L jv IE Amel NATUURLYKR HISTORIE Q«ál oF a UITVOERIGE BESCHRIZING \\\ôy DER de DIEREN» PLANTEN Ee MINER AALEN, Volgens het SAMENSTEL van den Heer NNE UA Met nauwkeurige Af beeldingen. ENERLGNDAEEEE AEEA EG TWEEDE DEELS, ZEVENDESTUK. De KRUIDEN. Te AMSTERDAM, By de ERVEN vaN F. tt MBC LANVILG $ e Bek zaan | PN arten / INHOUD vaN DiT STUK. PIERDE AFDEELING, De KRUIDEN, 1, Hoorpsr.De Eigenfchappender EENMAN- NIGE KRUIDEN , derzelver Verdeeling. Byzondere befchryving derGeflagten , tot welken de Cannacorus , Curcuma , Cos- tus , Galanga; Gember , en dergelyke inzonderheid die in Zouwigheid uitmun- ten , geliyk de Salicornia, enz. behooren, Bladz, x IL, Hooepsr.' Befchryving der TWEEMAN- NIGE: KRUIDEN ( Diandria,) dus ge- naamd om dat xy twee Meeldraadjes heb- ben, gelyk de Kerenprys; Godsge- nade, het Yzerkruid, de Salie en an- UI. Hoorpsr. Befchryving van de Driz- MANNIGE KruipeN ( Triandria , ) tof welken de Valeriaan en veele anderen be= trokken zyn. _ 185 * g íV, Hoorp- IV, Hoorpsr. Befchryving van de Vier: MANNIGE KRUIDEN (Tetrandria ,) tot … welken het Schurftkruid, Walftroo, de Meekrappe ‚ Weegbree , Kaarden en veele anderen behooren. Bladz. a2s V, Hoorpst. Befchryving der VsrMANNI- GE KRUIDEN (Pentandria ,) waar onder de zogenaamde Ruuwbladige, als de Zonnewende , het Osfetong ‚ Honds- tong ‚ Muizen - Oor , Longekruid, Smeerwortel , Wafchkruid, Bernagie , enz. Werder de Primula Veris , Auri- culaas, het mica VIE Wede , Monerblaen 5 het Weller. “Doorn - Appel, Bilfenkruid dé Tabak, Nagtfchade , Spaanfche Peper , Haane- kam , Maagdepalm , „het Worgkruid en Hondsdood , de Ganzevoet , Beete , het Loogkruid, de Gentiaan, ne veen le andere minder bekende Kruiden, _— 414 AAN: AANWYZING per PLAATEN, | en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven ied 3 Praar XXXVII Afbeelding van TWEEMANNIGE Kruiden. tegenover Bladz rog Fig. 1. De Paderota racemofs. bl. 110, Letter a de Bloem: bh het Vrugtbeginzel. _ 2. Het Piper Capenfe. bl. 184 Praar XXXIX, Afbeelding van VIERMANNIGE, — Bladz. 87 „ige „De Knautia, waar van by Kita | Wortelblad vertoond Âan BE: een Stengblad by C cen Takje met de Bloemen : by D een Kransblommetje en by E een middel - Blommetje, bl. 258; PLAAT ord Ag van Vrer- mmm Bladz. 36r Fige 1e Een eed Gewas , door Crinita of Haairfter genaamd. bl. 362, Een Bloinmetje daar van vergroot by A; — 2, De Struthiola virgata vande Kaap, bl. 364. _ Een Blommetje daar van vergroot er B. Praat XLI Afbeelding van Vrer- MANNIGE. —_— Bladz, 395 Fig. 1. Het rondbladig Fonteinkruid , Po- tamogeton „van ons Land. bl. 392. — 2, Het doorbladige: dito. bl, 393. — 3 De Ruppia , of ri andere Soort van Fonteinkrui bl 407. "s | PLAAT Prat XLIT Afbeelding van Vre- MANNIGE Kruiden, tegenover Blad. 539 Fig. 1. De Convolvubir úbfeurs, een Soort van Winde uit Ooftindie. bl. 539 == 2, De Ipomoia Bija of Gehaairde _ Trechter - Winde, een Ooftindi- fche Plant door my dus genaamd. b}, 513. By a is deszelfs Bloem, by b de Styl en by c een Meeldraadje, met fterke Vergrooting, afzon- _ derlyk vertoond, er teen Afbeclding van Vyr- NIGE, emmen Bladz, zor Fig. zr, Een Celofia et ej of Japanfche es Plan Ue mn 2, { 1e, DS [llecebrum k Ehon uit E dofinie: bi. inn mm 3. Het Zilecebrum Indicum ‚ door my aldus genaamd en uit ‘Oostindie _ bekomen. bl. 71z. PLAAT ALI, Abed van Vrr- _ Bladz. 749 Fig. De Asclepias Gigantea, een Ooste iadifch niet onbekend Gewas, doch zeer aanmerkelyk , om dat deszelfs Vrugt een mai van on de. uiclevertse H.Ist. C° « Menziet daar van BR een vn je met Bloemknoppen : by Been geopende Bloem aanmerkelyk ver- groot, om de zonderlinge geftalte aan te toonen, De Vrugt is in de Natuurlyke grootte afgebeeld by C,‚ en geopend met het Zaad , dat afzonderlyk met zyn Zydes Pluis voorkomt by D. REGNUM VEGETABILE. HEE RYK per PLANTEN, VIERDE CLASSE. He, Beek Beede KRUIDEN. Spree . D E R PLANTEN zeden oden 4 ded ind Mm w hi vm VIERDE AFDEELING. jDe-K-R U ED EN LL. HOOFDSTUK, De Eigenfchappen der EenMANNice Kruipen: derzelver Verdeeling. Byzondere befchryving der Geflagten , tot welken de Cannacorus, _ Curcuma , Coftus , Galanga, Gember, en dergelyke Kruiderige, als ook verfcheide Ae ren , inzonderheid die in Zoutigheid uitmun= ten, .gelyk de Salicornia, enz, behooren. AAD KRUIDEN, die, vodka myn Ds Ds Ontwerp, de Wierde Afdeeling hit D* maaken in de NATUURLYKE PPE Orpe der Plantgewasfen , zyf voorheen, door my, genoegzaam van de | men en Heefters onderfcheiden. - Zy hebbetr of een Jaarlykfen of overblyvenden Wortel, welke in ’t Voorjaar nieuwe Bladen, Steclen, Sten- A gti AAD Me, D&El, VIL STUE. 2 _ BENMANNIGE KRUIDEN, IV. gen of Struiken uitfchiet, doch , hoewel fom- ekte: tyds ftevig en van aanmerkelyke dikte, in * al Hoorp- gemeen van eene zagte, vooze, Waterige of STUK. Sappige hoedanigheid. In eenige weinigen is Et de Steng byna Hoûtig of Boomachtig, gelyk in de Henpip , van wier Steelen men. de zo be. kende en nuttige Zwavelftokken maakt, en het Kodlzaäd ; welks. Scoppelen als Hout branden, Volftrekt Houtig te zyn is met den aart van ecn’ Jaarlykfch Gewas byna tegenftrydig, Men ziet zulks in de Boomen en Heetters, wier Looten- een Jaar-oud worden „ eer zy de na- tuur aanneemcn van Ho er in. dan het voornaame verfchil der Kruid n van de Heefters, terwyl ’er onder Zyn, gen k de Zoùnebloemen , die men niet dan tot de Kruiden ‘betrekken kan en welke nogthans alhier niet alleen Boomachtig opfchies ten „ tot wel tien Voeten, maar in de Westin, diën , zo men verhaalc, tot twintig Voeten hoogte. Dergelyke manier van Groeijing heeft plaats in (ommige Kroontjes-Kruiden (Umbella te), gelyk de Ferula, die een Steng fchiet van vier of. vyf. Ellen hoog , welke, „tegen vend van den Zomer, zo Hoùtig wordt, dât men ld eertyds tot Wandelftokken en tot Staven der.Schoolmecfteren of Rottingjes om de Kin- » ere te fs : „ARK van maakte ge eey arikel [niente Puetis; grateque Magie, Clara Prometheo munere Ligna famus : zegt MARTIALIS vande Ferule, M o N A°N'D RIA 3 Veele Krüden overtreffen dus in uitgeftrekt- IV. heid van Loof de meefte Heefters : des het ag ea niet oneigen zal zyn, eenigen, om voorge- rlûörs melde redenen, tot nu toe gefpaard , nog hier Es befthreeven té vinden. in De Eerfte Klasfe van het Stelzel der Sexen beftaat byna geheel uit Kruiden. Zy bevat de EENMANNIGEN , dat is zodanigen, wier Bloe- men maar een enkel Meeldraadje en Stempel hebben , wordende, om die reden, Monandria geheten. - Dezelven zyn in twee Rangen on» derfchciden ‚ te weeten van de genen die de Stylen of Stempel Ehteld ef die dezelven dub- beld hebben, wordende de eerften Eenwyvige _(Monogynia) de laatften Tweewyvige (Digynia) getyteld. De meefte Planten zyn ’er in be- greëpen , welken de Hooggeleerde Heer A, VAN ROYEN Palme ringentes genoemd , en in de Vierde Rang van zyne Eerfte Klasfe ge- plaatst heeft; waar onder de Gember, Galan- ga, Kardamom, Kurkuma en andere Oost- en Westindifche Drogersën. 't Geral der Geflagten „ hier in ien de, is vyftien , viertor de zen elf tot de Eenwyvigen behoorende „ waar van het eerfte den naam voert van CAR RA, Bloemriet, De Geflagtnaam bêtekent „ in ’t Latyn, Een dik, hol of Rortting-Riet , hoedanig men tot Pypen, Fluiten en dergelyk Speeltuig gebrui- ‘2 ken U. DasL, VII, srug, 4 EENMANNIGE KRuiDEN, IV. ken kon. Hedendaags geeven de Franfchen nog Ar ge aan een _Rotting den naam van Canne, welke Hoorpe daar van afkomftig is. Deeze Plant, echter » STUK. __verfchaft geenszins de gewoone Rottingen: ook Emwy is ’er niets in, dat zweemt naat de Kalmus : Se gelyk zou fchynen uit den gewoonen naam Cannacorus; dic door TOUuRNEFORT tot een Geflagtnaam was gebruikt. _ Doch zy heeft , wegens de Struikachtige groeijing „ eenige over- eenkomst met de Pifang, of Banannen- Plant , (Mu/a) zynde daarom met dezelve en met de zeven volgende , door den Ridder ‚ tot eene natuurlyke ze van Sci _De mrd zyn ecn ac Bloem : “de regtopftaat ‚ de Lip in tweën gedeeld en omgekruld hebbende ‚met een Lancetvormigen Styl; die aan de Bloem aangegroeid is en ecn driebladigen Kelk. In dit Geflagt komen drie Soorten voor ‘die allen uit de andere Wereldsdeelen skoone zyn, als volgt. L (1) Bloemriet met erde aan hek enden : ng Jpitfe, geribde Bladen. ate: “Deeze Soort , die onder de verzengde Lugt- ftreek, (*) Zie LinN. Phil, Botaniea p. 27 & het II. Dany 5 STUK van deeze Natuurlyke Hiftorie, bladz, 177. (1) Canna Fol, ovaris u e acuminatis neerbbs. vi Nat. XlÎ. Gen. sz. p. so. Vig. XIIL p. 49, Cannacorus. RuMmPa. Amb. V.p. 177. T. 71. f‚ 2e Arunde Indica Jatie falia, C‚ B, Pin. 19. LOB. Jes 56, MER AD WLA, OS ftreek „in alle de drie Wereldsdeelen. e ‘buiten IV. Eufopa, voorkomt, wordt ook wel Flos Cancri FDEEL: genoemd, wegens de roodheid en figuur van de. ae Bloem. -Men weett ‘er, in ’t Maleitfch, den STUK. pâam aan van Daun Tasfibel ‚dat is Paterhoster- Jimmy kruid, ‘om: dat de Moorfe Paâpen” en Roomfch- gezinden- van de Zaadkorrels Paternosters maa- ken’; zegt Rumrurus; rygende die, wan- neerzehälf.-ryp zyn, aan een Koperdraad, en ze dan droogen-laatende, Dus ‘worden die Kor- relsthard, zwarten glâd, gelyk'Yvoor, en hda-, re rondheid maakt, dat men ze voor Kraalen zou aanzien. frater IG BEE as Sk ’t Is een Plantgewas met dikke Stengen, ter hoogte van vyf of zes Voeten waar aan over- hoeks Bladen “groeïjen , die éens zo lang als breed zyn, en dus van eene Eyronde figuur, met: een -fpitfe Punt,’ van agteren twee Kwab- ben hebbende, -die de Steng cenigermaate om- vatten (*). Deeze Bladen vallen wel een Voet lang en een half Voet breed, De Kleur is bly oen: zy zyn glad , en ‚ behalve de over- langfe Rib of Steel, met veele Kee, Ribben, als. Adertjes, fchuins van dezelve af , doortoo- gen. _(*) Volgens de hepaaling van den Ridder , in Phil, Bor. , 42, gemaakt, is een Folium ovatum aan ’t agter-end rond (Bai fegmento Circuli circumferiptâ;) 't welk ook in deeze plaats heeft , gelyk uit de Afbeelding en zo uit verfche Planten als uit myne gedroogde Bladen blykr : hoe kunnen dan deeze Bladen aan beide enden fpits zyn? Ë A3 IL, DEEL, Vil, Srum, 6 EENMANNIGE KRUIDEN. gen. Allengs verkleinen deeze Bladen naarhet - bovenfte van de. Steng alwaar „de Bloemen gooi: zyn „ van. gemelde Geftalte (*) „-en ‚dus naar Ee die van den Gladiolus wat gelykende „ zeer fchoon zt 2 rood van Kleur. Ik-bevind dat. derzelver Stuif. meel , ’t welk wit-is „ uit ronde ‘Bolletjes bes ftaat, rondom kleine Puntjes hebbende, gelyk die der Kaasjes-Bladen, „Op ieder Bloem volgt een Vrugt als een kleine Ockernoot, bevatten- de eenige ronde Korrels ‚zals. Erwten, die van- buiten zwart van -bipnen wit ZyD. ‚De naaa kruipt als: die van gemeen Riet, Dit Plantgewas heeft gee tieke hoe- Janigheid-; EH is in de dns van geen gee Hopen de Huishouding „ noch in, de Geneeskunde ; wordende alleenlyk , wegens: de choonheid der. Bloemen, aldaar in de Hoven ik _Men heeft. het ook in Italie, Spanje en andere deelen van Europa, voortgeteeld: want. het is een Gewas dat ’s Wingers over- blyft. à IN (2) Bloerntict miet Lancetswyze , gen : GEE geaderde Bladen. rig. Deeze Soort hadt de Beet Linneus be. den- ame. (*) zodanig evenwel, dat, wanneer ik de Bloem in zes Slippen verdeeld aanmerk „ het Meeldraadje en de Styl twee van die Slippen moeten zyn. (2) Canna Fal- Lanceolatis &c. Arundo Indica florida 3 gutifolia. Moris. Hij. TIL p. 2so. S. % T, It. f. 6. bara feu Pacivica, Pis. Bras. 213. M- 0 N A N _D „R- Ax A, | denkelyk voorgefteld, of zy niet alseene Ver- IV. fcheidenheid: tot de. voorgaande te betrekken” Ar Bonne ware „doch naderhand -meent-zyn „Ed. daarin géorar een weezentlyk verfchil te hebben waargeno-SEUE: « men ; dat naamelyk-éénnder zydelingfen van deler drie. binnenfte Bloemblaadjes zig ombuigt, zo dat hetzelve het middelfte wordt. „Voorts. zyn de Bladen fmaller-en gefteeld. Men: vindt ze in Zuid-Amerika. @ ES met Laneetovyze gefeelde ae um. (den, die niet geaderd zjn. | glee aad. Seonmtkabs Blaauw Def weefchilk aanmerkelyk van ee Erden. achtig. en fchynt-haare; kg. te hebben in Noord- Amerika. --Zv- heeft de-Bloemen grooter, naar __ die van-de- Water:Lifch- gelykende 5, de: Bladen fmaller. en blaauwachtig-of. Zeegroen „ volgens de aanmerking van Dr LENIUS, In de El- thamfche--Tuin groeide dit Gewas tot twee El len hoog. Het droeg driekantige Zaadhuisjes gelyk de oeren: doch met en Doorny tjes “Van deveer je-Soort zyn aanmerkely- ke Verfcheidenheden. ten opzigt van de Kleur der Bloemen „ bekend, - Door P, HeErMaAN- Nus worden “er, in zyne-Lyst van den Leid. fchen per tid stins jape 1687 uitge. ge- (3) Canna Fol. Lanceolatis &c. Cannoides afs, Clif. … 488. Cannacorus glaucophyllus ampliore flore &c. DikLe <b, 69. T, so. £, 69. : A4 Blo DESLe VII, STUK, IV. hari es Hood. STUK. Eenuye vit. | EENMANNIGE KRUIDEN. ee » vier aangetekend; waar onder drieder. ley roode, en een geele geftippelde , voorts een Smalbladerige met geele Bloemen, zynde hier de tweede Soort, In ’t Werk van WEINMANN komen alle deeze Verfcheidenheden voor „ doch allen met geaderde en geene met gefteelde Bla- den. Deeze laatfte Soort, niettemin, bevindt __zig ook in onze Openbaare Kruidhoven. | Ä MoM u M, En: dit woord, tat: hoe bes sugt ook onder de oade Geneeskundige | ers voor een { en ei de Ounber rde -mom én afidere Speceryën te bevatten, Dros- CORIDES , die aan het Armenifche Amorium den voorrang geeft, boven dat van Medie en Pon- tus, zegt, dat deszelfs Hout eene gecele Kleur hadt, zynde zeer fterk van Reuk. Hy geeft ’er Bladen als van de Wilde Wyngaard en Druif: agtig Zaad aan: des fommigen een Soort van Aalbesfen, anderen de Roos van Jericho, an« deren de ruikende Geranium , anderen zeker Di, van Wilde Peper, daar daar door verftaan heb: — Ondertusfehen was het van eene heete diniftnp en droog: weshalve men ’er, in de Geneeskunde , … verfcheiderley- Speceryagtige Zaaden ; gelyk de Staartpeper, Kruidnagelen, enz. doch zonder eenige zekerheid, voor geno- men heeft. LEMERY zegt, dat de Vrugt van X% Amomum rond is als een. Druif, en eenige Nn, M o N A ND Kas 9 fcherp Kruidige Zaadjes bevat, groeijende tros- IV. wyze aan een Oostindifchen Heefter. In Wein- en MANUs Kruidboek vindt men cen Gewas, met Hoorp. Druifagtige Vrugten, onder dien naam vertoond, “TUe Ook fchynt Grorrrov hetzelve als bekend dp aan te merken ; doch niettemin blyft het ge= heel onzeker, welke Plant cigentiyk- door Dios- COR:DES- daar mede. gemeend zy, en mooglyk zullen de vier-Speceryën, in dit Geflagt bes _ greepen; in kragten-daar mede wel eenige over- eenkomst hebben. „Zo heteen -woord van twas, „dan zou. hec een on- berispelyk of onfeilbaar Middel fchynen te be- tekenen. Rid Van dit Geflagt- zyn de volgende Kenmcr- ken. Het maakt,een Bloemfteng ; uit veele enkelde Schubben famengefteld, ieder van wel ken een Bloem uitgeeft, die éénbladig is, be- _ ftaande uit een kort Pypje , dat den Rand vere deeld heeft in drie Slippen, de middelfte groo= ter, dan. de anderen. Het Honigbakje is ook eenbladig , ingeplant in „den Hage Inham van ‘de Bloem, _E Hert , Meeldraadje ers: pig gelykende naar een Slip van de Bloem heeft een aangegroeid Meelknopje. Het Vrugt beginzel i is rondagtig ‚ beneden het Bloemkasje ; de-.Styl Draadagtig van langte a's het Meel- draadje; de Stempel ftomp : het Zaadhuisje Eederagtig , bynaEyrond, driehoekig, met drie Hokjes en drie Kleppen: waar in iele Zaadies. Vier Soorten-zyn. tot En Geflagt. betrokken: de Ke. DEEL. VII. Srus, Iv. AFDEEL es 5 Hoorp- STUK. Amomun Zingiber. Gember Io EENMANNiGE KRutDEN, de tamme en wilde Gember of Zedoar, naa- melyk , benevens de Kardamom en hee Para- dys-Zaad. (1) Amomum met de Bloemfteng naakt „ de Kolf Eyrond, Met deeze Soort wordt de eigentlyke Gem- ber-Plant bedoeld, wier Latynfche naam, Zin- giber ‚ van ’t Arabifch woord Zengebil afkom- ftig fchynt te-zyn. By ieder Natie in Oostin- die heeft zy bykans een byzonderen naam. De Malabaaren noemenze een of Imsi, de Ma- Volgens Rumrarus heeft men, in Oostin- die, een groote en kleine Gember-Plant , waar van de eerfte , ten aanzien van den’ Wortel, in witte en roode onderfcheiden wordt ; maar het Gewas is eveneens. Het groeit by de drie Voeten hoog ‚ met drie of vier regte , ronde Kruidagtige Steelen, waar fmalle Bladen beurt- lings aan zyn , naar die van Riet gelykende , een half Voet lang, een Vinger breed, rk en overlangs met fyne : | de witte zyn zy wat korter en regt Deh aan de nn: langer en donker groen; in bei- den (1) Amomum Scapo nudo , sold ovatâ, Syst. Nae, XII, Gen. z. p. so. Weg. XIIL. p. 49. Zingiber majus. Rumeu, Amb. V. p. 156. T. 66. f‚ 1. Zingiber. C. B. Pin. 35, BROWN, Jam, 139. Infchi, Hort, Mal, XI. p. t1. T. 12, M _oN A ND Et A it den Speceryagtig van ‘Reuk en. Smaak. Wortelen zyn knobbelagtig, gelyk men. dit aan de Gember, welke in de Winkelen verkogt Hoek wordt „ genoegzaam, kan zien, Die van de TEE roode. Soort hebbenze wat dikker en meer ge- ria, “81 knoopt, van. buiten roodagtig, zynde zo fcherp niet ‚van Smaak , als die, der witte. Gember. Wanneer mep de Plant een Jaar of langer on- gemoeid. Jaac ftaan „dan geeft ‚zy tot den Wor- tel byzondere, Steclen uit , wan ongevaar een Voet. hoog, met een Kolf of Knodsje aan ’ Jang is en naauwlyks IV. mn ArDEELG een NEL uit groote voegd, die groen mg dech mer ‘geelagtige kanten in de „witte. Soort, … Tusfchen deeze Schubben komen, de Bloempjes vit, als. een geopend Helmpje van-drie uitwendige en ook zo veel inwendige Blaadjes gemaakt (*). De cerst- gemelden zyn witagtig en.fimal „ maakende het bovenfte alseen Helmpje- overde Bloem en de onderften als,„twee Hoorntjes. De Bloem , waar van ‘er maar, twee of drie te gelyk voort- komen, heeft een Speceryagtigen Reuk , dien van Gembertrekkende. Het nes Knods- Ek Dit zegt Rumewus, doch uit her gene onmiddelyk daar op volgt, mêt zyne Afbeelding vergeleeken , fchynt het dat ’er maar drie Bloemblaadjes-of Slippen van de Bloem zyn, hebbende hy ‚ ”waarfchynlyk ,-het-Meeldraadje , den et en het mee „voor de. drie inwendigen ge- “i been vil stom - 1. 2 EENMANNICE KRUIDEN. Knodsje, gedrukt zynde, es een EIKEN EE ann Le Vogt uit. HooFp- STUK. Eenwy: wige, In Oostindie wordt de tamme Gene veel in Tuinen aangekweekt, daar men dan de beste Wortelen affteekt om te konfyten, en de oves rige droogt. Zy groeit op alle de Eilanden der Indifche Wateren, tot aan Chita toe, _menig- vuldig , doch de roode zeldzaam en weinig dan op de Molukkes; alwaar de Gember zo wel in ’t Gebergte wisten wil als aan *t Strand, dat zy elders fchynt te beminnen. De beste witte, nogthans, valt in Malabar en as ‚ aan de Vaste Kust van £ rabie-of Ethiopi mooglyk haar Vaderland zyn ‚ van waar men dit C Gen: -door geheel Oostindie heeft voortge- teeld: want eertyds plagt men al de Gember te haalen van de Kusten der Roode Zee, zo Ga pr. Cras verhaalt. Het valt nog heden in Guúinéa, en is door de Spanjaarden overgebragt in Mexie « ko en op de Westindifche Eilanden, van waar men hedendaags de meefte -drooge Gember krygt, die zelfs beter dan de Oostindifche ge- agt wordt, “Den verfchen GemberWenen In- diaanen voor een uitmuntend Middel tegen Ko- Iykpynen , Opftoppingen van Winden en Buik- loop, die uit Koude is ontftaan. Zy gebruiken zo wel de Wortels, als de Bladen, groen zyn- de, tot- Geregten en Toefpyzen » eetende die met Olie, Azyn en Zout, als Salade, De ge. konfyte Gember is, de geheele Wereld door, als MOEN AND RL, A 13 als een Hartfterkend middel beroemd. De IV, drooge Wortels ftrekken in de Geneeskunde Arpzers tot verdunning van Slymerige, taaije Vogten; mas tot opwekking van de traage beweeging der srux. vaste Deelen , en dus tot verfterking zo wel van de Herfenen als van de Ingewanden. Uit- wendig worden zy aangepreezen tot het doen verflaan van Koude Gezwellen , als ook tot verdryving van de Schurft, Zy komen ook in veele Samengeftelde Winkelmiddelen. In de Samenleeving dient de Gember tot eene on- kostbaare. ad at « _ (2) Amomum met en Ee Blimillens naakt , de …_” Kolf langwerpig Jtomp. * Monogy- E Deeze Plant wordt i in Oostindie Marta Min: Zetor. vi gil genoemd, ’t welk Wilde Gember betekenen zou, zegt RuMrnius, die ’er den Latynfchen naam aan geeft van Lampujum , om dat de Ma- leijers haar Lampujang heeten. Of het de Ze- rumbet] der Arabieren , dan de Zedoarîa der Zy» is duifter. RumrPHius durfde dit laatfte niet ren. « De Wortel is Kruidig en bitter van,Smaak, ’t welk over- eenkomt met de genen, die men Radices Ze- doarie in de Apotheeken tytelt. Ge Es % w Ì er jp ps | (2) Amomum Scapo nudo ,-Spicà oblong obtufâ, Horr, Clif. 3. Enner. Piël. T. 14 f. 1, Mik. Te. 17. T. 25e BROWN, Jam, 113. Zingiber latifolium Sylveftre. Hanm. Lugdh.-636. T. 637. Lampujum. RumPH. Amb, V. p. 148. Te 64. f. 1, Katou Inchi-Kua, Mort, Aal, XL. p. 27. T. 13. BURM, Zeyl. 234. Il, DEEL. VII. STUK. 14 EENMANNIGE KRUIDEN. iv. Gewas zweemt veel naar dat der tâmme Arpeel. Gember-Plant, doch is in dlle opzigten grover Hondt en hecft de Steelen ‘niet alleen hooger,’ > maar STUK. ook de Bladen breeder, eri het Onderwas, dat Euuy- de Bloemfteng maakt, heeft cen Kolf van wel nn twee ‘Duimen dikte en vyf of zes Vingerbreed. ten hoogte: zo dat die meer naar een Knods gelykt. Diese Kolf , die van onderen en boven fmaller is, wordt in de rypheid rood, en van tusfchen haare Schubben geeft zy ‘dergelyke, doch wat grooter, witte Bloemen uit, als de an ae Bee $ “die vba s À seg menze aldaar in de Medicynen gebruikt , wordende van de Ínlan- ders , tot Poeijer gewreven Zynde, tegen Buik- pyn ingegeven. -Voorts eeten zy de jonge Bla- den en Steelen „en leggen de verfche Wortelen in, even als die van de n& u. (3) Amomum met de Bloemfteng geheel enkeld Amorium er en zeer kort; de Blikjes overhoeks en ruim „6 Beplaaist, das en men. De Kleine Kardamom wordt ene Soort _ betekend. Men heeft, DRE van deeze Kruidery „die op Amboina in de Bosfchen groeit, een Soort met groote langwerpige en een ande- te (3) Amomum Scapo fimplicisfimo brevisimo &c. Cardamo- mum minus, RUMPE. Amb. V‚p. 133, Te, 65, f. 1. Elettari. Hert. Mel. Xl, PB. Je Ts 6. M o NH AN DRI A 18 te met kleine ronde Zaadhuisjes. De Indiaa- IV. nen, in de Bovenlanden , noemen het byna alge- Ar eens meenlyk Kardamom, zegt RuMrurus, waar Hoorp- van de Griekfche naam, Kardamomum, zou af-STUE. geleid zyn: doch het is zonderling , dat dezelve „‚"%, dan zo zeer met de gedaante en eigenfchap kan ftrooken. En, dewyl het van de Malabaaren Etrimelli , op Ceylon Enckol, by de Mooren en Heidenen „in Bengale en elders aan die Kust, wederom anders genoemd wordt , zo denk ik veeleer, dat de Indiaanen gedagten naam van _ de Grieken zullen potleend hebben : want de- zelve betekent e een Amomum van ecne Hartagtige figuur, Het Gewas, van de fyne of kleine ronde Kar- damom, gelykt veel naar dat van de Gember, Het beftaat uit gebladerde Steelen , omtrent drie Voeten hoog, by den Wortel rood, die knob. belig ís en fterk gevezeld, fcherp van Smaak : maar het Onderwas, dat de Bloemfteng maakt , wordt „in deeze Plant , naauwlyks een Handbreed hoog en beftaat uit beurtlings zeer ruim geplaat- fte Schubben , taichi mctked de en uitkomen, gelykin de voorgaand: | deeze Bioeraknop met Vridten beladen hore In Indie, zelfs, vereifcht de bezorging van dee. ze Planten veel gedulds, “De eerfte twee Jaa- ren brengt de Kardamom-Plant niet dan Bloe- men voort; ja’ zy moet in een verte Kleygrond en wel op de Zon ftaan, indien zy in hetderde Jaar Kardamom-Peultjes zal draagen. Van dee- ze U Dasa.. VII. srus. 16 EENMANNIGE KRUIDEN. ‘Iv. ze waren de kleine ronde, naar ’t oordeel vant _AFDEEL. Ro mruius, lieflyker van Smaak, dan de al- Hoorp- lerkleinfte driehoekige , van de-Malabaarfe Kust , STUK. en veel beter. dan de groote langwerpige , groci- Enwy- jende in de Bosfchen van ’ Eiland Java, Ook er heeft Linneus van deeze. Soort gezegd , dat dezelve in het allerdigtst befchaduwde van Indie , aan den. Slykerigen Voet der Bergen, huisvest; waar men nog verder bygevoegd heeft, op Moeras ige plaatfen? Zelfs moet menze op ‚ Ambon terftond plukken, zo dra zy haar vole komene. grootte hebben ; alzo id anders ligt verderven, door % LEE: van wyl_ merkt. In Oostindie aak de kleine Kardamom veel gebruikt om by de Pinang te kaauwen, tot het bekomen van een lieflyken Adem, Hier toe is de driehoekige wat fcherp, en ook zo aange- naam van Geur niet: de groote lange geheel on« bekwaam , als hebbende weinig Reuk of Smaak. Men gebruikt het Zaad van de ronde Karda- mom, die uit China komt, veel om een Geur te geeven aan de Geregten. In de Geneeskunde kan zy dienen tot een Maagmi del, datde Her- fenen en het Hart verfterkt 3 doch het is wat heet in veele Geftellen. Het doet ook Wate- ren, zet de Stonden voort, en wordt van fom- migen tegen Beroerdheid en Duizeling aange preezen. Zy komt in de EOEK en andere Samenftelzelen. eenen aan. „MO N AN D RI A. 17 (4) Amomum met een zeer korte nd > IV. Bloemfteng. : Arpzer, De Zaaden, die men Grana Paradifs in me Apotheeken noemt , worden gezegd de Zaadkor- Lan rels te zyn uit de Peul van eene groote Soort Amomse van Kardamom, dat dan een andere moet zyn radi. als de zo even Gerkelde. Dit Zaad wordt ook „aj 7” Meleguetta of Maniguetta genoemd , en komt niet alleen in Afrika, op Madagaskar , maar ook in de Indiën voort. Het is kleiner dan Peper, hoekig, rood van Kleur , van binnen witen zeer fcherp van Smaak, omtrent als Peper en Gem- ber , waâr het in Reuk ook naar gelykt. De gigeneijke Plant, daar die groote Kardamom, waar van dit het Zaad is, aan groeit, zou daa de gemelde zyn, in het Werk van RHEEDE, over de Malabaarfche Planten afgebeeld , en door de takkigheid van den Bloemfteng verfchil- lende, Alle decze vier Soorten zyn overblyvens de Planten, C_ os TUS De ming van dit Geflagt, door de Grie- ken van *t Arbin. woord Kost of Chast ont- leend, is by de oude Geneeskundigen gebruikt geweest om verfcheiderley Wortels te beteke. nen. Rp soon pes telt ’er drie Soorten van; een (à) Abies Bapo” rama ramofo brevisfimo, Grana Paradifi OfR- cinarum. C. B. Pin. 4135 Elettari, Hort, Mal, Xl. T. 6. U, DEkEe VII, STUK, A Anne en STUK» Eenwy- vige. 18 EENMANNIGE KRurneEn. een. Arabifche, een Índifche en:een:Syrifche ; de cerfte was wit, de tweede-zwart, de derde geelagtig van Kleur, Deeze Autheur. maakt wel van ‘eene Kruidige fcherpheid , _doch van geene bitterheid in die Wortel gewag. ‚ welke door anderen naderhand in de ééne Soort ge- fleld werdt; zo dat menze in een bittere en zoete Costus onderfcheidde. Sommigen willen, dat dit verfchil enkel afhangt van den Ouder- dom; “zynde de verfche Wortel zoet, de oude bitter, Anderen hebben de Eigenfchappen , door de Ouden hier aan toegefchreeven , gezogt in verfchcide Europifche Planten, ei men, Re Ben e Rha: heeft, onder den naam van Costus hortenfis beroemd. Anderen hebben, die krag. ten in °C “Ageratum, ‚ Eupatorium , Levifticum en | dergelyke Planten , gemeend te vinden : doch tot heden heeft de regte Costus Arabicus den voorrang behouden. Uit ftukken van, zodanige Wortelen , die ik Onlangs, van Suratte afkomtftigzynde , uit Oost- indie’ bekomen heb; fchynt dat Gewas geens- zins te behooren tor eene dergelyke Plant, als die "de Gember of-Kurkuma uitleveren „ maar veeleer van den aärt der Wortelen van de’Kroon- tjes-Kruiden ( Umbelliféra ) te zyn: Dezelven zyn langwerpig, dik; van buiten graauw, van binven geel en zeer,Harstagtig ; hebbende ecne fterke. Reuk „ naar. dien, der. Vigdenstaskkeade = en, w 5 de Bladen e en EEE van _ M oNoà NDR À 19 en eene bitteragtige , doch niet Ondangenaâmie;, Kruidige Smaak. Niets is ’er in de uien Arai figuur , ’t welk met de, Knobbelagtigheid- der Hoorse Wortelen van de Zedoaria, Gember of Kurkus STUK. — ma ftrookt, Lrmerv zegt, dat het de Wort „ZP: tel is van een Boompjes naar Vlier gelykende, met welriekende Bloemen, en dus is de Costus Arabicus „mooglyk uit het hoofd; ook by Wein- MANN afgebeeld, Niettemin zal ik de volgens de Plant, welke door Linngus onder dien naâmt ere wordt, hier thans befchryvén (1)s zyn, een enkele end B Ee zeer klein „ zittende op ee Vingtbetitzeh De Bloem beftaat. uit drie- Lancetswyze , holle; regtopftaande Blaadjes, van gelyke grootte. Het Honigbakje is eenbladerig , groot , langwerpig 4 Buisagtig, met twee Lippen, de onderfte langef dan de-Bloemblaadjes, en breed, in drieën gé- fneeden ; de bovenfte: Lancetvormig en koft verftrekkende voor een Meeldraadje, daar hct Helmpje is aangegroeid, Op het Vrugtbeginzel; en een nek Syt zo =| (1) Costus. Syst. Nat, XII. Gen. 3, p. se, Pig. zu. P. 49. Hir. Plant. 149. T. 3. Costus Arabicus. C, B. Piss 36. MER: Sar T4 36. Alpiiia Floribus fpíeâtis, Braêteis ovés libus, JACQ- Amer, 114 Zingiber fylveftre majus, Fruêtu it fGingulari, SLOAM, Fam, 61. Hifl, Ie p. 165. Fe 105, f. 2. Amomum minus Scapo veltito, Floribus fpicatië: BROWN, Parme 113, Paco-Caatingd. MARCGR, Btas, 48. Tis naeKua Hers. Mal, Xl. p. 1$. T. 8? } He Dazs. vi, STE 20 EENMANNIGE KRUIDEN. IV. als ’t Meeldraadje ‚hebbende een geknopten, er ad famengedrukten , uitgeranden - Stempel. Het Ber Zaadhuisje is rondagtig, gekfoond, met drie TUE _ hokjes en drie Kleppen ‚ bevattende veele drie- hoekige Zaaden, _ Tot de ecnigfte Soort van dit Geftagt worde een Westindifche Plant betrokken , welke van SLOANE genoemd is Groote Wilde Gember , met de Vrugt op een byzonder Steeltje , en van BROWNE Kleine Amomum, die de Bloem- fteng Bladerig heeft, met Aairswyze Bloemen. De Heer N.L, BuRrRMANNUs getuigt, dat de uit Java overgezondene Plant volmaakt ftrookt nes wige, cus‚ welke door HERMANNUSs voor den Cos- tus Officinarum gehouden wordt. Dus ftelt zyn Ed. ook bedenkelyk voor , of dezelve niet de Zerumbed zy van Rara drie: op deszelfs Tab. 68 afgebeeld , daar ik dienvolgens nog kortelyk. van fpreeken zal. Deeze, welke de Maleijers genten: Tom: mon-Plante nop heeten, heeft met de Kurkuma zo veel overeenkomst , dat die Autheur haar voor ecn Wilde Kurkuma zou gehouden hebben , indien zy door de Indiaanen niet daar van oûderfchei- den werde. Zy kennen ’er zeven Soorten van, die altemaal in Gewas weinig van de Kurkuma , doch taamelyk verfchillen van de Wilde Gem- ber-Plant of Zedoar-Wortel , hier voor befchree- ven ; dewyl de Bladen , elk met zyn eigen Steel, voortkomen vit den Wortel, en tevens veel M coen la RBR 1 À. ar weel grooter zyn. De grootfte Soort heeft de, IV. _ Plant wel drie of vier Voeten hoog ‚en ieder Ei RE Blad, buiten den Steel, een Elle lang; op een Hoorn- half. Voet breedte. De Wortel is Bolrond-of Te5 Knobbelagtig, in veele Soorten van binnen wat nia, geelagtig,- doch altoos bitterder , fcherper en fterker van: Reuk dan de Kurkuma, naar welke zy ‘anders in gedaante veel gelykt: des Rum. Pp Hrus-oordeelt, dat de Tommon veeleer voor den regten. Zedoar-Wortel te-houden zy. „Wat de regte Costus-Wortel aangaat, dezel- ve moeck. by ons geagt et een 1 vitmuntend Maagfter= RA band. 5 a del te zyn m veel fterker dan de Zedoar, die men ‘er dikwils voor gebruikt, Hy is tegen Beroer- te, Lammigheden en dergelyke-Kwaalen , dien- ftig , en komt ook in de. Theriaak en andere Zweetdryvende Opiaaten,. Kl BBK Dit Geflagt heeft zynen naam van Pater Pru» MIER bekomen, die, waarfchynlyk om den be- 5 ALPiNus te vereercn den» zelven cert heeft voor eene hem Alpina, die de Bladen van Bloemrict heeft, met witte Trosfen , getyteld, Het Bloemkasje is driedeelig , klein , op het Vrugtbeginzel geplaatst. De Bloem eenbladig ongelyk en als verdubbeld : het buitenfte gedeel. te in drieën gedeeld , met de bovenfte Slip hol. Bis rond, U. DEEL, vIL STUKe Ed hed Hoorn TU kun wijt, alpinia Racemofa. Geroste. den naam van Kleine Wilde Gember , in deszetfs hid B ae EENMANNIGE, KRuIDEN, rond, de zydelyke plat 3 hebbende-een Pypje : Me het binnenfte gedeelte korter, aan den Rand in drieën gefneeden , hebbende de onderftc Slip neerhangen buiten-de zydfli va Bloemgedeelte , de overigen uiegerand : het Grondftuk buikig, Een Meeldraadje-gelykende naar een Plooy van het binnenfte Bloemgedeecl- te. Het Meelknopje op zyde aangegroeid. Het Vrugtbeginzel „dat: rond is, onder het Bloem- kasje zittende, ‘heeft een enkelen Styl, met ce- nen ftomp driehoekigen Stempel. Het Zaadhuisje Vleezig , Eyrond , met drie Hokjes en drie Klep- pen , bevat verfcheide Eyronde Zaadjes, aan van onderen. De eerfte Soort @ Ried overeen te komen met dat Gewas, het welke by Sroane,onder befchryving en afbeelding der Planten van Ja- maika voorgefteld wordt: verfchillende van de Groote Wilde Gember, te vooren gemeld , daar in, dat de Vrugten Sappig zyn en groeijen op de toppen van Bladerige Stcelen. Niettemin merkte de Heer J. Br MANNUS aan „dat het- geer in de gantfche | en manier van eijing, zoe ig gelykt naar dat van de Gem- Be: s dir men hét deswegen noodwendig onder de (1) Alpinia. Syst. Nat, XII. Gem, 4. p. so, Peg. XIIL p. 49. Alpina Racemofà alba, Cannacori foliis, Prum. Jeon. to. T, za. Zingiber fylveftre minus, Frutu e Caulium fummitate, SLOAN. Pam, Gi. Hil, 1. Pe 2654 T. Ios. f, 1, Paco feroca, MARCGE, Bras, 48 3 MON A NDR 1 a. 23 se Kruidige Planten, als ddar-zyn de ‘Carda. even ® Iv, langa, en dergelyken, tellen moefte, Of het Hoorp- zelve den Westindifche Gember-W ortel uide- mnd Monogy. were, is-y onbekend, De Kruidkundige: Heer JACQUIN vondt op %t-Eiland--Martenique veer “Gewas, ‘dat zyn Ed, tot dic Geflagt betrekt, noemende hetzelve Al- pinia met geaaïrde Bloemên (2), Hy geeft de « ’ a II, Afbeelding ván hetzelve ‚en merkt aan , dat de , Een vd Wortel: Vleezig ‚ “oneffen „wit ís ; rbmpeide denis, eenige Steelen voort op Halmen, die eeniger- zyn, maat één of ânderhalven Voet hoog.” Zy zyn overhoeks hezet- mêt-Lancetvormige:, koregefteelde , glad. de Bladen, vier ‘kruislings geplaatst conder de Bloem-Aair ‚ die Kegelvormig is,en Schubswy- ze famengefteld mie tie hoogroode dikke Leder. achtige: Bloemfcheedjes. „De-onderften geeven deder ééne Bloem. uit, zynde Reukeloos, geel, seen Duimang, en fchielyk verwelkende, Het Bloemiblad is een langwerpig Pypje, if drieën Eer in de Enne Dt er, rn, Meelkmapses De Ängeactenen gebruikten ht dere ea als een verkoelende Drain] 5 EN de €2) Alpinia vac ier. Hij. p. zn. t. he ES DEEL, VIl, STUKe EV. ArpceL. 1 Hoor p- STUK, wize, er " Pirie rm 24 EENMANNIGE KRUIDEN. de Oevers der Beeken, en op belommerde vog- tige Bergen, werdt van hun Rivier-Riet geheten. ERR ANT 4 aid Pater PLUMIER heeft twee Westindifche Planten met deezen Naam beftempeld: moog- Iyk ter eere van MaARANTA, een Genees- -heer , die in de en Bhar: over de En- kelde Geneesmiddelen fc De Kenmerken. van dit Geflagt zyn : het Bloemkasje driebladig „ Lancetagtig, klein, op het Vrugtbeginzel zittende: de Bloem eenbla- dig Smoelagtig. Dezelve beftaat uit een lang- _Buis- den Rand in zesfen moetek; de bui- ‚ met renles Slippen beurtlings Eyvormig , egaal en kleiner , waar van één de laagfte en twee de opperften ; twee zydelingfen beurtlings zeer groot en rondagtig , die de onderfte Lip ver- beelden ; zynde-de bovenfte zeer klein en ín twecën verdeeld, Een Vliezig Meeldraadje is ‘er, naar een Slip van de Bloem gelykende , dat een Liniaal Knopje heeft, aan de eene zy- de van het Draadje nn De Styl is enkeld » ZO ang, ale de} | een Alaauw driehoekige jen Stempel, en ftaande op Bek nes dat een rondag- tig „ driekleppig , Zaadhuisje wordt , volgens PruMIER, bevattende een enkeld „ Eyrond, rimpelig, hard Zaad, Twee Soorten zyn ’er in begreepen, als volgt. (1 M- ON AN DERTT TA, a5 1) Maranta die de Halmen Takkig heeft. — IV. Se Rs aft an ‚t Rietagtige Maranta met Bladen van % In- difche Bloemriet, hadt PL uMIER deeze gety- Hooi. teld, Zy verfchilt van de gemeene niet, dan — Rs. daar in dat de Rib der Bladen Haairig is, zegt orange de Heer J. BURMANNUS, en is doot den ea. Heer MaRrryN zeer wel afgebeeld en befchree- ven , wordende ook in de Hoven der Kruid- minnaaren in Europa, overal, gemakkclyk aan- gefokt, Haar Vaderland i is in Zuid-Amerika. k De eed met oe af ; de rd I. Deeze Plant is de pmen of € Javaanfche Corman: langas; onder-dien naam by RuMmePurus afge- beeld „ welke haaren Halmswyzen Bloemfteng vertoont ‚. daarin grootelyks van dien der Gem» ber-Planten verfchillende , dat de Bloemen Aairs- wyze voortkomen op ’t end_der Steelen , aan welken. de. Bladen ftaan ; even als dit plaats heeft in de Alpinia, zo even befchreeven. „De groote Kinlengs is, volgens dien Autheurs cen Planct;van zeven gf. gheen hoogtes maakende een “diet St van. eenige ronde. Steelen, die uit den Wortel opfchietens Deeze (1) Maranta Calmo ramofo, Sysr. Nat, XIT- Gen. s. p. so. Veg. XIII, p. 49. Marantt Arundinacea Canaacori folie, Pum. Gen. 16. MART. Cent. 39. T. (2) Maranta Culma fimplici, Fol, nde (ubfesfilibus. Gatang:. RUMPH, Amb. V.p. 143. T. 63. BURM. Zeyl, Ica, B 5 1, DEEL, VIl, STUK, 25 EENMANNIGE KRUIDEN. IV. Deeze Steelen , taamelyk. ftyf en een Vinger ze dik, beftaan als uit in elkander geftoken Schee- Poss den, welke, Omtrent ter halver hoogte van ’t STUE, _ Gewas, Bladen witgêeven , die beurtlings of iT overhoeks aan den Steel {taan , en in figuur dn - aanimerkelyk verfchillen. De onderften Zyn eeh Span lang en cen Hand breed, die daar aän volgen worden allengs langer en ‘fimaller ‚ op laatst by de twee Voeten lang en geen half Voet breed; maar aan den top, by de Bloem- halm , zeer fimal en weder ‘körter. ‘De Halm beftaat uit witagtige Bloemen , zeer zwaar doch piet Er van ws en peet AE. van Smaak. _Op de Dodiadire Eilanden groeit ef een Kleine Galanga, welke de groote in alles gelyk is, uitgenomen dat zy de Steelen veel dunner en het Gewas maar vier Voeten hoog heeft , zegt RuMmrHrvs, die dezelve, zo min als de groote Galanga, voor de Plant houdt, vänwel- ke de regte kleine Sineefche Galanga de Wortel js, en bee fchybt, uit de Berigten, welken hy van de Chineezen bekomen hadt, ‘dat dezelve meer naar de te welke als de eerfte Soort van Kempkeria in deeze myne Plantbe: fchryving volgt, gelyke: des ik niet begryp, op wat grond Linneus van deeze tweede Soort van Maranta verzekere, dat zy de Galan: ga is der Apotheeken Malakkie Behalve de Groote en Kleiné op de Eilanden £he. val M o RN AN DRT A. 27 wan Indie, en vin *t-byzonder op Javaven Am- IV. boina groeijende, is 'er nog eene „welke Rio m- parvus de Malakkifche Galanga noemt „ is Elves -dat zy voortkomt-op dat Schier-Eiland van In-STUK. - dia, aan Siam ‘paalende, ’t welk den naam van; page Malakka voert (*). Die Gewas wordt wel cwaalf of vyftien Voeten hoog , helsbende Steelen fom- styds van/dikte als veen Kinds Arm, De Bladen -ftaan vaan: deeze Steelen ook overhoeks , doch ‘hebben Steéktjes en-zyn ovaal; evenwel op twee Voeten langte naauwlyks een half Voet breed. De Bloemen komen, even als in de andere ben langaas, aan ‘tend der gelyk in de Hyacinthen. Zy Fenbin denk Keke. wyze figuur, door hem afgebeeld, en zitten op een Vrugtbeginzel,-het welk in een Zaadhuisje veranderd ‚van grootte als een Duiven=Ey ‚doch driekantig rasteren veele were Zaad: korrels. nd De Wortel ns hei zegt hy, is geeler- dan die van de Galanga, naar welke zy anders gelykt, trekkende in Reuk naar den Ban- glé-Wortel, Ook is zy weeker dan de Lampu- jang ‚ datis Wilde Gember of Zedoar: ed ve het geene der ons bekende ‘Galangaas, én „eok geenszins de Chincefche kan zyn, De Ma- leijers noemen deezen Wortel Banglé Malacca, dat is Malakkifche ee Hy groeit op Am- boina (*) Maranca pepe s) Culmo Pen ‚ Foliis ovaris ‚petiolatis, N, MANN, Flor, Ind, p. 2, RuMPH. Amb, Verp. 177. T. 74, fig. 1. \ B. Dezr, VII, Srux, zal a8 EENMANNIGE KRUIDEN. IV. _ boina ook aan de-kanten der Bosfchen en by de ms, Cajepoetie-Boomen. „De Wortel wordt van de dn Amboineezen met Pinang gekaauwd, doch heeft, STUK. voor ’% overige, de kragten niet van de regte ge Galanga , inzonderheid de Kleine uit China, welke een ongemeen Maag-, Hoofd- en Hart- fterkend middel is, wordende tegen de Duize= ligheid, als ook tot verdryving der Winden en der Kolykpynen zeer aangepreezen, - De Indiaa- nen. gebruiken de verfche ree re als Speceryën in de Kost. Ee, Cn Ree MA. ‚2 ì _Wor- tels begre , welke def» naam van „pen voeren , en a: ’ Arabifch Woord Curcum af- geleid zou zyn. In de Apotheeken hebben Zy ook wel den naam van Terra merita; in ’t Franfch en Portugeefch dien van dard-Saffraan of Indi- fche Saffraan , wegens de fterke geele Kleur en Verwítof welke zy uitleveren. Van fommigen worden zy Cyperus Indicus geheten , en als een Soort van Cyper-Wortel aangemerkt , te meer , dewyl men ’er aait een ronde en een lange Soort van-heeft. De K zyn: 8 verltielâo wiee, ver- EE: Bloemftengen. De Bloem, een fmal Buisje ‚heeft den Rand verdeeld in drie Lancets- wyze breede Slippen, Het Honigbakje is een- bladig, fpits Eyrond, grooter dan één van die Slippen. Vyf Vezelen zyn ’er in de Bloem, waar M O:RAA RDR: A, 29 waar van vier regtopftaande , dun , onvrugtbaar5 1V, één die den naam verdient van Meeldraadje, agt met een Meelknopje op zyde aangegroeid. Het Hicevai Vrugtbeginzel is rondagtig, met een Styl vanSTux. langte als de Meeldraadjes , hebbende een enke- „4p2r- len, haakigen Stempel, Het Zaadhuisje isrond- agtig , met drie hokjes en drie Kleppen, bevat: tende veele Zaadjes. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor , zynde de eene de Ronde, deandere de Lange, als gezegd is, CD: Kurkuma, met Lancetswys ovaale Bladen , ee die bezyden de middel-Rid zeer weinig BE poemnde, ribd zyn} matocnns RumrHius merkt aan, dat ’er tweederley Hoofdfoorten zyn, een Tamme en een Wilde Kurkuma, waar van hy de eerfte in een Groote en Kleine fmaldeelt. De Groote heeft onder aan den Steel een Bol, van grootte als een Kas- tanje, met Leedjes als Gember; welke de Ma- leijers Jbu Cuning, dat is Moeder van de Kur- kuma of Moeder- Wortel noemen. Deeze ronde Wortel geeft ter zyden vier of vyf andere Wor- tels uit, welke de gedaante en dikte van Vingers heb- (1) Curcuma_ Foliis lanceolato-ovatis. Nervis lateralibus xarisfimis. Syst, Nat, XI. Gen. 6 p. 59 Vig. XIII. P. 49. Curcuma Foliis ovatis utrinque acuminatis, Nervis lareralibus paucisfimis. ROYEN. Zugdh, 12. Fl. Zeyk. 6. Curcuma. RuMes. Amb, V. p. 162. T. 67, Manja-Kua, Here, Malab, XI. p. 19. T, 10. En é Il, DEEL VII, STUKe 1V. 35 EE WMANNIGE KRUIDEN: hebben: zodat de geheele Stoel zig als een uite Armee gebreide Eland „met Vingeren, die men Klan aan wen. noemty- vertoont en: daaruit‘ zou-het fchye- STUK ige, nen, alsof. de ronde en lange Kurkuma-Wortels YY gam eene zelfde: Plant voortkwamen. De ronde en lange: Kurkuma worden niettemin als byzon= dere Soorten voorgefteld, die door de meer of minder Adertjes of Streepjes in de Bladen van elkander verfchillert zouden: doch:het is zonder. ing, dat Lanneus de Afbeelding en-befchrye ving van RuMrrrus aanhaalt op de ronde Soort „ terwyl die van anderen aangehaald wordt op de lange Kurkumà , en de ronde i ín de id Ald de KL wo Ci geho ide urkuma , en wel de ODD ecc: ennn aes Bladen uit van omtrent ans derhalf Voet lang, vyf.of zes Duimen brecd,, aan beideenden {pits „en ieder op een Steel ftaande van niet. minder langte. - Deeze Bladen. fchynen, zo-uit de Afbeelding als uit de be= fchryvinge». bezyden den Steel fterk tl en. zelfs als *t ware geplooid: te zyn „ op de wyze der-Bladen van wit Nieskruid, of als de Pifange Bladen, en. dit firookt met de pen wei Dig, Verfcheide van d, en laden „ by elkanc „ maaken een Soor Sen Seruik, uit welke, volgens zyne Ponte zoe de Bloemfteng opfchiet, die veel laager blyft dan de Bladen. Men ziet deeze Bloemftengen zeldzaam dan aan oude (” Grouimor Mas. Medis. Tom TE sik Ean. 1e M- Oo -N: A NM DRE A 31 oude Plante, die-eenige maalen van Blad. vers IV: wisfeld hebben, en wier Wortels byna. vergaan Amant. zyn, „Het bovenfte, van. den. Steng is-geen-ge- Febe. ï flooten, Kolf , gelyk in de-Gember-Planten ‚ maar STUK: het beftaat uit losfe-Schubben, tusfchen welken: Bme de. Bloempjes voortkomen, die vande gemelde * gedaante. zyn. De Kleine. tamme, Kurkuma heeft het Gewas, kieine volgens dien Autheur, kleiner, doch-verfchijt Kurkuma, “ inzonderheid door den. Wortel, die-een grooter. Stoel. maakt dan- de voorgaande, Dezelve: be- ftaat, naamelyk, uit een of twee ronde Knob- bels , die men Meoerwortelen noemt, waar aan. veele langwerpige als Vingers hangen ; die zig; wederom in anderen verdeelen, by eenigen fchuins byanderen. dwars {taande en door elkander loo- pende: zo dat: de geheele Stoel-zig als half ge- flooten Vuilten en Kinderhandjes voordoet, en: „zelfs van zyne Wortels en. Vezelingen gezui- verd-, zeer glad wordt, gelykende naar een konftig, uitgefneeden Werk. De Wortelvan. deeze “is zo- hoog geel, dat zy zig fchier rood: vertoont, Zelden geeft deeze Planteen Bloem- _ * fteng uit, dewyl men dezelve naauwlyks met ruste laat, fteekende- daar geduurig Wortels af; zo om dievin de Kost te gebruiken, germ heid-in: de Kerrie, een foort; van Kruidige Sou- pe 5 als om Linnen en andere dingen geel te verwen , ja. zelfs. het: flegte Goud daar mede te vernisfen. _ De Groote Soort groeit. op Java en ee u DE&L. VII, StTuK. 32 EENMANNIGE KRUIDEN, Oostindifche Eilanden in ’t wilde, doch de Ee Kleine wordt in de Tuinen opgekweekt. Men plant dezelve even als de Gember, neemende de Wortels uit den Grond , en daar van de )" Klaauwen ‚als dezelven beginnen uit te bot- ten ‚ weder daar in fteekende, Zy groeijen fchooner en grooter in de warme Bergtuinen - der Amboineezen, dan by de Huizen om laag , alwaar een-vogtige Zandgrond is, Als men s na verloop van vyf of zes Maanden , den Wor- ° tel niet uitgraaft , dan verflenzen de Bladen, de oude Wortel. vergaat en geeft ter zyden: nieuwe Wortels uit. Zo veel aangaande de rid en behandel ing ; éhalv me is ‘er, miran 7 sót een Wilde Eurkuma ; die op vlakke Vel. den , in drooge Sagoe -Bosfchen en onder de Bamboes-Struiken , groote Plekken op zig zelf beflaat. ’t Gewas beftaat uit menigvuldige Stee- len, die beneden rond, boven platagtig zyn, „geevende twee of drie Bladen uit, en dus de hoogte bereikende van drie of vier Voeten, Ie- der Blad is omtrent anderhalf Voer lang en een half Voet breed, aan beide Enden fpits, doch aan den Steel fchielyker verbreedende dan in de Tomztmon-Plant, hier voor en; welke anders naauwlyks van deeze Wilde Kurkuma te ouderfcheiden is, Derhalve noemen haar de Amboineezen ook Tummon-Cuning : watt Cuning is by hun de eigen naam der Kurkuma. Deeze Wilde geeft het Onderwas of den Bloemfteng veel Mo N AN DEIA. 33” veel fchooner en hooger, beftaande uit bruinag- tige Schubben, waar tusfchen geele Bloempjes IV: ArEsL; voortkomen 3 doch dezelve vergaat: doorgaans Hoor” : insgelyks, zonder Zaad te geeven. De Wortel “TOE is knobbeliger , zonder dergelyke dikke Klaau-, wen , als in de tamme Soorten , maar met veele Vezelitin » waar onder aan dikke Klieren zit- __ ten, als Hazelnooten. Hy is van buiten gräauw- agtig bleek geel, van binnen witagtig met een geel Hart, fchier zonder Reuk en van Smaak bit- teragtig „ als die van de Wilde Gembet-Plant, In Hoagy: Oostindie zelfs is deeze Wilde Kurkuma Gebruik, byna van geen ‘gebruiks maar de Tamme zo veel te meer, gelyk hier voor gezegd heb. In de Geneeskunde wordt de Kurkuma van fommi- gen veel van anderen weinig geagt, Zy is min der fcherp. en Zeepagtiger dan de Gember, wordende niettemin, wegens haare regt prikkee lende hoedanigheid, voor een uitmuntend Mid- del gehouden tot wegneeming van Verftoppingen;, en voor een byzonder Middel tegen de Geelzugt. Ten dien einde wordt zy of in Afkookzels of in Poeijer ingegeven. Men gcbruikeze ook tot een Verwfítof in On$ Wereldsdeel, @) Kurkuma met Lancetswyze Bladen , die bezyden de Rib zeer flerk geaderd zyn. eze u. Curcamg longa Lange Kurkumg, (2) Curcuma Foliis lanceolatis „ Nervis lateralibus nume. rofisfimis, ROYEN. Zugdb, 12. Fl. Zeyl. 7. Mat. Med, sa Curcuma Radice longâ, HERM. Lugdb. 208 T, 209, Mane jella-Kua. Hors. Malab, XL. p. zi, Te, 11, De. Daz, VII, STUK. IV. 34 EENMANNIGE KRUIDEN. Deeze Kenmerken gebruikt LinNaus, om AsDErL, de Lange Kurkuma van de Ronde te onderfchei- Hioarb- el De vermaarden P. HERMANNUS, in STUK, d Hoogleeraar van den Leidfchen Aka-” yn ty wink domie Tüin , geeft een Afbeelding an deeze, _ Plant, welke aanmerkelyk van’ die der voor= gaande , by, Rumeaius’, niet alleen in de ge daante van den Wortel, maar ook daar in ver: fchilt ; dat zy een byzonder ‘Onderwas. heeft, niet uit den Steel, tusfchen de Bladen, voort- komende, - Hy fpreekt ’er dus van. Ons ie verfcheide Planten, die ik uit het Oosten mt den Tuin heb. overgevoerd, dt men ’er 2 df pe „tot a: um: e by de e. a, ‚ bieren én Adanen in zee veel agting iS 3 Behe heeft een Knobbeligen , rolronden ; ‚> dwars geplaatften Wortel , die Gemberagtig „ is, een Vinger dik, als uie veele Leedies, »» welke door Ringen aan elkander gevoegd z Zyn, 5 an famengefteld » geevende daar eenige sh » Vezelen uit, Hy is zwaar, van buiten, eek 9 rig en door den tyd byna rood wordende 3 ‚ vast van zelfftand heid, al hy uit »‚ verdikt à ship Then ec: ‚ne fchetpe , biverstigK midige vette , Smaak „ en fterk van Reuks” Uit ieder Leedje komen ° „> bly-groene Bladen voort, die plat zyn, een », Span lang en één of twee Handen breed, » taamelyk fpits uitloopende „en zo zeer naar » die van jong Indiaanfch Bloemriet gelykende, » dat En Ì # rd Moi  RD Red Á. 35 » dat onkuhdigen deeze Planten naauwlykevan IV, », elkander kunnen onderfcheiden (*), ma ‚‚ Buitendien fchiec uit jonger en {terker Knobe Hoort” ‚ bels van den Wortel een Bloemfteng vaneen hein i „» Span hoog, die- rond'is en-Sappig, van dikte „7 ”E » als een Schryfpen, bleek groen, van onderen 3 naakte, van-’c-midden tot den top-een dikke ss tonde Aair maakende, welke uit Blaadjes be: » ftaat, die in ’c eerst bleek groën, naderhand »» geelachtig rood-zyn of bleek geel, twee Nas sö gels- breed, aliengs” in- cen. kromme Punt ùics 2 ende „_ Wy geplaatst. Pus- » fchen deeze Blhadjes" zi ser nerig taay ss Vogt, uit de by Nagt- neervallende Daauw ss vergaderd» “Tusfchen dé * Schubben komen »; agtervolgelyk langwerpige Bloempjes- uitkya s ken , zweemende-naar dic- vant Oostindifch En lere maar driemaal zo klein , doorgaans > uit vier geel. of paarfchagtige_ Bläadjes be- » ftaande, waar van het eene bovenfte fchuins s> opwaards ftrekt, de twee onderften regtuit, » doch bet middelfte daar wate eenigermaas kh te. c Ï is,en als „bezet met F. Ei he En je, Wan: & 3» heet (*) Hier door. is Bomrius „misleid. geweest, dies, Hijds Nat, &» Med. Libr. VIl. Cap. 30, in plaâts-vân,de, Kurku= ma de Afbeelding, van, den Cannasorus hd cen Plant in,de In diën, als ook i in onze Tuinen , vry, gemeen , heeft gegeven, en op deszelfs Gezag bêtrok ook de beroemde Tour OURNEEORT, verkeerdelyk „ de Katka” tot het rss van Indifeh Cz Er, Daarn. Vl. Sruik, 36 EENMANNIGE KRUIDEN, IV. neer deeze Blaadjes afgevallen zyn, volgen Arens. „ 'er driehokkige Vliezige Zaadhuisjes op, be= __Hoorp- „ vattende ronde bruine Zaadjes , kleiner dan STUK. _ „ die van ’t Bloemrict. Ri „ Een dergelyke Vrugtmaaking hebben ook » de Bangala der Indiaanen , de groote en klei- ‚s ne Kardamom, de -Arabifche Costus „ de bei- 9 de Galangaas, de Zedoaria, het Zerumbeth 5, van GARZIAs, de Gember ; en zouden deeze dienvolgens , met de Kurkuma, billyk in een „ zelfde Geflagt kunnen worden geplaatst, Dees, »s Ze laatíte is in Indie zo gemeen , dat men ‘er aa naauwlyks een, Tui in-zy niet Be Wortel is ryp en wordt „» uitgegraven na ’t verflenzen van de Bloemen, s en ’t Gewas zo door Zaad als door Knopjes, ss die men van de Wortelen ark, voortge: 95 an EE Dit Geflagt is benoemd naar den vermâarden Kamprer, wien de Natuurlyke Historie, ende Kruidkunde in ’t byzonder, veel nieuwe Waar- neemingen omtrent de Voortbrengzels van Chi- na, Japan, Perfie, en andere deelen van Afie, te danken heeft. Het heeft de Bloemen , gelyk die van het Bloemriet en de Alpinia , in zesfen verdeeld „ verfchillende daar door van „de meefte iig Geflagten-in „deeze Rang. Drie Slippen Zym ‘ groo. st Bap M Oo NA N DRT A, 37 grooter en uitgebreid: eene in tweeën gedeeld. pre f De Stempel beftaat uit twee Plaatjes. amen Twee Soorten, beiden Oostindifche Gemis Bos: fen ‚ komen ’er in voor; naamelyk STUKe (1) Kempferia met Eyronde ongefleelde Bladen. 5. Kamst De Soncory-Plant van Rumerius, als tus-C/ 25, fchen de-Gember en Kurkuma middelflagtig „ Gzlange. groeit op Java zo wel wild als in de Hoven, en valt. ook in id deelen van Indie; zelfs op ’t Vaste Land, Kameren hade een dergelyk Gewas, met en beneve tje van den regten Aloë-Hout Boom, van een zyner.Vrinden-aan ’t Hof van Siam, in een zelf. de, Bak „of Kasje leevendig‘ontvangen, en geeft de Afbeelding van beiden op eene-zelfde Plaat, Het eerstgemelde , door hem- in zyn. Tuin op. _ Japan «gelukkiglyk -aangefokt „ ;, voert. by de. », Siammers , (zegt by) den naam van Wanhom ss (*),-by de. Portugeezen-en anderen , aldaar 3 En Kantsjoor genoemd wordende, Het heeft, behalve den. Penwortel , die tot voeding. sk done van het Gewas, lang, vet en Vezelig » zynde ) Kempferia Fol. ovatis fesflibus. Syst. lr XII, Gen, Je Pp. Si. Weg. KIL p. So. Hort. Clif. 2. T. 3. Son Rumen. Amb. V. p. 173. T. 69. f. 2. rh KEMPE. Aman, sor. Te 902. Katsfula Kelengu, Horr. Mal, Xl. pe St. T., 41. Calceolus Philippenfis. Prrive Gaz. Te 19. f. 2. (*) In Syst. Nat. ftaat WW'anbom , ct welk van anderen nae gefchreeven worde, C 3 ‚B. DEEL. VIL Sruk. 5 38 _ EENMANNiëE KwurbeN: » zyhde, andere Knobbelige Wertels op zyde, EEL: ss tot voortplätiting , die’ van de Groote Galanga ‚niet vongelyk. «Hier koren byhangzels aan , » gelyk in de Peéonie. Wortelen; welke Raap- “_s Achtig zyn, van een of anderhalf Duim. De 99 PAER dish der Wortelen is vast en Vlee- en “ss Zig, byna doorfchyfiend wie; van eenen. fcher- » pen; n Geur. ns De Bladen’-komen- tropswyze- uit den Stoel, zj elkander omvattende, en zig vervolgëns ‚5 breidende op dikke Sappige Steelen van ander 3 half ae: sed ‘Zy gelgken naar die van de f zagten neee als de Leliebladen , van bo- ‚‚ ven glanzigedonker groen, van onderen Flu- si weelachtig ‘wit „aan den Rand een weinig ge- ss -gelfds,; in veele Strooken gefinaldeeld door ssvaänziehlyke «Ribben: Bènevens-de gezegde „Scheedachtige trop-van: Blader; Kevam des- »s Bagts uit ‘den: Wortel cen ‘enkeld -Blad, dat- »-uit zyneStdelgeureen Bloem voortbragt , ndar ss-die der Orchis gelykende, zesbladig; wit vane »- Kleur, en duurende mamske éénen Dag.” Wortel van deeze Plant heeft, volgens dien Autheur, een uitmuntende kragt, tot het wegneemen van Verftoppingen der Ingewanden alg ook-om de Maag te verfterken en tot Wind- bréeking, eùZ. Hierom wordt dezelve ‚doof de Siammers , zeer vlytig aangekweekt, die dikwils de aangrocijende Knobbels daar afneemen , en, zo. ei & ve EI neden RT EN EL MM óN ANDRIK 39 zo dezelven éen Scheutje hebben, tot Voorttee- _ IV. ling-afzonderlyk in den Grond zetten 5 gebrui. TEL. kende. de overigen als gezegdis. Inde Hoofdftad een Judja hadt Kamprer de drooge Wertels overal „STUE. by de Drogisten. of Kruideniers,- te koop zien vue leggen Deeze. fchync,-gelyk hjer voor aange- merkt is, de zogenaamde Sineefche, doch cie eigentlyk_ Siamfche en gewoone Kleine Galanga der Winkelen te Zyn. @) ES chsale met heers? gele E ami meen er * Wi hébben hier” voor Sens ar het niét pn em zeker zy, of de Zedoar-Wortels ook hunne afs komst van dé tweede Soort van Amomum , des- wegen Zerùmbeth gebynaamd, hebben *: doch *Bladz, 13, gemeenlyk wordt zulks „ten minfte'wat de Ronde belangts aan dit Gewas toegefchreeven, Som- migen „evenwel , verbeelden zig, dat de Lange en Ronde Zedoit maar. verfchillende Wortels zoùden zyn ván eene zelfde Plant, … Hoe ’t zy , de Bloemen van dit Gewas hebben de Kleur en Reuk vän Viòlen, doch duuren, gelyk die van % voorgaande , maar éénen Dag, Lim (2) Kampferia Foliis lanceolatis petiolatis. FJ, Zeyl, 5. Zedoaria ‘rotunda. C, B. Pin. 26. Colchicum Zeyl, Flore Violz odore et Colore, Burm. Zeyl, 67. Malankua, Herta Mak, KL. p. 17e T. 9e C4 H. Dx, Vil, Srux, 40 EENMANNIGE KRUIDEN, en iv, dt „Dit Geflagt ‘heeft een Elsvormig- Eyronde Bloemftieede- „die zig: eenkleppig opent : de Eoruy. Bloem beftaat uit vyf Blaadjes, aan den rand vigt. gegolfd en holrond „ twee kleiner en omgekruld. ___De Vrugt is een Eyronde Befie ‚die éen Steen- sj bevat, met twee ‘Holligheden.- 1, >> De eenigfte Soort(1) is Rietachtige Cortufa rde met groote Bladen van Bloemriet door Pru- Sandie. MIER; die dir Gewas in de Westindiën waar- bam, geheten. Sòmimigen hebben ze zelfs tot gin namens ens gmt SE: met den Eus 1 me 5e Neer rfaceis® om pie” Werpitige Wonden, ; har: de Pylen. der Indiaanen toege- vaheet bragt » te-geheezen ;-en-tevens’den-Gekwetften by.’ Leven-te behouden. „Men vindt ’cr , dus, by- verfcheiden Autheuren-gewag van gemaakt en het wordt, by-RocHeroRrt enpu-TeER- TRE, deswegen Herbe auw Fleches., datis Py- len-Kruid „ geheten. Die Weortel-zelfs: in-Ma- lakka „waar Gamreras-cen dergelyke eigenfchap van meldt, by Baukinús ne is hier thuis ge- bragt : zodat hetxGewassda ‘in Oostindie,, Dit zyn echter maar Gisfingen , en zelfs dat Pylen-Kruid, zo even gemeld, fchoon hier thuis gebragt door SLoane, fchynt my (1) Thalia Syse. Náte XIL. Gên, 8 p- st. Vig, XIII p. so. Cortufa Arundinacea amplis Sc. PLUM, Gen. 26 Ie. z08, ft. 1. Canna lndiea Radice albâ Alexipharmacâ, SLOAN. Jam. raa. Hlifs. Lp. 253e T. 149. Ff. 2e RAY. “Sapol. 455, Radis quzdam in Malocca, que adverfus Vulnera &c. C. B. Pin, Bol, Aguti Guopo-Ovi, MARCGRe Bras, 53. Ray, Hifl, 1203 ed M oe NANDRAT A 41 my zo wel in Blad als in Bloem te verfchillen. IV, Het Brafiliaanfche Gewas van MaARCGRAAF;, ann komt ’er , wat de Rietachtige geftalte en Bla- iadansn den aangaat, taamelyk mede overeen ; dochter hetzelve heeft een Lelieachtige Bloem , hoogrood „& en Vuurkleurig, uit. drie of vier Bladen beftaan. de, met drie, vier of vyf Meeldraadjes , van figuur als een Zwynen Slagtand, by ieder Bloem- blad ;-zo die Autheur zegt. De kragten van | deszelfs Wortel worden Wondzuiverende aan- gemerkt te zyn, en men eet dezelven, gebra- of > gebrek van van ander Voedzel. In manier van Groeiäing komt die Gewas met het Bloemriet overeen „doch het heeft een _ ‘Takkige Bloemfteng, en de Bloemen zyn zeer onregelmaatig ‚ hebbende de twee onderfte Blaad- jes als Beursjes omgekruld. . De Bladen zyn. wel een Voet of anderhalf ja tot twee Voeten lang en meer dan eén half Voet breed, Van de Vrugt is reeds gefproken.. De Hoogleeraar J. BurRMANNus betrekt het ook, zo wel als de A tot de Gemberachtige Planten, s echter ‚wat dit Gewas aangaat , Een of zor ee aangehaalde Wescinifhe | tot dit Geflagt behooren. De Heer MiLLER naamelyk ftelt, dat het Bloemriet van Sto Ae NE, met een witten Tegengiftigen Wortel, de Slippen der Bloëmblaadjes niet getand heb- bende, een Soort van Maranta zy „ welke de Heer BrowNe Maranta get Knoopige Bloem- C 5 fleel— ú Desr. VII. Srux, 42 EENMANNIGE KRUIDEN, IW. fleeltjes getyteld ‘heeft + zó dat hier omtrent AFDEEL. (toffe overblyft tot nader Waartieemingen, Höóro: pe UE; BoErRHAAVIA | sin Wy Konken thans tot een geheel En fig vân Planten, waar onder deeze met den ‘hadi vän den Grooten BorRHaAve präalt, 4 wiens vêrdienften in al ‘het gehe de Gerieeskunde räakt, en zelfs in de Kruidkünde, aan de Gé leerde Wereld te kenbaar Zyn, s dan dat ik my mede zou ophouden. _Behalie de ad Kenmerken v van dec- Ge Klasfe , zyn.de-b dit Geflagt, gen Klokswyze éé Bepsie Bloem, Billet Rek: dbch fomtyds a met twee Meel. draadjes. Het Vrugtbeginzel, onder de Bloem , één Styl hebbende » brengt een enkeld Zaad voort. Zes Soorten , meest in de Ie iën Broeljkade, komen thans in dit Geflagt » als en ) Boerhaavia met opgeregte gladde Slnoe. ng Re tjes en enen hd Bloemen. Regtope taande. es e Deeze, gors, is EN paäm van Twee mn ‚ door den Heer N. L, BurMANNus afbebeeld. Zy maakt, volgens, des Heer Gouanr, in de Koninglyke Tain. van Montpellier een Jaar-_ (1) Boerbaavia Caule ereto glabro , Floribus diandris. Syst. Nat. XII, Gen. 9. p. st. Vig. XIIL p. 50, GOUAN Hart. Monspe 2, Boerhaavia diandra, Burm. FL Jud, p. an Te kf 1e M 6 N ANDREI A. Pen fäarlyks' Gewas uit, dat de Bladen Eytond, van orderen grys en zeer kleine bleek pâarfch- AFDEEL. achtige Bloempjes heeft, die als in Pluimen ggo2ss vergaard zyn, «Het heeft de Bladfteelen rood-sruk. chtig en kort; draagende vyfhockige geknotte Monogya, Zaaden, die zeer Liymerig zyn, gelyk de afs E Soorten; De afkomst is uit Indie. fader “onderzoek geeft LinNeus de völdende befchryving van decze Soort. … De s, Steng is regtopftaande , zwartepáarfchachtig ; tet Ziertjes of zeer Korte Haairtjes befprengd: id x 4; de Bladen zyn Eyrond, gegolfd, fpits, dan ;; de kanten ruuw : de Blóemen Cylihdrifch 8 wit „ vyfvoudig , fósachtig ‚ met fpitfe Slippen „‚ en Tandjes daar tusfchen, Het heeft twee ‚‚ Mecldraadjes en ecn geknopten Stempel.” 2) Boerhaavië miet gladde vèr fpreïde Stenge at, tjes en Eyronde Bladen, er bee Verfpreide “peeze em ändere Soortén zyn dóor Varr- gan begreepen ónder den naam Van Antani- n°, of at de Bladen tégenover elkan- Er rei he ges der “ongelyke zyn. Zy zwetmên naar die van de Nagtfchadé eenigszins, 20 wel als in de z ‘ voor- Hert. MLC VIT p. 1ose T. $6. Pruibäginoides Fol. Spina- chie %e: Boemetndr ii. p.26 i w. Dstle Vil. STUK 44 EENMANNIGE KRUIDEN, IV. voorgaande ‘Soort. BorRrRHAaAve hadt’ dit er id Plantje- als-naar-de Plumbago gelykende voor- Hoofp- gefteld, en ‘er de Bladen van Spinagie aan ge- STUK. geven. Volgens den ‘Ridder zyn-de Blaadjes eid van onderen witachtig, de Blogmples paasich “en eenmannig. Hier wordt een Mlabaaeh 8 Ee Talu-Dama-noemt , aangehaald „ xt welk. de Ôh- zen, volgens CoMMELYN ,Traswortel hee, ten. De Portugeezen geeven ’er. den naam v Folhas do Pitao aan:, om dat het Afkookzel der Bladen zekere: Koorn …à ander de dplandens dast des Wor- ekookt | as 18 T jn omvuvn in Cl À : k vene he ende ad ge (3 ) Boerhaavia met BAE ruigachtige reen oo nStengetjes ‚de Bladen Eyrond, uitgegulpt. Deeze heeft de Geftalte van de voorgaande, doch verfchilt daar van „, door twee Meeldraad- jes ‚in ieder Bloem „en de, Stengetjes ruig te hebben , die ook neerleggende zyn. De Steel. tjes, korter dan de Bladen, zyn dikwils drie- bloemig. Op. Jamaika is,dit-Plantje-een Voet hoog , met Bloedroode Bloempjes , waargenomen, ge (4) Boerhaavia met opgeregte enden twee. Scandens. man- Klimmen: de. (3) Boerhaavia Caule diffulo &c. Mant. 170. Boerhaavia diandsia, Sp. Plant. N. 4. Jacq, Hert. T. 7. (4) Boerhaavia Caule ereâo, Floribus diandris &c. Brant, 315. GOUAN Hert. 2, Antanifopbyllum feandens Alfnes ma= _jaie M-o:N: A ND REE a, 45 mannige Bloemen en fpits Htyöfmige Vv, Bladen. area: Hoorp- Hoe de Besfendraagende Amerikaanfche Nagt- srux, fchade van Prukeser, overeen kan komen met Wd zyne Kurasfaufche Walerianella, die het Zaad”* ruuw en lymerig heeft, of met de Kenmerken van dit Geflagt, is my duifter. Deeze laatfte heeft hy ook uit Oostindie gehad. De Bladen gelyken, in deeze Soort, naar die van Alfine, doch zyn wat grooter , Hartvormig en glad, volgens LiNN&us, die aan deeze Soort een regt uitgeftrekte gladde Steng geeft van zes Voeten langte, en Kroontjes van zes Bloemen , die tweemannig zyn, groenachtig van Kleur, hebbende een vyfbladig afvallend omwindzel. (5) Boerhaavia met kruipende Stengetjes. v, Boerbaavia De Groeiplaats van deeze Soort wordt gefteld nd in Nubie, een binnenlandfch gedeelte van Afri- ka, volgens den beroemden ‘VAILLANT: doch de Ridder hadt dezelve niet gezien, (6) Boerhaavia met zeer finalle Jbitfe Blaadjes, sarin. Van deeze wordt niets meer gemeld, en het 5 Smalblae nt „dige. joris folio, VAr,L Mers, de 1722.p. 25%. Valerianella AlGnes folio fcandens, SLOAN. Jam 91, HI?.L. p‚zio. RA). Suppl. 244 Solanum Bacciferum &e, PLUK. Alm 349. T. 226 A A IH. DEEL. VIL, STUK. 46 EENMANNIGE KruiDei _W. fchynt, voor ’t-overige, dat.onder.de. Plantjes Mepa, ‘van dic Geflagt, die veelal klein Zy Een aan- Hack: merkelyke verwarring heerfcht , niet dan door STUK. nader Waarneemingen op te Îosfen „en misfchien er Y wel grootendeels daar van afhangende, dat het in de Tuinen een andere Geftalce heeft dan in : wilde, SALICOR NIA Zourkruid. De Kenmerken van dit Geflagt Zyn. ‚ een vi hoekige > geknotte, Buikige 5 blyvende Kelk, zonder Bloemblaadjes , en een ee l Meerse, met twee opjes 8 zer Jeeld adjes In ome Het ‘Vrugtbeginzel, ä lat de) is, heeft cen enkelen Styl, en wordt een enkeld Zaad, in de uitgezette Kelk vervat, … . Vyf Soorten zyn ‘er thans in aangetekend, naamelyk IL. ___ (4) Zoutkruid. dat uitgebreid. is, de. Leedjes nn aan ‘tend. famengedrukt en pweedeelig Laag, „hebbende. Deeze Soort groeit op zoute Gronden; zo aan Figs eenen den (1) Salicornia Herbacea patula, Articulis apice compresfis 8e. Syst. Nat. XIL. Gen. ro, p. st. Veg. Xllle p. 5o. Sali- __eornia Artic, apice crasfioribus obtuús. GER. Prov, 323. BAst, Opssc. P. 1, pe. 105. Te 10, Nederd. p p. 11$. Kali genicula. tum minus annuum. C. B. Pin. 289. Salicornia geniculata ane nua, TOURNE. Znff. Cor. si, T. 435, PALL, Meize, Retersh, K771e Ie De P. 479. Te A. fe de M ON AN DR LA, 47 ‚ den Zeekant als in de binnenfte deelen, zo wel IV. aan de Oostzee als aan de Middellandfche Zee ARN en andere Stranden van ons Wereldsdeel, als Hoorp- ook aan de zoute Meiren der Noordelyke de STUK, len van Afie, In dat gedeelte van Sweeden, ’ ; Hanagy welk men Gothland. noemt , vindt men ’er aan de Noordzyde , ‚ by Burswiken , het geheele Strand, zo ver herzelve ’s Wintersonder loopt, mede bedekt. In onze Provintiën komt zy op die Streeks Lands … naar, Tesfel ftrekkende , wel, ke het ks) genoemd wordt, als ook op de Men noemt wen ee ons Zee- Grappe of Kraal- kruid, in Zeeland. Krabbe-Kwaad en het wordt, van ander dergelyk Strandgewas » dat men eer- tyds in % „algemeen onder den Arabifchen naam Kali begreep, ‚ door dien van Geknoopte Kali on- derfcheiden. De Engelfchen geeven ’er den naam van Glasfworth aan; de Duitfchers noe- men het Salzkraut » dat is Zoutkruid, en onder de genden hebben veelen het Salicornia ben en van het Zout daar vervat , afkomtftig nn zyn. ‚ De Stengen van dit Kruid. zyn byna als dic van ’ Paardeftaart.Kruid, doch uit Sappige Leed» jes famengefteld , en men vondt geen goede Af- beclding van déeze kleine jaarlyk{e Soort, voor, dat wylen de Heer Dokcor BAsTER dezelve, in zyne ‘Natuurkundige Uitfpanningen ‚ ou ruim tin U. Deer. VII. STUK. 48 EENMANNIGE KRUIDEN. Iv. tien Jaaren geleeden, aan ’t licht gaf. De AFDEEL. Teedjes, echter, zyn, in het door hem voorge- Hoorp- ftelde Plantje, niet aanmerkelyk naar boven ver- STUK. _dikkende of platachtig verbreedende „gelyk men in de het gewoonlyk vindt: het welk door den Hoog- leeraar ParrLas, in de Afbeelding van dic Kruid, door zyn Ed, aan de zoute Meiren of Moerasfen , omftreeks de Kaspifche Zee , waarge- nomen, zeer wel is opgemerkt en uitgedrukt, Somtyds zyn die Leedjes van boven door uitran- ding, als ’ ware, in tweeën gedeeld, en eeni- germaate Vorkachtig , doch mf is niet algemeen en iest meest in de jongere an deeze geleed WEeies sd Zelden “meer lan een Rr of een Voet hobe gtoeijen , en zig in verfcheide Takjes verdeelen, komen paarswys’ langwerpig ronde Blaadjes voort, uit verfcheide Schubben of deelen, byna gelyk die = » zie »‚ van het Kaapfch Xeranthemum * ‚ beftaande. Stu, pr, Wegens dezelven, buiten twyfel, voert het den XEXL naam van Kraalkruid , en de Trosachtigheid van het Loof, hier door vonkt is de oirfprong van de benaaming Zee-Grappe, die van Engcl- fche afkomst zal zyn. Uit ieder verdeeling van deeze Blaadjes fpruit een Bloempje, dat een en- kel Meeldraadje is; getopt, volgens de Waar- neeming van myn gezegden Vrind , met een en- kel Meelknopje, *t welk zyn Ed, met het Stuif meel, zeer duidelyk door ’t Mikroskoop vergroot zynde , als ook het daar bezyden uitkomend Stampertje, of den veeldeeligen Stempel , in Plaat RBR EE M- ON CA PN°DeRT A 49 Plaat vertoond heeft. De Heer Morurinc IV. hadt, gelyk Linneus aanmerkte, twee, en “FPEELe de Heer Sauvaces, in dit Kruid by Montpel- Hoorp- lier groeijende , zes Meeldraadjes waargenomen. STUK: „De gemelde Hoogleeraar Parras zegt, dat ar de Bloemen nog zeer onvolkomen befchreeven zyn, en zyn Ed, geeft daar van een nadere op- heldering , in eene Verfcheidenheid van dit Kruid, in drooge Moerasfen aan de Rivier Jaik ; door de Zonnefchyn waarfchynlyk tot laager groeijing ne Deeze hadt een overblyvende Wor- ‚ die. re Houtige_ en uitgaf, adm be „Grond en dus zig dikwils ter breedte “van een Voet uitbreidende, zynde ook veel dunner en T'akkiger dan die van de Jaarlykfe of gewoone Salicornia. Ook zyn de Aairen, zo hy ze noemt; dat is de gezegde Blaadjes, langer en dunner, ieder met tusfchen de veertig en vyftig Bloempjes bezet, die zyn Ed, als in ’ verband op vier ryën geplaatst vondt.” Zy puilden naauwlyks uit, en beftonden als uit een Driehoekje „door een enkelen Naad van de Aair afgefcheiden , met de onderfte hoeken afgefnee- den tot Perkjes voor de Meelknopjes , draagen- de het middelfte en grootfte Perk den Stamper. Sommige Bloempjes , evenwel ‚hadden maar één Meélknopje, doch ver de grootfte hoop fcheen ‘er twee te hebben. De Stempel was dubbeld en hadt naauwlyks eenigen Styl. De rypwor- dende Bloempjes verdeelden zig in drie als pie- ramidaale Zaadhuisjes , ieder een klein, plat, Nier. IL Dasr, VII, STUK, Iv, eter Beos: STUK, Eenwy- vige. Oo EENMANNIGE KRUIDEN, Niervormig Zaadje bevattende, zynde geelach. tig van Kleur. »‚ De gewoone Plant, (zegt zyn Ed.) heeft s, byna hetzelfde maakzel, met dit verfchil s, alleen „ dat dezelve nooit meer dan twee , Zaadjes voortbrengt, zynde flegts het ééne ss Mee!knopdraagende gedeelte vrugtbaar, ja s, dikwils geen van beiden: zo dat van zulk een Bloempje alsdan maar één Zaadje , on- » der het Styldraägend gedeelte, overblyft, ‚, Ook isin deeze gemeenlyk het eene Meel. » draadje onvrugtbaar of- geheel weg : des wan sj de Bloempjes Eenmannig worden. eed Waas van Doktor BASTER, die aan- merkt „, dat dit Krabbe- Kwaad, in Zeeland, jaarlyks uit Zaad voortkomt op laage brakke Landen en buitensdyks gelegene Slikken , voor- naamcelyk die elk ‘Ty door het Zeewater befpoeld worden (*). Het is, zegt zyn Ed., geduu- rende de Zomermaanden een gewoone Spyze; _ wordende , gekookt zynde , van de Houtige Steelen afgeftroopt , en dan als Salade , met Olie, Azyn en Peper, gegeten. Dusacht men het een zeer heilzaam middel tegen het Scheur- wer eter penhana? den Win- (*) Mooglyk heeft het wel daar van dien zonderlinge aaam: om dat k de taser erf kende, by ’t afloopen des Waters daar in;gevangdn worden en her gd ned de rl op sen Gis zw kak oe} M a NsAN DRI A St Winter in Azyn ingelegd , om in ’ Koude IV, Sr die gezonde Verfnapering niet te ont- ADRES bee eN Hoûkpe Het £ denkbeeld, dat dit Kruid de Spaanfche STUKe , Souda zou uitleveren, deedt, onzen beroemden „; ed Hooglecraar ‚den Heer. Ga UBIUS, befluiten, N om door zyn Ed, kundigheden in de Chemie de Proef te neemen, of men dat Zout ook hier te Lande daar uit bereiden kon, In April des Jaars 1764 hadt zyn Ed, zig-een menigte „van het jong opfchietend Gewas van Middelburg doen bezorgen, en nam daar van twee Pond, die men met veel moeite verbrand kreeg, le. verende byna een half Pond Afch uit, blaauw. achtig wit van Kleur; doch deeze Asfehe , naar de Konst uitgeloogd , verfchafte aan zyn Ed, niet dan Kryftallen van eene Teerlingachtige figuur , volmaakt overeenkomende met die van Zee-Zout, en geen het minfte teken geevende van eenig Alkali of Loog-Zout, Weshalve ge- dagte Hoogleeraar het volkomen beweezen acht- te, dat er, behalve het gemeene Keuken-Zont, geenerley vast Zout uit het Krabbe-Kwaad te haalen zy. Doktor BasTrr, evenwel, ver- ‚haalt, dat hy uit rüim vier Ponds” watiet ge droogde Kruid, twee Pond Asfíche kreeg, die hem dertien Oneen Loogzout uidcverde. Maar zyn Ed, ‘hadt dit Kruid in de Maand Augus- tus, toen het i in bloey flondt, en wanneer hy laaten vre neren en droogen.. Is hee niet waar- D 2 fchyn- IL. D5sL VIJ, STUK. IV. 52 EENMANNIGE KRUuiDENR. fchynlyk , dat de werking van de fterke Zoti- Gn, nefchyn op de Zeeuwfche Schorren, en de op- Hoorp- STUK. wy- wige. groeijing tevens, die aanmerkelyke verandering zal hebben te weeg gebragt? Want dat zyn Ed. Loogzout genoemd zou hebben , ’ welk maar Keuken-Zout ware; kan ik van de op- regtheid en kundigheid van wylen mynen waar- den Vrind niet vermoeden. Hier ziet men, ondertusfchen ‚ welk eene oplettendheid op alle omftandigheden ’er noodig ís, om uit-Natuur- kundige Waarneemingen algemeene befluiten op te maaken (*). rach- Ge Zoutirnie mei se Deeze , die als een Verfcheidenheid door fommige Autheuren is opgetekend, verfchilt volgens de Waarneeming van Doktor GERARD daar van, door de Steng niet alleen hooger en Takkiger , maar ook de Leedjes bynagelyk van breedte en ftomp‚en digter by een, dat is kor- ter en menigvuldiger, te hebben. Zulks open- baart (*) Het voorige is getrokken uit den Brief vanden Heer Je enn aan Doktor aeg reken BASTER, in des- zelfs N. aurkundige Diane » II D. bladz. rzo , Izr , Enz. (2) Salicernia Caule eretto Fruticofo, Sal. Articulis fubze qualibus obtufs , internodiis approximatis. GER. Prov. 328. Salicornia (emp@rvirens, SAuv, Monsp, 7. Salic. perennis. Govan Monsp. 2. Salicornia. Dop, Pempt, 82, er: five Kali geniculatum veemicnlatum, LOB, Jeen. 395, A +0, : M-oNAN DRI A 53 baart-zig-in de Afbeeldingen van Doponzus , IVe en Loper „ alwaar. aan dit Gewas de hoogte Ari ki van een Elle toegefchreeven wordt, In de Hoor Noordelyke Landen: groeit ;- volgens Linnmus,*®® deeze Heefterachtige Salicornia niet, maar RAY via, hadt dezelve, in groote menigte, op die Stee- nige Strook Lands, welke ’er tusfchen ’t Eiland Portland cn de Epgelfche- Kust is , gevonden, Aan de Kusten van Languedok en Provence, : waar menigvuldige onderloopende Slikken zyn en zoute Poelen, i is deeze zo wel als de voor. nderheid vinde menze om- ntj „zo aan de Zee als aan Meiren ê Doet in Ju'y en Aucustus, zo de Heer Gouan getuigt. _ Niettegenftaande de groote ophef , welke van dit Kruid, als de Spaan/che Souda. uitleve- rende „ gemaakt is (*), fehynt-my doch; dat de andere zoute Strandkruiden; die hadacbais mede onder den naam van Kali befchrecven(G})» doch thans in ’ Geflagt van Salfola, * welk tot de Vyfmannigen behoort, geplaatst, Zyn; zo veel ja misfchien meer deel hebben in de voortbrenging van dat Loogzout ‚ dan de Sali= cornia. GARIDELL , immers , in Provénce wroonende „fchryft den oirfprong , daar van , voor- naamelyk toe aan die Soort, welke Groote Kali met eer Zaad ee, wordt , en des. a () en rs Uitfpanningen , als baven ‚ bladz, nis, (Ì) Gelyk by BAUuRINus en andere Authearen, D 3 Ile DisLe VIE, STuK, 34 EENMANNIGE KRUIDEN ÎV. _deswegen ook “thans den bynaatn van Soda in ze rie ‘ct Geflagt van Salfola , voert. Van anderen Hoord- wordt bevestigd „dat men ’er die alleen toe STUE. neemt (*). Ik zal derhalve vän ee. be- „reiding hier niet fpreeken. PN ee (3) Zoutkruid dat Kruidig is, vegopflaande b Wiegiden. mobnotutt zeer eenvoudige Takken. * irginie im. fn deeze zyn de Takken tegenover elkander, Gäveideeid » aan ’t end bepaald „met een lange vic Leedjes bêftaande Aair , en moet dezelve Onderfcheiden worden van de cerfte Et wel. s‚_nifche“Soc | 2 Ook had, Peer de Pt was de Kelk een » Eyronde Schub ; Lepelachtig uitgehold en ss „Overend fade: Hier bevonden zig zeker- 55 5) Ik twee Meeldráadjes en een Stamper bo- 5 ven.” Dit is die Salicörnia , waar van de Ridder bevoorens zeide, dat dezelve zeer ge- meën was aan de Zout-Moerasfen in Sâxen, ge- Eyk: ik aangetekend. heb (tf) en thans fchynt my de- (*) Zie het Vertoog over: „dit onde ii VIIL Deel ; Verbandelingen „ uitgegeven in 't jeac 1763, der, Uirgemgte. bl 403» 2 (3) Salicorria Hetbacea ereta Rämis vetes Syt. Nat. Wig. XIII. GRON. Virg, 1e {(f) H. D. IV. SruK, Bladz. 8,9. Doch hier is, me my „ een groote misflag begaan , met te zeggen „ dat de Virginifche. geen Leedjes zou hebben : daar uit fpruitende , dat onze Ridder haare Takken onverdeeld (indivi/i) genoemd heeft, Maour:& ‚RODANRCE.B, >85 “dezèlve eet met die Verfchedenmeid „welke de IV. Heer PaLLAs in Siberie vonde ®; Òvercen te innen komen, Hoor. „@ Zoutkruid met de Leedjes rsi van on-ilodn5 ‚ deren: verdikt „enn de-Aairen-Eyrond, Iv, Van deeze , die de andere kleinère geleedde Arai Kali van BauniNus zoude zyn, heeft de *“2ihe Heer PALLAS Ook een Afbéelding in ’t gedag- te Werk gegeven , merkende aan, dat hct de fraaitte en fynfte Soort in dit Geflagt is, de à zedaante hebbende van den Tamarifch of van de … Zy maakte Heeftertjes , naauwlyks hooger en een Voet, in Siberi > „met een Hou- tigen Wortel , die jaarlyks een menigte van Takjes uitgaf ; doch de Leedjes fchynen hier opwaards ook een weinig ade NN puilende al- déar wederzyds met een hoekje uit en het hadt dé Aaïrtjes als gezegd i is, mct Blocmpjes byna “dl$ in de cerfte Soort, die by *t end der Takjes “eenthanhig , am laag tweemannig waren, en dus ook één of twee Zaadjes voortbragten. “O Zouekruid , edt 5 ù, met kes. Rol-c & rss lere (4) Salicornia Articulis obtufis Bafi incrasfatis, Spicis ova- î tis. Kali Gericulatum alterum vel minus, C‚ B. Pin. 239, MoRIs. Hift. IL. p. éie, $, 5. T. 33. fl 9. Raj. Hip. 211, Kali Arabum fecundum genus. Rauw. Salie, Arabica, Part, Reiz, 481. Tab. A. fig. 3 (5) Salicornia Fruticofs Articulis cylindricis, Spicis Filifor- amibus. Kali Arberescens, Tamarisci facie. BIXB, Cené. 1, T, &r f. 1. PALL. Réiz, 4î0. T. A. f‚ a, M. Dist, VII, STUK, Iv. 'AFDEEL, Ï. Hoorp: STUK. Eenwy- vige. $6 _ EENMANNICE KRUIDEN, Rolronde Ledig: en Kira dunne Aairen. Deeze, van welke door Buxraum de ee- nigfte Afbeelding uitgegeven was, overtteft de anderen zeer in grootte, zode Heer PALLAS aanmerkt , die dezelve vertoont wanneer, de Aairen in bloey of in ’t Zaad ftaan , en dus _ veel dikker zyn , dan de gemelde Autheur ze dien aart, He en _N Yeeraar voor, d hade. De geftalte is niettemin byna eveneens, en daar de eerfte Soort op den bodem van Zou- tige Moerasfen groeide » befloeg deeze , met den Tamarifch , en. met andere Kruiden van og twe ’ andere ) en slt ged ate Hoog- ie ‘door zyn Ed: ook in Siberie gevonden waren. De eene noemt hy Strobila- “Cea, om dat de _Aairtjes naar Fynappeltjes ge- yken , | g Bloemp- jes, in } welken de Meeldraadies en Styl zeer duidelyk zig vertoonden, Dezelve droeg zeke re Gallctjes, vol roode Wormpjes , en grocide zelden hooger dan een Voet , komende over- vloedig voor ‚aan de fteile Oevers van het ‚In- derifche Zout-Meir. De andere geeft zyn Ed. den naam van Foliata of Gebladerde , en kon dezelve wel eene Verfcheidenheid zyn van de ‘Arabifche „ door uitknaaging van Wormpjes wanftaltig ‘gemaakt, zo zyn Ed, oordeelt, De- zelve bragt doorgaans drie Zaadjes van ieder Bloempje voort. Naar M o NA ND RIA 57 Naar alle gedagten zal dus de Salicornia wel haast. een. nieuwe plaats beflaan moeten in de IV. DELA volgende Klasfe, en ki anid Hieeurrs. Katteftaart. De Kenmerken van ‘dit Geflagt zyn: geen Kelk of Bloemblaadjes-: een Meeldraadje en een enkelde Stempel: als ook een enkel Zaad. De eenigfte Soort (1), die by de Duitfchers STUK. Kanten-Kruid, als aan de kanten van Rivieren rs trl groeïjende , en by de Franfchen Pin aquatic Ge of Pesft d'Eau, dat is Water-Pyn of Denné Boom, wegens de Geftalte genoemd worde, is op ondicpe- plaatfen van heldere „ *t zy ftaans de, ”t zy loopende, doch niet fterk ftroomen- de Wateren; door geheel Europa gemeen. ‘Men vinde ze in ons Land, in-de Slooten en-fom- mige Graften ‚ van Zuid- en Noordholland; die ’er fomtyds. gebeel vol van zyn, overvloe= dig. Sommigen hebben ’er, deswegen , na Cors pus ‘den naam aan gegeven van Limnopeuce , gelyk VAILLANT, en SEGUIER, in zyne befchryving der Planten omftreeks Verona. De Figuuren “van Doponeus en Loser zyn daar (1) Hippuris, Syst. Nat. KIL, Gen. 11. p. 52. Vig. Xllle pe st. Equis. paluftre , brevioribus foliis, polyfpermum. C. B. Pin. 35, Polygonum foemina, Dop, Pemp?: 11%: CAM. Epit, sn Semine vidua. Lop. rn ee zi aen SEG Fl, Peron, 03. nde Rupe. er Ì Fen. 275. DiLL. sân ie kg at Ps 197e_ IE, Duz. VII, STUKe r te Iv. s8 EEKNMANNIGE/KRUIDEN. daar in. gebrekkelyk; dât aan ’t zelve een Hoofd- ABDEEL jo, gelyk hetr-Paardeftaart «Kruid gewoonlyk le heeft , is getekend. De laatfte werhaalt wel; STUKe mige dat hy zulks , onder menigvuldige Planten, eens WJ: heeft waargenomen; doch noemt het niettemin Duizendknoop Wyfje dat geen Zaad. draagt ; ter- wyl het , ondertusfchen , fomtyds vol is van Zaad, In Holland, tusfchen Haarlem en Egmond op Zee, zegt hy, groeit het overvloedig. „Zyne aanmerking; dat het meer naar ’ Zqui- sin fetum, gelyke dan naar ’c gewoone Polygontum of Varkensgras, *t welk men Duizendknoop Mannes tje. plagt te gevan ; is zeer juist. Onderlikenen die Enait. wie. ln ‘asusenen onder Water kruipendenWeartel „ regtop fchieten en zig dus boven ’t Water verheffen, famenftellen. Het maakt hier door „in ’t klein, geen onaartige gwen | vaneen Bofch van Pyn-of Denne- „Gezegde Steelen. zyn dikker dan die van en en hol: de Leedjes, by ’t Water vry lang „ verkleinen. allengs naat boven, tot een Duim en minder langte, Als nmenze ‚tusfchen de Vingeren drukt, bringen zy met geruifch aan ftukken, zo de Heer GoUAN aanmerkt. Zy zyn ieder omringd met een aanme rkelyk ge- tal van lange-fmalle Blaadjes „ maakende een ‚Kransje, uit welks holte de Meeldraadjes voort- komen , die den Styl omringen, zittende op het Vrigtbegivzel, “x welk een Erútid Zaadhuisje vo : MON KN DeiRSITJA. “SO wordt ; bevattende een enkel: Zaad," Deeze IV. Zaadjes vertoonen zig in de Kransjes om Jäag, nn: terwyl de Stengen van boven met bleekropde Froórp Meelknopjes bloeijen. De vermaarde VAiLLANT STUK: + ‘heeft die deelen der beg zeer duide, has Jyk in der valtwend E | Onder e - ef {che Kruid heren keurt de: Heer B inert def naam van Eimnopeuce beter dan ‘dien ‚van Hippuris , als volmaakt de Grickfche naam zynde van het Paardeftadrtkruid, Ons Landvolk noemt dit. Gewas dikwils Katte- Jiaarten ; welk. geen -oncigen-benaaming is, ‘Om dat het veel meervnaar die 'dan raar „een Paardeftaart, gelyke.(t). Zyn Ed. zegt, dat het in ommige Meiren van Switzerland verfchei. de Voeten hoog groeit, verhiefferide zyne Stee- len, die zig naar den Stroom der Rivieren bui- gen, zelfs uit het diepfte Water: ',, Zo veel » Blaadjes; wier getal twaalf ofmeer, is „; zo „veel Vrugtbeginzels (Ovaria) , in-/t ronde EN (zegt zyn „Ed.),om den Steel, die met een a wit Bloemblaadje (Corolla) gekroond zyn, Cuba) » „voorwaards_ één zeer „ dik, gefteeld, Meelknopje (Anthera) voort- as-brengen.” DirLENIUs zegt, dat dit Gewas geen Bloemblaadje heeft, maar Bloempjes uit twee r e) Mem, de PAcad. R. des Sciene. de Paris. 1729. Bl, KE. Fig, ( D ; Duitfehland * is emit Equifttum ook by den aaan Katzen- Zagel en Katzen-Wedel , dat op ’t zelfde uit- komt, bekend volgens TABERNEMONTANUS. HK. DEEL, VIL, STUK, IV. MBE Hoor. ek wj- vig óo EENMANNIGE KRUIDEN. twee Meeldraadjes beftaande met geele Knopjes, tusfchen welken, in ’t middens-een kort Styltje zig vertoont ‚op het Vrugtbeginzel. - Zou dee- ze laatfte ‘er ook het Paardeftaartkruid met Bla- den van Bezem-Vlafchkruid van -Bauninus (*) voor genomen hebben : ’t welk Harter als een Verfcheidenheid aanmerkte sdoch VarrLANT als een zelfde Soort? Men vindt het laatstge- melde, volgens BAuminus, te Bazel, in de Michelfeldfche Moerasfen ,- als ook in een Beekje nevens den Galg: alwaar de Heer Har- LER de gewoone Katteftaarten gevonden heeft, Hier = ee dat en Eene Kens dikwils desmadie / a a erven zyn ‚in ebs Klasfe Vier Getageen, als volgt C o RISPERMUM, Wantz-Zaader. De Griekfche benaaming van dit Geflagt is van ’t Woord Koris, dat een Wants betekent, en van Spermos Zaad, om dat de Zaadjes naar een Weegluis gelyken, afgeleid. De Kenmer- ken zvn; geen Kelk, twee Bloemblaadjes en een Meeldraadje,maar twee Stylenof Sempele en een enkeld, ovaal, naakt Zaad. Het bevat twee Soorten, beiden Europifche of Afiatifche Kruiden ; als (1) (*) Equiferum paluîre Linarig Scoparia folio, C, B. Prodr, P: 24e M o N-A N D RT A, 6r (1) Wantz-Zaader met zydelingfe Bloemen. IV. AFD DEEL, Van-deeze eerfte Soort heeft de Franfche Hoos en Kruidkenner Jussieu, door wien de benaaming srur. in trein gebragt is, de Afbeelding gegeven. Hy a zegt, dat dezelve zig omtrent een Voet verheft, mam Zigse hebbende een Stengetje dat zig verdeelt in Tak- Ee. jes, die hoekig zyn en buigzaam, glad, groen ge. doch doorgaans om laag paarfchachtig, welke Kleur zig fomtyds over ’t geheele Plantje, als het begint te verwelken , verfpreidt. De Blaad- jes Gehken naar die van Hyfop, zynde de on- ongevaar anderhalf Duim lang op En breedte van twee Liniën of een zesde Duims: allen ongeftecld , Vleezig, don- ker glanzig, groen ; de bovenften met eenige witte Wolligheid, Deeze ftaan byna regtop, doch de onderften ftrekken zig waterpas- uit. De Bloemen zyn als gezegd is. Uit derzelver Oxelen , naamelyk, komen zy voort, en zyn uitermaate klein , hebbende twee Bloemblaadjes en één Meeldraadje, met een Stampertje dat twee korte Hoorntjes heeft , wordende een Vrugtje of Zaad, dat rond van omtrck is en naar het Takje toe een weinig hol, een klein Zoompje hebbende en een Puntje van boven, omtrent een zesde Duims lang (*). Dit (1) Corispermum Flor. lateratibus Sys. Nat, XII, Gen, 12. Pe 52. Weg. XIII, p. 51. Cor. Flor. alternis. Hors. Clif. Re Lugdb. Ec. PauL. Reize. 1. DEEL. p- 434. (*) Mem, de V'Acad, R, des Sc. de Paris, 1712. Pe 2440 62 EENMANNIGE KRUIDEN, Vv, ÄFDEEL, 5 Hoor p- STUK. Twee wy- wige, Dit Plantje komt jaarlyks van. zyn Zaad op. Het groeit in Languedok , op Zandige Gron- den, als ook in Duitfchland en aan den Wol- ga-Stroom in Tartarie. De Heer Parras heeft het in Siberie-of aan de Kaspifche Zee waar- „genomen , tweexVoeten hoog ; met Aairswyze _… Bloemtakjes, de Bloemblaadjes als enkele Vlies- jes , tusfcheft de Schubben der Aairen voort- komende en twee Meeldraadjes hebbende, Vol- gens den Heer WERNIscHeEK heeft het ’er meest één; dat lang en krom is , doch fom- tyds ook twee of drie, en het zoude van ver. fchillende Sexe zyn (*). In de mas dien de Vader van de eri NN Dorp-Predi- n Ge d, hac Bitez > vond zyn ep ZWE Gothlandfetien Reistogt, dit ed bloeijende , en nam daar in , als iets byzonders ‚ ‘waar ,„ hoe de onderfte Bloemen vier, de naastvolgende drieen twee Meeldraad- jes, doch de bovenften maar één Meeldraadje hadden (}). Het heeft ook een overblyvende Steng , aan de Zeekust van Languedok, vol gens den Heer Govan, die hetzelve , Jaar- Iyks vergaarde , op andere koudere ete gevonden hadt G pim (2) (*) Genera Plantarum, Vienn, 1763. p. jaap (T)-OEL. and Gothl, Reize, Stokh, 1764. p. (4) Annuum „vidimus in als locis Fide. Hors, Reg. Monsp. p. 3» A - Enait. ae de RE LTE EEE NEE M ONA- NoD RT A. 63 (2) Wantz-Zaader met rappige- Aairen. A Deeze , welke: alleen in ’t Rusfifch Gebied is waargenomen „ wordt Rhagroftis met Rietach- tige Bladen, van den geleerden BuxeA um ge- tyteld, die ’cr een Afbeelding van geeft. Men „ Coriaer vindtze, volgens hem, ook aan de Wolga en Squarren in de Wildernisfen der.Kofakken. De Hoog Retbia. leeraar Parras nam deeze Soort ook op zyne“®® Siberifche Reize waar , en bevondt dezelve grootelyks van de voorgaande te verfchillen, Zy was ftyver ‚ drooger en hadt fteekende Blaadjes. De Bloemfchubben, in de Oxels der Bladen , vergaard tot korte Aairtjes , - uit in een dtyf Borfteltje, Het Vrugtbeginzel hadt twee breede Vliesachtige omgekromde Stempeltjes en het Meeldraadje was altoos en- keld „ met een. Eyrond byna tweevoudig Meel- knopje. I. Hoorp: zag CaruLIiT RICHE. Sterrekruid. De Kenmerken van dit Geflagt zyn Awee Bloemblaadjes-, met een enkel Meeldraadje , den Stamper gevorkt of in twee Stempels ver- deeld hebbende, en een tweehokkig Zaadhuisje uitleverende, met vier Zaaden. Het bevat, volgens den Ridder, twee Soor- ten; die beiden in de Slooten of Staande Wa. teren van Europa gemeen Zyn. 5 ï (z) iter Spicis en Hort, Upf. 3. Khagroftis Fol. Arundinaceis. Buxs. ver HR p. 30. T. 55. PAL Reize, Kk D. p.'495, IL. DEEL, VIL StUK. 64 EENMANNIGE KRurDEN. (1) Sterrekruid. met de bovenfte Bladen. ovaal en Manwyvige Bloemen. | Tot deeze' Sòort wordt thuis gebragt de ‚ Callitriche van PriNrus, door COLUMNA afgebeeld , en dus zekerlyk genaamd wegens de Haairigheid van de geele Vezelige Wortc- len. Ik geef ‘er den naam van Sterrekruid aan , volgens den Latynfchen naam Stellaria, onder welken het befchreeven is en afgebeeld door Lore, die zegt dat de Heer van Rer- NOUTRE „ een groot Liefhebber van Kruiden, hem bekend, die geen kosten Lerad om de- zelven Ps) Mn als in andí De . e peelden, hetzelve Water-Sterrekruid pleiden” De Eden hl: van was, dat hetzel- ve, op * opperfte van zyne lange » Haairach- tig dunne Steeltjes , naar die van de Cuscuta gelykende, groene en Sterswyze Bloempjes en Zaad voortbragt. Hy zoude beter gezegd heb- ben , dat dit Kruid, aan ° end der Steeltjes , Tropswyze op het “Water: dryvende Blaadjes hadt , in welker midden zig de. Bloempjes en het Zaad vertoonde. De gedagte Steeltjes zyn met Blaadjes bezet, zodanig naar-die van Muur ces da J. Bauminus’er, deswegen, den é 1) Callitriche Fol (uperioribus ovalibus, Floribus andro- gynise Syst. Nat. XII. Gen. 13. p. 52. Vig. XIIL p. ste Fl, Suec, 3. Corispermum Fol. oppofitis, Fl, Lapp. 2, GRON. Virg. 3. Stellaria aquatica. C. B. Pin. 141. LoB. Icon, 792a Kruidbe 963. Alfine Aquis innatans Foliis longiusculis. J. B. Hift, III. pe 786, Stellacia, Dld Nova Gen. p, 119, Tab, Vlo M oF AN DRAA 65 en naam aan geeft van Alfine , die op’ Wa- RA ter, dryft ‚met langwerpige Blaadjes. Le In de Afbeelding van Loser is dit gebrek, ds dat het ‚geheele Gewas zig aldaar als onder STUE Water zynde vertoont : in die van Bavninos ; Pieris: dat de toppen te veel boven ’t.Watèr uitftee- ken; Doch-’e-valt moeielyk , een regte fchets te geeven van dit Plantje in. eene zelfde Figuur. Men vindt het onder ’t Kroos ; in de,Slootén van ons Land, op zeer vecle-plaatfen ; alwaar het zig, altoos voordoet als. groene op het Wâ- ter dryvende Sterretjes: die nogthans niet; ge- Iyk het Kroos, losfe. hangende ° heb- ben , maar met „hunne Stecltjes „ met {malle Bladertje veeltyds in de Grond ; of op deh Bodem der Slootei , geworteld zyn, Gezegde Sterretjes beftaan uit Blaadjés , die inwaards allengs vee „ in ’t midden de Bloempjes bevattende , Mannelyk en Vrou- welyk op een en ’t zie Gewas voorkomens * welk met den naam van Manwyvige Ì bedoeld worden, ‚door den Ridder. Zyn Ed, hadt, dit " Eenhuizigen & ; bevoorens ; zelfs onder de en gehad. De deelen der Vrugtmaaking zyn door Dir- LENius duidelyk in Plaat vertoond: döch vol- gens de Waarneemingen Van den Verimaarden VaArLLANT hecft daaromtrent ecn aanmerke- lyk verfchit plaats +» want zyn Ed;-becldt die van de gezegde dlfine van J: BÄunINusaf; äls twee Meeldraadjes hebbende; die ùìt bed E ken: ijs Disk. vit, sr ECT zen Ek STUK: vigte 65 -EENMANNIGEËKRUIDEN. enblâdigen Kelk Woortkomen (*), en geeft in tegendeel--de “Vrgtmaaking vande. Alfine of Stellaria ‚ » welke het Tweebladige Moeras-Kroos smiet een vierhoekige Vrugt van C. Baurinus Titte je; byna Zodanig óp, als ik geïneld heb, naat k: met /éen’ tweebladig Bloempje en één Meeldraadje =(+)-: zo dat omtrent dit Kruid; gelyk de Heer-HALLER aanmerkte , insgelyks toffe tot nader onderzoekingen overblyft, °In- vonderheid ; dewyl gedagte Kruiëkénnét zógt, „dat/de Vragt in ’v'Geflagt van Stellaria ronden platachitig 9" rharv den” omttek wen Si is; 8 dyk de: Schyf’ ven enk sblc HL. ‚6 2) S terrekruid » met alle Je ; Blaadjes Fa 5, pe gaa „de tip in meae Erdee de de. Bloemen, Zytte Herfth, lig, ‚Deeze ‘Soort, pen ide badk van aande är Mieras-Kröos, welk de Blaadjes aan ’t end verdeeld heeft, door den’ Heér Lorskxe in Afbeelding gebrast onder de Pruisfifche Plan- ‘ten, komt, niet en benevens de voorgaande, jn Ofize Staande’ Wäteren” voor. dn toe hade Ers- it en Eeen ' en snob 3155 CP) Bare. Pa if schi XKXXII. Pig: To, Ki Bid, i Ed SE ble et Ed pilat, & atitë date EN cireonfe- akon € 'ürie Pôutiel vez) Callitriche Fol. haaien) apice blads, plot hes. PF, Succ. 4. Lentie. pal, angaftifolia, Folie apice dif. Lozs. zes 140, T. 38, Alline Ag. minos & Buitans, C. B. Pin, 25 MOR ARD RER Bj Linneus thans de Kleine en Vlottende Watef. 19, Muur van C. BAumiNnus thuis, welke door Árbeëts VAILLAN T tot zyne gezegde. Srellaria was Hers. betrokken „ die “vrügtbaare en -onvrugtbaare STUE. * Bloempjes- hadt. Hier worden de Bloemen ge- Dii, zegd tweeflagtig , dat is alle dedeelen-der Vrugt- maaking bevattende , te zyn. —Deéze voert den byraäarn „ván haâr oen: a de Herftst, >> Bit TU Me „Bes-Melde, | Re Kenmerken van dit Geflagt zynseendrie: s er En nn dhc en een LE : Pe enkel " Zaad ; dat: vervat is in een Befieâchtige Vrugt. Twee Sòorten zyn daar van aangetekend , beie _den in Europa hüisvestende;, naamelyk vartokd (1) Bes- Melde met geaarde _Fndeling fe „Hoof djes d Ps end Geropté, Dit “is ‘eeh enke Gewas in verfcheide deelen: ‘var “Europa,” doch inzonderheid in ’ Graaffchap “Tyròl groeijende, zo Linsaus aanteként, “Het wördt door BauHinus: beeld en’ befchteeven, Uit'eê Vezelig Wor- teltje geeft h ad ee van eén Handbreed __hoog; (:) Blitum Capitellis Spicatis terminalibus. Syst, Bat, XL. Gen, 14, pe $z. Pee KIN: posi H. Up/, 3. Blie. Fols triangul. dent, &c. Wir. Clif. 1. Re Lugdb. 206. HCl. 23. Atriplêk Baccifera. Ray, Hijl, 197. Atriplex fylv. Lappulas kabens,C. B, Pin, 119. Prodr, j Je, bona, gite is DEEL, VIL, STUK, 63 EENMANNIGE KRUIDER. IV. hoog, met “donkergroene hoekige _Blaad. Arna; jes , als-die- van ’t Kruid „dat men Ganze- bnp voet. noemt ‚ overhoeks bans ‚ Een aan der- STUK, _ zelver oirfprong komen twee ruige Bolletjes , Kad als Korianderzaad, een klein, zwart, platachtig Zaad bevattende. Op zeker Gebergte in Pro- vence „groeit het hooger, MEeEESE zegt, dat deeze Soort te Franeker in Vriesland aan de Wallen, by Koornlanden, en op fommige We: gen cen weinig buiten de Stad, voorkomt. m_— (a) Bes-Melde met vetfpreide Zydelingft Pirgatum, Hoof Aan Gerifte, 5 en die Kruiden , aan then ese den‘ naam van Chenopodio- Morus gegeven hadt, ten deele van het Loof, 't welk naar ’ gemelde Ganzevoet-Kruid ge- Iykt, ten deele van de Vrugten , die naar Moer- beijen zweemen, afkomftig. Hierom noemde Bauninus het Wilde Melde ,-met Vrugten als . van den Moerbefie- Boom. _BoErHaaAve geeft ‘er een Sappige Vrugt alseen Aardbezie of Moerbey aan, en maakt twee Soorten „ waat van de eene en grootíte door AL pinus, inde Farnefiaanfc uin , zeer wel is afgebeeld , die het noemt ‘Spinagie welke Aardbefiën draagt. De * (2) Blitwm Capitellis fparis lateralibus. H. Up/, 3. Ho Clif. R. Lugdb. Atriplex fylve@ris Mori fruêtu. C, B, Pin. 119, Chenopodio-Morus, Boers, Lugdb, IT, p. 91, Spinachia Fragifera. ALD. Farn. 85. Auriplex fylv. Baccifera, CLUS Hlifb, 135, HALL. Heiv, 176. M OM CASN PD B 2E SAS 69 De Vrugten gelyken inderdaad paar deeze meer dan naar Moerbeijen , en het Blad is volkomen als dat van Spinagie. Men kan daar van de Hoorep- Bladen, zegt hy, tot Moes gebruiken, en de STER Vrugten als Aardbeijen eeten. De Kleine, die Pis» Cruusrus befchryft, heeft de Bladen kleiner, en groeit omtrent twee Voeten hoog. Aan de Takken komen Risten van groene Bloemhoofd- jes, die vervolgens Bloedrood worden en een Zaad bevatten, dat rond is en zwartachtig , by- na als Koolzaad, De Vrugt bevat ecn Sap , dat donker-rood is en laf van Smaak. ”t Ges was zaait zig, in de Hoven, daar het eens ge- - dragen heeft , overvloedig. Het fchynt zyne natuurlyke Groeiplaats te hebben in Spanje en Tartarie, ; Iv, Árpret, LL U. HOOFDSTUK, Befchryving der TWEEMANNIGE KRUIDEN (Diandria),dus genaamd om dat zy twee Meel- draadjes hebben, tot welken de Eerenprys Godsgenade, het Yzerkruid, de Salie en az» deren behooren. e Tweemannigen worden, in het Stelzel der Sexen, in Een-, Twee en Driewy- vigen onderfcheiden. Van de eerften zyn nog, verfcheide Geflagten te befchryven, als, voor eerst, dat van E 3 ERANe 30 TWEEMANNIGE KRUIDEN. ‚Av. ERANTHEMUM. Vroegbloem, AFDEEL. I Hoorn: Deeze benaaming , die eigentlyk. Voorjaats- _ STUK. Bloem betckent, voorheen op fommige_ Planten Bis toegepast geweest, gecft de, Ridder, thans aan een Geflagt, welks byzondere. Kenmerken zyn3 een vyfdeelige Bloem met een Draadachtig dun Pypje: de Meelknopjes daar buiten: de Stem- pel enkeld: de Vrugt nog onbekend. _ Drie Soorten, altemaal KAP: id His €huis gebragt, paamelyk L (1) anke met Ling Byrne ze le Deme: heeft de sereh: van Te Kruid. dar, men Lychnis. noemt of dergelyke , als beftaande uit lange Stengetjes, bezet met Eyronde, we- derzyds fpiefe, lang gefteclde, spande; sf: fenrandige, gladde, geaderde, groote Bladen, Aan ’* Eed van deeze Stengên komen één of drie Aairen voort; welke Schubswyze famenge- fteld zyn uit KHiEEEónige groene Blikjes, die ieder cèn' länge paarfche Bloem bevatten, Hier wordt de Kleine Santorie van RAY Len werpige fpitfe “Bladen, “en eene uitgebreide groote hoogroode Bloem , t’'huis gebragt. Ga) Nn rhis Fol. zenteganee petiolatis. Syste Nat. XII, Gen. 23. p‚ 56, Pig. Xllle pe 55e Fl, Zeyb, 15e Ephemierum Lychnidis Flore Africanum, HER. Par. k53e, Gent. minus Kc, RA}, Sapph, ste met lang- mr DrircA NO DIR fe RoT 7 (2) Vroegbloem met zeer gaas ver afflan- dige, uitgebreide. Bladen. Arveis, Tot. deeze: Soort is thans de Selago go ar, ren welke ik bevoorens.begreepen had geheel. uitge- 7 laten te zyn *, betrokken, Het ís een fraay Erertte- Kaapfch Eioelterdi ‚ waar van de Hoogleeraar npe J- BorMANNus, onder den naam van Thyme- $ ven léa met zeer fmalle Bladen en geaairde Bloenip- vier srus, jes, de Afbeelding gegeven” heeft. -De Afri kaanfche Valerianella met rme ‚van COMMELY. erfchilc aekrf in Bladerloof en EE oemên HH. Bld í ses bryving wan den Ridder is als volgt, s> Een regte. Takkige-Steng. EE {malle ss Bladen, …Enkelde Trosjes vaan: ’t-end;-die „> zeer lang zyn en regtopftaande. De Bloem sy heeft gen Draadachtig Pypje ; dat zeer lang » is; met den Rand in vyven gedeeld, klein ‚en ftomp. Het Vrugtbeginzel is Eyrond ; s»-de Stempel enkeld; de Meeldraadjes flegts _ » twee binnen het Bschpypie, met opleggen= - »s. de Liniaale Knopjes; da, VRB. onbekend,” G) (2). Eranthemum Fol, linearibus remotis patulis. Syst. Heg, Kill. Selago dubia, Sp. Plant. 877, Thymelea,Fol.-anguse tisfimis.linearibus Feeds piceus, BuRM. Afr. 139. Te ne Eige 3e (*) zie dezelve- tot dale pola chain gebegrs in, ons Ve STUK; bladz. 3 e Lisa Ao | A E 4 1 TWEEMANNIGE KRUIDEN, Iv. 3) Vroegbloem met Barond-Ligiaale , op es et kander leggende , Blaadjes. — id Van deere Soort, die de Lymerige Afrikaan= u. _fche Heefter „ met Heybladen, is van CoMME- Branthe- Lyn, in de Amfterdamfche Kruidtuin voorko- mende, geeft de geleerde BERGIuS een om- ftandige befchryving. De Blaadjes zyn naauw- Iyks een Nagel lang. De Blikjes, uit welken de Bloem-Aairen beftaan, zyn Eyrond, gefpitst en hol. Het Vrugtbeginzel í js rondachtig. CIRCA A Stevenskruid. Fi mum Pare zyn een tweebla- emee cen pretbladige Kelk, boven het Vrugebeginzel, dat eene Vrugt of Zaad words met twee ‘Holligheden. Hier van zyn twee Soorten , beiden in Europa groeijende , naamelyk L (2) Stevenskruid met een veendam Steng , Parr veele Trosfen en Eyronde B arys{che. kor Waarom dit Kruid, in * bibbedee, den by- é naam 63) Eranthemun Fol. ovato-linearibus imbricatis. Bena. Cap. 2. Mant. 171 Fratex Aftric. Ericz folio, glurinofus Flore Spicato alho, Comm. Hort. Ïl. p. 119. T. éo. (1) Cireza Caule erelto , Racemis pluribus. Syst. Nat, XII Gen. z4, p. 56. Weg. XIIL. pe 55. Fl. Succ. H, Cliff. Re Zägdb. DALIB. Paris. It, Scan. 213. HALL, Hel, 456, Sola- mifolia Ciceza diaa major. C. B. Pins 168, Àe, Weftgorh. 23. Circza Lutetiana, Log. Jeon, 266. B, Circza ON £s lk larifolia Flore albo, Tovans, Infb, JO DTe 23 naam van Parysfche hebbe, terwyl het in ver-_ IVe fcheide andere deelen van Europa, zo wel als “"DEELe omftreeks Parys, ook in ’t wilde groeit , ís dui- Hoorp 4 fter. Ondertusfchen is het by dien naam algc-“TUEe meen bekend. „ Die van Parys (zegt Loser jp’ s‚ houden voor Circea een Plant , met Bla- » ders die van de Nagtfchade , Perfikkruid of ‚) groote Klokjes-Winde gelyk , voortkomende „> aan een dunnen Steel van een Elle hoog , wel- » ke helder blinkende is en van een roode Kleur „als de W'yngaardbladen in de Herfst. De » Bloempies , digt by een ftaande, zyn witach- s tig van Kleur.” TourNErForT merktaan, datde Afbeelding van TABERN &MONTANUS beter is dan die van Loper, welke de Bloe- men vierbladig vertoont, Zo heeft ook J. BA u- nINus de Kelkblaadjes verward met de Bloem. blaadjes, zegt hy, en RA v heeft het Gewas wel befchrceven ‚maat men moet ’er byvocgen , dat de Vrugt in twee Holligheden verdeeld is, die ieder een Zagdje bevatten (*). Dit is woordelyk nagefghreeven door Fapr- Gou, die aanmerkt (f), dat, fchoon de benaa- ming van de vermaarde Toveres Circe fchyne afgeleid te zyn, nogthans aan deeze Plant gee- pe kragt, die iets wonderlyks in heeft, tocge- fchreeven worde. Zy groeit, zegt hy in de Besfthen en op vogtige plaatfen, in Vrankryk Over. Ld (*) Herb. aux env. de Paris. p. 419. (5 Dexr, des Plant, Tom. IIL p‚ 194», M, Daar. VIL Srum, ES 24, TWwEEMANNIGE KRUIDEN: overal; volgens den Heer Harrer door ge “ heel Switzerland , zelfs in het. Bergagtige gedeel. te. ’ Gewâs komt ook wild voor in. Duitích: “ land, Sweeden , Engeland ‚ en in verfcheide donkere Bosfchen van onze Nederlanden > Op „ vógtige plaatfen , zelfs by Haarlem, en elders u, Circaa acht, in onze Provincie. Hier wordt, als eene Verfcheidenheid , t’huís gebragt de Kanadafche breedbladige. Circaa van TouRNEr ORT, met witte Bloemen, diemen in de Bosfchen van Noord- Amerika aantreft. WEINMANN vertoont ook cene dad | pit of Hoozcroode Bloempies een Rt tek ‘Afbeelding zal zyn er gemeld is ten opzigt van anderen, Dat de Bloemfteelt jes zig, als de Bloemen afgevallen zyn ;, -nederwaards keeren naar den Steel, is iets aanmerkelyks , 't welke den Geflagtnaam billyken mogt. Men vindt het, by fommigen, het Kruid van Ste- phânus of St. Stevens-Kruid, getyteld, Ook wordt de oplegging van een. Papje der. Bladen tegen de Aambeijen by CHomer aangepree- zen. Dat GesNeERus. dit Kruid Oeymafdrum Verrucarium genoemd heeft, is zonderling. (2) Stevenskruid met een leggende id een ea Tros en Hartvormige en: Dit ® Kruidb, Il. D. PL 380. (2) Circa Caule proftraro, Racemo unico, Fol, Corda- tis. Fl. Sue, 7, Circa Calyce colorato, Fl, Lapp. 3. Circaa minima Fol, brevioribus dentatis, Hatu. Helv. 456. Circaa minjma. COL. Ecpbr, Il. pe 79 Te Bog ers DI AND RIA 75 Dit is een kleine Soort van Circea, op de. IV, à Alpen van Switzerland zo wel als op de hooge ArDEËLs koude Laplandfche Bergen groeïjende , en, be- Foorps halve ’t gemelde , inzonderheid van de voor-sruf. gaande verfchillende, doordien zy de twee Kelk- An blaadjes niet groen, maar gekleurd,en aan de Bloemblaadjes als aangelymd heeft: des, dit Kruid eene éénbladige Bloem. fchynt te heb- ben, Het grocit ndauwlyks een Vinger hoog, Men zeude. het misfchien , zo de Heer Har. LER cordeek , ook als eene. Verfcheidenheid n aanmerken. VERON CA ee Van dit uitgebreide Geflägtis de Kelk in vieren gedeeld, „zo.wel als de Bloem, die een- bladig is en Raderachtig uitgebreid ‚ met de Onderfte Lip fmaller „ en die, daar tegenover flaat breeder, De twee, Meeldraadjes verbree- den opwaards en hebben lange Meelknopjes. De Styl is Draadvormig nedergeboogen, met een enkelden Stempel. De Vrugt is een Hart- vormig Huisje, met twee Holligheden en vier lepjes, bevattende veele rondachtige Zaadijes, “_ Zeven-en-dertig Soorten bevat thans dit Ge- flagt, welke in drie. Afdeelingen „ naar dat zy ge-aairde , }getroste of enkelde Bloemen. heb- ben, en in de volgende orde door den Ridder voorgefteld zyn, = * Met ge-aaïrde Bloemen, rh bags ; a) MW, Dar, VI, Stuge 76 TWEEMANNIGE Kruipen. Iv. (1) Eerenprys met endeling fe Bloem-Aairen ; et zeven gekranste Bladen; a Steng eeniger= Hoorr- maaie ruig. STUKe it Van haare Groeiplaats heeft deeze den by- Veronica naam, zynde een der hoogfte Gewasfen in dit Ee 5 Geflagt. De Steng is vier Voeten hoog : de Bladen zyn eens zo breed als in de volgende, De endelingfe Bloemfteeltjes enkeld : de zyde- lingfe met twee gepaarde ovaale Blaadjes: de Bloemen blaauw met een klein Pypje , in fpitfe Slippen verdeeld , onder ieder een zeer klein Blaadje: zo GMELIN heeft er aenonen Ce n. (2) in end. ‚ Bloem-Aairen, en vier el man ee in Virginie groeijende , heeft vier of vyf Bladen by elkander, Kranswyze aan de Leedjes geplaatst en Zaagswyze getand. Zy groeit tot een taamelyke hoogte en bevindt zig in de Kruidhoven van Europa, draagende wite te Bloem-Aaîren. (3) (1) Peroniea Spicis tesminalibus, Fol, feptenis verticillatis, Caule fubhirto. Syst. Nat. XII, Gen. 25. p. 57. Vig. XllL, p. 56. Veronica fpicâta altisfiana Sc. Amm. Ruth, 20. T, 4. (*) Limbo acnto parve fchryft de Ridder, dat niet verftaane baar is, ten opzigt van Bloempjes in viex lange Slippen ver- deeld, gelyk de Afbeelding aanwyst (2) Veronica Spic. term. &c. Ver. Fol, quaternis quinisve H. Clif. 7. GRON. Virg. R. Lugdb. zo1, Veronica Virgi- piage proserior Sc. PLUK. Abm, 383. T. 70, 6, 2, DtiaAND RI A sj (3) Eerenprys met end. Bloem- Aairen, en _ IV. AFDekLe drie Bladen die egaal getand zijne i. De driebladigheid maakt deeze zonder eenen die haare Groeiplaats heeft in de Zuidelyke mm. deelen van Europa en in’Siberie. Zy komt tea ook fomtyds voor met gepaarde of overhockfe gasterdee Bladen , zo de Heer GeuAN aanmerkt ; die ser zo wel de ge-aairde Smalbladige als Lang- bladige van TOURNEFORT LOE betrekt , waar van de Breedbladige eene Verfcheidenheid zou zyn ‚ volgens Fasricius, in deszelfs befchry- ving der Planten van: den Helmftadfchen Tuin. (4) Eerenprys met end, Bleem-Aairen , €n drie We _ Bladen die ongelyk getand zjn. scandiene Deeze, die haare Groeïplaats in dorre onbe- lommerde Landsdouwen, aan de Zeeküsten van Europa heeft, is, zo wel als de voorgaande, doorgaans driebladig 3 maar de Ridder wil ze door de ongelykheid der Zaagswyze Tandjes onderfcheïden hebben. Zyn Ed, hadt dezelve by de Laplandfche Grenzen , aân den Noorder Oceaan, dikwils gezien, doch nergens ae (3) Veronica Spic, term. &c, Ver. Spicata angustifolia, C. B. Pin. TouRN. Inf. 143, Veronica mas farreâta elatiar. Barn Rar. T. 891. (4) Veronica Spic: teem. &c. Ozn, Dan, 374% Pl, Suec. Ver. Fol fapius ternis. H. Chf, R. Lugdb. Lyûmachia fpi- cata coerulea, C, B. Pin. 246. Pleudo-Lyfimachiumeeruleum, — Dop. Pempt, 86. LOB. lee HK, DEEL, VII, STUKe 8 TWEEMANNICE Kru: DEN. IV. hem overvloediget ‚ dan aan de: Zeekusten by Be Torneca , voorgekomen hiet van de-bynaam. Hoorns STUK, y, «Vereidea Longifaia, — en Langbta. dige. or Berenprys mét end, 'Bloe-Aairen en ge eren wanten, enn het „de Jaan Blâden, Onder deezen byhaäma wordt, hier. de Breed. bladige Eerenprys, thuis gebragt, ‘welke door Crustus in Ooftenryk was Waargevomen.. Kr de MER zegt dat. ‚zy-'er veel voorkomt in de Berg-Bosfchen; Zy groeide ‘er, met enkelt Takkige Stengen; veen, Elle hoog, en hadt de Bladen twee of drie Duimen lang, één Duim ên- donk Behalve deeze | teen inde: Zuidelyke deel sik van Siberie en Tartarie. nog, EWee Verfcheidenheden ‚_ welken AMMAN andere Langbladige en Ge-âairde met Brandenstel. Bladen getyteld eeft. Deeze laate een Dim breed en, derd: half Duim láng, ed in een zeer fmal- le fpide Punt, De Langb ii Aeed ook in Sweeden , ‘eri, volgens den Heer. Dr Gon- TER, te Heemfé, langs de Vecht » in Overes ysfel (u. 5 betr? er nes) en , (6) ; (:) Peronicd spic. term, &c, H. Up}. Fl, Sue. MW, Naos Ver. Spicata Jarifolia. „C.‚B.. Pin. Ver. z. ereltior latifolia, CLus,. Mit. 1. p. 346. Pann. Pr 617..Je, 618. Bb, Spicarn longcfolia altera,ap, Spicata Urtica fol, Ama, Ruhe 36; (*) Fera siesak hl Pp. 3 de Rd Aidan Dr AND ACESK {6) Eerenprys. metend. Bloem-Aaîren , gepaaîr- IV. ade gekartelde frompe Bladen , en een Wali awbz ge, regtopftaande Steng. or In de gene, die hier aangehaald is, uit den — wrs Leidfehen Tuin, waren de onderfte Bladen ge- „nm. karteld en gefteeld , de bovenften ongefteeld en “Cryzen effenrandig. „Het is de Ge-aairde Wellige en gryze Eerenprys van AMMANs die ruim een Span hoog groeit in de Woeftynen van Tarta- rie , kleine Aaïrtjes draagende van blaauwe Bloëmpjes. _Messerscumip hadt dezelve met de Ruige Alpifche Eetenprys, die Bladen als de Madelieven heeft , van Henne ten err verward. (3) Eercoprys! met peen sidaar: vir. de gekartelde. ftompe Bladen, 7 een régt- a er opgaande. deer enkelde Stenge … Deeze groeit in „ ópen Gras- Velden. jn ge- heel Duitfchland, als ook in Vrankryk, Swee- den en Geopende: doch ‚is niet zeer ge- „meen, 0 303 LAB LI 6) Veronica Spic. term, &c. H‚ Up: Ja, ver. Caule Fru= En ticofo Foliis oblongis &c. R, Lugdb. pe 530. N, 16. Veronica Spicata Lanuginofa &c incana , Floribus corultis, Ama, Ruth, N. 30. 0) Veronica Spic. term. &c, m Sue, In. N. 10, OzD. 247, VAILL. Paris. Te 33. 4 4, Veronfca Fol, obtufis, Cau- le non Ramofo, Spicâ nadâ terminato, HALL. Helv, 53% Veronica reta fit. Los, Ten, GORT, Belg. p. 2» IN Dez, VII, STUK, IV. „Bo TWEEMANNIGE KRUIDEN: meen, Men vindtze in-de Laan voor Ulenpa$ Brnanr. in Gelderland- zegt de Heer-ne-Gor TER: Hionse: Voornaame Kruidkundigen, gelyk Dirrenius, STUK, HÄLrrER , VAILLANT , Onderfcheiden ze in Soort en piet; vän de Groote gé-aaîrde Eerenprys det VII. Veronica Hybr Middel» fagtige. Autbeureh , en dus worden de Smal en Lang bladige, voorgemeld, daar mede verward. De Stompheid der Blaadjes, evenwel, gelyk uit de zeer fraaije Afbeelding van den laatstgemelden blykr, toont ten genoegzaam verfchil aan. Zy komt, niettemin , zeer haby aan de naast voorgaän= de; aangezien de EE met een fyne Wot rmaate ruig, Dok lang is. EELT heeft drie Meeldraadjes if _de Bloemen; die blaauw zyn „ „waargenomen, Hy zegt dat het Gewas zig, van een half Voet, tot cen Voet en hooger verheft. ’ Verfchil van de hoogte der Stengen , in Switzerland , was ‚ zo de Heer Harren aantekent, zo gtoot, dat het zig van twee Duim tot een Elle uitftrekte. Dus blykt, dat de Allerkleinfte regtopftaande Eerenprys van Loser hier toe ook behoort. (8) Eerenptys met eid, Bloem- Aairefì, gepd de flomp getaride ruu we opgeregte Steng. Deeze , die. zeer zeldzaam voorkomt, heeft Bla- (8) Veronica Spic. term. &c. Fl. Succ, 1. N, 11e Veronica fpicata Cambro-Britannica , Bugule fubhicfuto folio, RA} Angi, Il, p. 378. Te 15e fr Te Bi AN DRE À Bi Bladen “als de Belitène Winkel -EerenptyS, _ IV. Stengen als de voorgaande, naauwlyks een Voet AFneeti hoog , maar de Aairen zyn grooter en bleeker , Hoor: de Bloemtteeltjes eenigermaate gezoomd. Hier “TUE. wordt de ge-Äairde Groot-Brittannifche Ecren- „fs prys, met ruigachtige Bladen , naar die der Bu- gula gelykende, van Rav, thuis gebragt, (36) Eerenprys met end. Bloein-Aairen , fmal. xxxör. le- Tanèswys” gévinde Bladen en verfpreide press Reen: Deeze , in Siberie door LAXMANN waargeno= men, heeft Stengen van een Handpalm hoog, verfpreid, opftaande; de Bladen digt-aän en tes gen elkander over of gepaard.;-lang en glad: de Aair heeft de langte van de Steng: de Kelken zyn egaal; de Bloemen blaanws de Styl Draad: achtig dun: de Zaadhuisjes oval @ (5) Eerenprys mét zydeling fe Blöem- Aaireri,_ ià. die SP meenemen zalk (35) Veronica Spic, terms ie Mant; Pe iá. AB, hans de. P. g pn 29. fr Ee (*) In de Nommers der Soorten - velg jk 4 jer; Jr geer Verwarring te veroirzaaken ‚ de Opgave in de laatfte Ed. Syt, Natdra; uitgenomen dat ‘ik de rd veranderd en vol= Bens de Afantisfa te regt gebragt hè (9) Veronica Spic. lateralibus enn bz oppofitis ; Canle procumbente. Ozn, Dan. 248. Ver. Spic. lat, termina: libusqùe Pedunculatis &c. GER. Prov, vade gs repens. ef Alis {pieata &ec. ALLe Sp. Te p. 21. T. 4. £. 3. FL Suée. Ike N, 12, Fl. Lapp. &c, &c, Veronica mias men é Kea fima, C, B, Pin, 245, Dop-:LoB, Icones _. Daer. VIT. STÜN, 82 TWEEMANNIGE KRUIDEN. IV. die gefleeld zyn; gepaarde. Bladen en har. Arbrele kende Stengen, Hgorer Dit lis de Géimeenfte Soort van Eerenprys in Eiuy. ODS Wereldsdeel , groeijende overvloedig in de vige, Duin-Valeijen van Holland; in de Bosfchen vat Switzerland ; op: drooge Velden en Heijen in Engeland ; op plaatfen , daar Bosfchen uitgebrand ‚ zyn; in Swecden zen verder door geheel Duicfch- land; als ook in Italie en Provence, „ Van de _… Gemeene Veronica, zo regtopftaande als leg- s gende, ís in Ooftenryk een zeer groote veel- „> heid, zegt Crostus: ja daar zyn geene Hak- si Sone ORE Sooage RER Ce ee: eije Beeri ‚ waar van de Eeskonitaande niet de zelfde is als onze Derde Soort, verfchiltende van de leggende: of hurken- de alleen toevallig , door eenig fteunzel of door de eigenfchap en het verfchil van Grond en Groeiplaats. J. BAumiNus heeft ze reeds. … voor een en de zelfde verklaard , en waarlyk , in- dien-men de Afbeeldingen vergelyke, zal men piepie onderfcheid bemerken. Meest echter komt de Gemeene Eerenprys gers „in een leggend. postuur, zodanig dat de tengen langs den Grond kruipen en daar in al voortgaande» Wortel fchieren , maakende de Plant een zogenaamde Plag uit, die men in zo veele Planten verdeelen kan, als. men begecrt. De Stengen zyn hard, uiet knoopige Leedjes fae miangelteld en Wollig ruig , met rauwe Eyron- > - de 2 DA ND ne 9 83 des side Bladen , be paaren. ook „voort-_ IV, Komende aan de Steelen , die zig uit- decze Arnen, Plaggen opregten. Dit blyke zeer duidelyk in ein de Afbeelding van CAMERARIUS, dië ’er de STUK hoogte van een Span aan geeft, doch zy-be- „mas teiken fomtyds wel die _van-een Voet... Deeze En Steelen geeven zydelings, lange Aairen uit, van Bloempics die bleek blaauw. zyn of“ wit met Roozekleurige Aderen of geheel wit. Men vindtze ‘ook met gevulde. of zogenaamde dub. belde paarfchachtige Bloemen. In ’ algemeen komt : die -met „ blaauwe. Bloemen meest voor; doch: de. Roozekleurige is te Bern melk digst, fchryft de Heer HALLER, Deeze Soort, wier Bladen eenigszins biet zyn „en. famentrekkende “van Ss , is in Geneeskunde “zeer beroemd. . Voornaame Art: fen , gelyk-Hor MA N en BOERHA AVE, heb= ete zo. uit- als inwendig ;- gehouden voof een uitmuntend Wondmiddel, De laatstgemel: de pryst het Sap daat van ; dagelyks tot twee Oncen gedronken „ aan tegen het Voet-Euvels mids men ‘het eenige. Weeken lang. gebruikes Men kan “het ook daar tegen als Tbee-drin- ken; en dus worden de kragten van dit Kruid, door FraNcus ; tegen allerley Borst- en nas __Kwaalen; inwendige Verzweeringen , uitwendis 8e Huidkwaalen en een, menigte Andi Onges makken ; opgehemeld-.om deszelfs. voortreffe: Iykheid boven de Chineefche Thees waat Nt Ne “Ms Dist. var, Srúë, Iv, mre, Hoofd: STUK Eenwy: vigt. 84 TWEEMANNIGE KRUIDEN. het de plaats tarmes zou kunnen, te betoo- gen (* Gelsk; pu, het Medicinaal gebruik van dee- ze Soort algemeen bekend is, zo noemt men dezelve ook in ’t byzonder ZEerenprys, wegens haare uitmuntende hoedanigheden; in Duitfch- land Ehrenpreisf of Grundheil; in ’t Engelích “Speedwell , Luellin of Fluellin ; in ’t Franfch Veronique, Deeze laatfte benaaming, met het ‘Latyn overeenkomftig, zoude, volgens fommi- - gen , afkomftig zyn van de Maagd Weronica , aan welke de kragten van-dit Kruid, in een Droom, aksen waren. Het is en de Ou- “anderen tot het Aino; van DrosCcoripDes, thuis gebragt. De Naams-afleiding ‚ met Do- DoONEUS, van Betonica, is wat ver gezogt (} ). Deeze Soort-acht ik buiten twyfel die te zyn, welke van J. BAuHINus genoemd wordt Gemeener Veronica, die het Blad ronder heeft : want zyne Afbeelding ftrookt zeer wel metde _ bepaaling:,; wat de zydelingfe Bloem-Aaircn en, en beter dan de pe n (4). In de © ‘si vegerum, Leder, Corps hehe enpiscit, Et comitem quzris, fit Veronica mea, > pit vindt men op-het Tyrelblad van hee Werkje , genaamd “Poannis Franci Veronica Theezans, Lipf, & Coburgi, Anm 2700, in. Duodecimo. (t) Rurry Mat, Med, Lond. & Rott. 1775. p. wl Wo Veronica vulgatior Folio rotund ore, J. B, Mij. 1 Ps 234 DA einen et My Laplandfche. Wildernisfen. komt-dit Kruid-zel-_ V. den „voor ; doch overvloediger in Sweeden , ÂFDEEr zegt de Ridder, alwaar Luiden, die wat meer Hoorp: dan het Gemeen zyn, het Aftrekzel daar van STUEs hoog fchatten, en in plaats van Thee drinken een 5 hoewel van een gantfch anderen en onaange- naamen Smaak (*). De Pyreneefche kruipende Mannetjes Eerenprys, die de Bladen langer en glad heeft; van PLUKENET, wordt als eene Verfcheidenheid hier thuis gebragt (4), *%* Met Trosachtige Bloemen. is 0) ‘Eerenprys met endeling fe Bloemtresjes ET Veronicg de Steng ongebladerd, | palen In de Zuidelyke deelen van Europa s gfdeit derde | deeze kleine Soortvan Eerenprys , dië ner zeld- zaam is op de Weiden of Graslanden in de Al; pifche Gebergten, volgensden Heer ,HALLE R. Ly geeft, daar de Stengetjes Wortel fchieten , op den Grond Roosjes van klcine ronde Blaad. jes , wordende de nd Stengerjes omtrene een vanen nn 1) ge tk me ”) Flor, Lapp. ps 6. (f) Veronica mas xepens Pyrenaica Folio longiore glabro, Phyt. 223. fe 1e (10) Veronica Corymbo terminali Scapo nudo. Ver. Fol, @vatis radicalibus, Caule nudo. R. Lugdb. 302. Ver. Alping Pumila Caule aphyllo. Bocc. Mus. IH, p. 17. Te 1 et 9, Ver, Parva Saxatilis &c, PLUK, Pbyt, 384 Chamadrys Alpina mie nima hirfuta. C, B. Pin, 243e : ke3 85 TWEEMANNIGE KRUIDEN, indd I) Eerenptys met end, Bloemtrosjer, en eene oid ras. opgaande tweebladige Steng , ng chen Hoorp- telde Blaadjes en ruige Kelken. STUK. „Deeze, genaamd Alpifche Eerenprys met «Mas are delief. Bladen, by C. BauHinus, is zeer fraay Madelief. afgebeeld door den Heer HaLLER,; die aans 85 merkt, dat derzelver. Zaadhuisjes misfchicn de grootf{ten zyn in die geheele Geflagt. - „De. Sten- getjes zyn’ omtrent een ‚Span: hoog „ Wollig , „ en dracgen maar zes of zeven Bloempjes, een Trosje maëkende aan den top ,- bläatùw van Kleur, eveneens als de voorsdande, De B! aad- _jes Kn, ook ruuwach i ; Re Sn Xin. er AI), erenprys met end rererarten flomp gr” Es _Laneervormige gekartelde Haagies’ en Hee- evomd AR ab oi fierachrige Stengeijes. Deezé, tot gelyke” ‘hoogte als de» deerde opfchietende „’is-oök door gezegden Kgikantoer in Plaat gebragt. Zy heeft regtopltaande’, over blyvende ; \Houtige Stengetjes en: verfchilt dui door; als ook doordien de Blaadjes “fialler en de Kelken glad zyn, van de volgende Soort. EOS „en & “ad Plinten We term. Cau EN diphyilo , Fol. obtufis crenatis Bec Ver. Caule non_ramo{o. HALL. v, ng AETR en Ver, Alpina Bellidis folio, C‚ B. Pin. 247. rodr. 116, dok, xv: 27 Ge Veron a Cor, term. Fol, Lanceolatis &c. Ver, Fol, evatis ‘crenatis WE HALL. Heiv 532. Te 9. f, 2, Ver. Alpina \ frutescens. C Be Pin, 247, Veronica tertia fruticans. CLUS si Hf, Lp. 347. Ozn, Dan. »3AL. Ea DD r ARB RK, n % he en Ne merie Bergen.” A an L ref Eerenprys met end. Bloemtrosjes t gepaar- id, id de Bladen en flekelige Kelken. “xl velie. De tegenwoordige voert in * byzonder den Aiel 5 Dam van Alpifche , om dat zy groeit op de hoogfte Bergen , zo wel in de Zuidelyke als ‘Noordelyke deelen van Europa. Men vindtze, onder de Lapláânäfche Bergplanten , door LiN- NEUS afgebeeld en omftandig befchreeven 5 waat uit bljkbäär ie, dat zy van de Madelief. bladige ‘danmerkelyk verfchilt. * De Stengetjes zyn ook maar een Span of een Handbreed hoôg, 14) Berenprys met byna ge-Aairde end-Tros-_Xtv. jes, de Bladen Eyrond; glad en gekarseld Serpyllfo: hymbla- “ Deéze ) van overlang bekend onder den paards. van Thiym- of Wilde Thym bladige, wordt Wyf- jes Eerenprys geheten. Zyis door GesNERUS En anderen BS Betonica Pauli, als door __Pau- Rt Pironica Cor. term, ‘Fol. emotis, ape Calyeibus hispie dis, Fl, Succ, 1. N. 13 IL. No 152 O „ Dan. T. 16. FL Lapp, T; 9. f. 4 Veronica Caule pen protuibentt Fru= ticofo &c. R Lugdh. zoz. (14) Veronica Racemo terminali gren Foliis ovatis crenazig …glabriss FL. See. Ile “N. 16. Cliff. R. Lugdb. wl GRON. Virg: &c. Fi Lapp. 6. ee, Pratenfis Serpyllifo- lia, C‚ B, Pins-247, Veronica formina, p:-BAUH. Hil. Ill, p. 285, Ver. Pratenús. Dop,-Pempt. 41. Ver, minor serie lia, Lon, de, 422% F 4 IE, Deez, Vil. Stug, 83 TwWEEMA NNIGE KRUIDEN. iv. Paurus ZEGINETA ,gemeld.zynde, Zy komt AFDE door geheel Europa aande Wegen en: Landen, Edens als ook in Noord-Amerika, voor, zegt de Ride ser der, :die hier ook: de Veronica der Pyreneen , wi Emuy- met Penningkruids-Bladen „ thuis brengt. Niets sin Switzerland gemeener op de Landen en aan de Wegen, » zegt de Heer HaLLER, die aan merkt dat dezelve met de meefte Soorten van Veronica gemeen heeft, dat de Bladen aan de Srengerjes » die langs den Grond. kruipen , ge paard ‚ aan de opftaande overhoeks zitten. In deeze zyn de onderften Eyrond, de bovenften Lancctvormig ‚ uit wier Ozelens de locs Er vooren die, kle: heeft een liene eee die zig by wylen een half. Voet. hoog verheft; met haare weinig gekartelde Blaadjes, gelyk in de Afbeelding by DPapoNEus, die haar Veld. Eerenprys tytelt. In Friesland is deeze Soort, zo Mrese fchryft , aan de Wegen en kanten der Slooten, als ook in de Moesfioven op fommige plaatfen , gemeen. Men vindtze ook in de Weiden van Overysfel en mooglyk elders ín ons Land, an (15) Eerenprys met zydelingfe Frosjes , de eronica Br Er ee en Becahurga, f 5 Blas Doeke 5 c had, (xs) Verdhica ir läteralibus, Fok, ovatis planis , Cau= le repente. Fl. Suec, Mat. Med, DALIB: Paris &c;-R, Lagdò, 302: H. Clif GRON. gt va Aquatica. major et mi- nor Folio fubrerundo. C. B, Pis. 252, Anagallis aquatica, a Pempt, 593. LOB, Jeen, 466, Riv. T.5s HALL, Helv, {28e Coul, Holl, 9 de = Dek MD: RRA; 55 Bladen Eyrond en vlak, de Stengen krui- IV. Pende. Annals Deeze Soort is een in ons Gewest zeer be eon os kend en in de Geneeskunde gebruikelyk Kruid, Homage * welk men in ’t Nederduifch Waterpungen ofriee Beekpungen, gêmeenlyk Beekeboom noemt, in ’t Hoogduitfch Bachbungen, in ’t Engelfch Brook« lime, dat is Beeklinde, wegens de rondachtig- heid der Bladeren. Deszelfs Groeiplaats is in Rivieren en Beekjes, daar het ten deele onder Water zyhe Stengen fchiet, ten deele zig, aan de kanten verheft, kruipende met zyne Veze: lige Wortels in de bodem der Slooten en in broekige Landen, die dikwils onder Water ftaan (*). De Franfche naam is Berle, afge- leid van den Latynfchen Berula : welken fom- migen aan dit Kruid gegeven hebben. Ook zyn ’er , die het de Cepea van Droscoripes achten te zyn, welke deeze Autheur fchryft, naar de Porfelein te gelyken, maar de Bladen donkerer. en een dunnen Wortel te hebben : doch „ aangezien dat Griekfche Woord een Tuinplant betekent , zo rookt dit denkbeeld weinig (1). % Kruid (*) Habicat in Europa ad Scaturigines vix congslandas, zegt de Ridder: zo zyn Ed. daar mede wil , dat het a°n Bronnen. groeit , die naauwlyks bevriezen ; -dan is *t wel: maar EA zo hy zeggen wilde, dat het niet ook ge- is op andere plaatfen, in Wateren die ligt bevriezen. (h Men vindt derhalve ook, verkeerdelyk , 'c woord Pon= F 6. 5. Daan. VI, STUKe NES ik AFDEEL. Vezelen tor opzuiging van het Voedzel, die Fro STUK, wigt,. 