NATUURKUNDIG TIJDSCHRIET vooR NEDERLANDSOI INDIË AE KONNKLIKE NATUURKUNDIGE. venen IN sv er WE NEDERLANDSCH. INDIË, —_ ONDER REDACTIE VAN ein ZONEN Ma (RTE _ DEEL Lil. NEGENDE SERIE. DEEL 1. een BATAVIA ex NOORDWIJK, | _— Ss GRAVENDAGE, SE ERNST & Co. … | MARTINUS NYHOEF. S | B e NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VvooR NEDERLANDSCH-INDIE. NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT made VOOR NEDERLANDSCH-INDI, UITGEGEVEN DOOR DE KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH-INDIË, dr Ee ON NEEN. DEEL: LI. NEGENDE SERIE. DEEL IL. WMioe.Bet. Garden: 1888. BATAVIA ex NOORDWIJK, 's GRAVENHAGE, ERNST & Co, MARTINUS NYHOFF, 1893. INHOUD VAN DEEL LI. Brapz. Naamlijst der leden van de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indië op 1 Januari 1892 . . …. … E, Verslag omtrent de werkzaamheden en den toestand der Koninklijke Natuurkundige Vereeniging in Nederl.-Indië, over het jaar 1891. Uitgebracht in de algemeene vergadering van den 11%r Februari 1892 door Dr. J. P. J. Van per Stok, Voorzitter der Vereeniging. Kinologische-Studiën, door P. van Leersum, V. Het ee van de Cinchona Officinalis ARES N Tets over middelpuntvliedende wett; ader De. 1. Oni Te 0 Het »Sneeuwgebergte” op Neuw-Guinea, door A.J. ren Brunk . …. 4l. ___Kinologische studiën, door P. van Leersum. 7 Notulen van de Vergaderingen der Koninklijke itweikndige ver eeniging in Nederlandsch-Indië, gedurende het eerste halfjaar van 1892. Vergadering der Directie, gehouden op 14 Januari 1892 81. Algemeene vergadering, gehouden op 11 Februari . ce Vergadering der Directie, gehouden op 11 Februari 1892 . 84. Vergadering der Directie, gehouden op 10 Maart 1892. . 85. Vergadering der Directie, gehouden op 14 April 1892 . 87. Vergadering der Directie, gehouden op 12 Mei 1892 . 88. Vergadering der Directie, gehouden op 7 Juni 1892. . . 90. Vulkanische verschijnselen en aardbevingen in den O. 1. Archipel waargenomen gedurende het jaar 1891, verzameld door Dr. S. Fier en Dr. H. Onnen, Leden der aardbevingscommissie. A. Vulkanische verschijnselen. . . . . . . . « 99. B. Aardbevingen 9%. Teekeningen op glas, om te pijetern — Pet be van het magnetisch spectrum . . … 124. Uitkomsten van Meteorologische woods. in Nederlandsch-Indië gedurende de maanden Januari--Juni van het jaar 1891, door De, SK PROR de . be 135. VL INHOUD. Brapz. Bijdrage tot de kennis der vogels van den Kangean-Archipel, door A. G. Vonperman, Corr. Kon. Akad, v. Wetenschappen. . . 181. Cerchneis moluccensis (Homsr. & Jacq.) … i è ‚185: Chr ysocolaptes strictus [Honrsr.]) ì A : „165, Gecinus vittatus (Vieuu.]) … ì î N 4 Rhopodytes kangeangensis [nov. te ze , Te, Centropus kangeangensis (Nov. spec. } : 8 Á TOK Artamides sumatrensis [S. Muur.) .… è 6 ' 18: Chibia jentincki [xov. sprc.l … é é é 5 198. Mixornis flavicollis (Muux.] ° : € ' ‚ 196. Cittocincla nigricauda [xov. spec.) 40E Uroloncha kangeangensis [xov. supspec.l . ' 198, Oriolus insularis (nov. scasPec. } ' . Ö . «200. Ducula rosacea [Teuu.] . / é . N k ‚… 202. Gallus varius (Sraw.] … ' : . 204. Bijdragen tot de kennis der healen op to U. Sleutel tot de geslachten en familiën der woudboomen van Java, door S. H. Koorvers, Houtvester b. h. Boschwezen in Ned.-Indië . . . 209. Eerste lijst. Sleutel tot de. familiën …. …. …. … … 222, Tweede lijst. Sleutel tot de geslachten …. .… 259. Alphabetische lijst der geslachten (en bna en familiën der woudboomen van Java. … 311. Notulen van de Vergaderingen der Koninklijke Kera ta eeniging in Nederlandsch-Indië, gedurende het tweede halfjaar van 1892. Vergadering der Directie, gehouden op 22 Juli 1892 …. . 329. Vergadering der Directie, gehouden op 23 Augustus 1892. 33 Vergadering der Directie, gehouden op 13 October 1892 . 336. Vergadering der Directie, gehouden op 10 November 1892. 33 Vergadering der Directie, gehouden op 9 December 1892 . 339. NDIG TIJDSCHRIF VvooR BERICHT. Bij verandering van woonplaats worden H.H. Leden beleefd uitgenoodigd, hiervan kennis te geven aan den Secretaris, Dr. S. Ficer, Weltevreden. NAAMLIJST DER LEDEN VAN DE KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH-INDIË, op 1 Januari 1892. Dagteekening van oprichting 19 Juli 1850. OpricHTERS. Dr. P. Bleeker, + 1878; Dr. J. H. Crooekewit Hz., + 1880; D. De Groot: P.J. Maier, + 1878; P. Baron Melvill Van Carnbée, t 1856; C. M. Schwaner, T 1851; H. D. A. Smits, f 1855; Dr. C. Swaving, + 1881. Honoraire LEDEN. Datum van Benoeming. 1 A. W.P. Weitzel, 24 Februari 1859. 2 CG. De Groot, 8 Juli 1865, 5 W. F. Versteeg, 18 Mei 1866. 4 A. J. GC. Edeling, 26 Januari 1870. © DOD TJ B 5 MO at OV Oe A me. EN ken Ed ro Jhr. Mr. J. Loudon, FE. ’s Jacob, H. L. Janssen Van Raay, P. Van Dijk, Dr. G. L. Van der Burg. Jhr. Mr. W. Baron Van Goltstein, BestTURENDE LEDEN. Jod. Heringa „ E. Polak, Dr. G. Gutteling, Dr. H. Cretier, A. G. Vorderman, Dr. H. Onnen, Redacteur, Dr. J. P. Van der Stok, Voorzitter, Mr. M. CG. Piepers, H. J. Hardeman, Dr. S. Figee, Secretaris, Dr. R. D. M. Verbeek, Dr. M. Treub, Ondervoorzitter, Dr. J. P. Kloos. 6). Pd Bolland, Dr. G. Eijkman, J. W. F. J. Van Eecke, J. C. Th. Scheffer, Dr. M. Greshoff, Dr.W. Burck, J. Berman, Penningmeester , J. W. Th. Van Schaik, Dr. J. M. Janse, Dr. P. Van Romburgh, Dr. J. M. van Bemmelen, Bibliothecaris en Directeur van het Museum, Datum van Benoeming. 1872. 1881. 1882. 1885. 1886. 1890. Mei Juli April April Februari October Februari » Januari September April September » September Juli November December Juli Mei April Mei Juli Juni October Februari » Mei 1872. 1874. 1876. 1878. » » 1880. 1884, er CORRESPONDEERENDE LEDEN IN NEDERLAND. (Maximum-aantal 50). "€. A. J. A. Oudemans, Amsterdam, 5 Dr. A. G. Oudemans, Delft, 4 Dr. F. W. R. Suringar, Leiden, .J. Bosscha Jr., Haarlem, .N. W. P. Rauwenhoff, Utrecht, 7 Dr. H.G. v.d. Sande Bakhuysen, Leiden, ‚ P.J. Veth, Arnhem, ‚J. W. Gunning, Amsterdam, „J.C. Oudemans, Utrecht, 11 Dr. GC. Ritsema, Leiden, ‚D. Bierens De Haan, Leiden, ‚H.G. Dibbits, Utrecht, 14 Dr, Th. W. Engelmann, Utrecht, 15 Dr. Th. Mac Gillavry, Leiden, 16 Dr. Th. Place, Amsterdam , 17 Dr. EB. Van Rijckevorsel, Rotterdam, 18 P. 19 F. C. T. Snellen, Rotterdam , M. Van der Wulp, ’s Gravenhage , 20 Dr. A. A. W. Hubrecht, Utrecht, 21 Dr. H. Wefers Bettink, Utrecht, 22 Dr 25 F. 24 Dr 25 Dr 26 Dr 27 Dr 28 Dr ‚. P. P.G. Hoek, Leiden, W. Van Eeden, Haarlem, ‚6. A. Pekelharing, Utrecht, . Max. Weber, Amsterdam, „A. Wichmann, Utrecht, . L. Serrurier, ‚J. G. Boerlage, Datum van Benoeming. 1 Dr. A. W. M. Van Hasselt ’s Gravenhage, 28 Februari 1856. 15 Juni 16 November 21 December 21 » 21 » 21 » 21 » 21 Maart 17 September 17 » 20 Mei n » 20 » 20 » 20 » 20 » 17 Mei EE 20 November 9 September g » g » 11 Augustus 25 Mei ke, 16 October 12 Februari 1858. 1867, 1872. » 1874. 1875, 1880. 1885. 1884. 1886. 1887. 1889, 1890. 1891, + CORRESPONDEERENDE LEDEN IN HET (Maximum-aantal 50). 1 P. J. Van Beneden, Leuven, 2 1. Hyrtl, Weenen, 5 J. Steenstrup, Kopenhagen, 4 J. K. Hasskarl, Kleef, 5 W. vou Haidinger, Weenen , 6 J. Moleschott, Rome, 7 0. von Struve, Pulkowa, 8 0. Beccari, Turijn, „9 D. J. Whitney, San Francisco, 10 F. von Mûller, Melbourne, 11 A. Russell Wallace, Londen, 12 A. le Jolis, Cherbourg, 135 A. B. Meijer, Dresden, 14 G. J. Allman , Londen, 15 G. A. Daubrée, Parijs, 16 H. von Helmholtz, Berlijn , 17 Th. H. Huxley, Londen, 18 L. Pasteur, Parijs, 19 Tommaso Salvadori, Turijn, 20 Otto Finsch, Bremen, 21 John Milne, Tokio, 92 Michele Stefano Rossi, Rome, 25 J. H. Kloos, Brunswijk, 24 Wilhelm Blasius, Brunswijk , 25 Alexander Woeikof, St. Petersburg, 26 S. P. Langley, Washington D. C. 27 Herman Gr. v. Solms Laubach, Straatsburg , 28 Julius Hann, Weenen, 29 K. Göbel, Marburg, 30 B. Selenka, Göttingen, BuiTENLAND. Datum van Benoeming. 28 Februari 1856. 28 » „ 28 » » 28 Februari 1857. 10 November 1859. _24 September 1864. 28 Januari 1865. 15 Juni 1872. 21 December _» 21 » » 20 December 1875. 16» 1876. 18 Mei 1878. 20 Mei 1880. 20» » 20 » » 20 » » 80 > » 18 Mei 1882. 19 Juli 1885 20 November 1884. 20 » » 9 September 1886. 9 » » 11 Augustus 1887. 8 Maart 1888. 12 Juli „ 11 October » 25 Mei 1889. 12 Februari 1891. Gewone leden 1 J. F. Den Dekker, 2 G. A. Van Delden, 5 K. F. Holle, 4 Radh. Adipati Proto Noto Amiprodjo, 5 Mr. M. CG. Piepers, 6 J. Heringa, 7 A. H. Hisgen, 8 EK. Polak, 9 Dr. G. Gutteling, 10 Dr. J. P. Kloos, 11 Dr. H. Neubronner Van der Tuuk, 12 A. G Vorderman, 15 CG. F. Michielsen, 14 A. Mijer Pz., 15 R. Fennema. 16 J. A. Hamburg, 17 G M. W. Zuur, 18 W‚ J. M. Linden, 19 P. Landberg Jr, 20 P. Houtzager Jr., 21 BE. Douwes Dekker, 22 J. M. Van Berckel, 25 H. L. G. Van der Burch, 33 Dd Lrol, 25 E. Th. Van Delden, 26 Mr. J. J. CG. Enschedé, 21 J. P. Ermeling, in Nederlandseh-Indië. Datum van Benoeming: 11 Juni 25 December 50 Maart 16 Januari 28 April 15 December 16 Maart 21 November 19 September 19 » 19 April 16 Augustus. 20 September 18 April 19 Juni 10 Juli 17 Maart 17 » 17 » NW » re 21 April Ris St» is 21- » 21 » 1857. 1858. 1859. 1861. 1866. 1867. 1868. 1870. 1875. 1874. 1876. 59 60 61 S. Everts, W. H. Heijtman, E. J. Kerkhoven, D. C. J. Kool, Mr. CG. Manuel, Th. S. Reijneke, John L. Sarkies, J. H. P. Saijer, J. W. Th. Van Schaik, T. Walter, W. J. M. Michielsen, J. H. D. L. Sänger, G. P. A. Renaud, Dr. H. Cretier, J. A. Kluijt, A. M. J. Bolsius, J. W. Dersjant, H. F. P. Obertop, A. K. J. Kaffer, Dr. J. P. Van der Stok, J. CG. Ribbers, R. Edwards Van Muijen, F. J. Visser, H. GC. Soeters, H. Van Meerten, A. H. G. Fokker, A. Massink, L. J. Santman G. CG. Twijsel, Dr. K. H. Mertens, Dr. H. Onnen, Dr. CG. Ph. Sluiter, J. Stormer, Dr. W. Dominicus, Datum van Benoeming. 21 April St 21 » EE 2» AEN AE es is al >» nk Ek Ae 29 Mei 7 Juli 28 October 16 December 17 Maart 19 Januari ips Rn 16 Februari 16 » 16 » 20 April 18 Mei 20 Juli 17 April Eis 18 Maart 1876, 1878, » 1879. 1880. Datum van Benoeming. 62 G. Deijkerhoff, 18 Maart 1880. 65 J. Dinger, 18 » » 64 J. B. Mack, 18 » » 65 W. Godefroy, 15 April » 66 J. L. Moquette, 15 » » 67 Dr. P. A. Platteeuw, 21 October » 68 Dr. R. D. M. Verbeek, 16 December » 69 Dr. M. Treub, - 216 > 70 A. E. Van Swieten, 16 » » 71 F. D. Warnecke, 17 Februari 1881. 72 F. Foringer, | 17 » » 75 M. Ten Cate, ; 1» » 74 A. Bochart, Wiss » 75 G. Mullemeister , 17 Maart » 76 CG. Schreutelkamp , 17 > 77 A. Mulder, 21 April » 78 G. J. De Waal Malefijt, 21 Juli » 79 T. Ottolander, 16 Februari 1882. 80 H. E. Prins, 16 » » 81 Dr. W. Burck, 16 » » 82 A. J. C. Hazenberg, 16 Maart > 85 D. J. Guiijkens, ie. > 84 J. Julius, 16 » » 85 A. Schmitz, 16 » » 86 S. F. Boers, 18 Mei » 87 Mr. G. S. Buys Ballot, 21 September >» 88 P. Van Leersum, 19 October » 89 P. Leendertz, 16 November _ » 90 Dr. A. J. Verwey, 19 April 1885. 91 Dr. W. Pauw, 20 December _ » 92 W.J. L. Van Dissel, … 21 Februari 1884. 95 H. W. Backhaus, | 25 April > 94 W. P. Groeneveldt, 15 Mei : 95 H. J. Hardeman, 17 Juli » 96 D. A. Hooijer, 97 H. Faber, 98 Mr. W: De Gelder, 99 Jhr. Mr. H. L. Wichers, 100 Dr. S. Figee, 101 P. CG. Van Motman, 102 B. J. Stofberg, 105 D. F. Van Braam Morris, 104 S. H. Koorders, 105 Dr. Th. Van Buuren, 106 L. E. Van Teijn, 107 P. von Strachwitz, 108 W. J. Hubers Van Assenraad, 109 H. GC. Van Ruijven, 110 M. J. Van Bosse, J. S. Van Drooge, 112 G. L. Hofland, 115 J. CG. Th. Scheffer, 114 Mej. Charlotte Jacobs, 115 G. L. Verver, 116 Dr. J. Haver Droeze, 117 P. J. A, Renaud, 118 A. D. J. Groenemeijer, 119 G. B. Lowe, 120 J. W. F. J. Van Eecke, 121 E. Giesbergen, 122 Willem Kessler, - 125 George Fischer, 124 P. A. Van der Made, : 125 Albert Mohr, 126 G. J. P. J. Bolland 127 G. D. Birnie, 128 Dr. J. F. Bon, 129 A. GC. Schepper, Datum van Benoeming. 17 Juli 1884, 17 » 1 » 17 » 18 September _» 16 October » 18 December _» 15 Januari 1885. 16 April » 21 Mei » 18 Juni » 17 September _» 17 December » Pik » 21 Januari 1886. 18 Maart » 22 April > 22 » ki. 10 Juni » 10 » » 10 » » 8 Juli » 9 September _» 9 ED » 11 November _ » HA en » Ee » il» » ita » Tin » in 9 December _ » » » 9» « — Deed A OCO A OT to en en a E. Van de Roemer, G. A. Scherer, N. L. Holwerda, A. G. 0. Meine, 155 Th. CG. Van Huut, _— (ed | _— Ee hd 156 S. G. Van Mausschenbroek , 157 Ch. G. Cramer, 158 L. KF. Deesen, 159 Dr. J. J. Pigeaud, 140 J. Berman, | 141 Ko Mo An, 142 D. Van Aalst, 145 J. A. Van Delden, 144 J. Schülein, s 145 Maurits Charlouis, 146 Liem Liong Hien, 147 E. Engelberts, voor de Vereeniging van Djocjasche Landhuurders, 148 J. A. Oudorp Kortebrant, 149 Dr. S, Monnikendam, 150 Lie Tjoe Hong, 151 W. EF. Sterk, 152 G. P. J. Theunissen, 155 P. Engelmaijer, 154 Dr. Ludwig Martin, 155 Dr. A. H. G. Schönian, 156 D. P. Jentink, 157 E. S, De Jong, 158 Joh. Visser, 159 L. Van der Est, 160 J. F. Van Win, 161 H. J.J. Hep, 162 P. H. Bilgen, G. L. Mens Fiers Smeding, Fatum van Benoeming. _9 December 1886. 9 » » 9 » » 9 » » Oi » 0 » » 15 Junuari 1887. i7 Februari » 17 » » Er » ir » ir » 9 Maart » 9 » » 9 » » Os » 9 >» » 14 April » 14 » » 14: » » 14 » » iA-:» » 14 » » 14 » » 14 » » 14 ’ 14 » » 12 Mei » 13 » » Ian » 12 » » 13 » ’ 196 M. CG. W. Baron Van Heeckeren, W. Buurman, JE. De Meijier, W. G. Bakker, Dr. M. Greshoff, R. Wijmans, W. M. Ottow, Mr. W. G. Veenstra, W. CG. CG. Bleckmann, Dd. Jut. Dr. J. G. Kramers, D. P. F. Driessen, W. Van Dalfsen, W. Praasterink, . H. Buijten, P. Ham, W. A. De Kanter, Mr. J. H. Bergsma, B. Kersjes, H. Reuvers, W. P. S. Jansen, J. W. H. Muller, A. De Graaff, H. D. A. De Wolff, A. Buijsman, W. Baron Van Voorst tot Voorst, J. G. Schot, J. A. Breijmann, J. CG. Huijsman, Dr. GC. Eijkman, J. S. Bowles, Datum van Benoeming. 12 Mei 18e 25 Juni a5® 25e 25 » 45 >» 23 » pd 14 Juli 14 » 14 » 14 » 14 » 14 » 11 Augustus A KAn jr il » 8 September 8 » 8 » 8 » 8 » 8 » 15 October 15 » 15 » 10 November 8 December Sz 8 » 12 Januari 1887. » „1888. 197 B. Epple, 198 PP. H. Van der Kemp, GC. H. W. Linck, R. C. Bakhuizen Van den Brink, H. K. J. Van den Bussche, M. Koperberg, J. Van Kwawegen, G. Hoppenstedt, Lübbers, A. Stuur, J. B. Hubenet, J. Kampschuur, H. CG. F. Bakhuis, H. M. la Chapelle, P. Koefoed, G. J. Kok De Jong, H. E. Van Leijden. 214 J. D. Ten Bosch, H. J. Duyvelaar, E. A. Klerks, F. W. L. Meijer, 0. Netscher, Mejuffrouw V. Van der Plaats, 220 J. H. Op de Coul, A, J. Ten Brink, Dr. U. W. B. Thur, B. C. Andreas, M. E. F. T. Dubois, Mejuffrouw E. Tydeman, E. K. H. A. Hamming, J. Bensbach, 228 A. Bijvoet, 229 P. J. F, Van Heutz, Datum van Benoeming. 9 9 15 1 8 8 8 9 8 Maart Februari ” » Augustus September October November 1888. » Datum van Benoeming. November 1888. oo 250 Mejuffrouw M. L. Schäfer, 251 P. J. Hijmans van Anrooy, 15 December _ » 252 J. W. A. Doorenbos, ES » 853 A. G J. Fournier, 132% » 254 J. A. Schröder, 35:50 » 2355 A. Groothoff, 15 » 236 Mejuffrouw C. C. Van Geuns, 15 » n 257 Dr. F. J. M. Fiebig, 15» dn 258 A. Schultze, _— is » 259 Dr. H. W. G. Utermöhlen, 17 Januari 1889. 240 D. Wafelbakker, NA » 241 G. A. J. Caspersz, 14 Maart » 242 C. H. D. Monod de Pruidevine: 14 » » 245 Mr. A. D. H. Heringa, _ 14 » » 244 H. B. Van der Kolk, _ 14 » ’ 245 P. F. Verduijn Lunel, 14 » » 246 F. L. Van der Vinne, 14 » > 247 H. B. Van Buuren, 11 April > 248 Mr. S. J. Lagerweij, Il » » 249 J. J. R. Raat, 11 » » 250 6. W. S. von Wedell, 1E» > 251 J. A. W. Van Bergen, 25 Mei » 252 F.A. Bergmans, 25 » » 2535 K. E. C. Groen, 35 » » 254 K. H. Van Leijen, 25 » » 255 Z. Exe. T.J. A. Van Zijll de Jong, 15 Juni » 256 T. H. Van Kooten, 15» ’ 257 H. Kuijp, 11 Juli » 258 H. Ter Poorten, IE: 3 » 259 P. A. M. Vermeulen, ij » » 260 C. W. Weijs, 11 » 261 F.J. L. Mersen Senn Van Basel, 8 hiene » 262 B. Berkhout, 8 » 290 291 292 295 294 295 ne F. Roorda Van Eijsinga, Dr. J. Godefroy ; P. W. Hartelust, G. Kaulbach, J. Van Lennep, J. K. Van der Meulen, J. W. A. Alting Siberg, H. Van Sprang, CG. L. Thieme, H. R. De Vries, A. Van West, A. P. W. Segond Van Banchet, J. G. Blonk, E. Dubois Jzn, H. Van Dorp, W. Grashuis, W. F. G. L. Haanstra, H. F. Hesselaar , G. Hoedt, Mr. J. P. Metman, F. B. Smits, B. H. J. Spanjaard, A. E. Kerkhoven, A. A. Heijligers Sr., F. W. Morren, Dr. C. H. D. Stratz, D. Göllner, J. CG. Van den Berg, Dr. H Breitenstein, J. W. IJzerman, Datum van Benoeming. 8 Augustus 8» 5 oo GO 0 OP GW GO GO Go oo Go Oo OO hed DEN | ed Es 4 DO mj jd == ® han {2--» 12 » 4A:d 12 » 15 cn 12 » 12 » 12 » 12 Pp 12» 14 October 14 » 14 » 14 » 14 November 12 December ig » 9 Januari 1889. 1890, Datum van Penoeming. 296 D. J. W. A. G. Coops, 15 Februari _ 1890. 297 G. Gortmans, 15 Maart » 298 Dr. J. M. Janse, 15 Maart » 299 G. M. Johannes, 19» » 500 Joh. CG. Kotting, 19e » 301 H. von Oven, 15e » 502 A. R. W. Gey van Pittius, 13 » 505 Dr. P. Van Romburgh, 15 4 > 504 J. Vos, 15 » » 3505 J. P. Janette Walen, 13e » 506 S. B. Zeverijn, En, » 507 S. F. Burgersdijk , 10 April > 3508 A. Charlier, 10 » » 509 A. Ekerman, TO. » 3510 J. K. Kempees, 10» » 311 J. Nuhout van der Veen, 10 » » 512 J.C. Van Aalst, 8 Mei » 315 J. A. Goedbloed, 8 » » 514 F. Van Gulick, 8 » » 515 Mr. T. Henny, 8 » » 3516 L. C. A. Rombach, 8 » 517 A. F. Bouman, 12 Juni » 518 Mr. CG. A. Henny, 12 » » 519 H. J. Stoof, ie » 520 H. G. G. Van Dorp, 10 Juli » 521 G. CG. Ph. d’ Arnaud Gerkens, 10 » » 522 G. W. Kiewiet de Jonge, 10 » » 525 H. G. Trip, 10» ; 524 R. G. Kroesen, 14 Augustus » 525 G. Van Beuningen van Helsdingen, 16 October » 526 Z. W. Mullemeister, 16e » 527 W.H. Van de Pol, 16» » 328 Ir. C. Dûtting, 13 November —_» Datum van Benoeming. 529 J. D. Pasteur, 15 November 1890. 550 A. Collier, 11 December _ » 3551 E. A. Rovers, Shen » 552 Dr. J. F. Van Bemmelen, 12 Februari « 1891. 5335 EK. F. Moll, 18e > 554 H. de Chauvigny de Blot, 19 Maart » 535 J. K. F. de Does, 19 » » 556 Jhr. H. de Kock, 19 » » 557 Mr. P. Maclaine Pont, 19 » » 5358 G. IJmlier, ee en. » 559 C, Baumgarten, 15 April » 540 J. H. W. Graaf Van den Bosch, ion » 541 Mr. G. van der Jagt, 14 Mei > 542 A. A. Maas Geesteranus, 11 Juni » 5435 S. J. Meijer, EE » 544 D. F. Uhlenbeck , 1» ace 545 Dr. F. A. E. CG: Went, ij » 546 J. A. Van Rijn Van Alkemade, 9 Juli » 547 M. Van Delden, s » 548 Th. F. A. Delprat, es > 549 B, W. F. Fokker, Oe » 550 Dr. B. Hagen, Ee » 551 J. A. Van ’t Wout Hofland, ge » 452 Dr. H. R. Hoetink, 9 » » 555 W. bh. Kloppenburg, 9 » ” 554 GC. A. Kroesen, 9 » » 555 0. M, de Munnick, 9 » = 556 D. F. S. Mulder, En. » 557 L. P. Bédier de Prairie, ss Á » 558 G. Stalmann, B » 559 S, Trier, 9 » » 560 L. P. D. Op ten Noort, 9 Augustus _ » 361 Jhr. J. A. Roell, 8 October ° _» Datum van Benoeming. „562 A. Snethlage, 8 October 1891. 565 J. Th. Gerlings, 8 November _ » 564 B. H. Gratema, 8 » » VERSLAG OMTRENT DE WERKZAA EN DEN DER KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDERLANDSCH-INDIË, OVER HET JAAR 1891. Uitgebracht in de algemeene vergadering van den 114” Februari 1892, DOOR Dr. J. P. VAN DER STOK, Voorzitter der Vereeniging. Mb. TOS - Met de eigenaardige snelheid, die kenmerkend is voor het leven tusschen de keerkringen, maar toch telkens weer opvalt, ook voor hen, die ‘t grootste gedeelte huns levens daar door- brachten, is weder een jaar voorbijgaan, sinds ik de eer had U het verslag over het jaar 1890 aan te bieden. Ook het afgeloopen jaar is, evenals alle jaren, zoowel bij personen als zaken, eene periode geweest, waarin lief en leed, voor- en nadeel in bonte verscheidenheid elkander afwisselden. Al is eene vereeniging als de onze niet zoo tijdelijk van 2 18 aard als ons individueel leven, toch moet de opvatting van het leven onzer vereeniging dezelfde zijn, als van dat der sterve- lingen, wil men frischheid en veerkracht behouden, zoo noodig voor voortbestaan en bloei. En de eenige gezonde beschouwingswijze is zonder twijfel deze, dat men al wat goed is en op vooruitgang wijst en relief doet komen, en daarentegen wel met open oog, maar steeds met vertrouwen op beterschap, het minder aangename onder de oogen ziel. Zoo is het zeker geen verblijdend bericht dat op 51 December het Ledental eene vermindering aanwees van 29 ten opzichte van het getal 594 dat in het vorig verslag werd genoemd. Wat hiervan de reden kan zijn is moeilijk na te gaan, daar toch in ’t algemeen de tijden niet ongunstiger zijn geworden; het- loont ook niet de moeite om zich te verdiepen in de opsporing der sociale oorzaken, die hiertoe aanleiding hebben kunnen geven, daar wij toch, van ons standpunt uit, in dergelijke groote en algemeene golfbewegingen, ’t zij van — welvaart, ’t zij van gebrek aan solidariteitsgevoel in de maat- | schappij, geene verandering kunnen brengen, en dus dergelijke bespiegelingen tot de zuiver theoretische moeten gerekend worden. Slechts één feit moet terstond hierbij geconstateerd worden, ook al wijk ik hierbij af van de vroeger aangenomen volgorde in de rangschikking der te behandelen zaken, nh dit, dat de oorzaak dezer vermindering van ’t aantal leden niet geweten kan worden aan de mindere belangrijkheid onzer publicatie. Reeds een oogopslag op de aan dit verslag - toege- voegde Rekening en Verantwoording toont aan dat aan de uitgave van het Tijdschrift eene zeer belangrijke som werd besteed, grooter dan die, daaraan in het vorig jaar ten koste gelegd, En al mag de waarheid in dit geval niet in zóó alge- meenen zin worden toegegeven als bij de waardeering van 19 koopmanschappen, ecenigermate toch is ook hier valle waar naar zijn geld” en in den regel heeft eene publicatie met kostbare platen ook groote wetenschappelijke waarde. Ik breng U hierbij in herinnering de verhandeling van Dr. R. D. M. VerBeek over »Nummuheten, orbitoïden en alveolinen van Java en over den ouderdom der gesteenten waarin zij optreden”, de studie van den Heer S. H. Koorpers over »De kiemont- wikkeling van Tectona Grandis. L. F. (Djati)”, en het vierde deel der »Kinologische studiën” van den Heer P. van Leersum”, allen publicaties waarbij plaatwerken behooren, evenals bij den afdruk der voordracht, in het vorig verslagjaar door Dr. Burek gehouden. Voorts vindt men in de vier afleveringen van het in 1891 verschenen 51ste deel van ons tijdschrift eene studie over »De klimaten der voorwereld en de geschiedenis der zon” van de hand van den Heer Dunors; twee uitvoerige verhandelingen van den Heer A. G. VorperMaN over » De vogels voorkomende in de Lampongs en op Billiton” benevens eene » Mededeeling over het loophoen van den Kangean-Archipel” van de hand van denzelfden ornitholoog, terwijl ook gewezen mag worden op de regelmatig in ons tijdschrift voorkomende belangrijke statistieken over de waargenomen vulkanische verschijnselen en aardbevingen in den Ard. Archipel en over wind- en regenwaarnemingen door particulieren verricht en door Dr. Fiore bewerkt. Het is hier de plaats om nogmaals Uwe aandacht te vesti- gen op den arbeid ten bate onzer vereeniging verricht door ons eerelid, onzen oud-Voorzitter, den Heer H. L. JANssEN VAN Raar, die met de hem kenmerkende ijver en toewijding een reuzenarbeid voor de laatste 20 deelen van ons tijdschrift heeft volbracht, dien hij reeds geruimen tijd geleden voor de eerste 30 deelen had aangevangen. De Heer Janssen van Raay heeft onze vereeniging hierdoor op nieuw aan zich verplicht en de groote waarde van het tijdschrift, ook tegenover het Buitenland, aanmerkelijk doen toenemen. 20 Intusschen heeft ook deze uitgave niet onbelangrijke onkosten veroorzaakt en dit moet in het oog gehouden worden bij de beschouwing van het finantieel overzicht, aan dit verslag toegevoegd. De rekening toch van den uitgever Nisnorr is nog niet ontvangen en het is een minder aangename plicht van den verslaggever U er op attent te maken, dat de vreugde over de toeneming van het saldo sedert 51 December 1890 niet onvermengd mag wezen. Evenals in het vorig verslagjaar toch moesten ook gedurende het afgeloopen jaar wederom aanzienlijke reparaties aan het door ons geoccupeerde gebouw gedaan worden. Steunende op deze ondervinding aarzel ik dan ook met het uiten der stereotype verklaring, dat de Gebouwen zich in goeden staat bevinden, al schijnt het nu dat inderdaad in de eerste jaren belangrijke reparaties niet te verwachten zijn. Op vasteren grond voel ik mij staan, indien ik verklaar dat de Bibliotheek zich, dank zij de goede zorgen van onzen _ bibliothecaris in uitmuntende orde bevindt, en dat deze, even als zijn voorganger, zich niet bepaalt tot het onderhouden eener administratieve orde op de zaken, maar dat hij het goede voorbeeld van onzen collega SLUITER volgt en zich beiijvert om met de grootste bereidwilligheid ook als vraagbaak en leidsman voor de zoekenden op te treden. j Zoowel de Regeering als verschillende particulieren gaven blij- ken van belangstelling door het aanbieden van verschillende nieuwe werken , die ik hier niet behoef op te noemen , en relaties op voet van onderlingen ruil werden aangeknoopt met het Museo Civico di Storia Naturale te Triëst en met de Koninklijke Akademie te Upsala, Een natuurlijk gevolg van het vertrek van den Heer SLuitER was dat het Aguarium gedurende geruimen tijd niet in functie is geweest. Het ligt echter in de bedoeling van Dr. van BEMMELEN 21 om, zoodra zijne overige werkzaamheden dit toelaten, zijne studiën op het gebied der zeefauna voort te zetten, zooals hij die aangevangen heeft gedurende zijn tocht naar Java’s Zuidkust, in welk geval het aquarium weder iu functie zal moeten treden. Intusschen was het bij den minder gunstigen stand der kas een niet onbelangrijk voordeel dat, zooals de balans uitwijst, de onkosten aan het onderhoud van het aquarium verbonden, gedurende het afgeloopen jaar zeer gering zijn geweest. Alleen voor vermaak van het publiek konden wij ons die uitgaven be- zwaarlijk getroosten. De onderlinge localiteits-verhouding tusschen Museum en Zoölogisch Laberatorium onderging eene wijziging, waardoor er eene ruime en zeer geschikte kamer vrij kwam voor eene werkkamer, bestemd voor buitenlandsche onderzoekers, en door ’t aanbrengen eener gasleiding hebben de localen aan- merkelijk in bruikbaarheid voor wetenschappelijk onderzoek gewonnen. Ook uit deze mededeelingen, zoowel als uit de recapitu- latie van den inhoud van het tijdschrift, moge blijken dat het Bestuur der Vereeniging alles gedaan heeft wat in zijne macht was om krachtig het doel der Vereeniging te bevor- deren. Ook op dit gebied staat verlies tegenover winst; wij allen M. H. waren er van overtuigd, dat het vertrek van den Heer Stuiter in meer dan een opzicht een groot verlies voor ons Bestuur was. Met onvermoeiden ijver toch heeft hij in ons tijd- schrift gedurende vele jaren eene reeks van belangrijke, in het moederland en buitenland zeer gewaardeerde, verhandelingen op het U bekende gebied gepubliceerd, de bibliotheek tot eene modelinrichting gemaakt, waarin ieder gemakkelijk den weg vin- den kan, laboratorium en aquarium in het leven geroepen , een speciaal museum aangelegd , en is hij tegenover de vele vreemde- lingen, die de laatste jaren onze koloniën bezochten, een uitstekend representant onzer vereeniging geweest, altijd bereid om aan ieder met de grootste welwillendheid een deel van zijne groote 22 werkkracht af te staan. De waarlijk niet gemakkelijke taak — om hem in zijne vele functiën op te volgen werd bereidwillig aanvaard door Dr, J. F. van BEMMELEN, in wien wij 200 “gelukkig waren een waardig opvolger van SuuireR le vinden. _ Voorts werd ket Bestuur uitgebreid door toetreding van de Heeren Dr. J. M. Janse en Dr. P. van Romguren, waardoor de band tusschen den plantentuin te Buitenzorg en onze veree- niging nog nauwer werd aangehaald. Tot Correspondeerend lid in Nederland. werd benoemd de Heer Dr. J. G.. Boervace en tot correspondent in het buiten- land Pror. Dr. E. Serenka, beiden geleerden, die zich door hun arbeid verdienstelijk hebben gemaakt ten opzichte van het natuuronderzoek onzer koloniën en dus ook jegens onze vereeniging. Slechts ééne Voordracht werd voor het publiek gehouden. De belangstelling van het publiek was wel groot genoeg maar bleek niet in voldoende mate in de opkomst. De zware arbeid, die in den regel in de ochtend- en middag- uren wordt gepraesteerd, maakt dat de avonduren meer aan de noodige rust en lectuur, dan aan bezoeken van wetenschappelijke voordrachten gewijd worden, zoodat er geen evenwicht bestond tusschen de moeite, die het samenstellen eener populaire voordracht vordert, en de zichtbare waardeering van het publiek. De Bestuursvergaderingen werden geregeld éénmaal ’s maands gehouden en waren dikwerf interessant door mededeelingen en besprekingen van zaken, die van groot belang waren, niet alleen voor onze vereeniging, maar niet minder voor het natuuronderzoek in het algemeen. Ik breng u slechts in herinnering de quaestie van de verschuldigde inkomende rechten op alcohol, bestemd voor conserveering van naturaliën, waar- over, tengevolge eener voor gewoon verstand onbegrijpelijke welsinterpretatie, veel en zonder direct resultaat is gesproken en geschreven. Á 35 Een direct resultaat echter, al is het dan ook voor de toe- komst, van deze besprekingen is niettemin verkregen doordat eene wetslerziening, die ditmaal, hopen wij, duidelijk zal zijn voor belanghebbenden zoowel als voor uitvoerders der wet, in het vooruitzicht gesteld is. Pogingen om alvast voor- loopig, op minder breeden weg tot eene oplossing te geraken, mislukten. Evenmin gelukte onze poging om een vasten post voor wetenschappelijk onderzoek der koloniën op de Neder- landsche begrooting te doen brengen, niettegenstaande de warme adhaesie door de koninklijke Akademie van wetenschappen aan ons plan geschonken. Het hoofdargument tegen de in- williging van ons verzoek, dat nl. de afwezigheid van hoogleeraren bezwaarlijk met de belangen van het hooger onderwijs overeen is te brengen, moeten wij eerbiedigen, maar kunnen wij niet deelen. Onze voornaamste beweegreden was juist dat in den tegenwoor- digen tijd een hoogleeraar in de Natuurwetenschappen het rijke gebied der koloniën van aanzien naderbij moet kennen, wil hij in zijn onderwijs en in zijn opwekkenden invloed op het jongere geslacht de noodige frischheid en energie bewaren, zoodat, naar onze bescheiden meening, dergelijke reizen , als de door ons bedoelde, juist ten bate van het onderwijs zouden komen en daarom ook uit het Nederlandsch budget konden „bekostigd worden. Eindelijk schijnt het argument ook practisch niet geheel steekhoudend, nu juist in den laatsten tijd zoovele hoogleeraren, Pekernarise, Wesen, Wicuvan, Hoerecut, Martin en, ware het plan niet door zijn vroegtijdigen dood in duigen gevallen, Wirkes, blijkbaar zonder overwegend bezwaar, zich tijdelijk van de werkzaamheden, aan hunne betrekking verbonden, hebben kunnen onttrekken. Een indirect tegenargument is ook, dat bij onze wel-geadministreerde Duitsche naburen dit bezwaar niet blijkt te bestaan, en het dus ook ten onzent niet zoo zwaar behoeft te wegen. Ik geloof dan ook niet dat wij den moed op eene latere, gunstiger beschikking moeten opgeven, indien de belangstelling 24 in het natuuronderzoek onzer koloniën in moederland en buiten- land zoo krachtig blijft als zij in de'laatste jaren geworden en geweest is. En deze belangstelling is inderdaad buitengewoon groot. Terwijl ik mij, twee jaren geleden, ten doel kon stellen om u in deze jaarverslagen een overzicht te geven van het- geen er op het gebied, waarop onze vereeniging zich beweegt,” gedurende een jaar was geschied, zou het mij thans niet mogelijk zijn, om, ook slechts eenigermate, bij het volgen van dat programma, aanspraak te maken op volledigheid. Vergun mij dus, dat ik slechts enkele feiten releveer, die uwe belangstelling kunnen opwekken. In de eerste plaats heeft de Ned.-Indische Regeering ook ge- durende het afgeloopen jaar getoond, dat Zij en Hare advi- seurs der Wetenschap gunstig gezind zijn, door, waar het slechts mogelijk was, Hare hulp te verleenen. Ik behoef u nauwlijks in herinnering te brengen, dat ten behoeve van Prof. Hurrzcart’s onderzoekingen onze vereeniging voor de tweede maal eene subsidie van f/ 5000 werd toegekend, en dat dien Hoogleeraar vrije overtocht werd toegestaan op ons verzoek van Muntok naar Tandjong Pandang; ook de arbeid van den Heer Dugors, in het vorig verslag uitvoerig besproken, werd, dank zij Hare bulp, krachtig voortgezet. Het Aardrijkskundig Genootschap werd in staat gesteld den anthropoloog Dr. TEN Kare naar Timor, Flores en Soemba te zenden en het Instituut van Taal-, Land- Volkenkunde, om een geologisch onderzoek der Bandagroep aan Prof. Marrin op te dragen, ter- wijl zij door eene ruime inteekening op Boerzacr’s Flora van Nederland en Serruriem’s Pionier ondubbelzinnige blijken « gaf van hare gunstige gezindheid jegens wetenschappelijk _ onderzoek. Ook werd door Haar op iritiatief van het Comité, waarin van ons Bestuur gedelegeerden zitting nemen, de verzending van naturaliën, bestemd voor musea te Batavia en Leiden, ge- makkelijker en minder kostbaar gemaakt. 25 Even welgezind bleek de Directie der Koninklijke Pakketvaart, die aan Dr. ter Karr, eveneens op verzoek van het Comité, een aanbevelingsbrief mede gaf aan de Commandanten harer stoomschepen, en er in toestemde om naturaliën, bestemd voor onze Vereeniging, tegen halven vrachtprijs te vervoeren. Zooals U bekend is wordt de arbeid, die hier door Prof. Hurrecur ondernomen is, nl. het verzamelen van materiaal voor een zeer uitgebreid embryologisch onderzoek , nog steeds voortgezet en is die Hoogleeraar niet alleen in correspondentie gebleven met onze Vereeniging em allen die hem de behulpzame hand geboden hebben, maar worden door hem voor dat doel nog steeds gelden beschikbaar gesteld, nu die van de verkre- gen subsidie reeds lang zijn verbruikt. De methode van con- serveering is volkomen gelukt en er is geen twijfel aan of het resultaat der in Utrecht ondernomen studiën zullen belangrijk zijn in verhouding tot de betrekkelijk (ten opzichte van het uitgebreide plan) geringe som, die beschikbaar was. Wie omtrent den aard dier onderzoekingen nader wenscht ingelicht te worden, moge verwezen worden naar de beide verhande- lingen door Prof. Hurrecur aan onze bibliotheek ten geschenke aangeboden nl. »The placentation of Erinaceus europaeus’ en »The development of the germinal layers of Sorex. vulgaris”. De door het aardrijkskundig genootschap uitgezonden anthro- poloog en ethnoloog Dr. H. rex Kare, die op ’t oogenblik zijn terugreis onderneemt over de eilanden der stille zuidzee, kon natuurlijk nog geene speciale studiën publiceeren: maar zijne brieven aan de Directie van het Aardrijkskundig Genootschap, te vinden in het door dat genootschap uitgegeven tijdschrift, wijzen op belangrijke resultaten, ofschoon de tijd, dien hij kon besteden aan zijne reizen, naar zijn oordeel te kort was. Zonder twijfel zullen nu ook spoedig door dat zelfde genootschap de resultaten gepubliceerd worden, verkregen door den Luit. ter zee A. v. d. Pranren, gedurende zijn ?2-jarig verblijf op de Key-eilanden die, vooral voor de hydrographie, beloven zeer belangrijk te zullen zijn. 26 Behalve de H. H. Huereeur, ren Karr en Martin, die in het afgeloopen jaar hier kwamen of vertoefden, kon men ook de volgende geleerden ontmoeten, die bijna allen voornamelijk de aantrekkingskracht ondervonden , die uitgaat van Buitenzorg's Plantentuin: J. Z. KaNNEGteTER, Conservator aan het Coleopteren-Cabinet van den Heer Neervoorr vaN pe PorL, wiens doel was het verzamelen van entomologische collecties ; Dr. G. W. S. Aurrviuius, professor aan de universiteit te Upsala, die ook geruimen tijd hier te Batavia en op de eilanden, bij Javu’s noordkust gelegen, vertoefd heeft ; te Buitenzorg heeft hij voornamelijk eene studie gemaakt van zoetwater-Grustaceeën en Mollusken; in onze bibliotheek bevindt zich eene aanzienlijke collectie van door dien geleerde uitgegeven verhandelingen; Piof. Dr. G. Hapervanprt uit Graz, die nog hier vertoeft en zich bezig houdt met verschillende onderzoekingen op het gebied van planten-anatomie en -physiologie; Artnur Warp, student in Magdalena College, Oxford U. S. A. die gedurende een viertal maanden te Buitenzorg is geweest met het doel zich te oriënteeren in de tropische flora; Dr. W. Ticuomirow, hoogleeraar in planten-cognosie aan de universiteit te Moskou, die gedurende eenige weken studiën heeft gemaakt op pharmacologisch en technisch-botanisch gebied; P. Mopierrant uit Florence, ethnoloog en reiziger, die onder de Battaks en op Engano gereisd heeft, en vooral van het laatste eiland eene belangrijke ethnologische collectie heeft medegebracht, den schrijver van het U bekende werk: »Un Viaggio a Nias”. Ik kan nu ook een stap verder gaan in mijne mededeelin- gen, dan in de beide vorige verslagen mogelijk was, en U niet alleen in herinnering brengen wie hier zijn geweest, maar ook wijzen op de vruchten die hun onderzoek heeft gedragen in den vorm van geschriften van verschillenden aard. Door de vriendelijkheid van den schrijver ben ik in staat U _ te toonen het uitvoerige reisverhaal, zoo onderhoudend geschre- _ ven als belangrijk van inhoud, van de hand van Prof. WicHman: 27 „Bericht über eine im Jahre 1888—89 in Auftrage der Niederländschen _ geographischen Gesellschaft ausgeführte Reise nach dem Indischen Archipel”, eene reis die deze geleerde, zooals U bekend is, in gezelschap van Prof. Max Weger en diens echtgenoote heeft gedaan. Nog ligt U versch in bet geheugen de brief van Prof. Wicnman aan ons bestuur, waarin werd medegedeeld dat nu het bewijs is geleverd van het voorkomen in Midden-Timor van de Alpine Trias, een hewijs geleverd door gesteenten door Dr. ren Kare overgezonden, terwijl onze bibliotheek ook van denzelfden hoogleeraar een afdruk ontving, dat tot titel heeft: » Über das angebliche Tertiär der Insel Andonara”. Prof. Weser gaf den tweeden band uit van de U bekende: „Zoologische Ergebnisse einer Reise in _Niederländisch-Ost- Indiën”, aan de samenstelling waarvan tal van geleerden mede- werkten o. a. Mevr. Wegper-van BossE, OupeMans, JEN INK Loman, van Lirn pe Jeupe, van HassertT, KonrBrRücee, GEORG Ruce, Ricnarp, Monrez, Virvor, vor Martens, wier namen ik U opnoem om een beeld te geven van de groote uitbreiding die in de wetenschappelijke wereld gegeven wordt aan de kennis van onze koloniën door eene enkele reis. Ik kan niet nalaten hier voor te lezen, hetgeen naar aanleiding van deze publicatie in het tijdschrift Nature over het onderwerp, dat ons ter harte gaat, is geschreven, als bewijs hoe zeer men ook in hét buitenland verlangend is om meer van onze koloniën te vernemen. »The numerous books, memoirs and pamphlets that have been _ published during the century dealing with the natural history of the Malay Archipelago have revealed to the world of science a fauna which is perhaps unrivalled for richness, variely and general interest. But even now we are scarcely beyond the threshold of the investigation. The travels of H. von Rosennene, Warrace, von Martens, Fonges and olhers, and the painslaking observations and collections of many of the Dutch residents and controleurs, have given us a knowledge 28 of the principal features of the ornithology and entomology of some of the more important islands, but there are still many regions of undoubted interest, that have scarcely been explored at all”? Prof. Dr. E. SerenKA, ons correspondeerend lid, zond aan onze Bibliotheek een werk getiteld: »Studien über die Entwiche- lungsgeschichte der Tiere””, waarbij studiën over den kantjil en de apen van Oost-Indië. Dr. G. Karsten, in ons vorig verslag genoemd, gaf eene uitvoerige vierde publicatie over Mangroves uit. De conchyliën, die op zijne reis over Java door den in het vorig verslag genoemden Frankforter zoöloog Ap. STRUBELL verzameld zijn, werden bewerkt door Dr. O0. Boerrteen in twee verhandelingen, te vinden in het » Bericht über die Senchen- bergische naturforschende Gesellschaft” Jahrg. 1890 en 1891. Ook hield deze jeugdige geleerde in diezelfde vereeniging eene populaire voordracht: » heiseerrinnerungen aus dem Malayische Archipel”, waarin over land en bewoners op zeer waardeerende wijze wordt gesproken. Ook dergelijke lezingen of litteraire opstellen dragen er veel toe bij, om de aandacht op onze koloniën te vestigen en niet minder om de heerschende, meeren- deels geheel verkeerde, meeningen te bestrijden en te rectificee- ren. Ook van BemMeren’s gidsartikel » Een reisje naar de Zuid- kust van de Preanger” moet dan ook hier genoemd worden, zoo scherp geteekend en zoo juist van kleur voor ieder, die het tropisch land en de manier van reizen en leven in de _— tropen kent. Met belangstelling zien wij daarom ook Dr. Husrecart’s aangekondigde gidsartikelen : » Reisherinneringen uit de tropen” legemoet. Ook in de inaugurale rede, gehouden door — Prof. Moreneraarr, bij het aanvaarden van het hoogleeraars- E ambt aan de universiteit te Amsterdam wordt de aandacht — der geologen gevestigd op de bijzondere belangrijkheid dezer op de grenzen tusschen het Aziatisch en Australisch gebied gelegen — eilanden. Ee Dr. PF. A. F. G. Wert kon door zijne benoeming tot _ eedt el ni ded iki a dehik di on leien ln Sn he Sn en de Aer den eid 29 directeur van het proefstation te Tegal nog geene uitvoerige be- werking geven van hetgeen hij in 1890, uitgezonden voor het Buitenzorgfonds, in studie genomen had; van zijne hand verscheen echter: » Verslag omtrent de onderzoekingen verricht aan het Botanisch station te Buitenzorg” en in het Album Natuur een stukje getiteld: »De kultwurtuin te Tjikeu- meuh”. Het belangrijkste werk echter, dat in het afgeloopen jaar verschenen is, is zeker wel: » Die Indo-malayische Strand flora” van Prof. A. FE. W. Scarmeer, wiens naam gij ook in het vorig verslag vermeld vindt, een werk dat voorafgegaan is door eene verhandeling gepubliceerd in de Sitzungsberichte der Berliner Akademie der Wiss. 1890 pag. 1045 en tot titel heeft: »Ueber Schutzmittel des Laubes gegen Transpiration , besonders in der Flora Java’s”. De nieuwe richting, die zich in de planten- geographie ontwikkeld heeft, namelijk die der biologisch-physio- gnomische in de plaats van de oudere systematische, wordt in dit werk toegepast op de strandflora niet alleen, maar evenzeer op de verschillende groepen (en de kenmerkende bijzonderheden van deze) voorkomende op verschillende hoogten. De overeenkomst, die er bestaat tusschen den aanblik van planten op of dicht bij het strand groeiende, en van die, welke in woestijnen en Steppen te vinden zijn, wordt verklaard door dat voor beide behoud van watergehalte, of verhindering van transpiratie, eene levensvoorwaarde is: bij de strandplanten, omdat anders het zoutgehalte van de vochten te veel zou toenemen en de plant aldus zou sterven, bij de planten op droge gronden groeiend, door den geringen aanvoer van vocht door de wortels en de droogte van de atmospheer. Van daar bij beiden sterke haarbekleeding der bladen, wasovertrek en lederachtige suc- culente bladen. Behalve het verband tusschen physiognomie en levensvoorwaarden, verklaart Scuimeer ook nog de oor- zaken der geographische verspreiding der strandformaties en brengt het voorkomen van verschillende groepen in verband met de zeestroomingen. 50 Eene zijner conclusies is, dat de geographische verspreiding der Mangrove-groep wijst op een gemeenschappelijken oorsprong , ongeveer in het gebied der Maleische eilanden gelegen, van waar uit de verbreiding naar alle zijden, tot aan de Oost- Afrikaansche kust, tot Kanton en Australie en tot ver in _ Polynesië heeft plaats gevonden en wel in een betrekkelijk d vroege periode, omdat, volgens hun floristischen bouw, de maleische Mangroven een zeer geïsoleerd standpunt innemen, dat op eene vroegtijdige afscheiding wijst. Ik moet mij M. H. bepalen tot eene enkele vingerwijzing, — ten einde U op den aard van het hoogst interessante werk attent te maken, en U eene nadere kennismaking aan te be- velen : zoo ergens uit, dan moet het uit zulke werken ook den leek duidelijk worden, welk nut wetenschappelijke reizen in onze koloniën voor de wetenschap afwerpen kunnen en dat ons rijk gebied tot een centrum van wetenschappelijk onder-_— zoek verdient gemaakt te worden. Hene uiteenzelling van inhoud en strekking van het merkwaardige werk te geven, op zulk eene wijze dat het ook voor leeken op het gebied der botanie verstaanbaar en genietbaar wordt, kan zeker aan een onzer Buitenzorgsche collega’s met meer vertrouwen worden opgedragen, dan ik op dat gebied in mij zelven mag _ stellen. Moge U M. H., en ook anderen buiten onzen kring, door dit — verslag duidelijk geworden zijn dat de algemeene belang-_ stelling in onze koloniën op verblijdende wijze toeneemt en dat ook wij mogen eindigen met de woorden, waarmede de Hoogleeraar Morenaraarr zijne hierboven aangehaalde rede besluit: „Moge het Nederlandsche volk en daarmede de regeering meer en meer van het besef worden doordrongen, dat niet alleen verstandige economie eischt, dat eene koloniale mogend- heid den bodem van zijne eigene koloniën door en door kent, maar dat ook op een beschaafd koloniseerend volk de dure plicht rust, naast de materieele eveneens de wetenschappelijke 51 schatten te ontginnen van het gebied, waarover het heerscht. Moge ons Vaderland niet in het vervullen van dezen plicht te kort schieten !” E Breen es ad nn sIL8TG8T / -I8'CE0E « 9 GEGP T6GEE « re 99T6EL « rte « 08% « et GE08 « LGPIGC « O8SIL 80eC « 9TETEr 68'96G 7 1vvLO], . … . . . ‘1681 daquooag own do opres EN EA x 40 uea staa oyfipoddeuyasuaro An “_*_uaysoysSuruur dn aam “Surpuod zoa uo Sunyoijtoase3 ‘uopuorpoq “uaa tn np ha uoy uoAesjin op ur joopuey *_… uoSuraagpree uva UEA 9A90UYIY UI uojsoYug “__*_ranuemssepueag “tt NATERNAJ NVA dl ï ‘1 doop xooziopuo Srpunyaumen Len Deest yospuejdopon *_zua ‘uouooy Ken beedeannn uojsoyuo uo jeereIoIS hk umjaenbe ua uonejs yostSoj007 Surwauaeta He “_wnosnpw “_pauospli, "_oyordd ‘NAAV9LIN “T681 raenver “VIAVEVEE mmm mr eenn venen sTL'8TEBI Á 1YVLOJ, sTL'CLG6 'TGSI HVV LAN HHAO INIAUOOMINVUIA NA ONINHNAY. ONTDINATETA TOIENONTENNLVN HOLLTTININOM "THOIUEAH "AA CV 'V "a UCA stod abi op 100A uorsduvaruo ossaard “IHOUEAH "AA CV 'V "IQ UPA stoa oyfipoddeyos -UAjHAA op 1OOA UoUIAUIIANOE Joy UEA orpISHS uoanoqgaë Jop uodurvuodanny op ur joopuey "111 UOYdaAAYA0Y oNPopdoA ueA 3sBuoaqdg “11 _ruopo[ dop uodeapfig oyosyfijaver deb Hee opsojoq sueqaeeds op iq ue ovuoy den “_* yuawouddANOT) Jo ueA orprsqng ‘T6g1 Henuef f do sey ur opjeg 'NAISANVALNO . . . . . KINOLOGISCHE-STUDIËN DOOR P. VAN LEERSUM. V. Her ALGALOÏD-GEHALTE VAN DE CINCHONA OFFICINALIS. De ondervinding heeft geleerd, dat de Cinchona Ledgeriana zich op eene hoogte van + 6000 voet minder goed ontwikkelt. Wel blijft zij leven, maar haar groei gaat langzaam, en het is haar aan te zien, dat het klimaat haar niet eigen en dan ook voor hare ontwikkeling minder geschikt is. De Cinchona Succirubra op deze hoogte geplant slaagt beter, maar de groei is toch nog eigenaardig. De boomen zijn kort en dik, en de stam heeft een min of meer conischen vorm ; terwijl zij zich meer in de lengte ontwikkelen, wanneer zij op een hoogte van 4 à 5000 voet geplant zijn. Het best slaagt op een dergelijke hoogte — eene hoogte van 6000 voet schijnt dan ook het vereischte klimaat te zijn, want lager groeit zij minder goed — de Cinchona Officinalis. Op blz. 104 van »De Kina-Cultuur in Azië’ zegt Moens: »Deze kinasoort vordert in Java een koeler klimaat dan de „andere species. >De meeste tuinen, die werden aangelegd op eene hoogte sbeneden 1600 meter, zijn slecht geslaagd en tegenwoordig »wordt zij alléén geplant op 1750 meter en daarboven. »In de Nilgherris groeit ze te Neddivuttum en omstreken op 1500—1800 meter en te Dodabetta op 2100—2400 meter zeer goed. 3 54 »In Ceylon worden zeer fraaie planten gevonden tusschen »1500 en 1650 meter. »In Britsch-Sikkim is de cultuur der Cinchona Officinalis »gestaakt omdat men het klimaat aldaar ongeschikt achtte.” Door de veelvuldige gelegenheid tot hybridisatie geeft zaad, ontstaan door natuurlijke bevruchting der Ledgeriana en daaruit gekweekte planten, een groot aantal variëteiten: De planten wijken echter, zoowel in hun uiterlijk, als in hun chemische samenstelling, zeer van elkaar af. Voorkomt men echter de hybridisatie, dan kan men uit zaad planten kweeken, welke zoowel in botanischen als in chemischen zin zoo goed als geheel identisch zijn met de respectievelijke moederboomen. Ofschoon bij voortplanting uit zaad onder de Cinchona Offi- cinalis eveneens afwijkingen kunnen ontstaan, zoo is dit toch, wat de algemeene kenmerken in botanischen zin aangaat, minder het geval, dan bij de Ginchona Ledgeriana. Moens zegt dan ook op blz. 99 van bovengenoemd werk: »Door de kinaplanters wordt deze soort als een der best- »gekarakteriseerde beschouwd, die, hoewel evenzeer als de vandere Ginchona’s vormveranderingen vertoonende bij de voort- „planting uit zaad, toch in algemeene kenmerken constant „blijft, en altijd gemakkelijk te herkennen is.” Wel is waar vond Broveuron in 1868 een smalbladerige variëteit met hoog kinine-gehalte, en wilde hij daarvan de ver- menigvuldiging door zaad beproeven, doch al spoedig bleek, dat de meeste zaailingen weder breedbladerig waren. Ook op Java werd een tijdlang van een smalbladerige va- riëteit met hoog kinine-gehalte zaad genomen, maar onder de 80.000 planten daaruit gekweekt, vond men allerlei variëteiten en bijna alle waren breedbladerig. In algemeenen habitus kowen zij echter overeen. De afwijkingen op chemisch gebied zijn echter, even als bij de Ginchona Ledgeriana, zeer groot. Is ket uiterst moeielijk het alcolvid-gehalte van de Ginchona ed WE Bo AE an Ee ee zele Eerde de EA EEE A Ee EE eh ed ke RER EE it KAD ed nt OE DS de a 55 Ledgeriana à peu près naar den uiterlijken vorm te schatten, bij cinchona Officinalis is dit absoluut onmogelijk en kan alléén de chemische analyse tot een resultaat leiden. Het hoogste gehalte van de Cinchona Ledgeriana tot nu toe gevonden is —+ 14°/, zuivere kinine en van de Cinchona Officinalis bedraagt dit volgens onderstaande tabel 10.60 °/ zuivere kinine. Roeds Dr. K. W. van Gorkom toonde in zijn nota »Over de kinateelt van Java” aan, dat er Cinchona Officinalis bestonden van 7.52°/, zuivere kinine. Zoo zegt hij o. a. (*: »In Decemher 1868 plantte ik 750 stuks Cinchona Officinalis, »gewonnen van zaden, die geoogst waren van 4-jarige boomen, »op hunne beurt geteeld uit zaden, die mij uit Madras waren »gezonden. »In het begin van 1873 werden uit 5 boomen van het in »1868 aangelegde plantsoen stukken bast gesneden, die "5.890, , 5.47 °j en 7.52 °/, zuivere kinine bleken te bevatten.” En verder ook Dr. J. C. pe Vris in het »Nieuw Tijdschrift van de Phormacie in Nederland’, blz. 275 Jaargang 1875: »Uit bovenstaande tabel blijkt, dat het gehalte aan gemengde »kina-alcaloiden, zoowel als aan kinine, ook in deze soort van »Cinchona zeer veranderlijk is, en door verschillende oorzaken rbeheerscht wordt, zoodat er dus nog een ruim veld van „Onderzoek open blijft. »Het kinine-gehalte van de onderzochte basten varieert van »14l — 9.10°/,, voorwaar een hoogst belangrijk verschil !* In de hieronder staande tabel bedraagt het verschil in kinine- gehalte van 0.45 of, — 10.60 °/, zuivere kinine. Het is dus waarschijnlijk, dat men bij voortgezet onder- zoek boomen van een gehalte zal vinden, hetwelk dat der beste Cinchona Ledgeriana nabij komt. em (1) Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van weten- schappen, Ald. Natuurkunde 2° reeks 8° deel blz: 378. 36 Doch zeker is het, dat men nog hooger kinine-gehalte kan verkrijgen door kunstmatige voortteling, hetzij door verenting, hetzij door kunstmatige bevruchting van Ginchona Officinalis van hoog gehalte onderling. SANENSTELLING. Groei- Cincho- Cinchonine No.{ Soort. Kinine. Kinidine. + Totaal. plaats. nidine. amorph alc. tien Tmat 1801 AIEN 2e ofte 110,0 % 2 » » 7,56 » 0,80 » — [1,08 » | 9,24 » 5 » » 6,06 » 1,61 » — 135,28 » 10,95 » ál > s [4,092 1960) — Ib s | 7,84 » 5 » » 10,60 » (0,67 » — 10,58 » 14,56 » 6 » » 6,45 » 0,50 » 8D et Bs 7 » » Sr site 3 we 1093 4 1090» 8 » » 5,52 » 1,80 » — [0,55 » | 5,45 » Ol» » 5,00 » (1,26 »|0,32°/,1,60 » | 8,18 » 10 » » 4,82 » (1,52 » — 11,06 » | 7,20 » 11 » » 8,13 » (9,22 » — [0,89 » 11,23 » 12 » » 4,40 » (2,70 » — 10,90 » | 8,00 » 15 » » 5,50 » 11,20 » — 10,60 » { 7,50 » 14 » » 6,72 » [9,15 » mmh, 0L sf 9,88 5 15 » » 1,56 » [2,15 » — 10,72 » [10,41-» 16 » » 0,45 » (0,60 » — 15,40 » | 6,45 » 17 » » 4,62 » 13,57 » | — [1,05 » | 9,04 » 18 » » 6,60 » [1,80 » — {1,06 —» (10,75 » 19 » » 7,89 » (1,80 » — 1,06 » 10,75 » 20 » » 6,17 » [9,91 » — 10,98 » 10,06 » 21 » » 4,61 » 1,42 » — [1,87 » | 7,90 » 22 » » 5,22 » [2,16 » — [1,99 » { 9,357 » aat e | 9,65 »[1,70.s|- — [0,65 » '12,00:» 24| » » [7,00 » [2,70 »| — [0,80 » 110,50 » asl »: | 8,80 » [1,60 >| — [1,00 » 11,40 » 26| » » | 9,58 »[4,95 >| — [0,73 » | 8,25 » 27 » » 10,28 » (1,55 » — [1,44 » (15,07 » 2) > » [4,28 » 15,73 | — 54 » | 9,53» 99 » » 5,50 » [3,41 >| *— [1,45 » | 9,56 » z0| >» TUB el ee 1107 et RER a AE RN Alt EE Ae 51 De bast, tot onderzoek gebruikt, was een strook van '/, M lang en gesneden op '/, M. boven den grond. Groeiplaats Kawa Tjiwidei, hoogte 1950 M. In de laatste jaren is de cultuur der Cinchona Officinalis min of meer op den achtergrond getreden, om plaats te maken voor de teelt van Cinchona Ledgeriana. Dit is niet te verwonderen, wanneer men het gemiddeld gehalte nagaat van de Cinchona Officinalis en de Cinchona Ledgeriana. Moers geeft op: Type alcaloid-gehalte, stambast t° soort uiterste: C. Officinalis. G. Ledgeriana. _— Kinine. Ee B Je — 1, 50 “. Cinchonidine Ee | 0 — 5,135 » Cinidine crate je a 00880 EE Cinchon. De ai ie | 0,15 — 2,44 » | 0,50 — 1,20 % Ware dus de Cinchona Officinalis niet door de Cinchona Ledgeriana verdrongen, dan zou met meer volharding, hetzij door teeltkeus, hetzij door kunstmatige bevruchting, getracht zijn, alléén soorten van hoog kinine-gehalte voort te planten. Sedert den Westmoesson van 1890/91 is echter op de Gou- vernements kina-onderneming Kawah Tjiwidei een begin gemaakt met het enten van Cinchona Officinalis op Cinchona Succirubra. Met de tegenwoordig meest gevolgde en zeer eenvoudige wijze van enten (in de buitenlucht) gaat dit zeer goed. Op deze wijze kan men hoog gelegen terreinen, ongeschikt voor de teelt van Cinchona Ledgeriana, van een waardevol Plantsoen voorzien, natuurlijk wanneer uitsluitend entrijs worde genomen van onderzochte boomen van hoog gehalte, en men zich niet laat verleiden, om van allerlei niet onderzochte boomen entrijs te nemen, alléén, om maar spoedig een aanplant vol te krijgen, want dan mist het natuurlijk het doel n. 1. Zaadwinning van zulke plantsoenen. De groote voordeelen daarvan zullen ziju: Î* zooals bij enten algemeen het geval is: een sterker groei; 2° dat men hooge prijzen behaalt, zooals bij Cinchona 58 Officinalis in pijpvorm steeds het geval is, wanneer deze regel- matig gesneden en fraai van vorm zijn. Zoo bracht o. a. een factuur pijpjes van de particuliere onder- neming Jfilaki een prijs op van 110 cts. per half kilogram. Verder kan de bast, welke niet in pijpen kan worden ge- sneden, als fabrieksbast van hoog gehalte worden verkocht. Ten slotte volgen hieronder nog een 10-tal analyses van de Cinchona Robusta, een hybride van de Ginchona Officinalis met de Cinchona Sucecirubra. __ Bij deze, even als bij vele andere hybriden, doet zich het verschijnsel voor, dat de afstammelingen de kwade eigenschap- pen van beide moederboomen blijkbaar in hooger graad hebben overgenomen; want noch in de Cinchona Officinalis, noch in de Cinchona Succirubra wordt zooveel cinchonidine gevonden, als _— in deze afstammelingen, En ofschoon het kinine-gehalte in het algemeen hooger is, dan bij de echte Cinchona Succirubra, zoo is het in geen geval aan te bevelen, meerdere aanplantingen van deze soort te maken, omdat het cinchonidine-gehalte in vergelijking van dat der kinine veel te hoog is. SAMENSTELLING. d Groei- Cincho- Cinchonine S| Soort. Kinine. | ___ Kinidine. + Totaal. plaats. pidine. amorph alc. 1,C.0.xG.S. | “Wide | 3,14 “lol 2,90 0,51 Il 2,10°/, | 8,45 °lo 2 » » 2,55» 12,53» | — 2,15» | 7,00» 5 » » 1,44» | 5,80» | — 4,46» | 9,70» 4 » » 1,60 » | 6,60» | — 2,00 » 10,20 » 5 » » 1,66 » | 7,00» | — 1,94 » (10,60 » 6 » » 4,15 » | 5,60 » — 1,67 » [11,42 » e » » 5,14 » | 5,66 » — 1,62» |11,02 » 8 » » 5,80» | 5,70» | — 1,80 » (11.50 » ke] » » 4,00 » | 5,20» | — | 0.82» 10,02» 10 » » 5,27» | 5,57» 10,28» | 2,62» | 9,54» Lemsane, Februari 1892. IETS OVER MIDDELPUNTVLIEDENDE KRACHT. DOOR Dr. H. ONNEN. In de aflevering van 17 Maart 1892 van »Nature” komt een stukje voor van Grorer S. Carr, over de uitdrukking: »middelpuntvliedende kracht”. Terecht wordt daarin opgemerkt, dat de definitie van dit begrip zoòzeer uiteenloopt in verschil- lende handboeken, dat de leerlingen gevaar loopen geheel in de war te raken. De groote moeielijkheid is hierin gelegen, zegt de schrijver, dat bij eenparige cirkelvormige beweging — en van deze is hier hoofdzakelijk sprake —er geen beweging is in de richting der kracht, en geen kracht werkt in de richting der beweging; er bestaat eene versnelling zonder beginsnelheid! In dit opzicht is deze beweging eenig in haar Soort. De hier gereleveerde moeielijkheid doet zich vooral voor bij het opmaken van de formule voor deze versnelling. Maar er Ís nogeen ander struikelblok, dat men ontmoet bij de eenvou- dige verklaring van de verschijnselen, die zich bij draaiende beweging voordoen. De middelpuntvliedende kracht geniet een zekere populariteit, daar zij beschouwd wordt als de bewerkster van al die verschijnselen. Op vragen als deze: » Waarom vliegt een bal, dien men aan een touw in de rondte draait weg , als het touw breekt?” — » Hoe komt het ‚dat men bij het omzwaaien ‚Van een hoek met een rijtuig, neiging voelt, om aan den buitenkant uit het rijtuig te vallen ?”” — » Waarom moet iemand , die hard een kring rondloopt, steun hebben, om zich met de 40 voeten naar het middelpunt af te kunnen duwen ?” enz. — is het gewone antwoord: »van wegen de middelpuntvliedende kracht’. En dit antwoord moest toch eigenlijk niet mogelijk zijn; want het verraadt de opvatting, dat op het bewegende lichaam eene kracht werkt, die het van het middelpunt wegvoert, zoodra de centripetale kracht ophoudt te werken. En deze opvatting staat het juiste inzicht in de zaak in den weg. Zij is even onjuist — of althans evenmin passend in het kader der thans heerschende grondbegrippen der mechanica — als het denkbeeld, dat er op of in de lichamen eene traagheidskracht werkt, die zich tegen elke verandering van den bewegingstoestand verzet en die overwonnen moet worden, als men een lichaam in beweging of een bewegend lichaam tot rust wil brengen. Inderdaad is de middelpuntvliedende kracht nog een over- blijfsel uit den tijd, toen de inertie eene kracht heette. En het zou logisch geweest zijn, als men tegelijk met deze traagheidskracht ook de middelpuntvliedende kracht uit de wetenschap verbannen had. De eenige manier, om de middelpuntvliedende kracht te redden is, dat men haar beschouwt als de reactie van de — middelpunttrekkende kracht; — dan werkt zij evenwel niet op het bewegende lichaam maar op de massa, waar de centri- — petale kracht van uitgaat, want iedere kracht werkt tusschen twee massa’s; en er is niets tegen, om aan eene kracht twee namen te geven, naar gelang men hare uitwerking op de eene of op de andere massa beschouwt. In dien zin wordt ook in het algemeen van fraagheidsweerstand gesproken, als de reactie — van de kracht, die den bewegingstoestand van een lichaam _ verandert. A re el PRENT Ln Ez BOEK WERKEN TER TAFEL GEBRACHT IN DE VERGADERINGEN VAN DE DIRECTIE DER KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDERLANDSCH-INDIË, GEDURENDE HET JAAR 1891. *) ASTRONOMIE (Aa’. 