtig getint. Keel wit. Hals, krop "en borstvederen lichtbruinachtig met heldere schaften en zwartachtige boorden. Buikvederen en voorvlakte van de schenen egaal rosachtig: achterste deel der flanken en onderste staartdekvederen rosachtigzwart met lichte rosachtige dwarsbanden. De: staart wordt daksgewijs gevouwen gedragen en komt in dwarse doorsnede met een /\ overeen. 252 Hare vederen zijn zwart met groenen metaalglans en lichte rosachtige dwarsbanden of dwarsvlekken aan de buiten- vlaggen, terwijl zij bovendien in rosachtige zoomen eindigen. Alleen de zeer ontwikkelde alula, de slagpennen der 1° orde en hunne groote dekvederen zijn donkerbistrekleurig. De overigen zijn zwart met rosachtige heldere soms S-vormig gekromde dwarsbanden. Dit geldt voor zoo verre de veder bij den toegevouwen ‘vleugel zichtbaar is en is dus voor de slagpennen der 2° orde alleen tot de buitenvlaggen beperkt. De overige buitenste vleugeldekvederen komen in kleur en teekening met de bovenste rompvederen overeen. Bovenkaak donkerhoornkleurig. Onderkaak lichter met gele tint aan de basis. BAS Iris grijsgeel. Tarsi blauwachtig wit, dat op de toonen geleidelijk in hoornkleur overgaat. Maaginhoud : zaden en insecten. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten . : 2. 0.500 M. Idem zonder deze. ; А қ . 0.450 » waarvan de staart ` 2% 0120ж Afstand tnsschen het е ru ЖЕЙТІНІ? vleugelpunten en dat van den staart : „г 10:4 о т. Vleugellengte : ; ; . 0.180 » Lengte der кеййр ` e 0.027 » Culmen rostri tot achter den ыйанан he 0.052 >» Hoogte van den bek aan de basis . à . (0.010 .» Mondwijdte . š š à à : . 0.015 » Tarsus ; i : Е . 0.064 » Middeltoon met nagel . > ; . 0.050 » Achtertoon met nagel . 0.020 » Op 1 centimeter boven de рибо я van CH achtertoon bevindt zieh aan den binnenkant van den tarsus een denker gekleurde kleine zwartachtige verhevenheid, als rudiment van een spoor. 255 ARDEA TYPHON (TENUN.) 5 Іхһ: vaan: Tjangak. . Komt zeldzaam voor. Mannelijk individu, geschoten 2 No- vember 1885 nabij Antjol. А Het geheele vederkleed is aschgrijs. Пе: Кіп echter wit , dat geleidelijk in de aangrenzende kleur overgaat. De verlengde kuifvederen eindigen puntig en vertoonen langs de schaft een overlangsche rij fijne licht gekleurde stippeltjes. . De verlengde vederen van den krop en van den achterrug zijn lichtgrijs, zoo ook de verlengde schoudervederen, alwaar de lichte tint beperkt is tot de binnenvlag en het uiteinde. * Bek zwart met lichtvleeschkleurigen onderrand aan de onderkaak. Er bestaat aan weérszijden aan den hoek van de onderkaak een flauwgele vlek. Pooten zwart. | Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten . . 1.545 M. Idem zonder deze. ; | А 1 ‚1110 » Staart. А | : : ; i . 0.164 » Vlucht. ; i | . 1.540 » Veugellengte. °. ме . 0.440 » Lengte der mondopening : : : .. DIE: Culmen говігі š i | ERF > Hoogte van den bek aan de kas | А „ 0.050 » Mondwijdte . š i . 0.025 » Naakt gedeelte van de EZ қ i .' 0079 » . Tarsus ? | i . 04199 » Middeltoon met йді š ; : : . 0404 » ARDEA PURPUREA [L] © Isı: vaan: Tjangak. Vrouwelijk individu , geschoten 14 Augustus 1884 nabij P ekapoeran. Bovenkop, nek, een streep, die van den mondhoek teizijde 254 langs den hals nederdaalt, en de romp van onderen zwart. Kin wit; oor- en wangstreek rosachtig. Hals roodbruin , vederen van den krop zeer verlengd, scherp puntig eindigend. Hun punt en het grootste gedeelte van hun buitenvlag is wit of rosachtig getint, de binnenvlag donkergrijs. De zijden van den romp zijn aschgrijs, maar tusschen deze kleur en het zwart van den buik komen bruinroode vederen voor. De schenkelvederen zijn roestkleurig. Bovendeelen van den romp grijs. De fraaie ко egretten zijn helderroodbruin maar enkelen, die door de anderen bedekt worden, bezitten een helderaschgrijze kleur. Op de schouders is een kastanjebruine vlek. De vederen van, den vleugelrand en onder de alula zijn lichtroodbruin. Overigens zijn de buitenste vleugeldekvederen grijs, waarover een rosachtige tint ligt. Slagpennen der 2° orde donkergrijs, die der 5° orde als de rug gekleurd. Binnenste vleugeldek- vederen roodbruin; staartpennen donkergrijs. Bek donkeroranje-achtig geel, langs den bovenkant zwart- achtig. Naakte huid om de oogen bleekgroenachtig geel. Iris geel. Maaginhoud: visschen en kikvorschen. ‚Pooten : donkergrijsachtigbruin. | De sterk ontwikkelde nagels zijn zwart. Afmetingen van het opgezette individu. Staart. : ; қ ‚ 01223 M. Vleugellengte e T ; 22-0 т Lengte der mondopening à , 0155 Culmen rostri ; ; : . 0129 * Hoogte van den bek aan de hie i . 0040» Mondwijdte . ; Е Ў . 0.020 » Naakt gedeelte van | de Se? GO Tarsus < : à | 0440 Middeltoon кык en ы 22010 Achtertoon . A s . 0.05 r Hem met nagel .' . : ; ` О eine CoO c kin 955 HERODIAS GARZETTA [L] Ó ` Isr: хллам: Koendoel. Is vrij veelvuldig in de sawahs rondom Batavia. Onderstaande beschrijving is naar een bijna volwassen individu, waarvan de karakteristieke twee draadvormig verlengde achterhoofdsvederen nog niet ontwikkeld zijn, die, volgens SCHLEGEL, eene lengte van 15.5 tot 17.5 centimeter kunnen bereiken. ° In grootte staat hij bij de Herodias UNS en H. egretta , (de overige effenwitte sawah-reigers) ten achteren. De bek is fijner dan van de andere pasgenoemde soorten en zwart van kleur. De washuid aan de basis van den bek groenachtiggeel, evenzoo het onderste 2/5 gedeelte der onder- kaak, welker randen over de geheele lengte zwart zijn. Iris napelsch geel. Het geheele vederkleed is effen zuiverwit. De vederen van den krop eindigen puntig en zijn verlengd. Pooten en nagels zwart, voetzolen groenachtig-okergeel. Een der toonen evenzoo. Maaginhoud: vischjes. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten 2 ӨЛІГЕ; Afstand tusschen de sut van dm bek en het uiteinde der panache . 1 ; 4 Ein e Staartlengte — . . 0.095 » De vleugels reiken over мә staart kasa tot een lengte van . 3 3 š у Š ў . 0.020 » Vlucht . А š 4 4 Š e . 0.960 » о, ы os 27088. s BEEN cu „5 x^ CUM ç Culmen rostri . i£ c. KU = Hoogte van den bek aan м basis . 0.014 » Mondwijdte — . px 7. ә Naakt gedeelte van ds Bd. сс EE > Lë EA er) Tarsus ^. А қ à Ў . 0.098 М. Middeltoon а Gast Е : UE . 0.061 » Idem met dezen s d j à 5 . 0.070 » Achtertoon Ў Р : š қ i . 0.042 » BUBULCUS COROMANDUS [8000.] Ó IN: vaan: Koendoel. Wordt veelvuldig op en naast grazende kudden waargenomen, om op de aardwormen te azen, die de buffels, door hun zwaren tred, uit de aarde doen te voorschijn komen. Mannelijk individu, g geschoten 4 Februari 1884 buiten Gang Chaulan. Kop, nek en hals helderkaneelkleurig; het wit van de ` basis der vederen. welke die deelen bedekken , schemert door deze kleur heen. De egretten en een kleine plek in het. midden van den mantel zijn eveneens kaneelkleurig doch met min of meer grijze tint. Overigens is het vederkleed effenwit. Bek geel. Iris zwavelgeel. Pooten van onderen donkerbruin, van hoven vuilgeel. Maaginhoud: vischjes en aardwormen. Afmetingen van een opgezet exemplaar. Afstand tusschen de punt van den bek en het uiteinde van den staart. 5 š : 4 . 0.480 M. ‚ Staartlengte 5 Й NUN З xo. OA Mene у су у о. сз. ODD Lengte der mondopening . i А ; O00. * Culmen rostri . ~. : " . 0.058 Hoogte van den bek aan k bin х i . 0.015 Mond wijdte : : 5 ` i , 50:018 Naakt gedeelte van de dod і i ; . 0.044 Tarsus . : ` : ; ^ Г . 0.080 ENE ete iT ER “ККЕ - be c1 —1 Middeltoon met nagel . 2 š ah . 0.070 M. Achtertoon met nagel . š Sra à . 0.047 > ARDEOLA SPECIOSA ([SCHLEG.| © Ist: vaan: Blekok. Vrouwelijk individu, geschoten den 4 Januari 1884 buiten Gang Chaulan in de sawah's. Kop, hals, nek en krop rosbruin, het lichtst op de boven- deelen, het donkerst van onderen. Eenige verlengde naar achteren uitstekende achterhoofds- vederen zijn wit. Evenzoo de onderste bekleedselen, de kin en de schenen. Sneeuwwit zijn de ‘vleugels en.de staart. Enkele verlengde _schoudervederen eindigen naar achteren harig en zijn rosachtig getint, maar worden gedeeltelijk bedekt door de panache, die de verlengde mantelvederen vormen en die donkergrijs- achtig is. Rug en stuit wit. Bek aan de punt zwartachtig, in het midden geel en aan de basis blauwachtig. Naakte huid van het oog blauw. Iris stroogeel. Pooten geel, nagels donkerhoornkleurig. Maaginhoud : vischjes. Totale lengte met inbegrip der naar achteren Bore ремешок S s 0000 M. Idem zonder deze . ; 274 à қ . 0.465 » Start . DUNS .. 0.072 » De samengevoegde нарча RUM juist tot aan het uiteinde van den staart. Vlucht . m EE Vleugellengte . "oc MUERE ы Lengle der TENE de Бала L a E ATE + Culmen rostri. — . vun үү Уш. Hoogte van den bek van de lans : ; . 0.014 » Wijdte der mondopening nc №05, 258 Lengte der achterhoofdsvederen . . . . 0.086 M. Naakt en der scheen ee с... o. 00883 Tarsus . s 2% à . 0.055 » Middeltoon niet ой š ER wc 222. 0.055 >» ARDETTA SINENSIS [GM.], Ф | Ix: vaan: Kokokkan. Vrouwelijk individu, geschoten den 24 Februari 1884 nabij het zeestrand te Antjol. Bovenkop zwartachtig, aan de randen begrensd door v bruin, dat naar achteren zich langs den nek voortzet; wangen, zijden van den hals bleek grijsachtig geel, kin wit, voorste gedeelte van den hals flauw kaneelkleurig gevlekt. Scapulair- vederen donkersepia met lichte grijsgele boorden. Flanken . en zijden van de schenen, die tot nabij het hielgewricht bevederd zijn, flauw roestkleurig, op de eerstgenoemde plaats met donkere schaftstrepen, overigens zijn buik en verdere onderste bekleedselen witachtig met flauwokerkleurige tint. Rugvederen, slagpennen der 5° orde en kleine vleugeldek- vederen nabij den vleugelrand bruinachtig, hier en daar met flauwokergele harige boorden. Overige buitenste kleine vleugel- dekvederen en de groote dekvederen van de slagpennen der 2° orde grijsachtig geel. Alula; groote dekvederen der 1° orde benevens de slag- en staartpennen zwart, de laatsten nabij de uiteinden min of meer als met grijs bepoederd. Binnenvlakte van den vleugel aschgrijs met witte dekvederen. Onderkaak en randen van de bovenkaak, flauwgroenachtig geel, rug van den snavel donkerkruin bij het zwart af. Naakte huid om het oog groengeel. Iris chromaatgeel. Pooten geelgroen, nagels lichthoornkleurig. Maaginhoud: garnalen en Шеше weekdieren. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten . : ; ; . 0.520 M. Idem zonder deze. . : . 0.590 > - Hi ca Ka Staartlengte. š 0.040 M. De uiteinden van de ida vinde bedekken juist het uiteinde van den staart. Vlucht š š қ ; А . 0.490 » Vleugellengte 1 . ; . 0.155 » Lengte der mondopening ; ' š . 0.064 > Culmen rostri >. mU t. < 200%.» Hoogte van den bek aan de TES ЖЫҒА Ho MT Mondwijdte . А . 0.010 » Tarsus . 0.047 » Middeltoon met ga ие . 0.048 » Achtertoon met nagel . à; ; . 0.052 » MELANOPELARGUS EPISCOPUS (8000.! ЙБ КААШ EM es Vrouwelijk individu, gevangen nabij Meester Cornelis 21 Februari 1884. Za Voorhoofd, nek en hals, onderbuik en onderste staartdek- vederen wit. Bovenkop zwart met groenen metaalglans. De overige deelen van het vederkleed zijn zwart, dat een groenen metaalgloed heeft. e wangen en een streep achter het oor benevens de kin zijn kaal of wel spaarzaam bedeeld met een fijn wit dons. De huid is niet cobaltblauw , zooals $сньквкь dit opgeeft, maar aschgrijs, terwijl hier en daar lichtblauwe. vlekken bestaan. De witte vederen van het voorhoofd, den hals en nek zijn donsachtig . De mantelvederen bezitten breede randzoomen , die een purperen metaalgloed vertooneu. Slagpennen zwartachtig, staartpennen wit. Bij de bovenste staartdekvederen zijn de buitenste het sterkst ontwikkeld. Bek zwartbruin met donkerroode randen, dito culmen en lichtroode punt. De iris is tweekleurig; een grijsachtige ‚geaderde buitenrand 240 met een vanDijckbruine binnenrand. De sclerotica , voor zoovere zichtbaar achter de cornea, is citroengeel. Dezelfde kleur heeft ook de rand van de membrana nyelicans. Pooten roodachtig. Maaginhoud: vischjes en kikvorschen. Totale lengte met inbegrip der naar achter uit- gestrekte pooten ;/ 050 M Idem zonder deze. 860 » Staart. 100 » Vlucht. : 460 > Vleugellengte. . d 405 › ші ж — = Lengté der mondopening > G ° e ee S S = son ка Culmen rostri 46 » Hoogte van den bek aan de basis 055 > Mondwijdte . i 026 » Naakt gedeelte van de e 092 » Tarsus. ў 155 » Middeltoon met inel 085 » LEPLOPTILOS JAVANICUS [HORSF.] Q Із: vaan: Bango. Vrouwelijk individu, geschoten den 21 Februari пай) Meester Cornelis. Bovenste bekleedselen zwart met fleschgroenen of violetten metaalgloed, naar gelang van het opvallend licht; bovendien bezitten de vederen tallooze donkere dwarsbandjes. | Ook de staart- en slagpennen bezitten die kleur en beide tinten maar de laatsten missen de dwarsbandjes. - De achterste rij der middelste buitenste vleugeldekvederen vertoont nabij het uiteinde der buitenvlag op iedere veder een groote ronde koffijbruine vlek, die tevens viltig is. De verlengde schoudervederen hebben aan weerskanten een helderwitten zoom. De vederen van den halskraag zijn donker- bistrekleurig aan hun achterste gedeelte, maar overigens wil. 241 Binnenste vleugeldekvederen zwartachtig. okselvederen wit evenals alle onderste bekleedselen. De onderste staartdekvederen eindigen met fijne harige baarden en komen overeen met de marabou-vederen. De meerendeels naakte huid der hals is geel doch aan het ondereinde vuil violet. Dezelfde kleur bezit het gelaat. Op laatstgenoemde lichaamsdeelen komen hier en daar spaarzame zwarte harige vederen voor. Op het achterhoofd zijn deze vederen het dichtst opeengehoopt, waardoor zij gelijkenis hebben met een bundel haren. Bek en naakte beenplaat van den kop napelschgeel , op de basis van den snavelrug treft men bovendien ook paarsche tinten aan. Iris wit. Pooten zwartachtig. De maag hield kikvorschen en vischjes in. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten . ; ~ 1.470M Idem zonder deze. | à | Ғыл» Staart. й 0.250 > Het uiteinde A ee Y vlengelpunten reikt juist tot aan dat van den staart. Vlucht i : ; ; 209. 000 5 Vleugellengte 3 j 4 . 0.580 » Lengte der a Д . à . 0.246 » Culmen rostri А 0.250 » Afstand tusschen de бай van den Ык: еп het achterste gedeelte van de beenige hoofdplaat. . 0.8325 » Hoogte van den bek aan de basis . | . 0.060 » Mondwijdte . Р . 0.040 » Naakt gedeelte van de кай ; à . 0.170 » Tarsus i à . 0.208 » Middeltoon met weg š .. 0.154 » _Achtertoon met nagel 242 GALLINAGO SCOLOPACINA (BP.] Ó Ім,: yaam: Blekek. Gelijk uit Seureeer’s »Scolopaces” bekend is, nestelt de, in Holland als »watersnip” bekende vogel in het noordelijk en gematigd gedeelte der oude wereld, terwijl hij zijn trek zuidelijk uitstrekt tot Noord-Afrika, Bengalen , China , Formosa en de Philippijnen. Ook Blyth zegt in zijn Catalogus der vogels van Burma op pag. 156 dat de Gallinago scolopacina gemeen is in Opper-Burma. Het ware mijns inziens te verwonderen, wanneer deze snip , die op denzelfden tijd trekt als de Gallinago stenura , welke ook uit gematigd Oostelijk-Azie komt, haren trek niet verder zuidelijk zoude kunnen uitstrekken dan Burma en de Philippijnen , daar de laatstgenoemde met millioenen, bij het invallen van den westmoesson, Java bezoekt. Om tot de kennis hiervan te geraken, riep ik de hulp in van een der Bataviasche snippenhandelaars. Men wete, dat de inlanders hier ter plaatse de snippen vangen met netten, die dwars over de sawah's gespannen worden en waarin de vogels bij hunne nachtelijke tochten verward raken. In platte overdekte, weinig hooge, manden worden zij dan dagelijks in den Westmoesson bij honderden levend langs de straten rondgevent. Na het sluiten van den koop (zij kosten hier gemiddeld 8 à 9 cent per stuk) trekt de snippenkoopman een der buitenste slagpennen uit en steekt die dwars door het achterhoofd in den schedel, waardoor de vogel bijna onmiddellijk sterft. Door mijnen snippenleverancier te wijzen op het verschil dat er bestaat in de uiterste staartpennen van de gewone Gallinago stenura, en de snip, die ik zocht, en hem eene hooge geldelijke belooning te beloven, gelukte het mij. een maand na de opdracht, een levend exemplaar van Gallinago scolopacina machtig te worden. Volgens verklaring van den aanbrenger had hij + 600 snippen moeten onderzoeken voor hij 245 dit exemplaar ontdekt had, hetgeen een bewijs is, dat de watersnip zelden met de G. stenura doortrekt. Het exemplaar, dat mij op 5 Februari 1884 gebracht werd, was nagenoeg even groot als de 6. stenura, had iets langeren bek, maar geleek (op den staart na) overigens zeer veelop de gemeene Javaansche snip. De verlengde schouder- en mantelvederen hadden donkerder tinten, die evenals bij de andere scherp afstaken tegen de heldere rosachtige of okerkleurige lengte-strepen daar ter plaatse. Ook de slagpennen der 2° en 5° orde, die bij de @. stenura slechts aan de uiteinden een smal wit randje hebben, bezitten bij de 6. scolopacina breede witte uiteinden. Bovendien zijn de borst en buik bij deze laatste helderwit zonder dwarsbandjes. Kleur van bek, iris еп pooten hebben beide soorten gemeen : echter is het groote verschil gelegen in den staart. Deze bestaat bij het mij aangebrachte individu uit 14 pennen die voor het onderste 25 gedeelte zwartachtig zijn en voor het overige deel roodbruin: allen bezitten witte boorden. Gelijk bij vele andere vogels verschillen tint en teekening bij de staart- pennen onderling naar gelang zij in het midden, of meer naar buiten ingeplant zijn. Zoo zijn ook hier de middelste , op het bruine uiteinde na, effen zwart, de meer naar buiten voor- komende echter lichter van tint met donkere dwarsbanden en het uiterste paar heeft de zeer smalle buitenvlag, op een paar donkere vlekjes na, effen wit gekleurd. Ook het roodbruin verschilt. Het is het meest intens op het middelste paar en neemt van lieverlede in kracht af , naarmate de pennen meer buitenwaarts zijn ingeplant. De onderste staartdekvederen не lang en voorzien van donkere dwars- bandjes. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten Idem zonder deze `. Lengte van de middelste Guara Breedte van deze op het midden есес › © FR ke ча өл QU ct cx = = 244 Lengte van de uiterste staartpeunen . я . 0.067 М. Breedte van deze ор het midden. š „ ©. Alstand tusschen het uiteinde der s u E vleugelpunten en dat van den staart . ; . 0.021 » Vlucht =. ' e XM D Vleugellengte . i | MES Lengte van de mondopening à; : . 0.061 » Culmen rostri . ; ! . 0.064.» Hoogte van den bek aan de bs | ; . 0.007 » Wijdte der mondopening `. : ; e . 0.005 > Naakt gedeelte van de scheen. š A . 0.011 » Tarsus . ; à А А . 0.058 » Middeltoon met pe , š . 0.051 » Achtertoon met nagel ; А ; . . 0,010.» RHYNCHEA BENGALENSIS [L] ә & Q Ізі: vaan: Blekek Kembang. De goudsnip of koningsnip der Indo-Europeanen wordt gedurende het gansche jaar aangetroffen. Inlanders beweren dat zij hier broedt. Mannelijk individu gevangen den 1 Juli 1885 in de sawah , nabij Sentiong te Kramat. Alle bovenste bekleedselen van den romp bruinachtig- grijs. Over den mantel en rug ligt een paarschachtige metaalgloed. Van den snavelrug af tot het achterhoofd loopt een isabellagele overlangsche streep, die door donkerder getinte vedertjes begrensd wordt. Vederen van den пек, mantel en rug met uiterst fijne zwarte puntjes bestippeld en overigens met groote zwarte dwarsvlekken, die naar achteren door geelachtig- witte streepjes afgebroken worden. Langs weerszijden van den rug loopt een breede isabellagele streep naar achteren. Zijden van den kop en hals, benevens de krop, bruinachtig-grijs. Om het oog een geelwitte band , die zich naar achteren tot aan het achterhoofd verlengt; vedertjes der oogleden zwart; kin witachtig. Het bruingrijs van den 245 krop neemt aan zijn onderste grens, die scherp afsteekt, een zwarlachtige tint aan. Alle overige onderdeelen wit, dat op het midden van de borst en den buik een flauw isabellagele tint vertoont. Dit wit reikt ter zijde van den hals als een onvolkomen collier naar boven. Buitenste vleugeldekvederen , voor zooverre zij elkaar niet bedekken , bleek-olijfkleurig met isabellagele oogvlekken, die met een zwart randje omzoomd zijn. Het gedeelte, dat bedekt is, vertoont een aschgrijzen grond met zwarte fijne zigzag dwars- bandjes еп witte, met zwart omzoomde dwarsvlekjes. Slagpennen aschgrijs met zwarte zigzag dwarsstreepjes, witte dwarsbandjes op de binnenvlaggen en fraai okergele oogvlekken, die met zwart omzoomd zijn op de buitenvlaggen ; bovendien is de voorste helft zwart. Alle slagpennen zijn met een fijn harig boordje omzoomd, dat voor de meer buiten- waarts voorkomende rudimentair en bovendien geelachtig ge- kleurd is, maar voor de meer naar den romp gekeerde zuiver- wit wordt. | Groote binnenste vleugeldekvederen wit: de kleinere grijs- achtig met donkere fijne dwarsbandjes , aan den vleugelrand met okergeel gevlekt. De staart, die, wanneer de vogel vertoornd is , waaiervormig uitgespreid wordt, is aschgrijs met zwarte zigzag dwarsbandjes. De vederen eindigen in geelachtige fijne zoompjes. Vier of vijf rijen okergele oogvlekken met zwart omzoomd geven daaraan een fraai uiterlijk. Bek hoornkleurig met flauwe rosé-achtige tint. Iris donkerbruin. Pooten flauw olijfgroen. Maaginhoud: vezeltjes die een oesterachtige lucht verspreiden. Het wijfje is iets grooter en fraaier gekleurd: De kop en krop zijn veel donkerder op zwartachtig af; de hals en de nek zoomede het onderste deel der wangen zijn kastanje- bruin. Het wit om het oog is helder en de bek is roodachtig. De purpere metaalgloed op den mantel komt beter uit maar de gele strepen aan weerszijden van den rug zijn smaller. De buitenste vleugeldekvederen verschillen ten eenemale met die 246 van het mannetje, daar hier de oogvlekken op een paar witte stipjes na, ontbreken en zij. egaal olijfkleurig zich voordoen met donkere zigzag bandeletjes. Eigenaardig is het voorkomen van een bundeltje scherppuntig eindigende sneeuwwitte schoudervederen, die іп gewone omstandigheden door de andere vederen bedekt worden, maar wanneer de vogel met uitgespreide vleugels een blazend knorrend geluid geeft in het oog vallen. | Mannetje „бе. Totale lengte met inbegrip der ` naar achteren uitgestrekte pooten. 0.545 M. . 0.575 М, Idem zonder deze ., . 4090980. » (0,260. 5 Staartlengte . 0.056 » 0.04% > Afstand tusschen het ана der samengevoegde vleugelpunten en dat van den staart . . 0.000 >» . 0.000 » Vlucht . š à #139460 ` > er" Ө ОБ 15 Lengte der ER серек ‚0.049 > . 0051 > _ Vleugellengte . i i . 0.120 e 0110458: я Culmen rostri. . 0.046 » . 0.049 > Hoogte van den ZS aan d basis. 0.009 > Z 0.099 Mondwijdte . 7. OOR c s E Naakt gedeelte bd scheen (9080 5: #1 0085 Tarsus . 4 à . 0.045 > . 0.048 » Middeltoon met ed , . 0.045 » . 0.044 > Achtertoon met nagel . UEM s 10:015259 PELIDNA SUBARQUATA ` "enn" Isı: vaan: Tiril. Mannelijk individu, geschoten nabij Moeara-Baroe 1 April 1885 Bovendeelen rosachtig-grijs met fijne witte boordjes aan de uiteinden der vederen , die bovendien donkere overlangsche schaft- streepjes vertoonen, en ор den rug donker geschubt zijn. Al- leen de bovenste staartdekvederen steken af door hun witte kleur. Teugels grijs. Streek om het oog en boven de teugels witachtig- | NEE ET je PE 247 Evenzoo de kin. Overig gedeelte van den kop als de nek gekleurd. Hals tot aan den krop lichtgrijs met overlangsche donkere schaftstreepjes. Overige onderdeelen benevens de flanken wit. De bovenste kleine vleugeldekvederen komen in kleur en teekening overeen met de bovenste rompvederen , doch doen zich door de meer ontwikkelde randzoompjes sterker geschubt voor. Alle slagpennen hebben geheel of gedeeltelijk witte schaften en de meer binnenwaarts ingeplante dezelfde grondkleur als de overige bovenste bekleedselen, terwijl de buitenste zwartachtig zijn even als de alula, en de groote dekvederen der slagpennen van de 1° orde. De laatsten hebben bovendien witte uiteinden. Ook het basaal gedeelte der binnenrand 1s bij alle slagpennen witachtig. Binnenste vleugeldekvederen wit. Staart vierkant als afgehakt. De twee middelste staartpennen zijn iets langer dan de andere en lancetvormig toegespitst. Hun kleur is grijsachtig BE witte schaften. Bek gekromd en iets minder lang dan het geval is bij de afbeelding die Темміхск van dezen vogel geeft onder den naam уап Falcinellus cursorius. Iris bruinzwart. Pooten en nagels zwart; geen а aanwezig. Maaginhoud: niet nader te bestemmen vezeltjes, die een oesterlucht verspreiden. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten и 1 , ; i . 0.250 M. Idem zonder deze . à ; s | „ 0.200 » Staartlengte — . . 0.045 » Het uiteinde der Be сардана reikt over den staart heen tot eene lengte van .. 0.007 » Vlucht Р : қ 4 " и i UO. v Vieugellengte . | ° š А 5 HES > Mondlengte. — . i қ : ; . 0.035 » Culmen rostri . š ` ‚ 0.096...» Hoogte van den TER aan Ps etm 2 š . 0.006 » 248 Mond wijdte š à : . 0.006 M. Naakt gedeelte van A ее ‹ š ; 10:01709 Tarsus … . қ 3 : ; 0.050 » Middeltoon met әб { i ; . 0.022 » Achtertoon. : З N Я ; у . 0.005 » LOBIOVANELLUS TRICOLOR ISTRICKL.] Ó INL: NAAM: Wordt aangetroffen nabij zoetwater-rawah’s in de omstreken van Batavia. Bij gelegenheid dat, ik in 1872 eene zeereis maakte van Pamanoekan naar Batavia met het stoomschip »Coquette” kwamen ten hoogte van Tjamara des avonds verscheidene dezer vogels zich op de reelings van het voorschip neder- zetten , zoodat enkelen met de hand gepakt werden. Dit ge- beurde terwijl wij de noordkust van Java in het zicht hadden. Mannelijk individu, geschoten 9 Juni іп Rawah Singkiel. Kop en bovenst gedeelte van hals en nek zwart met flauw groenachtigen metaalgloed, en van onderen begrensd door licht- grijs gevederte, waarvan de kleur naar achteren op den romp, de vleugeldekvederen en de slagpennen der 3° orde in geelgrijs overgaat, terwijl zij van onderen van lieverlede donkerder van tint wordt, om op den buik en langs de flanken in zwart te eindigen. Slagpennen der 1° orde benevens hunne dekvederen , zwart. Die der 2° orde evenzoo, echter is de basis van - den binnenvlag daar wit gekleurd. Een scherpe zwarte eenigszins gebogen doorn, van 2.1 centimeter lengte, steekt bij den vleugelhoek naar voren еп convergeert bij den toegevouwen vleugel met dien van de tegen- overgestelde zijde. Binnenste vleugeldekvederen wit. Bovenste en onderste staartdekvederen eveneens. Staartpennen voor de achterste helft zwart met witte uit- einden, en voor de voorste helft wit. Bek zwart aan de basis licht vleeschkleurig. Aan weerszijden 249 ontspringt op de teugels een langwerpige witte huidlel, die naar beneden langs den voorkant der wangen afhangt en in een donker gekleurd puntje eindigt, terwijl zij zich van boven om de basis van den snavel heen buigt en aldaar die van de tegenovergestelde zijde met het scherpe bovenste uiteinde overdekt. Iris bruinzwart. De pooten zijn buitengewoon fraai gekleurd; het naakt gedeelte van de scheen is vurigoranje tot nabij den tarsus, waar het naar beneden in heldergeel overgaat. De schubben aan den voorkant der tarsi en de bovenzijde der toonen zijn donkersepia gekleurd; een vuilgeel spanvlies ver- eenigt de basis van den buitentoon met den middeltoon. Maaginhoud: zoetwater-schelpjes, groene draden van fijne zoetwater-wieren, insectenpootjes en enkele steenharde zaden van waterplanten. Totale lengte met inbegrip der naar a aid ЗАО pose S Lou Los ne се 0 MAE. Idem zonder deze . ' : қ ` г . 