08 TwEEMANNIGS KrRuidEn. * Krûid- heeft hólle „ ronde , Wortelen en sdoor Sena in Plaat vertoond zyn (4). Zoda- nig zyn ook de, Stengen, doch tevens Sappig gelyk de Bladen, die glad en rondachtig voor- komen, donkergroen van Kleur, meer of min Belirteld gepaard. Uit de Oxels der Bladen geeft het Trosjes van hemelfchblaauwe Bloemp- jes , naar die van Guichelheil eenigszins gely- kende, waar op cen Vliezig Hartvormi ze Vrugt of Zaadhuisje volgt , bevattende veele Kleine Zaadies. „De Heer Grorr ROY) dit Kruid eneen me „dat Wit hetzelve zi Panic Water ete - Eeen het overblyfzel maar weinig, vast ZOüt, Het fcheen derhalve hem een zagt Vitrioolifch eigenaartig, Zout te bevatten, het wonderbaare Zout van GrLAUBER niet ‘ongelsk, „in veel Vogt ontbonden en omwonden met taamelyk veel Olie. Dit wil zeggen, dat het Beekeboom cot die Kruiden behoort, welke een Zeepach- tig zhe, Watergonghe ; Cepea vertaald, by Kirraat; doch met minder regt is dit geheele viooit diagnmaa tarde zel dat van Beehehoom niet te vinden in de nieuwfte Druk van Hoog- GTRATENS Woordhoek. Men behoorde de ‘gebruikefyke Woorden van allerley dingen daar in te kunnen vinden ; naaa ' is jammer, dat de wreede veelal worden opgefteld. ! of ‘vermeerderd volgens den Smaak van den Autheur, ee zelden een algemeene kennis heeft, gelijk ! De. zen sv alle Konften en ‘Weetenfchappen. “DD THÉSAURUS, ID. Bl, % & Dor ACN DRI MK 9E g Sap hebben , van eene Zuurachtige of ver- IV: zuurende natuur , en derhalve worde het ook AFDEED Onder de voornaamfte Middelen tegen het Hoorp- Scheurbuik geteld. ‘Men gebruike hetzelve in STUE. ** Meydranken, ja het Sap van dic Kruid alloens „4% of gemengd met dat van Lepelbladen , kan in S tedelyke* veelheid “gedronken wotden , tegen verouderde Verftoppingen en tot” verdenning van de logheid des Bloeds, BokafAAvE: vere haalde, dat hy zig zelf door het Sapdaar van, nict dat van Water-Drisblad, te gebruiken”, in de Jicht “veel verligting hadt toegebragt. De Zweeren / van ’*t Scheurbuik oncftaande, wore den ’er ‘door genezén , de Vlakken weggeno= nomen. In fommige Menfehensttrekt het ook tot een zagt Buikzu:verend Middelj-zynde te« vens piet bicter ja _byna geheel fimaakeloos, et is zeer in gebruik, om Gezwellen te doen Verflaän en tot _geneezing. van Schurft in de EE (16) Eerenprys met zydeling Je Trosjes , de ee Lancetvormig, Zn Ge en wen de Steng regtopftaande, rinse, “ De Groote en Kleine Rondbladige Beeken boom: beiden tot de voorgaande Soort betrok- ke zynde , komt thans in sene de Smal- de (16) Veronica Racemis lateralibus &c, Fl. Suec, DALIS. Pa. ris, Tovanr. Sc. Anagallis Aquatica major folio eblongo, c, B, Phu, 252. Berula major, Tas, Hit, 1094 Il, Be id El, Diz, VII, Sruk, ww. (AFDEEL. u. 82 TWEEMANNIGE KRUIDEN, bladige „ die-zig met regte Stengen boven X « Water verheft ; zelfs in ’£ midden der Slooten. Hoorp- Dus komt zy, naamelyk , in Noordholland dik- STUK. Een Vige. vIl. Veronicaà Seutrilata. wils voor; met en nevens de voorgaande, Zy ®}* zou derhalve , eigener, den naam van Beeke: boom mogen voeren. Men noemtze, in En- geland, Water Pimpernel ‚ volgens Ray ; ’twelk geen oneigen benaaming is, Voorts heeft dee- ze groeijing van de eene Soort door de ande- re, die weezentlyk nogthans verfchillende zyn; zo wel in de Zuidelyke als Noordelyke, en in de middelfte deelen van Europa plaats, ja zelfs in Virginie zo ’% fchynt. Hier is ook on Es Á pe jes he ‚ en in kragten bynà overeen nk met de. voorgaande: €: D Eerenptys_ met overhoek Je zyd- Trosfen van neerhangende Bloemfteeltjes en onge Fer a rarselde ‘Finiaale’ Bliaùsn. Naar de figuur der Zaadhuisjes , die als twee Schotteltjes zyn, voert dit Kruid „ dat by de voorgaanden ín de zelfde Wateren voorkomt, den naam. In Switzerland is deeze Soort niet gemeen, zegt de Heer Harrrer, Het zelfde kan men zeggen van onze ‘Nederlanden , hoes wel (17) Veronica Racemis lateralibus alternis &c. F/, Succ. gee, Yer. Fol, lineari-lanceolatis integris, Racemis laxe Floriferis. Fl. Lapp. H. Clif. Re Lugdh, Anagallis Aquatica angustifolig fcurellata. C. B. Pin. 252. Anagallis Aquatica angustifolia, J 5. Hit. UL p. 730, Ic. opt. Aaagallis Aq. quarta, Lon, Je, DET EEL He wel Meerse haar in Vrieslánd vondt. De Heer IV. pr GoRTER zegt, dat zy langs den Zuider Árprzr. Zee kant, en op Vlieland groeit. In Lapland Hoorp- en Sweeden komt zy veel voor, op Gronden STUK- die ’s Winters onder Water ftaan , zegt LIN- ss, Naus. Men vindtze dus ook op Moerasfige plaatfen in Duitfchland en Provence. Casrar BAUHINUs befchryft deeze Soort , die door J. BaumiNgs het beste-is afgebeeld, zeer omftandig, en zegt, dat dezelve Stengen heeft van een Elle hoog, die geftreept zyn, mee Grasachtige Bladen, van twee of drie Duimen, by paaren aan’ieder Knietje of Koikje van de Stengen ; komende, byna uit alle de Oxels de- zer Bladen, Steeltjes van een Handbreed of korter , als Klaauwieren zig omdraaijende, en bezet met kleine Steeltjes: van driebladige Bloempjes als die van Muur. Linneus merkte in Lapland aan, dat de Takjes van dit Kruid weezentlyk gemeene Bloemfteelen zyn „ van dikte als een Varkens Borftel , hebbende kortere Steeltjes overhoeks, aan welken de Zaadhuisjes hangen. . De Heer HALLER be-_ zeL , welke TourNerorr ook oordeelde van dze niet afgezonderd te moeten worden ; doch Loren merkt aan, dat dezelve maar Steeltjes heeft van ecn of anderhalve Palm hoog, be- groeid met kleine witte Bloempjes van vier Bladertjes en Zaadhuisjes als die van Guichel- heil, dat is rond; gelyk dezelven ook in zyne H. DESL, VII, STUK 94 TWEEMANNIGE KRUIDEN, „lv. Afbeelding voorkomen. Dit verfchilt veel ‘van MEE de Schottelachtige figuur der dubbelde Zaad: Hoor. huisjes, van welke deeze Soort den naam heefts De gedagre van Loser kwam voort op dergee wije lyke vogtige ‘plaatfen, in Brabant en Vlaande- ten, zegt by , als de andere Waterpungen, De Strydigheid , ten opzigt van de Bloemen, wordt opgehelderd door den Heer HALLER ' zeggende, dat zy drie groote Slippen hebben; met Rooskleurige Streepjes , behalve een on- derfte klein en wit: de Vrugt een breed, plat tweehalzig eenzaadig Peultje. By PONTEDERA vindt men ’er Verfcheidenheden van, WEINs MANN geeft een goede À ber i „deeze Soort abunga, by hem; zyn geheel zerk om de ren Rondbladis ge te betekenen. De Water- Pimpernel met Lancetvormige Bladen, is daar aangewezen ; als ook eene Verfcheidenheid, zo ’ fchynt , van deeze laatfte Soort (}). In de befchryving vindt men dezelve verward met de voorgaande, zv (18) Eerenprys met zeer lange zydeling fë ror Trosjes, Eyronde gerimpelde ftompachtig getande Blaadjes e en leggende eee De *) Warna. Kd ze, N. 107. „rie pn ( Hetzelfde. Tab. N. ig. b, 18) Veronica Racemis Kben longisfimis êc. Ver. Fol, imis Cordatis &ec. HALL, Helv. 529. Chamadrys fpuria made jor altera S. Frutescens, C‚ B. Pin. 248. Chamadr. Spurië major angustifolia. J. B. Hifl. lil. p. ‘285. Chamadrys fyle vesttis. DOD. Te 45. Cham, kn: facie Teucrii pratenfise Los, Je. 473s erweer ng re ema derhrinee D 1 A ND RI A 95 De aangehaalde van Harrea zou de laagfte IV, Blaadjes. Hartvormig „ de bovenften-finaller ArDtete hebben , en deeze. zou de W ilde Gamanderlyn Hoorp- van Boponais, als ook de leggende Eerenprys STUK. van‘ LoBer zyn. Deeze beiden hebben een en „se sen dezelfde Afbeelding, waar in geen blyk is van zydelingfe Trosjes, zynde-hetzelve, zo de laat= fte zegt, een Tuin-Plant, met zeer fchoone blaauwe Bloemen , hebbende alle de Bladen Lan- cetvormig ‘en- getand. ‘De groote Basterd- Ga= …_ manderlyn, die Heefterachtig is, van C. BAu- HiNus, het Zerfte Teucrium van Cuusius, fchynt hier meer te ftrooken; doch ‘er zyn aan- merkelyke Veranderingen van deeze Soort, in Switzerland , volgens den Heer HALLER, die aanmerkt , dat men derzelver Aftrekzel, onder den naam van ‘Teucrium , te Berlyn , als voor de Gezondheid dienttig „ zeer gepreezen heeft, Hy befchryftze aldus. > De Steng is meest legerde; „hd Tak. ss kig, een Voet lang, De Bladen zyn Eyrond , s» met een breed Voetje de Steng omvattende; ss de-bovenfte Ovaalachtig, fpitfer , een wci- » nig ruig, met fcherpe Tandjes en vry ftevige „> De Bloem is hemelfchblaauw en fierlyk , met ss de-bovenfte Slip fraay , ja donker geftrcept: ss het Zaadhuisje uitgerand , Hartvormig Ey- stond, met veele ovaale platte Zaadjes”” €37 06 _ TWEEMANNIGE Kruipen, KEXVIL. Veronica Pilofa, Ere (37) Eerenptys miet hyna geaaïrde Trosjes en flomp Eironde geplooide Blaadjes ; de Steng neerleggende en Haairig hebbende, Deeze wordt als de Kleine Breedbladige Bas- terd-Gamanderlyn- van CG. BAUHINUSs aangee merkt, zynde het Tweede Teucrium van CLU- _srus, in de Velden van Ooftenryk gemeen ‚en xxl. Profjirata. Leggende. by J. BauHinus ook afgebeeld. Dezelve heeft de onderfte Bladen gefteeld ‚de bovenften ongefteeld: de Aairen met Eyronde Blikjes: de Bloemen witachtig Hemelfchblaauw, - (22) Eerenprys me? bee En : land ii Eyronde Zaagswys’ getande Blaad- Rr Brrende ' Dewst de voorgaande en volgende ook legs. gende Stengen hebben, is deeze bynaam tot on- derfcheiding niet zeer gepast. De Heer H aL: LER heeft. dit Kruid als eene Verfcheidenheid aangemerkt van het Teucrium:- immers zo het de Kleinere. Smalbladige Basterd-Gamanderlyn _ van J. BAUHINUs is , die in Switzerland groeit, zo wel als in „Duiefchland en Italie, op Heu- velachtige plaatfen, De Steeltjes zyn hard , grys an eqnigeemaas Walkendebiajes fort, met (37) Peroniea Racèmis fabfpicatis &c. Cham; fpuria minot latifolia. C. B, Pin. 249. en Ee Species , Teucrium zaut s. Clufi. J. B. Hif, 4 (22) Veroniea Racemis kars à ik Chamzedrys incanâ fpuria minor angustifolia, C. RB, Pin, zag. Pradr, 117. Je Be Hift, UI, p Pp. 287. Dark PERNIS met kleiné Steeltjes , uitgenomen de’ bovenften s ‚. IV, ait wier Oxels lange. digte Trosjes voortkomen gmt van fraay Violette Bloemen , metongelyke Kel- rif ken, die hier, zo wel als in de volgende Soort „ STUK» vyfdeelig zyn. (35) Eerenprys met gebladerde zydelingfe XERVs Trosjes , langwerpige Kranswys’ getande pi Bladen en leggende Stengen. Gelamde, Deeze, by Konftantinopolen groeijende , heeft Stengetjes ‚ die van onderen Heefterachtig, een Handpalm hoog en ruig zyn, zo wel als de Blaad- jes, welke naar die van Gamanderlyn gelykeùs Een zydftengetje , van een Handbreed langs met vyf of zes dergelyke- Blaadjes ; wan in een Bloemttosje uit, (er) Eetenprys met zrdeat Je Trosjes- van zxr. weinig Bloemen, de Kelken ruig; de Bla- nen avg den. Eyrond , gerimpeld, gekarteld, ge- menin, ‚ fleeld; het Stengetje zwak. De Steng van deeze Soort, die op belom= pak aman in Duicfchland en Icalie voors komt, (35) Peroniea Racemis lateralibus foliatis &c. Veronica Conftantinopolitana incana Chamadryos Din TOURNE. Core 7. BUXB. Cent. 1. p. 25, T/ 39e (21) Veronica Racemis lateralibus paucifloris , Calycibus hir= futis Sec, Am. Acad, IV, p. 263. Chamedr, Spur. affinis ra- tundifolia cutellata. -C. B. Pin. 249. Alyson Diosc, montde hum, Glee kate L P. 236. T. 288 B Pais: vin: sran: en 98 TWEEMANNIGE KRUIDEN, komt ‚ kruipt langs den Grond en de Bladen EEL: zyn van onderen rood. Het heeft de Kelken en in vieren gedeeld, en Trosjes als in het Schote STUKe telkruid; Haâirig, veel langer dan-de Blaadjes, met weinige Bloemen. De Vrugten zyn plate rond, van onderen en van boven uitgerand, (23) Eerenprys met zydelingfe Trosjes D Ey- ronde , ongefteelde ‚gerimpelde , getande Bladen, en eene tweezins Haairige Steng. Deeze in de Velden, der hooge, Zaändachtie ee en ‚ in ed als ook in onze ee ete ‚ âls kleine Gamaader ‚ omze dus van het Winkelkruid deezes naams, dat in het Geflagt van Teucrium zal volgen „ te ondere fcheiden. Deeze wordt ook wel Woyfjes-Cha- medrys genoemd, en de laatstgemelde het Man- netjes doch welke onderfcheiding enkel op ou- de denkbeelden rust, De tegenwoordige vindt men zelfs Hierobotane mas getyteld: dat is het Mannetjes Heiligkruid: niettegenftaande ’er van haare. byzondere kragten niets- gemeld wordt. Zy zal de Kleine rondbladige Basterd-Gaman- der- (23) re Racemis lateralibus, “Fol. ovatis fesfilibus mugofis dentatis , Caule bifariam Pilofo, Oren. Dan, 44%. GOVAN. Mfonsp. 11, Fl, Succ, 13. Veron. Fol. opp. plies. dent. , Scapis ex Alis inferioribus laxe fpicatis, H‚ Clif, % R. Zugdb. 303, Fl. Lapp. Sp; 3 Chamadr, (paria minot totundifolia, C, B, Pin, 249, Hierobotane mas, DALECHe Hfl, 1337. D rAN» R LA Kole] derlyn van C. BAUHINus zyn. Govan IV, derfcheidt ze, doordien de Kelkblaadjes zeer wer rpl, fmal en ongelyk zyn, zeggende, dat men dit Hoor. Kruid te Montpellier , daar het overvloedig “TUe _ groeit, Pichot Chaine noemt, (19) Eerenprys met zydelingfe Trosjesen Li- xx. niaal Lancetvormige Blaadjes, die Wins- ‚ns; ; uiiTiâcde. wyze getand zjn. Ooften= rykíe, (20) Eetenprys met zydeling fe Trosjes en veel. xx deelige gefnipperde Bladen, ar Deeze heeft, zo wel als de voorige , dike ken in vyven gefneeden, zo LiNNaus aan. merkt, en fchynt een Verfcheidenheid daar van te zyn. Zy komt voor op Grasvelden in het Ooften. De Kappadocifche van ToURNEFORT » op de voorige aangehaald, vind ik by hemniet gemeld. (24) Eerenprys met at Tioiju, Hate XXI. er (19) Veronica Racemis lateralibus &c. Chamedtys Auftria- ca. C, B. Pin. 248. Prodr, 117. Cham. fpuriâ teauisfime laciniata, J.B. Hif. UL p. 237. B, Veronica Cappadocica Fol, laciniatis, TOURNE. Cor, (zo) Verozica Racemis lateralibus &c, Veron:ca montanâ (24) Veronica Racemis lateralibus &c, Veronica Fol. oppo- fitis plicatis demtatis"&c. H. CHf, 5. Re Lugdb. 303. Ver Pratenûs omnium maxima. BUXS, Cent, 1. p. 23, T. 34e Cham. fpuria major latifolia. C. B, Pin, 248, Ver, masima, Lugdb. 1165. RAJ. p- 845. HALL, Helv, 52%. si U, Daz, VII, STM {oo TWEEMANNIGE KRUIDEN, witgeftrekte Steng. STUK, Deeze wordt de iersralijn Veld- Eerenprys Bnn: genoemd. van BuxBauM, die dezelve afbeeldt en het is de Groote Breedbladige Basterd-Ga- manderlyn ván BADHINUS, TOURNEFORT en anderen noemenze ook de allergroot{te. Zy groeit in Ooftenryk en Provence , fchryvende Govan haar vyf Eyronde Kelkblaadjes van ge- Iyke grootte toe, zo de Ridder zegt, De Heer HarLErR merkt aan , dat deeze Soort op alle peil platen van Switzerland gemeen. CPS teng, van drie Voeten en daar boven: Bladen als der Brandenetelen , met lange Staalka ‚en kleine _ Vleefchkleurige Bloemen; de Zaadhuisjes Hart. vormig. xxv. (25) Eerenprys met zeer lange zydelingfe Tros- bestens, jes» drievoudige Lancetvormige Zaagswy- ne: ze Bladen; de Steng regtopgaande. mls Deeze, in Tartarie grocijende, gelykt naar de voorgaande zeer , doch heeft de Bladen uiter- maate fimal Lancetvormigs doorgaans drie by elkander , en zeer lange blaauwe Bloemtrosfen , -_< aan de. bovenfte Leedjes drie by een.” De Kelken zyn in vieren gedeeld, (26) (25) Veronica Rae, later, longisfimis, &ec. Veronica angus tifolia Fleribus peniculatis, AMM. Ruth, 32e vormige gerimpelde gean Bladen en een OTA Ne oeRekahes rOr Kk Met enkelde Bloemfteeltjes, IV. Arp nne (26) Eerenprys met enkelde Bloempjes en Hart- dra. vormige ingefneedene Bladen, die korter dan srux.… e XXVI de. Bloemfbeeltjes zyn. De. ‘Deeze die in de Velden en Bouwlanden door hie geheel Europa, als ook in onze Provintiën gc- Eerenpryse meen is , mupt uit door de längte vân haare Bloemfteeltjes. Sommigen noemenze , met Do- DONEUs, Palfthe Muur, doch dit is zeer on- eigen. LoBer beeldtze af , onder den naam heeft ook Eyronde Kelkblaadjes, die byna ge- lyk zyn, volgens Govan. De hoogte is dik- wils een Voet: de Bloempjes zyn fchoon blaauw en fomtyds wit: de Zaadhuisjes als uit twee Eytjes famengefteld, zegt de Heer HALrLER, Zy is de eerfte die bloeit, volgens Scororr (*). (27) Ee met enkelde Bloempjes en Hart- xxur. vormi- Aerft (z6) Veronica Floribus ee zn. ver. Fol. Cordes A Crenatis ec. R Cha yfolia , Flosc, pediculis oblongis ini denaiben C. B. Pin, zso, Alfine Folio Trisfaginis. Los. Jon, 464. Alfine fpuria altera, DOD. Pempr. 31. Harws Heiv. 534 (*) Hac prima eft, quz Florem profert, Flor, Carn. p. 307. (27) Peronica Flor. folieáriis 8e. Vere Fol. oppofitis cor- datis ef «c. R. Lugdb, 303, N. 14. Alfine Ver. folio , Floscu s adharentibus. C. B, Pin, 250. Elatine hese: Darden; Hift. 239. En Dioscoridis, COL . Ecpbr. p. 21. Tab, 8. En G 3 Bn Me DEEL, VII, STUKe 102 T WEEMANNIGE KRUIDEN. _ IV. vormige ingefneedene Bladen , die langer en ed zjn dan de Bloemfteeltjes. EE Deeze is in fommige deelen van Europa niet Emwy- minder gemeen dan de voorgaande, groeijende vigee _— dikwils by en onder dezelve , op eenerley plaat- | fen. Men vindtze in de hooge, drooge Zaay- landen , buiten Harderwyk , Naarden, en el- ‚ders in ons Land. DALECHAM P beeldtze af onder den naam van Veeldeelige Muur ; om dat de Blaadjes zo diep. ingefbeeden zyn. De bes- te Afbeelding van , kont 2 En de GARIDES zeer Eon Rinde befdirsfen ’t welk vole gens GALENUS dus genoemd. ware, om dat het ecn uitmuntend Middel tegen den Dolle Honds Beet geacht, werdt te zyn, XXVI, _(28) Kerenprys met enkelde Bloemen en Hart. Hederafoe vormige vlakke vyfkwabbige Bladen. Fa. Klyfbladie _ Deeze is , insgelyks , door geheel Europa ge- we meen en zeer gemakkelyk kenbaar. Zy komt, in, ons Land. ven elen 8 deden al _(25) Perks Flor. her & Fol, Eus » Planis quin- quelobis. OED. Dan. . Fl, Succ. 18, R. ZLagdb, 303e N. prior 9 Veronica Cymbalariz folio verna, TovRss. Infl. 145 Bo Veronica Chia Cymb, fol, gec, Cor. 7. BuxB. Cent, IE. p. 25e T. 39 Ee Det Kerkiknt ies alleen, maar ook aan de Wegen. … Men-heeft IV. ze ook , ten -onregte , onder het Muur geteld Arosa, gehad, en dus wordtzy; by Doponzus en Enne Loper, afgebeeld gevonden onder den naam SEE | van Muur met Klyfjes Bladen of Hoender-Beet , za er gelyk menze in ’t Hoogduitfch Hunerbisz noemt, in ’t Franfch Morsgalline , gemeenlyk Margeline , in ’t Engelfch Chickweed: ’t welk benaamingen zyn van het gewoone Muur, dus-genaamd ‚om dat het gretig van de Hoenders en ander Pluim- gediert gepikt wordt. Dit heeft echter geen plaats-met het hier bedoelde Kruidje, dat, behal. ve de gemelde Blaadjes , ook onderfcheiden is _… door de Pylachtige figuur der-verdeelingen van den Kelk , en door genavelde Zaadjes. De Bloempjes komen op lange Steeltjes uit de Oxelen voort. Een dergelyk is door TourNE- FoRT óp % Eiland Skio gevonder , dat mede in 't Voorjaar bloeit, maar de Bloempjes in midden groen heeft, } (29 ) Eerenprys met enkelde p Bilnain en Fin KEK gerachtig verdeelde Bladen, de Boe zrlnln. tjes langer dan de Kelk. — — Wegens de de verdes der Bladen, wordt a €29) Peronica Flor. Gotiearis Fol igjen pane &c. OED, Dan. 252, R. Lugdb, 303. N. 15, Aline coerulea trifido vel Guinquefida ‘folip, Bornn. Lugdb. 1. p. 226. Alfine triphyllos cerules, C‚,-B, Pin. 250, Alfirie parva ereâa, Folio Allinas merwestie fed Rurz modo divifo, LOB, Jeon, 464 Ga Ne DEEL, VII, STUKe 2104 TWEEMANNIG E KRUIDEN, TV. _ wordt dit Gewasje by de Duitfchers Hendelkraus IE genoemd, komende ook onder ’ Koörn voor, Hoorp- doch zeldzaam ‚ 20 in Engeländ, als in de Ne- STUK. _derlanden en in Switzerland. Men vindt het in . dl Schonen overvloedig aan de kanten der Lande- styën, zo Linneus aantekent. Het heeft op- eftaande'Stengetjes van een half Voet hoog; met Blaadjes van onderen in vyven, boven indrieën ‘gefneeden, byna als die van hee Sg. pe k Loser aanmerkt bend ir XIX, € 30) Eerenprys mêt enkelde Bladen en Pin Varna. ZT zen! vacddelde, blader de. Baie mai, den & ee lb erk frooge ae an , van Upland. in “Sweden, komt. deeze Soort „in °° vroege Voor« jaar, mebigvuldig voor, Zy is-door Dirrr- “Nius by Giesfen op het Gebergte waargeno- “men, tebbende een regt Stengetje van een of anderhalven Vinger hoog. De onderfte Blaadjes zyn verdeeld: de-bovenfte lang en fimál-en on- verdeeld. Zy-groeit ook op depoge zen Vel. ‚_den in Spanje. vxxte oC31) Eerenptys met enkelde bynaougefbeelde Renes Bloemen en langwerpige eenigszins getande Bladen: de Steng regtopftaande. _ 7 Dee- de) Weren, Flor. folitariis , Foliis digitato-pastitis 8e f Suee,- zo. Vers En erecta montana Flore pazvo. coeru- en DiLL.. App. (31) Weronied ze folitariis Gabfesflibus , Fol, ‚ chang Gbdentatis ‚ Caule ereto, Mant, 317, D'f ACN DR FA Tes Deeze, die op de Akkers der Zuidelgke dee- IVe den van Europa groeit, is een regtopftaand glad ed Kruidje, van een Handpalm hoog; de. Bladen Hoorn: Lancetvormig, ftomp ‚meteen of twee flaauwe den 23 à “Tandjes en de onderften met kleine Sreeltjesnia, 21» hebbende, doch de: bovenften geheel. effenran- dig. „De Bloemen komen ongefteeld en-wit uit de Oxelen voort „by-ons in de Tuinen.nietopen- gaande , zegt de Ridder, Dinrenivs hadt ten opzigt van de voorgaande ook aangemerkt, dât de Bloempjes niet dan by heldere Zonnes A ontluiken, (32) Eetéunmaan met. enkelde gefleelde. ploemen, Jt Eyronde , gladde, gekartelde. Bladen; de derde Steng regtopflaande een weinig, ; Haairig. Best Deeze- is- in de Landftreek by Rome, als „ook door, VAILEANT omftreeks Parys .‚ waarge- „nomen, DiLLENIDs „ die dezen: fed in „van. dit Kruid “bvo. een. “Span is, ebbende „Klokvormige. Bloempjes, en platte, Zaadhuisjes. De, Blaadjes-zyn rondachtig en wek ee \ getand. : (33) Ren met enkelde angelinlde Bloe- ZEK. Sida & 32) Veroniea Flor. (alit. pede 8e. Ver, minima Cli. “ mopodii minoris folió gläbro, „Bocc, Mus, IL, p. 29. T, roz. Ray. Suppl, 423. hak: Ein 201,:T, 23. f.-3e Ver. ereêa Acini folio glabro , Flore ezrüleo, Dir. App. 39e (33) Veronica Fol. folie, fes{ilibus , Fol, lanceolaro limeari- bas 1, DEEL, VL, Srux, 106 TWEEMANNIGE KRUIDEN. IW, men; fmal- Lancetvormige , gladde, flom- On pe, effenrandige Bladen; de Steng regiope Hoorp- Staande, ter 4 STUK, Deeze, hoewel Preemd genoemd , groeit na- tuurlyk in de Koornlanden en Hoven van Eu- ropa en zelfs in onze Nederlanden. Men vinde ze ook in Sweeden, zo LinNmus aantekent. Morrison noemt het Sfaarlykfe Aard Eerenprys » met Bladen van Varkensgras en witte Bloemen: doch alle de Soorten , byna, van deeze laatíte Afdeeling , zyn Jaarlykfe of were FE €34) en Onder de Virginifche Planten is deeze Soort van Eerenprys aangetekend, als- hebbende leg- gende Stengen , Liniaale Bladen enongefteelde zydelingfe Bloemen. CrLAYToN heeftze gee noemd, Laage Eerenprys, met zeer kleine wit- te Raderachtige Bloempjes , fmalle, ‘gladde , ftyve Blaadjes en kleine leggende Stengetjes. Zy fchynt ook in Maryland t'huis te hooren. PADEROTA Opaalkruid. Hoe decze benaaming , tot. een der fchoon- e bus &c. Ozp. Dan. 407, Fl. Succ. 15, 24, Veronica tere Aris annua , Folio Polygoei » fiore albo Moris. Hij. M-Pe 322. S. 3. T. 24, £. 19, (34) Veronica Flor. folieariis fesfilibas „ Fol. Jinearibus &e, Veronica Caulibus procumbentibus &c, GRON, Virg 4 TND ETR fo7 fte Edele Steenen, gemeenlyk Opaal, Element- … IV. - of Zonnefteen genaamd , behoorende op dit a zend Geflagt toepasfelyk zy , is my duifter. Het Hoos: heeft een vierdeelige Bloem en een tweehokkig STUE Zaadhuisje , wordende door den vyfdeeligen Kelk van het voorgaande onderfcheïden, Drie Soorten komen ’er in voor , waar van de eerfte tot de Kaapfchen, de anderen tot de Europifche. Planten. behooren. (1) Opaalkruid met Windeelige Bladen. et Deeze Soort, die Afrikaanfche Eerenprys Le genoemd geweest door HERMANNUS, heeft de Geftake van Pedicularis , met leggende : gladde Stengen, van een Voet lang: de ondere fte Bladen zyn drievoudig, de bovenfte by de Bloemen dikwils overhöeks, gefteeld , Lancet- vormig, ftomp » Vinswyze. verdeeld, ‚De Bloe- men, die paarfch zyn met witte ‘Streepen , ko- ‘ men op éenbloemige Steelt jes , “wel twee Dui- men lang, uit de Oxels der Bladen voort, De Groeiplaats is aan de Kaap der Goede Hope, G) Opaalkruid met Zaagswye getaride Blas ss den, de onderften overhoeks. kred Deezemig, En Paderota Eoliis pinnatifidis, Syst, Nat. XII. Gen. 26, Pe 59 Peg. XIle pe SS Am, Acad, VI, Afra 1, Veronica Afticana » Floribus ad Genicula Pedicellis-bigncialibus. HERM, Afr. 783. PLUK: 7e T. 320, f, 5, Anagallis Fol. fiauar tis, R, Lugdh, 416 (2) Paderota ral. ferratis, inferioribus alternis. Mant, ue Paderota lutea, SGOP, Ann, IL. p. «1, Chamedrys Montis Sumani. J. BAUH. Hij, III, p‚ 289. M. DEEL, VIL, STUK, Hooro- K Eenwy- Vigte 108 TWEEMANNIGE KRUIDEN. Deeze is, by. den naam van. Geele Poderota; ‘ van de volgende onderfcheiden door Doêtot Scopor1, dieze op geheel verfchillende plaatfen van hooge Gebergten vondt. Behalve de geele Kleur der Bloemen, hadt dezelve de Stengen niet getakt; de onderfte Bladen overhoeks, droog rimpelig en zonder Glans; de bovenfte Lip der Bloem in tweeën ‘gedeeldof geheel en opftaandes (3) Opaalkruid- met nd iem se paarde Bladen e DE » oek Be ooge Bergen van Lealie n Ooftenryk aid kenton de, is door M ICHELIUS in } Afbeeldiig en jd den naam van Bonarota, naar ee- pen Raadsheer van Florence, Auditeur van den Groot Hertog van Toskane, een zeer geleerd ‘Man en in de Oudheidkuude by uit(tek ervaren, Hy noemtze Berg-Bondrota van Jialie, mct Gâe mander-Bladen en blaauwe Bloemen, merkende deeze aan als de Gamander , welke J. BAvar- Nus. droog -bekomen „hadt van AGeRtuss door wien dezelve op den top van den Somme- Berg, by Vicenza,een Stad die tusfchen Trente en Venetie legt; was gevonden. De vermaarde wiste temina &c. Sp, Plant, I. p. ir, Veronica Pée Micu. Gen, 19, T, 15. É. kn Paderota exrulca, SCOP, Anso P. tha 2Deel, PLAAT XXXVII. PRE BEES EEN $ ï 4 1 S\ À ge | EN (ME. ij AAD En en En \ a EN ZS En E Zn HIN, if Ho hi (0 ij 1 ( f fl | ib S en SS EEn Ten ES ES EN ee Dn En en nn DI / ( WN MHI ng | ET ee [ IN DF AR DEREK 106 Venetiaanfche Apotheker ZANNICHELE „ den top van gedagten Berg met veel moeite en Arne kosten beklimmende, hadt gedagte Soort aan nani digter hebbende, en eene, met de Bladen min- der gekarteld, en de Bloem-Aairen geel. Zou deeze. laatfte ook de voorgaande Soort zyn, welke Linnzus thans als de gezegde Garmmander van J. Bavminus aanmerkt, fteunende moogs Iyk-op het -fchryven van Doktor Scorou1, die echter, zo ’t my toefchynt, in dit geval niet wel begreepen is door den Ridder, Want die Heer zegt duidelyk, dat Mrcnerivs de Soort, welke de Gamander van J. BauHiNUs wass gehouden heeft voor de Steon- Herenprys van PonA, en deeze was zekerlyk de Soort met blaauwe Bloemen. Niettemin heeft de voor- gaande, uit dien hoofde, den bynaam en ria bekomen. ‚, De Blaauwbloemige Bonarota heeft, vols » gens Scororr , de Stengen van onderen » getakt, met dikachtige gladde Eyronde ge= s fteelde Bladen , allen gepaard-of tegenover „> elkander , wederzyds Haairig en getand. De ss Kelken zyn vyfdeelig , roodachtig: de Bloes > men blaauw, van onderen wit, met de bo= » venfte Lip ovaal en regthoekig aan de Pyp » geplaatst, de onderfte in drieën gedeeld. De ss Meeldraadjes loopen niet verder uit dan de » Lip en zyn ’er Eae aangedrukt: de Meel= „> koop- 1e DEEE, VII, STUKe — „Mrereriùs bezorgd, als ook eene Verfchei- STUKe denheid daar van, het Blad ronder en de Aairen Ka 18 HO TWEEMANNIGE KRUIDEN. IV, „ kmopjes gevuld. met blaauw Stuifmeel : de aenset, ‚ Styl is blaauw en langer, De Zaadhuisjes Hoor- „> zyn bruins dun, gefpitst en bevatten veele STUK. 3, Zaadjes.”’ „Emwye — De Bloem fchynt derhalve , in dit Geflagt , wel VEE allermeest van die der Eerenprys te verfchillen : want zy vertoont zig in de Afbeelding van Mr- CHELius het allerminfte niet Raderachtig ; gee lyk zy niettemin in de befchryving van de Kens merken der Geflagten , gezegd wordt bna, als ook in vieren gefneeden en ftomp te zyn „met, de bovenfte Lip breeder en meest uitgefneeden An Dit Jaacfte bevondt MicHeLIus alleenlyk hebben. Misfchicn an deek Kenmerken van de Eerfte Soort ont- leen iv. Tot dit Geflagt zal ik derhalve ook Ee Wins Racmo/t. {che Plantje van myne Verzameling t'huis brene pj, gens het welke in Fig. ‚op Praar XXX VIIEs XXXVII, paar ’t Leven is vervoond: te meer „ dewylhet= des zelve in Geftalte en bepaaling byna overeenkomt met de Bonarota. Het groeit ongevaar een Voet hoog, hebbende regte, dunne Stengetjes , die zig in drieën verdeelen , geevende wederom Takjes uit, die fomryds op zyde, doch altoos aan tend, Trosj jes, als een Kroontje vervat in eenige Blader- tjes. ’t Getal der Bloempjes, in zulkeen Trosje » is dikwils zes. Zy hebben ieder een zeer lang dun (*) Genera Plantar, Ed, VI, Hoogd, Vert. 1775. p?g: 17° gesmede Daf np Rn TRT ze dan Steeltje, waar op de Kelk, die in vyven IV, verdeeld is, en de Bloem bevat, Deeze is taa- gein. melyk groot, eenbladig, in vieren gedeeld ‚er Hoórpe heeft twee korte , dikke Meeldraadjes , met STUKé groote Knopjes, ter wederzyde van den Styl, aen / wiens Voetftuk een Vrugtbeginzel is, dat een rondachtig Zaadhuisje wordt, De Vrugtmaa- kende deelen zyn door Vergrooting, daar onder by aen b, nader in Plaat gebragt. heet rt CG 1 A De Kenmerken van dit Geflagt breedvoerig opgegeven zynde, toen ik de Heefterachtigen befchreef *, zal ik thans alleen maar melden , « rr. ps hoe het Vrugthuisje , doot middel van een Soort prees &e 35e van Scharnier , open fpringt , * welk tot de Kenmerken behoort. Van de daar in voorkomende Soorten, zynde volgende als Kruidig opgegeven , naamelyk ®) Jufticia met Lancetvormige effenrandige vir Bladen, Aairtjes aan "end en overhoeks Zofia op zyde , Borftelige Blikjes en een leggende ze Steng. é Orne ne vs ke Een Ceylonfch Gewas, dat ook by Golkonda en zelfs op Java valt, Blaadjes hebbende als die van (3) Faflicia procumbens Fol. Lanceolatis &c, Fl, Zeyl, 19. Kuphra6a Alfines ang, folio &c. PLum, „Alm. 142, Te 56e f. 3 & T. 393. fe 4. Planta Ípicata &c, BURM, Zeyk 194e- 8. MF Ind. 3. U. Dasre VII, STUKe ra TWEEMANNICE KaurDEN, 7 IV, het Muur; doch fimaller-en-ruuw ; Aairen naar FPRAES die van-de arsansk nd » „wordt hier Hoorn: bedoeld. | tan Co) Ebi met verfpreide Gee en onge Ze, _ fleelde. Aairen, die Wollig , over ééne zyde Gekamde, hellende, op de Rug gefchubd zyn, in de Oxelen; en half Lancetvormige Blikjes. Deeze Oostindifche komt ; voor het overige, met de voorgaande byna overeen; maar hecft de Bladen glad ; de Bloempjes zyn zeer klein en de Blikjes Kamswyze pr of zi sven va , Jufticia met ri tr ge zidpenie, … kartelde Bladen, Túp-Aairen, Lancervur- mige Blikjes en kruipende Stenigen. pe (ax) Jufticia die Kruidig is, met Eyronde Bla- den, de Bloemen zydelings , drie op eon Steeltje , met ovaale. Blikjes. Deeze Chineefche heeft hoekige Stengetjes » van onderen Takkig en Eyronde gefteelde Blaad- jes, die naauwlyks gekarteld zyn. Uit-de Oxels komen. twee, of drie Steeltjes ‚ dic kort zyn, voort „ ieder met drie Bloempjes „ zittende in de (5) gef diffufa Ee, Am. Acad, IV. p. 209. (10) Fäflicia Fol. ovatis fübcrenatis &c. Fl. Zeyl zo. Ade ; ex Fol, membranaceis. BuRM. ao 7e ú kr} Bels Herbacea &c, BURM. Fl, Ind. 3, T. def ip ON ML een mig de Blikjes. byna verborgen. Het Javaanfche, jy, van deezen aart, aan de Wallen te Batavia Arpeer, groeijende Gewas, geeft vyf Bloemfteeltjes tot Meuris ieder Oxel uit, Men vindt 'er ook, van dee-srum. ze Soort, die ongefteelde Lancetvormige Blaad- jes hebben. (22) Jufticia met Lancetvormig Liniaale flom- _Xxu. Pe ongefteelde Bladen , opklimmend hellen- Zefile de Trosjes en Borftelige Blikjes. Ruige. Hier komt, wederom, een Indifche te voor- fchyn, die gok naar Oogentroost gelykt, doch tevens , in de plaatzing der Bloemen, eeniger- maate zweemt naar het Adderskruid. Het is een Jaarlykfch Gewas, Kawatuwa genaamd by. de Ceyloneezen en Peetumba in Malabar , groeijende op vogtige , vuile, onbebouwde plaat- fen. De beroemde HERMANNUS befchryft hetzelve, op de volgende manier. „ De Wor- » tel, een Vinger dik en witachtig, geeft een » Vierhoekige ruige Steng uit, met Bladen van „>een Vinger lang en een Nagel breed, tegen- „ over elkander, blygroen, ruuw en ruig, uit » wier Oxelen dunne ‘Stceltjes voortkomen , pd ss mêt Vyf, zeven of meer Kelkjes bezet, ic- » der een le Lipbloempje bevattende , ‚‚ Waar (12) Fuflicia Fol. TLanceolato-lincaribos obtuûs &c. Fl, Zeyl, 21. Euphrafie affinis Echioîdes Indica. Herm. Lag, 661. T. 669, Digitali fimilis Planta, Buma. Zeyl. 83, Pée tumba, Hors. Mal, IX, p. pÀ T. 46. NM. DEEL VII STUKe Zie 3 D. ee ebk pl. avi tid TWERMANNICGE KRUIDEN, s waar op vierhoekige Zaadhuisjes volzen , als », een Garftekoorntje „ dies tweehokkig zyn, ‚> met twee Zaadjes in ieder Hokje.” (13) Jutticia met Eyrondeeffenrandige Bladen, Wigvormige. Blikjes en zeshoekige Takken. Deeze Soort, een Westindifch Gewas, op Vera Cruz en famaika groeijende , met groo- tere Blaadjes dan het Muur en een gehelmde geele Bloem, wordt hier t'huis gebragt. Inde Cliffortfe Tuin hadt zy de Bloemen Mepnie-reod. ee Ve ade gaia ovaal ge By Wertlari in ge groeit zoda- pig eene , volgens den Heer JacQuin, die twee Meeldraadjes heeft, en dus volftrekt tot dic Geflagt behoort, de de Bloemen vol maakt met die van ’t Eiland St Euftachius , voorheen door my befchreeven en afgebecld, overeên *, Het Gewas, door hem in Plaat vertoond , groeide in digt Kreupelbofch zes Voeten hoog, en fcheen hem piet overblyven- de te zyn. Het hadt Bladen van, een half. Voet Tang» 5 Puicia ze. gn integerrimis &c, Jufticia annut, Be. Amm. Herb. 274. H. Clif. 1o. Euphrafia Alíines major ri folio &c PLUK. pe BE Ker Ae. baba C:1) Fuflicia Fol, Lanceolato-ovalibus „Flor, Gpicatis ne Jac Armer, Hlifk, 5, Tab. Vo dang , en. ents: dikke Acta zo aan deri top als.op zyde der Strengen, met drie Blikjes onder ieder Bloem, dori Iv. Arne 5 STUK. (14) Jufticia met. Eyronde effenrandige Bla- xv. den, Elsvormige Blikjes en zeshoekige Zg Takken. Voor * overige gelykt deeze Jamaikafche zeer naar de gene; ‚ die den bynaam van Zes- hoekige voert. : L 15) Jufticia met Lâncetswys’ Byronide effen xv. _-fândige Bladen en gegoffelde Bloemfteeltjes. Goncusde, Mala Dit is cen Oostindifche, , op Malabar Pulcollà _genoemd wordende, volgens, RHEEDE en Vleefch- Kleurige Bloemen hebbende , met een Drazde achtig dun, lang, Pypje, de boven- Lip fmal; kort en nitie, de onder!Lip in drieën ge: deeld, De „Meeldraadjes „fteeken buiten, den . Keel uic en de Styl js Draadachtig bijvende „op het Zaadhuisje over. wai wie 6) Jutticia- met reds anct werg gefbit- Purper, „fte, Paariche, En Ee (:4) ani Fol. ovatis integ@rr, ‚ Braâeis (ahulatis Ans. ad, V …Jufticia Hierbaceaasfurgens BROWN. Jam „ns, een va ke B Fificiâ Fòl. Laniceoldto-ovatis integetrithis 3 ; ee tulis diëhotomis Bulcolli. Hers. Mal. VK. p. 135: T- (6) Fuflieia Fol. ovatis, utringse mucronatis eed Slabris , Genie geniculata » Spicis fecundis. OSB Itin 230, Boliam RUMPH: Amb, Vle Po sie Te 22. hd. ü Re be matvn sits, Du6 TWEEMANRIGE KRUIDEN. fie, effenrandige gladde Bladen, een knik- kige Steng en over zyd hangende Aaîren. Dit Gewas, ‘twelk RuMmruivs het Werwers- „Blad noemt , voert dien naam in Oostindie » om dat men met de Bladen rood verwt. Men vindt ’er, op de Molukkes , een Soort van, wier Bladen groene , en eene andere , wiet _ Bladen roode dwars Ribben hebben. In China nam de Heer OsBeckK hetzelve ook waat, hebbende een Kruidige Steng, die uit knobbee „lige Leedjes beftaat; de Bladen gefteeld en van Lippen „de eene zee gezegde figuur; de Bloemen pad met twee : br [Od Ca de! eed pe ns Nl rih; jes » be, van langte als de Bloem. De Steng fchiet _ Wortels in den Grond en het groeit. op Moe: XVII. rasfige plaatfen, (17) Jufticia met Lancetswys’ Eyronde Bladen, de Bloemfteeltjes in zesfen verdeeld, waar van de zydeling fe tweebloemig , en Ey ronde evenwydige Blikjes, Deeze, die ook in Oostindie huisvest, heeft een gearmde Steng en korte Bloemfteelen , die twee middelften één, de vier-buitenften twee“ in een tweebladig Borftelig omwindzel uitloo- pen, ’t welk zes Steeltjes bevat, waar van de bloe- | _(17)-Juflicia Fol, Lanceolato-ovatis , Pedunculis fexfloris » Hert, Mal, IX. p‚, 31e Te #3 Dia: MGB Eea. n7 bloemig zyn ; en alle Kelken tusfchen- twee en Eyronde Blikjes vervat, : De bovenfte Lipsder “ij Bloem is Lancetvormig , de onderfte ovaal, Op ; Hoof, Zandige plaatfen groeit deeze, die aan de Kust Te van’ Malabar, zo ’ fchynt, Saorkonat met ges tande Bladen. De Bunge-Plant van Rumreurus B ‘cr thans van afgezonderd. (28) Jufticia met Eyronde Bladen en lange en- en kelde Trosfen, van overheek fe zydeling fe Congrica, Bloemen, met kleine Blikjes. rd „Een. vierhoekige Steng, die aan de Knoopen Haairig-is „ met zeer kort gefteclde. Bladen „ komende uit de Oxels der bovenften de Bloem- trosjes. voort, met langwerpige, ftekelige Kelken en taamelyk groote Bloemen. Dus wordt deceze Soort befchreeven , tot welke de Carva-Caniram, van Malabar behoort. Dr aANTEER A Dit Geflagt zou van het voorgaande allecf caar in verfchillen, dat het de Meelknopjes niet enkeld ; maar gwrhoeks dubbeld heeft, waar van de naam ontleend is. Ik heb echter aange- toond , dat in fommige Soorten van ded s door den Ridder erkend, ook dubbelde Mee knopjes voorkomen (*). De Heer JacQu: ie vondt ( 13) Fuflicia Foliis ovatis &e. Am, Acad, IV, p. 299, Cacva Caniram Hort, Mal. IXs p. too. T. 56. C*) Zie IL, D. IV. Srux van deeze Nas, Hijt, Rl, XVIIIe Ez Le, A H 3 U, Das. VIL Srum, 18 TWEEMANNIGeE KrurDen. vondt zulks plaats te hebben in verfcheide ane Iv ADE deren, door zyn Ed in Westindie gevonden, Hodr STUK. - ie Camatâ. Gehaairde. die hy afbeeldt en befchryft. Ik zal derhalve in de ontféheiding hier van niet treeden , en flégts de twee Sootten voorftellen „ van dit Ge- fagt, welken Linneus opfdpeven heeft. G) Dianthera met eenzaame Aairen overhoeks, Een Kruid, in F lorida groeïjende.… dat naat het Gods Genade gelykt , doch korte Aairen heeft, uit Bladen, Bloemen en Zaadhuisjes f= mengêfteld, van PEUKENET, fchynt overeen te komen ie ha en van Ln ee, TE Meelknopies D A ds k als Eh is ‚ dubbeld d meê Dic hade-de Bla- den “Lancetvormig ; ‘Óngettecld, en de Bloem- fteeltjes langer dan de blädèn. Volgens det Ridder is de Steng, in deeze Soort , zeer een= voudig, met Liniaale Blaadjes; de Bloemfteel- tjes van de zelfde langte„ overhoeks: de Aai ren Eyrond. (2) Dianthera met Draadachtige gekranfle Aats ren, de je anderdlan. oenen: 0 (:) Diesbraspits grais alternis, syst, Nat. XI, Gens 28. pe 60 Peg. Kil. p 60. GRON Pirg. 5. Gratiolz affinis Floridana &ec PLUK Amalth. 114. T. 423. f. @) Dianthera Spicg Filiformi us vertialâtis &:. Dianthera, Fol. lanccoiato-ovatis. &£ BROWN Jas. 118, Antirth numk minus anguscifoliumt &c, SLOEN, Jaime 55, Elif, Le pe 160, T. 103, fe Ze D rAN DRI A 119 Op ’t Eiland Jamaika , aan den. Weg, by Guanaboa, op Steenige Bofch:Heu, aapt vels „ vondt de Vermaarde: SLOaANE dit Kruid, Hoorn; dat hy tor de Leeuwsbekken betrok doch, het STUK. werdt aldaar, van de Engelfchen, Balfemkruid „2 Mams gebeten. Het “was klein en fmalbladig , met. eene bleek paarfche Bloein.- Browne heeft hetzelve voorgefteld, onder. den naam van Dian- thera met Lancetswys’ Eytondo. Bladen , en een uitgebreide opftygende, Jros. van gekrans fie Aairtjes. . Hier Zou, ik dat, Oostindifch. Kruid ck welk Heet _N, L. Bummannoe Hysopbludige tant hera getyteld iet “bef dre nen; doch alzo in deszelfs Afbeelding zig geen blyk. van dubbelde „Meelknopjes openbaart , ter» wyl die in de Knikkende Jufticia, Res: zyn Ed. op de zelfde Plaat afgebeeld ‚zeer zig baar zyn, heb ik, om de verwarring te vere myden „ zulks nagelaten : : te meer, dewyl de figuur der Bloemen in de gerstgemelde veel ge- Iykt naar dië van ’t voorgaande Geflagt. GRATIOLA Genadekruid, _Een onregelmaatige Bloem , mer de Bins ’ lip omgeflagen : een eden ige Kelk, deuwee “buitenfte Blaadjes uitgebreid: vier Meeldraad. \ jes, waar van twee onvrugtbaar » met een twee. (®) Dor. Ind, pe ite ÏL Daer, VIL Srum. 2do TwEEMANNISE KRUIDEN. IV. _tweehokkig Zaadifrisjeg ie de ee van Eee dit Geflagt. Hoor: Het bevat, Berainb het gewoone Kruid van Ee dien naam, vyf andere uitheemfche Soorten. RE a) Genâde-Kruid met Lancetvormige en Oficinaüs. ——— WS’ getande Bladen en gefteelde. Bloemen, “Dit Kruid groeït niet alleen in Vrankryk, den Elzas en de Zuidelyke deelen van Europa , maar ook in Duitfchland op verfcheide plaatfen. Men vindt het overvloedig in ons Land, by Gori chem aan de Dyken, fchryft Commecyn. De naam is Gratiola, in % Neerduitfch Gods Gena- elk ook / n ek! en. ER vant een’ voornaamé B Hier: king gei Kraids? in de Menfchen van byna onlydelyke Pynen te verlosfen , afgeleid. De Franfchen noemen het ook Herbe au pauvre Hotmme of Arme Mans Kruid , misfchien-om dat het een zo goedkoop Biisteniddët verfchaft: de Duitfchers ook wel Galkruid , wegens de bitterheid. Volgens den- Heer HaArreEr-heeft het een tegte, ronde,zeer T'akkige Steng, van een Voet hoog, met ongefteclde, gepaarde, fpits ovaale, fcherp getande sed of ee : brengende Bloe- (1) Graziola Fol. Lanceolatis ferratis, Florius pedanculae tis. Syst, Nat. XIl. Gen. 29. p. 61. Weg. XIII. p. Goe Digie talis mimima Gratiola dia. ToumNr. Jufk, 165, Gratiola varior, Authorum. Dop, Pempt. 362. LOR. Jeen, 435, Gra tiola Centaurioides. C. B, Pin. 279. DAA a DRE et rarr Bloemen uit darlver Oxelen voort top een= 4 bloemige Steeltjes. De Kelkblaadjes- zyn fpits Lancetvormig : de Bloem is dunner, lang van Finale { Pypje, aan, den Mond opwaards omgeboogen , STUK. bleek „ hebbende de Slippen paarfch , den Keel mann met een geelachtige. Wolligheid bekleed, Op fommige plaatfen in Switzerlánd, gelyk by Yverdun , tusfchen het Meir en Kasteel , groeit dit „Kruid zo menigvuldig , dat veele Weiden er ongebruikbaar door zyn, Het be- mint vogtige,Landsdouwen. , Aldaar gebruiken her de, En uitwendig, veel tot een Wond- cn voornean MEAN tegen anders Ee OBECIEEN ke Kwaalen „ inzonderheid in zwaar Kolyk en Wa- terzugt „ zeer geroemd geweest, doch heden- __daags daat men veelal zulke fterke en gevaarlyke ‚ Middelen, als dit, die den Lyder, als t ware , op de proef zetten, voor de Kwakzalvers over. In kleine veelheid nogthans heeft men het Poeijér der Wortelen, met verzagtende Konferven ge- mengd, de Bladen in Wyn getrokken , of in Melkwey gekookt , en met meer dergelyke voor- - behoedingen , fomtyds V Wonderen zien verrigten, (2) Genade-Kruid met langwerpig ovaale Bla- em ratiols den , Atonni Monniers, >, he Gratiola Fol. ovali-oblongis , Peduncalis unifforis , repente, Arm. Acad. IV.-p. 306. Monieria minima res Pens rs BROWN, Jam, 269. Mon. Ramola repens &c, Ean. Pil. T. 14. € 2. Anagallis caerulea &c, SLOAN. Fam, 87, Hf, 1. P. 203. Te I29s fo 1e EE LTES 3e U. Drer, VII, sum. saa- OT WEEMANNIGE KRUIDEN, IV, den, eenbloemige del en een kruipene AFDBEL _ … de Stenge” 3 ae Op Moerasfige plaatfen van * t Eiland wanna Eerwys vondt SLoang dit Kruidje, naar het Beekeboom vig. __ gelykende „doch met eenzaame blaauwe Bloemp- jes in de Ozelen. Het was Monnieria genoemd’ door Browne, en is door den vermaarden En- geT keurlyk afgetekend, De Heer Jacquin’ vondt hetzelve op St. Domingo, niet ver van Kaap Francois „en geeft ’er een Afbeelding van , zo als het in die Landen natuurlyk groeit, bee dekkende aldaar den Grond als Mos, by gehcee le Velden; doch het En niet dan Snecuw: witte Blaadic langwerpig Ey- gla d, Es gefteeld , tegene over schkinder + ‘de Kelk vyfbladig, de Bloem eenbladig, in vyven gedeeld, met vier Meel- draadjes, twee lang, twee kort , allen met lang- werpige opleggende Meelknopjes. De Styl was Draadachtig ‚ met een geknopten Stempel en wierdt een tweehokkig Zaadhuisje met zeer kleine Zaadjes. UL (3) Genade-Kruid met Eyronde-drieribbige En md Bladen. Fonds Op Zandige Dine in Malabar, groeit dit an Kruidje, met Stengetjes van een Vinger hoog, pee glad, om laag kruipende: de Blaad* jes (3) Gratiela Fol. ovatis trinerviis. Mant, 174. Tsjanga Ruspam, Hors. Mal, IX. p. Mile T. 57. D 1 A KD RolsAs 123 jes ongefteeld , gepaard , Eyrorid „ftomp- glad; IV, drieribbig, met een of twee flsauwe Landjess,\FoREke, Bloemftee'tjes in de Oxclen , langer dan. de Hoords Bladen: een vyfdeeligen Kelk twee Meeldr: ad TUE: jes; een famengedrukt , nee » tweehoke kig Zaadhuisje. (4) Genade-Kruid met Lancetvormige , eeni- RA germaate gekartelde Blaaijrs, die korter pp en zyn dan de Leedjes van het Stengetje. ne SCupbiae Dit „op de-Rystvelden by Tranqucbar.voor- °° komende, volgens D. Koenie „heeft een Did. 5 achtig regt Stongerje van een Voet hoog , niet Leedjes ETT maalen amper dan de. Bles den, die gepaard; Ongefteeld, Lancetswys’ Ey- rond zyn én gläd; de onderften met een of, twee Tandjes, Het heeft Bloemftechtjés in de Oxelen overhoeks, veel langer dande Blaadjes De Kelk is zeer klein: het Bloempje-veel groo def dán het Blad, Smoelachtig. „ks ) Genade. Kruid dm Lind ki, getande Bladen. Vi. sr nic. „Virginifch, Debit 5 Bie _ Malabar zo wel als in Virginie huisvestet, Het Matabarfche voert | den —{4) Gratiola Fol. Lanceolatis fubfêrraris, Articulo Caulino brevioribus. Afant, 174. Gratiola Indica minor vera five Hyse fopióides, Prùms Alnt, 180, T. 193. É -_($) Gratia Fol, Lanceolatis obtutis Sc, GRON, Virg. 6. Plant. 319: TsjetiasMangaNari, Hers, Mal, IX, p. 165 Te 85. PLUK. Aúm, 18o. FT. son ha. IL. DEEL. VAL, STUKe a x IV. Bane, Hoor ETUKes eu Vig ar T WEEMANNIGE KRuroen. den naam van Tsjeria-Manga-Nari, zynde door: CoMMELYN- Andifche Veronica met blaauwe Bloes men en Gamander-Bladen getyteld. Het Vir- ginifche heeft ‚ volgens den Heer CLAyToN, eene Pypachtige Bloem en een blyvende Kelk, in zes fpitfe Punten verdeeld, met een final tweebladig omwindzel van boven gekroond ; _zynde het Zaadhuisje Eyrond en een weinig gefpitst. Hier van komt een verandering voor met Es ze8t LINNAus. | de 4 ja (ke rilde Db 2 3 Fide TE ep Bent, | in de Gebetn: ten van Chili, op 26 Eene Zuider Breedte. De ‘Bladen waren meer dan een Duim lang en een half. Duim breed, gepaard „gekarteld, one efteeld , “zo wel als de Bloemen, dic uit een vietpuntige Kelk voortkwamen , beftaande. uit een Pypje' van een half Duim lang, dat zig, aan den Mond, in vier Hartvormige Slippen verdeelde, zynde wit met roode Streepen. Het Stampertje wierdt ecn tweehokkige. Vrugt met kleine Zaadjes, Dit Gewas, bitter van Smaak zynde gelyk het gewoone Genade-Kruid, hadt een openende en purgeerende kragt, en werdt van (5) Gratiola Floribus fubfesfilibus, Gratiola latiore folie Flore. albo. FEUILL. Peruv. III. Te 17. Niet T, 47. « Vere ° drietig is ’e, dat de aanhaalingen inde Werken van LINNZUS zo vitieus zyn, DE Kent En zes van de Indiaanen, in Aftrekzel, tegen de Wor, Dee men gebruikt. Le Hoor EO EE En STUK. % ‘ Mono Ter eere van den Kruidkundigen Heer sia, SCHWENCKE, werdt deeze Geflagtnaam in- gefteld door den Ridder ; zynde daar van de byzondere Kenmerken, een byna egaal verdeel- de Bloem, met den Keel geplooid en Klierig, drie onvrugtbaare of ongeknopte Meeldraadjes hebbende , en een twechokkige veelzaadige Vrugt. cle De eenigfte Soort (1) ís een Hives, in de Westindiën groeijende, als uit de Kolonie van onzen Staataan Rio de Berbice of uit de zoge- naamde Berbiesjes afkomftig zyndes, van waar het Zaad , onder andere Zaaden , in ’t jaar 1751, aan gedagten Heer in ’s Hage was toe- gezonden. In ’t uiterlyke aanzien gelykt het- “zelve, zo zyn Ed. aanmerkte , zeer naar de “ Boerhaavia ciffufa, zynde onze Tweede Soort , / hier voor befchreeven *: doch LiINNzus oor- #sladz.43. deelt, dat het in de Natuurlyke Orde naast komt aan de Browallia. Het is een Zaay-Plant of Jaarlykfch Kruid, hebbende een zwak rond Stengetje, ongevaar een Voet hoog , rosachtig “en met Haairtjes bezet, dat zig boven in Tak- za jes (2) Schwenckia, Syst. Nat. XII, Gen. 1233. p. 61. Veg, XII, p. 6os Gen. Plant. 567. SCHWENCRE Äruidkund, be. egen der Medicinaale Benin s'Hage 1766 ad alen, ene „Stempel Stomp, Her 5 826 TWEEMANNIGE KRUIDEN. jes uitfpreidt. ‘De Bladen, overhoeks daar aan ‘ groeijende , zyn Lancetvormig , efferrandig, wat ruig, met lange Steelen, Aan de ende- lingfe Tákjes komen de Bloempjes Pluimswy- PY ze, op redelyk lange Steeltjes, roodachtig geel van Kleur, eenigszins Trechterachtig , als bee Staande uit een Pypje, dat zig uit een vyfran- dige Kelk verheft, en aan- den Mond Sterswye ze verdachts hebbende een geplooiden Keel met Kliertjes. *% Getal der Meeldraadjes is vyf , waar van twee geknopt zyn, zo lang als de Bloem; het welk de Plant tot deeze Klasf& be= trekt, „Het- Vrugtbeginzel is Dada «de kleurde „Afbeelding van ; met de EN van Te hast D, VAN RovenN,-aan % licht gegeven. CALCEOLAR?TA Klompbloem, Een Smoelachtige opgeblazen Bloem ; ecn Kelk in vieren-egaal verdeeld en-een nain kig , tweekleppig Zaadhuisje, maakt de Kene - merken van dit Geflagt uit, Het bevat twee Soorten , als. volgt, A Klompbloem_ met gevinde Bladen. A ms Plant, in ‘Peru-waargehomen door Pa: tef (1) Catcealària Fol. pinnatis Zfant. 174. Syst. Nat Vigs „KIT. Gen. 1288, -pP- 6o. Calceolaria Fol. Scabiofr. vulge “Feuilr Perav. Il Pe 22e Te Je-fe-3e AF, Srochholdts 1770, Pe 285e T. 3, D f AN D RE Ad e82y ter FEUILLEE, Verheft zig aldaarstot drie IV. Voeten hoogte. ‘De Stengen zyn uit Leden £ end famengefteld en paarfchachtig blaauw van Kleur , Hoorp- aan jeder Knoop twee ‘Bladfteelen hebbende, °TUE. wan Bladen welke eenigszins naar die van "nig "r Schurftkruid -gelyken. Uit die zelfde Knoopen komen dikwils Bloemfteeltjes voort, ‘van meer dan een Duim langte, elk meteen geel B je, dat zig als een Klompje of klein Holblokje vertoont , waar van hy het Kruid den naam gaf. Het groeit in de Valey van Lima op vog- tige plaatfen, en het Aftrekzel of Water , waar in de Bladen ééne Nagtgeltaan hi „werdt van de vries als-een aat Pomearmiddel ingenom In de ‘Uofilfche Akademie-Tuin is dit Kruid uit Zaad geteeld, naauwkeurig waargenomen , en in de Verhandelingen der Koninglyk Sweed- fche Akademie te Stokholm, op t jaar 1770» afgebeeld, (a) Klompbloem met onverdeelde Bladen. Misfchien wordt hier dat andere Kruid be. doeld , * wélk die “Pater” op de zelfde Plaat Btheblt:. onder den naam van Calceolaria met “Salie- Bladen, zynde door hem in de Valey van Pinco , in ’t-Ryk van Chili,-gevonden. Het hadt byna ee hoogte «als-’t voorige , maar (2) Calcsolaria ‚rol indiviGs, An Calceolaria Salviz folio, vulgo Chachaul ? Fauur. Peruv, Ill. p‚-13. TE. 7e fe Ke Me DESL, VI, STUK, 125 TWEEMANNIGE KRUIDEN, “IV. “maar de Bladen: waren” Lancetvormig ; Onge. Arnar, fteeld, gekarteld, gepaard aan de Takjes ; die Hôordò Trosjes droegen, vat dergelyke geele Klomp- STUK. achtige Bloempjes en -Zaadhuisjes als die van Kra het. Speenkruid, De gedroogde Bladen , “tot Poeijer: gemaakt „ waren , âls men het op de „Wonden leid ,„ een treffelyk Heelmiddel. In de „Landtaal wad het Chachaul geheten. PiNGurICuraA _Smeerblad, Van dit Geflagt, dat wegens de Smeerigheid der Bladen zynen naam heeft „ komen de “vol« gende, Kenmerken te hArstichn Een Smoel- achtige gefpoorde deerde Kelkt er ErhoRtig Zaadhuisje. L_% Getal der Soorten is vier, die altemaal in Europa huisvesten, à ae (1) Smeerblad met het Belie aan de Tolma, tip verdikt. ortu- geefch, Deeze-Soort , in Portugal waargenomen, is uit het gezegde kenbaar. (a) Smeerblad met een pee Honigba: ln, yan nd: (1) marne Neftorii apice ats, Syst. Nar, X1L. ‚Gen. 30. p. 61. Veg, X!IL, p: ér. Pinguicula Fiore minore carneo, Ray. Hi? 752. Viola palufteis , Pinguicula dia, Lat fitanica. Gris, Lufit, (2) Pinguicula Ne@t.-Cyl. longitudine Petalis Oren Dan. 93. Fl, Lapp. Sue, R. Lugde, 30gs Samicala mont. FL, Calc. Hu. Vuligaris, Gemeen, EE NEE Dn DAAN DRT AST 120 Deeze „reeds over lang bekend, is Beérg-Sae IV. nicula „met eene gefpoorde Bloem, by C° Bau- 4e a HiNus getyteld , en komt, onder den naam van Hoorps Pinguicula Gesneri , voor, in ’t Werk van J,STUEe Bavninvs. Die Autheur merkt aan, dat Grs- „0% NERus ‘ct Olyfbladen aan toefchryfe » terwyl het de Bladen veel breeder heeft. Zyne Afbecl. ding verfchilt weinig van die van Crusrus, welke goed ís, volgens den Heer HALLER, door wien dit Kruid , dat op Moerasfige plaatfen in geheel Europa vorden wordt, in Swirzere land ook hier en daar, in belommerde Bosfchen , is waargenomen. Hierom. voert deeze Soort den bynaam van Gemeene , zynde in Gelderland door den Hoogleeraar D, pe GorTERr ook ont- dekt ; wordende in ’t Nederduitfch „volgens zyn Ed,, Butterwortel genoemd of Berg -Sanikel ; doch de Engelfchen noemen het Butterwort, dat is Boterkruid, wegens de oes der Bla- den, ’t welk beter ftrookt, Dit Kruid geeft uit den Wortel eenige ovaale Bladen; met een dikke Lymerigheid begroeid , die de randen inwaards geplooid. hebben , van buiten ruigachtig. Dezelven maaken een Plan. tje byna als de Primula Veris , en daar tusfchen komen enkelde Bloemfteeltjes van aanmerkelyke langte , jeder met één Bloempje , dat veel naar de donato. C, B, Pin, 243, Pinguicula Gesner. J. Be Hif. IL, P- 546. TOURNFe Jaf?, 167. HALL, Helu, Gis, Pinguicala, Crus, Hfl. L pe 3ire Pann, 360, U, Derr, VIL, STUK, 130 TwWEEMANNIGE KRUIDEN. IV, de Violen gelykt, Het is door TourRNeEFORT mense nauwkeurig afgebeeld. „De hoogte der Steel- mal tjes kan gantwebjke een half Voet haalen. In STUE, __de Bergachtige Landen , op vogtige- plaatfen; RE bloeit het zo dra de Sneeuw weg is gefmolten; zegt Doktor Ma prus, wordende deswegen, in den Elfaz, Schneewurtz geheten, Men vindt het gemeenlyk mert blaauwe , doch het komt ook met Vleefchkleurige Bloemen voor. iu. (3) Smeerblad met een Kegelvormig Honigbak- 5 rte je, dat korter is dan het Bloemblaadje. Albileh. Deeze Goet ER de Switzerfche DN n de eerfte opflag, er haare witte Bloemer, pres de Berg-Valeijen als een wit Laken tgeen, _Op de Laplandy fche Gebergten is dit Plantje ook zeer gemeen, en verfchilt van het gemeene Smeerblad niet daft door de witte Kleur en figuur der Bloem. Crv- sius vondt het Witbloemige met het paarfche vermengd, op de hoogfte Bergruggen in Oos- tenryk , groeijende op Velden daar de roode Primula, zegt hy, groeit :’t welk een ongemeen fierlyk tapyt doet voortkomen van wader de Wa Iv. Saonbist aate e mi 4) met eenigerm ruige Sten nt Haairige, getjes. (3) Pingsicula Neätario € Conico Petalo hreviore. Fl. Lap? 12. T. XII. Fig. 3. Fl Suee, 22, 26. Ping. Flore albo mi nore calcari brevisfimo. Ray. Hift. 752. (4) Pinguieula scapo fabvillefo, FZ, laf 13. Te, Xl Fig, 2, Fl, Suêee 23, 27e „Dkt BoB A Eeden BA De B'oemftceltjes, die de cenigfte. Steneen IV, van deeze Plantjes zyn „komen Haairig voor in ie deeze. Sòort , welke zeldzaam is in Lapland, goorn. doch ook gevonden in Siberie, Zy is in allesTUK. deelen zesmaal kleiner dan het Gemeene Smeer- , „ar blad , zegt de Ridder Alle de Soorten van dit Cast ‚ hoe klein ook, zvn niet ontbloot van nuttigheden. Rajus zegt, dat het Landvolk in Wales zig, daar vant een zagt laxeerende Syroop bereidt : BAvHINUs dat de Herders in de AR, met het vere Sa be der Bl zen in de 7 e der Ru | ren beftryken en us gene > le gebruiken de Bladen, om eene Fcbaa en Lyvigheid te gecven aan zekere dikke Melk, die in de Noordelyke en Westelyke deelen van Sweeden zeer in gebruik is, wordende aldaar Taetmioelk of Saetmioelk genoemd. “Frisfche Bladen van dit Kruid cop de-Teenis gelegd zynde „ „wordtde verfche warme ‘Melk daar. door gegooten, en dan laat-menze-dik:wordens * welk dus veel fpoediger dan anderszins ge- fchiedt. In de Züidelyke deelen vän Enge- | land , evenwel, fterven de Schaapen *er van, als zy, wegens gebrek van Gras niets anders “kunnen eeren , en hierom werdt dit Kruid al- daar Wiytroor geroemd”, zo de Londenfche Doktor Pexnaus aan Crusius verhaald hadt ER UrRicuraRrA Neetekruid. „Een Simoelachtige gefpoorde. kan „ voorte Iz EE. Dsas, vit, sram, se 132 TWEEMANNIGE KRUIDEN. IV. komende uit een _tweebladige gelyke Kelk er AFDEEL, de Vrugt een eenhokkig Zaadhuisje, zyn de Kenmerken van dit Geflagt, dat de volgende Hoor. STUK. Te Utriculae … rid Alpina, Alpilch. u. Fhlio/a. Gebladerd. & als dic der Aardappelen et: het Soorten bevat. GG) ‘Neetekruid met een Elsvormig Honigbakjt j en Eyronde effenrandige Bladen, In de hoogfte Gebergten van ’t EilandMar- tenique heeft de Heer JACQUIN deeze Soort waargenomen , ‘alwaar zy op een vogtig Veld in de Maand February bloeide, De Wortelen waren Vezelachtig en met kleine Knobbeltiss eridle” regte gladde Kiens” van een half Vol hoog , draagende één of twee Bloemen , wil van Kleur en zeer groot. (2) Neetekruid met een Kegelvormig Honig bakje, knikkende Vrugten en de Worte zonder Blaasjes. Deeze, door PLuMrER in Amerika gever den, is het Gemeene niet ongelyk „ maar heeft een. kruipende Wortel , en geeft aan ééne Streng van zes tot tien Bloemen, Ook komen ets aan de Wortelen , geene haat oe (2) Urricularia Neâario Subulato gc. Jacq; Amer: an Je Es -Be (2) Utricalaria Ne@ario Conico , Fru&ibus cernuis && Loer. ‘frin. 281. Linaria palts Foeniculi folio, PEUM: Spe 6e le, 165. fe 2, „Br: AN-D-R-I A, 133 Blaasjes voor. ‘t Is een Gewas met. kenkel. Iv, bladen, dat in Mocrasfen groeit, Arpzrls (3) Neetekruid met een Kegelvormig Honig- „Hoor, bakje, de Steng weinige Bloemen hebbende. ur. Utricu Deeze is het Water-Duizendblad met Neeten 7: ien van C. BaAuHiNus, deswegen Lentibularia van ‘Gemeen Rivinus ; VAILLANT en andere Autheuren ges roemd , en door HALLER dus behouden; niet- tegenftaande die naam, zo LiNNAus te regt oordeelde, een ganewettelyke verwarring baart met Lenticularia, gelyk fommigen het Eenden- Kroos heeten, welks Latynfche-naam was Lens zicula paluftris , om dat de Blaadjes naar Linzen gelyken. « Hier gelyken de Blaasjes der Bladen meer -naar-Neeten (Lendes),-en daar van ont- leen ik den Geflagtnaam,:als dien van Blaas- kruid reeds. elders gebruikt hebbende * Lozer, +1 D. noemt het Water-Duizendblad met geelz gehel jj” ng" de Bloempjes ‚ enanderen Gehelmnde Water-Venkel. Dit Kruid komt, door geheel Europa , in {taande „Wateren op fommige. plaacfen. voors Dic vermaarde Botanist Tourn EFORT fchynt. hetzelve in zyne Kruidleezingen niet gevonden. te me 5 ten minfte omftreeks Parys niet , al ‚waar, (3) Utrieularia Neâario Conico , Scapa paucifloto, Fi Lapp. 14. Fl. Suêc. 44, 23. Re. Luzdb, 304. Lentibularia. Rav. Men. 78. DILL. Nev. Gen. ris. VAILL. Bot. Par. Pr E14, MAPE."p. 165. HALL, Helvo 612, Alom, de à' Acad, des Sc, 1719. p--28, Te mof Te 13 io hedde A anp He u. Dear. VIL, srum. wy. 384 TWrEMANNIGE KRUIDEN. waar de Chirurgyn VAILLANT , zegt hy» het- Arre. zelve te Verfailles ontdekte , en die zelfde vondt sas: STUK. Zeij Ene het vervolgens overvloedig groeijen in’t Meir van. Friváu, behoorende tot het Park van Meu- don. In de Zuidelyke deelen van Vrankryk, _&verwel, is het niet minder. gemeen „ dan in het Noorden vân Europa. Men vindt het ook in fommigesdeelen van Duitfchland én Engeland, In Vriesland komt het overvloedig voor , im Slooten „ Vyvers en Water-Dobben , zo Mii: sr verhaalt’; doch in Holland fchyne het nog niet waargenomen te sel: C } Op len in | EE RMANNL er de” uit en Boer emt dit Kruid Bladen, welke zeer veel naar Vénkel ‘gelyken , zynde zeer fun verdeeld. Deeze dobberen ‚ tegen den “Bloëityd, in ’t Water, wordénde opgeligt van de gezegde. Blaasjes , waar mede zy als Neeten zvn bezet } en die alsdän Zen vitgezwollen. Verder verheft zig allengs de aandroe ijende Bloemfteng , regtftandig wit het Watef, en fpreidt zig in Bloemftecltjes uit, die in de Ná zomer Bloemen vertoonen , welke vry groot zyn. en geel van ‘Kleur , taamelvk naar die van ’e Vlafchkruid gelykende, met de bultjes van de - Onderlip Oranje, Deeze Steng is minder dan 4 | een (*) Want CommsryN maakt ‘erin Cat, Ind. Holl, gêen gewag van en de Hocgleeraar DE GORTER (chryft flegts MER %5 naa, ìk heb het ook in onze Provintie nict gevonden, ; ded: Ri 4 Drukr A sHrPr Bir kate! 135 een j Voet: hoog en heeft dikwils maar vyf Bloe- IV. men, Het Zaadhuisje-is rond met een Puntje, Annmaaì en bevat veele kleine Zaadjes als ftof , niet een Hlooros enkel- Zaad „ gelyk’ Ray en-Rrvinus verkeer. STUBe: delyk gezegd hadden, Na den Bloeityd zakt „5%: het. Loof weder op den Grond „ ende gezegde Blaasjes vertoonen zig daar aân , wanneer ’t ge- droogd is, -gelyk zwarte Stippen. Die deelen, welke voor Meeldraadjes t fche- pe komen, zyn zeer zonderling in dit Kruid, bevattende. als-een wit Kringetje ieder. Meel- knopje en dus voor den Styl geplaatst zynde, gelyk Dir LEN ius klaar vertoont, Zy zitten boven. de-opêning- van het Honigbakje, dat ee» ne Spoorswyze figuur heeft „ volgens hem 5 doch volgens Linneus Elsvormig is en van langte als de Onderlip ‚ digt daar tegen aan, De Groote, zegt zyn.Ed., van Rivinus af. gebeeld , die den Kelk van agteren gerond heeft , en de Kleine , met eenen dwarfen als geknorten Kelk, groeijen door malkanderf. ct Nectekruid, dat het Een ee Uri 5e heeft. mi Kleinder, Popdeic' door de figuur van ’t Honigbakje Riet alleen ‚maar ook daar in verfchillende, is: adat” (5) Utricularia Ne@arie carinato. Fl, Succ, 25, 29. Mil- lefol, patuftre galericulatum minus. PLUK, Alm, 251. Te 99e f. 6. Aparine Aquis innatans Frevifana, Fol, Peichopier, Car is donata, BOGG, Mfus, Ip. 23, T, 4e U, Dasze VII, STUKe hi 136 T#EEMANNIGE KRUIDEN, IV. dat de Keel met geen bultig Gehemelte is gee DEEL flooten 3 komt veel zeldzaamer voor. Haat Hors: Bladen driven op het Water, en zyn niet zo ke fyn verdeeld , wordende by die-van Knawel 9 vergeleeken doot Boccone. Vairranr ftclt Jaar als de Tweede Soort: van Lentibularia „woor „en zegt, dat dezelve op ver naa zo gee meen niet als de eerfte is omftrecks Parys; hebbende die alleen maar waargenomen te St, Leger: en Ivclines, in de Moerasfige- Weide , ter plaatfe daar men het Piment Roial,-gelyk hy-de Gagel noemt , in menigte vindt (*) TouRNEFORT hadt, in zyne Kruidleezing om- fir am: eeks als di over ’t dame gezien CH. Drsiele- | E 5). Neetekruid met een Ml Honisbatje Sabulara. (6) Neetekruid met een bultig Honigbakje. Elsvormig. yi En e AAS Behalve het Gemeene zyn:deeze twee Soor: â. Bultig. ten in Virginie gevonden door den Heer Crar- TON » (*) Derhalve ‘moet dit, in myn Voorgaande Stuk, verbee terd worden ‚ voegende op bladz, 345, zeg. 18, het woerd dan in ka er a dn 7 hd Ik wit miet , dat mek her âïdaar dus noemde. (f) Be Gemeene Lentibularia evenwel niet, fchoon Drt- “EENIUS zegt; en omiititur a Tournefartio « want in Herbar. env. Paris, p. 4 zegt TOURNEFORT, Lentibue Jaria wülgaris. Tft. Rei, End, offchoon menze in dat zyn erk niet genoemd vinde. (5) Utricularia Neîario Subulato, GRON. Virg, 3. (5) Utricularia Neâario gopols. GRON. Virg. 3e „DestA ANDER TEEN 19pe TON ; die de eerfte noemt Pyrola of Winter-; IV. roe, met witte ge-aairde Bloemen. en ronde ANREREA gekartelde “Bladen „ die op zeer lange Steelen Hoorp- - zitten. LiNNmus zegt, dat de Bladen Haair-STUEe achtig ZyD. @) Neetekruid met een naakte tweedselige vin Bloemfteng. _ zie sd fi de. Deeze groeit natuurlyk in China , valens De den Heer Ossc K‚ die haar afgebeeld. heeft. Zy wordt maar een Handbreed hoog en heeft Stengen met dubbelde Trosjes van geele Bloe- men, welke veel gelyken naar die vän de Ge-- meene Soort. (8) Neetekruid met een naakte Steng , dig over- hoeks verfpreide Elsvormige Schubben heeft. Cars. In vogtige Landen „inzonderheid daar men de Ryst teelt, op Maálabar em Ceylon,» deeze * met een naakt Draadachtig Stengetje’ van een half Voet hoog, dat ongebladerd is „- maar gefchubd en op den top eenige weinige ongefteelde Bloemen heeft, blaauw van Kleùr. VERBEN A < Yzerhard. „De Kenmerken hier van zyn; een Trechters- wyze ee Utrieularia Scapo nudo bide, Osp, Iris 243. T. 3e at ) Utriealaria Scapo ms spenis alternis vagis Subulae ‚ts, FL Zeyl. 23e Nelipu. Hort. Malé IX, p. 137. Te 70e; Ï U, DEEL, VIl, STUK, ’ 133. TWEEMANNIGE/KRUIDEN. IV. wyze byna egaale Bloem, die krom is, met één men Tand van den Kelk geknot. Twee of vier Meels Hoorp- draadjes in-byzondere ‘Soorten, De Bloemen. STUK. _ komen by lange Aairen voort, Het Vrugtbegin= „Eenwy- zel verandert in twee of vier naakte Zaaden. Een Zestien Soorten, waar van byna de helft tweemannig, de overigen viermannig zyn ‚ ko- _men in dic Geflagt voor; als -& verf Ee: Cx), Yzerhard , dat tweemannig is, met zeer Werbena Ordia. lange gebladerde Aaïren. Arubiích. Vaän *t Eiland Aruba, by Kurasfau, heeft dee- ze haare nn hebbende de vermaarde BREYN het Ze ans ”t welk van dar Eiland ge- komen » was, van den Heer Kiccer Aar ont- wer vangen. Hy noemt het „ Amerikaanfch Yzer- __C7 Härd met Eerefprys-Bladen en een zeer lange ge- aaitde- hoogroode Bloem, „De. Sherardia met Brandenetel-Bladen, „die van onderen grys zyns eu violette Bloemen; door EnRer werken is hier. thuis, gebragt. in. (2) Yzethard „dát tweemannig is, met zeer Ed lange Piisist naakte Aairen , Lancets- difch. ys „Eyrande Jchaf getande Bladen ;3 en glad, Deeze Mi) Perbena' iandra, Spicis longisfimis manne oe Nat. XII. Gen. 32e Pp. 6á8 Weg. XHI ‚p. 61 ol. acu- min. Spicâ foliofà, H. Chff, ro, enne Ocubica reioh folio &c. PLUK, Alm. 383, T. ze tf. 4 & T. 327, £. 7e Sherardia Urtica folio. EnRer, Piët ORTE Pte (2) Verbena diandra Spicis id pies DEK NDE LKR 1 Deeze gelykt naar de volgende in Geftale, Wv. maar verfchilt door een ongehaairde Sténg , df ie ADEL groen is en gladde Bladen heeft , zonder Haair- Hoorpe _ tjes, De Bloemen zyn blaauw, hebbende wel TUE vier. Meeldraadjes doch niet meer dan twee Meelknopjes. (3) Yzerhard . dat tweemannig ís , met zeer „it lange Vitezige naakte Aairen , Spatelswys” Jt eme Eyronde Zaagtandige Bladen ; de Steng ruig. £* a Deeze is op Jamaika overvloedig , aan de Wegen, door SLOANE en en groei ook op andere Westindifche Eilanden, zynde, zo wel als de voorige, een Jaarlykích Gewas. Hier wordt de Valerianoides , van BOERHAAVE , t'huis gebragt. Het Kruid, in de Openbaare Tuinen bekend, heeft een paarfche nj s Zegt ser Ridder. (4) Yzerhard ‚ dat tweemannig is „ ronde Aaîren „en Lancetvormige Bmw „Sache geplooide Bladen; de Steng, Heefterachtig Se rbi Hier word: bedoeld, de Heefterachtige Ta rikaanfche Lavendel van PLuMiER met breede- re Ind (3) Prerbena diandra Spicis longisfimis &c. Verb. Fol. 05- tufe ovalibus, Spicâ Carnofà nadá. H. Cliff. R. Legdt, 327. Verhena Folio fabrotundo ferratu, Fl. coeruieo, SLOAN. Hift, 64. T. 107. É. 1. Valerianoides. Rorrn. Lugdb, 11. p‚ 270. (4) Perbena diandra, Sp'cis ovatis Sec. Sherardia nodiflora. VAILL; Sex. 49. Lavandula Fol, cren. agt Am. Fru. tescens, PLUM. Sp, 6. Je, 163, fe 1, ll DEEL, VIL, STUK, 140 TWEEMANNIGE KRUIDEN, IV, re gekartelde Bladen, welke Knoopbloemige She: sn rardia door VAILLANT getyteld was, Zy heeft Hodr de Bladen Zaagswys’ getand, byna als die van STUK. > Kruid dat men Stoechas noemt. Zy groeit in de Westindiën, v. (5) Yzerhard , dat tweemannig is, met losfe Prnot Aaîren , overhoekfe ‚ driekantige, geknotte , pe EN gebaarde ‚ Kelken en Slomp Eyronde Bladen. zig. Het Kleine Yzerkruid met Gamander-Bladen , van SLOANE , wordt gelyk gefteld met het twee- zaadige Amerikaanfch , dat Bladen van Schote eilig heeft, 2e REE „zynde op Ja- mama KON Petr; dat tweemannig is, mèt Josfe esxcicandâ. sAairen, hebbende -de Vrugikelken neerge- ‚ „hoogen , rondachtig „ tweelings en flekelig. De Afbeelding en befchryving van den gee leerden Dir LENius heldere deezê bepaaling op. De Stengen van dit - Mexikaanfche Yrerkruid zyn vierhoekig, aan de kanten-ruuws de Tak- ken gepaard , van boven gegaffeld , in lange Aairen „uitloopende : : de Bladen „Hartvormig, langwerpig „ ruuw , zeer kort gefteeld. De , Zaad- kant, Cs) Verbena aula; spieis laxis &c. Verhena minima Cha" madryos folio. SLOAN. Fam, 64 Hijt. Iep. 172, T. to7. fs” 3 ne Scutellarie £, Casfide folio, aten Alm, vid T. ee: aant diandra Spicis laxis &c. verb. Meziciaa Teas” chelii folio Fruta Aparines, Dirk. Eltb, 407, Te zate fe389e7 ze Dik ACW DRR a Zaadhuisjes, in tweeën gefpleeten , hangenneer IV, en gelyken naar die van het Kleefkruid, Arpzers (7) Yzerhard dat tweemannig is, met lange „ant: Aairen , gebaarde Kelkjes en Eyronde vir. Scherp getande Bladen. Caraafn Dit Kurasfaufche is een Heefterachtig Gewas, Kia door HERMAN Nus voorgefteld en Kempfera *“** door HousToN getyteld, Se 8) Yzerhard dat viermannig is, met rondach-_ vit. tig byna ben md 8 en e fiehalige en Zaadhuisjes. —_ Klisachtige Deeze „ als een. Jaarlykfch Kruid „van cen tot drie Voeten hoog, door LorFLine in Zuid- Amerika gevonden „en van hem Burferia ge- tyteld, voert den naam van Blairia by AMMAN. Linneus noemtze Klisachtig , om dat de Zaad- huisjes: naar die der Klisfen gelyken, SLOANE , pogthans ‚ badt dezelven te groot afgebeeld, zo de Heer JacQuis aanmerkt, en het Gewas Scorodonia geheten, Zyn Ed, heeft hetzelve;, op nieuws, in de Westindiën afgetekend, en merkt aan , dat hetzelve altoos vier Meel- draadjes heeft. ; (9) (7) Verbena diandra Spicis longis &c. Veronice fimilis Fru= ticofa Curasfavica. HERM. Par. 240, Kampfera, Housr. 24, (8) Perbena tetrandra, Calycibus fubrotundis ereêtiusculis &c, Verh. Lappulacea: Jacq. Ob/: p. 37. T. 24. Burferia, LOFEL. It, 194. N, 69. Scetodonia Fle fpicatis, SLOAN. gen 66. ded Housr. AMM. Herb. ij Il. DREL. VII, STUKe 142 TWEEMANNIDGE-KRUIDEN. IV. _ (9) Yzerhard, dat viermannig is, met Kegel- ai 5 achtige Bloemhoofdjes, Zaagswys’ getande OOFD- Bladen en eene kruipende Steng. ax Tm Virginie vindt men, aan de Zeekusten, ke. ens na een Kruipend Jaarlykfch Kruid , «mer lange Beene. fpitfe , Zaagswys getande Bladen, uit derzelver Oxelen en aan den top paarfche Bloem- hoofdjes op lange Steeltjes voortbrengende , met witte Bloempjes ; op ieder van welkeneen enkeld. Zaad valgt, dat met Haairtjes gekroond is, tusfchen de Schubbetjes verborgen. Dits tot het Yzerkruid t'huis gebragt „fchynt overe een te komen met het Knoopbloemige van C, BAUEHINUS welk die Kruidkenner, te Napels van den Weridarden TMPERA TUS ontvangen ‘hebbende , afbeeldt’ en befchryft ; zeggende, dat het maar Stengetjes heeft van ruim een half Voet en Blaadjes van een Nagel lang , doch Bloemfteeltjes van twee of drie Duimen. Men vindtze op Sicilie volgens Cyrirrus, Deeze Soort, en eene aanmerkelyke Verfcheie denheid daar van , groeit ook op Java, Cey- lon, Malabar en elders ín Oostindie, gelyk uit de Afbeeldingen van den Heer Heer N. L. Bu Rr MANNUS blykt (*). Go) to) Warhena tetrandra Spicis Capitato-Conicis &c. Spic. Glohefis, H Cf. Sp. ovatis. KR, Lugdb. GRON. Virg. 4. Ha Eeyl 299. BARR. Je. 855. Verbena nodiflora. C,‚B. Pin 269e Bae. 125. geen repens Folio fubrotundo crasfo nodifioe KA. VAIEL. Se @) eg edn & Verd, Javanica, BURM. Fb, Inde pi Te VL £ 1, 2e Dt AN DR STe 143 (1o) Yzerhard , dat viermannig is, met ge. AV, bondelde ans Lancetvormige a,” …_ die de Steng omvatten. In het Land by de Spaanfche Stad Buenos ne | Ayres, aan den Mond van Rio de la Plata in Ztrhera t Zuidelykfte van Zuid-Amerika, groeit deeze fs Soort, die veel meer hoogte bereikt dan eenige ride der «voorgemelden , en een Reus is onder de Yzerkruiden. Zy groeit tot vier Ellen en hoo- ger, met een Steng „die van onderen cen Duim dik is, vierkant en ruig. De Bladen zyn om laag Eyrond, doch worden opwaards allengs {maller. Op de toppen komen troppen voort van Aairen, eenigszins naar die van de Laven- del gelykende en bevattende, in haare Schub- ben, maar kleine Bloempjes en daar op volgen kleine Zaadjes. Uit Zaad is deeze in de Tui nen van Europa voortgeteeld. - Cx1) Yzerhard, dat viermannig ís, met langen gefpitfte Aaîren en Piekvormige Bladen. ner Deeze, die op vogtige plaatfen in Kanada groeit, maakt ook een zeer hoog Gewas, en heeft Bladen als die der Brandenetelen, doch fmal« (to) Perbena tetrandra Spicis tfasciculatis &c, He Up/. $. Clif. zi... Lagdb. 326, FABR. Helmftad, 108. Verbena Bonarieafis altisfima. Din. Eftb. 406. T. 300. f. 337e (11) Perbena terrandra Spicis longis acuminatis8c. H. Upf. Be FAER, Helmf?, 109. R. Lugdh. 327. Verbena Americana altisima &c, HERM. Parad, 242. ICON, IL, Dasn. VII, Sruw, 144 TWEEMANNIGE KRUIDEN, IV. fmaller, met Draadachtig dunne Aairen in een eneen Pluim vergaard, van blaauwe Bloemen. Het is Hoorp- cen overblyvende Plant, gelyk de voorgaande , STUK. _ die zig ook bevindt in de Europifche Tuinen. xm. (re) Yzerhard, dat viermannig is, mêt Pons Draadachtig dunne Aairen en onverdeel- Karo de, Lancetvormige ;-Zaagswys getande ; ftompachtige, byna ongefteelde Bladen, De Bladen van deeze ,die in Karolina groeit , gelyken zeer naar die van Melisfe, doch zyn ruuwer: de Stengen hebben anderhalf of twee Voeten hoogte en_ de Aairen zyn uitermaate fchraal. Zy heeft | gebloeid, (53) Vzerhard, dat viermannig is , met Draad- vin achtig dunne gepluimde Aaîren, en onver- telbladig. deelde , Eyronde , ne: getande , fpit- Jes gefteelde Bladen, Deeze Soort is onder den naam van Yzerkruid met Brandenetel-Bladen door verfcheide Autheu- ren voorgefteld, en niet alleen door Momrison, maar (12) Verbena tetrandea dta Nn rolinenús Melisfe folio aspera. Dir. Elth. 407, T. zor. £ 388. Verbena Caroliniana Folio integra ferrato (cabro, Raj. Suppl. App. (13) Verbena tetrandra Spicis Filiformibus &c, H. Upf: 4e H. Cliff. GRON. Wirg. R. Lugdb. 327. FABR. Helmf?, 109e Verbena re@ta Canadenfis Urtice foliis. Moris. Hit III. pe 418. S. 11, T. 25. f. 3, Verb. peregrina Fol. Urtice. DoDe Mem. Verbena con fol, d'Ortica ds Canada. ZANON, Hiffe Cap. 106, P. 203 DiaNDREA 145 maar ook door ZANoN1 afgebeeld. Zy heeft een. regtopgaande vierkante Steng en zeer ruige We EEL 1. Bladen „-van figuur als gezegd is, doch niet Hoorp: brandende, De Groeiplaats isop drooge dorre STUKe Gronden, in Kanada en Virginie. (14) Yzerhard , dat viermannig is ‚ met Draad- XIV. achtig dunne Aairen, veeldeelige Bladen en terd. en menigvuldige Stengen, Deeze , in de Upfalfche Tuin bevindelyk , was uit de zelfde Gewesten afkomftig. Zy wordt van CLAYTON Laag are de in- gefneeden Bladen getyteld. (15) Yzerhard, dat viermannig is , met Draad- achtig dunne gepluimde Aairen,veelvoudig G gefnipperde Bladen en gen enkele Steng. Eindelyk komt hier te berde het Gemeene Yzerhard, welk dien naam voert, om dat men ‘er het Yzer mede plagt te harden , volgens Tracus. Het heeft in *t Hoogduitfch , deswe- gen, niet. alleen den naam van Eifenkraut , maar ook dien van Eifenreich en Eifenhart , behou- dende in ’t Franfch, Engelfch, Icaliaanfch en Spaanfch €14) Verbena tetrandra Spicis &c, H. Up/. 8 Verb, humie lor fel, incifis. CLAYT. Virg. 3 (15) Verbena tetrandra, &c, H. Clif. Fl, Sue, Kc. Kc. R‚ Lugdb, 327. Verbena communis Flore ceruleo, C‚ B. Pis. 269, Verbend reta. Don. Pempt. isop LOB, Joen 534 TOURSB, Jef? 200, HALL, HIA, 661 B. Daar, VII, STK) opvat 146 TwEEMANNIGE KRUIDEN; IV, Spaanfch byna den Latynfchen naam Werben, Aroagt: wiens oirfprong niet zeer blykbaar is. De Ou- His: den plagten het Verbenaea te heeten. Het groeit STUK. door geheel Europa op woefte, doch meest op Mai dorre drooge plaatfen, Niets komt gemeenct 2 EN aan de Wegen voor, in Switzerland, zegt de Heer Harrer. By Montpellier groeit het , volgens den Heer Govan „overal, In de mid- delfte en Noordelyke deelen van Europa kan men ’er dat niet van-zeggen, In ons Land komt het ‚by Naarden op dorre Heuvelen , op de Stads Wallen van Utrecht en aan den Dyk by Lienden in Gelderland voor, doch 5 Vriesland niet gevonde D k heb het; länd, ook op ae plaatfen Het heeft een regte, Bearmde Steng , van een…Elle hoog 5 met uitgebreide, gefnipperde Bladen , de meeften-in drieën gedeeld, waar van de middelfte Slip langst en diep getand, de twee anderen byna eenvoudig en Eyrond, De bovenfte, Bladen zyn byna onverdeeld, De lan- — ge Aairen,die hetheeft, zyn zeer dunenfchraal, - beftaande uit Bloempjes, wier Keel-Haairig iS» blaauw van Kleur, byna egaal verdeeld, met vier zeer korte Meeldraadjes. De Kelk is vyf- tandig , langwetpig en daar in rypen vier Zaar den aan, die Eyrond „ gefleufd en rimpelig zy. Van ouds was het Kruid van dien naam in 20 veel achting, dat mien het’als een Heilig of lie- ver als een Toverktüid aanmerkte ; doch heden- daags Dr AN DRE A 147 daags heeft men ’er weinig achting voor, hoes IV. wel het “by veele Autheuren zeer gepreezen AFDEELà wordt. Als Thee getrokken. zou het, tegen de Hoorp. Opftyging-en dergelyke Kwaalen, zeer diënftig STUK. zyn. „De Smaak is “eenigszins bitterachtig ha doch flaauw. „FoRrEsT us verzekert, dat het verdikte Extrakt- de Koorts zo zeker geneest als de Kina, ’t Gedestilleerde Water is tegen de Ontfteeking der. Oogen in gebruik, Uitwen. dig, in-Pappen opgelegd , is het van fommigen dienftig bevonden tegen Hoofdpyn , Zydewee , en om inwendige Gezwellen te verflaan, Men telt het onder de” Wondkruiden, De Bal- fem, daar van met Olie gemaakt, {was weleer een Geheim tegen de Jigt, Wanneer de Wor- tel met Augurkjes ingelegd wordt, bekomen zy daar van een aangenaamer. Smaak (*),, (16) Yzerhard , dat viermannig is, met en-- XV kelde Praadachtige Aaîren en dubbeld ge- spa vinde Bladen, urkend, Deeze, in Spanje op verfcheide pláatfer'à aan de Wegen voorkomende ,, is afgebeeld. door Crusivs , wiens Afbeelding LogeL en Dopo- ° NEUS (*) Stachh, Verband. voor 't jaar 1743. VI. Band. ps 266. (26) Verbena tetrandra , Spicis Filiformibus folitariis &c, tenuifolia. C. B. Pin, 269, TOURNE. Inf}. zoo, Ver benaca fapina. Crus.” Rár. 372. Don. nps Sn Verbena Hispaniee minor, Lom. Jam, 35e WE Dhn vit ons * IV. ArDEEL. mi : Eeue geteeld ‚ doch door geen Zaad te draagen was STUK. die Jaarlykfe Gewas weder verlooren” gegaan. muy Van het Gemeene Yzerhard verfchilt zy in- vige. pel 145 TWEEMANNIGE KRUIDEN: NEUS hebben overgenomen (*). Hy hadt de: zelve van Zaad uit Spanje in de Nederlanden zonderheid doordien het Loof veel fyner is, als uit verdeelde Vinnetjes beftaande aan een gemeenen Bladfteel. De Stengen zyn dun- ner en komen niet enkeld uit den Wortel , leg- gende ten deele op. den Grond, Het Kruid bereikt ook minder hoogte. _Lrcorus ESE venfte Lip een wei Hetman urgernd heeft de twee Meeldraadjes van el- kander afftandig, waar op volgen vict ftompe in het Kelkje aanrypende Zaaden. Van dit Geflagt, dat wegens de ruigte der Stengen door de Zaadhuisjes “dien naam van TourNEFORT ontvangen heeft, komen twee Soorten voors naamelyk €) EAA met gehakkelde Leen: n ©) Die drie byna gelyktydige Autheuren , en ongemeent bevorderaass der Kruidkunde ‚ hebben, met gemeene „ming de zelfde Houtfneeden of in Hout gefneeden Figuusen der Planten , door den Antwerpfen Boekverkooper PLANTI- ‚Nus, by wien hunne. Werken uitgegeven zyn „laaten gebruie ken , gelyk de vermaarde ToURNEFORT uit de Voorrede van PopoNEus aanmerkt. J/ag, in R bariam, p. 41 (2) Lycepus Fol, finuato-ferratis, Syst, Nat, Klle Gene 33° Pé ID GA WBR NE Wd Dit Gewas groeit aan de Oevers van Meiren pe Lc 5 en Rivieren in ons „Wereldsdeel; in onze Pro- _m. — vinciën aan den Ysfel en bovendien aan de kan,” ama sf ten der Slooten op verfcheide plaatfen, Men Pez ren, plagt het, deswegen , Water-Andoorn te NOC» ria. men, dewyl het naar het Aarrubium veel ge- lykt. Men wil dat het de Sideritis der Grieken Zy, en wel de eerfte Soort van Droscoripngs; doch dit is wat twyfelachtig. GesNerus heeft het , misfchien wegens de fi der Bladen : de Lancie van Christus aad Het heeft een ftevige es Lap laede, Tak: _kige Steng, van twee Vi oeten lang , vierkant, en jby verdiepingen omringd met ruige ftekclige Bloemkransjes. De Bladen zyn Eyrond , aan ’t end fpits, zeer diep ingefneeden, ja fomtyds Vinswyze verdeeld; nu glad dan ruig; Ct welk ‘er Verfcheidenheden van uitmaakt ;) redelyk lang gefteeld , niet onaangenaam ‘van Smaak. Gezeg- de Kransjes beftaan uit zeer fpits gepunte Kel- Ken, die kleine Bloempjes bevatten, wit met roodachtige Stipjes en maar twee Kledidrsac ie hebbende, met een Styl en Vrugtbeginzel, dat vier Zaadjes, die in de Kelk aanrypen, uitle- vert. Het Sap van dit Kruid geeft een zwarte Kleur af, zofterk, dat men de Vlakken daar is: uit het helene niet kan krygen, 5) 2 P. 63. pe. XII p. 63. Lycopus follis indivifis. FL Swc, N27, 31e Lycopus patuftris glaber, TOURNF. Jnfl. 191, Marrubium palaûre glabrum. C, B, Pin, 230. Marrubium Aqaarile, Don. Pempt. 595, LOB. Jee 524 H. DEEz, VII, STUKe 150 TWEEMANNIGE KRUIDEN. IV: telde Bladen, Dn (2) Wolfspoot met egaal gekarte Hoes. _ Deeze Soort, in Virginie grocijende, heeft STUK. Lancetvormige zeer fyn Zaagswys getande Bla- den , en van dezelve fchynen aldaar ook Ver- Visies. fcheidenheden voor te komen, Virginifch. CAMErHYSTE A. Aiseau, _ Een vyfdeelige Bloem, die de onder{té Slip meer uitgebreid heeft dan de anderen ; de Meel- draadjes digt by elkander; de Kelk byna Klok- vormig en vier bultige Zaaden:. zyn de onder- fcheidende ne van dit elst : dat aar hynly de s De | Bj EN a)» hier van, mey? “is in Siberie gevonden door Messrrscamip 3 ' Baauwe die dezelve genoemd heeft „Amethystina , op de Bergen groeijende, met een opgeregte Steng, enz. Het heeft de Steng ongevaar cen Voet hoog „ vierkant en glad: de Bladen tegen elkanr der over of gepaard, Eyrond en glad, diep Zaagswyze getand, in drieën gedeeld , met Lan- cetvormige Kwabben. Uit de onderfte Oxelen komen Takjes voort “uit de bovenften gegaf- _felde leenen die zeven Bloemen draa- ì gen, {2) Zycopus Fol, zqualiter ferratis, ms fol, Lanceol, té nuislime ferratis. GRON. Wirg. 8, (1 Amethy tea, Hert, pf, 9» Am. Acad, 1. pe 386 Amethyftina montana crea. AMM, Ruth. 54e HALLa 4d Uof. 1743 Pe Sie fe_3o f u Dr A NoBokokAe „A5 gen, welke blaauwachtig zyn, in Kelken van “AV. dergelyke Kleur , met twee kleine Borfteltjes an omgeven. Zy hebben, volgens nadere Waar- Hoor neemingen van den Heer HAarLER, de Boven: SOR lip in tweeën , de Onderlip in drieën gedeeld; eer % welk dit Geflagt sogedenmiyk van ’t voors gaande onderfcheidt. et Cu NITEL ciagstue 2 Kunels Dit Geflagt heeft een Smoelachtige Bloem, met de Bovenlip regtopftaande en vlak; vier Meeldraadjes . waar van twee see Meel bale eed knopjes, en vier Zaaden. ………—… … De volgende drie | oorten Komen % ri. ‘voer, “(1) Kunel mét Eyronde Zaagswys getande Bla. den en gegaffede end-Trosfen.. wrila „Wegens „den aangenaamen Reuk. vindt men nandicrs dit Kruid, Hedyosmos genoemd door Mircue- Lips en Thym met;Eyronde Ípitfe Bladeh door Gronovius. Het groeitin Ma- ryland en Virginie, waar van de bynaam. Mo. RISON heeft het onder den ‚naam, van Virginú- Jche nok Kalaminth ‚ met gefpiefte glad- BEU : de (01 Cúnila Fol, ovatis ferratis &ece Syst, Nat. Xl, Gen. 35. pe 63. Pig. XIIL p. 63, Satureja Origanoides. Spe Plans, Lp. 563, Hedyosmos. MircH, Epb. Nat. Car, 1748. Thy- mas Fol, ovatis. GRON, Virg. 88. Calamintha Mariana &c, PLUK. Mant, 34. T. 344 f. 1. Calamintha ere&a Virgo MoRIs. Hit, III. p. 413. S. 11. rS 19. fe 7, IL. Desn, Vil Srume et ; IV. Arp En, “ss TFTwEEMANNIGE KRutDeEn. de Bladen , voorgefteld en de Ridder hadt het bevoorens Kun, die naar Orégo gelykt , gety- Hooro- a Sommigen preezen het tegen de Koorts Palertoide Poleyach- —_@) Kunel met haesrikes tweetandige Bla: N den, en gekranfte Bloemen. Deeze, niet alleen in Virginie, maar ook op drooge plaatfen in Kanada groeijende , is te voo- ren Poleyachtige Melisfe genoemd geweest. Ka rM nam dezelve op zynen Reistogt in Pen- fylvanie waar , wotdende van de Engelfchen Penny Royal getyteld. Het was , zegt hy , een Plant van een zeer fterke en byzondere Reuk, ende aldaar in groote menigte op dorre plaatfen. @. Nn hieldtze voor zeer heilzaam , als Thee gedronken wordende » wanneer ’cr een Zweetdryvend Middel werdt vereifcht. Men zeïd ook dat het Kruid , in een warme Pap gelegd op eenig pynlyk Lid, een fpoedige vér- mindering van Pyn te wege bragt. Het groeit , volgens den Ridder , maar een Span hoog en heeft ruuwachtige Blaadjes met een of twee Tandjes, De Steeltjes zyn over de geheele langte gekranst met Bloemkelkjes „ die de bovenfte Lip driedeelig en fpits, de on- derfte (*) KALM zegt dit van er t welk mooglyk dees verhaafting op Kanada toegepast zal z (2) Cunila Fol. oblongis bidentatis DE Melisfa Pulegioides. Sp. Plant, LI. p. 593. Meliff. Flor, verticill, glomeratis &ce GRON, Virg. 90. KALM, Jin, IL, pe 337. D LAND RIA 153 derfte Borftelig hebben; de Bloempjes wit en Iv. blaauw van Keel, met twee geknopte en twee be ongeknopte Meeldraaäjes. Hoorns { TUK, (3) Kunel met’ ovaale effenrandige: Pladen , “im. gekranfte Bloemen en vierhoekige. Stengen. Tome Poleyachtige Thym was deeze te vooren ge- rl en tyteld door den Ridder. MoRrrsòön heeft het Kruid, onder den naam van Acinos, die ’t Blad en de gedaante van Thym heeft, met onuitge breide Bloemen, in Plaat gebragt. Het prösie omftreeks ge zere volgens Sa UVAGES cn gelykt veel naar he ette mn es ZIZIPHOR, A, DE Een Smoelachtige Bloem, met de Bovenlip Omgeboogen en onverdeeld; een Draadachtige Kelk en vier Zaaden , hebben die van dit Ge- flagt, ’ welk vier Soorten, tôt de oude We- reld meeftendeels behoorende bevat ; als (1) Zizifer met end-Hoofdjes en Eyronde Bla- r. den. Capitata. _D € Hoofdige. (3) Cunila Fol. ovalibus integerrimis &c, Thymus Pulezioi- des. Sp. Plant. 1, p. 592. Acinos Thymi folio & facie, Mo. Ris. Hif?. III, p. 404. S. 11. T, 19. f, 6 (1) Zizipbora Capitulis terminalibus Fol. ovatis. Syse. Na XI. Gens 36. p. 64. ten XIII. p. 63. H. Clif. zós. R. Lugdb, 313. Clinopod. fift, pam. Ind. Oce. PLUK. Alm. 111, T. 164. f. 4. Thymus Dhaiie e ieirabihe. BUxB. Cent, 11, pe ne a He ek - K 7 EH. Deer. VIL, Srux, 154 TWwEEMANNIGE KRUIDEN, IV. De naam van Ziziphora was door den Rid- AFDEEL, der gegeven aan een Thymachtig Jaarlykfch Hoorp-. Kruid , dat PLUKENETIUS afbeeldt onder den STUK. naam van Westindifch Pypachtig Clinopodium, Rm bloeijende dan de toppen der Stengen. Die ‘ Autheur denkt , dat het misfchien de Tsjeru- Tardavel van Malabar zou kunnen zyn „ aan- merkende, hoe veele Oostindifche Planten ook in de nieuwe Wereld voorkomen. BuxBAuM heeft het onder den naam van Laage Breedbla- dige Tym befchreeven. De Groeiplaats wordt gefteld in Syrie en Armenie, u (2) ee ed on yronde Bladen en Tors Zizighora Hispantras did die flomp Eyronde spuanfhe, 5 Je Blikjes Eelen: Ens bypaam toont de Grociplaats van deeze Loy welke. in Spanje door LorrLing is waargeno- mem Zy draagt drie Bloempjes ín ieder Blikje en heeft ftekelige Kelken, mm 8) Zieiter met deling Je Bloemen en Lan buitens: cetvormige. Bladen. De figuur der Bladen onderfcheidt deeze gee noegzaam van de Eerfte Soort, en bovendien _ DE en í É ks en heeft (2) Ziziphora Flor. racemofo- fpicatis &c. Am, Acad. IV. Pe 263 (3). Zizipbere ‘Flor, lateralibus Fol. Lanceolatis. H. Cl. 305. R. Lugdb, 313. H. Upf. 9, Acìnos Syriaca, Folio mue cronato, Capfulis hirfutis, Mons, Hijf, III. p. 404 S. kid T. 19 f. 3 4 D IAN DRA A. „155 heeft zy een Vlak in ’c Gehemelte.der Bloe- IV. men, die aan dezelve ontbreekt. Ook komen AEDEELe bier. de Bloemtrosjes niet aan, den-Top alleen, Hoorn. De Syrifche Acinos van Manos is tot deeze STUEn Soort betrokken, f dE Zig met 2; deling fe Bloemen en Eyron- _ Ive (4) k ) ) Ziziphora de Bladen, — Acinoïdes, ee k mach= Deeze heeft de wedaee vân een Soort van is° Thym, die by veelen Acines-geheeten wordt, waar van de „bynaam, doch is in % geheel veel grooter. De Bloemen me komen menigvuldiger … _… aan de zyden uit, dan in de A ande Bene de Kelken zyn-ookftekelig , „maar de Meel- — draadjes fteeken buiten, het Bloempypje uit, GMELIN heeft deeze in Siberie gevonden, Mo RN Ar Rr DAs „Een ongelyke - Bloem met de Bovenlip {mal en _niettemin:.de Meeldraadjes omwindende , komt voor in „dit Geflagt; ’t welk- vier Zaadjes draagt , “hebbende. vyf Soorten , sl in Hloord-Argecika gtoeijende, -—— vi _@) Monarda met end-Hoofdjes en een flomp- Momard mals Steng. Fifralora. De r, „pachu- ge. t+) Zizipbora Floribus lateralihus , Le ovatis, Clinopod: uma upinum incanum. AMM. Rath, N G) Menarda Capirulis radi Caule obtufängulo. Syst, Nat, X{l. Gên. 37. pe 64. Peg. XllL. p. 63. Vir. _ Cif, sk Lugdb. 313e Monarda, H. Clif, 11. Origanum GRuú- u. eas: VIL, Srux. 156 TWEEMANNIGE KRUIDEN. De Pypachtige Kanadafche Orégo, van Cors eer ee Nurus, heeft den naam van Monarda, ter ge- Hoorp dagtenisfe van den ouden Spaanfchen Gences- STUK. heer en Kruidkenner MoNArprz, van den wir vy Ridder bekomen. Deezc eerfte Soort en de | volgende is in ’t Kruidkundig Woordenboek van Mirrer afgebeeld. Men vindt ’er eene Verfcheidenheid van , die de Bladen minder ruig heeft, uit Virginie afkomfttig en door 5 RISON befchreeven. (2) Monarda met byna dubbelde mdj en een fcherphoekige Steng. Decze groei, in Penfylvanie, en is ook door „Dt. 8 Jork waargenomen. id 6) Monarda met Hoofdjes , en zeer gladde er rg Zaagswys’ getande Bladen.” In Virginie groeit deeze, zynde, zo wel als de voorige:, cen overblyvend Gewas , dat de Bladen grys heeft als die van ’t Clinopodium, De Bloemen Komen, als die van de Kruifemunt, aan Kransjes op het end der Stengen-voort s fiftulofkm Canadenfe. CoRN, Canad, 13. T, 14: $, Monarda mollis, Ar, Acad. IL. p. 399. Clinopodium majus Virginen(€ &c. Moris. Hift. II, p. 374 _ (2) Monarda Floribus Capitatis bblidvnnis &c. Milke Te. za2. f. 3e H‚ Clff. 498. Corp. Noveb, 7. Monarda Flore Capitatis, verticillatisque Sec. BUrTN, Can. 226. (3) Monarda Floribus Capitatis &c. Mon, Fol, ovato-lan= ceolatis &c, FI, Virg. 9. GRON, Wirg. 6e en den nere enen D tr AN DRI A; 157 en zyn, zo wel als de Bladen, van een zeer PE u aangenaamen Reuk. Aass (4) Monarda met gekranfte Bloemen, die Te Jlippeld zyn, Iv. Monarda’ ___ Deeze komt onder den naam van Kransbloe-Gtigpd: mige Monarda voor. Zy heet Smalbladig Vir-de. ginifch.Clinopodium by Pr uKENET, zynde door D, BanisrEr in Virginie waargenomen, De Stengen zyn, onder ieder Kransje van Bloe- men, met tien of twaalf roodachtige Blaadjes omringd, ’t welk dit Gewas zeer fierlyk maakt, terwyl ook de Bloemen groot engeel zyn, met paarfche Vlakjes getekend, Het bevindt zig , zo wel als de eerfte Soorten, in de Europifche Kruidhoven, (5) Monarda met gekranfte Bloemen, die lan- vs ger dan het omwindzel zyn. nae Van deeze Soort, die de Bloemen blaauw heeft , met een driedeelige paarfche Lip, vinde men door CrayYroN gemeld, dat de Steng be- paald wordt door twee of drie Kransjes , met een veelvoudig Omwindzel ; ’t welk uit fraaije ge- P (4) Monarda Flor. Verticillatis &c. H. Up/, 12, H. Clif. 495. R. Lugdb, 313. Clinopodium Virg. angustifolium &c, PLUK, Alps. III. T. 24, f. Te GRON. Virg. 6 (5) Menarda Flor. Verticillatis &c. Mon, ‘spic interruptâ &c. Fl, Virg. 9. GRON. Virg. 6. Clinopodium angustifolium non ramofum Flore caruleo &c, PLUK, Alm. 10. T, 164, fo 3. MORis, Hiff, Ille Ps 3740 S. Xie T, 3 É. 6. IL, DEEL, VII, STUK 158 TWEEMANNIGE KRUIDEN, IV, gekleurde Blaadjes beftaat, die naauwlyks lan- a” za ger dan de Bloempjes zyn ‚ «en met Haairtjes Hoofd: aan de kanten bezet, waar van de bynaam, STUK. Het heeft de Kelken ftekelig, de Bladen Lan- 5 Parke cetvormig ; flaauw geftreept. De Groeiplaats is ook in Virginie, kr vis Salic. De Rosmaryn benevens eenige Soorten van Salie, die Heefterachtig zyn ‚reeds befchrece “ID. vel hebbende *, zal ik hier flegts de overigen , pe gn sc,in die orde , id als zy in de laatfte Uitgaave 55, Cz: van het Ee a pe ind Zyn 3 Vl (6) Eem. met a re riek dubbeld ge- Urricifolia, tande Bladen; de Kelk in drieën gedeeld, dige > metde bovenfte Slip drietandig, Hier wordt de Virginifche Horminum „ met Brandenetel-Bladen en eenc kleine Bloem , van Morrison „ thuis gebragt. . Het is een Boom= achtig Heeftertje , dat in Virginie en Florida é groeit „ hebbende een wit en blaauw bonte Bloem , met een klein Helmpje en rimpelige gefpitfte, gekartelde Bladen ,-zo CLAYTON aanmerkt. 8 (38) (6) Salvia Fol. ovato-oblongis , implicato-ferratis. &cc GRON. Virg. 8, 5: Horminum minus Betonice folio, PLUK. Amalth. 119. T. 420, Horm. Virg. erettum, Urticz foliis » fore minate, MOR, Hil, III, p. 395 Se 11. T, 13e fs 31e Dre Wer ee 159 (33) Salie met Hartvormige, verihar, zagte IV. Bladen , en Troswys’ geaairde Bloemen, "jl die naauwlyks buiten den Kelk komen, der _ Deeze nieuwe Soort , op ’t Griekfche Eiland evin Chio gevonden door den Heer ARDUINUS, sene, maakt aldaar een Heestertje uit van anderhalf kl rf Voet hoogte , met Takjes die vierkantig, doch naauwlyks Wollig zyn. et heeft een zeer fterken onaangenaamen Reuk, als die van Kat- tekruid, 7) de en dn gekartelde Bladen, vil. der Bloemen hal eef dt Pen Kelken omgeboogen. Van deeze , in de Upfalfche Akademie-Tuin vóorkomende , wordt een lv Soort ge. maakt. (8) Salie met ge gekartelde Bladen , en ee toppen van. groote gekleurde onsrysthaart : sen ie ‚ Blikblaadjes, Sche, Dee- __ (33) Sa/via Fol. cordatis ferratis mollibus, &ce Mant, 25. Syst. Nat, Veg. Xlil. (9) Salvia Fol. oblongis crenatis &c, Salvia Fol. ovato- oblongis, &c. rs Up/, 11: Horminum comà viridi. TOURNE, Znf?. 1 (8) Satvia Le obtufs crenatis. Brafteis fammis fterilibas smmjoribus coloratis. Vir, Clif. 4. Hort, Clif. 12e re Med. 14. Roven Lagdbat. 31o, Horminum fativum, Ce j 238, Orminum verum Matthioli, GESN, Fasc, 17. er rn fe 21. TOURNE. Znf?, 178. DOD, Pempt. 294. IL, DEEL, VII. STUK, ‚en ï a6o TWEEMANNIGE KRUIDEn, | Deeze byzonderheid onderfcheidt het Gewas; * daar men onder de Kruidkundigen „ van ouds, . den naam van Horminum of Orminum aan ge- geven heeft ; noemende het in t Franfch J'Or- min. Het wordt van fommigen geteld onder de Soorten van Sclarey, en het mag, wegens zyne _fraaiheid en tecrheid , wel den naam van Ede Sclarey voeren. Men zou het ook Tamme Scar- ley kunnen heeten, dewyl het in Europa, door- gaans, niet voorkomt dan in de Hoven: maar zulks heeft het met de Gewoone Scarley ge- meen. CAMERARIUS zegt, dat het overvloedig groeit in ’t Land omftreeks Sienne in Toska- En maar nog ALS in Apulie, Illyrie door geheel G: land URNEFORT vonde ’er fanhfnefkelyke Verfcheidenheden vans op zyn Reistogt in de Levant, Ray hadt dit Gewas, in zyne Reizen, nergens wild aange- troffen. Het iseen Zaay-Plant, zo wel als de voorgaande: Dit is een Jaarlyks Kruid, dat naauwlyks hooger dan één of anderhalven Voet wordt, en veel gelykt naar de Salie, hebbende Wollige vierkante Steelen , met gepaarde Bladen, die uitermaate ruig zyn, doch breeder en nict zo hard als die van de Salie; zonder aanmerkelyke Reuk , maar bitterachtig van Smaak. De Bloe- men zyn klein en verfchillen in. figuur aanmer- kelyk van die der Gewoone Salie. Zy hebben, naamelyk, de Bovenlip korter en niet Zeisfen- vormig, maar Lepelachtig hol, gelyk de Ondere lip, + $ Der h WIBRTETKT 161 lip ‚die ook in drieën is verdeeld. De Takjes IV, gyn, boven ‘de Bloem-Aairen ‚ gekroond met Arrsr. zekere dunne Blaadjes, van eene paarfchachti- ares „ge Kleur of rood, De Zaaden zyn klein , ensrux. om derzelver wille, dewyl zy , even als die Morog- der Kwec-Peeren , zekere Slymigheid uitgee-” ven „ welke men uitwendig in Oog-Ontfteekin- gen gebruike » wordt de Horminum geteld on- der de Winkelmiddelen. De naam wordt, uit het Griekfch , van de verfterking der Minne- driften, waar op ook waarfchynlyk de gemee- ne Franfcie t paam van dit Kruid, ín Provence , á Prudhomme zinfpeelt, afgeleid. —_ (9) Salie met Hartvormige Lancetswyze ge- ie, golfde, dubbeld getande, gevlakte, hort Spree Bladen en gekleurde Blikjes , die korter dan de Bloem zyn, _ Deeze Soort komt in Neder -Ooftenryk en Boheme , aan de kanten der Akkeren en in de Wyngaarden voors zegt LiINNEus. Indien het de aangebaalde van Crusrus is, met bon- . te of wit gevlakte Bladen, die by Doponzvs Orvala altera heet, dan bereikt zy dikwils de gte van twee Ellen, (to) (o) Salvia Fol, Cordato- Lanceolgtis undatis &c, Hormi- Aum fylveftre Salyitoliuarmajns 8% CG. Bs Pin. 239. Horm. fylveie v. altera fpecies.- “CLUS, Hits M-p.-31s- Hoem. (ylea dà eid Lenn, 58e 1 en vin waa: 162 T WEEMANNIGE KRUIDEN. (10) Salie met Hartvormig Lancetswyze gé- tande vlakke Bladen, gekleurde «likjes en de onderfte Bloemlip omgeboogen. Van deeze , dic in Ooftenryk en ‘Tartarie via groeit, zyn de Wortelbladen Hartvormig, die aan de Stengen Lancetvormig Eyrond , egaal getand , van boven naakt van onderen Wollig: de Aairen voor het bloeijen volmaakt vierhoee kig, met gekleurde Blikjes korter dan de Bloe- men , die als met fyne Stipjes befprengd zig vertoonen Het is een tweejaarig Kruid, Ce) Salie met Harivormige beant Bladen; en Hartvormigt korte fpitfe Blikjes; 5 de Kelten Wollig. Deeze is Syrifche Sclarey by Bauninus ge tyteld, en door hem afgebeeld naar een Plant, die uit Zaad van Syrie, daar menze Bifarmar noemde, te Padua wasgeteeld, Zy groeit ook in ’t Beloofde Land , volgens Hasser Quist: Aan ftomp gehoekte Stengen heeft zy Bladen die Hartvormig, zeer rimpelig , Wollig „op de kanten uitgegulpt en een weinig gekarteld zyn. Bloem-Aairen zyn met Roedjes gearmd: de Bloemkelken vyfdeelig , de Bloemen wit met (10) Salvia Fol, Cojd. Lanceol. ferratis planis gee. Salvia Fol, Cordato-Lanceol, &2 ZinN. Goett. 207. Horminum fylv. Salvifolium minus. C. B. Pin, 239. Sclarea fol, Salviës minor f, glabra Tovans Inf?, 130. (18) Salvia Fol. Cord, dentaris &c, Horminum Syriacute GC. B, Pin, 238 Pradr, zlán To Kade wmmwgmemgmgmmwmzmammammmmmmmn nnen ntsc en std Dr-A NDR T AT 163 met den Styl eens zo lang als de Hels is. van IV. de. Bloem. Arnaetn (11) Salie met Hartvormig Eyronde, gerin Hoorns : pelde, Wollige Bladen, flekelige Kelkenen _ vr, een knobbeligen Wortel, made oedkleu- naam van Bloedkleurige Sclarey met Af- ng Den fodillen-Wortel., voert deeze by IRIUMFETTI, en is ook in ’t Werk van BARRIERE afgebeeld, De Geftalte is als die van Phlomis doch teer- der. De Kelken zyn overal ftekelig door uit- ftekende regte Haairen. Groeiplaats wordt gefteld in Italie, Dit en ’ volgende Kruid zyn overblyvende. Cra) Salie met langwerpig Hartvormige Bla, KIL, den, waar van de bovenften, de Steng om- en vatten, die byna naakte Kransjes heeft, Sclares de Bloemen met een Lymerige Helm. Deeze Soort groeit in de Velden van Euro- ; pa (5) Salvia Fol. Cordato-ovatis , rugofis Horminum Sanguineum Asphodeli radice. TRIUME. Ohf. 69, T. 69. Horm. fylv. majus hematodes glabrum , Flore coerue leo Tralicum, BARR. Rar. 234, T. 135, Sclarea Asphodeli zadice, TOURNE (12) Salvia Tes bne Sc, Fol. ovatis incifo= Ctenatis &c, H. Cliff. H‚ Upf RR. Lugdh. zro0, &c. Ke. HALL, Helv. 638. Horminum pratenfe Fol. ferratis. C. B. Pin. 238. Horminum fylveftre. Cam. Epit. 629. Lon. leon. 556. B, “Salvia agreftis Foliis cordatis ; &ec. Am. Acad, III. p. 309. Horminum pratenfe niveum ee incaniss Ce Bs Pin, 23de 3 1, Deen. VII. STUK. Yv AFDEEL. u Hoorn STUK. Eenwy- vigt. ‘ 164 TWEEMANNIGE KRUIDEN. pa en heeft daar van den bynaam, By fôm- migen wordt zy Wilde Sclarey genoemd , by ‘anderen Wilde Sake en in ’ Nederduitfch , zo de Heer pe GORTER zegt, Weld-Salie. Zy komt, volgens zyn Ed., op verfcheide plaatfen aan den Ysfel, en aan den Ysfeldyk in *t Graaf: fchap Zutphen, als ook omtrent Zalk in Over- ysfel voor. Gemeen is zy in Ooftenryk , Swite zerland, in Vrankryk, Sweeden en elders. Zy heeft een Steng van een Elle hoog, die vierkant is en ruig, met weinig Bladen bezet, die gerimpeld en ruuw zyn , by den Grond menigvuldiger en Hartvormig ‚ aan de Steng minder i ú getal , „_Ámaller-en veel korter ge- _ fteeld „ naar die van de Salie eenigszins gely- kende, De Kransjes, boven aan den Steel, zyn met eenige kleine bleeke Blaadjes gefchoord, Zy beftäan uit Bloemen , van drie tot zes in getal, als die van de Sclarey , gemeenlyk hoog blaauw , doch by fommigen ook wit, paarfch of roodachtig van Kleur. De Sneeuw -witte Veld-Sclarey met gryze Bladen, van BauHte Nus , wordt als eene Verfcheidenheid hier t'huis gebragt, De Bloemen zyn, in LE niet alleen van die der Edele Sclarey, hier voor befchree- ven , maar ook van die der Gemeene Salie, gelyk uit de Afbeeldingen van TouRNEFoRT blykt, grootelyks verfchillende. Zy hebben de ‚ Bovenlip Zeisfenvormig in tweeën gefpleetens en de Styl fteekt ’er aanmerkelyk buiten, 4e | Es evene meme nen D:-12 ANDREAS 165 wyl de Meeldraadjes daar binnen beflooten ZD, IV, die uit twee Stammetjes „ welke ieder zig in AnDEÉL, tweeën verdeelen, beftaans zo. de. Heer Har- en A LER aantekent. De Onderlip is in dricën ge- “TUe fneeden , even als in de-andere Soorten. In; Monas” de Kelk rypen vier himan ronde Zaad- jes aan. (er) Salie met- Hotrod Bladen’ de zy- XL deling fen gekwabd; de bovenften ongefteeld ; „32 de gene byna naakt en zeer ver van inditche, Ä el oe bot tat 8 5 “Deeze Soort worde ‚ wegens lié Bir de Bloemen; de Tygerpoot genoemd, of de groots fte Indifche Sclarey met bonte Bloemen. Zy is _by Morrison afgebeeld , onder den naam van Ruige Sclarey, die de Bloem Violet heeft, met Gouden Stippen getekend. Volgens nadere Waarneeming zyn de Bladen niet fcherp getand , ‚maar byna effeprandig. De Steng grocit wel drie Voeten hoog en ís, zo wel als de Blad- fteelen, Haairig. De Bloem is groot en blaauw ; de Bovenlip Zeisfenvormig, de Onderlip zoda- nig verdeeld , dar dezelve naar een vliegend Infekt, een Horfel by voorbeeld of een Hom: mel cl ke. De (13) (21) Salvia Fol. Cordatis , lareralibus lobatis , fummis ilibus Sc, Horminum Salv, Fol, hirfutum, Fl. violacee &c. MOR:s. Hift. III. S.'1t. T. 13. f. 16. JACQ: Horst. Te 78, Salvia Indica Floribus variegatis. heere dnf?, 179. Bou, Fl. Ind. p‚ 13 MH. Daer. VII. Srum. 3 hd 166 TWEEMANNIGE KRUIDEN. Ì (13) Salie met Hartvormige flompe gekartelde it ed eenigermaate Wollige Bladen; de Bloemén Hoorp- naauwer dan de Kelk. TUK» à zu Het Eiland van St. Domingo is ’er dee Grocie Doninsca, Plaats van. Pom:ngo- fche. (54) Salie met iid ‚ gehakkelde ‚glad- Te SR achtige Bladen, de Bloemen naauwer dan Orientaal- de Kelk. fche. Detie® die in Italie, als- ook i in de olRerfcne Landen , op de Velden groeit, heeft het Mond- fluk van de Bloem. Zo wel, als. de ae : pee gelyken , _door sie arme en verdelingen , naar die: van het Yzerkruid ‚ waar van zy den bynaam. heeft. ‘Men vindize Wilde Sclarey met Lavendelbloemen getyteld by Bau- HiNus. Men vindtze ook , zo GovAn aante- kent, in Provence ‚ komende aldaar , in Puinach* tige Gronden, alom voor. In Virginie Oe deeze Soort ook te huisvesten. xv. (1 5) Salie met Ren Kn et zeer Clandeflie ee ere ie dd Heimely- Ge ) Salvia vol Orde as Corollis Be werde ibus. (14) Salvia Fol. Serratis fnuatis leviusculis &c. Virid, Cliff. 17, R. Lugdb. zo9, Horm'num fylveftre Lavandulz C. B. Pin, 239, Raj. Hfl. 54s. Hormin. verben. foliis Ec. TRIUME: Ohf. T. 66. Salvia Fol. pinnati tifido-fin- » MERG Prov, 253. eer 15) Salvia Fol. Serratis pinnatifidis rugofisfimis &c. ore minum fylvefre incifo Folio, ezfio fore , Italicam. LARA. Rar. T, 220, D. „5 A Noa otras 167 rimpelige Bladen; flompe Aairen; mn IV. men naauwer dan de Kelk. Ar D= Deeze Italiaanfche , een twecjaarig Krui id, ern heeft vierhoekige, ruige Stengetjes, maar een Morag Span, hoog, boven meest met twee Takken,” De Kk cmniik der-Aairen zyn- ver van elkander , en famengefteld uit Hartvormige driebloemige Blikjes. De Kelken zyn lymerig gehaaird; de Bloemen violet , naauwlyks- eens zo lang, en hebben de middel-Kwab van de Onderlip wit, Dat het Zaad draagen zonder Bloem, ’t welk. ng te aan de voorgaande toegefchreeven wordt *, gelegenheid gegeven hebbe tot den bynaam , is waarfchynlyk. Immers men vinde de tegen- woordige Salie, met Vinswys’ getande ruuwe ruige Bladen, Haairige Kransjes en Bladerlooze Bloemen, getyteld (4). (16) Salie met flompe wuitgeknaagde Bladen , Ee de Meeldraadjes eens zo lang, als de Bloem. fear Onder den naam van Pyreneefche Lymerige'! de Sclarey, is deeze afgebeeld door Ht RMANNUS > die de Bladen met het Loof van de Anguria Vergelykt. Zy bevindt zig in de Openbaare Kruidhoven. Gi) (*) Vid, Ameen. Acad. TIL. p. 396. (+) Salvia Fol. pinnato dentatis asperis hirfutis, verticillis Pilofis, Florius apetalis. ZiNN. Goet, 298, (16) Salvia Fol obtufûis ezofis &c. R. Lugdb. 309. Hormie num Pyrenaicum glutinolam Anguric folio, HERM. Psrad, 187, T. 187. E 7 8 à Ì se H‚ Dear, VII, STUK, È 168 _ TWEEMAÁNNIGE KRUIDEN, Iv, (17) Salie met Hartvormig langwerpige uiige- At nank knaagde Bladen , de Meeldraaajes zo lang Hoorp als de Bloem. STUKe „xv =De Syrijche Sclarey voerde in dat Land den’ ne naam van Bifermas volgens CaMmrRARTUS, en wollige. daar van zal de Bynaam afkomttig-zyn. Een goede Afbeelding van deeze vindt men by Bare RELIER: Het Kruid heeft ruige Stengen van een Voet hoog ; Wollige Bladen zeer fterk doch aängendam van Reuk: Lymerige Blikjes en wit=" te Bloemen met ee Meelknopjes. xx. Mexicand Mexi an Íche. ) enden. se tie Ee at Voeten hoôgte + was deeze | Soort, wier Zaad men uit Mexiko ontvangen, hadt, in de Elthamfche Tuin gegroeid, en wordt dus ‚- met-teden, Zeer hooge Mexikaan- Jche Sclarey-geheten van Dir LENIus, dic, om dat zy veel Vogts begeerde, het niet on= waarfchynlyk ftelde, dat’ hääre Gtoeiplaats op vogtige ‘plaatfen mogte zyn, in haar Vadérland, 2 zis sof ee en Er (co) (17) Salo ia Fol. Cordato-oblongi erofis he. Horminum mehre majus Flore albo. BARR. Je--187.- Salv, Caule Frut. Sp. LE P.o T. 1. Salv. villofa et viscofa gc. Âr- LION, Hort. 49. N (+9) Salvia Fol, ovatis, utrinque acuminatis ferratis. H. CHF. 13. R. Lagdh, zog. Sclarea Mexicana altisfima facië Heliotropii, Dit. Elh. 339. Te, ass f, 330, Drs RD wr rE fl 2) Salie met Eyronde Bladen, de Steeltjes IVe: wederzyds ‘puntig ‚ de .Aairen Befthubd, de de Kelken driedelig. GoED= > 4e TUK. In Italie is deeze , die Spaanfche Sclarey door. xx TABERN MONT ANUS genoemd, en onder dien ib naam afgebeeld, was, van D. RATHGEB geeSpaanfche, vonden en in Spanje door LOEFLING, waarge nomen, Het is een Jaarlykfch Gewas, met de. Steng anderhalf Voet hoog, vierhoekig , ffomp boven. met witte Haaîrtjes bekleed. De Blad ederz Heen, Hef Ein 5E TE Blikje, die ER zyn ‚ zo REE als de Kel. ken. De Bloemen zyn blaauw. MC Salie met Hartvormige , kartelig zetelt XXII. _ «Bladen; de Kransjes byna naakt; den Svyl /77tid: leggende op de Onderlip van de Bloem. Gekranfe, ats laatstgeimelde by zonderheid opderfeheide deeze, die echter ook aan haare Pieks wys’ Ln vormige Bladen vry kenbaar is, Men v Breedbladige- gente wilde ief eed vd) Salvia rol: « ovatiss. Pétiolis uttinque mucronatis ke; RNipm; Orig: ek ’ ed daer Te voort, met Krans- p Jes digt aän elkander, die door dE Blaad. ss jes van een gefcheiden zyn. De Bloem is » geel, mêt cen zeer groote Sikkclvormige » Helm, die in tweeën gedeeld is', waar een lang Baitie vitfteekt *), De Draadjes ZyQ exa »_van langte als de Helm, met- Jange- kopjes: A „de Zaaden uit den Eyronde gefpiest, Kas- tanje-bruin” > “Sommigen willen, zo Zyn Ed, aanmerkt, dat ée Kruid tegen fig zou zyn. Bóccone welbäal: hed de Weyn eenen Muskus-Geur van krygt. Hee is in Ne Het gene. daar. tuschen komt (Stylorum pondera longioe va, ad duas lineas, Nodalo terminatan qui imperfelluseft lo talus.) verftaa ik niet; de befchouwing van de Bloem zou het mischien ophelderen, die, vo'gens BOERHAAVE, geel bont is, met een ruimen hollen Baard, Wordt eon „ ook , het Kruid de Spinrok van Jupiter geheten? 2 IL, Deer. vir, Srux. 172 TWEEMANNIGE KRUIDEN. IV. in de, Eychftettifche ‘Tuinbefchryving ; onder Arpsbin den naam van, de Spinrok van Jupiter, afge Hoorp- beeld, » Die Soort, welke zeer verte Takken STUK. _ „ heeft en een geele Bloem, Colus Jovis ge- wig ss naamd „groeit zo overvloedig door. geheel ks Neder-Oftenryk, zegt Crustus „dat ’er byna », Diets gemeener is aan. den. voet der Bergen „> en Heuvelen , als ook aan de kanten der hoo- » ge Tuinen , tusfchen de Haagen en * Ge- ss boomte.” TourNeErForT heeftze genoemd Grootfle of Zeer groote Berg-Salie, met Bladen van Sclarey en geelachtige Bloemen. De Groei irt is in Jealie en, , Duigichland, meest op Sly- kerige p. ak ' ee ig de opende of fprin- gend eren ‚ aan den v voet. Vn en zo RAY aanmerka X zexvL …_(36) satie met haden: Ehhh 2 Blae Spin ween den, gedoornde Kelken en Hartvormige getoom- — C _gefpitfte holronde Blikjes, ze Onder den bynaam van Egyptifche was deeze voorgefteld, als in Egypte waargenomen, zynde door den Heer ForskKaor, en metde Syrifche van, BAUHINUS vergeleeken. geweest , doch thans , wegens de Doornacht igheid der Kelken, daar van. onderfcheiden. ’c Gewas, in de Up- falfche Tuin geteeld en aldaar gebloeid hebben- de, hadt de Steng maar een Voet hoog. (21) (36) Salvia Fol, baloe répandis SC, Salvia ZEzyptiact á Mant, 26, ed Daw sE rg (27) Salie met gerimpelde, langwerpig Hart- IV: vormige ‚ Haairige , Zaagswys’ getande AFDERL Bladen ; de Blikjes gekleurd , langer dan Horst: de Kelken, holrond met fpit/e Punten, _ STUK XXVII Dit is de Gewoone of tamme Sclarey „ in ’t a Ja Latyn Sclarea of Scarlea. : Centrum Galli en Tamme Matrifulvia „dat is Moeder-Salie , in ’ Trali- Schrey. aanfch „Sciaria., in ’ Engelfch Clary , in, % Hoogduitfch Scharlach genoemd wordende, De Franfche naam Orvale komt naast overeen met dien, onder welken het by Doponzus is af- gebeeld. In de Winkels noemt men het Gal- litricum, zegt Loner, Die naam, of eigent- lyk- Gallitrichum, van de figuur der Bloemen afgeleid, zo HOFFMANN zegt (*), vind ik pogthans in geene Winkelboeken , wordende dit Kruid aldaar aangehaald onder den naam van Horminum, die. op de kragten. betrekking heeft 5 ‘hoewel fommigen meenen, dat de Hor- minum eù Orvala verfchillende Planten zyn 5 gelvk MarrTHrorus, aangetekend heeft (4). Wat daar van zy, ’t Gewas, dat in de mid- deldeelen van Europa niet dan in de Tuinen ge- (27) Salvia Fol. rugofis Cordatis oblongis &c. H. Cif. Upf' Mat, Med Is. R. Lugdb, zo9. Salvia Fol. Cordato= Ovatis &c. Guerr. Stamp, 263. Horminum Sclarea ditum,. C. B. Pin, 228. Orvala. Don: Pempt. 292. Scarlea , Cen- trum Galli & Office Gallitricum, Lon. Jeen, 556. (*) Casp. HOFFMANN. De Medic. Officinalibus, page 290. (Ì) Renopzus de Mat, Med, Rate 1623. Lib, 1. page 3440 IL, Dasr, VII, STUK 114 TwWEEMANNIGE KRUIDEN. IV. gevonden wordt, geeft Stengen uit van twee ad Voeten ‘hoogte, die dik-en vierkant zyn, zig Hoorp- in. Takken verdeelende,. De Bladen go van STUK. aanmerkelyke grootte ,‚ een Hand breed , „Euy weinig ruuw en ongelyk, witachtig en dla maate ruig. De Bloemen, naar die van de Sa- lie gelykende, zyn witnie of bleek blaauw, en groeijen in lange Aairen} waar op zwaït Zaad volgt, dat in getande Zaadhuisjes vervat is. De geheele Plant heeft cen zwaaren Reuk, en blyft, na dat zy uit Zaad is opgekomen, maar éénen Winter over. By Montpellier, daar hi Ge zekere ‚velden wild gei: volgens gte. Het Eule” in Eriekentind en fommi- ge deelen van Ïtalie gemeen zyn „ komende in Provence ‚, zo GERARD fchryft, ook aan de Wegen voort. Of dit het Horminum zy van DroscoriDEss is twyfelachtig, Men moet van deszelfs krag- ‚ ten een groot denkbeeld gehad hebben , om het te noemen Tota bona, in ’t Franfch Toute hon ne , dat is Algoede, Door zyn Kruiderigheid is het prikkelende en dienftig tot verdunning ie koude Slymerige Vogten ; als ook tegen de Opftyging en Moederkwaalen , wanneer het in Wyn getrokken wordt gebruikt. Uitwendig ftrekt het voor een uitmuntend Wondzuiverend _€n Pynftillend Middel. Het Bier, daar op g€- gist, wordt zeer fterk en maakt fchielyk dron- ken, De Bloemen. hebben fterker Reuk dan de DI AN DRI As 175 de Bladen, en zyn, gelyk dezelver, bitter van tv. Smaak. Een Zaadkorreltje, in het Oan gedaan , „Arneis daar wat in geraakt is, dient, gelyk de Kreefts- Haeans oogen, om hetzelve daar uit te helpen (*), _ STUK (30) Salie met gerimpelde, Vinswys’ verdeel. xxx. de „ Wollige Bladen „die de bovenfte Krans- ies onvrugtbaar heeft. phyla J 5 Hoornbld. De geftalte der Bladen, die de figuur byna“'8° , van Hertshoornen hebben, geeft hier den by- naam aan. „De { omen: monde Behe in Perfie. ir nl * (29) Salie met RE Uitesibi: Ze- xr. wolde Bladen, gewolde Kransjes; de Lip; end der Bloem gekarteld; de Blikjes omg gekromd he. en eenigermaate gedoornd. Men wil dat deeze de ZEthiopis der Ouden zou zyn, hebbende dien naam van haare Groei- plaats in Ethiopie. Als eene Verfcheidenheid is hier (*) Rurry Mat. Med, Lond, & Roterod, 1775. p. 238. ‚ (30) Salvia Fol. rugofis pinnatifidie lanatis &c. Salv. Fol, Smapl. dentato-pinnatis asperis. H. Clif. R. Lugds. zo8 He Upf. vo. Horminum rugofo Verrucofoque folio. Prus, Alm, 186. T, 194, f. s. HERM. Parad. 186, T. 136. Moris. Hijf. MI. p. 393. S. 11. T. 13. É. 6 (293 Salvia Fol. oblongs erofis Lanatis gc. Salv. Fol, Lanc. finnato-dentatis. H, Clif R. Lurdb. 308. Athiopis Fol. finuofis. C, B, Pin, 241, B, Athiopis laciniatis faliis, BARR. Rar. 24. T. 188, y, Marum Mgyptium, VESLe Alpe 2ia, T. 212, U, Daan, VII, Srux, 176 TWEEMANNICE KRUIDEN. „IV, hier die met gefnipperde Bladen van BAareLIee, rik ei als ook bet Agyptifche Marum van VesLinc:us Hoorp- t'huis gebragt. De Onderlip der Bloem maakt STUK. van vooren een Zakje. Het Kruid groeit in Il _ _Iyrie, Afrika en Griekenland , zegt de Ridder. XXXL (31) Salie met Lierachtig gevinde Bladen. Salvia hae FPoerigje, De Orientaalfche Salie, die zeer ruig en Iy- merig is , met gevinde Bladen, de Bloem en Kelk paarfch hebbende , zónder Reuk , van BoERHAAVE , maakt deeze Soort uit. Zy heeft de Steng Haairig ; de Bladen gevind , -uitge- & met den Bloem niet Sikkelvormig, klein en wd De Groeiplaats is in de Levant en Arabie, xxvmr. (28) Salie met langwerpige , Tundswys’ ges ain hoekte „ Wollige Bladen, de bovenfte Krans-- Verzilver» e. jes onvrugtbaar ; met holronde Blikjes, Hier komt zo wel de Siciliaanfche » met fond- achtige Verzilverde Bladen, van BoERHAAVE, thuis, als de Kandiafche, geheel Zilverachtige (31) Salvia Fol. Lyrato-pinnatis. Salv. Fol. compofito- pinnatis. H. Clifs 13- R. Lagdb. 309, Salv, Orient. tacifolia hirfatisGma &cc.- BOERR. Lugdb. Lp, 167. Te 167, Hom. Arab. Prum. Alm. T. 194. É. ge rn (28) Salvia Fol. oblongis , dentato-angutatis &e, sclarea ficula &c, BoemH. Lucdb, Le p. 163, ZEthiopis tora Argentea Cretica lan, CUP, Cash, R D. KA EN SBERIEEN 17 Wollige ZEthiopis van CurAmus. ’Is een IV. middelflag tusfchen de Sclarea en ZEthiopis „ zo Ärpeetw de Ridder aanmerkt; hebbende de Bladen zeer hes Wollig: de enden der Aairen als gedoornd, de STUK. Bloempjes wit met eene paarfchachtig ruige „Ama Helm en geelachtige Lip; den Styl langer dan de Bloem. (38) Salie met Vindeelige gerinijelde Haaîrige xxxvin. Bladen, de Steng zeer Takkig gepluimd. Schie Door Arpuinus is deeze, die op Sicilie enfin Egypte groeit, in Afbeelding gebragt, zynde “Chr een middelflag tusfchen de Heimelyke en oid bladige , voorgemeld, (37) Salie met Lierachtig geoorde Bladen , de x«xvrt; Steng byna Bladerloos , den Helm van de £ annen: Bloem ten halve vweedeelig. In de Oofterfche Landen is deeze waargeho- ‘men door Forskaorr, In de Upfalfche Toin bloeide de Steng in ’t tweede Jaar, anderhalf Voet hoog. De Kransjes droegen wederzyds van drie tot vyf kort gefteelde Bloemen , blaauw van Kleur, driemaal zo groot als de Kelk, die befprengd was met Lymerige Haairtjes. De gee ftalte was als die van de volgende Soort, 32) S zn 38) Salvia Fol. pramen rugofis villofis, Caule Panicu- ato ramofislimo, fant. 26. Salvia, ARDUINe Sur. II, Pe Ike > EW (37) Salvia Fol. Lyrato-auriculatis, Caule fubaphyllo, &cs nt, 2 u Dzrr, VII, STR, 178 _ TWEEMANNIGE KRUIDEN: IV. _ (ge) Salie met Hartvormige „ van-agteren óR- Ar Es gelyk witgefneeden , Bladen ; de Steng Hoorpet naakt; de Bloemen voor het zortradtg neer- STUK, geboogen. „Sslvia In de Verhandelingen der Akademie van Pe- Knikkene tersburg is deeze, die in ’t Rusfifche Gebied In groeit, befchreeven en afgebeeld. COELEN SON 1 AS De byzondere Kenmerken beftaan ineen on- gelyke Bloem, die de Onderlip in veele Haair- achtig fmalle Vezelen verdeeld heeft, brengen- de het Gewas Gen volkomen Zaad voort. isin de Cliffortíche Lt Ginie Bal ving zeer fraay afgebeeld, Het Kanada: Secar Virgie als ook in Kanada, in de Bos- he, den Heer KALM aan, KarM zegt, dat Pens fylvanie ’er de eigentlyke Groeiplaats van zy;3 zynde hetzelve hem nooit Noordelyker voorge-- komen, dan op ontrent drie-en-veertig-en een vierde Graad Noorder Breedte: terwyl het Zui delykfte van Kanada op meer dan vyfenveertig Graaden Breedte legt. Derhalve zou de gezeg* de bynaam niet eigen BD De age __ftrekt “(32) Salvia Fol, Cordatis , inequaliter mans excifis &E Salvia fol, Cordatis, obtufë crenatis, Spicis Flo bus. AG, Petrop, 1747. p. 378. T. 14. (1) Collinfonia. Hert. Clif, ra, a E Corp, Meveh, # GRON, Virg. 6. KAEM, Jin, IL p‚ fchen, zegt LanNzus, en haalt-de Reizen van PAGE AEN PETE frekt ter. verceringe van- den gn nd RLA len, COELINSON, door wien de Natuurlyke © u. Hiltorie, «en sin ’t byzonder de Kruidkunde. tn geer is bevorderd, Dit Kruid, dat men thans in alle ri Am Kruidhoven heeft, is , zo gezegde Heer aane merkt „van een zeer byzonderen Reuk, wel aangenaam zynde, maar zeer fterk, Het ver- oirzaakte hem altoos , als hy plaatfen pasfeer- de , daar het in groote menigte-ftondt, doch voornaamelyk wanneer het bloeide , een vry hevige Hoofdpyn. De Heer Bar TRAM van Philac „die ’ zelve eerst ontdekte „ be: vondt het een zeer goed Middel te zyn , tegen allerley Pyn der Ledemaaten , inzonderheid: uit Koude ontf{taande , als men ’er die flegts uit wendig mede wreef. Het Afkookzel zoude zelfs dienen kunnen, om iemand, die van cen Ratelflang. gebeten was, in ’t Leven-te behou- den. Wat Noordelyker en in Nieuw Jork, werdt het Paardekruid genoemd , om dat het in ’t Voorjaar , es dat 'er nog Gras was Be Voedzel. voor de ftrekte, NE ie oi id De Vrugtkelk is in dit Geflagt Tandig ges baard, die van de Bloem tweedeelig: de Bloem zelf Prachtig met een ongelyk Mondftuk en het brengt één enkeld Zaad voort , aanrypende onder den Bloemkelk. Ms Maas El HE, Dazss Vil, STO 4% TAEEMANKrÓE KRUiveEn. Maar ééne Soort (1) is tot nog toe bekend van dit Gewas , ’t welk volgens LinNAus in Perfie, by de Hoofdftad Ispaham , zyne Groeiplaats heeft. Door den vermaarden Toux- NEFORT ‚ Op zyn Levantfchen Reistogt , by Erzeron , de Hoofdftad van Armenie. eerst ontdekt zynde, werde het van hem naar den ‘Heer Morin, Lid van de Akademie der Wee- tenfchappen van Parys, by de plaats der Ont- dekkinge Morina genoemd, en, dat zonderling was, het kwam vervolgens alleenlyk uit het medegebragte Zaad op,‚in de Tuin van deezen Heer; zynde, uit het aldaar gewonnen Zaad, ben in andere Tuinen van Europa, voortgeteeld. “pie” enner be “het nader, met de benaarning van Orientaalfche Morina , die de Bladen heeft van Carlina. Inderdaad, hect Gewas vertoont zig byna als dat van Bie Dis- telen , welke in de laage Weidlanden zo ge- meen cn een plaag der Boeren zyn door hunne voortkruipénde Wortelen , gemeenlyk Stekels genaamd, Het heeft de Steng twee of drie Voeten hoog , regtopfchietende en in ’t kruis bezet met zodanige Bladen, die groen ZyD » met gecle Doornen. Uit derzelver Oxelen ko- men de Bloemen voort , die zeer Pypachtig „ anderhalf Duim lang en aan den Mond in twee Lip- 4) Morina. Syst. Nat, XII. Gen. 41. p. 67. Vig. XIIL p- 67. H. Clif. 14. R. Lugdb, 236, Morina Orientalis Gaw- lina Folio, TOURNE, Cor, 48, Itin, IL. p. 120, Da RDE, êr Lippen: verdeeld zyn , de bovenfte twee- de} IV. onderfte driedeelig. Twee Meeldraadjes , die "Terr den Styl verzellen , fteeken buiten de Bloem Hoasn- uit. Zy heeft een eigen Kelk, die dus eigent-“70* lyk_ Perianthium genoemd wordt , zittende op dans het Vrugtbeginzel, dat in een byzondere Kelk vervat is, welke twee Draadachtige punten ‘heeft, Het Zaad is Eyrondachtig. De Bloe- men hebben den Reuk van Kamperfolie en zyn, aan de zelfde Steng ; witachtig of paarfch van Hls ” e en ee A. 3 Deeze naam , die volftrekt Oostindifch is, wordt volgens RumrHrius aan zekere Planten gegeven , wier gedaante overeenkomt met de Galanga's en dergelyken , doch die geen de minfte Kruiderige hoedanigheid of aangenaamen Geur hebben. Zy zullen, wegens de twee Meeldraadjes , hier thuis gebragt zyn door den Ridder, in dit nieuwe Geflagt , welks Kenmer- ken, in * byzonder, zyn Ed. dus opgeeft. Een Bloem die in drie “deelen gelyk is ge- fneeden: ecn driedeelige Kelk boven het Vrugt- beginzel, dat een driehokkig Zaadhuisje wordt , met veele Zaaden. | Drie Soorten , altemaal Oostindifche Gewas- fen , komen ’er jn voor, als volgt, M 3 ) B. Bssr, Vil. Srum. 182 TWEEMANNIGE KRUIDEN. Iv, (1) Globba met een opgeregte end-Aair. DEELe Hooup, _ Deeze heeft een enkele Kruidige Steng: Bla sruz, den volftrekt als die van de Maranta , met Vlie: 1. zige Steelen die Scheeden maaken, aan ’t end mershe geknot. De Steng loopt uit in een Aair; met en Bloemen ver van elkander; ieder Bloemom- PAAR wonden met een Eyrond Blikje, dat langer daa dezelve is. : wat, (2) Globba met een hangende end-Aair. a By Rumrnivs komt deeze voor, onder den | __paam van Wilde Globha, waar van die Autheur zegt, Ge eee Soon voorkomen. De Groote rit een Kr sIworte! als een Vuist, die’ op Selman Warrel rust, een Gewas dat een Stam heeft van veertien tot agttien Voeten hoog ‚ en van onderen eens Kinds Arm dik. Deeze Stam is overhoeks bezet met Bladen van drie Voeten lang en twee Handen breed , van Lancetvormige figuur. Aan ’t opperfte van den ‚Stam komt een Steel uit, van drie Spannen langte , welke de Bloem- en Vrugtfteng is, als in Leedjes verdeeld zynde „ die. Schuitswyze Blaadjes uitgeeven, in (ommige van welken een Bloem, in anderen een Vrugtbeginzel is vervat. De Kleine Wilde Globba , die men ook de Bloeie C1) Glakha Spicâ engs ereâd, Syst, Nat, XIL Gen. 3287. p. 67, Mant, 17 (2) globba spic elemen pendulà. Mant. 170, Globbâ Sylvestzis, BUMr, dab, Vi, Pp: 140, El, 623 63e Á Dusan Ta Bloeijende noemt , heeft een dergelyke Koik- IV, _ kende Bloemfteng van twee of drie Voeten Armas lang , met Bloemen bezet als die der Druif- Hoorn. Hyacinthen. Van de Bladen, die eerst als een STEE Peperhuis- zig van den Stam affcheiden , wordt „ onasye gebruik gemaakt om gekookte Ryst ter Markt te brengen , welke alsdan , daar in gepropt, de gedaante van langwerpige Kusfentjes heeft , die men Pali Pali noemt. _€3) Globba met eens zydeling fe Aair. EA | Deeze heeft, wegens de Trosachtigheid der Pruifachs” Vrugten , den . Rumrrrus noemtzet8° dus, en zegt dat de Malcitfe naam Makuy is, hoewel anderen het Gewas Maroy noemen. Het _ heeft Steelen van twaalf of veertien, doch op fommige plaatfen maar zeven of agt Voeten hoog en een Vinger dik. De Geftalte en het Loof komt met de voorgaanden overeen , maar een Elle of twee Voeten boven den Grond barst de kaale Steng en geeft een Vrugtfcheede uit, welke zig openende een Tros vertoont van Befieachtige Vrugten, zeer gelykende naar een Druiftros. Deeze Besfen zyn niet onfinaake- lk, wordende van de Kinderen veel afgezoo. gen, waar door men het Zaad bekomt, dat tot een aartigheid wordt bewaard, Ook werden - dee. (3) Ghbba Spicâ laterali. Afant: 170, Globba Uviformis. Rumen, Amb. VI. pe 138 T. 59. £ 2, 3 M 4 MH. Daan, VII, STUK, Es 134 TWEEMANNIGE KRUIDEN, IV. deeze Besfen veel van de groene Kakatoes „zegt nnen, hy, afgegeten. en Onder de Tweewyvigen van deeze Klasfe is STUK. de Anthoxanthum het eenigfte Geflagt, welk jk tot de Gras-Planten fpaar : onder de Dricwy- Iv. sro, vigen de Piper of Peper, ’t welk ik reeds heb bi. s6,enz. befchreeven *, Piper _Tot de Kruidige Soorten van dit laatfte fchynt Kaapie my dat Kaapfch Gewas te behooren, waar van Bip de Afbeelding in Fig. e, op Plaat XXXVII, XXXVIIL is gegeven, De figuur det Bladen en de Knoo- vs pigheid der Stengen komt vry wel overeen met _ de Derde Soort, welke het Siri-Blad van RuM- ee is grocijsnde. nn ie AE di Indiën; doch desze beelding neen die driedeelig- heid niet Tj welkeì in dit rs byna over- al plaats heeft, Ook zyn de Bladen van onde- ren niet ruuw, maar hebben vyf verheven Rib- ben, en de Kleur is aldaar bleeker of helderer groen, dan van boven. De Smaak heb ik „door aftrekking , niet fcherp bevonden, doch dit kan door.de Groeiplaats veroirzaakt zyn; wordende de Afbeelding van dit Kruid, welks Aairtjes of Katjes zeer wel gelyken, en dat ik onder de Kaapfe Planten ontvangen heb, mooglyk aldaar gekweekt , van my ter nader onderzoekinge Er UI. H O OFD: T RE ANDREA 185 EEE II HOOFDSTUK, ë s Befchryving van de DRIEMANNIGE KRUIDEN , _(TFriandria „) tor welken de Valeriaan en veele „anderen betrokken zjn. — Te Klasfe, tot welke alle de genen, die eenvoudiglyk drie Meeldraadjes hebben, behooren , bevat wel, gelyk ik aangemerkt heb; veele. Kruiden » maar onder welken menigvul- dige Bol- en Gras-Planten, die vervolgens op _ zig zelf befchreeven zuilen worden, voorkomen. Het eerfte Geflagt, thans onder de Eenwyvigen hier te befehryven, voert den naam van VALERIAN A. Valeriaan, De byzondere Kenmerken zyn, dat het naauw- lyks een Kelk heeft, maar eene eenbladige Bloem , aan de eene zyde bultig , boven het Vrugtbeginzel, dat een Enkeld Zaad uitlevert, Een wonderlyke Verfcheidenheid , ten opzigt van ’t getal en de figuur van de deelen der Vrugtmaaking, heeft in die Geflagt plaats , zo de Ridder aanmerkt. In fommige Soorten is de Kelk een naauwlyks zigtbaar Randje , op het Vrugtbeginzel ; by anderen is hy in vyven gedeeld. Het Pypje van de Bloem is by eeni- gen langwerpig , by anderen met een Honig- voerend Spoortje voorzien, by fommigen zeer kort : de Rand fomtyds gelyk verdeeld , fom- M 5 yds H. Dear. me STUK, 5 186. DORSIEMANNIGE KRUIDER, IV. tyds in twee Lippens de bovenfte gefpleeten. Aanaan, De meeften hebben drie, de wanftaltige twee, abra anderen één Meeldraadje s ook zyn ’er die in STUK. Sexe verfchillen en met vier Meeldraadjes, De Eewy- Styl heeft by eenigen een driedeeligen, by an- deren een uitgeranden, by anderen een. Kloot- ronden Stempel. Veelen hebben byna geen Zaadhuisje: het is by anderen dik, by eenigén tweehokkig. Het Zaad komt by fommigen met Pluis gekroond voor, by anderen in een Huisje van verfchillende figuur, Het bevat thans twintig Soorten , waar on= der de meeften tot ons Wereldsdeel behooren 5 naamelyk, | it leriaan Hen Orhange nr Bloe- Bebrn 1e mien, de Bladen Lancetvormig effenrandig. Op Steenige plaatfen of Puinhoopen , in Vrankryk , Switzerland, Italie en de Levant, groeit deeze, die de Roode Valeriana is der Autheuren. Men vindt ’er een goede Afbeel=" ding van by Doponaus en Loger volgens Ee Heer HALLER, die zegt, dat het Kruid, welk een overblyvend Gewas is ‚een a | Takkige B best van een nbs: hoog » mec wize. byna 5 (Cx) Valeriana Flor monandris Crudatis &c, Syst, Nat, XI, Gen. 44. Pe 72. XIN. pe 72. He Cliff. ggd gc. R. Lugdh. 