142 lAstronomie, Revue mensuelle d'astronomie populaire. ge Année No. 12, 10° Année. Paris, 1891. 145 Revista do Observatorio do Rio de Janeiro. Anno V 1890 No. 9—12; Anno VI 1891 No. 111. Rio de Janeiro, 1890—1891. 145a Annuario publicado pelo Observatorio astronomico do Rio de Janeiro, 1888—1890. 145b Annales de l'Observatoire impérial de Rio de Janeiro. Tome IV 1, 2. Río de Janeiro, 1889. 145 Bulletin de la Société astronomiqae de France. 1* année 1887; 4° année 1890. Paris. 147 J. Seneiven, Die Spectralanalyse der Gestirne. Leipzig, 1890. !) Volgens besluit der Directie-vergadering van Januari 1892 verschijnt deze Catalogus voortaan in Maart, teneinde zooveel mogelijk volledige jaar- gangen der inkomende tijdschriften te kunnen vermelden. 148 149 150 _— bid a | 154 ES. UI moon’s heat and its variation with the phase. Published by the Utrecht Society of arts and sciences. The Mague, 1891. METEOROLOGIE [B]. - Nederlandsch Meteorologisch Jaarboek voor 1889. Uitg. d. h. Jaarg. 42. Utrecht, 1890/91 J. P, vaN per Stok. Regenwaarnemingen in Neder | Kon. Ned. Met. Instituut, Jaarg. 41; Idem voor 1800 landsch Indie. Twaalfde Jaargang 1890. Batavia, 1891. F. Reurer-Cuorné. Observations météorologiques faites à Luxembourg de 1884 — 1888. Moyennes de 18841883 et de 1854 —1888, Cinquième Volume. Luxembourg, Observations made at the magnetical and meleorcio observatory at Batavia E Vol. XII, 1889; Vol. XIII, 1699. Batavia, 1590 —1891. G. B. Army. On the Laws of the Rise and Fall of the Tide in the River Thames. te Transactions 1841. . Airy. On the Laws of Individual Tides at nd and Ipswich. Philosophical Transactions 1843. _G. B. Ary. On the Laws of the Tides on the Coasts G. of Ireland. Philosophical Transactions 1844, VAN Ryekrvorser. An attempt to compare the instru ments for absolute magnetic measurements at different observatories. Ed. by the Royal Dutch Meteorological Institute. Amsterdam, 1890. J. Hans. Österrreich. Besonders abgedr. aus dem LVIIL Bande der Denkschr. der math: naturw. Classe der K. Akademie d. Wissensch. Wien, 1891. — H. Esboco de uma climatologia do Brazil Morize. Die Veränderlichkeit der Temperatur iù Very. Prize essay on the distribution of We PCE ie St 15 156 kde) © aal kee) © 189 ui _(Ébauche d'une climatologie du Brésil). Rio de Janeiro, 1891. J. Harn. Studien über die Luftdruck- und hae tur-Verhältnisse auf dem Sonnblickgipfel, nebst Bemer- kungen über deren Bedeutung für die Theorie der Cyclonen und Anticyclonen. Besonders abgedruckt aus den Sitzungsberichten der kais. Akad. d. Wiss. in Wien, math. naturw. Classe, Bd. C. Abth. II, April 1891. J. P. van pen Srok. De Harmonische Analyse der Gelij- den toegepast op waarnemingen te Tjilatjap verricht. Overgedrukt uit het Tijdschr. van het K. Instituut van eme afd. Ned. Indie, 189091. Batavia, 1891. PHYSICA (CJ. PEleetricien, Revue générale d'Klectricité. T. XIV, No. 400-402, T. XV. Paris. 1890, 1891. Électricité, Revue scientifique illustrée hebdomadaire. 14° Vol. No. 40-—52, 15° Vol. Paris, 1890, 1891. Die Fortschritte der Physik im Jahre 1884. Dargestellt von der Physischen Gesellschaft zu Berlin, XL Jabrg. 8'* Abth. Physik der Erde. Berlin, 1890. CHEMIE (Da). Berichte der Deutschen Chemischen Gesellschaft. 23" Jhrg. No 16—19, 24" Jhrg. Berlin, 1890, 1891. The Chemical News. Vol. 62. No. 1611—1622, Vol. 63, Vol. 64. London, 1891. Photógraphische Mittheilungen Herausgegeben von H. W. Voozr. zee Jhrg. Heft 16—24, 28 Jhrg. 1-20. Recueil des Travaux Chimiques des Pays-Bas. Tome IX, No. 5, 6; Tome X, No. 1—4. Leide, 1890, 1891. M. Gresnorr. Mittheilungen aus dem chemisch- -phar- macologischen Laboratorium des Botanischen Gartens zu Buitenzorg. Sonderabdruck aus Ber. d. Death Chem. Ges. Jahrg. XXII, 1890. 190 19 En ef Sr 68 Jahrbuch der K. K. Geologischen Reichsanstalt. 68a Verhandlungen der K. K. geologischen eichsanstalt [Vv M. Gresnorr. Apercu du premier rapport du Labora- toire chimico-pharmacologique du Jardin botanique de Buitenzorg. Ann. Jard. Bot, de Buitenzorg, Vol IX, R. Orro uad J. H. Kroos. Künstlicher Periklas, ein Produet der Chlormagnesiumindustrie. Sonderabdr. aus: Berichte der Deutschen chemischen Gesellschaft, _ Jhrg. XXIV, Hft. 9. Berlin, 1891. LANDBOUW (Db). Mededeelingen van het Proefstation »Midden Java” te Semarang. Mögius. Over de gevolgen van voortdurende ver- menigvuldiging der Phanerogamen langs geslacht loozen weg. F. Benecke. Over de met roodkleuring gepaard gaande verrotting der stekken van het suikerriet. F. Bereeke. Proefnemingen ter bestrijding der »Sereh.” H. Winter. Onderzoek van eene Melasse, 1891. F. Berrcke. De bestrijding der onder den naam »Sereh’” saamgevatte ziekteverschijnselen van het suikerriet, met eene plaat, 1891. F. Benecke. Nieuwe waarnemingen van Dn verschijnselen bij het suikerriet, 7 platen, 1891. 5ie Jaarverslag van het Bestuur van het Proefstation „Midden Java’, boekjaar 1890—91. F. Bexeeke. »Sereh”. Onderzoekingen en beschou- wingen over oorzaken en middelen. 1° afl. 1892. GEOLOGIE (E). Jahrg. 1890. Bd. XL, Wien, 1890-1891. 1890 No. 14-—18, 1891 No, 1—14. Wien, 1891. EDT, 5 ahd Ee Á ë je zi, EEE td rie HA ad EEE DN te! Ne en En PE DE eert de Be Een ed in neee denis nt ene se eni Seo terne Ea nde Jinan Pee — | ed et 219 259a Vv Jaarboek van het dn in Nederlandsch Oost Indie 19° Jaa 1890 (2% Ged). Amsterdam, 1891. Memoirs of the Geological Survey of India. R. LypexKker, Palaeontologia indica. Ser X, Vol. IV, Pt. 1, -H: Edind Ed Rad oi go XII Annales de la Société Entomologique de Belgique. Tome XXXL, XXXIV. Bruxelles, 1889, 1890. Entomologisk Tidskrift af Entomologiska Föreningen i Stockholm. Arg. 10, Häft 5; Arg. 11, Häft 1-4. Stockholm, 1890. Leriporrera (Ga. II). P. GC. F. Syerren. Notice sur la Tyana superba (Moore). Overdruk uit: Notes from the Leyden Museum, Vol. XII. P. G. F. Syerven. Aanteekeningen over de Lepidoptera van het eiland Tanah-Djambea bij Gelebes. Overdruk uit: Tijdschr. v. Entomologie, DL. XXXL ’s Gravenhage, A. Pacensrecner. Beiträge zur Lepidopterenfauna des Malayischen Archipels. VI, aus den Jahrbüchern des Vereins für Naturkunde. Wiesbaden, 1884—1890. Hymenoptera (Ga. HD. G. Apverz. Myrmecologiska Studier. IL, Svenska Myror och deras lefnadförhâllanden, med 7 Taflor. Bihang till. k. Svenska Vet-Akad. Handlingar, Bd. 11. No. 18. Stockholm. 1886, Neuroptera (Gm. IV). F. Kaarsen. Sumatranische Odonaten. Sonderabdruck aus: Entomologische Nachrichten, Jhrg. XVII. Berlin, 1891. Ortnoprera (Ga. V). F. Karsen. Sumatranische Phaneroptiden. Sonderabdruck aus: Berliner Entomol. Zeitschr. &d. XXX VI, 1891. ARAGHNIDA , Myriaropa (Go). F. Trorers. Descrizione di aleuni Aracnidi inferiori dell’ Arcipelago malese. Genova, 1882. be et 4 Rane pn 1) XIII CG. W. S. Aunrvirvmos. Beobachtungen über Acariden auf den Blättern verschiedener Bäume. Jil: Nova Acta Reg. Soc. Sc. Upsala, Ser. [IL Upsala, 1887, 4°. Crustacea (Go). J. G. pe Man. Report on the Podophthalmous Crustacea of the Mergui Archipelago. Uit: Journal Linnean Society, Vol. XXIL. London, 1887-—1890. 6. W. S. Aurivirrws. Die Maskirung der ia HI hynehen Dekapoden. Mit 5 Tafeln. Uit: Kongl. Svenska Vet.-Akad. Handlingar, Bdt. 23, No. 4. Stockholm, 1689, 4° G. W.S. Aurrvirvmos. Krustaceer hos Arktiska Tunikater. 3 Tafl. ur »Vega-Expeditionens Vetenskapliga lakttagelser”, Bd. IV. Stockholm, 1885, 8° Morruscoipea, Vermes (Ge). C. Pa. Sturen. Die Evertebraten aus der Sammlung des Kön. Naturw. Vereins in Niederl. Indien. Ascidiae simplices. Uit: Nat. Tijdschr. v. Nederl. Indie, Bd. L, pe 1890 . W. S. Aurivicrvs. Eine Anguillulide aus der Schnee- pe Spitzbergens. mit einer Tafel. Rihang till k. Svenska Vet-Akad. Handlingar, Bd. 8, No. 11. Stockholm, 1883, 58°. A. Winn. Om Cirkulationens och Digestionens Organer hos Annelider af Familierna Ampharetidae, Terebelli- dae och Amphictenidae. 6 Tall. Uit: k. Svenska Vet-Akad. Handlingar, Bd. 21, No. 7. Stockholm, 1885, 4°. Sponcrar, Protozoa (Gs). K. Frisreor. Bidrag till Kännedomen om de vid Sve- riges Vestra Kust lefvande Spongiae. (Met 4 platen). Uit: k. Svenska Vet-Akad. flandlingar, Bdt. 21, No. 6. Stockholm, 1885, 4°. XIV MisceLLANEA Zoöroeica (Gr). 68 J. Brurcunorsr, Die Biologische Meeresstation in Bergen. Bergen, 1891. Mepiscur VAKKEN (H). 80 Geneeskundig Tijdschrift voor Nederl. Indie. Uitgegeven door de Geneesk, Vereeniging in Nederl. Indie, DL. XXXL Batavia, 1891. 85b Mémoires couronnés et autres mémoires, publiés gar PAcadémie Royale de Médécine de Belgique. Collection en 8°, Tome X, fascic. 4. Bruxelles, 1891. 521 Mitteilungen aus der Medicinischen Facultät der Kaiserl. Japanischen Universität. Bd. TL. No. 4. Tokyo, 1890. 522 Tuberculosis. Reprints of three Editorials regarding Priority in demonstrating the toxic effect of matter accompanying the Tubercle Bacillas and its nidus. [Uitgegeven door: the Bacteriological Laboratory, Academy of Natural Sciences of Philadelphia U. S. A.) 1891. 323 C. L. var per Bure. De geschiktheid van tropische hooglanden tot vestiging van Europeanen. Sep. afdr. van het Nelerl, Milit. Geneesk, Archief, Jrg. 1891, afl. 3. 1891. GESCHRIFTEN VAN ASADEMIES EN GENOOTSCHAPPEN, TIJDSCHRIFTEN MET GEMENGDEN INHOUD (1). NeperLanpscr-Inptê (Ta). la Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Deel XLV [2° en 3° Stuk}, Deel XLVI, 1891 [met 1 kaart). Batavia, 1891. 16 Notulen van de algemeene en bestuurs-vergaderingen van het Bat. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Deel 28, afl. [IL en IV, Deel 29, aft. [—IIL. Batavia, 1890. XV Sa Tijdschrift van het Koninkl. Instituut van Ingenieurs. Ald. Nederl. Indië, 1889—1890. Batavia, 1891. 8 Veeartsenijkundige bladen voor Nederlandsch Indie. Deel V, aflev. 3. 4. Batavia, 1891. Nepervanp (Ip). 5 Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Afd. Natuurkunde. 98° Reeks, Deel 7, stuk 3; Deel 8, stuk 2, 3. Amsterdam, 1890, 1891. 5a Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Afd. Letterkunde. 8% Reeks, Deel 6, stuk 3; Deel 7, stuk 1 en 2. Amsterdam, À Ï Verhandelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Afd. Natuurkunde. Deel 28. Amsterdam, 1891. Verhandelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, Afd. Letterkunde. Deel 19. Amsterdam, 1891. Jaarboek van de Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam voor 1889. _— Amsterdam, 1891. Nieuwe Verhandelingen van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam. 2% Reeks, 3% Deel, 3* stuk. Rotterdam, 1890. Archives Néerlandaises des sciences exactes el naturelles. publiées par la Soc. Holl, de Sciences-à Harlem. Tome XXIV, Livr. 4, 5; Tome XXV, Livr. 1-4. Harlem, 1891. Provinciaal Utrechtsch Genootschap” van Kunsten en Wetenschappen. Verslag der Alg. Vergadering van 2 Juli 1890, Aanteekeningen van het verhandelde in de Sectievergaderingen. Utrecht, 1891, Tijdschrift van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. 1890-1891, 1°° Afl. 1 en 2; 2* Afl. 2; 3 Afl. 1 en 2; 4* Afl. len 2; 5* Afl. 1 en 2; Algemeen teke Register 1891 —1592, Afl. 1, 2. ’s Gravenhage, 18911 E En kend Ss oo © mem me É _— Go te Ln | Ss Kann ame XVI Archives du Musée Teyler. Ser. II, Vol. III, Pt. 5 et 6. Harlem, 1890. Album der Natuur. 1891; All. 1-12; 1892 Afl. 1—3. Haarlem, 1891. Indisch Genootschap. Algemeene Vergaderingen, Sept. Oct. Nov. 1890; Jan. Maart, Mei, Nov. Dec. 1891; Nota's bl. 141—174. ’s Gravenhage, 1690/91. Annales de école polytechnique de Delft. Tome VI, 1890, 1, 2 Livr.; Tome Vil, 1891, 11° Livr. Leide, 1890 — 1891. Maatschappij ter bevordering van het natuurkundig onderzoek der Nederlandsche Kolonien. Bulletin No. 3. L. Serrurier. De Pionier. Wandleiding voor het verzamelen en waarnemen op Natuurkundig gebied, inzonderheid in tropische gewesten. Uitgegeven met voor- kennis van de commissie ter bevordering van het natuurkundig onderzoek der Nederlandsche Kolonien. Leiden, 1891. 8’. Berre EN Luxemgure (le). Bulletins de PAecadémie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. dme Sér. T. XVIL--XXI, 188991. Catalogue de la bibliothèque, IL Part, Sme fasc. Bruxelles, 1890. Mémoires couronnés et autres mémoires, publiés par PAcadémie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. Collection in 8°, Tome XLIII, XLIV, XLV. Bruxelles, 1889, Annuaire de l'Académie royale de Belgique. 18901891, Bruxelles. Mémoires couronnés et mémoires des savants étrangers. Publiés par l'Académie royale de Belgique. Tome L, LI, 1889—90. Bruxelles. Publications de PInstitut-Royal Grand-Ducal de Lux- embourg. [Section des sciences naturelles et mathématiques), T. XXI. Luxem- bourg, 1891 hed _— te 1 sE St ier) zo ker ti it XVII Noorp-DurrscnranD (lp). Sitzungsberichte der Königlich Preussischen Akademie der Wissenschaften zu Berlin. Jahrg. 1890, No. 20-—53; Jahrg. 1891, No. 1—40. Berlin. Physikalische Abhandlangen der Kön. Akademie der Wissenschaften zu Berlin. Aus dem Jahre 1889—90. Berlin. Abhandlungen der Königl. Gesellschaft der Wissenschaf- ten zu Göttingen. Bd. 36 von den Jahren 1889—90. Göttingen, 1890. Königliche Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen, Nachrichten aus dem Jahre 1890. No. 1—16. Göttingen, 1890. Göttingische gelehrte Anzeigen. 1890, Bd. [ u. IL. Göttingen, 1890. Abhandlungen der Senckenbergischen naturforschenden Gesellschaft. Bd. 16, Heft 2—4. Frankfurt a. M. 1690—91. Bericht über die Senckenbergische naturforschende Gesellschaft in Frankfurt am Main. 1891. Mit 4 Tafeln. Frankfurt a. M. 1891. Verhandlungen der kais. Leop. Carol. Deutschen Aka- demie der Naturforscher. Bd. 54 [7 Tafeln). Halle, 1890. W. Ure. Geschichte der Kais. Leop. Carol. Deut- schen Akademie der Naturforscher während der Jahre 1882—1887. Halle, 1889. Lroroupina. Amtliches Organ der Kais. Leop. Carol. Deutschen Akademie der Naturforscher. Jahrg. 1889, Ulft. 25; Jahrg. 1890, Hft. 26. Halle, 1891. C. F. Zicken. Das Vorkommen der natürlichen Kohlenwasserstoff und der anderen Erdgase. Beilage zur Leopoldina. Halle, 1890. de) _— _l 9) > XVIII Archiv für Naturgeschichte. Gegründet von Wiramann, herausgegeben von F. HuGENDORFF, Berlin, 1391. Jhrg. 54, Bd. II, Hit. 2 u. 3; Bd. II, Hft. 1 Jhrg. 57, Bd. 1, Ht. 1-3. Annalen der Physik und Chemie. Herausg. von G. WiepemanN, Bd. XLI (4), XLII, XLIII, XLIV. Leipzig, 1891, Beiblätter zu den Annalen der Physik und Chemie. Bd. XIV (11, 12), XV (111). Leipzig, 1891. Jenaische Zeitschrift fûr Naturwissenschaft. Bd. XXV, XXVI, 1 u. 2. Jena, 1890. Schriften der Physikalisch-Oekonomischen Gesellschaft zu Königsberg in Pr. 31” Jahrgang, Jubiläumsband 1890. Königsberg, 1891. 6 Jahresbericht des Vereins für Naturwissenschaft zu Braunschweig. Für die Vereinsjahre 1887/88 und 1888/89. Braunschweig, 1891. XXXVI und XXXVII Bericht des Vereins für Natur- — kunde zu Kassel, 5 über die Vereinsjahre 1889 und 1890. Kassel, 1891. Abhandlungen herausgegeben vom Naturwissenschaft- lichen Verein zu Bremen, Bd. XIL, Hft. 1. Bremen, 1891. Verhandlungen des Vereins fr naturwissenschaftliche Unterhaltung zu Hamburg. 1886—1890, Bd. VIL mit 2 Karten. Hamburg, 1891 5 Sitzungsberichte der Naturforschenden Gesellschaft zu Leipzig. | a I5ter u. 16ter Jhrg. 1888/89, 1890 [bis Februar). Leipzig, 1890. E Jahrbücher des Nassauischen ee far Naturkunde. Jahrg. 43, 44. Wiesbaden, 1890, 1 4 Oberhessische Gesellschaft für bn und Heilkunde. 27ter Bericht. Giessen, 1890. B Monatliche Mittheilungen aus dem Gesammtgebieteder _ Naturwissenschaft. d Organ d. Naturw. Ver. d. Reg. Bez. Frankfurt, 7 Jahrg. No. 12; — XIX 8 Jhrg.; 9 Jhrg. 1-6. Societatum Litterae, 4 Jhrg. No. 1-3, 112; 5 Jhrg. No. 1—8. Frankfurt, 1890—91 Zuip-DurrsenLanD, OosTeNRIJK, ZWITSERLAND (Ie). 1 _K. Bayerische Akademie der Wissenschaften, Abhand- lungen der Math. Phys. Classe. Bd. XVIL, Abth. IL; Festrede von M_ vox Perrexkorer, München, 1890. la Sitzungsberichte der mathem. physikal. Classe der K. bayrischen Akademie der Wissenschaften zu München, 1889, Hft. III; 1899, Hft. 1—IV. München. le K. bayerische Akademie der Wissenschaften, Almanack. Für das Jahr 1890. München. 2 Sitzungsberichte der Physikalisch-Medicinischen Societät in Erlangen. Hft. 23, 1891. München, 1891. 5 _Biologisches -Centralblatt. Herausgegeben von Dr. J. Rosenrnar unter Mitwirkung von Dr. M. Reess und Dr. L. Senenka, Bd. XL Leipzig, 1891. 5 Jahreshefte des Vereins für vaterländische Naturkunde in Württemberg. Jahrg 46-—47. Stuttgart, 1890, 1891. 7_Sitzungsberichte der kais. Akademie der Wissenschaften, Math. Naturw. Klasse, Abth. I. Bd. XCVIII, Hit. IV—X, Jhrg. 1889; Bd. XCIX, Jhrg. 1890. 7a albe Anth. Ha. Bd. XCVIIL, Ht. IV—X, Jhrg. 1889; Bd. XCIX, Jhrg. 1890. Wien. Idem, Abth. 115. Bd. XCVIII, Hft. VX, Jhrg. 1889; Bd. XCIX, Jhrg. 1890. Wien. ek Bd. XCVIIL, Hit. VX, Jhrg. 1889; Bd. XCIX, Jhrg. 1890. Wien. 8 re der kas Akademie der Wissenschaften. Jhrg. 40. Wien, 1890. 9 _Denkschriften der kais. Akademie der Wissenschaften, Mathem. Naturw. Klasse. Bd. LVI, LVIL. Wien, 1889, 1890. 1 ke) ler) © XX Verhandlungen der k. k. Zoöl. Bot. Gesellschaft in Wien. Jahrg. 1890, Bd. XL (3. 4): Jhrg. 1891, Bd. XLI. Wien. Gewerbeschule zu Bistritz. XVI Jahresbericht. 1890. Jahresbericht der kön. Böhmischen Gesellschaft der Wissenschaften. F. d. Jahr. 1889—1890, Prag, 1890-—91. Sitzungsberichte der kön. Böhmischen Gesellschaft der Wissenschaften, Math. ge Klasse. 1889 11; 1890 1, IL. Prag, 18909 Abhandlungen d. Kóön. dae Gesellschaft der Wissenschaften, Math. Naturw. Klasse. VIL Folge, 3 Bd, Prag, 1890. ’ Spisüv poctenych jubilejui Genon Královské Ceské Spolecnosti Nauk V Praze. Úislo II, IV. Praze, 1890. Mémoires de la Société de Physique et d'Histoire naturelle de Genève. Tome XXXI, Ie partie. Genève, 1890—91. Atti della Società elvetica delle scienze naturali adunata in Lugano. 1889, 72e Sessione. Lugano, 1890. Verhandlungen der Naturforschenden Gesellschaft in Basel. Bd. IX, Helft 1. Basel, 1890. Annalen des k. k. naturhistorischen Hofmuseums. Redigirt von Dr. Fraxs Rurrer vor Haurr. Bd, V, No, 1-4. Wien, 1890. (Bd. IV ontbreekt }. NoorweGEN, ZWEDEN, DENEMARKEN (Ir.) Forhaudlingar i Videnskabs Selskabet i Christiania. 1889, No. 1—12; 1890, No. 1—7; Oversigt over Vid, Selsk. Möder í 18891890. Christiania, 189091. Det Kgl. Danske Videnskabernes Selskabs Skrifter. _ Naturv. og math. Afd., Gte Raekke, Bd. V, No. 3; Bd. VI, No. 1-2; Vv —2. Kjöbenhavn, 1889-—90. Ned Ee nd ME De > naad or End 5 and il XXI Oversigt. over det Kong. Danske Videnskabernes Sels- kabs Forhandlinger. [ Aaret 1889 No. 3, Idem 1890. Kjöbenhavn. Videnskabelige meddelelser fra den _naturhistorisk Forening i Kjöbenhavn. For Aaret 1890. Kjöbenhavn, 1891. Den Norske Nordhavs-Expedition 1876—!878. XX, Zoölogi, Pycnogonidea, ved G. O. Sans. Christiania, 1891. Stavanger Museum, Aarsberetning for 1890. Bergens Museums Aarsberetning for 1890. Bergen, 1891. ExerLanD (Ie). Proceedings of the Royal Society of London. Vol. 45, No. 276-278. London, 1889. The Journal of the Linnean Society. Botany, Vol. XXV [171 —172), XXVI [173—175), XXVII (181-188), XXVIII [189—193); Zoology, Vol. XII [58—59), XN [122—125), XXI [133—135), XXIII (141147); Proceedings, Nov. 1887—June 1888: List, 1890-—91. London, 1886—1 The Transactions of the Linnean Society of London, Vol. XXL (2), Vol. XXIX (3). Vol. XXX [2-3]. 2nd. Series Botany, Vol. f {13, Vol. III (2-3); Zoology, Vol. 1 [1), Vol. V [17]. London, 1888—1890 Proceedings of the wont Physical Society. Session 1889-1890. Edinburgh, 1891. Memoirs and Proceedings of the Manchester Literary and Philosophical Society. Vol. 3, Vol. 4. Manchester, 1890— Proceedings and Transactions ot the Liverpool Biological Society. Vol. V, 1890—91. Liverpool, 1 Proceedings of the Royal pie of Edinburgh. Vol. XV, XVI (1887/89). XVII (1889/90). Edinburgh, 1889, 1890, 1891. The scientific Proceedings of the Royal Dublin Society. Vol. IV [N. SJ 179), V (1-6) Dublin, 188587. a > ee ao hd) Ld _l ed Kan Feuille des jeunes naturalistes. XXII The scientific Transactions of the Royal Dublin Society. Vol. HIL (Ser. II) No. VIJ—XII, Dublin, 1885-—87. FRANKRIJK (lr). Comptes rendus hebdomadaires des séances de l'Aca- démie des science Tome CXI No. 13-26, can, CXIII. Paris, 1890 —91. Annales de Chimie et de Physique. Par BenrueLor, Pasteun, FriepeL, Mascarr. 6° ser. T. XXI, XXII, XXII, XXIV. Paris, 1890—91 Société Linnéenne du Nord de la France, Bulletin. T. IX, No. 199—210; T. X, No. 211-—222. Amiens, 1889-—90, Société des Sciences physiques et naturelles de Bor- deaux, Mémoires. 3e Serie T. V, 2. Appendice: Observations pluviométriques el thermométriques 1889—90. Bordeaux, 1890. Sociëté académique Indo-Chinoise de France, Bulletin. 2e Série, T. III, Années 1884—90. Paris, 1890. 21° Année No. 243—253. Paris, 1891. Feuille des jeunes naturalistes, Catalogue de la Biblio- théque. No. 10—13. Paris, 1891. Revue biologique du Nord de la France. En Publiée par Barrois, Ilaurez, Moniez, 3° année No. 312, # année No. 1—4. Lille, 1891 3 Bulletin de la Société d'études scientifiques de Paris. 13° année 1890, 2° Sem. 2° Partie. Paris, 1891. Bulletin de la Société d’étude des Sciences naturelles de Béziers. ‚f Compte rendu des Séances, Vol. XI et XII (1888 et 1889). Béziers, 1889. Bulletin scientifique de la France et de la Bel ique. Publié par A. Giaro, Tome XXIII, 2° partie. Paris, 1891. Il kde) _ S be te 5 [eid or a le 2} ol 5 de) XXII Spanse, Portucar, [rauië (Ik). Alti della Academia dei Lincei. Anno 1890, Vol. VI [5—12), Vol. Vil 1° Semestre, Vol. VII 2e Sem. Fasc. 1—11. Roma, 1891. Cosmos, Comunicazioni etc. del Prof. Guipo Cora. Vol. X [V-—X). Torino, 1891. Alti del Museo Civico di Storia naturale di Trieste. Vol. Vlil. Trieste, 1850. RusLanp (Ir). Mémoires de l'Académie Impériale des Sciences de St. Pétersbourg. Vil Sér. Tome XXXVII (No. 6—13), T. XXXVII (No. 1-3). St. Pétersbourg, 1890. Mélanges physiques el chimiques tirés du Bulletin de PAcadémie Impériale des Sciences de St. Pétersbourg. Tome XIII, Livr. 1. St. Pétersbourg, 1890. 8 Sitzungsberichte der Naturforscher-Gesellschaft bei der Universität Dorpat. Bd. IX, Hit. 2, 1890. Dorpat, 1890. Schriften, herausgegeben von der Naturforschenden Gesellschaft in Dorpat. No. VI, 1890. _Dorpat, 1890. Mémoires de la Société des Naturalistes de la Nouvelle - Russie (Odessa). Tome XI, Tome XIII, Tome XV [Len II), Tome XVII). Odessa, 1890. Noorn-Auerika (u). Proceedings of the Academy of Natural Sciences of Philadelphia. 1890 Part 1, Il, Ill; 1891 Pt. 1, I. Philadelphia, 1890/91. Proceedings of the Boston Society of Natural History. Vol. XXIV Pt. II, IV; Vol. XV Pt. f, II. Boston, 1891. Memoirs of the Boston Society of Natural History. Vol. IV No. VIL-IX. Boston, 1890. ad ad me l _— er) jm oo ed Sed Ld et ed ad or ld Gl XXIV Proceedings of the American Academy of Arts and — Sciences. | Whole Series, Vol. XXIV, XXV. Boston, 1889;90. Annals of the. New-York Academy of Seiences. Vol. V No. 1--8, Extra Nos. 1, 2, 3; Vol. IV; Index. New-York, 1889/90. Transactions of the New-York Academy of Sciences, 1889/90, Vol. IX [1—8). New-York, 1890, Transactions of the Wisconsin Academy of Sciences, Arts and Letters. Vol. VII, 18831887. Madison, 1889. Transactions of the Connecticut Academy of Arts and Sciences. Vol. VII Pt. 1. New-llaven, 1890. Smithsonian Contributions to Knowledge. Vol. XXVI, Vol. XXVII Pt. 1. Washington, 1890/91. Smithsonian Miscellaneous Collections. Vol. XXXIV No. 1—6, 1890. Washington, 1890. Annual Report of the Smithsonian Institution. For the year 1886, I, II; 1887, 1, Il; 1888 1, Il; 1889, L. Wash- ington, 1888— 1890. Proceedings of the American Association for the Ad- vancement of Science. Vol. 38, 39. Salem, 1889/90. Proceedings of the California Academy of Sciences. 2nd Series, Vol. II, 1889. San Francisco, 1890. Oeccasional Papers of the California Academy of Sciences, len II. San Francisco, 1890. i The American Anthropologist, publ. by the Anthro- pological Society of Washington. Vol. HIT No. 2—4, Vol, IV. Washington, 1890/91. a The Journal of Comparative Medecine and Veterinary Archives. 5 pe by W. A. Conkuis. Vol. XI (1--2), XII (1—10). New-York, 8 k micha and natural-history Survey of Canada, a Contributions to Canadian Palaeontology. i Vol. 1, Pt._1IT;7 Vol. III, 1891. Montreal} 1891. ot lt E S= Eed te de Ed Ed hd Ed ll le 2} le) & Raad XXV Bulletin of the United States National Museum, pu- blished by the Smithsonian Institution. No. 38. Washington, 1890. U. S. Department of Agriculture, North American Fauna. No. 3—5. Washington, 1890, 1891 U. S, Department of Agriculture, Report of the Secre- tary of Agriculture. 1890. Wasbington, 1890. Proceedings of the United States National Museum, published by the Smithsonian Institution. Vol. XII, 1889; Vol. XIII, 1890. Washington, 1890—1891. Memoirs of the National Academy of Sciences. Vol. IL, HI. Washington, 1884—1886. Bulletin of the Minnesota Academy of Natural Sciences. Vol. II [No. 1], 18831886. Minneapolis, 1889. Annual Report of the Curator of the Museum of American Archaeology. Vol. 1, No. 1. Philadelphia, 1890. Transactions of the Meriden Scientific Association. Vol. IV. Meriden Conn., 1889—1890 Proceedings of the Rochester Academy of Science. Vol. 1, Brochure [, Rochester N. Y. 1890 Zuim-Amerika (Is). Verhandlungen des deutschen wissenschaftlichen Vereins zu Santiago. Bd. IL, Hft. 1, 2. Santiago, 1889/90. Revista Argentina de Historia Natural por Fronentws AMeEGHINO. Tomo 1. Entrega 1, 2, 3, 5, 6. Bueros Aires, 1891. Archivos do Museu nacional do Rio de Janeiro. Vol. Vil, 1887. Rio de Janeiro, 1890. LapisLáv Netro. Le Museum National de Rio de Janeiro, Paris, 1889. Azië, Austrauië (lo). Journal of the Asiatic Society of Bengal. _ he | Dd or: ler) oo Dd en _ _ 2 oo ler) dend ü XXVI Vol. LVIIE {Pt. II, No. VJ, Vol. LIX [Pt II, No. IL-—V, Suppl. No. 2), ° Vol. LX [Pt. II, No. IJ. Calcutta, 1890. Proceedings of the Asiatic Society of Bengal. 1890 No. IV—X, 1891 No. 1—V. Calcutta, 1890. Mittheilungen der Deutschen Gesellschaft für Natur- und Völkerkunde Ost-Asiens in Tokio. Heft 45, 45. Yokohama, 1891. Transactions of the seismological Society of Japan. Vol. XV. Yokohama. 1890. / Transactions and Proceedings of the New-Zealand Insti- tute. 1885 Vol. XVIII; Index Vol. L—XVII; 1890 Vol. XXII Wel- lington, 1886—1891 Colonial Museum and Geological Survey of New Zealand. Twenty-fifth annual Report, 1891 [ontbreken 21-24). New Zealand, 1891. Proceedings of the Linnean Society of New South Wales. Ser. 2, Vol. V, Pt. 2, 3, 4 [ontbreekt Pt. 1). Sydney, 1890/91. Royal Society of South-Australia, Transactions, incl. Proceedings and Reports. Vol. XIII, Pt. 2; Vol. XIV, Pt. 1. Adelaide, 1890. Journal and Proceedings of the royal Society of New South Wales. Vol. XXIII, II) 1889, Vol. XXIV (LI). Sydney, 1890. HISTORIE (K). Dagh-Register gehouden in ’t Casteel Batavia. Anno 1663, Uitg. d. h. Bataviaasch Genootschap v. K. en W… onder toezicht van Mr. J. A. v. p. Cuvs. Batavia, 1891. BIOGRAPHIE (L). Het Jubileum van Professor F. C. Doxpens gevierd le Utrecht in Mei 1888. Utrecht, 1889. F. C. Donpens. Rede uitgesproken te Utrecht op 28 Mei 1888. Ter gelegenheid van de aanbieding van de oorkonde der Donders- stichting [Separaat uit L. 69). Utrecht, 1889. PA Mr RT ble: Ee } 5 len eN 0 OR EA EE er NE A eK En TUN ld Go Cy E eed lt les} XXVII GEOGRAPHIE [M). IV Jahresbericht der Geographischen Gesellschaft zu Greifswald. 1889—90. Greifswald, 1891. Tijdschrift van het Kon. Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam. 2° Ser. DL. VIT [4—5), DI. VIIL. Amsterdam. 1890. W. F. Versrree. Het wetenschappelijk onderzoek in de Nederlandsche kolonien. [Overdr. wit Tijdschr. v. h. K‚ Ned. Aardrijksk. Gen. Jaarg. 1891 |. Jabresbericht des Frankfurter Vereins fûr Geographie und Statistik. 53" u. 54 Jahre. 1888—1890. Frankfurt a. M. 1890. Mittheilungen der k. k. Geographischen Gesellschaft in ien. 1890, Bd. XXXIIL. Wien, 1891. Proceedings and Transactions of the Queensland Branch of the Royal Geographical Society of Australasia. 6th Session 1890—91, Vol. XI, Pt. IL. Brisbane, 1891. Boletin del Instituto geografico Argentino. Tomo XI, Cuadernos X, XI, XII; Tomo XII, Cuadernos 1—VI Buenos Aires, 1891. ETHNOGRAPHIE EN REIZEN [N). Bijdragen tot de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlandsch Indië. Uitgeg. door het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volken- kunde van Ned. Indië, 5de Volgreeks DI. 6. Afl. 1—4. 'sGraven- hage, 1891 | Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde. Uitgegeven door het Bat. Gen. v. Kunsten en Wetenschappen, Deel XXXIV (36). Batavia en ’s Hage, 1 Sh and 6 Annual Report of the Buidn of Ethnology to the Smithsonian Institution. 1883— 1885. Washington, 1887/88. 185a Bureau of Ethnology ; Smithsonian Tustitution. 229 _l = XXVIII C. Tromas. The circular, square and octogondl EKarthworks of Ohio, 1889. J. G. Pirie. Bibliography of the Muskhogean Languages, 1889. J. C. Pirrins. Bibliography of the lroquoian Lan- guages, 1889. C. Tromas. The Problem of Ohio mounds, 1889. W. H. Hormes. Textile fabrics of Ancient Peru, 1889. J. Jacoss en J. J. Meyer. De Badoej's. Uitgeg. door het Kon. Instit v. Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned. Indië. ’s Gravenhage, 1891. L. Sernunien. Uittreksel uit het Verslag van den Directeur van ’s Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, 1890. J. W. IJzerman. Beschrijving der oudheden nabij de grens der residenties Soerakarta en Djogdjakarta, [4°) met Atlas [folio], uitgegeven door het Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen. Batavia, 1891. TECHNOLOGIE (0). Tijdschrift voor Nijverheid en Landbouw in Neder- landsch Indië. Uitg. door de Nederl. Ind. Mij. van Nijv. en Landb. Deel 4l, 1891. . [3-4] Deel 42, Deel 43. Batavia, 18°0— E ind 82 Tijdschrift, orgaan der Nederlandsche Maatschappij! ter bevordering van Nijverheid. Jaarg. 1890 No, 13, Jaarg. 1891. ’s Gravenhage, 1891. en En EED De Ne OEE A Di Mr. N. P. van pen Bere. Regeling der verhouding tus- — schen Werkgevers en Arbeiders in Nederlandsch Indie. Voordracht. Amsterdam, 1890. MISCELLANEA {P). J. A. vaN per Cuns. Nederlandseh-Indisch Plakaatboek _ 1602-1811. Deel VUL, IX, 1765—1775. Batavia, 1890. 112 15 ken, 27 li 29 md 29 be 295 XXIX Twee en dertigste Jaarlijksch Verslag van het Lees- kabinet te Rotterdam, 1891. Koloniaal Verslag. 1890 met Bijlagen, Idem 1891 met Bijlagen A No. [IX No. 3. 's Gravenhage, 1891. Car. Huyeens. Oeuvres Complètes. Publiées par la Société Hollandaise des Sciences, Tome lll, Corres- pondance 1660—61. la Haye, 1890. Catalogue of the Chinese imperial maritime Customs Collection. International Exhibition Philadelphia 1876. Shangai, 1876. Observations des phénomènes périodiques des plantes et des animaux pendant 1861 et 1862. Extr. T. XXXV des Mém. de l'Académie royale Belge. W. Erour van Soererwoupe. De Opium-vloek op Java. Uitgegeven door den Anti-opiumbond. ’s Gravenhage, 1890. Australian Museum, Report of trustees. For the year 1889. New South Wales, 1890. M. L. var Deverter. Het Nederlandsche Gezag over Java en Onderhoorigheden sedert 1811. Deel [ [1811—1820). ’s Gravenhage, 1891. NATUURWETENSCHAPPELIJKE WERKEN MET GEMENGDEN INHOUD (R. 78 82 Unser Wissen von der Erde. Allgemeine Erdkunde und Länderkunde von Europa, IL Bd. 2ter Teil, Lf. 132151. Wien, Prag, Leipzig, 1891—1892. Joseeu Herry. Scientific Writings. 2 Vol. Publ. by the Smithsonian Institution. Washington, 1886, NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH-INDLE, KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING k de 3 NEDERLANDSCH-INDIË, Dr. EI. ONNEN. DEEL LI. Tweede Aflevering. en NEGENDE SERIE. BEREK Adovorlag & ___BATAVIA ex NOORDWIJK, | ’sGRAVENNAGE, HET „SNEEUWGEBERGTE" OP NIEUW-GUINEA. DOOR A. J. TEN BRINK. Het zal wel geen betoog behoeven, dat de aardrijkskunde, die eene halve eeuw geleden niet veel meer dan eene kennis van plaatsnamen was en op zijn hoogst als hulpwetenschap van de geschiedenis eenig aanzien genoot, in den laatsten tijd door breedere opvatting een onderdeel der natuurkundige we- tenschap geworden is. Om deze reden is het ook, dat ik thans voor een oogenblik uwe aandacht vraag voor een zuiver aardrijkskundig onderwerp. Daar het evenwel een land betreft , at zich voor het grootste gedeelte nog in den natuurstaat bevindt en waarbij voorloopig de natuur-onderzoeker nog het meeste belang heeft, vlei ik mij, dat de te behandelen stof in deze vergadering niet onwelkom zal zijn. Het eiland Nieuw-Guinea mag voor het grootste eiland der aarde gehouden worden, daar het waarschijnlijk Borneo een weinig in grootte overtreft, terwijl het nog grootendeels onbe- kende Groenland liever tot de vaste landen gerekend moet worden. Reeds gedurende meer dan twee eeuwen zijn de kusten van dit uitgestrekte eiland om verschillende redenen door Nederlandsche schepen bezocht en nog altijd kennen wij niet veel meer dan die kust zelve. En ook deze kennis is hoogst onvoldoende, daar er op dit gebied nog zeer veel te onderzoeken valt. Gebrek aan belangstelling mag niet als de reden daarvan worden opgegeven, zoodat het van zelven in het oog valt, dat er zeer groote bezwaren moeten bestaan, die ons verhinderden tot eene eenigszins volledige kennis van dit land te geraken. h 42 Nieuw-Guinea sluit zich bijna onmiddellijk aan de oostelijkste | eilanden van onzen archipel aan en strekt zich vervolgens over meer dan 20 lengtegraden van het N. W. naar het Z. 0. uit, terwijl de grootste breedte ongeveer 10° bedraagt. Wan- neer wij de afbeelding van dit uitgestrekte land op de kaart beschouwen, zien wij onmiddellijk, dat het binnenland op Ek ANT gen enkele uitzonderingen na nog zoo goed als geheel onbekend is. Alleen wordt de groote wille plek, die het binnenland van het door ons geannexeerde gedeelte voorstelt, gebroken door de voorstelling van eene lange bergreeks, die bij de Friton-baai met den 750 meter hoogen Lamantsjerie begint en zich in oostelijke richting uitstrekt. Het eerste gedeelte draagt den naam van Charles-Louis-bergen terwijl men het oostelijkste gedeelte het »Sneeuwgebergte” noemt. De vermoedelijke hoogte van het eerste gebergte wordt op 2700 en die van het laatste op 5000 meter geschat. Menemoet echter in het oog houden, dat alleen de uitlooper van dit gebergte, de Lamantsgerie, beklommen is, terwijl het eigenlijke Charles-Louis-gebergte slechts van uit de verte aanschouwd is. Van den Lamantsjerie uit valt evenwel niets van het hoogere zoogenaamde Sneeuw gebergte te zien. Het bestaan van dit gebergte wordt eerst vermeld in het reisverhaal van den Banda’schen vrijburger Jan Carstensz, die in het jaar 1625 langs de zuidwestkust van Nieuw-Guinea voer en op 5°14' Z, B. op verren afstand van de kust sneeuwbergen zag. Meer dan twee honderd jaren zijn er echter voorbijgegaan zonder dat een der schepen, die langs deze kust voeren, iets van een sneeuwgebergte te zien kreeg. Langzamerhand begon men dus aan het verhaal van Carsrexsz te twijfelen en hoewel het zoogenaamde sneeuwge- bergte nog op de kaarten geteekend bleef, werd het door de _ meesten voor een draak gehouden. Het was aan onzen tijd _ voorbehouden om den ouden Carsrensz weder in eere te her- stellen. Den Aten Januari 1881 stoomde Z. M. schroefstoomschip_ 4de klasse Batavia onder bevel van den luitenant ter zee 1% kl. M. A. Mepengacu op eene onderzoekingstocht langs de zuid-_ hd 45 westkust van Nieuw-Guinea. Aan boord bevond zich de heer J. vaN OrpenBoreu, destijds controleur, die zich door ver- scheidene reizen naar deze streken zeer verdienstelijk gemaakt heeft. Bij het omstoomen van Kaap Valsch op het Frederik- Hendrikseiland kreeg men toen onverwacht bij het opgaan der zon een prachtig gezicht op het sneeuwgebergte, waardoor duidelijk bleek, dat de berichten van Carsrensz op goeden grond steunden. Doch ook van andere zijden is in den laatsten tijd het geheimzinnige gebergte waarschijnlijk gezien. In Duitsch, Nieuw-Guinea ondernam de gunstig bekende Afrika- reiziger Huco Zöruuer eene expeditie naar het op eenigen afstand van de noordkust gelegen Finisterre-gebergte. Hij vertrok in October 1888 uit Conslantin-haven aan de Astrolahe-baai en beklom den hoogsten top van genoemd gebergte, waarbij hij eene hoogte van 2660 meter hoven de zee bereikte. Op deze hoogte ontdekte hij twee parallel loopende bergketens, die van de kust uit wegens het daarvoor liggende Finisterre-gebergte niet konden gezien worden. Dat beide ketens tot het hooggebergte behoorden, was bij het eerste gezicht duidelijk uit te maken. Het eerste gebergte, dat het minst hooge is, noemde hij Kraethe- gebergte en den hoogsten top daarvan naar zich zelven Zöller- berg. Het achterste gebergte noemde hij ter eere van Duitsch- land’s grootsten man het Bismarck-gebergte, terwijl hij aan vier der zich het hoogst verheffende toppen de namen van Otlo-, Herbert-, Walhelm- en Marien-berg gaf. Zörrer houdt den Otto-berg voor den hoogsten top van geheel Nieuw-Guinea, wat evenwel niet bewezen kan worden en zoo spoedig ook wel niet bewezen zal zijn. Bij het beschouwen dezer bergen bemerkten de hem begeleidende zwarten het eerst, dat de zadel tusschen de beide spitse toppen van den Otto-berg eene glinste- bend witte vlakte was, hetgeen in de hoogste mate hun ver- bazing opwekte. De beide metgezellen van ZöLLEr, Dr. Her wie En Wanten riepen daarop als om strijd uit: »Dat is sneeuw [” en, hoewel Zöruen de mogelijkheid eener vergissing niet wilde uitsluiten, moest hij toch na gedane waarneming mel den 44 verrekijker toegeven, dat het nauwelijks betwijfeld kon wor- den, of datgene, wat zij gezien hadden, was werkelijk sneeuw. Daar de lucht op dat oogenblik zeer helder was, kon de witte sneeuwvlakte door den verrekijker zelfs met groote duidelijkheid gezien worden. Hiermede overeenstemmende zijn ook de berichten van den Italiaanschen natuur-onderzoeker Lurar p'Argerris, die in het zuidelijke, door Queensland geannexeerde gedeelte van Nieuw: Guinea verscheidene reizen ondernam op de door M'FArLane ontdekte rivier de »Fly” en daarbij zeer diep in het binnen- land doordrong. Op den 17d%n Juni 1876 was n'Arsertis het einde zijner reis gevaderd, daar de »Fly” hoe langer hoe smaller werd en zijne stoomsloep zelfs op den steenachtigen _ bodem stootte. Hij moest dus wel terugkeeren, juist op het oogenblik, dat het zoo reikhalzend nagejaagde gebergte van het binnenland zich voor het eerst aan zijne blikken vertoonde. Met weemoed riep hij dan ook uit: »Eindelijk heb ik ze gezien, de bergen van het binnenland! Gelijk aan reuzen van ongelijke grootte verheffen zij zich de een boven den ander, trapsgewijze opklimmende van de rivier tot aan de hoofdketen, deze Papoesche Alpen, waarvan wij nog zoo ver verwijderd zijn! Wellicht nog tachtig kilometer of meer! Evenals Mozes op den Nebo aanschouw ik het beloofde land en evenmin als hij, zal ik het betreden.” Het mag dus na al deze binnen een kort tijdsverloop gedane ee waarnemingen wel niet meer betwijfeld worden, dat er wetr- kelijk in het binnenste van Nieuw-Guinea een machtig hoog- gebergte bestaat, dat zich tot de sneeuw-grens verheft. Dat dit eene hoogst gewichtige ontdekking voor de natuurkundige wetenschap is, zal zeker niemand betwijfelen. Maar ook om andere redenen acht ik deze zekerheid van groot RM NEE LE Jt ent Ga belang en ik wensch daarover thans het een en ander in het midden te brengen. Voor ik hiertoe overga, acht ik het echter noodzakelijk om met eenige korte trekken aan te toonen op welk een stand- 45 punt de kennis van Nieuw-Guinea zich thans bevindt, daar dit zal strekken tot betere waardeering van het gesprokene. Mochten er- misschien onder u zijn, die Nieuw-Guinea van meer nabij kennen dan ik, dan verzoek ik hun bij voorbaat deze mijne uitweiding ter wille van het doel te verschoonen. Van het zich in de lengte uitstrekkende eiland Nieuw-Guinea _ worden door eenige diep indringende baaien vrij groote schier- eilanden afgesneden. Het noordwestelijke en westelijke schier- eiland benevens de zuidwestkust tot aan t41° 0. L. werd bij regeeringsproclamatie van 24 Augustus 1828 door ons in bezit genomen, behoudens evenwel de rechten, welke de Sultan van Tidore op eenige distrikten zoude mogen hebben. Bij geheim besluit van 50 Juli 1848 werd later bepaald, dat het gebied van den Sultan van Tidore zich ook nog zou uitstrekken van Kaap de Goede Hoop aan de Noordkust tot aan Kaap Bonpland op 140°47’ 0. L. Ook de binnenlanden, welke westelijk van de lijn gelegen zijn, die Kaap Bonpland op de Noordkust met het punt, op 141° O. L. aan de Zuidkust gelegen, verbindt, werden onder deze inbezitneming begrepen. Op het zuidoostelijk schiereiland, dat door de golf van Papoea van het hoofdeiland wordt afgesneden, hadden de Australiërs zich reeds lang doen gelden en in 1885 nam Queensland eindelijk ait schiereiland benevens de zuidkust tot aan de Nederlandsche grens officieel in bezit. Het overblijvende gedeelte aan de Noordkust, waarop door niemand aanspraak gemaakt Werd, nam Duitschland eenigen tijd later als kroonkolonie in bezit, zoodat thans het geheele kustgebied van het eiland Onder drie Europeesche mogendheden verdeeld is. Waar de binnenlandsche grens is tusschen de Engelsche en Duitsche bezittingen kan ik niet met zekerheid zeggen, daar ik hier- Voor geene gegevens heb kunnen vinden. De inbezitneming door Nederland is eerst gevolgd, nadat men gedurende meer dan twee eeuwen een vrij druk scheepvaart- verkeer. met de kuststreken onderhouden had. Behalve han- delsondernemingen waren het voornamelijk hongi-tochten of 46 reizen ter bevestiging van het Tidoreesche gezag. Eigenlijke wetenschappelijke reizen komen gedurende den tijd der Com- pagnie niet voor. Toch werden de verschillende kuststreken en vaarwaters langzamerhand in kaart gebracht en ten slotte vrij nauwkeurig bekend. Herst na 1828 werden er onder ver- schillende Residenten en anbtenaren van Binnenlandsch Bestuur reizen gedaan, die behalve regeeringszaken ook wetenschap- pelijke onderzoekingen ten doel hadden. Toch strekten deze onderzoekingen zich niet veel verder dan tot de kuststreken uit. Dit laat zich gemakkelijk ver- klaren, daar het dieper binnendringen in het land met eene kustreis van beperkten tijdduur niet samen kan gaan. Pogingen om rivieren op te varen mislukten meestal door de ondiepten of de sterke branding aan den mond der rivieren. Tot nu toe is er dan ook geene enkele expeditie naar het binnenland van den kant der Regeering ondernomen. In geenen deele maak ik echter der Regeering hiervan een verwijt, want de bezwaren, aan zulk eene onderneming ver- bonden, zijn zoo groot en zoo menigvuldig, dat het zeer twijfelachtig is of de daarmede gepaard gaande opofferingen” wel met het nationaal belang in overeenstemming te brengen zijn. Eene blijvende vestiging van ons gezag is slechts eenmaal beproefd. Dit was de stichting van het fort du Bus op de lage kusten bij de Friton-baai. Dat deze poging een alleron- gunstigsten afloop had, kan niemand verwonderen, die eenigs- zins met het klimaat der kust van Nieuw-Guinea bekend is. Mogen dus de pogingen, om beter met het binnenland bekend Ee te worden, van onze zijde mislukt genoemd worden, des te verblijdender is het succes, dat door verscheidene, meest alleen 7 of met gering geleide reizende buitenlandsche natuuronder- — zoekers behaald is. Ik behoef slechts de namen van Warrace, von RosENBERG, — Dr. Beccarr, p'AuBertis, Miguucno Macuayv, Dr. A. B. Meyer, — Dr. Hueco Zörver, enz. te noemen, om deze bewering te staven. 47 Evenwel zijn er_van Nederlandsche zijde-ook vele verdienstelijke tochten ondernomen door de zendelingen, die sinds een twintig- tal jaren aan de kusten der Geelvinkbaai gevestigd zijn. Door de reizen van den Duitscher Dr. A. B. Meyer werd o. a. bewezen, dat de Geelvinkbaai niet met de Mac-Cluer-golf in verband staat, gelijk vermoed werd, maar dat zij door eene smalle landengte van elkander gescheiden zijn. Mok werd door hem het Arfak-gebergte aan de Noordkust onderzocht, waar men een top van 2500 meter besteeg. Doch het schitterendste succes is aan de reizen van den ltaliaanschen - natuuronderzoeker p’Arpertis, van wien ik reeds melding gemaakt heb, ten deel gevallen. Dit succes had hij voorna- melijk te danken aan de voorafgegane onderzoekingen van de Engelsche zendelingen Wiriram Macuay en M'Fanrane, die de moerassige, met eindelooze mangrove-wouden bedekte zuidkust bezocht en daar groote riviermonden en diep indringende kreeken ontdekt hadden. De Engelsche zendelingen hadden zich in den laatsten tijd op vele punten aan de golf van Papoea gevestigd en maakten voor hunne onderzoekingstochten gebruik van eene eigen stoomboot. Met deze stoomboot voer M’ForLane in 1875 naar de zuidkust, daar hij van de inboorlingen gehoord had, dat zich daar groote riviermonden bevonden. _ Eene daarvan was reeds vroeger door een Engelsch oorlog- schip, »Fly” geheeten in zijn benedenloop bevaren en werd daarom de »Fly” genoemd. Deze koos M'Fanranr tot het _doel zijner tochten, in de hoop om geschikte plaatsen voor het stichten van zendingsstations te vinden. Hij bevond op zijne reis, dat de bedoelde rivier aan hare uitwatering bijna anderhalf uur breed is en later nog breeder wordt. Op tien uren afstands van den mond was hare breedte zelfs moeielijk te bepalen. Ook bleek het hem, dat op sommige punten de oevers vrij dicht bevolkt waren, doch dat de rivier hier en daar vrij on- diep was. Evenwel kon hij zijne reis voortzetten tot op onge- veer 50 uur afstands van den mond. 48 Deze reis was door p'Arpenris mede gemaakt en daar M’Farzane zich niet gerechtigd achtte om de reis verder voort te zetten, rustte p'Arpertis niet, voor dat hij een nieuwen toch op de »>Fly” kon ondernemen. Hij was zoo gelukkig van de Regeering der kolonie Nieuw-Zuid-Wales eene stoomboot »Neva’” genaamd ter leen te ontvangen, terwijl bovendien eenige particulieren te Sydney eene som van f 6000 voor hem bijeenbrachten. Zijn voornemen was nu om de »Fly” zoover op te varen als de diepte het toeliet en vervolgens over land de bronnen op te zoeken. Dit geheele plan heeft hij, zooals wij reeds zagen, niet kunnen volvoeren, doch het gelukte hem niettemin om nog een afstand van 100 uur gaans boven het punt, dat M'Farraxe bereikt had, af te leggen. Het geheele door hem bevaren gedeelte der rivier bedraagt eene lengte van 800 kilometer, eene stroomlengte, welke nage: noeg met die van de Oder in Duitschland overeenkomt. Voor Nederland is het gewichtig, dat deze rivier op 7'/° Z. B. den 141ser meridiaan passeert en vervolgens tot dicht bij den 6îr breedtegraad op Nederlandsch gebied blijft stroomen, terwijl daarenboven eene linkerzijrivier, die men de Akce- rivier noemde en welke door p’Arperris over eene lengte van meer dan 13 uur bevaren werd, geheel binnen ons gebied valt. Wij zagen reeds, dat p’Argerrtis op het verste punt, dat hij aan de »Fly” bereikte, moest terugkeeren. Het plan, om de reis verder te land door te zetten, moest de onderne- mende reiziger opgeven, daar de houding der inboorlingen meest vijandig was en de bemanning der stoomboot bovendien voor het meerendeel ziek lag. Op het voetspoor van p’AuBertis ondernam de administrateur van Britsch Nieuw-Guinea, Dr. Wa. Macorraor in Januari 1890 op nieuw een tocht naar de »Fly-rivier”, waarbij hij niet alleen het verste punt van p'Auserris bereikte maar de reis nog verder vervolgde langs eene uit het Noorden komende zijrivier, die hij de »Palmer”” noemde en die hij tot nabij de Duitsche grenzen opvoer. Nadere bijzonderheden van deze reis 8 49 zijn mij echter nog niet bekend. Na het verlaten der » ly” ontdekte hij westelijk daarvan eene nieuwe rivier, die hij »Moreland-river” noemde. De mond dezer rivier ligt op 141°25’ 0. L. en dus bijna onmiddellijk bij de Nederlandsche grens. Hij bevoer deze rivier meerendeels op Nederlandsch gebied tol aan 81° Z. B, Zijne reis moet bovendien uit een natuur- historisch oogpunt zeer belangrijk geweest zijn. Dezelfde Mac-crreor heeft zich ook nog onderscheiden door het beklimmen van de twee hoogste bergen van het zuidoostelijk schiereiland” van Nieuw-Guinea. Deze reis, die op 27 April „ 1889 met eene rivier-vaart begon en vervolgens over land met groote bezwaren werd voortgezet, eindigde met de beklimming van den hoogsten top van het Owen-Stanley-gebergte. Dezen lop, juist 4000 meter hoog, noemde hij »Mount-Victoria.” Vervolgens besteeg hij nog den »Mount-Yule”, een vulkaan, die geïsoleerd ligt van de centraal-bergketen en die eene hoogte van 3550 meter bereikt. Omtrent de werkzaamheden der Duitschers in hun gebied heb ik reeds bij de vermelding van Dr. Zöurer’s beklimming van het Finisterre-gebergte het een en ander gezegd. Vóór Lötter had in 1886 Fnrmerr vor Scureiirz de Augusta-rivie® aan de Noordkust ontdekt en deze een belangrijk eind opgevaren. Ten gevolge hiervan werd in Maart 1890 de rivier door eene stoomboot, »Ottilie’” geheeten, twee dagen lang stroom- Opwaarts bevaren. Dit geschiedde, volgens mededeeling in de »Kölnische Zeitung” van 16 Augustus 1890, voor rekening eener Bremer maatschappij op Sumatra, welke voornemens is hier tabak-plantages aan te leggen. Het is evenwel nog niet be- kend geworden, of zij daarvoor geschikten grond hebben aan- getroffen. In den korten tijd, dat de Duitschers op de Noordkust verblijf houden hebben zij reeds vele tochten naar het binnen- land ondernomen en is het uiterlijk voorkomen der kust zeer veel veranderd. De berichten, welke van tijd tot tijd in de dagbladen de ronde doen, dat de Duitschers op Nieuw-Guinea ten gevolge 50 van het ongunstige klimaat reeds zoovele verliezen geleden hebben, dat zij er aan denken hunne nederzettingen op te geven, komen òf uit eene vijandige bron voort òf zijn ten minste zeer overdreven. Het spreekt wel van zelven, dat de Duitschers, die nog slechts zeer geringe ervaring hebben van de beste leefwijze in een tropisch klimaat, niet zonder gevaar aan de lage koraal kusten kunnen wonen, doch dit is eene zaak, die op den duur wel ten gunste veranderen zal. « Om zich een denkbeeld van de toestanden aan de Duitsche kust te kunnen vormen, wensch ik een korte aanhaling te doen uit het werk van Dr. Hvco Zörrer, gestiteld: » Duitsch Nieuw-Guinea en mijne beklimming van het Finisterre-gebergte”, uitgegeven te Stuttgart in 1891. Hij zegt daarin o. a. het volgende : » Wie zich van Keizer-Wilhelms-land naar Australische be- richten een denkbeeld wit vormen, zou een karikatuur-beeld verkrijgen, dat even weinig met de werkelijke toestanden overeenkomt als de voorstelling omtrent onze kroon-kolonie, die op de onbezonnen kritiek van ongeduldige en ontevreden ® koloniale ambtenaren berust. De door niemand ontkende schoonheid van het landschap is niet de eenige lichtzijde van Duitsch Nieuw-Guinea. Hiertoe behooren veeleer nog andere gunstige omstandigheden als b. v.: de reindheid en orde, die in de nederzettingen der blanken heerschen, de meerendeels vriend- schappelijke omgang van de kolonisten met de inboorlingen, de vruchtbaarheid van den bodem, het betrekkelijk gunstig klimaat, voldoende ankerplaatsen, de mogelijkheid om de noodige arbeidskrachten te verkrijgen, enz. „De bekoorlijkheid van schoon gebogen strandlijnen, de af- wisseling tusschen steile kusten, heuvelreeksen en kustvlakten, het uatuurlijk sieraad eener tropische plantenwereld, dit alles is in de beste overeenstemming met het werk van menschen- handen, als de goed onderhouden aanplantingen, de nette huizen, de goede wegen, welke de nederzettingen doorkruisen, EL AUS te Ei 4 ej Ie 2 51 en de sterk gebouwde bruggen, welke over rivier en beek gelegd zijn. In de tuinen groeien ananassen, boonen, krop- salade, wortels, augurken, radijzen en peterselie en op de aanplantingen taro, yams, mandiocca, aardappelen, tomaten en bovenal mais en tevens kokospalmen, bananen en papaya’s. ‚De tabaksvelden bij Hatzfeldhafen hebben (in 1890) 7750 kg. en bij Stephansort 8500 kg. bossen opgebracht, die op de Europeesche markt met 1, 5 tot 5 Mark betaald zijn. De katoenoogst in Konstantinhafen, Stephansort en Butaueng is zeer goed uitgevallen. Met koffie en cacao worden proeven genomen.” De noodige arbeidskrachten verschaft men zich daar hoofdzake- lijk van de naburige eilanden, daar de Papoes van Nieuw-Guinea zelve moeielijk tot dienstarbeid te bewegen zijn. Niettemin be- gint onder hen de lust daartoe toch toe te nemen. Overigens worden er ook Maleische en Chineesche koelies aangetroffen. Wat het klimaat betreft, geeft Zöuuer toe, dat er in den oOoslmoesson van 1891, die zich ook daar door aanhoudende droogte kenmerkte, elf beambten van de Nieuw-Guinea-compagnie Aan malaria gestorven zijn. Overigens is de warmte er niet buitengewoon. Volgens waarnemingen in Finschhafen zijn temperaturen boven 54°C. zeldzaam. Het gemiddelde maximum is 31° en minima van 20° komen niet zelden voor. Uit dit alles zien wij, dat het er nog ver vandaan is,om de Duitsche onderneming eene mislukte te noemen. Hebben wij nu gezien, dat buitenlandsche pioniers langza- merhand het onbekende gebied gaan doorkruisen en daarbij zeer merkwaardige ontdekkingen doen, niet minder gewichtig tijn de nasporen van de eigenlijke natuuronderzoekers, al strekten hunne tochten zich ook slechts uit tot op geringen afstand van de kust. De levendige ruilhandel, die de kustbewoners met die van het binnenland drijven, is oorzaak, dat de voortbreng- selen uit het planten- en dierenrijk, ja zelfs steenen, door ver- schillende natuurkundigen konden verkregen worden. Ik heb de meeste bekende namen der reizigers, die Nieuw-Güinea be- 52 zochten, reeds genoemd en daaronder komen ook eenigen voor, die door middel van het Nederlandsche gouvernement of van particulieren tot hunne onderzoekingen in staat werden gesteld. Het ís hier de plaats niet om uitvoerige mededeelingen te doen over den natuurlijken rijkdom van Nieuw-Guinea. Met enkele woorden wil ik echter de slotsom der veelvuldige onderzoekingen vermelden. Zoo blijkt o. a. uit de gevonden rotssoorten van het Arfak-gebergte, dat dit behoort tot de oudere leien, glimmer, graphiet, thonschiefer en gneis, terwijl als eruptief gesteente porphyr, dioriet en serpentijn, ijzer-en kopervoerend, voorkomen. Ten oosten van de Amberno verheffen zich langs de noordkust de Gountier-Mountains, die tot 2000 meter hoog zijn, en ook deze formatie behoort tot de oudere kristallijne leien, met _dioriet, serpentijn en nephriet, voerende koper, ijzer , chroom: ijzer, topazen, amethyst en adulaar. Ook het Finisterre-gebergte en het Owen-Stanley-gebergte behooren tot de oudere formatie en Moonspr beweert, dat het laatste goud en steenkool bevat. Het mag dus als vrij zeker geacht worden, dat het gebergte van Nieuw- Guinea, in zoo verre het onderzocht is, tot de erts-, metaal- en kolenvoerende formatie behoort en dat dus een nauwkeurig voort- gezet geologisch mineralogisch onderzoek even belangrijk zal zijn voor de wetenschap als voor het financieele landsbelang: Wat het plantenkleed van Nieuw-Guinea betreft is uit ver- schillende onderzoekingen gebleken, dat het den overgang vormt van de Flora der Moluksche eilanden en Timor tot die _ van Australië. De Flora van Nieuw-Guinea wordt gekenmerkt door bosschen van Mangroven, Sago-, varen- en vijgeboomen, Laurineën, Myrtaceën, den Eucalyptus en planten en struiken van Lycopodium, Varen, Nepenthes, Aroïdeën, Scitamineën, Vlinderbloemigen, _ Slingerplanten van Bauhinia, Bignoniën, Mimosen, enz. De physiognomie is die van het oorspronkelijke woud. op stelten loopende reuzen de oeverlijn: onder deze boog: melee rt & # De Mangroven overschrijden, met hunne luchtwortels, als 5) . 