45220.» Lengte van den staart. . 0.090 » De vieugels reiken over den staart inen tot eene NE Qu. ooa or ar ae MEM Vlucht . UO ры MIS CF ecce 00980 5 о V NIE а Lengte der EN EE E Culmen rostri. ч 3 ; ЗОЗ» Hoogte van den bek аап Б. basa ein AAE SE Mondwijdte . Ee а о Ө s Lengte van de huidlellen ZUM š ы . 0.040 > Breedte dezer organen . SEN роты ea 2. Naakt p van de вы. - . . 90099» Tarsus . Mex cue cunc. ФО Middeltoon met ES EE, са n l TU рео met nagel s s 003 » 250 PELECANUS ONOCROTALUS (L) ô Ix: хААМ: Gangsa laut. Mannelijk individu, geschoten 12 November 1885 in de Rawa Gatel. Het geheele vederkleed is wit met lichtvleeschkleurige tint, die op enkele plaatsen meer geprononceerd uitkomt. Het bevederde gedeelte van het voorhoofd reikt, een scherpen hoek vormend, naar voren tot aan de basis der bovenkaak. Пе achterhoofdsvederen staan steil en vormen een kam, die zich naar achteren in den nek voortzet. Alula en slagpennen bruinachtig-zwart, als met grijs be- poederd, dat op de buitenvlaggen уап de slagpennen der 2° orde van lieverlede in wit overgaat. Achter den opperarm bevinden zich aan weerszijden eenige grijsachtige vederen , die puntig uitloopen, een zwarte basis en dito eindranden vertoonen. š De naakte huid rondom het oog is bij den levenden vogel donkervleeschkleurig , hier en daar met geel overloopen. Iris fraai bruin: sclerotica , voor zoover zichtbaar , helderbruin. Век paarschachtig-vleeschkleurig met lilablauwe vlekjes en gele randen. De sneb aan de punt van den һа is helderrood. ' Keelzak citroengeel. Maaginhoud: een kolossale hoeveelheid visschen. . Pooten lichtokergeel met donkere nagels. Totale lengte met inbegrip der naar achteren wilgestreken pooten ЗА ch ven ded goi сре £280 M, Idem zonder deze . `. EE : ОТАР» Staartlengte . ET 0 s Het uiteinde der РИЧИ — vaki even tot over de staart. Vlucht Vleugellengte Lengte der сарае Culmen rostri ҢА Же ысын 251 Hoogte van den bek aan de basis . , . 0.050 M. Mondwijdte і . 0.058 » Breedte van den ж. аап het voorste dicio . 0.041 » Naakt gedeelte van de scheen. .. ў . 0.056 » Tarsus . Р š | А . 0194 > Middeltoon met idem : А 4 қ o5 IST sx Achtertoon А у А i З 4 . 0.060 » PELECANUS PHILIPPENSIS (GM. б hr: vaan: Gangsa laut. Komt nog al eens voor in de rawah’s. Na de eruptie van Krakatau in Augustus 1885 kwamen veel pelikanen verhuizen. Sommige zijn toen gevangen in boomen nabij de Benedenstad. Mannelijk individu, gevangen naast het Stadsverband 20 September 1885. Het bevederde gedeelte van het voorhoofd pun van voren aan de basis van de bovenkaak , zonder dat een driehoekige vederlooze streek naar achteren inspringt, zooals bij de voor- gaande soort. . De vederen van den kop en den nek zijn zwart met witte donsachtige uiteinden, zoodat het wit op die deelen predo- mineert en het zwart bijna onzichtbaar is of wel als een grijsachtige tint doorschemert. De vederen van het achterhoofd en den nek staan rechtop , zijn verlengd en bezitten harige uiteinden: zij vormen een soort van kam in het mediaanvlak. De vederen van den mantel en de buitenste vleugeldekvederen grijs met rosachtiggrijze breede boorden en soms lichtere uiteinden. Alleen de groote dekvederen van de slagpennen der 5° orde zijn wit. Slagpennen zelve rosachtig-zwart met Wit aan de basis van de binnenvlag. Staartpennen grijs met zwarte schaften en witte basis. . Alle onderdeelen, de rug, de stuit еп de bovenste staartdek- vederen zijn helderwit, de laatsten met umberkleurige donkere lineaire schaftvlekken. 252 De bek is wit met flauwvleeschkleurige tint en bezit twee rijen donkere vlekjes langs de bovenkaak. De voorste randen van den bek en de sneb zijn geel. De keelzak is flauwvleeschkleurig en van voren, wegens de doorschemerende bloedvaten, blauwachtig. Iris bruinachtiggrijs; zichtbaar gedeelte van de sclerotica steenrood. Pooten blauwgrijs naar boven bij den hiel geleidelijk in wit overgaande. Nagels groengeel. Maaginhoud: visschen. Totale lengte met inbegrip der naar achteren uitgestrekte pooten . ? 4 ; C bb M: Idem zonder deze . e bg ; . 1.440 > BH uo < š š | ; 4 . 0.182 » Vleugellengte . : : Ў | . 0.490 » . Lengte der mondopening š ‹ : ; . 0.550 » Culmen rostri . i 2 441555 s Hoogte van den bek aan FI Vae А . 0.040 » Mondwijdte : е ; . 0.082 » Naakt gedeelte van b "ben Ў . 0.092 » Tarsus . i \ | . 0.092 » Middeltoon met ud 4 ; : g QUIM ia % Behalve de boven beschrevene soorten zijn nog door mij de ondervolgende in Вала’; omstreken geobserveerd, doch er bestond toen geen gelegenheid afmetingen te bepalen of andere waarnemingen te doen. Callialeyon coromanda, Lara. 1 Juni 1880 geschoten nabij het bosch van Konneng. Batrachostomus javensis, Honsr. іп Salaktuinen bij Klender. 5. Corvus enca, Horsr. Gaok, éénmaal geschoten buiten Kemajoran. ж. 1e 255 (Is hier in Batavia zeldzaam in tegenstelling van de C. macrorhynchus.) 4. Ardeiralla flavicollis, Laru. nabij het Chineesche kerkhof buiten Gang Chaulan. | 5. Falcinellus igneus, Gm., in winterkleed , 14 December 1878 te Meester Cornelis. 6. Querquedula circia, L. in Rawa Babakan geschoten, aan welken vogel door de inlanders de naam bebekan werd gegeven. ' 7. Phaeton rubricauda, Bopp. ééns te Tandjong Priok waar- genomen. 8. Onychoprion sumatranus. Rorrr. 9. Gygis alba, ЅрАВМ. Anous stolidus, L. Alle drie sternen zijn op de reede aangetroffen, vooral in den westmoesson bij buiig, slecht weder. ке > Batavia, 17 October, 1884. ALPHABETISCHE INDEX der in Deel XLI, XLI, XLIII & ХИТ van het natuur- kundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië beschrevenen Bataviasche Vogels, . DOOR A. €. VORDERMAN. In de vorenstaande verhandelingen over de Bataviasche vogels, zes in getal, zijn 182 soorten beschreven en 10 vermeld geworden. De bearbeiding kon moeielijk anders geschieden dan collecties- gewijze, daar voortdurend nieuwe soorten aangebracht werdeu en eerst een generaal overzicht mogelijk werd na eenige jaren nasporens. Hierdoor is het opzoeken der soortnamen bemoeielijkt geworden, eene omstandigheid, die, naar ik hoop, zal verbeterd worden door ondervolgenden Alphabetischen Index. Enkele Bataviasche vogels zijn beschreven onder namen, die ik, als verouderd, bij het samenstellen mijner» List of the Birds from Java” veranderd heb, om daarvoor de synoniemen in de plaats te stellen, die gebezigd worden in nieuwere orni- thologische werken. Bij de samenstelling van dezen Index is daarop gelet. Men vindt in de eerste kolom de namen der vogels en in de tweede kolom de synoniemen, waaronder zij in casu beschreven zijn. In de derde kolom treft men het nummer aan van het Deel van het Natuurkundig Tijdschrift, waarin de beschrijving voor 255 . komt, terwijl in de vierde kolom de pagina vermeld wordt, waarop dit plaats had. De beide eerste separaat-afdrukken, die door mij verspreid zijn, bezaten eene afzonderlijke paginatuur, niet overeenkomstig met de pagina’s in het Tijdschrift. Om ook de eigenaars dier separaat-afdrukken het opzoeken te vergemakkelijken heb ik een vijfde kolom toegevoegd , waarin de overeenkomstige bladzijden der separaat-afdrukken vermeld zijn. Afzonderlijk liet ik hierachter volgen een alphabetische index der in de verhandelingen voorkomende inlandsche namen. Het is misschien niet overbodig hierbij aan te teekenen, dat zij vermeld zijn in het Maleisch met Hollandsche spelling en Bataviaasch dialect, hoewel hier en daar enkele Javaansche of Soendaneesche namen schijnen te zijn ingeslopen. Op die maleische nomenclatuur hoop ik later terug te komen. Alleen wensch ik reeds hier er op te wijzen niet te veel waarde te hechten aan de namen, die Batavianen aan natuur- voorwerpen in het algemeen en aan vogels in het bijzonder geven. De inlanders uit deze omstreken schijnen weinig bedreven in natuurkennis eu het ontbreekt de meesten niet aan driéstheid om planten of vogels te determineeren zonder eenige zaakkennis. Alap-alap of oeloeng-oeloeng heeten bij de Batavianen alle groote dàgroofvogels. Пе koekoeken noemen zij gemeenlijk > Kadassie" en voor de meest uiteenloopende strandloopers of ruiters, weten zij geen anderen naam dan Trinil of Tiril. 256 BESCHREVEN ONDER А == NAAM. DEN Deel. 5 АЕ SYNONIEM. " Ер А Actitis hypoleucos. — XLH. | 101 | 70 ctodromas minuta ALHL | MEE Actodromas salina. Tringa damacensis. ХІІ 98 | 67 Acridotheres javanicus. Acridotheres griseus. id. 80 | 49 Aegialites dubius. Charadrius philippinus. id. 105 | 74 egithinia scapularis Jora leie is. id. 65 | 52 aenea [Carpophaga] XLIV. | 226 | — Aethopyga eupogon. -- id. 21313 affinis MM — XLII. 54 | 25 alba [Gygis Е XLIV. | Sit Alcedo beryllina. — XLII. 41 | 10 Alcedo leucocephala. -- id. 42 | 11 Alcedo Ме XLI. 185 | 4 Amandava Estrelda punicea. XLII. 87 | 56 Ж analis Dicat roges]. Picus analis id. 51120 Ж analis [Ixos]. XLI. 202 | 21, | analis [Picus — XLII. 51 | 20 nas gibberifrons. — XLI. 210 | 29 Anous stolidus -- XLIV. | 255 | — Anthreptes malaccensis. Anthreptes lepida. XLII. 61 | 50 Anthus hasseltii — id. 220 | — aquila [Fregata sa id. 125 | 92 Arachnothera кка. — XLI. 194 | 19 arcuata [Dendrocygna]. — LL | 192" о Ardea cinerea. — id. 190 | — Ardea cinnamomea. — XLII. 95 | 62 Ardea intermedia — id. 920 |= Ardea javanica à id. 251 | — Ardea nycticorax — id. 255 | — Ardea purpurea — XLIV. | 255 | — Ardea ty id. | 255 | = Ardetta cinnamomea. Ardea einnamomea XLII. 95 | 62 Ardetta sinensis. XLV. | 2581 Ardeiralla flavicollis. МА id. 255 | 7 iosa. — id. 4291. = Areoturnix nax. 4 Хх. 11091 2 Artamus leucogaster. жы XLH. | | ` t» os м. = BESCHREVEN ONDER 3 == а iSo NAAM. DEN Deel. E ЗЕ SYNONIEM. e & 3 — — = atricapilla [Миша]. — XLIV. | 220 azurea [Hypothymis]. — XLIII. | 101| — B bacha [Circaëtus]. — XLIIL | 176| — bacha [Spilornis]. — id. 176| — Batrachostomus javensis. = XLIV. | 82] — baya [Ploceus]. SE XLII. 84 | 55 bengalensis (ВһупеВһеа |. -- XLIV. | 244| — bentet [Lanius]. i XLII. 75| 44 beryllina [Alced |: — id. 41| 10 besselhera руса. Trichostoma pyca. ALI, | 1007 == bicolor [Carpophaga]. — XLII. 227 | — bistrigata [Calobates]. — ХУ. | 216; — bitorquatus [Turtur] a id. 227 | — blythii [Suya — XLII. | 216| — Bubulcus coromandus — XLIV. | 256 Budytes viridis. — ALH: 2211 — Butorides javanica. Ardea javanica. id. BEL J. C Cacomantis merulinus. -- XLI. 1891 8 Cacomantis sepuleralis. — id. 190| 9 Cacomantis sonnerati. Cacomantis sepuleralis.| id. 190| 9 Calamodyta orientalis. — XLIII 96| — (allialeyon coromanda. — XLIV. | 252| — Calobates bistrigata = id. 216 | — Calornis chalybea. — XLIII 189 | — tapellei [Treron P — XLII. 91 60 “apistrata [Turdirostris]. — XLI. 197| 16 capistratus [Drymocataphus]. - id. 1971 16 caprata [Pratincola]. — XLII. 65| 54 Caprimulgus affinis. — id. 54 25 Caprimulgus macrourus. — id. 57 26 Caprimulgus macrurus. Caprimulgus maerourus id. 57 | 26 Varpophaga aenea. — XLIV 926 | — Varpophaga bicolor. — XLH. | 227| — Vecropis striolata. Hirundo striolata. id. 210 | — я BESCHREVEN ONDER 4 = 5 NAAM. DEN Deel. 5 E e ES SYNONIEM. En E = Centropus eurycercus. = ХШ. | (811 — niropus rectunguis. — XLII. 55 | 22 Cercotrichas macroura. — XLIII. | 100| — Сеух innominata. Ceyx rubra. id. 1791 — Cevx rubra — id. 1791 = Chalcoparia cingalensis. — XLIV. | 2151 5 Chalcophaps indica. — LII LU 0 Chaleostetha insignis. Cinnyris macklotii. id. 60 | 29 | chalybea [Calornis]. ` — XLI. | 189| — 1 Charadrius fulvus. Pluvialis fulvus. ХЫ. |.107.| 76 7 Charadrius philippinus. — id. 105 | 74 chinensis [Excalfactoria]. -- XLI. 209 | 29 chirurgus [Hydrophasianus]. — XLII. | 116| 85 chloris [Dacelo] < id. 45| 14 chloris [Sauropatis]. — id. 45 | 14 chloropus [Gallinula]. — id 25641 - Chotorea viridis. Megalaima viridis. id. 202 | — Chrysococcyx lucidus. -- XLIII. | 180, — Chrysocolaptes strictus. — id. 92| — cineraceus [Dierourus]. wa XLII. 75 | 42 cineraceus [Dicrourus]. — id. 75| 42 cinerea [Ardea]. -- XLIII, | 190, — cinerea [Ürtygometra]. — 14. 192 | — cinerea. [Terekia]. — id. 116 | — cinereus [Parus]. | T XLI. | 206| 25 cingalensis [Chalcoparia]. — XLIV. | 213) 2 cinnamomea [Ardea]. d XLII. 95, 62 cinnamomea [Ardetta] = id. 95| 62 Cinnyris macklotii = id 60 | 29 Cinnyris pectoralis. — id. 59 | 28 Circaëtus bacha. _ ХЫП. |-176) 72 circia [Querquedula]. — XLIV: |-253| — . eirratus [Spizaetus]. — ХІІ. |.196] 7 Cisticola eursitans. s ХШ. | 97774 Cisticola erythrocephala. SS id. 991 2и Collocalia linchii. Se XLL | 195] 49 communis [Falco]. — XLIV. | 205 = Copsychus mindanensis. ы XLII. 66 | 55 259 BESCHREVEN ONDER à š C NAAM, DEN Deel. | 5 |533 SYNONIEM = Eb = šj с. n coromanda [Callialeyon]. — XLIV. | 252 | — toromandelianus [Nettapu -- XLII 121 | 90 coromandelicus [Nettapus] -- id. 121 | 90 Eus [Bubuleus] — XLIV. | 256 | — ca. — 14. 252 | — Corvus оон nchus. руз Хы: | 396 | — Corydalla hasseltii. Anthus hasseltii id. 250: cu . Coryllis galgulus. — ШП. | 91 lurnix sinensis. — XLI. 209 | 29 Cristata [Gallicrex] E XLII. | 110 | 79 stata [Gallinula] — id. 110 | 79 status [Pernis] -- XLIV. | 210 | — Tocorrhous [Ixos -- XLI. 204 | 25 Crypsirhina varians — XLII. 76 | 45 Cuculus striatus — id. 205 | — tans [Cisticola] -- XLIII 97 | — ®Yaniventris [Dacelo n XLII. 45 | 12 Uyaniventris [Entomobia]. ms id. 45 | 12 “yanura [Pitta]. — XLI. 195 | 14 Cypselus infumatus. — XLII. | 212 | — Cyrtostomus pectoralis. Cinnyris pectoralis id. 59 | 28 D Dacelo chloris. +: хый | 45 | 14 Dacelo eyaniventris — id. 45 | 12 (amacensis [Tringa -- id. 98 | 67 Caurica аео — XLI. | 207 | 26 daurica [Stur da id. 207 | 26 Dendrochelidon ` longipennis. -- XLII. | 215 | — Den госуспа arcuata. — XLIII. | 19+; — — id. 195 | — XLII 224 | — Picus analis. id. 51 | 20 Dicaeum Sor dura id. 914 | — id. 214 | — gar id. 721 42 “ы id. 74 | 45 Dierourus cineraceus. | id. 75 | 42 BESCHREVEN ONDER E <= NAAM. DEN Deel. E ЖЕ SYNONIEM. e CEA Eu _ | Dicrurus longus Dierourus longus. XLII. 74 | 45 dimidiatus [Gecinus]. id. 50 | 19 Drymocataphus capistratus. Turdirostris capistrata, KLE .| 197] I8 Drymoipus polychroa. Suya blythii. Ыг 2101.28 Е edela [Orthotomus]. _ Lt. p 218 | Elanus hijpoleucus. -- XLI. 184 | 5 enca [Corvus]. — XLIV. | 252) — Entomobia cyaniventris. Dacelo cvaniventris. ХШ. 45 | 12 een ani [Melanopelargus]. - — XLIV | 297% Erythra phoenicur: Gallinula phoenieura. | XLII. | 112 | 81 erythrocephala [Cisticola], — XLIII өріле Erythrura ргав — id. 106 | — Estrelda Шыны — XLI. | 87| 56 Eudynamis orientalis. — id 2067 eupogon [Aethopyga]. -- XLIV. | 2121 eurycercus [Centropus]. — XLIII. | 181) — Excalfactoria chinensis. Coturnix chinensis. | XLI. | 209| 29 F Falcinellus igneus. — ХИУ. | 255 | — alco communis. — id. 208 | — miliaris [Prinia] — XLI. | 200 | 19 fasciata [Ballina] — ХІІ 19313 | lerruginosa [Munia]. -- XLIV. 1.2197 ammea [Strix]. — ХІІ. | ЕЕ. flammeum [Dicaeum]. nn id. 214 = flava [Zosterops T id. 215 | 7 flavieollis Geld) = XLIV. | %55 ga Fregata aquila. E ХШ. | 125 | 92 regat mm — id. 125 | 9 frontalis [Dendrophila]. _ id. 225 | — fulvus [Charadrius] u id. 107 | 70 fulvus [Pluvialis] — id. 107 | 76 са [Ballina]. = jd. |1406 fusco-albidus [Jyngipicus]. i id. | 3001 261 m BESCHREVEN ONDER Е EN NAAM. DEN Deel. ® ЖЕ SYNONIEM. ы 4 ° > = G -galgulus [Coryllis]. — XLIH 91 | — -galgulus [Loriculus]. —- id. 91 | — Gallicrex cristata Gallinula cristata. XLII 110 | 79 Gallinago scolopacina v XLIV. | 242 | — Gallinago ste - ХШ. 96 | 65 Gallinula chloropus. — id. 290] — Gallinula cristata. — id. 110 | 79 Gallinula orientalis Gallinula chloropus. id. 256 | — Gallinula phoenicura. did id. 119 | 81 illus varius. -- XLIV | 951 | — garzetta [Herodias]. — id. 258 | — Geeinus dimidiatus. — ХІЛІ. 50.| 19 - Gecinus vittatus. Gecinus dimidiatus. id. 50 | 19 eopelia striata — XLIV. | 229 | — gibberifrons [Anas]. : — XLI. 219 | 29 _gibberifrons [Querquedula]. — id. 219 | 29 Glareola orientalis. — ҮШІ. | 105 | 72 glareola [Totanus]. — id. 99 | 68 glottis [Totanus]. — ХШ. | 115 | — Gracula pygmaeus — XLII. 358 1 = Graucalus javensis — ХЫН: | 187 | — griseola [Hyloterpe Е id. 102 1. = Siseus [Acridotheres] ie XLII. 80 | 49 seus [Nycticorax]. — id. 255 | — gularis [Mixornis]. — XLIII. | 182 is alba. TM XLIV. | 255 | — haemorrhous [Ixos]. — XLI. 204 | 95 Haliaëtus ichthvaëtus. Pandion ichthvaëtus. | ХШ. 3716 Haliaëtus indus. x2 id. 56 | 5 aliaétus leucogaster. — id. 54 | 5 hasselt [Anthus]. == id. 220 | — hasselti [Cory dalla]. — id. 220 | — helvetica [Squatarola]. — XLIII 120 | — | Herodias garzetta. — XLIV. | 255 | — 262 d BESCHREVEN ONDER 4 3% NAAM. DEN Deel. | $ |288 & [237 SYNONIEM. 23 Herodias intermedia. Ardea intermedia. XLIIL | 250 | — Heterornis daurica. — XLI. 907 | 26 hirundinacea [Tephrodornis]. Ss id. 205 | 24 Hirundo gutturalis. Hirundo rustica. id. 191 | 10 Hirundo javanica —- ХШІ. | 209} — Hirundo rustica -- XLI. 191 | 10 Hirundo striolata. — ALL 13104. Hydrochelidon hybrida. -- id. 126 | 95 Hydrophasianus chirurgus. Parra sinensis. id. 116 | 85 Hylocharis philomela. -- LIH. | 102157 Hyloterpe griseola Hylocharis philomela. | id. 102 | — hypoleucos [Aetitis] — XLI. |. 101] 40 hvpoleucos [Elanus]. — XLI. 184 | 5 Hypotaenidia striata, -- XLIL | 109 | 78 Hypothymis azurea. -- ХОШ. 1.1011.— hypoxanthus [Ploceus]. — XLII. 85 | 54 I Ibis melanocephalus. -- XLII. 95 | 64 iehthyaétus [Haliaétus]. — id. 57414 ichthyaëtus [Pandion]. ы id. 57| 6 igneus [Faleinellus]. -- XLIV. | 255 |= infumatus [Cypselus]. — XLII. $19 рә indica MON — id. and p indica ra]. == id. 115 | 84 indicus [Orillas] — id. 79 | 47 indicus [Porphyrio] = id. 113 | 82 indus [Haliaëtus]. 42; id. 56 | 5 innominata [Сеух — ХЫН | 1191 о insignis [Chalcostetha]. — XLII. 60 | 29 inter edia [Arde — id. алыс intermedia [Herodias]. de id. 92017 ре [Strepsilas]. gud id. 92817. Ixo — XLI. | 202,1 [ex e dini Ixos haemorrhous. id. 204 | 23 Ixos haemorrhous. же id. 204 | 29 Ixos plumosus. Si XLH. 1.186177 Даа с-на eucogaster [Haliaétus]. BESCHREVEN ONDER P == NAAM. DEN Deel. | & |= SYNONIEM. ai: p Š P 4 -jalla [Sturnopastor]. — ZEN SUT | Eos EU a]. — XLIII Bu Dë avanica [Ardea]. En XLII. | 251 | — ашса [Butorides] -- id. 951 | — Javanica [Hirundo] -- id. 209 | — javanica [Leucocerca] — id. 60 | 58 „Javanica [Mirafra]. 22 XLII 107 | — jav St po oT. er XLIV 940 | — javanicı s [Palaéorn — XLII. 198 | — favenis Tiiraclidetomus]. — SN | 9253 | — javensis [Graucalus]. -- XLHI 187 | — javensis [Ket upa]. — id. 89 | — | Тога scapularis PE XLII. 65 | 59 L Jyngipicus fusco- albidus Picus moluccensis. id. 200 | — K Ketupa javaensis. Ketupa javanensis. XLII 89 | — elupa javanensis. — id. 89 | — _ Kittacincla maeroura. Cercotrichas macroura.| id. 100 | — L lacteus (Tantalus — XLHI ДЕРІ — Lalage orientalis. - ХІ. 71 | 40 Lalage terat. Lalage orientalis. id. 71 | 40 Lanius bentet Lanius shah. id. 75 | 44 Lanius shah. -- id. 75 | 44 _ Lanius superciliosus. — XLIII. | 105 | — lempyi [Scops Ss XLIL | 192 | — lepida [Anthreptes]. — id. 61 | 50 „eptoptilos javanicus. = XLIV 240 -- leucocephala [Alcedo]. — XLII. 49 | 11 -leucocephala [Pelargopsis]. — id. +211 Leucocerca javanica. — id. 69 | 58 leucoga ster [Artamus]. — id. 225 | — le x id. 54 | 5 264 = BESCHREVEN ONDER 3 5% NAAM. DEN Deel. | £ |232 SYNONIEM. - SE = leucogastroides [Trichogram- optila]. — XLIII. | 105 | — linchii [Collocalia]. . — XLI. 195 | 13 Lobiovanellus tricolor. -- XLIV. | 248 | — onchura undulata. — id. 224 | — longipennis [Dendrochelidon]. — XLII уд Б longirostra [Arachnothera]. -- XLI. 194 | 15 longus [Dierourus]. -- XLII 74| 45 longus [Dicrurus]. — id. 74 | 45 Loriculus galgulus Coryllis galgulus. XLIII gip lucidus [Chrysococcyx]. - id. 180 |= lugubris [Surniculus]. ES XLH. | 907,1 == macklotii [Cinnvris]. dde ХШ. 60 | 29 macrorhynchus [Corvus] -- id. KR macroura [Cercotrichas] — ХИИ... | 1001 — macroura [Kittacincla] -- id. 100 kg macrourus [Caprimulgus — XLII. 57 | 26 macrurus Eulen). — id. 57 | 26 maja [Миша]. — XLIV. | 218 | — major [Ñam E KEEN. | 1171 — ^i uitam ыг -— XLII. 61 | 50 manyar [Ploceus]. — id. 84 | 55 melanocephala [Ibis — id. ‚95 | 84 melanocephalus [Ptilopus] -- XLIV | 325 | — melanogaster [Plot — XLIII. | 195 | — elanopelargus episcopus — XLIV- | 39 ү — melanopterus [Sturnopastor], E ХШ. 81| 50 Megalaima rose 2 XLI. 187 | 6 Megalaima viridis lis ХШ 202 | — Megalurus palustris — XLI. | 199 | 18 meninting [Alcedo 6 XLI. 185 | í Merops philippidus. E XLII. 47 | 16 Merops quinticol — XLI. 186 | 5 merulinus bove енщ, — id 11891 8 re _ Pigmae Graculus pygmaeus. | XLII. | 258 | — is: борү. “= id. 66 | 55 265 BESCHREVEN ONDER š = NAAM. DEN Deel. š ER SYNONIEM. ^ |65 >= minor [Fregata]. -- XLII. | 125 | 94 minuta [Actodromas] — ХШІ. | 111 | — Mirafra javanica. 22 id. 107 | — ornis gularis — id. 182 | — moluccensis [Picus] — XLII. | 200 | — montanus [Passer] -- id. 82 | 51 mulleri [Pitta]. — XLIV. | 914 | — Munia atricapilla. — id. 220 | — Munia ferruginosa. -— id. 219 | — unia maja. — id. 218 | — Myiolestes obscurus. Tephrodornis hirundinacea. | XLI. 205 | 24 N Nettapus coromandelianus. — XLH. | 121 | 90 | Nettapus coromandelicus. Nettapus coromandelianus. id. 121 | 90 Nisus virgatus. = id. 59 | 8 Numenius major. — KL | 117.1 .— Numenius phaeopus == id. 119 | — nycticorax [Ardea] — XLII. 953 | — \yelicorax griseus. Ardea nycticorax. id. 255 | — obscurus [Myiolestes]. dut XLI. | 205 | 24 Onoerotalus [Pelecanus]. — XLIV 250 | — üychoprion sumatranus. — id. 255 | — orientalis [Calamodyta]. -- ХП 96 | — orientalis [Eudynamis]. — XLII. | 205 | — orientalis [Gallinula]. == 14. 256 | — ntalis [Glareola] -- id. 105 | 72 orientalis [Lalage] — id. 71 | 40 lus indicus — id. 79 |. 47 Orthotomus edela — id. 918 | — Orthotomus sepium — id. 64 | 55 Ygometra cinerea. IZapornia quadristrigata. XLIII: | 122 | — Oryzlvora [Padda]. S XLIV. | 222 | — 266 druk. BESCHREVEN ONDER 2 = NAAM. DEN Deel. ® f SYNONIEM. SE 11 E Padda oryzivora. == XLIV. | 222 | — Palaëornis javanicus = XLH. 4 1987 5 palustris [Megalurus]. = XLI. 199 | 18 Pandion ichthyaëtus. — XLII. “ҮЙІ. arra indica. - id. 115 | 84 Parra sinensis — id. 116 | 85 Parus cinereus -- XLI. 206 | 25 sser montan — XLII 82 | 51 pectoralis [Cinn кр = id. 59 | 28 ctoralis уно шые] | — id. 59 | 28 pectoralis [Setaria — ХИН. | 184 | — elargopsis leucocephala — XLII 42 1 lecanus onocrotalus — XLIV. | 2001 Pelecanus en -- id. 251 | — Pelidna subarquata — id. 246 | — peregrinus [Perieoerotus] . -- XLII. 72 | 4 Pericocrotus peregrinus. — id. 72 Pernis cristatus — XLIV. | 9210] — phaeopus [Numenius]. | -- XEHE | 1491 С Phaeton rubricauda. | -- XLIV.. | 955 | — philippensis [Pelecanus]. | == id. 9511“ Hëtze [Charadrius] | — XLI. | 105 | 7% phillippinus [Merops] | === id. 47 | 16 phoenieura [Erythra] | is id. 112 | 81 E ea]. | Geng id. 112 | 81 | ben id. 51 | 20 Picus ET | m id. 200 | — Pitta cyanura | — SLL. | 19517 Pitta mulleri | Мех XLIV. | 23141 pileata [Timalia] | = XLII. | 95177 Ploceus baya. | — ЛЕН 222... Ploceus hypoxanthus. — id. 85. 4» Ploceus manyar. Ploceus baya. id. 84 | 9? Plotus melanogaster. — LI. | 19 | 7 plumosus |Ixos] à id. 186 | — lis fulvus. Ші XLII 107 76 Podiceps tricolor. Ge id 119 1 88 | | | | | | opatis sancta. = BESCHREVEN ONDER ШЕК 5 [Sox NAAM. DEN peel |. & (ESE A |537 SYNONIEM. LD cm = polychroa [Drymoipus]. — XLI. . 1.216. Par: orphyrio indicus. — id. 115 | 82 prasina [Erythrura] — XLHI: 1 108.1 — ratincola caprata — XLII. 65 | 54 Prinia familiaris — XLI. 200 | 19 Ptilopus melanocephalus. — XLIV..| 325 |. — pugnax [Areoturnix]. — ХЫН. 4-109 | — unicea [Amandava]. -- XLII. 87 | 56 punicea [Estrelda] — id. 87 | 56 purpurea [Ardea] — XLIV. | 255 pyca [Bessethera] — XLBL.| 485 | — pyca [Trichastoma] — id. 185 | — pygmaeus [Graculus]. Se ХЫ. | 258 | — pygmaeus [Microcarbo]. -- id. 958 | — d Een [Zapornia]. — XLI. | 122 | — erquedula circia. — ALI. 1353) — Querquedula gibberifrons. Anas gibberifrons. | XLI. 910 | 29 qunticolor [Merops]. SC id. 186 | 5 R Rallina fasciata. — XLI 1401 Итен _ Rallina fusca. — XLII. | 108 | 77 rectunguis [Centropus]. — id. 55 | 22 Rhynchea bengalensis: — XLIV. | 244 | — rosea [Megalaima]. -- ХЫ. | 187] © _ Тозва [Xantholaima]. — 14. 187 | 6 rubra [Ceyx]. in XLIII. | 179 | — rubricauda [Phaeton]. -- XLIV. | 255 | — rubrocanum [Dicaeum]. — КЫН: 1 2311 — rustica [Hirundo]. — XLI. 191 | 10 5 Salina [Actodromas]. — XLII. 98 | 67 uropatis chloris. Dacelo chloris. id. 45 | 14 — XLIII. | 177 BESCHREVEN ONDER Е 5% | NAAM. DEN Deel. | © |222 SYNONIEM. ы» E F scapularis [Aegithina]. — ХШ. 65 | 32 scapularis [Jora — id. 65 | 52 scolopacina [Gallinago]. = ХУ. 24271 сор руі. - XLIT. | 102 1 seloputo [Ulula]. — id. 59 1 sepium [Orthotomus]. — id. 64 | 55 sepulcralis [Cacomantis]. — XLI. 1907 3 taria pectoralis. — XLIII. | 184 | — shah [Lanius]. — XLII. 751% sinensis [Ardetta]. — XLIV. 123875 sinensis [Parra]. — id. 116 | 85 nnerati [Cacomantis] — XLI. 190 | 9 Speciosa [Ardeola — XLIV. | 257 | — Spilornis bacha Circaétus bacha. XLHI. чет pizaétus cirratus — XLII. | 196 stquatarola helvetica — KLIK: 1.120. Ka stagnatilis [Totanus] — id. 114. stenura [Gallinago] "n XLII. | 96 | 65 Solidus [Anous] -- XLIV. | 255 | — strepsilas interpres. сы XLI. | 234 Lee striata [Geopelia]. — XLIV. | 229 | — striata [Hypotaenidia]. — XLII. | 109 | 78 strictus [Chrysocolaptes]. — XLIII 92 | — а SC ndo]. -- ХЫ 1207 ігі id. 194. rm Heterornis daurica. | XLI. 207 | 29 Sturnopastor jalla. XLIV. | MELS Sturnopastor melanopterus. - XLII. 81 | 50 subarquata [Pelidn na]. e XLIV 9. sumatranus [Onychoprion] — id. 255 | — superciliosus [Lanius]. — XLHI. | 100] —. Surniculus lugubris. = XLH..