235. ien. Eken. Ce B. Pins 165. Val, na latifolia &c. Moris. Hijl. III. p‚ zoz. S, 7. T. an 15, g, Valeriana tubra angustifolia, C‚ B. Pis, 165. Pae ss. J. B. Mi, IL p. 211, T RIAND EREA 187 byoa Hartvormige Bladen. Deeze zyn glad en IV, bleek groen, zo de eerstgemelde te regt aan. STOERE merkt, en het Kruid brengt geen platte Kroon- Hoorpe tjes maar losfe gepluimde Aairen voort, Het STUKe heeft zyn ndam van de roode Kleur der Bloe- „401 men , die gefpoord zyn en den Mond in vy- ven als tweelippig verdeeld hebben , met één enkel Meeldraadje, Hier wordt de Smalbladige van BAuHINuUs €huis gebragt, die op ’t Gebergte Baldus was Verzameld , hebbende de Bladen nog fmaller dan die van Vlafch en korter, fpits uitloopen- de, flyf en bleek, buiten orde om eene Knoo- pige ronde Steng geplaatst : doch voor *t ove tige weinig van de Gewoone Roode Valeriaan verfchillende, (a) Valeriaan met eenmannige Bloemen, de ur. Bladen Vinswyze verdeeld, à Gara Deeze heeft de Bladen als die der Ridder: £ 6 cupper fpooren gefnipperd, en wordt daarom Wilde“ Valeriaan , met zeer fyn verdeelde Bladen , ge- tyteld. Het is een Jaarlyks Kruid, in Portu- gal door Ceusius gevonden en ook groeijende iû het Ooften , zo de Ridder zegt, De By- Baam moet Calcatrippa niet Calcitrapazyn , of- men het dus by C, BAugminus vindt: _ want (2) Valeriana Floribus monandris , Fol. pinnatifdis, H, Cif. A. Ups. R. Lugdb, 235. Val, Fol, Calcitcapa. C. B Ë 164. Pin, „Me Daar, VIL Srus, 3 IV. A ’ Pei” doeld 188 DrieMaNNter Kruipen. want de Sterredistel wordt daar mede niet be- (3) Valeriaan met tweemannige Smoelachtige Bloemen , de Bladen Eyrond en ongefteeld, en deeze, die onder den naam van Vreem- pie, Gedraside. de paarfche of Witte Valeriaan door C., BAU- * Dioica, T weenuie ‘zige. HiNus afgebeeld wordt, zynde een Jaarlyks Gewas, dat in Amerika, Barbarie, Spanjc en Sicilie , volgens onzen Ridder, op de Akkers groeit. De Steng is maar een Voet, zelden een Elle hoog, uit ieder Knoop doorgaans twee Steelen uitgevende, die op ‘t end Kroonswy- — ze Bloemtrosje: 55 zyn bleek- groen en op d Kanten Banden vze ingefhee- en ‚ de grootften twee of drie Duimen lang. Op de Bloemen, die even als in de Roode Lipachtig verdeeld zyn, volgen Zaadhuisjes, naar omgedraaide Kelken of naar een Over- vloeds-Hoorngelykende ‚ waar van het den bve naam heeft,” De Zaadjes hebben geen Pluis, In Oostindie fchynt deeze ook te huisvesten. (4) Valeriaan, met _driemannige tweehuizige loemen ve „de Bladen Been effenrandig. Dee ae 5, 3) Waleriana Flor. diandris ringentibus &c. HI. Clif. Upf. R. Lugdb. 235. Valeriana purpurea albave. C.R, Pin. 164e Hie $7. Val, Indica. Crus. Hif. IL p. s4. Moris, Hifs III, p. Jog. S. 7. T. 16. f. 27. BURM. FL Ind. p. 15. (4) Paleriana Flor, triandris dioicis &cc, Ir. Oel, FI. Sutt. 31, 35. DALIB, Par, 11, H‚ Clif. R. Lagdb, 235. Valeriana pris T: tilla as 135 Deeze wordt Tweelwizig genoemd , om dat IV. er Planten van zouden voorkomen , die niet ern dan Mannelyke, en anderen die niet dan Vrou- Hoorp= welyke Bloemen hadden. Dus noemde Lrn-°TUKe N us haar, in de Cliffortfe Tuin , Valeriana ae met de Steelbladen gevind en van verfchillende Sexe. Elders hadt zyn: Ed, haar Veelwyvig ge- heten. De Heer HarreEr oordeelt, dat men= ze liever Manwyvig tytelen moest: want zyn Rd, hadt nooit geheel Mannelyke of geheel Vrouwelyke- Bloemen aan dit Gewas ontdekt; maar wel waargenomen , dat de Mannelyke deelen der-Tweeflagtige Ble op de cene Plant, en de ouwelshe deelen op de andere onvolmaakt waren, _Deeze Soort groeit in Moerasfige Velden van Europa en het Ooften, zegt Linus. Men ‚vindtze dus in Duitfchland, Vrankryk, Enge- land, Sweeden, Pommeren, als ook in onze SBrovincië op vogtige Weldlanden; zelfs hier hy de Stad. ’ Is een Kruid, dat aan den Wor- tel Eyronde of byna Hartvormige Bladen, die lang gefteeld zyn, uitgeeft, waar tusfchen Steelen van omtrent een Voet hoog voorko- men,,die met gevinde Bladen bezet zyn en op den top Kroontjes draagen, in fommigen fraay uitgefpreid , in anderen dige by een en niet fraay. Eed _palaftris minor. C. B. Pin. 164. Val, Alpina minor. C, B, Pin, 165. Prodr, 37e Parum laciniata. Prodr, 86, Praten(is minor. Moris, Umb, T. ze, Valer, minima, Dop, Pempt, 359. IL Daar, VII, STUKe 490 DRIEMANNiGE KRuIDEN, IV. fraay. Dit-laatfte heeft’ plaäts in die, welke en ' voor de Vrouwelyke- gehouden:-wordt. Decze Heerke heeft de. Bladen breeder en naauwlyks gevind, STUK. zegt de Heer Harrer, de Bloemen veel klei - persen wel met een driedecligen Styl, doch niet “dan onvolmaakte Meeldraadjes : de andere den Styl onvolmaakt, doch brengt niettemin Zaad voort (*). DiELENtus in tegendeel; zegt, dat (ommige Planten van deeze Soort-Zaaddraagene _ de , anderen onvrugtbaare Bloemen hebben, zonder Styl-of Zaad (ft), Doktor Scororr zegt ’er van: „de Sexe is veranderlyk: want: ss-nu eens vindt men Vrouwelyke onder -de an ee, drie- en cenmannige Bloemen » gemengd: v enkele ftomp: z-jes van Selen in de meeften voor: des het „ Kruid fomt tot de T'wechuizigen, fom- s» tyds tot de Veclwyvigen behoort’ (4). Hier, uit kan men de oirzaak ‚van ’t gedagte verfchil vige, e begrypen, v. (5) Valeriaan met driemannige Bloemen, alle de ar de Bladen gevind hebbende. Wilde, Deeze wordt de Groote Moeras-Waleriaan of À Groo= () HALL. Hilo. pe 6és. C{) DILLEN. Gif. p. 47. (4) ScororL. Carneof, p. 348, (5) Valeriana Flor, triandris Fol. omnibus pinnatis. H. Cfr. Upf. Sc. Ke, Valeriana paluftris major. C, B, Pits 164e Prodr, 86. Val, fylvestris major. C, B. Pin, 164. Fi, Lapp. 13. Val. fylvestris, DOD. Pempt, 349, LOB, Zoop, 715. HAbdko Helv, 662 TRA NDERIA ror Groote. Wilde + gemeenlyk Wilde-Paleriaan , __ IV. getyteld,- Men vindtze naast de voorgaande by Eerd Loger afgebeeld en naast de volgende by Do-Hoorps=: DONEUs. Dus kan men zeer duidelyk haar ver. STUKe. Schil van die beiden befchouwen, De Groei- „ft plaats is op dergelyke, doch meer Bofchachtige plaatfen van de zelfde Landen en dikwils by de voorige Soort, komende dus in onze Provincie dikwils aan de kanten der Slooten voor, In Vriesland heeft Me rse haar bovendien in de _ Bosfchen der zogenaamde Wouden gevonden. Doktor Scorort namze in Karniolie, alwaar zy Mertuize, zegt hy, genoemd-wordt, aan de Haagen waar, en bevondt de onderfte Bladen tien, de middelften negen, die aan den top vyf paar Vinblaadjes te hebben , zynde. het Zaad hier met tien, in de voorige Soort met twaalf _gepluimde Straalen gekroond. . Deeze Soort, inzonderheid: op de. Bergen groeijende en ook wat fmaller van Bladen ; (wes- halve zy dan Groote Wilde Berg-Valeriaan ge- noemd wordt,) is van ouds wegens haare uite- ‘kragt tegen de Vallende Ziekte ver- maard. Sommigen, echter , in laater tyd, heb- ben die kragt in-twyfel getrokken. Algemeener wordt. daarin een Zweet- én Pisdryvende, af- vetteride kragt der Stonden en tegen de Opfty= ging erkend, Ín eene groote Gifte is ’t zelfs een Purgeermiddel, Men gebruikt het Aftrek- zel in Wyn, dat beter is dan het Poeijer van den Wortel ; dewyl die door ’ droogen veel ver. u, DEEL, VII, STUKe Iv, AFDEEL. ut. Hoorp- STUK en wige, Tamme. 19% _DRIEMANNIGE KRUIDEN. verliest van zyne vlugge deelen, Hy is bitter achtig en eenigszins fcherp van Smaak en van een’ byzonderen Reuk, dien de‘ Katten fchynen te beminnen. Men houdtze voor Wondzuive- rende en het Loof, uitwendig. opgelegd , ge- _neest verfche Wonden, In de Pest en Bluts- koortfen houdt men ’t Aftrekzel van den Wor- tel voor een onfchadelyke Harfterking. (6) Valeriaan met driemannige Bloemen; de Stengbladen-gevind, de Wortelbladen on- verdeeld hebbende. Deeze, die de Tamme of Tuin-Valeriaan- iss wordt td het in ALE) LOSCORIDES te zyn, en-daarom komt de Wortel daar van in de Theriaak en Micbridaat. Behalve het gedag- te verfchil der Bladen, heeft zy ook de Steng niet gegroefd en het uiterfte der Vinblaadjes grootst: ’t welk geen plaats in de voorgaande heeft, Men vindtze in de Tuinen, alwaar de Wortel , die wat minder kragtig dan der Wilde is, ten dienst der Winkelen geteeld wordt : doch de natuurlyke Groeiplaats zou in de Elfaz zyn s volgens den Ridder, Doktor Marrus, even- wel, heeft ze ’er nooit in ”’”t wilde waargeno- men. Zy heet ook Speerkruid of St. Joris Kruid, en Zan ‚ wegens de gezegde hoeda- nig= (6) Wakriana Flor. striandris, Fol, Caul. pina. &c, He Upf. &c. Val. Fol, infm, integris&c. H‚ Cl. R, Lugt, Val. Hortenfis. C. B. Pin, 234. Don, Pempt, 349, Vale majo Phu. LOB. Jeon. 3140 T arEAcNrDoNekade: 193 gigheid ; in. ’t Engelfch Jalerian of „Setswall, IV, en Cutfinger; om dat men door ’ opleggen van ‚Arora een Blaadje zo gemakkelyk.een Snee in de Eiilkna Vinger heelt. De Duitfchers noemenze Bal-°TUE drian ; de Franfchen Valeriane. (7) Valeriaan met driemannige Bnn: en Nen getande Bladen ; de Stoelbladen Hartvor- Ty;greris. mig, de Stengbladen Kinos e langwer- 55 ziebladis Pig Eyrond, Een klein Plantje , di! op de Geleid in Duitfchland en Iralie , maar inzonderheid op de Switzerfche Alpen groeit , fomtyds maar een Handbreed , ja naauwlyks een Duim hoog 2yn- de, maakt deeze Soort uit, die aan de Sten- gen drie Bladen op een Steeltje of de Bladen. drie-Vinnig heeft , waar van de bynaam. C. BaumiNus, evenwel, hadt hetzelve een Elle hoog waargenomen. Ook meldt de Heer Har- LER, -dathet uit den zelfden Wortel verfchei- de Stengen ‚ van een Voet en-cen Elle hoog». itgeeft, Het fchynt, volgens zyn Ed., dat ter aanmerkelyke Verfcheidenheden van aan de gezegde Eigenfchappen kenbaak. (8) me Palin ride. triandris „ Fol. dentitis &t‚ SAUVe Moms. 276, jacqe Vind, zor. Val. Alpina prima & altera, C. B. Pin, 165. Prodr. 36. Île, val. Alp, prior planta pal= hs « minima PL unctalis: PEUR, Alm. z3e. To tan bo Pi © N u, Bie VIE SrUKe 64 DRIEMANNIGE KRUIDEN. IV, (8) Valeriaan met ‘driemannige Bloemen en eid anak langwerpig Eyronde eenigermaate. getande Blades’ de- SAE enkeld hebbende, f VIT Deeze groeit. ook „op. de Switzerfche en an- riana dere Gebergten. C. Bauuinos gaf 'er Bladen . Alpiche. van Speenkruid' “aan ," dat“echter niet “goedge- keurd wordt-door den Heer Harrem , hoewel _die zyne Afbèelding “voor ècht erkent,” De Bla N den, naamëlyk, (het welk ook tif dezelte blyk- baar vis ‚) zyn. maar weinig en op ver naa,z0 cherp niet getand, als die van dat Kruid; ger dyk Zer zelfs, de Valeriaan met nde Bla- den, v van BAUHINUS; toe, xt. „De “Stoel bladen „ naamelyk „ EST ronder 5 “die aan de Stengen langwerpiger en meer. getand; de on derften. hebben. lange Steele „ „de boventten zy byna ongefteeld, ’ Gewas js fomtyds een Voets Jomeyds een: of; anderhalf Elle hoog. , (9) Valeriaän “met driemannige Bloemen €h Hrad 2 dangwerpig Eyronde flompe eprenrandise fche, 1" Bladen, | „De Steng en Wortel van get is de Nar- | | dus hd (8) Valeriana Flor. triandris , En ovato-oblongis &c, Harr. Helv. 664, tin. 3. 6. Val, mont. (ubrotun- do-folio, Val. Alp. Scrophularize en Nardo Celtice fimilis inodora. CB. Pin, 164, 165. JACQ Vind. zoz. (9) Valeriana Flor, triandris Sc, Mat. Med, 23, HALL Helv. 664. Nardus ex Apulia. Nard. Celtica Dioscoridis, Cel- tica altera. C. B, Pin, 165, 166. Nard. Celtica, J. B. Hif IIL p. 205, CAM, Epit, 34e JACQ. Wind, 203. TRD AN D RIA 08 dus ‘Celtica”der Apotheeken:, dië nóg in eenige 1, Winkelbereidingen komt ; “hôewel anders it ME, weinig achting zynde. Men vindtze op foms Hoor mige plaatfen van Italie, Ooftenryk en in Swit-STUE. * zerland. Doktor Scorour vondtze overvloedig „eay- op de hoogfte Bergtoppen i in Stirie, en kog:ze er , tot Bondeltjes gemaakt, van het Werk- volk. MarrrrorLvs verhaalt , dat dezelve van daar “gezonden werdt naar Egypte ‚ em if” de Baden der- Vrouwen. debat teworden. Zy heeft epen 8 > dieovan-de Va- leriaan — „dan de In» difche “Spikenard, De Wortel i- Vezelachtig; geevende: Stengetjes uit van een “Span hoog 3 die met de Bladen: van ’t jee En be- as ‘zyn Eg vk 10) Valeriaan. met driemannige, Bloemen ; 5 x. 8 „Stoelbladen. Lancötvormig, effenrand dig dE saberofs. overigen: Vinswyze verdeeld. ei vena De Wortel van deeze, die byna Olyfathtig is in fommigep., doch langwerpiger. in,anderen, in geeft ’er den aen aan. ”t Gewas komt on- …__= de nnn - MER UT _A*) Linnzus zegt , be het twee ; Linia: fompe Steng- heeft en gekranfte Bloemen; doch Jacquin hadt ’er de gekrante Bloemfteelrjes en lange Aairen , daar HALLER van (preekt, in Ooften:yk niét aan, kasnên vindef. 80 4 to) P aleriana El. triandris ik Fol. Tadicat Lanceolatis EC. Nardus montana Rad, Ofivari S Rad. ehtongì. G, Î, Pi, Mn edn: Can. Hpi, Ïse. 16 à ns N 2 N nk « hen. vn. stug. , dk Seike ait dites x96 DRItEMANNIGE KRUIDEN. IV. der den naam van Berg-Nardus voor: het ver Apen: fchilt in kragten weinig van ’ voorgaande en Boers groeit in Dalmatie, op Sicilie en in Provence STUK. XI. (xx) Valeriaan met driemannige Bloemen , de Saxanilfie Bladen eenigermaate getand, by den Wor- ige tel Eyrond , aan de Sing Jmal Lancet: vormig. Op de hoogfte Benet van leek Scrie en Italie, groeit deeze in de fpleeten der-Rot- fen. Zy wordt de Alpifche Valeriaan, dic naat de Mardus Celtica gelykt ‚doch: geen sReuk heeft, getyteld, De Wortel is niettemin van Crusrus aanmerkt wee of drie. Bladen. „ als der Madelievens kroonen den Stoel, die cen Stengetje uitgeeft, ’t meefte een Voet en fomtyds maar een Handpalm hoog , dat gearmd is en bezet met gepaarde fmalle Blaadjes. De Bloempjes zyn wit en komen overeen met ve van eid | Soorten, m6 (12) Valeriaan met driemannige Bloemen; dt Lusge __ Stoelbladen Eyrond, deStengbladen Hart Aairae, vormig an en zee ne inge: fnee heeden, — de (11) Valeriana Fl. eriandris, Fol. fubdenratis &ec, Val, Al pina Nardo Celtice fimilis we. & Nardo Celtice fimilis ino” dora. C‚ B. Pin. 165. Prodr. 88. Vaù, fylv. Alpina fecundt faxatilis. Crus. Hift. IL. p. 56. JACQ, Wind. zo4. (:2) Valeriana Flor. triandris, Fol, radicalibus ovatis &C Sp. Plant. p. 1664. JACG Vind. p. zo5. Te Ze Nardo Geltir sz Gmilis alia, Am, Acad, 1, pe 554 TAR AW Re 197 De langheid van de Bloem-Aairen geeft den __ IV. bynaam aan deeze, die op de toppen van den 7” ve Schneeberg by Weenen groeit, zynde door den Hoorns Heer JAcQuiN in Afbeelding gebragt. ’t Ge- STUK: was komt, voor het overige, met de andere era > Soorten overeen » groeijende maar een half Voet hoog, (13) Valeriaan met ariemannige Bloemen, de _xun. Stengbladen Hartvormig getand, ter : ded de bovenften drievoudig. Pyrenec- In grootte ‘overtreft deeze ver de meeften van dit Geflagt, zynde deswegen Allergrootíte Py- reneefche Valeriaan, met Bladen van Cacalia, door TourNeFoRT getyteld. Zy kwam hem voor in de Pyreneefche Bergen, en dergelyke ìs paderhand ook in Tartarie of elders waarge- nomep, (14) Valeriaan met dinatie Bloemen , sE drievoudige Bladen en eene klimmende Klimmen Sten. Door LokrL ING is deeze aan de Vaste Kust Yan Zuid-Amerika gevonden. Zy hadt platach- tig Dn | Flor. triandris, Foliis Caulinis Cordatis &c, re. Cliff, 15. R. Lugdb. 235. MONN. Ob/. 235. Val. maxi- ma Pyrenaica Cacaliz folio. TouRNr, Inf. 131. Val. Cana- denis, Riv, Mor. 6. Valer. ee Alliarig folio, Flore BUxR. Cent. 2, p. 19. Te 1 (te) Valeriana Flor. en Fol, ternatis &c, LOEFS: drin, 13e, HU, Dasr, VII, STUK. 198 DRIEMANNIGE KRUIDEN. IV. tig Eyrond geftreepte Zaaden met een gepluimd Arpeel. Pluis, De. Bloem was groenachtig Roozekleur, (15) EA met driemannige Bloemen en za alle de Bladen An : gulpswyze fees 7 red Bt Ghâ Deeze Chineefche , door den Be NL. BurRMANNus afgebeeld, gelykt veel naar de klimmende Boerhaavia, doch heeft regtopftaan- de Stengetjes; meer dan een Voet hoog. Aan end der Takken komen Kroontjes van Bloe- men, met-een omwindzeltje , en de Zaaden zyn Rat, zegt LINNEN, zn 120 Val met driemannige Bloemen » en ee en ef sag en Liniaale Bladen, haan- ad 7 me _ Een Kruid. en pont (15) Valeriana Flor. vind, Fol, omnibus cordatis ‘Sec, Burm. El, Ends p‚ 15e T. „(i6) Valeriana Flor, sais! ‘Caule dichotomo, Fol. li- nearibus, Fr. Sue „32, 36. f. 14, DALIB: ne Bec, ‚ Frutu fimplici. B, Calycibus inflatis &c, Val, Cretica Câ« 5 ce Veficario. TOURNE. Znf?, Corail 6, BOERH, ee: L ”T “gy. Val. Caule dichotormo- &c.- Val. Sem, Ste!latos CB. mie 165: Cor. Eepbr. Lp. 207. T, ze; 8, Vel. “Fruêu „Valeriana annua &c. äec. Moris. , Hf u ee 104. S. KT 16. f. 29. e, Val. Ceulé dichotomo &c. HALL. Helv. 666. Locufta major. Riv. Afone fd Val. involucro Flores cingente, GRON. Virg. 7. Vale Marilgndica. Ray. “Sappl.. UI. p‚ 244 2. Val. Canle diche Fol. imis dentatis &c. Sauv. Adonsp 13, GOUAN Hort. 23e ite -umbilicato: rotundo nudo. TourRNse drfle 13% Phu minimum, LOB. Jeon, ie Kruidb, 874, Ù gin REE on Een. Jaarlykfch Kruid, dat zeer bekend is, in IV, de. Moeshoven en mecisaa lk den naam van AFDRäbe. Vetflaa,-Vettik of Vettekous voert , wordt hier in Hoorp- zyne Verfcheidenheden voorgelield, Het was STUK» door. ToURNEFORT tot cen byzonder Geflagt „;, hei gemaakt „—onder-den naam van Valerianella, Sommigen hebben. het Loeufta, dat is Sprink- haan , mooglyk wegens de. figuur der Zaadhuis- jes „genoemd en hicr van de bynaam. Dusgeeft. er ook J.-Bauninus de Afbeelding van onder. den naam van Locufta Herba, dat is Sprinkhaan- Kruid, en eenige Oudvaders zyn van denkbeeld - geweest, dat de Sprinkhaanen ‚ welken, Johan. mes de Dooper in de Woeftyn at, geen Dieren maar zulk Kruid waren ; doch dit is ongerymd. De eerfte , die in Europa byna.overal of: «4, van zelf groeit,of in de Tuinen en Moeshoven “herberg gezaaid wordt, noemen de Franfchen Maches Poule grasfe en Blanchette: de Engelfchen Lambs- Lettuce of Corn-fallet, dat is „Lams of Koorn- Salade; de Duitfchers ook Reb- Kresfen, en in onze Nederlanden worde. zy-Wit-Moes , als ook Veldkrop en Kleerooge geheten „ zegt Dopo- Naus; doch de gewoone benaaming is Vettee kous, Vetflaa of Vettik, gelyk ik gezegd heb. Men noemtze ook Weld-, Akker- of Koornflau, niettegen(taande zy grootelyks van de Salade ver= fchilr. De Geftakte is bekend. Zy heeft ecn eenvoudig of. enkeld, Zaadhuisje, Rurrius merkt aan, dat -het Gewas dikwils in monftreu= ze gebladerde Hoofdjes ontaardt, N 4 De U. Deer, VII, STUK, \ 200 DRIEMANNIGE KRUIDEN. iv, De tweede onderfcheidt zig, zo door haarc APDEEL, Zaagswys” getande Bladen als door haare opgc- Hoorp- blazene Kelken; wordende Kretijche Valeriaan STUKe met eene Blaasachtige Vrugt van TourNeFoRT getyteld. De Groeiplaats is op *t Eiland Kan- dia. Uit den Leidfen Akademie- Tuin heeft _ BoernAavE haar zeer fraay in Plaat gebragt. t Het Zaad van deeze ìs Gefternd, of heeft nne GER Kroontje , gelyk dat van ’t Schurftkruid, In Portegal zou haare natuurlyke Groeiplaats zyn. 8. Het Zaad van deeze Soort of eigentlyk het bar Zaadhuisje, is met twaalf Tandjes als geftraald , die haakig ee Zi: Ens eert in % zelf. Ke Vefiaria, ge de, in & Soritzerland groeit, heeft Dentata. het Zasidhafsje alleenlyk drietandig. Zy komt ge. laater dan de anderen , en heet het Groote Sprinkhaan-Kruid by RA NUS, De zesde , in Virginie huisvestende , heeft Ratiata. een omwindzel der Bloemen, daar dezelven als Gekte ingekast zyn, komende anders met de gewoone Vettekous overeen. Zy bloeit vroeg in ’t Jaar, 5 Onder den naam van Veeldeelige , wegens Psmila. de bovenfte Blaadjes , was deeze voorgefteld wiene, door Govan, die ze by Montpellier gevonden heeft, groeïjende naauwlyks drie Duimen hoog, Te regt mogt zy dan allerkleinfte Valeriaan by Loper heeten , die ’er een Afbeelding van geeft, en aanmerkt, dat dit Kruidje Kroontjes draagt van Lyfverwige of paarfche Bloemen en zeer kleine gefhipperde Blaadjes , groeijende een Hand- T zita DRT dE Handpalm hoog. De Wortel, zegt hy, is wit, IV. zeer klein, met veele Vezeltjes als die van de ez Nardus, en den Reuk van de kleine Valeriaan, Hoorn. - De eerstgemelde, wier Bloemen en Wortel hy STUK by die van deeze vergelykt, groeit , zo hy aan-„is, merkt, zeer veelin de Zandige Koorn-Velden omtrent Antwerpen, “en is in Brabant wel be- kend onder den naam van Veld-Croppen, Et hed (17) Valeriaan met driemannige Bloemen , een „Evil lerianÂâ vierdelige Des de laagfte Bladen twee; rte pluimd Pluis. By Montpellier, in Lntesors kbraê Fleet op Steenige plaatfen voort. Dikwils fpruiten git den Wortel maar vier Takken , zonder Steng. (13) Valeriaan met driemannige regelmaatige es: Bloemen „ de Bladen getand; 5 de Vrugt srakeliees fmal met drie Tandjes, waar van het bui- tenfte grooter, is en omgekromd, Deeze groeit omftreeks de zelfde Stad, als ook in Italie en Provence op belommerde plaat- fen. Zy heeft een gegaffelde Steng, met Lan- cete (17) Waleriana Fior, triandris , Caule quadrifido , &c. Uv, Monsp. 275. GQUANe ae 23. Valerianella Semine umbilicato hirfuto minote. Morts. Umb. C13) Pakeriana Flor, triandris regularibus &c. Val, echinata, C. B, Pin, 165. Valerianella Cornucopioides echinata. Co- LU, Ecpbr, Ie pe 204: Te 206, GER, Prov, zië. GAB. T LJ 9 . N 5 II. DEEL. Vil, STUK, 202 DRIEMANNIGE KRUIDEN, IV, cetvormige; ongefteelde Bladen. De Bloemen Annen: maaken gegatffelde Aairen op de toppen van, Hoorn. de. Stengen uit. Men noemtze _Ampoulettes STUKe we gens. de figuur der Bloemen, en ( 10) Valeriaan met viermannige Bloemen en A Î_ zesbladige driebloemige les se de Leggendee Bladen de Dit is een overibeid: Plantjes p at op de hooge Bergen van Italie en Karinthie grocit, een Duim hoog en naauwlyks grooter dan de „_Madelieven wordende, fchoon men ’t in de ‘Tuinen Ee en een Hét heeft Eyronde An : ljes, gee- „xx: _— (20) Valeriaan met viermannige egaal vere Sanke deelde Bloemen, de Bladen Windeelig , de aaden aan een ovaal. Blikje aangegroeid, Laage geele Valeriaan noemde GMELIN deeze, in Siberie groeijende ;, die door AMMAN afgc- (9) Waleriana Flor. terrandris &c. Val, fapina Fl. tetran. dris Canle repente Sc. ARD. Sp. 2. p. 13. T. 3. Val. Alpina Fol, integris, ‘Rad, repente, inodora, RA). Hiff. 15. Val. mon- Italica minor &c. BARR. Rar. 15, T. 863. fed hee majot. (zo) Wakriana Flor, zerrardris nlb; Fol. piënaädis, Sem. Paler-ovali adnatis. Ver. Xiit. H, RE 13, Valerians lutea humilis, Aum. Ruth. 13. N. 25 Tab, 3 TR: Aomrpuadrta són afgebeeld is ‚ geevende uit een dikken Wortel IV, een Stengetje van een Span ‘hoog, met Bladen id als Hartshootnen verdeeld. en Kransjes van gec- Hoorpá : le Bloemen. Op opene: Velden was deeze in STUKe nog y= de Mey-maand bloeijende gevonden, alá WEE Rf en Erk De Kelk en Bloem, beiden, zyn in dit Ge= flat vierdeelig , het Zaadhuisje tweehokkig en veelzaâdig. De eenigíte Soort (1), in Nieuw Spanje Le door den Heer Moris waargenomen, heeft hj een kruipende, Draadachtig dunne, “Takkige, Kruipende, Kruidige, ruige Steng, van by de twee Voe: ten. De Bladen zyn rondachtig , en groeijen overhoeks ‚ op zeer lange ruige Steelen, die- dikker dan de Stengen zyn. Uit derzelver Oxe- len komen dubbelde, eenbloemige , dunne Bloemfteelen voort, van niet minder langte , met kleine Roozekleurige Bloemen, die een tuigen Kelk hebben. MN ADN Kak „Een vyfdeelige Kelk, de Bloem Klokvormig eenbladig ; de Vrugt is driehokkig met veele Zaaden, in dit- Geflagt, Hier maakt de ecenigfte Soort (1) een krui-___r Melobria gf end pendula, : dale Hangende. (1) Syst, Nat. Weg, XIII. Gene 1337. p. 74e _ Mant, 558. () Meloeia. Syste Nat. XII; Gen. so, p‚ 74e Weg. XIlfs ibid, U, Dier. VII. STUK. 204 , DRIEMANNIGE KRUIDEN. IV. pend Gewas uit, in Virginie, Kanada , als ook. Aapran ; in de Westindiën -groeijende ,’ en onder den Hoorn: naam van Kleine Komkommertjes geboekftaafd, STUK. _ Zo noemt het he ‚ Kleine kruipende Ba Virginifche Komkommer, met een zeer kleine Vrugt , die zwartachtig is, wanneer zy typ wordt, volgens BANISTER. SLOANE heeft het ook waargenomen , merkende aan, dat de Vrugt ovaal zwart en glad is. Dezelve hangt aan een zeer lang dun Steeltje volgens Cray. TON , die het Gewas by den Wilden Wyn= gaard vergelykt. Dus is ook die van Prumiers met Olyfachtige Vrugten, hier thuis gebragte Men vant de het, Gun, „dat Jaarlyks uic Zaad de. rocihuizen der Europi- fche eg alwaar het dikwils de Wan- den verfiert met zyne hangende Vrugten, RO TALK, Een drietandige Kelk zonder Bloemblaadjes: de Vrugt een driehokkig ‘veelzaadig Huisje , bepaalt de Kenmerken. L Hier van is ook maar eene Soort bekend (1), ee, welke huisvest in Oosndks een oder, Ge- ris. Ë was Gekranfte, ee ibid, H. Clif. 490. H. Uli 15% Gron. Virg. to. R. Lugdb, $23. Cucumis parva repens Virginiana. PLUK, Alm, 123, Te 35. f. s. Cucumis minima &c, SLOANE Hifl, 1, p. 227. T. zaz, f, z. Bryonia Olive frutu minor. Prum. Spec, 3. Je 66. f, 2. Cucumis Sinenfis & Murinus, RuMPH. Amb. V‚, (x) Rorala. Syst. Nat, Veg. XIIL, Gen. zz8g, ps 74. Mante 275. Enepaal, Hors. Male IX, p‚ 159. T. 85, TR IAN B RI A: 205 was, met een kruipende Wortel en een Klim- ry; mend Stengetje vaneen Handpalm hoog , rond , Arprrr, glad, met Leedjes. Het verdeelt zig in Veere gg mt achtige Takjes, welke met fmalle fpidfe Blaad- srumer=s jes Kranswvze bezet zyn, doorgaans vier, en Afongy- uit ieder Oxeltje komt-een Bloempje, dat een ”“* Vliezigen Kelk heeft eneen Vrugtje van groot- te als Mosterdzaad, OR ER Ah Jefe Gelnaetele Kelk wijk lessgonder Bloemblaadjes en de Vrugt e us ho ed huisje, bevattende veele Kalden; sr Twee Soorten komen ’er chairs in voor pe de eene in Spanje groeijende, alsvolgt. _@ Ortegia met een enkelde Steng en dn Ee gekranfte Bloemen. _ * Hispanicae RE - Spaaniche. Deeze „ waar van Crusrus een goede Afbeet. ding gegeven heeft, onder den naam van Bies- kruid. van “Salamanca, was hem, op Zandige plaatfen’by die Stad, tusfchen-de Wyngaarden , voorgekomen. Anderen hebben zein Kastilie en-elders in Spanje gevonden; zo dat het Kruid te regt den bynaam voert. Hy hadt het dus ge= noemd om de“ Biesachtige Geftalte , maaf Zegt; dat (1) Orzezia- Floribus-fabverticillatis , Caule femplici, Syst. Nat. Xi. Gen. 51. p. 74 Pig. KIL. p, 75. LOEFL. Ztin. 1120 Rubia Linifolia aspera, C. Be Pin, 333. RA). Hij, z033. Bencaria SalmanticenGis. CLUS Hift, 1, Pe 174 Hisp, Pe sn P, DxEL, Yu. STUK: 2o6 DRIEMANNIGE-KRUIDEN, IV: dât het ruuw ‘enmet Leedjes is als het Her- ht va “moes en zeer T 'akkig, hebbende gepaarde Blaad- poor: jes als die van ’t-Vlafchkruid en zoetachtig _ zynde van: Smaak. Het grocit van een Span Eer tot cen Voet hoog volgens Lorrring, die aanmerkt , «dat de Bloemen in nn zin grocijen. « | (2) Ortegia met een atraffeláe Steng en en- kelde Oxel-Bloemén. = = Deeze verfebilt dus vaanmerkelyk ‘van de voorgaande „en heeft bóvendien een overblye vende Rn dak ne ed de andere niet à at welke ‚van de voorgaande Soort » gegeven Was, op ‘deeze toegepast worden (*) Ln RE kt NGI A. Van dic Geflagt, dat tereere van den Kruid- kundigen LoêFLiNG , door zynen Reistogtnaar Zuid-Amerika vermaard, door den Ridder dus pede, is 3 it de teg 5 kJ DEE ee, En ie er ers ee c) nd Heie foltariis , enn. id Nat, zie. Xt. Ort. dichotoma, axillis Fol. fubhispid:s, ALL, Ni- Etens. 176. Te 4e f. -{*) Zo en aar in Mant. alt, p.17s. Habitat pen Favanium in-Saxofis, word: aldaar. ook gezegd. Die otiplaats is «my-duifter.. Zou zy in ’t Savoyfche Graaf ps Nizza, daar de Heer ALLION de-Rlanten van bef ’ kunnen zya? Turst AcN De Rore 207 een vyfbladige. Kelk en een vyfbladige Bloem, IV. dieszeer klein is; het Zaadhuisje eenhokkig ‚ Arpaas, driekleppig. Hoor In Spanje, op kaale Heuvels, niet verre van SEARS ‘Madrit; nam Loerrane. dit Kiddie waar, dat“ ”_… flegts-Stengetjes--hadt van -een half. Duim-of een Vinger-hoog „ en van hem Mllecebrum Spu- rium genoemd. werdt (1). Hy twyfélde, naa- rn. melyk ; ofhet wel hak. toe te betrekken wa- nel re „ als door het hebben van drie Meeldraadjes Spaanfchee en door zyne veelzaadigheid daar van ee dende. Het geleek, ‚ naar ’t Duizendgrein „hebbende, aan de leg de ruige kleverige Stengerjes ; kleine {pitfe Blaad- jes ‚ de bovenften Elswyze drietandig. . ’t Getal der Meeldraadjes-was: altoos drie, miet rofdache tige dabbelde--Meelknopjes.. Het adt een er- kelen Draadachtigen Styl met een enkelen. Stem pel. Het Vrugt of Zaadhüisje was Eyrond, en Porvenre MN oM. iRam driebladige Kelk „met-vy£-Bloemblaadjes die Kelkachtig zyn, brengende een prkeld Zaad, dat’ byna-naakt-is ‚ voort, + Dus zyn de-byzondere Kenmesken opgegeven Sen van die Geflagt , ’t welk maar ééne Soort bevat, (1)s-die haare Groeiplaats heeft op de gd wf andig, 5 ee Loefing's Syst. pn KIL. Gene sap. 74. Voeg. XIII. 75. Loer. Jin. p. ra Te de fe 3e AF, Spochbolme on. XX. Band. p. 17. Tab, (1) Polycnemum. Syst, en XIl. „Gen, ss. Pp 74 ze, XII, IL, Daze VII, STuwe 208 DRIEMANNIGE KRUIDEN. IV. van Vrankryk; Duitfchland en Tcalic. Dit Angra. fchynt van Ray ontleend te-zyn , die 'er Braak- Bboms: landen byvoegt , doch nooit de Bloemen of STUK. Vrugten gezien hadt. Eenige Geleerden van RR Italie, zegt Lorer, waren van oordeel, dit Kruid, een medefoort der Camphorata van Montpellier en den laagen Pynbeom gelykende, de tweede Anthyllis ware van: DroscorIDEss _ aan welke die Oudvader Bladen en Takjes van de Veldeypres heeft toegefchreeven ; doch, al- zo het een zo fterken Reuk niet hadt, nam hy liever de Jwa mof/chata of Basterd-Veldcypres daar voor. Gooak > heee by Montpellier ivf en wenn geeft het op als „een peas Kruid, betrekkende hier toe, het SFaarlykfe leggend Ganzenvoet , met korte Haai- rige Blaadjes, van TourRNeEFORT. Dit laatfte fchynt met de befchryving en Afbeelding piet overeen te komen; hoewel GouAN die aanhaa- ling ook gebruikt, Volgens GrraArp groeit het ook in Provence op de Akkers en nevens de Haagen , ja volgens Garrperr zelfs op de Straaten in een gedeelte der Stad Aix. Het wordt door anderen, als omftreeks Parys voorkomende, aangetekend, en DarLrBARD noemt NUJ. p. 75e SAUV. Mfonsp. 45. GOUAN Jlonsp, 24, Chienoe podium Fot. fubulatis prismaticis &c. Guarr. Stamp. te. Chenopodium annuum &c. TOURNE. Zal. Sos, Gamphorata vaginis pinofis. HALL. Helv. 183, Anthyllis altera Italocaat. Los. Icon, 404e Kruidbe 4590. T RIA N-D-R-I-A. 209 noemt het Sal/ola met een kruipende Steng,-de «AV. Bladen en Stoppeltjes ongefteeld Elsvormig Arps. Kraakbeenig hebbende. In Duitfchland is het Hoorne door de hedendaagfche Kruidkundigen-niet ge= sen vonden, Mong De Heer HarrrERr tekent het aan onder da” Switferfche Planten ‚ en zegt dat het naar de Kali eenigermaate gelykt, hebbende een règt- opítaande Steng, (*t:welk grootelyks met de an- deren verfchilt ; doch de Groeiplaats kan hier van de oirzaak zyn). ;, De Bladen „ aan de » Takjes breed, loopen puntig ! uit, en bevatten 22 ieder een Schubbe- » tjes, binnen welken een ‘glanzig Blommetje , ss van Kaffige Kleur, in vieren ongelyk: gefnee. 2» den. Het Zaad, zegt zyn-Edes ís rimpelig , s, met een taay fluweelachtig omwindzel,” We- gens dit laatfte zou het, in ’t Hoogduitfch,, den naam van -Anorpelkraut kunnen bekomen hebben. Lorrr getuigt; dat hetvaan *t oppere „fteder Takjes Wollige of Mosachtige bleekgee- le Bloempjes voortbrengt, die zeer droog zyn van Sm De ‘Bolpläntén en de zodanigen in * alge- meen, die Lelieachtige Bloemen hebben; als ook de Gehalmde of. Grasplanten, en die daar toe behooren , overftappende , kome ik tot het Geflagt van Mon OP CEN, Een tweebladige Kelk, bevattende eene eene la. IL Dser. VII Stuz, \ \ Iv. 10 DRIEMANNIGE KRUIDEN, bladige onregelmaatige Bloem, en een eenhok- rn kig driekleppig Zaadhuisje, waar in drie Zaa- Hoorb- STUK. den ; 5 zyn de byzondere Kenmerken van dit Het bevat maar ééne Soort (1), die in de „mia Noordelyke en middeldeelen van Europa aan Bronmin- Bronnen en Beeken groeit, volgens den Ridder. - Hy vondtze dus , in de Laplandfche Woefty- nen, op Monschtig plaatfen , en in dat ge- deelte. van Sweeden, *t welk men Wefterboth- nie noemt, zegt zyn Ed., is niets zo gemeen als dit Kruidje ,’t welk van de Sweeden 8. …_Montit ört geheten wordt (*). Het groeit in menigte, op plaatfen die ’s Winters onder Wa- _ Fontainebleau, zo VArLLANT aantekent, wiens -befchryving , door FABREG ov overgenomen, dus luidt. » De Bloem ontuikt voor de pr », en gaat omtrent een Linie open. Zy heeft » vyf Bloemblaadjes en sok zo veel Meel- ‚‚ draad- (1) Montia. Syst. Nat. Xll. Gen. zot. p. 103. Pig. XllL. p- rio. Fl, Lapp. 57, Fl, Saeé, 108, 135. KR. Lugdb. 199: Gen. ger de ag. minor, Mica. 18. T, 13, f. 2, Camerarit minor, DirL. Gie. 46, 61. 61. Alfine paludofa erica” poe VES Alm. Pp. 20T.7. fe dc: vaas VAILL. Paris. T. 3. fa 4. GORT. Belg. 32, (*) Flor, Suec, p. 39. Ik zou anders gedagt hebben, dit het zyne benaaming van den beroemden Kruidkundigen Jos Montaus , Hoogleeraar in de Kruidkunde en Nat, Hiftorie te _Bononie, kle mogt: volgens Phil. Bot. 6. 238. MICH zus hadt het naar denaelven Monsia getyteld, Tata nBadA A air Pe draad De Vrugt is een Zaadhuisje, van s figuur byna rond, maar met drie verheven Ates „> hoeken , ’t welk, met een verbaazende Veer. nn ss kragt , in drie gelyke deelen open fpringt , TUE » bevattende ieder een zwart Zaadje, dat aan 5mit, s, het middelpunt van de Vrugt gehecht is. » Deeze Zaadjes worden , door de famentrek- » kinge dier deelen, vry verre weg gefineeten, „> Het bloeit in Maart, April en Mey.” De vermaarde TournNerorT fchynt dic Plantje niet gevonden of niet gekend, ten min- fte niet befchreeven te hebben. ‚Mooglyk was de oïrzaak daar van, dat het byna, nooit voors komt dan met geflooten Bloempjes. Ook is % getal van de deelen der Vrugtmaaking niet be- ftendig , hebbende het dikwils een driebladigen Kelk en dan vyf Meeldraadjes, zo LiNN&us aantekent ; maar met ecn tweebladigen Kelk heeft het ’er maar drie, en kan dus hier be= hooren. D1irLtENrus hadt ’er een nieuw Ge- flagt van gemaakt, onder den naam van Camen raria, Rurrrus heeft de Bloem, verkeerde. dyk, voor vyfbladig aangezien, MicHELIUs “geeft een zeer naauwkeurige Afbeelding vân ‘dit Kruidje , dat veel naar het Muur . ebt, zeggende dat het in Moerasfige en natte Velden Van Boheme groeit. Een kleinere Verfcheiden- „heid daar van, zo ’t fchynt naauwlyks een Duim hoog , was op ’t Gebergte by Piftoja in Toska- gen , tusfchen Lucca en Florence, inzonderheid „by: „zekere, Herberg aa s Ez Het komt IL, Daar, VII, STUK, arr DRIEMANNIGE KRUIDEN, IV. komt in onze Provinciën, op brockige plaatfen , Arvetl. „o in Overysfel als in Vriesland, gelyk ook op Hoorp. Zand- en Veengronden; die vogtig zyn, over- STUK. vloedig voor. Driewj- _ De Akker- Porcelein van C.- BAUKINUSs Uigle : hier thuis gebragt, door Rayus in Engeland _fomtyds tusfchen *t Koorn gevonden , komt overe een met de Kleine Porfelein van CAMER ARIUSs by Leipzig in de Akkers gemeen ,fchynende het zelfde Plantje te zyn, dat volgens J. Bauure _Nus voorkomt in fommige Beeken , met Blaad- jes als van de Porfelein, groeijende- een of an- derhalve Handpalm hoog. Deeze. grootere » o ze ik de el nere „ grocijen volgens, den Pi, | Dit ‘Geflagt heeft geen Bloemblaadies ; de Kelk is in drieën gedeeld en boven het Vrugt „beginzel geplast, > dat een driehokkig Zaad- huisje: wordt. > Hier van is oes: maar rr Soort, in Virginie Profis: ‚‚… huisvestende, ontdekt (+), welke inde Ver- naca Paix handelingen van hek ae > ar Moeratigë m ”) Portulaca” pied c. B. Pin. 288. Alfine palufteis Por- | gulacx aquauce fimilts RA. Hifi. 1o3s. “Per. Herb, T. 1% cf. 12. Alfine aquatica futre@tior. J. B Hift, 11. p. 786. Por ‚ “tulaca exigua five Andrachnian Arvenle; CAMER, Hort. pe 13Te (1) Proferpinaca. Syst. Nat. XI, Gen, ro2, p. 103 Vi5e KUL p. tio, AB. Upf. 1741. p, 81, Trixis, MITCH, DIY: Gen. 23. E‚ N. C, 1743, N, 23e “ TRIANDEREA 213 Onder den naam van Trixis, was voorgefteld rv. door den Heer Mircuer. De Heer CrAvTON \rpee, noemt hêt Water-Walertaan , die de onderfte Moorb: Bladen oneffen gevind heeft, de Blaadjes Li- STUK. piaal en ftrykende; de bovéniten Lancetvormig , Zri8rmie., fraay Zaagtandig, overhoeks ; met Bloempjes in de Oxelen, nu eenzaam ‚nu drie of vier by elkander: de Steng doorgaans leggende en ge- gaffeld (*), Hier uit is de Geftalte blykbaar, HorosTE UM, Heelbeen, Een vyfbladige Kelk en vyf. Bloemblaadjes ‚ zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt, x welk het Zaadhuisje byna Rolrond heeft, met ééne holligheid, aan de tip gaapende. Het bevat vier Soorten, meest uitheemfche, als volgt. (a) Heelbeen met byna Hartvormige Bladen. Fifi Het Amerikaanfch Muur met Penningkruids auvor” Bladen, van HER MANNUS, vondt SL OAN £ op "8 Jamaika, daar het als ook in Suriname groeit. Op vogtige Oevers der Rivier Cobre , en in lom- merryke Bosfchen , was het 'er gemeen. Het heeft (*) Gronov. Flor. Virg. p 16 (1) Holofteum Foliis fubcordatis. Bik. Nat. XII. Gen. 1o4e Pe 103. Peg. Xi. p. 110. Alfine Fol, fubcordatis&c. H. Up/. 24. Holofteam Fol. orbiculatisoppofitis. BROWN. Jam, 135. Aline Amer. Nummaulariz folio, Hak. Par, T, ps 1le SLOAN, Jam. 87, Hif. 1. p. zo3 Us à U Deer, Vil, stu. — 114 _ DRIEMANNIGE KRUIDEN, seen heeft de Blaadjes rondachtig en gepaard, draa- DEEL, ur, … gende aan *t end der kruipende Stengetjes losfe Hoorp- Bloemtrosjes ver van elkander. De Bloemblaad- STUK. jes zyn wit, in tweeën gedeeld en kleiner dan de Kelk. in (e) Heelbeen met ovaale Vleezige Bladen, guns en Het Muur met ovaale Sappige Bladen, dat sappig. men in Nieuw Jork vindt; maakt deeze Soort uit, Hiefutun (3) Heelbeen met rondachtige ruige Bladen. Rui Deeze heeft haare Grodan, aan de Kust van Male Dn Iv. (4) Heelbeen met et Kroontje Bloemen. Gekeoond, De geftalte van deeze laatfte, die men op de Akkers der Züidelyke dêelen vän Europa aan- treft, zweemt eenigermaate naar de Lychnis. LoEr. (2) Holofteum Foliis ellipticis carnofis, Am. Acad. III. pe 21, Alfine Fol, ell. fucculentis. Corp, Novebe ge (3) Holoftewa Foliis orbiculatis hirfutis, Ans, Acad, utl, ROYEN M. (4) ee Floribus umbellatis, Loerm. Trin. 120. Spêt- gula Fol. oppofitis, Pedunculis umbellatis. GUETT, Stampe 298. Dau. Paris, 134. Holoft, Caryophylleum arvenfêe TAB. le. 233, Lychnis Graminea hirfuta umbellifera. MOB!S- Hifl, Il. p. 546. Se V. T. 22. f. 46, Caryophyll. arvenfS T- Roer Mene As 215 LoerLine zegt, dat dit Kruidje, in-’t vroege IV. Voorjaar; zeer gemeen was omftreeks Madrir „“TDEL: de -Hoofdftad van Spanje, alwaar het Stenge- Hoorpe tjes hadt, van een halven Vinger tot een Span STUE- hoog , die niet volkomen overend ftonden. Hy 275” befchryft het omftandig en meent dat het door TouRrNEFoRT, onder den Naam van Glad Voorjaars-Muur „met witte Kroontjes-Bloemen , bedoeld zou zyn. Deeze, immers; door VAIL= LAN T afgebeeld , hadt drie Meeldraadjes en drie Stylen. Dar LENius, die ’er, onder den naam van Holofteum ; cen nieuw Geflagt van gemaakt hadt, vertoont de Bloem en ’t Zaad- huisje, met het Zaad.” Het verfchilt‚ zegt hy, door zyne driekantige Zaadjes , van alle Soorten _ van Muur. Zonderling is ’t, dat C‚ BauHinus dit Kruidje Akker-Anjelier kon noemen. Decz’ zegt, dat de Steng fomtyds rood fomtyds groen is, met eenige Takjes opgeregt, anderen han- gende of omgeboogen met de-Bloemen, die ge=: meenlyk wit doch fomtyds paarfchachtig waren. De onrype Blommetjes, zegt de Heer HaLLEr , (die dit Kruidje by Bazel vondt ,) zyn roodach- tig, de rype wit. Hy nam ’er vyf Meecldraad- jes- in waar, doch fomtyds ontbraken ’er twee: of een, In Duitfchland , zegt hy, is het veel gemeener. Het komt overvloedig in de Boom- gaarden, aan de Dyken en op de Wallen zelfs te Weenen.voort, zo de Heer JACQUIN aan- merkt, De Afbeelding van dit Kruid, door TABER- O4. NA U. DEEL, Vil, STUKe aió DRIEMANNIGE KRUIDEN. IV. _NEMONTANUS, by J. BAUHINUS Overge- Ar DEEL: nomen, is de beste, en drukt de hoedanigheid Hoorp- der lange neerhangende Bloemfteeltjes zeer wel STUK pic. Het brengt uit den top van de Steng veele … nn Bloemen voort, zegt de Heer Har LER, die ’ jong zynde een Kroontje maaken , doch ouder wordende zig omkrommende gaan nederhangen. Het fehynt in onze Nederlanden nog niet waat- genomen te zyn, Veelen hebben den naam Holofteum zodanig begreepen, als of dit Kruidje by tegenftelling „ wegens zvne Slapheid, dus genoemd zou zyn: betekenende dat Woord iets geheel Beenigse Pur NEUS Ee in sock bekent tevens, dat het S amentrekken „doende niet alleen de We sn EEn, maar zelfs Stukken Vleefch, ds het 'er mede gekookt wordt, famenlymen- de, Droscorrpes hadt zulks toegefchreeven aan zyn Holofteum, een Kruidje van een Hand- palm groot, langs de Aarde kruipende, en naar Gras gelykende , doch’ famentrekkende van Smaak. Dit zal waarfchynlyk het tegenwoor- dige niet zyn geweest: en de benaaming kon veeleer, van de gedagte famenlyming of heeling — “zelfs van gebroken Beenderen, haare afkomst hebben: want anders was zy toepasfelyk op duizend andere Planten, KOS BN: 6 2-:A, Een peensge Kelk; geen Bloemblaadjes : een T Rrk WB a arn een Eyrond naakt Zaad : zyn de Kenmerken , IV. van dit Geflagt. Arena Het is, in ’t jaar 1765, in Ysland óntdkertooep.; t door den Heer Koenrc , die derwaards getrok- STUE ken was, om de Natuurlyké Hiftorie van dat Eiland te befchryven , en waar van het derhal- ve den naam voert, De eenigfte Soort (1) r maakt een Jaarlykfch Kruidje , dat naar ‘her 2754 volgende zeer gelykt. Het heeft de Stengetjes hed een Vinger hoog, Sappig, met weinige Pakjes en ftomp Eyronde Blaadjes , zo lang als de Leedjes zyn, aan 't end vier in el De Blaad- jes zyn in Klokswyze jes vervat, De Bloempjes, door Viiczige: Blikjes onderfcheiden , komen Troswyze aan ’t end voort. Het heeft fomtyds twee ‚ fomtyds drie Stempels. De Groeiplaats is op Kleijige plaat fen, die fomtyds onder Water {taan, zo wel op * Gebergte als aan den Zeekant. | POLYCARPONe _ Veelgrein. Een vyfbladige Kelk en vyf Bloemblaadjcs , die Eyrond en zeer klein zyn:-een Zaadhuisje dat driekleppig is met eene Holligheid. Zodanig zyn de Kenmerken opgegeven van dit Kruidje, aan de Wegen en op ongebouwde Velden van Provence en Italie gemeen. Het heeft: wegens de menigvuldige Zaadhuisjes , \ die (1) Koenigia, Syst, Nat. XII. Gen, 1241, Pe 104 Vigo KIIJ. p. 110. - Os IL. Daer, VII. STUK. 218 DRtEMANNIGE Kruipen, IV, het draagt, zyfen naam en komt daar in ovcr- it een met dat Onkruid, ’t welk men gemeenlyk Horne Duizendgrein noemt. De eenigfte Soort daar STUK, van (1), wordt zelfs Duizendgrein met Bladen Putcargen van Muur genoemd door TouRNeEFoRT, die old 5 de Bloemblaadjes, wegens de kleinte , moog- Vierbiadig, yk piet gezien of niet in aanmerking genomen zal hebben. Hetzelve groeit overvloed'g in de Hoven en op de Straaten van Aix, volgens GARIDELL, Dat van LoBeL, Gryze Zee- Anthryllis van Languedok met Bladen van Muur genaamd „ groeit aldaar aan den Zeekant, De Vierbladigheid , die deeze onderfcheidt , is nog- me zen nk: in de Afbeeldingen van : ENUS; welke laat- doch ook minder in út; hensen di Kruidje veelal met zyne Takjes op den Grond, gelyk he Duizendgrein, en brengende veele kleine Zaad- jes voort. De Smaak ís bicterachtig en Zou- tig „met eenige Kruìderigheid , volgens Lo ze Le Mor- (1) Polycarpon. Syst, Nat. XII. Gen. To5. p. 1o4. Vig. XIN p- HL ee tetrapbylla Fol, quaternis obovatis, Paniculis d'chotomis, H. Cif. 28. Sp, Plant. I- p. 80. Ane thyllis marina Alfinefolia. C_ B. Pin, 282, Anthyllis AlGne- folia Polygonoides major. BARR. Rar. 103. Tab, 534. Ante marina incana Alfinefolia Narbonenfium, Los. Jeen. 46 Kruidb. 552. Herniaria Alfines folio. Tovane. Jafs 07. teer B. Hij, Uil. pe 366 — FP nd Tin D R 1 A. 1 Morrvteo. Zagtblad, Deeze benaaming , wegens de zagtheid en | Bladen , in vergelyking met fommige anderen srurs van eenerley Geftalte, aan eenige Kruiden, die Trigynia. reeds overlang tot het Walftroo betrokken zyn , gegeven „ is toegepast op eenige Uitheemfche Planten, thans dit Geflagt uitmaakende, waar van de Kenmerken zyn: een vyfbladige Kelk „ zonder Bloemblaadjes en een driehokkig, drie- kleppig Zaadhuisje. ’ Kleine verfchil met het oorgaande i zyn daar in opgetekend , als volgt. (1) Pie met. gepaarde Lancetvormige Bla- E » de Takken overhoeks ; de Bloems „srfje Paarbladig 5, zydelings , dig: , eenbloemig. Deeze, op Ceylon groeijende en aldaar Feon- Pala genaarad, is een Jaarlyks Kruid, met lan- ge verfpreide gladde Takjes overhoeks en ge= fteelde Bladen , _äls ad is, Aan de Steng komen veele ge voort in het Bengaalfche Muut van ProrERee en het draagt zeer klein Zaad. Het Loof wordt als Slaa op Ceylon gegeten, zo HERMANNUS getuigt. E ) (1) Mollage Foliis oppofitis Lanceolatis , Ramis aiternis &c. Syse, Nat, XII; Gens ro6, p. rog. Vege KILL p. 111, FLor, Zeyl. s2, Alfine Sperguls facie Benghalenúis foliis an- 8ustis, PLUK. ee 75. £. 6 BURM, Fl, rd, p. 3%e M. Derr, VII S ig 220 DRIEMANNIGE KRUIDEN. IV. (2) Zagtblad met byna viervoudige Lancetvor- EE Anse. mige Bladen, gepluimde knikkende Bloemen Hoorp- en een opgeregte hoekige Steng. STUK. À le Deeze Oostindifche heeft de Blaadjes Krans- Per mt wyze, meest by vieren, geplaatst, om gladde Gefrekt. regte Stengen, die Veerachtig uitgeftrekt zyn , en de Bloempluim is uit losfe Trosjes famenge- fteld. Het vyfbladige regtopftaande Muur van Ceylon , afgebeeld door den Heer BURMANNUs, wordt hier t'huis gebragt. HI. (3) Zagtblad met vyfvoudige ftomp Eyronde an: Bladen, die even groot zyn, de Bloemen Vyfbladig. gepluimd. “Tot deeze Soort worde het ‘Ceylonfch Vier- _____bladig leggend- Takkig Muur van gedagten 5% Hoogleeraar , dat aan den Wortel veelbladig is, betrokken. Uit de Afbeelding fchynt het de Kransblaadjes niet volmaakt egaal , doch minder ongelyk te hebben dan de voorgaande Soort. Evenwel komt het my zeldzaam voor, dat dee- ze beiden niet te famengevoegd zyn. (4) ee Mollugo Fol. fubquaternis Lanceolatis, Floribus pani- Culatis nutantibus , Caule ere&o ED Aline nultiflora floribunda glabra Benghalenfis, PLum. Phyt. zi, T. 256, f, 2, Alfine ereta pentaphylla Fl. ako. BURM. Zeyl. 13, Te 7. Burm. Fl. Ind. p. 31e T. Sef. 3. (3) Mollage Fol. quinis obovatis zqualibus Floribus panie culatis. Fl. Zeyl. s1, Alline Ramofa procumbens quadrifolia &c. BURM. Zeyl, 13. T, 8. f. 1. BURM, Fl, Inde p‚ 31e é T RIAN DRI A “aar (4) Zagtblad met gekranfte Wigvormige Jpitfe 08 den, de Steng leggende en byna ver „Árp deeld , met eenbloemige Bloemfteeltjes. __ Hoorn- STUK. Deeze Virginifche , «ook een Jaarlykfch Ge- ‘1v,_ zwas:; heeft de Bloemen aan de Knoopen op vinsieas “korte Steeltjes- om de Steng zittende, met de ze dea Kelkjes fraay geftippeld, De Bladen zyn, ten „getale van vyf, zes of zeven, Kranswyze ge- plaatst. De Moilugo Spergula, thans uitgemon= fterd, kome naast aan deeze Soort Ce, Mt NvuART IA Een vyfbladige Kelk zonder Bloemblaadjes: | het Zaadhuisje eenholligdriekleppig ‚ bevatten- de eenige Zaadjes, - Dus komen de Kenmerken _voor van een byzonder klein flag van Mosachtie ge Plantjes, welken de Kruidkenner Loerring op de Heuvelen by Madrit waarnam, en van welken hy drie Soorten opgegeven heeft naa= melyk. | (1) Minuartia met or dekt gebropie Bloemen. „, it aen : Gegaffelde. (4) Mellugo Fol. verticillatis Cuneiformibus acutis, Caule fubdivio decambente, Pedunculis unifloris, H, Upf, 24e „Molluge Foliis (epius feptenis Lanceolatis. „GRON, Virg, 14e Alfine Spergula Mariana latiore folio &c PLUK. Mant. 9. Te 332. Ff. 5e Alfine procumbens Gallii facie. ERRET, Pië, TE 3e (*) Burm, FJ. Ind. p. 31. T. 5. f. 4e Vide Mant. 328, (2) Minuartia Floribus. confertim dichotomis. Syst, Nae KIL Gen. 107. p. 104. Weg. Xilk. p. 111. AB, Stochtie 3758. T. le f 4 LOEFL, dein. late Te. &. fe 5 de DasL, VII, STUK, „222 DRIEMANNIGE KRUIDEN, IV. Dit was een. taay „ hard en ftyf Plantje et naauwlyks ooit meer dan een Duim hoog, met Hoorp. Borftelige „Blaadjes „ de Bloemen tot een vier- STUK. kant Hoofdje, dat digt gegaffeld en getopt is, gin famengehoopt hebbende „ ongefteeld , met Bor- ftelige Blikjes; langer dan de Bloem. Van vyf “tot agt-Zaadjes, die rondachtig en Niervormig zyn, brengt ieder Bloempje voort, De Kleur van ’t Gewas is- oane van de Bloem uit den groenen, $ EE 5 Minuartia met endeling fe Hen over= rrd hoeks , langer dan de Blikjes. Can | velden _@ MEE met ane! Je Bloemen over- le Blikjes. Het onderfcheid is RN zele Gewasjes „om my daar mede op te hou- „den. De. bynaamen wyzen de Groeiplaatfen _duidelyk aan. _ Dikwils „komen ’er vyÊ Mecl- draadjes in voor, zegt de Ridder, t welk ze naar ’t Geflagt van Muur doet gelyken en die Soort ‚ welke Alfine mucronata heet, heeft ‘er veel overeenkomst mede, QUER TA, Dit verfchilt in Kenmerken van het voor- gaan- (2) Minuartia Flor, temin, altesnis , Brate longioribus, Loer. Zin. 122, (3) Minuartia Flor, termin, alt, Bra@teà brevioribus, LOEFL» drin. vaa To te £. 4e T: Rol AN DeR:E A, 5229 gaande alleen ‚ doordien ieder Bloempje een IV. enkeld Zaadje voortbrengt. LorFLiNG heeft ÁFDEsIe ook in Spanje de eeríte Soort wargenen Hoorp- welke genoemd wordt STUKa (1) Queria met getropte Bloemen. a Queria » Een Plantje , zegt hy, dikwils nog klei- gipsen s, ner van Gewas dan ’t voorgaande, en naauw- » lyks grooter. dan eens Menfchen Nagel, De »> gedaante , het maakzel ende ftyfheid-zyn , eveneens ‚ „maar het is veel. broofcher en ‚ het Bloemhoofdje zo fcherp vierhoekig niet. Hetzelve- breekt zeer ligt van de Steng af, » ’t welk met het voorgaande nooit gebeurt. „> Het heeft Borftelige Blikjes opwaards uitge- ‘ss breid „ de tip agterwaards haakig , die aan », de Kleederen hangen blyven, Het draagt „… cen enkeld, famengedrukt , rondachtig Zaad, 2» De Kleur za ’t Plantje is bna witachtig.” ueria met (2) an a eenzaame Bloemen, de edn In Kanada en Vigeiggenteiiees aas ten minfte indien hier het-Kruidje behoort , naar de Knawel of ’t Varkengras gelykende, % wele (1) Overia Floribus confertis, Syst. Nat. XII, Gen. To8. P- Tos. Veg. XIII ke 112, Quena Hispanica Braâeis patulis Cz, Queria Flor. baka Gaule dichotomo. Mollugo Fol, OppoGtisStipulis qusternis, Caule dichoromo, GRON. Virg 16, il, Daz, VIE, STUKe X 224 DRIEMANNIGE KRUIDEN, “ welke, volgens CLAYTON , roodachtige Sten- ze getjes heeft ‚een weinig Haairig, met zeer zeis. STUK. Vigte kleine, ruige, rondachtige Blaadjes, twee te- genover elkander. Het Zaad, dat zeer klein Driew)- is, komt binnen kleine Huistes; die in de mik- ken der Takjes geplaatst zyn, voort. EB CHE An | Dit Geflagt heeft den Kelk driebladig en drie finalle Bloemblaadjes: het Zaadhuisje is driehokkig , driekleppig , met drie binnen-Klep= jes; bevattende-ieder hokje een enkel Zaadjes De twee Soorten van hetzelve zyn in Noord- „Amerika Je ee ) line _Deeze , in zeer drooge Pynboom-Bosfchen van Kanada voortkomende, geeft veele overe endítaande Stengen tot den. Wortel uit, -die rond zyn, met verfpreide effenrandige fpitfe Bladen, van boven glad, van onderen ruigach- tig en zeer kort gefteeld. « Een menigte Bloc- men komen Troswyze , aan ’t end der: Take ken „ op Stceltjes voort. By Ray voert het Gewas , wegens de gedaante, den naam van Bezemkruid, (2) ú) Lechea Fol, lineari lanceolatis , Floribus paniculatië. Syst. Nat, X1l. Gen.-1o9. p. zos, Vig. XIII. p. 112. Am. Acad, IL, pe 10. T. IL. Ff 4, Capraria Fol. integerrimis. GRON. Virg. 75. Scoparia Fol, tenuisfimis &sc, Ra), Suppl. 132. TCR TEACNTDERE EE aes (2) Lechea met Eyrond-Lancetvormige Bla-_ IV. den, de Bloemen zydelings verfpreid, Apr Hoorp. In Zandige Bosfchen van Kanada groeit dit sTuxe Gewas, ’t welk ook in Virginie fchynt gevon- ie den te zyn, zynde Capraria met geheel effen- maj: andige “Bladen genoemd geweest, Het heeft St°9t* paarfchachtige ronde Stengen , met enkelde Takken overhoeks, ver van elkander. De Bla- den, die ook overhoeks voortkomen , zyn ovaal Lancetvormig van boven ruuw, van on eren Wollig, met den rand Iyks blykbaar gefteeld. De rien komen by twee, drie of vieren, uit de topjes van de Takken voort. IV. HOOFDSTUK, Befchryving van de VIERMANNIGE KRUIDEN (Tetrandria) , tot welken het Schurftkruid, Walftroo ; de Meekrappe , Weegbree , Kaar- den en veele anderen behooren, Or de Kruiden , die in de Bloemen vier ef Meeldraadjes hebben , deswegen Wierman- _- ige genaamd, komen ons de volgende Geflag- ten voor, Gro. (2) Leebea Fols ovato-lanceolatis, Flor. lateralibus vagis. Am, Acad, TIL. p. 11. Menandra Fol, alternis. GRON, Virg. RE 2ô0 rE P # Rl Daar, VI, Srume 826 VIERMANNIGE KRUIDEN. ° G LO BUL ART A Kogelkruide: iv. De Planten van dit Geflagt hebben Bloeme Daer hoofdjes, van zulk eene gedaante ;- dat fommi- „gen eenige Soorten daar van tot _de.Samenge- sjen ke flelde Bloemen betrokken hebben., Het ont- evers breekt haar aan geen gemecnen Kelk ‚ die ger Schubd is. Daar in zyn Blommetjes vg jeder veen eigen Pypachtig Kelkje „hebbend dat het Vrugtbeginzel inhoudt en het Blan. metje , welks bovenfte Lip in, tweeën, de one derfte, in. drieën «is, gedeeld, Ook is de of boden van den gemenen Kelk Kaffig. Het (hik el Meerane u uit : di van Skander. afgefcheis den zynet is T° 2: “7 Dewyl ik de Ceptalenchus RS tie büder de YHeefters hier woorgaat , ‘Kogelboomgetyteld cheb, geef ik aan ditGeflagt, om ‘de zelfde re- den, den naam van Kogelkruid. Zeven Soorten, meest in ons Wereldsdeelhuisvestende , komen ’er van voor, „Als ‚volgt. een Kogelkraid met de a zate, bns … de Dirietan- dig. En 1) Glabularia Caule Fruticofo , Fol. Lanceolatis &c. sé ‚XU. Gen 112. p. 151. Peg. XIII p. 119. R. Zugdbe do Globularia Frut. &c, GARID. Aguis. 210, Alypum Monsp: fe. „Erne. „Aksi hilis, d. B. Hi, ja „R, sot ns, Af Par. 1718. cil, C, B. Pin, 463» Govan. Monspe de Gan. Prov, 295. Crus, Hisp, 1798 de, 180, - Tr FR AN BREA 223 ‚de Bladen. pra ile ee en We „onverdeeld, Es ph ARE „ Hoorps. wi Gewis; welks voornaame radia iN rbe Languedok is „- hoewel’ het ook voorkomt“in ’t sr Rykevan Välence en“ in Fale, bemint de Rot: "& fen en ‘StcEnachtige pldâtfen, Een Gebergte | By Montpellier , ‘Mons Cet genaamd; woedt hets zelve overvloedig, Het is ook gemeen in' Pro- vence', “omttreeks” Aix , op dorte Heuvelen, Het “maake « een Boompje sn ee een’ Elle Bladen : gs welks E aard 6 lyken , dóch’ de b ften drietandig zyn. ‘de toppen der Takjes komen enkel je: hoofdjes, zelden twee by elkander, Ta van Een “dergelyk maakzel als gemeld is en zeer fchoòn Violét van Kleur , omtrent een Duim in middellyn. Zy beftaan uit zogenaamde Spa- telblommetjes „ wier bodem vier witte Meel: draadjes uitgeeft met zwarte Knopjes, enftaaft ieder op zyn Vrugtbeginzel „in een Kelkje met punten vervät, feder Blommetje is in drie Slips jes verdeeld, cn zy zitten by elkander op den Stoel van een gemeenen Kelk, gn is uit gefchubde. Blaadjes. … ke Onder den-naam van Verfilikkeljke Hoefer wands isd it Gewas voorgefteld en afgebeeld; om dag ‘er een zeer gevaarlyke en geweldige Purgees tende hoedanigheid aan toegefchreeven werdt. Men geeft 'er, ondertusfchen , ook den naam _ van 4bypum aan, betekenende een heilzaam en P 2 on Eeden 423 VIERMANNIGE KRUIDEN, Ve „„Cifchiadelyik ‘Geneesmiddel. Hoe tegenftrydig dit mag voorkomen; ís het doch zeker, dat by- Höorn na alle Purgeermiddelen „ naar de verfchillende STUE, _ omftandigheden en hoeveelheid, waar in men Bmw). ze gebruikt , of fchadelyk en gevaarlyk , of heilzaam en veilig zyn. Het is, met-algemee- pe toeftemming, onder dezelven tetellen. Men gebruikt ’er de Bladen , Bloemen en het Zaad van „ zegt GALIDELT, wien de vermaarde ToURNEFORT, de Praktyk oefenende te St. Chamas in Provence, verzekerd hadt, dat hy de, Boeren aldaar het Aftrekzel van een half t in BEL ali, een eben de hadt zien K CrusIius hadt ER | DN zelvers, in Andalu- fie, bet Afkookzel Zi van gebruikten tot gee peezing van Veneriaale Kwaalen, en voorgaven dat dit nooit mifte. Hy noemt hetzelve Hip- poglosfum van Valence , wordende aldaar ge- meenlyk Segullada geheten. Om kort te gaan, het Gewas komt in dit opzigt met de benaa- ming van Thymelea, welke ’er C‚ Bauninys aan geeft, overeen. (2) Kogelkruid met een Heefterachtige Steng s goeien de Wortelbladen ftomp Wigvormig , de Seyn di " _Stengbladen Lancetvormig. Het Schurftkruid van Baumann in ae 7 (z) Ghbularia Caule Fruticofo &c. Scabiofa Risnagarict f« Globularia frutescens &c, PLUK, Alm, 336. Te 53 £ Se Monis. Hijt, IL, p‚ st TET RAN DR 1 A: 229 of Heefterachtig Klootkruid, met ftyve Bladen, die aan den Wortel ronder en Hartvormig zyn, 2 Arpelt, N maakt decze Soort uit. TUK. (3) Kogelkruid met een Kruidige Steng, ár: HI Wortelbladen drietandig, de Stengbladen St enig Lancetvormig hebbende. Gen De blaauwe Madelief met een gebladerde Steng , die Aphyllanthes van Anguiliara ge- noemd wordt , in hooge drooge Landftreeken van Europa groeijende , voert hier den. naam -—- van Gemeen Kogelkruid. By CAMERARIUS zy afgebeeld. Men vindtze niet alleen in alie en Provence , maar ook in Switzerland, ja zelfs in Sweeden, op de Gothlandfche Kalk= Rotfen. In Duitfchland is zy niet ongemeen en komt ook in Overysfel voor. Zy maakt op den Grond een Roosje van ftevige, Eyronde , gladde Bladen, die lang gefteeld zyn, waar uie Stengetjes voortkomen van een Voet lang, niet ‘Takkig noch zig verdeelende , maar met meer of minder Blaadjes bezet en aan ’t end een Bloemhoofdje hebbende , dat hoogblaauw is. Het beftaat uit Blommetjes, die Pypachtig maar 1) Ghobularia Caule Herbaceo , Fol. radical, tridenratis Ec, Fl, Suec. Hore, Clif. R. Lugdh, Harn. Helv. 667, ‚ Aphyllanthes Anguillarz. CAM. Hort. p.18. T. 7. Bellis coe= zulea Caule foliofo. C. B. Pin. 262. B, Bellis coerulea Apu- le, y, Bellis coexulea Monfpeliaca. TABERN, Hift, IL, pe 709. U. Daza, VIl, STUK: 230 VrERMANNIGE KRUIDEN. IV. _niaâr diep ingefieeden zyn, in een tuig Kekje tel * vervats dat op een ‘Schubbetje rust , waar van’ Hob. veelen te famengevoegd den gemeehen Kelk STUK, uiemaaken» Het Zaad, dat langwerpig is en vee glad „zit eerst in het. Blommetje vervolgens in het Kelkje, dat met. de, anderen rust, op den ruigen_ Stoel. ww. — 4: Kogelkraid wet de Wartelbladen 3 Ginie, pe „gedoornd, de Stengbladen gefpitst en, f dedoomd. fenrandig. „Die is de eet blaauwve Madelief van NU > de De 3 v. O4 Kogelkruid. met ze Ear Boden ‚de Cedin Bladen Wigvormig met drie Zaten Á van 4 van de middelfte kleinst, Wederom cen andere Vareteke van de gezegde blaauwe Madelieven » die door de gemelde figuur der Bladen inzonderheid ver. it, 4) Ghoislaria Fol radicalibus crenato aenleatis &ec. Globus lazia fpinofa. TOURNE. haf. Eh Bellis corrulen fpinofà, Ce B. Pin. '26z: Bellis fpinofa Flore globofs 'C. B. Predr, izle (3) Globuiaria Caule fubnado „ Fol, Cuneiformibas &es Gl t L . 190: Scabiofa Bellidis folio humilis gee. Moris. Hif. HL ps sor S VL. Te rss É. ult. Bell, coerulea montana montana Frutes- cens. C. B. Pin, 262. B, Globularia en lain doe folio, TOUBNE, Jif. 467, T E, TR A NDR I A. „2Sr Schilt, zynde eenigermaate Heefterachtig.. De. IV, zelve groeit in Ooftenryk, Switzerland en op ArDEBte de Pyreneefche Bergen, Hodos. sTu (6) Kogelkruid met een naakte Steng , de Bla- er î den Eäncetvermig effenrandig. matinee Blooflenge Deeze byzonderheid onderfcheide een Pyre- neefch en Ooftenryks Kogelkruid , dat echter - wel de Bloemfteng geheel naakt „ doch de Vrugte draagende Steng met een of twee Blaadjes heeft „ volgens de aanmerking van Doktor Ger= ARD, Hier uit zou dan fchynen, als s of deeze Soort tot de Eenhuizige Planten behoore mog (7) Kogelkruid met de Steng ap vinke son- Vil, gefteeldeBloemhoofdjesoverhoeks ‚ de Bla- Ginz ei den Lancetvormig Eyrond onverdeeld. Het Levantfche Kogelkruid, met de Bloemen langs de Steng verfpreid, van TouRNEFORT » maakt deeze Soort uit , groeijende in Klein Afie. Dit is een chianed Gewas, met een Kruidige enkelde Steng, hebbende zeer kleine Lancetvormige Blaadjes, ver van er » CDs aan * bovenfte van de Steng ‚ van zeven tot tien (6) Globularia one nude &c. Glob. Pyrenaica Fol, oblon, go Gaule nudo. TOURNE. Juf. 467. MORIS, Hif. ut £ 4 ei Der in C. B. Pin. 262. Rad, Hijt. 381. GER. Prov Pe (7) Gait Caule fubnudo &e, Globularia Orieatzlis Floribus per Caulem {paclâs, TOURNE, Car. 35. P 4 M, Daas. VII. STUK, 232 _ VIERMANNIGE KRUIDEN. tien ongefteelde Bloemhoofdjes » overhoeks ge- plaatst. D IPSACU Ss. Kaardenkruid, De gemeene Kelk is veelbladig ;-de eigen Kelk boven het Vrugtbeginzel ; de Stoel Kaffig in dit Geflagt, ’t welk drie Soorten bevat, al- len in Europa huisvestende, waar van de eer- fte den naam aan ’t zelve geeft; naamelyk. (1) Kaardenkruid met ongefteelde Zaagswys’ getande Bladen, Om dat het Water van Dd ee ftaan blyft in de Schuitswyze ho der onderfte Bla= den van dit ae: om de Steng, heeft het- zelve den Griekfchen naam naam Dipfacus, als een Dorftig Kruid zynde , bekomen, De Neder- duitfche , Kaarden of Wollers Kaarden, is af- komftig van het gebruik dat men, in het La- ken bereiden , van deszelfs ruuwe Koppen maakt 5 zo wel als die van Kannewasfers, waar toe dee zelven mede niet onbekwaam zyn. De Franfchen noemen hetook Chardon a Bonnetier of a Foulon; de €) Dipfacus Foliis fesfilibus ferratis. Syst. Nat, XII. Gen. xia. p. Hit. Wig. XII pe t20. Dipf, Fol connato-perfoliae tis. 1. Upf. as. Glob. Artftis FruQus reltis, SaUv. Aonsp, 156. GOUAN. Hort 69. GER. Prov. zat, Dipf. Cap. Fior, conicis, A zis. LOB. leon, 18, B, Diplâcus fativus. C. B. Pig, 385. Dipb Arifliis Fru@as hamatis, SAUV, Mensp, 156. T E TR AN DRI A 233 de Engelfchen Teafel of Tasfel , de Duitfchers IV. Kartendistel. ai zn Dit Kruid, wild groeijende, gelyk het over- Hoor. vloedig voorkomt door geheel Europa, zelfs inSTUE. — onze Nederlanden, doch niet in de Noordelyke ener deelen, en ook in Virginie; maakt een Steng van drie of vier Voeten hoog, die taamelyk dik is en ruuw door korte Doorntjes. De laage Bla- den, die zig Scheedswyze om de Steng voegen, zyn Zaagswyze, getand; de bovenften langwer- pig en effenrandig. De ‘Steng verdeelt zig en is aan ’t end gekroond met de gezegde Bloem- hoofdjes , die een ongemeen grooten Stoel heb- ben, Rolrond, aan ’t end ftomp, met ontelbaas re Bloempjes bezet, die op ryën ftaan, blaauw wan Kleur, Deeze zyn afgezonderd door Schub- ben, welke in fcherpe Punten uitloopen, die in de tamme of Zaay-Kaarden , gèlyk dezelven tot gebruik geteeld worden, kromd, en dus tot Vollers Kaarden dienifigsten: Deeze laatfte heeft de Bladen om de Steng fa- mengegroeid , en maakt dezelven hier door be- kwaamer, om het invallende Water te vergaa- ren en lang te behouden, dan de Wilde; die voor ’c overige daar van weinig verfchilt. Zy groeit wel tot zeven of agt Voeten hoog, Dit Water is van de Ouden tot wegneeming der Vlakken van het Aangezigt,; en door Born- HAAVE zelfs tegen ligte Oogkwaalen , aange- preezen, Sommigen zeggen, dat het dient cot wegneeming der Wratten, Het Loof iìs een 5 Smaa- He Deez. VII, STUK, Iv. 234 _VIERMANNIGE KRUIDEN. Smaskelyk en gezond Moeskruid. Men vindt ARR, de Bladen en het Zaad, als in een Tegengift voor rl STUK: den Dolle“Honds Beet gemengd zynde „ voorge- fteld (*). Men merkt ook aan „dat de Diftel. _ vinken naar het Zaad zeer gretig zyn. mie) en met ier uitge hoekte Bladen. Dit is omftreeks ben zo ndeteikiat als het voorgaande, zegt de Heer Ween In de Elfaz zag de Heer HArrer het overvloge dig aan de Wegen groeijen, -Het komt ook op. verfcheide plaatfen in Siberie voor, Lin Naus hadt het & „met het gemeene Kaardenkruid, als eene zelfde Soort , ge voegd ‚ doch naderhand, misfchien op deszelfs aanmerking, daar van afgezonderd, De Bloem- pjes , naamelyk , zyn altoos wit, de Doorntjes der Schubben uitwaards omgekromd , ’t welk anders in de Wilde geen plaats heeft, en-het Gewas grooter (Ff). GOovUAN geeft ’er eens Menfchen hoogte aan , en zegt dat de zyde- lingfe Slippen der Bladen ftomp getand , de en- delingfe Et zyn GH. ScoroLr vondt de (*) Euporifton Hannemanni adverfus sio: Canis rabidie Att, Hafn. Vor. IL. p. 274. N (2) Dipfacus Fol. connatis finuatis. Dipfacus Folio lacinis to. C‚ B, Pin. 385. Momis, Hij, Ill. p, 158. S. 74 T+ 3% fd (}) Opusc. Bot. p. 316. (1) Hort. Monsp. p. 61e 5 TEE RANDEIA Gy Bladen tot de Middelrib toe verdèeld ,-doeh’ IP niettehin Scheedachtig om de Steng gevoegd „ÂrDrars rùuw en overal gewapend met kromme Door- dont mên. Dit doet deeze Soort zig DistelachtigersTux. dan de voorgaande vertoonen. De Hoofdjes „#*sss vervolgt hy , zyn rondachtig ; de Bloempjes door een enkeld Kafje afgezonderd, wit , met witte Meeldraadjes en roodachtige Meelknopjes (. Het groeit zo hoog als ’t voorgaande, “ = orkanen met, mate, dens die DEE EE me À SHericiee Be Soort wordt Wilde ani: met “Klei gier Hoofdjes of Kleinere Herders-Sraf vän Bau- HINUS getyteld en in de derde Rang geplaatst door DopoNdaus. In Engeland en Vrankryk wordt haare Groeiplaats gefteld, doch het is zeker, dat zy ook in Switzerland en Duicfch- land , ja overvloedig in de Bosfchen aan den Donau , by Weenen, groeit. “ Volgens fommi- gen zou zy nog hed dan de voorgaanden , ja tot vier en vyf Ellen hoogte „ opfchicten, In ons Land komt zy buiten Naarden en U- trecht, en elders alom by de gemeene Wilde Kaar en) Flor. Carn. p. 553 G) Swen Foliis ile: appendicalatis. ML. Vof. 25. R, Lugdb. 133. DALIB. Paris, 44. Ripf. Capitulis hemisphe- ticis ee, HALL. Hels, 672. bies fylveftris Capitulo Virga Paftoris minoz. C. B. Pin. 385. Dipfacus terrius, Dop, Pempr, 735e Virga Paftoris, Lom, Ze, Il. Po IRa BL. Dear, Ville STUK. : 1v, 236. ViERMANNIGE KRUIDEN: Kaarden voor, „De Steng is broofch; en zou en s id ‘anders kunnen dienen tot een Wandelftok of Hoors- Herders-Staf, De Bladen van Eyrond Lancets« STUK ur, Zyn zagt als Fluweel doch aan Pek de Middelrib gedoornd: de Hoofdjes zyn Haai- _ rig en hebben maar de grootte van een Noot. Op deeze is de naam van Labrum Veneris , of het Wafchvat van Venus ‚ om dat het Water der Gemeene Kaarden van de Vrouwtjes tot Blanketzel plagt gebruikt te worden , daar aan gegeven , niet toepasfelyk. Loper heeft ze ook door die benaamingen onderfcheiden (*). By den Steel heeft ieder Blad twee kleine ron- de de Hadi als Ooren, byhangzeltjes genaamd, deeze Soorten van nrden zyn twes- ears tas SCABIOS A, _Schurftkruid. De byzondere Kenmerken van dit uitgebrei- de Geflagt beftaan in een gemeene Kelk te hebben , die veelbladig is, bevattende Blom- metjes in vieren of in vyvenongelyk verdeeld , en twee eigen Kelkjes hebbende, het eene bo- ven het andere, onder het Vrug Stoel is met Kafjes bezet of naakt. De Zaad- jes zyn op de eene of andere manier gekroond, Getal der Soorten, meest Europifchen, is dertig , waar van de elf eerften vierdeelige „ de (*) Noemende naamelyk deeze Virga Pafforis en de Ge: meene Wilde Kaarden Labrum Weneris, Zie Jeen, IL. pe 38e T er RAND RTAÁ 237 de overigen vyfdeelige Bloempjes hebben; iv, naamelyk. be. € t) Schurftkruid met wierdeelige gelyke Blom- Boor metjes , gefchubde- Kelken , kuikkende Bloe- — +, men en gevinde Bladen ; de Winblaadjes 5 ig Lancetvormig met Tandjes, Alpi. Van deeze Soort, die op de Alpen van Swite zerland en Italie groeit, en Bladen heeft naar die der Groote Santorie gelykende , is de Kelk gefchubd en korter dan de Bloem, de Vrugt half Eyrond, de Stoel Klootrond , met Lancet- vormige, gefleufde , blyvende Katie. De Zaa- den zyn vierhoekig, met vier grootere en vier kleinere Tandjesbeurtlings gekroond. Het Zaade kuifje heeft twintig uitgebreide Straalen, (2) Schurftkruid met vierdeelige gelyke Blom- ‚ metjes gebaarde Kafjes en Kelken ; de Wor- zelbladen Lierachtig , de Stengbladen Vins- Hong wyze verdeeld. Hier komt het allerhoogfte Jaarlykfe Schurft- kruid, met Bladen eenigszins naar die der Agri- mopic gelykende, van HERMANNUS, thuis, Trek (2) Scabiefa Cerollulis quadrifidis equalibus gee. Syse. Nar, XM. Gen. 115, p. 112, Vig. KI!L. p. zzo. H. Cf. Upf. R. Lugdb, 1388. N, 1. Scabiofa Alpina Fol. Cent. majoris. C, B. Pin, z7o. Eyst. ZR. 122. (2) Seabisfa Cor, quadrif. zq. R. Lugdb. N. 6. H. Up. Scabiofa altisfima. annua &cc, HERM, Lugdb, 539. Mons, Hift, UI. p. 46. S. 6. T. 13. £ 23, DEEL, VII, STUK, 238 VrERMANNIGE KRUIDEN,» WW. Dezelve wordt hoeger,dan scens Mans Jangtes Aniek met ronde, holle, geknoopte, Haairige,, ge- eso takte Stengen, hebbende aan ieder Knoop een enke T ‚ paar gevinde gekartelde Bladen, die een weinig sd suig zyn. De Hoofdjes, op het End der Tak- aon kens waren’, volgens hem, uit veele vyfbladi- “#5 ge Blommetjes; bleek van Kleur; famengefteld. DesKelk en. Bloemkafjes zj „even als in, de „Syrifche, Doornachtig gebaard, zegt ‚ Ridder, „Volgens-.den jongen Ho eraar 3UR MANNUS zou „deeze Soort, ook aan de Kaap der Goedé Eon grocijen (*). | e- RE Sohostderuid mèt dee gee Di ets ELK grabs shan a ree Hier behoort het Heefterdchtig’ ‚breedbladig, wit ‘Schurftkruid van C.-Bauninus, dat Per … fikbladen heeft en een Amethystkleurige Bloem , volgens VAILLANT, groeijende in Syrie. Het draagt in: de mikken van de Steng ongefteelde Bloemen „die. byna geen Kelk. hebben, Het Zaadkuifje is half Klootrond en het Pluis heeft twintig Tandjes, ’t Is niettemin ook een Jaar- Iyks. ETS w ; 4 fs). Prodre B. Cap. Pp. 4 (3) Seabiofa Cor. qusdrid aq. &c. MH. Clif, R “Tjd. N. z, Scabiofa ‘Frutic. Cans latifolia alba, C‚B. Pin, 269 MORIs. utf. f. 14, Scab, bean f folio , Flore matige VALI: ACE, 1722, p. 238 T ER AN DR TI A 3D (4) Schurftkruid mer vierdeelige byna geljke pp, „Blommetjes, de Kelk/chubhen Eyrond, de Arnen, * Hoor ‚Bladen Vinswyze verdeeld, Ed Ct Cite Jmet eene Kl pe 3 Ct pepe . witte Bloem , van C. B AUHINUS, maakt dee- Scalifn ze Soort ‚die ook in de Openbaare Kruid- rater tuinen bekend is, uit. Dezelve heeft fmalle mie ‘Vinblaadjes en half Klootronde gefchubde Kel. ken. De Bloempjes hebben het onderfte Slipje afgeboogen en een weinig langer.” By Mont- pellier komt deeze, die door. Loper onderden naam van Berg-Schurfeks pe Warme Landen Bie Is afgebeeld ,“ alom op Ste ongebouwde … plaat{en voor. Zy ontbreekt ook niet in de Zui- rd deelen van Provence, & 4 (5). Schurftkruid met bynavierdeelige Bloeien, … Vo de Kelifchubben flomp, de pd Lancet- ers vormig Zaagswys’ getand, met Ooren, De Afrikaánfèhe ftirscigrlieabiore ) met ftyve gladde : Zaagswys’ getânde Bladen en eene len Bloei, re en; ze maakt dee. Ta @ Seabinfa. Cor. al ree &c. H. Clif. A. N, 3. &c. (GOUAN, Jfonsp. „62. GER. Prov, 219e Scabiofà El. Glohofo riveo. C. Be Pin, 207. TOURNE. Jif. 464. Scab, Fruticans angustifolia alba. C. B. Pin. 270, SCâ biofa montana calidarum Regionum. LoB, Jcon. 538, VL Afr. 4. Scab. Afr. frutescens Fol, zigid, fplend, & ferro tis Comm, Hors. Lp. 185. Te 93 Il, Des, VII, sruwe \ 4Ô -ViERMANNIGE KRUIDEN. Iv. Amneak Moorse VL, Scabiofa Succifa. Duivels. deeze Soort uit. Dezelve heeft , volgens de befchryving ‚de onderfte Bladen ftomp Eyrond, gefteeld „de bovenften Lancet geevende uit de Oxels als twee fmalle ' Stoppel. tjes. De Bloem heeft een langen Steel: de > Kelk beftaat uit rondachtige Schubben. De Blommetjes zyn meestal in vieren gedeeld, van buiten Wollig, met de buitenfte Slip een wei- nig grooter , waat door de Bloem zig iets of wat geftraald vertoont, (6) Schurftkruid met vierdeelige gelyke Blom- metjes , ven enkelde Steng , nabuurige Tat- ken en Lancetvormig Eyrondé Bladen. Soer Soort „| in ons Land: manden; voert, wegens den geknotten Wortel , den zonderlin- gen naam van Duivelsbeet, en maakt de Succifs der Apotheeken uit. De eerstgemelde naam, niettemin , heeft byna in alle Taalen van Euro- pa plaats. Het Kruid groeit overal in vogtige of laage. Velden en Weidlanden, als ook aan Dyken en Wegen. Inzonderheid onderfcheids het zig van het gewoone Schurftkruid, doordien de Bladen byna onverdeeld zyn en dat het de Hoofdjes ronder heeft. De Bladen zyn meer of minder getand, fomtyds ruig, fomtyds glad ; dà LOB, Toon, 546. ê. Succifa hicfuta, GC. B. Pis, 269, STEEGE AOR E Á. Mai heeft de Blomimetjes fomtyds in vyvengedeeld , IV. en de Kleur der Bloemen is doorgaans paarfch of blaauw , doch ook wel wit of Vleefchverwig. Boarn.’ Men vindt ’er goede Afbeeldingen van, by de STUEe ‚ Authcuren. Pra De Smaak der Bladen ís bitterachtig en ec= nigszins famentrekkende , wordende die, benc- vens de Wortels, in Gorgeldranken , voorlang- duurige Gezwellen van de Keel, gebruikt. Men plagt ‘er ook een Zweetdryvende en Tegengif- tige kragt aan toe te fchryven. Sommigen ge- bruiken het -Kruid in Pappen uitwendig. Het Sap dient tot zuivering van kwaadaartige. en vui- le Zweeren. In Sweeden verwen de Oelanders hier mede het Garen groen, gebruikende daar toe zo wel den Damp als het Afkookzel zelve, (7) Schurftkruid met vierdelige Straalende ed Blommetjes en onverdeelde Bladen , de Stoel-; aen bladen Eyrond en getand, de Stengbladen ee Lancetvormig en een Kruidige Steng. deeld. Deeze heeft de Bladen volkomen onverdeeld „ maar aan de kanten een weinig getand. De Steng is, gelyk in het gemeene S gevlakt, Takkig en veelbloemig, doch roïwie, groeijende van een Elle tot vier Voeten hoog , zegt de Heer Harrem , die ’er zelfs een fteke- lige (7) Scabiefa Cor. quadrif, tad, dc, Scab, annua integrifo» lia feu Folio Bellidise MAGN. Monsp. 231, GOUAN Mdernsp, 43, GER. Prov. azo. HALL: Helv, 67 In U. Dszr, Vil. STUK. Iv. BenasiA 242 VIERMANNIGE KRUIDE NSC lige.-Steng aan geefts;De Stoelbladen-Zyriges fteeld- en gelyken spaar-dieïder. Madelieven: de Hoornzsanderen „omvatten de; Stengen Fakken-met éen sram: 9ruxe - breeden, Voet , „-Zynde zeer langs: De- ‚Kelk is „Eu: vig. Rr Eortaas tienbladig, korter dan de Bloem, welke geftraald. “en-paarfchachtig is: van Kleur, fomtydseook rood. _De- Blommetjes- hebben twee Lippen wier buis _tenftein, drieën. verdeeldsis; ep'het,Zâad heeft sn ee Kroontjes D e Grociplaats is indan= ke. Crysuus eener noemt met een roode | » genade de Heer Ja c'Qqu iN: van: n.deeze te. wer ille: adv apiovid 1E em SE Hein Kn ni in En WE ns eli Voët fioog ee TUUw, ‘bearmd en itn Bioem-. —fteeleri zy zeer lang: de’ Bloem is blaauwach- tig ende-Kelk-zo-lang als de Bloem, Dus vers fehile 2y den eert van de: En Soor te { Earle Kit zat gs 0) Sas met rd diie » st Jan | eas LN IE EL ed es () ‘Seatif Corollulis quadrifidis Biiauibs, 5 de eaulibus Lanceolatis integerrimis &c. Syst. Nat. Veg. XU (5): Seubiofa” Corot; quadrifid. rad. &e. eas hut Lp. 159s Scabiofa’Flòse quadrifid. Fôl. pinnarifidis eee. AF Upfe 1744. p. ite T. se es seperaat úe Raj. Suppl, 2362 TET R AN DoRTjA NE =…, voBlommetjes ‚een flekelige Steng; de Bla- sden Lancetvormig Vinswyze verdeeld; B Aran Dj ode Kwabben op elkander leggende. v> Hoorns ‚STUK. “ Deeze, in Tartarie groeïjende , p maakt, een . Gewas van twaalf Voeten hoog. C to) ‘Schurfekruid „met vierdeelige “Straalende e Kn pe Alommetjes, een flekelige Steng en Vins- Arens. sebas” verdeelde Bladen’, met ij A re X ee aif, Geta ee » dat Ng ij voor- “komt ‘ met a en Gemeenlyk poemt men het Ruig Akker- of Veld-Schurfts ‘kruid , om dat het veel groeit in de Velden, aan de kanten der Koorn-Akkeren en Wegen 4 op-een-Zandigen-Grand. Het is door’ geheel Eutopa,-gemeen.. Men: noemt ‘het- Scabio/a Of, acne “Scabiei „Herba, om dat-het Afkookzelen Sap, tegen allerlei foort: van--Schurft-of Ruidigheid , tot betting of baading , dienftig geacht wordt tc zyn.” In? Franféh noemt men het Sn in” Engelfch Scabious, ie ’t Hoogduitf mider Apoftem- eù Grindkraut, Het (te), rn Coroll,, quadrifidis radiantibus &c, H‚ Chf, Mar, Lugdb. N, 5. &c, Scabiofa pratenfis hitfuta, C. B. Pin. das: Scabiofa Arvenfis. TARERN. Hij?. 442. Scab. mage communist En }- B. wii U. P. ze aeg majot B.-Jeon, 5-36: S BL, ACE YW, T, 135. scabiofa Sd: major, Dop. Pempt, 123 IE, Deer, VID, STUK, 244 VLERMANNIGE KRUIDEN, Iv. Het grocit dikwils een Elle hoog en heeft de it es Bladen ruig of ruuw 5 de Steng is Takkig ver- Hoor. deeld en aan ’t end bepaald door bloote Bloem- en hoofdjes , die platachtig zyn, uit den blaauwen E vg, wy paarfch ; beftaande uit Blommetjes, die vier- nk vyfdeclig zyn. Het Zaad, dat ruuw is, heeft = «een Kroontje en vierhoekig bekleed; Behalve de gezegde cigenfchap wordt in het Schurftkruid ook. eene Zweetdryvende hoedanig- heid, zonder eenige fcherpheid , erkend. Het Afkookzel of Aftrekzel, met Honig gemengd, dient in alle Borst- en Longkwaalen, om de uitwerping der Fluimen te bevorderen. Het Sap is Lymerig, Zoutachti „ en zeer ontbin= dende of oplosfende , sn van nn (11) Schurftkraid met vierdeelige | Sylvatiea. Blämmetjes „ alle de Bladen onverdeeld , eend langwerpig Eyrond en Zaagswys getand hebbende , met een flekelige Streng. Deeze, in de Bosfchen van Ooftenryk, Swite zerland en Provence groeijende, zou de Breede bladige Scabiofá met roode Bloemen, van Cuu- sius zyn, waar van ik hier voor gefproken heb , als behoorende tot de zevende Soort. In de be- paaling , inderdaad , is weinig verfchil en daar heerfcht een zo aanmerkelyke Verfcheidenheid on= (11) Scabie/a Coroll. quadrifidis radiantibus &c, ScoP, Carn. 355, Harl. Melv. 671. Scab. latifolia rubro flore fecunda. Crus, Hift, Ile p. 5, JACQ; Find. 22, Ohh, 28, Ta TR ASNSDeRsE, A “245 onder deeze wilde Gewasfen , dat men die van _ IV. byzonderen Landaart naauwlyks ooit volmaakt “ "DEL zal kunnen overeen brengen of onderfcheiden. Mas: L 8 TUK, (12) Schurftkruid met vyfdeelige Blommetjes HL en zeer korte Kelken ; de Stengbladen Gram pa Draadswyze tweevinnig Serdelld. Mon ge Van het Bofch van Gramont, by Montpel- *” lier , heeft deeze den bynaam ; ver wel zy cok op andere plaatfen groeit omftreeks die Stad, De Hoofdjes zyn Kogelrond en de Bladen in zeer fyne Snippers verdeeld, an gindenank in Provence, (13) Schurftkruid met vyfdeelige Jrraalende XII Blommetjes , de Stoelbladen Eyrond en ‚a, nief gekarteld , de Stengbladen Borftelachtig SShaaps- gevind hebbende. kruid, Deeze groeit op Bergachtige p laatfen ‚ zo der Noordelyke als der Zuidelyke declen van Euro- * pa. LiNnNaus vondt dit Kruid op Gothland en (12) Scakiof Coroll. geïnqfidisn Cal Cal. brevisimis , Fol. Caul. bipinn, Filiformibas SAUV. Morsp, 268, Govan. Maousp. 62. Scab, Coroll, quinquefidis 8sc. GER. Prov. 220. Scabiofs Capit. globofo , Foliis in ee lacinias diviüs, C. B. Pin, 271. MAGN. Monsp. 2 zt rn aen aten ante maine &c. H. Cliff. c, Scabiofa Capitula glohofo major, C. B. zz 27o, en minor. Cam. Epit. 711, Scabiofà glabra Fol. Carnofis virentibus. HERM. Parad p. Tozzi, R, Lugeb, Q3 en ad Hoos: STUK: 46 VrIERMANNIGE KRUIDEN. en elders in Sweeden. Het is in Duitfchland' en Italie gemeen. In Switzerland komt geen Kruid menigvuldiger op de Velden en aan de Wegen voor, Zegt de Heer HALLER. Het groeit ook omftreeks Parys en Mers zóu het “jn Vriesland, by de Duivelsbeet , gevonden «hebben. De reden van den bynaam, welke vol- „ee ven. gens Los EL aan dit Kruid-gegeven wordt , is niet blykbaar 5 alzo men niet weet, wat betrek- king het tor de Duiven heeft. Men noemt het volgens DopoNzus, in Nederland Schaaps- Scabieufe. Zou het ook tot wasfching dienftig zyn tegen de Schurft of Ruidigheid der ‘Schaas ge, door CaMERARTUS, aantoege- els rrd ee: in Provence en Seda ee “în “plaats van tiet Groote Schurft. kruid gebruikt, zo TOURNE FÓRT aantekent. (14) Schurftkruid met vjfdeelige gelyke Blom- _metjes , die korter dan de Kelk zyn; de _ Bladen Lierachtig Vinswyze verdeeld. De bynaam toont, de Grociplaats van deeze aan, die emftandig befchreeven is, verfchillende van de volgende, inzonderheid , door haare onge= ftraalde Bloemen, Zy heaft. omtrent een Voet vs (15) Bi saiafs Coroll, ee edu, catyce Sreviorie bus; Fols 1 rato-pinnatifidis, Mant, 196. Scab. EEN, tz Caninz folio. Boec, Sie, Tek KE Ee Se. fi C rs Sekurfekraid®” met smfdeelige Straalende 250 ij dek die korter dan de Kin, en et OARUD ‘gevinde Bladen, eN NN pe Linda z en onverdeeld, ; gro fe baan groeit aan den. huiken van Languedok En ven! voert: den-naam „van Klein-Zee=Schurfikruid Zeekantige „by J.-BauuaNus.. Is een Jaarlyks of Zaay- Gewas, dat de Steng twee Voeten hoggheeft;- „de, Stoelbladen Lancetvormig, de Stengbladen gevind, „de bovenflen Einiàal. ‘DeBloemeh) zyn" inst dé Blommetjési wyven ges” has? ; RS Ë purpere gens EREN door lange Kafje jes onderfeheiten, a (16) Sehurftkruid mét vofdeelige Straalende AL 5 zél) ‘ata. SONS Blommetjes, gefripperde gn de Stal 5 Gefternd, = der Bloemen rondachtig. en in a Iga Gefternd, wordt Bites: „Soort genoemd wegens de zonderlinge Straalswyze uitbreiding van het “Zaadpluis, „dat veertig” Stralen heeft, en in °° 75, —_”mfdden zeen vw Sterrêtje, De Blomme- es tjes in’ midden zyn regelfnatig verdeeld, esn ee de Kroon hebben de, drie buitenfte Slippen grootst. AN „Scabiefz Coroll, guinquefid, radiantibus 8c. „Am, Aa ade Wp) EE genie mari itima parva, J. B. ft uu. Pe, 7. Govan 24 sp. P > (16) Scabie/a, Gool mins Radianeibus ëe. H. Cif. SPAR, Lugdb, 189,,N, 9,, Scabiofa, major ispanica. CLus, zi. Me pe 1, Rar, p. 365. Scab. Fol. Lací ciniato major & mie nor, C‚ B, Pin, 271. & Stellara minima, Prodr, 126. IL, Daer, Vil. STus, e , 248 VIERMANNIGE KRUIDEN: IV, grootst. De Groeiplaats is in Spanje. Men ArDEEL. vindt ‘er Verfcheidenheden van ; de grootfte en groeit fomtyds een Elle hoog, zegt Cuustus, met Loof als ’t gemeene Groote Schurftkruid ; zige. een andere valt kleiner en heeft de Bladen fy- ner verdeeld : een derde iseen Plantje van naauw- Jyks een Handbreed hoog. De middelfte hadt _BAuHiNus ook op den Venetiaanfchen Oe- ver waargenomen. XVII. (17) Schurftkruid met wvyfdeelige Straalende Proüftra. Blommetjes, de Bloemen byna ongefteeld; neg de Steng Kroontakkig , de Bladen onver- deeld, rem heeft haar afkomst uit Egypte. De Steng is Kruidig ; de Bladen zyn Lancetvor- mig, wat ruig, famengegroeid ; de onderften eenigermaate getand. Zy heeft ongefteelde Bloemen, die geel en geftraald zyn, XVIII (18) Schurftkruid met. vyfdeelige Straalende puren. Blommetjes , gefneeden Bladen, de Stoel ke rag der Bloemen Borftelig. Deeze, die den naam van Zndifche ea (17) Secebiofa Coroll, quinquef. Read. &c. Mart. 319. Scae biofa ftellata humilis EEE prolifera. Herm. Par, pe T. 125. RAJ- Suppl. 2 (18) Scabio/a Giet, raadt. Rad. &c, H. Clif. Upfe “ Scabiofa peregtina rubra Capite oblongo. C, B, Pin, 270. Scâ- _biofa VI. Indica Crus. Hif. II. p. 35. Re Zugdb, N. toe T. Bi rale AN DR LA 249 by Crusms voert, in de Bloemhoven gemeen ;_ IV. heeft Bloemen zwartachtig paarfch van Kleur, en met witte Meelknopjes. De Kelk is twaalf: Bobbe: bladig , liniaal, omgekromd, van langte als de STUEe Bloem; de Stoel met [Borftelige Kafjes, Het, nd Kruid dat dikwils twee Ellen hoog groeit , heeft de onderfte Bladensals die der Raapen , de bo- venften Vinswyze verdeeld. Het geeft zeer lange Bloemfteelen uit, waar op Eyronde Vrug- ten ‚ die zeer ruig zyn , vol vierhoekige Zaa- den, in een geplooiden Voorhuid uitloopende, Het Zaadkuifj e maakt vier Borftelige Straalen, (15) Schurftkruid met vyfdeelige Straalende xix, Blommetjes „de Bladen Vinswyze verdeeld , pms met Liniaale Slippen, de Bloemfteelen zeer Zilverach- lang, de Steng rond. nd …— De Steng van deeze is met witte Haaïrtjes dun bezet. De Stengbladen zyn onverdeeld. De Kelk is van onderen zeer Haairig, agtbla- dig » omgekromd „ van langte als de Bloem, die witachtig is van Kleur met een blaauwach- tigen Rand, Zes groote Blommetjes, die twee Lippen hebben , maaken de Straal uit. Die van ’t midden zyn regelmaatig in vyven ver- deeld _fx9) Scabinfa Corollulis quinquefidis , Fol. pinnatis Sc. Scabiofa Orient, Argentea Fol. infer, incifis, TOURNF. Cor 34. Afterocephalus perennis Argenteus laciniatus , Caule te- nui Eburneo. VAILLe A. 1722, p, 244, R, Lugdb. No 13e Pa 190, ; Qs ‚Ale DEEL, VII, STUKe 856 “VrERMANNIGË KrRÚTDENs IV. «deeld en ruig” van buiten. « Zy hebben witte « sr Meeld Hit Kruid’ is GOOFr 1 OUR NE- ' peen PorT in de Levant gevonden ven wordt 'As- GTÛ®. gerociphhis getyreld doof VArLEAN Tr, die Pin. het eef blyvend Gewas noemt, dae Zilvetkleu- rig isen Snipperbladig , mét’ eer” ‘dunae _Yvoore achtige Steng. Dat Woord is, in navölging van hem, door den Heer HALLBEr oók tot ‘ Geffaët “gebruikt, “Hetzelve fchynt “ook aan de Kaäp tc neuj nn Oe Xx. (co) Scharfikruid. met wyf deelize Straalende eme … Blommetjes , de Bladen Eyrond Lancet= vormig uitgeknasgd, van onderen getand ng sd De Ke oet hoog en Haairigs de zr “Span lit ;° Wollig en n Broen”heefts Steng is gegaffeld, en” Ibrengt ‘wit deveerfte mik Bloemfteeltjes voert, die zeer lang'zyn „ heb- bede een tienbladigen , kortén, geenszins ge- fchuhden aca Bloem’ ís’ blcekblaauw, gé- ftraald , langer dan de Kelk , met Borftelige Kafjes en id Zanden, en ie- recen ebbén. ven_h 4e en 5 D, schurk met file gebie zer: en ane { Zie N. L. Boem. Fl. Cap. Pradrom. p. 4 T (265 “Seabiófä Cetol. quinquef. R Rad «8e Mant ro6. (21) Scabiefa Coroll. quinquef, eqaalibus &c. H_ Cif sr, R. Lugdb, 189, N. 7. Scabiofa lose Raasgecens, me ies T ette EE BN metjes, ‘enkelde ingefneeden Bladen, en ee- sie Heefterachtige Steng. Deeze, welke de voorige zeer : naby komt srod” vôert wegens. de afkomst den bynaam, Zy Monogy heet de Afrikaanfe Heefterachtiëë Scatiofa by” HERMANNUS, ‘die ze afbeeldt,” Als eene Verfcheidenheid. wordt hier „ onder:anderen, ook de, kleine Heefterachtige Echiopifche van BreyN, met Wollige Bladen, thuis gebragt De Heer ‚N. Le BURMANNUS. tekent aan „ Voeten is ‚ als. ook door de figuur der Bladen en. Kleur der Bloemen, verfchilt, _@2) Schurfckruid met wfleclige Straalende XXL. Scabiofa lommêtjes , byna zonder Steng ; de Pla-purita. den zeer Haairig ; 5 de Ar Lier- Een achtig; de”, Jneeden. | ‚Deere, door keneden: Höegletfair eerst „ „ook: van de Kaap afkomttig ; is een geheel Wollig- Krüidje, byna zonder ecni- ge Steng. Zyn-Ed. tekent aan, -dat het maar ‚Een Span hoog zy, hebbende de onderfte Bla- … den deld inge T. EEN Is Scab, Frut, maxima Aft, lbid. p. 220. y, scab. Af. Frit, maxima &c. BOERH. Lud. Ie pe 128. d, Scab. “Minor Ethiop. Frutesc. BREEN ke 3 T. 26, aca B, Cap, Prodr. p. 4. BERG. Ca (22) Scabiofa Coroll, daan. Radiantibas Bec, Mant, 196, STUK. HM. Diar, VII, 252 VIERMANNIGE KRUIDEN, IV. den rondachtig en gekarteld, de bovenften in- Anet: fneedig Vinswyze verdeeld ; met ecnen Houti- Hoorp- gen Vezeligen W ortel, STUK. xx. _ (23) Schurftkruid met vfieelige Blommetjes 5 Bies 5 de Bladen Lancetvormig , byna effenran: e dig ; de Steng Heefterachtig Op ’t Eiland Kandia , in de Middellandfche Zee , en de nabuurigen , groeit volgens den Ridder deeze Soort, die Heefterachtige Aftero- cephalus ‚ met Violetten Bladen, door V air LANT, getyteld wordt. TourNeror TT hadt ‘er de Bladen van Auriculaas aan gegeven, Hier wordt hee Gefternde Schurftkruid met onver- deelde „ van BAUHINUS, door Mo: RISON afgebeeld „ ook thuis gebragt. Het fchynen nogthans wel verfchillende Soorten te Zyn, volgens ’t gene ik befluit uit twee zoda- nige Gewasfen, die zig in de Hortus Medicus alhier bevinden, beiden Heefterachtig. De ee- ne heeft de ‘Bladen byna als die der Violetten en komt ’er in Gewas ook taamelyk mede over- een. De andere heeft de Bladen veel fmaller en byna Liniaal: de Bloemen zyn zeer lang Behek » en maaken wel een fierlyke verroo- ning » (23) Scabiofa Coroll. quinquefidis sc. H Clif. zr. Re Lugdb 189- N. 8. Scab, flellata , Folio non dsfeto, 68 e Pin. 271. Monis. Hifl, IL. S. 6. T. 15. f. 31. 8 Cret. Frat. Auricale Ur folio, TouRns. Cor. 34, Afteroe ceph. Frutescens Leucoiji folio, VaigL. AZ, 1723, p. 247e 4 T E TRA ND RE A 253 ving, door haare breede Straalblommeties ; IV, doch de Kelk is veel korter dan de Bloem en Arran: geeft daar aan dus die Gefternde figuur niet, Brooabs” zo blykbaar in de Afbeelding der Scabiefa pe-STUE- regrina by LoBrr, welke C, Bauninus ss” op de Gefternde met onverdeelde Bladen heeft aangehaald. De Bladen zyn in deeze beiden geheel onverdeeld, Zy worden voor Kaapfche gehouden. (24) Schurftkruid. met vyfdeelige Straalende zxiv. lommetjes , Liniaal-Lancetvormige effen- ed randige Bladen en een Kruidige Steng. | ie. Deeze , die de Bladen als Gras en Zilver. kleurig heeft, is door ScneucnzER in de Swit- zerfche Alpen, by ’t Meir van Locarno , waar- genomen. Zy valt ook hooger op in de Ge- bergten van Trente en by de Yzermynen van Stirie, volgens CAMERA RiUS. Ook groeit zy op den Somma-Berg by Vicenza volgens BA v= HiNus, die dit Kruid afbeeldt , ’t welk nu hooger ‘dan laager voorkomt , hebbende de Bloe- men blaauw , en fomtyds Vleefchkleurig : de Bladen met een Zilverkleurig Dons, doch ook wel glad. Zy gelyken zeer naar Grás-Blaadies en (24) Scabiofa Coroll. quinquef, Radiantibus &c, Am. Acad. IV. p. 267, Scab. Argentea angustifolia, C‚ B. Pin. 270. Pradr, p. T. 127. Scah, Graminea Argentea, J.B. Hift, UI. Pp» 12. Afteroceph. Argenteus Graminifoligs. VAILL, AB, 1722. Pe 248. HALL: Heiv, 669, IL, DEEla Vil, STUK, 254 VIERMANNIGE KRUIDEN; EV, en-zyn. famengegroeid om de Seng die ie AFDEEL, dikwils Boomachtig yetoe nt. maor pe Schurftkruid met vyfdeelige Straalende Re =Blómmietjes, die alle de Slippen in drieën En „ete gedeeld hebben ; de Bládén onverdeeld en Joodfche e “iets of wat getand ; de boenflen aan den gen Voet Vindeelig. Deez; in Paleflina an Enait oomen emcant genomen ‚ heeft een ronde Steng van een Voet _hoögs"de’Bladen “zyn Haairig; de Bloemfteelen zeèr lang; de Bloemen wit „en gefträald, van langte als-de Kelk: de Blommetjes maaken, doór hunne „ verdeclingen cen zeer fraaije Straal uit. De B Pe vol di die van het Ge- E Ben fid overeen; ke Á BES: XXVI Steed Schurftkruid ! miet, vyfdeelige Straalende ZE Blommetjes, die langer dan de- Kelk zyn, de iens we ee: Liniaal, Op Rotfen ai in eene Provincie van Siberie, vondt GMELIN deeze. Soort, dic Wollige Stengen van een Voet heeft,‘ met zeer. weinl- ge of geene. Takken, De Bloemen zyn wits het Zaad ook als in het Gefternde Schurftkruid hier voor. (21) en. sij Caroll ee, Rad, 8E Mant. 37. Jaca: Hog £ (26) Bali Corolt. quïnquef. Rad. «ec. Mantì 37. Te 33. f, 1. Scab, Coroll, quinguefidis &c, Gurr. Sib, IL Pe 2Zid4e Tokr FoK ACBoDeR TA, 055 {2D „Schurftkruid met vyfdeelige” Straalende Iv, „ snov Blommetjes de Wortelbladen”’ Vinswyze ia Et » de Stengbladen. Liniaal en aan Hoorperz ; denk oet. gehaaird. … … STUK grs XXV Te „Doors denzelfden „Hoogleeraar „is-deeze be- fe fchreeven…envsafgebeeld,-;die in; open Velden Farcaria> van,de Ukraine; grocit en Takkige nr koef van anderhalf Elle hoog. soi Á KON Schutfikruid met hele Sir: alende Bee Rhee en dd kfn : Ochroieus- de gia: en 8 sr ke B 72% kat 1 AE hj Ss: 4 in demi Loar Br heele Plaat doof den Heer Ere C ET N is rd beeld; en waâr uit blykt, ‚dat hetzelve daar aan niet tiet te ónderfcheiden is van de mede-Soor- ten , maat ‘wel doot’ dd Geftalte en de Zwavel. “* aib geele Kleur der Bloemen, _De Steig is rond d, aan, dert di | de, van één. LOE, drie Voeten hoogs’: „Het: eigen» Kelkje heefs, van,binpen- vyf Borfteltjes , op : RE se 1 wanten ba ed ati auers: tent Zontct in Bld hera rn rn KEN Ed . E re met TE Ee EEE ze sl 4 dl … - ” + Brión) db OIVOE ZALLPUSEN PIE TILT (9) Li (en) Scabiofa Coroll. quinquef. Rad. &c. Scabiofa Fol. isCa arnofis’, “inferioribus- pinnatis, Bef nnn GMEL, Sik 213: Te 87, Cs) Scakie/d Coroll. nes Rad, &ec. Scabs. ongure ha-albavalkers; C; B. Pin. 276. BARR- leon °770; f. 2, JACQ: OBM p. 20, T. 73, n.: GOUÁN, Dlonsp, 63, MORIS. Hfl, UL p. 48. Ss. Teti, £, 2% IL DEEL, VII, STUB,- 256 _ VIERMANNIGE KRÖIDEN: Iv. (29) Schurftkruid met vyfdeelige ongelyke Blom- mak metjes, een Kruidige regtopfbaande Steng , Hoor. de Bladen Vinswyze verdeeld, de STUK. _gebaard met een Pluimachtig Pluis. REIES Se | Scabiofa __ Onder den naam van Kretifche Scabiofa „ wiet Geplaisd, Hoofdje zig als Pluis vertoont, is deeze voor- gefteld door TournNerorT. Men vindtze in de Akademie-T uinen. De Steng is Draadach- tig dun, zo wel als de Bloemfteelen, die Jang zyn: de Kelk veelbladig, uit Eyronde lang ge- fpitfte Blaadjes beftaande, Dezelve is ecnigere maate. Wollig , zo wel als de Bloemfteelen, Het is een Jaarlyks of en: ze Blommetjes s Pie: hese en Hiftorichrige gaende Snik. ruige Getereer Ee: ega Bladen en een _Pluimachtig Deeze heeft haar bynaam van Peerocephalus dat is Vederhoofd, gelyk de vermaarde V a1r- LAN T een Geflagt beftempelde , dat Bloemen als het Schurftkruid , doch de Zaadhuisjes met een foort van Veertjes gekroond hadt. De Steng verheft zig naauwlyks boven den Grond en (z9) Scabiefa Coroll ; adt: inzqualibus zee, R. Lugdb. 189, Ne, 12. Scabiofa Cretica Capitulo Pappos mentiente. TOURNE, Cor. 34. BOERH. Lugdb, 1, p. 130, (30) pen. Coroll. quinquefidis , Caule Fruticofo pro- eumbente , &c. Prerocephalus perennis humilis laciniagus & incanus, VAILL. AZ. 1722e pe 184, EE MO Be Te en ‘heeft zeer korte eenbloemige Takjes; doch 1V4 de Bloemen zyn vry groot en de Bladen gelyken Eeen paar die van ’t Herders-Tafch Kruid, De Groei Hoofne. plaats fchynt in Griekenland te zyn. STUK. | Haig KNA naeke Arse Ne Dit Geflagt heeft een gemeenen enkelden ;, langwerpigen Kelk; het eigen Kelkje van ieder Blommetje is ook enkeld en boven het Vrugt- beginzel geplaatst, De Blommetjes zyn onre- gelmaatig. verdeeld. „De Stoel i is raakt en vlak, De Zaaden zyn ruig getopt. … shal att a Vier Soorten komen ’er in voor, ‘als volgt. … _ (1) Knautia met ingefneeden Bladen en wf Blommetjes , die langer dan de Kelk zyn. Arni Orien Een Jaarlyks Zaay-Gewas, in de. Openbaare (che. Kruidhoven-bekend; welk VArrrANT Orien- taalfche Scakiofa met Bloemen als Anjelieren, teld hadt, maakte deeze’ Soort uit, waar BoERHA AVE den naam. van Lychni-Scabigfa, als tus beiden aan hadt gegeven. De Bladen zyn in ’ gaerne van de ig ane de overigen alleeniyk. aan de kan- ten (1) Rrautiz Fol. incifis, Corollulis quïnië Calyce longio- zibus. Syse. Nas XII. Gen. 116. p. 114. Weg. XLI, p. 123. Mant. 329. H. Cliff. 32. H. Upf. 27. R. Luedb. 190, Lyche “fe-Scabioft Blote fubro annua, Boen. Lugdb, p. 13t. Sca biofa genes Caryophyili Flore, Valk. AP, 1732. p,24ie U, DEEL. VII, STUK, e Á her rie alit, A58 -VrnKMANNIGE KRUIDEN IV. ‘ten Zaagswyze gêtand, De Kelk is byna tien a ien bladig, Cylindrifch en bêftaat tit {malle Blead- miörs. jes. Dé Bloemen zyn met tv oe ‘ge. ada CS BA Ge 5 if G) Knautia met de Boveri? Bladen Lancetvor= Stg mig effenrandig en tien ms 20 Jang ì als de- Kelk. Levant ze Di is een tweejaarig Gems, de enn een Vinger dik, tv twee.v ge ig hebbende; in geftalte der gewoone Violetten of Tuin-Viée lieren. De Bladen zyn Lancetvormig; Zaags- wyze En laait ruuw , de bovenften ef« een SEE Blaadjes, die aan de Punt Els: ‘beftaande:- de Blomimctjes in vieren’ ongelyk verdeeld , “paarfchachtig ‚, met paarfche- Meél knopjes, dé. Draadjes: en Stamperscwits De Zaaden hebben een Kroontje-van vyftien Tand- Jes. Veel overeenkomst: heeft: deeze: metde voorgaande. TournerorT noemt-haat-Orien- taalfche Haaïrigé Scabiofa met: een aangenaam roode Bloem cn-eene fraaije langwerpige Vrugt. HB.xxxixeo De Ridder tekent nog nader ten opzigt van deeze aan, se. 1, van de Orientaalfebe ver- Ee Dalt a NE fz) Knastia Fol. (ope forìbus Tncenlatis integerrimis, co zoll. denis Calyce aqualibus Scabiofa, Orientalis gec, Tille Pis. 153. T. 48. Scabiofa Orientalis villoa , Flore faavcnt bente, TOURNF. Cor, 35. Toor AC REDER 3 Ä 259 fehile doof” de Bladen onverdeeld „geen ‘vyÊ iv. maat tien Blomimetjes en dezelven niet langer APDRELS dan! de Kelk te hebben. Wettênde, dat zig Hoofbs het Zaaigewaás der Knautia alhier ‘inde Hortus“T®E Medicus bevondt , verheugde my, om van dat se, Kruid , daar’ nog geen goede Afbeelding Dn gegeven was , eefie tekunnen mededeelen; doch; hetzelve"naauwkeurig befchouwende „ ontdekte ik, dat het, volgens de opgegevene bepaalin- gen’, de Orientaalfche , daar het echter voor gehoudert werde; “niet kon zyn en wel nader kwam aandeeze Levantfche of uit Klein Afie;, maar ndgthahs’ ook daar van verfchilde. “Té meer oordeelde ik derhalve de Afbeelding diets fig, gelyk' dezelve hier op Plaac XXKIE voórgefteld wordt. “Het hade “aldaar, in dit Sayzoen'; de'hoogte van omttent' vier Voeten, en maakte uit veelé Zaaden. een Plant aanmerkelyke dikte ‚ aan. den Wortel, op den Grond „ eenige Bladen zo ig ingefnceden waren Mong ‘cr eeh \ nt by Letter A, doeh dear hok ven waren EP hie Infaydingen; getand, als B; die aân de Stengen wierden op= waards allengs {maller, Láncetvormig en ef- fenrandig 5 zynde geheel boven byna Liniaal of overal, even breed; gelyk men “dit ziet aan het Topfteigetje C. “Voorts heb ik daar in op- gerherkt, dat doorgaans drie Bloemfteeltjes by, elkander voortkomen , die in langte verfchik len, De Stengen en Stecltjes , als ook “de R a _Bla IL, Dasr, VII, STUKs «Go VIERMANNIGE KRUIDEN: IW. Bladen, zyn bleek groen en bekleed met eene Aan veezagte witte Wolligheid, De Bloemen hebben Hoötbe een Kelk, die uit negen fpitfe, ruige Blaadjes STUK. __beftaat, en de Blommetjes » daar in. vervat,zyn je aanmerkelyk langer dan de Kelk, gelyk. uitde Afbeelding blykt._ *t Getal van negen Blaadjes vond ik beftendig in alle » die door.my-onder- zogt zyn, nimmer agt of tien. De Blommetjes maaken een Krans uit, die doorgaans-aok be- ftaat uit negen, waar van zeven zodanig zyn, als ’er-een by D, eens zo lang als Natuurlyks vertoond ís; zynde naämelyk in vieren gedeeld, waar van de buitenfte Ep uitermaate groot, de e iddeln pen heben twee van de Straalblommer tjes hebben de buiten-Lip veel fmaller en in 't midden van de Bloem bevinden, zig gemeenlyk twee Blommetjes, die egaal in vieren gedeeld zyn, als E. Alle deeze Blommetjes hebben den Styl aanmerkelyk. uitfteekende, en vier Meel- draadjes, gedekt door groote langwerpige Meel- - knopjes „ met groote Bolletjes van Barníteen- kleurig Stuifmeel beladen. De Kleur der Straal blommetjes. is bleek Vleefchkleurig paarfch, die der Meelknopjes Violet, De Draadjes en Sty- len zyn witachtig. Op den bodem vanden Kelk vertoonen zig de Vrugtbeginzels, die ieder met “gen. Kelkje, dat een Wollig randje heeft , gé- kroond. zyn, doch in grootte aanmerkelyk ver- fchillen. Indien men deeze befchryving vergelykt , Ee TET RAN DRK ebr de omftandige bepaaling, welke de Groote TW, Boerhave van zyn Geflagt der Lychni-Sea- \SDEELs biofa geeft , zo zal men dezelve, wat het ge- Hooch: tal der Blommetjes aangaat, grootelyks bevin= ‘TUE den te verfchillen , maar derzelver. figuur en; za onderfcheiding is overeenkomftig. Misfchien is dit Kruid door de Kweeking eenigszins ver« anderd,: Immers moet de Eigenfchap , van één of tweejaarig te zyn ‚ voor weezentlyker aangezien worden , dan het getal der Blomme- tjes „ derzelver en en de ier van het Blader-Lorf. (9) Knautia met Deer Bladen, zesbla- 1, dige Kelken en gepluisde Zaaden. Paleftina. ke Deeze, in Paleftina door HasseLQuisT ge- vonden, is een Jaarlyks Zaaigewas, Zy heeft de Steng regtopftaande, rond, naauwlyks een Voet hoog: de Bladen zyn Lancetvormig : de Bloemfteelen enkeld en zeer lang, regt , onge= bladerd: de Kelk beftaat uit zes Lancetvormi- ge gefpitfte Blaadjes : de Bloem gelykt zeer paar die van ’t Schurftkruid : het Zaad heeft agt Haairige Straalen. (4) Knaùtia met de bovenfle Bladen gevind ‚vr, de Kelken vienbladig, de Zaaden gepluisd. 5. ple Een G) Krauiia Bol integrie , Calycibus ee Semi nibus En De 197. (4) A Fol. fuperioribus pinnatis, Calycibus deca Phyllis , geek. pappolis. Mant, 197, é ò ML, Desir. Vil, STUK, r 262 ViERMANNIEE KRUIDEN. WW; >Een gearmde-Steng van anderhalven. Voet AFDEEL: heeft: deeze , die mede in ’ Ooften-valt; vers hade fchillende voor. ’t overige weinig. van de voor STUK. gaande. Zy” komt het Gepluisde EEE E, an. KE Dit Geflagt heeft een gemeenen Kelk , die langwerpig is ; bevattende: drie ciregrelhnari je Blommetjes; ‘wier “Vrugtbeginzel naakte Zaa- den uitlévert,-op -een-naakten Stoel geplaatste De vlytige Kruidkenner LoerLing- heeft aan de Vaste Kust ‚van alkeen, twee Soor- 5 pad @ nn, ze, Hermie Bladen en af wielacta. Violette, 5 | Deez heeft een ‘Kruidige {appe ee gepaarde - Hartvormige. Bladen de onderften lang gefteeld ende Bloemen in: Pluimen , taâs - melyk- groot , van eene blaauwachtig paarfctie of Violette Kleur, ’t Gewas-wordt by de If gezetenen van Cumana Pasminullo genoemd. u. @) Allionia_met ad Byrande Bladen. en gier Cera 3 Bd ) „Allionia Fol, cordatis , Calycibns quinquefidis. Syst. Nat, Xll. Gen. r17. pe 14e: Vi, zur. P. 123. LOEIL: ee Itin. 181. (2) zeiker Fol, Rn ovatis ‚ Calycibús triphyllis weder liae LOEFL, drin. 180, kl _ Tk Fai P Redjde 266 Deeze „welke de gedagte Kruidkenner We- IVe delia getyteld hade , - verfchilt inzonderheid ÁFDezzs van de voorgaande. Soort , en van alle-de ge- Hoorns. nen, welke Vergaarde Bloemen hebben, doorSTUE een driebladigen Kelk met drie Bloemen daar „Amer: in vervat, ’t Gewas beftaat uit veele ver- {preide, ruigachtige Stengen, van Leedjes fa mengefteld.- Alom kwam hetzelve hem , “in Zandige Bosfehen van het: Landfchap Cumana geduurende den Regentyd voor. Hepvorrs ‘Geboorkrid. “Dit Geftagt heeft de Bloensenbhadië. Treche terachtig;. ecn vierdeeligen Kelk; een tweehok- kig of dubbeld -Zaadhuisje , dat aan de punt gaapt. Drie Soorten, allen Oostindifche, komen ’er in voor , als (1) Gehoorkruid met Taieersormiige part L Bladen , de Bloemtrosfen aan * end als Prada. uit Kroonijes Jamengefte gfteld. ceftere Onder de Ceylonfche Planten. WE de Hee J. BurMANNus de Afbeelding van deeze Soort, welke door HERMANNus een Boom met Dui- zend- hd G) ‘Hedyotis_ Foliis tsss: petiolatis sec. Syst, Nat, XI. Gen. zis. p. zi5. Weg, Xill, pe 124. Fi. Zeyl. 63, Am, Acad, 1, p‚ 392. ‚ Valerianeila Fol, nervofis acutis cs BuRM. Zeyl, 227, T. 107. Ee 4 U, Dasla VIJ, STURe 2064 VIERMANNIGE KRUIDEN, WW. ete Bladen genoemd was. Het Gewas, Ár: DEEL inderdaad, komt zeer daat mede overcen. Ge- stents: gn Hoogleeraar noemde het een Valerianele BIUKe _ Ja, met fpitfe fterk geribde Bladen; de Blom- „ metjes, op de toppen der Stengen, als Kroon- _désw yze (*). In (2) Gehoorkruid- met ie nd rn B en gekranfle Bloemen, ria Moezasfig. Poor den zelfden BURMANNUS is dit Kruid afgebeeld en befchreeven onder den- naam van Valerianella der Moerasfen ‚ met geribde lange werpige Bladen, de Blommetjes aan de Knoo- pen der Stengen in de Oxels der Bladen ver- ‚gaderd. Wegens het Zaadhuisje fchynt deeze, zo wel als de voorgaande , tot de Valerianel= laas betrokken te zyn. HERMANNUS noemde ze Breedbladig , Ceylonfch, Pulegium , dat in % Water groeit, zonder Reuk. De Geftalte deedt haar derhalve. zo zeer niet van de Kruifemunt verfchillen, of men hieldt ze voor een Soort daar van , wanneer zy voorgefteld werdt als ecn (*) Flosenlis in Caslium fiummo guaft wnbellatis heeft de Heer J. BRURMANNUS. ’t Is amel ‚ hoe en om wat reden zalks overal veranderd zy i (2) Hedyotis Fol. En . Flor, verticillat's. p. 391 valeria- ziella palufiris, Foliis Nervofis obiongis &c. BURM. Zeyl. En T. 108. £ 1. Alfine affinis Plant Indica Flore candido. ovum. Muriguti. Hors. Mal. X, p. 63. T „32. Mentha Zey- en aqustica hok latifolia: HERM. Zak; 35. Auricula- zia. DAL, Pharm, 160. pen TEER RR B EIL iej een Geneesmiddel tegen de Doofheid , onder IV. - den naam van Auricularia, De Eogelfëhes oan, hebben het, om die reden, Earwort, de Duit- Hoorne - fchers Ohrenpflantze , elites Hoe weinig*TUK. zekerheid men ook daar van heeft, en hoe on- „54% waarfchynlyk dit Kruid voor een algemeen Mid- del, tegen de Doofheid, te houden zy, voert doch het geheele Geflagt daar van den naam : want Hedyotis, een Grieksch woord, berekent iets dat het Gehoor of de Ooren ftreelt. (3) Gehoorkruid met Liniaal Lancetvormige ur, Bladen, een Kruidige gegaffelde Steng en gedaen. dubbelde Bloemfteeltjes. Dit Kruid, ook op Ceylon groeijende, heeft de Steng maar een half Voet hoog; de Bladen ongeaderd en naauwlyks gefteeld ; twee Bloem- fteeltjes ieder met eene Bloem, in elke gn der Takjes. De Bloem is Trechterachtig , door het van de Oldenlandiaas verfchilt. SPERMACOCE Tandzaader. Eene eenbladige Trechterachtige Bloem en — eene gekroonde Vrugt, van tweetandige Zaa- den, maaken de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit. Het is on DarteNrus, wegens de Doorn- ach- (3) Hedyotis Fol, Hineari- lanceolatis mz Herbaceo di- thotomo, Pedunculis geminis. FJ. Zeyl, 6 R 5 le DEEL. VIL, STUK, IV. 266 VIERMANNIGE KRUIDEN, achtige Tandjes-der. Zaaden, dus getyteld en Arnie bevat de. volgende zes ‚ meest Mesrnoils soor. Soorten, ze ii: S, paz Er 5) ZE gel nder die waat is, met Liniaale Bla- der, ingeflooten ong en geren Jie Bloemen. Om dat de. Bloemkransjes dunner. zyn; da inde volgende Soort, voert het-dien bynaam: want door het Loof zyn-die Kruiden zo weinig onderfcheiden ‚ dat de Hoogleeraar A. van Roven dezelve als eene. Verfcheidenheid aanmerkte: Het. Zaad , nogthans, was in deeze met viet getande Heomsie jes voorzien,;-20 Dir LENIUS meldt, zeggen e‚dat het in de Elthamfche Tuin van. een tot twee Voeten hoog wierde, zynde een Gewas, dat jaarlyks gezaaid moet worden, en hier te lande rvp Zaad voortbrengt. Het is uit Noord-Amerika en wel uic de Provincie van Karolina, afkomftig, Dergelyk Kruid groeit ook in Oostindie, (2) Tandzaader die glad is met Lancetvormige Bladen sene aten ke (1) Sperma elabra Fol. linearibus, Staminibus zicle- fis, Floribus verticillatis, Syst. Nat. Xil. Gens 119. p. 15e Vege XII Pe 1244 Sperm. Vertic., tenuioribus, DLL: Elthe 370,-T, 277: f. 559. Sperm, annuum Ec, LOEFLe die — zor. R. Zugdb. 258. Anonymos Americana Fol. parietarië B, Ind, PLUK. Alm, 33. Te 136. f. 44” BURM. @ Spemaert glabra» Fol, zaneols, verie ig T ETR Kont De RODA 267 In deezerzyn.; volgens den zelfden Autheur, Ivs_ de Bladen fmaller dan in de andere, en- gelyken AFPEEL; veel naar die van Hyfop of van Kun , fchynenderoorpe® dit Kruid ook de Hy/opbladige Pamaikafthe Sca-STUKe biofate zyn van PLUKENET, en het Heefter- may. achtig opgeregt Pulegium , met zeer digte Krans- jes, van SLOANE. Men wil dat de Groeiplaats oök in Afrika zy. De Kogelronde Kransjes ko- men in hetzelve insgelyks gefteeld voor, Het groeit zelden meer dan cen Voet hoog, Deze valt ook in à @) Timmie sa ruuw is EEn langwerpi-, III, ge Bladen , de bovenften viervoudig , dein. Bloemen gekranst. Ruig _„De Steng is vierhoekig , met fpitfe kanten, die nederwaards gehaaird zyn, voorts glad , zeer Takkig en ftyf, De Bladen zynovaal, De, ruuw , doch niet Haairig : de Bloemen wit , I es: zydelings: de Meeldraadjes langer dan de Keel, met Violgtse_ Bl he EL Janad is deeze ‘Soort w 4 De AE (4) fis- Sperin, Vert: globofis. Dur. Elth. £ 358. H‚ Clif. 3% Scabiofa Jamaicenâs Hysfopifolia. PLUK, „im, 336, Te SB 6? Pulegtum Frúticofum eretum, Vere. denfisfimis. SLOAN, Jan. a aaan fp. 170? Burm. Fl, Indo p. 33. a ace” fcäbra „Fol. oblongis , fummis quaternis , Floribus verikliea Sperm, ereÂta “fubhitfura, Fol, oblon= gis, Aperiolas approximatis, BROWN. a Iále u. Desr, VIl, STUK: | 263 VrERMANNIGE KRUIDEN. _ IV. _ (4) Tandzaader die ftekelig is, met fons Bj Aes ronde fcheeve Bladen. mare Deeze , op Ceylon groeijende, is door den iv. Hoogleeraar J BuRMANNUs , onder den naam pi van Galeopfis, in Afbeelding gebragt. ’t Gee Siekelige. was heeft verfpreide, Kruidige Stengetjes, die ftekelig zyn, en ruuwe Bladen, een weinig ge- fteeld, De Bloemen zyn by Erie geplaatst , Klokvormig en grooter dan in de andere Soor- ten. Daarop volgen ronde Zaadjes, die in een viertandig Huisje beflooten zyn. mdr (5) ERN met leggende Stengetjes, Li- Am: niaale B en zydelingfe Frosjes diegt- Leggende. EE Deeze, in Indie huisvestende, heeft Kruidi- ge, hoekige , flappe verfpreide Stengetjes en ongebladerde Bloemfteeltjes zydelings, met Kroontjes van Bloemen, die een veelbladig Om- windzeltje hebben, en vitfteckende Meeldraad- jes, langer dan het Bloempje. vr (6) Tandzaader die Heefterachtig is , hebben- » de (4) Spermacoce hispida , Fo!. obovatis abligaatis. Mast. ss8. Fl. Zeyl. 62. Galeopíis Zeyl. Fol. obtongo , FL alboe Burm. Zeyl, 163. Te zo, f. 3e BURM. PL, Ind, p‚ 33, MURK- Coram Gott. nov. T. Ille p. 77. Te 5e (5) Spermacoce procumbens Fol, linearibus , Corymbis lan tecalius peduncalatis. Sp. Plant. 11, p, 149. Runm. PB, Ind. p. 33 (6) Spermacsce faffrusicofa Fel, linearibus, Spinulis ciliatise Spee TE TRA N D RIE A: 269 de Liniaale Blaadjes , met Doorntjes op Iv, de kant. IVY: In Amerika was deeze doot Loerring ont. Hoorpe STUK dekt, die Bladen als de Rosmaryn. heeft, en Mms harde ftyve Stengen, welke van onderen T'ak- ia. kig zyn. De Heer JacQuin heeft een. derge- lyk Gewas by de Havána gevonden „ dat meer gedoornd was, en, dewyl hy de Vrugt of het Zaad daar van niet gezien hadt, heeft de Ride der hetzelve uitgeflooten. Ook. is door zyn Ed. van de Spermacoce _Ocpyrheides , welke de Heer N. L. BuRMANNusals een nieuwe Soort geeft en afbeeldt, geen gewag gemaakt, Bek WR A RD A A De Bloem is in dit Geflagt, even als in ’£ voorgaande , eenbladig ‚ Trechterachtig : het ‘Zaadhuisje gekroond » doordien de Zaaden drie- tandig zyn. _ Het bevat drie Seen, als ‘volgt. @) ‘Sherardia met alle Bladen” “gebbanst , de Dic Sperm. ae LoErr. Juin, zor, Sperm. Bnn . ‚pe ZI KO) te Fol. inithat verticillatis &c, Syst, Nat. XII. Gen. 120. p. 116, Veg. Xille p. 125. Dirr. Gen. 06, He Clif. Fl Suec, &c, R‚ Zugdb. 257. HALm. Heiv. 45°, Rubeo= la Arvenfis repens coeru'ea C, B. Pin, 334. Prodr. 145, Rue bia parva & C. Je Bs Hir. u. Pe 719 U, Daar. VIL, Srus, Bloemen aan't end der Stengen. “straf Akkerige, ME be Hoöin: STUK. , â70 _-VEERMANNIGE KRuIDe N. Dit is een Europifch.Kruidje,dat in de Zui: delyke deelen niet alleen , maarsook in de Noo groeit , beminnende de Koornlan- „den, ak Mofcpellier kome het „overal voor: en in Gwridderdnd ‘Plaaúyte Krui ee AEG Rubeola’ het het by C. B. Báùiyos.” Het heeft laage , “Takkige; Stengetjes; die ‘Plaggen m maa: ken : de’ Blaadjes ‘zyn hard ‘en fpits geput, vier of Zes in een Kransje: de Blóemen nù blaauw „ maar paarfch > zegt HALLER; de Zi den geel en EL dis 2d (2) She | ATG nsblaadjes tegen ide Biaeften’ Ovis En niee: ‚ nk ansehen sE D kes vers 8 AE in. Talie en. te e kanftantnops 5 En op ta Muuren voor, zegt Linnaeus ‘Men vindt het dus ook tè Marfeille, en elders in Provence, ja in Languedok op dorre drooge Bergachtige plaatfen. Het is, onder den naam van zeersklein.Gallium „ met Taaigvonrpide Zaa- den, door Bux AU Mm afgebeeld,--In' geftalte komt het byna met het voorgaande overeens 5) Sherardia Fol Nr! bihis oppofis binis ploi Asperula verticillata luteola. C. B, Pin, 334. Aspe yerticill. Muralis miniraa. Bi Ecpbr. 302. T--300, Asper..mi ALi. Nice 4. Glim, minimum , Sem, oblongis, BUXB. Cent. Ip. 31. Te 3e fz Galligm Fol, fenis linearibus Ko GER, Prov, 227. rs E EFX  ‚ND Rr af # A. at gynde ook. een Jaarlyks algen ‚ met lang-, Ws werpige ftekelige. Zaadhuisjes. De (3) Sherardia met viervoudige gelyke Bladen re de Steng Heeflerachtig, HI Deeze, op *t Eiland-Ascenfion dòor Osszex £ leent gevonden „ is een ftevige , Takkige Heefter , de: Bladen fmal Lancetvormig.by-vieren omde Steng geplaatst hebbende. De Bloemen komen gepaard en ongefteeld ‘in de Oxelen:-voort : zynde in wennen; ‚ Trechterachtig s wits van langte als he zaadige „Vrugt wordt. Zy hebben wier Meel- knopjes. ASsSPERUL A. Ruuwkruid. De Bloem is hier, gelyk in de voorgaark den ‚ ‘eenbla cg mek doch brengt twee ronde Zaadjes voort | % Getal „der Soorten ‚ altermaal “aropithe Planten i is-agt, als-volge. Kidiri EIT Ee @ Ruuwkruid- met agtvoudige an Ne Baaij, en gefel Bloembondelsjes. „A7 rsia … Welrige Niet baders eat 6) Sherardia Fol. quatern? s qurlibus, Caule Fruticofo, { x) Asperala ‘Fol. eêtoais Lanceolaris-&c. Syst. Nat, Kil. Ge. rare p. 116. Pig. Xlil:p tzs. FL Suee. vig. Mate Med. 45. HALL. Helw. 457. R. Lugdh. 255. Asperula f Ru- Beola montana odorats. C{ B. Pik. 334. Aparine lätifólia hue mailior morrana. TORD, inf. bi Asperula ei Flore albe. Er. Daai, vil, sram 172 VIERMANNIGE KRUIDEN: IV. Niettegenftaände dit Geflágt van de ruuw: zn Ta heid zynen naam heeft, komt de eerfte Soort; Hoorn: hier, met uitermaate gladde Bladen voor, vol. STUK. gens den Heer Govan, Weezentlyk heeft RWJ zy niets ruuws dan ecn weinig ’t Zaad 3 zegt Lo- 5 BEL ’t Gewas, evenwel; wordt Asperula „genoemd by verfcheide Autheuren , en de Heer HALLER zegt, dat de Blaadjes de Rib ende kanten ruigachtig hebben. Welriekende Aspèru- Ja met witte Bloemen noemt Doponzus het zelve , en Loper Asperula of Aspergula van ons Land: want het groeit, zegt-hy, veelop de Bofchachtige Heuvels van- Artois’, ’t welk om zynen eds Reuk: ried het ook de Duitfchers Waldtmeifter noemen of Hertsfreydts als het Hart verfterkende, De Sweeden, by wien het in verfcheide Bosfchen groeit, heeten het Myske-Madra en fommigen Myska. De Franfchen noemen het Muguet, als den Geur der Lelietjes van den Dale hebbende, zo Tour: NEFORT aanmerkt , die ’t zelve-omftreeks Par rys vondt, en Breedbladige laage Berg-Aparine tytelt. Het groeit in Pommeren en zelfs Dantzig. Omttreeks Weenen vondt de he AC» albe, Don. Pempt, 3$s. Asperulaaut Aspergula odorata nos- tras, LoB; Jeon. gor, Kruidb. 977. GOUAN Monsp-65. JAC@e Vind, 25. WEIG, Pom-Rug, 26 REIG, Ged, se oss. te 562. ys E TRA N D RE Â. 273 Jaceuin het overvloedig groeijen in Bergach-, en, tige dorre Bosfchagiën. De Steng is weinig Takkig, regtopftaande, El van twee Duim tot een Elle hoog ; omringd “TUE met Kransjes van agt lange fpitfe Bladen, die, se, tegenftrydig met de meefte andere Planten , opwaards grooter worden. Uit het bovenfte Kransje komen drie vierbloemige, naakte , ge- armde Bloemfteelen voort , met Trosjes van witte Bloemen » waar op rondachtig zwart Zaad volgt, in een ftekelig Huisj Sje. = OT „Het Kruid bevat veel Zuur en Olie. In de Geneeskunde is het bekend onder den naam van Matrifylva, en vermaard wegens zync ope- nende kragt , wordende tegen de Geelzugt , werftopte Stonden , Worgkeel , en tegen Won- den met Ontfteeking, aangepreezen. Het Vas. te Zout, door verbranding daar van bereid, munt uit in fcherpheid onder alle Loogzouten; zo de Heer GMrrin aantekent (*). Op Wyn gezet, geeft het daar aan een lieflyken Smaak en zeer verkwikkende Geur: weshalve het dus in Duitfchland veel gebruikt wordt, (2) Ruuwkruid met zesvoudige Bläden en on- i, gefteelde end-Bloemen die vergaard IE “donk »Akkerig, , (*) A. Pesrop. Tom. V. p. 286, Vid, HALL, Helve ute pra. (2) Aspersla Fol. fenis , Flor. feslibus &c. H. Up/. cf. &c. R. Lugdb. 255, DALIB. Par. 47. Asperula coerules arn ven. IL, DEEL, VI, STUK, Menogsa 274 VIERMANNIGE KRUIDEN: Onder den naam van Blaauwe Waldmeifter is en deeze , niettegenftaande zy geen den minften Horto. STUK. ‚Reuk heeft, by DopoNausen Loren ge- Zy groeit in Vrankryk, Vlaande- kftaafd. ee Pro): ven, Duitfchland, Engeland; doch in Sweden, noch ook in onze Provinciën, fchynt zy mede niet aangetroffen te-zyn. De Bladen van dee- ze zyn ruúw, ze maaken Kransjes van zes of meer in getal, De Bloemen komen ì op end der Stengen , by elkander vergâard voor, tot Kroontjes , die met gehaairde Blaadjes Sterse wyze omringd zyn. De Kleur is blaauw cn zy hebben een en een Styl. | mé diger Lancetswys en gende end-Bloemen. Desi Aat op de Alpen van Switzerland, in Tcalie, als ook by Montpellier en elders, Van de Stad Turin, alwaar zy veel op deom- leggende Bergen voortkomt, heeft zy haâren bynaam. BAUHINUS noemtze vier- en breed. bladige kaale of ongehaairde Meekrappe. Zelfs zyn de Wortels ook tood , en zouden insge- Iyks venfis. C. B. Pir. 334 Asp. coeralea. Dop. Pempt. 355 Lóm. Jeon. 3oï, Rubeola, Har. Helv. 457, (3) Asperula Fol, quaternis &c. H. Clif, &c. R. Luge 255. HALL, Helv. 457. GOUAN Morsp. 65. Rubia quadri» folia et latifolia levis, C. B, Pin. 334, Moris, Hifi III. S, 9. T. zr. f. 1. Rubia minor quadrifolia atro- virens. BARR. Je, 547. Ctuciata Alpia latifolia lain TOVANT: Inf, 115, Ea TEM AANDAT A 25 lyks tot Verwftof gebruikt kunnen worden, zo, IV. de Heer HALrer vastftelt, De Stengen, die A"DEEt: vierkant zyn en regtopftaan , worden , volgens Hoorp= zyn Ed., een Voet 3} doch volgens Eontt a van meer hoogte. De Bladen zyn als dic van Zep Weegbree geribd , ongefteeld, in ’t kruis om de Steng geplaatst, de Bloemen wit; met zwar- te uitfteekende Meeldraadjes. - Aangaande de Bloemen van deeze Soort hadt men. gemeend , -dat-in ‘het Kroontje alle dezel- ven Mannelyk waren, met niet meer dan één Wyfjes Bloempje ; doch thans is- waargenomen, dat zy allen tweeflagtig zyn met een tweedee. ligen Styl, welke zelden tôt zyne langte komt voor het verflenzenh van de Bloem, (4) Ruuwkruid met viervoudige langwerpige Aspe ei zydelings adik „ftompachtige , Haai- Gracia, rige Blad kbladig. Op Kandia en in gevan gloët adlscor: re die een Takkige Heefterachtige Steng heeft, de Bladen ovaal, aande Takken fmaller ; ruct Trosjes van weinige Bloempjes ‚ die die ruigachtig zyn, aan ’t end, (5) Ruuwkruid met fmalle Bladen, de onder: ie Sten verwigs (4) Asperula Fol. quaternis oblongis &c. (s) Aspersla Fol. linearibus &c, Fl. Suec, 115. GOUAN Alensp. 66. Gallium alb. eeipetndum. Moris. Pral, 267, DA* Lis. Paris. 49. Gall, album tertium, TAB, Hfl. 433. Te Sa Cynanchi: Ca. Worgkes- h Ze 4/6 ViERMANNIGE KRUIDEN. fen zes-, de middelften viervoudig, een flappe Steng 3 de meefte Bloempjes in drieën gedeeld. Op Steenige dorre Heuvelen van Thuringen; Vrankryk en Siberie, is dit een gemeen Ge- was, inzonderheid in Sweeden, alwaar men 't in Gothland Wadra noemt , gebruikende de Wor- tels van deeze of eene volgende Soort om de Wol rood te verwen; waar van de bynaam. (6) Ruuwkruid met viervoudige fmal Lancet- vormige Bladen, een ftaande Steng en de wdn meestal in drieën gedeeld, De Stengen zyn maar gen Span sen de Bloc- _men rood, (2) Ruuwkruid met Virals Liniaale Bla- den, de bovenften gepaard: een opgeregte Steng en vierdeelige Bloemen. Van het gerieezen der Keelziekte heeft deeze den bynaam, dien zy reeds te vooren bekomen 5 (6) Aspersla Fol. quaternis &c, Rubia Cynanchica Saxatie lis, C. B, Piu. 333. Prodr. 146. BÜRSER XIX. 9. (7) Asperula Fol, quaternis linearibus De R. Lugdb, 35 5e SAUV. Monsp. 163; GOUAN Monsp. 66, GER, Prov. 225- GARID. «Aix. 413. Rubeola vulg. afsl Izvis, TOUENE- Taft. 130. Rubeola Fol, quaternis &c. HALL. Helw, 45% Rur bia Cynanchica. C. B. Pin, 333. Gall, montan, latif, crú* ciatum. Cor. Eepbr. I. p. 297. f, se OE TABERN. 2. p. 433. f. an Tate AN RR IA, 2e hadt. „Dus noemt Bauminus dit Kruid Rubia 1V. Cynanchiea , doch by anderen heet hetzelve ct) | Klein wit Walftroo, en Rubia Saxatilis by Ca- Hoorp- MERARIUS, door wien het op Steenige plaatfen “05 — en aan fchraale Dyken, zo in Frankenland alsa, in Thuringen , dikwils gevonden was. In de middelfte en Zuidelyke deelen van Europa komt het alom op dergelyke Gronden voor, In onze, Provinciën groeit. het ook aan, de. kanten van Zandige Bouwlanden, zo by Haarlem, als by Utrecht, Zwol en elders. Ontelbaare , vierhoekige „ ese Stenge- tjes, van een Voct hoog, zegt de Heer Har- LER , maaken overblyvende Plaggen. Vier Blaadjes heeft het, doch aan den oirfprong der Bloemdraagende Takjes maar twee , die lang , ftevig, fchraal en fpits zyn, De Bloemen koe men in Takkige Kroontjes, aan byna ongebla- derde Takken voort, uit de Oxels der Bladen ; zynde natuurlyk Vleefchkleurig , met purpere Aderen getekend, | (3 Ruuwkruid met iere val oger VIEL …— — vde gladachtige Bladen wr ane en EEE de Bloemfteeltjes en ruuwe Zaad | De en Asperula Fol. quat. ellipticis enerviis &c. Syse, Nat, eg. XII An 38, 330. Boe, Sie, To, Te 11. f, $. Gal- bra, BARR. Jeon. 323, Cruciata Lufitagica latif, glabra Flore elbo. TOURNE: Znft, His ten oen IL. Dsrr, VIE, STUK, 278 VriERMANNIGE KRUIDENe Iv. Deeze , in Barbarie en Portugal gevonden, ne heeft opgeregt& Stengetjes van een half Voet woose- hoog, die zig dan in Takken uitbreiden, met STUK: _ vier ovaale Blaadjes, die byna glad zyn; in 't „Enuy kruis bezet. Draadachtige Bloemfteelen komen zige. uit de toppen der Stefgen en Takjes voort, geevende ieder drie Bloemfteeltjes uit, met witte Bloempjes , die geele Meelknopjes heb- ben, Heét Zaad is, Typ zynde, zwart en rim- pelig, doch niet ftekelig, ruuw bevonden, Driopia. Tweefprong. In dit Geflagt is de Bloem wederom een- + Wade > Trechterachtig ien het Zaadhuisje en 8 se oP eenigtte Soort Ce). voert , js haare roeïplaats , den naar Zy, de in Virginie rien op Wnesds. aat voort. Het is Ven gend en kruipend Gewas, dat gladde Sappige roodachtige Stengen heeft „ met twee fmallê ftyve Blaadjes aan ieder Knoop, en daar geeft het ‚-wederzyds , een- enkele Bloem uit „: die zig als in een Tweefprong. vertoont,-zynde Pyp- achtig , in vier Slippen-verdeeld „wit: van Kleuf. Zy,zit.op een twechokkige Vrugt , die in ier der Hokje een enkeld hard Zaad bevat , naar ecn breng EADE en gekroond. mk „Kxo xra. idee Diadia. Syst, Nat. zn. Gen. 122. le rees pag. zat: pe Base He Cif. 493, GRON Virg. 17 TE DRA Ne DuBoF/A 279 oor kie 4,0 Xx 5 sie Bink Dit, dat zekeren Engelfchman ‚ die in de . voorgaande Eéuw van dé Ceylonfche Piadltn soor „gefchreeven heeft, dus genoemd „heeft derge. - Hm Iyke Bloem, maar het eene Blaadje van den” Kelk is grooter en het: DRRDat twee gefleufde daaden voort. ze De eenigfte Soort EE „ in AE ges de bragt door den Hoogleeraar N. L, Burm A N- Zelan. NUS , is Wilde Indifche Lychnis vân HrrMan- en NUS getyteld geweest, LE Is een Kruid, dat op rottige n in dat Eiland groeit, hebbende eenigermaâte ad gift ven De Steng is een Voet lâng, met Waneceroidi- ge Bladen , die gepaard zyn, en lange fmalle „Aairen. van verftrooide ongefteclde „Bloemen : zo dat het, ‚ia ’ uiterlyk Rs A naar een Soort van Eerenprys gelyke. Leen ge Gl Atlet KE de, CH De naam van’ Houston wâs te bekend in , om 1 iëd dn) {lagtnaam van gemaak heeft, voor een "Virg nifch t) Knoxia. Syst. Nat, XII, Gen. 323. p. 117. Vig. XL pe 226. BURM. Zi Ind, p. 34. T. 13e É. 2 Ee af. nis Indica tenuifolia. PLus. Alm, 384, Te iig, fe 2. tellaria Zeylgnica Flôre mn. &c. ‘Raj. Se 246, AA nis Indica fylvestzis Hermanai. B ORM, Zajk. 14 S 4 U Bear. VII, STUK. 280 VrIERMANNIGE KRUIDEN. _ 1. nifch Kruid, dat de Bloemen als vooren, maat | ArDEEL. een twechokkige, tweezaadige Vrugt heeft, Horo: die boven den Kelk, welke viertandig is , groeit. STUK, Dit Geflagt is in twee Soorten anderfeheiden, als vo ligt. 1 _< (1) Houftonia met Eyronde adt erge berg Samengeftelde Steng » de eerfte Stceltjes gn bieten 5 … Dit is een zeer klein Kruidje, dat in ’t Voor- jaar alom bloeijende voorkomt in Virginie en paar de Paronychia gelykt. Het heeft twee — Blaadjes aan ieder. Knietje ; de Bloempjes zyû Trechterachtig „. in vieren gedegld en-bleek blaauw. ret Ze Ee k) geet ige _@) ‘Houftonia » met Lantetvormig Eyronde Bla- Hoaforia zi OS den en endeling fe wi ed de Bloe- Paaarfche. men boven. 