55 vormige wortels verbergen de inboorlingen hunne schuitjes, om, gezeten op de takken der boomen, de aankomende schepen te bespieden en ter gelegener tijd te berooven. Als wij in het bosch treden, staan wij onder een hoogen dom, die gewelfd is door de kronen van meer dan 100 voet hooge boomen, tusschen wier kale stammen zich een tweede bosch indringt, ter hoogte van 50 voet, met door elkander gewrongen takken, als waren zij zwaar touwwerk. De ruimte tusschen de kronen dezer twee boomgroepen wordt gevuld door slingerplanten, die vuurroode, goudgele, blauwe en witte bloementrossen in de lucht laten zweven. Onder het tweede bosch vullen dicht struikgewas en slingerplanten de ruimte aan, zoodat een warkruid ontstaat, ten naastenbij ondoor- dringbaar. Den bodem bedekken: mos, varens, grassoorten, bont geschakeerd door de bloemen der Scitamineën, Begoniën, Malvaceën , enz. Omtrent de Fauna van Nieuw-Guinea bezitten wij eene vrij voldoende kennis. Dr. P. Brrrker kent een 50tal zeenetels, stekelhuiden en polypen; prachtig zijn de koraaltuinen te aanschouwen op den bodem der kristalheldere zee. Tweehon- derd weekdieren zijn bekend, onder welke tripang en parelmoer- schelpen een belangrijk handelsartikel opleveren. Van de onge- wervelde dieren zijn bekend 145 soorten van schaaldieren en 16 spinnen. Meer dan 500 insecten zijn beschreven en in de verschillende musea gedeponeerd. Brerken heeft 265 soorten van visschen beschreven. Vooral de Geelvinkbaai is zeer visch- rijk en de visschen zelven munten uit door smaak en qualiteit. Kruipende dieren zijn schaarsch; toch vindt men een soort krokodil en enkele soorten van leguanen, gekko's, hagedissen, Slangen, schildpadden en kikvorschen. Groot is daarentegen het aantal der vogels, van welke meer dan 500 beschreven en afgebeeld zijn en ook in onderscheidene musea bewaard Worden. De meest bekende zijn : de casuaris, de paradijs-vogel, de zwarte kakatoe, de kroonduif en vele andere fraaie socrten. Het gelal der zoogdieren is zeer beperkt. De voornaamste j } 54 4 zijn: de buidelrat, de koeskoes, de kalong, een kleine hond met staande ooren en het varken. À De bewoners van Nieuw-Guinea zijn de Berg-Papoea’s òf B Alfoeren, die nog geheel in den natuurstaat verkeeren, en de 5 kustbewoners, die reeds veel vermengd zijn met Maleische en andere elementen en reeds tot een zeker soort van beschaving gekomen zijn. In het zuidoostelijk schiereiland heeft men ook eene lichter gekleurde bevolking aangetroffen, die over- eenkomst heeft met de bewoners der Zuidzee-eilanden. Omtrent hunne woningen, gebruiken, kleeding en gods- dienst zal ik niet in bijzonderheden treden, daar ik dan het mij gestelde doel zou overschrijden. Over het algemeen kan men beweren, dat het gevoelen, als zoude de Papoea bijzonder woest en bloeddorstig zijn, enkel op onkunde berust. De _ Papoea is niet wilder en wreeder dan de meeste andere na: tuurvolken en schijnt bij langdurigen omgang met andere volken niet onvatbaar te zijn voor het aannemen van meer- dere beschaving. Dit blijkt vooral uit de ervaringen van de Nederlandsche zendelingen in de Geelvink-baai, die, sedert een twintigtal jaren aldaar gevestigd, niet zonder vrucht onder hen werkzaam zijn. De handel is voornamelijk in handen van Chineezen en Maleiers en mag niet onbelangrijk genoemd worden. Uitgevoerd worden o. a, kruidnagelen, muskaatnoten, waarin vooral langs en de Westkust een vrij belangrijke handel wordt gedreven, verder sago, eene menigte voortreffelijke houtsoorten, bamboe, damar , een overvloed van massooi, paradijsvogel, kroon- duiven, parelmoerschelpen, schildpad, parels en tripang- | De bovenvermelde produkten worden naar Makassar, Ceram, — de Aroe-eilanden en zelfs naar Singapore uitgevoerd en tegen geld of handelswaren ingeruild. De artikelen, welke het — meest ingevoerd worden, zijn: goud, zilver, koper- en ijzel | werk, glas- en aardewerk, verwerkte zijde en fluweel, — | gemaakte kleederen, buskruit, geweren, sabels, klewangs: — messen, lood, hagel, koperdraad, gemunt geld, tabak, arak , 4 | PE Ds OE LRE IN POE en 55 opium en olifantstanden. De Europeesche handelaren laten zich nog betrekkelijk weinig met den handel op Nieuw-Guinea in. Alleen kan ik de namen noemen van de firma’s Bruun, RENESSE VAN DurverBope en Corpernor te Ternate, die zich geregeld met dezen handel bezig houden. 3 Omtrent de hoegrootheid van den jaarlijkschen omzet kan men moeielijk bepaalde gegevens verkrijgen, daar de Inlandsche kooplieden uit vrees voor mededinging er zich niet over uit willen laten en men ook de opgaven der Papoea’s zelven niet best vertrouwen kan. Het is, mijns inziens, evenwel aan geen twijfel onderhevig, dat een geregeld handelsverkeer met zulk een bij uitstek door de natuur gezegend land op den duur groote voordeelen moet opleveren, en daarom voed ik de ge- gronde hoop, dat de Nederlandsche handelaren dit binnen een niet al te lang tijdsverloop zullen inzien. De vrees, welke misschien nu nog onder de Europeesche kooplieden bestaat, om zich daar te gaan vestigen, is zeer stellig overdreven en men kan in geen geval beweren, dat daar geene handelsfaktorijen zouden kunnen opgericht worden. Wij hebben thans gezien op welk een standpunt de bekend- heid met Nieuw-Guinea tegenwoordig gekomen is. Engelschen en Duitschers zijn op verschillende plaatsen diep in het land doorgedrongen, doch het is niet enkel liefde tot de wetenschap, die hen daartoe aandrijft. Bij allen echter heerscht dezelfde begeerte, om het onbekende Centraal-gebergte van nabij te zien en met de voeten te betre- den. Bij de Duitschers bestaat de hoop, om in het binnen- land een geschikt terrein voor kolonisatie aan te treffen , terwijl de Australiërs meer aangedreven worden door de verwachting om in het gebergte goud te vinden. Om deze redenen had de »Kölnische Zeitung” er geld voor over, om de expeditie Van Dr. Hveo Zörrer te betalen, en de Sidneyërs om aan D'ÁrBertis eene stoomboot en een subsidie van f 6000 te geven. Wij Hollanders blijven bij dit alles koud, niettegenstaande wij reeds sedert meer dan twee eneen halve eeuw lot Nieuw-Guinea 56 in betrekking staan. Al wat er tot nog toe door ons gedaan is, om meerdere bekendheid met dat land te verkrijgen, is van de Regeering uitgegaan. De particulieren hebben zich tot nog toe geheel onzijdig gehouden. Als eene enkele uitzondering mag ik den heer Bruyn van Ternate noemen, die den Franschen geleerde Leon Lacraize in de gelegenheid stelde, om eene reis naar Nieuw-Guinea te ondernemen. Er bestaat dus alle reden, om der Regeering dankbaar te zijn voor de vele pogingen, die zij sedert 1828 aanwendde, om meerdere bekendheid met het land te verkrijgen. Dat deze pogingen tot nog toe geene groote resultaten hebben opgeleverd, is uit den aard der zaak te verklaren, daar dienstreizen van ambtenaren, die aan hun tijd gebonden zijn, zooals ik reeds zeide, niet geschikt zijn om een land als Nieuw-Guinea te leeren kennen. Evenwel mag ik niet verzwijgen, dat de pogingen, die door de ambte: naren der Regeering gedaan zijn om in het binnenland door te dringen meestal, òf door gebrekkige hulpmiddelen òf door te weinig energie, mislukten. De eerste Nederlandsche expeditie, die meer bepaaldelijk den e last had, om in het binnenland door te dringen, vertrok in 1858 op Z. M. stoomschip »E(na” en stond onder de leiding van den Resident van Banda H. D. A. van per Goes. Aan boord bevonden zich Dr. J. H. CGrooekewir Hz., ambtenaar belast met natuurkundige onderzoekingen in Nederlandsch-Indië, en, last not least, de adjudant-onderofficier E. B, H. G. vON RosenBerG, die als teekenaar fungeerde. Het doel der reis Zn was o. a. ook een geschikt punt voor eene vestiging te vinden en zoo werd dan ook eene tocht met drie sloepen ondernomen, — ten einde de Karoefa-rivier te onderzoeken, die aan de Zuidkust van het Westelijk schiereiland in zee valt. Men bevond daarbij, dat de rivier, die op korten afstand van den mond 1200 meter breed was, eenige uren stroomopwaarts slechts 500 meter breedte had. De drassige oevers waren met onafzienbare bosschen van rizophoren bedekt. Maar hoogerop veranderde het landschap plotseling van voorkomen. De rivier, nog slechts Ne Van Sr Ee Tag deur ENE 57 20 meter breed, kronkelde zich daar tusschen steile oevers van zandsteen-rotsen, die met den weelderigsten plantengroei bedekt waren en in de verte zag men de toppen eener hooge bergreeks. Doch nu werd plotseling de rivier te ondiep en moest men tot den terugtocht besluiten. In het geheel had men slechts een afstand van vier uren afgelegd. Allicht rijst nu bij iemaud de vraag, waarom men, nu men op zulk een korten afstand van de kust een prachtig landschap ontdekt had, er niet aan dacht, om te voet dieper het land in te gaan. Zulk eene onderneming schijnt oppervlakkig zeer eenvoudig maar gaat in werkelijkheid met de grootste bezwaren gepaard. Vooreerst zijn er geen wegen, zoodat men zich met de bijl een weg door het natuurwoud komen moet. Ten tweede kan het land door vijandige inboorlingen bewoond zijn. Ten derde is er geen ander voedsel te verkrijgen dan enkele wilde vruchten en de hoogst twijfelachtige opbrengst van de jacht. Men moet dus voor zulk een tocht verzekerd zijn van een goed gewapend geleide en van dragers van levensmiddelen, ammunitie, tenten, enz. En bovenal is een onverschrokken aanvoerder een eerste vereischte voor zulk eene onderneming. Nu waren toevallig bij de expeditie van de » Etna” vrij wel de noodige hulpmiddelen aanwezig. Er was een detachement van vijftig inlandsche onderofficieren en minderen aan boord aan- Wezig, die zeer goed dienst hadden kunnen doen als koelies, Proviand, ammunitie, natuurkundige instrumenten, enz. waren ook aan boord in voldoenden voorraad te verkrijgen. De on- dernemende teekenaar vor Rosexsere zou zeker gaarne de leiding der expeditie op zich genomen hebben. En toch schijnt er geen oogenblik aan zulk eene onderneming gedacht te zijn. Zeker is het, dat de oevers der rivier geene geschikte plaats Voor eene vestiging opleverden, daar in den benedenloop het terrein te moerassig was en hoogerop de rivier niet meer voor de scheepvaart gebruikt kon worden. De instructies van den resident waren onbepaald, zoodat deze naar vrijen 8 * 58 kon handelen. Maar wat zou hij doen? Waarschijnlijk ge- voelde hij niet veel lust, om zelf de leiding eener expeditie op zich te nemen, en die aan een ander op te dragen was ook moeielijk. Want als zulk eene tocht iets zou beteekenen, zouden er verscheidene dagen mede gemoeid moeten zijn en dan zou de heer resident al dien tijd op de terugkomst zijner onderhoorigen hebben moeten wachten. Zoo iets zou ten eenen male in strijd zijn met het prestige van een hooggeplaatst ambtenaar. Er werd dus eenvoudig besloten, dat de oevers der Karoefa-rivier en de omlig- gende zeekusten ongeschikt waren voor eene vestiging of eenige andere exploitatie. Ik geloof wel , dat in dit geval het besluit juist was, maar dit neemt niet weg , dat eene ontdekkingsexpeditie naar het binnenland niet tot de onmogelijkheden behoord had. Eene tweede schoone gelegenheid, om diep in het land door te dringen en waarschijnlijk eene belangrijke ontdekking te doen, werd ook door de »Etna”-expeditie nagelaten. Men had besloten de ook aan deze kust zich bevindende Argoeni-baai, die volgens het zeggen der inlanders een breede riviermond was, te onderzoeken. In den morgen van den glen April verlieten drie sloepen, waarin de voornaamste leden der expeditie zaten, de »Etna”. Men voer in noordelijke richting de baai door en kwam tegen den avond aan den vermeenden mond van de Argoeni-rivier, die aan de oostzijde door een zwaar begroeide landtong begrensd werd, welke zich aansloot aan eene 1000 voet hooge bergreeks, voortloo- pende in de richting van het hooge gebergte van het binnenland. Toen de sloepen dezen vermeenden mond der rivier waren binnengevaren, kreeg men de overtuiging, zich niet in eene oe rivier, maar in eene binnenbaai te bevinden. Na eenigen tijd gerust te hebben, voer men tegen den volgenden morgen deze — baai binnen. Bij het aanbreken van den dag leverde de prachtige, ruime, bijna cirkelvormige baai een heerlijk gezicht op, terwijl de kegelvormige top van den berg Gnoffo in het noordoosten zicht- baar werd. Even voor het verlaten dezer eerste binnenbaat 59 vond mem een tamelijk groot huis, dat blijkbaar pas door de bewoners verlaten was. Nadat de reis voortgezet was, kwam men in eene tweede trechtervormige baai, terwijl reeds ten 10, uur in den morgen eene derde zeer groote haai werd binnengevaren, die zich in noordelijke richting uitstrekte. Ein- delijk dacht men nu den riviermond te zullen vinden, maar ook nu werd die verwachting teleurgesteld; want toen men aan het veronderstelde einde dier baai gekomen was, bespeurde men, dat eenige op haren linkeroever liggende eilandjes slechts eene afscheiding vormden van het achterste gedeelte derzelfde binnenbaai. Op een dier eilandjes vond men eene groote pendoppo, die door Ceramsche handelaren opgeslagen was ten dienste van hunnen handel met de berg-bevolking. ‘sNamiddags werd de reis voortgezet en toen bevond men, dat de baai zich nog ruim twee mijlen in noordelijke richting uitstrekte en dan halvemaansgewijze toeliep. Hier had het water, hoewel eenigszins bruin, nog altijd den smaak van zeewater behouden. Na zonsondergang bereikten de sloepen het einde van deze derde binnenbaai, waarop zich weder eene andere baai vertoonde, die niet minder uitgestrekt was dan de pas verlatene. Het is zeker zeer te betreuren ‚ dat de voorraad levensmiddelen en water niet toeliet den tocht verder voort te zelten,-te meer daar de » Elna” geene steenkolen genoeg had om later naar de Argoeni-baat terug te keeren «en het onderzoek te vervolgen. Gedurende den dea en gsten April werd nu de terugreis bewerkstelligd. Op den laatsten dag maakte men nog een uitstapte naar den lagen linkeroever der buitenbaai. Men bevond, dat de land- streek zeer vruchtbaar was: verschillende soorten van vrucht- boomen, als citroenen, zoete limoenen, papaija’s, djamboe, tjampada en klappers tierden er welig, terwijl de melati en kananga hare geuren verspreidden te midden van velerlei andere # schoongekleurde, welriekende heesters en lianen. Ook de katjang tjina ontbrak er niet en onder de schoone hout- Soorten werd vooral een zeker soort van ijzerhout opgemerkt. Ld 60 Niettegenstaande dit alles werd noch dit schoone plekje noch eenig punt aan de bezochte binnenbaaien geschikt gekeurd voor eene vestiging. Men beweerde, dat de baai niet genoeg voor den westenwind beschut was en dus een daarvoor gelegen rif de invaart er van bemoeielijkte. Dit zijn twee zaken , wier juistheid ík niet beoordeelen kan en waarom ik er ook niets tegen zeggen wil. Maar het ligt voor de hand, om te vragen, waarom de drie sloepen zoo weinig voorraad medege- nomen hadden, dat het slechts voor een viertal dagen toereikend was, en waarom men, daar men in de gelegenheid was zulke belangrijke ontdekkingen te doen, niet een tweeden sloeptoeht organiseerde, die voor langeren tijd van voorraad voorzien was? Men had hier toch met gewichtige kwesties te doen. De inlanders beweerden namelijk, dat er nog verschei- dene binnenbaaien volgden, en het was daarom niet onmogelijk, dat de bezochte baaien niets anders dan eene zeeëngte waren, die met de Maccluer-golf of met de Geelvink-baai in verbinding _ stonden. Dit laatste is niet onwaarschijnlijk, daar de moeras- sige, zuidelijke oevers van de Geelvink-baai nog niel voldoende _ onderzocht zijn. In dat geval zou er een uitgestrekt eiland — van het hoofdland worden afgescheiden. Zulk een gewichtig vraagpunt, dat groote gevolgen zou kunnen hebben, bad men _ _ maar niet zoo in,den steek moeten laten. Ook- mag men weder vragen, waarom er, daar men zich zoo dicht bij het gebergte bevond, in het geheel niet aan een tocht naar het binnenland gedacht werd? Zulk een tocht zou stellig veel wetenswaardigs aan het licht gebracht hebben, want het is vrij zeker, dat men van uit deze binnenbaaien in vrij korten tijd het binnenlands gelegen gebergte zou hebben kunnen bereiken. | ten Even weinig gevolg had ook een sloeptocht, die naar eene andere, diep in het land dringende baai aan de zuidwestkust, die men »E(na-baat’ noemde, ondernomen werd. Daar 248 men niets dan steil uit zee oprijzende kalkrotsen, van welke een majestueuse waterval in zee stortte. Meer landwaarts in * NE er ij Ee 61 ontwaarde men steeds hooger wordende bergketens, die, zooals het verslag zegt, een bijna onoverkomelijke muur opwierpen tegen dengeen, die het zou willen ondernemen er binnen te dringen. Het is duidelijk, dat deze verslaggever niet tot die personen behoorde, welke tot moeilijke ontdekkingsreizen in staat zijn. Men was hier in de onmiddellijke nabijheid van het Charles-Louis-gebergte en het was al zeer vreemd, dat men niet de minste poging deed om eenigszins nader met dit gebergte bekend te worden. Van al de dienstreizen, die door Nederlandsche schepen naar Nieuw-Guinea ondernomen zijn, is die van de »Ztna” zeker een der belangrijkste, om welke reden ik mij ook een oogenblik bij deze reis heb opgehouden. Over de andere reizen bewaar.ik daarom het stilzwijgen, daar zij voor de kennis van het binnenland geene noemenswaarde resultaten hebben opgeleverd. En zoo staan wij dan voor het feie, dat het geheele binnen- land van het door ons in beslag genomen gedeelte van Nieuw- Guinea tot op het tegenwoordige oogenblik zoo goed als geheel Onbekend is gebleven en dat de groote witte plek op de kaart slechts door de fictieve schets van het »Sneeuwgebergte” wordt afgebroken. Aan het werkelijk bestaan van dit gebergte kan Zooals ik reeds zeide, redelijkerwijze niet meer getwijfeld worden. Ik wensch daarom thans na te gaan, waarom ik het van hoog gewicht acht, dat men niet langer in onzekerheid blijve verkeeren omtrent den waren aard van dit gebergte. Het »Sneeuwgebergte” is, zooals ik zeide, uit zee gezien, terwijl men het Prins-Hendrik-eiland omstoomde. De aan- schouwde besneeuwde toppen moeten zich dus ongeveer tusschen 157°® en 158° O. L. bevinden. Het door Dr. Huco Zörver geziene Bismarch-gebergte ligt ongeveer op 146° 0. L. en is niet ver van de noordkust verwijderd. Hieruit zou men de gevolgtrekking kunnen maken, dat het »Sneeuwgebergte’’, waar- Van de uitloopers aan de zuidwestkust van het Nederlandsch gebied op ongeveer 135° O. L. bij Goenoeng Lakahia beginnen en zich vervolgens in oostelijke en noordoostelijke richting 62 - voortzetten, dwars door het geheele eiland loopt en dat het Bismarck-gebergte, dat op ongeveer 147° O. L. bij Finschhafen eindigt, voor het oostelijkste gedeelte van dit hooggebergte moet gehouden worden. Het kan dus eene uitgestrektheid hebben van twaalf lengtegraden, eene lengte van meer dan 200 uur gaans, omdat op ongeveer 4° Z. B. de lengtegraden een afstand van nagenoeg 19 uur gaans van elkander zullen hebben. Het gebergte kan zich dus over een gebied uitstrekken, grooter dan de lengte-as van Java, en wanneer men het op de kaart van Europa overgebracht, zou het de Alpen in lengte overtreffen en ongeveer den afstand van Lyon tot Weenen innemen. Dat het centrale gebergte werkelijk uit doorloopende ketens bestaat, kan als vrij zeker aangenomen worden, omdat p'Agentis op zijne onderzoekingstocht het hooggebergte tusschen 141° en 1429 0. L. aanschouwde, zoodat het nu reeds op drie ver- schillende punten van het eiland waargenomen is. Indien er geene andere reden was, dan dat er op Nieuw-Guinea een gebergte bestaat, dat in lengte en hoogte met de Alpen te ver- gelijken is, dan zou het nadere onderzoek er van reeds een _ dringend belang voor de wetenschap kunnen genoemd worden. Maar er is meer. Het »Sneeuwgebergte” toch ligt in de heete luchtstreek en verheft zich tot de sneeuwgrens, zoodat men er alle planten: gordels van de geheele aarde op kan aantreffen. Wel is dit eene eigenschap, die het met de «equatoriale hooggebergten van Zuid-Amerika en Afrika gemeen heeft, maar de geheel eigenaar” dige flora en fauna van Nieuw-Guinea doen met vrij veel _— zekerheid vermoeden, dat men in de gemagtigde en koude j gebieden van dit gebergte vele tot nu onbekende verscheiden: — heden uit de planten- en dierenwereld zal aantreffen. Een — ware goudmijn dus voor de ernstige natuuronderzoekers! En wie zal het ontkennen, dat er in dit uitgestrekte berg: land veel kans bestaat om kostbare metalen en mineralen l@ en vinden? De aard der gesteenten van de tot nù toe op dil Ge eiland onderzochte gebergten geeft, gelijk ik reeds gezegd heb, Ee E En De Eenh nel ND ij 65. alle aanleiding om dit vermoeden uit te spreken. Hieruit blijkt dus duidelijk, dat, zoowel uit een wetenschappelijk als uit een financieel oogpunt, het van hoog gewicht mag geacht worden, indien het gelukken mocht dit gebergte meer in bij- zonderheden te leeren kennen. Maar ook uit een ceconomisch oogpunt is het nader onder- zoek eene zaak van het grootste gewicht. Om dit duidelijk aan te toonen moet ik den vermoedelijken verticalen vorm van Nieuw-Guinea een weinig nader beschouwen. Wij hebben gezien, dat oostelijk van de Geelvink-buai zich bijna overal op korten afstand van de kust vrij hooge bergen bevinden, waarvan de gemiddelde hoogte op 2000 meter ge- schat mag worden. Deze gebergten worden gevonden op 2° à AB: terwijl het »Sneeuwgebergte” zich vermoedelijk langs den vierden breedtegraad uitstrekt. Het laatste gebergte moet stellig op vele punten meer dan 5000 meter hoog zijn. Dien ten gevolge is het terrein, tusschen de bedoelde gebergten gelegen, dat eene breedte van 50 à 40 uren gaans kan heb- ben, hoogstwaarschijnlijk een terrasland. Op dit terrasland zullen zich waarschijnlijk als randgebergten parallel loopende bergketens bevinden, waarvan ten slotte het »Sneeuwgebergte”” de hoogste rand uitmaakt, daar het reeds bewezen is, dat zich zuidelijk van dit gebergte eene uitge- slrekle laagvlakte bevindt. Dr. Zörver meent, zooals ik reeds zeide, dat hij in den door hem aanschouwden Otto-berg de hoogste bodem verheffing van Nieuw-Guinea gezien heeft, ofschoon hij zelf Legt, dat dit vooreerst nog niet bewezen zal kunnen worden. Mij komt dit in geen geval waarschijnlijk voor. Zöurer heeft niets anders gezien dan eene plek sneeuw op den zadel tusschen de beide toppen van genoemden berg. En wanneer wij nu nagaan, dat zoowel Cansrensz als Van Orpensonen van het prachtig gezicht spreken, dat eene lange reeks sneeuw bergen aanbood, dan moeten wij wel tot het besluit komen, dat het gebergte op ons gebied belangrijk hooger zal zijn dan het Bismarch-gebergte, zoodat wij dus daarin eene. gletscher- „64 wereld tusschen de tropen bezitten. Het door mij bedoelde terrasland zal natuurlijk lager gelegen zijn en men zal daar dus subtropische en gematigde klimaten kunnen aantreffen. Dit laatste acht ik vooral uit een economisch oogpunt belang- rijk, want hier zal waarschijnlijk gelegenheid bestaan om de gewassen, die in de subtropische en gematigde gordels gedijen, aan te kweeken en Europeesche landbouwers zullen hier dan — hun bedrijf kunnen uitoefenen. De mogelijkheid bestaat ten minste, en deze is in geen enkel ander gedeelte van Nederlandsch- Indië te vinden. Indien ik mij aan de phantasie overgaf, zou ik hier reeds toekomstige Europeesche landbouw-koloniën en her- stellingsoorden voor lijders aan tropische ziekten kunnen zien; maar ik wil bij de werkelijkheid blijven. Ken eerste vereischte om Europeeschen landbouw te kunnen uitoefenen is, dat men er terrassen en plateaux aantreft, want indien de bergen overal steil zijn en zij slechts door smalle dalen van elkander gescheiden worden, zou de mogelijkheid voor den landbouw zeer gering zijn. Toevallig zijn de gebergten, die Dr. Zörrer in. Duitsch Nieuw-Guinea beklommen heeft, zeer steil en konden de dalen bijna niet op dien naam aanspraak maken, maar hier staat tegenover, dat een ander Duitsch reiziger, Joacim Grar Prei ARE NE che Viet Gr En geheeten, de mogelijkheid van het bestaan van groeie pleon B aanneemt. Heb ik dus aangetoond, dat er in het binnenland van Nieuw-Guinea belangrijke wetenschappelijke, financieele en ceconomische ontdekkinggen zullen gedaan kunnen worden, ik wil thans nog wijzen op het landsbelang, dat er niet minder mede gemoeid is. In het gedeelte van Nieuw-Guinea, dat wij — heeten te bezitten, bevindt zich het belangrijkste deel van het centrale bergland, daar het door hoogte en uitgestrektheid verre boven het Duitsche gebied te verkiezen is. Bovendien stroomen van ons bergland eenige groote rivieren naar 266, zooals b. v. de Amberno aan de noordkust, die, hoewel slechts in den benedenloop bevaren, in grootte met de Kapoeas op Ld _ 65 Borneo kan vergeleken worden. Naar de zuidkust stroomen in en dicht bij ons gebied rivieren, die niet voor de Oder en Rijn behoeven onder te doen, zoodat dit uiterst gunstig mag genoemd worden voor eene toekomstige exploitatie. In het Duitsche gebied is dit niet het geval, want er stroomen slechts een paar weinig beteekenende rivieren aan de noordkust in zee, terwijl de »Fly”, die naar de zuidkust gaat en waarvan zich de bron in het Duitsche gedeelte moet bevinden, bijna over zijne geheele lengte over Engelschen en Nederlandschen bodem stroomt. Het valt dus in het oog, dat de Duitsche koloniaal-dwepers met begeerige oogen naar het Nederlandsch gebied uitzien, waar zoo veel gunstiger omstandigheden worden aangetroffen. Er zijn zelfs dagbladen in Duitschland, die er openlijk op aangedrongen hebben, dat men zich eenvoudig in het zoogenaamde Nederlandsche gebied moest gaan vestigen. Er bestaat meer gevaar, dat dit verwezenlijkt zal worden, dan men oppervlakkig denken zou. Want het is zoo goed als zeker, gelijk Generaal Haca het in zijn belangrijk werk over Nieuw-Guinea heeft aangetoond, dat, indien hierover inter- nationale geschillen rezen Nederland geene rechtsgronden kan aantoonen, waarop het zich in het bezit van Nieuw-Guinea kan handhaven. Volgens de proclamatie van 1828 hebhen Nederland en de Sultan van Tidore stellige rechten op het in bezit genomen gedeelte, doch er zijn sedert dien lijd geheime en andere besluiten genomen, die de inbezitneming op losse schroeven hebben gesteld. Het is nog niet gebleken, dat Engeland of Duitschland onze rech- ten als zoodanig erkend hebben, en het moet zeer zeker het meest aan welwillende beleefdheid toegeschreven worden, dat men zich niet aan onze grenzen vergrepen heeft. Er is maar een Wijze, waarop Nederland zich werkelijk als de rechtmatige bezitter kan doen gelden, en dit is, dat men het uitgestrekte, rijke gebied niet als eene waardelooze zaak laat liggen, maar door daden toont, dat men eigenaar is en dit ook denkt te blijven. Alleen daardoor zal het mogelijk zijn om de Koloniale schreeuwers in het buitenland den mond te sluiten. Ik zal 66 . niet zoo aanmatigend zijn, om aan de Regeering voor te schrijven, welke maatregelen zij voor dat doel zou moeten nemen, maar ik acht het toch noodzakelijk, dat er in dien geest iels gedaan worde. Vooral is de kwestie van de binnen- landsche grens zeer netelig en dus zou men in de eerste plaats moeten zorgen, dat onze naburen zich deugdelijk konden over- tuigen, dat er eene Nederlandsche grens is en waar deze gevonden wordt. , Er bestaat in dezen periculum in mora, want reeds heeft, zooals wij gezien hebben, de Italiaan p'Arserrtis met een Australisch schip de »Aly” en de »Alice-river”’ vele uren ver op Nederlandsch gebied bevaren. Hetzelfde deed de administra- teur van Britsch Nieuw-Guinea, Dr. Mac Grraor, op eene officieele reis, terwijl hij bovendien eene groote rivier ontdekt en bevaren heeft, die geheel op Nederlandsch gebied stroomt. Voor zulke reizen had men minstens genomen de toesteul- ming der Nederlandsche Regeering moeten vragen, want nu men dat zonder voorkennis van ons gouvernement gedaan heef!, bestaat er veel kans, dat het eene eerste schrede tot latere annexatie is. Wat toch zou men in Zngeland wel zeggen, indien b. v. de Resident van Ternate met een Nederlandsch oorlogschip eens een tocht ondernam in het hart van het door Engeland in bezit genomen gebied? De verontwaardiging zou zeker geene grenzen hebben. Uit dit alles blijkt duidelijk, dat, indien onze Regeering nog aanspraak wil blijven maken op het door ons in bezit genomen gedeelte, er iets gedaan moet — worden om ons goed recht duidelijk te doen blijken. Daar dus de wenschelijkheid van een nader onderzoek van het binnenland m. i. niet ontkend kan worden, is het te meer verwonderlijk, dat er nog nooit, hetzij van regeeringswege of van partienliere zijde eene ernstige poging in die richting 8€ daan is. Doch de verwondering wijkt eenigszins, wanneer wij nagaan, dat de ontdekking van het »Sneeuwgebergte” door Canstensz voorviel in het jaar 1623 en dat er sedert dien tijd in meer dan twee en een halve eeuw geene melding van se eer f 67 maakt werd, zoodat het feil vergeten of althans onwaarschijnlijk geacht werd. En wat zouden de handeldrijvende Nederlanders in de dagen der Compagnie ook met het binnenland van Nieuw-Guinea te maken gehad hebben? Hun handel ging er even goed om, daar zij door den ruilhandel, dien de inwoners van het binnenland met de kustbewoners dreven, zich voorzien konden van het voornaamste, dat het eiland opleverde. Na de opheffing der Compagnie en de latere herstelling van het Nederlandsch gezag in Indië had de Regeering in den wijden omvang onzer bezittingen zoo veel te doen, dat er onmogelijk aan zulke verafliggende en twijfelachtige ondernemingen kon gedacht worden. Maar door de hernieuwde ontdekking van het »Sneeuwgebergte” door Van Orpengoren en door de expedities der buitenlanders in ops gebied is de zaak thans in een ander stadium gekomen. En daar nu sinds de reis van Van Oupennoren reeds meer dan tien jaren verloopen zijn, mag men zeker wel vragen , waarom er tot nu toe nog niets tot verdere ontdekking gedaan is. Het antwoord zou zeker zijn, dat men door de vele, groote bezwaren, die aan zulk eene onderneming verbonden zijn, tol nog toe tegen de zaak opgezien heeft. Daar deze bezwaren, telkens als er van zulk eene expeditie gesproken wordt, op nieuw worden te berde gebracht, wil ik thans nog in het kort hagaan, welke de bezwaren zijn, die er bestaan of heeten te bestaan. d Eene expeditie naar het binnenland van Nieuw-Guinea zal M.L met de volgende moeielijkheden te kampen hebben: 12, Er bestaat nog geen geschikt punt van uitgang. 29, De inboorlingen zijn wild en vijandig. 59%, Het klimaat aan de kusten is op vele plaatsen ge- vaarlijk. 49. Men moet een voldoend geleide van gewapenden en dragers hebben. 55. Er zijn in het binnenland zoo goed als geene levens- middelen te verkrijgen. * 68 J 6°. Er bestaat cok veel kans, dat men gebrek aan water zal krijgen. 71°. Het terrein van Nieuw-Guinea levert eigenaardige moei- lijkheden op. Deze bezwaren kunnen evenwel met eenigen goeden wil en onderne mingsgeest op eene voldoende wijze uit den weg geruimd worden. : Vooreerst een geschikt punt van uitgang. Het is bewezen, dat men door de »#ly-” en »Alice-river” tot diep in ons gebied kan binnendringen en ook op de nieuw ontdekte » Moreland-river” zal dit denkelijk mogelijk zijn. Maar tegen dergelijke ondernemingen bestaan m. i. groote bezwaren, daar de zaak altijd op twee gedachten hinkt, namelijk eerst de rivier-reis en daarna de tocht te land. Dan zou natuurlijk het schip of de boot onder voldoende bewaking achterblijven, maar zulk een vaartuig zou allicht door de inboorlingen opgemerkt worden, die dan alle gelegenheid en tijd zouden hebben, om zich in grooten getale te verzamelen en het vaartuig af te loopen. Doch ook al gebeurde dit niet, zou toch het bezwaar blijven bestaan, dat de land-expeditie langs denzelfden weg zou moeten — terugkeeren, hetwelk niet altijd mogelijk is. Noch p’ALBERTIS noch Mac Greaor zijn in de mogelijkheid geweest, om den tocht over land voort te zetten en moesten in de nabijheid van het gebergte de terugreis aanvaarden, zoodat het niet geraden is hun voorbeeld na te volgen. Maar de reis van de »Ztua” heeft doen zien, dat men in de Argoeni- en Etna-baaien zeer 3 diep in het land kan doordringen en vooral bij de E(na-baaï heeft men het hooge gebergte onmiddellijk aan zijne rechter- hand. Mij dunkt, dat het niet noodig is langer naar een uil gangspunt te zoeken, daar de zoogenaamd onbeklimbare rots-_ muur voor moedige lieden geen werkelijk bezwaar zijn kan. Wat nu de inboorlingen aangaat, deze zijn in het binuen- land zeker nog wild en vijandig, maar aan de kust behoeft men zich niet meer om hen te bekommeren, daar zij door den langdurigen omgang met Maleiers, Chineezen en Arabieren EE 25 ES 69 eene soort van kosmopolitische beschaving verkregen hebben. Aan de kust erkennen ook de meeste stammen, ten minste voor den schijn, bet Nederlandsche gezag en zij zijn zeer ge- steld op wapenborden en Nederlandsche vlaggen. In het binnenland zijn de inboorlingen natuurlijk schuw en wantrouwend, doch zij zijn tevens ook zeer geneigd om met Europeanen in aanraking te komen , daar deze hun vele nuttige zaken kunnen verschaffen. Maar indien zij in het denkbeeld verkeeren, dat de komst van de vreemdelingen een aanslag kan zijn op hunne vrijheid, weigeren zij alle onderhandeling en trekken zich terug met het doel, om ter gelegener tijd hun slag te slaan. Als zij overtuigd zijn, dat eene expeditie geene vijandelijke bijbedoeling heeft, zal het in de meeste gevallen gelukken met hen op een goeden voet te komen. Hoogstwaarschijnlijk is echter het binnenland zeer dun bevolkt, daar het voor de inboorlingen in de hoogere. bergstreken moeielijk is in hun levensonderhoud te voorzien en zij boven- dien het koudere klimaat zoo veel mogelijk vermijden. In het gebied van ijs en sneeuw zal men natuurlijk geen enkelen inboorling aantreffen. Het bezwaar van de woestheid der in- boorlingen reken ik dus in het geheel geen. Wat het klimaat betreft, is het niet te ontkennen, dat dit op vele plaatsen aan of nabij de kust en ook op uitgestrekte laagvlakten zeer ongezond is. Doch dit is in Andië eigenlijk met alle kuststreken het geval en men kan door voorzichtige levenswijze en andere hygiënische maatregelen daarin veel verbetering brengen. Als voorbeeld hiervan noem ik o.a. den zendeling Woerpers, die met zijne vrouw meer dan twinlig jaren aan de ongezonde kust van de Geelvink-baai heeft door- gebracht en nooit ernstig ziek geweest is. In elk geval is de ongezondheid van het klimaat alleen te duchten voor de bemanning van het schip, dat geruimen tijd zal moeten Waehten op de terugkomst van de expeditie. Voor deze zelve bestaat niet het minste gevaar, wanneer tij de reis dadelijk in bet hooge bergland aanvangt. Men 70 moet evenwel zorgen geheel voor een wintertocht uitgerust te zijn. Het vinden van een gewapend geleide en koelies is in zekeren zin een bezwaar, omdat men die in Nieuw-Guinea niet krijgen kan, daar de Papoea's ongeneigd zijn om loondienst te doen en men bovendien op hen niet zou kunnen rekenen. Dit geleide moet men dus met het schip medebrengen , en m. i. zijn daarvoor Ambonneezen de geschiktste personen, daar zij niet alleen ver- trouwbaar zijn, maar ook weinig bezwaren medebrengen, om- dat men met sago-broodjes in hun onderhoud kan voorzien. Dat er in het binnenland niets eetbaars te verkrijgen is, spreekt van zelven. Wel kan de jacht iets opleveren en zal men ook hier of daar enkele vruchten kunnen aantreffen, maar overigens moet er bij zulk eene expeditie gezorgd worden, dat men voor geruimen lijd van levensmiddelen en andere nood- zakelijke levensbehoeften voorzien is. Dit bezwaar is dus slechts een van geldelijken aard. Ook moet men een voldoenden voorraad water medenemen, daar het lang niet altijd zeker is, dat men in het gebergte beken of stroomen zal aantreffen. Niettemin is het zoo goed als zeker, dat men van tijd tot tijd in de gelegenheid zijn zal den water-voorraad aan te vullen, Het laatste bezwaar, de eigenaardige moeilijkheden van het terrein, is zonder overdrijving werkelijk een groot bezwaar te noemen. Eene reis door Nieuw-Guinea’s wildernissen is ongetwijfeld veel afmattender dan de vermaarde tocht, die Sranrey door het ontzaggelijke Afrikaansche woud volbracht heeft. Daar bestaan in het woud ten minste nog hieren daar _ voetpaden van de inboorlingen en is het terrein grootendeels 5 weinig geaccidenteerd. Hier zal van bevolking en voetpaden inde — hoogere bergstreken waarschijnlijk geen sprake zijn, terwijl men voortdurend de steilste hellingen zal moeten beklimmen. De ervaringen door de Duitsche reizigers Dr. Zöuuer en GRAAF — Prem. in het Winiterre-gebergte opgedaan, leeren ons dat de — bergen er ontzaglijk steil zijn, zoodat er alleen door de _ EC en * 7i beddingen van riviertjes, die door nauwe en steile ravijnen loopen, een moeielijk begaanbaar pad te vinden is. Het eenige, dat men tot vermindering van dit bezwaar zeggen kan, is, dat er mogelijkheid bestaat om in het aan ons behoorende gebied een minder sterk geaccidenteerd terrein aan te treffen. Doch zelfs als dit het geval is, zal de tocht altijd nog met de grootste moeielijkheden gepaard gaan en men mag gerust beweren, dat een langdurige reis door de woestijn of eene expeditie in de Poolstreken alleen met eene tocht in het binnenland van Nieuw-Guinea kan vergeleken worden. Doch ook dit bezwaar zal ophouden te bestaan, zoodra er werkelijk ernst van de zaak gemaakt zal worden, want dan zullen zich zeker genoeg onverschrokken personen aanbieden, die zulke bezwaren gering achten. Na al het gesprokene zal het zeker niemand verwonderen, Wanneer ik beweer, dat eene expeditie naar het binnenland van Nieuw-Guinea, die zich het onderzoek van het hooggebergte ten doel stelt, niet alleen hoogst wenschelijk is voor de weten- schap maar ook voor de eer van ons land noodzakelijk mag Senoemd worden. De vraag is alleen maar, of er eenige kans bestaat, om zulk eene bezwaarlijke onderneming tot een goed einde te brengen. Wat mij betreft, ik ben er stellig van Overtuigd, dat als de-zaak maar goed op touw wordt gezet er ook een goed succes op volgen zal. Zulk eene onderneming Moet evenwel niet door gouvernements-ambtenaren op zooge- haamde dienstreizen ten uitvoer gebracht worden. Ten eerste heeft de opgedane ervaring van al de vroegere dienstreizen dit reeds duidelijk bewezen, en ten andere worden zulke ambte- haren, die eene officieele taak vervullen, door de inlandsche bevolking met groot wantrouwen aangezien en zouden daaruit teer ernstige gevolgen voor hen kunnen voortkomen. Daar dus de Regeering deze taak bezwaarlijk op zich zal kunnen hemen, rijst de vraag, op welke wijze het dan moet geschieden en hoe men de groote onkosten, die daaraan verbonden zijn, Soed zal maken. Ik zal het eerst de geldkwestie behandelen. 72 Wij hebben gezien, dat in Nieuw- York een dagblad-uitgever uit eigen zak de ontzaglijk dure expeditie betaald heeft, waardoor het Sranvey gelukt is Livinesrone te vinden. Wij hebben gelezen, dat de bankier Oscar Drekson te Gothenburg en de Russische mijn-eigenaar Sigimrakorr gedurende verscheidene jaren groote sommen hebben ten beste gegeven, om onderzoe: kingen te doen in de Noordpoolzeeën. Thans zal in dezen zomer de beroemde Noordpool-reiziger NorpenskröLp een tocht onders nemen naar de Zuidpool, al weder gesteund door geldelijke hulp van den bankier Dickson en door eene subsidie van de koloniale Regeering te Sidney. En in Nieuw-Guinea zelve heeft Dr. Zörner zijne belangrijke reis volbracht geheel op kosten van de »Kölnische Zeitung”. Een optimist zou naar aanleiding van deze feiten allicht uitroepen: »Maar zulke menschen zullen er, als het noodzakelijk is, in Nederland ook wel ge- vonden worden.” Het spijt mij erg te moeten verklaren, dat ik in deze aangelegenheid tot de pessimisten behoor. In Ae derland bestaan eenvoudig zulke menschen niet! De wijze, waarop bij ons zulke gelden bijeen moeten komen, is gewoonlijk die van vrijwillige bijdragen door vele personen. De manier op zich zelve vind ik erg bekrompen, maar van twee kwaden moet men het beste kiezen. Toch acht ik het hoogst twijfelachtig, dat, zelfs als men alle krachten daartoë inspant, er op deze wijze een voldoend kapitaal bijeengebracht zal kunnen worden. Alleen wanneer de Regeering het voorr beeld gaf door het beschikbaarstellen van eene aanzienlijke subsidie, zou de geldregen der particulieren misschien beginnen te stroomen en zou het, naar ik hoop, blijken, dat er in Nederland op kleine schaal ook Drakson’s en Simiriakorr’s aan wezig zijn. Dit is de eenige wijze, waarop ik meen, dat het geldelijk bezwaar opgeheven kan worden. Indien dit dus uit den weg geruimd werd, rijst de vraag» op welke wijze eene toekomstige expeditie de meeste kans van slagen zal hebben. Een tocht, ondernomen door lands- dienaren, die zich niet geheel en onverdeeld aan de zaak ed * 75 kunnen wijden, heeft, zooals ik reeds zeide, weinig kans op succes. Ook van eene uitgebreide wetenschappelijke expeditie verwacht ik weinig goeds. Zuivere wetenschappelijke onder- zoekingen kunnen door alleen reizende geleerden, gelijk reeds herhaaldelijk gebleken is, in landstreken nabij de kust met goed gevolg ondernomen worden, maar de tijd is vooreerst nog niet gekomen, dat men zich in het binnenland met dergelijke tijdroovende studiën zal kunnen bezig houden. Bovendien vervolgen vakgeleerden meestal ieder hun eigen weg en dit zou bij eene onderneming als deze hoogst ver- derfelijk werken, daar in dit geval alleen succes te ver- wachten is, als er eendrachtig gehandeld wordt. Er is m. i Maar een wijze, waarop eene expeditie slagen kan, namelijk als het gelukt een man te vinden, die zich onderscheidt door lichaamskracht, ondernemingsgeest en ijzeren wil. Het behoeft geen geleerde te zijn, omdat de tijd voor nauwkeurige onderzoekingen nog lang niet gekomen is, maar hel moet toch een beschaafd man wezen, die eene goede leerschool doorloopen heeft. Ook dient zulk een man sinds lang zijne sporen in de praktijk verdiend te hebben. Want hoewel het vooreerst nog niet noodig zal zijn om de hoogste Streken, die in het gebied van ijs en sneeuw liggen, te onder- zoeken, moet degene, die zulk een tocht durft ondernemen, toch een geoefend alpenklimmer zijn en moet hij de gletschers bij ervaring hebben leeren kennen. Maar indien men er alin mocht slagen om zulk een man te vinden als ik bedoel, dan tijn hierdoor de bezwaren toch nog niet opgeheven. Het is 200 goed als onmogelijk, dat men bij eene langdurige onder- heming in de wildste wildernis zijn opgeruimdheid en geest- kracht behoudt, als men b. v. gedurende eenige maanden geene andere gezichten om zich heen ziet, dan die van onver- schillige inlanders, die alleen voor buitengewoon loon aan zulk eene expeditie zouden deelnemen. De aanvoerder er van Moet minstens één of twee Europeesche metgezellen hebben, die met hem de gevaren deelen en met welke hij kan if 14 plegen of zich gezellig onderhouden, als de vermoeienissen van den dag afgeloopen zijn. De noodzakelijkheid hiervan isreeds dikwijls en vooral bij Noordpool-expedities gebleken. Doch deze metgezellen moeten ook menschen zijn van gelijken aanleg als hun aanvoerder en in alles even onverschrokken en krachtig kunnen optreden, terwijl zij zich overigens onvoor- waardelijk aan zijn bevelen moeten onderwerpen. Het valt in het oog, dat het hoogst moeielijk zal zijn, om zulk een geschikt twee- of drietal te vinden en vooral als het, wat ik natuurlijk het verkieselijkst acht, Nederlanders waren. Het inlandsch geleide zal minder moeielijk te vinden zijn, daar men. die op Ambon en andere omliggende eilanden wel zal kunnen engageeren. Het maken van de plannen en de toebereidselen van de reis _ À zou moeten uitgaan van eene wetenschappelijke commissie, die in dezen volkomen voor hare taak berekend moet zijn. Verder moet de onderneming, als zij door een rijkssubsidie gesteund wordt, een officieus karakter hebben, hetgeen vooral tegen- over het buitenland eene zaak van groot belang moet geacht worden. Maar men wachte zich wel om aan de onderneming een volkomen officieelen werkkring te geven, daar hierdoor de omgang met de inlandsche bevolking zeer bemoeielijkt wordt. Heb ik hiermede in het kort mijne meening uitgedrukt, op welke wijze de bedoelde expeditie tot stand zou moeten komen, ik eindig thans met den wensch, dat het gesprokene gunstige ooren moge gevonden hebben en dat eerlang bij onze Natuur- — kundige Vereeniging, bij het Bataviaasch Genootschap of bij Ee de Nederlandsche zuster-vereenigingen de begeerte zal ontstaat — om de zaak in studie te nemen. In elk geval hoop ik, dat onze of eene andere wetenschappelijke vereeniging er toe zal overgaan, om officieel te verklaren, dat zij eene expeditie, zooals ik bedoel, wenschelijk en mogelijk acht. Als het hiertoe komt en de zaak dan verder met ernst € nauwgezetheid ter hand wordt genomen, twijfel ik niet, of 5 zij zal met succes bekroond worden, en dan zou het tijdstip 75 niet ver meer verwijderd zijn, waarop het gelukken zal om de Nederlandsche driekleur op den hoogsten bergtop van het werelddeel Australië te planten. Batavia, April 1892. KINOLOGISCHE STUDIËN DOOR P. VAN LEERSUM VL ALCALOÏD-GEHALTE VAN MINDER BEKENDE CINCHONA-SOORTEN. De soorten van het geslacht Cinchona, welke in de Gouver- nements-plantsoenen op Java uit zaad gekweekt worden, zijn de Cinchona Ledgeriana en de C. Succirubra. Behalve deze twee vindt men nog over enkele Gouvernements- etablissementen kleine Cinchona offieinalis-aanplantingen ver- spreid, terwijl de teelt van Cinchona Josephiana, CG. Calisaija Anglica, GC. Hasskarliana, C. Pahudiana, GC. Lancifolia, C. Mi- crantha, C. Caloptera geheel is opgegeven. Van laatstgenoemde soorten wordt (uitsluitend geschikt voor pharmaceutisch gebruik) door Moens als tvpe van alcaloid. gehalte (stambast) opgegeven : a SAMENSTELLING. SOORT. ” ” ; : inchonine Kinine. a Kinidine. à | Totaal en am. alc. C. Josephiana. | 1. pCt! 0.3 pCt.| 0.5 pCt.) 2.2 pCt. | 4. pGl C. C. Anglica. | 15 » | 1.5 » | 017» | 2.8 bile C. Hasskarliana.) 1.4 » | 06 » | 04» [17 » | 41 7 CG. Pahudiana. | 02 » | 0.7 » | 0 07 sf Len G. Lancifolia. | 1.7 » | 20 » | 0 22 » | 59» C. Micrantha. {spoor Lt 0 34 Dn Ge Caloptea Lt sl bt +10 Ale Jen In 1880 werden bovendien van den sedert overleden Heer Scrunkrarr zaden van andere Calisaija-soorten ontvangen, doch de planten, hieruit gekweekt, en in den loop van 1887 _ onderzocht, bleken slechts een alealoid-gehalte te bevatten van: Cinchonine Kinine. — Cinchonidine. — Kinidine. + Totaal. am. alc. 2,53 pCt. 2.04 0.07 1.27 5.91 zoodat zij voor de cultuur niet verder in aanmerking kwamen. 7 In 1882 kwam er weder een bezending zaad en van de planten, hieruit gekweekt, bestaat op het etablissement Tjinjiroean nog een proef-aanplant, van welke enkele soorten in 1887 werden onderzocht. Over het resultaat dier hide wordt in KEES jaar- verslag omtrent de G kina-ond in de Preanger-Regentschappen òver het jaar 1887 het fävóldedde vermeld. »Veel minder nog (dan de Calisaija-soorten, gekweekt uit »zaden, van wijlen Senunkrarr ontvangen) komen voor de „cultuur in aanmerking de planten, gekweekt uit zaden, in »1882 ontvangen, onder de namen van Fijne en Fijnste Calisaija »van Mapiri, Calisaija van Inquisive, Zamba merada, Duras „milo en Cocola, waarvan de bast in den loop van 1887 mede »scheikundig werd onderzocht. "Gunstig daarentegen waren de uitkomsten van het onder- »zoek van den bast van C. Pitayensis. Op vijfjarigen leeftijd was »het gemiddeld gehalte der uit zaad gekweekte planten 4.85 pCt. »kinine. Hoewel in samenstelling van den bast ten achter "Staande bij C. Ledgeriana, biedt de cultuur van deze plant »loch niet te miskennen voordeelen aan. „De bast heeft in voorkomen zeer veel overeenkomst met »dien van C. Officinalis. In chemische samenstelling staat hij "bij deze niet ten achter, heeft daarmede zelfs eene merkwaar- dige overeenkomst, doch haar groei is belangrijk sterker. (4) »De cultuur van C. Pitayensis verdient dus wel aanbeveling »op die hoogten, waar de Ledgeriana niet meer of althans "minder goed slaagt. Dear de weinige niet geïsoleerde boomen »sten zaden zullen leveren, waaruit typische planten kunnen enn (1) Die groei is later zeer tegengevallen, als men nagaat. dat de 3-jarige Enten slechts een hoogte hadden van hoogstens 11/p Meter, en een stam- Omtrek van 0,08 M. op 1 Meter hoven den grond. De 10-jarige moederboomen hadden een hoogte van 6.90 M. en een stam- Smtrek van 0.22, terwijl de C. Officinalis op dien leeftijd een hoogte had Van 6.12 en een stamomtrek van 0.24. od voor onder den naam van Pitayo-kina van den Pinon de Pitayo. De Ee 78 »worden gekweekt, bestaat het voornemen een enten-aanplant »van C. Pitayensis tot stand te brengen voor latere zaad- » winning. ‚Nu de aanplantingen van officinalis door de alles heheer- »schende Ledgeriana gaandeweg verminderen, en de bij den »handel zoo gewilde pijpbasten van C. Officinalis, onder den »naam van Loxa of kroonkina bekend, van de markt dreigen »le ‘verdwijnen, belooft de aanplant van C. Pitayensis zeer — »veel voor de toekomst, der verschillende Galisaija-soorten, en kan voor hoog gelegen plantages » van veel gewicht worden.” Daar sommige kinaplanters, wier tuinen op + 6000 voel zijn gelegen, wellicht aan dezen laatsten wenk gevolg zullen geven. ook met het oog op het zeer hooge kinine-gehalte (ruim 10 pCt), kort geleden bij C. Officinalis gevonden, vond ik het niet onbelangrijk, nogmaals een onderzoek in te stellen: | te naar het alcaloid-gehalte, gekweekt uit het zaad, dat in an 1882 ontvangen werd, en | 2e van alle boomen van C. Pitayensis(t) en van de 5-jarige. — enten, die van deze soort zijn gekweekt. 4 Zooals boven reeds werd medegedeeld, staan alle hoomen, — | uit bedoeld zaad gekweekt, in een proeftuin te Tjinjiroean, enge lijken de meeste, oppervlakkig beschouwd, vrij wel op elkaar. 4 Slechts enkele soorten toonen groote verschillen aan. Zoo is b.v. de Cinchona Verde door zijn intens donker groene tint gemakkelijk te herkennen, terwijl de Cinchoma — Pitayensis volkomen op de Cinchona Officinalis gêlijkt en de — Ginchona Cocola veel overeenkomst heeft met de Cinchona_ Succirubra; alleen is bij gezonde exemplaren dezer soort het blad grooter, dan dat van de Cinchona Succirubra. Te betreuren is het daarom, dat €. Cocola zulk een bijzonder laag hiene geballe heeft, anders zou zij de Succirubra &! () CG. Pitavensis of CG. Trianae: de bast dezer soort komt in den handel Pitayensis werd door Cross in 1870 uit Amerika naar Kew overg en verder door Dr. Smrpson naar Madras en Bengalen. 79 onderstam bij het enten hoogstwaarschijnlijk met voordeel kunnen vervangen. Voor het onderzoek werden van elk groepje, bestaande uit dE 20 boomen, drie der dikste en gezondste exemplaren uitge- zocht en van deze een strook van £ Meter lengte en 5 c. M. breedte gesneden ter hoogte van 3 Meter boven den grond. Uit onderstaand staatje blijkt echter, dat geen dezer soorten wegens het lage kinine-gehalte voor de cultuur in aanmerking kan komen. 5 3 SAMENSTELLING. 8 KINA-SOORT en WE PET RER zl HN SE Ì C. C. Mapiri fijne. [Tjinjir.| 1,70} 2,06 | — | 1,74{ 5,50 ME Ps a > [0,521 0,47 | — | 2,24 | 5,23 Bn os » > |1,11/3,60| — | 1,19 | 5,90 dpa … » fijnste) » | 9,00|932-— |-4,60 | 5,92 lt» » …_15,6510,90 |. — 19,78 1:55 B ‚ |2,64| 2,355 | — | 0,51 | 5,50 1{» van Bolivia. s117%1 4031 =| 4,51 | 5,06 KEEN » |1,55|5,43| — | 0,65 | 5,65 3» » ‚14,55 |2,10| — | 0,29 |-6;94 1| » Cocola. » {0,401 1,30 | — | 2,10[ 5,80 2 op sr Gatto: == 114,40 5,10 3e» s O35 11,80 || 9,57) 4,40 1{» Zamba Merada. » 2,19 | 0,55 | 1,20 , 0,96 | 4,70 dn. N ‚_|118| 0,84 0,20 | 1,58 | 5,60 SES Ô » |2,10| 0,94 | 0,40 | 1,26 | 4,70 1{» Duras milo. » 2,18 | 1,00| — | 4,16, 7,54 2 » » » » 0,25 0,50 es ee 2,45 5,00 On, „ 10531046 — 155150 1,» van Jamaica. » 5,51 | 5,06 | — | 0,67 | 9,24 2» » » 12,90! 5,35 | — | 1,45 | 7,70 EA „ [586 400| — | 0,48 | 8,54 1» Verde. » 0,76 0,82 | — 1,42 5,00 2e» „ |0,53| 0,50| — | 5,17 | 4,20 Min | : 1,41 | 2.60 | — | 1,69| 5,70 Wis 1) : 0,96 | 0,56 | — | 2,56 4,08 „LC. Inquisive. * 0,44 | 0,81 | — | 4,79 | 6,04 @_ Bast van 50 boomen gemengd. 80 Het onderzoek der G. Pitayensis en der 5-jarige enten dezer soort leverde het navolgende resultaat op: SAMENSTELLING. N° SOORT. : 5 3 Cincho- Kinine. | EREN |Kinidine., nine + | Totaal am alc: ij G. Pitayensis. 6.75 | +100 |= 1.80 | 9.55 2 » wat 1.81 — 1.54 6.46 5 » af 2.40 DE 0.59 6.56 4 » 5.50 0:80 — 2.70 7.00 5 » 6.06 1.25 — 2.59 9.70 6 » 2,80 1.48 — 0.82 5.10 7 » 4,05 1.10 — 0.57 5.50 8 » 560 1 131: |= 1.42 { 6,59 9 » 4.10 | 0.90 den 0.87 | 5.87 10 » ait 2,90 en 2.51 8.12 11 » Enten. | 2.51 0.90 en 1.64 | 4.85 Er zijn nu ongeveer + 1500 stuks enten van C. Pitayensis te Tjinjiroean, alle afkomstig van bovengenoemde 10 moeder- boomen. Van 150 stuks van de best ontwikkelde en grootste exem- plaren werden stukjes bast gesneden ter lengte van 10 c. M. en 25 c. M. boven de verbinding van onderstam en ent. Zooals uit bovenstaande analyse N°. 11 blijkt, was de uit komst bedroevend, en er kan dan ook, met dit resultaat voor oogen, aan de planters, wier gronden te hoog gelegen zijn voor beplanting met C. Ledgeriana, geen betere raad gegeven wor- den, dan zich te bepalen tot de zooveel hooger gehalte heb-_ bende G. officinalis. : De Leman, Augustus 1892. NOTULEN VAN DE VERGADERINGEN Den KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING | IN NEDERLANDSCH-INDIË, GEDURENDE HET EERSTE HALFJAAR VAN 1892. Vergadering der Directie, gehouden op 14 Januari 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Mr. Prerers, Dr. VAN BeuMeELEn, Dr. Oxsen, Berman en Dr. Ficer. Afwezig met kennisgeving de Heeren Dr. VAN er Stok, Dr. Traum en Dr. Gresnoer. Het voorzitterschap wordt waargenomen door den Heer Mr. Prepens. l. De Notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. IL Van de ledenlijst worden afgevoerd de Heeren : Á. B. B. JANSSEN, P. Wicaens, L. Visser, E. Cu. F. Broc, H. CG. L. D. ComMeGrAin, J.D. Hersine. | „HI. Tot Lid wordt benoemd de Heer J. Breu, terwijl wordt aangeteekend, dat de Heer Kuur, in de vergadering van 11 Juni 1891 als Lid afgevoerd, op zijn daartoe kenbaar gemaakt verlangen wederom als Lid wordt ingeschreven. IV. Wordt voorgelezen een schrijven van Dr. TreuB,. waaruit blijkt dat deze zich zijn verkiezing tot ondervoorzitter laat welgevallen. De Bibliothecaris deelt mede dat hij uit Nederland ontvangen heeft het Alphabetisch Register op Deel XXXL tot L van het Natuurkundig Tijdschrift, samengesteld door het eerelid der Vereeniging den Heer H_L. Janssen van RAAY. Wordt besloten den Heer Janssen van Raay den bijzonderen dank van het Bestuur te betuigen. Tevens wordt de Penning- meester gemachtigd om het bedrag der rekening voor het drukken van dit Register groot f 587.— aan den Heer Niunorf te voldoen. VI. De Bibliothecaris stelt voor om het supplement op den Catalogus, dat gewoonlijk aan de laatste aflevering van het loopende deel wordt toegevoegd, eenige maanden later te doen drukken wanneer alle afleveringen der loopende jaargangen zullen zijn ontvangen, daar zoodoende slechts compleete werken in den supplement-Catalogus kunnen worden vermeld. De vergadering heeft hiertegen geen bezwaar en de Biblio- — thecaris wordt uitgenoodigd om zich hieromtrent verder met den Redakteur te willen verstaan. | VIT. De Penningmeester dient de Rekening en Verantwoor- ding in over het gedurende het jaar 1891 door hem gevoerd geldelijk beheer. De Heeren Porak en Herisea worden in commissie benoemd om deze Rekening en Verantwoording tê onderzoeken, en daaromtrent in de volgende vergadering vér slag uit te brengen. Ê 85 VIII De Secretaris, vertoont op verzoek van den Heer Van per Srok, de kromme lijnen, welke door den Seismograaf van het Observatorium tijdens de nd van den 29er December 1.l. werden getraceerd. IX. Komt ter tafel een exemplaar van Dr. E. Serenka’s _Entwickelungsgeschichte der Tiere door dit correspondeerend Lid der Vereeniging voor de Bibliotheek aangeboden. Onder dankzegging aanvaard. 3 X. De Heer Piepers deelt mede dat hij uit Tegal bericht heeft ontvangen omtrent het trekken van vlinders, en wel van dezelfde soort als waarvan dit vroeger werd waargenomen. De richting der trek was O—W, juist tegenovergesteld aan die vroeger waargenomen. menemen dd Algemeene Vergadering, gehouden op 11 Februari 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. Van per Stok, Dr. van Bemmeren, Dr. Onnen, Mr. Prepers, VoRDERMAN, HerinGa, PoraK en Dr. Froer. Afwezig met kennisgeving zijn de Heeren Dr. Treug, BERMAN en Dr. Gresnorr. De Voorzitter opent de vergadering, deelt mede dat de Rekening en Verantwoording over het afgeloopen jaar ter inzage is nedergelegd, overhandigt den hamer aan den Heer Pievers en brengt daarna verslag uit omtrent den toestand der Ver- eeniging over het afgeloopen jaar 1891, hetwelk door de aanwezigen met belangstelling wordt aangehoord, en waar- voor hem door den waarnemenden Voorzitter de dank der Vergadering wordt betuigd. Daar niemand verder iets in het midden wenscht te brengen sluit de Voorzitter de algemeene Vergadering. 84 Vergadering der Directie, gehouden op 11 Februari 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. VAN per Stok, Dr. VAN BemmeLeN, Dr. OnneN, Mr. Prerens, VoRDERMAN, HerRinGA, PorAK en Dr, Ficee. Afwezig met kennisgeving de Heeren Dr. Treur, BERMAN en Dr. Gresnorr. De notulen der vorige vergadering worden na lezing goed- gekeurd en geteekend. 1. Van de ledenlijst wordt afgevoerd de Heer: J. A. Haupurc. IL. Tot Lid wordt benoemd de Heer Verim Bey, consul- generaal van Turkije te Batavia. UI. Wordt gelezen de missive No. 1250 dd. 6 Februari van den Directeur van 0. E. en N. waarbij verzocht wordt om de gebruikelijk gegevens voor het Koloniaal verslag van 1892 200 vroegtijdig mogelijk te willen toezenden. Gesteld in handen van den Secretaris. Ak IV. Namens Dr. Kroos wordt voor de Bibliotheek ten ge- schenke aangeboden eenige separaat-afdrukken van stukken van Geologischen aard, alsmede een » Repertorium der auf die Geologie, Mineralogie und Paläontologie des Herzogthum Braunschweig und der angrenzenden Landstheile bezüglichen Litteratur” van de hand van het Correspondeerend Lid der Vereeniging Dr. Kroos te Brunswijk. Onder dankzegging aanvaard. V. De Heer Herrnca deelt ook namens den Heer Potak mede dat de Rekening en Verantwoording van den Penning: meester door hen is nagezien en accoord bevonden en door hen ter decharge geteekend, aan den Heer Berman is terug gezonden. VI. De Heer Van Bemmeren vraagt toestemming om het aquarium in werking te mogen stellen, daar hij wederom geregeld tochten naar Tandjong Priok wil gaan doen. dee ann Bende ir oe OE ee eu Ee Per te Rf di ande Eine a le id ie heen Ane KE nat OE se ie: A RET NA oe A Wordt toegestaan. VIL De Heer Van Brameren zegl dat er in hel Museum verschillende mineralen aanwezig zijn die klaarblijkelijk door jonge mijningenieurs uit Europa zijn medegebracht. Daar deze mineralen voor Judi niet veel te beteekenen hebben , verzoekt hij toestemming om deze colleetie naar het Gymmiasitm over le brengen en daar voor zijn lessen te gebruiken. — De Herixca meent zich te herinneren dat indertijd ook wel mineralen uit Nederlandsch-lndië aan het museum zijn toe- gezonden, waaronder dus nog wel exemplaren van eenige waarde kunnen zijn; daarom wordt besloten om eerst een mijningenieur uit le noodigen de collectie nrineraten te onder- zoeken en na te gaan wat er nog van eenige waarde kon zijn. Het overblijvende kan dan aan den Heer Van BemmeLen tot het gevraagde doel in bruikleen worden afgestaan. Dienovereenkomstig wordt besloten. Vergadering der Directie, gehouden op 10 Maart 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. Van per Stok, Dr. Trevp, Dr. Van Bemmeren, Scuereen, Dr. Onnen, BorranD, PoLAk, Henin en Dr. Fier benevens een aantal gewone Leden. Afwezig mel kennisgeving Dr. Van Romsuron. De Voorzitter opent de vergadering en geeft het woord aan. den Heer Jop. Herinca, die daarop de aangekondigde voordracht houdt over »Eene periode uit de Geschiedenis der scheikunde”, welke voordracht door de aanwezigen met be- langstelling wordt gevolgd. Na afloop betuigt de Voorzitter den Heer Hrnsnea den dank der. Vergadering. 