| 207]. Suya blythi. SER id. 1675 Tantalus lacteus. S Lut. 13110 7 Tephrodornis hirundinaceus. i. XH. 205 | 2% terat [Lalage]. ic xum. 2700 9 269 l——— BESCHREVEN ONDER р = "d NAA M. DEN Deel. 5, 544 SYNONIEM. e & 5,9 = Terekia cinerea. -- XLIII. | 116 | — Tiga javanensis Tiga tridactyla. ХШ. 48 | 17 Tiga tridactyla — id. 48 | 17 tigrinus [Turtur] — XLIV. | 228 Timalia pileata = XLHI 95 | — Totanus glareola -- XLII. 99 | 68 Totanus glottis = ХИН. | 115 | — Totanus stagnatilis. — id. Hl Treron capellei. — XLII. 91 | 60 reron vernans — id. 89 | 58 Trichastoma pyca. ui XLIII. | 185 Trichogrammoptila leucogas- troides . Së id. 105 | — tricolor [Lobiovanellus] — XLIV 248 | — tricolor [Podice - ХШ. | 119 | 88 -tridactyla [Tiga] si id. 48 | 17 | ringa damacensis = id. 98 | 67 Turdirostris capistrata — XLI. 197 | 16 Turtur bitorquatus — XLIV. | 227 | — Urtur tigrinus. a id. 228 | — typhon [Ardea]. i id. 235 | — U Ulula seloputo . — XLII. 521. 1 undulata [Lonchura] . — XLIV 224 | — V Vagans [Dendrocygna]- = XLIII | 195 varians [Crypsirhina]. E XLII. 76 | 45 Varius [Gallus] == ALIEV. | 9511 — Yernans [Treron] — XLII. 89 | 58 virgatus [Nis s] — id. 59 8 Viridis [Budytes] — id. 221 en is [Chotorea] — id. 202 | — el id. 202 | — 270 BESCHREVEN ONDER 4 EK NAAM. DEN Deel. | & |532 SYNONIEM. e Së Xantholaima rosea. — XLI. 187 | 6 Zapornia |a etta — ХШ. | 122 | Zosterops flava - ХШ. | 215 | — ALPHABETISCHE INDEX DER INLANDSCHE VOGELNAMEN, DEEL VAN HET ВЕ 2 NAMEN. Nar. TIJDSCHRIFT VAN Pagina. Е SÉ Nep. ІУІМЕ. Ba A Alap- Ба»: XLII. 56 Alap-alap. XLIV. 208 Е Bap PAM XLI. 184 5 Ajam-ajam XLII. 110 79 Ajam ` anga XLIV. 951 Ne: B Bahak XLIII. 54 5 0. XLIV. 240 EN Bebekkan. id. 255 ы Bentet. XLIL 75 44 Bentet mehra. XLIII. 105 — XLII. 198 „es Bientajong besaar. id. 125 92 Bientajong ketjil. id. 125 94 Blekek. id. 96 65 Blekek. XLIV 242 Er Blekek boelan. XLII 116 85 Plekek kembang XLIV 244 — lekok, id. 257 Ber Boeboet. XLII. 55 22 Boeboet. XLIII. 181 zy Boeroeng dara laut. ХШІ. 227 BE | 272 DEEL VAN HET ЕЕ. NAMEN. Хат. TIJDSCHRIFT VAN Pagina. S БЕ Кер. Імше. БЕ T Boeroeng gredja. XLII. 85 51 Boeroeng kendali. id. 212 pee Boeroeng kipas. id. 69 48 Boeroeng koetjingan. id. 126 95 Boeroeng lombok. id. 214 24 Boeroeng тайое id. 59 28 Boeroeng madoe id. 60 29 Boeroeng madoe XLI. 61 50 Boeroeng pa id. 195 14 Boeroeng sampie XLI. 195 12 Boeroeng snip. XLII. 96 65 Boeroeng tepekkong. id. 215 Së Boeroeng tjabe-tjabe. id. 214 2% Bondol. XLIV. 218 WS Bondol. id. 219 er Bondol itam. id. 220 p Dedet. 295 Sé éroek. XLI. 227 SC Djalak soeren. id. 217 pu. Djantiengan XLIL 59 28 Djantiengan id. 60 29 Djantiengan 4 61 50 Djantiengan XLIV 215 is Djantiengan mehra. id. 212 et Djélimoekan. XLII = r Doek. zen 37 6 Dok. id. 57 6 G 57 Gaok. XLII. 296 3 Gaok. XLIV 252 = Gadja-gadja XLIII 119 = GE besar. id. 117 — Gangsa lau XLIV 250 = Gangsa ты 14. 951 25 Glatik. XLIV 222 en en ee mt, DEEL VAN HET Pagina van den separaat afdruk NAMEN. Хат. TIJDSCHRIFT VAN Pagina. Nep. Inte. Glatik ngoengoek. АШ. 224 — Glatik ngoengoek. XLIII. 106 — Hiengkiek. XLIII. 89 = K Kadassie. Kadassie Жан i e Š Kadassie. КІШ 180 и Kadassie itam ХШ 207 Sa Ka eng maas T š) “80 49 Kaleng poetik id 81 50 tik. f 295 = Kapassan SCH E 40 робар id. 78 47 Kantjilan XLI 197 16 peas XLIII и i Кайл. id 185 Kitjoeit karbo. die E - Koekoebiloek vig с Nip нт Koendoe malem = 955 Ж: Koendoel 97% n Koendoel un E pe ang XLI 204 25 a XLII 66 55 Koetjitja batoe ш "Mi 65 5 oetjitja oetan. XLII I 100 ke Yi] 4 á | са XLII. 95 62 Ge okkan. XLIV 358 Er pu laut. XLI 35 4 та, ho La i 3 e EI мы id. 89 58 | Limdjana, XLIV 216 SCH [897 --4 = DEEL VAN НЕТ” 5%. NAMEN. Хат. TIJTSCHRIFT VAN Pagina. = = Мер. Inpre. БЕ E M Mandar. XLII. 115 82 anjar djamboel. id. 84 55 Manjar kembang. id. 85 54 Manjar paddie. id. 84 55 Meli wi XLIII 194 — Meliwies batoe. | XLII. 121 90 Meliwies oetan. | XLI. 210 29 Meliwies timor. | ХШ 195 == Moentjang. | XLI. 207 26 | Oeloeng-oeloeng. XLII. 56 5 Oeloeng- -oeloeng. XLIV 210 E Oeloeng-oeloeng djamboel. XLIII 176 = neh g-oeloeng itam. XLII. 196 = ngkoet- ocngkoet. XLI. 187 6 P Patok bessie. XLII. 95 64 Patok oedang. XLI. 185 4 Patok oedang ХШ. 41 10 Péking. XLIV 224 a Pengantenan. XLII. 115 á čpiko. XLI. 209 28 Pérgum XLIV 226 Pekoetoet id. 229 m Pétjoek. XLII 258 T Pétjoek oelar хп 195 atok. XLII. 50 19 Platok bawang id. 48 17 Platok bawang XLHI 92 T Platok trassi XLII, 51 20 Platok trassi. id. 200 Poejoet. XLII 109 T Priet. id 105 DAD DEEL VAN HET SE. i NAME N. Nar. TIJDSCHRIFT VAN Pagina. 2 SS | Nep. INDIE. РЕ je | = Priet bengala. ХШ. 87 56 _ Priendjak. XLI. 200 19 E 3 Radja oedang. XLII. 42 11 Randjangan. XLIII 107 — 5 | Sangga garoe. XLI. a ES ch Sala goenting. XLIL 75 SS Sala goenting. id. LG NE = Sérak. id. 194 | -- Sérindit. XLIII 91 AT _ баре laut АШ. 47 E». i Snip boelan-boelan. id. 1068-2-77 Terkwak ХІЛІ. nr | m Tetengket id. 45 |- 1 Tetengket ХАП 177 ЖҰ Tikoekoer XLIV 228 S =< ikoesan XLII. 109 . | 78 Tikoésan XLIII 122 -- Tikoesan id. 191 -— Tinggal anak. XLII. 205 x Tiril. id. 99 68 Tiril. id. 101 70 Tiril. XLIII 111 ES Tiril. id. 115 — Tiril. id. 114 — Tiril id. 116 — Tiril. XLIV 246 — Tiril batoe. XLII. 101 70 Tiril karang. id. 218 Ss Tiril ketjil. id. 98 67 Tjabak. id. 54 25 _ Tjabak maling id. 57 26 _ Tjabean. id. 72 41 276 DEEL VAN НЕТ | ER NAMEN. Хат. TIJDSCHRIFT VAN Pagina | E KR 86 „= Мер. INDI. | SE Tjamperlali. XLII. 256 — Tjamperling. XLIII 189 — Tjanga XLIV 255 — Tjangak. id. 255 — Tjangak roempoet XLIII. 190 — Tjélépoek. XLII. 192 4n Tjetrong. id. 76 45 Tjeroektjoek XLI. 202 21 Tjerotjokan XLIII 186 = Tjikaka XLII. 45 12 Tjilalolong id. 78 47 Tjitja. XLI. 202 21 Tjitja koreng. id. 199 Tjitji. XLII. 64 55 Tjitji. id. ang Do Tjitji. XLIII 97 E Tjitji mehra: id. 99 == Tjito. XLII. 65 2 Tjoelik-tjoelik. id. 205 == Toehoe. id. 205 Trinil. id. 99 68 rinil. id. 101 70 Trinil batoe. id. 105 7% Troelek. id. 107 76 Troelek besar. XLIII 120 m W Walet XLI. 191 Walet XLII. 209 Walet id. 210 Walet. id. 255 Walangkada. XLIII 110 Batavia, 12 December 1884. INHOUD . VAN DE Derde Aflevering van Deel XLIV. Danz. De Vulkaan Mee. op Java in Juli 1884 door А. Stoop, Ingenieur ` Я - bij het Mijnwezen . . 17: List of the birds from Java, compiled by A. в. бана 34 orn. | ment Physician at Batavia . . : ы. D M. Rapaces; birds of prey; cole s) uis 100: Aves insestores; perching-birds; respect Ee e жы Waders ; (steltvogels) . . m уз NA tatores; Swimming-birds dan na 0. „> Vogels, door А. G. VORDERMAN, ү. dos en slot van Deel XLII blz. 197). . . о у 208: _ Falco communis (Alap-Alap) м Pernis cristatus (Oeloeng-oeloeng) . . » . . . . . 210: ee eupogon (Djantiengan orat e o nB. tia cingalensis (| MENS: “у NE | eun rie SE Wi ru EE, _ Calobates bistrigata TR о ШЕ Sturnopastor jalla (Djarak soeren). ee o A. ` H H m Munia ferruginosa (Bondol) . о Мне ав. Миша atricapilla (Bondol_ itam). о 2. _ Padda oryzivora (Glatik). ` B ы з. ж _ Lonchura undulata (РТ). ои ze ты opus melanocephalus (Katik). Ardea purpurea (Tjangak) с » . - - 220.2... 289 Herodias garzetta (Koendoel). . . Bubulcus coromandus (Koendoel) ........2%6 — Ardeola speciosa (Blekok) ое 237. Ardetta sinensis (Kokokkan). ее 238. | Melanopelargus episcopus. 2... . 2 oss os s 239. x . Leptoptilos javanicus (Bang... . os oio > 240. e? -Gallinago seolopaeima (Blekek) 2.2... от on | Rhynchea bengalensis (Blekek-kembang) . 2 À Q 244. Peida subarquats (Tin)... 0... den | 222 Lobiovanellus tricolor. . ое ug | Pelecanus onocrotalus Cingi мий кл у. Pelecanus philippensis (Gangsa lau) . + . -= Geobserveerde doch niet beschreven | : ' Alphabetische index der in Deel XLI, хш, Хш. еп HA van het Se SE ее : ren E s 254. tT Set ы S NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR _ NEDERLANDSCH-INDIË, KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE ҮШ. тім ONDER REDACTIE VAN Dr. ы ON NEN. DEEL XLIV. Vierde Aflevering. ACHTSTE SERIE. DEEL V. AFLEVERING d. ue e rd Na E "TER CIRCULAIRE, gezonden aan alle personen, die hunne mede- werking bij de waarneming van aard- bevings-verschijnselen hebben toegezegd. KONINKLIJKE VEREENIGING. DE COMMISSIE VOOR HET ORGANISEEREN EN VERZA- MELEN VAN AARDBEVINGS-WAARNEMINGEN. BATAVIA, 188 Wel Ed. Heer! Het is voor de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging gewis een, aanmoedigend verschijnsel, dat aan hare roepstem tot medewerking bij de waarneming van aardbevingsverschijnselen circa 500 inwoners van Nederlandseh-Indiö, behalve de daartoe uitgenoodigden, die op de drie hoofdplaatsen van Java gevestigd zijn, gehoor hebben gegeven. Bij de aanbieding der hierbij gevoegde » Voorloopige Instructie” zij aan allen het volgende medegedeeld. Ofschoon het in de bedoeling der Vereeniging ligt om vele Waarnemingsposten van eenvoudige, weinig kostbare instru- menten te voorzien, en om, met enkele aanvangende, het aantal stations, dat volledig voor de waarneming van elke onrust in den bodem zal worden ingericht, allengs te vermeer- deren, zoo kan zij daarmede om meer dan eene reden niet terstond aanvangen. 20 278 Omtrent de keus der instrumenten en de inrichting der observatieposten is hare commissie nog in briefwisseling met enkele zeer bevoegde beoefenaars der seismologie en om tot de keus van de best gelegen, goed van instrumenten te voor- ziene, observatieposten te geraken, zijn haar vooraf en gedu- rende vrij langen tijd de ontvangst der eenvoudige mededeelingen noodig omtrent plaats gehad hebbende aardbevingen of aard- bevingsverschijnsels, en het zijn voorloopig alleen deze, waar- voor zij overeenkomstig de thans aangeboden voorlichting uwe ijverige medewerking inroept. De Vereeniging heeft bovendien bij de uitvoering van haar plan in de eerste plaats rekening te houden met hare finan- cieele krachten en moet tot haar leedwezen erkennen, dat die voor het oogenblik niet voldoende zijn, om alle kosten, aan de aanschaffing van instrumenten en aan het frankeeren der briefwisseling met circa 500 correspondenten verbonden , geheel voor hare rekening te kunnen nemen. De thans aangeboden instructie zal door meer volledige inlichtingen omtrent de inrichting der menigvuldige instrumenten en omtrent alles, wat op het gebied der seismologie voor den waarnemer van belang is te weten. gevolgd moeten worden. Als orgaan dier mededeelingen zal de Vereeniging van haar tijdschrift gebruik maken en eveneens zullen de aardbevings- berichten en de daaruit af te leiden gevolgtrekkingen in dat tijdschrift worden openbaar gemaakt. Op de toetreding tot het lidmaatschap evenwel geenerlei pressie wenschende uit te oefenen, en dat vooral niet bij hen, aan wier medewerking der Vereeniging zooveel gelegen is, zal zij van elk artikel dat over seismologie handelt, over- drukken tegen zeer matigen prijs, de kosten dekkende, ver krijgbaar stellen. Aan het Nederlandsch-Indisch Gouvernement zal een voorstel worden gedaan om de inzending der aard- bevingsberichten en de toezending aan de medewerkers der blanco rapporten, door bemiddeling van het naast bij den 279 waarnemer gevestigd plaatselijk bestuur, langs officieelen weg en derhalve kosteloos te doen geschieden. Zoo lang de Vereeniging nog in gebreke blijft om hare medewerkers kosteloos van blanco rapporten te voorzien, noodigt zij hen beleefd en met aandrang uit, om van elk waargenomen of vernomen aardbevingsverschijnsel aan de vereeniging mededeeling te doen, hetzij per briefkaart of desverkiezende per niet gefrankeerd billet en om aan het adres, dat best aan den Secretaris der Koninklijke Natuurkundige Vereeniging gericht zal zijn, het motto »aardbevingsbericht” te willen toevoegen. Van tal van personen, die in streken gevestigd zijn, die volgens officieele bestuursberichten in de laatste weken door aardbeving getroffen zijn geworden, was reeds voor het intreden dier aardbevingen de toezegging tot medewerking ontvangen; de ontvangst van mededeeling omtrent de sedert plaats gehad hebbende aardbevingen, waarvan zij vermoedelijk getuigen zijn geweest, — bij voorbeeld, die in den laten avond: van den 20sen November jl — еп waaromtrent ons slechts een enkel zeer gewaardeerd bericht van Tjikoraij nabij Tjikadjang gewerd, behoorden tot de uitzonderingen. Vermoedelijk waren Heeren medewerkers nog allereerst de ontvangst wachtende van de bij onze vorige circulaire toegezegde instructie en rapportenboekjes. Zeer beleefdelijk dringen wij aan op gezette medewerking quand méme. Een ieder zij verzekerd, dat van de door hem ingezonden berichten met de meeste zorg gebruik zal worden gemaakt. De ontvaugst van aardbevingsberichten in 1884 , waaromtrent door onze Heeren Correspondenten wellicht aanteekening is gehouden, zal ons zeer aangenaam zijn. De commissie voor het orgamiseerem en ver- zamelen van aardbevingswaarnemingen. P. VAN DUK, J. J. POORTMAN, Secr. der Kon. Nat. Ver. VOORLOOPIGE INSTRUCTIE OMTRENT DE WAARNEMING VAN AARDBEVINGS-VERSCHIJNSELEN. DOOR VAN DIJK. Lid der Commissie voor het Organiseeren en verzamelen van aardbevings-waarnemingen. Hetgeen omtrent elk aardbevings-verschijnsel zoo mogelijk bekend moet worden gesteld is het volgende. А. Nauwkeurige plaatsbepaling van het punt op aarde , alwaar de waarneming is geschied. Aannemende, dat ieder berichtgever de aardbeving in den regel te huis waarneemt, zoo behoeft de plaatsbepaling niet elken keer, dat een bericht wordt ingezonden, herhaald te worden. Bij het eerst in te zenden bericht dient echter zoo veel mogelijk nauwkeurig de plaatselijke ligging, alzoo de geographische lengte en breedte en de hoogte boven zee , bekend te worden gesteld. Bestaat er voor de bepaling van lengte en breedte geen voldoende gelegenheid, dan vermelde men 200 goed mogelijk , hoedanig de woning van den waarnemer gelegen is ten opzichte van minstens twee door de geographische kaarten bekende punten. Voor die punten komen in de eerste plaats in aanmerking de afstandspalen langs de groote wegen: verder, voor de hoofdplaatsen , bekende openbare gebouwen , voor geïsoleerde plaatsen in het gebergte, de naastbijgelegen bekende bergtoppen. Geschiedt de waarneming niet op den beganen 281 grond, maar daarboven verheven, dan moet de hoogte van den vloer en de wijze, waarop die vloer met den bodem ver- bonden is, hetzij vast door eene gemetselde fundeering of los op den beganen grond, of op gemetselde of opgestapelde steenen пешеп tiggende, worden opgegeven. (!) Geschiedt de waarneming buitenshuis, dan gelieve men de ligging der plaats, waar de aardbeving werd opgemerkt, ten opzichte zijner woning te omschrijven. B. Bepaling van den middelbaren tijd, waarop de aardbeving is begonnen en van haren duur. Zonder hulp van een zelfregistreerend instrument en kennis van den juisten middelbaren tijd ter plaatse der waarneming is eene nauwkeurige tijdsbepaling van het verschijnsel niet wel mogelijk. In het algemeen zal men zich dus met eene benaderde tijdsopgave tevreden moeten stellen. Voor een goede benadering van den tijd echter zijn de middelen in den regel voorhanden. Daarvoor is noodig een redelijk goed uurwerk, de tafel der tijdvereffening, die onder anderen in elken regeerings-almanak te vinden is, of door de Vereeniging op aanvraag verstrekt kan worden, en het waarnemen van den waren middag (zonnetijd) door middel van de schaduw , die een evenwijdig aan de as der aarde gespannen dun koord (kabelgaren) op hare horizontale projectie werpt. Elke draad, die ten naastenbij horizontaal en zoo nauwkeurig mogelijk in de richting van den meridiaan — of bij benadering noordzuid volgens het kompas — is gespannen, en waarvan men, door middel van een schietlood, uit twee verwijderde punten de lijn op den bodem bepaald heeft, die met den gespannen draad . in hetzelfde vertikale vlak ligt, zal aan het doel om den waren middag te bepalen voldoen. Nauwkeuriger is het om (1) Heeren medewerkers worden beleefd uitgenoodigd. om van de plaats- bepaling hunner woning al dadelijk kennis te geven aan den Secretaris der Konkinklijke Natuurkundige Vereeniging. 282 aan den draad evenveel graden helling naar de noord- of naar de zuidzijde te geven als de breedte der plaats, noordelijk of zuidelijk, bedraagt. Men heeft dus slechts op een open plek, hetzij van twee boomstammen, die in de vereischte richting gelegen zijn, dan wel van stevig in den bodem geslagen palen gebruik te maken, ze ieder aan dezelfde zijde van een spijker of nagel te voorzien, en over die nagels Бө занына i hl С. den draad te spannen, zoodanig dat deze zuiver in de richting noord-zuid gericht zij (), uit die nagels loodlijnen op den | bodem neer te laten en die door een lijn, waarvoor een | tweede met krijt wit gemaakt en wit te houden koord kan dienen, te vereenigen. Op het oogenblik dat de schaduw van de lijn, die men best zal doen niet hooger aan te brengen dan c 1.20 М. boven den beganen grond, op hare aldus verkregen horizontale projectie valt, is het middag. Tot nadere verklaring diene het volgende voorbeeld: Den 2 December 1884 valt de schaduw van den draad op hare projectie op het oogenblik dat het horloge van den | waarnemer 11" 597,” alzoo 11" 52’ en c? 15” aanwijst; de iL tijdvereffening op den middag van den Zen December bedraagt | + 10' en 55”, dat is: de middelbare tijd is bij den warenof | zonnetijd zooveel ten achteren. it De som geeft 12% 2' en 50" in plaats van juist 12°. Het | horloge is dus 2' en 50” of nabij 5 minuten voor. Van de aardbevings-waarneming met het horloge in het laatste etmaal gedaan, zal dus evenveel afgetrokken moeten worden. De waarneming zelve zal, zonder registreerend instrument, in den regel eerst gedaan kunnen worden nadat de schudding voorbij is. Bij het intreden toch eener aardbeving denkt een () Bij voorkeur sla men den noordelijken of den zuidelijken spijker 700 veel lager — namelijk beneden de horizontale lijn, die de beide punten vereenigt — als de noordelijke of zuidelijke breedte der plaats vordert. 18 1 de afstand tusschen de beide vertikalen der ophangpunten, dan kan dat verschil gemakkelijk berekend worden, daar het gelijk is aan I X den tangens der breedte. 285 ieder, die onder dak is, in de eerste plaats aan de veilighed van zich en van de zijnen. [s hieraan voldaan, dan is de beweging van den bodem gewoonlijk reeds voorbij en komt de tijdsbepaling derhalve te laat. In ieder geval is het aan te raden de tijdswaarneming zoo spoedig mogelijk te doen, en dan den verloopen tijd te schat- ten of te benaderen door hetzelfde, wat men sedert de aardbeving gedaan heeft — men heeft bijvoorbeeld een bepaal- den weg doorloopen — nog eens te doen met waarneming van den tijd, die er voor noodig is (). Daar het voorloopig onbereikbaar is om tijdsbepalingen te erlangen, waaruit de richting en snelheid van voortplanting eener aardbeving kan worden afgeleid, zoo is het voorloopig voldoende de identiteit van een binnen zekeren grooteren of kleineren kring waar- genomen aardschudding te kunnen vaststellen. Opgaven, die niet meer dan enkele minuten afwijken van den juisten tijd waarop het verschijnsel plaats greep, zullen daarom zeer goed aan het doel beantwoorden. Hetzelfde wat voor de gemiddelde tijdsbepaling gezegd werd, namelijk , dat die door oordeelkundige schatting met behulp van een uurwerk, waarvan de gang of het verschil met den middelbaren tijd in rekening gebracht wordt, verkregen moet worden, geldt ook voor de vermelding van den duur eener aardbeving. Bij gebrek aan registreerende nauwkeurigheids- instrumenten moet men zich tot eene oordeelkundige schatting bepalen, en zal die dan ook aan het doel der mededeeling beantwoorden. () Het regelmatig doortellen gedurende den tijd, die er verloopt tusschen de waarneming eener aardbeving en het oogenblik, dat men op het uurwerk ziet, en vervolgens den tijd, die er voor het tellen van hetzelfde getal blijkt noodig te wezen, van den waargenomen tijd af te trekken, " een nauwkeuriger middel, maar waarvoor in vele gevallen — als men bijvoor- beeld dadelijk genoodzaakt zal wezen zijn stem te gebruiken — geene gelegen- heid zal bestaan. 284 ©. Richting eener aardbeving. Ten einde zonder het gebruik van instrumenten de richting eener aardschudding te kunnen bepalen is het in de eerste plaats noodig, dat men te huis goed georiënteerd zij, ten opzichte der voorname windstreken. Zittende of liggende en eene schudding voelende, zal het in de meeste gevallen voor een ieder gemakkelijk zijn op te merken in welke richting, namelijk recht voor- en achteruit, dwars heen en weer of scheef (diagonaal), de heen- en weer- gaande beweging gevoeld wordt. Die richting goed onthou- dende of dadelijk door het neerleggen van een schrijfpen, lineaal of ander lang voorwerp kenmerkende, zal men haar later met de oriënteering van het huis kunnen vergelijken en in windstreken of graden van het kompas kunnen uitdrukken. De gebruikelijke wijze van vermelding namelijk van een be- paalde naar de diametraal tegenoverstaande streek van het kompas — bijv. van noordwest naar zuidoost — is in den regel overbodig of niet juist. Voor de opgaaf der richting, waarin de schuddingen gevoeld zijn, is de opgaaf noordwest of zuidoost alleen voldoende. Luidt de bepaling: van noordwest naar zuidoost, dan moet daaruit verstaan worden dat eene voortgaande golfbeweging is geconstateerd , die zich van het noordwesten naar het zuid- oosten voortplantte. De richting van voortplanting is echter een der moeielijkst te bepalen elementen eener aardbeving, en zal dus in den regel aan het opmerkingsvermogen van. den waarnemer ontgaan. Bij eenigszins sterke aardbevingen en vooral bij aardschokken zal het echter veelal gebeuren, dat de waarnemer voelt naar welke zijde de schok hem doet over- hellen of neiging geeft tot overheling, en dan is die zijde de richting, waaruit de schok zich heeft voortgeplant. Vallen er losse voorwerpen om en rollen ze niet weg, dan zal de zijde, waarnaar ze zijn omgevallen, de richting van den oor- sprong van den schok aanwijzen. Gaat de aardbeving , zooals veelal het geval is, ook nog vergezeld van onderaardsch geluid en Sursee 285 hoort men dat geluid in de richting, waarin losse voorwerpen omvallen, en waarnaar men geneigd was bij het ontvangen van den stoot zelf over te hellen, dan kan op goeden grond de richting van voortplanting in het aardbevingsrapport worden opgenomen. Heeft de indruk der aardbeving zich alzoo tot eene min of meer regelmatige heen- en weergaande schommeling van den waarnemer bepaald, zonder hem een stoot in bepaalde richting toe te brengen, dan vermelde men alleen de richting van het vertikale vlak, waarin de beweging werd opgemerkt. Men bepale dat vlak door zijne afwijking met het vlak van den meridiaan, dat noord-zuid of zoo men wil zuid-noord, eenvoudiger volgens nul graden gericht is. (N. 15° 0.) of een- voudig 15°: (0. 20? Z.) of eenvoudig 90 + 20 = 1109; (2. 18° W.) of enkel 180 + 18 = 1989; (W. 2° N.) of wat hetzelfde is 270 + 2 — 272? zijn de beste aanwijzingen. Wordt het cijfer der graden of de opgegeven windstreek onderschrapt, dan zal dit tot kenmerk strekken , dat de richting waaruit de schok den waarnemer bereikte of waarin voor- werpen omvielen met de opgegeven richting overeenkwam. Niet onderstreept, is dus de opgaaf N. W. of (W. 45° N.) van gelijke beteekenis als Z. О. of (О 45° Z.); wordt de richting echter als N. W. opgegeven, dan beteekent dit, dat de aard- beving eene richting, tevens richting van voortplanting, had van N. W. naar Z. 0. of dat de oorsprong van den schok of het geluid in het noordwesten van de plaats des waarnemers gelegen was. Behalve de directe waarneming der richting op het gevoel "af, dan wel door omgevallen voorwerpen of vernomen onderaardsche geluiden, zijn de meest voor de hand liggende middelen om het vlak te bepalen, waarin de schommeling plaats heeft, de waarneming van klepperende deuren en vensters, van bet vlak van schommeling van loshangende voorwerpen, speciaal van hanglampen en van de richting der wanden waartegen een slingeruurwerk hangt, dat door den schok tot stilstand is gebracht. 