1 Dit gelykt aanmerkelyk naaf het Muur en heeft de Bloempjes paarfchachtig rood, Hetzou misfchien wel tot een ander Geflagt behooren kunnen, Men vindt het ook in Virginie, G 4- C:) Houftsnia Fol. radicalibus ovatis &c. Syst. Nat, XIT. Gen 124. pe 117. Weg. KUL Gen. 124. p- 126. H. Clif. 35. GRON. Wirg. 18. Paronychie facie Planta tetrapesaloidese MOR Hij. II. p, 614. S.15.T. 4 f. 1 (2) Howflonia Fol,-ovaro- AE: Kc. Rubia Marian? AlGnes majeris folio &c. Prug. Mant, 164. Ra]. Sapph, zt, TE TR AN DRI A zr G A LIUM, Walftroo. IV. In dit bekende flag van Planten is de Bloem eenbladig en vlak ; waar op twee rondachtigesrur. Zaaden volgen, Voorts is dit Geflagt ook ken- Mensgy- baar aan de Kranswyze Blaadjes om de Gena getjes of Steelen van hetzelve, Het bevat vierentwintig Soorten , veelen tot ons Wereldsdeel behoorende, die hier volgen, De zes laatften hebben een ftckelige, de overi- gen een gladde Vrugt. a) Walftroo met viervoudige » Lancetswys” Eyronde „‘gelyke , van onderen ruuwe verten, Bladen, een regte Steng en gladde V rugten, amd Naar de Meekrappe gelykt het Loof van dee. ze zeer. Zy heeft een korte famengedrongene Bloempluim,. De Groeiplaats is in de Zuidely- ke declen van Europa. (2) Walftroo met viervoudige, flomp ovaale _ongeljke Blaadjes en verfpreide Stengen. Deeze Soort maakt het Water -Ialftroo uit , nr Si moi geen redt BES ’ Pp aluflre, Moerasfig, (1) Galium Fol, quaternis Lanceolato- ovatis &c, Syst, Nat, XII. Gen. 125e p. 117. Wege XIII. p. 126. HALE. Emend. 206. 2) Galium Fol. qaaternis obovatis &c. Fl. Suze, 119, 126, Fi Lapp. st, Gomr. Belg. 35. Oep, Dan. 423, Gellium alrislimum Fol. quaternis obtufis. HA1L, Helv. 461. Gallium paluftre album. C. B. Pin. 355. Cruciata paluftris alba, _ToURNE. Jef. 115, Gallium album, TAB. Jeon, 155 WH. DEEL, Vil, STUEs 29e VIERMANNIGE KRUIDEN, „ IVe dat door Europa, gemeen is, en naar. het wel- APE ke, als meest in Wallen, aan de kanten van ee Slooten „ Beekjes en Rivieren groeijende „ dit STUK. Geflagt den naam voert van Walftroo, Misfchien jen doet daar ook toe , de langte van deszelfs Sten- gen, alzo het die, aande Oevers der Meiren, in Switzerland , eenige Ellen lang heeft, zo de Heer Harrer aantekent. De Melkwitte Bloem zou, indien deeze Soort den Ouden bekend ge: weest ware ‚ aanleiding kunnen gegeven-heb- ben tot den Latynfchen- of Griekfchen naam, Het Galion van DroscoriDEs, evenwel, heete ’ te dus, om dat men het tot Ed van de Melk gebruikte, en hierom noemen het fommi- ‘ge _Duitfchers Labkraut, niet alléen, “thaar ook de Franfchen Caille-Laut of Petit Aerin de Bngelfchen Wit Vrouwe Bedftroo. vS | nen 3) Walftroo’ met viervoudige Liniaale da es end jes „een leggende ruuwe Steng en driedeeli- Dricdeelige. ge Bloempjes. Deeze , in Kanada waargenomen door den Heer KarM , heeft.een zeer Takkige Steng en meestal drie Bloemfteelen, die zeer dun zyn» van langte als de Bladen: de Bloempjes klein en wit „ in drieën gedeeld „mer drie Meel- draadjes. a verd Pee KO) Walftroo met bykans virei Liniaa- nan. le, Bergs. N, ) Galium Fol, quaternis sie jessie &c. Oren, Dan, 45e (4) Galium Fol, fubquaternis lin, levibus &c. En “ies efene Blaadjes ‚ een zwakke ruuwe ok Steng en gladde Zaadhuisjes. Iv. In Duitfchland is de Groeiplaats van deeze srux. Soort, welke Zeer hoog Berg-Walftroo getyteld Hg worde van KurrPius, die aanmerkt, datde” Bloem minder vlak is-dan in de andere Soorten, _ Dezelve is wit, maar voor het ontluiken van buiten paarfchachtig. Ook is zy grooter dan in de anderen. Men heeft aan de Steng vyf , aan de Takken vier Blaadjes waargenomen : doch volgens"den Heer DRLKER, zou „Beel der Blaadjes agt, Zyn. en 2} (5) Walftroo met zes Liniaale Blaadjes nd de Steng „ vier om de Takken ; een. flappe Tinëto- Steng, de Steeltjes zt vweebloemig , de eind, Vrugren. glad. Deeze groeit , volgens den Heêr KALM, ook in Noord-Amerika, Of men ze aldaar toc Verwen-gebruikes ’t welk uit-den Bynaam te „vermoeden ware, & my niet bekend, # Waltroo. mét zesvoudige, ze, La mige, VL va “ Caale reto , Fol, fenis&cc, HALL. Goett. 180, ZISN Goett. ang: aire ‘Galiùm momaânum altisfmam &C. ROPE. Pez, 3. (5) Galium Fol. ese Caulinis fenis , Ramorum qua- ‘gernis, Caule flsccido c, (6) Galium Fol. fenis ische tetrorfam ferrato aculea. “fis Sc. Aparirie No“ 3e Re Lagdb. ass. Fl, Sue. 121, 127. “ Aparine minor pal, Parifienfis, Fl. albe. TOURNE. Jef. 114. Fl, Lepp. 58, Galliam album minus. VAur. Paris, 78. Pit. Herb. zo. f. 6. Rubia quadam minor, J. B. Alif. Ill. p.716e IE. Dusk. Vil, STUK, 284 VIERMANNIGE KRUIDEN, IV. agterwaards Zaagswys getande, gefpitfte, Arpa ftyve Blaadjes, de Bloempjes grooter dan Hoorp- de Vrugt. STUKe Eenwy- Hier Komt het Kleine Parysfche Marie dek _— ginevan TOURNErFoRT, met witte Bloemen, te voorfchyn, dat aan de Oevers der Rivieren, door geheel Lapland, zeer gemeen is, volgens den Ridder. Het heeft dunne Takkige Sten- getjes , die zig naar alle kanten uitfpreiden , en valt derhalve niet hoog. De Zaadhuisjes ge- Iyken naar die van het Kleefkruid, Men vindt het ook in andere deelen van Europa en het groeit, aan de kanten der Slooten, ín Hol- land en Vriesland , menigvuldig. Dergelyke vondt de Heer HALLER nict zeldzaam, aan de Oevers der Moerasfen in Switzerland , met Stengetjes van een Voet hoog. Het Pun dat aan ’t end der Blaadjes is , onderfcheidt voornaamelyk deeze Soort, AS (7) Walftroo met zesvoudige , Lancetvormige, Setan, gekielde, agterwaards gedoornde Blaadjes, Basterd, enkelde Knietjes en gladde Vrugten, Op Bouwlanden in Europa is de Groeiplaats van deeze, die zeer naar *t Kleefkruid gelykt, _ maar kleiner valt en de Zaadhuisjes mi ruuw heeft. (8) (7) Galigm Fol. fenis Lance, carinatis &:. H. Up/. 25e Aparine Semiae Iaviore. Raj. Hifl, 484 Moms, Hij. Ul Pp: 332 * Te TR KE DRE age (8) Walftroo met zesvoudige fiómp Eyronde Blaadjes en zeer Takkige leggende Sion: Arni getjes. Hoôriie STUK Deeze groeit aan de Zeekust van Spanje , vur. op Stecnige plaatfen ; als ook in Saxen, vol- saar. gens LiINNAUS, i (9) Walftroo met agtvoudige Lancetvormige; 1x. gefpiefle Blaadjes, die Zaagtandig ge-Zeekiein, doornd „ glad en krom zyn , hebbende de Vrugten omgehoogen. Deeze Soort; in ’ Rusfifche Gebied groeijen= de, is kleiner dan de voorgaande, wier hoogte een Handpalm bereikt. De Vrugten zyn Vlee- zigen groot met omgeboogen Steeltjes. (10) Walftroo met agtvoudige Jtekelige, Li-_ % _niaale gefpitfte, byna gefchu kend Ek hese) en gegaffelde Bloemfteeltjes. De Stengetjes van dit Kruidje , dat op de Eid Ge- (2) Galium Fol, fen. obovatis obtuús &e, Galliam Caule ramofisfimo. H., Cliff. 34. Re Lugdh, 257, Gall, Saxatile fu= pinum molliore Folio. Juss. AF, Par. 1714, p. 492. T, 15. (9). Galium Fol, otonis Lanceolatis &c. H‚ Upf. 28, geht Galism Fol. oftonis hispidis linearibus , &c. Rubeola C‚ B, Pin, 334. Prodr. 145, Buns. XIX, 17. Apa- zine minima f, Rubia Saxatilis minima, MAGN. Monsp. 291, Gallium Saxatile minimum, fupinum 8 pumilum, TOUANE. dnf. 115. GARID, 2o2, GER, Prov, 226, 1. Dar, Vil, Srux, 836 _ ViIERMANNIGE Kruiden; Gebergten van Provence groeit „ zyn naauw- V. * Iyks- een. Duim-hoog, zo dat het zig als Mos op de Bergen vertoont, „€ t) Walftroo met agtvoudige Liniaale ge- „Mleufde Blaadjes en korte Bloemzakjes. Zodanig is de bepaaling van het Opregte Walftroo , dat gemeen is door geheel Europa Het groeit by Ons meest op Zandige Gronden ; gelyk op het Duinachtige Veld aan de Haar: lemmer -Hout 5; ja op de Muuren: der Stad Utrecht, op de Wallen te Harderwyk en el- ders, als de hooge plaatfen beminnende; doch _ het komt ook wel voor in vogtige Weiden en _ Beemden, - in 1 het Waler: Wwalkocm de Beekjes , zo GouaN meldt. „De afgebloeide Meelknopjes worden bruin, zegt LINNAUS: | Dit Kruid is ’t-eigentlyk, waar aan de bee naaming van Galium , in’t Franfch Caille Laits om dat-het de Melk doet ftremmen , tocbe- boort. BorRricH1us,inderdaad, heeft doot Destillatie, uit de verfche Bloemtoppen van hetzelve „ ech wezêntlyke Azyn bekomen, Die van ’% hen Chester in Engeland, daar (er) Galium Fol. oBtonis Iinearibus fnlcatis &c. H. Chf: Fl. Sue Mat, Med. R. Lugdb 256. Fl, Lapp. 61, GOUAN Monsp 66. GER, Prov, 226. Galium luteum. C, B: Pite 335. Log Jeon. DE, u Dop. Pemps, 355. gallium verum, J. B. IL. p. 7 T E/TIR A NDR Ta. 687 men zulke uitmuntende Kaazen maakt, gee. _W. ven , door de Bloemen van ’t geele Walftroo ArDanL. in ’tStremzel te mengen , daar aan een lekkes Hoorns ren Geur. Behalve de Melkftremmende eis STUEe genfchap , wil men ook dat het Kruid, of des-, A: | zelfs Poeijer , de Bloedvloeijingen ftempe. Sommige hebben. ’er eene byzondere kragt te= gen de Opftyging aan toegefchreeven. Ande- ren verzekeren , dat dit het echte Galion der ’ Ouden zy (*). (12) Walftroo De agtvoudige, Eyrond- keke XL niaale; eyzéer uitgebrei- nen tluge. de, eefrifle Blaadjes ; 5 een. Jappe Steng Zegcbiadig: en uitgebreide Takken. Dit voert den naam van Mollugo , als van het Klecfkruid inzonderheid verfchillende door de zagtheid der Bladen. Het is niet alleen by ons , in de Nederlanden, aan“den Duinkant, maar ook in Duitfchland, Vrankryk enelders , bekend. Het Spitsbladige evenwel , waar van men de e-:Afbeelding by Losse en Doponaús : ne ke ‚vinde, (*) Hec Planta et veram Galium Veterum v‚ g. Dioscos ridiss Rupee, Jen. 2, (12) Galium Fol, o@tonis ovato-linearibus fubferratis paten- ie mucronatis &c, Galium Foliis pluribus acutis &c, ers. Clif. 34. R. Lugdb. 257. Fl. Suec. 117, 125. HALLe por 461. -Mollugo montana angustifolia Ramofa, C. B. Pin, 334» Rubía fylv. levis, CB. Pin, 333. Mollugo Belgarum. kos. Je. $e2, Mollugo. Don. Pempt, 354, GORT, Belg. 36e IL, DEEL. VII. STUK, 2% VIERMANNIGE KRUIDEE IV. vindt, wordt geagt tot Bergachtige Landen te mana, behooren. De Heer Harrem Onderfcheidt hete Hina: zelve van het Stompbladige en ’t is zeker dat STUK. in dit flag van Kruiden aanmerkelyke verande- cin wj- ringen voorkomen, die de juifte afzondering der Soorten duifter maaken, XUI. (13) Walftroo met agtvoudige effen van on- Spjvaa deren ruuwe Bladen, bj de Bloemen dub- tente beld; de Bloemfteeltjes NE dun; hend, de Steng effen. % Is deeze Soort, tot welke de Heer Har- LER oordeelt de Afbeelding van Doponaus betrekkelyk te Zyn, welke de zelfde is als van de Mollugo der deren by Lorer, en zoude, die by Moen daar. nevens ftaat ‚ de voorgaande Soort affchetzen, Het Bladerloof js hier breeder en de Kleur der Blaadjes Zee. groen. Ook knikken de Bloemen voor het blocijen zo men aanmerkt. In Switzerland ko- men zy beiden voor, en mooglyk ook in de Nederlanden. (14) Walftroo met agtvoudige Lancetvormige effe- XIV, Ariflatuiss …_ Gebaard; (13) Galium Fol. oftonis levibus fabtus fcabris dc. Galiand Cale tereti fulcraro, Fol, oêtonis glaucis & obtufis. HALL rig 461. Mollugo montana latifolië Kamofa. C. B. Pite ze Galiuúts Fol. oftonis Lanceoldtis Ievibus &c, Galie Ievigatum. Sp. Plant, 1667. Rubia levis Linifolia, Klote albis, ex Monte Virginis, Boe; Mis. 83. T, 75. deon. 356, 533 TEE KAN D Kia 66 ene Bladen, een Haairswyze Pluim, Ze A Harde Bloemblaadjes en gladde Zaaden. Armer; Deeze is de eerfte Soort geweest en daar poor toe worde thans dok het Galium levigatum Moet thuis gebragt. Zy groeit in de Zuidelyke dee-"* len van Europa, Men vindtze effene Meekrap- pe met Vlafchbladen, die op den Lieve Vrou- we Berg-in *t Napelfche groeit, van Boccone getyteld, De Steng-is flap; de Bloemen heb- ben Haairachtige puntjes, zo dat zy zig als ge. baard vertoonen, (15) Walftroo met an Lancttovy: Liniaale Blaadjes , getopte Kroontjes en Fiero gladde Vrugten. rg Deeze is, door der vermaarden Hasselt QuisT, in Paleftina gevonden, (16) Walftroo met gekranfte Liniaale Blaad- xvr. fen + gegaffelde iens en een ges pen den . Deeze , door BoccoNÈ Bar heeft fappe leggende Stengetjes, En byna driedeeli- lige tes) Galium Fol, denis kanceolato-Linearibus ‚ Umbellis fastigiatis , Fruêtibus glabris, Meen. Acad. V. p. 451. (16) Galium Fol, verticillatis linearibus &c. R, Lngdb, 256. H‚ Up/, 27. SÁUV. Monsp, 161.” GOUAN Monsp. 67, Gallium faxatile olio. BOce. Mus. II. p. 172, T, 116, Rubia font. angustifolia. C‚ B, Pin. 333, Prodr, 1430 hi, Dazs. VIL STUE. zn 290 _VIERMANNIGE KRUIDEN, IV, lige Kroontjes van witte Blaempjes met geele AD Meelknopjes- De roeiplaats . ds in Tartarie, Hoötos heil en de Zuidelyke deelen van Kurope, STUK. XVir, is DD, Walftroo. met gekranfle Borfielig Liniaa- Pean EK Blaadjes en Haaircchtige Bloemfteele eum. hi Jager. dap et Bladen aan ute in Malie grocijende, fia Corum: NA Zwirt pdarfch Berg-Walftrao met zeer dunne Blaadjes getyceld. : Zy: maakt de Derde Soort Dy den ;Heer-A- VAN Roven uit, XVII. (28) W alftroo met gekranjte Liniaale uitge- Jen Blood hind nà korve Bloemfteeltjes. aba der den naam ol van od Walin En abs ache noten: en is de Tweede ee gezegden Hoogleeraar. Zy voert dien se gens de roode „Kleur-der ensen an groeid Laalie, en en 2. isp Walftróo 'n met eige Lancet ole drieribhige gladde Bladen „een? regte Steng en ftekelige Zaad Lieke ige en. Dee en Galan E Fol. Vertie: dant loans: &c. H. cf. 34 RK. Zugdh, 256. Gallium ee purpureum mont. temalfot, Cor. Eephr, Tu ps 293 (18) ‘Galium Fol, verticill. lineacibne patulis Sc. H. caf A. -Lurdb,. SeoP. Carn, 341, uee in C‚B. Fire 325 CLUS- Hil ep. 15e nt AE nala) Celine Fol. quatemais. Lanceolacis i srinervis globe &e. Fl Lapp. Sec. H. Ch. R- Lugdb, 257. HALL: dn 450. Rahia pratenfis avis acuto folio, Cee Fino 225 Bers 145. BURS, XIX, 1j. — En ETRA N HR AAS Adi Deeze ‘Soott is-door geheel Sweeden eef ges IV meen Kruid, wordende Mattara genoemd in en Finland s-alwaar het Vrouwvolk met de Wor- Hoorpe tels; die- Draadachtig dun” zyn-,de- Wolle en STUK Wollen Stoffen rood verwt. Men betrekt hief Eradi toe de effene fpitsbladige Veld-Krappe van ‘Bav- HINÚs , door hem befehreeven , “als Stengen heb= bende van een Elle hoog met Bmdyk breede Blaadjes, van een Duim Jang , in ’t Kruis bezet Hy hadtze ook op de Velden KL, Leipzig Zevone, den. In Sw Kruid, ie ens den Heer HALLER, Gell en h hoog. si (25) Walftroo met viervoudige petelige Bla Ps ve den „ eenbloemige ek en ruige.» Marie _Vrugten. zeekens, ‘Hier is: de-Steng: gearmd; side en-zeer Tak-. kig, met de witerfte Takken gegaffeld, met Lan- cetswys’ Eyronde Bladen, die meestby vieren gekranst zyn, De Bloemfteeltjes Haairdun ,kor- ter dan de Bläden, hebben Kleine Bloernpjes: - Het groeie in de Deva, Ten ee: dn Er @n Walllroo met vierwilige Liniaale Jtom- BN fe en de Ae zeer es mn, Tord. Ge KE) Gas zon “quateenis dr: or hen mmoritiae TOENE. 7 “in bert: Fok “quaternië sedis hai a Pig: 18, Rubia tetraphylta glabra rk Ee pende PLU, Alm, drak T. E48. RA). Suppl, Ta U. Dazs, vir, Srus, 292 VrERMANNIGE KRUIDEN. IV. _ _Tot'deeze, in Virginie waargenomen ‚ wordt Ar RE: Phuis gebragt de Bermudifche Meckrappe , die iannss vierbladig en glad is, met breeder Bladen, bren- STUK. _ gende twee zwartachtig paarfche Zaaden voort, XXI, (22) Walftroo dat ruig is, met hykans zes Eee, Liniaal-Lancetvormige Blaadjes en Houti- ee ge Stengen. | Op de Eilanden van Griekenland nam detleer SCHREBER deeze waar, die byna Heefterache tig is, met veele ruige Takken, hebbende de Bloemfteeltjes langer dan de Bladen , Haairach- ‘tig dun, met ir van weinige Blomme- eeens EEL — (23) walftroo met agtvoudige aensoreij zlaetkrnide Bladen „die de Kielen ruuwen gedoornd, de Knietjes ruig hebben en fe kelige Zaadhuisjes. Hier wordt bedoeld het gewoone Kleefkruid, dus genaamd , om dat het met zyn Loof alsaan de Kleederen en zelfs aan de Handen kleeft. Hier- (az) Galium histum, Fel. fuhfenis Lineari-Lanceolatis &C» Galliam montanum Creticum. Arp. Exor, 167 Te 166» Aparine Grzca faxatilis incana tenuifolia. TOURNF. Cor. & (23) Galiam Fol, o@tonis Lanceolatis Carínis Oso. Dan. 495. R. Luedb. 455 Fl, Succ, Aparine Fol. Lan ceolatis acuminatis fcaberrimis Sc, H. Clif, &c. &c. HALL Helv. 459» Aparine vulgaris. C, B. Pin, 334, Apazins. DO? Pemps, 353e LOR. Jeon. 300, TE ToR AN DRT A 293 Hicrom heeft men het Philantropos geheten,„en . IV- wegens de ruuwheid hebben het fommigen Aspe-“ "iv" rugo getyteld. De Engelfchen noemen het Clea- Hoorns vers of Goofe-Grasf, de Franfchen Gratteron of °TUE- Rieble. Het is aan de kanten der Wegen, nee Heggen en allerley Bosfehagiën en Wildernis- | fen , door geheel Europa gemeen , maakende die dikwils als ondoordringbaar met zyn flingerend _ Loof , dat zig verwart in allerley ruigte , Krui- den en Takken; De gewoone naam is Apa- rine, en het wordt veel van jonge Ganzen, ge- geten, waar van de gezegde Engelfche naam. Men wil dat het, voor dit Gevogelte, een zeer goed en gezond Voedzel zy. Door Destillatie gaven vyf Ponden van dit Kruid vier Ponden , vier Oncen en vier Drachmen Water , dat meest zuurachtig en op ’t laatst zourig was. Het over. blyfzel leverde vyf Drachmen zuiver Loogzout uit. Het uitgeperfte Sap, tot twee Oncen ges dronken, zou dienen tot afdryving van *t Wa- ter in de Waterzugt. Men heeft het gedestile leerde Water aangepreezen tegen Borstkwaalen of ook tegen ’t Graveel. Uitwendig wordt he. Kruid, met Reuzel gewreeven, gezegd de Klier- gezwellen: daar het behoorlyk opgelegd wordt , te doen verflaan (*). (24) Walftroo met gekranfte Liniaale Bladen ; Parin 5 \ weedlomgn Steeltjes en ftekelige Vrugten. Kein, Aan (*) Grorrm. Mat. Med, 11E, p. ro2, E-, 4% U. Daar, VII, STUK» Iv. s 394 VIERMANNIGE KRUIDEN. Aan deeze ‘kleine Soort van Kleef kruid wordt enn de bynaam-van Parifienfe gegeven, in navol- Hoorp- STUK: Eye Vigte ging van den vermaarden Tour Nerorr,die, Behalve “het woorbefchreevene Drasfige Wale ftroo;-met witte Bloemen „het tegenwoordige, _ met “paarfche „Bloemen, dfnftreehd Parys vondt. Hetzelve. grocit-ook in Engeland, zynde aller- kleinst-of zeer: klein Kleefkruid van Rav gety- teld, Het heeft -flappe Stengetjes vanéen Voet hoog ,- bezet met Kransjes van zeven Lancet- vormige Blaadjes ; die aan de kanten voorfiäë- melyk ruuw zyn. De Bloemfteeltjes zyn naakt, twee of es met kleine -gecle Blomme- | NEUS, € n het draagt apr Oog k zal het het dllerkkeinfte Kleef an het gewoone komen by hem-Verfchei- denhedent voor met kleiner en ook met gladde Zaadhuisjes , » welke laatfte in Duitfchland se-gemeen, (zegt de Heer Harrer,)vahmy s> in Switzerland, zo veel ikweet, niet gevon ssden is. ’t Gemeene- Kleefkruid heeft raus „, we Klisachtige Zaaden , (zegt-Rurpius,) maat ss fomtyds is het my ‚vin de Landen by Er so: furte, voorgekomen met geheel. gladde. pn: » den. In onze Bergachtige „ ruuwe : 9 douwen ,. (by Jena paamelyk ‚). vinde men 3 Overal het Kleefkruid. mét minder ruuwe, ; » grotere en Testikelachtige Zaaden, heet- „ hurkende en over den Grond verfpreid s » hind Rayjus gemag, vaa gemaaks-heeft in en T EA RAN DR ITA 55 zyne Plantbefchryving C°)”. Noemendeher IV zelve, raamelyk, Kleefkruid met gladder Zaad; ;AFDEEL, dochr-deez’ zegt, dat de Zaaden” niet volkomen HIDE glad zyn Cf): Doktor Marrus vondt het in“TUKe s delElfaz , met Zaad dat naar gefuikerde Ko- Rege 5 riatider geleek, -en bovendien was eer Soort van Kleefkruid, met kleiner Zaad, herh aldaar ook voorgekomen CE CRD ET KEEL A Kruisblad, zyn, dat de Bloem niet vlak is noch rade pe mig „ maar Trechterachtig met een dun Pypje , den Rand genageld hebbende. en den Kelk twee- bladig , leverende twee Liniaale Zaadjes uit. „Het heeft zes Sootten ,„ meest Europifche Kruider, Ck. (1) Kruicblad , dat zig rs met zes Li, EE k, niaale Blaadjes en De Bloemen. meae Tot deeze behoort de Smalbladige geideign (©) Rore. Flor. Fen. p. 45 (1) Kay. Hifl. Plant. p. 487, (1) Hit. Plant. Alfat. p. 25e (2) Cracianella ereâta Fol. fenís linearibus,' Flor, fpicatis. 229. GAR. Aix. 413. H. Cif. 32, Rubia arigustifolia fpicas te, C, B, Pin, 334. Pradr, 145. BARR, Jeon, 55e. ML, DEEL, VIJ, STVKe * 296 VIERMANNIGE KRUIDEN, IV, Krappe van C- BAumHINUS, die by Montpel- At lier in Languedok gemeen is „ hoewel menze cob: ook vindt in de Zuidelyke deelen van Proven- STUK. ce en elders, BARRELIER geeft van deeze, wiek 20 wel als van de volgende , een Afbeelding onder de zeldzaame Planten , in Vrankryk , _ Spanje en Italie waargenomen, De Stengetjes van ’t Gewas zyn Sterswyze omringd met Haairachtig dunne Blaadjes aan ieder Knoop, daar nieuwe Takjes voortkomen, en loopen in lange dunne Aaziren uit, die uit kleine fpide Blaadjes beftaan , bevattende na de Bloem het Zaad, (2) Kruisblad dat nederhurkt, met vier Lan- rde cetvormige Blaadjes en geaairde Bloemen; B dig. Dit verfchilt dus weezentlyk van ’ voorgaan- de, hoewel het zig ook fomtyds opregt. Het komt op de zelfde plaatfen en by het andere voor, — mt. __ (3) Kruisblad met viervoudige byna Liniaale me Blaadjes en geaairde vyfdeelige Bloemen. Egyptifch. Deeze, in Egypte groeijende , heeft Stenge” tjes van een Handpalm hoog, met Blaadjes van verfchillende figuur, onder breed , opwaards ver- (2) Crucianella precumbens, Fol. quaternis &c. H. UW: Sr. ac. Bec. Rubia latifolia fpicata. C, B. Pin. 334 BABE: deon, 549. (5) Crutianeila Fol, quaternis fublinearibus Sc, Mant, 2% T E TR AN-DeRIT A 997 verfmallende, allen in * kruis of kruislings ge- plaatst. De Aairen zyn losfer, beftaande uit Avorin. Lancetvormige Blikjes : de Bloempjes uitermaa- Haers te klein, Het wordt jaarlyks uit Zaad voortge-STUKe teeld,. (4) Kruisblad dat zig uitbreidt , met zes Blaad- jes en verfpreide Bloemen, In Spanje is deeze Soort gevonden door Loer- LiNG. Zy heeft Oxel-Bloemen, aan eigen ge- gaffelde tweebladig gebladerde Takjes. De Bloempjes zyn geel, vyfdeelig en geflooten. Hy nam waar, dat in het bloeijend Plantje de Blaadjes niet uitgebreid , maar regtopftaande en zagt Zyn. (5) Kruisblad dat nederliurkt ‚met Heefterach- tige Stengetjes , vier fpitfe Blaadjes en Be zen. paarde vyfdeelige Bloempjes. Aan de Oevers van de Middellandfche Zee, zo in Spanje als in Vrankryk, groeit deeze, die deswegen Zeekants- of Zee-Krappe van Crusrus ge- (4) Crucianella diffufa , Fol, fenis Floribus fparûis. Am. Acad, UI, 401, LOEFL. Tin 68. (5) Cracianelia einden fuffruticofa Ec. Govan Monsp. 68. GER. Prov. 229. Rubeola Jatiore folio. TOURNE. Jr/?. 130 Rubia marina firigofior fl, rubello, Bana. Jeen. 355. Ru- bia maritima, C‚ B. Pin, 334 Rubia marina Narbonenfum. Les. Jeon, 799, Rubia marina, DOD. Pans, 357, CLUS, Hip, 463. U. DEEL, VEL, STUK, Ae Crucianslia patula, Uitgebreid. Harilina. / 298 VIERMANNIGE KRUIDEN. genoemd worde (*). Men vindt de Afbeelding Arnes. ‘daar van-by-bem en anderen; Het Kruid heeft Hoos, Stengen van een Handpalm eén fomtyds een Voet en hoog; die ‘hard Knoopig en Houtig zyn, met vigt. OP gier {tyves witachtige Blaadjes aan ieder Kniee tje, digter aan de enden der Takjes, die met de daar tusfchen grovijende Bloempjes zig Aairs- …wyze vertoonen, Zy zyn in vyven verdeeld en hebben vyf Meeldraadjcss By avond gaan zy open en. verfpreiden ‚des nagts eenen aangenaa-. men Geur, : en (6) Kruisblad dat OREN» met fpisfe Blaad- N mem Jk die aan de de, der en vier-, aan dis Ee ER, pla se | À j ae zyn; de ä dien ei ns Eider RE Sj … Het Monipelierfe Kruichlad. heet ee, als by die Stad veel voorkomende en Geaairde Kruipende Krappe genoemd van MAGNoLIus. Zy. groeit ook in Páleftinas- De -Stengen zjn » dikker dan-in-de- anderen ; de onderfte Bladen” Ey- C*) TABERNEMONTANUS noemtze Zee- Röte , dat op *t zelfde uitkomt; maar Farbèrwürtes , dat is Verw. Wortel , ge- Iyk men dit Geflagt thans in ’t Hoogduiefch tytelt, als ware. ‚die naam van hem ontleend „ heeft-geen de minfte reden; alzo geene der Soorten tot verwen dient, (6) Cruciarella procumbens Fol. acutis &c, Cracianella repens, Fol. fenis, Spicis longis, SAuv. bermen z2s. GOUAN Monsp. 63. Rubia fpicara repens. MAGN. Monsp. 225» Rü- beola fupina Spicâ longistimâ, TOURNF. Juf?, 130,7 T Er TSR A NH BR ICA sz00 Eyrond- en het heeft dergelyke Aairen” als de rv; eerfte Soort, ki nd , Hoor _R u-B rt A. _ Krappe. id De byzondere Kenmerken van dit, °t welk "5 hier het laatfte is onder de Gefternde Rebiak: beftaan in een Kelkvormige eenbladige Bloem; zynde de Vrugt twee eenzaadige Besfen. Het Geflagt bevat thans vyf Soorten, waar onder de eid de eerfte is , als valt, 0 Kaigne met. jarige à Baden en cen ge- ks doornde Steng. TinEorum, Meeksap, Dit bekende Kruid, dat wegens het Erk «van den Wortel in de Verwery alom vermaard is, grocit natuurlyk in de Zuidelyke deelen van Vrankryk en Iealie, ‘Ten minfte wordt het al- daar in % wilde groeijende gevonden, hoewcl men het ’er, zo wel als in Duitfchland, Spanje en de Nederlanden, cok om den Wortel zaait. Den Latynfchen naam, Rubia, hecft het we- gens; ‘deszelfs roode Kleur. _De Italiaanen noe- men het Rubbia , de Spaanfchen Ruvia, de Franfchen Garance , de Engelfchen Madder , en de {1)-Rubia Fol, annuis, Caule aculeato, Syst. Nat. XIL. Gen, zis; p. 119, Weg, KUL, pe 128. Mant, 330, Rubia fylv. Monspesfulana májor.. J. B. Hif?, IL, p‚ 715. Rubia Rubua fylvestris aspera. C, B. Pin, 333, 8, Rabia Tin&orum fativa. Ibid. ile DEELe VM, STURà IV. zoo _ VrERMANNIGE KRUIDEN. de onzen Mee- of Meekrap. Van de Duitfchers ADE: wordt het Rotte , Farber-Rotte of Farber-Wurtz Hodes dat is Verw-Wortel, geheten, STUK, Eenwye vige, De Wilde Krappe heeft, volgens den Heer HALLER, in Switzerland Stengen van eenige Ellen boog, welke zeer Takkig zyn , met Zaag= _tandige hoeken , Kranswyze bezet met zes lang- werpig ovaale Bladen, langzaam gefpitst, glan- zig, aan de kanten getand, De Bloemen, die groot en geel zyn, komen voort uit de Oxels der Bladen. De Meeldraadjes ontfpringen uit dën bodem van de Klokswyze Bloem, die twee geknopte Stylen heeft en de Vrugt is cen. ronde zwarte Bezie. De Tamme, dat is die men door zaaijen teelt , Kruidken verfchilt, volgens dien vermaarden . ner, van de Wilde maar alleen door zagter van Blad te zyn, met een Jaarlyks Loof, ’t welk in de Wilde overblyft , zo RAy en anderen getuigen. In Zeeland, daar dit Kruid zo me- nigvuldig voorkomt „ wordt hetzelve door de nieuwe Scheuten, welken de Wortels in t Voor- jaar uitgeeven, voortgeplant. De Heer Mu.- LER verzekert , dat men de Wortels van de Wilde, uit Spanje en de Zuidelyke deelen van Vrankryk , weleer in Engeland en in de Neder- _ landen geplant, doch daar van nict dan Planten, met flegter Wortelen bekomen heeft. De Bla- den derzelve , zegt hy, zyn wederzyds met ruuwe Doornen gewapend (*), en men vindt er , (*) Zy moeten zeer rauw zyn , dewyl men ze op eenige 7 p T E T RA N DR 1 A; sor ‘er, in het laagfte der Steng, zeven aan ieder IV. Lids-zynde ’er , naar boven toe, flegts vier ,Arnjma en fomtyds maar twee tegen elkander over, Hoorpe De Tamme Meekreppe, die mecst zes Blaad-STUE- jes heeft, zou, volgens dien Autheur , uit de Nai Levant afkomftig zyn (+). In het Werkje, door hem in ’t jaar 1758 , over de Teeling der Meekrappe in Zeeland, uitgegeven, merkt hy aan, dat de Engelfchen, verfcheide Jaaren her, Jaarlyks ongevaar voor twee millioenen- Hollandfche Guldens, van die Verwftoffe ‚ uit de Nederlanden hadden ontvan- gen. De Sweedfche Heer Lipseck , die eeni= ge Jaaren vroeger over dit zelfde Onderwerp Schreef „… begrootte de Jaarlykfe Uitgaaf der Engelfchen , aan deeze Verwítoffe, op dertig- duizend Pond Sterlings en die der Franfchen op vyftigduizend Livres, Hy deedt, in ’c jaar 1752 een Reis naar Zeeland , om de manier van Teeling en toebereiding der Krappe te on- derzoeken «en hadt daar van eene Plantagie in Schonen aangelegd; die een aanmerkelyken op- gang maakte GH. Hier en daar vindt men ook Plan- plaatfen tot het fchuuren , of polysten van Tin gebruikt. Ook blyven zy, volgens fommigen, aan de Kleederen han- gen: doch waarfchynlyk mizakt de Groeiplaats in deeze rauw. heid een groot verfchil, (T) en Meshod of cuitivating Madder, by PM. MILLER, Lond. 17 () Sokal Werband. op ’t Jaar 1755, of XVII. Band. . 11$. ’ 1. Dr, VIL, STUKe 302 VrERMANNIGE KRUIDEN, Plantagiën daar vanin-Duitfchland, Engeland, Ierland en Vlaanderen: ja in de pabuurige dee- len van Holland ,tusfchen. Helvoetfluis en den Briel ‚ wordt insgelyks veel -Meede geteeld; _ maar … de=Stapel vof Voorraadfehuur. is- daar van tot nog toe in Zeeland, inzonderheid op “Erlend Schouwen; gebleeven 5 wordende al- daar, -omftreeks-de Stad Zierikzee „ de fynfte Meede geteeld, Men hadt „ voor eenige Jaa- ren , „negentien Meeftooven ‘op-Schouwen en Duveland,- welke men rekende jaarlyks , door een genomen , ieder omtrent honderdduizend Ponden te reeden van deeze Verwftoffe. . Dit bedraagt „ ‚voor % Land van. Giesikzee alleen ; volgens «den tegepwoordigen Prys „ meer dan een millioen Helhedche-teldas: adt Pe Meekrappe , die ín vemmiddef iis eind aanmerkelyk’ gedaald was, geldende in % jaar 1747 beneden de dertig, is thans wederom tot den ouden: Prys van zestig Guldens en daar bo- ven ‚de honderd: Pond ;-gereezen. Men vindt een ‘Aantekening dat, ruim anderhalve Eeuw geleeden ‚ de onberoofde Mee te Rouaan vers kogt.werd voor vvfenzeventig Guldens en tien Stuivers (*). Uit de gedagte ryzing blykt » dat men buitenslands nog niet veel gevorderd moet zvn met de Teeling van deeze Verwftof- fe. Mooglyk al de eigenfchap vanden ee (*) Hedend. Hiitorie XIV. Deel of Tigerw, Staar der ze deri, IV, D, bl zp TE TRANPDERIA 303 is Zeeland en daar omftrecks , als uit Kley met mw. Aarde gemengd beftaande , ‘veel tot de deugd AFDERL, der Meekrappe doen. Misfchien ook is men Hoöra= ‘er kundiger én oplettender in de manier van°TUK. _ zuivering en bereiding, Een Gemet of half, Aen, Morgen Lands » dat bekwaamst tot die ln ling : is ‚ in *t Eiland Schouwen, levert van duizend ‘tot drieduizend Ponden uit, in één Sai- zoen , zo de. Heer Mir Lem aantekent: doch in eed 5 by, is de veelheid maar van rk een ertegen teleid ding gevoegd ven het Gewas en van deszelfs Wortdlen , die zelfs twee of driejaarig moeten zyn, eef menze uit den Grond delft. Zy zyn dan op dd hoogfte ' Örmtrent een ‘Pink dik , en worden , na, het droogen en zuiveren , door fäinpen in dhië deelen Ln waar van hét Hart de fynfte’ Krat pe „ het dáafom heen zittende wend dt, eh Nee en de Schors uitlevert, “aat Onbe- ziofde de REE ‘gene is „ Td mer alleen den Bast heeft afgehaald, zonder die van het Hart te ontblooten. *t Voor- (*) Men zou her derhalve van zulk Land verfttan moe- ten, in de Tegenwoordige Scaar van Zeeland 1. Deel, bladz. 287» alwaâr war voorlvker een Omftindig Berigt van de Tee- ling en bereiding der ee en van de Keuren dear ome Se gegeven we > Me, Daas, VII STUK» B04 ViEkMANNIGE KaurDen. Iv, % Voorsaalle gebruik deezer Wortelen is Ârpeel. (ot het vérwen van Wollen Stoffen of Wolle, es die men dan zegt Kraprood gekleurd te zyn (*). STUK. Den Ouden is deeze eigenfchap reeds bekend „ Pe ten minfte door hun waargenomen geweeste DrioscoriDEs zou it de roode Kleur van ’s Menfchen Water, die op het inneemen derzel- ven onvermydelyk volgt „ opgemaakt te heb- ben , dat zy cen fterk afdryvend Middel waren , % welk zelfs Bloed deedt wateren. Zy zyn bit- terachtig en wat famentrekkende of wrang van Smaak. Of zy openende dan ftoppenide zyn s is nog niet nd beflist, Men houdtze voor een lige Kwetzuuren, en ono wordt hee Ter Afkookzel derzelven de zul- _ken aangeraden , die van om hoog gevallen zyn Wegens hunne Solmtnd: en tevens Ambt: kende eigenfchap komen zy in de Drank van SYDENHAM tegen de Geelzugt. Het Werk- volk , dat deeze Wortels veel behandelt , uit- zoekt en het Pocijer tot Klompen maakt, wa= tert ook dikwils rood. De kleurende deeltjes moeten zeer fyn zyn: want men heeft onder: vonden, EE dezelven in ’t Gebeente doordringen van ’t Ge ‚ daar men dien Wortel onder ’t Voedzel mengt, maakende zelfs daar van de Oogen rood (3) (*) De Krap wordt te Aftrachan, zo wel als in Turkyes fterk tot verwen gebruikt. Zy gfocitin Kisflar wild en de S. G. GMELIN, Reife durch Rusland , Perersb. 1774. p. AN De Se daat men in Sweeden insgelyks zot wat TESTERSAGNEDAAEN A Weg (2) Krappe met overblyvende Lintaale Ee die van boven effen zyn, Indien het overblyven van het Loof en ptn meer of minder effenheid der Bladen „ het ee- nigfte verfchil van deeze met de voorgaande ereen uiemaakt , dan zal zy -bezwaarlyk ‚aangemerkt Vreemde. de gemelde veranderingen onder de- Méckrappe _ voorkomende , voor een byzondere Soort kun- nen doorgaan, Ondertusfchen wordt de Vier- bladige, zeer ruuwé, glanzige Vreemde Krape Pe, van HErRMANNUs, hier thuis gebragt , welke veel overeenkomst fchynt te hebben met de Wilde Mee, die natuurlyk op de Rocfen by Briftol en elders, in Engeland, groeit; alzo de- zelve de Bladen donker groen, en de Bloemen witachtig heeft, brengende dubbelde” zwarte Besfen voort. De Groeiplaats is gefteld op ’c Gebergte by Lyons in Vrankryk en by Nizza in Piemont. (3) Krappe met overbiyvende s 25, baki mt. glanzige Bladen en eene offene Stenge nij en pebruik van miakt, hier voer onder den naam van Noordfeh WWalftroo hefchreeven, geeft op ver naa dat fchoone niet van de rs Meekrappee Zie Srtochbeimse Varhand, Kil, Band. p. (2) Rubia Fol, pere mee Capra levibne, Mant. 330, Rubia Fol. quateinis. R. Lugdó. 254. ids Beifolia asperrima &c, HERM. ee Pe 523. {3D Rubia Fol. perenaantibus fenis en. lucidis ke, U. DEEle VII. STUKe 806 _VIERMANNIGE KRUIDEN. Iv. Op ’t Eiland Majorka is deeze waargenomen , anak die naar de voorgaande zeer gelykt, maar de Hoorn. Bladen alleenlyk aan den rand agterwaards ruuw , STUK. _ niet aan de Kiel ruuw heeft. De Bloemen zyn gepluimd, bleek, gefpitst » in vyven gedeeld. zv. (4) Krappe met overblyvende Liniaale Bladen, Auguicifse die van boven ruuw zjn, Smal Op Minorka is deezc gevonden „ wier. Leef betaat uit vier- of zesbladige Kransjes Stengen , die zeer ruuw en vierhoekig ane pr langs den Grond verfpreid. De Bladen, fmal en fpits, hebben de Kiel en Rand met Doorn tjes gehaaird » Ee ee de middelrib van oven ruuw e Bloemer erk plat en in vyven. Ee s) Krappe hen ef e Hart Hattvor- À vormige Bladen. In Siberie en China groeit dit Kruid, t welk door GmesiN Ongedoornde ruuwe Smilax , met eene roode Vrugt, genoemd werdt, doch Mes- SERSCHMID gaf ‘er, veel cigener, wegens de viervoudige Bladen, den naam aan van Kruise blad dat klimt, met Bladen van Smilax dieruuw zyn, een geelachtige Bloem en eene groote jen KE) (4) Rubia Fol, peenmanes ntsbanvig: fapra an ant. (5) Rabia Fol. perenn. quaternis Cordatis. Mant. 197 Cruciata Daurica (candens, Smilacis folio aspero &tc, AMMe Ruib, lo, T-r TeK AN BekerA. Boy Ì in de. Vrugt.- De Bloemen , Pluimachtig aant RA end der Takken groeijende, zyn byna Klokvor- mig, in vieren gedeeld, gaapende , aan de tip- Dl pen genageld, Voor ’t overige is daar van niets pe rs bekend, ens onoge POLYPREMUM, Veelfteng. Een vierbladige Kelk; een vierdeelige Bloem die” Raderachtig is , met ftomp_ Hartvormige Kwabben :- een famerigedrukt Zaadhuisje, dat uitgerand.is, met, twee Holligheden, Dûs zyn de byzondere Kenmetken van dit-Geflagt „on- der de Viierraaanige Benwyvige Planten , ope gegeven, De eenigfte Soort van hetzelve 69) wordt 1. leggende of neerhurkende genoemd, wegens 57ir. deeze eigenfchap van haare Stengetjes of Tak- pend ken. Zy komt by PeriverR voor, onder den naam van Karolinifch Vlafch, De EE : îs in Karolina en Virginie, > B xACu en Kogelpyp, Dit Getagt heeft pan den Kelk vierbladig en de Bloem vierdeelig , maar de Pyp van de loëm is Kogelrond, en daar van geeft men het den naam. Het Zaadhuisje heeft twee had é Sleu- “> (x) Polypremum.-Syse. Nat, XII, Gen, 137, p‚ tar. Vege XII. p. 130. AEB. Upf. 1741. p. 78. Linum Carolinianunae Par, Gaz, o. Te 5. £. 6, = U. Deer. VIL Ston, 308 - VIERMANNIGE KRUIDEN, IV. Sleuven en twee Holligheden , het gaapt aan AFDEEL de Punt en bevat veele Zaaden. Hebr. Twee Soorten, beiden En zyn ’er in STUK. vervat, naamelyk. n a) Kogelpyp met ongefteelde Bloemen. xacam Gorte Deeze is onder de Ceylonfche Planten be- de. fcbreeven ‚ en als een nieuw Geflagt by den naam van ZExacum voorgetteld geweest. Tot dezelve fchynt de Ethiopifche Kleine Santorie van PLUKENETIUS, met Goudkleurige Bloe- men , te behooren. ’t Gewas heeft een regte_ Steng, van een Span hoog ‚ met Eyronde Blaad- ies : oe ongefteeld zyn » ‚tegen elkander over. reenkelde Bloemen „ die a: (2) Kogelpyp mes gefleelde. Bloemen Pedwencula= inenen Geliecide, In geftalte komt deeze, wier Grociplaats in Oostindie is, de- Gentiaan zeer Haby, of gee Iykt.ook naarde Kleine Santorie en tevens naar ’C St. Jans Kruid, volgens Prukener, heb- (1) Exacum Floribus fesfilibus. Syst. Nat. XII. Gen, 14e p. 122. Pig. KIL p. 131. eg Acad. 1, p. 391. Centaurium minus Aursúm „ Flosc, nu m. ZEthiop. Pruk. Aim. 75. T. ars. if. 3 Centauriuu Liftemicnis minus, Burm, Zeyl. 57e Burm, Fl. Ind. 35 (2) Exacum loribús pedunculatis. Cent. minus Hypericoie ‚des Flote lureo,-Lini Capitulis, Prum. Alant. 43. T. 34% f. 3e Lyfimachia erecta Caule ter eripartito, Buma. Zeyl. P. 146. Te 63e £. 2e Buma. Flo Îrd, p. 35. T -aotoa sat ND RH A, 309 hebbende geele Bloemen en Hoofdjes als het _IV. Vlafche Het fchynt de Lyfimachia met: veeno ÂFPEDLe driemaal driedeelige Steng te zvn , welke-de Hoorp- Hect J. BuRMANNUs, Onder de Ceylonfche fTUEe Planten , heeft-afgebeeld en befchreeven. ; Hiet se, 4% toe wordt , door zyn /Ed.-de Koortsverdryven- de Indifche Lychnis, met Gentiaanhladen, van PerTivers welke de EE. ERG noemen, thuis gebragt es & LANTAGO. Wegen ie De Kelk en“Bloem 4 beiden in Vieren gee. deeld , doch de Bloën met een « Rand en zeer lange Meeldraadjes = het Zaad. huisje twechollig en if ’t ronde gefheeden. Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge. flagt, bevattende twintig Soorten, waaronder de zeer gemeene Kruiden van dien naam, De vier laatften hebben een SER ale pen een naakte Steng: of Bloemfteel, - @ haken met _Eyronde gladde. Bladen 3 St Schubhs- Plantage p ee me jar. Rr ws’ geplaatfte inn Le De (1) Plantago Fol. ovatis glabris Sc, Syst, Nat, XII, Gen, 142. ps 122 Ver, ziee Gen 142, p. 131. H, Cliff. Fl. Succ. Fi p. &c R. Lugdb. gor. HaLr. Heiv, 470. Plane ‚tago latifolia finusta, C. B. Pix. 189. Plant. major. CAM. Ep. 361. B, Plant. latifol. glabra minor. C. B. Pin. y,Lâ- tifol. Rofe: , Flor. Spec. C. B, Pin 8, Latif, Spica mulsipl, put « Latif. Ros. Flore expanfo, id, Vv 3 IL. Dear. VIL STUK. iv. : rn Hodds: STUKe Eenwy- Vigt. Heer Cray TON io Virginie, aan de Wegen. sto VIERMANNIGE KxurDen, De Groote “Weegbree onzer“ Velden maakt’ hier de eerfte Soort. uits Deeze grocit niet al- leen door geheel Europa , maar zelfs, zo de Ridder aantekent; in. Japan, en volgens "den De Weiden en Akkers zyn ’er , indien menzev nn laat „ook niet van ontbloot.=s; Inde »s Tuinen, zegt de Heer. HALEER; ís deeze 9, de gemeenfte en vult de Potten met haar 2) haatelyke voortteeling (*) ‚ Grooter dan de „, overigen zynde, brengt zy dikwils Bladen sy van” verbaazende grootte voort, die platte „5 Steelen hebben , altyd langer-dan in de Mid= so: delbaare of Ruige Wedgbnen; fomtyds bynâ cen Voet lang. den-zyn-glad, doch RE een Ribben „die ’er zeven zyn, s; minder famenlaopende. — De figuur is. „kort sE de rand ss op veslaneide manieren getand en’ uitgehioekts ‚‚ De Aairen zyn-zeer lang en-fchtaal.”” Men heeft dit Kruid in ’t Latyn , zo ’tfchynt wegenis de Voetzoölachtige figuur en legging óf cok wegens de grootte der Bladen, Planta- go geheten. Hier van is de Italiaanfche naam Plantagine , als ook de Franfche en Engelfche Plantain,-âfkomttig. Iù Karniolie noemt men het Trapotez „ in Boheme Gitrocell, in Hongd- tie Utifiu , dat is Wegkruid, en‚in, Sweeden Groe (*) Hee in Hortis frequentior est, er Testas proventu odio- fo replets B ar pn T grRRZA MED Reel, Aoi Groblad, Onze benaaming komt met de Hoog- _ IV. duitfche-Wegebreit overeen. Het wordt. ook ee fbmryds. Wegblad of, Wegeblad geheten. De gladheid der Bladen onderfcheidt byzon- sruk. der! yk deeze Soort, die-fomtyds zo klein voor- ne komt „ dat men: ze anders.met de Middelbaare ligt. verwarren-zou. Dit- maakt een Verfchci- denheid uic,-doch of de Zee-Weeg bree van Com: MELYN „ hier aan,den Zeekant voorkomende, _ grooter -zy van. Blad dandie in Switzerland, hek (Mag: befchreeven En zou. ik zeer Genta: e Groote glad- B Weegbree met- werdeelde Aairen voor ‚en fomtvds- zyn die Aairen van zulk eene geftal. te, dat menze Roos-Weegbree noemt. De Heer HaLLER: zegts „dat dit alleen eene Verfchei- denheid is, door Blaadjes, uit de Aair voort- groeijende. veroirzaakt, doch anderen. befchry- ven deeze Roos-Weegbree, als. Haairige Bladen hebbende. Somtyds- zyn het als groene Roo- Zen , opt end van de Bloemfteng :. fomtyds loopen. zy’ inslange. gebladerde Aairen uit. Het eqn_en_ aad ved: BE WEINM ANN is enten is, shet adh van eee: „in Grootte, zegtLii NNaus, Wy hebben > een volmaâkte Plant daarvan korter daneen ss Nagel, en even de zelfde Soort gezien met seen ‘Steng van ’s ‚Menfchen hoogte. Deeer- » fte {*) Zie zyn Kruidboek, Plaat Nomm, gar Cn 3220 4 U. DEEL, VII, STUK, ‘qi2 * VIERMANNIGE KRUIDEN. » fte groeide in Lapland op dorre Steenige plaat- ss fen3’de andere ineen vette mullige Grond , s, die veel gemest wordt door den Drek der ;, Rendieren. — In’ Soort ‘nogthans verfchillen ; ss deezë Planten zo min, als de kleinfte Dwerg ‚‚ van den grootften Reus. De klcine Plantjes » hebben de Bladen. geheel effenrandig; doch »‚ in de grooten zyn dezelven wyd van elkan- s, der Zaagswyze getand” (#). De Bladen der Weegbree zyn , op vogtige plaatfen’ en if Bosfchen , volgens anderen min- der ‘uitgehoekt. Ook hebben die Tandswyze En, meest aan den voet des Blads, by den Steel plaats, Ik heb nimmer, hier te Lid. “de el de Steppen of -Bloemfteelen; op ver naa, 5 maat Bauuinus fchryft, dat men by-Mon t deeze Weegbree vindt, zie: agen van. twee Ellen-hoog; die-een Auir draagen van een Voet, en Bladen hebben van zes Duim lang en vier Duim breed, Dit komt byra op de gezegde hoogte uit; en bevestigt tevens de ongemeëne“veränderlykheid van Het Gewas,“ De zodanige grocit aan den Zeekánt van Languedok volgens MacGNoLtus, en dit zal de Groote Zee-Weegbree zyn, daar J. „Bag uiNus melding van maakt, Groote Breedbladige wordt elgentiyk in de Geneeskunde begeerd; hoewel men ook de ‘ânderen , tot even ’t zelfde einde, gebruiken 2 at 8 kan, sh (*) Hird Lapponica, p. 34, 38. T ETSR ACNODOR TVA 313 kan. Alle de oude, zo Griekfche áls Arabifche Iv. en’ Latynfche Artfen, hebben een Samentteks Ee ‘kende kragt in dit Kruid erkend , ‘welke berust Hoorps* in deszelfs Aardachtige en vaste deelen, De “TUE Bladen, *t Sap en Zaad, kan men derhalve tot „4, dat oogmerk gebruiken , doch iets van die hoes danigheid te zoeken in“het gedestilleerde Wa- ter van Weegbree, fchynt belachelyk: “Het- zelve js niettemin „ door CARDANU s, als een uitmuntend Wondmiddel gepreezcn . gewöest. . Een verfch Blaadje, opg clegd , ftrekt.tot Ge- neezing van kleine Kweizuuren, ‘Optvellingen, Ontfteekingen en Bra erfte Sap, dat ‘eenigszins wrang” is, Ik groote ; vaekt heid gebruikt, heeft men dienftig bevonden tes gen Borstkwaalen „> inwendige. Verzweeringen , en in ’t byzonder tegen.den Buikloop ; in welk gevalvechter de. Wortel, als meer famentreks kende, ruim-zoskragtig is.Het Zaad wordr, tot een vierde Loots, in Melk,als een gemeen= zaam Middel tegen dit» laatfte ‚ van het Lands volk ingenomen. KE): 3 (2) Weegbree met Eyrondes ‘gladde Bla a en; IL hoekige Bloemflengen en Aairen van afge- 4 Se. zonderde Blommetjes. ofterfche, Eed in China en Siberie groeijende, g Ben Di. : <{*) Rorry Mar. Med. p. 4 (2) Plantago Fol. ovatis ele » _Scepo Ens ‚ &e. Burm. Fi. Ind, Pp. 35e 1 DEEL. VII. STUK. 314 VIERMANNIGE KRUIDEN: IV. Iykt, voor * overige, zo de Ridder aanmerkt 4 ÄeDEEL: in Geftalte naar de“ voorgaande dermaate „ dat ionen: ieder een-ze ligt voor, de zelfde zou aanzien. STUK. De Aairen zyn langer en de.Bladen dikwils aan ien den-Grondfteun cenigermaate getand. Een der- __gelyke, die rondbladig en vyfribbig is, met gee tande Bladen, op Java gaen wordt hier thuis gebragt. UI. 5) Weegbree met Lancetswys” Bras Haaîr- Plantage __ achtige Bladen, ronde Bloerflengen en me Rolronde Autren. Uit deeze bepaaling ziet men, hoe weinig-de hier” genoemde mieren Weegbree van de _ Groote. Breedbladig als 7 die, en heeft de: Mean olen insgelyks rond, De Bladen zyn in de gedagte Groote ook fom- __tyds‘ ruig, maar de Geftale is-onderfcheiden : zy fpreiden zig Roosachtig op den Grond uit, en’ zyn niet getand ; de Bladfteelen veel korters de Bloemkelken glad; de Meeldraadjes paarfche achtig. Somtyds zyn de Bladen, geheel, ruuw door de gedagte ruigte en grys of witachtig. Men geeft hier, in t byzonder, den naam van „Arnoglosfum datis Lams-Tònge, of ook dien van Cynoglasfa s dat is en oe aan. 25 Bloem sd), nets Fol, ovato-lanceelatis pubescentibus, &e. Fl Sue. Hort. Cliff. R. Lusdb, sot. HALL. Helv. 472. Plante Ede: incana. B, Plant. lacifolia hirfura, minor, c. B. Pir. 155, Plant. latifol. incana, Spicis variis, Moris. Hip. Ul s. 4 TTR k Trarpenk aONDR Ess Bloemftengen hebben de Aairen korter en dik- IV: ker, Zy. vallen ‘van een’ Voet tot een-Elle hoog. “or Lose reen anderen hebben-dit.onderfcheid der Hoorn” Geftalte, in Soorten die veelal op dezelfde plaat- TUE 7 fen grocijen, duidelyk aangeweezen. Deeze ga tk Soort, naamelyk, groeit ook in de meefte dee- len van Europa , doch fchynt de dorre opene Kley-Velden , volgens LiNNAUS, meest te beminnen (*). Ee) Weaghten: met Lanceivermig rde , Eeen En : ige Brede dare eBEr ge 2 re ad 01 En Vargini= en Taakige Bloe Blenfengen A tre 3, De Virginifche wordt deeze „naar hare CEO plaats , genoemd, en is, door de gezegde hoe- danigheden, weezentlyk van de voorgaande on- derfcheiden. Hier wordt de Karolinifche drie, ribbige, met Muizenoor- „Bladen ,. chuis. den In Amerika bloeit deeze, met u | Meeldraadjes : doch he Bigs. ee wil zy het naauwlyks doen» 5 heen zal het lig Zyn. vere _@ _{*) Habitat in Enis Pascuis fterilibus apticis Arg! Hofis, Sp, Plant. p. 4) Platig Ei Lanceol. pubescentibus fubdenticu'atis &c, ne 19. Mant, media incona Virginiana. Mo= Prbdni. Per. Gas: 1. T. he io. Plant, Myoforis five trinervia rie nn Raj. Hf. Il. p, 148. U. DEEL. 316 VIERMANNIGE KRUIDEN. IV. (5) Weegbree set Lancetvormige vyfribbige E Er getande gladde Bladen, langwerpige Rol- Hoor p- „ronde Aaîren- en etend hoekige „Tus __… Stengen. me ane De Bynaam is niet eigen voor deeze Soort , Zeer hoo: welke de Blocmftengen ruuw en maar drie Voce ten hoog heeft, daar die in de cerfte Soort fom- tyds wel vyf Voeten langte bereikten. De Bla- den zyn anderhalf Voet lang , glad, dik, met ft Tanden, wyd van elkander; de Aaircn lang en Rolrond.- De Groeiplaats is in Italie, VL d. Weegbree met Lancetvormige Bladen, ee byna Eyronde naakte Aairen en en: „en iso … Bloemftengen. We Sent Di is de Smalbladig ge rd _ Weegbree. en ook Hondsribhe GE eenvoudiglyk Geribde, in *t Engelfch Ribwort- Plantain, in * Franfch Lanceole genaamd, naar den Latyn- fchen naam Lanceola ; om En de Bladen vol maakt Lancetvormig zyn; in ’t Hoogduitfch Spitswegerich De Ribben zyn hier, wegens de fmalheid der Bladen, duidelyker dan in de ecr- (s) a Fol, Lanceolatis quinquenerviis denzaris gla: bris &:. Plant. montana crasfo, giabro &c. Tir. Pis 146. (6) Plantago Fol, Lanceolatis Spicâ (uhovatâ nudà , Scapo ängulato. A, Clif. R. Lugdb &c, Sc. Plantago angustifolia major. C. B. Pin. 189. Plantago minor. Dop. Pempt. 107e Plantago quinquenervia five Linceola. Lom. Jean. 305. B Riant. trinervia Folio angustisfimmo, C, B. Pin, 189 TE: MEREN PDEN RTJA, $Iz eerfte Soort, die Zeverribbige genoemd wordt, IV. hoewel het getal der Ribben niet altoos zo ze- A Pe ker vis, “Ook komt deeze Smalbladige wel eens Hoorp= voor met drie Ribben, welke dan Drieribbige B kina geheten wordt, en van GESNERUS voor een 5, byzondere Soort is aangezien, In deeze zyn de Bladen nog merkelyk fmaller dan in de Vyf- ribbige, Dezelven komen in beiden witachtig voor , door de Haairigheid en fomtyds als ver- zilverd „ hoedanig eene door TOURNEFORT op een Gebergte in Provence is waargenomen (*). Het bovenfte der Bloemfteelen is fom- tyds Roosachtig gebladerd of met veele Aai- ren gekroond , even als in dit plaats heeft in de Breedbladige, en dan wordt zy Scoparia of Bezem-Weegbree geheten, Zy valt zo groot niet als die , en groeit op dergelyke plaatfen. Men agtze in kragten daar mede overeenkom- ftig, en de Wortels blyven, insgelyks over. (7) Weegbree met Lancetvormige Bladen ; pj die eenigermaate getand zyn ; de Aairen ; zage „ze uigaairie pas. Ee ruig; de, Bloemftengen rond, be: (*) Plantago Arg ifoliae Rupe Viltoriz. TOURNF. Jnft, 1270 ati Aix. iks. Zie een fraaije Afbeelding en befchryving daar van GER. Prov. p. 333 (7) Plantago Fol. Lanceolatis ps enne &c. Plantago ‘angustifolia paniculis Lagopi. C‚ Be Pin. 189. Prodr. 98. Monts. Hif. UI S. 8. T. 16, É. 13, Plante Gatanancs, Rauw, lt. 4. T. 6. IL, DEEL. VII, STUK. per s18 VrERMANNIGE KRUIDEN. Deeze Soort, diein de-Zuidelyke deelen van Iv. AFDEEL Vrankryk y”in-Spanje en‘Portugal, groeit , voert mas wegens de-ruigheid der Aairen , die tevens ga rondachtig. zyn. „ den bynaam van Lagopus of Be VEL Haazepoot een bekend-Kruid, . C,- Bauninus befchryft deeze en zegt dat de Hoofdjes fom- tyds ronder, fomtyds langwerpiger Wollig en rosachtig- zyn» geevende op zyde kleine Blom- _metjes uit. ’t Getal der Bloemftengetjes van ieder Plant, de grootften ongevaar een Hand- breed hoog „ was fomtyds meer dan twintig. De Bladen ‘waten-ongeribd, van onderen ruig: of ftekelig , vier Duimen lang en‚minder dan een ein breed , Ben hese zeer epi aan ’ Sahiss tad En Ee hak ha _® Weegbree # met breed Lancetvormige , drie- ige » eenigermaate getande en Haairi- ge Bladen, de Aairen langwerpig ens ruig, de Stengen hoekig. Niettegenftaande deeze, in Spanje gevonden door ALTSTROEMER, de Bladen. breeder. dan de gewoone Ruige heeft , zyn dezelven doch maar dricribbig, regtopftaande, een Handpalm lang. De Bloemftengen zyn eenigermaate fte- kelig , met vyf Sleuven. De Aairen , ruig ger lyk in de voorige » zyn langwerpig, de Bloe- men witachtig, — (Go) 0 Plantage ‘Fol. jean fanceolatis trinesviis fubdentatis (ub- pilofis &c. Plantago trinervia latifolia minor incana Bip ca. BARS. Zer, 118, Te 745a Tam TR AN Bim I A 319 (9) Weegbree — met Lancetvornikd Jcheevée IV, Haairige Bladen , Rolronde opgeregte ns sti ren en ronde Stengen. Tot. deeze Soort, die in de Zuidelyke dee- En len van Vrankryk en in Spanje, op drooge #/erage dorre Velden, groeit, wordt het Groote Ruige Wieachtie witachtige Holofleum of Heelbeen, van B Ea HINUS, thuis gebragt. Daar toe behoort het Kruidje , ’t welk in de nabuurfchap. van Sala- manca door CrLUsI1us waargenomen werdt, voerende dien naam. by de Anbeeseegen. Het was zeer klein, met langw > Blaadjes , door de ruigte byna geheel wit en langs den Grond uitgefpreid , waar tusfchen vyf of zes naakte Steeltjes voortkwamen , een Handpalm hoog , met dikke Rolronde Bloem-Aairen. Veel klei- ner nog, was dit Kruidje, by Montpellier , hem voorgekomen. (zo) Weegbree met platte Liniaale B Bladen , ronde ruige Bloemftengen en langwerpige srlle regtopftaande Aaïiren. op de Switzerfche Alpen i is deeze door den Heer & Plantago As Lanceolatis obliquis villofis Ke. HL. Clif. B. Zugdb, 4o1. GOUAN Monsp. 7o GER. Prov, 334 Holos- teum hirfutum nn majas ê minus. G. B. Pin, 19e, Holost. Salmenticenfe CLvs. Hisp. 486. le. 487 (io) Plantage -Fol.-Lineaxibus planis &c. af Helv, 471, SCOP. Cars, Holofteum hirfutum nigricans, C. B. Pin Iso, Coronopns Gylvesteis five Serpentina Mil. Lan Jeen, 439? Bocc. Mus. 2, p. 22. 1, STUK) IV. 320 — VIERMANNIGE KRUIDEN, Heer H ALLER waargenomen „ wordende Na- Arpzel, delgrasf van-.de Herders genoemd, en byna als Hoorre Klaver aangemerkt in hunne Weiden. De Blaad- STUK. jes zyn zeer mal en Naaldachtig dun, maaken- Eewy- Je op den Grond een Roosje uit een dikken, wize. _Jangen Wortel. Aan de eene zyde zyn zy plat, aan de andere zyde rond, De Kleur: der- zelven is donker groen : weshalve het ook den naam voert van Zwartachtig ruig Ho- lofteum. De Jonge Aairen knikken en reg- ten zig tegen ’t bloeijen op, volgens Doftor Scorori, die deeze Soort ook op de hooge Bergen van Karpiolie waargenomen hadt. Ha L- BER zegt, datde rype Aairen langer zyn, dan „ren pO ss ED ‚de Blnem hei: zeer kort Wollig ea rond, met rondachtige knikkende Aaîren. — d Op ’*t Eiland Kandia heeft TourNErorr deeze zeer kleine Soort van Weegbree , die kromme Stengetjes heeft , waargenomen. Zy zal het Kretifch Holofteum of Leeuwenpootkruid van C. BAURINUS zyn, dat zeer fmalle Blaad- jes van een Handbreed lang en Stengetjes heeft van ‘twee of drie Duimen hoog , met ronde Bloem-Aairtjes. Als het Plantje oud wordt en ver. —_ 11) Plantago Fol. lineeribus sec. H‚ Cls R. Lugdb. 401. Plantago Cretica minima tomentofa. TOuRNE. Cor, s. Hoe lefteuin five Leoatopodinm Creticum, G, B. Pin, 19% Crus. Hift. IL. p. 11. TE TOR SN DR de Ád 3eï verdort ;- krommen de Stengetjes3 dikker en _ IVò- ftyver-geworden , met het Bloemhoofdje. zoda= Arget, 4 nig naar den Grond dat zy naar Klaauwen gely- Hoofs. ken, en met elkander, als ’t ware, Een Leeue STUEs wen-Poöt vertoonen,” { Ea W cegbree zis Fe effenrandige tit. jes „die. aan. den Voet, Wies zn arn _@n.ronde Siengetjss, enen Op veel plaatfen an nd ziek , 20 der Zuidelyke “äls Noor slyke en Europa , als in Noofd Af tka,’ voort; ja zelfs dok wel ver van de DI in En- geland en de Nederlanden. Men vindtze'ges ” teld onder de Coronopus en Zee-Hartshöorn ge- tyteld , offchoön de'Bladén flegts hier ‘en -daaf een Tandje hebben. In Westfriesland, alwaar mén dit-Kruid. Krokkeling. noemt „ zo de Hoog= leeraar:pr-GORTER aanmerkt; groeit het veel en onder ’t Gras aan de Zuiderzee en is Voedzel voor het Rundvee, Van fommigen wordt het ‘ook wel met Olie « en me ge Salade gegeten 5 e SE . (13) (2) Plantage Fol, Semircylindraceis integerrimis ec. Fie Sute, 127. Fl, Lapp. 63. LOB, Ob/» 163. Coronopus maritl. mus majör. C. B. Pin, 190, Plant. angustifolia, Dop. Pempte to3. Gonr. Belg: 38. eig Nonnullis pio „Acetario comefta pe GERT, Belg: D,< IL, DEEL. vil, Sru, \ Ê3 Ek Gn « 1 82% VAERMANNIGE KRUIDEN; Ke q) Weegbree miet Elsvormige „ driekantige , WE aad ruwe Biden é en ronde Bloem- zi het wordt de allerkleinfie Bnmclen van zinnen Loser thuis gebragt, welke de Heer Hare gd LER als eene Verfcheidenheid tot de Alpifche WW betrok “en e- alleen in klein- “te van die Coronopus ‚ welke de Serpentina van MaTTHrioLus geacht wordt te zyn, te ver- fchillen;. Onze Ridder erkent, dat ’er een groo» te. verwantfchap is tusfchen deeze en de voor- gaande oe, Het Holofteum van Marfeille, NUS | gens. komt hier als us. Deeze Soort gracit h : ia hedde stbs Es Ti xiv. (14) Weegbree met eters wafribi- ideen 8 Ziagsvjs E sore „Bladen en ronde DEES in als e Zuidelykfle deelen van Ítalie en in Barbarie groeijende, verfchilt door ed tn) pa Fol. Subulatis triquetris ftriatis &ec. R» Zagdó. zor, Plant. Fol ttiarigülari-prismaticis. Goerr. Stamp. zp. id ee friQisfimo folio minus, CB, Pin, 191. Ser ómnium minima.’ LOB, -Zcons 439: B. Holofteum Masflienfe. C. B. Pin. 19o, CC) De Omgekromde Woesbres ta Mant. p. doe, isen nieuwe Soort voorgefteld , komt zeer naby aan (14) Plantage Fol. Lanceòl; quinquenerviis gec. Plantago Apula laciniata bulbofa. Cor. Eepbr Is p, T. 259. MORS, Hi, IL p‚ 260, S, 8. T. 16, f, 19, BARB, Rare 749 Trek Kok B RT Á ss tandige en Bladen + van alle de voort: prc en zee 5) Weegbree met Liniaale gerande Bladen Ì en ronde Bloemftengen. Onder den naam van, Hertshoorn is dit Kruidje EA bekend, dat men ook. wel Kraaijenvoett hoemt , folia. volgens den Griekfthen ndam, Ja’ Frànfch ed Engelfch en Hoógdüitfch „ hebben die ‘benaa- diet: mingen plaats „doch in ’tlealiaanfch-noemt men het DE is Sterrekruid in Eg sro! den Zeekant’ van ons. „Werekdedeelie: “op aten _ ge Gronden, Het is zeer gemeen by de Oostzee in Pomimeren,als ook aan de Oevers van Sweedens De Bladen zyn langwerpig ; fmal, met eene äanmerkelyke ruigte of ruuwheid, en zaten > ge ndgn Aar a die der gemeene Weegbree 4 ide, In de by rn di vri voorkomt, is het minder uuw of ruig, dan op Wallen en Wegen, daar men_ het, veel in Gelderland ontmoet, - Men ct let, Loser, van den Zeekant gee - bragt 5) Planiage Fol. linearibus deatatis defitatis Scapo terêti. ORD. Dan. 272, Plant. Fol. Jinearibus pinnato=dentatis. H. Clif, Fl. Sé, Ra Ligds. gc. Cotonopus fylweftris hirfutior hor- tenfis, C‚ B. Pin, 196, Hêtb, Stel five Corau Cervintms, Doo, Peript, 109. X 3 IL. Dser, VII, STUK, 314 _VIERMANNIGE KRUIDEN. „IV. bragt en verplant in de Hoven van Engelands ArDEEL. Duitfchland en de Nederlanden, om als Salade Hoor: te gebruiken en tegen. ’t Graveel, Deeze wordt TU, “Tuin- of Zaay-Hartshoorn genoemd. XVI. { 16). Weegbree met Liniaale eenigszins gl- Be tande Bladen, ronde Bloemftengen en Ey- ronde Aairen die uit gekielde Vliezige _Blikjes Jamengefield zjn. EE lide op ‘Heuvels en aan de kanten der’ ee in ‘Spanje, nam de vermaarde LoErFrLiNG deeze Soort waar, die kleiner is en vroeger komt dan het gemeene Hertshoorn-Kruid „ doch bovendien. in de gemeld „hoedanigheden vers: … fchile ; i erheid „ doordien zy de Bladen: maar me rend en eren maen „De (Eonbloemsige hors Blans en zyndes zo volgen hier de Soorten met getakte? Stengen, naamelyk in de eerfte plaats, XVIL (13) Weegbree met een Takkige Kruidige ie warn Steng „ de. Bladen eenigermaate getand en. . ee de mk an: „Dit ei pian Fol. ie fabdenratis &c. LoerL. loire 124. di mârina, Periv. Herb. 3. f, 5. “Ray. Anglo MI. ps 315: (17) Plantago Caule Rano Herbaceo &c, u. ie rel Med, R. Lugdb. gon, Pfyllium majus ere&um. C, B 191 Pfyllium. Dop. Pempt, 115. Palicaris Herba. LoB. ple 435. HALL, Helv, 470, 2 TOURNE. Juf? 4204 PAER RA ERE; ans Dit is het Pfyllium der Autheuren, dat men _ IV. in % Nederduitfch Plookruid, in ’t Franfch OKEE, Herbe aux Puces , in *t Engelfch Fleawort , globus: Fieefved , in ’t Hoogduitfch Ployfaâmenikraut nn noemt, wegens de figuur en kleur van het „5, Monosy- Zaad , dat geweldig naar Vlooijen’ gélykt. In de Zuidéske deelen van Europa groeít hetzel- ve tusfchen ’t Koorn. Het komt ook by Wee- nen en elders ín Ooftentyk voor, en op de Z andige Wegen der heetfte deelen van Swit- zerland; ja men vindt het omftreeks Parys. - ‘Een harde regtopftaande Steng van ecn’ Voet ‘hoog, die Bladerig en getakt is, brengt gepaar- de Bladen voort welke lang' en fchraal zyn, met cenige Tandjes aan- de kanten en eeniger- maate ruig. De Bloemtakjes komen by paaren uit de Oxels der Bladen, en zyn ongebladerd: de Aaïr- is -kort-endik, zerenbiseaf ig; de Kelk wat ruig; de Bloem witachtig uit d err groenen, Het Zaad. was weleer by wyze van Aftrek- — zel in veel gebruik „om Afgang te maaken , dekt naderhand heeft men men begreepen, dat het Sl van een famentrekkende Plant deeze eigenfchap niet hebben kon, en derhalve daar van alleen tot verzagting, in Klyfteeren, by voorbeeld ; tegen den Bloedloop; in Infpuitingen tegen de fcherpte van ’t Wateren; of ook uitwendig ín Oog-Ontfteekingen, Ontvellingen en'Brandíte- den gebruik gemaakt. De groote BorRHAAVE telt dit Slym, wanneer men hetzelve in groote veelheid inneemt, onder de Vergiften, Dat het IL. Deer, VII, STUK, en 326 VIERMANNIGE KRUIDEN, IV. in-Heete Koortfen door de Egyptenaaren < 20 hehe tot een Laxeermiddel als tot Zweetdryving ge: Hoari bruikt werde, vinden wy door Ar rinus ge- gb meld. (*), Een weinigje , by voorbeeld een wy Scrupel van het Zaad in vier Oncen Water, geeft ’cr cen verzagtende hoedanigheid aan, die hetzelve voor Barften in de Lippen, Kwet- zingen der Tong, Kloven in de Tepels en wat dies meer is, zeer dienftig maakt. Het Zaad kaanwende wordt men. ‘er. een fcherpte i in gee waar, welke. vry lang in de Mond aanhoudt, en deeze deelt zig mede. aan Brandewyn o Geest „ op «dit Zaad gezet. Hier. van zou de kheid,. ‚b ven gemeld „af te leiden ZyDe den ZD, sapgensem van Reuk E‚ tot zuivering van vuile zegt; dat ‘er de Vlooijen door verdreven Brlden » als weren, Huis brengt (fe zvn.» (48) Weegbree “met eeh Tukkige Kriüidige Pte Steng , de Bladen effenrandig omgeboogen, Indiche de Hoof djes gebladerd, „Tot het derde Kali-van Arrrnus fchynt pens rra bee Soort „van: Vlookruid te behoo- zen, die de} Bme eben Hi. {preid Een « (*) Hart. Helv. p, 470. t) Korrt Mat, Med. p. 414. (48) “Plartago Caule Ramofo Herbaceo, Fol. ol aissgerrimie Be. Horte Upfe ag. Kali 3, ALP. Lgyps. za9 ? Duan. Pl ded. pe 35ú Ts FR AH Dekt 32 fpreid heeft, met zeer lange Liniaale Bladen, AV. zeer ruig en lange Bloemfteelen. De Hoofdjes Arpen, hebben van onderen vier Blaadjes en tusfchen Hoorn- de Bloemen Wigvormige Blikjes. De tweeSTUE onderfte Blaadjes van den Kelk zyn zeer ftomp 3 „8 de Bloempjes Pypachtig en eens zo lang, (a9) Weegbree meteen Takkige Heefterach- xix. tige Steng ; de Bladen Draadachtig ef- nd fenrandig arca de Hoofdjes win Haliaan the maate geb In Provence en Italie valt deeze Soort van Vlookruid, welke het Groote hurkende van C. BaAunriNus is,en het altyd groene Vloökruid van Morison, De twee voorgaanden, naa= melyk, zyn eenjaarige Planten en deeze blyft piet alleen over, maar heeft Houtige Stengen. Men vindt ‘er de Afbeelding van by LoBEL, onder den naam van Plinicfch A, » tige Steng ; ndi emedia bd ee de nea Ee kaanfch.. sitte) Plantage Caule Ramofo Fruticefo &ec, Plant, peretie nis ‘Fol. integerr, H. Clif, 47. Pfyllium fempervirens. Mo- Ris. Hif, III. pe 262, Se 8e T. 17. f. 1. Pfyll. majus fupie Cs Be Pin,-191. J.B. Hil, UL p. 513. Pfyllium Pli- nianum. LOB. Jeon. 437. (ze) Plantago Caule Ram. Frat. Fol, Lanceolatis dentatis be. Pfyll, Bol, erenatis Indicum, C‚ B. Pin. 191. Pradr. 99. Moris. Jbid, Tab. 19.f. 4. J. B. Hil, UI. p. sis. BOCCe „Sical, 8. T. 7. f..Be X4 U. Daar, VII, STUKe IV. os ee Haars: STUK. Eenwy= vige. 328 _ VIERMANNIGE ARDIDES, Van deeze , die op Sicilie en in Barbarie groeit , is de Stene een Voet hoog , Heefterach: tig, ruig en regtopftaande: zo dat zy aanmer- kelyk van de voorgaande verfchilt, SCOPAR TA. Bezemkruid. _ Een vierdeelige Kelk en vierdeelige Bloem ; welke laatfte Raderachtig is, en een eenhok- kig, tweekleppig, veelzaadig Zaadhuis isje ‚ maakt de byzondere Kenmerken uit. Twee Soorten; beiden Westindifche , komen in dit Geflagt voor, naamelyk, ok Bema add gade en ge. Den ben Rt Ac. ee daar van overal in de Westindiën in ge- niaale gekartelde Kranaweyo drievoudige - Bla « den bruik is, tegen |Borstkwaalen. De geftalte van * Gewas is zodanig, dat de Franfchen het Ba- bai doux of zoete Bezem en de Spanjaarden Es« cobilla menuda of Bezempje noemen , zode Heer JacQurn aantekent, Hierom hade BrowNE hetzelve opgeregt Takkig Bezemkruid met Lie en, (1) Scoparia Fol. ternis Hloribas (pedancutatis. Syst, Nat. XII. Gen, 143. P- 123. tg XII. p. 132. -Câpraria Fol. ternis, Corollis quadripartitis. H‚ Cliff. 320, R. Lugdh, zot. Samoloides. BOERH, Lugdb, Il. p. 265. Veronica Frut. ereêta dulcis. SLOAN, Fam. 31. Hil. Lp. 195. T. 108 f. 2. Phy- tenoides Amer, PLUS. Alm, 296, T. 235. f‚ 1, JACQ. Amor, Hifl, pe 17e TE T RA NDREK 320 tf den, geheten. SLOANE Bek het cot de Ee- « IV; * renprys. De hoogte van deszelfs Hoekige Sten-ÂrDEEL, gen is ongevaar drie Voeten. Het heeft een Hoorpe witte Bloem, die zig vierbladig vertoont, dochsrux. Cigentlyk in vieren gedeeld is, hebbende de, Meere Slippen aan haaren Voet veele Haairtjes die” zo lang als dé Meeldraadjes zyn. Het grocit op drooge dorre Steenagtige Velden, zo ln Eilanden als aan de Vaste Kust. (2) Bezemkruid_ nnee 1e ongefteelde Bloemen. sane Deeze Soort , naauwlyks ee een nalf Voet hoog, Herkend. heeft half leggende half opftaande gegaffelde Stengetjes, De Bloempjes zyn zeer klein zon- ‘der eenige Haairtjes. Gedagte Heer heeftze by Karthagena in de Westindiën, E LS Ee plaatfen aan de Zee, Bevonden… RygacomMaA Franje, pk … De Kelk en Bloem, beiden, zyn hier ook _ in vieren gedeeld , doch het Zaadhuisje- bevat in zyne holligheid maar een enkel Zaad. De eenigfte Soort, hier van bekend (1); en () Scoparia ns quarernis ‚ Floribus fesfilibus. Jaco. at: Amer. Hif. p (1) Kies se Nat, Xl. Gen, 144. p. 123. Veg. XIII. Pp. 132, Ameen, Acad, Ve P. 393. Crosloperalam tenue &ce BROWN. Jam. 145. T. 17. fe Ke A5 IL, Deer. VIL, STUK, 330, VIERMANNIGE KRUIDEN, Iv. was Crosfopetalum genoemd door BrowNE, Ar: DEEL om dat de Bloemverdeelingen, die zig als Blaad- fiooro. jes vertoonen , met eéne Haairigheid als Franje STUK. _ bezet zyn. ’t Gewas, dat op Jamaika groeit, _ js een laag Heeftertje naar de Eerenprys ge= kende , met gegaffelde Takken „ waar aan gepaarde Bladen , die Eyrond „ zeer fyn ge- tand, eenigefmaate gefpitst en ruigagtig waren, zo wél als de Draadige Bloemfteeltjes in de Oxelen, die Kroontjes van Bloemen draagen, CENTUNECULUSs, Guichelmüur, Hier heeft hetzelfde plaats ten opzigt van den Kelk en de Bloem „ welke laatfte gaapen- ig, niet plat ‚ hebbende kor- te Meeldraadjes ; de Vrugt. is een Zaadhusje, dar een Sneedje in ’ ronde heeft, bevattende in ééne Holligheid veele Zaadjës Van het kleine Gewasje, dat de eenigfte Soort 1. hier van witmaakt (1) ‚vormde de geleerde bas mi speen een nieuw Geflagt, onder den m van Centunculus, welk Pr in1us telde en de vari en weinig bekende Krui- (1) Centunculus. Syss. Nat. XIl. Gen. 45. p. 123. Vig. XII. p. 133. OED. Dan. TFT. 177. DiLL. Gies/ 161, Gen. zi. Eph. Nate Cure V. App, 92. T. 10. fe 31, Centunculus Fol alternis ovatis. FJ, Suet. 129, 136. DAL. Paris, 52. _Anapalldiaftram exiguum, Fol. Lanceolatis alternis, Mica. Genb 14. T- 18, Anagallis Paludofa minima. Var. Paris 12. T. 4 f. 2. Aline paluftris minima Flasculis albis. MENTz. Pag. T. 4 É so ed kleins LETR ANDREA 831 Kruiden. Die Heer hadt de Bloempjes bevon- IV; den vier Slippen te hebben , zelfs al ‘ware: de Ârozer, Kelk in ‘yven gedeeld, gelyk hy het dikwils Hoorns waarnam, De vermaarde VArrranNT vondtiTut. - eindelyk ook de Bloem van dit Kruidje , Ka Mr, door hem in zyn “geheel is afgebeeld. MENTzeL.was het insgelyks in Plaat Ea. onder den naam van Zeer klein Moeras-Muur., met witte Bloempjes , en kleine Vrugtjes als Koriander-Zaad, Rurprus hadt het tot de Guichelheil betrokken, die dergelyke Zaadhuis- jes heeft; doch de Bloem verfchilt te veel » en getal der Meeldraadjes, die zeer klein zyn of naauwlyks zigtbaar met het bloote Oog, Men kan het derhalve noemen Guichelmuur. Het Kruidje ís Mosachtig ‚ naauwlyks een Duimbreed hoog, met dunne Steeltjes en ronde achrige Blaadjes , welke niet veel grooter dan de ronde Zaadhuisjes zyn, gelykM riemer rus hetzelve afbeeldt, die het, doch met Lancet: vormige Blaadjes , in Italie vondt op Bergheijen Bosfchen. — groeit ook ín en in Karftengen-B Duitfehland Vrankryk, ja zelfs in Sweeden;, op Zandige Gronden, die tevens vogtig zyn, Te Heemfe in Ovl komt het, zo de Heer Ds pr- GorTEr- aantekent, op het Veld, daar Plaggen afgemaaid zyn GE voor. Waarfchyn- Iyk ey zon rook plaats hebben „na datde Plaggen afgefto- ken zyn , om in de Schaapen Stallen te brengen , gelyk men in die hooge Kwartieren van ons Land doer? Immers ’s is my bedenkelyk. 1, DEEL. VIl, STUKe 832 _ VIERMANNIGE KRUIDEN, IV. Iyk 20u men-hêt , by ndanwkeurig onderzoek; ArDEEL. nog wel ‘op: meer. pikte ‚zo in ons Land als Hoor daar: buiten, aantreffen. ’% ne jaarlyks voort De uit zyn gevallen Zaad, ren SAN GUISOR B Ae: Sorbenkruid. Een tweebladige Kelk en een vlakke Bloem , met het Vrugtbeginzel tusfchen beiden, dat een vierhoekig Zaadhuisje wordt. Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge- flagt, ’t welk drie Soorten bevat ‚ die hier B GEN Sorbeskanid, met + Biroiide Bloem-Aairen. nalis. _ — Deeze. is de Sanguiforba der Winkelen, dus wegens haare Bloemftempende Kragt en in ’ Hoogduitfch Sperbenkraut , dat is Sorbenkruid genaamd , om dat de.-Bladen grootelyks naar die van den Sorbenboom gelyken. Men noemt het ook “wel Bloedkruid en Wilde Pimpernel » alzo. dezelve ook den naam. van Sanguiforba voert. GEsNERUS heeft het Peponella genoemd; Dt _ om (1) Sanzuiforba Spicis ovatis. Syst. Nat. XIL, Gen. 146. p. 124, Vig. XII p. 133. H. Clif. 39 Fl, Suec) 130, Mat, Med. sv. R. Lugdb. 240. HALL. Helv. 469. ei Mansp. Jie &c, Kc. Pimpinella Sanguilorba major. C, B. Pin, 160, Pimpinella {ylwestris feu Sanguiforba major. Don, Pempt. ros. Sangüifcba alt, major £. Pimpinella, Log, Jeen, 719. li major rigida praalta auriculata fubnuda. Boce, Mus. IL. Pe 19. T, Je FE E T ‚RA N DD Rl 333 ‘ Era Om. dat-het_ den Reuk heeft van Pompoenen, 1% De Italianen, heeten het Solbaftrella, de Fran- AmDEEEK fchen Sanguiforbe EK de Engelfchen Burnet , of Hoorns, eigentlyk Great Burnet, om het- van de ge, °TUEe woone, Pimpernel „ welke, in.’ Hoogduitfch „;e Alg: Klein Sorbenkruid geheten. wordt „ te onder- ; fcheiden. Dit Kruid groeit. op eee Velden door by-. na geheel Europa, weshalve het in Duitfche land, wegens Zyne rondachtige Hoofdjes, Wie. fenknapfe, dat is V Weidenknoppen en ook Wie- Jenkraut genoemd. worde. … In Sweeden werde het, in de Tuinen der Grooten, als uitheemfch gekweekt. In Switzerland vondt de- Heer Har» LER het op de Wallen. der Steden, „Hier komt het, te Heemfe in Overysfel „ in de Hooylan- den voor, De Heer ForsTer vond: hetzel- ve, dat zonderling is, onlangs-op een-Eiland , alwaar , in ’t midden van den Zomer de Ber BEES oee a gen met Sneeuw bedekt en de Valeijen. vol Ys et waren, in de Zuidelyke. deelen des Aardbodems. Daar groeide dan die Kruid en” 't Ruuw- ‚Aairgras Het fchiet een Elle of hooger op en Hecft een regte Sténg, géevende aân den Wortel en op zyde roode Bladfteelen uit, met gevinde Bladen, tot zes of zeven paaren en een onef- fen Blad aan 't end, bezet. Deeze Vinbladen worden naar %t end toe. gen hoe edi Zy | zyn (*) Charaë, Gez, Plant, nov, dns, Lond, 1776, Rizfa Pp. VIL, Pa. DEEL, VII, STUK, Iv. déd VIERMAÁNNIGE KRürDeùd zyn lang Hartvormig. ; fcherp getand en vid AFDEEL, gene Zeegroene Kleur; dikwils met Kleine Vin: Hoof’ netjes ‘ef tusfchen, Aan *t end komt een Tros 3 Sanguiyor= van digte_ Aaîren ; die Eyrond zyn, donker I food , beftaande uit tweeflagtige Blommetjes. Wat de kragten aangaat ; met erkent in dit Kruid nog eene famentrekkende hoedanigheid met eene Kruiderige vermengd, wordende het destwegen. in de Roode Loop en Bloedvloeijin- gen aangepfeezen, zo wel als de kleine of Tuin-Pimpernel. Men gebruikt ’er, in de Win-- kels ; onder den naam var Pimpinella Tialica , alleen de Wortelen ord » niét hét Loof, Ee het Zaad (*; ParMarrus ftelde dezelver ed een Geneesmiddel ‚voor, En, de Water: Ei ger kdenk en Es) dosbendenis Re en ba media Middelflage Deeze , in. Kanada huisvestende ’ verfehilk meest door de langte der Aaïren en Meeldraad: jes van de Gewoone, zeet LiNNaus ZA- NONI geeft ’er de Afbeelding. van, „en metké aan „ dat de Wortel bitterer dan de Blâden ; Rnd en zeer Beed is. Ko) LINN. Mat, Med, pe 17; _{) Sanguifirba sRtee erliedaiche anuitocba tetsastemon kee, Zien. Goet, 255. ‚Pimpinella minote fpicata di Cana Za. Zan. Hifl. 163, fig. 5. Pimpinella Canadenfis major, Ee! nd MoRIs, Hfl, IEI, pe 264 Se Se Te 38e ke Eo Ì TET RAN DR TÁ A95 C3) Sorbenkruid met zeer large Aaïren, — ee Deeze is buiten twyfel die, - waar aan hen, Se Âaïren. van drie. of vier Duim langte toege-sruKs fchreeven vindt, en wordt dezelve deswegen ur, genoemd …Allergrootfte _Kanadafche- langer ge-,° Sangers aairde Pimpernel, wier Afbeelding Bike Se. ik LIER van CorNutus. ontleend. heeft» zt EPIMEDIOM. AR gebloed De Kelk en Bloem Re in dit Geflagt , beiden vicrbladig„ doch de eerfte_ valt fchic- yk af en de-laatfte heeft op. haare Blaadjes vier Bekerachtige Honigbakjes. „De Vrugt is een Haauwtje met eene Holligheid, Maar eene Soort is 'er vanbekend (1), wel LE E ke. onder den.naam van Epimedium voorkomt, ariens by alle Autheuren De, Ouden hebben vanAlpifche zeker Kruid, dat. deezen.naam naam voerde, aso ken. Het tegenwoordige groeie in vogtige Vel- den van Italie, by Bononie en Vicenza of Pa- dua, Logrer hadt hetzelve zien leggen in *t_ ae ‘Hoöy-; dat -gegroeid was niet ver van de) habe Spicis fongisfimîs, Ei, CHf, . Clif 3e, KR: Lugdbe 240: Pumpinelia Canadenlis major Spica longiore albâ, Ma= ‚> - Ris. ibid, £f. 12, Pimpinella maxima Canadenfis longius, fpie cata. CORN. Can. 175, T. 174, Bamm, Rar, 18.f, 739 — (1) Epimedium, H. Clif. 37. H. Up/. 29. R. Lugdbe «oa. Don. Pempt. 599, TOURNE. Juf. 232e BOERH. Lagdb, 307. Epinedium quorundam. J. B. Hif. 1, Ps 395e Epime- _ dum an Epimetrum Bliniù, LOB, Jeon, 3250 WH, Dart, VII, Sruxs . 336 .VrERMANNIGE KRUIDEN: IV. van Pistoja-in »’e “Gebied van Florence. Het pat” rf komt ook op, lommerryke plaatfen der hooge Haors: Gebergten inde Züidelyke deelen van Europa STUK. voor ‚ en hierom geeft ‘et de Ridder deezeri „Emwy- 1 Aat. ES a Ìs “cen Kruid, dat om zyne frdaïheid in de Bidet der Liefhebberen nagehouden wordt. Uit den Wortel geeft hetzelve Steelen, dic zig in drieën verdeelen ;-en waar -van et wee derom driebladig wordt; zo dat het dikwils ne= gen‘ Bladen op een Steel heeft, en deeze Bla- - den gelyken eenigermaate naar die van Klyf; doch zjn ne getand en van onderen Bloemfteng, tusfchen de Blads en: AEG zig, niet veel hoo» atnend fh: ar jadjes “hebbende ae Muires val iter food, van binnen geel en in ’% inidden groen, De Staak van ’t Loof is bitter. Men heeft ’er écn ‚Tegengiftige kragt dan 'toeges fchreeven eo Ml CORNUS. Kornoelje, É; ín dit Geflagt, waar van ik de Kenmerken * 1, opgegeven-heb * ‚zyn de Boomach- is sro, ge reeds befchreeven (4), zo dat ’er nog maat OEE de twee volgende Soorten. | 4) Ewold Hup. ‘Plant. p. ETE N (f) By de Boormhachtigen, evenwel , ís in yu, Mat. mage Ed, Xilf, een nieuwe Soort gevoegd, onder den naam van _ Serisea, wegens de Fluweelachtigheid dez Bladen , pat; ge ive T E-T- KK AND er A. ne IV. BE: groeit natuurlyk i in de EN en len van Europa, Zy is, onder den naam. van vavo” Laäage Kruidigé Kornoelje-Boam : door DiLLe- sars Nrus in Afbeelding gebragt „ die aanmerkt „ Swesdiche: dat dezelve Laag Periclymenum genoemd wordt door de Autheuren. Men vindtze, ook in de Noordelyke deelen van Engelad en in Schot= land op de Gebergten. » doch de ve amie. Groeiplaats fchynt te zyn cn Sweeden, als ook Noorwegen en Rusland, „De Sen noemen dit “Gewas Hoonfehaer baar en Smóorbaêr wegens de Besfen die het draagt, en daarom i is het ook Mefomora van RupBeck getyteld » die. hetzelve Herba Paris met een groote Bloem en. een cetbaare Vrugt uit veele Besfen beftaande N genoemd hadt, Onze Ridder heeft ’er insge- Iyks de Afbeelding vân gegeven, en befchryft. het, onder dé Laplandfche Plânten, omftandig. De zelve uit Noord-Amerika ene icie fen, gelyk de Witte Kornoeije-Boom ‚ maar heeft de Bloed kleurige Takken met Afchgmauwe Weatachtige Stippen bee Pere Cornus Herbacea Rämis binis. Fl. Zapp. 65. T. 5e” fe 3e BM Sus, 132, 138 K. Lugdb. mk GED, Dar, Te se Cornus Herbacer Chamz m dia. Dart. Elb. 1e8. T. or. Periclymenum humile. 7 B. Pin. 3034 Norvegicum, Ibid, Buxs. 48. Pur. p. 268. Aline Baccifera uecorum. FRANK. Sp. 3 ‘Rüps., Hort. 5. Periclymenum Prüchénieam. CLuss Panne p. 38e Ic. bon En Dssr. VII, STUK. bi 338 _VIERMANNICGE KrUrDienm- ‚De. Wortel is: Houtachtig en dun, geevende Aapaas. Stengetjes uit, die vierhoekig zyn, naauwlyks | Hoor: ‘een Span hoog, met vyf. of zes Leedjes, welke STUKe gepaarde Bladen hebben, zo lang als het uiter- we fte Duifnlid, een Duim breed, de onderften kleinst. Uit den Top komt een Bloemfteeltje, dat aan 't end een Kroontje van witte, Blaadjes fa ‚tot een Omwindzel verftrekkende voor de Blommetjes, die men van zestien tot twccr endertig in hetzelve telt. Zy hebben zeer kor- te Stee eeltjes, en beftaan. uit vier zwarte. Blaad- jes, in een ‘viertandig Kelkje vervat, dat een NEE Vrügtbeginzel Kroont. Te gelyk mêt het Ei tje fpruiten_ uit den Top twee gebladerde Tal Ss, die veel anger op» | tje d langer ; mwindzel eden Vi jat gin 5 pen e de En: s met een Wat rig Sap gevuld en cen tweehollig Hartvormig Zaád bevattende :… welke Besfen ,.Tropswyze zittende, zig byna als Braamên, of als Moer- beijen , vertoonen. Van dit-‘Gewas met zyne Vrugten hadt Crus stus reeds de Afbeelding gegeven ; die hem was medegedeeld en befchreven döor den Lon- denfchen Doktor. Pennaus, gelyk-hy. verhaalt; zeggende dat het een Verfnapering voor de Pruisfifche Boeren , by Dantzik , was. « By Reicen, Evenwel, in zyne befchryving def PIER. ‘welke omftreeks die Stad groeijen, ordt daar van geen gewag gemaakt, eg 3 _ TeErKRANDE EA ‘ker. dat het, gelyk hy zegt, in Sweeden en, IV Noorwegen overvloedig valt. In Juny door SEG Westerbothnie reizende vondt LrNn&us den-Hoorns Grond van wyduitgeftrekte Bosfchagiën en $TUKe Wildernisfen , door de Sneeuwwitte Bloemen „4, "EN van dit Gewas, als meteen wit Laken befpreid, De Ingezetenen , byzonderlyk het -Manvolk , gebruikt de Vrugten, die Waterig en laf zoet: zyn, zeldzaam; doch dezelven. worden zo veel, te gretiger van de. Kinderen gegeten , zondef dat het-hun nadeel doet: waar-uit dan.blykt „7 dat die geenszins vergiftig, maar veeleer, door een zonderlinge weldaad der Natuur, tot vers frisfching van Herders, Reizigers en Beeften , aan die barre Gewesten gefchönken zyn. | (5) Kornoelje, die Kruidig ì is, zonder Takken. v, Cornas In Kanada is, volgens den Ridder, de, Groei Case plaats van een dergelyk Kruid dat echter die he. weezentlyke verfchil, van geen Takken by de. Bloemfteng uit;te geeven; en het Omwindzel en heeft. „Hier toe wordt het Brafiliaan= Sche Wi intergroen ; met Bloemen van Muur en Hartvormige Bladen , waarvan BUR sERU s een Exemplaar aan C‚ BauHIiNus gezonden hadt „ &huis gebragt. Deez’ geeft ‘er de Afbeelding van (5) Córnus Herbacea Ramis nullis. Am. Acad. 1. p. 157à ®yrola Alfines or dn ©. B, Pred, 108, Pin. 19is Buma. X. 106. — Ea nne vin ak HO NVIERMANNIGE KRurDten, _ IV; van en befchryft ‘het: oniftandig. . De hoogte AFDEEL. is niet mêer-dan van ’t voorgaande + de Om- Hoorp- windzels zyn geel en vertoonen de als end STUNT Ph ae Benwy- cr 5 vig. agr ad U, RN TG nn Eb: Getest; naar den Kruidkundigen Heer Lopwro getyteld, heeft een vierbladige Bloem, die “vervat isin een vierdeelige Kelk , waar van hèt- onderfte een wierhoekig Zaadhuisje wordt met vier Holligheden en veele Zaaden. * Vier ‘Soorten, allen minn komen er in voor, pe BE he nt ein de Europ groeit ritus” av rani Kridtovn been Die — pPluisde Lojfi machia met een grootere geële Bloem en’ een Kruidnagelig kleiner Haauwtje , doof. Prükener getyteld en van hem afgebeeld. De Zaadhuisjes, naamelyk, zyn Teerlingach- tig, aan den top open, *t GEWäs , Beëft ùit- iëder Oxel’ ‘der bel, een fraaie gefteelde are ee : @ se Ludwigia Fal, alternis Lanceolatis, Cante ereâto. Syse. „Kil. Gen.…1s3, p,‚ »z2s- Weg. Xlllep: 135 He Upfs pol &K. Luedb, 252: GRON, irr. zo. Lyfimachia nonpape pofa &c. PLUK. Alm, 235. A Eee zes foliis, Id, Amalth, 99, T, 412, £, 1 T E ToR A NDR LA SAI (2) Ludwigia met. gepaarde Lancetyormige We _ Bladen en verfpreide Stengen. le „Nerjaarende vis decze bygenaamd geweest „sruz, en wordt onder-die benaaming-voorgefteld door is den Heer N.L-BURMANNUS, die de voors lie gaande “ook onder de Oostindifchen telt, Zy Eeden ee maakt een leggend Kruidje uit, naauwlyks een che, Span hoog, met. eenzaame- Bloemen, die geel zyn, van figuur als Kruidnagelen. Ten minfte dus is _de- aangehaalde befchreeven-;: doch de Hoogleeraar J.BurMANNus hadt dae als cen Soort van Lyfimachia ; meknttagelat tige Zaadhuisjes, te boek gefteld. C3) Ludwigia. met. gepaarde- Eanvetvormige Bs Bladen en een regtopfbaande Steng. ___ndiche. Deeze heeft een Kruidige Steng, die gearmd is, een Voet lang en effen :-de Bladen zyn ges fteeld, Aan ’t end komen meest drie Bloemítee: Jen met-één- Bloem, Het Zaadhuisje is als by de voorgaanden. De ne wordt van den Ridder gefteld in Indie, a DX Ludwigia met drievoudige Eyrond- rn ce cel p ige (2) Ludwigia Fol. es Lanc, Caule anker Fl, Zeyl. 66. Ludwigia perennis. Burm. El. Ind.-p… 57. Lyûmach, fpecies, Fruâu add BURM- Zed ek, ° (3) Ludwigsa Fol -oppofs- kanceol. Caule ereto, Mant. 40. (4) Ludwigia Fol, ternis Ovato-Lanceajatis, Flebus tes- N miralibas peduncularis, BuRM, Fi. dd, p. 37, or el Es DEEL. Vil, STUB, 7 soto sdedeh 0 40% 842 VrERMANNIGE KRUIDEN, iv. cetvormige Bladen en end-Bloemen die ge- ia fleeld. zjn. | go bne Deeze Soort, by de Javaanen Doedoek ge- Eeswy-naamd, en door gezegden Hoogleeraar N. Le 95. __BuRMANNUs onderzogt, verdient hier byge= voegd te worden. Zy ‘heeft een Vezeligen „Wortel ; een Kruidig Stengetje van een hoog , regtopftaande en effen, De Bladen kos men by drieën tegenover elkander voort , en geeven uit de Oxelen end-Steeltjes van een Duim, met Eyronde Blikjes en gepaarde Bloes men’ op eigen Steeltjes, Het Zaadhuisje fchynt niet bekend te zyn. OEDENEANDIA Naar den voornaamen Kruidkenner Or Dex. LAND, door wien een zo voortreffelyk. Kruid boek van Afrikaanfche Planten, dat de en feeraar. BURMANNUS bezit, aan de Kaap is verzameld „ voert dit Geflagt den naam. In Kenmerken verfchilt het van ’t voorgaande weie nig. De Bloem is vierbladig, de Kelk in vieren gedeeld , boven het Vrugtbeginzel , dat een Zaadhuisje wordt met twee Halliheden en vee« Je Zaaden. „Aer Soorten , altemaal Oost- en Westindifche Planten, zyn ’er in vervat, als L ) Oldenlandia me? Kransjes- van ongefteelde Ba verd S “Bloemen, en Bor fteldraagende pperijes. pilinta, Dee €) Olne Wine vende ne, ML TRR MME De 13 Deeze is het Ambonfche Kruisgras van Rum- JV. „PHIUS „ dat op lugtige Heuvels van ’t Eiland“ Ea Ambon en op Java in Oostindie groeit, veel Hoor. naar ons Varkensgras gelykende,… Daar is, vol- STUK. gens hem , een kleine en groote Soort van. De mer laatfte. heeft verfpreide Kruidige Stengen, vaa omtrent een Voet hoog , aan haare. Knoopen of Leedjes bezet met gepaarde, ongefteelde „ fmal Lancetvormig. gefpitfte , ruuwe Bladen.--De Bloemen zyn in Kransjes om de Steng vergaard» wit in groene Kelkjes en daar op volgen rond- achtige _Zaadhuisjcs, in de Kelkjes begrcepen. gaf hy ’er dien naam aam, De gezegde Bore. fteltjes. der kherae Sop zyn langer, mr. de Bloempjes 7 (2) Oldenlandia met moede arne £ Zaad. zn: huisjes en Eancetvormige Bladen, > da lende, Kruì Pien Soort ; door den Hess N. 5 B: MANNUS atshecids bemint Moerasfige plaat- fen aan de Kust van Koromandel , alwaar. zy Nie ws ear worde. RSD „be- tigerie. Sysr. Nat. Weg. XIII. Gen, 154. Pe 1356 Crateogorflkn Amboinieum. RumePu. Amb. Vb p.-23, Te 10. (&) Oldenlandia Caplulis fesfilibus hispidis, Fol. Lanceola- tis, Bum. FJ, Ind, p. 38, T. 15e f. 2e AlfineSpergulz facie Indiz Orient. PLUK. Amalth. ze. Te 356. f. 5. Crufa Olz minima, RuMPa. Ant. kj 460, T. io fe, id SE WAD ih omrrtente p IE. DEEL Vil ‘StÜK, : SSA4 * VIERMANNIEE Kuipen. „IW. betrekt ’er toe de kleinfte ‘der-Krüidjes, welken et, RumrPurus zeëtop Ambon Caranasfi, dat is Hoorp- de Korst van de Pot, genoemd te worden , om STUK. dat zy Kofstachtig längs-den Grond zig uit{ptei- ment den, De” Stengëtjes, dic Draadachtig dun zyn, sfchieten Worteltjes aan” ieder Knietje : de „Blaadjes zyn eenigermaatc gefteeld, zeer klein : de Bloempjes komen eenzaam in de -Oxelen „voor. ‘Het Zaadhuisje is rond en” ftekelig , „Overal ware md hole, nnee Haines” oen. à tn f (3) Öldenlandia met enkelde zydeling fe Bloem- dia rif lie Pleelijes, ruige paie ‚èn dou Eyronde Kenbloe. ‚ Jpitfe Bladen, … bet Op Waterige plaatfen van Virg inie en Jamai- ® * is de Groeiplaars van doen » die zeer mari) en ES en ’ér byna: teen van verfchile, door weeet dien de Vrugtkelkjes zeer groot en gefteeld zyn. -Men- vindtze: groôte Kruipende Water- Muur van Virginie, met gefpitfte Bladen „doot PLUKENET getyteld, De Kelk , en klein is tefwyl het Kruidje bloeit „ groeit uit in de gedaante van een gekleurde Bloem , zeer wyd en breed, een gebladerd, En he en dat van de Bereprys, bend re 03 ó 4) „0 Taz gel fi oat lateral. & Old, Calycí- bns Sc Per. Ping, 38. „ GRON, Ping. 21, Olden]. aquatica &c. BROWK, Jam. 146. Aline Aqe major repens, Fel, acum. Virginiana, ELuK. BLUR. Alm, ze, is 74 fs 2 TET RAN RIA ms (4) Oldenlandia met tweebloemige Steeltjes „die IV: langer dan de Bladfteelen zjn, en Lancet. vormige Bladen. Hoe Het Laage Smalbladige Antirrhinum, onder ze de Ceylonfche-Planten door den Hooglecraar J. 2% 5 ne: BuRMANNUS afgebeeld, is, niettegenftaan- Tweebloes de zyne kleinte, wegens de gedagte tweebloe- ed migheid en de vierpuntige Zaadhuisjes , niet onaartig. De Blaadjes worden van zyn Ed, gezegd de Steng en Takjes met hunnen Voet als te omvatten; ’t welk echter in de Af beel- ding zig niet duidelyk vervoont, (5) Oldenlandia met naakte zydelingfe Kroon-__v‚° tjes overhoeks en Liniaale Bladen, vn Een Kruidje ‚ by Madrasf groeijende, met Bladen van Kua , dat naar de Lyfimachia ge- lykt en de Zaadhuisjes aane-den top -byna in Kroontjes heeft, van PLuxKEnN £ T afgebeeld, komt hier thuis, Het is derhalve ook door den Heer BurRMANNUs opgetekend , die aan- merkt, dat het de Rubeola Indica zy van Hor- MANNUs, by de Cingalcezen Rarpul , dat is Roo. ' (4) Oldenlandia pe bifloris &c. Antirrhinum humile angustifolium &c. BUR . Zeyl. p. iz. T. 11. Aatirrhinum Indieum purpureum hetis. HERM. Zeyl. 47. Flor. Zeyl. 61. (s) Oldentandia Umbellis nudis &c. Fl. Zeyl. 67. Lyûma- chiz affinis Satureje folio „ Maderespatana &c. PLUK. Alm. 236, e Ee: £, 45 Rubeola a Zelen Blah Blarathurul dia. Bur Zey/, ip. Ki. Des. VIL SrUK. 346 VIERMANNIGE KRUIDEN, IV. Roode Wortel, en van.Barpéus, in de be- ADR. fchryving van Malabar, Esf/aye genaamd; zyn- Hoorpe de in deszelfs Kruidboek aangetekend, dat men STUK, de Wortels van dit Kruid aldaar zeer gemeen a gebruikt, om het rood op het Doek , vân Ka- _ toemen en Chitfen waarfchynlyk , te fchilderen, De Stengetjes zyn omtrent eén Span hoog , ‘Takkig en glad, mee fmalle gefpiefte Blaadjes en naakte Kroontjes,' van weinige Bloempjes, uiet de Oxels voortkomende, Voor ’t overige is de Geftalte aan die van Wilde Thym niet ongelyk. Vi (6) Oldenlandia met veelbloemige Staeltjes en Genoke —___Liniaal-Lancervormige Bladen. Een fraaije figuur maakt deeze, die Ef dige wordt, in de t Afbdeldingen. v EnRET. By PLuMIEr kan men dte insgelyks befchouwen , alwaar de Stceltjes viëre bloemig zyn. Het is mede een laag Kruidje , groeijende in Zuid - Amerika. (7) Oldenlandia met gepluimde Bloemfteeltjes VIT de aant end en ovaal - Lancetvormige Blae Gepluinte den, ze _ Hier (6) Oldnlandia Pedanculis maultifloris &c. Oidenlandia … Caule tenerrimo cc. BROWN. Jam, 146, Oldenl. humilis Hyspifolia. Pum, Gen. 42e Je, 21a,,fe 1. ERBET. Pill. ve den Oh A ___{7) Oldenlandia Peduncalis paniculatis &c, Moiluge Zeyla mica anguftifolia fylv, Fl. albo. Bumme Zeyl. 161. T. 75e £ Ze Oldenl, Panicalata. Bunm, FL, made %. Te, 35e fo de e TT Er RA NR HT A, 347 „Hier wordt de Ceylonfche Smalbladige Mollugo IV. met witte Bloemen , van den Heer J. Bumr- eef mn MANNUS, thuis gebragt door den Ridder; Hoort doch, alzo dezelve de Bloemen vyfoladig heeft , TUE is de Afbeelding van deeze Sort door den Heer Zer N. L. BurMaANNus veel overeenkomftiger met dit Geflagt. Zyn Ed. tekent aan, dat de Stengen omtrent een Voet hoog en-de Bladen gepaard zyn , de Bloemfteeltjes aan ’t end ge- gaffeld of i in neee verdeeld, De Land is in (8) Oldenlandia met eng end ie. 5 vi Liniaale Bladen en een regtopftaande ge- Som armde Steng. 8 Tot deeze Soort „ die wegens de langte der en haaren bynaam fchynt te hebben , is het Muur met Spurrie- Blaadjes en-kortere harde Hoofdjes, vanPLumeNeT;, betrokken, Dat Kruidje heeft gekrantte Blaadjes, terwy! dezelven. in het tegenwoordige gepaard mn K pn waargenomen. Even-zo. mere zy zig ook” in- dé’ Dunbladige Osdenlandia, van den: Heer:N. Ll. BurMaNNUs afgebeeld, die wezêntlyk de Bloemfteeltjes lang uitgeftrekt heeft , _(@), eagen Zend Racem. eermiinkibûs, Mant. zoo, Man t 9 Es 332 £ zi. oren add od. FL Ind, ps 37. T. 14. Es. HU. Dame VIL, STUK. 348 _VrERMANNIGE KRUIDEN, IV. heeft, en dus hief zal behooren. Het Kruid; gn dar Stengetjes hadt van een span hoog, was es Boers Java verzameld, STUK Eenwye __ _ÂMMANNIA. uge. Î ze é Een eenbladige geplooide Kelk , die agttandig is, onder het Vrugtbeginzel :-een Bloem van vier Blaadjes , in de Kelk ingeplant, of in % geheel geen Bloemblaadjes: het Zaadhuisje met vier Holligheden,; Deeze Kenmerken onder- fcheiden dit Geflagt, naar den vermaarden Kruidkenner A M MA N benoemd. Het bevat drie Soorten, allen uitheemfche , naamelyk. L (1) Arnmannia met half nn Bladen ; asen 5. een vierhoekige Steng en opgeregte Takken. eee Deeze , die op vogtige plaatfen der Karibifche % Eilanden groeit ‚ is Jsnardia met ongefteelde Lancetvormige als geoorde Bladen en drie Bloe- men, door BROWNE getyteld. Dat Gewas met Bladen van Kleefkruid ; ’ welk een rond Zaadhuisje heeft-en zeer klein Zaad, door SLoA- NE afgebeeld , wordt hier thuis gebak In de Upfalfche Tuin hadt deeze Soort fomtyds witte 8 enasts _ Bloem (1) Ammannia Foliis femi- amplexiczulibus &c Syst. Nate XII, Gen. rss.pe 126. Weg. XIII. p--136, H. Cliff. 344, He Ups. 30. AMM. Herb. 344. Isnardia Fol. fesfilibus &c, BROWN. ie 148. Aparines Fol, anomala, SLOAN, Hi, I. p. 44 To Te he de TE OR AR DR T 4. 349 Bloemblaadjes , fomtyds geene. De Bloemen. iv. __komen gekranst, wederzyds drie, aan de Sten- Anas ‚ gentjes voort, Hoor ? STUK. (2) Ammannia met half omvattende Bladen; ir \ en vierhoekige Steng en-zeer uitgebreide eerde Takken, In Virginie groeit ni 5e zi dag Heer Gronovrus. CLA YTON noemde ze Opge- regie Water -Ludwigia ‚met cen roode Steng , twee fmalle Bladen , als die vaa -Hyfop „aan huisje in drieën verdeeld is en verholen in een- gebladerde Kelk, , Het is een Plantje van een Voet hoog , dat vier-paarfche rondachtige Bloem- blaadjes heeft „volgens LiNNAUs, @ Ammannia, met byna alls Bladen, de mr. _Zaadhuisjes Broom dan de Kelk en gei en kleurd. benk. In China is deeze door Osatex waargeno- men, zynde-een‘ Klein teder Plantje’, van een Vanger ze 55 ban E, sering ‚ meb een (2) Ammanria Fol, Semi- ampl ed Ludi aquatiea eten &e Crarr. 774 GRON.Wirg. 21 3) Ammânria. Fólfubsperiolatis ais Burms Fi, Ind Te v asf. 3, 4- Cornelia „verticillata. ARD, ‚Sp. 2. p. 9. T. Ie Anonymos Linoriz folio Orientalis Galli. hans five ke. PLCE Aim, 33. T. 136, fo 2e U. Deen, Vil Sruxe IV. „350 NrERMANNIGE KRUIDEN: een toodachtig- rond Stengetje 5 gepaarde Lans’ ArDEDL. cetvormige Bladen, en zeer veele kleine Bloem- Hoor pjes , die elk een eigen Steeltje hadden , fa STUK Kransjes by. elkander. Het Zaadhuisje, was it rond ‚ rood en grooter dan de Kelk, die hier viertandig i is. De Heer N. L. BURMANNus geeft Af- beeldingen van deeze Soort „ welke uít China in Tcalie genaturalizeerd, zo de Ridder aanmerkt „’ onder-den- naam van Cornelia verticillata was in” Plaat gebragt: door den Heer Arvuinus, Deeze „echter, beeldt dit Kruid grooter af, waar van alle Exemplaaren, op Java en Koro- mandel verzameld, volgens gedagten Hoog- leeraar_ ien „grooter. waren dan ongevaar een „dan de welk een, ‘byzonderheid is, “hiet. zeer met de natuur van onze Gewasfen' overeenkomtftig, _ISNARDIA, Dit Geflagt ‚ buiten twyfel naar den Frans fchen Heer DANTY p'IsNARD, van’ wien men, in de Verhandelingen van de Koninglyke Akademie der, Weetenfchappen. van Parys, verfcheide Kruidkundige Vertoogen heeft, ben „heeft-een vierdeeligen. Kelk zonder Bloem en een vierhokkig Zaadbuisje, met den rr : + Maar ET Le HE BE r ú S5t Maâr ééne Soort komt van (1) het zelve voor ; Ik die als een ‘Soort van Muur ís aangemerkt ge-' ei weest, en Rondbladig Kruipend Moeras - Muur’, Hoorn= met vette Porfeleinblaadjes , genoemd. Men*TUEe heeft ’er den naam van Dantia, naar dien zelf. we den Heer, aan gegeven: ‘Het groeie niet leen fzeig in Europa , alwaar men het in Vrankryk den Elfaz, als-oak in Italie, gevonden heef, maar zelfs in Rusland en een dergelyk Plaatje is ’er op Jamaika zo wel, als in de Rivieren van Virginie, aangetroffen. BrowNe noemt het Water - Oldenlandia , met ftomp Eyronde gepaarde Blaadjes en enkêldes Bloemen in de Oxelen. Het is door wverfcheidene afgebeeld; MorsoN hoemt het Groote Glaux der Moe- rasfen; Hy zegt, dat het een Plantje is, met Stengen van een Voet lang op ’t Water dry= vende, die aan: de Knietjes Vezelachtige Wor= geltjes uitgeeven , Waar door het gevoed wordt.” De Blaadjes zyn ‘als gezegd isen de Bloempjes. groenachtig, waar op Zaadhuisjes als Kruidna- gelen volgen ‚ vol van zeer kleine Zaadjes, Boecets: wierd zer * re by ler en el- (1) Fsnardia. de Nat, XII Gen. 156. p. 126 Vèg. Kille p- 277» T+ 27. Oldenlandia aquatica Ec: BROWN … Fam. 146. Glaux major paluftris Flore herbaceo. Mom. Pra/. 268, Raje Hiff. vre3. Supp! 63s- Boce: Mus. 105: T- 84e f 2 Aline pelufris rotundufolig repens, LIND. rn 114, Te Je Il. Desk, VI, STM 352 VarRMANNIGE KRUIDEN? fv. elders, op Moerasfigc plaacfen , zodanig aanges er me $ T Ra PA, Waternoot, „Een vierbladige we en vierdeelige Kelk, heeft dit Geflagt , dat voornaamelyk onder- fcheiden mepa dat in Slykernge-Poelen en Wateren van Euro- Zwem- pa, zelfs in onze Nederlanden en. in den Elfaz by Hagenau, -ja-in 't midden- van Duitfchland zo overvloedig: groeit , dat men de Vrugten daar van te Jena fomtyds te koop brengt, vol gens Rurrius(*). By Dantzig ook Ees Tapa dins zu. Gen. arpa de p. 136. Trpa petiolis Folioram natanttaar Venericofis. Hf, Chr. ger. Fl Smet ive, 140. Mat, Med. 41, Darin, Parise sz. Trebulus aqaaticus. G. B. Pin. 194 Câm, Epi, 718. Fribalas ferratis. PLUK. Abs, 374, Bonm. Fi. Jad, ps masten: Mal, XL. p. 65. T. 33. Tie baloides, Tounns, Zaff, 655, vann, ai 4 ù (”) Ei, Je ens, Pp. 5e an ek U Ri 853 zelve gevonden (*), als ook in de Rivieten IV: by Aftrachan aan; de Kaspifche Zee. Linneus iv, heeft derhalve ‚ ten Onregte , de Groeiplaats Haoros daar van tot de Zuidelyke deelen van Europa*TUk bepaald ; terwyl zyn Ed, het zelfs onder de „2""EN Sweedfche Planten optekent, cn men ’er in de Kruidbefchryvingen ‚ van Provence en Langue. dok, niets van gemeld vindt. De Kruidkennet Loser zegt , dat het in de Noordwaards gée legen Landen gelyk Nederland en Duitfchland nigvuldig volgens HArLLER, die aanmerkt, dat de Nooten daar van geen gering gedeelte van den Leeftogt der Ingezetenen in Karinthie uit: maaken ‚ zo raauw als ri gekookt ; ja | zrood van bakt (1), (®) Bavaan Fl, Gedan, Tom. Lp. 49: Cf) Haur. Helv. 463. Edulis ofl Fruluset in Carinthia er Apr Lemovictnú Annéra non minima pars ef: zyn zy eden. De , ket Zimoafd id gen die ‘er menigvaldig groeijen „ verzekerd wordt. Alzo gekheid Je eok wel Waer - Karfengbi noemt, zód | tot eer misvan 3354 VIERMANNIGE KRUIDEN. IV. een Voetangel of-Minkyzer, Hierom noemde Arata TouanNerorT het-Tribuloides, Inderdaad zien de puntige Stekels der Vrugten van dit Ge- pres was, doen dezelven „naar de Werktuigen van ee, POL dien -paam , welke men «in. Belegeringen ge= bruikt, gelyken. „Men geeft ‘er daarom, ook in Brabant den. naam- van- Minkyzers aad, doch gemeenlyk noemt men de Vrugten in-ons- Land Waternooten, in overeenkomst met den Hoog- duitfchen naam Wasfernusz, Weihernusz , „Sta- chelnuszen Spitsnusz, dat is Gedoornde of Ste= kelnooten. De Spaanfchen noemenze Akrolhos of „Abrojos, dat ook Minkyzers betekent De Italiaanen Fribolo. Aguatico. De Franífchen gee- ven ’er den naam aan wansdscarbotsa. Saligats | en. Trouffles & Eau-of Chataignes d'Eau, dat is Water - Fruffels of: Water - Karftengen ; „maar het gemeen in Vrankryk noemtze*Macres , Cor- nuellas en fommigen Trapas 3 welk laatfte den Ridder aanleiding gegeven heeft tot den zonder: lingen Geflagtnaam, anders niet bekend, | By LogBeEr en Doponéus vindt men wel Afbeeldingen van dít Kruid, doch het is door CAMERARIUS in alle zyne deelen best ver- toond, zegt de Heer HALLER, die het aldus Batik. »‚ De Steng kruipt is: door het » Water en geeft gevinde Bladen uit, met een ‚_s» middel-Ríb en zeer fyne enkelde Vinnetjes, » in ’t vläkke gefchikt. Wanneer dezelve de sn Oppervlakte van ’t Water bereikt, vormt » Zy cen Roos van Ee met: muigachtige » Stege } Te tm AND Reg 955 3 Steele. De. Blade zyn. ftevigs,glad , van „onderen met, ruuwachtige Ribben, ii pe s-achtig „met de agterfte zyden; cffen, de Hoofpe ;…-voorften „Zaagswyze getand. Uit het mid-°TUEe js-den van. de.Roos komen. de „Bloemen voort , sia, »‚ met Steelen „die in ’ bloeïjen kor Zim: t zyn, maar sin de volwasfen Plant: zig hoog verheffen uit ss het Water „ de Vrugttros, draagende. De ss Bloemblaadjes zyn wit. De Vrugt bevat van ‚; binnen een aprale Kern, aangemerkt praars te hebben Ju welken. daarom in de zo berugte Zalf van Aerde pa komen „ ZO LOBEL oordeelt, Het Gemee- he Volk maakt er in Borstkwaalen gebruik van, even. als van Amandelen. Voorts zyn ’er, door fommigen s nog andere gebruiken, in de Gereeskunde, âan toegefchteeven (*); terwyl anderen ter zelfs geen gewag van maèken on- deg de ee Ls mash St Ja _(#) Vid. KiRCHMAJER! Disfert. de Tribulis, TRILLER. Matì Med, p. 203, item GEOFFROY. Mat. Med. contin. p. 229. && (DD Rene Mat, Melt Nacl, Blz, Mat, Meda. 3 Il, DEEL. VL STUN Iv. 856 — VIERMANNIEE KrRÜipEn: In de Ooftindiën fchynt ook dit Gewas te AFDEEL. puisveften: ten minfte vindt men in de Ma- rolh labaarfe Kruidhof gewag gemaakt van een STUK. Eenwy- wize. I. Dorflenia Kruid, dat ’er-naar gelykt , onder den naam van Panover -Tsjerana, ’t welk voor een Moe: ras-Klyf van CoMMELYN gehouden werdt. De Bladen waren Bloedkleurig , van binnen glad, van buiten met dikke groenachtige Rib. ben, en van de Bloem of ’t Zaad is niets op- gegeven ; zo dat de volmaakte Overen nog ver te zoeken zy. DoORSTENIA Van dit Geflagt, naar den ouden Kruidkundí- gen DorsTENIUS gedoopt, is bekend, dat het tot deezen Klasfe en deezen Rang behoort , hebbende vier Meeldraadjes en éenen Stamper, doch geen Bloemhlaadjes. Gedagte Neelen . vervat in een vierhoekig Kelkje , ingeplant in } eni, den Gemeenen Stoel , die zeer groot is, be= dekt met veele Bloempjes, en Vleezig wordt, bevattende dan enkelde, rondachtige, gefpitfte Zaadjes, Dus gelykt de Vrugtmaaking eenigs- zins naar die der Vygeboomen. Vier Soorten, allen Amerikaanfche of West- indifche, zyn ’er in begrecpen, als volgt. (x) Dorftenia met de Bloemflengen uit den ë ; Wars (1) Dorflenia Scapis radicatis Seo. Syst, Naf. Xl. Gens , isk T E.TRAN DE 1 As 357 Wortel, de Bladen Hartvormig, loeli, IV gefbitst ‚de Zaad- Stoel vierhoekig. Ane an ‚ Deeze Soort is door den bekwaamen Kruider, kenner, daar zy den bynaam van draagt, in on En begin van November des jaars ‘1730 „ op dezie. hooge rotzige: Gronden aan de Baay van Kam- pêche , overvloedig groeijende gevonden, ‘De Bladen. waren werfchillende , fommigen byna volmaakt Hartvormig, als die der Violen, an= deren hoekig als die van de Klimop, anderen ingefneêden byna gelyk die van de Efchdoorn of Schotfe Linden, dun „effen en donker groen. (2) Dorftenia met de Bloemftengen uit den _ u. _ Wortel, de Bladen Vindeelig gepalmd en Core Zaagtandig , de Zaadftoel vierhoekig. “Contrajens Deeze Soort zou het; [volgens den bynaam; * fchynen te ryus welke den zo bekenden Wor- tel, Contrajerya genaamd, uitlevert. «Men i iss ten minfte thans verzekerd , dat die Plant niet tot de Commelina „ gelyk Badhie. wilde, noch tot de Ariftolochia, zo SLOANE dagt, poch tot de Kempheria, za ’t denkbeeld van Ca- 158. p. 127. Veg. Kill, p. 187. Dorftenia Dentarie Radice fol: minus laciniato, &c. Philof. Trans, N. 421 Abridg. Vor, VI. pe 218. Fig. 7e. (2) Dorftenia Scapis radicatis &c, HE. Cliff. 32, Mar. Med. 53, Drkena Radix. Crus. Eaot. 83. Cyperus longus ì tus Peruanus. C‚ B. Pin, 14. Tuzpâtli. HERN. Mfexic. 147, Dorftenia Sphondylii folio, Dentarie radice Frum. Ger. 25e de, 119. 43 H. Daze. VII, STUK. IV. Hoorp. STUK, ‘Eenwye vig 355 VriERMaANNÍGE KRuinen: CAMELLUS was, bèhoore, “Dat het de Tuz- ‘patli van Her NANDEz zoude Zyn, is, om dat-dië een ronden Wortel ‘hadt 5-zo RrccHri ‚ met reden oordeelt „ niet ‘waarfchynlyk „ te minder ,. om «dat: hy -dezelve opgeeft als een Kruid ‚naar Varen gelykende „ zonder:Bloem of Vrugt. Misfchien is het de. Drakena Radix var Crusrus, bemrin-’ jaar 1581 te Lone den door den-Ridder DrakKr,-die denzelven van“ zynen”Reïstogt om den Aardkloot ‘mede-» gebragt hadt"; gefchonken „ welken hy by den Wortel vân het. bekende Kruid, dat men Den zaria. noemt „„vergelykt. . BauriN us hadt dt Ke ne) paam van fet welrie= „van À Deeze Wortel, ons uit de Seale \ West- ‚ gedagten naam, vals een Megengiraniagels vän de Spaan fchen bekomen, « Men erkent ”er- een Zweet- dryvende. eigenfchap in „ inzonderheid dienftig tegen hardnekkige Derdendaagfe Koortfen: Ook is hy Windbreekende , verfterkt de Maag en wekt de verlooren Eetlust „ in koude Slymige Gefttellen , ee weder on 9) Dorfienia met de Bloemftengen wit den Wortels de Bladen Vindeelig gepalmd en nr WE: » den Zaadfloel ovaal hekhggde, Dee \ Dorflenia Scapis. Radicatis Sc. Dorftenia Dentariz Ra= dice» ee mt, Placer ovali, Housr, Phil, Tranie uits. N. mf 6 T:E T RA ONSBORSIVA. 559 -Deeze Soort wordt door gedagten-Hous- IV, TON omftandig befchreeven -en afgebeeld. Aant. Hy > hadt dezelve gevonden” in” ’t Rykvan Hone ‘Mexico, by ’t oude Vera Cruz, op «den:hoo- STUK, - gen Grond ; aan de-kant van” de ‘Rivier, » De „fear „Wortels „zegt hy „die. overblyven, Schieten in de Maand Mey, of zo dra het begint te. regenen, ieder zes of agt Bladen uit, van vier of vyf. Doimen lang «en breed „welke ;-byna even „als-in het Beerenklaauw - Kruid, omtrent tot aan de Middelrib toe verdeeld zyn, ftaan- de «op ‘Steelen van éenshalf Voet lange Daar tusfchen . komen. uic den Wortel, wat langer Steelen voort, ieder aan ’t-end-&en-zonderling Lighaam. hebbende ‚dat platachtig, is enovaals overend ftaande , aan de eene zydereffen en groen, gelyk de Kelk in: veele andere Planten , aan ‚de andere: zvde- -een__mepiete van Kleine geele.“Topjes tige Zaadjes wolgen: ö mederop- dien. Stoel ; ger plaatst. Deeze-oordeelde hy de-Tuzpatli-van HeRmANDES: ve-zyns en het Blad gelykt ‘er ‚ inderdaad „veel naar, Van deeze zo wel als van zyne andere voorgemelde Soort, werdt, zegt by» der Wortel, oaverfchillig, onder den naam. van Contrajerva , naar-Europa uitgevoerd. „Des Dorftenia-met Bladen van Beerenklaauw , van SPater PruMmier , oordeelde gezegde Kraken van zyne beide Soorten en inzon- derhëid van deeze 1datfte te verfchillen, door- ‘dien de Bladen daar van Zaagswyze det en Z de __H. Deen. VIL STUK! IV. 36e VIERMANNIGE KRUIDEN, de Zaad-Stoel vierhoekig ende Wortels als ArErL, uit verfcheide Knobbeltjes aan elkander ge ord: STUK. Iv. Caulescens. Geftengde, voegd warten : weshalve hy vaftelyk die van Prumier hieldt voor de Plant, welke den Drake- Wortel van CuLusrus voortbragt. (4) Dorftenia met de- Bloemfleelen wit een Steng voortkomende, Een andere Soort, van deden Pater i in de Westindiën waargenomen en afgebeeld, is in dit opzigt weezentlyk van de voorigen vers fchillende-, hoewel: zy. dergelyke Zaadftoelen draagt. De Bladen zyn , bovendien , Eyrond, getand en fterk geribd : de Wortels beftaan uit verfcheide a ani die nict , gelyk in de anderen „ van een tig Hoofd of Bol- Wortel af komen: zo dat hek denkelyk “de Contraierva niet zal zvn. PLUMIER y hadtze Getroste Parietarfa, met de Bladen aan de kanten Haairig „ genoemd: ‘want de Vrugt. maaking wordt geoordeeld veel overeenkomst te hebben met die van ’t Glaskruid, dat ook viermannig is „ doch tot de Veelwrvigen, die Eenhuizig zyn , behoort. Hierom oordeelde onze Ridder het de moeite wel waardig , in de leevende Gewasfen van dit Geflagt „ des moog- ijk , ‘te onderzoeken ;, ‚of 26 daar ook geen Vrou- 4) Darfreria Pedaneulis Caulinis, H. Clif. 32. Farietaria nn. Foliis ee, ie ERO, Spec, ro, Je, rage a Ke Bike, 2Ddel;PIAAT Xu. Ï ET RAN B RI Á 361 Vrouwelyke Bloempjes , op een zelfden Stoel, IV onder de Tweeflagtige bevinden mogten, CoME TE s, Komeetkruid, STUK. De byzondere Kenmerken’ van ‘dit Geflagt ri. 47 waar aan de Hoogleeraar N. L. BuRMANNUs, wegens de zonderlinge Vertooning, deezen naam ‘gegeven heeft, zyn; een Kroontje-uit vier zeer Haairige Blaadjes beftaande , ’t welk tot Om- windzel ftrekt voor drie Bloempjes „ hebbende een vierbladigen Kelk ‚en waar op een mad huisje van drie Greintjes volgt. De eenigfte Soort (1), van latte overge- 1 bragt, heeft een Kruidige Steng; gepaarde en ongelteelde , ftomp Eyronde, gefpitfte, effen- Surt andige, gladde Bladen. De Bloemfteeltjes „ van langte als de Bladen, komen uit de Oxe« Jen overhoeks voort, zegt de Ridder. » Om dergelyke reden benoem ik een Kaapfch Gewas, dat ik tot geen der voorgemelden be- trekken kan , als een nieuw Se vitmad- kende. CRIANITA. Haaisfter. Want de Bloemen van hetzelve zyn vergaard tot ruige Bolletjes „ van aanmerken ke grootte , die (z) Cometes. Syst. Nat, XII. Gen. 4243, p..127. Mante 39, Vig. XIIL p. 137, BUBM, Fl, Ind, Tab, 15. f, 5, Clie vopodium parvum Sinicum. PLUX, Amalib, 61, T, 330, f,4Ì 5 Me DEES Vil, STUKe 362 VIERMANNIGE KRUIDEN. ‘IV. die zig met-dezelven -byna als dat flag vat ek dd Komeetens. oogfchynlyk „geen Staart hebbende: Boal welke men Haairfterren noemt , vertoonen , en STUK. >de Kenmerken beftaan, dus , in een gemeen ge Omwindzel , een naakten Stoel bevattende, waar op. een menigte van gefteelde rondachtige Vrugtbeginzeltjes. ‚ die gekroond zyn met een vierdeeligen Kelk, en deeze bevat een ‘Treche terachtig Blommetje in. vieren gedeeld , ie een zeer langen Styl. el De nevensgaande Afbeelding „ Plaat XL, mier Fig. 1. geeft een denkbeeld van dit fraaije Gee AET Was, 't welk een Afchgraauwe Houtige Steng Big re i ze vertoont.…De $ swyze aan't end. der Takjes groci- ‚ hebben die figuur „welke ik fomp_ Ey- rond (*) noem, met een Puntje, Zy zyn eeni- germaate gefteeld , volkomen nad dun en niet ruuw : groen van.Kleur, -De Bloem fteelen zyn byna een. Duim Jang, taamelyk dik en ftevige-Op ’t end derzelven zit het gemee- ne Omwindzel , dat ook witachtig is, bevate — tende een menigte van gefteelde Kelken, die allen in vier lange-Punten verdeeld zyn, en dus het gezegde Hoofdje als tot een Haairbol maaken. Teder Kelk bevat een Blommetje van gemelde eid » aan den Mond in vieren ge- deeld, (*) Dat is zo veel als ehovhta of obverfs ovara by den Ridder, om dat het breêdtte gedeelte uitwaards, of van den Tak af is gekeerd, TE apt EN, à N D RR T *: 363 deeld, 'en ‘uit de hoeken van ieder verdeeling eën ‘omgedrdaid “ Meelknopje «of Mtd nitgeevende. Ik heb zulke Blommetjes over- zool langs voorzigtig open geknipt , om te onder, TUE zoeken , of ‘er ook andere deelen der Vrugt-„;, maaking in het Pypje mogten verholen zyn „ gelyk in *t Gellagt van Gnidia; doch niets zodanigs kunnen befpeuren. Behalven den zeer langen Seyl',‘die uit het Vrugtbeginzel, dat onder het Blommetje is, ontfpringt en ver bui- ten hetzelve” uitfteekt , ‚ kwam daar i in niets te voorfchyn’ , dan de gezegde gedraaide gedraaide Lig: haampjes ‚ welke zo geen Meelknoie ten ‚ te minfte Meeldraadjes , die hunne Knopjes ver- looren hebben „ moeten zyn. Deeze komen in alte Bloempjes op. even de zelfde manier voor, Een zodanig Blommetje „ dat ik, als-gezegd is, in de langte-open- gefneeden.heb, is by A, driemaal in langte en breedte vergroot zynde;, vr ‚Voor ’% Bren kan men e Ge de ade Defchonmen ss; 3 OR OTErOE Shad Of de beriaaming van dit Geflagt van ’t oude Griekfche woord Struthiola, ’t welk een Kruid by de Geneeskundigen bekend, betekende; dan van den Struisvogel, naar wiens Vederen het Gewas eenigermaate gelykt „ herkomítig zy, is my duifter, — Dit laatfte „evenwel, komt my ge IIe DEEL. Vils STUKS en 364 _ VIERMANNIGE KRUIDEN. IV. gevoeglyker voor, dan hier de Mosfchen- in ’ Atre fpel te brengen ‚ en dit Geflagt Sparzenftrauch Hobbe te ‘heeten, gelyk de Duitfchers thans doen ‚om STUK. _ dat de Ridder hetzelve met de Pasferina naver- Pek want geoordeeld hecft te zyn, SEE De Kenmerken zyn , geen Bloemblaadjes , fe maar een Pypachtige Kelk, die in de Mond agt Klieren heeft , boven en behalve de vier Meel- draadjes en een Styl: zynde de Vrugt. een Saps pelooze eenzaadige Bezie C. Twee Soorten, beiden uit Afrika en wel van de Kaap af komftig , zyn ’er in ei, naa HE gn beviel ig geen byzondere: ruigte aant Loof tig. van het Gewas , dat in Fig. 2, op Plaat XL, Pl. XL. Fig, z,-uit myne Verzameling van Kaapfe Planten, aan ’ licht gebragt is, vertoont, zyn doch de boe . venfte Blaadjes aan de kanten fterk getaaird ‚en de overeenkomst verder is zo groot, dat ik niet gefchroomd heb hetzelve hier thuis te brengen. De Takken, immers, zyn enkeld , Roedachtig fen en (*) Dit volgens het gene nevens Seruthiela (taat, in Ed, Pig. XLiL. pe 237-, In de optelling der Kenmerken aan hoofd der Klasfe , als p. 115, ftaat Corolla guadrifida. In de ‘geheele Opgaave der Kenmerken van dit Geflagt, Mart. p. 4e en in Gen. Plantar. Ed. VI , Gaat zelfs Calyx naulläs, dat is, Geen Kelk. Hoe'zal men tin famenknoopen ? (5) Strushiela pubescens, Syst, Nat, Weg, XLI, Gen. Jarte Pag. 138. Mant, p. ar. Tr ria N DB Ri áÁs: 368 en komén byria Kroonswyze uit de Steig voörts, IVS de Blaadjes Lancetvormig , gefpitst, glad, ge Amel ftreept en Geutswys’ hol aan de binnenzyde. Hoorns Zy ftaan tegenover elkander. De Bloempies®in* komen. ogefteeld „elk op zig zelve, uit dein Okxels der Bladen voort: zy-zyn van langte als de Blaadjes en van buiten paarfchachtig 5 welk alles ftrookt met de befchryving, welke Linnzus geeft van deeze Soort, de Groei- plaats ook aan de Kaap der goede Hope ftel- lende, Wat de deelen der Vrugtmaaking aan- gaat ‚ die vind ik, (gelyk in het dfiernaal in alle Afmeetingen vergroot Blommetje, by B, eenigermaate. aangetoond is ;) volmaakt met zyn Ed. Opgaave overeenkomftig. Het Blomme- tje, ’t zy dan Kelk- of Bloembladig, is Pyp- achtig, in vieren gedeeld, met Eyronde Slip- pen. Het bevat binnen den Mond, rondom den Keel, agt Klieren rosachtig van Kleur, ieder in een Penfccltje van’ opftaande witte Haairtjes vervat. Daar tusfchen zyn de vier korte Meeldraadjes en de Styl, in *t midden van het Bloempje , zigtbaar. Het Vrugtbegin- el, daar het Blommetje op zit, is Eyrond, en verandert in een Zaadhuîisje van dergelyke figuur. Voorts heeft het Blommetje , van bui- ten, ook een aanmerkelyke Haairigheid, _(@) Struiskruid dat glad is, onogye Eg OÉ reid, 4 Pv vl (2) Struthiola glabra. 15, Pasftrina dodecandra. sp, Plant. 53 Er, DEEL, vo, STUEe Iv. 566 VIERMANNIGE KRUIDEN, Tot deeze Soort Wordt de Twaalfmantig? wei Pasferina , welke men zig verbeeld -hadt twaalf Bobs Meelknopjes te hebben , t'huis- gebragt. Zy STUK, Eenwys Wigte verfchilet inzonderheid door de langte def Bloempjes van de voorgaande , gelyk -uit de Afbeelding van den En guamett Nus blykt, - KRAMERIA. Dit Geflagt is mooglyk benoemd haaf defi Heer Doktor KRAMER, door wien „nù twins tig Jaar geleeden „ een Lyst der Planten en. Dieren, welken zyn Ed. in Nedet- Ooftenryk waargenom hadt, » volgens den lei-draad van bid 7 “aan % licht gegeven werdt, Hee heeft geen Kelk, maar cen vierbladige Bloem, met het bóvenfte Honigbakje drie , het onderfte tweedeelig , en de Vrugt is ecn drooge, ftekelige, eenzaadige Bezie. De eenigfte Soort (is door den Heer LOEF« LING ta Cumand, aan de Vafte Kust van “ Zuid- Amerikâ „ ontdekt’, werdt van de Ingee zetenen, aldaar Cardilio breve geheten, wegens de nn Vrugt. Hy hadt ’er de naam van Jtina of Jxine aan gegeven. Zy fchiet Heefterachtige Stengen , naar alle kanten ver- Ípreid 4 513 Thymelza Fol. oppolitis cruciatis &c, BuRM, Afr. T, 47. Ie 4 (1) Krameria. Syst, Nat. Weg. XIII, Gens 161. Pe 12e Weg. KILL po 138. LOEFL, Zie 195, T ETR AN B KIA: 367 fpreid, die van den Grond weder opryzen ‚IV, en-zig in veele kleine. Takjes verdeelen, De Arpzer onderfte Bladen zyn Lancetvormig, de boven- Hoorps ften Liniaal, fmal en fpits gepunt. ’t Gehee-STUme- le Kruid is uit den. bruinen grys. Het draagt „ores Roozekleurig paarfche Bloempjes „ die vierbla- dig zyn, met een-driedeelig , fmal Honigbakje boven de Meeldraadjes en van. onderen een tweebladig of tweedeelig., als gezegd is. ’t Ge. tal der Meeldraadjes is vier, de buitenfte twee een ‘weinig langer ; met kleine Meelknopjes , die aan ’t end twee Gaatjes hebben. De Vrugt is Kogelrond , met ftyve Haairtjes bezet, be= vattende. een Eyrond,-glad, hard Zaad. ACANA ke gee En Kelk en Bloem: de Vrugt ds gedoornd. ; e: s-agterwaar Es komen dn Kenmerken voor van dit Ge= flagt, weinig van het voorgaande verfchillende, De eenigfte Soort, daar wan (1), is-door den Heer Mutis in Nieuw Spanje waargeno- nr vert men. Zy maakt een Houtig Gewas met zeer Zweepige, zweepige Takken, voortkomende uit een Steng van twee Voeten hoog. Hetzelve heeft hier en daar verftrooide Vinbladen, welke uit zeer ongelyke Blaadjes beftaan, „Uit de Oxels ko- men ftyve Aairen voort , die regtop ftaan en e de (1) Aczna. Syst. Nat, Vig, XIII, Gen. 1293, Adant, 2008 Il. DEEL, Vil STUK) 408 VEERMANNIGE KRUIDEN, „IV. de langte van een Span hebben, met ongefteels AanmaL: Bloemen overhoeks „ vervat in eigen Blikjes. oor CAMPHOROSMA, Kamferkruid, zige 7 Een Bekerswyze Kelk; waar van tweé Tand: jes tegenover elkander en beurtlings zeer klein zyn: geen Bloem en een Zdadhuisje met éérr Zaad ; maaken de byzondere Kenmerken üit, Dit Geflagt behelst vier Soorten , -riaamelyks Ga) Kamferkruid met Liniaale ruige Blaadjes. Deeze Soort is omftreeks Montpellier ‚ in Zy niet, alwaar menze aan de Wegen, by Aix en elders , aantreft, TourNeronT ; hoewel van hie afkomftig „ was onzeker ; waar dit Gea was te plaatzen, toen hy zyne Onderwyzingen in de Kruidkunde uitgaf : maar naderhand heeft hy ’er een Geflagt van gemaakt onder den naam van Camphorata , wegens den Kamfer- Reuk; dien dic Kruid heeft. Het groeit ook op Zan= dige oes: ia GEN en bn 1 i) Can sa Fol. En tindaciban. ke: Nat. xk. Gen. 164 p. ras. Vig. KUIT, pe 139. Am, Acad. 1. p, 392, Caris GOUAR. Alânsp, 72. Camphotata hitfura. C. Be Pm. 456. TOURNE. Mem. Par, 1750, p. 313. BUXB, Cent Lp. 18. T, 28. f 5. GER. Prov, 379. Camphorata Mons Je B. Hift, 11E, p. 379. LOB. Adv. 174. deòn. 43. Kraidb. «90. Selagn Caule Caale procumbente , fol, fpazûs, H‚Chf. _ gate A. Zugdb, zoo, Te fkarDeRid 509 Die Kruid, door Loper onvolkomen in _ iv, Atvecldng gebragt, heeft cen veelkoppigen AfDkius Wortel van byna een Duim dik, welke dik- Hoorpe achtige Houtige Stengen uitgeeft ‚ fomtyds TEE tot een Elle hoog, die Takkig , ruig en wit- „sa, Mods: achtig zyn, vol Knoopen, overhoeks geplaatst , en by tropjes bezet mCt klêine dunne Blaad. jes , taamelyk ftyf , Haâirig, van een Krui- derigen Reuk en cen wat fcherpen Smaak, zelve in kennis Eeke WW: deedt hetzelve als Thee trekken , of een Af- Kookzel daar ván tmaaken in Water of Wyns Doktor Gariperr , die zulks verhaalt , hadt ‘er nogthans zo uitmuntende bb on oe niet van bevonden: @) Kandertrist m0 a, lovormlge Mei gladde Blaadjes, j de blok ook k en paam van Anthyllis altera Jalorum, door Loser beter afgebeeld. Men vindtze den de Camphoratâ naverwant aangetekend doof C, (2) Campberesma Fol. Subulatis rigidie glabris. Av, Acid, nn a ne mf altera. Tä. Hij. 57. Camphof. conge- Pin Arithyllis alter Teslorurm, LOB, Ie, 404 pasa aso aad Pie. 183. à U. DESle VIE, STUS, 3 VIERMANNIGE KRUIDEN. C. Bauninus. Zy groeit ook in Switzer: Ark land, en komt, volgens den Heer Harren, Biens, de Kali veeleer naby terwyl MacNóLIius STUK. haar tot de Herniaria betrokken hadt. De Blaadjes zyn zeer fpits, en omkleed met ge- baarde Wirachtige. Schubbetjes , “welke de Bloempjes bevatten „waar op ecn ruig Zaad. huisje volgt. ED (3) Kamferkrmd met en Beeinride: sladde adhlae S niet fleekende Blaadjes. dig. 6 De Heer HALLER twyfelt of deeze, die in Switzerland haare Groeiplaats heeft „weezentlyk van de Ruige ‚van bt verfchille. Zy valt. Kleiner , gelyk. uit de Afbeelding en be- fchryving, in in *t Werk van DArrcHamr, blykbaar is. De Blaadjes zyn wel piet ruig , maar de Steng is altoos Wollig en het Kruid ook niet van Reuk ontbloot, IV. (4) Kamferkruid , dat zeer Takkig is , met siamees Degenvormige verbreede wet en weren & gekamde Blikjes. bloemig, Deeze Soort „ vin Arabie groeijende, heeft Kruidige. Stengetjes » in twee of drieën ver - deeld, (3) Camphorssne Fol. fubtrig. glabris inermibus. dw. _ Acad, urfupra- Camph. Fol. confertisf. inermibus, Iavibuse HALL. Helv, 183 Camphorata glabra, C. B, Pin. 286 DaLscn. Hif. 1179. (4) Campboresma Ramolisúma , Pedunculis EnGformibus Ec, Mant, 4 le 6 TE.T/R ACN, DRI A. 378 deeld „-en dus zeer Takkig, met fmalle rond. IV. achtige Blaadjes Kranswyze bezet. De Bloemp- “iva en zyn ongefteeld en groen, met een zeer kort ar tweedeelig Vliesje omringd , daar wederzyds “TUE - drie. Bladerige Blikjes uit voortkomen. Het „ie mey Zaadhuisje s-dat rond is, zit in een twechoor- nige gaapende, Kelk, De _Bloemfteeltjes zya zeer plat. Dus, heeft men, *% in-de Akademie- Tuin te Upfal waargenomen. Ar c H E M IL L A Leeuwenvoer. entendeeler. Kelk geen Bloem en cen enkel Zaad, dat in de Kelk beflooten i is. _Dus komen de Kenmerken voor van dit Geflagt, waar in drie Soorten vervat zyn, naamelyk, (1) Leeuwenvoet met gekwabde Bladen, Alcbenilla In veel deelen van ne dach inzonder- stadse wel;Noordes Men noemt het ;gemeenlyk Alchimilla, om dat — het van de Alchymiften zou aangepreezen zyn. — igen hebben ’er ook den naam van Stel- — laria en Sanicula major aan gegeven. In’: Hoog- duiefeh (1) Alchemilla Foliis lobacis. Syst. Nat, XII. Gene 165, pe 129. Pag. XIII p. 139. Alchemilla Fol. palmatis. A, Clif» 38. R. Lugdb. 2310 Alchemilia Fol, fimplicibus. Fl. Laps, 65. B, Alchem;-vulgaris,-C. B. Pin, 319. Alch, minor, TOURNE. Inft. 5oz.' Dop.” Pempt, 14. Lon, Joon. 66je Cam Epit. 9oî, e $ “Aaz Ie DEEL. VII, STUK, Iv, 372 _ VrERMANNIGE KRUIDEN: duitfch heet het Sinnauw , Lewenfusz en Frauen: ArDEEL, mantel; welke benaamingen ook wel gebruikt ee worden in andere Taalen. Die van Pied de 1.ion „ STUK. gelyk de Franfchen zeggen , datis Leeuwenvoef, en afgeleid van de figuur der Bladen, fchynt wel 3 de eigenfte te zyn. De Engelftheri noemen het Ladies Mantle, of Onzer Vrouwe Mane tel, doch in de Noordelyke deelen wordt het Bearsfoot , dat is Beerenvoet geheten, Ben aanmerkelyk verfchil heeft in dit Kruid plaats. Uit den Wortel van hetzelve, die over- wintert, komen Steelen voort , welke ieder op t end een Blad hebben , veel. naar dat der Kaasjes- Bladen gelykende. Zy breiden zig in de gedaante van een agt- tien- of twaalfhoek, waar aan een of twee hoeken by den Steel ontbreeken , uit. De Bladen zyn ruig en groen , Waaijerachtig op de Steelen geplaätst, gelyk de Afbeelding van CAMERARIUS, die zeer fraay is ‚ aaawyst, Dus komt het gemeenlyk woor: maar fomtyds heeft het geclachtige glade de Bladen , en eene leggende Rosachtige Stengs dat eene Verfcheidenheid is ‚ meest groeijende op drooge, dorre Velden, Anders heeft het een regtopftaande getakte en gebladerde Steng , van ruim een Voet hoog, die kleine Bloempjes draagt „, eenigen ín tropjes by elkander. De-, zelven beftaan uit een Kelkje met agt punten» wan onderen gevuld meteen vooze zelfftan= digheid, welke de vier Meeldraadjes uitgeeft, en de Styl komt hief , dat zonderling is en paauwe - TETRA ND RIA 313 naauwlyks ergens anders plaats- heeft, niet bo- IV. ven. maar onder uit het rhatbealan voort. AEDERL , De Kleur der Kelkjes is doorgaans groen, maar doûlb- men heeft er ook die wit zyn, en dan noemt STUK. men het Alchimilla met witte Bloemen. Som- „4 migen fchryven ’er.twee Zaadjes aan toc ‚doch de Heer. Harzer heeft altoos maar één Zaadje, dat {pits Eyong was, in het Kelkje gevonden. ì In de Geneeskunde is de Sinauw vermaard wegens. haare famentrekkende kragt „ die ech- ter uitwendig. meest plaats heeft. De Hitte. en Pya, van Wonden , Zweeren en Ontftee- kingen, wordt door een Stooving mct het Af- kookzel- zeer verminderd. Het geeft ook fte- vigheid aan verflapte Lighaamsdeelen. Inwen- dig dient het tot ftemping van Bloedvloeijin- gen, als ook tot Geneezing, ia men, van Kwetzuuren en Breuken. — sn @) Leeuwenvoet met gende Zangen Ir, getande Bladen, ke rn Deicá: Soort wordt Alpifche ‘Tormentilla met Fluweelachtige Bladen getyteld door C. Bau- HiNus. De Pool der Bladen is zo fyn en zagt, (2) Alclemilla Fol, digitatis ferratie, Fl, Lapp. Succ. H‚ Cliff. R. Lugdb. 232. Moris. Hij. Il. p. os. S.r. Te zo. f, 3. Tormenrilla Alpina Fol. Sericeis. C‚ B. Pin. 326. fp. Alchemilla Alpina pubescens minor, TOUBNF. Jr?. soîe Hair. Helv. 185, Aas Ii, DEEL, VIL, STUKe IV. Höorp STUK: Eeitsy- wige. gj Leem Pemeapbjl as Ben gladde Bladen. Vyíbladig. da VrIERMANNIGE KRUIDEN. zagt, dat zy het Satyn tarten, zo Morrsof ‘aantekent, en tevens Zilverkleurig. Niets is gemeener dan dit Kruid op de toppen van de Jura en der laage Alpen van Switzerland, zegt „de Heer Harrer. Het groeit op de Lap- landfche Gebergten ook zeer menigvuldig zegt de Ridder. Somtyds komt het Vyfbladig, fom- tyds Zevenbladig voor; dat is de Bladen zyn of in vyven of in zevenen verdeeld; ’t welk zy Ed. van de Groeiplaats en Kweeking oor- deelt af te hapgen. Harren ‘heeftze zelfs vegendeelig waatgenomen, én Zegt, 5, de vier- „ kante Kroon der Bloem geeft een“ bruin: Pluis 5 ‘bit , dat het Zaad” bedekt , en dikwils is ;>‘ zelfs de p Op de hoogfte Bergen der Switzerfhe Als per, in vogtige Dalen. , vindt men-deeze , die de Bladen tot aan den Steel toe in vyven ge- fheeden , en verder de Slippen diep getand heeft , zo dat zy zig als met Franje vertoo- nen, gelyk Bo'ceone zegt, die “er éen Af. beelding, van heeft aan % licht gebragt, Ge heele Plantje is glad en groen , doch bereikt maar de hooge van. vier. Duimen, / kf bede On- to) Aichemilla Fol, san malzisdis labriss vAlehernila 8 Alpind quinquefolia, C. B, Pin. 320. Prodr. 138, EoCG. Aut. 1. Pe 13. Te Ie Hann. Felv, 185. el mis ad TE TRA ND RI A 325 Onder de Viermanrigen gaa iktot de Twee* IV. 7, Árpee wyvigen over ‚ waar, van het eerfte SN ge et Le noemd wordt. APHANES Eg r Digi. Een vierdeelige Kelk zonder Bloemblaadjes en-twee naakte Zaaden, zyn de byzondere Ken- merken daar van Gs De eenigfte Soort (1), als een zeer kleine 1. Lecuwenvoet „van fommigen aangemerkt, ter- ard wyl zy daar, veel gelykheid naar-hecft, groei Akkers. aetke it.Z: SR, de Akkers door geheel Eu- eden L „wordt zy_ Perchepier ier der Ergcifchen Eden, als in Engeland ‚ om raauw tc ed over de Salade , of in Pekel paclegd (*) De: Heer HAELER zegt, dat het eenigfte onderfeheid van dit Geflagt „in Kenmerken , mer dat van ArGhIMHLA, velleentyk beflaat in een vierdelige Kal, Te vooren, was die hep en men Cat) x elPiAdes apk merken, ob 4 rn Ridder , zelfs in de laatfte -Uitgrave van aren Syflema Natrara; terwyl het in de voor- ó Relling van ’ Geflag: , Pag. 39, Doch dere gelvke frvd ghieden „ die echter de waasaijke onderfchei= “ding' betreffen ; komen daaf in s gelijk ik boven; raängemerkt beb, meer voor, (1) Aphanes. ri Nat, XII. Gen. 166. p. 129. Voeg. XllTe ‚FI, Suse “137. Re. Lugdb, 231: GRON. Ping 17. DALIE. Pi 53, TOURNF. Par, 4%. Cherophylio monaïhil fimilis. C.