86 [. De notulen der vorige Bestuursvergadering, alsmede die der Algemeene vergadering in Februari gehouden, worden gelezen en goedgekeurd. IL. Worden gelezen missiven van de Heeren Dr. Kroos en Dr. Crerier, waarbij deze Bestuursleden kennis geven van hun aanstaand vertrek naar Zuropa. Aangenomen voor kennisgeving. HI. Tot Leden worden benoemd de Heeren: A. Orro, chemicus aan de suikerfabriek Dinoyo. 0. T. Mrspersrom Berser, administrateur derzelfde onder- neming. GC. F. Baknurs, luitenant der infanterie te Batavia. IV. Komt ter tafel een missive van den Chef van den Topographischen Dienst alhier ter begleiding van twée bladen (IV en V) van de chromolithographische kaart der Residentie Westerafdeeling van Borneo. De Heer van BeumeLen merkt op dat de Natuurkundige Vereeniging, overeenkomstig een gouvernementsbesluit , alle door het Topographisch Bureau te Bafavia uitgegeven kaarten ten geschenke ontvangt. Hij betoogt de wonschelljkhbid van een dergelijke beschik- king omtrent de kaarten die door het Hydrographisch Bureau worden uitgegeven. De Voorzitter neemt op zich om te onderzoeken tot wien men zich hiertoe zal moeten wenden, daar het mogelijk is dat een Besluit van den Commandant der Zeemacht hiertoe voldoende is. VL. De Heer Berman deelt mede dat de Rekening-Courant van Prof. Huprecur onderzocht en accoord is bevonden. en dat er nog een batig saldo van + f 1500 overblijft ten bate van de door Prof. Husrecurt ondernomen onderzoekingen. VII. De Heer var Bemmeren vraagt als Biblothecaris een jaarlijksch crediet aan tot het aanschaffen van werken, die hij meent dat in de Bibliotheek moeten aanwezig zijn. De vergadering vindt het wenschelijker niet af te wijken 87 van de tot nog toe gevolgde methode waarbij de Bibliothecarís op de Bestuursvergaderingen voorstellen doet tot het aan- schaffen der door hem noodig geachte boekwerken. < VIII. De Heer-Ovver deelt mede dat de Heer ren Brisk leeraar aan het Gymnasium Willem III, bereid is tot het houden eener voordracht voor de Leden der Koninklijke Na- tuurkundige Vereeniging. Wordt besloten den Heer ten Brink mede te deelen dat de Vergadering zijne voordracht gaarne zal hooren, en wel in de Bestuursvergadering , die in de maand Mei zal gehouden worden, indien hem zulks zal convenieeren. IX. De Heer BorLann zegt dat ook de Heer Krewiers De Joxer, officier van gezondheid alhier, des gevraagd, wel bereid zal worden gevonden tot het houden eener voordracht. Vergadering der Directie, gehouden op 14 April 1892. Tegeuwoordig zijn de Heeren Dr. Var per Stok, Porak en Dr. Ficee. Afwezig met kennisgeving Dr. M. Treos. De Notulen der vorige vergadering worden na lezing goed- gekeurd en geteekend. 1. Van de ledenlijst worden afgevoerd de Heeren: H. Goepsroep. D. J. Jor. Van pen Busscue. J. van Kwawecen. H. GC. Soerens. E. K.H. A. Haumixc. IL Wordt voorgelezen een schrijven van de Naturforschende _ Gesellschaft te Freiburg i. B. waarbij wordt voorgesteld om in ruiling van wederzijdsche publicatiën te treden. Wordt gesteld in handen van den Bibliothecaris met ver- zoek hieraan gevolg te willen geven, tenzij de Universiteit te 88 Freiburg reeds de uitgaven der Kon. Nat. nd moeht ontvangen. HI De Voorzitter deelt mede dat bij hem is ingekomen een verzoek van den Huurder van het Pavilloen Oost om een* stalling voor één paard te doen vervaardigen, alsmede om een der bijkamers tot wagenkamer te doen inrichten. Volgens een lijgevoegde begrooting zou dit op f 259 te staan komen. De vergadering meent dat een dergelijke inrichting zeker bij het Pavilloen behoort en besluit derhalve het Bestuur van de Maatschappij van Landbouw- en Nijverheid met bovengenoemde verzoek in kennis te stellen, onder bijvoeging dat de Kon. Nat. Vereeniging bereid is haar aandeel in deze kosten bij te dragen, doch tevens voorstelt, om die stalling terstond voor twee paarden te doen inrichten. Vergadering der Directie, gehouden op 12 Mei 1892. nTektiwoordig zijn de Heeren: Dr. Van per Stok, Mr. Piepers, Scuerren, Tae Dr. OsNEN en Dr. Ficee, benevens een aantal gewone leden. De Voorzitter opent de vergadering en geeft het woord aan den Heer A. J. ran Brink tot het houden der aangekondigde voordracht »over bet Sneeuwgebergte van Nieuw-Guinea welke door de aanwezigen met belangstelling wordt gevolgd, Nadat aan spreker de dank der aanwezigen door den Voor- zilter is betuigd, wordt overgegaan tot het lezen der notulen der vorige vergadering, welke worden goedgekeurd en ge- teekend. 1. Tot Leden der vereeniging worden benoemd de Heeren: J. Krorrengune, employé Tjiomas, Buitenzorg. J. Cun. Larp, administrateur Paal: Lima-Bandong q. Cu. E. H. Worz wenen, imisistssteur der Kinaonderneming Indragiri- Bandong. EEE IONA LNE ETEN U x Ô 3 ne Bd SAE ER A ale vin han ear instak En et ORE VER 89 IL. Van de ledenlijst worden afgevoerd de Heeren: G. GC. Pr. p'Arnaup GERKENS, H. R. pe Vries, * J. Vissen, T. Warren. IL Wordt voorgelezen een schrijven van den adjudant van dienst van Z. K. den Gouverneur-Generaal waarbij de dank Zijner Excellentie wordt overgebracht voor de toe- zending van het verslag over 1891. IV. Wordt voorgelezen een schrijven van den Heer Krewiers DE Jonee waarbij deze zich bereid verklaart om in de maand Juli een spreekbeurt te vervullen. De Voorzitter deelt mede dat op den 18° Mei te Buitenzorg op feestelijk wijze zal herdacht worden het 75- jarig bestaan der Plantentuin. Hij stelt voor dat de Natuurkundige Vereêniging op de een of andere wijze van hare belangstelling doe blijken. Wordt besloten den President, die het feest zal bijwonen, te verzoeken de tolk van het Bestuur der Vereeniging te zijn, en de gelukwenschen der Vereeniging over te brengen. VL De Voorzitter deelt mede dat door hem en door den Directeur van het Museum eenigen tijd geleden ten behoeve van de onderzoekingen van den Heer Dugors bij het Indian Museum — te Calcutta in bruikleen zijn-aangevraagd een aantal schedels van Vertebrata en Reptilen. Hierop is geantwoord door het toezenden van een kist met schedels, welke onmiddellijk zijn doorgezonden naar den Heer Dunors. Tevens werd daarbij het verzoek ontvangen om zoo mogelijk uit de collectie slangen, in het Museum van de Natuukundige Vereeniging aanwezig , die exemplaren te willen toezenden, die nog niet gedetermineerd waren. Na determinatie zouden die exemplaren worden terug- gezonden, met uitzondering der duplicaten, indien ten minste daartegen van de zijde der K. N. V. geen bezwaar mocht zijn. Wordt besloten aan dat verzoek gevolg te geven. 90 VII. Op voorstel van den Heer Onnen wordt besloten de lezing van den Heer ten Brink in het Tijdschrift op te nemen. Vergadering der Directie, gehouden op 7 Juni 1899, Tegenwoordig zijn de Heeren HerincaA, Senerren, Dr. VAN Bemueren, Dr. Onnen en Dr. Ficrre, benevens een aantal ge- wone Leden: Daar noch de Voorzitter noch de Ondervoorzitter aanwezig zijn, neemt het oudste Bestuurslid, de Heer Herinca, het praesidium op zich en geeft -het woord aan den Heer vAn Bemmeren tot het houden der aangekondigde voordracht, »Over koraalriffen” waarin spreker het voorkomen en het ontstaan van koraalriffen en koraaleilanden uiteenzet en een exposé geeft van de theorie van Darwin omtrent het ontstaan van atollen en koraal-barrièren, alsmede van hetgeen door latere onderzoekers tegen de theorie van Darwin is ingebracht. Na afloop betuigt de Voorzitter den Heer van BrmmeLeN den dank der vergadering, waarna wordt overgegaan tot het lezen der notulen van de vorige vergadering, welke worden goed- gekeurd en geteekend. 1 Tot Leden worden benoemd de Heeren: R. Hacrnaan Jr. koffieplanter te Malang, G. Görinc, koffieplanter, te Malang, M. G. Hoekstra, leeraar aan de H. B. School te grkee f Dr. J. C. G. W. van Nooren, leeraar aan de Hoogere Burger- school te Soerabaija, B. Jarikse, onderwijzer 1° klasse Mr.-Cornelis, terwijl van de ledenlijst worden afgevoerd. _ Mejuffrouw Van per Praars, ENEN de adat deer en eN edn dn en de Heeren: GRAAFF , LA CHAPELLE, Jon. G. Korrinc , H. van Voorst ror Voorst, F. L. van per Vinne. IL De Secretaris leest het volgende schrijven voor van den Heer: A. Haca, te Dendang. sReeds meer dan eene maand geleden, op den 18° April Il. »’savonds te half zes ure, werd hier ter plaatse door mij »een natuurverschijnsel waargenomen, zoo zeldzaam dat het »mij belangrijk genoeg voorkwam, UEd. hiervan mededeeling »te doen, mij ten zeerste aanbevolen houdende voor eene „verklaring van het verschijnsel, die ik mij zelf niet heb „kunnen geven. >Op genoemden avond dan was de lucht vrij sterk bewolkt »doeh de zon dicht bij den Westerhorizon nog zichtbaar toen „een zachte regen viel en ongeveer 5 à 10 minuten niet min= „der dan vier regenbogen zichtbaar waren. sOnderstaand schetsje geeft ongeveer den onderlingen stand »aan van deze bogen. 92 „Boog N°. 1 is de gewone regenboog, en N°. 2 die door „dubbele breking ontstaan; N°. 5 was veel smaller, stond »ongeveer tegen N°. 1 aan, en de volgorde der kleuren weer vals in N° 1. Kan deze door driemalige breking zijn „ontstaan? De kleuren waren nochtans duidelijk te onder- »scheiden. N°. 4 echter was niel concentrisch met de drie an- »dere, maar raakte beneden N°. 1 waardoor men geneigd zou »zijn aan een tweede zon te denken die dezen boog veroor- »zaakte, indien dit niet te ongerijmd ware…… De Secretaris deelt mede dat in het Januari-nummer van het Tijdschrift Astronomie, in de Bibliotheek der K. N. V. aan- wezig, een dergelijk te Orléans waargenomen verschijnsel van _ een vijfvoudigen regenboog wordt beschreven, waarbij een, die niet concentrisch was met de andere. De laatste moest worden toegeschreven aan een tweede lichtbron ontstaan door weerkaatsing van het licht der ondergaande zon in het water. De mathematische verklaring van dezen meervoudigen regen- boog van de hand van den astronoom De Gúrieny, die bij de mededeeling in Astronomie was gevoegd, past geheel op het door den Heer Haca waargenomen verschijnsel. Wordt besloten den Heer Haca het genoemde nummer van Astronomie toe te zenden ter informatie en met verzoek om terugzending. 4 ES zi KE jd } k % ht ij | bn E 3 6 : _ Tweede Aflevering van Deel LIL ie en dn 5 EL OS NE Re ee NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH-INDIË, UITGEGEVEN DOOR DE KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING NEDERLANDSCH-INDIË, ONDER REDACTIE VAN Dr. EX. ONNEN. — DEEL Li Derde Aflevering. Ee À NEGENDE SERIE. PEBE EC Aflevering 3. VULKANISCHE VERSCHIJNSELEN AARDBEVINGEN IN DEN 0. [. ARCHIPEL WAARGENOMEN GEDURENDE HET JAAR 1891, verzameld DOOR „ Dr. S. FIGEE en Dr. H. ONNEN, LEDEN DER AARDBEVINGSCOMMISSIE. A. VULKANISCHE VERSCHIJNSELEN. Berichten van vulkanische verschijnselen zijn in 1891 zeer weinige binnengekomen. Met den dood van den Heer Mr. J. B. Buren te Probolinggo _ eindigen de zoo zeer gewaardeerde maandelijksche berichten omtrent den toestand der vulkanen in die streek. De berichten Over 1891 loopen tot 51 Mei. In den aanvang van het jaar waren de Semeroe en de Lamongan, voor zoo ver zichtbaar, steeds werkzaam, in de volgende maanden in hoogere mate, vooral de Lamongan. 7 94 Van den Semeroe is bovendien officieel dd. 17 Maart gerap- porteerd, dat bij dezen vulkaan in de voorafgaande dagen verhoogde werking was waar te nemen. Dag en nacht stootte hij onder zwaar gerommel zware rook- en aschwolken uit, die ‘snachts een rooden vuurgloed afgaven, terwijl in den nacht van 10 op 11 Maart blijkbaar gloeiende lava- en steenmassa’s langs de oostelijke hellingen van den krater naar beneden rolden, welk verschijnsel zelfs van Toeren uit uren achtereen duidelijk waarneembaar was. Van ongelukken door lava- overstroomingen werd niets vernomen, ofschoon volgens geruch- ten onder de inlandsche opgezetenen van sommige onderne- mingen groote ongerustheid heerschte, en het meerendeel, bevreesd geworden door. het zichtbare uitstroomen der gloeiende : steen- en lavamassa’s en hel hevige daarmede gepaard gaande geraas, die ondernemingen verliet (G. R. 5771/91). Van den Resident van Soerakarta ontving de Nat. Vereeniging een schrijven, dd. 28 Juli, 1891, meldende, dat op 18 Juli, op den Goenoeg Pamesoe, benoorden het pakhuis Watoesambong, eene aardverschuiving heeft plaats gehad ter diepte van 1 voel over eene lengte van 212 bij eene breedte van 80 voel. Ken klein sawahvak werd daardoor verwoest. Overigens had- den geene ongelukken daarbij plaats. Ken dieast-lelegram van den Resident van Djocjakarla, dd. 26 Augustus 1891, meldt, dat den vorigen avond (dus 25 Augustus) de Merapi dikke rookwolken uitstootte el aan de noordwestzijde sterk in vaurgloed gehuld was. Aard- beving of knallen werden daarbij niet waargenomen (G. R. 16726/91). an Te Lawang (Res. Pasoeroean) viel op den 25" December, Sa des avonds omstreeks te 7 uur bij zuidwestelijke windrichting — een lichte aschregen (G. R. 572/ 92). | Uit de Preanger R2g. zijn geene andere berichten ingekomen, dan van den Heer S. J. Meuer, (onderneming Friesland: Bandoeng), die melding maakt van voortdurend gerommel, dat aldaar in de laatste dagen van December uit het oosten 95 gehoord werd, hetzij van den Tungkoeban Prahoe, hetzij van den Boerangrang. Volgens maandelijksche rapporten van den Heer Aucusreuns, hoofdopziener op de onderneming Tjepago, op de oosterhelling van den Merapi, heeft deze berg zich het geheele jaar door rustig gehouden, met normale dampontwikkeling. Alleen in December stootte hij meer rook uit dan gewoonlijk en liet hij een sterk gebrom hooren, hetgeen echter in dat jaargetijde ten gewoon verschijnsel is. B. AARDBEVINGEN. Aanvulling der aardbevingsberichten over 1890. 96 ie EL A SIE nd Herlei- Ee sE Residentie of : Uür ding tot 53 Berichtgever Waarnemingsplaats. |__ Gouvernement, E __[Batavia-|_puur. =| . Es …, |sche tijd. EE Sm nd. Ss | Locale tijd. g | 53 en 5 minuten. seconde Oct. G. R. 4552/91. Tepa. Amboina, Babber. 5 18° 49" —_92 Ser waroe. Amboina, Letti. 19 [22° 10” —65 Dec. G. R. 4552 91. Sejra. Ambo ie Sejra. 2014 —97 ajeli. Am „ Boeroe. 25 16° —82 Ser waroe. Ambo me Letti 25 1 5" 45" —85 Ilwaki. mboina, Wetter 25 | 6°30" [—79 War Amboina, Ceram 25 | 6°20" [95 |.-an G. R. 2156/91. Banda-Neira. m ‚ Band 25 | 6°30" [—93 G. R. 4552/91. Ritabel. Amboina, Lara tr —99 G. R. 2092/91 Saparoea Amboina, Saparoea. | 26 | 6" —ö8 Aardbevingsberichten over Januari 1891. E. a. Genie-Oflicier. |Gombong. Bagelen, Java. 1:14" | G. R. 435/91. Benkoelen. Benkoelen, Sumatra. | 1 | 9" 35" +18 G. R. 635/91, Soekapoera. Probolinggo, Java. 1/5°30" [—27 E. a. Genie-Oflicier. {Gombong. Bagelen, Java. 2 19:30" |l 20° 25” Tji voie en emas, Java 2 194 [—9 G. R. 3160/91. Tontol Celebes en 0., Celebes. _6 [15° 30" _[—56 G. R. 1825/91. boehoe 1 Lintang afd. Benkoilen Sumatra. | 6 |14*20" [+17 re R. 4552/91. Kajeli. Amboina, Boeroe. 10 | 2°45" _[—82 Sd Maas Geeste-|Argasarie, Bandong. |Preanger Reg. Java, | 11 | 3 3" 2 hese rteoriein Batavia. Batavia, Java. 11 [16° 18" 0 G. R. 1150/91. Sadjira, afd. Lebak. |Bantam, Jav, 12 17° ek _ IG. R. 1652/91. nogiri. oerakarta, ain 18 | 6° —16 D45|L. Wichers. range Wlinggi. |Kediri, Java. 18 | 5° 45" Es 590|A. de Stoppelaar Jr. |Soember Telaga. Pasoeroean, Java. 18 | 6 —4 835[E. Goedbloed. Tondano. Menado, Celebes. 0/317" |—72 sant dat geene aardbevingsverschijnselen werden waar enomen in de m Res. Banka Res. proaling en Ond. 278. 97 Intensiteit en aard der beweging. Bijkomende verschijnselen en opmerkingen. RENE wee. Vrij hevige schok. Lichte schok. vie schok. ies horizontale schok. Vrij hevige scho hk jhenige erliende schok. evige É : „| Lichte horeondele draaiende schok. Voorafgegaan door een onderaardsch gerommel. vetes trente see neee ne eeen ereen ee Eén schok. Vrij ‘he evig; horizontaal; snel op elkaar kane schokken Vrij hevige schok. "eee Zachte, verticale schok. Hevige schok, “…j Vrij hevige aardbeving. Ene eet neren nessen entei Een deed bere Twee vrij hevige schokken d. Base en enkele rs le sch ok. hevige schokken horizon Drie en alten: e korte vrij gevold door een lichte beving, aal. | Afw. der staafjes 3,5 m.M (1). an der staafjes - m. Ee d enen Aiw’ 0. — staafje Ma » » » Kleine beweging van drie minuten duur, onderen n de photographische krommen. der horiz bea kracht van het Retiiertiond. Besoeki: n rh van H.H. Medewerkers, wier namen onder de volgende nummers in de lijst voorkomen d Jd. Murren (Bondowoso on ZE si re Dn ZE Residentie of : Uur, _ | ding tot 33 Berichtgever. Waarnemingsplaats. Gouvernement. z ; pst Eel en Eilan ® locate tijd. branen z8 es ‚ minuten. , _ seconde Aardbevingsberichten over Februari 1891. Observatorium. Batavia. Batavia. Java. 3 [17° 40” 0 Jo n G. R. 4551/91. Karimon-d jawa. Japara, Karimon- 6 [21°30" [—M4 jawa. G. R. 5967/91. Bima. Cel. en O,, Soembawa.| 15 |21°59" |—48 305/G. van Beuningen van Solo-Djebbres. Soerakarta; Java. 18 |21° 4 [rs Helsdingen. pe GR. : Ambon. Amboina, Amboina. | 22 | 4"30" _|—26 A. A. Maas Geeste-|Argasarie, Bandoeng.|Preanger Reg, Java.l 25 |20°30" |— 2 ranus. Á E. a. Genie-Officier. |Tjilatjap. Banjoemas. 25 24e [MM Fen H. E. P. Nolthenius{ Poerworedjo. Bagelen, Java. rn —13 de Man. E. a. Genie-Ofticier. |Gombong. Bagelen, Java. 25 219" 4 jee Resident. | Verschillende plaatsen {Bagelen, Java. 25 |21°15" |l in e. G. R. 4749/91. Verschillende _ plaat-|Bagelen, Java. 1 25 (21° 15" RL à sen. — E‚ a. Genie-Ofticier. |Willem 1. Semarang. 25 |21"13" |M Semarang. Semarang. 25 (9112 [4 jee G. R. 4872/91. Ald. Demak. Semarang, Java. 25 (21° 10” à {E. a. Genie-Officier. | Magelang. edoe, Java. 25 (21° 10" Eh in G. R. 4874/91. Wonogiri. Soerakarta, Java. 25 (21° 10" 16 L. Wichers. Blitar. Kediri, Java. 25 (91° 20" |—24 F. W. Morren. Bantaran. Kediri, Java. 25 21° 7 Ga B) } f ___G: R. 3977/91. Kediri. Kediri, Java ek 558/H. C. Pennink. Soerabaija Oedjong. |Soerabaija, Java. 25 ts 4 _{G. R. 4873/91. te en _ Sido-[Soerabaija, Java. 25 [21° 30= Ee ardjo. p E eat Bijkomende verschijnselen. en aid er beweging. opmerkingen. kernvsenseerseervers veen De kromme voor de horizontale kracht van het aardmagnetisme vertoont een kleine beweging ; duur : 2 minuten. Twee lichte schokken. Vrij hevig. … [Zeer lichte aardbeving. „}Vrij hevige verticale schok. Zeer zwak. Horizontaal. Alle staafjes uitgestooten Hen m.M. (1). hg pee Deuren en ramen op het N ‚ liggende rammelden, de loodrecht eet hi tense ein „[Eenige horizontale schokken. eg Eenige horizontale schokken. Horizontaal. ad 5 ere 1.2 m.M. De bel luidde 2 maal Horizontaal. Alle En ‘sta zijn een millimeter uitgeweken. De bel heeft 5 à 8 seconden geluid (1). Twee schokken. Horizontaal zeer zwakke schok Twee zeer hevige schokken. In ke vrij langdurige tusschenpoos feed Kade kken, alsmede vóór en na de sel n werd 88 kn] Verticaal 5, nord en akte een dansende be eweging, e be- ng eenige oogenblikken ater. = een. iveerende over. Hu eg stond stil, wij gekeerd naar het westen Esch schok 6. Een paar verticale schokken. À Ë Weinig intensiteit. Slingering van lampen was ook gedeeltelijk 0—W. Vrij voelbare schok. Sd 100 SE B ; si a 5 Herlei- 4 BE Residentie of À Uur dingtot| 23) _ Berichtgever. | Waarnemingsplaats. Gouvernement, z Isere sa) Piu 8 = | Loeale tijd ä ZS a ‚| minuten. ì 591/G. Kaulbach. Soember Peting. Pasoeroean, Java. 25/92" [4 0 F. K. Overduijn. dee ge Pasoeroean, Java. 25 |2 24 300. De Kas soeroean, Java 25 [21° 45 EL E 590|A. de Stoppelaar Jr. Boei bar r Telogo. Pasoeroean, Java 25 [21° 15” 24 pi G. R. 6144/91. Geheele residentie. |Pasoeroean, Java. 25 [tusschen Sr à 40, 21" en ES 21° 30" : 7 N 607{Mr. J. B. Burger. _{Probolinggo. Probolinggo, Java. | 25 [20°25" [—26 on G. R. 467091. ___{Probolin brobolinggo, Java. | 25230 2 E. K. Boissevain. ep Wangkal Soe-|Besoeki, Jav 25 ja 9 28 Een 7 erto. } 634 J. Muller. Bondowoso-Djember. [Besoeki, Java. 40 124357 B fen Ë — |J. W. Ouolander. Kajoemas. jesoeki, Java. 25 [20° 55 28 ee __{B. L. Repelius. _ |Djember. esoeki, Java. 25 [21° 25" |—28 Bengt 835/E. Goedbloed. henk fenado, Celebes. | 25 | 3:20" A2 [oi _ |G. R. 5174/91. lelen ali en Lombok, Bali} 25 [21°38" | | __}G. R. 5664/91 ee ald. rp nreln; ali en Lombok, Bali. 25 2e —2 60. adh iaer oeloeng Agoeng. _ |Kediri, Java 26 |21°26" _|—20 zl ER ‚ 4875/91. Sapoedie, Soemenep. |Madoera, Madoera. 26 [namiddag. |—28 Be _ |G. R. 614491. Regentschap Pasoe-| Pasoeroean, Java. 26 [tusschen |—-4 | "7 Dn en EE Rt 21° 30” 4 ie w. Ottolander. _ |Kajoemas. Besoeki, Java. 26 [15° 5” —28 E 6345. Muller. ondowoso. Besoeki, Java. 26 [15° 30" 28 zal en LA Djember Besoeki, Java 26 [15° 24" 28 kem 35/E. Goed ondano. — Menado, Cebebes 619 1 jan d ee 6. Negara afd Djembrana{Bali en Lombok, Bali.l 26 +8 32 a de Berichten, dat geene werden in de maand Felr her o aj u VWadar SCHOEEUH 5 . En en nd Bi: 4 eerie over Maart 1891. E. | | Lo sA- So Maas Geeste-|Argasarie Bandong. \Preanger Reg, Java. | 4 |23°30" |— s B 5 zi 19: gn € ie 8 18 ns KR. | 5361/91. Garoet. Preanger Beg, Java. 4 [19° 5" en a. 101 C p en Intensiteit Richting. en aard der beweging. E Bijkomende verschijnselen opmerkingen. 4, verticale nagolvingen. Schommelende beweging. De zwaarste sedert de laatste negen jaren. Pr pk twee schokken ieder ongevee epen Biene stonden stil, het water eit re An kom voorwerpen vielen nd en het Ku uit, geen ongelukken. Rapport wedono en Lampen schommelen rige Twee zware schokken, horizontaal. gen niet sterke horizontale aard- Vrij knee S schok. Zeer duidelijk Ntare aard- trilling. en de paar lichte schokken ; verticaal. Zware schuddin Lichte Horas aardbeving. Eenige enen schokken. Hevige a Vrij ek schok. Lichte schudding. Zeer lichte schok. enen SENS ern anne "……… {Lichte schok. zen van H.H. De Semeroe werkte meer dan gewoonlijk. Lampen en bloempotten slingerden. Soerabaja-tijd. 5 Eenigszins golvende beweging. Vooral sterk gevoeld bij Pahisan, + 11 paal Oostwaarts van Bondowoso, sterker dak hier ter plaatse Een muur gescheurd. AEN EN Medewerkers, wier namen onder de volgende nummers in „de lijst v "verve }Vrij hevig. v… Zwak. Nummer in del Berichten, dat geene pak rin werden waargenomen in de maand Maart we Bes. | Eerst aanw. Genie Off. der 2° Mil. Afd. op a Eenige. d et 5. En A erlei Residentie of 5 Uur: ding tot Berichtgever. Waarnemingsplaats. | __ Gouvernement, = 2 he bid. a ilanc | Loeale tijd. 5 = minuten.'_seconden > S í G. R. 5906/91. Mokko-Mokko. Benkoelen, Sumatra. p rk e +29 À G. R. 5730/91. Garoet. Preanger Reg., Java. | 9 [23°50" [— 4 |10à G. R. 5552/91. Tjiamis en Pandjaloe,[Cheribon, Java. 9 |'snachts. |—-Ô |. afd. Galoeh. JE. a. Genie-Officier. |Semarang. Semarang, Java. ie lk | 2821J. Bleij. Solokaton, Soekoredjo Semarang, Java. 13 ze 18° 30" RE G. R. 5731/91. Kendal en Bodja. _[Semarang, Java 13 [18-307 _[—13 Wei G.R. a-Doea. Palembang, en 13 [19*15= {+1 G. R. 5729/91. _[Soekoredjo. Semarang, Java. 4 30" |—l3 Jee 19 15” 20" 30” G. R. 7092/91. Kroë. Benkoelen 18 [19 +11 G. B. 6949/91. [Kauer Haitoeken. Sumatra. | 23 |22"25" |+13 Resident. onogiri. Soerakarta, Java. 25 [21°10" |—15 G. R. 7434/91. __|rontoli. Celebes en O „Celebes | 26 |22* —56 GR. 6948/91. |Renkoelen; Benkoelen, Sumatra. | 27 | 7"50* [+18 IG. R. 7434/91. Tontoli. Celebes en O., Celebes! 28 121“30" _ 1—56 : Tjilatjap gn mbong OLH. A. Iken. GR: 778501 IG. R. 804091. ‚R. 7912991. Aardbevingsberichten over April 1891. Ke moening. Tjisoeroepan , afd. Tji- “tjalengka. Garoet. Soerakarta, Java. Preanger Reg. Java. Preanger Reg. Java. Preanger Reg. Java. Preanger Reg, Java. Gheribon, Java. 13 | 0" 20” 17 {10° 20” 17 |10° 20" 17 (10° 20” 17 [10° 15” 17 |10° 15” Intensiteit en aard der beweging. Bijkomende verschijnselen en opmerkingen. Verticale schokken. Twee kort op elkander volgende lichte verticale schokken. Een paar lichte schokken. [Verticaal ……{ Verticale Verticaal vrij hevig. Eenige sg o Horizontaal, vrij hevig. Vrij hevig. Horizontaal. T wee zeer hevige schok- ken. voeerstervarerr Vermoedelijk veroorzaakt door den Papandajan. B Afwijking der staafjes 1m. M. De bel heelt geurende 20 seconden rote ea (1) Hanglampen bew zich za bn van 0— regulateur richting V. bleef stilstaan. Pée 7 _uur volgde ee baie zeer lichte schok, tegen 8 uur een de de Ook op 6 andere tE van beric higever kind Alleen te Patjong Sarie eenige vn besc Geen ba idelijk hoorbaar on Vergezeld van aaf B decaardak. ongelukken en geene ien mel. aan gebouwe Met vrij langdurige tusschenpoos tusschen de wee schokken, gedurende welke zoowel voor als na ee wenn schudden en trillen werd waargeno- Üek hand. Op hetzelfde tijdstip ook te Lais waargenomen. G. R. 6949/91). lillem 1 Magelang hee aanw. Genie Off. e volgende nummers in de lijst voorkomen : der 2e Mil. Afd. op Java. KE Korte hevige schok. ee elkaar eer opvolgende vrij teel SC Lichte verticale perd Lichte verticale schok. Vrij hevige schokken. Een zeer lichte; verticale schak ge volgd door een iets sterkeren Vermoedelijk van den Papandajar, in de richti van Telagabodas. 104 ZE A EN ; 3 erlei- zE Residentie of Ba ding 1ot 33 Berichtgever. Waarnemingsplaats. Gouvernement, z 8 hej Du D en Eilanc 5 | Loeate wal ZS Jen innten.} se E. a. Genie-Officier. |Semarang. Semarang, Java 17 (23°42" [Md [arran G. R. 11069/91. Tontoli. jen en 0., Celebes. 21 | 915" |--56 5 E. a. Genie-Oflicier. Semarang. ang. 24 17°15r jd Haanen G. R. 1041/91. Bima. Cel. ri Soembawa. 26 '21°40" |—48 | 9 Berichten, dat geene POR werden waargenomen Res : 34. ‚ Batavi es. Banjoemas: Tjilatjap: ìn de maand April we k 5 Bank on On 05. 4 î eers Willem r. Eerst aanw. Genië Kedoe: Magelang : | Aardbevingsberichten over Mei 1891. £ Ee J. Kerkhov Sinagar. Preanger Reg, Java.f 1 | 6° 20" 0 wd 68|A ee Maas aas: Argasarie, Bandong. |Preanger Reg, Java.| 1|6'30" |— 2 tk ba: e R. ‘8670/91. Garoet, Preanger Reg. Java.| 1} 637" |— A Benige. oe M. W. Zuur. Djattiwangi, Cheribon{Cheribon, Java. 1| 6:45" [—-7 4 __{G. R. 8688/91. Cherihon. Cheribon, Java. 1} 645 [7 jer ie _{E. a. Genie Officier. |Tjilatjap. Banjoemas, Java. 1 |_6° 497 9 Re 4e {G. R. 8611/91. Geheele residentie. |Banjoemas, Java. 1 e 8 20 64 : an E. a. Genie-Ofticier. [Gombong. Bagelen, Java. 1| 648" [11 ae |2o-2ge [at joen Ò GR B6rbjo. gier eg ve jen Bagelen, Java. 1 | 645" En à ad d | Premrl en __{Bagelen, Java. 1}2030" | 3 baie _{E- a. Genie-Oficier. |Semarang, Semarang, Java. ren ju HRE: Ee 105 Intensiteit en aard der beweging. Bijkomende verschijnselen opmerkingen. Horizontaal. Horizontaal. Lichte aardbeving. bivak ee staafjes niet waar te nemen. (1) Voorafgeg; or een onderaardsch geluid. Afwijking en staafjes onmerkbaar. (1) ir 2° Mil. Afd. op Java. wangen van ILH, Medewerkers, wier namen onder de volgende nummers in de lijst voorkomen: —_— veen BRE ores Zeer lichte schok. ‚{Licht. Twee. kort de elkaar volgen hori- zontale schokken Twee met aaan van 2 seconden op elkaar volgende schokjes. Een lichte schok. Horizontaal. erticaal. Beriis verticale schok, Golvend. ………| Verticaal. Eenige schokken. Eenige schokken. Horizontaal. r Vermoedelijk van den Papandajan naar den Galoens goeng. Ô E } Ber Al de lampen hadden een zeer geringe slingering NW. - Telegraaltijd. Geene ongelukken. Telégraaltijd. reed ed ermede horizon- taal en 6 m De muren van et neh werden op verschil rd plaatsen gescheurd; stukken pleister vielen relegraaftijd. Afwijking der staafjes, verlicaal 2 m.M (1). Telegraaftijd. De bel heelt gedurende ongeveer één ne elite een geluid, Bt, en geen seconden. zie m.M.: er staafjes in er c ì/a, d 0, nn „9 hd) 106 EE A 3 25 Eee Herlei- Ee SE Residentie of 8 U ding tot Ek Ee Berichtgever., Waarnemingsplaats. Gouvernement, z UF. | Bafavia- ur Ez . ad … {sche tijd ck ie „anc = | Locale tijd. ke z5 en minuten. E. a. Genie-Ofticier. |Semarang. Semarang, Java. 1 120°36" _[—14 Magelang. Kedoe, Java. 1| 655" _[—M4 ad W. A. Schmilau. Djokja. Djokjakarta, Java. 1{ 650" _|—14 al G. R. 8463/91 en Djokjakarta. Djokjakarta, Java 1 5 rd —14 eend FE u 5e Be G. R. 8904/91. Goenoeng Kentjana. |Bantam, Java. 4 1at +2 [2â G. P. M. van Weel. |Tjiogreg. Batavia, Java. 2 (16° 28" 0 5 20° 25" +5 A. A. Maas Geeste-!Argasarie. Preanger Reg. Java. ! 2 120°30" |— 2 |. nen ranus. G. R 10545/91. Kroë. Benkoelen, Sumatra. | 2 /21"13" [+11 |Een ps G. B. 9474/91. Kota-Agaeng, afd. Se- Lampongs, Sumatra. | 2 |21°16" [+ 8 [over mangka. | G. R. 9351/91. Pasoeroean. Pasoeroean, Java. 3 [23°30" _[—4 3. 835/E. Goedbloed. Tondano. Menado, Celebes. 3 | 7°20" [—72 veen E. a. Genie-Gfliciar. [Semarang. Semarang, Java. 52242" |M [nerd 330/H. A. Engelken. Kemoening. Soerakarta, Java. 5|2344r |—16 | 20À Resident en Soerakarta. Soerakarta, Java. 5 |23°45" [—16 7 G. R. 9174/91. Wonogiri. —_16 [aaneen Klatten. —15 jee k 545 | Wichers. Wlingi, Branggah. {Kediri Java. 5| 430" [19 30. 586/F. W. Morren. ___Bantaran. Kediri, Java. 5|231g" [21 | _ |E. Dubois. Toeloeng Agoeng. _ Kediri, Java. 52340" |—21 | 15 _ |G. R. 867691. Kediri. ___{Kediri, Java. 5 |2gesse |—2t | 107 Intensiteit en aard der beweging. E Bijkomende verschijnselen opmerkingen. NW. [Horizontaal. oor Horizontaal. Een zeer zochte schok. aar verticale- schokken. ï orte verticale schokken. Lichte horizontale sc ok. Lichte schok. Aardschudding. Lichte schok. NW. |Horizontaal. oor Twee opvolgende golvingen. Eerste ij sterk, tweede zwakker. … [Hevige schokken. Vrij egt verticale aardbeving: Voor sterk. Twee ian, verticale schokken. Een klok met de ER naar het westen …- Telezraaltijd. PEW der Ane in mM.: a.s, btn d J. (1) ‚fge Telegraaltijd. Afwijking der staafjes 2 m.M. (1) ae e 2, Telegraaf. der staafjes in m.M.: a 2, ° tiel 1, g en h 0. (1) À deuren, slingerende lamp ! gebouw keerd bleef stilsta lend hevigst , langzaam. Muren gescheurd. 108 me Zil 25 EE: | A ì j Herlei EE de Residentie of $ bt ding tot Bil Berichtgever. Waarnemingsplaats. Gouvernement, = We 85 en Eiland. S | vocale tjd. | 97 25 en, minuten. | sé 590JA. de Stoppelaar Jr. [Soember Telogo. _ [Pasoeroean, Java. 5 |23°55* [24 G. Kaulbach. Soember Pet Pasoeroean, Java. 5 [11° 45" 24 Resident en Afd. hin Bagelen, Java. 6 |23°30" [—12 Àà G. R. 9354/91. —18 E. a. Genie-Officier. |Semarang. Semarang, Java. 61457 je G. R. 9352/91. Ald. Malang. Pasoeroean, Java. 6 [23° 30" Er à G. R. 9350/91. Loemadjang. Probolinggo. Java. 7| 0 —26 835|E. Goedbloed. Tondano. Menado, Celebes. 8| 1:30" |—72 E. a. Genie-Ofticier. [Semarang. Semarang, Java. U|952 |—-M4 _{E. a. Genie-Ofticier. [Willem 1. Semarang, Java. u | 945 —14 _{G. R. 10678/91. Pengaron. Z. en O. afd. van) 13 | 3°"30" [—34 Borneo. Borneo. |E. a. Genie-Officier. [Gombong. Bagelen, Java. 16 | tref eht __{G. R. 10545,91. Benkoelen. Benkoelen, Sumatra. | 17 | 8 +18 __{G- Salomon. Segli. Atjeh en O., Sumatra. | 19 | 1" 9" [+44 __{G. R. 1041091. __ [Poerwakarta. Krawang, Jara, 27 |2345" |— 3 he 6. den 10915/91. Pandjatoe, afd. Galoeh. {Che 29 129v SE a, Genie-Ôfficier. |Gombong. ang ra 29 (21°21" [11 _ JE. a. Genie-Officier. Semarang. Semararig, Java. 29 | 4°39",5 |—14 2 21° 67,5 292{J. D. Heijning. Rendeng. „[Japara, Java. 29 | 4° 30" ES oe G. R. 1082991. Japara. Japara, Java. 29} 4°30" [15 Le, 109 Intensiteit en aard der “beweging. Bijkomende verschijnselen opmerkingen. …[Drie vrij hevige schokken, de laatste vooral vrij sterk. Verticaal. Gee (trillingen). Horizontaal. Lichte schokken. „|Een lichte schok. te schok. „Horizontaal. Horizontaal. Voor en ik de aardbeving hoorde men sie „ Sinds de laatst hier waargneee 8 bijna aanhoudend, eer na weg gebaand re ed. zuidelijke richting van 4 de geul. Ea ME Bene a Telegraaltijd. men. (1) Afwijking der staaltjes niet waar te hadden de richting ze Kh o Te 11° 15" weer begonn richtin ng ZZW. NSO, Ee allee enn dat destaafjes hen En De bel iuidde vele malen achtereen. Kortstandige, vrij zwakke schok-|De e Edie werden ü den slaap bg ken. Wachthebbende oppassers en soldaten hadden vóór ll, een schot. Lichte schok. ad korte schok onmiddellijk ge- volgd door een veel sterkeren. Lichte schok. Golvend. Voorafgegaan door cen tamelijk sterken golfslag v de zee. en mgee rgenome PA rmijking jie aen 2 mM. Alwijking der staafjes: verticaal M., horizontaal 1,5 m.M. … {Lichte schok. Geene alwijking der slaatjes. (DD … [Drie _ snel op elkander volgende schokken. Deuren en ramen rammelden geweldig, doch ve gering van hanglampen, evenmin als van golvin- and edn bespeurd. met een onderaardsch gerommel. pa fv Pati en Djoewana waargenomen. 110 mens EE A En 5 : Herlei- f : sE Residentie of : Hur: ding tot d 52 Berichtgever. Waarnemingsplaats. Gouvernement, …/ & meng Eh n Eiland 5 | Locate tijd. ze à E] an, rainuten.} seconden 590/A. de Stoppelaar Jr. |Soember Telogo. Pasoeroean, Java. 31 22:30" |—24 Berichten, dat geene aardbevingsverschijnselen werden waargenomen in de ergnre Mei werd Res. Padangsche Benedenlanden: 711 (Loeboek Basoen Aardbevingsberichten over Juni 1891. k E. a. Genie-Oflicier. |(Gombong. Bagelen, Java. 1125 jk en G. R. 1282191. _ |[Tontoli. Celebes en O., Celebes.) 2 [17°30" [—56 | 2 G. R. 15019/91. Neira. Amboina, Banda. 5 |12°30" [—93 |Benige, 7 |’s nachts. |—93 Hel |A. G. Vorderman. de Zuid Le-{Bantam, Java. 8 54” 2 ak. {G. R. 11496/91. Goenoeng Kentjana en Bantam, Java. at +2 /|2à re: ald. Le- 34IG. P. M. van Weel. toen Buitenzorg. Batavia, Jav 82° Oi 68/E. J. Kerkhoven. # reanger Bee. à Eke 8 | 0:55" 0 “ 591/G. Kaulbach. Sneuiber Peting. Pasoeroean, 02315 JA Ln 68|E. J. Kerkhoven. Sinaga ar. reanger heg. dee 10 | 5" 10" 0 Jy 97|F. J. L. Mersen Senn |Indramajoe-W. Cheribon, Jav 10 [14°20" [—-7 | k van Basel. _ 4 G. R. 1256391. — |Laïs. Benkoelen, Sumatra. | 10 | 8°30" [+19 | 6 _ G. R. 12451/91. Bandar. Palembang, Sumatra.{ 10 | 8° 30" +10: je 4 __ |G. R. 14289/91. Batjan. 10 [21° 4d GON : _{G. R. 1649091. Neira. Amboina, Banda. 18 |12° —93 5 Ö5 IG. R. 15019/91. Saparoea. Amboina, Saparoea. | 20 {van 20" tot |—27 wi : 22° 30” | D E | | Intensiteit | Bijkomende verschijnselen en aard der beweging. | n 5 opmerkingen. À enn verticale schokken, Boe ene De de laatste dagen veel rustiger was door langdurige lichte bevin erp den vooravond van 31 Mei nog al bie ea a Vangen van HH. Medewerkers, wier namen onder de volgende nummers in de lijst voorkomen: „Afwijking der staafjes in m.M. vertikaal 1, horizon- taal. 1. (1) Lichte schok. Voorafgegaan door een onderaardsch geluid. Vri rij Herii verticale schok. evige verticale schok. oe Flinke aardschudding. Het slecht gesloten venster sprong open, lampen slingerden ook te Tjibaja aan zuidkust har nomen. Vrij hevige schok. ser rra golvingen. icht. eee Zeer En, 4, oe schokken. De berg flink mopperende, ook asch overal. {Zachte aardbeving. Vertikaal. Hanglampen bewogen niet. Lichte verticale schok. Lichte schok. veer. | Ze bet ng. De zee def met kracht tot zevenmaal toe de kustop. en Geene schade. Oeren ensreree| Lichte trillingen. Er ea een geluid gehoord, pe hiene, den indruk maakte alsot het veroorzaakt een zwaar kanon: deka, ‚ ten gevolge waarvan vele vensters rammelden. HH i en met het rollen van scheen onderaardsch te zi was in normalen toestand. vereer) Zeebeving.  e liep sbringn malen tot . 112 | 55 A 3 p Lerlei- dd Residentie of - (ir ding tot ER Berichtgever. Waarnemingsplaats. Gouvernement, 5 ba sche jd Duur. 8 Eiland. ® | Locale tijd. z3 an, _| minuten. G. R. 16490/91. Neira. Amboina, Banda. 20. es 22" tot —93 en | 2° 21 G. R. 13429/91. Onderdistr. Pagoejan- Tegal, Java. 27 |’s nachts. — 9 in, afd. Brebe l 2, If G. R. 1282291. Bali en Lombok, Bali. 28 (10°15" _{—33 Berichten, dat geene aandbeingsverschijnselen werden waargenomen in de maand Juni wer ne vak Eerst aanw. Genie Off. der 2° Mil. Afd. op Java. an nge tjap agelen dombo ong Aardbevingsberichten over Juli 1891. E. H. n _ _|e. R. 15020/91. TUF. Twiss. GP. GR G. M a. A. Enge R. _|G. R. 13428)91. renie-Officier. Iken M. van Weel, 27/91. de Ë A. G. Vorderman. Semarang. Kemoening. Tontoli. Loeboek Basoeng, Tjiogreg. Poerwakarta. Djattiewangi. Cheribon. Cheribon. Semarang. Soerakarta, Java. Celebes en O., Celebes ada Krawang, Java. Cheribon, Java. Cheribon. Cheribon, Java. CoeS Onl mime han „aner*! \ & C î Richting. eit en ee de hondt | E | Bijkomende verschijnselen — opmerkingen. vee | Lichte zeebeving. De Gouvernements-stoomer Havik, die le Sadraan in de baai voor anker lag heeft niels van rel des middags omstreeks 4 uur heviger dan anders en zelfs zoo, dat een sloep van dat eeen die ward den wal moest, geseind ee gest worden om r den stoomer bns: den geheelen voorwal van het siad Groot-Banda _ vooral te Lonthoir zeer merkbaar. De vloedgol zoodat geene schade werd aangericht. Wellicht kan die buitengewone opstruwing van het water zijn ont- staan, door dat de oostenwind hevig woei. À Semarang H.H. Medewerkers, wier namen onder de volgende nummers in de lijst voorkomen: ie, Eerst aanw, Genie Off, der 2° Mil. Afd. op Java. termen (Horizontaal. Vrij hevige verticale beving. Vrij hevig. v…|d. 5 Horizontale golvingen. Licht. 8 4 verticale schok staande uit 5 of 6 helse. Hevige verticale beweging. vl Hevige verticale schok. Twee dadelijk o Ber ge! en en De klok heeft gedurende + de seconden ben oe Vijf minuten van te voren voorafgegaan zeer korte lichte sch hade aan en vergezeld van een vrij sterk onder-_ sch gem mmel. Hoewel alles in de kamer ram j aloeh. Te Cheribon scheurden de muren in_ Ee kamers der gevangenis. Elders geen schade. Ee R_ 13930/91). 114 nn 55 A À 35 ; st Herlei- i sE - Residentie of : ús ding tot 83 Berichtgever. Waarnemingsplaats. | __ Gouvernement, 2 eee El en Eiland. 5 | Locale wa. [7 zi Se: minuten |_ seconden. E. a. Genie-ofticier. eed Semarang. 10 [14° 26" [MA je GR. 14461 191. Garo Preanger Reg., Java. | 17 |14* 55" 40 G. R. 14348/91. Tjiamis. Cheribon, Java. 17 in 307,15" — 6 [aanne 4 E. a. Genie-Officier. \Semarang. 17 [15r14t 4 [oen , |E. a. Genie-Officier. |Tjilatjap. Banjoemas, Java. 18 [15° 5” —l14 f G. R. 1502191. | Makassar. Celebes en Onderhoo-{ 18 (20°10" |—50 | 12 é righeden, ir eh rid 8 Bret Sinagar Preanger Reg, Ja 21 12° 45” 0 Ee 71IF Loeboek Basoeng. Padangscheeedenl., 30 |18*10" [+29 Berichten, dat geene aardbevingsverschiijnselen werden waargenomen in de maand Juli ie Rn, kh 1 | Eerst aanw. Genie Off. der 2° Mil. Afd. op Java. Aardbevingsberichten over Augustus 1891. G. R. 16955/91. Kajelie. Amboina, Boeroe. 10 | tusschen |—8l 60. î 22" en 22° 30 —_{G. R. 1695491. __|Amboina. Amboina, Amboina. | 10 |22"40" [—26 |_ 30. __|G. R. 16955/91. Kajelie. ina, 15 |11* —81 |Benige. 5O1IG. Kaulbach. Soember Peting. Pasoeroean, Java. 16 (22° 5" 24 38. |B. a erf Oflicier. [Semarang. Semarang. Java 17 |10°12" |—M4 GN Toeloeng Agoeng. {Kediri, Java 17 | 957 20 | 594} A ed v. Scher Aep Boemi-ajoe, Malang. |Soerabaija, Java. 17 [+ 10° 23 jet Ea 6. R . 17743/91 berk oaked, Pasoeroean, Java. 17 (10: nr” àj 2% ä En En _545|L. Wichers, - Kajoe Enak, Loemadj. Probolinggo, Java. 17 (10° 7" —25 60. ___|A. A. Maas Geeste-|Argasarie, Bandoeng. Preanger Reg, Java. | 25 | 4° 15" ek Tann __}_ranus. ie GR R. 18859/91. __|Tontoli. Celebes en 0. Celebes.| 25 |14*30" |—56 | 8 Berichten, dat geene aardbevingsverschijnselen werden waargenomen in de maand August 115 C Richting. Intensiteit en aard der beweging. E Bijkomende verschijnselen opmerkingen. (Horizontaal. wee kort elkaar volgende he- vige vrtieie schokken eed ei schokken. aal. Horiz Wartioedelijk van den Goentoer. De bel heeft haet geduid met eene tusschen poos van enkele secon Afwijking der lintje in m.M. a. Y4, b Ia, ce U4, defgh:0. [1] Lichte schok. Lichte schok. 15 à 6 Beginnende met hees sari eha mier nig. Nie meter. in zic erden een met argenomen Zeer eg schokken, gepaard met een rommelend gelui ge ; tangen van H.H. Medewerkers, wier namen onder de gnd en el in de lijst voorkomen: edoe: *_Soerakar she agelang : : 305. Eerst aanw. Genie Off, der 2° Mi Afd. op Jav, teeere Vrij hevige schok. Vrij hevige schok. 4—5. 2 flinke verticale schokken. Matig sterk. Lichte gern bal: Niet zelf waargenomen. Licht. Vrij hevig. Het geheele huis schudde. niet ontvangen. ii | ummer in de k 116 IG. |G. E. Berichten, dat geene aardbevingsverschijnselen werden waargenomen in de maand Sep Res A Residentie of Uur ding tot 4 Berichtgever. Waarnemingsplaats. | Gouvernement, = Ber en Eiland. S | Locate tijd. wd â n minuten! seconden} Aardbevingsberichten over September 1891. : G. R. 17576/91 Koeningan. Cheribon, Java. 1 el er =d 22" 50" G. R. 18496/91. iran ald, Se-{Lampongs, Sumatra. | 1 (22°30" |+ 4 am G. R. 17575/91. Koeningan. Cherihon, Java. 2 EE Be , veerd G. R. 18497/91. Menggala, afd. Toe-|Lampongs, Sumatra. | 13 (14° 45" [46 [oor lang Bawang. 18° 45” G. R. 18611/91. Palembang. Palembang, Sumatra.{ 13 (15°30" |+ 8 [G. R. 349,92, Waingapoe. Timor en O., Soemba. dk (22°55". |—52 17 pn «40 R. ee: Neira. Amboina, Banda. tn —93 R. 349" Endeh. Timor se 0, Flores. 2 12. [59 a. Genin Oteier. Gombong. Bagelen, Java. 32012" [11 GR: R. 20872/91. Neira Amboina, Banda. 29 ear —_93 1 Soerakarlas Aardbevingsberichten over October 1891. le. R. 2166191 _ |G: R. 2087191 _{G. R. 349592. Makassar. Saleier. Maumerie. Trong. Celebes en O., Celebes. Celebes en O., Celebes, {Timor en O., Flores Timor en 0, Solor eil. 3 A Ee Med | D Intensiteit en aard der beweging. Bijkomende verschijnselen en opmerkingen. a A es Hevige verticale schok. Lichte verticale schokken. … | Vrij hevige verticale schok. vee. | Verticale nr [Verticale ok, Twee hok achtereenvolgende aard- en jg De tweede vrij hevig. Zee Verticale aankeek: Lichte schok. Vrij hevige schok. Vrij harde schok. Lichte Golvende pre Te 18" 30” en 18° 45” werd een onderaardsch ge- rommel waargenomen, gelijkende op donder in de verte. fe aanhie Ook te L radja is een lichte schok voed (G. R. vande Afwijking der ves sf horizontaal 2, verticaal 3 m.M. (1) Telegraaftijd. Ee den on Ontvangen van H.H. Medewerkers, wier namen onder de volgend in de lijst voorkomen Û Padangsche Benedenlanden: 711. (LoeboekBasveng). E E En Zeer zacht. Be ade ‘schokken ve if win. tusschen- 0 ruimte; ie ste langer en hevi- BE ge 7 ge Flevige schokken: 118 —_ 25 A 8 3 4 ë 7 Herlei- EE Residentie of | gur, |diog wr Pie Berichtgever. Waarnemingspleats. Gouvernement. 5 “__{Batavia-l_ Duur. = as der ee sche tijd El n Eiland. = | tocale tijd. z8 en minuten. CO G. R. 349°/92. Koepang. Timor en Onderh| 5 {[20°24" |—67 6. dl Timo dl G. R. 20600/91. Koepang. el en Onderh,f 5{20°24" |[--67 6. imor G. R. 349°/92. Babaoe, Pariti en [Timor en Onderh,| 5{20°15" |—68 2. Amasari. Hamon At>poepoe. Timor en Onderh} 5/|20"15" [—72 rt Ti 20" 30” JA 20° 45” 2à3 21° 2d 2115” 2e 21° 30° za Endeh. ge en Onderh! 6 [20* —59 | 3. Flor | Trong. inor en Onderh,l 6 | 0" —65 2 | Solor eil. 0" 35" We | 0" 55 Bj E 1" 30= Ig. Ì | 215" hg 3° 17° An 5 13° 30" LS 14° Ig. 21° 7 Atapoepoe. Timor en Onderh,l 6 | 0°30" 1-72 9. imor. 2° 30" 3 50 10. 2 4} 23° 30" hers den Trong. Timor en Onderh,f 7 | 0 —65 4 en ì Solor eil. 22 Bi _591,G. Kaulbach. Soember, Peting. Pasoeroean, Java. 8 14°45" _|—-4 30. __ |G. R. 349,92. Trong. Timor en Onderh} 8 18° —65 bt at Solor eil. JA. A. Maas Geeste- Argasarie, Bandoeng. Preute Reg, Java.| 9 | 230" [—-3 jerre _} ranus. |E. a. Genie-Oflicier. |Tjilatjap. Banjoemas, Java. 993 |—-9 | Gombong. Bagelen. Java. 93 lt Samarang. Semarang, Java. 92 je L Wichers. Branggah Wlinggi. |Kediri, Java. 9,230" [21 10. Pubois. Toeloeng Agoeng. _[Kediri, Java. 0 ge40, | jee 119 B KE liteitieit Bijkomende verschijnselen en aard der beweging. opmerkingen. Schommelende beweging. | Vrij hevige schommelende bewe- „—N, Zware schok. E W, Hevige schok. Bij den eej en eg ae de ri laats; het W, De volgende schokken licht. . zeewa aai op in W, pad it vershijns geni gk sait EN, m de 5 min W, E W. eeN. Eenige schokken. ee N. N. EN. —N, iN, eN, —N. à =N. N, W. Lichte schok. ä ud De scho w. rij hevig. W: N. 2 schokken 5—6. Richting moeilijk te bepalen, daar het schuddingen waren. B de Licht deere eten Het 0. „Saale Dj Lg jg M., ed W: staafje ì ma. af- ; | gew elegraaftij dte pend der ann 3 m.M. (1). Telegraatijd. er SAR ‚Afwijking ad staafjes in mM, a '/, b is, € ar A di ‚fia, genhO(l. Stat en Horizontale schok. | 120 Zg A | 25 7 5 Í Herlei- SE d Residentie of _ Var ding tot | le Berichtgever. _‚ Waarnemingsplaats. Gouvernement, | 2 | tn le 5 en Eiland. (5 | dode gd. {en 1 25 en | minuten. seconden. G. R. 349°/92. Endeh. Timor en O., Flores. | 9 { 2" —59 jh Trong. Timor en 0, Soloreil.| 9 |17"45" _1—65 2 G. R. 23453/91. Tontoli. Celebes en O,, Celebes. 10 (16°30" _{—56 8. G. R. 34992. Endeh. Timor en O., Flores. | 10 |12°30" _|—59 EE 6. R. 20870,91. Afd. Malang, Pasoeroean , Java. u 2 En AjEen paar. saat Me, 349°/92. Trong. Timor en O., Soloreil.} 11 | 130" _1—65 3 G. RB. 21624/91. Loeboe Lintang, afd.[Benkoelen, Sumatra. | 13 |Namiddags/+17 4 Seloema. 545/L. Wichers. Branggah. …_ Kediri, Java. 15 | ’s nachts. —19 [vree : GR. 349"/92- Trong. Timor en 0. Soloreil.{ 15 (19°20" _— 2 G. R. 22650/91. Kroë. Benkoelen, Sumatra. | 22 (19°35" (+11 8 | A. A. Maas Geeste-|Argasarie, Bandoeng.|Preanger Reg, Java. | 24 | 4" —_3 fonen b ranus. | G. R. 349,92. Trong. Timor en 0, Soloreil.| 24 | 6°45" |—65 | 2 GR. 2490851. Kajelie. Amboina, Boeroe. 25 15" —81 2. __ Berichten, dat geene aardbevingsverschijnselen werden waargenomen in de maand October werdet Res. Padangsche Benedenlanden: 711. (Loeboek Basoen) Aardbevingsberichten over November 1891. zn Maas Geeste- Argasarie, Bandong. [Preanger Reg, Java.| 6|12°25" |—3 [eurrr Á us. 5 E. a. Genie-Ofticier. Tjilatjap. Banjoemas, Java. 11348 JS Len d 181 35 10 Sean id __{G. R. 24650/91. Bandar. Palembang, Sumatra.) 24 | 6°30" +10 5. Loeboek Basoeng. _\Padangsche Beneden-| 25 | 2°15" |-29 | rr” landen, Sumatra. A Bandar. Palembang, Sumatra. 25 |’sochtends, +10 |-……" k 8 vroeg. en Laïs. Benkoeclen, Sumatra, | 29 | 3" +19 oee | | me E _ Berichten, dat geene aardbevingsverschijnselen werden waargenomen in de maand M é Dn Res. Soerakarla: C B E De Intensitei Bijkomende verschijnselen Richting. en aard der beweging. E opmerkingen. Hevige schok. Hevige schok. Vrij hevige schok. Voorafgegaan door een onderaardsch geluid, dat aan den donder deed denken Lichte schok {Lichte schokken. Hevige schokken. „(Lichte aardbeving. NE EE Ve TEE ENEN EEK EO llevige schok. Licht. tee eee Mtvangen van H.H. Medewerkers, wier namen onder de volgende nummers in de lijst voorkomen: 2e "es. Banka en Onderhoorigheden: 278. Mur vlok). » OEE Lichte aardbeving. ik Het 0. staafje 1 m.M uitgeweken (1). Stationstijd. d Het Z. staafje 11/4 mM., het ZW. staafje 1 ma. uitevrekan qa). Stationstjd tess e fever werner en eeN eden nee sed stedenreis vrij hevige schokken, na 5 la. den loor een veel lich- „…|Lichte schok. Vrij hevige schok. F erder rg” van IL.H. Medewerkers, wier namen onder de olg & Banka en Onderhorigheden: 278. (Muntok). 122 me 28 A zE 8 : erlei- Rd Residentie of í Uir ding tot aid Berichtgever. Waarnemingsplaats. Gouvernement, = à ae 8 2 : = sche tijd 8 en Eiland. = | Locale tijd. 28 is Mop minuten. | Aardbevingsberichten over December 1891. 835: E. De Tondano Masarang. {Menado. 4 16° 1615-72 eten TIF, Twi „oeboek Basoeng. Pakentie Beneden-| 5 gr 58"[ +29 A. A. Maas Geeste-| Argasari , Bandoeng. Preanger Reg, Java.) 9) 11" 303 |aerer anus. 254/W. L. Landiman. Eil. Noordwachter. _|Semarang. 19 | „22° 15° —14 G. R. 159°/92. Telok Betong. Lampongs, Sumatra.| 19 rt ben + 5 J dan an. G. R. 162/92. Palembang. Palembang, Sumatra.) 19 Jg + 8 796,G. Hoedt. Tandjong Kalean. {Banka en O,, Billiton.| 19 { 22" 15"/+ 7 ? Soengeislan. Banka en O, Banka.| 19 | 22" 45*[+ 3 [eeerers G.-R. 25282/91. Anjer Bantam, Jav 20 | ’snachts. |+ 4 G.B. eet 1,92. shed Amboina, Amilauw, 20 2" 30"|—82 _j6. B. 58/9 Bantam, 28 | 23° 30*|+ 3 oiA.À. Heijligers. a: Bandoeng. (Preanger de Java. 28 2e 30 2 foar G. R. 58 rijf eed Bantam, Java. 29 vd #3 G. R. 161,92. Mene Bantam, Java 29 Pl +4 Banka Betoeng. +2 e Pandeglang. + d _{Observatorium. jatavia, Java. 201 AM°5 Ojee _ |G. P. M. van Weel iogreg. atavia, Java. 29 z1i0 0 6. A. 313,92. Batav atavia, Java. 29 ge Ö teen „JG, R. 312/92. Doerak A: Java. 29 | ’s nachts. |— 9 _ 68E. J. Kerkhoven Sinagar. nger Reg, Java.| 29 hae bend B __{S. J. Meijer. Onderling Fries- baaded Reg. ‚ Java.l 29 2 12"|— 3 E | an ng. __[A. A. Maas Geeste-[Argasarie, Bandoeng. nn Reg, Java.| 29 ge 15 Feet CE ranus. f „6 KR. pelt Tjiami heribon, Java. 29 2306 jerre 4IW. L. L an. Eil. Naeinieik min 29 ge jd jee |A. de amer [Soember Telogo. Pasoeroean, Java. 30 4° 24 |.reer En EMaeichten: dat geene aardbevingsverschijnselen werden waargenomen in de maand Dec (4) De electrische seismometers op sommige plaatsen in de 2° Mil. Afd. op Java, volgens Of rn ‘verplaatsing van staafjes de hevigheid en de richting van den schok aan. De staafjes zijn horizon É beweging komt en dan de staafjes aanraakt. d Tevens wordt daardoor een electrische schel bewogen. ee A El 125 5 Richting. Intensiteit en aard der beweging. E Bijkomende verschijnselen. opmerkingen. tn PS Bn Zj Oee A DOE In Ee TE - …. Cl ono Ji NL B ses tetten ee | |Licht; waarschijnlijk ‘verticaal. eee | bij zware korte schok. Licht. rij hev Twee lichte vert. schokken met een tusschenruimte van omstreeks 15 s EE Ae Ed Eenige lichte schokken. Lichte schok. Vrij zware schok. Hevig. Lichte schok. Vrij hevige schokken. Hevig. Twee maal hevige schokken. Hevige aardbeving. „‚Golvend en schokkend. Vrij hevig. Lichte schok. ses ee ses nr en senen een te „|Alleen gevoeld door den lichtwachter van dienst. a De schokken wer den geluid. Ook te Tandjong Karang waargenomen. joek, ee Hoenn Doea, Lahat en Banding Agoeng Litoren gent baa en ho her in er ‘gebracht. waargen een en weer, windwijzer merke Ook te ze Poe esar Ook gevoeld in een omde op + 12 paal van Soengeislan E enschen werden uit ‚den slaap gewekt. | houten woning kraakte. De regulateur Sand sti | Ook te Oenarang waargenomen. ed De m grs schudde. In de geheele residentie waargenomen. Geen verwoestingen. 4 gon n dankte: EE EE TE AE HEEN DE len niet ontvangen. 7 ‘den Chef van het wapen der Genie, door den Berst aanw. gewijs in een kring geplaatst rondom het ondereinde van een slinger , Genie-Oflicier opgesteld, wijzen door de die door den schok in TEEKENINGEN OP GLAS, OM TE PROJECTEEREN. — HET FIXEEREN VAN HET MAGNETISCH SPECTRUM. In het Zeitschrift für den physikalischen und chemischen Unterricht, 6°* Jahrg., Heft 1, Oktober 1892, blz. 54, deelt Dr. J. G. van Deventer, thans leeraar aan het Gymnasium Willem II te Batavia, een eenvoudig middel mede, om teeke- ningen op glas te vervaardigen, Benoist om te worden ge- projecteerd. Het procédé is aldus. Men neemt een plaat van mat glas en wascht die goed af met zeep. Men maakt hierop de teekening met oostindische inkt, hetzij men de glazen plaat op eene op papier gemaakte teekening legt en deze overtrekt, hetzij men direct op het glas teekent. Daarna wordt de plaat tot ongeveer 60° verwarmd en pegoten met het mastikvernis van Dr. Fr. ScuoexreLp & Co. , te Dusseldorf, nadat dit nagenoeg tot dezelfde temperatuur is verhit. Het matte glas wordt dan volkomen doorzichtig en de teekening voldoet uitstekend in een projecteertoestel. Ten einde het magnetisch spectrum op glas te fixeeren, legt Dr. van Deverter eene dunne glasplaat op den magneel en strooit daarop met een fijne zeef ijzervijlsel. Wanneer dan de plaat met behulp van een pulverisator besprenkeld wordt met het fixatief van Schoerreup & Co., dan is het krachtveld bijna onmiddellijk gefixeerd en voor het projecteer- apparaat gereed. Deze manier wint het in eenvoudigheid ver van die, welke Dr. L. Gerranp aangeeft in het Zeitschrift für Electrotechnik (II, 694 en vgg.). UITKOMSTEN METEOROLOGISCHE WAARNEMINGEN IN nrventsnast dt GEDURENDE de maanden Januari—Juni van het jaar 1891 Door Dr. S. FIGEE. Aan deze waarnemingen gaan vooraf de uitkomsten van Windwaarnemingen verricht gedurende de maanden Juli — December van het jaar 1890 te Tebing Tinggi, Moeara Doewa en Tandjong Radja, gelegen in de Residentie Palembang. WINDRICHTING. TEBING TINGGI | __ MOEARA DOEA. | TANDJONG RADJA. | 1890. Ì | En dri Gemid-, Gemid-} N. | ant | N. | KEN en | 0. il | | | | | as 30 Juni—9 Juli. | 1 82 020) 10, 61 o | 35 51 Z0EM 1019 , ll 48) 15) NO 28 1 _N 72 4 1e 20—29 : Ig al 2 LS 21 NW 54 20 210 30 Juli—8 Aug. | 5 RE EW OD zal 0 56 34 70 ha 8 4 8 2 | 25 exl 030 3 23 z10 5 ed 2 32) WNW. 5 5 | | 29 Aug.—7 Sept. | Z 6 (WZW 12 53 ONO 6: AS 10 817 bn 10 36/WZW/ 2 saf o | 76 2e ZI 1827 | 51 ZZW as o | 52 44 ZR | | | | | ee, 30 Juni Juli 33| 84 ZO 0 40) NN 10—19 HW a is) oNo {79 1 202 B 13 15 -2W{ sal 6 78) Rn 30 Juli—8 Aug, =| 40 ZW 16 42 ONO 79 21 z10 Jl = 44 67 WZW 54 38 No | 75 31: 220 DN „|| 62 _40| ZZW 50 0 56] 14 ZZW Nl | 8 62 47 ZW 0 32 0 | 66 24 Zi ee) , 32 48) ZW UZ 4 se 18-27 î 51 61 2 10 3 74w| 74 s& Zi | Boas Be | | pn | EN „0 Juni—-9 Juli. 37) A48 ZO | EB 0 a 34 10 Be 1010 > || 89 I7INNW| 16) 12 Nw | 76 49} 08 —29 En 6 53 0 8| 16 ONO | 35 St W 30 Juli—8 Aug. 5 25 64 WZW| 20/ 16 NO 76 0 ow 918 z 2, V/ 2, 32 NO 41) ijze 19 28 5 14) BL, ONO 1 0 dt 8 ee 29 Aug Sept. 8 al 4 w 34 7 2zw| 52 30 ZA | 20, 16} ZW | 14 22)wzw| as 42 NUE 18-27 : z ng 20 | 8 29 070 | B ed NO: Tr | | Es ; f Î BA en S 127 WINDRICHTING. N TEBING TINGGI. | MOEARA DOEA. | TANDJONG RADJA. m 1890. | | | 2 aruad) rd Gemid-! Gemid- r N. | B laa | o. deld. | N. | O. | deld. dE | | | | | 28 Sept—7 Oct. | 23 co wzw\ 36 29 NO |_ 59/ &$/ ZO 81 : | 3 16 0 see HM ns 1827 : Ea En 89 NO | 41 ae) zZz0 MS Mt 6Nov S= al az 0 | 36 11 ZZW ME 716 : Lee 18 28 ONO | 28 14 ZZW Ik 1726 En 14 13) 20 8 33 ONO| 18 21| ZW EZ Nov6 Dec. | > || 30 22 NO | 7 er 0 14 18 ZW ME 716 ; | 2 en, 2 25 ONO 14 18) ZW It 1726 | 15 55 ONO | 20 56 ONO 24 14 ZZW ë Dee 5 Jan. ae 8 46 0 Ade | 28 Sept— 7 Oct. sl z1Sl oNo| al NNO 31| 35) ZW Dj 817 ee al 20 ONO 38 20| ZZW | 34 71 NNW 7 Oi en 29 N 509! A49 Z0 0 Een — - 2 4 ONO 21 1e Zo Ss A1 21 NNO Tl EE 18 _ 10/ NNW 6 4 NNW äl ZZW BC. 7 4A2\ 58 NO 1 16 0 21 7 ZZW ik £ | 69 20INNW| 18 _5INNW| 38 32 ZW 0 8 21JWZW| 1 26 0 311) WZW DD Dec5 Jan. 91 10 ZW IL 16 NO 10 0 Z | | | Seg —7 oet. 39 B Ni 26) WZW| 22 18 NNW 25\ 43 ONO 14| _ 44 WZ 34 14 NNW n 27 5 16 6 _NN0 HW 12 13 NO Oet 6 Nov Sl — en ie 5 18 UNO —16 B en 14) 44 WNW aal 42 NW SI & 37 _W 16, 63 WZW, 42 35\_ NW 7 Nm oe bee z | 39 A4 NO 1 4 28 28 ZW Sa BANG 0 w 10 18 WNW | al 24{ ONO 25 15 ZZW 0 28 W PY Dees sn | N 4 Lw de nnn Ii i | ú | | | 128 WINDRICHTING. _Neord en Zuid Componenten (Sommen). 5 rte ie df à E 5 8. | | | en 1—10 Januari. | 11 Ol 39 20 Ss 45 o sa 33 48 ee De 14 7| 44 54 25 AS 0 3 21 1-30 _» | | 24 Eng 34) 24 ° 52 42 91 Jan—9 Februari, Ec| 21 34 13 44 23 35 0 51 35 zal , S 0 18 Aj 3 24 28 za 32 4 20 Febr.—1 Maart. | © | 14 st it 14, 21 28 16 Lj 211 ; de en er 12—21 : Ee 1 A&_ 10 8 0, 34 1 22—31 : DM it a 0-20. 1 « | | | Be | er Í Í Î Ì Î i zes 4 daguari, e a2 7 4 2 44 40 Sa 21 U 0| 8 22 40 16, 55 50 19 32 21— 30 Gi 81 SR 3 U 6 61-77 AA 33 31 Jan—9 Februari 2 22 43 8 10 25 13 A4 56 7 10—19 EE OM 8-30 20 61 70 - ie 2 rd 1 Maart. d En B MM 00E ES 88 14 18) 16) 5 — | 100 10 69 12-21 ’ 12 42 32 18 34 — 70, 2 - 33 22—31 ; Et 18 10 7 30 90 5 50 | | | BEE | | al 1-10 gepan. 2e Al 5 1 4 20 61 15, sl 11—20 10) 20 37 30 68 4 0 24 14 & 21-—30 Z A8 48 A a 71 A2 0 8 20 31 Jan —9 Peboniki. 8 SE AR B 0 si O7 40 158 10— 5 0 18 3 3 Ge B4 79 17 0 Febr.—1 Maart. 5 | 0 RR RL 211 SM SO 3 1E 77 — 46) 12 57 12—21 B Ld 1 24 44 MM Si 22-31 MER HM 0 3 30 | Sn zalde | WI TING Oost en West Componenten (Sommen). 3 | | ERE eN on ep | e Es — Iso}. ie B © EE „ze Pl 2 2 Be me WE =) = 5 ei lets Jl zz ZE Z Bd E” ZR =S Sn El 2 En es B Ri » ia sl l&je | Pe | EE 96| ss 1 0 51 7100 9 13 66 5 , kos 9 97, 23 14 14 AS 50 HH 3 ER 1E 4 91 34 2 19 S4 De 29 Hij S3 dr and Februari, & Ir 40 e 50 S 55 SO 28 31, 62 OE rel … [8 | x00| Se 30 1 26 58 94 56 24 S4 Chr—l Maart. | = 94 90 10 10 47 1 SS 13 22 S5 A S3/ SI 4 24 39 — 100 60 7 Sl : ie ee 82 SS 10 16 — 100 29 27 S3 : 22 65 0 30 28 — 100 4 22 S3 EEE | Ì | Í ï | í —10 Januari. DE SE WE 7 ih 48 60 32e Hie om ee En SO -8& 21 - 20-86 36 50 37 BA 49 ae ek Ati 80 36-. 5ti- 2 bli U 4 AA OR an-9 Februari 2 ||. 10, 23 0 31 5 41 64 2) 57 68 Denn Z | 100, SS 17 56 61 41 16 25 5 69 Be! Maart. | = Sz 92 16 34 63 48 10 13 10 56 ot ’ ES 63 24 36 58 39 — 0 St 16-65 : a 24 G6î 47 23 438 — 30, 38 73 69 : Sn Dn 25, 10 69 nen, | Í | | | pt Peek ern En Januari Sz Si B. 3-40 68 2 57 62 50 S4 24 14 4 19 22 200 32 20 a NE A6. 29 39 51 49 s2 %00| 39 42 de Februari. 2 10 20 gif 5 BR [20.43 Pel 4 S | 100 93 40) 45 4lj GS 16 31 HI B 1 Maart. | 60 21 _ 18 40 57 68 0 36 34 9 ; ie 4e 0 8 WE Gd 2 12 7: Ee es 32 5 18 68 — [200 18 7 Ji AS. 15 6 10 53 100, 0 6 enen | | | | | E 150 WINDRICHTING. 8 2 Noord en Zuid Componenten (Sommen). ï Í Í za Ï di | | Í | © 5 EE Pic BE | | ze E Ke 6 ele AEN ele ets |I IJSn 4 Ss |W | SS jo|jeldlá jasje | Î ! 