286 Komt de richting overeen met de lengte-as van de woning des waarnemers, zoo zullen alleen of althans het sterkst de ramen en deuren aan de voor- en achterzijde van het huis in schudding geraken, terwijl het de zijvensters en zijdeuren zullen zijn, die door hunne schudding eene op de eerste lood- recht staande richting zullen aangeven. Rammelen alle deuren en vensters en zelfs de los in hunne gleuven sluitende horren ; zonder dat gelijktijdige beweging aan den bodem wordt waar- genomen, dan heeft men eenvoudig met eene luchtbeweging te doen. Gaat dit verschijnsel vergezeld van een geluid als van schoten of hevige ontploffingen, dan kan men er zeker van zijn dat er in de richting , waarin het geluid wordt gehoord , een vulkaan in hevige uitbarsting verkeert, dat er onder de windrichting aschregen te verwachten en op de kusten, althans als de werkende vulkaan zeer nabij de kust gelegen is, zee- beving (buitentijdsche hooge vloed- en ebgolving) derhalve kort- stondige maar vernielende overstrooming te vreezen is. Dat de richting eener aardschudding ook aan het vlak van slingering van hanglampen is waar te nemen, vereischt geene verklaring: voor hen, die zich welwillend tot waarnemen hebben verbonden, is het echter aan te bevelen om een voor het doel hestemden en ingerichten slinger op te hangen. Tot ophangpunt kieze men een zolderbalk in een gesloten ruimte of vertrek van een liefst houten , des noods bamboezen , gebouw. In de meeste gevallen zal daartoe een kamertje der bijgebouwen het geschikste zijn. De slinger zij minstens één meter lang, de slingerbol, waarvoor elke vorm van gewicht kan dienen, zij minstens één kilogram zwaar en opge- hangen aan een draad, waarvoor zeer dun koperdraad te verkiezen is boven koord. Door het punt, waar het verlengde van den vertikalen slingerdraad den vloer ontmoet, trekke men de lijn, die met het magnetisch hoofdvlak , richting nul graden of noord-zuid, overeenkomt, of plaatse, hetgeen strikt genomen voldoende is, alleen een merkteeken in de richting nul graden of noord. De afwijking van het vlak van slingering met het le ee A ЕТИМ 287 vlak van den magnetischen meridiaan zal dan, onmiddellijk na eene aardbeving, gemakkelijk waar te nemen zijn. Die waar- neming zal nauwkeuriger kunnen geschieden, wanneer de slinger in het verlengde van den draad of vertikaal van een dunne punt of wijzer voorzien is, die men even doet reiken in eene gelijk gestrooide laag los zand (houtskoolpoeder, krijt of kalk, zaagsel of ander droog, geen dierlijk of plantaardig voedsel bevattend, poeder). Dat zand kan op den bodem gestrooid worden, als de slinger laag genoeg hangt of in een bak geplaatst worden, dien men op een onderstel van voldoende hoogte plaatst. De streep, die door den slinger in het zand wordt gekrast, zal dan met die van den magnetischen meridiaan een hoek maken, die met kompas of graadboog gemeten, of des uoods door indeeling op den rechten hoek bepaald moet worden. Van slingeruurwerken, vooral wanneer het de kleine zoo- genaamde regulateurs zijn, waarvan de slinger geheel binnen een glazen kast besloten is, kan voor het waarnemen van aardbevingen een zeer nuttig gebruik worden gemaakt. Het is dan echter noodig dat de slinger zich zeer dicht langs het houten achtervlak van de klok beweegt. Is dit niet het geval dan moet de ruimte door een latje van voldoende dikte worden aangevuld. Is men in het bezit van twee dergelijke uurwerken, dan bevestige men ze tegen twee verschillende wanden, die loodrecht op elkaar staan. Geschiedt dan de aardschudding in de richting van een der twee wanden dan zal de slinger, die tegen dien wand hangt, er niet door buiten zijn slinger- vlak gebracht worden en het uurwerk zal door blijven loopen. Van het andere uurwerk echter zal de slinger tegen het achtervlak der kast aanbonzen of aanslepen en deze aanraking zal voor een uurwerk van zoo geringe slingerwijdte al zeer spoedig onmiddellijken stilstand van de wijzers teweegbrengen. Is nu slechts gezorgd, dat de beide uurwerken gelijk gaan, of dat het verschil van hun gang bekend is, dan heeft men = nog slechts door middel van den zonnewijzer het verschil met 288 den middelbaren tijd van het uurwerk te bepalen, dat niet is blijven stilstaan, en de aanwijzing van het stilstaande uurwerk tot die van het loopende te herleiden, om den tijd der aard- beving nauwkeurig te kunnen opgeven. De richting van den wand, waartegen het uurwerk hangt, dat niet is blijven stilstaan, zal dan tevens bij benadering de richting aangeven, waarin de schudding heeft plaats gehad. Daar schokken in vertikale of ongeveer vertikate richting tot de uitzonderingen behooren, en niet anders dan direct door het gevoel in verband tot waargenomen onderaardsch geluid, of door daarvoor ingerichte instrumenten waar te nemen zijn, zoo kunnen ze hier slechts ter loops in aanmer- king worden gebracht. Bijzondere instructies zijn voor hare waarneming voor alsnog niet noodzakelijk. B. Kracht of intensiteit der aardbeving. Reeds sedert 1875 is in falë een schaal aangenomen, waarnaar de intensiteit eener aardbeving door een enkel cijfer wordt uitgedrukt. Deze schaal, op het door een aardschudding veroorzaakte effect berustende, is in overleg met de Zwitser- sche Commissie voor seismologie onlangs volgenderwijs vast- gesteld. 1. Kleinste schok, die alleen met een uiterst gevoelig instrument aan een enkel geoefend waarnemer kenbaar wordt gemaakt. i 2. Schok of schudding, die door verschillende instrumenten (seismographen) kenbaar wordt en door enkele personen, in rust zijnde, gevoeld wordt. 5. Sehudding, gevoeld door de meeste in rust verkeerende getuigen, en sterk genoeg, dat de richting der schudding door hen geschat kan worden. +. Schudding of schok, door in beweging zijnde personen opgemerkt, die losse voorwerpen in schudding of trilling brengt. deuren en vensters doet rammelen, houten vloeren of wanden doet kraken. IM IEEE EEE eet апа ац * и. SC Zeen TE 289 5. Aardbeving, die door alle inwoners eener plaats wordt opgemerkt en schudding van meubelen, als van ledikanten, veroorzaakt en enkele schellen doet aanslaan. 6. Algemeene wakkerschudding der slapenden; algemeen aanslag van schellen, slingering van opgehangen voorwerpen, als hanglampen, stilstand van sommige slingeruurwerken , schijnbare beweging van het geboomte. Sommigen begeven zich uit voorzichtigheid buiten hun woning. 7. Omvallen van losse voorwerpen, afvallen van pleister, aanslaan van torenklokken — algemeene ontsteltenis — echter zonder noemenswaardige beschadiging van gebouwen. Val van schoorsteenen, scheuring in de muren en gebouwen. 9. Gedeeltelijke of geheele vernieling , instorting van sommige gebouwen. | 10. Grootste ouheilen, instorting tot puinhoopen, scheuren van den bodem, afstorting van het gebergte. Uit deze indeeling blijkt dus, dat eene gewone europeesche huisschel, die met een veer aan den muur bevestigd is, voor aardbevingen van meer dan middelmatige intensiteit den dienst van seismograaf kan doen, en dat de aanschaffing er van alzoo is aan te bevelen. Voor de waarnemers, die niet van nauwkeurigheids-instru- menten voorzien zijn, zullen de schuddingen, tot de klassen l en 2 behoorende in den regel niet worden opgemerkt. Omtrent de juiste klassificatie der aardbevingen, die zij wel opmerken, zullen zij dikwijls nog in twijfel staan. Zoo zal schudding van ledikanten veelal reeds worden waargenomen bij aardbevingen, die tot de rubriek 4 behooren, omdat het een verschijnsel is, dat veel van de constructie van het ledikant en van het gebouw, waarin het geplaatst is, afhangt en dikwijls, even als de geheele aardbeving, slechts door sommigen en niet door alle inwoners zal worden opgemerkt. Zoo ook is hier de slingering van lampen in de opene indische huizen een verschijnsel, waaraan niet te veel waarde toe te 290 kennen is, vooral op plaatsen, waar het veel waait en de lampen, op den tocht hangende, bijna altijd in beweging zijn. In het algemeen is men geneigd om aan elke aardbeving, die ons eenigen angst heeft aangejaagd, eene grootere beteekenis toe te kennen dan haar werkelijk toekomt. Het zal daarom, in geval van twijfel, of men eene aardbeving moet rangschikken onder het eene of onder het naast lagere cijfer, in den regel raadzaam zijn het laagste van de twee te kiezen. Het eenige, waarvan ten slotte nog vermelding in de aard- bevings-rapporten gewenscht wordt, is: E. Bijzondere of bijkomende verschijnselen, als onderaardsch geluid, buitengewone barometerstand, opdroging van het wel- water, merkbaar in de waterputten, verhooging van de tem- paratuur van het welwater, in het bijzonder van warme bronnen in den naasten omtrek, toestand of graad van werking van nabijgelegen vulkanen, enz. In de bijdrage van den ondergeteekende over het waarnemen van aardbevingsverschijnselen, voorkomende in aflevering 1 van jaargang 1884 van het Natuurkundig Tijdschrift, zijn de voorschriften opgenomen, die aan de waarnemers van hetzelfde natuurverschijnsel in Japan, door »the Seismological Society” te Tokio zijn gesteld geworden. Ook daar wordt dezelfde indeeling der rapporten verlangd, te weten: A. Locality bij ons Plaatsbepaling. B. Date, time, duration » » — Tijdsbepaling, duur. €. Direction s » _ Richting. B. Intensity ^ » [ntensiteit of kracht. E. Nature, remarks >» » Bijkomende verschijnselen. Het komt ons niet overbodig voor, het daar vermelde omtrent de voorschriften, die meerendeels in den vorm van vragen gesteld zijn, over te nemen. Verschillende dier vragen Pr TEE EE Ar EE DE ET el ee nt be TE PER TE METER TEMERE = ^ CE e EU 247% зеді Hie A E T MEM TE SEN ERTAN $ 291 zullen, hetgeen boven als de voornaamste te volgen regels is medegedeeld, aanvullen en toelichten. Zij zijn, met weglating van eenige buiten ons doel liggende, de volgende: (Hier volgden in de rondgezonden Instructie de »algemeene voorschriften”, die reeds op blz. 70 en volgg. in dit deel van het Tijdschrift zijn opgenomen). Omtrent de beide laatste nummers zij opgemerkt, dat, voor ons geval, onder No. 56 voor het Genootschap te Tokio, de Natuurkundige Vereeniging te Batavta in de plaats komt; en omtrent No. 58, dat de beide eerstgenoemde werken slechts een enkel hoofdstuk over seismologie bevatten en dat het derde, het standaardwerk van Maurer zeer kostbaar en voor een deel verouderd is. Voor de beoefening van dit gedeelte der natuur- wetenschap op het tegenwoordige standpunt raadplege men liever de Transactions der Japansche Seismologische Vereeniging, voorts het fransche gedeelte van Prof. pe Bossrs Programma del? Osservatorio ed archivia geodinamica te Rome, eene ver- handeling, die trouwens bestemd is om in het Natuurkundig Tijdschrift te worden overgenomen , even als eene Nederlandsche vertaling der verhandeling van Prof. Joux Mm sg: Recherches sur les tremblements de terre au Japon, spécialement. imprimé pour le congrés géologique de Berlin, uitgegeven te Yokohama. Als periodieke werken, waarin meu de voornaamste uit- komsten op het gebied der seismologie vermeld vindt, zijn aan te bevelen, in de eerste plaats het Natuurkundig Tijdschrift als orgaan onzer gemeenschappelijke waarnemingen, voorts het Engelsche weekblad Nature, of wel het Fransche /а Nature of het Hollandsche de Natuur. 292 Een aardbevingsbericht van den eenvoudigsten vorm zal dus ingericht kunnen zijn als volgt: (Briefkaart. Adres) Aardbevingsbericht. Secretaris Natuurkundige Vereeniging Batavia. (en op de keerzijde) A. Bekend (а). B. 5 Januari jl. 17 45’ * (b) duur o 50". С. 1957 507 (с)-о/::0 35° 50' 2. D. 4 of: 4 tot 5. E. geene of: zullen afzonderlijk worden medegedeeld (4). Woonplaats) (Naam) Heeren medewerkers zullen een zeer nuttig werk doen door gedurende den tijd, dat door hen geen aardbevingsverschijnselen worden opgemerkt, van het niet voorkomen van aardbevingen geregeld eenmaal 's maands bericht te zenden. Adres als van het werkelijke aardbevingsbericht, keerzijde voorzien van het woord geene, еп van de vermelding van woonplaats еп naam van den inzender. Het lid der Commissie voor het organiseeren en ver- zamelen van aardbevings-waarnemingen , P. VAN DIJK. (а) Of eens voor al, overeenkomstig de gegeven inlichting, 200 nauw- keurig mogelijk bekend te stellen. (b) 17а 43° is hetzelfde als би 43° п.т. (na den middag); het sterretje duidt aan, dat men in de gelegenheid is geweest den tijd juist te bepalen. (e) De streep duidt aan, dat men over den oorsprong van den schok heeft kunnen oordeelen. (d) Tenzij de briefkaart voldoende plaats voor de mededeeling aanbiedt. SE ENE um E VERSLAG VAN DE WERKZAAMHEDEN EN DEN TOESTAND DER ` KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDERLANDSCH-INDIË OVER HET JAAR 1885 DOOR P. VAN DIJK. DEE j Door het toetreden van 12 en het verlies van 47 leden onderging het aantal, dat op 1 Januari 1885, 454 bedroeg, eene vermindering van 55, zoodat de getalsterkte op ultimo December tot 599 leden was teruggebracht. De veranderingen in het bestuur bepaalden zich tot het, zooals verwacht wordt, slechts tijdelijk verlies van het lid Dr. vas ре Ѕток die zich, wegens eene ernstige ongesteldheid, gedwongen zag heil te zoeken in een Europeesch verlof, en tot de aanwinst van het lid rex Ввоммегев op wien zich, ter ; bestuursvergadering van December , de algemeene keus vereenigde. In opvolging van den vertrokken bibliothecaris van ver Stok nam Dr. С. P. Srurrgn welwillend de zorg voor de bibliotheek op zieh, terwijl de bewerking der aardbevingsberichten van ‚ Dr, van DER Stok op mij is overgegaan. _ Van de buitenlandsche eorrespondeerende leden had de 24 PLE ER SEE ^ me ENTER ETE E C RENEE dy Iu E: 294 vereeniging het verlies door overlijden te betreuren van de heeren Dr. L. Reicnessach, F. E. GuEnIN ре Мехеупл еп J. E. Davis: daarentegen werd de benoeming tot correspondeerend lid met ingenomenheid aanvaard in het moederland door P. €. Е. SNELLEN te Rotterdam en Е М. vas per Мор te 7 Hage en in het buitenland door Dr. Отто Fisscu te Bremen. De bibliotheek werd, behalve door aankoop van enkele belangrijke werken, op nieuw verrijkt door den afstand in bruikleen van een groot aantal boekwerken van natuurweten- schappelijken aard, aangeboden door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen: verder door geschenken van leden, door de gewone bijdragen van wege het Gouvernement, van exemplaren der op 'slands kosten uitgegeven werken op het gebied van natuurwetenschap, en eindelijk door de ook in dit jaar weer belangrijk uitgebreiden ruil der edita met zuster- vereenigingen, voornamelijk in het buitenland. Zoodanige ruiling kwam dit jaar tot stand met: | het Natuurwetenschappelijk Genootschap » Natura” te Gent: la Société Indo-Chinoise te Saigon: de Ornithologische Vereeniging te Weenen: la Société Zoölogique de France te Parijs: the New-Zealand Institute te Weddington : , das Naturforscher-Gesellschaft te Dorpat: Ше Seismological Society of Japan te Tokio, en eindelijk met den uitgever Mozes Кіуе te Cambridge (Amerika) ten opzichte van zijn tijdschrift > Science.” Het museum onderging vermeerdering door enkele geschenken van particulieren buiten Batavia, maar voornamelijk door die van Dr. SLUITER op het gebied der zeefauna van den Indischen archipel. De maandelijksche bestuursvergaderingen werden geregeld gehouden en door vele leden trouw bezocht. Op de jaarlijksche algemeene vergadering, die den 18° October gehouden werd. kwam een voorstel in behandeling om de slot-alinea van artikel 11 der wetten — de niet onmiddellijke herkiesbaarheid van den 295 President en vice-President voorschrijvende — te doen vervallen. De uitslag der bespreking was, dat de voorzitter, gebruik makende van zijne bevoegdheid ontleend aan art. 30, om bij staking der stemmen te beslissen, zich voor het behoud van art. 11 in zijn geheel verklaarde, op grond dat uit het geringe aantal uitgebrachte en gelijkelijk voor en tegen het voorstel ver- deelde stemmen, de urgentie tot wijziging niet voldoende bleek. De merkwaardige werking van den vulkaan op het eiland Krakatau, van 20 Mei tot 27 Augustus, kwam op de sedert gehouden bestuursvergaderingen herhaaldelijk ter sprake, en meermalen werd met belangstelling kennis genomen van de mondelinge mededeelingen van sommige leden, vooral van die van Dr. VoRpeRMAN, die, zoowel in Mei als na het onheil van 27 Augustus, het tooneel der vulkanische uitbarsting en de verwoeste landstreek persoonlijk bezocht had. Onder de door hem bij een dier gelegenheden verzamelde producten der uit- barsting werden vooral opgemerkt de door den vulkaan uitgeworpen mergelballen als knikkers, die zonder eenig uiterlijk kenteeken van in gloeiing te hebben verkeerd, volgens mededeeling van Dr. Сввтівк, 56°/, koolzure kalk bevatten. Aangevangen om alle gegevens voor eene geschiedkundige en zooveel mogelijk wetenschappelijke beschrijving van het natuur- verschijnsel te verzamelen, heeft het bestuur der Vereeniging van alle verdere pogingen tot eigen bewerking van die stof afgezien, toen het haar bleek dat de Regeering een onderzoek in loco had opgedragen aan den mijn-ingenieur-geoloog R. D. M. VgnBEEK , en aan dezen de middelen zou verschaffen tot het opmaken van een zooveel mogelijk volledig verslag met platen en kaarten. Op enkele reeds verzamelde gegevens, en meer in het bijzonder op de door Dr. Оххх op de October-vergadering meegedeelde zeer belangrijke graphische gegevens (afkomstig van den Directeur der gasfabriek te Batavia) omtrent de zeer belang- rijke schommelingen in den luchtdruk , die met de hevigste ont- ploffingen op op 26 en 27 Augustus gepaard zijn gegaan , werd door het bestuur de aandacht van den Heer Увввекк gevestigd 296 Voor de oprichting van een monument ter eere van den verdienstelijken botanicus TEIJSMAN , vereenigden zich de be- stuursleden Dn. уау per Burc en Dr. Srurrer met Dn. Treuw, Directeur van 's lands plantentuin te Buitenzorg, tot eene commissie en mocht deze voor het einde des jaars, door de toezegging van een voldoende som aan bijdragen voor de verwezenlijking van het plan de zekerheid erlangen. | Niet zoo gelukkig slaagde de Vereeniging in haar streven om het plan van Dn. Srurrer tot oprichting van een zoölogisch station te Batavia te verwezenlijken. Niettegenstaande dat het plan de zedelijke steun ten deel viel van de Koninklijke Akademie van wetenschappen te Amsterdam, die het ontwerp in de belangstelling van den minister van Kolonien aanbeval: dat door de Hollandsche Maatschappij van wetenschappen te Haarlem eene bijdrage van f 1000, van het Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en van nog andere zijden de hulp tot geringere bijdragen werd toegezegd, kon geen zekerheid worden verkregen voor de beschikking over het volle bedrag der volstrekt noodige middelen. Het tijdschrift verscheen ook dit jaar geregeld; de inhoud _ bepaalde zich bijna uitsluitend tot bijdragen van eenige leden van het bestuur. Op medewerking in dit opzicht van de talrijke en over geheel Nederlandsch-Indië verspreide leden, mocht de redactie zich tot haar leedwezen slechts schaars verheugen. Finantieel werd ook dit jaar gunstig beëindigd; van den Thesaurier werd de hier volgende rekening-courant ontvangen, die na verificatie is goedgekeurd. Ten slotte zij aan allen, die aan de instandhouding der Vereeniging hun steun hebben verleend, de erkentelijkheid van het bestuur betuigd. , ; ` uəyunjuoy ur — . ШІ op fiq proouodopos 0000 / ' Ӯ . — yurqaeedg op ш ПРАВА 619906 7 { ° 6881 1өчшәдә Tg do sex ur opes 18 "TES Ee БЕНЕН —6 « “попе UƏs1801007 uaa uva элэоцэ uo] sex ur BON E ie Ne Li HOT xci s у тш, juoumuour Joy 4004 odeaplig Ae ee з ` зшлпофләл op ur joopuey І8/0716 * ^ ` ` ap) Ip ӨСІНЕ * — х р f ° | dojsoys2uniu] —' DEET / ` ; тео], ыр нб Зер ыс ° : 1 ` uəpuənpəq « RE Е a S ; Sunyorag * VS BOL s. e : i ` BuipuodaoA әр EBB o7 ` mnogo 394 uea рпоцләрио Joy эш oopuey —6 * C ` ` "zua URBAN 100^ uouoopnaq po < ` ик. 'MepewN Io « EE ER ` wepuorpoq uee « Gd ` € з : s 3 ; ` 9juo4 APPA xor) а ао (5 ° qeeurjoloos 194 upa ç — 000g E : ' teek ләр эти“ . П = š ' Weepopqiq әр. * j TOMBE ; : : ' ugrinqruor) "MEL 417. š ; "unosnf `: e : EEE Ze " : : * | uoguruuodanni DEE Зови C қ pragospfn 194 лоол Mats кеу нү > e қ ` 991 unner | do opps 4 "МЯАУЭИЛ "NALSINVALNO _ "BNIBINNSHSA SOICNQXHOQLYN TALITANINON c PTT NOTULEN VAN DE VERGADERINGEN DER KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH-INDIE хее Vergadering der Directie, gehouden op 17 Januari 1884. Tegenwoordig zijn de heeren: van Dijk, Dr. van рек BURG, Dr. SLUITER, VonpERMAN, Mr. Piepers, Dr ÜRETIER , Dn. ONNEN, TEN BRUMMELER en HERINGA. . Be heer vas Duk opent de vergadering en verzoekt den secretaris de notulen te lezen, welke daarna worden goed- gekeurd en geteekend. De heer уау Disk richt daarna een woord ter verwelkoming tot het nieuw benoemde dirigeerende lid, den heer G. W. TEN _Brummeren, die antwoordt, dat hij door zijne tegenwoordigheid meent te toonen, dat hem de benoeming welgevallig was en dat hij gaarne de belangen der vereeniging zoo veel mogelijk wil ‘bevorderen. De presidentshamer wordt daarop overgegeven aan den nieuw benoemden voorzitter, die tot de vervulling dier waar- digheid de hulp zijner medebestuursleden inroept, zooals hij die vroeger reeds mocht ondervinden. Ter behandeling komt nu: nn 299 L Een schrijven van den 1%” Gouvernements-secretaris dd. 10 Januari 1884 No. 45, bijl. 1, waarbij namens de regeering, als vervolg op de vroeger toegezondene, de 6% afle- vering wordt aangeboden van »Beitrage zur Geologie Ost-Asiens und Australiöns’”. H. Missive van dezelfde authoriteit dd. 51 December 1885 No. 2154 bijl. 1, waarbij het XI* dl. van Jum. М. Jf K. J. pe Jose 78 werk: »De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië, bewerkt door М. L. var Deventer, wordt aan- geboden. HL Van denzelfden een schrijven dd. 51 Dec. 1885 No. 2155, bijl. 1, waarbij een exemplaar wordt aangeboden van den „catalogus der afdeeling Nederlandsche Koloniën van de Inter- nationale koloniale- en uitvoerhandel-tentoonstelling te Am- »sterdam in 1885." IV. Een schrijven van den Directeur van Onderwijs, Eere- dienst en Nijverheid dd. 21 December 1885 No. 16954 , bijlagen twee, waarbij wordt aangeboden een exemplaar van het werk: »topographische en geologische beschrijving van een gedeelte van Sumatra's Westkust met atlas іп plano. Gesteld in handen van den bibliothecaris om het noodige te verrichten. V. Een briefkaart van de firma Мүноғғ te ° Hage, die de aandacht vestigt op de 5% editie van het geïllustreerde werk van Lagovrave: Dictionnaire des arts et manufactures et de Pagriculture, te Parijs in 1881-82 verschenen. Voor kennisgave aangenomen. VI. De rekening en verantwoording van den thesaurier, waaruit blijkt, dat de financiën der vereeniging, niette- genstaande in de laatste maanden het ledental zeer verminderde, toch eenige verbetering ondervond in het afgeloopen jaar. De heeren ÜRrETIER, VoRDERMAN en уау Disk worden door den President uitgenoodigd de rekening en verantwoording na te zien; dit geschiedt in den loop van den avond en er wordt gerapporteerd, dat die in orde bevonden is. : 500 Nadat de president den thesaurier voor zijn zorgvuldig beheer heeft bedankt, wordt besloten de gedane mededeelingen in het jaarverslag op te nemen. УП. De heer Sen geeft in overweging ten behoeve der vereeniging in te teekenen op: Unser Wissen von der Erde, herausgegeben von Fachgelehrten in 40 afleveringen. Hiertoe wordt besloten. VIII. Dezelfde deelt mede, dat van het Bataviaasch genootschap van K. en W. weder eenige belangrijke boeken zijn ontvangen en daardoor van sommige deelen van periodieken duplicaten aanwezig zijn. De bestemming dier duplicaten wordt be- sproken en de bibliothecaris neemt op zich, daaromtrent later te adviseeren. IX. De bibliothecaris deelt mede, dat het drukken van 1300 exemplaren van den nieuwen catalogus der bibliotheek van de vereeniging zal kosten f 75 per vel. X. De heer VoRpERMAN, die vroeger het gebruikelijk aantal afdrukken van door hem in het tijdschrift der vereeniging openbaar gemaakte meteorologische waarnemingen niet ontving, verzoekt een drietal uit den voorraad der afleveringen van het tijdschrift, hetgeen wordt toegestaan. | De heer Pigpgns vraagt onder nadere goedkeuring van het bestuur der Maatschappij van Nijverheid en Landbouw voor eenen avond de beschikking over de vergaderzaal van het gebouw der vereeniging tot een wetenschappelijk doel: dit wordt toegestaan. XII. De heer van per Burc heeft medegebracht een hem onbekende visch van Batavia, waarvan de heer Suen de naamsbepaling op zich neemt. ХШ. Dr. van per Bure zegt, dat Dm. Kroos, privaatdocent aan de academie te Karlsruhe er opgewezen heeft van welk groot belang de waarneming van de tijden van den vloedgolf, op de verschillende plaatsen der aarde, na de uitbarsting van den berg op Krakatau is, daar toch de snelheid van voortgang in verband staat met de meerdere of mindere diepte der zee. teas hd qaq ie. E 501 Omtrent bedoelde uitbarsting deelt de heer Оххх nog mede, dat de heer Goossens aan de gasfabriek alhier den indicateur _ voor de drukking van het gas zag rijzen tien minuten na eene _ gehoorde ontploffing, een verschijnsel wat zoude wijzen op eene tweede luchtgolf, die niet zoo snel was als de geluidgolf; deze drukking werd niet duidelijk weergevonden in de gelijktijdig -gedane uurwaarnemingen van den barometer. In betrekking tot het niet hooren van het geluid van de _ uitbarsting in de nabijheid en het wèl hooren op verderen T afstand geeft de heer van per Bure een denkbeeld van het correspondeerend lid P. vas per Bure ten beste, luidende ; »zou het niet hooren van de slagen te Anjer en wel verder af »niet toe te schrijven zijn aan de omstandigheid, dat de energie = "van het geluid plaatselijk werd opgeheven door de ontzettende _ >таѕѕа water, die plotseling in beweging werd gebracht en »Opgeheven, terwijl die energie in hare meer stralende werking ^in de vrste aardkorst zich van deeltje tot deeltje voortplant? "lk zeg dit op grond van een eenmaal genomen proef. Ik had »in een emmer met water een zeer klein patroontje, met „buskruit gevuld, tot op het midden der waterhoogte doen ^afdalen en stak dit door een galvanischen stroom aan. ІК „hoorde volstrekt geen knal, maar de grond der kamer dreunde „zeer sterk en de bodem van den emmer werd er uit geslagen. ХІУ. De heer хау Duk deelt mede, dat de Seismological Society in Japan gedrukte formulieren ter invulling rondzendt ler beantwoording van vragen op dit gebied. Bijzonderheden dat met genoegen voor het tijdschrift der vereeniging wordt aangenomen , terwijl de President den heer VAN Disk voor zijne _ХУ. De heer Stuiter deelt mede, dat van het lid JENTINK беле verzameling dieren op spiritus is ontvangen. XVL Dezelfde heeft omtrent de op de laatste vergadering door het lid Dr. BREITENSTEIN toegezonden stukken visch bericht, 502 dat die de ingekapselde jeugdige stadiën van eene Tetrarhynchus- soort bevatten. ХУШ. De heer Piepers deelt mede, dat hij weder een 100 stuks van de in de vorige vergadering besproken vlinders van het geslacht Callidryas heeft zien uitkomen, dat het vraagstuk van het dimorphisme dezer soort hem echter daardoor nog samengestelder is geworden. Spreker merkt ook nog ор. dat de laatst uitkomenden niet meer gingen trekken. XIX. Daar in den loop der vergadering blijkt, dat in de bibliotheek der vereeniging ontbreken de »Annales du jardin „botanique de Buitenzorg” en de als bijlage van de Javasche Courant maandelijks verschijnende » verzameling van »regenwaar- »nemingen” wordt besloten die aan de regeering te vragen. XX. De heer Onnen deelt mede, dat hij een schrijven van den bekenden landbouwkundige, den heer Амеһѕғооврт heeft ontvangen betrekking hebbende op door de regeering in Nederland uit te zenden ploegen, Ше van de H.H. Ransomes, Heap en Jerrentes te Ipswich voor de bevolking in Bantam ten geschenke zijn ontvangen. Bedoeld schrijven strekt om de aandacht van het bestuur der vereeniging op die ploegen te vestigen en te bewerken, dat zij hun doel niet missen. Daar dergelijke bemoeiing meer ligt op het gebied der Maatschappij van landbouw en nijverheid, werd besloten het bestuur dezer maatschappij tot de behandeling van deze zaak uit te noodigen. Van de ledenlijst worden gevoerd de heeren J. P. SPRENGER van Enk, Н. Rorrr, Mr. H. D. Levissons Norman, Н. А. MEHL- BAUM, №. J. Dron en F. JeLLINGHAUS. Tot lid wordt benoemd de heer J. Haax, militair Apotheker te Weltevreden. Daarna wordt de vergadering gesloten. Gelezen en goedgekeurd in de vergadering van den 21 Februari 1881. v. D. Bure, President, Jop. Herinca, Secretaris. ааах " ———————eeetsaeeácAAÁá oem» » ——————-——————Q uic. 505 Vergadering der Directie, gehouden op 21 Februari 1884. Tegenwoordig zijn de heeren Dr. хау per Bure, van Dux, Mr. Piepers, Dn. Onnen en Невтусл terwijl van den heer TEN BnuwwELER kennisgave kwam, dat hij verhinderd was de vergadering bij te wonen. Na opening der vergadering worden de notulen der vorige bijeenkomst gelezen, goedgekeurd en geteekend. Te behandelen is het volgende: L Een schrijven van den Directeur van 0. E. en N. dd. 11 Februari 1884 n°. 