En he NATUURLYKE HISTORIE pas OF ele UITVOERIGE BESCHRIPING ge DIEREN, PLANTEN MINERAALEN Volgens het SAMENsTEL van den Heer LIN NE U of _Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, VTFDE STUK. Dr HEESTERS, Te AMSTERDAM, By de Erven van F. HOUT DE | ak en Ee bn in En | INHOUD van Dir STUK: DERDE AFDEELING. VIJL Hoorpsr. Befchryving van de Hre- STERS, wier Bloemen tien Meeldraad-. jes hebben , deswegen DECANDRIA of TIENMANNIGE genaamd, tot welke de Casfia ‚ Ruta en veele anderen behoo- ren. î Blädz. t 1X. Hoorosr. Befchryving van de TwAALrF- MANNIGE HEESTERS , Dodecandria , dus wegens het getal der Meeldraadjes, dat meer dan tien of minder dan twintig, en veeltyds twaalf is , genaamd, misc 12 X, Hoorpsr. Befchryving van de HEE- _ STERS, die TwINTIGMANNIGE, Ico= fandria , wegens het getal der Meel. ; draadjes, geheten worden , tot welken die Gewasfen , welken men Toorts- planten noemt, als ook de Granaat - -Ap-_ pelen , Roozen, Myrten , en ver- _ Jcheide anderen , zetrokden zyn. mmm Id Hoorpsr. Befchryving van de Vrer- MANNIGE HERSTERS , Polyandria , dus wegens het En getal van Meeldraadjes „genaamd ; waar onder _de verfcheide Soorten van Sn 5 Ciftus en in *t byzonder de 'Thee- | Boom, voorkomen. 220 * a xii: len | Kil, Hooepsr. Befchryving van de Twee- MAGTIGE HEEsTERrs, Didynamia , dus genaamd, oms dat 4y, van de vier Meeldraadjes , twee langer, twee kor- ter hebben; gelyk Onder anderen de La- vendel , Kruizemunt en dergelyken ; die tot de Gekranfte of Lipbloemige te- hooren , en veele Uitheemfchen, waar in het zelfde plaats heeft. _ Bladz, 279 Xl, Hoorpsr. Befchryving van de EN- KELBROEDERIGE Heesters ‚ Mona- delphia , dus genaamd , om dat de Meeldraadjes in derzelver Bloemen fa- mengegroeïd zyn , of uit één Grond- ftuk voortkomen; gelijk dit plaats heeft in de Geraniuins. > Malva’s en ande. ren. “emtemantinnen, XIV, Hoorpsr. Pefthryving van de Hee- STERS, wier Meeldraadjes uit twee Grondftukken voortkomen, deswegen DuBBELBROEDERIGE , Diadelphia ge- naamd; tot welken byna alle de Vlin- derbloemige Plantgewasfen betrokken zjn. ES XV. Hoorpsr. Befchryving van de Vrer- BROEDERIGE HEESTERS, Polyadel- phia, in wier Bloemen de Meeldraad- jes tot verfcheide Lighaamen /amen- gevoegd zyn, die als de Voetflukken daar van uitmaaken, mrs AANWYZING per PLAATEN, en der Bladzyden , alwaar de Figuren aangehaald of hijr worden, Praar XXIV. Afbeelding v IENMANNIGE Heeftert, tegenover Bladz. 7 Fig. 1. De Sophora biflora , een Kas ay Kaaps a Lett. KR ‘Drie Vrugt of Nooten van den Gui- landina of Hotide etn oe Westindie, bh’ 46 —_ 2. De Chalcas paniculata of en van ’t Eiland Java in Oostindie. bl. s7- Praat XXV. Afbeelding van TiEN- EN TWISTIGMANNIe GE HEESTERS, s vm en 105 Fig. 1. Bras Kaapfch Gewas e Cunonia of Oo- ferdy eenigszins ge- lykende. ‚ 106 Lett. A. De Styl en Meel rang; van zeer fterk ver reroot. A 107 Fig. 2. Een fmalbladige Myr- tus van de Kaap. bl. 179. B. erg em daar van , met Ver grooting, afgebeeld, bl, 180 Praat XXVI, Afbeeldieg van VEELMANNIGE en TWEE- MAGTIGE Heefters, henmannemennd dn VIS Fig. 1. Een Takje van den Ay- Asfa Boom of V Vifch- Ee | dooder, uit Oostindie , derlyk, om deevier Sty- len of Stampers aan te BE. 2. ie Vru gtdraagend , à Takje of Tros van het Oostindif fche Volkameria ferrata ge- naamd, met het Blad. 337. Praar XXVII. Afbeelding van EAGLE en ENKEL- - BROEDERIGE Heefters. _ tegenover Bladz. 349 Fig. ig Takjevaneen Kaap- eefter met ne Zeaihiies naar ERie Ta lykende bl. 350. ge 2. Een Tak Ge Honen: EE Dos indie, welker Zaad 4- belmofch heet. bl. 416 Fig.73. Een Tuiltje of bin n de Abrus Weeg - Boontjes , Rid n Weegkor- rels of Koraalboom. _ bl. 438: Praar XXVIII Afbeelding van ___ DUBBELBROEDERIGE Hec- n Fig. 1: Een Kaapích Gewas; | “pol ygala _ Empetrifolia bl. oor m LA À. Wist aan het Zaad- huisje in de twee groote Kelkblaadjes vervat; hetzelve Kieler en on. … volkomener : c de ove= an, He rige Kelkblaadjes’ en den Kiel van het Bloempje , met zyne Baardjes, den . Styl ilansnd. ‚ die by d zig duidelyker en fterk vergroot vertoont met de agt Meeldraad- groot, met de overige Bloemblaadjes, de Kiel weggenomen zynde, lata getyteld heb, van aap. Lett. B. Wyst een vergroot, ien aan , van dit welks Haairige één Li sait famenge- voegd zyn, gelyk zy zig by g openbaaren; zyn- de derzelver Meelip jes ‘aldaar ee van en oot _ : &, woort: Ee Lett. C. vertoont het huisje o grooter di nat nik. De rr is hier zo yn, niet overal beeft kunnen af- beelden a! et à 425 Praar XXIX. Afbeelding van DuUBBELPROEDERIGE Hee- fters, fl 8 Fig. r. Een Tak van de Li- paria Villofa van de Kaap , zynde een zeer fraay Zilverkleurig Ge- was , met een fyne Wolligheid. bl Lett. A. Deen de Bloem’, gE ee . verklaard op : ël C- naamd Pforalea aculeata.bl Lett. B. vertoont den Kelk, en voorts wyzen de klei-… ne Lettertjes de deelen van de Bloem aan en het Vrugtbeginzel ; zynde by # ook een Slip van by k een lierachtige Stippen , die zig daarop bevinden, duidelyk aan te toonen : gelyk men dit alles om- - tegenover Sor, Ek „53e ftandig kan leezen op ll. 550. Bladz. 499, BESCHRYVING DE R PLANTEN. DERDE AFDEELING en STERS. nrd \ Da ld Nam vk HOOFDSTUK Befshryving van ze Heesr ERS, wier Blemen tien Meeldraadjes hebben, deswegen DEcAN= DRIA Of TIENMANNIGE genaamd , tot welken. de Casfia , Ruta en En anderen bee gekeken het asrrade Stuk zyn de Agte 4 I mannigen befchreevén + de Negene * „Ee mannigen ‘leveren geef Heefters 8 1 eee uit:„des begin ik dit Stuk mer de ienmannigen ‚ van wier algemeene Verdeeling reeds gefproken. is, Het scle, | Gellagt, in de e voorkomende, heet ë Wh ms _ Een gijtrstdie Kel, ‚ ain de bovenzyde bak ts, bevat ech Uncsjlomna, > „die de Sri A {Le DiSie v‚ sruss 2 TIENMANNIGE HEESTERS. UI. zo lang heeft als de Vlag. ’t Getal der Meele AFDEEL, draadjes is tien , allen van elkander afgezon- Hoorp- derd , ’t welk deeze en de volgende Soort STUK. van de andere Vlinderbloem - Planten ondere ie en fcheide. De Styl is enkeld; de Vrugt een Peul. _ Thans zyn twaalf Soorten, uit de drie andes re Wereldsdeelen afkomttig, in dit Geflagt begreepen , naamelyk L (1) Sophora met gevinde Bladen, de Blaad- p Alspecu fes talryk , ruig ; langwerpig; de Steng roïdes. Vos(en Kruidig. zige. Deeze bevondt zig in de Cliffortfche Tuin, zynde onder den naam van Zoethout , met knoopige als’gewrichte Peultjes, door Bux- BA UM afgebeeld en befchreeven. TournNe- FroRT hadtze Orientaalfch Ervum, dat over= blyft , Vosfeftaartachtig , met een zeer lange Vrugt , ‘geheten, De Groeyplaats ís in de Oos- terfche Landen, u @) Ee met gevinde Bladen, de Blaad- bin Mee a ee en ae en , Wali. De (:) Sephora Fol. pinnatis, Foliolis numerofis villofs ob- _ longis, Caule Herbaceo. Syst, Nat.-XII. Gens so3. p. 287 Wez. XIIL, Gen. so8. p. 325. Sophora. dort. Cliff. 156, Er- vam Orientale Alopeeuroides perenue, Fruâu TOURNE. Cor. 27. Dir. Elth. 136. Glycyrehiza Siliquis nodofis, quafi articulatis, Buxs. Cent, III, ps 25. T. 46 (2) Sophora-Fol, pinnatis, Foliolis numerofis fubrotundis zomaentofis. Soph, tom, fol, fubrotundis, FZ, ge De R:C FA Mien: Ek 5 De Wolligheid der Bladen maakt dit Gewas Ne geheel. Zilverkleurig ‚en het is tot de Colu- a: tea’s betrokken geweest door HrErMANNus,Hoorp- die aanmerkt, dat het een Heefter van Mans"ties langte hoog wordt, de Bloemen Aairswyze verie, er gaard hebbende , welke naar die van Brem. ge= lyken „ en waar op dergelyke Peultjes volgen als in de voorgaande Soort, „Het komt over- vloedig in de Kreupelbosfchen’, aan de Zee- Kust van ’ Filand Ceylon > voor, zynde van een fcherpen, bitteren , walgelyken Smaak. Dat het in de Cliffortfche Tuinbefchryving Zndigo- phora genoemd was, is niet om dat hetde In- digo zou voortbrengen ‚ maar, om dat het tot dien Geflagtnaam betrokken werdt. (3) Sophora: met gevinde Bladen, de Blaadjes talryjk en eenigermaate Hartvormig. _— Orden Deeze , door Enrer te Londen getekend, he. is door TREw zeer fierlyk in Af beclding ge- bragt. Men betrekt ’er toe-de Ongedoorade naar den Koraalboom gelykende Heefter van . SLOANE met Bladen als die der Esfcheboo= men , doch ronder, de Bladen en ee ruig : digophora Fol. omen. Hert. prij 487. Colutea Zeilani» an Argentea rota Herm, Lugdó. 169. T, 171, Raj. Hifl. 17204 (3) Sopbora Fol. pinnatis,-F fubcordaris. Gae lega fruticoa &c, BROWN. Fam, 289. T. 31e É. 1. Coralio- dendron Fol. Pfeudo- Acaciz. PLUM. Sp. zi, de, zor. Arbori Coral affinis non fpinofa. SLOAN. Fam, 144. Hifk Il. p.-4e, T. 107. f, 3. Sophora arborea-êrc. TREW: Eôres. pe27. T. 59. 2 U. DEEL, V. STUK. Z 4 'EIENMANNIGE HEESTERS, IL als ook de Heefterachtige Galega van Browne; ig doch’ deeze Westindifche verfchilt , zo onze Hoorp- Ridder aanmerkt, zeer weinig van de voor- STI gaande Soort, dan dat de Bladen veel-minder zige. En naauwlyks van onderen eenigermaate Wollig zjD. Berthe talryk, Lancetvormig , van onderen Wo ol- lig; » de ede Heefterachtig, _ Deeze , aan aan de Kaap groeijende , is een Hees {ter in de Jongheid Wollig , doch ouder wor- dende kaal , hebbende aan ieder. Bladfteel drie- en - twintig Ain, en aan ’t end der Takken een Tros van witte omgekromde Bloemen , wier _ Meeldraadjes als met Fluweel doorweven Zyn s _en de Vrugt is-een platachtige Wollige Haauw, bevattende van drie tot zes zeer harde Zaaden. (5) -Sophora mét gevinde Bladen; de Blaadjes zuk > menigvuldig „ ovaal en glad; de iede Boomachtig. Deeze valt in Japan „en, heeft van zeven “tot elf Eyrónde, dunne, “wederzyds gladde Vin- ‘blaadjes , de onderften een weinig kleiner en kleine Trosfen van witte Bloemen, (4) Sopbora Fol. pinnatis, Fol. í arie enn tomentofis gl nn Hans, 5 sa ä BERG. Cap. ï4ze (5) Sopbora Fol. andes Foliolis plurimis brik glabris, Caule arboreo, Jant, 68 BURM, FA Ind, 93. } w. “(@) Sophora met gevinde Bladen, de Blaadjes BE CRD REM s (6) Sophora met gevinde Bladen; de heen m zeven in getal en glad. prnes. Een Chineefch Beele met fmalle benne bi laadjes, en een geknoopte -Haauw „die een =yr, fange Snuit heeft, van PLUKENET , wordt, Hepta hier betrokken , zo wel als de Bonhnt van Zevenbla- Rumra1us, Anticholerica ‚dus genaamd, om! ige. dat dezelve cen gezegend Middel uitlevert tot fluiting van gevaarlyke Galbraakingen. De- zelve is vry-gemeen op Java ende Oostindi- fche Eilanden daaromftreeks , als ook op de Molukkes, groeijende aan het Strand ter hoog= te van den gemeenen Ligufter , doch de. Stam krygt “wel de dikte van een ’s Menfchen : Arm of Been. De Takken zy& Wollig-;-de- Blaad- jes ovaal, de Bloemen geel, de Vrugten knoo- pige Haauwen , naar die van dén Koraalboom _ gelykende , en- Linden ate Erwten ‘bevattende „- die een bitteren Smaak hebben, zo wel als ee geheele Gewas. De Ternaraaten noemen” zelve het-o wanen aldaar zeer bebaativke Draken: Te: Bort;-de Pleuris en Venyn, dienftig zynde. (7) Sophora met: drievoudige mode. He vit : den, de Blaadjes fmal à Geriftoidn. wad Hier se (s EE sr 1. viend, goliolis faprehis"glabris: P.Zit. 167. Fruticùlus Sinenlis &e. hae ge 1 ke £. zo? Anticholerica. ROMPH; Amb, "IV. p; 60, T. 23. é (7) “Sopbera Fol, ternatis ri his lineasibus BERG. i. DseL v.Srum, " $ Ba, 6. TrENMANNIGE HEESTERS, Hier wordt zo wel de Bremachtige als de ek EL Walftrooachtige van BERG Ius; beiden aan zal de Kaap der Goede Hope vallende , t'huis gee STUK. bragt, De eerfte heeft PLurÈner onder an den naam van Kaapfche Driebladigen Brem met Rosmaryn- Bladen ; de andere onder dien van Afrikaanfche Brem met fmalle hangende Blaadjes , voorgefteld en afgebeeld. De Kiel van de Bloem ís wederzyds gehoornd. (8) Sophora mer drievoudige. hyna ongefteel- de, gladde Bladen, en Degenvormigs _Stoppeltjes. | Ed VI. Auftralis. idelyke. Deeze heeft een Kruidige leggende Steng; de Bladen zyn langwerpig Wigvormig : de Groeyplaats is in Karolina. | (9) Sophora met drievoudige byna ongefteelde Bladen; de Blaadjes ftomp ovaal en glad, | de Stoppeltjes zeer klein. __Men heeft deeze: voor de Indigo - Plant uit- gegeven , doch de Ondervinding leerdê; vol- _ gens Crarrans dat ’er de Indigo piet van te Cap. 140. B, Sophora Gallioides, Bere. Cap. 141, Genifta _ Resmarini folio triphyllos. en Phyt. iz. fes. Genifta Aft. Fol. Gallii, OLD. Afr. 3 (3) Sephora Fol. ternatis fabfesûlibus glabris > tank En- fiformibus. ‚Mans, (9) Sephora ag ternatis fubfesGilibus , Foliolis Nova gla- bris , Stipalis minutis,. Mant.-377e: GRON, Virg.64. Cytifus procumbens Amer. &c, qui- Anil fuppeditat. PLUK. Alm, 129. Te 86. f, 2. ENRET, T, te f\Jo ie A Tin EForia. erwgnde, 2 Deel, PLAAT XXIV. SSS N SN AN RI / 1) Hf A | ANSI op U) HI, DEE REN Dekt rke 7 te maaken ware, Het js een Gewas, naar het IF, Spartium gelykende , driebladig en takkig ‚ met ® ig Kleine rondachtige Zeegroene Blaadjes ; de Sten- Hoorbs gen glad en geelachtig, taay, tot aan het endSTUE- van Juiy kaal; de Bloemen geel; de Vrugt Em eene zwartadtiig bruine , korte , gezwollene Haauw „ welke twee of drie Nierachtige Zaa- den bevat. De Wortel, die overblyft, geeft in ’t Voorjaar Scheuten als Spargies uit. Het wordt van de Engelfchen , in Virginie, Wilde Indigo geheten, (to) Sophora met drievoudige gefteelde Bla- den, de Blaadjes ovaal en glad, de Stop- wien pelijes kort en eenigermaate Elsvormig. Deeze, te vooren Crotalaria genoemd. ge- weest, heeft. een hooge. purperroode Steng : de Vinbladen zyn anderhalf. Duim lang. % Ge- was. heeft hangende Trosfen. van witte Bloe- men, die een Voet ang sid De Grociplaars is in Karolina. | (ar) Sophora met drin gefteelde Bla-, x1. u den, de Blaadjes Haatrig en ovaal. Lips Deeze „ op Kamtíchatka door DE MID OFF ge- sla) Sophora Fol, ternatís petiolatis „ ellipticis glabris; Sti- pulis fuhfubularis brevibus. Syst. Weg. XIII, Crotalaria alba. Sp. Plant. 1e96. Mant. 440. Anonís Caroliniana perennis, MART. Cent ki (ux) Sopbora ra dernatis petiolatis , Foliolis ovalibus. pie lofis. Soph. Fol. ternatis Spicâ v erticillatâ, Am. „Acad, Us p. 350. A4 M. DarL, Ve STUK, a TIESMANNIGE HEESTERS. IM. gevonden , heeft een gekranfte Aair en Stop- Arpils peltjes zo groot als de Bladen; ’t welk deeze Hoor: Plant zonderling maakt, De Vlag is „ gelyk STUK. in de meefte Soorten van dit Geflagt, raauw: aad lyks zo groot of zelfs kleiner dan de Vleu- gels, en de Kiel tweebladig. Men heeft ’er eene, die de Stoppeltjes. rondacheig en {lomp 5 een andere die dezelven langwerpig en ig Hele, Bifio Eokelbla: heeft, waargenomen. (12) Sophora met enkeld Bladen Soort zou de Bladen nu ronder en PN ER. lapgwerpiger ‚ ou Wollig dan glad hebben, doch , % Ke dat dezelven enkeld. zyn, onderfcheidtze ge- noegzaam van de anderen. Ook zyn de Steel- tjes fomtyds eenbloemig ‚ gelyk in het aange- haalde Takje door SBA afgebeeld, naast-over- eenkomende met de mynen van de Kaap ónt= vangen , alwaar zy haare Groeiplaats heeft, Een gedeelte van één derzelven is hier in Plaat ge- bragt, om de Geftalte naauwkeurig te vertoonen. Hier ia openbaaren zig, behalve de Bladen, die eenigszins, khan de: Bioemkmoppen, zagt als Fluweel ; de „purperblaauwe Kleur der Bloemen nog ftand houdt in myne ge. (12) Sopbera Fol. fmplicihus. A65, Soph. rotndifolia; „ tomentof3 , glabra, BERG. Cap. 138 , 139. Crotolaria Fol. fimplicibus ovatis &c. Hort, Cif. 357. R. Lagdiat. 374 Crotal, Arbor Africana Styracis folio, molli » incano, PLUS, Alm. 122. T. 185. £ 2. Genta vorsers Aftic. HERM. Lusdbat, 270. T. 271. Sen. Kab, Ii. T, ss.f 3 Myzine Genifta Cap. RBonz Spei, BEEYN, Cmt. T. 29 DE CAN DD NEL 9 gedroogde Exemplaaren van dic Gewas, het- welk door HERMANNUSs met de Bloem en het korte rondachtige Zaadhuisje , is in Plaat Borne gebragt , onder den naam van Boomachtige "ei Afrikaanfche Brem, met een blaauwe Bloemtnia, Deeze behoort zekerlyk tot die Verfcheiden- heid, welke BeroG1us de Wollige tytelt, en die van BREYN, welke de Bladen zeer pun- tig, dik en glad heeft; byna als der Myrthen, tot de Gladde van Brrai1us; zynde in deeze. de Takjes zeer hoekig en fommige Steeltjes twecbloemig. DeVlag is hier, zo wel als in de Zevende Soort, groot en breed , gelyk ik dit ook bevind in-de mynen. In die van BREYN waren de Bloemen Goudgeel, de Zaadhuisjes lang en plat, gelyk de Haauwen van de Brem ; zo dat men mag denken , of dezelve geen by- zondere Soort zy , gelyk Bererus met re- den vermoedt. Tot deeze laatfte behoort ze- kerlyk dat “Takje-„ uit. Zaad van Afrika, naar dat van Brem gelykende geteeld, ’t- welk door BARTHOLTNUS in Afbeelding is- gebragt (*). Immers wegens de Bloemen , Zaadhuisjes of Peultjes en het Zaad, alleen, als ook wegens de Hoekige Takjes, is dit Gcwas door fommie gen tot de Brem betrokken. SE ANAGER IE f Een Vlinderbloem mole de Vlag es en UL Arps mt, mer (*) Arbor Afiicana filiquofà Genifte femine. Fanta, zit IE, OB5. 131. p. 347. a A5 En Is DEEL V. STUK. < to TIENMANNIGE HereEsrrrs. zo wel alsde Vleugels korter dan de Kiel heeft ; terwyl de tien Meeldraadjes ook van Hóors elkander afgezonderd zyn , met een-enkelden STUK. Styl; die een Haauw voortbrengt , maakt de Kenmerken uit. 1. — De eenigfte Soort (1) is een-zeer bekend pens * Gewas, groeijende op de Bergen der Zuidelyke Stinkende. deelen van Europa. Immers het komt niet alleen voor, in: Italie, Sicilie en Spel: maar ook in Lan 5 Toure ss NEFORT- ‘hade ons een ej er Van, „, gebragt van. een kleinen Heuvel, dic by Ar« ‚les is, waat CrLusius dit Gewas hadt „, waargenomens (zegt, G ARTDEL,) om hete „ zelve te planten in-de Tuin -van-den-Heer „DE BEAUMONT , alwaar men-het een lan- „> gen tyd heeft gehouden,” HasseLQUIST heeftze zelfs by Smyrna in klein Afie, op laa- ge plaatfen „ groeijende. gevonden. Ba uar- Nus wil, dat het de Anagyris der Ouden zy. Gedagte Cr us1us befchryft hetzelve als een Boompje, zelden hooger dan eens Mans langte 5 hoewel “hy het ook tweemaal zo hoog gezien hadt ; Heefterachtig met veele Takken „die met eene zwartachtig. groene Schors Beel Zyn, 1 arr vil (1) Anagyrise Syst. Nat. XII, Gen. so4. p. 287. Kan. Gen. sor, p.-325- CLUS. Hift. á. p. ozdaip.p. Jeon. Anagyris floribus lareralibus, R. Lupdbat. 371. „een fcetids. C.‚B. Pin. 39te DOD. Pempt. 785. TOURNE. Jnff. 647. Anag. vera foetida. J. BAUR, Mij. I. 2. p. 364. Dek Geh A Dr Rode 11 zyn, geevende Takjes uit , met Bladen als, UI. Water- Drieblad, van boven bleek groen, van “ij” onderen wit „en Bloemen naar die van Brem ,Hoorp- in Kleur meer dan in figuur, gelykende; waar “TUE op Peulen volgen van een Vinger lang enn. een Duim breed , met drie , vier of meer , Nierachtige Böotitjes , eerst wit, dan paarfch woorden aanleiding gegeven door zynen Stank , die onverdraaglyk ís, wanneer het Loof gefchud of vertreden wordt. Men zeid’, om die reden , Roer de Anagyris niet (*) : even als men in ons Land aanbeveelt, den Drek ongeroerd te laaten , en met de zelfde betekenis, Evenwel zyn 'er , die beweeren , dat her Gewas, zelfs in ’t voorbygaan, zo geweldig ftinkt, dat men Ren van kryge. Dit zal van plaatfen daar het overvloedig grocit, Dee in’Spanje s De Ouden v » dat Te em ns BAUHIN IA. Van dit Geflagt , welks naam ter ecre van die twee voortreffelyke Broeders , weergalooze Verzamelaars van de benamingen ger Plinten rde er EA en (*) Anagyrin ne moveas. Enass, rn Chit, NH, DEEL, Va Srux, 12 TIENMANNICE HEESTERS, „HL en befchryvêrs derzelven ‚ J.en C. Baunr= iid ten Ere Nus, ontleend is, zyn ‘de Kenmerken , toen Péorp- ik de vier laatfte Soorten onder. de Boomen STUKe _ befchreef , uitvoerig medegedeeld * Thans * I ne „blyven nog de vier eerften te befchryven over, als bladz. 370. 5 : (1) Bauhinia met een Klaawvierdraagende L. Bauhinia smeg Steng. IH 5 dee Deeze Soort lohyns zo. wel in Amerika da in Afia te hu L Kelk} Kumana waaren de Dn Mu- Valli van Ma. Jabar, cen Heefter, met Ranken van een Duim dik , die “zig Slangswyze- omde “Takken van Boomen winden „ wordt. daar toe betrokken, Zy zitten ‘er zo vast aan, dat-menze ’er-niet RS af kan krygen. Hier made: komt-overeen het Tonge- Blad. van RuMmenrus, die ten opzigt van de Bladen aanmerkt „ dat dezelven: naaf verdeelde “Tongen gelyken zipesbalve: de Predie kanten dikwils daar van gébruik maakten-om de figuur der verdeelde “Tongen van het Pink- — fter - Vuur aan de Indiaanen af te fchetzens Deeze verdeeling der Bladen maakt mede een Kenmerk van-de Bauhiniaas uit. Zy behoort tot de Bofchtouwen , én draagt groote platte — Faauwen , waar in Zaaden , als Dubbeltjes , (1) Baubinia Caule cirrhifero. Syst. Nat. Kil: Gen. so6, p- 288. Weg. XIII. Gen. sir. p. 326. LOEFL. Jfin, 218. Cleme- tis Indica 8e, KAy. Suppoa2s. „Folium »Lingue Pi. Amb. V. p. 1e T. 1 Napa-Mue Valli, Bert. Mak Vilt Pe 57e Te, 29. BURM, Fl, Ind, p. 94. Der rceA ND RAE KG 13 met een Zilveren. Rand, Weinig gebruik wordt à ui, ’er van gemaakt. FDEEL, (2) Bauhinia meteen gedoornde Steng. sro In plaats van Klaauwieren is deeze met mé- pe nigvuldige Doornen begaafd , zynde een Hee- Gedoorn- fter van Mans langte, welken de Heer Jac- QurN omftreeks. Karthagena, in de Westin- diën , in ’t Kreupelbofch waarnam. Dezelve hadt de Bladen rondachtig en tweekwabbig ; de Bloemen groot „ onaangenaam van Reuk, met witte Bloemblaadjes , vyf in getál en të Meeldraadjes , de Vrugt eene langwerpige platte Haauw, met dergelyke Zaaden, (3) Bauhinia met Eyronde. Bladen, wier 11. „Kwabben wyd: van elkander zyn. on Eeden “Die omtandigheid onderfcheide -deeze ; wel. Wi" ke niet gedoornd is , een Amerikaânfche Hee- fter , met gtootere en als tweehoornige Bladen , door: PLUMIER ef tot ad ee Bladen, ee zeer ET evene di ige Pwabben hebben , als, cene Verfcheidenheid is betrokken, ERA en zi (4) Bau- ne sterf. CH 156 hi ag ROVEN Lagdbat, 463, LOEFL, Jt, zi9. Bauhinia aculeata , Folio rotuado & indien PLUM, Gen, 2e Je 44. te -Îe lis quinquenerviis &c, pad Clif. 156, To 1s. R, Lugdiar, #64. Bauh, ron aculeata , Folio ampliori & bicorni, PLum: Gen, 23e Ie, 44e fo 2. fe, Banhinia Fol, ovato « cordatis , Lob is 4 longisfimis parallelis, mr. Di, T, Gio IL DEEL, Ve STUK) k Ux, ans Genoefde. 14 TiENMANNIGE HEESTERS, (4) Bauhinia-met Eyronde Bladen, de Kowab- ben evenwydig. Van deeze Soort, niettemin, ook uit Ame- rika afkomttig , maakt zulks de Kenmerken uit. Zy heeft zig, zo wel als de twee voor- “gaande, inde Kliffortfche Tuin bevonden. CASSIA. Een vyfbladige be ige. met maaken ‘de byzondee re Kenmerken uit. a: de Meelknopjes zyù de bovenfte drie onvrugtbaar, de ondcrfte drie Snuitig. De Vrugt is cen _Haauw. Dit Geflagt is zeer ryk in Soorten, E54 er dertig in gevonden worden , waar onder wel veelen flegts Jaarlykfe Gewasfen zyn; doch om de overeenkomst zal ik ze allen hier be- fchryven. De zes laatften heeft LINNZUS;s wegens de-menigvuldigheid der es : van de anderen, die hy Senne-noemt, onder den naam van Chameerie afgezonderd. (1) Casfia m rige Bladen en ‘Harbvor. mig Lancetswyze Stoppeltjes. Dit is een Índifche Heefter, met een ronde Steng»twee flompe , gefteelde , halfronde Blaad- jes, (4) Baubinia Foliisovatis Lobis parallelis, Syst. Nat. Baat hinia Fol. ovatis oblongis re&â lineâbifidis. Hort. Chff. 157. (1) Casfia Foliis coniugatis Stipulis eordato - lanceolatis. Syst. Nat. XII. Gen. sop. p. „258. G XII. Gen, 514: pe 326. BURM. Pb; Jud; p. 54 Dec aN DRI A 15 jes, die geftreept zyn, hebbende aan een kort we Steeltje, zynde de geheele Takken met de Stop-” vir.” peltjes bedekt. en (2) Casfia met. tweepaarige Spatelvormige Blaadjes «en tusfchen de agterfben twee Aa, Elsvormige Kliertjes. gh re Een Haairig, GE; dat vierbladige Senna, _ ‚Haauw kleurig Bloedroode Bloem, getyteldis-door den Hoogleeraar J- BURMANNUS;, is de Egypti- fche naar den Lotus gelykende van Baunr- Nus, welke by- ALP ri Nus den naam van Áb= fus- voert. Het is zeer nn en Greet ook in Oostindie. (3) Casfia met tweepaarige langwerpig Ey- n= ronde gefpitfte Blaadjes , een langwerpige” imina. … Klier tusfchen de agterften , en onder onderdie de Steeltjes flaauw drietandige Doornen. Op Jamaika groeit deeze Soort , een Hee- fter met eenigermaate AL Takken , bren gende uit de Osels der Bladen yle- Bioemtros- fen voort, — (4) Cas- (2) Casfia. Fol, bijagis obovatis, Gland, duabus fubutaris t in. ter infma. Fl, Zeyl. 543. Senna quadcifolia &c. Burm. Ze 212. T. 97e BURM. Fl. Ind. p. 95. Senna exigua Maderaspata= na, PLUK. Alm, 341, T. 6o, fo 1. hap nis Biiie--C.n, Pin. 332-. Abfus. AkBe ene (3) Cesfia Fol. Lager: bate Glandult abl, in. ter infima, Spinis fubperiolaribus oboletis tridentaris, Ans, zead V. P- 397. LOBEL, dine 232,-Casûa viminea Ze BROWN. Jas. 223. Ui, ArpeeL. VIII. Hoorp- STUK Tagera Malabaar- Ceylon- fche. rr T1ENMANNIGE HEESTERS, (4) Casfia met driepaarige Blaadjes , éé Steelkliertje en gehaairde fpits Hartvor- mige Stoppeltjes, Een hurkend Heeftertje , drie of vief Voeten. hoog „ op Zandige plaatfen “aan de Kust van Malabar voorkomende, heeft Draadachtige Tak- jes en korte Bladfteeltjes , wordende de Blaad- jes op Venynige Beeten ge-appliceerd. (5) Gasfia met dripaardke e Spatelvormige Blaad- jes, ootst, en tusfchen de vier Eason een Elsvormige Klier. — Van deeze is de Steng regtopftaande „ nieë zeer Houtig , truuw wegens de Lidtekens def. Takken , die zig zeer uitbreiden. Men vinde — ser, door verfcheïde Autheuren, de ‘Afbeelding — van gegeven 3 inzonderheid van die met -krom- me Haauwen, Tala. genoemd by-de.Geylonees _ zen, volgens HERMAN.NUS:s doch de alge: _ meene naam , by de gn! is Diens waar ie van ej (4) Casfia ee: cm pt Stip. ee 5 ‚ acuminatis. cens &c. Am. Herb. 603. N, 33 ? Tagera Hort. Mal, is 468. Fl. Zeyl. ‘tst. Hert, Ups. too; Mit, Dil, T. sd Casfia Siliquâ quadrangutari, DirL, Eis. 72. Toor 7s B. Casfia humilis Siliquis Fcení gracie PLU 7m, Spee. 1 18. T. 766 Ek f. 2. Sennâ Orientalis hexaphylla, Îla. Hem. Lagdbat. 557. PLUK. — Alm. 342. Galega Indica minor phylfos Ammaani, ij Hit. sit, Burm, FV, Ind, p. 95e - Dr Ache De Moker 17 van het den bynaamdraagt. PLUKENET1US Hls noemt het Oostindifche zesbladige Senna, mer Ârpaet. lange kromme Haauwen, en, zo het-de Lage oor: Casfia, met Fenegriekbladen , ook is van Pru-STUKer MIER ‚-dän zou deeze Sdort’ ih de beide In- E as dien lee en _ Eater El aeanfsle 4 ge 9 er „Pe Tris wd “ner, met een Mn lin,” send fn Paetot geplaatst. Deeze Indifche. is Boomachtig en zeer glad, hebbende rondachtige Haauwen , gn van ni met een duúbbeld rond Hokjes. F7 (2) Casfia met driepaarige „gerond zi VIT, ges uitgerande, gelyke' Blaadjes. need en Van deezë , “die” opde Karibifche Eilanden de" valt, zyn door Sroant de Afbeeldingen ge- geven, zeggende , dat het ten Gewas is stwelk veele Ryzen van een Vinger dik, têr eee. van zes van anderhalf Duim of langer,» van binnen een? pur: te) Caria Fol, trijagis obovatis glabris, inter. rotundior, Hors. Ups: zoo. B. Lugdbat. 468. Casfia hezaphylla S ech hade. 1, Te ef Le Bua, Fl Ind, “ ad en hes 0). Cake. Fol. uijash “ora rolde dat El . zquz- libus, Hort. Cliff. 159. R, Lugdbat. 467. Casfia minor frutie_ cola hexaphylla. Sennz foliis, SLOAN. Jam, 146. Hip, Pe 4 T. zp, Ka). Dendr, zie, B GS IL Dain, V, Srux. | 28 TIENMANNIGCE HEESTErs. je IL. purgeerend Merg bevattende, als de Pyp- Kas- Oi fie, en de Bladen werden aldaar even als de Hoor. Senebtaden gebruikt. STUE Î L Vrij. (8) Casfia met. driepaarige ; Aes Sftompache Obufife zige Blaadjes. pag 8 De Stinkende Casfia met Deane van ILLENIUS van Kuba; de kleine Kruidige Senne , die ftompbladig is : doorgaans zesbla- dig , van gevonden , wordt hier bygevoegd het Hoenderkruid van Rumrnaus,dus genaamd , om dat hetzelve op Ambon tegen de Snotterigheid der Hoen- deren gebruikt wordt ‚ zynde een Boomachtig Heeftertje, met Haauwtjes van een Pink lang, een Pypefteel dik, waar in kleine Zaaden. 6) Casfia met vierpaarige , Lancetswys’ Ey- an ronde , agierwaards omgekromde er Dee le jes, en een Kliertje aan het onderfte der Steeltjes. Van deeze ‘Soort , uit Amerika afkomitien „zig eene Plant in de Kliffortíche Tuin (ao) Cas- (3) Casfia Fi Fol. i eb Kaat”. 1 Casfia foetida , Fol, Senn, Italicz. DiLL. Elth, 71. T. 62. f. 72. Senna mi nór herbaced , plerumque hexaphylla , folio keiken SLOAN. Fam, 148. Hf, IL. Pp. 47. Te 180 f._s& Gallinaria rotune d heg RUMPH, Amb, V. ps 283. Ta 97.£. 2. BURM, Fl, Jude See asfia Fol. quadrijagis ovaro «lanceolatis, Falcatis, Glandalâ baseos fier Hart, cf. 559 DE CAN D RA A. io (zo) Casfia met vyfpaarige Lancetswys’ Ey- 1 ronde Blaadjes, ruuw van Rand, de bui En tenflen grootst; meteen Kliertje onder aan maer de Steeltjes. _Deeze is, onder den naam van Westindijche? Orie Senna, die den Stank van Heulfap heeft, met geta gefpiefte rondachtige_ Blaadjes , glad zynde ; door ComMELyN in de beféhryving van den Amfterdamfchen Tuin , afgebeeld. Het Ge- was, van Jamaika afkomftig, hadt een Steng van anderhalf Voet hoog, met vyfpaarige Bla- den in de jongheid, en maar driepaarigen in de volwasfenheid, De Kliertjes der Bladfteelen’ zyn paarfch, ens Casfia met vyfpaarige , datter En, Ee A vonde, glaâde Blaadjes „en éen Kliersjeyua e onder aan de Steeltjes. di be Deeze, door de platheid van haare Haauwen uigmüntefde, À is Ki ard sat in Zuid-Ame.- Ie rika ontdekt. — bn ml Sad zine ie C 12) Casfia met pn vi pits Eyronde xn. gladde aan, de Steeltjes ongeklierd, „Cee Diteyp-Kase. (ze) was Fol. elan andnanisr) ‚ margine fcabris ; exterioribus majoribus ; glandulà bafeos Petiolorum. Hort, Cliff, 159. RK. Lugdbar. 46 457. dn Oene docs Opií virofo &c. Coxx. Hort, 1. P. st. Te26 RS, Casa Fol, quinquejugis ovato « Ien glabris „ s petiolorum{ Prum. 1e. 77, R. Lugdbar, 46% sid Carfia Fol, quinguêjugis ovato. mink ' glalnie, , B 3 _Beiio- HU. DEEL, V, Sruw, 20. TIENMANNIGE HEESTERS, UL Dit is het Gewas, dat de gewoone Winkel. ADEL. Kasfies of Púrgeerende Casfia der ‘Apotheken, | Hoorp= uitlevert, Hetzelve groeit zo wel in Oost- en _ STUKe <_Westindie, als in Egypte , Ethiopieven-Syrie , en wordende ons de meefte van Alexandrie of el ders uit de Levant, toegebragt. ‘Met noemtze _ “daarom Casfia Alexandrina, Casfia Zeyptiaca, en Casfia folutiva of nigra ; door welke benad= maen B inzonderheid, deeze van de Casfia lig: vooren door my reeds IL bebe belenen +, ” òndercheiden wordt. Sedert rd oper 328. eenigen tyd » en „ is ook uit Westindie | een menigte van dergelyke Pyp- Kasfie in Vrankryk , aangebragt, doch veel flegter, zegt Grorrroy, MONARDEz verzekert , dat « __die van St. Domingo en Porto Rico immer;zo goed is als-de- Egyptifché (*). > In:Oostindie _ valt deeze Drogery „ niet minder. dan-de Le- __vantfche in hoedanigheid, | copper ’ Gewas ‚ dat dezelve voortbrengt ; sis door En Arpinus afgebeeld en befchreeven. „‚ De « a fiftula, zegt hy, welke de Egyptenaa= ‚ren Chaiarvambar heeten, is een Boom, die _ „in Stam, Takken en Bladen, veel gelykt 5 s‚ naar den. Nooteboom , doch de Bladen zyn 5 talryker , tien aan eenen Bladfteel, die eens zo 23 lang ‚ Petiolis eglandalatis. Fl, Zeyl. 149. Mat. Med. 199, HAS- — | SELQ. tin. 463, 507- Casfia Fiala Alexandrina. C. B. Pin. 4es. Comm. Hort, 1. zrs, T. rio, Casfia Fiftula. RUMFPE, Amb. IL p. 83. T. 21. Conna. Hort, Mal, 1, p. 37. Toke {*) Ap. CLUS. in Exoticis, pe 332e zj D*E’ WMD R T° Ad af » lang is als in de- Nooteboomen en aan ’t efid _ HI, gedoornd. Hy draagt Goudkleurige Bloe- rs », men, als die der Violieren, maar veel groo- Hoorp- ster en talryker , hangende aan Trosfen ne-STUE 5, derwaards. In ’t midden heeft ieder: Bloem, "8 | ») veele Draadjes, gelyk de Roozen, waar van » Allengs dikke Haauwen voortkomen, die regt » en rond zyn, van dikte als een Rotting, de 3 grootften byna twee Ellen lang. “Een ges » heel Jaar hebben deeze Haauwen noodig , ‚‚ om aan te groeijen en ryp te worden: want » de Egyptenaaren zamelen niet in, dan in’ „> midden van den Zomer, wanneer men reeds » wederom een menigte jonge Scheedjes aan de », Boomen ziet, die in Juny by Kairo en Ale- ‚, xandrie in Bloem ftaan, Van die kleine » Haauwtjes, verfch en groen ‚ gekookt en in „> Suiker gekonfyt , wordt een groote menigte ‚, buitenslands verzonden,” VESLINGIUS merkt aan , dat 13 Casfia- Poom veel kleiner dan een Ockernooten - Boom is ‚ en fraaijer , inzonderheid is hy bloeit, kos mende veel op laage plaatfen „ aan den Zeekahil in Egypte voort „alzo hy de vogtigheid bes mint. Dus vondt ook HasseLQUisT naby het Kanaal, dat het Nylwater naar Alexandrie leidt, op een vrugtbaar Land, tusfchen de Da= delboomen eenigen, wier Binbimen van twee tot drie Span-dik en twaalf Voeten lang wa- ‚ doorgaans bogtig en glad van Schors, Zy bloeiden ‘er de geheele Mey « maand, Deeze, B 3 in IL DEEL. V, STUK za TIENMANNIGE HEESTERS | IL in 't Arabifch. genaamd Hiarfchiamber „ hadt Arna maar vier paar Bladen aan een Steel, die aan | Hoorp- de Punt uitgegulpt waren 3; doch een ander, STUK. _Sopher genaamd , welken hy in de Tuinen te Kaie Pesse ro vondt , hadt vyf paaren van gefpitfte Blaad. jes , wordende dezelven, van de agterften tot de voorften, allengs grooter. Ben derde, gee naamd Ketfchta, hadt zes paaren van Lancet. wys ovaale Blaadjes, de buitenften kleiner; maar deeze kwam-zeer weinig in de Tuinen van te voor, wordende gezegd. de Vrugt vol te _ hebben van een dikachtig wit Sap, De Groey» plaats van deezen laatften was in Arabie en Indie, Revtanfche. _RuMrPHius befchryft hem, onder den naam van Tronmelflak= Boom „ die de grootte en-fie « guur, in Oostindie, byna van: een Nooteboom _ heeft, en Bladen van vyf of zeven paaren aan _ een Steel ; ovaalachtig , voor fpits , doorgaans vyf Duimen lang. De Bloemen, zegt hy, be- ftaan uitvyf geele Blaadjes, ongelyk geboogen, en bevatten veele. Draadjes, met graauwe Knop: ie te lleckepde pet ‚buiten de Bloem uit, entuse dezelven komt het Vrugtbeginzel voort, de gd hy wel aanmerkt, maar enkeld. is in ééne Bloem. De Pypen , die men, zegt hys in Indie Trommelftokken noemt (*) , hebben de langte van twee Voeten, en de dikte van er 8 (*) Deeze naam is niet marter dass, ec will het rammelend: geraas dat zy , ryp zynde en hard , doordea Wind aan de: Boomen maaken, ’t welk Menchen en Recfien verfchrikken doet , afkomfig, ï Di f. A KD RA 25 een „Duim , zynde dezelven een langen gd, 1 groen, en zo zagt dat men ze buigen kan „typ * a wordende eerst bruin en éindelyk zwartachtig, Hoorp- Op Java groeit deeze natuurlyk ie de Bosfchen en. | wordende aldaar Caju Radja geheten, - sin en De Conna van Malabar, welke ook eene Pype. mala- Kasfie is, heeft den Stam fomtyds zo groot , aen dat een Man denzelven naauwlyks kan omva- demen. De Schors of Bast is Afchgraauw en famentrekkende. De Bladen beftaan uit vyf paaren , met een oneffen Blad aan ’t end, en zy loopen fpits uit, zynde taamelyk dik en glad. De Bloemen komen aan Risten , van twee Spannen lang, voort, gelykende naar die , welke men Hemel- Sleutels noemt : zy zyngeel en bevatten tien Meeldraadjes , waar van drie langer ‚buiten de Bloem uitfteekende, de ande- ren korter, allen met bruinachtige Topjes. Aan de Haauwen wordt, op de dikte vaneen Duim, ook de langte van twee Ellen toegefchree-. ven (#). De Hoogleeraar BurMANNus heeft, Of-koromans der andere gekleurde Aftekeningen van de Kust“eliche. van Koromandel , ook eene onder den naam van Caju Conne ontvangen, welke zekerlyk tot de Casfiaas behoort, doch van de gemelden. in eenige opzigten verfchilt. ’t Getal der Vine blaadjes is wel doorgaans tien, maar de Stop- pel- (t) De Ellen zyn op veele plaatfen korter dan de onzen en fomtyds maar anderhalf Voet lang, Ba, MI. Dezer, V, STUKe 24 TrENMANNIGE HEESTERS. arm PE peltjes zyn hier taamelyk zigtbaar, terwyl zy vii. zig in deeze Soort, zo de Ridder zegt, naauw. Hoorp- Iyks openbaaren, Ook heeft de Haauw een vante heel andere figuur, meer naar Trommelftok- wiet Pew ken gelykende; doch gezegde Hoogleeraar merkt aan , dat ’er een groet verfchil is onder de Kasfie- Boomen en deeze fchynt tot geen ande: re Soort betrokken te kunnen worden. De Pyp-Kasfie heeft in de behandeling meer oplettendheid noodig; dan _ “veele andere Dro- Dewyl het Merg der Haauwen, waar in de Zaden zitten, alleen gebruikt wordt, en_ hetzelve van eenen ligt bederflyken aart is, zo wordt, met reden, naauwkeurig gelet op des- zelfs deugd. En, om goed te blyven, moeten — de Scheeden geflooten zyn ; terwyl men uit- wendig aan dezelven geen verfchil ontdekken kan, De Egyptenaaren verwierpen die , waar in de Zaaden , by ’t fehudden, niet PRE den, zegt Arin os; alzo zy oordeelden, dat de zuiken door te groote vogtigheid bedorven waren. Zy bewaarden ze dikwils veertig Jaa ae ES en deselve moeften vier of vyf Maanden oud zyn, eermen ze gebruikte. De Europifthe Dro-_ giften verwerpen hedendaags die rammelen ,en — agténze, hoe frisfcher menze krygt, hoe beter. By ’t openen van de Scheeden moet het Merg Zwârt „ dik, vet en zoet, geenszins zuur of befchimmeld zyn. Zie hierhoe HassrEQuIsST bevond , dat men ’er hedendaags in Egypte _ mede te werk gaat, uk Deen heo RENE apt ‚… De Haauw of Pyp wordt, nog niet vol. IE. ‚„ komen typ zynde', geplukt, en in een gig Arban, „ geflooten Huis gebragt „daar menze op eenfloorn. ‚, Bedding van Palmbladen en’ Stroo, die een°TUKe „> half Voet hoog is, ftapelt , fluitende dan ook, A, »; de Deur „ en de twee volgende Dagen den + Stapel met Water Ee Dus veertig ‚…Dage opeen H op. gelaten zyn nde, zyn de „ Haauwen vorken Zwart. een begraa- - „> venze in Kuilen, in Zand; doch, die op > Op Geese manier ad wordt ‚ is niets s, waardig. Zonderling is t, da ETE eöi} IDrs, Hire pocRATES en andere Grieken, niets geweten of gemeld hebben aangaande % gebruik van dit Geneesmiddel , hetwelke „ door de Arabieren ingevoerd „ thans zo algemeen bekend-is door de geheele Wereld. Het Merg; verfch uit de Scheeden gehaald is een ongemeen zagt Pur- geermiddel, dat de Hitte der Vogten tempert, en dus veilig gebruikt kan worden in, allerley Heete Ziekten en a gemeene of- byzondere Ont- fteekingen. Voorde. Kwaalen van de Nieren en Waterblaas wordt hetzelve ‚ van veelen , zeer gepreezen. In heete Landen „ daar de Lighaamen zeer uitgedroogd zyn, en in zoda- nige Geftellen „ is het dienftigst, hebbende fom. migen aldaar de gewoonte van „tot. Gezond- heid, dagelyks voor het Middagmaat een-Le- pel vol te gebruiken van dit Merg. In koude Klimaaten of Saizoenen en flymige 5 ighaamen, > | is IL DEEL, V‚, StTUKe 26 TIENMANNIGE HEESTERS, Il. is dit Purgeermiddel op zig-zelf te flap en te Arprkk veel verkoelende ; doch door byvoeging van Hoorr- anderen kan het overal gebruikt worden „ en pn: bevordert dan derzelver werking , gelyk die ®Y van de Rhabarber, ongemeen. De Konferf der Bloemen, als ook de ingelegde jonge Haauwen. » zyn nog zagter purgeerende, xur (13) Casfia met vyfpaarige, Byrönde: eenis Pae germaate Willige Bladen , de Steeltjes ken ippel- rond en angeklierd, In Amerika groeit deeze volgens den Hecr JACQUIN, Onze Ridder heeftze met de Steng Mans langte. hoog gehad, Houtig, Afchgraauw en zeer Takkig: de Bladfteeltjes met Roest- _ kleurige Stippen befprengd: de Bladen wedere zyds groen en zagt op ’t gevoel: de Takken bezet met Elsvormige Stoppeltjcs.- In de Koe ninglyke Tuin, te Upfal , hadtze nog niet gee bloeid, XIV. EL Casfia met vyfpaarige Onealarte Blas: | lee ‚ half _Hortvormige goprifie Stoppel: — Sie s de Steng dun en Haair Deeze, op Jamaika door Browne waarze- — nomen „ is een Hesftertje met regtopftaande — T | ake 7 f f en Casfia Fol: rene ovatis » ubtomentofis, Petio- 5 lis teretibus eglandulatis, Man (14) Casfia Fol, rloiëksh eglandulatis, Stip. Gemienes jd 9 datis acuminatis, Caule flrito pilofo, Casa fuffruticofa ezece ta hicfuta, Floribus fingularibus ad alas, BROWN. Fam, 235e 0 en Ë je | El Dr -C:A,N D ROES A, 27 Takken , die overal zeer ruig, zyn door veele. HI, Haairtjes } de Bladen glad hebbende ; twee ÂrnräL. Bloemen by elkander en langwerpige platte Hoorn. Haauwen draagende, ’t Getal der- Meeldraad. STUK, jes is hier vy£, „Cts) Casfia met zespaarige Eyrondachtige XV Bladen, de Steeltjes ongeklierd. Senne, Onder deeze- bepaling komt thans het Gewas voor „ dat de gewoone Senne-Bladen draagt , welks natuurlyke Groeyplaats , zo wel als die der Pyp-Kasfie, in Egypte of Arabie is , hoewel het ook voorkomt in Italie, Gemeenlyk „ech- ter ‚ wordt de Egyptifche, Syrifche of Oofter- fche Senna, in * algemeen , als de beste , van die, welke men Italiaanfche noemt , enderfchei- den, Dat de eerfte de- Bladen langwerpiger en Ípitfer, de laatfte ftomper en ronder heeft, is zeer blykbaar uit de Afbeeldingen van beiden „ by Mortson en Tar ERNAEMONTANUS. Loper en Doponéus hebben flegts de Italiaanfche , “welke van SLoANE ook in een Tuin, op Jamaika, in de Westindiën , waar- dept werdt ; ang eene door den Ke Se Fot. fejugis. fubovatis , Petiolis eglandalatis, oliis trijugis, de. Med, 200, R. Lagdbar, 468, Senna Alexandrina f, Fol, acutis. C‚ B. Pim, 397, MORIS, Hifl. II. p. zor, S. 2, F. 24. f. 1. B, Senna Italica f. Fol. obtufis. C. B. Pix. 397, Maris, Jbid. Ff. 2, Senna utraque, TAB: Senna, Dop, Pempt, 361. TOURNE. Ja/?. 618. Me DEEL. Ve STUKe 28 be ci HEESTERS. IL. Heer N, L, BÖRMA NN Us; waarfchynlyk uit ij Oostindie of uit Perfie , in Afbeelding is ge Hoor: bragt. STUK: Het Gewas is Heefterachtig , met Houtige wijn 7 Stengen , twee Ellen hoog, die taaije Takjes uitgeeven met Stoppeltjes , overshands bezet ‚met dunne Bladfteeltjes, van vier , vyf-of zes paar Bladen of Blaadjes, naar die van ’t Zoete hout gelykende , bleek groen, korter dan een Duim. De Bloemen-komen aan ’t end der Takjes by Risten voort , zynde Roosachtig , geel van Kleur, met paarfche Aderen, en daar op volgen langwerpig ovaale , Zeistervórifke er zeer platte Haauwtjes, die men dikwils onder de Sennebladen vinde, bevattende Zaaden als Druifkorreltjes. Met de Alexändrynfche komt overeen die van Sidon of Seyde, in ’t Franfch genaamd Senné de Seyde, wegens de afkomst, of Senné de ba Palte, uit hoofde van een Schat- ting , door den Grooten Heer op deeze Dro= gery gelegd. Die van Lripoli » Senné de Tripoli genaamd ‚heeft de Blaadjes breeder en ftómper, — ruuw op ’t gevoel. Bovendien komt ’er fom- tyds ook een Mochafe Senna voor , welke , wederom. ‚ de- Bladen langer , fimaller en fpìt- fer heeft : maar deeze laatften,; zo wel als de Kealiaarfche , zyn veel Rd van werking en dus van minder waarde, De Senne - Bladen zyn een Purgeefmiädel : van een ann anderen aart dan het Merg der. rats DE Kak WoD Milne 29 Pyp. Kasfie, _In- Heete Ziekten „ Ontfteekin- Ht, gen en. bederf „der. Ingewanden „of. Borstkwaas Arin len , als ook-in zwaare Bloedítortingen „ kan: Bands menze. niet veilig gebruiken „ om dat hunne STUK, Purgeerende kragt in_fcherpe, „Harstachtige Ed deelen beftaat. Voor ’t overige verfchaffen zy een zeer gereed en mcg, kostbaar Middel , dat " Haauwtjes, die eertyds in meer ' achtine dan de Bladen waren „worden thans; zo, wel als de Steeltjes » voor menze in ”t Water werpt, daar uit gezogt. „Het Poeijer is, doordien het meer Krimpingen maakt, zo goed niet als het Afkook- zel, of Aftrekzel liever : ‚want Zy verliezen door | frerk en lang kooken veel van hunne kragt, Bo- ien wen in vecle ee Win- heliniëldeter, „tamistd nafta 5 evil ar (16) Casfia met zespaarige langwerpige ‘gladde Xvr. Bladen, de digen mik, en een eat ifv re, NS GE en pië | had 5 en 8 ; sen 5 B (16) Casfia Fol. fejogis ele g'abris , infer, minor bus. Gland. fubulâtà” intér in&ma » Pedicellis bifloris. Horr. Cliff. 159. Casf. biflóra. Ams Head, p: 397. Casfia frutico- £ &c. BROWN. Jam. 223. Casfià minor úrborescens, S: liqaë is articulatis, PLUM. Sp. 18. Ze. 78. Gr. 7) Casfia Fol, fcjugisovatis acuminatis lanatis, Mort; Se en, 4o TIENMANNIGE HeesTErs, iu. _ Deeze groeit , zo wel als de voorgaande, ia Aapeen ‘Amerika. Zy heeft den Stank van Heulfap en Hoor: komt-ook ín het Loof met de Tiende Soort STUK. overeen. TOURNeEFORT heeftze Amerikaar- bin fche ftinkende Casfia, met grootere ruige Bla- den, getyteld. xvii — (48) Casfia met wetenibiar ken Bladen, waifsan Kruipend. nige Bloemen en Draadachige Jagende Kruidige Stengen. _— Bnn de —_ __Deeze , op Jamaika door owe waar. genomen, heeft de Blaadjes fmal en geftreept en in de Oxelen enkelde Bloemfteeltjes ; de Takken bezet met Elsvormige Stoppeltjes : de Haauwtjes van eene Ruitachtige figuur, (19) Casfia met zevenpaarige Lancetswyze XIX. ede Bladen, de uiterften kleinst „en een aen | achdge. „ onder. aan de Steeltjes, _ ek ' NN EES An! ee On- 159. R. Lugdbat. 467. Caslia Amer. Gertida „ fol, ampliori- bus villofis. TOURNE. Juf? ed geit Getidentaiis , odore virofo HERM. Lugdb. tt 2 (28) Casfia Fol. feptemfagis, Florbas pentandris, Ctulibus Filiformibus proftratis Herbaceis. Casfia Herbacea tenuisfima procumbens , Floribus fingularibus ad Alas, BROWN. Jam, — Se r (19) Casfia Fol. feptemjugis lanceolatis, extimis „minorie bus, Glandulâ bafeos petiolorum. Afante: 378. Hort. Chf, 159. Hort, te 109. GRON. Virg. 47-.Be Luzdiar, 467, Casfia Liguftri folio, PLuM. Sp. zo. DikL. Eh. 350. Te 259. f, 338. Casfia Bahamenis &c, MART, Cent, T. 25e D':E:C: ACN: D: RHEEK cât Onder den naam van Casfia wet Ligufter-Bla- MHI. den- vindt men deeze door DiLLEN1US afgeefinDeEt beeld. Zy groeit op de Bahama's « Eilanden „Hoorps als ook in Virginie, en heeft breede Haauwen „STUK die door de rypheid zwart worden ‚ met een Ke zwartachtig groen Zaad. De Bladen komen in EL eben kragt > rig CLAYTON; met (20) Casfia ja met agtpaarige ee ovaale ZE Bladen , de uiterften kleinst; de Steeltjes Gerteugele 4 ongeklierd en uitgebreide Stoppeltjes. Van PruMrer is eene Amerikaanfche wil- de ftinkende Casfia opgegeven, die gevleugelde Haauwen heeft ; en deeze fchynt overeen te komen met het. Gewas dat MErran in Af- beelding gebragt heeft „ onder den naam van Zoete. Boonen - Boom, zeggende dat dezelve groot isen groeit in de Bosfchen van Zuid- Amerika , draagende lange “Haauwen ; waar binnen zwarte Boontjes leggenvinseen zoet wit Merg, Vol- gens haare Afbeelding zouden de Bladen maar driepaarig zyn. Het Dauworms- Boompje van RuMPHrIUus; dat hier toe betrokken wordt , hade dn van anderhalf of twee Voeten el EN langs (ze) Cal Fol. ofojugis , ovali - oblongis , exteriorhus minoribus, Petiolis eg'andularis, Stipulis patulis. Mfant. 375. Hort, Cliff. 158. Ups. xoo. R. Lugdbat. 467. Casfia Cylves- tris foetida, Siliquis alatis, PLUM. Sp. 13. Faba dulcis, Man. 5 Sar, Te 58. Herpetica, RUMPH. drmb, VII. pe 35 T. 18 BURM. FJ. Ind. p, 56, uK. DazL. Ve STUK, Ge TIENMANNIGE HEESTERS. ET. ie; Geutachtig uitgehold ; met: ewaalf paaren Arpaet Bladen? s van: Vier tot zes Duimen lang , aan Heinri: ieder zyde venveen aan ’t-end:-dus in ’t geheel STUK. —_yyfentwintigBláden. « In de Afbeelding , even- PW wel se komerize geheel anders „en op. ’t hoog: fte -agtpaarig ‘voor , zonder-end -Blad,--De _ Vrugten zyn Jaugervierkante-Hauwen van vyf Duimen , met vier Vleùgels op’de kanten. Dit, zegt Ei, voert in c PEEN den naam vige. neests … Men noemt het gemeenlyk Daun’ Coe- “pan j-om: dät de Bladen: naar een Japanfcie Maat, Coepan genaamd ,gelykêne:In:de Apo- theek j- te =Batávia', werden-de groene Bla- den ‚in een Mortier gewreeven en met ver- fche Klapper = =Qlie tot een-Zälf gemaakt-zyn- — de ; tot verdryving van roode Vlaldgen, aller- Ee ley Zeeren Ruidigheid:,'-tiet bs Tegen ’t Scheurbuik zynzeook-di ienie. Het E verfche Gen atd een. roode. Kleur aan blaag 5 Papiers at ee ee 5 ‚By de uit Java gezondene’ was dn 5 zegt de" Heer >N. Ls BURMANNUSs dat‘het een Jaarlykfch Gewas is, groeijende zes Voe-_ ten hoog. „LaiNNaus, meldt thans dien gan- gaande , dat de. Steng dik, doch Kruidig is, — met half. Hartvormige Stoppeltjes; de Blad: — fteeltjes geelachtig en diep g eflknfd: met väi. zestien tot twintig Blader” » die ongeklierd dn Din OAN ids Risk zes 35 zyn, doch twee zeer korte Borfteltjes hebben, , IE, wat van elkander af. Ki C21) Casfia met agtpaarige ‚ langwerpig Ey- ee ronde ‚ gelyke Bladen, die een Klier heb- vur ben onder aan de Steeltjes, Jaraa En Dit is niet een tweejarig maar énjaarig » Maryland hoog Gewâs, imet Goudkle urige Bloemen „° volgens CrAvyron, die hetzelve in in’ Virginie waargenomen heeft. PruxKENerius noemt het Basterd- Senne , die rondbladig is „ met ruige Haauwen.. Het is- door’ “den Hier M ARTYN, onder den naam van Marylandfëhe Casfia, mee langwerpige Vinblaädjes en een omgebogen Bloemkelk , afgebeeld. (22) Casfia met negenpaarige lannda Eris Bladen , ere de agterften een Els Tenaisfie Vormige ‘Klief Dunpeulies De ongemeene dunte van de Haauwen, on- derfcheidt deeze , die een Heefter is, by de Havana groeijende. (23) Cas- en caers Bidhtsoraise gis , 2qualibus, Glan- Gl bafeos p . Hor:. en va &e. Casfia Mimöfe pl Sitiquâ Birfarà. Dit. Eltb, 351. Ts 2éo. f. 339. Cas- fia Marylandiea. Mar. Cine. T. Senna fparia vi 5 rd PLuM. Alm. 542. GRON. Pig, 6 8 EE gf ek ee 4 Fol,” novemjugis oblongis’, Glandülâ s ubuteês inter Înfima. R. aes 478. Senna fPuria frurscens Siliquis Mij. tenaisfimis; H & U. DEEL. V. Strom. ul. AFpzeeL. ur STUK. XXIII, Sophera, Spitshladi- 5. A (24) Casfia met twaalfpaarige. Stompe gefpit-— | re fie Bladen, en veele Elsvormige Klieren, (8 84 TsENMANNIGE HEESTERS. (23) Casfia met tienpaarige Laneetvormige Bladen, onder aan een langwerpige Klier. Deeze Soort voert den bynaam van Sopher ra, een Egyptifch Gewas , naar de Galega - gelykende, door ALPiNus afgebeeld , en door CAMERARIUS onder den Indiaanfchen naam Hoxocoguomaclit befchreeven ; doch daar is een aanmerkelyk verfchil tusfchen die beiden, en de Afbeelding van de To wintigbladige Sen- na van Ceylon, door den Heer J. BuRMAK- Nus aan ’t licht gegeven , welke de zelfde fchynt te zyn met de eerfte Soort van Hoen- derkruid by Rumrnius, behoorende de ane dere tot onze Agtíte Soort, hier voor befchree= ven. De fpitsbladigheid onderfcheidt deeze genoegzaam van de meefte anderen. de Stoppeltjes Nierachtig en gebaard. (as) Cas- (23) Casfia Fol. decemjugis EEE Glandu!â bafeos oblongâ. FL Zeyb, 1so. Senne vigintifolia Silq. teretibus, Burm. Zeyl zi3. T. 98. Galegz affinis Sophera dia. Ce B. Pin. 352e Gallinaria acutifolia. RUmPH. Amb. V. p. 233. 97. f. 1. Ponnam-Tongesa. Hert, Mal, 1, p. 191 Te Pp. 97- el (24) Casfia Fol, duodecim - jagis ebtufis mucronatis , Gland. fabulatis pluribus , Stip. Renif, barbatis, Fl. Zeyl, ist, Senna fpuria Maderaspatana &c, PLUK. Alm, 341. Te D B ca ND RAA 35 (25) Casfia met twaalfpaarige langwerpige - IL Stompe gladde Bladen en geene Klieren, — AEDEELs Deeze Soort, onder den Latynfchen bynaamHieorp- van Tavaanfche is de Brafiliaanfche Pyp-Kas- sxy. fie, of Westindifche , alzo men dezelve ook Janariean op Jamaika vindt , alwaar het een geimncene Bae Boom is aan. de. ‘Oevers van Beeken, Men heetze ’er nn Casfia , dat is Paarden-, of Wilde Kasfie, SrLoANE noemt deselve. de tweede Soort van Zwarte of Pyp-Kasfie: want de andere of Gewoone is aldaar, zegt hy, ook gemeen. Aan den Zee-Boefem , Cul de Sac genaamd, van het Eiland Sint Domingo, zegt Roc HEFORT, ziet men geheele Vlakten , van groote uitgeftrektheid, welke met geen andére Boomen bedekt zyn, dan met die van deeze laafte , welken hy meent vaù daar door Zard op de andere Eilanden overgebragt te zyn, De Brafiliaanfche of Wilde onderfcheide zig enoegzaam door het- Loof en de Vrugten, De Berle Pyp-Kasfie Boom” heeft , gelyk wy gezien. hebben , maar tien of cen weinig meer Vinbladen : ; deeze heeft ’er twintig of vieren. WR aan éénen Stecl, BROWNE noemtze Cas- (z 5) Casfia Pol, der „jugisobl. obrufis glabris , Gland. nullâ, C, Fit. Javanier El. cameo. Comm. Hor: 1, p. 217. T. 111, C Fol. pr ong &c. BEOWN. Jam. 223. ‘Casfia Fift. Brafiliana. C. B, Pir. 403. TOURX. Ief. 619. Casfia nigra f. Fiftulofa end SLOAN. Jaa. 1a6. Hill. Me Pe 44. BURM, FZ. Ind, p, __M. DEEL V, STUK, 36 TIENMANNIGE HEESTERS, MIL Casfia met veele langwerpige Bladen , een rood» Dr achtige Bloem en zeer groote dikke. Haauwen , Hborn. met drie Ribben. Ik heb een ftuk van zulk STUK, eene Haauw , dat anderhalf Duim breed en één an Duim dik is, dus in de doorfnyding ovaal waar aan die drie Ribben, twee by elkander aan de eene zyde , zig zeer duidelyk, dikker . dan Pypefteelen , overlangs , vertoonen „ niet alleen; maar door haare grove dwars - Aderen » even als Takjes m maakende, die zig met e der vereenigen, zeer zonderling en van de aen woone Pyp-Kasfie , die ook de Haauw veel ronder heeft , verfchillende zyn, De Wanden van de Haauw „ de middelfchotten , en alles , is ook veel grover ; de Kleur van buiten niet zwart maar graauwachtig bruin, Buiten twyfel is het deeze, waar van BREN de Afbeelding geeft onder den naam van Bra- filiaanfche Pyp- Kasfie met eene roodachtige Bloem (*. ’t Getal der Vinbladen heeft de- zelve, welis waar, niet meer dan twintig ‚ doch die valt ongelyk (4) Die Autheur merkt aan , dat het een ongemeen fchoone Boom is, in Brafil groeijende , zo ten opzigt van de Bladen als van de Bloemen , welken kleiner dan in de Egyp- (*) Casa fiftula za liana Flore incarnato. Cent. 1. Te 21e (f) De Hoogleerzat N. L. BURMANNUS maakt zelfs» op deeze Soort, van eene Malabaarfe, uit het Kruidboek van GARCIN gewag, die veertienpaaige Bladen heeft, langwerpig gefpiest, eens zo groot als in de figuur van den ber GOMMELYN. Fl, led. p. 97. he Dt m0 AN DEREESES Rgyptifche zyn , doch ook vyfbladig, met HL Meeldraadjes , zwaar getopt, de drie onderften "nj eens zo lang als de bovenften (*). Wat deloorp- Haauw aangaat , dezelve ‚ zegt hy , van die fi-STEK: guur en grootte, als zy door Loner en P1so,,2 "85 is afgebeeld , wordt van MARrRCGRAAF be- fchreeven als twee Voeten lang en vyf Vingeren dik zyndes (doch die-zal men in den omtrek. moeten verftaan ,) en een weinig omgekromd , als een Poolfe Sabel. … Dezelve fpreekt ook” van drie Ribben als aangelymde Peezen , overlangs, en zegt dat de doorfnyding ovaal is, gelyk in de myne plaats heeft, Zyn Ed, vergelykt den buitene Bast by de Schors van een Boom; moetcende de Haauw met een Hamer zgan ftukken geflagen worden , om het Merg te bekomen, dat in Celletjes, van een Pennefchaft wyd , tusfchen de middelfchotten vervat is, waarin een Zuadkor: rel legt „ van grootte en figuur als een Aman. del, ín een harde eed een witte bes Kern bevattende, | Van het Merg Te Wilde Pyp « » Kasfie hadt MarcerAAr gezegd, dat hetzelve ook wel zwart is ‚ maar bitter van Smaak en famer- trekkende, P1so zegt, dat de onrype wel van dien aart, doch de rype Haauwen Purgeerende zyn. Loper , de Haauw van deeze Brafili. aan- r (*) welke pretatie Afbeeldingen , van deeze en de andere Casfiaas, in het Kraidboek van WEINMANN Plaat N. 34e, 341. voorkomen, is hier uit Zonneklaar, 3 II, DEEL. V, STUKe mi AFDEEL. één Once van derzelver Merg fterker Afgang „38 TIENMANNIGE HEESTERS. aanfche Pyp- siet ie befchryvende, getuigt dat kare: maakt „dan twee Oncen: van de gewoone Lee STUK. XXVI, Chama erijta. Gekuilde, vantdfche Casfia ; ’t welk BauHIiNus, in zy- _ne Pinax, ook aangetekend heeft (*), Waar. fchynlyk voert zy daarom, by de Engelfchen, den naam van Paarden-Casfia ; (als kon men een Paard zelf daar door doen afgaan.) en tis _ blykbaar dat JoHNsToN-zeer elks beeft, met. deeze Brafiliaanfche--Casfia- van de Pur- geermiddelen af te zonderen (})e … — (26) Casfia met veelpaarige Bladen, een ge-— Jieeld Kliertje aan de en bels en Deaf genvormige Stoppel tjes. Een Jaarlyks Heefterachtig zeer fraay Bloem- gewas ‚ «op Jamaika ; Barbados en in Virginie, EE groeijende , is door zyne malle Blaadjes „ dic die het-echter maar twintig, aan een Bladfteel heeft, 8 van: de anderen ligt te. onderfcheiden.… Het be- hoort onder de zes Soorten > welken onzen, Br en ern EN ae Borre oe en et ad 2 Á nd r (*) De Veroemde rööinkibid hadt deeze gade kriet der Braflisan(che Pyp- Kasfie zelf „in Portugal , onder- vonden: Ze zyn Werk de da Mat. Med. Paris 1717. Oâa- vosLivrs L,.pe.tt (t) Dezelve noemende Casfia Fiflula non purgans Brafe Bienfis. if. Nat. de Arbaribus. Libr. Ville Cape 2e Alte 2e À Pe 284 2 (26) Gasfie val, ulingin, Gland. Petioli pedicetlatd, Stipulis Enfiformibus. Hort. Ups. 101. Caf. Fol. plur. pa rium linearivus, Stip. laulatis, Hers. Cf. 158, GroN. Zi ine pi ge 8 had HU hek DB, CisAs ND Nrs 39 Planten, noemt, De twee bovenfte Bloembloade jes zyn“ hier met een paarfche Vlak getekend en de Meelknopjes rood. (27) Casfia met veelpaarige veelklierige Bla- den en Elsvormige Stoppeltjes. Deeze door Brey n in „Afbeelding a erneer Hende enheid len of Takjes , meest naakt ‚ de-Blaadjes Lan cervormig , by veele Paaren aan een Steeltje, tusfchen ieder Paar een gefteeld Kliertje. heb- bende. Uit de Oxels der Bladfteelen komen dubbelde , eenbloemige „ Bloemfteeltjes voort, die korter zyn ‚en daar op volgen-platachtige Peultjes, De Bloemen zyn. meest zesmannig met twee zeer lange Meelknopjes. en” es atfia met veelfaarige finale Badjes 5 ZE ie een flaauwe Klier onder aan de Steel-des, Nl VIJL zaet Glandalk a hs W verde, imofai. ved GE „en rangen Suppelijss. ee EN, eet -'ûle bob ie. dert fa's is betrokken en ‚ om dat zy. naar de. zelven gelykt. Zy heeft de gen on- (ze) Casfia Fol. maltijugis Iinearibus , Glandulì bafeos Petiolorum obfoletâ , Stipulis feraceis. FJ. Zeyl. 154. C 4 IT, DEEL. V. STUK, HL AFDEE VILL, 49 _ TFrENMANNIGE HEESTERS. ‚ Seklierd; de Steng niet zn de Scr Ee Lancetvormig met een Borftel bepaald, (29) Casfia met veelpaarige RA 408 peltjes half Hartvormig. Door de enkelde Haauwen wordt 2 ook door BRrEyN afgebeeld „ ‚ van de voorgaande Geklierde ligt onderfcheiden. Men heeftze Westindifche Basterd - Senna Kaon gehad, e afkomst is vis Brafil, _(30) Casfia met veelpaarige Blaadjes, nr | nige Bloemen en een opgeregte Steng. —— Deeze heeft ‘haar bynaam van de byna gee flooten Bloemen , die zeer klein zyn in de Vir= « giifche , Basterd- Senna genaamd, by Piv | KENETIUS; tot welke betrokken wordt een Plantje op „Ambon. groeijende ‚ ’t-welk Rum — pHius de Droevige blyde tytelt, om dat hets heel fierlyk opgefchooten , tegen den avond, of door ’t uittrekken, aanftonds verflenst. Het is # in de es ALRE van den Klifortfchen Tuin Ô afgebeeld. = t A es Cast | (29) Casfia Fol. zer Stipulis dimidiato « » cordatis, sens, | na fpuria Oceldentalis 8. Henm. Lugdhat. 558. SLOAN: iso. RA). Suppl. ús. Chanrsisifta Pavonis Brafliana S Sig fingulati. BREYN Cene. 64. T. 23. k (zo) Casfia Fol, multijugis , Elor. pentandris , Caule ereen to. C_Calycibus acutis.. Hort. Clif, 497. T. 36. Hort, Ups | zot. ne fpuria Virginiana, a foliis, PLUK. Alm, zele . T. zi É 3. Amoena moes. RumpH. „Amb. VL p‚ 147: Es} 67. ge Ie BuRM. Fl. Ind. _P: 9%. zl iks Jk Ds te tat MODERN är (31) Casfia met veelpaarigo Bloemen, dé Tak, 6 jes neerleggende, ern Een Kruidig Plantje , dat op dorre drooge rde Velden van Virginie waargenomen is, met Bla- Pra “den van Mimofa als het voorige ; de Bloeme klein „ de Haauwtjes final en plac hebbende , „Harkende raaakt deeze laatfte aas PoOINCTIrANA Pine. Ta Dit Geflagt heeft den Kelk en de Bloem zo wel vyfbladig „als het voorige „ maar hier is een bovenst Bloemblaadje- grootst :- de Meeldraadjes zyn lang , allen me en de Vrugt is cen Haauw of Peul. Drie Soorten ; alemaal Indifthe ‚ komen in dit Geflagt voor, (1) Paauwe - kuif met lt Fien EN rr Blaadjes uitgeguipt. Rez as Westindifche Paauwe Kuif, deeze Sortie Zandige dro Ki van Kurasfau zeer gemeen is, volgens d den ‚ Heer: Ta ESP IN, wordt door zyn Ed, befchreeven zikale. ee ade: Caule procumbente, Casfia cefta Moriant Flóre minore. eend 243. N. 40. (1) Poinciana Acuteis fotitariis , Foliotis emarginatis. Syst, Nae. XIl.-Gen. sro. p. 290. Weg. XII. Gen. 515. p. 328, FAGQ, Amêr, zo. Hifl, p. 123. Acacia gloriofì famnicenfis &C. PLUK, Alm, s. IH, DEEL, yv. STUKe 42 TIENMANNIGE HeEEs TERS. UL als een regtftammig, Takkig , onaanzienlyk ATDEEL Boompje , fomtyds hooger dan vyfentwintig Voe- Hoorn: ten, met een zwarte Schors en gedoornde Take _ ijs kens de Bladen tweepaarig ‚ met uitgerande , wi “* gladde „ meer of min Hartvormige , dikwils wapftaltige Blaadjes : komende veelbloemige Steeltjes uit de Knobbeltjes der Takken voort. De Bloemen zyn geel, Reukeloos en maar half zo groot als in de volgende Soort, _@) Paauwe- Kuif met dubbelde Doornen. „Deeze Onderfcheiding gebruikt Linneus fchoone, Om het Gewas te bepaalen , waar van de be= roemde TounNerorT een Geflagt maakte — onder den naam van Poinciana, naar den Heer — DE Poinci, diestyds Intendant der Franfche Eilanden van Amerika. Hy gef ’er dén’ mam À aan, van Poinciana met een overfchoone Bloem, Op de Karibifche Eilanden groeit hetzelve , vol- gens den Heer JacQur N, een zeer fchoone — Heefter zynde van agt Voeten hoog ‚ die wel Doornen aande oude, doch zelden aan de jonge heeft „ en -dikwils ls geheel daar van onite bist ie. De Bloemen zyn heerlyk- van Kleur, Saffraan- en Mepie-rood, doch walgelyk van Smaak — (2) Poineiana Aculeis geminis. Hort. Ups. ror. reina Flore pulcherrimo. TOURNr, Inf?. 619, Acac. Oriente glorioe fa. PLuR, Alm s. Flos Pavonis, MFR. Sar, T. +5. KRAJ Crifta Pavonis. BREyN. Cet. 61. T, 22. Hors. Mal, VI Te 5. RUMPR. Amb, IV. p. 43. T, 20. ROYEN vn ke # Dumire mom dE an Smaak en Reuk,- De Franfchen noemen het la- II. Poinciade of ook--Paradys « Bloemen: ‚Het ons ke rype Zaad eeten de Kinders en Wilden raauw 5 Hoorp= maar de Bloemenals Thee getrokken, hebben STUK. een openende kragt, en worden gezegd vei „mgr verdryvende te’ Zyn. MERIAN getuigt, het Zaad van de Paauwe - Bloemen te en van dé iT Bet han om de Vugt af te dryven hinne En Ë „Hier. toe habana zekerlyk de Ambonféhe Beefter, welke Bme y.Nius zo fierlyk in Af. beelding gebragt. heeft , onder den naam van Paauwe = Heetfter of. Paauwe - Kuif , zeggende dat-die- vyf Ellen ‚hoog ‘groeit, en dee komt niet alleen met de Ceylonfche ‚ welke ook der=" gelyken naam draagt, en met de Malabaarfe”, Tfletti- Mandaru , die, de _ Hollanders aldaar Paamweftaarten heeten s overeen 4 maar buiten tryfel behoore”tot de zelfde Soöre' de Paauwene kuif van R UMPHIUS, 5 Stare in are opvaards ftcekt ; ef. Chineef he- Bloem, om dat ’er de Chineczen groote Liefhebbers van zyn, hebbende het Gewas van de Vaste Kust van _ Afie , alwaar het overal beooften de Ganges groeit, op de Eilanden overgebragt. De fchoon- beid der Bloemen , immers, die Goudgeel en rood zyn „ s'avonds pier toegaande , en ver- fcheide Dagen in wezen blyvende „ welke ’er de Chineezen ‚op Bruiloften en Gastmaalen, de U. DEEL, V. STUK 44 TIENMANNIGE HEESTERS, UL de Huizen en Kafee mede verfieren Ee ' ArDEeL, ftrookt et HI o Hoorp- menigte van Vinblaadjes, wel tien- of ie paar pie aan een Steel groeijende , die, volgens de Af denn “ beelding, ook geenszìns uitgegulpt of uitgerand zyn, doët ‘er dezelve grootelyks van verfolidg len. ae (3) Paauwe- Kuif die ongedoornd dn | Ala. ie “E7 Deze, op- Ceylon. waargenomen , is voor-_ als © met de voorgaande vereenkomftig. aangemerkt geweest „ en het fchynt nog twy=_ felachtig of de Doornen , die dikwils aan een_ zelfde Gewas ontbreeken , ZyDs om de eene Soort WEES rcn. j GUILANDINA. Van dit Geflagt zyn. de Kenmerken reeds “opgegeven , toen ik de twee laatfte Soorten, * rm. D.die Boomen zyn, befchreef *; a gaa ik ee rh, tot de anderen over, als e ‚ ‚___“(+) Guilandina die g ks, Se ‚Pit de 4 ï : te a mises jes Eyrond, met enten Doornen. | ÔN/ . 2 Ballerjese ' Eens Struik, (3) Peinctana Caule inermie Arm. Acad. IV, p. 313. Conte 146, P, Fol, bipinnatis , Fol. ovato. oblongis , Gaule inermie_ ‚Hart. Clif 1se. FL. Zeyl. 159. Crifta Pavonis Flore elegans “tisfime veriegato. BURM. Zeyl. jo. Fl. Ind, 9 (2) Guilardina aculeata, Pinnis ovatis, bit aculeis fo- Jitaxiis. Syst, Nat, Xil. Gen, s12. ps 291. Vig. XIII Gele si Dek iks Be AE AS Een Geflagt® van Planten , door PLUMIER Bonduc getyteld , volgens den Amerikaanfchen it Moke naam „ komt overeen met de Balletjes - Struik Horba van Rv MPHAUS , ecn Doornachtig Gewas , dat de Stranden van fommigen der Molukkifche „4 Eilanden op eenige plaatfen ontoeganglyk maakt. De Stam is dikwils een Arm dik, en breidt zig zydewaards uit met flyve Takken, die fom- tyds langs den Grond kruipen, hier en daar zig. wat verheffende, en aan de dunne Rysjes met haakige Doornen ‚ byna gelyk de Eglantieren , doch yl bezet. Aan deeze Rysjes komen de Bladen by vyf, zes of zeven paaren voort, drie of vier Duimen lang zynde en half zo breed ; en aan hunnen oirfprong een krom Haakje heb. bende. Zy fluiten zig by nagt onder den Steel famen, gelykerwys de Tamarinden en andere flaapende Plantgewasfen, Uit het end der Tak- ken komen gebaarde Trosfen voort van Bloe- men, wier Blaadjes agterom geboogen zyn, en op welken platachtige Haauwen volgen van drie of vier Duimen lang en twee Duimen breed, digt bezet met flappe dunne Stekeltjes ; die echter , door den Ouderdom, aan de bruine droo- 517. Pp. 329. Hort. Clif. Eet. Bonduc vulgare majus poly phyllum. PLUM, Gem. 25. Acacia gioriofà , Lentisci folio &c. PruK. Alm. TT. aL 2. babes SLOANK. Farm. 144. Hif. 2. Pp. 40e Frutex Globuloram. RumeH. Am, Vp. 39. T. 48. Czfalpinia aculeis recurvis, foliolis ovatis. STUK, 46 TIENMANNIÓGE HEESTERS. ° UI. drooge Haauwen redelyk ftyf en prikkelende, mj, doch niet kwetzendezyn, Binnen deeze Haauwen Hoorp- zitten twee , drie of vier, rondachtige Zeaden STUK. of Nooten , fommigen van grootte als Knik- “kers , anderen kleiner , onder een Hourigen Dop een bittere Kern bevattende. Deeze noemt men Klütsjis en gemeenlyk Klietjes , wordende daar van in Indie tot zeker RE dat men fall heet, dikwils gebr 4 deeze Var Won wi IE hier mede orka de Stekelige Haauw van SLOANE, afkomftig van het Ge was, dat men op faded de Geele Knikker. de Stekclige Haauw van CrLusrus behoore , is duifter. É pe ; tj geni jes pn Eyr ond PN ne RE id Balietjes. Doornen. k PL. RU „Leut. A. — Tot deeze tweede Soort van 5 Bonds, Peumans de kleine g (2) Guilendina aculeata , Pinnis ne 5 Folio Aculeis geminis, Did. Fl Zeyl, 156. Hore. Ups. or, Bol -d dr err eig dir PLU: 1, Gag 25e ci id EN Pred. ur. App. Ek 28. Globuti majotes. Rumeg. aak hk 92. T. 49. f. 1. Lobus echinatus Fr. cxfio. SLO s. Caretti, as Mal, IL. p‚ 35. T. 22. Bum, Mes pe 99. à DRECHAEN: DE REE AT betrokken de kleine kruipende zeer fterk-ge- am. doornde Pauwen- Kuif van Brey N, met zeer de: kleine geele ge-aairde Bloemen , zeer breede Hnorps Stekelige Haauwen en een rond Afchgraauw STUK. Zaad, De gedoornde Haauw van SLOANE Mongy met langere Bladen en cene blaauwe Vrugt, ko- ** mende van den Afchgraauwen Knikkerboom , die gemeen is op de Velden van Jamaika, hoort hier ook t'huis ; zo wel als de Groote- Ballee tjes Struik van Rumruius, die Doornachti- ger dan de andere is, brengende Haauwen voort van een Vinger lang en twee Duim breed, met grooter Nooten of Balletjes daar in, Van deeze Balletjes getuige Ru MePurus, dat dezelven regt Afchgraauw , fommigen blaauw- achtig, ook eenigen naar het zwarte trekken- de, glad, blinkende en Steenhard zyn, van fi- guur vit den ronden wat langwerpig en aan de zyden ingedrukt. Onder een menigte ven dergelyke Balletjes , die ik bezit, vind ik zoe danige v van. en figuur , zynde oane oew Fvtond, fommigen plat of. Knolrond ; eenigen grooter , anderen kleiner dan Hazelnooten , met flaauwe Kringe- tjes getekend en een bruin plekje van aanhect= ting hebbende, Twee van de grootfte Afche graauwe en-een kleine geelachtige zyn hier op Praar XXIV , by Letter A, in Afbeelding gebragt , waar uit derzelver vertkbiflende ge- ftalte blykt. Ik heb ook een aanzienlyke Vrugte Tros van dit Gewas, in myne Verzameling; met u, Disk. V, STUK VI. „Hoorp- STUK. vig 1 van afgeworpen Doorntjes ,„ waar mede het bo-_ 38 TrENMANNIGE HerEsTERS. met zeven Haauwen beladen, aan welken nog meer Haauwen zyn geweest, gelyk uit dè afgebroken Steelen blykt, en aan het Takje vertoonen zig, naar ’t fchynt , dé merktekens venfte digt is bezet. De Kleur van deeze Haau- wen is graauwachtig , bruin en zy zyn digt bezet met rosfe Doorntjes. (3) Guilandina die den Stam onges de Bladen en gemeenen el, deren , met dubbelde Stekels bezet. RumMPHruszegr; dat men den zonderlingen uaam van Praatjes der Bosfchen geeft aan dere gelyke Struiken als de voorgemelden 5; ’t zy om dat men, in dezelven verward raakende , niet met geweld , maar met geduld zig kan ontwars ren ‚als wanneer al het vloeken; tieren of faazen , — niet helpt; ’t zy, gelyk ik eer zou denken, om dat die Gewasfen geen het minfte nnt doen — met al het Geraas, dat de rammelende Nooten pd heeft, in de Haauwen maaken; even zo min als yde- le Praat of Beuzelaarge. De laatst befchree- vene Hoemt mén de Groote Praatjes, èn deeze — tegenwoordige de Kleine Praatjes der Bosfchens zynde wel het kleinfte in Gewas van de drie,” doch het haatelykfte, _ Het flingert B doot _ al a (3) Guilandina Caulc inermi, Foliis Pétiolo primario fie en inis, Nuge bstverds RuMPB, Ami. V. e 3 tus Aculeis geminis, 94. Te 50, BURM, PF, Ind; p. 99. DE Cos N Dr derd apr allerley ruigte heen met- zyne:dunne.Rankem, _ UI die by den -oirfprong der Bladfteelen, van on- ‚Azn ra deren, overal twee Haakjes hebben, waar mee Babe-n de het zig vasthecht aan de Kleederen of in den TUe: naakten Huid. De Blaadjes zyn fpits Eyrond,‚£ 8 _ omtrent een Lid.” van een Duim lang‚-by vier, E je d Bloemen, fchoon e Trosfen. of Aairen en de. Vries gelyken wel naar die van de voorgaande 5 Soorten , maar zyn veel kleiner en geheel onge- doornd „ langwerpige Boontjes bevattende. In de Strand - Soort hebben de Bl@êmen een lieffe- Iyken Reuk- De Land- Soort is yler van. Loof en niet minder kwetzende. ROUTA. Wyaruit. Een wa, Kelk, de Bloemblaadjes hol; ticn Mee es-en een enkele Styl: het Kasje- met tien, “Bonlsftippen omringd : doch. in. fom- migen alles.\ vier en agt: met een gekwabd. Zaad. huisje: maakt de Kenmerken uit. bevat 4 ‘Dit Gefagt beta ver Soorten als volge CD) Wyrruit met famengeftelde Bladen, ee zodrlingje senen in vieren sn deeld. . lr ee er EO) Ema citat , Flotbus taceratibus quad fis. Syst. Nard KITs “Gen. “4577 Pp: 203 Vig. XIIL Gen. s23. pe 331. Hort. Ch. Ups. Mat, Med, Ra dougdbat. 461. Ruta fylv. major. C. B. Pin. 336. Mon. HEE. IL. p. 507. S. si zw I4. £. A B. Ruta ta Hortenfis altera. C.'B. Pin. 336 Raj Hifl. 374. 7 Ruta Hortenús een C‚ B. Pin 336e!, DD Kar Ile DEEL, V‚ STUK: so TIENMANNIGE HEESTERS, ed Dit Gewas is door geheel Europa gemeen ; var en groeit in * wilde, op drooge dorre plaat- Hoorp- fen, zo in de Zuidelyke deelen als in Barba- STUK. rie, Het is, onder den naam van Peeganon win an de Grieken bekend geweest; hoewel zy het ook Rutee noemden, waar van de Latyn-_ fche naam Ruta zynen óirfprong heeft, welken men in de meefte Taalen van ons Wereldsdeel navolgt. Dus noemen het de Italiaanen Ruta, de Senn Ruda ‚de Franfchen en Engel- fchen Rue, de s Raute en wy Ruite of Wynruit. Volgens Corpus is het een Heefter, die een Stam of Steng maakt van één of twee Ellen hoog , een Vinger dik, Afchgraauw van Kleur , in veele Takken verdeeld , welke ’s Voor= jaars veele groene Takjes uitgeeven, waar aan de Bladen en Bloemen groeijen. Maar, ei- gentlyk gefproken, komen van dit Gewas aan- merkelyke Verfcheidenheden voor , die de te onbepaald doen zyn. Men heeft eene Breedbladige of Gemeene „ die ‘hier te Lande wel voort wil, en den Vorst zelfs in de open Grond - verdraagt: eene -Portugaalfche Ruite , veel fterker van Reuk , doch zeer te= der, moetende des Winters in Huis gezet wore den en eene Smalbladige Ruite , die. men ge- — — meene Ruta graveolens Hortenfis. Dop. Perspt. 119. d, Ruta Horte | latifolie Arbuscule Gimilis, Borra. ZLugdb.-1. p. 260. Ruta Africana maxima, SCHWER. Hort, 24. , Ruta fylveftris mis mor, C, Be Pin, 336, CAM, Epitn 495. POD, Pempte tape BEET WD RE oe tmeenlyk Berg- Ruite noemt ; welke ’s Win-. lil. ters, in deeze Gewesten, nodit overgehouden rd kan worden , wat latie mefì ook daar pe aanwende, zegt MN Tine. Deeze zal, waarfchynlyk, de Bergrüïite zyn „5 Ame wait van Ui Us ros meldt, dat het een laag merg. Gewas is, 5 verfcheide Stengen tit den Wor-Arts: » tel fchietende geheel van een zeer » zwaaren Reuk En: zo fhetp , dat hy het door s driedubbelde Handfchoenen aan de Handen 3» dikwils gevoeld hadt, verwekkende hetzelve , „ wanneer iemând met de Hand, daar hy het s» mede afgeplukt hadt, flegt zyn Aäángezigt > Wreef ; daat in op ftaande voet een hevige Ontfteeking ; gelyk Dioscotines zeer 5 wel gefchreeven heeft” _CAMERARIUS Onderfcheidt “dezelve , doordien zy naar de _ge- meene Tamme Weyoruit, in Stengen, Takkerrg Bladen , Bloemen en Kroontjes ‚ wel gelykt ; doch het Loof veel dunner of fmallet heeft , in » dikker en Houtig. De Heer Här ter hadt He Italie en Provence ten zodanige Ruite bekomen, welke door Ges- RERUS op den Pilatus- Berg in Switzerlaäd ge- ì zou zyn, en die hy aldus befchryft.- 5, dan in de Gewoohe verdeeld; met de uiter- fte Slipjes det Bladen niet rond maar zeer 3 final, liniaal: de Bloemen in een korte Aair; 3 kleifier dan die van de Tuipruite, uit des Da Cls ‚IL Diit, V‚ Sruz, „8 52 TiENMANNIGE HEESTERS. II. „ geelen groen, volgens CuLusrus, en ins men tr be, gelyks met gefronfte Blaadjes, zo MaAcNoe_ Hoorp- ‚1 us aantekent.” STUK. In de Hof-Ruíte zyn de Blaedies. byna ae „E79 in de Wilde Ruike fimaller en „Lancetvormig of Liniaal. Ten opzigt van. de Bloemen ‘kos nen zy overeen , dat de meeften beftaan uit, vier holle Blaadjes, op-de kanten als met Frane, st Planten ‚ reed. DE Ke kan … zie « gen, gelyk ik dit omftandig befchreeven heb*. Sok nde Vrugtbeginzel „ daar binnen, of. deszelfs, bladz, 95. Kasje, heeft „onderaan. agt Stippen; die altoos. 5 met Hoenig, alsseen. foorc van Balfem, bevog- tigd zyp. - De Vrugt is rondachtig » „met vier {ftompe toppen „en beftaat dus als uit vier fa- — mengevoegde. Huisjes „door een „Kruiswys’, middelfchot verdeeld „-en veele zwarte Zaaien ie bevattende. Aangezien Hirnoen ard meer vt Ore 5 tig maalen, van de Wynruit, in De red erken — preekt, en-dezelvei e Kwaa len van de beminnelyke Sexe: en zomag men onderftellen , dat dit Gewas. oudtyds vaa ä vecl gebruik „geweest zy in de Geneeskunde, — Dioscoriprs, ondertusfchen , verhaalt zn dat het, te veel ingenomen zyndes van. eene doodelyke uitwerking 2Zys De zwaarte Reuk, zekerlyk „ en- de ongemeene bitterheid van _ Smaak , die ’er in heerfcht, wyzen. een over vloed jes en. agt Meldraadies ie in elkengopderlinge | De: KNEDEN 53 vloed van fcherpe Olie in dit Kruid aan, waar III, van men de Vergaarplaatfen zeer duidelyk in de rn Blaadjes, tegen den Dag gehouden , kan be- Hoorp- fchouwen. De vlugge Geest, hier in vervat, STUK maakt eeft-fterke prikkeling der Zenuwen „Mena: verdunnënde de Slymige , dikke ‚ koude Vog- ten’ en de fchadelyke dikwils door ’ Zweet uiedry vende. Uit- en’ inwendig is hierom het Loof der Wynruie, in veele: Gevallen, een voortreffelyk hulpmiddel, An ’t algemeen wordt hetzelve aangemerkt een byzonder Tegengift te zyn van-de Pest en ingenomen Vergiften , die een Flaauwte of Hartvang- veroirzaaken , gelyk: de meeften doen (*), en hiermede heeft de byzondere kragt van dit Kruid, in de Vrouw- en Vryfter Ziekten. of Moeder: kwaalen-,- zo -genaamd , veel overeenkomst, Merk hier uit , wat de reden zy;-dat hetzelve in Mannen en Vrouwen eene tegenftrydige uitwerking hebben kan (4). Wanneer de Men. fchen door a als ft heiokesd Zyn; zal dic Middel dikwils hun tot herftelling bren- gen, In allerley ES daar de kragt der Natuur tot uitwerping van ongeftelde Stoffen door de Zweetgaten moet geholpen worden , gelyk de Kinderziekte , Mazelen en dergelyken, is het, we: Td ee von Men 0, Salvia cum Rutâ, Ar aid Boes tata, Schal, @ P. Gacit caftum, incendirque Hbidincen y: Baden. En D 3 wisk II. DEEL, V‚, STUK, sá TIENMANNEOE HEESTERS, UI. Men trekt de Bladen als Thee, en den Damp AFDEEL- daar van ’s morgens in de Oogen ontvangende, Hoorp- wordt het Gezigt hier door verfterkt en opge- ie helderd , volgens het oude Spreekwoord (*). “UI Het dient ook tegen de Vallende Ziekte , Hoofd- en andere Stuipachtige Kwaalen, Het gedeftilleerde Water en de Ôlie , daar van, wor- den meest inwendig voorgefehreeven, Het Aftrekzel van de Bladen in Azyn of An á met Brandewyn en „Zout. zappliceerc zwaare On si Verter- vingen, is een der kragtigfte Middelen om dezelver te doen verflaan, en zonder Verette- ring te gencezen: even als dit ‘door de opleg- - ging van het Kruid, op de Gezwellen van Vroue ‚wen Borften, plaats heeft. Mien kan het, zone der gevaar , uitwendig tot afwending gebruiken A - in de allerheetfte Ziekten, Het Zaad wordt als “een Middel tegen de Wormen aangepreezen. — mr. («) Wynruit met meerder famengeftelde Bla- gien den, de Bloemblaadjes gehaaird, Aeppilenes Alle, de verfcheidenheden van Wynruit, die de Bladen uit verfe heide Steeltjes met Bladen — famengefteld hebben „ zyn door den Ridder tôt de zelfde. Soort Saher geweest. Thans wordt (*) Nobilis eet Ruta , quia Lumina reddit acuta. a (2) Ruta Fol, fupradecompolitis „ Peralis ciliatis. Aant. 69 % Kuta Chalepenfis latifolia , Peralis Willis fcarentibus. TOURNE- laf. 257. Eadem angultifoira, MORIse. Hit. Ile pe 598 Se ze 5. T. 35e fe 8 pe % DR _C-A N DR IAS 55 wordt als een nieuwe voorgefteld de Aleppifche HI. van TOURNEFORT , die de Bloemblaadjes ADEL. vol Haairtjes heeft en breedbladig is, waar toe Hoorn: de Ridder, als eene verfcheidenheid , de Smal-STUE« bladige Aleppifche „ met dergelyke Bloemblaad-„A*r- jes, van Merison, betrekt , ftellende dè Groeyplaats in Afrika; doch Aleppo legt in Sy- rie. Zy gelykt zeer naar de Sterkruikende , 5» (zegt zyn Ed.), en is daer van voortgeteeld, >, De eerfte Bloemen zyn in vyven , de anderen „> in vieren gedeeld: de Bloemblaadjes holrond, »» aan den rand gegolfd, gelyk in de gemelde, », maar aan den rand gehaaird. De Steng is »> hooger en de Kwabben van het Zaadhuisje s> zyn fpits, ftomp. De andere verfchilt door » de Bloemblaadjes langer genageld te hebben, » en de Kwabben der Zaadhuisjes niet zo ver » van elkander af , gelyk men in de Tuin van »» Upfal waargenomen heeft.” | Met reden zou men dan ook van de eerfte Ulysfipen Soort mogen. afzonderen , die. Berg- Wynrui “Lt … met dubbeld gevinde fmalle Bladen, de Bloemen Che. Aaitswyze over de eene zyde , de Aairen met van elkander wykende Trosfen; welke de Heer Loerring op de Begraafplaats der Proteftan- ten te Lisfabon , reeds verdord zynde, gevon- » dat het Zaadhuisje in dezelve meer vierkwat. », big is, met de toppen Stomp gerond; terwyl s> de Gemeene , zegt hy, die ook op de Ber- s gen by Lisfabon groeit , het Zaadhuisje alleen- 4 Ì I. DESL. V. Srux, „yk 1 Ps e 56 TIENMANNIGE HEESTERS. MIL , Jyk aan den top in vieren vêrdeeld en {pita Arne. „ heeft; zynde de Stippen op hetzelve , in Hoorp= », deeze Lisfabonfche , ook zigtbaarer.” Line STUK. _Naus fchynt dezelve met de Bergruite van Dig Crusius overeenkomttig teachten, doch dan zal het niet zyn met de kleine , bier voor be- fchreeven , maar met de groote ‘Pormgaalfhe , daar MuNTIiNG van melde, Is. En DI } Patavind. uafc he, 4 en Padua in Lombardie , overvloedig groeijende „gevonden „ en tot een byzonder Geflagt ge- maakt onder den naam van Basterd- Wynruite Zy verfchile in de deelen der Vrugtmaaking alleen „doordien -zy-een vlak vyfbladige Bloem heeft, zonder Franje of Haairigheid. De Bladen zyn Lancetvormig „ komende by drieën uit de; Steng voort; gelyk men in zyne EE kan zien. 4) Wybrait We Lairg B orde __ Bladen. | (3) Ruta Foliis ternatis fe, Glibus. Pleudo- Ruta Pacaviad trifolia, Fl. futeis ambellaris. MicH. Gen. 22. T. 19. (4) Ruta Foliis lanceolatis indivifis. en Weg. XIII. ee foliis baicites Colitatius. Herz. Cliff. 146. Re fylveieis Lie nifolia Hispanica. BOCG, Mus. IL. p. 82. Ens 73. BARR. Jeon, 1136. 'B, Ruta montana foliis integris fabrotundis. BuxB, Cent. IL. p- 30. T. 28e R, Orientalis , Linarië folio , Flore puvd. TOURNF. Cor, ige Koot EE ieden? Heer Mi Mid ‘cHuuDs, op een Berg by Arqua, niet ver van — | Ì l e | ze D: »: °C CRN: DM TER, 57 In Spanje „ als ook in Italie-en in de Oofter. 111, fche Landen, is eene dergelyke Soort van Wyn= ati ruit waargenomen-. Zy heeft de zyd- Takken Hoorp- van’ de Pluim -gegaffeld , driebloemig, met de STUK. middelfte Bloem vongefteeld De Bloemblaad- Menor jes zyn onverdeeld, gelyk in de voorige. De Meeldraadjes zaan den Wortel Haairig , beflui- ten digt-hee-Zaadkasje , dat doorboord is met Honiggaatjes. De ste heeft verhevene Stip- pen, zegt onze Ridder, RAL CAS Een vyfdeelige Kelk , een. Klokswyze Bloem uit genagelde Blaadjes beftaande , en cen Stem: pel als een. Wrattig Hoofdje ; maaken daar van de Kenmerken uit. De eenigfte Soort, hier van bekend a ORL der deezen Geflagtnaam eerst voorgefteld door aderen den Hoogleeraar N.L. BURMANNUS> Wordt” Camu-* in Oostindie gemeenlyk Camuneng genaamd of "“"E: Daun Cammuni, waar van gemeld wordt, dat het een Heefter zy, wel twintig. Voeten koog groeijende , dien men in de Tuinen houdt, we- gens zyne lieflyke- Bloemen , en ook aldaar tot Haagen „ waarfchynlyk gelyk. onzen Ligufter „ gebruikt. By Rumrpurus, komt de Afbeela ding voor kas dd : door hem onder. (5) Chatcas. Syst. Nat. ge Gen, “1265. bes. Mant, 68, Weg. XIII. Gen. 1261, pe 331. BUR, JJ, ind, 104. RuuPa, Amb. V‚p. 26. T. 17. Ds ae. 5 Pe ge dend ee IL. DEEL. V. STUK, s3 TIENMANNIGE HEESTERS, ML. fcheiden wordende in een Amboních Camuneng, AFDPEL dar een flaptakkige Heefter is „en een Javaanfch, Houkb- hetwelke-een fierlyk Boompje wordt, van hoog: STUK. _ re als een Granaacboom , met een-digte Kroon, tn “en zeer welriekende Bloemen ‚ die des avonds een geheelen Tuin, waar in zy ftaan, met haa ren Reuk vervullen. De Bladen-zyn een weinig bytende op de Tong, gelyk Limoenbladen, De Ambonfche wordt de geacht wegens je fraaie en van ì het Hout | e arn bruinroode Plekken 5 wiet ee Ear als Palmhout en dus tot allerley Draai _ jers Werk bekwaam : dewyl men ’er ftukken van krygt „ die eenige Duimen dik zyn. pe. xev. — Van dit Gewas, en wel van het gedagte je Pis 2 vaanfche, een Takje „dat door denmeergemelden RicnrTer medegebragt was, zig in de Verzameling van den Hoogleeraar Bonn bevindende, geef ik _ daar van , om dat de gefteldheid van de Bloem zig aan hetzelve zeer fraay vertoont, alhier de _ Afbeelding in Fig. o, op Praat XXIV. Men _ | ziet daar in , het getal en-de grootte der Vine blaadjes „ wijf: aan een Steel ; als ook de Spits heid der Verdeelingen van sen Kelk , en hoe van de tien Meeldraadjes vyf korter dan de afs deren zyn, hebbende geen ronde maar als dub belde of Beursachtige Meelknopjes. Daar or der komt het uitgezette Vrugtbeginzel, dat eene Befie wordt , na het afvallen van de Bloem te nn oe Dt £ AM Bi erdae 59 MURRAY A, In Kelk "en -Bloem komt dit Geflagt, naar df den Hoogleeraar Murray te Gotcingen ge-srume tyteld „ met het voorgaande overeen , maar heeft een, het Vrugthegjnzel met een Honigbakje omtingd, ©“ en de Besfen eenzaadig, De ecnigfte „Soort (1) , ook in Oostindie groeijende , is een kleine Boom met een wriecen Mr Bast, de Bladen famengefteld hebbende uit ze= vreemde, ven befteeidi ‚ gladde, ftomp ovaalachtige Vine blaadjes , en verfchilt , zo LINNZUs aan- merkt , zeer veel van de Camuneng voorgemeld, Zou het ook de- Japanfche, by Rumrmrus insgelyks afgebeeld „ kunnen zyn? ZYGoOorPrHYLE UM. Dubbelblad, Van dit Geflagt zyn de Kenmerken reeds op= gegeven , toen ik de Soort, die een Boom is, befchreef *, ‘Thans zal ik drie Heefterachtigen « 1, p. van de Kaap voorftellen , eet e de ? Veri drs tot de befchryving d: der. „Kruiden. Ee (5) Dubbelblad met gepaarde , Dina gefleelde Bladen, die ffomp Eyrond zyn; de Steng ted 5 rds ge ref. G ns st. Nät. XII. Alant. 563. Muiayù. ie Nar. Vig. XI Gem, rig. p. 33e Runen, A Amb. V. Tab. XVIII, Fig. 2? (5) Zygopbyilum Fol. conjugrtis. Tbiedolats Foliol. obo- watis „ Caule fruticofo. Syst, Nat. XIf, Gen. 5z4e p. 295. Vig- IL, DEEL, V, STUK, 60 TrTENMANNIGE HEESTERS. Pers Een Afrikaanfche Heefter met Porfelein-Bla- EEL, : : vir. den, twee uit ecn kort Steeltje, wordt onder jetesieing deezen bynaam , die van Syrifche afkomst fchynt Eey. te zyn» tot die Geflagt betrokken. Zy is door vig, - den Hoogleeraar J. BURMANNUS in Afbeele ‘ding gebragt, onder den naam van drie- en „vierbladige Fabago, met eene vierbladige Bloem _ {en eene Vrugt, die vier Vliezige hoeken heeft; Zyn Bj. verhaalt, dat dezelve op de Zand-Duie — ahem de: Bladen” Di tropjes van drie E vier uit de kanten der Takken voort, met _ zekere Doornachtige Stoppeltjes daar onder. Zy zyn ftomp Eyrond , dat is, hebben het _ breedite van de Eyvormige figuur uitwaards. _ De vierbladigheid der Bloemen en de Vliezige — Zaadhuisjes onderfcheidtze van de anderen, (6) Dubbelblad met ongeleid Blâden. „dia seh foe nds Lat 9 5 Ei Weg. XIII. Gen. 530. p. in Alant. 379. Fabaga «riph. es terraph. El, teeapetalo , “quadrangulari. BURM. af Br EL daje Cop Ben er 5 Dirt. Elib. 14 T. 1167 f£. rat. piere Als. frutercens Be, PLUK. Amalth, 173. T. 429. f.4 en (6) Zygopbyilum Fol. eren Gesfiiben, Foliolis lanceolata ee ovalibus, margine fcabris , Caule Fitis Hort. Cif. 160 — B. Zusdhar, 460. Fabago Capenfis frut, minor. OiLr, Elihs 142. T. 116, f, 142. Fabago humilis quadrifolia glabra &ce ze item Fab, Flore Inteo &c. BURM, Afr.