1 [ | | | | 110 April. Se len et ne 1-20 » [6 63 38 14 40 24 O0 2 21-30» Ei 88 31 30 17) 2 0, 21 29 1—10 Mei. fol 45) SL 29 10 49 30 O0 14 B 11-20 » s bo 1 A 1 16 24 0 108 2-30 » Ot ri a Li 31 Mei—9 Juni. 3 41, 58 40 1 49 51 ij SO 10—19 ’ à Gif 69 Al SA 95e 0 8 ' 40 63 3 31 zl 0 63 42 | | | 1-10 April. | 12 60 177 57 z0) 7, 80 5 11-20 > ze 2 40 24 79 24 41 100 21—30 Et 6 23| 48 42 38 22 20 100 4 1—10 Mei | 2 55 30 34 34 33 17 9 5 —20 ZZ 63 58 5 24 & 24 70 20 21-30 » de: 12 78 Ar) 36 AV 21 47) SL _31 Mei) Juni. En 21 2 Ald 33 14 710, 26 10—19 : 1 35 S® 35f= GE 14 100 9 29 : or es ler Or 4 16 65 3 , | | | | fj Î ! | Í | | 110 April. | 4 64 4} 32 79 ie Ei 1-20 Re O4 40 07 21-30 ne KO, on Mei. z on a Re 0 de — . 5 56, jd 14 6t, 13 0 2 2-0 > e 2 7 14 8 83, 10) 0 48 31 Mei—9 Juni. 2 1 1 2 10 4 7 0 so 10—19 ' en D0s | —29 : Ede a A de 151 WINDRICHTING. ë _ Oost en West Componenten (Sommen). À 5 Pe | | | EE a lin E en 5 Sin stel Ss Joas Ee Ds 0 ee En oe a j& ee) RET | | | 28\ 22 5 33 32 21100 4 33 si 21 8 2 40 10 24100 9 pe 6s z KE Bn [100 26 sa 2 | 45 41 34 16 37 6100 17 4 65 5 70. 89. 21 8 39.49 100 17 u ä 54 50 19 4 Dh 0 BR 4 AAL OE 8 59 73. 11 31 28 31 97 17 A2) S5 je 61 64 4 16| 2| 41100) 19 64 8 63) 83 4 13 29) 21100 2% 34 23 Ree Ï Ë ij Í | Í 3 se wl Me sn 7 1, 0 ek 46 0 56 É Hi 6 37: Ake 8D 0 2 45). 53 37) 6/22 61-10 13. 68 z 1 A 0 MW 0 5 53l oh. 50 WA Nn ES 88|- 91) 34 58/ 40 68, 30 14 68 5 07 86 66 1. ba Or 8 88) 100 59 - 4 böí 31 En 75 | | | | Î | | | | | kde Kd c1 100 4 al 29 13. 93 28 16) 70 60 100 A 3-00 E 4 56 8 55 56 GA 97 70 2 5 z 55 82 4l| 27| 39 25100 30 3 GL 2 76, - 67/28 28 71 65/3200 48 47 90 52| 56] 46} 42 43 68 40 2 1 St = 90! 89 65 52 73 65 SO 6 30 S2 79 88 31 72 90 GS, SO 15 29 AG 91, 9) 41 75) 60 65100 é il | ee ee 152 WINDRICHTING. | | Noord en Zuid |C tomponen en (Sommen). oa al | & Eb en 8 | 5 | 8 EE 7 oe td kn 5 Ep sek od 1891, be Ee GEE BEES SIE SEI Ea 8 2m ENE RE RENEE 110 oui. 1e 35 <63 15 5 $5 5 W dE je 3: 21 8 56 31 38 ‚ er! ar - 3 68 … 10 38 3 30 31 Jan—9 Februari. 5 23 33 È bj 63 : A 008 10—19 ; 5 59 64 E 13 48 31 23 33 61 20 Febr—1 Maart. ss, 60 II 2 2 58 GI 21 O8 Sti N 2 12 44 3 © 32 20 34 10 44 _0| 12—21 , 19 16 | _@| 2 31 48 36 24 22-31 . 5. 42 | 5 25 S1 26 38 2 Ì | | ed | | | | 110 Januari. 23 49 26 2 17, SS| 12 | 1-20 » 6| 49 _ 13) 53 3 64 19 53 0 > | % 10 62, $ | 62 68 31 ze 5 30 31 Jan —9 Februari Z 3 A4 ZE 8 56 38 56 1 | 1019 ’ z 6: 2 | 5s| 62 54 28 15 30 0 Febr—1 Maart. | =| 10| 40 Ì \ 23| 22 15 SG 27 43 2-11 : 3 of 34 5 | aaf 65 ar 23 18 1221 “| 33} as 3 | aa} 3 33 60 24 10 0 2231 ’ 6} ar | 2e| 54 20 zo 15) 2 | | L | | | | | 110 Januari | 10 14 (20) 15| 12) 27, 10 8 tak : | ie - Uj s7/ 29 s4 9 ee 21 : 2 10 0} 66, 10 7 31 Jan —9 Februari.f 2 14 Me 14 45) s5 AS 0 54 5 [—-{ Ì { 32 es 14 59) ‚4 20 Febr—9 Maart. | 10 5 zal 42 65 2| 17) 28 211 SE il 40° za 19 2 58 12-21 ‚ 0 9 16 27, sa 5s| 19 3% 3 1 — 21 and 3s) 69 2 4 RENE ad 5 en E _ binen anntindelkadn rh % d le í e é warren 155 WINDRICHTING. Oost en West Componenten (Sommen). ie 2 el eo 5 2 &o | 4 1891. AISI eenn ERR ee 2 djalal (em ä Ï 1-10 Januari. 31 69 3 651 18 9 90 68! 56 bell . 33| _ 62 5l 2 el al en 41 68 21-30 . Ë aif bli 14l 54 21/ _9| 44l -56l 59 Jl Jan—9 Februari.l 2 47 69 10 22 5 18 7 55 31 1019 E 3 74 8 | 2451 50 21 10 68 4 PB 20 Febr 1 Maart. | £ 10“ 201 S 8%: 13:21 ii 1e oen all 8 || 33 39 $ 32) 39 14 10| 24 28 15 21 » 5 Al 53 3 50! 31 S6\ 5 57 : tie bt | 15. 63 U 9 2 e 58 110 Januari. 7 69 ride ot ot ar ARR 1-19 f 20 7 8 er asten 34 35 48 BS. £ 10 72 > 3 3 49 4 | 51 Bl Jan—9 Februari.l & ii 8 52) 661 12 di ME 0] 3 5 20 58/8 | 28| 34 28} 48 35 38 48 Pebr—1 Maart. | 5 10 55 & 2 52 46 36 Ar 218 ES 14 48 8 4 Tan 1221 3ij 50 * | se 10 3 30 Mi 47 2-31 13 65 | 40) 41 10) 25 a 55: 16 | | | 1-10 Januari. | 18: 44, 2 42) 88 0 9 RE hi Hi 3 42 40) 4 4 8 4 5 23 4 48, 18 ol Do 5 48 29 « 4 33 35 14 24 2 251 10 8 2 27| 48| 39 oP 14 à 24 s 50 45) 42 47) 7 18 Ed en 3 23| 14) 45\ 57| 10 0 4 30 52 9 25 bil — 31 30 66f 69, 35) 14 10 154 WINDRICHTING. Noord en Zuid Cor ppsnenten (Sommen). a Eb eG En Z E: ä | | „w s 5 5 sr z = | al ie EISA IES sg SIE an | 7) ee 5 a |= e sj jan 1-10 April. 10 4 3, Re al 38, 2e 35 6 11-20 : 3 34) lij 24 44 ai s _— ’ 2 | E | 9 All A2 1 4 Î 1—10 Mei. ele Me 608 4 0} AN 5 11-20 » 5 25 70 8 23 24 48 50 25 en 2130 » 5 85 56 & 2 62 38 7 42 31 1 Mei—9 Jao |8 7 UE |M HW 4 20; 34 zl ze : 1 Ae á 20-29 25| . 58) et. sal 58 2 8 “ 110 April. 20 zal | 1044 34 Se, 18) 5 18 11-20 5 sl Moed 0 Um 95 SR A dBu VE OEE Se Weens u E | a a 1 20 z 8 8 10 30 4 B $ —30 5 S | 30 20 49 31 Mei—9 Juni. | S EHS 6 AH 18 AE 10—19 , | EE O0eP | - Zij 10 Dh Mn 20—29 | Mae | dn Me A 3 Ws Kee dl | | | | 1-10 April. Be) 19) 44 31 54 9 20 1-20 » si 14 A42 6 18 1 28 21-30 s 27) — | 9 25 At mz 4 0 _1—10 Mei 5 3 — lor 0 MEEO) 40E 8 _H-20 » 2 0 — | 8 3 eel zo 15 2 21-30 nt 43 | S 14 15/ 23) 5u 138 9 } 31 Mei—9 Juni 2 I — | 7 ik sei 23 14 197 Ged 12) 9 He B u 6 6 B 20-29 i l 23 1 17 0 14 32e 155 WINDRICHTING. oi Á Oost en West Componenten (Sommen). a E: ED z ES | E 2 | z = Et: 3 KR Zn an ei SN el 8 |Slg je lzsl 8 ISI OBI aes | SIE S eed ne Kn a je = je dn Ed | | en April (18 63! 2 a 21 se ss sr 32 Les Dj ij _ 28} 16 5) 14 28 50 48 1 di 5 ö 5 Gs | SA 12 37 43 30 51 19 —10 Mei 8 sap oe 8 55 26 35 22 1-20 5 8 48 8 | 55/ 39/ as) 50 zo 7 14 2 a 545 TE 58 6 61 25 53 Mei Juni. ES 32 24 8 | 1/ 45/ 64) 48 31 21 —19 N 34 51 | 23 55 GS 1 47 28 63 à 35) 18 12, 60! os 21 2 17 35 | | Í Í | a | | | | —10 April 0: 61 s 9 © 18. 38 « | 15 9 au 5) 42 38 4 d, Ss 55 à | 28 er ° 1e 1e ie 14 _ 51 “5 21 15) 61 34 25 3 27 k z 29) 4ij 8 | 58 45 58| 21 17, 34 42 = 34 E | 2% «#3 69 36 30 10 45 Mei—9 Juni 4 ai Mn 4 41 35 : 10 32 he ii 30 2 36 62 65 55 30 52 51 21 6) | 3 a4 e1 95 1 arj 18 be kenddind | ee 1-10 April in 49| “ 9/ 31| 58 21 28) z5 30 8 34) 19/ MA 4 4, 13 28 EE 17 — 45/ 11 18 3 1 30 32 SI 8e Fe 60j 21: 60 23 22 27 28 Eze —- | 8 6 13 20 35 17 67 58 8 — | S f 10 28 87 a MAN OR ed Juni Set t- | 26 7 a1 Aj 34 4t re 4 | _1ij se SL ‚1 56 70 40 2 | 43 32 82 29 38 34 156 WINDRICHTING. Noord en Zuid Componenten (Sommen). Re 1891. En B lee | elan @ ea Ss IEEE & Èo Alet El =S 5 zÁr = 5 el en so ale EIS lalslie Ain Ì La} mna} ay Ï | p | | 1—10 Januari. A. Eel 31) 21 43, 34 A1 70 4 m8 EN ‚| 30 61) 35 5 20 54 0 8 21 ' 2 26 zz 20 57 56 zo| 35 58 4 31 Jan—9 Februari, E| A42 59 GS| 40 36 GI 37 Sn — » Ss | 90 s2 94| 68 32 50 —| 22 99 — 20 Febr.—1 Maart. | = 20 63 25 28 46 55 — 14 9 À 211 : 2 62 19 G65| 26 46 3 41 12 459 & 1221 : ae 53 40 13/ 53 1 S6 28 33 31 G 2231 : 13, 3 23|/ 31 39 5: 63 as) 36 1 bed en | 1—10 Januari. 20 27 ol 31 ‚40 zl 56 32} & 11-20: > ‚| 50 37 35 46 7 42 14 58 lj E 21 : & || 26 40 23 65 31 49 49 25 42 31 Jan—9 Februarif Z 22 S3 A42 42 0. Ml —| 58 en , z ee O4 94 73 90 73 — | 47 74 20 Febr—1 Maart. | © | SO Si G5 43 GS 52 — | 31 0 2—11 ; 5 A2! 60 69 58 22 ei 45 1 U 8 12-21 » 24 3 61 56 2 82 53 37 938 TP 2231 : 4f_16/ 24 21 30 18 22 54 & he B 110 Januari. | 20 50, 22 de 25 ss 24 46-34 D 20» | vo 43 35 64 4 2 21 40) 39 2 Rs | ál 26 z5\ 66 64 16 28 7 68} 31 Jan—9 Februari, | &4| 28) 59 55 32 35 42 MI 1019 > z ze) Se) 94 G5 20 63 — | 50 67 20 Febr.—1 Maart. | zo 93 54 Al S1 65 -—- 45 4l — » = 64 55| 61 45 49 37 42 12 6 ET 33 46 44 10, 8 4 45 35) B Ee ae 34 ie s| 2 ar) 23 e | 157 WINDRICHTING. Oost en West Componenten (Sommen). # balk erde bd er jz = BAT Ke ee 5 5 2 1891. EISSLE (Ea els sedans PISss Sate seis Es Et en a 10 Januari. 57) 44 1 71: 28| 19 41 39 9 93 0 64 13/ 85/ 57 34 13 42 64 Af 98 of > te 485 -13p 0 Tr Mee 5 0 68 Gn eed Februari. 8 jn 45, D sk eh Ee ee 77 oi een Ee 8 I=) li) 2 sE DE So lebrl Maart. | E |. 20 2) 31 48 A5) 51 aa Belk ‚| 8-17 as! 55 51 26) 4 61 29) 20° 82 —21 e 1 LO 1e 1 22 1: 33 é 21. 43 71 16 Bj 63 78/ 51 69 En | 110 Januari 80: 27” 48 (1 7 bi 6 44-00 8 501: 4t: 65 60: 3e 46 48 03 2 WB ED et Bis 48: 20 63 Oef AAS 26/0 18 90 a n dan…-9 Februari. Z 61 1 62 di 10 55! — 685 S RE 42| Ol 14: 53j- Of 23 —| Bree Of — ebr.— 1 Maart. me 20 a MA dd 0 — et Cl S et dep Si ve B ze : ie 24 15) 5 9, 35) 3 63 :3 18 29 ä : 70| - 35|. 78| 74 8 23 66 77 65. 8 ad | ae Bikes ed | | 110 Januari 4d is 53| 12 ee 10, 55 Ee , 301 dij. Sá Gâ 18f: 37, 4 69} HA _05 13 : Ee 48, 66- 64/- 36/- 4l| 88 9%/f 68 99 MD Februari.| E 44 24 Jh DO Top AR B 5 6 5 42, 14 65 42 hl es Bk | d ebr 1 Maart. | 10 Jo ME Me A RE de 3 iof sak 2 MM 16 8 WI 8 2! é 17) 32, 44 26 28 52 62 1 23 7 4 4 el { al 0) zal os nnn 158 WINDRICHTING. Noord en Zuil Co nponenten (Sommen). sr Es | EEEN 1591. On En ei el EM Re z | Î a à | Beel 1—10 April. 20 8 10 20 A ei 35 1-20 MERKE 18 13: 26 a | 1-30 … | 10 1 23 9 15 46 110 Mei. Ep 34 22 10 22 6 33 HA. 5 27 50: 21 45 32 29| 56 210 > Ed nn an 62 31 Mei—9 Juni. 8 | Pe 85 Bil 29 59. 62 63 10—19 : | 28. 12 28 44 51 34 42! 20—29 : 45! 10 49 63f- 59 © 231 | 1—10 April. u 15 NE. | 5 10 | 11 81 17) 30} 30/40 45 59) 40 21—30 Ei 8 el 4 Aah A wsl 50 73 1—10 Mei = Gi: 20 bd (9 SA 57 7 H—20 . = 0 BR De I6 6 UN 647 21—30 n 41: 58/2 63 54 2 69 31 Mei -9 Juni ES st A 76} 64 50 62 78 19 je 4 301 581. 5 70 | _63 78 : 21 49 63 67} 63 0 49) 88 | | | | | | 1—10 April. | as 1e st Of ze 0! 1-20 » FE 0 65 Ik 74 21 58 21-30» ö © 15 11 3) 58 6 66 88 1—10 Mei, z Me B 2 ëj- 52 59 59 U . 5 56/24 9 24 37} 20| 65 73 EE | 5 70 2} sja | al _86/ 69 31 Mei—9 Juni. 2 31 8 72. 38) © 70 77 819 30. 36 40 Grt 60 21 JO 7 es 27, ä 2 65| 55 36 51 88 AR ee 159 WINDRICHTING. B Oost en West Componenten (Sommen). 5 dad 5 EN On Tir Ae \ mp hese. Ì 110 April col _14l_ 16f- 40| 18) -13| 46| 6% 56 â7 H-20 a: ah zot 40:40. 3 0 at. 2 mn A30 z| ze ij ez 22 37 27) 65) 59 7 110 Mei & | 34 47) 5S| 27) 21 41 33 66 — 3 0. 5 5e 27) Sö| S5 50, 9| 66 c4 21 65 130 . 5 64 49) S9| 29 42, 45) 47 22 2 3L Mei) Juni. || 36 ar) 62) 44 28 12 34 53 33 1 0-9 5 s2| 44) S2, S4\ 35 0 26 52 7 56 029 5 sel zo| ss 36 23 31 41) 1 al + Den | | | | | | | 110 April 24-- 28| 40} 54 24 55/ 70 67 85 eN 61|_ 17/44 68/ 31} 16/ 21) 31 18) 4G 30 gl 18 17/--30-- 61-60-34 22) 41 3 68 1-10 Mei £ LEN El 12) 29 14 31 19 SO ek RE z|| 60 28 64 61 5 4 64 62 39 50 dijk E | 65 62, 23 23 42 14 49 69 35 8 sl Mei—9 Juni. ES 13 22 25 23 47, 43 22 45 49 0 ak “|| 36) 30 26 S1j 36 0 63 58 2 55 29 ’ 60 59 23 62) 32 15) 25/ 25/ 5 16 ä Ee a | Í | Í | | | Í 110 April al 25l asl - sle 91 52 67) 56} 5 zak 17 eel 31. 17. 20 28 3 14/ 21e 30 z| arl 16 zel 58 17 41) eo) 20) vt en 110 Mei E as Ss ae 47 38 2% 28 69 7 mk S | 41 1 66 Sz 36 13 60 63 11 Edi =| 35 42) S6 S1 51 23 46| 69 2 5 Rot Mei-9 Juni. z zi 24 52 17/ 54 30/ 15 49) 72 15 09 58) 7 29 zo| 55 [vo 57 3 ee EE 36 46 a 65 4 "| sa Tan | bed 140 WINDRICHTING. Noord en Zuid Componenten (Sommen) Ee a] 5 ë lt S91 E s 1-2 EN = 5 5 CR 2 1 =| 5 asl = |$| S 5 ssl S WE) KE Ss Jel 83e =| 8 ISS Sis Bale eee LA | A Ò | 1-10 Januari. 14 44 40 28 8 69 87 29 0 :s 12 0 0 2e 10 18) 52 2-30 & 23 10 10{ 21 9 31 Jan. —9 Februari. êo 69, 12 7 : A43 13 7 ze , 5 zs 9 22 7| 45 20 10 2 Febr—1 Maart. |E || sul 38|- 24 28| 18 35 20 61 de , ES — Tok id St 885 SUG 12-21 7 == 69/13 35} “25 20| 44} 50, g31 — 34 28 4 10 35 1—10 Januari. 45 92 2 89 74 78 22 MM m0 66\ 22 S| 62 52 37 21 4 1-30» Zl ss 60 30 68 15 7 13 u 31 Jan.—9 Februari. 2 65 59 28 55 28 3 40, 3 10—1 k z eel 93 43| 63 44 17 0 7 20 Febr—1 Maart. | © 52 24 54| 65 61 47 35 21 ze » 8 97 62 59 50 AS 14 1-21 : ne ze 42 42 77 44 23 13 2231 : —| #3 35 #0 2% 13 21 20 1-10 Januari. 31 56 21 42 58 7% - 8 14 E00. GS 6 11 10. 22 21) 19 3 ate 30. 5 29 11 26 10 15 A 31 Jan—9 Februari. E 59 29 12 10 3 14 21 -- » 5 32 98 53 7 4 er 20 Febr.—1l Maart. | 5 A2 22 38 8 56 31 21) 21 2-1 : 2 — 30 34 ei 3% 21 0 : 1221 ; =S 566 88 MW 0 15 2 __ 22-31 3 en ’ 35 2 it gt IS 2 141 WINDRICHTING. Oost en West Componenten (Sommen). 8 ed 5 1S91. ; RO 8 LS ESIS |8al Si 8 ISS Ig 3 8 |I8S|SIESEIZ2IEIS 8 110 Januari: 40 8 Mi 42 8 3 62 9 4 34 Bil-20 . 10|- 49) 74) 74} 58| 24 S| 58 27} 66 PN 5 63: 8 89 9 76\- 17 54 9% 80 9% 31 Jan—9 Februari. & 34) 9e): 89 Tije 50p 27 08 OL MO 1019 s 5 As| 60. 72 97) 68 34| 30| 78 97) 62 20 Pebr—1 Maart. | F 18 19/ 43 G68/ 46/ 32 34| 12 40 25 E11 3 E ie ál 33 61 26. 10/ 52 Es 21 ; “| — |J 19| 4 85) 18 48) 38 38 0 38 , ak 67 ’ 43 ke 38 z4l 37 52 4l 1-10 Januari. 41 0 xj 49\ 14 10, 47) 54 31 me) j 66 47 98 14 77) 13, 86) 38/ 82 2 A0 ál zal 70 90 48 9%} 37 96 93 SL Jan—9 Februari. £ 64: 88 65: 36- 27-40 "73 400 AL 019 Ì 5 sz 20 83 17 73 13 100 97 78 2 Febr—1 Maart. | 5 43\ 11 52 35 50 23 65| 49) 80 21 : ES et 4 2% es iu ol 42 63 —_21 à z _ | 46 14 62 57 44 40| 61) 33 63 : a 58 5) 2e 45) za 40| 55| 26 EEE Ee | | 10 Januari. 13 51, 51 A42 50 7 59| 88 23 68 EE z28\ 29} 96} 60 81} 17 72} 87 34} 65 0 . zi a u gi. sit 1-97 76 B 9 Jan—9 Februari.) E 13 53 62: 80/- 71} 20f 61 71 24 08 bd » s s5 aM MO 88) 3i| 45 Febr— 1 Maart. ee 37 42 67 341 35 51 65! 28 44 Il , Et Me a on 7 Ot B 21 : en lt #6 6 4 3 63 1e A5 : 30 su E 10 es Or |E ge 142 WINDRICHTING. Noord en Zuid Componenten (Sonmmen). dn d ke 5 al if | sis 8 Ô meen sE Sels lee 2 IS sate mm El ki, sz = D 5 rd 8 |© @ B 5 a IAS E tatlaisiATa —10 April. 0 15 Rl 13 28. 47) 28) 50e 0 7il- 55| 54 10 1 57 35 l Si + ä 64 6. 69 14 10 Uol 64 DI —10 Mei. 5 bit 48 64 1 Be ds 0 » z 15 di 40 oh 20re 49 7 4 2130 z a 31 Mei—9 Juni. ES 68 B OR 4 ABI 35 24 an 10—19 » 5 ge Gh On 18 di Te 4 20—29 : 30/ 49 51 21 21-88 3 LO | 1-10 April. En A4 A5| 68 37| 24 58 1 22 m0 | __ || S4A/-S6 14 42 49 20 21 se * —30 |l so 29 Of 76 91) 41 17-94 1-10 Mei DE 51, 69 36/ 4AS| 58 71 20 10 100! 11—20 z 59 39 16 ee De 7 130 . e 35| S3 38 Of 56 100/ 17 70 31 Mei—9 Juni. ES 23 S5 25 75 87 24 7 10-19 : Es 2D 82 75 m0 77| Ar 46 0 0: 29 SH 55 Ol 55 68 tn Ze 1—10 April. AS) 17 ee 2 a A 5 9 0 6O| 29 25 21 56 17 28 1 Ld 21-30 > E 91 47 63 2 73 82 2e 5 — 1—10 Mei. 5 20 Al 31 GL 6m 7 4. KO) on 0 z 35) A8 8 Ve Meo 13 DA Jm 2 es a 0 ae or 97 ar A ‚31 Mei—9 Juni. $ 30 S2 35 6 7 ot ar 0 10-19 ; 62 6 28| Of 72 84| aa Been BO SS GI 37 7 55| 88 20 0 145 WINDRICHTING. Oost en West Componenten (Sommen). 8 5 s | 5 en osn s CAS EN 5 E 5 SIS en 191. d E | zE Sese 5 EI2Z 8 z z Ss B Panini 8 IERLE 5 55) z | a ® en | =f 7) Au nl w 110 April 22 0 401 571: oa al bel SM ak 20 S 1-16 1 3 67 28 33| 69 31 19 130 se 24 | 56 28 52 35) 44 58 — 23 1-10 Mei ZA 9 2 56 0 42 52 69 GA — | 12 —20 s zi 24, 79 S2 93 28 31 GP 22 6 gel30 » = 65! 16\ 66 97 SG 28 £8/ AC ol 20 ol Mei—9 Juni. ES 6, 36 65 34 2 1 SO 62 0 12 019 : n 9 A 64 24 26 24 22 57 — | 10 (09 29 IS £6| 51 23 al ss 80. — 20 1-10 April. 81 351: 33 ee sil 10 19 2813 31 ze ’ 4 36 54 2 «9 14 A1) S9| 20| 36 Ë 38 49) ss 100 48 21 öl) SG 14 63 —10 Mei KE ai 54 46 GS 64 All 34) 59 0 61 z 69 Ss4 96 92 S2 14 3 SO « Ss » = 24. 35 SS 100 26 0 sil 64 £0 GO Mei—9 Juni % 55 34 95 6 55 1E Á Lid 83 25 Ge 49) 43 60 9 :0 22 43 #9 100 20 : 33 :5 100 SO 28 52 96 100 60 Î —10 April aal 13 0 3e Me U ä 13 14 0 14 5 35-21 26) 21 60) 36 17 30 s | 21 14 #3 se 40) 42) 17 23 — —10 Mei Es) 25. 35 20 SO CO 41 24 | me 20 z 59 Gs 92 92 28 21 23 A1 100 D > „2 33 92 60 22 21 23 22 100 Mei—9 Juni 3 aAz\ 12) 83 40| 62 21 42 100 B 62 69. s2 100 67 24 43 52 100 » ke A6. 70 67 SO 25 40 91 100 „uche 144 W TING Noord en Zuid Componenten (Sommen). i & Ss | 1, PA E 3 5 Er) =l2sl.2s z ep ep © sl 1591. 5 oZ|StlEtl Z Ee î =| s | & 2 z Rr 2 EEEN RENE EF 8 2 ks 1 8 Ia (mls |Een 110 Januari. 8 3 4 MM VO 14 1 AR 10 n-0. » 3 8 3 0 Of 83 At 0 43 & À Ei - ú 43 14) 42 0, 4 ( 5 15 31 Jan.—9 Februari.) ® 36 1 21 35 6 59 0 1 35 — | —19 ° S tE 1 Hf 36: 25 SL 0 54 20) — 20 Febr.—1 Maart. | £ 6 3 57) 49| 51 50 ( 1 0 211 ’ ES Mi 45 — 14) 33 50 4 1-21 ; af ee 34| 56 99 22—31 Ee On 7 a sz 1—10 Januari. ö 2 11 AS 52 S6 14 12 E 28\ 38 14 34 2 44 #0 Ln dn. é 62 40 S| 55 3 24 36 31 Jan.—9 Februari. z 52 31 A6 96 20 ’ 5 55 % 30 36 23 20 20 Febr—1 Maart. 19) 19 33 diet st 88 $--11 : S 7) 35 — | 20 S2 S3 70 12-21 : E 27) 64 -— 0 6 95 53 22-31 : Al) 44 — u 11 79 69 | 1—10 Januari. 55 A43 4 74 90 25 1-0 > 46 A4© 11) 65 11) 41) 29 2 , u 45 30 8 56: 47 0 53 31 Jan—9 Februari.) E 25) 49 18 14 5 66 £:0 të : 8 22 10/ 14-13/ 34) 20 20 20 Febr.—1 Maart. | 5 69 53 [7 0 2 SS 54 211 j 2 2 33 — | 43 20 69 20 12-21 , 50 42 — | 29 18 Se 53 22 —31 : 38 — Al 58 52 28 145 Ww TING Oost en West Componenten (Sommen) mn 5 Släsl8s| 8 | ® Bie Rem 0 = , ze El oe 8 I8EISPIEE sal ErE (5) ee tga) 2 ' Sd sE Ea aas 1-10 Januari, 57 1 8 6i 4d 1 86 Wi —20 74| 83| 54 30 8| 37/100\ 46 67) 92 2130 8 83} 96, 68/ 62 10/ 54100 19. %| B „3 Jan—9 Februari A 48 79, ö 31 4 14 100 18 651 — - 55 79 38 79 17/ 2Ul100| 16) 30 — 0 Febr. el Maart. = 24 3 3 45 0100 42 50 — a Es 10 7 —t an Aij 0200 Sp B : Er Sal vR BU 58 4100 5S 7 18 0 ok ee | | el 7100 s5| 9 39 1-10 Januari. 23 a 13 3 66 14 he oo 66 95 U 17) 83 54 34 ©| 6d 70 55/ 77 RE Ë 67e ohh 72 Wk Mt B NR TEM 8 JL Jan--9 Februaril 3 di 7 3 itt 70 638 1019 . z 36) dsl B 16 30 sal 20 Febr—1 Maart. | S 44. 60 ak A7 Mt za 63 73 All ; sien: Ml ik 28 18| 70 68| 45} 93 2 î SI 90 44 — a 18| 63 53 19 12 d 3 dan nnee 65 me 110 Januari is: 0 10 20 j si B 6 4 1 18 13 Zit 30 48 4 E: 63 oe B Ws do 631 93 dt Er Jan—9 Februari E 27) 74 58 21 66|- 64f 10-19 2 iet ot MWE A 111 70 56 Mt 20 r 0 Febr. —1 Maart. Ee 35 8 3 22 2/ HE 42 2 60} — 211 5 9 He $ 9 70 Art: ML ME : 64 82 — ai Ml 12 63 5 EE ; El ki el ssl A ee 146 TING a Noord en Zuid Componenten (Sommen). le 5 SigslSsl|l 3 | t ol Sien xS91. 5 3 SE Ì | 2 SI 88 8 [SEES|SS) 8 EE sl El IA ENEN 1-10 April. | 74 30 59 20 0 30 S 1-20 > | 10 ep 7 30 ME Oe 30 de 45| 75| 21 9 24 0} 33| 20. 1-10 Mei 8 40 64 06.36 o8t 1 100 SP 20 5 70 76: 97f 88 8u 19) 70 0 4 —30 Bk 66 8 100:0E 90 ce 00 31 Mei—9 Juni ES 7aj= 74 97-59) 9} - 30} 30) Se 0 10—19 x 67) 18| 93 64 88| 24a| 50 33 0 20—29 : 75) _ 62 3} 70 | di 0 8 110 April. 55 31 37) 41 dal 92 0 24 20, 6 EE Al 1&| 30) 78 se 66 31 38 1 21-30 & 16, 10 17/ 30 15 65, 83) 51 34} 1—10 Mei. 2 20| 26| 80 20| 89 53 73} 2 11-20 » 5 6 59 97 82 Sel 1 2 46 21-30 » 8 70 65/ 80/ 18/ 93 S1j 100/ 7 12 31 Mei—9 Juni. 8 7 59) 93 vs 49 55 0 10—19 » je: 71, 42 79 12 88 se 33) 24 16 20—29 d 4 Hi Oe Ur SP 6 3 a 1—10 April. 40) 2 | 2) 40/ 28 sé 35| 40 16 1-20 » IA 16 57 23 72 se 5 56 | al 2S| 14 49 28 47 68 36 il 1—10 Mei sl 26 36 76 34 69 33 90 _ ( 7 11-20 8 | s\ 50 97 40 81 23 100| 0 4 21—30 je 65 97 54 87 Se 100) 1 20 31 Mei—9 Juni 5 32 | Mij 2 83 66 66 3 0 et) 9 re ee 83 14 16 sn 32) 14 77 34 69 58| 73 12 28 gen 147 WINDRICHTING. B 6 _ Bost en West Com ponenten (Sor men). - be 1 Ee 5 5 en EI KP 2 &0 Ep Ed pa} 2 ISSI8SI5 SIA sidig Ë | | | | E10 April. 47 7 3 12 43 - O/100| 85 10 51 B 1120 2 50 4 il 40: 2100 72 59 33 À 53 23 15) 19 36 14100 #2 16. 44 A 3 Aar 3 45 35 27| 30 1500 97 42 5 26 G1 2| 43, 33 10 30100 s1j S2 —() = 22 A2 0 26 16: 4 SO ss Sel 22 L Mei een $ 35, A2 ei 28 19 24, 80 58 90 34 019 5 3: 4S| 10) 14 43 52 50 64 100 59 29 ’ 35, 22 18 21 43 13100, 92 7 so Ei April. in 16 51 24 ä 14, 56) 48) 16) 63 0 58 G| 40 5 23 42 14 18 69 7 Ë 25 23 60 % 5 35 2 Gt 25 30 2 43\ 54 30 49, 25 15) 17 83 97 S2- e 62 zal zi 46 28 4 0, s3| zi S5 Ss | as 65) 0 40, 23 12 0 44 97 es ES 33 28 24) 42 20 7 21 4100 21 5 56| 62 24| 23 43 52 2 3 96 s4 65 69 34 i 26 82 2 s2 zo | | a8\ 27 zel aal 3 0 15 25) u 65 59 7 5 32 42 31 56| 49 z 8: 90 A46 2 7 28 56 SO 36 D) = AS\ 66 11 43 48 15 10100 97 36 5 90\ so 7 46 2 52 0,100 Gs 6: e 83 25 2 40 37 MA 0 SA « 53 Z 92 85 14 25| 43 24 14) 63 70 28 85 95 20 5) 49 Ar 2 61 96 90. DA 27 3 39 58-12 97 63 e1 148 WINDRICHTING. Noord en Zuid Componenten (Sommen) de ] DE nele 1—10 Januari. 52 69 23 WE > 51100 10 nn Re 4 sal 42 ( 8 21 2e 36100 RE Bi HE-30 8 25 63 AA 24 0 7100 34 5 31 ar gg bier Ep — 76 59 41) 90 — | S9 GO 5 5 ee 52 A0 44) 90) — [100 ZI 5 20 ebr Maart. Sl —| 1% MA 42 31 20 90 59 5 211 S 58 63 8 52 45| 57 421100, 65 SH $2-21 : 5 34 79 28 36 20/ 50/ 57100 31 2231 : Ee a 28 zz 34 50| 63100 37 Hei ea 1—10 Januari. il de 33 30/ 20 20) 46 37) — i 11—20 ar) 59 44} 30/ 44 aal 32 16 2 8} 21-30 Zi 2s/ 21 57 20 44 52 9 B > 3l Jan— 9 bebruari z - 8 54 38/ 34 DE| — 3 35 S =Á —| 23 46 37 37 O1 —| 30) 38 2 30 r Febr.—1 Maart. ne es 66. 21 0 40 84 — 2 61 5 Su ES 0! 53 A6 a9| 34 67 53 10 55 5 1221 » 5 421- 52). ae| za{ 61-20) 57 70 24 D 22-31 » 22 56 55| 20. 47| 4a8| 64 99) 54 7 Á | | ge 1—10 Januari. 21 - 14 18| 28 4 Ir 42 48) 10 B 11—20 ie 16 25 37 10 ag 15 22 EEn 21—30 RE 22 31 6 10 36 2 19 34 MN 31 Jan —9 Februari. z — : vi 7 14 88 — ern SI zhe 10—19 z 2 14 0 52 7 85 —) 40| 63 5 20 es —]1 Maart. 7 =— 21 27) 21 10, DE — 46 SI T ge = 29 10 14 63 7 2 3 53 64 En 1221 » 24| 46 35| 21 37 20 60 34 1E 2231 : | 2s ge 7 Al 17 ' À 1 20 vl en 149 WINDRICHTING. Oost en West Cor yponenten (Sommen). LE] 5 K= à s oe E 1891. EÀ E 5 kt 8 E E E z 8 CE ML = a le eo E < 2 ai = 1-10 Januari. 3S 5 20 48 14 30 74 0 Ta oto eer sole rf lers oM ol 20 » EA 14 : 81 Jan—9 Februari.l S || — 30| 23 11 10 4 ml 8 A0—19 ’ 5 > 10/ 10) 15 bi 2 0 34 8 20 Febr 1 Maart. | £ tap GEE 0 10/ 29 2 ball ’ 3 A\ #83 67 25) 3 80 Of O0 8 Ì ; sal 49| 78 11 201 77 ol | asl : 10 49 58 4ll 14 20/ 73 0 4 a Januari. Al ( 81 59 80 81 ; 10 DA. 65) ( Jij “59/24: 50} 37) A4! Zi 8 Ee z 68| 65) 62 6| 14) 62 93} 61 8 > : E9 Februari. & Ge 4 61 11 4 B a 45 Ol :3 101 B — | 28 62 13 7| Sa —| 0 10} £ ce Febr—1 Maart. | 46 91} 42 Oj 24 —| 47 32 5 ’ Ed 88 63 561 50! 6| 13 78|/ 30 21 S » en 821 30 59 2%: 2 0 Al 2 ’ 7il a2l 45 2 dien 74 4 u | —10 Januari. 51 sl 76 14 87 82 14 14 B es 32 59 91 82 — 93 An) 7 m ’ Ei Ti ei BB — 7il 97 32 24 Jan—9 Februaril E ae 65l 67 73 14 AS ir nie EED eo| 66 7 35 —| 20} 15| 8 br— 1 Maart er 79 5 79 —| 2 — 29 24 S » 5 18. 7 sal 73 7 st Jel 2% 0 ssl 21 es 79 7 0 75 ol 3 » 14 62 46 7| 34 74l A 3 150 WINDRICHTING. Noerd en Zuil Componenten (Sommen) 6 © Ee: 5 z ie 3 od El 8 1891, 2 5 © z = EE E d 8 2 5 e= st = dend = pi) = Ë 8 sle aar Elaläjs an a —10 April. 38| 56 14 32 17) 17 60100, 2 jl 10/ 63 «/ 41l 41ij 20, 64100 U d U » £ 10, 72 35 69 27/ 13 25/2100, 21 & —10 Mei. 5 6 33 21) 24 14 100, 1 > 11-20 » 5 58 20 51 4 Of —| 1S/ 2 Sk 2130 > 5 14 42 14 4 Of — 5 MOR 31 Mei—9 Juni. $ 34| 25 : 4 7 —| 90 24 SN 10—19 ; 5 18 SE MRE We 17 | C8 2 Í 20—29 : 68 s2|- 14} 67}--58|-- 20| — VIE 110 April. 21 75 22) 38 A41) 28 62 25) © 1-0. 14 91) 69/ 39 31 33 72 13 19 EH 21-30 … 42 85 66) 43 61 16 31 81 23 © 1—10 Mei, 2 ill 5e 48 Ml A 10 — 91 All E 11-20 z 25) 18 25 1 41 35 —| 70 MH ë | 21—30 8 47 ER 40 00 5 ee Mei -9 Juni 3 54 65/ 65| 61 62 11 — 84 8 —19 47| 16) 34) 100/--21| 40 — 79 4 8 20 29 : 56 2% 42 E Dijf 4 — 60f 56 — 110 April. 58 5 B 56 | 31 49 10. 9 11—20 48 Ms Self 20, se 70 80, ZH 21 E) 0 10 3 HB 30-51) 36 0. APR 1-10 vei. z 11-24 2 35 7 17 —| 29 2 El 1 —20 5 31 S3 OA 24 Zij — | 7 Vid —30 ic 8 Bd | zj 18 31 Mei—9 die = 57 3 1 6 7 10 — 41) 18 10- 19 | 2 23 | 97) EE 85 7 20-—29 ; 48) 56 14 en 30 14 — 63) 1 1bl In 5 8 ë _\ mranstmame. ll WINDRICHTING. Oost en West Componenten (Sommen). = 5 5 =| 1591, 3 Ss 5 et are hu s Ef 110 April. 16 52 34 36 Tt 18 0 0 B 1-20 . 64 59 51 59 21 10\ 74 0 s En Si te se Bn 8 ral zel 38 57 14 SA — 0, 46, 5 5 10 20 56 26 14 so — 5 9 8 = z4 20 24 7 A TOL — 21 38 2 E: as 53 13 3 AOR 0 47) 8 n A 28 14 0 Ol 2 —| 14 15 50 25 54 26 28 «0 — zi 39 | 85| 25 49 27 21-28 72 MW DB 4 Mil MB 3 MH MA GA ME A Bi Kl 10E B A 8-84 3 HU & z 61} 53 4 30 21 90 —| alt 13 2 5 75 vnl 2 251 21 55 EN —30 , 8 72) SO 24 21 28100 —| 56 8 E Mei—9 Juni. 4 47|’ 16| A1 Tied O6 — |A S —19 » ze 62) 26 23 bn Res vm —29 » 71 S3 u Er Oi sa —| ae HK 110 April 58 4 S1/ 70 see reel Ee ao, 28| 53l eel 64 0 dB B 30 ú 8 a er 18 Ol all 65 0 M 110 Mei E 33 52 79 7 Se —| 25 3 s 120 , S il 73 sol 53 7 S1 rol 4 8 E20 » ee át ast st Wi ve -s 1e 3 Mei—9 Juni 2 A0) 35) 24 61 diesel —t 1019 8 15 35 54 7 7| SO —| 35 4 029 : 35) 64 24 11 0 94 —| 23 44 ne 152 ik GEMIDDELDE WINDRICHTING. se ES e a=| 5 d k en É À E 1891. 2 Ms 5 BS, El 2 5 ‚5 & | & 2 S hk rl a 3 2 = 5 8” ss 5 8 : of © 7) =| 5 Z lf fax j= 1—10 Januari. o o Z20 z w N o 11-20 » 3 0 o |-220 | ZZW | zzo | -NO 0 21—30 2 || ono Z20 | zw | zzo | ONO 0 31 Jan—9 Febr. Eo || NNO | zo | NNo | zo | NNo | o 0 _10—19 S 0 ONO | WNW[ ZZW | 020 | ONO o 20 ned ee Mrt. n o o | zzo | 220 | 0zo | NNW | ONO nn » ER o 020 z zzo | ozo | — o EEn » o o NNO | ZW o -—— 0 22—31 » o 0z0 z 0z0 Zo — 0 Ì—= 8 Januari. 0 ONO | _w w w zw | ZW ams » Ee KN o | zw | zzw | ono | zzw | zw 213 30 » Boll NO | No W | WZW | WZW| Zw | ZZW 31 Jan—9 Febr.| …& || NNo | _nNo N [WZwW|[ N [wzwl zw 10—19 » [:S || o [| ono | wzwlwzwl ozo | zw | 220 20 Febr—1 Mrt.) = 0 o z20 | w | 0zo | zw / 2-1 > & || No o | wzwl wzwl| o — z Tat » Sl ono | no | nw | waw NO — | ZZW 22—31 » ONO }_NO | WZW| W | 2z2Ww| — À 1—10 Januari. ONO | ONO | WZW | WNW | zw | ono 0 11 o ONO | ZZW N ZEW 0 0 21— » Pi NO NNO | WNW z ONO o 31 Jan—9 Febr. 8 NNO | _NNO Z | wzwl zw | ono o —_19 = o o W | WZW | ZZw | ONO | ZZ0 30 Febr—1 Mrt, || o | ono | zw | w 020 B S | no N {wzw|l Nw | zzw | — | 220 12-—21 » ONO | NNO { WZW| Nw | wzw| — o 22-81 » ONO | NO z zo ZW | — o 155 GEMIDDELDE W TING. 5 hr ge SE EEn EE) Er) e be; ao = 2 14 E Z ES | 7 je] S En Gn = rie 5 5 5 d a | S 7 @ 3 z ä, & a zo | ozo | zzw | 0 z NNO o z o WNW |_N | _NNw | ono | Zzo | No o | ono | 0 5 ONO N Nw-| Zz0 | ZZ0 | NNO o NO NNO B || ZW { Nw | Nw | ozo | zo N o Zw N S || zw | w [NNw | zzo | Wzw| ono | o Nw | _NNO J =| zw | zw [wNw| z z No | 0 N_ | NO 81 Mei—9 Juni E zw | zw |I nNwi o | NNw | NN0 | 0 | NNO | 0 19 zw | zw N | _NNO | NNw | NO o | wzwl| 0zo » wWZzw | wzw | __N | ONO NNO o | NNW | NO. Be April. zzw | NNo | zw | zzw | zo | wzw| zzw | o | ZZW H21-_30 » 3 w_[wNwl Nw | zo N zw | z w | zw » B Izzwl Nw | Nw z NNO | WZWi Z Zw | zw 5 II zw | WNW| NW z NNO | WZW | 2 0zo | wzw z zw | -zw | w | zzo | NNw | wzw| ZZW | NW | WZW » = II zw | zw | Nw | zw [Nw | WZW| ZW N | wzw 9 Juni. E w | wzw | NNW | WNW [ NW | WNW/| ZZW | N w » w |lwzwl Nw | ZZW | NW | WZW|[ Z ZW | ZW » w wnNw | zzo | NNw | w | ZZW [ NNW | W z N | zzw zzw | o o |wzwl z wzw | w zo | zzw | wzw| No o w | Nw » Il zw |wrw| zzo | wzw| ZW | NO o w | No i E WZw zw | zw | ZZW | ON o | wxNwl zzw nd ee ZW VAN W WZW | ZW ONO o WNW , WZW E u Zw | zw | WNW| ZW | Z4W | O0 o NN Zw 9 Juni.l S | w w | w w |wzw| 0 o N | wzw » w w_LWwNWI WNW W o o | ono | zzw w wl waw l wNw| w o o NW | WNW 154 GEMIDDELDE WINDRICHTING. EE: 3 ee Ei ep 5 1891. SS Sesia | Ssi RE z z Î en & peen El 1—10 Januari. ONO NW | WNW z wzw|l zo N 1 Eh » 0 NW | WNW| ZZW | NNW | zz0 NO Ri 2 o w NW | _NW | _NW | ZZW | NNW 31 en Febr Ep 0 WNW | WNW | WZW | NNW w NW 10—19 2 ONO N NW- | WZW | NW NW |_NNW ee Be —l Me ie ONO N WNW 0 w NNW N & || oro | ono | Nw | Nw | wzZw| NNW | «NO fet » SI ono | _NNw | wawl 0 | wzwl Nw N 2231 » o N NW | ONO | WNW| NNW| N 1—10 Januari. ZW | ZZw | Nw | zZw w zw | NNW 11 ZW | WZW| WNW | Nw NW W NW 21—3 » Bj wzw| No NW | NNW | NW | WZW| N 81 Jan—9 Febr. £ zw | zZzw | wrwl z NW | WNW | NNW 19 » 5, ZW | WNW[ NW | _NNW |_NNW | NNW | WNW 20 Febr.—1 Mrt.) = Zw NO NW N NW | WNW | NNW —ll SI zw | wzwl nw N [| NNW | NNW | NNW 12—21 » Sl wzw | zw | wxwi ono | wzw N NNW 2231 » Wzw | 0zo | WNw | No NW N NNW —10 Januari ONo NO NW , WZW | Nw | NNW 1 NO oNo |_NNwW | wzwl Nw | NNW | NNW 21 E NO 0zo z w Nw No | WZW 81 Jan—9 Febr 5 o WNW w WZW |_NW | NNW | NNW 19 z o | wNwl w NW_|_NNW | WNW NNW 20 Febz—1 Mrt. „ || ono | wxw| —— N Nw | NW | ZW —l1 5 o Z4W — w NNW N wzw 1221 » NO — | ZZW | ZZw | NO N NW 2231 » el wewt ves NO | NNW | WNW| NW 155 GEMIDDELDE WINDRICHTING. 5 te) 5 at 2] . ot 5 ed E s 1891. E, = 8 cl 8 | Sal Guk eB z iS: En Ss z ss 2 = 88 AE EE |E es) zl = & = ee) = La April ONO | WNW[ W | ZZW | Nn NW _|_ON0 | _NO f o N zw | z20 | zzw | NNw | _NNo NO » 2 0 NW Zw 20 NW NO ONO 110 Mei So ONO | WZW | ZW zo ONO zo | _oxo o 0 S || oN0 { ZZW | zw | 020 | 020 Zo NO ONO l > =| ono | zzw ij zw o z 020 o NO 1 rh Juni. ES o zw. | zw N zo zo 0zo | _NN0 0— NNW | wzw | 220 | 0z0 zo zo o o Ì 29 » ono | zw | 220 | zz0 | zo zo zzo | zzw 110 April. Zw NN | wrwl w N N N NNO 1-20 > ZW | _ONO w o zzw |__No N No Eb » di zw z Zw ONO N zo NNO —10 Mei. 8 Zw | WNW[ Zw | WNW| 220 | 020 | NNO o 20 Z | zw | wzw| zzw | © No | zo | NNw | ono » le Zw Zw Zw Nw | _oNo zo NO o Mei—9 Juni GI z wzw | wzw | _NNw z 0zo | _oN0 N Il wzw| zzw | zzo | ozo o zo o 0zo » z20 | WNW| 2 z zo | ozo o z 10 April ono | zz0 | — | wzw| NNW | Nw WNW » 0 Zw No | waw l NNW { oxo | NNW | WNW » el o zzo | — | wzwl NNO | _NNO | NNW | NNW -10 Mei. 5 o ozo | — | wzw| NN0 o zw | oxo > S o o — | 220 | _NNO | _NNO | wzwl wNw Ì » > ono-| ZZW | — zw | oxo | oxo N No Mei—9 Juni. 5 o 0 — | wzwj -o N 0zo | _NNO o NNo | zzo | zzw | ozo | zo o | wzw he NO o zo | zzw o 020 o ond Beede eshenanhen dinatie Sience dek) Bakkal STR en es 156 GEMIDDELDE WINDRICHTING. en = PE En 5 eo z E il E Ee \ 1891. SE [8 88 8 Bel E eem sais P Zels IEEE ZEI ie iT kel e= EE zi Bz! 5 = - = ie nd | el rd > 1—10 Januari. WZW | WNW [_NW |_NW | WNW | WNW | NNO | NNW |: NO 11—20 » WNW | NW | WNW | NNW [ WNW| N oNo | WNW | NNW 21 » & Nw | WNW | WNW, N NW | _NW N NW | NW 31 Jan—9 Febr.f 2 || w | w | Nw | Nw | Nw | nw | NNo | NNO [| — 19 » 5 NW N NNW N N NW NO NW jn 20 Febr.--—1 Mrt. „|| NW | NNO | NNW j N NNW | NNW | NO Nw | —i11 S | W _[.NNW | NNW | ONO | NW | WNW| NNO | W j Zw 1221 » WNW | WZW [ NNW | 0Z0 | NW | NNW o NNW | ONO 22—31 » WZW | WZW | WNW |__W_| WNW | WNW | NNW | N [NW 1—10 Januari. W [WNW | WNWI NNW | w | WNwl Z NNW | ZZW 12— » NNW | NNW | NW | NW | WNW! Nw | ZZW | NW | WN 21—30 iN NW | NNW | WNW | NNW | NW | Nw | NW | NNW | NW 31 Jan —9 Febr.) | wzw{ Nw | WNw[ N NW [| WNW| W | NW| == 10—19 » ed NW | NW | NNW N N NW N NNW | == 20 Febr—1 Mrt. E | axw | anw | Nyw NN {NNW | NW N NW |= 2-11 » S | WNW [NNW | NNW | NNW | NNW | NNW | WNW | NNW | WZW Loet sa Nn NW | 020 | NNW | N w Nn | 50 22—31 » WZW | _N w_| WNW WNW | wNw | zw | NW | WMR 1—10 Januari N N | WNw| Nw | wNw| Nw | NNO | NNW | Z4W 14-20 » NNW |__N | NNW | NW | wNw | Nw | wzw| w | WN 21—30 » à NNW | N | WNWÍ NNO.l Nw | Nw | wNw | WNW | WNW 31 Jan—9 Febr. 3 || NNo | Nn NW | NNW | NNW | Nw | NNW | ZW |T 10—19 » Boen NI NNwl N Ral nw ion 20 Febr—1 Mrtj 5 | Nn N N NINNW | Nw | ON | NNW 211 » 15 | N [-NNO [| N |_NW | NNW | NNW | NNW | NW | 2% 1481 » N_| _NNO | NNW | NO o | nNo lwNwi zw | 0 22—31 pn NNW | ‚_N WNW | NW | Nw | wNw | wNWj Wi 157 GEMIDDELDE WINDRICHTING. Ed ® pi win BES 8 E88 BIOS RN kalm Bad Ba 2 tael Siel een ie See WEE A 110 April. ZW | ZZW | ZW | WNW | WNW | WNW | ONO |__N Nw 1120» : ZW Z z NNW | 220 | WZW 0 W N 2130» ZI zw |z2w | o | Nw | 020 { ONO | ONO | NNW 0 de Mei. bp Zw ZO | ZO | 0z0 o ZO | 020 | NW | ONO —20 » ) z z | ozo | zzw ! ozo | 0zo | 0zo | NNO | zo 2130 » E | zzo | zo | zo o | 0zo | 0zo | 0 Nw | zo 31 Mei—9 Juni. ES zzw | zz0 ‘| zo Zo zo. | oze | ZZw | N z20 1019 » 220 | zo | ozo | ozo | ozo | ozo | zw | N | ozo 2029 : zzw | zzo | ozo | o { 0zo | zo | z20 | NW | z0 « menen 110 April Z N NNO_| WNW | WNW WNW | WZW | NNW | W » wl WNW | WNW | Z Zw | wzwl ZW | NNW | 220 » AI z zw |_NNo | WNW| W 2 | wzw | NNW j ZO 110 Mei Sz o o zo | zzo | zo | zzw | _NNw | 220 20 ll (20 o | ozo | No | 0zo | 020 | W | NNW | ZO nd Ik zo | 020 | zo | zo | zo| ZW | Zw |. 240 31 Mei—9 Jani. | Zl ozo | ozo | zzo | zo | zzo | zzo | zw | nw | 220 19 S | zo | zo | zo zo | zo | 0ozo | z2w{ z zo > zo | zzwl ozo | zo | zo | zo | z2w| w { 220 nn 110 April NO | NNo | Nw_| NNW | No | ono | w_j N “ 20» NNO | NNO | NW o | wzw | zzw | WwZw | Z4W z Î 30 5 o | snol o | nw ono j o |zzw| w.j zo 110 Mei 8 oNo | NNo | ozo | 0 o | ozo | wzw |l NNw | 220 ma z || ozo | ozo | zo N o [ozo| zw | No | 20 „|| zo | ozo | zzo | zo | 020 | 020 [WNWj w | 220 31 Mei—9 Juni. | 2 || ono | oxo | ozo | ozo | zo 1 zw | wxw | 220 19 zo | zo | oz0 z | ozo | zo | zw |wzw| zo Zo 0z0 zo 0z0 zo zo Zw NW 4 158 GEMIDDELDE WINDRICHTING. rd ee El = es ET B 5] ê Be BEES ill & ibo 1891. — A = Z SE SS |st| 8 5 SSS S ats ass 5 Es ma STel SE isn 1—10 Januari ZZW | WZW WNW| Zz zzw | zw | ZW { Z 11-20 » NW | W N | WNW| W W__| WNW | WNW 21—30 Ein Ss Iwzwl zw w NW w w ww WNW | NNW AE Jan.-—-9 KEEL: ëp | WZW | W — II NNWI W w w wl Na 10-19 S | ono{ N — | NNo | w_|WNW| W_|WNW| ON 20 Febr_—1 Me. = || zzo [ ONO NNW | ZZW | WZW | WZW | WZW{ 20 _ 211 S || wZw | NNO | WNW| — | zzw | 020 |W2w| NW N 12—21 » | 7 |lozo | NNo | NNo | — | 220 | NNw | wzw\ Nw | 020 2231 » WNW | ZW | w | — |[WZW| NNO | ww w [wav 1-10 sAonank Zw | zw | w NW N w | _NNO Z 1 en mi EEN WZW | W NO [NNW | w | NNw | zw j Zw Zo Il WZw\ wzw| ww N NW | wNW| NW | W W ôt Er Febr = zw w — N Nw | wrw | Nw | wzw| W 10—19 E ONO N aren NO NNW | WNW | NNW | WZW Âs beij Sat Mr. ZS | zz et ond N nw | nyo | zw | 220 5 | zw | wNWI WNW! — N Innw! No {zzwj No 12-21 » | |lozo | No | NN0 | — | NnN6 | now | no-| zo | 20 2231 > wNw | zw | wl —= | Nw[ Nn | NNó | wzwj wa zw | zw | w | NNW | Nw | wNxwl no | zo j 2 NW | ZW | wi NNO | wNwi w w. | wzw/ ZM PA w ZW |W INNWI w lwNwl w wi E WZW | WZW | _— | _NNO | wNw/ w wi wan Ss || NO N END TEN Nw | w wl VE je: zE IW2Wi —= NO NW | NW w | ZZW 20 SI ZW | NW IWNW| — | zw | nw | wiwjzzw) N zo | No N — | _NNô | NNw | No | zo} & WNW | ZW oan W N wNw | WZW | 159 E GEMIDDELDE WINDRICHTING. |E: | : — = s n - M ú aleled aldi S iel 8 sl IES 3jss|a ls) ES 5 EE z 5 z z & Z <5 w zw | wzw WZW | Nw | wzw | WNw | z À 220 N ONO VAN ZZW VAN VNA 0 0Z0 pj zo NNO 0 220 z Zo |WZW| 0 220 bol 20 | — z 1 z zo z o zo S || zo | zw | zo |wzwj z- |ozo | o | ozoe} zz0 = |l zo | zw | 220 | zw | 220 | zo o | ozo | zz0 2 zo | WZw| z z z20 | zo zo 0 220 zo | NNw | 0 z z zo o o Z20 zzo | w | 220 | ozo | zzo | zo | ono | o zz0 wl wzw|wzw| N NW| NW | _NNO | ZW| 220 zo | Nw | o N.| NNO | 020 | NO | 0zo,| 207 & | zzo | N | o0zo | No | NNo| 0 o | 220 | 220 „Il 220 N z= | NNO-|' NO zo NO zo | zzo ssl zo w zo | zo. | ono | © o | 0zo z 8 | zo lwzwl z | 020 | nNo | oz0 0 zo z & || 220 |WZW| Z ONO | _NNO o | ono | zo z SI zot Nw oe NNO| NNo| 20 0 zo | zzo z20 | NNW | Z20 N__|-NNO | Zo o zo | zzo w | zw lwzwl Nw | Nwj NW | wl WZWw| 22W 220 | W ol NNW N No | No | z0:{ 20 s | zzo | NNo | 020 | NNO-| NNO | NO o zo | zzo Bil zo NNW | 2 no | No | ono | 0 zo | 220 S || zo | zw | zo| 0zo-| NO o o | zo| zzo ® | zo | wzwl zzw | 0zo|. NNO | © o zo | zz0 2 z20 | wzw| zzw | oNo | N-! ono | o zo | zzo zo N_| 0ozo | No.| NO o zo | zz0 o zo| 220 160 GEMIDDELDE WINDRICHTING. 6 5 En 5 1591. ENEN BEEN tik BES EE 88 3E EENS Dl <= DA 7 7 wf = S E | 1-10 Januari. 0z0 | 220 | NW | Zw We VÀ z Z4w | 22 11-—2 » {| 220 | zw |wzw| zw, w |wzwl w | wijze 21-30 » 5 w w w W IwNW| w |[wzw|j Zw[N Ì 31 ng nd Ep II NNW | wzwl w | zzw | Nw | wzw| wNwij Zw {| M 10— Sl waw wzwl w | wzw| w | wzw| wzw | wzwj # 20 Se ML =| ono z w [wWzwW\ wNw| ZW | ZZW | Z à Bt1 ES 020 z |zzw | zw { Nw z — | 0zo | ZM 122-221 » zo zo z 020 zo | 020 | — 20 22-31 » 0zö| w | zw { zw |wzwiwzw| — | 20 1—10 Januari. NNW | WNW[ NW | _w 0 wl Nw N | 2 21-20 » OIEWNWS wij wel wij NNW wNw|wNw| zw je 7 21—30 » El w w w w NW WNW| w [z2Wwj W est er eng ind SI NW| WI w {wzwiwNwj Nw jj NwWj z ä ee 16 Zw w w wl NNW | w wj NW 20 Ken md | Met 8 NW | WZW | NNW | WZW | ONO [| WNW| N | WZW 211 B ENNWI ZW INNW| W 0zo | NW | — NO 1221 » ONO | ONO | _NNO | NO | 040 | NO — o —31 > ONO | WNW | WZW | WZW | _N Nw | — N 1—10 Januar w wl NNW WNW NNW | nNw | zzw | ONO | 24 u WNW |__W wl wN NW | WN w zm rn » ds lwzwi w IwNW[ w N WNW | w | zzw |Z 31 Jan.—9 Febr. 8 W | WNW WZW | WNW [NNW | WNW [| WNW| WZW| 5 10—19 |Z wzwl wol wl waw anw) w | wzw| Nw & 20 Febr. Mrt.) „|I waw | waw | NNW | _Nw | _NNo N z 0 8 <11 SI w w N NW | _Nw N — | _NNO 12-21 a N 0 {| NNO N NO | ONo | — | NW 22-31 » ONÓ | ZW | — | NW N NW | — | _NNO 161 GEMIDDELDE WINDRICHTING. [1 el Ge e ad : El 5 (9 ep Er Kad eo = ijl =| == H= = © = el @ Dd 5 = km) Si Sal Is 35 8 48 | & = Sj [-) Se © © © . u — fp] u wl Zn Meinderts- droogte Lwaantjes- droogte. DnaivenJeiland DUIVEN-CLH AHU. 0zo ,-220 | zw | zzw | w | zzw | ZZW |-220 | zw _ | zzo | ozo | zw | zzw | zz0 | 220 z z |-22W 2 || _z0 zo Zzw | zo | 0zo z zo | zzw Bo 0zo |-020 | -— z z zo z zo | zZw 0 © || ‘ozo |-0z0 |-220 z 220 | 20 z. | z20:1:zZw 0 E | ozo | zo zl zzw | zzo | 226 |: 2 Z20 z Mei—9 Juni ES 020 | 20 z z 220 | 220 z 220 | ZZW —19 » 0zo lot oor z 220 | 220 z zzo | zzw » Zo za | — | zzw | zze | zo z z20 | ZZW 110 April. NNO |-ON0 |_N zw. | NNo | NNw | NO} -220 |: NNO bn” _ [_NNO o | NNw | wzaw| zo Zo | ONO z :1:22W Ep NO o N o 020 o 0z0 N NNO 5 ONO 1-0 N zo | ozo | ozo | zz0 | ano | zzw ' 2 z | ozo | ezo | ozo | 20 | zo z o |:zZZw. 30» =| ONO 0 za zo zo zo A ONO | ZZW Mei—9 Juni. ES N w_ | ozo | zaa | 220 | 220 | ZO | ZZW —19 » NO | 020 w zo zo zo | z20 | WNW I-ZZW » o w_| ono | zo zo | zzo | w | z2w l-10 April zzw |_Nw | NW _ NWo| NO | NW | 0 zo z » wNw |_ono | WNWI N_ | ono} 0ozo | z | z220:| z2W & II NNw |-020 | — | NNO | ONO o zo L-nwilt zit E o ono | —: | NNO | ONO | 0Z0 VA zo Zw 5 WZW | zo o 0 ord 0z0 |: 2 zo |'z2W : „il zw o | NNo | 0 zo z zo| zzw. Mei-—_9 Juni ZS L_Nw |-eN0 o N ONO o A o 1 zzw 19 » No |-020 | @ N- l ono | o | zze | zw iszzwi » ono | 0 o N | ono{ © | zz0 z {raaw: 162 GEMIDDELDE WINDRICHTING. en . © it See z „ed 1891. Belg et En z fz 2 E 5 x E S ES z 2 À Z z z - 1—10 Januari. N 0Z0 {WNW | WNW | WZW | NO ZW w 11-20 » L NW 0 NW W | WNW| NO z W_ 24-230" » 5 NW 0 WNW |W | WNW NNW | ZW| W 31 Jan—9 Febr. & | Naw 0 | WNW | WNW - — z w 10—19 » ) NNW 0 NNW | WNW — À 0 20 Febr—1 Mrt.) F N o WZW w nn 220 | WM Zeil » 2 N 0 o W | WNW| NN zó w 12-21 » N o ONO NNW o NO z20 | WM 22—31 » N 0 ONO | WNW | Nw N zz0o | WNW 1-10 Januari. N 1 wxwl wzw| wxwl w w zw | WNW 11220 , NW NW w w w NW| ZW 21-30. * » B | ww WNW WZW WNW | waw | wNWj WZW | NW 31 Jan—9 Febr. £ N NW | WNW | wNw — w abe 19 » sell NNW | Nw | Nw w es —_% NW 20 Febr—1 Mrt.l Ê N NW | WNW| ww — — zw jw Rsxi1 » 3 NNW |__NW | WNW | wrwl wxwl w zw | N® 12-21 » N NW w w ono | wzw| 220 | WM 22-31 » NNW |_NNW | WNW | NNW NW | wNw| 220 { N 1—10 Januari, N WNW | WzZw| Nw Ww | wz w oen cERSs20 5e WNW | NW | WZzwl wNwl wrw | wNw| wi on Id je w NW |_NW {WNW | WNw | w wNw/_® 31 Jan—9 Febr. BI NNW nw | wrwl onw | — | — w 0} — 10==19 » So NNW NW | Nw | wrwfe | — | wzw|. 0 20 Febr—1 Mrtf N NW Zw w Laa zj WiEW O8 211 » K N NW | 020 NW | WNW | _NNO w A 18es21 » N ‚NW | 020 | WNwl zo ono | NNW | 0% 2231 » NNW |_NO NO | Nw [Nw | new) wzwf © 165 « GEMIDDELDE WINDRICHTING. Ei eb 5 es 6 8 d a: s E 8 5 = / 2 E 8 Etaleren 110 April. N 0 one |__NW| NW | NNO-14:20 7: WNW 20 > N o o | wzwi.wzwi 0 zo w 30» 2 || No 0 ono | zo | ozo 0 220 | _Nw 1—10 Mei Ep | wzw | 220 o 0 Zo 0 0 NW » S || zzw | 220 0 ozo | 020 z NO NW 130 » =| wnw | 0zo o 0 0z0 0 ONO {WNW 31 Mei—9 Juni. ES zw | 020 NO o 220 zo. | 020 | ONO Bei0 » ONO | _z0 ONO 0 0 220 | ONO | _Nw ed > NNO 0 0 0 0zo | zo No | wzw mms —10 April N Nw | WNW Nw | nw | waw zool NNW » , NNO-| ZZW.|- ZZW-| WZW | NNW w ZZW | _NNW 5 ZI NNO z zo Z0 zo | wzw z N | 110 Mei. 5 || NNo | 220 o 0 zo w ZO |_:NNW : 2 2 N 2 o |--0zo | ozo | wzw| ONO: Ns J » = || _NN0 2 o 0 ozo | waw! 0 NNO 1 Mei—9 Juni. | £ N 220 2 0 z20 | Zw | 220: NNO il das NO z N o ozo | zw | ozo;f NW » NO 2 o ozo | ozo | zw | ozo | _NNO 10 April, N_ | NNo| 220} NW | NNW | NW | Nwof ON0 » NNO 0 zo | wzw| wNw{ ZZw | w o ze wi NNO ONO 0 020 z z z 0 10 Mei. Ee NNO z o o zz20 | wzwl ono | No » z ON0 z o 20 zo z rech © 30 . N z o 0z0 zo z NO: O7 Mei—9 Juni. | £ || vxo | zzo.| ozo o z20 | 20 Wirt. 19 » NNO z ON0 | „0 0zo o NNO_ Si. » No | zzo 0 ozo | 020 | zo No ;f: 9e ä 164 ” GEMIDDELDE WINDRICHTING. es . 5 1891. : El E E 2 : on 5 5 5 5 2 kf Á ef s st! A 4 z 1—10 Januari. WNW |__ ZZW w Zw N IE 11-20 _» : w NW WZW En Nw 21-30 » Z N ZZW w w N NNW 31 Jan—9 Febr. Ep NNO ZZW N Te N N 10—19 » S NNO z N — N NNW 20 Febr.—1 Met. n NNW Zw N en N NNW a » ES Nw VAN N WZW N N 12—21 » NNW | z NNW AN N NNO 22-31 » NNW ZZW NNO Zw N k 1-10 ene WZW A WNW WZw z vj 11—20 k WZW ZLW NW WZW | _wZw NW Dt N NNO ZZW NW w w zen 31 Jan—9 Febr. Ee NNO z N — w k 19 ad NNW z NNO ze WNW} __NNO 20 Febr—1 Mrt. Si w z N ein NNO 2-11 » ES Nw z N Zw WZW N 12-21 » NW ZZW NNW Zw z N S 22231 » NNW z NO Zw Z N S WZw Zw w wzw |__NNW Nw JEE WZw z NW ONO NNW À w Z WNW w ONO NN 5 w Zw NNO — N NSW 0—19 Es Zw NNO en NNW N 20 Febr Met. oe WNW z NNO — NNW Natl » 5 NW Zw N ZW N _12—21 » WNW z N Zw Z4W 2231 » NW ZZW NO Zw 020 3 REE GEMIDDELDE WINDRICHTING. 165 : pd RaE : 1891. : El E É 2 E je 3 E 3 E S f 110 April. NW Z4W NW Zw N z RE20 > | NW ZZW NNO Zw N NO 130 > 2 NNW ZZW NO WZW N 110 110 Mei. Ep NW ZZW o — N 020 » 5 Zw ZZW o as NNO ZZW ed si NW ZZW 0 —= 020 ww 1 Mei—9 Juni ES N 40 0 De N WNW z z 020 == NNO 220 » 220 ZZW 0zo ai o Zw 110 April NW ZZW NO Zw ZZW w » NNW Zw NW Zw WZw NO > eN N Z2W NNW | Wwzw | ZZW z 110 Mei, = w ZZW 0 == Z40 ZZW 0 ot w ZZW 020 wi zo z jie 2 ZZW Zw o — zo z20 Mei—9 Juni. ES z Zw 0 —- 1 ono 19 » in: z Zw 020 — Z20 zo » z ZZW 020 _— zo ZZW E10 April NW Zw NNO WZW |__WNW 0 » WNW vÀ N VA NW 1 e NNW z NNO WZw ken —10 Mei. = WZW Zw 0 an NO 20 4 WNW ZZW 0z0 ef zo dd ss: Zw EN 0zo pe, zo pig Juni. ES w Zw o — 210 19 a z Zw 0z0 me 220 » z z o en zo 166 REGENWAARNEMINGEN. Hoeveelheid regen. || Aantal regendagen. psp 1891. RESIDENTIE. Ek Sl ï iredj b Soerabaija. f onosalam ’ ’ Á was À Pasoeroean. E Soerabaija. 4 Pasoeroean. Besoeki. 5 Padangsche Bovenlanden, k Gvt. Atjeh. 175 REGENWAARNEMINGEN. G ú Hoeveelheid regen. | Aantal regendagen. ggn ver red E AFDEELING. he | 3 el es | T | = rl | d 4 SISSI EIEIEN INS 4 Karanganier. 338l_ ol 339 10l 0 7 77 ol 16 : 2701-- 8l 4751 16 1 9% 50 AR 197| 5} 345 16/ 2 10 6 10 Karangan jer, 128{ 38/ 371 2 4 10j 3 15f 74 Á Ledak. 505/ 33| 179 sl 10 5 MR Banjoemas. 1561: al 303 12) al 100 46 al ’ do bu 0 0 5 or gn Boiljonegoro. B 17 3 0/ 107 6 0 ze Kendal. 1 on u a 0 . 18| 125 6 9106 4 B | Blitar. ir é 4 Mr Modjokerto. 0 Gtt 0 BR ‘ AR Es Bangil. 47| Ol 14 4f 0 32 0 Modjokerto. au s 8 mik : sio fl 4 ot Gt Bn ' di 1 6 HS MR Bangil. Td Crain jg Ee era ’ RR Pasoeroean. 22 0 7 2 ot 30 12 0 Djember. RW 4 RR Panaroekan. gl ? 15 Al ? 90: dt PRE Ee 30} ? || 15 2 ? || 62 34} ? HE Zool Sl 10 zel 60 40 st i 134 1 | | de peert nà Gol 1581 11 1 2 65 ì 314l 17a, 21 19| zij 55| 44f 48 Segli. 51 ' 23 4 174 REGENWAARNEMINGEN. Hoeveelheid regen. || Aantal regendagen. beeren regen. 1891. RESIDENTIE. ai ® ne ke Ss asl Sia Sja lslsSlalsilsS|& Mabar. Oost.-Kust Sumatra. || _81| 73 6l 6 ; 24| 39 etani. : 177| 251 5| 11 5 1-6 ngtiga . … : ? ? ? ? 8 ? Ee Pangkalan Brand. : ? ? ? ? di ? ? / ng Leko. Palembang. 380| 236 aaf. 11) 18 71 OO Djeboes Mijn N°.3. Bangka en 0. 518| 180 19| 10 57) 39} U Blinjoe. … … . : 507| 109 zo| 9 21} 98} 43 Soengei-Liat … : 385 6 21{ 10, 16 54) 4 Marawang. : 333|- 147 2H- 11| 19 74|- 36/7 s : 385 19 13/ 17} 81 200 Pangkal Pioang LL : 330 21 13 21} 47 4OPT Soengeislan N°. 7. ’ 469| 216 27} 17 18 55) 33f Ed Bn ed : 198{ 234 19} 15| 16 36) 59 Pangkal Pinang II. : 356| 200 18| 13) 15} 54 45 En Amboina. 162| 131 20} 8 19 54 Hatoe Soela , Pr pe rt | Cn Batjan. . … ’ 8 94 12} 10/ 11 18/ 50f Me Britsch N, Borneo. 794f 142/ Mil 17) 11 6 17 321 Mengharap Estate, : 16f 102/ 194} 27} 6} 10f 126/ 42f * 175 REGENW AARNEMINGEN. Hoeveelheid regen. Aantal regendagen. Grootste dagelijksche Hoeveelheid regen. AFDEELING. | AREN Deli. 62l 90 dû 5| 10 26 25| 64 . 10/ 128) 203| 1 6 10 40{ 82 S 2121 5 il 13 18) 50| 25 - 50|- 64l 279 5 9 14| 39 34| 80 ; 54l 118| 187 14 8| 10| 81 30} 75 207| 253| 145} 16/ 23|/ 12} 41) 37) 39 : 141f 359| 122 11| 23| 14{ 36 77 22 : 373| 259| 119) 12 17/ 11| 53) 41| 55 3 935l 200| 114 16 16/ 13/ 43! 66/ 35 7 958| 183| 193) 14l 20 53 15| 65 î 190} 234! 135/ 17| 16, 14f 36) M a 327} 148 17| 14f 10 50! 52 i 137 tall al 17 781 61 q 192l 202 137| 13| 15} 11/ 38| 42| 36 Ceram 1321 347 2 4 1 31 105| 147 en ? a it af 2 II? 75l ? Batjan. 182} 326/ 342| 13) 21| 19 35| 10 \ 1721 21031 5tj 6 1 U 38| 7 Kinabatangan. 1 1 84 5| 4 151. 35. 46 Lengte 110°—49’ 0. van Greenwich. : Breedte 7°—30’ Zuid. BEE VE 176 Kjepogo, Afdeeling Bojola METEOROLOG Z Aantal regendagen. 1091. Januari. Februari. Maart. April. Maximum temperatuur 0.5 C}39°7 C300 C.-30.5 Lb. Minimum temperatuur 15.5 »[150 »|15,%5 »|15.6 » Gemiddelde max. temp. ||27.°65 »f27.°56 »/|27,°71 » | 27.270 » Gmiddeld minimum temp. [16.945 » | 16.°21 »|16.°72 » | 16.85 » Laagste maximum temp. } 24.94 »[25.%4 »|25.9 »j26°1 » Hoogst minimum temp.j17°2 »f17.0 »|18,21 »|18.%5 » Gemiddelde temp. schomm. | 11.°22 »f11.°55 » [11.00 » | 10.°86 » Grootste temp. schomm.|f14°0 »>[13°7 »|15°2 »[12°8 » Kleinste temp. schomm.jf 8°7 »f[ 8.5 »| 9% »| 9,5 » Gemiddelde temperatuur. {21.66 »[ 21.16 »/21,85 »|2261 » Gemiddelde betr. vochtigh. || 856 °/.| 863 °/ool 817 °ool 789 “loo 759 Maximum betr. vochtigb. || 990 >| 950 »| 920 »| 880 »| 810 * Minimum betr. vochtigh. || 450 »| 6350 »[ 480 »|[ 580 »| 530 Kn Gemiddelde dampdruk 16.11 mM.| 16.15 mM.} 16.29 mM.| 16.48 mM.| 15-29m nu __ Gemiddeld dampgebrek .| 5.16 »|25.6 »{ 5.20 »| 5.95 » 540» Î Gemiddelde bewolking 80 Ill 69 UO VL Mm E Hoeveelheid regen. 250mM.| 48imM. 5i5mM. 108mM.) 18m en Grootste hoeveelheid regen. || 107 » O4 erf 100 59 » 11 E 12 22 16 8 2 TAARNEMINGEN 177 Residentie Soerakarta. Hoogte boven zee = 995 Meter. Juli. Augustus. September. October. November. December. Jaar. ahd B. 15,°8 25.°74 » 14,°77 » 24,°1 » 16.°4 10.997 » 1198» 10.°5 19.49 » 710 oe 980 » 450 » 11.97 mM. 4.89 » 56 14 mM. 14 1 » » 26.°2 G. KAST ve 25.45 » 15.85 » 24.°5 16.5 » 9.60 » 10.°2 83: 4 20.59 » 748 %o 810 590 15.55 mM. 449 » 50 OmM. 0 0 » » » 28.7 CG. 14.°5 26. 97 » 15.°98 » LS Be) 17.6; » 10:°99 » 15.6 » 825 » 22.50 » 129 “Joe 920 » 500 » 14.78mM » » 29.°0 C. 16,°5 » 27,55 » 17.922 » 25.9 » 18,6 » 10.951 » 11.°8 » 8.°7 24:54 » 754 %oo 910 » 520 16 62mM 51.0 CG. 16.°0 29.959 » 17.225 » 12.°16 » 14,0 » 10,20 » 25.25 » 157 %oo 860 540 15.62%mM 30.°5 GC. 16.5 » 27.°92 » 17.955 » 25.°8 18,4 » 10,°57 » 12,9 » 8.°9 22.75 » 1714 Yoo 890 610 15.95 mM » SL 15.8 » 27.°55 » 16.°58 » 24.1 18.95 11.°62 » 14.0 » 8.5 22.09 » 167 “oo 990 410 15.16 mM » 5.50 54 °o 12mM. 8 2 6.05 » 49 Po) 2m\. Î He | 5.57 » 45 100mM. 45 » 8 4,65 » 56 °Je 3565mM. 80 17 4.61 56 1865mM. 120 » 90 178 METEOROLOG Ä B Tjepogo, Afdeeling Bojolali fesid 1591. Januari. | Februari. Maart. April. Mei. | omi _ {Temperatuur … …; (19.294 C. [20.04 C. (19.292 C. [20.°48 C. 19.295 | 00 Sp |Betrekk. vochtig.|S| 880°loo-l 862°/eo| 858°/oo| 816°Joo-| 750 lame, 3 (Dampdruk. E 15.25 mM.| 15.02 mM.| 14,85 mM./ 14.635 mM., 15.00 ml mp & |Dampgebrek. . (| 208 >| 241 »| 246 >| 550 » | 45 Mi, S [Bewolking . El 62 Yol 59 | 39 Yo 25 Po 1 | 8} 5 [Windrichting . | || ZZW | ZZW | ZW zw | ZZW mw (Hoeveelheid regen. | 29 mM. S5mM{ Li6mM| 27mM) 1Sm on Aantal malen regen 6 6 8 4 3 E (Temperatuur … 24,64 CG. '24.°00 CG. [25.014 C. |25.°67 C. 26.202 8 g |Betrekk. vochtig JE] 719°%o| 757%o| 681oo| 668°leof 618! 3 Dampdruk. : 5 16.58 mM./ 16.79 mM.| 16.17 mM./ 16.58 mM.| 19 1 m 'Z (Dampgebrek ‚(B 6.48.» | 5,59 » | 7.58 » | 8.14 » 9.56 EE z (Bewolking. dE 86 el 89 el 79 ol) 712 Yol AAR jp 2 Windrichting. … Zo 210 NW z TTE = [Hoeveelheid regen. | 134mM.| 90 mM.\ 18mM.l 0 EO Aantal malen regen | 6 8 í 0 0 0 (Temperatuur . „122.934 CG. |21.°50 C. 22.946 C. [25.°65 C. 24 ) &,|Betrekk. vochtig .fZ| 809! 843°/oc.| B00°/eo| 762°oo:| 687 il Gi 3 (Dampdruk 5 | 16-24 mM.| 15.89 mM.| 16.18 mM.| 16.54 mM. 15.82m 7, 8 |Dampgebrek B| 584 »| 296 »| 405 » | 516 » | 158 A _& IBewolking. AO MAI RP 83. St lol 8 4 êt 5 |Windrichting . … Z0 Z EN ZZW E se (Hoeveelheid regen. | 87mM.| 306mMj 579 mM.| SimM) 8 ___\(Aantal malenregen 10 17 Een 5 ls WAARNEMINGEN 179 Residentie Soerakarta. Juni. Juli. Augustus. | September} October. | November.| December. || _ Jaar. 5 | 59 C. 17,22 C.l17.°45 C.|18.°94 C.l21.°05 C. 20.°94 C.{20.°87 C.19.°65 C. BTIO oel 711°fool 735°loc-| 193°loorl 787loe:l 163°loo:| 790°foa-l|“192Jao: 45 mM.|10.40mM.|10.89mM.12.92mM./14.61mM. 15.88mM.14.50mM.|15.45mM. MN sl 492 | 505 s 1 451 «1306 AB si 50e 12° Zak Ml HRH Lt ZZW VÀ vÀ 210 Z20 Z Z0 ZE. S mM.l 1ámM.j O0 8mM.) 0 SmM.l 2mM.l 3527mM. Bf 1 0: 1 0 1 5 55 b°49 C. |25.°65 C.l25.°59 C./26.°24 C.l28°19 C.|27.°15 C.l26.°36 Cl25°51 C. 613 | 537oo| 632oo-l 636°loo:| G11°/oe-l 610°loo.| 669°oo:| 646°loo: — 4, 7 mM.11.67mM.!15.68mM.!16.12mM.17.56mM.!16.50mM./17.09mM.15.78mM 9.59 » 110.06 » | 7.97 » | 9.25 » |11.06 » [10,42 » | 8.45 » || 8,50 » BR 47 50 Tl BY 46 Vl 4 1 Val BEU EZ V/ Z Z Z Z VAN 220 0 0 0 0 0 3imM.| 5mM.| 276mM. 0 0 0 0 0 2 1 18 65 C. 119.073 C 122.009 C.l24,°68 C./26.°60 C./24.°52 C./25.°20 C./25.°53 C. 706°/a.| 685°/oo-| 580/oo-| 665 loc-| 695/oo-| 748 oor 719°loo 12.0S8mM.|135.50mM.15.40mM.|17.17mM./15.87mM./15.82mM.}15.55mM. KOS … 64 ri HE 813 st 08 nt Dos PA» 49 fl 62| 67 of 57 of 67 of 78 of 71 le z Z40 | 220 | 20 zo | ZO > 0 0 0 2mM.j 66mM.| 557mM.|1258mM. 0 0 0 1 7 14 | 66 INHOUD 5 Derde Aflevering van Deel LIL NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT NEDERLANDSCH-INDLE, KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING mm ; IN NEDERLANDSCH-INDIË, ONDER REDACTIE VAN Vierde Aflevering. NEGENDE SERIE. DEEL L Aflevering 4. “io. Bet. Sarden, 1898. BATAVIA ex NOORDWIJK, 's GRAVENHAGE, ERNST & Co, | _MARTINUS NYHOFF. 1893. vann TOT DE KENNIS DER VOGELS VAN DEN KANGEAN-ARCHIPEL DOOR A. G. VORDERMAN, Corr. Kon. Akad. v. Wetenschappen. De Kangean-archipel is een eilandengroep, nagenoeg onbe- kend uit een zoölogisch oogpunt en belangwekkend, omdat zij de restanten vormt van den meest Zuid-Gostelijken uithoek van het vroegere Malaiaziatische vastland. Door onderzeesche banken onderling en, via Raäs en Sapoedi, ook aan den Madoera wal verbonden, zijn de eilanden, waaruit zij bestaat, in Oostelijke en Zuidelijke richting van het overige deel van den Indischen archipel gescheiden door eene zee, die tusschen Kangean en de kleine Soenda-eilanden van 300 tot 700 vademen diep is, terwijl Straat Makassar, die hen van Celebes scheidt, voor een deel niet minder diep is. De eilanden, die de Kangean-archipel uitmaken, bestaan, even als de eilanden Raäs, Sapoedi en Gili Fang, uit dezelfde heuvelachtige kalk- en zandsteenformatie als die, welke Madoera kenschetst, en bovendien uit eenige kleine koraal-eilanden. De voornaamste zijn het + 72([]palen groote Kangean, de kleinere eilanden Saoebi, Paliat, Sepandjang en Sepèkèn, terwijl meerdere eilandjes een afzonderlijke Noordwaarts gelegen groep, Anak Kangean genaamd, uitmaken. Tusschen Kangean en Madoera in liggen, in een richting van Oost naar West, de eilanden Rads en Sapoedt die met eenige andere kleinere de Sapoedt-groep vormen en ps 182 gescheiden zijn van den Kangean-archipel door eene ondiepe zee (beneden de 50 vademen) van 10 zeemijlen breedte. Hoewel dus strikt genomen, in geographischen zin, deze groep van den Kangean-archipel als gescheiden behoort te worden beschouwd, zoo heb ik bij de behandeling der avifauna, hetgeen ik op Sapoedi en Ras waarnam, in dit stuk toegevoegd aan de resultaten van den Kangeun-archipel. Deze laatste overtroffen mijne verwachting, want in de 16 dagen die mijn jager in de omstreken van Ardjasa in hel Noordwestelijk gedeelte van het eiland verzamelde, bracht bij eene collectie bijeen, bestaande uit 59 soorten, waarvan drie nieuw voor de wetenschap en drie als nieuwe subspecies van reeds bekende soorten. Tot de eerst bedoelde behooren Chíibia jentineki, Centropus kangeangensis en Cittocincla nigricauda, terwijl de ondersoort van Rhopodytes elongatus genoemd is kangeangensis, die van Oriolus maculatus als insularis beschre- ven wordt en Uroloncha kangeangensis als eene ondersoort van Ú. molucca beschouwd moet worden. Het resumé van de waarnemingen op mijn tocht naar de eilanden beoosten Madoera gedaan, welke reis in Mei 1892 voorviel, is als volgt. A. VOGELS VAN SEPANDJANG. 1. MEGAPODIUS DUPERREI (Less } : Van deze soort werd reeds vroeger gewag gemaakt in dit tijdschrift, Deel L, op pag. 520. 2. CALLOENAS NICOBARICA (Grav.) De bekende Nicobarenduif nestelt niet alleen op Sepandjang maar ook op eenige kleinere onbewoonde eilandjes in het Noordelijke deel van den Kangean-archipel. Beide vogels zijn mij eenigen lijd geleden van Sepandjang toegezonden. 185 B. VOGELS VAN SEPEKEN. 1. ALCEDO MENINTING (Honsr.) 2. ALCEDO BERYLLINA (Vieuw.) 3. SAUROPATIS SANCTA [Vic. & Horsr.] 4. ANTHOTHREPTES MALACCENSIS (Scor.] 5. CINNYRIS PECTORALIS (Honsr.] 6. MUNIA ORYZIVORA (1). 7. UROLONCHA KANGEANGENSIS [Vonn. | ARDEOLA SPECIOSA {ilonsr.} " „ HERODIAS GARZETTA [L.] kod TC. VOGELS VAN KANGEAN. 1. GERCHNEIS MOLUCCENSIS (Homer, & Jaco. ] _ Te oordeelen naar het feit, dat mijn jager in korten tijd drie Exemplaren bemachtigde, schijnt de Moluksche torenvalk op Kangean nog al veelvuldig voor te komen. Alle drie zijn hagenoeg even groot en in hetzelfde kleed. Bij één echter zijn de smalle donkere dwarsbanden op de staart slechts beperkt tot eenige weinige, die op de buitenste paren pennen voorkomen, terwijl bij de beide andere alle staartpennen smalle zwarte dwarsbanden bezitten. Beschrijving : e hoofdkleur van den vogel is lichtroodbruin, komende Zeer nabij ferrugineus (51) van Saccarpo’s Ghromotaxia !). Schenen, voorhoofd en kin meer helder-okerkleurig. Deze hoofdkleur is, uitgezonderd voor de beide laatstgenoemde deelen, gedeeltelijk verdrongen door zwartachtige vlekken die Op den kop en langs het gelaat zich als streepjes voordoen en EES t) P. A. Saccarno, Chromotaxia seu nomenclator colorum , Patavii 1891. _ 184 in overlangsche richting, doch op den mantel, rug en bovenste vleugeldekvederen steeds dwars geplaatst zijn en gezamenlijk eenigszins den vorm van dwarsbanden aannemen, die paar achteren meer en meer breed worden, terwijl iedere vlek af- zonderlijk een ruit of driehoekvormr vertoont. Ook op de onder- deelen komen de vlekken dichtbij elkander staande voor, echter meer onregelmatig, zoodat slechts op den buik en langs de flanken van dwarsbanden sprake is. De scheenvederen zijn spaar- zaam van donkere lanspuntvormige vlekjes voorzien, de onderste staartdekvederen echter effen. Stuitvederen en bovenste staart- dekvederen helder-aschgrijs met zwarte driehoekige vlekken. Op de secundaria, de alula en de groote dekvederen der primaria wisselen zwarte en bruine dwarsbanden elkander af. Deze vederen bezitten een okerkleurige terminaalzoom aan hunne uiteinden. Van de sepiakleurige primaria zijn enkele met bruine vlekjes aan de buitenvlag bedeeld, doch alle bezitten zaagvormig geteekende dwarsbanden, die niet tot de schaft reiken , aan den binnenkant wit zijn en naar de schaft toe geleidelijk helder-bruin worden. Eerst bij de uiterste pennen vloeit het licht ge- kleurde deel aan den binnenrand ineen, bij de overige niet. Op de binnenvlakte van den vleugel predomineert in gevouwen staat het wit. Binnenste vleugeldek vederen witachtig met zwarte driehoekige vlekken. Staartpennen helder-grijs met donkere smalle dwarsbanden; aan hun uiteinde een breed zwart gedeelte, dat in een okerkleurige punt overgaat. De mid- delste staartpennen hebben het grijs met roestbruine tint be- deeld. Washuid om het oog en ondervlakte van de onderkaak geel; overig gedeelte van den bek loodblauw, het donkerst naar voren. Pooten geel; nagels zwart. Taleke MRB Staart = î ; i : ’ b „ 0.156 » Vleugel …_…. ì - Bees ó 3 0.240» Culmen ë À ’ Ô ne Ô ‚ 0.018 » Tarsus 6 3 ú ' „ 0.041 » 185 2. HALIASTUR INTERMEDIUS (Gurx.) Eén individu in het eerste kleed en één in »full dress”. Het laatste heef:, even als de Javaansche, dunne donker gekleurde schaften op de witte vederen. De afmetingen van dit exemplaar zijn: Totale lengte tot uiteinde staart } . 0.420 M. Culmen ì É é „ 0.050 » Vleugel 5 2 } î Î e0570 3 Staart $ : À d $ 5 : ORN Tarsus } é d à Ë - À ‚ 0:055 s 3. PALAEORNIS JAVANICUS (Oss. Twee exemplaren waarvan één een volwassen mannetje , welks afmetingen zijn: Totale lengte : , : 0.542 M. Culmen 8 2 k ’ ' - „ 0.026 » Vleugel é Ë : à é } 0467 …» Staart À A : 5 E ‘ n «0807:; » Tarsus : k oe 4 ; $ „ 0.016 » 4. CHRYSOCOLAPTES STRICTUS (Honse.} Een mannelijk exemplaar werd in de omstreken van Ardjasa geschoten. Het onderscheidt zich van een ander van Java doordien de vederen der onderdeelen donkerder rosachtige tinten hebben. Beschrijving. Mantelvederen en buitenste vleugeldekvederen glimmend donker-olijfkleurig-oranje met glimmende helder-oranje boordsels. Rugvederen wit met zwartachtige dwarsbanden, bewasschen met olijfkleurig-oranje en eindigend in rood. Slagpennen der 1° orde bruinachtig-zwart; het basaal gedeelte van den buitenrand als de mantel gekleurd. Buitenvlag der _ secundaria olijfkleurig-oranje. Binnenste 186 secundaria geheel en al aldus gekleurd. Binnenvlaggen der slag pennen van ronde witte vlekken voorzien. Bovenste staartdekvederen bruinzwart met olijfkleur bewas- schen. Staartpennen zwart. Voorhoofd, kruin en achterhoofds- kuif helder-karmijnrood. Bij het oplichten der vederen komt uit, dat de basis zwartachtig is en het midden van de veder witachtig. Bovenste gedeelte van de teugels en neusgatvederen bruinachtig, welke kleur zich tot achter het oog in een donkere streep voortzet. Daaronder begint boven het oog een wit met geel getinte streep, die zich in den nek verliest. Onderste gedeelte der teugels, onderste gedeelte der wangstreek, kin en keel geelachtig-wit, welk wit van de ‘bovenste witte streep terzijde van het hoofd gescheiden wordt door een breeden zwarten band, die achter het 00g boven het oor begint en zich naar achteren voortzet. De oorvederen , die dezen band aan het begin gedeeltelijk bedekken, zijn zwart met geelachtige randjes. In het midden van de kin en terzijde van den wortel van de onderkaak loopen smalle zwarte streepjes naar achteren. Krop, borst- en buikvederen gedeeltelijk licht-okergeel, gedeeltelijk helder-bruin getint, alle echter met smalle zwarte randen, waardoor de deelen die. zij bedekken een grof geschubt uiterlijk krijgen. Op de flanken, den achterbuik, de schenen en de onderste staart- dekvederen komen /\-vormige donkere dwarsbanden voor, die tegen de helder-okergeel getinte grondkleur afsteken. Bovenkaak donker-, onderkaak licht-olijfgroen, naar de punt in het gele trekkend. Pooten en nagels van het geprepareerde exemplaar, zwart. Afmeting van den se nen vogel: Totale lengte À ' d … 0,258 M. Culmen î ' : : dn : 0050 Vleugel é 4 À ge : d „ 0,142 * Staart : : 6 à ; É ' 0,065» Tarsus , : : 4 : É ‚ 0,028 » 187 5. GECINUS VITTATUS {Viens}. Van deze spechtsoort kwamen vier exemplaren in mijn bezit. Eén volwassen mannetje, twee dito wijftjes en één bijna volwassen wijfje. De beschrijving van het mannetje is als volgt: Mantel, buitenste vleugeldekvederen, binnenst geplaatste secundaria, rug en stuitvederen olijfgroen; de rugvederen ein- digen harig in zwavelgeel. Buitenvlaggen der secundaria als de vleugeldekvederen gekleurd. Slagpennen bruinachtig-zwart met kleine witte smalle randvlekjes aan de buitenvlag, die “bijna tot de schaft reiken. Ook aan de binnenvlaggen komen randvlekken voor, doch deze zijn grooter. De randvlekjes van de buitenvlagen der drie eerste primaria zijn helder-bruin getint. Staartpennen bruin-zwart. Het middelste paar met rudimentaire helderbruine randvlakjes aan de basis. Vederen van den bovenkop, tot aan den nek, met grijze basis, zwart middendeel en karmijnrood spits uiteinde. Teugels helder-bruinachtig. Smalle superciliairstreep en wangen vuil- geelachtig-wit. Malaarstreep uit wit en zwart gevlekte vedertjes bestaande. Kin wit met flauw groengele tint bewasschen. Keel en krop effen groenachtig-okergeel, welke kleur zich ter zijde van den hals uitstrekt. Vederen van borst, buik en flanken langwerpig toegespitst, geelachtig-groen, waarover een okerkleurige tint ligt, met een donkergroene streep in het midden van de baarden, welke strepen zich nabij het uiteinde vereenigen. Ook de onderste staartdekvederen zijn aldus gekleurd. Bovenkaak donker-hoornkleurig; onderkaak aan de basis en Punt eveneens; in het midden geelachtig. Pooten en nagels zwartachtig. De volwassen wijfjes hebben dezelfde kleurverdeeling, doch de vederen aan den krop hebben hier meer geprononceerde heldere okerkleur en de kopvederen missen de roode uiteinden, zoodat de kop zich zwart voordoet. Het onvolwassen wijfje heeft de zijden van het gelaat, de 188 kin en krop en de schenen intens-okerkleurig, terwijl ook de vederen van borst, flanken en buik een voorheerschende okerkleur bezitten en het groen der baardstrepen meer olijf- kleurig is. Afmetingen: Totalelengte Culmen Vleugel Staart Tarsus. Mannetje. …. 