1950 verzoekende de jaarlijksche opgave = Voor het koloniaal verslag. 4 Den secretaris wordt opgedragen hieraan met spoed te voldoen. H. Een schrijven van den waarnemenden Directeur van het meteorologisch observatorium te Weltevreden, waarbij een verslag wordt aangeboden van het inslaan van den bliksem en de daarbij gedane waarnemingen, op het erf van genoemd obser- vatorium. . Besloten dit stuk met toestemming van den schrijver in het tijdschrift op te nemen. IIl. Gouvernements-renvooi dd. 4 Februari 1884 n°. 2155 ter begeleiding van een schrijven van den Resident van Japara dd. 25 Jan. 1884 n°. 799,1 met een fleschje regenwater, welke regen op Vrijdag den 18% Januari des voormiddags tusschen half negen en tien ure op de hoofdplaats Pattie gevallen en lichtrood van kleur was. Bij ontvangst door den secretaris bevatte dit water een weinig grauw bezinksel en had geene lichtroode kleur meer. Het werd onmiddellijk den heer SturrEn toegezonden en de heer Оххх deelt namens den heer SLurrer mede, dat het water de bekende algensporen bevatte, die in TE de zoogenaamde bloedregen voorkomen. = IV. De President deelt mede, dat de firma Ernst & Co. voor den heer N. P. van рех Bere verzocht heeft de 1° ай. АЕ VE АТАМ ne et МЕ er o | E 504 van het 58° deel van het нши der vereeniging. Wordt besloten dit af te staan. V. Dezelfde verzoekt goed te keuren, dat hij aan den heer Тн. Workman, vice-President van de Belfast Society , waarmede de vereeniging in verbinding staat, eenige spinnen uit het museum heeft afgestaan, nadat de directeur van het museum verklaard had, dat die door de vereeniging konden gemist worden. ҮІ. De heer v. Disk herinnert, dat nog onbeantwoord is de vraag van de afdeeling Nederlandsch-Indië van het koninklijk Instituut van Ingenieurs om haar een deel van het gebouw in huur af te staan en stelt het volgende voor. Genoemde afdeeling worde de voorste kamer in den rechter vleugel in huur afgestaan met het recht om eenmaal `s maands in de vergaderzaal van het gebouw te vergaderen tegen eene maandelijksche tegemoetkoming van f 50. Wordt besloten dit aan de maatschappij van nijverheid en landbouw voor te stellen. УП. Schrijven van den 1% Gouvernements-secretaris dd. 18 Februari 1884 n°. 525, bijl. 10 onder inventaris, in antwoord op dezerzijds verzoek dd. 1 Sept. 1885 om nog ontbrekende rapporten betreffende de eruptie op het eiland Krakatau te mogen ontvangen. Besloten deze stukken door tusschenkomst van den heer vAN Dux in handen te stellen van het lid , den heer В. D. M. VERBEEK. ҮШ. Gouvernements-renvooi dd. 7 December 1885 n°. 25212 ter begeleiding van miss. van den Resident van Jogjokarta dd. 22 November 1885 по. 4614, waarbij een rapport , over tochten naar den top van den Merapi op Java door den kontroleur Rosemerer en eenige inlanders ondernomen, wordt aangeboden. In handen van den heer vas Disk. IX. Gouvernements-renvooien : dd. 17 Oct. 1885 n°. 19700 ter begleiding van miss. van den Resident van Soerakarta dd. 50 Oct. 85 n°. 2458. dd. 19 Oct, 1885 n°. 20195 ter beleiding van miss. van den Gouverneur van Sumatra’s Westkust dd, 2 Oct. 85 n^. 7157. a un 21100 EEE | ет M E BS RR Е 505 . dd. 27 Oct. 1885 по. 20864 ter begeleiding van miss. van _ den Resident van Bezoeki dd. 18 Oct. 1885 no. 290/42. . dd. 51 Oet. 1885 no. 21107 ter begeleiding van miss. van den Resident van Bezoeki dd. 25 Oct. 1885 no. 298/42. . dd. 2 Nov. 1885 no. 21418 ter begeleiding van miss. van den Resident van Palembang dd. 17 Oct. 1885 no. 5287/5. . dd. 9 Nov. 1885 no. 21801 ter begeleiding van telegram van den Gouverneur van Sumatra’s Westkust dd. 50 Oet. no. 7892, dd. 14 Nov. 1885 no. 22076 ter begeleidiging van miss. van den Gouverneur van Sumatra's Westkust dd. 6 Nov. 1885 no. 8059. dd. 22 Nov. 1885 no. 23912 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 50 Oct. 1885 по. 4096. dd. 24 Nov. 1885 no. 22048 ter begeleiding van miss. van ` den Resident van Amboina dd. 50 Oct. 1885 по. 4091. = dd. 5 Dec. 1885 no. 25551 ter begeleiding van miss. van den Resident van Palembang dd. 17 Хоу. 1885 по. 5680/5. dd. 15 Dec. 1885 no. 24126 ter begeleiding van miss. van den Resident van Bantam dd. 8 Dee. 1885 no. 9228/52. dd. 15 Dec. 1885 no. 24512 ter begeleiding van ый уап dd. 15 Dec. 1885 по. 24515 ter begeleiding van miss. van den Resident van Bantam dd. 11 Dec. 1885 no. 951822. dd. 20 Dec. 1885 по. 24644 ter begeleiding van telegram van den Resident van Palembang dd. 14 Dee. 1885 no. 280. d. 24 Dec. 1885 no. 24854 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 27 Nov. 1885 no. 4588. ` 4d. 24 Dec. 1885 no. 24885 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 4 Dec. 1885 no. 4405. dd. 24 Dec. 1885 no. 24886 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 7 Dec. 1885 no. 4492. _ 44. 24 Dec. 1885 no. Kë ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboine dd. 11 Dec. 1885 по. 4568. 506 dd. 24 Dec. 1885 по. 24888 (ег begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. 20 Nov. 1885 no. 2587. dd. 27 Dec. 1885 no. 24646 ter begeleiding van telegram van den Resident van Timor dd. 5 Dec. 1885 no. 14. dd. 24 Dec. 1885 no. 24889 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Celebes enz. dd. 14 Dec. 1885 по. 4797/1: dd. 8 Dec. 1885 no. 25199 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Sumatras Westkust dd. 12 Dec. 1885 no. 9177, dd. 29 Dec. 1885 no. 25505 ter begeleiding van miss. van den Resident van Вай еп Lombok dd. 20 Dec. 1885 по. 20401. dd. 4 Jan. 1884 no. 101 ter begeleiding van miss. van den Resident van Pasoeroean dd. 27 Dec. 1885 no. 6894/1. dd. 4 Jan. 1885 no. 102 ter begeleiding van miss. van den Resident van Sumatra’s Oostkust dd. 25 Dec. 1885 no. 2945. dd. 7 Jan. 1884 no. 509 ter begeleiding van telegram van den Resident van Probolingo dd. 6 Jan. no. 1884. dd. 15 Jan. 1884 no. 725 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 28 Dec. 1885 no. 4817. dd. 18 Jan. 1884 no. 847 ter begeleiding vau telegram van den Resident van Probolingo dd. 11 Jan. 1884. dd. 25 Jan: 1884 по. 1482 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Celebes enz. dd. 11 Jan. 1884 по. 105/1. dd. 25 Jan. 1814 no. 1615 ter begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. 22 Dec. 1885 no. 2712. dd. 28 Jan. 1884 no. 1784 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Sumatras Westkust dd. 10 Jan. 1884 no. 282. dd. 5 Febr. 1884 no. 2558 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Sumatra's Westkust dd. 25 Jan. 1884 no. 714. allen handelende over in deze gewesten waargenomen na- tuurverschijnselen . Gesteld in handen van deu heer v. Dux. X. Renvooi v/d. Directeur van 0. E. en N. dd. 4 Febr. 1884 no. 28086 ter begeleiding van een telegram van den Resident van Palembang dd. 14 Dec. 1885 no. 2806 handelende over in de onder-afdeeling Redjang waargenomen aardschokken. SUR T 507 Gesteld in handen van den heer var Disk. ХІ. Drie stopflesschen met zeedieren zijn ontvangen van den heer J. А. H. BRESSLER. Besloten dien heer daarvoor te bedanken en de naturaliën in _ handen te stellen van den Directeur van het museum. XI. De heer Оххх bedankt voor de betrekking van The- saurier. Bij de daarop gevolgde stemming wordt met algemeene _ stemmen de heer G. W. ten Brummerer verkozen. ХШ. De President herinnert aan de mededeeling in de -dagbladen van het overlijden van den verdienstelijken Directeur van het museum voor de natuurlijke historie te Leijden, den heer Dr. Н. Senger, in leven correspondeerend lid onzer vereeniging. Van de ledenlijst worden gevoerd de heeren Н. E. DonnEPAAL en L. R. A. J. Н. T. F. LvrTMANN. Tot leden worden benoemd de heeren W. J. L. van DissEL, mil. Apotheker te Weltevreden en J. J. Poortman, Luit. Uz. belast met de leiding der werkzaamheden van het magnetisch . eu meteorologisch observatorium te Batavia. Daarna wordt de vergadering gesloten. Gelezen en goedgekeurd in de vergadering van den 20 Maart 1884. v. p. Bure, President. Jop. Herca, Secretaris. Vergadering der Directie, gehouden op 20 Maart 1884. Tegenwoordig zijn de heeren Dn. vax рев Buro, Dr. SLUITER, Dr. ONNEN, TEN BRUMMELER , Mn. PIEPERS, VORDERMAN en HERINGA terwijl de heer van Disk bij monde van den heer PIEPERS mededeelen, dat hij door ongesteldheid verhinderd was de ergadering bij te wonen. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en na eene kleine wijziging goedgekeurd en geteekend. De President, die sedert de vorige vergadering kennis heeft bekomen, dat het finantieel beheer der vereeniging in handen van den nieuw benoemden thesaurier is overgegaan, bedankt den heer Dr. ONNEN voor de gevoerde nauwkeurige en zuinige administratie. Te behandelen is: L Een brief dd. 10 Maart 1884 van de directie van de Nederlandsch-Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw , waarin het volgens besluit der laatste vergadering gedane voorstel voor verhuur van een deel van het gemeenschappelijk met Ше maatschappij bezeten gebouw, aan de Indische afdeeling van het koninklijk Instituut van Ingenieurs, wordt goedgekeurd. De president voegt daaraan de mededeeling toe, dat reeds de voorwaarden van verhuur aan genoemde afdeeling zijn bekend gemaakt, doch nog geen antwoord is bekomen. H. Een schrijven van den heer H. В. pe Vrres om voor het hoofd-bureau van het wapen der genie eene aflevering van het in 1865 aangevangen deel van het tijdschrift der vereeniging te mogen ontvangen , waarop reeds het gevraagde is toegezonden, hetgeen wordt goedgekeurd. HI. Een brief van den heer J. 4 Роовтмах, waarbij het door hem ter wijziging terug gevraagde verslag van het inslaan van den bliksem ор het erf van het meteorologisch observato- rium, weder wordt aangeboden vergezeld van afdrukken van de photograpiën der magnetograaf. Wordt besloten deze teekening bij het stuk te laten afdrukken. IV. De President meldt, dat Mr. G. J. Kerzer nog eens voor een avond de beschikking over de vergaderzaal van het gebouw der vereeniging voor de opgerichte juristen-vereeniging heeft verzocht; daartegen zijn geene bewaren, mits ook de toestemming van het bestuur der Maatschappij van N. en L. worde gevraagd, hetgeen de President op zich neemt genoemden heer bekend te maken. ее ым Қатша. x er ZS (ug - EEE ZE 0000 509 V. De nieuw opgetreden thesaurier stelt voor nog een 500tal briefkaarten te laten drukken ter uitnoodiging tot het lidmaatschap der vereeniging, wat wordt goedgekeurd. ҮІ. Missive van de directie van het Bataviaasch Genootschap van К. еп W. dd. 15 Maart 1884, waarin wordt medegedeeld , dat Da. B. Насех van zijne reis naar het Tobameer o. a. eene verzameling Lepidopteren, Goleopteren en Slangen heeft medege- bracht, welke ter beschikking van de regeering komen. De vraag wordt daarbij gedaan of de vereeniging die weuscht te ontvangen onder voorwaarde van aan de regeering een syste- matischen catalogus in te dienen of dat het nuttiger wordt geoordeeld de verzameling naar Europa te zenden. Wordt beslotem te antwoorden, dat naar het oordeel van het bestuur der natuurkundige vereeniging in N. I de verza- meling hare beste plaats in het museum voor natuurlijke historie te Leiden zoude erlangen. ҮП. Gouvernements-renvooien dd. 21 Febr. 1884 no. 5526 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Celebes enz. dd. 9 Febr. 1884 no. 6141; dd. 26 Febr. 1884 no. 5655 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboma dd. 6 Febr. 1884 no. 572: dd. 26 Febr. 1884 no. 5656 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 4 Jan. 1884 по. 50: dd. 26 Febr. 1884 no. 5657 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 24 Jan. 1884 no. 264: dd. 26 Febr. 1884 no. 5658 ler begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. 12 Jan. 1884 no. 125: dd. 26 Febr. 1884 no: 5659 ter begeleiding van telegram van den Resident van Benkoelen dd. 21 Febr. 1884: allen handelende over in die gewesten voorgekomen aard- bevingen. Gesteld in handen van den heer P. van Dux. Dr. v. p. Bure deelt mede, dat hij van het lid den heer Tngus had vernomen, dat hij. als er belang in werd gesteld, wel genegen was eenige mededeelingen te doen in 22 510 eene der eerstvolgende vergaderingen omtrent botanische on- - derzoekingen. Wordt besloten den heer Тввов tot die mededeelingen uit te noodigen en in overweging te geven om daarvan ook aan de gewone leden kennis te geven. De heer тех Ввоммеьев geeft een overzicht van het systeem Rijsselberghe voor het gelijktijdig telephoneeren en telegrapheeren op dezelfde lijn, hetwelk in een pas uitgekomen nummer in het tijdschrift van. het Koninklijk Instituut van Ingenieurs door Aus. CorrgrrE behandeld is. Daarna wordt ook het leggen van den onlangs vernieuwden onderzeeschen tele- graafkabel tusschen Java en Sumatra besproken , waarbij een monster van dien kabel wordt vertoond 2 waaraan de zeven verschillende lagen, waaruit de kabel bestaat ook in de lengte richting te zien zijn. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de wijze, waarop de deugdelijkheid van den kabel beproefd is, hoofdzakelijk betreffende de mate van isoleering, waaruit bleek, dat de kabel de nauwkeurige beproeving zeer goed had doorstaan. X. De heer Vorperman heeft vernomen, dat reeds eenigen tijd geleden op den Poerbaktie eene kleine eruptie heeft plaats gehad, en stelt voor te trachten bij den heer Мохрт op Parakan Salak daarover berichten in te winnen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Van de ledenlijst wordeu gevoerd de heeren J. Hennis , L. H. N. Vriesman, H. S. А. А. VAN STEENBERGEN en F. C. J. KROESEN. Daarop wordt de vergadering gesloten. Gelezen еп goedgekeurd in de vergadering van den 25 April 1884. v. p. Bure, President. Jon. HERINGA, Secretaris. Т | | $ 7 % 1 i EN 547 Vergadering der Directie, gehouden op den 25 April 1884. ` Van deze vergadering, die op verzoek van het lid Dr. M. Tagus te Buitenzorg acht dagen was uitgesteld, was door middel van de nieuwsbladen aan de leden kennis gegeven onder vermelding, dat Dr. Таков daarop eene voordracht zoude houden over eene tot nog toe bijna onbekende phase uit de ontwikkeling van een belangrijk plantengeslacht. Behalve de dirigeerende leden Dn. v. р. BURG, тех BRUMMELER , Mr. Piepers, VorDeERMAN, Dr. Sruirgn , Dn. Светка, Dn. Оххех en Herisea waren ook nog een twaalftal gewone leden tegenwoordig. Na opening der vergadering worden de notulen der vorige bijeenkomst gelezen’, goedgekeurd en geteekend. Ter tafel komt: 1. Een “brief van den heer v. EgpgN. directeur van het koloniaal museum te Haarlem, handelende over het verzamelen van de feiten, die zich bij de vulkanische werking van het eiland Krakatau in het vorige jaar hebben voorgedaan in verband met het werkzaam optreden in dezen van de Roval Society te Londen. De president deelt mede, dat ter spoedige afdoening hierop is geantwoord, dat de Koninklijke Natuurkuudige Vereeniging van den aanvang af zieh met dit belangrijk verschijnsel heeft bemoeid en dat door de regeering de mijn-ingenieur D. М. Укввевк met het bijzonder onderzoek hiervan is belast, wiens onlangs verschenen voorloopig verslag den heer у. Erpex daarbij is toegezonden. H. Een brief dd. 1 Maart 1884 van het buitenlandsch eorrespondeerend lid Dn. Отто Ғіхвен te Bremen verzoekende zijne gipsafgietsels van koppen van verschillende volkenrasseu aan te bevelen. Те gelijk daarmede is door den schrijver een geillustreerde beschrijvende catalogus van die belangrijke ver- zameling toegezonden met eene prijscourant. Hieruit blijkt, dat de verzameling volgens dien catalogus zeer belangrijk mag 512 geacht worden еп wordt besloten de aandacht van het bestuur van het Bataviaasch Genootschap daarop te vestigen HI. Gouvernementsbesluit dd. 28 Maart 1884 no. 4, waarbij bepaald wordt, dat voortaan kosteloos aan de Konink- lijke Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indië zullen verstrekt worden de gedrukte Verslagen der regenwaarnemingen in ` Nederlandsch-Indié en de Annales du Jardin botanique de Buitenzorg. IV. Gouvernementsbesluit dd. 14 April 1884 no. 21 waarbij het verslag van den Mijn-ingenieur 1° kl. R. D. M. VEBBEEK van zijn onderzoek van den vulkaan Merapi in Dec. 1885 met het daarbij behoorende kaartje aan de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging ter opneming in haar tijdschrift wordt afgestaan. Wordt besloten na ontvangst dit stuk met het kaartje in het tijdschrift te plaatsen. | У. Een afdruk uit het Album der Natuur van den schrijver J. J. Bnumswa: »Üver een abnormaal gekleurd kievitsei door bemiddeling van den heer G. van рех Bere toegezonden. | VI. Vau de regeering: Kort verslag over de uitbarsting van Krakatau ор 26, 27 en 28 Augustus 1885, door В. D. M. VERBEEK, mijningenieur . Besloten dit en het vorige te plaatsen in de bibliotheek. ҮП, Gedrukte brief vermeldende het overlijden van den President der R. Accademia dei Lincei te Rome, den heer Quintino SELLA. Met deelneming vernomen. УШ. Gouvernements-renvooien : dd. 10 Maart 1884 no. 4772 ter begeleiding van telegram van den Resident van Benkoelen dd. 7 Maart 1884: dd. 15 Maart 1884 no. 5040 ter begeleiding van miss. van den Resident der Z. en 0. Afd. van Borneo dd. 2 Maart 1884 no. 969/10; кай N 515 dd. 17 Maart 1884 no. 5255 ter begeleiding van miss. van den Resident van Sumatra 's Westkust dd. 10 Maart 1884 по. 1947; dd. 20 Maart 1884 no. 5254 ter begeleiding van telegram van den Resident van Timor dd. 15 Maart 1884: dd. 25 Maart 1884 no. 5856 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Celebes en onderhoorigheden dd. 12 Maart 1884 no. 10571; dd. 28 Maart 1884 no. 6089 ter begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. dd. 1 Maart 1884 no. 548: dd. 28 Maart 1884 no. 6095 ter begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. 14 Februari 1884 no. 447; dd. 8 April 1884 no. 6577 ter begeleiding van miss. van den Resident van Cheribon dd. 27 Maart 1884 no. 2485/62: dd. 5t Maart 1884 no. 6256 aan den Directeur van O. E. еп N. ter begeleiding van missive van den Resident van Madioen dd. 24 Maart 1884 no. 185625 en van den Directeur voor- noemd bij renvooi dd. 9 April 1884 по. 8211 bijl. 2 aan de Kon. Nat. Vereen. in N. 1.; allen handelende over in deze gewesten waargenomen natuur- verschijnselen. In handen van den heer van Dijk. IX. De heer Sturrer deelt mede, dat hij drie boekenkasten lot een bedrag van f 110 heeft aangekocht, wat wordt goedgekeurd. X. Dezelfde vermeldt, dat van den boekhandelaar Knoow te Batavia Bnockmaus Encyelopädie ten geschenke is ontvangen. Besloten voor dit belangrijk geschenk den dank der vereeniging te betuigen. XL Пе bibliothecaris bericht, dat voor / 50 een tot 1882 compleet gebonden exemplaar van het Album der natuur gekocht kan worden. Wordt besloten dit te koopen, het werk voort te zetten en ` ook het uit te geven register te bestellen. De heer Pıerers laat zien den vlinder Charaxes schreiberi борАнр, gekomen uit de op eene vorige vergadering om zijne mimierie vertoonde rups. De vlinder is op Batavia zeldzaam. VE Салы CES 514 Nadat van de ledenlijst zijn gevoerd de heeren А. J. Snouck Hurcronse, 1. С. D. J. vas Deux, №. J. М А. Lion, W. W. €. Suniscan, А. G. G. Pertzer, J. K. van HAASTERT еп J. А. HuGuENIN en tot lid benoemd zijn de heeren H. W. Backnaus, secretaris Z. еп 0. Afd van Borneo te Banjermasin, J. S. Reverer, Luit. der Genie te Fort de Kock, J. G. H. van per Dussen, kapt. der Infanterie te Batavia en С. Е. Jus. 2° Luit. kwartiermeester te Batavia, geeft de President het woord aan Dr. Treur. Spreker herinnert in 71 kort aan de voortplanting der varens, waar de bevruchting eerst plaats heeft op het prothallium , dat voortkomt uit de sporen, die door de planten, welke wij als varen kennen, worden gedragen. Hoewel nu deze wijze van geslachtelijke vermenigvuldiging in hoofdzaak voor alle vaat- ervptogamen als waarheid wordt aangenomen, was ze toch voor de Lvcopodiaceén nog niet waargenomen , niettegenstaande het ijverig zoeken naar dat prothallium gedurende de laatste vijftig jaren. Zoo had in 1854 de Duitsche botanist рк Влвку de sporen van Lycopodium uitgezaaid maar niets meer kunnen krijgen dan lichaampjes van 5 à 11 cellen. In 1875 had een Zwitsersch student Vraneknausen kleine knobbeltjes aan eene Lycopodium- soort waargenomen, die hij voor geslachtelijke deelen hield. doch zijne beschrijving was te onvolledig om der wetenschap veel te haten en eene laatste poging door den Oostenrijkschen plantkundige Beck іп 1880 in het werk gesteld leverde al niet meer bij uitzaaiing van het pollen dan һе Bary had bekomen. Spreker had ook te Leiden vergeefsche pogingen gedaan met Buitenzorgsche Lyeopodiumsoorten en later hier van Lycopo- dium flegmaria op boomschors het pollen uitgezaaid, waarvan hij in December 1885, anderhalf jaar na de uitzaaiing een soort mycelium zag ontstaan met knopvormige aanzwellingen, welke schors hij uit het bosch mede nam en waaruit hij langzamerhand het zeer kleine prothallium, waaraan zich >15 antheridiën en archegoniön vertoonden, meer en meer zag ontwikkelen. De verschillende ontwikkelingsstadia werden nagegaan en afbeeldingen vertoond, waaruit bleek, dat werkelijk, zooals men vermoedde de geslachtelijke voortplanting bij de Lycopo- diums in hoofdzaak met die van de varens overeenkomt. Nu eenmaal het eerste geval was waargenomen werd het prothallium ook bij andere Lveopodia, zoo als de zeer gewone L. cernuum gevonden: bij welke soort echter geen mycelium werd waargenomen. Spreker wees er op hoe dit voorbeeld de stelling bevestigde, dat ook voor algemeen wetenschappelijke vraagstukken de tropen soms betere gelegenheid tot oplossing leverden. Dat men zoo lang te vergeefs gezocht had mocht voor een deel ook daaraan geweten worden. dat het prothallium bij deze planten zoo uiterst klein is. De ontwikkeling van zulk een prothallium werd door afbeel- dingen duidelijk gemaakt en aan het einde werd medegedeeld . dat de uitvoerige beschrijving van de gedane waarnemingen geplaatst zoude worden in de Annales du Jardin de Buitenzorg. De President maakte zich tot tolk der toehoorders door den spreker dank te zeggen voor zijne belangrijke mededeelingen , waarvan de groote waarde voor de wetenschap duidelijk in het oog viel en verzekerde, dat de leden der vereeniging er grooten prijs op stelden het eerste bericht der ontdekking uit sprekers mond te hebben mogen vernemen nog voor dit door den drak verspreid was. Hierop werd de vergadering Sides. Gelezen еп goedgekeurd in de vergadering van den 15 Mei 1884. v. р. Bure, President. Jop. Herisca, Secretaris. 516 Vergadering der Directie, gehouden op 15 Mei 1884. Tegenwoordig zijn de heeren Dr. van per BURG , van Duk , TEN BnuwwELER, Mr. Piepers, VorDERMAN, Dr. Оххех еп HERINGA. De President deelt mede, dat de heer SLurrer hem verzocht heeft te melden verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen. De notulen der vorige bijeenkomst worden daarop gelezen en goedgekeurd. Ter tafel komt: L Schrijven van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid dd. 26 April 1884 no. 5555 bijl. twee, waarbij van het onderzoek van den Merapi door den mijningenieur der 1° klasse B. D. М. Verrek met kaartje, wordt aangeboden. Daar dit verslag naar aanleiding van het reeds in de vorige vergadering binnengekomen Gouvernementsbesluit van 14 April jl. no. 21 bestemd was voor het tijdschrift, deelt de secretaris mede, dat hij het reeds aan den redacteur van het tijdschrift heeft gezonden. H. Gouvernementsrenvooien. dd: 9 Oct. 1885 по. 19225 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amhoina dd. 5 Sept. 1885 no. 5578 bijl. 2. dd. 18 April 1884 no. 7478 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 27 Maart 1884 no. 1092. dd. 18 April 1884 no. 7479 ter begeleiding van miss. van den Resident van Amboina dd. 25 Maart 1884 no. 1066. dd. 25 April 1884 no. 7925 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Celebes en onderhoorigheden dd. 9 April 1884 no. 14571: allen handelende over in deze gewesten waargenomen buiten- gewone natuurverschijnselen en daarom gesteld in handen van den heer P. van Dux. II. Een schrijven van het lid den heer Epwarps van Murs te Padang over daar waargenomen bijzonder lagen barometer- stand en temperatuur in verband met schokken van aardbeving die daar plaats vonden. 317 | Wordt besloten den schrijver nog eenige inlichting te vragen. IV. De heer Оххех deelt mede, dat hij, na daarover het oordeel van heer v. Disk te hebben ingewonnen, in het eerst uitkomende tijdschriftnummer nog een stuk уап den heer Posrwirz heeft opgenomen: Geologische Notizen aus Central- Borneo en dat de heer VonpERMAN nog een naschrift over den Sondarie-worm heeft geleverd. | V. De heer Pırrers vertoont het bekende wijdmazige spinsel . уап rupsen van Bizone puella Druri, die hij te Toeban, Kediri, | = Sindanglaija en Batavia vond, doch steeds op muren en nimmer op eene plant, zoodat de plant, waarmede het dier zich voedt, hem nog onbekend bleef. Spreker wijst daarbij op de bijzonderheid, dat deze rups de E. afgestroopte huid door eene in het spinsel gelaten opening daar buiten laat vallen, iets wat hem van geene andere rups bekend is. Tot Dirigeerend lid wordt met algemeene stemmen benoemd de heer J. J. Роовтмах. Van de ledenlijst worden gevoerd de heeren W. Buurman, U: Our en Dr. б. B. P. ре Ruuren. ` Tot leden worden benoemd de heeren: W. P. GmorexEvELDT, Secretaris van het Departement v. 0. E. en N. en J. W. H. Cornes, Inspecteur van het boschwezen, beiden te Batavia. Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering gesloten. Gelezenen goedgekeurd in de vergadering van den 19 Juni 1884. v. p. Bure, President. Jop. Herinca, Secretaris. Vergadering der Directie, gehouden op 19 Juni 1884, Tegenwoordig zijn de heeren Dm. van per Bure, van Duk, Da. SLUITER, теу BRUMMELER , Мк. PIEPERS, PooRTMAN en HERINGA. 