-B. Pin, 182. Alchimilla minima montte Cok ‘pbr. Ts. T. 146. Perchepier Anglorum. Los, tre 727 Halt, Helo, 184. Gor. wijk 4E 24. Ie Deer VI, STUZ. 376 _VIiERMANNIGE ÉRUIDEN, IW. en tot een Geneesmiddel , meest gebruikt wor- An oi dende, Zelfs het gedeftilleerde Water , daar Hoo se van, zegt men van veel nuttigheid te zyn. De Een naam, die zuiver Franfch is, zou ’er, wegens de kragt tot vergruizing van den Blaas- Steen, aan gegeven zyn. Het Kruidje is fterk Pisdry- “vende. Het groeit piet meer dan een Span hoog, met een opgeregt Stengetje , en heeft gefteelde Wortelblaadjes , die driekwabbig zyn , doch de middelfte Kwab in drieën , de twee zy- delingfen , ieder, in tweeën verdeeld hebben, zynde geheel ruig. Sommigen hebben het daar- om by de Kervel vergeleeken. De Bloempjes zitten by tropjes , ongefteeld, in de Oxels der Bladen en zyn naauwlyks zigtbaar ; waar van het den Geflagtnaam draagt. Somtyds komt ’er maar ééne Styl in voor. TOuRNEFOR T merkt aan , dat het vry laf is, omftreeks Parys ter- wyl Loper ‘er een merkelyke bitterheid en fcherpte aan toefchryft, Deez’ hadt het, zeer onsigen Engelfchen Steen, doorfnydende Kruid genoemd (@*), RUS (*) In zyn Kruidhak , hladz, 888, Want let denkbeeld, dat men uit die ease op zou maaken, is zeer zone fte de Franiche naam byza aanduidt. De Engelfchen hee- ten het gemeenlyk Parfley- Pert of Parfley- Break flone, dat is Breekftgen- Pererfelie: doch heet wordt, in ’t Graaffchap He- reford, ook Coliekwort , dat is Kolykkruid geheten, zo MER- KET asen Pin, Lond, 1567. p. 92. Geheel oneigen is y= Part, in SEWELS Woordenboek, Pe/y- srichum srase vertaald, TET RANDRTA 3 Cr uzira. Kruisplant. Dit Geflagt heeft twee Kelken „ den bin- in penften vier- den buitenften vyfbladig , zonder , ma Bloemblaadjes en een enkel Zaad. De- eenigfte: Soort (1) ‘komt onder. den _r Spaanfchen naam Cruzita, ‘betekenende. Kruis- „£ heide plant , by-LOEFLING voor, Zy heeft een Spaaníche, regte ftevige Steng, van vier of vyf Voeten, met. regtop{taande. Takken , tegenover elkan- der, gearmd, De Bladen zyn gepaard, Lan- cetvormig ‚ aan de enden {pits , effenrandig bruin. De Bloempjcs, die. „zeer klein zyn , komen Schubachtig „ Aairswyze tot een Pluim vergaard, dan de toppen voort. Hy hadt de vier Blaadjes van den binnenften Kelk Bloem- blaadjes geheten, De Grociplaats is,‚aan de Vafte Kust van Zuid-Amerika , in ’t Land- fchap Cumana, ì 1 HE ORE Een vierbladige Kelk en vierbladige Bai met eene eenhokkige tweezaadige Vrugt, maa- ken de Kenmerken uit van dit Gefl De eenigfte Soort (1), door gedagten Autheur- in, Bafonia tenuifolia, 61) Cruzita. Sysr, Je: XII, Gen. 167. p. 129. Weg. ijn, Punbladig, Pe 139, LOEFL. Jtin, (1) Bufonia. Syst. ka XII. Gen. jee, p- 129. Weg. XII, P- 139. SAUV. Morsp,; Iate Am, A Ip. 386. LOFFLe Jtin. 44. GER, Prou. goo, MAGN,- Monsp; 211. Alfinoides, RAj. Angl, II. p‚ 346. Alfme Polygonoides tenuifolia. PLUK. Alm 2e. T, 75. Ff. 3. Herniaria anguftis6mo Graminco fo. lio » Greta, MAGN. Hort, T. 97. Aas II. DEEL, VII, STUK, 373 VrIERMANNIGE KRUIDEN, IV. in Spanje, by Madrit, gevonden , groeit ook Aangaan in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, ja zelfs Hoorn, in E ngeland, volgens R Ay; die haar „Alfinoi- STUK, … des noemde, Het was Dunbladig Muur , naar KE hpa x Varkensgras gelykende , ‘met de Bloempiës langs den Steel Aairswyze geplaatst, van Pu. a KENET geheten ,die het , zo wel als MAc No- “_rrus,in Afbeelding Blk heeft. Doktor Gr- RARD befchryft dit Kruidje omftandig. Het groeit Jaarlyks , zegt hy, uier Zaad, langs de Wegen en op zeer dorre, drooge, Steenache tige plaatfen, in Provence, De- Wortel is Jang en dun ; de Steng van een half totecn Voet hoog, regtopftaande met veele Knoopjes en zeer Takkig 5 bezet met zeer fimalle Gras- tige ‚ die in een Punt uitloopen. De Bloempjes ‘Komen, als, gezegdis, voort, en zyn zeer klein, hebbende de’ Bloemblaadjes zeer dun en kleiner dan de Kelkblaadjes. Getal der Meeldraadjes is in dezelven fomtyds twee, fomtyds vier waargenomen. CvuseuTas Warkruids Dit „Geflagt heeft een vierdeeligen Kelk cn eenbladige- Bloem ;- waàr op volgt een twee- _hokkig Zaadhuisje, voegt hier by, dat het zig als Wargaten om de “Kruiden flingert en op dezelven „als een arinnndiidk is; wes- halve ik het Warkruid no =Drie- Soorten’, waar ni twee Europifëhe en één Amerikaanfche, komen ’er in voor, als volgt. (a) War TE TER AN DERS1VA, 379 me _@) Warkruid met ongefteelde Bloemen, _AFDEEL, IV. — Deeze komt in Europa op veelerley Planten Hoorp- voor. Gemeenlyk vindt-menze in de Haagen of Heggen van allerley ruigte , de Brandene- telen , ‘Braamen , Hoppe , Hennip*en andere Gewasfen , zonder onderfcheid , omflingerer- de, en aanselkander ftrengelende.. Zo. zy-op eenige ‘byzondere Plant alleen -huishoudt, dan gaat zy: die dikwils als verftikken, en doerze uitteeren ; weshalve men ze met regt Worg- kruid zou mogen. ad chen is het Gewas zo Draadachtig ale: “en fyn, dat de Duitfchers hetzelve Flafchfeiden of enkel Sciden, de Sweeden Silke , de Deenen Horfi L- ke noemen. Anders wordt het ook wel _Dotter en van. de Engelfchen Dodder geheten. De ‘Franfchen «en Den OE den -Latynfchen naam Cuscuta, die van hee Griekfchr Casfytha zyne af kornst. nn Wy noem en het. Schorf- de » WWrange of Vilikruid., Het beftaat zit ‘ongebladerde- Draadachtige Vi Snaaren , dle uit Zaad, dat jn den … Grond {1 Cuseuta Floribus-fesfilibus, Syst, Nat, XII, Gen. 170, Pp. E29. Weg. KILL pe-14o. Cuscuta nuda repens Filiformis. Fl. Stc, DALIB» Paris. SAUV. Mfansp.. 11, GOUAN, Monsp. 74e GARe: Prov. 157, “Cuscuta saphylioss HALL. Hev. 469, Cyscuta major C‚ B, Pin. 219, Cuscuta, CAM, Epits Mike EA eten ì He. DEEL. VII. STUK. de ne caal kri zee, G100te Iv. so _ VIERMANNIGE KRUIDEN; Grond gevallen is ,‚ opfchieten (*) , zine ‚ nâ ArDEEL. pet verdorren van dien Wortel, met een mer Hoorp- nigte- kleine Draadjes in den Bast der Planten sTU K. Twewy- izle 4 eworteld voorkomen. Gedagte Vezels geeven hier en daar anderen uit en aan dezelven ko- men de Bloempjes Tre voort , wiet Kel- (*) Linnzus heeft dit hynbaarlyk ontkend , zeggende ei de en nee Terram radieanda , fed absgue omnë tra Solem volubilis, adscendit Plantas, guas emise 7 s Vafis ja dd VAILLANT fchynt byna van derge'yke ge» dagten te zyn geweest , zeggende , dit hydit Kruid , den 18 Juny 1750, in bloey gevonden hêde op het D Dykje 4 Abtdy van Longchamps, en daar by voegende, Elke av pris mains est ëUrtica urens maxima Jar le B Dat is; het was gefprooten op de Gro».e Brandenetels e op het Walftroo, Ee di verzekeit de Groote Kruidkenner HALLER , dat hee Zaad eerst in de “Grond Wortel fchiet (Caulis filiformis ex Terra radicatur :) gelyk de vermaarde TOURNEFORT zulks mede waargenomen hadt. Herb. env. de Paris. p. 426. Het is ook naauwlyks te begrypen, hoe een jaarlyks Gewas, als dit, dan zou kun- nen voortkomen op Planten , die ook jeirtyks groeijen, of haar Loof ’s Winters verliezen. Sommigen verzekeren ze dat de Wortel van dit Warkruid niet altoos fterft of ver- flenst, maar dit die zelfs in d> Grond voartkruipe, _Eeni- gen hebben waigenomen ‚ dat, als men *t in Potten m&t klimmen kan, die hee dan miet voort wil, aar uit fchynt te blyken , dat het zyn veedzel , ten weerd voor . haalen moet, PARKINSON Plant. p. 1904. LOBEL ook, het Zaad van dit Kruid in de Wyngaarden geplukt en [zekerlyk in den Grond} gezaaid „ zo was daar opregte Cuscuta uit voortgekomen. Kruidb, bladz, 512, TETRANDR IA 881 Kelken dikwils vyfbladig zyn. Zy zittén-als tv: ronde Pillen aan de Draadjes , van tien tot AFmrers, vyftien Bloempjes by een , zo VAILLANT iamsne aantekent, die zegt , dat de Bloem niet afvalt, stug. > en: dat de Vrugt maar ééne Holligheid heeft , Disyries * welk tegen TourNerFoRrT en anderen ftrydt. De Heer HarrLeRr getuigt, „ dat s, dezelve in twee Holligheden vier ronde Zaad= » jes bevat’, in welken het toekomende Plantje, » famefigewonden , Verholen zit, volgens den 2 laatstgemelden (*).” | Die aanmerkelyke werfchillendheden zouden billyk een Liefhebber van de Natuürlyke Hi- ftorie aanfpooren , om dat alles nader te on- derzoeken , op een Gewas , welke echter in ons Land niet gemeen is. Het komt in Gel- derland fomtyds om het Vlafch, by Utrecht het een groote Plaag def Wyngaarden, wor: dende van de Ingezetenen deswegen la Rass que geheten. Elders in Vrankryk wordt hee Teigne de Lin genoemd , dat is de Mot van « * Vlafch of ook Goutte de Lin, dat is, de Jicht van *t Vlafch. Om Parys bemint het de Wikken , en, niettegenftaande het dus zyn Voedzel haalt uit allerley Planten, vindt men % (*) Tourne. Voyage au Levant, IKL, p. 209; wordt door d. aangehaald. II, DEEL, Vils STUK» IV. AFDEEL. Foorp. “Epibye ee Klein, 332 ViERMANNIGE KRUIDENe “doch, dat zeer te verwonderen is, byna van eene zelfde hoedanigheid „ zynde altoos een Sappig Kruid(*). (2) Warkruid , dat ongefteelde vyfdeelige Dloe- er men heeft, die miet Blikjes omringd zyn. Deeze wordt thans, als een byzondere Soorts met den bynaam van Epithymum onderfchei- den, Zy valt kleiner dan de voorgaande, en wordt deswegen Cuscuta minor geheten. Hoe- wel zy van de ‘Thym haaren naam heeft, als _ op dezelve groeijende , vindt menze ook op veele andere Planten, Sommigen hebben ge- twyfeld s of het niet een elke Gewas met de hee Zy5 doch Linneus fchynt het L te Ds Sn OEFr Ee in Spe Bloempjes „ an deeze Kleine B altoos vyfdeelig oee heeft. VAILLANT, die de Kenmerken van beiden heeft opgegeven „ fchynt daar mede i ia te ftemmen. Deez’ hecht de Kleine Schorfte , by Fontaincbleau , met Goudkleurige Klaau- wiertjes gevonden, De Ouden hebben de Cuscuta geteld onder de Forged. maar zy behoort tot de flaps ‚(*) Harz. Helv, 469. Tota Planta fuceulenta est (2) Cuscuta Flor, fesfilibus quinquefidis &c, Loer, Zeine 216. OED, Dan. 427. TOURNE. Par. 426, VAILL: Par. 43: Epithymum Gve Cuscuta minor, C, B, Pix, 219, er Plinii, Cuscuta Oficinarum, Log, Zoon, 427. T a TeR ACM DR EEL, 3D flapften 5 dewyl een Once van het Kruid in 1 Aftrekzel of zes Oncen van de Syroop daar toe vereifchitt worden , zo HOrrPMmaANN aan- Hoor merkt. Eenige hebben het ook naar de Krui-STUE den , waar op het groeit, niet alleen in naam, DE maar zelfs in kragten Onderfcheiden: zodanig , dat, die op de Netels ‘en Brem groeide, eicer Pisdryvende; die op de Krappe wat famen- trekkende" geacht. werdt , en die op het Vlafch, (welke de eigentlyk zogenaamde Cus- cuta is, volgens GEOFrRroY,) meer laxceren- de zou zyn. Die op de Thym valt, waar van de Kleine haaren naam heeft, is zeldzaamer; hoewel TouRNErFoRT haar te Parys daar op, in de Tuinen niet alleen, maar zelfs op die men buiten de Stad op Velden kweekt , gevonden heeft. Deeze moest, zóu men zeg- gen, de kragtigfte Zyn; doch die in a: groeit, heeft Been hing in de € de EE A …_Men vindt in … Winkels ndond. twee Soorten ‚ eene Cretifche en- cene Venetiaan- fche ; waar van de eéne uit Draaden die lan- ger en regter zyn, de andere uit-dunnere meer gekrulde, en meer welriekende Draaden be- taat. Deeze is de befte, In Wyn getrokken, Eer zy daar aan eene Maagveríterkende hoe- hadheadhendenhndhnasdenss en sed Cuscuta noftras re GEOFER, Mat, Med. un Pp: 357. IL Dar, VIL STUK, 384 VIERMANNIGE Kruipen; _ 1V. danigheid. In Sleepende Kwaalen , die ui Armas, eene flapheid der Vatte deelen, uit eene traag» Hoorb: heid der Zenuwen of Slymige vergaaringen STUK, __ontftaan „kan dit Kruid fomtyds van dienst Teun gyn + maar hedendaags worden ‘er die uitmuns de kragten, welken de Ouden ?er aan toc- fchreeven , niet in gevonden: Het komt in verfcheide. Samengeftelde Winkelmiddelen „ die van een laxeerende aart zyn, en het Zaad zelfs in zodanige Syroopen. Door de Scheikunde heeft men ’er veel Zuurachtig Vogt, vlug Zout, van een Alcalyne natuur, en veel Olie uitgehaald. De Smaak is wat bitterachtig 5 met eenige fcherpheid in de Keel, BES 5) Warkruid met ejverlde” Bloemen, Westine In de Westindiën komt een Gewas voor 4 dich. tot dit Geflagt behoorende , van ;grootte tus- fehen de twee vaorgaanden s dat zig wyd en zyd over ’t Geboomte en de Velden uitftrckts met lange fterke Draaden, Het is door SLoA- NE, met zyne Bloemen, afgebeeld, Een dere gelyk; met Goudgeele Draaden , is in Virginie waargenomen, _LOEFLING vondt aan de Vafte Kust van Zuid - Amerika een Warkruid met gefteelde Bloemen aan Bondeltjes , hebben- de een fpits getanden Kelk, De Heer Jac- QUIN heeft een Warkruid van dien aart in ’ reu- (3) Cuseuta Floribus pedunculatis, Jacq. Amer, Hiâ 24, LOErr. Jrin. 216, Cuscuta Caule aphyllo volubili repente. GRON, Virg. 18, Cusc, inter minetem et majorem Sc. SLOAN. Jam, 35, Hi, Le po 2050 T, 128, f£. 4e TE TRANDAR IA 385 pin der Karibifche Eilanden onte’ de te ger gee PE C O0 M, Lappenbloem, De Kelk is in dit Geflagt. tweebladlig ; Th getal der Bloemblaadjes vief , waar van de twee buitenften breëder en in drieën gedeeld : de Vrugt cen Haauw. Drie Soôrten , meest Europifche, Komen * er in vóor, als volgt. { ï) Res je met kromme platte B chte Haauwtjes. » eis mot Es RE den Griekfcnen. din ie peen welken Droscoripes voor een Kruid ge- bruike heeft „ kómt deeze by.de laatere Autheu- Iv. en e Mare bd amb, ten voor, Het was een Kruid dat op_de-Akkers … grocide, tusfchen ’t Koorn , met Bladen van Weynruit en Kleine of dunne Takjes ; ; doch, het door de Zaadhuisjes, die ronde Bolletjes zyn ; „Gewas, 'twelk Loren een wilde ‚ Komyn „die Haguwtjes draagt, ge- noemd heeft (*). De Den is in Grie- é Kef Î ( 1) Bypecdum Siliquis arcuatis comiprésfis artictflatis. Syst, Nat. XIL. Gene 171. p. 130. Vig. XIII. p‚ 140, H. Up4. EL C. B. Pin, 172. H. Clif. 33. Dop. Pempt. 449. Re Lugdb. 402. GouAN Monsp. 74. GERe Prot. 371. GARID. Aix. 238. CLUS. Hisp. pe 407. Hypecaum latiore folio: TOURNE, re Cum, fylv. alter, Siliquofüm. LOR Jcón. 744, WN enftaande die betaaming , komt in dit Gewas MN. Dezr. Ville STUK: 350 VIERMANNIGE KRUIDEN. IV. kenland, en- andere Zuidelyke deelen van Eu ARDEEL: ropa „ tusfchen * Koorn. — | Baarns Het ús een laag Kruidje ; dat de Bladen STUK _Vinswyze fyn. verdeeld heeft , met leggende sene Y Stengetjes „ waar aan kleine geële Bloemen voortkomen , die als ’t ware in Lappen ver- deeld of diep ingefbeeden zyn. Hier van heb- ben de „Duitfchers , aan dit Geflagt, den. naam, van Lappenbloem gegeven. Op de Bloemén _ volgen opftaande platte. Haauwtjes, die Sikkels- „wyze krom zyn, beftaande uit-Leedjes, in ieder van welken een Nierachtig ZLaadje is vervat. _@) Lappen met > varied Relrnd ligee BES Bern en Died scat. rde de Mae van. con ronde figuur -niet uit Terdjes beftaande en hangende heeft „ groeit op de zelfde plaatfen byzonderlyk in Languedok-en Provence, Zy. heeft „de Blaadjes fyner verdeeld dan de voo» ' wad or zie niets- „voors dat naar Komyn zweemt. Het is zoer onaangt- naam van Smaak, DroscomipEs hadt aan zyn Hypecoum een verdoovende kragt, als die der Heulbpllen,soegefchapen ven. n (2) Hype sitignis cernuis teretibus eylindricis. “id, Sauv. Afonsp. 263, Hypecoum silfquis pendentibus non ar- ticulatis bivalvibus incurvis. MoR!5, Hift, 11. p. 280, Hype vcoi altera fpecies. C. B. Pin, 172, Cum. fylv. bliq. Pons. Dar. Hij, 699. Alt. Dioscor, Cum, fylv, Siliguofgm, LOBe deon. 743. Kruidb, 905. TE TR -A;N-D RI A 387 tige, eehigermaate. naat die van de Karwey of van de Duive- Kervel gelykende, volgens Lo Wi Ev BEL, die het ech zeer klein en fraay Kruidje toorn; noemt, overvloedig rondom de Stad Aix groei- jende „, *t welk beveftigd wordt door Gaar- Detr. By Montpellier komt deeze zeldzaa- met voor dan de ‘andere Soort , die volgens CL vs tus ook overvloedig grocit in Spanje. (3) penn met pg, ; vonde „ knob- _belige Hi In. Rusland hadt de rine GMELIN een Kruidje gevonden ,*t welk hy oordeelde de voorgaande Soort te zyn, doch , door hetzelve uit Zaad aan te kweeken , bevondt AMM AN dat het daat van verfchilde, en een byzondere Soort was, welke, fchôon insgelyks geene ge- Wrichte Zaadhuisjes hebbende, nogthans tot dit Geflagt fcheen te behooren. Het heeft de Blaadjes nog fyner dan het laatfte, en byna als die van Venkel verdeeld. “ De Bloemen zyn hief veel grooter , dan in de anderen. * Hier volgen de Vierwyvigen in deeze Klasfe, Welke ons de volgende’ Geflagten van Kruiden opleveren. re, C o _€3) Hypeerum Silig, ereftis teretibus torulofis. H. Ups. 32e Hypec. tenuifollam, Siliquis ereftis terctibus, Aum. Ruhe 38. Te, 9. HALL. Goett, 229. Db Ax: HU. Dast, VIJ, STUKe Pita er en Opftaandes 358 —_VIERMANNIGE KRUIDEN: COLDENIA De / Hor Een vierbladige Kelk, een _Trcchterachtige STux. Bloem, vier Stylen en twee tweehokkige. Zaa- den, maaken de. byzondere Kenmerken van dit zige Geflagt, dat naar den Virg K er CoOLDEN benoemd is, He L Het bevat maar ééne Soort (1), in Oostia- an „die groeijende , en dus onder de Ceylonfche Lesa Daten, door den Hoogleeraar J.B ur MAN- ‚Nus opgetekend „ als-gelykende. naarde Per- chepier hier. voor befchreeven. De Cinghalce- zen, noemen het Han/apé , dat is Ganzenpoots om C dat de Blaadjes ’er ‚wat naar gelyken. Het legend _ Kruidje , met digte Haairige Ep den Grond verfpreid, een Span lang. eft s Ovaalac en ge: dab A: Se ek É | _Bloëmpjee voort, dic paarfch Zyn. Dee Ee beftaat als uic vier Greinties, met een ude daar tusfchen, Poramocehon Fonceinkerid, De Planten van âic Geflagt. „hebben geen Kelk, maar vier Bloemblaadjes ; geen Styl, ep brengen vier Zaadjes voort. Of, zo men an- ders wil, een vierbladigen Kelk en geen Bloem- % blaade dd) Coldenta, Syst, Nat. XII. Gen. 173, P. 1ó. ig. Xu. Pe 140 FL, Zeyl, 69, Teucrii facie Bisnagarica Ec. PLUK- Alm. 363. T, 64. É. 6. Monis. Hi2. II p. 423. Alchimille 6 Pezchepier affinis, BuRu. Beh, ie, Ede. EA T A ErkiAN.Dekelrä 380. blaadjes. «Voorts is haar eigenfchap, dat-zy. IVe in Rivieren en” ftaande, Wateren , of ‘ook in A2pEEle. Beeken en-by Fonteinen. huisvesten ‚waar, van Hoorn: de. naam. Hetzelve bevat twaalf Soorten, allen tot ons Wereldsdeel behoorende, naamelyk. mee £inia. $ D) Fontéinkruid met langwerpig Eyronde, 1. _gefteelde, dryvende Bladen. otamts Deeze Soort hebben verfcheide oude Kruid, Rand: - kundigeh- niet gekend, of. verward met een” “5 Soort van Perficaria ‚die veel gemeener is in ons Land en welker Bladen -ook-op ’c Water dryven, doch zeer fpits Lancetvormig en don- ker groen zyn. Het Rondbladige Fonteinkruid , t welk deeze, Soort uitmaakt ; is derhalve niee afgebeeld by- DoponNéus of LoBEr, maar taamelyk wel by Fucasruscn EP RAGUS wier Afbeeldingen ‚ hoewel de zelfden nict, de rondheid der Bladen betert uitdrukken ‚ dan die van CAMERARIUS. Zy zyn cchter niet Cirkelrond , maar, byna volmaakt ovaal en gely- ken eenigermaate naarde Bladen van ’t Ma- Ja- a Potamageton Fol, oblongo - ovatis, pêtio!atis, natanti- _ Bus Syst. Nat, XII. Gen, 174, p. 130. Weg. XIII, p. 14t. H. Cliff. 40. Fl. Sate, R. Lugdb. 212. HALLe Hel, 190. VAI. | Paris 163, TOURNE. Potamogetan rotundifeliam, C. B. Pin, 193. CAM. Epit. 873. RAJ. Hif. p. 188. TRAG. Hiffl. 633, B, Poramog, Fol. Lanc, oblong. Petiolis lengis, GRON, Virg. 23e ä i N i ä B b 3 II, DEEL, VIL, STUK, ‚IV. 309 ViERMANNIGE KRUIDEN, labathrum of naar die van den Kaneelboom (*). Arke Ik vond een Sloot, op *t Eiland Wieringen, gee Hooro- heel digt bedekt met Bladen van dit Kruid, ’£ welk ik lang in Noordholland vergeefsch gezogt bad, In Vriesland is het zeer gemeen in de Wouden 3 zo ook in Lapland en Sweeden. In Switzerland komt het overal in ftaande Wate- ren en zagt vloeijende Rivieren voor, zegt de Heer Harrem. Door de Duitfchers wordt dit Gewas begreepen onder den algemeenen naam van Saamkraut , dat is Zaadkruid, dien zy ook aan andere Waterplanten geeven, - De Franfchen noemen het Epi d'Eau of Water- Aair, de Engelfchen. Pondweed, dat is Vyvere Onkruid : gelyk het by de Franfchen ook wel Herbe d'Eftagnes heet , en by de Duitfchers Weiler - Bletter , dat is Meirbladen. Daeh- dec- ze benaamingen zyn op verfcheide Soorten: van dit Geflagt toepasfelyk. Uit een Wortel , die in de Modder of in het Zand van den bodem zit, geeft het Sten- gen, een Stroohalm dik, die onder Water lange zeer fmalle Bladen hebben , maar op het Water ovaale Bladen, als gemeld is, welke zeer lang gefteeld zyn en fterk geribd, dik en ftevig , als die der Plompen , van boven bruinachtig, van onderen bleek groen, De Aair komt gan den rd (*) Langwerpig Eyrond behoorden deeze maden olet ger noemd te zyn: want zy zyn nog niet tweemaal zo lang als breed, Ik bevind ze, in myn gedroogde plânt , anderhalf Duim breed en twee Duim lang. > f z Deel, PLAAT XLI. Um W/ | | ij IN MKE en top uit een Vliezige Scheede) voort „die den , We Steel daar van omkleedt,. Dezelve is digt be- Aanpak, zet met Blommetjes van vier Blaadjes wel- Hoorne ken VAiLLANT by de Pooten van een Spie debet gel; (ik denk by die Klaauwen , daar men den Spiegels fomtyds mede wastzet „) vergelykt (*). De vermaarde RA v zegt, dar zy de figuur heb- ben vaneen Lepel. “De Kleur is groenachtig, piet-Roozekleurig ‚, gelyk die van ’t gezegde Perfeakruid „ waar ‘mede TRAGUS zelf ze fchynt verward te hebben. HarLER merkt aan , dat in ieder Bloempje agt laage Meel- Braadjes zyn ‚ met dikke dubbelde Toppen , en dat dit Kruid vier naakte Zaaden voortbrengt, die Linsachtig zyn en genageld „alzo zy met kromme Snuitjes , in plaats van Styltjes , zyn verfierd. ‚De onvolmaaktheid der Afbeeldingen van dit Kruid , die niet dan by oude en weinig bekende Autheuren te vinden of anders ook, gelyk by- WEINMANNs zeer gebrekkelyk waren ({)s deedt my befluiten , om het van my reeds 3 voor (*) Quatre petales taillez en pattes de Miroir, Beten. Pa sp. 163: (fj De Afbeelding van WEINMANN is nogthans beter dan die van MORISON. Hift. Il. p. 586. S. 5. T. 29. f. 1, wel kein Flora Ingrica als zeer goed zynde, opgegeven wordt. 'e Kan zyn, dat de Bladen elders die puntige figuur hebben en op die manier aan de Steelen groeijen; doch ik heb her dus niet gevonden en alle de Afbeeldingen van 't Potamoge- zon, by dien Autheur ‚komen my verdagt voor, fchynende flegts nagemaakt te zyn, : Bb 4 IL. DEELs VII, STUK 392 VIERMANNIGE KRUIDEN,’ IV. voor veele. Jaaren verzamelde” in Plaat te ed brengen 3 gelyk dan Fig.r. op Plaat XLI , Hoorpe zulk een Takje van het Rondbladig of Dry: ghs vend Fonteinkruid ‚ welks bladen op het Wa- Viewy- ger leggen, vertoont. Het is met eene. Bloem Aair en met eene Vrugt-Aair te gelyk bela. den, in: welke eerfte zig de vierbladigheid der Bloempjes ‚ in de laatfte de geftalte der Zaad. jes, die naar een Vogelkopje gelyken , en waar van veelen nog met Bloemblaadjes om. ringd zyn , vertoont. vigte Ie (2) Fonteinkruid met Hartvormige Bladen k dig de Steng omvallen, - Ein Deeze Soort Komt “insde: zelfde Landen, 2. doch doorgaans in dieper Wateren , die cen Kley-Grond hebben, ja dikwils ook ,-gelyk hier by Amfterdam en elders, in brakke Waâte. ren voor, Zy heeft de Bladen zeer dun , groen en doorfchynende „ byna als gcolied Poste papier. Dezelven zyn Ribachtig Overlangs gca= derd, en zitten aan de top-enden zo digt in malkander , dat men ‘er den bynaam van de volgende Soort op zou kunnen toepasfen, Hier zyn zy ook veel breeder dan om laag en gee- _ ven een dik gefteelde korte Aair van Bloemen S uit. „f2) Potamogeten Fol, Cord, amplexicaulibus. Fl Zapp, Swee, HALL. Helv. lcc, Ec, Potamogeton perfoliatum. RAye Hift. 188. Potamogeton Fol. latis fplendentibus. C. B. Pin, 395. Potamogeton zoPundifoliam alterum. Loss, Psasf, 205. Ts 65. GER. Prov. 1240 TE TRA ND RAAS 30Y git. ’tGeheele Gewas houdt zig onder Wa- def ter3 komende flegts toc aan de-oppervlakte, £ "oil De Afbeelding van het Derde FonteinkruidHoorns - by DopoNéus, welke tot deeze Soort be-“TUEe trokken wordt, is zeer onvolkomen: want daar," in openbaart zig naauwlyks eenige doorbladig= heid en de-Bloem- zowel als de Vrugt - Aairen gelyken. niets. „Ook zyn de Zaaden van” dat Kruid, volgens dien Autheur,- platrond, byna als die der Linfen ; ’t welk geenszins plaats heeft, Ik heb derhalve oök daar van een Tak. je met Aairen ‚ uit myne Verzameling, hier jan sed Fig. a. doen afbeelden „ waar in men duidelyk ziet, hoe de Bladen de “Takjes omvatten. Dit Kruid is, gelyk ik op eene diepte van-drie of vier Voeten bevonden heb , zonderling vere fchillende. Aan de Stengen om laag hadt het Bladen. van drie Duim lang en-drie-Kwartier Duims breed, overhoeks, ver van elkander : aan de toppen-der Stengen hade het troppen van Bladen, die wel anderhalf Duim breed wa- ren, op dergelyke langte , fteekende als Scheed.- achtig in malkander en de Steng geheel verber» gende , ook van ovaale figuur. Voorts gaven de Stengen ter zyden zodanige Rankjes uit, als-hier vertoond wordt, met doorbladerige of omvattende Blaadjes, van meer dan een half Duim breedte op een Duim laagte , waar aan zig de Bloem- en Vrugt- Aairen bevinden, In deeze zo wel als in de voorgaande en in de vol- DE zyn de Bladen altemaáal ovaalswyze 8e bs rib He. DEEL, VII, STUKe d, 304 VIERMANNIGE KRUIDEN. IV.’ ribd, zódanig dat de Ribbén «aan de kanten AFDELL. cvenwydig loopen ‚'tewelk maaf in weinige an= Hoove dere Planten gevonden wordt. Men zou vandit _ STUK. _ zelfde Gewas een Breed- en” Smalbladig , als Vierwy- gok een Doorbladerig en- Digtbladerig Fontein- kruid kunnen te voorfchyn brengen ; om van de glanzigheid ‚ welke het Loof zo wel als de Vier- de» Soort ‚ die ik ook gedroogd ms: “heeft, geen gewag te. maaken, ur. 3) Fonteinkruid met fpits Eyronde gepaarde een Bladen , digt aan een, gegaffelde Takken rig, en vierbloemige, Aaïren, Deeze „ in-Italie en de Zuidelyke declen van Vrankryk voortkomende „ groeit ook in _werfchilt van de anderen voorpaamlyk, doordien de Bladen gepaard of tegenover elkander aan de Stengen groeijen, en dat de Stengen gegafe . feld zyn „ geevende uit de Mikken een zeer kort Bloemfteeltje , dat niet meer dan vier Bloemp- ‚jes draagt. J. BAuuiNus heeft ze middelflag glimmend Fonteînkruid geheten. In Overysfel , omtrent Zwol , zou deeze Soort grocijen (*). (4) Fon. G) de Fol. ovatis acuminatis oppofitis &c. GUETT. Stamp, 1. p_ 102, Potam, minus 8c. MAGN. Jfonsp, 303. Mon onsp. 76. GER, Prov, 124, Fontinalis media Iu= cens. J. Be Hiff. UI. p. 777. RA. zien 189, Tribulus aqua ticus minor alter. Crus, Hif. IE, p‚ z5 (*) DE GontER Fier. Belg, p. 43. T ET RAN D E t'a. 303 (4) Fonteinkruid met Lancetvormige vlakke Bladen, die in Steeltjes uitloopen. | : OorD= Het Groote glimmende Fonteinkruid van diensrur. En zelfden Autheur „ is door geheel Europa, tot zelfs in Sweeden „gemeen. Men vindt het ook overvloedig in Vaarten , Vyvers en ftilftaande zoete Wateren „ aan den Duinkant van onze ief Lucenss limmende „Nederlanden , in Vriesland en elders, In de. pee Meiren van Switzerland groeic het tot de hoogte van tien en meer Vademen; ftygene de dus tot aan de Oppervlakte van het. Water, en Bofchjes mâakende in deeze Diepten, wele ke, zo aldaar als aan den Ryn, voor de Snoee ken en Karpers „die ’er van verbaazende groote te zyn , dienen om hunne Kuit in te fchieren en tot Voortteelinge ; weshalve men het, in de Elzas, Hechtlock noemt, Hier toe hin zekerlyk het tweede Fonteinkruid van Do po. Néuss; ’*t welk hy zegt, dat overvloedig groeit in de Biesbofch, op het verdronken Land tusfchen Dordrecht en Breda, De Bla. den zyn uitermaate lang en groot, fpits Lan- cetvormig ovaal , en voor ’t overige van gezeg- de hoedanigheid; te weeten als dun geolied Pa- pier. Somtyds komen zy op de kanten een wei. («) Potamngeton Fol. lanceol, vee in petiolos definentis bus, Fl, Succ. MH. Cliff. R. Lugdb, Sc. GER. Prov. 124e ade Foliis anguftis fplendentihns. C. E. Pin. 193 Fontinalis lacens major, Je B. Hil, Ilf, p. 777. Potamogeton altera. Don, Pempt, 532. II, DEEL, VII. STUKe 396 _-VIERMANNIGE KRUIDEN, IV, weinigje golfachtig -vaor., ”t welk maakt, dat Arkens zy zig als getand vertoonen. „De Bloemftcelen Ao: zyn zeer dik en draagen lange, dikke, ronde STUKS. _ Aaïren, uit groenachtige vierbludige Bloempjes ‚Pirwy- beftaande ; even als in de voorgaande en vier Pla Zaadjes voortbrengende van ieder epen ). v. _— (5) Fonteinkruid met nein over= els o5 ol hoekfe of gepaarde gegolfde Zaagswys’ gee tande Bladen. Zeer gemeen is deeze Soort in de Slooten en Graften van Noordholland , inzonderheid van Westvriesland rs alwaar men ’er de Kik- _tyden van den Dag , geweldig in ziet mt 3 des het Kr E zy dat zy daar van eêten of niet, Vorfchen- Slaa genoemd wordt. C., Bauminus hadt ter reeds dien naam aan gegeven, Het ont- breekt by ons ook aan den Duinkant niet, Het groeit in Vriesland doorgaans in de Slooten ; zo ook in de Zuidelyke deelen van- Sweeden , in Duicfchlagd en elders, verkiezende in Berg- ach- 4 pe Het tree van LOBEL, dat ook gefteeiëd Bla- den heeft, behoort tot deeze Soort en tot dit geheele Ge» flagt niet, zynde het Perfenkruid voor emeld. (5) Potamegeten Fal. Lanceolatis alternis undulatis ferra- tis. Fl. Succ. 142. KR. Lugdb.-212. GORT. Belge 43. HALL: aeg „200, GOUAN, Afonsp, 76, Potamogetan Fol, crispis f. Laâuea Ransrum. C. B, Pin. 193. Fontilapathum puûl= lum. Los, Teen, 235, Tuibulus aquaticus miner I, CLUS: Pann, 713. TE ERA N DR Ia ‘357 achtige Landen veelal de zagt vlijende Beek De 6 jes tot zyne Groeiplaats, EV. Loser geeft vam; dit.Kruid cen goede Te een beelding ‚ onder den. naam. van. Kleine Bron- Dee Patich en zegt , dat hy het door de Apotheeniae Kers van Languedok) hadt zien’ opzoeken om oils te Gebruikte in % Unguentum . Martiatum , waar „in„'zo zy beweerden „ geen ander Lapathun “mobs Komen: * TRracus maakt ’er gewag van als een tweede” Soort van Wier of Saa- menkraut , die - van sf gekooks” werdt tot’ Draf voor de en. Ctusrus ftele het vöor „ onder’ den Hat van Klein Witer- Minkyzer, om dat de Vrugten, uit vier Zaad. jes"beftaande , eenigszins naar de Waternooten gelyken. Hy hadt het by dezelven grocijende rij Dit Gewas heeft Bies van twee of drie en lang, naar de diepte van t Water, die als het gedroogd is nog taay en niet ligt breek- __ baar “ 5 „Het. „vulde Slogten 5. Vaarten ens Graften , met zyne ruigte, komende met zyn … ig Loof flegts tot aan de Oppervl van ’t Wa- gi ter. De Bladen zyn lang en final, op de kane ten, “Golfachtig gekruld , dun en doorfchynen= de; gelyvkedie: der anderen, doch bruingroen of goodachdg van Kleur. Deeze „Bladen , zegt men, ftaan fomtyds Je S „ omtyds tegen elkander over, en de Srengen of Ranken zyn in deeze Soort plat , ’t welk dezelve van de volgende zon on. MH. Daer, VI, Srum) 358 - VIERMANNIGE Krurpen. IV. ‚ Onderfcheiden. ‚De Aairtjes zyn fchtaal en , en ein. Hoor. @ nme met Emst 5 gepaar uri de, eenigermaate gegolfde Bladen, Jen of Neen. een byzondere Soort. Zy» dan, eenì &___Verfcheidenheid van de. voorgaande » twyfele onze „Ridder, ’ Is zeker „dat, zorlien het Fonteinkruid met lange aaien due Bladen , ’£ welk de Heer Har Lem „ als. zodanig , betrok- ken heeft tot.de Vierde:Soort, hier toe behoo= te, het een verfchillende Soort zy. -De Ver- fcheidenheid van de voorgaande is door Mer: SE , in. Vriesland „ waarfchynlyk „daar -vooraan- gezien. De Bladen zyn. in tzelve. zeer fpits CHAMP genoemd werdt; komende dit Gewas, zo LINNE Us zegt, in de Zuidelyke wkn van Europa, in zagt vloeijende Rivieren voor, vir. — (2) Fonteinkruid met Liniaale flompe Blaad: a wr beenie Stengen. | Platftegs 5 lig. ‘De 4 ds. Potarsgeton Fol. Lamceolatis oppofitis &c. Poramog. ol, obfcure undal, Caul. longe Ramofis. GuErr. Stamp. I. anne gden aengen ferrata folio, C. B, Pin, 193. Lap. fluitans longo ferrato fol, J. Be Hf. 1I,-p, 788. Oxylapathum DArECH. Lugd, 603. + G) ia. an Fol. Linearibus ebrufs „ Gaal considin &c. R. Lugdb, 213, Pot. Caule, plano &c. HALLe Helv. zot. Pot. Caule compiesfo Folio Graminis Canine Raz. Hil. 189 Te ETA A N DR E/As 399 De platheid der Stengetjes onderfcheidtdeee IV. « ze Soort’, zowel als de fimalheid, der Bladen, AfDE&ls naar, die van Kweek -Gras gelykende, „Het Hoorp» groeit ook alom in Europa ; en. is in de RiviesSTUE. ren van Engeland „door den vermaarden Rav "6 zeer paauwkeurig waargenomen. Hoewel het de Ranken , naar-dê diepte van ’t Water , fom. tyds wel twee ‘Ellen lang heeft, zyndoch de … Blaadjes zelden langer-dân twee-Duimen. De Aaïrtjes beftaan, uit afgezonderde Bolletjes , fomtyds gepaard, : fomeyds overhoeks ‚aan dun- ne Stecltjes, Het groeit, in Vriesland dE gezegden Autheur , en ik ike vincie ook waargenomen. EN (8) Fonteinkruid. met Borfllige ee VI Bladen, digt aan de vig en Wanie „one jerachtig. vee en (9) Fonteinkruid mèt Lancetvormige gepaar- ix, _de gefpitfte Bladen. ni (ro) Fonteinkruid met- Liniaal- Lancetvor- x, mige overhoekfe ongefleelde Bladen , die „Sr sekingn breeder. dan het tp EE | en En ec-tig. . S (2) Potamegeten Fols Setaceis prks approximatis difti. “his. gn Fol, Linearibus acutis, &c. R. Lagdb. 213, Pots Gra me Ramofam. C. Be Pin. 193. Prodr. zot. (9) bege Fol. Lanceal, oppefitis acuminatis, R. Lugdb- =1se Daris,” Paris. ss. Potem, Racemofam an angftie folium. G. B. Pin 193, Prodr.- ror. — > (10) ta red zen an Lanceo!. altemmig Bec, Potamò Ge WM, DEEL, VIT, STUK, goo SVIRÉMANNICE KaörDen: Deeze bepaalingen moeten de onderfcheiding Aroer. maaken ‘vän deeze Sootten, altemaal meer of Möörd min Grasachtig „ eh voorkomende in de ftaan- 6TUE. de Waterén én Moerasfen, zó van Europa ia rai E algemeen. 5 als van deeze Nederlanden, an (z1)- Fonteinkruid met Liniaale, overeekfe, Seis vocsonderfcheiden genen de van nde 4 … Scheedachtig ZYN Hier wardt het Zeer tukrige Zeekust - Foie teinkruid , met Haaifachtige Bladen en groôte Hoofdjes, van PruKENer , thuis gebragt. Een Soort met breede Grasbladen vari HáLe LER gemeld „ hadt ook zeer gfòote Zaaden. vor Aan de Zeekoften” van„Earopà is deze ge- ee) meen. „En, zo-welvals de an rad vol zt gende, een “Taarlyks of Zaay - Gewas. zur. (42) Fonteinkruid ; met Linia Dn islam, > overs Gramineunt latinsenlum &c,-RAJ. Anil, IL pe 149 Te 4e f. 3. Rote Gramineum latifolium., LOES. Prús/,.206. T. 66e B. Rôt. Fol, Lanceol, acuminatis planis, GER, Prov. 124e Por. minus , Fol denfis &t. MACN. Monsp. 363e Fontinalis inêdi lucens, J. B. Hif?. 1IL Ps 777 "an Poramegeron agr fr alternis diftintis inferne Potam, pull, fluitans, Boca, Sic, 42. T. zo. É. 5. vijg ee, maritimua Ramfan Sec. PLUK: Alm, 305e Dd Potamogeten Fol. Linearibus oppofitis ‚ alternisquë „ Baú patentibus , Caule tereti, FJ. Sute, DALIB- Paris. 56. „GORT. Belg. Pot. Folslinearibus alternis remotise Re Lurdb, 255. Pot. minimum Gapillaceo folio. C, B. Pite PEEL Ì EESTE Aire in EA “40E m2 voverhoekfe onderftlieiden Bladen ‚aa den -IV._ Voet ditwykende , en ronde Stengetjen eé hen / Deéeze is de läatfte der Soortén. ván Poison: téinkruid „ die door den Ridder opgegeven zyn. Tutagye Zy fchyht bynâ als een Verfcheidenheid aan-”* gemerkt té kunnen worden van de Agtfte’ Soort, tot welken het Takkig Gratachtig Pori- teinkrûid van c. 5 AUHINDS is betrokken 2 zeg bd Jore ns bloeijende in Mier, en ied Oòk 2 vindt men het iù de ieirtjes en Vyvers of » Waterkommen te vei less van „meer, of a minder „grootte naar rde de Die Le, » de ane Me Hd pp » het Water, Deg e Aaiten ». of. vyftien Bh Bloempjes De tw Der » in Apúl_ pag EN Stegen en Tiki zyn … uit den bleek paarfchen, wit, en gelyken naat nn Vioolfnadren. Ha Bladen zvn eenigermaate k à Geutss ob nk 1bte Boran: Ghói, zédaitdsnms: Loss. Prés 206, T. 67, Rot. puíill, Gramineo on brewiore, Valts Paris. TEE be Hart, Bebe. zokt.00. _(*)-Póramdgeten ingens, Grimineo fli longtoti, Bai, Parifienfe, Tabs za. fossa zhe: : mg Ris en A id Ë à he ie : be HU. Deer. VIN, STUR, ‘Iv. DE 802 _ VIERMANNIGE KRUIDEN, vs Geutswyze geplooid „ ontípringende uit een EL „ foort van Scheedje „dat de Takjes omvat 9 en uitloopt in twee kleine Oortjes , die zig » digt aanvoegen tegen het Scheutje,, dat uit ‚ de Scheede komt. De Stamper van de En „ Bloem, uie vier Vrugtbeginzels famengefteld ds sis omringd met agt Meeldraadjes of liever s> Meelknopjes , welke vervat zyn in cen Bloem » of Kelk, die uit vier Blaadjes van eene Le- 5 belsdHlige figuur , of uit één Blaadje, dat’ > kruislings op de zelfde manier in vieren ge- »> deeld is, beftaat. Van het Kleine- Fonteine s> kruid met Grasachtige Bladen, is de Bloem “as Eveneens , doch kleiner, de Blaadjes zyn plat s, En Komen voo! uit een Scheed je , dat om » het Takje fluit, en de Zaadje „ten ge- » tale vän vier, in ’ v B alte Ee ef De Heer Här er heeft het gedagte Groö- te Fonteinkruid, met Grasachtige Bladen, ván VAILLANT, betrokken. toe eene Soort, wele ke zyn Ed. noemt Fonteinkruid niet ronde Stefr- gen, platte, zeer lange Bladen en een dikke ges drongen Aair. De Bladen van deeze, die zeêf gemeen ‘vas aan de Oevers by Gottingen, hade ° den nogthans maar de langte van vier of Duimen, zy waren overal minder dan een Lis ie breed, en hadden de kanten -nederwaards geet (H--De vaar waren zeer langs: rond © abide „ pag. 164» Ë „th Margine deerfium- convoluto. Jed men daar door vers Kaan kan, dat de Bladen van onderen ae zyn „zo wou zy met het gemelde ftrooken, waren À Ed Tre Tet AND REA zog tond en door menigvuldige Takmaakingen digt Edd in elkander. verward, zig buigende naat den loop & van den. Stroom ‚ en gaven aande toppen ;-op isa korte Bloemfteelen, dikke: Aairen uit. Het Ger ‘“TUKe-s troste Smalbladige van C. Bauninus wordt „; peaatì door zyn Ed, hier. ook t'huis-gebragt; doch’ fchynt veeleer dat het Grasachtige Takkige van dien „Autheur , hier behoore, ,, Hetzelve , naa« s» melyk „ brengt uit een Steng van een Voet »-of ook wel een Elle lang, die zeer dun ‚rond » en witachtig is, met verfcheide, Armen, lang- >» werpige ‚ donker „groene ;Grasachtige Bla, 2, den ‚ niet „overhoeks „ ‚maar ver.-van elkan- _s> der, voort, welke in andere Blaadjes, byna aad sheig-dun ‚ vitloopen , en bovendien eà komen uit de Oxels der Bladen . wederom ss Andere. Stengetjes ‚die zig op de zelfde.ma- ss-nier verdeelen,, Aan ’tend--van de Steng » komt een Steeltje van drie- Duimen lang, met »‚ zeer kleine Bloempjes „waar op. kleine, ruuw- „> achtige. Zaadjes volgen, « niet als aan cen 2 Tros, maar greet en ane: ss pgr Le e - Er site) Dus oe Cs Bavsints die zyn Grasachtig Takà kig Fonteinkruid, onmiddelyk agter de befthryving van het andere» ’t welk derhalve weezentlyk Reacermofum heeten moet, niet Ramofum , gelyk fommigen het begreepen hele ben „om „dat.het door, een Drukfeil-dus in de Pinax flat, Hy zegt duidelyk daar van , dat de Bloempjes en Zaaden als Druifjes by.elkander geveegd zyn ca dus weezentlyk gerrost of een Trosje uitmaakende. J. BAUKINUS begreep dit ook C:2 wel SL Dern. vi Sto, ett aad sf Boor TUKe ma Piri wige. zo … VIERMANNIGE Kaoroeni _ Ik heb hier ín dus uitgeweid , om dat - Nele piet anders kan ‚ of dat Fonteinkruid, welk in de brakke: f HkEndE Wateren om de ze Stad en ook wel binnen dezelve;, zo me- pigvuldig groeit, komt Overeen“tmer het ge- zegde ‘Groote van VAPLLANT,- of behoort tot de Agtfte Soort „welke “de Ridder Ge= kamd noemt ‚ om- dat de Blaadjes evenwydig zouden zyn ‚ dat in het*vlottende Kruid oog» fehynlyk plaats heeft, en de figuur is indere daad meer Borftelig dan Grasachtig, Het Ven- kelbladig Duizendblad van Loser (*) drukt eenigermaate «daar vande Geftalte uit.” Het Kleine: van Bekiek dat holle” Stengetjes | ikin Slooten van Eid eh ten kruid „ en het! Glimmend ee Gok ten “Soórt ‘met zeer lânge Grasachtige Bladen, vondt de Heer Doktor MiTcuer in Virginie, aán den Zeeboezem Chefupeak genaamd; een Fonteinkruid met langwérpige Bladen : ‘dus door den Heer CLAYTON getyteld. Het. zelve was met zyne Stengen in ’t Zand ge- dooken , en kwam in. Vrugtmaaking met-dit Gehagee overeen”. > Bargen vn ne ef van wel en” derhalve hadt TouBnesonr mis ‚ wanneer hy-oor deelde, dar de eerfte zulks verbeterd had op de aanmerking van zyn Broeder, en dat het derhalve Roofs moeft zyn. Hift des Plant, éiv, Pars. p‚ 35ste Ag nn Maatigipkyliam paluftce alierums LOM T ETR ACN B RI A 405 huly. Het'hade een Stank over zig gelyk, IV- het Wier: en andere Zeegewasfen (Je Twe re Ei - B UP P I-Ac t STUK. En Turagy. EN: den den Autheur van de bee nis, fehfyving der Planten, die omttreeks Jena groei jeù5 heeft dit Geflagt zyn naam. De Ken- merken in’ byzonder zyn , dat het geen Kelk noch Blóemblaadjes heeft ‚ maar vier of vyf Zaadjes, die ieder op een eigen Steeltje ftaan. De eenigíte- Soort ‚ hier toe betrokken (1), ‚t. vöert haaren ’bynaam van den Zeekant, alwaar za-vima, zy voprkomt in verfcheide deelen van Europa. ‘Zeekaaa, In “Westgothland ; dät tot Sweeden behoort , ter? minfte , vondt LiNnNaus haar op ’t Strand , ook groeit zy aan de Zeekust van Pidvences doeh elders; gelyk by Montpellier „ vindt men ze in Meiren of ftaande Wateren, Mriengriuss die tet, ‘naar een voornaam lcaliaanfch Heer , det” naam van Bucchferrea aan’ Bf, ‚ vondt die met zeer Eef tees: ed wele 6) Gian. Fn Pii. Nek ie 5 2. (1) Ruppia, Syst. Nat, XIl. Gen. 175. pe 13%, ei xr. Pp. 1ár. Hore: Clif, 4t3. Ie. Wrestgoth. 186. Flor. I N. f54. GUEFT. Stamp, ze p‚ 416. Buccaferrea ten Fol. acutisfimis, MicM. Gen. 72. p. 72e’ T. 35. Potamogeton matieimuim &€. RAy. Angl. III. p. 134. T. 6. Ff. 1. Pot, ma- ritimmâmr pullam alterum, Ray. Hif. 19e. Gramen maritimum fuitans cornatum, C. B, Pin. 3. Prodr, 7, Fucus follicula- ceus Fzniculi folio breviore. 'C. B. Pin, 365. Fucus Ferula. eeus. ‚Los. leon. u. Rf Ce 3 Ie. DEEL. VIe Srum IV. err Hovas STUK. Vier w ye vig Wlieigen: Voet, Hier in was een 406 VIERMANNIGE KRUIDEN, welke de Fucus Ferulaceus van Loser is in Graften van Zeewater, by den Koningly- ken Weg ‚ Viareggio genaamd , te Florence. Dergelyke Kruid is ook aan de Zeekust van Virginie waargenomen, Zo als de Ridder. dic Gemânis in-de Zomer des Jaars 1746, aan den Zee-Ocver van Weste Gorhland in Sweeden vondt, kroop. hetzelve met zyne Strengen byna, onder *t Zand, gaf kleine Blaadjes , die Blsvorai waren en droeg zyne Bloempjes in de Oxeten , gelyk het klein- fte Grasachtige Fonteinkruid, De Steng was dun en Draadachtig , in Leedjes verdeeld en Takjes geevende uit ieder Knietje, De Blaad: jes» zeer fimal en plat, van figuur als een _met £en beneden ngefteelde Na langwerpige Aair begreepen Op : waar ig de. … Bloempjes beftonden uit vier rondachtige Meel. knopjes „ „eenigermaate dubbeld, en vicr, vyf of zes Vrugtbeginzeltjes; de Vrugt uit even zo veel Eyronde Zaadjes, elk op een byzone der Steeltje, zo dat dezelve zig als een Kroon- tje voordeedt, Deeze te komt it zagenoes overeen ;, met (*) Ongefteeld Kanen deeze. Aairtjes cok voor in de Af- beelding van J. BAUHINUS. Tom. IL. pe. 784. welke door GOUAN hier thuis gebragt wordt, en de Fucus Ferslaceus van Lose fchynt zulks ook aan te duiden ; terwyl die Aaurtjes n de Afbeelding van MicHeLtus, blykbaar gefieeld zyn & zo dar dit een Bndens Soort ‚van Ruppia moet wezen, TET RACN DR IVA 2407 met die van het tweede zeer kleine Zee -Fon- teinkruid, dat Ray in Meoerasfige. Slooten , WW. ÄFDrELe 1. aan den Weg, van Colchefter in ’t Graaffchâp Hoorn; Esfex naar Goldhanger , en dus op een aan-* merkelyken afftand van de Noordzee, vondt. „ia, Evenwel zou die „meer. kunnen ftrooken. met cenc Verfcheidenheid van. dit zelfde Gewas , ìn dergelyke Slooten by de Zoutgroeven van Aftria- groeijende „ welke MiCHELIUS af. beelde „hebbende. de Blaadjes ftomp. Met deeze latte. komt zodanig een Kruidje over- cen, dat ik voor veele Jaaren in een Sloot van Noordholland gevonden heb, en dus zou de Ruppia ook tot de Planten van ons Land be- hooren. …LINNAUS hadt dezelve, nu reeds veertig Jaar geleeden, by 't Dorp Katwyk ge- vonden „en zegt verder , dat. menze io Sloo- ten of Kanaalen aan den Zeekant ‚van Ïtalie ; Vrankryk, Engeland en de. Nederlanden, aan- treft (*). De Afbeeldingvan ’p gezegde Plant je, dat geheel onder Water groeit ‚ heb ik ín Fig. 3, op Plaat XLI, gegeven. GA B AT Vetmuur. “ Een vierbladige Kelk en vier Bloemblaad- jes ‚ waarop een Zaadhuisje volgt ‚ dat vier= Kleppig “is met eene Holligheid «en -veele À Kid nl en in N Za gr (*) Crescit in Fosfis maritimis, Imie, Galliz, Anglie, Belgi: nos Plantam ad pagum Katwyk legimus,” Hert, Cf. 46. 8 II. DEEL: VM, STUKe TUKe Tetragya “408 VIERMANNIGE KROIBEN IV. -Zaadjes , maakt de: byzondere Kenmerken uit, AFDEEL. _ Het bevat «vier” Soorten ; waar van twee en ‘Europifche, twee Uitheemfche. ì ges 3 _@ Vetmuur. mes Teggende Taijes Pri By de mecfter is deeze voor een Soort van Muur gehouden geweest , en allerkleinifte Muur , í „met een verganglyke Bloem, door Ray gehe. ten.“ Anderen’ noemden ze. Gras- of Mosacln tig Muur, en dien naam mogt zy met reden » voeren, dewyP zy veel op beflraate Paden aan oude Muuren en tu{fchen de Steenen dee Straaten , zelfs in deeze Stad: en door ons ge= heele Land voorkomt, vertoonende zig dan als Ei Mos. ii ER. vindt. menze ook op. atis, ie daden Bid E deel: VREE plaid in Eafnd 4 ronde Eris N&us hdar op de Berger , piet in de Wil dernisfen. “ In Switzerland is’ niets gemeener op de Bedjes in de Fuimen, in Bloempotten en (1) Sarina Ramis pfocumbentdbus. Syst, Nas. XII. Gene 376. Pe. 13la Wige Sh j: Igte Fl. Lapp, Suec. R. Lugdhe, 452. Goy Ni Monsp. 77. KRAM: Aufdre 35e Jaca, Pindobe zó; breast: Fel, Gia, GER, Prov. #02, Sâg. Scapi _Ramis/uniftozis. GaerT. Ssamp. 2» pe 277 Flore. zepens: Dilx. Giesf. 81. Aline pufilla Graminea Flore tetrapetalo SEG. Veron. 4zt. T. 5, f. 3. Alfine minima F ‘Cugaci- Ka}. Suppl, sore me Inf? 243. TOURNEe Paris. BAK .Aline terraper etala Fol, anguflis &c, HALE. Heba 390, B, Saxifraga Graminea er lla, Fol, brevioribus crase fioribus 8 fuceutentis. ee Angi, uk pe 245e ARD ind û Ie pe 23e To de fez TET RAND KIA âod op ongeroerde Gronden, zo de Heer Har- IV; ter aanmerkt, Dit komt met myne Waar ArDptes peeming , dien aangaande, overeen. Hoorps Zyn’ Rd. betrekt daar toe, behalve het Al STUE, lerkleinfte Muur, met een vergankiyke Bloem , hid ook twee anderen van TOURNEFORT, die tot de volgende veeleer fchynen te behooren. De eerfte is, doór dien Autheur, în zyn be» fchryving: vande Planten omftreeks Parys, omftandig … voorgefteld, Aan dunne groene Rankjes, die. zig over den Grond. tot twee of drie Duimen ver uitfpreiden , komen uit ieder Knietje twee korte Elsvormige voort. Ook heeft dit Kruidjeom laag dergelyke Blaadjes, De -Bloemfteeltjes , aan ’t end en uit de Oxels fpruitende , draagen ieder een groen vierbladig Kelkje ‚ waarin vier witte Bloemblaadjes die „kleiner, en° zeer verganglyk- zyn. „De - Heer JacQuin merkt aan, dat die Plantje , in % wilde of -in- de ei, on geen Bloemblaadjes- heeft. Hy zeet 7 ‚dat. heichoe, fomeyds_ een vyfbladigen. Kelk „ vyf_Styltjes en een vyfkleppig Zaadhuisje heeft, -doch al toos- „vier Meeldraadjes. „Aangekweekt zynde voegt zyn Ed. ‘er by, blyft het over, Ke (2) Vetmuur met byna regtopftaande ruigach- apr tige Stengetjes en overlwek/e Bloemen zon- 8'oermblas … der Baarns: jg “erioos. tk Sagjna.. Cane ereêtiusculo puhescente „Flor; alternis apetalise Weg. XIII. Adant, s59.-Sag. Caul. ijn radice annuà , Flor, apetalis, AmD. Sp. II. p. 22, T, 5. Cc 5 Il. Daer. VII, STUK, gra _VIERMANNIGE KRurDEn, IV, Dit Kruidjes in Italie groeijende, volgens ‚ Amaan den Heer ARDUINUS ‚en door hem afger Hoorps beeld, is ’er thans, als een byzondere Soort, BTUK. door den Ridder bygevoegd, Het zoude ecn os Jaarlyks Gewas ZyDe. Ruse (3) Venuir met opflaande Stengetjes » die t Opftaand. meest éénbloemig zjn. Dit , zo wel als de eerfte Soort, in Vrank- ryk, Engeland en Duitfchland , op onvrugt= baare Steenige plaatfen groeijende , is onder den naam van Muur met Anjelier - Blaadjes door Ra v afgebeeld, Hier toe behoort het glad Voorjaars - Muur van Montpellier , door Vair- LANT keurlyk in Plaat gebragt , “als gemeen _ jn de Zandige Landen omftreeks Parys. Die zal buiten twyfel het Zeer kleine Grasach- tige Muur van den vermaarden Tourn e- FORT, met eene vierbladige Bloem , zyn , welk gemeenlyk tot de eerfte Soott betrokken wordt. De Heer Haurer heeft in de Switzerfche Alpen een Kruidje gevonden , waar tóe zyn Ed, het Leggend Vetmuur van LiNN&uS betrekt ; doch het “welke meer gelykt naar ge EL d (3) Sagina Caule ereto fubunifloro. GOVAN Monsp. 77. Alfine Fol. Caryophyllzis, Ray. Argh III, p. 344. T. 15. Ge #e Alline verna glabra. MAGN. Jfonsp. 14. VAILL. Parse 6. T. 3. É. 2 Sag. Scapis unifloris. Guerr, Stamp. II. pe 276. DALis. Paris, 86. Sag'na Fol, linearî s lanccolâtis. GERe Terr artacnsprner dk am deeze Soort, als Blaadjes hebbende van ander-_ IV, half Duyim lang. « Doch ’er fchynt ín deeze ÂFP, ee: meed Plantjes ook een aanmerkelyke verwarring Hoorps plaats te hebben, waarfchynlyk fpruitende De de Speelzugt der Natuur. ede % Gezegde ‘gladde “Voorjaars - Muur van Niöntpellier ; dat, volgens VAILLANT; Zee- groen Voorjaars- Muur moest genoemd zyn, is, volgens GOUAN , een Plantje van anders half , zelden twee Duim hoogte, van vier tot zeven paaren van Blaadjes hebbende, en uit- e in een lang Bloemfteeltje , meest één , doch fomtyds- ook driebloemig. Hier zen GERARD , in Provence, den naam van Sagi- ‚_navmet «Liniaal-Lancetvormige Bladen , aan. Het ‘heeft , volgens VAILLANT Ss de-Kelk. blaadjes van figuur als- de Kafjes van Koorn, dat is gefpiest Lancetvormig , met een wit zoompje en de Bloemblaadjes zyn daar in zo= danig geprangd of bekneepen, dat menze nog vindt ‚ als-de Vrugt ryp en droog is. Dezel- ve mas een Bekerachtig Zaadhuisje, dat van boven gaapt s met agt puntjes, uit, en dit is in de Kelk begreepen. “Het bloeit tegen tend van April of in Mey. (4) Vetmuur met opftaande Stengetjes en ge- rei paarde an ° Virginich.; ; Dit (4) Sazina Canie erefto Floribus a Saginz affinis Planta minima Floribus albis. CLAYT, N, 6 Te DEEL. Vil, STUKe es iv. Hoorp- $TUKe RL iid Watcrigee ar VIERMANNIGE KRUIDEN, Dit is een zeer klein Plantje in Virginies onder ’t Mos aan de kanten: der Bronoen , voorts komende, - Het heeft een Draadachtig Stene getje van een Vinger lang, bezet met gepaar: de Elsvormige zeer kleine Blaadjes en de Bloemp- jes hebben ieder cen Steeltje, Naast fchynt het, in Vrugtmaaking , overeen. te komen met dit Geflagt. „De zerlie, Soort is door den Heer Cr ax Ton in Virgicie ook waargenomen (*), Titre A, „Een drie of vierdeelige Kelk , drie of viet gelvke Bloemblaadjes en drie of vier veelzaa- dige een ; maaken de byzondere Ken- uit, Het. bevat twee Soorten ck van zere Danie, die ia En Dd tg r) Tillea die HED en RD is, met Jbitfe Bladertjes en vierdeelige Bloempjese In de Zuidelyke deelen van Europa, ja zelfs ie Vrankryk „en in Sweeden ; komt dit Kruidje voor, Het was te vooren Crasfula genoemd geweest en de beroemde "VaArrLaANT heeft ‘er de Afbeelding , onder de Planten die om- ftreeks Parys groeijen „ van gegeven, noemen- rt rien Ree Ms: de L C°) Gron; Flor, Virg, Lugdbat. 1762, p. 23e (1) Tilea erelta dichotoma Fol. acutis. Syse. Nat, XIL. Mr. Pp. 132. Weg, XIil. p. 142. Fl, Succ IL, N. 156a Gaule dichotomo. Fl, Suec. 359. DALIR, Par, 98e H. Clif. 457. Sedum gits annuum &c, VAILL, Pare N0de Te 10e Fe do $ T tTaaAR PD. 1 4; Ais de hetzelve Allerkleinft jaarlykt Sedum, met 1% een Rooskleurige vierbladige Bloem, Op planes: fen -in- het. Bofch- van Fontainebleau , daar heben: Water ’s Winters geftaan hadt, voridt hy het=*TUE» …« zelve in ’t Voorjaar „ bloeijende van Mey tot Auguftus ‚ en dan vergaandes--Het- groeit niet meer dan één of anderhalvén Duim hoog, Het heeft paarfchachtige Steeltjes „ bezet met klei= ne Sappige Blaadjes en Bloempjes als. boven gemeld. Van Smak is het: een meinl enen trekkende Ais gsÂr (@) Tillaa die op ir Grond as d „Dit Kruidje , door den geleerden Md: Lrus, een FlorentynfclieKruidkenner , in Spleeten der Rotfen, aan Wegen en op Vel- den ‚in Toskanen weven zynde , werdt door hs” Tillaa genoemd , naar eenen, Tir rius, die in de laatfte helft der voorgaande Eeùw lecfde „ en van wien men een Lyst der Plan- - ten van den, Pifafchen. Tuin, met idd Waar. egal as ease E He He. een ed r (%) Mooglyk an men het beige: onder den maam van Alfint ma pnt, of Allerkleingt khoopig Máuz, Willen afbeelden; (2) Titan kent. Hr-Ups2g GOVAN: Aónsps97a Gau. Prov. 426. Til. muscofa annua perfoliata, Micu. Gen. 22, T. 26, 'Ctäsfula Fols fesfilibus &c. GOETT. Scamp, 1 p. ik Polygonum muscofurm minimum. Boce, Sic. 56, T. 29, } omnium enen een pee; Hia, Ik p. 36e FT, tie pe TREE 4 Ee Dil Vie STOM sg. it Aluscofd. Mosligs. IV. alg _VIERMANNIGE KRUIDEN) toont zig als Moss zynde , daar het in ’t wilde Er groeit ‚ naauwlyks een“ Duim hoog , doch in ee % wize, de Tuinenseens- zo groot wordende, Hy ver- toont: de Vrugtmaakende deelen , die hier het “UI- getal van drie hebben , door Vergtooting. On- der den naam van Allerkleinst- kruipend , Mos- achtig Huistook, dat de gedaante van “Var: kensgras ‘heeft , is dit Kruidje door Bocco- NE, die ‘het op Sicilie-aanttof , ook afgebeeld: Men »wil dat: hetzelve zou zyn het Mosachtig allerkleinst Varkensgras van dien Antheurs ’ welk ToUuRNEFORT in zyne Kruidleezin- gen om Parys ook vondt, doch niet wist tot welk ‚Geflagt: te bne Het groeit ook in gehn, haas et Binn Dd Pe . 4 os geget tes deal nord De NS on EN » HER 00 ED ST U Keen Befchryving der Ver MANNIGEKRuiD EN, Pentandria, tot ‘welken de zogenaamde Ruuw: ‘bladige „ ute ook de mrefte Kroontjes - Kruiden en zeer veele anderen behooren, T zal dé opgegevene Keke, piet her- haalen, Het eerfte G chek. der Ruurbiar digen voert.den naam van - | HD OORD s UM. Zonnewende, | Niet om dat het zig naar de Zon keert. gee Ivk veele andere Planten , maar in ’t midden ‚van PEN TANDET aA 415 Van den Zomer bloeit ; als-de Zon naaf de AV. Linie” wederkeert; Het wordt” vn fommigen mek Scorpioenkruid ‚ wegens de omgedtaaide Bloem- Hoor Aarren , geheten ,-doch, dan moeften. zy het STUEe Scorpióenftaart genoemd hebben :. want het „; md ‚Kruid heeft niets van cen Scorpioen, ja zelfs weinig gelykenis naar deszelfs Staart. De byzondere Kenmerken zyn „ een Trom- petachtige Bloem y die in vyven gedeeldris 5 met Tandjes daar tusfchen,‚-en-den Keel met Gewelfjes;geflooten heeft, Voorts is in dit Geflagt, als ook in *t volgende; aatmerkelgk 3 dat de Vrugtdraagende. en Hens: regt worden. Dit Geflagt bevat EAS negen Poken ä waar onder twee Europifche, als volgt. ‚() RN met Lancetvormig Eyronde Hilacren Bladen, arbei, EN ME-pium Perus nigvdige Trasacltig been vergaarde sn „Aairen. aanfche, By Wins vide han ome, Durin î Éche afgebeeld , die door den Hoogleeraar“ MurRaY bêfchreeven” wordt „als Stcrgen hebbende van twee Voéten hoog , die ruig en ruuwachtig Zyn „zowel als de, Bladen „ weder= zyds groen en ki geltaeld; de. Blossljech Ea EA NE de … Stjes te) ed aad zons ea 2, TT. I43er 5 ” L DEEL. Vik sru 416 …VSFMANNIGE Kruine ds w. tjes gegaffeld ;,de -Aairen eënzydig omgekromdé AFDEEL, de ; Bloemen blaauwachtig en ‚naar die van de Hoorp- volgende Soort. gelykende. … rig STUEs a: ROE Zonnéwende met eer mt Brig _fPitfe, ruuwachtige Bladen, enkelde Aai. ren en tweedeclige Vrugten, Behalve. de -Blaauwe Amerikaánfche Zoûhes wende van DopART , wordt” hier -ook-dië van HERMANNUS, welke fimallef Bladet heeft „ t'huis -SEbragte De REE is dà de beide Indiëns:- { Ur (5) Zopewende- met É yronde > rimpelig ru gt en. ea, pitten Bladen en twee: nn 5 ‚sep Rr! e zeten eze, die gei je En Indiën Men naa Ee dn doch de. Bloempjes eert mcl zeer klein , „doörboord - Vit mêt een gee: ‚ Ten Grond, * iv, (4) Zonnewende met de Baden „eet efs Earoptan, fen, Euxopifch, : hbe ; @) Helt rapion ol kans ovaris. Bd, a. Zeyl zoi Heliotr. Fol. ovatis acutis Spicis folitacijs. He Clif: 45. Ea Lazdb, 405. Hel. Amer, cûfruleam. Don. Jes. 33. PLUX- Pbyt, 145s f. 4- B, Het. Amer. coer. fol, Hormini ânguftioë gibus. HERM. Lägdb. 307, SLOAN- Jam, 58, — S TV7 C3) Hebiotropium Fol. ovatis rugofis &c. Mant, zor, Helie: trop. Barbadenfe Flore-albo minimo, mn Eltb, 173, Te 146o Be a7s. Hel. angiospermum. MuRB._ Pé, Gets, p. zij, ba) Heliesropiun Fol, ovatis integerrimis Se. He Upts SAUY4 jn aid P BN RAN DR hek 4 fenvandig Wollig , gerimpeld’, en twee- PAC ; voudige Aaîren. enen 4 Deeze Soort, cen Jaarlyks of Zaäykruid „Hoor. gelyk de volgende , groeit'in de Zuidelyke Aonogy deelen van Europa en ís ook niet ofbekend in”* de ‘middelfte deelen, Ik vind ze wel onder de Planten van Duitfchland niet aangetekend, maar TourRNErFoRT nam dit Kruid, ín zy- ne Kruidleezingen , omftreeks Parys , waar 3 de Heer HAL LER in Switzerland, daar net in de Zuidelyke Streeken ov bveroloedig: groeit ‚ hebbende op fommige plaatten een zeer fter ken Jasmyn -Reuk, ai De Steng , » zegt zyn s Ed. is gearmd, een Voet hoog (*), regt= »» Opftaande , met gefteelde , Eyronde, ruig« ss achtige Bladen. De Takken loopen: aan ’& „Eend uit in zeer lange Bladerlooze Aairen, ss die fpiraal omgedraaid zyn, De Kelk is » tuig , de Bloem wit met een groenachtig - » middelpunt, het Zaad Kegelvormig Eyrond , » gerimpeld.” : Van ouds is dit Gewas tegen Kankerachtige en- andere vuile Zweeren aangepreezen , en hierom noemt RuereLLius hetzelve Kanker- kruid. — Mansp. Hors. bd 45. R. Lagdb, 404. Heliotropium B. Pin, 253, Heliotropium majase en, Peimpte 70. tom Epit. pe 1000. Hel, majus & Herba „Log. Jc. 260, (*) Gouan geeft 'er de hoopte van eén Elie aan. Horte Bon: Pp. 78e Dd IL, DEELe VII, STUK, a? VrrMÁNNIeE Kruipen. IV. kruid, Hedendaags fchyné het naauwlyks fa MOEN. gebruik te zyn. By de ranfeben wordt het Höss: Herbe aux Werrues „dat is Wrattenkruid,; ges STUK. wie ‘Door 5 Haasis N. L. Burman- Nus iseen Malabaarfe Soort van “Heliotro- pium in, Afbeelding. gebragt ‚ welke-zyn Ed. als eene Verfcheidenheid tot deeze Soort be treke;-waar van zy „zo door haare Wolligheid 4 als. door de kortheid der Aairen „ aanmerke- Iyk fehyne te verfchillen (*), 7 (5) Zonnewende met de Bladen geheel effen= ee AK. B itt > zeeol> de Aairen en num. ae, hi Feld. — Harkend. Ee een en eine groeit bre de andere , volgens: GAR EDELL „by Aix in Provence, Crustus,-die ze zecr. hect af beelde , vondt. haar aan; de kanten: van fom- mige. Akkers .‚-by- Salamanca, in Spanje, Ber halve dat zy Kleiner is, en met de:Takigs-op | den Grond legt ‚merkt hy aan „ dat-de- Bladen ook kleiner „ doch weliokende ele even, als in. de voorgaande Soort, VL KS ze Zongenende mei ai Lamerrmi Frutico= Haa 5) Heliotropium Malabaricum, F. Ind, T. 16. f. si fs) Heliotrepium Fol, ovat. integerrimis &c. Hel, minus se piuum CB. Pin, 253. Crus. Hift. II. p. 470 Hisp. 393 (6) Heliotropium Fol, lineari - Lanceolatis pilofis &c, „Are Acad. WW. p. 304. Hel, Frat. hirfutum &c. BROWNe Jams st. Heliotropium minus Lithospesmi foliis, SLOAN. Ja%e 25. Hil, I.pe 214e Te 133 fo 4e P Ê Ve EN en KE are à a Harige Bladen en enkelde ongefedae on ren. Op Tamaïka is deeze Soott door SLoANE waargenomen , die hy Kleinere Zonnewende met Bladen vân Steenzäad nöemt. Browne heeft Ze ’er ook gevonden. â 6) Zonnewende met. fmal, Lantetvormige s ladies aene, Bladen en te vi mene enaar debat vaa Kurasfanfché ‚ onder wêlken Morrson haat afbeeldt ; doch zy komt óok if andere Gewes: ten van Amerika voor, en thans wordt eer Ceylonfche hier thuis gebragt. 00 Zopnewende miet Liniadle gladde, onged” win. derde Bladen. , be dine: Goe, Bloemen, … edes en en ierz Detrs in Ooftindie en wel op rin eiien handen is een klein Kruipend. Plantje „ met byua “=overhoekfe , “dentzaame Bloemen, wisfienode. Blade verpeid (9) Zoris (7) Heliotropiúm Fol. men ed - Er &c. Hori; Caf. as H. Ups. 33. R. Lagdb. 4os. Hel. Ind, Sc, PLUK, ne Een: T, ais fi 3e Ee matitimum minus && SLOANs EN E tak fs, Hel. | gen &c. Mo se E e zit. pe 452. 8, int. 84e Ee Hel. Ameêric. procuinbeds Be. li Ege T. 183. dense: Zeylanieu ri, Koss. EL Tad, (2) Häbpide brie Clare glabris aveniis Sc. da 1, DEEL, VII, STUK, î Hoo Ren Kerst fche, à 405 VSrMANNIGE KRrurDeEN. IV. (9) Zonnewende met Liniaale flompe Wollie en ge Bladen „gegaffelde Bloemfteeltjes , viers Hootp- bloemige Aairen en eene Heefterachtige Ene Steng. / pend plan Boomachtige Zee - Zonnewende , die Wollig gonst is, met Bladen van Amerikaanfch Gnaphae lium, noemde SLOANE een Gewas, dat aan de Oevers der Westindifche Eilanden groeit. De Heer JacQurnN, evenwel, bevondt hete zelve op de Stranden van Kuba en St. Eue ftathius, meest maar twee , doch fomtyds ook zes. Voeten hoog te zyn. Die van Barbados noemen het Zee- Lavendel , volgens PLuKE- NET; „Hier. uit kan men van de fmalte en Kleur der Bladen oordeelen. Evenwel moet het fomtyds vry veel grooter vallen „ dewyl het een witte Kroon maakt, die men dikwils uit de Schepen , langs Strand zeilende, kan zien; en waar door de Oever ongemeen vere fierd. wordt: zo gedagte Heer JACcQUIN ver- haalt. Hy zegt dat de Aairen zeer famenges iteld zyn , en zo digt van kleine Blommetjes ‚ dat men ‘er geen uit kan krygen, zonder de andere te kwetzen, Mya (so) Heliotropium Fol, Linearibus obtufis tomentofis &c. Hel. Arboreum maritimum tomentofam. enn: Jam, 9e Hf, p. 213. Hel, Gnaphalodes Litoreum &c, Alnse 182. T. 198 fe 54 Jacq, Armer, Hift, 25e T, oe 5 Ile d PENN EEn ze Mxrosoris. Muizen - Oor, Iv, A Dit Geflagt bevat niet het gewoone Mui- H snie zen-Oor , maar eenige andere Planten. Desrvr, Kenmerken zyn, eene Trompetachtige Bloem, Wan die in vyven gedeeld isen uitgerand , hebbende den Keel met Gewelfjes geflooten. ‘t Geral der Soorten is vyf, als volgt. (1) Muizen-Oor met effene Zaaden, dat de 1. toppen der Bladen vereelt heeft, Eed Dit Kruid is door geheel Europa gemeen. 5 Men vindt ‘er eene Verfcheidenheid van, die de Bladen ruig heeft, en deeze groeit in hooge drooge Gronden ; een andere , die dezelven glad heeft, valt aan de kanten van Beeken en Sloo- ten en op vogtige plaatfen. -Beiden groeijen zy in onze Nederlanden. Nog een derde Ver- fchcidenheid is ’er ontdekt, die kleiner blyft , en geele Bloempjcs heeft. - Op vogtige Muu- - ren ‚te Montpellier , hadt Burserus deeze laatfte gevonden, doch het komt ook op an- de- (1) Afgofitis Seminibus levibus, Fol, apicibus callofis, Sy@. Nárt. Xil, Gen. 180: ps 144e Vig. XIII. pe 155, Re Lugdb. go4. Hors. Cliff. 45e &c. Myos. Fol. hirfutis, Echium Scorpioides Arvenle. C‚ B. Pin. 254. B, Myos. Fol. glabrise Echium Scorp. paluftre, C‚ B. Pin, 254: y, Ech, Scorp. minus Flosc. luteis. C. B, Pin. ibid, & Prodr. 119. Scor- ge tertium. Dop. Pempe. p. 72. Alfine Myofotis. f, uricula Muris, LOB. Jeen. 261, Kruipende Muizen - Oorene en Kruidh. 546, Dd 3 IL. Daar, VIE, STUKe Vv. AFDEEL. Vv. Le wy- u. Fruticofa. Heefteri Kin 51 oan 422 VYEMANNIGE KRUIDEN, dere plaatfen voor, De anderen hebben wit- te, roode of blaauwe Bloemen. Dit Kruid is door TourNErForT tot het Steenzaad thuis gebragt geweest : anderen hebber ter een Echium van gemaakt ‚ met den bynaam van Scorpioides , wegens de om- kromming der-Aairen; maar DiILLENius maakt ter cen nieuw Gellat. van ‚ Onder den naam van Myofotis. Het is cen ruig Gewas, dat gearmde Stengen heeft van een Voet hoogs die ten deele kruipen of leggen , ten deele opftaan , bezet met lange Spatelvormige of Tong- achtige , allengs. verbreedende ‚ Bladen. «De Bloemen groeijen- aan kromme Aairen , yl en ongebladerd „ welke door de aanryping van het Zaad regt worden, even nen âld c. Het is glanzig zwart en fpits Eyrond, (2) Muizen -Oor met effene Zaaden en se Heefterachtige gladde Steng. Deeze Heefterachtige Soort „groeijende aan de Kaap der Goede Hope , heeft Stengen van een Voet hoog, die veele Bloemdraagende Tak- jes--uitgeeven „en-bezet zyn met Áimalle byoa gladde Bladen. «De Aairen aan ’t end hangen over eene zyde c en zyn ict gefteeld. De Bloc- Pes en, Zaaden zyn zeer klein, : (3) Mui he: Appie sSerinibas lavibas.. Canle Fraticofo, ng Alant, 201, Pm nAN Dern. 423 3) Mes: -Oor met flekelig gedoornde Za 1 „ de Bladen langwerpig Eyrond, de AFDEEL Hakken wyd gemikt hebbende. Hoo wed STUK. Deeze Virginifche heeft de Bladen, naar nt. de Plant gerekend, zeer groot, doch de Bloem- ren fteeltjes dun , de Bloempjes en Zaaden zeer klein, zynde deeze laatften aan de binnenzy- de Et: hoekig, regt op den Stoel ftaande , met eenC knikkende Vrugt. (4) Muizen - Oor met flekelig gedoornde Zaa- An den, en Lanen gehaairde Bladen. rend goglosfa, doch de zaden werfchillen daar van aanmerkelyk. Het wordt van TouURNEFORT werkeerdelyk tot het Buglosfum t’huis gebragt. Het is de Lappula van Rrvinus of Lappula - der Landlieden; dus genaamd, om dat het klei- né Zaadhoofdes heeft, naar die der De Groeiplaats is door gebeel Eu- ropa op harde de onbelommerde Gronden, Wild komt het zelden meer daneen Voet, ja dikwils geen Handbreed hoog voor, volgens HAL- (2) Ayofotis Seminibus geuleato « glochidibus &c. GRONe Ae p. 19. Cyno oglosfam Virg. Flore & Fruâu minimo. Aln. 126. MORIS Hift, MI. p. 449: S- IE T.3o.f. 9. Ere ) Mn sem. Aculeis glochudibus &c, Fl, Succ. DA« Lin. Paris, Lithofpermum sem. ech hmatis, H. Clif. 46. B. ze 405. Cynoglosfatn minus, Crus. Pans. Echioides BARR. Jeon. 1246. Dd 4 1, Deel. Vil STUK » 424 VYFMANNIGE KRUIDEN, WV. LER, in Switzerland; doch in de Tuinen ge- gn zaaid verandert het, volgens zyn Ed. , wone aes. derbaarlyk , opfchietende tot twee Ellen hoogte. de + _ (5) Muizen- Oor met naakte Zaaden, fleke- Ader lige Bladen en gebladerde TFrosfen. Dit kleine Kruidje , dat door LoareEr zeer „kleine Geele Anchufa genoemd wordt , groeit in Italie, Spanje en Languedok. Het is door hem niet afgebeeld , maar in zyn Kruidboek befchreeven. Men vindt ’er de Afbeelding van by COoLUMNA , onder den naam van zeer kleine Apulifche Veld- Echioides die geel is; Pk Alle de Soorten van dit Geflagts halve,de tweede , zyn Jaarlykfe Planten, LiTuosPeERMmum, Steenzaad. De Kenmerken zyn, een Trechterachtige Bloem, die een openen naakten Keel heeft 4 en een vyfdeeligen Kelk. Zeven Soorten , waar van de meeften Eu- topifche zyn, komen ’er in voor, naamelyke L (1) Steenzaad met effene Zaaden,de Bloome Lithospere bre weum Ofra Pes wake (s) Myojoris Seminibus nudis , Fol. hispidis ke ge Steepzaad, Pije. 16.f. 5. Echium luteum minimum. C. B Anchufa lutea minima, Los. Kruidb. p. 681, enn ie minima &e. Cor. Eepbr, 5 D, 134. T. 185. Lit Seminibus lzvibus &c. R. 405. Ca) Lishospermum die levibus &ec, Syse. Nat. XIL. Gen. 181. p. tas. Veg. Xill. p. 156. end Don. LOB, &c, Lithospermum majas eretum, C. B, P PENTANRPB EE â 433 pjes naauwlyks grooter dan de Kelk, de rv, AFDEEL, Bladen Lancetvormig. = By alle Autheuren komt de Afbeelding en, Hoorns befchryving voor van dit Kruid, het welk van” ge nd ouds , en in de Winkelen , den Griekfchen ria. naam Zithospermum voert , wegens de Steen- achtigheid van het Zaad, dat zig als Paarltjes vertoont. _Hierom noemt men- het, in ons Land , Paarlkruid „ Steenbreeke of Steenzaad; in Duiefchland Meerhirfe, Meerzaad of Stein- zaamen 3 in Engeland Gromill of Gromwelt ; in Vrankryk Gremill of Herbe aux Perles, dat is Paarlkruid, Het komt, in geheel Europa , op Steenach- tige plaatfen voor „ welken het fchynt te bemin- nen, Dus vindt men het ook in onze Neder- landen. Het is niét onbevallig , hebbende de Bladen witachtig en bezet mee Hanirtjes , doch in Kanada komt het geheel ftekelig ruig voor. Hier behoort het Kleine Steenzaad van Do- DoNéus, niet het groote ‚dat de Bloemen groot heeft, Het Zaad is door de Ouden als een Steenbreekend Middei aangepreezen. Men erkent ’er een Pisdryvende hoedanigheid in „ en ’t is zonderling , dat het niets dan van eene Loogachtige natuur uitlevere (*), (2) Steenzaad met rimpelige Zúadin ‚de 5 a ene di (*) RurrY, ri Afar, Med, p, 293. (2) Lirhospermum Sem, rugolis &c, On, Dan, 456. Hort, Clif. U, DEEL: VIl, STUSe 426 VYFMANNIGE KRUIDEN, Iv. Bloempjes ngerigde grooter dan de Kelk Arpget. hebbende. id Deeze groeit niet alleen in de Zuidelyke , Eewy- maar ook ‚ zo wel als de voorgaande, in de vig, Noordelyke deelen van Europa. BAUHINUS noemtze Akker - Steenzaad met een rooden Wortel, LaiNNaus nam op zyn Reistogt door de Noordelyke deelen van Sweeden waar , dat de Fin- of Laplandfche Meisjes, die haar Aangezigt met Teer en Melk beftryken tegen % fteeken van de Muggen, niettemin het roo- de Sap van den Wortel deezes Kruids gebruik- ten om aan haare Wangen een bloozende Kleur te geeven. De Heer Harrrr befchryft het- zelve , in de vlakke deelèn van Switzerland voorkomende , omftandig. - De Wortel, zegt zyn Ed,, is dai en heeft een rooden Bast. Dat ‘er een roode Boter tegen het Zydewee uit be- reid wordt, heeft ERRHARD gefchreeven, (3) Steenzaad met byna ovaale geribde Bladen II. Virgin en gefpitfte Bloemen. Virginich. In deeze Virginifche zyn de Bladen befprengd met uitgeholde Stippen en de breedtten derzel- ven geeven een Borfteltje uit, (4) Steen- Clif. Fl. Succ, Mark. Melv. &c. EE Arvenl@ Radiee rubra. C. B Pin. 258, Fl, Lapp. 7 (3) Lishospermam Fol, fubovalibus ment, pe GRON. Wirge Lithosp. latifol, Virpinianum, Flore albo long'ore. Mam. Hij?, Ille p. 447: Sr Ile Tab, 28, f, 3, RA). Suppl, 272 PENTANDRI A 42 (4) Steenzaad met zydelingfe Bloemtakken en _ IVe Hartvormige , de Steng omvattende » Blikjes. „Arrie Onder den naam van Orientaalfch orerong ee was decze te vooren befehreeven. DrILLE- ww. Ius geeft 'er , onder dien van Tour NE-otel, FORT, door wien deeze Plant in de Levant ‘Ontdeke werdt , een fraaije Afbeelding. van. Zy geeft leggende Stengen van één of twee eten „ uit. De Wortelbladen zyn lang en breed, als die der Hondstonge. De Bloemen komen by Aairen voort en zyn fchoon geel van Kleur. Het Gewas is in de Europifche Tui- nen bekend, (5) Steenzaad met effene Zaaden, waar van v. de Bloemen zeer veel grooter. dan de Kelk ® arviran 2). “Paarfch. De Heer HatveR heeft deeze Soort, die het Groote Steenzaad. van Dovonéus en Loper ; doch het Kleine Breedbladige Kruì- eenn RA ERNS is, onderfcheiden door de og ie Ramis Floriferis ed &c, Anchafs “Orientalis. Sp. Plant, 19t. Anchulâ Fot, aveniis is P, N be ges. Buglosfum Orientale fiore luteo, TOURNE. Cor. ‚Bux: Cent, 3. p. 17. T. 29e Dir. Eleh,6o. T. s2. ee 60. kee en sem. lavibus &c, MH. Cif, 46. R. Lurdb. 405. Lithosp. flore magno &c. HaLr, ddeiv. 517. Lich, mri- Crus. Hit. ii. Be 163. Lihosp. majus. Dop, Los. Jacq Auftr, Te Ide Il. Deste Vils STUKS 423 VYFMANNIGE KauUripDenN; “IV. de aanmerkelyke byzonderheid , dat de Steng Ar WP uit haaren top Wortelen fchiet. ’t Gewas grocit Hoorp- in Hongarie , Engeland, Vrankryk, Italic in STUK. de Bosfchen en aan de Wegen zegt de Rid- en der, die aanmerkt, dat zulks alleenlyk plaats heeft in de onvrugtbaare Stengen, terwyl de Bloemdraagende overend ftaan, De Heer J a c- QUIN geeft een nieuwe Afbeelding van dit Kruid , dat wegens zyne groote Bloemen zeet fierlyk zig vertoont, (6) Steenzaad dat Heefterig îs, met Liniaale in fiekelige Bladen , de Meeldraadjes zo Heefterig. lang als de Bloem. Behalve het Heefterige Osfetong , met Ros- {___maryn- Bladen, van Tournerort; dat in de Zuidelyke deelen van Europa groeit, is. hier ook thuis gebragt dat Levantfche , ’t welk die Kruidkenner op ’t Eiland Samos vondt, fchynende het Boomachtige te zyn van At- PINUS, die hetzelve van Candia hadt ontvan- gen. Het hadt een Houtig Stammetje ‚ van omtrent een Vinger dik, ige geeft de Afbeellig van dit Gewas. / VL. Fruticoe (7) Steene (5) Lishospermum Frutic. Fol, Iinearibus hispidis Sc, Anr chufa lignofior Monspelienium, BARn. Je. 1163. Anchufâ angoftifolia. C. B. Pin. z5s. Buglosfum Frut, Rosmarini fo- lio, T. GARID, Aix. p. 68. Te 15. B, Anchufa Arboréte ALP. Exot. 67. T. 68 Buglosf, Samiuin frutescens, TOUBNE. Cor, 6. Pnt sAnne 419 (7) Steenzaad met twee Zaaden en wyd gaa- ÌVe pende Kelken On, De jonge Heer Linnaus geeft van are | Kruidje , ’t welk natuurlyk in Spanje groeit, vm. de Afbeelding en befchryfe: het omftandig. Het wim 27 komt Jaarlyks uit Zaad voort, de ANec Husa. Osfctong,. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn: een Trechterachtige Bloem, die den Keel met Gewelfjes geflooten heeft, zynde het Pyp- je van de Bloem onder driekantig: de Zaaden ingekast in den Stoel. __ „Het bevat zeven Soorten , meest Europifche , „als volgt, (1) Osfetong met Lancetvormige Bladen en 1. Schubachtige Aairen over ééne zyde. ì Tree Dit is een gemeen Kruid , daf ten in dE Osfscoag. Winkels Kent onder den naam van Buglosfum, dat is Osfetong , wegens de figuur der Bladen, Het groeit door geheel Europa aan de We- gen en op de Akkeren; doch meer in de Zuíi- delyke dan in de Noordelyke deelen. Op drooge Gronden in onze Nederlanden komt het ook (7) Lithospermum Seminibus duobus &c. LINN, Decade Le Je (1) Anchafa Fol. Lanceolatis , Spicis imbricatis fecundis, . Fl. Succ, cc, Buglosfum anguftifolium majus, Ge Rs Pin. 256 S& Buglosfum fylvefire majas nigrum, bid, II, DSL, VII, STUKe go VyrmaNnice Kkurbes. WW. ook voor. Het was door def bynaam van Grot Ar DEET» Smaibladig onderfcheiden vän de Bernagie en Ha andere Planten ;-die -men ‘ookwel Buglosfiëns STUK, _genoemd-heefts Daar is ’er een dat Wild, Eerd groot zwart Osfetong geheten wordt, „De Plant heeft een ruuwe gearmde' Stengert fuige Bladen van een donkere Kleur, die van _ «final langzdäm verbreedende Lancetvormig wor: den. De Bloemen „ die aan Aairen. voortkos men; zyn fraay.; Gets rood; fomtyds witsse doch doorgaans blaauw van Kleur „met gepluim: de Haairtjes tot-den Keel uitfteekende, ek Gewas i is Lymerig en zuurachtig kunnen: Heer HALLER; dat dé Hartfterkende kragten3 daar if’, Ver te zöeken zyn. De Bloemen „daar men Köfiferf en Syroop vaù maäkt , worden evenwel geteld. onder de H err Boers naaAveE- heeft het Sap des Kruids tegen. ard Zydewee aangepreezen. u (3) Osfetong mèt yyna naakte dubbelde Trosfen, Anguflifo. re zij. “Decze Soort „die in Italie en Duitfchland- dig, groeit „ heeft geheel andere Bloem - Aairen aan “welken zy ligt te onderfcheiden is. De Bladen verfchillen ook eenigszins in zn ú (3) 0 (z)-Anehufa Racemis fubnudis conjugatis, R. Lugdb. 403 Borsgo fylwelwis 8cc. Zan, Hift, 49. T, 20. Buglosf. ror minus. C. B‚- Pin, 256. Monss. Hif?. III. 438, $. 1u; Fiad, pe 4 Echüi facie Buglosf, minimum, Log. Jeon. $76 Ee beras rh df (3) oge dat ruuw is, met t fmalle getân- e Bladen „ de Bloemfteeltjes kleiner dan. Iv. Arzt, ij Blikjes , de Vrugtdraagende Kelken Hooi. opgeblazen, Inde Velden van Spanje en Portugal i is dee- ze wiärgeniomen. Men vindt ’er by BARRE- LIER een fraaije Afbeelding van. (4) Osfetong dat Wollig is, “met flop Lan- cetvormige Bladen, de shad Ae kor- ter dan de Bloem. _Deeze Soort, by BAuHIN vs genaamd Os. fetong van Montpellier , is, als aldaar groeijende, opgetekend. Men vindt ze, by den naauwkeue rigen Govan, in ’t Geflagt van Lithospermum geplaatst , onder den naam van Ruig, met zeer eenvoudige leggende Stengen, Men. noemtze ‘er s Undaldt EN Gegolfd, IV. Tindorid, verwende zegt hy, 'Orcanette, De Wortel, dien men tof ook Eed Lade Alcanna heet „ wordt. rood verwen „en tot rood maaken van Medi hi Tiairer gebezigd. … 5) Es verfpreide B Bhemen, de dteng zg) Oise) (3) Ein frigola „ Fol. lineaxibus dentatis &c. Be Dit, T‚-29 Bugiosf.. Lultinicum Echii folio undulate TOURNB, Jafle134- Anchue De dentatis foliis Hispanicae BARR. Jeon, 578, Bocc. Mus. (4) Anchafa tomeutolà Bec, een villofam , Cau- libus procumbentibus. Mar, Med, 53 Anshut puniceis F Fio- Eg En B: Pin. 255. Anchist Monspeliaca, J. B. Hit. 1e EE 5) en Floribus fpacfis „ Caule glabro, Anchafala- zet MH, DEEL, VII, STUK, de irzinieas g:nifch. 432 — VYFMANNIEr KRUIDEN. iv. Dit Kruid wordt Puccoon genoemd van de ArDEEL. Virginaânen, die den Wortel daar van gebrüi- Hoorp- Ken om zig rood te fchilderen. Het heeft een STUK. _gecle Bloem, van taamelyken grootte. VL (6) Osfetong met Haairige Bladen, ruige Kr Kelken en de eb langer dan de Bloem. Deeze , te Algiers dele BANDEN waar. genomen, heeft een enkele Steng van een Voet hoog , met Lancetvormige Bladen bezet, Uit de bovenfte Oxelen komen gebladerde Bloem- trosfen voort: de Kelken zyn Wollig, de Blocs men blaauw. | @ Gaons met in gehoofde Bloems gn ne „fieeltjes. er dn groen, Deeze geeft , Aan de EE van dn SE des Wortels , Stengen uit, die regt'op ftaan en ftekelig zyn , met Eyronde , geftreepte » wit gevlakte gefteelde Bladen. Uit de Oxelen komen veelbloemige Bloemfteeltjes voort, met twee ongefteelde Blikjes. - De Bloemen zyn blaauw, met een kort Pypje. Rat | tea minór Virginiana, Paceaon taälgenis Ba. GRON. Virg: PLUK. Alm, 30. Lithospermum Virg. &c. hodn. Hijk. p. 447. S. 11. T. 23 fe 4 (6) Anchafa Fol, akses Calycibus hirfutis See, GC) Anchafa es diphvilis capitatis. Anchufà Scapis R. Lugdb. 407. Buglosfiam latifolium. fempervirens. G, 3 pn 256. Monzs. Hif. Ille p. 437. Se ik T, 26, f‚ Ze Pe NT A N-DD RI Al 433 CyNoecrossu Mm. Hondstong, Een Trechterachtige Blom , die den Keel EV. ArpecL; met Gewelfjes geflooten heeft en platachtige ru Zaaden, die alleenlyk met de binnenfte zyde „mer aan den Styl gehecht zyn. Dus worden de Kenmerken opgegeven vân dit Geflagt , tE welk agt Soorten, meest Euro piche , bevat, als volgt, a) ee met de Meeldraadjes* korter r ‘dan de Bloem „ de Bladen breed Lancet- pe Ser LE vormig, Wollig en ongefteeld, Dit Kruid komt overvloedig langs den Duin, kant van Holland, als ook in Gelderland en el- ders voor. Het groeit door geheel Europa „ op drooge , Zandige „ Steenige plaatfen. Men noemt het ook, wegens de figuur der Bladen, Conoglosfum , dat is Hondstong, waaf mede de benaamingen in andere Tadlen meest overeen. ftemmen. Het heeft de Bladen- veel fpitfef en Lancetvormiger , dan die van het Winkel. Osfetong-Kruid zyn, en âls met een witachtig Dons van Fluweel overtoogen. De Steng wordt fomtyds een Elle hoog , ja hooger „ inzonder= heid F(x) Cynoglosfum Staminibus Corollâ brevioribus &c, Syf?s at, XIl, Gen. 183, p. 146. Veg. XIIl. p. 157. Re Lugdha #04. &c, Don. LoB. Cynogl. fol, ovtto-lanceolatis. He Clif. 47. Cynoglosfam majas vulgare. C. B. Pin. 257. @, Cynoglosfum maximum Belgicum /bid, p, Cynogloslum (eme pervirens. 1b. TOURNE. Inf?, 139. T. 57, HALL, Helw, sars e IL, D5EL, VII, STUK, Winkel. Honds. tong. IV. #34 VorMANNIGE KRUIDEN, heid in het Wederlandfeh zeer groot Hondstong= AND: kruid van BAUHINUS. BsiBloemen zyn zabórt doorgaans donker paarfch „ doch-het-komt ook STUK. met witte Bloemen voor; ja zelfs met hoogroo= Eenwy- de en met bonte Bloemen. Men vindt ook van wigte een Altyd groenend Hondstongkruid. gewag ge- maakt , dat et van het andere ver- ‚fchilt, Het Kruid heeft een makende Reik s als die van Hondenpis „en ; te droogen opgehangen; geeft het een Stank kos byna als de Dolle Kere vel , doch die fchielyk verdwynt, Men mag het zekerlyk onder de Verdoovende Kruiden tel- ten, wier inwendig gebruik niet zonder gevaar is. Mine verhaalt, dat op het eeten van het gekookte Kruid , door eenige Menfchen , een diepe Slaap van veertig Uuren gevolgd, ja dat ’er één van geftorven zy. De Wortel evcn- wel, komt , zonder hinder, in de zo bekende Pillen van Cynoglosfa. . Ook willen fommigens dat het , inwendig gebruikt, de fcherpheid-der Vogten ongemeen verzagt, en-dus-tegen den Buikloop en andere Vloeijingen dienftig. zy. Uitwendig verfchaft die Kruid, in Melk ge- kookt , een zeer Pynftillende en verzagtende Pap, op Ontfteekingen van Wonden en Zwee- zén, op Brandfteden, Aambeijen , en inzon- derheid tegen zwaare Pynen van ’ Podagra. . (2) Hondse P git A RDE Ta 8 (&) Hondstohg met Spatelachtig Lantetvor-_1Vs mige glanzige Bladen , die onder drierib= ArDentg big zyn 3 hebbende de Bloemfteeltjes een Hoorn: Lemvättend Blikje. Là Zeer haby komt deeze Vitginifche aan het virgin voorgaande Winkel -Hondstong; hoewel men- Virginifche ze ‘er , doordien de Bladen van boven glanzig Zyn, gemaäkkelyk van onderfcheidt; Men heeft ‘er het gemelde ook, (3) Hofdstong met de Bloenten tiveemaal zo im, dang als de Kelk en Lancetvormige Bladen. zun erde Deeze groeit op Kandia, in Spanje cn in debiadig. 5 Levant , volgens den, Ridder. Men vindtze Ook in Längüedok by Montpellier, en in Pro- Vence: De fmalle Zilverkleurige Bladen onder= fcheiden het Gewas aanmerkelyk van de voo- tige Soorten. De Bloemen zyn wit met dons kerfood tfoode Aaireri, 4) Een met de Hesje 20 le als de Bloem. es 7 Op (2) Cyroglosfam Fol. erge Lanceolatis &c, GRON. Witg. 19. MoRis, Hij, IL. S. 11. T. 30e ‚ (3) Cynoglosfum Coroll. ca: dns geeen &ce, KR. pred 406. Cyn, Cret. Argenteo angufto folio. C B. Pix, 257. Crus. Hift, IL p‚ 162. GOUAN Monsp, 32, GER. Prev. zoo, (5) Cynoglósfum Stamin, Coroll, zquantibus. H. Ups. 336 SAUV. Monsp. Cynogl. montana maxima frigidarum Regio tum; Cor, Eephr. Ie pe 168, Te 170. GOVAN Jfonsp, 34, kes HL, DiEL, VH, Srums #36 ‚VYFMANNIGE KRUIDES Op hooge Gebergten in Italie ‚ Languedek ArDeslsen andere Zuidelyke deelen van.Europa , groeie En deeze Soort ‚-die de Bladen lapger dan een STUK. Vinger heeft, zo Govan melde. y (5) Hóndstong met Lancetvormig Eyronde An gladachtige Bladen , Wollige Kelken en Pag effene Zaaden. „Tot deeze Soort wordt t'huis gebragt dat Kruid, het welk de Heer Parras in Siberië ontdekt en Rindera tetraspis genoemd heeft.’ Gewas fchynt wel eenigzins te ftrooken, doch — het Zaad, uit platte Schildjes beftaande „ heeft weinig overeenkomst met dit Geflagt. - A) Haodsoag met Liiaat Lameris e Bladen, rtu- gaalfch. Pieete ‚heeft een regte Taktige sie en zeer lange Bloem-Aairen , wofdende van Tour: NEFORT tot de Omphaloides betrokken. vir. (7) Hondstong met Liniaal- Lancetvormige Linifolism, , val bla gladde Bladen, Deeze is in de Openbaare Kruidtuinen. van, „* En- (5) Cynoghosfum Fol, Kariceolato-ovatis gec, Rindera te- traspis. PALL. Reiz, Vol. 1. p. 486. Tab. F.f. 1, ze (6) Cpnoglosfum Fol, lineari « Lanceolatis feabris. Omphaloi« des Luft. elatior, Cynog!osi folio. TOURNE. Inft. 149» (7) Cynoglosfam Fol. lineari- Lanceolatis glabris. H. Chfe 47. H. Ups. 33. R. Lugdb, 406, mons Hi. H pe 44%. S. II, Te 30, 8 1e nl PEN T AND ERI A Ke: | Europa bekend en wordt gezegd ook natuur iyk in Portugal te groeijen , gelykende en we naar de voorgaande Soort. sei (8) Hondstong dat kruipt , met de manet ovt Ompbá balon bladen Hartvormig. Gemareld, Niet ligt zou men dit Kruidje voor een Soort * van Hondstong aanzien. Veele hebben ’t als een kleine of allerkleinfte Bernagie aangemerkt, of als een Smcerwortel , naar de Bernagie ge- Iykende, „To uRNErFomrT betreke het tot zyn Geflagt. van Omphalodes EN wegens de Zaaden , dic. aartig „genaveld zyn en de figuur van een Korfje hebben. De Hemelfchblaauwe Bloem= pjes van dit Kruidje doen het ook tot fieraad der Tuinen ftrekken ; om dat het in ’t Voorjaar bloeit. De Groeiplaats is-in Portugal en in de Bosfchen van hegiolie aan den voet der Ber- gen. De. PorMonanit Boi En Dit Geflagt heeft een Trechterachtige Bloem met een open Keel en de Kelk is vyfkantig. Zes Soorten komen ’er in voor , waar van de drie eerften den Kelk zo lang als de Bloem, de drie laacften maar half zo lang hebben, ’ (1) Lon-- Ld (5) Cyroglosfum repens , Fol. Radicalibus Cordaris, Bors rago minor verna repens , Fol. levi. Moris. Hiff. UL p‚ 437. Se 11, T. 26, fe 3. Symphytum minus Borraginis facies GC. B. Pin. 2 Ee 3 II. DEEL. VIL, STUK: 438 VYrFMANNIGE KRUIDEN Iv. (1) Longhi meb de Wortelbladen Lancet ÄrpeeLe. Vv. mig. er he Het Eg. make de eerfte Soort uit 5 1 __ zynde het Vyfde Ooftenrykfe van Cuusrus, Eren en weinig, dan door de fmalheid der Bladen, tifdlia van het gewoone Longekruid verfchillende, Het dig. groeit ook in ‚Switzerland en in Sweeden. m2) Longekruid me de. Worilbaden Eyrend Offzcinalis, Gewoon, Hartvormig en ruuw. ‘Wegens de ongemeen gevlakte, breede Blas den, heeft dit Kruid den naam van Longekruid bekomen , dien het ook in de meefte Taalen - van Europa voert. De Duitfchers, evenwel ; geeven ’er ook andere Naamen aan, De Fran- semen “tiet “Herbe de fchen_ noemen het Herbe de Cgur en Herbe naam is Pulmonaire, By ons wordt het ook Wrangekruid' en van ’t Landvolk mWolventaa enoemd, zo de Heer de GoORTER aante- kent. Onder de Autheuren geeven veelen ’er den ( IJ) Palmonaria Fol, radicalibus Lanceolatis. Syst, Nat, XII. _ Gen. 184. pe 146, Pig. XIIe pe 158. HALL. Emend, 168. OEDe Dan 483. He Cliff, Fl, Suec, R‚ Lugdb. 404. HiLr, Plant. 255. Te 7. Pulmonaria quinta Pannonica, Crus. Hifi, IL p‚ 170. ) : Clif. Be. BC. Ra Lugdb. 403. HALL. Helv. $16. Symphytuna maculofum f, Pulmonaria latifolia, C. B, Pin, 259, Symp mâculofam, Dop, Pempt. 135: B, Pulmon, vulgaris latifolia Fl. albe, Tauanz, Inf. 156, y, Pulmon. non maculofo foligs : CLUS Mij. IL p. 168, C, B, Pin, 259. | PEN TAN BRE A 439 den naam aan van Sympirytum onderfcheidende AV. het, door. den bynaam van maculofum, dat is Arorat. gevlakt, van den gewoonen Smeerwortel, ware het wel wat naar gelykt. STUK. Door geheel Europa groeit dit Kruid, doch „ja an het is overal niet gevlakt, en komt meest in de Hoven voor, doch.in Bergachtige Lan- sden , gelyk by Keulen, aan ‘den - voet der Bergen, Men vindt er sveele Verfcheidenhe. den van, waar onder eene, die de Bladen als met Suiker overkorst heeft, Doorgaans ver- toonen, zig op dezelven kleine witte Vlakjcs. Het heeft de onderfte Bladen gefteeld en Hart- vormig ípits, de bovenften , die aan de Steng — ‘groeijen , Lancetvormig ; zynde ‘het geheele Kruid ruuw. Het blyft laag, groeijende naauw- lyks een. Voet hoog , en- op-de-toppen der vierkantige Steelen ‚de Bloemen. voortbrengene__» de, die eerst rood zyn, met eenig wit, doch vervolgens blaauwachtig paarfch“ voorkomen „ en daar op volgen, in en ade Kelk ,g zige Kegelvormige zwarte Zaaden. ‘Dit Kruid- is, door zeker vooroordeel, wel meest $wegens den naam, als een byzonder Geneesmiddel voor Borsten Longekwaälen gehouden ; doch het doet daar in niet meer dan veele anderen. Het heeft een Kruidigen Eymerigen. Smaak , naar ’t zuure trekkende , en behoort zekerlyk onder de Openende mid- delen, Het Aftrekzel dient in droogte en ruuwheid van den” Keel. Men gebruikt het, Ee 4 zo ln IIe DEEL, Ville STUKe 440" _ VYFMANNIGE KRUIDEN. IV. zo in als uitwendig , voor een Wondmiddet. in De Bladen zyn alleen in gebruik, Dat dit Hoorp- Kruid zeer veel Afch, ja tot een zevende deel STUK. van zyn Gewicht, waneer het verbrand wordt , Re uitlevere ‚ heeft GMELIN in Rusland onder- vonden, 5 s ed 6 a pee met Liniaale ruuwe Bladen ns en Elsvormige Kelken „die in vyven ge= Heefterig. deeld zjn. Op de Ttaliaanfche Alpen is deeze Soort waargenomen. Zy heeft de Wortelftengen Houtig, en met de Bladen overblyvende: de bloeijende ongetakt ‚ Haairig , cen ‚Handpalm hoog. @ Longen met zoete Kelken e en Lancet ige Bladen, Van deeze Virginifche was de Afbeelding door MiLLER en anderen gegeven , doch de fraaifte vindt men onder die van Eure door den beroemden TREw,- Zy heeft. het Pypje van de Bloem , die gaapende is en blaauw, korter dan gewoonlyk, IVe Virginica. Visginifche —_ (5) Lon- (3) Pildinarlá Fol. finearibus fcabzis gec, Lithosp. anguse tifoliam umbellatum. C. B, Pin, 238, 517. PLUKs Phyte 42. f, 7. BOCC. Sie, 774 4) Pulmonaria Cal. abbrevietis &c, GRON. Pirg: zo. Pulmo- maria Fol. ovatis glabris Scapo laxo, TREW. ERRET. 11. T. 12e Symphytam &c, Fi. patulo cosuleo, PLUK. Alm, 359. T. 227, f. 6e PenTaânDkin aát 5) Longekruid met korte Kellen en Hart 1V, « vormige Wortelbladen, ArDeers Door wylen den Heer GMELIN is veeroo in Siberie ontdekt, hebbende gladde Zeegroene _v.- Bladen, die aan de StengEyrond zyn ‚ en knik- sinen kende Trosfen van Bloemen, Zy fchynt een middelflag tusfchen. de voorgaande en volgen- de te zyn, (6) es en met korte Kelken , Eyronde Bladen en eene leggende Tukkige Steng. ‘Jian Onder den naam van Cerinthe is deeze af- gebeeld door DirrenNius, die het aanmerkt als een der fraaifte Planten van Groot Brit- tannie , ten opzigt van ’t eerst uitkomende Loof. Zy groeit bovendien op de. Steenige Stranden van Noorwegen en Ysland, De drie „laatfte Soorten, zouden; misfchien als Verfchei» denbeden kunnen. aangemerkt. worden, zegt de Ridder. SYMP ay T UM. Smeerwortel, _De Rand van de Bloem is Pypachtig met een Buik (s) Pulmonaria Calycibus abbreviatis &c. GMEL. Sib. IV, Pe 75e Te 39e (6) Pulmonaria Cal, abbreviatis &c. Cerinthe Fol. ovatis petiolatis. H. Cliff. Re Lugdb, Cerinthe maritima pracumbêns. Dirt. Ekh. p. 75. T. 65: fe 75. Cynoglosfum procumb. glaucophyllum maritimum, PLUK. Alm, 126, T, 172. f. 3e _ Echium marinum,. RA}, Anglo III. p. 270, Oep, Dan, 25e Ee U. DEEL, Vil, STUKp hd Te ak * 442 „VyYrFMANNIGE Kaurpen, IV. Buik en heeft den Keel geflooten met Elsvate Arnikk., mige Straalen, Hoors- Die Kenmerken ‘hebben plaats in dit Geflagt, STUK, _ het welke drie Soorten , byna Wkepaaal Euro. vies bevat. pan Te reeortad. me Eyrond Lonseooridsg Symphye afloopende Bladen, à mek. et Deeze Soort is het Kruid, welks” Wortel eel, — men in de Apotheeken mibraiks „wordende , „wegens -de--Fymerige- Vettigheid., daar in bee greepen ‚ Smeerworteb genoemd, Het groeit door geheel Europa op vogtige plaatfen , “t zy in belommerde Bosfchagiën, 't zy op Wateri- ge Velde: ns gelyk in onze Provinciën ; _äan de Kanon van Slooten ‚ Vaarten, Graften Symphrytum heeft het van de gezegde Lymee righeid, welke tot heeling der Wonden ftrekt, en deswegen voert het ook den naam van Con- folida major , in ’t Franfch Confoude, in *t Ens gelfch Comfrey ‚ in ’t Hoogduitfch Walbwurta of Schwartswurtzs dat is Zwartwortel, wegens de Kleur des Wortels „die van buiten zwart is’ van binnen wit, By de Nederlanders wordt het (1) Symplytum Fol, ovato-lanceolatis decurrentibus. Syse, Nat, Xll, Gen, 135. p. 147. Pig. XI, p. 158. H, Cliff Fl, Suec. Ec, Symphytum Confolida major, C. B, Pit. 259. Symphytum magnum, Dop, Pempt, 15 Symph. Alum feu Alas, Los, Jee 53e P E: NAT AreprArVa, 4E het ook Waalwortel of Heelwortel en by die Iv, van Zutphen Scheurwortel genoemd, AFDE. „Dit Kruid is by alle: Autheuren- afgebeeld, Drees? Do ponéus noemt’het Groote Smeerwortel „TUE zeggende , dat het fomtyds twee Ellen hour groeie, Het heeft een zwaaren Wortel , een dikke gearmde-Steng ‚ die zo wel ruuw is als de Bladen ; welke zig langs de “Takken aan. voegen en àls van dezelven afloopen, zynde de Bladfteelen Bladerig gewiekt, Op den top komen de Bloemen Trosachtig voort, die de figuur van een Roemer of Bokaal hebben, Haar Kleur is by ons-doorgaans paârfch en vindt ‘er ook mer-roode ‚die het Mannetje en met witte Bieren” $ die het Wyfje genoemd wordt, zegt LoBEL, zynde het eerfte het kragtigfte, Hy hadt ook een Soort gezien: met geele Bloemen, welke ech- ter zeldzaamer is, De Heer HALLER merkt aan, dat die met witte loemen_ veel voorkomt — aan de kanten der Beekjes in de kouder deelen van Switzerland; doch die met roade Bloemen was by Zurich en Bazel gemeener, - zie hier , wat hy van de kragten zegt, ‚ Het is laf van Smaak en fterk famenly- o rende „ waar van belachelyke Hiftoriën s, voor handen zyn. Een Pap daar van wordt „voor verfche en Pees- Wonden , Beenbreu- a, ken en vuile Zweeren „ Kneuzingen en in ss de Jicht, dienftig geacht. Het. komt in » Pleifters tegen Breuken en in ’t Cataplasma Fuchftie pee NM. Dar, Vil, STUKe » 444 VYEMANNIGE KRUIDEN. IV. 5, Fuchfii, De Bloemen hebben dergelyke kragt ArpEL. „> op een zagte wyze: men prysthaar Aftreke Hanen ‚„ zel voor de Teering en tegen fcherpheden STUK. „van de Borst. Inzonderheid wordt de Sy- vig. ss rOop van Symphytum, door TOURNEFORT „> befthreeven „ tegen de ruuwheid der Lon. z, gen gepreezen en het Extrakt, dat door in- », wendig gebruik de Bloedingen en Vloeijin- > gen maatigt.” Het Afkookzel der Wortelen is‘dienftig in Roode Loop, uit fcherpheid en Ontvelling van ’t Gedarmte ont{taande: enz, i (e) Smeerwortel met half afloopende Bladen; Luberofiame ze en Als de bovenften. gepaard, Deeze maakt. het Knobbelige TN det Autheuren uit ‚ welk geele Bloemen’ heeft vol- gens CAMERARIUS. Sommigen hebben het voor een enkele Verfcheidenheid gehouden ; ja de Heer HALLER vraagt, wat hetzelve voor ‚een Kruid is, De Heer JACQUIN, die het in Ooftenryk gemeen , en by Chemnits in Hongarie overvloedig vondt , merkt aan, dat het vroeger bloeit, dan het Winkel Smeer- wortel en dat het minder de vogtige plaatfen bemint. > ’t Gewas is veel teerder, van min- „s der hoogte, met weiniger Bladen , Trosfen , 5 Bloe- (2) Sympbytum Fol. Semidecurrentibus fumimis oppofitis. Syst. Nat, Weg. XIIle Symph. majus taberofà radice, C. Be Pin, Symph, Rad. eel, CAM: Epi 7o1e P zE Ee HE RD REA A 445 » Bloemen „ Stengen, Takken: doch de Wor-_ Was 5 » tel maakt altoos het voornaamfte onderfcheid, Arnaaus > In het Knobbelige is die een langwerpige , Hour » Takkige of enkelde Knobbel, van binnen en STUE_ ss buiten witachtig , met diie Vezeltjes be- „5 „zet. Het Winkel Smeerwortel is derhalve > door zynen Spoelachtigen Wortel „ dikwils seen Voet lang en een Vinger dik, van bui- » ten zwart, gemakkelyk van het Knobbelige ste onderfcheiden , dat ook altoos de Bloes s‚ men geelachtig wit heeft (*).” (3) Smeerwortel met Eyronde eenigermaate ur gefteelde Bladen, zemen _By Konftantinopelen , aan de Beekjes, is in * vroege Voorjaar dit Kruid bloeijende gevon- „den door ToURNEFORT. BuxBAuM heeft het afgebeeld en befchreeven, CERIN THE Wafchkruid. De Bloem heeft het bovenftuk van dergely- ke geftalte als in het voorgaande Geflagt, maar met een doorloopende of open Keel en twee twechokkige Zaadhuisjes. Hier komen maar twee Soorten, beiden Eu- ropifche , van voor, naamelyk ; (1) Wafch- (*) Jacq. Obs. Bot. Part. 3. p. 14. T. 63e (3) Symphyrum Fol. ovatis fubpetiolatis. Symph. Orientale & Conftantinopelitanum, 'TOURNE, Cor, 7e BUXB, Cent, V, P. 36, T. 68. ‚ He Daz VII, STUKs 4â6 VorMANNIGE KRuiDER. IV. (1) Wafchkruid. met omvattende Bladeà éd ana ___flompachtige- gaapande Bloemen. Hoorn, Dit Kruid heeft eenen Griekfchen naam ‚ did 1. _ vân het Wafch wordt afgeleid, om dat men Cerinthe oordeelde; dat het aan de Byën veel Wafch Groot. _uitleverde en Honig, weshalve het van de En- gelfchen Honey -Wort- en van de. Franfchen linet geheten wotdt. Het groeit in de Zui- delyke deelen van Europa, ja zelfs in Swite zerland. Aldaar heeft het een Steng die wiers hoekig is, een Voet lang; doch het is meest kenbaar aan zyne Bladen, die wonderlyk bont zyn, verfchillende daar in byna vän alle andere Plantgewasfen. s> Zy omvatten. met &en breeds s den voet. de kri s (zegt.de Heet Hau nde uitgebreid, ete bepaald; tgefan fand en » doch wors ss dende door den tyd blaauw ; Sade maar 5, geftipt en aan den rand gehiaaird. De Stip- »‚ pen groeijen in eene Verfcheidenhcid tot » ruuwe Wratten uit; de Bladen krygen ovef 5) 't geheel witte Vlakken en van onderen > worden zy rüuigkaairig, Uit den top der Steng, s komen knikkende Takjes voort , met Blaad= “i jes waar tusihen. it de Bloemen gr > 3 die (1) Cerinthe Fol, amplexicaulibus &c. Syst. Nat. XII. Gers 187. p. 147, Gér. Fol, Cordatis fesfilibus &c, R. Lugdb. 408é ALL, Helv. 515, Cerinthe Flore rubro purpurascente & flava- Flore asperior. C. B. Pin. 253, Cerinthe major. LoB. Jé 397. Maru Herba. Dop, Pempt, 632, WEINMANN. Kruidb, Ic, 359. 8. 360. B, PEN TARDERE A 44 ‚die geel Van Pyp zyù, maar aän het Mond- z ftuk paarfch, met bleeke Tandjes”, hed PS BauHiNus {preekt van een Wafchkruid „Hooroi dat de Bloem paarfchachtig rood en vaneen STUK ander, dat dezelve geel heeft en ruuwer is van Blad. Gezegde Kruidkenner vondt nog meer Verfcheidenheden , waar onder eene die gehec! ongevlakt was, in Switzerland, doch het Kruid was ’er niet gemeen. Het fchynt van een ver- koelende en Renee hoedanigheid te Zyn. (2) Wafkhkruid met omvattende geheele Blas den en fpisfe geflootene Bloemen. „Het verfchil der Bloemen van deeze Soort is duidélyk door TourNeErForT aangeweee zen. Men vindt deeze, die ook kleiner is, niet alleen in Switzerland, maar zelfs in Ooftenryk „ volgens KRAMER, zynde de Vierde Cerinthe van Crusrus. Voor ’ overige ‘is zy de voorgaande zeer. gelyk , doch heeft de Bloem ook diep in vyven gefneeden„ daar de Groote den Rand flegts vyfkwabbig heeft, Het on- derfte van de Bloem is bleek , maar de Tand- jes zyn blaauw, OnNos- 6) Cerinthe Fol. ampl. Corollis acutis claufis, Flor, proe funde quinquefidis. HALL, Helv, 516. Cerinthe minor, C, Be Pin, 258, Cerinthe minor five quarta, CLUS, Hijt. IL.p. 168. 8, Cerinthe Fol, amplexicaulibus emârginâtis , Cor. acutis glauis. Sp. Plant. 1. p. 137. Ms Deer, VM, STUSe mn ya Is Alinorà Klein, 443 VorFMANNIGE KRUIDEN, ONosMaA. Ezelsreuk. IV. Arpeet» Ve De Kenmerken van dit Geflagt in ’t byzóne sro " der zyn, cen etn Bloem met een open Keel, en vier Zaaden Drie Soorten komen hier van voor , naamelyk. 3 (1) Ezelsreuk met getropte Lancetvormig- Onzsna, _____ Liniaale, Haafrige Bladen. Siberifthe, De Geflagtnaam is van de Ouden gegeven aan een Kruid, dat lange Bladen heeft, op den Grond leggende , zonder Stengen, gely- kende naar die van ’t Osfetong. Zulks past echter niet op het Echium van. Candia, door ArriNus afgebeeld en hier betrokken, dat Stengen hadt. In Siberie groeit deeze Soort , „volgens GMELIN , hebbende Stengetjes van een Span , die enkeld en Hou- tig zyn ; digt getropte Bladen, van cen Vin- ger lang en zeer final : dikwils twee Trosfen aan ‘t end der Takken en Bloemen als die van het. Smeerwortel, doch zonder Straalen , die den Keel fluiten. De Bladen zyn be- fprengd met zeer korte Haairtjes en de Bloem- hoofdjes knikkende. (2) Ezelse (2) Onosxa Fol, confertisfimis &c, Syst. Nat. XII. Gene 187. p‚ 147. Weg, Xlil p. 159. Echium Creticum, Alps PES 130, T. 129, MORIs. Hil, pe 439, Se ile Te 27e 3 ; PEN TAN DRIA “9 (2) Ezelsreuk met Lansornig flekelige Bladen en hangende Vrugten an Arpeer3 - yv Deeze , door wylen Babemkiset Gel de in Egypte ontdekt, fchynt het Levantfche Smeerwortel met kleine Bladen van Echium te we Ono 0 we zyn, dat TOURNEFORT in de Levant waar den, mam. Het heeft de Bladen ftekelig door groene ze of witachtige Haairtjes en zou dus misfchien nader komen aan het Echium Creticum van ArPiNus. (3) Ezelsteuk met Lancetvormige flekelige nr. Bladen en opgeregte Vrugten. _ pen CN ích Dit Kruid is door BAURHINUs voorgefteld onder den naam van Geel Osfetong. Hy heeft daar van een Groot en een Klein, welk laatfte Slangekruidachtig Berg - Osfetong met Bloemen van Wafchkruid „, door CoruMmNA, getyreld is en afgebeeld, Van het Groote vindt men een keurlyke Afbeelding by CAMERARIUS, Het groeit op Rotfen in Ooftenryk , „Switzer. ee or en Vrankryk. Som: (2) Crotma Foliis Länctolatis &c. Gerinthe Orientaliss Acad; IV. p._ 267 (3) Onoseg Fol. Lanctolatis &c, H. Clif. 48. R. Luzdb, 408. Anchufä lutea major $ minor. C‚ B. Pin, 255, Anchue fa tertia: Cam.” Epit. 736. Anchufa lutea, Darecu. FijZe ätoz. Anchufa lutea 8 parva, LOB, Je. 578, Echium luteum minimuna Hispanicum, BARR. Jeón, 1254, ae à d U. Darz, VII, STUK, zt 439 VSrMANNICE KRUIDEN. “Sommigen betrekken deeze Soort tot het IV. Arons Wafchkruid ‚anderen tot het Osfetong. De / Hoorp- STUK. Eenwy- wize, Heer HALLER» die dit Plantgewas ook op de Rotfen_ in, Switzerland vondt , noemt het Smeerwortel met Tongachtige ftekelige Bladen ; ‘en een ongeftraalde. Bloemkeel. „ Het heeft, es» zegt zyn Ed, een dikken Takkigen Wortel, „, rood van Schors ; ; Takkige leggende Stenge, ‚‚ Uitermaate tuuws zo wel als de Bladen : de 55 Bloemen , die zeer lang, fmal en geelachtig 9 ZVN; drmapt het in eenzydige Aairen , en vier »s gladde graauwe of rs Zaaden,” Het groeit niet hoog. hindi „Bo RAG 0, Bernagie. e Dit Geflagt heeft een getande. Raderachtige dh Bloem en de Keel is met _ Straalen. gefloo eflooten, Het bevat thans vyf Soorten „als ord (1) Bermdgie met alle Bladen overhoeks en ES Ce vgaupende Rellen, manie Dit Kruid, waar van de Nei afieiding wat duifter is , fchynt uit de Zuidelyke deelen van Europa mene in de middelften voortgeplant te ZyD» door. Zaad, Men ziet: het immers, zelfs in onze Provinciën 1s thans aan de Wegen en “7 Aramis Fol. omnibus alternis &c. Syst, Nat. XL. Gen. 183. p. 1470 Wig. XL p. 159. Bot, Calycibus paten- tibus, H. Clif. R‚- Lugdb, Ke. Bec. Baglosfum latifolium, Borago. C. B. Pin. 256,-Buglosfum f, Rorrago. CAMe Epijs 744, DOD, Lom. &c, PE NT AN BER LA; ASÌ de Moeshoven van zelf. voortkomen , zo wel 1% 5 als in Vrankryk, in Duicfchland en in Switzer. Srl land; alwaar de kundige Heer Harrer zelfs Hoorod wyfele of het wel inboorling zy. “Hier is het. en ook cen Zaayplant, terwyl het by Montpellict ria, id in de Moeshoven *%s Winters overblyft , bloei- jende bykans het geheele Jaar. Eertyds bragt men de Bloenten van Aleppo. Veelen hebben het onder de Buglosfa geteld , en hielden het voor ’t waare Buglosfiam det _ Ouden: gelyk Bauminus hetzelve Breedbla- dig Osfezong noemt , maar de-thans gewoone naam is Porrago, in ‘et Engelfch Borrage, in Fraafch Bourrache , in ’t Hoogduitfch Burretfchs Alle die benaamingen , met het Latyn over- eenkomftig ‚ doen nog duidelyker blyken, dat dit Kruid uitheemfch -zy in.de Noordelyke dee. len van, Het heeft een laage Steng, die ruuw is, zo wel als de Bladen , welke zeer breed en Ey. rond zyn , bedekkende de Steng, die Takjes uitgeeft, aan wier Toppen lange knikkende Aaïren voortkomen s draagende een menigte gefteelde- Bloemen „ van de gezegde figuur ea doorgaans fchoon Hemëlfchtlanw van Kleur, n Door zyne ruigte , evenwel, brengt dit Kruid weinig fieraad in de Hoven aan, Het komt ook voor met witte, Vleefchkleurige en bonte Bloe- men: ja het heeft fomtyds witte Bladen en wit» te Bloemen te gelyk. Bovendien .is ’er cen Smalbladige, die mede hier thuis behoort. De F 3 Bloem- U, Deer. VII, STUK. 452 VXFMANNIGE KRUIDEN. IV. Bloemfteeltjes zyn, voor dat de Bloemen a as: Er * pengaan , omgekruld, De Zaaden zyn geftreept , Hoor- zy loopen puntig uit en worden door de ryp- Es heid zwart. wije De Bloemen worden onder de Hartfterkende - ; geteld en het Water, daar van gedeftilleerd ; als ook de Conferf , zyn ten dien opzigte in veel achtinge geweest: maar het Kruid is vere koelende , van eenen Iymerigen Selpeniien | Smaak , wordende deswegen het Sap , in hee- te Ziekten: door BOERHAAVE aangepreezene Vyf Oncen daar van, in het Zydewee gebruikt, hadden cen aanmerkelyke verlichting toege- bragt. Men kan het Kruid ook gekookt als Kool eeten en in Vleefchnat ís het niet onaan- genaam. (2) Bens met de Bladen aan de Taken Talen. gepaard , omvattende ; de Bloemfteeltjes vt ge eenbloemig. Khe/ De Heer DaNrTYy p'IsNARp hadt van deeze Indifche Plant een Geflagt gemaakt on- der den naam van Cynoglosfoides; doch dezel- ve behoort zekerlyk tot de Bernagie, De om- vatting der Takken door de Bladen is uit zyne Afbeelding zeer blykbaar. (3) Ber- (2) Borago Foliis ramificationum gec. Borre Calycinis foliis Ssgitatis ereltis, H. Cliff. Fi. Zeyl. Re Lugdb. 403 Cynor glosfoides folio Canlera amplegante. ISNARD. Juve det, 325: Te. 1%. P E N T- AN ii ie de 455 (3) Bernagie met gepaarde gefteelde Eyronde. IV. Bladen en veelbloemige Bloemfteeltjes. Ardisen Deeze, veel naar de voorgaande gelykende, Hoor is ook zeer fraay in Afbeelding gebragt door ur. gezegden Franfchen Heer. De Hoogleeraar Te Murray befchryft ze als een Stckelige Plant, met Eyronde Bladen , die gefteeld zyn , en zeer kleine knikkende blaauwe Bloempjes, in ‘t midden geel, met vyf paarfche Stippen. (4) Bernagie met de Takbladen overhoeks on= gefteeld ; de Bloemfteeltjes eenbloemig en pie. de Kelken niet geoord, Es fche, Alzo die groote Kruidkenner, de Heer Har- LER, van de gewoone Bernagie zegt , dat de Kelken niet geoord, de Bloemfteeltjes eenbloe- mig zyn, en de Bladen, volgens Linneus, in dezelve ook overhoeks voortkomen : zo ziet men hoe. de Soortelyke bepaalingen dikwils in elkander loopen. _Deeze heeft de Ridder over- genomen van den Heer N. L. BURMANNUS, die dezelve Ceylonfche Bernagie geheten en af- 5e- “_(3) Berago Fol. oppofitis petiolatis ovatis &c. H. Clif. Re Lugdb, 403. Cynoglosfoides Africana, ISNARD Mem. 1718. T, Ile ne Boragiuis folio & facie Zthiopica PLUK. Alm. 34e (4) Zord Fol. Rameis alternis fesúlibus gece Mant. 202. Zeylanica. Buma. B, Jnd. ar. T. 14. f, 2. An« chufa Ruglosfaides Lithospermi femine. PLUK. Mant, 13. Te 335, f, 4. Borrago Zeyl. ST Bun. Zeyl, 48, ML. Deer. VIL, STUK, 454 VYFMANNIGE KRUIDEN IV; gebeeld heeft. “Door er aes E. hi is dit Kruid Arg ook in Plaat gebragt. Se Hoor 6) Bernagie-met de Kelken korter. dan de Ep d Bloem, en Harbvormige Bladena, dE De beroemde TOURNEFORT heeft deeze gens ook door anderen io Praat gebragt, Uit, de Oxclen komen v sclblo jes VoOrt. De Kelk is Blaasaichtig ; » doch zeer klein, ASPERUG 0, Schefpkruid, _De Bloem is hier, Trechterachtig met ecn welfden Keel: het Zaadhuisje famengedrukt » platacht » Svenmrydige, ingehoekee zjn de “Twee Soorten kómen ’ cr in voor, naamelyk: Serri” (1) Scherpkruid mes den Kelk van de En pe nn Hurkend. Dit Kruid. is.door. gedeel. pred ‘zelfs in de Noordelykfte deelen, een wild dlenss, dat op (5) Berage Cal. Tubo, Corte. ze cd use H Ca: 45. R. Lard). 403. Dorage G opolitana Floze rcfeio Cee ileo» Calyce Veficasio. TouRNr. Ci. s. wr T. pe S2de Buxs. Cent, Ve p. 16, T. 30, Mir. Dit, T (1) Aspe rago Calycibus Fruêus compresfi se 4 ed ribs Sutes Hort, Cif, RK, Lugdb, ij! See. Ee Baglosfumn (ylveftre Caülieulis procumbentibus. CB. Pin. 257. Moris Hij. UL. P. 459. s. Ee T 26, enn Asperugo fpucias Do Ë Pempte 356a * we usà rf PENN chr Ne Da Re TA. 455 op Steerachtige , ruuwe’ plaatfen , aan de We- ak genen’ kanten der Akkeren en-Velden groeit, — ke _ Men vindt het in onze Nederlanden „doch Hoofs niet algemeen. In Engeland is het ook zeld- ie à zaam, De Duitfchers hebben het Schanfkruid.s nia. en dat is Scherpkruid , genoemd , wegens de fte- kelige ruuwheid der Bladen. Het heeft dezel- ven Eyrond en gefteeld „ aan hoekige, gearm- de leggende Stengen 3 de Bloemen zyn klein en bet Zaadhuisje wordt van re by een EREN vergeleeken,… sbai _@) wen met dan Ke van’ de Vrugt eit zyprian Deeze Soort , sin Egypte Nee, heef Eeyptitch. de -Stengèn verfpreid , met ‘gefteelde Bladen , die ftekelig zyn en paarfch getipt; de Bloemen regelmaatig , weinig langer damde Kelk , met een witten rand, in ’% n geel. De Kelk is wel Buikig ‚ doch cen weinig famengedrakt en on- gelyk vitgehoekt: weshalve het Kruid tot dit Geflagt behoort, behalve dat het ook platach- tige, Eô by. paaren afgezonderd. > zegt ‘LiNNeus » die het te vooren tot het volgende Geflagt betrökken hadt. LYCOPSsSIs, Wolfsfchyn, Het genigfio nrs Kenmerk , za vân-dit Ce (2) pob Calyeibue dns. Ventricofis. Syse. was XII Gen, ige, p… 148. Weg, lll; ps 159. Lycoplûs Egyp- tiaca, Sp. Plant, 138. + FF 4 „ u DEF Ls vil STUK, eN - xn 456 - VYFMANNIGE KRUIDEN. IV. Geflagt wordt opgegeven, is dat de Trech- EK. terachtige Bloem een kromme Hals heeft. Voorts ka fchynt de ruigte van *t Gewas aanleiding ge- STUK. geven te hebben, om den gedagten naam aan de zes Soorten , daar in vervat, toe te pas- fen. „5 ze (z) ME met effenrandige Bladen, lez- Vefeuria, ende Stengeri, hangende opgeblazen Vrugt- Maazig, Kelten. In de Zuidelyke deelen. van tarda: gelyk in Languedok-,-als ook in Hongarie, isde Groeiplaats van deeze Soort, die een zeer klein bruin Bloempje heeft, e n. (2) Wolfsfchyn. met effenrandige Bladen , op» Pulla, geregte Stengen en hangende opgeblazen Vrugtkelken. Zo deeze Soort van de voorgaande allcen door de opgeregte Steng en Kruipende Wor- tel verfchille , dan is het onderfcheid waarlyk niet groot. Het wilde Wollige Slangenkruid en dat van CL usius met een bruine Bloem, wordt hier thuis Etn zo wel als het groo- te a) Lyenpfs rol. Eenale nde. Woet. Nat, Ri, Gen, 190, p: 148. Vig. KUL pe 159. Hr, Clif, Ups. Re Lugdb, 403. Echioides fiore pullo, Riv, Men, 1, Buglosfum procumbens annuum &c, MORIS, Jif, MI, p. 39, S. II T. 26. f, 15. GOUAN Monsp, 36, (2) Zyeepfis Fol, integerr. Caule ereâto, &c, schien fyle veftre Lanuginofam, G, Be Pin. 254 Ech, puilo flore, CLUS if. Il, pe 164. Bruine, PEN TA ND ERIA 457 te zwarte Wilde Osfetong van BAuHINUS. Iv. De Groeiplaats is in Duitfchland en Tartarie. Arpzar, (3) Wolfsfchyn met uiigegulpte, getande „Hoorn, Eeltige Bladen, deeg Stengen en koike … ur. kende Bloemen, oen De Bladen onderfcheiden deeze Soort meer dan de Bloemen , die fierlyk blaauwbont zyn. Men vindt by MORT s ON de Afbeelding van deeze Soort, tot welke de Cretifche Lycopfis van RiviNus, niet onbillyk, is ed ai Het Kruid groeit op A in de Ran landfche Zee. ei 3 (4) Wolfsfchyn met TE rtis Plekelige 1. Bladen, de Vrugtkelken regropflaande. Gewone, _ Deeze is gewoon door geheel Europa en groeit ook in onze Nederlanden. Men vindtze klein Wild Osfetong by BauuiNus getyteld en enkel Wild Osfetong by DopoNéus, Dit Kruid , of het Groote Osfetong , fchynt het te zyn , daar PriNrus zo omftandig , onder den naam van Lycopfis ; uit D1osco- RiDes van fpreekt. Het is een zeer ftekelig ruuw Kruid, met fmalle Tongachtige Bladen, die (3) Lyeopfis Fol. repandls dentatis calloûs &c. H. Ups. Clif, R. Lugdb. 404. Buglosfum Creticum Verrucofum, ST1sse Boe. T, 57. Lycoplis Cretica. Rav. Mon. Oen. Dan. 435.  hep âs Fol, lanceolatis hispidis &c. FJ, Lapp. Saece Bec Ee, Buglosfam minus fylveftze. C‚, B, Pix, 257. Buglos- faum baan: Don, Pempt, 628. - JL, DEEL, VII. STUK, 458 __ VYFMANNIGE KRUiDEN.e IV. die aan. den Rand, geplooid, zyn en kleine AUM. Blommetjes aan den. top, brengende Snuitach- Hoörn: tige gefleufde Zaaden voort, Het groeit veel TUE op “Steenachtige plaäten, of ook op Akkers en Bouwlanden „zelfs in Virginie, v‚ (5) Wolfsfchyn met Eyronde Bani oons, — _ uuwe Bladen en regropfhaande Kelien, ver s Deeze is, door ‘den vermaarden OPEN D: FORT in, de Levant, ontdekt en fmalbladig Os- fetong met- een klein blaauw „Blosmpie, ge teld. rije Ee, Wolfsfchyn met Liniaal Finet Virginie = es tad alt man de (Seng Zû Virginie EE Ee aan nn Weten voor. Be CHIUM, Slangekruid, 2 Edd Daar de andere Ruawsbladijen: de Bloem aan den Rand regelmaatig verdeeld hebben, is dezelve in dit Geflagt „ op de manier.der Ge- lipte Bloemen, zeer ongelyk „met een wyden Keel : *t welk. tot onderfcheiding { firckt._ De figuur der Zaaden, byna, als Slengekoppen, In hetzelve komen elf Soorten voor , als volgt, C) Slan- Be Eyeopfis Fol, ovatis integertimis fcabris pen (6) Lyeopfis- Pal, Linear « Lancevlätis Re. GRON, Wirg. 25. PEN T AN Demer A 459 (1) Slangekruid met een Heefterige- Steng, de, D ee Takken en. Bladen. gehaaird. es ee ‚ Deeze Soort groeit aan de Kaap der Gede sr Hope wel drie- Voeten hoog. Hier behoort het zE Afrikaanfche Osfetong ‚ met Slangekruids Bla- „5 den en een paarfche Bloem , van PLuKENE f‚/#7 zi De Meeldraadjes zyn niet langer-dan-de Bloem. et _(2) Slangekruïd met Liniaale witachtig PR Bladen > Gan de toppen uitgebreid, Gon bynaam, geeft de Hooglécraar Ben-achis. GIus: aan. eene Soort , ‚die aande Kaap groeit op de zwarte Bergen. De Afbeelding , welke PEUKENE T dâar van, onder den ‘naam van Slkangekruidachtig Oeteintig dat verzilverd is, gegeven heeft , zegt zyn Ed, goed te zym. ’t Gewas heeft een, Kruidige Steng en ggre Bladen , uit wiet Oxelen oen 0; DIe paarfch of blaauw zyn; woortkómen. ei is, gelyk in de gebe. aid Bied verdeeld, … rn ln: is (3 Shins» mêt een gard ‘Steng; de Wie Á Bloe. mpd (1) Echisom Caule Fruticofa 8&c, Buplosfitm Afric. Ech folio , Fl RE PLUK. Mant, 35.-T. 34ke É. 7. Echium Mic. pilofis, Coma. Hort, Il. p. 107. T. 54 BERG; Cai: 39. (2) Echium Fol, linearibus albido- hirfutis ee patulis, Mant. tor. Echium Argenteuin, BERG Cap, 46 (3) Echium Caule pilofo &c, Alant. 424 IL, DEEL Vil STUKe g6o VYFMANNIGE KRUIDEN. Iv. Bloemen in Troswyze Hoofdjes vergaard wird en gelyk van rand, de Bladen fickelig. Hoorp- sro Dit geeft byna de geheele befchryving op Eeswy- van een derde Afrikaanfe Soort , welke door zeden Hoogleeraar D. vaN Roven aan den Rid- der is medegedeeld , en met een gedroogde Plant , welke “ik bezit , overeenkomttig. Zy heeft de Steng Hands „ Takkig, gehaaird; de Bladen Lancetvormig, befprengd met uite gebreide Borfteltjes , die doorfchynende zyn, aan den Wortel Bolachtig : de Bloemen ver- gaard in digt getropte end-Hoofdjes, zyn re- gelmaatig ‚ Trechterachtig ‚ naauwlyks grooter dan die- van-de.Lycopfis. — De Meeldraadjes eens zo lang als de Bloem en de Seyl eens zo lang als de Meeldraadjes. Iv. _ (4) Slangekruid met de Wortelbladen Erends Plamiagt- gefbreept , gefeeld. Weesbrees Hier behoort het Italiaanfche Slangekruid met “_ breede Weegbree -Bladen, van BARRELIER afgebeeld. De Stengbladen zyn Lancetvormig » ongefteeld , van boven gehaaird : de Stengen hebber zagte Haairtjes: de Bloemen zyn Vio- let, en tusfchen dezelven komen half Hartvor- mige Blikjes van langte als de Kelk, niet lan- ger — (4) Echium Fol, Radicalibus ovatis „ lineatis , petiolatis. Mant. 42. Lycoplis lato Plantaginis folio jralicum, BARRe Rar, 145. £, 1026, PEN T ACN DR IA 401 ger gelyk in het Kandifche, noch Elsvormig pe IV: gelyk in het Gewoone Slangekruid, Beebe _(5) Stangekruid met een gladde Steng en er ie le Lancetvormige Bladen , die aan den rand en tippen ruuw zjn, de Bloemen, Zekte egaal. Gladichtigg Deeze Kaapfe Soort heeft ook-de Bloemen: weinig of niet opregelmaatig gerand, zo wel als de Derde, De Stengen zyn eenigermaate Heefterachtig, glad, een Voet lang: de Bladen aan den Rand, Kiel en Tip , ruuw door ges Din Eeltige Stippen. Uit de Oxels en de Bloemtrosjes ‚ boven aan de Stengetjes , voort, hellende over ééne zyde, De Kelken zyn ongehaaird 3; de Meeldraadjes afgeboogen 5 de Zaaden gedoornd, Hier wordt, als eene Verfcheidenheid;, thuis rai het Pyreneefche Slangekruid , zynde door TouRNEFORT grooter en tuuwer Echium , met een ‘bleek paarfche Bloem, ge- heten “Hetzelve is zo ftekelig, dat men ’er (5) een ad levì gc. Echium Afric, perenne Ly= LD. Afr. 27. Echium Afric, minus &c. 8, Echium rd Bant, 334: Echium majus 8 asperius, Flore dilute purpureo, TOURNE. Juf. 135. GOUAN. Mfonsp. 85, GER. Prov, 303. Lycopfis Monspeliaca Flere dilute pur- Parco, MoRis, Bias, 234 IL Daer. Vil. Sruxs 462’ VYFMANNIGE KRUIDEN, a ren, eens zo lang als de Kelk , met de Meel NE „ draadjes eens zo lang als de Bloem , donkere Hoorp- rood met blaauwe Knopjes ; de Zaaden glad, gij aan den top byna driehoekig met een middel- PE ard N° tandje, dat uitfteekt. Men vindt dit ook dta- Jiaanfth genoemd en daar toe zou de Lycop- fis van Montpellier, van Mortson , te be- trekken zyn. GOUAN zegt van dit Kid ó dat het by de Molens omtrent die Stad groeit, „en de Takken dikwils Kegelvormig gefchikt heeft. Het komt ook opde Akkers van Pron vence Voor, ti GQ) Slangekruid met ‘een dfkdiad Haairige Begin Steng, de Aairen ruig, de Bloemen by- . 5 na egaal en de deka witermaatt Deeze Soort groeit in Engeland, Icalie, by Montpellier «en elders, komende dikwils by de volgende voor , waar van zy, door hâare ongemeene ruuwheid, gemakkelyk teonderfcheie den is, en-door die der Stengen van de voor- gaande. ‘HALrLER hadt deeze, in Switzer- land, nooit-gezien, dan met witte Bloemen; doch eene Verfcheidenheid, mooglyk de Lycop- fis van C. Bauminus, heeft de Bloemen / en bleek (6) Echium Caule erefto pilofo &c. Ech, majus et aspesius fore albo, C. B, Pin. 254. Ech. fl, albo. Cam. Epit, 738: B Lycopfis. C. B. Pin, 255. MURR, Pi, Gaszing, 145., HUDS, dingl, 70e Primero ris ome RIA 463 bleek paarfch of “roodachtig : zo dat deeze Iv. Soorten niet dan uit de opgegevene bepaalin= Arpa gen blykbaar zyn. De ‘Bloempjes zyn zeer Hoor: klein en de Kelkjes-by uitftek Haairig ruig, STUER (7) Slangekruid met de Steng flekelig geknob- beld ‚ Lancetvormige flekelige Bladen en zydelingfe geaairde Bloemen. Niets gemeener dan dit Kruid „op drooge dorre plaatfen , in woefte Wildernisfen , aan de Wegen en kanten der Akkeren of Bouw- EN VIT. Vulgare. Gemeen, landen ‚ door byna geheel Europa, en ook in | de. hooge Zandige ftreeken van onze Neder- landen. De naam van Echium» zynde- van de Grieken ontleend , is van ’t zelve afgeleide De Italiaanen noemen ’t Echio ; doch, in de Franfche en Hoogduitfche Faal, wordt het gemeenlyk Wild” Osfètong gelde De En- gelfchen noemen ’t Pipers Buglosf , de Fran- fchen Wiperine, Want, behalve de der Zadden ‘naar ” een Slangekop , hebben. fom- migen diet oók ‘tegen de Slangebeeten , als men * met Wyn inneemt, aangepreezen. „Dit Kruid ‚groeit, zo hoog niet als het voor- gaande; welk meer „dan-een Elle hoog wordt „- op fommige plaatfen. Het heeft ruige, ruuwe a Stene (7) Echtum Caule tuberculato hispido &c. H. Clif. 43e Fl, Succi. Lugdb:aor, Dop. Pemps, 631. LOB. Jeon, 579. 254 CLUS. Hij. IT. Es) Md, PANN, 679, HALL, Helv, 513e Cau. Epi, 737 * MH, DEEL, VI, STU 404 VYrFMANNIGE KRUIDEN, mor. Stengen „die: zig uitbreiden in geaairde Taks ken. De Bladen , om laag byna als die van Haars: het Osfetong ‚ zyn aan de Stengen fmal , ook 8 ee ruuw , met Haairtjes die uit Bolletjes voorts wig. komen, De Bloemen groeijen eenzydig aan lange Aäiren , zynde in *t eerst rood, vervol. gens blaauw van Kleur, even als in veele an= deren der Ruuwbladige Kruiden , waar van dit Geflagt het laatfte is, ’*t Gemecene Slangekruid komt ook, zo fommigen aanmerken, met witte of bleekroode Bloemen voor, vin. _C6) Slangekruid met de Meeldraadjes zo lang prlilmes: als de Bom, doch het Pypje korter dan Violet. … de Kelk. Hier wordt het Wilde ruige gevlakte Slan gekruid van C. BAuminus, en dat met roode Bloemen van Crusrus, thuis gebragt. De Groeiplaats is in Ooftenryk. Men heeft het in de Upfalfche Tuin geteeld, en, behalve. de Kleur der Bloemen, ook in andere opzigten verfchillende bevonden, s (9) Slangekruid met een leggende Steng en de _ _Vrugrdrangende mog ed kander af. hd Creticum, Tot (2) Echium Corollis Stamina «equantibus sec. Bfant, 42e ee Echium Caule procumbente. &c. H. Ups, Clif. &ce um Creticum rubrum Jatifol, 8e auguftifoliam, Ce. Be Pe, 254» Ech, Creticum, CLUS, Hf, 2. Pe 165. P EN T AN BeR A 405. Tot deeze Soort, die op Kandia en in de. IV Levant, als ook in Languedok en Provence „Ardens groeit ‚ wordt het Breeden Smalbladig Cre= Harns p tifch roode Slangekruid, van C. BaunINusS, TUE — betrokken. De Bloemen zyn hoog rood, heb- „5, "5 bende het Pypje korter dân den Kelk , en de Meeldraadjes aan de Topjes een weinig ge= haaird, . Zy zyn nict langer dan de korte Lip der Bloem, (ro) Slangekruid meteen Tukkige Steny,waar _ x. aan Eyronde Bladen en eenzaame zyde- zeeen delingfe Bloemen. gift De beroemde TouRnerort vondt in Ar- menie deeze Soort , die hy afbeeldt wegens haare fchoonheid. Zy groeide ‘er aan de kane ten der Wegen, dric Voeten hoog, De on- derfte Bladen. waren anderhalven Voet lang en byna een half Voet breed, {pits , van onderen Wollig en van boven zo-zagt als Fluweel Zy namen „opwaards allengs in grootte af , en uit derzelver Oxelen kwamen. Takken met ftyf Haair bezet, zo wel vals de Steng, aan ’t end Trosjes van Bloemen hebbende, welker Stecl- _ tjes zig omkrommen gelyk in de Zonnewende,” De Bloemen waren grooter dan die van eenige andere Soort, als anderhalf Duim lang zynde;, met een Pyp van vier of vyf Lynen wyd, en een Á hel Echium Caule tamofo, Fol. Caul, ovatis; &c, TaURNF. hun, IL. p- 197. le 107 Gg N ë U. Dast, Vil. SruKe 466 VSrMANNIGE KRUIDEN. IV. een weinig krom. De Kleur was bleckblaauw ArDElleen het Zaad, hoewel onryp , geleck zeer naar Hopes dat van ’t gemeene Slangekruid, De Vrugtmaa- STUK. kende deelen fteeken niet buiten de Bloem uit. 1. (11) Slangekruid met de Meeldraadjes kotter Rear dan de Bloem. Portu geefch. © Die zelfde Kruidkenner nam deeze Soort in Portugal waar; ten miofte fchynt zyn Portu- eefch Slangekruid, met zeer breede Bladen , hier betrekkelyk te zyn, MESSERSCHMIDTE A Dit Geflagt heeft een Trechterachtige Bloem , met een naakten Keel; zynde de Vrugt een Kurkachtige Bezie , in tweeën deelbaar ‚ waar van ieder tweezaadig. er Hier van îs maar ééne Soort bekend Cz), wel. febmidia ke de Ridder voorheen tot het Geflagt van ret Tournefortia betrokken hadt, gelyk ik gemeld „jp, beb * Zy groeit op Zandige, drooge, dorre Ee Sr ‚Bergen, aan de Rivier Argun in Siberie, vol- ens den Kruidkenner MeEssrusCHMIDs» welke ‘er, deswegen , den naam aan gaf van nn a Cri) Echium Corollis Stamine longiaribus, Echium Caulê fmplici. &c. R. Lugdh. 407. N, al Echium amplismo folia Lufitanicum. TOURNF. Zr/?, 135 (1) Mesferfchmidia, Syst. Nat, xu. Gen, z245. ps 149: Dn Xlll.p. 161. Mlant. 42, 334. Tournefortia Siberica, Sp. Plante ontant AMM. Ruth. 38. Mesferfchmidia, He Ups, 36, AZ, Prius, K763e Pe 3150 Te 1e PEN TA ND RIA 407 Argufia „ hoewel menze-ook elders vindt. De, latere Kruidleezer , de Heer GMELIN,, vers. Gn haalt , dat de Mesferfchmidie overvloedig aan Hoof: de Don, die in de Kaspifche Zee valt, doch STUK, ook nergens dan in Zand groeit (*). Pe Volgens den eerften. Vinder ván dit Kruid, daar het Geflagt den naam naar voert „ gecft het uit eenen harden blyvenden Wortel. veele _Stengetjes, zelden hooger dan een Voet, fom- tyds in Takjes verdeeld, met Bladen naar die van Vlafchkruid welvkandes by digte tropjes, ‘wederzyds groen , zagt en_glad, Drie , vier en meer Bloempjes komen in-de Oxels en aan de Toppen voort , en de Vrugt, gelykt naar die van den Sorbus , doch is droog „ als ik gee meld heb. Door de voortteeling uit Zaad , in de Petersburgfche en Upfalfche Kruidhoven, fchynt het aanmerkelyk veranderd te zyn geweest: doch het aart. ’er „niet, zomin als. veelen , van de koude Bergp ND EEN. Dit Geflagt heeft een Klokswyze Bloem, met den Styl tusfchen de Vrugtbeginzels, en brengt vvf Beficachtige Zaaden “voort ‚ met twee Holligheden. Geen andere. Soort is daar van bekend ( 1) k an profrata, (*) Gur. Reizen. 