0.255 0.055 0.132 0.098 0.025 M. Wijfje No. 1. 0.244 0.051 0.151 0.094 0.024 » Wijfje No. 2. 0.250 0.031 _ 0.135 0.108 0.025 » 6. CHALCOCOCOYX BASALIS [Honsr. | Eén exemplaar. Afmetingen: Totale lengte ì â : dens „ 0.154 M. Culmen .… ë - ' : \ ’ ‚ 0.012 » Vleugel î ’ \ Ä „ 0.069 » Staart d CR : k k ì ‚ 0.072 » Tarsûë 5 à S 3 ì À À 01 1. RHOPODITES KANGEANGENSIS [Nov. sunserc.). Een zeer opmerkelijk feit is, dat eene ondersoort van een speciaal Maleische Rhopodytes, die op Java ontbreekt, op Kangean wordt aangetroffen naast een Celébes-vorm als Gentro- pus kangeangensis en een Sumbawa-vorm als Chibia jentincki. De Kangeansche ondersoort van Rhopodytes elongatus Mert heeft kleinere afmetingen dan de hoofdsoort op Sumatra, ver- toont daarbij geen witte kin, terwijl ook de zwarte frontaal- vedertjes ontbreken. Overigens past de beschrijving van de Sumatraansche soort volkomen op de ondersoort van Kangear- Slechts één exemplaar mocht ik verkrijgen uit de omstreken van Ardjasa. Beschrijving : Vederen van bovenkop en nek aschgrijs met verlengde 189 zwarte schaftjes. Een groote naakte wrattige kale streek, rood gekleurd, strekt zich uit van de neusgaten tot de oor- streek boven en onder het oog. Aan den bovenkant is zij begrensd door een smalle superciliairstreep van witte vedertjes met zwarte schaftjes, die bij het gevangen individu aan den linkerkant nabij het neusgat door zwarte vedertjes verdrongen zijn. Echter geen zwarte frontaalvedertjes, zooals bij de Sumatra-soort. Kin, keel, krop, borst en voorbuik aschgrijs, het lichtst op de kin, met zwarte verlengde schaftjes en met eene licht-okergele tint bewasschen. Achterbuik, flanken en binnenste vleugeldekvederen donkergrijs. Onderste staartdek- vederen evenzoo en van een groenen metaalglans voorzien. Op den mantel gaat het grijs geleidelijk in donkergroen over, welke kleur, van goed uitgedrukten metaalglans voorzien, over den rug, de bovenste staartdekvederen en de secundaria verbreid is, Dit glanzend groen betreft ook de middelste staartpennen en het gedeelte der overige staartpennen en der primaria, dat in rust aan het licht is blootgesteld. Resteerend gedeelte der vleugels en van den staart zwart met indigo-blauwen metaalgloed. Binnenvlakte van de vleugels Ewart met donker-blauwen glans. De staartpennen bezitten witte uiteinden, die voor de mid- delste pennen 4 clm. lang zijn. Pooten in gedroogden staat zwart: Bek lichtgroen langs den culmen en de randen van de bovenkaak. Overig gedeelte donkergroen. Afmetingen : Totale lengte. ; : 5 i 3 „ 0.480 M. Culmen : ì S Ô ï ’ (70 058» Vleugel d Í , ) ì za 06E Staart. : ' : fl é Ì …0:530 >» Tarsus 5 E k À ï 5 k 0055 » 8. CENTROPUS SINENSIS (Stern. ] Van deze soort, synoniem aan GC, eurycercus, Har, werden 190 twee volwassenen en één in overgangskleed verzameld. De afmetingen van het grootste volwassen individu zijn: Totale lengte à E Ee 8 „ 0.460 M. Culmen. } k k à ; : „ 0.040 » Vleugel : k 3 À \ , 3 . 0.222 » Staart 8 3 é 3 d b à ‚0.378 » Tarsus. se k ‚ 0.054 » Bij beide Vörwaaden vugbls: zijn de vaderen van keel, teugels en voorhoofd bruinachtig-zwart. 9. CENTROPUS KANGEANGENSIS [xov. spec. ] Van deze nieuwe soort, welke zeer na verwant is aan C. celebensis (Quor & Garmarp) werden twee exemplaren ver- zameld tegen drie van C. sinensis, in den korten tijd, dien op het eiland gejaagd werd. Een dezer is volwassen, heeft zeer afgesleten baarden aan de staartpennen en is kleiner dan het andere, dat eveneens volwassen is, maar wat vederdosch betreft een prachtesampnen genoemd mag worden. De beschrijving van het kleinste individu is als volgt. ‚Kop, nek, kin, keel en borst hebben een heldere kleur tusschen ochraceus (29) en melleus (50) van SaccarDo's chromataxia in &). Terwijl deze kleur in den nek scherp is afgescheiden van de kastanjebruine kleur van den mantel, gaat zij op den buik, de flanken en de onderste staartdek- vederen zeer geleidelijk over in eene lichte umberkleur die op den buik met okergeel bewasschen is en hebben ook de stuitvederen en bovenste staartdekvederen de umberkleurige tint. Binnenste vleugeldekvederen als de flanken. Vleugels en „mantel helder-kastanjebruin, de uiteinden der primaria echter licht-umberkleurig. Staartpennen met hunne schaften umberkleurig, overeen” komende met (9) umbrinus van Saccarpo’s chromataxia, licht 1) P. A. Saccarpo |. c. 191 gelint op dat gedeelte der pennen, dat in toegevouwen staat aan het daglicht is blootgesteld," donkerder getint op het overige deel. Bek, pooten en nagels zwart. Het grootste exemplaar biedt een klein verschil aan met het pas beschrevene. De staart is bij dezen vogel vol en de baarden der pennen zijn niet zoo afgesleten als bij den vorigen. De schaften der staartpennen, die bij dezen opgebleekt zijn, hebben nog hun helderumberbruine kleur. De geelachtige kleur van kop, k en borst is niet zoo helder, door inmenging van umber- kleurige donkerder tinten, waardoor op den bovenkop dié tint zelfs predomineert; ja zelfs is er zoowel rechts als links in den nek een veder, die een umberkleurige huitenvlag bezit en op het achterhoofd een met een dito uiteinde. Centropus kangeangensis verschilt niet alleen van C. celeben- sis door de onderlinge verhouding van enkele afmetingen, gelijk hieronder zal blijken en wel door den langeren tarsus en vleugel en korteren staart van de grootere individu’s, terwijl de totale lengte belangrijk kleiner is, maar ook doordien de kastanjebruin gelinte zijden van borst, buik en onderste staartdekvederen van deze soort bij kangeangensis een umbertint hebben en zoowel de rug als-de staart niet roodbruin maar umberkleurig zijn. Onderstaande tabel geeft eene overzicht aan van de verschillen in de afmetingen, welke ik gesplitst heb in die der grootere individu’s s (vermoedelijk de Q) en die der kleinere (vermoedelijk de 5). De afmetingen van beide Kangean-exemplaren komen hierin voor. Totale lengte Culmen Vleugel Staart Tarsus. =(C.kangean. . . . 0.470 0.042 0.215 0.270 0.060 22 C. celebens. Salvadori. — — 0.190 0.275 — Ën CG. celebens. Schlegel . DS ed 0.190 0.291 ah =S C.eelebens. Shelley . 0.546 _ 0043 0.180 0.289 0.046 ws (C-kangean. . . 0.430 _ 0.041 0.200 0.260 0.053 3E { C. celebens. Be ei be “5 ( Ccelebens. Schlegel. _ — == 7 0.161 0.25 — 192 10. ALCEDO BERYLLINA [Vier] Eén exemplaar waargenomen langs den weg tusschen Ardjasa en Kali Sangka. 1. CEYX RUFIDORSA [Srricku.] Twee exemplaren. De afmetingen van het grootste zijn : Totale lengte Culmen Vleugel Staart Tarsus 0.109 M. 0.050 » d 0.055 » à ‚ 0.021 » 0.009 » 12. SAUROPATIS SANCTA (Vic. & Horsr. | Van S. sancta kwamen vier exemplaren in mijn bezit. Daar zij alle kleiner zijn dan de individu’s op Billiton geschoten, heb ik de maat van alle hier onder opgegeven. Totale lengte Culmen S. Sancta I. 0.178 0.057 id. A 0.056 id. HI. 0.164 0.054 id. Iv Oan 0.055 Vleugel 0.091 0.092 0.089 0.092 Deze afmetingen komen dus overeen met een individu uit Batavia’s omstreken afkomstig opgaf op pag: 178 van deel XLIII van dit tijdschrift. Staart Tarsus. 0.061 0.014 M. 0.060 0.015 » 0.054 0.012 » 0.057 0.015 * die, welke ik van 13. COLLOCALIA LINCHII (Horsr. & Moone. Waargenomen te Kali-Sangka aan de Ketapang-baai. 14, HIRUNDO JAVANICA (Span) Waargenomen te Kali-Sungka aan de Ketapang-baai. 195 15. ARTAMUS LEUGOGASTER [Var] Twee exemplaren. De afmetingen zijn: Totale lengte . ì ; : é . 0.162 M. Culmen . é 3 ; ; ì … 0.020 » Vleugel EE À ; - À „0197 Staart. î : é , 2 „… 0.059 » Tarsus ’ ; ; 3 } À 5 OT 1» 16. ARTAMIDES SUMATRENSIS (S. Morr. ] Van deze soort zijn twee volwassen individu’s in de collectie. Het mannetje heeft de bovendeelen leikleurig-grijs, waarbij de vederen van den rug en stuit en de bovenste staartdekvede- ren zeer lichtgrijze eindboordsels vertoonen. Staartpennen bruinachtig-zwart; de jonge pas geruide vederen met een smallen witten eindzoom. Kleine buitenste vleugeldek- vederen leikleurig-grijs als de mantel; grootere donkergrijs met fijne lichtgrijze randen. Naar gelang van den ouderdom zijn de slagpennen òf zwart òf bruinachtig-zwart, de laatste kleur vóór den rui. In heide gevallen hebben de secundaria lichtgrijze buitenranden, soms witgezoomd, terwijl ook de prima- ria dit laatste in meerdere of mindere mate vertoonen. Zij- den van het gelaat en onderdeelen iets lichter grijs dan de bovendeelen. Teugels door den stand der vederen donkergrijs schijnend. Binnenste vleugeldekvederen wit met donkergrijze dwarsbandjes. Op den achterbuik neemt de grijze kleur een lichtere tint aan en de onderste staartdekvederen zijn geheel wit. Bek en pooten zwart. Het wijfje is even gekleurd als het mannetje, maar heeft den rug, stuit en bovenste staartdekvederen wit met zwarte dwars- banden en den buik, flanken en binnenste vleugeldekvederen wit met donkergrijze dwarsbanden. Afmetingen : Totale lengte Culmen Vleugel Staart Tarsus. Mannetje. 0.255 0.026 0.171 0.105 0.028 M. Wijfje. 0.248 0.025 0.155 0.105 0.026 » 194 17. CHIBIA JENTINGKI (Nov. spec}. „Van deze nieuwe soort werden door mij drie exemplaren verzameld, afkomstig uit de omstreken van Ardjasa. Zij werd genoemd naar den verdienstelijken directeur van het Leidsche museum voor natuurhistorie.* De soort komt het meest nabij Chibia bimaënsis van de eilanden Lombok, Soembawa en Flores, doch biedt daarmede de volgende verschillen aan. De afmetingen zijn, te oordeelen naar die welke Suarre in den Catalogue of the Birds in the Britisch Museum, Deel VIIL, op pag. 258 van bimaënsis geeft, anders. Onderstaande cijfers toonen aan dat zij bij deze laatste over het algemeen grooter zijn, doch dat de vleugel bij deze soort veel kleiner is. Totale lengte Culmen Vleugel Staart Tarsus. G. bimaênsis 0.298 0.035 0.145 0.140 0.028 CG. jentincki No.1t 0.250 0.035 0.162 0.151 0.027 Id. No.2 0.245 0.031 0.160 0.127 0.025. Bovendien ontbreekt de kleine naar voren gerichte kuif boven de neusgaten, zooals die op pag. 257 van SnarPe’s bovengenoemd werk is afgebeeld, terwijl de wangen, borst- en buikvederen zwart zijn met zeer flauwen groenblauwen weêrschijn en niet »purplish black.” Eén der verzamelde exemplaren blijkt nog niet volwassen _ te zijn. Het heeft echter alle kenmerken van de andere vogels, doch in mindere mate. De beschrijving dezer laatsten is als volgt. Mantel en rug fluweelachtig-zwart, met een zeer flauwen groenblauwen weèêrschijn. Secundaria, buitenste vleugeldek- vederen , bovenste staartdekvederen en het gedeelte der primaria en staartpennen, dat in rust aan het daglicht blootgesteld is, donkergroen, sterk metaalglanzend. Het overige deel dezer laatste vederen dofzwart. Van het voorhoofd gaan spaarzaam eenige haren, een boog vormende, naar achteren. Voorhoofds- en teugelvederen recht 195 opstaande of naar voren gericht, dofzwart. Bovenkopsvederen dofzwart met metaalglanzende groenblauwe uiteinden, zoodat de deelen die zij bedekken zich als geschubt voordoen. Ook de kropvederen deelen in deze eigenschap, doch het metaal- glanzende beperkt zich daar tot een klein deel aan de uiteinden. De vederen van den nek zeer verlengd, lansvormig toegespitst en daarbij met denzelfden groenblauwen metaalglans bedeeld als de bovenkopsvederen, terwijl zij een op twee plaatsen naar achteren uitstekenden kraag vormen. Kin-, wang-, borst-, buik-, onderste staartdekvederen en binnenste vleugeldek- vederen zwart, van zeer flauwen groenblauwen glans voorzien. Achterste zijdeachtige flankvederen grijs. Binnenvlakte van de vleugels en ondervlakte van den staart zwart. Staart van achteren rechtaf begrensd, doch schijnbaar gevorkt, doordien de uiterste staartpennen aan het achtereinde uitwijken. Daarbij is het buitenste deel van hun uiteinde omgekruld en naar boven opgewipt. Bek, pooten en nagels zwart. 18. DICAEUM FLAMMEUM (Sranra. ) Eén mannetje en één wijfje werden verzameld. Hunne afmetingen zijn. Totale lengte Culmen Vleugel Staart Tarsus. Mannetje . . 0.075 0.009 0.055 0.028 0.012. Wijhe 00078 0.009 0.050 0.026 0.012. 19. CINNYRIS PECTORALIS [Honsr. ] Slechts één mannnetje aanwezig, waarvan de afmetingen zijn : Totale lengte 5 5 ie ’ 3 . 0.090 M Culmen : 4 à 4 : ì . ‚ 0.018 » Vleugel dele aeta Staart 5 ' é \ 5 é ë … 0.054 » Tarsus. _ . ú i À : k edi On 196 20. ANTHOTHREPTES MALAGCGENSIS (Scor. Eén mannetje in volkomen kleed, één in onvolkomen kleed en één wijfje. Afmetingen. Totale lengte Culmen Vleugel Staart Tarsus. Mannetje. . 0.112 0.017 0.070 0.045 0.015 M. WING 0.105 0.015 0.065 0.041 0.015 » 21. IXOS ANALIS (Horsr. | Twee exemplaren. De afmetingen van het grootste zijn: Totale lengte … é 5 k Ö 3 ; 0472 Ms Culmen È d : é É É „ 0.016 » Vleugel é ‘ k ì ' i „ 0.095 » Staart dotaenete bel, bbr goten OOMEN Tarsus 5 8 5 é ì é É „ 0.025 » 22. MIXORNIS FLAVICOLLIS (Murren J Deze speciaal Javaansche soort komt ook op Kangean voor. Slechts één exemplaar werd bemachtigd, waarvan de sekse niet opgeteekend werd. Beschrijving. Nek, mantel en rug bruinachtig-grijs met olijfgroene tint bewasschen, op de stuit en bovenste staartdekvederen gelei- delijk overgaande in geelachtig-bruin. Buitenste vleugeldekve- deren, secundaria en buitenvlaggen der primaria geelbruin; overig gedeelte der slagpennen sepia. Staartpennen umber- kleurig; de schaften aan de onderzijde wit. Bovenkop bruin- achtig-grijs; teugels en wangvederen lichtgrijs met smalle witte schaftjes; kin wit, geleidelijk op de keel en den krop in lichtgeel overgaande. Terzijde van den krop vertoonen enkele vederen nauw merkbare donkere schaftjes. Flanken en verdere onderdeelen grijs met olijfkleur als bewasschen; in het midden van den buik echter blijft een helder-lichtgeel gekleurd ger 197 gedeelte over. Binnenvlakte van den vleugel licht-bruinachtig. Binnenste vleugeldekvederen lichtgeel. Bek en pooten donkerhoornkleurig. Afmetingen : Totale lengte é ì ; ; É „0416. M. Culmen B é ; , é ‚0.014 » Vleugel Ë 3 Ì d î „0.059 » Staart Rn TD Tarsus ' à é 7 ê = On 23. ORTHOTOMUS CINERACEUS [Grar. Eén exemplaar. Afmetingen. Totale lengte ; è , : : … 0.091 M. Culmen : Á 8 : 6 „ 0.014 » Vleugel : 8 ’ d R : ‚ 0.048 » Staart À , dieen É é à „… 0.040 » Tarsus. : Î rn À „… 0.024 » 24, CITTOCINCGLA NIGRICAUDA (Nov. spec. | Van Cittocincla’s met zwarte koppen waren tot dusverre slechts bekend C. tricolor, verbreid over Centraal-zuidelijk Voor-Indië, de sub-Himalaja-streek, westwaarts van den Ganges tot aan Assam, Burmah, Siam, Cochin Chinu, Hainan, Malakka en Java en C. suavis, eene ondersoort, verbreid over Sumatra en Borneo. De tricolor gelijkt volkomen op de suavis uitgezonderd de 4 uiterste paren staartpennen, die bij tricolor in wit eindigen, welk wit in uitgebreidheid toeneemt, naarmate de pennen meer buitenwaarts zijn ingeplant, doch zoodanig dat het uiterste paar wit is met een zwarte basaalhelft. Bij suavis pre- domineert echter het wit bij alle 4 paren der bovenbedoelde slaartpennen, terwijl het uiterste paar bijna geheel wit is. 14 198 Beide soorten hebben de onderste staartdekvederen helder- bruin, als de buik. De nieuwe soort op Kangean ondekt, onderscheidt zich niet alleen door de staartpennen, die alle zwart zijn, en waarvan het uiterste paar slechts een klein wit puntje aan het uiteinde vertoont, maar ook door de witte onderste staartdekvederen. Beschrijving : Kop, nek, borst, mantel en buitenste vleugeldekvederen zwart met indigoblauwen gloed. Alula, groote dekvederen der primaria en slagpennen fuligineus zwart vooral bij de oudere individu’s. Binnenste vleugeldek vederen helderkaneelbruin. Rug, bovenste en onderste staartdekvederen belderwit. Buik, flanken en schenen intens-kaneelkleurig. Alle staartpennen fuligineus-zwart; het uiterste paar met een klein wit puntje aan de uiteinden. | Bek en pooten als bij tricolor. De nestlingen hebben in ’t algemeen de kleurverdeeling als de volwassenen, doch missen den blauwen gloed, terwijl al het zwart fuligineus is en de mantelvederen kaneelbruine vlekjes vertoonen. Kin-, keel- en borstvederen met kaneel- bruine ronde schaftvlekken. Buikvederen bruin met donkere zoompjes. Rug en bovenste staartdekvederen wit; onderste staartdekvederen rookzwart. Afmetingen van een volwassen exemplaar : Totale lengte er ‚ 0.252 M. Culmen : î ê À ' ô On Vleugel > 6 : ì S à Ole Staart. : : 4 î 5 : 0 ts Tarsus. 6 6 : d 5 IE 25. MUNIA ORYZIVORA, L. Eén exemplaar. Afmetingen : Totale lengte . 5 0.111 M. 199 Culmen 3 sdh É 3 à b … 0.015 M. Vleugel — abn ; À , ! … 0.065 » Staart k à ì Eik oe , ì „ 0.046 » Tarsus î k é 6 i é é . 0,019 » 26. UROLONCHA KANGEANGENSIS (Nov. sunsrec. J De Uroloncha molucca is beperkt tot den Molukschen archipel. Eene ondersoort wordt waargenomen op Celebes en het eiland Flores, de Uroloncha propinqua Snare. Die, welke op het laatstgenoemde eiland voorkomt, onderscheidt zich van de Moluksche soort, doordien zij bijna geheel wit is langs de zijden van de borst, zoodat min of meer een witte halsband gevormd wordt, terwijl bij de exemplaren, die van Celebes afkomstig zijn, dit kenteeken niet zoo sprekend is, maar zij ten overgang vormen tusschen U. molucca en U. propinqua. De ondersoort van Uroloncha molucca. L., die ik op het eiland Kangean aantrof, komt overeen met de beschrijving , die van den Celebes-vorm wordt gegeven, doch heeft de borst en buik met een isabella tint bewasschen en de teekening op de onderdeelen fijner. Beschrijving: Van boven licht-vaalbruin. Romp- en stuitvederen wit, spaar- zaam met golvende donkerbruine smalle dwarslijntjes voor- zien; staartdekvederen zwart. Scapulair-vederen en buitenste vleugeldekvederen vaalbruin. Alula en dekvederen van de Primaria, zoomede de slagpennen donkerbruin, de secundaria vormen een overgang in kleur tot de mantelvederen. Staart- pennen zwartachtig. Bovenkop tot aan het achterhoofd zwart. Evenzoo de zijden van het gelaat, de kin, de hals en den krop. Het zwart springt ter zijde van den hals naar achteren uit en begrenst de licht-vaalbruine kleur van het achterhoofd en den nek. Onderdeelen en flanken wit, in het midden van de borst en op den buik met isabella-tint bewasschen. De heldere 200 grondkleur vertoont uiterst fijne donkerbruine dwarsbandjes, die als zoodanig op de onderste staartdekvederen en de achter flanken duidelijk herkenbaar zijn, maar de borst en den buik een fijn gespikkeld voorkomen geven. - De donkere dwarsbandjes zetten zich, hoewel in mindere mate, voort op de zijden van de borst, terwijl bij één der exemplaren het scherp afgescheiden zwart van den krop door een smallen witten rand begrensd wordt. Binnenste vleugeldekvederen helder-isabella. De slagpennen hebben een witten binnenrand, die bij de pas vervangen pennen isabella gekleurd is. Bek en pooten zwart. Afmetingen: Totale lengte i : î s „ 0.096 M. Culmen f $ : 3 : À OG ne Vleugel À ì S f : À 0.06 Staart à ä 5 î , A à … 008614 Tarsus ' ek É : É „ 0.014 » 21. ORIOLUS INSULARIS [Nov. sunsprc.] Deze ondersoort, door mij op het eiland Kangean ontdekt , vervangt er de O. maculatus. Vieirn. van Java. Niet enkel op Kangean, maar ook op de eilanden Raäs, Sapoedi en Sepèkén en de Oosthoek van Madoera is zij door mij aangetroffen. Zi beeft alle kenmerken van de Javaansche soort, doch de gele kleur, die bij deze met flavus van Saccarpo overeenkomt, is vervangen door eene meer oranje kleur gelijk luteus van Saccarno, welke kleur ook 0. broderipi bezit. Bij de oudere vogels is het geel van den bovenkop minder uitgebreid dan bij den Javaanschen Oriolus en hierin komt de nieuwe ondersoort overeen met 0. Celebensis Warp. Beschrijving. Alle onderdeelen, de wien van den nek, de flanken, binnenste 201 vleugeldekvederen, bovenste staartdekvederen, rug en mantel oranje-geel. Ook de kruin van den kop tot aan den wortel van den bek bezit deze kleur. De uitgebreidheid der gele kleur is bij den ouderen vogel op de kruin meer beperkt en reikt daar niet zoo ver als bij de jongere volwassen individu’s. Bij zulk een exemplaar meet ik de uitgebreidheid van het geel van voren naar achteren op de kruin als 20 m.m. terwijl de zwarte ring om den kop, in dezelfde richting, van achteren eveneens een breedte heeft van 20 m.m. Alula zwart; vleugelrand goudgeel; buitenste groote dekvederen van - de primaria zwart met gele uiteinden, waardoor op den vleugel een spiegelvlek ontstaat. Slechts het binnenste paar der secundaria heeft een breeden gelen zoom aan het uiteinde van de buitenvlag; bij de overige is het geel tot een smal randje op die plaats beperkt. Slagpennen zwart, de primaria aan bun buitenrand witachtig. Staart als bij maculatus. Bek vleeschkleurig, pooten donker-hoornkleurig. Iris karmijn. Afmetingen : Totale lengte van den geprepareerden vogel. _. 0.255 M. Staart. : 5 à À ‚ 0,099 » Vleugel ä ' 7 à é 7 0186» Culmen Î 4 à ns Oak Tarsus. sine € : 4 E „ 0.050 » 28. CORONE MACRORHYNCHA {Teaa.) Twee exemplaren: De afmetingen van het grootste zijn: Totale lengte 0.480 M Culmen é } 5 b 0.068 » Hoogte van den bek aan de basis 0.025 » Vleugel „ 0.565 » Staart 0.214 » 0.061 » Tarsus 3 é Ë 5 202 29. TRERON GRISEICAUDA [G. R. Grar.] Drie mannetjes en één wijfje. De afmetingen van het grootste mannetje ziju: Totale lengte. 8 „ 0.258 M, Culmen_ ; à , 007 Vleugel é É k À „ 0.166 » Staart. ; k : , ‘ „ 0.096 » Tarsus. . î : ì : ô „… 0.024 » 30, TRERON VERN ANS|Srren.) Eén mannelijk en één vrouwelijk exemplaar. De afmetingen van het eerste zijn: Totale lengte. ‚ 0.248 M. Culmen fi î à ä ; 0 OR Loe Vleugel é - k ‘ „ 0,167 » Staart. S ì é 6 : : „ 0.104 » Tarsus ’ Ô à s ‚ 0.026 » 31. DUCULA ROSACEA (Teun. Deze soort gelijkt oogenschijnlijk op de Carpophaga aenea, maar is kleiner en valt dadelijk in het oog door de bleekere tinten van de bovendeelen en doordien de grijsgroen gebronsde vleugels en rug min of meer bepoederd schijnen , zooals dit bij sommige moerassternen eveneens voorkomt. Daarbij heeft de bek geheel andere afmetingen en een anderen vorin. Volgens Scureeer is de geographische verbreiding als volgt: Timor, Flores, Letti, Watter, Kisser, Groot en Klein Keij, Halmaheira en Makassar, zoodat weder hier kwestie schijnt van een Papoeaziatischen vogel en geen Maleischen. Beschrijving. | Kop grijsachtig-rosé; kin van dezelfde kleur, doch veel lichter getint, het witachtige naderende. Nek, zijden van den 205 hals en voorste gedeelte van den mantel licht-grijs. Borst en buik licht-grijsachtig-rosé. _Flanken en binnenste vleugel- dekvederen lichtgrijs. Onderste staartdekvederen helder-kas- tanjebruin. Achterste deel van den mantel, rug , secundaria en buitenste vleugeldekvederen grijsgroen met flauw koperkleurigen weerschijn en als met grijs bepoederd. Deze laatste eigenschap komt vooral uit op de primaria die een donkere grondkleur hebben en aan de uiteinden een groenachtige gebronsde tint aannemen. Staartpennen egaal donker met blauwachtig en groenachtigen metaalgloed; aan de ondervlakte umberkleurig. De bek is bij de neusgaten roodachtig-zwart, en overigeus loodkleurig, veel fijner dan bij C. aenea, daarbij aan de basis platgedrukt en breeder, terwijl de neusgaten in een platter ge- deelte liggen, naast den culmen. Vergeleken met een exemplaar van Carpophaga aenea van Billiton, dat in mijn bezit is en dat eene lengte heeft van 0.570 Meter, zijn de verschillende afmetingen van den bek de volgende: Culmen. Lengte mondopening. Hoogte aan de basis. Mondwijdte. C. aenea 0,027 0,054 0,011 0,018 M. D. rosacea 0,020 0,035 0,006 _ 0,015 » Pooten rood; nagels donkerhoornkleurig. Afmetingen: Totale lengte. : anais Pae 0.540 M. Culmen . ’ é : : ; ë 3 0.020 » Vleugel . à bn î : St Staart Ô É jé ‘ : 0.145 » Tarsus . Î 8 é ë ' Ô 3 0.027 » 32. SPILOPELIA TIGRINA [Trum]. Twee exemplaren. De afmetingen van het grootste zijn: Totale lengte É oe i i É … 0.290 M. Culmen. 7 ò k ) … 0.016 » Vleugel À à , 5 cer 0.168 oe Staart. } é : 5 ì » TIR Tarsus. À 5 e É À : ‚… 0.0% » 204 33. GEOPELIA STRIATA [L.] Eén jeugdig individu. 34. MACROPYGIA TENUIROSTRIS [Grar.) Twee exemplaren, waarvan het grootste: Totale lengte : ì ' fe 0.564 M. Culmen .… a , d À 5 : k 0.015 » Vleugel . S f en À en Staart 8 N 3 } i 6 ‚Otsen Tarsus : à : 7 ts à 0.025 » 35. CHALCOPHAPS INDICA [L. Eén mannelijk exemplaar. Afmetingen: Totale lengte B a Cuimen . ' À S k ; 5 Ô 0.018 » Vleugel . d ì ; ' k ô 0 Oker Staart . : ; ' : 6 : Ô 0.081 > Tarsus . À R À : Ln 0.025 » 36. GALLUS VARIUS (Snaw.) Deze wilde hboschhaan van Java wordt in menigte aangetroffen op het eiland Kangean en aldaar benut tot het telen van bekisar’s, of bastaarden, hetgeen een bron van inkomsten is voor de bevolking. Ik heb bijna geen huizen gezien of een paar dezer vogels, de haan afgezonderd van de hen, hing in kooien onder het afdak. De Gallus varius van Kangean (synoniem Gallus fur- catus Trum. en Gallus javanicus, Honsr.) heeft helderder tinten dan die, welke op Java voorkomt en laat zich gemak- kelijker temmen. Op het erf van de controleurswoning te Kali Sangha woonde ik het telen van bekisars bij. De gevangen 205 Gallus varius-haan wordt even als de overeenkomstige kip in een bijenkorfvormige kooi gehouden, waarvan de bodem verwijderd kan worden. Een dergelijke wilde haan werd met kooi en al op den grond gezet, nadat de bodem der kooi was wegegenomen, naast een tamme kip. Deze tamme kip was, met vastgebonden en onder het lichaam naar voren gevouwen pooten, op den grond stevig bevestigd door twee ijzeren pennen die elkaâr over de schouders kruisten. In die positie lag de stuit verheven en de cloaca bloot. Aan- gezien de wilde haan zelfs niet in deze verleidelijke positie paren wil, wordt hij eerst tot paring opgewekt door een wilde hen, die men bij de toegevouwen pooten vasthoudt, langs de kooi van den haan te bewegen. Deze maakt daarop de bekende trippelende bewegingen en Wanneer hij geheel in vuur is, wordt de kooi opgelicht en de wilde hen er even onder gehouden, op den grond. Aanstonds vliegt de haan op de wilde hen, houdt zich met den bek vast aan haar kop, doch op ditzelfde oogenblik wordt hij met kooi en al op de gereed liggende tamme hen geschoven, terwijl inmiddels de wilde hen weggetrokken wordt buiten de kooi. In zijne verblinding pakt de wilde haan onmiddellijk den kop van de tamme hen en betreedt haar. Na afloop der paring wordt de kooi met den wilden haan weder van de tamme hen afgeschoven en de bodem er in bevestigd. De gevangen wilde hen heeft op Kangean dus, op sexueel gebied, eene treurige existentie. Om te verhoeden dat de tamme hen, die spoedig losgelaten wordt, door tamme hanen overbevrucht wordt, bindt men haar Een groot stuk vruchtschil van den laboe, waaraan twee touwtjes bevestigd zijn, om den wortel van den staart, zoodat de cloaca beschermd wordt. Deze veiligheidsklep heet op Kangean *ampok”. Het paren geschiedt des morgens en wordt ’s namid- dags herhaald. Na een zeker aantal dagen begint de kip eieren te leggen, Waaruit zich bekisars ontwikkelen. Slechts de uitgekomen 206 haantjes hebben waarde, de aldus geteelde bastaard-kippen zijn waardeloos. De bastaard-haan tusschen den Gallus varius-haan en de Gallus domesticus-kip is vroeger door Cuvier als eene afzonderlijke soort beschreven en als Gallus aeneus Cuv. in TemmincK's Planches coloriées, afgebeeld. Deze bastaarden, hekisar’s, hebben veel variatie in hun prachtkleed, die afhankelijk zijn van de kleur der tamme hen, welke voor de paring gekozen wordt. De witte zijn de meest zeldzame en halen ook de hoogste prijzen. Op Soemenep reeds kosten fraaie bekisars f 10 à / 12 het stuk, doch op Kangean is hunne prijs f 2.50 en / 5, terwijl op Java zelfs tot f 20, door de liefhebbers, voor een fraaie bekisar besteed wordt. Deze bastaarden gewennen spoedig en loopen soms vrij rond, waarbij zij zich met de tamme kippen vermengen. Zelfs wan- neer een bekisar met tamme kippen wordt opgesloten, en dus de tusschenkomst van tamme hanen verhoed wordt, zullen de uit de vermenging voortgesproten hanen niet meer de schit- terende kleurengloed vertoonen als de vader, maar met gewone hanen overeenkomen. 31. ARDEA PURPUREA (L.] Eén exemplaar. Afmetingen : Culmen … 0.140 M. Lengte van het paar naar boron siddakande kuifvederen : : é 7 ie OMS Vleugel 0.565 » Staart. 4 045 Naakt genie van de hen Ek. or Tarsus. ' : à 8 0.144 ? enen met nagel 207 38. HERODIAS INTERMEDIA [Hass). Waargenomen in de sawahs tusschen Ardjasa en Kali Sangka. 39. ARDEOLA SPECIOSA [Honsr.) Drie exemplaren waarvan twee in onvolkomen kleed. Het volwassene meet: Culmen À 3 ® À \ k ‚ 0.054 M. Vleugel fl 0.195.» Ntaart. : i k 5 í ï . 0.064 » Tarsus. 2 5 2 à À „ 0.060 » D. VOGELS VAN RAAS. 1. SAUROPATIS SANCTA {Vic & Honsr. 2. COLLOCALIA FUCIPHAGA (Tuuxp.] Deze zwaluw, die eetbare nestjes bouwt, wordt in Goea Toendoek, een kalkgrot, aangetroffen. bong LANIUS BENTET (Horsr. | an CORONE MACRORHYNCHA (Teu | 5. ORIOLUS INSULARIS [ Vor». ) 6. SPILOPELIA TIGRINA Teus.) 7. GEOPELIA STRIATA [L.) E. VOGELS VAN SAPOEDI 1. COLLOCALIA LINCHII (Hlorsr. & Moonr..) 2. ANTHOTHREPTES MALACCENSIS {Scor.) 3. PRINIA FAMILIARIS (Honsr.) 4. RHIPIDUBA JAVANICA [Sranna.] 208 LANIUS BENTET (Horsr.] ORIOLUS INSULARIS ( Vonn.) md CORONE MACRORHYNCHA (Trum) co P STURNOPASTOR JALLA [Horsr.) ® GRACULIPICA MELANOPTERA {Doun. | we hd CALORNIS CHALYBEA {Horsr.) at maa PASSER MONTANUS (L.) End vd MUNIA ORYZIVORA (L.) maan bed TRERON VERNANS (Steen. SPILOPELIA TIGRINA [Teun] _ bres Dad aad STREPTOPELIA BITORQUATA (Teun) _— LG GEOPELIA STRIATA [L.] = HERODIAS INTERMEDIA (v. Hass.) aad kend BUBULCUS COROMANDUS [Boop } hemd rd BUTORIDES JAVANICA [Honsr.) Baravia, 3 Januari 1895. BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER BOOMFLORA OP JAVA, ) II. SLEUTEL GESLACHTEN EN FAMILIËN DER WOUDBOOMEN VAN JAVA DOOR | 8. H. KOORDERS, Houtvester b. h. Boschwezen in Ned.-Indië. INLEIDING. S 1. Inhoud. Deze determinatie-sleutel heeft uitsluitend betrekking op wildgroeiende boomsoorten van Java, welke op gunstige standplaatsen een grootere tophoogte dan 5 Meter en een grootere middellijn (op borsthoogte) dan 10 centimeter bereiken. : Bij het samenstellen van dezen sleutel is dus geen rekening e gehouden met heesters of boomheesters beneden de bovenver- melde afmetingen, evenmin met slingerplanten en kruiden, en evenmin met boomsoorten, die òf op Java alleen gecultiveerd aangetroffen worden òf alleen buiten Java (op Sumatra, Borneo enz.) wildgroeiend voorkomen. (!) Bijdrage 1 in Natuurk. Tijdschr. v. Ned.-Indië 1892 dl. LI blz. 361. Met de verbeteringen en aanvullingen, welke door voortgezet onderzoek in die bijdrage 1 aangebracht konden worden, is in deze bijdrage IL reeds rekening gehouden. £ 210 Deze sleutel dient dus alleen voor het determineeren van familie en geslacht van Javaansche woudboomen van meer dan 5 M. bij 10 c.M. S 2. Literatuur. Voor de samenstelling van dezen sleutel hebben vooral de volgende werken gediend: Bexruam er Hooker, Genera plantarum: Hooker, Flora of British India; Miover, Flora van Ned.-Indië; Bornvaer , Handleiding tot de kennis der Flora van Ned.-Indië; Kurz, Forest Flora of British Burma en Preliminary report on the forests of Pegu; Enerer und Prantr : die natürlichen Pflanzenfamiliën: Franz Torser: Anleitung zur Bestimmung der Familiën der Phanerogamen ;M. Trevg : Annales du Jardin bolani- que de Buitenzorg; Surinear: Zakflora voor Nederland. _ S 5. Methode. De in dezen sleutel door mij gevolgde methode is dezelfde als door Surrncar in zijn bekende zakflora van Nederland is gekozen u. 1. »de zoogenaamde dichotomische of »analytische methode, die het eerst door Lamarck op de Fransche »Flora, en sedert, naar zijn voorbeeld, op een aantal andere »Flora ’s is toegepast, als het meest geschikte hulpmiddel, om >het vinden van den naam der planten, door eigen onderzoek »van hare kenmerken, ook voor eerstbeginnenden gemakkelijk »te maken. Die methode heeft door haren vorm het voordeel, »dat bij het onderzoek van elke plant, de aandacht achter- seenvolgens en afzonderlijk bepaald wordt bij een reeks van »eenvoudige tegenstellingen van kenmerken, terwijl voorts èn »door de inrichting zelve, ên door de keuze van de kenmerken, »sommige moeilijkheden waarop dit onderzoek anders dik werf vafstuit, beter dan elders kunnen worden weggenomen of ont- »gaan.”’ (Surincar, Zakflora van Nederland). Aangezien bij het ontwerpen van deze dichotomische tabellen het bezit van volledig materiaal voor onderzoek verondersteld werd, is het noodzakelijk, dat de gebruiker zich zulk materiaal (dus bloemknoppen, bloemen, jonge en rijpe vruchten, en bladeren) verschaffe, alvorens hij met de determinatie beginne. Van boomen, die eenslachtige bloemen hebben, moeten dus zoowel 2t1 & (mannelijke) als Q (vrouwelijke) bloemen verzameld worden. Bij tweehuizige boomsoorten kan het verschaffen van 5 en Q bloemen wel eens moeilijkheden opleveren. Die moeilijkheden zijn echter in den regel gering in vergelijking met die, welke elk niet-botanicus zal ondervinden bij het determineeren van boomen, waarvan de inlandsche namen in Fier, van Benen, enz. ontbreken of onjuist vermeld zijn, en waarvan de natuur- lijke familie moeilijk op den eersten aanblik te herkennen is. Trouwens die moeilijkheden zijn niet zoo groot als men oppervlakkig zou meenen. Immers al groeit de te onderzoeken tweehuizige boomsoort ook- niet gezellig, toch kan men er zeker van zijn, dat bijna altijd boomen van beiderlei geslacht in hetzelfde bosch wildgroeiend voorkomen. Ware n. 1. zulks niet het geval, dan zou de betreffende boomsoort op die standplaats uitsterven , hetzij, omdat er alleen mannelijke, hetzij, omdat er alleen vrouwelijke individuen groeien. De ontbrekende & of © bloemen verschaft men zich het gemakkelijkst, wanneer men aan een in- lander, wien men den verzamelden tak (b. v. met & bloemen) toont, een belooning belooft, ingeval hij er in slaagt van dezelfde boomsoort een tak met andere (dus Q) bloemen te vinden. Door ondervinding is mij gebleken, dat men er in de meeste gevallen op deze wijze in slaagt om van tweehuizige boomen de & en Q bloemen machtig te worden. Voor determinatie-tabellen, alleen naar & of alleen naar Q bloemen opgemaakt, is de bestaande literatuur over de Javaansche woudboomen nog niet volledig genoeg. S-4. Gebruik. Wenscht men de familie en het geslacht van eene op Java wildgroeiende boomsoort met behulp van dezen determinatie-sleutel te bepalen, dan beginne men met de eerste lijst op blz. 222 te raadplegen. Achter het volgnummer vindt men twee kenmerken tegenover elkander gesteld. Men ziet na, welk van beide op de plant past. Achter het kenmerk, Waarmede dit het geval is, vindt men een cijfer, dat verwijst haar een nieuw volgnummer der lijst, waarachter wederom 212 twee kenmerken tegenover elkander zijn gesteld. Men onder- zoekt, welk van deze met de plant overeenkomt, en wordt daarna weder, en zoo telkens op nieuw, naar een ander nummer verwezen, tot dat men eindelijk achter een kenmerk, waaraan de plant beantwoordt, één of meer namen vindt aangeteekend. Die naam kan zijn de naam der familie, waartoe de boom behoort. Had men b. v. een Krangéjan-boom (Kilèmok Sund. Krangéjan Jav.) onderzocht, dan zou men door de kenmerken (op blz. 222 en verder) onder 1a(), 2a, 5b, 4b (groep II) 185b, 186b, 187a gekomen zijn tot den naam: fam. 59 Laurineae. Men heeft dan, om in de tweede plaats het geslacht te vinden, deze familie in het werk op te slaan door middel van het volgnummer (59), dat overal aan het hoofd der bladzijden is geplaatst. Op die wijze vindt men Fam. 59, Laurineae, en daaronder een lijstje, op gelijke wijze als de eerste lijst ingericht, door middel waarvan men door de kenmerken 1b, 2a, 3b, 4b, den naam Zitsaea als dien van het geslacht aangewezen vindt. Voor dien naam Litsaea vindt men de met kleine cursieve letters gedrukte namen Tetranthera, Polyadenia, enz. onder welke synoniemen ver- schillende Litsaea-soorten in de Flora van Miqver beschreven zijn. Wij vinden dus door den sleutel, dat de Krangéjan-boom een Laurinaea is van het geslacht Litsaea en door de Flora van Ned.-Indië van Miover (Ll. 1. p. 958), dat het is: Tetranthera citrata, Nees. —, welke species tegenwoordig, o. a. in HookER: Flora of Br. India, vol. V pag. 155 beschreven is als Litsaea citrata, Brume. Terwijl wij bij het zoeken naar dezen boom achtereenvolgens _ den naam van familie en geslacht vonden, kan het somwijlen gebeuren, dat men den naam van familie en geslacht tegelijker” (°) Door de letters a of b achter het nummer wordt hier, en evenzoo bij enkele verwijzingen in de lijst zelve, bedoeld het eerste of tweede lid der tegenstelling, die achter dat nummer gevonden wordt. 215 lijd vindt, b.v. wanneer een familie op Java slechts door een enkel geslacht als woudboom vertegenwoordigd is. Zoo zou men b. v. bij de determinatie van een Winong-boom (Winong of Ganggangan Jav., Binong Mad.) door de kenmerken onder la, 2a, 5b, 4b, 185b, 186b, 187b, 188b , 195b, 197b, 206b, 214b, 222a, 225h, tot 226a: Tetrameles, fam. 358 Datiscae komen, waar dus vóór den naam en het nummer der familie ook reeds de naam van het geslacht is vermeld. Andere malen is zulk een vermelding het gevolg daarvan, dat de aard der methode medebracht, een geslacht der familie in de dichotomische tabel van de overige af te zonderen. Zoo komt men, een Tengsèk-boom (Tengsèk J. Kajoe-besi J.) onder- zoekende, door de kenmerken onder fa, 2a, 5b, 4a, ba; 6a, 10b, 15b, 20b, tot 24a: Dodonaea fam. 25, Sapindaceae. Komt men, bij het onderzoek door middel van de eerste lijst, ten slotte tot twee namen tusschen haakjes vóór den familienaam geplaatst, b. v. op pag. 8 onder nummer 50a, dan beteekent dit, dat de plant behoort tot de familie der Bizineae, en in die familie òf tot het geslacht Taraktogenos òf tot het geslacht Flacourtia. De eerstbeginnende handele in zoodanig geval alsof die namen tusschen haakjes niet vermeld. waren en zoeke op de gewone wijze in de tabel onder de aangewezen familie het geslacht op. Hetzelfde geldt natuurlijk wanneer er 5 of meer namen tusschen haakjes vóór den familienaam geplaatst zijn, zooals 0. a. blz. 225 onder nummer 265. Voor hen, die reeds een groot aantal planten hebben onder- zocht en terstond, op den eersten aanblik, de familie herkennen, waartoe de onderzochte boomsoort behoort, zou het in vele gevallen te omslachtig en ook niet doelmatig wezen, om in de eerste lijst een reeds bekenden weg telkens op nieuw te doorloopen. Door middel van den alphabetischen aanwijzer kunnen zij terstond de familie bij haar volgaummer opslaan. Dit geldt 1ö 214 natuurlijk vooral gemakkelijk herkenbare familiën, als Legu- minoseae „ Meliaceae , Cupuliferae, Apocyneae, enz. De overzichten op bladz. 221 zullen, zooals uit den inhoud daarvan gemakkelijk blijkt, in veel gevallen kunnen dienen om het onderzoek te bespoedigen. Hier mogen nog een paar voorbeelden een plaats vinden. Den Randoe-alas-boom (Randoe-alas J. = Randoe-wono J.= Ran- doe-agoeng J.= Dangdeur S.= Bomba malabaricum DG.) deter- mineerende vindt men door de kenmerken onder de nummers la, 2a, 5b, 4a, ba, 6b, Ta, 8a (groep I B), 27b, 55b, 56b, 57a, 38a, tot 48a: Bombax fam. 12 Malvaceae, terwijl men onder fam. 12 voor Bombax den synoniemen ge- slachtsnaam vermeld vindt, waaronder deze boomsoort in MioveL beschreven is, n. l. Salmalia (S. matabarica Sca. ET_ Enpr. in Mio. Pl. Ind. Bat. 1. 2. p. 166). Voor den Segawé-boom (Segawé J.—= Segawch J.), waarvan de vruchten al dadelijk de familie der Leguminoseae ver- raden, komt men langs de nummers 1a, 5a, 4b tot 74: Adenanthera. Voor den Kepok-boom (Kepok J. S.== Kloempang Mad.) komt men langs de nummers 1a, 2a, 5b, 4a (groep III), 1856, 186b, 1875, 1884, 189a tot 190a: fam. Sterculiaceae en onder die familie langs de nummers 1a, 2a tot 54: (Pteroeymbium, Firmiana) Sterculia. Door verder onderzoek in Boerzace: Handl, FL. N. 1 I. pag. 125 en Miover Fl. Ind. Bat. 1. 2, p. 172 vindt, men dan, dat de Kepok-boom Sterculia foetida, Lann. is. Een Poespa-boom (Poespa S.) onderzoekende, komt men door de kenmerken onder ta, 2a, 5b, 4a, 5b (groep IÌ), 151b, 152b, 153b, 163b, 164b, 1664, 167b, 168b, 164b tot 170b fam. 10 Ternstroemiaceue; verder onder die familie door de kenmerken 15, 2a, 5b, 4a tot 5a het geslacht Schima. De volgende opmerkingen en aanwijzingen kunnen bij het gebruik van dezen sleutel dienstig zijn. 215 De zooeven genoemde boomsoort levert een goed voorbeeld op van de voordeelen, welke een dichotomische sleutel vooral voor den aanvanger aanbiedt. Immers de aanvanger, die de bloemen van deze boomsoort onderzocht, zou, op grond der bijzonderheid, dat de bloembladen onderling vergroeid zijn, allicht meenen een plant der Gamopetalen voor zich te hebben, en daardoor zoude hij bij het verder naslaan van Miover en Borrracr in het verkeerde boekdeel naar den familie- en ge- slachtsnaam zoeken, en zulks omdat de Poespaboom niettegen- staande den vergroeidbladigen bloemkroom, toch tot de Poly- petalen hehoort en dus bij Boerracr en Miover in deel [ beschre- ven is, en niet in deel II, waarin de Gamopetalen behandeld zijn. In dezen sleutel staat echter de Poespa onder groep M met kelk en vergroeidbladigen bloemkroon en daarom kan, zelfs door elk aanvanger, zoowel de geslachtsnaam als de naam der familie snel gevonden worden. Om dezelfde reden vindt men in dezen sleutel andere Polypetalen in groep II, n. Ll. enkele Leguminoseae, enkele Araliaceae, enkele Dipterocarpeae, enkele Meliaceae, Ampelidae, enz. Daarom vindt men b. v. ook onder groep III (waartoe verder bijna uitsluitend Monochlamideën gebracht zijn) eenige Polypetalen, bij welke òf kelk òf bloemkroon òf beide ontbreken, b. v. enkele Sterculiaceae, enkele Rutaceae, enkele Sapin- daceae, enz. Men gewenne zich om bij het determineeren altijd de beide leden der tegenstellingen te lezen, al meent men ook, dat het eerste lid met de plant overstemt. Dikwijls wordt de juiste beteekenis voor elk lid in het bijzonder door de tegenstelling zelve duidelijk. Nog moet er hier speciaal de aandacht op gevestigd worden, dat de tegenstelling »nief” waarvan in dezen sleutel kortheids- halve een ruim gebruik gemaakt is, steeds betrekking heeft op de serie der in het vorige lid opgesomde kenmerken, als een geheel beschouwd; b.v. op blz. 225 staat onder 25b >niet”. Dat woord »niel”” beteekent dus, dat bij de onderzochte boomsoort òf één 216 òf twee of alle drie der onder 25a opgesomde kenmerken van vrucht, meeldraden en eierstok bij de onderzochte boomsoort niet zóó zijn, als die, welke in dat voorgaande lid, 25a, der tegenstelling beschreven worden. E Het kan gebeuren, dat meu òf op een tegenstelling van kenmerken stuit, die geen van beide op de boomsoort passen, òf op een familie of geslacht, waarvan de kenmerken in BoerLace of MroveL niet overstemmen met de onderzochte boomsoort. Dit is dan het bewijs, dat òf de onderzochte boomspecies niet in het werk voorkomt, òf dat men ergens bij het zoeken in den sleutel een dwaling heeft begaan, zoodat men het onderzoek moet herhalen. Om den afgelegden weg tot het opsporen dier dwaling gemakkelijk te kunnen terug- vinden, doet men wel, vooral in den beginne, om de nummers, die men achtereenvolgens doorloopt, aan te teekenen. Enkele malen zal men in de lijst zelf het nummer, van waar men het laatst gekomen is, tusschen haakjes achter het gewone volgnummer vermeld zien, b. v. achter het nummer 185 het nummer (4) Voorts kan het gebeuren, dat, niettegenstaande volkomen correct opzoeken ‘in deù sleutel, de kenmerken van den ge- determineerden boom niet overeenstemmen met de beschrijving van het gevonden geslacht in Bornracx of Miqver. Dit is dan een bewijs, dat de sleutel aanvulling of verbetering behoeft. Ongetwijfeld zal het aantal noodzakelijke aanvullingen en ver- beteringen, vooral voor zeldzame boomsoorten, niet onaanzien- lijk zijn, eensdeels, omdat de geslachten, waartoe die zeld- zame woudboomen behooren, soms minder volledig of minder juist in de bestaande literatuur beschreven zijn, anderdeels, omdat tot dusverre van sommige woudboomgeslachten het voorkomen op Java nog onbekend is gebleven. De door mij op Java wildgroeiend aangetroffen geslachten Reevesia en Fraxinus, waarvan volgens de bestaande literatuur (MrQurr, Bornvace, Hooker, enz.) alleen boomsoorten buiten Java bekend waren , eh hiervoor als bewijs dienen. 217 Ten slotte een voorbeeld om te doen zien, hoe bij de samen- stelling van dezen sleutel in sommige moeilijke gevallen uit- sluitend rekening werd gehouden met de kenmerken der “ davaansche woudboom-species van een geslacht. In de lijst ter onderscheiding van eenige Dipterocarpeeën-geslachten, Fam. 11, is als kenmerk voor Doona 10 meeldraden aangenomen, omdat (Borek in Ann. du Jard. Bot. Buitenzorg Vol. VI) het geslacht Doona onder de woudboomen van Java alleen vertegenwoordigd is door: species, die 10 meeldraden hebben, in plaats van 15 meeldraden, zooals enkele niet Javaansche Doona-soorten. Men late zich niet afschrikken, indien het vinden van den naam der eerste woudboomen veel tijd en moeite kost. In sommige gevallen zou men veel gemakkelijker tot dien naam _ kunnen komen, door hem te vragen aan iemand, die bem weel, maar men zou daardoor van de plant zelve niets heb- ben geleerd. Men leert haar kennen door het geregeld en nauwgezet onderzoek der eigenschappen, waarop men bij het determineeren achtereenvolgens gewezen wordt. In zeker op- zicht is hier dus het doel aan het middel onderschikt. Intusschen is de kennis der latijnsche namen van familie en geslachten van groot belang als het middel om te komen tot de kennis van hetgeen door anderen (Van Eepen, GAMBLE, Kurz, Branpis, Brscnop GREVELINK, €. a.) omtrent de soorten (*) van het geslacht is waargenomen, b. v. omtrent qualiteit van het hout, verspreiding der soorten, maximaal- -tophoogte en “liameter, gebruik, cultuur, enz. S 5. Voordeelen van een determinatie-sleutel voor de familiën. Er zijn enkele familiën, zooals de Leguminoseae, Cupuliferae mm amen (1) Zooals algemeen bekend is, hebben in dit opzicht voor Nederlandsch- Indië de inlandsche plantennamen zeer hooge waarde. Inzonderheid geldt dit voor gewassen, die zeer algemeen voorkomen of die zich door bijzondere nuttige of gevaarlijke eigenschappen kenmerken. Evenwel is hun waarde Soms zeer locaal, en is de bestaande literatuur niet zelden onvoldoende, om Alleen door kennis van den inlandschen naam tot den wetenschappelijken naam te komen. Vergelijk Benkuour in T.v. N, en L. v. Ned.-Indië 1888. dl. 37 p. 359. 218 enz. welke men dadelijk op het eerste gezicht herkent. Van die familiën is de omvang relatief scherp begrensd. Vindt men dan ook een plant, die tot een dier gemakkelijk herken- bare familiën behoort, dan kost het in den regel zelfs den aanvanger ook weinig moeite, om zonder een dichotomen-de- terminatie-sleutel tot de kennis van het geslacht te komen. Voor de meeste familiën echter, waartoe de woudboomen van Java behooren, is zulks niet het geval. Zelfs, na een jaren achtereen voortgezette studie van dit onderwerp, levert, zooals algemeen bekend is, de determinatie van familie en geslacht van de tropen bewonende boomsoorten, nog vele moeilijkheden op, welke alleen door het gebruik van een dichotomen-deter- minatie-sleutel zonder al te veel tijdverlies overwonnen kunnen worden. Dit geldt vooral, wanneer men met boomsoorten te doen “heeft, welke tot geslachten behooren, waarvan de rangschik- king in het natuurlijk (wetenschappelijk) systeem bij verschil- lende schrijvers verschilt. Een paar voorbeelden mogen dit ophelderen. Het onder de woudboomen van Java vertegenwoordigd ge- slacht Mastivia Br. behoort volgens Barron tot de Umbelliferaë , volgens Miers tot de Aquifoliaceae, volgens BLumr tot de Aysseue, volgens Decaise tot de Olacaceae, volgens Bexruam en Hooker en volgens BoerLacr tot de Cornaceae, terwijl Dr. Burok (Ann. du Jard. bot. de Buitenzorg Vol. VI, 2 partie p. 164) de veronderstelling uit, dat Mastizia wellicht in de familie der Liquidambareae (Hamamelideae) of in die der Simarubaceae gt plaatst zou moeten worden. En thans het tweede voorbeeld. Volgens Boervacr (Handleiding Flora van Ned. Indië Ll. p. 562) werd het eveneens onder de woudboomen van Java vertegen” woordigde geslacht Crypteronia, Br. door Buume tot de twijfel- achtige Rhamnaceae gebracht, door Baron en door Cuanke tet de Lythraraceae, door Korune uit de Lythraceae buitengesloten, zonder een nieuwe plaats in het systeem te verkrijgen, door 219 Linprey tot Hensloviaceae gebracht onder den naam van Henslovia, terwijl De Canporre het geslacht tot een afzonderlijke familie, de Crypterontaceae, wil brengen. Wel een bewijs, dat het herkennen der familie, waartoe een Javaansche woudboomsoort behoort, soms zóó groote moei- lijkheden oplevert, dat een zeer aanzienlijk tijdverkes bij het zoeken naar den naam van familie of geslacht het onvermijdelijk gevolg moet zijn, wanneer dit zoeken niet gemakkelijk gemaakt wordt door scherp dichotome determinatie-tabellen, waarin de woorden »meestal”’, »soms”’, »zelden”’, »dikwijls”, enz. slechts bij hooge uitzondering, en alleen tot versterking van andere tegenstellingen, gebezigd zijn. Alleen door gebruik van een streng dichotomen determinatie- sleutel, zooals van Suringar en OupeMans voor de Flora van Nederland, en naar ik hoop van dezen sleutel voor de woud- boomen van Java, kan dit tijdverlies vermeden worden. Dit zelfde geldt, als men, zooals hierboven vermeld werd, met geslachten te doen heeft, zooals Suurauya, Pittosporum, Leea, enz., die een duidelijk vergroeidbladigen bloemkroon hebben en toch tot de Polypetalae behooren; zoomede met geslachten als Sterculia, Heritiera, Tetradia, Xanthoxylon , Acer, Dodonaea, enz, waar bloembladen geheel ontbreken en de beginner allicht zou meenen met Monochlamideeën te doen te hebben, terwijl inderdaad die geslachten tot de Polypetalen behooren. S 6. Boeken. De drie volgende boeken zijn voor het vrucht- baar gebruik van dezen sleutel onmisbaar : 1° Borrrace (Dr. S. G.) Handleiding tot de kennis der Flora van Nederlandsch-Indië 1890. 29, MiovrL: Flora van Nederlandsch-Indië 1854. 35°, Ovpemans (C. A. J. A.) en Huso pe Vries: Leerboek der Plantkunde 2e deel 1885. BornLace is onmisbaar om de juistheid der determinatie aan de familie- en geslacht-beschrijvingen te toetsen. 220 Miover is noodig voor de determinatie van den species-naam, nadat men door dezen sleutel en Borrrace zekerheid heeft gekregen omtrent het geslacht, waartoe de onderzochte woud- boomsoort behoort. Het leerboek van Oupemaxs en pr Veres is onontbeerlijk voor ieder, die vergissingen wil vermijden in de juiste beteekenis der in dezen sleutel gebezigde kunsttermen. Voor den omvang en de beteekenis der botanische kunsttermen name- lijk heb ik mij bijna uitsluitend aan dit hollandsche stan- daardwerk gehouden. Ook het onlangs verschenen leerboek van Haak: Planten- kunde voor Indië, verdient in dit enh bijzonder aanbevolen te worden. B S 6. Aanvulling en verbetering van den sleutel. Voor de opgave van eventueel in dezen sleutel voorkomende onjuistheden houd ik mij bijzonder aanbevolen. Ik stel er prijs op, te herhalen, dat deze sleutel naar beschrijvingen, zij het ook uit standaardwerken, en in de meerderheid der gevallen niet naar de planten zelve is gemaakt — hetgeen voorshands nog onmogelijk is —en dus uit den aard der zaak niet anders dan een eenigs- zins voorloopig karakter draagt. Juist de op- en aanmerkingen van belangstellende gebruikers van dezen sleutel zullen voor een niet gering deel de noodzakelijk blijkende aanvullingen (*) en verbeteringen aan het licht brengen. (t) Tijdens het afdrukken ontving ik voor dergelijke »aanvullingen’” van Dr. Borrvace een determinatie-tabel voor de Euphorbiaceae en van Dr. VALETON voor de Apoeyneae. Aan beide heeren zeg ik hier voor die toezending mijn bijzonderen dank. Bedoelde tabellen zijn bij de betrekkelijke familiën in dezen sleutel ingelascht. OVERZICHT DER IN DE EERSTE LIJST VAN DEZEN SLEUTEL GEVORMDE KUNSTMATIGE GROEPEN. Phanerogamae Angiospermae DicoryLepoxes Kelk en bloemkroon heide aanwezig. Losbladige bloemkroon. Eenslachtige bloemen. … k Groep IA. Tweeslachtige of gemengdslichtige bloemen. 13-veel meeldraden; stijl 1 of O . Groep IB. 15-veel meeldraden ; 2-veel stijlen. Groep IC. 1-12 meeldraden; stijl 1 of O0 Groep ID. 1-12 meeldraden; 2-veel stijlen- . Groep IE. Vergroeidbladige bloemkroon ' 5 Groep II. Of kelk òf bloemkroon òf beide ontbreken. Groep III. MoxocoTYLEDONES . Groep IV. Gymnospermae Groep V. Cryptogamae. Groep VI. OVERZICHT VAN DE IN DE TWEEDE LIJST VAN DEZEN SLEUTEL GEVOLGDE NATUURLIJKE GROEPEN. Phanerogamae Familie 1—75. Angiospermae . » 1 73. Porogamae s. Altena » 171. Dicoryrevones be 1-67. Polypetalae s. Diaiypeae î > 1 —40. Gamopetalae . À > 41—55 Monochlamideae » 56—67 MonocoTyLEDONES > 68—71 Chalazogamae 73. Gymnospermae » 15-15 » 76. Cryptogamae EERSTE LIJST. SLEUTEL TOT DE FAMILIËN. 1. Boomen, die bloemen met stampers en meeldraden of één van beide voort- brengen (Phanerogamae).…....…. 2. Boomen, die geen bloemen met stam- pers of meeldraden voortbrengen - (Cryptogamae) … re sE Groep en 2. Eitjes in een stamper besloten (Angiospermae). : dn Eitjes naakt, niet in een stamper besloten (Gymnospermae). _. 236 Groep, V. 5. Vaatbundels in den stam (op dwarsdoor- snede) niet in een kring geplaatst, maar onregelmatig verstrooid (Mo n o- cotyledones) ‚235 Groep IV. Vaatbundels in den stam zn bhi | doorsnede) in een kring geplaatst (Dicotyledones). S Ë TD DICOTTLEDONES. 4. Bloemen met kelk en bloemkroon. …. 5. Of de kelk òf de bloemkroon òf beide ontbreken ’ ‚185 Groep Il 5. Bloemkroon kn bloembladen onderling vrij … À k à EN id hf ad © 225 Bloemkroon vergroeidbladig ; bloem- bladen onderling min of meer vergroeid Bloemen alle eenslachtig 1 Bloemen tweeslachtig of gemengd- slachtig. ‚. Vruchtbare meeldraden 135—veel. Vruchtbare meeldraden 1—12. Eén stamper met 1 aan den top onverdeelden stijl of met zitten- den stempel . 2 of meer stampers of 1 ni met aan den top verdeelden stijl. . Eén stainper met 1 aan den top onverdeelden stijl of met zitten- den stempel . 2 of meer stampers of 1 stamper . 151 Groep II. 10 Groep IA. 27 Groep IB. 635 Groep IC. 72 Groep ID. met aan den top verdeelden stijl. 155 Groep IE. ‚ Groep IA 224 GROEP IA. EENSLACHTIGE BLOEMEN MET KELK EN LOSBLADIGEN BLOEMKROON. 10. Bladeren samengesteld (alle of enkele bladeren). _… if Bladeren enkelvoudig (alle bladeren). é A 11. Bladeren tegenovergesteld en À Er Nat é : f ee 12. 2 meeldraden … _ (Fraxinus) Fam. 49 Oleacea® 4—5 meeldraden . …__ (Evodia) Fam. 16 Rutaceae. 15. Vleugelvrucht met langen _sikkelvor- migen vleugel. . (Tarrietia) Fam. 15 Sterculiaceae Niet . 14. 14. Vrucht uit 1—5 (openspringende) split- vruchten bestaande. (Zanthoxylon) Fam. 16 Rutaceaë. Vrucht uit 1—5 (niet openspringende) steenvruchten bestaande (Picrasma) Fam. 17 Simarubacea®. 15. Bladeren alle tegenovergesteld : . ‚16. Niet 7 k 3 5 í : À ‚19. 16. Vrucht openspringend ; ID Vrucht niet openspringend ‚18. 17. Een 1-hokkige, 2-kleppige doosvrucht (Microtropis) Fam. 22 Celastraceâ®. Vrucht uit 1—4 splitvruchtjes be- staande . 4 Ì (Evodia) Fam. 16 Rutaceae. 18. Een bes …__ (Garcinia) Fam. 9 Guttifera®. Een steenvrucht. (Elaeocarpus) Fam. 14 Tiliacea®. te Ld kf to fer) 225 Groep IA. ‚5—8 onderling geheel vrije of bijna geheel vrije stampers en elk met een eigen vrijen stijl of stempel … ‚ Fam. 5 Anonaceae, Niet : : : î 4 8 5 . 20. . Eierstok 1-hokkig of onvolkomen 2-hokkig ak Eierstok volkomen 2—8-hokkig î ì ì ‚ 24. . Elke eierstok met 1 eitje. _ A ; ‘ Ake Elke eierstok met 2 of meer eitjes . : A5, . Bloemen in pluimen. (Semecarpus) Fam. 27 Anacardiaceae. Bloemen in hoofdjes. (Nyssa) Fam. 40 Cornaceae. Elke eierstok met 2 eitjes. Ä Fam. 20 Olacaceae. Elke eierstok met 5—veel eitjes . Fam. 5 Bixaceae. . Vliezige, opgeblazen, schotverbrekend openspringende doosvrucht .… É (Dodonaea) Fam. 25 Sapindaceae. Niet ' : ô ê é . 25. . Steenvrucht met 2—12 kernen, 4—ö5 meeldraden en 2 — 12-hokkigen eierstok £ À 8 . (lex) Fam. 21 Ilicaceae. Niet 7 € é : à f - . 26. . Bloembladen onderling min of meer vergroeid. . . (&urya) Fam. 10 Ternstroemiaceae. Bloembladen onderling geheel vrij. (Bridelia, Cleisthanthus, Galearea, Aleurites, Croton, Paracroton, Ostodes). Fam. 65 Euphorbiaceae. Groep IB. 226 GROEP IB. TWEESLACHTIGE BLOEMEN MET KELK EN LOSBLADIGEN BLOEMKROON. 8 13 — veel meeldraden, stijl 1 of 0) 27. Eierstok 1-hokkig . 