518 De notulen der vorige vergadering worden gelezen, goedge- keurd en geteekend. Daarna verwelkomt de President den heer Poortman, die voor het eerst als Dirigeerend lid de vergadering bijwoont. Ter tafel komt: I. Een schrijven van den heer J. J. Poortman, dd. 10 Juni 1884, die bericht, dat hij zijne benoeming tot dirigeerend lid der vereeniging aanneemt. H. Schrijven van de directie van het Bataviaasch- Genootschap van K. еп W. dd. 15 Juni 1884 no. 104, dank betuigende voor de kennisname van den NN van Kengert van Dr. О. Frissen. Ш. Een brief dd. 18 Mei 1894 van het lid, den Heer P. J. vas Houten, daarbij aanbiedende twee exemplaren van eene bijzondere kikvorsch en eene zeer groote soort van aardworm (Mal. Ollak siallah) wit Angkola (Sumatra's Westkust, met verzoek die nader te determineeren en het aanbod om zoo noodig nog meerdere exemplaren te leveren. IV. Gouvernements-renvooien : dd. 6 Mei 1884 no. 8715 ter begeleiding van miss. van den Resident van Bantam dd. 2 Mei 1884 no. 5518/52; dd. 20 Mei 1884 no. 9694 ter begeleiding van miss. van den Resident van Pasoeroean dd. 10 Mei 1884 no. 2592/1: dd. 24 Mei 1884 no. 9924 ter begeleiding van telegram van den Resident van Timor dd. 5 Mei 1884. dd. 28 Mei 1884 no. 10145 ter begeleiding van miss. van den Gouverneur van Sumatra's Westkust dd. 17 Mei 1884 no. 5866: dd. 28 Mei 1884 no. 10242 ter begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. 11 April 1884 no. 2946/55: dd. 28 Mei. 1884 no. 10245 ter begeleiding van miss. van den Resident van Menado dd. 25 April 1884 no. 201655: dd. 50 Mei 1884 no. 10576 ter begeleiding van miss. van deu Gouverneur van Celehes en onderhoorigheden dd. 21 Mei 1884 no. 20051: allen handelende over in de gewesten waargenomen н 519 aardbevingen en daarom in handen gesteld van den heer ұлу Dux. De directeur van het gebouw deelt mede, dat de voorste kamer in den rechter vleugel van af 1 April Il, onder de in de vergadering van den 21% Februari jl. gestelde voorwaarden, aan de Indische afdeeling van het koninklijk Instituut van Ingenieurs is verhuurd. УІ. Eene vraag van den secretaris of de Annales des sciences naturelles, die van af 1866 ontbreken in de bibliotheek , zullen voortgezet worden, wordt door den bibliothecaris beantwoord met de meening . dat daarop nog niet beslist moet worden, daar misschien enkele duplicaten van jaargangen kunnen geruild worden met Buitenzorg tegen ontbrekende en dan de kosten der aanvulling zullen moeten in aanmerking worden genomen en tevens, dat er tegenwoordig meer belangrijke tijdschriften in Duitschland op hetzelfde gebied verschijnen. De secretaris vraagt of al in ruil tijdschriften van Dorpat ontvangen worden en of de belangrijke dissertatie’s over phytochemische onderzoekingen daaronder ook voorkomen. De bibliothecaris antwoordt, dat wel tijdschriften uit Dorpat worden ontvangen, doch de bedoelde proefschriften daar geen deel van uitmaken ofschoon die zeker wel te verkrijgen zullen zijn, waartoe hij de noodige stappen zal doen. VII. De secretaris wijst op het belangrijke rapport van den heer Dr. W. Borek, Adjunet-Directeur уап ’slands Plantentuin omtrent een onderzoek naar de Getah-pertja pro- duceerende boomsoorten in de Padangsche bovenlanden ingevolge Gouvernements Besluit dd. 51° Juli 1885 no. 41 en stelt voor, daar het als extra-bijvoegsel der Javasche Courant van 16 Mei Й. weinig schijnt gelezen te zijn, het in zijn geheel in het tijdschrift af te drukken. Spreker brengt daarbij ter tafel de afbeelding van Isonandra ша Hooker in Mos flora van Nederlandsch-Indië en de monsters houtsoorten van Balam tembaga, waarvan de beste getah-pertja wordt verkregen. Wordt besloten genoemd rapport in het tijdschrift der vereeniging af te drukken. 520 IX. De heer vas Dux deelt op navraag mede, dat hem omtrent het gebruik, dat van de ploegen gemaakt is, die door tusschenkomst van den heer Амевзгоовот door de firma Ransomes , Head en Jefferies te Ipswich voor de bevolking in Bantam ten geschenke werden gegeven, niets bekend is. X. De secretaris herinnert, dat sedert de laatste vergadering. te Parijs in hoogen ouderdom is overleden be beroemd schei- kundige J. P. Dumas, correspondeerend lid onzer vereeniging. ХІ. De heer van Disk deelt mede, dat het oordeel іп Nederland uitgesproken over de steenen, die in Demak verzameld waren na het uiteenspatten van eenen vuurbol op 5 October 1885, geheel met zijne meening overeenkwam, (zie notulen van 15 November 1885) | XH. De bibliothecaris deelt mede, dat de vereeniging voor haar tijdschrift in ruil is gekomen met Steyermark’s natur- wissenschaftliches Verein hetgeen met belangstelling wordt vernomen. ХШ. De heer vas Dik doet de vraag, wat de vereeniging zal doen om nauwkeuriger waarneming van aardbevingen in Nederlandsch-Indië te bevorderen en geeft een overzicht van de voornaamste hulpmiddelen daarvoor. Eene uitnoodiging van den voorzitter aan heeren van Duk en PoonrMAN, om in eene volgende vergadering hieromtrent voorstellen te doen, wordt aangenomen. XIV. De heer Poortman deelt mede, dat hij een schrijven heeft ontvangen van Dr. v. р. Ѕток, dat hij zich niet kon vereenigen met de methode van generaal Sagne, tot nu toe gevolgd bij het bewerken der zoogenaamde magnetische lijnen, welke in een zelfregistreerend instrument (magnetograaf) worden geproduceerd en welke de variatie's aangeven van de declimatie, de horizontale en de vertikale kracht van het aardmagnetisme. Dien ten gevolge heeft de heer v. р. Srok eene andere methode gezocht en gevonden, naar aanleiding daarvan eene nota opgemaakt en deze mede gegeven met Dn. Serra , afgevaardigd uit Nederland naar de in April jl. plaats gehad hebbende 521 vergadering van de internationale poolcommissie, waarop het plan van bewerking der observaties, gedaan op de verschillende stations in het noorden en te gelijkertijd op magnetische en meteorologische stations over den geheelen aardbodem, zoude worden vastgesteld. De methode, hoewel niet aangenomen om algemeen te worden gebruikt, heeft de aandacht getrokken van en is zeer gunstig beoordeeld geworden door Dn. Neumeuen, Directeur van de Seewarte in Hamburg, van Prof. Lxwz in Petersburg, van Dr. Wykawpen in Goffemburg en van Prof. Mascanr in Parijs: Dn. Neumauer en Dr. Wykanper zullen de methode op hunne berekeningen toepassen. De heer PoorTMAN stelt zich voor over eenigen tijd nadere mededeelingen over dit onderwerp te kunnen doen. XV. De heer Piepers vertoont den vlinder van de in de vorige vergadering ter sprake gebrachte rups van Bizone puella Druri. Als buitenlandsch correspondeerend lid wordt afgevoerd wijlen J. P. Dumas. Tot gewoon lid wordt benoemd de heer E. Н. HguxiNc te Batavia. Als gewone leden worden afgevoerd de heeren С. M. б. A. Ecoma Уквзтеск en D. Pres, terwijl wordt aangeteekend . dat Mejuffrouw Евер. Jacoss met het einde van het jaar wenscht op te houden lid te zijn. Hierop wordt de vergadering gesloten. Gelezen en goedgekeurd in de vergadering van den 17 Juli 1884. v. p. Bure, President. Jon. Hermea, Secretaris. Vergadering der Directie, gehouden op 17 Juli 1884. Tegenwoordig zijn de heeren Dr. van per Bure , Dn. SLUYTER , Poortman, VoRpERMAN, Mr. Piepers, Dn. Оххех еп Herea. De heeren TEN BRUMMELER еп уау Duk hebben laten weten verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. 522 De notulen der vorige vergadering worden na lezing goed- gekeurd en geteekend. Ter tafel komt: | Eene gedrukte uitnoodiging van de American Association for the Advancement of Science tot bijwoning der jaarlijksche vergadering in September aanstaande. П. De rekening voor het drukken van «den catalogus van de firma Enssr & Со. tot een bedrag van f 2255 voor 1200 exemplaren. Besloten deze rekening aan den thesaurier te zenden. IL. Eene mededeeling van den heer J. D. vax Dorr, dat het adres van het lid P. J. van Ноптех is: Poste Restante te Rotterdam. IV. Gouvernements-renvooien. dd. 6 Juni 1884 No. 11020 ter begeleiding van telegram van den Resident van Benkoelen dd. 5 Juni 1884: dd. 16 Juni 1884 No. 11680 ter begeleiding van missive van den Resident van Menado dd. 29 Mei 1884 No. 2806/55: dd. 17 Juni 1884 No. 11752 ter begeleiding van missive van den Gouverneur van Celebes en onderhoorigheden dd. 4 Juni 1884 No. 2226/11: dd. 24 Juni 1884 No. 12574 ter begeleiding van twee tele- grammen van den Resident van Benkoelen dd. 21 Juni 1884. dd. 24 Juni 1884 No. 12590 ter begeleiding van een telegram van den Resident van Probolingo dd. 25 Juni 1884. dd. 27 Juni 1884 No. 12509 ter begeleiding van Missive van den Gouverneur van Sumatras Westkust dd. 20 Juni 1884 No. 4755. dd. 5 Juli 1884 No. 15045 ter begeleiding van missive van den Resident van Palembang dd. 20 Juni 1884 No. 2991/5: dd. 8 Juli 1884 No. 15274 ter begeleiding van missive van den Resident van Benkoelen dd. 50 Juni 1884 No. 2092/20: allen handelende over vulkanische werkingen, welke in die „gewesten werden waargenomen. 525 ` . Besloten deze stukken te stellen in handen van den heer Р. van Dux. V. Daar het verslag van den Adjunet-Direeteur van ’s lands plantentuin te Buitenzorg omtrent een onderzoek naar de Gelah-pertja produceerende boomsoorten in de Padangsche bovenlanden sedert de vorige vergadering in octaafformaat _ 400г de zorg der Regeering afzonderlijk is uitgekomen en de heer Dr. W. Bunck de verspreiding door middel van het tijdschrift der vereeniging ook minder noodig acht, wordt het besluit, daartoe in de vorige vergadering genomen , ingetrokken. VI Daar de heer H. J. Накремах, die als lid der vereeni- ging wegens vertrek naar Europa ontslag had genomen , weder lid wenscht te zijn, wordt besloten hem het Dirigeerend lidmaatschap weder aan te bieden. ҮП. Wordt besloten voor de bibliotheek aan te koopen ворог» vox Bucu, Gesammelte Schriften: Gruss, Wurme und anwerwandte Thierforme: Crank Maxwert, Eleetrieität und Magnetismus, Hoogduitsche Warrace , Indische Papillioniden. ҮШ. Een stuk over Rafflesia Patma Br. ter plaatsing in het tijdschrift aangeboden, wordt tot de volgende vergadering ler beoordeeling aangehouden, IX. De heer Өххкх deelt mede, dat van de ploegen indertijd door tusschenkomst van den heer AwEnsroonpT, па de eruptie . Wan Krakatau uitgezonden, twee naar Bantam zijn gezonden 4 еп eene naar de Lampongsche Districten en dat die goed voldaan _ hebben. Naar den prijs wordt een onderzoek ingesteld. A De heer Рооктмау deelt mede, dat aan geleerden in het E buitenland en aan de firma Kipp te Delft geschreven is om Ç de beste en goedkoopste middelen tot nauwkeurige waarneming Vau aardbevingen. Hij stelt voor door circulaire of advertentie . le onderzoeken, wie geneigd zijn deze waarnemingen in Indie le doen. _ Wordt besloten daartoe circulaires te laten drukken, terwijl < $ с e / = = = аз 524 | de heer Poortman ор v neemt voor de verspreiding zorg te dragen. ХІ. De heer Pırrers vertoont als curiositeit twee bijzonder kleine kippeneijeren. ХП. De heer Stuiter heeft келеси eene aanzienlijke verzameling van lagere zeedieren, door hem onlangs op een uit- stapje naar het eiland Edam gevangen. Spreker hoopt later, na determinatie, daarvan meer bijzonderheden te kunnen mededeelen. . Tot leden der vereeniging worden benoemd de heer: D. A. Hooner, boekhandelaar te Batavia: Н. Faser, militair Apotheker te Batavia: J. A. Scuvun MAN, Thzn., mijningenieur te Batavia: Mr. W. pr GrrprR, Vice-President van het Hooggerechtshof te Batavia; j J. А. ре берек, lid van den Raad van Indië te Batavia: Jun. Ma. H. L. Wieners, griffier van den Raad van Justitie te Batavia : Р. J. А. Spaan, Resident van Cheribon. Van de ledenlijst worden gevoerd de heeren: S. J. LAGERWEI , Dr. G. H. A. Westuorr, M. J. Scuram еп Dr №. J. Hoorwee. Hierop wordt de vergadering gesloten. Gelezen en goedgekeurd in de vergadering van den Т Augustus 1884. v. D. Burc, President. Jon. Hrerinea, Secretaris. Buitengewone Vergadering der Directie, gehouden op 7 Augustus 1884. Aanwezig zijn de heeren bestuursleden: Dr. van per Bum, VAN Dux, Dn. SrurrER, Poortman, Mm. Piepers, Dn. ONNEN, ЕС P rde! RSE de T a т АЕ Е E ұтыла РЫУ УА ДАУ etm ЕЗИ О ee, EE EE ad AE in AT ET Tr КАЛ К ЛАР" 525 ТЕХ Brummerer en Herınsa. De heer Уовревмлх heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de Vergadering bij te wonen. Na opening der Vergadering door den President, worden de notulen gelezen en goedgekeurd. Ter tafel komt het navolgende: 1. Een schrijven van den Direkteur van ’s lands plantentuin, waarin bedankt wordt voor de toezending van twee exemplaren van den catalogus der Bibliotheek van de Vereeniging. Il. Een brief van het lid der Vereeniging Dn. H. BREITENSTEIN , met opgaaf van adres in Europa. Ш. Eene missive van de Maatschappij van Nijverheid en Landbouw, waarin wordt medegedeeld dat den Directeur van Binnenlandsch Bestuur is verzocht geworden de ingekomen rapporten omtrent de ploegen van Ransomes, Head and Jefferies te Ipswich aan de Maatschappij af te staan ter publicatie in haar tijdschrift. Voorts meent zij zich te moeten onthouden van alle verdere inmenging in deze aangelegenheid. Wordt voor kennisgave aangenomen. IV. Gouvernementsrenvooien : dd. 25 Juli 1884 no. 14515 ter begeleiding van de missive van den Resident van Benkoelen 15 Juli 1884 no. 2258/20; dd. 25 Juli 1884 no. 14291 ter begeleiding.van het telegran van den Gouverneur van Atjeh 79 Juli 1884: dd. 10 Juli 1884 no. 13495 ter begeleiding van de missive van den Gouverneur van Sumatra's Westkust 4 Juli 1884 no. 5052: allen handelende over schokken van den bodem , waargenomen te Benkoelen en Atjeh. Besloten deze stukken te stellen in handen van den heer Р. van Dux. У. Wordt besloten het handschrift over На/Лема Palma voorloopig niet te plaatsen in het Tijdschrift der Vereeniging, maar ter verdere bewerking aan den schrijver terug te zenden. ‚У. Wordt overgegaan tot het benoemen van een secretaris in plaats van den heer Нввтхса, die naar Atjeh is overgeplaatst. . Ше president vraagt namens het Bestuur het jongste lid, den | . 23 526 heer Роовтмах die betrekking op zich te willen nemen, welke vraag toestemmend wordt beantwoord. De president bedankt vervolgens met een hartelijk woord den heer Herca, namens de Vereeniging, voor de vele goede diensten, door hem als secretaris bewezen. VII. De vice-president leest het Verslag over de werkzaam- heden en den toestand der Kon. Natuurk. Vereeniging in N. 1. over het jaar, 1885 voor en wordt door den president voor het opmaken daarvan bedankt. ҮШ. De heer vas Disk brengt ter tafel eene bijdrage tot de geologische kennis. van het eiland Banka door Dr. Е. А. К Posgwirz en verzoekt daarvoor plaatsing in het tijdschrift der Vereeniging. Wordt besloten het stuk op te nemen in het tijdschrift. IX. Door hetzelfde lid wordt een opstel overgelegd van den mijningenieur Sroor, handelende over waarnemingen van den vulkaan Merapi op Java, ten einde daarover het oordeel van het Bestuur te vernemen. De president verzoekt de heeren Dr. Srurter en Dr. ONNEN het stuk te willen lezen, waartoe beiden zich welwillend bereid verklaren. , X. De heer van Disk brengt verder ter kennis dat een der officieren van het Spaansche oorlogschip Gravina, hetwelk in het begin van dit jaar ter reede Batavia ‘vertoefde een instrument voor het waarnemen van aardbevingen heeft uitgedacht , berus- tende op de eigenschap van graphiet, dat het minder weerstand biedt aan een galvanischen stroom, naarmate het meer wordt samengeperst. De mededeeling hiervan is te danken aan den heer H. van Meerten, scheepsbouwkundig ingenieur bij het marinê-etablis- sement op het eiland Onrust. XI. Hetzelfde bestuurslid deelt vervolgens mede, dat eene eireulaire is samengesteld ‚ ten einde de medewerking in te roepen van de ingezetenen van N. L tot het doen van aardbevings- waarnemingen. Die circulaire wordt gelezen en goedgekeurd. DET ej e u Sr e А Ата k т < Wordt goedgevonden daarvan 1000 exemplaren te laten drukken en verspreiden. De president verzoekt het lid Роовтмам daarvoor zorg te dragen. Van de ledenlijst worden gevoerd de Wiesen В. C. VAN DER Parm en C. Drerrrcu. Op voorstel van den president wordt besloten deze buitenge- wone vergadering te beschouwen als de gewone maandelijksche. De vergadering wordt vervolgens gesloten. Gelezen en goedgekeurd тп de vergadering van 18 September 1884. VAN DER Bure, President. J. J. PoorTMAN, Secretaris. Vergadering der Directie, gehouden op 18 September 1884, ана zijn de bestuursleden: ‚Dr. van per Bure, VAN Dik, Dr. ©талткЕв, Dr. Свкттев, VORDERMAN, Mr. PIEPERS, Dr. Оххех, Poortman en wordt ter vergadering toegelaten: de heer Dr. S. Расе. Na opening der vergadering door den President worden de notulen gelezen en goedgekeurd. | Ter tafel komt het navolgende. L Een schrijven van den Directeur van Onderwijs , Eeredienst en Nijverheid,- waarin met eenigen spoed mededeeling wordt vorzocht of de gewone Gouvernements-subsidie voor het jaar 1886 al dan niet kan worden ontbeerd. | Den Secretaris wordt opgedragen den Directeur bovengenoemd kennis te geven, dat de subsidie niet kan worden ontbeerd. П. Eene circulaire van den Chef van de afdeeling Statistiek ter Algemeene Secretarie , waarbij verzocht wordt de jaarlijksche opgaven voor den Regeerings-Almanak voortaan vóór den 10% November te willen indienen. Wordt aan den secretaris verzocht voor de tijdige inzending = der opgaven te willen zorg dragen. 528 HI. Gouvernementsrenvooien : dd. 1 Augustus 1884 no. 15054 ter begeleiding van de missive van den Gouv. van Sumatra’s Westkust 21 Juli 1884 no. 5527: dd. 5 Augustus 1884 no. 15514 ter begeleiding van de missive van den resident van Benkoelen 28 Juli 1884 no. 2419/20; dd. 15 Augustus 1884 no. 15808 ter begeleiding van de missive van den resident van Pasoeroean 2 Augustus 1884 no. 4571/1: dd. 19 Augustus 1884 no. 16290 ter begeleiding van de missive van den resident van Bali en Lombok 8 Augustus 1884 no. 1041; dd. 26 Augustus 1884 no. 16926 ter begeleiding van de missive .van den Gouverneur van Celebes en ic MG 11 Augus- tus 1884 no. 5167/1: dd. 29 Augustus 1884 no, 17001 ter begeleiding van de missive van den resident van Amboina 12 Augustus 1884 no. 2828: dd. 2 September 1884 no. 17527 ter begeleiding van de missive van den resident van Palembang 25 Augustus 1884 no. 4078/5 ; dd. 5 September 1884 no. 17579 ter begeleiding van de missive van den resident van Вай en Lombok 25 Augustus 1884 no. 1220; allen inhoudende berichten van aardbevingen, waargenomen te Kota Nopan, Benkoelen , Manna, Pasoeroean, Malang, Boeleleng, Bima, Kajeli, Moeara Doea, Ampenan. Worden in handen gesteld van den heer van Dux. IV. Een schrijven van de N. 1. Juristen-Vereeniging , waarbij verzocht wordt tegen vergoeding van onkosten voor verlichting le mogen gebruik maken van de vergaderzaal der Vereeniging op Vrijdag 26 September a. s. Wordt besloten het lokaal voor dien avond ter beschikking te stellen van de N. I. Juristen-Vereeniging. ` V. Door den'secretaris wordt een brief gelezen aan den Heer Epw. van Muuzw te Padang geschreven in antwoord op twee missiven, gedateerd 8 Mei en 21 Juli 1884, met opgaaf vau eenige lage barometerstanden , waargenomen tijdens aardbe- vingen en met de vraag of er verband bestaan kan tusschen den waargenomen luchtdruk en de bewegingen van den bodem. УІ. Door hetzelfde bestuurslid wordt voorlezing gedaan E: | қ 529 van een schrijven van Prof. Jour Миле te Tokio (Japan) in antwoord op een dezerzijdsch verzoek om inlichtingen nopens de ondervinding, opgedaan bij het waarnemen van aardbevingen in Japan. Daarbij wordt tevens de verklaring gegeven van een in de missive genoemden seismograaf en van de in Japan gevolgde manier om aardbevingen waar te nemen, beperkt tot een klein oppervlak van den bodem. УП. De heer РооктмАх deelt verder mede, dat eerstdaags een instrumentje voor het waarnemen der horizontale schokken van aardbevingen aan het Observatorium alhier zal worden toege- zonden door den instrumentmaker Orrawp in Utrecht, welke dit werktuigje heeft uitgedacht. Het beginsel, waarop deze seismoscoop berust, wordt daarbij verklaard. De prijs in Nederland is f 25.00. Bij aankoop van bijv. 100 stuks zou die op ,/ 18.00 kunnen gesteld worden. ҮШ. Verder wordt door hetzelfde lid kennis gegeven, dat de 1000 exemplaren, vastgesteld voor de circulaire over het waarnemen van aardbevingen, zijn gebleken bij verre na niet voldoende te zijn ter verspreiding , waarom nog 1500 exemplaren zijn besteld, waarvoor de goedkeuring der vergadering wordt verzocht. e De gevraagde approbatie wardi verleend. IX. De heer van Dux leest eene beschrijving voor van een toestel door hem uitgevonden voor het waarnemen van aard- bevingen. De daarbij behoorende teekening wordt vervolgens door hem nader verklaard en besproken. Wordt besloten teekening en beschrijving op te nemen in het natuurkundig tijdschrift van N. I. en informatie in te winnen naar kosten van aanmaak in Nederland en verzending naar Indie, X. De bibliothecaris doet het voorstel het tijdschrift »la Lumière Electrique” af ле schaffen, waarvan de prijs hoog is en dat als van zuiver technischen aard weinig ter lezing wordt gevraagd. Bovendien ontvangt de Vereeniging de tijdschriften »l’Electricite” en »l’Electricien”, welke een voldoend overzicht EEE DE жыла Er nad масы ұл асы ааа le oe Eegen бірак NA Ae, E S а EE EN У асы тыла ы аз елігі ды, Я Hr SE % DE UE $ Sa SH E дары yc КЫЧ ЕТ A EG EE EE ГО SS $ - + 550 сеуеп van wat op het gebied der electriciteit voorvalt. Tevens wordt de vraag gedaan of de nieuwe uitgaaf van К. W. van Gorkum, 0. I. Cultures, kan worden aangekocht. Na omvraag wordt besloten la Lumière Electrique af te schaffen en over te gaan tot den aankoop van de uitgaaf van de 0. Г. Cultures door К. W. van Gorkum. XI. De heer Srurrer deelt verder mede, dat, naar aanleiding van eene vraag, in een der laatste vergaderingen door het lid Piepers gesteld, informaties door hem zijn ingewonnen naar den naam door inlanders gegeven aan den haas, welke in enkele gedeelten van Java voorkomt Het woord »terwoeloe” of »kaweloe” is van portugeeschen oorsprong (kowello) terwijl hoogstwaarschijnlijk het woord »klientjie" eene verbastering is уап het Nederlandsche »konijntje” Het lid Vorverman herinnert zich in een oud boek over onze 0. I. bezittingen gelezen te hebben, dat de haas uit Ceijlon was aangevoerd, terwijl ook de heer Ртеревз verklaart, dat hij ergens gevonden heeft, dat de haas uit Bretsch-Indië naar Java is overgebracht. In verband met de omstandigheid , dat het dier slechts in enkele streken van Java voorkomt en in klein getal, is naar alle waarschijnlijkheid uit het aangevoerde af te leiden, dat de haas in /ndiö niet inheemsch is doch uit Britsch- Indië ingevoerd. ХП. De Heer Cngrigm doet de volgende mededeeling. Door den Heer G. ре Heer, Controleur bij het Binnenlandsch bestuur in de onderafdeeling Ogan Oeloe , Residentie Palembang, werden eenige monsters water en eenige mineralen in zijne afdeeling verzameld en den Resident aangeboden. Ik werd in de gelegenheid gesteld een en ander te onderzoeken en verkreeg de volgende uitkomsten. 1. »Water afkomstig van de warme zwavelhoudende bronnen зіп de doessoen Silap een paar palen boven de doessoen Goenoeng »liga, marga Semikrian, in het stroombed van de rivier Ogan. »Bij hoog water zijn al deze bronnen overstroomd.” Het water riekt sterk naar petroleum, filtreert langzaam en Icd Abr UA = sf au EE Ms: Ce š АЕ 3 жш сд. 2 ыы Se z cq TUR EXCEPT A eni: Qa Ae Ie S aM SUE о сан асыны а ter ll iin tin S I eon enn А 551 troebel en laat op "1 filter een zwart residu van organi- schen aard achter. : Bij uitdamping en droging bij 150° С blijven niet minder dan 10.54 gr. per liter over. Reactie neutraal. Kwalitatief werden aangetoond: Calcium, IJzer (spoor), Kalium , Natrium en Chloor. Jodium, Zwavelzuur en Magnesia ontbreken. Door titrage met decime-normaal Zilver en Chroomzure Kali werden 6.125 gr. Chloor gevonden. Het neerslag met Zuringzure Ammonia wees 0.409 gr. Calcium aan, terwijl het Kalium, als Kalium-platina-chlorid bepaald , 0.405 gr. Chloorkalium p. Liter aanwees (0.269 Pt uit een halven liter.) De samenstelling wordt dan aldus: Chloorcalcium......... 1.110. gr. Chloorkalium. . "EST Chloornatrium... KEE? 8.602. О gr. 2. »Geel gekleurd hout van dezelfde vindplaats”. Het hooggele hout bevat gipskristallen; het gele aanslag is Zwavelarsenik , vermoedelijk uit verweerd Arsenikkies af komstig. De asch bevat namelijk veel IJzeroxyd. 5. »Water van de kokende intermitteerende springbron Gemoe- "rak kamaloean , eenige palen stroomopwaarts van de doessoen »Goenoeng tiga , marga Semikrian” (Opmerkingen over het ëch bed der Ogan als boven). »De Inlanders gebruiken het zout.’ Residu p. L. 9.690 (146° С). Gloeiverlies 0.180 Zouten 9.510. Chloor . ...... 5.609 gr. Zwavelzuur. —— Vermoedelijke combinatie. Kiezelzuur.. 0.107 Kiezelsuur sne 0.107. gr. Caleium...... 0.560 Chloorcalcium........ 0.999. ° Kaluim ...... 0.454 Chloorkalium ......... 0.829. Natrium.... 2.975 Chloornatrium....... 7.562. о 552 4. »Water en een fleschje uit dat water afgescheiden zwavel »van de Gemoerak Baleirang, in de Semendo ongeveer twee »palen boven de doessoen Tangaressa. Er bevindt zich daar »ééne groote en verscheidene kleinere niet intermitteerende »springbronnen, waarvan de dampen op palen afstands te „zien zijn. Het water welt kokend ор en de zwavel wordt „door de inlanders benut.” De »zwavel" houdt: à i E Ë Water bij 200° С 40.96 7, Zwavel door oxydatie. en weging van BaS0* 4.90 Vuurvast residu . ......... 55.9 Gebonden water 0.94 Ө de Het water, dat zeer veel organische stof bevat, levert: Residu р. L. (150° С) 0.906 Glociverlies … … … Së eg 0.180 0.726 Zwavelzuur … … … 0.288 gr. б ER S o 0.056 EDS Chloor _ 0.044 Zwavelwaterstof.... 0.052 Kiezelzuur.......... 0.160 Kiezelzuur 0.160 Wzeroxydul....... . 0.025 Zwavelzure Kalk... 0.156 222. 0.180 » Soda.. 0.525 Kali .... sporen Ferrosulfaat....... 0.048 Zwavelwaterstof... 0.032 Chloornatrium .... 0.072 0.785 gr. .— 0.773 gr. Zuurstofequivalent van Chloor .. 0.010 D 0.795 gr. о. A 555 5. »Water en een fleschje in dat water vervatte aluin van »Gemoerak Tawas, een paal boven de Gemoerak Baleirang. De »beschrijving van deze geldt ook voor de Gemoerak Tawas maar alles is hier op kleinere. schaal.” De aluin bevatte: Maler. ое сы: ЗВ Onoplosbaar residu. 15.66 Aluinaarde......... 14.05 Zwavelzuur......... 9.06 ? Door uittrekken met water en toevoeging van Kaliumsulfaat werden aluinkristallen verkregen. Uittrekking met Zwavel- zuur vermeerdert de hoeveelheid Aluminiumsulfaat , maar de . verontreiniging met ijzer wordt veel belangrijker. De gevonden hoeveelheden zwavelzuur en aluinaarde corres- pondeeren niet met een neutraal sulfaat. Nader onderzoek van nieuw materiaal zou gewenscht zijn. Het water levert per liter 5.566 gr. vuurvast residu Пе gevonden bestanddeelen in het zure „water zijn: Chloor....... 