1. Th. Pp, 155. : (12) Nolana. Syst. Nat. XII: Gen. 193. pe 249. Pig. XIII, Ps 161. Atropa Foliis geminatis &c. GOUAN mr a 5 2 B. Drur, VII, STUK, ‚IVe 468 VvrMANNIGE KRUIDEN. dan een Peruviaanfch Gewas, door verfcheidse ArpEaL. ne met byzondere Naamen vereerd en als iets per gien we Vigte raars afgebeeld en befchreeven. De “Heer Govan hadt het in de Koninglyke Tuin van Montpellier „ zyhde een klein Kruidje, altoos groen en ’ geheele Jaar bloeijende, zonder dat- zyn Ed. de plaats der afkomst wist. Het was hem voor eene Soort van Atropa toegezonden. De beroemde Enrrr geeft 'ct cen Afbeel- ding van, in de Verhandelingen der Societeit van Londen , op *t jaar 1763, als cen nieuwe Peruviaanfche Plant , toen onlangs in de En- gelfche Tuinen ingevoerd, De Heer MILLER ftelde hem voor, dezelve Walkeria te noemen , naar dep Eerw, Heer R,‚ WALKER, Hoog- leeraar en Onder- -Reétor van et Kollesie ° te Cambridge ‘ten, een Tuin der Geneeskundigen i in “die Uni- verfiteit hadt aangelegd, Otitretië den zelfden tyd gaf de Heer Horrerus hetzelve in de Switzerfche Verhandelingen uit , onder den naam van Zwingera. Allernaauwkeurigst is dit Kruidje in Plaat gebragt door den jongen Heer Linneus, in zyne leggende Geftalte; zynde hetzelve in ’t Voorjaar 1761, door den Hoog- lecraar D, vAN Royen, zyn Wel Ed, toe- Dd 8 , 5 ge Walkeria, Enrer. AE. Angl. 1763. p. 130. T. Zwin- gera. AZ, Helv. V. p‚ 267. T. 1. Néudorfia vardtine Ie “pens, Flore coerulev. Plant, Fam, 219. Nolana, LINN, Dice hk Pea ëc Mant. 354. PoEoN TS AONSD Re A 469 gezonden onder den naam van -Belladona ‚ die op den Grond legt, met een Violette Bloem, uit Wi Spanje. De oude Heer gaf ’er deezen Geflagt- rohe naam aan, van Vola ef Campanula , dat “js STUK Klokjes , afgeleid, De afkomst weet men thans „;s, beter. ct is ook Kruipende Peruviaanfche Neudorfia, met ecn blaauwe Bloem, genoemd geweest, Het is een Plantje „dat; met veele Stenge- tjes of Takjes, zig langs den Grond ver- fpreide, ‚en Gus, ‘zo wel als” door zyne Blom- metjes veel naar eenige Soorten van kleine Klokjes of Winde gelykt. Uit de Leedjes ko- men Eyronde Blaadjes, twee by elkander, aan . de zelfde ‘zyde, voort, die aan de Steeltjes , daar zy uittoopen , gehaatkd zyn. De Bloe- Pionogye men , van eene Hemelfchblaauwe Kleur, met _ eenen donkeren als geborduurden purperen bo- dem , verfieren dit Gewas grootelyks , zegt Enrer, die aanmerkp, dat de vyf Zaaden ‚zodanig in de Kelk geplaatst zyn, dat men in de eerfte opflag het Kruidje tor de Kransbla- digen (Werticillate) betrekken zou; maar, by nader onderzoek , bleck het, dat ieder, van die oogfchynlyke Zaaden, een Zaadhuisje was, bevattende drie Zaaden. Anderen zeggen, dat zy twee of vierhokkig zyn. Waarfchynlyk is dit-een {peeling der Natuur „zo wel als de Kleur der Bloemen „ die: fomtyds int bleek blaauwe , fomtyds in 'e paarfche of Violette valt, G8 3 ns II. DEEL. VIL, STUEe 419 VYFMANNIGE KRUIDEN. DIAPENSI A Boere Van dit Geflagt zyn de byzondere. Kenmete srur. ken, een Trompecächtige Bloem; een vyfbladige Eenoy- Kelk , met drie Blaadjes Schubswyze bekleed; de nt ‘Meeldraad; jes op het Bloempypje-en -het Zaad. huisje drichokkig. Diepe Maar ééne Soort 5) komt ’er thans in Lapporiea. VOOr, Welke Diapenfia- genoemd wordt met ges er {teelde Bloemen , en den bynaam van Lapland fche voert , dla: in. de hooge Gebergtgn-der Noordelyke deelen van Sweeden voorkomende. Het is ’er overal zeer gemeen , een klein Mos- achtig Krvidje , met Stengerjes niet meer dan een angereet hoog » overal bekleed met byaa va Vlies Baadies. ERR dgk dan men het voor een ‚zou aan Het end der Stengetjes geeft Bloemfteeltjes van een Duimbreed uit, met één wit Bloempje ; dat van gezegde Geftalte is. Cruszus vondt dit Plantje op den Schneeberg by Weenen, Het gtocit oek in Denemarken. C‚BAUHINUS hadt het onder den naam van Alpifche- Donders baard, met Grasachtige Bladen en eerie Melke witte Bloem „ voorgefteld : ToURNEFORT tot de Androface Ee gengs doch door den Rid- (1) Diapenfia, Sy/, Nat. XII. Gen. 194. p. 15e. Pez, XIII. p-161. Floribus pedunculasis. Or, Dar. 47, Diapenfia. Fl. Zapp. 83. T. 1. Fig. 1. Pl Syze, 172, Sedum Alpinum Grüt- mineo folio, fore Laêteo, C. B. Pin. 284. Androface Alpina perennis &c. ToURNF. Jn/?. 129. Sedum minimum Alpinum „Muscoides, PAR, Tbeasr, 736, P- EN T-A ND R-T Ae ZL Ridder is het onder de Laplandfche Planten , als „ÍV- cen byzonder Geflagt, by den naam van Dio - EEE. penfia befchreeven en afgebeeld, Hoorne [ we STUK, ARETIA Zlonogye niâe Een Trompetswyze Bloem, die in vyven gedeeld is, met cen Eyrond Pypje, hebbende een platachtig geknopten Stempel : het Zaad- huisje eenhokkig, Klootrond , meest vyfzaadig. Dit maakt “de byzondere Kenmerken uit van het tegenwoordige Geflagt ‚waar in drie Soor- ten voorkomen, allen Europeaanfche, (1) Aretia met gefchubde Bladen en byna ot. v, gefteelde Bloemen. red De beroemde Heer HaureEr heeft deezentna Geflagtnaam aan eenige Soorten van Mosachti- ge Plantjes , der hooge Gebergten van Euro- pa, gegeven : welken zyn Ed. tot vereering deedt ftrekken van een voornaam Switzerfch Kruidkenner, Are TIius, die-vecl Planten op de Alpen verzameld en aan GESNERUS toe- gezonden hadt. Het tegenwoordige „ dat nog onlangs Diapenfia Helvetica heette , is 'er één van, door hem afgebeeld, ’t welk volgens den Heer JacQurn ook in de Pyreneen groeit. Het __{1) Areria Fol, imbricatis , Flor, fubfesfilibus. Syff, Nat. XII. Gen. 195. prr$o. Weg, XiLT. pe £63. Diapenfia Helveri- ca. Sp, Plant, 203. Aretia Caulibus teretibus Foliis imbuicte tis &c. Häir. Melv. 486, T, 3 fe de G NH. Dern, VIE. STUKe ié 472 Ver MANNIGE KRUIDEN. gelykt naar een allerkleinfte Donderbaard, heb. “ bende de Stengetjes geheel bekleed met ruige achtige Blaadjes „en geeft aan ’t end derzel- ven eenzaame witte Bloempigs. Het Zaadhuis- “je is vyfkleppig en bevat vyf of dee Wigvor. kri « Klootrende Zaadjes, _(@) Aretia met Liniaale uitgebreide Blaadjes en gefteelde Blommetjes. ; Tot deeze is de Alpifche oninsaord met ruige Blaadjes en Melkwitte Btoempjes; van C., BAUHINUS , door den Heer HALEER t'buis gebragt. De Kelk is Rolrond, ruig en ten halve in- vyven gedeeld, _ De ‘Bloemen. = zyn fomtyds sd of blauw’ en het ie Tealifche. nn is vyfklepplk. El. cen singer (3) Arctia met Linie? HE Pil “Blaadjes en byna ongefteelde Blommerjes. Peeze, voorheentot de Primula betrokken , is enen en eg met me rr (2) „Aretia Fol, Lt ngaribus, patentibus &c. Aant 335. HALL» At, Helv. VI. p. 16. N. 58. Ar. Villofa fcapis unifloris, HALLe Helv. as TD, be À Andeaes canlenteng Un Am. Acads Te — „pets (3) hen ol. nett recurvatis , Floribus Gubfestilibuss Primula Vitaliana. Sp. Plante 206. ALLION Peder, 24, Vitte — liäna. SesL. Epift, ad Calc, Mar. Adr, Donar: fi XI. Auricala Urfi Alpina. TOURNF. Jrff. 122. Sanicula Alpina anguftisfimo folio &c. PLUK. Alm. 332 T. 108, f. 6. Sedum Alpinum exiguís foliis, C‚ Be Pin. Sed, Alp, F, Greg. Cola Ecpbr. Ray Hij, zoa K. PNF ANDRE 43 en Bloemen als vân getle Jasinym, door Tour. IV NEFORT genoemd geweest, Anderen haddenze * v‚ tt het Donderbaard thuis, gebragt. Een Vene- Hoorn, tiaanfch Doktor, SEsLERUS genaamd, tene: beeldde. zich „ nu ruim. vyfentwintig da Bernie EE Jeeden, dat hy. dit Plantje eerst-ontdekt, hadt, en doopte. het ‚ter eere van den beroemden Heer Do NATI, met den naam van Zitaliana, thans tot -éen byhaam gebruikt … Het is agter de Nacuurlyke Hiftorie der Adriatifche Zee af gebeeld en befchreeven. , Het groeit zo wel in de Pyrencen als op de Alpen van Tealie, al. waar gezegde Heer SESLER hetzelve op cen Punt van bet Gebergte St. Pellegrino » En Der- gens anders, groeïjende vondt. Het komt ook voor in Piemont met geele Bloemen en Har LER zegt, dat het vyf Zaadjes heeft , doch waar van ’er dikwils maar,twee tot rypheid komen , voegende zig fämen » . fchynende alsdan maar een enkel Zaadje ui tte maaken , zo Sesr ER aanmerkt, _ De Heer Harrer flelt nog cenige Soor “ten van Aretiâ voor „ die door den Ridder aan- gehaald zyn in % volgende Geflagt. De dorre Bergtoppen moeten ongemeen verfierd wor den „ door een groen Sprey van zodanige Plantjes en derzelver. fierlyke Blommetjes, niet minder dan zulks in de Hoven, op Ferrasfen en elders, met Kamille of fyn Gras gefchiedt. … tis Ame U. Dezts VIL STUK: 474 VSPMANNIGE KRUIDEN, IV. ANDROSA CE ane Hoo ei De Bloemen groeijen hier in een Kroontje 5 STUK, _ dat een Om windzel heeft : haar Pypje ís Ey- Eenwy- rond, aan den Mond geklierd: het Zaadhuisje vigte …— Klootrond en heeft maar ééne Holligheid. * Geflagt bevat zes Soorten , altemaal bee hoorende tot de oude Wereld, als volgt, 1 (1) Androface met de Vrugtkelken zeer groot, Andreface ca Syriiche. In de Ooftenrykfe Koornlanden is deeze waargenomen door Crusrus, die zig vere wondert , waarom MATTHIOLUS haar ge- häald hebbe van de Zeekust van Syrie, By Weenen, zegt KRAMER» is zy overal in de Velden , en aan de Wegen, gemeen. Toukr- Nerom T hadt haar Breedbladige Jaarlykfe ge- meene Androface geheten. Zy groeie ook by Aix en elders in Provence , niet alleen , maat komt overvloedig voort aan de Zeeiust van Languedok, alwaar de Heer GOUAN haar dus befchreef. ‚, De hoogte van een Handpalm bereiktze 5) niet „ hebbende ovaale of Lancetvormige > Blaadjes , die getand zyn en glad. Het Ome », windzel der Bloemen beftaat uit vyf of zes al cftenrandige Bladen. De Bloemen zyn zeer x », klein, (1) Androfaze Perianthiis Fruduum maximis. Sy, Nate Kil. Gen. 196, p. Iso, Vig. XIIl. p.,162. H‚, Ups. Cie Re Zugdb. 414. CLUS. Parn, 474. GOUAN. Mansp. 37, GERS Prov. 304 GARe dix, 53. Androface altera. CA. Epit, 6395 P EN T AND RIA 475 z klein , vervat in een zeer groote Kelk, 7 „„Steeltjes byna van langte als het Omwind- Iv, Aroma s> zel, De Kelk heeft zyne Slippen dikwils Hoorne s» gekarteld.” Een zeer fraaije Afbeelding geeft CAME-„;, RAR IUS van deeze Soort, welke Crusius een Span hoog gevonden hadt, zo dat zy nog, in vergelyking met anderen , Groote genoemd mag worden, (2) Androfice met eenigszins getande Bla- wig: den, zeer lange Bloemfteelen „de Bloemen en SE korter dan de Kelken. Onder de Plantén van Siberie ie den ds de Heer G MELIN afgebeeld en befchree. ven. C 3) -Aundroface met Lancetvormige. getande ladde Bladen, en hoekige Kelken , die korter dan de Bloem zjn > __Op hooge Zandige Gebergten , die orbetom- merd zyn „ in de Noordelyke deelen van Eu- ropa, groeit deeze, welke als een Kleine Soort van Muur door C, BauniNus voor gefteld is: (2) Androface Fol. fubdentatis’ , Pedictllis long sfimis Sec. GMEL, Ln EN (3) Androfdee Fol, ganceolatis dentatis glabris, Fl. Sec, Lapp, Buxn. Af, Il, pe 369. T. 32. fe 2. Alfine verna Androfaces Capitulis, Als. minor, Andros, ai facie. Als af Andros. dta minor. C. B, Pin, 25ste tc. Prodr, 118. N. 5, 6, GOVAN Monsp. 87. GER, Prove 304, 1, DEELe Vil, STUMe mI. tentrign ed Noordf:hee 476 „VyYrMANNIGE KRUIDEN, IV. is: ten minftedie, welke BURSERUSin Frans nt kenland ‚ vier Mylen van. Wurtzburg , verza- noor: meld hadt, _ De Stengetjes zyn weinig meer dan STUK. een Handbreed hoog. Onder drie benaamingen re is-dit Plantje in de Pinax voorgetteld, zegt de Ridder , die het, zeer zeldzaam „in Lapland vondt. Het groeit overvloedig in de Zuidelyk: fte deelen van Europa : des. 46 bynaam weinig {trookt, w. (4) Androfäce met gehaairde Bladen en ruige „Androface , E Pillofa. clken. Haairige. Het Ruige Alpifche Donderbaard, met ecne „Melkwitte Bloem „ van C. BaAUHINus, komt -hiert’huis, Het Kruidje grocit op de Ooftenrykfe „ Pyreneefche en _ Karniolifche Bergtoppen. De Heer Harrrmr vond: het ook, “overvloedig , > Op de hoogften der Alpen van Switzerland , en noemt het Aretia , die Haairig is, met Kroontjes- Bloemen, - Zie hier zyne befchryving daar van, „ De Bladen maaken op den Grond cen ss fraay Roosje ; waar uic een Bloemtteeltje s, voortkomt van een Duim hoog , met een ss dige plat Kroontje, De Blaadjes zyn ovaal » of zeer langwerpig, volkomen ongekarteld , in de pen zeer Wollig en wit. Die s> On- (4) hee” Fol. Pilofis, Periant his hirfutis, Seduar Alp, hiess Laîteo fore, C. B. Pin, Et Aretia villofa, EL, Umb, HALL. Hel, 486, Guus. Pans, PEN taNrD RIA 497 » Onder ’t Kroontje zyn als eën Sterrêtje uits IV, _ s gefpreids en taamelyk groot. De Kelk is ArDEgLe » Klokvormig, ten halve in vyven gefheeden ; Hoorpe — s de Bloem wit, metden Navel fomtyds rood „STUES s fomtyds geel, en uitgerande Bloemblaadjes. » Mage | Zeer fraay is diet Kruidje door Crusius, in zyne befchryving der Planten van Opper- Ooftenryk , afgebeeld , die aanmerkt, dat de Blaadjes in ’t eerst zuurachtig en Vervolgens eenigszins bicter en heet of fcherp van Smaak zyn: als ook dat een Kroontje zes Bloemftcels tjes bevat. Hy vondt het bloeijende op de Ruggen van den Schneeberg en de nabuutigen by Weenen, in ’t midden van den Zomer. (5) Androface met Lancetvormige gladde Bla- v. den en de de ln veel langer dan de ke Omwindzels. aelkeet nn Deeze groeit niet alleen „ gelyk Linneùs zegt, op de Alpen van Ooftenryk , maar ook in Switzerland, Languedok en Pfovendë:® Cru: sus merkt het aan, als zyne elfde. kleine Donderbaard. BAuHiNus hadt het Alpifche, met Grasachtige Bladen en Melkwitte Bloe- men, geheten. Maar deeze Witheid is aan meer. 5) udraface Fol. Lanceolatis glabris &c, Sedum Alpi num folio Laco Flore, C. B. Pin. 284. RAje Hift, ro42. Sedum minus Xi, Crus. Hijl, IL. p. 61. Sedum Fol, Linearibus &c, Hair, Helw, En GOUAN: Monsp, 87. GER, Prov. 304. Aretia glabra&c. ALL, Peder, p‚ 22. T, eet, Ze “IL, Deer, VLL StUZ, 418 …_ VLrMANNIGE KRUIDEN IW. meer Soorten. van dit Geflagt gemeen, Ata ArDEEL „yon noemt het , in zyne befchryving def Hooro- Piene Planten ‚ Gladde Stompbladige » STUK. oondraagende Aretia: HALLER Aretia met __Eenwy- Ene gladde Blaadjes 5 de Steng ‘weinig mn Bloempfes hebbende, Uit een Roosje der Bladen komen verfcheide Stengetjes, fomtyds wel vier Duimen hoog, zegt zyn Kd, voorts ‚De Heer A ur 1ON heeft het keurig afgebeeld, Govan geeft ‘er maar anderhalf Duim hoog» te aan, wt. (6) Androface mêt Elsvormige gladde Bladen, Cara het Kroontje zo groot als 't Omswindfel, hin. Zeer finalbladig is deeze, die tevens op de | Pyreneen en. Switzerfche Alpén, zo wel als in Langtiedok en Provence groeits wordende daar toe, als eene Verfcheidenheid » betrokken, de Aretia van HarLrrr, met op de kant gehaáit- de zeer fmalle Grasachtige Bladen, die daar een fraaije Afbeelding van. geeft: zynde het Gewas in Geftalte weinig verfchillende. van de voorgaande Soort, Meest alle die van dit Geflagt , zig in de Tuinen niet voortteelen laatende, ftrekken al- Jeen (5) Androface Fol, fabulatis giahtis &c. Sedum Alp. angus- tismo felio,”Fl. carneo. C. B. Pin, 284. Sedum Alpinum. Cou, Echpr. IE. p. 64. T. 65. f. 2. Sanicula Alpina anguse tisimo folio. PLUR Afm. 332 Te. 108. F, 5. B, Arcria Hale Jeri Fols ciliatis. So. Plant, 1; p. 142, Aret, Fol, ciliatis Île uearibus, HALL. Helv. 486. T, 7. P ecNoriAc Heike a 498 leen tot verluftiging dier onvermoede Geeften, iv. welken ter Kruidleezinge de hooge Bergtops N pen beklaureren , om eene fchoonheid te be- aon fchouwen , die de Natuur hier , zekerlyk nietéruxe zonder cen gewigtig Oogmerk, over den kaalen Bama Grond heeft uitgefpreid , maakende voor het” overige Menfchdom als een verholen Beemd : waar’ uit het Bergvolk der Alpen zeer wel zvn voordeel weet te trekken , door middel van het Vee, dat hun lekkere Melk, Kaas cn Bo- ter, uit deeze Weiden voortbrengt. PRIMULA, De Bloemen in Kroontjes met een Omwinde zeltje , hebben een Rolrond Pypje in dit Ge» flagt „ met een gaapende Mond, Het bevat ges Soorten, tot welken ook de Auriculaas behooren. (1) Primula met getande rimpelige Bladen, Ee Te bekender is dit Plantje in alle Tuinen en ira. Bloemhoven , wordende zelfs by den Latyn-bioem. fchen naam van alleman begroet, In ’t Franfch noemt (1) Primula Faliis dentatis rugofis. Sy/?. Nat. XII, Gen, 197, pe 150. Weg. XIII. pe 162. R, Lugdb. 415. Prim. Veris . odorata Fl. latco implici, J. B. Hij. Il, p. 49s. Verbascu= lum pratenfë odoratum. C, B. Pin, 241, , Primula Limbo Florum plano, Verbasculum pratenfe vel fylvaticum inodo- rum. C‚ B. Pin. z4t. gp, Primula, acaulis , Scapo nullos Verbasculum fylveftre majus fingulari Flote, C‚ B. Pin, 2e TOURNE, In/?. 124. HALL, Holy, 482, 1. DEEL, Vil, STUK 480 VYrFMANNIGE KRUIDEN, IV, nóemt men het Primeveré, in ’t Engelfch Prinse wat on rofe, en by de Duicfchers Schlusfelblume , dat “ ‘feorp- is Sleutelbloem. Het groeit in de Velden van ‘STUK, _ Europa , zegt de Ridder; inzonderheid in de vin Zuidelyke deelen 3 doch éen aanmerkelyk ver= __fenil heeft hier ten opzigt van de Verfcheiden- heden plaats, die menigvuldig-zyn. De Primula Veris met enkelde „geele Bloc: fen ; welker Rand een weinig fcheppende ftaât ; is in Engeland gémeen in de Weiden bloeijende in de Maand April, Deeze is wes gens haare welriekendheid vermaard, en wordt in de Apotheeken gevordefd , om Water van te ftooken ‚dat tot bymenging van Hartfterkende middelen dient. Men heeft. die Kruid tegen _ Hoofd- en Zenuwkwaalen „aangeprcezen, noe= — mende het-deswegen Paralyfis Herba ; E fchoon het een aangenaamen Reuk heeft, het, zonder fterker Middelen, van weinig je werking. Cromer verzekert, dat het’ Afe trekzel dienftig zy tegen „Draaijingen in ’t Hoofd —en zagtelyk Pynftillende, Wart de overige Verfcheidenheden aangaat : die beftaan wel allermeest daar in , dat men ook Primula Veris heeft, die geen Kroontje maaken ‚ en wier Bloemen weinig langer dan de Bladen zyn, en deeze wôrden ongeftengde genoend ()s in vergelyking met de anderen, wier (*) w Primula acauli Scapus brevisfimas fub terra later A Fedes êlargatis. S . Vez, KLIL, Een kort Stengetje „one der Pe NTANDRIA 48î wiet Bladen zig als een_ Roos bn IVE Stengen wiegeeven met zeer fierlyke Kroontjes, ADEL) De Bloemen zyn in fommigen dubbeld , of goorper Itecken als Pepethuisjcs in rilkander. Voor sTuKe. *t overige is ‘er byna geen Kleur te bedenken, Hay: wdar mede zy nict praalen, hebbende de Tui- . pierkonst di je Kleuren zeer vermeni igvuldigd, Mon TING verhaalt , dat hem meer dan zese tigderley bekend waren „ ‘allen verfchillende. Een aanzien!yk getal daar van wordt by, WEIN- MÄNN vertoond. Io * Loof der Pri laas Ì Js ook eenig En, fchil, Sommigen hebben de Bladen la mget en fimâller;_ anderen kortêr en breeder: in eénigen zyh zy Meer, in anderen ‘minder gerigpeld 4 doch in ‘t algemcen zodanig, dat fommigen den ráam van Wollekruidje cr aan gegeven hebben. Voorts is de Geftalte iedereen bekende Om wat reden de aam van tels St. Pieters Kruid hier voegen zoù , E maar Primula heeft Van het vroe blocijen zj- ne ‘afleiding. Verfchtidene hebben , mooglyk wegens de afkomst , den bynaam van Conftan- tinopolitana, wórdende by de Turken zeer be- Mind en Carchicheo geheten. de nier it @) Primula met gekartelde gladde Bladen,den pi Rand der Bloemen plat. Farinofa. sie Dus Meelige, “derden Grond „ zon de Bloemfteeltjes in deze uitgeeven. „àk heb ze wel dige aan , doch niet onder den Grond gevonden. (2) Primula Foliis crenats glabris , Florum limbo piano. Hh Hort, IL, DEEL, VIL, STUK. 493 VYrFMANNiGE KRUIDEN, IV: _ Dus wordt de Primula Veris met roode ArDEEL. proemen , welke Crusrus in het Land om- Hoorp- ftreeks Weenen waarnam, en wegens de fraai- STUK. heid in ’t byzonder afbeeldde, van. de anderen ne afgezonderd. Zy heeft. cen Stengetje van wel Een Span hoog , beladen miet een fierlyk Bloem- “kroontje , voortkomende uit. „een Roosje van Bladen , die weinig gerimpeld en van onderen als met Meel beftrooid zyn, Uit de genen , welken hy in den Tuin overgebragt hadt, kreeg Crusrus een Plant, welke uit het midden van het Kroontje een ander Kroontje voort- Be : Te Londen keld ‚ nú omtrent twee ‘de van an Byrdeys, dat is Vogels Oogen , genoemd, Srmrerus heeftze het Keizertje of Koningje der Kruiden getyteld. In de Velden van Sweeden is zy gemeen „en komt ook vöor in Switzerland „ Duitfchland en in de Zuidelyke deelen van Europa, Hier houdt met ze als iets raars in de Tuinen. Deeze Soort kan, als een middelflag en over” gang van de Primulaas tot de Auriculaas aange merkt worden , die niet toelaat dezelven vân cl- kan- 1. Ch. Fl, Swee. &c. &c. Prim. Flor. ereftis faftigistis. Ne Fi. Lapp. 79. Primula Veris rubro fore, Crus. Pans. P: 340. Verbasculum u , Alp, minus. C, B, Piso 242, GOUSNe Hone 83. PE NEANDERI A 493 kander af te zonderen; zo de Heer HAELER — TV. _ oordeelt, HevysteR {hade het tegendeel RE weerd, Hos. STUK. (3) Primula met en getande glaäde Hr. Bladen, dareda By den Latynfchen naam is ook deeze, be- oo ee ter dan by den Nederduitfchen , in onze Bloem- hoven bekend. TourNerorT maakte ’èr een Geflagt van , Onder den naam van Auriculg Urfi, dat ís Beeief: Oor of Oorlap , welken het ook in andere Taalen van Europa voert, de Engelfchen Bears - Ear. BAuHINus heeft het voorgefteld onder den naam van Sanicula „ met den bynaam van Alpina, om dat het na- tuurlyk groeit op de Switzerfche Alpen en die van Ooftenryk by Weenen. De Konst der Bloemiften heeft uit Zaad on- eindige Verfcheidenheden van Auriculaas, die tot een byzondere Liefhebbery ftrekken , voort- geteeld. Münrine hadt daar van, in de tyd_ van agt Jaaren „gewonnen meer dan driehonderd en dertig genoegzaam kenbaare verfchillendhe- den van uitneëmende Kleuren, waar onder niet al. (3) Primnla Fol. ferratis glabris. Vir. re H. Ups. Re Lugdb, &c. Auricula Urfi lutea. LoB. Jeon. HALL. Heiv. 484, GOUAN. Monsp. 83. hija Url. Eken Inft, 1204 Sanicula Alpina lutea „ purpurea, Foliis rotundis , Flore va- ziegato, anguttifolia, Fol, quai Farinâ asperfis, C. B. Pin, 242, 243. Hha IT, DRäLe Vil. STUK» 484 VYEMANNIGE KRUIDEN, IV. -alleen die-bont „gematmerd, donker, met cen ArDEEL, dlanzig -paarfchen weerfchyn „eneen Snceuw- Hens: witten Ring om de Navel , maar ook die geheel UE zwart waren met ecn geelen Ring „ en ontel à Er Diare anderen. Meer dan zestig vindt men ’er Gek by WEINMANN, in hunne Nafuurlyke Kleu- ren, voorgefteld; zynde daar by tevens de ver- malin: der Bladen. aangetoond. De licfiyke „Geur maakt inzonderheid dit Bloemgewas be- minnelyk. De Geelc Auricula, die de Bloemen Trechterachtig heeft , is in ’t wilde, op de Al pifche, Bergvelden,,. gemeenst ‚ en „wil ge makkelykst in onze Tuinen-voorts alwaar die met zwaare paarfche ,. roode ; blaauwe gemat- merde Bloemen, „als ook die dubbelde Bloe- _men hebben en en _dergelyken „ een byzondere zorg vercifchen , willende idfsc ie in Potten ge- plant zyn en gekoefterd worden of hesta voor Koude en. Vorst, (4) Primula mer Wigvormize tzerkar glan- Iv. Primala zige ruige Bladen, de Stengen meest een minima, . pe Zeer bloemig hebbende, 7 kleine, Op de hoogfte toppen van. „den. Schneeberg by Weenen komt-zeer menigvuldig.deeze zeef kleine Soort van Primula Veris voor, grocijende 5 (4) Primula Fol. Cunctformibus gc. Sanicula Alpina mi- “nima Bra C. B. Pin, 243. Auricuta Ur: o8ava minut. Crys Hf. Lp. zos. Jacq. Find. p. zo8. ee m petiolatis hirfutis éc. HALE, Emend, 40, PE NORZAN DRT 495 als in Plaggen, gelyk de Hey. In Switzerland IV, is zy ook door den Heer HA Lr er waargeno-' En men „ hébbende een tweebladig Omwindzel ; Heorss den Kelk korter dan het Pypje , enkeld , onge. STUKe fteeld; de Bloem geel ca van binnen min (5) Primula met gefteelde Hartvormige, eeni- germaate gekwabde , gekartelde Bladen. geren In deeze, welke de Heer GMmerELIN in Si- de: berie heeft gevonden , zyn de Bladen als die van de Cortufä, doch de Bloemen komen met de voorgaande overeen, (6), Primula “met efenrandige gladde lang- werpige Bladen en Pypahtige flompe sa Kelken. 1 rame „Een weinig verfchil in de Bloem onderfcheidt deeze, die ook opden Schneeberg by Weenen: groeit, van de gewoone Auriculaas. Het Kroon- tie beftaat maar uit twec of drie Bloemen, die paarfchachtig zyn ‚ met de Slippen ten halve in tweeën gedeeld. ‘Har LER hadtze Primula, met -Vleezige geheel effenrandige gladde Blá- den , geheten. De Stengetjes zyn naauwlyks: een Duim lang, me komt ook’ op de Switzer- } fche Tueekrifen ké DI ee a periolatis cordis Cublobatis crenatis. Spe Plant. HM. Pp. (6) Primula ps iepen inde ee aai Helen 485 Sanie cula Alpina rubescens Falio non ferrato. C. B, Pin, 243 Aue rieula Urfi Quarta. CLUS Hi. Le_Pe 303e PANN, Jo, Pa 349% Jacq. Wind, p. zoo. OED. Dan. 188, UE Hh 3 IL DEEL, VII, STUKo 436 VYrFMANNIGE KRUIDEN: „IV. fche Alpen voor. Men vindtze insgelyks im AR Vv, er Languedok en Provence, Hoorn: STUK CoRrtTusa. En Een Raderachtige Bloem, die den Keel met een verheven Ring heeft, en het Zaadhuisje eenbokkig , ovaal, aan de Punt vyfkleppig. Twee Soorten komen in dit Geflagt, naa= mely (1) Cortufa mes de Kelken korter dan de Maubioit. Bloem. che. Deeze , die in Italie groeit, maakt een klein rond Plantje, dat uit Vezelachtige Wor« teltjes lang gefteelde Bladen uitgeeft , welke _rondachtig, doch zeer hoekig en met Tanden uitgefneeden zyn; geheel groen, heet van Smaak en fterk ruikende, In ’t midden komt-een Bloemfteng , die, volgens den Heer Ar LION» door wien dit Kruid in ’t byzonder is befchtee- _ vens zig fomtyds wel een Elle hoog verheft» met een fraay welriekend Bloemkroontje. De Kleur der Bloemen is uit dok pest Vio- let, Deeze Plant was door MAT ru1orus Cor tufa genoemd , om den naam te vereeren van eenen ” Dé 1) ergs Calycibus Corollâ brevioribus. Cort. Fol. petiolatis, H‚ Clif. so. R. Lagdb, 414. Cortn(a Mattioli. Crus. Hi, 1. p. 307. vien Epit. 728. Sanict” la montana latifolia odorata. C. B, Pin, 243. ALL: 4À Heiv. IV. pe 271e EE ie Ë PENRAND RIA 487 eenen Hoogleeraar te Padua, die hem ’er eerft kennis van gegeven hadt, Hy oordeelde, dat Arnen. dezelve-van de Ooftenrykfe Berg-Sanikel van Hoorp= Cuusius verfchillende was, „Sommigen heb-STUEe benze evenwel voor een zelfde Plant gehouden „55 piettegenftaande Crusrus naderhand van bei- den byzondere- Afbeeldingen heeft. gegeven. TourNerFoRT hade dezelve in *t Geflagt der Auriculaas geplaatst ‚doch de beroemde BorernHaAAveE herftelde haar te regt op haar eigen naam.” De Heer ArrioN verbeelde zig, dat zy de zelfde zy met de Berg- Sarikel voorgemeld „ en dus zou;zy ook voorkomen op. Ooftenrykfen Grond. (2) Cortufa met de Kelken langer dan de It B Cortufa Oem. Graelini, Siberi- Sche. Deeze, door den onvermoeiden GMELIN in Siberie waargenomen , komt. in gedaan te ma- genoeg met de voorgaande overeen , maar de Bladen zyn Nierachtig Hartvormig ‚ met rond- achtige Kwabben , Haairig en langer gefteeld, Het Kroontje is meest. driebloemig „ en heeft: de Blaadjes van ’% Omwindzel Eyrond : de Bloemen wit. en S-0t- (2) Coreufa Calycibus Corollam excedentibús. GMEL, Sib, IV. Pp. 79e Ts 43e fe To Am. Acad, jh en pe 340. Hh 4 IL, DEEL: VIL, STUK, IVass ÁrperL, LL Alpins. Alpiíche, 433 VYrFMANNIGE KRUIDEN. SOLDANEL ke v. _ Soutenelle, De byzondere Kihimêites zyn, een Kloks« wyze Bloem , die als in veele Slippen. is ge- fcheurd : het Zaadhuisje eenhokkig ‚ aan de Punt veeltandig. Maar ééne Soort (1) komt in dit Geflagt voor, zynde geenszins de Soutenelle, in ons Land bekend, (die tot de Winde behoort, en - wel haast ftaat te volgen ,) maar een Bergpladt ; groeijende op de Ooftentykfe en Switzerfche Alpen , en op de Pyreneen. Zy komt, even= wel, in Smaak en kragten, zo men wil; eeùi= germaate met onze Soutenelle overeen: des de naemkeeriek piet oveigen kan aangemerkt wote „den. Zy is ook by dien naam onder de Au- “theuren bekend. CAMERARIUS noemuze Soldanella. Alpina en zegt dat het een fraay Kruidje is, wegens de fierlyk blaauwe Blom- nietjes, die het heeft, Met blaauwe Bloemen Komt het op alle de Alpen , by het finelten. van de Sneeuw , voor, zegt de Heer Har- LER, maar met witte en roode Bloemen. is. het zeldzaam. Het heeft een Houtigen Wor. tel en Nierachtige Bladen ‚ met fomtyds ééns fomtyds twee- of desen Stengetjes. é Do- 6} Soldanella, Sy. Nar. XII, Gem 199. pa 1514 Pig. XI. Pp. 163. Jacq: Aaflr, T.13. He Clif 49, Re Lugdb, 414. HALEe Helw, 488. Soldan. Alp, rotundifolia. C. B, Pin. 295. MORIS. FIfl, 285.$. 3, Te 15. £. 3, Soldanella Alpina, Cams Epit, 254 PENTANDEIA 485 _DoDECATHEON. Afgodskruid. Iv. AFDEEL. De Kenmerken zyn, een Raderachtige OM-Hoors geboogene Bloem 5 de Meeldraadjes op hetsruze Pypje zittende: het Zaadhuisje eenhokkig lang- werpig. Deecnigfte Soort (1) werdt door Care s- nv Meadia genoemd , ter eere van den Ko- Dede ninglyk Groot Brittannifchen Lyf- Arts R, Abi Merap, die echter in de kennis der Planten ze zig zo zeer piet beroemd gemaakt heeft , dat de Ridder kon” goedvinden deezen Ge- pe te behouden : des heeft zyn Ed, ’er een Bynaam van gemaakt , febftikesae lien ver de zonderlinge benaaming , Dodecatheon ; van Prrnrus ontleend , volgens wien dat Kruid voor alle Ziekten dienftig en dus als van. eene Godlyke wir zou. Zyn. ven Bladen „ naar die van Slaa gelykende, gaf het uit een geelen Wortel ed Het groeit in Virginie „en is door den beroemden EureEr zeer fraay_ in Afbeelding gebragt, zynde, in % En 1744, voor de eerfte maal, in Engeland uit (1) Dodecatheon. sn Nat. XII, Gen, 200, p. Ist. Vig. ad, ‚ 16. Meadia. CATESB. Care ( *) Ab eâ ae fcilieet) maxima autoritas vk eff: quam Dodeeatheon vocant, omnium Deorum majeftatem com- mendantis, In 2quâ potam omnibus morbis mederi ane „Nat. Libr. 25, Cape 4 Hh 5 IL DEEL: VII, STUK. IV. 490 VYFMANNIGE KRUIDEN. uit Virginifch Zaad aangekweekt. Ik hebze ArDEEL. geezen Jaare hier in de Stads „Kruidtuin zien Hoorn: bloeijen. ent De geftalte zweemt doet naar. die van de vise. eni Primula Veris , inzonderheid naar de tweede Soort ‚ maar de Bloemen hebben de Slippen agterom geflagen, als dic van ’t Varkens-Brood , piet alleen , maar zelfs Schuitswyze omgekeerd, Het Zaadhuisje is langwerpig, bevattende vee- le kleine Zaadjes, De Wirginifche Auricula, welke de Bloemen als die - van de- Bernagie Snuitigen gelyk degemelden omgeboogen heeft ; van PLUKENET ‚ hoort hier thuis ‚doch met eenige Verfcheidenheid, dewyl-de Bloemen aldaar wit en de Bladen ongekarteld afgebeeld worden, „ De eerften. zyn bleekroodachtig en de Bladen juist zeven in getal, by Frews even als Pr 1Nrus van het Dodecatheon zegte Twyfelachtig fchynt het , of niet dit Kruidje al eer bekend zy geweest, en zou hetzelve dus ook tot de Europifche Planten behooren. C YcCLA MEN. Varkens- Brood. Dit Geflagt heeft ook een Raderachtige om- gcboogene Bloem , met een-zeer Kort Pypje » doch een enen Keel, en de Vrugt is ecn _ Befie, met een Huisje gedekt. Behalve de Europifche is daar van een Oostindifche Soort bekend , als volgt. (x) Var | P EN EEA N D R I/A 491 (1) Varkens-Brood met de Bloemflippen ome IVa geboogen. Arras Dit grocit in. Ooftenryk , “Tartarie „ in dermee Zuidelyke deelen van Europa, ja zelfs in Swit-__t zerland , natuurlyk op belommerde drooge plaat- ne fen. Van den Griekfchen naam Kyklaminos Europifch. heeft men den Latynfchen Cyclamen gemaakt, Gemeenlyk noemt men het Panis porcinus , in ’t Franfch Pain de Pourgeau , in ’t Engelfch Sowbread „ by de Duiefchers Schreinbrodt of Erdapffel , dat is Aardappel. _ Hierom vinde men ’er , die *t zelve met onze Aardappelen verward hebben : dat zeer onkundig en be- lachelyk is. _ Onte lbaare Verfcheidenheden. komen van dit Gewas , niet alleen by de Tuiniers , gelyk HarrERr zegt , maar oûk in ’t wilde voor. » Daar zyn, in deeze Geweften, (Ooftenryk » naamelyk, zegt Crusius,) geen Bofchach- » tige Gebergten , geen Heuvels , of fomtyds > ook vagtige vette Weiden in de fchuinte » der Bergen, die ’er geen overvloed van heb- „ben. Daar worden Wortels uitgegraven , ‚s fomtyds zo groot , dat zy de Hand kunnen ss vullen, en deeze hebben doorgaans den Bast s TUU- (1) Cyclamen Corollâ retro@exa. Syf?. Nat. Xil. Gen. zor. Piste Voeg. XII. p. 163. H. Ups. Mat. Med, Cyclamen. H. Clif. R. Lugdb, 414. Cyclamina omnia. C‚ B. Pin. 307, Cyclaminus. CAM, Epit, 357. HALL. Flelv. 499. GOUAN, Monspe 89. Lon, deon, Gog, 1605, TOURNFe Jrf?, 1540 _H, DEEL, VII, STUe 492 VSFMANNIGE KRUIDEN, » ruuwer, dan de jongen of die van middel- », maatige grootte zyn. Zy hebben fomtyds „als verfcheide Steeltjes „ waar uit Jaarlyks „ Bladen en Bloemen voortkomen , die ook , “ „ afgebroken zynde en in de Aarde geftoken, » een rondachtigen Wortel krygen, brengen= „de insgelyks Jaarlyks Bladen en Bloemen » voort. Op Steenachtige Bergen af Rotfens 9» daar Pynboom-Bosfchen groeijen , heugt het »> My „ dat ik ’er., niet zonder moeite, heb », uitgehaald , die nict dikker dan een Vinger ‚ waren „ maar fomtyds ter langte van een Elle », Zouden uitgegroeid zyn; hier en’daar , op s> plaatfen daar de Spleeten der Rotfen wat ruis mer waren, met Knobbels uicpui! lende. Van zy te Weenen op bee gij 2 de „> de Markt te koop gebragt onder den naam » van Varkens- Brood, In de voorgaande „, Herfst werden aan de Vrouwe van Hevféne- » ftein, van Konftantinopolen , onder verfche'- « » derley Bollen , ook eenige ronde Wortels „> van dit Gewas gezonden’, die piet grooter „ dan Karftengen waren, zeer ‘glad van Bast» „> En deeze bragten, voor den Winter reeds 3 »‚ Bladen voort, bloeijende in Maart (*).” — De Wortel is ’t aanmerkelykfte in dit Ge- was: die Bladen uitgeeft, welke Hartvormig rondachtig, met Hoeken of Nierachtig van fi- guur, (*) CLUS. Panr, p. 233, 234, Pd Be REEN AN ACN EDR FN A. 495 guur ‚ en fomtyds zeer fraay gevlakt zyn:of Iv; gezoomd; Schildswyze geplaatst op lange krom. ÂFDEELS me Steelen. Het heeft geen Steng, maar uit Hoorpd, dien zelfden Wortel komen de Bloemen voort STUKe 8 : Mon?gye= op regte Steeltjes „ en deeze zyn zeer. aange „sa, naam van Reuk „ byna van allerley Kleuren , doch in ’t wilde meest paarfchachtig.. De ‘voornaamfte onderfcheiding, hangt af van den tyd der bloeijings in ’t Voorjaar, in de Zomer of den Herfst , naat welken men het ook den naam geeft: wordende dit Gewas,om de fraais heid ‚in de middelfte en Noordelyke deelen van Europa inet vermaak aangekweekt. … Het is een overblyvende Wortel, die zig gemakkelyk Taat voórtteelen in de open Grond, brengende op een warme plaats de’ Bloemen. woort , die een zonderlinge figuur hebben, en, als zy af- gevallen zyn , windt- zig de Steel aartig: in malkander, leggende zig met het Koopje, daar het Zaad in groeït, op den Grond neder. Dit Knopje gaat in Auguftus- van ’t volgende Jaar eerst open, bevattende dan ryp Zaad, uit het welke men veele Verfcheidenheden teelen kan ; doch die niet bloeijen voor het zesde Jaar. Dat dit Plantje Parkens-Brood genoemd wordt , komt zekerlyk daar van daan, dat de Wortels tot. Voedzel van de Zwynen ftrekken, Het blykt in meer gevallen, dat deeze Dieren din- gen nuttigen , welke fchadelyk zyn voor Men. fchen en andere Beeften. De raauwe Wortel, immers, wordt. voor Vergiftig gehouden , maar MH, Desa. Vil, STUE, N 6e 404 VYEMANNIGE KRuiDeEn, IV. ‚ Gebraden kan hy gegeten worden, Men heeft a an EEL ser, in de Geneeskunde , fomtyds als een Pur- pat a geeriniddel: gebruik van gemaakt, doch braave STOK. _ Artfen ontzien dit wegens de fcherpte, Uice vn wendig is het uitgeperfte Sap van aanmerkely- ken dienst, zo tot zuivering van oppervlakkt ge Zweertjes in de Huid, als om Knoeftge: zwellen te doen verflaan , en het maakt een voornaam Ingredient in *t Unguentum Arid. te uit. (2) Varkens - Brood amet -den rand. van de Bloem knikkende, ddeeun-oditche Soort Urulu by de Ceylo- neezen genaamd, alwaar. Uru aken bee tekent, zal misfchien delta ve heregp hebben als de voorgaande, MENYANTHES, in Á In dit Geflagt maakt de ruigte van de Bloem, die als met Haairtjes begroeid is en een twee: deeligen Stempel heeft, miet een eenhokkig Zaadhuisje, de byzondere Kets uit Het bevat drie Soorten, als volgt. A (a) Ruigbloem met Ebtaie Fara k di- (2) Cyelamen Corolle limbo geen Fl, Zeyl. gon. pons FL Ind. p, 42. Burm. Zeyl, 8 (1) Menyanthes Fol, hbe hail as Corellis ciliatis, en PEN TA ND RIA áös dige Bladen ‚de Bloemen aan de kanten, Iv. ruig. : ed Deeze zyn de Kleine Geele Plompen, in brec- En de Graften van Engeland , als- ook in Deene- piompene marken , Pommeren’, ‘Rusländ „ ja op veele tchtie. plaatfen in de- Wateren van Onze Nederlanden groeijende, Lorer geeft ’er: een taamelyke Afbeelding van en zegt, dat de Bladen op dikke Biesachtige Steelen , van drie, vier of zes Ellen-lang „voortkomen, hebbende-aän ’t end een enkel Blad en zydelings een Bloem- kroontje uitgcevende. De Bloemen. zyn Stcr- achtig: en geel van Kleur. (2) Ruigbloem met Hartvormige, eenigs- mn, zins gekartelde Bladen, Bloemdraagende uit Aladin en van binnen Eed Bloe- Che, MEN. " In de Wieren van nn bintietslads, zo aan de Kust van Malabar als op Ceylon , it deeze-, volgens LiNNaus, dië daar toe betrekt de Ceramfthe Plompen van R u'm- PHIUS Syft. Nat, XII, Gen. zoz. p‚ 152. Weg. XIII p‚ 164. H. Cliff. R. Lugdb. 430. DALIB. Par. 62. Nymphea lutea mi- nor, Flore nn C. B. Pin, 194. Nymph. lutea minor Septentri OB. Je. 595, (2) Menzanibts zn Cordarls fuberenatis &c. Fl. Zeyl, 72, Nymphza Ceramica. RuMPH. Amb. VI. pe 173. T. 72. fei3e Nymphoides Indica Flore albo fimbriato, TOURNEe drft. 154. IL Dian. Vil STUKS 5 496 VYrMANNIGE KRUIDEN. IV. PHIus en de Afbeelding ‚ welke echter, vóle - AFDEEL gens dien Aütheur, van cen andere Soort van Hoorn- kleine Geele Men t is, hoewel de Bloem vol- STUK. maakt met deeze ftrookt. t Gewas -gelyke vol Bà ftrekt aar de Plompen; doch de Bloemfteeltjes komen ‘T'roswyze, een weinig onder het-Blad, ‚aan de. Bladfteelen voort „ en. Zy» als gezegd is, van binnen, Wollig ruig. zit, (3). Ruigbloem > met driebladige Stelen ik rij Dit Kruid ís het, dat men. by ons gemeen= “ka DriebladieJyk Water - Drieblad noemt ,-in- ’t-Latyn Irie zen folium _Aquatichm of Fibrinum;’zynde:de laat- fte naam, zo wel als die van. Menyanthes „we- Nn de Vezelige eiste. van de Bloem daar aan gegev: Tí im’ Franfch en En- er - F5 _ wegens “de figuur der Bladen; heetende , EMiehien wee gens bet Zaadhuisje , by anderen ook Bokshoo- nen. Sommigen noemen-het trifolium palu- fire ‚omdat het meest voorkomt op Moeras- — fige plaatfen,,-daar. weinig, :Water {taat „ doch „meest op „Zandige ‘Gronden, De -Groeiplaats is door eel a zo wel in de Zuidelyke als in de Noordelyke deee len. Het heeft een Steng -van omtrent een nnn ene eig „Voet (3) Menyanthes Fol, ternatiee OEn: Dan. 541. Fl, Sette Skepp GOUAN. Morsp. oo, Mart. Med, 66. R. Lugdh 430. ' Har Helv, 457. TOURNF. Inf, 117, Trifolium paluftre. Ce RB. Pit 32i DOD: Pempt, 570. LOB. Jeon, IIe 33. TABERN, agen 8203 S2ie Ne P BNP ACRODER A A 407 Voet hoog.‚die-uitoopt in een dosfe Aair van IV. witte Bloemen, met eenig Roozekleur gemene Arnarts geld, _ Die Steög is van onderen bekleed met Horns” den voet der Bladen, welke lang gefteeld, dricsTUE. by-elkander , ovaal, en faauw gekarteld zyn. „#2 Het Zaadhuisje , langwerpig; tweekleppig, be- vat rondachtige Zaadjes. Dit Kruid komt fomtyds breeder , fomtyds Smaller van Bladen voor. Het i is, in zyn geheel , ten uiterfte bitter , en heeft onder dergelyke Kruiden den roem als een voortreffelyk Maag- middel , niet alleen ‚ mâar wordt ook tot Kwaa- len , die ‘ingeworteld zyn , vooral in Jichtige Ongemakken , met voordeel gebruikt. Het Kruid trekt men ín Water of Wyh , of maakt ecn Konferf daar van. Het lang gebruik van zelve heeft , volgens BOERHAAVE , veele verouderde Kwaalen genezen. Schaapen die bngans zyh, gelyk men * ‚noemt, in Weiden komende „ daar dit Kruid veel in de Slooten. | groeit, worden ’er dikwils gezond door. Die bitterheid heeft niet alleen in het Loof maat ook in de Wortels. plaats, van welken niette» min het arme Volk, aan de Sweedfche Grene zen, in Lap- en Finland , het Poeijer onder Meel mengt ‚en dus daar Brood van bakt, welk zeer leelyk is van Smaak. Ook gebrui. ken de ns sin die Kwartieren ‚de Blader , im Wig Hoppe , in het Bier, dar geen der. graven zy de Wortels, uit, en geevenze sk aan IL Daar, vn, er 4 4938 — VYFMANNIGE KRUIDEN WV. aan de Beeften , die dezelven gretig verli. Anse den Motus H Fie: OTTONIA, wig Een Trompetachtige Bloem , met de Meel- draadjes op het Pypje geplaatst ‚en cen één- hokkig Zaadhuisje, zyn de byzondere Kenmer- ken van dit Geflagt, dat twee Soorten bevat, E (1) Hottonia , welke de Bloemfteng Kranswys Hotzoni ni : alafris. veelbloemig heeft. E sche,” Kee 2 groote BORERHAAVE heeft dit Kruid, % welk door TourNErFoORrT niet fchynt waar- genomen te zyn, naar zynen Voorganger, den Leidfchen rb HoTTox, gedoopt „en Bs befchreeven. Het grocit niet alleen onze Nederlanden , op veele plaacfen, in flil- ende Slooten 3 Br ook in Switzerland, Sweeden en Poritheten daar ’t Moerasfig is » fchynende de nia deelen van Europa te _ beminnen. Het komt evenwel ook voor in Karniolie, Wegens de Bladen , die onder Wa- ter blyven, is het Water - Duizendblad, en wer gens de Bloemen , die zig regtftandig daar bo- ven verheffen , Waer - Violieren genoemd ge- weest. (1) Hettonia Pedunenlo verticillato multifloro; Syst. Nate XII, Gen. zoze ps 15%. Veg. XIIL p. zo8. BOERH. Lugdb. Te Pp. 207, Hors. Cliff. Fl, Succ, R. Lugdb, ar, Hart. Hielv. «87. Millefolium aq {, Viola aquatica. C. B. Pin, z4r. Mil. lef, Ag. Equiferifolium Caule nudo, 15. Viola Aquatilise DOD: Pempr, 484. LOB, Zoon, 790, CAM, Epit, p. 397e * P ENT AND RIA 496 weest. Zie hier hoe de Heer HALLER het- pn zelve befchryft. > De Steng kruipt lang, en geeft, Pypach- wan: » tig, by tusfchenwydten Worteltjes uit, ver- me À ‚ heffende zig vervolgens uit het Water met nia, ar ‚ Bloemen. De Bladen zyn in ’t Water om- » geboogen „ boven ’ Water uitgebreid, by » vyven, gevind , met zeer vlakke lange Vin- » Hen,-die Liniaal , fomtyds enkeld, fomtyds …, gevorkt en Takkig zyn. Kransjes van Bloe- ss men ; by trappen, verkleinende , zitten op » kleine Blaadjes. De Bloemen zyn gefteeld;, s wit of paarfchachtig., met een geclachtigen », Navel.” De befte Afbeelding ‚die dit opheldert, vindt sen by CAMERARIUS, welke Autheur zig vastelyk verbeeldt, dat deeze Plant het Myrio- Phyllon zy van DroskoripeEs, welks Af- beelding, by MATTHIo LUS; echter. aanmer: kelyk verfchilt , en dan moest het ook bekend zyn in de Zuidelyke deelen van Europa. Boer- HAAVE zegt , »» dat de Wortel Vezelachtig is „ en. fterk voortkruipt , en dat de Steng; die s> regtopftaat en naakt is, Takken in ’t.ronde » uitgeeft , zig uitbreidende, welke overhoeks ess bezet zyn met Haairachtige gevederde Bla- ss den, en aan die zelfde Steng groeijen Krans- » Wys* de Bloemfteeltjes , op ’t end een vyf- … bladigen Kelk hebbende, als ecn Sterretje 3 » welke de Vragtmaakende deelen bevat.” Dit lie hoet. “NM, Dek. VI, STOK; Soc -VErFMANNIGE KRUIDEN: IV. moet een Verfcheidenheid of andère Soort zyns ER of ik begryp het niet, moor (2) Hottonia met Oxel - Blobrmifteelijes » dit u. éénbloemig ZIN. Hotronia Irgiea … Dit Kruidje, van Ceylon afkomftig , is door difche. “den Hoogleeraar J. BURMANNUS in Plaat gebragt en tot de Hottonia betrokken, Het heeft Stengetjes van een Vinger lang , zeer ecn- voudig; gekranste Blaadjes, dikwils agt by el- ‘kander , fimal , in drie of vieren gedeeld, "De Bloemfteeltjes zyn langer en komen zydelings, enkeld , eenbloemig „uit de Oz der Bladen voort. HyDROPHYLLUM, rn Bloem» — Van dit Geflagt is dé Bloem Klokvormig ; met vyf Hopigvoerende Geutjes langs derzel- ver Slippen : de Stempel in tweeën “gedeeld: het Zaadhuisje Klootrond, tweekleppig. Twee Soorten, beiden uit en Amerika, bevar hetzelve , naamelyk, En a) ‘Geutjes- Bloem met. Vinswys’ verdeelde phyilam ‚Bladen. ne et a Visgiithe. (2) Heesin Pedunenlis Axillaribas umiforis. 3 Hottonia Flo- re solitario Bec. BuRM. Zeyd. 121. T. 55. Ff. 1, Gratiola Máe sbarica Fol. fellatim dentatis. Per Gaz. T. 54 £; zi. Erica te Equiferi folio. SEB, Kab. U. T. 37.6 s zkr) Pgarapinllan Fol, pinnatifidis. Syf?, Nat. zu Gen. zot Di PoESN T Á°R DR 1 A. sor ‚De Franfche: Heer Morin hadt deeze, IVe Plant , uit Virginie afkomttig, Hydrophyllum, Arde dat is Waterblad , genoemd, terwyl het doch Hoop: zeker is, dat zy Sidalt nietin Se Water groci-STUEs je, hoewel zy een vetten Grond bemict. An-mia eN deren hebbenze aan het Tándkruid naverwant gerekend, Een byzondere Soort van Mon- nikskappen , welke BrsreErus Opgeeft, met Loof van Reinevaren en witachtige Bloemen, uit de hooge Gebergten van Trente, hier toe betrokken zynde, hadt LinNaus de Groei- plaáts aldaar gêfteld gehad. Morrson heeft de Af beelding van dit Gewas, die redelyk goed is, en met myn fraay gedroogd Exem-= plaar van ’t zelve overeenkomttig. Uit een knoopigen Wortel geeft het lange Steclen, met Bladen die in vyven gedeeld zyn „zo dat zy zig als vyfbladig vertoonen, De Eenes, die op de toppén der _Stengen, tre SW; nn voorckomen , worden gevolg; n ruige ronde Ziadhiisjes met een enkel Zaad, naar dat der Wikken gelykende, DoparT geeft ’er de Bloem van ’ Slangekruid, en het Zaadhuisje van Guïchelheil, aan, (2) Geut- 204 Pe 152: Wege XIIL. p. 1644 H. Clif, 49. R. Luzdbe: 413. GRON. Virg. zi. Deatarie facie planta Monopetalos: Sec. Moms, Hift, Ill. p. 599. S. $1- Te ref. 1. Dentarie is polymorpha &c, PLUK. Abm, 131 Singularis Aconiti fpedies dec -Besr. zen Ze lar se vene Morini. TOURNE. _ del. 3x, Dop. Alen. 77, Ty 77 Li 3 IL Dart. VII. STUK, so2 VyYrFMANNICE KRUIDEN. Plet (2) Geutjes- Bloem met hoekig gekwabde V. : Bladen. 5 hadt Ë Hoorp- STUKe In Kanada onthoudt zig deeze Plant, die | Ee met de andere in alle opzigten ftrookt , uitgce pbyilemCa- nomen de Bladen , welke naar die van den nadert Efchdoorn gelyken. Zou het niet. flegts eene. Verfcheidenheid daar van Zyn? EE De Bloem is, in dit Geflagt, Trechterach- tig, naauw van Pypje ; de Vrugt een drooge twechokkige ‚ tweekleppige Bezie, mek twee geftippelde. Zaadjes, het één boven ” r ander. De eenig{te SOOrt keker ‚uit de Afbeeldingen N aay aan ’t licht gebragt, Ë ‚Cwas © 1, iets of wat naar ” voor- gaande delykende,, Onze Ridder hade hetzelve, met den bynaam van Nyêelea., eerst tot het Geflagt van Lporggia, vervolgens tot dat van Po: lemonium betrokken. - Het groeit in Virginie,en heeft een zeer uitgebreide, Takkige, leggende Steng, met Bladen, die Vinswyze- ongelyk ver- deld zyn, eenigszins naar die van Wynruit ge- Eend ‚ doch met fpitfe Slippen, wederzyds Tan ds- en Hydrepbylluam ols “Jobat « angulatis, sp. Plante See: Eltiga. Sy/t zie, Vig. XIII. Gen. 244. p. reerde 336, Planta Lithospermo affinis. Eph. Nat, Cur: Nov. 176le Tom, II. Fab, Vil. f.-1. TREW. Ebret, pe 56. Te 99 PO» lemon. Nyâeler, Sp, Plant, IIe pe 231. Ipomcet Nyâclet Spe Plant. IL P. 160 3 P EN T AN DRE A. °$03 Tandswys’ uitgefneeden. De Bloemfteeltjes St en komen enkeld voort , en hebben den Kelk een- bladig „ vyfdeelig , Janger dan het Blommetje., Hoorn. t welk zeer klein ‚ doch piet onaartig is , wie “TUE met roode Stipjes en van binnen met vyf gee; Amer le Meelknopjes voorzien , die op laage Draadjes ruften. De sean van twee Zaadjes, in een „ Zaadhuisje , naar het Balzakje gelykende , boven clkander in ieder Hokje tehebben „ bil- lykt de vorming van dit nieuwe Geflagt, maik de Ridder ter eere: van den beroemden Hee Eris gedoopt heeft. Brie HR Wederick, Een. Raderachtige Bloem , waar op volgt een Klootrond „eenhokkig Zaadhuiëie dat gefpitst en éénkleppig -is „ maakt de byzondere Ken- merken van dit Geflagt uit; ’t- welk negen Soor- ten bevat. De vier eerften hebben veelbloem ge, de vyf laatften- eenbloemig: jes, C ) Wederick die gel Á met end- L Tros fen, „vulgaris, meene, Deere, aan de kanten der Sinden en Vaâr- ten (x) 5 machta ned Racemíis terminalibus, Sy/?. Nat, Ii G 205. p: 152. Peg, Kllle p. 164, Lyfimachia Fol, is®c, H‚ Clif Fl, Sec. Lapp. Re. Lugdb. ar6, Nn, 3. KRAM: Aufir. 44. GOUAN, Monspe 90. GORT. Belg, St. LyGmachia lutea majot que Dioscoridis. C‚ B: Pin. 2450 Lyfimacham legitimum. Don, Pempte 84. Lys. lutea feu Sa licaria, Los. Jeon, 142. HáLr- Helv. li 4 IL. Dssr, VII, STUKe Ed IV. ae "504 VrEMANKIGE KRUIDEN, sten hier en ‘daar in onze Provinciën ,”als ook in het grooëfte gedeelte vân- Europa grocijen. Hoorn: ‚de ‚ voett eigehtlyk den naam van Loyfimachia’, STUK, wa weige. een Kruid ,*t welk van- Koning Eyfimachus den naam zou hebben, « In * Franfch noemt „men ’t Corneille , ta c Engelfch Willow - herb, sen by ons, naar de Duitfchen- naam, Weide- rich, ook Wiaabiik „Deeze Soort heet Gros te ‘geel Wederick tot onderfcheiding van ande- re “Soorten.” DeLäntetswyze Bladen , eeni» getmaate naar die der Wilgen gelykénde, heb- ben ’er LorBer den naaf van Sûlicdria aän doen geeven., doch die behoort. tot. cen ander: Kruid, De del is omtrent drie Voeten’ hoog, met drie of wier, Bladen-Kranswryze bezet ‚ uit wier Oxelen Takjes voortkomen en sdeeze maaken een “getroste Aair aan ’t end, die opgebladerd is en driehoekig ,uic zeër fradije „taamelyk groote, geele Bloemen beftaandei “Deeze zyn zelf eenbladig „doch „hebben. een vyfdeeligen Kelk. Somtyds zyn de Meeldraadies. koloíns= wyze famengegroeid , fomtyds vry, De Styl heeft een geknopten. Stempel, De Bladen,heb- bep dit byzonders , dat derzelver Kibberjes by - den rand famenloopen. Met de kragten van dit Kruid, die famens trekkende zouden zyn, hebben fommige, uit achting voor-den ouden Droskor:DpeEs,viy _hoeg geloopen ; doch het is, tegenwoordig „ in weinig af geen gebruike (2) Wes EES PEN TAN D RE A sof en GD, Wederiek met ehkelde end- vvk” en an flompe Bloemblaadjes , de re Arent. skorter dan de Lloem. he, En _Deeze wordt gerekend het ZEphemerum van THIOLUS te zyn, of naâr herzélve Lof (miet eenigszins te, gelyken. Zy groeit in: Klein A mbt fie, cn komt , wat de Geltalte aangaat, mie Oren de volgende aanmerkelyk overeen ‚ doch ver- fchilt în eenige opzigten. Het onderfcheid kan men best in de levende Planten > die hier in de Kruidhoven : Zyn, opmerken, _ ze { 3)” Wederick met ‘end -Aairen ; Lancetvor- III. …_omnige NE en de Meeldraadjes perd … danger dan de Bloem. paar en „Deeze, die aan ’t end der Takjes van de Stengen „Eyronde Aairtjes heeft, is door Com- MELYN in Afbeelding gebragt en befchreeven. De gemeene Aair is wel een Voet lang: de Bladen drie Duimen en loopen fpits uiet. De afkomst van dit Gewas “is uit de heit. Hier … zyn de Bloemen vongefteeld,e tt onetnn ze han, 4) We- 7 (2) Lyfimachia Racemis &c.-H. Cl. R. Eugdb, sis. Ne Te-Lys. fpicata purpurea minor, BUXB. Cant. IL. p‚22. Te 33e Lys. Orient. minor Foliis glaucls. TiLL. Pis. 106, Te, 40. fo 2e Ephemerum Matthiolie Dop Pempt; 203. LOB, Jeon. 354. (3) Lyfimachia Spicis tecminalibus &c. H. Cif. st. Ra Lugdb. 41seN. 2e Lyfimachia Orienralis angufifolia, Comm. Rar, Ts p. 23 Lys Pam: El purpurco, TOURNEe, Cor. 7. BoERHa Lugdb. Ie p. 203 li 5 U, DEEL, VII, STUK. Iv. ArDzEL, Hoorp- STUK. IV. 306 VYFMANNIGE KRUIDEN. (4) Wederick mez deling gefleelde Bloem- trosfen. _ Deeze komt, zo in de Witrachi® Riet- landen aan den Mdefdsk. als-elders in onze Te Provinciën , en verder op fommige Moerasfige EilbloesPlaatfen , in de middeldeelen van Europa ; sn Quadrifo. ka. Vierbladie ze. pn voor. Uit de Oxels der Bladen brengt zy ge- fteelde Tuiltjes of Trosjes voort „ van geele Bloempjes, niet veel van de Katjes van fom- mige Wilgen verfchillende, ’t Gewas gelykt, voor % overige, naar de andere Soorten , doch heeft flegts twee Bladen by elkander, LogEL geeft ‘er een goede Afbeelding-van.- Hy hadt het in de Nederlanden buiten. Gend, in vog- tige, natte Graften „als ook in fommige Beek- jes endermonde , en buiten. Amfterdam , Pk Veenen onder * Dekriet, overvloedig Nee Evenen De Wortel kruipt fterk voort , even als die van de Gemeene We derick, (5) Wederick met vier Bladen s die aan ’t Steeltje Haairig zyn en vier eenblaemige ee een dede Ee (4) Lyfimaêbia Racemis tateraibus Sc. R. Lugdb, Ne. 6: Hift. Ile 53. f. 12. ae er altera aut Salicátia, Log, Jeon. II, 263. Oep, Dan 6) Lyfimachia Foliis nek HRe GRON. Pirg, zo, Anae Mariana Ihtea Fol, latis fiellatis, Per. Gaz. 5. T. 2 fe 5e Anagallis lutea &e, Pauw, Afant, 12, Te 333, fe Jo ; 5 PoRONTTI NRR RA sop “Een Virginifche Plant „ die onder-den naam: IW van Marylandfe Guichelheil met breede geftern-Arprere de Bladen door Per 1ven is afgebeeld , maakt goorps”” deeze Soort onder de Enkelbloerzigen. uit. DesTUKe «+ kruislingfe plaatzing der fpits Eyronde Blaadjes „4 aid en Bloempjes verfiert het Gewas ongemeen. Tot deeze zelfde Soort wordt thans thuis gebragt de Gehaairde Wederick, die onder den naam, van Kanadafche „, met Jalappe- Bladen ; door War TaeR vs is afgebeeld en Wederich met Eyrond-Lancetswyze „ byna. Hartvormige Bladen, die de Steeltjes aan de kanten weder zyds Wollig:hebben „ vn dane ASHA DORF getyteld wresn er ele KO) Wederick , die meest vierbladig is, met gekranfte eenbloemige Bloemfteeltjes. Se Deeze in ons Land, aan het Haarlemmer a Meir , tusfchen *t Riet groeïjende , wordt Klei- ne Wederick gehoemd, of Geftippelde , om dat de Bladen met zwarte Stippen getekend zy», Zy groeit echter ook in andere deelen van, Europa. Jaoevin heeftze by Weenen aan. Beek 5 (*) Lyfimachia ciliata. Sp. Plast. aïo. Sp, 7. Lys. Cana-, denûs jalappx” foliis, WALTe Hort. 32, Te 12e Lys Fol, Ovato -lanceolatis &c, WACHEND. Ultr.-370. 6) Lyfimachia Fol. fubquaternis , Pedanculis. verticillatis &c. Lys. Fol. lanceolatis &c. A, Clif. Re Lugdh. 416, Ne 4 Gron, Virg. zo, Lys. latea minor &c, C, B. Pin. a4s, Lys. lutea fecunda. Crus, Blattarie affinis Planta minor ee, ie Moris. Hij, KI, p. 491. S. 5. Te do, É 15, IDZDEEL, VII, STUK, so3- _-VYFMANNIGE KRUIDEN. / ‚IV Beckjes waargenomen. Men vindtze, zo % Baete; ook in Virginie, De Kelken zyn ruig: Winus de Bloemblaadjes hebben ee hndri STUK” gd de Ridder, f vr QG) Wederick met een regt Takkig Stenget- „je, de Kelk grooter dan de Bloem. Kleinbladi- «Dé geftalte «heeft den*naam van zeer klein: il Gefternd Vlafch doen geeven aan dit Kruidje, > welk op Heuvels groeit in Vrankryk en Ita: lie, * By Montpellier in Lranguedok-“komt hèt veel” voor. De hoogté is twee”; zelden drie Duimen. Het heeft’ korte: kleine ‘Blaadjes ‚in een fyn Puntje uitloöpende:;” waar” uren’ groene, eg Blommetjes, van vyf Straas den, als r< onde m zeker. EEE giapbaarst: de — Vrugt is vyfk ee” 55 | me, (8) Wederick met- Bruid Joisfe Bladen a veg eenzaame Bloemen en leggende. Stengen. … Wedericke … te he | Deeze , die in Bosfchen, welke Zandig ch vogtig zyn, in Duitfchland, Vrankryk en En- geland , als ook „ volgens BorrHAaave, in onze Nederlanden Ren » komt ook in Lan- 8 enal ahl 7} ind cal. Coroll, faperantibus &c. R R. Zugdbe 4:6,.N. 5. Lyí, annu3 minima “Pólygoni “folio. er Pft, 142. Linum eer ftellatum, C. B. Pin-a14, pd 167. MAGN. Monsp. T, (8) Eyfimachia Fol. ovatis acutis &e, H‚ Clif. Re Engh #16. Ne 5. Anagallis lutea nemorum- C, B, Pin, 252, pe gallis lutea, LOB, Jeon. 466. t PEN TE ACN DR T/M 50Î guedok , „by Montpellier , aan dé ‘känten det IV Beekjes ‚voor, en in Switzerland zelfsop de ÂFDEEBe Alpens-volgens Harrer, LoBEr geeft ver „ Hoorn uit Crusrus, de Afbeelding van, onder den STUEe “a paam van Geel Guichelheil, De Bloemftecltjes zyn lang en dikwils gepaard: -de- Kelk is ge- fternd; de Bloem Raderachtig, met fpitfe final- le Blaadjes. Voorts heeft dit Gewas; buiten de fpitsheid der Bladen, in gedaante veel over. eenkomst met het Renden enkeld Bloemen en kruipende ed trgnscin Mond. Eyriaeess Den maam van Penningkruid voert dit in on= wen ze sen alom, zeer bekende Kruid „keid: wegens de fondadhtige figuur der Bladen, die zig opde Aarde als Penningen vertoonen , ter= wyl hetzelve met zyne dunne ee: langs plaatfen , den bruinen met Mofch begroeiden Grond der Bofchagiën en Veenen ,-als ook de kanten der Wegen en Zandige Bouwlanden, In alle Taalen-van Europa , byna, heeft het van die Penningachtige Bladen den „naam, wordene de ook Centum-morbia geheten, om dat men er: TE ‘ (6) Lyfimachia Fol. fabeordatis &c. H. Clif. R. Lugdb.. 416. N. 7. Mat; Med, 67. HALL. Helv. 481, Nummaularia major lutea, C‚ B. Pin, 309, Nammalaria £ Ceatummorbise zo, en En egen IL, Der, VIL Srun. sio _VYFMANNIGE KRUIDEN. IV. ‘er verfchêide Geneeskundige kragten aan toes Me Gotryfe, ‚‚ Het is (zegt HALLER) ecn wi fa- STUE. trekkende, zagt Zeepachtig en uit den zuu- „Eu. ren ‘eenigermaate' fcherp, wordende doch > niet vecl gebruikt. BoERHAAVE pryst > het , wegens de maatige kragten, aan, in % », heete Scheurbuik, in de Lyfmoeder- en vere »; fcheide andere Bloedvloeijingen. Uitwendig «> worden ’er de Zweeren der Schenkelen, in s, oude Lieden, door genezen, Het uitgeper- 5 fte Sap, met dat der Madelieven , pryst „> BucHwarp voor de Teering. Geen Kruid „> zou , uit- en inwendig, een zekerer Wond. s, middel zyn ,-zo AGERIUSs Op zyn eigen wi Ondervinding , verzekert.” DS ANAGALELIs Guichelhcil. In dit Geflagt is de Bloem ook Raderachtigs maar het Zaadhuisje gaapt niet van boven; het is als horifontaal in ’t midden doorgefneeden 5 zo dat het naar een Doosje gelykt, Voorts heeft de Styl een geknopten Stempel, Vyf of zes Soorten komen thans in ’ zelve voor ; als volgt, pn @) Guichelheil met onverdeelde Bladen en een ende Stengetjas. | Arven fis. legg eng Dic G) „Anagallis Fol. indivifis „ Caule procumbente. Sf Nate XII Gen, nt p. 153, Peg. XIII. ps 165, Arnage mb wer PE NT AN DNI A Six Dit is een klein Kruidje, zeer bekend in de, IV. _ Zaaylanden en , wegens zyne fterk roode Bloem. FDARL pjes „ niet onaartig. Men vindt het ook met Hoorpe Hemelfchblaauwe Bloemen en deeze zou ‘het° TUE Wyfje zyn, de ander het Mannetje, volgens „il wap: de- Ouden. CAMERARrUS verzekert , dat zy anders niet verfchillen, dan in de Kleur der Bloemen , welke fomtyds ook paarfch of bleek- food valt (*). Van den Heer HALLER, uog- thans, worden die met roode en met blaauwe Bloemen als byzondere Soorten onderfcheiden 5 dewyl door ’t kweeken de eene nooit tot de an- dere overgaat ‚ groeijende de Blaauwe ook wat hooger en zig meer opheffende. LINNaus maakt. van deeze laatfte zelfs geen gewag (+4). De-Franfchen noemen dit Kruidje Mouron , de Engelfehen Pimpernell , de Spaanfchen Mu- rugues ‚doch de lraliaanen behouden den Griek- fchen naam Anagallis , van DrosKOoRrIDES afkomftig. Men wil, dat dezelve wegens eene Toverkragtige hoedanighcid daar aan gegeven zoude zyn, en dit is ook de oirfprong, zo het fchynt, & vile. R. Lugdb. p. een Fl. Suec, 169. uk Fol. ovatis,. H. CHF. sz. Anagallis phöeniceo fore, C. B, 255. HALL. Help. 48r. 482. Anagallis its. CAM. Epit. 394. Anagallis foemina. Ihid. 395. GORTe Belg. 54. OED. Dan. 88e (*) Epit. pe 394, 395: Hier uit blyke , dar de Anagallis eas vän dien Aurheùr „ zeer verkeerdelyk, in Spec. Plans, tor de Nummularia is betrokken. -_{t) In Spec, Plane, Ed, 11. , naamelyk; in Horo Chir. Kano heeft zyn, Ed. die en anderen als Verfcheidenheden ge- boekftaafd. MH. D5sL, VII, STUK) si8 > VrrMANNIGE KReIDEM? IV. fchynt, vân den-Hoogduitfchen' naam Guickheil ra et of “‘Gauchheil ‚waat van ons Guichelheil zyn Haars: afkomst heeft. De betekenis van Goochelen STUK. ijs bekend. Men heeft ’er, van ouds, wondere ia en baare kragten tegen de Zinneloosheid aan toege= fchreeven „ die: voor: weinige Jaaren, door een Proefpeeming van den Heer MrcHaAELIss beveftigd zouden zyn.» Hierom wordt het Kruid ookwel genoemd Heil der Zotten, Voortssis het _ als een middel tegen de Hondsdolheid aange« preezen: In Virginie , daar men ’t ook vindt, befchryft. CLA Y TON hetzelve als een Tegen- gift en Longrmiddel „ maatig warm en droog-en dienftig-om de. Raaskallingen-of- Bazelingen in Kerns te Lede Het is uit den zuuren Shet t eenige Sherpleid, en kan ceren ‚ in= At tot Bloedzuivering , s gebruikt voeder Ook is het niet onaangenaam , wanneer -men ’t over de Salade , of op zig zelvermet Olie cn Azyn nuttigt. - | î (2) Guichelheil met onverdeelde Bladen eù en regtopftaande Stengetjes, ER: Crusrus gaf aan deeze den aam van Dune bladig Guichelheid van MoNerrus, waar van fr) Anagallâs Fol. indivifis Caule ereîto, Anag. Fol, Lan ceolatis. H. Clif. Ups. Anag. coerulea Fol, binis ternisve ex adverfo nascentibus. C, B, Pin. 252, Anag. tenuifolia Mot wellie CLUS, App. alte , Brants Ae: Sis de bynaam, _BAuriNus noemt het Blaauw IVe Guichelheil , met twee of drie Blaadjes tegen: ArDEaLs over aider groeijende. ’t Gemeene Blaauwe Fioasë komt met twee, drie of vier Blaadjes voor, STUKe Deeze Italiaanfche groeit by Verona. (3) Guichelheil met, Hartvormige omvattende 11. n, en famengedrukte Stengetjes. Areia In Spanje groeit {deeze Soort , welke door dig. haare Breedbladigheid uitmunt „ hebbende te- vens eene zeer groote Bloem, die blaauw van Kleur is, met paarfche Meeldraadjes en geele Knopjes. Zy komen , op: enkelde Steeltjes uit de Oxels der Bladen voort, die groot en breed, glad , van onderen bleek geftippeld zyn, Niettemin heeft deeze Soort met het Gemeene Guichelheil veel overeenkomst, (4) Guichelheil met Liniaale Bladen on regi. yv, opftaande Stengetjes. raes Deeze groeit zo welin Portugal als in Span- je. TourNerorT heeft dezelve ook ge- kend, en Portugeefch Guichelheil met fmaller Bladen dan Vlafchkruid geheten. De Steng is, zo wel als in het Gemeene, vierkantig , doch op- (3) Anagallis Fol, Cordatis &c. Anag. Hisp. latifolia ma- Amo Flor, TOURNE. Jnff. 143. Cruciata montana minor Ml, Coer. BARR, Je, 584. (4) Anagallis Fol. linearibus Caule ere&o. Anag. Lulisà Rica Linarie folio anguftiore, TOURNE. Inf. 143. Kk lia, Smalbladigs Me D5EL, VII, STUKe S$14 *VAPMANNIGE KRUIDEN, ee _opgeregt „ eén“ Hand: hoog , met ongeftee Ide DEEL Blaadjes ‘en “'Draadachtige Bloemfteeltjes , ‚ die Hoos! eens-20 dang"zyb. De Zaadhuisjes , Ndeiner STUKS TS dan de Kelkjes, ‘hangen niederwaards. Cs) Guicheihef met “Pyronde ‘ppirsachtig ENGEN en Kruipende Et: 4 hae Ì tenella. hd pe Óngerseen. klein eú “teder is deme, te vo0- ren tot ‘het -vóorgaahde Geflagt betrokken ge- weett. “BauarnNus hadtze Klein - Penning- kruid, met paarfchachtige Bloemen , getyteld. De gettalte ; aamelyk , zweemt naar: % zelve; zy’Kruipt, op dergelyke’ manier s langs den Grond ;- doch « de“Bladen Zyn naauwlyks groo- cer dan Erwten’, én” vdslanigte der Stengetjes is--minder ‘dan een Handpalm.” Het blyft over en groeit op voötige “Heijen wan Vrankryk, Engeland en ltalie ; ja, volgeas BORRB AA VE, ook in onze Nederlanden. „Flava. De Heer CLAYTON merkt aan & dat in bloemig. Virginie een'-Guichèlheil «groeit z-mereen en- kel Opgerege“Stengertje en-geele ‘Bloemen, die op “lange duúùné-Steclejes-uic dé Oxels der Bladen “voortkomen ‚welke: by „vyven of zes piek Sterswyze „ aan” dé Kanan der Sten Mi: en, getjes …l 5) Anagallis Fols ovatis acutiusculis &c, Lyfimachia-te- fella; Sp. Plant, »a11:* Lyfimachia Fol. fubrotündis &c de: Stamp. 11. p. 119, Lyfimachia Fols orhieulatis Sc. SAuv. Mansp. 135, GOUAN Monsp. gie mamie minat Cs B Pin. 310, Pridr”139, MORT ib. Ip. 567. S, 5. ze 26. fe 2 enn Ne bs fe P EN T AND Ef a “sis getjes g eplaatst zyn. Dit zal dan een went dere soor uitmaaken (0 | Anti. gere: 0 Ti SPIGEL IA. 7 moors: ‘Een Trechtefachtige Bloem , een dubbeld „ins Zaadhuisje, dat tweehokkig is en vecle Zaaden bevat , zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt, dat twee Amerikaanfche Soorten be- lei) naamelyk: 6) Spigelia met een Kruidige Steng, ee bo- „Spicda said ed viervoudig. E Antbelmia, £ zGliaan: an dit Gewas, ’t wélk van Periven Se gealldaaria Peterfrlie is getyteld, en aldaar Arapabaca genoemd werdt , volgens MARc- GRAAF, heeft de vermaarde BROWNE, die hetzelve ook op Jamaika vondt, den naam van Spigelia gegeven. Het heeft aan 2 end vier Lancetswyze en aan de Steng twee ge= paarde Blaadjes, uic wier Oxelen zyd- Takjes voortkomen ‚ ook aan °t end vierbladig, De Bloemen groeijen Troswyze en het Zaadhuisje „gelyke naar een Balzakje. Over Sali Anagallis Caule ereîto „ Floribus flavis, GRON. Pings En Spigelia, Syft. Nat. XII, Gen. 208.pe 153. Pec.XIIT. Gen. zoo, pe 166, Am, Acad, Ve p. 133. T. 2. Spigelia me, BROWN. Jam,156.T. 37. f, 3. Arapahaca guadrifolis, u tefticulato, PLum. Gen. it. BARR. 4E 15. Bra- En. Parslis. Parry. Gaz. T. 59. ke zo, -Arapabaca Braliligg. Áibus. MARCGR. Braf: 46, Eet Kke M. Dezr, VIle StUKe $16 VYFMANNIGE KRUIDEN. AV. ÁFDEEL. ‘V. Hoorp- STUK. Eenwy- wig. Middel! tegen de W. Over dit Kruid, dat byna overal in Zuid- Amerika groeit , is een geheel Vertoog aan % licht gegeven , en onder de Voorzitting van den Heer LINNmus, te Upfal, verdedigd. Uit hetzelve blykt de reden van den bynaam, dat het naamelyk een voornaam Middel is om de Wormen van ’t Menfchelyk Lighaam te „dooden en uit te dryven, Hierom hadt men het in de Tuinen, op Jamaika , begonnen voort te teelen , als zynde de kragten daar van, by de “Indiaanen en Negers, reeds overlang be- kend. Twee Handen vol van het Kruid worden gekookt in twee Pond Water, en, na dat de helft daar van werkookt is, doet men by het Vogt een weinig Suiker en Li- doorgezeegen. moenfap , om de Lymerigheid wat te bree- ken ; doch dit is niet noodzaaklyk, Een vol- wasfen Menfch neemt dit % avonds , eer hy naar Bed gaat, in, en herhaalt zulks twee of drie Dagen. Men kan het ook in minder veel heid en by verpoozingen ingeeven , vermiü- derende de Gifte in Kinderen naar de Jaa- ren, Somtyds is daar by een Purgeermiddel noodig, »» Die Middel verwekt den Slaap byna zo „ zeker en zo kragtig als het Heulfap; maar , s» by het ontwaaken, ftaan de Oogen gefpan- z nen, blinkend en vuurig, even als voor het ss uitbreeken der Pokjes en Mazelen. Kort „ Da de eerfte Gifte wordt de Pols regelmaa- | » 85 PEN TANTE zi » tig; de Koorts neemt af ; de Stuipen, zo IV; „zy ’er zyn, verminderen 5 alle Toevallen heo ‚ bedaaren : daar worden een groote menigte Hoorps „ Wormer , zo niet voor , ten minfte na %STUE » gebruik des Purgeermiddels , dikwils honderd „4% „op eenen zelfden tyd , geloosd: maat, als : » er weinige levendig uitkomen, ’t welk zel. » den gefchiedt ‚ moet men ’ wederom ingec- » ven ‚ en dan ís doorgaans het Lighaam ge » zuiverd.” (2) Spigelia met een vierhekig Steng en alle ; as 1 Bladen gepaard, keien Hier. is thans de Marylandfche Lonicera , Marylande door my reeds befchreeven*, waar van men in*zier, ps de Edenburgfche Verhandelingen cen fraaije „,,* ble Afbeelding vindt, thuis gebragt door den Rid. befchryft. der, die het Gewas zeer OrPHIORRHIZ A, 5 Slangen Wok” Hier is de Bloem ook Trechterachtig , maar het Vrugtbeginzel in tweeën gedeeld , met twee Stempels , en de Vrugt tweekwabbig, Twee Soorten komen ’er van voor, als volgt. (1) Slan- (2) Spigelia Canle terragono &c, Lonicera Marylandieas Sp. Plant{249. Periclymeni Virginiani Fl, coccineo, Planta Mary- landicae CATESB. Car, IL. ps egen 78e k 3 IL Das, VII, Sruss IV. wi 1 Hoorp: as opl ne: Ooftindi- fche, +i8- VYEMANNIGE KRUIDEN C ee gin = sen „met, Lancetswys’ Ey _ Het oefe Gewas, : dat men, Radix ; Mungos „ia Portugeefch Raizde, Mongo toemt , DE dien naam naar zeker. Diertje ‚ welk van, RumPaäius. gezegd. „worde | het Suri-Katje te zyn. Dit, zegt men,‚van ecn_ kat vergiftigen Slang. of Adder, gebeten zynde, ‚ neetmt zyn toevlugt tot dit Kruid, als een, G Ger neesmiddel tegen die Kwetzuur. Het groeit “ ovêrvloedig in «de Kiate —Bosfchen „somttent „een halve Dagreize agter. Batavia 'ssvän. waar ste 8 het op. Ambon gekreegen hadt, Om dat en En Ë Diertje le hon ar ERK Hele zins naar een Wezeltje of emc 2 1 eK Kruid Radix fte erduitfch - Wort ortel ir ’ de dezen te ‘Batavia’ in gebruik is tegen Koortfen , Galbtaaken entegens dé ge- volgen van een, Slangenbeet, … … … Men heeft ‘er een Witte en een ‘Roode, dus, wegens de Kleur van. Bladen-Bloem-ge- naamd, «…Het-was-een-laag Heeftertje „ maauw- lyks twee. Voeten.-hôog; met, een‚‚Steng van. omtrent, een „Pink, dik ‚beneden: hard-en> Houts ach- ú Ted (+) Opkiorrbiza Fol, lanceolato-ovatis. Sy/?, Nar. XII, Gen, zog. pe 553. Veg. XIII, Gen, 210, p‚!166, Radix Mu- en RUMPB, 4 Amb. Vil, p. 29. T. 16. Radix ‘Mungos. je Amen, p. 573. Ophiorrhiza, Fe Zed, 40le Mate hid. 79 Te 1. Amam dead, IL potas EE PEN: SV GAIN DERGE AS 510 achtig; „De: Bladen, die. taamelyk groot zyn, fomtydsrals veen Handpalm, gaven, ek ON zynde.„: zo wel als de, Stengsreen. Melkachtig Hoolme tig: Sap uit.” Het „Bloeizel groeie boven aan STEXez het Stammetje-ten” maakt, eén. Kroontje, waar „ia, opeen -Trosje van,ronde Vrugtjes.volgt',.die als uit twee Peperkorrels » tegen elkander aan. gevoegd „ beftaan. De Wort Kan pit groot Zyn'aan dit klei- ne Gewas, en derhalvé is ’% zeer onwaarfchyn- lyk, dat die het Slangenhout z zou zyn: ten wa- re men daar door eene alleruitmuntendfte Soort verftaan wilde, waar GARZ IAS van preekt. Hy is ‘Biet lager dan een Span, noch dikker daneen Vinger, krom en boetig, Houtig doch zeer broofth , van binnen: wit en uitermaatê bitter: doch op het Slangenhout is door den Heer NL. BURMANNUS: deeze zelfde Ink- hoors Wortel van. Roatparus aangehaald (*). eni, (2) Slangen Wortel met Eyronde- Bladen. “7 Ophiorrhts Het Virginifche Gewas, onder den in za Aiore. vari „Mitreola tor die Geflagt betrokken, an vaii ousTone Een’ goede Afbeelding gegeven Benet heeft , “is regt van Stené 5 mct Eyronde „ wee dér- ends en ‚ gladde, ae » gepaat- de, EDE He % A vanhet Orlisien, of Sangeshou : in deeze Nar. Hist De, VLS „bladz „427, (2) Opbiorrhiza Fol, ovatis, Mitregla. mes Cat. pen GRÓN, 6 28. Mitra, Houst, M/:, T. bona,, k4 so VyrMANNIGE KRUIDEN. IV. de, gefteelde Bladen , aan ’t end der Takken nf Trosjes draagende van ongefteelde Bloemen, Moorp- Het Vrugtbeginzel , in twecën gedeeld, Eyrond, TUK. heeft twee Stylen met ftompe Stempels. Het water Zaadhuisje is fpits, twechokkig , bevattende ontelbaare, voachige; kleine en * Ge- was is klein. Enis Lendit Een Trechterachtige Bloem , met de Meel- draadjes op Schubbetjes, die het onderfte van de Bloem fluiten, ingeplant : een vyfdeelige Stempel: een enkeld langwerpig omkleed Zaad. Dus zyn de byzondere en opgege- ven van dit ee > | het welk vier Soorten heeft, : Etc EE > (1) Loodkruid met omvarverde, Laer ng ge, ruwwe Bladen, Europifch, Van deeze Soort , die in de Zuidelyke dee- len van Europa. groeit, heeft het Geflagt den naam. Sommigen, naamelyk, achtten het de Molybdena van PrLiNius te zyn, dat is Plum- bago, zegt CLusius ; hoewel anderen het Le (:) Plumbago Fal. amplexicaulibus &c, Syst, Nar, XII. Gen, 212 p. 754. Weg. XIII, Gen, z13.p. 267, H. Cliff, Mat Med. R. Lagdb. 417. GOUAN Mlonsp. 92, GER, Prov. 339e Be Aix. 368. Lepidium Dentillaria ese C, B. Pis 7e Plumbago qaorundam, Ctus. Pann, 433. TOURNE. Juf. pe, ans Lie Dioscoridis, Cor, Eepbr, IL, p. rs: T, 165. Pz: VEND KEKA, SE Lepidium genoemd hebben, maar die van Nar- IV. _ bonne gaven ‘er, ten zynen tyde, den naam Arns! aan van Dentillaria, om dat men zig verbeeld. Hoorns de, dat hetzelve , ook maar in de Hand ge-STUKEe Wpden, tegen Tandpyn dienftig zou zyn. Ze-, En kere Loodkleurige Vlakjes op de Oogen wer. den ’er , volgens Prinrus , door weggeno- men ‚ als men ’t ‘er gekaauwd op leide, De gemeene naam was St. Anthonis Kruid, doch die van Granada, in Spanje , noemden het Be- lefa, en die van Languedok Baenbe, dat is Kwaadaartig Kruid, Veel Stengen geeft het uit eenen Stoel, die een of twee Ellen hoog zyn, in taaije, zwee- pige Takken verdeeld, en met groene Sappige _ Bladen bezet , zeer fcherp en brandende van Smaak. De Bloemen , op de toppen, zyn in een Vliezig, ftekelig Kelkje vervat ‚ dat Lyme- rig is, Het Zaad is zwart „ gelykende naar kleine gepelde Haverkoorntjes. De Wortel _ fpreidt zig wyd en zyd uit. De brandende hoedanigheid van dit Kruid, doet hetzelve ín Provence, waar het overalin * Wildernisfen groeit, Herbo enrabiado of en- “_fajado noemen, Het wordt aldaar fomtyds , in plaats van Bertram, gebruikt tegen de Kies- pyn,‚ en zelfs, ten dien einde, op de Slaapen van ’t Hoofd gelegd, Men fmeert ook wel met de Olie, daar ’t in gekookt is, de plaat- fen met Schurft eu dergelyke Huidkwaalen Kk 5 be- Il, DEEL, vi STUK» A son VYrMANNIGE KRUIDEN; bezet, doch veiliger gefchiedt zulks in Honden Arne: en Paarden, dan in _Menfchen, Hoof STUK. Ï Zels niet: MO} Loodkruid met gefteelde Eyronde ed Bladen en Draadachtige Stengén. Ceylon” asp deêze: Soort „die op Ceylon groeit; ; TI. Rofva, Roed- __ bloemig, doch in de’ Europifche Kruid! wordt, geeft OOMMEELN de Afbeclding! In * -begin- des Zoimers; zegt hy, komen uit den Wortel EES of twee Steelen voort; die ânderhalf- Voet-“hoog , gevoord,’ gtoen en in twee of drie Takken verdeeld zyn, waar aad breede, groene en fpits uitloopende Bladen. De ene “op ‘de toppen Aaitswyze voorts 3 hebben een zeeft ruigen Kelk, Ja de ‘Amfeldamfche he Tuin droeg het geen Vrug: ten / maât te Upfal , dat: zotiderling is, twees maal in % Jaar, De Wortel, die zeer fcherp’ en bytende is werdt van de Cingaleezen töt een Brand- of Schroey-middel , inzonderheid 5 Vergiftge Tens gebruikt. in D- Loodreid „met gelede deme gas 6) Plumbago zl. _petiolatis sc H. ci Ús. R. zo 417: Lychnis Indica fpicata Ocywafti fol foliis &cc. ‘Comm. Hort.SLi pv 169) Te Sóe zt Cödiveli. Fort.’ ee pic1s. T$. BuRMe FL, Ind. (3) Plsamhago Fol pasiers. ns Piambago. zer luid fplendente 8cc. BURM. Zeyl. 195. Radix- Velicatoria, RUMPHS Amb, V. p. 453. Te 168 Schetti Codiveli, Horre, Mal, Ke p--17 "Ees PE MoRVArNoDsRiigAe gag Bladen, ‘die- eenigermaate getand zyn; de, IVe Steng geknobbeld. Arnar, Hoorp- Wegens dergelyke eigenfchap voert dit Oost- stuk. iadifche Gewas den naam van Wuurwortel by Mamy Rumernius. Hetiseen Kruid met flingern-"** de Stengen of Ranken, die aan de Leden knob- belig zyn , doch dit heeft zo zeer-niet in de boventte , als by- den Wortel plaats, zynide de Leden ook zeer”ongelyk’ van langte, De Bladen hebben veel’ overeenkomst miet die van de voorgaande Soort. “Ook zyn de Bloemen, gelyk in -dezelve, zeer lang van Hals of Pyp» je, gelykende” taamelyk naar’ die van de Jas- my, fchoon Roozerood en als Zyde glinftee tende. @) Loodkruid met gefleelde Eyronde gladde, Iv. „ Bladen» en, eene bogtig, Klimmende Steng zanden men ES Zuid- Amerika ‘grocit deeze Soort, aldaar ònga genaatmd ; doch ook inde West. indiën ontdekt doofden beroemden SLOANE, die het Gewas” Klimmende Bofch - Dentellaria , welke naar de Lychnis gelykt, met witte Bloe- men , tytelde. Het haakt zig, met zyne lan- ge (4) Plumbago Fol. petiolatis Sc, Plambago Americana, Moris, Hift. II, p. 599. Dentellaria Lychnoides Sc. SLOAN. Jam. Hift. Ie pezir. Te 133. An ed MARCGR. Bras, 23. Pis.” aak 200, IE, DEEL, vin Stu, sai V$rMANNIGE KRUIDEN, WW. ge Klaauwieren „ die altyd groen blyven, aan Def het nabuurig Geboomte, 5 Hoorn STUK Eenwy- igt. Es Nigrina Niscofa. Lymerig. _N IGRINA. Zwartkruid, _Een ee hrerschcize Bloem ‚ met een opgebla- zen Kelk en een {tompen Stempel : het Zaad, buisje misfchien tweehokkig. Dus komen de byzondere Kenmerken voor; van dit Geflagt dat maar ééne Soort heeft (1), welke door ’t droogen zwart wordt, waar van de naam is ontleend, Dit heeft echter-ook in . eenige andere Kruiden plaats, De Sweedíche Hoogleeraar BeEererus hadt hetzelve van de Kaap der Goede Hope ontvangen, en deswer gen Melasma getyteld ; doch hier verkoos de Ridder liever een bafterd Latynfch woord. De Afbeelding, by den gemelden Heer, vertoont hetzelve , dat ruuwe Stengen en Blaadjes heeft, zeer naauwkeurig.. De Hoogleeraar N. Le. BuRrMANNUs, hetzelve nader onderzoeken- de , bevondt het getal der Meeldraadjes niet vier, gelyk Bereius hetzelve twyfelachtig opgegeven hadt, maar vyf te zyn: weshalve bet behoort tot decze Klasfe, PureX. (2) Nigrina. Sy; Nat. Pig, XIII Gen. 1246. p‚ 167» Bant, 42. Melasma fcabrum, BERG: Cap, 162. T. 3e fe 4% Vasculifera viscofa Calyce majore, PET. Afus, 496? Burgt SA nr A sss Prnrox. Vlambloem. IV. ren Deeze Griekfche benaaming , die men oud- Huset: tyds aan eenige Bloemgewasfen, van een zeer spux. hooge vuurigroode Kleur, gegeven hadt, heeft _agoragy. de Ridder toegcpast aan dit Geflagt, waat ini verfcheide Noord - Amerikaanfche Planten , min of meer naar de Lychnis zweemende, begree- pen zyn, die tien Soorten in hetzelve uit- maaken. De Kenmerken zyn , een ‘Trompetachtige Bloem, met ongelyke Meeldraadjes, een drie= delige Stempel , een driekantige Kelk ; een driehokkig Zaadhuisje , met één enkeld Zaad in ieder holligheid. Voorts hebben de Bloemen een byzonder aanzien, naar een Molentje ge= lykende. (2) Vlambloem met Lancetvormige Bladen , die aan de kanten ruuw zyn, en geplaim= Fis de Bloemtrosfen. Sepia m. De Allergrootfte Gekroonde Wirginifche Ly- fimachia, met grooter Bloemen dan de gewooe ne Geele, van PLUKENET , fchynt deeze / Soort te zyn, die in Noord- Amerika groeit, en by DrirreNrusisafgebeeld, onder den naam (1) Pôler Fol. Lanceolatis margine fcabris. Sy. Nat. XII, Gen. 213. p. 155. Vege XIII. Gen. 214. p. 167. MILL. Diëf. T‚-zes. f.'2. Lychnidea Folio Salicino. Dir, Elih, 205. T. 156. £. 203 1. DEEL, VII, STUKe IV. $26 VYFMANNIGE KRUIDEN. naam van--Lychnisachtige met -Wilge- Bladen. Et Het is een hoog Gewas , de Bladen aan den Hooro- tand met fyne Stekeltjes bezet hebbende en STUK. — “een Kroontje draagende van een menigte Bloe- Er ag men , die ruig zyn aan het Pypje. De Kleur Pilofa. Haairige, trekt eenigszins uit den Bied, naar ’t Vio- lette, (2) Chen. met FE Salaorkiet effene Bladen, de Tros uit gepaarde Bloemtfosjes famengefteld. De Steng van deeze is maar een Voet hoog, ruuw „ paarfchachtig met groêne Stippen, waar van de bynaam, De Bloemen zyn Violet van Kleur , volgens. den id, _doch rood en wel- riekende volgens K Op laage Weiden gtoeide zy, en ‘Principia en Nieuw- Jork; in ’ Gras, (3) Vlambloem met Lancetvormige Haairige Bladen „ een regie Steng, en Le Bloem- tros aan ’t end. Deeze Virginifche fchynt anders weinig van ‚de voorgaanden te verfchillen. By PruxE- NET vindt men de Af boeldir ing. “(4) Vlam- (2) Phlox. Fol. Lanceolatis levibus &c. KALM. 7e, TIL pe 153 Eren Maryländica, Fol. binis oppofitis. Ra). Sapph hid AA Pblox Fol. ‘Lanceolatis villofis &cs Lychneides Mary landica. Ray. min 490 Lychnidea Umbellitera, PLUx, dlse 133 Te richt | PRINT AN DE TA “927 eg ’ Vlambloem met Lancetvormige -efferie WV. Bladen, de Steng ruuw , de HoesTonjen AFDE, | eenigermaate getopt. roo ‚STUK. _ Naar de volgende gelykt.deeze zeer, maar 1v. de Steng is driemaal zo hoog, de Bladen zyn ps, ‘breeder …en- de Tros beftdat uit zeer veele Karolinie Bloemen , die gladde Pypjes hebben, ‘De Groei- plaats is in Karolina, (5) Vlambloem met fmal Lancetvormige glad- ais de Bladen » en regie Steng, de zE loemtros ma Deeze wie 5 de KALM, by Philadct- phia in Penfylvanie, in Bosfchagie gevonden; verfierende dezelve door haare. fchoon roode Bloemen , die taamelyk groot zyn en van de gezegde gen De „SIDE aeg md Dir- oet hoog. kle mind den, de bovenften overhoeks , de Steng geza, ‚ gaffeld met dubbelde Bloemfteeltjes, i Hier z zyn de Stengen in twee Takken verdeeld Ee. en | (6) Vlambloem met breed Eee, Bla-_ vr. Divarican Gemikte. (4) Phlox. Fol, Laer latis lavibus &c, Lychnidea Garolie niana &c. MART. Cent. 10. T. Io, ___(s) Phlox Fol. Laet: Lanceolatis glabris &c, H. Clif. R. Zugdb. 433. GRON. Virg. zi. Kara, Jt. Ille p. 153» Lychpidea Fol. Melampyri, Dix, Ehh, 203.T. 166, f, zo2. (6) Phlax Fol. Jaro » Lancoolatis SEC, MiLL, Dil, Te 205 Te 1, DEEL, VII, STUK, 528 VYEMANNIGE KRUIDEN IV. en dus gemikt: de Bladen Lancetswys’ Eyrond, Anjer by vyf paaringen om de Steng geplaatft, De Hoorn, nae komen uit de mikken der Stengen STUK. _ en de Oxels der Bladen voort. Zy zyn bleek blaauwackitig , met een krom Pypje. vi. (7) Vlambloem met Eyronde Bladen en een oua zaame Bloemen. Rondbla- dige. Deeze heeft de rondfte Bladen van alle Soor- ten ; maar dezelven zyn klein en de Bloemen komen eenzaam, niet by Trosfen, voort. vri. (8) Vlambloem met Elsvormige ruige Bladen Bittadien, en gepaarde Bloemen. De Slippen van de Bloem zyn uitgerand en het Pypje is tweemaal zo lang als de Kelk, ín deeze Soort, welke, gelyk de twee voorgaan- den, haare Groeiplaats in Virginie heeft, SEC > Vlambloem met Borftelige gladde Bladen worfielike, en eenzaame Bloemen, Deeze , ook een Virginifche Plant , is , ZO wel als de naastvoorgaande, door PLuKENET in Afbeelding gebragt, ‘De Bloempjes zyn ‚ ze on- (7) Phlox Fol. ovatis. Flor. folitariís. Lychnidea Fiftulofa Marylandica, &c. Pus. Mant. 122, T. 348. (3) Phlox Fol. Sabulatis hirfutis &c, Lyfchnidea Biattaris accedens Virginiana, PLUK, Alm. 233. T' 98, f. 2. (9) Phlox Fol. Setaceis glabris &c. Lychnidea accedens &c‚, PLUK. Alm, 233. T+ 950 £ Be P EN T A NDR 1 À, 528 bhgemeen fraay in deeze twee laatfte Soorten, , IV4 die aartige kleine Gewasjes uitmaaken, verfie- ÉFDEELS tende. de Velden ongemeen. Votts is het Flaarpá zonderling, dat deeze Vlamblòemen in Noord-STYRe Amerika de plaats inheemen vän dé zogenaam: Ke men de Koekkoeks- of Kraaije- Bloemen , kleverige Lychnis , Koornroozen en dergelyken, terwyl men van dit Onkruid niets in Europa, nock misfchien elders vindt (*) , dan deeze volgen- de Soort, in Siberie. C io) Vlambloem mét Liniaale Haairige Blae je den en drievoudige Bloemftseltjes, “sitiriea. Sibeú Deeze verfchilt van de laätftgemelden aân- merkelyk , dóordien de Slippen der Bloemen hiet‘uitgerand , en dic van den-Kelk zo lang Zyn als het Pypje van de Bloem. Op ’t end der Stengetjes, dic zeer klein zyn en op den Grond leggen ‚ komen twee of. drie rd Lymerige Bloemfteeltjes”, voort „ een. weinig langer dan-de Blaadjes, De Bloempjes zn blaauw van Kleur: : 7 zt Co ns” C*) Iridien het eerfte Oir van ätle Gewasfen in ’t Paradys gevormd ware, gelyk het. denkbeeld van LINNKUS is gee weeft, zo zou het zeer onbegrypelyk zyn, dat in het ver= Ípreiden over den Aardbodem deeze Vlatnbloemen niet ergens Grond gevat hadden „ dan in Noord-Amerika alleen; têrwyl in Europa génoegzaame Strecken zyn, van cen sid Klimaat en Grond. — (to) Phlox Fol. linearibus villofis. pn pedinculis bi. Ams lead, II. p. 342e Di 1 DEEL. VIT, STUK, 530 VyYEMANNIGE KRUIDEN, Iv, Convorvurus Winde. ÁFDEEL. man: Een Klokvormige geplooide Bloem , met Kie twee Stempels, en een tweehokkig Zaat: Eenwy- dat in teder hollisheid twee Zaadjes heeft(*). Ve Dus komen de byzondere Kenmerken voor, van dit uitgebreide Goflagt , * welk over de vyftig Soorten bevat. De eerfte vyfanderig hebben een windende- Steng. r. (a) Winde met Pylswys* voor en agter ge- prs Sen Jpitfbe- Bladen en meeft eenbloemige Steel- 45. Akker. ke Winde, Decze grocit alom in Europa, en ook in onze Nederlanden , overvloedig op de Akkers of Koornvelden-, alwaar zy zig. dikwils om de Halmen windt tot een Elle en meer hoogte, (*) Van waar Linneus die afleidt , begryp ik niet, TOUR: NEFORT ‘zegt ‚ dat het Zaadhuisje van dit Geflagt fomtyds driehokkis is , fomtyds maar ééne Holligheid heet, HALLER zegt, in onze Winden is de Vrugt driehokkig, ia anderen ééne of tweehokkig, In de Kenmerken (Char, Gener, Plartarum) is de Vrugt cen Doosje, met den Kelk omkleed , rondachtig , een- twee- of drie - Kleppig , bevattende twee rondachtige Zaaden. De Kelk , die vytbladig is of vyfdeelig „worde fomtyds omvat van twee ruime Blaadjes, gelyk plas heeft gan Gemeen Groote Winde, (2) Convoivslas Fol, Sagitatis utrinque acuminais êCe Syft..Nat, Xll. Gen, zig, pe 155. Wig. XIIL. Gen, 215: Pe 163. H. Clif. R. Lagdb. 427. N. 1, Convolvulus minor Arvenfis, C‚ B. Pin, 294, Convolvulus „minor LOB, le; 619. Smilax Izvis minor, Dop. Pempt, 393. EDWe SELIGM, VII. D, Pl, L. p. 56 / et, PEN TAN DEI a: 53 Gewoonlyk „echter , kruipt zy langs den“Grond, Iv. gelyk op ruige Wallen, met ‘haare dunne Sten- Arpeer; getjes ‚ die bezet zyn met driepuntige’ Blaad- een jes. Somtyds komen dezelven. wat fpitfer ,sTUx. fomtyds van agteren met de Punten ecnigs-,Momas-. zins krom en als ge-oord voor. Somtyds 5 zynze ook breeder ,fomtyds finaller. De Bloci- pjes, van deeze Kleine Winde, zyn of paarfch- achtig , of. Roozekleurig bont, en fomtyds wit; gelyk men twee Verfcheidenheden daar van , in * Werk van rabe afgebeeld en met Kleuren voorgefteld "v (e) Winde met Pylswyze Bladen , die van B5- IN creren, geknot zjn „ en vierhoekige eenbloe: „Cryzvton mige Bloemfteeltjes. - winde. Dit is de Groote Winde , met witte Bloemen , welke men niet dan in de Haagen, in Kreupel. bofch en Riet, aan de kanten van Slooten x Graften en Moerasfen , aantreft , zynde een leelyk Onkruid in de Tuinen, Hoven en Boome gaarden, door haare fterk ‚onder den Grond, voortkruïpende Wortelen, wier flukken telkens weder aangroeijen ‚ en Een nieuwe Plant maa- ken. {z) Convolvulus. Fol. Sagitratis poftice trùncatis &c. H. Clif. R. Lugdh. 427. No 2e „Fl: Suec. 174. DALIB? Par. ss. TouaNr. Inft. HALL. Helv, 485. OED. Dan. 458. GOUAN, Monsp. 93e ‘Gor. Belg. 55. &c. Convolvulus major albus, C, B. Pin, 294, Smilax I&vis major, Dory Pempr, 392, Sin's law lvis vel lens major. LOB. Ze, 619, de, 2 Il, DEEL: VII STURES IV. 532 _ VEFMANNGIE KRUIDEN, ken. Wegens haare hoedanigheid ‚ van zig al heee windende om alles wat haar voorkomt te flinge- Hoof: ren ‚ en de groote Bloemen tevens, noemt mene STUK. ze Slinger- Roos. Deeze is het ook, waar van Kee 5 de Naam van Winde zyne afkomft heeft, in _ Latynfche woord Convolvulus begreepen. In ’% Engelfch noemt menze Bindweed, in ’t Franích Liferon of Caimpanette, by ons dikwils Klokjes- Winde , om haare Klokswyze Bloem , die door- gaans wit is, doch fomtyds Roozekleurig bont, en paarfchkleurig voorkwam buiten Haarlem, in de Haag van een Boomgaard by ’t Kraaijeneft „ volgens CoM MELYN, * Gewas der gewoone Groote of Klokjes- Winde beklimt de Boomen tot zes, tien Voe- ten en meer hoogte’ De Bladen zyn Hart- vormig en veel grooter „-doch-nict zo fpits âls aan de voorgaande, van agteren ge -oord. De Bloem heeft een grooten tweebladigen fuimen en daar binnen een vyfbladigen Kelk» die Klokvormig is; het Zaadhuisje driehok= Hoewel men dit Kruid niet als een Ge- neesmiddel gebruikt , bevat het doch een Melkachtig Sap, dat fcherp is en van eche Purgeerende kragt. Verdikt zynde, en tot cen Scrupels veelheid ingenomen, werkt het als de Scamimoneum , die volgt, Dit zal de reden zyn , dat fommige Autheuren het Gewas tot de Smilax betrokken hebben. (3) Wine PEnrawB Rrk 5 _@) Winde met ee ‚van heien knotte Bladen „ en ronde meeft drill: mige Bloemfteeltjes. Iv. “ ae , Rake Deceze , gemeenlyk Syrijche Winde geel ML on is het: Gewas „ dat de“ zo bekende Scammo- ht Sean neum uitlevert ‚ die ons van ‘Smyrna of Alep- "site, po’ toegebragt wordt. Het groeit , naamelyk _in verfcheide Streeken van Klein Afie, aan % end der Middellandfche Zee, 't Gewas: gelykt naar het voorgaande zeer , maar «de Bladen zyn niet aan de kanten bruin : » de Bloemfteelen twee- of driebloemig ; langer, niet ‘korter , dan de „Bladen : ’t omwindzel „of * de-buïtenfte, ‘is niet grooter dan de binnenfte - Kelk „die-ook een andere figuur heeft , dan in» de Groote Witte Winde, -„De- fchrandere HAssEeLQuIsT hadt de’ Winde 5 die“het Scammoneum uitlevert, tus-: fchen Názareth en den Berg Karmel in Pale-” ftina zien" groeijen. ss Uit Marafch, dat het” ‚‚ Landgoed is van zekeren T'urkfchen Basfà, „ vier-Dagreizens van Aleppo af en digt aan” „ Armenie, wordt het befte , dât op den Aárd- „‚ bodem is, (zegt hy,)} verzameld. Men NS ed het “van _ in’ kleine Velletjes » Daâr €3) Canvolvulus. Fal, Sagittatis poftice truncaris &cc, R, Laugdb, N.-3e Mate Aled, 82. Convolv. Syriacus f, Scammoe nea Syriacte MOR1S.-Hijf, II, p. 12, Se Ie Te 3e fe Se MILL e Dit, T. rde. Scamingnia Syriaca, C‚, Be Pin, 294. Scamma- neum Syrlacuin Antiochenum , Scammonia, LOB. Leon, 629. Ii, DEEL, VII. STUK. zi Ee 534 VYFMANNIGE KRUIDEN. ss naar Aleppo , en het wordt , door de En- ” s gelfche en Franfche Kooplieden, naar Lon. Hoor- „> den en Marfeille verzonden. Van den Berg STUK. Een Wigte_ ‚, Karmel kon men ééftyds ook, dat by uit- WI … ftek goed was, over Akrim bekomen; maar sy hedendaags is bet naauwlyks indie Plaats 5 meer te koop ; dewyl-de Arabieren „aan dien >, Berg woonende „ zig meer op ‘Roof dan op » eenigen. nuttigen ailieid, toeleggende , “de In 9» zameling verzuimd hebben.” „Het Aleppifche iScammoneum, woedt in % algemeen beter gekeurd dan datxvan ‘Smyrna 4 *t welk men derwaards brengt uiteen Stad: van. Galatie, of ook uit Cogui in Kappadocie ‚niet ver van den bogt des-Bergs. Taurus, waar cen groote: Inzameling isvan deeze Drogerye. De zelve moet niet zwarts zwaars noch met vuis ligheden vermengd ;- maar witachtig «of Afch- graauw, broofch zyn-en glinfterende, wanneer menze breekt ; geevende, als mem-’er Vegt aan brengt, eenige Melkachtigheid. uit, Sommigen hebben. getwyfeld, of de gedagte Winde wel de Plant ware, die- Dos com t- DES Scanmonia noemt 5 om dat hy derzelver Bladen zegt ruig te zyn + doch die: met ruige Bladen komt ook by-Smyrna voor; en mooglyk hangt de ruigte van de Groeiplaats af. Immers het fchynt dat de-befte Grond de befte Drogery van dien naam uitlevert, Ook geeft de mapier van Inzameling een aanmerkelyk verfchil. By Smyrna, den Wortel ontbloot hebbende, maakt men PE NIR ABk Loa Tige men ’er een Sneedje in , en voegt een Mos- Iv, felfchulp daar aap ‚ om het blinden Vogt jn. op te vangen, le of geëlachtige Hoertetijnthde Hart gilevere SFOR wdar wan de Ouden gewag maaken. Deeze 4” wordt ons nooit toegebragt. Welke bereiding het Volk aldaar. voor deeze Drogery gebruike, die tot. Verzending ingezameld wordt , is on= zeker ; maar depkelyk zal ten dien einde het Sap uit den Wortel geperst en. vervolgens gedroogd worden „ gelyk Mesure verhaalt. Het £ Sammie „ook dikwils Diagridium genaamd, is een Gom, die zig in Water laat - uitmelken ‚ en Sie dine in byna geheel onte wordt. Niettemin worden, met Wyn- geeft, wit zes Oncen wel vyf" Oncen Harft getrokken (*). Het is een der fterktte Purgeere middelen, fchroomelyk-wegens zyne fcherpheid s en dus niet dan met veel voorzigtigheid te ge- bruiken. De verbeteringen, die, men ’er aan getragt heeft toe te brengen » Verminderen de kragten, De Ouden hebbenze tot een Drachme of twee Scrupel ingegeven ; doch hedendaags is de Gifte tot een half Scrupel en minder be» pâald. Beft gebruúikt menze , om eenig ander Purgeermiddel aan te zetten-of. in andere „mengzelen. Dus maakt het Scammoneum-den grondflag wan het Pulyis Cormachinus uit, dac veiliger gebruikt kan wordeù, dan deeze Dro- gery op zig-zelve. Zy komt in meest alle Sas (*) Grorrn. Afar, Med, Tom. II. p. 669, 5 li, DESL. VIl, STUK, Ll 4 “536 VyrMANNIGE KRUIDEN. “IV. _Smengeftelde Winkel - Purgeermiddelen > 20 Arprit. Pillen als Kopferven of Eleétuariën, poor: paar Ca) Winde. met Hartvormige gefpitfte effene an Bladen en tweebloemige Bloeinfteelen (*). ed Sibiri-_< In Siberie is deeze Soort, door LAXMAN, Siberifchew waatgenomen. _Zy heeft de Steng een Vadem lang, zig omwindende, De Bloemfteeltjes zyn in tweeën gedeeld , tweebloemig , korter dan de Bladen 5 de Bloemen wicachtig of uit den vledfenikteurigen met een geelen Bodem; maar half zo groot als die van de _Akker- Winde, (5) Winde met Aanikke » gefpitfles wit. ie ie gen Bladen, griekoenige Sri en Rs eon „Meelige Steng. ont Td die: Wig ips ook in de Upfalfche Tein waarge- nomen, heeft een Steng van dergelyke hoogte: de Bladen zyn eens zo lang als breed, met Meelige Steeltjes 3 “de Bloemen driemaal zo groot als de Kelk, iets rood, fpits, in vyven gedeeld, De plaats der afkomtt is onzeker. (6 Wine (4) Convolwulas eerd eng acuminatis haio &c Mant. 2030005 (*) Pedsaneulis wike” han er in sf. En ge Xu a doch uitde befchryving in de Aiantis/a blykt , dat ac Steeltjes gweebloe emip zyn. 5) Convolrulas Fol, Cordâtis acuminatis repandis aad Maut, 203, Jet: Hert, Te 35e Ed PEEN tr WREDE u 537 (6) Winde met Liniaale. Piels gebie « Iv. Bladen, die de Ooren getand hebbenz een- Ken bloemige Steeltjes, Pylswyze Kelken en een FD- windende Steng. Covo: Deeze Ooftindifche Soort heeft ook een Win- zus vetes dende Steng : de Kelkblaadjes komen met dief ie Ikelkige, van een Soort van Klokjes , gemeenlyk Viola Mariana genaamd, overeen, (7). Winde met Hartvormige onverdeelde Ee. ee Schildachtige Bladen , en effene Kelken. tas. Schildvor» Van DirLENiUS , die dezelve uit Zaad „mies van % Eiland Cuba in de Westindiën beko- men „ voortgekreegen hadt, wordt zy Groot- wortelige genoemd , als een Wortel hebbende gelyk een Karoot. In Virginie fchynt de zelf de Soort ook te groeijen. (8) W inde met Hart vormige onverdeelde en_ vin. driekwabbige Haairige Bladen , wi in. ken, ruige Zaadhuisjes en byna tweeblog, ‘che. mige Bloemfteeltjes. È EE _ Dee- {s) Kerstens Fol. Linearibus Haftato- acuminatis &c. Tala. Neli, Hart. Mal, XI. ps 113: T. ss, BURM. FL, Ind. 43e (7) Gonvolvuius Fol, Cord, integris Pandarzformibus. &c, Convolv. le &c. DLL, Ekb, 101, T. 85 f, 99 GRON. Zi rg. (2) di Fol, Cord, integris trilobisque &c, Con» valv‚ Fol. Hederaceo Arventis , Flore dilute pucpureo, DIL, Elth, too, Te, 34 f. 98, Lis II. DEEL, VII, STUS, set KE ed s38 VyrMANNIGE KRUIDEN. IV. Deeze Karolinifche heeft, volgens den zelf. ArpEele den , Klyfachtige Bladen, en was uit Zaaden, zdolpe die men onder de Ryft van Karolina bekomen STUK, hadt , voortgetceld. Ik @) Winde met Hartvormige dort en Pagter eb Bladen ; de Bloemen effen ee randig ; de Vrugten regtopfhaande. | ie Het verfchil van deeze met de voorgaande is nict groot. Uit Zaaden van Afrika was zy geteeld : doch men vindt nd tok in de beide Indiën, kt (ra) Winde met Hartvormige driekwabbige Acabifche, ____ _Bladen,ten halve in vyven gedeelde Bloe- men, wier Steelen korter dan de Bladftee- Deeze, onder den naam van Blaanwe Win- de, met Klyfachtige hoekige Bladen, zelfs by BAUHIiNus bekend , ís ook door DriLuLe- Nus in Afbeelding gebragt. Men meent, zegt by , dat het de Ni der Arabieren zy, waar van de Greintjes of het Zaad, om Slym door den Afgang uic te ee » gebruikt werden: en doch ts) Convolvalús Fol. cord. integris trilobisque &c, Conv. annuus Fol, Cordatís &c. H. Clif. 67. Convolv. Fl, purps “ Calyce punêato, Dir, Eltb. f, 69 &f. 55. (10) ‘Convoloulss Fol. Cordaris trilobis &c. Conv, coeruleus Hederaceo angulofo folio. C. B. Pin, 295. J. Be ne It, Pe 164. Dirk, El:h, uts. £. 91, 92, a | 2zDeel, PLAAT XLI. PE NTA ND RIA 539 doch het Gewas , dat hy afbeeldt „groeit in IV. Noord- Amerika. Het is door zyne korte Bloem: Apnenk fteeltjes ‚ puntige Bloemen en opftaande Vrug- Hoorpe tén, van de anderen wel te onderfcheiden. STUKe “Om welke reder, thans, alhier de Convolvulus „Aer obfcurus uitgemonfterd zy, is my szo wel als Ujtrda de bynaam „ duifter, „ Misfchien, , om dat de en: zelve geen genoegzaame overeenkomst had, met, Fige te de aangehaalde van, Dar LENIU ss die gebrek- Kelyk fchync afgebeeld te zyn. Of de uitlaa- ting kon by toeval „ dewyl het getal voor de volgende geplaatst is „ zyn veroor. Rakt In de fchoone Verzameling van Ooftindifche Planten, my deezen Jaare door den Wel Ed, Geftr, Heer J. C. M. RADERMACHER 3 Extraordinair Raad van Nederlandfch Indie „ göedgunftig bezorgd, vind ik: eén: Sôoït van Winde , die met de befchryving van LINNAUS ftrookt en van alle andere Soortem verfchilt : Zie dezelve bier nevens in Fig. L, op Plaat XL , afgebeeld. De Steng , naamelyk , is fond; de Bladen zyn volmaakt Hartvormig , van onderen” eenigszins ruigachtig ‚aan. de kanten ruùw ‚ met ruige Bladfteeltjes : de Bloemftcéle tjes langer dâu dezelven , worden aan ’t end dikker en, zo wel als de.Kelken, glad ; -hebbende maar ééne Bloem, doch in ’ midden twee klei ne Blikjes, De Bloem is klein «+ maar dezelve verfchilt in grootte: volgens den- Heer N, L. BurMaNNus De Ridder hadt gezegd, dat d dee» H, DssL, Ville STUKe 840 VYEMANNIGE KRUIDEN. p ed deeze Soort niet alleen op Java en Ceylon , maar “y. “ook in China en te Suriname voorkomt (*). len … (ax) Winde met Hartvormige onverdeelde Blas XI den „knikkende Kres en dikke bie pijpen urpie Palen: Ee Deeze Soort van Winde, die ook var Groeiplaass in de nieuwe Wereld heeft wegens haare fraaiheid in Afbeelding echie door Enger, en als Verfcheidenheden zyn daar toe twee van DiLLENrus, met Hät- vormige Bladen, betrokken. De Bloemfteelië ftaan regtop ‚ maar , met de Vrugt verdikt, gaan ZY knikken. „De Kelk ís gefirpeld, ruuw 3 * Xi re w hade: miet heniatenns Hartvormig , De LE _ … sfenrandige , Haajrige Bladen en vend mige Steeltjes. Volgens ‘de av van, den Heer. N. (*) Cônvoivalas sun: pane Plants IIs p. 226, No 10 Convolvulus Flore minore La&eo Sc; DiLL, Elth, 98, Teôje f, 95. Convoly, obfcurus, BURM. F. Ind ‚pe 44» bis (ii) Eren Fol. Cord,, indiviúis Sc, Conv. ct tuberculatis Pilofis, Pir. Chf. H. Ups. GRON. Virg, C pu:p.. Folio fiboehadp. C; B. Pin‚,Zós: Enuer. Pit 5 f. 2, B. Convolv, coeruleus minor & Y. Conv. Be Cok dato glabro, DiLL, Elth, utse f. 94,9 £ ae Convolvulus Fol, Cordatis reina inerses jn willoûis &c, Mart, 203, BURM, le Jud, 46, Te 1e . KR : P_E Ne TS AMONT DARE EGA sar L. BuRMANNUs heeft deeze Soort Houtige ; w. windende „ ruige Stengen en Bladen die- met Arak roode Haairtjes bezet zyn: de Bloemfteeltjes Hoorn. drie- em ook fomtyds éénbloemig, … Zy groeic*TUKe in Ooftindie, EE, A met Piekswys’ Hartvormige vjf- srt, bbige Bladen en een kruipende Knobbel- „orn ban Jflekelige Steng. ke Patatten, Dit Gewas is zo wel in Oost: als in West= indie zeer bekend „om dat de Wortels daar van , onder anderen, aan de Slaaven en Indiaa- _nen, ja aan de Europeaanen zelfs , in Amerika , tot Voedzel ftrekken. Men vindt ’er door veele Schryvers gewag. van gemaakt , en het komt , naar den Landaart, onder verfchillende naamen ‚voor, . Het fchynt , door de Spanjaarden , uit Amerika in Ooftindie overgebragt te zyn , alwaar men het kent by den zelfden naam, die ’er in de Weftindiën gemeenlyk aan te weeten Batatas of Patatten. De Spdanttin noemen de Wortelen aldaar ook Camotes én Sgr de meen dnhame; de Amerikaanen Ba- Es) Convolvulus Fol, Cordatis Haftatis are &e, Cony, Fol. Cord.-angul. Radice tuberofd, R. Lugdb. Ne #1 Conv. Radice tub. esculentà. CATRSB. Car. II. p. T,6c%, Conv, Ind. Orient, -Inhame f. Batatas. Monis, Hij. 1, p. Ii. S. 1. T. 3 Fer4e Conve Ind, vulgo Parates ditus, RAye Hf, 728. Batatas. C‚ B. Pin. 91, RUMPH. Amb. V. p. 367. T. 130. KALM. Jtine U. p. 300. Kappa Kelenga, Hors. Mal, p. 95..T. 50. Confer, FEUILL, Peruv, III. p‚16,T. Ine Ie DEEL, VII, STUK &ât - VYEFMANNIGE KRUIDEN, IV. Batada, de Franfchen Batades en de Engelfchett apen Potades. ‘Ons Volk geeft ‘er gemecnlyk den mare naam van Patatten aan. „eum Het iscen Gewas , dat langs den Grônd kruipt, ie ®Y- op de wyze der Rene en Kalabasfen, fchies tende uit ieder Knietje ,dat aan de Aarde raakt, een Wortel „ die de gedaante omtrent van een Rammenas hect: » zynde dikwils een Span of een Voet lang en twee Vingeren dik, doch niet regt ‚ maar krom gelyk een Mag ‚ en ok van andere figuuren. Men heeft ‘er Roode en Witte van, gelykende de eerften, zo Mers zegt, naar bleeke Beetwortelen, wordende, op veelerley maânieren, by Vleefch en andere Kost geftoofd en fmaakende als Karftengeh De Witte , zegt zy ‚ groeit ’er in ’ wilde, en wordt van de Menfchen niet gegeten ; maat in Ooftindie maakt-men „ volgens R vm Pur 0ss zo wel gebruik van de genen die-een wiet äls die een roode Schil hebben, ‘Haare Afbeelding van beiden vertoont ook den Wortel Raapachtig en nietalsseen Karoot, Gemeenlyk weegen 2y een Pond of daar omtrent; zo dat zy grooter zyn dan onze,gewoone Aardappelen , by welken KarM dezelven vergelykt. , Men noemt die Wortels, zegt hy» welke pi pn den naam van Batatas voeren , ‘in Pene „, fylvanie Bermudifche Aardappelen; wordende 3, dezelven , zo“van voornaame Luiden , als van st gemeene Volk , aldaar overvloedig geplante 5 aje bien moet uit Aarde met Zand ver », MEDE Pe NT ANDREI A: 513 5 mengd beftaan, en niet te vet noch te mager iv. zyn. De Wortels worden , ten dien einde, ArpEaL; s gelyk de Aardappels, aan ftukken gefneeden, Höörn= „doch zo, dat men ’er een of twee KnoóppenSTUK. » aan laat, Gemeenlyk zyn zy van buiten rood, nn ‚van binnen geel. De Smaak is zeer aange- „neem „ overtreffende , myns oordeels, dien » der Aardappelen „ Artisjokken, ja van byna „ alle bekende Wortelen (*). Zy fimelten by- „ kans in de Mond. De manier van toeberei= s ding is als der gewoone Aardappelen , by „ welken menze fomtyds kookt, Gemeenlyk „ legt men dezelven , op den rand des Schot- 5 tels, by gebraden of gekookt Vleefch, Zy » groeijen zeer fchielyk , maar de grootfte ‚„ moeite is, om ze den Winter over goed te s houden : want zy verdraagen geen Vorst, » geen fterke Hitte en geene Ei an Ik nam, by myn vertrek uit Amerika „ taa- » melyken voorraad daar van mede; doch op » Zee overviel ons cen geweldige Storm , en het — „ Water drong overal in het Schip, zo dat wy » onze Kleederen, Bedden, Dekens enz. byna ;, konden uitwringen, Dic deedt myne Bermu- s difche Aardappelen verrotten. Dewyl zy; 5 echter , thans niet alleen in Portugal en Span- 2 je, maár ook in Engeland , worden aangee „> kweekt s (*) Den Suikerwortel mooglyk alleen rn By Morison wordt het Sifarum Persvianorum genoemd. IL, DasL. VII, STUK, 544 _VAFMANNIGE KRUIDEN: IV. ;s kweekt ;-zou zulks , „myns oofdecls „if. hs »s Sweeden ook niet zeer moeielyk zyn. -In Hoorp- „ Penfylvanie was men niet gewoon , doot ran s Giling een zodanigen Drank daar van te MUL bereiden; als door de Spanjaarden in huis s‚ ne Amerikaanfche Volkplantingen gefchiedt.” Ook noemt menze in Engeland Spani/ch Potas toos ‚ dat is- Spaanfche Aardappelen, — Ten opzigt van het Bladerloof fchynt hiet van aanmerkelyk de Afbeelding te verfchillen , welke Pater Frurrrér vande Patatten geeft; want hy vertoont het Gewas niet gepalmde of vyfvingerige „Bladen. Niettemin worden «de Wortelen. van dien naam daar mede bedoeld, wier Smaak hy ook by dien der Karftengen vergelyke en zegt, dat zy door geheel Ameri ia bruik zyo. Dic doet LiNNaus denken jk of ’er ook byzondere Soorten ek mogten van dit Gewas, si Colts. (14) Winde met Hartvormige vise bus bifto- . Bladen en dubbelde Bloemfteeltjes; de gr Tus wiee men met driefneedige Slippens. ‘bloem:ge. Deeze , in China huisveftende , heeft onge- vaar de grootte van de Akker- Winde, De Steng is windende, rond Haairig, zo wel als de Bla den : de Kelk vyfbladig , ongelyk; de Bloe- men wit, in vyven gedeeld, geplooid, met de Slip* (14) Convölvulùs Fol. Cord, pubescentibus &c. Sp, Ph, 1663, PEN TDANBD REA Zag Slippen aant end driedeclig, de middelfte Punt „ie de kleinfte, To v. (xs) Winde met Hartvormige langwerpige op Ho ed ak; kaale Bladen, en gekroonde Bloemfteeltjes ee die tweedeelig en veelbloemige zyn. Convoluss | cillatus Hier komt het Gewas thuis „dat te vooren Gekeauifte, Gekranfte Jpomoia is genoemd. geweest; Pr v- MIER fchynt het met zyne Quamoclit, die: * paarfch is en Bladen van Nagtfchade heeft, te bedoelen. Evenwel zyn de Bloemen niet inge- fneeden , gelyk by hem, maar Klokvormig als dic-der gewoone Winde, blaauw en klein: de Bloemfteeltjes korter dan het Blad , gekranste “€ 16)-Windemet Hartvormige. Bladen , een win- _ xvr, dende Steng en gekroonde Blaemfteeitjes. aten Deeze wordt by PruMmrer de geele Viel.de. bloemige Winde getyteld. „De -Groeiplaats is op de Eilanden Martenique, Saules, en te maika, in de, Westindiën. wnd Winde met Hartvormige gladde Bladen Pe een blyvende Haairige Steng. Dee- Gee (15) Comvolvulus Fol, Cord. oblongis en &c. Crans: che, Jas minor fcandens &c. BROWN. Jam. 153. Ipomcea verticil. Tara, Am, ed V., pe 394. Quamoclit aren Solanifolia Minor, PUM. Jc. 94. Éf‚ 2 (16) taak Fol. Cord. Caule volubili &c. es lus „teus polyanthos. PrUM.-Am, 88. T. 102, Iyanthos folio fubrotunde. SLOAN. Fam, 5 C17) Cenveluulus Fol. Cord, labs &c, Conv, Fol, ‘Cord. Acuminatis , Caule Arbareo fcandente, R, Luzdb, 429, Hor, „dlal, XI. p. 105. Te STe RA}. Sappl. 376, Mm il. Daar. VIL. STUKs IV. Ao sos. STUK. XVI Cn Wims. Kanasifche, HE Vermafnteë Kaórntn. De cezê „op Malabar Kattu - - Kelenga' genaamd, heeft een Boomachtige klimmende Steg. De Bloemen zyh Haairig „als gefternd en bont, Men vindt deeze Soort ook op Java. G 8) Winde met Hartvormige ruigachtige Bla- __den,een blyvende Haairige Steng , en vals bloemige Steeltjes. Zo wel als de voorgaande was deeze in de Europifche Kruidtuinen bekend , zynde doot COMMELYN afgebeeid. Zy heeft een Hee: fterachtige ruige Steng. De afkomst, is van de Kanarifche Eilanden, BN ea Bae Hartvormige Bladen , wr ì nn | ied Kalken en en zes Suratte , ín “Ooftisidie , is ‘dec waarde nomen, die naar de Paarfche Winde gelykt ; maar 30 ge p At RS a n Pr DaaorneD. Mie (zo) Winde met Hartvormiige Bladen en vn Ze _swindende Steng , die wederzyds fcherp is. _ Op Ceylon en Java komt deeze voor , die de (18) Convolvslus Fol. Cord. pubescèntibus Bec, H‚ Clif. Be Zugdb. Conv. Canar, fémpervirens &c. Comm. Hors. Il Pe zor. T, si. Gonv. Canarienfis &c, Prum. Abm, 114 Te 25e f‚ 1e (19) Convolwalus Fol. Cord, Pedunculis incmsfatis lant. 44. (zo) Convolvalus ol, Gard, Gaule volubili usinque © kinare. Mant, 43e PEN T ANDRE IE 842 Steng wederzyds , van ’t eend Blad tof hetan- IV; dere, met een fcherpte of Kiel heeft. De Blan Aran: den zyn Hartvormig Eyrond., langwerpig: en Hoorn effen. (21) Winde met Hartvormige gehoekte Bla- Fee n., de Steng met vier Vliezige kanten 1us ben en veelbloemige Bloemfbeeltjes. ens _ Deeze Soort levert den ‘Torbich - Wortel , die in de Apotheeken bekead is „uit. Men vinde- ze Zeer groote gewiekte Ceylonfche Winde, met Bladen eenigszins naar: die-van-de. Heemst gely- kende, door HERMANNUS getyteld, en on- der dien ‘naam aam ‘licht gebragt. Een Plant, door hem overgevoerd , heeft in de Leidfe Aka- demic- Tuin drie Jaaren geleefd. Hy vondtze op Ceylon en Malabar , in vogtige belommerde plaatfen ‚ aan Ben nd in de de Vite Kust wait Indie, gefchiedt de Inzame- ling van deeze Drogery , welke men van daar ‚ menigvuldig naaf Perfie , Arabie , Turkyc en Europa, plagt over te voeren. De Mahomethae- Ben nocmenze Turbith, mäar die van Guzurstte are _} Gi) rvilvelat Fol. Côrd. angulatis &c, FL Zet: 744 Mat: Med. 34. Convolv. Zeyl. alatus maximus, HERM. Lugdi. 177, T. 178, :79- Turperbum repens Fol, Althez vel Indi. cum. C. B. Pin. 149. Turbith Officin:rum Guziz argue Acolte. BREYN. Prodr, z. p. to3. m 3 IL. DEEL. VI. STUK, 34% VEFMANNIGE KRUIDEN: IV. Barcaman ,en in de Provincie Canata, wiet maen Hoofdftad Goa is, heet zy Tiguar. waer: De Wortel, die de dikte van een Duim en STUK. daar boven heeft , wordt gezegd wel drie of vier ns Ellen diep in EE Aarde te booren , zynde Hous tig, in Takken verdeeld, en met een dikken bruinen Bast bekleed, Gefneeden of gebroken zynde, geeft hy een Melkachtig Sap, dat aan- ftonds ftolt tot een bleek geelachtige Harst , die in t eerst zoetachtig van Smaak is, vervolgens fcherp en walgelyks By de Ouden vindt men weinig zekerheids. aangaande de kragten van deezen Wortel, die ons gedroogd in ftukken van een Duim dik „wordt toegebragt. Hy is van eene fterk Pur- geerende natuur „ doch wordt hedendaags zel- den gebruikt en van fommigen gevaarlyk geoor- deeld, dat ten opzigt vanden Wortel op zig zelf waar is; doch , met andere Purgeermiddelen gemengd, is hy sin-de,Waterzugt en dergelyke Kwaalen-, die uit vergaaring van koude Slym ontftaan , niet ondienftig. Ook komt hy in vee- je Gikniherde Winkelmiddelen. xx. _ (22) Winde mét Schildvormige Bladen en veel- Conoolou «bloemige Bloamfteelen, ius, Schildblas_ Men bedoelt hier de Groote Indifche gladde dige, Win- (22 ) Convolvulus Fol, peltatis , Pedunculis multiforis, Con- völvalus levis Indicus major, Haylale Rumen, Amb, V. Te 237 EN wi . PEN T A NDRI ME 549 Winde van Ru Mrrrus, die de Bladen Schild- tve vormig heeft. Men vind: ‘er een Witte en Roo- ÂFDEEL: de van; naar de Kleur der Bloemen verfchillen- Hoes. de. De Bladen werden ’er tot uitwendige Mid-STUKe delen gebruikt. Op Ambon was de. Grociplaats. „Zomer (23) Winde met ongelyke Bladen , Hartvor- XXII. mig gehoekt , Lancetvormig „ een windende bp Steng en eenbloemige Steeltjes. Jala Deeze Soort wordt gezegd den echten Ja- lappe - Worte! der Apotheeken uit te leveren. Zy voert den naam van zwarte Mechoacanna by Bauminuss, en heeft haare Groeiplaats in Nieuw Spanje. Onder den naam van Chelupa of Selape is de Wortel eerft uit de Wettindiën overgebragt ‚ hebbende zynen naam van het Spaanfche Steedje Xalapa bekomen, De Wortel is te bekend, om van deszelfs gedaante , zo als hy in bride. Schyfjes over- komt, te fpreeken. Hy is, om zyne onkoftbaar- heid, als cen uitmuntend Purgeermiddel onder t Gemeen befaamd. en onder de Genceskun- digen ook niet veragt. Byna Smaakeloos „niet wwalgelyk en zonder Reuk, kan het Poeijer aan Kin. (23) Convolvalus Fol. difformibus. Cordatis angulatis Sc, ohv. ‘Fol. variis, Pedunc. unifloris, Rad, tuberofâ. MILLe Diëf. N. 32. Conve Amer, Jalapium ditus. Ray. Hij. 724 Bryonia Mechoacanna nigricans, C. B. Pin. 298. Prodr, 137. J. B. Hif. Ist. jalapiem „Methoacanna nigta, DALL, Pharm, 201. Mm 3 IE Das, VII, STUK. 550 VYFMANNIGE KRUIDEN: „WV. Kinderen en vieze Menfchen veel gemakkely- AGDBEL. ker, dan de Rhabarber of andere Purgeermidde- Hoorp- len , met een weinig Suiker worden ingege- STUK. ven, Her werkt ook in kleine Gifte. Twee, Ke ee drie of vier Greinen zyn voor een jong Kind, twintig of dertig voor een volwasfen. Menfch noegzaam. Maar, de Geftellen. moeten hier „byzonder in acht genomen worden; dewyl het een Purgeetmiddel ís ven een heete, Harftige nätuur, komende dus meest te pas in koude, Slymige, Waterige Lighaameù, In-groote veels heid is het gebruik, zo van den Wortel ‚als van deszelfs Harst, niet zonder gevaar, By de ge= nen , cie Geeftige Wateren uit Suiker of Me- lasfen deftilleeren , is hy van veel dienst , om dat de Gifting ’er door bevorderd wordt en men ‘er dus meer Geeft uit krygt. XXIV, (24) Winde met Lancetvormig ovaale Bladen, Zus Sericente die van onderen zagt als Fluweel zyn, mét byna gekroonde Bloemfleelijes , gehaairde Kelken en een windende Steng. Eene Ooftindifche , door den Hoogleeraar N. L. BurMANNUs in Plaat gebragt onder den naam van Weeke Winde, behoort tot deeze Soort. De Steng is Heefterachtig en de Kel- ken munten door huane ongemeene Haairigheid uit. On- (24) Convolwulus Fol, Lamceolato-ellipticis &c, Convolve Fol, ovalibus pubescentibus nervofis &c. BURM, Fl, Jud, Te 17e f, Te PEN TAN D RI A -55t Onder dien zelfden bynaam geeft Doktor Av, ForsKAOHL de befchryving van eene Soort AFDEERe van. Winde, door hem by ’t-Griekfch Dorp goorne Eraclisfa , aan den Oever der Zee van Mar- STUKe mora, waargenomen ; doch dewyl dezelvé ge-, Mams palmde Bladen hadt, kanzy hier niet ftrooken, (25) Winde met driekwabbige Willige Blad-n xxv. "en eene gewolde Steng. En. De Bladen zyn, in deeze , wederzyds met Wolige eene digte Wolligheid, als Fluweel , bekleed, en in drie Kwabben verdeeld, De Groeiplaats is op Jamaika, (26) Winde met Hartvormige Fluweelige uit- X0Ut gehoekte Bladen, de Kwabben uitgegulpt, eend de Steeltjes tweebloemig. er Deeze groeit in de Zuidelyke deelen. van Eu- opa, in de Levant en in Afrika, op Heuvelen, zegt de Ridder. Van zelf voortkomende, heeft zy de Steeltjes eenbloemig, Haare en (25) Convolvulus Fol. trilobis t tomentofis „ Caule Lanugino= fo. Convolv. Fol. Lanato in tres lacinias divifo &c. SLOAN. Fam, ss. Hill, le pe 154. Te 98. É. 2, RAe Suppl, 331. Con- volv, Jamaicen(is trilobus &c. Prum. Alm. ris. T. 167, fo 40 (26) Convolvulus Fol. Cordatis palmatis , Sericeis Sec. Pir, Clif 13. R. Lugdb. 429. N, 13. SAUVe Monsp. gore. GOUAN Mansp. 93. H, Cif. 67. Conv. Argenreus Folio Althee. C. B. Pin, 295. Conve Betonice Althaaque Foliis, repens Argen- £cus, BARR. Rar. s, T. 312. B, Conve Argent. clegantisfe Gus, fol, ten, incifis, TOURNE. Zef?. Bs. | Mm 4 HE, Dazs, VIL, STUK, 352 1 VLFMANNIGE KRUIDEN. IV. “is wit, en daarom wordt zy Zilverkleurige Wit- Aen. de met Heemstbladen getyteld. De Bladen ge- Hoorp- Iyken fomtyds meer naar die van Betonie en Ko. STUK. _men ook zeer fyn gefnipperd voor, in de zeer ee fchoone Zilverkleurige Winde van TOuRNE- FORT, welke als eene Verfcheidenheid hier toe besrokken wordt. XXVI (27) Winde met Por gioimias; Zaags- Convolvus Gak wys getande Bladen , Draadachtige ge ens. we en / 5 ‚Bere Pluimde Bloemjteeltjes en effene Kelken. CHE, Deeze heeft haare Groeiplaats in de Tuinen van Egypte, alwaar zy tot fieraad wordt aange-. kweekt, volgens. VESLINGIUSe Zy laat zig over alle Priëelen , Latwerk aan Muuren en - Wanden leiden, en worde, wegens haare fchoon- heid , van de Arabieren Om el heffen, dat is Schoone Moeder , geheten. De Bloemen zyn grooter dan in de gemeene Winde „en blaauw- achtig paarfch van Kleur, xxvûr — (28) Winde met Voetachtige Zaagswys’ ge Copti Ten wam tande Bladen , Degenvormige bweebloemigt fche, Bloemfteelen en gedoornde Kelken. De „Bladen van deeze , die ‘in de Levant grocits (27) Convolvalus Fol. palmato- pinzatifidis &c, Convolve JEgyptius. VESL, 4gypt. 73. T.f74. (23) teng Fol. Pedatis ferratis, Pedunculis Enffor- mîbus-bifloris, Calycibus muricatis. Mfaxt, $59, Convolvulus Fol, Heden et pn C. B. Pin, 295, Conv. quit guefolius, C, B, Pradr, P ENT AND RIA. $53- groeit , gelyken naar eenen Vogelvoer en de Stop- IV peltjes hebben dergelyke figuur. De Bloemftee- £*2 an len zyn zeer lang en platachtig, dus als twee= Hoorp- fnydig. De Bloem is groot en wit, Voor ’t ove-*TUE tige fchynt het Gewas weinig van ’t voorgaande Pig 1005 te verfchillen. » (29) Winde met gepalmde „vyfkwabbige, glad- KEK de getande Bladen, een geltaairde Stengenisn Paeife- veelbloemige Bloemfteeltjes, Wongzaad _ De Heer N. L. BurMANNus heeft de Afbeelding van deeze Ooftindifche aan % licht gegeven, die met den bynaam overeenkomt , en door zyn Ed. befchreeven wordt. De Bloem was Klokvormig , taamelyk groot en Oranjekleu- tig, met vyf korte Meeldraadjes, die Pylswy- ze-Knopjes hebben ; een Draadachtigen Styl en twee Klootronde Wrattige ‘Stempels, __ (30) Winde met gepalmde zevendeelige Tandse EEE wys vuitgehoekte gladde Bladen „ een ge-gelaeeds. haairde Steng en eenbloemige Sréeltjes. Tand Deezen bynaam geeft de Heer JAcQurN piet oneigen aan dit Gewas, ’t welk uit Zaa- den, van zyn Ed. in Amerika verzameld, in de Kei- (29) Convolvalgs Fol. palmatis quinquelobis Sc. BRM. RM, Ind. as. T. 18. Fore Mant, 203 rd fimilis Bryonie alba foliis villofis. PLUK. „Abm. (3e) Convolvalus Fol, palmatìs eri &c. JACQ; Obs, u. Pe 4 T. 28e Mm 5 JL Deer, VIL, STUK, 554 VYFMANNIGE KRUIDEN iv. Keizerlyke Broei- bakken te Weenen gelukkig AFDEEL is opgekomen, en ’er dikwils gebloeid heeft, Hooro- hebbende witte Bloemen, XXXL, (31) Winde met Pootswys’ gepalmde vyfdeelt- dus macre- ge Bladen en eenbloemige Bloemfteeltjes. carp Deeze „ door Pu uMIER veelbladige Win- de, met de Bloem en Vrugt paarfch en zeer groot, getyteld, heeft de Steeltjes der Bloemen gewricht, verdikt en re Zy eroekks in de Weftindiën. Ae (32) Winde met gepalmde Bladen, die zeven a 5 Jbits - Eyronde effenrandige Kwabben heb- gote ben, en gepluimde Bloemfteelen, Op Zandige ; plaatfen, aan de Kust van Mala- bar , groeit deeze , wordende aldaar Pal - Mo decca genoemd. Sorriniigen hebbenze aangemerkt als een Bafberd - Pasfiebloem , en hier {chynt ook _de zeer groote. Jndifche geklaauwierde Knobbelige Winde, met diep ingefneeden Bladen, van Cey- lon, te behooren, die door HER MANNUS is opgetekend, De Bloemen zyn zeer groot. (33) Wine (31) Convolvulas Fol, palmato- Pedatis quinquepartitis &c- Convolr. polyphyllus , Flore & Frutu purpureis maximise Pum, Sp. 1, Zeon, or. f. 1. R. Lugdb. 429. N. 170 (32) Convolvulus Fol, palmatis, Lobis feptem ovatis &c» Pal- Modecca, Hort, Mal, Xl, p. zoï. T, 49. BUBM. Fl Ind. p. 45 PENtTA ND RIA 855 (33) Winde met zeven -Vingerige effenrandige IVe Bladen, ten gladde Steng en driebloemige Ampzaid Bloemfteelen. toons: Tot deeze Amerikaanfche behoort de Zeven- ee sid nad bladige hoogroode Winde, die een zeer dikken Corvoiva: Wortel heefc, door Prumrer afgebeeld, eerie, (34) Winde met gevingerde gare getande cie Bladen en effene Bloemfteelen XXXIV, Door PruKeENErT is deeze, die ook in helen ef merika haare Groeiplaars heeft , in Afbeelding, bt gebrage. (35) Winde met vyfvingerige gehaairde effen- xxxv. randige Bladen en ven Haairige Steng, _ j”°Pbjk In de Europifche Openbaare Kruidhoven is, ee deeze bekend , en onder den naam van Ruige vyf en Zevenbladige voorgefteld en afgebeeld door BerRMANNUs, zyade het Gewas, uit Amerika, aan den Heer Facer overgezon- den, in wiens Tuin het groeide en bloeide. De Stenge» uit den Wortel voortkomende , bereik- ten fomtyds zes en meer Ellen langte. Zy wa- ren ruig zo Wel als de Bladen ; de Bloemen ae bleek (33) Corvolvalss Fol. Digitatis feptenis &c. Convolv. coc- cineus he Radice crasfisâmâ. Pum. Sp. 1. Jcone go. G4) Reek: Fol. Digitatis glabris dentatis &c. Re Eugdb. 429, Conv. quinquef. glaber Americanus, PLUK: Alm. zó. Tr. 16s, f. 6. (35) Conyoluulus Fol. Digitatis quinis Piloûs integerrimis end Conv, Ameticanus pentapbyllus et heptaphyllus major, HER. Lugds. Te, 185. Ml psa, vIL, srus, $5á VYFMANNIGE ed IV; bleek geel of wit en de Kelk in twee groote Blike ArDEEL jes beflooten. Hoorp- * Met een leggende of niet windende Steng. geks C 36) Winde met Hartvormig Eyronde Bladen, XXXVI. eed eenbloemige Bloemfteelen „ Lancetvormige 5 . Siciliaan- Blikjes en ongefbeebde Bloemen. Deeze, in de Europifche Kruidhoven bekend, heeft kleine- Blaadjes , die van agteren geoord zyn. De Steng is dikwils geheel niet of maar zeer weinig windende. Zy groeit op ’t Eiland Sicilie: xxxvir, (37) Winde met Lancetvormige flompe kaale erg geftreepte Bladen; de Takken afgeboogen; be mee de bloemen eenzaam en ten halve in vyven 5: gedeeld. EKV, Kete ide met Lantornig Fluweelige Gefireepre. __ geftreepte gefleelde Bladen , tweebloemige Bloemfteelen en Fluweelige tweebladerige Kelken. ‚In de Zuidelyke deelen van Europa groeit deeze, die leggende bogtige Stengetjes heeft van een half Voet lang. Men vindtze in Spanje _ op Sicilie-en aan de Kutten der Middelland- fche Zee. (39) Wine (36) Cenvelvalas Fol. Cordato-ovatis &c. Conv. Fol. ovatis acutise R: Luzdb, 428. Ne 9. H. Cif. 67. Conv, Sie _ cultus minor &c, BOGG, Sic. 89. T. 48. MORIS, Hifl, IL Se Tsj: bebe (37) pen Fol, Lanceolatis obtuûs nudis-lineatis. EN. 229. 63) chars Fol, Lanceolatis , Bea lineatis petiolatis &c, Conv, Marinus repens &c, BARR. Rar. 31. T. 113% Conv, Ee maritimus Spicx fois, Tamme, Ob. ded T. gie f, 2 BEAR TER NORA EL TIE (39) Windémet Lancetvorinige Willige Bladen; 1V4 de Bloemen in Kroontjes; de Kelken ruig; ADE de Steng regtopflaande, Hoor TUZe Deeze wordt van den Ridder gezegd inSpan-" hr jes op Kandia en in Syrie te groeijen. Men Corvoluus vindtze in Languedok ‚by Montpellier , volgens “5% * Govan, die de voorgaande ook hier thuis „Sandia brengt, Crustus heeft ’er, onder den naam van Doryenium 5 van gefproken , en anderen hebben dit &ruid Cneorum geheten, Het is de Verzilverde regtöpftaande: Kroontjes-Winde van TourNerorT, de’ Kretifche of Kandiafche door Mortson. genoemd, Zy-heeft-deKelken fromp ven uitermaate ruig, De Kelk loopt uié, in cen vierbladig vyfftraalig Kroontje, dat het ‚ middelfte Steeltje met één. Bloem , de. zydee lingfen. vier of. vyfbloemig heeft. …(4o). Winde met-Liniaal- by Pr omrer getyreld worde. shr (43) Winde met Hartvormige een am Bladen , een regte med en eenbloemige En me, …_Bloemfteelen, Spanhoogse DEE in Virginie huisveftetide , groeït zeer daag „ doch hecft een zeer groote witachtige “Bloem , naar de Plant te rekenen » volgens CLAYTON. (44) Winde met vele Wiige Bladeneneen. elis bloemige re Bloemfteelen. Perliaane Deeze groeit in Perfie ‚aan en Oefen der , Kaspifche Zee. Zy wordt de Thee der Perfi- sen 8 à aa-. (*) PALLAS Reizen. U. D. II, Boek, Bladz.734. Tab. Ma (42) nt mil Fol. Cordatis , Pedunculis haal &c. ‘Convolv yanthos, Fol. fabrorundo ventie Plum. Sper, ee 89. jn (43) Convolvulus Fol. Cord. pubestentibus &c. Conv. ed &hamzus, Caulte reto, Fol. fibrotundis. GRON Virg. z (44) Comvalunias Fol, Ovalivus tomentofis Sc, Am, ze IL, p. 341. 1, Dasa, VII, STUE. 560 … VZFMANNIGE KRUIDEN, IV aanen, met Wollige. Bladen, van, DeMIporr noar, getytelds; De Bloem is wit. es … Hier behoort de Martiniekfe wi nde van den STUK. Heer JACQUIN ; welke de Bladen Ovaal en et: glad heeft , brengende enkelde witte Bloes men, op lange Steelen , uit de Oxelen voort, De Stengen kruipen langs en {chieten Wortel- __, tjes in den Grond. Hy vondt dezelve op befcha- duwde vogtige plaatfen van dat Eiland, XLVv. (45) Winde met Lancetvormig Eyronde glad- egen de Bladen, een afgeboogene Steng en een zaam? Bloemen, … Een aangenaam EE re maakt one deeze uit, tot verfiering der Bloemperken. De -RELIER.is. het zeer. vet afgebeeld ; el ook doôr Epwarps in zyn Vogelen-werk (#. Het groeit natuurlyk in de Landen aan de Mid- dellandfche Zee, zo in Afrika als Europa: Som- tyds zyn de Stengetjes regt, geen mêelt naar _ tdent Grond gebooger, — c XVI. (46) Winde met Pas > van agteren fide Berend pe Bladen, een kruipende Siong en eenblot- er mige Steeltjes. — — — 's Aan A (45) Convolvulus. Fol. Lanceolato- ovatis glabris ic. R. Lugdb. 423. N. 10. Conv. peregrinus coeruleus Fôlio oblan- go. C. B. Pin. 295; Prodrt 1340 {*) SELIGM. VII. -D, Pl, 32e Pp: Laâescend Fol, Sugitestie, GRON. se Conv. Mariaus Catharticus. PLUM, „Amer, 89. Te „305 Ballel, Horb, Mal, xL Pp. 107. Te 52e ‘Aan de Zeekust van HE groëie deeze , iv. die door Kruipende Rankjes zig vermenigvuldigt, Arpsai en overeen fchynt te komen met de Purgeerende Hoorde Zee-Winde van PLUMIER, die Bladen als de STE. Zuuring heeft en eene Sneeuwwitte Bloem, Ook „; eni à _zou de Dl Ballel genaamd, daar me: de ftrooken, (42) Windemet Piekswys’ Lineare Bla. Xivit. den „die ronde: Oortjes hebben , kruipende ia, vers Stengetjes-en eenbloemige Sreeltjes. Van voor Dit is een Ooftindifche , welke Rum purus! Zwervend Moes noemt, om de Voortloopende eigenfchap van dit Kruidjë ‚ het welk op Javain de Rystvelden menigvaldig groeit, en van de Ine _ daders niët alleen, maar ook van de Europcaae fen ,dâgelyks ‘als Moes gegeten wordt , fmäakene de byna als Spinagie. Daar men ’ niet ‘natuurlyk. vindt, worde het, ten dien cinde, gezaaid en voorigeteëld. De Blaadjes zyh Blad; En af 48) Windemet. Hart vormige en byna Pieksws XLVIIL zes ruige Bladen; de Steng en Bladfteeltjes’ ng ie de Bloemfteeltjes veelbloemig. 8 2 Deeze (47) neenfvales Fól, haftato- Lanceolatis &c. Olus vagumte UMPH. Amb, V‚ p. 419. Ts iss. É. 1. BURM, Fl. Ind, pe 43% Convolvulus Zeylanicus Folio Sagittato. BuRM. Zeyl-73, (45) Convölvalus Fol. Cordatis, fabhafterisque villofis &ce Conv. Fol, Gordato haftatis, glen nis acuminaris 8e, HH, Ch, RK, Zugdb. azo. Ne 14, Ne 5) ; U, DeEL, VIL STUG - s62 VYrFMANNIGE KRUIDEN, IV. __Deeze is in Ooftindie door den Heer. OseEex Arnen waargenomen , en fchynt_ de zelfde te zyn, als Hoofp-, die men reeds lang in de Europifche. Kruidhoven STUK, gekend. heeft. De onderfte. Bladen zyn, rondache win Üls de boventten. Piekvormig en. de Stengis bee NE, zet met eene ruigte, van geele Haairtjes, XLIX. (49) Winde met pete Bladen en eén- Convoluue bas, Salds- _… bloemige Bloemfteelen, — wi Dit Kruidje groeit aan-de Zeekuften van Er: geland , Normandie, doch inzonderheid over- vloed aan die van Zeeland in. onze Provintiën, alwaar men ’ zelve Soutenelig of, Zee-Winda., in Vrankryk Chou de Mer, datis Zee- Kool, en in Brgsend. Seq Bindweed. noomt, Men vindize op Landige ge nnen van O Oostra, en Sch@r nen. in Sweeden ziens zegt. Het groeit ook aan de. WAT van … be en Provence. De Engelfchman TURNERUS, onderzoe: kende wat de waare Zee - Kool van Drioskor RIDES mogte zyn , vondt dit-Kruid, dát hy daar voor. hieldt,-zo wel in. Oostfriesland, by Norden:, daar. men-het Lepelkruid. noemde, wegens de figuur der Bladen; als in de Zuide- ke deelen ‚Vén Eogeland by Portland en Ports-_ mouth, esk Convolvatus “Fol, Heniformibus Pedanculisunifloris- H‚ Clt. 67: Mat. Mad-sre B. Lugdbe 428. N. 7 SOldt” neÎla maririma-minor,C. B, Pin. 295, Brasfica marina, CORDe ee 205. Soldanella, Dop. Pempt, 395. Solds-f, Braslica ind. LOB. Ze, 6o2, Kruidb, 715. P EWT NEDREA. 563 mouth , alwaar hy het niet anders dan Scurby- IV, Weed df Scurby Worth, dat is Schurftkruid, hoor- Arneis. de noemen. Het groeide ’er op den Oever , daar Hoorp- °_dezelve door ’t Zeewater werdt bevogtigd, op STUK: Steenige Eilandjes, die fomtyds onderloopen, „,£2”%3* als ook aan de kanten van Beckjes in de Vel. den, Eerst uitfchietende heeft het vyf of zes Bladen, welke alsdie van Wintergroen overend flaan, Vervolgens geeft het lange Ranken uit, met dikke, vette, ronde Bladen, als die van ’t Mans- Oor Kruid, maar kleiner en groe= ner, eenigszins zout en bitter, heet en-{cherp van Smaak. De Steng is omtrent cen Span hoog ; de Bloem wit, het Zaad klein en zwart. Men gebruikte. het. aldaar tegen ’: Scheurbuik , maar hy hade het-ook tegen de Waterzugt dienftig bevonden. (50) Winde met bene Bladen eneen L, bloemige Bloemfteelen. gen se Deeze Ooftindijche Zee - Winde groeit ten assen. lon en elders aan de Stranden. Zy heeft, in Purgeerende hoedanigheid „ zo ’e fchynt, cen aanmerkelyke overeenkomst met de Europifche 5 geevende ook een fcherp Melkachtig Sap uit. ER (5e). Conveluwius Fol, bilobis Pedanculis biflotis, Fl. Zeyl. 75. RN. Eugdb, 428. N. 8. Convolv. maricimus Zeylanicus Folio crasfo Cordiformi. Haru. Luzdb. 