-T. 2 & 3. £. Le Fab. Aft. ze FL fulphureo Fru@tu rotundo, Cout, Rar. p. 16. T. zn 2% DE CIA NDR Arde Óf Lancetvormig- ovaal , aan den Rand ruuw. Ts «__zyns de StengHeefterachtig. Tot deeze wordt ‚ behalve de Ziaage Vier nag bladige Afrikaanfche , met witachtige Bloemen pr en ronde Vrugten van gedagten Hoogleeraar; ris. ook thuis gebragt deszelfs Fabago met geele Bloemen en eene gefleufde fpits langwerpige Vrugt „ als eene verfcheidenheid.aangemerkt Zynde. Beiden komen zy ook «Op. Zandige. plaatfen aân de Kaap voort, De Steng is hoe- kig: “de: Bloemfteeltjes enkeld, langer dan de Bladen , en de Bloemblaadjes zyn gekarteld » zegt LiiNNnmus. - Dit laatfte, echter, vindt men- inde, Afbeeldingen „ zelfs in die, van COMMELYNs, welke de Bloem zeer groot vertoont, geenszins aangeweezen. Deeze geeft ‘er de hoogte van drie of vier-Voeten aan en zegt, dat de. Vrugt rond is, plat als een Kaas en vyfhokkig; bevattende vyÊ platte Zaaden, _G) Dobbe met ongefieelde Jimalle Bladen, die Vleezig zyn, van «boven plat; Steng Heefterachtig. Deeze Kaapfche Heefter fchiet, volgens den eene regte , ronde, ‚ welke zig in veele Tak- ken VII. Nt spina, (7) Ziespbiliee Fa. Gris Kika s Fokiolis linear oe bus, Carnofis fupra planis; Caule Fruticofo, Mant. 380 bi tenuifolia {pinofa ‚ Fruête rotsudo, Burm, dis pe se T. af. 2, IL DEEL, V, STUK, 62 TIENMaNRiGE HeEusteas. UL ken terdeelt 3 met Blaadjes-die-zeer- fmal ei TN puntig zyn ‚ twee paaren tegen elkander overs Hoorp- groemen glad. De Bloemen zyn vyfbladig ; geel; STUK de Vrugt ane deren — wit, doch altemaal met geele Stippen, zeer kleverig eer zy ontlooken, heb bende een aangenaamen Geur, die fchielyk verdween, Dit Gewas. werdt voor fchadelyk gehouden 5 weshalve het van deeze Soort nog _ minder te verwonderen was „dat de Honig op _ derzelver Bloemen door de Byën vergaderd; zodanig eene bedwelming onder-de Soldaaten van het Perfiaanfche Leger, als gemeld is, kon veroirzaaken. Men vindt dit deeze Soort ook, volgens AL T-_ „STROEMER , by Gibraltar „ op vogtige bee fchaduwde plaatfen „ en dus wordt daar van door den Ridder gezegd: „ de Bladen zyù » als van den Laurietkers , niet afvallende, ss fpits, met korte gladde Steelen : de End s, Tros heeft delangte der Voetjes of- Bles > dens met overhoekfe , naakte, Voerfteelens Cte Kelk is zeer klein : de Bloem Klokvor- » mig > van grootte als die des Oleanderss » paarfch? Bek br AE on rb … paarfch : de Meeldraadjes, van den Styl af- kt » geboogen, hebben de langte van de Bloem.” ” kaj Hoorp- (6) Roozelaar met glanzige, ovaale , flompe , suk.” geaderde Bladên, die een fpitfen omgeboo- vi. gen Rand hebben „ en de ed Steel- … Mn tjes. ae Vingiie Deeze Virginijche is mer: vwrindig Voeten hoog waargenomen ‚zo dat-zy ‘te regt der Latypfchen. bynaam”. voert. — DiLLENIUSs” evenwel ‚ merkt’ aan, dat zy met de voorgaan- de Soort overeenkomftig: is. De Steeltjes „ naamelyk „: zyn. wel éénbloemig ‚ maar. maaken door hunne vergaaring ook end - Trosfen uit: de Bladen -als-die van, den Citroenboom ; we-. derzyds glad; byna een Span lang. Cor r in- ren geeven er Bladen van ‘den. Laurierkers aan; dat weinig verfchilt. De Bloemen zyn; volgens CLAYTON, fchoon rood 5. de Bladen zeer dik en glad, van onderen Roestkleurig , volgens Mir Lem. ’t Gewas blyft altoos groen en an op de zn Rotfen. in Noord - Ame- rika. Ä N- DE nit. oval. dbtufis venofis, margine acuto reflexo „ Bedunic. uniflotis, Ledam Lauroceraf fol. Am Acad. II. p. zoo. Kalmia Fol. lanceolato » ovatis &c, MILL, Dik, T. 229. Chamarodod. Laurifolia fempervirens , > EL bullaris , corymbofis. CAr‚ Car, III. P.“T. 17, Azalca Flor, pulcher. fpeciofis zubris, CLAYT. ‚N, 332, GRON, _de zelfde plaatfen voortkomen , zyn, wegens | | 43 TIENMANNIGE HEESTERS. ANDROMED A. Zekere Planten , die in de eerfte code ootelyks naar de Heide gelyken, en op even_ de verfchillendheid der Teèldeeten, daar vaù afgefcheiden, Rayus en “Micuerros wil. denze onder den naam van Ledum begrypen; B UXBAUM noemdeze Bn enne en Poli folia; H kes L gie sT ete ied - Maand es in & Ruperkex en Prieken; onder ’ Gea van Erica of “Heide , waar van zy echters wegens de verdeeling van den. Kelk, de Bloeù en * “Zaadhuisje , in vyven , en wegens” het getal der Meeldraadjes , ‘behoorden afgezonderd te worden, zo-LiNN&us oordeelt, die „ dat zonderling is , zo veel overeenkomst tusfchén dit Gewas en de bekende Maagd der Fabel Hiftorie-vondt , dat hy ’er-den ‘naam van: de. dromeda aan êreeigend heeft (*), zn Dit Geflagt, welks Kenmetken , behatverde figuur “der Bloemen, (die echter in allen mië Eyrond is, met den Mondi vyven- gedeeld;) met die van ’ voorgaande overeenkomen „bê vat thans twaalf Soorten , meest buros en Virginifche Gewasfen „ als val: €*) Si-Ovidio „fabnlam- de detnal ‘tonferibenti, hf ante Oculos faisfer Planta, vie melius quadrarent atecibul®s qui more Poëtieo ex humili tumulo produxiste: Olympu B, en 127. KUT3 3 Enter Dr sei MD irt EN pl) (1) Andromeda met enkelde zydelingfe Bloem-, IM. _ fleelsjes en Klokswyze Bloemen; de Blaad- SPEELS jes. gepaard , opleggende „flomp „omgekruld. ken Maar eenmaal was deeze Soort den Ridder E in de Laplandfche Gebergten, ef wel in ’t mid- 4” pags ek van den Nagt, (zo men ’t Nagt mag DOC- Viechoe- zegt zyn Rd., wanneer de Zon boven de “©” Kade is, en zo “flerk fchynt, dar haar Straa. len *t Gezigt belemmeren , ’t welk tevens door de fterke Schaduwen van het, laage Schynzel als beneveld is ,) voorgekomen. Op zekere plaats , vier Vuren gaans ten Noordwesten van % Gebergte Wallivari , in ’t Diftrike van Lu- la, groeide dezelve in groote menigte , doch was meest. in’ Zaad. gefchooten, zo dat hy daar aan, flegts- een enkeld. Bloempje 4 er Gewas zweemt veel naar Heide, geeven- de tor een Houtigen Wortel veele dunne Stene getjes uit, ongevaar twee Voeten hoog, die in Takjes verdeeld d zyn veel dikker door de Blaadjes van ceà half Duim lang „ dezelven Schubswyze belendende In t eerst meende zyn Ed, dat dezelven driekantig ; doch be- nk (1) Andromeda ped, folitariis lateralibus , Cor. Campanula- tis, Fol. oppofitis imbricatis obtufis revolutis, Syst. Nar, XII, Gen. s4o. p, 299. Weg, KNIL Gen. 549. p. Li Andr, Fol, quadrifariam imbrieatis , obtufis, FL See, 123. Andr, Fol, eriquetre imbric. oben, ez Alis forens. Fl, En 166, T.I É. 4, Horte, Chf. 163. + DEEL, V, SruK, 85 TAENMANNIGE HEESTERS. NI. vondtze naderhand vierkantig geplaatst te Zyiùs ArDeEL. Hier uit komen enkelde Steeltjes woort „ Draad: Hoorp- achtig dan , een Duimbreed lang , met cell STUK. knikkend Bloempje , dat Klokvormig is, wit, wije in vyven gefneeden en zeer naar die der Lelic- à tjes van den Dalegelykende , met eenen Vleefche kleurigen Kelk en tien geelachtige Meelknop- jes, omringende een wit Styltje, dat een wel nig korter was dan de Bloem, nog « overblyven: de op een van sonde figuur, vit hokkig, io Fe Kelk vervat. Í en A @) Andromeda. met enkelde endelingfe proe vtndromeda… „fleeltjes-„ de Bloempjes. Klokswyze ; d Mocht Blaadjes Elsvormig en digt geplaatst. — Een der gemeenfte Plantjes in de Lapländ fche' Alpe is deeze Soort , welke bloeij een zeer fchoone vertooning maakt, doch an ders naauwlyks van de gemeene Mos is te « derfcheiden. Het heeft naauwlyks de hoog van een Span, doch is niettemin Heefte Erten d met zeer fimalle Blaadjes als ie Pres en Pond: Zaadhuisies. “De more zyn in deeze Soort gebaard, reed nd Een fe () Andromeda Ped. folitariis terminalibus, Ei De » Fol. confertis fubulatis. Oep. Dar EE ne Ande Confertis, Fl, Laopa 565, T, If, en B Sue, 337, 335, le en Ea ee ar eta Date erk meen ek Lt (3) Andromeda met vergaarde Bloemfteeltjes en Eyvormige Bloemen; verfpreide, final: le , flompe ‚ platte Blaadjes. n 8 Deeze groeit ook overal in de: Laplandfche Gebergten, van waar dezelve door Runseck kde AFDEELà Vils Hoorns : TUKe Hls Cerultag 5 / Blaauwe, dan Periver bezorgd was, zynde nader- hand, zo wel als de voorgaande, in Noorwe- gen gevonden, en insgelyks door OEDERuUS afgebeeld. Onze Ridder, naamelyk ; heeft deeze drie Soorten allereerst waargenomen , en zeer naauwkeurig in Plaat doen brengen. De tegenwoordige is van de beide voorgaanden grootelyks , zo in Gewas , als in Blad en Bloem, verfchillende, De Stengetjes , die ruuw en bruin zyn, groeijen fomtyds een Voet hoog. De Blaadjes zyn ongevaar een Lyn breed, een halve Nagel lang, en ftaan byna in den winkel. haak aan de Takjes , elkander geenszins bedek kende , maar byna als in het Empetrum, glad en groen, Van twee tot vyf Bloemfteeltjes komen uit de enden der Takjes voort, zynde Draadachtig , een Duim lang, ieder met een enkel Bloempje , dat eene Eyvormige figuut heeft en hoog blaauw is, met eenen paarfchett Kelk , zynde het Mondje famengetrokken , met en eenen (3) Andromeda Ped, aggregatis, Corollis ovatis, Fol. fpare @ linearibus obrufis plânis. OED. Dan. $7. Fl. Lapp, 165. Titef, 5. Fl. Swee, 336, 354. Horte. Cliff. 163. Andromae da rarior Norvegica Burfer. Amen. Acad; 1. p. 332. Erica folio Abietis Flore Axbuti, BUXB. Cent‚ IV. p. 26, T. 5 F U. Daer. V. Srux, 35 TIENMANNIGE HEESTERS II. eenen vyfdeeligen Rand, en de Vrugt een vyfe AFDEEL. hoekig Zaadhuisje, met het Styltje ook daar ed op. Dat topje, daar in ’t eene Jaar de Bloem: STUK. _pjes uitkomen, fchiet Takjes in ’ volgende nin wj- Jaar. De Meelknopjes zyn hier ongebaard, Buxraum heeft dit Gewas, onder den naam van Heide met Dennebooms- Bladen en Aarde beziebooms - Bloemen , voorgefteld, Iv. (4) Andromeda met vergaarde -Bloemfteelijts ariane. ____en Cylindrifche Bloemen, de Bladen over: hoeks „ Eyrond en onverdeeld. he Een Marylands Boompje , met kortere Par penhouts Bladen , die bleek groen zyn, bren: gende uit een zelfde Knoopje verfcheide Aard beziebooms Bloempjes voort, die Aairswyzê over den eenen kant uitbotten, van PLUKE NETIus in Afbeelding gebragt, maakt dee Soort uit, welke de Meelknopjcs als ef meld en de Bloemen Rolrond Klokvormig De Bloemen zyn groot en wit van Kleur ;_ é Bladen - EN en glinfterende, de huisjes v en aan * end gapende, # ‚” men nader in Virginie, alwaar het ook grad waargenomen heeft, “_ (4) Andromeda Bed, aggregatis, Cor. cylindricis, Fol, mis ovatis integerrimis. Arbuscula Mariana, herin mymi foliis &c. PLur. Jant, 25. T. 448. Andromel ovatis cc. GRON, Virg 49 66, „D,E O5 AAN Bier E 33 Cs) Andromeda: met. vergaarde Bloemfteehtjes Wis en -„Eyronde …Bloemen-„ de „Bladen over. ARDEEN hoeks , ‚ Lanceivormig en omgekruld, _— Hoorns ST Onder den. naam, van Rosmarynbladige Heide is deeze voorgefteld door PruKEeNer, maar? lift BuxrAum noemtze Poliifolias Zy kant, in bladigee de Veenige Moerasfen..der „Noordelyke deelen van Europa, Lapland, „Sweeden, Noorwegen, niet alleen , maar ook in die van Switzerland en elders voor; zelfs in Engeland , volgens Ray, die het Moeras- Ledum van zyn Land noêmt, Het is de Ericoïdes- van HEIsTER; de Ledoides van anderen.” HaArLER noemt het-een regtopftaande -Heefter: „ van veen” Elle oog. LINN#us vondt Götzelve door geheel Lapland en: Sweeden „zelfs in de Gebergten , op vogtige plaatfen „in de Bosfchen met veele, doch ‘anders dikwils met maar eene Bloem aan _een Stengetjes-welke door hiaare fchoonheid van geur. de meefter anderen van dien x oord) overtrof. De N wei AR aar Pa V Rik hest hed Do e= hid OEDEe RUS, gebaard, 3 (6) An- ú ) Andromeda Bed.” aggregatis , Coroll. ovatis , Fol, al- anceolatis revolutis, Andr, Fol, alt, Hideo. | margin ml EEn 163. TI 2. Fl Succ, 335, 355, Horte, Cliff. 163. R. Lugdb, 440. HALL. Helv. 416, Opusc, 14o, Poliifolid, Buxs.- AE. Petr. Ip 35 en Pe 23. he Ds Te Vitis dez affinis Oz, Dar. T.' 54. Erica warini ie PLUK. Aw, 136: ii Tre bo de Fe Eat Ee : sig geode 34 TIENMANNIGE HEESTERS) ML (6) Andromeda met getuilde Bloemen, ovaal Ren Bladen en neerleggende Stengen. pinnen Deeze, door den Heer GMELIN in de bee vi, fchryving der Planten van Siberie afgebeeld, Bryantba. groeit in Kamt{chatka , onder het Empetrum, han op de Rotfen, by dikke plaggen gelyk de Wilde Thym, hebbende veelbloemige Steel. tjes. De Meelknopjes zitten wiede aan de Rug der es vast. à @. met hellende Trosjes „vier Anr delige Eyronde Bloemen en over hack Sche, Lancetvormige omgekruide Bladen. Deeze, die te vooren, met reden, door den Ridder tot de Heiden betrokken was, wordt thans, om dat de uitwendige Geftalte veel naar die van de Vyfde Soort. zweemt , hier t’huïis gebragt ‚ niettegenftaande het getal, in de deer len der Vrugtmaaking , volmaakt met de Hei de ftrookt, De Kelk is vierbladig; de Bloei in vieren gedeeld met agt Meeldraadjes; het Zaadhuisje vierhokkig en vierkleppig,- En, dewyl dit getal , van vieren en vyven , het eer (6) Andromeda Flor. corymbofis , Foliis ellipticis , Cal | proftrato, Mant, 238, Bryanthus, GMEL, Sib. IV, ps 13% E 6) Andromeda Racemis fecundis , Flor, í 5, ov | Fol. alternis lanceolatis revolutis, Syst, Pag. XIII. hg Î cemo terminal, Foliis alternis , fubtus tomentofis, Sp. Plak $o9, Erica Cantabrica , Flore maximo ‚ Fol. Myrthi fubtt incanis, TOURNE, Inf?. 603. Erica ive Dabeoci Hibernise Bay. Dendr. 98, | DE GARD RTE KR 85 eenigfte onderfcheidend Kenmerk van de Gee if. flagten van Erica en Andromeda uitmaakt, niet ed alleen „ maar ook verfcheide Soorten van dit Hoorp. _ À Gefagt zodanig naar Heide gelyken , dat men- STUK. ze ’er naauwlyks van onderfcheiden kan; zo iss, Ham deeze overbrenging zonderling, E. Men--vindt dit Gewas op zekere Bergen van Ferland ‚ in een Veengrond. Het heeft Hee- fterachtige , Haairige , Roestkleurige Stengetjes, - die aan ’t end enkelde Trosfen uitgéeven, van eenbloemige Steeltjes , met Violetkleurige Cy- lindrifch- Eyronde-Bloemen „ eens zo groot als die van de Rosmarynbladige, De Meeldraadjes zyn wit, de Meelknopjes bruin, Pylvormig , ongebaard , aan den top geknot, met twee Gaa- tjes, De Styl, die Draadachtig. is, van langte als de Bloem , heeft een {lompen Stempel, (8) KAiroineda met hellende Trosfen , de Bla- den liniaal met eene wie 4 id 1 Drf heid, “ptn Hier wordt dus: Lis gebie de Lymeris Heide van de Kaap ‚ door Bere rus beleren. ven, welke het Loof byna als dat van een Soort van Zonnedaauw heeft , waar van de bynaam ontleend is, Het getal komt, in de deelen der Vrugtmaaking , fomtyds-de Heide nader; zegt de Heer Murray en de _Meelknopjes zyn gebaard, 5 en (9) An- (3) Andromeda Racemis fecundis, Pol. linearibus pilofis vie fcidis, Mant. 239. Erica glutinofa. BERG, Cap. 99, Chama: iftus Redis rd an P&TIV, Mus, 22, Te 16de Be DEEle Ve STUKe 86- TIENMANNAGE HEESTERS. ef Desie Dre: BEEN vallen: shi Noord: “Amd ul. CH! Andromeda, met naakte, gepluimdes. hele EDERIS lende. Trosjes-s en. Rolrondachtige Bloem Hoorp- Piets de Bladen RMP mer Dig: n da „Beke rield, Pai ine Andromeda: met» elke Trosjes ko de Gest: Blikjes hebben , de Bloemen-bultig Rol- sE 5 >rond „de Bladen” overhoeks re. , nar mei enn rata fikas én verfchillen zeer ín grootte vande afs deren, inzonderheid deeze laatfte, welke Booms mens als Bekerachtig , naakt, Aairswyze over de eene zyde, gefchikt „ de Bladen langwerpig gefpiest. + het sAegdaile. klein „ Kezplsotoig den, die. zuur zy » nae zyn 5e ik tot, sl RE mtr mre ee iten hk: mmo: Ras El es een : ERP mn a At (9) Andromeda Ras. fed. nattis paniculatis , eorolisfabs” Lindt. -Fol, âltgrnis to'longis: cfenulatis. Frutex Fòl. oe &c, CATESB, Car, Ilerp. T. 43e Vitis Idza „Amer, Alm. 391, GRON, Virg. 66, Cio) Andromeda Rac, fec. Brateâtis, Cor. glas dricis „ Fol. alternis oblongis ferratis. ú (11) Andromeda Rac, fec, nudis, Corollis, dank cs acuminaeis, Floribus fpicaris uao verl dispofitis. re C EP. FT. 71. SELIGM, Pag „Hi, Ds bl, 36, Pl, Xhi DD AR DR de 87 Koorts te dienen. Men noemt het deswegen III, de Zuuringboom, die, volgens CATESBY eg wel een Stam krygt van een half Voet dik onb: en twintig Voeten hoog. C12) Andromeda met hellende Trosfen „ die xu. - Bladerig zyn , de Bloemen Rolrondachtig , enn mi eli aile > flomp Lancetvor- Saine. 3 Volgens den Ridder zou deeze zo wel i in Vir. ginie en Kanada „ als in Siberie en Rusland , huisvesten, Het is een Heefter met Ceder achtige Bladen „ van gezegde figuur , die de Trosfen uit byzondere Takjes uitgeeft , met ovaale Blaadjes , de Bloempjes gefteeld voort» komende uit derzelver Oxclen, die den Kelk bedekt hebben met twee Blaadjes. Zy knike ken over eene zyde. De Meeldraadjes hebben langwerpige Meelknopjes, in tweeën gedeeld en ongebaard,. Nog drie andere Soorten van Andromeda , in Noord-Amerika groeijende „ zyn „ volgens de Berigten van den Heer C LAY TON, door den Heer GroNovrus opgegeven. De eene, uit (12) Andromeda TRacem. fecundis folisceis , Coroll. fubey- lindricis, Fol, alternis, lanceolatis, obtufis punêtatis. FJ. Smee, II, N. 357. GoT. Fl, Ingr, 64. Ciftus Ledon, f. Androme- da Fl, monopetalis , parvis albis tubulofis, fpicatim Ec. GRON. Virg, 21? Chamz= Daphne. BUXB, AE, Petr. 1, pe 241, T. 8. £. 1, GMEL. Sib, IV. p. 119. F4 U. Daar. V‚ Sun 88° TIENMANNIGE HEESTERS, ML uit de Westelyke deelen , in de Winter, aaf ArDEEL genzelven gezonden, fcheen veel naar deeze Hooeps laatfte Soort te gelyken: de andere , op de TUE, toppen der Bergen groeïjende , hadt eene roo= rg de Schors; de derde, met wyde fpitfe Kelken, wordt van hem de Roodknop - Boom, geheten (*)._ Eric A De uitwendige Kelk is in dit Geflagt drie bladig , de Mn in en. verdeeld : sei 3 _s “De Pernille RSoort ot is een } krùf Hen Hee ziee fter- Gewas , altyd groen , op drooge dorre Kruipende. Gronden van Virginie en Kanada, in de Pi boom - Bosfchen , groeijende. De Takken van en overhoeks bezet met Hartvormige, Leders achtige ‚ effenrandige, gefteelde Bladen, end der Takkén ‚ Trosfen uit van end die den rand in vier ait: Slippen verdeel É hebben. Mi Tcrer heeft hier- van een nieuw Geflagt, onder den naam van Memecylum, ge maakt, *) GRON. Fl. Virg. Eert 1762. p. 67. MrrcH. Gen, 13, Arbutus Fol. ovatis integris. GRON | ee 49: 67. Pyrolz affinis repens fruticofa &c. PLUK, Alm E Es 307 f. Je RAJ- wie 596. Dm :C ACN DER ERMEE 80 GUALTHER IA de a: Dit Geflagt heeft ook een dubbelden Kelk , kin den buitenften tweebladig , den binnenften ú ng vyven gedeeld, de Bloem is Eyrond. Het Ho- pe nigbakje heeft tien Punten, De Vrugt is eenria. vyfhokkig Zaadhuisje , bekleed met den bin- nenileg Kelk in een Befie veranderd, Soort (1) door den Heer Karm 1 op dergelyke plaatfen van Kanada waargeno G4*#s- men, alwaar het van de Wilden Pollom gehe- Gambo ten wordt , heeft den gedagten Ge flagtnaam as naar den Franfchen Geneesheer GUALT HIER, aldaar gewoond hebbende , en in de Kruidkunde zeer ervaren „ bekomen. De Sweeden , zegt KarM ‚noemen het Thebuske, om dat zy het Af. trekzel der Bladen in plaats van Thee drinken. Het heeft naauwlyks meer dan een Span hoog- te, is Takkig en altyd groen, met ovaalachtige Blaadjes, die glad zyn met fpitfe Tandjes; ko- mende de Bloemen enkeld uit de Oxelen voort, aan Stceltjes hangende en wit van Kleur. De Vrugt is een roode Befie. | ARBUTUS. De Buur der Bloem, die Eyrond of liever ok E. (1) Gualtheria, sys. Nat. XII. Gen. s4z- ps 300, Vig. XII, Gen. ss1. p: 339: Am. Acad, UIT. p. 14. DU HAM. Arbr. Jp. 236. T. 113. Vitis Idaa Camadenfis Pyrole folio, TOURNE, Juf, 608. Anonyma Pedunculis arcurtis, Cor, . Noveb. 93 je Ë3 Ne, DEEL, V, STUK ga TIENMANNIGE HEESTERS, NE: Belvormig is „-maakt-een voornaam Kenmerk. Arnen van. dit Geflagt uit ‚maar in dit opzigt ver- Hoorps fchilt zy weinig van die, der Andromeda of. STUK.“ Heide , ja zelfs weinig of niet van de Bloem nt Bofchbesfen*, Hier is het getal der Meel. * Vacchdraadjes tien , en de. Bloem aan. den Mond in tian _ vyven gefneeden , van- onderen _doorfchynen- 5 (*): de Vrugt een Befie met vyf Hollig-_ en, in de Kelk aanrypende, terwyl in de Borken tis, Kelk zelf. de Baie; worde, _ PE £ vier T in dit Geflagt | of , meest in he Nurope' ou Noord. Amerika hüisvestende, als volgt. | en ) Arbutus , met gladde Zaagswys gende Vrede Bladen, en veelzaadige Besfen. et hen Bosfchen , zo der Zuidelyke deelen (*) Corolla ovara: ore haft pellucidâ vinde men in Syste E Nat, Ed, XIL: het welk de Heer MumRAv, hoe onverftaaa- — baar ook, in Syst, Nar, Vig. Ed, XUL flegts nagefchreeven — heeft, zonder te letten , dat daar het woord gaingaefide — ontbrak, en dat het moest zyn Ore guinguefido , Bafi pelluie dâ: gelyk men in de Optelling _ van de Kenmerken aan ’t _ Hoofd der Klasfe, Cr, ovata, Bafi diaphana heeft, De Bafis is immers regt het tegengeftelde van den Mond, 4 Pa: en sinio difert Frullu intra Florem, eogue perpetuo eng, Campaniformi, zegt de Heer HALLER. Á (2) Arbutus Caule Asboreo, Fol, glabris ferratis , Baccis — polyspermis, Syst, Nat, XII. Gen, s43. p. 300, Vig. XII, Gen; ssz, p. 339e Hort. Clif, 163. R. Lugdbat, 440. SAYY 5 Momsp, 59. GOUAN Monsp. „207. GER. Prov. 439. GRON, k Orient, 137. Arbutus folio ferrato. C. B. Pin, 460, MILL. En Dil, T. 48. f. 1, 2. Arbutus, CAM, ii, 168, Don Pempt, 804. Ra}. Hit, 1576. 8 Pl men DE CGA,N D RIA, gt van Europa ‚ als der Westelyke danse van UL Ierland , en in de Levant , komt deeze Soort ATpRzta voor „ welke i in ’t Italiaanch Albaro, int Spaanfch Hoosp=-. Mandronhó., in.’ Franfch. Arboufier , getyreld Tel : wordt. In de Noordelgke deelen van Europaea “ voert hy, in % Hoogduitfch , den naam van Erdbeerbaum > dat is Aardbefie - Boom, ’t welk Strawberr) - Tree avon ee derelves ‚ in ‘Griekenland, nf een Boom wordt, paar het getuigenis van Ber- LON.IUS, blyft hy doorgaans maar laag en Hee- fterachtig , groeijende op de manier der Kwee- Boomen. De Stam en Takken zyn bogtig met een -ruuwe Schors : de Bladen als die van den Laurierboom , op de kanten fcherp getand, dik, groen, aan de enden, paarfchachtig:_ de Blom pjes.wit van Kleur en aangenaam van Reuk , komen aan Risten voort, en daar op volgen de Vrugten ‚naar _Aardbefiën gelykende ‚ maar hed À volkomen tond, rauw vän Bren ‚iyp vee- 5 s aadie:. bevattende Ee “piet - grooter dan - Geerst (*). Deze Vrugt fchynt Unedo van Printus genoemd” te zyn, 't welk. daar. van afgeleid wordt , @) B ce palyipernies berei Senia” perate , zegt hens. door overhaafting : want het Zyn-geenszins de Zaadjes die deeze Vrugten ruw maaken, gelyk uiet de fraaija Afbeelding van TOURNEFORT „ als anders , genoegzaam blykte, 92 TIENMANNIGE HerSTERS, en: wordt, dat men er, wegens de wrangheid, maar VIIL, eene Befie van zou kunnen eeten,. Dit moet dan win > zien op de onrype Vrugt : want anders is dezelve wate _ zoet , doch tevens laf „ byna als de Lyfterbes- zige. “ fen, gelyk zy ook tot Aas ftrekt voor dergelyk Gevogelte, Zelfs kan de Landaart en Grond daar in een aanmerkelyk verfchil maaken „ge lyk men dit aan fommige Pceeren, en Haagap- pelen, ziet. Hoe zou men anders de Bladen, Bast en Vr ge als een Stoppend Middel, ie fils ik van die Vrugten gegeten heb maakten zy my Pyn in de Maag, zegt 7. Bi HINUS ‚ maar Crusrus getuigt , dat hy er veelen van , zonder eenig hinder, genuttigd heeft, zynde dezelven zo aangenaam als Aardbefiëns hoewel niet zonder wrangheid en van een bye zonderen Smaak, Te Padua komen zy op de Markt te koop, en worden ’er , van ’ Gemeen, niet minder gretig gegeten, dan í in Spanje. (A) Arbutus met gladde effenrandige en pn kartelde A. nr as n , de Besfen vee daaadig. Het verfchil tusfchen deeze en de voorgaande | is bemid genoeg ‚ om ’er een byzondere Soort CA) Arburas-Caute Arboreo Fol, glabris-integertimis ferra- tisque ‚ Baccis polrspermig, Andrachne frutescens, Spicâ ere Vor, LVIL-p. 114. T. 6. opt. - Bu KIC op Kunnen aangepre ezen vinden, Erf Ed S Dr € AN DRI A 5% Soort van te maaken ; weshalve zy ook thans If, van het getal is uitgemonfterd, De keurlyke AFpEELS Afbeelding van den Heer EnRrET toont niet- Hooepe temin een weezentlyk verfchil aan. Behalve ‘TUE dat de Bladen maar weinig en veelen in ’c ge-„‚p "Er heel niet getand zyn , hängen de Trosfen ook zodanig, niet »_en hebben ruige Steeltjes , met yke Lymeri Uit Zaad, dat van Aleppo , nu ruim twintig Jaar gelee- den, door Doktor Russe overgezonden was, A is deeze te Londen geteeld en door het enten op den gemeenen. Aardbefie- Boom wat veran- derd. Die Doktor fchreef ; dat de Schors van den Stam en de dik{te Takken, eenige Maanden in ‘t Jaar, heerlyk Karmozyn -rood was; gelyk men de jonge Takjes in- die. uit. Zaad geteeld ook bevondt te zyn, De Heer En Rer heeft- ze onder den naam van Andrachne-befchreeven. (2) Arbutus met hurkende Stengen, de Bladen Eyrond ed getand, de Bloemen £ Acadins. verfpreid, de“ Besfen veelzaadig. zi Deeze is, onder den naam van Akadifche Vosfe- Besfen, met Bladen van Alaternus, door Vouros RT voorgefteld. (3) Arbutus met hurkende ee mn: genante en Swyze stand: & Dm ue sar Canlibas za Fol. ovatis fubferra. NE. de: Es po! en Vitis Idea Acadienfis (3) Arbutus Caul. procumb, 23 tugofis &rratis. Fy, Lapp. IL, Daas, v. rum, Suc, 94 _TIENMANNIGE ,HEESTER?, ‚Deeze groeit niet alleen op, de. Bergen van u. Arnar. Lapland „maar ‘op’ de Switferfche Alpen: envin Hoorb- Siberie 3-ja, zo het fchynt, ook in Engeland, STUK. Zy heeft Stengen van een Voet lang en ge- wig jb. freclde- witachtige. Bladen , met zwarte of blaaur we Besfen, welke, (zo het deeerfte Vitis Idea van Ctusrus is, door hem op den top van Schnealben of- Sneeuw - Alp, boven Newberg» waargenomen ;)- Vrugten draagt „ die fomtyds de grootte. hebben. van Kerfen; niet onaange- naam > van Smaak, «De Laplanders agten ze „weinig en noemenze Kraaijen « Besfen. EN (4) Arbutus met hurkende Stengen en ged Beerens „ongekartelde Bladen, uif, Het Gewas, dat Cr usrus onder den naam van Uva Urfi of. Beerendruif afgebeeld, €n_ waar van TourNErorT dus een byzondë Geflagt gemaakt heeft, komt in Switzerland en inde Noordelyke deelen van Europa, niet ale leen, maar-ook in de Gebergten van Langië dok, Provence en zelfs in Spanje, voor. „Ak Sue, H. CE. R. Lugdbat, 44o- "HALL. cHelv, grs. OB. Dan. 73. Vitis Idea Fol. oblongis albicantibus, C. B, Pi 470. Vitis Idta 1. Crus, Hift, Y,p. 6r. Pann. ps 77,18 HALL, Helv. 415. Uva Ur Crus, Hift, Ie p, 63e Hi P-79. Icon optima. item, LOB. leon. 366. & OED. Dan. Te 35 Radix Idea putata & Uva Url, j. B. Hijk 1. p. 5240 Abt tus Noveboracenbus Bearleny, Corp, Noveb, zo4., Dre: CU At N: DE Rical 295 deit was het een Heeftertje, met buigzaame hie: k “Takjes „ongevaar een Voet lang , op den Grond “pir. leggende , en Bladen: als-die van den Aardbefi ES Hoorn: Boom , doch naar tend breeder of Spatelvormig, : zynde niet getand. Het is door ‘geheel Lap-riae en ‘land en Sweeden zeer gemeen , groeijende op de droogfte dorre Zandvelden , en aldaar Meel- besfen genoemd wordende. — Sommigen ‘hebben het aangezien voor een Soort van Vosfebes- fen (Vitis Idea, ) daar ‘het in geftalte weinig van verfchilt * De Bladen zyn wat langer of. « zie langwerpiger , zo de Heer HALLER aan-Pitúz- 492 merkt , en de Bloemen komen by Trosjes uit de Toppen der Takjes voort. LinNnmus heeft bevonden , dat de Stengen van een tot drie Voeten lang zyn, en, de jonge inzonder- heid, rood van Schors: het Loof , altyd groen, beftondt uit Eyronde Blaadjes, def rand omge. boogen hebbende en byna Wollig: aan ’t end der Takken Kwamen enkelde Trosjes voort , van twee tot agt Bloemen , elk op haar eigen Steeltje, met een Schubbetje order ieder Bloem, De Kelk was zeer klein , in vyven gedeeld, ftomp , ftandhoudende , paàrfchachtig : de Bloem Eyvormig > wit , met een vyftandigen, » Omgc- boogen ; ftompen , Vleefchkleurigen , Mond: ’t getal der Meeldraadjes tien, de Meelknopjes tweeborftelig : het Vrugtbeginzel Eyvormig ; de Styl langer dan de Meeldraadjes; de Steme pel ftomp ; de 24 een ronde gladde Befie met een droog Vleefch Of IL, DEEL, V, Srux. B Vil. Hoorp- STUKe „Eenuy. wige. * Zie prk zie Hs 96 TIENMANNIGE HeEesTEns, Of deeze Plant de Beerendruif van GaALEe ele Nus zys gelyk Cuusius zig verbeelde, is geene zekerheid, Sommigen houden daar voor een foort van Mispelboom *; anderen wat af* ders ft. GALENUS Zegt ; dat dezelve een laag Heefterachtig Gewas is, in Pontus of Klein Afie groeijende met Bladen van Memecylon ,_ bladz. 603, draagende een fonde , roode , op den Smaak roer blada wrange Vrugt. De Besfen- van deeze Soort zyn inderdaad van eene famentrekkende hoeda- nigheid „ en komen uit dien hoofde. onder de Geneesmiddelen in aanmerking, Zy worden ig Sweeden nooit gegeten zegt onze Ridder ; maat het Kruid verzamelt men in menigte in de Noore delyke deelen „ en voert het naar Stokholms alwaar het, als de Smak , gebruikt wordt van de Leertouwers, Saanigen willen , dat het de Zdea radix van Droscoripes zou zyn, waar aan een {terke Samentrekkende Kragt toe — gefchreeven wordt (*), In deeze beide Sctren zyn de Besfen niet — veelzaadig, gelyk de Vrugten van den Aardbee _ fie- Boom „ maar. bevatten alleenlyk vyf Zaad-_ korrels, Het fe febyac dat de laatftede zelfde Zy» welke men in Nieuw Jork Bearkerry, dat — is Beerenbesfen, volgens COLDEN, wek on OEE T NRA: De Kelk in vyven gedeeld , met vyf en (*) Pe Fijt. des Plantes Lyon 161s, Live. En Chap. 36. 5 si „DeECTAN Do Rol An 0 blaadjes een, driedeeligen. Stempel eneen Zaad- Tad ‚huisje dat driekleppig is „ met. drie pige err „maakt de byzondere Kenmerken: uit, pian OOFD- Maar ééne Soort is van dit Gelagt ‚tt nog toe. „met zekerheid bekend (1), die men Ere > door. Caresry afgebeeld’ vindt, zeggende , zishiadige. dat het een Heefter oe „Bladen als der Haag- appelboomen op, vogries Haat, 5 Carolina of EEn in ’ Water groe eng ’er by, dat dezelve ook het Pe wid Engeland in de vrye Lugt verdraagt, De Hoog- leeraar BourMANNUs heeft dit Gewas op zyn Ed. Buitenplaáts ; Onder veele andere zeld- zaam voorkomende: Planten „in de vaste Grond , alwaar ik, het bloeijende: gevonden heb , en, my een Takje met Bloemen daar van door zyn Ed. is medegedeeld. …— Dee bynaam - is; en van PLUKENE- T US sdie het. „Amerikaanfche Elsbladiger noemt, zynde dit mooglyk eene verfchêidenheid: want de Bladen gelyken „ ihet. gemelde ‚ naar die der Elzen. weinig. Het is, volgens den Heer Gronovrus. „> in Virginie een. taamelyk » hooge Bom met ronde Takken , de Bladen . 1 Ed | n fpits Lenn; 5 gefiëeld, ‘de bovenften ESE each ad? when: fi) iech. Sit Nae XI, Gen, sas P. kn xu Gens 553. p- 240» GRON. Zi SS Epe He Aosr. 1 Pio 176. Te, MILLER le. REEN Ali folia Aeficans fer. ata Ke. P PLUK, Alm. EV aish. Caress. Car. iT 66, SEL. Vig: IJ. and Pl. 42 G U. DEEL, V. Srum. 93 TiENMANNICGE HEESTERS. „ breeder en fcherp getand, de onderften, [dit mj» meest naar Elzen Bladen zweemen,] ftomp s Eyrond , doch ook met Tandjes. Aan E end der Takken komen losfe Aairen voort, 3", naauwlyks een Span lang, van onge „> fteelde Bloemen , ieder gevat in een Elsvor- » mig Stoppeltje en met een gryzen Kelk ge », Wapend”, Het Zaadhuisje is, volgens Cra: TON ; vyfhoekig, droog, gevuld met zeer klei ne » inde Zaadjes. Clethra ís de Griekfcit naam van den Elzeboom, SAM YP A, Een v ESTE A pT 6 11 LE PA b | ‚ zonder Bloem: blaadjes ; maar een Honigbakje in tienen ge deeld, het Vrugtbeginzel omringende : het Zaad huisje van binnen Befie -achtig , driekleppig mé ééne Holligheid , waar in de Zaaden nestele. Dus zyn de byzondere Kenmerken voors | gen. Vyf Soorten , altemaal Westindifche Plante | komen in dit Geflagt voor , als volgt. EE (1) Samyda met tienmannige Bloemen en Le cetswyjs’ Eyronde, wederzyds gladde E | den. je (1) Samyda Floribus decandris , Foliis ovato - Ee k utrinque glabris. Syss. Nat, XII. Gen, 547. pe. 301, Pi£- Li Gen. 543, p. 340, Samyda parviflora, Loer, Jt. 260. SMT da Fol, ovatis &c. RROWN, Fam, 217. Cafcaria Flor. Flor. dee” ; dris, JacQ, Amer, zhe ABE. 13je Te 5, Albor Baccifn 3 ohlongis &c, SLOAN. Jam, 173. Hit, Il. p. ze8, To2l fz Raj. Dendr, TS j DE CAN DRI Aen <9 Van StoaNe wordt deeze een Besfendraa-_ II, gende Boom genoemd , doch de Heer JacQUI N ge an zegt dat het een Boompje is van vyftien Voe- Hoorp- ten hoogte „ waar van zyn Ed, een Takje af-*"UE beeldt , hebbende hetzelve tot een nieuw Ge-sia see; flagt , van Caftaria , betrokken. De Takken zyn dun en niet gedoornd , de Bladen als ge. zegd is, Zaagswyze getand, ‘geftecld, een Duim lang, aan de jonge groene Takjes. Vergaarde eenbloemige Steeltjes komen aan de oude Bla- derlooze Takken voort , met een menigte van witte Bloempjes. Volgens SrLoANE is de Vrugt zeer klein en Saffraankleurig. ’c Getal der Meeldraadjes is tien. (2) Samyda met agtmannige Bloemen „en Hart- —_n. vormige gladde Bladen. Ee De Bladen zyn in deeze Soort flaauw ge- karteld, en uit de Oxels komen dunne Bloems trosfen voort. Het is mede een Boompje van vyftien Voeten volgens JACQUIN, ’t welk zyn Ed, in ‘het Kreupelbofch by Karthagena veel hadt aangetroffen, isida, Glanzige, (3) Samyda met agtmannige Bloemen enger us. < . A 5 gt. doornde Takken. Dit Gele ee (2) Saryda Flat, oâandris , Foliis cordatis glabris, Cafearia * nitida inermis Fl oftandris. Jacq, Amer. Hij. 132. Samyda Fol, nieidis cordatis Sc. BROWN. Jam, Er AEN (3) Samyda Flor, o&andris, Ramis (pinofis, Cafearía acu: cata Flor, o@tandris. jacQ. Amer. 21. Hij. 133. Guidonia Auzantii lis aculeata, PLuM, Gen. 4de. 147. É. Le …G2 He ij V, STUK, too TIENMÁNNICE HEESTERS IO. … Dit is een Boompje van zeven Voeten, vol. Arpze Legens dien zelfden Heer , waar van de oude daens Takken hier en, daar met Doornen zyn gewe 5 STUK. pend, de Bladen Eyrond fpits, anderhalf Dui “Jang, geevende Orhtrent twaalf zeer kort cer _ bloemige Steeltjes uit ieder Oxel; zo dat de jonge Takken als geheel bedekt zyn met Bloe: men wit van Kleur, de Kelkjes uit den pat fchei groen, een Pap bevattende die Oranje. kleur verwt. Het was zyn Ed menigvul bi Domingo. voorgekomen, per ww. lg) Samyda met twaalfmannige Bien ran Bladen Slomp ovaal ‚ van” onderen Wollg „De Samyda met ruige, Eytonde Bladen, Bloemen aan tropjes. geplaatst „ van Baow NE, komt hier bedenkelyk “t’huis , zo wel als ë welriekende Bloemen’, van SLoANe op | maika waafgenomen, ‘De Vrugten van deez laätften werden ’er Cloven- Berries, dat is 3 gel- - Besfen, getyteld. Eerten: ze ee = $) Samyda met twaalf männige Benet, Serrulata, Gekartel- de, (4) Samyda Flor. dodeoendrie, Foliis óbovatis fubrus ae tofis. Samyda Fol, “ovatis’ villofs &c. Baown. „Jam, ke Fratex Báccifer. folio oem ek oe Flóre aperads ‘pallide luteo , oderatisfimo, nag 3 Ff. L “te ? Raj. Dendr, zer ET zl on d ) Samyda Wor. dedecandrie ,Foliis o longs 5 rulatis, S$vmyda Flor. Bddndeis. Jaca, “mer an, di DE CHAN: De A Ï Aen IGI hen © 5 OA Bladen tengverpi Eyrond en fyn gekar; Pavel. deld. a Dit is een Heeftertje van twee. of. drie Voe- Hiks oH ten hoog volgens den Heer JACQUuIN, die Har hetzölve op St. Domingo hadt gevonden. De”* se met. Olmen: Slgden en een Sneeuw. ‚ van Pater Pru- MI we wordt hier huis Birk Het zonder= linge Honigbakje, dat zig als cen Bekértje werd toont, maakt het joöritamite Kenmerk uit van dit Geflagt. De Tweewyvigen onder de Tienmannige’ Plant - Gewâsfen „ dat is die tien Meeldraadjes en twee Stylen of Stempels hebben wend _ ook eenige Heefters uit, als El RovEna ae 5 ia “Een Geflagt ‚ “dat benoemd is ter Bere van den beroemden Leidfchen Hoögteeraar den Heer Apr. VAN Roven, die, de, Kruidkunde , zo door zyne Onderwyzingen, als: anders, ook niet Weinig heeft voortgezet. „De overige Kenmerken zyn; een Bekerachtie ge Kelk; een Éénbladige Bloem, met een om- we we zeen eenhokkig, ERN uis Eee behelst thans. vier Soorten „ „altemaal van 132, Guidonia Umit folio , Flore ae: sien, PLUM, Gen, 4 Je. 146. fz, G3 u diet #5 stu. ki eu | 102 TiENMANNIGE HEESTERS, IE. van de Kaap af koïmftig , doch in de Open et ae He Kruidhoven overgebragt; naamelyk Hoor: CH Royen? met Eyronde ruuwachtige Bladen. Roksa Deeze maakt in de Hortus Medicus alhier lecida. een Takkig Boomgewas uit „van ruim 28 Saaalg®. Voeten hoogte , doch bereikt anders fomtyé wel de grootte. van den. Laurierboom, De Schors is Afchgraauw ; de Bladen zyn fpis ovaal, omgekromd , twee Duim lang en een menigte van zwarte Stipjes. Of dit laatfte.nt tuurlyk zy , dan toevallig, kan ik niet verzekt ren. Het bloeit jaarlyks met. fraaïje paart Bloempjes , doch draagt hier geen Vrugt, dit volgens COMMELYN ,; welke het Gewas ui Zaad van de Kaap head hadt, rond is, me vier driehoekige Steentjes. pie (2) Royena met Lancetvormige ladde pu ns ye baie Van deeze Soort is 'E Gewas. jade Hor alhier , wel zeven Voeten en de Blaadjs B fplendentibus. Comm, Hort. í. Pp. 187- T. 96. Sraph. Af | folio Gngulari lucido. HERM. Par. T. 232. Piftacia afia | _ PLUK. Alm. zo8. T, 65. £. 4. To arn. fi F. oe (2) Rozena Fol. lanceolatis glabris, R. Lugdhar agr Bet Cliff. 149, BERG. Cap. xâ4, Vitis 'dea Ethiopica, Bui ® gocis folio , Floribus albis, nn: Hert, 1, p. 125 “t DR AND EEE 103 zyn de helft fmaller , taamelyk ftyf doch EE ni. en glad in vergelyking met de volgende: de “in” Bloempjes veel kleiner en niet onaangenaam van Hoorns. Reuk, In de Afbeelding van CoMMELYN °* gelyken zy meer naar die van Palm, dan in de tegenwoordig hier leevende. Hy hadt ’er een Vitis Idea van gemaakt , naat welke Plant zy in Bladerloof zweemt. BrErGius befchryft deeze Soort omftandig. (3) Royena met Lancetvormige ruige Bladen. mn. De Blaadjes zyn in deeze Soort zo Lancet: binen vormig niet „ als in de voorgaande , en meer MA"'8* ovaalachtig 3 ook zeer weinig naar die van Ros- maryn gelykende , geelachtig groen, aan beide zyden Wollig of met een zagt Dons bezet en flap met veele Adertjes. Zy bloeit ook hier te Lande. (4) Royena met langwerpig inne van „Iv onderen Wollige Bladen, eileja. Wollige, Deeze gelyke naar de eerfte Soort ‚maar e ms de Takken ruig : de Bladen zyn amet pig Vitis Idea JEthiopica Myrthi foliis, Flosculis eren PLUK. Alm. 39. Te 321. f. 4. (3) Royena Fol. lanceolatis hirfutis ek Arbutus Fol, lanceol. &c. Here. Cliff. 163. Staphylod, Aft, fol. lanu- &inofo Rosmarini larkore. Bornn. Lugdb. 1. Pe 235. (4) Royena Fol. cordatis oblongis, fabtus tomentofis, Syse, Vig. XllL. Royena Fol. ovato- lanceolatig fcabris, Herb, Of. Buma. FJ, Cap. P. 6 4 Wen, Be 104 TiENMANNick Heestens, pig ‘ovaal, van ‘apteren ‘Hartvormig, van onde ao ren wollig, ‘flompachtig , met korte ruige Steels Hoor. tjes. De Bloemen in de Oxslen , enkeld, a: = Knikkende , hebben ook, ruige Steeltjes , niet Rd “langer dan de Bloem, ‚Onder den Kelk zitten twee fpits ovaale „ ruige, afvallende Blikjes, Het fchyot die te zyn, waar van. onlangs een. ‘Takje aangebragt was, met ftomp ovaale reu, we Bladen , en Besfen in de Oxelen, volgens den--Heer- Nus. Maar, 4 h dl hipoteca h ‚kan-een Gewas met eene ‘Befie -achtige re | tot die Geflagt behooren? Een dergelykethans in-de-Hortus zig; bevindende, heeft Bladen,als van „den. Laurier - Kers: Boom „ Lancetvormig ovaal, van, onderen „Wollig, maar,-niet/ ruuws dik- en +flyf-, wel -vyf- Duim” lang en: ord twee Duimen breed, dee sphere Hir maa MCsm. Aaogol & mé Een vyfbladige Been 5 cen en ‘wyfdbelige Kelk boven het En EE dat een ‘tweehokkig, tweelhuitig”, “rondom” befneuden - Zaaidhuisjë wordt, zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt. { De eenigfte Koet aid in ‘ Virginie. huisves e Ee ndr tende „ is een -Heefter , niet zeer -hoóg val ers. _Stäm, met vierhockige es se 3 zig GE: E en paadjes. Syst. ‘Nat. Xil, Gen. ssh Pp. et, XIII, Gen, ss7. p. En qu Haa. Árbr. L P: 198 kn CREON. Virg. so, went d | jh i HD in / AN en N 2 Deel, PLAAT XXV. EE ef EL VE VE ee mn df Ten VES ) A EN ANS Gn benne DEC an RD EST LAST 1051 gefpittte , “Zaagswys’ getande ‚ gladde Bladenrsa eed de bovenften Eyrond, De Takken loopen uit: ee in een trop van gepäarde Steeltjes „ die ogen dan de tusfcherwydte der Bladfteclen, zeer mee n pigvuldig , verfcheide maalen werdeeld , een dig- deer - te Tuil maaken; van kleine witte welriekende en „Het ermee dat in twee hol en volis van kleine Zaadjes, heeft twee rra Hoorntjes. ’s Winters verliest dit Ge= was zyne Takjes. Van deszelfs figuur zal de Geflagtnaam ‚een Water- Kruik ; ‘Etnmer of iets dergelyks betekenende, afkomftig zyn. ’s Win. ters.raakt die Gewas zyne Takjes kwyt. ze UNO NIA, „De Bloém: cn Kelk zyn in dit Gendt it den wyfbladi; g , met de Stylen langer dän de Bloem; De Vrugt is een tweehokkig schist zaadhuid, dat veele Zaadjes bevat, De eenigfte Soort, (1): aan de > Kaap groeie, jende ; Js" Oofter: jk ia ‘genoemd. ge geweest d Curonia den. Hoogleeraar J, BURMAN NUS, ter, “eere Kauplanc. van de beroemde. Heeren, OosrerpyxK, Va, „der en „Zoon. „Zy. maake aldaar , „20: #yD, Ed. En selgmpilende bennen, Tt HSN or VER, ze Cunonië.- Srzmar zt Ge. st. p- zer. Vig.) XU. Gen. ss6. p. 342. ‘Oofterdykia” Flor „fpicstis pentapera= Ïis „Fol, oblongis fubincanis ferratis. BURM. Afr. 259. T, 964 ala Arbuti alatis Golis Africana, PLUK: Alm, % E ne Ee U ef sen} G 5 1 Daas V. STUK, 106 TIENMANNIGE HEESTERS. IL van Schors is, en wiens Hout, aldaar gemeen- mu Iyk Zofchen- Hout geheten Höndende, tot de Pek Timmeragie zeer dienftig is. De Bladen gely- STUK. _ ken taamelyk naar die der Esfcheboomen, als Ee zynde paarswyze aan een Steel geplaatst, met een oneffen Blad aan ’t end , doorgaans zer ven in getal, Maar het byzondere, dat deeze Boom heeft , zyn zekere Spatelachtige., ge- fteelde Klieren in de Oxels.der Bladen. Boven dien draagt hy dubbelde Aaîren , naar die van Vosfen-Staart Gras gelykende, geheel uit be Bloempjes famengefteld, met zekere uitftee- kende Puntjes, dat de Stylen zyn, rondom bee zet, waar van vervolgens Vrugt= Aairen wot- den, beftaande uit kleine tweehoornige Zaad- huisjes. Het Afrikaanfch Boompje , met ge- wiekte Aardbezie- Booms Bladen , van Piu KENETIUS, is hier thuis gebragt. PL. xxv. In verfcheide opzigten komt daar mede dat * k Takje overeen , ’t welk zig onder myne Kaapfé Planten bevindt, hier nevens, op Praat XXV, afgebeeld, De Bladen zyn zeven of meerbladig gevind , en hebben ieder op zig zelve byna cel Vinger langte, gelyk ten opzigt van de cerfie Oofterdykia door den Hoogleeraar J. BUR MAN _ Nus gemeld wordt; maar van gedagte Spacer | achtige Klieren openbaart zig niets, of het moë flen de Lidtekens daar van zyn, die zig bover aan het Takje vertoonen, Hier zitten de Blad _ fteelen tropswyze , van aanmerkelyke langte, eer zy de Bladen uitgeeven „ die onge hd Lj D-Ere a RN DR ITA, 107 zyn; byna als in de gemelde. De Bloempjes komen aan Aairswyze Pluimen uit derzelver Asir. vin. Oxelen voort , omtrent zo als in de tweede Hoorp- Oofterdykia „ les hier van den Ridder aange- STUE. haald is ; maar volgens gezegden Heer Bum- MANNUS _Mannelyke Bloemen hadt. De Bloempsjes heb ik ten naauwkeurigfte onderzogt , en bevind; dat zy den Kelk in vyven gedeeld , en fommigen de Bloem wyfbladig hebben , uit vyf holle Blaadjes beftaande, waar binnen tien langwerpige Meelknopjes ‚ van gedaante als een Hoorn , ongefteeld , den Styl omringen, die pieramidaal , dik en zeer Haairig is; wic met een rondachtig bruin Hoofdje als Stempel , wor- dende van de Meelknopjes overdekt, Deeze deelen zyn hier, met fterke Vergrooting , op de Plaat vertoond, Of dit Gewas tot de gezeg- den behoore , dan een byzonder Geflagt uit. maake ‚zal. door nader Waarneemingen blyken kunnen. Ik heb het hier, fchoon tot de, Een- wyvigen betrekkelyk , ter Proeve voorgetteld en kan nog dit zonderlinge daar omtrent be- rigten , dat eenigen van de door my onderzog- te Bloempjes zes Blaadjes hadden en niet meer dan negen Meelknopjes (*). | DriANnTuus, Apjelier. Een Cylindrifche Kelk, dieeenbladig is, van on- es Dewyl de Stamina, gelyk bekend is, fomtyds in Pe: tala veranderen ks zo moer het evenwel tot de Deeandria behooren. hbe ok. Digyrie, _ 10% TIENMANNIGE Hgxsrrns. ut, onderen met vier Sehubhetjes, bevattende vyf ArDEEL:genagelde: Bloemblaadjes: de Vrugt. een: Cyline Hoors- drifch -Zaadhuisje met eene Holligheid ; zulks ehehe de byzondere. Kenmerken. van die Geflagt, Tw wige. def: met-veel oordeel, wegens-de gelykpaamig- heid met dien van den Kruidnagelboom , vere anderd heeft in den Griekfchen: naam Dian thus, op_ derzelver. Rean lende, - EE, sent shaetd pm L 1 8) Aijdier met een Heefterachtige sé „Arboreus, Els yor mige Bladen en Zaagswys’ get: di Bood Bloemblaadjes, À achtige. Deeze Soort, opt Eiland Candia-i in valk M de dellandfche Zee groeijende , is doot Arran in Afbeelding gebragt ‚ onder dén “naam va Boomachtige Wilde Anjelier , die wyfbladig ae Zet) ‚ dao, dezelve ep: de Bergen van Eiland „groeit s HIC bende ‘een change 6 harde: en van seen V ger dik, witachtig van Kleuren zeër.knobt (13) Dianthus caale Fraricofo ; Foliis (abularis „Peta rätis. Syse, Nat. XII, Gen, s6o, p, 207. Pig. xii «65. p. 345. tad Arborescens Creticus. C, zo8. Prodr. 104, Betonica Coronaria Arborea Crerica, Eft. Ve P. sen Ci. Arboreus En Art. Ex, 33 T. 3. En DECAAN DEI A 209 Takken” uitgeevende die: zig:in kleinere verdee- 2 SUA : len „ hebbende’ hier en «daar. troppen van fmalle rr. Blaadjes , -&n“aan>’t end-Bloemen als Anjeliere Boos A Hes WIAGNSE ‚paarfch , van cen_aangenaamer hed euk, En ep, et lede vor 5 KENG op f Frutescens. ë Ke on ven gee den en egen DEN ese Heeft _ Het eenigfte Berigt van decze Soort heeffachtige. men van den fchranderen TourRNEFORT, die op zynen.Levantfchen Reistogt deeze fchoo- ne Anjelier = Struik waarnam , groeijende in de Kloven van afgryzelyke Rotfen op *t Eiland Serpho , van waâr zy door Zaad was overge. bragt en. voortgeteeld in den Koninglyken Tuin te. Parys, Dezelve-hadt ‘een kromme Steng van twee Voeten hoog «en -omtreht; twee” Duimen dik „ Houtig , met eene “zwärtachtige Schors , als geringd, — De Takken” waren”ook ‘bruïn à doch aan ’t end groenachtig ‚en aldaar digt bez groeid met Spatelachtige” Bladen”, dik-en- Vlee- zig, zo bitter als Gal. De Bloemen waren vyfbladig ven volkomen Anjelierachtig , bleek graauw met paarfche Streepen. „Dezelven kwa- en ntyds enkeld , fomtyds by -Tuiltjes:, uit enden_ or Tak Ss VOOrt, Zaadhuis- je gelek EREA ge) sE (20) An. * is, Caryophyl. eucoiji folio “peramato. TouRy: Cor. ie 2 4 8 À Sofa | (xs). Dianthus Canle Fraticofe Fol. lariceolar Grecus Arhoreus L IL. Daer, V. Srum, 110 TIENMANNIGE HEESTERS, ° (20) Anjelier met eene laag Heefterachtige Steng , de Bladen fmal Elsvormig , d Bloemblaadjes niet ingefneeden, Aan de Zeekust van Spanje is dit Gewas Dinie , dat de Bladen eenigszins de Steng srecken- de, omvattende heeft , zynde dezelven platachtig, fmal , gefpitst. De Bloemfteeltjes , die van _ één- tot driebloemig zyn, komen uit de enden der zyd- ee voort, hebbende de de Kelk vier / ‚ en” de Bloemblaadics rand niet “ingebed gelyk ef Etn es zjn : de andere Apjelieren. BANRIATERIA Onder de Driewyvige Heefters komt eerst in aanmerking dit Geflagt van klimmende Gee wasfen, ’t welk den naam naar den Kruidkundi gen BANISTER voert. Hetzelve heeft den — Kelk in wyven gedeeld, van buiten met Ho sl niggaatjes: de Bloemblaadjes rondachtig, gens — geld ; en Ei drie Zaaden , welke Vlek KG eg alcemeal.in de Weke indiën, of in Amerika buisvesterde , is Zeven als volgt. a (1) Banifteria met hoekig uitgegulpte 8 De | (20) Diansbas Caule fuffraticofo, Fol, lineari- Cabal | Petalis integris. Mart. 240. Va ad (1) Banifleria Foliis fGnuato angalos. Syt. Nas 5! E | DR: Acht DRE eter De eerfte Soort is, volgens PLUMIER, HL een Gewas, beftaande uit lange Ranken , van roze L weinig meer dikte dan een Schryfpen, die we- Hoorpe derom dunbere Rankjes uitgeeven, en hier aan en zitten de Bladen, tegenover elkander, op lange En _Steelen, byna een Handpâlm groot. Uit der- zelver Bra komen Trosjes voort of Tuil- tjes ‚ zes of zeven Bloemen, die uit vyf Beelachege Blaadjes beftaan. De Vrugten gelyken naar die van de Schotfche Linden en hebben een heldere Taankleur. De Groey- plaats was op ’t Eiland Dominika, (2) Banifteria met Eyronde Bladen en zyde- 1. lingfe Aairen, de Zaaden overend. ereen De byzonderheid der Bladendie Gevind zyn, naar het Loof van de Basterd- Acacia gelyken- de „onderfcheidt deeze Soort veel meer dan de Kleur der Bloemen , welke paarfchachtig i is of Purperkleurig. Die ‘Pater heeft deeze in Zuid- Amerika waargenomen, (3) Banifteria met en He Eyronde fiyve__ mi. Bla- Laurifolia, Laurier. Gen. 568, p. 314. Weg. XliL. Gen. 573. p. 356. Acer can- nd dens Folio angulofo, PLum. Sp. 18. Clematis angulofo Folio , Acers fraêtu. PLUM, Amer. 77. T. 92. RA. Sappl. er | (2) Barifteria Fol. ovatis, Spicislateralibus , tis, Ban. Fol. pinmatis &c. Mirt. Dil. er amd ede Acacie folio, lore purpurascente. PUM, Sp. 18. Je, 15. AP Beriftrria Fol. ovato- oblongis rigidis, rar malibus, Mitt. Die. Acet feandens Fol. ae: SLOAN. Jan, 157. Hif, 1. p. 26, RAy. Dendr. «Me Dern, v, srum, 112 TIENMANNIGE HEESTERS. „UI, +: -Bladen--en Bloemtrosfen aan ’t- ies EE | 38 8 vi” . ccRanken. vei Hoorp- “Op t Eiland Jamaika kwam deeze den Wie ied Drieuy- Ì roemden SLOANE voor, die fomtyds drie zee et. danige Zaadhuisjes , als de Eutopifche Efchdoorì _by. elkander draagt. ’t Gewas is , uitg _ wat het Blad betreft, met de voorgaande overeenkomftig, se „Bladen. var „deeze „onderfcheiden zig An adh van.die. der- voorgaande Soort , ni 5 genftaande 'er de Laurierbladige van Er ‘NET ook toe betrokken wordt. In Oo in t byzonder in Bengale , wordt dee -aok gevonden ; > Loo- is genaamd by vaanen. > 7 (s) Banifteria met ES Bladen « en hts“ olde Takken | ewndest CN SPR Ennes A dent „bladige.\. ; (4) Baier Fol. ee en atis, R ee lareralibas „ feminihus patentibus, FJ, Zeyl, 176, AC de p & 18. Ze. Ie a kees DEE a ND RER Hij „‚ De Zaádhuisjes van deze Zyn ‘met hünnhe , HL. Vleugels’ uitwáards gekeerd. Zj “was Klimmen= ee od de Efchdoorn met Bladen van Winde en Goud- Hoorne" kleurig roode Bloemen s van Prumrer ge- “705 tyteld, bide, (6) Banifteria met Eyrondachtige ‚ van onde- Falen a ren Wollige , aes » gearmde Takken 5 am en Kroontjeswyze Bloemen, Hier wordt de Klimmende Amerikaanfche Triopteris ‚ tnet eene groote Goudglanzige Vrugt, van PLUKENETIUS) t'huis gebragt , zo wel als de Kleinere klimmende Efchdoorn , die de gedaante van Hondendood heeft, met rondachtige Bladen, van SLOANE, ’t Gewas heeft, volgens BrowNeE, de Bladfteelen met twee Kliertjes; uitde Oxels komen de Bloem= trosfen byna als Kroontjes voort, en de Zaa» den zyn getimpeld met ééne Wiek, GG) le met Eyrondachtige Bladen, Bee VL, Takken , en de Zaaden inwaards smaizaac:. zt , De ge. ( 6) Banifteria Fol: fubovâtis, fubtus tomentofis , Ramis tis» Pedunculis umbellatis. Banift. Fol. ovatís , Ramis ramofis cc. Hert. Cliff. 169. Bani, Fol, orbiculatis, BROWN. Fam. 231. Acer fcandens minus Apoeyni face, Folio ûi brotundo. SLOAN. Fam 18. ne Hi In pe iin T. ed en, Triopteris F; Bea fulgent PLUK, Mant. 13 (7) Banifteria Fol. bo à pe hechiln, Seminibus introrfgin anguftioribus, Ban. Fol. fubovatis ‚ Ramis ramofis &c. Hort. Clif. 169. Ban. Fol, ovatis acuminatis &e, Mile Di > _H U. DEEL. V. STUK, 14 TIENMANNIGE HresTERs fm. _ Dewyl de Takken, in in de voorgaande Soon, ArDEEL ook gearmd zyn, en de Bloemen in de Vyfde Hoorp- Goudglanzig, zo acht ik dezelven bekwaam STUK. _ door myne Bynaamen onderfcheiden. Deet Eene? laatíte Soort heeft de-Bloemen in losfe Aairen, en de Zaaden geeven inwaards geen Wiek ui. Het is mede een klimmend Rankgewas, dat de Westindiën valt. HirsA … Dit Geflagt > door den Heer zaceaf geopperd, is van zyn Ed. dus genoemd ter _dagterisfe van den vermaarden N, pe La lk RE » van wien. verfcheide Natuur- en Krik kundige Vertoogen, in de Verhandelingen @ de Kon. Akademie der Weetenfchappen @ Parys; aan 't licht gegeven, en van wienst de Afbeeldingen zyn van Plantgewasfen, car een byzondere Konst gemaakt , vier Bo vullende, die in de Keizerlyke Bibliotheek waard worden. Een vyfbladige Kelk, vyf rondachúe Ml genagelde Bloemblaadjes : een Zaadhuisje ! e ftaande uit drie ronde Hokjes, die ieder tw groote Vliezige Wieken op de Rug hebbe en enkelde rondachtige Zaaden bevatten: de byzondere Kenmerken (*). (*) De Heer Munnav geeft een driehokkig ok Geflagt ont! tend heeft. Lunnus zelf hadr gezegd, € wiekige Zaaden. dn, Nat, Vig: XIL. De CA N-D/RE Ar dij De eenigfte, Soort-(1)» door gedagten . Heer | ni. omftreeks, Karthagena in de Westindiën waar- rn genomen. is van zyn Ed, dus gebynaamd , om Hoorb- dat het Gewas , een Boompje dat. zelden hog-STU: ger wordt dan vyftien Voeten ‚ zyne Takken, Fe die lang en taäy zyn; naar den Grond of op "suit de byftaande Ruigte nedet laat zakken, Elei heere heeft een Afchgraauwe Schors: De Bladen zyn langwerpig , om hoog een weinig breeder, aan beide chden ftomp , effenrandig , van on- deren glad, van boven met een fyne Wollig- heid of Dons bekleed, tusfchen de drie en zes Duimen láng. De Bloemen die zonder Reuk, doch fraay , geel van Kleur, een Duim breed zyn ‚ komen aan fierlyke. Trosfen voort: Het bloeit in Juny , de Zaaden worden in 3 Schep. ber ryp. ri ro er ne mn Van de diie = Mme der. Zaadhuisjes heeft dit Geflagt 2 naam naam. Dezelyen, nier- temin, zyn drie in | ieder twee Vleugels, welke zes Pen ook aan het Vrugts beginzel, “even of het Bloemblaadjes waren, zig vertoonen.” leder Zaadhuisje bevat een en- kel Zaad. De Kelk is in vyven gedeeld. Het ten en ander maakt de een Kenmerken it EN a Rl srt pen Hirzá. Syst, Nat. Xi. Gen. 569. P Bik. Pag. Kill. Gen. $69 B; 356. Jacq. Amer. Hi, 137e T. 176, É. aa Ha 1. DEEL, V, SPun. 16 TÍENMANNIGE HEESTERS. ML _ De eenigfte. Soort (1) is een Gewas, dat op een Jamaika zal waargenomen zyn. Hier mede Hoorp- fchynt overeen te komen de Driezaadige klim: STUK. ende Efchdoorn van PL umrer met Citroen: Trisprerisbladen en een kleinere Roosachtige Bloem, pete in” Zuid-Amerika groeijende. Het heeft een gjemaikee windende Steng ; de: Bladen zyn puntig Ey- rond , en de Bloemen komen by Tuiltjes of nissai aan het „opperfte ‚van de Steng Ride oe Wsforsvigen van En Klasfe is Maar één Geflagt , dat eigentlyk hier t'huis “ behoort , genaamd COTYLEDON. Navelkruid. Een vyfdeelige Kelk , een eenbladige Bloes met vyf Honigfchubbetjes aan den Voet väù « Vrugtbeginzel , maakt de byzondere Ket merken ‚, met de vyf ere: ‚ uit welken Vrugt beftaat. Zevefì Soorten komen thans in dit Re. voor; onder welken eene Europifche , als volgt. E _@ Navelkruid met rondachtige, platte, f° „Seyen ____fenrandige Bladen, en eene Hoefterachtie Rondbla- >> ge Steng. ze el d De re) Triopteris. Syst, Nat, XII, Gen. s7o, p. 315. pag. KIL Gen, 574. p. 356. Hort. Clif; 169. Acer feandens tries Fol. Citi, Flore trofeo mi Ee 16? {) Cod al iele, arl ir behe ede a rl De meêfte Soorten van dit Geflagt hebben , hs MI, | wegens de dikte der Bladen én mamier van EE groeijing , een aanmerkelyke overeenkomst ‘met ee de Sedum ‚ genaamd Huislook of Donderbaard. * Pai Deeze wordt van HERMANNUS Afrikaan= „5 J fche Heefterachtige Sedum , met rondachtige Bladen, geheten. …’t Is-een Kaapfch Gewas, op drooge-Zandige Vlakten aande Zeekust Heefterachtig groeijende , met eene. dikke, witachtig groene Steng, die van- onderen met dikke rondachtige Bladen digt begroeid is, geevende van. boven dunne. Takjes uit, aan welken. Klokswyze- Bloemen -hangen., die zig als uit vyf roode omgekrulde Blaadjes famen- gefteld vertoonen, en op dezelven volgen: vyf Haauwtjes , die het Zaad bevatten. Onder de vreemde en in onze AN is et Bee. (2) Navelkruid met Sparso Zee, if Cale Eraticofo. Sysê. Nat, Xi. Gen. Een Pp. Sie, Weg, dig. XII, Gen, 578, p.. 357. Hors. Clif, 276, R. Zuigdbar. 454. Cot. faatescens incanum „ orbiculatis. foliis, -Henm. Lugdbar, 549, T. 551. MORIs. Hip. mi. P 474 S 12, T, ' 7 f, 39 9. j (2) Coryledon Fol. alternis Spatulatis carnofis ienie; Cale Fruticofo, Cot. Cot. Afr. fratescens, Fol, longo & angufto, enten ‘Rar. T, 23. BuRM. Afr. Tab. 13, WEET. za, Ff. 2. Cot. Aff, Aft, fol. depresfis , eruciatis, ALTE. Hoet, 16. Sedum DE erin Flore Hemmero. en, Hi. ML, p. 474 S, 12, T. Jef, 40, H3 Il, Dat V, Srum, 18 Ti ENMANNIGE HEESTERS, _HL ze Bladen „ die Vleezig en behin ARDEN zjn, de Steng Heefberachtig. HoorD* __genalve de Afrikaanfche Cotyledon miet een ‚ Pafoy langen fimal Blad en geelachtige Bloemen; van vg. COMMELYN, en verfcheidene vanden Hoog. leeraar J. BURMANNUSs in Plaat gebrägt, wordt hier ook het AfrikaanfcheVingerblâdige Huislook van Mor1soN betrokken, De Seng is zeer dik , mev-ftompe Takken „welke dan # een Ver ‘met ‘kikkende geëlachtige om: e gekrulde Bloemen ;-van binnen rood’ geftippeld De Meeldraadjes- zyn. een’ weinig ogen a de Styl en de Meelknopjes rogdiotev CAE n HI (3) Navelkruid met half- Klootronde pien. inlage eik Deeze is ook een Kaapfche, door Druk bladig. NIUs in Afbeelding gebragt. en wv; _ (4) Navelkruid met ovaale gekartelde Die gar en eene ge-aairde Steng. E ig. k „nr zi ‚Van denzelfden is-decze, onder de naan var Cretifctie , als van ’t Eiland Kandia afkom ftig zynde, met cen langw erpig Blad merk je, afgebee id, 4 ON (3) Cotyledon Foliis jen Hert. CI des el 454. Coryledon Capenlis , Folio £ pil Le #7 kiz. Te 95. £, irt ed Dd (4) Cotyledon Fol. ovalibus crenatis CAN ub CE. 497. R. Lagdhat. 454. Cotyledon Cretica Folio rd go Gmabriaco. Dirn, Elth, 113. T. 95: feria en D ECA ND RIA 119 (5) Navelkruid met gekapt Schildvormige » En Zaagswys getande overhoekfe Bladen „een vn. Takkige Steng , de Bloemen. overend, Hears: Deeze Soort ís van ouds bekend onder st naam van Cotyledon of Umbilicus Veneris, dät Diten is Venus- Navel. Men gaf ’er ook wel denEaropifch. naam van Acetabulum , met het Griekích over- eenkomftig „ wegens de Hol olligheid der Bläden aan. De Italiaanen noemen het Gewas Bellicó di Venere; de Toskaners Copertojole, de Span- jaarden /'afillos, de Franfchen Zscudes , dewyt de Bladen Schildvormig zyn , de Duitfchers Frawen- Nabel of Nabelkraur ‚en de Engelfchen Navelwort. Tweederley vindt men het ; de eerfte noemt. J.Bauminus de. Echte, met een Knobbeli- gen of Bol- Wortel. Dit heeft Morison Geel” Huislook. der; Muuren ‚dat geaaird is , met ronde genavelde Bladen, Ege Some: mier ( Coryloden Fol, En et Eee er ear, AEL nis, Caule ramofö, Flor. ereftis. GRON, Or. 141. Wir. Cliff. 39, R. Lugdbat. 454 Cot. Flore remi radice repente. Do- DART Mem. 265. T. 73. Cot. Rad, tuberof longâ repênte. MoRis, Pra/. 257-RAj. Hit. 1878, Umbilicas repens. CAt._ Epit, v53. B, Cot. vera Rad, tuberofà. J.B. Hi, UL p. 83. Cotyledon major. C. B. Pin. 285. Cot. Umbilicus Ve- Beris, Cros. Hift, II, p. 63. ss 332. Govan Mansp. p. N 4 fo TIENMANNIGE HEESTERS. migen hadden verzekerd , dat het nooit voor as re kwam dan op oude: Muuragiën ‚ maar C Lu Hoofs sius nam. hetzelve , in het doorreizen van STUK. __Spanje- en Portugal, niet alleen op dezelven, an We maar ook op Daken, Rotfen , Aarden Wallen en zelfs fomtyds in een vrugtbaare Grond, aan den Voet van Olyf en _Dadelboomen, als ook op -de Stammen van oude Kurkboo- 5 men „ waar e | De Wortel g zeen top. Stelen u ser Dg» die aan % et mide Skant fchraagen van een rond hol Bla tusfchen deeze Steelen fchiet hy twee of drie | Stengetjes , welke Aairswyze bezet zyn me groenachtige Bloempjes. Deeze Stengetjë geeven fomtyds verfcheide Aairen uic.He Zaad, dat op de Bloemen volgt, in el ee jes vervat, is klein. a In de Zuidelyke deelen: van Prov vol men dit groote Navelkruid, volgens GERARD nevens de Muuren, maar Gartper mek aan, dat het omftreeks Aix zeer gemeen is. Es: de- Gaten van oude Mouuragiën „ zonder Kalk gebouwd. De Bladen zyn door de oude Ge peeskundigen als zeer verzagtende aangemerkt, inzonderheid tegen Ontíteekingen , als ook gen *t Graveel dienftig , komende”, „ wegen hunne Sappigheid , daar in overeen met de gewoone. Huislook-of Donderbaard, die gaDs. n inplaats van dezelven ;, n-de: joen DE ennn wordt, ” E D:B-erK Ni D: RA A 121 De ‘andere , die ook ‘in Paleftina-en in En-: HI, geland zou ‘gevonden zyn; heeft geen Bolron-ArparL. | den maar een langen. kruipenden Wortel enHoorn. geele Bloemen. - DopArT- merkt aan , dat°TUKe dezelve de Bladen gekarteld heeft , *s Winters, ande groen blyvende , maar in- Mey verdorrende „ tusfchen-welken een dunne tonde Steel opftygt, die in -verfcheide hajen ‚met Bloemen bela- den , is verdeeld. „Of dezelve een weezentlyk verfchillend Gewas uitmaake van de voorge. melde, is niet zeker, (6) Navelkruid met verdeelde Bladen en vier- VL deelige Bloemen. ze ain _De Bladen zyn in dit Gewas zodanig ver deeld , dat-R umeuius hetzelve de Kende Plant noemt, doch-dit was beter gezegd Een- de - Poot, en_hy moet hier zyn Oog gele ‚hebben op een byzonder. flag van Eenden, Duikers genaamd: want in de-gewoone Eenden is de Voetzool gewebd. en onverdeeld. „Jeder, ftaat opveen. langen di Steel, en is. doorgaans verdeeld in drie Lapse. d Seche Zo : by (6) Cotsledon Wol. lacinfatis „ Flor. gaan Cot. fol. &c. Hor, Cliff. 17e, R. ee 454 Cat, Afta , Crasfo lato láciniato , Le P: 288. T.Teleph. : “Afro-anguft. bal Flore Aurantiaco, ° PLUK, Alm, 362. Te 228. F3. Telephium Indicum, BONT, Fav. 132. Planta Anatis, RUMPH. Jisb, V. pe 275. T. 55 5 Fi. dé, r- 1, ze en ee ; Rr q aprol 122 TIENMANNIGE HEESTERS. UL’ hy aanmerkt, elk op-zig zelf. naar-een Haane- eri kam gelyken, “Zy ftaan digt om den middél Hoorp- Stam vals-een” Kroon , naar fommige Soorten. STUK. van Kool gelykende. ’t Gewas.heeft fappige, _ dfer Stengen, een Vinger of Duim?dik, in Leden oe verdeeld en veelal op den: Grond- leggende maakende te famen: een Struik “dië vier Voes: ten hoog wordt. Zelden geeft het Ploem of Zaad : maar ‘is vol van een ren Sap als de Huislook ,-van dergelyke: „aart, : pe a verke het Sap daar van Ewa: op bet nd Ô gefimeerd , om Ontfteekingen te verdryven, of ingenomen in Heete Koortfen, als wanneer het de Hitte tot verwondering maâtigt. De Bloe- 5 men zyn- in vieren gedeeld én hebben et Meeldraadjes. Het groeit niet alleen in’Oost- indie , maat ook in Afrika , zo Linnaus aanmerkt ; ; zullende dat Gewas zyn’, hec welke BOERHAAVE Afrikaanfch Navelkruid met een dik breed gefnipperd Blad én“Goudgeele — Bloempjes , getyteld heeft. De Heer Govas 4 tekent aan „ dat-de onderfte Bladen Wigvor- mig, in drieën verdeeld , de bovenfien bag Ë werpig en onverdeeld zyn (*).… « pb (7) Navelkruid en 1 angwerpige hik. „ Spaaních, ronde Bladen, de Bloemen aan Tuiltj es (® Cotyledon laciniata, Hort. Mfonsp. p‚ 220, GG) Coiyledon Fol, oblongis fubteretibus, Flor. DE LOESL, 15, p. 77. T. ze Gotyl, masieima sedi folio, Flor zrDEr:C A NDR, IA Ies Aan de Zee-Kust van Spanje, als ook in *t HL Noorderdeel van Afrika of Batbarie , en in AnEer de Levant, valt eene Soort van Navelkruid , Hoorp= die van alle anderen verfchilt, doordien de Bla-STUKe den byna Rol: of Spilrond zyn. Sr aw heeft‚;s, Pagie dezelve Moeras - Cotyledon , met Loof van Don- derbaard en lange roode of geele Bloemen, ge- tyteld. ’t Is een klein Gewasje, met Vezelige Worteltjes , hebbende een enkeld rond opge- regt Stengetje, dat op den top Tuiltjes draagt van Trechterachtige Bloempjes , aan dea” tand in vyven gedeeld , roodachtig, met dikke uit- fteekende Meeldraadjes, die zeer kleine Knop- jes. hebben , en een korten Kelk. In de be- fchryving van LorerrLiNGs Reistogt „ naar de Spaanfche Gewesten , is het afgebeeld ge» lyk hetzelve uit overgezonden Zaad in de Ko- dar Sweedíche Akademie - Tuin te Upfal was opgekomen , hebbende aldaar gebloeid. Die Soorten van Sedum, welke Heefterach- tg zyn, zal ik billyker in ’ vervolg, met de de Kruiden ven. — » Onder \ Suriana, die fomtyds Klein Verkade Is Haas voorgefteld onder de Boomen * Des gaa ik» dn D. thans tot de Klasfe der Twaalfmannigen sy zaan prend Over, IX. HOOFD. cttneo , &brofa et sg TOURNE. Inf. Ss 90. Coryl. teretifolia Sedi gererifolii folio &c. MINUART. Sched, 3. Cotyle- ei Sedi folio &c, SHAW. 4% 177. f. 178. 1, Daer. v‚ sruz. 124 TWAALFMANNIGE HEESTERS ee SSS ae SSS IX, Hoor: IK, HOOFDSTUK. STUKe …_Befchryving van. de T waa EEMANNIGE HeesTErs, Dodecandria „ dus wegens hit getal der Meeldraadjes „dat meer dan tien el minder dan twintig is, en veeltyds dan. ì genaamd, Sef ne de Hecfters be _dat hier v oorkomt „voert, En den vermaarden Icaliaan Boccone , doot wien de Kruidkunde, zo wel als de Natuurlijke Hiftorie in *t algemeen, grootelyks Ei is , den naam van BocconNraá. Behalve de algemeene van Ser Klasfe zyn deszelfs Kenmerke bladi Kelk: er Bloemblaadjes; de Styl in tweeën gedeeld: Vrugt een drooge éénzaadige Befie. Er (1) Boceonia, Syst. Nat. XII. Gen, sor. p. 325 Zé XIII. Gen. sot. p. 367. Hort. Cliff. zoz, Jacq, Amers HE p. 146. Bocconia ramofa sphandylit folio tomentofo. 5 Gen. ss. TREW. Ebret T. 4. Bocconia ramofà ow ä Fars. 244. Chelidonium majas Arboreum Foliis Querdeë SLOAN. Jam. 82, Hijl. 1, P. 195. T. 125e Cocos HERN. Mex. 158 ee pe re Doper Ar» RIA res teld, en ook door den beroemden TrEw in, HI Afbeelding gebragt. Men vindt hetzelve , door ic SLOANE , Groote Boomachtige Chelidonium} Haarde: met’ Eike- Bladefi , getyteld ; die wil, dat dit “TUEe het Bytende Kruid van Mexiko , br HER- NANDEZ ; zou zyn , hetwelke fomtyds twee of drie Ellen hoog wierdt, hebbende Bladen als die van Boomvarep. De H Heer TACQUIN, dit Gewas op de Westindifche Eilanden aan- treffende , bevondt het een Boompje te zyn van vegen Voeten hoog, hebbende den Stam oneffen, hol , gevuld met een wit Merg, gee Iykerwys de Vlier,-en het Hout gaf een rood- achtig Sap uit, zegt zyn Ed., gelyk de Stin- kende Gouwe. De Stam was boven in wei- nige, ronde , broofche Takken verdeeld , met Vinachtig uitgefneeden Bladen , een half Voet lang , gefteeld , van onderen Wollig, Aan ’t end van ieder Tak kwam een Pluim van een Voet lang, met menigvuldige Bloemen, groen= achtig van Kleur, Eyvormig-zo-lang de Kelk hadt hy altoos twaalf of zestien, zeer zeld= zaam tusfchen beiden , en nooit minder of meer bevonden. Na ’t afvallen van eenigen, po À hy , blyven ’er vier over , welken men de Afbeelding van Pr um rer- voor Bloem- Hates heeft aangezien, Dit hadt onze Ridder ook gedaan, gelyk de beroemde TRE w te regt aanmerkt (*). De @) Gen, Plant, Ed, 1. & IL, zegt deeze , en men vindt zulks B, Daar. v‚ Sruz, 126 TwWAALFMANNIGE HEESTERS, u De Heer JACQUuIN hadt de Vrugt niet ArDErl, vezien, doch, volgens de Afbeelding van den Hoorp-. Heer BEE, is die zeer aartig. Eenge STUK. — fteeld Vautbeitel ‚ met een Styltje en dube wie belen Stempel gekroond „ wordt een droog Zaadhuisje, van grootte en figuur byna als een Druif , het Steeltje en den Styl behoudende, Door de rypheid: fplyt hetzelve in twee afval: lende Doppen, en. dan blyft een Ring overs die in zyn midden een glanzig zwart Zaad be: vat, zittende op een rood Sappig Vleefchheu veltje, waar aan het vervolgens » uit den Rig zakkende, gaat nederhangen. Bassra De byzondere Kenmerken hier van zyn, el | vierbladige Kelk , een agtdeelige Bloem met een gezwollen: Pyp , en zestien Meeldraadjess benevens een vyfzaadige Pruimvrugt. me Ee Volgens het fchryven van den Heer Kor Basfia wen. N1e is dit Gewas (1),-op Malabar groeijens Langbla- de, cn aldaar Jllippe genaamd , een hoogt de Boom, metde enden der Takken krom, 4 EE achtig en. grys.Wollig. De’ Bladen, die het aldaar uitgeeft, zyn “Eprand Lancers, effenrandig, fpits, geaderd „ kaal, Ver lang, afvallende, met vage be zulks nog in Ed, V. Stock. 17543 man end mé XII, is het verbeterd, (a) Basa. Syst, Nar, Pig. XIIL, Gen. 1147. p- ee 363. men zen % « aen miele daon ace li legd ee hate nde a nd ie D o-n |C A-N-B RE A 7127 Steeltjes. Uit derzelver Oxelen komen. van‘een IL, tot vyf enkelde, Draadachtige , eenbloemige „ sd regtopftaande Steeltjes- voort ; die na den Bloey- Hoords tyd lang nederhangen. (*). > wdd wo „Mme BLAKEA ee Een onderfte Kelk „ die, zesbladig, een bo- venfte. die„onverdeeld is : zes -Bloemblaadjes : een. zeshokkige Veelzaadige Vrugt, maaken, de byzondere Kenmerken uit, Deeze, op Jamaika door Browne waarge- _L pomen (1), is een Heefter met langwerpig, Bieten Eyronde , gefteelde „ effenrandige , gladde Le- Oene derachtige „ gepaarde Bladen, die van onderen drie uitpuilende zwartachtige Ribben hebben ; waar van de bynaam is ontleend. De Bloemen zyn gefteeld , enkeld „tegenover clhuder op de zyden der Takjes geplaatst. BEFARIA De Kelk is hier in zevenen gedeeld, met - zeven Bloemblaadjes en veertien Meeldraadjes : * de Vrugt een Befie met zeven _Holligheden en veele Zaaden, Dit (*) Dit Geflagt in de XII. Uitgaave van het Syst. Nas, niet gevonden wordende, heb ik in de befchryving der Heer MURRAY nog niet had, niet kannen plaatzen, (2) Blakea, Syst. Nat. XII. Gen. 593- p. 326. Weg, XIII, Gen. so3, p. 363. Blakea Fol, ellipticis trinerviús &c, ader Fem, 323. T. 35. U, Dia v. $rux, u 08 TWAALFMANNICE HEESTERS Dit Gewas, waar van, ook maar een enkele AFDEEL. Soort, in Nieuw Spanje of Mexiko. groeijer a" dee Bifaria eftsans. Mexikaan- fe. pa. _ Pluimswyze , meest aan ’t end der Takjes; de , bekend is (1); komt voor als een Heefter van ‚ twaalf Voeten hoog, met rondachtige uit gefpreide Takken, de Bladen digt aan elkan-_ der, langwerpig Eyrond, ftomp, effenrandig, glanzig, van onderen Wollig, met zeer korte, | platte, Steeltjes: de Bloemen meest aan ’t end der Takken „op mig takkige hk Vr Pe r 1 c Re : el  De ‚Kelk is vyfdeelig „ met vyf Bloemblaad jes en vyftien ongefteelde Meelknopjes ‚ di jeder vier ann re hebben, waar van ES binnenften kortst, of hoekig en eenigermaate Wolligs de overhoeks , gefteeld, Hartvormig ovaal, &fel_ ig, wederzyds glad , geaderd , een Spä_ lang , een Hand breed: de Bloemen komt grootte als die van den Citroenboom, @ Reis. me Nat, Pig. XIII herz nr, wi „vei, Syst, Nat pr XU. Gen. Bik me Mant, 242 Deecp- & :C-A AN: Dome A Kag HALE SIA HL ik Geflagt, dat naar den vefmaarden HA- Hoes. LES, door zyne Weegkunde der Plantge-sTux. wasfen bekend , getyteld is , heeft den zn Pi viertandig, boven het Vrugtbeginzel ; de Bloe in vieren gedeeld , en de, VREE! is eene viet- hoekige, vierzaadige, N oot (*)._ Twee Soorten, beiden uit Noord « Amerika; komen in hetzelve voor, als volgt, (Cr) Halefia met Lancetswys’ Eyronde Bla. _ 1. ‘den, de Steelen geklierd. teenage a „Dit Gewas is door CaTesBr afgebeeld en ge befchreeven als een Heefter , in Karolina door. gaans tien Voeten hoog wordende en dikwils ze twee of drie dunne Stammen Opgroeijen- „ hebbende Bladen als die der P Det Vogelkerfen en, witte Kloksmyze Bloemen, De Heer Erris heeft ’er „ naar die oi Zaad. in agp lend, opec pen waren „ook een Af- (1) Zo wel in “Ed, „XIIL mas. door den Heer MuRRAY, ds in Ed. Kit, Syst. Nat, fhaat wel Nux 4-angularis. 2 pers Mas maar in de Optelling der Gefligten „ Peric, + Jpermum + hdorum twel Bet de Opere Kenmke fan Eris en mer de befthryving yving ‘beter flrookt. — (1) Hekfia Fol. lanceolato --ovatis „petiolis” twas, Syst. Nat, XI. Gen. $96e p. 326. eg. RUL Gen. 596. p. pen 369, -Halefia Fruêtibus Ki Phil, Trans. Vor, Ll p. 931. T. 22, f, A. Frater Padi fo. ad lis ferratis &cc, CATESB. Eer: LT. p. 64 SELIGM. Vogel. th Ï ertegr npe , u. Daas V, STUKe ent TWAALEMANNIG GE HEESTERS STUK. En _ Deeze fchoone Boom gróeie viy gemee en 2 22 langs de Oevefs van Santeet Rivier, £ en „heft zig dikwils tot de hoogte vân mide ‚> maätige ‘Moerbêfie - Boofmeén. Ik heb b », smd dee gezien , naby, de k naat v EO kleine B geaderd rang heersers meen Kleur ‚ met veelë -onregelmaatige,o! Tp Scheuren, … De Bladen zyn ovaal en … gepunt, met het midden ingedrukt, »), dende overhoeks óp korte’ ‘Steelen. D „> MED, waar van ieder Knop” cf van Vief t k „a a8t of negen Leonore, hangen by Tro “ig langs de de: y volkomen.‘ zùiver Snccummi. ‘Alzo »». tirgefprootef * ‘zyn ‚ bloeit, en en » Weeken in Bloefem han, hd aes „zelver een « „de Bloemen: volgen oen groote » kige Vrugtert, die insgelyks by Trós » gen, ieder vier. Zaadkorrels bevarte | » äangenaam van, Smaak,” gn os & N @) Halefia: met trema.) Bladen Hakefia fen ‚dn diptera, : Hin nt pe Tweewie- ban ge kige. (2) Hakfia Fol. ovatis, Petiolis lmvibus, Haleûa alatis. ELL. Phil, Tr Trans, urfapra. Fig, Bi” De ouse EC 24: Ny Duco Kn AT 3de, Hier, van, heeft r E-xorz1 s-de Vrugt nevens» dool. dië-dervandere- ta, Plaat vertoond, om het ons! y be detfcheid. danste „wyzen. Dezelve heeft ee Nn groote fpitfe- Wieken tegenvelkander, over, en WOK ope _ daar tusfchem- twee, kleine „Wiekjes,… De: Bla n” je den zyn, zesmaal zo groot als-van-de voorgaan- de Soort, „en: van, neben, de, minfte „zegt onze Ridder, die aan» mêrkte , “dat dit Gemen sit de -Natuurlyke. Rangfchikking-s-\naast komt aan den kdnd boom SODEE wr Dit Geflagt, heeft een, Sehladioo Kelk „ pie boven het, „Vrugtbeginzel en „tien. Bloemblaad;, jes, maar. ide, Mage is tot‚nog. oe Ate, 4 naauw ’ ig- waargené r n : len Heer. FABRICIDSs-die:d fia met geaderde Bladen werd knn Zyn, van rsi ern | ERK ern. D. doch dit is-„onmooglyks, ID elke sn. as gn Meur bit as; zis he 0 linda Bj 8 CH Gen. 597, p. 369. Sp, Plans. 1663. gd Wirmies, Obs, 75. Tinus Flore pleno. FABR. Helmfrad Ed. Ie 216. Clufia Fol, venofis. Ed, 11, p. 392, Clufia minor, TRAMP, Orig Ea 1, Diet. v‚ stok. IN. heeft, Arrr. vierbladigen Kelk en vier Bloemblaadjes ; ’t welk Héörss zeer tegen de Kenmerken aanloopt. Eerst hadt STUK, Eme belde Bloemen geheten „en de Bladen komen, =fen „ fpitsachtig , getand, de “Kn heelt brengende : 132 TWAALFMANNIGE HEESTERS volgens den Heer JACQUIN, een FaBRIC1us de tegenwoordige Tinus met duke. inderdaad , veel met die van den gewoone Laurier - Tinus overeen. Zyn Ed, vondt den Kelk in negen of tien punten verdeeld: ’t gee tal der Bloemblaadjes-van- tien tot vyftien, af. vre NEN en_fcheppende: d | eeldraadjes twaalf , dertien, twintig en meets « wit , van er als de Bloemblaadjes-, met witte Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel was, groen, Klootrond „groot, den Kelk vervullen | de, met een groênen, korten, dikken’, ronder / Styl en een knobbeligen, breeden Stempel: Al | le Jaarên- bloeide dit “Boompje „ dat- knoo ige kromme Takken hadt, in de Helmftadidt Tuin, doch bragt geen Vrugten voort, | Het is een Boom, zegt Linnmus, died | Bladen gepaard , gefteeld, ftomp Eyrond, EE ft ; brengende gearmde ongebladerde Tú | Bloemen , naar die van den Lindeboom ger kende, wier Kelk agt of zestien Tandjes heeft. « De Bladen , zegt zyn Ed, thans, zyn geaderd, $ Lederachtig, van ogierh md geupd. Hy bef È geen Stoppeltjes. \ D Oo DEC AN DRE A, 133 PEGAN UM, Wildruit. van Een vyfbladige Bloem, met een vyfbladigen Hen of in * geheel geen Kelk; een driehollig ',„roz; driekleppig Zaadhuisje , dat veele Zaaden ef „Hoss vat, zyn de byzondere Kenmerken, Twee Soorten bevat dit „Geflagt ‚ waar van de eerfte wel geen Houtige Stengen heeft , doch wegens de andere en om dat de Tam- me Ruite hier befchreeven ís, mede in deeze Afdeeling komt. (2) Wildruit met fyn verdeelde Bladen. 5 By den Griekfchen naam Harmala is een Hare Gewas bekend, dat veelen voor een Wilde “" Wynruit Boud hebben , en daarom gebruikt de Ridder ook den eigen naam der Wyorui- te, Peganon ‚tot cen Geflagtnaam. “BAUHT- Nus noemt het Gewas Wilde Ruit met een groote witte Bloem, Hetzelve groeit inde Zuidelyke deelen van Eùropa 3 Zen fiet over- a, Crusrus, die het in Madrit en elders, op de Heuvelen Verde; zegt dat het een Heefterachtig Kruid is, veele Sten- gen uit den Wortel vöohtbrengende, die zwart- C:) Peganum Folis multifidis. Syst. Nat. XII. Gen. 6o1. P. 327, Pi XIII. Gen, 6oï, p. 370. Hort. Ups. 144. GRON. Orient. 165. Peganum. Hert. Clif, 206. Ups. 144. R. Lugd- bat, 461. Rura fylveftzis Flore magno albo, C. B, Pin, 336. Dop. Pempt, 121, TOURN, Znf?, 257, » $ Ï 3 MH, Deer. V, Stum mn. AFDEEL, Ix. jn ki , oneffene Wen = a eG Ë De’ Reuk ‘van die geliecle Gewei; zegd Î354 T WAALFMANNIGE HEESTERS, telg gröërie zyn , met Bladen breeder dan di van. Venkel „en omtrent als van de kre Stengen cn Takken, witte. Bloemen van yf Blaadjes , en veele. geele Draadjes in derek ver. midden ; waar op En ‘volgden, an | ge We was zwaar ep om die reden onaangen ons Nederland gezaaid , bloeit, het zelde is zeer. vatbaar woorde Koude. Die. van ftilie noemden de Zaadhuisjes, daar van, | ne bittere Augurkjes, BELLONIUS ve dat het op Zandige plaatfen. by Alex Egypte groeit ‚en in verfcheiderley, g is by de Arabieren en Turken , „doch ezo8 derheid. uit hoofde van eene beftendige gevon onder it: om;s. A zig alle DES ee tin Ais” Ee rn en den van dee Duivel. te zyn: weshalve men aldaar ook, Winkels van Kruiden en Drogeryën ; Plant of derzelver ki te koop vond, opheldering van NE: ezige „20 Dré DES verhaalt, - Do DrE CA ND RL, 8, 135 (2) Wildruit met onverdeelde Bladen, EO Deeze wordt. Wynruit met enkelde over- Hoen hoekfe Bladen. van, GMELIN. geheten. Zy ike was van MESssSERSCHMID,Daurifche Berg- Harmala, die, overblyft en veelfteelig is, met gean tE Bladen van.Polygala, en, witte. Bloemen „ ge- siberifche. noemd. _ Dezelve hadt een flaauwe, Reuk en eenen Gras Smaak. Hier wordt byge- voegd de Berg - Harmala, met. Bladen van Po-” lygala en geele Bloemen , welke, GMELIN, in *t Gebergte aan den Mond van de Rivier Borfa, in ’t voorfte van Augustus verzameld, onder den tytel van- attente met Bees bladen, dus-befchryft. ‚> Uit eenen Akte komen veele dunne pen Stecltjes voort, ip kwe andharedren hoog ; » bezet , en van Boven in ene korte Takjes » uitloopende, waar van ieder een -geele Bldem » draagt „ die van buiten groenachtig iss uit » zes Blaadjes beftaande , wellie aan 't end » flomp.-zyn, en waar op driehoekige Zaad- » huisjes volgen » in drie Holligheden ver. deeld,” (2) Peganum “Falis indiviGs, Harmala- montana Dauric: Perennis multicaulis , Polygale foliis , Flore albo & Flore laten, Am. Rub. N, 91 , 92. Kuan: Foliis Gmplicibus al. ee: u. tad Te mn 4 £36 TwWAALFMANNIGE HEESTERS, HuDsonrti A. mos et Dit Geflagt heeft een vyfbladigen Pypachti erux. gen Kelk , zonder Bloemkrans , met vyftien Emwy- Meeldraadjes en een enkelen Styl, waar van Ve het Vrugtbeginzel veen Zaadhuisje met ééne Holligheid wordt „ dat driekleppig is en drie Zaaden bevat. 1 De eenigfte Soort (1), hier van bekend, zE/mia wordt geacht te-zyn-het Heyachtig Virginijd mere Heeftertje miet kleine Bloemen en cen lang: 8“. _werpig in drieën verdeeld ‘Zaadhuisje van Pro- | KENET: weshalve ook deeze den bynaam va _ Heyachtige voert. Het is een Heefter, diede geftalte van Heide heeft, zegt onze Ridder, | met Draadvormige verfpreide Takjes en Kel wyze ruige Blaadjes, De Bloemfteeltjes „u Bladerige Knoppen voortkomende, zyn enkeld; langer dan de Bladen, met kgengmnde Wok lige Kelken, N 1 TRARTIA Salpeicr- Struik, 5 ige Bloem , de Blaadjes aant | „met den Kelk in VY_ ven A Bede: en vyftien Meeldraadjes: de Vrug_ een eenzaadige Befie: maakt de byzonder Kenmerken van dit Geflagt uit. 1 _ De eenigfte Soort (1), aan Zout « Moers TIL, es a 6) Hudfonia, Syst. Nat. XII. Mant. 74.-Syst, Nat. vg XII Gen. 1263. Pp. 370. Ericeformis Suffrutex Virginian? Floribus exiguis &c. Puk. Mant. 38, (5) Nircaria, Syst, Nat. XII, Gen, 602, p, ane ge pen _ Wolga, by Astrachan en elders in Siberie. _ Door Dokos SEHonen us eerst ontdekt zyn= de, voert het daar van den bynaam. D'o DECAAN DRI A 137 in Siberie groeïjende , en derhalve als met Sal. _ tit. peter bezwangerd, werdt Cafia met een zwarte ee Vrugt getyteld van den vermaarden G Mr LiN,Hoorn-- die haar befchryft als een Heeftertje , dat zel-STUEe den een Elle hoog wordt , met verfcheide Hou-,,2 tige Steelen , wit van Bit. : Zo dat eg twintig en meer Takken uit éénen Wortel zig in ’t ronde verfpreiden, maakende dus één Gewas een Bofchje uit. De Takken zyn by troppen bezet met kleine Blaadjes , ongevaar een jhalf Duim lang, Lancetvormig , van cen zouten Smaak. De Takjes loopen aan ’t end als in Doornen uit. De Besfen hangen ’er Troswyze, gelyk die der Nagtfchade, van vyf tot vyftien by elkander aan, en zyn grooter dan die der Berberisfen, van Smaak, zegt hys zo zoet ‘als k _Deft van cit Gewas, _door SrerEr es getekend , is door dien Kruidkenner aan ’t licht gegeven. Linneus hadt het bevoorens Osyris met ftompe Bladen getyteld. Het groeit aan de „De fchrandere Hoogleeraar PALLAS; op zynen wen Reistogt door de Landen om- _ ftreeks Gen. 6o2, p. 370. 48 Nev. En vir ps 315. T. 10, Mumm. Gott, p. zor. f. 2. Ofvris Fol, obtufis. Mort, Ups, 295. GMEL. Si. Ile Pp. 237. Te, 98, Calia Frulu nigro, AMM, Ruth. er He. DEEL, V, Stum Es ae 133 TwAALFMANNICE HEESTERS ftreeks de Kaspifche. Zee , dit Gewas ook waar. img s-befchryft de Vrugtmaakende dee- len opde volgende manier. „‚ Het heeft Daauwe ss lyks eenigen Kelk, De Bloem is vyfbladig, wit, zeer vlak uitgebreid ; de. Blaadjes lange werpig „ hol , met een ftompe . Huikswyz stip. ’t Getal der Meeldraadjes. is van. twaalf » tot vyftien ; zo lang als: de Bloem met 2 langwerpige geele Meclknopjes, van onderen on in teel, gedeeld, - Het Vrugtbeginze! B 55 EEEN Befie „ welke door aanryping zwatt », wordt „ van een Zoutachtigen Smaak , be » vattende een Kegclachtig Steentje, zeer fpis » aan ’t boven- en rond aan ’t onder =énd,_ » van buiten met twaalf putjes, van binneö_ », een enkele Kern bevattende, die rolrond „en geel , met een geftreept geel bekleedzeh „ Weinige en gegaffelde Tuiltjes , dic alsde > Vrugt afvalt overblyven, maaken den Hee-_ »fter Doornachtig. De Bladen zyn Sappig: 5 ig » van agteren dunst; ss eis zy afievallen zyn met een bruine Stip „» op het Lidteken van het Steeltje gemerkt" CJ | GriNokR ta. Rivier-Roos De byzondere Kenmerken van dit Geflast zyn: een zesdeclige Kelk en zes Bhaen rn 1 Deel, Anhang. pe 494 kt he RAE Lonie te manden dreke EE eN ad. teid a zien al GE pe dE D-OrD E-G-A_N- Ber ASA 159 jes: de Vrugt een. Zaadhuisje met ééne Hol. - ligheid , vierkleppig ; gekleurd „ veelzaadig. — De eenigfte. Soort (xt) maakt een Gemrthauss uit, ’t welke-den Heer JacQurn op de Zan-STen had _ dige Oevers der Rivieren van *t Eiland Kuba is Gaai voorgekomen ,‚ wordende van de Ingezetenen gmeriea- Rofa del Rio, dat is Rivier - Roos; genoernd, Westindi Hy hade die lende -Getlagt ds: geryteld ter" wider van wylen den Markgraaf Grno. RI, Keizerlyk Gouverneur van Livorno, een Heer de Natuurlyke Hiftorie zeer genegen ; door wien met groote Kosten te Florence cen Tuin van uitheemfche Plantgewasfên is aange- legd. Het maakt een zeer fraaijen Heefter „ van drie of vier Voeten hoog, die zig in rone de Houtige Takken ones „ met fpits Lan- effenrand e Bladen, zeer kort gefteeld. 3 epaard anderhalf Dlt lang. Eenbloemige “Steeltjes komen uit de Oxtlen en aan ’t end der Takken voort, met fchoone Bloemen , byna een Duim breed, die eqp roo- den Kelk hebben en blaauw van Kleur zyn , uit zes Blaadjes beftaande. “Twaalf Meeldraad- jes, met Nierachtige Knopjes , die groot zvn, omringen het Vrugtbeginzel, dat een Zaadhuis- je worde, ’t welk na het uitvallen der Zaadjes, met den Styl en Kelk, nog lang, als een rood- sekrign Belie aan de Takken ftaan ft. Dus G) Ginora. Byst. Nat. Xll: Gen. 6os. pe 329. Wig. Kill. Gen, 6os. p. 372, Jacq: Amer, za. Hiks p, 145, ke EIA 140 TwWAALFMANNIGE HEESTERS HI. Dus de Eenwyvigen voorgefteld hebbende aan van deeze Klasfe , gaa ik over tot de Twee- Hoorp- wyvigen ; waar onder het eenigíte Geflagt , hiet STUK. huis behoorende, den naam voert van HELrOCARPuUS, Zonnevrugt. Een vierbladige Kelk , vier. Bloemblaadies twee enkelde Stylen : het Zaadhuisje tweehoke _kig, famengedrukt „ wederzyds, in de langte ge dà, ee je Ade 1 ner Zlbeiies, die zin Penne zig vertonen, niet oneigen is ontleend, De eenigfte Soort (1), ook in de Wesdìk mt st ge diën zig onthoudende, waar- van zy mede den Wesindi-Pynaam heeft, is Boomachtige Montia met Zaags: che wys getande Bladen van Abutilon-en eene ‘Tros achtige Vrugt , genoemd-geweest van Hote ; STON, en onder deezen naam in MirLERSs Tuinboek gebragt: doch die Autheur geeft 'er_ ä een aint Bloem aan, het bovenfte _ in vyven. gedeeld ; terwyl in de Afbeelding — van Errer de Bloem en Kelk, beiden, zig vierbladig vertoonen. Dat het getal der Meel draadjes veertien of zelfs meer is, ftryde niet tegen de opgegevene bepaalingen van gees 63 ch: Syst. Nat. XII. Gen. 606, p VE XII. Gen. 606. p‚ 372. Hort, Clif, 211, T. 16, TREWe Arbutí folio fecrato ‚ Fruâu Houftoni, Mir, Di, — - Oils E Cr Aerle Boke Tent wan Klasfe, De figuur der geftraalde Zaadhuisjes , UE die by troppen groeijen, is zeer aartig. Arke De Euphorbia en Sempervivum leveren ook Hogt wel verfcheide Soorten uit, die Heefterachtig STUK Zyn ‚, maar: aangezien dezeln weinig hoogte hebben, en niet Houtig zyn, zal ik die beide Geflagten tot de Kruiden betrekken , en dus hier de Klasfe “der Twaalfinannigen ten op- úgt van de Heefters befluiten. ° „A HOOFDSTUK. Befchryving van de HEESTERS, die T win- TIGMANNIGE , Icofandria, ijegens het ge: tal der „Meeldraadjes & geheten, worden … tot sc welken die Gewasfen ‚ welken men. Toorts- planten noemt, als ook de Granaat- Appelen, „Roozen , Myrthen, en me, anderen , betrokken Zus RE kkn in we Eran Ee > V= de RRT en reele deezer Klasfe , in Eenwyvigen, Twee-, Drie, Vyf- en Veelwyvigen , is reeds gefpro- kens doch daar omtrent komt nog in aanmer- king » dat de Meeldraadjes hier in den rand ie den Kelk ingeplant zyn. …De-meeften van te gedagte Rangen leveren Heefters uit, en daar eer komt eerst voor, het Geflagt van Cac ne ed. 142: TWIKTIGMANNACE HrEsvERs Ber Dr crus “Toorsplantí in | ArDrELe- Ke rk, Fn daar. van zyn ;,een veelsladie vo „Bloem.;-een…Kelk, dic, eenbladig is en on wy. fChubd boven het Vrugtbeginzel „dat een, se “5 Befie. of- weeke Vrugt. bend met, cene Holl heid en wee Zaaden. rs als volgt. 5 * Echinomelocaêti, Meloen- Distels. I. (1) Toòrtsplane: „die: röndachtig vis-yg Hamila: met Eyrordds' gebaarde nadele Dit Getepelde. “Onder den nâam van Krobbrlige df gelep el Meloen- Difbel is At, indé Open bare K K CTL ttïnen bekend”, én felipe diest Zyn, welke de” Beroëmide Börunnat liners” Amati kaanfche Meloen- Diftel getyteldhaär. De RS Bees is maar. „eene, verend ES he | da sE Rel spelt y. 1 Can Gre stuberculis 5 ® Syst. Nat, ps ek 13e Pe 338, Vig. nw 382. Horte eig EN ink IIs: RK, Lugdbat, Melocatas mirtor latescens , toberculisf. 4 bus, ‘HERM: Par; 136. haf E36. Edodes cs 4 jd paf bek Nen „glabra „ Sulcis; carens, ormer erica taberculata latescens, Flore > abo. “cost, Herth pe-106.”T. ss. BRADL; Succ, Ilf Pp: Ile T. 29e cort } loc, ‘minimus’ lanuginofus & tuberofus, PLUM,, wat E sol. ft | ATOEHT sz ac De Rr ke 7 1Â3 den: Gtiekfchen- Melocaétus, aan deeze Planten gegeven ‚omi dat zy naar een gedoornde Mee UI, AFDEEL. X loenvrugt--gelykeni. —_Het- voorzetzel EchinósHoorp-. kan. ftrekken’ om door „verdubbeling de Steke-“TUE ligheid deezer Gewasfen,-als een Egel of Pen- „ia ne- Varken» % kragtiger uitte drukken, of ook wegens de „Egelachtige -geftalte „ die de- zelven van- de eigenclyke ‘Toomsplanten. on- derfcheidt. „Deeze - Soort: is dimeridnanfbe. Knmi geknobbelde Melkgeevende Ficoîdes-of Pyg- plant, met cen witte, Bloem, van CoMmMmr- LYN genoemd geweest. Zy. heeft naauwlyks simaar is,.in plaats van dien, met-groote Tepels, die on draagen;s bezet „en.draagt een roodess. puntige Vrugt. De natuurlyke pe Rotíen en. eeen in Ride Amerika, … “Hier med kaye: eenige aren te dien „oz ye hebben, de Zeer kleine Wallige’ Meloen- Diftel en _of Wijgplant: van PLUMIER, die zagter Door- nen heeft, «en geheel beftaat uiteen Klomp van Tepelige Khobbels 3 aant boven-end met tenige Doorntjes , in Wolligheid „gewapend , geevende de Bloempjes en mind Ik, tot de énden- van deeze Tepels uit. (2) Toortsplaat die rondachtig is, mer veêrs Jm hoeken. | Dees sus @ ed monde quatuordecim » angularus, Horte Ch. H. Den, Ye, Srux, H. Callus _ Melocac= I44 TWINTIGCMANNIGE HerEstiag In, Deeze is van over lang bekend, en Westide it ven difche Meloendiftel getyteld by Baule mb die aanmerkt, dat dezelve als van een Meloen, _ sTuK. _Pepoen en Diftel, famengegroeid fchynt te zyn. mins. Wat denkbeeld , echter , hy daar van gemaakt hebbe , blykt-niet. Crusrus, verhaalende, dat in ’t jaar 16or verfcheide zodanigen , van Pena en Loper Echinomelocaëtos genaamd; met Schenna uit vreemde Landen, in Holland men hoog was „en by den Grond eenen om trek van vyfentwintig Duimen hadt, doorge fneeden , en een dikke, taaije, weeke, wict Zelfftandigheid daar binnen gevonden welt eenigszins den Smaak hadt van Kaauwoerden; doch zonder eenige holligheid „zegt hy ‚4 Zaad. Om hoog gaf dit Gewas een dikke Klom® | van Wolligheid uit, zo fyn van Draad als At best, met eenige paarfche. Doorntjes:, ER ven uitfteekende , en van” binnen Bloedrode Blaasjes ‘hebbende, met een-zeer fyn Zaad; f als dat van -Amaranthen , gevuld, zynde in bet bovenfte. van. die -Blaasjes- als» het overblgize van een Bloempje, Hoe de Bloemen en Vrugten als in at ligen Kop famengehoopt worden , is doorde RE Ups. Bee,” Catts itis fined ee coronatus, Spinis confertis. BROWN. Fam. 238. Melt Ind, Occidentalis. ‘OQ, B. Pim. 384 Echino « Melocê®. Crus. Exet. T, 92. BRADL, Succ, IV. p. 9. Te 3e Tracor NIDEK EER AS vermaarden Tov RNEFORT zeer ida II. vertoond ; maar het onderfte of. Lighaam van,” B den. Meloen- Diftel maakt zekerlyk den Stoel Hoorn. Es) uit, vandie Gewas, als inde Aarde geworteld °TöRen zynde of Worrelfchietende ,'zo-MuNTING ; Mams afbeeldt. Het-is „ derhalve „-zekerlyk een Plant. gewas , van eene Meloenachtige figuur „ uit- wendig van eene groene-Kleur ‚met: veele Ribben , en-dus gefleufd, hebbende op die Rib ben geregelde Knobbeltjes , uit ieder van wel ken verfcheide Doornen Sterswyze fpreiden, CEvsrus telde negen zulke Sterren van Doornen -fomtyds gedoornd , fomtyds on- Ille ee. - « dend in fommige Soor- Weer: ten, als een” Noot of Appel, in anderen als eer een Meloen; van;binnen vol Zaad en niet Ak onaangenaam van Smaak. In ’t midden van „ia, * den Stam is-als een Stok of Staak , van Hou- tige zelfftandigheid „ vervat ; welke rondom zig een zagt doch” taay Vleefch. heeft ‚ met een Iymerig-Sap ‚ dat onfchadelyk»fchynt es ad gevuld. *& % Cerei repentes, Radiculis lateralibus. __Toortfen , die agen » met zydelingfe Worteltjes. en. an) Temas, die wk: en byna, vyf- hoekig is XL. CaëFas ifla- Dus vais den Eddee "ten foort van annie Cerëusfen bepaald, welke uitmunt door haare * ba Ogemeen groote en fierlyke Bloem, voerende daar van te regt den bynaam, By anderen isdezelve door de Geledingen onderfcheiden geweest, In de keurlyke Afbeelding van Eurer, omt (et) Catus repens fuhquinquangolaris. Hemm. Par. 120. Calas candens ‚ ângulis gangen Eames obtufis, Hort, fcan ramofus , plerumque fexangularie, Fl. ingenti atque fragranti. » Tauw. Ebret. T. 31, 32. E‚ N.