1.742 gr. p. Liter Zwavelzuur.. 1.445 Kiezelzuur.... 0.086 NE Sue. 0.045 Aluinaarde... 0.528 IJzeroxydul.. 0.029 Het water is sterk bedeeld met organische stof. Het residu . Wordt reeds bij het uitdrogen verkoold. Door behandeling met Kalk en litreeren met normaalzuur Werden 0.775 gr. Soda dan wel 1.175 gr. Kali per liter gevonden. Het zoutzuur is dus ten deele in vrijen toestand _ Aanwezig. Jammer dat bij gebrek van meer water de aard d van het alkali niet kon worden bepaald. 554 Ik acht het door den Controleur 1° klasse De Heer ingezondene in de hoogste mate interessant en het ware te wenschen dat meerdere ambtenaren op de Buiten-bezittingen zijn voor- beeld volgden : eene tweede bezending van dezelfde soort door den heer De Heer zou kunnen dienen om hetgeen nu minder volledig is nagegaan op te helderen en bovendien het wetenschappelijk vermoeden omtrent de aanwezigheid van Boriumzuur te beves- tigen of te ontkennen. ХШ. De heer Vorperman geeft ten geschenke voor de biblio- theek der Vereeniging de beide door hem geschreven boekwerken: Naar de Lampongs (afdruk uit het tijdschrift Eigen Haard) en Beschrijvende Catalogus van Chineesche en Inlandsche voedings- middelen te Batavia. De president bedankt den heer VorperMan voor dit geschenk. Tot leden der Vereeniging worden benoemd de Heeren: А. van ver бох Метзенев, resident van Tegal; °С. Е. E. Praetorius, resident van Tapanolie té Padang | Sidempoean ; Da. S. Fıcer, onderdirecteur van het magn. en meteorol. Observatorium te Batavia. Van de ledenlijst worden gevoerd de Heeren H. A. P. H. RAVENSWAAU еп б. PLANTEMA. De vergadering wordt hierop gesloten. Gelezen еп goedgekeurd in de vergadering van den 16 October 1884. v. р. Bure, President, J. J. Poortman, Secretaris -555 Vergadering der Directie, gehouden op 16 October 1884. Aanwezig zijn de Н.Н. besturende leden: Dr. van per Bure, van Disk, Dn. Sen . Mr. PIEPERS, TEN BnuwwELER, VORDER- MAN, Dr. Оххех en Poortman. Met kennisgave afwezig het besturend lid pr LANGE: De president opent de vergadering. Na lezing der notulen, welke worden: goedgekeurd, komt het navolgende ter tafel. L Gouvernementsrenvooien. dd, 29 September 1884 no. 18959 ter begeleiding der missive van den Resident van Palembang 19 Sept. 1884 по. 4509,5. dd. 27 September 1884 no. 18926 ter begeleiding der missive van den Resident van Menado 11 Sept. 1884 no. 6171/55. dd. 50 September 1884 no. 19125 ter begeleiding der missive- van den Gouverneur van Sumatras Westkust 17 Sept. 1884 no. 6956. dd. 6 October 1884 no. 18458 ter begeleiding der missive van den Resident van Cheribon 29 Sept. 1884 no. 672462. dd. 6 October 1884 no. 19251 ter begeleiding der missive van den Resident van Benkoelen 20 Sept. 1884 no. 3000/20. dd. 6 October 1884 no. 19250 ter begeleiding der missive van den Resident van Cheribon 26 Sept. 1884 no. 6675/62. Allen handelende over aardbevingen. Worden in handen gesteld van den heer van Duk. H. De heer van Disk geeft te kennen dat proeven, genomen haar aanleiding van den door hem ontworpen seismometer , hem hebben doen zien, dat het langzaam uitstroomen van eene vloeistof uit een vat door middel van eene kraan onder constante drukking niet gelijkmatig is. Daarom is het noodig de oorzaak daarvan op te sporen en in het euvel te voorzien. Dit zal eenige vertraging geven іп de opname van teekening en beschrijving van genoemd instru- ment in het Natuurkundig Tijdschrift. са; даш ERIS Ge TONY EL TET EN OM E. E bid Ш. De heer Srurrer deelt mede dat het hem gebleken is, dat zonder de gevraagde subsidie van Regeeringswege, die beslist geweigerd is, de oprichting van een klein zoölogisch station ter Noordkust van Java ondoenlijk is. Hij wenscht daarom voor histologische en biologische studiën op kleiner schaal eenige aquariën aan te schaffen en verzoekt het Bestuur der. Vereeniging hem tot plaatsing daarvan eenige ruimte in het gebouw af te staan. Hoewel de kosten hierdoor veel geringer worden, blijven zij te groot, om fe kunnen worden gedragen zonder financieelen steun van enkele zustervereeni- gingen. Hij stelt daarom voor de genootschappen, welke vroeger reeds geldelijke hulp voor een zoölogisch station hebben toe- gezegd te verzoeken een gedeelte der toegestane gelden af te staan voor de inrichting der aquariën. Wordt besloten de noodige ruimte in het gebouw der Ver- eeniging af te staan en te.schrijven aan de bedoelde genoot- schappen. š ТУ. De heer Pırrers zegt opgemerkt te hebben , dat, evenals de reptielen den drogen tijd der Oostmoesson slapend door- brengen, ook de vlinders in verpopten toestand vochtige en koude dagen afwachten om uit te komen. Zoo is eene pop. die onder gewone omstandigheden slechts-een twintigtal dagen noodig heeft om vlinder te worden, nu reeds van af Juni in denzelfden toestand als pop. Toen in de eerste dagen van October eenige flinke regens vielen, was het merkwaardig de meerdere beweging van de inseetenwereld waar te nemen en eene pop, welke maandep in dien zelfden toestand had verkeerd, kwam uit. In het wetenschappelijk bijblad van het Album der Natuur, jaargang 1874, komt voor, dat een deel der zuurstof, door de insecten ingeademd, als het ware vastgelegd zou worden in het lichaam voor den kouden tijd. De heer Piepers merkt op, dat dit met het zoo even medegedeelde lijnrecht in strijd is. V. Wordt besloten eene uitgebreide verzameling monsters | van verschillende inlandsche houtsoorten ten geschenke aan. E 557 E . | e bieden aan het koninklijk Instituut van Ingenieurs, afdeeling Nederlandsch Indië. Tot leden der Vereeniging worden vervolgens benoemd: = Dn. B. С. Sronr, E. Лапу. officier van gezondheid in de Lam- ` pongsche districten te Telok-Betong. — Р.С. vas Momay, particulier te Buitenzorg. 1 Van de ledenlijst worden afgevoerd de H. H: Jhr- J. 1 б. V. Boreer, А. M. P. Kruser, H. van Kor, P. H. Kennis, E Ej: LrecsrRA, Н Е. Weenvizen, L. V. J. E. ре SrünLER, p. F. VAN LAKERVELD, J. P. van DER Prokc, J. J. Groos. De vergadering wordt gesloten. | 3 Gelezen en goedgekeurd in de vergadering E van 20 November 1881. v. р. Bure, President, J. J. PooRTMAN, Secretaris. Vergadering der Directie, gehouden op 20 November 1884. Tegenwoordig zijn de HH. bestuursleden: Dr. vAN DER в, Dr. Suen, Dr. Onnen en РоовтмАх. Na opening der vergadering worden de notulen- gelezen Een uitnoodigingsbrief van de »Königl. Böhm. Gesell- Schaft der Wissenschaften in Prag" voor het feest bij gelegen- heid van het honderdjarig bestaan der Vereeniging op 6 December 1884. Wordt besloten het gezelschap id te wenschen met het шры bestaan. ШІ. Een opstel over »trekkende vlinders” van de Vereeniging Wetenschap , Handel en Nijverheid te Padang. . р 558 Wordt besloten dit stuk in handen te stellen van het bestuurs- lid Mr. Pepers. Ш. Een brief van het koninklijk Instituut van Ingenieurs afdeeling N. 1., waarbij het geschenk, bestaande uit monsters van diverse inlandsche houtsoorten onder dankzegging wordt aanvaard. IV. Gouvernementsrenvooien : dd. 18 October 1884 no. 20216 ter begeleiding der missive van den Resident van Bantam 11 October 1884 no. 6674/52. dd. 20 October 1884 no. 21160 ter begeleiding der missive van den Gouverneur van Sumaíra's Westkust 14 Oct. 1884 no. 7648. dd. 1 Nov. 1884 no. 21562 ter begeleiding der missive van den Resident van Benkoelen 25 October 1884 no. 5512/20. dd. 1 Nov. 1884 no. 21565 ter begeleiding der missive van den Resident van Benkoelen 25 October 1884 no. 5512/20. dd. 4 Nov. 1884 no. 21657 ter begeleiding der missive van den Minister van Kolonien 25 Sept. 1884 no. 17/2056 lett. A. dd. 14 Nov. 1884 no. 22054 ter begeleiding der missive van den Resident van Menado 97 October 1884 no. 6916/55. - dd. 14 Nov 1884 no. 22055 ter begeleiding der missive ` van den Resident van Amboina 16 October 1884 no. 5665. Allen, behalve dat van 4 November 1884 no. 91657 hande- lende over aardbevingen. Besloten deze stukken te stellen in handen van den heer v. Duuk. V. Met algemeene stemmen wordt tot Besturend lid benoemd de heer Dr. S. Eege. onderdirekteur van het magnetisch en meteorologisch Observatorium. VL Tot correspondeerende leden in het Buitenland worden benoemd Cav. Prof. Micuere Sterano рк Rossi te Rome en Prof. Jons Миле te Tokio (Japan); tot correspondeerend lid in Nederland wordt gekozen Prof. Dr. Husrecur te Utrecht. ҮП. Wordt besloten de jaarlijksche Algemeene Vergadering te houden op Donderdag 18 December 1884. УШ. De heer Sturmer stelt voor. een verzoekschrift te richten tot den Gouverneur-Generaal, ten einde eene maande- 559 lijksehe toelage van de regeering te vragen ter tegemoetkoming in de kosten voor onderhoud enz. van de in te richten aquariën. Wordt besloten te handelen conform dit voorstel. . IX. De heer Роовтмлх stelt voor ten behoeve van de biblio- theek der Vereeniging aan te koopen het werk van Cav. Prof pe Rossi getiteld »Meteorologia Endogena” en te trachten in ruil voor het Natuurk. Tijdschrift v. N. I. het Bulletino del Voleanismo Italiano aan te schaffen. Wordt dienvolgens besloten. X. Van de ledenlijst der Vereeniging worden gevoerd de HH. H. C. W. Lursens, P. rx Еохтліме, P. Pers. Hierop wordt de vergadering gesloten. Gelezen en goedgekeurd in de vergadering van 18 December 1884. VAN DER Bure, President. S. Ficée, Secretaris. Algemeene Vergadering der Directie, gehouden op Donderdag 18 December 1884. Tegenwoordig de Besturende leden Dr. van per Bure, van Duk , TEN Ввомметев, Dn. Oxsen, Dn. білптен, Dn. Froger, еп Mm. Piepens, еп : de gewone leden A. P. Метснтюв, J. P. YAN DER Pare еп J. С. Runners. | De president opent de vergadering en verzoekt den wd. secretaris de notulen voor te lezen welke na lezing worden _ goedgekeurd. 1. De president doet het voorstel om art. 4 van het Reglement in zooverre te wijzigen, dat ook leden te Buitenzorg Woonachtig als Besturende leden ke worden gekozen. Na discussie wordt aangenomen art. 4 te doen vervallen alsmede n art. 5 de eerste alinea. ' IL De heer Тех BnuwwELEn geeft Dr. Оххх in overweging jn voorstel op de vorige Algemeene Vergadering gedaan, e 540 waaromtrent destijds de stemmen staakten, wederom in te dienen. Dr. Оххх voldoet aan dit verzoek, waarop het voor- stel met algemeene stemmen wordt aangenomen , zoodat van art. 11 van het Reglement de volgende zinsnede vervalt. »Пе aftredende President en Vice-President zijn gedurende één jaar niet verkiesbaar voor de betrekking , die zij bekleed hebben." HH. Daar het verslag van het vorige jaar nog ter drukkerij is, kan dit in deze vergadering niet worden voorgelezen. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de president de Alge- meene Vergadering. Gelezen en goedgekeurd op de Etagen ing van Donderdag 15 Januarı 1885. v. p. Bure, President. J. J. Poortman, Secretaris. Vergadering der Directie, gehouden op Donderdag 18 December 1884. Tegenwoordig de dirigeerende leden Dn. vas per Bure, van Duk, TEN BRUNMELER, Dn. Өххех, Dn. Зілітев, Dn. Иаске, en Mr. Piepers, en de gewone leden A. P. MeLcmor, J. P. van per Prors en J. C. Виввевз. Na opening der vergadering worden de notulen gelezen en goedgekeurd. Het volgende komt ter tafel. . L Gouvernementsrenvooien. dd. 2 December 1884 no. 25077 ter begeleiding der missive ar den Resident van Bali en Lombok 15/1184 no. 1520; . 4 December 1884 no. 25541 ter begeleiding der missive van upa Gouverneur der Sumatra’s Westkust no. 8610; 4 December 1884 no. 25459 ter begeleiding der missive van den Resident van de Preanger Regentschappen no. 12551. dd. 4 December 1884 no. 25499 ter begeleiding der missive van den Resident van Benkoelen no. 5600/20: dd. 5 December 1884 no. 25685 ter begeleiding dn missive van den Resident van Palembang no. 5524/5: iin lk 541 dd. 5 December 1884 no. 28684 ter begeleiding der missive van den Gouverneur van Celebes no. 4499/1 ; dd. 10 December 1884 no. 25991 ter begeleiding der missive van den Resident van Pekalongan no. 4056: allen bevattende vaardbevingsberichten:” Gesteld in handen van den Heer улу Dik. П. Een brief met mededeeling dat het Buitenlandsch lid de heer Percy te Dyon is overleden in 1882. HI. Ве president leest eene nota voor van den Heer CLERK, waarbij deze zijn voornemen te kennen geeft om de namen van inlandsche planten in de Polynesische talen uit te geven, alphabetisch gerangschikt volgens het bij ons gebruikelijke alphabet. Hij roept daartoe den steun in van de Kon. Natuur- kundig Vereeniging. Indien de Vereeniging drie woordenboeken, welke hem nog ontbreken, gratis wil verschaffen, is hij geneigd zijn manuscript voor het N. Tijdschrift v. N. I. af te staan. Bij discussie blijkt, dat de uitgave alleen dan wenschelijk is, indien ook dialekten daarin worden opgenomen. Kan de Heer Стевк tot de opname daarvan besluiten, dan is de Vereeniging geneigd f 6.000 als toelage te verleenen. De president neemt welwillend op zich, den Heer Сгевк hiervan kennis te geven. IV. Tot Besturende leden worden met algemeene stemmen benoemd de Heeren: В. D. M. VerBeek, mijningenieur en Dr. M. Terre. directeur van ’s Lands plantentuin, beiden te Buitenzorg. | У. Op voorstel van den heer Prepers wordt besloten den dank van het Bestuur der Vereeniging te brengen aan de Vereeniging voor Wetenschap, Handel en Nijverheid te Padang voor haar opstel over trekkende vlinders. VI. De heer van Disk brengt een beschrijving van eene zeer eenvoudigen seismometer ter tafel, te vinden in het » Zeitschrift der Deutschen Geologischen Gesellschaft” XXXVI Band, 1 Heft. pg. 29 en doet het voorstel er eenige voor de Vereeniging aan te schaffen. 542 Wordt besloten 10 zulke seismometers (met bijbehoorend kwik) uit Europa te bestellen. ҮП. De President brengt ter tafel eene alhier verschenen brochure, eene kritiek van een door Dr. Оххех in het Natuur- kundig Tijdschrift geplaatst opstel. De vraag wordt namens een afwezend Bestuurslid gedaan of het wenschelijk is daarop van wegen de Directie der Vereeniging te antwoorden. De Brochure wordt gesteld in handen van Dm. Frar ten einde daaromtrent te adviseeren. УШ. Wordt overgegaan tot het kiezen der functionarissen; de uitslag daarvan en als volgt: | de Hr. Dn. van per Bure, president ; » Р. van Duk, vice-president ; = TEN BRUMMELER , thesaurier ` Dr. Onnen, redacteur van het Tijdschrift; x » Dn. біллтек, bibliothecaris en directeur vih. museum ; » Роовтмах, secretaris. XI. Van de ledenlijst worden gevoerd de Heeren: L. Taars A. J. тех Brisk L. Емртіхе F. W. Fagus Ти. J. С. Kaap Dr. F. A. K. Ровеугіт? H. E. Dorreraar H. van Dissen D. S. Horor W. А. Cous, X. Tot lid wordt aangenomen de Heer B. J. STOFBERG Leeraar aan het Gymnasium Willem III te Batavia. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Gelezen en goedgekeurd op de Bestuursvergadering van Donderdag 15 Januari 1885. v. р. Bure, President. J. J. PoonTMAN, Secretaris. BOEK WERKEN Е TER TAFEL GEBRACHT IN DE VERGADERINGEN VAN DE DIRECTIE DER KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING GEDURENDE HET JAAR 1884. ` (Januari—Juni). х D. к Physica (C). L'Électricien, Revue generale d'électricité. Тоше УІ No. 65—72. Tome ҮП No. 75--75. Paris 1883. 82. 5 L Electricité, Revue scientifique ` illustrée. Vol. VI E No. 44-52. Vol. VII No. 1—15. Paris 1885/84. kl. 4°. — 100 Za lumiere électrique , Journal universel d'électricité. Tome X №. 44-52. Tome XI №. 1—14. Tome XII No. 15—19. Paris 1885, 1884. 4°. | Chemie (Ba). 84 Deutsche Chemische Gesellschaft. Berichte, Jahrgang 16 No. 15--19. Jahrgang 17 No. 1—6. Berlin 1885/84. 8°. 121 Dr. Н. W. Vocer , Photographische Mittheilungen. Jahrgang 20 №. 258—270. Berlin 1885/84. 8°. 82 Recueil des travaux chimiques des Pays-Bas par ММ. W. A. van Dorp, А.Р. N. FRANCHIMONT etc. Tome ll No. 6—8. Tome HI No. 1. Leide 1885, 1884. 8°. Geologie (E). 57 Geologisches Reichsmuseum in Leiden. Sammlungen 1. Beiträge zur Geologie Ost-Asiens und Australiens, heraus- gegeben von К. Hartin und А. Міснмамх №. 1—9. ec or <> с e ка И Kais. Kön. Geologische Reichsanstalt. Jahrbuch. Band XXXII, N°. 4, XXXIII No. 1—5.Wien, 1882, 1885, gr. 8°. Verhandlungen. Jahrgang 1882 No. 1—18 Wien. 1882, 1885. gr. 8°. Jaarboek van het. Mijnwezen in Ned. Oost Indië. 12e Jaargang 1885 2° Gedeelte. Amsterdam. 8°. Geological Survey of India.Records. Vol. XV part. 4 1882. Vol. XVI part. 1--4 1885. Vol. XVII part. 1. 1884. 8°. Memoirs vol. XIX part 2—4 1885. 8°. Memoirs (Palaeontologia India). Serie ҮШ (1—2). Serie X vol. 2 part. 5. Serie XII (1) 1885 Calcutta. 4°. | Seismological Society of Japan. Transactions Vol. VI January — June 1885. Tokio 1885. 8°. Verein für Erdkunde zu Dresden. XVIII, XIX und XX Jahresbericht. Dresden 1885. 8°. Verein für Erdkunde zu Halle alS. а 1885. Halle. 8°. Verein für Erdkunde zu Darmstadt. Notizblatt. Herausge- geben von В. Lersius. ГУ Folge, Ш Heft No. 15. Darm- stadt 1882. 8°. Baron Ferb. v. Muerten. Observations on new vegetable fossils of the Auriferous Drifts. (From Geological Survey of Vietoria. 1885). Melbourne—London 1885. 8°. K. Martın.. Aanteekeningen over erratische gesteenten van Overijssel. Zwolle 1885. 8°. В. D. M. VerseeK. Uitbarsting van Krakatau op 26, 27 en 28 Augustus 1885. Batavia 1884. 8°. Topographische en geologische beschrijving van eeu gedeelte van Sumatra's Westkust met Atlas. Batavia 1873. gr. 8°. | Botanie (F). Acla horti petropolitant. Tome VIII fasc. U. Petersburg 1885. 8°. 's Lands Plantentuin te Buitenzorg. Verslag over 1882. алал қалы ақыра а алы алақ rg EE NE EE Er GM лж RAET E EE REET 5 2s EE EEE Š ани и AUS EIER ER y: Š TE as ш 241a "e Lands Раметит te Buitenzorg Mededeelingen 1. 418 419 т Kä Rapport omtrent een onderzoek naar de Getah-pertjapro- duceerende boomsoorten in de Padangsche Bovenlanden door Dr. W. Bunck, Batavia 1884. gr. 8°. 3 . Flora Balava, aangevangen door wijlen Jan Kors, voort- gezet door F. W. van Erpen. 265°, 264% Aflevering. Leiden, 1885. 4°. | Irmischia. Botanischer Verein für Thüringen. Korrespon- denzblatt. Jahrg. HI (10, 11. 12), IV (1—4) Abhand- lungen Heft ІП. Sondershausen 1885/4 8°, Dr. F. €. Scuüserer, Vaextlivet i Norge med saerligt hensijn til plantegeographien. Festschrift til Kjöbenhavns Universitets 400 Aars Jubileum. (2 Ex.) Christiania 1879. 4°, F. OrrorAsper. Het enten van vruchtboomen en heesters met 25 lith. Platen. Leiden 1884. gr. 8. G. С. W. DogNENsIEG, Repertorium annuum littera- turae botanicae periodicae. T. VII. 1885. Haarlem 1885. 8°. J. J. Bruinsma, Koningsnagelen. Leeuwarden 1885. 8°. Zoologie (6). TIJDSCHRIFTEN MET GEMENGD ZOÖLOGISCHEN INHOUD (GB.) Zeitschrift für wissentschaftliche Zoologie , herausg. v. C. Тн. v. Stesorp, A. koumen und E. Esters. Band XXXVII Heft 5. 4. Band XXXIX Heft 1—4. Band XL Heft 1. 2. Leipzig 1885/84. gr. 8. Zoologische Station zu Neapel. Zoologischer Jahresbericht für 1882. I Abtheilung. Allgemeines bis Vermes mit Register. H Abtheilung. Arthropoda mit Register. II Abtheilung. Tunicata, Mollusca, Brachiopoda mit Re- gister 8°. n Fauna und Flora des Golfes von Neapel УП. Monographie Die ` Cystoseiren. IX Monographie Die Actinien. XI Monographie. Die Polycladen. Leipzig 1885/84. 4°. 9c - t2 IV Zoological Society of London. List of the vertebrated animals in the gardens of the Zool. Society. London 1885. 8 Proceedings for the year 1885 part. HI May and June. 8°. Harvard College. Bulletin of the Museum of боа обсте Zoölogy at Harvard College. Vol. IX No. 5—9. 8°. ` Annual Report 1882—1885. Memoirs. Vol. ҮШ No. 2 (Ш part. 1). Vol. IX No. 2 (ID. Cambridge 1885. 8°. Museum | d'histoire naturelle. Nouvelles archives. Пе Serie. Band V. Paris 1885. 42. ° — ZOÖLOGISCHE REIZEN. (Gp.) Sir С. Wyvirze Тномѕох. Report on the scientific results of the voyage of H. M. S. Challenger, during the years 1875—1876 under the command of Capt. СковсЕ NARES und Capt. Frank Turie Тномѕох. Zoology vol. УШ. London, Edinburgh, Dublin 1885. 4°. Aves (Ge). Dr. 0. Finsen. Ornithological Letters from the Pacific №. 1—4. Wien 1885. 4°. Ornilhologischer Verein іп Wien. Mittheilungen. Тег Jahrg. No. 12. 8er Jahrg. No. 1-5. Wien 1884. 4°. The Ibis, a quarterly journal of ornithology. Зе Serie. Vol. HI No. 5,6. London 1884. 8°. ' INSECTA. (MISCELLANEA) (бм). Nederlandsche Entomologische Vereeniging. Tijdschrift, XXVI Deel Jaargang 1882—1885. Ae Afl. XXVII Deel Jaargang 1885—1884. te Aflevering. 's Gravenhage. 1885—1884. 8°. Société Entomologique de Belgique. Annales. Tome XXVI. Bruxelles 1882. 8°. Entomologiska Föreningen i Stockholm. Tidskrift 1689 Най 1—4. Stockholm. 8°. [е2] с — Ж] ~J Ф ү ARACHNIDA EN Myriapopa (Gn). Dr. А. W. M. vax Hasserr. Araneae. Sep. Afdr. uit Reizen en Onderzoekingen Sumatra Expeditie IV. 11 A. 1885. gr. 8°. Anatomie. Medische vakken. (H). Vereeniging tot bevordering van geneeskundige wetenschappen in Nederlandsch Indië Deel XXIII, Nieuwe Serie Deel XII Afl. 6 Batavia. 1884. Deel XXIV afl. 1. Tijdschriften met gemengde Inhoud (1). NEDERLANDSCH Jeng (1А). Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Notulen Deel XXI 1885 No. 5, 4. Deel XXII No. 1. Batavia 1885/4. 8°. NEDERLAND "Ip. Kon. Akademie van Wetenschappen. Verslagen еп Мейе- deelingen, Afdeeling Natuurkunde, H Reeks, XIX Deel Stuk II, III, 2 Reeks, DI. XII (2. 5). * Verslagen еп ` Mededeelingen, Afd. Letterkunde 5% Reeks I Dl. (1). met Naam- en Zaakregister 2% Reeks ІМ. I—XII. Verhandelingen, Afd. Natuur- kunde, XIV Deel. 4°. . Verhandelingen, Afd. Letter- kunde. XXIII Deel. 4°. А Jaarboek. 1882. 8°. Processen Verbaal 1882/1885. Amsterdam 1885. Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen. Natuur- kundige Verhandelingen 5de Verz. ІМ. IV, 5de Stuk. С. E. Эамет5. Un cas de leontasis ossea. Haarlem. 1885: Archives Neérlandaises des sciences exactes et naturelles publiées par la Société hollandaise des sciences а Harlem к. ° VI et rédigées par E. H. vox Baumnaver. Tome XVIII 2e, зе, 4e Livraison. Harlem 1885. 8? Kon. Instituut van Ingemeurs. Jaarboekje 1884. Tijd- schrift 1885/1884 I 1° en 2° gedeelte, H 1° еп 2° ge- deelte, HI 1° gedeelte. "s Gravenhage 4°. Musée Teyler a Harlem. Archives. Série П. I No. 4. . Haarlem 1885 gr. 8°. кі Ka — e S e Go мж ° ° Indisch Genootschap. Vergaderingen in 1884. Januari, Februari, Maart. 's Gravenhage. 1884. Bevere (le). Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux arts de Belgique. Bulletin 5° Série Tome I—V. Tables générales du recueil des bulletins Tome XXI (1867— 1880). Bruxelles 8°. Mémoires couronnés et autres Mé- moires. Tome 51 ‚ 55—55. Bruxelles 82. Annuaires. 1882, 1885. Bruxelles 8°. Académie royale des sciences ei belles lettres de Bruxelles Memoires. Tome 45 (2e) Tome 44. Bruxelles. 4^. Mémoires couronnés et Mgmoires des savants étrangers. Tome 44, 45. Bruzelles. 4^. Musee Royal d Histoire. naturelle de Belgique. Annales du Musée. Tome IIT, VII, VIII en X. gr. 4e en lg. fol. Bulletin. T. И (1—2). 1885. Bruxelles 1881/85. 8°. Natuurwetenschappelijk Genootsrhap van Gent. Natura, Maandschrift 5° Aflevering. 2° Jaargang 1884 afl. 1—4 1° Jaergang afl. 2--8, afl. 12. Gent. 8°; Noorp-Derrscaraxp. (Ip) Senckenbergische | Naturforschende Gesellschaft zu Frank- furt ajM. Abhandlungen Band XIII Heft 5. Frankfurt alM. 1884 4°. a M. 1885. 8°. Bericht 1882—1885. Frankfurt > ке. e = VII Archiv für Naturgeschichte. Gegründet von А. Е. A. Wiesmann, fortgezetzt уоп W. F. Евюнзох und F. H. Твозснег herausgegeben von Dr. Ер. vox Martens. 47er Jahrgang Heft 6. 49er Jahrgang Heft 5. 50er Jahr- gang Heft 1. (1881) Berlin 1885—1884. 8°. Annalen der Physik und Chemie. Neue Folge Band XX. Heft 5, 4, 5. Neue Folge Band XXI Heft 1—4. Leipzig 1885 1884. 8°. Neue Folge Band XXII Heft 1. . Beiblätter Band УП No. 11. 12. Band: VIII No. 1—4. Leipzig 1885. 8°. Medicinisch Naturwissenschaftliche Gesellschaft zu Jena. Zeitschrift. Band XVII, neue Folge Band X Heft 1. 2. Jena 1884. 8°. Verein für Naturkunde zu Cassel. XXIX und XXX Bericht über die Vereinsjahre vom 18en April 1881 bis dahin 1885. Cassel 1885 8°. f Naturwissenschaftlicher Verein zu Bremen. Abhandlungen, ҮШ Band tes Heft. Bremen 1885 8°. Naturwissenschaftliche Gesellschaft Tsis т Dresden. Sitzungsberichte und Abhandlungen. Jahrgang 1885 Juli bis December. Dresden 1884. 8°. Oberhessische Gesellschaft für Natur- und Heilkunde. 22er Bericht. Giessen 1885. 8°. Zurp-Durrscnranp. ZWITSERLAND. [le]. Kón. Bayerische Akademie der Wissenschaften zu München. Mathematisch physikalische Classe. Abhandlungen. Band XIV 5e Abtheilung 1885. 4°. Sitzungsberichte 1885 Heft 2. 8° L. Raprkorer, Ueber die Methoden in der botani- schen Systematik ins besondere die anatomische Met- hode. Festrede am 25 Juli 1885 gehalten. München 1885. 4°. mur, | Biologisches Centralblatt, herausgegeben von Dn. I. RosgvTHAL ex 2 e ER VIII unter Mitwirkung von Dr. M. Resss und Dr. E. SELENKA. HI Band. Erlangen 1884. 8°. Verein für vaterlándische Naturkunde in Würtemberg. Jahreshefte 59er Jahrgang. Stuttgart 1885. 8°. Verein zur Verbreitung naturwissenschaftlicher Kenntnisse in Wien. Schriften 25er Band. Jahrgang 1882/85. Wien 1885. 8°. Kón. Böhmische Gesellschaft der Wissenschaften. Jahres- bericht 1880. 8°. Sitzungsberichte 1881. 89. f . Abhandlungen 1881182. 6e Folge 11ег Bnd. Prag 1881/82. 4*. Société de physique et d'histoire naturelle de Genève. Memoires. Tome XXVIII 1. Genève 1882/85. 4°. Schweizerische Naturforschende Gesellschaft. Verhandlun- gen. 65e Jahresversammlung. Jahresbericht 1881—1882. Glarus 1882. 8°. Naturwissenschaftlicher Verein für Steiermark. Jahrgang 1881, 1882. 1885. Graz gr. 8°. NOORWEGEN EN ZWEDEN, DENEMARKEN (Ir). Det Kongelige Norske Frederiks Universitet. Universitets program for: 146 Sem. 1879. S. Lig. Classification der Flächen nach der Transformationsgruppe ihrer geodetischen Curven. 1** Halvaar 1880. G. O. Sars. Carcinologiske Bidrag til Norges Fauna. I Monographi over de ved norges kijster forekommende Mysider. Ir Halvaar 1881. Тн. Hrortpaur. Kristallografisk Chemiske Undersógelser. 2° Sem. 1882. W. C. Ввбвввв. Die Silurischen Etagen 2 und 5 im Kristianiagebiet und auf Eker. 1“ Halvaar 1885. H. Н. Веозсн. Silurfossiler og pressede Konglomerater Bergens Kifrene. Kristiana 1879— 1885. 4°. IX Det Kongelige Danske videnskabernes Selskab. Skriften. Naturvidenskabelig og -mathematisk Afdeling. Vol II (No. 4. 5). Oversigt over det Forhandlinger og dets Medlemmers Arbejder i Aaret 1885. (No. 2). ENGELAND (16). The Royal Society of London. Proceedings. Vol. XXXIV No. 221—225. Vol. XXXV No.,224— 226. 