174. T. 175. Cons _Vvolvalus marinus. RUMPH. Amb. V. p. 433: T. 159. f. 1, rna Adamboe,- Hort. Mal, Xt, 117. T, 57. EURM. b. Ind: 8. Ren Nn IE. Deer. VIT STure 564 : VERDADRJGE KRUIDEN, IV, _HERMANNUS Kietig afgebeeld en befchree AFDEEL ven. De figuur der Bladen geet ‘er den By- Hodri naar aan. — STUK. 5 u. 4 51) Winde met witgerande Bladen die aan eraf os het Steeltje twee Kliertjes, hebben NE, en pes ee Bloemfteelsjes driebloemig. iche. „Deeze wordt _Brafiliaanfche Elek. van MARKGRaar en anderen geheten. De Blee den zyn rondachtig, even als in de Europifchie, Zy komt ook aan de Zeekuft van San Domín- go. voor. (52) Winde amet Kwabswys” gepalinde Bladery = 2e die langwerpig IJN 3 weg Bloem Winde OE Spehar. inns BAE: fe ER is op de drie voorgaande Soor ook toepasfclyk. PLumier geeft ’erden 5 aan van Witte Zee- Winde met gefneeden bie den, Hy vonde -dezelve in Amerika, ne Onder alle „deeze Soorten van Winde vind pn Winde, _ van geen eene- Kaapfthe gewag gemaakt, cven als of ’er geene Winden aan de,Kaap der Goê- de ergs groeiden, De Heer N, L; BurRMAN- NUS, LI. Littoralis, Oecver- (51) Convolvalús Fol. emaginatis , Bafibiglandulo{is, Conv. maritimus. BROWN. Jami. 153. Conv, Marinus Catharticus EUM. “Amer. 895 T, zoge’ Conve en 6 zode Brafilienûs. MARCGR: Dras, ste T1s--Bras. 258 sz) Comuolvuius Fol. lobato =palmatis ae Conv. abus Folio laciniato , mariimus, PLUM, Sp. 1, Ze. 90e fe 2 he varen NUS , niettemin, geeft ’er verfcheidene op, _ IV. welken zyn Ed. , waarfchynlyk , van daar heeft Arns ontvangen. 1. De Scammonie -Winde , wis Bae onze Derde Soort is: 2, De.Klyfachtige, zyn de onze Negende : 3. De Driekleurige, zynde 4 75 onze Vyfenvceertigfte: 4, De Vlafchbladige zynde onze Veertigfle Soort. Hier by voegt zyn Ed, een Vyfdc, die hy- Kaapfche noemt; heb- bende de Bladen rondachtig met infnydingen , en zydelingfe eenbloemige-Bloemtteeltjes. Ik heb een klein, Plantje-van. daar. ontvangen , ’c welk, wat de Blaadjes aangaat, overgen fchynt te. ko- men. met de er gr à nn onze Ecr- fte Soort. — EEn ora. Trechter- Winde, Dit Woord, dat eene gelykenis naar de Win- de, in ’ Grickfch Ips genaamd „aanduidt, heeft de Ridder in plaats van het Barbaarfch-Woord- Quamocht, welk de vermaarde TOURNEFORT hier tot een Geflagtaam gebruikt hadt, ver- koozen. De byzondere Kenmerken: zyn : een Préch- terachtige Bloem ; met een Knopswys’ Klootron- den Stempel , en een drichokkig Zaadhuisje, Düs ziet men ‚ dat de Planten van dit Geflagt met “ W inde naverwant zyn (*)e Het (°) De Heer Jrcavin , ala d'ge Soorten van deezen Aar, die tusfchen de Keerkringen groeijen, onderzogt heb- bende, verklaact , „geen beftend:ge Kenmerken , tot onder. _Na 3 fcheie & IL, Daer, VII, STUKe 566 VYFMANNIGE KRUIDEN, IV. Het bevat thans cen -en - twintig Soorten , waar Ansen van de drie laatften de Bloemen tot Hoofdjes N ziears- vergaard hebben. De meeften zyn Ooft- of West- STUK. _indifche Gewasfen, eik (1) Trechter- Winde met Vinswys Liniaal Ouamoclit, verdeelde Bladen „en bynaeenzaame Bloemeri. dthoone. Deeze Ooftindifche is, onder den naam van Quamoelit of Amerikaanfche Jasmyn , by Cru- sius afgebeeld en by anderen Zeldzaame Uit- heemfche gevederde Winde getyteld. Zy maakt een Sieraad der vreemde Gewasfen uit ; in voor- naame Kruidhoven 3 gelyk men by WeEIN- MANN , op Plaat N, 419, ziet afgebeeld. Want niet alleen het Aen Loof ‚ maar ook de Roozekleurige of roode Bloemen, verfieren dit was grootelyks ; “doch het is zeer teder en moet alle Jaaren op nieuws gezaaid worden. Nu byna twee Eeuwen geleeden , werdt het doot CasarriNus in Ïralie bekend gemaakt, €ù is paderhand , door dae NA ‚ omftandig befchreeven, Rumrmnius geeft de Afbeelding van de | e- fcheiding van jen Geflegten „te hebben kunnen ontdekkene r, HEt. Pp. 2 () ) Ipomoia me pianatifidis linearibus 8e. Syf?. Nat. XL Gem 215. pe 158. Weg. XUL Gen. 216. p‚ 171 H- lft Ups. &c. Ke. Quamoclit f. Jasminum Americanum, CEUS- Pefth. 9. Convolvulus pennatus &c, Cor. Ag. 73- Te 7% Flos Cardinalis, Romer, Amb. V, p‚ 42t. T. 155: fo Jeeminum Millefotit folio. C, B, Pix, 398, Tsiuria- Crautie JA Mal, Xl, p. 123 Ts-60e P EN T AN D RIA 567 Gewâs'. s in zvn Aribónfch Kruidboek, onder den naam van Kardinaals - Bloem : doch het fehyût hong aldaar uitde Westindiën overgebragt te zyn, Het Hoorp- maakt ’er ook een groot fieraad der Tuinen uit , STUE- zegt hy ‚ door zyn digte Loof , ’t welk dient tot Er bedekkinge van Priëelen en Latwerken, en op zig zelf gelaten zig alseen groene Bol vertoont, Men heeft het ’er ook met witte Bloemen, (2) Trechter- Winde met Pinswys’ Liniaal „Ee verdeeláe Bladen en eued hangende Ê dr Bloemen. oode, Deeze, té vooren tot het peerd: betrok. ken, deere haare Groeiplaats in Kárôlina. De! Steng is Heefterachtig regt. De Kelk heeft een kort Pypjeen Elswyze Punten, die langer zyn dan het Pypje. De Meeldraadjes zyn in ’ mîid- den van het Bloempypje ingeplant „ zonder Klepjes. Het Gewas geeft geen Melkachtig Sap; dat plâaäts heeft in t voorgaande. Trechter- Winde snet zeven -Wingerige Ie ee Bladen ‚tn zeer kort gefteelde Hlm Een kroontjes. ma Deeze (2) Ipouvia Fol pinnatiâdis linearibûs ‚ Flor, Rácemòfs pendulis. SA. Nat, Weg. XIlL, Polemoniura rubrum. Spe Plant 23te ee pinnatum eretum, DaLL, Elh, zer. dr (3) ag Fol, digitatis feptenis gc. amat: hepra=: Phyllus Flore cocciteo umbellato. PLUM. Sp, 3, Ze. 92. f, z. Nn 4 Il, Daer. Vide STUKe ( s68 VorMANNIGE KrRurioem _Deeze is in Amerika, door Pr uMIiER, ge Aspen, vonden. Hoorn. (4) Trechter- Winde met gevingerde Bladen, An gefteelde Blaadjes en gid Bloem» Cahen Jreeltjet. / Karolinie che, „In Karolina groeit deeze, volgens de Waare neemingen van CATESBY.- er (5) Trechter= Winde met unswint: gefpits Hoogzoo- fte Bladen , die van agteren hoekig zjn» ne en veelbloemige Bloemfteelijes. Dit isde Amerikaanfche Quamoclit , met Klyf bladen en hoogroode Bloemen, van CoMmME- LYN, door PLumier op San Domingo waar- genomen. De rand van-de Bloem is in vyven gedeeld. * Is een. jaarlyks. Zaay - Gewas za eljk de eerfte Soort. Keen (6) Trechter- Winde met Hartvormige gê Gegroelde, Jbitfte Bladen , die zie rd anas en van bloemige Bloem- & fheeltjes korter dak ae Bloem: De Gefternde Winde van DiLLENIius, met rond- (4) Ipomsia Fol. digitatis , Fol, petiolatis &c, Convolvulus minor heptaphvilus , Fl. purpe minore, Car. Car. H. Pe (5) Ipomcia Fol. Cord. acuminatis &c, ries Americâe na Folio Heder Fl. coccineo. ComM T, 2. €6)-Jpomeia Fol, Cord. acum, ireen ae icûes Stele latus , Periploce rotundigridus Fols, Dir, Elth, 1030 T. 57 f To P ENT AND ORI A 569 rondachtige Bladen, gelykt naar de- voorgaande lvs anders zeer: maar bovendien zyn de Bloemen TORE, Pach: niet rood, ] dr (7) Trechter-Winde met Hartvormige , fpitfe , effenrandige Bladen en eenzaame Bloemen, zanifo Ie Rondbla. Hier behoort de Quamoclit, met Bladen van dige. Nagtfchade en Roozekleurige Bloemen , door Prumter in: Afbeelding gebragt, Zy groeit » in Amerika, (8) B Winde met gepalmde Bladen, vin. zeven Lancetvormige fpitfe fenaadigt 7 le: ee pd verdeeld , de Bloemfteeltjes drie- 3% _bloemig hebbende. In deeze Soort, die den Wortel knobbelig heeft , met een witten Bast, zyn de Bloemen Klokvormig en Zwavel-geel , met een Vliezi- gen Kelk en Haairige Zaaden, De Es ia is op Jamaika, (9) Trechter- Winde met gepalmde” Bladen , pe merg die in zeven Lancetvormige flompe er, € Beria ende, (7) Ipomoia Fol. Cord, acutis integerrimis &c, R, Juugdb. 430. Quamoclit Solani folio, Fl. rofeo. PLUM. Sp, 3, Jee 9. fr (8) Ipemoia Fol. palmatis, Lobis feptenis &cc. Conv. mrjor we SLOANE Jam, ss. Hifl. 1. p.1s2. T. 96. f. 2e Jaca, Obs. 39, (9) eben Fol. palmatis &c. Quamoclit Fol, digiearis Flore coccineo, PLUM. Sp, zele. 91e fi Ie — Nn s so VorMANNIGE KRUIDEN, Iv. ben verdeeld zjn; en driebloemige Bloen- ze fleelvjes. STUK. De Amerikaanfche Quamoclit van Pr UMIER, __Eerwy- met Gevingerde Bladen en hoogtoode Bloemen , vite __ js hier thuis. x (40) Trechter- Winde met Hartvormig fpit- ppene feeffenrandige Bladen „een gedaornde Sent, Rl en en drie onverdeelde Bloemen. Deeze Soort is van de Spaanfchen Buenos No- cliès geheten, om dat haar Bloemen tegen den Nagt verflenzen. Zy zyn, zo wel âls de Bladen, zeer groots en de Stengen komen fomtyds on- gedoornd voor. De Grociplaats is in Westindie; doch zal waarfchynlyk het Gewas van daar in Ooftindie overgebragt zyn. _ XI. (tr) Trechter- Winde met Hartvornige Blâ- Er ae den ; veelbloemige Bloemfteeltjes ; den buis Klokbloe- tenfben Kelk Klootrond ; de Bloemen ge Es kwabd Klokvormig. Een Oostiùdifch Gewas , dat zo wel op Ma- N Ja- (19) Ipomoia Fol. Cord, acutis Sc. H, Clif. 496. Ipom. fijlveftris. BROWN: Jem. 155, Convolv. maximus &c SLOAN: Jam. ss. Hift, Ie pe Is1. T. 96. fe 1- Smil.- afpe Ind. OC- cident. C. B: Pin, 296, -Mundae Valli, Horst; Mal, Xl. Pe _ 103. T, 50, BURM. F/, Ind, p. 49e (21) Jpomoia Fol, Cord, Pedunc, mukúfioris &e. Adam: boe, Hors, Mal, Zl. p. 115. Te 56 Porter nt Denn. de kbar, als op Ceylon en Java groeit , en insge- lyks zeer groote Bloemen heeft , maakt deeze Arne, „Soort uit. De Bloem ís dikker dan in de ande- Hossnt ten, en onder den vyfdecligen Kelk fchuilt een STUE … andere, die klein is en rond, niet verdeeld. „5, < (12) Trechter-Winde met Hartyormige ef- fenrandige Bladen en getropte Bloemen , die Je onverdeeld zyn. De Quamoclit , met zeer groote Hartvormige Bladen , van PEUMIER, maakt deeze Soort uit. Dit Amerikaanfche Gewas wordt in de Tuinen der Zuidelyke deelen van Europa voort: geteeld, (z3) Trechter- Winde met Hartvormige glad. xmr. f Carnea, de Bladen , veelbloemige Bloemfteelen en vieern: witgerande Bloemen. kleurige. Onder deeze bepaaling , doch met geene ge. rande maar witgerande Bloemen, ftelt de Heer JAcQuiN deeze voor , welke hy in * Kreue pelbofch aan den Zeekant, by Karthagena in de Westindiën , gevonden hadt, ’t Gewas is Hee- fterachtig , op opene plaatfen zig tot eens Mans langte (12) Joomsia Fol. Cord, integerrimis &c. SAuv, Monsp, iig: GOUAN Monsp, 95. Quamoclit Fol. amplisf. Cordiformie bus. Prum. Sp. 3. Ze. 93 f, 1. Conve major fol, fubrotundo Fl, amplo pùrpurco. SLOAN. Fam. ss. Hil, Ip. rss. T. 98, fr. (15) Ipomoia Fol, Cordatis glabris Ec, JACQ; Amer, 26, ‚ 18, IL, DEEL. VII. STUKe 573 „VYFMANNIGE KRUIDEN. IV. laùgte ophoudende, doch -in de Bosfchen toe Ararat, twintig Voeten-hoogte de Boomen beklimmende, Heoro:: De Bladen zyn fomtyds agt Duimen lang en STUK: _ breed, met een Steel van drie Duimen : de Bloes a age men Reukeloos , drie Duimen lang; zeer fraay, Vleefchkleurig. De Ingezetenen noemen het __—… Campanilla, dat is Klokjes, KIV (14) Trechter -Winde met langwerpig Hart sinds. ___ vormige uitgegulpte Bladen en Takkig gee 5 ad trofte Bloemfteelen, De zelfde Kruidkenner vondt deeze op Hee: fterachtige Heuvels van ’t Eiland Marteniques Het was over ’t geheel een zeer glad Gewas, met ronde windende Stengen , en zeer fierlyK or Z de Bloemen, van twee Duim —_ Jangte ia aaa Mond zeer diepingefneeden “waren, hebbende een Eyronden, in vyven ge deelden ‚ Kelk, Hels (15) Trechter- Winde met Pylswys” Piekvors Pylbjadigee mige Bladen en tweebloemige Bloemfteelen. De Heer N.L. BurMANNuUs , deeze af- beeldende , merkt aan, dat de Bladen zeer glad en. glanzig zyn, De Bloem is geel, met een Pypje van een Duim lang, hebbende den Mond zeer kort en platachtig gezoomd. (16) Trech- (14) Ipomoia Fol, Cord, ablongis repandis, Jacq, Amers … 20. (15) Ipomeia Fol, Sagittato - Haftatis , Pedunculis bifleris, Burm, FJ, Ind, so, T. 18, f. 2e Mdant, 204 ) P EN TK N DRI da. 573 (16)! Trochter- Winde ‘mét Pyliwyze vanag” IV, ee teren geknotte Bladen en bweebhoemige ArDEELS Bloêmfteelen, Hoor: “ “Deeze Amerikaanfche ‚ in Nieuw Spanje voorter pe komende, is Gefternde Akker -Winde ‚ mct Zee: cl fen groene Bladen, door DirrENius.getyteld, fa Zy groeit tot een Elle en meer hoogte. - De geheele Plant is glad. De Bladen zyn, volgens. de Waarneeming «van dien Kruidkenner; zeer veranderlyk van figuur. … In eenige opzigten. komt ‚met Ee drie Voor. Pilfas grande Soorten, doch in allen met geene over-pì, ir vend een, die Soort van Trechter- Winde, uitmyne PE % gedagte Ooftindifche Verzameling, welke in Fig. 2, op Pl. XLIL, is afgebeeld. Ik geef ’er, we- Bens de Haairigheid van het geheele. Gewas; | deezen bynaam aan, De, Steng is ronden Wol. lig. De Bladen groeijen overhoeks „ en Rs in zonderheid aande Steeltjes en Ribben, zo boven ‘als onder , met zeer fyne witte. Haairtjes bezet. ; Van boven is de Kleur donkerer, van onderen bleeker, De figuur, die zy hebben, is cenigers maate Pylvormig en vertoont zig als opde, ‘kanten een weinig uitgegulpt. Uit derzelver Oxelen komen de Bloemtrosjes voort „ die byna even lang gefteeld. zyn als de Bladen, en uit ì zes, Zeegroend. 1 (16) Ipomoia Fol, sagitratis poftice truncatis &cc. Conv. Stellatus Arvenfis fol, glaucn, DiLk: Elk, roze Ts 37, fe 100, U. Dasr, vin, Srujse | : Iv. 574 V‚SFMANNIGE KRurDeEnN. zes » agt of minder Bloemen beftaan. Deeze ArDEELs ebben Steeltjes van rykelyk een Kwartier Duims Hoorb: lang , zittende op een gemeenen Stecl „die wee En inn derom twee Bosjes heeft, waar uit de enkelde mW” Bloemftesltjes voortkomen. Deeze zyn byna glad, gelyk de Kelken , die Eyronden vierbladig “zyn, geevende een Pypachtige Bloem uit, van een half Duim langte , in *t midden dikker , aan ’t end met vyf fcherpe Haairige Puntjes om * Mondftuk , en rosachtig of Oranje - geel van Kleur, In ’ ‘onderte van de Bloempyp zyn vyf korte Meeldraadjes en een Styl, die zig in de vergroote en geopende Bloem ;by a, duidelyk “_wertoonem Dezelve bereikt omtrent de helftder hoogte van de Bloem , doch de Meeldraadijes zyn wat sircht „ en pir met langwerpige lyk men een der- zelven, bye, ‘driemaal in langte vergroot ziete De Styl, die zeer Ongewoon ruighaairig is , mêt een geknopten Stempel, by b afiöhaeriyk vere toond, heeft aan zyne Haairtjes verfcheide Bols letjes van het Stuifmeel , waar mede de binnen= fte Oppervlakte van de Bloem ook is beftrooid, Om laag vertoont zig aan denzelven het ronds achtige. Vrugtbeginzel. (27) Frechter-Winde met aag at (17) Jpamoïa Eoliis trilobis Cordaris-8cc, Conv, pentaphyl- lis minor,Fl, purpareo? SLOAN. Pam, $s, Hil: Ip 153° T. 97. f. Fe Jpomoia Euftachiana, JACQ: Obs, IJ. ps 32% T. 36. PE NT,A ND RIA 525 vormige Bladen en da Bloem- Iv. fleeten. = DE Deeze Westindifche heeft een windende ‚Hot hoekige Steng „ diep ingefneeden Bladen, die en de glad zyn: de Bloemen Cylindrifch en_paarfch-»a, ei achtig: twee Klootronde Stempels en gehaairde Zaadhuisjes. Een dergelyke , doch met tweebloemige Steel. tjes, heeft de Heer JACQU:N op St, Euftathius. waargenomen, | (18) Trechter- Winde- moe driekvwalbige- Hars: XV, vormige Bladen en veelbloemig gerofte 7, EER ig Bloemfteeltjes. Hier wordt de Quamoclit met driedeelige Klyfbladen, van Pr umrer,bedoeld; Zy heeft de Bloemen viermaal zo lang als de voor- gaande, -(a9) Trechter- Winde met driehwabbige Bladen. XIX. en vergaarde Bloemen. — flans „Op Ceylon en, Java, groeit decze „die wogenshgahin haare driekwabbige. Bladenen vergaarde Bloemen, zeer kenbaar is , zynde, door den Heer N. L, BoRMANNUS ei ed (co) Trech- ( 15) Ipomota Fol, trilobis Cord, &c. 275 Hedera folio. tiifida, Pum: Spe 3e Te 93- fe 5. (Gs). dparaoia, Fol, trilobis 5 Flor. ‘aggregatis. FA «Zeyl. 79. Conv, Ind. villofus &ec. Herm. Zugdb. 182. Convolv. Zeyl. hij- fatus, Fol, Hepatica. Burm, Zeyl, 73. Th, Ind, p. zo, fa, IL, Dszr, VIl, STUK, J 576 _ VyYrFMANNIGE KRUIDEN: IV. _ (20) Trechter- Winde met Hartvormige gefpits on af fe gehaairde Bladen en vergaarde Bloemen, ed Volgens DitLeN ius heeft deeze Karolihis fche ‘de Zaadhuisjes plat, gerond vierhockig, ome in twee Holligheden ieder twee Zaadjes bevats tende : 't welk zyn Ed. genoegzaam tot een Kres! Soortelyk Kenmerk aanmerkt. Dit komt overeen met de opgegevene Kenmerken der Winde. De Hoofdjes zyn , wegens de aangevoegde Bláad: jes, ruig ; de Bloempjes zeer klein, L'rechters achtig , in vyven. gedeeld, Het iseen Jaarlyks Gewas; dat uit zyne Ranken Melk rs bloei- jende in de Zomer. pe Xl ee) Frechter - Winde met ginds Zan, rie u Ti en vergaarde Bloemen. — ze. Rei Be zónder! inge verdecling der d aden nod deeze noemen T'ygerpoot. Men ee, er de Af- beelding van by HeRrRMANNUSs-doch waar de Bloemen , zo hy klaagt „ niet-wel uitgedrukt zyn. Zy komen, zegt hy, met haar vyven of zevenen , uit ruige Hoofdjes voort, en zyn wit van Zere Het vies der Le, in laauw Wa tet (20): Iporoeia Fol. Cord, ater pios. &c. volabilis ‚ Carolinienís, Tamni folio fabhicfco, DiLL, Ehh. 428. de 318. f, 410: 4 (21) pomia Fol. lii Flor. aggregaeis, F3. Zet 79 Convolv. id viltofus; 7 phyil. & 7 phyll, minor, HERMe Lugdb, 184, Ts 135. Vol, Zeyl, Pes -Tigrinus dia, Dikti Elih. EN Ted week in Hors, Mal, XL, p‚ tar. Ts hie Bur, Fb, Ind. 5 Pr Nt AN DR id sz ter geworpên , zou, volgens hem, ontbonden i% worden in’ fyne witte Blaadjes , met die der aren Plant naauwkeürig overeenkomende. Dt rvi Nius heeft de Bladen en Bloemhoofdjes beter TUE in Afbeelding gebragt. De Javaanfche heeft dè ‚4 vagen Bladen met witte Haairtjes bezet, doch de Pet- fiche zeer glad , getuigt de Heer BURMA Ne Nus. In myn Exemplaar, van Java; zyn de Bla= den niet alleen , maar hgt geheele Gewas gehaairds PorEMoN1ium. Spcerkruid, Een vy fdeelige Bloem, die Raderachtig is, ent den bodem geflootén heeft door Klepjes , waar op de Meeldraadjes ftaan 3 een dtiedeclige Stem= pel efì eef driehokkig Zaadhüisje boven dert Kelk. Dus zyn de byzohdére Kenmerken opge= geven van dit Geflagt, ’t twelk thans maar drig Soorten bevat , haamelyk. (1) Speerkruid met gevinde Bladen en 7 …__flaande Bloemen „ den Kelk lang:r dan het, etn pna s leu loempypjee ren Dic Kruid is een inboorling der Noordelyke deelen van Europa, hoewel meh het ook in Swit- @ Polenionium Foliis Pirinatis &c. Sy, Net, Xl, Gen. 38, Pe 159. Weg. XIII Ge en. 227. p. 172 Polemonium. Fl. Lapp. 36. Fl, Sate. 175. HALL. Held. 163. R. Lugh. 432. Har. Helv. 490. Galeriana ccertilea. ©. B. Pin. 164. Vale tina peregrina &c. LOB. Je. 716» Val. Graca, Don, Pempts P. 352. ée, Bol, Cal. Lanatis, Hert, Ups, heb Oo Ué Drer. VII STUR, IV... 578 VyYrFMANNIGE KRUIDEN, Switzerland ‚ op eenige plaatfen , aantreft, In Oan Lapland, op. de Gebergten ‚ komt het, dat zon. Hoss: derling is , wild.voor; doch in Swêeden wordt STUKe het ‚ gelyk in de middelfte deelen van Europa, 7, am & ee vig in de Tuinen geplant en verdraagt aldaar de fterkfte Winterkoude. Van waar het „derhalve, den naam van Griekfche Valeriaan. bekomen hebe. be, is duifter. ’ Gemeene Volk, in Engeland, noemt het den Hemel - Ladder of Ladder Jakobs, Misfchien komt dit van deszelfs regtopftaande Geftalte en dat de Blocmen als naar den He- mel zien, Het geeft Stengen „uit van. cen Elle én hodk ger, die Takkig; zyn ‚doch Kruidig, met ge- vinde „Bladen, die: uit elf ende meer paaren van __ Vinnetjes beftaan, met Blaadje aan “tend, De Vinblaadies me td „Lancetvor- mig en vertoonen dus de figuur van een Pieke of Spcer-Yzer ; om welke reden, misfchien, de Duitfchers den naam van Speerkruïd, totde Valeriaan behoorende , aan dit Geflagt toepas- fen, De Bloemen, die een kort Pypje hebben, zyn meer Raderachtig dan Klokvormig „ zynde in vyf Slippen verdeeld, Men neemt waar, dat fomtyds uit eenen zelfden Wortel Stengen groei- jen met witte en met blaauwe Bloemen ; dar iets byzonders is, in weinig Planten voorkdetierde, Ook is ’'er een Siberifche in de Upfalfche Tuit geweeft, die in Loof en Geftalte een weinig ver fchilde , hebbende gewolde Kelken. LorEr heeft, onder den naam van seeds P ENT AN DR IA. 57D der Nederlanderen en -Hovenieren „ of ‘bafterd-, JV- Valeriaan , de Griekfche van DopoNzus,” v. een goede Afbeelding, van dit Kruid gegeven. me (2) Speerkruid met zeven - Winnige Bian; DA end - Bloemen knikkende. mia sep: De kruipende Wortel, het getal der Vinblaad- Keuipends js en de houding der Blofmen , onderfcheiden dit Virginifche genoegzaam. Het is door M1r- LER afgebeeld. ’% Gewoone groeit ook aldaar. (3) Speerkruid met’ de onderfle Bladen: Piek ur. vormig, de bovenften. Lancetvormig. —_ Tyler Dit groeit ook in Virginie, doch wordt van den Ridder aangemerkt als twyfelachtig van Ge. flagt. Het komt echter met het Speerkruid in de meefte opzigten overeen; mear, eeb den Styl, die enkeld is, ter Talar langte gedeeld. De Geftalte is alsdie- der erenpì prysmet Bladen van Teucrium , volgens CLAYTON, die zegt, dat de bovenfte Bläden langwerpig Eyrond; de overigen ge-oord zyn. Het Roode Speerkruid is een Soort van Trech-. ter- Winde geworden * en de Vyfde Soort on ne der den naam van Ellifia „als een nieuw Geflagt, me hreeven. j. __Î Bladze $0Ze C A M- G) seg ee pinnaeis feprenis , Floribus nutantibus. Virg. 22. G) henna: inferioribus Haflaris fapariori' ras Lans Seolatis, GRON. Virg. 29. nn ‚1. Dezer. VII, STUK. Iv. ArDEEL. Vv. Hoore- STUK. 540 VrErMANNGIE KRUIDEN: CaAMPANUL A. Klokjes. Een eigentlyk Klokswyze Bloem „ die den bodem geflooten heeft met Klepjes , waarop de en Meeldraadjes ftaan , en een driedeelige Stem- Tite pel, De Kelk wordt een Zaadhuisje „ dat aan de zyden met Gaten open barst, Dit zyn de byzondere Kenmerken van het te- genwoordige Geflagt, dat den naam van Klokjes voert, en waar van de meefte Soorten, welken het ’er over de veertig bevat, Europifche zyn, die in de Tuinen tot fieraad der Bloemperken worden nagehouden. Ik zalze , derhalve; om niet te zeer uit te weiden ee grootendeels rak met den Vinger aanroeren, LiNN EUS brengtze onder drie Afdeelin- gen, waar van de ecrfte de Bladen gladder en fmaller, de tweede dezelven breeder en ruuw; de derde het Zaadhuisje met de omgeboogene Slippen van den Kelk bedekt heeft. * Mer de Bladen gladder en fimaller. (1) Klokjes met eenbloemige Stengen en Ey ronde gladde effenrandige Bladen, die 0 „de kanten eenigermaate gehaaird zyn. Op dat gedeelte van ’% Gebergte Cenis il Piemont, ’t welke men Ronche noemt, ge (3) Cempansla Caulibus stad Sec, Syft.” Nas, XII, Gens er 159, Weg. XIII, en 218. pe 173. ALL: ann 35e PEN T AN D R.I A. 58E dit Plantje, dat enkelde Stengetjes uitgeeft van een Duim lang , Draadachtig dun , met vier. of vyf. Blaadjes en taamelyk- groote Bloemen. goorn: s De Kelk is ruig en ruuw, De Heer ArLronN” Arets & M > heeft het afgebeeld. nia, easy: (2) Klokjes met een eenbloemige Steng, de IL. Campanula elk zo groot als de Bloem. wnifiorà. Eenbloe. Peeze , op de Laplandfche Gebergten waar. Mise genomen „ heeft een enkeld Stengetje van een Vinger lang „met een. blaauw. Epomeris en-een Pecrachtig Zaadhuisje, ie 3) Klokjes met eenbloemige Stensen, die zj? IT. „ronde gekartelde Blaadjes hebben ; de Kel- bank ken knikkende. De Heer JAcQurN heeft cen Tee Afbeelding gegeven. van deeze. » die op de hoog- fte Bergen van Ooftenryk groeit „ ‚ hebbende Stengetjes van een Span hoog en donker blaau- we Bloemen. Zy wil, zegt hy, wel voorr in de Tuinen. Men vindt 'er ook met verfcheide Bloemen op den top der Stengetjes. (a) Klokjes met de Wortelbladen Niervormig, ruud 5 j y d Ll J al. - an de Stengbladen Linia Doerne ) Noedels Caule waifloro Se, Fl. Lapp. 85. T. Ja fe5,6. Fl, Suec. 177. 185. (3) Campanula Caul. unifloris &e. Camp. alpina latifolia Flore pullo. CB. Pin. 93, Prodr. 33. JACQ. Ops. 30. T. 18, … (4) Campanula Fol, Radicalious Reniformibus 8: F4, Lapp. o 3 Sas, Heep. VIL STUK- s32 VLrFMANNICE KRUIDEN: nen __ Deeze groeit in de Weiden en aan de kan- BEL, (en der Akkeren door geheel Europa; als ook Hoor: op'veele pláatfen in onze Nederlanden , alwaar STUK menze Wilde kleine Klokjer noemt. De Bloe- ea „men zyn doorgaans blaauw, dach men vindtze ook met witte Bloemen. edi,” 5) Klokjes met gefbrekte Bladen, de Warte ag bladen Lancetswys’ ovaal, en cen yle Bloene oloeimie en oemú pk ain. Op de Akkers, în Engeland en Sweeden , groeit deeze , die den Kelk, aân ’t on der Slippen , wederzyds met een :blaauwach- tig Tandje heeft. De, Geftalte zweeint naat de volgende, (6) oee met gegolfde Bladen, „de Woriek bladen Lanceiswys’ Ovaal, en een sin Raponce, gen Bloempluim, Ra zei a P _ Deeze Soort noefnt men in *t Latyn Ra, éulis, in *t Ffaních Raiponce , in t Engelfch Rampions, in * Hoogduitfch Rabuntzein, ch ak Sate, Rs Lurdh, 247. Camp. minor rotundifolia vulgaris, £. Rotundifolia Alpina. à%. Alpicia inifolia coerutéa. Ce Be Pie. 93. (s) Campanula Fol. firiltis &c. Orp. Dn 373. C2 esculente'facie, Ramis & Floribus pârulis, Ditt. El. 6% T. 53 £. 68. 6) Camparata Fol. undulatis &c. H. CÚf 65. Rs hee, 246. N. 9. Rapúreulus esculentus; C‚ B. Pin. $2. RApt culum. Don. Pesipt. 165. HäLn. Hel, 494. el ed 98, GER, Prov, Sec, &c, PEN TAN D Ria 53 ens Räponee. De gelyking van den Wotel paar … 8 een Raap heeft zekerlyk aanleiding gegeven tot die. benaaming ‚ welke wederom, Wegens Hoor. eenige. gelykheid van Geftalte, op. veele andere A - Kruiden is toegepast, Het tegenwoordige gtocit sia, …” wild in de middelfte en- Zuidelyke deelen van Europa: ‚als ook in onze Nederlanden. Het heeft , in de Bosfchen, fomty ds wel Stengen vaneens Menfchen langte , doch gemeenlyk een of anderhalf Elle- hoog; ‚ ruùw, hoekig geärmd, met zeér {malle Bladen, die by den Grond bree- —… der. Op den top groei. nn van 5 Klokswyze : -Deeze Plant. bert een Melkachtig Sap ‚ ge- Ik de: meefteandere Klokjes. Zy heeft den. Wor- tel, inzonderheid in de Moeshoven geteeld.zyn- de, taamelyk naar een Raap gelykende, omtrent een Vinger dik, en deeze is niet âlleen eetbaar, maar; zo formes Willeh zere Ïkkkerder d dan. Radys of Rätmcnâsfen, Méa S&Bfüiktze tot op- wekkinge van den Appetyt en legtze ten dien einde in, Azyn,. Met lange Poper gegeten, zouden. zy.de veelheid van het L 405. en Zaad ver» meerderen, (7) Klokjes met de Wortelbladen en ovaal, ais de Stengbladen Lancetvormig Liniaal, een Perfiifa: weihig “prik Se (7) Camperala rol Radicalius-obovatis Sc. FL Saec, HI, Clif .R, Lugdb. 246, Repunculus Perficifolius magno flore C. B. Pin. g3 Campanula. Perficifolia. noftras Los. Ie. 32% Campanula media, Done Pempr, 166, 04 IL. DEEL, VII, STUKe 584 VYrMANNIGE KRUIDEN, IV. weinig getand, ongefteeld, ver van ek ATD Be kander. dt Deeze heeft cen enkelde Steng en words Monas Perfikbladige met een groote Bloem van Baur HiNus getyteld. De Groeiplaats is in de Noore delyke deelen van Europa op ruuwe-plaatfen. In de Tuinen is zy zeer gemeen, met blaauwe en witte Bloemen, VEL (8) Klokjes wet effene., Zaagswys’ getande, amida= Hartvormige Bladen , die aan de Steng Lancetvormig: de Stengen enkeld en Bies: achtig ‚met zydelingfeongefteelde Kroontjes, Onder den naam van Pieramidaale is deeze niet minder aarin „ en in een tot xt fieriyk Bloemwerk bekwaam. zj (0) Klokjes met ene en aceton png ge Bladen. , de Bladfleelen kanthaairig kaanfche, de Bloemen eenzydig, in vyven gedeeld en vlak. Deeze, die in Penfylvanie groeit , brengt drie of meer Bloemen uit ieder Oxel of Blikje voort; de Bloemen zyn Klein: de Styl is an dan de. Bloem, 5 > Pietramie : daale. ee skarkes, C ro) Klok- (8) Campanula Fol, lavibus ferratis cordatis Sc, HZ, Cliff. Re ‚ Lagdb. 246. Rap. Hortenfis latiore folio f, Pyramidalis, C. Be Pins 93, Campanula major. Don, Pempt. 166, (9) Campanula Fol. Cörd. Lanceolatisque &c. R. Lugd, 245. N. 4 Tracheliam Americ, minus fl, eoeruleo patulo, Dop. Mem, T, EEE PEER AL DER EN ste (to) Klokjes met Lancetvormige Bladen , die IV, aan de Steng fpits getand, de Bloemen nik Arpeers kende in Pluimen. Hoorns. ij, 5 “In Tartarie en Siberie heeft deeze haare Groci- plaats. Zy is, door A MM A N , Klok jes met gladde552 sns Brandenetel - „Bladen en kleine hangende Bloemen, EE getyteld, (ri) Klokjes met Ruitswyze gekartelde Bladen, _ xr. eenzydige Aairen en getande Kelkens Pce ; N En H Rut In Switzerland en Tealie komt deeze voor gwyzen tot welke thans de Klokjes- Plant van Arrr-- © Nus of kleine Pieramidaal , wordt thuis gebragt. “* Met breedere ruuwe Bladen, (22) Klokjes met Lancetswys’ Eyronde Bladen, xit. een enkelde ronde Steng.y eenzaame gefel, Hein de Bloemen, en knikkende Vrugten. 8e ‚ Deeze Soort groeit natuurlyk in Engeland. en Sweeden*, op Bergachtige plaatfen en in Haa- Sen, zegt LINNEUS. CLUSIUS hadtze Groot Hals- 5 5) Canspanala Fol, eik &c, Camp, Urtice foliis glabra. Aum. Ruth, 1 (11) Campanula Fol. EES ferrat's &c. Campanula Alpini. Sp. Plant, 1669. Rapunculus Teucrii folio. BARR. Zar, 78. T. 567, Rapunculas Alpinug rhomboidalis, Boce. Mus, 15. T. 61. Harn. Heiv, 491. (2) Campanula Fol. ovato- lanceolatis Sc. H. Clif. Fl. Date, R. Luedb. 24s. Camp. maxima Fol. latisfimis, C. B, Pin, 5 Trachelium majus Belgarum. CLUS. Hijl. Il. p. 172, o U, Daan, VIL, Sruxe 385 -VSFMANNIGE KRUIDEN, -_ IV. Walskruid der Nederlanderen genoemd en BAu- ArDUEL. minus deer groote ‘Klokjes met zeer breede Hgófs- Bladen. Deeze zegt dat het den byna Heefter- - sTOK. ‘achtig Gewas is „met witte , blaauwe en fomtyds IN EE Afchgraauwe Bloemen. (13) Klokjes met Hartvormig Läncetvormige XI os rn Bladen, den Takkige Steng , eenzydige ver- heide 7 _flrooide Bloemen en omgeboogene Kelken. Rapons- 8 S achtige. _ _Deeze groeit in Switzerland , Vrankryk, Oost: enryk„ op zeer drooge plaatfen, Het zouden-de Klokjes, met langwerpige minder ruuwe Bran- denetcl- laden , van BAUHIN US Zyn) vol gens HALLER. x., tn Klokjes met Eyrond- nn, van Ponoxienfins Bonde | en de eN Steng gophimd. Gedagte Kruidkenner heeft deeze, in zyne Flora Helvetica „ woorgefteld onder den naam van Klokjes met een zeer Takkige’ Stengy dé Bladen Eyrond - Lancetvormig „ van «onderen Wollig, en veelbloemige regtopftaande Steeltjes. De Bloempluim is zeer lapE, Op de kie (13) Carp anäla Fol. Cordâto- Lanceolaris &e, CER R. Lugch, 246. N. s. Cam mpanula Hot tenfis Rapunculi Ra (14) Campanala Fol. ovcto-Lanceolatis Sc, Camp. fisé ivicaria Bononienfis. J. B, Hi/. UL. p. so4. Moms. Hf. N. P.45te S. 5. T. 4. Le 38, HALL: Fl Zev. 689. SEG, Peren. 1. P. 176. PEN TA ND REA 582 van ’% Gebergte 5 by mig is deeze Soort IV. cok wäargenomen. BE ie KS 5) Klokjes met Liniaal- -Elsvormige Bladen sro. : en mbit 14 aan ’t end. Campa _Decze Soort is Alpifche Klokjes , met É Bladen’ pra les van Boksbaard, door BaumrNus getyteld, äs Grade De Stefgen Zyh zeer’ eehvoudig , naduwlyks * langer dân de Bladen. De Groerplaats i is op rd Bergen van Teaties * err Be Klokjes- met een. enn Smees ofleelde XVI. _ Bladen, danthaaiise Keiken en rd han ze elen alskruid. Ae Deeze , die vry algemeen , op wocfte plaat- fen; in Europa en cok in onze Nederländen grocit, is door Loner. voorgefteldonder den paam van …Trachelim „-Cervicaria en“Uvularia — der Kruidkundigen. _DopoNzus noemtze Groot Halskruid. Men vindtze dikwils in de Hoven, alwâarzy vóorkomt met witte en'blaau- we en fomeyds met dubbelde of gevulde Bloe- é > men KCS) Campanula Fol, lineari - fubulatis, Capirulo terminali, _ Camp. Alpina Frogopogi folio. C. B. Pin 9e: Träch. Tragopog. folió montanams Cor. Phyt. p. 25. j- B. slifl, 1, p. Boz. Trächel, mitus Gramincutn. BARR. Ze. 332. (16) Caimpansl2- Cate argutato, Fol. peticlâtis Sc. Fl. Succ. R. Lugdb. 245. N. 2. Camp, vulgatior. Fol, Wrtiez vet Mijor et afperiot, kc B. Pin. 94e Trachelium Cervicaria &c. Lom, leon, 326, Cervicaria mijor. Don, Perpt, 164, GORT. Belg, s7. Hain. Helv. 490 ÏL, DEEL. VI. STUK, 588 _VyYrFMANNIGE KRUIDEN. IV. men van beiderley Kleuren, zo de Heer Har» Amen. LER aantekent. De Bloemfteelen zyn driedees Hoorp- lig en driebloemig zegt LINNEUs. STUK. ok xvir. _ (17) Klokjes met een enkelde hoekige Steng en «la ey en gefteelde Bloemen , die bot een end - Hoof dje Rondhoof- vergaard zyn, Deeze Soort , ook in de Eonentlche Tuinen bekend, groeit op drooge Velden , zo wel in de Noordelyke, als in de Zuidelyke- en middeldeer len van Europa. De Bladen zyn langwerpig Ey- rond , ongefteeld en ftompachtig. Behalven de topbloemen komen ’er drie ; ongefteeld, in de Oxels der Bladen voort. Van deeze Soort zyn aanmerkelyke Verfcheidenheden, Am { (18) Klokjes, flekelig van Loof, me t ongefleel- stekelige. * de Bloemen, een end- Hoofdje, en Bladen die Lancetvormig. Liniaal en gegolfd zjn. Dit is een zeer ftekelige en uitermaate ruige Soort ‚ die twee of drie Ellen hoog wordt , groci- jende in Switzerland, Sweeden en Duitfchland, * op ruuwe Bofchachtige plaatfen, De buitenfte OCe ia Campanula Caule rd firaplici &e, Pir. Clif. Fl Saec. DALIB, Paris, 67. R. Rij aq 245: N. 3e Camoanult FS Flore glomerato, C. B. Pin. 94, Trachel, Alpinum. Ee Par. p. Te 235, HALL. Hilv. 492, GOJAN Afonsp. GA Campanula hispida, Flor. fesfilibus &c. Fl, Surc, 8% yr D C B. Prodr, 36. Trachel. altisf. Fols asperis anguttis, Flor, puvis, J. B, Zi. Il. pe Te $0%e HALL. Helv, Vs 492 : Por NT AND RI A 589 hoeken van de Bloemen zynú ; opde kant, over- Plm langs gehaaird. me-me (19) Klokjcs, flekelig van Loof ‚ met een lang- id werpig Eyronde end- Tros; de Stehg onge- vx. — takt; de Bladen Lkeetvormis Liniaal. Ed 25 Deeze munt door haare kleinte uit, groeïjen- ““°“* de weinig meer dan ce Voet hoog, en niette- min een Aair of end- Tros hebbende langer dan een Handbreed, Die Tros beftaat uit lang Klok- vormige Bloemen, met een uit{teekenden Styl „ en is met Bladen doormengd. Het maakt, niet- temin, een dik Gewas uit, met de Bladen ruig en ruuw en een dikken gearmden Wortel. Het wordt van fommigen , deswegen , Alpifche Kat teflaart geheten, als groeijende op de hooge Ge- bergten van Hercynie en Karniolie, Een fraaije Afbeelding heeft de Heer JACQuIiN gegeven van deeze fchoone Bergplant, die in de Tuinen wel twee Voeten hoog wordt, ftrekkende tot cen groot fieraad der Bloemperken. (20) Klokjes met een ongetakte Steng en een vv rondachtig Hoofdje van ongefteelde Bloe- Perraa men, de Bladen van onderen Wallig. Op “°*=® Ee) Campanula hispida, Racemo ovato &c. Camp, Fol, „ Be Pin. 94, Alopecurus pipe: &c. T. Be-ijl, 1e P. hen. ekesite major tenuifolia, Ml LEPEL Jha a HALL. Helv. 193. JACQ, Wind z11, doe 34. Te 21. Co) keers Caule angulato fimplici , Flor, fesfilibus &c, Okmp. Fol, lanceolato - her SEG. Ver, p‚ 179e Campanula _ Alpina Drs. C‚B, Pin. 94. Trachelium majus pes eum. Pon. Bald, 333. Je B. Hit. Á Pe SOI, Il. DEEL, VIl, STUK, 59 VyrMANNIGE KRuipen, WW. _ Op. *t Rotzig Gebergte Baldo , in’tVetos AFDEELs neefche, groeit deeze , die Stésizen heeft var Sanae een Elle hoog. De Bladen zyn langwerpig Ey- STUK. rond, ffompachtig, Zaagswys getand, van bo: wize venruuw, van Ì met een Snceuwe witte Wolligheid, **x De Zaadhuisjes met de omgeboogene _ Kelk- flippen gedekt. Gt) Klokjes met vyfhokkige gedekte zaadhuie XL Canpaecla jes, een gegaffelde Steng en knikkende ichotoma, Gegaffelde, Bloemen. Detze , in Syrie en op Sicilie groeijende, heeft langwerpig, ronde Bladen „ als van Bafilicùm, de Steng. vrnde, ruuw, De Bloemen. kor 5 men cenzaam uit de mikken en toppen, hee, ken voort, vur. … (22) Klokjesamet vyfhokkige gedekte Zaadhuis „Medium. jes3-de“Steng onverdeeld; regtopftaande, Marictten. gebladerd ; de Bloemen overend. GEsNERUS en anderen ftellen vast , dat dit Kruid het Medion van DroscorineEs Zye De Nederlanders noemen het Marietten zegt Lo- (21) Campanula Capfülis quinquelocula:ibus Ect. Raj. Hifbe 736 (22) eee À Caps. quinquelocul, obreftis Sc. Re Zägab. 245. N. 1, C:mp.' Calycibus tergo Lamellis quinque. H. Clif, 64. Campan, hojtentis folio er fore oblongo. C. B. Pi ine 94- Viola’ Marand, Dop, Pemps. 163. Lop. Jem 34% kraak 398, P Bon TA S DRI A sot Loser, welke naam van 't.Franfch. Marietter, wi en-dic-van.’t-Latyn Ziola Mariana, zyneafkomst enten heeft, Het betekent zo veel , als Onzer Vrouwe Hoorps Violieren , wegens de fchoonheid der Bloemen , STUÉe die Violet of ook bleek en witachtig zyn. Zy gi hebben cen wyde Cylindrifche Pyp, die zig in omgeboogen Punten uitbreidr, en daar op volgen ronde Bolletjes , naar die van * Halskruid: oË Raponcc gelykende , waar in cen driëkantig Zaad, Sommigen willen ; dat het de Wilde marke van ratp roei en Italie , zegt LINNzus; 5 volgers Mar: TuroLus waarfchynlyk : want andere Kruid. kundigen is het in Duitfchland of Italie niet voorgekomen. In Provence, evenwel; zou het, volgens GERARD en Gariperi ‚ wild groeijen ; doch het fchynt, dat zy de volgende Soott, met de Afbeeldingen van Ba UHINUS meer ‘overeenkomtftig ‚ bedoelen, In Engeland — noemt men hee Coventry - Bells „als daaromftreeks grocijende en de Wortel Te als die van Raponce , op de manier van Slaa in de Vatten gegeten „ zo Loper verhaalt. Het Blad is ‚ Ímal en ruig, en aan de kanten een weie nig gefrifeerd. (23) Klokjes met vyfiokkige gedekte. Zaad- xxnr. Bis. is- Campanula Barb Gebaarde, Gn) Bie Capfulis quinguelocu! aribus Ke. Camp. Folijs chii, Flor, villofis. C, B, Pin. 94, Pradr, Te p. 36 &l Daar, VII, STUK, iv. ÄFDEEL. v emee 59 — VerMaANNieg KRUiDÊn; huisjes; een ongetakte byna eenblädige Sténg; Lancetvormige Bladen en gebaardt Bloemen, Emos De voorgaande Soorten hebben de Bloemen wel eenigermaate ruig , doch in deeze zyn de- zelven van binnen als gebaard, Het is de Ber ng Raponce van BauHiNus , groeijende op Alpen van Switzerland, Ooftenryk en Piemont: De Steng is maar een Span hoog, in ’t midden één Blaadje hebbende, dat naar de Wortelbla- den gelykt, welke Lancetvormig , ruw ; ftomp: achtig en.effenrándig zyn, Áan den top van de Steng- komen de Bloemen, dic over ééne zyde ‘hangen , voort, De Heer And aa heeft deeze Soort afgebeeld en Doktor Seoror1 markt aan , dat dezelve fomtyds voorkomt met Géne Bloem , fomtyds met twee , drie, vier „en fomtyds met veele Bloemen, als wanneer de Steng ook veelbladig is (*), Van de Vierbloemige geeft JACQuIN ecnfraaije Afbeelding. Zy is gemeen op de Velden van Ooftenryk, aan den voet det Bergen, en valt ook in de Nederlanden (+). f G9) Klokjes Rapunculus montands. J. B. Hij, II. p. 808. Cam. Foliis hispidis , Caule fubunifloro. ALL. Pedem, 36. T, 6- f. 2 Camp, Barbata, SCOP. Ann, 2. pe 45. JACQ. Ob/firv. IL Pe 14. T, 37. HALL. Helv. 493; N. 8, 5, (*) Vit de gedagte Waarneemingen van dem Heer SCO” port blyke , dat die heide Soorten van den Heer HALLEË hier t'huts behaknek; waar aan dezelve, om 't rn men ‚ twyfelde (}) Gozren E Belg. p. 57. P eN taAND Ria #94 (24) Klokjes met flekelig Loof „een loife Auir, _1V, overhoekfe Bloemenen effenrandige Lintaa- Arpzzig le Bladen. Hodr Deeze, int Wallifer- Land baiivelteades heeft zur. den Wortel een Vinger dik; de Stengbladen £° fpicara, mre korter dan die van den Stoel ; de Steng cen Voet Gezairde. hoog » vitloopende in een zeer lange Aair van Ongefteelde Bloemen, die Rolrondachtig zyn. (25) Klokjes met een ongetakte Steng en een- xxv. bloemige Bloemfteeltjes , die tweebladigzyn , LES, in de Oxelen, _Op den ‘Schneeberg by Weeten grocit deeze, die de Bladen lang en fmal, {lomp en ruig heeft, met lange Bloemfteeltjes in de Oxelen. Zy was Alpifche lange Wollige Klokjes van: C. BauHinus getyteld, . ’t Is een fraay. Plantje, zelden hooger dan cen half Voet „ over % geheel ruighaairig A zegt JácQuin. Het heeft twee Blikjes. (26) Klokjes met vyfhokkige Zaadhuisjes, die IM BEe Zagres (24) Campanula hispidà $pich laxa En Cáâimp, hiluto Fo» ho angufto &c. PLUK. Alm. 76. Te 1 (25) Campanula Caule fimplici , hande unifloris &c, Jacq, vind 210. Campan. Alpina puraila Lanuginofa. C‚ B. Pin, 94. Trachelium pumilum Alpinum. Crus, Hi, 171. €26) Campansla Caps. quinqueloc. obtefis &c. Camp, totundifolia hirfuta Saxarilis, Folio moili. Boee. Mus. App. Camoanula hirfuta Oeymi folio „ Caulem ambiente , Fler. pen- duio, Boee, Sie, $3« Viola Mariana minot coerulea. BARE, sd î | Pp Ik Dat, Vil, STUK. 594 VYEMANNIGE KRUIDEN: IV. gedekt zyn-en gefteeld „ aen hagens Steng ARTIEKe en rondachtige. B Bladen. Hoor p- STUK. … De Bloemen gelyken hier naar ed der Ma- s Te ietten, en zyn zesmaal zo groot als de eer Ber die klein en Wollig’ ruig zyn: ongetteeld , de “ Stengen als omvattende. — Het groeit ede ie in. e Levant en in Bed | “j ss Een Klokjes met rg: gedelre ‘Zaad Saxatiis. jes, overhoekfe knikkende Bloerien en ge. HEENEEe kartelde [lomp ovaale Bladen, dens Op Steenige Rotfen van ’ Eiland Kendiap pam Tov RNEFO RT deeze waar > die Bladen als oemen. DE ot Me otk p RE Kek grre ENT XXVI Een Hoke: a hadi: gedekt | 5 huisjes en een gepluimde Sreng. Her 0e sibedfehe ij ge Door den Heer GME LIN is deeze in Siber gevonden: de Steng hoekig hebbende , een Voet hoog; de Bladen zeer fial; de Bloemen Tang: werpig en klein , de Kelken ftekelig ‚ en de Bloem- _fleeltjes dikwils. dricbloemig, Rele Á C 203, Kit a Campanula cise quingue- carinatis „obees car panold Cretica Saxarilis „Bellidis foliô, magno”flare. TOURSP: dike urn. He Rar, To sr. Trachel, salie Boet Jas,-2. 2{áB) dia Câps.strilocularibus obicâis, ce pal Culato, GMEL, Sit, Lil, pe Ist T, 29 8 PRN FE AND RET A. “2595 x „G9) Klokjes met vyfhokkige gedekte Zaadhuis- ges » eenbloemige Stegen € dtietandige roti. Wortelbladen. Ben rDs STUKs De Orientaalfche kleine kruipende Klokjes, _-xxsx. î c van TouRNEFORT , worden hier betrokken: “sridenzae De Steng is eens zo tand als de Bladen, die aan er’ Di A0 den Stoel Lancetvormig zyn. dige, (30) Klokjes met gedekte gefteelde Zaadhuis- jes , en Zaagswys getande Bladen , de Worteibladen ee de ge Lancetvormigs — … omnes Hier wordt cen Soort bedoeld ; rs in Grie- … kenland en op den Berg, Pibandë groeit, zynde Griekfche Steen -Klokjes, met Bladen van Sc. Ja- kos - Kruid , door. TourNErout getyteld. Zodanige Bladen zyn in dit Geflagt ‚nog. niet voorgekomen, Die Kruidkenner., deeze fchoone Soort ontdekkende, zegt, dat zy omtrent twee Voeten hoog, grocit, hebbende vry groote witte Bloemen. Volgens Rau worr zou dit het Me ge van D 1OSCORIDES Zn. ik î GIJ Klok (zo) rme on quïaqsetocutaribus obtetis. &t. Dee. 3 ‚Campanula Orient. pumila repens, Tovens. Cor-:3, (oo) Campanula Caps. obtefis ‘pedanculatis &c. Camp, Graca Saxatilis Jacobez folio, TOURNE: It. Te p. 104 Tab, P_ 59, Campanula Mariana lacin. fol. peregt. C. B: Pin. 94. id Or, 19. pf sinen. Ra ts 3 : Pp 2 | M. Derr, VIL. STUK, en s95 VyYrFMANNIGE KRUIDEN: iv. gr) Kee met gedekte Huisjes en ftekelige ene sdie aan de Steng , welke geheel Hoorp- tend is, Lancetvormig , Zaagswys’ ge pien —_ tand; de Bloemen ongefteeld, “ Comas De Steng is anderhalf Voet tioog: de Stoel Gefsekte. bladen zyn Hartvormig“of langwerpig -Eyrond, wederzyds ftekelig en gefteeld: de Bloemen ke- men eenzaam in de Oxels voort, en zien op- waards. ’t Gewas groeit in Syrie cn’ Beloof- de Land, : Carien (33) Eje met „vyfhokkige Zaadhisjer, de aden gepaard , Bakers „ getand, én mri geleld. — Deeze, van de Kanarífche Eilanden afkom ftig , heeft een enkele Steng van drie Voeten hoog, met Enbopte en drievoudige Takken, ook drie Bladen by elkander aan den Steel „twee aan de Takken. De Bloemen , uit de mikken der bovenfte Takken voortkomende, zyn gefteeld, Klokvormig. Doorgaans heeft hier cen zesvour dige verdeeling-in de Vrugtbeginzels , Kelk; Bloem, Meeldraadjes , *t Honigbakje en den Stempel, plaats, De Wortel is als een Raap. (33) Klok (1) WR Caplulis obteltis , Fol. hirtis-&ec. Camp” nuÎa Orient. Folio eblongo rigido afpero;E Els arfirn {pee tante. TOURNE. Cor, 3, ? ì (32) Campansia Caps, quinquelecularikus: gc, Camp: rol haftatis denratis. &c, H. Cf. 6s.T. 8, R. Luzdb. 247- Camps Canarienfis Regia 6 Medianv Rad, cuberofâ &c, PLUÉ: Alm 36, Te 276, fes a 8 ’ P ENT AN DE Ia. <07 (33)-Klokjes met Kolomswys’ wyfhokkigd Zaad-- huisjes , een Heefterige Steng , Liniaal- Elsvormige Bladen en zeer lange Bloems fteelen. „De Klokjes met Blad van Afrikaanfche Hei- de, en een gaapende blaauwe Bloem, by HER- MANNUS ‚ maaken deeze Soort uit, die aan Kaap groeit, (34) Klokjes meteen zeer Takkige verfpreide Steng , de Bladen langwerpig eenigermaate gekarteld; de Bloemen eenzaam ; de Zaad S huisjes driekantig. Deeze Soort van Klokjes, die in de Koorn- landen door geheel Europa gemeen is , wordt Wrouwen- Spiegel in de Nederlanden genoemd ; naar den Latynfchen naam, afkomttig , zo fom- migen willen , van-haar glinfterend Zaad. Som- IV, vee Hoor UK Campanula Pralieefd. Heetter- sn XXxiV. PEC uiten, i Weneris. tabs migen noemenze ook wel Vyfhoekig, e Violieren, Om dat de Bloempjes , zig tegen den avond fluitende , een vyfkantige figuur aanneemen. De Stengetjcs zyn naauwlyks een Voet hoog , met Bladen bezet: de Bloempjes eenzaam , paarfch van (33) Campanula Caps, Columnaribus quinguelocularibus 8: ee: Aft. Erice folio, Fl, corruleo patulo, HERM. ( 55 Caripara!a Caule Ramofismo diffufo Bec; Camp. Câlyeibus Coroll. vergen zer Caps. Columinaribus. A, Luzdb. 247. N. 14 + Onobrychis altera Belg. && Dod. LOB. 3, Pp 3 U, Deer. VII. Srum, 598 VyFMANNIGE KRUIDEN IV, van Kleur, Sterswyze met de punten vanden ArDEEL. kelk omringd. Te Parys, daar men het Dou ili cette noemt „ wordt de Wortel , in. ’t Voorjaar , STUKe als Salade gegeten (*). chen €35) Klokjes met de Steng van onderen een hid. weinig Takkig, geftrekt :de Bladen langwet= pig gekarteld; de Kelken vergaard, langer dan de Bloem, de Zaadhuisjes driekantig. byt Bafterde. Deeze, die men zeer kleine Vrouwen - Spie- gel genoemd vindt, wotdt door den Heer Hat- EER met de voorgaande tot ééne Soort gebragt» onder de benaaming van Klokjes met een Ra- derachtige Bloem en zeer lange Haanw of -Zaad- 4 peul je, Het Zaadhuisje „ naamelyk „ heeft hier deeze laatfte voor een Bafterd- Soort , uit de voorgaande als Moeder gefprooten. In Engeland en Vrankryk komt zy in de Koornlanden voofe Ee, (36) Klokjes met de Takken wyd gemikt en on 2MONI A. Dr1ebloe- verdeeld „ de Wortelbladen ovaal, glads mige. effenrandig , en drie ongefteelde Bloempjess | Dee: (*) Tovenr, ene Paris. (35) Campanula Caul € bali Hit ftrito &c. Campe “_Atvenfis minima ercêta. Mor. Hifl. II. p. 457. S. 5e Te 2 £. 22, Spsculum Vencris minus, RAy. Hil. 743. HAL Hel. 496 (36) Campanula Ramis patentlbus indivis &c: Orientalis Limonii minimi facie „Fl, patulo, TOURNF, Cor. 3e PEN TANDEI A. haan ‘ Deeze Levantfche is zeer klein, en heeft Tak- _ ken als Roedjes , met Ebsoriifjt’ Blaadjes. De Arne We Bloempjes komen meeft by drieën in de-Oxcls Hoorpe - Binden. voort „met Blikjes van langtc als het Vrugtbe- STUK: „Manen (32) Klokjes met een byna verdeelde zeer Tak- dekte ige Steng en fmalie gefpiefte Blaadjes. geegin. Vyfhoeki Dit noemt men Vrouwen- Spiegel met eene&“ zeer ‘groote Bloem, uit Thracie. Het ís in de Eu- fopifche Kruidhoven bekend ‚en wegens de Vyf- hockigheid van de Bloem vermaard, zynde maar cen_jaarlyks- Zaay-Plantje van, een Handpalm hoog, — de, ge (53) Klokjes met een enkelde Steng , Hartvor- xxxvun. mige getande. omvattende Bladen en onge- n fleelde vergaarde Bloemen, Men vindt deeze Virginifche ook inde opens baare Kruidhoven , wordende aldaar jaarlyks gezaaid. De Bloemen komen, daar aan „-zo- wel als aan de voorige ‚ dikwils gebrekkelyk voor, (39) Klok- 5 7) in aard Caule fubdivifo ramofisGmo &c. H. Clif. R. Lazdh, 247. N. 75. Camp. pentagonia &c, TOURNF. he LEN rain Vener;s Fl. amplisfimmo Thracicum RäJe Hi. 7 (sen. Campen Pa fimplici , Fols Cördatis &cc. “A, Ups. 40; Camp. Caule fimplicisfimo &c: R. Lugdb. 247. N. Ik Camp sidie perfoliata. MORIS. ie IL, pe „id Ss. Te 2.fe 23, BARR Rar. 83 Te 1 5 P IL Daer. Vil, Sruxs de ke vn Coo VyYrFMANNIGE KRUIDEN, le (39) Klokjes met Lancetvormige getande Ste- gee, kelige Bladen, zeer lange bloemfleclen en Hoorp- Jchraale Zaadhuisjes. STUK, xxxix. _ Dit is de tweede Soort van Kaapfe Klokjes. en” Men vindt ‘er by den Heer N, L, BuURMAN- Kaaplche. yusnog twee als zodanig opgetekend , waar van de eene den bynaam van ZErinus , zynde hier de laatfte Soort, de andere dien van Draba voêrte (40) Klokjes met Hartvormig getande ruig» ee ie achtige gefteelde Bladen , leggende Stengen mige. en Haairdunne veelibloamigs Bloem fteelzjes. Qp de hooge Gebergten , der Zuidelyke deelen van Europa , Broek decze vogens den Heer A LLLION, xr. (41) Klokjes met Hartvormige, vofkwabbiges Kita gefleelde gladde Bladen en een losfe Steng. ge In Engeland; Vrankryk, Spanje, op belom- merde plaatfen, die vogtig zyn, grocit deeze, volgens den Ridder, Zy voert den naam van Klokjes met Klyfachtige Bladen, by C, Bate MINUS, die verhaalt , dat het eer zeer klein Pl t- (39) Campanula Fol, Lanceoletis dentatis hispidis Sec. Camps Africana annua bizfuta , latis ferratisque foliis &cc, COMMe Hort, 1, p. 69% T. 35. (49) Campanula Fol, Cordatis dentatis Sc. 41) Campansla Fol Cordacis quinquelobis &c, Camp. Fol, fubrotundis &c. LOEFL. Itin. 127. Campanula Cymbalaria vel olio. C‚ B. Pin, 93. Prodr. 34e MORTS Hijt, ce P EN T A N D RI A Got Plantje is, op de Heijen by Touloufe groei- Iv, jende en daar op leggende met zyne Rankjes ; Arbrery geevende blaauwe Klokswyze Bloempjes , fom- Hoobs tyds aan ’*t end , fomtyds op twee - Duims fteel- srur, tjes tot de zyden uit, CHERLeERuUs hadt het- Aonogye zelve ook by Parys gevonden ; doch het was "* TourNEFoRT en VAILLANT aldaar niet voorgekomen. (42) Klokjes met verfpreide Stengen; Lancet- xun. vormige Zaagswys’ getande , affoopende Bla- amp area den, die een ruuwe Streep hebben, en ge- ie vi fleelde eenzaame Bloemen. hand Deeze Afrikaanfche, een zeer klein Kruidje , door den beroemden HER M ANN U saande Kaap gevonden, heeft de gedaante , zegt hy , van het Erinus of Water-Bafilicum of eigentlyk van de Lobelia Erinoides, volgens den Ridder, De Stengetjes zyn zeer Takkig ; de Blaadjes met Doorntjes kanthaairig. De Bloempjes komen een- zaam, ongefteeld , aan ’tend der Takjes voort. Het geeft Melk uit ; gelyk meett alle Soorten van dit Geflagt. C43) Klokjes met byna Eyronde effenrandige ZE. Bladen, en verfpreide Stengen. koi. da Hier, Verfchi bladige. €42) Campanula Caul, diffafis &c. Camp. minor Africana , Erini ges, » Flore violageo, Caulibus ereftis. HERM, Lugdb. as: FT, (43) edad Fol. fubovatis glabris integerrimis Sc, Pps. Camp. It. Daan, Vlle STUK: 68 - VerMANNIGE KRUIDEN, IV, _ Hier komt die Soort van Klokjes thuis, wel Arpsans ke de beroemde ToURNEFORT in Grieken Hiddea: land „en wel op het woefte Eiland Cheiro vondt, STUKS hebbende“dé -owdetfte’ Bladen ‘als ‘die der-Madé: De WI Jieven, de overigen rondachtig , als die van Petningkruid. Hierom wordt zy dus gebynaamd, De Wortel was wel een Duim-dik, en liep door de Klooven der Rotfen. xriv. (44) Klokjes mêt een gegaffelde Steng ; onge pes en fleelde Bladen ; de bovenflen gepaard en ‚ Drietan- drietandig. ge In Ítalie , Spanje , Languedok en Provence, groeit decze laat{te Soort, die ook aan de Kaap der Goede Hope voortkomt, als gezegd is, Zy’ is Muur, met langwerpige getande Bladen en blaauwe Bloemen, getyteldby J. BAUHINUS. Zyn Broeder noemde ze Kleine Raponce, met: ingefheeden Bladen, Corum Na beeldtze afs Onder den naam van een allerkleinfte Soort van Erinus of Raponce. De Bloem is regelmaatig, kleiner dan de Kelk , de Stempel in drieën ge deeld, en dus behoort hetzelve tot die Geflagt. Die Soort van Kaapfe Klokjes, waar aan de jonge Camp. Saxatilis „ Fol, iafer, Bellidis , pe Nummulariëe OURNF, Cor. 3. Jtin, I, p. 97 5 (44) Campanula Caule diëhdeomo see. H. Clif: Re Lut. N. 13. GUETT. Stamp. 429. LOEFL. Ztix. 127, GOUAN Mfonipe ‘98. GER. Prov, 453, GAR. Aix 76. Erini f. Rapunculi mie & nimum genus. Cor. Phyt. 1ax. T. 28, Alfine oblongo Fol. feträto &c, Je B, Hil, IL p. 367 U k … P ENT AN DRT Á 663 jonge Heer BUURMAN Nus den bynaam van Iv en Draba geeft , heeft de Steng, zegt zyn Ba enkeld, de Bladen Hartvormig Lancetswyze, Hoorn: , heefeeden ‚ met zydelingfe eenbloemige Steel-STUE- tjes. Zy verfchillen derhalve van de gemelde alsnis, EN ook van de leggende kleine Afrikaanfche Klok- jes , met Violette Bloemen , van HERMA N- NUs. Zonderling is ’, dat men onder de Oost- indifche Planten tot nog toe geene Klokjcs waargendtnes heeft. Roërra Dit Geflagt is door den Ridder getyteld ter gedagtenisfe van wylen den Heer Roërr, veele Jaaren Hoogleeraar der Ontleedkunde hier te Amfterdam en tevens Bewindhebber van de West- indifche Kompagnie geweeft zynde (*), wien de Cliffortfche ‘Tuin, zo zyn Ed, erkent, veele raare Planten uit de beïde Indiën, doch inzon- ‘derheid Zaaden uiet Afrika en Japan, te dan- ken hadt, De byzondere Kenmerken. zyn , een Trech- terachtige Bloem, die den bodem met Klepjes, waarop ide Meeldraadjes ftaan , geflooten heeft even als in de beide voorgeende Geflagten. De Stempel is in tweeën gedeeld, het Zaadhuisje tweehokkig , Cylindrifch , onder de Bloem ge- booren, ‘Twee (*) Zie de Opdrag Vv, ran PLATNERS Hand. king tot de Chirurgie am dien Heer: Anno 1764. II. Daze, VII, STUKe 604 VSFMANNIGE KRUIDEN,” IV. Twee Soorten , heiden van de Kaap afkoms AFDE, ftig, komen hier te voorfchyn„ als H Hooi (2) Roëtta met kanthaairige Bladen , die em Ls regte Spits hebben. „Roëlla 5 tete Van deeze Soort vondt men reeds by Com: haaicige. mrryn, SEBA en PLUKENET, de Afbeele ding, welke LiNN us vernieuwd ten tooneele evoerd heeft en verbeterd, Immers zo worden hier thuis gebragt de Afrikaanfche Heefterige ® Klokjes , die gedoornd zyn , van den eerften: de ij Haairige laage Afrikaanfe van den tweeden ; en hect Doornig Moorfch Gewas met Heybladen van den laatften. In ’t Loof en de Bloemen heeft nogthans een aanmerkelyk verfchil plaats , zo “__ tusfchen-deeze drie onder elkander, als-met de ___afgebeelde van den } | de Bloemen niet Klokvormig , noch de Blaadjes getropt , maar enkeld, en de Bloemen als inde Kelk vers borgen heeft. De Steng was, eer zy zig in Tak ken verdeelde, een Vinger hoog. IL. (2) Roëlla- met kanthaairigo Bladen , die een Reticulat as Netbladi- omgeboogen Punt hebben, Ee De (2) Roëlla Fol, ciliatis, mucrone re&o, Syf?, Nat. XL en, 218. ps 162, Pez, XIIL, Gen. 219. p. 176, H‚ Clif 49%e Te, 35. Camp, Africana Ec. Comme Hort, Il. p. 77e Te 30e SEB. Thes. I. p. 25. T. 16. f, 5. Aculeofa Maurican ca, PLUK: he. 3. T. 252. f, 4. BERG. Cap. 41. (2) Roëila Fol. ciliatis, muctone reflexo. R, Fol, imhbrica= tis. R. Zugdh, 248. Camp. Cap, Be Spei » Fol, reticulatis (pino- Gs, PET, Mus, 21, fo 157. Prent ANDER Nar HS „De Klokjes van de Kaap der Goede Hope, iv, met Netswyze gedoornde Bladen, van Pe Tt- Arpzrt, ver; worden hier thuis gebragt. Hooi. De Heer Brrerus; de eerfte befchreeven STUE- hebbende; geeft ; erts de Kaapfche Planten, „ Midst nog twee andere Soorten van Roër La op; waar van hy de eene Pedunculata of Gefteelde ty- telt , om dat zy de Bloemen gefteeld heeft „ gelykende anders veel naar de eerfte Soort; De andere noemt zyn Ed. Sgquarrofa; hebbende ; volgens zyne Soortbepaaling , de Blaadjes Ey- rond fpits, ruim getand en langs de Takken af- toopende, van agteren met omgeboogen Doors nige puntjes He de kant gehaaird, PÉYTEUMA Raponsie. Een Raderachtige Bloem in vyven gedeeld 4 met Liniaale Slippen of Panten : de Stempel twee-of driedeelig: het Zaadhuisje twee of drie. hokkig, onder de Bloem gebooren. Voorts zyn de Bloemen tot Hoofdjes af Aaîren vergaard, __Dus wotden de byzondere Kenmerken opge- geven van dit Geflagt, ’t welk zes Soorten van Europifche Planten bevat, die men tot de Rae * poncen betrokken hadt , doch klein zyn , als volgt. “ (1x) Raponsje met een gebladerd Hoofdje enalle_ tr. Bladen Lancetvormig. Heg TPrevus ds 4 ) Phyteuma Capitulo fuhfoliofo &ec. Sy. Nar, XII. Gens 2I9. p. 161, Wig. Xlll, Gen. 220 pe 176, HALLE: Hiv, 497e Rapunculus Alpinus parvus comofùg. J. Be Hlif?, Il, p‚ Sune ‚ 1, Dear, VEL STUK, 606 VyrMANNIGE KrurDen, IV. _ Het Stengetje is maat twee of drie Duinen AFDEEL boog in dit Plantje , dat J. BAUHINUS zeet Hoorp- wel, onder den naam van Kleine Alpifche gee STUK. kroonde Raponce, afgebeeld heeft , volgens den Heer. HALLER , die ongevaar zes blaauwé Bloempjes in het. Hoofdje , dat met Blaadjes ome _ geven was , geteld heeft. De Heer J. Gese NERUS hadt hetzelve óp de Swiczerfche Alpen verzameld er’ zyn: Ed, toegezonden. De Styl is meeft ín tweeën: gedeeld, met aeron Blikjes en gekarcelde Bladen. pi. (2) Raponsje met een rondachtig. Hoof dje; ;de enige Bladen Liniaal en byna, efenrandig. Haliond, Van deeze gote, die overvloedig op de Al- penn, als ook ir talie en op de e Pyreneen grocit, de Crane. van gens HALT er Het heefceen platachtie Hoofd: je dat omzet is met puntige Blaadjes: De Seyt is in drieën gedeeld, Men dites ook in Lan- guedok en-Provenice, Hr. (3) Raponsje met ongefleelde end Tropjes en ans geïande Bladen, de Stoelbladen Harzvormig, ar AS Deer | 45) Piyscana epi RE Sc. Phyt. Fol. lineare bus &e R. Zuzdb. 248. Rap. umbellatus Folio Gramineo, C. B. He 92. HALL. Filo. 457. Govan Monsp. 99. GERe Prov. 454. Rap. ee, eoer. umbhell, Tran. Hercyne 94e Te 8 F‚ 3. Rapune- mont, Gram. BAER. Rar. Ie. s23. N. 1e (3) Phytcime Fascienie terminali fesfili Sc, BARR. le, TEN SGOP, Ank, 2, p. 48. Rapunc, Alp, cornieulatus. Cf. Pins zijde Dl Ee TAN DR IA: boz ‚Deeze valt wat grooter dan „de voorgaande, IV. en maakt een fierlyk Plantje. uit, door zyne AFDEcL. tropjes van grooter Bloempjes, Het groeit op Hoorp- _de hooge Gebergten van Tyrol en op den Bal- Rn “ dus-Berg , in ’ Veroneefche. Doktor Scoort; mj fpreckt dus van deeze drie, Soorten. OC Alle de Álpifche Raponsjes, naamelyk het sshalfronde, gebladerde en gekroonde, komen 5 daergaans voor óp de Alpifehe Velden. Zo + » menigmaal ik de verfchillende monfters, daar … » van in verfcheide, Landfchappen verzameld s », befchóuw 3 ; ZO menigmaal twyfel ik , of niet ‚ dezelven van een en ‚de zelfde Plant , het 5 “Halfronde paamelyk , weleer haare afkomst gehad hebben. Want deeze heeft op de Alpen 2, Van Karniolie veel breeder Bladen, dan op die ‚s, Van Switzerland en Tyrol, Vie Styrie heb ik s, monfters gekrecgen » met de Bladen, volftrekt s eveneens, als ’er voorkomen in de Afbeelding. » van het Kleine Alpifche Gekroonde Raponsje, sby J. BAUHINUS, In myne Vaderlandfche s-Alpen heb ik een monfter gezien van het Half- © » ronde Raponsje , een Voet hoog , mer alle 5 Bladen Lancetvormig gekarteld, en eenander „wederom van twee Duimen , met de onderfie 3 Bladen byna Hartvormig en gefteeld. Zo vere » andert allengs „' door det: vérbreeden van de „> StCDg- 113, Prodr, Page 33, Trachel, petreura minuss PON. Bald, 326, Tab, Camp. Sphieroceph. pérvenulla, PLUK, Alm. 77. Te he 6. HALL. GOUAN, &c‚ 4 U, Daer. VAL, STUKe. 608 VerMANNick KRÜrDens IV. % Stengbladen zelfs, deeze Plant in het Gé: Arnar. „ bladerde en dat in het Gekroonde, en deeze; wiets; s» wederom , fchynt, in een vrugtbaare en wat- STUK. „roer Grond, door het verlangen der Bladen, s die onder het Bloemhoofdje zitten, in het „> Rondhoofdige te kunnen overgaan.” PR _ (4) Raponsje met een ròndachtig Hoofdje en Eng Zaagswys’ getande Bladen; de Stoelbladen en dn De Heer HArrer hädt reeds aangemerkt; dat de voorgaände tot deeze Soott behoorde ; die een Span of ook een Elle hoog voorkomt, grocijende op een en dezelfde plaatfen, Met vindtze ook omftrecks Parys en in Engeland, De Steng is, gelyk in de anderen, regt, niet Lakkig 5 5 de Bladen als gezegd is; het Bloem- hoofdje Heme!fchblaauw. CoLuMNaA heeftzé zeer fraay afgebeeld. Ve (5) Raporisje met een langwerpige Aair en eene zweer (4) Phrtöuma Cap. fubrotundo, Fol. ferratis &c. Raps Fol, imis Corderis, Spicà ovali. HALL, Hlelv, 49%, GOUANÁ Monsp. GER. Prov, DALIB. Paris. 69. Rap. Fol. oblongos Spicà orbiculari, C. B, Pin. 92. MORIs. Hift. II. pe 463. Se s. T. 5. f.-47- Rapuntium mont, carius cornicul, Cor. Eepbre IL. p. 222. T. 224 B. Rap. um). latifoltus, $. anguftifol. C. B. Pin. 9x. Rapunculus fylveftr, umbellacus. Tuan, Heres 9te T. sf. 1, 2, (s) Phyteuma Spicà oblongâ Gc, Am. Acad, Ip: 149 Orp. Dan. 362, Rapunculus (picatus, C,‚ B, Pin, 92, corrie leus. Prodr. T.p. 32. HALie Helv. 493. GOUAN ee 99. MORIS uts, £, 45, MONN, Obs, 130 Kc, Pose ANDREI God De langheid der Aairen onderfcheidt voor-_ IV. haamelyk deeze, die in de Bergachtige deelen Arona, van Europa , zelfs in Duitfchland , Engeland | Hoop en Deenemarken groeit. Met een geelach Bloem komtze veel , met een blaauwe zeld- zaam in Swtitzerland voor, TouRNEFORT vondtze omftreeks Parys, en betrokze, zo wel als de voorgaande Soorten, tot zyn Geflagt van Rapunculus. Het Hoofdje, dat hier een Aairs- wyze figuur heeft , is naauwlyk door Blaadjes Onderfchraagd. ,, De ‘Natuur fpeelt in deeze » Sooft, met zwartgevlakte Bladen , dubbelde » Aairen en vierbladige Bloemen, Zy is eetbaar , » gelyk de meefte mi s zegt. de Heer „ HALLER. pen (6) Raponsje met verfpreide. Bloemen en 8e VL vinde Bladen, ene Gevi Dit Kruidje ‚op ’t Eiland Kandia bevinde- lyk, maakt eene zeldzaame Soort van die Ge- flagt uit. Sommigen hebben het tot de Pieramd- daalen, gelyk men eene Soort van Klokjes ty- telt, betrokken (*). TRA- (6) gta Floribus nan: s, Fol. Lins B. Luedb, 248 Kapuuc. Creticus (. Pyramidalis altera, C. B. Pin 93. Rapune cal, Cret Bakas J.B. Hift. E p. Sir. Te. 112 (*) Door den Heer N. L, BURMANNuUs wordt gewag ue- Maakt van een Kaap/ch Phyteuma, dat de Stengen Heefter- %htig, de Bladen Liniaal verfpreid en een eeaziame end- Bloem heeft. PY, C Cap. Prodr, Doch die laatfte firydt tegen don aart der Planten van dit Geflagt. Qa U, Das. VSI, STUKe 612 VYFMANNIGE KRUIDEN. Iv. T RACHEL TVM. Haálskrüid, ÄFDEFL. | dee Hoorp- Dit heeft een Trechterachtige Bloem , met STUK, __een--Klootronden Stempel en het Zaadhuisje is À vie driehokkig , beneden. De eenigfte Soort (a) wordt. Blaam geby- Tracht paamd, wegers de Kleur der Bloemen, Tour- “Blauw: NEBORT ftelrze voor, onder den naam-van Hé melfchblaauw Kroontjesdraagend Halskruid , ef C. BAU RINUS noemtze Halskruid- dat naar de Valeriaan gelyke. De Afbeelding „ welke ’er BARRELIER ; onder den naam van Blaaúve Valeriaan met Brandenetel-Bladen „van geeft „ is fraay. De Bloemkroontjes , inderdaad , gely- ken veel naar die der gemeene witte Valeriane, _De Groeiplaats is in de Levant, in Italie en de verdere Zuidelyke deelen vän’ Europa, « op lom- “merryke plaatfen. In de Tuinen is t een twee- jaarig. Kruid, SA MOLUS. Strandpungen. De Bloemis Trompetachtig, hebbende de Meel- draadjes door haare Schubbetjes befchuc , der Stempel geknopt en een eenhokkig Zaadhuisje» En aan de punt vyfkleppig î is, beneden. (+) Trachelium. Sy, Nar. XIL Gen. 220, p. 163. Vig. XIIL Gen. zr. p. 177. H. Ups, 41. Trach. Fol. ovatis ferracis, P7- Et 1e RK, Hand 248, HT, Cliff. 66. Cervicaria V ot 2,0 en CB. Pin, 95, Valeriana coete Urtiegfolia, BABE: pe, 683. GOUAN, Jlonspe koer ) PeNTÁRD EIA éÌ De genigfte Soort (1) heet van oüds Saùd- 16: lus Valerándi, welken naant, van J. Bauär- Arprets Nus afkornttig! de betóëmde. TourNErorRt Hóotat gebruikt. Loper hadt gemeld van eenen Va-STUEe LERANDUS, die dit Krüid Samolus Plinii noem- sesus de: doch het is by hem de derde Water - Pim- rsr Pernel , wel aan de kanten van Beckjes en Mei- dige, ten , in de meefte deelen van Eüropa , doch ook zeer veel, inzonderheid in onze Provinciën, aan den Zeekant voorkomende : weshalve ik het Strandpungen noem (*)._ De Engelfchen heeten het Rondbladige Water - Pimpernel , Franfchen Mouron d'BEaú ; volgens Govan ; doch dan wordt het van hün met de Water: Pimpernel verward, Het groeit ook in Virginie ; als mede in Afie en Een Kaapfe Waterplant heeft wel de Steng wat Takkiger en-fteviger, doch fchynt ’er anders weinig-van te, verfchillen, _ Dit Kruid groeit meeft buiten ’t Water. Het heeft (2) Samolus. Syft, Nat. XII. Gen. der. p. 165. Veg. KllIe Gen, 222, pi 197. H. Clif. Ops. Fl, Stc. &C. GRON, Virga 13, R, ae, 249. Anagallis Aq. Fol. rotando non crenato; B, Pin, 252, Anag. Aq, Fol. rot, Becabunge. Moris ij Anil Aq. tert. Log, Jeon. 467, gp. Samol. Afr, fol, totundiore. WALra, Hart. 162, T. 23. (*) Te weeten, om dat de Becabanga of Beekeboom ; Alde welke het in Bladeroof z zeer gelykt, Beekpurgên of Wa- Berpungen gengemd wotdt : bladz. ss, hier voor: zone der dar miy de reden diër beits blykt. De Water - Pim- er { en Ag.) isdikwils een nabgur of naverwank Qaz IL, DEEL, Vil, STUR, 612 V4rFMANNIGE KRrRuIDER. We. beeft een Krans van Stoelbladen, die langwer- AFDEEL. pig Eyrond , twee Duim lang en één Duim Hekor breed zyn , dik en glad, cffentandig, zo wel STUK, __ alsde Stengbladen , die byna dekor ovaal vis Eee zyn van figuur en ongefteeld. De Stengetjes zyn een.half Voet of een Span hoog, taamelyk _ ftevig, in Takken verdeeld en getopt met ge- fteelde Bloempjes, die eenbladig zyn , wit van Kleur, waar op ronde Zaadhuisjes volgen , met klein, Zaad, De Smaak van *t Kruid is bitter. TRrrios TE um. Driefteen. De Bloem is, in dit Geflagt, eenbladig , by: na gelyk; de Kelk zo lang als de Bloem ; de Vrugt een driehokkige Bezie „ welke dus drie Zaaden , die Beenhard of als Seeenijer, en boer brebie: onder de Bloem. Het bevat twee Soorten, wier Grobiplandf is in Noord - Amerika, tnfracn + 1 1. final} EN flens ( e abe ges ige ri perfolias __Deeze , uit Noord-Amerika , is afgebeeld Breeddla- door den geleerden DrrueNius. ’t Gewas is Kruidig en heeft Stengen van twee Voetert hoog, die rond zyn en bleek groen, bezet met Haairtjes „ waar aan Bladen in * kruis daar (1) Triefleum Floribus verticillatis fesfilibus, Sy2. Nat XIL. Gen, 233 p. 166. Peg. XlIL. Gen. 234. B. 180. Trio Rens 7 latiore folio , Flore cutilo, DitLe Elsh, 394 Te 294. fe 3 PPE ANDERE A GS die van de Steng doorboord worden in hurine * IV. famenvoeging , zynde ruighaairig. In derzelver Re af holte, om de-Steng, komen de Kransjes voort, Hoor beftaande uit Trechterachtige Bloempjes, die, zo wel als de Kelk, boven op het Vristbekmn- 2 an zel zitten , dat een Zâadhuisje wordt ‚als gezegd is, drie- Beenige zwarte Zaaden bevartende Zi groeit ook in Virginie en wordt aldaar Fever- Root, dat’ is Koortswortel ‚ genoemd ; in Pen- » fylwabte Gentiaan, als eee een id bic: teren Wortel, | (e) Dafa met rd Bloemen gepaard en nge fleeld, meen: Deeze Soort is laag en ruig met een vierkante Smail Steng, bleek rood van Kleur , en Lancetvotmige Bladen , tegenover elkander in wier Oxelen een enkele geele Bloem groeit, ‚ iù deder één. Koten Een Samenteelige Bloem , tot de Kopbloc- migen behoorende , met een naakten Stoel en eenzaame Zaaden- E die een Zaadpluis hebben dat gepluimd is. _— Dus koreen de Kenmerken voor van dit Ge- flagt „benoemd ter eere van den Amerikaanfchen Heer (2) Triofleum Floribus oppofitis pedanculatis. Lonicera humilis hicfara &c. GRON Virg. 143. Periclymmenum Her- bace reâum Virginianum. PLUK. Alm, 2387. T, 104, Qa 5 eN ÌL, Dasr, VII. STUKe IVe 61A VxrMANNIGE KRUIDEN, Heer Kum, die de eenigfte - Soort, daar ArDEEL van (1) in Penfylvanie gevonden, en in't jaar 1768» Hues ‘tc Zaad daar van aan den Heer Linnaus te Ee Kubnia Op gebragt heeft, * Gewas zweemt veel naar % Boelkenskruid, Bepaurie- maar heeft de Bladen. overhoeks, en brengt uit Pals het midden van, de Steng “Takken voort. Het vani{che, groeit „ongevaar ‘anderhalf Voet hoog. De Bla- den zyn kort gefteeld ; met fcherpe Tanden op de kant, ruuwachtig. Aan * end van de Steng en Takken komen Tropjes voort ‚ van. omtrent agt Bloemen , die regt op ftaan, hebbende een gemeenen Kelk , die Schubbig is, Ieder Bloem Steg is famengefteld uit een getal van tieh “tot vyf: nogeen » die allen twecflachtig , eene ad ‘Trechterachti ‚ verfchillend van he gris Bk en chi enh dar nt d E venten en en nope jes (Anthere) zig los bevinden, en hiet famen- gegrocid zyn, en. de: Styten aika: ( oM IR ABIETS, Wonderbloem, Hen Trechterachtige Bloem , boven den Kelk, beneden het Vrugtbeginzel: dat in een Klootrond Honigbakje is, beflooten, Dus zyn-de Kenmer- ken opgegeven, tot onderfcheiding van dit Ger flagts 1) Kuhnia, „5y/2.-Nat, XII, Gen. 236, p. 1674 Pig: XII, Pe 181, LiNNe Dec, IL. Plant, Rar, Hort. Ups. p. 21. Te He (£) Men vergelyke hier mede het Il, DEELS Vle srux deca: Nat, Hiftorie, aan ’t begin, iS BINT: KONT DERSEVA Ói$ flagt 5% welk drie Soorten » Allen Indifche Pis Planten, bevat. C 1) Wonderbloem met eenzaame Oxelbloemets dro, die regropftaan en. ongefteeld zyn. L Alirahiis Hier “komite Verwonderlyke Fasmyn- Roos Serrie. van-CrEusrùs op het tapyt welke door MAr=de. TEN genoemd wordt Salappe der Apotheeken, Zy groeit in Weftindie, „,-Wonderlyk is dit s» Gewas, (om de woorden van LiNNdaus 1 te gebruiken) „ dat op de zelfde Plant alle s verfcheidenhedeh van ‘Kleur in de Bloemen 5; kan voortbrengen : “wonderlyk door zyne » Vrugt» welker Honigbakje, onder de Bloem s,‚-geplaatst en-blyvende verhard, het Zaad be- » dekt :--wonderlyk door “zynen “Wortel, die, sy -hoewel onder den naam van Jalappe lang: in „de Winkelen , en- wat -de-Plant aangaat in „de Tuinen ’t over bekend, nogthans. zyne „afkomst, tot den Leeftyd van MuntTinG en PL uMIEr toe, heeft kunnen verbers ss-gen: wonderlyk „ doordien het zo fchoonê » Bloemen in-den donker voortbrengt, en den En heldezen Dag serieel | weshalve’ de Fran- 53 fchen 4 Mi rabids, Kloribas ‚liters axillaribus ereftis fesilibus, pi! Nat. Xi. Gen. 24t.p. 168. Vig. XIII. Gen. 242 P: Dat „Acad. IV. p. 267. Admirabilis Jastfini Roft, Ctus. san. Mep. gofalapr Oficinarim MART. Cent. 1. T‚ 1. Sola- m Mexicanum: Flore pavo. C+ B, vPin, gr. BURM. Ind, es 53e * Qa : N, Daer, VII. STUK 616 VLrFMANNIGE KRUIDEN, Iv. ‚ fchen bet ‚ niet oneigen, Belle de Nuit, dat Arpgel. ») is Nagtfchoone , genoemd hebben : wonderlyk, Hoorpe „ doordien het de voornaamíte Kruidkundigen STUK. _ zo grappig bedroogen heeft , dat zy de paa- en „ len der vermenigvuldiging van ééne Soort “ss Haauwlyks hebben kunnen bereiken.” Nog wonderlyker is’, dat alle Genees- en Kruidkundigen zig; van voor het begin deezer Eeuw af , tot omtrent derzelver midden toe, en dus by de vyftig Jaaren, hebben laaten mis- leiden , door den Wortel deezer Wonderbloe- men te houden voor de Jalappe der Apothees - ken, PL vMIERen Lite NON, uit Amerikaterug komende, fchryft TOURNEE FORT „hadden hem vetzekerd , dat de Jalappe - Wortels ; die men in de. Winkels gebruikt, van een Soort der Pe: ruviaanfche Wonderbloemen afkómftig “warcn. _ Pomer hadt het zelfde van Pater PLU Mier verftaan „ doch fcheen eenigszins te twyfelen, dewyì de grootfte veelheid „der Winkel - Jalape pe, die wy gebruiken, zegt hy , nict uit- Nieuw Spanje of. Mexiko , maar van ’t Eiland Madéra kwam , alwaar het-Gewas in menigte groeide, Mun Tine, evenwel, meende uit vergelyking der Wortelen van deeze Wonderbloemen , met de Winkel- Jalappe, zulks nader te beveftigen. Corrusus hadt aan Crustus van Padua gefchreeven , dat twee Drachmen van. den Wortel der Jalap met bonte: Bloemen, ingeno- men „een treffelyk Middel waren tot eene Was terige Buikzuivering. | rak PEN TAN DRI A 617 Ik heb van de kragten der Jalappe este ge- fproken, toen ik die Soort van Winde, welke thans den bynaam van dien Wortel voert , zyn- Hoorn de de Zwarte’ Mechoacan van Mexiko , valk en febreef *, Men heeft zulk een en wel kt zelfde ns Gewas , in ’t midden’ der voorgaande Eeuw, *zie toen de Wortel eertft kortlings, onder den naam 22% 5%% van Chalapa ‚uit de Weftindiën was overge _ bragt, voor deszelfs oirfprong gehouden , en de= zelve werdt, van die van Alexandrie en_Marfcil- le, zoBA UHINUS getuigt, Jalan de Be: De Afbeelding van Pomer fchyat ook j paar de Winde te gelyken „ en men-heeft fs An daar overin twyfel geftaan (*), tot datde Heer Housron, uit Amerika terugkomende , de Jalappe- Plant , “die hy met zig gebragt hadt , vertoonde aan den Heer BER NDE JUSSIEU» toen te Londen zynde, welke van denzel- ven aanftonds voor cen Soort van Winde pend erkend. De Wonderbloem- Plant, welke van de Me- xikaanen Tlaquilin, en van de Spanjaarden , te Madrit, Mirabillas de. Indias genoemd wordt , volgens HERNANDEZ, die dezelve taame- lyk Arnen (*) Want op de ze'fde Bladzyde van den Hortus Cliffore bianus, daar LiNN aus het boventtaande zegt „ had: zyn Ed, de Amerikaanfche Winde, die zoen Falappe noemt, van RAY , als ook de Zwarte Mechoacan van C, BAUHINUS, als ge- sn! met dit Kraid opgegeven, Zie ook Grors. Hars Med, &E, Qas U, DEEL, VIl. STUK. 618 _-V-AFMANNGIE KRUIDEN: Ki afbeeldt; heeft niets dat naar de Winde ge« t. Deeze ‘soort onderfcheide zig van de vol- an: door haare kleine Bloemen, niet alleen , maar ook, doordien de Bladen Hartvormigeren 5 meer. gefpitst „de Steng en Takken gegaffeld zyDs, brengende de Bloemen uit de mikken voort die niet regtopftaan en de Meeldraadjes korter H. Bfirabilis F alapa. Groot- bloemige. dan den Styl hebben , zynde, aangenaam van euk, (2) Wonderbloem met getropte end - Bloemen ’ die regtopftaan, Deeze Soort, die uit Lief hebbery -nage- houden wordt „ heeft , behalve ‘bet gemelde, de Bloemen grooter > en in dezelven heerfcht;, E denheid, waar vân gefproken is; Men iden met paarfche , geele „ bleekroode, witte en op allerley manier gemengelde of bonte Bloemen, * Gewas zweemt vecl naar de Nagtíchade, wat het Loof aangaat, en voert daarom den naam _ Het' groeit, regt op ‚ wel vier Voeten hoog, ge: lyk de woorige Soort , verfpreidende des nagts den licffelyken Geur van zyne Bloemen, die ere , z ens (2) Mirabilis Flor. congeftis terminalibus eretis. H. Cif. Ups, R. Lugdb. 417. Rumpn. Amb. V. ps 253. T. 89: OSB, lein. 225, Coup. Neveb, 29. Solanum Mexicanum FL magnos C. B, Pin. 168, Admirsbilis Peruana. Crus, Hit. LE BuRM, Fi, Jnd, p Pe PEN T AN DR I/A 619 gen den avond open gaan, en ’smorgens, als IVe de Zon haar befchynt, verflenzen. Kaki aa Ik moet ‚ten opzigt van deeze Soort, nog aan- tene merken ‚ dat her’die is, welke men gemeen-°TEEe lyk, met een Franfchen naam; Merveille de Pe- rangs ru noemt, overeenkomttig met de Clufiaanfche benaaming ‚Mirabilis Peruana. Het fchynt der- halve , dat dit Kruid eerst in Peru waargenomen zy: want ‘het groeit overvloedig in de geheele Weftindiën, Piso zegt, dat het in Brafil over- al in ’t wilde voortkomt, met Bloemen: van drie- gerley- Kleuren ; s’en-dat de Wortel, die Raape achtig is „ aldaar als’ een Purgeermiddel tegen de Waterzugt gebruikt worde. Men noemde het ‘er Hachal- Indi ‚ en op Ceylon Sendrikkan , vol- gens HERMANNUS. RuMPHrius beelde het af onder den naam van Marvelje, en zegt, dat ge Spaanfchenhet- Maravillas «del. Peru getyteld hebben, Hy-hade-bet fommige Duitfche Hovee niers ook hooren” noemen Syéitzer- Hoen, dat is Switzerfche Broek , wegens de figuur der Bloe- men: ’t welk wat ver gezogt fchynt, De Maleitfche naam betekent Tydbloem , en de Portugeezen hadden «hets aldaar Wier -Uurs. Bloens geheten , als op: dien tydopen gaande: doch dat is, zo hy aanmerkt, wat vroeg. Beter wordt: het „ van fommigen ‚ Avondbloem genoemd. ““(3) Wonderbloem met vergaarde zeer Jan- „Er ed 8e, sehen L Ep 3) Afirabilis Flor, nk term. jodin oe 4E, Holm, migee — A55. Pp. 176, T, 6. £. 1 HERNe Mexic, 170. fe 2e Il. DEEL, VII, STUK. 620 VorMANNICE KRUIDEN. „IV. ge stenigermaate knikkende p end Bloemen; ete de Bladen ruigachtig. brek: pe „Men vinde van deeze Soort , die van de voote “_Eenwy- gaanden aanmerkelyk verfchilt , een Afbeelding ve by-HERNANDEZ; dic zegt, dat de Bladen ‚ lang Hartvormig ruig en de Bloemen een Hand« palm lang zyn. De Ridder zelf heeft het Ge- was omftandig befchreeven en een Afbeelding daar van medegedeeld , uit welke het gezegde blykt. In Voorttecling komt het met de gewoo- ne Merveljes overeen , maar-het groeit veel hooe ger, en heeft de Bladen eenigszins Haairig en kleverig: de. Bloemen zyn zo flap „ dat zy aan de zyden krom pederhangen , en wel een Vinger lang. Volgens HERNANDEZ zou dit Gewas „met eene regt tegenftrydige ‚ naamelyk Samen- trekkende „ Maagverfterkende en Winddry- vende cigenfchap bedeeld zyn , hebbende den Reuk en Smaak-van Anys, met jeenige cheni heid, Corrie Zee -Thym. Een eenbladige «onregelmaatige « Bloem ; een gedoornde «Kelk 3 het Zaadhuisje vefrienn daar in: vervat. «—- Dus komen de biindess Kenmerken voor, 1. _vandit Geflagt, ‘t welk maar ééne Soort heeft (4 ie dien fis. weken: () Coris. Sy/5. Nat, XII. Gen. 242. p. 168. Weg: zut. liefe, … mie 243 p. in: Clif Ups. R, Lugdb, 304. SAUVe Monspe Lekt A RD Bea Gak die den bynaam voert van de Stad Montpellier EV. io Languedok , niettegenftaande zy op de Zan- A Dre dige Zee - Kuften der Zuidelyke deelen van Eu- ode ropa algemeen groeit, ’t Woord is zuiver Grickfch TUE én by Dioscoripes voor een Plant gebruikt, „; vr die afzertende was ,dienftig tegen Jicht en Kramp en tegen Bezwymingen. De Duitfchers noes menze'Erdtkieffer, volgens TA BERNAEMONTA- NUSs, die ’er twee Soorten van befchryft,en af beeldt, waar uit blykt, dat de Coris der Ouden “ vân die van Montpellier aanmerkelyk verfchitle, tIscen Heyachtig Plantje , van een Span hoog , de Stengetjes als met Aairtjes getopt hebbende , van blaauwe,‚roode of witte Bloempjes : want die drieSoorten van TourNEFORT zyn flegts Verfcheidenheden, Het heeft fmalle op de kans gehaairde Blaadjes, Sommigen zeggen dat het welriekende zy : anderen ontkennen dic: eenigen zeggen dat het zoet van Smaak zy : volgens anderen is ’& uitermaate bitter en het Af kook- zel zou dienftig zyn tegen Venuskwaalen. Op t Strand groeit het hooger dan op drooge dorre Heuvelen , zo Cuusrus aanmerkt, Dit is de reden , dat fommigen het in Geftalteby de Thym, anderen by ’t St. Jans Kruid vergeleeken heb= ben, | VER ‚ Monsp. 46. Gouax Monsp. Tor. GER, Prov. 309 Coris Quorundem. Cuus. Hisp, 484 Ie, Coris coerulea maritima, C, B. Pin. 230, Symphytum petraeum, CAM. Epit, 699. LINN, Mat. Med. zo, U. Dasz, VII, STURe 632 VyrMaRniece Kruipen Iv. VeErBaáseum. Wollekruid, ak zap rh | HES: Een Raderachtige Bloem, die een weinig otis srux. gelykis, met een ftompen Stempel en afgeboos Eeroye gen Meeldraadjes ‚ benevens een twechokkig; ne tweekleppig Zaadhuisje ; maaken hier de byzons dere Kenmerken uit, Dit Geflagt bevat twaalf Soorten, meeft Eu- topifche Kruiden, als volgt. C ï ) Wollekruid met afloopende Bladen , weders | d 1, tersag …—___yds Wollig; de Steng ongetakt, ; Breedblae ige Breedbladig , geel , Mannetjes Wollekruids heet deeze Soort by BauutNus, ’t Is eet Gewas, in de Bloemhoven zeer: bekend en niet _ _omaartig v zyne geftalte, die naar een Fak: kel of Toorts 7 Ook in wilde , op Zandize Steenige plaitfen, ja zelfs op oude Muùren en eldefs door geheel Europt groeijen. In ofize Nederlanden komt het aan de kanten vän- Dyken, Dainen ef Akkers, dikwils voor: doch alsdan groeit het ‚op ver naa, zo hoog niet; als in de vette Grond der Tuinen; daar. het fomtyds wel tien. Voeten bereikt: Dee: ( 5) Werbascum Fol. decurrentibus &c. Sy. Naf. XII. Geri. 244. Pp. 169. Veg. X!II. Gen. 245. ps 183, Hort. Clif. Die R. Lugdb, azr. DALIB, Par. TOURNE. In%; GOUAN &c. Verbascum mas latifoliam luteum. C, B. Pir, 239 , Jacturs DOD.” Popts 1430 Nerbascam” aar Ph'omtos vulgaris mas Dioscor. ee baroatus Officiniatur, LOB deon, 561, HALL. Helv. 510, PEN TA ND KIA 633 Deeze em nog twee andere Soorten groeijen — IVe ôok in” Virginie. gier Er van De ongemeene zagtheid der. Bladen beant- Hoorpe woordt aan de Geneeskragt, die Pynttillende is “TUE én ongemeen verzagtende ; wordende gekneusde ad Wonden , als men een Zalfje , van dezelven gemaakt „ daar op legt, dikwils genezen. Het Aftrekzel der Bloemen-is ‚in Italie, tegen Borft. kwaalen gemeen. Het Afkookzel, der Bladen ey Bloemen ; in Smids - Water „ dient tegen den Rooden Loap. Men maakt ‘er een-Gorgeldrank van, voor Keelziekten, en Klyfteeren voor Per- fing tot afgaan en Aambeijen, welke, verholen zittende, door een Stooving met Melk en dic Kruid dikwils genezen worden. Om kort te gaan, tis een algemeen úitwendig verzagtend Middel, dat fommigen zelfs er ’t Podagra hebben aangepreezen. Daar fchynt eenige velkosvende Kragt in die Kruid te zyn, zegt HALLER, dewyl men ’er in Italie Vifch mede vangt, volgens BOCCONE. Men noemt het aldaar Bárbasco, ’t welk zeker= Iyk zyn afkomft heeft van Thapfus barbatus , cen Daam aan dit Kruid gegeven om zyne Wollig- “heid, Dit brengt my in gedagten , hoe de Span- jaarden in de Wetftindiën alle Plantgewasfen , door welken men de Visfchen dronken maakt, Barbasco tytelen*, Maar ‚zou het hier niet geer * Zie IIs _últ de Slymigheid ontftaan , welkedie Kruid aan yy wg ‘t Water mededeelt ? Men noemt het in ’t Franfch Bouillon blanc en Bon homme, of ook Molene De HM, DEEL, VII, STUK, 624 VrYrMANNIGE- KRUIDEN, _ IW. in’tEngelfch Mullein, in’t Sweedfch ‘en Deenfch Armani, Kongs-lius ‚ in ’t Hoogduitfch Konigskertz of Hoorp- Kerizen- Kraut, dat is Konings- Kaars of Kaar- STUK. fenkruid, en in ons Eand-oek wel Toortskruid; Eenwy- om dat men de Stengen ‚gedroogd ‚en met eenig Smeer bedroopen , tot Fakkels kan ige in. _(e) Wollekruid met anais Bladen en een Thapfrides. gel etakte Steng. — Hier door verfchilt deeze , die misfchien een bafterd-Sooft van de voorgaande is, = mr. — (3) Wollekruid met byna Lierachtige Bladen ar en ongefieelde Bloemen. ‚ Viaaních, De groote Bor RHAAvehadt van een Soort _ gewag gemaakt met Mottekruids Bladen , zwart , en grooter geele Bloemen „ met paarfchachtiën Topjes. Deeze groeit in de Zuidelyke deelen van Europa. Zy heeft de- Bladen niet langs de Steng afloopende,; maar Spatelvormig ‚een wei- nig uitgehoekt, van boven byna glad, van on- deren Wollig. De Aair gelyket naar die van ’% gewoone Wollekruid, (4) Wol. en, Perbasctm Fol. decurtentibus Cale Ramofo. Vige ke Perbascum Fol. (ublyratis , Floribus fesflibus, Verbase cum Fol, Rad, ovatis petiolatis &c. Marr. Diff. T. 27de Verbascum- Blatrarie foliis , nigrum, &c, BOERN. Lag. Le - Pe 228, An TILL, Pis, T, so. P BNT MENEDERET A Gt (4) Wollekruid met Eyronde , wederziyds Wol- lige Bladen , de onderften. gefteeld. IV. Arpzer) V. Deeze is het zogenaamde Wyfjes - Wollen kruid , met cen groote Bloem, van C, BAum1- jv” Nus. Het groeit in Îtalie, go heeft een regt. "oijseen opftaande Aair, die zeer Wollig is, uit Lancet-«. vormige Blikjes famengefteld „ waar tusfchen de iiadig, Bloemen by vieren zitten ; zo dat eerft de mide delfte , dan de laagfte en eindelyk de zydeling- fen bloeijen. De Zaadhuisjes zyn langwerpig. er Wollekruíd. met zgeen rde À A | ge Bladen. Smalbia: Ze __Vaän de eerfte Soort verfchie dese, de op de zelfde plaatfen voorkomt: volgens HaL LER; piet alleen door de fmalheid der- Bladen, maar ook door de kortheid van de Steng, welke. wei- nig langer is dan twee Voeten en getakc. Van boven zyn de Bladen zwart, van ‘onderen met een korthaaîrige Wolligheid en als met Meel be- ftrooid , op de kanten fcherp getand. De Bloe- men zyn bleek , met fpitfe Blaadjes daar tus- fchen; 5 doch hebben roode Meelknopjes. In (4) Parbascom Fol, ovatis utringue tomentolis Sec, Verbas- * cum foemmina Flore luteo magno. C‚ B. Pin, 239, Verb. mone tanum tomentofum & incanum &c. TILL. Pis, 171, (5) Verbascwu Fol. Cuneiformi- oblongis. H. Ups. 45. Fis _ Suee, IIe p. 196. Verb. Fol, ovato- acutis &c. H, Clif. R. Lagdb, 421, DALIB, Paris.71e Verb, pulverulentum&c. J.B. Hif. UI, P. 312. Verb, mas anguftiori ibus flis &cc, Verb. Eychn. Fl, alba Parv.C. B. Pin. 239 , 240. Phlomos mas alter, Be, Jeen, 56e, Rr II, DEEL, VII, STUE, tite 626 VorMANNIGE KRUrBen. IV. …-Ip.de Upfalfche-Tuin was in den jääte 17ér, Arnes op ’t zelfde Bedje metde anderen ; cen Plant món opgekomen, welke in Smalbladigheid met dee- STUK. _ ze Soort, doch in de Geftalte van ’t Gewas en PE ate Y de Bloemen naaft overeenkwam met het gewoo- - fe Breedbladige Wollekruid, Niet onbillyk oor deelde de Ridder derhalve , dat deeze laatfte door het Stuifmeel vân de eerfte kon bezwangerd zyn, De Autheuren ftellen cen dergelyk Smalbladig Wollekruid voor , gelyk, men, onder, anderen zien kán by Doponéus , wordende hetzelve by-fommigen:het Wyfjes. Wollekruid’ genoemd, “De Afbeelding is ontleend van J.BAu HiNus, „die hetzelve van Ac ERIUS hadt bekomen Ce = ze en (6) Wollekruid- met. here Harbyormige e Ms ETE pete im wart. Dit n noënit men B Wallekruid, pe wilen: de Kleùr der Bladen, die van boven, rimpelig &n donker groen, van onderen „maar weinig Wollig zyn. De Steng, is paarfchachtig „ byna glad en hoekig. De-Bloemen zyn groot engeel, in t midden paarfch , en dus fraay,„ Her, groeit in ’t wilde-door Europa, aan de Wegen eninde __Wildernisfen;-ook in Onze Provittien. — Li Wet ©) LINN, Sp, Plânt, p. 1670. (6) Werbascum Fol, Cordâto » oblongis petiolatis. Aüê, se gi. Vb, Fol. ovätis erenatis &c. H‚ Chf, $4. Re L$ 421. DALIB. Paris, 91, Verd, nigrum 8, G, B, Pite 4e Dop. Pumps, 144. P mn CESAR ARoE As _6âz (7). Wollekruid met Eyronde, naakte, gekar- A stelde. Stoelbladen , de Steng byna kaal en Arnen; getroft. Horde : STUK. Dit, in de Ooftelyke deelen van Europagroei- _ vir. Perbascurms jende, en paarfch Mottekruid genaamd van BAu- Pheeniecam HINUS , wordt zeer omftandig “door den Ridder Faafcr befchreeven. De Stergbladen zyn Hartvormig, ongefteeld „ glad en rimpelig geaderd. Aan ’tend Komt een Tros van een Voet lang, die uit een- zaame eenbloemige Steeltjes beftaat. De Kelk is in vyven gedeeld : de Bloem hoog paarfch , Raderachtig,, met paarfche Meeldraadjes; waar van de drie bovenften een wit Baardje hebben, D zwart met. een Oranjekleurig Meel: het Styltje paarfch en afgeboogen. _(8) Wollekruid met langwerpige gladde Bla, den, die de Steng nnn eenzaame ® Bloemfteelen. Als cen Kruid van een byzonder Geflagt , heeft de beroemde ToURNEFORT dit, om dat het de Vrugt wat ronder heeft, voorgefteld en be: fchreeven, ‘Het komt , voor 9 overige , volmaakt met (7) Verbascum Fol. ovatis nudis crenatis &c, Blatraria pes tennis Fl. violaceo, Mors. Hift. ie p. 497» Blattaria goe ea. C, B, Pin, 24e de Verbascam Fol. amplexicaulibus &c. Veth, Fol. glabrís fnwato - dentatis, R. Lagdb. gar. &c, Blattaria lutea & alba, ©. B. Pin. 240, en Don, Pempt, 145. LOB, Jeon. 564, ta E U Daas, Vil, Srue A 523 VYFMANNIGE KRUIDEN. PELL met de Kenmerken overeen ‚en zelfs met de zi geftalte van ’t Gewas: doch het is een Jaat- Hoorp- lykfch Kruid en het gemeene Wollekruid twee- pp jaarig. Het groeit in ’ wilde niet alleen in de ee. PEP Zuidelyke deelen van Europa ‚maar ook in Vrank- ryk, Duitfchland en in onze Nederlander. Het heeft cen regtopftaande Steng , van vierof vyf Voeten hoogte „aan ’t end een lange Aair heb- bende, die ylbezet is met platte geele Bloemen, welke de Meeldraadjes gebaard hebben met paar- fche Haairtjes, en een nederhangende Styl, De Bla- den zyn donkergroen en glad , lang gefteeld; rimpee lig en met ronde hoeken uitgefneeden. Zy ver- fchillen ook ongemeen „in grootte, van die ont- zaglyke Bladen van het gewoone Wollekruid. Wy noemen ’t Mortekruid, als of het tegen de Motten dienftig ware, Sommigen zeggen, dat, indien men ’t ergens legt, de Motten daar op vergaderen. Hierom noemen de Engelfchen het Moth- Mullein en de Franfchen Herbe aux Mites, Het is onaangenaam van Reuk en bitter van Smaak, doch in de Geneeskunde niet ge- bruikelyk. ix. 4 / Behe (9) Wollekruid met-de Stoelbladen Vindeelig nd witgeguipt en Wollig; de Stengbladen om La vattende en kaal ; de onderfben aan de Takken É paard. Als Co) Verbaseum Faliis Radicalibus pinnatifidowrepandis &ce Verb, Fol, pinnato =finuatis hirfatis. R, Zugdb. 421, GOUAN Mensp. 103, Verbascum nigum Fol, Pap, corniculati. Ce Be Pin. 2404 CAMER. Hij. p. T.403. B, Verbascum Gracutt Fauticofum &c. TOURRE, Cor, 3, dine L Pe Te 3ión PEN PAR DRE A Mb Als eene verfcheidenheid komt hier het Griek. _ IVS Sche Heeflerachtige Wollekruid huis, dat Tour- “Tr NEFORT in de Levant gevonden en afgebeeld Hoorpe hecft, hebbende uitgehockte zeer witte Bladen. *Tö%e Het andere is in Languedok en by Florence ge- ea gn meen. (to) Wollekruid met ingefneeden kaale Bladen, Emp een gebladerde Steng , gewolde Kelken en Ondek. tweebloemige Bloemfteelen. Rn In Spanje vondt de Heer Ossrcx deeze Soort, naar hem genaamd, die overeenkomftig. zou zyn met het Orientaalfche Mottenkruid , door FournerorT aande Zwarte Zee gevonden. Dit is een klein Kruidje, naauwlyks een Sten- getje van een Voet hoog hebbende, met de on- derfte Bladen als die van Wintergroen : maar het draagt zeer fchoone groote Bloemen , die groen- achtig zyn , met geele zoomen en paarfche Stree- pen, In Spanje rook dit Plantje naar Moskeljaat. (ir) Wollekruid met een Bladerige, Heefter- lr achtige, gedoornde Steng. ord Op (to) Perbaseum Fol incifis nudis &c. Oss. It, 52 Blat- aria Orientalis Bugule folio &e, TOuRNB. If. 2e p. T. 33e RUXR. Cent. V‚ p. 17. T. 32 (11) Perbascum Caule fol, fpinofo Frut, Am, Acad. IV, Ps. 307, Verb. Crer. fpin, TOURNF: Cor. 3. Lo. lilufir. 113. fpinofum craciatum. ALP. Exoe, 37. T. 36, Glaflie Vida i Cretica, PON, Zral, 14. t3 k Ï, Deer, Vil, STUKe 630 _VYFMANNIGE- KRUIDEN. IV. Op *t Eiland Kandia groeit deeze , die Gee aanrand. doornde Violetten by AuriNus heet. Het is, saaw volgens hem, een Heeftertje van een Elle hoog, stTuK. geheel witachtig en Kranswyze bezet met kleie „Ewuy- ne witte Blaadjes, die aan ’t end {pits, en opde me, zyden gekarteld zyn. De kaale en ongebladerde Takjes, die met Doornen gekruist zyn, geeven aan ’t end geele Bloemen uit „en daâr op volgen ronde Zaadhuisjes, xm. _ (22) Wollekruid met gewolde Stoelbladen en Berg eene kaale Steng. Pyreneefche Dit Plantje, op de Pyreneen grocijende , ER door ScmrucnzeERr ook geteld onder de Plan- ten van Switzerland , is 'er echter door niemand | gevonden, zo de, Hest EL HALLE R zig, verbeeldt. Uit de den ve is het thans naauwkeurig in Plaat gebragt. Het gelykt, wat de Bladen aangaat, naar de Primt- la Veris meer dan naar de Auriculaas, „Men vindt het in de Europifche Kruidhoven. — DATURA, Doorn- Appel. Een Trechterswyze geplooide Bloem ; €68 Pypachtige. Kelk dic hoekig is en afvalt ; een viet- at Zaadhuisje, dat Appelvormig is-en me Doe peen Phenes Fol, Lanatis radicalibus &c. pari. Fols _@vatis fesfilibus. H, Cliff. sos Re Jugdb. 4140 Sanicula Alpina Fol. Borraginis villofa. C. B. Pin.-243 Auricula ue Myconie Darscn. Hifl, 37, J. B. Hif. 3. p. 269. Har, Fleir St Trew Ebnet, 26, T. 57. MILL: Jc, Te 2270 Pos .n- TiACNeD.R 1 A 63f Doornen- begroeid : maaken de byzondere Ken: 1V: merken uit. ArDgeL. Het Geflagt bevat zes Soorten , alternaal uit- Hoörb: ê heemfche Planten. STUK (1) Doorn- Appel met opftaande Eyronde Vrug- _x. ten, de bovenfte Doornen zeer groot en fa= aans menloöpende, Sterk ge» doornde Door verfcheide Autheuren is hier van gewag _gemaakt onder den naam van Stramonium ferox , wegens de ontzaglykheid der Doornen van de Vrugten. In China komt deeze Soort voor, die naar de Gewoone anderszins gelykt , doch min- der glad is van Loof , zynde een Zaay - Gewas of Jaarlykfch Kruid, zegt Linnmus. Za- NONI verhaalt, dat uit Zaad van Cochin, cen Stad in ’t Ryk van Calicut in Ooftindie , door een Pater Karmeliet , omtrent den jaare 1670 overgebragt, en vanhem gezaaid ‚deinzyn Werk afgebeelde Plant voortgekomen ware, Die plaat- fen leggen aan de Kuft van Malabar. Gedagte Plant hadt de Bladen zo diep níet ingefneeden als de gewoone Doorn - Appel, zynde de Door- nen ook veel dikker en dus ontzaglyker, fom- migen ten minfte zo lang als de dikte van de Vrugt, die byna de grootte van een Ey bereik= te. hÀ (2) Daztara Pericarpiis Spinofis &c. Sy/. Nat. XII. Gen. 25e P. 170. Veg. Xill. Gen. 246. Pe 184, Datura Cochi= nen(is Spino ofisfima. ZAN. lift. 1. pe 76: Stramonium f, Da- tura ferox &c. HERM, Lugdb. 533 Res. Raj. HA. 748. . SO Rr 4 ML. Daer, VII, STUK, 532 VrMANNIGE KRUIDEN. IV. te. De Bloem echter, met het Steeltje en den ARE Kelk, zyn te f: ] Duim lang(*).’ Bles Hem werdt gezegd, dat men te Cochin van het STUK. …_ Zaad gebruik maakte „om hetzelve,onder Spys ES dl of Drank gemengd, aan Menfchen in te geeven; __tén einde dezelven als in een foort van Zinnee loosheid te brengen „ en hun dus, wegens de zonderlinge Gebaarden, die zy maakten, bloot te fiellen voor ’ gelâch van het Gezelfchap. Je : (a) Doorn - Appel met opftaande Eyronde ct Vrugten, die gedoornd zyn , de Bladen el Eyrond en glad. _ Van #it Gewas, dat, uit Amerika afkomftig, thans gemeen is door geheel Europa, vindt men pd ‚by alle Autheuren, De gewoone naam of $ „de Turkfche Da- rra de Arabifche Marana, Kr Spaanfche Bur- ladora. Inde meefte. Taalen van Europa geeft men het den naam van Doorn- Appel. Het is, door de fterke Voortteeling van het Zaad, op fommige plaatfen zo gemeen, dat het onder de Inlandfche Kruiden voorgefteld en befchree- ven wordt ; gelyk if Gelderland , in Switzer- land en Duitfchland, Een (*) Govan Afousp, p. To4, (2) Datura Pericarpiis Spinofis ere&is &c. H. Clif. Ups. ke, Bee. R. Lugdb. 422. Solanum fetidum Pomo fpinofo oblongoe C‚B, Pin, 168, Tatula, CAM, Epit, 176, Hakl. Helv, 489e GRON. Virg. 32, PE NT ANDREI A 633 “Een dikke Kruidige Steng , die zig in Takken Iv. uitbreidt , maakt een GE van drie of vier AEDES Voeten hoogte, met Bladen die hoekig verdeeld Hoorp- zyn en aan den raad halfmaanswyze uitgefnee= STE — den, doch dun en teder. Uit de mikken komen; witte, en fomtyds blaauwe , Bloemen voort , die wel een Vinger lang zyn, Trechterachtig, met een wyden Mond , als die der Winde, doch hoekig en geplooid. De Vrugt ,die ‘erop volgt, heeft de grootte van een Ockernoot in de. Bol- fter, en'is met korte Doornen bezet. Ryp wor- dende, gaat zy in vieren open, en vertoont dan - haar zwarte Zaadkorrels. Sommigen houden de- zelve voor den Methel-Noot der Arabieren. De Reuk der Bloemen is niet onaangenaam, paar dien der Leliën zweemende ‚maar het Loof ruikt vunzig en bezwaart het Hoofd, Het Zaad heeft eene verdoovende kragt, en kan , wanneer men het, by toeval, rykelyk inneemt, de Dood veroirzaaken. Anderszins dient het tot een der- gelyke klugt, als van de eerfte Soort gemeld is; waar van de Vermaarde KAEMPFER, in de Indiën, zelf by Ondervinding wift te fpreeken. Azyn wil men dat een Hulpmiddel daar tegen zou zyn ‚ wanneer men veel daar van gebruikt heeft. De uitwendig opgelegde Bladen zyn ver- koelende en dienftig op Brandfteden, (3) Doorn - Appel met vfkagndt, Eyronde Vrug- (3) Datura Pericarp, Spin, ereftis &c. Solanum gr om \ | Me. Deer. VII, STUKe 63% VYrMANNIGE KRUIDEN. IV. ten, die gedoornd zyn , de Bladen Harte ADE vormig. getand én glad, OFD- 5 Hoor Deeze is de Gewoone gelyk , maar eens zo Emwy- groot. Zy heeft de Steng paarfchachtig met wit- Vig. te Stippen befprengd , met een fcherpen hoek verdeeld en glad. De Bloemen zyn bleek blaauw : de Bladen fcherper getand en,als men ze vlak maakt, Hartvormig. iv. (4) Doorn- Appel met Klootronde Me — Filinfee Vrugten , die knikken, de Bladen hoekig Roode, Eyronde ee: (5) Doorn- Appel met Klootronde gedoornde ete, $ Vrugten, die knikken , en Hartvormige, byna effenrandige $ TEE Bladen, beiden , in groeijende , volgens den vermaarden eha ‚ wordt de eerfte Roode , de andere Witte Stramonie gee heten; naar de Kleur der Bloemen. Derzelver V Pomo Spinofo oblongo. C. B. Pin, 168? Stramonfum majus pepuenan RA): 4 . «ts (DD Amb, V. p. 243. Te 87, f. 2, Solanum foetidum &c, C, Be Pin, 165. Nux Metella, CAm. Epit, 175. B, Solan. ZEgypte fore pleno, C. Be Pin, 168, Solanum Fruêtu fpinofò rotundos FL, duplici triplicive, TOURNE Juf?, 119, BURM. Fl, Ind, 53. (5) Datsra RPericarpiis Spin, nutantibus globofis &c. H. Chf, Ups. R. Lugdb. 422. Mat, Med, 35. Datura alba, RUMPH- Amb V. p. 242, T. 87. f, 1, Sol, Pomo Spin. rotundo,lon- go Flore. C.B, Pin. 368, Hummatu, Hers, Mal, Mep 47« Te 28, Burm, Fl Ind, 53, P zE BRA: ‚N _D tr As 635 Vrugt fchynt de Methel -Nootte zyn „ waar van, ee de Ouden fchryven; dus genaamd, om dat het ® Zaad de eigenfchap heeft van Zinnelooste maas B ken voor een tyd. Het Vrouwvolk , aan de Vas-STUE te Kust van Indie, zegt men ‚-maakt gebruiks er daar van, geevende een half Vierendeel Loots, | fyn gewreeven., in de Koft of Drank ‘hunne Mannen in , die daar door zo bedwelmd wor- den , dat zy veilig haare lust met een ander kun- pen boeten. Zy wecten zelfs die Dronkenfchap lang of kort te doen duuren „naar welgevallen. Even zo wordt ook het jonge Vrouwvolk daar door zodanig dronken gemaakt, dat zy bezwan- gerd worden, zonder te weeten, dat het is ge- fchied-of wie het haar gedaan heeft. Van ecni- gen wordt het Zaad , in kleine veelheid „gebruikt als Sterke Drank of Amfioen , om eene vrolyke luim te bekomen, Een te groote Gifte is, zon- der Raad daar tegen te gebruiken „ doodelyk. Men ziet dus, hoe het in kragten-met dat van . den Gewoonen Doorn - Appel overeenkomt , maar in grooter graad z gelyk ook het gene aan de Vafte Kuft van Indie , op Malabar, by voor- ‚beeld, groeit „dat der Eylanden verre overtreft. De Bladen zyn byna als die der Nagtfchade ; de Bloem is niet grooter dan in de Gewoone , maar in de Roode fteckt dezelve twee of drie-dubbeld in malkander ‚, en maakt daar van een fierlyk Gewas, dat echter ipsgelyks een vunzen Reuk heeft, fterker-dan de andere Soorten. ’t Schynt dat-deeze laatfte ook in Egypte ‘huisvefte. De Me Disk, VII, STUKe pe 636 VZrMANNIGE KRUIDEN, IV, De Roode , merkt onze Ridder aan, heeft mi, de Steng ros, met witte Stippen of Stree: Hoor: pjes: de, Witte heeft de Kelken niet hoekig 4 wid maar rond, eenigermaate gezwollen en naar de “UI Schaft gelykende. Uit Javaanfch Zaad heeft de Heer BuRMANNuUs hier, in ’t Jaar 1763, eene Verfcheidenheid gehad , metde Steng zwart gevlakt, de Bladen Wrattig en de Bloemen geel, Doktor ForsKAÖHL vondt deeze Soort , met Roeftkleurige Bloemen , by een Dorp niet ver 7. van Konftantinopolen (*), » De Zesde Soort van dit Geflagt, die Boom- EE IL. 4 achtig is, heb ik te vooren pees befchreeven.® bl, EE HvoscyamMmus Bilfenkruid, Een Trechterachtige ftompe Bloem , met hel- ne Meeldraadjes, een geknopten Sfhipel en een twechokkig Zaadhuisje dat gedekzeld is, maaken hier van de byzondere Kenmerken uit. Zeven Soorten , meeft Europifche , komed in diet Geflagt voor , naamelyk. eE5 (1) Bilfenkruid met de Steng omvattende, uit- end gehoekte Bladen, en ongefteelde Bloemen. te mus nigt Zeer (*) Flora Canftantinopol. p. XX (1) Hyoseyamus Fol, ld finuatis See, Sy/?, Nat, - Xll. Gen, 246. p. 170. Verg. XIII. Gen, 247. p. 134. H. Che Fl. Sure. cc. Ec. R. Lugdb, 422. DALIB. Par, 70. HALLe Helv, s12. GOUAN Monsp. 105. Hyoscyanius vulgaris & nie er. CG, B, Pin, 169, Don. Pempt, 450, Bye niger G Apole lars Herba, Altercum Arabum, LOB, Jc, 268, PEN TEAR OH Zeer algemeen groeit deeze Soort, in ruigte IV en wildernis, door geheel Kuropa. Men vindt- Arpaan ze by ons overvloedig in de Duinen van Hol- Hoorpe land en langs:de Wegen in het Sticht, als ook $TUKe by Mefthoopen. De Duitfchers geeven’er , we- ms gens de Íchadelyke Eigenfchappen, , nog andere naamen aan, en de Franfchen. noemen het Jus- quiama , Hannebanne , la Mort aux Poules ‚ om dat de Hennen van ’t Zaad ftetven; de, Engcla fchen Henhane of Henbayne ‚ enz, De Griek- fche naam. betekend. Zwyneboonen; t welk.zyne afkomst daar. van fchynt_ te hebben gehad, dat de Zwynen ‚dit Kruid eetende, Stuipen krygen gn. in, gevaar 1 raaken. van de dood, t Gewas ‚ dat drie of vier Voeten hoog groeit , ee dikke Stengen cn breede Bladen, die Zeen groen zyn of blaauwachtig , met breede witte Ribven en Aderen. Zy zyn Vinswyze als in Lap- pen verdeeld en flenterig door „haare flapheid. De Bloemen. komen tropswyze aan de ‘Takken op ééne zyde voort; zy zien een weinig geel- achtig met paarfche Aderen ‚waar op een zonder- ling Zaadhuisje volgt , dat als een Potje is meteen los Dekzeltje „enin de ruige Kelk aanrypt, be- vattende veele kleine graauwe Zaadjes, Dit Kruid vervult de. plaatfen, daar het veel groeit, met, een aanmerkelyken Stank; het is Vet op ’ aantaften en ongemeen zagt.Uitwen= dig is het ook als het Prinsje der Verzagtende Middelen „ en Pyn verdoovende in den hoog- Îten graad. De Pleifter vaa Bilfenkruid is be- kend, NK. Das, VII, Stumm 638 EVYEFMANNIGE KRUIDEN. kend , en door veelen aangepreezen. Boer- ADE A AVE heeft verhaald, dat hy eens’, met een Hoörs zyner Vrinden , byna dronken wierde door den STUK. Damp, toen zy die Pleifter maakten. Eén Pap Rl van dit Kruid, met Melk en Saffraan, neemt de Pis-opftoppingen weg. Om kort te gaan, het is in deezen een zo dienftig Middel, dat de Ouden het deswegen Apollinaris Herba , of Kruid van Apollo noemden , en zo kragtig „dat het, volgens Pr inrus,aan Hereules toegewyd werdt, De Olie, uit het Zaad geperst , is, on- der de uitwendige Pynftillende Middelen, een van de kragtigften. Evenwel vindt men aange- merkt, dat door den Rook, en het uitwendig gebruik van dit Kruid, het Verftand beneveld is geworden: Towendig hebben fommigen het Zaad geven ,’ doch waargenomen, “dât daâr vit EAI 5 Krankzinnighe- den, Stuipen , Slaapziekten , er dergelyke ges waarlyke Töevallen meer, óntftaan zyn , die niet gemakkclyk te ‘overwinnen waren. Dat iste Leiden een Student geweest, die allerléy zogenaamde Vergifüge” Kruiden en Vrugten, in de Akadentie'= "Tuin , zouder nadeel opvrât; maar het Bilfenkruid beroofde hem ‘van Kennis en maakte zyn Been lam: zo dat BorrHaA- vr veel fnoeite hadt ‘om hèm’ te herftellen. Sommigen döct het raaskallen, belachelyke pose _ vüuren maaken , fchreeuwen , tiefen ; cf de- wyl men zulks ty de » in ’t Nederduitfch , byfen of biefen noemde , volgens KrL1ÂANs zou { >; p PEN TAN DR T/A 639 zou dit misfchien aanleiding. tot den ‘naämkun-, IVe nen gegeven hebben; gelyk men in--Duicfch. *y. land, mooglyk wegens het zonderlinge Gelaat, Hoorn? dat zulk een trekt , die Kruid Duivels - Oogen TUE: | noemt. Het bridken ftrekt tot een Pie sia, a of Geneezing aad Bs (2) Bilfenkruid hi veelheid behoe flompe 40 Bladen en ongefteelde Bloemen, ie aas albus. Deeze, : in en, Zuidelyke deelen “van Europa voorkomende , wordt Wit Bilfenkruid genoemd, om dat de Bladen uitermaate wit, wollig en ° zeer zágt zjbe Met vindt 'er een groote eneen kleine” van, welke laatfte de gemeene witte Hy- oseyamus “is Van CLusrus. De Bladen zyn nief zo diep uitgefheeden als in de voorgaan= de ; de Bloemen kleiner en witachtig „doch men heeft 'er ook met den Keel ei he en tn Het iseen Jeaclyks KPN, @ Bilfenkruid met gefleelde , p nen : rit Ee Blae et. Aureus. Geel. Ke Men vindt, in 't Griekteh en Laryn, een menigte — Van zonderlinge benaamingen ‚ welken dit Kruid gevoerd heeft, zo dat deszelfs uitwerkingen oudryds bekender moe- ten zyn geweeft dan onder de hedendaag{chen, (2) Hyosecyamus Fol, petiolatis finuatis obruûis &c, H. Cif. 56. R. Zugdb. 422, GOUAN Monsp. 105. Hyoscyamus albus Major & minr. C,'B. Pin, 165. rs alb, vulgaris. CLUS. Hi, 11e p. 119, (3) Hyoscyamas Fol. petiolatis dent, acutis &c, R. Lucdò, #22, Hyose, Creticus luteus tmiajor. Cs B, Pin, 169. Predr. 92. Hyose, albus Cet, CLUS» Hijt, Ile P, #4. B, Reen ij Keus, Arp. Exoe, 99. U, Dex, Vil, STUK: Iv. ÁFDEEL. W. OOFD=- STUK. „ Eenwy- wize, a Oe de Bicuss. Stompe Vv. Pafillus; Kein, 640 VSFMANNIGE KRUIDEN. Bladen; de Bloemen gefteeld ; de Vrugten hangende, Op ’t Eiland Kandia en in de Levant groeit deeze , die de Bloemen hoog- of Goudgeel heeft en het Loof naar de Nagtfchade gelykende, Wee gens de fierlykheid wordt zy , zo wel als de voor- gaande, in de Bloeimhòven: gezaaid, (4) Bilfenkruid met gefteelde , Eyronde, fits gehoekté Bladen , flompe Kelken en onver- deelde Blikjes. “ Hier fchyot het Witte Egyptifche Bilfenkruid van ALPINUS te behooren. ’t Gewas, dat nás tuurlyk in Egypte en Arabie groeit, hadt in de Upfalfche Tuin een Steng van een.Voet hoog, een Vinger dik, regtopftaande, met korte Tak- ken en overhoekfc Bladen. - De Bloem, langer “dan de Kelk, is veranderlyk van Kleur „en heeft paarfche Meeldraadjes , gelyk de voorgaande; zynde diet mede een tweejaarig Gewas. (5) Bilferkruid met. Lancetvormige , getande Bladen, de onderfte Bloembladen dubbeld, de Kelken ie k Dee (4) ader Fol. pet. ovat. en ed &ce HI goet bus Zgyptius. ALP. Exot. 193. T. 192, Cs) Hyescyanius- Fol, Lanceol, dentatis &c. He Cif Lugdb. 422. Hyosc:; pufillus Aureus Americanus , Antir fal, giabris. Plum, dim, T, 37, £ 5e MUBR, Goîte 144 F \ Pom NESAT NIDA Me GE Deeze heeft maar ecn Stengerje van een Hand- ‚palm hoog , Haairig, en zeer fmalle Blaadjes, Vinswyze verdeeld : de Kelken Buikig , tien- hoekig: de Bloemen geel en van binnen zwart. De Groeiplaats is in Perfie, (6) Bilfenkruid wet effenrandige Eyronde Bla den „en opgeblazene byna Klootronde Kelken. Onder den naam van Stekelig Longekruid is deezc befchreeven geweeft. Zy heeft de Stengen een Voet hoog : de Bloemen komen getropt aan tend voort , zynde paarfchachtig, Men heeft dit Kruid gevonden in * Gebergte van Toskanen. @ Bilfenkruid met Eyronde effenrandige Bla- den en opgeblazen gladde Kelken. Den bynaam voert deeze Soort naar den ge- IV. knn Ho6ss: STUK. ern onog ye na rf ha gd achtige wed Scopo score he leerden Heer, Doktor ScorPort, meermaalen _ aangehaald ‚ uitmuntende in de kennis der Nae tuurlyke Hiftorie. Zy is door CAMERARIUS afgebecld „ onder den naam van andere Slaap- verwekkende Nagtfchade, en omtrent Idria in de Bosfchen waargenomen. Gedagte Heer noemde ze Atropa met een Kruidige Steng, onverdeel- de (6) Hyoscyamus Fol, ovatis integerrimis , Calycihus inflatis, fabglobofis. Pulmonaria mitis Fragatie odoie. Bocc, Mas, II. Pe 148. T. in: Am. Acud, vil. T. 6, f. 1. Pulmonaria hire ta. Sp. P, () her Bol. ovatisintegris, Cal, inflatis campanu- hatis levibus. Mant. 46 » 339. Solanum Somniferum Baccife- tum. C, B. Pin, 166, Sol, Somnife alterum. CAM, Epit, 8 16e Atropa Caule Herbacéo &c, SCOP. Carn, 28%, ; Ss il, Dasr, vii, srum, 642 VYFMANNIGE KRUIDEN, de Eyronde Bladen, opftaande Kelken en eene Doosachtige Vrugt. JacQuin beeldt het af, Hoor onder den naam van Scopola Carniolica. IV, AFDEELe Eenu}- NICOTIAN A, Tabak. Een Trechterswyze Bloem met een geplooi- den Rand ; hellende Meeldraadjds: een twee - bokkig tweekleppig Zaadhuisje , maaken hier de Kenmerken uit. Het Geflagt bevat zeven Soorten, altemaal van uitheemfche afkomst zynde. Ree (1) Tabak met Lancets WIJS 8 Eyronde ongefteslde abacum, afioopende Bladen en fpitspuntige Bloemen. Gewoone Deeze Soort levert den Geflagtnaam uit, als dus genoemd zynde maar, ble TUS, en Gezant van EL was aan ” Hof van tugal, en aldaar het Zaad kre van dit ge ’t welk door zekeren Nederlander, omtrenc het midden der Zestiende Eeuw, uit Florida was overgebragt (*). Hy vertoonde of zondt hete zelve aan Katharina de Medicis Konig ee (1) Nieotiana Fol, Lanceolato-ovstis, fesfilibus decurrert- p- 185. H. Clif. 56. Ups. 45, R. Lugdb. 423. Nicotiana ma jor latifolia. C. B. Pin. 169, Hyoscyamus Peruvianus, DOD, Pemps, 452. Biennochoes, RENEALM. Sp. 37, T. 38e (*) Tounnerosr verhaalt die zeer duidelyk en hy zal zulk denkelyk wel geweten hebben. LiNNzUS zegt, dat NIcoTrus het Kruid zelf van dien Nederlander ontving. RUTTY,P05 verder gaande, verhaalt, dat Nicorius Afgezant was im Spa je, en dar hy dit Kruid eerst overgebragt uit de Ame zikaaníche Eilanden, in ’rjaar 1560, _ PÉNTAÁNDb Rija 61 Weduwe en Voogdesfe van Francois ded IL, op wier order het in de Koringlyke Tuin in Vrankryk gezaaid en opkomende Herba Medicea Hoorns geheten werdt. Anderen „die hetzelve ook voorts *TUEe k teelden, gaven ’er wederom andere Naamen aan, zia, en De Spaanfchen of Engelfchen , die het vervol. gens overvloedig vonden groeijen op ‘Tabago , noemden het, zo men wil, deswegen Tabaco en Tobacco of met een Latynfchen uitgang Faba- cum (t). Dus is het „by den naam van Tábak, fe= dert alom bekend geworden in het voorfte der voorgaande Eeuw :-hoewel de Brafilfche naam Petun was of Petum , naar welken men het dikwils Herba Peti genoemd vindt. Van de Wilden der Weftindifche Eilanden werdt het Youly geheten. ‚ Waarom dit Gewas, dat zekerlyk ook in Pe- ru voortkomt , in ’t byzonder Peruviaanfch Bil- fenkruid genoemd zy, is onzeker. „Het allerbes- te, Warinas genaámd naar de Volkplanting Pe- rina, groeit aan de Vafte Kuft van Zuid. Ame- tka, genaamd Tierra ferme; voorts door de ge- heele Westindiën en is verder in de Provincie van Virginie, in Noord- Amerika , voortgeplant. Deeze is de Voorraadfchuur van Tabak voor En- @ Schoon alle Schryvers- byna, elkander nafchryvende , daar in overeenftemmen , komt het my doch waarfc voor, dat het ere sad dien naam van de Tabak zal ont« am waar kreeg het anders dien naam. Misfehien heeft bd dine de Provincie Tabasco in Nieuw spanje. ilk vind dat men zeook Thmhak of Tombak Benoemd heeft, welke naamen veeleer van cenen Indiaane fchen oitprong fchynen te zyn, dan Spaanfch, IL, Dssr, VIE, SruKe Ss 3 : \ Arnes, \ Ó44 VZFMANNIGE KRUIDEN. „IVe Engeland geworden; gelyk de Franfche Eilan- AFDEEL. gen voor Vrankryk zyn, en dus voert de Ta- Hoorp- bak, naar haare afkomst, den naam van Virgi- STUK, nifche of Portorikfche , St. Domingo, Havàna of ige,” Baay-Tabak, enz. De overvocring van het Kruid, gaf ook weder aanleiding tot het overbrengen van het Zaad , en daar door heeft men dit Ge- was in de middelfte deelen van Europa , in on- ze Nederlanden en de nabuurige Rykch, 20 fterk begonnen voort te teelen , dat die Teeling onlangs door den Koning van Vrankryk , om den Invoer der Weftindifche Tabak niet te benadee- len, verbooden werdt. ’t Is een Jaarlykích Zaay- Gewas, dat uit zeer klein Zaad een groote Plant wordt, endus zeer fchielyk groeit. Naar de vetheid van den Grond maakt het een Steng van drie of vier Ellen hoogte ,die by den Wortel ontzaglyk lan- ge en breede Bladen uitgeeft , zynde bleek groet en als met kleine Haairtjes begroeid, doch op ’t aantaften zagt en fmeerig. Aan de Steng zynde Bladen kleiner, en deszelfs Top is gekroond met groote Bloemen van gezegde figuur , welke bleek paarfch en aan den Rand witachtig zyn. Hier op volgt het Zaadhuisje, Men hadt van de Tabak , oudtyds, een ZO uitmuntend denkbeeld, dat zy Herba Sanêa Heilig Kruid, en Panacéa of Algemeen Genees- middel , getyteld werdt, De kragten , die erde Indiaanen aan toefchreeven , waren verbaazende. „Het hadt onder de Wondheclende, Pynttillende en Ee a ê P ENT ANDREA 645 en Teg giftig Middelen, ynsg lvl iet. Ook Tv. . hebben verfcheide Autkeuren, zo inde Zestien- Ariers de als Zeventiende Eeuw ‚tot Lof van dit Kruid groorps. gefchreeven. Men kan niet ontkennen , dat hetsrux. uitwendig een goed Wondmiddel is, geneezen- Monsgys de tevens veelerley Huidziekten en vuilc Zwee- ren : doch het is ook zeker , dat hetzelve , op het Hoofd gelegd om Hoofdpyn te doen bedaa- ren, of ook om het Ongediert te dooden, de Menfchen fomtyds ftomp en als dronken maakt. ‚Hier uit blykt het gevaar, dat ’er in fteekt ‚om “zulks aan Kinderen te doen (*), Geene berei- dingen daar van, ’t Zy de Syroop, het Extrakt of de Olie, kunnen inwendig gebruikt worden , zonder groote voorzigtigheid. Men heeft onder- vonden, dat een weinigje van het Sap , onder % Bloed van leevende Dieren gemengd, hun oo» genblikkelyk doet fterven. De Tabak kan echter , in kleine veelheid gebruikt zynde „toteen Braake en Purgesrmiddel dienen, Tegen Tandpynis zy een beproefd Middel. De Rook-Klyfteeren „ daar van, zyn niet alleen in ’ algemeen dienftig om Afgang te verwekken ‚ maar ook ‚federt wei= nìge Jaaren ‚ met byzondere Vrugt gebruikt „om Drenkelingen in het Leven te behouden. Daar zyn ook bereidingen vande Tabak, Saus- fen genaamd, die maaken , dat fommig Volk, ‘ (C't welk (*) Een aanmerkelyk voorbeeld, dien aangaande, vlndt men in het IV, Deen der Uitgezogte Verhandelingen, bladz, 447e EnZo Ss 3 iL, Dasz, VII, STUKe 646 VyYFMANNIGE KRUIDEN IV. in de Noorder Landen onder ’% Gemeen veel vin zwang gaats) dezelve met Smaak en zonder Hoorp- hinder kaauwt ; 3: gelyk-het- Ambagtsvolk en de STUK. _ Zeelieden, vanalle Natiën, zeer veel doen met Eer de raauwe DAK: mòakende de gewoonte het _ “gebruik daar van! op die. manier. onfchadelyk,, ja zelfs, zo „men voorgeeft , dienttig. tegen Scheurbuik in ’ Fandvieefch. Het Vrouwvolk, te Lima in Peru „heeft. geftadig een Rolletje Tabak in de-Mond, dat zy kaauwen cnaLbime _ Pion noemen:;,t BEE haar , -in de Oogen van Vreemdelingen „ gantích. niet. bevallig maakt. Het Manvolk rookt ’erfterk „zo wel alste Kare thagena en/elders inde, Wetftindiën. Het cen 20 wel als: ’t andere doet ast hsl, A, ftaar „in dit Kruid, overgebragt in de “Oofteine tere en: waectobvalsk is bet , door de Verovering van Brafil, ook, tot ons gekomen. De Perfiaa- nen „ Zo Mannen als „Vrouwen „ zyn daar. van groote Lief hebbers «. en van Faa is de ge woopte om Tabaksrook door een lange Hou- te Pyp of Riet in te. zuigen , overgegaan tot de Arabieren en andere Volkeren van Afie De -Chineezen en Japoneezen zuigen den Rook -der_ aangeftooken Tabak ‘door een Pyp. in, gelyk de Europeaanen, en veelen baalen dien door Water op , gelyk de Turken; maat de Negers en Amerikaanen is ‘bet de 8E woonte cen ZE te maaken van ecn Sd | EG 0 Blad “Tabak ‚en dit Pypje ‚ aan ’t ééne end _ IV brandende, by ’t andere in de Mond te houden; Arnen gelyk fommig Zeevolk, in de Weftindiën , ook Hoorn. wel doet: doch veelen van die Volkeren bedie- met nen zig van eigen gemaakte Tabakspypen. „ii „Offchoon nu het Tabakrooken, in Europa, waarfchynlyk reeds in het begin:der voorgaande Eeuw. bekend geweeft zy, was nogthans, wê- gens de duurte van de Tabak, die gewoonte niet algemeen, In ’t voorfte deezer Eeuw rook- te men in onze Nederlanden nog maar zeer wei- nig en byna niet dan in Herbergen of by ande- re Samenkomftep, Sedert de Engelfchen de Vir- ginifche-Tabak zo gemeen gemaakt hebben en de Franfchen ons zo veel vân hinne Westin: difche hebben toegevoerd „is de Pyp‚ by den gemeenen Man, den geheelen Dag náauwlyks uit.den Mond: maar by Luiden van Aanzien , Rang en Vermogen, is het. Rooken-meest uit de mode geraakt: ten minfte wordt het niet Rooken in een Gezelfchap thans niet meer voor vreemd gehouden; noch het Rookenals een be- wys van Deftighcid aangezien, | Het Rooken van Tabak, dat men wel eens, fpottende „ Tabakdrinken genoemd heeft , is by de Franfchen. nict ingedrongen „ maar die-Natie ‘heeft zig zo. veel te meer overgegeven aan het gebruik van Snuiftabak,’t welk in Afietotdien trap is gehaat geweeft,; dat de Koning van Per- fie en Groot Hertog van Moskovie, hetzelve, op ftraffe van de Neus, ja zelfs van ’t Hoofd te verliezen, verbooden hebben gehad. Zo pr MH. DEEL. Vil, STUK, SS 4 648 _ VYFMANNIGE KRUIDEN, IV. ieder Natie, mag men zeggen, zyn byzonderen Ask Smaak. Want, ’tzy men de Tabak kaauwe’, ’ Hoor” zy menze rooke of opfhuive, dit Kruidbehoudt STUE. altoos zyn Venynigen aart, dic, wanneer men, Eey: » overdaadig doet „ niet rial zig, door haare uitwerkingen, vroeger of laater te openbaaren. _— Ik wil nu de voorbeelden niet aanhaalen van de genen, wier Hoofdenof Herfenpannen van binnen door den Rook zwart, én de Voorhoofds- Holligheden met Snuif gevuld gevonden zyn : maar alleen acht geeven op de verdoovende Eigenfchappen van dit Kruid, dat een Vergift is voor meeft alle Dieren en de Rook inzon- derheid voor ’t- Gevogelte en Infekten. Bo-- ‚ vendien wordt, in het eerfte geval, „door het geduurig - uitwerpen, van „de Kwyl > dat ín veelen by % R de Spys- Verteering benadéeld, en, door ‘het inzwelgen van ecn gedeelte des Rooks of van het Sap, de Maag bedorven, Het Snuiven droogt de Here — fenen op, bederft den Reuk , en kan allerley Kwaalen der Zintuigen en Zenuwen veroirzad ken. Doch ten opzigt van dit alles maaktde Ge- _fteldheid van den Menfch, de hoedanigheid van de Tabak, de tyd des Jaars en de Gewoonte, een oneindig verfchil 3 *t welk de reden is, dat fommige Geleerden met zo veel kragt voor, als anderen tegen *t gebruik van de Tabak gefchree= ven hebben (*). Zeker is *, dat in alle Spyzen en & (*) Zie Waarnemingen over ’t gebruik en misbruik van de Ta bak, Uitgez. Perb, VIIL D, bl, 129, hd en Dranken, of alles wat men ten Monde in: IV PE NT AN DR IA 649 neemt , dé overmaat van het gebruik een mis- ADERS bruik Rt; en de gezondfte dingen verandert Fóorsì: in Vergiften. Dus is het zeker, dat een maatig STUK. gebruik van de Tabak, op de eene of anderer manier „ naar de Gewoonte, bevonden wordt tot aangenaambheid , verfterking en verfrisfchin- ge te ftrekken: ja het kan, in zekere Omftan- digheden , dienen tegen Honger en Dorst. In Sweeden heeft men Tabaks-Land vande overgebleevene Stengen en Bladen, door de __ Schaapen „ zonder hinder , laaten zuiveren en “ fchoon eeten. Dit komt zo vreemd niet voor, * dewyl men weet, dat dit Vee verfcheide Krui- den , zelfs die fcherp zyn, gelyk de Veld- Ra- gonkel, nuttigt en dus een Land, van ’t gene de Runders overlaaten , geheel kaal fcheerte Bovendien heeft de Tabak, die in de Noorde- Iyke Landen , ja zelfs die in onze Provintiën geteeld wordt , op verre naa de fcherpte niet van de Virginifche en die der Spaanfche West- indiën (*). In de Levant, en op de Kuften van Klein Afie, niet alleen , maar ook in Oostindie, valt Tabak, die in trocken een zeer aangenaamen Geur heeft, daar onze Nederlandfche onver- draaglyk.ftinkt, Of dit verfchil van de Tabak, die N (*) Een uitvoerig en naauwkeutiyg. Berit wegens het “Planten en bereiden van. de Tabak in onze Nederlanden, is medegedeeld in het Vil, DEEL dee Uitgeze Verbande Bladz, Tes ú Ss 5 1. DEEL. VII. STUKs 6so _VIFMANNIGE KRUIDEN) WW. die in byzondere deelen des Aardbodems gee AFDE, teeld wordt, enkel aan de verfchillende Land- Modiss aart en Kweeking, dan ook aan het gebruik van STUL, __ verfchillende Soorten van dit Kruid , toe te fchrye Pe nd ven zy» is my-bedenkelyk. * Is-zeker , datmen | ‘er in de Wettindiën heeft, die groot-en breed-, of ook die fmalbladig, en die klein en rond van Blad is, zynde. deeze- de befte (*)-en mooglyk komt dezelve naaft overeen met de Turkfche Ta bak, waar van-LinNaus fpreekt (4). 2) Tabak met Lancetvormige eenigermaatt KES zeelek gefteelde „ de Steng omvattende Bladen en Heefte- a Jpitspuntige Bloemen ; de Stek Heefter- „achtig. _ Deeze , „aan de Kaap d En d >, vol zyn Ed. voor , als byna « eene enkele Verfchei- denheid ; door het overblyven vari den Wortel, daar het gewoone een Jaarlykfch Kruid of Zij Gewas is, verfchillende. Monfters , echter, van de Javaanfche inlandfche ‘Tabaks - Plant, hebben een aanmerkelyk onderfcheid aangetoond. By Mirren vindt mende Af beelding van deezeSoort. (3) Te ; (*) Pomet des Drogues , Pe 158e {1) Stocks, Verhänd, XV. Band. p, 43. (2) Nicotiena Fol, Lanceolatis fubpetiolatis &c. Nicotiant Fol, tineari- Lanceolatis acuminatis , femi= amplexicaulibus ‚ Caule Fruticofo, Mur, Di, Jeon, 134. f, de BUBM: FE Ind, 54 } PEN T AN DRE A 65% € 5) Tabak met gefteelde Eyronde si wgndi & Ve ge Bladen en flomp gepunte Bloemen. Rt ee De Bloem van deeze ‚die -gemeenlyk Kleine annet Tabak genoemd wordt, verfchilt zeer door haa- A re figuur en de rondheid van. haare DODE, af Zeer laag blyft dit Kruid, ’t welk Geel Bilfene Boerich kruid heet by Doponéus, dienende flegts tot vermaak van ’ Gezigt in Boemboe, Uit Amc- rika heeft het zynen, MEDE): ‚ en wordt in En- ropa jaarlyks gezaaid. @ Tabak met gefbeelde mone eee Iv. Bn Bladen ie bied flompe geknod- De mg _fle Bl oemen. te vaa Dees Peruviaanfche heeft de Bladen byna rond, volgens de Af beelding van Pater Fauir- Lér, of Hartvormig, gelyk En dezelven. noemt. t‚ Gewas verheft zig-tot drie eneen half Voer hoogte. De Bloemen waren groemachtig-geel , met een zeer lange Pyp, en het Zaad uitermaa- te klein, De Ridder, deeze uit Zaad geteeld heb- bende, oordeelde dezelve veel zagter te zyn van Sk en Reuk dan alle andere, weshalve hy ze Hifrouwen- Tabak tytelde, dek A (a Nicotiana Fol, Petiolatis ovatis integêrrimis. Nic. Fol, Ovatis. H. Cliff, Ups. R. Lugdb. 423. Nicotiana minor. GC. Be Pin, 170. gens luteus: Don. Pempt, 450. Dakypbyl- la, RENEALM: Sp. 40 £4) Nicatiara Fol, pesiolacis Cordatis integerrimis &c. Ni- cotiana minor, Folio- Cordiformi &c, Feurrt. Peruv. II. Pe 717. T. 10, AF, Stockholms. 1753 Pp. 43. T. Te IL. DEEL. VII, STUK, 652 VyrMANNIGE KRUIDEN, IV. (5) Tabak met gefteelde Hartvormige effenran- en dige Bladen en byna Smoelachtige Bloemen, Hoorp» over ééne zyde getrost, STUK. Vv. „ ook in Peru voortkomende, is onder rains Deze Glatinofa, den naam van Nicotiana Militaris of Soldaaten- Lymerige. Tabak, door LiNN&us voorgefteld en afge- beeld geweest ; zo als dezelve nu ruim twintig Jaar geleeden , door zyn Ed, in de Upfalfche Tuin, uit Zaad, dat hem de Franfche Heer Jussieu toegezonden hadt , was aangekweekt. Hy oordeelde die veel fterker van Reuken Smaak te zyh „ dan andere Soorten van Tabak, De Bladen zyn ook Hartvermiger en zeer Lymerig; de Bloemen, in lange Aairen vergaard , hebben byna de figuur van de genen , die men er achtig noemt; als : van wyd van Pyp'zynde, met ruige Kelken , ‚ wier Bord fte Slip de langfte is. De Bloem is zeer done ker van Kleur. Ev1. (6) Tabak met langwerpig ovaale Wortelbla- Ea den: de. Bloemen Jbitspuntig en _getrofbe ne. Deeze , die inde Weftindiën huisvest „is de den n Kruidkundigen Heer Mirrer in Afbeel- ding (5) Nicetiana Fol. petiolatis Cordatis integerrimis &c. Ni cotiana Militaris. AC, Stockholm. 1753 EE 7 (6) Nicetiana Fol, oblongo - ovalibus Radicalibus tec, Nicot, Fol, Oväto- Lanceolatis „ obtufis rugofis ‚ Cal, breviaimis. MILL, Jeon, 185, f. Ze & PRN TANN DRE MK 68 ding gebragr. De Bladen zyn, volgens hem IVs_ gerimpeld, de Kelken zeer kort. AGE De zevende Soort, die Brandende gebynaamd Hoorpd wordt, is onder de Boomen reeds befchreeven, it Monogys A TROP a. Doodkruid. ge Een Klokswyze Bloem met vyf Meeldraad- jes, die omgekromd zyn en van elkander afge- fcheiden : de Vrugt een ronde Bezie in twee hok- jes verdeeld, Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge- flagt, ’c welk zes Soorten bevat, waar van de drie laatften reeds onder de Heefters befchree- ven zyn: dus _ (2) Doodkruid, dat geen Steng heeft, maar eenbloemige Steelen. zie zi Lam Onder deeze bepaaling valt het, Kruid, dat” ohne Mandragora genoemd wordt , waar van de ver- “ratscad. maarde ToUuRNEFOR T zyn eerfte Geflagt ge maakt heeft in zyn Samen(tel des Planten, Hy leidt, na f van ’t Griekfch Woord Mandra , m dat een Beeften- Stal betee kent; als waar omtrent dit Kruid weleer zou waargenomen zyn. Dit is wat ver gezogt, doch wie (1) Atropa acaulis Scapis unifloris, Sy/P. Nat. XII. Gen. 248. Pe 17. Peg, KIL Gen, agg. p 185. Atropa. H. CUf. st, R, Lugdb. 423. Mat. Med, 88. Mandragora Fruêtu roturdo. C. B, Pin, 169. Mandragoras, Don, Pempt, 457, Mandragora Mas & Foemina, CAM, Epit, p. 818 , 819. MH, Deer, VIL, STUK, LÀ 654 "VYrMANNIGE KRUIDEN. IV. wie vindt beter ? De Ouden hebben reeds van AFDEEL: oen Kruid onder dien naam gefproken , en daar= Haoro- om kan het, met geen waarfchynlykheid , van STUK. het Neerduitfch woord Mandraagen, (als opde Eenwye Wortels ziende, die eenigermaate naar het on- de derfte van een Meních gelyken ,) afgeleid wore den. By fommigen wordrhet, deswegen , Anthro- pomórphon geheten. In’ Franfch noemt men het Mandragore,in”t Engelfch Mandrake , in ’t Hoog- duitfch Alraun, Hunds- Appel of ook Erd= Ap- fel, dat is Aardappel. Wy noemen het Man- draagers - Kruid, 4 Een dikke Wortel, in twee of drie Armen of Beenen verdeeld , geeft een Stoel van Bladen, _ Een breed, als die der Beete, witachtig cn _ veel groo er in her z amde M achtig Keeft. De Bloemen komen, op enkclde Steelen, tusfchen de Bladen voort. De Vrugten zyn in het eerfte grootst , vallende rond, äls — kleine Appeltjes en hoog geel van Kleur; doch in het Wyfje kleinder en langwerpig, naar Sot- ben -Besfen gelykende, Dit heeft ook de Bloem uit den blaauwen paarfchachtig, Deeze beiden groeijen in de heetfte deelen van Europa, zo in Spanje, als in Italie, Men heeft een ongemeen verkoelende en tevens ver doovende hoedanigheid aan dit Kruid. toege- fchreeven. Van de Appeltjes zegt Droscort- DEs, dat zv Slaap verwekken-door den Reuks_ als ook wanneer menze eet of derzelver uitge OPENT ANDBDRIA 653 perfte Sap nuttigt : maar RAY verhaalt, datde we. | opfchadelvkheid van het ceten deezer Vrugten AFDEELS door Proeven gebleeken zy, Van de Venynige Hoorp- Bigenfchappen , die fommigen aan dit Kruid*TUK toefchryven, vind ik weinig bewys. De Wortel, en maakt door braaken en afgaan cen geweldige Ontlafting „ die fomtyds gevaarlyk is , zo de vermaarde BOERHAAVE aanmerkte. (2) Doodkruid met een Kruidige Seng en Eye ronde effenrandige Bladen. dege Dit Kruid komt in de Bergachtige deelen wkraengend, Europa op veele plaatfen voor. Zelfs in Enge. land groeit bet overvloedig , zo Ray verhaalt, by zeker Vlek , niet ver van Cambridge. In Switzerland is het in de Bosfchen van Hakhout zeer gemeen, zegt de Heer Harrer. Niet minder in Italie, alwaar men ‘er den naam van Bella Donna of Schoone Dame aan gegeven ‚ heeft, om dat de Besfen fchoon voor ’t Oog, doch zeer fchadelyk zyn. Hieromnoemt Cr v- sius hetzelve Doodelyke Nagtfchade, en ande- ren Nagtfchade met Zwarte Besfen. De Duit- fchers heeten het Dolkruid of Slaapbesfen. Daar zyn ook „ die het eenvoudiglyk Groote Nagt- Schade tytelen. Het (2) Atropa Caule Hetbaceo, Foliis ovatis integris. Atropâ, Hert, Cliff, 57. Ups. 45. R. Lugdb, 423. Solanum Melano» Cêrafus, C‚ B. Pin, 166. Solanum lethale. Crus. Hift. Ul. p. 68. Don. Pampt. 