5 :  : „28. Eierstok 2—veel-hokkig . R ; ì . 55. 28. Vrucht een peul en bladeren steeds to af kel > gevind (veelal zeer fijn gevind). (afd. Mimoseae) Fam. 28 Leguminoseae. Niet . 29. Eierstok op den top van een langen steel gezeten. (ovarium longe stipitatum) Fam. 4 Capparidaceae. Niet En : : zn en „ Hypogyne insertie der meeldraden (Taraktogenos, Flacourtia) Fam. 5 Bixaceae. Epigyne of perigyne insertie der meeldraden „5. 51. Bladeren met 5 overlangsche nerven of althans aan den voet 5-nervig . da an Niet : : d : : : é é Je 52. Bladeren afwisselend . : À Fam. 40 Cornaceaê. Bladeren tegenovergesteld …. Fam. 54 Myrtaceae. 53. Bladeren afwisselend ä : : d 5 ‚sé. Bladeren tegenovergesteld ° É (Carallia, Kandelia) Fam. 52 Rhizophorea®. 54. Bloemen alle 2-slachtig, bloeiwijze geen hoofdje . (Pygeum, Prunus) Fam. 29 Rosacea ot os 227 Groep IB. Bloemen _gemengdslachtig tweehuizig, bloeiwijze een hoofdje. (Nyssa) Fam. 40 Cornaceae. . Bloemen in schermen of bladeren, die hand- of vinvormig-samenge- steld òf hand- òf vinspletig zijn neben Fam. 59 Araliaceae. Niet . í , à 56. 56. Bierstoklang gesteeld (longe stipitatum) Fam. 4 Capparidaceae. Niet . 3 k en : n Rr rf 57. Bladeren afwisselend of verspreid (alle of de meeste bladeren) 8 ‚ 38. Bladeren tegenovergesteld (alle of de meeste bladeren) d ê ' î 57. 58. Bladeren samengesteld . k : Á ì ER Bladeren enkelvoudig À é 8 ê 5% 59. Vrucht niet openspringend É 5 ‚40. Vrucht Oe (geheel of ten deele) , 5 : 4 é . 46. 40. Vrucht gekroond door de kelkslippen, en de kelkslippen weinig of niet in grootte toenemend _. ' ; ele Vrucht niet gekroond met de km. pen, en de kelkslippen soms tol lange vleugels uitgegroeid . d , N . 45. 4l. Zaden met veel kiemwit en de kiem in het midden daarvan geplaatst. (Symplocos) Fam. 48 Styraceae. Niet . : : ° é \ è 5 . 3% Groep IB. 238 42. nd le NN eo Ee kend Ld _…l Load oo Droge vezelige bes (Planchomia, aen Bin 54 Myrtaceae. Steenvrucht met zeer harden steen- kern . à (Photinia) Fam. 29 Rosaceae. . Alle of 2 kelkslippen na de vrucht- zetting tot lange vleugels uitge- groeid . „Fam. 11 Dipterocarpeae. Niet „ak . Een steenvrucht met van binnen dicht- wollig behaarden steenkern en meel- draden, welke op den kelkrand inge- plant zijn. 5 (Parinarium) Fam. 29 Rosacea®. Niet ‚45 . Harshoudende boom; bloemen zonder schijf À … (Vatica) Fam. 11 Dipterocarpeae. Boomen zonder hars, bloemen met een schijf. : „ Fam. 14 Tiliacea. . Epigyne of Hek insertie der meel- drad raden k é ‚Ab Hypogyne insertie he Baadrden î î ‚48. . Bladeren met oliekliertjes; doorschij- nend gestippeld À d } (Melaleuca, Leptospermum) Fam. 54 Myrtaceae. Bladeren zonder oliekliertjes ; niet door- schijnend gestippeld. (Lagerstroemia) Fam. 56 vaan „ (58) Vrucht met kapok gevuld en boom gedoornd . -____… _(Bombar) Fam. 12 Malvaceae — Niet . ne ì E 5 , À ‚49, " ad kde 229 Groep IB. ‚ Vrucht van buiten dicht bedekt met korte of lange stekels (echinatus s. muricatus) . 50. Niet . f à è | % opd. Bloemen met omwindsel; vrucht ter grootte van een _kinderhoofd. (Durio, Neesia) Fam, 12 Malvaceae. Bloemen zonder omwindsel vrucht ter grootte van een kippenei. (Echinocarpus) Fam. 14 Tiliaceae. öl. Zaden met dichten krans van zachte haren omgeven. (Trichospermum) Fam. 14 Tiliaceae. Niet À ê k d . . 53. 52. Zaden gevleugeld . EGER : ‚55. Laden niet gevleugeld . ’ : : ‚ bá, 95. Bladeren aan de onderzijde kaneel- hdd es kid bruin- of grijsbruin- of grijs-behaard. (Pterospermum) Fam. 15 Sterculiaceae. Bladeren aan de onderzijde gewoon groen of bleekgroen, niet bruin of grijs behaard ô : Fam. 10 Ternstroemiaceae. . Opgeblazen, vliezige 5 hoekige, 5 klep- pige hokverbrekend openspringende doosvrucht À (Kleinhovia) Fam. 15 Sterculiaceae. det} ë 3 : > : . : . 55, ‚ Kelk met omwindsel en vrucht alleen aan den top openspringend à (Thespesia) Fam. 12 Malvaceae. Kelk zonder omwindsel en vrucht niet alleen aan den top openspringend k 7 ‚ 56. 16 Groep IB. 250 56. Helmdraden onderling vergroeid (Helicteres) Fam. 15 Sterculiaceae. Helmdraden onderling vrij. (Columbia) Fam. 14 Tiliacese. 57. (57) Vrucht openspringend . 58, Vrucht niet openspringend ‘ „59. 58, Bladeren doorschijnend _gestippeld. en » legd an ker to (Melaleuca) Fam. 54 Myrtaceae. Bladeren niet doorschijnend gestippeld. (Lagerstroemia, Duabanga) Fam. 56 Lythraceaê. . Hypogyne insertie der meeldraden .… k Re Epigyne en perigyne insertie der meeldraden ; E À ï : Î „61. Zonder steunblaadjes é „ Fam. 9 Guttiferae. Met spoedig afvallende vivanbldaads (Elaeocarpus) Fam. 14 Tiliaceae. . 15—28 meeldraden (Brugniera, Cura) er 52 Dn Meer dan 28 meeldraden . 62. „ Bladeren doorschijnend gestippeld; met oliekliertjes in de bladschijf (Eugenia, Decaspermum) Pam. 54 Myrna Bladeren niet doorschijnend gestippeld ; zonder oliekliertjes in de bladschijf. (Sonneratia) Fam. 56 Lythraceaë: to vi _— Groep 1C. GROEP IC. TWEESLACHTIGE BLOEMEN MET KELK EN LOSBLADIGEN BLOEMKROON. (8 15—veel meeldraden; 2— veel stijlen). 65. Bladeren handvormig samengesteld of bloemen in schermen of beide (Heptapleurum) Fam. 59 Araliaceae. Niet. 64. 6 of meer onderling geheel vrije of bijna vrije stampers : ‘ ' & „ 65. Niet. ë î en keg) St „5 kelkbladen en 5 bloembladen . Fam. 1 Dilleniaceae. Niet. . S À ; 5 e 4 86. 66. Zonder steunblaadjes; meeldraden zeer dicht opeengezeten; kelk- en bloem- bladen meestal duidelijk te onder- scheiden; kelkbladen 5, vrij of ver- groeid; bloembladen bijna altijd 6. Fam. 5 Anonaceae. Steunblaadjes aanwezig; meeldraden niet bijzonder dicht opeengezet, en kelkbladen en bloembladen meestal moeielijk te onderscheiden ; kelkbla- den 5, bloembladen 6-—veel, meestal meer dan 6 . ì 6 „ Fam. 2 Magnoliaceae. 67. Bladeren tegenovergesteld . Rr (Cratoxylon) Fam. 8 Hypericaceae. Niet. 8 ' ì k : „ 68. Groep IC. 252 68. lep 1 > enal Bloemen met omwindsel. (Hibiscus) Fam. 12 Malvaceae. Niet . . Vliezige, 5-kantige, 5-vleugelige, 5- kleppige schotverbrekende doosvrucht. (Abroma) Fam. 15 Sterculiaceae. Niet. : EN Eindelingsche dichte trossen of pluimen. Fam. 29 Rosaceae. Niet eik „ Bloem in okselstandige aren (Homalium) Fam. 57 Samydaceaë. Bloemen niet in aren (Saurauju) Fam. 10 Ternstroemiaceae. GROEP ID. 8 1 — 12 meeldraden, stijl 1 12. Bladeren tegenovergesteld pee of eenige bladeren) Bladeren niet itvarkeid: maar afwisselend òf aan de uiteinden der takken bijeen gezeten òf min of meer kransgswijze geplaatst. 15. Meeldraden 6— veel. Meeldraden minder dan 6 714. 4-hokkige en 4—8-zadige steenvrucht; 4 lange en 4 korte meeldraden. Niet 15. Bladeren met 35 overlangsche nerven. Fam. Niet 76. Vrucht openspringend Vrucht niet openspringend 3% Sommige bloemen onvruchtbaar en dan met zeer grooten en gekleurden kelk ; boom der hoogere bergstreken. (Hydrangea) Fam. Alle bloemen met stamper en meeldra- den en zonder een dergelijken groo- ten gekleurden kelk; strandboom. (Acronychia) Fam. 16 Rutaceae. TWEESLACHTIGE BLOEMEN MET KELK EN LOSBLADIGEN BLOEMKROON. of 0.) 50 Saxifragaceae. (Pemphis) Fam. 56 Lythraceae. 78, 4—b onderling vrije kelkbladen. al so Go ken) den boom ontkiemend. „Fam, 52 Rhizophoreae. É 81. Vrucht met den kelkzoom gekzoond … : ‚… 83. a Vrucht niet door de kelk gekroond . B | 82, Alle of eenige bladeren samengesteld. | oo Ê oo kid er id oo lt . Kelk 4-lobbig; zaden nooit aan den ‚ Eierstok met veel eitjes. (Polyosma) Fam. 50 Saxifragaceae. „ Eierstok 1-hokkig met 1 eitje; vlee- „ Bladeren samengesteld. hen ) Fam. 25 Sapindace8®. — 3 „ Bloemen onregelmatig Kaacoins) Fam. 9 Guttiferae. Niet. Ù d 5 k â , kt Bladeren doorschijnend, klierachtig ge- stippeld. (Glycosmis, Micromelum) Fam. 16 Rutaceae. Bladeren niet doorschijnend gestippeld 80 boom ontkiemend. (Memecylon) Fam. 55 Melastomacea®. Kelk 4—veel-spletig , zaden soms aan eer Fam. 59 Araliacea®. Alle bladeren enkelvoudig 85. Eierstok met 1 eitje. _. (Mastizia) Fam. 40 Cornaceaê- zige steenvrucht, welke ongeveer zoo i groot is als een duivenei. (Bouea) Fam. 27 Anacardiacea®. B Niet k 8 À 7 85. Bladeren enkelvoudig … ‚ Fam, 22 Celastraceaë. (73) Meeldraden minder dan 6 _. …. … … 8% l Meeldraden 6—12 . à À d à , ‚ 108. . y 88. ne Bloemen: egbhaatign…. oo de) © kad 5 ki (el Y 5 255 Groep ID. . Een min of meer kogelvormige of eironde steenvrucht. _(Meliosma) Fam. 26 Sabiaceae. Niet „ Vrucht een peul. (Cassia, Afzelia) Fam. 28 Leg:minoseae. Vrucht uit 1—5 nootjes bestaande, waarvan 2 meetal mislukken. \ (Allophyllus, Sapindus) Fam. 25 Sapindaceae. ‚ Bloemen in schermen of bladeren, die handvormig verdeeld of handvormig gelobd zijn of beide À Fam. 59 Araliaceae. Niet : 8 : ; e ; 91, 94. Bladeren samengesteld, tiet ond oon 7 9% Bladeren enkelvoudig ì 5 : : 98, 92. 2 volkomen meeldraden en 5 onvol- komen meeldraden zonder helmknop- pen 3 ë „__(Meliosma) Fam. 26 Sabiaceae. Niet. : 6 : h À . 93. 95. Helmdraden ge tot een buis vergroeid zak Ä ‚Fam. 19 Meliaceae. Niet En é 5 é ' : 94. 94. Langgevleugelde zaden in 5-kleppig openspringende doosvrucht. ( fe ok Fam. 19 Meliaceae. Niet Ë ‚9%. ‚ Vrucht uit 1-5 eenzadige splitvruch- ten bestaande, welke aan de buiknaad openspringen. ren Fam. 16 Rutaceae. Niet i 4 Ü ; „ 96. ‚ Vrucht uit 1—5 (niet openspringende) nootjes bestaande (waarvan 2 meestal Groep ID. 256 bevatten …_ (Sapindus). Fam. 25 Sapindaceae. Niet 8 Ë ee 97. Gomhars bevattende boomen, doch niet zelden zeer weinig gomhars; 3 of 6 of 10 meeldraden . e „ Fam. 25 Sapindaceae. Boomen zonder gomhars; 2-veel meel- draden. 4 £ ‚Fam. 10 Burseraceae. 98. (91) 2 volkomen meeldraden en 3 on- volkomen meeldraden zonder helm- knoppen; niet openspringende vrucht (steenvrucht); 5 groote holle en 2 zeer kleine Ee bloembladen. vi Fam. 26 Sabiaceae. Niet é ' 99. Vrucht openspringend ° : f ì . 100. Vrucht niet openspringend. : d . 102. 100, Epigyne insertie der meeldraden. (ltea) Fam. 50 Saxifragaceae. Hypogyne insertie der meeldraden „ 101, 101. Bloemen met duidelijk en sterk ont- wikkelde schijf . f (Lophopetalum, En: Fam. 22 Celastrineae. Bloemen zonder schijf of met een on- duidelijke schijf. (Pittosporum). Fam. 6 Pittosporoceae. 102. Steenvrucht met 2-veel steenkernen ‚ 105. Niet f : à : ‘ ì ‚104, 105. Bloeman geel; kiemlobben groot; met mislukken) welke een op zeep ge- lijkende met water schuimende stof steunblaadjes (Siphonodon). Fam. 22 Celastracea®. _ Bloemen wit; kiemlobhen klein : zonder steunblaadjes . ï „ (dlex). Fam. 21 Ilicaceae. 104. Dd 105. 107. DEN > kde Ets: 257 Groep ID. 1 eitje in elk eierstokhokje | î 7 „105. 2—5 eitjes in elk eierstokhokje . i : Ios, Kiemwit duidelijk ° . Fam. 40 Cornaceae. Kiemwit òf onduidelijk òf zehet ont- brekend .… É é Ô Fam. 27 Anacardiaceae. „ Kiemwit geheel afwezig dana Fam. 55 Combretaceae. Kiemwit aanwezig; meestal veel . é i . Steunblaadjes ontbrekend _. „Fam. 20 Olacaceae. Steunblaadjes (die spoedig afvallen) aanwezig . (Elaeodendron). Fam. 22 Celastraceae. ‚ (86) Bloemen onregelmatig (alle of eenige ne 109. ê “kl Alle bloemen regelmatig. ‚ Eierstok òf 2—5-lobbig òf 2—3-deelig òf 2—5- kee é „Fam. 25 Sapindaceae. Niet. edel é en 110, . Steeds 10 meeldraden .… „ Fam. 28 Leguminoseae. Niet 5 £ l é k Ee dp . Bladeren enkelvoudig. (Xanthophyllum). Faas 7 Polygalaceae. Bladeren gevind. (Cassia, Afzelia). Fam. 28 Leguminoseae. Bloemen in schermen òf bladeren hand- vormig baba òf handlobbig òf beide é . Fam. 39 Araliaceae. Met a : 5 1153. Groep ID. 258 115. Klierachtig gestippelde bladeren; 4 lange en 4 korte meeldraden, en 4- hokkige steenvrucht, die 4—8 zaden bevat ì . (Acronychia) Fam. 16 Rutaceae. Niet . 4 : S Ì é 114, 1 la Ld . Bladeren enkelvoudig . jé k î 115. Bladeren samengesteld . î ë é i 124. 1 Ea ke Plat kogelvormige openspringende 5- kleppige doosvrucht, welke van bui- ten dicht bedekt is met lange, dikke, zachte haren. (Commersonia) Fam. 15 Sterculiaceae. Niet . f 116. 1 and de Bloeiwijze een hoofdje . (Nyssa) Fam. 55 Combretacea. Niet … ì L ? ï . 11%. 1 eme ll ‚ Vrucht uit 1—5 (niet openspringende) nootjes bestaande, waarvan er 2 meestal mislukken en welke een op zeep gelijkende, met water schui- mende stof bevatten. asen) Fam. 25 ET Niet … 1 me Go ‚ 8 meeldraden, waarvan 2 hypogyn en geheel vrij zijn en de 6 anderen twee aan twee op een bloemblad Niet 1 enbandens klierachtig wepe es © Niet . 5 : gezeten zijn. (Xanthophyllum) Fam. 7 Bolygelacenn A a venter eed vra Fam. 16 Dae 120. Meeldraden hypongyn „ Fam. 27 Anacardiaceae, „Meeldraden epigyn of perigyn : ARE 121. 2—5 eitjes in een 1-hokkigen eier- stok … _(Lumnitzera) Fam. 55 Combretaceae. Niet À 7 : 8 Kn . 122, 122.-Bladeren aan den voet 5-nervig (Alangium) Fam. 40 Cornaceae. Niet ENE 125. 4—8 meeldraden . „__(Marlea) Fan. 40 Cornaceae. 10 of meer meeldraden. (Parinarium) Fam. 29 Rosaceae. 124. (114) Bladeren 2 of 5 maal (dubbel) gevind . é : . 125. Bladeren tallig of indat denad . 126. 125. Vrucht een peul. (afd. Mimoseae) Fam. 28 Leguminoseae. vrucht geen peul ‚ (Melia) Fam. 19 Meliaceae. 126. Helmdraden tot een buis vergroeid. Fam. 19 Meliaceae. Niet 127. Alle bladeren of enkele bladeren even gevind . „. Fam. 25 Sapindaceae. Alle of eenige braden oneven gevind of 3-tallig b ' s . 128. 128. Vracht openspringend. À . Fam. 25 Sapindaceae. Vrucht niet openspringend 5 é „129 129. Jonge boom gedoornd. (Protitum) Fam. 18 Burseraceae. Niet. s : É Re À é 159. 150. 259 Groep ID. Bladeren doorschijnend _klierachtig gestippeld ' è ist Niet. ä ì ì ‚ 153. Groep ID. 240 131. Vrucht lederachtig of korstachtig, ‚soms diep 2—4-lobbig. (Capura) Fam. 25 Sapindaceae. Vrucht niet lederachtig en niet korst- achtig, niet diep 2—4-lobbig. …„ Fam. 16 Rutaceae. 152. Boomen met gomhars (niet zelden echter slechts weinig) … „Fam. 18 Burseraceae Boomen zonder gomhars, doch met waterachtig sap „Fam. 25 Sapindaceae. 2ái Groep IE. GROEP IE. TWEESLACHTIGE BLOEMEN MET KELK EN LOSBLADIGEN BLOEMKROON, (8 1—12 meeldraden: 2-—veel stijlen). 155. Bloemen in schermen of bladeren, die handvormig-samensteld òf hand- lobbig zijn òf beide „ Fam. 59 Araliaceae. Net. á : i É 154. 154, Bladeren enkelvoudig ì 8 . «109. Bladeren samengesteld 7 é í BRL 155. b-kleppige, hokverbrekend-opensprin- gende doosvrucht en hypogyne meeldraden é ‘ é N (Melochia, Commersonia) Fam. 15 Sterculiaceae. Niet Ô é ’ î …o6, 156, Vrucht uit 2 bijeengezeten langgevleu- gelde noten. bestaande . (Acer) Fam. 25 Sapindaceae. Niet Ä 3 à s 157. 137. Vrucht uit 1—5 bijeengezeten kortge- vleugelde steenvruchten bestaande. (Samadera) Fam. 17 Simarubaceae. Niet é ; 8 158. 158. Enkele bloemen met bijzonder groote, in het oog vallende, gekleurde kelk- Maden. (Hydrangea) Fam. 50 Niet". - 8 N \ . 3 . 158 Groep IE. 242 159. Takken gedoornd. (Zizyphus) Fam. 25 Rhamnaceae. Niet ê „ 140 140. Bloemen onregelmatig ied Fam. 25 ann Bloemen regelmatig . 141. 141. Kelk en bloemkroon gemakkelijk van elkaar te onderscheiden door vorm en grootte Fam 44 Anacardiacene. Kelk en bloomkreil möeilijk van elkaar te onderscheideu. (Homalium) Fam. 57 Samydaceae. 142. (154) S—10 meeldraden ; : ó . 143. 5—5 meeldraden ij é ‚148. 145. 2-kleppige openspringende doosvrucht. (Weinmannia) Fam. 50 Saxifragaceae. Niet ee } î À k ‚144. 144. 8 meeldraden . ê , ‚145. 10 meeldraden. 5 Ó i \ à ‚147. 145, Vrucht uit 1—5 bijeengezeten langge- _ Niet 146. vleugelde nootjes bestaande . annen rid 25 Sapindaceaë. „ 146. Bloemen onregelmatig. (Allophyllus) Fam. 25 Sapindacea?. Bloemen regelmatig. (Spondias) Fam. 27 Anacardiaceae. . Diep gesleufde besvrucht. (Averrhoa) Fam. 15 Geraniacea®. Vrucht niet een diepgesleufde bes, maar een arend: of eironde steen- vrneht.s (Brsosatomeluss Spondies) hb. 27 Anacardiaces®. — 148. go 149. 150. 245 Groep IE. (142) 5-kantige diepgesleufde bes . (Averrhoa) Fam. 15 Geraniaceae. Niet. ü e é À k s Ln Bladspil aan de aanhechtingsplaats der blaadjes sterk verdund. (Turpinia) Fam. 25 Sapindaceae. Niet pracht uit Ee NE (open- bestaande. (Zanthoxylon) Fam. 16 Rutaceae. Vrucht uit 1—4 bijeengezeten (niet openspringende) steenvruchten be- staande. (Brucea, Picrasma) Fam. 17 Simarubaceae. Li hed EL Groep IL. 244 GROEP II. _VERGROEIDBLADIGE BLOEMKROON. (Met kelk en bloemkroon). 151. Vrucht een peul en bladeren dubbel, vaak fijn gevind. (Mimoseae) Fam. 28 Leguminoseae. Niet: ' > R . 152. 152. Bloembladen onderling geheel ver- groeid en als een mutsje afvallend , zonder dat de bloembladen onder- ling loslaten À : „‚ Fam. 59 Araliaceae. Niet ; : : 4 . 155. 155. Vruchtbeginsel onderstandig of half onderstandig, geheel ot ten deele met den kelk vergroeid ‚154. Vruchtbeginsel bovenstandig, niet met den kelk vergroeid : : â „ 165. 154. Kelk van de vrucht haarvormig. (vruchtpluis) 3 à _ Fam. 45 Compositae. Niet . à i k ì ë : to 155. Meeldraden meer dan 12. , à : ib Niet ì é 5 é : é Gn 156. Bladeren klierachtig gestippeld (Eugenia) Fam. 54 Myrtacea®- Bladeren niet klierachtig gestippeld. Fam. 11 Dipterocarpea®. kms 2d al Î Oo Go _ Ge bte) Î 161, ana 1 kezd te 164, en > 245 Groep II. „ Bloembladeren onderling bijna vrij, alleen aan den voet onderling ver- groeid, bijna losbladig É 158. Bloembladen hoog of nog al hoog on- derling vergroeid; typisch vergroeid- bladige bloemkroon À ‚159. ‚ Vrucht geheel of ten deele door den kelk omgeven è ; Fam. 11 Dipterocarpeae. Vrucht in het geheel niet door den kelk omgeven ke (Marlea) Fam. 40 Cornaceae. . Zaaddragers centraal. „Fam. 45 Myrsineae. Zaaddragers hoek- of wandstandig „160 Evenveel meeldraden als bloemkroon- slippen. é î : ; 16L, Niet : é À à ' ; É „163. Vrucht t-hokkig, 1-zadig (Viburnum) Fam. 41 Caprifoliaceae. Vrucht niet 1t-hokkig en niet t-zadig. Fam. 42 Rubiaceae. . Veelzadige 5—10-hokkige bes. (Vaccinium) Fam. 44 Vaccinieae. Vrucht niet veelzadig en niet 5—10- hokkig. é f „__ Fam. 48 Styraceae. . (155) Zaaddragers centraal. „Fam. 45 Myrsineae. Zaaddragers hoek- of wandstandig 5 4 „164, Bloemkroon onregelmatig . ' ka À ‚ 165. Bloemkroon regelmatig j é à ‚ 166. . Openspringende hauwvormige doos- vrucht, zaden meestal gevleugeld Fam. 54 Bignoniaceae. 17 Groep Il. 246 166, 167, 168, 169, 174, Niet openspringende min of meer kogelvormige of eironde bes of steen- vrucht; zaden nooit gevleugeld. Fam. 55 Verbenaceae. Meeldraden (vruchtbare en onvrucht- bare te zamen gerekend) in grooter aantal dan de bloemkroonslippen „ 167. Niet à ô in Bladeren samengesteld. Bladeren enkelvoudig Fam, 19 Meliaceae. Takken met melksap (soms zeer wei- nig sap). S Â î „ Fam. 46 Sapotaces®. Zonder melksap. : Veel meeldraden, met helmdraden, die tot een lange buis vergroeid zijn. Fam. 12 Malvaceae. Niet 5 : / 5 5 8 à ii „ Bloemen één- of gemengdslachtig; kernhout veelal zwart „ Fam. 47 Ebenaceae. Bloemen alle tweeslachtig; kernhout Doosvrucht of 1—2-hokkige, 1—2 zadige bes . : . . Fam. 19. Meliaceaë- Eierstok 4-lobbig of 4-deelig of 4 onderling vrije eierstokken . Fam. 52 Boragineâe. . 175. Niet A en niet zwart 4 f ‚ Fam. 10 Ternstroemiaceae. mites meeldraden 5 à 6 5 Fam, 49 Oleaceae. Meer dan 2 meeldraden 172. 172. Helmdraden tot een buis vergroeid : 175 Niet É : s d 4 5 a ke ‚ Veelzadige 5—6-hokkige bes. (Leca) Fam. 24 Ampelidse. — beed din hd ee en en tales cies 247 Groep II. 175, Eén 1-hokkige eierstok met 2 han- gende eitjes en bloemen, die vol- komen tweehuizig of door misluk- king tweehuizig zijn. . „ Fam. 20 Olacaceae. Niet 176. Alle of eenige bladeren afwisselend of in schijnkransen d : ; é CA Alle bladeren tegenovergesteld d „ 180. 117. Takken of vruchten met melksap . À à A48. Takken en vruchten zonder melksap é „179. 178. Elk vruchtblad of elk eierstokhokje met 1 eitje. „ Fam. 46 Sapotaceae. Elk vruchtblad of elk siinekbokië met 2 of meer eitjes. À À „ Fam. 50 Apocyneae. 179, Steenvrucht met 2 of meer kernen. (llex) Fam. 21 Tlicaceae. Openspringende doosvrucht k (Pittosporum) Ps. 6 Pittosporeae. 180. Zaden met zaadpluis s . Fam. 50 Apocyneae. Niet d é d : 4 181 181. Openspringende doosvruchten. . …. … _- 182. NM À ee ee 182, Een 2-hokkige eierstok. (Buddleia) Fam. 51 Loganiacea6. 2 onderling vrije eierstokken (Tabernaemontana) Fam. 50 Apooyneae. 185. Vrucht uit 2 bessen of 2 steen- vruchten bestaande. : „Fam. 50 Apocyneae. Niet à e ‚ 184. e hl . * Groep IÌ. 248 184, Vrucht één 1—2-hokkige bes (niet openspringend). : „ Fam. 51 Loganiaceae. Een openspringende 1-hokkige; 2- kleppige doosvrucht Ô ì (Microtropis) Fam. 22 Celastraceae 185, 187, li 188, 190, 249 Groep UI. GROEP III. KELK OF BLOEMKROON OF BEIDE ONTBREKEN. Takjes naaldvormig, op dennenaalden gelijkende ; bladeren uiterst klein en schubvormig … , „ Fam. 72 Casuarineae. Niet ' ê é S À „ 186. Vrucht een eikel of kastanje, ten deele of geheel ingesloten door een kuipje, dat uit omwindselblaadjes is ontstaan. (Castanopsis, Quercus) Fam. 67 Cupuliferae. Vrucht een peul en 2—9 meeldraden. (Saraca, Dialum), Fam. 28 Leguminoseae. Vrucht geen eikel, geen peul, geen kastanje î à Ö é d £-18%, Helmknoppen met seth opensprin- gend ‚ Fam. 59 Laurineae. elkaogoek met opeen of en openspringend ì é ‚ 188. Bladeren samengesteld … _. …_.… …. _… …… 189. Bladeren enkelvoudig î ' ° „195. RAPEN: WER Bladeren gevind ’ d ne k 193. Meeldraden 1-broederig Bn Tetradia, Heritisre) Pai 15 Sterculiaceae. iet è . dn . . . 191 Groep III. 250 191, 193, 195. Bloemen onregelmatig. (Allophyllus) Fam. 25 Sapindaceae. Bloemen regelmatig _ . k é R ’ ‚ 193 Stam en takken gedoornd. (Zanthozijlon) za 16 Rutaceae. Stam en takken ongedoornd (Bischoff 5) Pam: 65 Euphorbiaceae. Een 1-hokkige eierstok met 1 eitje en de vrouwelijke bloemen met zeer groote blijvende schutblaadjes at rai 65 ee Niet ‚194, . Elk eierstokhokje met 1 eitje; boom nooit gedoornd sl „Fam. 25 Sapindaceaë. Elk eierstokhokje met 2 eitjes; boom vaak gedoornd . (Zanthoxylon) Fam. 16 Rutaceae. . Bladeren tegenovergesteld, kransge- wijze en verspreid hie (aan een zelfden Ee 3 d ' a Niet « e . ° . . . . 197. 196, Veel onderling vrije eierstokken . (Tambourissa) Fam. 58 Mopimiacese. Eén 1-hokkige eierstok met 1 eitje. (Pisonia) Nyctaginea®. 197. Alle bladeren tegenovergesteld é „198. __ Bladeren niet alle tegenovergesteld , maar alle òf afwisselend óf verspreid òf kransgewijze geplaatst … S : . ‚ 206. 198, Een opgeblazen vliezige opensprin- gende doosvrucht of 2 bijeengezeten langgevleugelde nootjes. amer zele Fam. 25 BETE NE 198. 1 to hen) ° 204. led 205. Led 206. KT) se 251 Groep HIL Bloemen gemengdslachtig _. _… _. _. 200. Niet" .. 8 : è je ° . 6 . 201. ‚ Vrucht openspringend. (Crypteronia) Fam. 56 Lythrarieae. Vrucht niet openspringend $ (Terminalia) Fam. 55 Combretaceae. . Alle bloemen 2-slachtig 5 ì î í .‚ 202. Alle bloemen 1-slachtig 8 î 5 k 405. .4—b meeldraden . (Sanfalum) Fam. 62 Santalaceae. 6—10 meeldraden . __ (Pisonia) Fam. 56 Nyctagincae. Veel meeldraden f (Eugenia) Fam. 54 Myrtaceae. 5. Een 2— 4-hokkige eierstok ; vrucht niet zelden openspringend. „ Fam. 65 Euphorbiaceae. Eierstok of eierstokken 1-hokkig en met 1 eilje; vrucht niet openspringend …. . 204. Vrucht een echte vijg; jonge planten- deelen met melksap. (Ficus) Fam. 64 Urticaceae. Vrucht geen echte vijg; plant geheel zonder melksap. ; ì 3 ’ ì 205. Elke vrouwelijke bloem met veel onderling vrije eierstokken (Kibara , Tambourissa) Pam. 58 Monimiaceae. Elke tweeslachtige of vrouwelijke bloem met één 1-hokkigen eierstok (Pisonia) Fam. 56 Nyctagineae. (15) Alle bloemen 2-slachtig 8 ê É . 307. Niet alle bloemen 2-slachtig of alle ie bloemen f-slachtig >. … en eik Groep 11. 252 207. 4 meeldraden. . _…. (Hlelicia) Fam. 60 Proteaceae. 5— veel meeldraden 2 . de 208. Eierslok langgesteeld. (Capparis) Fam. 4 Capparidae. Niet . 5 8 ' 5 4 ° 8 . 209. 209. 5 meeldraden en vleezige steenvrucht. (Zizyphus) Fam. 25 Rhamneaê. 6—veel meeldraden p ì 6 _ 210. 4-hoekige, 4—5-hokkige, 4—5-zadige steenvrucht en veel meeldraden. (Gonystylus) Fam. 61 Thymelaeaceaë. Niet de ee 211. Doosvrucht min of meer besvormig of droog, veelzadig, met 5—4, in het midden de zaden dragende, kleppen (Casearea) Fam. 57 Samydaceaë. ei EN 212. Hokverbrekend openspringende doos- vrucht, welke 2-hokkig omgekeerd- eivormig en zijdelings samengedrukt is. k ° (Aquilaria) Fam. 61 Thymelaeacea. Niet banen abel dimo ot A 215. Zaadlobben plat . __. (Grewia) Fam. 14 Tiliscea®- __Zaadlobben gedraaid (Terminalia) Fam. 53 Combretacea®- 214. Bloemen gemengdslachtig ; À : . 215. Alle Bloemen 1-slachtig ; : Ö ‚ 223. 215. Meeldraden éénbroederig. __. Fam. 15 Steronliaces se | en en id . 216. Beenharde noot, welke van 2 lange vleugels voorzien is en bedriegelijk op een Dipterocarpus-vrucht gelijkt (Gyrocarpus) Fam. 55 Combretaceae. Niet 3 217. 10 of meer meeldraden. ; Kie. ' . 218. Minder dan 10 meeldraden . î dude ‚219. 218. Bloemen een hoofdje. . (Nyssa) Fam. 40 Cornaceae. Bloemen geen hoofdje. (Terminalia) Fam. 55 Combretaceae. 219. Eén t-hokkige en eierstok met 1 eitje . ett ASD NE. : 5 Ë : é . ‚ 221. 220. Bloemen een hoofdje . . (M ysaa) Fam. 40 Cornaceae. Bloemen geen hoofdje. ô „Fam. 64 Urticaceae. 221. Vliezige, opgeblazen, 5—6-hokkige openspringende doosvrucht ( Dodonaea) Hib. 25 Sapindaceae. Vrucht uit 1—5 bijeengezeten 1-zadige splitvruchten … . (Zanthoxylon) Fam. 16 Rutaceae. 223. Eén 1-bokkige eierstok. _. . …- - _… 225. Eén 2—veelhokkige eierstok . k À . 229. 225. Eierstok met 1 eitje id 5 AMS Eierstok met 2—veel saaksorpen. ‘ é ‚226. 224. Vrucht met 2—4 kleppen opensprin- 255 Groep KIL gend en duidelijk uitgevreten kiem- wit … rie vdrg Fam. 57 nes NB u Groep 111. 254 225. Mannelijke bloemen in katjes; vrucht 228. Go 2 De) © van buiten met talrijke kleine schubjes of wratachtige verhevenheden; steeds zonder melksap: alleen in het hoog- gebergte groeiende boom. (Myrica) Fam. 66 Myricaceae. Vaak melksap bevattend; mannelijke bloemen bijna nooit in katjes; vrucht van: buiten niet met schubjes en niet met wratachtige verhevenheden, maar glad of bijna glad of behaard; boomen, die bijna alle in de laagvlakte of in lagere bergstreken groeien. Fam. 64 Urticaceae. ‚ Hartvormige bladeren en een tusschen de stijlen openspringende _doos- vrucht R AAE Fam. 58 Datisceae. Niet ‚ Besvrucht; veel meeldraden (Bennetia, Khen Fam. 5 Bixaceaê. Steenvrucht: 2—8 meeldraden. é 5 ‚ 228. Mannelijke bloemen in kluwens, welke tot afgebroken, vertakte aren ver- eenigd zijn … . (Platea) Fam. 20 Olacacea. Mannelijke bloemen in niet-afgebroken enkelvoudige of vertakte aren. 4 (Hemieyclia, Antidesma) Fam. 65 Euphorbiacea®. (58) Vliezige, 5—6-hokkige en 5--6- hoekige, schotverbrekende _doos- vrucht. ; as dea) Fam. 25 RE Niet 250. . Meeldraden keine en wenti, | Fam. 15 Sterouliaceaë- NE kn en 255 Groep MHI. 251. Veel 2-lobbige, 2-hokkige zeer kleine doosvruchten, welke tot een eigenaar- dige, op een kleine stekelige pijnap- pelachtige vrucht vergroeid zijn; zaden schildvormig; eitjes talrijk (rasamala-boom) … (Altingia) Fam, 51 Hamamelideae. Niet é s î 5 É ° Reek 252. Meeldraden 12—veel; boomen soms gedoornd en steeds zonder melksap ; vrucht met de stempels gekroonde (niet openspringende) bes. (Flacourtia) Fam. 5 Bixaceae. Meeldraden 1— veel; boomen nooit ge- doornd soms met melksap; een vrucht soms openspringend en niet altijd een door de stempels gekroonde hes d : ’ ‚ Fam. 65 Euphorbiaceae. Groep IV, 256 GROEP IV. MONOCOTYLEDONES. 255. Stam holen geleed, in stoelen groeiend. (Bamboe) Fam. 71 Gramineae. NBE it À ‚254. 254. Stam òf boven òf beneden òf boven en beneden meer dan eenmaal vorksgewijze vertakt. N 3 ‚255. Stam òf in het geheel niet òf slechte eenmaal vertakt (Palmen). À Fam. 69 Falmae. to ot Oe ‚ Bladrand gezaagd of met scherpe ste- keltjes „__… (Pandanus) Fam. 70 Pandanea®. Bladrand niet gezaagd en zonder scherpe stekeltjes. ._(Cordyline) Fam. 68 Liliaceae. 457 Groep V. GROEP V. GYMNOSPERMAE. 256. Bladeren vedervormig ingesneden en meer dan 1 Meter lang. . (Cycas) Fam. 75 Cycadeae. Niet ; ate 257. De vrouwelijke bloemen 5— veel bijeen in kransen geplaatst; bladeren nooit lijn-of naaldvormig en altijd tegen- overgesteld . é „ (Gnetum) Fam. 75 Gnetaceae. De vrouwelijke bloemen òf alleenstaan- de òf slechts 2 bijeen geplaatst, uooit in 5—veel-bloemige kransen ; bladeren soms lijn-of naaldvormig en zelden tegenovergesteld. (Podocarpus) Fam. 74 Coniferae. Groep Vi. 258 GROEP VI. CRYPTOGAMAE. 258. Hiertoe boomvormig en wildgroeiend op Java alleen . ë „ Fam. 76. Filicineaé. Rand en to ee no . Stijl ontbrekend. Niet ; ' 259 TWEEDE LIJST. Fam. 1-3. SLEUTEL TOT DE GESLACHTEN. entend PHANERORGAMAE ANGIOSPERMAE POROGAMAE sive ACROGAMAE. DICOTYLEDONES POLYPETALAE. 1. DILLENIACEAE. . Zaden zonder zaadrok (soms in vrucht- moes) ER Zaden met vleezigen zaadrok 2. MAGNOLIACEAE. . Stamperdrager (gynophorum) gesteeld. Stamperdrager zittend ‚ Elk vruchtblad met twee zaadknoppen. (Aromadendron). Elk vruchtblad met 6—veel zaadknop- pen 3. ANONACEAE. ‚ Zaadknoppen in elken stamper 6—veel. Zaadknoppen in elken stamper minder dan 6 a NN . e . Dillenia. Wormia. Michelia. Talauma. Manglietia. Stelechocar pus. Orophea. A Fam. 3 260 5. Bloembladen in den knop dakpansge- wijze dekkend k d â „ __Bocagea. Niet à ee 5 , 4. Bloemkroovnplooiing open; bloembleden in zeer jonge bloemknoppen kleps- gewijze aaneensluitend, in oude | bloemknoppen elkander volstrekt niet rakend. Bloemkroonplooiing Ebm vioetdbiet: den in jonge en oude bloemknoppen met de randen aan elkander liggend 5. Zaadknoppen in elken stamper 2—S8, één-rijig . , À è : „_Unona. Zaadknoppen in elken stamper veel, twee-rijig 6. Besvruchten Baard niet onderling vergroeid. „Cananga. Besvruchten tot een soiokklae Küng schijnvrucht vergroeid 8 „_Ararocarpus. 7. Bloembladen ongelijk groot Alle re den enn of ne slk groot . 8. Binnenste bloembladen boven samen- _ kom end Binnenste kldiiahieden in Gelk toestand boven niet samenkomend, _ echter in de jeugd met de randen onderling samenhangend. ë „ _Miliasa. 9. Zaadknoppen in elken stamper 6 —veel Niet de: EN „ae de Pe f Ss ne emd ek a een 2 ‚ Bladeren afvallend; 261 helmbindsel duide- lijk verlengd Bladeren blijvend ; helmbindsel liekna ‚ Meeldraden lijnvormig-langwerpig. Meeldraden wigvormig ‚ Vrucht openspringend Niet ‚ 4—S8 zaadknoppen in elken stamper. 2 zaadknoppen in elken stamper. ‚ Bloembladen alle vlak of de binnenste gewelfd (Guatteria). Bloembladen dike hol À 4. CAPPARIDEAE. . Bladeren 5-tallig (samengesteld) . _.… (Niebuhriù). Bladeren enkelvoudig. 5. BIXACEAE. . Bloembladen aanwezig Niet 2. Meeldraden 4—8 Meeldraden veel 5. Kelk 2—5-deelig of in 2—5 slippen 4. Bes zeer groot; onregelmatig en Kelkbladen 4 . « ter rAoe van een kinderhoofd _ Bes nogal klein; ter prc van een hus Fam. 3—5. Saccopetalum. Mitrephora. Goriothalamus. Marsyopetalum. 19. 14. Alphonsea. Anaxagorea. Polyalthia. Popowia. Crataeva. Capparis. | ed Ge - Scolopia. Fam. 510. 262 5. Kelkbladen 3 05 & desrlok „_Bennetia. Niet . 6. Eierstok 2—8-hokkig; stam meestal ge- doornd „_Flacourtia. Eierstok 1-hokkig ; saas nooit jehnoidù Xylosma. 6. PITTOSPOREAE, Hiertoe alleen het geslacht S „_ Pittosporum. 1. POLYGALACAE. Hiertoe alleen het geslacht é „_Xanthopbyllum. 8. HYPERICACEAE. Hiertoe alleen het geslacht (Tridesmis) Cratoxylon. 9. GUTTIFERAE. 1. Vrucht min of meer sikkelvormig ge- kroond _. 5 . (Calysaccion) Ochrocarpus. Niet. ; . to „ Leerachtige bes en zaden met moesachti- gen zaadrok, Rn heren Garcinia. Niet. 5 . k ot Steenvrucht (niet openspringend) „_Calophyllum. Houtige openspringende doosvrucht; op Java waarschijnlijk niet wildgroeiend. Mesua. 10. TERNSTROEMIACEAE. mand . Alle of enkele bloemstelen met 5 —veel bloemen . é Saurauja. Alle bloemstelen met en hiene: ’ bloemen meestal alleenstaande bel 12 oi Vrucht openspringend i ° 4. Zaden gevleugeld , ; Ad Laden niet gevleugeld . (Calpandria). Camellia. 5, Doosvrucht platkogelvormig ì „_Schima. Doosvrucht langwerpig eirond. (Polyspora) Gordonia. 6. Helmdraden dicht behaard . 5 „_ Adinandra. Niet. d é ' ; 8 7. Zaadknoppen 2—4 in elk eierstokhok je ; en 8. 265 Fam. 10-12. . Helmknoppen bewegelijk (antherae versatiles) Helmknoppen onbewegelijk (antherae basifixae) . . Vrucht niet openspringend. _. __. Pyrenaria. bloemen soms tweeslachtig „_Ternstroemia. Zaadknoppen veel in elk eierstokhokje; bloemen steeds eenslachtig ‚ Eurya. Il. DIPTEROCARPEAE, . Meeldraden meer dan 15 .… i ‚ _Dipterocarpus. Meeldraden 10—15 . ‚ Meeldraden 15 .… : © 3 ‚ Vatica. Meeldraden 10 … : e s ‚ _Doona. 12. MALVACEAE. . Vrucht zeer groot (kinderhoofdgrootte) buiten vol sterke stekels; zaden met een vleezigen, sterkriekenden zaadrok. Durio. Niet . Vrucht binnen met kapok gevuld …. Bombax. ME > Fam. 12--13.- 964 bed Kd ad or e kid ler) _…Ì oo 9, Stijl aan den top verdeeld. Stijl aan den top niet verdeeld. 13. STERCULIACEAE. ‚ Bloembladen ontbrekend .… Bloembladen aanwezig Helmknoppen 10—15 Helmknoppen 4—5 . „ Openspringende niet altijd gevleugelde doosvruchten. (Peroeymbium Firmiana). Niet sn steeds LER vruchten. ‘ 4 helmknoppen . 5 helmknoppen . ‚ Zaden langgevleugeld. Niet. ‚ Eindelingsche pluimen met zeer veel bloemen . Okselstandige hawn it weinig bloemen; bloemen soms alleenstaande in de bladoksels . Vrucht opgeblazen, buiten glad, vliezig. Niet. „ Vrucht min of meer houtachtig, kogel- haren Niet. vormig; dicht bedekt met borstelige Vracht geheel, of aan den top, open- springend, nooit spiraalsgewijze ge- wonden. _ . hd * EN à Hibiscus. Thespesia. * 5 5. á. Sterculia. Tarrietia. Tetradia. Heritiera. 6. vi Reevesia. Pterospermum. Kleinhovia. Commersonia. d 9, * à e 10. _— Kam 12 ei Ed asf ep) Ee 265 Vrucht in het geheel niet opensprin- gend, vaak spiraalsgewijze gewonden. Vrucht buiten niet-langharig. (Visenia). Vruchten buiten langharig. 14. TILIACEAE. . Vrucht met gevleugelde randen Niet. . Vracht openspringend . Niet. . Zaden met dichten haarkrans omgeven. Zaden niet met een haarkrans. ‚ Vrucht eenzadig Vrucht veelzadig Kelk blijvend, vliezig, stervormig uit- gespreid : Niet.  ‚ Vrucht buiten dicht met scherpe stekels bezet. Niet. Helmknoppen overlangs openspringend ; bladeren aan den voet soms 5—9-nervig. Helmknoppen alleen aan den top open- springend, bladeren nooit 5—9-nervig aan den voet. (Acronodia, Monoceras). 15. GERANIACEAE. Hiertoe alleen het geslacht. … Fam. 13-15, Helicteres. Melochia. Abroma. Trichospermum. Columbia. Pentace. Diplofractum. Schoutenia. Echinocarpus. Grewia. Averrhoa. Fam. 16. 266 1. id or Ee bd ie ar bead 9, Niet . Bladeren gevind 16. RUTACEAE. Rijpe vrucht o penspringend en bestaande uit 1—4 bijeenzittende erwtgroote splitvruchten . Niet. Bladeren afwisselend; takken vaak ge- doornd 7 d x À Bladeren tegenovergesteld, takken naoit gewapend (Philagonta, Zanthoxylon), Bloemen gemengdslachtig, 4 lange en 4 korte meeldraden; ongewapend, en 8S-hoekige, viltige schijf ‚ Elk eierstokhokje met veel eitjes . Elk eierstokhokje met 1—2 eitjes Bladeren 5-tallig Stijl blijvend . Niet 7 Á 3 Elk eierstokhokje met 1 eitje iet . A À Helmdraden priemvormig, aan den voet verbreed; bes 2—5-hokkig; eierstok gesteeld ; meeldraden 8—10 ; zaadlob- ben platbol . ì „… … (Cookia). Niet 5 s jk Laadlobben gevouwen en ineengedraaid (Cook). El Zaadlobben plat-bol-> Zanthoxylon. Evodia. Acronychia. Feronia. Aegle. Glycosmis. Limonia. feed - to Ea en ed ar and et 267 17. SIMARUBACEAE. Meeldraden in gelijk aantal als de bloem- bladen Niet 1-5 bijeenzittende steenvruchten. 4 bijeenzittende steenvruchten .… 18. BURSERACEAE. „ Jonge boomen en jonge loten gedoornd. Steeds ongedoornd Schijf kringvormig of uit afzonderlijke klieren bestaande. _. (Canariopsis) Schijf gelijkmatig den kelk van binnen bekleedende. 19. MELIACEAE. ‚ Meeldraden niet tot een buis vergroeid Meeldraden tot een buis vergroeid. Zaden gevleugeld Zaden ongevleugeld . Zaden met dun kiemwit; bladeren soms dubbelgevind Fam. 17-19. Picrasma. Samadera. Brucea. Protium. Canarium. Garuga. Cedrela. Walsura. Zaden zonder Beier bieren en enkelvoudig gevind . Vrucht veelzadig : eierstok 5—8-hokkig. Vrucht eenzadig; eierstok 5-hokkig Bloembladen in den knop gedraaid; uit- sluitend in strandmoerassen groeiend. j (Xylocarpus) Niet . Ae Melia. Fam. 19-20. 268 a vleezige zaadrok é Bloembladen 5; elnkoppen 10; ge- leiachtige zaadrok é 2. Besvrucht eenhokkig … Hokverbrekende doosvrucht. 20. OLACACEAE, 1, Bierstok 5—5-hokkig , Eierstok 1—2-hokkig ; H t ., . Hen Sandoricum. Dysoxylum. Chisocheton. Aglaia. 6. Alle bladeren 5- Ea Niet . _ 7. Schijf buisvormig; stijl lang . ì Schijf ontbrekend of re kort; stijl nooit lang 8. Meestal 2 eitjes in elk eierstokhokje ; helmknoppen 4—10; kelk soms spletig ; schijf nooit zeer kort. : (Epicharis, Hartighsia, Didymochiton, Gomochiton). Meestal 1 eitje in elk eierstokhokje ; helm- knoppen 8—10; kelk nooit spletig; schijf soms zeer kort 9, Helmknoppen geheel of grootendeels in de meeldradenbuis besloten . Niet. 10, Helmknoppen steeds 5. Niet 11, Bloembladen 5—5; helmknoppen 6—10; 10. 12. te ei Ee kid _ to or s 269 ‚ Steen met netvormig verspreide holten Niet Eierstok 1-hokkig, bloemen tweehuizig Eierstok onvolkomen 2-hokkig; bloemen tweeslachtig of gemengslachtig. (Chariessa) ‚ Bloembladen van binnen langharig Niet . . Schijf ringvormig of ontbrekend . (Stemonurus, ETR Schijf napvormig. 21. ILCACEAE. Hiertoe alleen het geslacht . . (Prinos) 22. CELASTRACEAE. . Steenvrucht (niet ne met veel steenkernen Doosvrucht (vaak bat lope : ‚In elk eierstokhokje 4 eitjes. In elk eierstokje 2 eitjes . Bladeren afwisselend 5 . (Catha) Niet f 4 5 4 Bloembladen vrij. ' Platea. Villarezia. Mappia- Gomphandra. Stemonurus. Siphonodon. Led Lophopetalum. é Pee Gymnosporia. Euonymus. Bloembladen onderling min of meer _— vergroeid . k „ (Paracelastrus) 23. RHAMNACEAE. Hiertoe alleen het geslacht. _ » Mierotropis. Zizyphus. Fam: 24-25. 270 a Lo heh, E ne id eig Pe 24. AMPELIDEAE. Hiertoe alleen het geslacht. 25. SAPINDACEAE. . Vliezige 5-hokkige, tolvormige, schot- verbrekend openspringende _doos- vrucht; bladeren enkelvoudig. Niet Langgevleugelde vleugelvruchten (sa- marae) Niet 1—2 wijd uiteenstaande vleugel- vrachten; bladeren enkelvoudig 1—5 wijd uiteenstaande vleugelvruch- ten; bladeren samengesteld „Bloemen duidelijk onregelmatig Bloemen regelmatig of bijna regelmatig Bladeren 5—-ö-tallig . (Schmiedelia) Bladeren gevind î Eierstokhokjes met 2—veel eitjes Eierstokhokjes elk met 1 eitje Elk eierstokhokje met 2 eitjes; vrucht openspringend Elk eierstokhokje met meer P du Wetljes: vrucht niet openspringend Openspringende vrucht . Niet openspringende vrucht Leea. Dodonaea. Acer. Atalaya. Allophyllus. Erioglossum. Harpullía. Turpinia. ed eN kn) DN ot DN — ie 971 Fam. 25. Kelkbladen 4--5, zelden 5 of 6, breed- dakpansgewijze dekkend … d (Arytera, Mischocarpus, Ledsdopotala) Cupania. Kelk 4—5-lobbig ; met lobben, die in den knop smal-dakpansgewijze dekken of klepsgewijze aaneensluiten „__Ratonia. . Kelkbladen in 2 rijen breed-dakpans- gewijze dekkend, de 2 buitenste het kleinst Kelk 4—5-tandig t- doei of - „spletig ‘he in den knop klepsgewijze aaneensluitend of smaldakpansgewijze dekkend . Vrucht in 1—4 nootjes uiteenvallend of diep gelobd À ê d : é zh Niet. …. É : É . Zaden zonder zaadrok 8 : k 15. Zaden met zaadrok . (Otophora) Capura. Nootjes van buiten dichtbezet met py- ramide-vormige knobbels ' „_Xerospermum. Nootjes van buiten glad; een zeep- achtige stof bevattende, welke met water sterk schuimt - „_Sapindas. , Bloembladen van binnen boven den nagel met 2 schubjes … : Jagera. Bloembladen van binnen boven don nagel met 1 schubje Schubje rde groot kapvormig; steen- vrucht. „_Lepisanthes. Schubje klein; lederschlige train .__Anomasanthes. Fam. 252%. 273 16. Vrucht in 1—4 nootjes uiteenvallend of diep gelobd . Vrucht niet diep gelohd en niet in nootjes uiteenvallend 17. 1—5 leerachtige nootjes, die van bui- ten veelal met knobbels, doorns, wratten of weeke stekels dicht bezet zijn 1—5 we Hootjen, die van Salles steeds glad zijn „__ (Arina) 26. SABIACEAE. Hiertoe alleen het geslacht 27. ANACARDIACEAE. 1 Bladeren gevind. Bladeren enkelvoudig. 2 Vrucht plat kogelvormig van buiten met enkele knobbels Vrucht eivormig; van buiten PE (Evia) 5. Vruchtsteel aangezwollen Niet . 4, 1 stijl met 5-lobbigen stempel . 5 uiteenstaande stijlen 5. Kelkbladen onderling tot een soort bloemscheede vergroeid, welke met kleppen of onregelmatig openspringt of eindelijk dee of vem wordt: Nieke. : kl 17, Schleichera. Nephelium. Pometia. Meliosma. 8 3 … Dracontomelum. Spondias. á. 5. Melanochyla Semecarpus Glat Ns 275 Fam. 22-28, Vruchtbare meeldraden 1—2 ; de overige meeldraden zonder helmknoppen (in enkele of in alle bloemen) „Mangifera. Vruchtbare meeldraden 5—12 (in alle bloemen). ) : à À Ô ú de 1, 5—b5 vruchtbare meeldraden .__Bonea. 6—12 vruchtbare meeldraden. . à dihikt te 8. 4—6 vrije stampers. : ' „__Buchanania. 1 stamper ’ . (Buchananta) Campnosperma. en ed cr End kid 28. LEGUMINOSEAE. . Of veel meeldraden òf schroefvormig gedraaide peulen; of beide . (5) _Mimoseae. Niet . jk k î d é 5 En 9 onderling min of meer vergroeide meeldraden en 1 meeldraad vrij (in volkomen ontwikkelde bloemen). (5) Papilionaceae verae. 10 of minder, onderling geheel of bijna geheel vrije, meeldraden, die veelal zeer ongelijk lang zijn (in volkomen ontwikkelde bloemen). à (3) _Caesalpinieae. . Mimoseae (veel meeldraden of gedraaide peulen of beide) … : é : ek Papilionaceae verae (9 ii haak draden en 1 vrij of ontbrekend) . Ee Caesalpinieae (10 of minder ongelijk lange vrije meeldraden). : À Sy . Meeldraden meer dan 10, meestal veel ' eas Meeldraden 5 of 10 . à Ô Ì : é El Ze . Peul gedraaid of gewonden. _. __. Pithecolobium. iet . . * . à . . . . EN 6. Fam. 28. 6. Takken gedoornd Takken ongedoornd Bloemen in cylindervormige aren. 7. Bloemen trossen Niet 8. Bloemen in hoofdjes . 9 bloemen ; alleen aan groeiend aangetroffen De 9 meeldraden op Di eriede wijze onderling vergroeid; peul niet altijd bol- zandig te Ee strand in lange dunne aarvormige of et À 5) Kleine boomheester met kanariegele rozekransvormige peulen en 8 der meeldraden onderling slechts weinig vergroeid; tot dusver op Java wild- rozekransvormig; niet altijd alleen wildgroeiend Java _ ken) aan enkele peulen). DN _ Niet ee pe bladeren Niet. 15. Eierstok met 2 eitjes; en trossen ‚ Peul sterk gevleugeld de ‚ Peul 1-zadig (alle peulen) . Peul met 2 of meer zaden (alle of. kust van Steunblaadjes aan de Aran der jonge . Acacia. Albizzia. Adenanthera. Parkia. Dierostachys. Sophora, Pterocarpus. Pongamia. 13. 275 Eierstok met meer dan 2 eitjes; oksel- standige of eindelingsche pluimen of bijschermen. 14, Peul recht of zwakgebogen, nooit sikkelvormig of vleugelvormig . Peul vleugelvormig of sikkelvormig 15. Bladeren 5-tallig ' ' : Bladeren gevind. . (Kiesera) 16. Steunblaadjes aan de bladspil ( beden Zonder steunblaadjes aan de bladspil . 17. (5) Bladeren enkelvoudig Bladeren samengesteld . 18, Blaadjes onderling vergroeid tot een schijnbaar enkelvoudig omgekeerd hartvormig blad ._Piliostigma) Blaadjes niet onderling vergroeid 19. Dubbelgevinde bladeren. _(Caesalpinia) Bladeren enkelgevind _20. Zonder bloembladen 1 of meer bloembladeren aanwezig. Fam. 28. Dalbergia. Erythrina. Tephrosia. Desmodium. Dalbergia. Inocarpus. Bauhinia. Peltophorum. 21. 5—2 vruchtbare meeldraden, zaden met kiem wit 5—9 vruchtbare moakn zaden zonder kiem wit 22. Met 1 bloemblad. Met meer dan 1 eni Saracâ. ak Fam. 2S--30. pd} t2 & 12 ag en . to ei na . ts _t er! ; ‚ Eierstok met 2 eitjes Eierstok met meer dan 2 eije Fed „ Eierstok met veel eitjes; 5 vruchtbare en 7 onvruchtbare meeldraden. (Jn!sia) Eierstok met weinig (meer dan 2 eitjes) ; 7 vruchtbare en 5 onvruchtbare meel- draden „ Peul éénzadig kort, dik, van buiten dicht bezet met wratachtige verhe- venheden Peul met meer dan 1 hield) van bui- ten glad 29. ROSACEAE. Vruchtbeginsel geheel of half onderstan- dig; vrucht door blijvenden kelk om- geven. Niet . 5 é Hokjes van de steenkern van binnen dichtwollig behaard Niet . En 5 „ Steenkern beenhard, kelk 5-lobbig Steenkern korstachtig, kelk 5—10 tan- dig ê 30. SAXIFRAGACEAE. Buitenste kelk bladeren van de onvrucht- bare bloemen bloembladachtig , zeer groot, mh en blijvend EN À é í Sindora. Afzelia. Pahudia. Cynometra. Cassia. Photinia. Parinarium. Prunus. Pygeum. 4 d E E 8 À É 2. Bladeren enkelvoudig . Bladeren gevind 5. Bloembladen 4 Bloembladen 5 31. HAMAMELIDEAE. Alleen het geslacht . (Liguidambar) 32. RHIZOPHOREAE. 1. Zaden vóór het afvallen (aan den boom) ontkiemend Zaden niet aan den hort ontkiehtad 2. Kelk 4-deelig Niet . 5. Kelk 8—14-deelig … (Kanilia) iet : , à î 4, Vruchtbeginsel t-hokkig . Vruchtbeginsel 5-hokkig 5. Elk eierstokhokje met 2 eitjes; bloem- bladen 5—8 ; Elk at met 4 eitjes; prm bladen 4—5. Á 5 i 33, COMBRETACEAE. 1. 2 kelkslippen, die na de vruchtzetting vergroot zijn tot vleugels iet … hae 2. Kelkbuis rolrond, niet boven den eier- stok verlengd; meeldraden 10. Fam. 30-33, Weinmannia. Polyosma. Itea. Altingia. Rhizophora. Bruguiera. Kandelia. Ceriops. Carallia. Gynotroches. Gyrocarpus. Terminalia. Fam. 33-35. 218 ek to kt | ® led lez) mn Le -Kelkbuis boven den eierstok versmald en een weinig daarboven verlengd; meeldraden 5 of 10 34. MYRTACEAE. Openspringende doosvrucht Niet openspringende vrucht (bes of steen- vrucht) ‚ Meeldraden in bundels Meeldraden vrij ‚ Bladeren tegenovergesteld Bladeren afwisselend Bladeren 5-nervig Bladeren vinnervig Stempel zeer klein of ontbrekend (Syzygium, Jambosa, Jossinia, Macromyrtus , Caryophyllus) Stempel kogel- en schildvormig (Nelitris) ‚Bes 1-zadig; 2—8 eitjes in elk eier- stokhokje Bes met meer dan 1 a: veel eitjes in elk eierstokhokje 35. MELASTOMACEAE. ‚ Everstok 1-hokkig . …_(Lyndenia) Niet . ‚ Kelk van buiten met wratten, doorns of stekels à ' S : Kelk van buiten zonder wratten, doorns of stekels . Lumnitzera. beh Melaleuca. Leptospermum. Rhodamnia. Eugenia. Decaspermum. Barriogtonia. Planchonia- Memecylon. Kibessia. Astronia. ee to kek | ae kml md oi 279 36. LYTHRACEAE. ‚Een (niet openspringende) besvrucht Een openspringende doosvrucht ‚. Meeldraden meer dan 12 Meeldraden 4 —12 ‚ Nog al kleine, breed gevleugelde zaden Zaden uiterst klein, zaagselvormig, smal gevleugeld 4—5 meeldraden . (Menslovia) 12 meeldraden : 31. SAMYDACEAE. ‚ Zonder bloembladen: Kelk met 4—6 lobben Met 6—7 boi” die op balk bladen gelijken; kelk met 6—7 lobben. (Blackwellia). 38. DATISCEAE. Hiertoe alleen het geslacht 39. ARALIACEAE, Eierstok 1-hokkig met 1 eitje . Niet à À Bladeren 2- of 5-maal gevind en ge- doornde stam . __. _ (Nothopanaz) iet … 5 Ô Ö 7 à . Kiemwit gelijkmatig (niet pend Kiemwit uitgevreten . Fam. 36-39. Sonneratia. Lagerstroemia. Duabanga. Crypteronia. Pemphis. Casearia. Homalium. Tetrameles. Arthrophyllum. : Panax. hed Fam. 39-42. 280 4. Bloemstelen onder de bloemen geleed en 2—5 Meter lange, gevinde bla- deren met geleden doin hege Polyscias. Niet . i é , í k BE 5. Bladeren samengesteld . (Paratropia) Heptapleurum. Bladeren enkelvoudig . : 6. Eierstok 2-hokkig : à „ _Horsfieldia. Bierstok 7—12-hokkig E „_Trevesia. 7. Bloemsteeltjes onder de bloemen geleed. Macropanax. Bloemsteeltjes niet geleed. (Macropanar) Brassaiopsis. 40. CORNACEAE. 1. Bloemen eenslachtig . (Agatisanthes , cetslbciadnis: Nyssa. Bloemen 2-slachtig k À : SN 2. Bloembladen kort; stijl kort _. „ _Mastixia. Bloembladen lang, riemvormig; stijl lang. : an Dd 5. Kiemwit gelijkmatig ; bloembladen 4—S8; eierstok 1—5-hokkig à „ _Marlea. Kiemwit uitgevreten; bloembladen 5—10; eierstok 1-hokkig . _Alangium. DICOTYLEDONES GAMOPETALAE. 41. CAPRIFOLIACEAE. Hiertoe alleen het geslacht „Viburnum. 42. RUBIACEAE. 1. Bloeiwijze een hoofdje. : io Bloeiwijze geen hoofdje . nr, vt De age oon neerdalen dek enn ii al at nd in or den St er} go 281 Bloemhoofdje zeer ijl Bloemhoofdje dicht of zeer pe dicht : Slechts weinige, 5 centimeter in door- snede hebbende, vruchten op elk bloemhoofdje Niet . . Kelkbuizen onderling ineen vloeiend Kelkbuizen onderling vrij of onderling licht samenhangend . . Elk eierstokhokje met veel eitjes . Elk eierstokhokje met 1 eitje . Eierstok boven 4-hokkig en onder 2- hokkig. ._(Nauclea) Eierstok hen: en out 2-hokkig (Nauclea) Geene of uiterst kleine schutblaadjes; bloemkroon in den knop klepsgewijze aaneensluitend of min dekkend Schutblaadjes desi aanwezig, niet zeer klein, doch kafbladachtig; bloem- Zuccarinia. Cephalanthus. Anthoecephalus. Sarcocephalus. Nauclea. kroon in den knop ven aan- eensluitend . Kelkbuis lang prismatisch met 5 korte of lange lobben . (Nauclea) Kelkbuis kort, eivormig of omgekeerd- kegelvormig met 5 nin korte tanden. Ô Ô . _(Nauclea) Adina. Stephegyne. Fam. 42. 282 9, (1) Eierstok 1-hokkig ek ed Eed EN _ ho DN or Ed Eed _ s Deed ke st Eierstok niet 1-hokkig Eierstok 4—9-hokkig. Eierstok 2—5-hokkig. . Elk eierstokhokje met 1—2 eitjes. Elk eierstokhokje met veel eitjes. ind ‚ Vrucht met meer dan 5 steenkernen Vrucht met 1—2 één- of meer-hokkige kernen . 54 steenkernen; 4 meeldraden; bloe- men steeds ha stijl zonder takken 5 4—9 steenkernen; 46 athens bloemen soms onilichtig: stijl met 4—9 korte takken „ Bloemkroonlobben 4—6 (meestal 5) en buiten meestal met een aanhangsel. Bloemkroonlobben 4—9 en zonder een aanhangsel aan de buitenzijde Elk eierstokhokje met 1 eitje. ' Elk hokje van den eierstok met 2—veel eitjes „ Bloemkroonslippen in den knop dicht ineen gedraaid . Bloemkroonslippen in ae hepsgewiz aaneensluitende. Steunblaadjes zeer groot . : e Steunblaadjes klein , _ . (Pavetta) Gardenia. Randia. Litosanthes. Lasianthus- Vanguiera. Guettarda. Pavetta. Ixora. ik 15. B ee he ze ne en hdd 285 18, Vrucht een ete bes. hen Steenvrucht 19. De gekneusde twijgen verspreiden een opvallenden stank . . . (Dyosmia) Be gekneusde twijgen stinken niet opvallend ‘ : 192, Slijl met 2 armen … „_(Grumilea) Stijl niet met 2 armen. (Vanguiera p. p.) 20. Zaden gevleugeld; vrucht openspringend . Zaden niet gevleugeld; vrucht al of niet operspringend 21. Zaden met een breeden, aan weers- zijden verlengden, vaas ver- scheurden vleugel. Zaden zonder vleugel of met een zeer smallen vleugel 22, Bloeiwijze okselstandig . …. .… Bloeiwijze eindelingsch 25. Bloemen in aren; stijl met 2 armen . Bloemen alleenstaande, in bundels of tuilen; stijl niet met 2 armen, maar met knots- of spoelvormigen of 2- landigen stempel _. ee 24, 2-hokkige bes … : : See À M 8 Fa danduenekt (Stylocoryna) 43. COMPOSITAE, 1. Bladeren aan de onderzijde dicht zijde- achtig behaard. Bladeren ‘aan de pihtertijde hiet dicht zijde-achtig behaard. . Fam. 42-43. Chasalia. 19. Saprosma. 192. Psychotria. Canthium. to Le Hymenodiction. Wendlandia, ts te Petunga. Randia. Webera. Wendlandia. Gnaphalium. Vernonia. lean ot Fam, 44-46. 284 me 9 Â, on and to | 44. VACCIACEAE. Hiertoe alleen het geslacht . 45. MYRSINACEAE. ‚ Vrucht cylindrisch en hoornvormig ge- kroond Niet . Eierstok en vrucht geheel of bijna onderstandig Eierstok en vrucht geet bövelanaidig Stempel spits; eitjes talrijk. Stempel stomp; eitjes niet talrijk Helmknoppen in den bloemknop tot een korte buis vergroeid Helmknoppen in den bloemknop onder- ling vrij 46. SAPOTACEAE. . Bloemkroonlobben met 2 groote rug- standige aanhangsels Bloemkroonlobben zonder tande aanhangsels ' Bloemkroonlobben in gelijk aantal als de kelkdeelen . Bloemkroonlobben in het dibbele : aan- tal der kelkdeelen „ Bloemen steeds paalde zaden zonder kiemwit Niet . 5 À g . Vaccinium. Aegiceras. Myrsine. Climacandra. Ardisia. Mimusops. Palaquium. A OPEET EET nt á. 5. 1. jm 2. Î. 285 Staminodiën aanwezig. Staminodiën ontbrekend Zaden zonder kiemwit; zaadlobben dik. (Bassia) Zaden met kiemwit; zaadlobben dun. (Bassia) 47. EBENACEAE. Kelk- en bloemkroon-lobben 5; eierstok- hokjes 5; __. __. (Rhipidostigma) Kelk 4—6-tandig of -lobbig; eierstok- hokjes bijna altijd 4— veel. (Leucoxylum, drs 48. STYTRACEAE. Meeldraden 10 . Meeldraden meer dan 10 (talrijk) 49. OLEACEAE, ‚ Vleugelvrucht met langen hen en bladen dubbel- geen Ë : iet. N ’ ' Bloembladeren òf geheel vrij òf paars- gewijze onderling verbonden (Chionanthus) Bloemkroon typisch vergroeidbladig . Binnenvruchtwand beenhard of steen- hard. (Stereoderma) Binnen vlale ad vliezig of korstachtig. (Visiania) 50. APOCTNEAE. Zaden met zaadpluis. … … … Zaden zonder zaadpluis . …. … Fam. 42-50. Sideroxylon. Chrysophyllum. Illipe. Payena. Diospyros. Styrax. Symplocos. Fraxinus. Linociera. Fam. 50. 286 2. Aanhechting van het zaadpluis aan beide zijden van het zaad. . _Alstonia. Niet . et . Zaadpluis alleen aan den top van het zaad „__Strophanthus. Zaadpluis hrieait” aan de voet van het zaad 4. Bloemkroon (van binnen) met een of meer kroonschubben . Wrightia. Bloemkroon zonder kroonaökublian: . Kickzia. ke ‚ Kelk van binnen met klieren Kelk van binnen zonder klieren „Vrucht ter grootte van een erwt —__. Haunteria. 6. Bloeiwijze axillair of pseudo-terminaal. Orchipeda. Bloeiwijze terminaal pseudo-axillair. Tabernaemontana. 7. Schijf aanwezig. „8. Schijf ontbrekend ‚10. 8. Schijf vertegenwoordigd door 2 schubjes aan den voet van den stamper. __. Kopsia- NM dn 1 ' À : . ‚9. 9. Kiemwit effen, niet uitgevreten. (Ophioxylon, Cyr rligkrie) Rauwolfia. Kiemwit uitgevreten . . Alyxia. 10. Bladeren afwisselend of verspreid _ . Cerbera. Bladeren tegenovergesteld of in schijnkransen. 1. 11. Alle bladeren tegenovergesteld. i 12. Alle of enkele blederen in schijnkransen. kat 12. Vrucht ter grootte van een kippenei . Ochrosia. mi ot aal to or pn kel = Le 287 Fam. 50-—50bis. ‚ Vrucht ter grootte van een kippenei. Vrucht ter grootte van een erwt 50bis. APOCYNEAE. VOLGENS Dr. Th. VALETON. (!) . Droge openspringende vruchten. Vleezige vruchten ‚ Vrucht dubbel; alleen aan de buikzijde openspringend; vruchtwand houtach- tig, zeer dik. Vrucht enkel of dubbel met twee bleue achtige of houtachtige tig open- springend Zaden plat, haarkuif aan beide uiteinden. Zaden rolrond, van boven zonder haar- kuif. . Haarkuif owgekeerd aan een zeer breek- baar uitsteeksel van het zaad bevestigd. Haarkuif niet omgekeerd, aan het zaad zelf bevestigd . ‚ Vrucht -hokkig meerzadig. Vrucht -hokkig, -of 2-zadig; of ank hokkig, 2—6-zadig 6 Vruchtholte centraal, groot, met zeer talrijke zaden . Vruchtholte klein harten. id dan 25 zaden. Steenvrucht met zeer dikken houtig- vezeligen vruchtwand, droog . : (1) Zie moot (1) op blz. 220. Ochrosia. Alyxia. « 5. Strophanthus. 5. Alstonia RER OC Kickxia. Wrightia 6. A Orchipeda. Tabernaemontana. ee Fam. 50bis—51. 288 8. rd _N ken} r_n _N hd Dees to mand to Steenvrucht met vleezigen vruchtwand of besvrucht (in gedroogden toestand is de wand leerachtig) . Vrucht met twee zeer knobbelige steenen (door mislukking soms één steen) … Vrucht met een gn steen of bes- vrucht . Vrucht met zeer dikken steenwand, tweehokkig, 4—6-zadig . Vrucht met zeer dunnen steenwand- of besvrucht . ‚ Zaad zonder kiemwit, vleezige zaad- lobben, vrucht op den bloembodem, zittend Zaad met kiemwit, irlieht op den bloem- bodem gesteeld Steenvrucht met dunnen steenwand, één zaad, kiemwit ingevreten . Besvrucht, één of twee zaden, kiemwit _ niet ingevreten, ‚ Zaden met vleezige zaadlobben, zonder kiemwit . î Zaden met era bekeken. A withoudend sl LOGANIACEAE. ‚ Met 2 kleppen openspringende doosvrucht. Een (niet openspringende) besvrucht. Bloemkroonslippen in den knop wrd gewijze aaneensluitend 8. Rauwolfia. g, Ochrosia. 10. Kopsia. Men Alyxia. Hunteria. Cerbera. Ochrosia. 3. 5. „ Bloemkroonslippen in den knopgedraaid. Geniostoma- er me to | ed 389 „ Bloemkroonslippen in den knop gedraaid. Bloemkroonslippen in den knop kleps- gewijze aaneensluitend 52. BORAGINEAE. . Stijl aan den top onverdeeld en met een 2-lobbigen stempelring Stijl zonder stempelring aan laa top en 2- of 2 X 2-spletig … . Stijl 2 X 2-spletig aan den top; kelk blij- vend, na de vruchtzetting soms ver- groot . Stijl 2-spletig aan den (ops kelk oat afvallend, na de vruchtzetting nooit vergroot . N . ' . 53. SOLANEAE. Hiertoe alleen het geslacht. 54. BIGNONIACEAE. . Kleppen van de doosvrucht parallel aan de richting van het tusschen- schot; vrucht %/—1 Meter lang bij 6—10 cM. breed. …. (Calosanthes) Vrucht òf smaller òf korter; kleppen van de doosvrucht dwars gericht op het tusschenschot ‚ Vrucht plat; alleen aan de kust groeiende boom . Vrucht zuiver rolrond of nog al rol- rond; zeer zelden aan de kust groeien- de boom . __. _. _ (Spadodea) Fam. 51-54. Fagraea. Strychnos. Tournefortia. Cordia. Solanum. Oroxylum. Dolichandrone. Fam. 55. « 390 k. te si ad St ker) nd 55. VERBENACEAE. Bladeren gevind en 0,5—1 Meter of meer lang ‚ Peronema. Bladeren vakalwoailig of hale niet gevind ‚ Strandmoerasboom met aan den boom kiemende zaden „_Avicennia. Zaden nooit aan den boom onee boomen niet of zelden in strandmoe- rassen wildgroeiend ' ' Vrucht met 2—4 steenkernen .… Vrucht met 1 steenkern … 5 ' . Alle bloemen met 4 meeldraden. ‚ _Callicarpa. Alle bloemen met 5 of 6 meeldraden. Geuusia. „ Vrucht omhuld door den opgeblazen vliezigen kelk . à k à „_Tectona. Niet . 8 : „ Bloemkroonlobben 4, die bijna even groot zijn : , B „__Premna. Bloemkroonlobben 5, die soms zeer ongelijk groot zijn. „ Bladeren steeds enkelvoudig ; meeldraden niet boven de bloemkroon uitstekende. Gmeliaa. Bladeren zelden enkelvoudig, meestal tallig; meeldraden boven de bloem- kroon uitstekende é é . Vitex. ne Rnd to er pe 1 201 Fam. 56 -5ó. DricOTYLEDONES MONOCHLAMIDEAE. 56. NYCTAGINACEAE. Hiertoe alleen het geslacht 517. MYRISTICACEAE, Hiertoe alleen het geslacht . 58. MONIMIACEAE. ‚ Steenvrucht ingesloten door het bloem- dek. d à é „_(Ambora) Steenvrucht niet door het bloemdek ingesloten 59, LAURACEAE. ‚ Helmknoppen openspringende door dwarsgerichte kleppen _. if Helmknoppen openspringende dre op- waarts gedraaide kleppen ‚ Álle helmknoppen naar binnen open- springende De meeldraden der ze rij met it hebk je: pen, die naar buiten openspringen. ‚ Helmknoppen met 2 hokjes. Cophriiu Helmknoppen met 4 hokjes Bloemen ingesloten in dicht dakpans- gewijze dekkende schutblaadjes Pisonia. Myristica. Tambourissa. Kibara. Hernandia. Lindera. Actinodaphne. er Fam. 59. 992 Bloemen niet ingesloten in dicht dak- pansgewijze dekkende schutblaadjes, maar in schermen, die aan hun voet een omwindsel (van schutblaadjes) dragen . (Tetranthera, Polyadenia, Glabraria, Cylicodaphne, Lepidadenia Litsaea. 