1882, 1885 8°. = Transactions for the year 1882 Vol 175 part. 2. 5. 4. for the year 1885 Vol 174 part. 1. London 4°. ; Fellows of the Society 1882. London 4?. FRANKRIJK (Im). Académie des Sciences a Paris. Comptes rendus hebdo- madaires des séances, publiés conformément à une décision de l'académie en date 15 juillet 1855 par M. M. les secrétaires perpétuels. и Tome ХСҮП №. 10—27. Tome XCVII №. 1—18 Paris 1885, 1884. 4°. ~ Société philomathique de Paris. Tome УШ No. 1. 8°. Annales de Chimie et de physique par Araco, CugvREUIM , Dumas etc. 5° Série Tome XXX Novembre, Décembre 1885. 6° Série Tome I Janvier, Février, Mars, Avril. 1884. Paris 1884. 8°. Société Linnéenne du Nord de la France. Mémoires année 1885. | Amiens 1885. 8°. Société des sciences de Naney. Bulletin. Serie П. Tome VI fascic. XIV. 15 année 1882. Paris 1885. 8°. Société des sciences physiques et naturelles de Bordeaux. Mémoires. Tome V. 5e Cahier et Supplément : Ob- servations pluviométriques et thermométriques faites X dans le département de la Gironde de Juin 1882 а Mai 1885. Paris, Bordeaux 1885. 8°. 15 Société d’Etude des sciences naturelles de Beziers. (`) Bulletin. бе année 1881. Beziers 1882. 8°. SPANJE, PortucaL, МАМЕ. (Ік.) 7 R. Academia dei Lincei. Ай. Vol.VIl fascicolo. 15. Roma 1885. 4°. 9 Cosmos di Gumo Cora. Vol VH (IX. X. XI. XID. Vol УШ (1). Torino 1885. 8°. Rustan (IL). 1 Académie Impériale des sciences de St. Petersbourg. Memoirs Tome XXXI No. 1—4. Pétersbourg 1885 5°. 5 Société impériale des naturalistes de Moscou. Bulletin Tome 58 (No. 4.) 1885. Tome 59 (No. 1. 2. 5) 1884. Moscou. 8°. Mémoirs. Tome XIN. Moscou 1885. 4°. Noorp-Amerika (Iw). 5 Academy af Natural Sciences of Philladelphia. Proceedings. Part II (June—October). Par Ш (November— December). 8°. 14 Science. An illustrated weekly Journal. Vol 1. 2. Boston 1885. 8°. ZUID-AMERIKA (Ix). > Academia Nacional de ciencias en Cordoba. Boletin Tomo H Entegra I, Ш, IV. Tomo ІП Entegra IV. Tomo IV Entegra I. Tomo V. Tomo VI Entrega I. 5 . Actas Tomo HI Entegra H. Tomo IV Entegra I. Buenos Aires 1875—1885. 8°. AZIE, AusTRaLIÉ (lo). Asiatice Society of Bengal. Journal. Vol. LII. (Part. Il. 2-4. ; : la ——. Proceedings 1885 (No. 7—10) 1884 (No. 1. 2). Calcutta 1885. 8^. hand () Voor Museum d'histoire naturelle , Nouvelles archives, vide Zoologie. (6). . ОКЕ аспан МС уа БЕТЕР сты қа MOREE I Ze ч с ж oc mI . te ке ~J XI Deutsche Gesellschaft für Natur- und. Volkerkunde Ostasiens. Mittheilungen. 50er Heft. Febr. 1884. Yokohama. 4°. Colonial Museum auf Geological Survey of New Zealand. Eightteenth Annual Report on the Colonial Museum and Laboratory together with fourteenth Annual Report on the Colonial Botanic Garden 1882—1885. Reports of Geological Explora- ‚tions during 1882 with maps and sections. New Zealand 1885 gr. 8°. Colonial Museum and Geological Survey Departement. Hand- book of New Zealand bij J. Нестов. Wellington 1885. 8°. Linnean Society of New South Wales. Proceedings. Vol. VIJL. Sidney 1884. 8°. University of Tokio (Tokio Daigaku). Memoirs. No. 9. J. A. Ewisc. Earthquake measurement. Tokio 1885. 4°. Historie. Philosophie. CK) De opkomst van het Nederlandsch Gezag in Oost Indie. Ver- zameling van onuitgegeven stukken uit het oud koloniaaal archief. Uitgegeven en bewerkt door Jar. Mr. J. K. J. pe Јохве. 11 deel. Uitgegeven en bewerkt door M. L. van Deventer. ° Наде 1885 8°. Biografie. (L) А. А. VoRSTERMAN VAN Oien. Dictionnaire Nöbiliaire. La Haije 1884 gr. 8. Geografie. (M) Nederlandsch ` Aardrijkskundig Genootschap. Tijdschrift. DI. УП. (5) 4° Bijbladen. No. 12. . 2de Serie. Verslagen еп aardrijks- kundige mededeelingen. ІМ. І (1-55). ХИ Reizen. Ethnografie. (N) 9 Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Tijdschrift. DI. 29. (2. 5. 4). DI. 30. (1. 2.) 202 Dr. 0. Fınsen. Ueber weisse Papuas. | | 205 Bemerkungen über einige Eingeborne des Atoll Ontoeng Java (Njua) 5. 6.7. 8.9. 0 Anthropologische Ergebnisse einer Reise in der Südsee in den Jahren 1879--1882. 8°. | o Lä KS „Technologie, enz. (©) 7а Nederlandsch-Indische Maatschappij van Nijverheid еп Landbouw. Tijdschrift. Deel XXVIII Afl. 5—11. Batavia 1885. | 40a Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid. Tijdschrift. 4e Reeks deel VII November 1885, Maart 1884, April 1884. Haarlem 41885. 8°. 40/ Gedenkschrift op het 127; jarig bestaan уап het kolo- niaal Museum. Haarlem 1884. 8°. Miscellanea (Р). 250 The Encyclopaedia Britannica. Vol. XVI. Edinbnrgh 1883. 4°. 256 Calalogus der afdeeling Nederlandsche Kolonién van de inter- nationale koloniale en uitvoerhandel-tentoonstelling van 1 Mei tot ult. October 1885 te Amsterdam. Leiden 1885. 8°. 259 Kön. Sammlungen für Kunst und Wissenschaft zu Dresden. Bericht. 1880—1881. Dresden 1885. 4°. 260 Verslag omtrent den Gouvernements Post- еп Telegraaf- dienst in N. I. over het jaar 1882. Batavia 1885. 4°. Natuurwetenschappelijke werken (gemengd) (R). 18 Unser Wissen von der Erde. Herausgegeben von F. v. Hocusterter. 1 Band All. 1—15. Leipzig 1884. 4°. En PE nT уч d 194 BOEKWERKEN TER TAFEL GEBRACHT IN DE VERGADERINGEN VAN DE DIRECTIE DER KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING GEDURENDE HET JAAR 1884. Juli — December). ero Astronomie en Kosmografie (Аа. L’ Observatoire royal de Bruxelles. Annales. Tome IV 1882. Tome V le fascicule 1884. 4°. ; Annuaire. 49e année, 50e année, 51е année 1881—1885. kl. 8°. Exposition critique de la methode de Wroxskı pour la résolution des problèmes de mécanique céleste par Си. LAGRANGE. Première partie. Bruzelles 1882. 4°. j . Bibliographie générale de l'astronomie ou catalogue méthodique des ouvrages , des mémoires et des observations astronomiques publiés depuis l'origine de limprimerie jusqu'en 1880 par I. С. Houzeau et А. LANCASTER. 2 Tome II. Mémoires et notices. Bruxelles 1882. gr. 8°. Appendice à la nou- velle série des annales astronomiques. Vade Mecum de l'astronomie par I. C. Houzeav. Bruxelles 1882. gr. 8°. 14 — оо ot ect сл LS _ < ы 15 Ka 155 _ 85 XIV Die Meteoriten Kreisreihen als Erzeuger der Kometen, Sonnenflecke, des Erdmagnetismus, des Windes und Regens, des Sonnenlichtes, der Sonnenhitze u. s. w. 26x. 8°. MATHESIS (Ab). | Kön. Akademie der Wissenschaften zu Berlin. Mathe- matische Abhandlungen aus dem Jahre 1885. 1884. 4°. METEOROLOGIE EN AARDMAGNETISME (B). Dr. Buys Dutot. Nederlandsch Meteorologisch Jaar- . boek voor 1885, voor 1877 dl. H. Utrecht 1884 lg. 4°. Dr. Р. А. Brrosma. Regenwaarnemingen in N. 1. 2e en 5е Jaargang (1880/81). Dr. J. P. v. р. Эток. Idem 4e Jaargang (1882). J. J. Poortman. Idem be Jaargang (1885) Batavia. 8°. Osservatorio. della regia universita di Torino. Bolletina 1885. Torino 1884 lg. fol. Mittheilungen der Internationalen Polar Commission без Heft (Enthält J. P. var per Эток. Neue Methode zur Bestimmung der periodischen und aperiodischen Änderungen der Elemente des Erdmagnetismus). St. Petersburg 1884 4°. Observations météorologiques faites auw stations inter- nationales de la Belgique et des Pays Bas sous la direction de J. €. Houzeau pour la Belgique et С. D. Beus Bator pour les Pays Bas. 4e année — | 1880. Bruxelles 1884. 4°. PObservatoire Royal de Bruxelles. Diagrammes du météorographe van ВиввківеЕһене 1879—1882. folio. J. P. van ver Эток. Sur le calcul des observations | horaires de la force horizontale du magnetisme terrestre. (Extrait des Archives Néerlandaises T. XIX). PHYSICA (0.) ÜÉlectricien. Revue générale d'électricité. Tome ҮП | No. 76—86. Paris 1884. 8°. | 68a 125 142 1424 145 147 XV V Électricité. Revue scientifique illustré. Vol. ҮШ Хо. 1--10. Paris 1884. 4°. La lumière électrique. Journal universel de Pélectricité. Tome XII №. 20—26; Tome XIII №. 27-559; Tome XIV №. 40—44. Paris 1884. 4°. CHEMIE (Da). Deutsche: Chemische Gesellschaft. Berichte. 17er Jahrgang No. 7—14. Berlin 1884. 8°. De. Н. W. Voet, Photographische Mittheilungen. No. 271—281. Berlin 1884. 8°. W. A. van Dorr, А. P. N. Francumoxt, enz. Recueil des travaux chimiques des Pays Bas. Tome Ш No. 3—5. Tome П No. 5-58. Leide 1884. 8°. LANDBOUW (Db). Department of Agriculture. Report 1881 and 1882. Washington 1882. gr. 89. GEOLOGIE (E). _ Kais. Kónigl. Geologische Reichsanstalt zu Wien. Ver- handlungen 1885. gr. 8°. Jahrbuch. Band 35 No. 4. Band 54 No. 1, 2, 5. 1884. gr. 8°. Jaarboek van het Mijnwezen in Ned. Indië: uitgegeven op last van Zijne Excellentie den Minister van Koloniën 13e Jaargang le gedeelte. Amsterdam 1884. gr. 8°. Geological Survey of India. Memoirs. vol. XX part. 1—9, vol. XIX, vol. XXII. Calcutta. Memoirs. Serie XIV vol. [ part. 5—4. (The fossil echnoidea of Kachh and Kattywar). Serie X vol. П part. vol. Ш part. 1. Calcutta 1885/84. 4°. Records vol. XVII part. E 3 F. V. Haynes, U. S. Geol. and Geographical Survey of the territories. А report of progress of the explo- 220a 220% ПОЈ с ei 269 XVI ration in Wyoming and Idaho for the year 1878 part. I, H with Maps and Panonaramas. Wash- inglon 1885. 8°. United States Geological Survey. Bulletin No. 1. Wash- ington 1885. 8°. Monografs Il. Durran, Tertiary History of the Grand Canon District, with Atlas fol. Washington 1882. 4°. Verein für Erdkunde zu Leipzig. Mittheilungen 1885 I. 1884. 8°. Verein für Erdkunde zu Halle а|8. Mittheilungen 1884. Halle alS. 8°. Verein für Erdkunde zu Darmstadt und des mittel- rheinischen geologischen Vereins. Notizblatt 4er Folge 4es Heft. Darmstadt 1885. 82. R. D. M. Vereen, Krakatau 16 gedeelte. Batavia 1884. gr. 8°. | Lrororp vox Bucm's gesammelte Schriften herausgegeben von J. Ewarp, J. Вотн und H Еск. Band І-ІІ. ` Berlin 1867/77. 8°. BOTANIE (F.) Kömgl. Bayer. botanische Gesellschaft. Flora oder allgemeine botanische Zeitung. Neue Reihe 41 Jahrgang oder der ganzen Reihe 66 Jahrgang 1885. Regensburg 8°. Flora Batava. Afbeelding en beschrijving van Neder- landsche gewassen aangevangen door wijlen Jan Koops voortgezet door F. W. van Eenes АЙ. 264—266. Leiden. 4°. Nederlandsch kruidkundig Archief. Verslagen еп mede- deelingen der Nederl. botanische vereeniging onder redactie van Dr. W. S. В. Sunmean, Dr. С. A. J А. Oupemans en Тн. Н. A. J. ABELEVEN. 2e Serie 4e deel 2e stuk. Nymegen 1884. 8°. Irmischia. Correspondenzblatt des Botanischen Vereins E | XVII für Thüringen. IV Jahrgang No. 5-9. Sondershausen. 1884 8°. 421 E. лы Forest Cultur and saai yplus Trees. San E Francisco 1876. 8°. E ZOOLOGIE (6.) TIJDSCHRIFTEN MET GEMENGD ZOÖLOGISCHEN INHOUD (Gb) 1 Genootschap Natura Artis Magistra. Bijdragen tot de Dierkunde 10e АЙ. te gedeelte. Amsterdam 1884. gr. 4°. 22000009 Tijdschrift voor de Dierkunde. Jaargang У Afl. 1. Amsterdam 1884. gr. 89. ! 5 Nederlandche Dierkundige Vereenigng. Catalogus der Bibliotheek. Leiden 1884. 8°. Zeitschrift für wissentschaftliche Zoologie herausgegeben von C. T. vow Seron und A. vox KörLıker 40er Band Heft 5—4. Нег Band Heft 1. Leipzig 1884. 8°. Zoologische Station zu Neapel. Jahresbericht für 1882. _ Leipzig 1884. 8°. Zoological Society of London. Proceedings 1885 Fart IV 1884 Part. I. 1884. 8°. er) Catalogue of the library. Supplement. 1885. 8°. Bulletin of the Museum of Comparative Zoology at Harvard College. Vol. XI No. 10. Cambridge 1884. 8°. Memoirs of the Museum of Comparative Zoology at Harvard College. Vol. X No. 1. Cambridge 1885. 4°. Zoological Society of Philadelphia. 12th annual report. 1884. 89. Nouvelles archives du museum ` d'histoire naturelle. H Série Vol УІ. Paris 1885. 4°. Aves (Gb) Ornithologicher Verein іп Wien. Mittheilungen Ser Jahrgang No. 6—7. Beiblatt ter Jahrgang No. 1. 1884. 4°, Ka = 85 86 = -Л = 21 2 © b» — ХУШ The Ibis. A quarterly journal of ornithologv. Vol II No. 7—8. London. 8°. J. J. Bruinsma. Over een abnormaal gekleurd kievitsei (Afdr. uit Album der Natur 1885). Museum Петеапит. Verzeichniss der ornithologischen Sammlung des Oberamtmanns Fero. Heme von J. CABANS еп Е. Heme. IV Theil Ней 1—2. Die Klettervógel. Halberstadt 1862-1865. 8°. J. болью. Handbook of the Birds of Australia. 2 vol. London 1865. gr. 8°. F. G. Jerpon. The birds of India 2 vol. in 5 Bnd. Cherraponjee 1870. 8°. L. RerenenBacu. Аит Systema Naturale. Das na- türliche System der Vögel. Dresden u. Leipzig 1850. 8°. G. R. Gray. Hand-list of Genera and Species of Birds distinguishing those contained in the British Museum 5 Parts. London 1869/71. 8°. Inseera (MisckttANEA) (Gm). Nederlandsche Entomologische Vereeniging. Tijdschrift Deel XXVII afl. 2-5. °з Gravenhage 1884: 8°. Société entomologique de Belgique. Annales. Tome XXVII. Bruxelles 1885. 8°. Entomologisk Tidskrift pa fóranstaltande af Entomolo- ` giska föreninger + Stockholm. Arg, 5. Най 1-2. Stockholm 1884. 8°. LgEpipoPTERA (Gm Ш. ` S. C. SNELLEN van VOoLLENHOVEN. Essat d'une Faune entomologique de Ë Archipel Indo-Neerlandais. 2e Mono- graphie. Famille des Pièrides. La Haye 1865. 4°. Arrr. В. Warrace. On the Phenomena of Variation and ` Geographical Distribution as illustrated by the Papilionidae of the Malayan Region. {Transactions | Linn: Society 1865 Part. D. London. 4°. í d = И 2 XIX MISGELLANEA (Gt). / t1 H. ӛснікекі. Muséum d'histoire. naturelle des Pays- Bas. Tome VIII, IX (1—2). Leide 1881. 8° MEDISCHE VAKKEN etc. (H.) 80 Geneeskundig Tijdschrift voor N. F. uitgegeven door de Vereeniging tot bevordering der geneeskundige weten- schappen in N. I. Tijdschrift. Deel XXIV Afl. 2—4. Batavia. 8°. | 507 А. W. М. var Hasserr, Mixed Pickles voor aan- staande en jonge officieren van gezondhoid. 7% Hage 1884. 8°. | TIJDSCHRIFTEN, etc. (I) NeperLANDscr Inpe (Та). Notulen van de algemeene en bestuursvergaderingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten- en Weten- schappen. Deel XXXII Afl. 9-2. Batavia 1884. 8°. E Kon. Natuurk. Vereeniging in N. І. Deel XLIV ай. 1—9. E Batavia. 8°. тез т“ Lä NgpznLAND (Ib). Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Verslagen en Mededeelingen Afd. Natuurkunde 2e Reeks. Deel XX le, 2e en 3e Stuk. Amsterdam 1884. 8°. Archives néerlandaises des sciences exactes et natu- relles. publiées par la société hollandaise des sciences à Haarlem. Tome XIX Afl. 2—5. Haarlem 1884. 8°. Kon. Instituut van Ingenieurs. Tijdschrift 1885—1884. 5e = H, де afl. IH, Зе ай. 1—1. ’s Gravenhage 1884. e FS Musée Teyler. Série H vol, H tre partie. Haarlem, Paris, Leipzig 1884. gr. 8° 2 Ше) Ë E с EEN -I — aD Lë Kai 6 > — Ф : ЕЗ е > л е х ХХ Natuurkundig Genootschap te Se 85е Verslag over het jaar 1885. 8°. Album der Natuur. 1884 Afl. 1—12, 1885 te Afl. Wetenschappelijk en alphabetisch zaak-en naamregister op het Album der Natuur 1864—1882 bewerkt door С. Еклмл. Haarlem 1885. 8°. Bereie (le). Mémoires couronnés et autres mémoires. Collection in 8°. Tome VII (4 fasc.) Bruxelles 1884. Musée royal d'histoire naturelle de Belgique. Bulletin. Tome П №. 4. 1885. Tome Ш No. 1. Bruzelles 1884. 89. Société royale des sciences de Liege. Mémoires. (Supplément au tome X) 12 tables pour le calcul des réductions stellaires par F. Form. Bruxelles 1885. 49. Natuurwetenschappelijk Genootschap van Gent. Natura. Maandschrift 2e jaargang бе, 7e en 8e АЙ. Gen! 1884. 8%. | Noorp-Derrscuranp (Id). Kónigl. Preussische Akademie der Wissenschften zu Berlin. 1885 Sitzungsberichte No. 58—55. КІ. 4° 1884 Id. » 1—17. Kón. Akademie der Wissenschaften zu Berlin. Physika lische Abhandlungen aus dem Jahre 1885 mit Anhang 1884. 4°. Y Kön. Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen. Abhandlungen. XXX Band. 4°. Nachrichten aus dem Jahre 1885 No. 1—15. 8°. Göttingische gelehrte Anzeigen. 1185 Band 1—1. 4°. Senckenbergische Naturforschende Gesellschaft. Abhand- e Band ХШ Ней. 4. Frankfurt aM 4°. EE E 8 d naa VS Saee XXI 7 Academia Caesaria Leopoldina Carolina. Nova Acta vol. V. XI. Halle a. S. 4. 9 Archiv fur Naturgeschichte: gegründet von A. F. A. Wiesmann, fortgesetz von W. Е. Еһіснѕох und $. Н. Твовсне, herausgegeben von Dr. Ep. vor Martens 50° Jahrgang 2° Heft Berlin 1884. 8°. 15 Annalen der Physik und Chemie von S. С. PoGGgNDponrr. Band XXII Heft 2-4. Band XXII Heft 1-9. 15a 14. Beiblätter von WIEpEMANN. Band УШ No. 5—9. Leipzig 1884. 8°. 17 Medicinisch-naturwissentschaftliche Gesellschaft zu Jena. Jenaische Zeitschrift. Band XVII neue Folge Band X Heft 5, 4. Jena 1884. 8°. 18 Physikalisch-Dekonomische Gesellschaft in Königsberg Schriften Jahrgang XXIV 1° еп 2° Abtheilung 1884. 4°, 21 Naturwissenschaftlicher Verein in Elberfeld. Jahresbe- richte Heft 6. 1884. 8°. 22 Verein fur Naturkunde zu Cassel 51% Bericht. Cassel 1884 8°. 25 Naturwissenschajtlicher Verein zu Bremen. Abhandlungen ҮШ Band Heft 2, IX Band Heft 1. Bremen 1884. 8°. 27 Naturwissenschaftliche Gesellschaft Isis. Sitzungsberichte und Abhandlungen Jahrgang 1884 Januar bis Juni. Dresden 1884 8°, | 29 Naturforschende Gesellschaft zu Leipzig. Sitzungsberichte 10ег Jahrgang 1885. Leipzig 1884. 8°. 50 Кап. Sächsische Gesellschaft der Wissenschaften zu Leipzig. Mathematisch-physische Classe Band 1—ХШ 1849—1862. Berichte 1882—1885. 8°. 50а Abhandlungen 12er Band No. 7—8. kl. 4°, 8°. 51 Wetterauer Gesellschaft fur die gesammte Naturkunde zu Hanau. Katalog der Bibliothek. Hanau 1885. 8°. 54 Oberhessische Gesellschaft für Natur- und Heilkunde. 25er Bericht. Giessen 1884. 8°. XXII Zui-Durtsentann (le). 1а Kön. Baier. Akademie der Wissenschaften zu München. Sitzungsberichte der mathem. physik. Classe 1885 k: Heft 5. 1884 Heft 1. 1884. 8°. 2 _Physikalisch-medicinische Societät zu Erlangen. Sitzungs- berichte. 15 Ней November 1882 bis Augustus 1885 8°. 4 РоШсһта. Naturwissenschaftlicher Verein der Rheinpfalz. Jahresbericht XL —XLH. Dürkheim ald Hart 1884. 8°. 5 Verein für vaterländische Naturkunde in Würtemberg , Jahreshefte. Stuttgart 1884. 8°. Kaiserliche Akademie der Wissenschaften in Wien. Mathematisch Naturwissenschaftliche Classe. Sitzungs- berichte. | 7 1 Abtheilung. Band 86 Ней 1-5. | 87 пу В 89 Ta JE Abthedusg. > 862» 9-5, » 87.» Ib. 8. 7b Ш Abtheilung. sa T y S 4 » 87 » t-33 9°. d 8 Almanach 1885. kl. 8? Т 10 ` Denkschriften. Band 45—46. 1882/85, 4°. 12 Kas. Königl. Zool. Botan. Gesellschaft in Wien. XXXII Band mit Beiheft. Verhandlungen. 1885/4. 8°. 19 ` Gewerbeschule zu Bistritz in Siebenburgen. X Jahres- 4 bericht. 1884. 8°. Í 22 — Società adriatica di scienze naturali in Trieste. Belletino ; vol УШ 1885/84. 8°. 24 Schweizerische Naturforschende Gesellschaft. Verhand- | lungen 1882/1885. Zürich 1885. 8°. т 26 Naturforschende Gesellschaft in Bern. Mittheilungen | 1882 II Heft No. 1040— 1056, 1885 I Heft No. 1057— 1065. 1885. 89. XXIII NooRWEGEN, ZWEDEN, ЮЕХЕМАВКЕХ (If). Det Kongelige Danske vedenskabernes selskabs Skriften. Naturvidenskabelig og mathematish Afdeling 6* Serie Ald. 19-10. Afd. H 6. Kjöbenhavn 1884. kl. 4. Oversigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger og dets Medlemmers Arbejder. Aaret 1883 No. 5. » 1884 No. 1—2. Kjöbenhavn. 8°. ExczLAND (16). The Linnean Society of London. Journal , Botany. vol. XIX No. 122 vol. XX No. 125—151 vol XXI No.'152—155. š » ^ Zoology. vol. XVI №. 95—96 vol. XVII No. 97—100 vol. XVII No. 101—102. 1882—1885. 8°. Transactions Botany vol. II part. ПУП. Dk Zoology vol. П part. VI—X vol. Ш part. I 1882/85. 4%. : Proceedings. Session 1880— 81. From November 1880 to June 1882. Session 1882/85. From November 1882 to June 1885. List of fellows 1881/82, 1882/85. 8°. Royal Society of Edinburgh. Proceedings. Session 1881/82: 1882/85. 8°. Literary and philosophica! Society of Manchester. Memoirs vol. ҮП. London 1885. 8°. A centenary of Science in Manchester. London 1885. 8°. Procee- dings vol. XX, XXI, XXI. Manchester 1881/85. 8°. Belfast Natural History and Philosophical Society. Report and Proceedings. Session 1885/84. 8°. \ т о = > XXIV Frankrijk (ІҺ.) Académie des sciences а Paris. Gomptes rendus. Vol. 98 Nos. 19—96, vol. 99 Nos. 1—17 1884. 4° Société philomatique. Bulletin 7e Série 8e Vol. No. 2, 9. Paris 1884. 8°. Annales de chimie et de physique. Ge Série Tome II Mai—Octobre 1885. Paris 8? Société Linneenne du Nord de la France. Bulletin men- ` suelle Tome VI No. 109—122. Amiens 8°. = > Ka - EA o т SPANJE , Ровтивль, Ітліле (ІК) Academia real das scientias de Lisboa. Sessao publica 1875, 1877, 1880. Lisboa. 8°. Cosmos di Gumo Cora. Comunicazioni sui progressi piu recenti e notevoli della geografia e delle scienze affini. Torino 1884 8°. Rusranp (ll). Académie impériale des sciences de St. Pétersbourg. Bulletin. Tome XXVIII No. 4, 4°. >< ХИ > ^1 1885. 4°; Mémoires. Tome XXXI No. 9—16 1885. 4°. » AAXU ` 1-55 1885, 45. Noorp AMERIKA ( Im). Academy of Natural Sciences of Philadelphia. Proceedings. 1882 рагі. Г Ш 1885 part I 1885 part Ш. 8°. Boston Society of Natural History. Proceedings Vol. XXI part + Januari—April 1882. 8°. Boston Society of Natural History. Proceedings vol. XXI XXII 1885. 8°. Memoirs vol. Ш No. 6, 7 1884. 4. Ж Ж. e ES SCH et — XXV American Academy of arts and Sciences. Proceedings vol. X vol, XI (1, 2,) Boston 1885 1884 от. 8°. . New-York Academy of Sciences. Annals vol. H No. 10. JL. 12; 15. 1895," 0. Transactions: vol. I Nos. 6, 7, 8. vol, H Nos. 1—8, 1882/5. 8°. Buffalo Society of Natural Sciences. Bulletin vol. IV No. 4. 1885. 8°. Wisconsin Academy of Sciences, Arts and Lettres. Transactions vol. У (1877—1881). Madison, Wise. 1882. 8°. Esser Institute. Bulletin vol. XIV No. 1--19. Salem 1882. 8°, Pocket Guide to Salem Mass. 1885. Salem kl. 8°. Plummer Hall. Its Libraries, its collections, its historical associations. Salem 1882. 8°. The North Shore of Marsachusetts Day. Salem 1885. 82. Smithsonian Miscellaneous collections. Catalogue of the Orthoptera of North Amerika. Washington 1868. 8°. Smithsonian Institution. Annual Report for the year 1885. 8° The American Association for the advancement of Science. Proceedings vol. XXXI part. 1—2. 1882. 89. Zvrp-AwzgnikA. (In) Academia Nacional de ciencias еп Cordoba. Actas. Tomo V Entrega 1 Buenos Aires 1884. 8°. Azie, AusTRALIE (lo) Asialic Society of Bengal. Journal vol. ШИ Part. П. No. 1,2 1884. Proceedings. No. 5—9. Calcutta 1884. 8°. | Deutsche -Gesellschaft für Natur-und Volkerkunde Osta- siens. Mittheilung Yokohama 1884. 4°. = et XXVI Seismological Society of Japan. Transactions vol. УП part. 1 Tokio 1885/4. 8 New Zealand Institute, Transactions and Proceedings vol. XIV Wellington 1884. 8°. Linnean Society of New South Wales. Proceedings vol. IX 1— 2. Sidney 1884. 89. Royal Society of Victoria. Transactions and Proceedings vol. XIX—XX. Melbourne 1885. 8°. Royal Society of New South Wales. Journal and Proceedings vol. XVII. Sidney 1884. 8°. Royal Society of Queensland. Proceedings vol. I part. 1. Brisbane 1884. 8 Historie (К). A. Haca. Nederlandsch Nieuw Guinea en de Papoeasche Eilanden. Histerische Bijdrage. 1500—1885. 1e en 2e deel. Batavia, 's Hage 1884. 8°. ` BiocrarıE (L). KuPrrER. Gedächtnissrede auf Тиковов L. W. vor Вівсноғғ, gehalten іп der К. B. Akademie der Wis- senschaften zu München zur Feier ihres 125 Stiftungs- tages am 28 März 1884. München 1884. 4. Hausnorer. Franz уох Ковыл., Eine Denkschrift. München 1884. 4°. Groerarie (M). Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam. Tijdschrift H Serie Deel I No. 1 Verslagen IH Serie Deel I Хо. 5—8 Amsterdam, Utrecht 1884. 8°. Kais. Kön. Geograph. Gesellschaft in Wien. Mittheilungen XXVI Band (der neuen Folge XVI) 1885. 8°. Ernsoerarie, Reizen (N). Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde in N. I. 205 XXVII Tijdschrift van het Kon. Instituut voor de taal-, land, en volkenkunde in N. I Vierde volgreeks Se deel 2e stuk. 7» Gravenhage 1884. 8°. Tijdschrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde uit- gegeven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten - Wetenschappen. Deel ХХІХ afl. 5, 6. Batavia, "s Hage 1884. 8°. А. pr QUATREFAGES, Nouvelles Ge sur la distribu- Поп géographique des négritos et sur leur identification avec les pyginées asiatiques de Cresias el de Prise. Paris 1882. 8°. А. G. VonpERMAN. Beschrijvende Catalogus van Chi- neesche en inlandsche voedingsmiddelen van Batavia. 's Gravenhage 1884. 8°. А. pe Quarreraces. l'Epece humaine. Paris 1885. 8°. TECHNOLOGIE etc. (0). Nederl. Ind. Maatschappij van Nijverheid en Landbouw. Tijdschrift. Deel XXVIII afl. 12. Deel XXIX afl. 1-5. Batavia 1884. 8°. Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid. Tijdschrift 4 reeks deel 7 Mei—Augustus 1884. £ > » 8 Sept.—October 1884. Haarlem. 8°. MISCELLANEA (P). Report of the Comptroller of the Currency 1882 to the second session of the forty seventh congress of the U. S. Washington 1882. 8°. Koloniaal verslag betreffende Nederl. Oost Indië 1884. No. 1 met bijlage. The Encyclopaedia Britannica vol. XVII. 1884. 4°. С. Vorperman. Naar de Lampongs. Haarlem 1884. 8°. XXVIII NATUURWETENSCHAPPELIJKE WERKEN MET GEMENGDEN 78 А. Kincuuorr. Unser Wissen von der Erde. Band I. Allgemeine Erdkunde. Afl. 1-50. Leipzig 1884. КІ 4°. 79 А. R. Warrace. Island Life. London 1880. 8°. 80 Oeuvres completes de Burrox et de ses continuateurs. Daubenton , Lacépéde, enz. Tome L—XIV. Bruxelles 1928. gr. 8^. SEN INHOUD Vierde Aflevering van Deel XLIV. Gireuläire, ee aan er qeu, ei danse ‘medewerking ind bij de e Voorlopige SEES omtrent de waarneming van ERBE ven. schijnselen, door P. vax Dux, Lid der Commissie voor het orga- niseeren en verzamelen van aardbevings-waarnemi Verslag van de werkzaamheden en den toestand der ace Na- tuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indié over het jaar 1883 U VAN Dux. En G | | = der Directie, tdia op 17 Januari 1884. — van Da. vas per Bure еп van Dn. ONSEN — e? Was BR van cag —€ van d de vergaderingen dee Koninklijke Natuurkundige Vereeni- 2 tijdens de Krakatau-eruptie | pos Mededeeling van Ma. Piepers omtrent де in van. ы geslacht Callidryas . ` _ Vergadering der Directie, gehouden op 20 Maart 1884. Mededeling | van den. Heer теу BnowweLER omtrent het sy- steem Ver ie en den ee tusschen Java м Suma Е = рар der e пе ор 25 April 1884. Саара з хап №. nn omtrent den s Charaxes = Vergadering der Directie, жылды ор 21 Fired 1881. V UM Danz. 25. LADZ. Mededeeling van Ма. Pırrens omtrent het a de rups : van Bizone puella, Drum. . z EE ; Vergadering der Ser ке ор 19 Juni 1884. Sen vi | SS. ling van í thode van | ; о De. VAN DER Ѕток voor de ме Чег mag: E E шы ijne à 320. Vergadering der Directie, gehouden op 20 November 1884. . 337. а Algemeene ee. gehouden op 18 December 1884. Ve e,- gehouden op 18 mber 1884