-C, 1752. VOL | Ik, App. 184. T. 11, 12, 13. Cereus Amer. major articnla- es. Vorz. Hesp. 1. p. T. 134. K IL Dear, yv, sum, . ror pose en Hoorp- gemeehlyk _ 5 erik ‘Bloem, welke ”s avonds open gaat’ cen aint ‘eenen zeer aangenaamen Geur verfpreidt. Die „Geur , gelyk ik thars in een ontlooken Bloem bevind ; Ede | en vervule een- geheelen Kamer.’ à “De wma eene var do zogenaamde | der, en daar witte Roos met geel getopte Mecldr gevuld , die ten deele vic de Pyp der B zr Eb deelé van déskánten des pd 9 cies Mer, Gedagte Bloempyp toc“den’sf 5 hoorende , een, half. Voer lang „ is van ò gin geribd, met Schubachtige DE Jange tjes en fyne Doorntje ‚kelen. Het Vrog tbeginzel „ waar op die gevestigd is, heeft eenen Sn wek | uitfprei | zeer pragtige en als betoverende Each welke niet meer dan ééne Niet alzo zy met het opgaan van de Zon 9 ze menigvuldig als deeze ee Eet Wel vsferitwintie Jaren hadt maarde Natuurkenner , BRESNIUs, e zig, het Gewas ’s.Jaarlyks bloeij EGO SAS ss Ne DERKEMET 193 Tuin gehad ‚-doch- zonder Vrugten „tot. dat, In, in't jaar 1748, aan ’t zelve een Vrugt, op de Bloem volgende , wetfcheen 3 waar van de Afte- Kening ook. door den beroemden T REW in een Pynappel óf Ananasje, bevattende, binnen de els of Huid, ja. cen witte Lymerige Pap. s in Vóörts was deeze- ze Vrugt. nog met het over- blyfzel van de Bloempyp gekroond, De Bloems vertoonen zig, eenige Dagen voor zy open gaan , als ruige Kwastjes. Het Gewas, dat uit enkel flingeragtige Ranken, ‚ van ruim een Vin- ger dik jdie hoekig zyn en met Doorntjes bezet, beftaat , geeft op zyde , hier en daar, zekere dunne Woreljes u uit ‚ aten f e= le broken & = ken hind onteen: Grond fleckt , Btnatielek eng De afkomst îs van Jamaika en ran ‘Crus in ad à Westindiën, “net Kl n a der op twee Plaaten aan ’t licht gegeven, is dienttig om air Behkbeeld te ie van: ‘decze vers inzetjes gevuld , die ieder zyn _Strengetje en „en. het loopt door tot op den Tak, K „ U. Dees. v‚ Ston, id Blyk het doen moest , wanneer „het van het Merg ee nd STUKe je Plaat gebragt iss Dezelve heeft de figuur als vanria. ed at TWINTICMANNIGE HEESTERG HI. Merg der Plant zou-afkomftig zyn. De laagfte AFDEEL Meeldraadjes komen een Duim boven hetzelve FRGRE uit de Wander van den Kelk voort, De Styl eit is niet groen , maar bleekgeel , gelyk de Sta wige, PU) mina. De Franje, aan zyn opperfte gedeelte, “zo groot te zyn, als een der grootfte od welke den Stempel (Stigma) uitmaakt „ heeft in ’t midden zulk een verbaazend Gat niet, maar evenwel een zeer zigtbaar Gaatje, dat open is en, den geheelen Sel doorloopt ‚ maakende_ een. Send en urjed ze van -dat Geutje beflaan , door te gee \ waar uit-dan blykt, dat de Raw aine in fome mige Planten-ook-dus gefchieden kan (*). Het fchyot my toe, dat. de Vrugt v ei Gewas op de gedagte Plaat byna de helft leie ner dan natuurlyk is vertoond, Immers, in vere gelyking met een andere afgetekende Vragt van hetzelve, fchynt de Vrugt „wel ry E nooten in de Bolfter. Inmiddels is het te vers wonderen „ dat-de Natuur hier tot het Fogg: ren van:een-zo kleine Vrugt een: zo ver 8 groot Bloemgeftel gebruikt , daar in zo veel En dere Gewasfen ‚ gelyk de Ooftboomen, Mée — loenen en dergelyken , een klein Bloempje de Vrugtmaaking uitvoeren kan. Het Gewas ed (*) vergetyk myne meenkigen iron in ad 1. STUK, bl. 94 , en elders, je OU ACR DIETER: 58 dlhier in de Hortus Jaarlyks wel fterk, doch, U heeft er nog nooit een rype Vrugt gedragen, “PDEEL: ob: H (12) Toortsplant , die in en. tienhoessTux. _ ° bie deucharsal En 5 Fl nn ra Deeze , veel Kläfher vam Gewas “eh Bloem 55577 io is niet minder fraay, Men vindze Ameri-gvspitn alg Ficoides of zeer Kleine kruipend e Toortsplant van PLUKENET getyteld; zynde- dezelve ook door den beroemden SLOANE op Jamaika waargenomen , welke aldaar by de Boor men opklimt, Zy is veel Doornachtiger en wilder van Gewas, donker groen van Kleur en niet zonder Geledingen, hebbende Ranken Van ruim een Vinger dik, die zeer digt bezet zyn met topjes en fyne Stekeltjes , welke: Ko operkleurig zi in, deeze Takken komen d der Benen voort . - raf cen Eer ati: _fehoon Roozerood van Kleur, die dikwils in menigte te gelyk dit Gewas verfieren, bly Vende zo wel over Dag als by “Nagt open, en niet fchielyk werflenzende , doch zonder Reuk, In Geftalte verfchillen zy aanmerkelyk EE eenen Jelen sei6-vapbo- (rz) Catus repens decem - angularis. C. fcandens angalis decem obfoletis, B. Ups. tar. Cer. min, fcandens polygonus , binofisGmas - TREW. Bbret. T. 30 ENREr Sel, 1. £‚ o. nee &C. PLUK. Alm, 14e. T, 158. £, & Staan. Fam. 197. Hif. Me p. Ist. ii Pi u. Again. arke STUK, Eenwy- migen — £uT. Bygewas. 156 TWINTICMANNIGE HEESTERS, ven ‚niet. zo zeer uitbreidende, Dus {preekt er EHRET van. ‚, De Kelk is uit verfeheide kt s Slippen famengefteld , doch de Bloem bee >, flaat uit twaalf reguliere Bloemblaadjes; van » buiten en vanbinnen heerlyk purperkleur. ss Uit het midden van de Bloem komt een s Styl voort , die insgelyks paarfch is, metme- » Digvuldige Meeldraadjes omringd, wier Draade s> jes ook paarfch, doch. de. „Toppen geel zh » Deeze Bloem, ontluikt over Dag en blyf „drie of vier Dagen open; waar door het »» Gewas zig van de andere Soorten van dit 2 „ Gellagt onderfcheidt , wier Bloemen niet dan _ » by Nagt ontluiken en nooit langer dan ast, » tien Uuren haaren fleur behouden,” / Wy kunren hier byvoegen , dat int die weinig „grooter dan een 4 een dikke Wolligheid bezet Zyn, „en vat se | id (13) Toortsplant- die men ot is ar Slreept , zonder Doornen, ke (13) Calas repens teres friatus muticus, Caêtus parafitice id inermis &c.-BROWN. Jam, 238. Opuntia winden formis, PLUM. be Ee Meran Ea SR Te o SA N D RI A. 157 Een zodanige door Browne op” Jamaika , IL gevonden, welke als een Bygewas op Boomen groeit, en met dunne Takjes van dezelven ne- Hoorn. derhangt , fchynt overeenkomftig te zyn met pere de zeer kleine Zweepachtige Opuntia van Pa- sia, ter PruMrer, die Bloempjes aan *t end van de Takjes alpes ‚ vertoonende - zie de aes ten als geknotte Kegeltjes. EA Le (14) Toortsplant, die kruipt en VEER is. Dit Gewas is in de Kweekeryën van Ber heemfche Planten door geheel Europa bekend ge, en van verfcheidene afgebeeld, Men vindt het in-een byzonder Vertoog , dat in de Switzer. fche Verhandelingen geplaatst is, door den Heer Rr SLERUS , van _Muhlhaufen alwaar het in c jaar 1762 gebl hadt „ dans in Europa iets zeldzaams is ten opzigt van. deeze Soort ,) om- befchreeven, Het was reeds twintig Jaaren in een Broeihuis gekoefterd , zonder Bloem te geeven „ maar toen, des Zomers in de vrye Lugt geplaatst zynde ‚ vertoonde zig een Bloemknop , welke den s September een vol- _ (z4) ne gie triangularis. C, triangularis feandens ar ticulatus, ‚ Cliff. 182, Ups. 121. R. Lugdbat. 230 C, debitis al aequalis triquetrus. f. repens, BROWN, Jam. 468. Cet, Americanus üs. BRADL Succ l,p. 4. T. 3." Epb. Nat, Car. 1752 & 1754. “JAcq. Amer, De. isz. AB. Helv. V. p268, T. 2. Melocatus Amer. repens trigonus , Flore albo, Frau violaceo, PLuM. Jeon. 199, Zoo? Ik Dans, Ve, STUK, 158 TwWINTIGMANNIGE HEESTERS UL volkomen uitgefpreide: Bloem wierdt; ruim zó ASDEEL. voot als die van de Soort, welke. Grootbloe: Emst mig worde getyteld : want de middellyn der STUK. Kelk - Kroon was grooter dan een Parysfche wie! Voet, Het Gewas ftrekte zig ter langte van zes Voeten uit. Het fchynt dat hier toe betrekkelyk zy, de Amerikaanfche Kruipende Meloendiftel , vanPrue MIER ‚ die driehoekig is , met cen witte Bloem — | en Vioolkleurige Vrugt , welke van de meefie sn KE geacht werdt met de Driehoekige Gewrichte Cerëys van Hete MANNUS , draagende een zeer aangenaame Vrugt; doch in ‘verfcheide opzigten daar van verfchilk de volgens den Hoogleeraar J. Bor MAN en De zuurachtig zoete Vrigtei van deez 4 ‚ Gewasfen , flrekken in de heete Landen van s> Zuid- Amdrike: tot een ongemeene verfrig — 9 Bees voor de TDSZREneR vanen dike s, wegens mas lekkere VrBren: inzondei ef s, in het doorreizen der Bosfchen , el e s aan de Boomen hangen , beminnelyk voor » de Menfchen zyn. Want alle deeze kruit »s pende Soorten, geen Steunzel vindende, » loopen langs den Grond en Klimmen andes en B 159 by: de Boomen op, in welker Bast zy zig, HL 3 jé , hechten, met haare zydelingfe Wortel-ArDrrts „> tjes en dus Bygewasfen worden „ zuigende Hoorns s‚ haar Voedzel zo. wel daar. uit als uit den*Tie | » Grond, De Wortels , naamelyk „ van alles, +” ‚… Toortsplanten, zyn ten opzigt van de groote » te zeer klein, *t welk duidelyk in de overe » endftaande blykt, die dikwils maar als aan » de Rotfen geplakt zyn met haaren Stoel , zonder aanmerkelyke Wortelen , en ’er zo » Vast aan kleeven, dat men veeleer het Ge- s‚was fcheurt, dan het ’er af te kunnen ruk= » ken. Dit Geflagt van Planten fchynt der- »‚ halve-naauwlyks door Vezelworteltjes zyn » Voedzel uit den Grond te haalen; het welk » in andere Sappige Gewasfen „de Aloë , Fi- » Coides en dergelyken , ook plaats heeft.” De Heer JACQUIN nam in de Westin diën een dergelyke Soort van Toortsplant waar, welke de Boomen, zo wel als de Steenrotfen , tot eene aanmerkelyke hoogte beklom en on- — Semeen lekkere Vrugten droeg, van grootte en figuur als een Hoender-Ey, wordende deswe= SED ‚ op Martenique, Poires de Chardon, dat is Diftel. Peeren, genoemd, en aldaar veel ge= £ Eiland St, Buftathius ‘kwam een zodanige Toortsplant voor, die gebladerde, roode, on- fmaakelyke » doch niettemin eetbaare Vrugten By Karthagena , in ’t Kreupelbofch aan t ‚ vondt zya Ed, een Gewas wan IL Dan, v‚ STUE, nd 160 TwiNTt GMARNIGE HEESTERS IL, deezen aart „door ‘de Ingezetenen Pitahaije ge AFDEEL: noemd wordende, hetwelk LinN&us thans Hoord- als een byzondere Soort , met dien bynaam 5 voorgefteld heeft ge de regeoptaan en genoemd — Er XKIV. | (24) Toortsplant ‚ die overend flaat en, oekig is. beonihe, Gedagte Heer merkt aan ; cat deze id fchoon al en witachtig , zonder Reuks® alf Voet breed , met een Kelk van agt Dima Vrugt „die de ‘figuur en £ „> ten van Bear: seth ik in ‚ gezien heb „de Vrugten eetbaar zjn: fr 3. zn en ene Ir 0 <8 cAN- Dimi. “aÔt » Van. weinigen maar, Ímaakelyk voor een Eu- EL, N »r > j ì Aon. Ik moet aanmerken „ dat men bier uit met Hoorps oplettendheid, en de reden gebruikende , eenig° TUE. denkbeeld kan maaken’, wat de oirzaak zy van, brie de ondoordringlykheid ‘der Westindifche Bos- Íchagiën, … Wanneer men byde Bofchtouwen, waar van hier voor gefproken is, die den eenen Boom” aan den anderen ftrengelen , deeze ge- ‘doornde Slierten voegt „ inzonderheid de Krui- pende; en “in: acht neemt, hoe dezelven dike wils, by-gebrek-van Steunzel, digt langs den Grond.-loopen „ alwaar zy ten halve of geheel _ met Mossen Ruigte- bedekte Zyn , waar onder wederom. Slangen en ander Venynig Ongediere nestelen; zo begrypt EEE dat zy als na tuurlyke Voets A „Valt „maaken , gevaarlyker dan die men- doór- Konst vervaar= dige „en befpeurt het gevolg van het doorrcie: Zen of doordringen „van „zodanige Bosfchen of Heijen en Woefte Gronden zelfs, zo lang die miet opgeruimd zyn, ten duidelykfte, Thans gaa ik toerde Vygplanten over. zr * *%* Opuntie.” Vygplanten. Mn 65) Verlag. met Kogelachtig ronde, ge xe, doornde_ Leedjes, monilifor. an ht le kn Vankemace 5) gn Be Ea ArtieuÙs globoös pad lomeratis, Melocaêtus «x plurimis zikale Kc, BLUM, Ze, 1 2, u, Daer, ° v‚ bren 162 TWwINTIGMANNIGE HERESTERS UL — Van deeze zeldzaame Soort van Vygplanten AFDEEL vinde men de ecnigfte Afbeelding “by Put Hors: st de ‚ die dezelve in Zuid-Amerika hak ‘STUK oe nn XVI. (16) Vygplant » met platte ovaale Leens Rn die bezet zyn met flappe Borftelige Dor ne. á Bme Soort maakt dat Gewas uits el “of. Indiaanfche vg gid en over. lang bekend de Kroidkundigen. Het Gewas heeft ze paain- van‘ eén Stad Opuns in - Griekenlads by welke, zo Prinrus fchreef , een Ki groeide, hetwelk Wortels fchoot uit zyne Di den en dus voortkwam , zynde voor de Met fchen aangenaam van Smaak. De-Eigenfch van Wortelfchieting en Groeijing heeft on laid: van Europa gemeen is, wordt ed thans uit de Nieuwe Wereld zyn afkomst g® rekend te hebben. Maar Ten verfchilt onge meen van die Indiaanfche Vyg , waar van Tab: OPHRASTUS add zynde cen Boom, kr (26) Catus articulato- prolifer lazus, Articulis mt mis Setace's. Catus compresfus articulatus ramofisfiaus Here, Clif. Ups. GRON. Virg. R, Lagdbat, ze, Opo valgo Je 8 Hip. Lp oe Mar he he ee and majore, C, Ee IC-0 SA NDR T-A. 163 gyne Wortelfchicting uit de ‘Takken. ver- AL maard (*), Arle Het Gewas beftaat uit op elkander gegroei- Hoorp=- de Stukken , die’ men naauwlyks Bladen noe-°T?E men kan; hoewel Zy doch het‘naafte daar aanne ze komen, en heeft anders geen Stam of Tak- — ken, niettegenftaande het een Boomachtige ge- ftlalte aanneemt. Men wil ook, dat het, uit Zaad geteeld, fomtyds een weezentlyken Stam bekome. Gedagte flukken of Bladen zyn dik: wils een Handpalm groot , ovaal en meer dan een Vinger haalende in dikte , gemeenlyk be- zet met Stekeltjes. Uit deeze Bladen komt nu en dan een Bloem , van aanzienlyke grootte , voort , die zig Roosachtig uitbreidt, en waar van het onderfte_gedeelze cen Vrugt wordt , naar een Vyg gelykende en niet veel kleiner. Deeze- zyn van buiten groen „ bevat- tende een” Vleefch dat zeer aangenaam van Smaak is , maar het Water van de ah die dezelven ceten ‚ Bloedrood kleurt » ja Handen befimet, even als de eig In ‚ Virginie komt deeze voor , met eene Purper- Keurige Vrugt ,'die men ‘or Prickly - Pear poems. In Spanje en op Sommige Eiland inde Middellandfche Zee „-gelyk op Minorka in ’t byzonder „ wordt het Gewas tot Haagen Be, om de Akkers of Ed te fchutten. | (17) Vyg- Omen Dzets, U sr pi dee tn, zin : £ ) . 6 de, IH, Daai V Srams Hm. AFDEEL: X- Hoorp- STUK ticulis ovato- oblongis, Spinis Sabulatis. Hor. caf. Ib 164 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, (17) Vygplant:, die de Leedjes langwerpig ovaal heeft, met Borftelige Doornen. (18). Vygplant „ die. de Leedjes langwerpig, ovaal heeft ; met Elsvormige Doornen, Deeze beiden verfchillen van de gewoo- ne Opuntia door de langwerpigheid der Bla den, en van elkander door de gefteldheid. det Doorpen B welken in deeze | laatfte zeer lang, fcherp en fterk z zyn. Zodanig ‘eene heeft SLO AN! E in Afbeelding gebragt, als ook Dr LENIUs. dië dezelve noemt Groote Tuna ‚me terke geelachtige Doornen. Men maakt & op “t Eilind St. Euftathius gebruik van, befchutting der Verfchanfi ingen (*). Tina is isd Bi E en 17) Catus atticulato - pele, Arle ovatô» scheid Spinis „Callas pres cularus_ramofss se Hort. cf. EE Horz. Ups. 120. TE Leg 280e E (18) Calfus acticulato - -prolifer , A s Ova longs Spinis Subulatis. Caftus compresfus nscnd ramo Ora major Folio”“oblongo totundo , Spinis longis &* lidisfimis es luteo, SLOAN, Fam. 193. En I. p ges EE caat. (») ld Urbium in Ins. St, Each, jaars „Dieheeft de Hoogleeraar Momgav, in Syst, Nat. Pg-ib Wed ne ee zaad dn heen — en jeg en dekt, neg h se 20: ScACN DOREN A 165 Westindifche of Amerikaanfche naam van deer, BS ze Gewasfen. Sent (19) Vygplant ,-die de-Leedjes langverpigsran ovaal-en byna ongedoorvd heeft. xx Cochiniiis Dus wordt die Soort onder fcheiden , Pp erg Bloedkleurige Bloem, en SLOANE Allergroot- fle Opuntia, nea een grooter langwerpig tond-Blad „ dat met eenige niet kwetzende Doornen. bezet is de. Bloemen: rood geftreept hebbende. Oirfpronkelyk groeit deeze in Nieuw Spanje alwaar zy de Voedfter van de Infekten ‚ die de thans zo bekende en gebruiklyke SAE " welke men Conchenilje noemt, uit- p e van daar op_ Jamaika en ook in Europa overgebragt. Het is , volgens HER- NANDEZ,in Indie een Gewas, Nopal genaamd, van GA drie Ellen hoog IE *). je 5 (ao) Vye- hade ook net gezegd, dat de Verhanden uit zalk Gewas ’e welk: beiachelyk zou zyn, Het dient maar ais tot Palisa (59) Catus articulato - prolifer, Asticulis ovato- oblongis fübinermibus. Hort, Ups. 12 Tuna mitior, Fl, Sanguineo, Cochinillifera. D Diur. Elh, 299. se. 297: f; 333. Ficus Indi-' ae Toaar.f. 333 Opuntia maxima „ Fol, oblongo rotun- de Spinul's nonuullis &c, SLOAN. Fam. 194. Hift. A Zte dienaangaande het 1. Derts, X. STUK, van deeze Natar Reis «bladz. soa: als ook de Afbeeldings van U. Deer V. Stuk. 166 TWINTIGMANNIGE HEESTERs HL (ao) Vygplant, die de Leden Rolrondachtig Arns. plat heeft. | am Men noemt deeze , een van de Kleinfien xx. Onder de Opunciaas zynde, de Kurasfaufche , “Eus naar de Grocyplaats. Zy heeft het Gewä es 5 Heefterachtiger dan de andere Soorten, voor u Aufche. _ gemeld; met Afchgraauwe fterk gedoornde Take ken, en bevindt zig hier te lande in de Bog huizen wan | Planten, nadeel (ei) Vygplant > die het Loof Rad plat en Zaagswyze uitgegulpt heerd Ë Eanshladie Deeze bepaaling duidt de gedaante aan van É ge. eene Soort. van Opuntia, gemeenlyk met Bl £ den van Hertstonge getyteld, die geheel onge | doornd is, brengende Bloemen voort uit döf rr k de Inzameling dt Tate en Plantagiën van deeze plant, in LEDFRMULLERs Slikroskoopifche Ve (zo) Cactus articulato- = pralifer, Articalis eylindrieo- tricofis com bee 5, Gaâm tereti - compresfüs articulaeus ae el As Here C „ie é _ Americ zofiëma. LRADL, Sac. LT. sees Tad. £. Opunt. Curasf, minima. Conn. Hert. 1. par. TP “___$6. Fic. Ind. £, Op. minor caulescens ens &c. PLUK. og. Ale | Tier a (21) CaFus prolifer Enúformis compres{us rn dus, C. Fol, Enûformihus , abinfe ferratis. Hors, Cif® P Zaigdbat. 281. C, mitis the BROWN. Fam. 237. CS b „Scolopendrii- folio brachiato, Dir, Eltb. 73. T: GÉI opene nen fpinofa minima &c. SLOAN, Jam, zie. Bft pi, re Ames, 290, Tea47. fo 5. Fies. Opunti non ino, scolopt folie Gnuate, Ray. Derde zr, pen et Ic os AN DRI A 167 Tandswyze inkervingen der zogenaamde Bla. HL den, Hier van heeft zy den bynaam, die ech- ASR ‘ter doorgaans aan een geheel ander flag van Hodes Planten gegeven wordt, ’ Gewas hecft een “TUE buigzaame ronde Steng , waar aan de gezegde / 5" Bladen groeijen, Het valt in Brafil, Suriname en verder in Zuid- Amerika „zo LiNNeEUsS Aanmerkt, (22) Prerine met een ra Beerschiis eid Steng , dubbelde kromme Doornen en Lan- Perlin. ceiswjs” ovaale Bladen, R cen «Gewas, dat onder den- naam van Pereskia een byzonder Geflagt uitgemaakt heeft „isthans tot eene Soort van het tegenwoordige gefteld. By ComMmerLYN wordt hetzelve, in de be- fchryving der. vreemdite se, van_den merikaan- Sche Appelboom, met Porfeleinbladen eene gee bladerde Vrugt en een Nierachtig glinfterend Zand, getyteld, Dus is de Geftaïte taamelyk uitgedrukt: doch ‘het Gewas valt zo Boomach- tig niet, gelyk PruKENeET aanmerkt, die het Amerikaan breedbladige Por felein, noemt, wel- (22) Catzus Caule tereri Arbore , Ac, geminis recurvis , Pol tancenlato -ovatis. H. Ups. 132. BROWN. Jam. 237. Pee eskia. H‚ Clif. 122. Re Lugdbas. 281, DiLLe Eltb. 305. T. 227. f, 294. Comm. Hort, 1. T. 7o. Portulacd Amer. PLUK. Alm 135. T: zes. Ff. 6. Grosfnlaria frutu majore Arbor fpi- Jam. dn 5 IL, p. 16, Mijl. IL p. 36. El L4 1 Re 163 TWINTIGMANNIGE HEESTERS UL welke aan den oirfprong der Bladen met Wob f AFDEEL. jigheid bezet is, en fchroomelyk wegens d an lange Doornen. SroANE noemt het even a wel een Gedoornde Boom met cen grooter aen Kruisbefie - Vrugt , die groenachtig wit enge bladerd is, Het komt , volgens BROWNE, op Jamaika voor met Ranken , die gebladerd zvn, hebbende dubbelde kromme Doornen & & zagte Eyvormige Bladen. De -Groeyplaats 5 in “Amerika ge jn en ges ee En zegt onze rif is! EA (23) Vygplant met een ronde Turn Portalaci- Steng en Wigvormige flompe Bladen. Felius. em Zeer fterk- gedoornde Opuntia - Boems mt Hartvormige. Porfelein - Bladen „ wordt deet | by PruMter getyteld, Uit. derzelver # beelding door hemblykt, dat de Vrugten tie met geen Bladen bezet zyn, gelyk in de v00r gaande Soort ‚ die alom bekend is in EE baare Kruidhoven. id nn 5 Ee F EI IL A » EFRO Een vier- of vyfdeelige Kelk , boven bet Vrugtbeginzel > vier. of vyf bloemblaadjes be @ Dit Eiland legt aan de Kust en op det hoek Zk Ammers somtrent in ’t midden gehen, nad en gurinte nen. Caule tereri. Arhorgo d Ovuntia Arbor fpinofisGma, roer in Pum. Spee, ë ke. 197: £‚ 1, Ie os Kn Dt TW me _ vattende ; wadrop een vier- of vyfhokkig, Ir. _ Zaadhuisje volgt ;- dat vecle Zaadjes bevat: Er zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt „Hoorps' : ’t welk zynèn ouden naam” behoudt. Twee TUE" Soorten zyn ‘er van, als volgt.” -Philadeh. RED Plon, B ERE geronde I Es be Coro= De aangenaame Reuk der Bled “van j dichten. Gewas , heeft “er in ’t gemeen’ den naam van” Jasmyn aan” doen geeven; hoewel het geens- zins tot de Jasmynen behoort; Anderen noces men het, om die zelfde reden, Witte-Syring „ € welk eene groote verwarring maakt met het Gewas, dat den naam voert. van Syringes hier. voor befchreevea Ees 5 hoewel die naam „ moôg-- «1. D. ‚ niet minder pasfen zou op het tegenwoor!" £ a. _dige, dat ook. Pfeiffenfrrauch genoemd’ wordt, Azo men de holle Takfteelen tot Pypen ge: bruiken “kan. Anderen res Fluitenboors 5 of Honigbloem , “wegens de -zoetheid-van den Reuk, Crusrus befchryfe hem, onder den Dam van Frutey Coronarius „ aldus, _… Het is een zeer Eem keel n die veele } 2 zons ty Pliladelphús Foliis Hi Lee Nat. Xt. Gen. C4ep. 330. Paz. XIII. Gen. 614, p. 283, Hort. Cliff. 188. Upr. lat, TORNE. Zn. 617. Dop. Pempt. HIE Don, Kruidh. Targ. Silage alba f. Philadelphus Arhenzi. C, B. Pin. 399, Ermtex Coronarius. Crus. Hit. 1. p. sse Hîp, Pe 124. Icon: ed kn: Bn, a abba. 170- TwWINTIGMANNIGE HEESTERS, UI „ regte Stengen ‚ met eene Afchgraauwe Schors, WEE „… uit den Stoel voortbrengt , welke doorgaans maare „seen Duim en daar boven, ja fomtyds wel STUK. „een Arm dik worden, knoopig en vol Merg, Pe g “y „ Deeze geeven groene Takken uit ,-welke Nn „altoos bezet zyn met gepaarde Bladen, don s> ker groen , langwerpig, aan ’t end gefpitst, s eerst bitter dan fcherp van Smaak, Drie, » vyf,‚ zeven of meer Bloemen, komen Tros » wyze aan tend der Takjes voort, beltaat: » de uit vier gefpitfte Bloembladen, die wir „achtig zyn, met veele bleeke Vezelt jes, vù »> een zwaaren doch aangenaamen OranjesÂp „ pelen of Citroen-Reuk, Hier op volgt s, Hoofdjes , als uit veele Klepjes famenge » fteld, die door de rypheid zwart worden « „een fyn Zaad verfpreiden ; het welk , @ » den Grond gevallen , in *- volgende Jat » dikwils nieuwe Plantfoenen geeft.” Niettegenftaande de Afbeelding volmaakt. on zen Philadelphus uitdrukt , valt op deeze bé- ek het een en andere op te merken: 't byzonder, dat ’er Bloemen aan voorko: ens die den Kelk in vyven. gedeeld ze en vr Bloemblaadjes ). Het Gewas geen Knoppen. Het komt hier te Landes ® overal, als een Bloemboompje in de Hove voor, en verdraagt zeer wel de Koude er €) Pezala nnie obvalsta eum Sole , zegt Lik NEUS, Z 1 € 0 8 AN D RTI A 17% van ons Klimaat in de open Grond :-doch de, HL _ patyurlyke Groeyplaats is onzeker. Crusiu egt ne die het grootfte gedeelte van Europa hadt door- Hoorns - gereisd, zegt, dat hy deezen Heefter nergens „°"E in *t wilde groeijende , hadt aangetroffen. Be-,: ben denkelyk ftelt Linneus de Woonplaats te Verona in Italie ; gelyk ook Loper ‘er den naam. van Zraliaanfche Syring aan geeft, en die van Languedok heeten hem , volgens GouAN , inde Landraal, lou Siringua; maar men zegt; dat hy uit Spanje Een zou zyn, volgens Doponzus. @) Pliladelphus met geheel en Bla mn,” " den Ph:ladel- e gern inodae „Dit Gewas is door den vermaarden CATEs-Reukeleo- BY in Karolina ontdekt, die hetzelve Phila-“* delphus, met een broot witte Reukelooze _Bloem, getyteld heeft. * he ok tn en Mi on Et A Mr mT DS De byzondere Kenmerken van dit Geflas: Zyn: een vyfdeelige Kelk met vyf Bloemblaad- jes, en de Vrugt een Befie , die in twee of drie ie Zaaden bev at Ie Je De (2) Phitadelphus waliis Re, Mir. Di, 2, Phil âlbo majore iaodore. Cares. Car. Ip. T. 84. _() Bacca 2 f. 3 parma zegt LINNKUS aan * hoofd van Geflagt: Bacca 3 lecularis monosperma, in d Hi aan * hoofd der Klasfe: Bacca triloeularis , rd ge} A Planar: zy is veelzaadig. ie Day, v‚ srume Semina folitaria 172 TwWINTIGMANNIGE HEESTERS, ui. ARNE men zynde „ heb ik reeds befehreeven }, zo dae Ent alleen daar van nog de volgende voorkomen, _ STUK. in. hand bladz. 537» E_De Myrten , door geheel Europa byna cil pri omana Myrtus. _bruikte , gewag van gemaakt ; alwaar in ’t Grieks De meefte Soorten als Boomachtig of Boo Mvrtus met enkelde Bloemen in een wie bladig Omwindzel. 8 der deezen naam, wiens oirfprong nog onzeker is () ‚ bekend , zyn van ouds tor heden B achting geweest, v de fraaiheid van beet vindt ‘er, i | Heilige Schrift ; ‘onder Be fierlyke Boo die men tot het maaken der Loofhutten gee (1) Myrtùs Floribus foliariis, invölúcro re Cif. 42 H.Ups taz. Mat, Medaag. Re Lagd TOURN, Juf. 640 «, Myrtus Fol, ovatis, Pedunculis longiëe ribus. Muir. Di, T. 134. f. 1. Me latifolia Romana. C: he Pin. 468. B. M. Fol. ovatis , Baecis 1otúndioribus. mu Me minor vulgaris C. B. Pin. 469 Y. M, Fol, ovato- lan a RAE Milt. M. com anis tealiek Ge B. Pim 462. d. M, latifolia Nd lee C. B. Pin. 469. CLUS Ed | P. 65. &. M-Fol, ovato- larceotatis acutis, Mirt, Me! | Fol. acuustimis. C B. Pin. 469, CLUS, Hifl. 1. p KA & M_ Fol, lanceolatis acuminatis, Mirr. M. larifolia CB. Pin. 469 B. M. Fol. l.neari - PR Ë Be miniwis & mucronatis, C. B, Pin, 469. tif | P--67e Hyrrba af, doch de Grieken noemen die Gom Hast SP ma, en waarfchynlyk zyn de Myrten eer hekend gere ALyron was by hun de naam v an welriekende Zalvene — ed Leo sa NDR A 173 voor den Hebreeufchen naam Hadas, in plaats _ME. van Myrtos; die van -Myrfine gefteld is. Dus pe: heette een Meisje van. Athenen , dat wegens Hoorp-- baare “fchoonheid ‚was om ’ leven gebragt en° TX volgens de Fabel -Hiftorie vin zulk een Boom „ús, gs veranderd, die door een droevig, aanzien. als haar dood. beweenen zou, - en Mine was derhalve. de, Myrteboom_n dan de Olyfboom. Vins jer Een van Oevers, die. verrukkelyk fchoon waren wegens de-Myrten-Bofchjes , daar op groeijende (4) Volgens Pr 1nius waren de Myrten aan Vee nus toegeheiligd, die zelfs, onder den naam van Venus Myrta „een eigen Altaar hadt. Zy wer- den tot Kroonen ee 5 om de Hoofden De Wyn van Bdecrer door. „Gisting Ea by,de Romeinen , onder den naam van Vinum Myrteum of Moyrtites , bekend, In ’t algemeen. kan men zeggen, dat het een rachtig Gewas is,’ welk door kundige behandeling een fraay Boompje wordt, laaten- de zig van Stek voortteelen „ gelykerwys de Rosmaryn „ Jasmyn en Oleander, De Takken „ van hetzelve zyn raay en buigzaam , met eene et hebben eene ei ’ es in de ge- a {ie mi mee- aman eten vn en IL vo aaa, Ee Dan ve sen ee Ee men 174 ÏWwiNTIEMANKicE HEESTERS UL meene Myrten miet veel gtooter dan Palos _AFDEEL paadjes , donkergroen van Kleur en welrieken: HoorD- de, Uit de mikjes der Bladen komen enkeld STUK. _Bloempjes voort, die als een Kwastje of Pen Regen feel van Meeldraadjes ‘uitgeeven , hebbende é Blaadjes omgeboogen , aangenaam vaû Reuk De Kelk verandert in een labgwerpige Befie, die als gekroond is, en drie Holligheden heeft, met Nierachtige Zaadjes bezwangerd. Groot is- het verfchil def Myrten, oat & ' Groeyplaats niet ‘alleen ; ‘maar “ook naar de aart, Men heeft er die in Grootte en Bld, âls ook in de figuur en kleur der Besfen, ver fchillen, Dus is-’er, volgens Ne Groote , Middelbaare en” Klëinie Tat ofte Myttus bekend : een Laurier, cenPalim-& een Rostmätynbladige: een die de Besfen lf 3 werpiger dan de-gemeene en cerie die dezelvet wit heeft „met de Bladeren vol Gaatjes of ‘Bles jes , gele die van ’t St. Jans Kruid. Merdt ‘er ook met-dubbelde of volte Bloemen, welt en Zyn ; oe die den „Reuk van Citroen 5 Blaadjes Eil 5 heeft: Ke teerte monu onde. 175 ter: 4. De. ‚Spaanfche met dergelyke Blaadjes, : saas zeer digt by een» 5. De Portugaalfche met gk zeer fpitfe, doch tevens breede: 6, De Neders linie tondfche met ‘fpicfe fmalle, en-7. De Gefpitfte, pen a met zeer kleine; fimalle , fpitfe-Blaadjes. Dee. „ Monas ze laacfte is de gene , welke men Beliesn- bladige Myrtus noemt. Alle de. twaalf Soorten van Myrtus- by A en hier in begreepen. Waarfchynlyk hangt die meest van de Voorte teeling en Behandeling af; doch eenigen der= zelven. fchynen oirfpronkelyk te. verfchillen 3 Ee de Breedbladige Roomfche „de Spitsbla nfche „ en de Farentynfche of Ge- et kleine Myrtus voorgemeld , zo Ray oor eld die-de twee laac{ten overvloedig in Pro- : 5: aw | ildernisfen , groei- vonden. - olgens Beba hoes: ‘Gemeene , in de Zuidelyke dorre , Ongehavende -Bosfchen „als “ook aan de Zee* Kust „ uic de -Spleeten der Rotfen voert. Men nôemtze, in de Landtaal van Provence, Nerto- =& in die van Languedok, Murtra ou Herba lau Lagui, at: is Kruid der Meiren of Moe» Ze ve lang gekweekt , en “uit denzelven aan Orften en Liefhebbers van iet Ge- to voren nt 176 TWINTIGMANNIGE HEESTERS MI weasfen doóof--gêheel … Eûtopa ;> medegedeeld AFDEEL. heeft j Zo! GASSEN DI in zyne Leena moors ving verhâalc EX STUK. „VanOuds was-de Myrtus veel in este sen om dat-men zein die Landen, waar de Ge “____peeskundé haaren oirfprong heeft gehad, over ‘vlocdig vondt. “Het Loof;-dat zeer welrieken is „ bevat een Kruiderige. Olie , met veele Aart atie deelen gemengd; waar door de Blade ont{taan, Dikwils, worden zy „if {amen de-Middeleh „in: plaats van de Bacce j rv, Sebruikt,ogelyk wy gezien hebben 4, ent Esen voor: dezelven.- mnd HD 4 ie 5 BEL 4 Ed 8 id Ge ere” ne "dhl Ae MED EE en LAAN a Hr oC: MATTE AS Mo, RO ET RT TGP Olie van Myrthe - Besfen , door Infufie' gemaakt, me: js een ongemeen verfterkend Middel, dooruit- A "DEELS wendige Smeering op verflapte Lighaamsdeeled, Hoorn: In Sclavonie „dat bezuiden. Hongarie en be-STUKer- ooften Karniolie legt, gebruiken de Inpezerer,,j MEN nen de Bladen der Myrten tot het bereiden, der Runder Huiden ‚volgens BRLLONIUS, even als dit hier te-Luande met de Run of Ei. ken. Bast „ en elders met de Smak. of andere famentrekkende Stoffen , gefchiedt. Hiet uit diet men, dat de Myrten ook overvloedig moe- ten groeijen in dat gedeelte van Europa, Zy in Afrika en ‘zelfs in Afie- natuurlyk voorz maar die van RumPHrIus, welke de Ambonfche Myrteboom: genoemd wordt; en waat dan men in ’e Blasien, den naam van Caju- Nisten Boon kee | ded & E DCEL aad yrten * AL te Verkillen % 1 Dei 1IL. STUK; (6) Myrtus met driedelige Bloemetjes paie 2as Beemen, mes 5 zi e Bladen langwerpige” zijrna artsf « PE î Tweehuis iin drie Holligheden bevind, gevuld met Niervotmige 26° Zaden zo als TOURNEBORT afbeeldt ‚-wier-getal origemeen … Verfchillende i is; niewegenftaknde die vier Beslen nagenoeg “En groot „Uit eene derzelven’ kwamen vier zeen Date Nievorrnige Zaaden, uit eiainize hase: kleinere, Mt een derde en uit een vierde dertien zodanige Zât. den, ‘Hoe kan dan de Vrugt der Mytten gezegd worden twes fe > gn Dga end gelyk Linneus op. verfchillende plaatfen doer # (6) We ren Pedunculis trichotome -panicylatis Foliis obs — lngis, Florius dioieis, Syst. Nat, KIL, M U, Daar, v. sruk 198 TWINTIGMANNIGE HEESTERs, U .Duseftel-ik de bepaaling van deeze Ameri AEDEEL. kaanfche -Myttus , die-Mannelyke en Vrouwe: Hoorn Iyke-Bloemen op byzondere Stammen draagt; STUK: ‘de Bladen dik en gepaard of age en tjes uit, die dus een Plaím formeeren. % @ tal der EE is klein, vir. 0) RE met veelbloemige sehen 5 sive Bladen dubbeld , byna Eys ormigs - Geslfel vore vend der Takken die gegaffeld zjn. — | 5 jn f “De GriekfChë naam zal in de eerfte. cl twee, welken de vermaarde BROWNE bei f op ’t Eiland ‘Jamaika gevonden hadt, aj | Sijm der Besferi afgeleid zyn. Dezelve d | „Boomachtig en” deeze laatfte - Hee it met “witachtige Takken, …— 5, >De Dertiende Soort , zynde Lr Kaja ee Be Haes 9) ha ns dichotomis pamiculatis tomente”” f Foliis geminis- fuh-ovatis t@rminalibus, Am, Ard. „| 398. Chyrraculia Arborea, Folíis ovatis glabris Racemis terminalibus, BROWN. Fam. ns. 37: cs | Phyt. T. 274. fia | (3) Afyrrus Pedunculis maa od ape terminalibus „ Ramis dichotomis. Aur; es À eis Bow Jan, dd er akreD Sri PortAT A29 Boom, „als; gezegd is, van het Geflagt-der rn ed zynde „ftel ikin plaats dig, Nen welke. de Hoogleeraar..N. L. BURMANN ae genoemd.heeft Myrtus Capenfis-;-en waar van zyn Ed, de volant bepaaling-opgeeft. … ‚fe (13) Myttus’ met tweebloemige Steeltjes , die ed de Bladen Lancetvormig en van onderen en Wollig. heeft. tn Want deeze verfchitt dan. ekeriyk van de volgende. Kaapfche , door.„den ouden Heer Bur- MANN Us „afgebeeld en genoemd , Phillyrea met lange van, onderen. geele Bladen en eene afvallende Vruge: waar van Linneus de Veertiende. Soort nes heeft, „ dezelve noe- mende eme Ae M Saa: roo nik Dr: > Bloemfteel- _xv. gn de Mien A teen en | bea ongefieeld, en: ‚ smalbladì- Ke door den Heer. Semana n aan. de?“ ip waargenomen, is een_ Boompje met ron- le Takken, de Takjes vierkantig hebbende en de; met. Bladen als ‚die van-de Smalbladige s-byna ongefteeld ‚lang, liniaal. Lan- Feneì ch, ed einer Fe Me) Myreus Pedunculis umbellatis, Faliis lineari - lanceoe Er fabfes@ibes. Syr, Nat. xr, Vas. XII. Mant. 74. pees Fols Jouigis fabeus fAavis ‚ Fruâu deciduo. BURM, 150 TWINTIGMANNIGE HEEST Ens, MIL cetvormig , effenrandig , glad, verfcheide maa AFDEEL. jen langer dan de tusfchenwydten ; de Bloen Hoorp. fteeltjes zydelings , gepaard, kort, naauwlyks gaen er dan de gezegde tusfchenwydten der Bla- en den ‚ voerende een Kroontje , dat enkeld is, zelden famengefteld , klein , uit veele Bloem. „pies beftaande , die de Bloemblaadjes rondacie tig hebben en korter dan de menigvuldige, Borftelachtige , regtopftaande Meeldraadjes. p.xxv._ Het Gewas; waar van ik een aanzienlyket grtn Tet ande Kf on tvangen heb, in Fig. % ‚Plaat XXV. afgebeeld , komt nader mét vdeeze befchryving , dan met den Hoogleertt BuRMANNuUs overeen , die duidelyk zegts dat de Steeltjes lang en enkeld zyn, met wi nige Bloempjes of Besfen , welke ook, volge zyn Ed., éénhollig zyn en een enkel Zaad be vatten. Van de Vrugt wordt in gedagte le Schryving, door SCHREBER, niet gefproke. Ik bevind dat de Bloempjes , van mynen Tak, den Kelk wvyfrandig hebben , uit welks vyf Bloemblaadjes- en aan de binnenzyde a minfte twintig Meeldraadjes voortkomer ; de lang zyn, met aanmerkelyk groote Kmopjti: terwyl in ’t midden van het Bloempje zig © enkele Styl bevindt, op een rond Vrugt geplaatst, dat- van den Kelk is afgefcheiden, en in ééne Holligheid verfcheide Zaadjs vat. Zulks ftrydt , wel is waar ; id tegen de Kenmerken van dit Geflagt; dod miet meer , dan het hebben van één eg CO s A ND RI A 18r ééne weg ‚ gelyk de aangehaalde Bur- JL mannifche, Het Loof , ondertusfchen, en de Arnar Geftalte, benevens de roodheid van de Scho Hoorne heeft veel overeenkomst met de Myrten. De°TUE Bladen zyn op ’t hoogst twee Duimen lang ‚4d ”Er* gepaard : de Kroontjes in de Oxelen beftaan fomtyds wel uit. twaalf en meer Bloempjes „ en zyn zeer kort gefteeld; hebbende de eigen Bloemfteeltjes fomtyds enkeld , fomtyds twee of drievoudig. PunNrica. Granaatboom. De Kenmerken zyn , insgelyks, vyf Bloem- blaadjes „een vyfdeelige Kelk boven het Vrugt- beginzel, dat een Appel wordt met veele Hol. ligheden en veele Zaaden. Twee Soorten behelst dit Geflagt, waar van de laatfte uit de Westindiën afkomftig is. (1) Gramaatboom » die Boomachtig is, met LE Lancetvormige Bladen, Granarunss Gi) Pasica Foliis lanceolatis , Caule Arboreo. Syst. Nat, » Gen. 613, B, 341. Weg, XIII, Gen, 618, p‚ 335. Hort. caf: Ups. Sc, Mat. Med. 223, R. Lugdbat, 267. GRON. Ee IL, p. 54 T. 24. f. 1. Malus Pani- is, fativa, C. B. Pim. 438. TOURN. Inf?. 636. Malus Granata. f, Punica. TABERN, Jeon, 1033, CAM, Epic. Me, 131. , Balauftia Flore pleno majore & minore C, B, 8, TREWe Ebret, Te. 213 72e et M 3 U, Dan, yv, srume Pe es ni % 182 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, - | UL De Granaat - Appelboom is van ouds niet | pn minder bekend dan“ de Myrten. Zyne Vrug- sene ten werden ‚met de Druiven, Vygen-en Oly- ven, order de heerlyke voortbrengzelen van% en VI Land Kanaan gerekend, Ook blykt uit de verbloemde uitdrukkingen in het Hoogelied _ van den Wwysten der Koningen’, in hoe veel _ waarderdeszelfs Bloesfem gehouden werdt. Zy Latyníchen naam , Malus Punica, wil me dat by van ’t Land omftreeks Karthago, daar men (*), en die van Granatum zal waarfchyì lyker van de Korrels, daar in vervat , dan vat het-Landfchap. Granada in Spanje af -te-leidt * zyn. In *t Spaanfch ;- evenwel „noemt mt hem Granadero , in *t Italiaadfch Granataris in ’ Franfch Grenadier ; in t Engelfch Pot Granate- Tree ‚en în *t Hoogduicfch- Grande — baum. De Hebreeufche naam was Rimmah, | de Griekfche Roa of Roia. Hy groeit n Iyk in de Zuidelyke deelen wan Europt , m8 Paleftina en in Barbarie » in een Kryucht® Greed, Ee “Gemeenlyk is-hét à ze Heefter , die fomtydss echter, een taamelyke hoogte krygt. Men ee bruikt hem in AE en ER ee 4 €*)-Dar-de Kleur ; „die men Puniceus noemt , rm ES der Granaat - Appelen haaren naam heeft, is need veel waarfchynlyker, dan dat de Granaatboom ‘ zynen ni zon hebben van die Kleur, gelyk fommigen willeme Ie 0-8 A _N/DeR- 1: A 183 Schutting der Wyngaarden en' plant ’er Haagen van in de Tuinen ‘en Lusthoven. Door op: Arbi fhoeijing wordt bet een redelyke Boom, ee eenen regten Stam, die de Schors roodachtig STUK en eene Kroon van dunne Takken heeft, BC: wie. wapend met eenige ftyve Doornen. De ir den gelyken naar die der Myrten of der Olyf. ome lg Aa ns eerften en kleí- id he nde Blier ie hebbende een grooten Klokvormigen Kelk van de zelfde Kleur , met vyf Bloemblaadjes bezet en van binnen gevuld met een menigte van Meel. draadjes, wier Knopjes laager zyn dan de rand van de Bloem. Het onderfte van deezen Kelk worde een kn Ees Vrugt, die Ks, | bekend RATE A hed middelpunt fpreiden „ ‘doorgaans negen of ten, de Korrels vervat zyn, welke den Smaak va gn ede mn vg: _ 184 TWINTICMANNIGE HEESTERS, dat de Korrels afzondert , Cicus. Nog heden noemt meù de Bloemen, wanneer zy gedroogd zyn, Balauftlia, en den Bast van de Vrugt Ma- licorium ; ziende dit laatfte op de Lederachtig: heid van deeze Schil; die ook wel tot Leder- _ bereiding gebruikt is; waar van fommigen & benaaming afleiden. Deeze Bast is wel het meefte by de Geneeskundigen in gebruik, we gens zyne uitmuntende famentrekkende hoed nigheid, De Bloemen hebben die cen weinig minder , doch zyn niettemin ook zeer goed ot Stremming van allerley Vloeijingen ‚ die uit cene flapheid der Vaste deelen ontftaan. Zy kom in verfcheide famengeftelde Winkelmiddelen. _ Dergelyke cigenfchap heeft in de Picjes dt Korrelen of in het Zaad plaats, Het Sap 5 by uitftek verkoelende en tevens verfterkende; weshalve het in Galachtige Koortfen met gro te verzwakking , daar geen Ontlasting noodg is, kan dienen. Dus vindt men het tegen de Hartvang , Hoofdpyn , Bedwelmdheid en der gelyke Kwaalen, aangepreezen. Tot bedwang van de 1 Maagpyn » die uit Galachtige Scoffen ontftaat , is het van de „Ouden gebruikt, Het onderfcheid tusfchen de Wilde en Tate me Granaatboomen zou alleen in de ling of daar in beftaan, dat de: wilde ggn | Bloemen draagt en geen Vrugten, Men vi ‘er ook , die geen Zaad in de Korrels nebbeti doch dit js zeldzaam. De Appelen zyn @® Sommige Stammen grooter en zoererp die u Î.c-0 SAN DeRT IS A 195 dan Zoete, of kleiner en rinfer, welken men HL Zuure' Granaat-- Appelen noemt, Ook heeft Áfpzzr, men ‘er van een middelbgaren en Wynachtigen Hoorp. Smaak, Dit zyn flegts veranderingen, gelyk STUKe in de Ooftboomen blykbaar is. De Granaat- boom met dubbelde of volle Bloemen wordt van LiNNZUS ni eene Verfcheidenheid aan- gemerkt. (2) Grimbends die Hrefteruedis is, met Jmalle Bladen. Men heeft den gewoonen Granaatboom ook ìn de beide Indiën , die weinig of niet van den Europifchen verfchilt , doch in de West. indiën groeit een Kleinere, welke niet boven de vyf Voeten hoogte bereikt, de Bladen kor- ter en fmaller heeft , bloeijende den geheelen Zomer, Hier te Lande , in Potten aangekweekt , heeft dezelve die hoedanigheden behouder, Van deeze zyn de Bloemen , benevens die van den gewoonen Granaatboom , zeer ind} door EHRET afgebeeld, Prunus. Pruimboom, In de befchryving van dit Geflagt +, aen ik ééne Soort voor de Heefters ganatd -tan- 5 melyk, (14) Pruim- (2) Punica Felis linearibus, Caule Fruticofo. Mir DiE. Punica ca Americana nana & humillima, TOURNE, Jnf?. 636, M S U. Dear, V‚ Szuw. Monogy- ml 1D 126 TWINTICMANNIGE HREESTERS. mm. 4) | Pruimboom: met byna _Kroontjeswyze haas Bloemen en fmal Lancetvormige Bladen. per Hier wordt bedoeld de Laage Kanadafche ziv, Kers, met lange fmalle Bladen en eene Kleine Pra Vrugt, van Du HAMEL, welke overeenkomt PR aantjesemet de Virginifche Wilde Naantjes - Pruim , met eene kleine roode vroege Vrugt en eenen kruipenden Wortel, van Gronovrus, Det is een Heefter , die de geftalte van den Naante jes - Amandel heeft, met paarfchie Teenachtige _ Takken, de Bladen van onderen bleek. Drie eenbloemige.Steeltjes heeft dezelve , in de Up-- zalfche Tuin, uit ieder Knop uitgegeven. MesrPrirus. Mispelboom, Drie Soorten van dit Geflagt zyn onder de E t1.D.1, Boomen befchreeven + ,.zo dat ‘er nog vier 8 ST.ble 600, overblyven, als volgt. (4) Mispelboórs dl ongidoornd „on de 5 Iv. Mespil ; ge vor den ovaal, Zaagswys’ getand; van nie „ ehier,' ruig heeft. en Mer | kde, In Provence en Montpellier „ daar dit Gems le : op d ) Pramas Flor. fabumbellatis , Fol, “angafio- lanceolss À ne Na, XII. Vig, XIII. Mant. 75. Cer, Canad, pam &c. DU HAM, Arbr. 149, N. 17. Prunus fylv. humilior &£_ GRON. Pir, . P. 76. (4) Mespila inermis Fol, ovalibus Sin Caulicalis bile ts. Murre Dit, 178. Ff. 1. Hort. so. Re Zed 271. Alni effigie Lienò folio minor. ki à ze SP. 45% Kael idza Tertia, CLUS, Pann, so, BABR, Je, 527 - Tero is A N D ROL A 187 Bergachti e plaatfen gemeen is, noemtmen II. Ae nebeelnthier. Het groeit ook in Swishenneke gerland, Ooltenryken elders. Van C LuSI1US,Hoorp- die het alseen derde Soort van VosfebesfenSTU&e voorftelc en” afbeeldt „wordt-gezegd , dat de, 5" Ooftenrykfche Boeren het Fliegenbaer , dat is Vliegenbesfen. , heeten. Het geeft uit den Wor- el verfcheide Heefterachtige Stengen , drie, vier en fomtyds vyf Ellen hoog , dik en zeer Takkig, meest bedekt met een zwarte Schors, De Bladen zyn aan de jonge Scheuten wit en Wollig , doch vervolgens. kaal en groen, en uit derzelver Oxelen komen Trosjes van witte Bloemen voort, waar op fonde, zwarte, ge- kroonde Vragten volgen , grooter dan -die van den Haagedoorn , Sappig en Honigzoet, met tien of meer langwerpige Zaaden. De Tanden van den Kelk zyn langer dan zyn Pypje. Cs )-Mispelboom , die ongedeornd is „ met —_v; ovaale fpits getande. gladde Bladen en ane Trosachtige Bloemhoofdjes, à Alpifche. Deeze verfchilt van de voorgaande weinig , van Crusrus voor den Cotonafter Van GESNERUS aangezien , en grocijende- veel - (5) AMespilas inermis Fol. ovalibus acute corymbafo… 0497. Vir. 43. Re Smmonesfier F go ferraeo, C‚B, Pin, 452. Coton, fone sesneri, CLUS. Fijt, 1, : re UDrez, v‚ Srux, 188 TwWINTIGMANNIGEHEESTERs. UL op de Switzerfche Alpen en Pyreneen, alwaar AFDEEL, pet een laage Heefter is. Het voornaamfte Hoorp- verfchil beftaat daar in , dat de Tanden van STUK, den. Kelk korter dan het Pypje zyn. Ook is en de Bloem aan de Heeren HALLER en JAC: QUIN tweewyvig voorgekomen. | vi. __ (6) Mispelboom die ongedoornd is met lang: See Ee, werpig Eyronde , gladde , getande fois De achtige Bladen. Deeze heeft die zelfde eigenfchap , van ín de jongheid Wollig, in de volwasfenheid glad te zyn van Loof, gelyk de twee voorgaande: De Bloemen zyn hier in langwerpige Trosfen vergaard. De bynaam duidt de Ee aan. nk vi. _ €72) Mispelboom , die rr is, met ged Cotenca- heel effenrandige Eyronde Bladen. À Ait Volgens Crusrus is de Chame- Mespilus of Laage Mispel van GeEsNenrus, welke — deeze Soort uitmaakt, niet alleen op alle Ak pen, maar ook op fommige Bergen naby Wee — gen, 6) Mespilas inermis, Foliis ovato- oblongis mgee tis acutiusculis. Pig. XIII. Mesp. Fol. fabtus glabris , ovatis. GRON. Virg. 54 IL p. 76. (7) Mespilas nn Fol. ovatis integerrimis fubtus te mentofis. Veg, X ek Cliff. 189. Fl, Swee, 4033 438. Re Lugdbat. 271. me Helv, 352. Cotoneafter Fol. rotunda non ferrato, C, B. Pin. 452. Chamz - Mespilus Gesneie Crus. Hifi. 1. pe Go, Pans, EE Mesp. Gordi, G B. Pin, 452. Ie ósSANPDE TK 189 tien, zeer gemeen, Deszelfs Gewas bereikt Ie twee Ellen, één Elle en fomtyds minder hoog: nd te, beftaande uit buigzaame Takken of Rys,Hoorp. met eene zwarte. Schors, Hetzelve heeft deSTUE Bladen veel naar die der Kwee- Boomen gely- „nar kende , maar kleiner en dikker , van boven groen, van onderen met eene witte Wolligheid bezet , groeijende Overhoeks. De Bloempjes zyn groenachtig , by drie of vieren getrost, en leveren vervolgens een ronde Vrugt uit, van grootte als Myrten- of liever Haagedoorn- Besfen, die van buiten rood is „ in een Spon- gieus Vleefch vyf Steentjes bevattende De Bloemen (wordt thans gezegd,) komen zyde- lings in deeze Soort: zy zyn korter dan de Bladen en sie nederwaards. Deeze Mispel groeit ook op Klpple En in Switzer- land en in Sweeden. TE TRAGONTA, Vierhoek-Plant. Een Kelk in vieren of vyven gedeeld , zons der Bloemblaadjes ; waar van het onderfte ge- deelte een Pruimvrugt wordt, die vier of vyf- hoekig is, met vier of vyf holligheden , zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt , „dat twee Soorten, beiden uit Afrika afkom. Îtig, bevat. … @ Vierhoek -Plant met lange ld Bladen, De €2) Tetragonia Foliis linearibus, Syt. Nat, XII, Gen, 627. U Daer. V. Sruz, E Fiend dn gn 190 TwIiSTIGMANNIGE HEESTERS UL _ De vermaarde COMMELYN heeft „gedag, Angi ten naam, zo“van zyn Ed, gezegd werdt, aan Hoorp: dit. Gewas gegeven, wegens de vier. Vleugelen STUK. of zyden van de Vrugt. Het maakte een Steng Vyfugyvievanveen Voet hoog; in verfcheide Takjes vers * deeld, die eerst groen en naderhand bruin wa ten, met lange, groene, Sappige Bladen, One der alle Afrikaanfche Gewasfen kon het,zo hy aanmerkte , de meefte koude verdraagens De Afrikaanfche Plant „- naar. het Par gelykende „ met , as hier t'huis gebragt door den Ridder, die zegt d dat 'er-drie. eenbloemige Steeltjes uit de Mik ken, die de Takjes- met de Steng maaken, voortkomen, « In-de- gezegde Afbeeldingen, als _ 8 tjes uit de Oxels der Bladen: (2) Vierhoek= Plane met ovaale. Bladen. Berns Deeze „ insgelyks door gezegden. Kruidkennt _ Kudidige. afgebeeld, heeft een dikken “Wortel , die zoet ä van he De uit ne “eenige B 4 tragonia. H. Clif. 158. Ups. 126. . Tormenecndi afie fruticans , Foliis longis et anguftis, Comm. Hott. il. pe zoe T. 103. Evonymo affinis Africana Portulaca flies san Te Ip. 13. T. 11.6, &. k (:) Titragonia Foliis ce R, en 459. „reage Ei AL Pp. zo3. ee zoz. Dr T--e-0O se AN DRT As EST voortkomen „die op den Grond leggen, met dikke Sappige Bladen , eenigszins zuurachtig Aepans als die van Porfelein. De Bloemen , aan deHooise- toppen der Takken, ftaan op lange Steeltjes „TUe zynde de Kelkbladen geel , met een groenen, E hae Styl en geele Meeldraadjes. Hier op volgt een vierkantige harde Vrugt, met vier uitfteek- zels of Vleugelen. De kundige Hovenier Mir- Lem heeft deëze beide Soorten op nieuws in Afbeelding gébragt. In het Geflagt van Mefembryanthemum , welk de gewoonlyk zogenaamde Ficoîdes bevat, komen wel veele, Heefterige Soortén voor, dochrde Geftalte van ver de meeften Kruidig zynde , “zal ik die tot de volgende Afdeeling bps en kome dus tot de | 7 Waar van De Renienken zyn, een vyfdee. lige Kelk, vyf ne td en een veelzaa. die Zaadhuisje, Die van den eerften Rang in dit Genagt hi altemaal Heefterachtig en maaken thans negen Soorten uit, meest in de koude deelen des Badia er isedendig als We ' â Spirea rol. ancealarik. binen fesfilibus leide ge, Syst. Veg. XIlL. Gen. 630. p. 392, Syst. Nat, XII. ea Spirza Altajenús. AE, Petrop, 1770, p. 555. T. Beba ve bie, 192 TWINTIGMANNIGE HEESTERS IL, ongefteelde Bladen en famengeftelde Tros nn ef. nete Deeze. in Siberie ‚ volgens den Esten jeheg Hoogleeraar LAXMAN , grocijende, e 3 de en Heefter met ronde Takken, de Bladen ei gezegd is » ftompachtig met een puntje et zeer glad; de Bloemen getrost hebbende aan _ * end der Takken , zodanig , dat de Tros of Aair uit eine aire beftaat ‚ met Blikjes erfchraagd.; „zynde de Bloemen langer dan de Steeltjes , w rel de Meeldraadien nge oem. GE It (2) Spiréa met flomp Lancetvormige „Zaags Sehrifelias wys getande Bladen, en dubbeld gern rn gen Bloemen. ee zg is deeze, die een zeer gemeen en ae on Bloemboompje in-de Tuinen uitmaakt, +M 4 noemt het gemeenlyk Druifjes-Wilg, om & _ de Blaadjes veel naar die der Wilgen gelykens é en de Bloemenals. Druiftrosjes zyn. CLU SIUs heeft het voor de Spirea van Taze PHRASTUS, waar van men weinig zekerheid heeft , gehouden , en die naam zou EE ve a (2) Spirea Fol. lanceolatis obtuûs ferratis nudie, Flor. ds plicato- racemofis, Syst. Nat, XII, Gén.-36:” Ek: id | md 191. Ups, 131, -R. Lugdb. | lignis. C‚ B. Pin. 475. Spirza salicis folio longe or zibus rubris, Aum. Ruth. 265, l,e-O s A, ND oRo Is AT vips gens de buigzaamheid van de Takken; op toe- Alle _ pasfelyk. zyn. De afkomst is, volgens M on- Te TING, uit Silezie: maar de Batnürlyke Groey-Hoorp- plaats wordt “thans gefteld in-Siberie en Tarta-*TUEe: rie, De Heer A MMA N , immers, verzekert nia dat het Gewas , * welk de Heer MESSER- scHMID aan de Rivier Jeniscea groeijende vondt, het zelfde zy als de de Spiréa met Wil ge. Bladen van Feb. NEFoOR*T. Ik zal des. ws befchryving , als te wydloopig , hier niet forakken. -Die , waar van GMELIiN de Af. beelding gezonden hadt, zynde door gedagten Heer op de zelfde plaatfen waargenomen, ver- fchilde weinig. van de gewoone Druifjes- Wilg, mâar hadt de Bladen wat grooter en wederzyds groen. Zy werdt zo wel als die, van de Ruse fen en gte Rivies no nende „ Tawalgah genoemd. , (5) Spiréa met Lancetvormige , ongelyk ge- HI tande , van onderen Willige Bladen 7 ne fe … dubbeld getroste Bloemen, ‘Woldl-di- Deeze, in Philadelphia groeijende, volgens KarM, verfchilt van de voorgaande door de dieper en ongelyk getand, van onde= te zeer Wollig en derhalve dik te hebben : de (a) Spran Fol. Tanceolant inequalis Belek eon Mentofis , in. duplicato- racemofis. Ulmaria pentacarpos Raj Sat folijs Sc, PLUK. Alm, 393 T, 3210 fe, s. $ 330 Mons. Hf. Ul. p. 323e U, Dam. v‚ stun, 104 TWINTIGMANNIGE HEESTERS HIL. de Endtros is digter en langer ; de Bloemen zyn ke eh rooder en agtmaaal zo klein zegt L1NNAUs Hoorp- STUK. (4) Spiréa met flomp Eyronde effenrandigt pe Bladen en ongefteelde Kroontjes. gek Het Kanadafche naar de Slee - Pruim ger Keidhle. kende Gewas, van BAUHINUS , was G TourNeEroRrT reeds tot dit Geflagt betrok ken „ onder den. naam van Spirza met ong kartelde Bladen als die van ’t St, Ee Van de voorgaanden verfchilt het bov door enkelde Bloemfteeltjes. v..__ (5) Spiréa met Eyronde diep Zaagswys ie ei Jreeden Bladen en gefteelde Kroontjes. — } Iyablaige. Onder de Soorten van die Gewas, dief Siberie gevonden zyn, komt deeze voor, se | ke de Bladen naar die van ’t Kruid, dat mt Gamanderlyn noemt, gelykende heeft De Bloemen zyn wit, en komen by Kroontjess op Steeltjes van één of anderhalf Duim langs miet Aairswyze , maar langs de Takjes voor. | We (4) Spirea Fol. obovatis in EE vbelis tg Hert, Ups. 131. Spit, Fol. integerrimis Pedanculis Cliff. 190. R‚ Lugdb. 277. Pruno fylvefiei er ©. B. Pix, s17. PLUK. Alm, 308, T. 218. f, 5 (5) Spirea Fol, ovatis incifo - ferratis “antie oet pedunculatis, Chamzdryos folio, Anam. Rath: 29 ds ort ABDe A ti rigs (6) Spiréa- met langwerpige, aan de Punt a: gekartelde, Bladen en zydelingf? Bloem- Den Ee tuiltjes. oorD= TUK. De Spaanfihe; met gekartelde St, Jans Kruid VL bladen van BARRELIER, wordt tot een zelf, Spire de Soort betrokken als de Siberifche, met Bla- Gelaat den grootet dan, die van het St: Jans Kruid, ze tu gaaf , nù getand. Van deeze laatfte zyn de Bladen één of anderhalf Duim lang, byna een Duim breed , glad, geelachtig groen, en de Bloemen komen. aan Kroontjes op lange Steelen voort. Door de menigte van Bloem- tuiljes; aan ’t end der Takken, wordt de _ geheele Heefter Sneeuwwit gemaakt, sE on- te Ridder. (7) Spiréa met gekwabde gekartelde Bladen, Ku en Kroomtjes aan % end der Takken. Einen | BDeére ‚in-Siberië door LAxMAN gevon- 5: den, is een Heelter met ronde Takken, zeer Takkig , wiens Bladen naar die van de Gel- derfche Roozen gelyken ;-doch klein en rond. &htig zyn s met drie „Kwabben, waar van de bynaam, | (8) Spi-_ (€) Spirea pol otlongiuseis apice ferratis „ Corymhis Imerdibus. Sp. j. Hyperici folio erenato. Bins. Rar, MIG T, 564. Spire pen en ampliore, medo integro , Toda , AMM. Ruth, 2 (7) Spirea Fol. lobatis Eek Umbellis terminatitus. Mms, aan, eo, fabrotando Opu!i fohiós Aum. Rab, mers et 5 Dan, seus, de 196 TWINTICMANNIGE HEESTERS, ût. _ (8) Spiréa met gekwabde getande Bladen, AEN Tuiltjes aan ’*t end der “Takken. ed De. Bladen van deeze Soort gelyken var vr. die van de Gelderfche Roozen ; zynde hé Opulifslia. Gewas door COMMELYN Paapenhout vh bladige.. Virginie met Aalbesfen Bladen en fierlyk ge bobbelde Zaadhuisjes getyteld. Het wort aldaar Sivenhgrk genoemd , volgens CN . | is En Dae | van den Bast eC9)-Spiréa-met gevinde Bladen , de Ì "getand, eenvormig ; de Steng Heefter dige. tig; de Bloemen gepluimd. IX. Sorbifolia. Sorbenbla- Sorben- of Lyfterbefie- Boomen. _Deeze SO door MesserscHumip in Moeraslige B fchen aan de Rivier Jeniscea, in Siberie, f vuldig aangetroffen , is een Heefter lange id ‚ met t_Stengen kap w (s) Spirea Foliis lobatis ferratis „ Corps Spicza Fol, incifis angularis En 199, GRON. Virg. sselRs Lakdbis, 277. nar ) TOURNr Inf, 618. Boran. Zagdbar 2 Virginiana Ribeûi folio , je Ie Capfulis eleganter IC -O ss Ar cRe De R. Ie Ae, © 492 donker groen, van. de gezegde figuur. „De Bloemen „zegt hy,-komen Aairswyze, OP x. korte Steeltjes-; aan „’t «end der Takken; zy Hoor zyn klein , wit, vyfbladig, met. veele Meels°? uisf dradjes, in ied en WT vabbende APE ë - een Vrugt wordt-uit vyf. Hoorntjes beftaan- de, in de Kelk vervat en als met een roomt: je van de verflenfte M Omrin he deeze Soort ook overeen met de iKen: merken van dit Geflagt , tot het welke vere fcheide Kaapfe „Gewasfen ‚die men thans Di- esma- noemt „ wegens de gelykvormigheid van de Bloem: en ‘Vrugt „ zonder op het: getal der Meeldraadjes ‘te letten „ door. CoMMEL Y.‚N en anderen zyn betrokken geweest *. —_ » âf, * zie 5 „Onder „de … Vee wy vi en, NA dees. Rlsloni tende Gefagr, dae den naam voors van Rosa. Rooieboom. Bloemblaadjes #! cen> Kruikaëhtige Kelk, die Vleezig is 5. Tnet. een wefnaanwden ‘Hals: veel Zaaden „die Stekelig zyn „aan de binnen- Zyde van -de-Befie- achtige Vrugt Ae die Maakt de-byzondere Kenmerken-uits _De Roozen ‚ die” haaren” Latynfchén naam. ’ Van den -Griekfchen - Radon welke ' pia aangenaamen ‘Reuks dien zy verfpreie Bs Bied wordt, in alle Taalen van ons eel behouden , zyn van ouds beroemd, Men vnd * er. wel, in de aat Bladeren, We Daar, yv. stun, a Se 198 TwWiINTiGMANNIGE? nerd II. zo veel gewag wiet”van- gemaakt als van de ri Myrten én andere geurige Kruiden ; doch het Hoorp- blykt niettemin’, “dat Zy vonder>-de >Asraëtieten STUK. _ ook in achting zyn geweest De Turken ver beelden zig Á dat alle Roozen in * cerstewit waren , en door: het Zweet” van Mahometh rood geworden zyn : weshalve Zy-miet lyden, dat de Roozebladen op den “Groûd- leggen: De Fabel -Hiftorie onder Bekangetjen leidt zul De, die ser van gegeven hade aan Harpoers: tes, ‚om haare Günften- te bedekkengren hi van is hét ‘Spreekwoord afkomftig dacindt nog heden gebruikt, wanneer ‘men: iets: „wil houden; hef Hyy onder de 'Root, of onl * "at A * Sub Re- de Roos leed Mheer ld Jupitér een Koning » wilde over de’ Bloemen ftllen „ zegt Ach » LES TAT1Us, zou de. Roos _zekerlyk die Bet ei res want zy is het Sieraad derdar » de, de Glories der Planten „het: Oog der > Bloemen: enz” (+). Van veen zagte Le te ven hiiee zen gerfoe en. angenaamen. „worde enn de- Hoezen: legeseven als ed Sk h Rofs Roozen te levend; oudtyds , eenonbek 5 genoeglyk Leven betekende, Tevensois in de ze Bloemen-een Zinnebeeld, opgeflooten ma | gerganhijkbeid, van ’s sanne mers Kef Kn tee er e aman tirade a CD pn tref Gie dd ie Ein Leser APR reste 199 A Wree ie wyl zy. zo fchielyk verwelken ‚en dan door het afvallen der Bladen niet meer te vinden - \ ZyD, Hier van komt de Zinfpreuk , dat men Hoorn, een afgevallen. Roos niet weder vinden kan; We ze niee dat een Kans, die voorbygegaan „a, ‚ hoe on ook ‚ niet kan herhaald wor- 5 (ft). _Dewyl het Gewas der Roozen fterk gedoornd is en men dus met deeze B te plukken zig ligt kwetst , RA hier op acht gellagen , wanneer men betekenen wil, dat iets heerlyks zelden zonder moeite te bekomen is; zeggende : Geen Roos zonder Doornen, Mooglyk , is daat op wel met de Roos, in ’t Koninglyk Wapen van Schotland, gedoeld geweest. Behalve dit laatfte komt nog, ten opzigt van de Roozen in % algemeen , in_ aanmerking , dat. het Gewas 7 alemaal Heefterach. tg is, in_ fommigen hooger , in anderen laager, doch niet veel boven eens Mans langte grocie nde, en niet dan door opfnoeijing Boomach- Üg te maaken zynde. Zy worden alle van Uit- loopers of Afzetzels door inleggen, als ook van Wortelftukjes » die men twee Duimen diep in de Aarde plant „, voortgeteeld. Veelal moet men de oude Stammen , na verloop van eenige Jaren, weg fnyden » om van de Uitloopers ìieuwe fleurige Stammen te bekomen. ’t Gee Was poetieat uit hard Houtig Rys , inzonder. heid CO aoân, quz prateriit , ne quae iterum, En N He Daer, v‚ srum js mn. Ardi, Horb: Bladen hebben zy allen gevind , ovaalachtig, STUK. ige ‘soo TWINTICMANNIGE HrEesSTERs : verfchillende „waar van zeventien , É, heid de Wortelfcheuten, met kromme Door bezet ‚waaraan men zig ligrelyk kwetst. De _ vyf of zeven aan een Steel: de Bloemen d “gezegd en bekend is » op cen ronidachtig hes ftuk zittende, dat zig Onhe, in vyf ongelk Calyx hee ke ‚ dat men egen woord 8 Kr A rd ES Roos, Zy teeds_ en oo- ken of nog geflooten : 2, Cortex de gebe Slippen , die de Roos omvatten, van ande Alabaftri genaamd: 3, Apices de ‘Meek no die men in de Winkels Anthere tyeelts j- pillamenta de Meeldraadjes , hedendaags na genaamd: s. Folia de Bloembladen, (Bé la,) wier onderfte gedeelte; 6. Unguis gel kende: 7 Lana de Wolligheid, waar Zaaden: 8. Semina, vervât zyn. % Gebruik der Roozen is naar Eaurop'fche Gewasfen, in dit ‘Gefagropget ol | Knoppen of Vrugtbeginzels byna Kloo zeven laarften Eyrond, Hier voie ze re Dao fant barbati; duo fe Crins creatis us haber emee 5 ir tanren EN Twee zyn gebaard ; fa, hhen gantích geen Ae: De vyfde heeft den Baard, aan ééne gn is | OI€“o SCAN DO R TA 21 (1) Roozeboom met ronde , gladde „Knoppen Bloem- „ en ruuwe Bladfteelen ; de Vin- ui bladen pits „de Steng dun bezet met Hoorne regie Doornen ze Deeze , een zeer bekend Gio gemeenlyk Eglantier of Neglantier genaamd, worde door, Rj Es lante- ; E el tiers N de welriekende Bladen- van de „andere Rooze- #1" Kroonboompjes van maaken, om dat bt fyner Takjes heeft en de Bloemen geel. Ray houdt den Eglantier. voor eenzelfde Gewas ‚mer de Hondsroozen , fchoon hy erkent,dat daar van hier en. daar een Struik, aan de ronde Knoppen en welriekende Bladen kenbaar , in de Haagen, van ek gid doreen De, Reuk, in- maar, de ro dat men, in Engeland niet alleen, maar ook in Vrankryk, en in onze „Nederlanden „jä in Duiefchland overvloedig , volgens den Heet HALLER in *t wilde aantreft. Somtyds ech- ter wordt de Hondsroos , met dikke korte „Boornes OD» fomtjds de, fterk, ge- doorn: ek elk aen jn BRE are ay han Beichhens, zn (1) Rya Germ. „glabofs, Pe pedineulisqiië ES Caule: acúe ie | fparfis reêtis , Petiolis fcabris , “Foliolis catis. S st. Nat. 631. p. 348. Ves Xi. Gen. GEEN 393. Rof rte Hi Poliis odoratis. C. B. Pin, 483 Rof Eranieds en Al by za ER Cont; Amin, euver Lustheven en Planta- %e Amt. 1737 BL 2 08e U. Deer. v‚ orux, 5 en Onderfcheiden à die Weten EE aoe TwWINTICMANNIGE HrESTERs, UI doornde witte, die men Duinroos noemt, voor ADEL den) Eglantier genomen (4). … Hoor» “___(2) Roozeboom met de ronde ee en Blad- STUK. IL fleelen gedoornd , aan *t Gewas kromme ‚Aare Doornen „de Bladen » van. onderin, Roest 2 Ba Ld Roestblam.. Kleurig. } dige, …—… Dus wordt door den Ridder thans die ar dere Eglantier onderfcheiden „ Waat toe zjn Ed, de Tiende of Welriekende “Wilde Roes van Dobonévs betrekt , die aan deezen yv k of. de “Nederlanden nooit wild, : alleen in, de Tuinen , voorgekomen was. De ze zal het zyn, daar Govan van meldt, ds in Languedok, en Gärtner als in Prover ce grocijende , met bleekroode Bloemen, men aldaar Erlantier » doch het gemeene vak Gratecuou noemt. De Bloemen, zegt Linsaus zyn paarfch of Pürperkleur, en De be e trekt zyn Ed. daar toe de Gee Jan Bauminus: mooglyk om, ‚dat Ee | vn tagatho2 ri: tezteblie SMANN Krnidboek, Pl‚‚N, sor, san | Crutiaiae. Eglantier, Wilde Rofe. vend aldaat by TABERNZEMONTANUS ; Eglartina by anderen gemaakt: doch Eglantier noemt men in ’t Franch de Wilde of Hone”. KC Te Germ, glob. me: bgn acnlels gcuris fube. rubig, Härr. B Rs ze Don, Pemps, 137, zes Kof fr. odorata, PE: Freroesk: RE DURITEA: EAD daar van, dan de'eene zyde rood , aan de an- ID. dere geel zyn ‚-gelyk wy -dit zien in fommi- gen van onze Eglantieren. …:Waarfchynlyk is Hoorne” het obk deeze , welke de Heer. Harrer in°* Switzerland „aangetroffen hadt, die door on berdn 5 Reuk „der „laden, de nabuurfchap vervulde ee ME , 5) R oozebo: mn met” de ronde Knoppen en BIS id _ Bloemfleëlen glad , de’ Steng met Doorn=oi a. achtige Stoppeltjes , de Bladftéclen ek … Ongedoornd, Kancele “Gemeenlyk voert deezeswegens.den byzon- zonder lieffelyken” Reuk , den. naam van Ka- meel. Roos, Weinig verfchilthet. Gewas van de ira” voorgemeld, De Ploem iskJcin , kleine. Blader fchyntze met de, Hondsroos verward te heb- ben, dewyl by haar inde Velden van Vrank-. ryk, Engeland en de Nederlanden „wild groei jende felt, Zy is ’er in de Tuinen gemeen, - (4) Roo. U) mier van zegt zyn Ed. Flos exiguus imarnatus (ik et incarnatus) Ungue albo, & Oder Pomorum' totam P iam eminus , pradit, Dit zal zekerljk “Oder Foor wil vi len zyn, dat is de Reok der Bladen „ aan “welke men Gewas zelfs van verre ontdekt ; genaamd Rofa Fols es Tebigiofs er odoratis. Helv. p. 350. 63) Rofa Germ. glob. Pedanculisque glabris , Caule Ati. Paldcibus, Periolis fabinermibas. Rofa id Flore ruber- Cam. Epit. 99. Rofa en ‚ Flor, fabrubenti- bus, pino. J Be if, IL Pp: 39 u Dei v, Vs STUER 204 TWINTIGMANNIGE-HEESTERS, HI. (4) Roozeboom: met- de- ronde Knoppen en- Ans Bloemfteelen “glad; de Steug en Bladflens Hoorp-= ‚den gedoornd , de Bloemên aan. Kroontjes, | ge pe zal de Witte Akker - Roos zyn bvan Rofa Ar- BAUHIN us, welke Rávy otder de inlandfte Noardfche. Gewasfen van zyn ‘Vaderland’ opgetekend heeft, rOEDERUS-is-er-de Afbeelding van ge geven. LIiNNAUS fel, „de hoeiolan dj l „means nes aging pen gel el eboo wer … Braden glad, de Bladferlenruand Na Hond; 3 de enso „met: ke dd en is een laag Gewas, met Bladen idee el Pimpernel gelykende , waar van Zy den bed niet Eyvormië “maar Kogelrónd “zyn gelijk Linna us dezelven bevoorens hadt opgege ven (2 4) Rofa Germ, lob. Tehacitane ien lisque aculeatis … Flor. cymofis, Aant, „245 QED. À 398. HUDS. Angl. 142,,Rola Arvenfis cand:da, G- Pins Rofa Gyly. atera minor. FL. aÎbo. RAJ. Arg, AI. pet55e (5) Rofa Germa. glob, Ped, glabris,. Caule aculeis Ì reêtis „Periol. Kabris, „Foìiolis obtufis, Ro mi s Fl. rp cas „Flare ealbo, J. B. Rafi ao í GERARD. Prov en Enumer, A: Paddadikns: Pe so, & Pe 1 ‚J-C:O SANDOR IT Ae 205 (6) Roozeboom met de Knoppen rond englad, _ nyy vde. Bloemfteelen ftekelig s de Takken en Árnerr. „ Bladfteelen witermaate fterk gedoornd, Heerde Dit zou een Verfcheidenhéid ‘van ge Pai pernelbladige , volgens HALLER; en de wel- Rea ôpi- riekende Veld- Roos van Cr us1us zyn, ko-"r" mende _byna--door. geheel Europa voor. Ziezeloarnde, hier de naauwkeurige befchryving van het Ge- was, dat ook in Sweeden groeit, door onzen Ridder. „, De Steng heeft Elsvormige, rcgte, s horizontaale , ongelyke Doornen, zeer digt » by een: de Blaadjes zyn klein, ftomp ovaal, „> Degen aan een Steel, die bridettbornd is: de » Bloemfteelen zyn het ‘omtyds , maar fomwy- » len,en de Vrugtbeginzels dikwils , van onde- » ren „ gedoornd ; de Eat: wit, aan » de Nagels geel ie ne GD Roozeboom met de Kroppen rond, en‚ Vil zo wel als de Bloemfteelen, fiekelig ; de EE ‚_& __ Bladfteelen gedoornd; de ane met ; Doorne ne “achtige ere Dee. (6) gs Germ, glob. glabris, Pedunc hispidis, Caule Pe- tiolisque an. T. 398. Rol Campe Gdora. Bs: if, L Ps 116. Rl ea Campeftris {pinofisfima Flore albo odorato. C. B. Pin, 483. re (Ì) Mantisf. alte p. 399. (7) Roya Germ. glob, hispidis , Endass fbhispidis „ Caute „Aculeis Stipularibus „ Petiolis aculeatis. Rofa Carolina fragrans , medio tenus ferratis, DiLt. EU. 325. T, zá4s. fa 216, IL, Drs, V‚ Srums 406 TWINTIGMANNIGE- HEESTERS, HL _ Deeze Noord- Amerikaanfche , doot Dit: ArDEEL, Len ru s afgebeeld , heeft zeven langwerpig Hoorp. ovaale, gladde, Vinblaadjes, die maar ten hak STUK. _ ve Zaagswyze getand zyn: de Blaadjes vat den Kelk onverdeeld ; de Bloem is rood en bloei laat in de Herfst. (8) Roozeboom. met ronde re; Kof zoe vile pen ; de Bloemfteeltjes ftekelig; de Blad: Es ain nn Takken Reet: de Blade Ee die in ‘Duitfchland, Ered se zerland en zelfs in Sweeden groeit, wordt Appeldraagende genoemd , om dat de Vrugin groot, als Appeltjes zyn , van eene zwart Kleur, rond en ftekelig ; t welk dezelve và andere Appeldraagende, die de Vrugten rood, als Peertjes, en dus Eyronde Knoppen, gelijk de volgende, hebben, Onderfcheidt, Borge md (9) Robben met. byna Klootronde zie eon ladfteelen gedoornd; de Ke | hk The eenigermaate gefieeld. (ro) Ro C8) Ro/a Germ. glob. Pedunculisque hisp, Caalé el fparfis, Petiolis aculeatis , Fol, tomentofis; Afdt 399: rd Fol, urtinque villofis, re (pino. Har. Helv, 359 ie Stee, IL. p. 1295. Rofa fylv. Pomifera major, C‚ B. Pit. éh @ Rofa Germ. fubglob, glabris, Pedunc. aculeatis hpidër ule Petiolisque aculeatis, Calycinis Foliolis lanceolstis ie Syst, Veg, XIII. et en Stekelige Bloemfteeltjes ; de Sten 180 SA MBT CE ofte ROOF (ro) Roozeboom met ronde Knoppen ‚ die zo wel als de- Bloemfteeltjes ftekelig zyn; de Steng en Bladfteelen. gedoornd; de Bloe- Hoorn: men Kroontjeswyzee — ur. ÁFDEELà De Uke Xx. Deeze blyft , wanneer menze in Potten houdt » „raten en ’s Winters in huis zet , niet alleen altyd groen „ maar geeft ook het geheele Jaar door” Bloem en Vrugt, mids menze voor den Vorst bewaare : zo dat die. met dubbelde Bloemen, van deeze Soort , een fieraad der Winterhui= zen is, hebbende de Roosjes wit of bleekrood van Kleur. „(xr) Roozeboom met Eyronde Knoppens die Altyd Oene. XE Rofia Cena zowel als de Bloemfteelen ftekelig aym3rifoùa. Takken gedoornd ; de Bladfteelen onge-aooan abn be N ï EE 26 ae pee Ä, d / 2 Een der bekendften en gemeenften is deeze onder onze Roozeboomen „daar men wel veel. bladige , van bleekroode witte-en geele of hoog- roode Kleur , doch weinig enkelde van heeft. Crusrus heeftze de Honderdbladige Holland- Sche (re) Rofa Germ. globofis Pedanculisque hispidis ‚ Caule Periolisque aculeatis , Flor, fabumbellatis. Rof: Mofchata fem- Pervirens. C. B, Pin, 482, Rofa fempervirens Jungermanni. Clus. Hij. 11. App, altera. DiLr. Elthe 326. T.246.f. 318. Cx) Rofa Germ. ovatis Pedunculisque hispidis , Caule his. ans „ Petiolis inermibus. Rofa multiplex media. C. Be Roft Centifolia Batavica fecund:. Crus. Hif, u. Dear, Ve STUK. pot TWINTIGMANNIGE HEESTERS 1 fche Roos getyteld. Gemeenlyk noemt meme Ar en Provence- Roozen , waar van de -Naamsreden Hobb zo wel als de afkomst onbekend is, Ik zalze STUK. niet nader befchryven (+). Van de bleekroode Zelwy worden de--Bloembladen hier te lande , daat menze te Noordwyk in onverbeeldelyke mt nigte teelt, tot het destilleeren van Roozewatet gebruikt. Men maakt ’er ook een Conferf el Syroop van, die zagtelyk laxeerende is, welke hoedanigheid dermaate in deeze Roozen heerfchts dat fommige Menfchen door den enkelen Reuk, in een Tuin vol van deeze Roozen, tot Afgang worden aangeperst. Derzelver Geur vervult d geheele nabuutfchap „ en-maakt dus eene Roc zengaard nog heden, gelyk- van-ouds, bemio® Iyk;, zo voor den Reuk als voor t Gezigt ( Rs (12) Roozeboom set de Knoppen Eyrd, wee ie cen, zo wel als de Bloemfteelen, frekeligs Roose oor de Takken en Bladfteelen frekelig gedore eet hier Franfche Roos getyteld, is en en naam, van, ml Roos algemeen 4 Wiz ze re zi C d) Flos guaf tornatus » Zegt de Meer MuRmay. De is als een gedraaïde Kn nop. tiolisque hispido -aculeatis. Rofà rubra multiplex. C. B. ea 431. Ro rubra fore femipleno. J. B, Hif. IL part Pr en iegata plena, Mir. Di. T. aar Belt Benin End ‚B. Pin. 481. Rofa praneltina alba & 1e NIK p. 32. Tei B Ait ep ik kds aop daar “men zo ‘wel enkelde als “dubbelde van UL heeft „ die zo fterk niet van Reuk zyn als de AfBezr. voorgaande. « Het “Gewas: komt ’er, in ’t uiter- Hoorp- lyk aanzien „nagenoeg «mede overeen. VanSTUE- deeze Roozen wordt een. Konferf gemaakt , „4, °°57 die eene regt tegenftrydige „ naamelyk famen- trekkende óf. (toppende-en: verfterkende hoe- Ee nd, heeft, v | eene, Verfcheidenheid „huis gebragt. Men vinde daar van Witte en Bonte. Van de Roode «Roozen- worden. de ;Meelknopjes , by-den, naam „van Anthere. Ro/arum, en het Laad, onder de Winkelmiddelen- geteld. (13) Roozeboom met de Knoppen Byrond en ed 8 XHI j glads de Bloem en Bladfteelen Jiekelig s Rafa de Takken ongedoorndi or aut Upina, BEV oh ne dr tek eik 4 witzer. stern Hele et DN dan, Deeze €45) Ro/ Germ, ovaris glabris„Pedunc. Periolisque hispidis pe erm, Rofa Campeftris Spinis carens-bifloca, C, B. Re Rofà zabello Fl, fimplici non fpinola, J. B, A52, 1, Bages zon fpinofa, HALL. Opase, 218, Dat vor seo TwWINTIGMANNIGE HEESTERS u Deeze ongedoornde Roos: is door den Heer a sia Harrer in de Bosfchen der Switzerfche Al. maor. STUK. pen waargenomen, zynde zeer Takkig „hard van Bladen ‚met een welriekende Bloem , hoog Ens 2 Karmozyn-Kleur , in't midden bleek „de Vrugt met zagte Doornen , meest van onderen, er wapend ende Bloemfteeltjes; alleenlyk ‚ een weinig ruig of ftekelig. ’t Gewas ‘verheft # tot een of twee Ellen hoogte: (14) Roozeboom met Eyronde Klk zo wel als de Bloemfteelen glad zjn; à Takken en Bladfteelen gedoornd. Deeze , gemeenlyk Honds - Roos geneard, groeit in ’c wilde door geheel Europa, enb zelfs in Sweeden zeer gemeen, alwaar ed Niupon noemt. ‘Ook valt zy, in ons 4 op de Heijen ‚ aan de kanten der Ader ‘Zandg: „en in de Haagen by Ne den, op de Veluwe, in Vriesland en- elders _ overvloedig ; wordende by Harderwyk f | goorn Eeen, ’ Gewas is fterk gedood a | s-als in tweeën verdeeld a Dieèker of en rood met witte Nagels; de Bloem redelyk groot, zo wel als de Vrgtr die Kegelachtig rond is » glad en re C 14) Rofa Germ. ovatis P, gn ie eed 399. a re pian des: 187. bn ende EE ee Nod RO ea HN skoda dir Vrugten zyn inzonderheid van deeze Soort in _ HI. gebruik , om dat zy in- grootte uitmunten … es Ti wordende dezelven „ onder den naam van Cy- da nosbaton of Cynorhodon „ na dát het Zaad ‘er**UEe “uitgenomen is, gedroogd” zynde, * zy in Poei- „” Polgzye jer of in: Afkookzel , als een Bloedzuiverend „Middel aangepreezen. — Een geheel “Werkje is over de kragten van dit-Gewas , onder den esbatologia „in ’t licht gegeven. t Gedeftilleerde Water der Bloemen is. niet minder. geurig, dan dat van de gewoone’ Tuin- roozen,. De Konferf heeft een famentrekken- de hoedanigheid ; maar het voornaamfte gebruik , dat men ‘er van heeft, zyn de ingelegde Vrug- ten of Roozenknoppen en derzelver Geley tot verfrisfching en verfhapering : : want dat het Roro Uitwas, RS ‘akken van decze Cynasbati , of de Wortel Even tegen de Hondsdolheïd of Watervrees zou dienen, vindt by „verftandigen weinig. geloof, Deeze Spons- _ Jes, dic men ook tot andere gebruiken heeft-… vangepteezen , Zyn Nesten van zekere Gall. Wespen „ „gelyk een ander glad Uitwas der oozen. of dergelyke „Wilde. Roozeboo- men, ’t welke door zekere Boor - = Wespjes Vortgebragt worde pe „Verkeerde Zy dee. (A) Ziehier 1 DEELs xr. STUK van deeze Made ee zz ed 209, pig slee Eh pn Li ArDEEL, gehouden en dus in de Winkelen genoemd geweest (H)- ed 5 (1 5) Roozcbioi. met de Ean. lie B markt STUK. Xv. Bofa Tai ek, Iyk __Acheïden. SPETivER beelde deere onder den XAT. Rofa pee sd, Wangeude. ar2 TWINTIGMANNIGE HEESTERS ze Uitwasfen voor het Bedeguar der Arabieren rond zyn, zo wel als der. Bloemficelen glad, de Lladfteelen grdooend,-d de Tuig byna ongedoornd, > Deeze groeit , zo. wel als de Negende Soorts in China; doch beiden zyn zy van de gemeen- zamde Chineefche Roos wel te onder paâfh var Rofa Cheufan af, en fchryft 'er cel Vruge als Geneverbesfen aan toe. Zy heef; de grootte van de Lvfterbesfen , ‘volgens onge Ridder. De Bladen beftaan uit vyf Vinblak EEE Mg. ‘jes, van onderen Wollig, van boven glad: de | „Bloemfteelen zyn. lang en enkeld: de Takken hebben hier en daar een fyn Doorntje. (16) Roozeboom met rn Kof dd dit f _(f) Bedezuar di ealiz hispide , in ge Ténrbre lines. LiNN: Fl, Suee, P. 148. Bedepuar Fungus Ni —dus Infe&t:. Mat- ain Vid, HOEFFMANN. de Medicam. of zéinalibus & Dono (15) Refa ed ovatis Pedanculisque gates ene ‚nermi, Periolis aculeatis Rofa Cheufan glavra Juniper feat, te bie (16) Refa Germ. ovaris glabris, Pedune. Cauleque bis Periolis inermibus, Fruêtibus pendulis_ Rafa Sanguiforde wd en sa longo pendalo, Duz. Eb. eik: 1:c-ots-a“ Nipo Ei iK 1 8t3° glad zyn, de Bloemfteelen en Takken Sten } ee kelig , ongedoornde Blad ner en hangen- En de /rugten. hei Onder den naam van Roos met Bladen als „Lr van de groote Pimpernel, met eene lange han- gende Vrugt, is deeze door DaiLLEnIUsaf- gebreld = en befchrecven. Haare omnes Wordt gelteld in, Europa. GD Roozeboom met Eyronde ‘gladde Knope _ xv. pen ; de Bloemfteelen frekelig; de Takken gn, er „en Bladfieclen gedoornd, Ruin zo: gemeen als éêne der gemelden is deze“ Soort, die men Witte Roos noemt, de Lusthoven van Europa, alwaar zy de Bloems perken en Wandellaanen „nict id verfiert , doordien zy een me in Roozên, komende daar im naast aan de kglan= tieren. Indien het de eerfte van Doponé us is, gelyk de Heer Murray. vastftelt „dan … sche zy ook niet in ’t wilde te groeijen in ms Wereldsdeel, hoewel de Heer JACQUIN haar in *t Kreupelbofch by Weenen vondt en Gerarp in Provence. Ray. heeft opge meikt, dat Es behalve de groote, die in, de 8 (17) Rofá Gem. ovatis elebs Ee, Caule ttiolisque aculeatis. Roft alba vulgaris mjors C. B Pin » Rofa Gariva prima, Dop, Pempr. 186, pe. Rofa alba Eloro Pleno, Beer. Beeren é,T. Ed, B O3 EL Dai V. STUK. HL zige TWINTIGMANNIGE HEESTERS Haagen van Engeland, zegt hy , zeven of agt Anass, Voeten hoog groeit, een kleine is „, die de Heee Roozen ook wit, doch in ’t midden een’ wei- | _ nig rood heeft , welke hy daar van in Soort “ piet oordeelt te verfchillen, De laatfte, ook in Provence voorkomende , daar men de ge _wóone Witte Roos in de Tuinen heeft, hadt, volgens GARIDEL, hiet meer dan ander of twee Voeten hoogte. De Bloemen zyn; „gelyk men weet „ongemeen zoet van Reuk -en-licflyker dan andere Roozen, Het Water, À „daar van gedeftilleerd „ wordt in ’ byzonder tegen de Oog-Ontfteekingen. aangepreezen.… De naam van Roozen van Damask (Rafa n an Damascene) wordt dikwils aan de genen die “men Provence- Roozen noemt, als of. dezelven van Damaskus in Syrie afk inie warciig ge 4 geven, Sommigen fchryven dien. naam aande gewoone Witte Tuin - Roozen toc, % Ie ker dat de afkomst der Roozen, die. os 3 Europa heeft, niet even zeker is; et zy allen uit Eéhe Soort zouden geipro 4 zyn, gelyk de vermaarde Doktor Ee 4 wil, ís vit het aanmerkelyk en weezentlyk vers fehil der Takken, Bladeren en Knoppen, en ad dere hoedanigheden, hier opgenoemd, niét waarfchynlyk. Men kan ligt toeftemmmen, dt de zes eerfte Soorten veel overeenkomst met de Hondsroos hebben , maar het verfchil vab deete, van de gewoone Roode , bleekroode Witte Roozen , 8 ook azelver verfchil @ Toer scam DORE MS MD , der malkanderen , in ’t byzonder de tegenftry= LIL dige ei „doen blyken, dat ’er wees DEEL. zentlyk- verfchillende Soorten zyn ; vusfctien Halls wêlken: men “wederom. veele Verfcheidenheden* TUE heeft; zo dat het eigentlyke onderfcheid ders, Pha Soorten van Roozeboomen, van welken Mun- TING ers dertig gekend hadt, waar onder gn mêt een purperblaauwe Bloem ‚ naauwlyks en misfchien door de Natuur niet pl is. R ue us, Braamboos. De Kelk is hier ook iú vyven gedeeld, met vyf Bloemblaadjes ‚„ maar de Vrugt een Befie, die uit eenzaadige Korrels beftaat. Het getal der Soorten, thans vyftien , is in ad Heefterachtigen en vier Kruidigen verdeeld, ur n maaken daar van de De gewoone E Eerfte uit, als volgt. „(1) Braamboos met yyf- en drievinnige Bla. , den, de Steng gedoornd , de Blaafieelen ie met Sleuven. s ien Deeze brengt de Gewoone Braamboozen °”* Voort , van roode en witte mad: wordende & Fat lbo & tavis, Cs B. Pin, 479 4 He Dia, v‚ Stom. en 216 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. UI, naar dezelven in’ Eranfch Framboifier ; in ’t A: Engelfch . Rasberry- Tree getyteld. De Vrugten Hoen! zelf noemen de’ Duiefchers Hunbeeren of Hin- STUK. beeren. „ en wy ookwel Hinnebefiën, In vit tluy Sweeden „ alwaar zy ook groeijen , is-behalve de gemeene naam Hallon „ die van -Bringbaer, Fallbaer en Brombaer-of Ullbaer bekend, De Laplanders heetenze …Gappermurie , ’t- welk eenigszins naar den Spaanfchen naam Cargamo- ras fchynt te gelyken, De Latynfche Rubus leus by welken ’er DroscorIDEs val > zou van den Berg Ida in: Griekenland afkomtftig. zyn. Op. Steenachtige Gronden; die woest leggen , komen de Braamboozen in Swee den, Engeland, Duitfchland „ Vrankryk en le lie , ja zelfs aldaar in de Bosfchen,, wild voort; doch hier te-lande vindt men- ze niet dani de Hoven. an t Gewas beftaat uit Stengen „die veelente sclyk vit eepen Wortel fpruiten, welke @ %*% voortloopen naauwlyks te bedwingen je De be „Takken zyn met fcherpe Doornen ‘gewapend, — —_€n draagen Bladíteelen van drie of vyf o ovaale s-van onderen wit en Wollig, van bo- e ven helder groen. > De Vrugten, iedereen bee _ kend, zyn zeer Sappig en aangenaam rins Van — Sinaak , van eene verkoelende hoedanigheid, De Syroop daarvan gemaakt, als o®k, het ge deftilleerde Water ende Geest: worden onder de” Winkelmiddelen geteld, Een-”geurige € zeer kragtige Wyn kan ’et van isin kg Proson acne REE. den, De Toppen; Bladen, Bloemen en ofte type Vrugten, zyn wegens de mente hoedanigheid vermaard. enz (a) Braamboos met drievinnige van onderen Jen Willige Bladen , de Bladfteelen rond, de oord Steng gedoornd. nerts In Virginie en Kanada grockt deeze Soort" van Braamboozen „ welke zeer Vrugtén draägt-, én door een RT Waa- fem, die op de. Steclen legt, van de-gewoo- ne of Europifche-, welke, in -Virginie ook groeit „ onderfcheiden -wordt. In Penfylvanie vonde Kar Mm dezelve een groot Onkruid op de Zaaylanden te. zyn , maakende, door haare langs deg Grand voortloopende Ranken , de leggende, ek Akkers gevaarlyk blind à En Sant het Gewas hadt onge- ere an Doornen. De Vrugten , die het draagt , zyn gewoonlyk zwart, doch fomtyds ook rood , rinfer en aangenaamer dan de gewoone Braamboozen, zegt onze Ridder, ar te Lande wordt ’er Wyn van gemaakt, 3) Braam- (2) Rabus Fol. ternatis fubtus sarmestoût Caule aculeato , Petiolis tereribus. KALM. Ze, II; p. 283. Rubus Fol Yongiori. bus &c. SLOAN. Fam. 73e Hifl, MW, p. 109. T. 213. f. 1e Kij. Dendr. 76. Rûb, 1deus Er.” ‘higto Virginianus, DiL1, Eltb, 327. T. 287. £- 319. Rub, Amcte magis ereâus, Spinis Be Stipite coernleo. PLUK. Alm. 325. GRON, Ping, u, IL Diit, v‚ Stor. et e18 T WINTIGMANNIGE HersSTEas. HL _ (3) Braamboos met drievinnige kaale Bladen, ad de Siengen en Bladfteelen met fiyve- Horb: Haairtjes bezet. gen Deeze , in Kanada alleen door Karm ge li vonden ‚kan daar van te regt den bynaam Ruige. voeren. Haar verfchil van de voorgenndend is uit de bepaaling blykbaar, iv. __{q) Braamboos met drievinnige „van onderen shr a Wollige Bladen, de Steng ruig, hebben: ukki. de „ zo wel alsde Bladfteelen , kromme By RuMPHIus is deeze, onder den naam van “kleinbladige Molukkifche , voorgefteld, in vergelyking met de Grootbladige Braamftruik, die aldaar ook groeit, en Bladen als van de Wilde Wyngaard heeft, De Bladen zyn geen zins kleiner dan in de Europifche Braamboo- : zen, naamelyk een Vinger lang en twee Vine geren breed, zo hy zegt, eh daarom is de bynaam van Kleinbladig hier verkeerdelyk ovérs — genomen, % Gewas wordt een hooge Heeft, 7 2 die Dral is, met kruipende len, en draagt Vrugten als onze Braamboozet. 5 doch Waterig en laffer van Smaak, 5) Braam En (3) Rubus Foliis ternatis nudis , Caulibus Petiolisque bie pidis. (4) Raius Fol. tern. fubtus tomentoûs, Caule pist, Petios ze lisque Aculeis recurvis. Rubus Moluccanus parvifolins. olins, KUME B Amb, Vp. 88, Te 47. F‚ 1. be OT AGN Dr EES AAN (5) Braamboos met drievinnige, van onderen. Hil, e Willige Bladen , de Steg , Bladfieelen “ro en Bladen, wollig. „met kromme Doornen. H | Deeze, door SLOANE op ’t Eiland Jamaï-" Ken ka gevonden 5’ kwam in alle opzigten, byna ; en Pe, met de gewoope Europifche Bransmelen , thans Jamain 5 3 te befchryven, overeen; doch: en Takken ee en „Bladen Wollig ‚ de Bloem en rugten kleiner. Hier is de Braam met an witte Bloemen, van Maenorrus, thuis gebragt. »(6)- Braamboos. met drievinniges bykans kaale vr, Bladen, -de. zydelingfe-tweekwabbig , de, ride Takken rond en gedoornd, Blauwe De rie van deege Soort , die op de. Men … in Gelde voorkomt CC ) 5 « : len. Het Gewas” Freh wieden van het — volgende te verfchillen ; hoewel men het mede dikwils onder den naam van Braamen begrypt , op plaacfen daar het een zo wel als *t-andere groeit; gelyk in Sweeden; alwaar die van Goth- land EN Rubus Fol. tern. fubt. tomentofis, Caule ‚ Petiolis Fo- que pu recurvato-aculeatis. Jfant, 75, Kubus Fol, fongioribus” fubtus molti lanugine obdatis &c, SLOAN,. Jan. u: p- 169, Di (6) Rabas Fol. terms fubmudis’, taterali'sas ned Caule zenlearo tereti, Rubus repens Fruâu c2fio. C, B Nuus minor: Don. _ Wms, Harn. Zlelo. 3á4e Ue Dier V. Srux, in. 479, » 742. Rubus Caule aculearo Fol; 220 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, UI land hetzelve Pfalmbier , de Smalanders. Bie Arpeel. gernbaer heeten , enz. « Het Loof is laager Hoor rine Takkig en donkerer;-de Takken je, STUK: zeer fyn gedoornd, de Vrugten blaauw. vir. (7) Braamboos met vyfvinnig gevingerde em | pf drievinnige Bladen ‚de Takken en ld Remates. fteelen gedoornd. Men noemt deeze ‚ die Heefterachtiger @_ hooger is van Gewas, gemeenlyk Braamen 0 ook Erummelen , in Vriesland Tonbeijen. De pe naam ‘s in Engeland Brambles of Blackherries , in Vrankryk Ronce en in Duif land -Braemen. -Zy groeijen in”’e-wilde dot _ geheel Europa. Zeker Bofch, by Bernt Switzerland „ wordt , wegens de menig vuld: dige heid van Eek Braamen , Bremgarten gehel | zegt de Heer Harren. De Vrugten, komen ryp zynde, zyn niet onaangenaam, en dezelven kugnen , als men iets des — heeft, in gaan door drooge Zandige plät — fen, tor geffhinee ftrekken, E gi, (7) Rubus Fol. quinato- digieatis ternatisque » Za lisque aculeatis. FL Swee 409 , 444. Rubus Caule aculeads Fol. tern. ac quinatis. Hort, Cliff. 102. GRON. Vin R. Lugdhar, 273. Rubus vulg. £. Rubus Fruêu nigro- ch, Pin, 479. B, Rubus vulg. major Fru&u atbo. RA}. arg P. 467. 