5. Helmknoppen met 4-hokjes Helmknoppen met 1—2 (meestal 2) nooit met 4 hokjes 8 à 6. Bloemdek geheel afvallend en vruchtsteel gezwollen Alseodaphne. Bloemdek geheel of to deel blijvends vruchtsteel niet altijd gezwollen 7. Bloemdek geheel blijvend (ook de bloemdeklobben) … Bloemdek slechts ten deele blijvende (met afvallende bloemdeklobben) (Parthenoxylon) Cinnamomum. ren rens bij de vrucht rechtop- „ Phoebe. Bremst bi de ierk terug geslagen. d Machilus. 9, Vrucht geheel ingesloten in de bloem- dekbuis .… »__… (Caryodaphne) Cryptocarya. Niet nk dte 10 10. 5 vruchtbare meeldraden . .… ___, Endiandra. 9 vruchtbare meeldraden . Ô 4 8 ë 295 11, Vruchtsteel gezwollen; staminodiën ont- En mn man to ct . brekend of zeer onvolkomen of on- duidelijk … (Haasia, Cyanodaphne) Vruchtsteel niet gezwollen ; staminodiën nog al volkomen en duidelijk. 60. PROTEACEAE. Hiertoe alleen het geslacht . 61. THYMELAEACEAE. . Meeldraden 10; eierstok 2-hokkig. Meeldraden veel; eierstok 4—5-hokkig. 62. SANTALACEAE. . Bloeiwijze eindelingsch en okselstandig ; bladeren nooit afwisselend j Bloeiwijze alleen okselstandig; bladeren soms afwisselend 63. EUPHORBIACEAE. ‚In elk hokje van den eierstok 2 eitjes In elk hokje van den eierstok 1 eitje . Kelkslippen in den ihooinkiop dak pans- gewijze dekkend Kelkslippen in den vlsiknan Mops wijze aaneensluitende Bladeren 5-tallig. Bladeren enkelvoudig 4. Vrucht spoedig of later openspringend, droog of met een vleezig of sappig epicarpium ; zonder bloembladen … Fam. 59-63. Dehaasia. Befhaehuitodin. Helicia. Aquilaria. Gonystylus. Santalum. Exocarpus. Bischofia. à ® . Fam. 63. Î 9 9À Vrucht niet openspringend, steenvrucht- of besachtig; soms, wanneer vrucht overrijp is, onregelmatig bars- tend, maar niet openspringend ‚ 5, Schijf ontbrekend î . Schijf aanwezig. 6. Zaad met vleezig omhulsel (steeds (£) of meestal) Niet 7. Zaadhuid korstachtig. (Glochidionopsis) Zaadhuid vliezig .… ._(Melanthesa) 8. Bloemen zeer klein of klein . Bloemen groot. ee groot en 2—5-deelig 10. Bloemen in trossen of aren (Ö vaak in katjes) Bloemen Oe of in kwab ek Rand ‚ Zaden il een zaadrok (arillus) Zaden zonder zaadrok . en 19 . Eierstok 1-hokkig __ Bierstok 2—5-hokkig . À . „ Rudimentaire stamper (in de & bloe- men) ontbrekend. (Emblica, Reidra, Ceramanthus, Anisonema, Scepasma Rudimentaire stamper (in de £ bloemen) (Pirardia , Adenocrepis, sti 10. 6. 8. Aporosa. fj Glochidion. Breynia. À / 1% .__Actinophila. Phyllauthus. Fluggea. Aken in Baccaurea. Antidesma _— ot DN nd ee ban . Eierstok 1-hokkig 295 Mannelijke bloemen uiterst klein en in dichtbloemige aren . É k Ì (Leiocarpus , Tetractinostigma) Mannelijke bloemen klein en in tossen. ‚ Stempel of stempels plat en verbreed Stempels niet verbreed en niet afgeplat. Eierstok 2—4-hokkig. (Dodecastemon) (2) Eierstok 2-hokkig; steenvrucht . (Briedelia) Eierstok 5-hokkig, openspringende doos- vrucht : „ _(Nunopetalum) (1) Kelkslippen of kelkbladen in den bloemknop klepsgewijze aaneenslui- tende (hoogst zelden de toppen der kelkslippen soms iets dakpansgewijze dekkend) ‚ Kelkbladen of kelkslippen in den bloem- Enca oo ë knop dakpansgewijze dekkend Bloembladen aanwezig; of indien deze niet aanwezig zijn met hypogyne klieren tegenover de kelkslippen Zonder bloembladen . „ Bloemen in pluimen … k Bloemen in aren of trossen. __ … _« ‚ Helmknoppen met 2 hokjes, die alleen aan hun basis verbonden zijn 5 Helmknoppen met 2—4 hokjes, die zijdelings door een smal of breed helmbindsel verbonden zijn . _ « Fam. 6ô. Aporosa. Daphniphyllum. . . . 15, Breynia. ‚. Hemicyclia. Cyclostemon. „ Briedelia. Cleisthanthus. N 18. at. 19. 20. Croton. ‚21: Oe 23. pe 1 te m te _l 29. Bloemen in pluimen .… Fam. 63. 296 21. Stijlen onverdeeld Stijlen zeer lang, ventiapel a uitge- vreten Helmknoppen met 5—4 hokjes . Helmknoppen met 2 hokjes ‚Stijlen in tweeën verdeeld en zeer lang Stijlen onverdeeld A : N (Mappa , Pachystemon) „ Meeldraden 4 (Pseudotrewia, Apar setes Meeldraden veel. À à A Meeldraden ingeplant rondom een naak- te schijf en bladeren steeds tegen- overgesteld Niet . „ Meeldraden centraal ingeplant; bladeren soms afwisselend; bloeit niet bladerloos. (Rottlera, Melanolepis, Plagianthera) Meeldraden niet (?) centraal ingeplant; bladeren steeds tegenovergesteld; bloeit bladerloos : 5 ‚ (17) Bloembladen aanwezig of indien deze ontbreken hypogyne klieren te- genover de kelkslippen . Bloembladen ontbrekend . Openspringende droge doosvrucht Een niet openspringende steenvrucht . Bloemen in aren of trossen Claoxylon. Acalypha. Cleidion. Macarauga. Alchornea. Coelodiscus. Trewia. Galearea. Ostodes. ‚25. ‚ 26. en 5 ae ln de te ne BW File 297 Fam. 63-—63bis, or df Helmdraden onderling vrij; 15—50 meel- draden ê Helmdraden tot een zuiltje vergroeid ; 5—20 meeldraden . ò ° 51, 15—20 meeldraden 5—b meeldraden. 52. 2—5 meeldraden. 4—20 of meer sie ‚ 10 of meer meeldraden 48 meeldraden ot ken | 55, Tegenover de bladeren geplaatste bloem- kluwens; vrucht 5- an Niet . 55. Mannelijke bloemen in ijle pluimen; meeldraden 10—18. Mannelijke bloemen in trossen; meel- draden 5—10. 56, Tweelobbige vrucht. „ (Carumbium) Niet € hie . . … . En vr ze Platkogelvormige vrucht met 6 naden; schijf door kleine klieren vertegen- woordigd. ‘ Drielobbige vrucht; schijf hnekeed. 63bis. EUPHORBIACEAE. VOLGENS Dr. J.G. BOERLAGE. (1) „ Meeldraden tegenover de deelen van den kelk of van den buitensten krans van het bloemdek. In elk hokje 2 eitjes (Phyllantheae). bk. _(£) Zie boven in de »Inleiding”. Kaan Codiaeum. 4 Paracroton. Trigonostemon. Exoecaria. ah. co . 3 6 . Geloninm. 56. ‚ Elataeriospermum. Cheilosa. Homalanthus. of Cheilosa. Coelodepas. ae Fam. 63bis. 298 Meeldraden met de deelen van den kelk afwisselend. In elk hokje van den eierstok 1 eitje (Crofoneae) Meeldraden tegenover de deelen van den kelk, In elk hokje van den eierstok 1 eitje. Bloembladen aanwezig. Bloe- men tweehuizig in zeer lange dunne trossen 2. Bloemen met een bloemkroon. Bladeren afwisselend onverdeeld; £ bloemen in kluwens in de bladoksels; Q alleen- staand .… Bloemen wênder bihonnrasd 5. Kelk klepsgewijze aaneensluitend Kelk dakpansgewijze dekkend 4. Eierstok 2-hokkig. Bes- (of steen-?) vrucht met 2 kernen Eierstok 5-hokkig. Ee € gsplie vrucht k jn 5, 5 Bloemen in kluwens of korte bij- schermen; niet in lange aren of aarvormige trossen. Bladeren onver- deeld of drietallig . & Bloemen in aren of hagen kin. sen. Bladeren onverdeeld 6. Bladeren onverdeeld . Bladeren drietallig _. 7, Meeldraden meestal t-rijig. Stijlen dun. Vrucht uit 2-kleppige kluisjes be- staande of een driehokkige bes 14, Galearia. …% 5. 3 4 á, Actephila. Bridelia. Cleisthanthus. 6. à 6 ii. a Je Bischofia. e 5 a terras Sente en we, Ad ent > oo DN en} ode to ee or nd ws i — kp 299 Meeldraden meestal veel. Stijlen breed. Steenvrucht À Tweekleppige kluisjes Driehokkige bes Meeldraden 5. Meeldraden 5 tot een zuil sels : ‚ Eierstok 1-hokkig Eierstok 2—4-hokkig Eierstok 1-hokkig Eierstok 2—5-hokkig „ Rudimentaire eierstok aanwezig;  en Q bloemen in dunne trossen of dunne aren. Stijlen dik; kortgelobd . Rudimentaire eierstok ontbreekt. . $ Katjes dicht; Q aren kort. Stijlen 2espletig . & en & trossen be Stijlen viveraesia: „ Bloemen met bloembladen. Bloemen zonder bloembladen „ Bloemen in vertakte bijschermen; dikwijls een vrouwelijke door meer- dere mannelijke bloemen omgeven (Jatropheae) … Bloemen in trossen of aren „ Kelk dakpansgewijze dekkend. Meel- draden 10; 2—5-kluizige doosvrucht. Kelk klepsgewijze aaneensluitend. Meel- draden veel. Steenvrucht (1) op Java miet wildgroeiend, S. H. K. ) Fam. 63bis, ‚0 Phyllanthus. ‚ à eik Fluggea. Breynia. Hemicyclia. Cyclostemon. Antidesma. 12. Baccaurea. 15, Aporosa. Daphnipbyllum. 1 . 20. 16. 14 Jatropha. (1) Aleurites. Fam. 63bis. 500 17, eN Go ik kde) Trossen of aren eindelingsch. Helm- knoppen in de knop omgekeerd (Eu-Crotoneae) Trossen of aren meestal ‘okssletinaig Helmknoppen in den knop is _ (Chrozophoreae) . ‚ Helmdraden tot een zuil vergroeid. Helmdraden vrij. Meeldraden 15—50. ‚ Meeldraden 5—5 Meeldraden 15—20 . „ Kelk vóór den bloei gesloten. Kelk klein vóór den bloei geopend (Hippomaneae) . „ Bloemen groot in ine einde- lingsche trossen Bloemen in okselstandige aren, en of kluwens Kelk klepsgewijze aaneensluitend (Acalypheue) Kelk dakpansgewijze dekkend (Gelonieae) ‚ Helmdraden onverdeeld; veel of weinig Helmdraden herhaaldelijk vertakt „ Helmknoppen 5-hokkig. Helmknoppen 5—4-hokkig . Helmknoppen met kogelvormige: of omgekeerd eivormige hokjes. Meeldra- den talrijk. Bloembladachtige schijf- schubben onder den eierstok en tus- schen de meeldraden (1) Op Java niet wildgroeiend. (S.H.K.). Croton. 18. , ë 19. Ostodes. Trigonostemon. Paraecroton. ak cok Manihot. (!) 922, ‘SD Gelonium. v ab Ricinus. (£) a 50. Claoxylon. to lerd to li ts go to kde) 501 Fam. 63bis—64. Helmknoppen met gesteelde langwerpige of lijnvormige; ten slotte bochtige, aan den top openspringende hokjes. Meeldraden 8. Vrouwelijke bloemen binnen een bladachtig schutblad Helmknoppen met tegen het helmbindsel aangegroeide langwerpige hokjes. ‚ Meeldraden in gering aantal Se Meeldraden meer dan 15 . Helmdraden dik vergroeid met een rudimentairen eierstok op den top der zuil Helmdraden vrij of ie aan hs basis vergroeid. Geen rudimentaire eierstok. „ Hooge schijfvormige bloembodem in het midden der mannelijke bloem. Meeldraden centraali . Vleezige doosvrucht . Niet vleezige doosvrucht; Sd, met stekels of wratten of schubben 50. Stijlen lang 2-spletig Stijlen kort onverdeeld 51. Meeldraden veel : : : k Meeldraden 1—5. 52. Kelkbladen van de & bloem 4—5. Emad Aren of trossen eindelingsch . Kelk van de & bloem 5-deelig. Aren of trossen okselstandig . 64. URTICACEAE. Bladeren met brandharen; brandend op de huid. Niet . : . Acalypha. 26. AR 28. Coelodepas. Alchornea. Coelodiscus. … 29, Trewia. Mallotus. Cleidion. Macaranga. Homalanthus. an Sapium. Exoecaria. Laportea. 8 3. Fam, 64. 503 or ed ke » zp > ed DN am t 2. Een vijgvrucht. (Urostigma, Synoecia, Pogonotrophe , Covellia) Ficus. Niet . : d i ; 3 S é iK . Stam of takken gedoornd i é é RN Niet . è k 3 ë ° í k & Helmdraden in den knop omgeslagen . (Maclura) Cudrania. Helmdraden in den knop recht _. ; Hen ‚ Bracteeën groot, $ bloemen in tj (of kluwens?) „__Phyllochlamys. Bracteeën klein, 5 bidens in trossen. Taxotropis. Melksap; veel of weinig aanwezig . k ke Sap waterachtig; geen melksap : ’ ih Elke $ bloem met 1 meeldraad _ Artocarpus. Elke £ bloem met meer dan 1 meeldraad . 7 OS, Helmdraden in den knop recht . . _Antiaris. Helmdraden in den knop omgeslagen 5 meeldraden in elke & bloem . „‚__Pseudostreblus. 5 meeldraden in elke £ bloem . „_Sloetia: 4 meeldraden in elke & bloem 7 a : … 10, „@ bloemen in kogelronde hoofdjes _. Broussonnetia. Q bloemen alleenstaande . _ . „_Streblus. ‚ Helmdraden in den knop recht; niet | omgeslagen : ; v 14 Helmdraden in den blasi omge- slagen . ì 3 3 ‘ k de Kelkslippen dakpansgewijze dekkend... _- 45. Kelkslippen kleppig; steunblaadjes on- dga derling vrij _. __. __ … (Sponta) Trema. Jd. | maal __ len) St End tE ek > wek hed ‚ Steunblaadjes onderling vrij : (enso Celtis. 505 Niet . Bladeren 5-nervig Bladeren vinnervig . . Bloemdek nul of bijna nul Mebel ee iel eine . Bloemkluwens tot pluimen vereenigd . Bloemkluwens alleenstaande in de blad- deksels of in korte trossen of bij- schermen Bloemdek van de rijpe vruchten droog en vliezig of korstachtig Bloemdek der rijpe vruchten min of meer vliezig . „ Stempel afvallend. Stempel blijvend. ‚ Vruchtbeginsel vrij Vruchtbeginsel met botidek vergroeid. Fam. 646%. Parasponia. « dahan Gironniera. Maoutia. Leucosyke. Pouzolzia. Boehmeéria. Pipturus. Stempel bijna schildvormig. (Oreoenide) Viltebrunea. Stempel penseelvormig . (Morocarpus) 65. JUGLANDEAE. Hiertoe alleen het geslacht é €6. MYRICACEEE. Hiertoe alleen het geslacht. _. 67. CUPULIFERAE. Vrucht omhulse buiten dicht met lange stekels tet po kastanje) (Castanca) Castanopsis. — Vrucht iet Debregeasia. Engelhardtia. Myrica. Quercus. 20. Fam. 68-69. 504 eN or s MonocOTYLEDONES. 68. LILIACEAE. Hiertoe alleen het geslacht. (Dracaena) 69. PALMAE. ‚ Vrucht van buiten geheel met regel- matig geplaatste schubben bedekt Vrucht niet geheel met schubben bedekt, maar van buiten geheel of ten deele glad Stam dicht gedoornd Stam ongedoornd. ‚ Stam dichtgedoornd; vrouwelijke bloe- men steeds met 6 staminodiën Stam niet dichtgedoornd; vrouwelijke bloemen òf zonder òf met 5 stami- nodiën Bladeren waaiervormig (waaierpalmen) Bladeren niet waaiervormig, meestal vedervormig (vederpalmen). Bloemen eenslachtig . Bloemen tweeslachtig . Stijl 1 . - . . gorges tore) etn Cordyline. Metroxylon. Oncoperma. Caryota. Borassus. an „1 505 Fam. 691. ‚ Vrucht veel grooter dan een kippenei, meestal zoo groot als een kinderhoofd. Cocos. Vrucht zoo groot als of kleiner dan een kippenei ' fa ’ ee 8. 5—6 meeldraden : 8 „Areca. 10—veel meeldraden ú 4 é f ee 9, Kiemwit effen; niet uitgevreten. ‚ _Arenga. Kiemwit uitgevreten . ‘ k 410. 0. Eierstok 1-hokkig … À À „__Ptychosperma. Eierstok 5-hokkig … ; : . _Caryota. 70. PANDANEAE. Hiertoe alleen het geslacht ’ „__Pandanus. 71. _GRAMINEAE. 1. Buitenlaag van den vruchtwand vliezig k en to kh, Buitenlaag van den vruchtwand niet vliezig, maar korstachtig of beenhard . : ee . Meeldraden onderling vrij. 3 „__Bambusa. ar Meeldraden onderling vergroeid ‚ Alleen de eindbloem van elke bloeiwijze is vruchtbaar k i ê .__Oxynanthera. Niet alleen de eindbloem der bloeiwijzen is vruchtbaar . > : „ _Gigantochloa. „Elk bloemaartje met 2—veel bloemen. Dendrocalamus. Elk bloemaartje slechts met 1 bloem. Schizostachyum. Fam. €2. 506 PHANEROGAMAE ANGIOSPERMAE CHALAZOGAMAE. 12. CASUARINEAE. Hiertoe alleen het geslacht, Ö „__Casuarineae. GyYMNOSPERMAE. | 13. GNETACEAE, Hiertoe alleen het geslacht. 14, CONIFERAE. Hiertoe alleen het geslacht. 15. CTCADACEAE, Hiertoe alleen het geslacht. Fam. 235. Gnetum. Podocarpus. Cycas. Fam. 26. 508 CRYPTOGAMAE CORMOPHYTA. 16. FILICINEAE. 1. Elk sporangiën-hoopje (sorus) aan den voet een dekvliesje, dat min of meer op een napje gelijkt en het sporan- giën-hoopje min of meer omhult. Alle sporangiën-hoopjes geheel zonder dekvliesje , k 2. Sporangiën-hoopjes op de bladnerven of in de oksels van de bladnerven ge- zeten, nooit in den bladrand. Sporangiën-hoopjes aan het uiteinde van de bladnerven in den bladrand gezeten. k . (Dicksonia) Balantium. Alsophila. Cyathea. ed NASCHRIFT. Ruim 5 jaar geleden stelde ik voor eigen gebruik dezen determinatie-sleutel samen voor de geslachten en familiën der woudboomen van Java; door aanvulling en verbetering ont- stond daaruit de determinatie-sleutel, welke hier gepubliceerd wordt. Die publicatie geschiedt niet, omdat ik vermeen, dat de inhoud niets meer te wenschen overlaat, maar omdat vele mijner collega’s en andere personen, die belangstellen in de kennis der woudboomen van Java, vooral in den laatsten tijd sterk bij mij op de publicatie er van aandrongen. Vooral door de verschijning van de uitstekende, in het Hollandsch geschreven, Handleiding tot de kennis der #lora van Nederlandsch-Indië van Dr. J. G. Borrvace is de algemeene belangstelling in de indische plantenwereld en de gelegenheid tot studie ook voor niet-botanici aanzienlijk vermeerderd en is de behoefte tot een determinatie-sleutel grooter geworden; nl. tot een sleutel, waarmede men in Boernrace en Miover den weg kan vinden, ook dan, wanneer men er niet in slaagt om met behulp van niet-dichotome (wetenschappelijke) tabellen in deze _ beide of andere botanische werken de namen van familie __en geslacht te vinden. Met recht zou dus deze arbeid een sleutel genoemd moge __ worden tot de standaardwerken van Bornracr en Miquer, voorzoover betreft de familiën en geslachten der woudboomen __van Java, terwijl daarbij niet over het hoofd gezien mag worden, dat deze sleutel niet meer is dan een eerste proef om de studie van Java's woudboomen meer voor ieder toe- gankelijk te maken. ETR 510 Moge de publicatie van dezen sleutel bijdragen tot een ruim en veelvuldig gebruik van de Handleiding van Dr. Boerrace en de Flora van MiroverL, en zoodoende tot het verkrijgen van meer algemeene en betere kennis der woudboomen van Java — een vermeerdering van kennis, die voor de wetenschap en de praktijk beide nog rijke vruchten zal afwerpen. RAE td ld a Ee Bd ES ALPHABETISCHE LIJST DER GESLACHTEN (EN SYNONIEMEN) EN FAMILIËN DER WOUDBOOMEN VAN JAVA. A. Abroma, Jacq; Sterculiaceae. 13 (*). Acacia, Willd; Leguminosae. 28. Acalypha, Linn.; Euphorbiaceae, 63. Acer, Linn.; Sapindaceae. 25. Acronodia . Blume [Elaeocarpus); Tiliaceae. 14. yehia, Forst.; Rutaceae. 16 Actephila, Muell. Arg.; Euphorbiaceae. 63. Adenanthera, Linn. ; Leguminosae. 28. ocrepis, Blume (Baccaurea); Euphorbiaceae. 63. Adina, Salisb.; Rubiaceae. 42. Aegiceras, Gaertn.; Myrsinaceae. 45. Aegle, Correa; Rutaceae. 16. Alzelia, Sm; Leguminosae. 28. Agatisanthes, Blume [Nyssa]; Cornaceae. 40. Aglaia, Lour.; Meliaceae. 19. _ Ailanthus, Desf.; Simarubaceae. 17, Alangium, Lam.; Cornaceae. oi Albizzia, Durazz.; Leguminosae, 28. Alchornea, Swartz; Euphorbiaceae. 63. Aleurites, Forst. ; Euphorbiaceae. 63. Allophylus, Lian. vragmgamse à Sapindaceae, 25. nonaceae. à. Alphonsea, Hf. et T Alseodaphne, Nees; beki 50, U) Het nummer achter den familienaam duidt het rangnummer aan van elke familie in de »Tweene List” Op blz. 259 en vgg. — Door dat nummer kan men de familie in die hijst dadelijk — De syaoniemen zijn cursief gedrukt, 512 Alsodeia, P. et Thouars; Violaceae. 4a. Alsophila, Brown; Filicineae. 76. Alstonia, Brown; Apocynaceae. 50. Altingia, Noronha [Liquidambar]; Hamamelideae, 31. Alyxia, R. Br.; Apocynaceae. 50. Amaracarpus, Bl. ; Rubiaceae. 42. Ambora-Juss. [Tambourissa} Monimiaceae. 58. Amoora, Roxb.; Meliaceae, 19. Ampelideae. 24. Anacardiaceae. 27. Anaxagorea, St. Hill; Anonaceac. 3. Anisonema, A. Juss. [Phylanthus); Euphorbiaceae. 63. Anomasanthes, Blume; Sapindaceae. 25. Anonaceae. 5. Anthoecephalus, Rich.; Rubiaceae. 42. Antiaris, Linn.; Urticaceae. 64. Antidesma, Linn; Euphorbiaceae. Aparisthmium, Endl. [Alchornea); Eitborbicels: 63. Apocynaceae. 50. Aporosa, Blume; Euphorbiaceae. 63. Aquilaria, Lam.; Thymelaeaceae. 61. Araliaceae. 39. Ararocarpus, Scheff.; Anonaceae. 3. Ardisia, Swarts; Myrsinaceae. 45. ee ap = Fr 5 B 5 Aromadendron, Bl; [Talauma) Magnoliaceae. 2. Arthrophyllam, Blume ; Araliaceae. 39. Artocarpus, Forst; Urticaceae. 64. Arytera, Bl. (Cupania); Sapindaceae. 25. Astronia, Blume; Melastomaceae. 35. _Atalaya, Bl; Sapindaceae. 25. __Averrhoa, Linn.; Geraniaceae. 15. __Avicennia, Linn; Verbenaceae. 55. _ Azadirachta, A. vn: Meliaceae. 19, „515 Bassia, L. [Payena]; Sapotaceae. 46. Bassia, L. (llipe]. Sapotaceae. 46. Bauhinia, Linn.; Leguminosae. 28. Beilschmiedia, Nees; Lauraceac. 59. Bennetia, Miq.; Bixaceae. 5. Bergsmia, Blume; Bixaceae. 5. Bignoniaceae. 54. Bischofia, Blume; Euphorbiaceae, 63. Bixaceae. 5 Blackwellia, Comm. (Homalium); Samydaceae. 37. Bocagea, St, Hill; Anonaceae. 3. Boehmeria, Jacq.; Urticaceae. 64. Bombax, Linn.; Malvaceae. 12. Boragineae. 52. Borassus, Linn.; Palmae, 69. Bouea, Meisn.; Anacardiaceae. 27. Brassaiopsis , : C. et Planch. Araliaceae. 39. Breynia, Forst. ; Euphorbiaceae. 63. Briedelia, oi (Bridelia): iidanbinas. 63. Briedelia, Willd; Euphorbiaceae. 63. Broussonnetia, Vent.; Urticaceae. 64. rucea, Mill.; Simarubaceae. 17. Buchanania Bl. (Campnosperma); Anacardiaceae. 27. Buchanania, Roxb.; Anacardiaceae. Buddleia, Linn., Loganiaceae. 51. Burseraceae. 18. Butea, Roxb.; Leguminosae. 28. C. Caesalpinia, Linn. [Peltophorum); Leguminosae, 28. Calosanthus, Blume [Oroxylum); Bignoniaceac. 54. Calpandria, Blume (Camellia) ; Ternstroemiaceae. 10. a evedvad Wight [Ochrocarpus); Guttiferae. 9. Camellia, Linn.; Ternstroemiaceae. 10 Cam ma, Thw.; Anacardiaceae. 27. Cananga, fd: Anonaceae. 3. Canariopsis, Bl. [Canarium); Burseraceae. 18. Canarium, Linn; Burseraccae. 18. Canthium, Lam ; Rubiaceae. 42. Capparis, Linn.: Capparidaceae. 4, Capparidaceae. 4. Caprifoliaceae. 41. Capura, Blanco; Sapindaceae. 25. Carallia, Roxb.; Rhizophoreae. 32. Carapa, Aubl.; Meliaceae. 19. Cargilia, R. Br. [Diospyros]; Ebenaceae. 47. Carumbium, Rwt. [Homalanthus]; Euphorbiaceae. 63. Caryodaphne, Blume (Cryptocarya]; Lauraceae. 59. Caryophyllus, Tournef. [Eugenia]; Myrtaceae. 34. Caryota, Linn. ; Palmae. 69. Casearia, Jacq.; Samydaceae. 37. Cassia, Linn.; Leguminoseae, 28 Castanea, Gaertn. [Castanopsis]; Cupulilerae. 67. Castanopsis, Spach.; Cupuliferae. 67. Casuarineae. 72. Casuarina, Forst.; Casuarineae. 72. Catha, Forst. [Gymnosporia]; Celastraceae. 22. Cedrela, Linn.; Meliaceae. 19. Celastraceae. 22. Celtis, Linn; Urticaceae. 64. Cephalanthus, Linn.; Rubiaceae Ceramanthus, Hssk. gnd wesen 63. Ceratostachys, Bl. [Nyssa]; Cornaceze Cerbera, Linn.; Apocynaceae. 50. Ceriops, Arn.; Rhizophoreae. 32, Chariessa, Miq. [Villarezia]; Olacaceae. 20. Chasalia, Commers.; Rubiaceae. Cheilosa, Blume; Euphorbiaceae. 63. Chionanthus, Linn. ben Oleaceac. 49. Chisocheton, Blume; Meliaccae Clausena, Burm; Rutaceae. 16. Cleidi Cleisthanthus, Hook.; Euphorbiaceae, 63. Climacandra, Miq.; Myrsinaceae. 45. Codiseum, Rmph. {Willd.]; Euphorbiaceae. 63. 515 Cocos, Linn; Palmae. 69. Coelodepas, Hassk.; Euphorbiaceae. 63. _Coelodiscus, Baill. ; Euphorbiaceae. 63. Columbia, Pers.; Tiliaceae. 14. Combretaceae. 33. Commersonia, Forst.; Sterculiaceae. 13. Cookia, Sonn. [Micromelum); Rutaceae. 16. Cookia, Sonn. (Clausena); Rutaceae. 16. Cordia, Linn.; Boragineae, 52. Cordyline, Comm,; Liliaceae. 68. Cornaceae. 40 Corypha, Linn. ; Palmae. 65. Covellia, Mig. rm. Urticaceae. 64. Crataeva, Linn; Capparidaceae. 4. Crypteronia, Bl; Lythrariaceae. 36. Cryptocarya, Brown.; Lauraceae. 59. Cudrania, Trécul.; Urticaceae. 64. Cupania, Linn.; Sapindaceae. 25. Cupuliferae. 67. Cyanodaphne, Blume [Dehaasia) Lauraceae. 59. Cyathea, Smith; Filicineae, 76. Cycadaceae. 75. Cycas, Linn.; Cycadaceae. 75, Cyclostemon, Blume; Euphorbiaceae. 63. Cynometra, Linn. ; Leguminosae. 28. Cylicodaphne, Nees. (Litsaea); Lauraceae. 59. Cyrtosiphonia, Miq. [Rauwolfiaj; Apocynaceae. 50, D. Dalbergia, Linn.; Leguminosae. 28, Daphnidium, Nees. [Linderaj; Lauraceae. 59. Daphniphyllum, ere, Euphorbiaceae. 63. Batisceae. 35. Debregeasia, Gaud.; Urticaceae. 64. Decaspermum, Forst.; Myrtaceae, 34, 516 Dehaasia, Blume; Lauraceae. 59. Dendrocalamus, Nees: Gramineae. 71. Dendrolobium, Bih. (Desmodium]; Leguminosae. 28. Desmodium, Deso Leguminosae. 28 Dialium, Linn.; Leguminosae. 28. Dichrostachys, D. C. Leguminosae. 28. Didymochiton, Blume [Dysoxylum), Meliaceae. 19. Dillenia, Linn; Dilleniaceae, 1. DBilleniaceae. 1 Diospyros, Linn.; Ebenaceae. 47. Diplophractum, Desf.; Tiliaceae. 14. Diplospora, Korth; Rubiaceae. 42, Bipterocarpaceac. 11, Dipterocarpus, Blume; Dipterocarpaceae, 11. Discostigma , Hassk.; {Garcinia]; Guttiferae. 9. Dodecastemon, Hassk. [Cyclostemon}; Euphorbiaceae. 63. Dodonaea, Linn; Sapindaceae. 25. Dolichandrone, Seem. ; Bignoniaceae. 54. Doona, Thwaites; Dipterocarpaceae. 11. Dracontomelon, Bl; Anacardiaceae. 27. Duabanga, Hamilt.; Lythraceae, 36. Durio, Linn.; Malvaceae. 12. Dyosmia, Korth. [Saprosma); Rubiaceae. 42, Dysorylon, Miq. [Dysoxylum, Bl}; Meliaceze. 19. Dysoxylum, Blume; Meliaceae: 19. Ebenaceae. 47. Echinocarpus, Blume; Tiliaceae. 14. ___Ehretia, Linn; Boragineaë: 52. Elataeriospermum, Bl; Euphorbiaceae. 63. _Embliea, Gaertn. [Phyllanthus); Euphorbiaceae. 6. Endiandra, Brown; Lauraceae. 59. ___Engelhardtia, Linn.; Juglandeae. 65. __Epicharis, Blume gaosgloka) elinsen 19. _Erioglossum, Blume; Sapindaceac Erythrina, Linn.; Leguminosae. ps Eugenia, Linn.; Myrtaceae. 34. 517 Euphorbiaceae. 63. Eupteron , Miq. [Polyscias); Araliaceae. 39, Eurya, Thunb,; Ternstroemiaceae. 10. Evia, Comm. [Spondias]; Anacardiaceae. 27. Evodia, Forst. ; Rutaceae. 16 Evonymus, Linn.; Celastraceae. 22, Excoecaria, Linn.; Fuphorbiaceae. 63. Exocarpus, Labill.; Santalaceae. 62. F. Fagraea, Thunb.; Loganiaceae. 51. Feronia, Correa; Rutaceae. 16. Ficus, Linn.; Urticaceae. ze Filicineae. 76. Firmiana, Marsigl. [Sterculia]; Sterculiaceae. 13. Flacourtia , Comm.; Bixaceae. 5. Fluggea, Willd.; Euphorbiaceae. 63. - Fraxinus, Linn.; Oleaceae. 49. G. Galearia, Zoll.; Euphorbiaceae. 63, Galumpita, Bl. [Gironniera); Urticaceae, 64. Garcinia, Linn ; Guttiferae. 9. Gardenia Linn.; Rubiaceae. 42. Gardenia, Linn. (Randia); Rubiaceae. 42. Geniostoma, Forst.; Loganiaceae. 51. Geraniaceae. 15 Geunsia, Bl; Verbenaceace. 55. Gigantochloa, Kurz; Gramineae. 71. __Gironniera, Guddian:: Urticaceae. 64. Glabraria, Linn. [Litsaea); Lauraceae. 59. Glochidion, Forst.; Euphorbiaceae. 63. Glochidionopsis, Bl. [Glochidion |; Ee 63. _Gluta, Linn.; Anacardiaceae. 27. Glycosmis, Corr. ; Rutaceae. 16. _ Gmelina, Linn.; Verbenaceae. 55. _ Gnaphalium; Compositae. 43. netaceae. 75. Gnetum, Linn.: Gnetaccae. 73. Gomphandra, Wall.; Olacaceae. 20. Goniochiton, Blume {Dysoxlum); Meliaceae. 19, Gonicthalamus, Blume; Anonaceae. 3. Gonystylus, Teijsm. et Binn.; Thymelaeaceae. 61. Gordonia, El; Ternstroemiaceae. 10. Gramineae, 71. Grewia, Linn.; Tiliaceae. 14. Grumilea, Gaertn. [Psychotria); Rubiacese. 42. Guatteria, Bl. [Polyalthiaj; Anonaceae. 3. Guatteria, Ruiv. et Pav. (Marsyopetalum); Anonaceae. 3. SEA: Linn; Rubiaceae. 42. Guttiferae Gymnosporia, Wight et Arn.; Celastraceae. 22. Gynopachys, Bl. rRandiaj; Rubiaceae. 42. Gynotroches, Bl; Rhizophoreae. 32, Gyrocarpus, Jacq.; Combretaceae. 33. H. Haasia, Blume fDehaasiaj; Lauraceae. 59. Homalium, Jacq.; Samydaceae. 39. Mamamelidaceae. 31. Harpullia, Roxb.; Sapindaceae. 25. Harrisonia, Brown; Simarubaceae. 17. Hartighsea, Bl. (Dysoxylum); Meliaceae. 19. Hedycarpus, Jacq. [Baccourea]; Euphorbiaceae. 63. Helicia, Lour.; Proteaceae. 60. Helicteres, Linn.; Sterculiaceae. 13. Hemicyclia, W. et Arn.; Enphorbiaceae. 63. Henslovia, Wall. bege nig 36. Heptapleurum, Gaertn.; Araliac Heritiera, Ait.; Sterculiaceae. en Hibiscus, Linn.; Malvaceae. 12. Homalanthus, A. Juss.; Euphorbiaceae. 63. Horsfieldia, Bl. ; Araliaceae. Hunteria, Roxb.; Apocyneae. 50. Hydrangea, Linn.; Saxifragaceae, 30. Hymenodictyon, Wall. ; Rubiaceae. 42. Hypericaceae. 8. 519 I. lex, Linn; Ilicaceae. 21. Hicaceae. 21. Ilipe, Koenig; Sapotaceae. 46. Inocarpus, Forst.; Legum:nosae. 28. Intsia, Ths. [Afzelia]; Leguminosae. 28. Irina, Blume (Pometiaj; Sapindaceae. 25. Itea, L; Saxifragaceae. 30 Ixora, Linp,; Rubiaceae. 42. J. Jagera, Blume; Sapindaceae. 25. Jambosa, Rumph. (Eugenia); Myrtaceae. 34. dossinia, Comm. (Eugenia); Myrtaceae. 34. Juglandeae. 65. Junghuhnia, Miq. (Codiaeum]; Euphorbiaceae. 63. K. Kandelia, Wight ; Rhizophoreae. 32 Kanilia, Bl. [Bruguiera); Rhizophoreae. 32. Kibara, Endl.; Monimiaceae. 58 Kibessia, DC.; Melastomaceae. 35. Kiekxia, Blume; Apocynaceae. Kiesera, Rwt. [Tephrosia); Lerida. 28. Kleinhovia, Linn.; Sterculiaceae. 13. Kopsia, Blame; Apocynaceae. 50. L. Lactaria, Rumph. |Ochrosia); Apvcynaceae. 50. Lasianthera, P. Beauvois. (Gomphandra); Olacaceae. 20. Lasianthus, Jacq; Rubiaceae. Lasiolepis, Bean. (Harrisonia); Simarubaceae. 17 ___Lauraceae. 59. ___Leea, Linn.; Ampelideae. 24. Leguminosae. 28. 520 Leiocarpus, Bl. [Aporosa); Euphorbiaccae. 63. Lepidadenia, Nees. [Lilsaea); Lauraceae. 59. Lepidopetalum, Bl. [Cupania]: Sapindaceae. 25. Lepisanthes, Blume; Sapindaceae. 25. Leptospermnm, Forst; Myrtaceae. 34. Leucosyke, Zofl. et Mor.; Urticaceae. 64. Leucoxylum, Bl. [Diospyros]; Ebenaceae. 47. Ligustrum, Linn. ; Oleaceae. Liliaceae. 68 Limonia, Linn.; Rutaceae. 16. Lindera, Thunb.; Lauraceae. 59. Linociera, Sw.; Oleaceae. 49. Lithocarpus, Bl. (Quercus): Cupuliferae. 67. Litosanthes, Blume; Rubiaceae. 42. Jitsaea, Lam; Lauraceae. 59. Livistona, R. Brown; Palmae. Loganiaceae. 51 Lophopetalum, Wight; Celastraceae. 22. Lumnitzera, Willd.; Combretaceae. 33. Lyndenia, Z. et M. [Memeeylon]; -(Melastomaceae. 35. Lythraceae, 36. M. Maba, Forst; Ebenaceae. 47. Macaranga, Thouars; Euphorbiaceae. 63. Machilus, Nees; Lauraceae. 59. Maclura, Nut. [Cudrania); Urticaceae. 64. Macromyrtus, Miq. [Eugenia]; Myrtaceae. 34. Macropanax, Miq; Araliaceae. 39. en Macropanaxr, Miq. [Brassaiopsis); Araliaceae. 39. Maesa, Forst; ren en Magnoliacea Mallotus, Lour. ; pbl ed 63. Malvaceae. 12. Manglietia, Blume; Magnoliaceae. 2. Mangifera, Linn ; Anacardiaceae. 27. Maoutia, Wedd.; Urticaceae. 64. Mappa , Juss. Peng Euphorbiaceae. Mappia, Jacq.; Olacacea _Marlea, Roxb.; mend ze Marsyopetalum, Scheff.; Anonaceae. 3, Mastixia, Blume; Cornaceae. 40. Melaleuca, L.; Myrtaceae. 34. Melanochyla, Hook. f.; Anacardiaceae. 27. Melanolepis, Retz. [Mallotus]; Euphorbiaceae. 63. Melanthesa, Bl. [Breynia]; Euphorbiaceae. 63. Melastomaccae. 35 ___Melia, Linn.; Meliaceae. 19. Meliaceae. 19. Meliosma, Blume; Sabiaceae. 26. Melochia, Linn.; Sterculiaceae. 13. Memecylon, Linn.; Melastomacene. 35. EN NE Er necks in EER ECS ar a oe td ii ne RR Sd inn en nek PE AE EN en RRD 4 Michelia, Linn.; Magnoliaceae. 2. Micromelum, Blume; Rutaceae. 16. Microtropis, Wall. ; Celastraceae. 22. Miliusa, Lescben.; Anonaceae. 3. Mimusops, Linn. ; Sapotaceae. 46. Mischocarpus, Bl. (Cupania]; Sapindaceae. 25. Mitrephora, Blume; Anonaceae. 3 oni Ô _ Monoceras, Jacq. (Elaeocarpus); Tiliaceae. 14, Morinda, Linn.; Rubiaceae. 42 Morocarpus. Sieb. et Zuec. (Debregeasia] ; Urticaceae. 64. Murraya, Linn.; Rutaceae. 16. _ Myrica, Linn.; Myricaceae. 66. Myricaceae. 66. _Myristica, Linn.; Myristiceae. 57. yristicaceae. 57. Myrsînaceae. 45. _ Myrsine, Linn. ; Myrsinaceae. 45. Myrtaceae. 34. N. _Nanopetalum, Hook. [Cleisthanthus |; Euphorbiaceae, 63. _Nauclea, L. [Sarcocephalus); Rubiaceae. 42. Nauclea, L. [Anthocephalus]; Rubiaceae. 42. _Nauclea, L. (Adina]; Rubiaceae. 42. _Nauclea, L. [Stephegyne]; Rubiaceae. 42. Nauclea, Linn.; Rubiaceae. 42. Neesia, Bl; Meliaceae. 12. En î Parthenozglon, Blume (Cinnamomum); Lauraceae. 59. 523 Nelitris, Gaertn. [Decaspermum]; Myrtaceae. 34. Nephelium,, Linn. ; Sapindaceae. 25. Niebuhria, D. G. [Capparis]; Capparidacese. 4. Nothopanaz, Miq. (Panax]; Araliaceae, 39. Nyetaginacene. 56. Nyssa, Linn.; Cornaceae, 40. Oo. Ochroearpus, Thouars; Gutuferae. 9. Ochrosia, Juss.; Apoeynaceae. 50. Olacaccae. 20. Olea, Linn; Oleaceae. 49. Oleacecae. 49. Oncosperma, Blume; Palmae. 69. Ophioxylon, Linn. (Rauwolfia); Apocynaceae. 50. Orchipeda, Blume; Apocynaceae. 50 Oreoenide, Mig. (Villebrunea); Urticaceae. 64. Orophea, Blume; Anonaceae. 3. Oroxylum, Vent. Bignoniaceae. 54. Ostodes, Blume ; Euphorbiaceae. 63. Otonychium, Bl. (Harpullia); Sapindaceae. 25. Otophora, Bl. (Capura); Sapindaceae. 25. Oxytenanthera, Munro; Gramineae. 71. laf Pachystemon, Bl. (Macaranga); Euphorbiaceae. 63. Pahudia, Miq; Leguminosae. 28. Palaqium, Blanco; Sapotaceae. 46. Palmae. 69. Parfax, Linn.; Araliaceae. 39. Pandaneae. 70. Pandanus, Linn; Pandaneae. 70. Pangium, Reinw.; Bixaceae, 5. Paracelastrus, Miq. (Mierotropis); Gelastraceae. 22, Paracroton , Mig Euphorbiaceae. 63. _ Paraspornia, Blume; Urticaceae, 64. Paratropia, D. G. CHeptapleurum); Araliaceae. 39. Parinarium, Juss.; Rosaceae. 29. __Parkia, Brown; Leguminoseae. 28. 525 Pavetta, L. (lxorat; Rubiaceae. 42. Pavetta, Linn.: Rubiaceae, 42. Payena, A. D. C; Sapotaccae. 46. Peltophorum, Vag ; Leguminosae. 28. Pemphis, Forst; Lythraceae. 36, Pentace, Massk; Tiliaceae. 14, — Peronema Jack; Verbenaceae. 55, Petalandra, Hassk. (Doona); Dipterocarpaceae. 11, Petunga, D. C.; Rubiaceae, 42. Philagonia, Blume [Evodia!; Rutaceae. 16. oebe, Nees; Lauraceae. 59. Photinia, Lindl; Rosaceae. 29. Phyllanthus, Linn; Euphorbiaceae. 63. Phyllochlamys, Burm; Urticaceae. 64. Picrasma, Blume; Simarubaceae. 17. Pierardia, Bl. (Baccaurea); Euphorbiaceae. 63. Piliostigma, Hoeh he Leguminosae, 28. Pinanga, Bl; Palma Pipturus, Weddell; ge nd 64. Pisonia, Linn; Nyctaginaceae. 56. Pithecolobium , Mart.; Leguminosae. 28. ttosporaceae. 6. Pittosporum, Banks; Pittosporaceae. 6. Plagianthera, Retz. (Mallottus); Euphorbiaceae, 63. Planchonia, Blume; Myrtaceae. 34. Platea, Blume; Olacaceae. 20. Podocarpus, L’Hér. ; Coniferae. 74. Pogonotrophe, Miq. Ficus]; Urticaceae. 64, Polyalthia, Blume; Anonaceae. 3. FPolygalaceae. 7. Polyosma, Blume; Saxifragaceae. 30. Polyscias, Forst; Araliaceae. 39. __Polyspora, G. Don. (Gordonial; Terstroemiaceae, 10. _ Pometia, Forst.; Sapindaceae. 25. Pongamia, Vent. ; Leguminosae. 28. Pouzolzia, Gaud.; Urticaceae. 64. ___ Premna, L.; Verbenaceae. 55. __Prinos, Linn. ; (lex); Nieacese. 21. Proteaceae. 60. Protium, Wight; Burseraceae. 18. Prunus, Lian., Rosaceae. 29, Pryona , Mig. (Crudia]; Leguminosae. 28. Pseudostreblus Bur.; Urticaceae. 64 Pseudotrewia, Miq. (Alchorneal; Euphorbiaceae. 63. Psychotria, Linn. ; Chasalia?; Rubiaceae. 42, Psychotria Linn.; Rubiaceae. 42. Pterocarpus, Linn; Leguminosae. 28. Pteroeymbium, Nees. [Litsacal; Lauraceae. 59. Pterocymbium, R. Brown (Sterculia]; Sterculiaceae. 13 Pterospermum, Schreb.; Sterculiaceae. 13 Ptychosperma, Labill.; Palmae. 69 Putranjiva, Wall. ; Euphorbiaceae. 63. Pygeum, Gaertn.; Rosaceae. 29. Pyrenaria, Blume; Ternstroemiaceae. 10. @Q. Quercus, Linn.; Cupuliferae. 67. Randia, Linn.; Rubiaceae. 42. Ratonia, D. C,; Sapindaceae. 25. Rauwolfia, Linn. ; Apocynaceae. 50. Reevesia, Brown, Sterculiaceae. 13. Reidia, Wight [Phyllanthus); Euphorbiaceae. 63, RKhamnaceae. 23. Rhipidostigma, Hossk. [Maba]; Ebenaceae: 47. Rhizophora, Linn.; Rhizophoreae, 32. Khizophoreae. 32 Rhodamnia, Jack.; Myrtaceae. 34. Rosaceae. 29. Rottlera, Rxb.; (Mallotus); Euphorbiaceae. 63. ceae. Rutaceae. 16. : 5. Sabiaceae. 26 Saccopetalum, Benn.; penn 3. Salmalia, Schott et Endl. (Bombax |; Malvaceae 12. _Samadera, Gaertn.; Simarubaceae, 17, Le | St Samydaceae. 37. Sandoricum, Corr; Meliaceae. 19. Santalaceae. 62. Santalum, Linn; Santalaceae. 62. Sapindaceae. 25. Sapindus, Linn; Sapindaceae. 25. Sapium, P. Br.; Euphorbiaceae. 63. Sapotaceae. 46. Saprosma, Blume; Rubiaceae. 42. Saraca, Linn.; Leguminosae. 28. Sarcocephalus, Afzel.; Rubiaceae. 42. Saurauya, Willd,; Ternstroemiaceae. 10. Saxifragaceae. 30. Scepasma, Bl. [Phyllanthus]; Euphorbiaceae. 63. Schima, Reinw.; Ternstroemiaceae. 10. Schizostachyum, Nees; Gramineae. 71. Schleichera, Willd.; Sapindaceae. 25. Schmidelia, Linn.; Sapindaceae. 25. Schoutenia, Korth.; Tiliaceae. 14. Scolopia, Schreb.; Bixaceae. 5. Semecarpus, Linn.; Anacardiaceae. 27. Simarubaceae Sindora, Miq.; Leguminosae. 28. Sinderoxylon, Linn.; Sapotaceae. 46. Siphonodon, Griff.; Celastraceae. 22. Sloetia, Teysm. et Binn.; Urticaceae. 64, lanaceae. Solanum, Linn. ; Solanaceae, 53. Solenostigma, Endl. (Celtisj; Urticaceae. 64. _ Sonneratia, Linn.; Lythraceae. 36. phora, Linn.; Leguminoseae. 28. Spathodea, Beauv. [Dolichandrone); B'gnoniaceae. 54. Spathodea, Beauv. [Stereospermum!; Bignoniaceae. 54. Spondias, Linn.; Anacardiaceae. Sponia, Comm. [Trema]; Urticaceae. 64. Stalagmites , Murry. [Garcinia); Guttilerac. 9. Stelechocarpus, Blume; Anonaceae. Stemonurus, Bl. [Olacaceae). 20. Stemonurus, Bl. (Gomphandral; clima. 20. Oitaerme Korth; Rubiaceae. 42. Sterculia, Blume; Sterculiaceae. 13. ze 526 Sterculiaceae. 13. Stereoderma, Blume [Oleal; Oleaceae. 49. Stereospermum, Cham. ; Bignoniaceae. 54, Streblus, Lour.; Urticaceae. 64. Strombosia, Blume; Olacaceae. 20. Strophanthus, D. C.; Apocynaceae. 50. Strychnos, Linn.; Loganiaceae. 51. Stylocoryna, Cav. [Webera!; Rubiaceae. 42. Stylocoryna, Cav. [Randiaj; Rubiaceae. 42. Styracaceae. 48 Styrax, Linn.; Styracaceae. 48. Symplocos, Linn. ; Styracaceae, 48. Synoecia, Mig. [Ficus]; Urticaceae. 64. Syzygium, Gaertn. (Eugenia); Myrtaceae. 34. IE. Tabernaemontana, Linn; Apocynaceae. 50. Talauma, Juss.; Magnoliaceae. 2. Tambourissa, Lonn.; Monimiaceae. 58. Taxotrophis, Blume; Urticaceae. 64. Teetona, Linn.; Verbenaceae. 55. Tephrosia, Pers. ; Leguminosae. 28. Terminalia, Linn.; Combretaceae. 33. ei Linn. fil; Ternstroemiaccae. 10. Ternstroemiaceac. 10. ehh Hassk. Aporosaj; Euphorbiaceae. 63. aard rain Sterculiacese. 13. etr rown; e. 3 ferrendidke’ Nees. (Luitsaea); Lauraceae. 59. Thespesia, Corr, Malvaceae. 12. Thymelaeaceae. 61. Tiliaceae. 14. Tournefortia, Linn.; Boragineae. 52, _ Trema, Blume; Urticaceae. 64. ___Trevesia, Vis: Araliaceae. 39. _ _Trewia, Linn.; Euphorbiaceae. 63. Teichospermam, Blume; Tiliaceae. 14, 527 ‚ Tridesmis, Spach. (Cratoxylon!; Hypericaceae. 8. Trigonostemon, Blume; Euphorbiaceae. 63. Turpinia, Vent; Sapindaceae. 25. U. Unona, Linn.; Anonaceae. 3. Urostigma, Miq. [Ficus]; Urticaceae. 64. Urticaceae. 64, v. Vacciniaceac. 44. Vaccinium, Linn,; Vacciniaceae. 44. Vangueria, Juss.; Rubiaceae. 42. Vangueria, Juss. [Canthium); Rubiaceae, 42. Vatica, Linn.; Dipterocarpaceae. 11. Verkbenaceae. 55. Vernonia, Schreb.; Compositae. 42. Viburnum, Linn. ; Caprifoliaceae. 41. Villaresia, Ruiz. et Pav.; Olacaceae. 20. Villebrunea, Gaud.; Urticaceae. 64. olaceae. 4a. Visenia, Houttuyn {Melochia}; Sterculiaceae. 13. Visiania, D. GC. [Ligustrum]; Oleaceae. 49, Vitex, Linn.; Verbenaceae. 55. NV: Walsura, Roxb.; Meliaceae. 19. Webera, Schreb.; Rubiaceae. 19. Weinmannia, Linn. ; Saxifragaceae. 30. Wendlandia, Bartl.; Rubiaceae. 42. ____Wormia, Roxb.; Dilleniaceae. 1. Wrightia, Brown; Apoecynaceae. 50. X. ____Xanthopkyllum, Roxb.; Polygalaceae. 7. ____Xerospermum, Blume; Sapindaceae. 25. ___Xylocarpus, A. Juss. [Carapaì; Meliaceae, 19. __Xylosma, Forst; Bixaceae. 5. 528 Z. Zanthorylon, Linn. [Evodial; Rutaceae. 16. Zanthoxylon, Linn.; Rutaceae. 16. Lizyphus, Juss. ; Rhamnaceze. 23. Zuccarinia, Blume; Rubiaceae, 42. NOTULEN VAN DE VERGADERINGEN DER KONINKLIJKE NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDERLANDSCH-INDIË, GEDURENDE HET TWEEDE HALFJAAR VAN 1892. Vergadering der Directie, gehouden op 22 Juli 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren: Dr. Van per Stok, Mr. Prerens, Dr. Van Bemmeven, BERMAN, Porak en Dr. Froee.. Van Dr. Treva werd bericht van verhindering ontvangen. De notulen der vorige vergadering worden na lezing goed- gekeurd en geteekend. L. Tot Leden worden benoemd de Heeren : S.C. Roest Van Liueure, administrateur van Boijong, Amoerang. H. C. Presser Geervies, chemicus, te Tegal. Van de ledenlijst worden afgevoerd de Heeren : G. P. J. Caspers, A. Van West, Mr. KroepenBunrs , Pangeran Ani Nâr3 Hamiprópsâ, W. Kooman, Reovers, J. A. Waoner, J. G. van pen Dero, G. Gorrmans. ge 550 IL. Wordt voorgelezen een schrijven van het Bestuurslid _ Dr. M. Gresnorr, waarin deze, onder dankbetuiging zijn ont- slag als Lid van het Bestuur verzoekt, terwijl hij tevens voor de Bibliotheek eenige boekwerken aanbiedt. Wordt besloten den Heer Gresnorr mede te deelen dat het Bestuur de aangeboden boekwerken gaarne in bruikleen zal ontvangen. UL. Worden voorgelezen eenige missiven van Prof. Huprecur, rakende zaken van financiëelen aard; worden in handen gesteld van de Heeren Van Bemmeren en Berman. IV. De Heer van Beumeren deelt mede dat zich te Pelaboean aan de Wijnkoopsbaai een gebouwtje bevindt, toebehoorende aan het Gouvernement, hetwelk door wetenschappelijke be- zoekers zeer goed als werk- en logeerlocaal te gebruiken zou zijn, en daarvoor ook wel gebruikt is geworden. Thans zal dat gebouwtje van bestuurswege worden verkocht, en Dr. Van BeuaereN stelt daarom voor dit voor de Vereeni- ging aan te koopen, daar het slechts zeer weinig zal opbrengen. Wordt besloten aan den Resident der Preanger Begentschappen te verzoeken zoo mogelijk dit gebouwtje niet te doen ver- koopen en voor de Nat. Vereeniging te reserveeren. V. Wordt besloten om in te teekenen op het werk dat door Dr. Ovpemans zal worden uitgegeven over de Zeeslang , getiteld: »The Great Sea-Serpent” etc. VI. De Heer Van Bemmeren deelt mede dat door hem in overleg met het lid van het Bestuur van de Maatschappij van Nijverheid en Landbouw belast met het toezicht voor de ge- bouwen, is toegestaan een uitgaaf groot f 200 voor vernieuwing van een vloer in het woonhuis van den Heer Beek. Wordt goedgekeurd. VIL Van Professor A. Wicumaxn is voor de Bibliotheek ont- vangen een afdruk uit Perenmann’s Mittheilungen getiteld: »Die Insel Roti” VIII. De Heer Van Bemmeren deelt mede dat door den Gou- — ) verneur van Celebes en Onderhoorigheden namens den controleur 351 van Saleijer, op daartoe gedaan verzoek van de Nat. Vereeniging een drietal schedels van Sus Celebensis ten behoeve van den Heer Dugors zijn verzonden. Daar er niets meer aan de orde is, sluit de Voorzitter de vergadering. Vergadering gehouden op 23 Augustus 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. Van pen Stok, Dr. Treus, Mr. Piepers, Porak, De. Onnen, Borranp, Herisca, Dr. Van Bemmeren, Berman en Dr. Ficre, benevens een aantal gewone leden. De Voorzitter opent de vergadering en geeft het woord aan den Heer Berman, tol het houden der aangekondigde voordracht »over de meervoudige Telegraphie en den Phonopore van Langdon Davies.” Nadat spreker in korte woorden in herinnering had gebracht wat men door meervoudige telegraphie verstaat, namelijk het seinen langs een draad tegelijkertijd van meer dan een bericht, ging hij over tot de beschrijving der toestellen welke Lancpon Davies heeft uitgedacht om tot dit resultaat te geraken. Hierna noodigde spreker de aanwezigen uit om de toestellen, die in het lokaal waren opgesteld in oogenschouw te nemen, en zich te overtuigen hoe eerst langs de enkele aanwezige lijn met gewone Morse toestellen daarna met den phonopore werd gewerkt, waarna ten slotte met beide toestellen vas Je tijd seinen werden gewisseld. Na afloop dezer voordracht die met aandacht gevolgd werd , _zegt de Voorzitter den Heer Berman dank voor de moeite die hij zich getroost heeft, en bedankt tevens de Heeren telegraphisten die hunne assistentie verleenden. Hierna wordt overgegaan tot het lezen der notulen van de vorige vergadering, welke worden goedgekeurd en geteekend. 1. Vande ledenlijst worden afgevoerd de Heeren : WarrrBakken en Hanreuust, terwijl tot leden benoemd worden de Heeren: 332 W. H. Boecaaror, adjunct-Inspecteur van den Dienst der Post en Telegraphie te Semarang ; M. A. Van per Sprona, idem te Batavin A. M. Harrnoorn, koopman, Batavia. Dr. W. G. Boorsma, Militair Apotheker, Buitenzorg. IL. Wordt gelezen een schrijven van den Heer J. Secuy te Beziers, die adressen wenscht te weten van personen, die zich met de studie van Insecten bezig houden, ten einde met hen een ruiling aan te gaan. Wordt gedeponeerd. IL Evenzoo wordt gedeponeerd een uitnoodiging om het Internationaal Botanische congres in September a. s. te Genua te houden, bij te wonen. IV. Wordt gelezen het extract uit het Register der Besluiten van den Gouverneur Generaal dd. 7 Augustus No. 25, waarbij het te Boeniwangi (afdeeling Soekaboemi, Residentie Preanger Regentschappen) staand gebouw, tot wederopzeggens toe in ‚ bruikleen aan de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indië wordt afgestaan, ten einde te worden inge- richt tot tijdelijk zoölogisch station. De Voorzitter deelt mede, dat hij van den Heer Professor Wicnmaxn bericht heeft ontvangen, dat een beloofde bijdrage voor het Natuurkundig Tijdschrift eerst in het najaar zal kunnen worden toegezonden. VI. De Voorzitter verzoekt den Bibliothecaris om voor het werk »die Triangulation von Java”, van Professor OuprMANs, door het Marine-departement aan de K. N. V. ten geschenke aangeboden, de gebruikelijke dankbetuiging te willen brengen. VIEL. Op voorstel van den Heer Porak wordt besloten een schrijven te richten aan het Bestuur der N. I. Maatschappij van Nijverheid en Landbouw met verzoek om te mogen ver- nemen, wie door genoemde Maatschappij als deskundige voor de gebouwen is aangewezen. XII. Wordt voorgelezen een schrijven van Prof, Dr. Husrecut dd. Utrecht 11 Juli 1892 waarin deze mededeelt dat hem, bij 353 Gouvernementsbesluit van den 24 Mei 1892 een subsidie is ver- leend van een duizend gulden, tot voortzetting van het door hem ingestelde embryologisch onderzoek in den N. /. Archipel. Hij roept de verdere medewerking in bij de nadere aan- wending van dit subsidie, op dezelfde wijze als dit tot heden geschiedde. Hij voegt er nog aan toe dat hij welhaast maandelijks en langs de meest verschillende wegen nog verza- melingen van goed geconserveerd embryologisch materiaal uit de verschillende door hem bezochte punten ontvangen mocht en onder anderen beschikken kan over: vele honderden preparaten van Tupaja-uteri, 88 » Manis-uteri , 57 » Nyetieebus-uteri, 58 > Galeopithecus-uteri, 14 Tarsius-uteri, benevens vele van ankers aapsoorten. Uit bovenge- noemde cijfers mag worden afgeleid dat het volledig slagen van de verzameling, waarmede een aanvang gemaakt werd tijdens zijn persoonlijk bezoek in JAndië, thans slechts een quaestie van tijd en van geld is. De bewerking van die verzameling is thans in vollen gang. IX. Wordt voorgelezen een schrijven van het Lid den Heer Cuauvieny pe Bror, AssistentsResident te Pandeglang, dd.-19 Augustus 1892, waarbij inlichting werd verzocht omtrent een door hem gevonden slangensoort, waarvan een jeugdig exemplaar op sterkwater tegelijkertijd met dit schrijven ontvangen werd. De Heer Van BeumeLen neemt op zich den Heer de C.d. B. onder dankbetuiging van het Bestuur voor de toezending, de gewenschte inlichting omtrent naam (Podophis chalcides L.) enz. te verschaffen. XI. De Heer Van tn ha deelt mede dat door hem bericht ontvangen is van den Heer Dusors, dat de hem toegezonden zwijnenkoppen uit Celebes ontvangen zijn, met veel dank. Verder bevat het schrijven van den Heer Dusois nog het volgende: 35â „De Goteng of Gonteng is Sus verrucosus. Ne Wräwà, = »Bengkoek, is Sus vittafus. Op Java komt volgens de inlanders »nog een derde soort voor, de Widjoeng, om zijne woonplaats „het strandzwijn te noemen, die misschien de nieuwe, door »NenrinG ook van Java beschreven Sus longerostris is. Hoeveel »moeite ik ook gedaan heb van ons eiland deze S, 1. te krijgen, »ben ik tot heden niet mogen slagen. Wat men (t) bij voorbeeld »uit Japara en Samarang, waar de Widjoengs het veelvuldigst »voorkomen, onder dien naam zond, waren schedels van groote „en langsnoetige Sus vermicosus. » Hoewel ik het met Nenrine (contra Jexrink) geheel eens ben »dat Sus longirostris een nieuwe en aparte soort is, wat ook »door zoo bevoegde beoordeelaars als Frower en Lypekker (zie »hun: Mammals, living and extinct) wordt aangenomen , ben ik „er na die vergeefsche pogingen niet zeker van of de Widjoeng »niet eenvoudig een ras is van S. vermicosus, en of de van »Java beschreven S. longirostris niet op verwisseling van mate- »riaal van Borneo berust. »Misschien ligt het op den weg der K. N. V. mijn zwakke »pogingen om licht in deze in ieder geval interessante kwestie »te brengen (S. longirostris is zeer nauw verwant met S. »barbatus van Borneo) krachtiger voort te zelten. » Tegelijkertijd zou dan een andere zoögeographische kwestie »op te lossen zijn. Op Sumatra komt officieel maar eene zwijnen- »soort voor: Sus vittatus. Dit moet echter stellig onjuist zijn, »want volgens jagers en Maleyers leeft, behalve de bedoelde »zwarle soort, speciaal in de Benedenlunden van Padang ook »eene roodachtige soort, (die ook ik zelf herhaaldelijk in de »Bovenlanden zag, zonder haar machtig te kunnen worden). »Sus vermicosus is roodachtig, en verder vondik in de bovenste »lagen van al de onderzochte grotten in de Pad. Bovenlanden »zeer veel van hare kiezen en slagtanden. (1) Voornamelijk door de vriendelijke hulp van den Resident Carsten, den asp. controleur Waursenm en den Heer var Dijk te Pati en van den Regent van Demak. Pe 558 »Naar mijne overtuiging komt Sus verrucosus dus ook op »Sumatra voor en ik twijfel er niet aan of bemoeiingen in zake »van wege de K.N. V. zouden spoedig met een gunstig en positief »resultaat beloond worden. De voornaamste kenmerken van »Sus verrucosus zijn, behalve de roodachtige kleur, twee wratten »aan beide zijden in het gezicht, een onder het oog, een boven »den mondhoek; verder dat van de onderste £ slagtanden het »achterste der drie vlakken het smalste is, terwijl bij Sus »vittalus het buitenste vlak het smalst is. Voor de systematici »zou het een bemoedigende geschiedenis zijn, een stimulus »misschien nog gewichtiger dan het feit zelf, dat in onzen »lijd, in twee goed onderzochte landen als Java en Sumatra’s » Westkust nog een paar nieuwe soorten van groote zoogdieren te vinden waren.” De vergadering vindt het niet wenschelijk vooralsnog op dit voorstel in te gaan, en besluit er nota van te nemen, door het schrijven van den Heer Durors in de notulen op te nemen. XII. De Heer Prepers deelt mede dat in een cacao-aanplant op het land Aardenburg van den Heer Wirmer, de planten sterk bezocht wordende door een aantal vertegenwoordigers van Helopelsis, deze naderhand verjaagd werden door een zeer groote menigte Walang-sanggits. Uit de daarop volgende goede oogst bleek dat deze bezoeken geen slechten invloed hadden gehad. De Heer Piepers vindt dit een merkwaardig voorbeeld van bescherming eener plant door een diersoort, en wenscht dat hiervan aanteekening worde gehouden. XIII De Heer Van Bemmeren deelt mede dat hij een be- zoek heeft ontvangen van den Heer G. Tessero die, ten einde eenige bekendheid te geven aan zijn wijze van werken met den phonograaf van Epison, met dezen toestel een séance voor de Leden der Koninklijke Natuurkundige Vereeniging te geven. De Heeren Onver en Fier worden verzocht zich op de hoogte te stellen van hetgeen met het toestel verricht wordt, en een dag te bepalen met den Heer Tesseno, waarop de bedoelde _ séance zal kunnen plaats vinden. 556 XIV. Wordt besloten in de maand September geene ver- gadering te houden. Daar er niets meer aan de orde is, sluit de Voorzitter de vergadering. Vergadering gehouden op 18 October 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. Van per Stok, Dr. VAN BeEMMELEN, Dr. ONNEN, vaN ScnaAik, Scuerrer, Mr. Piepers, Herinea en Dr. Ficer, benevens een aantal gewone leden. De Voorzitter geeft het woord aan den Heer Kiewiet DE Jonce, tot het houden eener voordracht getiteld : »Iets over den zetel der plisychische functiën” welke met groote aandacht wordt gevolgd. Nadat de Voorzitter den spreker den dank der vergadering heeft betuigd wordt overgegaan tot het lezen der notulen van de vorige vergadering, welke worden goedgekeurd en geteekend. IL. Van de Ledenlijst worden afgevoerd de Heeren M. J. Vax Bosse, Mr.J. P. Merman, J. Vos en B. Grarema, terwijl tot Leden worden benoemd de Heeren : Dr. J. H. F. Konrervoee, geneesheer te Tosari, Dr. P. Axema, Dr. J. L. A. Branpes en P. A. A. F. Eiken, te Batavta. IH. Wordt voorgelezen een mededeeling van het Bestuur der N. 1. Maatschappij van Nijverheid en Landbouw dat tot _ D 2 _ Directeur der gebouwen benoemd is de Heer H. Ypes. HI Wordt voorgelezen een schrijven van den Directeur van 0. E. en N. waarbij om toezending van eenige in de Bibliotheek van dat Departement ontbrekende deelen van het dee 5 4 Tijdschrift wordt verzocht. | De Riathegneie deelt mede dat ber aiks aan ait verzoek is 4 voldaan. ze 557 IV. Wordt voorgelezen een schrijven van den Heer Gorrmans te Pasoeroean, waarbij mededeeling wordt gedaan van een in den avond van den 9" September 1892, in het NW. waargeno- men sterk groenachtig lichtverschijnsel, dat ongeveer twee seconden aanhield, gevolgd door een roodachtig licht. De licht- bron was zeer weinig boven den horizon. Het werd op andere plaatsen eveneens waargenomen. De mogelijkheid bestaat dat dit geen atmospherisch verschijnsel is, maar veroorzaakt ‘werd door het manoevreeren ter reede met electrisch licht. V. Wordt voorgelezen een schrijven van Dr. J. H. F. Kourpruece te Tosari, waarbij deze plaatsing in het Tijdschrift vraagt voor het afdrukken van eenige mededeelingen over de darmzenuwen van visschen. Wordt besloten den Heer Dr. K. te antwoorden dat het bestuur zeer veel prijs op zijne mededeelingen stelt, en deze gaarne in het Tijdschrift zal opnemen. V. Wordt voorgelezen een schrijven van den Superintendant van het Andian Museum te Calcutta, waarbij deze, met dankzeg- ging, de ontvangst erkent van twee kisten met slangen, en verder mededeelt dat een schedel van een Leeuw , op verzoek van den Heer Dupois, aan de Kon. Nat. Vereeniging is afgezonden. VL. De Voorzitter deelt mede dat hij bereid is om in de volgende maand eene voordracht te houden. Daar er niets meer van de orde is, sluit de Voorzitter de vergadering. Vergadering gehouden op 10 November 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. Van per Stok, Herinca, Berman, Dr. Onsen, Van Scar, Dr. Van Bemmeren, Mr. Prerens, _ _Porak en Dr. Ficer, terwijl van de Heeren Dr. Trrve en Dr. Van __Rowsunen kennisgevingen van verhindering worden voorgelezen. 558 De Voorzitter overhandigt den hamer aan het oudste directie- lid Mr. Preeers en houdt daarna de aangekondigde voordracht over Dubbelsterren, waarin bij de laatste ontdekkingen, met behulp van het spectroscoop verricht, behandelt. De voordracht wordt met belangstelling gevolgd, terwijl na afloop de waarnemende Voorzitter de gevoelens der aanwe- zigen vertolkt door den spreker dank te zeggen voor het voorgedragene. Hierna wordt overgegaan tot het lezên der notulen van de vorige vergadering, welke worden goedgekeurd en geteekend. 1. Van de Ledenlijst worden afgevoerd de Heeren B. W.F. Foxxrer, J. A. Kruyt, Dr. A. J. Verwev, P. von Srracuwirz, D. WarerBAKKER, L. F. Deesen, Dr. A. H. G. Senönman en H. D. A. Worrr, terwijl tot Leden worden benoemd de Heeren: P. T. Acaxoor, koopman alhier, Dr. J. G. Van Deventer, leeraar van het gymnasium alhier, Dr. J. H. Wakker, Direct. proefstation Oost-Java te Pasoeroean, —_— J. A. Verren, generaal majoor te Weltevreden en A. CG. Urser, Directeur B. B. te Weltevreden. IL. Komt ter tafel een missive van het Bataviaasch Genoot- schap ter begeleiding van een aan dat Genootschap aangeboden prospectus van de firma Anton Berone, Aangenomen voor kennisgeving. Zn III. De Bibliothecaris deelt mede dat door hem ten geschenke __ zijn ontvangen, aangeboden door het Gouvernement: Ee 1e. Een exemplaar van de kaart van den N, 1. Archipel met bijbehoorende toelichting, bewerkt door Professor KAN. 2e, Jaarboek van het Mijnwezen 1892. IV. Wordt voorgelezen een schrijven dd. 5 Mei, Nantes van de Sociëté des Sciences Naturelles de "Ouest de la France, waarin wordt voorgesteld wederzijdsche ruiling van uitgaven. _ Wordt gesteld in handen van den Bibliothecaris. a V. De Heer Van Beumeren deelt mede, dat hij een aanvraag heeft gekregen omtrent toezending van glassponzen of Heradi-_ nelliden van Prof. Frans Euuano Scuuuze, lid der K‚ Academie 559 te Berlijn. Daar deze hier niet voorkomen, heeft hij in overleg met den Voorzitter aan den Resident van Ambon geschreven of deze ze voor de Kon. Nat. Vereeniging wil laten visschen. Daar er niets meer aan de orde is, sluit de Voorzitter de vergadering. Vergadering gehouden op 9 December 1892. Tegenwoordig zijn de Heeren Dr. Van per Stok, Mr. Piepers, Dr. Var Bemmeren en _ Berman, afwezig met kennisgeving Dr. TrevB, Dr. Van Romsuren en Dr. Ficee. De notulen der vorige vergadering worden na lezing goed- gekeurd en geteekend. 1. Tot Lid wordt benoemd de Heer Hans van War, Muziek- onderwijzer alhier. Van de ledenlijst worden afgevoerd de Heeren: A. A. Heisvieers, WW. Grasnuis, pe Munnick, R, Wismans en B. Eppre. IL. Wordt voorgelezen een schrijven van Dr. Trevs, waarbij deze verzoekt om niet meer in aanmerking te worden gebracht ik voor het vice-presidium der Vereeniging. an Met het oog op dit schrijven en het gering aantal der ter vergadering aanwezige bestuursleden, wordt besloten de ver- _ ___kiezing van functionarissen uit te stellen tot de volgende ver- gadering. IL Wordt voorgelezen een schrijven van den Heer Koorpers, __ waarbij deze voor het Tijdschrift aanbiedt een door hem __samengestelden: »Sleutel tot de geslachten en familiën der woudboomen van Java (als bijdrage II tot de kennis der Boomflora van Java). Gaarne zou hij deze publicatie willen _hebben afgedrukt in het zak-formaat van de welbekende Zak-flora van Prof. Sunixcar. _ Wordt besloten dit stuk in het tijdschrift op te nemen. De Heer Koorpers verschijnt zelf ter vergadering en na 540 bespreking met hem wordt verder besloten, dat van dezen » Sleutel’ nog 200 afdrukken, waarvan er een 40-tal, met wit _papier doorschoten, voor rekening van den Heer Koorpens zullen worden vervaardigd. De Heer Van Beumeren brengt ter sprake het ontslag van den Mandoor, die oud en ziekelijk is, en nu gaarne voor zijn laatste levensjaren eenig pensioen zou ontvangen. Wordt besloten der Mandoor een pensioen van f 5 ’s maands toe te kennen; verder wordt de Heer Van Bemaeren verzocht in de volgende vergadering omtrent de vervanging van den Mandoor een bepaald voorstel te doen. Daar er verder niets aan de orde is, sluit de Veorzitter de vergadering. INHOUD VAN DE Vierde Aflevering van Deel LI. Brapz. drag tot de kennis der vogels van den Ae door A. G, Vonpenman, Corr. Kon. Akad. v. Wetenschappen. 181. Cerchneis moluccensis (Housr. & Jaco] … 8 é ‚183. Chrysocolaptes strictus (onse) k À k 185. Gecinus vittatus [Vieur.) … } ' ieEs: Rhopodytes kangeangensis [xov. iT. : ô Ù „ 188. Centropus kangeangensis-[xov. spec. } : À : … 190. Artamides sumatrensis (S. Muur.) 3 é B DA Chibia jentincki [xov. spec.l , : À EER Mixornis flavicollis Muir.) : E 8 8 „196. Cittocincla nigricauda [xov. sec} 5 SER dE TES Uroloncha kangeangensis (xov. SUBSPEG. Et Oriolus insularis [xov. sugspec. ] , ti \ 200. Datum raaaven: FEROERS ee ene A Gallus varius [Suaw.] … 3 ‚ k … 204. Bijdragen tot de kennis der inl op dass IL. Sleutel tot de geslachten en familiën der woudboomen van Java, door S. H. Koonpers, Houtvester b. h. Boschwezen in Ned.-Indië id 209. Eerste lijst.’ Sleutel tot de familiën … . … … . …. 222. Tweede lijst. Sleutel tot de geslachten . 259. Alphabetische lijst der geslachten (en RE, familiën der woudboomen vän Java. -. it Nul van de Vergaderingen der Koninklijke Kalinikandije Tee nne in Nederlandsch-Indië, gedurende het tweede halfjaar van 18 : | Vergadering der” Directie, gehouden op 22 Juli 1892 . . 329. Vergadering der Directie, gehouden op 23 Augustus 1892. 331. ‘ Vergadering der Directie, gehouden op 13 October 1892 … 336. _ Vergadering der Directie, gehouden op 10 November 1892. 337. Vergadering der Directie, ee op 9 December 1892 . 339 De