9, Rubus Flore albo Pleno, MAGN. Hert. 15e” ie TT co s A ND R 1"”A sor Kinderen , die dezelven ‘veel eeten ; de Dau- II. worm en Zeere Hoofden! veroirzaaken-zouden. ÁrpeeLs Onryp: zyndes-bevdtten „zy zekerlyk. een_on- Hoors- gezond „ wraùg’» Sap, dat-echter als-een Sa- STUK«= mentrekkend: Middel dienen kan „ wordende de Bladen daar toe ook: wel, inzonderheid in Gor- geldranken voor em van Mrs en Keel, ‘gebruikte zot eee De Groote Wilde ed, eardie: in %* Griekfch Batos genoemd en derzelver Vrugten heeten: deswegen. „Mora „Buti-, die men in ’t Rob en Mel, Diamorum behoort-te gebruiken en-niet de Braamboozen „ten 2y:men dezelven rood en. onryp”neeme : want in die Winkel. middelen wordt een ‘famentrekkende kragt- vere eifcht, In de en van ons Land, in. en, welk, aan den Grond. raakende ° weder Wortel dehiene » Als natuurlyke_Voetan- gels, die een onverhoedfen Wandelaar ligt “doen tuimelen en dus dezelven „niet gemakke- lyk maaken te begaan ; terwyl men zig ook deerlyk, kwetzen-kan aan derzelver Scherp ge- _«doornde Takken , die oud wordende rf mMaate toekig IT “2% Gewas is ‘ongemeen. fraag aa des patuur- lyke Kleuren uitgegeven, door den Erlang fen Hoogleeraar ScH MIDEL, die de--Afbeeldin- en. van alie ‘andere. Autheuren » Zo ten opzigt ‚van 1. Deen. Ve STUKe Par 232 TWINTIGMANNIGE HEESTERS MI. van het Loof en de-Geftalte „als van de Bloeri. Aan been Vrugemaakende deelen. vergelykt, en _aane goorn. merkt; dât de Bloemblaadjes-zeer {lap en teder STUK zyn, waar yan-het getal dikwils meer en van Peeluy- „es ‘tot tien „doch doorgaans vyf is, in deeze os Soort; zyûde het getal der Meeldraadjes ome trent «anderhalf -honderd;- Van’ de Stylen € Vrugtbeginzels komen doorgaans tot veertig-of vyftig in ieder Bloem voor, doch waar van het derde deel, op ’ _hoogfte, tot Besfen of Kôt- tels voldraagt „-zynde -detzelver Stoel rondache tig, niet en gelyk vin. de Praamb: zen. De Bladen zyn digt raan den ) meest /vyfvinnig”; naar „boven “toe drievinnigs en aan den top- komen. fomtyds-enkelde voo. De grootften ‚zegt hy; hebben de Rib gt doornd ;>derkleinften fomrtyds ongedoornd, zeer drooge Gronden vindt ‘men de enden de Takken, de Bloemfteelen «en Bladen, met € gryze „Wolligheid- bekleed. “By den oirfprons f van ieder Bladfteel zyn twee Stoppeltjes.. Be verver de Grond is, hoe’ zwaarder getrost de ee Bloemen er a voorkomen, „De : of Hoofd ys inhet wild groeijende — Gewas, altyd mir dte langs den Grond, — doch de kleine , jonge Takken verheffen 28 opwaards.. Behalve de Verfcheidenheid dië wit te Vrüùgten draagt, en-die “met dubbelde wol te Bloemen, als iets“raars’ in” de Tuinen houden wordende, heeft zyn Ed, ook eer Ie: 0 Scam DRT A 03 gedoornde en anderen opgetekend (*). Met Re pe dubbelde Bloemen. zyn deeze Braamen i in den lan Elfaz in ’c wilde waargenomen (út). Hoor, roe (8) Braamboos met gevingerde , tien-, vyf et ele drievinnige en de bir One: naden rs «Áche, Van deeze Kanadafche, ook « sE den Heer Kar M waargenomen, zy de “Takken paarfch- achtig ‚ de Bladen Lancetvormig , wederzyds kaal, zeer dun, met fcherpe Tandjes: de Blike jes Lancetvormig; de Stoppeltjes {mal en fpits. Mirren heeft ’er de Afbeelding van ge- GEVEN. (9) Braamboos met enkelde gepalmde Bladen; 1x. bees in de. Openbaar Kraidhoven 1 bekend, en — (*) SCHMIDEL Jeon. Plant. Notimb. 1562. ad Tab. Ip. Elec. Flore Albe-zegt zyn Ed.ewel, haalende Tounse- FORT „ GARIDEL , en anderen , die- het 5 ook hebben, aan ; doch, dewyl de Bloemen in de gewoone Braamen ten naaste by wit zyn, volg ik HALLER , die ten deeze opzigte zegt , abe „en RAY, die. de. Wilde Braamen met witre nden heeft. zee men, ame Caule oi Ee zij Euitidien plaets; Caute i inermi mulef. fdio multifloro. - Ho Horte, Clif. 192, Ups, 133. R. Lurdh. 274. Man. ze 223. Rubus odoratus, CoRN, Cerad; Tág. T, 155 IL, Daar, v‚ sum, 24 TWINTIGMANNIGE HeErsTERs U. en insgelyks uit -Kanada-afkomftig ‚voert pe AGI 'CoRNUTIs die haar in Afbeelding gebragt Hoor»: heeft , den naam van Welriekende Braam- STUK. _ boos, (zo) Braamboos met enkelde Hartvormige gé zi - lei kwabde Bladen, en neerleggende gedoorn- Bree ” de Takken. Dit is de Breedbladige Molukkifche Braam- ee an RumrHius, die te regt deezen ie dat zy veel breeder van d is dan. de voorgaande Soorten, Het ge heel Gewas is met fyne Doornen zo-digt bee _ dat men het naauwlyks kan aanraaken, zelfs de Bladen, die de langte hebben van zes of zeven Duim „en nog meer breedte’, in figuur gelykendenaär- het Loof ‘vân den Wilde ‚„Wyngaard. De Vrugten zyn beter ‘dan dië ° van de gemelde Kleinbladige, groeijende rf op Ambon. xn. (11) Braamboos met enkelde lennie dear vormige „ Zaagswys getande ie 5 Takken ongedoornd ij Gewas achtig. Dit is een en Heere ‚ in Jen ged (1o)-Rabas.- Fol Geaplicibë cordatii git eni leato decambente. Rabus Moluccanus heki Nape 38-T. 47. fo12 et nt en Rubus Fol. Gmplicibus Corti tiong Ed ermì fuffruticofo, %. GRE AISe 0000 ij a nge ser EN ETS RAE ie pt NN „Ie 0 s A ND RI A 225 jendé , inet een regtopftaande, gladde , weinig ML getakte Steng „ waar aan gefteelde Bladen over, ArDEm& hoeks , die wederzyds glad zyn: Aan ’ end Hoorp* der Takken komen enkelde Bloemfteeltjes voort ; “TUE draagende Bloemen met ronde witte Blaadjes „a, „Polar in éen kleine Kelk. De vier laatfte Soorten , äls geheel Kruidig se jk voor de “volgende Afdeeling POTENTIELTL A, Een Kelk in tienen gedeeld ; vyf Bloem: blaadjes: Zaaden die rondachtig en naakt zyn; aan een kleinen Sappeloozen Stoel Rs 3 zyn de Kenmerken ván dit Geflagt 3 mese veel naar die der Aardbefiën betikeig | veele. Soorten , waar onder gek de Eerfte Heefterachtig is, naamelyk id I) Potentila. met gevinde Bladen, de Steng is k Heefterachtig hebbende, be / _ Deze ‚in de Tuinen van Eùropa bekend , achtige, | groeit (t) Potenrilla Foliis pinnatis, Caule Fruticofo, Syst, Nats XL. Gens 634. pe 350. Vig. XIII. Gen. 634. p. 396. H. Cliff, 193. Flor. Sec. 416 „451. Re Lugdbar, 276, Huns. Ang, 105. KALM. lân. II, pe 263e Pentaphylloides eretum Fraticofarn Eboracen. Moms. Hit. II. p. 193,8. 2. T, 23. fes, Hortul. Anzl. T. p. $4e Pentaphylloides reftum frures- CEN, WALTER. Hort. os. T, 17, RAy. Hifi. p. 616. Pentaph', frueofa latior, ÄmM. Rath, 88. T. pt 17 & 89. T. 13. f, 1, Ì. Den, v‚ soe, 225 TWINTICMANNIGE HEESTERS, EIL groeit natuurlyk in Engeland ‚ als ook in Swee: er den en Siberie. Het onderfcheid, dat zig tus- “Hoorp- fchen de Engelfche of Jorkfche en de Siberie STUK. {che openbaart, naamelyk, is niet grootet , dan wig Vst gene ’er in verfchillende Planten, daar van, uit Siberie wordt waargenomen. De  ren hebben het. Gewas onder der naam vaa Pentaphylloides befchreeven, en het is by ver fcheidene in Afbeelding vertoond , wordende … van de Oelanders. Tek geheten, Zonderling _dat hetzelve dus de koude deelen van Buro alleen verkiest tot zyne Woonplaats. et LIN heeft het in Siberie gevonden, met A van een of twee Ellen hoog, bezet met tjes ‚ waar aan een Blad, diep in A deeld, van boven groen, met witte Haairtjë» van onderen geaderd en minder Haairig ds veel naar die van het Vyfvingerkruid de: doch in het gedroogde Exemplaar, zyn Ed. uit Daurie overgezonden , ward Bladen weezentlyk gevind, De Bloemen bre men enkeld aan-’t end der Takjes voort, dt van het gezegde Rys zydelings uicgefchoote Waren. In een laager Gewas van dien gelden aart, niet hooger dan een Voet opfchietender waren de Bladen dikwils uit zeven Vinnetje even als in het Jorkfche, door Ray b IE en Heefler …Wiyfblad genaamd, waar in ed de eigenfchap als in de Siberifchen , va8 P melyk aan de Takken af te fchilferen, ” genomen werdt. | pd €08 A RDR EA 2 Cauy-éAânrmus. Kelkbloem. Arp: Een vyfbladige, Kruikachtige Kelk, met ee a Hoeks: : kleurde Blaadjes fchubbig bezet, Veele Stylen srur. — met een geklierden Stempel. Veele Zaaden, poss die geftaart Zyn, binnen een Sappigen Kelk” Vervat, Dus zyn de een van dit zon- derlinge Geflagt van Planten öpgegeven, waar toe men twee Soorten betrokken vindt. (a) Kelkbloem met de binnenfte Bloemblaad: I. jes langst, sbes Fia. Dit Gewas , in Karolina groeijende; gaat avons: volgens Caresser een Heefter van agt of ** tien Voeten hoog, mêt Bladen als van den Kornoelje - Boom, welks Bloemen „uit dikke Ko- bende een Kelk met omgeboogen Blaadjes , fan de zelfde Kleur. Gedagte Autheur heeft het Gewas „welks Bast» Kruiderig is, naar Kaneel ruikende , in Europa ingevoerd, alwaar het driederley Naamen bekomen heeft, die geen van allen door onzen Ridder pöedgekeurd CG) Catycanibas Petalis interioribus longioribus. Ôyst. Nat, Gen. 639. p. 353. Pig. XI, Gen. 639. p. 400. But- Corni faliis 8e. CATESE, Car, I. p. T-áé; on Vi. ene. een Pa 1 Dii. V. Stu, 228 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, II. zyn. Dus hadt de Heer pu Ha Mer hetzelve ArpEEL. Bytneria met Anemones Bloem, en de Heer Hoorp: EnreTr Beureria geheten. De Heer Mir STUK. LER hadt hetzelve Bafteria, naar mynen thans Ee overleeden Vrind , Doktor BAsSTER te Zi rikzee, getyteld , en gaf daar van voor reden, „> dat hy zulks uit Vriendfchap en Achting voor », denzelven hadt gedaan, om dat die Heer in »» Zyne kostbaare ‘Tuin veele ongemeene Plan- „ten bezat „ welken hy niet kaarig was, aal 3 Zyne goede Vrinden mede te deelen,” Li: _ Naeus hadt, geloof ik, niet beflooten „de Naam geeving zo ver. uit te hide: of alle de zoë nigen , die wel in Geleerdheid vitmuncende, doch geen byzondere bevorderaars der kunde waren, daar in te begrypen. Onder tusfchen is evenwel naderhand , door wl mynen Vrind , niet weinig ten dienfte eid | Kruidkunde. uitgevoerd (*). u. — (@) Kelkbloem met de binnenfte meet | pre … jes kleinst, | Tiinee DE Gemis. door den vermmrdd Ever che. prER in Täpan waargenomen , was van Nä _ quin en dus uit China derwaards Ee | (*) Die Naamsverandering „ door den Heer gaans | isreeds voor den Jaare 1762 gefchied: wylen de Heer rl EER fierf. in Maart deezes Jans wei zynde, in megan een Brief van zyn, Ed. ever ’t Kruidkundig Sanenfl ® 4 LINNZus (2) Calyeanthas Peralis interioribus minutis. & 5 ze Robay; KAEMPE, Arman. 873, T. 879. Ie os AN D RI A 229 werdt, wegens zyne fchoonheid , aldaar in de Del. Tuinen aangekweekt. Het hadt de Takken x, vol Merg , ongeregeld bezet met dunne T'ak- pee jes en Lancetswys ovaale Bladen , effenrandig Deef fterk geaderd, wederzyds glad. Voor het uit- „ia, komen derzelven , in t vroege Voorjaar , open- baarden zig de Bloemen, van eene Sterachtige fguur „ uit agt groote Bloemblaadjes beftaan- de, en van binnen even zo veel of meer kleie nere Bloemblaadjes. hebbende „ geelachtig met Bloedkleurige Stipjes, omringende een pierami- daalen Styl of Stamper. De Reuk der Bloemen Was als die van Violen, doch lastig, zo men ze veel rook. Het Zaadhuisje was anderhalf Duim lang, met Schubben bekleed, Koffykleu- tig bruin, in een weeke Pap eenige Zaaden ds Turkfe Boontjes bevattende, vaneen Olie: achtigen, bitterzoeten Smaak. _ XL HOOFDSTUK. Befchrjving van de VEELMANNicE HeEr- STERS , Polyandria , dus wegens het onbe- Paalde getal van Meeldraadjes genaamd ; waar Onder de verfcheide Soorten van Kappers, Cittus en in ’ byzonder de Theeboom » voor- en, D: Plantgewasfen » in deeze Klasíe , wor. den VEELMANNIGEN getyteld, om dat het getal der Meeldraadjes in dezelven zeer P EH, Daan, v‚ Srus, 3 dette | B 230 VEELMANNIGE HEESTERS. Til. «groot is ,-zynde die altemaal op het Vrugibe En ginzel geplant, en niet in den rand van den Hoorb- Kelk „ gelyk in-de voorgaande. Klasfe plaats STUK. ‚heeft; welke “onderfcheiding wan meer belg vise oee abn mf het eigentlyke getal der Meeldraadie, de Eenwyvigens gelyk byna alle Heefte man wle ‘er. voor die de Blotm En, Drie-, Vier-, Vyf-, Zes- ‚ Agts Negen, Tin en nme Ke ite Hec geul der GN WIT een tt ‚ Dit Geflagt heeft een Eenbladige aen Bloem „ met eenen - zesbladigen Kelk, zonde de Vrugt eene vehehen zaadige Befie, 1. De eenigfte Soort (1), in Zuid- aad Ajercsre- ook in de Westindiën groei ijende, is een 6 zi Heefterachtig, met Reidt ene of | Ranken. Kimmende Marcgravia , met de att ten Straalswyze geplaatst , heeft ld (1) Marcgravia. Syste. Nat, XII, Gen. 640. p. song Gen. 6so, p. 405. JaCQ Amer. Hif, p. 156. Te 96 MME via fcandens &c. PruM. Gen, 7. Jo. 173e Marcgravia add) Folüs Caulinis fabrotundìs &c, BROWN. Fam. 244 chr d Phyltiridi feandenti affinis major , Folio erasfo fubrote” SLOAN. Jam 15. dee, PA POL Y AN DRIA 231 deeze getyteld, De Bladen zyn in byzondere _ UL Planten van geheel verfchillende figuur , ZO de ÂFDERL, Heer JacQuin aantekent, Lancetvormig;, Hoorne. Eyrond, ovaal of Zeisfenvormig, De BlocmenSTUke maaken Kroontjes „uit, aan ’‚ end der Ranken ater beftaande. uit menigvuldige Steeltjes, van gely- ke langte ‚ in * ronde geplaatst en horizontaal uitgebreid, … _De Bloemen. verheffen. zig, zynde makt„ met een afvallend Blad en Kelk. Het midden van het Kroontje wordt beflagen doer Honigklieren, ongefteeld , dikwils vyf in getal, opgeregt, de. figuur hebbende als van een Helm of van-het bovenfte Bloemblaadje der Bloem van het Kruid, dat men Wolfswortel noemt, met den Mond naar den-omtrek geplaatst, fom- tyds Bloemdraagende , fomtyds niet. De Vrugt is doorgaans. in den H ver ». be- vrtende, het, ‚Zaad in cen. hoormade Pap, vol gens Heer JacQu IN, die dit Gewas in de Bosfchen der Karibifche- Lilanden vondt , wordende hetzelve van de did ‚Bois de Couilles geheten, ER LER, In dit Geflagt ì is de Bloem en Kelk, beiden, dricbladig , de Vrugt een vyfholli ige Befie met veele Zaaden. De eenigfte Soort. ( IJ, Facquinia door Me- "CES, Zine ni Syst, Nat. Weg, XIII. Emi Eal3e Ps 405, Alant, “Geet el, 247, Jeequinia, Moris, Ms. Ie re 232 VEELMANNIGE HEEST@RS, HIL ris genaamd _ » _ groeit by Karthagena in de nipt Le Wes tindië Ke Takken. De Bladen : ‘overhoeks plaatst, zyn Hartvormig ovaal „gefpitst, 4 wyze getand, eénigermaate ruig, byna vormig op Steelen, die rond en glad zyn. Bloemen , door de Meelknopjes geel, kc meest aan ’t end der Takken voor ts Jeder | haar eigen | Steeltje, dat tond” en mig dek Ht pn an CX PRARI 8. ibers: : ge vst De Bloem en Kelk zyn, in dit beiden „ vierbladig ; de Kelk Lederachtig Vrugt een Doppige- Befie, die gefteeld ééne holligheid, dà, Het bevat thans dertien Soorten , © ken de Gewoone de eerfte is, als v A ( 1) Kappers. met _enkelde eenbloe Sala. PR tjes, Doornachtige Stoppeltjes. Ps “ Gedoorn- Bladen en ovaale Zaadhuisjese Deeze Soort groeit in de Zuidel (1) Capparis Bedunculis folit, unifiaris „ Foliis annuis , Caps, ovalibus, Syst, Nat, 358. Veg. Xi. Gens 643. p. 4os. Cappätis & Clif. 203. Mat, Med. io. Re Lugdh, 476: GRON TS xs4. Capparis Folio rotundo & folio acuto. Ce Be Los. Jeon. p. 634, 635. TOURN. Zuft. zele Ti Pempe. 746. Capparís”Sicula” erve Boce, Sic, 79 Te 42. , de, 0 PEOTET VALERA TEAST 033 van Europa ‚-in de Levant en in Barbarie, UL ArpeeL, GARIDEL zegt , dat menze omftreeks Aix sr, in Provence “overvloedig in de Muuren ziet Hoesss groeijen, en: niettemin verbeeldt” hy zig, dat®” dit Gewas uit Italie-of van’ elders -derwaards via. overgebragt Zy > wordende omftreeks Toulon Monogy= in menigte aangekweekt, _Natuurlyk groeit het ep ’t Eiland Galeta , als ook omftreeks Tripoli dn ‘Aleppo in Svrie, zo R AuwoLr aantekent, Men geeft het in de mecfte Taalen- van Eu« ropa, met eenige verandering „den Latynfchen of Griekfchen naam ;-gelyk het dus de Italiaa- nen Capparo „ de“ Franfchen Cappres „de Engel- fchen Capper en de Duitfchers Kappers hee- ten, Het is een eee > Wiens Takken niet : er en p gedoornd z der eeen. reidende zig, wanneer menze niet onderfteunt, ook in ’t ronde langs den Grond uit. „De Bladen, daar aan groei- jende, zyn in de eene fpits ovaal, in de an- dere ftomp-en byna rond , ’t welk eene Ver. Scheidenheid. uitmaakt , by Loper duidelyk afgebeeld. Tot de cerfte behoort die-, waar van Boccone fpreekt , als op ‘Sicitie gróei Jende, met dubbelde Doornen. Uit de Oxen len komen enkelde Steeltjes met ronde Knop- PE, die open gaande witte Bloemen uitgeeven , lange Meeldraadjes, met een zwaar getop- ten. Styl, en daar op- volgen Eyronde Vrug- Ps 1. Dean, v‚ sru, | es 234 VEELMANNIGE- HEESTERS IL ten, vol kleine Zaaden , die rondachtig of Nier Sk vormig zyn. Hoorp- De vermaarde. TourRNEFoRT heeft Fa STUK. Bloemen Vrugt der Kapperen zeer fraay in en Plaat vertoond. Men gebruikt, in de Genees konst ‚ noch de een noch andere ; maar de Knop: pen vorderd afgeplukt , eer de Bloemen ont looken zyn, en dan, eenige Uuren gedroogd zynde, in Azyn gezet, met eenig Zout, Dee ze ingelegde Kappers gelyk menze noemt, ftrekken tot opwekkinge van de Eetlust en (ot verfrisfchinge of tot Toefpyze inzonderheid by Vleefch of Vifch. ‘Sommigen hebbenze, ds een openend. Middel , tegen de Miltzugt aaf gepreezen. De Bast der Wortelen, gedroogd zynde, is onder de Geneesmiddelen in gebruk, komende in verfcheide Samenftelzels der Oudste 1. (2) Kappers met enkelde genbloemige Steelijfs Zakieke _ Doornachtige Stoppeltjes , en Bb Ceylon: _ derzyds gefpitfte Bladen, - En Een. Ceylonfch Gewas, dat. naar het” voor 4 | gaande veel gelyke, doch door de fint Ee ‚5 Bladen, die by Wilgenbladen vergelceken ng £ den, daar van verfchilt , zou deeze Soott maaken, (3) en Ae Capsaris Ped. folit. unifioris, Stip, fpinofis, Fol. eva» utrinque äcutis. PY, Zeyl, zo. Capp. zeil, duplic. $ spins, Fok aeuwo Ber. Mus. 625. Capp: pinofa Fe Fot: oblorigs Bols Geyho 53. BOEM. Pr, Ind sis, Bark KA ln AE IE 6 3) enen met Kroontjes-Bloemen ; gedoorn: u. de Stoppelijes en Eyronde , uitgeguipte , Armas JFaarlyks. af vallende Bladen. Hoorn. TUK. Een Malabaarfch klimmend Boompje s dat It. gedoornd is ‚ met bleeke Palmbladen ‚van Pru- 225: KENETrUS afgebeeld , maakt deeze Soort uit „ge. welke de Bloemen zaan Kroontjes van enikalde Bloemfteeltjes, op *t end der Takken , Te i en Befie-achtige Vrugten, (4) Kappers met Kroontjes- Bloemen, de Bla. RP den doorgaans digt by een. rbladie® Onder verfcheide nieuwe Soorten van dit Ge- flagt, welken. de Heer JAcQurn: in de West- indiën tnagenren heeft , isdeeze een Boompje doorgaans- zeven. Voeten hoog, welk in dige Bosfchen dikwil ils twintig Voeten h bereikt. Het heeft Lancetvormige Bladen , tropswys’ groeijende, de Bloemen-zyn ech: Duim breed en de Vrügten donker paarfche Peultjes van een of anderhalf Duim Jang , bevattende, in een witte zelf{tandigheid, eenige weinige Nier- achtige Zaaden. (5) Kap- G) Capparis Bed. ambellatis Stip. Spinoûs , Fol. annuis Q atis. Arbuscula Baccifera fcandens {pinofa, Fol. rn PLUK. Maut. 27. T. 338e fa 3. Ronn. PA 118. (4) Capparis Ped. umbellatis , Fol. _pasfm confertis. B e 1674. Cappais frondofa, Jacq, Amer, Hif, 162, F; & Ve STUK, 236 VEELMANNIGE HEESTERS. nm (5) Kappers met Kroontjes - Bloemen , blyven- EE de Lancetvormige Bladen, die van onde Hoorp- ren Wollig zjn , en agt Meeldraadjes. STUK. De Takken van deeze Soort zyn Roestkleu- „Fering en ruuwachtig 3 de Bladen Lancetvormig ; Roestklein gefteeld , effenrandig. Hier wordt de Heefkers ge. _ gchtige Crateva t'huis gebragt, welke Doktor BrowNe op Jamaika waargenomen eg hebbende Trosjes van Bloemen in de Oxelen. wi. (6) Kappers met eenbloemige Steeltjes, bijven Baduia. —_ de langwerpig osarsen ne ger, baar. naakte Bladen, ie Dit Gewas groeit aan de Kust van Malabäts alwaar men ’t Badueca noemt, en daar heteen Boompje maakt van byna eens Mans hoogtes met den Stam ongevaar een Arm dik , wordende wegens de fraaïheid der Bloemen in de Toine dige. Kappers , die Boomachtig “is , met eene | langwerpig Eyronde. Vrugt van P Pruisen | (s) Capparis Ped, ambellaeis ‚ Fol, perfift, laneeolatis , fb tus tomentofis , Flor. o@tandris. Am, dead, V. Pp. wr Oene tava fruticofa Sc. BROWN. Fam pu Je _{$) Capparis Ped, unifloris, Fol. perefimaht, gn lla gis, determinate confertis nudis , Capp‚' inéitnis &c. ns Cliff. zog. Capp. alia arborescens, Lauri foliis Sc. PLUM: ks, à z. Breynia frùticófà &c. Biount Fam 246 T. TA «Hor, Mat; VI, p. os. T‚ <7. Raj. Dedr. he ede Fi. Ind. 138. Po LY AN D R T-A. 237 en de Heefterachtige Breynia, met kleine zong den, De Bladen zyn wederzyds glad ‘en meest Hoorp- van onderen flaauw geaderd, STUK (7) Kappers met veelbloemige gehoekte end- Pan 3 Steeltjes , de Bladen blyvend flomp ovaal. phare. u Lan, Tot: deeze Soort betrekt men de Laurier- wiee. bladige Kappers met een zeer lange Vrugt van PLUMIER , en de Karibifche Boom, met tondachtige Bladen, die Haauwen draagt met Pap gevuld, naar een Honden - Schaft gelyken- de, van PLUKENET, deswegen Cynophallo- Phoros genaamd. Het is de Boom naar de Acacia gelykende , met enkelde rondachtige Bladen, en ronde gezwollen ame draagen- de, wier e Schil is, hebbende een witte Vezeiige ee wel. ken SLOANE in de Bosfchen op Tanka trof. De Heer JACQurN nam denzelyen op de Karibifche Eilanden van zeer En gedaante waar, doch altoos iets byzonders, dat den B apncief eigen is, in zvne Geftalte hebbende. De Bloemen waren zeer welrieken= / de. CG) Capparis Ped. multiferis terminalibus, Fol. ovalibus perennantibuë , Gland, axillaribus, Capp. atberescens Lauri foliis, rn Ie. 73 fer. Breynia fruticofa , fol. oblone gis obtuis. B N. Jam. 246, T. 27, É. EC. SLOAN. Fam. 153. Den U, p. 59, Ray. Dendr, Xen, Jacq. Amer. Hf, 158. T. IL Daar, V, Sruz, 538 VEELMANNIGE HEESTERS. ML de, hebbende de Meeldraadjes dikwils vief ee on Duimen lang en den Styl nog langer , welke moore een Vrugt wierdt van een half Voet lang, STUK. omtrent een Vinger dik, van buiten groen met RS: PY een tooden Naad en tweekleppig. Dezele _ gaat aan ‘t Gewas open, en de beide Kleppen — rollen zig naat ’t Steeltje op, laatende allengs | de Zaaden uitvallen , die in een rood | zitten, en ne uiefpruiten; zo dat ment niet groeibaar ii Bofope overbrengen kan, Va de Franfchen , nadtes werde dE “Zaaden Pois me of Duivéts. Erwten e | heten, be rt, (@) Kappers met getraste Bami raf | Ns werpige ftompe Bladen en B aat  bloemige. Prugten. Mer verwondering zie ik deeze, die ak 5 fieachtige ronde Vrugt heeft, op de 00 de volgen. Zy is zeer fchoone van Jac ii genoemd , wegens de fraayheid haarer. ef men , die „geelachtig wit en aangenaam vù_ Reuk zy, hebbende de anderhalf Duimf Meeldraadjes den eerften Dag wit, den d d genden fchoon paarfch, Zy maaken Tros of Aairen aan ’t end der Takken, en jo ieder Tros komt een of twee Vrugten voort , VE id fs) tj Ped, Racemofis Dr Hip. 163, 7 106. Por Ya ND REA 239 twee of vier Duimen middellyn , ryp worden- pe de zo walgelyk en ftinkende, dat ’er geen Dier EN fmaak in beeft. Men mogtze dan wel Duivels- Hoorp » Appelen heeten, .By-Karthagena kwam hem die Gewas op de fchuinte der Bergen. voor, be- „ia, Hompe reikende in de Bosfchen twaalf Voeten hoogte. (9) pep met ar getroste Bloemfteeltjes „IX. aale Blade smaliladi- “ai die de Bladen zeer lang en fmal heeft E was een fraaijc Kroonboom, van vyftien Voe- ten hoog „ gedagten Heer menigvuldig voorko- mende in de groote Zandige Valey , in welke de Hoofdftad van Venezuela in Amerika , Coro genaamd , is gelegen. De Bloemen zyn in deeze Soort , zegt zyn Ed, zonder Reuk en js hier zo lang gefteeld niet , als in de andere Soorten van dit Geflagt , wordende de Vrugten kleine kort gefteelde Peultjes. De Bladen zyn , aan de waterpasfe Takjes, allen opwaards geftrekt en aan derzel- ver end komen de Bloemen Troswyze voort. (to) Kappers met getroste Bloemen, die agte _x, mannig zyn ; blyvende langwerpige Bladen , Ë eed ei de Kelken en Bloemfreehijes | Wollig. ee ls) Capparis Ped. belieein Fol, tinearibas, Sp, Plant, 7. sf linearis, JACQ: „Am. Hift. 161. T. vor. ols , Flor. o@andeis. Capparis Breynia, heven Hip. p- 161, T. toze Breynia Fol, oblongo - ova. lin 240 VEELMANNIGE HEESTERS Hd Deeze, van dien zelfden Heer afgebeeld et me 5 befchreeven , komt ook by anderen voor, Dit Hoorn- Gewas is het, van welks Bloem Pater Puu* gn MIER den Geflagtnaam Breynia gevormd wig 7 heeft, zo hy oordeelt, begrypende ook, dt _de Agtmannige , naar de Breynia gelykendeBoon van LOEFLING , niet hier toe behoore, . Bloem immers hadt in deeze veel meet da agt Meeldraadjes. De Vrugt is een zeer lange, dunne, en Haauw of Peul, Het een Boe van tien Voeten hoogte „mi onaanzienlyk, op de Karibifche' Eilanden end nabuurige Kust, veel aan den Zeekant bir groeijende. ne (11) Kappers met veelbloemig e sd Pylbladie Pylswys’ Lancetvormige gladde ed 8 Deeze is van den Heer Jacqurn en haftata geroemd , wegens de Pslvorm 5 der Bladen, Zyn Ed, vondt dit Gewsb} Karthagena in de Bosfchen, en merkt a, 4 het Vrugten Ger even als die van 8 gede vende Soort. 4 E Ee (12) BE met vergaarde end ifs exuofk, | ak- 4 kige. libus, R, Lugdb, 476, Sp. Plant. 1, P- 593 Breynia! laag, Foliis. Plum, Gen, 40. BREYN Ze. 13. À oi (11) Capparis Ped. multifloris, Fol. haftato- u pe nitidis, Capp. haftat: « Jacq. Amer. Hift, 159. Tabs 174 EE (zz) Capparis ped. congeftis terminalibus , Fol, perl. longis obtufis ze Ramis fexuofis. Morifonia fet Am, Acad, Ve p. Po k-T Ac NDR: A 24E blyvende langwerpig frompe gladde Bladen _IN, en bogtige Takken. 3 Deeze, op Tanks gevonden, heeft de Bla. perez den fmaller dan de Breynia, knikkend, Leder- agonogye achtig en gefteeld; de Vrugt is-mede zeer” lang. Men heeftze Morifonia genoemd gehad» (13) Kappers met veelbloemige platachtige sin. * Steeltjes, en blyvende , langwerpig Laán- pn ed eee gefpiufte , van onderen gefbippelde wige. Bladen Ne Breynia , met Eyronde wedet= ze gefpitfte Bladen, en een zeer lange , ron- de Haauw, is deeze van BROWNE, die haar op Jamaika vondt , getyteld. Het Gewas ge- lyke veel naar dat van de Zevende Soort en fchynt naast overeen te komen met die Soort: van Kappers, welke door den Heer JACQUIN op ’t Eilard St, Euftathius gevonden is, zynde door denzelven onder den naam van Capparis hianá voorgefteld , als een van alle de aderen verfchillende Soort (*)._ M u N- (3) Bi dand Fed. _multifloris compresfis, Fol pêrfiftenti- " - » acuminiatis ‚ubtus punêatis. Biej. hed Ec. BROWN. Fam. 247. Planta forte &ce (*) Capparis Ped. muttifloris „ Fol. ovatis , acùmînatis, Wrinque nítidis, Fruêtibus glabris. Jacq. Am. Hif. 159, * Oostindich Gewas , door Rumemmus Carardas geheten, &t men te Baravia veel tor Heiningen gebruikt, is wel door “a Het NL, BURMANNUS vweemaal voorgefteld, onder den Epa eet 242 VEELMANNIGE HEESTERS. ur MvUNTING1: A. AFDEEL. De Kenmerken van dit Geflagt. *t welk naar ae den vermaarden MunNrine , weleer Hoog: Eewy- leeraar in de Kruidkunde te Groningen ‚ zyneB Pig. naam draagt , buiten de algemeene van deeze Klasfe en Rang, beftaan in een vyfbladige Bloem en een.vyfdeelige Kelk ; zynde de Vrugt een „veelzaadige Befie, L De eenigíte Soort (1), hier van voorkomeï» pryrind nde, voert den bynaam van Calabura, om dit zy onder den naam van Witte Calabura voor “gelteld was geweest, Muntingia met een Flo zagt Blad en eene grootere Vrigt is zy by Prumrer getyteld. De Plant mét fmallere Lotus - Bladen , een Bráamen - Bloet en een veelzaadige Benivdrde Vrugt; “welke de beroemde SLoANE op Jamaika vondt, wott hier thuis gebragt. De Heer JAcQ vin, Gewas op St. Domingo waarneemendes, heeft deszelfs Kenmerken naauwkeurig en en aangemerkt , dat het een vo js val REE ke ES naam aris Car hade ter zelve Be aje emd mee STi, ij bladz. 393. ai (1) Mantingia. Syse, Nar. XII. Gen. 651 P. vale XIII Gen. 6sr. P. 408. Jacq; Amer. Eft. 166, Te Wh Hort Cliff. zo3, _Muntingia fruticofà villofa &c zoom ln 245. Munt. Fol. Sericeo molli , Fr, major. prun, Jee Galabura alba, Puk. Afm. 75. Mant, 34. Phyt Te ij % Koti arboris folio anguftiore &c, SLOAN. zoo, Wp 10, Te io. G 1, Ray. Deddr, za, Pans Y AoNeDeekidsE 248 twaalf Voeten hoog, met lange ruige “Takken; HE die de Takjes bezet hebben met langwerpige, Er gefpitfte, Zaagswys’ getande Luymige, fcheeve Hoorper Bladen, vier of vyf Duimen lang, brengende *T0ke uit de Oxelen- twee Bloemfteeltjes- voort „ waar „is, van het eene na het andere zig van agteren naar vooren keert, wanneer de Bloem-ontluikt, Dee zelve is- zonder Reuk , wit, Roosachtig , een Duim- breed ‚ met een Krans van Meeldraad- —_ jes, die in ’t midden een. rond en dik Vrugt- beginzel hebben. zonder Styl , met een Schild. vormig: geftraald Hoofdje, dat vyfhoekig is, in t midden van de Bloem uittteekende, zo lang alsde -Meeldraadjes, Men kan hier uit eenig denkbeeld -krygen- van de reden van gedagten bynaam. „De Vrugt is een. geelachtig roode Bee fie, welke-in-de eerfte opflag eenhollig fchynt te zyn-s doch in- Water gedrukt , dat ’er het Zaad en de Pap uitgaan , baarblykelyk in vyf Holligheden verdeeld bevonden. wordt. De Mallam. Foddali- van Malabar, die bez voorens tot de tweede Soort van Celtis betrok- ken was*, worde thans hier thuis gebragt door * Zie 1 Linneus. Indien echter de Besfen van dien D. 111. st. m eenzaadig zyn, en de Bloem op hetVrugt- “*’ _ beginzel zie, gelyk de befchryving duidelykaan- Wijst, zo kan dezelve niet tot dit Geflagt be- hooren ; te minder, dewyl deszélfs Bloem twee ‘\ùimachtige Draadjes heeft , die "er de onzen den Naam aan doen geeven van Maanen. Pluimen, Voeg hier by, dat alle de andere aanhaalin= 2 IL Das, v‚ Srux, | Bs je 244 VEELMANNIGE HEESTERS, ‚HL gen, hier gebruikt , van Westindifche Gewas ArDEEL. fen zyn en tr DeríiM A. vig T_De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn; een vyfbladige Kelk, zonder Bloemblaad- jes en een tweezaddige Befie. 1. _< Hier van is maar ééne Soort (1); op Ceylon sin groeijende , door de waarneeming, van den vere Sankige maarden HeERMANNUsS bekend geworden, “ die den bynaam. van Rankige draagt; fchoon het, volgens de befchryving, een Boom is, met Beukebladen , geplooid , geribd en gefteeld, brengende uit ieder Oxel een losfe Pluim voorts van gefteelde Bloemen , die langer is dan Bladen. «De Ceyloneezen noemen dit Gems Koroswael ,„ om dat zy van de Bladen, dé hard en ruuw zyn, tot glad wryven of polyfiëì gebruik maaken. De Hoogleeraar N; L. But MANNUS heeft een fraaije Afbeelding det van uitgegeven, Dewyl Rreept maar vyf __ Meeldraadjes aan het Malabaarfe Gewäs, B — naamd_ Piripu , Rea, zo is die tig Lk (2) Delima, Syst, Nat, XII, Gen, 672. Pp. 364. Vig. gif Gen. 672, p. 411. FJ, Zeyl. zos. Am, Acad, 1 p son en. Hal Vil Tse, Bon F. Ind. vaa. Taik forf ë ge gidis, BUS Bik sen 3 Ì ie P: 0; ror iA SWIBER GEEK AF LAGERSTR OEM IA nl: Een zesbladige gekrulde Bloem; een zesdee, ok lige Klokvormige -Kelk ; veel Meeldraadjes , srux.. waar van de zes. buitenften dikst.en langer dan _Aonogys de Bloemblaadjes : maaken de byzondere Ken-”* merken uit, De eenigfte Soort (1) van dit Geflagt „ dat. 1 naar den Sweedfchen Heer LACERSTROEM, 87/25 die de Kruidkunde doot’ zyne Réizen in Oost- Oortindi | indie veel bevorderd heeft, genoemd is, komt by Rumrrius. voor, onder den naam van Tijin- Kin, baarblykelyk van Chineefchen oir- fprong. * Die Autheur zegt , dat het een fierlyk Boompje is , met verfcheide Stammen opfchies tende, omtrent Mans langte hoog, wordende wegens zyne ee in China in de Tuinen nagehouden, De Sibi- van Kaitlitendi die hier aangehaald wordt , in Japan groeïjende „ was een Gewas als de Gta: naatboom , met längwerpige ‘gladde Bladen, digt by erkende ani dt Takjes, die aan ’t end groote Bloemtrosfen hadden, van twee of meer’ Shah omtreks, — De Bloemen waren zeeft fraay, rood van Kleur, als Anjelieren, uit zes Blaadjes „aan den rand gekruld, beftaande ‚en an lange Steeltjes EE egen 5 de, 6. Lagerftroemia, Syst, Nat. XIL Gen. 667. p. 365. Vig, KU, Gen, 667. p. 412. Mfant. 402. Tsjin- Kin, RUMPH, Amb, NEL pe 61 T‚-z8. Sidi. KABMPE. Am, pe 255. Q3 U, Dans, yv. Srue 246 VEELMANNIGE HEESTERS. TIL" de, met veele ‘Meeldraadjes gevuld, - Van de ArDEEL: Vrugt van dit Gewas wordt niet gefproken. > stile. Tr aA. -Thee- Boom; Buijs De Kenmerken van dic Geflagt zyn; een he zes= of negenbladige Bloem 3 een vyf- of zes- bladige Kelk , en een Zaadhuisje dar uit die Bolletjes is famengegroeid, srt Van hetzelve Zyn. twee. ‘Soorten: zetel, — paamelyk Etage € wi 7 {'Thèe” “Doom vier iltis D Bloemin Theebahea. T° wai 'Thee-boe. _Deeze Soort is, het. Gewas , door erfchei de Autheuren afgebeeld en belichte vens dar de gewoone Thee of. Theeboe uitlevere. De eelt leevende Theebdompjes werden den_3-Oktbrt des jaars 1763 door den Sweedichäni Kapich EKEPERG in Sweeden gebragts-zymd hadt, opgegroeid s en aldaar in. leven 0 den. Sedert weinige Jaaren heeft met „ze mk, en ted ger uit Rar, 128, T, 954, Thee Sinenfium. en le. 17. T. 3-Boee: Mas. Tiá. T. 94 Chât- Re Evonymo affinis Arbor Orientalis Lene Î LUK, Rede TAR kn ief Poen © acnrpimstek. Sag men , alwaar. men ze duur verkope Natuúur- MIE. Iyk groeit dit Gewas in China en “Japan vaat AFDEÉg de-kanten van- Heuvels en vaan de Oevers der Hosss:’ Rivieren wild 47 doëh meestal worden ’er Plari-STUE- tagien “van: aangelegd: „Men vinde -het van Cane „2553 ton af tot: aàn-Peking, de Keizerlyké Zetel ; we , die op-gelyke Hemelsbreedtebyna als hake. legt „en waar het niettemin, volgens de Waarneemingen «der Jefuiten ,”s- Wintêrs. dik» wils-kouder zis- danin de middelfte deelen van Eoropa , jä zelfs dan te Stokholm :- zo dat men ’t-mooglyk by ons wel houden. zou kun- menin de open Grond, … De gewoône haam, ís zekêrljk vanden Jas panfchen Theh „of van den Chineefchen Tsjaa afkomftig. - Het is by PLUKENETIUS, one der den raam van een Oofferfche naarhet Paap ykende Boom, die Noot jes draagt en. een Roosachtige Bloem heeft, taamelyk ‘wel afgebeeld , als ook-by BRE YN1us, wiens-Afe beelding ín het Matwur- et Konst - Kabinet van Doktor RaNovw is nagevolgd; z-doch een der besten vindt men by KarMmP ren in deszelfs Uitlandfche Vermaaklykheden. Gezegde -R a- NouUw heeft, wel zo es: van de Thee in’ Nec ‚da hebben Werk: van Karmrrer, delier op de plas 4 ‘zel. d Ke. Yv. swoz. 248 VERELMANNIGE HEESTERS UL zelve onderzogt heeft, zal ik daar van het zaa- Aeg er kelyke hier plaatzen. Banse De Thee-Boom is een Heefter , die meer STOK. ‘dan zes Voeten hoog wordt; vertonende zig vige. wend als een Boompje, dat op de rmanier der Elzen van onderen: af Takken uitgeeft „ hebbende een zwartachtigen , Houtigen , Wortel. De Stam is met een grysachtige Schors bekleed , doch de Takken zyn Kaftanje -bruin , en de jonge Lootjes groenachtig. Het. Hout is hard en Draadig , met weinig Merg. De Bladen, nat die der Kerfenboomen, welken men Morelka noemt , volmaakt gelykende als zy volwas zyn , en altyd groen blyvende , komen „ j005 zynde, gelyk menze plukt, fmisfchiën meet mt die van het Paapephout, uitgenomen de Kleur, overeen. De Bloemen fpruiten- in” de Hett uit de Oxels der Bladen „ van gedaante ds& Wilde of Duin - Roozen „ een Duim. en mett breed ‚wits: van een flaauwe Reuk, wt 20 holle Blaadjes beftaande , en gevuld mer een | menigte witte Meeldraadjes: die geele | hebben, «waar van:hy ‘er tweehonderd. er derij | in eene-Bloem geteld hadt, Zy zittenóp Steel tjes van veen half. Duim Nib: en hebben een klein Kelkje,' dat vyf- of zesbladig is. pe Vrugtbeginzel , binnen de Bloem, wordt OE Vrugt „als gezegd en bekend-is:, -dewyl fomtyds in de gedroogde Thee vindt.” Zy * be ftaan „ naamelyk ; volkomen: zynde , uit ©” Zaadjes of Noorjes „ tegen elder 20E zit E P or tT AN DRT A 249 voegd , waar van de Pitten zeer Olieachtig Ils zyn, fchielyk rans worden en dan een zeer Asngee onaangenaamen Smaak verwekken. Hoorde’ De Thec- Bladen hebben , verfch zynde ,STEE — iets nadeeligs voor de Herfenen in zig, als; Duizeling en Beeving verojrzaakende; welke ei. genfclrap men, door cene rooftering in Pannen of op Yzeren Plaaten over ’t Vuur, terwyl men Kruid voor ’t aanbranden geftadig met de Handen roert, en dan verder door ’t zelve op een Tafel of Mat ftyf te rollen , zo dat eenig Sap daar uit gedrukt worde; aan ’t zelve be“ neemt, Hoe langzaamer die rooftering gefchie- de, en hoe meer dezelve herhaald worde, hoe beter, Vervolgens droogt men de Thee - Bladen op nieuw en paktze in. „De Laaper zouden ‘Vervo gens eigenfchap geheel ontdaan, en wordt zelfs Hart- flerkende geacht te zyn, inzonderheid bekwaam. om de Geeften op te wekken door haaren S naamen Geur: want de Bloedzuiverende en Welzen. hoedanigheid, die men ’er ge- meenlyk aan toefchryft , zal meest afhangen van het menigvuldige warme Water , waar me» de men de Thee gebruikt. De zelfde nadeelen „ die men daar van onder ’t Menfchelyk Geflag. te plaats ziet hebben , zyn over den- geheelen t gemeen. De beste dingen worden, te veel of, in „tegenftrydige omftandigheden ge- bruikt IL Deer. v‚ Srum, ik eso VEELMANNIGE HEESTERS HIE bruikt Zyhde -fchadelyk. De. Chineezen, die a EL. veel Varkens» Vleefch-en Spek en overmaatig Hoorp- Vet by de Spyzen eeten', drinken-den gehee- STUK, Tlen:Dag: zonder-nadeel Thee. De Europeaanen on en völgen dat gebruik daar te Lande, en bevin den zig wel. daar ‚by. Het gemeene Volk kookt, opveenige plaatfen, de Ryst in Thee- Water, en dan is dezelve, zo zy zig verbeelden, veel voedzaamer… Luiden ;van Vermogen hebben et piet mirder op. … ‚dan wy, met Thee- Gezek happe ter zelfs in de, 'Toeftel en de manier. van de Thee te Schenken groote Li. hebbery plaats h efts wordende die Konst gn „wanneer, de Je Jaaren. kryged, of tdi) âltoos een Koffertjë by zig, met al hèt gene hiet, zetten en drinken van Thee vereifcht w Sommige en döën de Thee, tot ‘een fy Pot | gemalen, by eer, Lepeltje vól in éen Schotte — óf 1 Komtnetje met heet Water en roeren dl el daar in on, welk zi dad Ees lrpene vt ‚ daar mat E Water B ‚ eenige en vol. Thee in: 5 ì werpt , zettende dan een Mandje’, « Ze Opening fluie , daarop , uit hetwelke een jee, ge die Dorst heeft „ den geheelen Dag, m: ar be lieven, gaat fcheppen : want die Pot 5 aug mam geïouden, De le te Pe Wi san & PE Pro toine 2 derde Thee „ dient tot het verwen van Zyden Stoffen met eene bruine Kleur , wordende „Ár ten dien einde, een._groote menigte daar van ‚H byna hen s tit pont, naar Suratte , overge-sTuke Scheept, 9 Van de manier van. t Derk of misbruik der Thee- Wateren. in ons Wereldsdeel jn als iedereen, bekend „zal 3 ik nict fpr ‚Alle merk ik aan „dat de menigte menigte van Thee, die Jaarlyks - overkomt, verbaazend_ groot s doch tevens’ het gebruik. algemeen is. Men kan ook niet zeggen. dat: ‘het geheel afte keuren zy: want in veele Menfchen- „en in veele Omftan- digheden „is, zekerlyk de Thee, nuttiger dan Bier, Wyn. of „dergelyke Dranken. „Maar of zy inens Klimaat algemeenlyk Begonder den dan de Koffy zy, gelyk f D meer. beelde Ot ven, bef: E Ri ores Eys, Ine ek ze an de Thee zjn PIE Vrfchet: denheden, in Indië en ook alhier bekénd, die er veel. in Geur en. Smaak verfchijlen : doch welk en Men kan daat omtrent nazien „ het Uitvoerige: Vertoog » den Tytel voert. van. Pozas Thee, in den jaare 1765, Vit. Sai 1769, p. gen ‘als ook J: Ni Pecrtin: de Pora d ER. Peri & B. FRÄNCH Carmina in daten: Thee Simed „Quarto. 1685, Zie-ook RANoUw Natur. en Konst. Kabinet, om van het Werkje van BONTE- Kot oe Lof van de Thee, niee te fpreeken, Moan. V. STUK. ee Zo mg 252 VEELMANNIGE HEESTERS UL welk verfchil mooglyk alleen van de manier en van bereiding of ook van de Groeyplaats afs _ Hoor. hangt. Men doet ’er drie Inzamelingen van, STUK. waar van de eerfte, Omtrent het begin van nd Maart , altemaal jonge Blaadjes uitlevert en hier van komt die overfyne Thee , Keizers: Thee genaamd , en dus, door de geheele We reld, als de beste T'hee-boe beroemd; wore dende ook wel Bloem van Thee- geheten. De tweede Inzameling „ omtrent het begin va April , levert Thee van goede hoedanigheid. derde , die een Maand laater gefchiedt, geeft niet dan flegte Thee, ten gebruike val % Gemeene Volk. Dus gefchiedt de Inzamte Ting in Japan, “maar in China plukt men ge meenlyk de jonge en oude Bladen ondereen, die dan uit malkander gezogt ‘worden’, en it vierderley. Soorten onderfcheiden. Ook ist in Japan-een Berg, by ’t Steedje Udfi, ge begroeid met Thee Boomen , ten dienfte vant S Keizerlyke. Hof , alwaar deietverf: l | plant zynde en ten uiterfte zinnelyk belanden wordende, een Soort van Thee uitleveren, uitmuntende, dat men ze ongemeen waar deert.“ Die Thee in Porfeleine Potten gedaan» — en in afdere Thee gepakt zynde ‚ wordt dl» onder ‚een _aanzienlyk , Geleide van AMB volk „ naar’ Hof gebragt ,-alwaaf men geen minder werks van Bek dan od kostbaarfte Wynen en Specery in » In Keizerlyke Hof, : zegt PE MPEE dr, î P or YA NDR ITI & 253 » werde my een. Kommetje van deeze Thee JH. » te drinken aangebooden, en daar by gezegd : AEELS » Gebruikze met lust ern fimaak, dit Kommetje Hoorns: so-kost een Itzibo3; dat een vierkante Gouden STUE » Munt is, meer dan een Guinje waardig (*).” ne Uit het gemelde ziet men , dat het onderfcheid van de figuur der ‘Theebladen „ waar van wel twintig, veranderingen door RANo uw in Plaat gebragt zyn (4), grootendeels kan afhangen f van de jongheid of ouderdom deezer Bladen, Tenanderen kan de Groeyplaats en behandeling van de Boomen ‘veel daar in doen; gelyk men dit in ons Geboomte waarneemt, Ondertusfchen komen deeze Bladen zo zeer met die van het voorbefchreeven wonenaamde Theeboompje of de mgee Wilg * , met die van de Ca. * zie of Chineefche-Roos }, met die van eenpadz Ion Soor: van Casfine en anderen overeen, dat men Ee ST. voor den regten Thee- Boom ge- houden heeft; ja het Gemeene Volk, in EE ‚a, gebruikt ’er-wel de Bladen van een Soort van. Wegedoorn } „ en fomtyds gedroogde Mos } iv. sr, en andere dingen voor. Men heeft zelfs debl. 276. Eerenprys „ in Duitfchland , daar toe, in een byzonder Wekie, „ als byna van de zelfde uit. wer- Ky pt hier mede LiNSCHOYEN Oostind. Woyagie. Deel. Kap. 28. C. Be Pis, 147. Item Ture, Obferv. nd 59, Deeze laatfie zegt, dat de Japanche Thee Wer zelden het Pond honderd Ponden Zilver goldt. Cf) Narsar. en Konst = Kabinet. 1725. T. 31. IL Dee Vv, Srum, k 254 VEELMANNIGE HEESTERS poen werking zynde , aangepreezen gezien (*). lt Peru is zeker Boompje , dat dergelyke Bladen Hoor heeft; ontdekt , die men aldaar op de zelfde maak manier gebruikte, en dit was, toen ik dat Land zige. “ verliet, aldaar reeds zo gemeen , zegt Pater FruiLLêr, dat men ‘er alom fprak vande Thee van de Rivier van Lima, Behalve het zo genaamde’ Kruid van Paraguay , daar men ec groote Vertiering van heeft in. Zuid - Amerika, is i in de Westindiën ook een wild Gewas, Ce „ welks Bladen aldaar by form _ ; gehouden en gebruikt worden. De Heer Osreer, die, nu vyfé Jaar geleeden, in China was, zegt, fe Thee aldaar zo beft verfchillende namen heef, „als ’er Plaatfen zyn , waar ze vän daan kón en’ nog anderen naar de verfchillende toefttër ding. … De Thee- Kongo of Kong - fo der Ci | » heezen, (zegt hy) heeft de Bladen fyner a. »» de Thee-boe en is wat duurder ; de W oer Jeheng, d ie de Chineezen Soatjang noem s is de duurfte onder de bruine Theeën, ge »‚ vende het Water een geelachtig groen ä » en een aangenaamen Smaak ; doeh » niet flerk gezet worden, Onder deeze B „> Padre- Suichang de beste Thee die men dir E „> ken-kan, niet minder dan-de beste Rust » Thee, welke met Karavaagen over | DAE FRANCI- Veronica Tbeeziiar, Lip, Se Gebu: 07 wi E E P Orri NADEREN ap „ Moskovie komt. De Bladen van deeze Thee It,’ » Zyn groot geelachtig ‚ niet sin een gerold ie » maar uitgebreid , «en by halve Ponden , inHoorps » Papier, gelyk-Kardoes = Tabak , ingepaktiSTUEe » Back-hao of Packhao , die wy Thee Pecko,; 2 aje. ‚> noemen, beftaat uit geftippelde Bladen, De- „ zelve is zagt » wel. fmaakende, en, zo men” » zegt,-hets minst verhittende, - De Linkifuom , » een-Soort van Thee met finatle ruige Bladen’ „en Steelen 5- wordt zelden ‘dan tot verbete= ring van andere Thee gebruikt. . Hier mede sj kunnen de Chineezen Thee-Kongo tot Pecko » maaken. … Dit is eigentlyk geen Thee, maar „die Soort van. Chineefche Roos , Safangua » genaamd-*, aan welke de vermaarde Rn D, » FER dat gehtuik toefchryft ”. hk: „Voorts stegnsde Hlne Heer Osnzer, dat ’er een — eijende, zn Thee of Tee me genaamd , die-niet- dan van de: Chineezen gedronken wordt. * De Theeboompjes ;-die daar in-Potten verkogt wer- den, bereikten naauwlyks de hoogte van een Elles en derzelver Bloemen beftonden meest uit zeven witte Blaadjes , waar van de drie on: derften. kleinst. Men maakt in China, zegt hy, Ook Thee. Koeken , die +duur-verkogt worden „ mooglyk met ders Tliee:Be: overeenkomtti „ Welken: R ANouw afbeeldt en” befchryfe, als en Medicinaale Thee , met verfcheide Gom. me tot een Bol famengeftampt: of het mog- ten Koekjes zyn van het verdikte Afkookzel U, Daas, Vv. stux, sn 250” VEELMANNIGE HEESTERS? UL. van Thee, daar-ik van heb , waar van de groote nie te van een Erwt in een Trekpot gedaan, het Hooïhe Water kleurt en Thee uitlevert ; die wel te STUK. drinken is, maar gantfch niet aangenaam van Eenwy- ige. Smaak. me (2) Thee-Boom set négenbladige Bloemen, Sr roene … Van over lang, teeds , is eene Groene Thee Thee. pekend , die men gehouden heeft. voor een byzondere Hoofdfoort. Sommigen echter heb- ben gedagt, dat het verfchil alleen beftond in de manier van bereiding ; dewyl men in d Bladen geen meer onderfcheid, tusfchen deert en-de Thee-boe, dan tusfchen de Soorten an Thee - boe onder. malkander „ waarnam, De Heer OsnEcx meende „ dat het enkeld. van daan ‚kon komen, dat men de Grot Thee in Koperen Pannen roofterde, en achttë zulks niet onwaarfchynlyk , aangezien de Gros: ne Thee laxeert, De Heer Hrur onders fchen verzekert, dat de Bloemen van dien í Thee - Boom negenbladig zyn. Van zulke Bloemen hade onze Ridder, of de Heer Mor RAY , eens een geheel Pond ontvangen. zou " Stamper ook niet enkeld, maar uit df Stylen famengevoegd zyn. e Heer Osrrcxzegt, dar men van Goe Thee deeze Verfcheidenheden heeft. De EE G) Tia Ren: enneapetalis, Hille zu. Een | | | | PeOrU YKONSD RIT Á. 257 Jang = Thee „op ’t’Chineefch- Hey -tiann of _MI. Hay-kiong. genaamd: de Singlo of Soanglos Arpa; naar de Plaats, van waar zy komt: de Bing vof Hoor: of Keizers - Thee : de Tio Thee, als Erwten STUEe te fimen gerold: de Heyfan utchin, die vân Aar de Heyfan-fkin door de finatle eh korte Blaad- jes onderfcheiden wordt 5 «ch engen be, heb. bende Jao fimalle Bladeren (*). - sin pe AEK eee rde ee De Bloem vyfbladig , in een vyfbladige Kelk , die twee Blaadjes-kleiner dân-de anderen heeft: ‘tgetal der: Meeldraadjes ; als boven , menigvul- dig ‚ met een. enkelen. Styl: het Zaadhuisje an zie daar de. enmnegken van die Het bevat „meet „dan veertig Soorten, byna. dltemaal Europifche- Gewasfen “onder welken Ee ik alleen-de dertien eerften, als tot de Heefters-. behoorende 5 hier: befchrysen zal, Dee my altemaal de Stoppeltjess — er fe KO) Cíftus, die Boomachtig is, met A Ie ws Eyronde, gefteelde , drieribbige, ge- ed ee ne, naakte Bladen, _ Kaapiche, ed meg: PA nn dir ed bal ble oe OsBack Reifen nach Ostindiën wad China, Rost. 1765. e Citus Arborescêns var ee » Foliis ovato - Jamcebia- Us, petiolatis „ trinerviis , denticulatis, utrinque nudis, Syst, Nar Zil. Gen. 673e P« 366, Vig, xii, Gen, 673, pe 412. U von 258 VEELMANNIGE HrEsTERs, HL _ Aan de Kaap der Goede Hope komt deeze AFDEEL. voor „ die van de volgenden door de Daas ke der Bladen verfchilt, STUK „um. (2) Ciftus, die Boomachtig is, met he an gefleelde ruige Bladen, De vermaarde Cuusrus mda cda menigvuldige Soorten: van Ciftus , die-hem in Spanje en Portugal voorkwamen , drie Afder lingen, waar van hy in de Eerfte, die roodach tige of Purperkleurige Bloemen hadden , plat fte, noemende dezelven Mannetjes Ciftus; in de Tweede, die de Bloemen bleek hadden, &@ deeze noemde hy Wifjes- Ciftus ; in de-derde, eindelyk ; die de Bladen kleverig. of- als met 5 Gom befmeerd hadden, en daar gaf „0e raam van Ciftus Ledon aan, Onderde Maar | netjes telde hy vyf Soorten, waar:van deez, — | die de Bladen ronder en ruig hade, zyne Viet de was , door hem niet "afgebeeld. Deeze er derhalve , te regt de Hazîirige el ende de Bladen van eren gu E we ien riimpelib- en met befprengd; de Bloemen , die reid in de ande ren als kleine Roosjes zyn, paarfch, ’t ie (2) Ciftus Arbor, exftip. Fol, ovatis, petiolatis hinde & 4d Aus Mas Folio rotundo hirfatisfimo. C, B. Pin, ed E major Folio rotundiore. J. B, Du Ham. Abr 1 Ed 68. Ciftus Mas Mathioli. DAL, Hif, zza. Cift. Mas qeES Crus. Hisp, 136, ROERH, Lugdbat, 275, Tann ad Ed Por YAN B RI A 259 dat de Takken eenigermaate grys heeft, groeit Il _ Mans langte hoog en valt, zo hy geboord hadt „Are zo wel in Italie als in Spanje. pes (3) Ciftus , die Boomachtig is , met Hart- rs viridkt: gladde, gefpitfte, gefleelde Bla-; Populi den. ge Deeze maakt de tweede. Soort van Ciftus Ledon by Crusrus uit, waar van hy een groote en een kleine, beiden op het Gebergte, dât men , van Lisfabon naar Sevilie trekkende, over moet, gevonden hadt, De eerfte groeide twee Ellen hoog, met Bladen als die van Klyf of van den zwarten Popelier, vry dik , alleen- lyk in de oude Gewasfen Vettig. De Bloem- blaadjes van deeze Soort zyn-wit met een en rand; de Meeldraadjes geel ; de albe zvoar-dat de Bloem open gaat, drie . (4) Citus a kca is, met langwerpig ovaale , gefleelde „ drieribbige van boven } Gps axrifo. gladde Bladen , de Bladftselen order famen- 5 Laurier- BesT oeid, Deeze bladige. G) ind Aen _Exftip, Fol, EE fecundummasjas Sc minus.-Cuus, Hit, L. p. 73. an _(4) Clas Arbor. exftip. Fol. oblonge= ovatis petiolatis tri- _glabris , bafi connatis, C, Ledon Fol, “laeinise C. B‚-Pin, 467. C. Ledon- primus latifolius, Cuus, BRL pe 27. Hispa 156. R à U. Din. V. Stux, 260” VEELMANNIGE HEESTERS HL Deeze is de’ Eerfte Ciftus Ledon by dien fe SE: Antheur , welken hy zegt de allervetfte , in Boörse Spanje groeijende, te zyn, wordende van de pike Spanjaarden Xara en van de Portugeezen Efi ze pa geheten. De voorgaande. Soort. noemden zy wigt. _ Xaron. ’t Gewas groeit aan de Zee Kust van Spanje, langs den Weg naar Mallaga , overvloedig, v. (Cs) Ciftus , die Barta is ‚met Loncke Gifs vormige van boven gladde Bladen, de Steel je onder als een _Scheedje jat _Deeze is in ’t byzonder Ladanumdraagt en É genoemd , hoewel zy zulks met de voorgaand gemeen heeft ‚ en van geen van beiden die Gon ín Spanje of Pórtügal wordt ingezameld, %! was groeit Mans langte ‘hoog, heeft ers Takken , «en is:zo gemeen op het Gebergte,dät het van de Bakkers veel tot het ftooken der © vens. en vanhet, Land - Volk om op. den Ht te. branden , wordt gebruikt, De Ape v ite. _… welk den Reisweg, dien twintig Mylen el door zu reupe afleid „ ongemeen verfierde ; zyfide teve „Lugt gebalfemd door. den. aangenaamen. der Bladen, die-met een vet doorfchynend ! (5) Citus Arbor. extip. nannake bafi coalitis vaginantibus. H. Clif, zoss $Auv. Monipe zso. C. Ladanifera, Hisp. incana. Sh En primus angufifolis. CLus. utfpra, EEKE AME LE EAE A He EMO in de heete Zonnefchyn , zo overvloedig be- IL daauwd zyn , dat men het van verre kan zien, À*DEEL De gedroogde Plant is -wat- witachtig , doch Hoorp- behoudt „ Jaaren lang , „haaren -aangenaamen °TUE- Reuk. De Bloemen hebben ook aan den Na- ‚25 gel der Blaadjes een paarfche Vlak, die in de derde Soort ‘ontbreekt. Zy zyn zo groot als Papaver- Bloemen : haar Vrugtbeginzel heeft tien Beddetjes , en een ongefteelden Stempel , zonder Styl. ’t Gewas is door COMMELYN in Afbeelding gebragt. (6) Ciftus, die Boomachtig is, met Liniaal SE nt series ae 5 re ve s wederzijds, Monspee zen /sSe ruige s drieribbige B _ Waargenomen hadt „ voorgekomen; hoewel het in de meefte andere Landftreeken van Por- tugal en Spanje groeide. De voorgaande Soort evenwel , of de Wilgenbladige van Tourne- eed is door Govan ook, sheenselantd Ge. Eed (6) Ci flas Arbor. exftip. Fol. en lanceolatis fesflibus wr imgue villoûs triverviis, H, Clff. Ups. &c, C. Ladanifera % ienGum. CB, Pin. 467. Ledum. DAL. Hif. 230. A. Ledon Fol, Olez fed anguftioribus. C. B. Pix. 467. Ledon nrden: “CÉus. uefopra, GOUAN. Momsp, 255, GER, Pro, 397. Cano. Aix. 114, Là R 3 Bs, Ve STUKe 262 VEELMANNIGE HEESTERS, HL Gewas, omftreeks Montpellier groeijende , ArDEEL. voorgefteld ; zo dat aan deeze „ in *t byzonder, meus: niet billyk de naam van Montpellierfche , door STUK. BAUHINUS, gegeven: was, De Bladen, zyn oe Y zeer fmal , zwartachtig of donker groen, en, zo wel 8 de jonge Takjes , met een ay | Vogt bedaauwd : de Bloemen in dit | byna de allerkleinften , wit van Kleur, Gers groeit met Houtig donker bruin Rys, rykelyk een Elle hoog. Op de Wortels van hetzelve werdt de zogenaamde Hypocistis door hem ge ‚-> vonden. vit. _ (7) Ciftus, die Boomachtig is, met Eyrondts Setifsias. gefleelde, wederzyds ruige Bladen. ige Hier toe behoort de Wyfjes =Cifvus van det gezegden Autheur , draagende witte of _ Bloemen. Deeze was hem op eenige plaatfen _ van Spanje en omftreeks Bayonne; de witbloe- _ mige door geheel Spanje, Portugal , Languedoks — Provence en in ’t Dauphiné, overvloedig, pe Soren, De Spanjaarden noemden Ei | Mannetje Citus en Ledon , zo hy aanmer; J die van Languedok Mougés; welke naam, ae 8 daar , volgens GOUAN , aan de voorgaand | (7) Ciftus Arbor. exftip, Fol. ovatis ‚ petiolatis vering hifaris. H. Cliff. &c. Citus Fcemina Folio Salvie. Gh Pin, 464, Cift. Foemina. Crus, za. L p. 70, ae me Govan. lid, Gen. Prov, Ibid, Gampo. Ibid. An P-o-E- AA: NDR Te A, 263 gegeven worde. Het is een Heefter, zelden Hil meer dan een -Elle hoog, met zwartachtige “"er ne Takken en rondachtige Bladen, ruuw en hard, aon doch groen; de Bloemen van middelbaare groot- STUK: te, op lange Steeltjes. De Vrugt, in de Kelk „Mang aaprypende „ was een platrond Zaadhuisje, met zwarte taamelyk groote Zaadjes. De Bladen - bevondt hy in deeze Soort van 2 wrange famentrekkende Smaak , gelyk' in alle zyne Mannetjes - Ciftus. (8) Citus ‚die Boomachtig is, met Spatel VL vormige Wi ollig ruige Bladen, de onder-; incanuse ften onder tot een Scheede famengegroeid. Sn De Tweede Mannetjes- Ciftus , hier aange- kn 6 in Spanje Ld El is een H Takldg. doch wide wide dan de Herfte, N en de Bladen ook fpitfer hebbende, de Bloe- men Lyfkleurig rood, Dit komt zeer weinig met- de bepaaling overeen, LiNNaus geeft aan deeze Soort paarfche Bloemen. (9) Ciftus „ die Boomachtig is, met Spatel- 1x. Ciftus VOT- Creticus, Kandiae (8) Ciftns Arbor. exttip, Fol. fpatularis tomentafis rugofis, che, ibus bafi eonnatis vagi nantibus, H. Clif. &c.C. Mas igufkifolias. C. Be Pin. 464. Ciftus Mas fecundus. CLus. Cor. 19. BUXB. Cent, 1 p. 34. gets fes R Ci toom, stu, , 264 VEELMANNIGE HEESTERS, UI peen Eyronde eed ongeaterde, es e Bladen , ee breid Lane Hoorp- . vormig STUK, woy- Op deeze Soort. N die op Kandia in de Miè_ vj. dellandfche Zee en elders tgroeit „ worde de vermaarde. Gom, Ladanum genaamd, van wel ke zo veele Soorten by Cruusius hare naam Ledum of Leden hebben, ingezamdd Het is een Heefter van omtrent een Elle hoog of hooger, volgens Arrinus, die denzelven âfbeeldt, en befchryft, als veele Houtige Tie ken uitgeevende , met Bladen bezet 3 naar de van Salie gelykende , twee tegenover, of verfcheidene by elkander. Dezelve groeit mes vuldig op *t Eiland Kandia of Creta, d TourNerForT denzelven waarnam à met Bloem van, vyf Roozekleurige Blaadjes, ander half. Duim middellyn -(* , die geele Nages hebben ‚ en daar binnen een menigte Meet draadjes met bruinachtige Topjes, welke den Styl omringen, De Kelk beftaar uit vyf pit fe Blaadjes , byna drie Duims leg _ Hier op volgt‘een ovaal , ftomp, bruin, ziel Nn ËiiÀs 8 Ciftus TLedon Cretene.'C. B. Pis. 467, Ladanum cie AEP. Exon 89, Te 88e (*) Inde door-P. 1g Cremeg. vertaalde Reize ie À NEFORT naar de Levant, vindt men, dat de Bloem af E Weet. middellyn. zou” hebben ; ’t welk zekerlyk een gede misllag der Verraaling is, niet minder,dan daede Bidt Nan gerekend zyn met een tagen Haakje, ziek De E Por v ACN D RIS AS 265 Zäadhuisje , binnen de Kelkblaadjes beflooten „Li in vyf hokjes verdeeld, die veele Zaadjes zu bevatten. De Bladen Bévände hy van de ge= » zegde figuur , aan de kanten Golfswyze gekrind hanen keld en dik geaderd, byra een Duim lang. nia Van ouds heeft men reeds de Vettigheid , die op het Loof van deezen Heefter legt, op Creta ingezameld. De cerfte en eenvoudigfte Manier was , dat die Gom van de Baarden en van de Brener Wol der Bokken en Gei- ten, welken daar op gingen weiden, werdt afgefchraapt gelyk Droscoripes verhaalt. Naderhand is daar. toe, door de Grieken , een Werktuig uitgevonden , dat zy Ergaftiri noer men , gelykende naar een Hark, waar aan ecn. menigte Ri van on jereid Leder gehecht Zyn , “ie er een Soort van Duell van maas ken” oo Het Landvolk veegt hier mede » in de heetfte Zonnefchyn » geduurig deeze __Heefters af; ’t welk een ongemeen zwaare. arbeid Ms dien TouanerorT heeft zien verrigten , en‚ als die Dweilen wel met Vet. tgheid beladen zyn, wordt ’er- dezelve afge _ fchraape en tot een Deeg gekneed; kunnende. Man , in goed Weer, ruim drie. _ Ponden op cen Dag vergaderen ; welke veel. heid op de plaats zelve een Bridal: golde. LU- Oa SE kan pe 29, in Plaat ven Rs te ven v,sr 266 VEELMANNIGE Heresrers. HL. Crusrus verbeeldde zig, dat men , in Spanje; ArDEEL. die Drogery met veel minder, moeite zou kun: Herik nen verzamelen, en veelen hebben vastgefteld, — STUK. _ dat de Ladanum draagende Ciftus in Spanjeen en 5 Portugal, of zelfs ook in Provence en Langüê dok groeide, waar van de Zesde Soort haaren bynaam bekomen heeft: doch , ’t zy men daar den arbeid niet gelufte , of geen genoegzaam voordeel daar in zie, of dat gedagte Vertigheid _ 'er niet g toebereid of van geen gee | den. aart valle; de gedagte Inzameling gefchiedt) zo veel bekend is, daar te Lande niet (ea De Gom Ladanum, in ’t Griekfch Ladan, deezen naam van *t Arabifch woord Loden Laden hebbende , is, wanneer menze zui bekomen kan , een taaije, vettige en zo wel d riekende zelfftandigheid ‚ dat de Griek® — Vrouwtjes Balletjes daar van alleen, of m& _ ber wegen nes en RE ed gn de à den aangenaamen Geur, by zig draagen. Ont de Reukballen , tot afweeringe der befm van een Peftilenciaale Lugt, wordt deeze Di gery gemeng: bereiden & welriekende Olie, die 'er den naam van voert, van Ladanum en Amandel-Olie. Zy komt Balfems tegen de Beroerdheid , in hole id NE ei: (*) Touansrorr zelf hadt het bevoorens zig at zeggende Le Ciflus, qui porte le Ladanum , est Comans Espagne 6 Portugal ; en geevende er Bladen van mat of 2 Liniën langic aan, Traite de rije rn | u Pe 152, Pi PoE YY A ND RI A 267 Maag- Pleifters, en in ’t byzonder in zodanie UL gen, die de rypmaaking der Gezwellen of ook \"DEEL derzelver Oplosfing bevorderen, gelyk die wel: óoP? ke Ladanum- Pleifter* genoemd wordt. In-STUX wendig is deeze Gom weinig in gebruik. Jammer, eFge is’t, dat dezelve reeds in haar Vaderland zo/- Lebdante vervalfcht wordt, met Aardachtige Stoffen, en zo men wil met zeker fyn zwart Yzerachtig Zand, dat in een Pond van de gewoone ge- draaide Ladanum naauwlyks vier Oncen zuivere Gom vervat zy, ’t welk de Scheidkundige on- derzoeking hecft doen blyken (*). (10) Ciftus , die Boomachtig is , met Lan- cetswys” Eyronde , mend, Wollig aid gryze, byna drieribbige Bladen. De Eerfte } Mannetje - Citus van Cr vs1us, door denzelven afgebeeld en overgenomen door Doponéus, gelyk menze ook by Loer _ Vindt, maakt deeze Soort uit. Dezelve ver- _ fchilt van de Agtfte, doordien de Bladen breeder zyn en niet Scheedachtig om de ‘Takken fluiten , ook C°) Grorrrov Afar. Med, Tom. IL. p. 542e (10) Ciftus Arbor, exftip. Fol. ovato - lanceolatis tomentofis imeanis , fesfilibus „fubtrinerviis. SUV. Jfonsp. 150. GOUAN. Hansp 255. GER. Prov. 398. GARID. „Aix, 114. Citus Mas ol, oblongo incane, C‚ B. Pin. 464 Citus Mas quartus Monspel, Fol. oblongo albido. J. B. Hi?, MH. p. 3. Citus Ms primus. Crus. Ff. Ie pe 68 Hisp, p, 135. Don, Pempt, ISL LOB. Ze‚ IL, p. zite U. Dazr, v. stuk. 268 VEELMANNIGE HEESTERS, ook bleeker van Kleur of witachtig, gelyk de BEDE: Salie- Bladén 3 de Bloemen niet paarfch, maar Hoorp- Roozekleur: De Zaadhuisjes zyn mm dee STUK beiden fpits, niet plat, gelyk ‘in veele anderen, vite Tx Gewas groeit gemeenlyk Mans langte hoog; _ ee vallende in Spanje, Portugal, en de Zuidelyke 5 Een, fraay” Bien ä deelen van Vrankryk. G i 1) ‘Cites; kû DE is, met Za Crispus, ss VOrmige , ei, eha 7 „ee d Ge dà Ciftus zig-byna pn met Bladen van G ander lein vertoont, Hy maakt den vyfden Manet jes Ciftus van Crustus uit ; een. was „ met “Takken. » niet veel meer Voet lang ,-die, zo wel als de Bloemf en Kelken , met een Fluweelachtig ‚wits bekleed zyn. De Bloemen komen by Kro tjes aan ’t end der Takjes voort, zynd W kleiner dan die van de voorgaanden „fit paarfch van Kleur, In Portugal alleen # (11) Ciflus Arbor. exftip, Fol, lanceclatis pubescentt trinerviis, undalatis, Hert, Clif. 206. Re Luzdb. 475. Mansp. 147. GOUAN. Mfonsp, 255. GER. Prov, 398 € Ei Mas Fol, undulatis & crispis. TouRNE. Zat. 249. Citus ME Folio Chamzd:yos. C. B. Pin, 464. Citus Mas quintus Hij, 1. p. 69. Hisp. p. 139. Por TAN D RT A 269 hem deeze Soort, in een-Zandige Grond, doch IL nergens overvloediger dan by een Kloofter „AFDERLe vyf_ Mylen. boven „Lisfabon „ voorgekomen ute rynde deeze de eenigfte die.niet hadt voort ge-STUEe … wild, uit Zaad, inde Nederlandfche Hoven; £°"5" De Mioneiiës. „Ciftus-, in ’t- algemeen , eng van de Spanjaarden zegt Arae ek de deeze van de Portugeezen. Rofella.gehete valt ook in Languedok en op de Hicrifche e, Goud. Eilanden voor de Kust van Provence. Dn Ciftus „ die Boomachtig is, met Lan- me Cetswys’- ovaale Bladen ; hebbende twee Heinis Kelkblaadjes zeer Jmal,” Eenige andere Soorten van Citus hadt Cru- stus in Spanje en Portugal waargenomen , die miet tot den Mannetjes noch tot den Ciftus Ledon betrekken waren , naast komende. aan den jes, Citus, Men zouze fial of klein- badigen kunnen. noemen. De -eerfte derzel- ven , hier, bedoeld „hadt Bladenvals-van de Blinos of Zee- Porieen, en voert daar van den bynaam. Dezelve „zegt hy, heeft Takken Af Rys van een Elle hoog ‚ met Kleed als van kannen de ‚Ge mu meen exftip. Foliis ovato - amen; Foliolis orfelein- biadige. 14. Citus foemina Portulacz marine folio. C. B. Pin. 465. Ciftas Halimi folio primus 4 fecundus. Crus. Hif. 1. P-7Le gebe, 145: y. Ciftus fruticofus ereêtus, Foliis oppo= TE leûlibas ueringae incanis. Milt, Je. To 290, EL Daar. v. srum, 110 VEELMANKNIGE Hresteng UL de Halimus, die geheel grys zyn, vaneen Xi. zuurachtigen famentrekkenden Smaak , gelykin Eer meest alle Soorten van dit Geflagt. De Bloemen zyn vyfbladig, klein, geel van Kleur, evene en 2 de Hypociftis „die op de Wortelen groeit, welke de Kinderen en Herders kaauwen. Een ander d Ciftus, van dien aart, groeïde hooger , met fly: é 24 ver Takken ; hebbende de Bladen wat lager, | fmaller en doii doch was ook geheel witachtig grys , van denzelfden Smaak. Deeze beidenhat _ hy in Portugal , aan de Zeekust, in een Zar -_dige Grond , tusfchen de Hey „niet ver wo Lisfabon, en nergens anders „ argent zut, (13) Ciftus-‚ die Boomachtig is ‚met fralt Citus omgekrulde Bladen „de Bloemen aankre tjes. | De Ciftus met een fmal Blad van Li en enkelde Bloemen , door Barre LIE 5 gebeeld, wordt hier 'ehuis gebragt, zowel de Smalbladige Ciftus Ledon van Ba vuns É Ee EE DARE EL at AT ftalte als de BEER ‚ welke gl Libanotis is genoemd geweest, wegens | Reuk. De Takken waren paarfChachtig ; (13) Ciftus Arbor. exftip, Foliis revoluto-lineatbas, B zibus umbellatis. Ciftus angufto Libanotidis folio „ Flore # 5 lari. BARRe Zes 294. Citus Ledon anguftis ee en 5 467, a Bomi AMD RE ks Bladen ongefteeld , liniaal , wederzyds omge Alen: kruld , aan de toppen der Takken digt by el. “zr, kander , alwaar Steeltjes voorkwamen , langer Hoor. dan de Bladen, met eenige witte Bloempjes nn | hebbende Eyronde Iymerige Kelken (*). Pr iid De overige Soorten van dit uitgebreide Ge- flapt tot.de befchryving der Kruiden fpaarende , gaa ik thans over tot de Srei ’ / PROC R rE Waar van de Kenmerken zyn, een Kelk die En driebladig is ,-boven en behalve twee Grond. 7/%t blaadjes, hebbende geene Bloemblaadjes ‚ maar enn veele Meeldraadjes , met een enkelen Styl en * de Vrugt is een vyfhoekige veelzaadige Befie. De eenigfte Soort (1) voert naar het Eiland Santa Cruz daar gemene, den by- naam, „Het iseen Heefter met ronde Takken; de Bladen overhoeks, gefteeld , Eyrond, gee piest, Zaagswys’ getand en glad hebbende , met Îmalle Stoppeltjes , draagende eenige endbloe. men , die gefteeld zyn, overhoeks „ door finalle Blikjes onderfchraagd. SEGUIERIA, Een vyfbladige Kelk, ook zonder Bloem. „(agter deeze Soort is, in de Nieuwe Uirgaave van het Syt, Nar. door den Heer MURrar , » Flores # gelyk agter de voorgaande, doch dit aal een misflag Em, dewyl het tegen de befchryving van LiNNus ftryde, Phs, Proekia. Syse. Nas, XII, Gen, 674, p. 365. Vig. XIII, 272 VEELMANNIGE Hrs te le. | TIL blaadjes , heeft deeze , vnl de vrg hik” aen eenzaadig Huisje „ dat een groote Wiek heel Hoorp- met kleine zyd- . Wiekjes bezet. SIUR. … Hier van is ook maar ééne Soort bekend(t)y serktrig welke de Heer Loer ine aande Vaste K Americana. van Zuid-Amerika waarnam, een He Per zynde van een of anderhalve Vadem de Heer JacQurin vondt by Karthagen: de of drie Duimen lang. Aan tend kwamen Bladerige Trosfen voorts vann vùldige , witté, ftinkende Bloemen, hadt zyn Ed, niet ryp gezien. Conarrnra Veel ee ernblaax Be oe | ‘een Zaadhuisje in twee Holligheden ve ieder twee Zaaden bevattende. : sne EE Berre Ci). Seguiezia. Syst. Nat. XII. Gen. es 396: Gen. 676. p. 417, LOEFL, ltin. 191,25 3, JACQ- Amer: (1) Curatella, Syst, Nat. X1le Gen 679e ps 370 PA Gen. 679, p‚, 417. LOIL, Jin, 260, 935 > a | Deme ike Ns} 20% S Heer LOEFLING in Zuid -Amerika-waargeno: 7 Ile FDEELe _men,'en aldaar gemeenlyk Curata genaamd „was * EL ten Heefter van middelbaare hoogte, krom van Hoorn. ‘Stam, met weinige Takken, den Bast, als.die vr van den Pynboom, Schubbig of Schilferig heb- Haren _bende , en “Bladen van’eén Span , langwerpig , _ verfcheidelyk geboogen en gegolfd, ruuwachtig ‚ met korte Steeltjes.” Uit oude Takjes _ kwamen Trosjes voort van wite“ Bloemen; op _Steekjes-van een Vinger lang, “die gevolgd wer- dem van:zodanige Zaadhuisjes, als boven is gee melt CJ. EN, FôrHercGrurA Er zt * id 8 — Een geknotte, niet ingefneeden of verdeelde 4 ek, zonder Bloernhidadiens het: ns in tweeën gedeeld; 5 een vweehollig Ze zp ‚ met enkelde Beenige- Zaaden: dus | de byzondete Kenmerken opgegeven van die euwe Geflagt (19, in-Karolina. door Doktor _Errpen ontdekt, dat-van- hem den bynaam: Pab voert, Het -is ; zo zyù Ed. aanmerkt , “een Gardens, Oompje „dat in Blad en Vrugt naar de Ha. _Bamelis; hier voor befchreeven*, gelykt „doch «* 1, p. me REN aar A van Ne verlchillenden; Seek : | eo en Rn: Pre zet ke "3 Geltake als: van ee: en isen geeft ’er Folia tora paimaria aan. 4 iets Statura Caceelaba, Ik kandzar bezwaarlyk iets In Fothen, hd Nat. vi. Xu Gen. p 418, ke E IL Dan. v‚ Srux, 274 VEELMANNIGE HEESTERS Pi | HL heeft. Het zal waarfchynlyk die Heefter me; AFDEEL. waar van de Ridder bewoorens hadt gefproken?, vdo en woe big Den > tot dac Geflagt te bee “enrireonak Hier heeft een vyfbladige Kelk ,z Bloemblaadjes of Stylen plaats , welke een ‚ kelige eenzaadige Vrugt draagt. 1 “De eenigfte Soort (1) heeft Ln: Petten” gevondenvin het Kruidboek , van wy de. ouden Heer GroNovius, onder van Polygonoides T OURNEFOR TI van zy dan ook den bynaam voert. Z evenwel twyfelde er met reden aan; die wel ware : want -het Gewas, de Kruidkenner aan den voet van den! rat, naar de Ephedra zeer gelykende hadt de Bloempjes niet alleen vyfbladig, fpitsbladige Kelkjes, maar het getal draadjes was flegts-vyf ; zo dat-het tot deeze Klasfe zou fchynen te behoo BS en kwam ‘er vhefd overeen, waar van ik eliaris” vert nakie vit ontvang, onder den naam van Ay -4 welk ik, dewyl het zekerlyk Heefter- achtig is, hier invoeg onder den van Cr) Calligonum, Syst. Nat, XII. Gen. 680. XIII, Gen. 630, p. 418, Tolygonoides Orientale TOURNE. Cor, 47, Jtin, 11, pe 147. ze 2beel. PLAKT XXVI: SO SS ES SN > ESS ad (tige € ENEN NN L P or T-A N DRI & 275 „Assa, Vifchdooder.- à HI \FDEELe De Afbeelding van hetzelve gaat hier ne- He | Vens in Fig 1,0 den Kanary - Boom gelyken, en, hoewel geen à zeven Duimen lang’ zynde en ruim’ drie Vin- geren breed „ gelyk by dezelven befchryft, nog- _thans “die propörcie byna hebben , Zvnde ‘van _ @éne Lancetswys ovaale figuur. “Van het Bloei. zel zegt hy weinig. De Bloem beftaat hier Uit eenen Kelk die vierbladig fchynt te zyn , döch waar van de ‘Blaadjes cen famenhechting k 8 hebben, om ‘het Voetftuk, waar op het Vrugt- beginzel rust. Deeze Kelk ; die men eigenclyk menigte van „0 ie à Meeld: ' djes, byna òÂ. telbaar, Ik “den “dat ’er bykans tweehon- defd zyn , voortkomende van het Voetje, on Ag 5 der hee Vrugtbeginzel , en tusfchen dezelven ‘ vertoonen zig de vier Stylen „ ieder op een __ Germen zittende, gelyk dit in de Kelk, na het __Bitplukken van de Meeldràadjes , een weinig ver. Broot zynde „by A zig duidelyk openbaart. War de Vrugten aangaat, die zyn altyd twee, zegt san malkander gegroeid, verbeeldende het Balzakje van een Kat, [of eigentlyk gefproken (1) Kuuen, Au, five Tom. VII, Cap, 30, p. ze, Vejen 5 Ss 2 Ô U. Dre, V‚ STUK, : PI. XXVI. Daar uit blykt » STUK. ns gelyk Ru MPHIUS van den Terragye Ay- Asfa Boom zegt (4) , veel naar die van "2 XV Fig Ee 276 VerrMaANnice HeesrTEnt, IL. van een Kater ,} in de rypheid donker geel, AFDEEL openende.zig met een Naad, en dan het eene Hoorp- Beursje ledig zynde , het andere een Korrel als STUK. een Bakelaar - Boontje, bevattende. Hier komt TUT. een dergelyke Vrugt aan het Takje te voor fchyn , waar van ook het eene Beursje zig geo ____pend heeft en ledig is, het andere nog geflooten, met een Puntje en een dwarfe Naad, zynde een klein onvoldragen Beursje , dat da ge „Iykenis niet vermindert, daar agter, De Voogt «_isy eenigermaate, in de vierbladige Kelk ae Deeze . Boom , zegt Rumernius, wo taamelyk groot en dik , hebbende een hari Hout, en. eene witachtige Schors ‚ met vib graauw gemengd , van een fterken Vifchaci gen Reuk, Hy groeit veel op « Scranddt Ambonfche -Eilanden, Men - gebruikt meel daar van de Schors, die , klein geftooten met Afch vermengd, op ite ftaande Plasfensë Zeewater , door overftrooming. inden ftrooid wordt, om de Visfchén daar in te den , ten einde dezelven gemakkelyk te. bekomen. Indien _dergelyke egel re men te regt denzelven #ifchdooder noemen 1 | nen (4). % (ft) Veigelyk ten opzigt van dergelyke wenindikddn | „men, myn IL. STUK, bladz to: want de en Ee | greeijende » af, : R.orr:FilAcH: Beit apps De Vrugtmaakende deelen van” dit Gewas IL, waren „ zo veel my bekend is, nog niet on- ÄFDEER / derzogt , veel min aan * licht gebragt en het Hoera was nog niet afgebeeld. De byzondere Ken.sTUE. merken zyn ‚ een Kelk-die vierbladig is of in,,"%7= vieren gedeeld , het Zaadhuisje gba met een dwarfe Naad, De vyf en zeswyvigen, onder de Veelman= nige Plantgewasfen » leveren geene Heefters. ' uit of zyn reeds onder de Boomen befchree- ven ; maar hier komt, onder de Veelwyvigen, in aanmerking het Gefleet van ELETETG ME Welks Kenmerken thans door den Heer Er- Lis uit het leevende Gewas verbeterd zyn ; blykende daar uit, dat hetzelve tot deeze Klas- fe en wel tot den laatstgemelden Rarg bes hoort. Zyn Ed., naamelyk, zegt, dat de Kelk zesbladig is , omvattende een Bloem van ze- Venentwintig Blaadjes, op drie ryën of in drie Kringen geplaatst , ieder van negen Blaadjes, de middelften korter, de binnenften kortst, Waar binnen zeer veele korte Meeldraadjes , met langwerpige , ftompe Knopjes, en twin- tig Vrugtbeginzeltjes-in-”t ronde geplaatst ‚ met zeer korte Stylen , die een langwerpigen Steme Pel, aan den top, op zyde hebben , en de Vrugt beftaat uit veele Eyronde , famengedruk- te, harde, tweekleppige Zaadhuisjes, met en. kelde Zaaden. U, Daer. Vo 'SrTUKe 3 eed 273 VEELMANNIGE HEESTERS, mi Hier van komen thans twee Soorten voor verben=en als volgt, Hoorn: STUK. en ne Deezer lsde Oostindifche -Boom ; welke | sere Ster- Anys zou uitleveren , voerende in Jä ftp “en China den naam van Somo-of Skimmi v _ KAEMPFER, waar van ik te vo6 D: noeg gezegd heb * ) Ilicium, met Ber Bloemers pent Oe ie _deeze, natuurlyk in Blorida gro Anysboom. is de Afbeelding en befchryving, door g Engelfchen" Heér , in het Zestigfte Deel: Philofopbifche ‘Fränsaêtiën „ op *t jaar gegeven. Zyn. Kd, merkt aan, dat-d men van dit Gewas rood en de v gren welriekende er (1) [llictum met lache. Bloemen, der ps lasibad Marente de des Nat, Veg. Xlil. Gen. 6ir. p. a2z, Somo \ ie en T. bei Anilum fellátum. Mat. D rpY NMA MIA 279 hae, add EN hd tend XI HOOFDSTUK Befchryving van de, TwErEMAcTIiceE Hre- STERS, Didynamia , dus genaamd, om dat xy, van de vier Meeldraadjes , twee langer, twee korter hebben ; gelyk onder anderen de Lavendel, Kruizemunt en dergelyken; die tot de Gekranfte of Lipbloemige behooren , en veele Uitheemfchen, waar in het zelfde plaats heeft. ande onderfcheidende Kenmerken der Plant: gewasfen in deeze Klasfe is reeds gefpro- ken ‚toen ik de Boomen, daar in voorkomen- de, befchreef. Veele Geflagten van dezelven leveren wel Heeftertjes uit , doch die te klein zyn, om van de Kruiden afgezonderd te wor: den, De algemeene verdeeling isin de twee Rangen van Blootzaadige en Schuilzaadige , naar dat de Zaaden, wier getal gemeenlyk vier is, in de holte van den Kelk bloot aanrypen, of als verfchoolen blyven, Onder de eeríten ‚ behoort het Geflagt van LA vaANpDUr a. Lavendel, De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn , een Eyronde, weinig getande Kelk , met een Blikje onderfchraagd ; een omgekeerde » de Meeldraadjes binnen ’t Pypje heb. s M. Das, V‚ STum) 3 zn ui. Arps. Hoorpe STUK, 330 TwEEMAGTICE HEESTERS, UI. Van hetzelve komen vier Soorten voor, ak AFDEEL temaal Ruropifche Gewasfen, naamelyk. STUK, zi C1) Lavendel met Eancetvormige Ferro Bladen ‚de „Aairen naakt. Spica, Dee maakt onze gewoone Tvr GCWOONE gie men in fmal- en breedbladige’ onderfe In de Zuidelyke deelen van Europa gr Gewas in ’t wilde; in de middelfte en No _lyke deelen houdt men ’t in de Hoven. — Boompje van taamelyke- hoogte , dat ù Heoutigen Stam een digt Kroontje maa dunne digte Takken, anderhalve-of Á ook twee Ellen hoog; met Bladen „van We of drie ‘Duimen lang; een half Duim-bré zeer fterk wan Reuk en bitter van Smaak. dit Kroontje -komen.lange „dunne Voort ; die aan % end een dikke; Aalt h in twee en verdeeld „ waar van de grootst is, regtop ftaat en in tweeën, derfte klei inst ; nederbangt en in drieën is % À (1) Lavardula Foliislanceolatis integris „ Spicis nù Nas. XU. Gen. 711, p. 390. Weg, Xlll, Gen. zit Hert. Clâff. 303. kes) 162. Mat, Med. 296. R. Lugdhet. Sanv. Afeusp. 143. GOUAN Mlonsp. 276. MAGN. Gen. Prov, 273. Bit en 272, TOURNT. Ms „DD: Y WAM TEKE re deeld. Dit maakt dat de Bloem zig als omge= keerd vertoont. Vier Vrugtbeginzeltjes, in een gd Peperhuisachtige Kelk zittende , rypen in de-Hoorp- zelve aan , ven blyven ongedekt ; weshalve die TES Gewas tot de Blootzaadigen behoort. rr De finalbladige- Lavendel blyft kleiner in alle opzigtef-, doch iswitter of gryzer van Loof, en heeft de Bloem- Aaîren veel gedrongener, zo los piet, derzelver Steeltjes korter, doch de Bloempjes zyn in dezelve grooter. De Reuk is niet zo fterk, noch het Hoofd bezwaarend, zynde aangenaamer : des ook deeze boven de andere in de Tuinen verkooren wordt, Van beiden komt eene verfcheidenheid met witte Bloemen voor. Wegens de gedagte Aairen wordt de Laven- del, die anders in de’ meefte Taalen van Eu- zopa haaren Latynfchen naam ten by behoudt , ook wel Spica of Spica Nardi, in ’ Franfch ‘Spic of Aspic, geheten, en de Olie, _ uit haare Bloemen gedeftilleerd , voert den naam van Oleum Spice , in ’t Neerduitfch Spyck- Olie, De-vlugge Geest, hier in vervat, drukt de voornaamfte hoedanigheid van de Lavendel uit, wordende dezelve een kragtig Middel geacht , tegen Hoofd- , Zenuw- en Moederkwaalen. % Is zeker „dat, in alle Gevallen , daar eene te ’ groote flapheid der Vezelen en. Vaten , eene taaïheid of overvloed van koude Vogten heerfcht , Eén maatig gebruik van de Bloemen, Bladen of van het Zaad , op de een of d'andere manier „ S 5 , k U. DEEL, V‚, STUG 282 TwEEMAGTIGE HEESTERS. II. in of uitwendig, van dienst kan zyn : doch ArDEEL. wanneer de „minfte verhicing in ’ Lighaam zine: plaats heeft „ dan is ’t niet raadzaam veelgee _ STUK. … bruik daar vante maaken: *t welk vanalle waat _Kruideryën gezegd kan worden. Gedagte Spycke 3 Olie, ondertusfchen , die ons uit Provence ge deftilleerd wordt oee „is een byzonder Middel tot verjaaging en vernieling van Ongee — diert, wordende de Lavendel: Bloemen en Bl _ den, als bekend is, tendien einde, metvrügts eas de-Mot, in Kleerkasfen, Koffers en Kie gelegd. De Olie gebruiken veele Konfle dn om een-glans te geeven aan Houtwerk B en andere dingen. Nd Levards “j (2) Lavendel met dubbeld Vinswyze verdeeld | Bladen. E goed B ge Zodanig eene Soort van Lavendel, met fn gefnipperde Bladen „is den ankle Cil s1us in Spanje, doch zeldzaam, von Zy groeide ’er fomtyds ter -hoogte v Elle, hebbende Wollige Afchgraauwe zi fcherp van Smaak en aangenaam van Reuk, droeg de Bloemen „ die blaauw van Kleur W& ren, in Aairen by een „even als de gewoolë — (2) L dela Entite A pinnatifidis. Hort a Lavandulá Folia disft&o C.B. Pin. z16. Lar. maltifidofe®" ‚Crus Hifl, IL. p. 345. Hisp. 235. B. Lavandula ed PLUK. Alm. zos. T, dok Ee D 1 p Y NA MI A 283 Lavendel, maar als op vier-ryên gefchikt;sen Ille dikwils adt de eene Aair uit de andere voort, ÂFDEEL. In onze Kruidhoven is deeze Soort bekend „Hoorb.. tot welke ; als eene Verfcheidenbeid, betroke" "vre ken wordt de Kanarifche - Lavendel, onder deren 2 zeldzaame. Planten: van den Amfterdamfchen ; Tuin door CoMMELYN in Afbeelding ge- bragt, welke-van de Kanarifche -Zee- Laven- del van PLUKENET, met veele Aairen van blaauwe Bloempjes by elkander, weinig fchynt te verfchillen. (3) Lavendel met Vinswys’ getande Bladen, HL andu!a Een ongemeene Stgchas , door CLUSIU stenrara. afgebeeld „ welke hy op den top van ’t Ge- ad had bergte Calpe gevonden hadt, maakt deeze Soon, uit. De Portugeezen ; hy, boemden de- zelve Alichrin- Francés , dat is Franfche Ros- maryn 3 waar mede zy de vreemdheid van dit Gewas wilden uitdrukken. Hy hadt het, door den naam van Stechas ferrata, willen-onder- fcheiden. De Groeyplaas- is ‚20 LiNN&us aanmerkt „ ook in ’t Ooften. (4) Lavendel met fmal Lancetvormige Bladen- rv. en gekroonde Aairen, Lavardala (3) Levandula Foliis pinnato-dentatis. Hort. Clif. 303. A. Lugdhat. 323, Stoechas Folio (errato: C. B. Pin. 216. Staz- Chas crispo folio, f_Stoechas Lerrata. CLus. gaen. p- 346. Hip. 233. Staechas folio ferrato. DOD. Pempt. 2 (4) Lavandsia Foliis lanceglato- linearibus, spie comofâ, H. U, Dazr. V. STUK, In. Dit Re af Stechas , welke van Arabifche afkomst zoude 254 TWEEMACTIGE HEESTERS Gewâs voert van ouds den naam van Hok zyn. Sommigen willen , dat het dien naam STUK. van de Hieres- Eilanden , by Toulon „welke Blootzaa. " dige. den naam van Jn/ule Stachades plagten te voee ren, hebben zou, gelyk DroscoriDEs Vele zekert. Hoe * zy, men kan niet ontkennen, dat dit Gewas op die Eilanden in menigte groeit, hoewel het ook genoeg voórkomt iù Spanje en Portugal. Langs de geheele Zeekust van Provence is het zeer gemeen , wordende aldaar , van * Landvolk , Quercillets geheten, maar de gewoone naam in Vrankryk is Stéchar, in Spanje Tomani, Tomillo of Cantuesfo, ù Duitfchland Stichar., Kraut, en “in. Eogelal French Lavender, — Het heeft een kort Sratimeties dat Heel achtige , Houtige ‚ Takken ; vanveen-Elle hûs uitgeeft , welke met Bladen bezet zyn, glt als die van de Lavendel , doch fmaller en kl ner, bitter en-heet van Smaak, Zy loopen in vierkante Roedjes , die naakt zyn, en log werpige Hoofdjes draagen , nu -korter end sdan fmal en-langwerpig „ geevende fchen de Schubbetjes of Blikjes „ waar ahd beftaan , kleine Bloempjes uit, als die van — Lavendel, maar donkerer blaas De Top | va H. Clif. Ups. &c. Stoechas purpurea, C, B. Pin. 26,58 | Eeten 8& longioribus ligulis. Crus. Hij. ded Hisp, 232. Stoechas, Don. bd 275e Deer ventes Matek 3 van deeze’ Hoofdjes zyn met zekere Riempjes , HL gekroond, fomeyds vry lang, van eene blaau- “Er we of paarfche Kleur, fomtyds kort en naauw- Hoorpe. Iyks te befpeuren.- Ook-zyn de Bloempjes Ee deeze Aairen regelmaatig op ryën gefchikt. per ig Het Zaad komt in figuur byna met dat van de Lavendel. gyszern »-zynde glad, klein ‚en zwart. …— De Bloemen « van Stéchas zyn. uit de Voor- en der Ouden onder de Winkelmiddelen bekend, en komen in allerley Samenftelzelen, byna; tegen Beroerte, Geraaktheid, Lammig- heid, Vallende Ziekte en dergelyke Herfen- of Zenuwkwaalen. Op die plaatfen , daar het groeit, zvn zy nog heden veel in achting , maar hier te Lande maakt men van bekender Middelen overtreffen zouden. Eigentlyk is hetde gehee= le Aair, die men onder deezen naam bekomt, StpERITIS, Yzèerkruid. ” De Meeldraadjes zyn, in dit Geflagt, bin: nen het Bloempypje vervat. Het heeft twee Stempels , waar van de kortfte den shderen Omwindt, Getal der Soorten is elf, meest Europi- En fchen, en de drie eerften behooren orde Hee- fters , ‚ naamelyk U Dex, Vo Srum En 2365 TwWEEMACTIGE HEESTERS, UL (1) Yzerkruid,d:t Heefterachtig is en ruig, aak met fpits Hartvormig langwerpige gefiech Hoorp- de Bladen , wyd gemikte Takken en ge STUK > — ckranfte -Aairen , die voor het bloijen ES ikken, bn he De bepaaling wyst nagenoeg de geftale an Ema van deezen Heetfter, die byPLUKENETVOR komt onder den naam van Stachrys met zet groote Wollekruids Bladen , kleine wite fl gehelmde Bloemen, en de Aairen van Be ruid, “De Bloemen zyn talryk , met rù is zyne Groeiplaats, (2) Yoerkruid , - dat Hee pefherachtig. is … Dons bekleed „de Bladen fromp- Hart mig gefteeld, de Takken wyd-gemikby Aairen Kranswys hebbende. Aangezien de Breedbladige Kandiafche S van TourNerFoRT hier thans uicgeflodt vordt, zo blyft- van de RORE allee Crailo andiae ps ( 1) Siderieis A villof, Fol. Ende oblongis latis, Spicis NE ante forescentiam nataucdbus, divaricatis. Sys:. Nat. Kll. Gen. 712,p, 391, Pig 712. Pe 443. Stachys den. &c, H. Clif. 310. Aas ami Verbasci foliis Bec. Prem Alm. 356, Te zaten (2) Siderisis Prucicola. tomentofa , Fol, cordato, 0008 obtufis peciolaris , Kam is divaricatis, De verricillatis kee chys Canarienfis fruticans , Verbasci folio, Comm, Hork P. 197. bs 7 9 Did rr Rr 287 Wollekruids- Bladen, van CoMMELYN,Over, IL die den naam van Kandiafche niet fchynt te het id kunnen voeren. De Ingezetenen der Kanarifche Hoorp- Eilanden geeven ’er, volgens dien Hoogleeraar, “Toen den naam van Arvida falva aan. In de Amfter- pn. damfche*'Fuin hadt het Gewas een Stam van drie Voeten hoogte en hooger, verdeelende zig in vierkante Wollige Takken , met lang gefteel ° de, gepaarde , van onderen ‘Wollige ‚ breede Bladen. Dezelven zyn van boven groen, van onderen wit, Uit de Oxels der Bladen komen Kransjes voort van witte , gelipte Bloemen, met ftompe Kelken ; waar op vier zwarte Zaadjes volgen, De Bladen, gewreeven wor- dende, geeven een zwaaren onaangenaamen Reuk. @ ) Verkraid , dat Heefterachtig. is met. …Donsachtige Wolligheid, de Bladen Tön- and cetvormig effenrandig , de Bloemen ge kranst hebbende, Hier is de Kandiafche zeer wit gewolde Sideritis van To URNEFORT, thuis gebragt, toE (5) Sideritis Fruticofa tomentofo-lanata , Fol, lanceelatis integerrimis, Floks verticillatis, Cunila Calycibus inetmibus lanigeris. H. Cf. 313. Siderieis Cretica tomentofa, candidis. ma, FL luteo. TOURNE. Cor. 12, Â. pr Fruticofa &c. Hort. ed 310, Stachys minor Italica. C. B. Pin. 236. Sta- ychnoides incana anguftifolia, Fl, Aurco, BARR. Je, al Pilofella maxima Syriaca, LOB, Ze. 475, IL. Das, V, STUK, 268 TwEEMAGTICE Heesters UL tot welke als eene Verfcheidenheid betrokken AFDEEL. zit. “wordt, de Gryze Smalbladige Stachys Lychnis HoorD- des; van BARRELIER ‚ met een Goudgeele Bl 0 STE. _ ls ook de Syrifche Pilofella van Bavar NU, zaadige, naar welke de Soort, den _bynaam voert, He _grorde befchreeven als een Heeftertje „ dat Nl gedaante van Salie heeft, maar langer iss dergelyke Bladen , die Wellig en wit ZyD onderften bedheed ‚de bovenften ongef! en Beg witte Blaemen, a Mert ir A8 dennen : ie Ee is hier byna gelyk in gedeeld , met de breedte slip uitgegulpt bende, regtopftaande Meeldraadjes , die in alle de Bloemen van deeze Klasfe wanden van het Bloempje voortkomen » elkander afftandig zyn. Dit G Wilde , Water: en Tuin: krtn en andere „ byna altemaal Europifche Kr ge Planten, „vervolgens te befchryven. t ‚alleen, komen hier in king, naamelyk XV (16) niger met : geef ; 4 Men: bs EN, Canarien fis. ifche. (16) Mentha Flor. eapiearis aillaribus dichotoezis Ea fs crenatis, Caule arborescente „ Stam, Corollâ brev! H. Cliff. 307, Mentha Canarienûs frutescens &€ . 248 T 307. É‚ 2. agen kol, ovaris D. 1 DTe Mee te 289 jes uit de Oelen , Eyronde gekartelde ui Bladen, een Boomachtige Sleng: de Meel- WE in draadjes korter dan de Bloem. . Hoorn: Van dit Gewas is, onder den naam van Boom - ds zee achtige ‘Kanarifche Heliotropium , met Bladen?“ van Water- Look, de Afbeelding door Co m- MELYN gegeven. Het was te vooren in de Hollandfche Hoven, zegt hy , onder der: naam van Sideritis altera Canarienfis , bekend geweest. Het hadt den Stam drie Vöete hoog , zig in Takken verdeelende , die eerst vierkantig, ver. volgens” rond , bruin en Wollig waren , met de Bladen” tegenover elkander , op lange Steelen , ovaalachtig , diep ingefneeden , zwaar geribd, van boven groen ; van onderen grys „ en aan beide zyden, zo” wel als de Bladfteelen, ned hebbende ‚ gekaauwd zynde , een Spe ì tigen Smaak, De Bloerbert; aan Bolletjes by dkander groeijende „ waren wit, eenbladig en Pypachtig , met een ruigen Kelk; doch rype Zaaden hadt het in de Hortus Mùdicús ; alhier, Niet voortgebragt. Behalve de Heefterachtige Kanarifche Krui- munt van PLUKENET, naar ine ook te gelyken -de „zeer he draagende Melisfe van eren hoewel de: zel. oppofieis &c. MiLl. Diff. Nes. Heliotropium Canarienfe Whorescens , Scorodoniz folio; Coma, Hert. IL. p. 129. T. 65. Conf. Melisa altisima glebularia. PLume Je, 163, £, 2, € 20o TWEEMACTIGE HEESTERS, Ul. zelve, zo de Hoogleeraar J. BURMANNUS re te regt aanmerkt , doordien de Bloemhoofdjes Hoorp- op enkelde Steeltjes uit de Oxels der Bladen STUK. voortkomen , daar van verfchille, ’ Is onder dre tusfchen ontwyfelbaar„ dat die mede tot het Geflagt van Kruizemunt behoore, | „Erm. (az) Kruizemunt met zydelinge Bloemtroyfen. 5 kt Een Ceyloních Gewas , bevoorens tot het he. __ Geflagt van Ocymum betrokken ‚ is thans hi thuis gebragt. Het was, onder de M Planten , zo men wil, door RHerpe de beeld , aldaar. den ape van Cottam voerende, en zoude door PLUKENETrus bedoeld zj, met den naam van allergrootst Ocymum é£ beide Indiën , dat Melde - Bladen heeft van 2 zeer onaangenaamen Reuk, Doch de kleinkë der Bloempjes. maakt deeze Gewasfen, rd | fte uit de gedroogde Voorwerpen en uit d beeldingen, niet gemakkelyk te ond | Hier zyn de Meeldraadjes korter dan de: Ber | pies, zo de Heer MurRAY aancekents — | Prkt Et An ae De Kenmerken , waar door dit Ee (17) Mentha Racemis Secundis lateralihus. Syst, PS: me Ocymum frutescens. Sp. Plant, 332. Ocymum masai) Perenne „ utriusque Indie , Fol. Atriplicis inga NE nete Mal” 153. Te 77e er RS id duf De rds Ar MM, Beele rn BRAS flagt onderfcheiden wordt, zyn, dat de boven: , fte Slip. van, den. Kelk zeer kort,is5 voorts zyn * de Meeldraadjes. hier ook afftandig ; maar het Hoorp: heeft twee famengevoegde Stylen. _ De eenigfte: Soort bier van (1). maakt een Gewas uithet welke met den, bynaam, van Oeymoides prille allergrootfte _ Melisfa „voorgefteld. is door Ar- Àl Allesgroote DUINU-Ss Dezelve heeft de Bladen en werpig Eyrond., Zaagswys’ getand , aan beie de enden fpits’‚ van agteren met fpitfe Klier- tjes, en de Aairen hangen over zyde., even als in het laatst. befchreevene Gewas „ „hete welke tot deeze is- betrokken geweest, en ’er naar gelykt, voerende daar van den bynaam, De Bloemen zyn, klein „ wit, enkeld of drie, voudig. — atis RE O2 EIOë ze gn: Pp RAS Er e u hiet } Behalve Re algemeene en ed Klasfe zyn de byzondere vandit Geflagt, dat de Vrugt beftaat uit vier eenzaadige Besfen, Het bevat de volgende. (1) Prafium met langwerpig Eyronde, getan- de » Bladen. ) erilla, ee Nat. XII. Gen. paas ann. vig KI. Gen. 1236. p. 445. Melisla maxima. Foliis. ovato « oblongis Serratis &c. ARD, Sp. 2. p. 28- T. 23. (1) Prafiam Fol. ovato=oblongis ferratis. Syst, Nat, XII. Gen, 737-p. 404: Vig. XIII Gens 7374 pe 458 Hort. Clif. Ts 309: IL Dax, Y, STUBe | L Prafisns gk JAS Groot, 202 TwerMActricE HEESTERS. UL __ Een Boomachtig ongevlakt Lamium , met een AFDEELs biyvende Wortel, hadt ZaNont vit Zaden, Hoorp- van ’t Eiland Kandia overgebragt , op gekree: gen, doch ’t welke naderhand ook in verfchei- de de debtEn van Tcalie, wild groeijende , gevon- den werdt. Hy geeft ’er de Afbeelding van, en zegt, dat het Heefterachtig anderhalf Bl hoog groeit, met Houtige Stengen, van dikte als-een Schryfpen, onder bruinen boven groe. De Bladen gelyken veel naar die van het g& woone Lamium , maar blyven ’s Winters over: de Bloemen zyn BE en komen uit een Kelk voort, waar in vier zwarte Zaaden , naar diet de Wilde Nigelle gälpkefide; aanryper; zolr NONI fchryft. Ik begryp derhalve de overe komst van het gezegde Kenmerk niet. hadt TOURNEFORT dit Gewas Sj Heefterachtige Galeopfis, met het Blad ed Teucrium , gehiëten , en Barner ren le aanfch Heefterachtig Teucrium, met een gen te witte Bloem. 1 u. Ca) Prafium met Eyronde, wederzyds zuid Erafam SS gekartelde Bladen, rdt Klein. k en of 309e Ups. 173. Lamium arboreum perenne rerieam. BE Hij. 112. T. 46. Ray. Hifl. sór. Melisfa fruticofs Ci” Mom. Hifl. III. p. 408. S, 11. T. 21. fe 3e reuaian ff” cans &c. BARR. Je. 895. (2) Prafism Fol, ovatis eren urringve daplici. HC” EE Lamia Guticans-Teuctii folio lucido & CP Ehôte 106, D:2:D-Z- RA MIE A 003 Of deeze een byzondere Soort zy, dan eene II, Verfcheidenheid van de voorgaande, is twyfel- APOEL. achtig. Zy heeft dergelyk. Bladerloof „dat Ffoorpe glinftert , en de Bloem verfchilt weinig in Kleur. En Op Sicilie is dit Gewas gevonden. Pera CRANIOL ARIA, Bekkeneel- Plant. Dit Geflagt en de volgende behooren onder de Schuilzaadige, dat is, die de Zaaden in een beflooten Vrugt hebben. De Kelk is dubbeld, een vierbladige , die de Bloem omvat en een eenbladige Bloemfcheede: de Bloem heeft een witermaate lange Pyp. Het Zaadhuisje komt met dat van de Martynia overeen, Twee Soorten zyn ’er van, beiden in Ame- tka of in de Westindiën natuurlyk, als volgt. (1) Bekkeneel-Plant met Lancetvormige ge- 1. …— tande Bladen. rie Frat j Dit is een Boomachtig Gewas ‚ in Zuid: A. Hester. merika door Prumier waargenomen, hoewel ° "2 het ook by de Havàna groeit. Het werdt Cra- Biolaria door Linneus geheten, om dat de Vrugt of Noot naar het Bekkeneel van eenig Beest gelykt. Men mag het onder de fraaifte Planten tellen , zo wegens den groöten wyden Kelk, als de langte van de Bloem, en de aar- tige (1) Cranioiaria Foliis lancealatis dentatis. Syst, Nat. XII, Gen 75z. p. 412. Weg, XIII. Gen. 752, p. 467. Gesnera arbores- “ns amplo fore fimbriato 3 racemolo. PLUM, Ic. 137. U, Dxaas V‚ Srux, 3 In, 804 TWEEMACTIGE HEESTERS tige Franje aan derzelver Mond „als ok om Arden, dat” dezelve van binnen zo fierlyk. geftippeld is, STUK, } Gm Craniola- ria Annúa. Kruidige, Takken komen losfe Trosfen voort, van, j ke cen ns ‚ zìg Klokswys uitbreidende aan den | 8 Esat, Pil fa Hoorde Zy-komen op zeer lange Steelen voort aa de fierlykheid nog vermeerdert, > (a) Bekkenecl - Plant met hoekig Horror Bladen , de -buitenfte Kelk be De Heer JacQUIN nam deeze S Soc Ee ien in Amerika op de Akkers eni Wilden Wyngaard „maar dieper v by den Steel Hartvormig, alle vaar tien Bloemen, die byna een me een Bloempyp. uitgeeft van een half en aldaar twee Lippen hebbende, waar bovenfte in tweeën , de onderfië: in del verdeeld, Vier Meeldraadjes „ twee JaDBe (2) Cramiolaria Fol. cordatis ien Ee diphvllo. JAcq. Amer. Hift. 173. -T.- sto ie villofa & viscea, Aceris a Flore albo , Tube zen * DID: Y.N A Melsder 308 de anderen , komen uit den Keel voort, heb-__ HI bende dubbelde, langwerpige , hangende Meel- “en, * knopjes. ‘Het Vrugtbeginzel , dat klein is ‚ Hoorp- heeft een Styl, die de geheele langte van de °TUE Bloempyp doorloopt , en een weinig verder uit- ne fleekt dan de Meeldraadjes, met een dubbelen Stempel gekroond. De Kelk is groen „de Bloem wit, maar in de holte vanden Keel getekend met drie groote donker paarfche Vlakken. Het _ Zaadhuisje , of de;Vrugt , wordt ryp zynde geel , en is een Bolfter, die een zwarte Noot van een zonderlinge Sani bevat, om welke het Gewas tot dit Geflagt betrokken wordt. Zy fchynt vierkleppig te zyn , doch gaapt níet, hebbende dus Naaden als het Bekkeneel en bevattende Ifte gedagte Heer altoos vol kleine Vliegjes gevon- den , die daar in als gevangen fcheenen. De NWortels van dit Gewas , zegt hy, wit zynde _ met een bruinen Bast, werden van het Volk aldaar met Osfen- Vleefch gekookt gegeten , of in Süker ingelegd tot Lekkerny, niet alleen , maar ook in plaats van Scorzoneer- Wortels tan de Zieken voorgefchreeven en in de Apo» theeken nagehouden: zo dat de Ingezetenen letzelve Escorzonera noemden, 4 dm Mam- IL, Dans, v‚ Srum, 296 TWERMAGTICE HEESTERS, MARTYNIA HL EL. | | poor Dit Geflagt heeft een vyfdeeligen Kelk; cn en oelachtige Bloem ; een Zaadhuisje dat How bte $, met een Bast en een Haakige Sui, À zaadje. ‘ariehollig ‚ tweekleppig. Drie Soorten worden thans van hae 4 gegeven; als volgt, 1. _ (1) Martynia mét een enkelde Steng ia pd rn getande Bladen, | Deeze door Linneus in de Clifforlëe Tuinbefchryving als ook door gaand | eene blaauwe Bloem ; groejends thagena in Amerika, Io Ld Martijnia met een Takkige Steng n Den kige ongekartelde Bladen. Tatiyk@, rd Deens ‚ van Vens Cruz i in Remane srae RA Ed (1) Martynia Caule fimplici Föliis ferratis. RE Gen. 753. p. 412, DPeg. XIIN. Gen, 753. p: son Med Foliis pes Hort, Cliff: 322, To is. pes EHRET Pi. IX. fe Ca) KE Caute Ramo, Fol. eren Ke Faa. Helm/?. 240, Mart. C. Ramofo , Fol. cordato- 0) pilofis. Migr. Ze. T. 286. Mart. Fol. destaris: H. Ze Mart. annua &c. EnRET. Pi. TI. f. 1. MART. pee Martynia Caule , Petiolisque filtulofis , Floribus GOvAN Morsp, 303. Craniolaria, LoErm. Jb 235 D TD: TREE AE 0D iseen Jaarlykfe of Zaay - Plant, die zig zo HL gemakkelyk - vermenigvuldigt , dat menze ook ÄFDEEL- in de Akkers , by den Koninglyken Tuin te Hoorp= Montpellier „ aantreft , zo dat zy aldaar als in-STUK- _ landfch is geworden. Zy heeft een ruige Steng, nd” ne met Hartvormige lang gefteelde Bladen , en witte Bloemen, als ’t ware in vyven verdeeld ; zynde de twee bovenfte Slippen met paarfche Stippen getekend , zo wel als de twee onder- flen, doch de middelfte van de laatften met zes of zeven Saffraankleurige Streepen. Als men dan den Stempel raakt, fluit hy zig : de Bloc- men zyn van buiten ftekelig; de Kelker dric- kwabbig , en hebben ovaale of Elsvormige Blikjes. Van binnen is een blyk van een vyfde Meeldraadje, gelyk in de voorigen. Het zonderlingfte is de Vrugt, welke in een Snuit uitloopt, die, van één fplytende , er de geftalte van Bokshoornen aan geeft , ie welken naam het Gewas daarom ook by fommi- gen voert, FagBrIiCius wil, dat de geheele Vrugt eenigermaate naar den Kop van het Oost- iadifch- Hoorn - Varken , Babyrousfa genaamd „ zou gelyken. De kundige Heer SCHMIEDEL noemt het deswegen Proboscidea: want het ge- ne zyn Ed, zo fraay in Afbeelding gebragt en _zo omftandig in alle zyne deelen befchreeven heeft , hoewel in eenige byzonderheden ver- fchillende, kan , myns oordeels tot geen ander Geflagt behooren (*). (3) Mar- (*) Vid, scrten, Zeon, Plant. Norimb. 1762, Tab. KIL. dj U. Dern. V. Stu, 3 ui Arpslle Bit aTUKe 298 TWEEMAGTIGE HEESTERS, (3) Martynia meteen enkelde Steng , en rans de witgegulpte Bladen. Deeze Kaapfche ‚ door den Hoogleeraar D. v-RorEN aan den Ridder opgegeven, heeft oeten, met gepaarde , gefteelde, drieribbige Bladen, en enkelde Oxelbloemen, die kortge — fteeld zyn. In plaats van Stopbeltjes bevindt zig, aan den voet van het Bloemftceltje, ce_ Klier of Napje, omvattende een Bolictje, &£_ als met een korten Styl en Stempel begaafd is. Pi: De Kelk is zeer klein en vyftandig: de Pypra_ de Bloem zeer lang, in ’t midden be ’ van onderen aan de Rug gebocheld, Het Vrt beginzel , in de. Bloem vervat, heeft een 8 zolang alsde Pyp, met twee fiialle ) gen Stempels, Het Zaadhuisje heeft Wi een Snuit, maar aan den Voet „ wederzyds 6 dik Tandje, De tao » daar in vervat, klein, 5 L insiern een opgeregte , ruuwachtige Steng van twee — Langbloe- mige. BES LER IAe roe De byzondere Kenmerken van zE zyn; een Kelk in vyven verdeeld, en een lyke Bloem; waar van het Vrugtbegi f Bere harne die tijk Holligheid heeft, a in veele Zaaden. en Drie Soorten , altemaal Amerikaan, | on: ze daar van voor , äls volgt, (2) Marsyniu Caule Gmplici „ Foliis orbiculatis ij at E esD-acmiie MTAAMSE SA 9D wrs Be „met -getakte Bles 5 8, Em Laten _De benaaming. van dit Geflagt is op deeze Hoor Soort en de volgende toegepast coor Pater …n PruMrer, ter gedagtenisfe van den vermaar- „sns den BEsSLERUS, Apotheker te Neuremburg ‚fe, die dat pragtige Werk , Hortus Bolten 5 en genaamd , aan * licht gegeven heeft. Van h werdt zy Besleria met Bladen der Melisfa van ‚ Trägus geryteld, dat is de gewoone Melisfe , ook wel Melitra- genaamd ; waar van zy der- halve den bynaam voert. Zy heefteen Hou- tige, gladde Steng met Geledingen, geevende getakte Bloemfteeltjes uit de Oxels der Bladen, De Bloemen zyn Pypachtig , eenbladig, van ongeregelde figúur aan den Mond: de Vrugt is een Eyronde Bezie r met “kleine Zaadjes bee (2) Besleria met enkelde vergaarde Bloemplecl- Ie tjes , de Bladen Lancetvormig, on Smal! adie Aan deeze zyn , door gezegden Pater, Bla-ce. den van Gouden Roede , en geele Blocinen é sj = toc. (1) Besleria Pedanculis ramöfis; Foliis ovatis. Syst, Nat. XII. Gen. 755. p: 413. Weg. XIII, Gen. 755. p. 468. Bes- leria Melisfe Tragi folio. Prum. Gen. 29, Je. 45 (2) Besleria Pedunculisfimplicibus confertis, Foliis lanceo- Jatis. Besl. Virge Aurez foliis Flore luteo- minor & major. Prum. Gen. 29, Ie. 49. JACQ. Amar, Hij. 187, IL Deer. V. STUK. ur. 300 TwEEMAGTIGE HEESTERS. toegefchreeven. Hy vondt ’er een Kleine en zeeen een Groote van, welke laatfte de Bladen veel Hiâdess langer en fimaller , en dus zeer Lapcetvormig STUK hadt, zynde meer gekârteld dan getand. Ook ed waren de Bloemen van een verfchillende fe guur, gelyk men in zyne Afbeelding kan be. fchouwen. De eerfte is menigvuldig in lome merryke vogtige Bosfchen , op Martenique, door den Heer Jac QUIN waargenomen, — sten 3). Besleria-met enkelde eenzaame Bloemflel A meng : aaps ‚ de K elken Bnr: sand Gekamde, ende. _Deeze Soort, die Klimmende gekamde Bel ria van PLUMIER genoemd was, vond: ge | dagte’ Heer op ‘de zelfde plaatfen van dat Be land. Dezelve heeft een kruipenden Word; | Eyronde „ Zaagswys’ getande Bladen, dief fteeld zyn, en zydelingfe Bloemfteeltjes ge één Bloem, uitloopende in een v windzel , van -Hartvormige, getande ‚ OD& — ee Blaadjes, die als gekamd zyn; waar en Deeze e | Bon geel. De Meeldraadjes komen voort 4 uit een gemeen Vliesje, ’t welk aan de Bloek — pyp gehecht is „ en overlangs gefpleeten , Wk toonende zig in die Spleet het inn vaneen (3) Beskeria Pedunculis fiepl. folitariis ; mai deme eriftatis Befleria fcandens criftata Fruêtu -nigro. et z9. Je, so, JACQ, Amer, me 186,-Te jn Een D 1 PD Y:NrA MIA: 3Or vyfde Meeldraadje;, geheel vry van-dat- Vlies- 5 IE je. Na de uitwerping van het. Stuifmeel zyn“ eije de Meeldraadjes ‚die te vooren regt waren ,Hooro-. wonderlyk--onider; elkander geboogen , even als*" 0" in de Marcynia-s mêt-welke -deeze. Soort. veel ema. overeenkomst heeft. Ook is: de-ruigte van de me, buiten, hier zeer ke Dreriratis” EE Een vvblesliee Kelk ; een Klokvormige Bloem , » die Buikig is, in vyven gedeeld: een Eyvormig Zaadhuisje, met-twee Holligheden ;- maaken de byzondere Kenmerken uit. Agt Soorten “komen thans in dit Geflagt voor , waar „van de lage tot. ks Herbiers bee _ hoort, naamelyk, … ape _@® Dig "1 oel. Diii et agr ern de Bloemen tweelippig , , Jpilrs de Steng Dit Dina Heefterachtig. Dit Gewas is te vooren. Gesneria. door den Ridder genoemd, geweest ‚in - navolging van LUM IER, die hetzelve daar toe-betrokken hadt. Het {laat ook nog , onder dien naam, in (8) Digitalis oslrdaë. folies lanceolari „ Corollis bilabia- acutis, Caule fraticofo, Syst. Nat, XII, Gen. 758. p. Kanarifche., Dit. T. Reria foliis lanceolatis ferratis Sc. H‚ Clif. 218. Digiralis Acanthoides Canarienfis frut. Comm. Hort, Il. p. ros. T. 53. D gieali affinis Canarienfis. PLUK, Alm. 400. Te 325 fe t Gesneria. R. Zugdb, “Ak Diar. v, STUK, Ze zor Twremacriee HEEsTER. HL in onze’ openbaare- Kruidhoven bekend dir ArDEEle net jaarlyks „z6er: fierlyk bloeit. Com MEIN Hoof: ‘heeft “hetzelve “in Afbeelding gebragt ‚vonden STUE. den naam van Kanarifch „naar de'Beerenklaauw — Set \gelykend:, Vi inger hoedkruid , met eene Goud: ; kleurige Bloem. Hy zegt dat de Steng fomtyds | hooger ‘groeit dan een of-twee Voeten; doeh deezen Zómer was het alhier, in onze Stads E Tuin, wel vier Voeten hoog. De Bladen ge Iyken taamelyk: paar die vân- fommige Soorten _van Gouden Roede, en de Bloemen eed t uiterlyk aâfizien , vry veel met” die van d Beerenklaauw overeen. Zy maaken lange A B ren uit, el zf ieder in vier Slippen” verdeeld, de bovenfte Helmachtig , dé“onderfte dsc Lip; de zydelingfe veel kleiner, als” Vleugelijës Uit deeze Bloemen druipt fomtyds, opta den van, den, Dag, een bitter Sap, in pl — _van den zoeten Honig , die. ‚de meefte Bl “men in de Planten bevatten. De Bladen — Ook bitter: Van de Ingezetenen der Ka in Eilanden , “daar men het Zaad van. daan beke men heeft; werde het Gewas Muitra An ten. zi Bro rER Van dit Geflagt de Kenmerken ad opgegeven hebbende , toen: ik-de Soorten ve * u. D. hetzelve , die Boomen zyn , ‘pefchreef 5E | en os thans alleen de overigen hier te benk a 4 @ Be D 1D TNA MTA 303 -(@) Bignonia met. enkelde Lancetvormige Bla-, Uk den en “vindende Ranken, ARDEN Een Gewas, dat Bladen als der Myrten ‚Hic doch grooter ‚en fchoone zeer welriekende geele = Bloemen heeft: met de Steng-eenigermaate Zigronia Houtig ‚ maakt. deeze Soort uit, Caressylntr”. heeft ’er de Afbeelding van „gegeven ; onder Sun Ald den naam van Welriekende geele Klimmende Fase myn, en zegt, dat dezelve in Virginie, alwaar Linneus de Woonplaats ftelt, niet gemeen js, maar overal voorkomt in Karolina. Ook hade hy gezien , dat dit Gewas ’s. Winters fom= wylen zyne Bladen kwyt raakt. De Bloemen ruiken als de geele Violieren. 6) en met Eel Bladen, en korte, ir. kromme, drievoudige Klaawwieren. Urge De forme Met geever» den Brna ‘Karten- aaf deeze Soort „ welke op *t Eiland Barbados“: overvloedig. groeit, volgens de aanmerking van | SLOANE,en ook in andere deelen van Ames, rika (2) Bignonia Fol. Rhee lanceolatis ‚ Caule volabili, ‚ Fol. ovato-lanceolatis , conjugatis , integerrimis. BR. Lugdbar. 291. Syring: volub. Virginiana. PLUK ma. f. ss Gelfem. 6 Jastninum “lutea "odorieatf” Ke: Raj. Hip. 1769. CATESB, Car, 1. T. 53: SELIGM. Pag. 11. PI, 4. (5) Bignonia Fol. eonjugatis , Ciecho brevisfimo arcuato se, Hi. IL, p. 108. Clematis quadrifolia, Prum. Amer. zo, T. 54. Clematis.Myrfinites. PLUK: „Alm, 109, T, 163, f, 2. U DEEL, Vo ST, zog TWEEMAGTIGE HEESTERS, HI. rika waargenomen is. PrLuM1Egr noemtze af Vierbladige Clematis , met geele Vingerhoed- miess: bloemen; en haakige Klaauwieren, bd nd 4) ne met gepaarde gelaavinrds Ln Bignoria « de Blaadjes Eyrond Lancetvormig, — pen , dies Bloemfteeltjes en lange re | Cajehni- ke _Haauwtjes. pd en PLUMIER geeft de Afbeelding van ge | Soort , welke zeer lange Haauwen heeft, | daar door, inzonderheid verfchillende is a | de anderen ; loopende de gemeene Bla | ook in een lange Klaauwier uit, gelyk nd Lathyrisfen. Op één Steeltje draagt zy twee — groote uitgebreide Bloemen, en heeft eenbreed aad. 4 ee on ‚e (5) Bignonia met gepaarde gemoeide 8 BAE den , de Blaadjes Hartvormig, Eyrmbs — Geplninn de Bloemen getrost, drie op een Stee d Uitvoerig befchryft de Heer Jacques deeze Soort, hem menigvuldig in het bofch by Karthagena voorgekomen. Het zegt hy, een Heefterachtig Gewas , en Î (4) Bigronia Fol. conjug. Cirrhofis, roliolis ovaco- me 2 laus, Pedunculis, bifloris , siliquis linearibus, Bigne a ä Goal: Siiiquis latis & longioribus , seine Sp. sede. ss. f, 1 2 (5) Bigronia Fol, conjug. Cirrhofis, Foliolis cordro-0 Je tis, Floribus racemofis, Peduneulis trifloris. en ve Á Hfl, 183, T. 116. Bignonia bifolia fcandens, Flore viel odoro , Fruâu ovare duro. Prum, ee s. 1 sel | Dar: prr.a re 305 kige en ronde giadde Steelen , die aan den - Wortel naauwlyks een Duim dik zyn, twaalf ÁFDE rn Voeten lang, by de Boomen opklimmende. Dende. Bladen heeft hetzelve hoekig gefpitst, zeer! TUE glad, van verfcheiderley grootte, de bovenften,, ke zonder Klaauwieren „ met ronde Bladfteelen;” De Bloemen maaken ‚ aan tend der Takken , ferlyke gepluimde Aairen ‚ welke uit driebloe- mige Steeltjes famengefteld zyn. Zy zyn Reu- keloos, paarfch van- Kleur, van eene byzondere figuur , en op dezelven volgt een kort Eyrond Laadhuisje3 zo dat zy in dit opzigt grootelyks van de voorgaande Soort verfchilt : muntende de Bloem ook uie-door den witten rand des Kelks. De Ranken en Bladen zyn uitermaate bitter, (6) Bignonia met gep Ee Eilers Bla den , de Blaadjes Hartvormig, de Ranke. Dat de Ranken; dwars doorgefneeden , een Kruis vertoonen „ geeft den bynaam aan-deeze Soort ‚ die in-onze Kraidhoven: niet. ongemeen se. De Bloemen beftaan uit een zeer lange Pyp ; …& een 5 van dergelyke langte , en vier _Mecle rn Bipeanie BG Beos, Ginkel Roliolis cordis Caule Wuricato. ir, Cliffu6o. Hort. Ch 317e Re Luzdhat. 2890 Riga. fcandens ‚ Flore atro flavo -minoris ‘GRON. Wirgs 73. Bign. fand. bifolia ze trifolia, ligno Cruce fignato. PLuM. kas. T. se. Pleudo- Apocynum Follies maximis obtufis &c. Moms. Hij. 1l.ps672-S. 15. Te 3e Fi 16 Vv n. DrzL, V. STUK 306 TWEEMAGCTIGE HEESTERS, HL Meeldraaden , twee langer , twee korter vol 4 AFDEEL. gens de Kenmerken van ‘deze Klasfe. De Vrugt 3 Moorp- atd, zeer naar een Snuifdoosje , en is gevuld ether et* Zaaden, die grooter Vliezige Wieken hebe El B „> vals dan de meefte anderen. Niettemin isde _ Virginifche Bignonia , met een kleine, Zwarte geele, van onderen witachtige Bloem; Ee Ë gebragt, aan welke eene dergelyke doch e Vergiftige hoedanigheid „ dan in de meelksor ten heerfcht „ wordt toegefchreeven. Vòlge _ PLUMIER zoüden de bovenfte Bladen £ Ga de onderften drievoudig zyn. pe vir. 0) Bignonia met gepaarde g PE Bladen , de Blaadjes Hartswys a , E mre vormig , de onderften enkeld. ier Men vindt deeze Vierbladige Amerikaan — Clematis getyteld. ZANONt1 hadt de Z gen le Jaaren in. zyn Tuin gehad, aldaar cen GefS nde van ruim een” Elle hoog ‚met ron Houtige Steelen of Ranken, aen ï (aan „dat de jonge Takjes, dun en | tot Klaauwieren gehen dig aan alles ceolatis, Foliis -imis 317 Re Lugdhat. 289. Bign. Amer, breviore. “T. -BREYNs Jes 33e T. 25e A 7ke. Clematis nme Americana. BOGG, ne Dri:D LNA LAMEE MS 307 zy omvatten kunnen, vast hechtende, en zulks _ UI. zal de reden zyn „dat deeze: Soort ‚ in ’t by- ARO, zonder , den naam van Geklaauwierde voert ; Hoorp« hoewel de bepaaling zulks niet te kennen geeft. Bs De Bladen zyn hier ook, gelyk in de anderen, ân met Klaauwieren voorzien. Zy komen twee aan de Steeltjes , die tegenover elkander ge- plaatse zyn , voort, en hier door vertoont zig het Gewas vierbladig , hebbende de Blade fchoon groen, en de Bloemen Kaneelkleurig, waar op Zaadpeultjes volgen. Het heeft ver- gaarde ‘eenbloemige Bloemfteeltjes , de Kelken Klokvormig onverdeeld, (8) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla- „VI den ‚ de. Blaadjes. Hartvormig Ze Per aeg van onderen Wallig: ruig. Wellige, Deeze, uit deon von Kampfche:; heeft de ern Bloemen geel. Sas (9) Bignonia met ard Bladen, de Blaad- rx. | > jes Eyrond EG >» de Steng overend bee ge. ftaande. " Deete,; van Vera Cruz -afkomftig , heeft de d, Bloemen wit. Zy is,-zo wel als de Es %, > dE MIL inn gebeeld, | ay Bie: ) Bigxonia Fol. conjag. Citthoûs Foliolis cordato- ovatis, ras pirbescentibus. MILL. Dië. N. 14, (9) Bignonsa Fol, ternatis „ Foliolis ovatis acuminatis, Cau le Fruticofo erelto. MILL, Dig. N. Is. Vv 2 U, Deer, V‚ Srux. 308 TWEEMACTIGE HEESTERS IM. (ra) Bignonia met gevingerde Bladen, adj Lode ha verdeeld,” NS - Van deeze , die in, Peru natuurlyk’ Pers 435 geeft Pater Fevir Lée de befchryving ee Aidecgende „ dat hy-dezelve „ wegens haare f heid ; in Afbeelding hadt. gebragt. Haar | tel geleek naar dien der Radyzen: « S gaf, ter hoogte van, drie Duimen , ve lange -Bladfteelen uit „ fommigen byna lang, met fierlyk verdeelde Bladen, die van de Beerenklaauw ‘of Kruisdifte wyze in ee verdeeld. Ve e “_ gemelde S teng Steelen uit met Tros ja « men ;, dieje groot , van figuur, als in Soorten, en bleek geel Zyn, we xuL _ (13) Bignonia met gevinde Bladen, Radicans. s Wortelen« de. lis radicatis. Hort. Clif 2197. H. Ups. 178 _Gì no 73: MILL. -/e. 43. T. 65. Pleudo- ben Riv. Aon, ror. Pfeudo - Apocynum ut HER. 1. ps 612, Se 15. T. ) É: 1 Gand CORN. Can. neo Flore minore, CATEsA, Ears Srl es IL, Band, E R | Á k nonia met Esfchenbladen en een kleinere hoog- “SLOAN. Jam. 216. Ff. 2. p. 63. Vv 5 ® DTBryN Aike Tot deeze, die de Amerikaanfche Basterd=* IM Hondendood met eene Pypachtige roode Bloem ds en Esfchen- Bladen, door Mom 1so N genoemd Hoorp= was, zynde de Klyfachtige Indifche Fasmyn°TUE van CornurTus, wordt thuis gebragt de Big- Kanes roode Bloem van CATESsBY5 waar van het Sap ook Vergiftig werdt geacht te ZYN, ZO CL ayrToN meldt. Evenwel wordt aangemerkt, dat de Kolibrietjes en andere Honigzuigertjes het Sap der Bloemen beminnen; zo dat men die dikwils daar op vangt. ’t Gewas, dat men , we= gens de figuur der Bloemen , Trompetboom noemt, klime by de Stammen der Boomen op, die dikwils byna geheel bedekt zyn met deszelfs Loof. De Zaadpeulen hebben de langte van agt Duimen, bevattende veele platte gewickte (14) Bignonia met gevinde Bladen, de Blaad- xiv. jes Zaagswys’ getand ; de Steng regiop- Pre ragas ftaande en flevig ; de Bloemen getrost. se Hoewel de Boomachtige Bignonia, die Es- chen “Bladen heeft, en een geele Bloem, van PrLuMrEr; hier is t'huis gebragt, heeft doch (14) Bignonia Fol. pinnatis, Foliolis ferratis , Caule ereêta tor. racemofis, Mir. Dil, N. 4. Bignonia Atbor Flore lutes , Fraxini folio. PLum. Spec. 5. 1e. s4. Apocyno affine Gels, Ind. Hederaceum Fruticofuin sinus, J U. Desr. v. Srux, © 310. TWEEMAGTIGE HEESTERS, Hs: het Gewas maar eene Heefterachtige_ she Arean, Het valt in Amerika. moor 25 (as) Bignonia met verdeelde Bladen, de Blaade Xv. jes ingefneeden, de Steng met Kaaurie BE arn ren aan de Knietjes. 55 anche Tot deeze Soort fchynt de Peruviaasfde Clematis, met Bloem van Vingerhoedkruiden — Esfchen- Bladen , die PruKener afgebeeld heeft , te behooren. Deeze verfchilt , doordien de Vinhlandjee reed En, van de vo j de So | Kartha- …_ Voor ’t overige moet men weeten, PS: | geenfche, die Geflagt een ongemeene duifterheid tenop zigt van de onderfcheiding der Soorten heefd; — zynde ’er nog twee of drie met ende Ranken, hier niet aangetrokken , door den! JACQUIN als byzondere Soorten opgegt! Een derzelven, welke zyn Ed, Echinatanoet heeft de Vrugten zeer groot, langwerpig 0 bruin van Kleur , en overal bedekt met Stekeltjes. Deeze beklimt de hoogfte D tot dan den Top, Een andere , van he … chotoma genaamd , “heeft de gemeene re: de fteeltjes tweevoudig. Van een derde , DE Orbiculata tytelt, zyn de Vrugten rondach — plat en glad, veel naar die van de amet (15) Ep Fol. decompoftis, Foliolis incifs a GR eirrhofis. H. Clif. 317. R. Lugdb. 290. a A Digitalis fore , Folio Fraxini, PLUK. Abs. 108, Te se ze 2] DID Yn AM KE nonia, zegt zyn Ed, , gelykende. Deeze allen; Ill» heeft hy in de ARE by Karthagena gevon- ABe D. Hoorp- STUKe edn: Dit Geflagt voert den naam naar wylen der?” deer Ree Sin door. wien, zeer prag- on ‘opgeregt geweest. Dé Kenmerken be-. __flaan in een vyfdeeligen , zeer grooten , ge __Heurden Kelk; een Raderachtige} Bloem ; een tweehollig Zaadhuisje op den bodem var den Kelk , bevattende twee enkelde Zaaden, Eel De gen: Soort hier van (1) is een Ame _r. tikaanfch Gewas , ’t welk de Heer JacQqurn Nd ook op Martenique gevonden heeft, geevende Winden: ten fraaije Afbeelding. van een _Bloemtros daar _ van, Hetis, zegt hy, Heefterachtig. met ruue __we, ronde, gearmde ‘Ranken , die-de Boomen _ beklimmen tot twintig Voeten hoogte ‚met ovaa- le of Lancetvormige Bladen ', wederzyds ruuw , drie of vier Duimen lang. De Trosfen , naar die van de Hemelfleutels gelykende , aan ’t end” der Takken neerhangende , zyn. zeer fraay ‚ be- flaande. uit Bloemen , wier Kelk. zig als de Wieken van een Melegrie widpreid wp ag: laauw- (1) Pertrea. Syst. Nate Xile Gen. 764. pr 417. a: XII. +764. pe 473. H. Cif. 319, MILL. Mepa, Hit, ìk, T. 1ige M, Deer, V, Srume E 312 TWEEMACTIGE HEESTERS, î A blaauwachtig, bevattende een Violette fchielyk xj. afvallende Bloem, die kleiner is; maar het Hoorp- Zaad wierdt zelden ryp. Men heeft dic Gewas an in de Cliffortfche Tuin gehad. wanen LANTA NA. Ô De Kenmerken beftsan in een Trompetich — tige Bloem, met eenen flauw viertandigen Kelk ; een haakigen Stempel, die zig alsge — broken vertoont: zynde de Vrugt Proimachis 8 met een tweeholligen Steen. _ De Putopifètie Viorne, die men ook Late na plagt te noemen , is onder deezen by »zieit.p.in haar Geflagt befchreeven * Het eg JV-SEOKs woordige bevat Uitheemfche Gewasfen ‚de meer of min naar de Viburnum gelyken;& _ deswegen onder deezen Geflagtnaam tam El klyven. ’t Getal der Soorten, hier van, 808 | gen, als volgt. E C ) Lantana met gepaarde _fpit/è ù np rn ronde Bloemhoofdjes ; de omwi mijl a. Gemengel- langte als de Bloem, de. doove Netelen en eene gemengelde Bloem, & tyteld by DILLENIUS. Conmers sen 5 (1) Lantana Fol. opp. acuminatis, Floribus Ze E volucris longitudine Florum. Syst. Nat. XIL cen 1EP 417. Weg. XIII. Gen, 765. p. 473. eres Lamii geen Flore mifto. DiILL. Elth. 64. T. 56 É. 64 Vibarmam A9 ricanum Uztiez foliis. Comm, Hort, Ip. ssh T: Ar 4 DiOTrarRTK ‚313 het Amerikaanfche Viorne met Brandenetel-Bla- Ee. ’t Gewas is by de Liefhebbers van fraai- xn, je Bloemen thans zeer bekend ; doch minder Hoorp- dan die Soort, in welke de Bloemhoofdjes geen "95 omwindzel hebben , Camara genaamd , beftaane (persia. de uit geele en roode Bloempjes , ondercen gemengd , waar van de din afgeleid zal zyn. (2) Lantana met v-drievidtd Bladen en lange It, gefchubde Aairen. prifnli. Drebladi- Van deege is de Afbeelding door Pater Pru- 8“ MIER gegeven , waar uit de gemelde geftalte der Bloemen blykt. De Steelen of Stengen zyn Houtig , vierkant , geftreept en glad; de Bloem is paarfchachtig. VarLtanT heeft dit Gewas, dat in Zuid-Amerika groeit, My- robatindum getyteld. (3) was met gepaarde Bladen, een onge- … Il Antanâ oornde Kruidige Steng en OL, annua, en: aalyke, Een (2) Lantana Fol, ternis, es oblongis imbricatis. Cama- ra teifolia. fore. Prum. Gen. eik Ie, 70. Myro- batindam fpicaum vibumi foliis ex adverfo ternis, VAI. AE. 1722. p. 297. (3) Lantana Fol. oppofitis, Ond, Spicis oblongis Hort. Ups. 180. Periclymenum retum humilius Salvi folio tugofiore &c, SLOAN. vaag 164. Hfd, 1. p. 32. Te 595. Ray. Dendr. 30, Mant. Es IL. DEEL, V, STUK, uL AFrDrELe Xl. Hoor p- sTUK. Sch zaadige. 314 TWEEMAGTIiCE HrEesrEns, Een jaarlyks Kruid, dat naar het veorgaande … veel gelykt, zynde door SLo ane Laage regie Kamperfolie ‚ met zeer ruuwe Salie- Bladen, een paarfche Bloem en eene langwerpige eet- il baare paarfche Vrugt, geheten , maakt deeze Soort uit. Hy hadt hetzelve omftreeks Spanis- Town, de Hoofdftad van Jamaika, in vogtige Landsdouwen , gevonden en hieldt het voor — een Soort van Wilde Salie. Het hadt Stengen van drie of vier Voeten hoog , digt-met Bla. den bezet en Takkig. -De Bloemen kwamen by elkander voort , op ruige Steeltjes, vyfbla _ dig zynde en bleek paarfch , wordende vaa eene Vrugt als eene Braamboos of Moerbezië _ gevolgd , die de Kinderen zeer gretig ate, Het Hoofdje , naamelyk, verlangt zig, als'et — de Bloemen af zyn, tot eene langwerpige Aat van paarfche Besfen , door fimalle Blikjes op derfcheiden, zo de Ridder zegt, de (4) Lantana met gepaarde Bladen, een ij : doornde Takkize Steng ; de Bloemen ah — 4 marâ. Pf Kroonswyze Hoofdjes „ ongebladerd. Onder alle de Amerikaanfche Planten oep (4) Lantana Fol. oppofitis, Caute inermi Ramofo, Fot bus capitato - umbellatis aphyllis, Camara Melisfe folio, FOS variabili, DILL. El th. 64. Te 56.f. 65e He Clie zap Re Eee Lugdbat. 290. Camara alia , Flore variegato, non {pi PrUM. Gen 32. Je. 71. f. 1. Viburnum A | fpinofam. Prux. Alm. 335. T. 14, farde B. pericl. DE Urt, fol, hirs, maj. fl. favo SLOAN, Jam. 163. um zon e) Der KNA Med en. GES ze de gemeenfte en bekendfte, zeid de Heer mu. J. BURMANNUS, als wordende” door Takjes \FDERLe in den Grond te fteeken , zeer Semikkelvk Hook. voortgeteeld,…… Haar verfchil , met de eerftet nn Soort , beftaat daar in,-dat de Bloemen meer, in Kroontjeswyze ‚dan in Bballiek ‚ voortkomen , en dat zy „ eerst geel zynde,-allengs Goudgeel worden. Gedagte Hoogleeraar merkt aan, dat ‘er een groot onderfcheid in het Gewas plaats heeft , of hetzelve in de open Lugt geteeld worde, dan in Huis uitgebroeid. Zelfs komt het fomtyds te voorfchyn, met gedoornde Stene gen. En mooglyk zal deeze maar een Verfchei- denheid zyn van de Eerfte Soort. 5) Lantana met twee- en drievoudige, Wig-, vormige flompe , gefireepte Wollige Plans, den, en Bladerige Bloemhoofdjes. Û Onder. Deeze is Amerikaanfche welriekende Vi jorne, S met een klein rond Blad , die de Bloemen en Besfen , ieder, met een Blaadje onderfchept heeft , by PLUKENET getyteld, en dus ook _ geboekftaafd by HerRMANNUS. PLUMIER _ noemt hetzelve Boomachtige Camara met Salie- | Bladen en, ftelt het voor als een Heefterachtig oe (5) aid Ue TAR jue , cuneato - obovatis , obtufis lineato- tomentofis , Capitalis/ Ftthofie Am, Acad, IV. Pp. 319, Camara arborescens Salviz foliis. Prum. Gen. z1. Ze. Tf. 2, Viburnum Americadum odoratum &c. Plix Aln, pie. T. zr4. f, 5, HERM, Parad, 33de IL, Deer. V. Srum, 316 TwrEMAGTIGE HEESTERS. UL Gewas, dat mooglyk maar een Verfcheidenheid AFDEEL. xij, zal zyn van de voorgaanden ; hoewel het de Hoorp- Bladen zeer ruig en Wollig heeft, en ’er door STUER de ovaale Blaadjes, tusfchen de Bloemen ; wee- zentlyk in Soort van fchynt te verfchillen, vi. (6) Lantana met twee- en drievoudige, Lan Jk arn cetswys’ ovaale Bladen , de Steng onge- ng doornd. Ge Deeze Soort, die Welriekende is, heeft de _ Bladen byna ongefteeld en Kegelvormige Hoofd: — jes Kroontjeswyze geplaatst : de Bloemen zyn _ wit, de Blikjes, daar tusfchen , Lancetvormigs de Bladen fterk gerimpeld met eenige Vn 5. heid. vir. _ (7) Lantana met gepaarde Bladen, de Seg Bnn Takkig gedoornd, de Aairen half Ke en rond. de Deeze , in de Kruidhoven bekend , is v (6) Lantana Fol. opp. ternisque lanceolato isa le inermi; Lantana Aromatica, Fol. ternis nn A fesilibus , Capitulis Conicis in Umbellam coaêtis. ROMS eid Viburnum Salviz folio , Flor. albis, HERM- Prd— Sei Lantana Fol, opp. Caule aculeato - ak sid hemifpharicis, Mant. 419. Lant, Fol. oppofitis ‚ perl 5 Caule aculeato, MH. Clif. 493. H. Ups, 380. KR. ze 290, Myrobatindum Viburnifol. fpinofum , Flor. cocrinës „4 MLL. AF, 1722, p. 276, Vib. Amer, odotog Van, foliis latioribus , fpinofum, Floribus uri 335. T. 233. fe Se SD 1 Dv NAAM IM BE haare hoogroode Bloemen aanzienlyk. Zy heeft HI, een-hooge ‚ Stekelige Steng, op de hoeken rd met korte Doorntjes:; de Bladen Eyrond, van Hoorpe. agteren fpits ,-gefteeld, en ruuw. Twee half STUK — Klootronde Aairen „ met kleine afvallende Blike nn jes daar tusfchen, ftaan tegenover malkander. In de Kleur-der Bloemen heeft ook eenig ver- fchil plaats ‚ zynde- die in de jongen geel, in de ouden rood. De Woonplaats is. tk in Zuid - Amerika, (8) Lantana met gepaarde RE ongefteelde VIIL, Bladen en getroste Bloemen, Potere ’ Saliebladi- Deeze is de Afrikaanfche Heefter, met ge-ge- paarde fmalle Salie-Bladen en ruige Bloemen, van HERMANNUS. Hier zyn twee ovaal achtige Stoppeltjes „ welken de overigen niet hebben. -De Bladen zyn Lancetvormig, fterk gerimpeld ‚geaderd, Wollig. Aan ’t end der Takken komt een Bloomtros voort, uit Bloc- men beftaande „ die Cylindrifch , Wollig , van binnen Bloedkleurig zyn, met een zeer korten rand. De Vrugt tot nog toe onbekend zynde , kan men met zekerheid niet bepaalen , waar hy thuis behoore, (0) Lantana met per rg Bla- „E : den, de Bloemen enkeld. Ge 5 (3) Lantana Fol. eppofitis fabfesfibus , Floribus Racemo- Afrikaan, fis, Frutex gee Fol, comjugatis Salvia anguftis , Floribus _ hiefatis. Hamm. Afr. {s) roms Mile: eh fesGlibus , ‘Flaribus folitariis, Hort, U. Dasz, V, STUK, 318 TwEEMAGTIGE HEESTERS. Onder den naam van Aftrikaanfe Jasmyn, IL. met enkelde Bloemen , die uit de Oxels der Bladen voortkomen , is deeze door CoMME: LYN in Plaat vertoond „ als een der zeldzaam ze fte Gewasfen van den Amfterdamfen Kruidhof, welke zig aldaar nog bevindt.’ Zyn Ed, merke te aan , dat dezelve dikwils eens Menfchen hoogte overtreft, hebbende éen ruuwe Steng, 6 die zig in ‘Takken en deeze wederom in dun ne Takjes verdeelt , waar “aan ongefteelde, — breede „ gefpitfte-, {tyve, ruuwe, op de kant Zaagswys’ getande Bladen, in de jongen go ter, in de ouden kleiner. De Bloemen; door — __hem afgebeeld , ‘hadden cen lang Pypje; an zynde een onfmaakelyke Klootronde, een We erdeelde : t end als de Wieken van een Molentje mep  ven verdeeld, zynde van een aangenaame Reuk, waar ‘op een zwarte Befie volgde, E een enkel rond ‘Zaad, Het Gewas b 5 zegt hy, io de Amfterdamfche Tuin op ale tyden des-Jaars, Het heeft te Leipzig, ind van Lupwrc , een Vrugt voltooid , w zig bevond in de vyfdeelige fbits geflipt Kelk, nig gefpitfte „door cen Sleuf v belt met een ronde tweehollige: Pit, ch 5 Hier van is derhalve het Geta thans 0 Ee meer twyfelachtig. Er ad: À Hort. caf. 320, R. Lugdbat. 290. we ic en e ee cis folio; Flore folitario ex Alis folioram verm c Raer. 6. Te 6 Ze A men, welke op de Karibifche Eilanden en aan** DIR TRAM EM 319 CorNuTJA, | Aroer, Een vyftandige Kelk; de Meeldraadjes lan- Hoan ger dan de Bloem ; een zeer lange Styl; eensrus. eenzaadige Befie. Dus worden de Kenmerken en van dit Geflagt ‚ buiten de algemeene van dee- ze Klasfe, opgegeven. Het bevat maar ééne Soort (1), door den an vermaarden PLUMIER in Amerika waargeno. Pyranida: Pieramie de Baay van Kampêche groeit. Hy noemdedale. dezelve naar den Franfchen Kruidkenner Cor- KUTI, die zig door een Werk over de Plan- ten van Kanada beroemd gemaakt heeft. Dat de Styl der Bloemen als met twee Hoornen uitpuilt , kon een andere reden geweest zyn die benaaming. ’t Gewas heeft een Hou- tige Steng , die byna vierkant is; de Bladen zyn Eyrond en loopen fpits aan beïde enden; by ons ruuw en gekarteld , zeer ftinkende , naauwlyks gefteeld. Een regtopftaande piera- midaale Bloemfteng verfieft het Gewas. De Bloemen hebben een gelipte Smoelachtige fi- guur, byna als die van de Melisfe of dergely- ‚en de he is eene rondachtige Sappige > Weld». VAILLANT Ea en ne er a ;à heefte Pp. 41s. Pez. (1) Cornutia. Das Nat ME: Ön. 766. Km. Gen. 766. p. 474. H, Cliff, 319, Cornutia Flore py- is, Plum. € Bânthus Viburní ze VAILL. A, 3 1722. p. 2 Sit Den. Er IL AFDEEL. xii raid bs ds gie twee mene Bloemen, 320 TwrEMAGTIGE HEESTERS, heeftze Agnanthus genoemd, om dat de Bloe- men naar die van den Kuifchboom ein „enden. in sd CAPRAR IA Geitenkruid, Een vyfdeclige Kelk met eene Kloksmyze Bloem , die in vyf puntige Slippen een is: de Stempel Hartvormig ; het Zaadhuis tweekleppig met twee Holligheden en a Zaaden. Dit zyn de byzondere, Kenmerken. — In dit Geflagt komen twee Wescindife Saorten. voor als vlgs …— nf (1) Geitenkruid met verho Blad zelve Kuratfaufs) Geitenkruid, De E QUIN nam deeze Soort, op alle de Karibiess Eilanden en de nabuurige Kur als_ bar id Amr ik pn 49. Lyfimachiz Peruvian affinis. Pée ad Ee 98. 5 4e migatsl „Doren: vomsanmr-k 21 gemeen. vti Gewas waär , hetwelke byna ’ a 8 geheele Jaar bloeide. Het was Heefterachtig , Arda zelden. hooger dan vier. Voeten , verdeeld, in Hoorp. _ laage Houtige Takken , » met langwerpige, wee STUE: derzyds gefpitfte , Zaagswys getande Bladen , frerdi die ongefteeld zyn, op vette plaatfen byna VyÊ Duimen lang. Eenbloemige dunne Orelfteel. tjes, doofgaans twee by elkander 5 draagen Reukelooze Bloempjes, die in Slippen verdeeld Zyn: en dubbelde Meelknopjes hebben, met genen Stempel als gezegd is , een fpits Hoofd. je uitmaakende. Het Zaadhuisje, hadt tweee Kleppige Klepjes en bevatte veele kleine Zaad- jes CJ. | »» Sommigen ‚ onder de Ingezetenen det _» Westindiën „ zegt gemelde Heer ; waren “in Be » een vaste verbeelding», «dat. dit “Gêwas de Per „echte Thee der Chineezen zy. -Ik heb hun » naauwlyks uiet den droom kunnen helpen. » Niettegenftaande de Smaak en Geftalte der. » maate. verfchillen ,‚ worde het nogthans van » de Franfchen, aldaar woonende EN Thé du ays » of Inlandfche Thee genoemd.” Geitenkfuid met deinddudige ea BIES ni tt Banis witste ah -den Bj preild lade En sci en gee ain (9) Stigme € boe da Lj der EE gren , aart noi der laste, als bites p lanta ge. Pm, hier van gezegd ; dach JAcQuIN maakt van det twee. eppigheid des Stempels geen gewag. 2) Capraria Fol. ternis dentatis „ Pedunc, liens ‚ Ramis er ed v. P» 399» dE eretä &c, BROWN. ; Jas, u, DSL, Ve Srux, Kerftige, 322 TWEEMACTIGE HEESTERS den „ enkelde Bloemfteeltjes en -overloekft Takken. Een regtopftaande Gewas, met ongefteelde, fmalle ‚ geoorde Bladen , aan de Punt Zaags wyze getand en Kranswyze om de Takken geplaatst , op Moerasfige overftroomde plaatfen van ’t Eiland Jamaika groeijende, is door den vermaarden Browne Phelypéa genoemd ,doot SLOANE Eerenprys met ecn zeshoekige Steng, | en drievoudige getande Blaadjes , als die väù de Kun of Keule. Deeze laatfte vondt het al daar op Zandige Velden. De Bladen fchynet dan grootelyks van die der Duranta te vel en. (3) Geitenkruid „ dat kruipt, met vei Eyronde , een weinig gefteelde, gekart — aden. … » AEB In plaats van de Gratioloides , thans het 6 flagt van Lindernia uitmaakende , komt die mooglyk ook tot hetzelve ‘behooren zot DE ‚ Het is een Oostindifch Gewas, &_ Rumrmrius afbeeldt onder den naam de Korst van de Pot ‚ în-’t Maleitfch Car nasci;s voerende hetzelve deezen eer naam, om dat het als een Korst op den maakt, gelyk by ons de Kruipende a Fem, 269. Veronica Caule hexangulaci &e. SLOAN, Pd | Hf, 1. p. 196. T. 124. (3) Capraria Fol. oppos. ovatis, B ef Alant. 37. BuRm. Fl, Ind, 133. ee 2 oto TM A Mi Ar ST 325 naar welke ‘het-in. zyn Bladerloof veel gelykts Iik zynde das in’ geheel, niet van eene, Heefters Arnen, achtige Geftalte. e= Hoorp= STUKe Ss Ee 1 A el 0. Etikroid eek. Sperma, De. Kelk i Hen in dit Gelagt. AR vieren ge- deeld (*); het Bloempypje is Haairachtig dun , met den tand. byna in gelyke verdeelingen ; Ee id, dât van de Bloem , niet van/de Kelk Enon Ben wordt, enkeld: of‘ dubbeld. Hier komen negen Soorten in voors waar van de meeften -Heefterachtig „zyn , altemaal Kaapfe Gewasfen „ als volgt, (a) Ke met een veelvoudige Tuil „van afgezonderde Bloemen; de’ ‚Blad en _Draaa- coran achtig dun, an trope. 5 ee rimgent Hier ‘behoort. de. Afrikaanfe Saale achoise Kroontjesdraagende ‘Campliorata:van H ER Ma-N- NUS, by, COMMELYN ‚een Heefterachtig Gewas.;;dat. uiteen ‚klein.kort „Stammetje vee- le Takken hans die met getropte Blaadjes Krans- ” Velgen « Gora Pisters: En: Pe id ad En gemin en aant on, (2) Stlago Corymbo wulipliei, en Fölfili Formibus fasciculatis; Syst, Nat. KI Gens75sp. 41e. Wig, KUL. p. 475. Set. Canle ereto ; Corymbe terminali, Hert, Cf. z2r. R. Lugdbar. zoo Cath L Africaria uibella. ta frutescens. Comm. Hort, EE pe 78. T so: Raj. Suppl. He, Millefelio nfinis M na cc, Mous, Ke TEE, P. 39. R&y. Sappl. 219, Xe _HeDaes, V‚ stun, HI. ak Hoorbe STUKe Schuil- waait 824 TWEEMAGTIGE HEESTERS Kranswyze bezet zyn, behoudende haar groene Kleur het geheele Jaar. Veel uitgebreide Kroontjes , van witte Bloemen, komen op de toppen der Takken, elk in ’t byzonder voort, en daar op volgen twee Zaaden tegen elkander gevoegd , die naakt, klein en niet geftreept ZyD. (a) Glimkruid met een Tuil van dr Aairen „ de Bladen Draad Dn gaarde _Deeze Soort , op” Zandige Velden aan D Kaap groeijende, is een Takkig Heettertjev een half,Voet hoog, hebbende aan ieder Kap een_ Tropje. van fimalle ftyve Blaadjes. De end. Tros beftaat uit Aairen van witte Ble men, in een kleine ftekelige Kelk vervat, je ‘de de Vrugt Eyfrond, in twee Zaâaden « baar. De Afrikaanfe Heefterachtige Valerie la, met Bladen van Hey, by ComMEAIN fchynt naar -dit“Gewas te gelyken, Loof hadt reuk noch fmaak. a nee w gh de P be ke (3) Glimkruid met geruilde Been mg tande Bladen. , ee aggregatis. Mant, 250, Vallaen „IV. p- 319. & VL „Aff. N20. Fol, dames, Blanden en: Afre 113. rat gd 7 Ai, Dr D Tonen wrr ies Uit een langen, Houtigen , kruipenden Wor JE tel komt , volgens de befchryving van den "Ti Hoogleeraar J. B‚U RMANNUS, deeze voort , Hoorn» die niet minder Heefterachtig is, Stengen heb-STUK. bende van twee Voeten lang, die onverdeeld perma, lik met fimalle , getande, fpitfe Blaadjes be- zet, en op den top komt een Bloemtuil, die uit verfcheide Kroontjes fcheen famengefteld te zyn, van Bloemen met fmalle Pypjes zeer on- gelyk in vyven gedeeld (*, (4) Glimkruid met getuilde Aairen en zeer: IV. Jmalle gekartelde Bladen. peen Dit Gewas, door den kundigen HER MAN- NUs Afrikaanfch Melampyrum, met Aairen en zeer malle getande Bladen, getyteld , is door ge- „zegden Hoogleeraat ook in Plaat gebragt, die 5 _ zegt, dat het een Heefter fchynt te zyn, draa- _ gende zeer lange , ronde , Houtige Takjes „ paarfch van Kleur, overal bekleed met menig vuldige Blaadjes „ weinig van die der voors gâande Soort verfchillende, maar de Bloemtros ds geheel uit Aairen famnengefteld ; van Kleine En ek oempjes. 5) Glim. ve) Corolte" Baz 4 parfitas wordt wel door den Hee: Monaay gezegd ; maar uit de Afbeelding en befchryving (4) Selago Spicis Cory mbofis, Foliis andes denticulatis, Aftic, fpicatum Fol. anguftisfimis, BuRu, Afra Ue betse v‚ ome, Äz ' RO en. £s. 326 TWEEMAGTIGE bake HI. e XIL Hoorn: ETUK. Soort „ die een enkeld. baetortvanden leze Steng, van twee Voeten langte heeft, Fascicula- DONE overhoekfe langwerpige, fpits gende aca Bladen, hebbende aan *t end der FT groote digte Bloemtuil van Zee, Bloemen, met een ftompen Stempel. SRE Glimkruid met sebas. Haistn „ Hoigitne derfte Bladen Liniaal en fenran | bovenften Lancetswys Elsvormig »{ “-maate getand. e, Deeze gelykt veel naar de Derde maar heeft de Bladen dikker en glad derften geheel nict getand. Uit den Wor brengt zy eenige Stengertjes vaneen Voet Mie geheel enkeld voort. Door ’t droogen het Loof zwart, De Bloemen En 100 per - - rood, va. 9) Glimkruid- met: lierahifdjee Pee en gebondelde , Liniaale „ Vleezige S5° (s) Selage Corymbo multiplici, Fol. obovatis , atis. Alant. 250. (6) Selage Spic. Gorymbofis, Fol, inferioribas ij mis , fuperioribus lanceolato - figbulatis. Arm, Arad. vx p. 39- Afr, ar. Te) Selaga Copie terminali, Fol, f noûs glebris. Mant, 563 ‚Bane, Cap. STe, Sd > EO NR ek Door den Heer Bertus is deeze, onder HL : À ÁFDEEL, zyne Kaapfche Plantgewasfen, befchreeven. De xm, Steng is Heefterachtig , met ronde Takjes ,Hoorp- geevende, uit ieder Knop, tropjes van vier of * B vyf Blaadjes , naauwlyks een Duim lang , dik permis. en Vleezig , ongefteeld, van de gezegde figuur. De Bloemen maaken Aairswyze Hoofdjes, op tend der Takken , gefteeld , uit Blikjes en Bloemen beftaande. De Kelk is eenbladig , Vliezig, wyd, in fmalle fpitfe punten verdeeld, die ongelyk van langte zyn: de Bloem Trech- tervormig met vier Meeldraadjes en voorts als in de overigen. (8) Glimkruid met een Aair aan °t end, de, ve Bladen byna gefteeld, Lancetvormig „ Ge. aait flompachtig „ Zaagswyze getand en eenie & germaate Wollig, | Onder den naam van Lychnidea, dewyl de Blocmhoofdjes veel paar die van de I.ychnis gelyken „ is deeze afgebeeld door den Hoog- r_J. BuRMANNuUs. De Takken en Bladen, van dit Gewas, zyn, zozyn Ed. zegt, uuw: de Bloemen komen, Aairswyze, ieder vit een Oxel van een Blad voort, en zyn ver- n ee vat (3) Selage Spich terminali , Fol. Gubpetiolatis lanceolatis , usculis, ferratis, ubtomentofis, Am. Acad. VI. p, 39, Aft. 19, Lychnidea villofa, Fol. oblongis dentatls, Flor. fpie Gtis. Bunm. Afr. 138. T. 49. fe 4 Thbymelzz affinis. Puuz. 17de X 4 E. Dxer, V, Srum | 328 TwEEMaerreE HErsrens dj HI. Ares} vat ín een langwerpige ó ene ze Hoor: lang, breidende het dunne Pypje zig in vyv ed uit „gelyk de anderen Indien de van ftele, dan zou de Vrugt een groot pie Zaadnuisje Zyn; verdegkd in vier Holl _(@ ). Glimkruid e rondachtige en Ke ved. kt: „Bladen verfpreid, a J ee = Pand de Steng Heefterach _ Dit is een hooge Heefter, gelyk de aan de Kaap groeijende, welke de T „gelyk van langte heeft , de Blaadjes, fmal, ftomp, effenrandig , by tropjes maakt. Ongefteelde , rondachtige , Bloer ban ‘komen aan't end der Takken voo Ten opzigt van de dn | Geflagt, in % algemeen , moet men t zy zig door cen byzondere Geft ed H4) Re | be À É k E. E À k ‘ EE tpivntst nen. 809 Es UrrPria er mf Ts. _Van dit Geflagt zyn de byzondere. Kepmer- ken, een viertandige„ rondachtige , regtopftaan- spr,” de, famer gedrukte Vliezige Kelk: een Trom: angin petachtige Bloem : het Zaadhuisje eenhollig „Pei j orecklepnEg leen meet: een enkel Zaad. met twee Holligheden Drie Soorten ‚ waar van twee dreke zyn, komen in hetzelve voor, als volgt. (1) Lippia met pieramidaale Hoofdjes. sn Dit is een Heefter, te Vera Cruz groeïjen- fpsriana. de, welke ‘ronde bleeke Takken heeft, aan dekaanfche. Knietjes platachtig ‚ met Lancetswys’. Eyronde Bladen , over ’t midden Zaagswyze getand , gefteeld , ruuw, twee tegenover elkander. Zeer korte Bloemfteeltjes komen uit de Oxelen voort, die vierkante Hoofdjes draagen , van grootte als een Erwt, vierkantig Eyrond, met ontelbaare Schubbetjes agterwaards belegd, en cen Bloempje hebbende tusfchen ieder Schub- betje. Dus heêft Linneus deeze Soort bee “ Rhreeven. E Kn. met dend Klootronde heei ok Ee ne eend Halfronde. \ () an Capitulís en Syst. Nat, KIL. Gen 781. _k 42je « XIII. p. 2) Ne Capitulis eng JAcQ. Amer, p. 176, EF. 179. Ff, roo. Mant. 89. Es MW. Daer. V, STUK IL 330 TwEEMAGCTIGE HEESTERS Deeze is, door den Heer JAcQuiN, by ArDeEl. Karchagena in de Westindiën waargenomen; B oen D STUK Schuil- zaadigt. een Heefter van tien Voeten hoog, geheel wel. riekende en Speceryachtig. Hy verdeelt zig in Houtige ronde Takken, zo flap , dat zy» geen Steunzel vindende , naar den Grond buie gen, zynde de jongften vierhoekig en Bloem- draagende, De Bladen, die deeze Heefter heeft, zyn Lancetswys’ ovl ‚ wederzyds ge fpitst ‚glad , gefteeld , twee of drie Duimen lang , tegenover elkander. Uit de Oxclen koe men enkelde ‘Bloemfteeltjes voort, die in een half Klootrond- Hoofdje uitloopen, % welk ie der Bloempje met een Schubbetje befchut, De Bloempjes zyn klein, wit van Kleur, en be ben ieder een zeer kort Steeltje, (3) Lippia met Eyronde Hoofdjes en ze randige Liniaale Bladen. Deeze is van den Heer N, L. Bonuês an aile, Nus, onder zyn Ed, Kaapfe. Gewasfens vat der genomen, en befchreeven als een Heefter, de een leggende Steng van een Voet lang heeft, Po met Erwtachtige Knoopjes en ronde Takjtss bezet met Sappige fmalle Blaadjes s diegd — zyn, geevende uit ieder Oxeltje veele kleinere uit, fomtyds drievoudig, Aan ’t end der Ti 0 jes komen Eyronde Knopies ‚ met gladde: ok ae G) Lippia Capitulis pe ‚ Foliis vna bed Mant. 39, BuaMm. Predr, FL Cap. p. 17, En DD ro YNAM IA 33 jes overal belegd , die langer dan de Kelk en _ HE _ ‘emgeboogen zyn. De Kelk is Pypachtig » vyf- Arne tandig ; de Bloem Trechterachtig , in vyven Hoorp- gedeeld ‚ zwartachtig Violet: de Meeldraadjes*"?E tweevoudig binnen het Pypje: het Vrugtbegin- ea zel enkeld, zo wel als de Stempel. DuRANTA Van dit Geflagt is de Bloem eenigermaate Smoelachtig met een kromme Pyp 5 de Kelk in vyven gedeeld boven het Vrugtbeginzel ; de Vrugt een vierzaadige Befie , met tweehole lige Zaaden : Twee Soorten komen in hetzelve voor, als volgt. En (1) Duranta met de Vrugtdraagende Keiken _ T- _ __emgedraaid, Prameri, ! van Tot deeze Soort wordt zo wel de Kruipen-Blumit de Gedoornde- Duranta , van PLuMIER, als de Ongedoornde, die Boomachtig fchynt te zyn, beiden in Amerika waargenomen, c'huis_ gebragt. My hadtze den naam van Ca/torea gegeven ‚ naar den Doopnaam van CASTOR Er ee ek (1) Duranta Calycibus Fruêtescentibus contortis. Syst. Nät. Xi. Gen 736. ps 425. Vig. XIil, p- 482--JACQ; Am. Hift. 136, Te 176. fig, 76- Caftorea repens fpinofa & Caftorea es ‚ Flore coeruleo, Fruêu Croceo, PLUM. Gen, 3e. 6. 79. H. DEEL: Ve STUK» 332 TweeMmacriee HeesrtEns RANTUS; wylen Gencesheer telRome, Wi. Duy proe. die een Traliaanfch Kruidboek aan *% licht ge _ 1 is bracht heeft, Linneus heeft, met reden, Schuit. zaadige. deszelfs Geflagtnaam gebruikt, en deeze Soort 6 den bynaam van PLUMIER , den eerften onte dekker van dit Gewas, gegeven. … Het is door den Heer JacQuiN ook in de Westindiën, De op ’t. Eiland St. Domingo ; gevonden ; een Eeen zynde, zegt En van To Voeten ds van dezelven ontbloot zyn. Hethe de Bladen ovaalachtig , fpits, tot een kot Steeltje verfmald , in de uiterfte bele ap en ongelyk getand, glad, gepaard , men lang. Uit de Oxels en aan ed yder der Takken komen groote loste Tr voort, van veele reukelooze blaauwe Bloem. Het Vrugtbeginzel , dat rondachtig is, ij: eenen Draadachtigen Styl , met een gek ten Stempel, ‘Hier op volgt een ron ovaale se flaauw vierhoekige Befic , flooten ín de Kelk , die vergroot en Keurd is, van eene geheel Verftitende f ä guur geworden , hebbende den Mond toeg kneepen en fcheef omgedraaid. Hier im vier Zaaden bevat, ieder met twee en twee Pitten, Dip Y NA ME 333 (2) Duranta met de hage Kelken, Pistor tands u; AFDEELs BE: Hoorps De naam van Ellifia was voorheen. aan hetsrux, Gewas , dat deeze Soort uitmaakt „gegeven. IL. LorrLine bevondt het een Takkigen Hee- Free fer , omftreeks Cumana grocijende > van aen Ellis. Spaanfchen Fruta de Polamîta genaamd, trent twee Vadem hoog (*).. De Heer Tae QUIN zegt dat het een Heefter is, die zeer paar den anderen -gelykt , igeriömen dat de Kelk hier het ‘Puntje overend houdt. … Hy vondt dit Gewas „op Jamaika, doorgaans in de Haagen, vaan. de kanten van den Weg, die van de Stad Kingfton naar. de Hoofdftad des Eilands loopt. Mn En OvreEp a De Bloem is, in dit Geflagt, een zeer lang … Pypje, aan. ’t end‚in drieën gedeeld; de Kelk bevat Klokswyze de Vrugt, welke. ‚een Kloot- ronde tweezaadige Befie is, Twee Soorten komen , wederom, in hete zelve voor,sals volgt, (2) Ovie- —…{*) Mooglyk moet het zyn Palomita , en dan zou het cen Duiven - Struik kunnen betekenen ; misfchien om dat die op de Vrugt aazen, of in '€ Gewas nestelen. (2) Duranta Calycibus wenn er Hi p. 137. T. 176. fi 77. Ellifia-actta- Aw: Acad. Vv. p, 40, Loer. Itin, 194. Elia frutescens”, nde Bes Re. BROWN, Fez. 262. T. 29. fo 1, U, Daar, V‚ STUK; 334 TWEEMACTIGE HEESTERS, HL - (2) Ovieda met evaale getande Bladen. ke ens. Deeze Soort is van PrumIER Valdiage srux. noemd” geweest, naar den. Bynaam van den — 1, _ vermaarden Spanjaard Oviepo;, dept be bevel van den Koning van Spanje, een Werk — es over de Natuurlyke Hiftorie en Plantgewas: — : fen: van Amerika gefchreeven heeft. Hy tr telde dezelve , Waldia met --Diftel - Bladen — eene blaauwachtige Vrugt. Niemand ad heefc dit Gewas waargenomen, dat Kruidgs — en de Bloemen aan Trosfen heeft , of Hoofdies, doch, volgens de ‘Afbeelding, B zes Meeldraadjes 5 „die zig als van de # langte vertoonen.” In. (2) Ovieda met Lancetvormig? s … Bet witgegulpie Bladen. Se € _ Hier van geeft de Hoogleeraar N: ë MANNUSs de Afbeelding, als een Plant gytd Bonga Penjaton by-de Javaanen gehoem nd, f is, volgens onzen- Ridder , een Heefter, de Bladeren de Bloempyp. 5 ‚ beiden, zer Bee (1) Ovieda Fol. ovalibus dentatis. an TE TAZ. Pe hak Wig. KUL p. 483. Valdia Cardui feliao BS fabeoerul Prum. Gen. ie. dee 2660 zoer zj Kak Aide Fol Lameris Gabrepandis, zons B r. 136. E 43 É. . a ’ Set / fe Z Dip YRAaAMTA, 3535 VOLKAMERI A, ArpzeL. Van den vermaarden VorcKAMeEr, die eel ‚ een befchryving der Planten , om Neurenburgsruxe grocijende , in ’£ voorst der voorgaande Eeuw - angin. uitgegeven heeft, is de Geflagtnaam afkomftig,/P=i- Een Kelk in vyven gedeeld ; de Slippen van de Bloem zydelings geboogen ; een tweezaa- dige Befie met tweehollige Zaaden : dus En de byzondere Kenmerken opgegeven. Drie Soorten komen in dit Geflagt voor, als volgt. (1)-Volkameria met de Bladen uit Doornen Pelta Jpruitende. Saison Deeze is Liguflroides genoemd geweest, ende. Gedoornde Duglasfia met Ligufter . Bladen , al- zo het Gewas, naar de Ligufter gelykt, zijnde van Prumrer Gedoornde Duglasfia met eene Testikelachtige-Vrugt „ getyteld, Het kwam SLoaNe veel op de Velden van Jamaika voor , en de Heer JAcQurn heeft het doe op de Karibifche of Voor = Eilanden van Amerika dan G ‚ WVolkameria Spinis Petiolorum rudimentis. Syst. Nat. Xlls Gen. 788. p. 425. Vig. XL Pp. 483. Jacq. Amer. Hift. B 155. T. 117. Clerodendrum Fruticofam fpinofum &c. BROWN. Jam. 262. Te 30. £. 2. Liguftroides. Hors, Clif, 480, Duglastia fpnofà Ligufui folio. Aasm. Herb. 576, Lie aculescum Fruêtu tefticulato, PLum, Sp, 17, Je, 164, fn. Paliuro affinis Liguftrifolia fpinofa. SLOAN, Fam. 137. „kk p. 137. T. 166, f. 2, 3. Raj. Dendr, 95. PLUK, Pbyr. isa. f. ze IL Daar. V‚ Srum, 330 TWEEMAGTIGE HEESTERS HI, aangetroffen, BROWNE noemt het Heee AFDEEL. gehtig gedoornd Clerodendrum, met de onderfie Hoors- Bladen digt by, de bovenften tegenover elan. voortbrengende., Hier uit blykt de nagenoeg. JACQUIN zegt , dat het Lake regtopftaande Heefter A v Schu zaadige, te Bloemen beladen , daar men zeer vyf en fomtyds, zes Meeldraadjes in 2 hoewel *er ook zyn, in welken het deezer Klasfe ‚ van vier Meeldraadje Tänger , twee korter, plaats heeft. men zyn egaal in wyven verdeeld ; mond van haar Pypje » doch twee de À ‚pen wyken meer van elkander af, dan overigen ‚ en dit maakt de Bloem wanttaltig ; gelyk SLoANE daar van ze ) area met haren Ta; ge oe in * kruis by elkander, di: de Bladen gepdard voorkomen ; van n gr Yr Kf 4. Jasmini fore Frutex' Philippents, Periv. C& pe ge =Notsjils Hert, Mal, Vs p. sr. TD Fl, Ind, p‚ 136. sl Dio YAM Limoenbladen , van boven donker groen en 1m glad , van onderen met Ribbetjes. De Bloc- ÁFDEEL, men , naar die der Jasmynen gelykende, ko-Froorpe „ men aan Kroontjes voort, hebbende een fcheefsTux. uitgebreiden Mond en dar op volgen Befie- Angie achtige Vrugten , van Brootte als kleine Ker- fen, Peerachtig , op een Kelkje zittende, door vier Sleuven in ’ kruis verdeeld ‚ die hard, blyven , al zyn ze ryp. Het is tl gemeene. Strandboom op alle de Oofterfche Eilanden, De Niir- Notsjil vaa Malabar, dien men den Water- Kuisboom noemt, wordt hier ook t’huis gebragt , door den Heer B URMANNUs, wiens Stinkende Ceylonfche Fasmyn, ce rende van HERMANNUS , een Boom is van der- gelyke Geftalte, _— { 3) Volkameria met breed Barrie En ot Zaagswys TEE byna ongefteelde Bisa ZE den Deeze , in Indie. groeijende, heeft de Tak. ken rondachtig , met een gearmde Bloempluim,, zynde de Kelken Klokvormig , onverdeeld , en naauwlyks getand , en de Vrugten uit vier Besfen. famengefteld. overeenkomst van.dit alles rt ie ten Takje thuis brengen met Vrugten bela den » 't welk my , onder den naam, van Pegou rde, 6) Wilkanerië Fol, dodo! ferrâtis, {ub fesfilie 4 B ORE toren 538 TweERMACTIGE HEESTERS goet , met en benevens veele andere raate Plantgewasfen „ door den Wel E4. Geftrengen Heer RADERMACHER, Paljuw te Barav, uit Oostindie is toegezonden: te meer, gp “-ik hog Bloempjes daar aan gevonden heb , niet alleen met deeze Klasfe, maar ook met Geflagt overeenkomftig. Dus kan ik De ren, dat dezelven Pypachtig zyn, in vyf Slipe pen verdeeld , met een langen Styl en vier zeef lange. Meéldräadjes > Waar van twee Zg korter dan de anderen vertoonden. Zelfs heb ik de tweedeeligheid van den Stempel daat waargenomen, De Bladen zyn juist zo, hier in de bepaaling van deeze Soort isop gegeven , tegenover. elkander in, ’c Kruis — plaatst, gelyk de Afbeelding in Fig.o, op Pit XXVI, aantoont De Vrugt Pluim bella uit ike die-uit de Oxelen voorkomt, op enkelde ‘Sreeltjes ‚ welke zig doorgaans B drieën verdeelen , en dan by ieder ver twee fmalle Blikjes hebben. Op het dezelve komt één of meer thans zwe BD voort; waar van de volkomenften vief-, vk / deren drie, tweedubbeld of enkeld zyn: zig dit ah: aan één Trosje hier openbaart | der Befie heeft ééne Holligheid, en bevat bevat el | if een rond Zaad, Voorts rustéf deeze ten op den Kelk, die uitgezet is, en ï volmaakt Klokvormig, onverdeeld en nâ getand, even als in de befchryvings MEE _ el Dit doet het Gewas van de Volkamaria beter met de bynaamen der Soorten, dan Ge- Di D Y NAM 1 A 339 ra van den Heer N, L. BuRMANNUS, naar HE f welke het anders , wegens de Hartvormige Aap. Trosbladen , wel gelyken zou , blykbaarlyk Hoorps verfchillen ; hoewel het, wegens de lange aes Meeldraadjes en éénzaadige Besfen , nader Er fchynt te komen aan * volgende Geflagt. CLERODENDRUM, Lotboom. De Kenmerken zyn » een vyfdeelige Kloks- wyze Kelk; de Bloem een Draadachtig dun Pypje, met eenen Smoelachtig in vyven egaal verdeelden rand : de. Meeldraadjes zeer lang ; doch twee korter dan de anderen 5 de Vrugt een eenzaadige Befie, Vier Soorten komen thans in dit Geflagt voor , altemaal in Oostindie groeijende , als volgt. | gn en (1) Lotboom met Hartvormige Wollige Bla- 1. 5 Cleroden den, drum infor. î Eunatum, * De Griekfche naam ‚ door den Hoogleeraar Ongeluk. ' N ige, J. BuRMANNus aan diet Geflagt gegeven , betekent Lotboom , en die benaaming ftrookt (1) Cherodendrum Foliis Cordatis tomentofis. Syst. Nat, XI, Gen, 789. p. 426, Peg. XIII p. 433. Fl, Zeyl, 232. Clerod. Fol. lato & acuminate. BURM.- Zeyl, 56, T. 29. Pe. 340 TWEEMACTIGE HEESTERS UI Zuksboom , gelyk men dit verduitfcht heeft (*, Ek Op Ceylon werdt het Gewas Pinnakola of On- Hoorp- gelukkige Boom genoemd. Hy groeit, zot STUK. Schu fehynt , door geheel Indie, Aan de Kust van Malabar noemt men Peragu, een Heefter van drie Voeten hoog , op Zandige plaatfen voor- komende, die de zelfde geacht wordt te zyn, zo wel als de Wilde Pestwortel van Rume PHIUS, welke op vogtige plaatfen in alle Am bonfche en Bandafche - Eilanden groeit ; opk door hem aldus befchteeven. ge Het blyft een laage Struik; van omc 5 Voeten hoog ‚ met weinige en broofche Tak ken; de Bladen Hartvormig , meer dan €£_ Hand groot ‚by paaren in” kruis geplaats, _ aan de kanten uitgegulpt ‚ van boven Woligs “gwartgroen ‚ van onderen ruig en rimpelig, met zwaare Ribben en Ep Aderen , flek_ en Vlierachtig “ruikende. De Bloemen, de aan yle Trosjes op roode Steeltjes voortko- 0 men „ zyn langhalzig als Jasmyn-B 7 doch boven aan den Mond in vyf Slippen ver re deeld, die aan de eene zyde altoos een PE — ning kann » als of daat een Blaadje EE (+) Glucksbaum. Zie Gatt. der Plangen ‚door Ed aciniis omnibus zalk: s was in Gen. dit kan naauwlyks plaats hebben, | per hen zyn. er les Wir: pet WORSE GP rood. van Kleur , met vyf. kromme ronde: II Draadjes. De. aap zyn vierkante Besfen BE 25 op roode Voetjes, bevattende ieder vier Kor- ennn relige Zaaden,, — VAE Van de Malabaarfe wordt ook nesten dat de Slippen der Bloem-meest naar eene zy- de geplaatst zyn 3 zo dat derzelver figuur wei- nig overeenkomst zou hebben met die der af« gebeelde Ceylonfche van den Heer BurMAN- NUS, alwaar de Bloem duidelyk in twee Lips pen is gedeeld , de bovenfte tweedeelig , de Onderfte driedeclig, hebbende vier Meeldraad- jes, gelykerwys de gezegde Malabaarfche, en de Vrugt was een eenzaadige Befie, „Angiën 5 fpermias js (2) Lotboom met eben ] geheel ef. Forrane fenrandige Bladen. en Gelukki- Deeze zou zyn; welke e. en Bite na of den Gelukkigen Boom noemden , zynde van. Java gezonden. onder-den naam van Hee- fter met een Gepaarlde Bloem en. een: ronde Vrugt. „Op ‘het Deenfch Eiland-by Canton in China-groeide zy by de Graffteden der Eu- Topeaanen, zo de Heer OsprcK verhaalt, onderfcheidende zig, van alle daar bevindelyke Kruiden , door haaren. Muskus- Reuk, De Chi- neezen Botdeù haar Katag-naong. Hy be- fchryft dezelve als een des Gewasje , onge. NE vaar … (2) Clerodendrum Fal. lanceolatis integertimis, Am. Acad, We pe 3zo, OsB. Itis. 223, T. rr. BURM, Fl, Ind, 137 Y 3 IL DEEL. V. STUK, _ 342 TwEEMAGTIGE HEESTERS. HIL vaar een Voet hoog; dat hy afbeeldt „ met ge Ama fteelde Blaadjes , fpits ovaal , ongekarteld en Hoorp- taamelyk glad. Uit derzelver Oxelen kwamen STUK. Steeltjes met veele Bloempjes, die eenen rood: aan: gekleurden Kelk hadden, en de Bloem veel meer naar die van ’t voorgaande Geflagt gelykende , hebbende ook gantfch geen lange Meeldraadjes. Bovendien beftonde de Vrugt uit twee ee aan elkander gevoegd. Lm € 3) Lotboom. met. ovaal A eenigermait pe PE 5 tande, naakte Bladen, bai: zie RKampige, Deeze Soort. was-aan den Ridder door wylen den Heer Doktor BasTe mr, als op Javagroë jende , opgegeven. Zy hadt de Bladen tege over elkander, gefteeld , Eyrond of. ol, eenigermaate Zaagswys’ getand, we eryss naakt: een gearmde. Pluim en de en €! weinig kleiner dan “in ‘haare mede bob Niettemin wordt=tbans daar toe betrokkene | Wolkameria alternifolia , van den Hoogleeraat NL. BurRMANNUs afgebeeld; ends noemd, om dat zy de Bladen overhoeks kin | voerende den naam van Puan zage DT Javaanen. 3 es (4) Log met Pelwalde Zoas? Ta tam, Gepluim- de, (3) Cleredendrum Fol. ovalibus fuhdentatis ak ze 9e, Volkameria alernifolia, Burm, Fl, Ied. 137. nj ta) Otergdendrams Fol, ens amie? de D‚r.DtNsAed 343 tande Bladen „en een zeer groote Td HI, | ‚pluim. brad zes ook in Indie nas heeft volgens Hoorn, den Riddet desSteng’ viervoudig gefleufd 3 de ien Bladen gepaard Hartvormig, vyf--of driekwab- Pm big , Zaagswys” getand. — De Pluim’ is zeer groot, beftaande uit tweemaal gegaffelde en eindelyk gerakte Steelen, “Hier wordt de Veel. bloemige Volkameria , van gezegden ‘Hooglee- raar; t'huis-gebragt , welke veelbloemige , doch meest driebloemige Steeltjes in de Oxelen heeft en zeer. Bloemryk is, ook-op Java groeijende, Hier uit-blyke; dat de onderfcheiding van dee- ze twee Geflagten niet gemakkelyk is, ViTEx Kuifchboom, en. _ Dit Geflagt heeft een vermidigen Kelk: de rand van de Bloem is in zesfen verdeeld, de Bloem Smoelachtig met-de-boventte Lip in drieën. winnend de, send een men Befie, — Vier. Soorten zyn in bnl wervat waar van de-drie laätften in Oostindie huisvesten s als- sie 2 Li : om met gevingerde Zaagswys” EE ‘Setande Blan en ad diren, Piex grus Dee. C. Bs. (1) Witex Foliis digitatis ee: s Spicis senkineie. Syst. Tan, Nat. X!L. Gea: 790. p. 426. Vege XII. pe 483. Vitex. CAM. Epit, ros. H‚ Clif. 327, R. Lugdb, 291, GRON, Pirg. p. Y4 MH, DraL, v‚ STUK. 344 TWEEMAGTIGE HEESTERS. Deeze, die in de Znidelyke deelen van Eu- ropa groeit , is algemeén bekend onder den naam van AKuifchboom , in ’t Latyn Agnus Caftus of ook Witex, welken naam Pe in1us B gebruikt, zeggende : „, van de Wilgen verfchilt s niet veel, zo in ’t gebruik der Teenen als in s in de gedaante der Bladen „ hoewel hy aan- „> genaamer van Reuk is, de Vitex , by de ss Grieken Lygon of anders „Agnon ‘genaamd; „om dat de Acheenfche Jonkvrouwen, op * „, Feest van Ceres tot Nonnen ingewyd wote ‚> dende, zig daar van Martrasfen deeden mat s, ken, om haare kuifchheid te bewaaren, Twee » Soorten zyn ’er van. De groote. wordt, ds. „>de Wilgen , een Boom ; de kleine „… Heefterachtig , met wittere Wollige Bladen. „ De eerfte, deswegen de Witte bygenaamd , „ heeft een witte. Bloem uit den paarfchen: ‚s die van de andere, genaamd-de- me, 3 tex, is geheel paarfch. Zy groeijen in „ Fasfige Velden. Het Zaad finaakt » tig en wordt gezegd een dE ‚s5-ZyD s als ook in-Olie gemengd , door fmet- ting, Zweet te verwekken en dus’ de ve ô „> moeidheid weg te Aen, Het „zet het at Mat, Med. 319. GRON. Or. 77. TOURNE. Jak goz. DOD eee 673. Vitex Fol. anguftioribus modo do tis. C‚ B. Pin. 475. B. Vitex latiore folio, C. Ets El Viter folio Ruaro, J, B. Hi. Eg ze zn; Pr pr ME 345 ‚ Water af en verwekt de Stonden; doch be- HL „roert het Hoofd gelyk de Wyn, als zynde SPEER > van dergelyken Geur. De Opzettingen dryft Hoorpe „‚ het neder, zynde voor Water- en Miltzug- Ë- „ tigen zeer dienftig : ftopt den Loop : maakt ene „ overvloed van Zog en dient tegen ’t Adde- » ren Vergift, inzonderheid dat van de Kleine » Soort. Men neemt een Drachme van het „ Zaad in, met Wyn en fmeert ’er mede de 5, Spinnekoppen- Beet , verdryvende ook door 5, berooking de Vergiftige Dampen, enz.” Men ziet hier uit, in hoe veel gebruik oude tyds de Kuifchboom was in Italie, daar hy na= tuurlyk , in ’t Napelfche en op Sicilie, in Moe= fasfige Velden groeit. Hy moet in-Griekens land, wegens het gemelde „ niet ongemeen zyn. Droscoripes ftelt zyne Groeiplaats aan de Oevers van Rivieren en aan de Zee- Kust, op ruuwe plaatfen. RAvworr heeft hem; by Aleppo in Syrie ‚ gevonden „en hy komt ook in Virginie voor, Verder wordt hy, in Europa, in de Tuinen gehouden, geevende in onze Provinciën wel Bloem maar geen Zaad, zo MuNTING aanmerkt , en moetende ’s Win- ters in Huis ftaap, Men noemt hem ook Boom der- Kuisheid en_ Abra;iams - Boom, van welk laatfte de reden niet klaar is. De Italiaanen noemen hem Witice of Agno cafto, de Span. jaarden Gattillo cafto, de Franfchert Aignel Chafte , de Engelfchen Chafle - Tree , en de Duitfchers Schaffsmaul of Kaufchbaum, IL. Daer, V, Srum, Et: Te- IL AFDEEL. II. Hoorp- STUK. „Schuil- zaadige. … 346. TWEEMAGTIGE HEESTERS, Tegenwoordig kent men ’er,‚twee Verfcheiden: heden van. De eene heeft zeer finaile Bladen eà op de wyze-der. Hennipbladeren- by vyven op een Steel groeljende, het middelfte langst, van boven groen „ van onderen grys; en geheel one gekarteld. „De. Stam is_niet zeer dik, de Take _ ken zyn by uicftek taay en buigzaam; Het draagt Bloemen-als gemeld is, paarfch , blaauw of wit van Kleur; -doch die de bovenfte Lip dikwils maar in tweeën gedeeld hebben (*)- Zy groeijen Kranswyze om een Steel , en mt ken dus een. Aair uit, gelyk ook de Zaaden, welke naar Peperkorrels gelyken, In de Où fterfche’ Landen is- ook. een Driebladige wate genomen, zynde, zo men oordeelt , cen louteië fpeeling der Natuur (4). hest Behalven deeze, die de gewoone Kuifchboon is , komt ’er een voor die-grooter vis , mét gekartelde Bladen, en deeze groeit zo wel dlì de andere in Languedok volgens . Goni î alwaar men hem de Peperboom. noemt BJ komt in manier van Vrugtdraaging met deer fte overeen „hebbende Aairen van agt of negen. rondachtige Kransjes ‚ en het getal der Blade? is fomtyds zeven op een Steel, Deeze VOL — men by LoBerer, zo wel als den: ann, Ee gebeeld. RE Het Zaad van den Kuiciboor, de 5 kj Koo) Fame Hort. Dld P. Pe (1) RAuw. Fer. Orient, per GRON: 77. D 1 DY NA,MI Ae 847 nog heden in de Winkelen heeft, is thans zeer II. weinig in gebruik. …”t Gelyke. veel naar, Kori- EEn ander en heeft. eenbicterachtigen ‚ fcherpen {oor os Smaak, zynderin lang: zo heet nict als Peper,'TU%e Dus kan het „vals een goed Maagmiddel, erde gen Opftopping van. Winden, Kolyk, Milzuge ; en dergelyke Kwaalen , dienen ; „maar die. voor- naame - ‚om welke het. Gewas den naam bekomen zou „hebben, is waarfchynlyk een Verdigtzel , uie misverftand van den Grieks fchen naam, „Agnos „ gefprooten.. Wordt het nog heden vande Kloofterlingen gebruikt, ge= lyk fommigen willen ,dan kan het zyn, om den fehym van-Kuifehheid- te bewaaren , en onder dien. dekmantel de Wellust bot te. vieren : want men is door. Ondervindingen. verzekerd m dat de Minnelust door. ’t‚gebruik van het Zaad des Kuifchbooms:, in vadzige. Geftellen „ gewekt “worde „hoewel hetzelve de Geilheid., in Menfchen vaneen. heet Geftel , verdooft (*). _(2) Kuifchboom met drie-en vyfvoudige ef- _Jenrandige Bladen, de Aaîren met 7 alia. gaffelde Trosjes, Dit Drieoladi-! (ge. ap TRILLEN, Enden Tom, 11764. p_1soe ek: Zeyl. 229. B, Viven trifolia Floribus per Ramos ip f&, Ïid. T. ros. HuRu. Fl. Id. P- 137. U. Deer, V, STume zige hd É t 348} TwerrMmMacTIcE HrEesTERs. Dit is een Oostindifch Gewas , voerende in *t Maleits den naam van Lagondi en groeijen- de byna overal, doch inzonderheid op Malabar en elders aan de Vaste Kust. Het is de Drie bladige Indifche welriekende tamme Kuifchboom, met blaauwe getroste Bloemen, van den Hooge leeraar BURMANNUS, die Nika genoemd wordt van de Ceyloncezen.-De Ouden hebben het Negundo geheten, Op Malabar is het een Heefter van anderhalve Mans langte, op: Java eens Mans langte hoog, opfchietende met vele _ fcheide Stengen, waar aan Takken komen, die zeer lang en buigzaam zyn, zo dat fommigen op de Aarde leggen. De Bladen komen mest drie , doch ook fomtyds vyf op een Steele voort, en zyn Lancetvormig ovaal, naar api ren verfmallende , gelyk de Bladen van den Nagelboom „ doorgaans op de kanten ongekäf. teld, het middelfte grootst. ‘Trosjes van Bloem — pjes , naar die-van de Rosmaryn gelykende, | komen aan ’t end der Takken voort, end — op volgen Peperachtige Besfen , fcherp en heet van Smaak „ bevattende eenige harde Zuiden. Ook geeft het geheele Gewas een- Speceryact” tigen Zalf-Reuk van zig, zynde de Bladen 0 verzagting, verwarming en Pynftillings gicwel- dig van ongemeen gebruik in Indie, si Als eene Verfcheidenheid van deeze So0f' wordt aangemerkt, die , welke door den gers” den Hoogleeraar in Afbeelding gebragt is de Ceplonfche Planten, en a D Bae an Ee 5 | | 2 Deel, PLAAT XXVII. | Dit: Toma J8 ge Kuifchboom , met de Bloemen langs de Tak- RE © ken verfpreid. In dezelve zyn de Bladen van eri eene gefpitst ovaale-figuur , aan beide zyden Hoorp- _groen ; terwyl dezelven ‘in de andere, van bo- “TE ven „ door, t droogen zwart worden , blyvende Pan « _ van onderen grys-, even als in de gemeene _ Kuifchboom, zo RumrH1 us aantekent, Die _Autheur merkt ook aan , dat aan de afgekapte Struiken dikwils Takjes voortkomen met en- kelde en met gekartelde Bladen ; zo dat die ‚ Indifche Driebladige Kuifchboom met gekerfde ’ Bladen zegt hy; welke de Portugeezen be- ‘fchreeven hebben» niet voor een byzondere Soort te houden is. (3) Kuifchboom met vyf- en driebladige ge- pil kartelde Bladen , de „Bloemen Hee and rid …_gepluimd. ne alan dl Onze Ridder onderfcheide deeze van de voorgaande Soort ‚ doordien de Bladen Lan- Cetswys’ ovaal , met uitgulpingen „ Zaagswys’ ROES» van heden naakt en geaderd zouden zyn. Naauwlyks, echter, kan dit ftrooken met den da en Strand - Aak ondien Boom van Et Rum- 5 pr ed aldi ferratis, Bodden oer mofo - paniculatis, Os. Jtin, 92. Vitex «rifolia minot Indica fer- tata. PLUK, Alm, 390. Fl, Zeyl, 414. Negundo Arbor mas. J. „ Hift. 1. p. 139, Logondium littoreum, Runen. Amb. 1V, P. T. 19, Bemnofi, Hort, Mal. IL. p. 15.Te 1x. Raj. Hi, „ Vitex trifolia fylv. Indica odorsta. Burm, Zeyl, 229, k. BJ, Ind, 138, MILL, Je, 275. fo 5; 2e KIL, Darr, Vv, STUK S 350 TWEEMAGCTIGE HRESTERS 5 UL Rumrmius, die de Bladen doorgaans groo — Ô AFDEEL. ger, meerendeels-ook ongekerfd , aan-de kanten — oor langer en fpitfer „ boven gras- groen, van one STUK. _ deren grys-en fchier Wolachtig , meer geaderd À ie en-minder gekruld heeft, dan de Gemeenela — gondie, welke tot de voorgaande Soort betrok: — ken is. Die Strand- Lagondie , evenwel, zot ‚_nader overeenkomen met den Negundo derPor tuzeezen , dan de laatstgemelde ,- E fomtyds een taamelyke Boom , doch metcet kromme Stam, en dikwils op den kee | | OsBeckK op Java waarnam , hiet teid E hadt ook de Bladen van onderen ;.20 wel 8 a de Bladfteelen en Takken, Wollig, hangenee de laacften nederwaards , met, eenen Reuk. Het grocide aan.de Zee. De Bl zaten twee, drie of vier, by elkander, € ! aan de Takken “waren enkeld. Hy b e dezelven Lancetvormig en Zaagswys” getand te zyn; ’t welk aan het jong opfchietende f Rya dikwils plaats heeft, zo Rum raiusgellb die ook altoos vyfbladieg” zyn , maar aan Bloem- en Vrugtdraagende es vondt Ee nooit meer dan drie Bladen op een. pi. xxvrt. Tot dit Geflagt zou wegens de Z Fig. L die vierhollig zyn , en in ieder Holtigheid £ Zaadkorrel bevatten ‚myn fraaije Takje van Kaapfch Heefter- Gewas kunnen behooren welk op Plaac XXVII, hier nevens, il £ an $ DiDyYNaAMI A sst r, Îs afgebeeld, Hetzelve heeft aan-dit Takje dee Bladen op éen Steeltje, welke Lancervor- Arni, mig, aan de kanten niet gefchaard, maar een Hoorne weinig uitgegulpt of Golfswyze gefronzeld 4 get De Zaadhuisjeg, komen „ gelyk men hier ziet „nin aan een Tros voort. Het Takje is Houtig , en heeft een geelachtig sh Sctiors. De Bladen zyn aan beide zden glad. G) Kuifchboom’ met reritisreien Bla wv. den, de Pluimen in drieën verdeeld. derd Deeze is onder den naam van Piftacio-Vi- tex „als tusfchen den Terbenthyn- en Kuifch. boom middelflagtig , voorgefteld geweest, en befchreeven als een Boom , op Ceylon’ groei jende, die de Bladen tegenover elkander, ge- vind , dikwils ‚ Blad , ovaal, ftomp, taamelyk ftyf: de Takken aan t end met eene gearmde in drieën gedeelde Bloempluim heeft , Zynde de Bloemen. als in dit Geflagt gefcha- pen, maar de Vrugt Pruimachtig of Vleezig met een Steen, Dit ftrookt zeer weinig met de Kenmerken. De Heer N. L. BurMAN- NUS heeft een Afbeelding van een Takje van dit Gewas gegeven, dat, zo zyn Ed, zegt, ook op aa groeit, en in % 5 _Ma. (@ Witex Fol. pinnatis integerrimis , Paniculis trichotomis. Biltacio Vitex, Fl. zen 415. Vitex pinnara, BRam. Fl, Ind, p. Se T. 43 f. 2 Ws voro: oe Ar hens 352 TWEEMAGCTIGE HEEsTEns, En Maleitfch ‚ Cambang Tsjulang geheten wordt, — Die, zalk zyn Ed, by den naam van Ceylon: Horo: fche onderfcheidet , fchynt my weinig hier van TOE ge verfchillen bede | Schuil : zalig. MELIANTHUS Honigbloem. Een vyfbladige Kelk met het onderfte Blade je bultig: vier Bloemblaadjes, met een Honig: bakje beneden de laagften : een vierhokkig Zaad B ken uit van dit Geflagt. id Het bevat twee Soorten, beiden uit Á afkomttig. manca EN Melianthus met enkelde sopje major. de Bladfteelen vast. Groote, Dit Gewas wordt Honigbloem id ap genoemd van de Nederlanders, om dat é Bloemen eene rykelyke veelheid van zeer à genaam Vogt , dat niet minder Smaak de beste Honig is, uitgeeven „ zymde rood van Kleur, De Hortencoren, en de (*) Vitex (Zeylaniea) Fol, pinnatis ‘gernisquisir £ gn Floribus eorymbo®» panicalatis, Ruan. Fl. MeE pe: Meliauthus Stipulis Gti, Peil drs sate | Xl, Gen, 795. p. 4 gar: XII. p‚, 435, Hor: Ups. rsr. R. Zugdh, 40 saas schede us. HERM. aus ita Ee et 1 Dine NIAS EEL! 353 röpeaanen zelfs, zyn daar op zodânig verlek* ms » “kerde dat zy die “Plant nooit voorbygaan , PDT zeer daar van te proèven. Hier te Lande , Hoorpe insgelyks, is de’ overvloed daar van im de szeltet ton. Bloemen zo groot, dat -zy dikwils op de Bla- ge den afdruipt „ komende als-een Daauw voort uit het onderfte van de Bloem, éh in het Ho- nigbakje, dat daar van den Kiel uiemaakt , fa- menvlogijende. „Wanneer men ’ Gewas, onder bloeijen , fchudt „ geeft het als een Honig- Regen uit, In ’t jaar 1672 was daar van het Zaad, van de Kaapsgsiaanden-vermaarden BARTBOLI- _NUS te Koppenhagen bezorgd , door den bes roemden HERMANN US en vervolgeps.is het door HofTos, daar bet, s Winters-in Huis bewaard wordende, weelig groeit: Het wordt gen Heefter. van wel twee Mans langten:, ge: _duurig 'frifch-en-groen ‚met Stengen vaneen __Duim dik , die van onderen Houtig en bruin; _ Opwaards een, en _aan- den top rood zyn. „De Bladen zyn-gevind „als die van de Pim- __pernel-‚-doch veel grooter, diep gekerfd, en Zilverachtig groen. Het Stoppeltje, een {pits Blaadje ; ’t. welk. ieder Bladftecl omvat, is zeer groot. Het Loof heeft een bezwaarende en _byna ftinkende Reuk. De Plant geeft Aairen uit ván Bloemen, die zwartächtig rood zyn, op f Wollige Steeltjes , ook door, een dergelyk Stop= __peltje. befchut. ’ Geul der Meeldraadjes wordt aem BEE eee Be Den. V‚ Sok. g „ie Gewas in de Hollandfche » ok gipen overgebragt, - 354 TwWEBEMAGTIGE HEESTERs' - gezegd tien te zyn, waar van vyf langer, vyÉ ee korter voorkomen. ToOURNEFORT, Even. Hoöfh- wel, heeft er maar vier afgebeeld. Het Vrugt. STUK, _ beginzel is vierkantig en wordt een vierhoeki pe eg ge Blaasachtige Vrugt , waar van ieder hg heid een Zaad bevat, dat Eyvormig is, zwart en glad , naar Bane: Zaad gelykende, op vogtige Moerasfige plaatfen aan de Kaap ” dit Gewas overvloedig voort. (2) Honigbloem met dubbelde Pd Hiimaba __Stoppeltjes. ses “Kleine, 5 Deeze voert den bynaam van Kleine, war } fchynlyk om dat de beroemde CoMMELYE dezelve Kleine Stinkende Afrikaanfe Honigblen getyteld hadt: geevende ’er de hoogte, legs — van drie of vier Voeten aan, De Hyfiqurer fer Melianthus van Heg MaANNus heeftst gen van drie Ellen en daar boven hoog, gron en ruig, met dergelyke Bladen als de voorge” À de, welken , ieder uit elf Vinblaadjes DRE de, ook diep gekerfd zyn, boven groen or der wit of. grys, en rimpelig weerde Ad k ten. Twee fpitfe Stoppeltjes bevinden f den Wortel van ieder Bladfteel. Zeer iS dit Gewas , zegt mén, naar het Doors: dl (2) rl geminis diftin&is. Hort. a. A. Lugdb. 4o2 Melianthus Africanus minoe foetidus. ze | DrDeHNAMEA > 358. Kruid, hebbende ook in de Bloem een Honig- , zoet maar zwart Vogt, *t Getal der Meeldraad- Arorin jes-is vier.” De- Vrugt en ’t Zaad komen by- En kans overeen, De Hecfterachtige Glen. diein de Klasfe pe der Viermagtigen (Tetradynamia) voorkomen, kunnen gevoeglyk tot de befchryving der Krui- den gefpaard en niet bekwaamlyk van de ande. ten afgezonderd worden, Ik gaa derhalve tot de Enkelbroederigen over, HOOFDSTUK. Befchryving van de ENKELBROEDERIGE HEESTERS,” adelphia, dus genaamd, om dat de Meeldraadjes in derzelver Bloemen famengegroeid zyn, of uit een Grondítuk voortkomen; gelyk dit plaats heeft in de Ge- Faniums, Malva'’s en anderen. heb voorheen aangemerkt , dät de Smal. deelingen deezer Klasfe van de Vyf-, Ze- ven, Tien-, EF, Twaalf- of Veelmannigheid der Boaen:; dat is ‚naar dezelven vvf, zee ven, tien ef ; cwaalf of meer Meeldraadjes hebben, afgeleid zyn. Van de eer{ten komen feeds eenige Heefters voor, als volges LERCHEA, Di eerfte Geflagt 5 haar den Sweedfchen hann 5 on, een Hest 356 ENKELBROEDERIGE HeEEsTens, u, Heer LERCHE getyteld , heeft een vyftändie hbe gen Kelk, eene Trechterachtige vyfdeelige Hous Bloem 3 vyf. Meelknopjes die in het Pypje TUE. zitten, en een enkelen Styl; wordende het es was in een driehollige 4 ige Vru ef RE êéne Soort is hier van bekend sm | „. Oostindie groeijende , een gantích orde Sart ke Heefter , wiens ‘Takken eénigermaate uit “Geledingen beftaan hebbende gepaarde, 8& teelde , Lancetvormige , cffene „ geheel onge — kerfde Bladen van een Voet lang, mer Elsvor mige _ Aan %t end der Takken komt | een Draadachtig NDE Aaïr, vän laagte als de Bladen, bezet met kleine Bloempjes,ver vaa 5 elkander , ongelyk verftrooid. gd WALTHERIA Dit Geflagt heeft ook een enkelen de Vrugt is een tweekleppig aadht ééne Holligheid en daar in een enkel Het is. naat den ln later THERUS getyteld. — zE ’t Getal der Soorten ist twee of en drie , als volgt. Ben @ Waltheria met ovaale, geplooide a aen, js getande Bladen ; de vin na. flee art St M o N. A B re cas CR: GEE 3 vR Van’ ‘dit Gewas „ dat op ‘de Bahama „Eilan- ns den, te Suriname’ en in de Berbiesjes „-natuur- Iyk groeit „heeftrde Heer Dan Ty n’lsNARD Hoerlie 7 Eene Afbeelding «en uitvoerige befchryvirp aan TOK. à ’t licht gegeven ; onder den naam van Mono ‘yin, en Jrerm - Aula of Eenzaadige ‘Heemstwortel , om dat -het-paar de Althéa eenigszins „gelykes verfchillende meest « daar van doof Ì van een “enkel Zaad. Hetzelve waarpeemende in de Orangerie van den Koninglyken Tuin.te Parys , bevonde- hy het een Boompje van pies ramidaale ‘figuur, te-zyn „-’t welk op den ouder- dom v seJaaren byha vier Voeten hoog van Stam was, met veele ‘Takken „; hebbende Harcvormige Bladen, aan Dede kanten. gerand. bis kn ta ki b: Uit de Oxels der: Bladen. gaf het Bloemfteelen, uit met: digte- Tfopjes van--Bloempjes „- door Blikjes van elkander gefcheiden Kleur, ch veel naar die van de SALT Eken. de , doch zeer Klein. De ke Meeldraadjes SEE mn ba He we ene KO dp = afne ee mentofis, Capitulis pede ii ma a Doest. Vig. KUL p.' fen: walth. Fol: cordaro- ovatis ferras Ws. Horte. Clif. 342 Rot Lurdb. 348, Monosperm- Althza Worescens villofa , Folio majore. ISNARD. A. Par. 1721. P. 362 T. 14. Alth. (milis Americana, flore luteo, BOEREN. Lugdb. it p: 267, Beronica -arborescensfoliis amplioribus. nnee 67; T.-150, f‚ 6, Althza Amer, pumila foreluten Piexo. vaars Cento MEN 2, U. Das, v. En. Za | he eliene rie jn Bn def gr vragen tE Nae 558 EN KELBROEDER IGE HEESTERS. UI. waren tot een -Cylindrifch. Pypje: famêngee Aananb: woegd, ’t- welk-den Styl omringde , Het Vrugt Hoorp: beginzel wierdt een: klein rond Zaathuisje, dt STUK: ip tweeën. open ging bevattende. één xe wees Zoadje. hey De Heer pb’ ser helden afde die Plant ware; welke de wydberoemde Boe HAAVE heeft wone opaan. den naam vB räar daar van gegeven ; mec” deez dane-zaleementer. een _aanmetkelyk ve winden. Het Zaad was langwerpig, dp Ápits | topt; de Meelknopjes- waren: E eN glad, Die van ) dte ze 4) wales met Lancty oe he ia ê Smalbladi- * Acheter: fehyae dee miet alseen 4 Ee, zoadere Soort. aangemerkt te worde, zy als zodanig door den Heer p’IsNAnd gefteld was , die haar door een hiene nina 248 Fl Zool. men villofa Folia minore. IsNARp uts. Betonica af) PLUK, Alm. 67. Te 150, fe se Ra). Hif mk a Ms Oem SA DD: REEN Hr A. 359 alleen , -onderfcheiden hadt. Het 2oude, vols ur gens hem , de Boomacbtige Betonie’ van Ma-/7E rn drasf aan de Kust van Koromandel zyn, door Hoorpe Prukenervus afgebeeld. Misfchien is hee“ TUE en, eene hirs Re van Ing le Soort ook isie j | (2) Waltheria met een Zaan. getande, lens / geplooide Bladen , en ongefteelde Hoofd. Oene jes. ig Deeze is, volgens onzen Ridder, de gedag- te Betonie van PLuKENETiUus, die de Bla- den ruig en diep geaderd , met Bolachtige trop: jes Bloemen in de Oxelen heeft. Het fchynt die te zyn, waar van door den Hoogleeraar BurRMANNUs, onder de Ceylonfche Planten, de Afbeelding ‚ met den naam van Olmbladige Malyinda is gegeven : zynde Ceylonfche Alcéa met Bladen van Haagbeuken , de Bloempjes tropswyze pn door HERMANNUS getyteld. HERMANNI A, Dig LEES vogrt Zyn naam naar den laatst- Pe : G) watten Fol. ovatis En liene, ‘Capitutis fesfilie bus. R. Zugdb. 348. Melochia Fol. oblongis obtufis &c. H,° Cliff. 343, Betonica LEN: weten ven Z 360 ENKELBROEDERIGE HersTens mr gelden; “een ieverig Kruidkenner in Ae gebooren „die geheel Europa niet» alleen doc Haomsigartiad, 5 naar: ook een gedeelte - van Índie, en jn m7 “kunde bezogt, en na ‘zyne -térugkomst, Jaast der voorgaande Eeuw , als Hoog - den Leidfen Akademie. Tuin bedien gn meen verrykt heeft: Dé’ vermaarde Tór met wien hy zèér bekend en gemeen heeft En naam, dus TE famengegroeid zyn „of van een; En ’t welke „het Vrugtbegipzel. vyf_Stylen heeft en een vst og wordt … gj Negen. Soorten, „alemaal eftera van de Kaap. of _uic Afrika afk jk in, vervat; als volgt. en 1 (1) Hermannia met ovaale, gep annia gn dige. 52 *) A prei Wiro} ‘Pauls FB tam acceperam , Nomen im pofui: zegt hy Betr Ik bezi eent Exemplaar van de Synopf et A= on pen Idee 1571 4 RME zie Ms:0 NeA Do BE PI HB or vAn g6E 8 Deeze is; onder-den naam van Afrikaanfche en S Heefterachtige Ketmia, met zagte gryze Bladen ; door: Co mu gab in Afbeelding gebragt, diedoorg… sne aanmeikt -darede Bladen „ hoewel veel kleiner „ oes: zeer naar die ‘vansde gemeene Althé: gelyken vale nld : va ve , 5 e me hers send ven „dri Prine uitde. Daele etri oto Ke diesameden top “ieder twee “Bloemen-;-onder drie Lancetvormige Blaadjes ‚ voortbrengen. (a) Hermanniä met Lancetvornrige onverdeelde „it drietandige. Bladen, de Bloemtrosfen Dga ever Céne zyde, ” De Afbeelding door VOorLCKAMER- gege. ven „ die. hier, avordt aangehaald; is _ten- opzigt van de. Bladase aapeserkelyk v: van 0 BREAEsE bepaas. de--Goudgeele. Bloemen. Thans wordt gezegd. dat de Bloemen blaauw zyn in. deeze, Soort. . 3) Hermantia met Wigvormige ‘gefirtepre ge diie. ven mind is DER rende tn Ër den Dee dige. re EE zur mgee Laan, 247 Heem,” pe Alther fel, RE a * Bli nachad 5: ‚R ks fecandis. ta WEN aline Alch. Af: fratescens, ibuse Norimb. Flor kee: cochleatis vern: ales: epe 2 es 5) wis ol. Caneiformibus Rab: crenato- emar- oee Cap, aans. Ar Arbuscula Africana, her. Ono= aan Ss MN. Deen. V. STUK. e 362 ENKELBROEDERICE HeesTrns, Ii. Deeze bepaaling ftrookt weinig. met Elzen. Ane Bladen , welken-ComMmrryn daar aan toes Hoorn: fchreef ‚ zig verbeeldende , dat het die zy STUK welke TourneroRT van HERMANNUG we ontvangen hadt en noemt -hec- Heefberachtige — Hermannia met langwerpige Zaagswys geadd Bladen ; doch van die Tandjes openbaart de ia, de Afbeelding niets ter wereld, Hy zegt, dat de Bloemen ook fpiraal gedraaid en Zil zyn. Thans wordt: ‘er van gezegd: de Bladen Zyn geftreept ;_ de Kelken klein; de Eh eerst wit, dan geelachtig. , | e (4) Hermannia met {lomp zonen folie en Een Bladen, ed Hier wordt de zelfde, van verdi alin aangehaald, als op de Tweede Soort, En genftaande derzelver Bladen naar die van gelyken. Zy zyn breeder dan die van Lari ftomp, van boven Zaagswyze getand: je | ken gezwollen : de Bloemen hebben an 5 korten Zwavelkleurigen omgeboogen rand | v. > (5) Hermannia met „Slomp Laver fe Lavendulin elia. fenrandige Bladen, an Lavendel- ka, De 8 bladige, Ononidis vernz Bam folio. Prux. Afant. 14. Te Sn Ketmia Afr. Veficaria fruticans ere&s, C omm. Di: eld 8sts T. 78 (5) minn Fol. tik 3 ame MonaAper? Hrsg De ongetandhéid der Bladen maäkt het Ken- Ee merk van deeze-Soort z-tot welke de Heefter- Er” Hir achtige Hermannia van BOERHAAVE, met Boor. ecn ftomp Lavendel-Blad -en- kleine Goudkleu-*"° rige Bloemen, js thuis gebragt. > 4 Pi KC, Hermannia mét a Bladen en eenbloe- VE entanr. mis Linifolia. e Steeltjes ylalehdra ee is, als een nieuwe Ef esteerdd door den Hoogleeraar N.L, BURMANNUS. 0 Hermannia met drievoudige ongefteelde , le, flompe, Wollige Bladen. zi 1 ge. Die van zE met een langwets pig, Herivermig , zagt ‚ruig Blad, wordt hier betrokken, Zy komt-de Elsbl naby: heb- bende de drie Blaadjes ftomp Omp > geplooid, Zaags- we getand; de zydelingfen kleinst.” (8) Hermaunia wet drievoudige , gefteelde , VIII. platte , [lomp ovaale vals : Lit zeer ie. hi rm ef De Clif. R. Lugdb, Hetm. vie Folio Laävend, latiore, ’ patvo’ Aureo. BOERH, Lugdb, I. p. ek 3e DiLL, Blth. 19 Fe fl pre (6) Herrsannia Fol, lineatus pedunculis walls BURM, Rredr. die (7) Hermannia Fol. ternatis, fesûlibus , pia eerd to- ' mentofis. Hort, Clif. 342. R. Lugdb. 347. frutescens Folio oblonge molii cordato hirfùto. ha "arie Ep 273. (8) Ctsnerss Fol, ternatis ‚ periolaris „ Planis obovatis. Aus, deed vi. U, DEEL, V. SruKe « « ie. Spitsvrug- tige. jes, zynde het geheele Gewas -dun- met Ì tjes bezet. (9) Hermannia met Laramie jerdeelde Bladen. hakjës, in % Gilla van Milsrais en aldaar befchreeven (*). MrrocHra zals Het eenige verfchil der Kende —tüsfchen dit en het voorgaande Geflagt; in de figuur der Bloemen, die’ hier bladig noch gedraaid In Zes, Soorten , endeels H uie-de beide Indiën afkomttig, b ve ‚als volgt, goniìs , angulis muczonatis ; Foliis nadis. Je 5 4 “ me ee 5 Neel: : MOR DEE EE RI over” de Bladen ‚ Pieramidaale Zaadhuis- Ln ges met vof fpigfe hoeken; de Bladen kaal.” vin. Ed * Den ouden naam Melochia, die door ALPI srom Nus aan een Egyptifch Kruid , eenigermaate „pontan- naar Melde gekende en by de Egyptenaaren “ri Bnn of haden, was , RR onze Ridder meeten in RE ‚ misfchien wegens de’ Pieramidaale fi-_ guur der Zaadhuisjes van deeze Soort, Dezel- ve , nogthans ‚ hecft op gelyke manier in de volgende plaats; die ’er weinig van verfchilt, door -den- Heer JACQUTN mooelvk vern voorgefteld onder den naam van-Melochia Doe mingenfis. _ Een pie Heefter van vier Voeten hoog , was hem: 5 op Steenachtige plaats fen van ’t Eiland Rirastan, menigvuldig voorge- j komen. LiNNAus felt de EET in - Brafil, | @) Melochia met Kroontjes van Bloemen ín ze de Oxelen „de isjes pieramidaal veren mét vyf Jpitfe hoeken : de Bladen Wollig. wesen De sao. pe ate Vijg. XU pe sto. H. Cif sas Zjlags. Jin. 255. Meloehia & é „BROWN. Althza Bras. frutescens. PLUK. Alm. 25. T‚ 13r, 6, 3, Me Jochia Dominicenús. JACQ. Amer. Hift. 198, Hort. T. zo, … (2) Melechia Flore ummbell axillarihus , Caplulis baai.” pemtsgonis , anguls mucronatis , Fol tomenrofis. ‘Melochia Sc. BROWN Fan, 276. Abutilon herbaceum pro cumbens de. SLOAN. Jam, 97. Hi Lpezao, T. 539, ne É ML DEsL, Vo STUK, 366 ENKELBROEDERIGE HEBsTEnK UL De Wolligheid. der Bladen onderfcheidt voor. „ls ““paamelyk deeze- Soort , welke door gedagten Hoorp- Heer , op verfcheide Westindifche Eilanden, STUK en allerovervloedigst op St, Marten, is gevon. pn A den, een Heefter maakende , op Steenachtige opene Velden drie Voeten en op befchadumde — plaatfen zeven Voeten hoog. De Stengen zyn - als Rys of Roeden : de Bladen Lancetvormig. ovaal, geplooid, gekarteld, Wollig: de Bloem- fieeltjes Kroontjeswys’, tegen over de Bladen: Bloemen paarfch en vry groot. @ Melochia met entelde lomi en Dre evpfhoekige —Zaadhuisjes , die de ed tige. Plomp en gehaaird hebben, | 4 Deeze Soort is door de platheid Re ten onderfcheiden. De Amerikaanfche Ahin — met Besfen- Bladen, een ease — en een vyfhoekige ruuwe Vrugt, ís hier € gebragt. ’% Gewas wordt es de Havé dna, vonden. Iv. Concarenâe (4) Melochia_ met digte end - rd Zaadhuis isjes rend en onge, fleeld, | ta Rundvrug- - tig. (3) Melsehia Flor. folitariis, ger depreshs 5 angulis ebrufis ciliatis, Melochia ereêta. minot- Eid ke Fem 276. Abutilon Amer, hike: foltis. aout; Me Dik. T.sf.z. vr (4) Meloebia Racem. confertis getminstibus, Caolas El 5 bofis! Fl, Zeyl. 237. pd & Alm, 26. T. 94 É. 5, BuRM. FI Ind. p. m5 te; _MowapELr NI A 367 Dit is een overblyvend, glad, regtopftaand Uk Gewas, met zwiepige Takken. De Bladen zyn  dr; langwerpig ovaal , Zaagswys’ getand, van on- in zig deren eenigszins gekwabd, gefteeld, Het geeft ° veele Trosfen uit ‚die van elkander afwyken. Eeen De Groeyplaats is in de beide Indiën, en met ongefielde 5 G Js htige 7 isjes. Cann eerde Deeze is Melochia met Corchorus- Bladen van he DirLENIius genoemd, en uitheemfche Al. ‚_théa, met langere Betonie- Bladen en zeer klei- ne Bloempjes van PruxwuNer, Op Malabar noemt men ze Tijerw- Uren. HeEerRMANNUS noemtze Indifche Malva met Aalbesfen - Blae den. ’t Gewas is Heefterachtig » doch laag en wyd uitgefpreid, met de Takken als Roedjes, de Bladen ftomp Hartvormig , de Bloemen in ronde Hoofdjes vergaard , bleek paarfchachtig met een geclen Bodem. (6) Melochia met Bloemhoofdjes ; de Bladen VI. ovaal Eyrond getand ; de Takken neer- onde. leggende. ‚Een en sert fesGilibus ouk ksa. (s Mbsbie Eloeibus capitatis, Foliis ovatis ferratis Cauli procumbentibus. Alcea fupina pafilla &c, PLUR, Mis. 14, Te tia £‚. à. HK. Daar, V‚ Srum, weg ENKE kleins maes ej _—Ongemeen wiiee is zen tende meer dan zestig Soorten; die of deelingen gebragt zyn, naar dat onde draadjes meer of minder voork …_ Meelknopjes hebben , *t welk ée lyke Pors is van deeze- Ik zal in ’t vervolg daar van omftand fpreeken „ merkende ans alleen de“eerfte APeelng OE kn ' of. van ne Kain en dnintin zyn, als volgt, Dezelven he eenbladig, : Mooon A DB LGE ER Teas 1) Oijevaars - Bek met driedelige gekerfde Mij Bladen , het middelftuk grootst; dubbelde Arnen. Kroonrjes ; : & RE V leezig Heefter- Hodes achtig. A en Wegens de Schitterend boosted Kleur der er Sin Bloemen heeft deeze den bynaam, Het Suri Schirecen- _naamfe Geranium, met Bladen van Chelidonia „°* door Tr ELI vs dus genoemd wordt me thuis gebragt. — (2) Oijevaars . Bek met Nierachtig ronde, oblige „ gekartelde , byna onverdeelde Bladen; de Steng Heefterachtig. Het Loof van deeze Soort, met de Vingeren aangeraakt zynde, befmet die als. met Yzer. roest , waâr van zy den bynaam heeft, De Bladen zyn eenigermaate Hartvormig en naar - * die van de Malva gelykende; des het onder de Afrikaanfe Gefaniums met Kaaij: Bladen, ie Ï nguinans. Belmettene de CG) Geranians ak Be, Fol. tripartitis incifis, ir. majore ; is geminis , Caule fraticofo Carnols.” Clif. 67. -H. Cif. sos. R. ned 353, BUBM. Ger, 52, Geran. Afnie, Folio Alcez, Dir. Elth „156, T. 430. fe 1374 Ger. Sur. Chelid. folio. Tir. Pi dt 2) Geranium. Cal. - | natis Inter Caule fruticofo. Ì B. Clif, Rt Zuedb. | 4 Cc. Ger. Afr. arbor, Malve foli Dur. Ekb. si. T. he pn Peamo loeldo , Fl, eea Kermefno. o. Mäar. Bs. Se 5 Re Aa BIO ENKELERÓEDERICE HEEsTERK a die in deeze Vettig zyn , betrokken word. ee Het heeft fchoon Karmozyn -roode Bloemen, en (3) Oijevaars - Bek met rondachtige gade ut „gekerfde onverdeelde Bladen , de MRP En. _ Heefterachtig. Als eene“ Verfcheidenheid van -de Tweede | Soort is-deeze-door.D ILLENIUS voorgefteld. LiNNAus verbeeldt zig , dat zy uit dieen ‘de volgende gefprooten zy , ’c welk een a merkelyke waarfchynlykheid heeft „ ze ve zig als middelflagtig tusfchen toont. Iv. 4) Oijevaars - . Bek met wcd Vleei Acetofum, gekerfde Bladen , de Steng Jap 7 achtig. Deeze heeft de Bladen ne jk é als Zuuring. (3) Gerais Cils mon, Fol. nd Ee bris, integris, Caule fruricofo,; Mant, 97. ger: Afr #6) 3 nn Metre liging, varietas. DELL. Elke gin ) Gira Cd, zoon. zel glad abe armols, tis; ; Caule Fruticofù laxo. BURM. Ger, 47. Ger, Aft ee en: Acerof- (apore, e, Comm, Pra MOR AD RSESPIES van st (5) Oijevaars Bek met FV linderachtige Bloe- EE men. die de Vleugels en Kiel klein hebben: bras nt Steng Heefter- nan Deeze -b behoort. Site in nace Pie Afrikaanfche Oijevaars - Bèkken met Kaasjes- Vlinder- Bladen, welke hier gefpitst zyn. Desdrie on-"emiëe- derfte Bloemblaadjes zyn korter dan de Slippen Je van den Kelk ;"de bovenften ftomp. Deeze : bloeit vroeg in ’t Voorjaar. (6) Oijevaars- Bek met Wigvormige geplooide „ RE ruuwe , aan ’t end _Zaagswys mee en À Hili” de Stenr Heefterachtig. bladie Dit iseen gE Heefter. met rale Takjes ‚de Bladen. W. gerade „geplooid , aande punt getand , onverdenle en zeer ruuw hebbende ‚ de Bloemen rood. By Bererus vindt men deze, zo wel als de volgende, be- fchreeven. e @) Oisans: „Bek met archi > en ME ne 8) Grranien Cal. mon, Cor. Papi!ionaceis, end hete be mc zen es Caule fraticofo. d. (6) Geranium Cal, mon, Fol, Cuneiformihus plicatis Fabris en ie Geraatis , Caule Fruticofo. BERG. Cap. 177 Mant, DE Geranium Cal, mon. Fol. Remi mn hs fcabriss, Cute Frutieoo. Alant, 257. BERG. Cap. 17 Aa a 1, Daer, Ve STUK, 37a ENKELBROEDERIGE HEESTERS E de, ruuwe Bladen , de Steng ien “Eur. — Geh. | HOOD: Decze is een ftyve Heefter , die de Daden Tin klein, gekruld, vyfkwabbig , van onderen zeer — manis. rauw heeft, met een zeer fterken Reuk_ van | „ Melisfe ; de Bloemen Violet, meestal sE k een Steeltje. VII. (8) Oijevaars « Bek met Wigvornddt ra sema: S Bladen, in veele Slippen ie deSteng — Hesfterachtig. Hier van is, gelyk van eenige ande de den Hoogleeraar N. L. BurMansut, ____… “zyn uitmuntende Verhandeling over jet 6 ie | niums „ een fraaije Afbeelding g Bladen gelyken naar die der Anemone; ) de Bloemen zyn rood. ‚x, (9) Oijevaars-Bek met Eyronde mee d Beralinum, tande vlakke „Bladen, de le aj (3) Geraniun Cal, mon. Fol. Cuneiformibns ciniaris fcabris, Caule Fruticofo. Am. Acad. IV. deg Ger. 39, f. 39. {9) Geranium Cal, mon, Fol. ovatis RE planis, Caunle ae Ger. Frutescens , folio ns tatu. B Mm. \Afr. 92. Teds tf: Tate 5, E oge Af, vans Splina Cap, 175. PLU Te 415. É 3 mee se bragt van Eus Soort, tot welke zo wel die bladige is huid ele! welken Bemeius TUE daar aan gegeven hadt. %t Gewas heeft eens ie Houtige Steng en dergelyke Takken meteen ruuwe Schors en is in Vrugtmaaking met de Geraniums ‘overcenkomtftig. — Bloemen zyû paarfch" of roodachtig. Ki ( ro) Oijevaars- Bek met Huikvormige getande x. Bladen, de Steng Heefterachtig. been ikbladie De Bladen van deeze Soort, naar die vange. Heemstwortel gelykende, zyn opwaards Huiks- wyze famengevouwen ‚ waar van -zy-den-by- naam heeft. RriviNus noemtze de Grootfte __Afrikaanfche Oijevaars- Bek. _By, den Voet des Tafelbergs, aan de Kaap, groeit zy, zo Hen- MANNUS aanmerkt, met een ronde , ruige Steng, van drie Voeten en hooger, zynde dik- wils van den Grond af in Takken verdeeld. Of nu SEBA niet mis hebbe gehad; met ’er den naam aan te geeven van Ceylonfche Oi- jevaars-Bekken , heeft weinig twyfeling. ’% Cto) Geraniam Cal. mon. Fol. cucullatis denratis, Caule Fruticofo. Buma. Ger. 42. Ger, Afr- Arhoresc. Fol, cucullatis, Dirr. Elh. 155. T. 120.f. 156. Ger. Aft. Ach. Ibisci folio, NERM. Lugdb. 274, T. 275. SEB Kab. Ie T. a6.£, 2, MART. Cent. 28, T. 28. Mant. 432. BERG, Cap. 174, Getanium Alle, maximum. ras Pentap, 98 Aa 3 U. DEEL, V‚ STuEe 374 ENKELBEROEDERI GE Heze ap NI Gewas is hier, by de, Liefhebbers van 4 ArrEil fche Planten, zeer gemeen , en Jaat Heli. Zaad, Stek mn À: Halal te ee Vleezig% eng Vleezig gekuohbeid, wyze las de Bloemblaac Deeze is, “door den Beroerd NIUS, onder den naâm van [ Sche Geranium met fm âlle witae _blatdjes, in A | Sag gebragt. XI NE Oijens Bek met es: ars Kne ma pe 281, Ger. A £-rsg. se cs fol: Lie Caale Fru is gibbolis, Fol fbb nnatis. BURM fe gb fi "5 k U, £ 3 Se È5 et ed 5 oe 4 M ooN-K D nt Men De Bladen, naar. die der Akeleijen gelyken,, 1 de, onderfcheiden;deeze Soort: meer „20 ’t os toefchynt ‚ dan.‚de ligheid. der, Stengen: of Takjes „ die. by HegMANNys” gezegd Tb __worden Hourigt® Zyn, en de Hoogleeraar J aria, Bouw MAN NOS Oordeelde deme te. vérfchillen * van zy ng welke niettemin chans _ fchaps van een. ongemeenen. Rook, ge durende de geheele Nagt, uit te geeven , maakt _dit Gewas zeer aanmerkelyk, dat aan de Kaap, geh nevens de Beekjes , aan den voet der lass ved À “ate pi fpleeten van Rotfen, dikwils ter ier of vyf Voeten groeit. 03) Oisans Bek met vafkwabbige , fen XI. ’ dd Pe or gen Eeuw uit rs < Zaad geteeld inde Amfterdamfche Kruidtüin, __Ís cen Rankgewas, welks onderfte’ Bladen naar ' ke van Î, Mans - Oor. Kruid gelyken „de bos ‚ven- jeep aid, Gaas, Fol, en Sn Riv. sas leo, Ger. dr. T. 15. Al fn swingen (13) Gerni Cal moni“Fol: qeinattobie obis integ senì glabris, peleatis , Gaule Fruticofo. H‚ ro ad, 140, Geran: urn Rum Fol. infer. Afari &c. Count. Prat, ST. is E HK. Dear, v‚, Srum, hak, 376 ENKELBROEDERIGE HrEsrens | UI venften-diep ingefneeden en Schildvormg- Zya En ei als"die van het Luïiskruid, allen de Smaak’ van oorp: “Zuuring hebbende. De Bloemen zyn groot ai grut. Vleefchkleurig. rood. kn NIV. 4 ) Oije vaars- Bek met Hartvarnis pe edele _ ingefneeden Bladen , die da Es ‚ dige. en Sleng Hager „ vk: de Bladen, die breed gezoomd zyù. men hennie ia. Kroontjes voort, van dergelske Kleur als in de v le „Soort. volde XV, (15) Onee: - Bek met” coin vre …_ kwabde Willige Blader ; de Bloemen vnd bladige, … _ gesropt; de Steng Heefterachrig, ; „Deeze Boomachtige Afrikaanfche , 2 heeft als Wyngaardbladen en “den Melisfe, Zy “is ‘door neen (14) Geraniam Cal:-mon. Fol. Corda Den zonà notaris, Caule Benin H. Her 196. goan Ge: Be Ger. Afr. Arborescens „ ‘Alchemul AE echt rubicundis. Comm, Pret. hit 15. Geraniurs Cal. Fol adscendeniis bescenribus, ae asten H. Ups. 196. BORM 7" Geranium Afric. Arborescens , Vitis. folio, dart Dit. Bl. K5he Te436e Áo Isi ee MON ADE LPH IA SP (16) Oijevaars- Bek met gekwabde, gegolfde, ur Haaïrige dd de Steng Heefierachtig g ADE uijg ‘jpre eid, Soeren 8. Men vinde déeze , onder ‚den naam van dk Afrikaanfche alan die Heefterachtig is repen met ingefneeden welriekende Malva- Bladen door HegMANNus afgebeeld; die aanmerkt, dat het Gewas gederinirkede Taki: uitgeeft, met knobbelige Knietjes, ter langte van cen Elle; hebbende de Bloemen als in Hoofdjes of ‚ Kroontjes , met Blaadjes daar onder, vergaard, Een goed: nek is hier van Ry Rivr- NUS, had ed gekr belde , gladde, aan den rand gehaairde Bian; de Steng Hee- 8e „fierachtig. Deeze Soort, door den Hoogleeraar N, L. BuRMANNUS, inzyn Ed. bovengemelde Ver. toog over de Geraniums , ook ín Afbeelding gebragt , heeft leggende Steclen, die ruuw en Stc. T. 1. £. 44 Ger. Afric. Hederz Arborez folio, Flore purpu- E89, Raj. Suppl, se. & Ger, Aft, Floribis rubellis &c. ibidem, Aas EL DEL. V‚ SrOK, U. ftekclig-zyD-s- en ee mig ne in’ widden voe zv, 8) en „Bek et Hertvoen À Se Schildwyze ; Huikvormige ‚ 8 | Gamal dee die in de eenn Hoven thans VIV sr DER DN £ ne EEE ee Bloempies in eer. dricbl die Om: el Lot een @) MES met gefteelde AE veele IL Mfalachra bloemige Hoofdjes en EERDE, VET -Radiata, deelde B aden. En Geftraaide, Dee- Capitul is &c. Sp Plant. Up. 965. Loan, 48, Ups. ER Malva Canle malve Bidean Ee TE hirfara. Pouw, de. tes. fo 1. iere zjot Aquatica &c. SLOAN. Jam, 96- Hij, T. p. 217. RA). Suppl. 350, 2) Melachra Capitalis pedunealaris” pentaphyllis multifls. zis, Foliis palmatis, f. Alcea hiefurisfima frutescens, Pum, ‚ie, T. 19, 330 ENKELBROEDERICE HEESTERS, Ii. _ Deeze bepaaling onderfcheidt het Gewas ke Arona dat Prumier in de Westindiën ontdekt en | Hoorb- onder den naäm van uitermaate ruige enen 5 STUK. _ achtige Alcea in Afbeelding gebragt heeft, Het „Jelmer oroeït Per ook in Moerasfen, en wordt, nde Hoven overgebragt zynde ‚ zo rank en ed ‘dat het grootelyks naar de ord 5 gelyke „ zo de Hoogleeraar J. BurMANKUS aanmerkt. — LinNaus hade hetzelve ziet e zien 7 tachet Geflagt van Malva komen wee Soo ‘ten voor , die Heefterachtig zl die van de ne niet afzonderen rde 5 | overgaa tot dat v Se LAVATERA. * Welk met de Malva en Althéa @ gen L heeft een dubbelen Kelk en veel Zaadkor tot «een Rondzeltje famengehoopt;, die ee keld Zaad bevatten ; verfchillende all dezelven , doordien de buitenfte Kelk niet bladig , gelyk in de Malva's, noch, gel 2 ids in negenen, maar in drieeù Ee rie ‘Gete bevat zes Soorten, diel fe | of Bebmachtis. En als ee L Lavatera hoekige , Wralige Braden An He : genen nd, Sje ied le (:) Zavatera Canle a a MON AD E LSP H 1 A 985 _Deeze, Boomachtige Malya ‚de Venetiaanfche on geraamd ‚ met een kleine Bloem, die blaauw  zi is, getyteld by BAGHINUS, bereikt fomtyds Hoorp=_ de hoogte. vafì agt of tien Ellen , dat meer “TUE dan twintig Voeten zoude zyn, Belges CA, MERARIUS, die dezelve, aan den Weg van Pifa naar Livorno, fomtyds gevonden hâdt. Dezelve heeft een regten Stam, van cen Arm dik , zonder Takken , die boven uitfchieten , met gladde grocne Bladen . » grooter dan die van de Wilde Malva, In de Tuinen valt zy kleiner , en is aldaar een tweejaarig Gewas , dat in de middelfte deelen van Europa ’s Win- ters in huis moet ftaan, Pk (a) Lavatera die Boomachtig is . met zeven- hoekige fpitfe , gekartelde, geplooide „ Wol- mic lige Bladen , en Bloemtrosfen aan *t end S Sliaamen der Takken, De Bladen zyn met Zwnivelgeele Stipjes , die ie de Zonnefchyn glinfteren, befprengd , welk den bynaam geeft aan deeze Soort, de Spaan- ” mn. nang tofis plicatis; Pedunculis confertis unifloris Axillaribus. Sysz. Nat. XII. Gen. 842 p. 461. Veg. XIll. ps s21, H. Ups, ao. H. pe zal. R. Lagdb. 355. Malva Arborea Venera dâ; parvo Flore. C, B. Pin, 315. Malva Arborescens. OD, (2) Lavatera Caule Arboreo , Fol. feptangularibus acutis , erenat's, plicatis tomentofis , Racemís terminalibus. R. Zugdh, 356. Malva Fol. mollibus undulatis &c. Mor. Hif. 1. p, sz3, - Ss. Te, 17. f. 9. Malva Hispanica, MOR. Prak, 235,5 H. Das, Ve STUKe AE NKELPROEDE RIGE H en | HIL Spaanfche — Mala genaamd tk Arpatr : alzo zy in Spanje en Portugal marij vacera. die Heraclig is, mk ee _@ Jas Pi Bladen Oli aen 5 ie Proven- en Re j Staliche. _ Deeze Boor voert hier den vijtiake bia, om dat Loser ’er de Woon Olbia in Provence aan toefchryft C - zegt, et ze aan - defi Zeekant van Ì “van dien tion cers Î aa ar van werfchile : makende de Soort uit. Floribus folitaciis. H IPS. MDL ie tiore. H. Be be K Zugdb. 355, Alth Ri Pin. 316, Ee teste sd {4) Lavatera” die Heefterachtig ù, ade „Bladen byna driekwabbig Hortvormig rond , 5 gekarseld ‚ Hartvormige Stoppeltjes , ee Hide kn eenblormige vergaarde Bloemfteeltjes. dien En ens den Ridder „ een _Wollig , Ari he | Apers Lymgee- gemengd. Drie of vier eenbloemige Steeltjes komen uit de Oxels der Bladen voort, Het heeft groote Paarfchachtige Bloemen en de bine nenfte Kelk isin de, Vrugt censzo lang. Volgens 5 PLUKENET LUS s heeft het een Zeepachtigen Renk, en de Groeyplaats is, volgens Cru= SIUS, in Spanje, 5) Lavaters die Heefterachtig is; ome zo vi ie hoekige geplooide , Wollige Bladen en en 7* tanicd, 3 vdelingfe Bloemtrosfen. laa Hier wordt een De van Eon Re NE. (4) Lavatera Crule Fraticofs ‚ Fol, fi! scordatis, faberilo- pe rotundaris erenatis, Stipulis cordatis, pred er k. ms: hees 155. Malva Fol, fabcordaris r ien Ghia iten de ef een Crus. Hi se. T.p. et. ls) Lavarera Canle hen Fel. feptangularibus tomen- tels plicatis, Pacemis terminalibus, R. Lugdb, 355. Alth, po Luftanica , Folio ampliore minus incano, Touass, A U Dans, v‚ ston; ' in Tl ek. 334 ENKELBROEDERIGE Haronenss ri NEFORT gevonden , die men ook. aan AD Tre “le Kaap der Goede Hope zou aantreffen, te ziaorns doeld, Hy geeft 'er een grooter Blad, dat STUK. _ minder grys is, dan in anderen, die door hen ameriema. gemeld zyn, aan, | ages (6) Lavatera” die Heefterachtig verdeelde Hartvormige le Wollige Bladen , en enkelde Bloemfteeltjes Deeze , op J-maika rócinids ‚ Wollig en komt met de bepaaling 0 De buitenfte Kelk is grootst, en Hartvormige , ee een 9 lige Blaadjes. De drie andere dit Geflagt fpaar ik tot de. Kruiden, oe Urrwa se Een Bloem dië den buitenften Ï ven gedeeld” heeft , met een enk - het Zaadhuisje Stekelig uit vyf | in ‘t ronde geplaatst , die ieder Zaad inhouden ee on el Geflagt van dat der Malva's Alt het naast voorgaande, ema zyn daar in thans opge ze ii (€) Levatera Caule Fraticofo, Fol. matis acumimatis tomentoûis „ Pedunculis Am, Acad. Vo p, 400, Mo NA DE Ee B: dr A 385 (1) Urena met-Hoekige Bladen. Arbis De geleerde BrReyYN hadt een fradije- Af- a Rn % beelding gegeven van. dit Gewas „ waar vanen ed eenige Takjes uit Oostindie dan-zynen-Neef _ 1. ° gezonden waren, „Het ‘hadt; zo hy oordeelde „ aen, Wegens het Loof de gedaante van Xanthium Gelew-bde. en de Vrugten deeden % zelve ‘gelyken naar een Soort wan Klaver, DirLenius heeft hetzelve nader, onder de Planten van den El- thamfchen Tuin , levendig afgebeeld „en het komt in de adeldnnshe Kruidhof voor , onder den naam van.Uren, waar van daarna. is gefmeed. Ru MmPai vs noemt bet Klisfe- Kruid, om dat dé Vrugten eenigermaate naar de Klisfen gelyken of liever. naar die wan ons. Kleefkruid (Aparine 5), kleevende,zo vast aan: dat menze “er naauwlyks af Kan’ krygen. Het „ier valt ook op Ceylon , “hebbende Kleine Roos- ->=="© achtige Bloempjes; en groeit overal als ‘een " Heefterachtig Onkruid „waar vande Wortels: gehouden „worden 4voor een Middel tegen den Vaonaleften Slangenbee:. et @ ese | 3) Ere iijn NE Ea: 462, Vez. Xiuf.; P. sz1. H,‚ cf 348. ea 200. 256. R. Lazdb, 35%. » Lappago Ambonica, ne ot. 25. fz, BURM. Pl Pod, P. RD Nn kor ee it ank ae IL, AFDEEL. XL «> Typbaia, 886 ENKELBROEDERIGE Heestert (2) me met gepalmde a df yn, witgehoekt, : De bef der Bladen, die het cba Kenmerk van deeze Soort ùïtmaakt, is aäne „ir na, „merkelyk werfchillende in dit Gewas, welk “de onderften byna als de Vingers van éen Hand verdeeld heeft en veel breeder dan de bôven- ften ; gelyk blykt' uit de Afbeelding van def ouden Hoogleerdar BoRMANNUS, en uit de befchryvirg van den jongen Heer , die an. merkt , dat ten hetzelve , in ’t Maleicfch, vol. gens % ee ván den Heet” Paros, Pot wi loan noemt, De voorgaande ee | Klierachtig” Gaitie van onderen; ja de dre middelfte Ribsen' der Bladen ; doch ceze 5 hetzelve maar in ééne Rib, "0 rain (3) Urena, met-ovaale Bladen, dl Luisje gekromd drietandig. rrobee JAMP „De gedagte eigenfchap dere dé Zaadhuisjes , welke. hief’ “drie aan de Kleederen , heeft ook in dit GMS plaats, * welk in de West RN 257 Alcer Indica frutescens , Fol, in } M © NA B E/ESPOHe IA 3987 nomen, 2yhde wegens de lange- Bloemfteeltjes ITs aan ’t end der Takken. merkwaardig, î ie (4) Urena met langwerpige uiigehoekte , ges sro kartelde Bladen en leggende Stelen. Deeze „op Heuvelen in China waargenomen ler door den Heer OssrEcx heeft En ge , zeer Fekkige ‚ op den- Grond leggende Stengen 3de Bladen van grootte als die der Orégos zyn Hartvormig ‚niet gekwabd, effen, fcherp hee en de Hjgishe n en dan de gern er. Kienbodt, Dit Geflagt heeft ook een dubbelen Kelk, waar van de buitenfte “in drieën gedeeld is; het Zaadhuisje | achtig , beftaande uit vyf. Blaadies, die rondom het Vrugtbeginzel zyn famengegroeid , voorts de Kenmerken hebbende van deeze Klasfe: __ Men kent ‘er vyf Sóorten van, die altemaal in de Indiën huisvesten, als volge. 4 Kaoenboom met vyfkwabblge. Bladen ZE 05, ee en ongeklierd, de Steng Eraids 5 zen (4) Urena Fol. Lin pee GC pdieen. an Ur, Fol, kaftaro- bain: Bec. Sp. Plant, II. p. a Gesfypium Fol. aar Cnrelndfs, Oui EE, DEEL, V. STUK, 328 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, mu, Dit Gewas is laag en Kruidig in vergelyking AFDEEL. met de volgende Soort, en kruipt, pede Hoorv- fomtyds langs den Grond, Het wordt STOK meenlyk Katoen genoemd , in % _Jealiaar mannigs Bombagia of Cotone , in ’t Spaanfch “de in *t Franfch Coton, in ’t Engelfch ‚9 ten twyfel heeft het zyn afkomst uit Arabie de Middellandfche Zee „ als ook in, elders, ja tot in hanadirn overgebragt Zaad ldigd. Tngorn immers, maakt gewag van Woldraag 8 men van Tylus, een Eiland dat in nde Inbam zoude gelegen hebben , en Pir JAL zegt , dat Opper-Egypte ; En Arabie, een Heefter voortbragt,’ van Gosfypion „ van anderen Xylon ge in eene Vrugt als. eene. Noot ‚Wol bemind werden, ALPINUS verk de Wolder, Katoenboomen „in zypt nein Segjar genaamd „een zeer fyD.: geweven werdt , dat men in noemde. Hierom is't er of wiee den Fn Herbacen. Syse, re zi an so nn sz. Hort. Ups, 203. M. Med, 34 1, Gosí. bente, H. Cf. 350, R. Juagdb. son. and: 00 albe. C, B, Pin. 410. a Lama en Amb, IV. pe 33. T. 12. DOD. Xylon, TOURNE, Jnf?, zot, Mony Koninglyke Gewaaden, waar mede Jofepb door HE Pharao werdt omhangen, als ook de Stoffen ,“ min” die men tot den opfchik des Tabernakels ge- Hoorp- bruikte, Fyn Linnen in de Nederduitfche Ver-°7""- taaling genaamd, (alwaar men *t Hebreeuwfche „oer. woord Schefch heeft, in ’t Griekfch Bysfus overgebragt ,) wel iets anders dan Katoe- hen zyn geweest. Het weeven van Linnen was evenwel dok bekend in de Oofterfche Landen , zo’ wel als het Vlafch', dat de He- breen Pifchtha noemden , maar ’t Chaldeeën Kethan fchynt afkomftig te zyn van ’ Ara- bìfch woord Coton of Cotoun , ’t welk de oir- fprong is van de hedendaagfche benaaming, Dat woord, niettemin , is fleges van Draaden, Touw , Garen of Lint, gemaakt, en dus zou Coton onder de Oofterfche Volken’ van een dergelyke algemeene betekenis kunnen zyn ge- weest, als men hedendaags van Karoene Ly- …__ waaten fpreekt. De Duitfchers noemen het Katoen Bede om hetzelve dus van de Beeften- Wolle te onderfcheiden. Deze benaaming fchynt niet- zeer eigen , wanneer men op de geftalte van de gewoone Katoen. Plant ziet, die in de ge- zegde Landen maar drie of vier Voeten hoog groeit. Dezelve is op de Vaste Kust, in In- doftan en Bengale , zeer meest op Koromandel „wordende overal Jaar- lyks gezaaid. Dus levert dit Gewas die vere | Bb 3 __baa- IL, DEEL, V. STUK. EN kra 390 ENKELBROEDERIGE HEBSTERs baazende menigte van Katoen uit, welke men EEL, aldaar tot het weeven der Chitfen en Katocne Hoorp-. Lywaaten bezigt, Op de Oostindifche Eilane STUKe Veel- wannige, den heeft men een grooter Soort van Katoen boomen, die wel eens Mans langte hoog wor- den , kunnende fomtyds twee of drie Jaaren_ hen. en men weeft ’er ook wel Doek, doch 5 maakt 'er meest Katoene Garen van, mier PHius verhaalt, 3 —t Gewas, dat de Katoen voortbrengt die van den Wilden Wyngaard , zagt achtig. met. eenige Wolligheid,. He geele Bloemen, die in *t midden zyn, en eene Vrugt als een klein Appel Groote Noot, rondachtig gefpitsts welke, eene witte Wolligheid , rondachtige bruine den. bevat, grooter dan Peper, met, Eef Loop. De Olie , daar uit is geperst, kl zelfde vrugt zyn als.de. Amandel €2) Katoenboom met gepalmde E, (3) Gosfypiam Fol. palmatis, Lobi, M Oo N A _D E-b-P‚H:E, As 391 flippen Langens. ‚ de Steng a achtig. moe air Deeze vischergdn Alu» 1ve ecafbelat en Te belchryft ‚ zeggende dat dezelve in eenige Tui- nn, nen en Plantagiën van Egypte groeide, doch G2/5piem dat men aldaar geen gebruik maákte van _des- Shoogen zelfs Woly-wordende die van de de Soort , in Byrie- ‘óf op Cyprus geteeld, daar toe in genoegzaame veelheid aangebragt. Men kan ’er byvoegen op Maltha , alwaar de Ka- toen «Teelt van dat Zaay- Gewas ’t voornaam- fte beftaan der Ingezetenen uitmaakt. V ms- Lane rus hade aanzienlyke Katoenboomen by de Waterleiding der Stad Kairo , gezien. „De Bladen , (zegt hy),’op Violetkleürige „ Takjes zittende, zyn, volwasfen, als in vyf „ Slippen diep verdeeld „ waar van de twee “4 Ofderften ,„ als ook de ‘bovente” en langfte, sp tmet een klein hoekje Blads vergroot”. Dit zyn de Slipjes die de uiegefneeden hoeken ftomp maaken, zo LinNaus fpreckt. Hier door is deeze Soort van de voorgaande genoeg- zaam onderfcheiden, ToURNEFORT zegt, dat de „Bloemen Sonker he zyn, ’t welk … iks ee betaal Fraticofo, Gosf. Caule ies H, Jg ge Da 208, RK. Zugdb. 355. Gosf, latifolium. RUMPH, Amb. IV. p. 37 T13. Gosf, Arboreum Caule levi. G.B. Pin. 430. Gosf. Hethaceum , £. Xylon Maderaspatenfe, rubicundo fore pen- tapbylleum. PLUK. Alm. 172e T. 188, £. 3 „„Cudupariti, Hort, Mal 1. p. 5s-T. 3 Xylon Arboreum. TOURNFe Jnfi. Iet. Rean. Fl, Ind, p. 150. Bb 4 MN. Daer, V, STUK Sin, pf blad, sen met Slippen verdeeld, fchynt , zo wel de de ( Pariti van Malabar en vooral de Krui Katoen. van Madrafs by PruKENe fchoon ook eigeptlyke Katoenboomen zynde” Sehier van te verfchillen. Mooglyk zal de be handeling, Grond en Grocyplaats, hier oirzaak als om de Wel: de Bladen „ naam vals. Moeskruid gekookt en gegeten, € Ù _gelyk het gewoone Katoen geponhen.. ” Malabar groeit dit Gewas wel EWa&E 17 „hoog, en _krygt-€en SN van onderén ééne Klier Ì en Bladen kn} Tal, LO ke M o Nx A DEEP HI A 393 Deeze „ die een Takkige , ruige, Steng heeft, HE Ei levert de beste Katoen in de Westindiën uit, zi volgens TouRNEFORT. PLOUKENETIUSHoorD- noemtze Heefterachtige Katoenboom , die vyjf-TUEe Madig is, van ’t Eiland Barboude (*). Dic, Zer zal het Gewas zi » dat men Siamfch Katoen noemt ‚ met- groen Zaad wordende. op ver fcheide der “W SWestindifche Eilanden. voortge- teeld, en levereùde mooglyk-die fyne Katoen uit, welke op de Engelfche en Franíche Elie landen in de Westindiën thans overvloedig valt, „zynde, wat „grooter van Gewas dan de “, en mooglyk door de behandeling , Grond en Groeyplaats, in Bladerloof en Geftale te veranderlyk. De fynfte Katoen komt voort op Jamaika, alwaar , behalve de Laage of Krui- pende ‚ een Heefterachtige Katoenboom ge- vonden wordt, van grootte als een Perfikboom of Hazelaar , en eene die de. hoogte krygt van een Eikeboom, hoedanige ook. in Brafil en op andere piaatfen van Amerika voorkomt, fchynende aldaar natuurlyk te zyn. Deeze is het, van welken men getuigt, dat hy de hoog- te vân tien. Ellen bereikt. Het byzondere is , hoe grooter de eigentlyke Katoenboomen zyn; en hoe grooter de Vrugt, hoe grover Wol (*) Hy zegt ex Infula Barbouthenfs , ‘waar van men Bar- badenfe gemaakt vindt door den Ridder; doch ik geloof , dar hy daar mede nier het groote Eiland Barbados ‚maar het kleine Eilandje Barbuda , of Berbuda bewoften St. Kriftoffel en be- noorden Antigua, 7 Me de Engelfchen toebehoorende, bedoelt. Bbs MH. DEELe Ve STUBe 394 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, ; Il. Wol zy uitleveren. Dit maakt, dat de Laage Arij: Katoen ‚ die echter op de gezegde Eilanden Hoorp- wel eens Mans langte hoog wordt, byna door STUK de geheele Wereld is voortgeplant; geljk ia wienig China daar van een onverbeeldelyke menige “_ wordt gefponnen. mk iv. (4) Katoenboom met driekwabbige pis Ba pe goed den, van onderen met ééne Klier; Take | Godsdicn- jes zwart geftippeld, eld Ik vind de reden niet, van den zonderling Ì aen deezer nieuwe Soort, die een Heelier — ‚ de Takken naauwlyks Haairig , mêat ‚20 a als de Bladfteelen , met zwarte befprengd ; de Bladen Hartvo nig zynde diep in drieën , maar, in een vrù bar ter Grond , in vyf Kwabben gefieder ge fpiest, en hebbende onder de mie leenlyk ééne Klier, De Groeyplaats wordt de Indiën gefteld. Die van ProkenEril — hier aangehaald , was afkomttig van rin Providence. pg ne v. (5) Katoenboom met driekwabbige effeuru ant Bladen , van onderen met drie Klit GN Gha > Tot deeze Heefterachtige Katoen, op B land Barbados EE betrekt Pr er (4) Gosfypiam [Fol, trilobis acutis eze En PLUK, Alm, 172, T, 1385 6 Ia Mo N A DEL P H‚I-A 395 Tius het Laage Kruidige Katoen- Gewas van Ill onze „eerfte Soort, Lai NN AUS onderfcheide ASpeeke dezelve daar van „doorde drie Klieren onder dean Ribben der Bladen, niet plaats hebbende in de°TU%e Gewoone Katoen. Zou dit ook eene veran- Pe aca dering of Verfcheidenheid kunnen zyn? Immers men vindt aan de laatstgemelde fomtyds Bla- den die in drieën zyn gefneeden, en het is te denken , dat menze op Barbados zo wel van Zaad gewonnen zal hebben, als in de overige deelen der Westindiën. Men heeft federt eenis ge Jaaren , in onze Volkplantingen en Bezice tingen, zo aan. de, Vaste Kust van Zuid. Ame. rika , als in de Westindiën „- Flancagiën van Katoen begonnen aan, te leggen, die zo wel gelaagd zyn.,-dat er veel beter en fyner Ka- toen gewonnen wordt; dan in de Levant, geldende die van Suriname , Esfequebo en de Berbice, wel eens zo veel en de Kurasfaufche fomtyds byna viermaal zo veel als die van Smyr= na. Sedert het jaar 1753 tot 1770” isvan Sue tiname herwaards overgebragt; meer dân agt- honderd zestigduizend Ponden Katoen, Her BISCUS, De Bess: gelykts indie Geflagt, veel naar die van de- ‘Althea „ wier -Griekfche naam hier op is toegepast, en het heeft ook een dubbel. den of twee Kelken , waar van de buitenfte veelbladig is, de-binnenfte Bekerachtig, in vy- ven verdeeld. Het Vrugtbeginzel , dat ronde ach- IL, Dier, V, STUK» 996 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, mt achtig is met een enkelen Styl, wordt een AFDERL, Vrugt, die uit vyf famengegroeide Huisjesbe Höör: ftat, bevattende veele Nierachtige Zaaden. _ stux. __ ’ Getal der Soorten , byna altemaal Indifche Vieiman Gewasfen , de meeften Heefterachtig en veelen — in ’t Geflagt van Kecmia by To | begreepen , is vyf- of zes - en Ber volgt. & (1) Hibiscus met Eyronde, gefpitfie, Zag erven wys’ getande Bladen; de Steng geleden lie keld en Bloemdraagende Bladjieelen. aangezien , waat van de bynaam. Hf dat Ee dezelve groeit aan een Steng als van hr met Bladen van den Olyfboom. De Bloem 2 hier op den Bladíteel, even als in de’ Ten met Olmen - Bladen, L | EE (2) Hibiscus met een vr iid ied bomer Deng ‚ de a: yrond ; " ee k mige. xil pag ld pe „XE pe 522 Hib. Fol. 0 ovat. crenatis, zr et H. Clif. 349. Re Lugdb, 358. Ec, CORN. Canad. 145. Monss, Hij, Ia, pe 33% 19. f. 6. GRO N. Virg, To WES B (2) Hibiscus ele Herbacee fimplicisfimo , gaa ik erilobisfubtus tomentols, wp _MoNA DELE HI A 397 kwabbig, van onderen Wollig „de Bloemen in de Oxelen. * De geftalte van dese is als de voorgaande. HA : ur Arprls XIII Het fchynt te zyn de Moeras -Ketmia , die pge Heefterachtig_ is ‚ met zagte Bladen als van Efchdoorn en een zeer groote witte Bloem „ die paarfch_ genaveld is, van CraYrTon in Virginie waargenomen en door den Heer Groe Novius tot. de voorgaande Soort betrokken. Die welke Doponéus in de Nederlandfche Hoven waarnam, onder den naam van Vreemde Witte Seems of Wi ite Hof -Maluwe , by hem af; „ heeft de Bladen meer gelykende naar id KE Popelieren (*). Zy zyn breed- Eyrond, ftomp, getand, , drieribbig „van onde» ten Wollig ’t_ Gewas, was. duurt maar één Jaar , zegt onze Ridder, en ‘heeft Stengen van ander. half, Voet hoog „die niet Takkig zyn. De Bloemfteeltjes komen enkeld voort uitde Oxels der bovenfte Bladen , zyn langer dan de Blad- fteelen , eenbloemig, gekaikt. De Bloem is zeer groot, (3) Hibiscus met ee dens, a Tand & oak tes ek odd ii ale zE ve "gak Li “el pepe door den bibei’ GroNovrus , sd zodanige, maa wel Africana, is by TOURNEFORT | niet, Amb U. p. 224. Te 74. Bupariti, Hert, Mal, 1, p. si. T. 29. BURMe Ei, Ind, P. 15%, MH, DESE, Ve STUK) ria. Hr, Porulneus, Ief Z 808 ENKELBROEDERIGE Heestera | ML. …—— Bladen, een Beomachtige seen BN tenfle Kelk onverdeeld» Hoorp- EE STUK. ‚Deeze ‘Oostindifche voert den d ad vat oud wordende, veel naar die van den Popelier gelyken. De Bloemen zyn en dan ligt rood wordende. een Styltje met geele Hina Vrugt wordt een vyfhoekig Za: Vv en een Duim dik. lizheden veele Zaadkortels be va om zyù Middel heeft. JN (4) Hibiscus met Hartvor ned 2 0 ens Fe if pk er nsó bags Arborea mii. sat 15 RuuPu. „Aub. IK. p 218, kredie add es Mal, 1, p. 53 Te 30, Keumia se) rens & forens, Fl, Luteo, Buaam Zijn P. 17 ded. P. 15% ee , M 6 u A DE Kk PH IT A 8399 onverdeelde , gefpitfte „ gekartelde Bladen, Ut een Boomachtige Steng, den siam ‚Arnes lt tientandige- an id Deeze Soort is de eigentlyke Nieuw - Blad nes Boom van RumP@tus, dusgenaamd, omdat #”® … er geduurig. jonge Bladeren aan voortkomen. Hy groeit op alle de Oostindifche Eilanden, en ook zo *t fchynt in Westindie : ten minfte wordt hier thuis gebragt de Boomachtige Zee. Malya van SLOANE , met een rondachtig , klein „ gefpitst Blad , dat van onderen wit is , en van wiens. Bess: men Touw kan maaken: zo ook die van Browne, beiden op Jamaika waargenomen. Hier toe behoort de Pariti-of Tali- Pariti van, Malabar, een Boom van drie ten ruuw uit den witten geelachtig in ’t mid- den rood zyn, met den buitenften Kelk uit tien fpitfe Blaadjes beftaande, * welk met de Ken. merken van dit Geflagt beter ftrookt. De jon- ge Bladen zyn driekwabbië, van orderen met drie Gaatjes. Aan den voet der Bladfteelen komen groote rondachtige Stoppels voor, Men maakt van deezen Boom weel gebruik in Ooste indie, en , zo het de | “Ketmia met Linde- Bladen , die altyd groen. is en bloeit ; van den Hoogleeraar BuRMANNUS zy, dan wordt hy aldaar Surigahas of- Zonneboom ge- noemd , om Ard de Bloemen by het opgaan van Me, DEEL, Ve STUK; goo ENKELBROEDERIGE HEESTERS. de Zon geel. ontluiken, rood wordende en ni. van ARE afvallende by. derzelver Ondergang. sro (5) Hibiscus met Hartvormige driekwabbige „on witgegulpte effenrandige. Bladen, san Simo ex, Boomachtig geheel enkeld. Leieach- En De Bloem van deeze is Lelieschig bj Sto: ANE, En tevens niet alleen hoogrood, “maat vat aanzienlyke grootte, Hy voegt ‘er by, dat de. zelve ook Mahot of Mangrove - Tree genoems wordt, en düs zou dezelve mêde vor de a phi * Zie omsgliers behooreft % Derzelver Bast. sr. tiadtot Run of tot Lederbereiding ‘gebezigd, doch 104 „455. iet tot het maaken van Bindzels ent Touwen en gelyk deeze’, fade Franfche genaamd , waar van het gebruik; én dien cin. de, in de Westindiën algemeen is, en rk Iyk zyn die Touwef, welken men Vit | wen noemt ; daar van re bs aes net that A45 (©) Hibiscus met. ZEyronde gef ) Siene. gecande „Bladen, de Steng 4 Roosach- 7 NÀ Lr et EEEN Oef 5) Fribiscus gal ot eitsrpandi erin oe Arboreo Gmplicismo, Malva Arborea: Folio x goede , Ha Liliaceo. SLOAN. Jam, 95. Hift, 1. Pe os. T.L geth Amb. IV. p. 24. Ts 8, Schem- ple T. 16, Ketmia Sinenfis, Fr. hee Flore p'ero. 7 Inf, roe. BuRM, Zeyl, 13 7d M Oo N A DE LE HI A 40E De bynaam van Chineefche Roos komt eige E ‚mer toeaan de Camellia , hier. voor befchree: Arde ven * De tegenwoordige ís , niettemin „ ook door.” een zeer fraay” Heefter - Gewas , dat Rum-STURe pH Ius Feestbloem tytelt, volgens den Malcitfen ,,;”* naam * Bonga Raja; zeggende dat het een der. » 1 p, uitmuntendfte “Bloemen “is ín Oostindie’, Vn. heg, gedaante als-een Roos , ’t Gewas „daar deze ve. aan groeit, heeft omtrent de- grootte De een Hazelaar, maar een dikker Stam, zegt hy, gemeenlyk als een Kinder- Arim. Onze Haze- laars Ener wel dikker. De Schors is-ruuw en licht. graauw ‚-fappig , laatende zig gemake - kelyk- affchillen, De Takken verdeelen zig in dunne Looten , die naar den. Grond hangen , 5 wegens de zwaarte der Bloemen’s*t welk ge. legenheid geeft ‚om ’er- Prieelen. en “Gaande- ryën mede te bedekken, Daar komen Roode en Witte van. voor , en onder dezelvèn ; weder- _om, enkelde en winde (De Enkeldé Bloem is Klokvormig als die der-Stokroozen, van vyf groote Bladeren geraakt, die-vaneen duhmen? Hals breed. uitioopen , en dus; op zig zelf, weie. in Variat Flare Edoch zyn Bd. hade ar et pe: abe Brard D De Kleuris er een Verfcheidenheid de enkeld en dabbeldheid’ der Bloemansiaar toevallig; gelyk Doktor -Hirr heeft aane> Eftooad. In de Malah, Kruidhof ftaar zelfs, dae na verloop Van agt Jaaren de enkelde in dubbelde veranderen. Dus blyft ee: tzelfde Gewas, dat in de Roode en Witre ve, Ce HE, DEEL, V‚l Srux. 402 ENKELBROEDERIGE HEEsTers II. weinig gelyken naar Rooze - Bladen. De Kleur Ted is, in de Roodbloemige, hoog, Karmozyn- Rood 4 Hoorp- en in ’t midden bruin Rood. Deeze Bloem pen eee kont voort uit een Kelk van vyf Slippen, die - har goor een anderen Kelk van Stetswyze puntjes omvangen wordt, Uit het midden -ryst een Styl, van by de drie Duimen längte die foms tyds met verfcheide Bloemen „ als by Verdiee pingen ‚ omringd is ‚-en dus een zogenaamde Bloem met Kindertjes vertoont 3 fomtyds ges heel met Bloembladen: zynde de Meeldraadjes die in de enkelde als fyne Draadjes met roode Knopjes „ van een Pypje rondom den cigently- ken-Styl, die een rood Pylaartje is met vyf Fluweele Topjes „ voortkomen „ dus Dit Jaar heeft voorde eerfte maal zulk cen Plant hier in. de Hortus Medicus gebloeid. RuMmrHius getuigt „ dat dit Gewas geen Vrugt of Zaad voortbrenge; doch zulks is 2 onwaarfchynlyk-, ten opzigt van gb als van de Dubbelde, dat die een” Vrugt zou geeven ; gelvk “erde Ketmia met. eene rondachtige Vrugt en tn je | le Bloem, van TourNeErForRTs, zy dan te regt of t'onregt, toe betrokken dr fraay Bloem - Gewas, in China Adraan of Ber tan. genaamd , ook Bloemen „als Roozen on gende , (zo wel als de Camellia of ere voorgemeld ,) verfchilt ’er veel van, €» Me deeze, hier befchreevene , op Ceylon ® en labar Ratuurlyk gas ee en M_o-N ä ptn nt A. 403 niet van Chineefche „ maar veeleer van Indi- Mk fee of Favaanfche Roos , gelyk Bons des 5 haar noemde. Zonderling is *t, dat men te Hoorp,- Batavia en elders, van deeze Roozen ,de Roo-STU& de gebruikt ;óm de Schoenen en ander Leder „5% zwart te maaken, en deswegen geeft men daar ook wel den nidâm van Schoen - Roos aan. Som- migen noemenze Gekken - Roos; °t zy, om dat het jonge Volk , in de grootfte losbandigheid , zig daar mede het Hoofd en Haaîr, op vro- lyke Gezelfchappen , verfiert ; of om dat het Roozen zyn zonder eenigen Reuk. Het Vrouw- volk „ onder de Javaanen , misbruiktze wel ; tot afdryvinE van de Vrugt. (7) Hibiscus met Hartvormige gekerfde Blas. vr. den, de- buitenfte Kelken--tweemaal zo EE med de mig zaak : mal Takkenf:. Moerbee BiscikaRk wordt door LiNN zus hier de Heefterachtige Ketmia met Moerbezie - Bladen ie eene pdarfche Bloem, vanP Lum ter , thuis Bebraget, daar hy den bynaam aan geeft van Brafiliaanfche; - Het is, Rr Zyn Ed, ‚ een aje mas ed rn hase sar mag atie ed, net wke n B (1) Hiliseas Fol. Cordatië denticaladis ‘Catyeitas emterio as duplo tongioribus , Caule Fruticoto. : ge fategcens Modi-folio:, Flore plrpúteos-BruMs Je, 160, £,1 ? c 8 em sn 404 ENKELBROEDERICE HEEsTER ies (8) Hibiscus met Lancetswys Eyronde , ge XII, Jbitfte „ Zaagswys getande Bladen , een rme Kruidige Steng en ruuwe Takken. : Ee Deeze heet, by PLUKENETius; de Heee Ruige. fterachtige Malabaarfche Alcéa , met ftyfachti ge fmalle Bladen , fchoon roode Bloemen en een gepluisd Zaad. - Het is een klein Gewas » overal bezet ‚met ftyve. Haairtjes. - Het valt ook op Java en elders in Indie, (9) Hibiscus “met vyfhoekig mnd maai et TO flaauw getande Bladen, de eN Ijke, achtig. De veranderlykheid van Kleur geeft den naam aan deeze, welke Romr Ed tytelt, om dat haare Bloem ’s morgens ontluie kende Wit, ’s middags Vleefchkleurig, en te- _ gen den avond regt Rooze-Rood is, waaneer die zig toefluic, en niet weder open gaat» wordende ’s daags daar aan door anderen ver vangen. Zy is grooter dan de dn 4 Binon ech ldbebnjden ovsis. acini (erts, Caule Herbaceo, Ramis fcabris. ae Frat, Malabe gef foliis rigidiusculis &c. Plum, „Abe. 14e T. 254 be & (s) Hibiscus Fol, Cordato - quinquangularibus hg xatis , Caule Arboreo, Hor, Ups. zos. Siad 345. Re 353. BROWN, Jam, 286. N. 7. Althea Arboret ‚ nenús. Moris. Hifl. II, p. s3o. S. 5. T. 18: ed nenûs. FERR, Flor. 493. T. 497: MER. ef Morarius, RUMPB, Aonb, IV. Pp. zeike Edd Hina Mal, VI. Pp. 66, T. 38 - 41 BURM. A, Ind, ” ih M or A D EER: POE EK Mi A05 Wyd uitgefpreid , wel twee Handpalmen breed, voor’ overige als dezelven „ komende altoos beani, es enkeld voor , en eene Vrugt voortbrengende Hoorp= van vyf Hokjes „met veele Zaaden bezwan-STUK. gerd. Deeze-fchynt uit China afkomttig teg, vane Zyn, wordende dikwils Chineefche Roos ang ten, en onder dien naam bekend in de Open- baare Tuinen; zynde by Ferranrus en. Merr anafgebeeld. In de Malabaarfe Kruidhof Vindt men et vier Plaaten van. Hy heeft ook geen Reuk , en wordt van RumrnHrius als een oprechte Stokroos aangemerkt, Mor IsoN beeftze tot de . (@. (ro) “Hibiscus met Hartvormige gekartelde Fe Bladen , die kleine zyd- dend hebben , cus. de Steng Boomachtig, _ _ Be Deeze is, door DILLEN1US, onder den Baam van Malvaviscus met een geflooten Me-- nie-roode Bloem, afgebeeld , en komt anders overeen met de Malva, die Klyfachtige Bladen heeft, van PrLuMIER , zynde de Jndifche Boomachtige Alcta mct een zagt Blad en eene zeer (*) Zie 'e L, Danis, XL. Stuk van deeze Nar, Hifborie, bl, 195. alwaar die Gewas wordt bedoeld. (ro) Hibiseus Fol, Cordatis crenaris , angulis laterilitir ex. “Arborescens &c, Dirt. Bieb. zie. T. 170, f, 208. Mâlva Folio Hederaceo, Flore coccineo. Pum. le. ré9, f. 2, Alcca Indica Arboren &c. PLUK. Alm. 144 T, 257, f. 1, A > C3 H, Daar. V. Srum, 40 ENKELEROEDERIGE HErstTÊRó zeer groote fchoon hoogroode Bloem, In de Hortus Medicus alhier bloeit thans deeze Soort, wel eens Mans langte hoog, en heeft de Bloem ook zodanig geflooten, als DriLLENrus " die afbeeldt. De Vrugt is een Klootronde-Be- zie met vyf eenzaadige Hokjes, zegt Linnzus. De natuurlyke Groeiplaats zou in er Spanje ZD. (ax) Hibiscus met Hartvormige, gekartelde, onverdeelde Bladen , de Zaadhuisjes met uitfreekende Doorntjes, AE Deeze Soort is van den Heer JacQut N aan de. Zee-Kusten der Karibifche Eilanden waargenomen. Het was een Heefter van vyf- tien Voeten hoog, met regte , dunne, Takken, waar van de jongften ruuw en Haairig , de Bladen Hartvormig gefpitst , ongelyk op de kanten 66° t _fehaard, wederzyds ruuw , gefteeld, onverdeeld. Eenbloemige Steeltjes kwamen tit de Oxels der Bladen. voort , met fraaije, rel- kelooze, geele Bloempjes , den Kelk (*) altoos in vyven gedeeld hebbende » met cen Haairig Vrugtbeginzel, Vyf Zaadhuïs- 1x) Hibiscus Fol, Cordatis crematis indivifs, afia nis exftantibus. Abutilon Amer, frut, Fol. fubrot- se Fruêu en majore, PLUM, Spec. 25 Je. ke MEET . en Hit, p zl) a gan niet, of zn zal hen worden; want anders zou sle EE van dit Geflag:, Re E EES TE MON A DEL? HET & 469 jes hadden ieder drie Doôrnen, een langen, UL twee korten, doch die zo tegen elkander floo- APDERL& ten, dat het getal der Doorpen , ’t welk wee- Hoorpe zendyk vyftien was, maar vyf fcheen te zyn, TUE Zy bevatteden ieder een enkeld Zaad. Ean Hier kan , myns' oordeels , als eene Ver- fcheidenheid bygevoegd worden dat Westindi- fche Gewas , waar van onder den naam van Malache een nicuw Geflagt gemaakt is by uitgeeven der Afbeelding van Enrer, als of hetzelve niet tot één der Geflagten va deeze Klasfe „en in * byzonder van de Maluwach- tige Planten , te brengen ware ). Het ee. oe is, MRB Poemen Tier In eene Aait herenderd: zyn; want de Zaadhuisjes , dië cok gedoornd zyn, en een enkel Zaad bevatten , komen nagenoeg overeen; zynde de Bladen mede ruuw , en ’t Gewas een Heefter , met verfcheide Bride van vyf Voeten hoog , door SLOANE aan de Oevers der Rivieren op Ja- maika waargenomen. Men kan de befchryving verder aldaar nazien, (z2) Hie (*) Malacha Gabra, TaEw. Ebret Tab. XC. heen Fo- lis ovate -cordatis acuminatis Ed, V. Abutilon Americanum paluftre , pige Floram pyza- midalí, Flore parvo exalbido. Prum. Sp, 2? Alcea Frut, quatica, Folio cordato fcabro , Flore pallide luteo; SLOANS Fon. 57. Hf. L pe a2t. Te 139. É, 2e KOKEN Lagdbar, P 533 Ge 4 U Daar. V, STUK, ‚409- ENKELBROEDERIGE HeEsreng eN (12) Hibiscus. met Wigswys’ Eyronde, aan FD Xu % end diep gekerfde Haden s de Steng Hoorp- Boomachtig. » STUKe pe “Rauworrius heeft deeze in de Oofter- Zita fche Landen ontdekt, waar van de Af beelding Syríche, door hem aan CAMERAR TUS ië medegedeeld. Uit Zaad is zy voortgeteeld in de Hoven van Europa , waar men Verfcheidenheden van de- zelve ziet, met paarfchachtig blaauwe, wit en rood bonte en geele Bloemen, door Toum- NEFORT, die het Gewas Syrie Ketmis Hoemt , opgetekend. Deeze Soort maakt de gewoone wl van Onze Bloemho- ven pit. Xin. _ (13) Bibiscùtal met tonfdeelig rijde Bie; gent een gedoornde Steng ; de Bloemen gefieeld. ge. Onder den naam van Ceylanfche Ketmig met Vygebladen. is. deeze zeer fraay in | gebragt door den kundigen Dru Lens el Men vindtze ook in andere Europil ide hoven , dan die van Eltham , dor hem ber fchree- EE (rx) Hibiscús Fol, cuneiformi -ovatis, fuperne í incifo den” tatis, Canle Arboreo, H. Clif. 350% Ups: zose Alcea uboe rescens Syriaca. CB. Pin. 316, Alcea arborescens. CAM. sert T. 3, 4 Kermia Syrorame TOURNF. Ief? 99e — (rz) Hibiseus Fol, quinguefido - palmatis, Caule aculento > Hloribas peduncalatis. HCl) 498; Re Lugdb: 359 P ZO 263. Ketmia Bertie Fici folio, Perianthio oblongo i ER ige, T. 1574 É 59e. BUKM. Fi, Ind, 15% rss , M-o NA DEL PM IT A, 409 fchreeven. —’t Gewas heeft een ruuwe regte HL Steng-‚ van twee. Voeten hoog , met kleine Ei Doorntjes : de Bladen, vyfkwabbig 3 de loer Haga men enkeld, knikkende. tn Hibiscus met Zaagswys’ getande Bladen; de onderften Eyrond, onverdeeld; de bo- sabderijk venften in zevenen verdeeld ; met een on-dis“- …_gedoornde Steng en ongefteelde Bloemen. _Verfcheiderley is de verdeeling der bovenfte Bladen opgemerkt in deeze Soort , ookin Oost= indie groeijende , en van daar in de Europi- fche Tuinen overgebragt. De gemeenfte heeft de bovenfte Bladen in dricën verdeeld ‚ en deeze is de Indijche Althéa, met Katoenbla- den, den Ímaak van Zuuring hebbende, door HeERMANNUS Onder de Plantgewasfen van den Leidfchen Akademie-Tuin befchreeven , als een Jaarlykfch Gewas, met een Steng van drie Voeten, die groen en glad is; de Bladen driekwabbig ‚ bly groen en lang gefteeld : geevende op korte Steeltjes , uit de Oxelen , groote Roosachtige Bloemen, gelyk die van dit Geflagt, waar op Vrugten. of Zaadhuisjes vol. gen als „gewoonlyk. De Bladen , zegt hy „ die- Zuu en wat Lymerig van Smaak Zyn, ’ worden van de Indiaanen ‚ of alleen , \ of „{14) Hibiscas Fol, ferratis , inferioribus ovatis indivifis, fuperioribus feptenis partitis, Caule inetmi „ Flotibus fesfilibus, JacQ, Obs. IL, T. 35. tripartitis, Sp, Plant, IL, p. 978. Cc 5 IL. Deer, V, Srux, u XL, STUK, ee. fche Zuu- , 210 ENKELBROEDERICe HeEstTeis of met ander Moes gekookt en gegeten, Van AFDEEL. Je Steelen maaken zy, even als wy van die Hoor van Hennip, tot ‘Touw draaijen gebruik, Men zaait het daarom jaarlyks in indie, Als eene Verfcheidenheid was hier toe bes trokken, de Ongedoornde Hibiscus, met wys’ getande Bladen, de onderften geheel, de middelften in drieën , de bovenften in vyven verdeeld, van den Hoogleeraar A. v‚ RovEN (*), welke de Indifehe Alcéa mert een groote Bloem , van BAUHINUSs, ende Sabdarifa der Autheu- ren zou zyn. Dezelve heeft, zo men aanmerkt, de Bladen fomtyds in drieën, fomtyds in ve ven, fomtyds ook in zevenen , verdeeld, en hier toe behoort de Amerikaanfche Alcéa van Crusrus. De Heer Jacqu in vondt dee- ze Soort als een Zaaygewas in de Tuinen op de Westindifche Eilanden , zynde derwaards, zo men zyn Ed. berigtte , van Guinéa uit Afrika overgebragt ; weshalve ook de Franfchen die Ozeille de Guinée , dat is Guineefche Zuuring noemden. Hier van kwamen voor , die de Kelken Bloedkleurig of donker rood, of uit den groenen witachtig hadden, zynde dik , Vleezig, Sappig, ftyf-en broofch. : De „> Stengen volgen de Kleur van den Kelk PE ‚… meet (*) Hibiscus inermis , Fol. ferratis : in@mis indir dis tripartitis, fammisquinque- partitis. R. Zugdb. 359 idica magno Flore. C‚ B. “Pin, 317, Alcza AR ke. Crus. Hif. 1. p. 26. Sabdarifa, Dop, Los. CAM Jacq. Oés, H. pe ze. 5 ij M ORR DD ESLIBAH EA 4E » meer of min, ’t Is een jaarlykfch Gewas, It, se van eens Menfchen hoogte, De Doorens Arman, s‚ heeft het nietwaar mede de Hennipachtige toorne * s gewapend is, daar het in Geftalte zeer me-sTum. „de overeenkomt , en; dewyl die in de Eu-, „Eben ú ropifche Broeihuizen niet ongemeen is, ge ao ikhek Gewas nier vader befchryven. De 36 dubbelde Kelk , begaafd met een aangenaa- _» me Zuurheid ‚is byna het eenigfte, dat men ss van deeze Plant gebruikt. Het Zaadhuisje ‚ wórdt doorgaans weg gefimeeten ; hoewel men ‘sede--Knoppen- zelden afplukt , voor dat de s Vrugt haare- volkomene grootte bekomen ss heeft, Zy worden niet raäuw gegeten, maar „… men kooktze ruim een half Kwartier in, Wa- » ter, en dan, een weinig gedroogd zynde , » worden zy bekwaam tot allerley foort van “ss Konfiuur ‚ welke in Smaak gelykt naar de „ Europifche Aalbesfen- Geley , zynde naar de s Kleur der. Knoppen, die men gebruikt heeft , » wit of rood, Maar , om dezelven zoet te » maaken, wordt magtig veel Suiker vereifcht, „De Geley daar van, welke onbedorven » naar Europa kan acne worden, is zeer ‚ aangenaam van Smaak, Het uitgeperfte Sap , „> met Suiker gemengd, geeft door Gifting een — » Diet onaangenaamen Weyn , die rood of wit e. Va9 Kleur is , doch naauwlyks een Maand s goed blyft. De Franfchen noemen dien » Zuuring - Wyn , de Enpgelfchen Zuuring-. * 2 Koeldrank, Om kort te gaan, alle Konfituu- » TED; — \ MW, DEEL, Vv, STUZ, U. Asper.” xl, 412 ENKELBROEDERIGE HEESTERS ren, daar van gemaakt , zyn in de en 4 ‚ diën zeer geacht; om dat menze fimaakcly, Hoorp- „ en tevens , door de verkoeling, tot de Ge- STUKe s‚ zondheid ftrekkende vindt.” Ei (15) Hibiscus met Zaagswys getande Bla- Cannabi- den , de bovenften Palmswys’ ín vyven Prat gedeeld , van onderén éénklierig; met cen achtige, gedoernde Steng en ongefteelde Bloemen. — De gedoorndheid van de Steng onderfcheidt voornaamelyk deeze Soort, die met de voors gaande anders in byna alle opzigten overeen- komftig is: want de verdeeling der Bladen is aanmerkelyke fpeelingen onderhevig. Hier zyn de Bladfteelen van onderen met regte, en in de voorgaande rmet kromme Doorntjes gewa pend, die in de Vygbladige op roode Wratjes zitten. Zulks kan dienen als een onderfchei« dend Kenmerk van deeze drie Soorten, De tegenwoordige, die op Ceylon natuurlyk groeit, van Garcras Bangue getyteld, volgens den inlandfchen naam , heeft een Steng van ve Voeten hoogte, en draagt een rondachtige ge Vrugt, in de Kelk vervat. De Seelen af (15) Hibiseus Fol. ferratis, faperioribus palais, gie partitis , fubtus uniglandulo6s , Caule acuieato , gloribus filibus. Alcéa Benghalenfis fpinofistima &c. seen L P. 354 T 18, Kerma Indica , Fel. diginatis , Flore magne Sulphureo , Umbone atre= purpureo , Petiolis fpinofis. EERST: Tab. Nie Figs;de Ketmia Indica Cannabinis: foliüss 8195 dia. BURM, Zels 134. Bl, Ind. 152. Mo N ADEL PE 1 A 413 nen, als die van Hennip, tot het maaken van HE Touwwerk gebruikt worden, en het Zaad AFD EEL; u. zou, benevens de Bladen, by de Oofterlingen Hoorps in achting zyn, tot opwekking van de Minne- drift: immefs zo het de Bangue ie, die vandrie Acosta befchreeven wordt. Deeze Soort is door COMMELYN, inde Amfterdamfche Hor- tus Medicus ‚ onder den naam van Sterk ge- doornde Bengaalfche Alcéa, met den Smaak van Zuuring , en een bleekgeele Bloem , die een Purperachtigen Navel heeft, afgebeeld ; doch Iykfte afgetekend. STUK. _ a (16) Hibiscus die met kromme Doornen bezet XVL is, de Bladen driekwabbig hebbende, de ern buitenfte- Kelken met_byhangzels; halfliaae, Hartvormige Stoppeltjes en gefteelde Bloe= men, Deeze behoort mede tot de Zuurbladigen ; zynde in de eerfte plaats daar toe betrokken het Haairfteekers- Kruid van RumMruHrius, dus wegens de aartige byhangzels van den bui. tene KE Hiisens pn «aculeatus , Foliis ‘tälobis, ed ioribus appendiculatis , stipulis femicerdaris , Flor. é nadele Herba Crinium, Ruurn, Amb. IV, Pp. 46. dn ik. B. nibiscus Fol, palmato - digitatis quinquepartitis &c. Fl, Zeyl. 264. Alcea Maderasp. saporis Acidi, PLUK. Alm. rs, Tes. f. 4 Narinam- Pouill, Here, Mal. VL p.75. T, 44 Burm. FJ. Ind, 152. / He Daar, V. STUK, 4 414 ENKELBROEDERIGE HEEs TERS. _HL genften Kelk genaamd; waar van een Tamme _ Trad en Wilde op de Ambonfche Eilanden gevone Hoorp- den werdt; en, in de. tweede -plaacs „ de Ma- 0 labaarfe Narinam- Pouilli , in ’t Nederdaitfch kel Krabhen- Doorn. Het Gewas komt in Geftalte zegt LiINNEUS ‚, met de voorgaande Soort overeen „ veffchillende daar van inzonderheid door. de kromme Doornen , waar mede zy aan de Kleederen blyven hangen, De Bladen wore den van de Indiaanen by Vifch gekookt. xvir. €27) Hibiscus met. Palmwys’ erg er den, die în zevenen verdeeld zijn; de: Chinec- en Bladfleelen ongedoornd,— {che kas Om dat de Heder van docze ENE guur, veel overeenkomst hebben met die dem Manihot van TurverTuss ws en Casfave genaamd „ ze. voert. dezelve dien bynaam. DirrenNius heeft het Gewas, Ol hot Bladen , ‚ en eene groote Zwavelkleurige. Bloc en , afgebeeld en befchreeven, ® ì de oe Bibaen NETIUS mie Acta en ns De meot. eem H. cp. 350. En 206. Fig 4 hk 7 Î ‚ Flore amplo |Sulphuren eeh nes + ti ri r56. f. 189. Alk: Siniea flo lio , Capalâ longâ , pilofì, pyramidatá, guinguet PLUK. Amaltb, p, 355. f. 2. Bur. Zh, hd, p. 5% ee M o N ADEL PE IA 415 „(18) Hibiscus mes Schildswys’- Hartvormige, HI, zevenhoekige , Zaagswys’ GF Bladen Eee de Steng Jiekelig ruig. Hoorp- Het van ouds bekende Gewas, dat men 4 XVIIE belmofchus noemde, waar van het Zaad nog sa "* een plaats bekleedt in de Verzamelingen van Baret _ Winkelmiddelen ‚ komt hier te voorfchyn, Bau- HINUS heeft hetzelve ruige Egyptifche Alcéa getyteld. TourNEroRrT noemt het Egyp- tifche Ketmia met Zaad dat naar Moskeljaat ruikt, ten minfte is dit waar , volgens RuMm- PHIUS mk wanneer men ’t zelve in de Mond kaauwt. Autheur noemt het Muskus-Zaad , en zegt, A0 de Indiaanfche naam Genda- Pou- ra is of Caftorie van Ambon „ dewyl zy het Moskeljaat dus noemen , en het Gewas veel. op de Molukkes groeit, hoewel het op Java mog beter valt. Het is niet alleen door ge. heel Oostindie, maar ook in Westindie en zelfs in Brafil bekend, wordende van MERIAN, Onder den naam van Muskus - Bloem, afge- beeld ; doch de afkomst zal mooglyk uit Egypte zyn (12). Hibisens Fol, fubpeltato-cordatis feptem-angalartbus ale hispido, # nd Ups. R. Zugdb, urfapra. Ei. Zijt. 261, Mas, Med, 342, Alcea hirfuta &e. BROWN. Fean. 235. N. 4. orn De T. af. Alcéa Egyptiaca willofa, C‚ B. Pis. 317. Flos mofchatus. MER. Sur, T. 42e Granum Mofchatum, Rumem, Amb, IV, p. 33. T. 15. Cat- tu- Gafturi, Hors. Mal, IL, p. 71. T. 38, Ketmia, Egyptiaca Semine Mofchato. TOURNE, dnf? p. 1oo, BUBM, Zeyl, 154 Ml, Ind. 153. B. DEEL, V, Stum ni. Abas. ZIG ENKELBROEDERIGE HEESTERS zyn of uit Arabie; dewyl de naam zulks fchynt aan te duiden. Het is een Heefter, die alle Jaaren gezaaid moet worden, opfchietende met een Steng van ae telman- neer dan eens Mans langte, die zig id weinie ge zyd- Takken verdeelt, : Het zonderlingfte is, dat deeze Steng, die wel een Duim dik wordt, doorgaans boven dikker is dan om laag; wieshalve hy ook niet op zig zelf kan laan, De Steng en Takken zyn geheel ftekelig nig, en de Bladen niet minder. Zy Zyn 20 y aanmerkt ‚ van figuur als de Kaasjes- Bl lad >» met drie uitfteekende hoeken van ‘vooren, en. nog_twee van agteren , loopen Joos met Wotnochieneië kont ook in de Af rn MERIAN voor, zonder dat ik de gen ze | venhoekig hehehe vind , gelyk miri de Europifche Akademie- en andere bers- Tuinen , alwaar het Gewas thans ge is, waargenomen worden, In de Afbeelding wle, welke door ALPiNus gegeven is NS de ene Mosfchata der Exyprenaaren, ME” ke zy Mofch en het Zaad ee zet zyn de Bladen altemaal zevenhoekig ;_ in dezelve , zo min als in de Linnaus, geen het minfte, gewag zr wordt van de driekwabbigheid der Gif Bladen, van welke Rumrurus ípté ia ec Takje van dit Gewas, my ie die toegezonden, zeer ef MON A PED PHod AT en derhalve. wan: dit Takje , uit myne Verzame- Its ling, hier, Pal Plaat XXVII, in Fig. a, de ÁnDEELe Afbeelding. ongemecne elen ruigte Hoorp- van hetzelve alan in zeer blykbaar hans. e Bloemen din Nl „pen groot als die-der Stokroozen, ee en met cengl. » Fit rooden Navel, « en beftaan uit „Blaadjes, ” # Morgens ontlooken , gaan zy ’snamiddags weder toe en verflenzen, Op dezelven volgt de Vrugt, die een pieramidaale Kegel is, ruim een Vinger lang. en, een Duim dik , vyfkantig, in vyven open. pijen ‚en dan ‚de gezegde Zaadjes __ vertoonen Ni van figuur zyn en | afin u van Kleur. In Oostindie worden dezel- __ven byna alleen van * Vrouwvolk om den.Reuk gebruikt, die dezelwen op Kolen ftrooijen , om k dus hee Vertrek te bewierooken. In Westin- die rygen de Meisjes dezelwen aan Zyden Draa- den, ten einde zig daar mede te verfiercn, _ Met de Bladen worden ’er de jonge Kalkoe- nen vet gemaakt. De Franfchen noemen ’t Zaad Ambrette, om dat de Reuk wat trekt naar dien van Amber grys» en bet wordt ’er gebruikt Van de, Parfumeurs. In de Geneeskunde heeft bid ie te . (19) Hibiscus met vafdeelige ian Bla- den, en den mn Kelk Bend Pra Heg breekende. À On-E ús) te Fol, aviagvepartie elis » Calycibus. ine. Dd nn n, Duet ve ps ee 418 ENKELBROEDERIGE HEESTERS Onder de Planten- van den Amfterdamfen Tuin is deeze in Afbeelding gebragt door den vermaarden COoMMELYN , die het JFaarlykfe Amerikaanfche Alcéa, met eene zeer groote “witte Bloem en eene by uitftek groote gefleufe de pyramidaale Vrugt, noemt. ’t Gewas hadt ‘er een Steng van twee Voeten hoog, een Duim dik; Bladen als die van den W met lange Steelen, drie-, vyf- of zevenpuntig, Smaak, op den rand diep ingefneeder , laf van Uit derzelver Oxelen kwamen Bloemen op dik- ke Steelen voort , witachtig „zeer groot ER fraay. Hier op volgde een groot Zaadhuis » dat zig in vyven verdeelde , bevattende róndach- tige Zaaden met een wit Merg. SLOANE noemt dit Gewas Allergrootfte Alcta, met Bla- den van Stokroozen , en eene tienhoekige 1e8- te , dikke, eetbaare Vrugt. Hy betrekt ‘er toe de Quingombo van Brafil, doch heeft nog eene met een dunnere kromme Vrugt, die men OP Jamaika in de Tuinen plant, gevonden hy meent de Zgyptifche Bammia te zyn 1 minfte zulks bedenkelyk voorftellende. Dee befloeg de Akkerlanden by Memphis ín mei” te , om dat men ’er tot Spyze zo VE van maakte, zegt VESLINGIUS. eee terioribus latere rumpentibus. eén Amer, anna Fiore PoE Camm. Hort. 1. p. 37 T. 19. RA. Sapph ss. Alt ma Malvz Rofez folio, Fruêu decagono ge. ron JE Mo N A D ESLSPH-I A 419 Gewas van vier of vyf Ellen hoog , met Bla- IL Ô den als van de Maluwes doch ruig en grooter, rie gelyk die der--Kalabasfen ‚op lange Steele, Hoagse- De Bloemen waren ook grooter, bleekgeel met STUX- Een paarfchen Navel en. de Vrugt als die der , Eget Ezels. Komkommeren, fomtyds tien-, Beide vyfhoekig , welke van het gemeene Volk nog groen , met het Zaad daar in, by ’ Vleefch werdt gekookt en gegeten. De Heer JacQvurn verzekert , dat deeze Eetbaare Hibiscus- Plant op de Karibifche . Ei- » De Franfchen noemer dezelve, zegt hy; ss Gombo, de Engelfchen Okro. Zelden | bereikt » Zy eens Mans langte, Zy verdeelt zig in » weinige Takken : de Bladen zyn groot en » wat ruig, de Bloemen zeer groot en Zwa- » velkleurig; de Vrugten hebben tien Sleuven, » zyn Haairig , langwerpig Kegelvormig en » twee of drie Duimen lang, Deeze, nog on- » ryp en groen, van allerley grootte, in Water » gekookt en dan een weinig gedroogd en koud » geworden zynde, worden, met het Zaad daar » ins overdwars doorgefeeden , nevens elkan- Sct otteltje - » voorgezet wordt , heet het iets walgelyks » in, dat by ’t afneernen van het Tafelbord da ML, Daer, Ve STUK, m en A20 ENKELBROEDERIGE HEESTERS} _ IL „een Sliert van Slym daar aan blyft hangen, AFDEEL. ss zig uitftrekkende tot aan den. Mond; want Hoorp- „, deeze Vrugt is vol van een zeer taaije Lym. STUK. _, Om eenige dikte aan Vleefchnat te geeven, wia, wordt ’er dezelve , in kleine veelheid, met s goed gevolg in gedaan. Voorts komtzy in s verfcheiderley Geregten der Wilden. Inde „ Keizerlyke Broeyhuizen. wordt dit Gewas »» met gemak geteeld en geeft ’er rype ad ee ss AD ‚> De Okra, een Bloem die in de Westin » diën , of op de Armerikaanfche Eilanden , , s wild-grocit. (zegt Kar Mm) ; wordt hier [in »s Penfylvanie] inde ‘Tuinen geplant, De Vrugt» > welke uit een lange Haauw beftaat ‚ DOS » groen zynde , aan ftukken gefneeden, en in » Vleefchnat gekookt , maakt hetzelve zo » dik als Warmoes. Dic Geregt wordt van » eenigen voor byzonder lekker gehouden. 3 Inzonderheid beminnen het de Negers On ‚> gemeen.” | [ Xxx. (ao) Hibiscus met Hartvermige gehoene …”” chii den, en Tolronde, geknatte, fktlige es Zaadhuisjes. renaê,. De bynaam komt daar van , dat de Zaid huisjes als met een Schild gewapend Sb U Kn Hibiscus Fol. cerdatis angulatis , apftis wbirts ape uncatis hispidis, Ketmia amplisfimo folie angan brui Te, 160, £‚ zn M o NA DE LP HIA 4m hebbe een rondachtige figuur en zyn zeerften HK kelig , verwekkende zelfs Jeukt op ’t aanraa- km ken. % Gewas is Heefterachtig en groeit in Hoorp- Amerika. De zes overige Soorten Se Gemene de befchryving der Kruiden. an. ae | a GORDONTA hie. De Kenmerken van dit nieuwe Gelaen, halve de algemeene van deeze Klasfe «en van den Rang der Veelmannigen in dezelve „ be- {taan in een enkelde Kelk; een vyfhoekige Styl met een vyfdeeligen Stempel; een Zaadhuisje met vyf Holligheden, die ieder twee Zaaden , met een Bladerige Wiek bevatten. De eenigfte Soort (1) maakt een Gewas uit ee nik dat te vooren. in ’t Geflagt van Hypericum , Lafian. onder den bynaam van Lafi anthus, is geplaatst ****” geweest , dien het thans nog voert. Men vindt het by MirrEr, in zyn Kruidkundig Woor- denboek, Hypericum met ftyve Lancetvormi- ge getande Bladen , en Bloemen in de Oxes len, zeer lange Bloemfteelen , de Zaadhuise jes Houtig, getyteld. Het is de Florida- [che vyfhokkige Alcéa , voorzien met Laurierbla- den die flaauw gekarteld zyn en gewiekte Zaaden , van eere daar CaTEsrvy de (2) Gordonia, Eruis. Phil, Trans. 1770. Jon LX. p. $13. T. an. Hypericum Lafanthus. Spec. Plant, 11, Pp. -Hior. Alcéa Floridana qeinguecapfülaris &c. CATESB, Car, 1, T. 44. SEL, Vog. 11. Band. p 7e Pl. LXXXVIIL d 3 MH, DEEL. V, STUK, 422 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, __ HL de Afbeelding van geeft. De Bloemen, als die Ren van de Alcéa, hangen aan Steelen van vyf Duis Hoorp- men lang, Het is een hooge Boom , met eenen. STUK regten Stam, en cen regelmaatige pieramidaale Rt Kroon , groeijende in Karolina „ doch niet in Noordelyker Volkplantingen. Men vindt hem ook te Suriname. De Heer Eu rrs heeft den- zelven , in de Verhandelingen der Koninglyke Societeit van Londen , afgebeeld. en omftandig befchreeven. is EN ROOF DST IE „„Befchryving van de Hegsrens) vie Me draadjes uit twee Grondftukken voortkomen, deswegen DUBBELBROEDERIGEs Diar delphia genaamd 3 tot welken byna- alle de Vlinderbloemige Plantgewasfen betrokken zj” Ee an de Algemeene Kenmerken deezer Klas atd fe heb ik reeds gefproken *‚ Onder ; bladz. 162, Vyf- en Zesmannigen komen geene” voor, maar wel onder'de Agt- en Tienmann!- gens als volgt. | knneedf Por TGArA ee De byzondere Kenmerken zyn: cen vjfblt- dige Kelk , met twee Wi ige gekleurde Blaadjes: en een ftomp Hartvormig grechokkl5 gana ven ER Dit Geflagt heeft zynen naam van irm en Europifche Veldkruiden, wegens de Eigenfchap ÂFP re van het Wolvee veel Melk te doen geeven Hoorps dus getyteld, Het bevat tegenwoordig, meer STUE- dan dertig Soorten, onder welken eenigen Hee- „28e. ftlerachtig zyn, ee Cro) Polygala met pta ns t Bloemen, _x. driebladige Blikjess de Bladen fmal Lan- grade cetvormig „ de Steng Heefterachtig. ann Vatelde Kaapfe Gewasfen , die in de fi- guur er Bladen, welke of geheel Liniaal, of vormig, of Elsvormig zyn , en tevens een weinig in Geftalte verfchillen , door den Hoogleeraar J, BURMANNUS-op ééne Plaat afgebeeld , zyn hier thuis gebragt. Dezelven komen in Gewas, meer of min, met de Eu- ropifche Polygala overeen, De Heer Bra- Grus befchryft ‘er een , dat zyn Ed, meent - de Afrikaanfche Polygala met Vlafchbladen , van OLDENLAND, te zyn, komende overeen met de Heefterachtige, die lange fmalle Blaad- jes en een groote paarfche Bloem heeft, van ge- rl rite eedt eibishe Foliis Iineari- lanceolaris, Canle Fruticofo. BERG. Cap. 182, Euxs. Cent, III. p. qr. T. 71. Am. Acad, U. p. 137. Poly- gela Africana glabra &c, PLUK. Alm. 300. T. 53. Ff. 2, Po- lygala fratescens anguftifolia ramofà, RAj. Suppl, 640. B. — Fol, lineari- fübulatis. H‚ Cliff, 353. 9. = Fol, fubulatis. d, — Fol, linearibus obeufis fcabris. Am, Acad, utfopra. BURm, Afr, Wi, 203, 2040 Te 73 f. 2, Ei d 4 U. Der. V, Srum Aeg DOBBELBROEDERIGE Heesters. HL gezegden Hoogleeraar. De Steng daar van is AFDEEL, Heefterachtig en verdeelt zig in Tange, gladde, Hoorp= ronde Takken, bezet met veele fpitfe Bladen, STUK. _ ‚van twee’ Diit lang. Hier aan komt een et langwerpige Tros, van drievoudige Blikjes, omvattende een Kelk , die twee zeer groote Bladen zydewaards, eneen klein Blaadje hesft, boven de. Vlinderachtige Bloem. Hier van # de Kiel Helmachtig hol, gchaaird;de. Vleugels Ruitachtig ovaal, fpits en groot: de Vlag vit twee Wiekjes Heenide: Voorts hangt, aan den Kiel, een driedeelig , Penfeelachtig geeakt ftuk , hat de Bloem weezentlyk 0 onregelmaatig mikt: gelyvk EoOaNeroi eig deer gala's aanmerkte te zvn. arn RE (11) Polygala met vakan A, getemd Umbeliata, Bloemen, de Bladen Liniaal 5 Hans Rane ‚gehaaird. Dit is een Kaapfch Heettertjës A dat de Bloemen aan ’t end dêr mi in me nigte, als in Kroontjes, draagt Het komt de voorgaande \ zeer naby. ° ze CCH zn, ze 12) Polygal met gekamde Bloemen, „es (11) Polygala Flor. erïffatis (abänisellaisd fubcilfatis, Aant. zs9. Polygala Fol, oblongis 7 od f zalf zoa Tis. FZ ë (12) Polygala ed eenn Carinâ rama, Cad caf , Faliis levibus oblongis obeufiss dm, cd Ie be, Hort. Chff. 353. Polygala Arborea Myifolin „Flochus® intus purpureis, Comm, Harz le P ‚57 T. Lo AE aes dige, ee Me Prasrrriri grs _halfmaanispyze Kiel hebben”, de Steng he Heefterachtig, de, Bladen langwerpig flomp AFPEELe zin Hoorp- en efen. STUK. Deere maakt de ‘Heefterachtige Polygala ogtan met langwerpige gladde Bläden ef eene paard fche Bloem , Vän den Hoo gleeraar J. Bur- HANNDS, Uit. Dezelve was Ein de Hor- tus Me ‚ Mans langte hoog gegroeid; met _ eene fegte , ruuwe , bruine Steng, die enkel- de, ronde , groene Takken van cen Voet lang uitgeeft, welke zig in Bloemtakjes verdelen , met Bloemen vals-in- de overigen van dit Ge- „ maarszeer groot, paarfch van Kleur, en aaridnlvi t Gewas is mede van de Bee afkomttig, | 9 € 13) Polygala met stakames Ì Bloome, een ne, En fterachtige Steng 3 de Bladen gepaard sprl. Eyrond en fpits. ze Dit is een Kaapfche Heefter van twee Voer se ten hoog ‚ de Kelkbladen Hartvormig rood en groot, hebbende. De Hecfterachtige van BEr- GIS wordt hier thuis gebragt. tees: en pj Toes Arborer Myrtilli fabrotundis faliis , Fr. ma gno Tordylii. PLuK, Mant, 153. T. 437- f. 4 mein frutescens &c, Burm. Afr. zoo. T, 73. fit (13) Polygala Flor. criftatis , Bale Frutico, Fol. oppos _ Átis ovatis “acutis, ager 259. Polygala Fruticofa, BERG» Rn 5 IL, Date V‚ Sruxe Ake t: Hi. XV, geren, Se chige. 426 DUBBELBROEDERICE Heesters (14). Polygala met gekamde zydelingfe Bloes men, de Steng Re de Bladen ovaal gefpitst. Dit is een Kaapfch Heeftertje met boelie Takken, die in een Doorn uitloopen, hebben- dor kleine Blaadjes als van Huislook „ glad, ef. fenrandig „ verfpreid, en byna ongefteeld, zan den tip een weinig gefpitst, De Bloemen ko- men in de Oxelen ongefteeld , witachtig, en- keld of twee by elkander voort, en &, Jas is een ectbaare Befie. rn (is) Polygala met ongebaarde de ’ dt op een Steeltje ; een Heefterachtige ain en overhoekfe Lancetvormige Bladen. Deeze is, by den naam van Heefferachtige Polygala , met Lavendelbladen. die groen zyn en eene blaauwe Bloem, door den Hoog. J. BURMANNUs voorgefteld onder de Ceylon fche Plantgewasfen, Zy heeft dit byzo dat de Takken van de Steng, af cot aan de Bladen wit , en verder groen ZyD» zo gedagte Hoogleeraar aanmerkt, De Heer N. L. BUR MANNUS zegt, dat een dergelyk Gewas van Java is gezonden onder den naam van Japanfche Baflerd- Thee. (16) Por (14) Peolygala Flor. criftatis lateralibus, ezule fpinofo Ee tigofo, Fol, ovalibus mucronatis. Aant. 437. en fl Pp. 14 ï. Gs) Palygalg Flor. imberbibus , Pedusiculis unifloss» Inde Frutieofo, Fol, alternis lanceolatis, Mant. 260. ma 154. Polygala frutescens Lavendula folio end one BURM. Zijl, 595. T. 35. ee DI AD EL-P. B, Io de 03427 (16) Polygala „mat vongebaarde, zydeling fe en- PE. mf kelde Bloemen, de Steng Boomachtig, de En Bladen Stomp ; 2 „gefieeld. Deeze is vane ‘den naam. van amok Pe Pena mei „ruuwe Blaadjes. als van Palm A door Pu umiemr afgebeeld, „De Zaadhuisjcs ge. onhe Zn gh a be- hoort, De Groeyplaats is. in, Zuid-Amerika. (17) Pehyeeta met ongebaarde getroste Bloe EV men; een Boemachtige Steng 3 de oudfters rt Bladen langwerpig grad. de jglien 0. Verfchi _ vaalachtig. Ere | Door Bme waer, die dit Gewas ares tige Polygala, met gladde Eyzonde Bladen », huge isjes en- kleinere losfe trosfen in de Oxelen. noemt, was hetzelve op Jamaika waargenomen. Het behoort derhal. ee gelyk de voorgaande , tot de Amerikaanfche Planten. G 8) Polygala met ; ongehaard Beroite Bloe- Pd mên ; Mierepbyle (16) Polygala Flor. iraberhibus laerstibus (litas, cie Klina ‚Am, Acad, IL p. 140, Penza aborescens Baxi folia io aspcro. PLUM. le, 214. Ê. 1. (17) Arie imberbibus racemofis „ Caule Arboreo, Foliis fenioribus oblengo-ovatis , recentibus (ubsovaris. Ar. Acad, IL p. 140. H. Cliff. 353, Polygala fraticofa Foliis gla bris ovatis &c, BROWN. Jam 287. T, 5. fs. __ {x8) Pelygala Flor Caulibus F. fa Blideminatisenis ellipticis. Polygala eng frutescens Magno Flore , Fol. minims, TOURNE. Jif. 17 U. DEEL. V. STUK, ad 428 DUBBELBROEDERIGE Heesters. ui. men ; in td hei s en zeer ai a kleine ovaale Bh iii Deeze , in Portugal door Tóu ld Age. gevonden , groeit ook in Spàänjes Zy heeft mannige. Heefterachtige Stengen als Roedjes ‚een Voet lang , groen „ getand door de Voetjes der afge- vallene Bladen, die allen zeer klein , Elsvormig of ovaal-zyn „ zonder Steeltjes „ met korte en- delingfe Trosjes van taamelyk groote Bloemen, xx. (19) Polygala met ongebaarde ee bloemen „-de Stengen geil de Che, … _ Bladen ovaal. Hier is de Boomachtige Polyzalä » an Browne t'huis gebragt, en, volgens den bynaam, Ninde Groeyplaats ook in China zyn, ”% Gewas heeft leggende Houtige Stengen , van een Voet lang, die niet glad zyn: de Bladen ovaal, cffenrandig ‚van grootte als het uiterfte Duimlid, eren ed ‘een Puntje. Het geeft weinig zydelingfë Takken en Aairen , die groen zyn, dikwils zh _de Bladen, De ‚Vrugt beftaat uit twee Haauwtjes, a 5 (20) Polygal nr onrbindd jv Be one (19) Pelygala Flor, imberbibus fpicatis Hee bus fuffruticofis, Fal, ovalibus. Polygala arborea OTT Fam. 287, (zo) Polygala Flor, imberbibus Dalt, Cariat apie fl rotande, Fol. Janceolatis. Am, Arad Ue p. 140, JACQ: vind. 126. Gamba io aen DraDeE L En IA. — 499 men, de Kiel rond getipt, de Steng Hee, Es: 5 flerachtig „de „Bladen Lancetvormig. et: DEELs Een Gewasy dat Crus rus overvloedig op de Bergen vân Ooftenryk , onder de Pyn. en aa Denneboomen, tusfchen de Steenen , vondedria. groeijen „was door hem afgebeeld , en door Bavarnus genoemd Chama . Buxus, dat is Laage Palm. Het is door de hedendaagfche Botanisten, JACQUINen KRAMER, ook op de hooge Gebergten , omftreeks Weenen en ‘by Baden, gevonden, Touanerorr noemt ige met Palmbladen „ en geeft ’ er eene Verfeheidenheid van op, met paarfch roodachtige Bloemen, maar CLus1us befchryft het als een Heet, dat met veele korte Steeltjes den Grond bedekt » die Palm- achtige Blaadjes ‚hebben, duurende het geheele Jaar; weshalve het van fommigen aldaar Win- _ fergroen genoemd werdt. ,, Aan ’*t end der » Takjes , zegt hy, tusfchen de Bladen, ko= » men drie of vier langwerpige Bloempjes » voort , die geen de minfte Reuk hebben, » maar op fommige plaatfen byna zo welrie- „kende zyn als Narcisfen, Zy beftaan uit »„ drie Blaadjes , waar van twee wit zyn, als „ Wieken uitgebreid, met een witachtig Helm- „ pje dat derzelver oirfprong bedekt, en het Í » der- Pinga7t. Anonymos fore Colatez, Crus, Hi Hift. Le p. ros, Panne 47. Ie. p. 4%. TOURNEe App. Inft. p. 665. Jace; Aaflr, Kram. Elench, zos, V. M. DEEL, V, STUW, { £3ò DuÊnELBROEDERIGE HEESTERS IN. 55 derde ‚ als tot een langwerpig Pypje omwon- Arms. „ den, is vanboven overlangs geopend, aan Hoorp= „‚ het end als een. Broek gevormd en geel, » zyde openen, door de rypheid van zelf uit.” (21) Polygala met ongebaarde onge Bloe- XL. edel Pobygela men, de Bladen getropt, Eyrond, JPiS» RE, gekield en Haairig. | gaaige Dit is een Takkig hurkend Heeftertje. 220 de Kaap groeijende, zeer digt bezet met ODS?” fteelde Blaadjes en Bloempjes , van de figuur, | xx. (ae) Polygala met ongebaarde zielige Be rites men „ een Boomachtige Sters» de Bladen stekelige. driekantig ‚ Doornachtig gefpiëst. _ (21) Polygala Flor. imberbibus fesfilibus, Fol a ovatis , acutis, carinatis pilofis. Afant. 263. (&). Pölygaia Flor. imberbibus lareralibas, CS Pe Nepetz stents; Floce por DiAnatrmre 43% Dit Gewas, te vooren Heifteria door L 1N- Is Na Us genoemd , en onder dien naam in de “mgr® Leidfche Akademie = Tuin geplaatst zynde, isHoorps- al voor twaalf’ Jaaren door den Ridder tot eene “TTE Soort van dit Geflagt gemaakt, met ee bynaam; terwyl de naam van den v HeisTER thans vereerd wordt door een an- der Geflagt, hier voor befchreeven * Dege *. * Be leerde Bererus, evenwel, was van oordeel „Pidz dat hetzelve gevoeglyker van de Polygala’s af. an konde worden, dewyl de Bloem en niet alleen ‚ maar ook het Bla- jks daar van verfchillen , en we- gens dit laatfte het Gewas nader tot het Ge- flagt van Aspalathus fchynt te behooren. Hy noemt deeze Soort Heifteria pumgens, dat is fteekende Heifteria, om dat de Bladen-ftyf zyn, met Doorrachtige punten. Door zyn Ed. wordt er toe betrokken de Polygala Aftragaloides van j den geleerden Breyne, die Heefterachtig is, met de geftalte en Bladen van T'hymbra, heb« bende een kleine paarfche Bloem „en eene Vrugt met een dubbeld Hoorn Snuitje, van de Kaap Een =d in Afbeelding is gebragt daer BARTHOLINUS. De Bladen komen aan trop- Pareo, PLUK. Alm. 366, T. 229. £, 5. Heifteria, Hor, Clif: àsze KR. Lugdb. 393. BERG. Cap. 185, Thymbra Africana Holiis fpinois, Banrn. Hafn, 1673, Pe 57. | IL, DEEL, V. STUK; k 432 DUBRELBROEDERICH HEESTERS. IK, jes voort: de Kelk is vyfbladig: de Bloemen Arn hebben een dubbeld Vaandel „en daar boven Hoorp- een langwerpige groene Kiel, waar in de Meel STUK. draadjes verholen leggen, die tot twee. Vliezige niger Lighdamen famengegroeid zyn. „Het Vrugtbe. — ginzel is met vier Hoorntjes, gekroond, en heeft een Styl zo lang als de Meeldraadjes , zynde het: Zaadhuisje ook vierhoornig, als gee meld is „ tweehokkig ‚met enkelde Eyronde Zaaden, p xx. €23) Polygala met ongebaarde zydeling fe Bloêe ee men, ide Steng laag Heefterachtig » met ee ei drievoudige finalle Jbitfe Bladen, Hier wordt thans de Afrikaan/she Heefder- achtige Spartium met Hey-Bladen van COM» MELYN, zo wel als het Afrikaanfehe Hej- Gewas met purperachtig roode. Bloemen € kleine- Bladeren „ als die van Thym, uit SE BA, thuis gebragt. Volgens den Heer BER° Gius, die hetzelve Heifteria welke zagitr #» als niet ftekelig zynde , noemt, is de Afbeel« ding van SrBa de beste, alwaar het 862755 wordt een Heefter te zyn van twee of ___ Voeten hoog , met de Bladen koppelswjat 1 î (23) Palygala Flor. imberbibus lateralibus » cmle er cefo Fol. ternis linearibus acutis, fant, 260» BURM: ki Ee 20, Heifteria mitior. BERG. Cap. 187, spactium pri Erice folio. GOMM. Hort, II. p. 193 T. ge fratex Erica forma Flore ruberrimo Breyniie BB 7 Pp. 63. Ts Oke Ze 6 NS, ke shesel PLAT KV. FS Dt Kb er vem ee om den Stam en de Takjes “zittende , die met _ een, licht Afchgraauwe Schors bekleed zyn. % aanta Gewas komt,-zo. LINN&us aanmerkt, inHooep- * verfchillende- gedaanten voor , naar der Ones he _derdom en_mooglyk ook naar de Grocyplaats. 4,0 °** _ Bererusigeeft ’er fmalle- getropte Blaadjes aans die van boven plat, van onderen verhe- _venrond zyn; gladachtig, twee. Liynen lang, en 3 zydelingfe Bloemen, de helft kleiner dan in dé ‚andere. De Kelk is vyfbladig en klein „ bes __ftaande uit-ongelyke, ftompe, gehaairde Schub. ben; de ee AE: ienecik hebe u „een Cylindrifche # Beet adies VL Vlag, in welker Na- gel een Meeldraadje beflooten is, aan de bin ; menzyde van den top agt Meelknopjes-hebben=: de, Het kleine ronde Vrugtbeginzel is ook met vier Hoornen gekroond, waar tusfchen cen 4 Styl opftygt, die van boven dik is, hebbende ' een sehnopeens ruigachtigen , knikkenden Stetn- Ik haike onder myne Kaapfche Planten; een prehgsia Kn Take. van cen, Heefter „ die zekerlyk tor die Ge- „52? 8 Jag t behoort, gelyk de figuur der Bloemen uit-£! XVII. Wyst._ Dezelven á: naamelyk , hebben die twee dn, Wiekac e ‚gekleurde „Blaadjes. van den Kelk of tot denzelven behoorende , » Waar van in de Kenmerken is gefproken, en, tot meer verze- kering ‚ vertoont zig in eenigen. het ‘Hartvor. mig tweehokkig Zaadhüisje- reeds geformeerd. } Gewas zweemt in re van Bladmaaking 5 En Dis. V, Sr. veel Ir. Arnash. Hoorb- STUK. 534 DOBBELEROEDERIGE Heesters veel naar die Soort van Hey, welke Empeorie “folia genoemd wordt, en is hier nevens, in Fig. 1, op Plaat XXVIII, wat het bovenfte „gedeelte van het Takje aangaat, in de natuur — ‘Iyke grootte afgebeeld, zynde het onderfte ons gebladerde gedeelte nog eens zo lang. De Kleur van het Fakje is bruinachcig en die van _ de kleine Takjes Wollig wir. De Blaadjes; omtrent een Kwartier Duims lang, hebben eene Rolrondachtige figuur , met een Puntjes — zyn groenen zeer ronzeld , komende niet % Tropswyze, maar digt by elkander voort, By A ziet men het Hartvormig, Zaadhuisje in de gefteeïde-Kelk tusfchen de Kelkblaadjes , zynde de Bloem, zonder dezelven , aldaaf ook met zyn gebaarden Kiel , den Styl en _Meeldraad- — jes, afzonderlyk, wftoond: / SECURIDAGCA Een driebladi ige. Kelk; een Vlinderbloem een tweebladigeiVlag binnen de’ et | de Vrugt een Eyrtonde &énhollige Haauw , uitloopende in een Bylswyze ve TE van dit Gefiegt. Twee Bior 8 ge a À indifche Gewasfen,- zyn daar in pegreepen, ‚k. volgt $ Je er se ie t Geflagt van Seeuridaca by rovamzsorr , bere ee de Securidaca lutea major van BAUHINUS » en zaaden van Cuusivs dus des gezaaod, 7 „Dt A DEEP Er ke (1) Securidaca met éen Fegropftaande Steng. S . 5 If Bosfchen op Steenige Gebergten van trident Eiland Martenique heeft de Heer JACQUINsrux, deeze waargenomen ‚die een Boom is van twaalf zie Voeten hoogte ; met langes flappe Takken lug- ae 13 tig begroeid; en getroste - paarfche Bloemen. veen, ig De Vlag is hier ftomp, de Vleugels zyn zi achtig , de Kiel heeft een plat etend byhangzel. (2) Sécûridaca met een klimmende Steng. 8 Ee Deeze, een klimmend Heefterachtig Gewas „Klimmen ie den zelfden Karthagena , in dE Kreupelbofch, voorgekomen. De jonge Takjes van hetzelve loopen in zeer fterke Klaauwieren - uit. De Bladen zyn-langwerpig. ovaal , ftomp en glad, gefteeld. Tegenover dezelven komen Trosfen- van reukelooze roode Bloemen , die de Vlag: fpits , de Vleugels langwerpig, en aan de Kiel een grooe byhengzel hebben. Onder de ‘Tienmannigen in deeze Klasfë komt eerst voor het Geflagt van Á< (5) Stearidaea Conte evet: Syst. Nat, XIL.-Géh. 852, ps MIE mi rl ve Ader Hil. tor T, 18 f. en Fruticoft Fôliis fubrotundis Sec. BRowss, ies 6) Srenridsta Caulé feandente. JeeQ. Amer, Hits 167; Te 1835 £. 35. Spärriuka fcandens, Fratu criftata & alato ; Flóté rübrot Prùm. Je. 247rf. tr. Secutidaca foliis oblongis; fpieis camofis. BROWN. Jám. IL. p. z4r, Ees IL DEEL, Vv. STUK, 430 DUEBELEROEDERIGE HEEsTEns NL A BRU s. OE ei Argia di XxX . Ans Behalve de Vlinderbloem zyn de indien mi sTuk. ‚een flaauw vierkwabbige Kelk, met de boven fte Kwab breedst, negen” Meeldraadjes; aan *t_ Grondftuk van onderen famengegraeid val boven gaapende : een neme Stempels: | “ronde Zaaden. en De eenigfte Soort Ds te vooren igypte g: ik Na dienden tot ve zing van t Jonge A veli ; d zo VESLINGIUs aantekent. len zy ook wel , hier of daar, ds Kraal aan. laa gereegen ; tot (x) Abrus. Syst. Nat. XII. Gen. 1256, Ae: bent Wad se: zn TN JN ) cifs. Sp. Plant, IL, p. rozs. Fl Zeyl, 2 nota. Tumu. Zeh TOURNF. Juf. RUuri, Amb, Voce 51e Tran Koni. Art Pe pn T. 39 5 5 kg A A met Annen aar Sommigen ‚ in pla ape Gewigt gebruik ge- es maakt wordt; doch y ons voeren zy dikwils: den naam van -Weesboontjes , wegens de, hoog: Toorn roode Kleur-met een zwarte Vlak aan ’t end, TUE - even als men fomtyds de Weeskinderen uitge, Dram monfterd- ziet, In Oostindie. noemt menze Za- zie der Meine mn zien. Eenentwintig van deeze Korrels „zo zy groot zyn, maaken een Maas zegt RumrPHius; ’t welk zo veel is alseen. Drachme of Vierde Loots; van de klei- ne vierentwintig „ en men. moetze zekerlyk , daar toe, egaal uitz uitzoeken en fifch neemen : want van de mynen bevind ik dat wel dertig in een Drachme gaan. Te vroeg meerd voegt -hy- ’er“by ‚vof door. ’t leggen op doffe plaats ‚ wordenze geheel zwart ; BEE er ook veelen onder de mynen, en wel de groote ften zyn5 fommigen van de kleinften bruin „ in plaats van rood „maar even ’t zelfde heeft plaats - in een en Tuil van de Zaadhuisjes of Weegboontjes , gelyk die zig msn mn Dit Tuilrje, waar van de Afbeelding inde Natuurlyke grootte, op Plaat XXVII, in Fig-3, is gegevens heeft men uit China- overgebragt ‚ en_daar-zitten„ behalven de gewoone rood en zwarte , ook bruine en zwarte Boontjes in de omgedraaide Haauwtjes : gelyk men ’t zelve, in myne. Verzameling, kan, e IL, DEEL, V‚ Srum. Ee3 % Ge- 439 DUBRELEROEDERIGE HEgSTERS, ur. * Gewas , daar bynaalle Autheuren van fpree- AFDEEL. ken, verfchilt aanmerkelyk van den Weegkors — XIV. Hoorp- rels- Boom of Koraalboom „ te vooren befchree- — „UK. ven *; wiens Zaaden van ’* zelfde gebruik doch — . ei veel grobter zyn » tot onderfcheiding hier ne- * u. p. vens by A vertoond, Het is een Heefter, hinder en. met taaije , flingerende, platachtige “envals dube _ belde Ranken, dic zig om Boomen, Kraiden, Staaken ‚ Takken , of doot elkander vlechten, maakende een wonderiyke verwarring, Aan deer ‚_ — ge Ranken komen gevinde Blaadjes als die der d ‚ Tamarinden, en van cene ongemee newendendeeigenfchap. ’s Morgeùs » vale de — „Gm fpreiden zy zig uit, en ’c Gewas -groenj le 5 t, fluis d 5 ten zy zig opw sèrde tegen elkander; vervolgens _ opgaat , vertoont zig op %.-allerfierlykfte bly= gen den Middag, als de Zon fterk fe openen zy zig wederom , en tegen den avon voegen Zj zig nederwaards famen pre dus den genfchap wordt kk aes Se ha Step ie en €). Moor: een komt het oee | ; | n d ° ke Ee, gers zel, rartade de BG van de Borst en Keel, als Thee pend De gedagte Zaadkorrels hebben. mede een verzas tende eigenfchap; doch, tot Voedzel £ en E gordeele menze kwaadfappig , EE Zie Ve Demn der Uigesggte Dek A: DEES EE Ar 439 teeren en Winderig te-zyn; mooglyk , omtrent UL als onze Turkfe Boonen. Zy werden , naar vv, ArrinNus getuigt „in Egypte, evenwel, ‘ge: Hooel kookt en gegeten; doch in Oost- of Wesin-FTER 5 gerukt meme tegenwoordig , ten minfte 4, Es » niet (4). j oe ore o NEA EA uitg ee R: achtige Punten, en de Vrugt een fpit{e Haauw ; zyn. voor. Kenmerken opgegeven van dit Gee flagt, *t welk zes Soorten, altemaal Kaapfe Ge= waslen, > die el zE, „bevat, als volgt. Borbonia met zeer Jmalle, Jpitfe, Hautrige Porinik Ban en endeling fe Boeman, | Eri ik e Afrikaanfche Brem met Heyblaadjes, en zeerge kleine geele Bloempjes aan Hoofdjes vergaard, vinde men deeze getyteld by Rav, Hetiseen — Klein , ruig, Heeftertje » dat de Blaadjes fmat ovaal. ptn an: van daan ge haald heeft , dat deeze fierlyke Boontjes ten alleruiter fie Per. giftig zouden zyn , zeggende, Semina pulcherrima , maxime ; offchoon C. BAUHINUs dezelven met den naam van Pifam vörulentum Chineif fchiynt te bedoelen. Den naam van Klaotrond ( mogen zy ook geenszins voeren: zy zyn altemaal meer of min Eytond, (1) Borberia Fol, Cablinearibas acutis villofis „-Capieulis ter- minalibus. Syst, Nat, Xl, Gen, 857, p. 473. Voeg. XIIIe Pp: 534, Am, Acad. VL Aft. 29, Geniftá Afr. Eritz folio, EE NEE ep on Swppl, 105, IL Di Ye STUK» 440 DUBBELERGEDERIGE Ee } NI. ovaalachtig, vanboven glad, van om Apu: “aan de kanten omgekruld heef! Ee A Zi STUK. …@) Borbonia st Lanéetvûrmige, ae zal aen » de omwindzels g Van a zyn 5 Takken aid end Kroontjes voorkomen van Bloemen éen vierbladig omwindzel hebben, K is, en gefteeld zyn , met een „Kelk en saf Ee iced ginzel is / in Es ei Der A pr Ran voortkomende , zyngeel, van buiten ruig, en Hb hebben tien Meeldraadcs , ‚ tot een Cylinder fämengroeid , mer een bbr Sb cn Haar es Barboni met Lancetvormige » welrivige, 2 Ela &uceo, 1 En an het Afrikaanfch Heller ee Spartium , van En ELYN, Begeer Bladen de Steng omvatten, ef het zou ie Hee- Sflerachtige Afrikaanfche Brem van Tourn e- FORT zyn, met Bladen als ba is. Van de eelachtige Een byna zo doeë verie Retsin. tusfchen de aangehialde Afbeeldingen- van « SBA ef Base Sas te tes ae E eeShen Deess ted En en KD Borlonia Fol. Tiedes % Mehaierviis regels imis, „Ge niks Africana frutescens Rusci nervofis foliis, TOURNE, Zaf?, G44. Spartium Afr. frutescens Rusci folio eaulenr caulenr amplexante, Cona. Hers. il, 195. T‚ 98. Ray. Dendr. 107. Frutex WEchioe _pieus Fol, Rusci is Flor. Papilionaceis, Sericeâ hageiet villofis, (5) Lorbonia Fol. cordsris muleinerviis imasscimis Hart. Clif. 494. B. Lardb- "872 Mans, 438. Gegifta Africana fru= tescens, Rusci foliis &c, SEB, Kab.L Pe 38. To24- É. 3, Planta eve he mn Ethiop. Fol, Rusci. BREYN, BREIN, Cen, Te 28 Ee e 5 HL ÁFDEEL. XIV. ese . Bi Ms: Crezata, Gekartel. de, 442 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, en de voorgaande Soort, aan. welke beiden Bla. den van Steekende Palin toegefchreeven wore gopps den, die maar-een weinig in figuur verfchillen, De Kelk is byna gelyk in vyven gedeelden * ruig met en PARE de Bloes van buiten … geheel Wollig. (6) Borbonia met Hartvormige ; vege gekartelde Bladen. De Heer Bareius befchryft. deze Soort, tot. welke door hem. de- Afrikaanfche. ard zige. Brem. „met een breed r s- yan HERMANNUS, thuis gebragt. is, om | ftandig, De Takken, zegt zyn Pd, zyn rond — en ip met weinige dunne TakjenDe Be — 4 den , die overhoeks ftaan , zyn. rond, de Steng omvattende, gefpitst, aan den rand Re met regte Stekeltjes , een Digg lang , uitgebreid ven glad; de. Bloemen Bol, Di gefteeld „ vaan Haairige Trosfen vo si ER zyn ook van. buiten ruig enshebben de Mee- draadjes, alle tien , insgelyks tot één Lighaam } famengegroeid, ‚Dit Ln, te - een Dé En En algemeene, Ken wel het in de meefte ein tet … SP AR (6) Borbónia Fol. Cordatis maulcinerviis crenatis. Fret Zthiopicus leguminofùs , Fol. Ruscí majoribus in Ze 0 zatis fimbriatis. PLÈR. Afm, 159. BERG. Cape i9h Cin de Geflagten van Nis/olia, “Prerscarpas, Bn 1) Prada „onder de noomen befchreeven: ia die vaa vi d | 2 QEEA B BERNER KET iK SPARTIDM, Priemkruid, UI In dit Geflagt is de Kelk nederwaards ver Ei __langd, de Meeldraadjes Kleeven aan % Vrugt oren __beginzel: het-heeft een op zyde zangegroeiden „Dia bel Stempel; die van boven ruig is. _Het bevat zeven Soorten met enkelde en zes met drievoudige Bladen, of drie Bladen-op een Steeltje. De meeften hebbenhaare Groeyplaats e-one ars rde fterachtig. # Û Priemkruid met ronde Takken, de Bladen 1. yerhoeks Far Vlakkig. Tot deeze Soort is de Heefterachtige Afris kaanfche Brem , met Ímalle Vlafchkruid - Bladen blaauwachtig groen zyn, en geele Bloemen, van Doktor SaErRarp, t'huis_ gebragt. * Gewas is Heefterachtig met lange nier van Bloemen aan *t end-der Takken, en groeit aan de bied / | (2) Priem- Pla, hin Abrus, Spartium, Ge Ae E tt Borbo- nia, Ulex » Ebenus, oei % de | de tien jes amengegroeid. {1) Spartium Ramis teretibus , Fol. alrernís Filiformibus ‘Bafi contaminatis. Syst. Nat. XII. Gen, 853. P. 474. Vig. XI. p. 535. Mânt. 268, Genilta Afr.' Frutescens , rol, Linarte , anguftioribus glaucis Flore lateo, Raj. Dende, Mete Ue Daris 9; Sr Ds - EI Sepiarigm. Draadige uni. neem Kiesachtiga 444 DUBBELBROEDERIGE Heesreas (2) Priemkruid met ruuwe Takken, de. hen. __ fte Bladen digt, by één, en Drang zE eld was, heeft Keitheeide Dries der dei Duimen lang, eenkleurig metde Ta zuk Jang en fial ‚ plat, met veer ‚van Zaadens ‘de Styl opklimm wagen geknot en GRS A TAD EL lin en 3 Deeze is ‘algemeen, in de: Kruidhoven : hes kend , onder den. naam van Spaan/che. Brem Ed zen in ’c Franfch Genét- &Efpagne ‚ in ’t-Spaanfch iden Se Hiniea ‚en „Fniesta, in ’t Engelfch SpanishsTUEe Broom. Zy-maakt ech Gewas vans agt of tien gj Voeten hoogte » dat uit,een taamelyk_ dikken Stam-veele dunne groene. Rysjes, die rond zyn, uitgeeft „ aan welken hier en daar, zeer en» keld, Lanen Blaadjes v vourtkorpen en Goudgeele Bloemen-aan 't end der Takken, zo groot en fraay „ dat men het dikwils gebruikt ering det ijoemhgven. De Zeep paar Linfen Bene Zaadies , doch Ener In kragten komt het overeen met de gemeene me bren u doch heeft IEEE: fterker. In ve Italie en in „de Oofterfche pe sereen er Wegen , in Haa- gen en Kreupelbofch , niet ongemeen. — (4) Priemkruid met geftreepte Takken, zyde- _1v, lingfe Trosfen en Lancetvormige Bladen an"? “Deeze Soort is op drooge Velden in ‘spanje tdi Waargenomen door Crusrus. De Sweedfche Heer RRREK merkt Ds he Ee op ’t SEE. Mofo Ran an: __Schier- ere, (+) Sparrius Ramis-ftriatis, Rabais lateralibus, Fol. lan- ceolatis. Sp, Ram. angul. &cs Hort, Clif. 356. R. Lagdb. 370..SAUV. Monsp. Go, OSB: Itin, 37. Sparium tertium Flo- re albo, C‚-B. Pin, 396, Spart,-3, Hispanicum. Crus, Hift, is ‚A03 Spart. 2, CLUS, Hisp, 204, L. Dt: en, JI. AFDEEL: XIV. 246 DunAFLEROEDERIor Hegsrins Schiers Biland van Kadix, bytia geheel bedekt Ee pynde met een fyn wit Zand , ongemeen tiert Hoorpe niettegenttaande men aldaar aauwijkt eenige pe Bee | Spbarieaid “Rondzaa- EE: andere Planten, behalve deeze en het Kruiperis PME de Stälkruid , vindt, De Spanjaarden noeme _ haar Retamat. Zy groeit ‘er meer dart eens Mans langte hoog; dienende dus de Bókkén el Zwynen tot befchütting tegen de brandende — Hitte der Zon, terwyl de eerften ook dé gtoes ne Takken eeten , en men gebruikt dezelven om de Moeskruiden , die ter Markt komers — daf Bosfèn te binden. Bovendien belet hetzek ve de verftuiving van het dfooge, Beld if ; en verfiert de dorfte Velden doof ) dik, Afchgraauw van Kleur s ge Taken jes zyn gron: de Bladen gliifteten els Idee — zi de jonge zyn Lancetvormig ‚de oudeft flot per, van. vooren eem Weinig gefplecten eer geboogen. De Bloempjes komen in ontener mefiigte , Klein , wit „met roode Kelkjes en 6) Priemkruid met ronde Takken, de Dei d _ongefieeld, as deren Van deeze is thans b dere Soort ge | Á een byzon mt, 6) Sper Karnis tereribus „ Fot ee fabtus pubescertibus, Mant. sj1, Spat, AUT ese fm. Semine Reni fnili. C. B. Pas: ne fpharolebium. Ren. Sp. 35e T. #3 Spat, ! 293 Spat, 2. CLUS, Hit, I, p. 193. DráDEEs rra 4 mâakt , dië maar de -voofgaande veel gelyke EN doch bovendien de Bloemen geel heeft. Z verfchilt evenwel veelin grootte, als den Stam Hoorne ‘doorgaans maar een Elle hoog en cen Daimt*Tum dik hebbende „met een ruuwe Schors en veele „2e ig die doorgaans Bladerloos Zyn „ komende de Bloemen ri Huisjes rammelt, doorgaans enkeld in ieder Haauwtjes Hier van is de bynaam der voors re lk die de Zaadhuisjes en het ì en KIC DE: S Vv, Bee woordige groeit in Zandvelden , op ver- fcheide plaatfen van Kaftilies— (6) pam mek ronde grip Tien, vr. Bladen Lancetvormig , Jona ongefteeld Te ag 5 ruigachtig. zenden "_Deeze is Purgeerende Brem genoemd geweest „ en groeit op drooge , Bergachtige , opene plaate fen , in Provence, Het is een Heefter , met sane Takken „ die aan de enden Bladen en Bloemen tevens wigeeft De Bladen zyn Acet vaal, ongefteeld Flaweelachtig. korter dan de en een (6) Spartiam Ramis teretibus flriatis, Fol lanceolatis , fubfesilibus pubescentibus. GER, Prov, 480, Géfiifta purgans, Sp. Plant, 999. Genifta C£. Dae Parga, J. B, Hil. L, PV Tounns. Juft. 6 in Daan. V, STUK, UL ArFpEÈL. . 248 DurPELEROEDERICE Henstra een tweelippigen Kelk hebben, de Meeldraadá jes allen famengegroeid, den Stempel Haakigs Hoord- het Haauwtje langwerpig , fämengedrukt en _ Vils Scorpiuse Doornbla- Takken, de Bladen Eyrond. ge. STUK. En man Haairig. De Takken zyn ongedoornds zegt de Ridders; ’t Is waar; dat het Gewas geen. — weezentlyke Doornen of Stekels heeft; ges Iyk andere Soorten van Brem hebben 4 tmaar- de enden der Takjes vertoonen zig als Door- nen ‚ en hierom is het onder de Stekeligen gee een geweest. Van eene byzondere of uits muntende Purgeerende hoedanigheid, in hee zelve; vind ik nergens geme ld Te C7) Priemkruid met zütgefpreide gedoornd | Deeze voert wegetis de ongemeene Ë heid-den bynaam. De Takjes van het pees „Gewas ; *t. welk een klein Bofchje maakt v ongevaar een Elle hoog ; verdeelen zig in Ste ceze wederom in Kleiner zerk hbe ld zech pioen, Eberle met zynen he De ver maarde Crustus heeft het in er Gin. Prov. 480, GARID, Aix, 204. D tapper?» Na 48 ley waargenömen , zynde van ällen de Bloemen , ll Arpzard geelachtig en naar die van Brem gelykende, xv, Hy begryptze: allen onder den naam van /s- Hoorp- . palathus altera, die 'er van de Liefhebbers der „en Kruidkunde;-zo-te Salamanca als te Montpel-grias lier, aan gegeven werdt. Aan den voet der sel Bergen een derde Soort , die ruig van “Takken was, welke men Hallada _ hoemde. De Bloemen van de eerfte , met Sui- Ker geëest , Werden, zegt hy, in Spanje, tot herftelling der vervallen kragten gebruikt. Deeze is in, Languedok. en. Provence, ‚zo. wel als de 5 î op Zy worden al- daar Argielas geheten. (8) Priemkruid wi enkelde en drieveïidige v Bladen, de Tr Kler zeshoekig, aan den tóp ‚4 Argal Bemdjaagend Hoekig Drie Ribben » van ieder Blad afkomftig 5 | loopen langs de Takken heen, % welk dezelven in deeze Soort zeshoekig maakt. Tours E- rom heeftze in de Levant gevonden. id {o) Priemkruid met drievoudige Bladen, Rys- xx, achtige Takken en _zydelinigfe dubbelde Sen, Knikkende Bloemen, Vanbreids (3) Spartiam Foliis Golitaciis ternatisque „ fexangula- Rbus apict Floriferis. Spartium Orientale Ep iik com. preslà et annulatâ, TOURNF. Cr, 44 (5) Spartium Fol, tern. Rans Virgatis „ Flor, fateralibus geminis cernuis. Cytifus Lultanicus Medice folio, Florib ia Foliorum lis, TOvans. Iuft. 648. ss F£ u. DEEL, Vv. Srus. 450 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. RE Van deeze , die-Portugaalfche Cytifus doot AEDEEL; Jen zelfden Kruidkenner getyteld was, zyn de rn Blaadjes ftomp Eyrond , byna gelyk, van on- STUK. deren ruigachtig: de Bloemen groot, len , hoog geel, nederhangende, met een zen achtige Vlak op de rug van de Vlag getekend, (ro) Priemkruid met drievoudige Bladen, dt Tien. mannige, x. en E ar Blaadjes dubbeld gevouwen , de Takken en ongedoornd , neerhurkende;, gn met rude „we Haauwtjes. Hier wordt cer Gewas bedoeld, a Tree de Cytifus is by- Crusrus, door hem zeer fraay afgebeeld. Hy vondt hetzelve in Span je, en het groeit ook in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, Hy befchryft het als een Hee- fer van twee Ellen hoog, met witte Rysjes, die dun en Takkig zyn, de Blaadjes grys € altyd famengevouwen , zeer bitter; de aan den top der Takjes, buiten t Loof, G geel, waar op Peultjes volgen die zyn, met een omgeboogen punt, Ze ed als bezet zynde met ftompe , Iperen DE ftel . Haairtjes. _ (te) Spartan vol, term, Foliolis cola eef 2, Crus. mt ne el NE p DiabdEereriia 45E Cri). Priemkruid met drievoudige en enkelde Wis Bladen, de Takken hoekig en ongedoornd, ADERS Deeze is onder den naam van Gemeene of krik enkel Brem „in ’t Franfch Genest, in t En- gelfch Broom , in ’t Hoogduicfch Genfter of sepsriaa Ginfler , Hekend, Men zouze Bezem- Brem uee. kunnen ‘heeten , gelyk de bynäam luidt ; om dat haar Rys dikwils van de Boeren tot Bee zemen gebruike wordt , en hierom noemen de Spanjaarden haar Soohas. De natuurlyke ee is niet alleen in de Zuidelyke dee- |, maaf s tot in SWwee- den. ;, Eh in neel Duitfchland, in Vrank- s Tyk , Engeland en de Nederlanden ; vindt » men het zeer menigvuldig, inzonderheid op 3, Zandige , fteenachtige en dorre Velden, (zegt ‚> Rav): hoewel Crusius, dat te verwon. » derch is, geen blyk van dit Gewas, van s zelf groeijende ‚in Ooftenryk , Boheme of 3 Morávie , heeft kunhen vinden” (*, Zy groeit Heetterachtig, dikwils eens Mans langte hoog , hebbende dunhe Houtige Stengen. met veele ad Brit. die zig wel verheffen , as ee | Gt) Daite ternatis Eine » Ramis inerm:hus Angulatis, ORD, Dan, 313. Hort. Cliff: 356. Rs Lardh. 3-0. Fl. Saec. 589, 633. GORT Belg. 203. Genta angolofa & Scoparia. C. B, Pin. 356, Genifta. Doo. LóB. &c, GOVAN; Monsp. 356. GER, Prov. 4î1. Cytilo- Genifta Scopâria vut. Eris. TOURNE. Inf. 643 €) Zie crus, Bip. ses Hift. pe 49. fs MN. Daar, V‚, Srum, âs2 DonstrEnórpenick Hesdin, UI _ doch zeer ligt buigen laaten, bezet met rond- ek: DEEL achtige Blaadjes , en kleine geele Bloempjes Hoord- draagende , waar op. taamelyk groote platte STUK. jJaauwtjes volgen met klein Zaad. „Deeze Brem heeft geen nadeelige Eigen: ' fchappen. si De Bloemien , verfch geplukt, zegt | „Loper, eet het Gemeene Volk van Aver. „ne en Aquitanie , in groote menigte, voor „> Salaad. Dezelven, naamelyk , zyn zeer lief. sa’ lyk van Reuk en. Smaak. … Ja,dat meer is, „, in Brabant worden de ingezoucen Anoppe > met Olie en Azyn, even als de Kappers ss en Olyven „ voor een goede Verfnapering „> gehouden: want men meent, dat a „> alleen het Hart verfterken en Appet ss ken, maar ook de Verftoptheden hd », den Steen brecken. Met een Afkookzel van „>het Zaad kán men, wel is waar, doen brai „> ken „ doch , hoe veel Zaads ‘men ook neme, „> zal ’er niet dan een gemakkelyke Braat » even als door Radyzen, Vsgen of Olie, „> ontftaan” (%). dk XI. Ke) Priemkruid met ht Radiatum. gefteelde Blaadjes, en le SE wine E Geftraalde, (*) Loner Kraidiek, blad: (12) Spartium Fol, ‘ternatis monies & oe Spart. zquicolorum minimum EEn LT, 295. Genifa radiaca âr & x ZA, Lp. AES 4 ik: ED ta per ner IR - de Takken ma ee) elkan- 4 eo. s | N ATDEELà XIV. De Gele of Gefternde Beten: orders el , he rd Geliende heeten, is een fchoon , nen as „ Plantgewas. De Steng, die enkeld is, ver= „y-deeld zig in drie Takken, en decze weder. » om twee, drie of viermaal in anderen, wel- red s driedubbeld zyn, met Leedies van s, twee Duimen lang, geevende van ieder Knoop ‘ zes Bladen uit, die Kranswyze om het Tak- „ je ftaan „-gelyk in hee- Walftroo of Kleef= ‚‚ kruid „ doch breeder dan die van het Wal. »Átroo. en zagter, gfys en ruig, zo wel als kr ch Bede Plant. Aan ’t end der Rysjes ‚die zeer teder en hoekig zyn, komen gede en rees ‚ naar die van de Brem gelyken- 2» de, digt by elkander voort, zo ik het wel 5 onthouden heb. In de Hiftorie der Planten ‚> van-Lyons noemt menze. Genifta. Ilvenfis’ Aldaar wordt gezegd, dat dezelve op *t Eiland Elba , voor de Kust van Toskanen leggende , groeit , (*) Deeze ne is, tzy men periclis leeze, gelykein Sp. Plant. of periolatis , gelyk in ‘Syst, Nar, Ed. XII, en Vig. XIII. „my duifter; want Fojia periolata zyn Gefteelde , en Sesflia Ongefteelde Bladen , (Phil, Bot, p. 233.) van waar kemen dan de (Pezioli) gladfteeitjes in deeze Soort? Ff g MH DEEL. V. STUK, à 454 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, groeit, en in Bloem en Vrugt overeenkomt met de gemeene Brem. En 13) Priemkruid met drievoudige Bladen en hoekige gedoornde Takken, Dit Gewas, dat in de Zuidelyke deelen van. Europa, op Steenachtige plaatfen , aan de Zee- kust groeit, is in de openbaare Kruidhoven ber kend , en onder de naamen van Cytifus, aac cia en Aspalathus , by deze en gene À ren, befchreeven geweest. Het heeft, naame- Iyk, in de gedaante iets, dat naar alle die Ge flagten zweemt. Volgens Rauwork onm het ook op den Berg Libanon hese at” Ri ek GENisTa, Brem. Een Kelk met twee Lippen, die in weetn. of drieën verdeeld zyn : de Vlag langverp B, van den Styl en Meeldraadjes nederwaards mr geboogen. Dus zyn de Bme id er zi ne ô opgegeven (*), AE () Spartium Fol. ternatis , Ramis angulatis /P PE ik GRON. Orient, 112. Acacia trifolia. C- B Pin. 592 Govan. Mp aat 8 thus fecunda trifolia. J. 6. if, 1. p. 375 356. Cytifus fpinofus. TOURN:. Inft. 648. A “eg 753 der Kenmerken flaat Piftilfum deprimens Carin Plant. Carina reêfa. Men zal het misfchien zo moeten id pen, dat door den Styl en Meeldraadjes de vlag van de afgehouden en dus agterwaurds omgeboegen werde Dr a PEIL PH EAT SAIS Veertien Soorten komen ’er in voor, waar, Il „ÄFDEELs van tien gedoornd en vier ongedoornd zyD5 xv, meestal groeijende in ons Wereldsdeel of in ae de Oofterfche Landen. (1) Brem mot drievoudige : ‘wederzyds Tuig: Gn pa z achtige, B en hoekige ‘akken, ee Des voert den naam van Kanarifche, om Kanarifche, dat zy uit Zaad, dat van de Kanarifche Eilan- den gebragt was , in Europa is voortgeteeld. Men betrekt ’er toe den Eerften Cytifus van Crusrus,i in Spanje groeijende, die fomtyds ter van een Boompje opfchiet, welks Stam geel Hout heeft met een zwart Merg , zynde de Schors der ‘lakken witachtig en de jonge Takjes geheel ruig. De Blaadjes komen drie op een Steeltje, en de Bloempjes Aairs- wyze aan ’t end der Takjes voort, geel van Kleur ‚waarop Peultjes volgen als die van Brem, maar ruig, met kleine zwarte Zaadjes, De Wortel is Houtig en fpreidt zig naar ver- fcheide kanten uit. | De (a) Genifin Foliis teznatis utrinque pubescentibus angulatis. Syst. Nat. Weg. XIII. Gea. 859. Pp. 536. rg p. 474 H. Cliff. 355. Mat. Med, 3474 R. Lugdb. 371. Cytie fas minoribus Foliis Ramulis tenellis viltoûs. C. B. Pin. 390, Cytifus. 1. Crus. Hifts 1, p. 94. B, Cytifs Canarienfis fem- pervirens & incanus, COuM, Horst. 1, p. 103..T. 52. Cyt. Can. Fl. candido & EE SEB. Kab, II, Ps. T.4.f. 6, lar PLUK» 7. Cyt. Can, on. 128. T. 277. £. € MN, DEEL, V, STUKe II Ape moors: in rd Roozen- Hout. 456 DuUsBELEROEDERIGE Hersens, De Kanarifche -Cytifus , uit Gene aange haald, fchynt van een geheel andere natuur te° zyn, als dunne fliertige Takjes hebbende, die, langs den Grond kruipen „ en zig fomtyds maar. “een Voet hoog met de Bloemfteeltjes verhef. fen. LiNNaus of de Heer M urmav zegt | van deeze Soort: ;, de Bladen zyn flomp Ey- ‚… rond, eenigermaate gefpitst , wederzydsruïge se achtis doch die by de Bloemen svoortko- » men byna ongefteeld en zeer klein:-de Kelk ss in drieën gedeeld 4 met de vonderfte Slip «> drietandig : de- Aairen van vyf of zes Bloe- men: de Haauwtjes achtig ruig + de Bloee — >» men fterk.van -Reuk.” et ed 5 Het algemeen bekende Lí of ; Rofaceum, inde Apotheeken se en gemeene ; lyk Roozen- Hout , wegens zynen zeer aange — paamen. Reuk bvna volmaakt met dien der Provence „Roozen overeenkomttig» geraamd ; RE wordt de Wortel geacht te zyn- van een Ger gelyk Gewas. - Het plagt eertyds. Pie a | landen Rhodus en Cyprus , in Dn e Zee, te komen, en kr en dien het nog on eed wordt het ons meest van de landen en uit de Westindiën Ber va migen. verzekeren, dat het de Wortel 4 den Kanarifchen Cytifus. Het is ge6 met bruine” of Rosachtige Ee ne: Dir A DE en Bs elleenlyk wezenaiië: fierlyke- marmering van TR Kleuren dus genoemd, en tot het keurlykfte AFDEELe Schryvowerk gebruikt wordt, wel onderfcheiden, Hoor. » ‚Het andere. dient meest tot het ftooken vanSTUK.. Roozen-Olle, die uit de eige ie Roozen zig", | nauw uwlyke | té bekomen is. Le ( he 6 a) Brem met drievoudige van andelin Haai, AN _ rige Bladen; de Bloemfbeeltjes- zydelings ,7Witachti- „ meest vyf Bloempjes hebbende en gebladerd ; ee de Haauwtjes ruig. De Groeyplaars. ij AC deeze Soort, is in angùedok ‚ Zy gelykt naar de voors Sande veel , maar heaft de Blaadjes grooter, ovaal, van onderen ruigachtig eu aan beide en= den (ends de zyd- Takjes kort5 de Kelken en drieën gedeeld ; de Bloemen Reukeloos : Blaadjes , die by de Bloemen groeijen, ia en naauwlyks kleiner dan de overige Bladen van ’t Gewas, waar van de Takken hoekig en Haairig. Zyn. ee ai 3) Brem met drebiudike ; iealde ‚ l- _u ni-y es he den de quef , hiefutis, steak Iv. p. 284. Cyt. fi. lateralihus , Fler. hirfatis, Gale ereto ftriato. SAUV. Monsp. 191. Sp. Plant, Te p. 740. Cy- tilas Monspesf, Medic folio Sc, ToURNE. Inf; ad zal flv. candicans. C@SALP. Plant, 113. GOUAN Mansp, 3 (3) Genifta Fol, ternatis fesfilibus-linearibus fuhtus geer) cise Cytifas Argesteus Linifolius Inful. Stocchadum. Touans, duf?. 648. GER, Prov, 435, GARID. Aix. 1476 Pf s Me DasL, V. STUZe 458 DugBELBROEDERIGE HEESTERS, niaale , van onderen Fluweelachtige Bla- den. HoOFD-__Decze heet de Vlafthbladige verzilverde Cy- Timaan: tifus van de Hlieres- Eilanden'by ToOURNEe “je FORT, en deeze Eilanden leggen by Toulon, voor de Kust van Provence, Die groote Kruidkenner hadtze zelf op het grootfte der- zelven Porqueroles, en op het Ooftelykfte „ Titan genaamd , gevonden ,„ zo GARIDEL aanmerkt , hebbende het Gewas Jang in de Tuinen by Aix gekweekt, tot dat het einde- lyk in ’t jaar 1709, door den {krengen Vorsts,. _fneuvelde.__Het zou ook in Spanje. grocijen volgens ALTSTROEMER, enin de Levant, Het is een Heeftertje met knoopige Takken, getand wegens de afgevallen Bladen; de Take ken bladerig , hoekig, regtopftaande , Naad met Trosfen aan * end, van Bloemen : der Akker- Brem en ruige Haauwen, Iv. (4) Brem met Wliezig tweefnydende gesrich. polakidge, — _te- Takken; de Bladen Lancom B rond. Op Bergachtige plaatfen ‚ inde Zuidelyke deelen van Provence , groeit deeze ge Genifiella, TOUBNE, Jnf?. 646. Tab, PEEN GS | Ed # BTA DELER Rae GP Gerarp. Zy is,om het zonderlinge Gewas UE aan te toonen, door TOoURNEFORT afge- xv, beeld. Men eren ook in Pannonie,-dat is Hoorp. in een gedeelte van Neder - Ooftenryk » Vel maa gens CAMERARIUS, die 'er mede de Af-dria beelding. ‚van geeft. Het aart niet veel in de Tuinen en__ groeit naauwlyks een half Voet hoog. €5) Brem met Piiezig arsekantiges byna ge- wrichte Takken; de Bladen driepuntig. Trike: Deeze, door LoerLing in Portugal waar Diet , geleek veel naar de voorgaande , doch was in alle opzigten grooter , en de Vleugels der Bladen liepen in drie Doornen uit, zynde de Haauwtjes bekleed met een witte Wollig- heid, | (6) Brem met Lancetvormig gladde Bladen, vr, ven geftreepte ‚ ronde, regtopfbaande Tak- Tal Dit is het Gewas , dat men gewoonlyk Ak- ere 646. Chamz- Genifta Caule foliato, C. B. Pin. 396. B, Ge- miftella fruticofa Lutaaica anguftifdlia. TOuRNs, Taft. 646. (5) Genifta Fol, lanceolatis is, Ramis flriatis teretihug Fl, Suec. Gm od en Tinâtoria Germanica, C. B, Pin, 460 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS; Pr ker- Brem noemt ,*zo wel in de Noordelyke als xiv. in de Zuidelyke deelen van Europa, en inzone ron derheid „ín Duitfchland gemeen, “Men noemtze pe in Italie Cerretta- of Braglia , in Vrankryk; tin « Genifle of Genet ; in Engeland. Greénvead of Dyers Weed, en in Duitfchland- Hedenfchmuck of Ferbblumen. Deeze laattte benaamîing, met die van Flos tinêlorius overeenkomftig, zy» wegens de Kleurende eigen{chap_van ha geele Bloemen , die van de Verwers.g worden , om met het blaauw nn ai groene Kleur te maaken. „blyft laager dan dD Driebladig zi Se groeit ook zo regt niet o hangende „ of tegen ander Gewas {te begroeid met veele dergelyke Blaadjes. val 7 ain Spaanfche Bremt, glad-en. groen, » Op *t end 45. der Takken komen Aairen van Bloemen: die. geel en fraay zyn, waat Op zi 5 Haauwtjes volgen als in de andere.” Sd In de Geneeskunde maakt men zo wel ven * aiedz, Bene ‚Brem , “hier voot bé wenn Den É, van haare Kruidige Risi zeen chef ke deze als van “gene gebruik, hoewel het eigent ob plgze Iyk deeze fchynt te moeten zyn; Men paBre te houden voor een witmuntend, Midde: (68 de Miltzugt en ’t Graveel; als. ook. te ftoppingen van de Lever. De- Bladen, £ en Foppen , in Weyn of pr wel als het uitgeperfte Se var van on: tyds dienftig bevonden egen En a S Or Á poet vem abn Het Zaad heeft eenvpurgeerende- hoedanigheid HS en de Afch van-Brem is aangepreezen als by- An zonder kragtig=ia hét afzetten der rorige NE Stoffen door de. Waterwegen, Sommiger merken aan, dat de Akkêr - Brem, aria, Dem in % byzonder, ‚ den. Melk ee Kocijen „diedaar — =* de zo wel als Boter € en gn van komende, bitter maakt, In ops Land ‚heeft menze weinig, zynde hâare Gfoeyplaats, = door den Hoogleeraar pr GoRTER, alleen- Iyk by den Ouden Ysfel , in Opper- Gelder- lang „aangetekend ; terwyl men, de Bezem. Brem; er voor befchreeven overvloedig in Zandige Peelen van de andere Provincien , en zelfs in Zuid en Noord - Holland „ aan den Duinkant # _Op de Wor t is, van Ì beiden, groeit de zogensamde Brem- Raap „ een Soort. van Orobanche , vervolgens te befchryven. (7) Brem met -Lancetvormige gladde Bladen vu. en gebyke , ronde , regtopftaande Takken. Sorte “Deeze gelyke maar de voorgaande , zegt de ‚ Ridder , maar de Stengen zyn niet gevoord of hoekig en _naauwlyks geftreept : ja in het ge- heele Gewas heeft geene ruigte plaats, De Bladen zyn een weinig fimaller ; de Bloemen zeer ver van cen‚ in gepluimde- Aairen. ®) Brem fe Lanceolatis hate amis agv ten is, Mang. sj S ID. DEEL, V. STUK. 462 DUBBELDROEDERIGE Hegsting HL. (8) Brem met Lancetvormigt Fluweelaëhtiëì Aan Bladen ‚ de Takken geftreept ‚ rond: de Hoorp* Bloemtrosfen over ééne ayde. | STUK. …__ Deeze, die in Spanje voortkomt, wordt doof Breen den vermaarden Crustus aldus befchreeven. Tot twee Ellen hoogte grocit fomtyds deeze Heefter op; met een haakten Stam, zonder Knoopen , regt, ech Vinger dik, van buiten met een witachtige Schors begroeid; van bo: — ven zig verdeelende in veele tedere broofche Takken, welke met menigvuldige Blaadjes als die van Vlafch of Thymelea verfierd zyh. Van boven zyn deeze Blaadjes groen, van onderen grysen byna Zilverkleurig, in Smaak eerst op de Tong en een weinig famentrekkende , vervolgens bitterachtig, De Bloemen, aan de toppen der Takjes Aairswyze groeïjende, ge“ lyken naar die van de Duitfche Akker en zyn geel, Het Gewas in En eee voor ’t Gezigt. ix. (9) Brem met Taisen flompe od nie nt eem bggende geknabbeld St — Di (8) Gerifte Fol. Lanceol. sericeis , Ramis kras ee bus, Racemíis fecundis, Genifta Tindtoria Hispanic! Er EI gint. Frees For, incanis, C. B. Pin. 305. 9) Gerifta Fol, pat, ze chenin cie iedee cumbente. #1, Cif. 355. Fl, Suze, s33 „635. Eee nifta Kamofà Fol. Myperici. C. B. Pin. 395. Chamz- Ger ji dhid, Chama. Genifta me caneen Eee Dt A DEE Polti As 403 „Dit iseen lJaage Brem „ die deswegen den, Mi paam van Chame» Genifta voert Crusius, roe zynde van hem in Opper- en Neder-Ooften-Hoorp= ryk waargenomen . „ doch ook voortkomende?” &s-= ìn Duitfchland en de Zuidelyke deelen vagria” Vrankryk. Zy is zelfs in Provence, op dorre plaatfen , zeer gemeen. Men vindtze Takkige Bren met Bladen van St, Jans Kruid, by B au- HINUS, getyteld. Het is een laag Gewasje, van veele Takjes, die uit hunne Knobbeltjes Blaadjes uitgeeven , welke langwerpig zyn, als die van de Akker - Brem, en zodanig geplaatst , dat fommigen onder * Landvolk in Ooftenryk, aan den kâant van Hongarve , hetzelve Gelbe Klee , dat is Gecle Klaver noemen, (io) Brem met- Lancetvormige ap. de kant se, Á haairde Bladen, -de Takken neerlaggende pee geftreept ruig. Deeze is door den vermaarden Tournee. FORT, op zynen SEEN Reistocht , waar- (rx) Brem met enkelde Doornen; de bloeijen- XL. ne derngeliene. (ro) Genta Fol. Lanc. eend Ramis proftratis pilofs. EE Fol, fubt, ad oras pi. lois, T: (11) oem spin. dennen. an Ramis Floriferis inermibus, Fol. lanceolatis, H. Clif. 355. R. Lugdb. 371. Genifta m minor 464 DuBBELBROEDERIGE HEESTERS de Takken ongedoornd ; de sal Bas cetvormig. >” Deeze groeit niet alleen in toil: op Zaan vogtige Heijen , maar komt ‘ook opde Hey- “een Heeftertje van ruim een. Voet XII. - Velden van veele Woudplaatfen in Vriesland, als mede omtrent Harderwyk , Naarden, U- trecht „ Zwoll , en elders in ónze. Provinciën voort, zo de Hoogleeraar DE GORTER aans tekent. Men noemtze by òns Stekende Brém of Katte- Doorn. BAUNINUS befchryftze als te, — ‘Tond van Stam met een roodachtige Schors Ri hier en «daar met Doornen ‚ doch yl, ee pend, in kleiner Takken verdeeld , aan $ rondachtige en langwerpige Blaadjes, met EE d f Doo ed € fen daar tusfchen en kleine geele glt = als die- van Brem. By Orleans, iù en hadt hy ook zodanige Brem ve (2) Brem\met famengeftelde ri | ret Dlotijende Takken ongedoornd 5 Duitfche. Lancetvormij. É “Hier wordt de Gedoornde Brei; „die en Gaspeldooren noemt , bedoeld, welker 5 plaats , by ons‚-op den Muider- „Berg nl getekend. Sommigen hebben deeze met de voorgaande, waar van zy | door d 4 Winaar: nr dns, zen en sol Fol. lanceolatis; A, Zuzdb, 371, GOET. Pempt, 659. Riv. np 67. wr ei En „ # ek O* D. Nn) EckitrE TAKT "aês pier van Grocijingg de-Bladerloosheid , waarin, ll zy meest, verfchypt „ en ‚de Doorens , die et EN elkander fpruicen,. aanmerkelyk verfchilt,- — — Hoorps „STU Ke iss (13) Brem “met “dubbeld amiigetede Ì Door-_ xur ners dé blotijende Takken ongedoornd; de sp haine: Baden ral en Haairig. Behalve de voorgaande, groeit Ek ‘deeze in Janguedok en' Provence overvloedig. Zy wordt Kleine, Gedoornde, zeer ruige, Spaanfche Brem; d van C, BAuH1 Nus, zyndeeen Hee- ftertje. van naauwlyks ecn half Voet hoog: —G9) Brén met ein kruislingfe Doornen. Tot deeze ‘wordt dè” Pwekdes’ Scorpioed: enss Een Butt van-dien Autheur ®htfis gebragt, welke van hèm nérgêns*"dän op de Héüvéleh in dé nabuurfchap van ‘Gfanada in’ Spämje Was gezien „ wordende “aldáar Molino géheten by de Inge- getenen; “De hoogte van't Gewas’ was zelden, meer dan een Voet ‚ madkendes’t zelve eén dige (23) Genifta Spin. decompofit itis, Ramis Floriferis i inerrai is, Fol. inor Pe 400 ch. Pie. ási. GOUAN. Es 357 . (14) Genifta Caule aphyilo ; fpinis decusfatis. Genifiá- fpartium fpinefum minus, 6. B. Pin. 354. ‘Scorpius, 2 CLU . s Hip. p. 5 ed J. B. Hift. IL. P. 403. „mert Enis Ge Jd IL Wia; Ve STUK. 6 of A66 DURBELBROEDERICE Hererens; BL digt Bofchje van gedoornde Takken, aan wel. ee ken de Doornen in * kruis geplaatst waren, ’ Boorp- beurtlings twee tegen elkander over; zynde het pe Loof met een digte Wolligheid beid. zo wee * dat -het zig als vol Spinrag vertoonde, hebben. “de kleine korte Zaadhuisjes of lieven Zaaden als Erwtjes (*). AsPALATHUS Dit Geflagt , waar van het getal der Soorten pegen-en-twintig is, bevat byna altemaal Aftie kaanfche of Kaabfche en maar énige weinige Indifche Planten, De oude benaaming van ee Bs palathus ‚ Welke op her Hout. van dien set Naam geen betrekking heeft, is ers. _mooglyk in navolging van Cr usrus, wiens Aspalathi ‘er echter niet toe betrokken zyn, aan geren “ven, De meeften waren te vooren, ej genoemd en zyn_alcemaal Heefterachtig. ME hebben de Bladen Bondelswyze uit één Krop je voortkomende, 't welk tot een gemakkegnt onderfcheiding dient, B (*) Deeze Soert zou dan £ "de dan het Kenmerk , ten opzigt van de zaadjes ee fe „Geflagt in Gen. Plant. opgegeven ; naamelyk. en Hrorsaden ea is een RIE Haauw: zenwyl me Zandhuisjes of Haauwrjes Hebben : des il ik be ie ged.gte Kenmerken daar op in ’t algemeen t Zenderling is *t ook, dit ‘er maar een enkeld, zi, à endé De opgegevene „Kenmerken zyn; een Kelk, in vyven gedeeld, met de bovenfte Slip grootst : Be | een Haauwtje dit ‘Byrond., of langwerpig is, Hoorod bevattende weinige Nierachtige Zaadjes, guoSTORe ke Aspalathus met zebondelde naakte fmalle peen Blaadjes, die rondom een Knopdoorn ffaan, » Pig Jpinofa,, Dé aangehaalde van den geleerden Breust op deeze. Soort, is een Kaapfch fterk gedoornd . Heeftertje ; dat de kleine Takjes grys heeft , met fpitfe Doorntjes van een half Duim lang , ns {malle „ groene. Blaadjes omringd, die-van tien tot dertien uit ieder Koop voortkomen , gelyk inde Lorkenboom, geevende een of twee Bloempjes uit, waar op fpitfe Haauwtjesvol- gen, van een half. Duim lang ‚-die grys zyn; bevattende drie of vier geelachtige Zaaden (*) (2) nn: met gebondelde Draadachtige ige iik … € nae ze Mi en: a 54 zen AN WE ien Bd DEALS Dee emg ‚() Aspalathas Fol. Fastiedlatis Tiesribns nadis, Sp'nam Gemmaceaim ciscumftantibus Syst. Nat. XIl. Gen. 860. Pe as Vege is P. 537. Geniftella fpinofa Afticana Laricis folio. EN. Cent. Ts 26. PLUK. Phyt. 297. £. 6. 408 DUBBELBROEDERICE HEeSTERS Hi. — Deeze wordt -befchreeven als een Kaapfe Ars Pvt Heefter van twee Vocten hoog , die Hourig maor is, met groote Knoppen of Wratten: de Blas STUXe deu Vleezig, glad , fpitsachtig „ een Duim ‘lang 3-de Bloemen zydelings , korter, dan de Blaadjes en byna ongefteeld: de, K Kelk tuigach- “tig: de Vlag van de Bloem Ha rig, ets (3) Aspalachus met gebondelde pnalle Ji Koppige. Bladen , de Bloemen aan ree. ____ naakte Blikjes. Tienman wig. ET SEBA is deeze zeer wel reeel; al der-den naam. van Ethiopifche Genifta, draa — e cen Goudgeele Bloem, met kleine Kd = geboogene Bladen; befranjet met één E Geweefzel , op “het verhevenfte der Takjes omtrent de Bloemen ‚in: ’t ronde opgeftapelde — Bererus heeft daar van ene | ne waargenomen. teen HE 5) Aspalathus met edel ie Bl rmige gt Are r_ fpitfle, gladde Bladen , een rig Steg En en verfpreide Bloemen. so Deeze vindt men Kd by S EBA)! Pied ae te (3) Aspalatbas Fol. Fase. Tinearibus acutië, „For me, Á Brafteis nudis. Am. Acad, VI. Afr. 30. gene CA oe Pum. Phyt. 197. Ff. 6e SEB; Kab: 1. T. 23: pe (4) Aspalathus Fol, Fasc. fubulatis 3 ‘Caale villo® , Flor. fpacfis.„Genilts aties je foliis &c, PLUK. Mant. 88. zier zag Dendr, zor, SEB. Keb, Taal. Re 7 Braap ESLSP EI 4 > 409% zelve genoemd wordt Boomachtige Afrikaanfclie Is Brem ‚met lichtgraauwe Bladen, gelykende RT Daar de Larix; met Saffraangeele Bloemen, Vitozen) TUK, (5) Aspalathus met gebondelde Elsvormige gev. Jpisfte flekelige Bladen „ en zeer dbi Bloemhoofdjes. De Bladen van deeze zyn Stekelig als die van den Genever- Boom. ‚Men vindtze in ’ zelfde Werk ook zeer wel afgebeeld , zo Big- ius aanmerkt, die het Gewas Kruidkundig befchryft. BrREYN geeft 'er een Afbeelding van ‚onder den paam van „Laage Lorkeboom of Chenopoda van Monomotapa , aan de Kaf fers. Kust , ten Noordooften van ’t Land det Hottentotten. Sesa-fteltchet, wegens de Kroestachtig gezoomde Bloemhoofdjes, voor, onder den naam van Ricînus of Ricinoides , een Böomachtig Afrikaanfch Gewas, zynde die Bloemhoofdjes van grootte alseen Kers, vol- gens den gemelden BRE Y Ne (6) Aspalathus met gebondelde Elsvormige ed Más weelachtige Blaadjes, aan de tippen uitge- men eid, en verfpreide Bloemtrosjes. ge. Dit (5) Aspalathus Fol Fascic. fubalatis mueronatis häref s, Flor. Capitaris hirfütisfimis, BERG. Cap. 200, Genifta kn. lutea &c HaRM, Afr. 11. Chamz- Laxiz f, Chen Monomo- patenlis. BREYN. Cent. 23. T. ix. SEB. Kab, 1. T. as. f. As 5: Kn (6) Aspalathas Fol. Fascic. fub.serieeis , apice paiulis „ Fascieulis Floreis fparfis, Mant. 261, G Ml, DEEL Vo STel , “3 470 Duss ELBROE DERICE HeEE3TEns, Ik « Deeze heeft de Steng Heefterachtig, met ArDEEL- cen bruine barftige Schors, de uiterfte Takjes Hodes Wollig; de Blaadjes komen by vyven voorts STUK. en zyn witachtig gefluweeld. Aan ’t end der „Temer Takken zyn verfcheide Bondeltjes van Woll on - ge owitte Bloempjes , met een tuigen Kelk, De gedagte gen of Ree zyn geftecld. VII Cz ) Aspalathus met. gebondelde Elsvormige on. rd gedoornde gladde Blaadjes , die zeer kort | gn ven Zn, > én overhoekfe Bloemên. Dode is van Pr uxeneriijk afgebeeld, onder -den--naam van zeer kleine Ehiopiftha, Brem ‚ mer glinfterende gladde Badjes; lt van Thym, digt-by veen „22 is dS (@) Aspalathus met _gebondelde Jmalle onge 5 meybladi _ doornde ruige Blaadjes , overhoelfe bn ee men en fmalle Kelken. nils Die i is een zeer ruig „ongemeen rag tiee tertje, met kleine fmalle Blaadjcs; de Bloemen zydelings , naauwlyks langer dan. St pac Enid met een Haairige Vlag. » | oe Ai éà| Aspalathus Fol. Fascic, (ub - inermibus glad ed mis, Flor. alternis. he minima ark gol HE confértis &c, PLUK. Mant. 88. Ts ai3. fe F-_ dn, ‘(e) Aspalathas Fol rde. Lincaribus inermis Floubus alternis , Calycibus linearihus. BERG. ins 16 a kas non fpinofa &c, PLUK. Mart. Ws | oe | tE cin ì ie zieden ang je ale, h Dr ADE EEE T& a (9) Aspalathus met ebondelde finale flomp- U achtige Blaadjes , de Bloemen. Hoofdswys, dn geaaird en ruigachtig, Hoese. TUK, Deeze, gelyk alle de voorgaande op Zuid- re end van Afrika grocijende , is een zeer. Takki- Et self ge Heefter met een Steng van drie Voeten hoog; de Takjes fomtyds ruigachtig; met digt geplaatfte Wollige Knopjes, de Bladen gebon- deld , zeer klein , fmal en ftomp hebbende „ die glad zyn of ruigachtig en door ’ droog zwart worden. De Bloemen komen , aan ’% end der Takken, in Hoofdjes of Aairen voort; en zyn ongefteeld , de Kelk ruis , met twee fmalle Blikjes , zo wel als de Bloemblaadjes , die geel zyn. (ro) Aspalathus met gebondelde, ee flompe Blaadjes ; de Kelken eenigermaate { Geja _füg en fpits, de Bloemen glad. Deeze heeft een zeer Takkige Steng van drie Voeten, die naakt is, met bondeltjes van vier tot zeven Rolrondachtige , Vleezige kromme me, gladde , ftompe Blaadjes. Aan ’t end der Takken komen Kroontjes voort , van vier tot zes Bloemen , met zeer korte Steeltjes. Ei Kelk 6) ade Fol. Fascic, Linearibus hbs Float, Sapitato- Spicatis pubescentibus. Afant. 262. Se apedehe Fol kiss in ebrufis, Cal. fubpu- 26 ls Exae. @. Cap. 206 re He DEE Ve STUKe 412 DuBBELBRoËpenreE Heesen: UL Kelk is Klokvormig en {pits , miet drie Lancet. ET vormige Blikjes: de Bloem glad en geel. Ea (rx) Aspalathus met gebondelde Draadachtige XL ruuwe Blaadjes, de Bloemen aan tend en Geaaie, ongefbeeld met ruigachtige Vlaggen. De Steng van deeze is Heefterachtig, twee Voeten hoog , met Haairige Takjes en naakte Wratjes, De Blaadjes, die rondachtg {pits Zyn, van boven plat , van onderen ruuw; zyn ia. de jongheid op zyde gehaaird, ouder wot- dende glad. De Bloemen komen, ) van drie tot vyf in getal, aan % end der Takken voort. Zy zyn geel, met een. ruigachtige Vlag en hebben een Haairigen Kelk ú Ik re Doornachtige Tanden. ee | Xn. (12) Aspalathus met. gebondelde Draadachtigt Pifoiden gladde. Blaadjes ; de Kelken bna, Tros- Schtige, achtig hangende en de Bloêmen glad. à Deeze heeft een Heefterachtige Steng, kas negen Voeten, die regtop ftaat, met een Nets wyze Schors en ruige witte Knoppen, oma: Be de dus uit de Spleeten der Rotfen voo | Bladen zyn gebondeld , ‘Draadachtig. s gd, byna, rond, een half Duim lang. ‘ De K ë glad , met kleine tandjes en twee Blikjes; e Bloem En geel » mêt een vitf ret Wan: ‘Aspalatbes Fol. Fafe, mit ge j malibus fesfilibus , vexillis pubescentibus- Mant. ed (12) Aspatathas Fol. Fase. Filiformitgs laviots » ibracemofis pendalis Corollsque glabris. Mante ES b had Ee RER een ee Ye > (13) Aspalathus met “gebondelde fmalle gladde ä Blaadjes, en lange tweebloemige Bisehjes, XIv. die aan den tip gebladerd zyn. Hoo: en Deeze heeft een leggende Steng van Voeten lang, met Takken, die Wollige Kina Galidi, jes hebben; de Bladen gebondeld, fmal en pis je.” als die der Aspergie - Plant, glad; de Bloem: fteeltjes veel langer dan de Bladen glad; aan den tip met gebondelde Blaadjes, waar uit twee ongefteelde Bloemen voortkomen „die “geel zyn „ met cen eenbladigen gladden Kelk , zo lang als de „Bloem en getand; waar op volgt een Lancetswys Eyrond, HladichEiE ‘Haauwtje. (14) Aspalathus met gebondelde Elsvormige , XIV. zeer kleine gladde Blaadjes , Draadachtige , va. meae: zeer uitgebreide Takken, en enkelde Blhoe- Onmgeboo men aan derzelver enden, % Deeze heeft zyn afkomst ook van ” t Zuid- end van Afrika of van de Kaap, zal alle de voorgaande en de drie volgende Soorten G ;) ‘Aspalathus met ‘gebondelde fi nalle onge- _ xv. é doorndes, er mige, €13). ee Fasc, Linearibus levibus, Pedunc. bi- floris elongatis Foliofis. e: Plant, (5) Aspalashas Fol, Fasc. Linearibus inermibus, glabris, acutis perfitentibus, Flor. folitaciis, Calyeibus Jaciniis Cymbiformibus. Genifta ‘Ethiop, glabra, longioribus foliis ex 5 8 uno U. DEEL. V. STUK 474 DUBBELBRORDERIGE HEEsTERs UL gedoornde Blaadjes. Jbitfe blyvende rd AFDEEL. it ide Bl XIV. peltjes en enselde Oeinen , wier Hoorp- Schuitachtig geflipt zjn. STUK. Timman. Dit is een Heefter met overhoeks geplaatfte , digt groeijende, Wollige Takken; de Blaadjes » rondachtig ‚-fmal, kort en ftomps-de-Bloemea- — enkeld, aan ’t end der Takken, ongefteeld: de _ Tanden. van den Kelk verbreed stot ftompe. Schuicachtig holronde Slippen; den Kiel ad: | Bloem Wollig hebbence, 5 (16) Aspalathus met gehondelde , td Ee) _ Aranofa. ongedoornde, Stekelige Blaadjes, en Bloem. XVI /- Geipine zagde. honden, Deze. Soort fchynt veel overeenkomst t hebben met de Derde, gelyk ’er ook de valde van Sena toe betrokken is, De Kleine van BErecius zel bier t‘huis behooren, xvi (17) Aspalathus met gebondelde, Elsvormiges. Gom gefluweelde Bladen „ en zydeli Blote. ze. men, die de Vlag hete” er uid Purilo plarimis, Flore mspore lüteo. led Hen ed T Ata. Ff 7 (16) Aspalichu Fol. Fasc, seraces eren bedig (59) Aspalathus Fol. Fasc. tomentofö series, BN zalibus, elis pubescenribas, hens 26 | Derk A DE: Ere E- Ao 47R „Dit iseen regtopftaand ftyf_ Heefter - Ge was „byna geheel. grys met overhockfe Tak- zin ken, de- Bladen.gebondeld ; Wollig grys- enor fpitsachtig „ „de Bloemen aan ’ end der, Tak-STUE — ken zydelings en ongefteeld. hebbende. Zy, Dears Ps zyn geel van: Kleur, met eene ruigachtige Vlag en komen voort uit een Klokvormige ruige Kelk , met twee Borftelachtige korte. Blikjes. De Tanden van den Kelk zyn -Elsvormig , ver van elkander en korter dan het Kuipje; waar in rens: Sche: voornaamelyk verfchile van de yoorgaande, die de Punten of Slippen van den Kelk viermaal zo lang als het Kuipje heeft, zegt onze Ridder. Dat Kaapfche Heefter - Gewas , uit mynesgspstarbas Verzameling „waar van een gedeelte van den; Tak, in Fig 2, op Plaat XXVIII, vertoond mend wordt, behoort. zekerlyk tot dit Geflagt, maar. Fi verfchilt, in ’t een of ander opzigt, van alle de tot. dus ver-opgegevene- Soorten, Naast zou het fchynen te komen aan de Aspalathus parviflora van BErGI1ius, indien dezelve ook geen ongefteelde Bloempjes had, gelyk de meeften : en daarom geef ik hier den naam ins Gefteelde aan. dk heb te meer daar van gebruikgemaakt „ omdat onder alle de, gemelden maar van één-of twee: de Zaadhuisjes fchynen gezien te zyn; als in de befchryving niet gemeld wordende: terwyl zy aan mynen Tak, zo wel als-de Bloemen, zeer dadelrk zig openbaâren „ zynde fpitfe aan IL Dees. V. Sus, JES 476 DuBBELBROEDERIGE HeesTras, jes, van omtrent een half Duim lang, even ‘als in de eerfte Soort. Twee derzelven kos men geflooten, twee opengebarften, en omge: kruld , na de uitwerping van het Zaad, aan “den Tak voor, Hy is van onderen vry dik en geheel Houtig , byna een Voet lang ,-zo dat dit Gewas piet van de kleinfte Heeftertjes fchynt te zyn. De Schors is barftig„ waat door zig ce geelachtige binnen-Bast, die het Hout bekleedt, zeer duidelyk vertoont. Hy geeft , als ‘overhoeks , Takjes uit, en deeze wederom kleiner Takjes , die digt bezet zyn met eene witte of Zilverachtig gryze Haaïre achtige Wolligheid , als Fluweel, gelyk ook — de Blaadjes „die de langte van omtrent een Kwartier Duims hebben,” Zy zytt rot | en dun , doch loópen niee zeer fpits uit, ED ftaan getropt aan de Takjes, meest naar ) ven , by vyven of meer, op een Wollig,Knopje, dat na ’ afvallen van dezelven overblyft, als een Wollig Wratje , hoedanigen men veel aan de kleine Takjes “vinde. -Uie den Schoot, als t ware, van die Bladtropjes , of ook se buiten , komt ‘een Steeltje voort , van meer 9 minder langte , waar aan een Bloempje ‚ dak door twee Blikjes is gefchoord, Men kan de gedaante van dit Bloempje „ in zyn geheel, aanmerkelyk vergroot zynde, by B beichon” wen. Het heeft een vyfpuntigen Kelk, de » zo wel al de Bloemslaadjes „mét dergelske Haairachtige Wolligheid bedekt is, € pe Dr anr ars a Dan uit, behalve dezelven , de Styl en Meeldraad- jes. voórckomen.se gelyk. zig, laager openbaart. zyn daar onder; „met fierker Vergrooting, nog"? duidelyker aangeweezen. Het Haauwtje , by Caria, vergroot “voorkomende, is met dergelyke Wol ligheid alsde Blaadjes en Bloempjes, ed döch anders wat bruinachtig van Kleur, m6 18) Aspalachus. met pyfvoudige ongefteelde wenn Blaaújes , en eenbloemige Bloemfteeitjes. ea 27 Een Gewas-‚-door, den vermaarden C oM- MELYN tot dé Akker- Brem betrokken, dat men op Malabar Aanneli noemt en op Ceylon Ratlhocomba, wordt el PLrPKENETLUS, ON« der, den naam van Smalbladige Lotus van Ma» drasf ‚ met een € enkélde “gladde Haauw , afge. beeld. RAY heeft hetzelve Oostindifch Dorye nium , met enkelde roode Bloemen op lange werpige Steeltjes en zeer kleine Haauwtjes getvteld. Het is een Heefter met dun, hard, rond Rys, als Roedjes, en korte Takjes over. hocks. (19) As- ô ze) naden Fol quinatis fesfilibus , Pedunculis unie Genifta Fol. quinatis fesúilibus- an Flo eyl.- z71e Lotus tenuifolias Maderaspatanus &c- PLUK-- Alm. 225. T, got. f. 2. Doryemium Indieum, Flor: en &c. Ry Sunpl. 471, Manneli” Ees, Hil ve pe oF. 37e nn Fi Ind. p: 83e Mads ns. Ve STUK. Ae: KIT oe De Kiel , en. de Meeldraadjes daar in vervat, Hoorns Ld e VIT. Indica. Goriadt. fche, weindr, 428 DUBEBELBROEDE RIGE HeEstEns (29) Aspalathus met vergaarde , langwerpig .ftomp ovaale „ van onderen Wollige Blas den, tweebloemige Steeltjes en tweekwabbi- Be tweezaadige Haauwtjes. : Dit isde. Boom niet, die het eigendyke Zwarte Ebbenhout uitlevert , welke gezegd wordt tot de Palmboomen te. behooren ; maar een Gewas, dat het zogenaamde Groei Ebbenlout verfchaft, inde Westindiën, en op Jamaika’ if _% byzonder, groeïjende. RocmHerokrt zegt, dat betzelve Heefterachtig opfchiet met veele Stammen ‚ hebbende gladde ‚fchoon groéne Bladen, De. Stam heeft twee Duimen Spints — dat wit is, en_het Hart zwartachtig groen , met geele Aderen, geevende , ii p in’ verwer, een e licht groen Aftrekzel, dean heeft dit Ge: por was afgebeeld onder den naam ij Aspalathus of Bastaard - herte met Palm: bladeren „ een gaapende gecle Bloem en een korte breede Papierachtige- Haauw. Het komt Onder den naam van Brja voor by Bro hi NE, en PLUMIER noemt het Sorin gedoornd is, met Porfeleinbladen en ea seen gode _(} pareren Fot, aggregatis, opvolg fau mibus. eduncalis biflazis, Legumi pibas pilat dieper Jam. 14e HA Ip. 10 T, 1750 a De. cen ereâa fpinoft, BROWN. Jam. ad nm zel ie eN Dr A Detrern ran dd 20) Ene gens Wigvormige NE dde Bladen , de zydelingfe korter; Aroer, faam „stoppeltjes EDEN Bhe- Hoor Mene zage hs BE De ii ‘onderfcheidt genoegzaam deeze Cree, Soort „‘diesde- Boomachtige Kandiafche Brem ,che. mec-altyd-groene Bladen van ZAK ont lade zyn , een Boompje , dat in-weipige-Jaaren , in - on Zyn Fuin, drie Ellen hoog was opgegroeid, en eenigszins fcheen te gelyken naar het Spartium > Jpinolum van Arrpinus, doch dáar van niet alleen, door het gemis der Doornen „ zo hy aane ‚maar ook door enkelde EN die ip 't gezegde Spartium wyfvoudig waren, ver- fchilde, _ Het--Spartium Creticum van sien Au- theur „dar „mooglyk-hier bedeeld wordt, hadt drievoudige Blaadjes „zonder „Doornen. De Groeiplaats wordt gefteld in Ethiopie, €) Aspalathus. met vyfvoudige ongefteelde Bladen, de nel ge-aaird, ie Ethiopie, Cytifus ‚ met fmalle’, kleine < 285 vof fpite gryze Blaadjes ‚ de Bloemen Ar door eene ros geele Wolligheid, is deeze van Pr u- KENET € ae) aipalasher Fol, trinis Cuneiformibus glabris , larerafi- bus breviorihus, Sripulis obfolat:s, Floribus congeftis, Geniftz Arborea Crerez. ZANONI, Hift. o9. T. 39. (zi) A:padithus Fol, quinis fesfilibas, Pedunculis fpicatis, > Mead. Vi Ar an, Cyrifas angus parvis acutioribus & tneanis, foluis &c, PLUK. Alm, 123 T. 273. 6 4. IL, Dasr, V, Stuxe 480 DUBBELBROEPDERIGE HEESTER& UL wener getyteld, De Woonplaats wordt gee | ArDEEL. Geld aan de Kaap der Goede Hope. oro (aa) Aspalathus met drievoudige Lancetvormie XXII ge gladde Bladen , drietandige gefpitfte ES on ___ Stoppeltjes, en Bloemhoofdjes. aeg a (23) Aspalathus met drievoudige fmalle Haai Exil 5 rige Blaadjes, zeer Haairige end- oen ee h Bloemen: Haairige. - «jes en ruigachtige Bloe Het Bloemhoófdje van deeze is zeer ruig, zynde de Kelken en Blikjes, wier getal drie is, als bewald met witte Haairtjes, en de Blóem- ‚blaadjes , zó wel als de Kelken, Zyn ook \ van buiten ruig. : | xxiv._— (ag) Aspalathus=mêr drievoudige che mige, gelyke, een weinig mie Ban d Geropte. _… dens geene Santen Hoof jes aan B end der Takken, … Deeze, van de Kaap afkomftig, is cert Hêe- fter met een ruige-Steng, de Bladen zonder Stoppeltjes „ ongefteeld , drievoudig, Lancetvor- fig, eenigermaate Vleezig; de ondertk lid die naast aan de Bloemen zyn cen weinig - (22) Aspalathus Fol. trinis Lanceolatis glabriss sip ui dentatis mucronatis, Flor, capitatis. _ deel (23) Aspalathus Fol. ternis Linearibus villofis, € ade terminalibus piloûsfimis , Corollis pubescentibus, A Mert. en OM pres Fol. trinis Lanceolatis. ed eentibus , stipulis nullis, Capitulís palathoides Fruricofa sec, tulís terminalibus. Ars, Acad. IV P. A de Dik Det rn Sa rig, getropt, hebbende , met end» Hoofdjes: die út enkeld zyn en “ongefteeld. De ‘Kelken zyn ÂrDen ele ruig, en ondersieder Kelk-komen drie fimalle, Hoorp- zagte, ruige, Blikjes voor. *t Gewas heeft de sen, gedaante van Lotus, maar de Meeldraadjes zyn PE ns vann de Haauwtjes. kort en. ruig. oor BERGIUS i is deeze Soort. befchreeven als tits Takken hebbende „die Wrat- tig zyn ‚met een Pluim van korte. Takjes , waar aan drie Blaadjes uit ieder Koop, die {pits uitloopen , van agteren fial , byna cen halven_Na L ‚of „een. zes, Duims lang, Drie. maere . t de Oxels der Bladen voort. Aan ’t end be Takken zyn losfe ge- vorkte Aairen van roode Bloemen, mêtseen vyftandigen —ruigen- Kelk „ hebbende de Vlag —_ witachtig ruig, enz: (25) Aspalathus met-drievoudige ‚fmaile, Haai. Xxv. „rige Bladen, vyf Bloemen aan een Tros- vylviee de. je, Wollige Kelken en werleggende. ts „Stengen, De Blaadjes zyn , in deeze Soort, gefteeld. » flap, met zeer korte Steeltjes, de Bloemen on- gelteeld, zonder Blikjes 5de Bloemblaadjes glad en-geel. Het Gewas is, gelyk de vier voore gaande en twee volgende Soorten „ van de Kaap afkomftig. _@6) As- es) mer Fol, ternis Lineâribus villofis , Flor. Fas- ibus Kanatis, Caulibus proftratis teretin Hh E bus. Mant, id 8 DESla V, STUK Argentea. Verzilver- dee 482 DUSPELBROEDERIGE HEESTERS, (26 ) Aspalathus met drievoudige fmalle geflu: aveelde Bladen,, enkelde Stoppeltjes die ge __fpitst ee en verfpreide- se Am | __ hen. Deeze Soort, die naar den Cytifùs gelykt , Komt eenigermaate overeen met de Gefluweelde van Brrcrus, hoewel aan dezelve Lancets- wys’ ovaale Blaadjes worden toegefchreeven; en geaaïrde Bloemen. Aan de Takken kon dezelven by troppen van zes, agt of tien, uit ééne Knop voort , doch aan“de Takjes zyn zy verfpreid en grooter ; allen met een wide Fluweclachtige Wolligheid bezet. (27) Aspalathüs met drievoudige Blsvormige gelyke Blaadjes , rondachtige B 5 als Eelt, en gladde ge- „aaide Bloemen. Deeze is door PLUKENET gebeld or | der den naam van Driebladige Off, ee de Kaap, met Genever - Bladen en in een gedrongen Aair geral “BEkC105 ann ontadie. belkhreeven, ee 4 Ee SE (26) Aspalathus Fol. trinis Linearibus gericeis, stipulis plicibus mucronatis, Flor, g> tomentofis. Er ce nus anguftifolius Kc. P ‚Jant. 63, Genifa. Afi, MED tea. Fol, minimis ke, HERM. En BE thus Sericea, BERG. Cap, 212, je zit (27) Ee ee inie Subulatis Crits ui FT. 345. E ne tdk ht HEA zn ‚ ien de meeften deezer Afrikaanfche Gewas. ie HE fen, door den Leidfen Hoogleeraar der Kruid- Arnslik kunde, den Heer DAvip VAN. KOPEN. Hoes onder den naam van Achyronie , zo hy z rde bekent, medegedeeld waren , befchryft deeze arie, rde als een Heeftertje ‚dat de Takken ; döor het afvallen der Bladen , met ronde Eeltachtige id knobbeltjes , van Liri ruig; befprengd heeft; de Bladen drievoudig, op een Eeltachtig Voet- ftuk-„ opgefteeld , Elsvormie Liniaal, naar die van eeh Geneverboom gelykende , fpits, glad ; plat , maar van ofderen verhevenrond :losfë airen aan-’t end der Takke: : eenbladige Blik- jes , die ‘Elsvormig zyn „ van langte als de Kelk, wederzyds aan deszelfs Voet enkeld geplaatst: de. Kelken glad met Elsvormige Tanden: de. Bloemen geel en ee | (28) Aspalathus met drievoudige Lancetvor- XXviri mige ruigachtige Bladen; de Bloemen vyf Orientalis; „aan een Trosje, de Kelken ruigachtig;de “à che. TR “Stengen . hoekig regtopflaande, ; Deeze Eert haare Groeiplaats in de ie Vante. De vermaarde TOURNEFoRT heeft dezelve onder den naam van Orientaalfche Cy- tifus ee: De Steng is Hêefterachtig , En tegte” (28) Aiel Fol. tefnís demi, Fiori: enen en ‚ Calye, pabescentibas , Caul, eres an- mn Brett ac Orient, Flor, amplis Blomeraris; | aas Rh d | Î, Daas, v‚ srt: 434 DUrPBELBROEDERICE HEESTERS. Uk regtopftaande, met hoekige Takken, waar aan’ AFDEEL. Blaadjes als van Vlafchkruid, en Bondeltjes-of Hoorp: Tropjes van de PIOEen aan 5 end der Tak en jes, die de N wijn an hebben. ZE (29) Aspalathus. met gevind- vfvoudige fromp Gevinde, Hartvormige Bladen ; de hei _Hoofdig. Deeze , ook tot de Kaapfchen oer d is cen Heefter=Gewas, dat naby komeraan de Vyfbladige, de Blaadjes, die ftomp Hart | zyn (*) en een weinig Haairig, met zeer kor. te te Stare gevind hebbende, ge hi, £ het Bloemfteeltje langer daf Aair rondachtig; de Bloeien van buiten Ee germaate Wollig. ” s 4 Je Urex Hey Brein De byzondere Kenmerken van _dit-Geflag onder de Tienmannigen van en Kea dat de Kelk tweebladig is en het tn naauwlyks langer dan de Kelk. 5) re Fol. pinnato- mia: „ade culis Capiratis. Am. Acad. VI. Afr. 32: (*) Obcordata Folia vertaal ik Pomp D r Ap EL P HIA … 485 Twee Soorten „bevat hetzelve-, de eene in u Europa, de andere op t Zuid- end van Afrika Arp groeijendes nf „ = Hoord3. Ì en Cx) Hey- Ea met een frigfe Bladen RS rn Uk werfpreide mrd Deeze , onder den naam van Gedoornde Bremse, voorkomende, is de Eerfte Scorpioen- Brem van == Crusius, door dier Kruidkenner omftrecks An de Pyreneen , dikwils twee Mans langten hoog , met een Sam van een Arm dik, waargeno- men. € K ; ve in, Spanje + maar ruim een Elle: hoog, zo hy zegt, met veele Ryzen opfchietende , die digt met Doornen bezet zyn, en geen „Bladen. hebben, dan in ’ vroege Voorjaär, in _ kort afvallen- de, De Bloemen-waren kleiner dan die van de gewoone. Brem , bleek, en fomiryds rood- achtig, de Hâauwtjes rond. Deeze wordt van de Franfchen: Jonc marin, dat is Zee - Bies „ en door’die van Gascogne Pauge genaamd, Zeer menigvuldig vondt hy dezelve, op zyn Reistogt van Bourdeaux naar zage ‚ in woefte C:) Ulex Fol. eltioâr srate; ds On: 5 Syst. Nat, XII. Gen. 881. p. 476. Veg. Xllle p. 539, H‚ Cf. 356. Ups, 212. de Lugdb. 372. Genifta fpinofa major longioribus Acu= B. Pin. 394. Genifta fpinofa altera, Dop. Pempt, 655. En 759. Es Genifta fpinofaà major brevioribus Aculeis. C. B. Pin. 394, Genifta- Spartium majus brevioribus & longioribus Aculeis, TOURNE. bans 645: Scorpius, re CLUS, Hij, zo6. N Hisp. zite dear Hh 3 Den NM. Daer, V, Srux, 4956 DusreipnorpenioeHezsTins u, woefte Velden groëijende. In Engeland iszy, is op dergelykeplaatfen , zeer gemeen; volgens Hoorp=’ R Ay, wordende aldaar Furz , Whinscof- Gat ek genoemd, en. Hey- Brem, in Duitfchland en | ve Nederlanden, alwaaf zy naar den es Bin | … bant groeit, Ge @ Hey - . Brem met enkelde en enkelde Doornen aan ’t end der Tak BREE is, onder. den’ naam Van 4 Ü spar: “met Hev eSIE. dingt: keke ien ar Semen A TDC “ eraa dou teng réts onderfcheiden, — j En Ee Soort 5) ‘vindt ad Amorpha / | Fruticofa. Ha Ren 16) Ukex Fol. Gais beus, vn Hert, Ile T. 4 Br RE ke befchryvidg vanden ClifFortfchen Tuin zeer fraay afgebeeld doof Linneus. Zy is uit AFD Noord - Amerika afkomftig. ; zynde een Hee- He fter , meer. dan, ‘Mans langte. hoog, die ver SPOE germaate. naat de Lombáarte. Linzen of. Colu- B ie téa gelykt, met gevinde Bladen als die van de Basterd - Acacia , dertien of vyftien aan een Steeltje ; en” “zeer * kleine … paarfche-Bloemp- jes. De Meeldraadjes zyn veel langer dan de Bloemên-én de” Knopjes geel, Het is ook door den Eeen Mirremr in zyn Kruidkundig en in een „Verzame- ling van Plant- Ktbeehtingen s aan ’ licht gez bragt. Schoon in het Geflagt-van Crovalariá eenige Heetfterachtige= voorkotnen , zal ik dit, om dat de meefte Soort Kritdf-en. de anderen niet zeer hoog zjn (*); uitmonfteren ; doch inhet ‚ volgende Geflagt zyn -dezelven beter onder. eenn Ere | oee ON on ts Sealed, __De Kelk is hier in vyven eeen met Li ni niaale Slippen ; de Vlag geftreept ; de dik gezwollen , eenkerde de Mieeldraadjes fa- mengegroeid zonder Spleet, …_ Dit Geflagt bevat een menigte Soar 5 ; en waar (*) Daar is wel eén Boomachtige Ceylonfche Crotalaria van den Heer J. BURMANNUs aangehaald , doch die heeft de Steng, volgens RAY, maar twee Voeten Hh 4 | IE DEEL, V. STUK, gern 458. DuBBELBROEDERICE HEESTERS, arne onder de „id laatften eee er | s_volgr. hee Ei Stalkruid* das Ffterachis a 5 XE on voudige „Vleezige ‚ byna Liniaak, drie — sridentaras tandige” Bladen en ne ed 4 dige fieeltjes. — 4 „Het Sp aanfch. Heefterachtig Sralkrúd. met 5 \Vleezige ziiamale Bladen, väfr-TOURNE FORT; is ecn ‘Heeftter van cen Ber isk groeïjende in het Zout- Gebergte-vân Kordo in.Katalonie , als ook langs den Weg + van-Gra: nada-naar.Mallaga in ’ Zuidelykfte van Spanje. Hy heeft-een-regte gepluim: kleine, Elsvormige Stoppeltjes en en ‘fimal zige Blaadjes „ aan ’t-end-drietandig. zen end- der. Steng komen Bloemtrosfen voorts: dk kleverig. en ftekelig-zyn, van van paarche£ K men „twee opeen. Steeltje. arn 4 xxir. __(22) Stalkruid daf Heefterachtig is met ede eef voudige „rondachtige sgegolfde, sr ere zed oe pn nan werg ae : (21) Onoris Fruticofag ot AE be Pedunculis bifioris, Syst. Nat, XII. Gen. geze p- ft XIII. pe 541. Ánonis Hispanica Frurescens » ‚ Folio wridenete Carnofo. TOURNT. Tnft. 405. Mâcnor, “Hert Ray. 'Sappl. 466 gt (22) Ononis Frat. Fol, ternatis tanende er ee mie, gscol» heden wms: gmifioris marien san Mep polio nb laps 466. 5. B, aans ar fylvefiris, bin ae Taft, go9* — id EEn, Ee wdd DD EA D EL Lg nd "4895 > Eymachtig ruige Bladen en zen | EA ene } pane ze Die met rondachtige Bladen, heeft TooRNE-sros FORT OP 3 Gebergte Mariola , niet ver van Deane Valence-in Spanje ,-gevonden.- ‘Het Gewas heeft“ een dergelyke Steng „als ‘het. voorgaande, die Lymerig-is en. ruig „ met -ongekrulde ftompe Blaadjes en zydelingfe Bloemen „ enkeld-voort- komende op een kort Steeltje. Zy zyn geel, met een roodachtige Vlag, en hebben dén Kelk in vyven ber met drietandige Slippen,- Mag- ; Blöcfièn” etn . tande » Bladen „ Schaedelige En en menemen denn op één Steeltje, In ’t Gebergte van ’t Dauphiné komt deeze vóor , die door den beroemden Franfchen Heer DopArT Onder den naam van Ongedoornd _ Heefterachtig paarfch Stalkruïd is befchrêeven, Het bloeit vroeg in *t Voorjaar en heeft een groote nes Bloem, Deszelfs Gewas beftaat uit vee Stengen, met ARE rn korte (23 Ovorie Frut, Ea! fechtih EO re pulis Vaginalibus , Pedunculis faberifloris. H‚ Clif. 358. 2u ' Anonis montane pre cox purpurea frutescens. Dop. 57. Moms Hif, Il. p. 170. Mirt. Diff, T. 36, Du Ha- MEL. Arbr. 1. T. 53, GER, Prov. 437, hs IL DEEL, Vv. STUK 496 DouoservroepeniGE Heesreis Il körte Takjes en” gladde Blaadjes: Dé Stop. ArDEEL peltjes , die als een Scheede-om-de‘Takken _ Hoofp* fluiten, loopen in vier Baardjes uit. Het groeit STO ook in de Bergachtige deelen van Provence, XXIV. (84) Stalktuid dat Heefterachtig is, met drie on voudige , Eyronde ‚ getande Bladen ‚de Kel genk: ken driebladig geblikt , en meest drie Boe. men op één Steeltje, Deeze, in de Switzerfche Alpen. voorko — mende , is door den vermaarden” HarrER, | overvloedig waargenomen op-den Berg Gems 5 mi, tusfchen de Bosfchagie enden: Heen ed 7 Zy heeft de Steng Heetterathtig, een-Elle hoog ,-ge-atmd, met eén raige ‘Schors; ‘zonder E Doornen ; de- Bladen lang gefteeld , rond of Eyrond, groen en ruig ; met fcherpe Tanden Uit de Oxels, komen …Trosjes voort van Bloe- men, welke veel naar die. van ’ gen een Re Stalkruid gelyken , zynde de Kelken. met £ He Hartvormige Blikjes omringd, Hier zjn „de, Stoppeltjes groen en in de voor rgaande « Ei tg » ZO Doktor. Gekarp, die. net ook in Provence v waargenomen heeft, aanmerkt iz es) Sal (za) ng Frut. Fol. ternatis_ ovatis "dentais, € en iet al triphyllo- braêtearis , Pedunculis fabtrifloris. B af, Ee Lagdb, er Cicer Ahrelie egen tripbyllum. B 347. ze Ive t Dop. Pempt. shan Ed verius, ed kT 7. Hide bij tee Er „Dr apPDELE PH IA 49P (25) Stalkruid - met vyfyoudige flomp _Eyron- mk e de, gefpiifte. … van onderen Fhuseslachtige Ee Bladen; Draadachtige id en ge} en 7 trofte Bloemfieeltjes. Dit is een Kaapfch Heeftertje, met Draad- Haarii achtige ftyve Takjes ; de Bladen gefteeld ,ftomp Arikdans … ovaal ;- gefpiest , „-wederzyds met ‘witachtige hee “ Haaïrtjes ; de Stoppeltjes Lancêtéwys’ ovaal van grootte als de Bladen : lange getroste _Bloemfteeltjes in de Oxelen en gladde Haauw- tjes hebbende Se anderhalf maal zo, lang zyn zyn vyfvoudig en hebben en ze A ene thi AR Haauwtje. ‘bedekt, en de byzondere Ken. merken uit*van dit Geflagt ‚ op ’t welke de Grickfche naam Anthyilis is toegepast. ee “Dertien ‚Soorten zyn ’er invervat „ van welken de zes Jaat{len hier t'huis behooren, als volgt. (8) Anthyllis-die Heefterachtig is; met drie- vin. voudige ongefteelde Degenvormige ne BEN bloemen, . En ws Ben (z 5 Ononis Fol. quinaris obovatis mueronâtis fubtus Seri céïs, Stipulis Filifoemibus, Pedunculis Race’ mofis. Mant, 277. 45i. Lötus Be Sp. Plant. 1o91. Lotus Fruticofus, BERG. Cap. 22 ee Fraticof Fol. ternatis fesfilibus Enfiformibus , öt. Capicatis. 205. Syt, Nat, XII. Gen, 364, p; 480. id Er: zg. XIIle p. 544. ik DEEL. Vv, STUK. - 492 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS … HL _Deeze komt met een-Steng , van agt Voeten Ae hoog, uit de fpleeten der Steenrotfen aan de B Kaap voort,en heeft ruigachtig gryze Takken, ii De Bloemen zitten in gefteelde Hoofdjes; wel | wise. ke met ruige Blikjes omwald zyn. | PE (0) ee die Hee/terachtig is, mét 7 gevins Zitver- kleurige, De bynaam is afkomftig van cen Gemgt EN Tournerorr dus getyteld heeft , in deeze daar van de eerfte Soort, * EEE | overgebragt in Donderbaard (*), waar medè echter gemeenlyk de Huislook word: becekend, Het Gewas, dat @en fierlyke B oompje onder de vreemde Gewasfen itmaakt, groeit in ’t wilde aan de Zee: Kusten_ wan Spanje, Provence, Italie en Ee Ln > op Rotfen ne de Bloemen geel met rl Blikjes, Ba EELIER heeftze, onder den naam ‘van Zinzen vee: Brjze Basha, tie afge e a capitatis. H. Chf. 371. 5 Jlonsp. 237. Barba Jovis, C. B. Pin, 397. ma Ke en SouAN Momsp. 361. Gar. Prov, 489, _Barba jor pils gehjke » ad Blaja en nd À ee zen ad Boen „_DriaApDEL?P HI A 499 {o) Anthyllis die Heefterachtig is» met zE Úi winde Bladen, by de Bloemen drievoudig. En, _ Het verfchil der Bladen; die om laag gevind vemeeijs zyn, achtpaarig met een oneffen Blad „ Lan- , cetvormig fpits ; by de Bloemen iBevaudië x std ongefteeld „van de zelfde figuur en ftomp , vage” geeft den bynaam aan deeze Soort, die zo wel voorkomt in Spanje als in “Portugal , alwaar TourNeErFoRT haar, zo ’t fchynt, gevonden hadt, ’t-Is-"een hurkend Heeftertje, rondtak- kig, geheel _Wolachtig grys. „De Bloemfteel- tjes zyn-kort; aan ’t end bepaald met drie Blaadjes en doorgaans met twee zeer kleine , ongefteelde , Bloempjes, (rr) Anthyllis die Heefterachtig is “__woudige ongelijke Bladen? en 7 gore B edi. lingfe Kelken. big Deeze gelykt veel naar den Cycifus. en heeft: daar van den bynaam, Het fchynt.de Zesde ì Crusrus te zyn , door hem in Spanje waar- (zo) Antbyliis Frut, Fol, pinnatis, Plorslibus ternatis. Bar- ba on minor Lufitanica, Flore minimo TovANr. qnft, 6 Gr 5 peren Frat, Fol, ternatis inzqualibus , Catycibùs Lanatis lateralibus. H. Ups, zer, Cytifus Fol. ovatis acutis nitidis , Flor, lateralibus. R. ZLuzdh, 370. Cytifus incanus Folio medio longiote, C. B. Pin, 390: kn: 6. CLUS, Hif. Lp. ee Spaxtium latifolium “parvo fore. BArn. Ze, 2182, GoUA meds 162, Barba Jovis incana ge ve ToUaNs, Jef, 651 n. DEEL, V‚l Sram. 494 DUBBELEROEDERICE HEESTERS, Uk waargenomen. Govan befchryftze, als een AsDEls Gewas van twee Voeten hoog, dat grys is „ Han met ronde Takken , de onderfte Bladen drie- STUK» voudig, de bovenften enkeld hebbende; uit wier mak Oxelen drie- of vierbloemige Steeltjes voortka- meén, met geele Bloemen. C 12) Anthyllis- die Heefterachtig. iss. a de Levant. voudige byna gefteelde: Bloemen en naakte Kelken. SE -Deeze groeit in de Levant, en is, ia ’tby- zonder, op ’t Eiland Kandia, door Tour NE- EorT waargenomen, hebbende Bladen als van Vlafchkruid en kleine geele Bloemen. Re bedenkelyk, of zy ook het Gedoornde Spartiut® zy van ALPrinus. De Kelken zyn vaauwlyks Blaasachtig, „doch de, Geftalte. komt, met de _ voorgaande Soort overeen :,de Bloemen vier, ep eigen korte Steeltjes. De aka gei Doornen uit. Xl. (13) Aon de zate, ie a _ kelde Erinacea. Deze, kwam CrLusius. overde ed (12). Anthyllis. Ecut, Fol, ternatis- einen CE: nudis, Dorycnium Fol, folit, Flor, ad Alas. olen Cif. 570, Barba Jovis Cretica , Limariz folio ‚955 pavo. TOURNE, Cor. 44 warba Jovis Gretica, ee Spartium. fpinofum, ALP, Exet. 27. Eerabe 0e Geus es (13) Antbyllis Kut. fpinofa , Fol. Se permet | Spartium fpinofum, Fol. hamke ne een, aeg ae centibus, C‚ B. Pin 394 oe, Hf. ze ae Hisp, 213. dee Po nei „Dr AD BER HorcAls 495 in ’t Ryk van Valence 3 Eastilen de Hoofdftad Le en Madrit „op. Steenachtige plaatfen en langs* En 8 de Wegen. Zy groeide geen Voet hoog , Hoorpe zynde niettemin een fraay Gewas , doorgaans”® geheel beftaande uit een. Bosje van Doornen, zp dewyl de Blaadjes, naar die der Water - Lin- fen of Eende-Kroos gelykende, in ’ kort af- vielen. De Bloemen, als die der Erwten, hé uit den blaauwen paarfchachtig , doch klei- ‚ kwamen. altoos „ twee of drie te gelyk, ui geketige ruige Kelkjes voort. De Span- D noemden t-Erizo „ als naar E- Ben, e En weshalve ra er EN Bean “van Wecht aan EEDE hadt, Bi EBEN US es De Tanden. van den Kelk zyn, in dit Ge flagt „zolang . als de Bloem, die geene Wie: ken heeft en een enkeld ruig Zaad. Twee Soorten komen ’er thans in voor, als volgt. (1) Ebenus met vafvaudige Bladen. ; 5 Ebenas Vol ren ndia- ih, sx) Eieras rip Mant. 45 te enn Syst: Nat. ee XII, Gen. 395. p. 480. Pig. XIIL p. 545. Sp, Plant. II, p. 1076. Ebenus Cretica. Arp. Exot. 279. T. 278. PON, Ital, 128, Trifol. fpicis óvâtis villofis, Caule Fruticofo. R. Lugdb, 380. Anthyllis Fruticofa &c. Sauv. Meth. 237. Cytifus inca nus Creticus: C. B. Pin. 3go. Barba Jovis Gytiû folio, FL, pass BARR, Rar, 1399, T. 397. & 913, Loto affinis alata sc, Fru. dln, 227. T, 67. 6 5, EK bi V. Srum, in LE df 496 DuBBELBROEDERIGE HeesrEns, de Volgens den vermaarden Arp Nus fchynt xiv. deeze Soort Ebenus getyteld te zyn, om datze ze veel overeenkomst heeft met den Heefterachtis rim, Gen Ebenus van TucornnasTos, in Grie P kenland groeijende, die naar den Cytifus ge: leek, hebbende een zwart, vast en digt Hart, gelyk het Ebbenhout. Geenszins , echter ; moet men hier denken om den Ebbenboom van Westindie , die een Soort van Gedoornde Palm: „ode boom fchynt te zyn, gelyk ik opgemerkt hebk ‘Het is, volgens hem, een He Boom- pje, op Bergachtige drooge plaacfen van *t Ei: land Kandia veel voortkomefide, zeer fraay verzilverd, De Stam is drie Ellen hoog eù geeft Takken uit met Bladen) drie op een Steeltje als die van den Cyüifus *)» doch — Ímaller , geheel wit, De Bloemen komen 4108 achtig aen ’c end der Takken, zyöde et veele witte Haairtjes , als Ze ” oormengde De Wortel is lang , Houtig en zwatt. ze ae ï iz ae U. _ (e@) Ebenus met drievoudige Bladen … Capenfis. E ee „Aan de Kaap der Goede Hope groeit ot Gewas, dat de vermaarde in us ee ere (*) Folia ternata five arn Re: en ome t, geen a (2) Ebenas Fol, ternatis. „Mant. 264. S j ternatis &c, BERG. Cap, 199,_Trifol loge rubicante, COMM. zot „Dar ADEL EE TIA 49% heeft Spartium met overhoekfe drievoudige UL _ Bladen, op cen Steeltje en fmalle ftompe aan: Ae gedrukt ruige Blaadjes, de Bloemen trosachtig. Hoorn- Hier toe betrekt zyn Ed, het Afrikaanfhe**®* ‚ Heefterachtige Drieblad van rar dat in ’ jaar 1698, in de Amfterdamfche Tuin, geteeld ‘was uit overgezonden Zaad. Het was een Boompje met een Stammetje van een Voet hoog, dat zig in Takjes verdeelde, in de Jongheid Wollig , doch ouder wordende ;„ zo wel als de Stam bruin, bezet met drie fmal- le groene Blaadjes op een kort Steeltje, Aan de toppen. van de “Takjes kwamen de Bloem- voort, roodachtig van Kleur, in een vier- puntige Kelk vervat en daar op ‚volgde een Haauwtje, in de Kelk verborgen, met een enkeld Nierswys Zaad. Volgens Bererus was hec Vrugtbegtuzel rolroud en tang, met de blyken van veele Zaaden. Men zou daär uit mogen twyfelen, of dië van hem wel het zelf. de Gewas , als de befchreevene van Com Mm gs EN s ware. LiPanrá De Kenmerken van het nieuwe - | dat deezen naam voert, zyn; een Kelk in ne, ven gedeeld, met de onderfte Slip langer; de Vleugels vän de Bloem om laag tweekwabbig : Onder de Meeldraadjes zyn drie wat” kor- ma. : het a is een. Eyroad Haauw. En H. Dan Ys Drent ed úi Zes 498 DUBPELBROEDERIGE HEEsTEns: ‚Ir XIV. Hoor»- STUK, paria Á en Ro ondkop= pige. - Zes Soorten, van de Kaap afkomftig, kos EL: men ’er in voor; naamelyk, Cr ) Liparia met Bloemhoofdjes pe se mid _ Lancetvormig , geribd en glad. Deeze Soort, waar van de Geflagts- Kenmer- ken ontleend zyn ,„ is een zeer fraaije Kaapfe Bloem - Heefter zegt Linneus, die cen Steng heeft van vier Voeten hoog, ftevig en glad , met ongefteelde breed Lancetvormige Blaadjes, als die van Steekende Palm ,‚ doch langer , glad, effenrandig , ftyf, {pits , met fcherpe punten. Het Bloemhoofdje , aan ® end der Takken voortkomende, is als een Kelk omringd met Blaadjes, van langte als de de Bloe- men, en gelykt veel naár den Kelk der Artis- jokken. De Bloemen zyn geel. (2) Liparia met Bloemhoofdjes en fmalle Jbite Je » ongefleelde Bladen where de Kel ken ruig. | Deeze , ook aan de Kaap , op-Zandvelden groeijende , is een Takkige Heefter met Gras achtige Blaadjes , die ftyf , glad en fpits ef ’ __byna gelyk de Naalden der bin KG, Liparia Fleribus Capitatis » Fol. ganes ris, Syst, Nat. Pig. XIII, Gen, 1319. Pe He 268. Genifta Aftie. Rusei Fols; 1 ‚ Floribus ee in globum congeâis, Ray, Dendr. z07. + hd (2) Liparia Flor, Capitatis „ Fol. linearibus alen _ fesGlibus; Calycibus villofis, Aan, 268. ee es Ee lis Pinafri, Raj. Dendr, ros, PIKE EKIXK. F 5 Deel. wi de À Dr A pogen tT We Bloemhoofdje beftaat uit geele Bloemen’, wier Kelk Haaitigsis „ en van de Meeldraadjes zyn negen tot éém Voerftuk famengegroeid „ het Hoorns: tiende los en vry, ’t welk dit Geflagt van dg "2PTR Borboniaas onderfcheidt. img: Ee 3) Liparia, met. enkelde Boeren, de Blaadjes ee bj dezelven. gepaard. eh eloldin Deeze is Kaag Spartium date Bemet” : r met gladde Takken over- vang van Akker- Brem of Vlafch- eplaatst „brengende eenige Bloe- “Toppen der mn Takjes (4). Liparia met Kroontjes- Blan mie cetvormige gladâe Bladen. r Gekroon= de, Deeze zou van anderen Borbonia Shan getyteld zyn , doch by wien vind ik niet, Waarfchynlyk is het ook een Kaapfe Heefter, 5) Liparia met getropte Bloemen en Eyronde Haairig Wollige Bladen. Die #ii/a, Haaïrige, (3) Liparia Flor. folitariis, Fol. Floralibus oppoftis. Spa- B. Feen tum Capenfe. Sp. Plant, IL. 995. Genifta Fol, Genifte Tine al gorie majoúbus, HERM. Afr, 11, Am. Acad, vr, Afro 28e „…_X4) Liparia Flor. Umbellatis ‚Fol, Lanceelatis levibnse Borbonia Umabellata. (5) Liparia Flor. Fasciculatis, Fol. ovatis Villofo - tomeí. tofis, Jant, 438. Borbonia tomentofà. BERG. Cap. 190. Ge- nifta Afticana tomentofa , arborescens. SEB. Kub. IP, 2% Pis fig. TI, 2 Cytifas Afric, Argenteus fpicatus, HEBMe rbe Ii a é IE, DEEL V, STUK, Um ad: A Soo DULBELBROEDERIGE HEESTERS; | Ik heb, ín myne Verzameling, Takken van een Kaapfen Heefter, welke tot deeze Soort fchyot te behooren. ’t-Is wel waar, dat dezelve aanmerkelyk van de uit het Werk "van SE BA aangehaalde Afbeeldingen verfchilt, doch hy komt nader overeen met de befchry- ving van Bercrius, die de Borhonia tomene tofa, thans hier chu gebragt , aldus voor. ftelt. ss.De Steng ís Boomachtig ; de Takken zyn »» rond Wollig , met Lidtekens , Kranswyze »» bezet met Takjes, die op de zelfde manier » wederon genk zyn ‚ digt Wollig, Zilver- s gebladerd : de Bladen n nere Eyrond „aan beide enden fial, » fpits, wederzyds Wollie, ook Zilverkleurig, 2 Zlanzig, ongefteeld, menigvuldig , naauwlyks „een Duim lang , taamelyk uitgebreid, langer dan de tusfchenwydten : de Bloemen eeni- „>. germaate geaaird , aan ’t end der Takjes, … Ongefteeld , met Bladen omheind:.de Kelk », eenbladig , byna Pypachtig, Wollig , vyfpun- 2 tig; drie Slippen fpits Lancetvormig, de bo- 2 venfte , die breeder is, in tweeën gedeeld s-hebbende : de Bloem Vlinderachtig, rood? „s-langer dan de Kelk: de Vlag Eyrond, ftomp, “ss uitgerand, gekield , holrondachtig , uitgebreid: s) de beide Vleugels Maanvormig, ftomp , half Bel pylachtig , met Draadachtig fmalle, lange » Nageltjes: de Kiel gelykvormig aan de Wie- en, van boven uigerand, van onderen ia pe tweeën # 5 5 En nd : Det KT DEE P EIA 0 » tweeën gedeeld, met twee Draadachtige Na-_ ML » geltjes. Van de tien Meeldraadjes, die in pn » de holte van den Kiel verholen. leggen „ ko- Hool »» men negen uit één Lighaam voort, en het “Ter » tiende is vry , geheel daar van afgezonderd. drie. 1 De Meelknopjes zyn rondachtig. Het Vrugr- „> beginzel , dat langwerpig en ruig is, heeft », een Elsvormigen Styl, aan ’t onderfte - wat. » Haairig , zig een weinig verheffende, met ss een aen Stempel.” Myn Tak , waar van een gedeelte in Fig. Is op. PLAAT XXIX, vertoond is , geeft laager Takjes uit ‚ die eveneens gekroond zyn met Bloemen , nu gedroogd nog bruin rood en Kleur. Hy is digt bezet met eene Zilver- haairige Wolligheid , zo wel alsde onderzyde en rand der. Bladen , doch aan den bovenkant zyn de Bladen groener , gladder en eenigszins bruinachtig. geel geboord : welk Boordzel niet Haairig ís. Zy loopen fpits uit, en hebben Anders eene EÉyronde of Ovaalachtige figuur. Stoppeltjes hebben zy niet, maar komen voort uit eene langere digte Haairigheid, Hunne Rib. ben, behalve de middel- Rib , zyn door de Wolligheid gaaneljke zigtbaar. Zy omringen de Bloemhoofdjes , die menigvuldige Vlinder. bloemen bevatten’ » waar van de figuur, afzon: derlyk, by A vertoond wordt, met aanmer. kelyke Vergrooting , gelyk ook de deelen van de Bloem: als by b de Vlag, byc, d ‚de Vleu- H DEEL Vo Stuk. 13 gels , Decane - So? DuUBBELBROEDERIGE HeEsrEens. _gels, met hunne Draadachtige lange Nageltjes ver en de Kwabbetjes daar nevens; by e de Kiel, die een Schuitswyze-holte heeft: by fde Kelk, die, byzonder” ruig gefteeld is, met zyne, vyÉ “rùige Punten, en de Meeldraadjes daar ‘in ver- vat, die , door *t openen van den Kelk, by 3 nader aangeweezen zyn, zo wel de negen fas mengegrocide „ als her ééne enkelde daar bo- ven, De eerstgemelde negen” zyir afzonderlyk by h met hun Lighaam of Voerftuk vertoond, en by ziet men het ruige Vrugtbeginzel en denStyl, dierde weezeütlyke hier voor gemelde Es heeft; van dan zyn ondetfte ze fterke vna et _ Mikroskoop — féhouwd', bft Mi uit oere ande die eenigzins bogtig zjn, niet zeet fcherp ge. Pp Uit dit alles ziet men, dat n V rugemaaken de deelen grootelyks overeenkomf{tig zyn, en dat zekerlyk dit myn Gewés hèt Kenmerk heeft van weezentlyk tweebroederige Meeldraadjes, die’niet alle. tien zyn vereenigd, gelyk in de Borboniaas 3 weshalve LinNeaus de ed riaas daar ‘van heeft afgezonderd: hoewel zyn Ed. zelf aanmerke , dat zulks nog nader onderzoek vereifchte in de- vier me er Ee Je p © Le Blans, altera. p. 269. (6) zi Floribus pieds, zal, ovatis 2 villofis tomAe vûs Vig. KUL eet NE Sa AET RS RE TN Lara. DEL PE IA 53 (6) Liparia met byna geaairde Bloemen en _ Eyrende Haairig Wollige Bladen. Arnes: „Deeze Soort komt „zo de Ridder zegt, de Hoorns voorgaande naby. Het eenigfte onderfcheid zou , volgens de bepaaling , daar in beftaan, dat de-Ziparia Bloemen hier byna ge-aaird zyn. Ben orus Sef zegtze in de zyne een Aair te hebben. De“ Top van de myne beftaat uit verfcheide klei. ne Takjes, die; ieder op zig zelve met Trop- jes van Bloemen -gekroond , te famen bykans een Aair uitmaaken, Misfchien zal ’er, derhal. „ geen Soortelyk verfchil tusfchen beiden zyn, De-Heer N, L: BurMaNnNus merkt aan, edn “er een groote verfchillendheid plaats heeft in deeze Gewasfen (*), gelyk uit de Af« beeldingen by Sr Ba met elkander, en met de myne vergeleeken zeer blykbaar is. Onze Rid- der hadt te vooren daar van een Heefterach- tigen Lotus gemaakt (4). ee BEEN Een Kelk met twee Lippen „ de bovenfte twee- de onderfte drietandig, en een Haauw , die aan ’t Grondítuk dunner is, maaken, be- nevens de algemeene van deeze Klasfe, de Ken- merken van dit Gêflagt uit. Men kan hier de Driebladigheid, welke in allen plaacs heeft, en de byzondere Geftalte, byvoegen, Tien (*) For, Cap. Predr. p. 2 (FJ Lotus fruticofus, Syst, ve. Ke Pe 117% i4 IL, DEEL, V, Stu; \ 804 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. etn Tien Soorten ‚ meest Europifche Gewasfen, xiv. en altemaal Boom- of Heefterachtig , komen in werg hetzelve voor, als volgt. Ee (1) Cytifus met enkelde Rene Trosfen en Tabu: langwerpig Eyronde Bladen, Deeze Soort is Laburnum genoemd en tot de Anagyris thuis gebragt geweest, Zy groeit in Switzerland en Savoije op de Bergen, wor- dende deswegen Cytife des Alpes, dat is Alpi- che Cytifus „ getyteld. De Heer HALLER vondtze menigvuldig in de Zuidelyke deelen van Switzerland, alwaar menze Aubours noemt. Het is „zegthy, een ‘Lakkige digte Boom , “ van tien Voeten » de Bladen drievo! op een langen Steel, ovaal, van boven groen, van onderen bleek , hebbende, met een Flu- weelachtige Wolligheid bedekt. De Takken loopen uit in lange, hangende, Bloemdraagen= de Trosfen van Goudgecle lang gefteelde Bloe- men, wier Vleugels langer dan de Kiel zyn , en daar op volgen ruigachtige platte Haau- Wen. , | | 5 Dit (x) Cytifus Racemis fimplicibus pendulis, Foliolis ovate- oblongis, Syst. Nat, XII, Gen. 876. p. 489. Weg. XIII pe sss. H. Clif. 354. H. Ups. z1o, RK. Lugdd, 369. HALL. Helv. s91. Anagyris uòn foetida major Alpina & non foeters wainot. C. B. Pin. 391. Cytifus Alpinus latifolius ge folius &c. TOURNF. Zuf?, 643, Eghelo, Dep. Pempt. 7 Laburnum Axhos trifolig , ‚ Anagyridi fmilis. J, Be Zil. &. Pe 36e ZUTË pn DT An Een » Dit Gewas fchynt de Laburnum tezyn van HL _ _Prinrus, waar aan fommigen getwyfeld DEEL hebben, om dat die Autheur hetzelve Frosfen Hoorpe coefchryft van een Elle lang; doch op het Ge-STUK: bergte Jura zouden deszelfs Bloemtrosfen van „pr weinig. minder langte zyn „ volgens C AME- RARIUS, en in onze Tuinen heeft het dezel- ven dikwils langer dan anderhalven Voet. Daar is een kleine en groote van, de eene final- de andere breedbladig. Het purgeert en doet braa- de volgens de Ouden. Het Hout, dat geel in ’t midden zwartachtig, gelyk het Pok- ap wordt onverganglyk gezegd te zyn. Men ser oudtyds Boogen van te maaken, doch hedendaags gebruikt men het , in britnashind:) zo HALLER zegt, tot Mufiek- Inftrumenten, (2) Cytifus met enkelde opftaande Trosfen, u ik Bladen langwerpig Eyrond, 5 Zwartache Deeze, die de Eerfte Cytifus is van Cr v-tige. ‚srus onder de Ooftenrykfen , groeit insgelyks in Boheme en Italie, De Bladen zyn in dee- ze van onderen Haairig grys, van boven groen en glad; het middelfte grootst, Het is een Heefter , van omtrent een Elle hoogte , met 2 Bladen (2) Cytifus Racemis fimpl. ereêtis, Fol. ovato- oblongis. H. Cif. &c. Sauv. Monsp. 190, Mix, Di. T. 107. f, 1. Cytifus ze, nigricans. C. B. Pis. 390. Cytifus 4 Crus. Hift. 1. Sa Te Parn, 36. HALL. Helv. s91, TOURNS, Inf. 545. Eph. en Dop. Pepe, 750, li Ie Das. V. p= 506 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, IL. Bladen als van Klaver, draagende_ geaairde , Arin geele_ Bloemen van een aangenaamen Reuk, Hoorp- HaLLER vonde Verfcheidenheden in Swirzer. oe land, welken. zyn Ed. hier toc betrekt, Cya: (3) Cytifus met opftaande Trosfen, de Kelken (ince? een driedubbeld Blikje hebbende ; de Bla- : den by de Bloemen ongefteeld. Deeze wordt Cytifus met gladde rondachtige Bladen , die zeer kort gefteeld zyn, van C» BauminNus getyteld. Zyn Broeder hoemtze, Gladde Cytifus met een breede Haauw. Ia Es voert hy gemeenlyk den naam van C en. W el „er in de duinen wach ger dezelve door zyne ee e Ee er be» kwaam is , die wel de hoogte van drie of vier Ellen bereiken , glad zyn en tond „ doch-naaf > end toe hoekig. De Bladen, ín ’t algemeen drievoudig, hebben Steelen korter dan een Duim, en komen-aan de uiterfte Takken , by de Bloe- men , tweevoudigof enkeld, niet rond, maar. langwerpig Ke Tropswyze komen de Bloes men aan ’t end der Takken voort, en daar op volgen Haauwtjes van één of anderhalf Duim lang » (3) Cytifus Racemis ereâtis , Calycibus Brate triplicis Fol. den er fesfilibas.. Cyt. Fol. fepius fesfilibus Sc, Wire fr. H‚ Cliff. 355. Re. Zugdbe 369, SAUV. rg 11e on, Monon. 375. GER. Prot. 484. een í Jard, Je B: Hij ka Ra sade …_ Der: & D ESESPIM Te dhe SOR lang, die plat zyn een half Duim breed; met, vien: plat rondachtige Zaaden. In En Hoorn 4) Ces met ‘opftaande Oxel - Trosfen , gerne byna Lancetvormig en Wollig ; E mia langst. nd ta nit: Volgens den Oostindifchen- naam van die Gele, was , ‘€ welk de Javaanen Kajan : of Cadjang heeten, : is hetzelve gebynaamd. ‘De Malabaa- fen noemên ‘hetzelve Thora Pacrou , en het is de. Indifche Boonen -Boom , met dikke ronde Haauwen, van BERMANNUS, ’t Gewas komt © Geyl jm voor , alwaaf het Ratkatora helt, zynde ‘door den Hoogleeraar J. Bu r- MANNuUs ‘zeer ffäay in Afbeelding gebragt, Zyn FJ. noemt-het, een: Boompje; HE riebla- dig is, met rond gedräaide fpîtfe Haauwen. Dergelyk Gewas fchynt ook in-Westindie-voor te komen: ten minfte gelykt de „Heefterachtige Cytifus, van PruMIER., veel naar hetzelve, als ook het Laage Laburnum van-.SLOANE;, dat de Haauwen als gewricht heeft by ieder Zaad. (4) Cyri/us Racemis Axillaribus -erettis , -Faliolis-fublancco- Itis tomentofis „intermedio longius a Fl, Zeyl. 354 f. 2. Laburnum humilius , Siliqu inter Grana & Grana Junâà, ep esculento, SLOAN, Jane 139, Hij. IL. p. 31. Phaf: ereâtus incanus seen ELUK. Alm, 293. RE IL, DEEL, V. STUK, 508 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, Zaadkorrel „en eetbaar Zaad draagt ‚ worden. de in de Westindiën genoemd Duiven - Boonen, . Op fchraale Gronden van Jamaika en de an, dere Eilanden ‚ zegt die Autheur, wordt het» zelve overal geteeld. (5) Cytifus met gefteelde Bloemen, meest tweer voudig , zydelings en knikkende. Deeze zou de Portugaalfche Cytifus met Bladen van Medica, en Bloemen in de Oxels ‚der Bladen , van ToOuRNEFORT, zyn. % VL Her fs Se Ruige. Gewas heeft zeer uitgebreide of Zwiepige Tak- ken als Roedjes; de Steeltjes zyn dubbeld een» bloemig: de de LOSE hangende € en Be, vita tjes; de RE tie langoerpì met drie ftompe Punten. Deeze, zynde de Vierde van Crusrtus onder de Spaanfche Cytifusfen, wordt van de Ingezetenen aldaar, zegt hy , Escabon geheten, Hy groeit eens Mans langte hoog , met lange Roeden , zegt hy» welke een zwartachtige Schors (5) Cytifus Flor. pedunculatis bbinatis, lateralibus nútan- tibus. Cytilus ernre Medicz folio, Floribus in foliorum alis. TOURNE. Inf. 6 5 (6) Cyzifss ens fimplicibus lateralibus , Calyc. hire futis , trifidis obtufis, Ventricofo - oblongis. Hort. end zin. Pedunc, fimplic, brevisfimis. M. Clif. 355. KR. Za 370. Sauw. Jfensp, 190. Cyt. incanus siliqu8- tonciore & Cyt, Lanugine hirfutis. C‚ Be Pins 390. Cytifùs 3e CLus. Hij. L. p. 96. Quatus, Hisp, 19e, LOR. leon. 45e Prik DD EEP rt son Schors hebben, en Bladen als van Klaver, die van boven groen, van onderen: rosachtig ruig AFDEEr, zyn, en geeft groote Bloemen, die Goudgeel zögrne — zyn, uit de Oxels der Bladen. Veel overeen-srux. komst fchynt deeze Soort te hebben met de, Deer Tweede , door dien Kruidkenner in Ooftenryk B waargenomen, De Kelken zyn in dezelve , volgens Linneus, zeer Haairig. (7) peen dd Kroontjes - Bloemen aan e ien end , opftaande ; de Bladen Ey- Merkende: Deeze vondt de Heer JACQUIN overvloe- dig op de Akkers, op drooge Heuvelen, aan de Wegen en elders, in: het Ooftenrykfe. Zy groeit bovendien ‚ zo. wel als de. voorgaande, ook in Italie en Siberie, ja zelfs in Provence volgens LinN&us, die het maakzel van de Bloem in beiden zeer overeenkomftig vonde, Govan betrekt ook de Ruige van Toug- NEFORT tot deeze Soort. Zy heeft de Tak- ken en Bladfteelen ruigachtig; de Bladen byna glad; den Kelk Pypachtig , Buikig , Wollig met twee Lippen. ans (8) Cy- (7) Een Flor. umbellatis terminalibus , rarius ereftis, Foliolis ovatis. R. Lugh. 376. H. Ups. 211. Cytifus fupi- nus, Fol. infra & Siliquis molli Lanugine pubescentibus. C. __ B. Pin. 390. Cytis. 7. Spe altera. Crus. Hij, 1, p. se. Jac Aafr, p. 135 Te 33. MN, DEEL, Ve STUK sto DUBBELBROEDE RIGE HEESfERsì HI, (8) Cytifus met Kroontjes - Bloemen aan ’t a end „ de Stengen opftaande, de Bladen Hoorp- Loncivvermig: STUKe es Behalve het verfchil der Bladen , met de ree voorgaande Soort , heeft deeze ook de Sten- fe. gen overend ftaande, zeer Takkig, en Pluims- wyze met Bloemen bezet. Zy komt mede voot in Italie en Siberie, doch inzonderheid in Oo- ftenryk „ waar van zy den bypaam. voert. CLU- sr us vondrze overvloedig. omftreeks Weenen , grocijende Heefterachtig met Rysjes van om- trent een Elle hoog, met Bladen, die ruig en veel Gals waren , bitter van Siiank ; gelyk in 2 Sn 5 oor: : - fchy- nende. rn pe voort, met eg: of zes Bloemen, Gender en niet zonder Reuk , waar op platte ruige Zaade- huisjes volgden , met rondachtige, harde, rosfe Zaaden, x. (9) Cytitus mes naauwljks gehele, meest 85 kleurige. (8) Cyrifus Flor. umbellatis terminalibus ‚cal. erelid» Foliolis Lanceolatis. JAcQ. Za/fr. T. zie cyt. Flor. tis, Foliolis ovato- oblongis „ Caule Fruticofo, MILL. Dil. T. 107. £, 2. Cyt. incanus Folio eblongo Auftriaeus. C. Be Pin, 390, Cytifus s- CLUS Hifke 1. p. 1954 Cyt. 2. CLUS: Pans, Pfeudo- Cytifus 2. DOD, Kruidh, p. 995e Co) Cytifss Flor. fabfesfilibus fubbinatis » Fol, tomentelis, Gaul. decumb entibus, Stipulis minutis. Ger. Prev, 4 4 GOUAN Afamsp. p- 357 Cytifus acaulis. ri Sauv. Mmsp._ 191, Lotus Fruticofus incanus siliquofus. otus asperiot Fruticofa &c, Log. Ze. IL. se 41. Trifol, Ar genteum Flor, luteis. hen II. 59e. rdt 5 ; j en i Derek ponten EA sm gepaarde Bloemen „ Wollige Bladen eeb HL kleine Stoppeltjes, en leggende Stengen. A Deeze is thans onder den naam van Zilver. Hoort zn kleurige Cytifus bekend, groeijende in Proven- peau ce en Languedok , en deswegen by Lone L@r genoemd de Ruuwer Heefterachtige of gryze Lotus van Narbonne. By GouAN wordtze le Cytife Argenté de Montpellier geheten. Tour- NEFORT geeft ‘er den naam aan, van Laage , Zilverkleurige , fmalbladige Crtifts. Dezelve is,by LoBen, zeer welafgebeeld, zynde cen jaag Gewas, met leggende Takken die Houtig zyn doch zig Kruidig opregten , met meest vierbloemige Steeltjes zegt Govan, en lange Bladfteeltjes , Elsvormige Stoppeltjes-en een drievoudig Blikje aan den Kelk. ’ Geheele Gewas is grys glinfterende en komt tusfchen Steenen voort. Dr. GrrarDp heeft het om. ftandig befchreeven , zeggende, dat de Slippen van den Kelk langer zyn , doch de Haauwen eveneens als in de andere Soorten van dit Ge flagt. (ao) Cytifus met enkelde, ed Lancetvormi- ge Bladen en Hoekige Takken. _ Gracas. Griekfche, Deeze;, onder den bynaam van Griekfche voor- __gefteld, fchynt de Donderbaard met dn KG Cytifss Fol. fimplicibus Lanceolato-Linearibus, Ra- mis angulatis, Barba Jovis Linaria folio, Flore luteo parvo, TOURNE, Cor. 44? _ IIe DEEL. Ve STUKe si2 DusBELBROEDERICE HEESTERS onee den eneen kleine Bloem, te zyn ; welke Tours IV.” NEFORTs; op zyhen Reistochit in de Levant, ge- Hobsn. vonden heeft. STUK. Tienmane STROE IN 14. nige. De Kenmerken van dit Geflagt zyn, een vierdeelige Kelk , en een bultige, langwerpige Haauw; waar by komt, dat de Vlag rondachs tig, uitgebreid en agterwaards omgeboogen is. Ik heb reeds vier Soorten daar van, onder de Boomen , befchreeven , des de overigen hier volgen: naamelyk IV. C 9) Robinia met enkelde Bloemfteeltjes, afge- edoornde sioelithe. “fieelen. — iede eel Ee Ín Bergagtige Streeken aan de Rivier Tom, gemèenlyk in Lorken- en Pynboom- Bosfchen die dor en droog van Grond zyn , doch fom- tyds ook aan de Oevers der Wateren, is deeze door MEsserscrMip gevonden. De Tar- taären noemenze Caragana of Carachanä, waar van de bynaam. Zy heeft vyf, zes of meet Paaren van Vinblaadjes: de Bladen komen met de Bloemtrosfen uit zekere Knobbels by elkan-_ der voort. Het wordt een taamelyk hooge Boom, welks Hout Vuurige Vlakken heeft, die- nende aan de Ingezetenen van de Stad ig Ld (4) Robiria Pedunculis fimplicibas , Foliis sbeapte pinnatis . *_Petiolis inermibus. Syst. Nat, Pig. XIII, Aspalathus abe. rescens &c, AMMAN. Rath, 285. Caragana Siberica, ROVER. Lugdbas. 537. lii ERE, : DraApDELPHIA 55 koe, in Siberie „ om Stokken te maaken, wel. ae en ken zy voor. Handrottingen gebruiken, | a € 6) Robinia met enkelde Bloemfteeltjes, afge: drf B; brokene Winbladen , de Scoppelsjes en Blade virf. fteelen Doornacltt. ig. Eon dan 5 Onder deezen tytel wordt thans een nieuweds en Soort voorgefteld. „Welke , buiten die Doorn- achtigheid , weinig of niet van de voorgaande verfchilt , zynde onder den naam van allermeest gedoornde Robinia » Onlangs „ door den Heer LAXMUND, in de nieuwe Verbandelingen der Akademie van Petersburg befchreeven. (5) Robinia met enkelde Bloemfteeltjes „de. y, Bladen by vieren „ kort gefteeld, en. in een > flappe Doorn uitloopende. Heskeen Deeze wordt Heeflerachtige groote Aspala- zi thus , met breede Bladen en eene Goudgecle Schors, door den Heer AmMAN getyteld, MrssrrscHMID hadt dezelve voorgefteld onder den Tartaarfchen naam Aldachana , en tekent aan , dat het Landvolk aan de Tom en Abacan, om dat de Takken zeer taay en buig- zaam fpinescentibus Ale: ee 269, Rob, Et LAxM. AZ. Petrop, 1770, p. 55%, T. 30 (5) Robinia Ped. fimplicibus, Foliis quatern. fubpetiolatis, terminatis Spinâ inermi, Aspalathus Frutescens major latife= las, ad Ruth. N. 283e Kk 314 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, II. zaäm zyn, ’er als Bì indwilgen gebruik van maâs Be ken ; zyâde de buitenfte Bast Goudgeel én Hoorp- glanzig, debifnenfte groen, Menigvuldig komt STUK. _ dit Gewas by-de Stad Fomskoe, op den zoe ed genaamden Tafelberg; voort ; maakende vry groote en ftevige Heefters. De Bloemen zyn geel en taamelyk groot , komende aan oude Takken, even als ín de Caragana, met de Bladen, en als tusfchen of in ’t midden der- _ zelven , die veelal een kruis maaken; uit ze ‚ kere Knobbels vöort. De Zaadpeulen zyn ane derhalf Duim lang „een zesde Duims bteed, bruin, glad en hard, Send ROM Zaaden, roodachtige- (6) Robinia met enkelt Een 3 de nobis Bladen by vieren en ongefteeld. Pygmaa. schele. d In alle de Siberifche Soorten van dit Ge. flagt zyn de Zaadblaadjes drievoudig, * In deeze alleen komen aan dezelven erige Lancetswyze_ Stoppeltjes voor. Uit een Wor= tel, die in de Grond kruipt, en byna van Smaak is als Zoethout , ‘pruit dit Heeftertje, meest« al een Voet, fomtyds een Elle, en ook wel twee Ellen hoog, hebbende, in de weeligften , een Stammietje van een Pink dik, met eên groenachtig Goudglanzige Schors, zig in dunne Rysjes verdeelende. Smalle ftompe mer Kd (6) Rucinia Ped. Gmplicibus „ Fol. qusternatis fesûilibus. Hort. Ups. 212. Aspalathus Frutescens raïnor anguftifolius Gortice Aureo, Aum. Antb, N, 282, To 3de Dt a DEEP HALA THF komen by bosjes van -drie viersen fomtyds IH. tot agt toe, hier eh daar uit de Takken voort, ASDEEL» waar onder drie» „Doorntjes zitten , van een Hoorp- Kwartier Duims Jang s vinnig fteekende DT witachtig ; tusfchen welken een Bloemfteeltje „0% met een geel Bloemetje, waar op een Zaad- emd volgt , ze ee B zeer tplstren. am; Deeze , zo RE als zr Erde Soorten , Verfiert de dorre Velden van Siberie, Men vindt ter een aanmerkelyke verandering in, zo de Heer ‘AMMAN aanmerkt: want ín. jongere Plantjes van deeze Soort zyn de Bladen ween zentlyk gevind, en na het afvallen der Vin- blaadjes blyven de Ribben of Bladfteeltjes oe ver, die zig in ’t volgende Jaar als Doorntjes vertoonen, COLUTEA Een dik gezwollen blaasachtige Haauw „die door de rypwording aan de bovenzyde open ‘barst, maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit. Het bevat drie Soorten, waar van de eerfte Boomachtig , de tweede Heefterachtig , de der de Kruidig genoemd wordt, hei hier behoorde. C1) Colutéa die Boomachtig is, eha pf Hartvormige Bladen. Dit Cotana s Arboresr CEN Se A5) Clari Aiboren Foltis sbeordatis, Syst, Nat. EIL. gen w: Kk â Oe tige, U. DEEL, Ve STUK» X UI. AFDEEL. XIV. Hoorp STUK, nige, $16 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. Dit is het Gewas, dat men gemeenlyk Lome bardifche ‚ maar door verbastering „Lombaartfe Linzen noemt „eensdeels , om ‘dat het Zaad naar” -Linzen gelykt, en andersdeels , om dat vanen: het zyne afkomst heeft» uit Lombardie, Het groeit natuurlyk-in Languedok , Provence en Italie; ja op den Berg Vefuvius, in de nabyheid van den Vuurkolk „ daar naauwlyks- andere Ges wasfén doorkomen; vindt men het overvloedig. Dus” fehynt het de Hitte te beminnen ; maar het valt ook in. Ooftenryk „volgens F anas c1us, en in Engeland zelfs, volgens den Rid- der. Das „Nederlanders. noemen het , ten on- regte , ‘Sennieboem „ zegt Doponéus, Het fchikt zig naar ons Klimaat, zelfs in de open Grond, verdraagende Koude en. Vorst. Het wordt een Boomgewas, meer dan Mans langte hoog, welk de,Franfchen Baguenaudier tytelen, fierlyker zynde door zyne Vrugtblaasjes , dan door zyne Bloemen. - De ‘Stengen ‚die glad zyn „ verdeelen zig in dunne Takken, waar aan Bladen voortkomen veel naar die van ’t Zoete hout of van den Senneboom gelykende; alzo zy uit een menigte van Vinblaadjes „beftaan, De - Bloemen. zyn geel als die van Brem, op ieder 830. p. 490 Vig. XII. p. 559. H. Clif. 365, B. Ups. zat. ‚R. Zugdh, 374, Colutéa Velicaria. C. B. Pine Coluréa, Dop. Pempt. 734. TOURNF, Jnfl, 645 B. Col. Afiicana Sen- ne foliis, Flore Sanguineo. Comm. Rar, 11. T. 11. Ye Col, _Fel, ovatis integerzimis , Caule Frico, Mise DIE, Toz0o, EN de ek Et D 1 Ap Rake PH,T Aes 512 ieder van welken een groote Blaasachtige Haauw mu. volgt , uit den “witten dikwils paarfchachtig nk waar in eenige kleine, platte, zwarte Zaaden. Bobr. | Aan dezelven- wordt. eene Braaken verwek. STUK. kende en-Purgeerende ,kragt toegefchreeven , ir „Becane even. als-die van Brem hebben, en de Bladen zyn bitter-van Smaak. … ‚ Âls eene Verfcbeidenheid, wordt hier toe ber trokken de Afrikaanfche Colutéa met Senrebla- den. en. eene. Bloedkleurige Bloem , onder de zeldzaame Planten van den Aaiftérdamten Tuin door CoMMELYN afgebeeld, Deeze groeit eens Mans langte hoog, met een Steng van naauwlyks een Vinger dikte. Een tweede Ver- fcheidenheid zou : eee Coluiêa , met Eyronde Blaad effenrandig zyn, van den Heer rr ZyD. (2) Colutéa die Heefterachtig is, met lang: rm, werpig Eyronde Blaadjes. Ron Deeze zeer fraaije Colutéa , uit Zaad dafschige. men van de Kaap overgebragt hadt gefproo- ten, maakt thans een. fierlyken Bloemheefter , onder de uitheemfche Gewasfen , uit, Hy is geheel grys , met Wollige Blaadjes die van boven glad zyn, en ‚ die de Vlag korter dan den Kiel en de Vleugels” zo Klein (2) Colutéa' Fraticofa Foliolis ovato -oblongis. H, Clif, 366. H. Ups. 228. Colutea Ethiopica Flore papas, BREYN, Cent. 70; Te-29, MILL, Je. 99. 518 DURBEtRBROEDERIGE HEESTER& pe Dein klein hebben , dat menze naauwlyks kan zien, De Haauwtjes zyn Blaasachtig em zeer groot, Hoorb: wegens hunne Vliezige doorfchynendheid ook pe zeer fraay. Zy gaapen aan het onderfte-van zige. den Rugnaad , daar de Nierachtige Zaadjes aan gehecht zyn, De Bladen hebben een bite teren, de Stengen of Takken een zoetachtigen Smaak, veel naar dien van Zoethout gelijken. de, zo BREYN aanmerkt, Ir. (3) Colutéa die Me iss wet de Vinblaad- Coluréa Herbacea. jes Jmal en Kruidige. Deeze, ook van de Kaap afkomttigs heeft een of eden Gewas, dat zeer dun en tederis EL YN fraay in Afbeelding gebrägt, De Haauwtjes zyn breed en plat, waar door hetzelve van de voore … gaande grootelyks verfchilt. De Bloemen zyn donker rood met een geftreepte Vlag, die z lang ís als de Vleùgels en de Kiel, CORONILLA, In dit Geflagt is de Kelk twee: Lippig, met de bovenfte Lip ín tweeën , de onderfte drie- tandig , even als in de Cytifus halaaes heeft, maar de given Tandjes zyn Aged De , Vlag (3) Coluréa Herbacea Foliolis lincaribus glabris. Syst. Nat. RIN Pig. Klit HE. Ups. 266. Re Lugdb, 274. Col. Aft. an- Küa Feliolis parvis muctonmis, Veficnlis compresfis. CoMme Hert. Il. p. 37. T. 44. Colutea Africana veiculis compresfis Ec. VOLCK. Ner, T. p. nn EEE on EEND DT ADEREN IT 4e Vlag is naauwlyks langer dan de Vleugels en, HL de Haauw als uit Leedjes beftaande, ) En Verfcheide Plantgewasfen, die te vooren Cp- Hoorp= lutéa Scorpisides wegens de Vrugt genoemd en waren „ zyn thans hier thuis gebragt, en dus arie” bevat dit Geflagt elf byna altemaal Europeaan- fche Soorten, van welken de zeven eerften Hee- fterachtig zyn, als volgt. G) Ees die Heefterachtig is is, fomtyds Bloemen op een Steeltje, wier Nagels Corsnil/a mers. me zolang alsde Kelk, en de Sleng 1 = iehloe. _ hoekig hebbende. Deeze maakt by TourNeEror T het Ge- flagt van Emerus uit, welken naam het Ge- was voerde volgens C EsALPiNnuês Daar was cen Kleine van en een Groote, welke laat= fte, volgens CrLusius, twee of drie Ellen hoog groeide, maar de andere laag bleef , zyn- dé die beiden hem op de Bergen omftreeks Wees nen voorgekomen, Met verwondering vondt Linneus dit Gewas, dat men, zegt hy, in Sweeden zo wel als buitenslands gewoon is in de Winterhgizen te zetten, en dat men ookby Ge. 0 Corenilla Fruticofa Pedunculis {ubtrifloris, Coroll, Un» &ibus Cal, triplo longiorihus , Caule angulate, Syst. Nate hik Gen, 883. pe 491, Weg. Klil. p. 557. R. Lugdb. 387. H‚ Cliff. 363. FL Saec, soo. 636. It. Goibl, 229. Col. fili- uc {ve Scorpioides major. C. B. Pix. 397. Col. Scorpieides. Side. calle min C‚ B. Pin. 357. Kk 4 Jie DssL, Ve STUK, ate | 520 DuBnErsrRoreDERTIOE HeeEsTEns ! HL Geneve en Montpellier in ’t wild groeijende- Arnen. gevonden hadt „ voor alle Koude bloot gefteld ee aan de Noordoostzyde van den Thorsberg in STUK, _Gothland, op verfcheide plaatfen. Hy befchryft nn het als een Heeftertje van twee Voeten hoog ; 3 met groene hoekige Takjes en gevinde Bladen van drie of vier Paaren., de Blaadjes ftomp ovaal ; de Bloemfteeltjes langer „ zydelings , twee en zelden driebloemig : de- Kelken vyftandig „ tweelippig; de Bloemen geel, Het zelfde hade Crustes, zo wel in de Groote als i in de Klei. _ ne, in Ooftenryk waargenomen. De Haau- wen zyn zeer lang en dun, na} Coronilla die Heeflerachtig-is, met vof. med of drievoudige Blaadjes , die fial Lan unce4 5 j k Biesachtie cetvormig zjn en eenigermaate Vleezigs ge. | omp. Volgens LiNNaus groeit decze by Mare feille en Montpellier , doch Govan hadtze by de laatfte plaats niet wild. gevonden. Vole gens Dotor GERARD komt zy in de Zuides Iyke deelen van Provence op Heuvels „in Kreur pelbofch , op open plaatfen voort. BAuHINUS hadtze de Groote Marfiliaanfche Polygala ge tyteld, “Zy heeft Stengen als van ’t Priemkruid met kleine: Vleesachtige Blaadjes. Ge (G) Cor (2) Coranilfa Frut, Foliolís quinatis ternatisqae linexri- lane __geolatis, fubcatnefis óhtufis. Doryenium luteum Hispanicum carnofius. BARR. Je. 133 Colutea Caule Geniftz fungofo. JB. Hif. Lpe383. be k #3 ï Diacrraik se (3) Coronilla die Heeftsrachtig is, tot negen, is vor VA inblaadjes hebbende, en rondachtige Stops VREE XIV. iiet peltjes. — Gemeenlyk is deeze bekend by den naam Te a Polygala , welke de ingezetenen van Valence Falntian in Spanje ‘er aan geeven, volgens CLustus,S doch die van Salamanca , zegt hy, noemenze, Coronilla de Rey, als Koningiyk Kroon - Kruid , en gebruikenze in de Winkels voor de Meli, loten : die van Granada en Murcia heeten- ze Lentejuela , als kleine Linfen. Men ziet hier uit; dat het Gewas in Spanje gemeen is, doch het groeit ook in Provence en Italie. Het valt zeer klein , naauwlyks een Voet hoog grocte jende , met taaije Rysjes.en zeer kleine Blaad- jes, als die van Wyoruit , vyf ‚zeven of negen aan een Steeltje. De Bloemen zyn zwaar van Reuk , inzonderheid by nagt,‚ De Vlaggerjes luiken famen tot een geel Hoofdje , dat Straals- wyze omringd wordt van de Oranjekleurige Kieltjes en Vleugels. De Blaadjes hebben een omgeboogen Punt , waar door zy zig ftomp ver- (3) Cororiila Frat. Fotiolis fabnovenis Stipulis fuborbicutae tis. Cor. Frat. Leg, terétibus , Pedunculis multifloris , Caule Fraticefö, Hert. Ups. 234. R. Lugdb. 386. SAUV. Msnsp 235. _ Mie. Dil, T. 107. H. Clif. 263. Gower. Stamp. Ll. p 23m. GOUAN. meed 377. GER. Prov, so1. Coronillaf. Colurca minima. Eos. le. MI. 87. TOURNE. If. 650. Coluez parva : fpecies, J. B, hl dn 383. Polygala altera. C B. Pin. 349 Valentina. Crus. Hift. 1 p 98. Hisp. Ic. 197. : Kk 5 II, DEEL, V, STUK, 522 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, rn HL, vertoonen. …Bloeijende werpt het Gewas zyne Aes Stoppeltjes af. Hoor (4) Coropilla die Hefterachtie is, met zeven w Blaadjes en Lancetswyze Stoppeltjes. Carex: ren Deeze groeit menigvuldig in Languedok, en Kes en wordt by TourNEronTr door de Kleur der __Blaadjes onderfcheiden-, „wier. getal Govan zegt ook vyf , zeven of negen, te zyn. Zel- den worden haare Stengen een Ellehoog „ zegt Bauuinus. « De Blaadjes zyn zeer klein en Hartvormig , blaauwachtig of Zeegroen van Kleur; de Bloemen zyn-niet by nagt „ maar over dag, moer. aangenaam van Reuk, v._ (5) Coronille die Beofterachtig ús , met ne: ensen genvinnige [lomp ovaale Blaadjes ; de bin: nenften digt aande Steng;een Stoppeltje, dat in tweeën gedeeld is, tegen de Blade fieelen over. Deeze is de tweede Colutéa Scorpioides van . Crusrus, die dit byzondere ten opzigt var (4) Corerilla Frut. Fol. feptenis Stipulis lanceolatis. Mm. Acad. IV. p. 285. Cox. maritima glauco folio. TOURNB. laf. 6so, Col. Scorp. maritima glauco folio. C. B. Pin, 397e Prodr. 157. Colut. Scorp. altera..Ctus. Pann, Ie, 46. Mike LER. Ic. T. 239. Éf, Ie GOUAN. Monsp. 373. (5) Coronilla Fole novenis obovatis, internis Cauli approe ximatìs Stipulâ oppofitifoliâ bipartitÂ. Coron. montana. RIN: Fetrap. 207. Colutea Scorpioides minor coronata, GC, Be Pine 397. Col, Scorpioidss 2, CLUS. ih: p- 28e D 1 AD EEE RIAS 528 de Vinblaadjes heeft , -dat ‚de twee vam HI. dige tegen de. Takken aan zitten „gelykerwy er, in een Soort vaa Wikken , die de RE genoemd wordt; daar deeze nogthans geen°Tuke Stoppeltjes zyn, Crusius verhaalt, dat zy ze Decane veel Rysjes uitgeeft die taay zyn, fomtyds een Voet, fomtyds een Elle hoog, en aartige Kroon- tjes draagt van Bloemen, die vân Kleur zyn als in de Spaanfche, maar zonder Reuk, ’ Gewas groeit aan den Voet der Bergen by den Donau, in. Kreupelbofch en aan de kanten der Wyngaar- {6) Coronilla die Heefterachtig is, met elf gefluweelde Blaadjes , het nd grootst. 4 cri rt eend Onder die Planten, aan welken de naam vande, Colutéa Scorpieides , wegens de Scorpioen . Staart- achtige figuur der Haauwtjes, isgegeven, munt deeze Kandiafche van ArrPtNus in fraaybeid uit, door de Zilverkleur van het Loof, ’t Ge- was, getuigt hy, is zeer teder , verdraagende zelfs naauwlyks de Winterkoude van Italie. Het groeide een Elle of hooger, De Bloemen wa- zen welriekende , en de Zaadhuisjes zeer fraay Koraalswyze geknobbeld. 6) Googie die laag Eer is, neer- hur- ©? (6) Ceronilia Frut, Foliolis undenis Sericeis, Extimo Ma-jeine. pee. Colutea Scorpioides odorata, Arp. Exor. 17. (7) Coronilla Suffruticofa procumbens , Fol, novenis ovatis, Stipulâ oppofitifolià emarginatà ; Legumin, angularis Ee MH. DEEL. Ve STUKe 524 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. an hurkende , met negen Eyronde Blaadjes, er een uitgerand Stoppeltje over den Bladfteel , ee de Haauwsjes hoekig geknobbeld. te STU Denza Dit Gewas groeit in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, in Spanje en Italie, Het draagt de agterfte Blaadjes Stoppelachtig , even. als de Gekroonde, maar het blyft flegts een zeét laag , hurkend, Heetftertje, dat de Geftalte van den Gehoornden Lotus heeft. De epi, zegt Govan, „zyn zer klein, 5 HEDpDYsARUM. De Kenmerken van dit Geflagt zyn : een overs ne Saha han eek Kiel: de Haauwcjes uit eenzaadige Leedjes famengefteld. Het bevat thans meer dan vyftig Soorten „ waar onder eenigen Heefterachtig zyn, als volgt, Ee (1) Hedyfarum met hi Lancetvormig flonte Levanm fche. Arn. ia: IV. p. 327, Ferrum Bguinum Gellicum s:liquis in fammitate. C, B. Pin. 349. Lotus enneaphyllos. DALECH. Hift. sio. Polygalon Cortuí. J. B. Hil. II. 3s1. Coroni'la een TOURNE. Ix?. 650. GER, Prow. sor. GOUAN. Afonspe Hs Hedyfarum Foliis fimplicibus tanceolatis obtufis , Caule Fruticofo fpinofo. Syst. Nat. XII, Gen. 887. p. 493 Vig. XIII. p. 559. GRON: Orient, 22%. Genifta- Spartium fpino- fam Fol. Polygoni. C. B. Pin. 394. Genifta fpinofa Flore zubro. Waerr. Zeis. Alhagi Mauroram Rauwolfi, TOURN. Cire 54 & Jai, Agul & ag Arabam, RAUWe Zin. 7 T, 74 „ia ha ed wine D 1 A:poladke ? HE Ae 505 lompe Bladen de ee Hafieschtie en An „gedoornd: He Men vindt in Syrie, zo RAU wor r feliryft sro | een Plant die - „Doornáchtig is , welke de Ata- Deram bieren of Mooren Alhagi, Agul en Algul noe-®"ia me, op welker Loof men, vooral in Perfie , Manna vergadert „ even als in Europa op de Esfchen.- Dezelve-is het tegenwoordige Gewas, dat veel omftreeks Aleppo groeit ; meer dan een Elle hoog. Uit-een Houtigen Wortel geeft Ee Plant - veele “Stengen , die dun zya en fterk gedoornd ; met Blaadjes als van het Var- kensgras hier en daar verfpreid, De Bloemen zyn een half Duim lang , roodachtig, en zits ten by paaren aan ’t end der- Takjes; wotden= _ de gevolgd van gewrichte Haauwtjes, die een Duim lang zyn, De Manna, welke dit Gewas, dat men ook _srannz. op de Griekfche Eilanden vindt, in Perfie zo overvloedig voortbrengt „is. die Soort , Terenia- __bin- genaamd, waar van. ik. bevoorens als de Vierde Soort van Manna fprak *. Int heetfte #1. D. van den Zomer komen 'er op de Blaadjes Ho: 1" ST0E» nigachtige Druppen , die verdikken tot Biest tjes en deeze worden van het Landvolk verga- derd , om ‘er Brooden van te maaken, welken met veel onzuiverheid en gruis- van Bladen 5 Takjes , Doornen , vermengd zyn. Die aan ‚ Greintjes blyft is derhalve de beste, Zy moet veel flapper ‘zyn dan de Europifche Manna ; aangezien men in de Levant haar Gifte rekent IL, DEEL. V‚ Sum, | es L a: vam Horb. STUK. Tieninan- nig. viil. 546 DurBELBROEDERIGE Herstirs, op vyfentwintig of dertig Drachmen, dat is by de vier Oncen , laatende haar dan nog in een Aftrekzel van Sennebladen-{melten. De Heet NieBuHR vernam te Basfora, dät men. dees ze Manna omftreeks Ispahan- overvloedig op een ftekelig Heeftergewas inzamelde, Dezelve beftondt uit kleine ronde geele. Greintjes. Men kon ‘er veel. van eeten zonder dat zy Afgang verwekte, en hy fchynt tot het denkbeeld ove te hellen, of zy niet wel de wonderbaare Man: nâ der Israëlieten mogte zyn, … Men vindtze ‘er, als een Soort van Meel, ook-op de Bladen van andere, Boomen wdn G£)-_De Ouden ie dtas a aleen. Daar von den Hemel Ee (8) Hedyfarum met enkelde , Eyronde , gt: en fpitfte Bladen , die geftoppeld zjn. ee De eenbladige Onobrychis, met enkelde glâc: de Haauwtjes , van de Ganges afkomftig , PrukeneT afgebeeld, geeft aan deeze Soort den bynaam.- Hier toe wordt betrokken het Ceylonfche Hedyfarum van den Heer J. Bur- MAN- on Description d' Arabie , par M. NreBUaR. Koppenh. 1773: P. 1 C e en Fol. fimplicibus-ovatis acutis Stipulatis. Hes dys. monephyll. latifolium, Siliculis plurimis Spicà Tong d- geftis. Burm. Zeyl. 113. T. 49. 2. Ouobrychis Gangerih Bec. Ray. Sappl. 453. Phaseolus montan montanus. RUMPH Zeylanier drsb, VLP. 6” FT. 66 Bua. Fo, Ind, Pp 164% gen Dd Edo En dr D ras PRI Ar ME MAN Nus, met enkelde bfeede. Bladen en wees HK le Haauwtjes in een lange Aair gefchikts De ied Bladen „hier vans gelyken taamclyk naar die art Mane de Levantfehe Perficaria „ door TOuRNEFSRTSTURs 7 uit het Ooften in Europa overgebragt en thans, Dten_ alom gemeen. Dus behoort bok hier toe de Berg - Boon van Rumrurùse, een Strand-Hees fter, in Oostindie Katjang Goenong genaamd vier Voeten hoog groeijende , met paarfche Bloethen , waar op Haauwtjes volgen, die ges wricht zyn, in ieder Leedje bevattende een eed glad Bonje, (13) ‘Hedyfarum met enkelde Bladen en Bloem- Xtits Aairen, die bekleed zjn met tBlagsachtige selig Hars € poemigeranpent Sencerlaarn: Deeze wordt van gedagten Hoogleeráar aäms gehaald, onder den naam van Ceylonfche Carpi- nus die Haauwtjes draagt, of een Ceylontch Boompje, naar den Haagbeuk * gelykende, Het, er. D isin de Flora Zeylanica van L ran us af:un. srum. gebeeld, en wordt ’er een Boom genoemd, zen ate enkelde , langwerpig Eyronde Bladen heeft , uit derzelver Oxeler zekere Bloem- Aairen. ds | Pyn- of Ceder - Appelen amet, die fterk ge- blikt C13) Hedy/arum Fol. Guines; Bradteis Strobilorum ir fatis, Cordatis obtfis. FL. Zijl. p. 134. N. a8p. Tab: 7, Indie Orientalis „ Fagi foliis afternis &c. ze Suppl. 234. Carpinus Zeylanica ‘Sitientofà &c, Burm, 54 BURM. Fl, Ind. 165, _ le DEEL, V. STUK, 528 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS IL. blikt zyn , hebbende onder ieder een MOE, Bloem. Hoo poor (15) Hedyfarum met drievoudige Bladen en 5 Zr dubbelde gepaarde Blikjes , die rond zjn piche en geftrespt. Sierlyk, Deeze heeft de Aairen op dergelyke manier met Blikjes bekleed , en wordt derhalve , van PLUKENET Oostindifche driebladige Onobry- chis, die groote gefpitfte Bladen , en kleine Peultjes in een lange Aair, voortkomende tus- fchen twee ronde Blaadjes, welke digt famen- Ed getyteld, De heien: BUR MAN- 5 de in zyn Ed. Zen us, de Gehe de oemt_ = ruuw en ruig ís, Zyn Afbeelding is van die van PruKeNET eenigermaate . verfchillende, Ray telt het onder die van Madrafs , door Pr river verzameld, met byvoeging, dat de Haauwtjes fierlyk gebladerd zyn, waar van de bynaam, Volgens HERMANNUs zouden de Vrugt - Aairen van hetzelve cok naar die van den Haagbeuk gelyken. (16) He. * (15) es vet Fol. ternatis, Braêteis Strobilorum orbicu= atis conjugatis. Fl. Zeyl, 292 Hedyfärmm dd frutes- cens &c. BURM. Zeyl. 116. T. sz, Onobrychis Maderssp. Min &c. Ray. Suppl 234. Onobr, Indica trip! Bec, ELUK. Amalih, 161, Te 433 fe 7e BURM En Inde 165. 6 zie en Dt AD BERMAD 529 (16) Hedyfarum met drievoudig en enkelde ME eenigermaate. Wollige Bladen , de Steng En | gegaffeldes de Bloemen by paaren;, nes Haauwtjes gewricht en flekelig. > Deeze' ís, zo wel áls de volgende ‚ door word Heer :‚Ni’Ia- Bu-RMANNUS in--Afbeelding B gebragt onder de Indifche Planten, ct Gewa a veel naar dat van fommige Brem, 17) Hedyfarum met drievoudige langwerpigt xvm. geftreepte Bladen en doa ged Trosfen inn de Oelen, | Gefseept me Haauwtjes beftaan hier dents ieder uit ben. Leedje en. maaken Trosfen , van lang- te als de Bladen , uit zulke, Haauwtjes Aairse= wyze famengefteld. De Bladen zyn fraay ge- ftreept, De Steng is regt, Shi, 1 me (13) Hedyfarum met drievoudige Bladen en rete vert … …opftaande Trosfen van hangende Haauw- Hedsfarums „tjes ‚ die uit veele Leedjes. beftaan. 3 gef Omge- Beton Ke) Benel za termatis me fubtomentofis, Caute &; nis, tn ren » hispidis, Burm. Fl, ind. p. 166. T. st. Pe, vak) Hedyfarum Fol. vérnat. ooge la ‚ Racemis laribus_ pendulis._ Burm. Fl, Ind, P. he T. 53. Îg (13) Hedjfariem völ, tern. Rac. ereâtis, Dga pa dalis malt -axriculatis, Hans. 103. ot Kaes Ie DEELe V, STuwe 530 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. PN Het laatfte ondetfcheidt genoegzaám deezen xiv. Indifchen Heeftêr, die anders naar den voor- ete gaandert vecl gelykt,. De Haauwtjes zyn plat en hebben ieder vän vier tot zeven Leedjes. (19) Ea met drievoudige Bladen, de oemen aan Beten de Steng Heee pek zi, ee Gekdûnd. De Bloemén grdeijen, in deeze Soort, Kfoon- tjeswyze op-Steeltjes eh de, Haauwtjes komen op dergelyke. manier. voort. … Het. zeifde heeft - 4 plaats in het Gewas, dat van Rumrrivs enoemd wordt Krokodils - Blad , zynde een Beten, die op älle- Oevers en Stranden bekend ok vér Klis door zyn Iyk grootd Bladen beftaat. -Hy voert derhalve den naam van Daun “Boëyâ in ’t Maleitfch , en dien van Wüldamini by. de Ceyloneezen, | Ek, (20) pn met drievoutige Bladen en Brbfsan ppedlbdipe Haauwijèss de Steng laag Hee- biarticula. Dat dik _fterachtig. (19) Hedy far uid He térn. Pedancutis vinbelltfecis 5 ar Fruccolo. Ft Zeyh 203. Hedys. trifol. Arborescens Burm. Zeyl. 1 15, T. 51. BURM. Fl, Jud, Pp. 166, he Eiscodhi. Runen. Amb. IV. p. 112. To 5 (zo) Hek faraha Fol. têrn. Caule baie. Legum, bie articulatis. F/ Zeyl. 269. Hed, triphyll, Siliculis geeen atis ec. Burm. Zijt, 114. Piot a. Onobrychis Zey minor pecennis. Raj. Sappl, 457. BURM. FL, Ind. ke 166. Dram DEE PRI A St Dat de Haauwtjes fomtyds uit twee Leedjes MI, beftaan , onderfcheidt deeze genoegzaam. Som- Arden tyds komen,ook de Haauwtjes, die rond. en Hoorps Schildvormig zyn , ongewricht. maar twee by* en elkander, voor; ie in dat Ceylonfch Gewas; dia, door den Hoogleeraar J- BunRMANNUs afge- beeld „ éS welk daar van den naam voort, De Steng is Heefterachtig. eN Hedyfarum: meì E Blaâen, de EA Bloemen Pluimswyze geaaird, de Haauw- pon. tjes gewricht, het onderfte eenzaadig , en See. zi Borfielachtige Stoppeltjes. — Dat de onderfte Haauwtjes enkeld zyns de bovenften uit Leedjes beftaande , onderfcheidt deeze. Soort „sachs „door. gedagten n Heer in ‚ Afbeelding gebraëts Zy is Heefterachtig, met ronde Steelen en Eyronde Bladen, groeijende op Ceylon. (22) Hedyfärum met drievoudige Bladen, _xxn. Vliezige gladde onverdeelde ane der mwer: Steng en Takken frekelig, Het Ri) Hedyfarum Fol. tern, Flor. paniculato- fprcatis, Legum. Atticulatis , infitio atonospermò; Stipulis Setaceis, F1. 293. Hedylrum trifoliatam &c. Bins, EVIL EIT. Sh L. Je Bokt, FL Indo p. 166 …_{a2) Hedyfaram Fol. tetdorts, Eéfinibs Membraänaceis Tevis integris ; Canlé Rarhiequê hispidis. FL Z5yl. 205. Bhafeolus vistolùs , fpicâro Flöre de Fruêta pn RURM. Zayl, 187. tuf. 1? Bolt B Hil, p. 16 12 MH, Derr. V. STUK, 332 DuerELBROEDErice Heesrêns; torn Het Lymerige Boon- Gewas ‚ door den zelfs xiy. den onder de Ceyloùfche Planten afgebeeld , móöis: zou hier toe fchynen te behooren, indien het: STUK: zelve de Haauwtjes niet zeer ruig had, Oók zige. zyn dezelven op-de eene zyde niet uitgegulpt;, maat hebben ‘regte kanten , waar in’ deeze’ Soort van de anderen verfchilt. De Sténg is Hee- fterachtig. air (43) Hedyfarum met enkelde en driev. Bladen ; Eene Kam sne gen raped Bi de Kindle aan Tros- daafchs fen. „Deeze heeft de Bladen aan Ne Wortel cnie > die eelde, aan din ek A op een Stee golfd , die ruuw en drichoelig Zyn. = ‘Onder le Kähadafche Planten is dezelve door Cor Nu- Tus afgebeeld. Zy heeft een ftreepig, gehoek- te regtopftaande gladde Steng , met en mige Bladen en- fpitfe- Stoppeltjes. ns KEV. “(e4) Hedyfärum” mêt drievoudige van onderen mogen ruuwe Bladen , een ftekelige Steng en Tros- tig 1 wys’ gepaarde Bloemen, es Ei Jit @) Hedyfaram Fol. fimp. ternatisque , Caule levi , Flor. Ra= cemofis. Herz, Ups. 232. Hed.Fol, Radic, fimplicibus &c. H. CHF. 365. R. Lagdb. 335. Hed, triphyllam Canadenfe, CORNe Canad. 44. T. en Onobrychis major perennis pkg pse „MoRIs. Hift, Il. p. 130, S..2e T. 11. É, gee (za) Hedyfarums Fol. ternatis fabtus fcabris, Gie hisgido ; Eloribus Racemofis ominenie. HUN. 232, H. Clif. 365n GBQN, _D EE SA ED. EE B ter ee rd Dit Gewas , dat in Virginie groeit „ heeft. UI een Heefterachtige Steng, met Eskieäde Rans A ken , die zonder. Steunzel langs den ‘Grond Hoor»; kruipen ; gelyk SLOANE herzelve in de West-S7 58 pe vondt. Voor ’t overige fchynt daar in drie. ad tkelyke verandering plaats te heb- bere ‘Het is allergrootst Klimmend Hedyfarum , met haakig ruige Stengen en groote Aairen aan E en van BROWNE getyteld. (25) Hedyfarum met drievoudige rondachtige vxv, Bladen, de Steng Takkig Heefterachtig , 2faritan he Haaywen gewricht en glad. e kleine Marylandfche Hedyfa- rum van R'av, hier aangehaald , heeft ‘korte, platte, ruuwe Aerrichis Haauwtjëss des mise zelve van de ing verfchilt ; doch’ moog- Iyk hangt die van de rypheid af, Mars andích, (26) Hedyfatum met drievoudige , byha Ey x - ronde, van onderen Haaïirige Bladen, de Frades *_____Steng Heefterachtig. Waar: ‘achtig, ON. Zirg. 108. R. Lugdb. 385. Hedyfarum triphyllum 8 maximum fcandens &c, BROWN. Jam, 301. Hed, triphyllum Fruticofum (fupinutn) Fl, purpureo. SLOAN. Fam, 7. Hifle I. p. 135, T. 118. f, 2. RAJ. Suppl. 458. Onobrychis Ame. ricana Flor. fpicatis &c,. PLUK, Alm. 270, T. 30%. f. 5. ° (25) Hedyfarum Fol, sternatis, Foliolis {ubrotundis, Caule Frutescente Ramofisfimo „ Legum, „articulatis levibus, GRON. _ Virg. 109. Hed. lala Siliquâ. breviore,. Dir. Elbe 174. Te I44e, Hed, triples Marilandicum minus, Ray. 45 5e =&6) Hedyfarum rol. as fabeus viltofis , pa Ì u. DEEL» Ve STUK Hoorp- STUKe XXVII, Wiridifio- rum Groen- bloemig. XXVII. Hirtume Ruige ka 534 DUBLELEBROEDERIGE HEESTERS, Waarom deeze, in ’t byzonder , den bynaam voere van Heefterachtig, is my duifter. | Groeyplaats is ook , zo wel als van de drie volgende , in Vijziie. 27) Hedyfarum met drievoudige fpitsachtige Bladen , een wegie. Steng , en zeer lange overendftaande Tros fen, | Deeze Soort groeit ook op ’t-Eiland e ee Oostindie , volgens den Hoogere bp BURMANNUS, _- (28) Hedyfaärum. met ane ovaale Bla- den, een Heefterachtige Steng , langwer- ne mette Ema eed Dit Gewas is ruig Heefierachtig Dricblad s met langwerpige gefteelde Aairen, by den Heer GronNovtius genoemd geweest, In-de Tui- nen bloeit hetzelve * eerfte Jaar met vermink- te Bloemen, niettemin Vrugtdraagende; in het volgende brengt het witte Bloemen voort. (46) He- Frutescente. GROK, B rog. Caule Frute villofo, MALL» Bi, N16» 27) Hedyfarum Fol, ternatis acutiusculis ‚ Caule ereâo && Racemis longisf. eretis, GRON. Virg, zoge Onobrychis Amer. Flerihus {picatis, Fol. tern, canescentibus , Siliquis asperis. PLUK. Afm. 276. T. 308 fa Se BURM. Fl, Ind: 167. (28) Hedyfaram Fol. tetn. ovalibus, Caule Fruticofò, a eis oblongis, Cal. Fruêt, hirfutis monospermis, GRON: toa. Trifol. Fruticofum hirfatum, Spicis oblongis td Vatis, GRON, Virg, Le pe 173e D-1 AD EEP HI A 595 (46) Hedyfarum met gevinde Bladen ;.de.Steng Heefterachtig ; de Haauwtjes gewricht ; Heg glad, geteeld, regropftaande. | Deeze voert, in % byzonder , den bynadià. van Virginifche. De Bladen zyn Wlaauwachilg of Es (47) Hedyfarum- met PER Bladen Heefterachtig ‚de Vleugels korter dga. de Vlag en deeze korter dan de Kiel hebben- de; smet eenzaadige Haauwtjes. ni AFDEELe XIV. OOFD bod En Pumiluma Laag. Dit is een Heetftertje van een Handbreed hoog , ín“ Spanje groeijende, dat gevinde Bla- den heeft van die langte, de Vinblaadjes lang- werpig ovaal , en eene gladde Aair van Blge- men ‚ wier Vleugels-eens-zo-lang als de Kelk en maar «half zo lang als de Vlag zyn , met een zeer. grooten breeden, ftompen „ Kiel, (52) Hedyfarum met gevinde Bladen, lange, Trosfen , omgeboogen Haauwtjes ; de Sieng Heefterachtig. Dit (46) Hedyfarum Fol. pinnatis , Caule Fruticofo , Legumie n'bus articulatis glabris, pedunculatis „eretis, GRON. Virg. 1. 174. IL. fog. MElchynomene Fol. glaucis pinnatis CLAYT. (47) Hedyfarum Fol. pinn. Caule Suffraticofo , Coroll Alis Verillo, Vexil'oque Carinâ brevioribns, Legum. mo nospermis. ant. 448, (52) Hedyfarum Fol. pinnatis, Racemis longis , Legum, ine ge Caule Fruricofo, BuRa. FL Ind, p. 169. T, 56, Mant, } OE: 4 IL. Dzer, V. Srum. LIY. Crinieume Gehaaird. PN IL ÁFDEEL. XIV. Hoorp- STUK. ge 536 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, Dit is een Oostindifch Gewas, door den Hoogleeraar N. L. BURMANNUS in Afbeel- ding gebragt en befchreeven als Heefterachtis ge, Houtige Takken hebbende, met Lancets- “ wys’ ovaale Blaadjes, oneffen gevind, en fpite fe Stoppeltjes , geevende een groote Aair uit, wel een Voet lang , van Bloemen wier Steel. EI. Cornutuns, Gehoord, tjes krom en fterk gehaaird zyn, waar van de Bynaam, en rondachtige kromme Haauwtjcs. (53) Hedyfarum met gevinde frnalie Blaadjes , gladde eenzaadige Haauwtjes , en blyvende Doornachtige Steeltjes ; de Steng Heefter- En ted Dieze , TourNerFoRT gevonden , en door hem af. gebeeld , maakte. een Struwel van een Voet: hoog- en’ twee of drie Voeten breedte , zeer naar die van den Boksdoorn gelykende, heb- Et ne Ee Ed bende Houtige Stengen van een Duim dik, De Takken liepen in Stekels of Doornen uit , waren bezet met gevinde Bladen, tot zeven of negen aan een Steeltje. Het bovenfte van de Stekels droeg paarfchachtige Vlinderbloempjes van eene zonderlinge figuur, B Tk N< an 4 _{s3) Hedyfaram Fol.ípingatis Linearibus, Legum permis levibhs, Pedunculis perfiftenti - pino Gaule F Frutin | eofo. Onobrychis Orientalis frutesc., fpinofa, Tragecanthe hac TOUENE. Cor. 26. Jt, ML Pe Te, 103 Bad muts Jr ADI h po A SPELD Bie: INDIGOFER A” Indigo. _De Kon zyn, cen wyd gaapende Kelk: de Kiel der Bloemen wederzyds met een Kleren a vormige, uitgeltrekte ez zet Zaadhuisje, De Die, overal even. breed, In dit Geflagt „ dat zynen naam van nt Ear die de enn heeft ‚zyn thans veertien Soorten , altemaal uitheemfche , begree- pen, waar van vatte tot de Heefters behoo: ren, als volgt. EK 0) ) ee EI enkelde Lancetvormige geflu- pe 8 laden , ongefteelde „Aaîren ; de © mdifre EE ee Deeze op Zandige , vogtige , ik gene Vel. den aan de Kaap- tig met dunne ruuwe Senpen:, , st en tjes, en gebladerde Takjes. De Blaadjes zyn enkeld ovaalachtig, digt geplaatst „ als wit Flu- weel , fmtyds den rand gekleurd hebbende, Aan t end komt.een ongefteelde „ Eyronde, ruige Aair voort, wier Bloemen den-Kicl korter dan de overige Bloemblaadjes , donker paarfch , lan- ger genageld , en wederzyds met een Spoor hebben. Hier door wordt dit GEWa8 van de Gefluweelde Liparia onderfcheiden „ welke cen Bultje aan den Kiel heeft, in-plaats-van deeze Spoor. tian ae m0 In- 2D glen Fol. Gamplieibas Kaniadinsia aus » Spicis, s-Caule Fruticofos Syst, Nar, XII, “Gen. 835. Ps 496. re. KLI p.- 563, Mante-271, Ll 5 Me DEEL V. STUKe ari uw reele de. 538 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, in. (8) Indigo met de Bladen vyf-en driebladig AFDEEL, gevind ; Trosfen in de Oselen; de Steng Hoorp- Heefterachtig, u _— Die is insgelyks een Kaapích Gewas, het- Cf. welke te vooren tor de Pforalea werdt betroke achtige. ken, thans met den zelfden bynaam, als naar den Cytifus gelykende , hier geplaâtst, Het is een Heefter met hoekige Takken, de onderfte _ Bladen drievoudig, de bovenften vyfbladig ge= vind hebbende; de Blaadjes langwerpig ‚-gryss gefpitst en byna even groot; de Stoppeltjes Elsvormig; Trosfen , langer dan de Bladen; van afvallende Blikjes; de Meeldraadjes niet allen famengevoegd , de Vlag opgeregt : de Vrugt rtolromtaehetg =akammerie:s nis Suic beertjes beftaande, IX. (9) Indigo met gevinde Bladen , ruig ; de Steng rme regtopftaande , geaairde Bloemen en bags. | gende Wollige Haauwtjes. Volgens den Hoogleeraar J. BURMANNUS fchynt dit ook een Heefterachtig Gewas te lt (5) Indigefera Fol. quinato- pinnatis termachque , Racemis Axillaribus, Caule Fruticofo. Pez. XiIl, Ploralea Cyrifuides, Sp. Plant. 1076. Lotus Africana oee ‚ Flore fpicata subicundo. Comm. Hert. II, p. 167. T. 48. Genifta Capenlis fpinofa Liguftri folio &c, Pum, Pbyt. 185. fs Co) Irdizofera Fol, pinnatis , hirfuta, Caule creto, Flor. fpicatis, Legum. pendulis Lanatis. FL. Zeyl. 272, Am. dend, Lp. 408, Aftragalus fpicatus Siliquis pendulis &c. BURM- Zele 37. T. 14e Kattu- Tagera. Horr, Mal, Ip, 55. T. 3% hi Dt ADE LE PCH IT A 539 zyn, als hebbende Houtige, fterke , harde Tak. En ‚ waar aan Bladfteelen komen met zeven sword Eyronde Vinblaadjes, zeer Wollig. Een lange Hoarp= + Aair, byna van een Span, komt uit de Oxels* "UE voort, met Vlinderbloemen , tegenover elkan- Pe der , waar op. Zaadpeultjes volgen, die uiter= ruig zyn, fpits, met kleine witachtige dE Het grocit in Oostindie. (zo) Indigo met gevinde Lintaale Blaat en, _ verlangde Trosfen;de Steng Heefrerachrig, a … Deeze „aan „de Kaap groeijende, heeft gese gen of elf » fimalle, fpitfe Vinblaad- jes » die Gentgermaate ruig zyn: de Bloem is van buiten paarfchachtig , hebbende een ge- fpoorden Kiel en {malle Meeldraadjes, gelyk in de andere Soorten. Xx. ngaflifo. malbladie (ar) Indigo met gevinde Lancetvormige Blaad- en jes en korte Trosfen; de Steng laag Hee-vreemde, Jterachtig. LinNnsus geeft aan deeze den bynaam van Anil, om dat zy veel-naar de volgende gelykt , verfchillende daarvan , zo door de kleinte van *t Gewas, als dat-de Blaadjes van onderen ruig zyn ; de Haauwtjes omgekromd en … fpits, Zy groeit in Indie, (aa) In- (ro) Indigofera Fal. age Lingaribus, Racemis clonga+ tis, Caule Fruticofo. Mart (11) Indigofera Fol, Eel sem Länceolaië, Racemis brevie bus, Caule Caule Suffzuticolo, Mant, 272, IE, DEEL, V, STUK, \ „BL AFDEEL. XIV Hoorp= STUK. Re 540 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS (12) enen met gevinde fiomp-BEyronde Blas den en korte rens de, es. laag Heen Jierachtig. Dit Gewas levert de bellie” Verwftofzuit , ner, me B Indigo genaamd, die by de Ouden eeds bekend is geweest, en nog in veel ge- bruik by de Indiaanen (*. De Arabieren , Turken , Perfiaanen , noemenze Anil of Nil, doch te‘ Suratte, «daar…eigentlyk- de Stapel is van deeze. Verwítof, heet.zy Gali. De Ma- leitfche naam is Tarron, de Javaanfche Tom. De gewoone naam, Indigo, van Portugeefche afkomst , is door hunnen Tongval van Jndi- zeen ee men die mers ’ hide in erb en PET Ì was, n e Groeyplaats en behandeling , zeer Wertehiliehs de, Een Wilde komt ’er van voor, die fom- tyds 2) Indigofrra Fol. pinnatis obovatis, Racem. brev, Caus. le fuffruticofo. Weg. XIII, Indig. Leg. arcuatis incanis, Ra= cemnis Folio brevioribus. Ml, Zeyl. 273. Ars, Acad. I.p. 408. H. Ups. 208. Mat. Med. 348. MilL. Jè. T. 34. Indigofera Foliis-nudis. H. Châf. 487. Mfatis Indica , Fol, Rosmarini ‚ Glafti affinis Ce Be “Pin. 113. Anil f, Nil Indorum color, Je B. Hift. 1. ps 495 Indicum. Rumen. Amb, V. p. 220. T. go, Ameri. Hor:. Mal. I, pe lore T, 54. Colutéa Indie ca humilis , ex pad Indigo ; Folie viridi, BURM. Zeyl, 69e BURM. Fl. Ind. (*) Hierom ride Aril foe Nil, Indorum color genoemd van J. BAUBINUS, ’e welk door êen hanidrastelyken. Drukfeil was veranderd in inodorum color. (Spec. Plant. LiNN.) ë niettemin, gelyk veele anderen : voerftoots overgenomen nagevolgd, Ee Drkorer sns _ sar rds eens Mans längt längte hoog groeit „ doch de IK gewoone Tamme; welke men op Akkers zaait” vry. En aankweekt,’ blyft veel kleiner, doordien zy Hoorne - laager gehouden wordt, Men leeft ‘er mede er" als nierste Lande met de Tabak, Niet al aria, leen wordt de” Grond ten zorgvuldigfte bereid, maat zo dra de ‘Boompjes , uit de Zaailingen in orde geplant, een Elle hoog zyn opgefchoo: ten , dan topt' menze,óm niet in ’ Zaad te schieten , en” deeze afgeplukte Blader - Takjes zyn het, uit welken de Verwftof gehaald BE Voor ’t overige is het Gewas zo fier- de fraaifte Colutéa - Boompjes , doch Kri van Loof , gelyk de Wynruit ; en draagt Vlinderbloempjes die bont zyn, waar. op Trosfen_ volgen--van- een. menigte Haauwtjes , ieder op zig zelf naar cen Scor- pioenftaart gelykende. De manier ,der bereiding is zo uitvoerig voorgefteld- door. Doktor RANouw, die ook alle. gedeelten van ’t Gewas ten uitvoeriefte in Afbeelding gebragt heeft (*), dat ik daar van niet behoef te fpreeken. Het zy genoeg, dat inde Bladen en Takjes van hetzelve die blaau- — we Verwfítof zit , welke door aftrekking in Wa- ter daar uit gehaald wordt , zynde, het gene daar in doorzakt-, het Liehesn derzelve , welk men droogt en tot ren maakt, - Drie : al ki as Natuur=- en -Konst- Kabinet, Zie ’t Re p’ woord Jndigo, Ook MARCHANT, Mem, de F.Acad, de Paris, 1 zE, 1. DEEL, v‚ STUK, éa2 Dubs ELBROEDERIGE HEESTERS, Hi jäaren heeft men een Oogst van de-zelfde Boom. Peek pjes; doch de eerfte levert, de beste Indigo uit, Hoorp: Ten opzigt van de Behandeling en Groeyplaats mit XII. verfchile ook deeze Verwítof zeer. Die uit Westitidie komt s van een. dergelyk Gewas ge: teeld „ gelde dikwils meer dan de Oostindifche of Javaanfche, … Zy- wordt valdaar. op drooge plaatfen ‚van Jamaika en andere Eilanden, ger zaâid „en amen a ’er-bovendien insgelyks een Wilde Indigo, van zelf. voortkomende, Men tecltze ook in de Franfche, Hollandfche en Deenfche- Volkplantingen „ doch die uit de Spaanfche Westindiën $ Jndigo di Guáâtimala aai dá dioeskel 5 ‚gek. alle de gedra in otelyks vet ee gm waat y gel ande fomtyds of tien-Guldens het Pond, daar die van Barbae dós naauwlyks zo veel Stuivers geldt 2 Men trekt die Verwftof ook uit andere Gewasfen (*). (13) Imdigo met gevinde ovaále Bladen, vér: Daer dangde Trosfen en vvezaadige Haauwtjess ee Cr4) Indigo met gevinde , Wollige » lomp. Ey: Argrmaa, vonde Bladen , de Steng on» Verzilver de, _ „ (*) By voorbeeld , uit een Sdort van “Gatga, op Certon; | enzs, gelyk wy nsddehand zien zullen (13) Indigoftra Fol. pinnatis arbei Racêmis eig, Legdminibus dispermis. Syst, Nat, 3. p- 232. (14) Indigofera Fol. pinn. tomentofis obovatis, Cute Fes: aan en ee: zeen , rent Racemis D-t-A D BrLeP-E IA 348 Deêeze, in d> Indiën huisvestende , verfchilt Ht door haare Zilverkleutige Wolligheid van alle andere Soorten, De Heer MrrEEERr heeftze „Hoorp= * Onder den naam van Anil met gekromde gry-° TUE ze Haauwen en Trosfen die Kotter daf hietdria on Blad zyn , voorgefteld. Dé Parmaikáfche , haar de Colutéá gelykende, vari SLOANE, die tiee- fterachtig en verzilverd is , niet Aairswyze uit den groenen paarfche Bloemen, wordt van hem een Wilde Indigo genoemd. De Haauwtjes van deeze Soort zyn , volgens Linneus, Wollig, famengedrukt, dikachtig, Te. gerichte en veeltyds driezaadig, De Perfijche Pari verde Coronilla van GARrciN is onder EEn naam geplaatst (*). AsTRaert us De byzondere Kenmerken. van die Geftagt zyn, een Haauw, die dik is en door een mid: delfchot in twee Holligheden verdeeld, Het bevat meerdan veertig Soorten , meesten. deels Europifche Planten sonder welken de twee laatften , als Hourige Stengen of Tak- ken bebieoge : hier thuis behooren ; naame: jbs, Pes rie e 5) pa Folio brevioribus, Caulé Fratieòfs: Mitt; Diër. r. Colutez affinis Fruticofa Argentea ; Flotibùs fpicaris &c, SLOAN. Fan, sar. Hifl, IL. p. 37. T. 196. 6. 5% _{*) Indigofera Argentca, Buka, Flâ Ind, 171, IL. Das, Ve STUK, 344 DurBELBROEDERIGE HEESTERS ard (41) Aftragalus , die naauwlyks een Steng NE heeft , met een menigte vg ae In ___ Wortelbloemen. XLI. Een zonderling Gewas, dat dt ovrkEroET Aftragalus , Tragoides. in Armenie. heeft. waargenomen „ maakt deeze Baksdoor: Soort uit , welke ook groeit in, de Noordelyke deelen vän Afie, Het heeft geen Steng of Bloemfcheede , maar Takken, uit den Wortel voortfpruitende , langs den Grond verfpreid en als daar tegen aan gedrukt; bekleed zynde met Kleine, gevinde , Haaïrige Blaadjes. De Bloemen komen ongefteeld, digt getropt, aan den Wor- tel voort: zy zyn geel; hebben ruige Kelken met pir Tand „en eh bee rond- amineniog van AMEN zo diet, dat het € fraaïje Aardzoode gelykt. Het verfchilt aanmer= Kelyk met dat van BuxBauM. GMELIN heeft het , in ’ vroege Voorjaar , menigvuldig in de Woefty- nen aan Rivieren in Siberie bloeijende gevonden. (42) Aftragalus meteen vaer Steng en E. zene ee dekerk Boksdoorn, —_ chines DM (41) Aftragalas fubacaulos , Rn ots fabfeslilies GMEL, Sif. IV. pe 52e Aftr. entalis acaulos Flore lateo. _ TOURNE. Cor. 28. BUXB. Es ale p. 21. T. 38. £. 2. Afl. orvagen tha (42) Aftragalus Caudice Arborescente „ Petiolis fpinescenti= bus. Aftrag. aculeatus Fruticofus Masflien(is,« PLUKe, „Alm. 60, Tragacantha, Ce B. Pin. 388. CAM. Epit,446,-Hort. Cliff. 361» Mat, Med. 348. TOURNE. Inf? 417, Tin. P &1, 23e GOUAN Mons DIA D Beb PoMorsAe sad Dit is het Gewas, dat de zo bekende Gom — Mij Dragant uidevert. Men noemt het, in * La- Arita tyn, Tragacantha ‚ eene benaaming van Griek- Hoorpà fche afkomsts- betekenende juist het Nederduit-STUKe fche woord Boksdoorn. De. vermaarde Tour-gin NEFORT maakte’er , Onder dien naam, cen ak Geflagt vans’ welk door den Ridder aan dat van Aftragalus is. ondergefchikt, De. Hoogduite fche, Eogelfche en Franfche-naamen komen op ’c-zelfde uit; hoewel het van de Franfchen ook Barbe âe Renard en .Adragant geheten wordt. „Het groeit in de Zuidelyke deelen van Euro« pa;aan - landfche Zee, vooral op het Zeeftrand by Marfeille ; weshalve het den naam van Marfi ain Boksdoorn, „by: nigen voert ‚ „enk 1» raga- lus van Marfeille die Heefterachtig en er : is. Het komt ook veel voor by den Berg Ethna, op Sicilie, en op Heuvels-rondom den Berg Ida van Kandie, alwaar gezegde T our- NEFORT.-het maanmkendhe waargenomen heeft: Een dikke Pen - Wortel , die in de Opper: vlakte van den Grond Houte is, geeft vers fcheide Stengen van een Duim dik, zig in ronde uitfpreidende en „neerleggende, Deeze Stengen zyn hard. en _Spongieus , bevattende veel Gom. tusfchen haare. Vezelen , en. met een rimpelige bruine ed die een Linie dik is, ee ' om- pe: 336. GER. Prov. 523, 6. ragtime affinis ranugis f. Poterium. C‚R‚ Pin. 388. GRON. Orient, 225, Tragds gantha altera, Poterium forte, CLUS, Hijf, zo, Mm we dies He DEEL, V, STUK, SAC DusPErstoEpenice HeEsTEns UW. omkleed. Zy verdeelen zig in een digt Loof wite van ontelbaare Takjes , welke: fterk gedoornd nöön: zyn „ en zig onderaan byna als dood vertoo- SEuks mige, Gom Dragant, „Len, doeh boven bezet zyn met menigvuldige $1° Vinblaadjes , zes „ zeven of agt wederzyds aan een Rib òf Bladfteel, die aan * end in een fcherpen Doorn mitoart; geelachtig van Kleur, Aan de enden der Takjes komen uit de Oxels der ne Vlinderbloemen voort , bleek paarfch- achtig , een groote Vlag. Negen Meel- draadjes en famengevoegd tot een Scheede,- die het Vrugtbeginzel omwindt, en het tiende Ae zig zene Jos en vry. De Styl is Els- Led vormig eeft een klein Îtomp. Stempeltje. De Kelk is als EE Peperhuisje grys: Op de Bt volgen dikke tweehol- lige Haauwtjes wiet berie wike vin bee fprengd, die kleine N De natuurlyke reden der uitdringing van de Gom Dragent, kan aangemerkt worden te bee ftaan in het verfchroeijen der Vezelen van den Bast, door de Hitte van de Zon , worden- de tevens het Gomachtige Sap » dat binnen de vooze zelfftandigheid vervat is, door die zelf- de Hitte zwellende , naat buiten geperst, en dan, aldaar ftollende onder ’t uitzypelen, ver- krygt het die gedraaide en Druppelachtige ge- daante , waar in de Gom Dragant ons uit de Levant toegebragt wordt, Men kanze ook door gemaakte Infmydingen 5. zo uit den-Stam , als uit den Wortel van ’t Gewas „ bekomen. Hoe witter en Wormachtiger, dezelve en me elf zapt EEn ma ; BEN A Dishotol.t Á Gh ter. _ Haar Lymerigheid ‚_dienflig. om Poeliers, ze en: andere dingen. tot. een. Deeg, te maaken, ke is Wereldkundig, „Tewendí ig;is zy. van dergelyke 1 Hoos verzagtende ‘hoedanigheid als de Arabifche Gom, STUE- en wordt. derhalve. , zo enkeld „ als in famen= gia, pg geftelde Geneesmiddelen FE „gebruikt, eid Hier komt nog by, een Gewas, dat de ver. maarde TOURNEFORT alseen tweede’ Soort van Boksdoorn opgetekend “heeft, en hetwel- ke zo. wel in. Spanje , als in Klein Afie, fchynt - te gtoeijen. Dit noemt. Cr Ustus- een. twee. de Ti ragacanilia en. verbeeldt zig, dat het wel Kon zyn het echte Poterium , waar van Dr: OSCORIDESs onder de Benectniddelen melk ding maakt. Het kwam grootelyks met de woone „Marfiliaanfchë Boksdoorn overeen „ en groeide veel op droog dorre Heuvelen, ‚by Kadix en -daaromftreeks, Des. Winters „ ech: ter, kwam bet geheel Bladerloos voor „ terwyl de gewooue Boksdoorn. alsdan , zegt hy; Zy* ne Bladeren. behoudt, Inde Velden, by A« ieppo, groeit het insgelyks, wordende van: het Landvolk Megasaê- geheten, en alseen Bewaars middel tegen Betoveringen. inde Huizen. en Ver: trekken opgehangen:- Van -Morxrson wordt -deeze Granadafthe Tragacantha, metafvallende __Bladen en eene witte Bloem „ getyteld, PsonAtea “Die Gefiagt heeft den Kelk als met Eeltige _Stip- HK, Dis, y, stus, 348 DuUBBELBROËDERIGE HEESTERS Ut Stippen befprengd en een Haauwtje, dat een: moe zaadig is, van naauwlyks meer langte dan de Hoor: Kelk, De Ruidigheid der Bladen geeft ’er den STUK, naam aân. dn Agttien Soorten A meest Heefterachtië, kó- men in hetzelve voors als volgt. L (1) Pforalea met Liniaale eetsei en ina Bloemen in de Ozxelen. | L kde Dit Gewas, gemeenlyk Gerifla”. Ruteri ge- paamd, is van HERMANNUS Afrikaanfche éenzaadige Boom , naar de Brem gelykende , met blagne loes en gevinde Bladen, ge= pan de kanten der Beeken in woelte Velden s by es ap zegt hy. ‚ weelig , en ‘brengt in ’t eerst drie Blaadjes op een Steeltje voort ; doch vervolgens kryêt dezelve finalle groene gevinde Bladen, die ruuwachtig zyn en de Takjes zeer digt bee kleeden , welke, van beneden tot boven, om- _ ringd zyn met Gieckblaative Vlinderbloemen , in langwerpige , Vliezige , vyfdeelige „ ruige Blaasjes, ‘ieder een enkeld , zwart , glinfterend, Nierachtig Zaad’ bve dat met een dun bruin Vliesje , als met een eigen Scheedje, is (1) P/oralea Fol. pinnatis linearibus , Floribus axillaribus. H. Ups. 225. Syst, Nat. XII. Gen. 354, p‚ soo, Pig XII. p. 57o. Fol. lin. zeuminatis. RK. Eugdb. 373. Doryenium Cau- le Fruticofo Fol, pian. &c. H‚ Clif, 370. Spart, Africanume T Rav. Zeiss. BERG, Cap. 213. Genie affinis Arbor af Eier al. Lugdb, 27Ze Te 273 er Dr A-DiReL PH IA SN gedekt. De Signes der Bloemen zyn enke Ee en ruig. Wigachtig zyn, met een agterwaards « r; …__—_ krom Doorntje ; de Ben met Bloem- Cai Oele. … hoofdjes aan ’t end. ie C2) Pföralea met drievoudige Blaadjes , aen een de. De ‘aanhaaling van PLOKENErIus moetEl. > ge uitgemonfterd worden volgehs den Ridder, en derhalve zou nog geen Afbeelding uitgegeven zyn van deeze Soort. Ik heb aanzienlyke Tak- ken „ van de Kaap overgebragt, die tot geen te kunnen behooren, De Af- beelding , ‚ Praar XXIX. Fig. 2, ftelt een gedeelte van hit de Tak voor , „welk de enKomiiig blyken met de opgaa- ve WE emee en zegt: ss het is een „ Heefter met zydelingfe enkelde Bloemen , „, zonder Blikjes , hoekige Takken, die it | » tuig zyn, en Wigvormige Blaadjes.” Ik heb verfcheide Bloempjes daar van ontleed, _en had dus gelegenheid om de deelen der Vrugt- maaking ten naauwkeurigfte , by Vergrooting, in Plaat te doen brengen, als volgt. „De Kelk Bis eenbladig, in vyven verdeeld , met de bovenfte ee minder diep gefchei. den, @) Pferalea Fol, ternatis , Foliolis gn ee recurva- to- mucronatis , Capitulis teeminalibus. Pfor, Fol, ternis, Fol, Cuneiformibus & &c. R. Lugdb, 373, Genia- Spartium Afr, trifolium, Flor. ceeruleis, Fol. minimis in Spinulam deftia nentibus, Räj. Derdr, ro4. LINN. Mant, 45% m3 Ke DEEL, Vo Sruxs : in. ADEL. De Bloem. Vlinderachitig „geaderd, geftreept. end Wegs, ’ op $5o DUBBELBROEDERIGE Herstense' den, de onderfte Slip Schuitswys’-holen Wât -— grooter ; allen bruinachtig met roode Pukkels. De Vlag-h bleek Violet „-byna-tond, van onde- „ ten met een dikken geelen Nagel: de Vleugels c‚ d Halfmaanswys’ {tomp „geelachtig , met „bruine Streepjes en lange dunne Steeltjes : de Kiel e tweebladig , kort en ftomp, ieder helft een groote zwarte Vlak hebbende en een lang Steeltje. De Meeldraadjes, als by Fa uit een Scheede voortkomende „ die het Vrugtbeginzel op déh _ bodem des Kelks omvat, Negen van dezelven yn famengeg ro: iden maa heetiende ! is een groot fcheiden. Elias Kmopies zyn zond. “De De Styl vertoont zig by &. Hy komt van ’t Vrugtbe- _ginzel, door de Scheede der Meeldraadjes, en loopt, zo langs dezelven, doch doorgaans zig omkrommende ‚, uit in een gekoopten ruigen Stempel. « Het Vrustbeginzel ‚ reeds aanmerkelyk aan gegroeid, by % vertoond, is een Haauwtje Bes één Zaad. Em By í is een Slip van den Kelk, met fterke Vergrooting , afgebeeld , om de roode Klierach= tige Pukkels , waar mede die bezet zyD,te vertoonen. By k is, op dergelyke manier , een der Blaadjes voorgefteld; waar uits in de eerfte plaats, derzelver volmaakte Wigvormig- heid, ten daan de ge ae Di ADdkr MI 55E Doorn aan tend, en eindelyk , de zwarte , EE Vlakken, waar mede zy befprenkeld zyn, zig® Ev: ei: openbaaren. Het eenigfte is , dat ieder Bloem Hoorp- twee Blikjes heeft , en de Bladen of Bladftecl.STUEe“ tjes kleine Elsvormige Stoppeltjes. (3) Pforalea met drievoudige ftomp ovaale Bla- Prorslie den, agterwaards krom gedoornd » en Ee baets “ronde Bloem -Aairen. — \- vanen De grootte van de Blikjes s die fpits Eyrond, “op de kanten gehaaird, en byna van Jangte als de Bloemen zyn, onderfcheidt deeze Soort meer, dan. derzelver tegenwoordigheid. Ber- c1us heeft gedagten bynaam deswegen daar aan arrie Men acht ‚het _Kaapch, Ge- k ig Afri. han ‘Drieblad met een een paarfchachtige F Bloem; getyteld heeft, hier mede overeenkomtftig ; doch de Afbeelding is niet naauwkeurig. De Bla- den zyn byna ongefteeld ; de Blaadjes ftomp ovaal, glad , geftippeld , met een uitgeftrekt Doorntje aan ’t end , hebbende Lancetvormi- ge Stoppeltjes. Aan *t end der Takjes komen ongefteelde Bloem- Aairen voort „ wier Kelken Haairig zyn, met de vier bovenfte Slipper zeer fmal en puntig; door de gezegde groote Blik- jes G) P/arala Fol. ternatis obovatis recurvate - - mucronatis, Spicis ovatis. Mant, 264, BERG, Cap. 224. Trifolium Fraticans, Sp. Plant, 1085. FABR, Helmst. 11. p‚ 305. Trifel, Aft, fre &icans. COMM, Hors, IL, p‚ zin. T. 106, Mm 4 U. Daer, V. Srux, s52 DuUBrELBROEDERIGE HEESTERrs. IL jes van elkander gefchieiden. Dùs zièt men en dat myne afgebeelde niet bedoeld wekt met Hooro: deeze Soort. Laten STUK, in SA Pforalea met drievoudige, zweren N obu: 3 | es - mpe Bladen en Rolronde Bloem- Aai Deeze , ook een sen „is ecn Heefter met overhoekfe, ronde, regtopftaande ruigachti- ge Takken. De Flandes langwerpig, flomp , (zelden met een klein flap Puntje ) geftippeld ; dn flaauw gehaaird , met hun drieën op een zeet kort Steeltje, Aan ’t end komen ongefteelde 5 nin Ld Aairen voort, van van Bloemen ari Tandjes s en Elvormige Bies van een gefcheiden. (5) Pforalea die Bladerloos is, maar zeer kor= te gefpitfte Stoppeltjes heeft, die naar de looze, _ Bloemen boe als Schubswyze op elkander leggen. De Heer BERrRGIus mEt aan , dat de Bla. den aan deeze Soort, diezoe tin door BeEvN is afgebeeld, wel niet ontbreeken , maar dat zy (4) Pfiralea Fol. ternatis oblongis obtufis, Spicis cylindrie cis. Mant. 264. ee (s) P/Araka Fol, nullis, sripulis mucronatis brevisfimis, verfus Flores (bimbricatis. Por Fol. nullis, Stipulis ovaris, f&flibús adpresfis acutis. Am. Acad. VI. Aft. 34. Genie À Spartium coeruleum Cap. B. Spêi, BEEYN Cent, 5 25. Plora tea decidua. BERG: Cap. Bk ie sr en an & Dr A DOESE PM TA 553 Elsvórmig en fpits- zyn, byna een Nagel lang, Ill komende niet woort dan aan de tederfte jes en derzelwer-Toppen ‚ én ligt afvallende: ha: terwyl de Stoppeltjes ‚ van Eyronde figuur , klein , “TUE {pics en ftyf , altoos aan de Takken en Take aria jes overblyven. . De Bloemen komen , aan der- zelver Toppen , op Schubbige Steeltjes zegt hy, byna- enkeld voort. - ; (6) Pforalea met de onderfte Bladen drievou- 4 - dig » de bovenften enkeld en Lancetswye Tee Elsvormig. ge. _Uit-de Oxels-der Bladen komen, in deeze , zydelingfe tropjes voort van Haairachtige Bloem- fteeltjes , zo lang als de ad „hebbende in ’ midden, LWee. | ; (1) D Bnlen met Edirne Bladen, de Blaad- vin. jes flomp Eyrond , met kromme Doorn, Hire. ‚tjes, drie Bloemen by elkander , onge= Jleeld. Dit is een Heefter met ERE ruige Takken. De Bloemen komen ongefteeld, drie by elkan- der, dikwils op drie plaatfen , aan het end der ‘Takken voort en zyn. Violet van - Kleur. » met tn Kelken. Nc) Po (5) Phraka rol. inferioribus tene nanne fimplie cibus lanceolata « fabulatis, Mant, (7) Pforaka Fol. ternatis, deltae ‘obovatis recurvato- mucronatis, Flocibus ternis fesâlibus. Am, Acad, VI. Afr, 35e _ Mms 4 za IL DEZE, V, STUKe, sl Arpie) 4 R Denk 554 DUBBELEROEDERICE HEESTERS; (8) Pforalea met drievoudige , flomp Eyronde uitgerande. Bladen ; een kruipende Steng 3 de Bloemen bykans Kroontjeswyze. Het Gewas heeft kruipende , Wort tende , byna Houtige, zeer lange, zeer Tak- Kruipendepige, Stengen, De Bladen zyn geftippeld, ftomp en naakt. Op zyde, zo wel als aan de enden, komen ongefteelde Kroontjes , van blaau- we Bloemen, voort, Deeze,-en alle de voor. gaande, hebben haare Groeiplaats aan de Kaap der Goede Hope, 5) Pfíoralea met alle Bladen drievoudig, de - llgenjer ate met ae Steel: |. hedde en, - Deeze Soort groeit ee in nde Zuideks- ke deelen van Europa, Spanje, Ítalie en Pro: vence ‚ meest op Heuvels aan den Zeekant. Zy heefteen onaangenaamen Reuk , als die van Joo- denlym , *t welk ’er den bynaam aan} geeft. De Franfchen noemen het deswegen Trefle Bi- tumineux of Een Stinkende Klaver. Dien euk, (5) Pfaralea Fol, ternatis obovatis emarginatis, Caule rê pente, Flor. fubumbellatis, Mars. 265. BERG, Ca (s) Pforalta Fol, omnibus ternatis, Foliolis Linceolstië petiolis levibus; Floribus Capisatis. H. Ups, 225. Trifol. Ca pitulis fabrotundis , Cal, Ventricofis , Caule Arborescente. H. Clif. 373. Trif. Bitumen lele t ‚B. Pix. 327 Tie folium bituminofium. DoD. Pempt. 566. Trifel. Bitumen redolens anguftifolium. BOERH. Zugdbs Il, p. 32e Trif. Bituminofum inodorum, BEL, Eyf. Eli, Te ii Ee 2e BERG, Cap. 221, ee rl et ee ed £ AD ta DE PH i A 555 Reuk, evenwel , raakt het kwyt door de ver. rr andering van-Groeciplaats. Men trekt de Bla- Arbir. den als Thee, en gebruikt dit Aftrekzel tegen Hoofs; de Opftyging en Moederkwaalen. … STUK. ’t Gewas is Heefterachtig met dunne Rye, eas, jes, ten grootften deele opgeregt, van twee Ellen en hooger, Deeze geeven lange Blad. feelen uit, met drie Eyrondachtige Bladen , die groot en zwartachtig zyn, aan ’t end; uit wel. ker Oxelen de Bloemfteelcjes voortkomen , met _Kroontjes van blaauwe Bloempjés, en daar op volgen ruige Zaadpeultjes. De Heer Bererus ‘haalt deeze Soort ook aan onder gyne Kaapfche Plantgewasfen, heb- ‘bende eene Verfcheidenheid _daarsevane gevon den, die doorde gladheid der Kelken, welke in ée Europifche ruuw zyn, verfchilt, en, wat de fmalheid der Bladen aangaat, nader overeenkomt met de fmalbladige , van BoERHAAvE gemeld, Zyn Ed. bevondt in dezelve » dat van de tien Meeldraadjes. één flegts ter halver wege van de anderen, die tot een Scheede famengegroeid waren, afgefcheiden was, Men kanze derhalve niet volftrekt Dubbelbroederig noemen, gelyk pe de andere Soorten nä De By C*) Verfcheide Geflagten , in deeze Rang der Tienmanni- Scheiden, los én vry. Zulks heeft plaats in meest alle Soor. IL DEEL, V, Sum) », Meel. 556 DURBELBROEDERIGE HEESTERS; HL By MoNTPELLIER heeft het Gewas van Ar vr deeze Stinkende Klaver , zo de Heer Govan Heat aanmerkt , de hoogte van een Menfch; de STUK. _ Blaadjes zyn Lancetvormig“en zeer glad; de ES oat Blikjes Eyrond : de Haauwtjes loopen uit in een Degenvormige Punt, Het is, volgens G a+ RIDELL,; zeer gemeen in het Diftrikt van Aix in Provence en volgens CAMERARIUS door geheel Hetrurie bekend, Indien men ’ in Duitfchland ‚ van Icaliaanfch Zaad, voort- teelde , en dan van dat Gewas wederom Zaad won , bragt hetzelve een Plant voort zonder Reuk. : lea met aile enden J de aadge zig Geklierde. een aan Aairen. __ Deeze, in Chili waargenomen door Pater FEUILLEE (*), is een. Boompje, dat zig al- | rt er lk Meeldraadje is ‚ gelyk in de Geklierde en Amerikaanfche , È een “ ‚en daar op vraagt: „ Zyn deeze derhalve pe oen harnas Gellagt **? ik denk dat hiereen Druk Aan en dat men, in plaats van Stamèn decimum diflinfFam, zal moeten leezen , Stamen decimum”non aut vix _difinum: Het vende Meeldraadje is niet of naauwlyks on- en (ze) Pforala Fol, omnibus ternatis >, Fol. Lanceolatis Petiolis Elen » Flor, Spicatis. Píor, Fol, omn, ternatis , Caule ecetto Arborêscente. ARDUIN. Sp. 24, T. 8. Barba Jovis triphylla Flore ex albo ceeculco. FEUILL, Persv. Ille T. 3 (*) Men heeft , door fchielykheid , de Woonplaats in Per PD vn TE Eerd Dr DME PE HEM hid daar eens Mans langte hoog verheft, hebbende IE, den Stam by den Grond omtrent twee Duimen keen dik. Het geeft verfcheide Takken en Takjes Hors: uiet, waar aan Bladfteelen met drie Bladen aanSTUE. ’t end, het middelfte. grootst, de geheele Op- 2“ pervlakte geftippeld- hebbende , doch: anders fchoon groen ‘en zeer fpits „ het grootfte by de drie Duimen lang. Sommige kleineren komen uit de Oxelen voort -en aan ’t end_der Takjes de Bloemen, die kleine Tuiltjes maaken. De Haauwtjes zyn zeer kort en byna ovaal, een- zaadig, Het Loof ‘heeft den Reuk van Wijze ruit, en- wordt. van de Indiaanen tot verfchei- de Geneesmiddelen gebruikt. De Lotus - achtige Colutéa uit Oostindie , de ag famengehoopte Haauwtjes, van PLUKENET, wordt hier thuis gebragt. - Door -den Heer JacQqurin- is deeze Soort, by Karthagena in de Westindiën, waargenomen, alwaar zy een regtopftaande Heefter. was ‚van vyf Voeten kg „ met ende, Bladen, van een of twee „Dui tu gefleld , doch deeze Pater zegt, dat hy ‘hetzelve in een dà van Chili , op En: Graaden Zuider Breedte, von a Pfiralea Fol. pinnatis, Spicis ‘Arillaribus. eze Amer. 27. Hit. zo6, Colutea enneaphyllos Lotoides „ Siliculis con conglomentis. PLUK PLUK, Alm, 113. T. 166, £‚ 2, 858-DUPBELBROEDERICE HEESTERS … re kc Duimen ; de Vinblaadjes doorgaans vyf, ovaal, xiv. achtig; uitgerand, glad „gefteeld ;een half Duim. Hoorp- lang, Deeze Blaadjes waren op de Rug met „ Dane Blaasjes-getekend , welke zig als Stippem vers de toonden, gelyk-in het St. Jans-Kruid, vol-van een Liymerig Sap ; niet aangenaam. ruikendes Zagtjes. gewreeven „ kleùrden- zy. hier mede, de Vingers geel , zo dat men ‘ter naauwlyks kon afwasfchen, en „in koud Water geworpen; gas ven zy dáar aan- een zeer fchoon De Kleur, _ Gewas heeft-digte ; enkelde , kor Aairen, van ‘roodachtige Bloempjes;, ER Kelk. niet geftippeld-…isa ‚De tien Meeldtaadjes zyn am enggiveld E en dus, as: ook in. aadene,ops zigten , ich nt deeze=! _als-in ’t midden te ftaan”, stuks Je Geflagten v van Pforalea en Ebenus. Letus En zin sinde fpits gepunte Haduw „ met Role ronde Zaadjes : de Vleugels van de Bloem aad - de bovenzyde -overlangs famenleikende; een _ Pypachtige Kelk: dus zyn de Kenmeskstr ep Ë 5 gegeven van dit Geflagt. | - Onder de Soorten van hetzelve komen ’er voor, die. de Bloemen en Haauwtjes tot cel Hoofdje vergaard hebben , en hier. van En eene 5 | gen Heefterachtig , als volgt _ Dt aA DEL PB 1 A 559 (13) Lotus met rondachtige Hoofdjes, een op-_ Ils geregte ruige Steng en Eyronde Haauw- Arprark tjes. lt df STUKe Dit Gewas groeit in tikt, Provetice vr. Italie en de Levant, op ongebouwde Heuvel- Zoras … achtige plaatfen, Het is een Heefter met on- Baie. gefteclde Bladen, aan de Stoppeltjes in grootte gelyk, dracdade aan het end der Takken plat- te Hoofdjes van zeven-of negen Bloemen, die de Kelken van onderen rood en Wollig heb- ben, de Vlag vaal, de Vleugels witachtig den Kiel aan de tip zwart. Men noemt het, in Vrankryk , Je Lotier ou Trefle Hemorrhoidal volgens den. Heer-GovAN , door wien de Loe dus Herer glide Hier one, ook is KS (14) Lotus met rondachtige Hoofdjes, een op- xrv, geregte Steng , vyfvoudige Bladen en Ey” Lotus ronde Haauwtjes. —_ Griekfëhe, SE C13) Lotus Capitulis fabrotundis, Caule ereto hirto , Les __guminibus ovatis. H, Ups, 220, SAUV. Adonsp. 138. GOUAN. Jfonsp. 395. GER. Prov. 513, GARe wfix. 293, TOURNE. Taft. 403, Lotus. Caule Frut. Flor, Cap. depresfis , Calycibus Lanigeris. H‚ Clif. 332, R. Lugdh. 337. Lotus pentaphyllos Siliquofus villofùs. C‚ B, Pin, 332. Letus polyceratos Fru tesc. incana alba. MOR „ Hif, Il. p. 177. S. 2. T. 18. a Lotus incana. Riv, Zeer, 1or. Oxytriphyll. alt, Scribonil 8 Log. Fcon. £ 4) Lotus Capit. fubrot. Cauleereto , Fol, quinatis, Legu- ovatis. Jant. 1e4. Lotus Greca maritima , Folie glaneo & veluti Argenteo, TOURNE, Cor, 27 ‚ 1, DEEL, V, STUK, HL ene damien STUK. Tienmsan- mige. {50 DuBBELBROEDERIGE HeEErTEns. -_Deeze komt voor in’ de Levant, in’ Grie- kenland en in, Arabie. Zy is-als een middelflag tusfchen de voorgaande en volgendeSoort , hebbende een regtopftaande Steng met witte Bloemen „ kleiner dan in de Ruige en grooter ‘dan in de.-Regte Lotus, De Haauwtjes zyn Eyrond. Van allen verfchilt zy door vyfvou- | dige Bladen buiten de Stoppeltjes , die langwere XV Lerus zebtus. TT Regte, 7 Pig gelyk, in. de voorgaande . ‚ Diet Hartvormig gelyk in de. volgende zyn. Men heeft zulks in de Akademie - Tuin van Lope rk men. in 5) Lotus mid en Kord seen ie en Sier d „gladd, laren Deeze komt op de zelfde plaatfen en nevens de Ruige voor, zegt Govan, groeijende tot „eens Mans langtê hoog. Zy heeft de Blaadjes ftomp Eyrond met een-Puntje3 de ‘Stoppeltjes byna Hartvormig , eens zo klein als de Blaad- jes, doch de-Bloemfteeltjes langer dan die , met zeer kleine kee et van het Hoofdje aant Ae (15) Lotus Capite. fabglebofis, Caule ereto levi, Legura, reétis glabris. Lotus villofasaltisfimus Flore glomerato. TOURNE. Inft. 403, Trifolium reê&. Montpesfulänum. Le B. Hift. 1. p- 359. Lotus Libyca, Riva Teer. 192. Lotus Caule a Sc. H. Ups &c. Lotus Silig. glaber, Flore rotunda. C. Pin, 332. Lotus polyceratos hirfuta alba &e. MOR. He. HOR Wes. ede ike ke LEEN Gován, Hop. 35e GEB Prov. s13. GARE, eed 294e f ERG ER JE en , “De Häauüwtjes zyn zo lang als de Stoppeltjës. LLN De Hoofdjes, „bevatten ieder meer dan twintig ere Bloemen , geel kleiner dan de Blaadjes, zegt Hoort jl de Ridder. Deeze, zo wel als de voorgaande 5 STUK is Veelhoornige Lotus by Mort son getyteld Deca * drie, Ri _ Meprcaeo, Ì ‘Een plat Wenteltrapswys” gedradid Haatwe tjez en de Kiel der Bloem van de Vlag afge “boogen „ maakt de Kenmerken uit’ van dit Ge- flagt , wâar in de twee ‘eerfte Soorten tot de 5 Heefters behooren s als volgt. 0 ‘Mêdicago Biet vern Boomachtige Steng , de „, sdieagd _Haauwtjes:-Maanvormig en End efen 4 Irborea. ae gtst mars à | = ee | “achtige. Dit “By Lórer én Keren: zeer wl grendel , weke voor dei Cytifus der Ouden aangezien, en het zou de Cjtifus zyn, daar Droscorripes van fchryft » groeijende een of twee Ellen hoog, driebladig als de Klá- wer en geheel -grys of witachtig van Kleur. Men hadt denzelven van *t Eiland Rhodus door „geheel Griekenland ng om dat-hy zo as be Veel ze ò zing é otk Îunatis margine intdgetrimis, ‚ Crule Arboreo, Syst, Nat. XIL. Gen: 855: ps'sos. Per, NUL. Pp. 577. EL CEff. 376. Ups. 230. K. Lugdb, 382, Mirr, Dië, T. 175. Cytilús incanus Siliquis falcaris. C. B. Pin. 389. Cytifus Maranthz. LOB, Je. II. p. 46. Cytifas ut exi- ftimatar, Dop. a 569. ge trifolia frutescens incana, _ TOURNE. Zil. 4 Nn He DiEEe Vo STUK 562 DUBBELBROEDERIGE Hersrens Il, zaet Zuivel uitleverde, „In Tealie, niettemin , Arn Ì om. Hoe rekt de Stad Napels. voor. Het ; is s Takkig ei STUK en bereikt fomtyds wel de hoogte van-drie of hie vier Elleo. De Bladen hebben geen aangenaa- men Reuk. De Bloemen zyn als die van Brem; de Haauwtjes als een halve Maan , gelyk de Tuinlieden gebruiken, gekromd, zeer plat. Het Hout is zeer hard en bruin; zo dat fommigen dit Gewas voor den Heefter, die het Roozen Hout voortbrengt, gehouden. hebben. ir. (2) Medicago met een regtopflaande zeer Tak- KE ___kige Steng en getropte Endbloemen, Heefter chttê naat Barba Fovis ‚ zogenaamd De Bladen, drie aan een — Steeltje, zyn insgelyks gedekt met eene gryze Wolligheid, De Bloemen , rood en wit bont, komen van het midden tot aan den top der Stengen uit digte Bladeren voort, Het Zaad- huisje is klein , famengedrukt, gefpitst , bevate tende een enkeld Nierachtig Zaad. 5 ee La ves 4 orks HOOFD- (2) Medicage Caule eretto Ramofisfimo, Floribus fascien- latis tetminalibus, GRON, Virg. 86, Loto affinis uifoliaa Erutescens glabra, Paux, Mant, 120, XV, HOOFDSTUK Toor STUK Befchryving van de VEEL nOEDEREGE Ene HEESTERS, Polyadelphia , in wier Bloemen de Meeldraadjes tot verfcheide Ligbaamen /a= mengevoegd Dn die als de Voetfvukken daar van uit Feel Boomen ; gelyk wy- gezien hebben *, ee HE doch weinige Heefters en Kruiden, naarbi, 185, $ het getal der Geflagten gerekend „komen in de Agttiende Klasfe van het Samenftel der Sc- xen, de Polyádelphia bevattende > voor. Het eerfte ie: adder voert ee naar Sike Naar den _Biù VAN MUNcHausEn; hiet minder in het onderzoek der Plantgewas- fen dan der Dieren thans vermaard; door wien dit Cljnass be Gewas is afgebeeld en befchree- ven. | De Gefagts- Kenmerken zyn # een zesdeeli. ge dikachtige Kelk: zes Bloemblaadjes die gena= geld zyn: zesmaal vier of vyf Meeldraadies : het Vrugtbeginzel boven , hebbende een Draad- achtigen krommen Styl, De eenig{te Soort KOE » die wegens haare Sc A __(@) Manchanta. Syst, Nat. Pez. XL Gen, 1321. Pe opn Nn s 58, IL, DEEL, V‚ StUR, soa VerrrprorepeEnrict HEESTERS …__ UL Schoonheid den bynaam voert, ís een Boompje AFDEELe met ronde gladde Takken. Het heeft de Bla fioöro den overhoeks „ gefteeld , Eyrond of“ langwer= STUK. pig Eyrond , gefpitst , effenrandig, glad, van onderen bleeker. - Aan ’end der Takken draagt het een regtopftaande famengeftelde-Bloemtrose De Groeiplaats is in China, ; HYPERIEUM: Dit Geflagt heeft den Kelk in vyven vere deeld en vyf Bloemblaadjes. ’t Getal der “Meeldraadjes is menigvuldig, die van onde- ren in vyf Troppen famengegroeid zyn. De Le is een Zaadhuisje, 7 Onder de menigvuldige SPE Îlagt, pe het gewo t. Jäns” greepen is, komen cenige emikdendche » die Heefter- of Boomachtig zyn, voor, en wel ‘ meest de zodanigen, die vyf Stylen of Stem- pels hebben, als volgt. Le, (1) Hypericum met vyfwyvige Bloemen , 87 En ari- Heefterachtige Steng , ie Sladen en Tat: eee ken met Lidiekens. , tandfch, | | ó E Dee- ss. Mant, 243. MUNCH, Hausv. V..p. 357. T, 356. MUBEe Plant, Gort. Bref. cum Icone, (1) Hypericum Flor. pentagynis , Caale Fruticofo, Fol, Ra- misque Cicafrifatis. Syst, Nat. XIl. Gen. 9oz, p, 509. Fife XIII. ps 5sz--MiLe. Dil. T, 54, Hyp. Fl. pentag. Fol, & “Ramis Verrucofis. H. Clif. 330, R. Lugdh, 473. five Ascyrum Frut. magno Flore. MAGN, qa 260. Myrioe oe Penna, Crus. ME ke ps Cl TE de, van die Ge we P or YADEL PP HI A sóf “_Deeze , op ‘t”Eiland Majorka, een der Ba- ME learifchen, en dus in de Middellandfche Zee ADEL grocijende „is een Heefter die eenigermaate Hoorn. …— naar den Myrtus , eenigermaate naar den Cí. STUK. ftus gelykt. De Stengen zyn vierhoekig, als met Trosjes van Klierachtige Stippen befprened ; de Bladen geboogen , aan den’ rand met Wrate tige Klieren: de Bloemen. die zeer groot ZyDs komen aan ’t end der Takken voort, (2) Hypericum met vyfwyvige Bloemen » een | IL. ‚ Heefterachtige Steng ; de Bladen fial, Felies _ __Lancetvormig. — Virginifch, _ Deeze, in Virginie huisvestende ‚ volgens den vermaarden KALM, is een Heefter met vierhoekige „enBladen-als van Ros. ed ' Ed rating mee mA Zi # tof Eavendel, die glad zvn. De Bloe- men maaken, aan ’t end der Takken, een gee gaffelde Tros , van drie of zeven Bloemen die vyf zeer dunne Stylen hebben. Het Zaad. huisje is Eyrond, van langte als de Kelk, die Lancetvormig is en {tompachtig „ komende in- langte met de Meeldraadjes overeen. (3) Hypericum met vyfwyvige Bloemen , die mr. ee mary en ruig: per (2) Hypericum. Flor, pentagynis , Caule Fruticofe, Foliis Cajenniích, lineari - lanceolatis. Hypericum Flor. pentag. Cal. obeufis, Staminibus Cor. zquantihus, Caute ereo Herbaceo, MILL; DIE, Nete, en nes (3) Hypericum Flor. Pentägynis, Corollis hirfutis » Foliis 9Natiss Caule Arhereo. Mant. 277, VACQ Amer, Hin, zr; 8 | U. Dern. Vo Sruz, Ee 5 % Zie bladz- 421, Bict voor, * ns ern 5ós VerLesorpenicg HEESTERS ruigbladig zjn , de Bladen Eyrond, d Steng Boomachtig: Op * Franích Eiland Cayenne, aan de Kust van Zuid-Amerika, is dit Gewas gevonden , % welk een Boom’ maakt van agttien Voeten, hoogte ‚ volgens dea Heer JACQUINs die ’ zelve op Martenique ‚ in de Tuin der Jefuie ten, hadt gezien. De Bladen waren Eyrond, met zwatte Stippen „ gefteeld , effenrandig , twee of drie Duimen A : de Bloemblaadjes. vyf in getal, van binnen zeer tuig, eens-zo, lang als de Kelk, die ook vyfbladig was. Vy£ mr ti „ van Serie als het Vrome. den in ag Mecldraad; jes » een, weinig langer dan de Kelk, met zeer kleine ronde, Meelknopjes (*). Het Vrugtbeginzel was Ey- zond en hadt vyf Elsvormige Stylen, met flompe geknopte Stempels. Van dit Gewas, hadt men de Vrugt nog niet gezien. … Het droeg famengeftelde Trosfén aan ’ end der. Takken, Men hadt het, onder den naam van, Amandelhoóm van Cayenne, op Martenique ge- bragt. Naar de Lafianthus., die thans onder den, Geflagtnaam Gordonia van dit Geftagt is uitge. monfterd, * * „ fchynr het veel te gelyken. à a gnga, pee ig Pogicitlers divifa: À Antbera geben Del (4) Hys | CP) In de verkorte Opgave der Kenmerken ‚ door LIN- ee zyne Mantisfa altera ‚p. 273 , vindt men , Fila 4 P POL LADEL?P HIA j (4) Hypericumemet vfwyvige Bloemen , de pe 3 Bladen effenrandig van onderen grys," Pen | de Vrugten Befie-achtig , de Steng Boom-Hoorns r e STUK achtig. , Eed : IV, Deeze ; in Mexiko_ huisvestende- volgens D. “gorie ‚ Murrs ‚is een Heefter van drie Vademen ee efiedraaa ‚hoog, regtopftaande , met vierhoekige Takken , gend. Bladen hebbende van een Span lang, fpits Eyrond, gepaard , met korte Steelen: de. Bloe- men komen Pluimswyze aân ’t end der Takken voort: zy zyn geel van Kleur, vyfbladig,uit= . gebreid; zy hebben een Kelk die ook. vyfblae dig is en menigvuldige Haairachtige Meel- draadjes , in vyf Troppen; zynde ieders Voet een plat Penfeelswyfe kolommerje z-mchionds achtige Meelknopjes. / yrond , vyfhoekig en heeft #yf Draadachtige Stylen; de Vrugt een Eyronde gefpitfte Befie met vyf Holligheden, een groot getal langwer- pige Zaadjes, op twee ryën , bevattende. Dit geheele Gewas is vol van een Lymerig, taay, Saffraankleurig Sap ‚ zo wel als *t voor- gaande. Het komt, wat de Vrugtmaakende deelen aangaat , genoegzaam overeen met de Kenmerken ván dit Geflagt. De Befieachtige. Vrugt, alleen , zou ’er tegen fchynen te fry en ee def; (4) Hypericum Flor. pentagynis „Fol, integerrimis, fabtus ac is, Canle Axboreo , Fruâibus baccatis, Alant, 277. Caos pia, MARCoR, Bras. 96. Pas, Bras, 126, Nn 4, En HK, Dear, v‚ STUK, 5 $68 VerurROEDERIGE Heespense ge, den > doch “in het Androfenen. van Tour vi NEFORT gelykt Met et ook je! naat. Hoese ecn Befie, loc ste, 5 d (5) ed met ke Blin ehs TE zopie keld aa núdder Takken; de Steng vier iT hoekig Era: de. Bladen langwers Dee pig Eyrond, taay als Leer. - | Er In Noord - Amerika komt deeze voor, die de Steng Takkig, rood, vierhockig heeft; de Bla= den een Handpalm'groot; de Bloemen aan tend der Takken , enkeld , gefteeld: een Vliezigen Kelk , die eens zo groot wordt in de TYPO 4 Vaag: een geele be met geele Rain Er € n rood Vrug | sir zen NE ei” vi hen van ; _ vierhoekige Kruidige epen he Ee Grooibloe- de: Seng». » €n is nd Ba es den. — | 6). Hypericum E lor. _pentagyais folia erm le tetvagono Fruticofo , Nan oblongo = ova 106. wee op. E (6) Hypericum, Flor. pentagynie , Canle tetragono „ Herba= ceo eteâto fimplici , Fol. levibus, integerrimis. GMEL. Sibe Vp. 178. T. 69. H. Ups. 236, H. Clif. 380. R. Lugdb, 473 Andicfemiis Fi & Thecâ ee red omnium, märximis. Mor. Hij, Il, p- +72, Ascyram im Flore. zl 5 E Pa, 250, Rd 130, ri, XVI 25. our. af. 6, é x Poor :tA DO EL PH I A. 569 „Dit Gewas, daein Siberie; Kanada en op de uk Pyreneefche Bergen , natuurlyk -groeit ‚ munt res. door de groote zyner Bloemen en Zaadhuis- Hoese 1 jes uit‚-onder de Soorten van dit Geflagt, “TU Het gelgke naar ’t gemeene -Hertshooy ; heb- bende de Streng: anderhalf Elle hoog , rond „ glad; rosachtig smet bleekgroene, Bladen, een Duim lang, een half Duim breed 5 randactitig, tegenover elkander. De Bloemen, op den top der Stengens zyn geel, en beftaan uit vyf Blaad- jes, ieder een Duim lang, veele Meeldraadjes van de zelfde Kleur bevattende, (7) Hypéricam met driewyvige Bloemen en_ vn. Befie- achtige Vrugten; de Steng Heefler- ee ndr je: padi atd ei je Bloederig Sap atis” ; Bee die Gewas zy Te ‚nen Grickfchen naam ‚ die ookop andere Soor- ten van-St- Jans--Kruid is toegepast geweest. __ Het tegenwoordige heet , tot onderfcheiding , allergrootst. Heefterachtig Mansbloed , ’t welk “ die Griekfche-naam betekent, en men noemt her it R E raních , Toute Saine. In grootte ce Tei der ge: 5) mijn} Fier. trigynis, Pericarpiis ban Cânle fwuticofo ancipiti, He Ups. 237, Hyp. Flor. rig. NE bac- cate „ Foliis inie pedanculo langioribus. H, Clif. 330. Re Lagdb, 374: DAB. „Par. «235 Androfzmum maximum Frutescens, C. B. Pin, 230. Androfzmum. Dop. Pempt, 73. GOVAN Monsp, 402, GER Prov, 39%, TOURNE. Jnf?, zsr, T. 128. . Nn s Me DEEL, V, STUK. 510 VEELBROEDERIGE HerEstrns. UI. der Bladen munt het uic, ‘by allesandere Eus AFDEEL. vopifche Soorten van die-Geflagt. “ Aan ’t end Hoorp- der Takken komen meest vyf of zeven Bloe: STUK. _ men’, die bynaeen Kroontje maaken, zo Govan aanmerkt. Het groeit, natuurlyk ;, niet alleen in de Zuidelyke deelen van Europa, maar ook in Engeland „ zo Rav aantekent. Hier te Lande wordt het inde Hoven gehouden 4 wegens de fierlykheid van zyn Gewas en Bloes men. Het Loof wordt tegen ’t end van den Zomer donker rood. De Vrugten, die op de Bloemen volgen, zyn volmaakt als Besfen , eerst Broen » dan rood en eindelyk zwart, een me- ee} van pn Kien ee bevande Ro nn , 6 De Es eee Tee Opie Kalten, de Melinte Wren Olympiche de Bloem, de Steng Heefterachtig. Dit Orientaalfch St. Jans Kruid , op den Berg Olympus in Klein Afie grocijende ge- vonden , is klein van Blad en groot van Bloem. Men vindt het by DirrLEnNiusen- in't Kring EE van MiLLER — ved ; BE (9) Hye (s) Hyperieua Flor. erigynis „ Calycibus acutis, Sraminibus. Corollâ brevioribus , Caule Bake H. Clif. 330,R. Lugdbe 374 MILL. D'E TT. ret. fen Hypericum cum Montis Olympis- WEEEL, Frin. 222. DILL. Ehh, 132. Te 151. É. 183. Hype rieum Ozientäte fiere magno, TovRss, Cor, 39y . A {9) Hypericum met driewyvige -Bloemen ; zaden ui Bladen Eyrond , gefreeld , effenrandig ; iten a van onderen Wollig ; de Steng Heefder- mróans. achtig en plat vierhoekig, ee: Deeze- Soort grocit in Brafil. Zy komt inZemde, Geftalte overeen met de Lafianthus „ thans „ Vvoorgemeld. De Steng is ftomp vierhoekig , zonder Stoppeltjes: de Bladen zyn als van den Citroenboom, gefteeld, fpits, van onderen met eënige Wolligheid. Een gearmde Tuil van Bloemen draagt dit Gewas, waar in- de troppen van en langwerpig zeer aanzienlyk zyn (zo) ien met fte Bloemen en ede Be in Meek Die is een fn Heefter- en uit Zaad van de Kanarifche Eilanden geteeld , dat veel Bloemen draagt , en dus tot verfiering ftreke van de Aetiners Kruidtuinen. De Blaadjes zyn hier niet als met Gaatjes doorboord: an. ders re) Hypericum Elos, tigris Fol. ovatis, petiolatis, inte. An fabtus tomentolis, ‚ Caule Fruticofo terragono com- 3 6e) Hypericam Flor, trigynis, ‚ Calycibus obeufis » Staminie bus Corollâ beer Eeamofin j, copiofis, „Floribus , _Fraticofam. Pros, Arm zo. Te soa fr, TN U, DEEL. V, STUK, : > 512 VRELBROEDERIGE HEESTERS, II dets gelyken ze veel naar die van ’t gewoone ArDEELe Ste Jans Kruid ; zo CoMMr LYN aanmerkt Bodo en de Steng. was drie Voeten. hoog, Í STUKe EE (ri) Hypericum, met driewyvige Bloemen „ de ap veen Steng Heefterachtig tweefnydende, ns at De Bokkige Stank geeft den bynaam aan — pl ps deeze Soort, die op Sicilie, in Kalabrie-en dus in ’ Napelfche , als ook op Kandia aan Bee-. ken groeit, Men vindt het Tragium Creticum _getyteld van BerroNIius,, De Meeldraade- jes fchynen zeer lang te zyn in dit Reen EG. En es met driewyvige Bloemen 5 de Dit ‚ in Egypte groeijende volgens Jus. steu, is een Heeftertje van een Span hoog, met menigvuldige platte Takjes gearmd; de Blaadjes , als die van ‘ct Varkens- Gras, zeer klein , gefpiest , ongefteeld , langer, nogthans, dan de Leedjes der Takken: de Bloemen meest ’ twee by elkander, Een EE ee : (1) Hypericum Flor, trigynis, Stam. Corollë Tod Caule Fruticofo ancipiti, H. Cliff, 331. zen ig R. Lugh _— _Androfem. foetid, Capite longismis Flames donatis, Ge B. Pin. 230, Tragium. CLUS. Hij, Ile p. 1 (x2) Hypericum Flor. trigynis, Netariis ran zet stais, _Caulibus fuffruticofis Be ben 374. Hyper. fee tidam Frutescens minus. „ Elth. I8ze ade zeen —e - Pod Le L A.D LeP HE AS SE betje komt binnen de-Nagels. van ieder Bloem. RLC î blaadje voor, Het heeft de. gedaante van een” xv. tn _Heyachtig d „Plantje > dat op Zandige Velden ne groeit. 4 En Eee ek. (53) Hypericum met tweewyvige Bloemen en goin” == zeer Jmalle Blaadjes: er > — Dit kleine Heefterachtige Virginifche St. Fans Kruid, met Takjes als.Paardeftaart, van Pr u- KENET , heeft , volgens den Heer Cra r- TON, een vierkante ruige Steng, met zeer kleine ruige Blaadjes, die zo digt tegen de — Fakken aangedrukt zyn , dat menze naauwlyks kan zien, De Bloemen zyn Goudgeel. je SE ep Mee, U po _ Dit Chineefche. Gewas , het eenigfte onder sin "s?" de Soorten van. dit Geflagt-dat een enkelen E2”7viss Styl heeft, voert deswegen te regt den ee naam van Eenwyvig. Het heeft, volgens den Heer MILLER, die ’er een Afbeelding van, geeft, de Meeldraadjes langer dan de Bloem de Kelken gekleurd , en de Steng is Heefter. achtig, | : # 1 af 3 N10 (33) Hjperieum Blot. “digynis „Fol, linéarfbus, Gron. Virg. 88. p. Il2. Hypêricum Virg. parvam Fruticofam Ramulis Equifeti, PLUK. Alm. 189, == : (34) Hypericum Flotibus monogynis Ke. Mis, Die, T, Er, fez. EDE . [ SI4VEELBROEDERIGE HeEsteass en Meeden AscrrRum „ De Kelk is in dit Geflagt vierbladig, met sruK,-- vier Bloemblaadjes en veele Meeldraadjes die „in vier Troppen famengevoegd zyn … Het heeft den naam van Ascyrum, hoewel dat Gewas, ’t welk gemeenlyk dien naam voert, en tot de Eüropifche Kruiden behoort, — in het voorige is begteepen; Het tegenwoor: dige heeft alleenlyk drie Soorten, alternaal in Virginie of daar omtrent haare bei heb: bende, te weeten: en (a) Ascyrum met Eironde Bladen, ger rondt Er oef Pin. | zelde in den nen aan dit Gewis. is een Heeftertje dat naar ’t St, Jans Kruid gelykt, met kleiné geele Bloetnpjes, in Mary- Jand groeijende , volgens Prukenet. De tondheid van de Steng doet het voornaamelyk van de volgende Soort verfchillen; —__ _ u (2) Ascyrum met langwerpige Bladen ef gp pweefnydende Takken, sf : “ Hief (2) Aseyrum Fol. ovatis , Canle terêti , Panicula dichoto= mâ. Syst, Nat. XII. Gen. 903, p. sit. Vig. XIII. p. 555: Ascyrum’ Fol. ovatis. H, ain 494. GRON. Virg, 113. Hy- mT ex Terra Mariana Flos, Higol toten. PLUK. Alte Se Gewiekt. cj Ascyrum Foliis oblongis, Ramis ancipitibus. Aars sie, Ë 8 afte erac. ne rum van BROWNE thuis ehraat ae dunne” gezoomde_ äkjes. en fmalie ongefteelde Blaad- Hoor ° “onderen met twee KNRE zien, P LUKENE T, met een platte Houtige Seri EE die wederzyds gewickt is , en een geele vier: A. “bladige Bloem. Dit Gewas fchynt het te Zyn, : % welk St. Andrews Wort, van Banifter, was getyteld. Het groeit derhalve zo. wel op Ja: maika , naar ’t fchynt, als in Virginie, _ __ Tot deeze Soort wordt betrokken de over: _endftaande jcoides met een geele Bloem; ane, onder de Ameri- kaanfche Planten , waar van gezegd wordt: oe is een Fcefter hei EE E “den Semfeld , de Kemere in drieën + IE fr Bladen langwerpig _ongefteeld : efFenrandig 4 twee tegen elkander over, met de Middel-Rib afloopende, De Bloemen, aan ’t end der Tak: ken ‚ cenzaam voortkomende , zyn vierbladig en uitgebreid, met de twee tegenover elkander ftaande Blaadjes breeder dan de twee anderen , ’t welk echter in de Deng „zig niet dui- delyk openbaart, ee er 5) As ’ Frntieilen. ae Bens 5 Kämelis &c. Brown. Fem 300, Hypericoides >Frrescens Grëln < » Flore luteo. Brum. Gen. sr T. isz.f, r. Hypericum pumilum fempervi- zens, Caule compresfo &ce PLUK, Mant, 104. er ee 495e DL, DEEL. V‚ STUE, |