456. KRAM, Auflr. 53. GOUAN Alonsp, 107. Belladonna majoribus foliis Sc Aoribus, TOURNF, Jr/?, 77. U, Daer, VII Stus, IV. ó56 VYFMANNIGE KRUIDEN, Hert heeft een Heefterachtige , regtopftaande, ADEELe Sceng , van twee of drie Ellen hoog, met me- Hoo: FD- STUK. Eenwy. vig nigvuldige Takken. De Bladen zyn groot, fpits Eyrond, ruig, doch zagt op ’t gevoel, Uit de Oxels komen getropte Bloemfteeltjes voort , ieder met ééne Bloem , die Pypachtig , doch niettemin Klokvormig is „ gelyk dezelve door TourNeErorT zeer fraay is afgebeeld. Zy heeft een vuil groene en bruin paarfche donkere Kleur. De Besfen, die in de Kelk aangroeijen, zyn ryp wordende zwart en van grootte als Druiven. Onder een dun Huidje bevatten zy een Wynachtig Sap, dat laf zoet is, en haar in menigvuldige kleine Zaadjes. De Italiaanen gebruiken de Besfen van dit Kruid om onkundigen te bedriegen : want ten — getale van vier of zes, meer of min naar de Jaaren en gefteldheid van den Menfch, ingenoe men ‚ maaken zy hem uitzinnig-en‚ om zo t& fpreeken, dol: in grooter veelheid doenzyhem — in een diepen Slaap vallen , en nog meer zyn doodelyk. Behalve de oude Hiftoriën daar van, heeft men, nog voor weinige Jaaren , in Vrank- ryk, de fchadelyke uitwerkingen daar van on- dervonden(*). Niettemin worden'er , in de. Ge- neeskunde, verfcheide goede hoedanigheden aan toegefchreeven. Van derzelver Sap werdt een — Syroop gemaakt, die in kleine veelheid, door G \ ES (*) zie de Uirgezogte Perhandelingen, VIll, DEEL: bl, 565e PEN F ArMaBsAry A, Mp * Gesnerus, gebruikt is tot Pynftilling, enz (*). Het wordt gepreezen als cen trctfelyk Oogmid- arta del, Wyn , daar een weinig van den Wortel in hoorad afgetrokken is, heeft de zonddidiape uitwerking , STUE om iemand, die ’er nugteren van gebruikt, de „; 8 ne, Eetenslust te beneemen (f). Toen de Dolle Kervel, als een uitwendig Geneesmiddel van de Haak em andere Kwaalen, nu omtrenr zeven- tien Jaar geleeden „ door den Weener Genees- heer S Torck zodanig opgehemeld was, dat gant{ch Europa daar op fltaroogde , floegen eenie gen ook ’t Gezigt op de Belladona en meenden daar in niet minder kragtige uitwerkingen , tegen die fchroömelyke K waal ‚ontdekt te hebben {J.): doch-die Gerugten fchynen thans byna wederom in Slaap geraakt te zyn. Men kan nogthans nict ontkennen , dat ’er een verzagtende en oplosfen= de Eigenfchap in de Bladen-plaats heeft. Dus is dit Kruid, uitwendig, van dienst tegen Knoeft= gezwellen, Ookftilt het de Ontfteeking en Brand in de Huid, even als‘andere Kruiden van deeze natuur, Azyn in te neemen , of een Braakmid- del, worde als een Tegengift der Besfen aange- preezen, (3) Doodkruid” met een Kruidige Stenz en pl 4il- id 5 „veg (*) Zie de zelfden, * ne DEEL » bladz. ss te ae (1) *t zelfde, bladz. 5 nIgug. (1)-Zie de Sinn dienaangraade , ia * VI. D, Ze en (3) Atropa Caule Herhaceo, Fol. Gauato-angu'atis &ce ‚ N Ale IL, Daer, Vils Stux. 658 VrrMANNIGE KRUIDEN, a uitgefneeden hoekige Bladen; de Kelken ps, Wot LAN met WE hoeken, Hoorp= . Á ret STUKS: : Fa OR | ese ais 1 e Ir z Vrugt, Emer welke,in de Pet xersburgfche Verhandelingen voor — = 5, Ee ik de vier haesen 5 ale Halters zynde , rceds be- Gi E Ách gefteld is , in tad Zy! heeft de-Bloem blaauw: met een- witten bodem en-vyf blaauwe -Vlakjes. Het Honigbakje-beftaat uit vy£Klepjes’, diehee Vrugtbeginzel influiten’ „brengende de Meeldraadjes-voort,,’t Gewas groeit in Peru eù is door Pater FeurLrér afgebeeld, sdie de Steng aldaar. bevondt drie of vier. Voeten;hoog te zyn ‚ hebbende: lang: gefteelde Bladen én aan ? end der. Takkenséén zeer groote Bloem: De Vrugt gelyke-naar die der Krieken over -Zec'zals een Blaasje-zyndes welk: in°-’t- midden ee drooge Bafie- bevat: met veele SE Zaadjes. Van de-Indiaanen worden de ° nanne ' Graveel gebruikt. P H X s A Lr IS, Blaäskruid, | “Een Mideracheee Bloem met fämenluikende Meeldraadjes , ‘en eene Bezie met twee hollighe- den, die in de opgeblazen Kelk vervat is re ken de- byzondere Kenmerken uit. „Dit Geflagt bevat twaalf Soorten, waar van eC- Aliektbnd Cat, profunde divi , Feuêtú ficco. AE Perrips 176t. p. 319, Mant, 319. Alkekengi amp!o Flore viola» FEUIIL, Perwo 1E. Pp. 724. Te 16. PERIENSE A CNODOEREN A 659 fchreeven heb. De vier laatiten zyn Jaarlykfe:, IVe de anderen overblyvende Planten. Ik beginder- ÂFDest halve met Hoorp : STUK St s) Blaaskruid met de Bladen dubbeld, witge- ES. gulpt , flomp eenigermaate Wollig ; de ie. Steng Kruidig en boven Pluimswyze. ___Lysaecigee SDIELEN1 vs heeft deezes onder den naam van Kruipend Alkekerigi van Buenos Ayres, met eene “Tolachtige Iymerige Bezie „ afgebeeld, ’ Gewas „dat: ook in inie, is bekend in de. Europse „Kruidhowen. De Besfen zvn zoet en maaken; volgens de Waarneeming van den Heer-CLAYTON, een uitmuntend Water- jen RP Uit. ‘ T@ Blaaskruid met de Blade in Eyrond „ een weinig uitgegulpt „ flomp_en.kaalachtig , „. de „Bloemen by paaren , de Steng Kruidig, Penfy'va- ì niche. Dit Virginifche of ook Penfylvanifche Kruid, heeft veele Stengerjes’, nu leggende dan ostulan | des-naauwlyks een Voet lang, van boven Tak- kigs-de Bladen klein, Eyrondachtig, een weie Bens eb 5 en de Bloemen geel. Het brengt pojine A Pias: Fol, geminis ‚ repandis, obtufis Sc, Phyllis pi 8e, H. Cliff. Re Lugáb. 426. GRON. Virge Ae Alke Bonarienfe mgee gc: Dir. Eltb, 11. Te 10. „…… IO, (6) Pbyfulis Fol, ovatis fabrepandis &c. muf. Rad. perenni „Mirr. Dil. 3, Alkekengi Virgintsnum perenne majus , Fl. luteo amplo , Fr, minimo. Ranp. Alf, Angi. 399. 2 U. Daer, VII, Stuge Iv, vici EL: Etwt, 663 VYrMANNIGE KRUIDEN. brengt een roode Befie , van grootte als een voort, poor (7 Blaaskruid met du'belde efrenrandige Jbit- VIT fe Bladen , en eene Kruidige Steng, die Ade, ee van onderen Tukkig. iso Deeze Soort komt natuurlyk voor jn de Zui- delyke deelen van Europa; als ook in Duicfch-. land en Japan ‚zo de Ridder aantekent, In Ooft&nryk groeit zy overvloedig by Tabor, ter regterhand, op donkere plaatfen „ als ook door* gaans aan de kanten der Wyngaarden die met Hecfters bezet zyn, zegt KRAMER: Men vindt het , in de Elfaz , aan den Landweg „op de Wvynbergen by Barr , en elders, overvloe- dig. In AS vindt men het insgelyks op de W Ed , binnen de Wallen “van Bazel, als ook in Krevpelboch en andere Bosfchagiën, op belommerde vogtige plaacfen;, ame in Grep. pels en dergelyke laagten, t Is een Gewas , onder den naam van Jlke- kengi „ die van Arabifche afkomst fchynt te zyn, alom bekend : gelyk men het ook Halicacabum noemt ‚ de Franfchen Bagenaudes en Coqueret» de Engelfchen Wintercherries , dat is Winter- kere (7) Alhekergi Fol. peminis integris acutis gee. Phyfalis Cau le fimplici annuo, Fol. integerrlmis &c H. Châff. Ups, Mate Med, 93. DariB Paris, 73. Phys, Rad, perenni &c. Re ‘Lagdh. 423. Phys, Fl folieariis peduanculatis. GOUAN. Afonsp 108, MAPP‚ Als. 12. Sol, Veficarium. C. B Pim. 166, DOD Pemps, 454, LOB. Jeon, 262, TOURNFe Jnf?, 1500 } Penn: AREN NETA, BOE kerfen, De Duitfchers geeven ‘er den naamaan IV. van Pudenkirfchen , Boderellen, Schlutten enz. EES wy noemen het Krieken over Zee, Het wil zeer Bowens wel in onze Tuinen voort ,zig door zyne Wors*TUE tels uitbreidende , doch geeft ’er zelden, Zoi mer. ‚veel ik waargenomen heb , Stengen van een Elle hoog, gelyvk op die plaacfen, daar het na- tuurlyk groeit, De Bladen zyn fpits Hartvormig en de. Vrugt is een fierlyke Blaas, rood van Kleur , die in ’t midden een ronde Bezie, als cen kleine Kers, bevat. Deeze Besfen- zyn a zoet , maar wor- den , als menze-een weinig behandelt, bitter, zegt Doktor MArrus. De Blaas is uit zig zelve van dien Smaak, Zy zyn berugt als een Middel, dat de Waterloozing ongemeen bevor- dert, en het Landvolk eetze , ten dien einde , lomtyds by Handen vol. Een Once van het Sap wordt daar toe aangeprcezen, Het heeft verder de uitwerkingen van alle dergelyke verkoelende Vrugten en Besfên. Zy komen in verfcheide Sa- mengeftelde Winkelmiddelen , zelfs die daar van den naam voeren, Het Zaad zou tegen and dienftig zyn. (8) Blaaskruid dat ruigachtig is , ie efenran- vr. dige Hartvormige Bladen. rme Terizaniën, fs) Piyfalis pubescens , Fol. Cordatis Sintegeriimis, Sp, Plans, 1670 dt3 U, Daer, VII, Srvx, 662 VYrMANNIGE Kruipen. Te Lima in-Peru groeit deeze. Soort , die veel gelykt paar den Witten Doornappel, De Steng Hoorp: is-hoog, gemikt, zeer fyn gehaaird en zagt, zo STUK. wel als de Bladen, De Bloemen komen enkeld wize. voorts Zy hangen nederwaards ef zyngeel, met een bruin gevlakten Navel-en cen ruige Keel. IV. Arpenrt. v. Bees, Blaaskruid dat zeer Takkig is, met hoe- dehwekt. © ___kige gladde Takken en Eyronde Bern Bladen. In de beide Indiën komt deeze voor , de be- kend-is in de Europifche Kruidhoven. De Steng _ fchiet fomtyds wel ter hoogte vandrie Ellen op, dat-meer is dan eens Mans langtes-De Bladen gelyken veel naar-die van ’t Kruid, dat men Gapeevoet t DOEME 5 de Bloemen paar dies van de zyn geheel gevuld met de Besfen, die in vieren van één, fpringen , hebbende een Lymerig Sap, DiLLENrus heeft dit Kruid in-Af beelding gebragt, en tot deeze zelfde Soort wordt eén dergelyk met Bladen van Spaanfche Peper , ins- gelyks , als eene verfcheidenheid betrokken. Dus fchynen die Soorten van Alkekengi, welke uit HERNANDEZ zn) Reeceur, als in Nieuw Spanje (9) Phyfalis ramolisfima, Ramis angul. glabris &c. Phys. atnua Ramofisfima 8zc. H. gen cies Fi. Zeyl, Re Lugdbe 427. Halicicibum f, Sol. Ind: „…Hort, 70. Ts 17. ni Vek Indicum. C. B. Pin. 166. ait Ind. glabram ‘Che dii folio. Dian. Elh, 13. T, 12. f. 12. B, Alk, md gie Gaplici folio, Jóid, Te tie fe ite p ENT SA ND, RIA. 663 Spanje. groeïjende , befchreeven worden hier IV, ook thuis, te hooren, De Vrugt. van fommigen ae derzelven was van grootte als een Oranje- Appel , Hoorps® en hadt een ongemeen verkoelend en VDE iehiënd Sap (*). ies (19) Blaaskruid dat zeer Takkig is, ae Ly- Bir % vv merige Bladen en hangende as: vibes, Ruigach. _ Deeze, ook in de beide Indiën, doch inzon-!!5: derheid in Virginie huisvéftende, wórdt Wirgi= nifche Alkekengì ‚ met een gecle Vrugt, van Pater FeviLLér geheten, Zorgvuldig werdt dit Kruid in Perú aangekweekt, daar men het Capuli_ noemde en ‘het Sap der Vrugten ‘niet minder heilzaam vondt, tot verfrisfching in hee- ie Ziekten. Zy is ook Ls metig en ruïgachtig. en) Blaaskruid dat ‚zeer Tukkis is, metde et Vrugifleeltjes, langer dan, de eed Bladen, mn klein. Dit, in Ooftindie ‘voorkomende, is Te klein uitgebreid: Kruidje , met lange Haairen aan de mikjes der Takken, Het groeit op wóefte plaat- fen van Malabar en Ceylon, Rl aso ct cel 340 9 At te) 'Blaas- (*)-HrRN. Mexican, Liber, VITE, Capsoe (re) Pbvfalis Kamofiima , Fol. vijlod- viscofis &c. Alken kensi Virg. Frau lureo FeuiLt. Peruv. LIL. pe 5. Te Ie Ì Velicar, Procumbens &c, MoRis, Hifl. III, -p. 527 Se 3. fe 24 (11) Phyfalis Ramofisfima Pedunc, Fruêif. &c. H‚ Cliff; Re Lagdb, $27e Sel Veficarium ind. minimum HERM. Lugdô. 569 Te 57 1elore, Zlal. XK. To 140 te 71. BURMA FL, Indyp. 54. > 2 Tt 4 U, Daar, Vin. Srume IV. AFDEEL. Vv. Hoorp- STUK XT. Ph: er Fruirof. arke. C64 VYrMANNIGE KRUIDEN, (ra) Blaaskruid dat zeer Takkig îs „met ruig- achtige Bladen en geftrekte Bloemfteelen. 4 Tot deeze Soort behoort niet ‘het voorger melde Indifch Alkekengi van Dir LENUS, met Bladen van Ganzevoet, maar zyn Laag Barbàe difeh , met Bladen van Lookkruid, % Is een „Amerikaanfch Gewas , dat naar de drie voor- gaanden zeer gelykt, maar in eenige opzigten verfchilt. Uit de mikken der Takken komt als een groene Ryp of Daauw voort, Het groeit paauwlyks een Voet hoog , maar heeft de Stengen wel een Vinger dik, die, zo wel als de Bla- den, op ’t aanraaken flinken. De Bloemen zyn klein , maar de Vrugten taamelyk groot en hoe- kig „ anders naar die van het gewoone. Alkes kengi veel gelykende; hoewel zy niet rood wor= den „ blyvende meeft-groen „ en eene grocne Bezie bevattende , die zuurachtig is en tevens wat fcherp van Smaak, SoLrANU M. Nagtfchade. De Kenmerken van dit uitgebreide Geflagt beftaan, gelyk reeds opgemerkt is, in een Ra- derachtige. Bloem , die de Meelknopjes byna famengegroeid en aan den tip met een dubbeld Gaatje heeft, zynde de Vrugt een tweehokkie ge Bezie. Van (11) Pipyfalis Ramofisfima Fol, villofis &c, Alkekengi Batha- denfe aanam Alliariz folio. DiLL. Elh, 10. T. 9.f, Je PEN T AN D RIA: 665 Van de menigvuldige Soorten „die het heeft, IV. zyn de Heefterachtigen reeds befchrecven * : des ÂFDEEL ik een aanvang maak met de volgende poot. _(6) Nagtfchade met een ongedoornde , bna zt. j8 Kruidige , hoekige , bogtige, ruuwe Steng ass re kend de Bladen Winswyze verdeeld , en gekroon- IL de Bloemtrosjes. Quer Dit Gewas noemt Feuirrér Nagtfchade „er met Eikenbladen. Hy beeldt het af „enbefchryfe * 5° het, als een Boompje maakende van vyf Voe- ten hoogte, dat een fierlyke ronde Kroon heeft , en dus kan ik niet zien, in welk opzigt de Ge- ftalte gelyken zoude naar die van de Alfsranken of het Bitterzoet. Aan ’t end van ieder Takje komt een Tuiltje van tien of twaalf Bloemen , die Violet zyn van Kleur, en waar op ronde Bes- fen volgen, met een zoetachtig Sap. De Wor- tel van dit Gewas bevondt hy dik en groot, de Gebergten by Valparayzo in Chili werdt het _door hem waargenomen. De Heer Jussieu heeft het ook in Peru gevonden. dd, Nagtfchade met een ongedoornde Kruidige bin Steng , die glad en rondachtig is , 2 den Nordi Grond (6) Solantem Caule inermi fubherbaceo &c, Solanum Fol, Querneis. Frurtr. Peruv. II. 722e Te 15e (9) Solanum Caule inermi Herbaceo levi, teretiurculo proftrato, radicante , Fol. pinnatitidis, rcemiseymofis LINN. Dee, ‚Ie T. 10, Tts II, Dast, VII, STuKe 665 _„VAFMANNIGE KRUIDEN 14 ‚Grond, leggende en. Wortelfchietendes de Wels …_« Bladen: Vinswyze verdeeld en gekroonde Hoorp?: Bloemtrosjes. sad dsam STUKe > „Eewy- … Dus ivan wordt de amine opgegeven me os van. eene. andere Peruviaanfche ‚welke door ee den. jongen n Heer L INN AUS is afgebeeld en me se 5 omftandig befchreeven, Defilgemenin. paarfch- ers d de Daan geeen 10) eNaodehade. met een on nadore Krúie zr, : dige Steng., effenrandige Vinhladen enb en na verdeelde Bloemfteelijes (*). Decze- Soort maakt het Gewas der Aardap: pelén uit, die tegenwoordig in Europa zogemeen zyn, dat menze aldaar byna genaturalizeerd mag aanmerken. Uit Peru kbd hunne ar ; der Pen 2 ruyidanen genoemd gewest door Crusru®, die in ’t vermoeden viel , dat zy de Arachidi van THEoPH RASTU s zouden zie Caspar en B: A ef (ro) Solanum Dede ine:mi fr misn ke pir. cap. 1 Chobe NHS UPR 45e R. Lagdhre 3 Dara. Paris. 73e 6 GOVAN: Monsp. 109, TORNE, In/l, Tape Papas Americanuitte J.B. Alie HIL. 621. Solanum tuberofum esculentum. C‚ B. Pin. 167. Prodr. 29. T. 39. MORIS, ik IL. p- 522 Se 13e Tork frikoue WEINMANN. N. 9275, (*) Dewyl de Soorten 8 en pens onder de edes Len fhrecven, ayn 'zo' volgt-hiec de, zode; welke eigentlyk, naar deeorde dez daatfte Uisraare, die ik inde Schikking volg ‚de slfde zou zyn ; doch ik heb die moeten doen,-om de Ges, tallen met het voorgaande. te doen ftrooken, 7 - En FS KON: Darks a/A 65 Bau H 1Nus hadthem de Afbeelding gezonden IVa van dit Kruid en’ deszelfs Wortelen ; welke-hy BEE “as in ’t jaar 1sgo gekreegen hadt. Dus’ werdt’ het= Heawst zelve in Europa bekend: ja hy meldt, hoehem*TUE verhaald--was:,: dat in/Bourgonje , een Provincie „‚Memer- van Vrankryk, het ecten-deezer Wortelen ver- booden waäres-om- dat men zig verbeeldde ; dat daar door Schurftige Huidkwaalen veroirzaaké werden, “Men moet derhalve, al in ’ begin der voor- gaande Eeuw; se “Aardappelen, die in bynages heel Amerika den voor Ì ftrek- ten, in ons “Wereldsdeel voortgeteeld hebben 5 t welk men mag zeggen , dat ’er ook diùevood een groot gedeelte door gefpyzigd wordt. Eén voordeel is het, dat zy zeer wel voort willen in een Zandige Grond , die te fchraal is voor _ Koorn : een ander voordeel dat ay van Stormen , Plasregens en Onweers- Buijen, ‘zo niet getei- fterd worden als de Graanen : eeft derde, dat: zy zo gemakkelyk voort te teclen zyn. Dat zy geen nadeel aanbrengen, wanneer zy flegts met de behoorlyke Saus en Tocfpyzen genuttigd worden , is men door de Ondervinding thans ge- noegzaam verzekerd. Voor het overige dienen “zy niet alleen tot Voedzel voor Menfchen en Beeften „zo raauw als toc Brood en allerley Ge: bak , maar men kan ’er ook , even als van Koorn, tot het ftooken van Jenever, als me- de tot Scyfzel , Haairpoeijer., enze-gebruik van s : maa IL. Deer, VIJL, SruKe 668 VArMANNIGE KRUIDEN. maaken. Zelfs heeft men waargenomen , dat een Stuk Lands ongelyk meer Spyze aan Aard- appelen uitlevert, dan aan Koorn (*), „’t Gewas is natuurlyk afgebeeld door C, Bau: “HINUS, die daar in zekerlyk de gedagte Teke- _ping gevolgd heeft, en vry beter dan by Mo- RISON. By WEINMANN is maar een Takje met Bloemen vertoond , van dit Kruid , dat naar de gefteldheid van den Grond en het Klimaat een of twee Ellen, zelden eens Mans langte hoog groeit. De Steng is hoekig en verdeelt zig in veele Takken , uit wier Mikken de Bloemftee“ len voortkomen „ die,'zo wel als de Takken , bezet zyn met Blad(tcelen , welke zes, agt of meer Vinblaadjes. hebben, van langwerpig Ey- ronde figuur , en uitloopen in een veel grooter en ronder Blad, Ook komen tusíchen de eerst- gemelden, aan den Bladftcel ‚nog kleiner Blaad- jes voort. De Bloemen zyn grooter dan die van de gewoone Nagtfchade, vyfhoekig, doorgaans paarfchachtig, en fomtyds blaauw of wit, niet zonder Reuk, Zy groeijen by Trosjes van tien, twaalf of meer, In Ooftenryk heeft menze ge= had met dubbelde Bloemen, De Vrugten zyn ronde Appeltjes of Besfen, van grootte als een Hazelnoot of kleiner, door de rypwording don- ker } _(*) Zie van dit alles een Omftandig Berigt op ’ end van het v. DEEL der Uitgezogte Verhandelingen, bladz. 567, EnZe Alsook in een Werkje over de Nurtrigheid der Aardappelen, onlangs uitgegeven. P EN-T AN DeoRs AJA 669 ker road , in cen witte Pap veel Kleive Zaad jes hate nde. Re De Wortels van dit Gewas bata uit dik- Hoorps? ke zig wyd en zyd verfpreidende Vezelen, aan Te re welken hier en daar de Knobbels groeijen , die men Aardappelen noemt. Deeze gelyken zo veel naar de Truffels, dat de Italiaanen dezel- ven Tartoffoli geheten hebben; doch de Frans fchen noemenze Taupinambours ‚ de Engelfchen Potatoes , de Duitfchers Grubling. Somtyds han- gen 'er wel veertig of wyftig-aan één Stoel, Moes: id ia, De grootte is-zodanig verfchillende, dat men ‘er van een Vuist, en niet grooter dan Erwten BE vn aantreft: de figuur trekt doorgaans naar “lang- werpig ronde, doch met zo veel veranderin- gen, dat men ’er onder de duizend naauwlyks twee zal vinden, die volftrektegaal zyn, Dee- ze Wortels of Knobbels moeten ’s Winters buiten Vorst gehouden worden : dan kan men in ’ Voorjaar dezelven geheel of by ftukken ip den Grond fteeken en dus nieuwe Planten maaken. Sommigen hebben ook , door aflegging der Takken , dit Gewas vermeiigvaldigd: 4 welk veel werkelyker manier is, doch die meer Aardappelen geeft. De Schil van fommigen is food „ van anderen geel, van anderen wit, en zulks gecft ook byna de eigenfchap van de bin- henfte zelfftandigheid te kennen , die ongemeen verfchillende is naar den Grond, waar in zy zyn geteeld, Dus overtreffen de gie s y HL. Daar, Vil, Srume 650 VYrFMANNIGE Kruipen. IV: by ons , in Smaakelykheid de Gelderfchén cn n die ArDERL: van andere Provinciën. poor: { LI ) Niki met een eme torade Kruidi- Steng „efenrandige Winbladen en en= Pep, lu Trosjes. oliun, eee Dit is een Peruviaanfch Kruid da AE Geftale 5e ge zeer naart volgende gelykt, uitg nomen de Bladen en de gladheid van de Sting, ‚ Enz. des dh (1 2). Nasefohade met een ongedoorinde Kruidis xI te Joeperfe, nge Steng;s: kton Vinbladen en ms Appel. aren verder Arosjeser 3 Ar de, ie 195 Kruid, ee is ook. uit -Zuid- Au: }s 220 wel als het voorige, een, arg-Gowe Touinaraar maak ‘ar een Ge flagt van onder den naam van Lycoperfic 1C08 vân den Venetiaan ANGUILLARA afkomftigg die hetzelve, Lycoperficon Galeni ,, dat is Wolfsr Perfik „van Galenus 8 getyteld, hadt. Anderen foeinen het , met CAMERARIUS, Appelen der, Liefde of Gulden Zppelen, EORSD? de bera mt hik zE) at rue inermi Herbaceo , Fol. plnnatis inter _&c Vir. Clif. Horte. Clif. R. Lugab. 423. Sol. Pomiferum, Eru@i rotundo “ftfiato mol'i. C. B. Pin. 167, Aurea malas’ Dop. Pempt. 458, Pomum Aimoris CAM. Epis. szr, RUWPH. Amb. V. p‚ 416. T. 154 É. 1e B, Sol, Racemof, Cesaforum formâ, C‚ B, Pin, 167. Pradr. sa, Eamon Tx A Nr Dok: EVA, c6pI lige. Kleur „ rear het italiaanfch-Pomnte -d’ Oro; _ Iv. de Franfchen Ponvmnes-d’ Amour, de Seen Apples of Love, de Duicfchers- Goldappfel ‘Horde „Die Kruid: groeit-ook:in Ooftindie, alwaar STUKer. het „volgens Rum Prauss Appeltjes draagt „5 gie die {terk getibd zyn , dochsplatachtig., twee Duim breed, ecrtt-glanzig geel en dan on van deur. : ‘Hier vallen zy dikwils kleiner dochook gröoter, —Mencheeftze by WEINMANN afge _ beeld „die byna ‘wyf Duim breed zyn, en‘dus als Appelen vari cen Vuist: groot.r(p)e--Zeker re -verftl id ph ids zie Bau IN us aange: haald , heeftze maar als Kerfen , doch ‚van de zelfde “hoedanigheid. Vergiftig zynze niet, 4) dede, zo DopoN zus verháalt, vân fommi- …— petit Pcpêr ; Zottt en Olie, gegeten. Ook” merkt RumrPmrus aan, dat menze in Ooftin- die teelt, om de, Vrugten tot verfhapering byde Kost te hebben.” De” Bladen flinken en *% ‚Ge- was groeit 5 „mids: dat. het. onderfteund wel twee-Ellen hoog, Men kweekt het, hierte Lande, flegts, tot Sieraad: in-de, Tuinen. 5) Nagtfchade wiet een onigedoornde_ Kruidi- _ xt. Bte Sténg ; 5 ingefneeden Vinbladen, die Wol. Emre it he zjn ; tweêdeelige gebladerde Trogfen hr dn Sd Hairige Besfen. SEK Eerd Peú Bh Heid Pl. N. 935. (23) Solannm Caule inermi Herbaceo , Fols pinnatis ineifis &c. Lycöperficon Pimpinelle folio, FauiLL, Peru Ali, pe 3 Te ak Il Desz, VII, STUK. IV, 672 VYFMANNIGE KRUIDEN, Den bynaam van Peruviaanfche voert deeze, en hoewel ’er verfcheide anderen , uit Peru af« Hoorp- komttig ‚reeds befchreeven Zyns in-’t byzonder. STUK. Pater Frurirruêe geeft ‘erde Af beelding van, Einwy- en vondtze in Spleeten der-Rotfen aan den Oe- wigs ’ ver der. Zee groeijende, De Bladen geleeken zeer naar dic vande kleine Pimpernel :de Steng; omtrent twee Voeten hoog , gaf Trosjes van Bloemen uit, als de gewoone Appeltjes det Liefde, doch het droeg veel kleiner Vrugten. Het was zeer vet, maakende de Hand door’ aanraaken Smeerig , en hadt een zeer Ee Smaak. ehh Nagiöhade » met een ongedoornde Kruie Pomme dige Steng; de Bladen ir Hartvormig, _uitgezulpt, “_Deeze Pertviaanche, Mer Berz- Papas ge- noemd wordende, heeft het Stengetje maar een Handbreed hoog , en gefteelde Bladen met gröc- te Roozekleurige Bloemen. De Wortel is Eye rond, ongevaar een Duim dik, van binnen wit en Vleezig en zeer goed van Smaak , zo dat de Indiaanen ’ér veel gebruik van maaken in Vleefchnat en andere Slurpfpyzen. Men zou ze kleine ronde Berg - Aardappelen kunnen heee (15) Nagt- (14) Solanum Caule inermi Heth. Fol, fubeord, repandis. Solanum tuberolum minus Atriplicis folio ; vulga Fan: mon tana, FEUILL, Perav, III. p‚ 62, T, 46e PE, NT Au NeDeRs tes. 6 | 15) Nagtfchade met een enzedarhds , Jomtyds overblyvende Steng ; dubbelde Eyronde ef” fenrandige Bladeneu byna gekroonde Bloems andes í fteelen. (16) Nagtfchade met een ongedoornde Kruidi- ge Steng ; de Bladen Eyrond Tandswyze gehoekt en tweezydige knikkende Trosjes. Deeze Soort isde gewoone Nagtfchade , die men ook wel Tuin- Nagt/chade noemt, om dat zy meeft voorkomt op bereide Gronden ‚of ook by Mest-en Vuilnishoopen aan de Wegen en_ op de Bouwlanden „door geheel Europa niet alleen „ maar zelfs ook in de beide Indiën. De Hoogduitfche ‚naam MNachtfchatten , die van de „donkere Schaduw , welke het op den Grond geeft ;. afkom{tig zal zyn, is zekerlyk de oirfprong van den Nederduitfchen en van den Engelfchen naam. De Franfchen noemen dit Kruid Morelle , de Span= (15) Solanum Caule inermi fubperennante , Fol. geminis Ovatis integerrimis, Fedunculis fubumbellatis, Sy2, Veg, XII ; Xu. (16) Solanum Caule inermi Hethaceo &c, Wir. Clif. Ha Chg. Ups: Fl, Succ. GRON. Virg. R. Lugdb. DALID: Paris , TOURNE. &e. Solanum Officinarum. C. B. Pin, 166, Sol. Hortenfe. Dop, Pempt. 453, Sol. Hort. Circez aut Phaseolí folio. Los. Jeon. 262, Sol. vu'gatum, Linn, B, Patulum. DirL. Eùb. 367. T. 275. £ 355 Ye Villofium, Ibid, £. 353. d. Guineenfe. 1Bid, f. 354. & Virginicum, Ibid, £. 356. C+ Ju- dzicum, Ramis aculeis incurvis , fol, repandis nudis, ôpe Plant, u, Pe a66, r ND. Dern. Vil, Srume IV, FDEELe v…o is Solanum Rubrume Roode, XVI. Nigrum, Zwarte, LN IV. Arveit. Vv. Hoor p-. STUKe nn wize 674 VYFMANNIGE KRUIDEN. Spanjaarden Yerva mora, de Ttaliaanen Salatro, xt welk paar den baibhn naam Solatrum , by Pernius,zweemt. De Grieken hebben het Strychnos geheten. De -Nagtfchade heeft een Kruidige gearmde “Steng, zelden meer dan een Elle hoog , met overhoekfe „ lang gefteelde, byna flap hangende Bladen , ie ovaalachtig zyn , met een lange punt „ donker groen van Kleur. Daar tegen- ovér groeijen ‘Trosjes ‚ van witte Bloemen ‚en daar op. volgen , in de gemeenfte „ zwarte Bese fen ‚ waar van ‘het „Kruid den: bynaam heeft. Deeze Trosjes- komen aan, twee zyden van de Stengen Takken voort. Twee Bladen groeijen ‘er doorgaans by elkander, maar men vindt het ook met enkelde Bladen en enkelde Rloemiiech tjes, zo de Heer GOVAN aanmerkt. Onder de Uitheemfche Nagtfehaden komen aanmerkelyke Verfcheidenheden. voor, die doof- den geleerden DirLLENrus in Afbeeldingzyn gebragt.en door onzen Ridder opgetekend. Hy heeft ’er eene, die hooger groeit en witgebreid is, met Vrugten als de Gemeene: een andere de ruighaairig is, met geele Besfen, In deeze beïden zyn de Takken rond, Ook heeft hy eeft Guineefthe „ met de Vrugt zo groot als Kerfen en niettemin getrost, en cen Wirginifche , naar de Gemeene gelykende , met ruuwe Stengen. Ja deeze beiden zyn de Takken hoekig. Daar by komt cen Foodfche, met kromme Stekels aande Takken , en uitgegulpte kaale of er Pe N PAN DRT A 68 Bladen, Deeze wordén „ door Linnaus, als baftaarden van de Gemeare aangemerkt. De Arsit, eerstgemelde grocit wel drie Ellen hoog, doch Hoof: : niettemin een Jaarlykfch Gewas, gelyk de°T? en. ni EW de Eutopifche, welke de Heet Harren „Onder de bepaalinge van Nagt/chade met hoekige gegolfde Bladen en eene gladde Steng, begrvncs heeft zyn Ed, , in Switzerland, twee Verfchei- denheden waargenomen , naar de Kleur der Bes» fen. Behalve die met Zwarte, naamelyk , welke de gemeente is,en Winkel - Nagtfchade genoemd wordt, vondt hy ’er eene, de Bladen mindert gegolfd: hebbende ‚ met Roode en eene andere met Geele Besfen, die de Bladen fterk gegolfd en ruiger heeft: zie hier; wat zyn Ed. van de kragten zegt (*). Het Kruidis zagt , zoutactitig , maatig Slaap- _» verwekkende of Pynftillendes In een Paps tot oplegging , wordt hetzelve tegen Ontftec- 3 kingen, Roos, Aambeijcn, Kankers en Keêl- » ziekten, gepreczen, Eertyds werdt het genut= » tigd; doch van de Besfen hebben Jongens »> Stuipen gekreegen en Hoenders zyn ‘er van ‚ar Beftorven, verhaalt BorrHAave en Ar- sy BER Tr over de Belladonna. Jade Damp zelf ‘ss zou Slaap verwekken , en het Kruid hierom » aan de Kinderwiegen gehecht worden, vol ‚Bens (*) Enem, Stirp, Helvet, p, $ò5. Vv IL Deer, VM. Srums A 676 VyYFMANNIGE KRUIDEN IV. ‚gens Boe cone, Het komt in de Popeljoen. Ansen, s Zalf, Gurnoerus gebruikte den Wortel Hoorp- „, in plaats wan de Sarfaparil. Van de Vergifti- STUK. __, ge uitwerkinge des Kruids tot Moes ; kan Eenwy- , men in de Neuremburgfche Verhandelingen » Een voorbeeld vinden”. XVII. < (17) Nagtfchade met een ongedoornde Krui- Lthiopi. dige Steng 3 Eyronde uitgegulpt hoekige Ethiopie Bladen; de vrugtdraagende Steeltjes eén: fche, bloemig en knikkende, Die Soort vaa Nagtfchade , welke LoOBEL Peper van Guinée noemt, zou ook in Ethiopie, als mede in- China huisveften, De Heer N, Le BURMAN NUS keet benee nog negen an- fe Planten. De Steng is taamelyk Rt. Zy draagt roode Appeltjes, die fterk geribd en hard zyn,” De Bladen dE veel naar die van ’ Gecele Bilfenkruid, xvm. (48) Nagtfchade met een ongedoornde Kruidige ET Steng > de Bladen Eyrond, Wollig.; de draagende, Bloemfleelen hangende en verdikt; de Kel- ken ongedoornd. ‚ Hier wordt de Gewoone ijorpatì bad) (17) Sie Caul. in. pend Fol, ovatis &c. PLUE: Phyt. 226. £, 4. Am. Acad, IV. p‚ 207, Sol. Pomifêr. Fr. 10 tundo, ftriato ,duta, C. B, eh sl B. ere Ip: gao,sol Pomiferum Herbariorum, Log. Jon (18) Solancm Caul. in. Herb, Fol it sol. Cal, aculeatis &c. H. Cliff. Ups, ML Zeyl, R Lugdb. 426. Sol. Pomif. Fruê0 oblong. C, B, Pin, 167, Mala infina, Dop, Permpt. 458» P EN T A NDR IA 67 welke BaAuniNus noemt Appeldraagende IV. „ Nagtfchade , met een langwerpige Vrugt, Tour- Ee NEFORT hadtze Melongena geheten en ‘er ver- Hoorn- fchillende Soorten van gemaakt , naar de Kleur STUE van de Vrugt, naar dat dezelve langwerpig of „‚£ “EN rond is, met of zonder Doornen. Want „fchoon wel de gewoone Eijerplant de Vrugten van groote te, Kleur en Geftalte , byna als Hoender- of Eende-Eijeren heeft , zyn ‘er. doch ook met blaauw of paarfchachtige , met geele en Rooze- kleurige , met ronde en ftekelige Vrugten.-In ’ Franfch noemt menze Mayenne of Aubergine s in ’t- Engelfch Mad- Appels , in’ Hoogduitfch Melantfen ; welke laatfte benaamingen, hoewel van Mala infana, gelyk Doponéus het heeft, dat is Dol- Appelen, afgeleid, hier niet het al- ferminfte ftrooken. De Vrugt naamelyk heeft geen kwaade uitwerking „ ja {trekt zelfs aan Menfchen tot Spyze, wordende , even. als de Appels der Liefde , met Peper , Azyn en Zout, gegeten, By de Egyptenaars, daar zy wel twee: of driemaal zo groot vallen , zyn deeze Appe- len, ’t zy onder de Afch of in de Pan gebra- den, of ook in Water gekookt , een dagelykfe Spyze, zo Ber LoNtus verhaalt. Lingus hade bevoorens Gedoornde Kelken aan dit Kruid toegefchteeven ; doch thans geeft zyn Ed. ‘er , om het van de volgende Soort te Onderfcheiden , ongedoornde aan. Ik bevond in de myne, die ik deezen Zomer groeijende had, Cenige Stekeltjesaan de Kelken. TOUR NEFORT Vvg3 heeft Ue DEEL. Vil, STUKe 675 ‘VYFMANNIGE KRUIDEN,: heeft ze 'er vry vfterk- mede bezet, Drie Afs a DEEL beeldingen van dit Gewâs vindtmen by Weiss Enoest STUK „Eenwy Wize, XIX. MANN » Pl, ‚N.-933,-934 : waaruic tevens de verfchillende kleur en figuur der Vrugten ende “ gedoorndheid der Kelken blykt. De aangehaalde van PrukKerNeT komt, wat de Bladen aan- belangt, zeer weinig met de Eijerplant over- eens Dezelve heeft een kromme lange Vrugt, en niettemin merkt die. Autheur aan, dat chet flegts eene Verfcheidenheid zy van de gewoos ne en geen byzondere Soort, wordende Potlit- jon van de Engelfche Hoveniers geheten. Men zou ze Kromme- Eijer Plant kunnen noemen. ei, (29) Nagtfchade „met «een en Kruidige mam, 1 Steng , Eyronde Wollige Bladen ;de Bloem Sie or fleelen hangende verdikt 3 de, Kelken gt doornd,. De bynaam. in/anum voegt, (ten ware men ‘er ongezond door verftaan mogt,) even zo miû gan deeze Oostindifche ‚ van welke, zó RUM- PHIUS verhaalt , de Appelen, die ’er zo groof als Komkommers vallen, een gemcene Kost zyn door geheel Indie, komende zelfs , wanneef zy in de langte doorgefneeden, en dan met Wya en Suiker geftoofd zyn, op de Tafels der Groo- ten, Ten minfte wordt het Famme of Tuin Trong C 19) Solanum Canle aculeato Herbaceo , Fol. ovatis 8 Trangum Houenfe, Rumpt, Amb, V‚p. 238. Te$$e à 1 P EN;T: AND ReljA. Gi „Trongvan dien. Autheur, thans hier t'huis-ge- IM. - bragt „ offchoon ik aan deszelfs Stengen niets ARD EE Doornachtigs kan befpeuren ; maar het Wilde Hoorp= Trong, waar van de Appeltjes niet veel grooter STöke gan Musketkogels zyn, is fterk gedoornd. Ook „sa, Aer heeft hy van dit Kruid nog meer Verfcheiden- …— heden, De aangehaalde van PLUKENET; by ; de Engelfchen Bróunjolly gefioemd wordende’, heeft de Steng geheel effen, doch de Bladen en Kelken gedoornd, De Viuêt i is fterk geribd , rondachtig , uit den witten’ parle” van Kleur. Volgens bem is het die Soort van Nagtfchade , welke Focky der saneren by. Bontius gety-- teld wordt, Een Takje dat my 5 onder den Soortnaam - van Solanum infanum , uit Oostindie tocge- zonden is , heeft hier endaar ‚op de Steng , Take jes, Blad en Bloemfteelen, ja-zelfs op de Kele ken, een enkeld Stekeltje of- Deorntje, Mis- fchien heeft dit Kruid eenigen tyd noôdig ‚ om zynen wilden aart geheel af te leggen? Misfchier ook krygt het. weder Doornen door de fchraal- heid van den Grond? Rumrarus metkt aâns _ dat van het Ambonfche Witte Trong,in de Ho. ven gezaaid , de meefte Planten wel naar het Moeder . Gewas geleeken , maar onder dezelven waren ’er met Doornen bezet, zegt hy. » gelyk heet Wilde Trong; en dus kan men daar uit de Veranderlykheid van dit Kruid opmaaken. Hier bit blykt ook, dat de meer of minder Gedoorns heid eigentlyk geen bewys zy van een Soortelyk … Verfchil, Vv4 (20) Nagt- àl, DEEL, VIL, STUK, | 680 VTFMANNIGE KRUIDEN: IV. © (20) Nagtfchade' met een gedoornde Kruidige mi | Steng , Hartvormige hoekige flekelige Bla- ae PR den en ruige Besfen, die mied den Kilk net bedekt zjn. Ee op Malabar. grocit deeze, die Ana -Schunda Ee ge- heet. by Ruerpr. Zy. kont in Geftalte met de beide voorgaande Soorten taamelyk overeen, Behalve de Steng , Bladen, Blad-en Bloemftec- len „ zyn ook de Kelken zeer fterk gedoornd. Men-vindtze ook op Java. xt. … (21) Nagefchade met een gedoornderuige Steng » } Torn ie de Blalen pen langwerpig vyf- pn id enn „kwabbig » met verheven Jlompé hoeken. biede adh Nagt- ‚De Stengen va z fchade ‚ van de-Baay van Kampêche afkomftig, yn fterk gedoornd ; zo ook de Bladen , die op de groene boven - Vlakte paarfche Stekels heb- ben ‚ fomtyds aan. de enden gefternd en dik- wils met een breed Bandje omringd. De Bloem= fteelen „hebben fterker Doornen en de Bloemen zyn Violetkleurig, (35) Nagte (zo) Solanum Caule acul. Herb, Fol, Cordatis 8c, Anar Schunda. Horte. Mal. 11. p. 65. T. 35- (21) Solanum Caule acal, hörto , Fol, Cordato - oblongis &Ce Mant. 340, Vir. & H. Cliff. Sol. grtn Calycibns echie gatis. DiLL. Ellb, 261. T. 263. f. 347, Sol. fuscatum. Sp. Plant. 268. N. Sol. knock Caule & Pedun- culo hg & kinde Acanthi fpinolis, BOERH, Lag, Wo Pp. 6 PEN SF ACN DERSESN. GEË “(35) Nagtfchade met een gedoornde Kruidige IV: Steng; de Bladen. Hartvormig gehoekt en Arpzerà gekwabd; wederzyds ruig en flekelig. riders Deeze, in de Europifche Kruidhoven bekeid a en door Juffr, MERIAN in Afbeelding gebragt, eren heeft de Vrugten zodanig, dat zy naar getepels fen. de Prammen gelyken. De Bladen zyn bynaz B is breed als lang en mede zeer fterk and. Zy -zezt dat de Vrugt in ’t wilde geel is,‚inde Fies rood en Verdlfg ae wordende e ippels van Sodom geheten, ene C 36) Nagtfchade met de Steng en Bladfeelen KEXTL __ gedoornd; de Bladen uitgehoekt „van boven peseda: glad; de Bloemen gepluimd. Geplaimd. Eenh Brafiliaanfch Kruid, Jurepeba by Prso genaamd ‚ maakt-deeze Soort uit, Het is genen Wollig en heeft Hartvormige Bladen. (37) Nagtfchade met de Steng hoekig en ge- sxertr doornd ; de. Bladen Vinswyze verdeeld en Virginian g- “vis inie: fche. 6 ô (35) Solanum Canle aculerto. Herbaceo, Fol. Cordatis Sc. Pir, Hort. Cliff. Ups. R. Lugdb. 425. Sol. Barbadenfe Spí- nofam annuum &c. PLUK. Alm. 350," T. 225, f. To ME: (36) Solanum an Petiolisque aculeatis Sec, Jurepcba, Pis, Bras. Ist. (37) Shii Caule aculeato angulato &c. R. Zuagdh az, Sol, Americ, laciniatum fpinofisfimum. Dit. Elth. 360. T. 267. F. 346, Sol. annunm Virg. pigricans fpinofisf, PLUK, Alm, 351. T. 62. É. 3. Vvs IL, Dasn, VIL, STUKe 682 VvYrMANNIGE KRUIDEN. 4 Iv, flekelig aan beide zyden; met flompe uit- keen gehoekte Slippen: de Kelken gedoornd, Hoorp srox. Met deeze Virginifche Soort, die ongemeen Eenwy- fterk gedoornd is, befluit ik thans bier de bee kr fchryvinge van dit Geflagt. Zy heeft de Stekels Sneeuwwit , de Vrugten klein , groen en wit bont. Het is, gelyk de meefte voorigen, cen Jaarlykfch of Zaay „Gewas „ groeijende ‘door. gaans maar anderhalf of twee Voeten hoog, C AprpsricuM. Spaanfche Peper. Een Raderachtige Bloem „met famenluiken- de Meelknopjes ;- een tweehokkig droog Zaad. huisje, fomtyds naar een Bezie gelykende ; kan men als de en Kenmerken van die Gee befchouwen. Het bevat vier Sôorten hete Dieheeriie Planten, als volgt. r (1) Spaanfche Peper met een Kruidige Steng nnee en enkelde Bloemfteeltjes. Deeze Soort is de gewoonlyk zogenaamde Spaanfche Peper, die haare afkomtt uit Zuid- Amerika HRe „ en van daar voortgeplant is in Oost- G) berk Caule Herbacco, ega folitariis, Syf? Nate XII, Gen. 251. P. 174. Vig. Kill, Gen, 252. pe 189: Re Jugdb. 426. Caps. annuum. H. Clif. la Fl, Zeyl. Zat, Med, Caps. ‘filiquis longis propendentibus, TOuRNE. Inf. 152. Piper Indicum vulgatisfimam, C. B. Piu, zoz. Vallige Capo - Molago. Hers, Aal, II. T. 35, PEN TAN D RI/A 683 Oostindie, Wy noemenze ook wel Brafilie-Pe- Per, de Franfehen Poivre d'Fnde ou de Guinee, Arseus de Engelfchen Guinny Pepper. De gewoone ladies: aam, Capficum , is Griekfch en van de byten-°TUEe- de eigenfchap der Vrugten afgeleid, om welken, reden fommigen dit Kruid ook Piperitis. genoemd hebben, In de Zuidelyke deelen van Vrankryk noemt men het ook wel le Corail des Jardins, dat is Tuin-Koraal , wegens. de hoogroode Vrugten. Het groeit fomtyds een Elle hodgs hebben- de groene getakte Stengen met Lancetvormige Bladen , dunnetjes verfpreid en Bloemen alsdie Monegy- der Nagtfchade maar het brengt langwerpige Vrugten, als ípitfe Haauwen, voort, van vee- lerley figuur, fomtyds regt , fomtyds krom, en altoos nederhangende, In * eerst, zyn dasclnak groen, doch worden in de rypheid hoogrooden glanzig , als of zy gevernist waren. Hierin zyn een menigte van platte Hartvormige Zaadjes begreepen, *x Geheele Gewas is fcherp, doch het Zaad munt hier in uit, als veel heeter zynde dan Pe- per en brandende den Mond als Vuur, Van het Aftrekzel , evenwel, op Brandewvyn , maaken fommigen gebruik ss een Maagmiddel, en het Kan in Bòrftkwaalen , die uie Koude ontftaan, ook van dienst zyn. Voor den Smaak wordt wel een Vrugt of twee gedaan by de in Azyn ingelegde Komkommers en Augurkjes. By de Indiaanen zyn de groene, ja zelfs de drooge Haau- IL. DEEL. Vil. STUK. 684 -“VLFMANNIGE KRUIDEN. IV. _Haauwen een lekkere verfhapering, die zy doen AFDEEL in allerley: Geregten. STUx, (2) Spaanfche Peper met een Heefterachtige _ gladde Steng en dubbelde. Bloemfteeltjes. Betiedraa, _ De kleinheid der Vrugten , als Aspergie-Bes- gende, fen ‚ Onderfcheidt deeze , die een overbly= vend Heefterig Gewas is, kleinder Blaadjes hebbende, zeer dun aan Ks ‘Takken verfpreid, en de Vrugt niet altoos rond. Dus wordt de ftindifche, met pieramidaale Besfen , hier ook t'huis gebragt; zo wel als de tweede Indifcheé van RuMmePurus, een Boompje dat vieren vyf Voeten hoog groeit. De Bloemfteeltjes zyn in de voorgaande Soort dikwils dubbeld en in dee- ze. fomtyds “enkeld „ he, dubbele ; zo Gd Heer Govan aanmerkt. mr. (3) Spaanfche Peper meteen laag Heefter- eha âchtige Steng en dikke Vrugten van veer vrugtige, lerley figuur. Van (2) Capfieum Caul, Frutice levi , Pedunculis geminise Diant, 47, Capl. Fr. minimo Conico rubro. BROWN: Jae 176. Caps. minus &c, SLOAN. Jam, 11ze Hift. 1. Pe 240 T.146. fz. Piper Siliquos. megn. Bacc. Asparagi, J. B. Hift.le Pp. 944. ed Brafil, Petita, CLUS. Car. 55. Romer. me V‚-agr. Fres. à (3) Zeven aard sctfuteesard &c. Mant, 47. pi pet Indicum. Siliq. rotund's maximum, C‚ B, Pin:-103 Piper Indicum. BESL. Ey/?, Aut. 2. T. z. f. r. Capse Fiùice tu longo Ventre tumido, per fommum tetfagono; ft Caps. Fruêtu bifido, TOURNE, Zr/f, 152, PE Wort ROND RE Van deeze, die door de grootte en dikteder IV« Haauwen van de beide voorgaanden verfchile , HPDEELS __vindt men aanmerkelyke Verfcheidenheden , ge- Hoorp- « lyk by TourNeroRT in befchryving en by “TE WEINMANN in Afbeelding , op Plaat 928 „ nia, Er 929, is tezien. De Vrugten zyn fomtyds geheel rond en van grootte als maatige Appeltjes ; meest Îtaan zy overend of knikkende; fomtyds zyn zy „rood ‚ fomtyds geel van Kleur. De figuur is doorgaans als een ftomp Kegeltje. ’t Gewas heeft naauwlyks een Voet hoogte. (4) Spaanfche Peper met een matador, achtige Steng en enkelde Bloemfteelen, Al Weinig verfchilt deeze van de Tweede Soort „achtige 2 dan dat de Besfen , die zy draagt, zo groot als Kerfen zyn of grooter. De Takken gaan regt. hoekig uit de Steng, die fomtyds tot de hoogte van een Boom groeit , zo MONARDEz aan- gemerkt heeft. __ Voorts moet ik, ten opzigt van alle de hier voor befchreevene Kruiden, die naar de Nagt- fchade in hoedanigheid eenigszins gelyken , nog erinneren , dat'zy, allen de Bladen fcheef ge- arta hebben, zodanig dat deeene zyde by het Stecl- (a) Cap cum Caule Fruticofo fcabriusculo, Pedunculis fo= litariis. Caps. Caule Frut. Pedunc, geminis. R. Lugdb, 426. Capficum Frutescens. H. Clif. 59. Caps. manila. CLUS. Exot, 3qo. f‚ 2. Caps, Indicum. KUMP. Amb, V, pe 247. …88.f, 1,3, U. Deen. VIE STOK, 686 -VermanNrom Kaùides, W. Steeltje korter is, dan de andere: zy Zyn doots FDEEL: gaans ook ruuw op ’t Gevoel, en de Bloemfteck Hoorse tjes-groeïjen aan de zyden der Bladen of tegeì STUK _ dezelven overs, Eenwye wige CHIRO A A Een Raderachtige Bloem, met een steerhel: lende Stamper en de Meeldraadjes op het Pypje zittende ; de Meelknopjes Spiraal: het Zaadhuisje tweehokkig, Dus zyn de Kenmerken opgegeven van dit Geflagt, ’t welk agt Soorten ; altemaal Uitheemfche , bevat, math (x) Chíironia, die Kruidig is, met de Kelk, Chiraniá trinervias blaadjes. Vliezig gekield; Drieribbie ze. Deeze, als een Kaapfche opgegeven , is doof den Heer J. Bur MAN Nus, onder de Ceylon: fche Planten, afgebeeld „ en befchreeven als eeft Soort van Wederick , met uitgehoekte , onge“ fteelde, Lancetvormige drieribbige Bladen , een groote blaauwe Bloem, den Kelk gekield, ge= vleugeld. *t Gewas heeft een Vezeligen Wortel, die , benevens de geheele Plant , in bitterheid uitmunt, volgens HERMANNUS, 9 U. (a) Chironia, die Kruidig is ‚met Lancetvormi- he ge Bladen en eene vierhoekige Steng. hen 5 Dee- (1) Cbironia Herbacea , Calycinis foliolis Sec. 59/f. Nat. XI. pe Rnd, kk die Gen. zse.p. 191. FL. Zeyl. 90. He Ci Roam Zeyl, 145 T, 67. (: 7 pees Hetbacea , Fol, Lanceolatis &c. dm. dead, VI. Afrn 5 5e P EN T AND RI A G8p … Deeze, naarde Jasmyn gelykende, heefteen IVe taamelyk hooge Steng, en Bloemen als die van “5 re de Tabak. De Groeiplaats is aan de Kaap der | rte Goede Hope. (3) Chironia met een enkelde Steng, de Bladen Ee 4 Jmal Lancetvormig. Loysbon Aan den voet der Bergen „op de Kaap, groeit zjchnise deeze , die een Steng heeft van omtrent twee rent Voeten, aan ’t end uitloopende in drie Bloem= fteelen , waar van de zydelingfe een paar Els- vormige Blikjes hebben. De Bloem is paarfch, van grootte en figuur naar die der Lychnis gely- kende, waar van de bynaam, (4) Chironia „ die Kruidig is , met byna Li- niaale Bladen, de Kelken zo lang als deta Bloem. | Kr Deeze , in Kanada door den Heer KALM gevonden ‚ heeft. een ronde Steng vaneen Voet hoog, met lange Takken en {mal Lancetvormis ge Bladen: de Bloemen , aan ’t end eenzaam voorkomende ‚ zyn paarfch en zitten op lange Steeltjes. Zy hebben Spiraale Meelknopjes. (5) Chironia , die Kruidig is, met een fcherp- gen ee ae 306- Hoekige, (3) Chironia Caule implici , Fol, lineari »lanceolatis, Mant. 207, Chir, Fol, longis linearibus acutis, Pauciflorâ, BrRe. Cap. 45. „€4) Chironia Herbacea Fol. fublinearibus &c, (5) Chironia Herbacea Canle acutangule &c. U, Dear. VIJ, Srum, 683 VYrFMANNIGE KRUIDEN, IV, … hoekige Steng , welke van de Bladen s de: AaBaske _Eyrond zjn, omvat wordt, Hoorp- STUK. In Virginie is deeze waargenomen, die naar Eeugy- de Kleine Santorie gelykt, groeijende maar een wiges Voet hoog, met Blaadjes als van St, Jans Kruid en vergaarde Bloemen gelyk het zelve heeft : den Styl gegaffeld: de Meelknopjes fpiraal. ar (6) Chironia, die Kruidig is met zeer finale ar 0m Linoides. Bladen. Vlafchache or Onder den naam van een de Raponce nahyko- mend Kruid, in de gedaante van Vlafch, van de Kaap der Goede Hope, isdeeze door BREYN afgebeeld, Men vindtze in de Openbaare Kruid» hoven. De Kelken zyn ten gnlvS in vyven ge- deeld en Momper eenn (7) wii » die en is en Beef draagt. Baccifera. Bezicdraas Door den vermaarden CoMMELryN is dec- ze, als een Boomachtige Kleine Santorie, in Af- beelding gebragt en befchreeven. Dezelve maakt een Boompje uit, dat byna ‘geheele Jaar door bloeit , met kleine roode Bloempjes , waar op weeke Besfen volgen, Deeze heeft korte Kel ken. (8) Chi- (6) Chiroria Herbacea Fol. Linearibus. BERG. Cap. 43. (7) Chironia Frutescens Baccifera. Centaurium minus Are borescens Fulpiferum, Comm, Rar, 9, Te 9e ba Pr N TAN DR T a. 68 (B) Chironia die Heefterachtig is, met Lan- IV. cetvormige, iets Woilige Bladen en Kloks- es wyze Kelken. Hoor, TUK. _ Tot deeze Soort is de Breedbladige Alita: VI fche Kleine Santorie van ComMmerxyN betrok- ets ear ken, die veel grooter hoogroode Bloemen heeft , Breen en waar van ook een Smalbladige voorkomt , meer gelykende naar die, welke onder de Afri kaanfche Planten , door den ‘Hoogleeraar J. Bur- MANNUS , is afgebeeld en befchreeven. Dezelve draagen geen Besfen maar drooge Zaadhuisjes , die rond zyn. Beiden bloeijen zy, in de Euro- pifche Tuinen, den geheelen Zomer. In de befchryving , welke de Hecr BErrarus van deeze Soort geeft, meldt zyn Ed. dat de Styl Draadachtig , regtopftaande, een weinig lan= ger dan de Meeldraadjes is , blyvende op het Zaadhuisje , terwyl hetzelve aanrypt. Hier van befpeur ik geen blyk in de Afbeeldingen , noch van den Heer BUR MANNUSs,noch van Co M- MELYN, in welke laatfte hy zeer duidelyk van de Meeldraadjes af en nederwaards geboogen zig vertoont ‚ dat een ain verfchil uit= RAD G 5 (2) Chironia Fruticofa Fol, Lanceolätis Sc. BERG. Cap, 45, Am, Acad. IV. P: 308, N. 130. Chir. Frutescens Cap- fulifera. Mirr. Dit. T. 97, Cent. min. Aft. Arborescens latif, ge anguftif, Comm. Rar, 18e Te 8. OLD, Afr. 26. Cent, Fol, binis oppoûris anguftis lineacibus, BURM. Afr, 205. T. 74, £, zo Xx U, Daer, VII, Stuk, 695 - VWYrMANNIGE KRuiDER: ae G A LAX. Springzaad. Hoorp. Een Trompetachtige Bloem, met een tienbla- stug. digen Kelk : het Zaadhuisje eenhokkig , twee- „Emwy--kleppig, Veerkragtig. bres Dus zyn de byzondere Kenmerken van dit Ge- Galax flagt, waar van maar ééne Soort bekend is, in ne med Virginie huisveftende. De Bloem heeft een Cy- lindrifch Pypje, naauwlyks zo lang alsde Kelk en is plat gerand :-de Meeldraadjes zyn klein mer ronde Meelknopjess de Styl is Draadachtig en zit op het Vrugtbeginzel , dat een Eyrond - Zaadhuisje wordt, ’towelk twee groote ‘platach- tige Zaaden bevat, die het, door zyne Veer- kragt ; weg doet fpringen. Het fchynt Rankache rig te zyn ; omdat LEES Ds hetzelve Eilers ee hees en LAO o ECIA he EEE ERE Dit Kruid , naar de ‘Kroontjesdraagende ge- dykende, heeft een algemeen en een byzonder Omwindzel ; een ‘Roosachtige Bloem met de Bloemblaadjee in tweeën gedeeld, en een en- keld Zaad, onder ieder Bloem, Maar ééne Soort (1) is ‘er van bekend ae wel- achtig. ) Galax, 8/2. Nat. XII. Gen. 274. P- 13. Vig, XII Gen. 276. p. 200, Viricella. Mirca. Gen. 24. Anony1R0s » £, Belvedere, GRON, Pirg. 25e 34e _{1) Lagoecia, Sy. Nat, XL. Gen. aêz, p. 185. PV: XII, Gen. 285 , p‚ 203e Cuinínoides. TOURNF. Infte 300, T. 555, Cuminum Gjlvele,, ‚Dop, Pempt, 300. CAM mre 7 S18e Í PE NT A NODSRCE As Got welke Linnaus den bynaarh geeft van Cu- WV, minaîdes’;- onder welken ’er een byzonder Ge- Anpzaks flagt van gemaakt was door TOURNEFORT, Hoor als een Kruid „naar de Komvyngelykende, Ans eran derens' immers „ hadden het Wilde Komyn ge-nig 753 noemd, Berkt getuigt, dat men ’t op Lemnos Haazen- Leger noemde , en daar van heeft onze Ridder den. Geflagtnaam gevormd. Misfchien neftelen de Haazen in Bofchjes van dit Kruid, Het groeit in Griekenland en aan de Vafte Kust van Klein an » als ook by Kar. thagena in Spanje. — De Geftalte is als een klein Heeftertje ‚ met dunne Stengetjes van een Span hoog, bezet met ongefteelde , byna ronde, Biibeinys inge- fneeden Vinblaadjes, ten getale van vyftien of zeventien aan éénen Bladfteel, die’er aan het Sten= getje doorgaans maar vierof maf zyn. Op den top hecft het vyf of zes zagte ronde Hoofdjes , vol Kafachtige Zaadjes , fcherper van Smaak dan Komyn en niet minder kragtig tot Windbree. king » COZe RoRripura Daauwertje. De Kelk ch Bloem zyn, in dit Geflagt, beie den vyfbladig + mer de Meelknopijes,- van onde: ten, naar het Balzakje gelykende en een drie- En Zaadhuisje. Maar Sit GESN. ze so. Cuuminum fylveltre Capitulis globofis, CB. Pin. AXx2 bemi VII, “Srum, Iv. 692 VYrFMANNIGE KRUIDEN Maar ééne Soort (1) bevat hetzelve „ die door er den Heer N. Le BURMANNuUs,eerst, onder hieu: STUK. de Kaapfche Planten ontdekt , en voorgefteld is met den naam van Jreon verticillatum , welken Rondata de Ridder in dien van Roridula, om dat het naar eene hen kend (1) , welke door Doktor Bro w NE voor 5 3 het, Zonne- Daauw (Ros Solis of Drofera) ge- lykt, veranderd heeft, ’t Is een Heeftertje , dat aan de enden der Takjes gefternde Blaadjes heeft, die Elsvormig en plat zyn, met Draad- achtige Tandjes, welke aan * end Kliertjes hebben, gehaaird, De Bloemen komen , aan de. toppen der Takjes, uit de Oxelen der Blaadjes; van drie tot zes op een gemeen Steeltje , uit en- kelde Bloemfteeltjes voort. De Kelk is byna 20 lang als de Bloem, die korte Meeldraadjes heeft en Meelknopjes als gezegd is, Het Zaadhuisje driehoekig ‚ driekleppig en bek: drie boks bevattende veele Zaaden. - SAUVAGESIA Hier is de Bloem vyfbladig met Franje; de Kelk vyfbladig zo wel als ’t Honigbakje , dat beurt houdt met de Bloemblaadjes , ende Vrugt „een eenhokkig Zaadhuisje. Van dit Geflagt is ook maar ééne Soort be. ga” (1) Roridula. Sy. Nart, XII. Gen. 1234e pe, 185% Vig. UL. Gen. ee: p: 203. Ireon vereicillatum. Burm. Eh Cap. Prodr. Gi) Ate Syt. Nat. KI Gen. 265. p. 185. Vig, Xllle Gen 286. p. zo3. íreon herbaceus minor &c. BROWN. Jar 179 ‚Te 1aef. 8e Sauvagelia, JACQ Amer, Hil, 77. Te stele de i PEEN T ACE DRT A dB gefteld was , onder den naam van Kruidige >, IV; kleine Ireon ‚ met langwerpige zeer fyn gekar- Ek Saen telde Bladen, gehaairde Stoppeltjes , en enkelde Hoorps . Bloemen in de Oxels der Bladen, Zyis benoemd ® TUKe Monog y= naar den Heer SA Uv A GES „door zynebefchry- nia, ving der Montpellierfche. Planten vermaard. In de Westindiën , op St. Domingo, Jamaika en te Suriname, is haare Groeiplaats. de Heer Jac= QUIN heeftzeop Marterique waargenomen. Haas re Geftalte is als die van St. Jans Kruid, heb- bende naauwlyks een Voet hoogte. Zy heeft regtopftaande Kruidige Stengetjes , bezet met Lancetswys Evyronde fpitfe Bladen, die gekar- teld zyn en gefteeld. De gehaairde Scoppelies bezetten byna de ensen Steng. De Bloemen zyn wit en Reukeloos CLAYTONIA __De Kelk is tweekleppig; de Bloem vyfbla- dig ; de Stempel driedeelig in dit Geflagt ; welk een driekleppig Zaadhuisje heeft, in ééne Holligheid drie Zaaden bevattende. Hier van zyn drie Soorten , altemaal Uitheem- fche, bekend, als volgt, “_€1) Claytonia met Liniaale Bladen, (1) Claytonia Foilis linearibus, Syt. Nat. XII. Gen. 284. p. Ws, Veg. XIIE. Gen, 287. pe 203e ClaytOnia, GRON. Firge 25, 35e Ornichogalis affinis Virg. Ecce PLUK, Alm, 272, Te loz, f. 3, Rups. Blys. IL ps 139. f. 6 Xx 3 U. DEer. VII. Srum, Virginie he. d d. ; Claytonta Vi arginie Dee. de | fc 69Î ‘V:yFMANNIGE KRUIDEN, ? Aenean, Deeze’ Virginifche: is benoemd ter ecfé van den Heer Cra yrToN,doór wien de Kruidkun- Hoor: de verrykt. werdt met de kennis van zó veele Ersen *__fe-vooreh onbekeride Gewasfen uit die Land- Es ge ftreek en metde opheldering van anderen. Zy gaf dus aanleiding tot den Geflagtnaam. ” Is een onnozel Plantje ; welks Stengetje ‚ naauwlyks een halve Handbreed-” hoog „ uitloopt in cen Trosje ‚ van zes; agt of tien Bloemen; die ies der een Steeltje ‘hebben. De Kleur derzelven ís wit, miet roode Streepjes van binnen: Het Stene getje legt op den Grond, en verbergt zig, als de Bloemen afgevallen zyn, met de” Zaadhuis- jes onder de Aarde, Het heeft een knobbeligen …_ Wortel en draagt doorgaans maar twee Bladen, « die fmal , gladen Vleezig zyn: het cene-by den Wortel , het an aan de Bloemtros ; welke naar die: vân de Velt Ajuin n gelykt, clrire (2) Clastanis met Eyronde Biaden. gier, De Heer Linneus kreeg dit Kruid van ‚Pe- tersburg „ alwaar men het uit Siberie benee hadt. Hef bloeide in de Upfalfche Tuin, ‚en werdt door zyn Ed, niet alleen ìn Afbeelding gebragt , maar ook ofnfländig befchreeven{ : De „Wortelbladen zyn gefteeld , Eyrond en zeer glad, Het heeft twee a ‚die paar den aad hel- Jen, re) Claytonia Fol, ovatis, H. Ups. sz. Limak elke 2746, P. 130, £ Soesi PEN TAN DR IA Go3 len, en deeze hebben twee dergelyke Bladen, ry, _ ongefteeld , doch ook fterk geribd als die van ArDEerd Weegbree , by elkander, onder de Bloemtros, Hooks De Bloemen zyn zeer lang gefteeld en hebben srux. dit byzonders , dat zy over dag, en by mooy Mong Weer, opgeregt ftaaú , maar ;by Onweer en te- zee gen den Avond, gaan nederhangen, Dit niet al- leen , maar de Bloemfteel regt zig niet op , voor dat de Bloem ontluikt: zo dra die verflenst is, buigt hy zig neer, en verheft zig wederom, by de rypwording van het Zaad, De Kleur der Bloemen is rood. _{3) Claye met een n Boomacltige opftaande nen | St 4e Bersine: De Ridder hadt bevoorens dit Gewas onder Keptte, de Crasfulaas geplaatst, met deezen zelfden by- naam, om dat het van DirLreEnNrtus Crasfula, die Böotttachtig is, in de gedaante van. Poríc- dein, genoemd was. Men vondt “er, in de El . thamfche Tuin, die ecn Stam hadden van cen Arm dik , groeijende één of twee Ellen hoog ; doch niettemin hadden zy ’er nooit willen bloei- jen, zo min als in Sweeden; des LiNN&us eindelyk eerft, na dat het in een. Tuin te Ve- netie gebloeid hadt,de Kenmerken vanden Heer Tug- (3) Claytonia Caule Arboreo ereto, Mant, 211, Crasfula Porrulacaria, Sp. Plant, 11. p. 406. Anacampferos Caule Aba» zeo, Sc, H‚ Cliff: zo7, Ups. 147. Crasfula Porzubace facie Ace Goeie. DirL. Elh. zaon T. vole f. 120» Xx4 Il. DEEL, VII, STUK, 606 VYEMANNIGE KRUIDEN, IW, TURRA ontvangen heeft, waaruit zyn Ed. AFDEEL. voorkwam „dat het naast tot dit Geflagt behoor- Ranti: de. Vrugten of Zaad hadt’er nict voortgebragte id De afkomft is van de Kaap der Goede Hope, én et “Acuyranrtues Kafblocm. Een vyfbladige Kelk zonder Bloemkrans; de Stempel in tweeën gedeeld, en enkelde Zaa- den: worden als de byzondere Kenmerken op- gegeven (*) van dit Geflagt, ’t welk zes Soûr« ten, meeft Ooftindifche, bevat, als EN (2) Kafbloem met een Heefterachtige regtop- 4e zite flzande Steng en omgeboogene Kelken, die mees, hegen de Aair zjn kend be Tot (O) Naamelyk in Syft. Nat. Veg. mi anr als ook in Ed. KIL terwyl men in beiden, aan ’ hoofd der Klas, ia de optelling der Geflagten vinde : Calyx exterior eripbyblas nudus. In Gener, Plantarum ; alwadr men zou denken datde Kenmerken het martelt voorgefteld waren, flaat Cabo Perianth. tripbyllam, Cor, Petala guingue Câtjeifdimi perfie flentia, Wat zel men daar uit befluien ? (1) Achyranthes Caule Frutic. ereto, Calyc. reflexis ,Spi- cz appresfis. Sy/?. Nat. XI. Gen. 285. p. 186, Wez. Kille Gen. 288, p. 204. Fl. Zeyl. 105, Achyr. Caule ereto, He Cif. 42. R. Lugdb, 418. ep, Amar. Sic. fpicatus. Bocc. 16. T. 9. PLUK. Phyt. T. 260. f. 2. TOURNEE, Inf/. 235 GOUAN. Monsp. 116. B, Amaranth. Spic, Zeyl. Fol. obtulis &c. BURM, Zeyl. 16, T. s.f. 3. Amar. fpicatus Di. Cre- tici folio , Mad, PLUK, Alm, 26. T‚ so. f. 4e MILL, Dil. T. 1x. f. 2, Auricula Canis mas. RumPH. Amb, VI. p. 17e Te Is, f‚ 1. Cadeli, Hort. Mak X, p. 155. Te 78 Achyrr aspera Ind, Buam. idd Ind, p. 63 Pe NT AN DR IA 697 „Tot deeze Soortg die ruuw genoemd wordt, _ IV. wegens de Aziren, behoort in de. eerfte plaats # s Ardenr, de Siciliaanfche ge-aairde Amaranth van Tour- Hodfos, NEFORT ‚ waar uit men begrypt, dat het Kruid *TUK. eenigermaate zweemt naar de- Amaranthen. Boe- „ia, wg CONE hadt dezelve afgebeeld, «Voorts is piek : thuis gebragt de Ceylonfche, naar dezelve ge- lykende; volgens de fignur van den Hoogleeraar - J. BuRMANNus. Deeze was door verfcheiden Autheuren tot het Yzerkruid betrokken, Dan ook die van Madrasf, by PL uxKeENeT voorkomen- de, rondachtige Blaadjes hebbende „ als van den Kretifchen Dittamnus. Eindelyk brengt bier ook de Ridder t'huis , het Mannetjes - - Honds- Oor van RumParus en de Cadeli van Mala- bar : zeggende , dat de Arabifche Verfcheiden- heid de Bladen wederzyds glad, groen en gelyk aan die van het Ceylonfche sie heeft , brecder dan „in de Siciliaanfche en van onderen geftippeld (*). De Heer N.L. BURMANNUS Onderfeheide de Indifche Ruuwe Kafblaiem, welke de Ridder aanmerkte als-een bafterd - Kruid, hebbende de Bladen ftomp Eyrond , dik, gegolfd en vyfmaal grooter dan de Siciliaanfche ‚welke evenwel, volgens GouaN, hooger dan eens Mans lang- te wordt, met eene Aair vaneen Voet lang. Het Honds- (*) In de befchryving der Arabifche Planten door FORSKAOHE zyn „behalve deeze, wel agt nieuwe Soorten vansAchyranshes opgegeven. i Xx ss IN DEEL, VII, SrU. óo8 VSrMANNIGE KRUIDEN. IV. Honds= Oor Mannetje, by Rumr Hi1us; heeft Areel.de Aairen fomtyds wel twee. Voeten lang, wel- Hoorn: ke door de neergeboogen fcherpe Kelken zig als nt weerhaaken aan de Kleederen hechten, en dus wy de Paden doör Wildernisfen byna ongebruike baar maaken. De Aairen zyn hier door 20 ruuw , dat iemand, die tedefe Handen heeft, zig door IE: opwaards ftryken daar aan bézeeren kan. — Men begrypt hier uit, dae dic een zeer haate- Iyk Kruid zou zyn, indien het hiet tot een Ge- neesmiddel ftrekte tegen de Roode en andere Buikloop ; zo wel op. Ceylon als op Malabat en de Molukkifche Eilânden: misfchien door gé= heel Indie, Men gebruikt daar toe , echter , meest het Witjes Honds-Oór ‚ dat de Bladen meet naat Honds-Ooren* gelykende heeft, hoewel ook gevult: flomp. Dit ke lag: heeft krui- ‚die aan Wortel Roeten en zig naauwlyks een Voet of anderhalf hoog verheffen. (2) Kafbloem met een malatinbrise rb thes Lap- de Steng , neerleggende ‚en afgebroken Aai- Plisachtie ren; de Bloempjes. meteen -bondelije van € haakte Borfbeltjes aan beide zyden, Deeze is Klimmend Majer met eene Klis- achtige Vrugt genoemd en afgebeeid door den Heer (2). Achyranthes Caulc Fruticofo diffufo Sec. FL. Zeyl. 103e Blitum fcandens Fr. Lapprceo, BURM. Zeyl, 47. T, 13e f, In CERe tâur, ciliar€ minus Bec, Plum. Ali, 93. T. 82, f, ze PE onortar MRAM ER, Gog Heer J. BerMANNus.” Anderen-hadden ze _IVá 4 ook tot het Yzerkruid betrokken: De Stengetjes vPpars fchynen- gedoornd te zyn: de Bladen ovaal we= Hama derzyds fpits: de Zaadhoofdjes gelyken naar” gr die der Klisfen, Het groeit in Ooftindie, in (3) Kaf bloem met- een „Heefterachtige uitge- Ut. on “breide Steng sde Bladen-overhoeks de Bloe- das lars. „men: geaaird;-ver van elkander, nn ond nd Selin, de galen rappig. En Deeze is. afgebeeld door B hiiinilos; die dezelve aanmerkt als een kruiperde Heefter „ hebbende ‘de Bladen fpits Eyrorid en-lang ge- freeld --desAairen ongemeen dun en: met zeer kleine Bloempjes, wel een Voet long „aan de énden omgeboogen „en in de Knopjes een zeer klêin Zaad bevattende. (4) Kaf bloem met. viervoudige Jo le Blaad Iv. en cerne Aur, die Ged ij es te A wyze. ns „Zeer gelykt eat naar venete Paro: nychia , onder. wêlken. naam gedagre Hoogleere aär dezelve ook af beeldt. ern tot mn $ n D _ \ í het 6) Achyranthes Chute Frat. patulo, Fol. ‘aiternis Bec. Achyr. alternifolia- Mant. 344. Elitam'fratcscens: Rumra. 346 Te-83 fee (4) Achyranthes Fol, quaternis linearibus &c. Paronychia Fol. ad Genicala ‘confertis &c. BURM- Zijt 184. T. Gs. f. 2. Amar. Fol, tenuisfimo &c, Boec. Mus. 44 T. 39. Ï, DEEL, VII, STUKe 700 .VYFMANNIGE KRUIDEN,’ nd if het Limoenkruid ,- Amaranth’, ja zelfs tot het _ v. Gras betrokken. Ten opzigt van de Blaadjes Hoorp- zou zy nog meest naar het Walftroo gelyken. ne tee De Kelk is vyfbladig en hee heeft vyf Bloem: wige, blaadjes. afie ame (5) Kaf bloem met laag. Heefterachtige Sten- thes diche- — getjes en gepaarde finalle-Blâudjes ‚die vlak a et. en fpits zyn; het Kroontje: gegaffeld, Deeze, in Virginie waargenomen , heeft vyf- deelige Kelkjes ‚die uit Elsvormige ftyve Blaad- jes beftaan ‚welke gebaard zyn. Ieder Kelkblaad= je bevat een Meeldraadje, Bloerblaadjes zyn er niet. Zy gelykt veel naar de voorgaande, 3 nad (6 Kaf bioem met leggende Stengen, lang wers ___ Aeggende, big Aairen en twee arie „ mnd Er Hier wordt het PE - Honds - Oor van Rome pHIUs t'huis gebragt,“ waar van te vooren is ge= fproken. Men houdt het voor het Zndifch Yzere kruid van BonTrus, Het heeft leggende „dike À “ wils kruipende Stengen, van anderhalf Voet hoog ‚ De donker paarfch „ Haairig. De Bladen zyngepaard ; ftdmp Eyrond , doch met een fpitfe Punt, aan de kanten ma De Aairen, uit de mik= ken groen, doch d ed „ES "aan (5) Achyranthes Caul. fuffruticofis &c, Mant. ste (6) Achyranthes Caul, proftratis Fruticofis &c. Auris Canis na Foemina. RuMPH. Amb, VI. p. 26. T. 11, Verbena Iadica, BONT, Jav, 150. Te, 150, “ Deel PLAAT XLIII. * den ee rd ed OPENT AND RIA 7e aan ’t-end. paarfchachtig : de Bloempjes klein, Iv. met hun tweeën vervat ineen driebladige Kelk „ ar die gefpitst: is, en hebben ieder op zyde cen'Hoorn: es Fol. lineari-lanceol. i Cliff.43. B. Lagdb, 419. Amar. Spie ea alb. hab. MAAT. Cent. T. 7. Hort Mal. K.p. 77. T. 39. (2) Celofia Fol. ovatis, Sripulis falcatis &C Amar, fimplici Paniculâ, C. B; Pin, z21. Amar. Spicâ albescente habitiore, Marr. Cent. 7. T. 7: Hori, Mal, Ko ps 25° T, 38. BUEN Fi, Ind. pe 64- U Daar, Vils STUKo ge É paarfch Penfeeltje van Haakige Borfteltjes, — SPOE Ts $ 4 Monogya C Eros t A, Haanekam. pen De Kenmerken zyn hier , een driebladige ge- kleurde Kelk, die naar de vyfbladige Bloemkrans gelykt: de Meeldraadjes om laag met het ge- plooide Honigbakje-famengevoegd : het Zaad- huisje W viel fplytende , en drie Zanden be- vattende, In.dit Geflagt zyn thans negen Bd ook | alternaal Uitheemfche Planten , begreepen , naa- melyk. (1) Haanekam met Lancetvormige Bladen iets _L Zeisfenachtige Stoppeltjes ‚ hoekige Bloem- gien fleeltjes en rappige Aairen. Ee (2) Haarekam met Eyronde Bladen, Zeisfen- E achtige Stoppeltjes, hoekige Bloemfteeltjes ei e Aairen, en Tappig da Tot PE 1) Celofia Fol. rh Stipulis fubfalcatis &c. Sy/Z. ‚d xXil, Gene 286. p. 187- 7. Weg. XII, Gen.,289. P. 205e ie Ve AFDEEL. V. Hoorp- STUKe Eenwy- wize. kt, rt Fig. 1. zoz … VYFMANNIGE KRUIDEN. Tot deeze beiden is de Amaranth , met eene witachtige dikkere Aair, van Maarin , betrok. ken, De eerfte zou in China „de tweede in Ame. “rika buisveften. Zy komen beiden in Oostindie voor, volgens den Heer N. L. BoRMANNUS, maakende-de figuur der Bladen byna het eenig- fte verfchil, Volgens zyn Éd, zyn de Aairen-uit en rooden witachtig i in deeze laatfte, De Heer. de zegt, dat zy in deeerfte, zo ver de Aaïr bloeit „ Vlecfchkleurig,, doch daar zy Vrugt draagt, bleeker zyn. Hy betrekt ’er toe de Ama- ranth, die de Aairen Vleefchkleurig heeft ‚met glinterend geel doormengd , van. ToURNEFORT. „Tot een van beiden fchynt die te-behooren , waar van, uit myne Verzameling van Fapanfche ‚My eas de zy Es” Ee lang , met den Steel „en rykelyk een Duim breed, zeer fpits Lancetvormig. De Aairen. van figuur alsmen kan zien , {pits Eyrond, naamclyk of Kegelvors mig, van Kleut uit den rooden en geclen glan- zig witachtig. (3) Haanekam met langwerpig Eyronde Bladen , ronde eenigermaate geftreepie Bloemfteclen, en langwerpige Aairen. Ais É Ca (3) Celofia Fol, oblongo- ovatis &c. Cel, Fol. Lanceolato- ovatts, H, Clif, 43. Ups. 52. Amar. paniculà conglomeratî. C+ B. Pin, 121, Amarmth major, Pan. farceîtis Aagescentivus, HERM. Lugdh, 30, GOVAN, Men 117, Pz MTGA;N DRI A Só3 } Deeze, die de. Bladen fomtyds breeder , fom- tyds fimaller heeft , behoort tot de zogenaam- ‘ 1V. EL de Amaranthus Praiostin ‚ in de Bloemtuinen Hoorp- bekend. Zy komt ’er, met de twee volgende „STUK van verfcheide Kleoren » geel, paarfch, groen „;‚ en wit, ja ook driekleurig woor, en verfiertde Bloemperken ongemeen ; maar kan naauwlyks dan in Broeïbakken geteeld worden: zynde een Jaarig of Zaay- Gewas, _(4) Haanekam met. Lancetsmys - Eyronde , ge- fireepte „ witermaate fpitfe Bladen , Zeis-Caf Temachtije Stoppeltjes enn gekamde Aairen, 4 De halfmaanswyze Blaadjes aan Ee derfcheiden deeze, die by Rumrarus Ge- meene Indifche Baek genoemd wordt. De Bladen zyn , van onderen, met roode Aderen geftreept of ook,paarfch gevlakt; de onderften dikwils drievoudig en de Takjes komen ieder uit een Oxzel der Bladen voort. Hy fchiet in Indie wel op, tot de hoogte van zeven of agt Voeten, De Bloem gelykt mede naar een Haa- nekam, zynde hoog paarfch of fchoon Karmo- zyn-rood van Kleur, (5) Haa- (4) Celofia Fol. Lanceolato= ovatís lineatis Sc, Amar. mi- not Spica fingulari, BARR. Kar. 471. Tab, 2195. Amar. Criftatus. CAM, Epit. 792, Atmar, vulgaris. RUMFH, Amb. Ve 236. T. 84, U. Dssr. VII, STUKe bera IV. eh . IV. ki nek Vv. Hoorp „STUKe v. Celofia coccinea zoode. „704 'VYFMANNIGE KRUIDEN, 5) Haanekam met Eyronde , geftrekte, niet geoorde Bladen , een gefleufde Steng en veele gekamde Aairen. De Kleur der Bloemen ís hier zoude paarfch , niet hoogrood met een paarfchen Kiel , zegt de Ridder: des de Bynaam vreemd luidt; te meer ‚om dat de Bloemen. der voorgaande Soort ook een roode Kleur hebben. De Bladen zyn driemaal zo dik als in de Gekamde, voor- gemeld, en broöfch. Zy maakt de fraaifte uit, van de Haanekam- Amaranthen: allen uit Oost- indie af komftig.” “By WeINMANN vindt men aanmerkelyke Ver. fcheidenheden afgebeeld ; doch ’ is niet moog- lyk dezelven, in haare volle Schoonheid , zelfs niet met Kleuren „in Plaat te brengen. De Duitfchers noe ‚ deswegen , Taufendfchön, dat is Biiisendfchoon; Zy werden bevoorens van den Leer En IN N. AUS gatgezien als monftreuze ine de van de vetheid van den Bras nr zyn Ed. merkte op ‚ dat dit Gewas, in drooge magere Aarde gezaaid , zeer laag blyft , brengende natuurlyke Bloemen voort (*). Uit (s) Ce hofia ze ovatis ftriêtis inauriculatis &c. Amar. Pa- za incurvâ. B. Pin. rar. Amar, Paniculâ fpeciofâ “crftatâ. J. Be tens Il, Ps 969. WEINMANN. Tub. 84585, 36, 9*, 96 (*) Zie, wat de monftreuze figuut aangaat ‚KNORR. Thef. Re Herbaria Er Hortenfis. Neur. 1770, Fol. B. h Ted $ E] 6. P mum Pomoren dk. hore Uit-Zaad van Java is hier „in de Amfterdamfe , IVe Tuin, voor eenige Jaaren eeù zodanige Ama- Arpskin; ranth geteeld , die een Vadem hoog wierd en Hoorpse met enkelde Aairen bloeide , welke door den °T®% Heer BuRMANNUS in miste is gebragt „ia, en uitgegeven (*). nnn, Monogy- (6) Haanekam smet Eyrond - Jangvetpigs Bla-, ke Ds. den ‚een opftygende-gepluimde Steng ee, a overhoekfe end. Aairen ver van elkander. a id De Ridder ‘hadt dese Soort gevormd van de Klimmende groote Haanekam der Westindiën rd door SLOANE Majer genaamd; doch de Heer N. L, BuRMANNUs brengt ze ook tot de Ooftindifche Planten ; hoewel zyn Ed, erkent; dat de Javaanfche meer gelykt naar de Regtop- {taande Heefterige Amaranth van SLOANE, De tegenwoordige ‚ van Jamaikas-heeft een-leggen- …… de ronde Steng, met Takken , die ieder uitloo- pen in een Pluim van Aairen, welke zelf ook dikwils Takken uitgeeven. De Bloempjes zyn onderfchciden „ hebbende korte Meeldraädjes en een driedeeligen Stempel, (7) Haas ; ‚© Celofia Pyramidalis, BuRM, Fl, Ind, p. 65. Tab. 25e Te Celofia Fol, ovato- oblongis, Caule asfurgente panicui- hto, Celos, „major farmentofa asfurgens &c. BROWN, Jam, 19. Blitum album men feandens, SLOAN, Jam, 49. Hiks ‚® # ia2, T. pref, vy IL Drs, vid, Son. 206: _VYFMANNIGE KRUIDEN, 5 zi 0) Haânekam met Eyrond: -langwerpige Bla de me den, een an nk en cen Eem Hoorpe >> St riete ren 3 boers Aan de. Kust van Senegal groeit eed an ear die van de anderen zou verfchillen, door drie si ige en te hebben; doch in de Behrs. worde gezegd, dat zy dérf enkelden-korten Styl heeft, … met drie Stempels, welke langer-dan de Styl en _paarfch van Kleur: zyn: zo dat zy, in dit opzigt, met de voorgaande ftrookt. De Steng, ftaat regt- op en is Krui dig „ hoekig, geftreept , anderhalf. Voet hoog, aan ‘t end gekroond met een 1 Tos- je.van witte Bloemen, die Zilverkleurige, Ey- ronde, Blikjes hebber. Het Zaadhuisje > dat rond Tae A drie Klootronde Zaaden, eg Re niee paie _ FA LE rije RR 1. dewolde, A0 eer ì Bladen; 5 getrapte Aairen, en en geval Meeldraadjes. ac jn „(9 ) Haanekam „met. es eciee joop, Bladen en Klootronde zydelingfe Aairen. oemige, Deeze beïden groeijen op ’t Eiland Ceylon. De laacfte is door den Heer J. BURMANNUS; on 09) Celofia rol. ovato- roblangis Racermo he » ‘ritilo trifda., Aant. d {2} Celofia EEL wiijenolade tomentofis ens) spicis con- fertis, Stamiuibus Lanasis. Fl, Zoyl, (5) Celofia Fol, Cnneiformibus ez &e, FL Zeyke 101, Amaranthoides Ind. nodiflorum, Burm, Zeyl. 16, Te 5e f. 2, Amaranth, Ind, globefm &c, PLUK, Abm, 27 Te J33n be Ze PEN T-A NDR Ta. 207 onder-den naam van Jndifche Knoopbloemige Ama- IV. ranthoides ‚„ welke uit den witten-groenachtige Ans Bloemhoofdjes heeft, afgebeeld. en befchrecven. Hoorpe t Is een zeer klein Plantje. TUK, \ Monogye ILLECE BRU M Hardkelk, een Een vyfbladige Kraakbeenige Kelk', zonder Bloemkrans : een enkelde Stempel: een vyfklep- pig eenzaadig-Zaadhuisje , onderfcheiden dit Ge= flagt, ’t welk zeventien Soorten » meest Euro- pifchen, bevat, naamelyk _ (1) Hardkelk met een opgeregte Kruidige ge- mk, _armde Steng. en gepaarde gladde Bladen. Bra vachia=" Bis Soort, en dedrie volgende, zyn Oost. Gene, indifche. Men vindtze Indifche Amaranth, met doorfchynende Bladen van Majer, de Hoofdjes tusfchen de Bladen verfpreid, by PLUKENET genoemd. Te vooren hadt LiNNEus dezelve zwrokken tot het Geflagt der Kafbloem, De Steng_is Kruidig met Lancetvormig- Eyronde — Bladen „ en draagt veels kleine ruige Aairtjes , die wit zyn , by elkander. in de Oxels der Bladen als ook in de Mikjes der Takken, (2) Hard= (1) Hikeebrum Caule ere&o Heil brachiato &e, Syl, Nat, Pig. KUIT. ‘Gen, 290. p. 205. Mfant, 213: Achyranthes bra- chiata. Mant, so. Amar, Indor, Bliti Folio &c, PLUK, Aim, Wrist yr, Yy2 IL. Deer. VII. STUK. 708 VYFMANNIGE KRUIDEN. IV. _ (2) Hardkelk , dat Heefterachtig is , met ge ef mn paarde Bladen en famengeftelde Aairen, die prior by elkander vergaard zyn. plens Deeze, Bloedige Kaf sloem genoemd geweeft, eran om dat de Bladen wederzyds Bloedrood zyn, gert heeft de Steng dikwils leggende, zeer T'akkig: de Aairen digt by elkander, ongefteeld , los en Wollig:den Kelk groen en ruig: de Meelknop- jës geel, den Stamper paarfích. “Het Roode Yzer« kruid van RumrPnius is hier thuis gebragt geweelt, zi (3) Hardkelk met een bna Kruidige restop- oevdld. ftaande Steng , zydelingfe Bloemenen over- ss Kaes Bladen, 7 Fig. z.. hd js den Ridder heef? ft deeze de est steng ftyf’, ‘eenigermaate Haairig , van onderen alleenlyk gee takt: de Bladen gefteeld, effenrandig , fpitsach= tig, van boven kaal, van onderen Wollig: de Bloemfteeltjes zideings zeer kort, met drieof vier ongefteelde Aaîren, die ongelyk zyn, met een Blaadje. Vyf Meeldraadjes van onderen fä- mengevoegd , door middel var eene vyftandige Kroon: een cakeld Nierachtig Zaad, _ Van (2) Mllecebrum Frutescens, Fol. oppofitis Sc, Achyranrhes Sanzuinolenta, Sp. Pl, 294, Verbena rubra. RUMPH. Amb. Vik p‚ 60. T. 270 fe 20 (3) Illecebrum Caule fübherbaceo ereto &c, Achyranthes Lanata. Sp. Plant, 296. Chenopodeum incanum Racemofum &c. BURM. Zeyl. so e 26. f. 1. Amar. ‘Ind, verticill. al bus. PLUK, Ala, 27, T. 75, 5 8 dedeibae: Hort, Jlal, Xe pe 75: Te 29 5 t de Bren TS AONZDER CEVA. 709 Van deeze komen, volgens den Heer-N, Le IV. BURMANNUs, twee Verfcheidenheden voor, enn in grootte verfchillende , waar van de grootfíte Hoorp= de Steng regtopftaande heeft , met zeer veele STUKe opgeregte, ‘T'akkige Aairen; wordende van de Ja-,„/"£r _vaanen Cundang Casfi en Folle- Kotte genoemd; - de kleine een leggende Steng, met byna enkels de, zeer korte, eenvoudige Aairen, Deeze laat- fte teelt uic ‘het gevallen Zaad fterk in de Tui- nen «voort. Met dezelve komt de Ceyloníche Ganzevoet ‚ van den Heer: J. DURMANNUs;, ne naast overeen, zo wel als de Indifche Amaranth van PLUKENET; maar van de Heefterachti- ge heb ik Takken van twee Voet lang uit Oost-. indie afkomftig,, die een geheel Bndleit: Vertooe ning maaken 3 gelyk uit de Afbeelding van een 'Takje daar van in Ee 2» Op Plaat bni biykbaar is. NE _(4) Hardkelk met ‘eene allee’ re, giga Pe de „wit Wollige Stensen overhoekfe Bladen. Jao tg Decze is, onder den naam van Zrefine Ja- Jaaa, vanica , door den Heer N. L, BURMANNUs | afgebeeld; Het zou de Witte Amaranth vande Ganges, met fimalle Salie- Bladen , zyn van Prv- KENET. Zy heeft Eyrond. Lancetvormige Bla- den, die, gelykerwys de Steng , wie Wollig ZYN, a 4 Ulecebrum Caule Herbaceo ereto &c, Irefine mnd „Fl Ind. 212. T. ós. f. 2. Amaranth, albus Gangeti En Kl Alm, 26, Phjt. Te "To. É, Te IH. Dear. VIL, STUK: TIO VyYrFMANNIGE KRUIDEN. zyn, van boven Afchgraauw, Aan ’t end komt Es cen Pluim van Aairen voort, die uit doorfchy- Hoorp- nende groen gekielde. Kelkjes beftaan. Het STUE _ Vrugtbeginzel vis. Klootrond met twee roode Ee, zenwje Stempels , het Zaad glimmend zwart. Volgens gezegden En ene gek de Steg wel een Vadem hoog. IV« AFDEEL, mie (5) Hardkelk. met gekranfte naakte Bloemenen Verdellen leggende Stengen. tun. Gekranst, « Nu volgen Europifche Soorten. Deeze komt alom voor; behalve, zo ’t fchynt . in Duitfch- land en in de Noordelyke Gewesten, In onze Provinciën wardt zy in Vriesland, in Overysfel en ‘het Sticht , op vogtige Zandige Gronden ; kier en daar ge Ee REAL: LANE noemize Moeras - Paronychia met Blaadjes van’ Wilde Thym. TouRNEFORT hadtze in-de Levant waargenomen, „De Sneeuwwitte kruipende Po- dygala van C, BAuHINUs,endie, welke Loe „BEL afbeeldt, hooren hier thuis. se vr (6) Hardkelk met eenzaame Bloemen zyden afratiee lings, en daag Heefterige Stengen. Spaan(ch. é EE (5) Iilkeebrum Flors verticillatis nudls pin osp, Dan, 335» Ile. Caul. procumb, R, Zagdh. 214, DALIB. Paris 76) 1260 ilecebrum. H. Clif. 492. Paronychia seird paluftris. Var Paâriss 157, Te 15. f. 1, GOUAN Adonsp. 117. GORT. Belg.-6s ins 4 Hliedebram Flor. lateralibus En Ilec. Cauleerec R. Zupdb. ee Raeoprohid Hisp., Fraticof Myxti luïie, zeil dnf, so8, PE NOD AN DR IA, Zu Deeze is Spaanfche Heefterige Paronychia > Ave met Myrtenbladen „ van TOuRNEFORT ge- “Top tyteld, Zy heeft cen opftaande Steng, De Groei- Horo: plaats is in Spanje, (7) Hardkelk met de Aairen in Kroontjes over nn, dt eene zyde en verfpreide Stengen, Comofum Kroonig. Deeze is gevonden in Portugal, als ook in Languedok en Provence. Het is, gelykde bei- - de voorgaanden „cen klein” Kruidje, dat naar het Varkens-Gras gelykt , hebbende een Draad- achtige.Steng, bezet met vier fmallc. Blaadjes. De Bloemen zyn vergaard tot Aairen, en dee- — ze tot Kroontjes „ zo op zyde als aan *t end der Takjes. Het heeft de. Kelken vyfbladig, gekleurd , met Baardjes. Boccone hadt het Varkensgras, met gedoornde loodjes muichen ‚de Knietjes , geheten, (8) Hardkelk , die de Blaman met Eras enn Blikjes omringd heeft; de Stengen leggen- chia, gn de; de Bladen effen. Schubbig. De Bloemen zyn, in de cock re Blik- (7) Itleéehrum Spicis Cymofis fecundis ‚ Caule diffufo. Mor. Hifi. IL. S. .-T. 29. GER. Prov, 337, GOUAN Mousp. 118. Polygon. Capit, inter Genicula echinatis. Boe. «Sic. 41. Te Rr EN (8) Ilecebrum ain Brat, nitidis obvallatis &c. Herniaria Squamis.nitidis &e. H, Cliff. Ups. R. Lugdh. &cc, Paronye chia Hispanica, CLUS, Hit. Ile p. 183e isp. 473. TOURNEe Taft, 597 4 Yya H. Dirr, VII. Styx, 712 VrrMANNIGE KRUIDEN. IV. Blikjes of Schubben, byna geheel verborgen in Arvzer, deeze Soort, dk de Spaanfche Paronychiá Hoorn. is van Crusiuss; waar uit de Groeiplaats STUK __blykt. Zy komt ook voor in Languedok en Pro- ee. 'vence, Het Kruidje-verfchilet anders van de voorgaanden weinig, (9). Hardkelk , wier end- Hoofdjes met glanzi- ix. ee ge Blikjes bedekt zyn ;de Stengen byna regt- zen —opftaande , de Bladen gehaaird van onde: _ Hoefdig, sl ‚ren ruig. Deeze is eenigszins fraaijer door de opftaan- de Stengetjes en de glanzig of Zilverwitte Hoofd- jes, die groot zyn naar de kleinte van het Kruid- je, gelyk uit de Afbechling by Lore blykt. De Groeciplaats is als nen, x. SE Io) Hardkelk Er Ez MDT int gn Steng 5 de Bladen ovêrhoeks en gepaard, Bengaals, Lancetvormig » rwigachtig. De Steng van deeze, die te Bengale , op Ja- va, en elders in Oostindie groeit, is regtop- …_ftaande , ruigachtig , een of anderhalf Voet hoog : de Bladen, die byna ongefteeld zyn, en breed Laieomnie: gefpitst, ruigachtig, wederzyds groen, groeijen ten deele overhoeks, ten deele. gepaard of tegenover elkander , aan de and : ‚de (9) Wtecehrnm. Bradt. zes occultantibus &e, Paronychis Narbonen(is «ereâta. Tourn Inf. sog. GOvAN Monsp. 115. Polygonum montanum Btrved minimum. Los, Jeon, 420, (ca) Likecebrum Caulc. ereo , Herbaceo &c, Jant, alde PoE NT RER Ke 73 f de Aairtjes , die klein, ruuw en wit zyn, zit- ten niet alleen in de Oxels der Bladen, maar ook aan den top, alwaar zy rondachtig an Hoorn: Zyn, zonder Bladen. bd Die Soort van dit Geflagt, waar van ik een Ze Tak bezit meer dan een Voet lang, uit Oostin- 1 zen die gekomen, verfchilt aanmerkelyk van deeze, *%& Zy is in Fig. 3. op Plaat XLIII. afgebeeld. De Steng, die regtopftaat, is glad, geelachtig en met Leden, waar van het onderfte byna een - half Voet larigte heeft. Van binnen fchynt zy hol te zyn,als Riet. De Bladen groeijen gepaard aan de Seng; by ieder Knoop twee, en daar - geeft dezelve ook fomtyds Takjes uit. Zy zyn fimal Lancetvormig, met een kort Steeltje. In de Oxels der Bladen komen de Bloemhoofdjes voor , waar van de onderften rype Zaadhuis- jes bevatten met een enkel Zaad. De Bloem- hoofdjes zyn glanzig wit, uit getropte Blocmpjes famengefteld, Aan dit geheele Gewas is gene Wolligheid te befpeuren. s Cr1) Hardkelk met verfpreide Bloemen, die vr vergaard zjn, even groot als de glanzige fÌe re Blikjes, en leggende Stengen. Saabifen, IV. ÂFDEELs In Arabie zou, door wylen den Heer Fors- KAÖHL, deeze waargenomen zyn, naar de agt- fte Soort gelykende, doch fmaller van Bladen, en (x3) Iihoeebrum Floribus fparfis congeftis &c, Jfant, ste Y t _ U Denz. Vile STUM, 214 VYEFMANNIGE KRUIDEN. IV. _en-de Bloemen niet tot end- Hoofdjes vergaard, DEEL: maar langs de geheele Steng verfpreid hebben; Hers: de, met de Meeldraadjes van onderen famen- STUK. gevoegd en twee Stylen. In de uitgegevene Er Flora Arabica, van dien Kruidleezer , vind ik echter geen ééne Soort van dit en opge tekend i-todrorner 3 Xi (12) Hardkelk met ie ivalendE ER Sten- ehrum Es edn gen; Eyronde gefpitfte Bladen, het tegen» js = overfbaande kleinft : de Hoofdjes byna Klat: Ag, rond en eenigermaate gedoornd, DiLLeNrus hadt deeze ‚niet Achyrantha, maar „Achyracantla genoemd , als. een Plant met Kaffige Bloemen en gedoornde Hoofdjes. Hy geeft jer Bladen van „Witte Majer_ aan, en zegt )e n Engel- fehen- PK rdenrier SHELANDS ‚ van ‚ Buënos Ayres, de Hoofdftad van Tucuman_ in Zuide Amerika ‚gezonden waren. De Ridder heeft waar- fchyolyk, door overhaafting, van Twcumania ge= maakt Twrcomannia , en dus zou men-deeze Plant, die een Weflindifche is, uit zyne Spec. Plantarum’ voor een Turkfche aanzien : ’t welk wat veel verfchile, €, 3) Hard. (*) Men zou ee denken , of het ook zyne, Achyran- Shes procumbens ware, welke hy maneszihe noemt, doch die hadt end - Hoofdjes (12) Dllecehrum adat repenribus pilofis &c. Achyrantha repens Foliis Bliei rad Di Ehh. 8, T. 7e fe 7 Pram notitie WE (23) Hardkelk mes kruipende ruige aes IV. breed Lancetvormige gefteelde- Bladen en vs rondachtige kaale Hoofdjes. E STUK. Deeze, die in de Westindiën op de Zee-Oe- XH L vers groeit, is Kurasfaufch laag Amaranthoides , Pen met Bladen van, Varkens - Gras „ door HER- vi iens- MANNus geheten. Als eene Verfcheidenheider: sachrige behoort daar toe, de Ruige Zee- Amaranthoi- des van PruMier, met Bladen als van Zee- Porfelein, Naar. de volgende gelykt Ze zeer:, doch heeft de Steelen, niet de Bloemen, ruig, (4) Hardkelk met kruipende gladde Stengen ; Eed _breed. Lancetvormige gefteelde Bladen en pikbiadig. nd ruigachtige Hoofdjes. Hier behoort de Zee - Amdranthoides van PrLuMtER, met Varkens- Gras. Bladen en Zil- verkleurige Hoofdjes, Dezelve groeit ook op de Zee- Oevers van Amerika en nu in Spanje, zegt de Ridder, en voegt ‘erby » dat de Bloempjes , voor feherpziende Oogen , ruigachtig zyn. De Hee had (15) Zilecebrum Caulibus tepentibus hirtis Sec. Mant. 335. Gomphrena Polygonoides. Sp. Ph 1. p. 225« Herniaria hix(uca re pens 8ec, BROWN. Fam, 134, Amarant. humile Curasí. HERM. Par, 17: T. 17e SLOAN. Jam 48 Hif. 1. pe rar. T.36.f. 2.8. ae enten hiefata Halimifolio. PLUM. Je 12,T. 21 ig (14) Iikecebrum Gaulibus- repentibus glabris Sec oe _ma Ficaidea. dn Amer, Hift, so. T 6o, f, 4, Amaran thoides marina repens. PLUM, Sp. 20. Gomph, Canle diffulos KR Jiugdb. 413. 1, Denig VIE, STUKe Ae Boor STUK. - Prent 716 VSFMANNIGE KRUIDEN. Heer JAcQuIN beeldt een Plantje af, dateen groot Onkruid is op de Velden van ’t Eiland Martenique , en langs den Grond kruipt , fchie- tende Worteltjes uit ieder Knietje, Het heeft de Bladen, zegt hy , Wigvormig ftomp Eyrond, fpits , ongeftecld, ’ welk aanmerkelyk van de bepaaling deezer Soort verfchilt. Hy befchryft het onder den naam van Gomphrena Ficoidea, onder welken deeze Soort bevoorens doof Lys NEUS was geboekt, maar oordeelt, dat het nae der komt aan de Celofia , volgens de opgege- vene Kenmerken, XY. Zilecebr um Jesfile. Ongefte (15) Hardkelk met vite Stengen, die wee derzyds Wollig gekield zyn; Lancetvormi- ge byna en ik en stig _… 86 graad _Hoofdj: Mirani Dit dient genoegzaam tot aderen van het Kruid dat RumrPmius Garnaalen - Moes noemt, om dat men het, in Oostindie, by_ de Garnaaten kookt, Volgens zyne befchryving moet bet niet zeer klein zyn: want de Leedjes der Stengen waren drie of vier Vingerbreed van el kander , geevende wederzyds „en als in *t kruis, ‘Takken uit, Hy merkt aan ‚dat hier van eene eee was met Kleinder ; fmaller en dik- en) Iilecehrum Caul. repent. glabris &c, Gomphrena fes- filis, 116. Amaranthoides humile Maderaspats- nam &c. PLUK. Aim. 27. T. 133. fa 1, “Ammar humilis Fol, oppofitls ge. Burm. Zeyh 17. T, 4 6e 'à, Coluppas Hert, Mal, Xp, zi. Te 9. - Porn TAN DRIE ni dikker. Blaadjes, welke misfchien tot de volgen: , de Soort zou kunnen behooren. Ie a De Heer BurMANNUs merkt aan , dat aa een wonderbaare Verfcheidenheid in doeh Soort "te heerfcht, zo ten opzigt van de Stengen, als de, Grootte van ’ Gewas en der Bladen, die Ey rond „ Lancetvormig , langwerpig, Ovaal, on- gefteeld of-gefteeld zyn, en de Hoofdjes en« keld of famengefteld ; gelyk uit veele mon(ters , van Javaontvangen, bleek. ikheb’er één , onder myne Oostindifche Planten „ die-als een middel- flag is tusfchen deeze Soort en de voorgaanden. (16) Hardkelk met kruipende gladde Stengen — Deeze in Brafi |, op Kurasfau, als ook elders in de Westindiën gevonden, is door de dege der Blaadjes genoegzaam onderfcheiden, ans: en byna Rolronde Vieezige Bladen : de Jeram Hofdes langwerpig, glad, aan % end; Wor mtd 5 (17) Hardkelk met verfpreide Btengwis Omen: XVII. de Bladen en vergaarde Bloemen met glan- son zige Blikjes. „Hier wordt de Spaanfche Pranjeli „ met Bla- ( zi Ilecebrum Caul. repent. glabris &c. Gomphrena vermiculdris. Sp. Plant. I. p. 224. Caraxeron humile, Varur. Mem de 1722, Amaranthoides humile Gurasfavicum. prees Par. is. T. T5.“PLUK Alm. 7, T,75.f. 9, Amaran- Aizoides &c BREEN Pradr. (17) Hteebram Caul, diffulis , Fol, ovatis &cc, Alant, s1, Pa- zOnychi ag eeen Alfinifolie Capitulis minoribus, TOURNE, Int. so8 IL Dstr, VII, STUK, wi infde bladige 718 VSrMANNIGE, KRUIDEN. IV. Bladen: als van Muuren leggende Stengetjes AFDEEL met kleiner Hoofdjes (*)3-die “door Tour Haar) NEFORT voorgefteld es betrokken, Eenwoy- UT ADX _Melk- Kruid, _ De Kelk is eenbladig, zonder Bloemkrans-+ het Zaadhuisje cenhokkig „ vyfkleppig, vyfzaa- dig, in dit Geflagt j welk maar ééne Soort be- 1. vat (i); die men in ons Land, alwaar het veel marke, Op brakke ‘Gronden-en Zee: Stranden groëit , Zee- Melkkruid noemt. De oirzaak dier benaa- ming is afkomttig van de Ouden , wier denkbeeld was, dat door deszelfs gebruik het Zog der Vrou- wen “vermeerderd werdt. %,Is zekerlyk een ge= Zee Melkkuid. lt — zond Kruidje, byna met de. Beekeboom of Pors …felein overeenkomende „ dat fommigen als Salade sten. Het valt niet alleen op onze Stranden „zo aan de Noord- als Zuiderzee ;, op die van En- geland , Sweeden, en elders in Europa, maat ook, volgens de Heer ParLaA's, op zoüte Moeras Gronden , binnenslands ; in Siberie „en zeer overvloedig aan de Ooftzee, LOESEKE heeft het in Plaat gebragt onder de Pruisfifche Planten. Men vindt het ook by Lo gE L afgebeeld. De C- (*) Dus wordt: zy uit het Werk van TOURNEFORT , in Mant. prima ‚p. S3, voorgedragen; doch die Auttieur heeft, Capita minus compalfis; dat is minder digte of losfer Hoofdjes, (1), Glaux. Sy. Nar, Xl, Gen. 288, p. 188. Vege Xllle Gen. 2, Pe 207.-Al, Cf. 43. R. Lugdb, 417. Fl, Sute. 199e »Glaux maritima, -C‚ B; Pin. 215, Aline bifnlina Fru&u Ende Radice geniculata, Loes. Prus/. 13: Te 3e. Glaux exigua maritima, an Dioscoridis, LOB. hann 4 nd Po gom or! AOR D-RUITA 7D Deze Autheur ftelt twyfelachtig "ofhet de Glaux van Droscoripes zy. Inderdaad, dar zyn andere-Kruider, welke insgelyks dien paanr voerd 4 behoorende'tot de Vlinderbloemen, En 3 “wat de: gezegde eigenfchap aangaat, van, het-Zog te vermeetïderen „-dezelve ae mien ook invandere Planten. KE, ÂFDEEL; Vie HooFpe STUK. ** EE Het isvecen laag, Kruidje ; naar Mur Eelke de, met tweesovaale Blaadjes by elkander aan de-groene? Stengetjes ,' die. knoopig of met Leed. jes zyn, ch in” komen s - paarfchâchtig van Kleur, verfierende dit Plantjevongemeen. De meefte Stengetjes en ‘Takjes leggen, doch fommigen verheffen zig, draagende tonde Huisjes als Koriander - Zaad , waur in vyf Zaadhuisjes vervat zyn. De Wor- kel blyft over en fchiet ’s VO weder uit, „TEESLOM Vlafthblad. — “Dit Geflagt heeft eenen cenbladigen. DE daar de Mecldraadjes ingeplant zyn, en cen enkeld Zaad , dat met den Kelk gekroond is. Het bevat eee elf Soorten, als volgt, (1): Vlafchblad met een Bladerige ste en -Liniaale Blaadjes. Dee- En Thefiem paniculâ, FoliaceÂ, Fol, Tincaribus. sp. hon Xin Gen, 289. ps 188e,Pege XIIL, Gen, 292. P» 297: H. Cliff, «1, HALL, Melv. 183. DÁr18. Paris. 75. GOUAN Monsp, 113e Linaria montana. C, Be’ Fix. 213 Anonymos Lini folio, CLUS, Pan, 332. Alchimilla Linariz folio, TOURNE. Jn/?, 599, _M, DEFL, VII, STUKe HA Annmals 720 V‚yFMANNIGE Kruiden: Deeze voert den bynaam van Vlafchbladig ; om de zelfde reden , waarom -de Duitfchers aan Hoorn: dit Geflagt den naam van Leinkraut geeven, Ik Eenwy- like, noem het liever Wilafchblad , dewyl die naam aan het Kruid Linaria eigener toebehoort en tytel deeze Gemeen; om dat zy de gemeenfte Soort is, voorkomende op drooge Gebergten in . Duitfchland-en de Zuidelyke deelen van Euro- pa, als ook in de Levant en volgens den Heet ParrAs in-Siberie BaAunINus hade het Berg. Vlafchkruid ‚met witachtige Bloempjes 4 geheten, en Tour nNeror Tt Byvoet met Vlafche kruid -Bladen ‚ hebbende den Kelk-der Bloemen wit, „Volgens Govan is ’t een Kruid van anders half Voet hoogte in Luanguedok, Volgens Cru- sIUS ‚ die ’er de Afbeelding van geeft heeft het by Weenen Takjes van een Voet lang, maar by Parys viel het kléider, De Heer Hare LER zegt, dar het niet zeldzaam, voorkomt, op de Switzerfche Bergvelden en befchryft het als zeer Takkig ,‚ met ftyve fmalle Blaadjes, gee- vende overal Bloempies , die in 't eerst groen achtig wit, vervolgens geel worden, Hier onder zit het Vrugtbeginzel , waar uit de Slippen van den Kelk fpruiten, die Klokvormig is;-in viet of vyven gedeeld, geevende even zo veel Meeldraadjes tot de zyden uit. Hy heeft van binnen de zelfde Kleur als de Bloem, De B is enkeld; de Stempel Klootrond, (2) var PE NT AN DRT Aa. ot @ Vlafchblaäd mét een gebladerde Tros en Li- niaale Bladen. Op de Bergen en Heuvels van Italie en Pro- vence, niet alleen , maar ook omftreeks Wee iv. AFpeits Vv. Hoorp- STUKe TI. Tbek nen (*), komt db voor , welke van de voors pien gaande verfchilt door niet Takkig te zyn, de * „Bladen fmaller „ digt by elkander; de Bloemen hiet gepluimd maar getroft te hebben , zynde dezelven dikwils in wieren, niet in vyven , ja ook fomtyds in dricën gedeeld. Deeze Soort ver- gaat tegen den Winter mie stmgan. beeft een over- blyvende Wortel, rs Vlafchblad met byna geaairde , Haairsyys” „ogewolde ‚ zydelingfe Bloemen, en Elsvor= mige Bladen. De reden van den Latynfchen bynaam deezer nieuwe Soort, die aan de Kaap der Goede Ho» — ol pe , door den Heer KorNnIie ‚ gevonden i is, nief doofgrondende , noem ik ze Wollig, wegens de ( 5 Thefam Racemo foliato „ == linearibus, Linopbyllum „Collinum lignofú minus. PONTH. Anth, 261, SEG. Peron ek ‚Pp: oo, Alchimilla Alpina Linorie-foliis cc. TILL. Pis. 6. Alchim. Linarie folio &c. SHAW. Spèêc. T4. JACQ. Vind. : _ 213, GAR, Prov. 442. Te 17. É. 1 (*) Habitme in Italie Alpibas , „in Sazcie Collihus , zegt LINNKUS in Spec, Plant. Waarfchyulyk zal dit ook een Druke feil zyn „ om dat het onder de Sweedfche Planten nict is aan- Betekend. JacQqurn vondt her by Weenen in Ooftenryk. (3) Thefium Flor, fabfpicatis fecundis. ciliato- Lanatis, fant, 2r3. Za H, Deez, VII, STUK. 723 VYrMANNIGE KRUIDEN. AV. de Wolligheid der Kelken, De. Stengetjes zyn AFDEEL. maar een Handbreed hoog, met een Bloemtros- mean je aan ’t end. wi. (4) Vlafchb'ad met Soor efen Bloemen en vn ve _Elsvormige zeer korte Blaadjes ver van cl- jie kander. Deeze „cok aan de Kaap groeïjende, is groo ter, hebbende een Steng van drie Voeten hoog , ter dikte van een Ganzefchaft , regtop{taande b oogfchynlyk Dyna Bladerloos. De Aairen Zyn byna van dikte als de Pink, door ie bd Ere onderfcheiden, y. 6) Vlafchblad met ongefteelde end = Hoof djes » ale driekantige gladde Bladen. en ngen Blikjes. vr. (6 Vlafchölad » met Kroontjes « «Bloemen en Li- Seri um. Gaaskt, niaale afloopende Bladen. Deeze beiden groeijen ook aan de Kaap, en het laatfte is door Bercrus omftandig be- Schreeven, Het heeft cen Heefterige Stcng; vi. =G) Vlafchblad met Krhòntjes - Bloemen enlang-” em | werpige Bladen, ‚_Deeze ; (4) Thefsum Floribus Spicatis levibus-&c. Mant, z14e ={s) Thefians Flor, Capit. reren gd Thef. Bloc, Capiratis. R. Zuzdb, 2140 (6) Thefium Flor. Umbellatis , Fol, inearbas Se Jar. al4 Cap. 73, À (2) Phefim Flor. Umbaell. Folii 1 D tareurg Atcyroides Pgo. PLUK, Mant, AT. Eat Se PE NP ACN DR IA 223 Deéze Soort komt voor, op vogtige Weiden _1Ve van. Virginie en Penfylvanie, en blyft over, vol- Arpzaks gens den Heer Karm. De Steng verdeelt zig , Banca boven; in “Takjes , die vyf- of driebloemige TU onogye Kroontjes draagen. uid. (8) Vlafchblad met gefteelde Hoofdjes en drie- ee kantige Bladen , welke aan den rand en Jeakran, Kiel-uitermaate ruuw zyn. > er ©) Vlafchblad,, dat geheel gepluimd Ee, Jas _Dit, „zo wel as’ ad vorige. » ook aan de, Kaap Z ) Gepia ied: a eftende „heeft een. byna HoutigeS teng van, »‚ gebeel tot een Bloempluim ger Geh, als in het Walftroo „en maar zeer kleine. Blaadjes hebbende, waar van de bovenften Els- vormig. De Bloempjes zyn ook zeer klein en gefteeld „ hebbende een, onder - Kelk , Ke in drieën , vieren of vyyen , gedeeld is „ af van den bovenften , en_de ; Vrugt als Koriander. Zaad, gelyk in andere Soorten. Veel Bloempjes, misdraagen hier, (10) Vlafchblad met st byna geaairde, eenzydige, 5e. Ek , gewolde Bloemen. > eaule Omvat Op tend, a drang cijteiin Pedunculâtis, Fols bren Sc, BERG. Cap, 72. (9) Thefium' totum paniculatum. Mant. sr. Go) ae Flor, eni fecundis , cftiato » Úsnatis, VAREN Ie DEEL. VI, STUK, 124 VYFMANNIGE KRUIDEN: IV. Op hooge Bergen aan de Kaap groeit deeze, AFDEEL: qie de Steng-byna Houtig; regtopftaande en vier Hoorp= ‘ Voeten lang heeft ‚ met fpits Hartvormige Bla- STUK. den van een Duim groot „die dezelve omvatten. wa Aan ’t end komen Trosfen voort van kleine Bloempjes , doormengd met grootere Eyronde Blikjes. ; EE EER Vlafchblad met drithloemige pen Steele Bapa. En. jes en Vleezige bna Eyronde Bladen, Diktladi. Deeze , van den zelfden Landaart , fchynt door PLUKENET, onder den naam van Afri- Raanfche Boomachtige Plant , met Porfelein- Bla- den, voorgetteld te zyn. De Heer Berorüs heeftze omftandig befchreeven. Hy zegt, dat het Gewas zo zeer naar de Euphorbia gelykt ‚ dat men het ’er, in den eerften opflag. ‚ byna voor zoude zanzich. De Steng ís Heefterachtig. en de Bladen zyn byna een Duim groot als in't voorgaande : zo dat decze twee Soorten veel van de anderen afwyken. Pa per ra, Knapbesfen. ‚ Onder de Ptanten , die de Bloemen, eer zy open gaan , gedraaid hebben, is dit hes eet voor- komende Kruid, hebt den Styli nge deeld, Het brenBen ledige, broofche „ tweezaa- dige Bezie voort ‚en t Knap- besfen. De (ir) Thefium Pedunculis trifloris terminalibus Sc, BERG Cap. 74. Planta Aftic. Axborescens Portulacz foliis. PLUKe Amalih. 173e Pag NT KOR DRT A. 725: De cenigfte Soort (1) is een Ooftindifeh Ges 1V! was, dat Rum rurius Stinkende Winde noemt: dak eri à Het groeit Heefterachtig , met een Stan van om- oars: trent. een Vingef dik”, "die Ranken uitgeeft als STUK de- Winde , doch met Bladen , welke paar die pel van Zuuring gelyken-of van Patich „ als niet ge-{eride: ae, oord zynde , met lange Steelen. Deeze Bladen hebben een zodanig viezen Reuk, dat de Indi- aanen het Gewas , in hunne raal ‚ deswegen Veeftblad noemen, In ’t voorbygaan van plaat- fen , waar dit Kruid veel groeit, houdt men de Neqs toe , wegens den Stank, Nogthans-wordt het Sap daar van, of het Blad zelf, tot Wind- breeking ingenomen. De Bloempjes komen Tros- wyze uit de Oxelen, doch gelyken meer naar kleine Klokjes of elfje, dan naar dieder Win- de; Zy zyn meest gefronzeld of gedraaid „en daar ep volgen Vrugten als Kruisbefiën-van binnen. _hol , en maar twee kleine Zaadjes „ als aam; bevattefide.” ALLAMAND A, „Dit Geflagt heeft zynen naam van den Heer ALLAMAND, thans Geneesheer van het Kei- zerlyke Hof te Petersburg ‚door wien de Kruid- Kunde onlangs verrykt is met verfcheide nieuwe Geflagten van Plânten , door zyn Ed, in en by onze (1) Paderia, Syf?. Nat. XII. Mant, s2. Vege XIII. Gen, 1252. P. ze8. Convolvulus foetidus, RUMPH, Amb, V.p. 436. T, 160, Apoynum foetidm, BURM. FJ. Ind, p. 71, 23 M, Dasr, VIL, STUKe IV. FD v. HoorD- hen 226 > VYFMANNIGE ÉRUIDEN, onze Volkplantingen , aan de Kust van Zuid. Amerika, ontdekt De eenigfte Soort (1) wordt Klimmende Melk- geevende Echinus van BA RRERE genoemd, Zy Ailamanda groeit door geheel Guajana aan de Rivieren: Het eten, js een Plant , die aan de Ranken vier ongefteelde tende. E. Vinca minor. Kleine, Bladen in ’t kruis heeft, welke langwerpig ftomp Eyrond zyn ‚meteen Puntje. Aan ‘tend der Ran- ken komen zeer groote geele Bloemen voor:, Het Zaadhuisje is Linsachtig , regtopftaande ‚ ge= doornd , eenhokkig , tweekleppig , veelzaadig. Het Aftrekzel der Bladen , ’t welk purgeerend is , werdt aldaar tegen het Kolyk van Poitou gebruikt. V rsca. Maagdepalm. Hier zjn de Bloemen ed doch ike opengaan : huisies’ twee in getal, ftaan er en e vatten eenvoudige Zaaden. Van dit bekende Gewas komen wier Soorten: woor, naamelyk _(1) Maagdepalm met leggende Stengen, Lan- cetswys’ Eyronde Bladen en gefteelde Bloe- Dit MET. (1) Allamanda, 8y/. Nat, Weg, XIII, Gen. 12905: Pp: 209» Alant 214, Echinus fcandens Latescens, BARRER. AEguinolf, 48e (1) Vinca Caulibus procumbentibus , Fol Lanceolato- ovatis &c. Syfl, Nar. XII. Gen, 293, p. 139. Pig, XIII, Gen. 295: Pe 2o9. Vinca Fol, ovatis. H, Clif. Ups, Mat, Med, Re Lugtbe 412, Parvinen. TpuRnt dele; kig HarL. Helv. 326. GOUAN Afons C.B. Pis. zor Clema- tis mn Ron. Penpe, 405. Cicm. ae vinca Pervinca an Centunculus Pliniis LOB. Ze, 635 PE-N:T AN DR IA %99y Dit zeer bekende Kruid groeit, volgens den —1V. Heer de GorTer,in de Bofchagie voor Ulen- Arnen. pas in Gelderland. Misfchien is het derhalve-on- Hoorns der onze inlandfche Planten te tellen, aangezien STUK men het in Duitfchland , Engeland en Vrankryk, „ig 757 wild grocijende vindt. Niets is gemeener aan de Wegen in Switzerland ‚zegt de Heer Harrer, dan de gewoone kleine Maagdepalm, Dien naam heeft hetzelve , om dat het Loof , gelyk bekend is, by Trouwgevallen van jonge Lieden , tot het verficren der Maagden niet alleen, maar ook tot het beftrooijen van Bruid en Bruidegom , gebruikt wordt. De Latynfche naam; Finca pervinca, is de Moeder van den Icaliaanfchen Pervencha, den Spaanfchen Pervingua ; den Franfchen Pervan- che enden Engelfchen Pervinche, De Duitfchers noemen het Sinngrun of Wintergrun, die van Brabant en Vlaanderen Winkoorde. De Geftalte is te bekend, om;befchreeven te worden. Pr1Nius noemt het Clhamedaphine of Laage Laurier , en anderen Clematis Daplinoie des , om de klimmende Ranken, die het heeft, en dat de Bladen eenigszins naar Laurierbladen gelyken zouden, Ik zal alleen aanmerken, dat 'er , wat de Kleur der Bloemen en Bladen aan- gaat, vecle Verfcheidenheden van zyn. Die met bleek blaauwe Bloemen is degemeenfte, Voorts heeft -men ze met witte „ paarfch- of roodachtis _geen bonte: men heeftze met dubbelde of ge- vulde Bloemen , van alle die Kleuren, en met bonte Bladen; doch in *t wilde vindt menze by- vj | na 1. DEEL. VIT, STOK, 728 VYFMANNIGE KRUIDEN IV. na nooit dan met bleek blaauwe Bloemen: des BRD: Hoorp- oirzaakt zyn. bes De Maagdepalm is in de Apotheeken bekend , Be WI doch weinig in gebruik. De Bladen zyn bitter van Smaak en hebben een Samentrekkende kragt. Om die reden vindt menze tegen den Witten Vloed, tegen de Neusbloeding als men dezel- ven flegts in de Mond houdt of in de Neus fteekt „ten als een Wondzuiverend Middel aan- gepreezen. Het Afkookzel , in Melkwey , zou, volgens ToURNEFORT , tegen den Rooden Loop, en tegen de Teering, dienftig bevonden zyn zeen Gorgeldrank daar van tegen Keel-Ont- fteekingen, enz. Boer zaave heeft aan het Sap der Bladen een groote kragt tot Bloedzuive- ‚ring, tot wegneeming van en Verftoppin- gen, en in ’t byzonder k toegefchreeven. “IL (2) Maagdepalm met opgeregte Stengen, Ey- Ron _… ronde Bladen en gefteelde Bloemen. Groote, Als eene Verfchcidenheid van de voorgaan- de , wordt thans deeze aangemerkt , die men Groote Maagdepalm noemt , komende meest voor in de Zuidelyke deelen van Europa Zy kruipt wat hooger op, hebbende de Bladen en Bloe- men grooter, zegt Doponaus. Inde Bloem- fieelen (2) Vinca Cautibus eredtis, Fol. ovatis , Flor, aasde Clematis nd majot. C. B, Pin, 302, DOD, EE ze6. die veranderingen door de Kweeking zullen ver- - jn EE OA MN - at PE NT A ND R IA 720 Seelen en in de Kelken , die zo lang als het IV. Bloempypje zyn, valt ook eenig verfchil, Tour: Er NEFORT noemt deeze Breedbladig , de andere Hoorpe Smalbladig. Volgens eenigen zou het de Egyp- *TUEe tifche Maagdepalm van PuinN1us zyn. nen (3) Maagdepalm met een windende Steng en e langwerpige Bladan, ha Geelblos- mige, In Karolina is deeze, een klimmend Rankge« was, door den Heer CaTESBY waargenomen. Zy heeft Bladen als der Wilgen en een groote platte Bloeín. (4) Maagdepalm met een Heefterachtige regt- gr _ opftaande Steng , gepaarde ongefteelde Bloe- rd men, en langwerpig Eyronde Bladen , die kleurige de Steeltjes van onderen tweetandig hebben, Deeze heeft haare Groeiplaats in Japan, op Java en elders, in Oofiindie, In. de Montpellier- fche Tuin wordt dezelve, of een dergelyke , la Prévanche de Madagafcar genoemd, volgens den Heer GovAN. „ Men houdtze ’er (zegt hy) sin de open Lugt, in ’t Wintcrhuis en in „> Broeihuizen. Zy is Heefterig „ roodachtig , s> met (3) Vinea Caule volubili , Fol. oblongis, Am. Acad. IV. p. 307. Apocynum fcandens Salicis folio , Flore amplo plano, CATESB. Car. IL. p. T. 53e piet (4) Vi le F ‚ Flor, geminisfesfilibus Sc, Vinca Fol. oblongo - ovatis integerrimis &c, Marr. Diff. T, 186. Vinca Flor. fesfilibus , infer, folitariis, exterisacgregatis, Nelta- Zis fubulatis, GOUAN Morsp, 119. Burm, Fl, Ind. p. 17. Zz 5 Ao. Flor U, Deer, VII, STUK» 730 VYrFMANNIGE KRUIDEN, s> met de Bladen dikwils uitgeránd, de Bloe- », men Roozekleurig , zeer lang van Pyp, die » boven wat wyder wordt. De onderften komen ‚> enkeld of eenzaam, de volgende by tweeën, “ss Vieren; agten , en zo vervolgens voort; zo ss dat men ‘er, in ’t bovenfte van ’*t Gcwas , » Ontelbaaren heeft.” In de Takjes , my van deeze Soort uit Oost- indie bezorgd „vind ik de Bloemen niet meer dan twee by elkander , (gelyk de Ridder het waargenomen heeft), tot aan den top ‚ en de Zaadhuisjes vier op ’t hoogfte, allen inde Oxels der Bladen , die langwerpig ovaal en cffenran- dig zyn, met een witte middel-Rib : maar de Kleur der Takjes , die rond en Houtig zyn, is paarfchachtig. Gedagte Zaadhuisjes zyn niet zo lang en fpits als die van de gewoone Maagde- le balie eenheden dpje heeft wel cen Duim langte. C Er ROPEG A Kaarskroon. De raid van de Bloem is famenluikende in dit Geflagt, ’t welk zyn naam daar van heeft; dat de Bloemen , met elkander, aan het ge- meene Steeltje, als een Kaarskroon gefchikt zyn. Het draagt twee regtopftäande Scheedjes met gepluimde Zaaden. Vier Soorten , meest Oostindifche, zyn ’er in vervat, naamelyk : (1) Kaars- PEECRTTEATNEDATT VE IER (2) Kaarskroon met hangende we en pe geregte Bloemen. Deeze, in de Malabaarfe Kruidhaf afgebeeld main is een Rankgewas, zig om ’t Geboomte flinge- L_ teride. Het heeft dunne, ronde, groene Sten- 7% gen , met langwerpige gefpitfte Bladen , aanbmem. ee ieder Knietje twee, dik van geweefzel, doch mige, Zagt en glad, De Bloemen zyn vyfbladig , geel. achtig groen en groeijen aan cen neerhangend Kroontje ; clk op haar eigen Steeltje ; doch haare Blaadjes , die fmal en {pits zyn, krullen om, en voêgen zig met de Punten famen; zo dat zy ieder een getralied Bolletje uitmaaken ;, vertoonende zig met elkander als een Kaars. kroon, Het midden van de Bloem is Blaasachs tig en barst met een knappend Geluid. De Zaadhuisjes gelyken naar die der volgende Ge- flagten. | o) Kaarskroon met tweebloemige Steeltj 9: r (2) ige Steeltje PS „Deeze, die op Ceylon is waargenomer, heeft poems eene klimmende Steng en de Bladen verfchillen weinig van die der voorgaande , maar de Bloe- men komen meestâl gepaard uit de Oxelen, en zyn niet omgeboogen , maar regt uitgeftrekt, (3) Kaars- €1) Ceropegia Umbellis pendalis Flor. eretis. Syf?. Nar. XIT, Gen. 299. p. 191, Heg. KLIL Gen. 302. p. 211. Niotà « Niodeme ‚Valli. Hore. Aal, IX. p. 27. T. 16. BURM. Fl Ind, p. 69e (2) Ceropegia Pedanculis bifloris, FL, Zeyl, 46, UH, Dus, VII, SrUKe 232 VYFMANNIGE KRUIDEN. B? (3) Kaarskroon met ongefteelde Kroontjes en speel, Pylswyze Bladen, Dit is een Kaapfch Gewas, ’t welk de Hoog- ur. leeraar J. BurRMANNUSs in Afbeelding gebragt geren en genoemd heeft , Cynanchum met Eikelachtige Pylladige. Wortels „fmalle witgehoekte Bladenen Bekerachtige hoogroode Bloemen. In die Bladen kan ik geen Pylvormigheid befpeuren. De Heer Linn us zegt, dat dezelven Pylvormig of fmal Hartvor- mig zyn, met omgeboogen randen , wederzyds Wollig , van onderen blecker. De Draadachtig dunne windende Steng geeft uit de Oxels der Bladen veelbloemige Kroontjes, wier Bloemen onder minder buikig zyn dan boven: ’t welk zig, in gezegde Af ee ö ook anders vers Rent, 5 é iv. Trafsda: C 1) ‘Kaarskroon mei fmal Lancevornig Smalbla= Bladen. dige, De zo even gemelde zou nader fchynen te behooren tot deeze Soort, en is ook tot de ' Smal- 3) Ceropegia Umbellis fesfilibus, Fol. Sagittatis. MAG Cynanchum Radice Glandulofà Fol. anguftis eter Flor. Urceolatis miniatis. BURM- Afr. 36. T. 1 Agt (4) Ceropegia Foliis Lineari- Lanceolatis. Periploca tenuie folia, Sp. Plant. 310. Apocynum Frutescens aaheen rie gidis & zt foliis, PLuK Alant. 17e T, 335. Éf. 5. ApO- num fcand. Aft. Aspbod. radice „anguftismo folio. HERM. - Par. ss. en Linearibus Fol, acuzis &c, BURM. Afr. 27. T. 16, f. 1e Naru nindi, Hert, Mal, X. p. 67. T. 34 PEN TAN D RIA 733 Smalbladige Periploca t’huis gebragt door den jon- Iv; _gen Heer BuRMANNUS: maar de Ridder hadt Arpzers daar toe insgelyks eene andere van den ouden Hors” Heer betrokken , die fmaller Blaadjes heeft, STUK. Schynt dat hier eenige verwarring plaats heeft, „ misfchien” daat uit fpruitende , dat men de Afri- kaanfche of Kaapfche en Ooftindifche tot ééne Söort heeft willen brengen. Van de Eenwyvigen , onder de Vrfmanniee Kruiden „gaan wy thans over tot de Twee. WYVIGEN, datis, die twee Stylen of Ster pels hebben; Rie ihn OPERIPLOCA denn Dic Geflagt heeft een Raderachtige Bloem e met een Honigbakje dat de Teeldeelen omringt , geevende vyf Mecldraadjes.uit. De Vrugt be- ftaat „gelyk in de drie volgende , uit twee Scheed- jes, daar in de gepluimde Zaaden Sch Schubswyze opelkander leggen , gelyk in ’ voorgaande Geflagt. | Het bevat vier Soorten , altemaal Uitiieem- fche, als volgt. @, Slingerplant met de Bloemen van, , binnen. | zi en aan ? hist an Takken, en Peri Ene ‚On- Srdicin E kk Periploca Floribus interne hirfutis terminalibus, 597, „KIT. Gen. 3604 ps 192 Peg. XIII Gen. 3035"p: âi2, san, Fol. Lanceolató » ovatis. H‚, Cliff. 78» R, Lugdb, sro, Apocynum Fol, oblongo. C« B. Pin. 303, Periploca altera, Don, Pempe, 408. Peripl. @rpens anguftiore Folip. LOB, Jeon. 436. IL, Dasr, VII, STUEe IV. Aid, EEL. 234 VSFMANNIGE KRUIDEN, Onder den naam van Kruipende Periploca s met fmalle Bladen, vindt- men deeze by Loser Mobi: afgebeeld, Zy klimt, zegt hy, rondom de Bocs STUKs Tue tige. WeeWje Pra Secamone zie Le # pa a Egyptiche. — en m Ht, Indica, Ooftindí- fche. men, met haare windende Ranken, gelyk het Geirenblad , naar welks Loof de Bladen ook wat zweemen „doch puntiger zyn. … De Scheedjes van het Zaad. voegen zig met de Punten aan el- kander, zo dat zy naar een Vogelbek gelykem De Groeiplaats wordt gefteld in Syrie, De Slingerende-hoedanigheid- der Ranken van dit Gewas fchynt aanleiding gegeven te hebben tot den Griekfchen naam , dewyl het zig.daar. door in de Struiken verwart; klimmende ook by Stokken of Latten op’, gelyk de Turkfche Boo- nen. Hierom :noem ik ze, Stingerplant CT @) Segerglant met de ‘Bloemen vûn binnen EN Ar wise ers Den. byoaam heeft inde de Seeamones welke ArrpinNus voorftelt onder de Egypties fche- Planten sven T ourNErorT noemt Pe- riploca met langwerpige fmaller Bladen. Zy vet=: fchilt van de voorgaande weinig, dan door de kleinheid” en menigvuldigheid der Bloemen, (3) Slingerplant met gefchubde Aairen, (2) aries lor. SPE panieulais ee, Mant, 216%, Periploca Fel. oblongis anguftioribus.,TOUANE. Jnf?s 93. S6>n camone, ALP. dlgypt, 133. Te 134: (E)-Periplaga spieis irabricacine Fl, Zeyks 135v Reuipl rol, khan 4 WEERT EN: de Bladen La neecvormig, En ervan athitdnaanedhat eo ii _ Eat PEA ek in Enkelde Aairen , met fpife Schubben, waar tusfchen de Biemnen geplaatst zyn , komen Arras hier uit de Oxelsder Bladen voort, die Eyrond Hoofs: en glad zyn, met zeer korte-Steeltjes, De Bloem Te: gf ' Digyrias is Klokswyze uitgebreid, in vyven gedeeld en heeft aan de hoeken ‚van binnen, een opftaand randje. (4) Slingerplant met ruige Stengen. Onder de zeldzaame Planten van den An Kaaple.” damfen, Tuin is deeze door den beroemden COMMELYN.- afgebeeld. De Bladen kwamen met die van de Maagdepalm byna overeen, en het Gewas kroop , als het niet onderfteund werdt, langs den Grond, Hier zou het Andifche kleine Apocynum , met Penningskruid-Bladen , van M or 1son t’huis behooren. De aangehaalde van den Heer Bur MANN us fchynt aanmerkelyk te verfchillen „ en heeft de Vrugt byna | Konkon- merachtig. _CYNANCHUM, Worgkruid, …— Dit Geflagt verfchilt van het voorgaande in= md door een a Honigbakje „ dat aorfis ée Burm. Zeyl, 187, T. 83. f. 1, Apocynum Caule “vol, perenne, R. Lugdb, 412. Apoc. genus fcand, ex Ind. S … Mant, 17. Te 359, f, Ze, (4) Periplaca Caule hirfato. Apoc. fend. Alt, Coma. Rar, 13. T. 18. Apoc. fcand. Afric. PLUK, Alm, 37. T, 137 £4. Apoc, Ind, minus. Mon. Hij. II. p. 6118. 15, Te, 3. É. 630 Cynanchum Fol, planis Gnuaris &c, BURM, Aft ò4. Tig ao B. Dasr, VII. STURe ve veen 736 VyrMANNIGE KRUIDEN, IV. dat vyftandig is, Het bevat tien Soorten ‚meest Arpaal Weftindifche Planten. Hoos (1) Worgkruid met een windende, overblyvene 1 …_ de, Bladerlooze Steng. Cysanchum Bidons, De Euphorbia Vi minalis, welke ArrinNus onder de Egyptifche Planten afbeeldt, is thans hier thuis gebragt. De beroemde HERrM An- Nus noemde ze, Guineefch Apocynum, dat ge- heel Bladerloos is , met een witte vierbladige zeer welriekende Bloem, Volgens nader Waar- neemingen van den Heer B assr, heeft zy een Raderachtige Bloem, met een vyfdeeligen , zeet ‘kleinen Kelk; vyf Honigbakjes , die naar Bloem: “blaadjes gelyken , en een geknopten Styl. De “Meelkoopjes , zeen Klein e en fig zyn, zicten « ‘het Knopje, be sheni “Dit Gewas worde afge of Eeypufthe Per genoemd van VesLINGrus,en by fommige Egyptenaars, zegt hy, Room/e Peper ; om dâtde Stengen ‚gekwetst zynde , een Sap uitgeeven, dat als Peper brandt. Het groeide aan de Zee- kust van Afrika, zo hy verhaalt, menigvuldig , met Biesachtige Takken, een Vinger dik, twee of drie Ellen hoog. In de Amfterdamfe Tuin „heseikie het maar drie Voeten idle, vegen rk esind Crule golabiti perenni aphyllo. Sp. Nat. 8 Rek: Gen. 304. p. 212. Euphocbia Viminalis. Spec. P “649: Felfel- Tavíl. ALP. Ezypt. 96. Apoeynum Guineenfe 8 “re se kite &e, Hens. Parad, 61. VESLING. p. 34. Titliymae “ lus Ramolisfiëus&é Conse Prak 23. Am; Alád, Se 110 ' P ans Pra Nemesia ry CoMmMELYN: Anderen bepaalen de hóogte , IV, van drie tot zes Voeten, met de Steng zo dik rpeeka als een Pennefchaft en zeer lange Takken, die, doof zig als een Touwetje omflingeren. TUE, (2) Worgkruid met een windende rasa ri Ei Steng en, Hartvormig langwerpige gladde scutum. Bladen, - Gelpicste Deeze Soort , in Sicilie „ Spânje als ook in Perfie natubrlyk groeijende bévindt zig in de Europifche Kruidhoven. * Is het derde breed. bladige Apoeynum van C rusius. Men vìndtze als naar de Scammonie van Montpelliet gelyken- de, doch met fpitfer Bladen , voorgefteld vari a AES » die daâr toe de Zerfte Peri- ploca betrekt van DoponNrus. (3) Worgkruid met een windende Steng én — nr. Hartvormige gladde van onderen Woilige Hieripos Bladen, de Steeltjes eenigermate getrost. 1 piaioe: Ke) Worgkruid meteen windende Steng B rl vormige gladde Jpitfe Bladen en eenvoudige fam pe rosfe Ne ost. (5) Worg: “(Y Cyranchur Caule volubili Hérhaceo Kc. H. CU, Ups. BR, Lugdb, 409. Scammon. Monsp, affinis. C. B. Pin. 294. Periplaca puma, Don. Permpt, 408, Apac, 3. latifol, Crus, Hip, Fe Pp. 123 G) Cynanchuam Canle vol, Fol. Cord, glabris Sc. JACQ: Amer 82, T. 45. (4) Cynancham- Caule vol, Fol. Cord, glabris Acuris Sed, Sn Am, 31. Te. Je ì Aaa B. han 3 VII. STUKe 733 _ ,VYFMANRIGE KRurpEN. IV. (5) Worgkruid met een windende Steng ‚ Hart- DEELs vormige ruige van onderen Wollige Bladen Vv. Hoorpe en vergaarde Bloemfleeitjes. STUK. De beroemde Kruidleezer JACQUIN heeft jd drie Soorten „in de Westindiën, waar- genomen , befchreeven en in Afbeelding gebragt. Zeekans, t Zyn altemaal Melkgeevende Planten. De Jaatfte rukte hy aan den Zeekant van Tierra Bomba uit, zo als hy ’ Schepe zou gaan, om naar Europa terug te keeren, en gafze daar van den paam. De anderen groeiden by Karthage- na, alwaar zyn Ed, nog eene Soort waargeno» men heeft , die hy de allerhoog fte noemt, be- klimmende de Boomen in de Bosfchen, tot vyf. tig Voeten hoogte, (6) Worgkruid met een windende Steng, o Jaag den Bast Kurkachtig gefpleeten ne bende, met Hartvormige gefpitfte Bladen. sen Kuik Deeze is, onder den naam van Karolinifche „Periploca met eene kleinere gefternde Bloem, by DirreENiusafgebeeld, Men vindtze inde Eu- ropifche Kruidhoven. VIE (7) Worgkruid met een windende Heefderach- E ee tie (5) Cyvanehum Caute vol. Fol. Cord, gtabris hizfutis &C« JACQ, Amer, 36. T. 56. (6) Cynanchum Caule voluh, inferne Suberolo fisfo, &c, H. Clif. R. Lugdb, 409. pps en Carol, Fl, sinore flellato DILL. Elth. 300, T. zog. f. 2 (7) Opnarchum Caule volubili KE: H‚ Clif, BR, Lugdbe 410 Ee: P gun Baan: de keriem 759 tige-Steng , die den Baft om laag Kark- IVe achtig gefpleeten heeft en Eyrond Hartvor- ar EN ' mige Bladen, Hoorne! | ST « De Heefterachtigheid onderfcheidt denis die sas in Zuid - Amerika groeit , inzonderheid, van de voorgaande; De Bloem is groot „ zo wel als de Vrugt. en het Loof gelykt nâar Citroenbladen: Men vindze ook te Suriname, (8) Worgkfuid met een swindende Kruidigë vut. Steng en Nieracht ei ienie Jbife Bladen. Cynancharë ed ee: Deeze valt aan de Zeekust van Larguedok belas. Montpellier en heeft daar van den bynaam. E- Venwel groeit ze ook in Spanje, zynde Scanimo-” nie van Valence door CLusrus genoemd: ten Iminfte heeft zyn Vierde Breedbladig Apocynum ‘er veel overeenkomst mede: (9) Worgkruid met een swindende telg; re IË. eetswys’ Eyronde gladde Bladen s en Kloot- ET ronde Kroontjes. Gezegde Heer JacQurr heeft ook deeze by Karthagena in de Bosfchen waargenomen; (ro) Worg- heila: feandkëns &C. Frum, Spee. 2, Ápocynum EEn Vis in. Se, Moris. Hij. 1IL p. 611. S. 15. T. 3 (8) Cynanchurs Caule volubili &c, H‚ Cliff. R.Lugdh. poen Monsp. 120, Scammoner Monspêliaca , Fols rotundioribus. C. B. Pix. 204. Apocynum 4 latìfolium , Scamrmonea Valentind, CLys, FEA 1. p. 126, GER, Prov. 327. (6) Cpnanchum Cale volubili Bec. Jacq. Amer. 35, Te $Îá aag U, Deer, VII Srum, Gegolfd, 740 VyYFMANNIGE KRUIDEN. IVe (to) Worgkruid met eers regt opfbaande gemik- Aaja te Steng, de Bladen Hartvormig en glad. EEE Deeze is het Apocynum met tondachtige Bla- ox” den van Bavarn us,of het Eerfte Breedbladi- Cynancban avan CLusIus;, gróëi jende niet’ alleen in a > Syrie, maarook by Montpellier, De Bladen zyn &_ Hartvormig rond, zagt,-dik en blinkend groen. Loner noemt het Griekfche Periploea' met „ breedere Klyfachtige Bladen, en verbeeldt zig A dat hetzelve het Apocynum zy van Drosco- RIDES, of ook de Cynocrambe van GA LE- NUS, en Cynomorus ‚ om dat het de Honden terftond doodt, als zy ’er van eeten. Hier van is de naam Cynanchum , dat eigentlyk Honds- worger betekent, op dit Geflagt toegepast. veerÂP 0 CY N-U-Me- Hondsdood, De Bloem is Klokvormig in dit Geflagt , niet Raderachtig uitgebreid. „ gelyk in de anderen. Vyf Klierachtige Honigbakjes „ ieder met een Borftelig Draadje , tusfchen de Meeldraadjes geplaatst, omringen het Vrugtbeginzel , dateene “Vrugt wordt, wier Scheeden een Pluis äls Zy: de bevatten, datde Zaadjes kroont, Hier van komen vyf Soorten „meeft tadifche 5 voor ; als volgt, €) Hands (zo) Cynanchum Caule ereQo divaricato &e. H. Chf. 79 R. Lagdb. 409. SAUV. Monsp, 133. GOUAN Monsp, 120, Apon cynum Folio {abrotundo. GC. B. Pin. 3026 Apocynum, prim. lacifoliam. Guus. Hit. Ip. 124. Hisp p- 223, Apocynume Periploca Graca &c. LOB. Jean. 631, Kruidbe 767e Pr: ND Aoi A 74t (1) Hondsdood met een regtachtige Kruidige Steng , Eyronde Bladen, wederzyds 8 ad, en Trosjes aan ’t end der Takken, RE S Det TUKs Deeze door TOURNE FOR T genaamd Indifch u Apocynum, met Bladen van het Groote Andro- res femum , en by Morison Kanadafch Apo-mi/ötun: Eynum getyteld, wordt zelfs in de Koninglyke bradigee Tuin te Montpellier gehouden in de W interhui- zen, Men noemtze daar POuette of Ouate, mis- fchien wegens de Wolligheid der Zaaden, die naar Watten gelykt. Boccone befchryft dit Gewas, dat zig als een Boompje verheft, met een Jaarlykfe Steng vaneen Voet hoog , die don- ker rood is, zig in verfcheide Takjes uicbreiden- de , waât aän langronde Bladen, welke gefteeld zyn, tegenover elkander. De Bloemen , die Tuilswyze aan ’ end der Takjes voortkomen : worden by die der Lelietjes van den Dale ver- geleken „ doeh zyn roodachtig wit van Kleur en niet onaangenaam van Reuk, Hier op volgen A fmalle Scheedjes ‚ met eene witte Wolligheid als Zyde gevuld, die de platachtige Zaaden kroont. ‚‚ ’t Gewas geeft overal, waar het ge- » kwetst wordt, een Melkachtig Sap uit, en ‚> doodt se 3. Apseynam Caule retinscu'o Herbaceo Kc, Syf?, Nar, XL, Gen: zoz. p. 192. Veg. XIIL, Gen, 3os. p. 213, Apoc, Caule er. annuo Fol. ovatis. R, Lugdh, 411, H‚ Clif. zo. Apoc, Indicum Fol. Andros majoris. &c, TOURNE. /rf?, 91, A num Canad, Sic. BOCCON. Sie. 35. T. 16. f. 3. Mons. Hif, VL; pe 609,8, 15. Te 3. fe 16, DOD, Adem. 59, T, 55 aa 3 U, DEEL. VII. STuKe chr 742 VyrFMANNIGE KRUIDEN: s doodt de Vliegen, die op de Bloemen zit- » ten gaan (*).’ Dit zegt Boc cone; die het Kruid in de Ko- oo, Pinglyke Tuin te Parys hadt gezien, waar uit sie blyke, dat de Vliegdoodende Eigenfchap van hetzelve ten zynen tyde reeds bekend was ; een. zonderling Verfchynzel, waar van ik hier, in % voorleeden Jaar , in de Hortus Medicus Ooggetuige ben geweest, Sommigen hadden zulks aan de Vergiftigheid der Apocyna toêge- fchreeven ; doch „ aangezien ’er zo menigvul- digerley Koord van- zyn, en deeze in ’t by- zonder die Eigenfchap heeft, mogt men met reden om een andere oirzaak denken. Met dit ipzigt heeft de Heer SMACERMAN, voor dat-de Vliegjes met de Snuic in de Biehies “fraken , derzelver inwendig Geftel, door Ont» leding der Vrugtmaakende deelen, naauwkeu- rig getragt voor Oogen, te flellen (}); doch zyn Ed. fchync zig vergist te hebben, wan- neer hy den Styl zegt Piftillum genoemd te wórden: want de Stylis maar een gedeelte van den Stamper, welke uit bet Vrugtbeginzel, den Styl en den Stempel (Stigma), van hem het Merk (*) Muscyrum pernicies eft, { Floribus infideant. (f) In het Vertaog „dienaangaande door zyn Ed, aan het Zeeuwfche Genoorfchap-te Vlistingen gezonden, en in des- zelf Werbandelingen, V, D bladz. 281. enz. geboekt; welks Tytel die Eigenfchap „als aan de „Apsegyna gesmeen, Íchynt voor — pe knik AoA 743 Merk. genaamd, beltaat. t Is. ook niet aannec- melyk; dat de Groote LinN us, wegens het Arna. Groefje. in het Stigma, deeze Plant onder de Hoöros Tweewyvigen (Digynia) geteld zou hebben, * Ens Zo ‘er een Styl is, heeft de Ridder dien altoos RE gebruikt om de Vrouwelykheid der Planten te bepaalen , en in dat geval doet de Stempel niets ter zaake ; gelyk iedereen dit, onder, veele an= deren „ duidelyk kan zien in het Geflagt der Klokjes Campanula), alwaar de Stempel blyk- baarlyk in-drieën is gedeeld en. dat evenwel door den Heer Linneus tot de Eenwyvigen ( aante) is betrokken. Te verwonderen is » dat iemand, die, bladz. 282, van de Studie in de Philofophia Botanica , als zyne byzondere Lief hebbery fpreekt , daar in zulks niet heeft kunnen vinden. Geringer zaaken gaa ik voorby(*). Voor het overige vind ik de verklaaring van gedagte zonderlinge Eigenfchap , en dat zulks, voornaamelyk , door beknelling der Snuit van het gedagte Vliegje tusfchen de Meelknopjes, Ontftaan zou , niet oneigen. Zyn Ed. zegt , bladz, 299, dat die Snuit, welke hy. Zuiger noemt; ’ de. bee (*, By voorheeld-dat men de Stamina zo wel Styltfss Roem: als de Stylus ; zyade her gedeelte, mer F in Fig, 3e getekend, het eenigfte dat men daar voor houdea kan ; (oladzs 289.) Dit -gedee!te „nu, wordt; blade, 306 , Piflillam gehe- ‚ten en van hee Stigma zo wel a's vanhet Prugtbeginzel one derfcheiden., welk laatfie » zo ik geloof, met de Letteren DD, die volgens den Text twee Stamina zouden betekee Hen, en niet met G, aangeweezen wordt, pn aa 4 il, Deer. VII. Srum, 744 VyrMANNIGE KRUIDEN beftaat uit twee halve Kokers eneen Priemvormig ang Ligchaam „ tusfchen beiden in leggende. Dit hebt laatfte zal de eigentlyke Zuiger zyn. Dan ver- STOK volgt hy » zeggende ‚‚ de gedaante van deeze kind » Zuiger [dat is Snuit] en deszlfs- famen- ss ftelling overeenkomtftig bevonden te hebben > ‚met de Afbeeldingen , welke ons-door den ‚ Heer REAUMUR daar van zyn -medege- in ed: »_ Maar zyne aanbaalingen van’ dien Heer (*) vertoonen de Snuit van eèn geheel ander Vliegje ‚ welke flegts een enkele Scheede heeft “en ‘een wierborfteligen Zuigêr. Is nu die Zuiger zodanig gefteld in decze Vliegjes , en miet gekrakt ‚dan zotden zy fchynen_ te be- hooren tot het Geflagt der Staande Vliegen CBom srate > ch róridier dezelven een. nieuwe. Soort uit te maaken CF) 5 doch dit dit vereifcht, mooglyk, een nader onderzoek, - DAE (2) Ioodsdaod met een regiachtige Kruidige ; Cansahin : \ kens gan, _Smalblae « (*) Naamelyk Aferms, det Infiltes. Tom. V. Pl. 8. Fig. 16, 17e dige. ZvynEd heeft wel Txs, 5: doch , alzo 'er maar zes Tumes v BEAUMURS Infekten - Werk in’t licht zyn , zal men door ine binding de ha've Tomes derzelven , mifsftelyk, vaor gehee- le geteld hebben. 1e zou daar van niet (preeken ‚ indien het ocken daar van an dy „ om die reden, miet veel moeite ge- geven had, (#) Zie het 1. een Xll, Sus « van. deeze Natuurlyks Hiflorie, bladz. 592 „enz (2), Apocynum Caule goâtiuscûto Herbaceo &c,-KALM. If. Ik ps 258» 317 Apoc. Canad, Ramofim &c, Mor. Hift. UL pe Gog. S. 15. Te 3 fe 14, Apoc, Virgin, Mor. Prek : ì 23; PEN T A N D R'T'Aa 745 Steng , langwerpige Bladen en Bliemplus- Ri \ men endelings. mer BEL Hoorp- Deeze Plant , ook in Virginie en Kanadasrux. groeijende, is onder dien naam bekend by ver- 2i5yria fcheide Autheuren. Zy heeft de Bloempjes *- kleins de Scheedjes zeer lang en dun; de Bla- den naar die van Wolfsmelk gelykende, De Heer KaArM vondt deeze Soort of de voor- gaande (*) overvloedig op de Grenzen van Nieuw Engeland en Kanada „en zegt „dar de Franfchen haar Herbe a Lapuce. noemden, Het Melkachtige Sap ‚ daar van, hadt by fommigen , die teder van Huid waren „eene brandende eigenfchap ; doch op hem hadt het geene aandoening. *t Schynt dat menze Cannabinum gebynaaind heeft wegens den Bast ‚die den Indiaaneft voor Hen. nip zou verladen » wordende van de Engele fche” Amerikaanen. Jndian Hemp geheten. De Bloemtuiltjes komen ook zydelings voort, Cray= ToN vondt in Virginie nog eene Soort met finale ler fpitfer Bladen en eene Heefterachtige Steng. De Bloempjes waren in beiden wit of ook ‚groenachtig. (3) Honds- 232, Apoe, Cânadenfe maximum. PruR, Alm. 35. T. 13. f 1. Apoc, ecetum Virg. &ce 1bìd. T. 260. f. 4. Asclepias erece ta Ramofì &c.-CLAYT. N. 438. GRON. Virg, p, 36, (*) Want KALM, hier aangehaald > fchynt te fpreeken van de voorgaande, doch zy verfchillen weinig. Aaa s U. DEEL, VII, STUK, 746 „VYFMANNIGE KRUIDEN …_ IV. __ (3) Hondsdood met eene regtachtige Kruidige ADs Steng , de Bladen Eyrond- Lancetvormig. pe p_de Eilanden aan de Adriatifche Zee of UL dan van, Venetie Komt decze voor, die alseen “2 Soort van Wolfsmelk by fommigen geboekt vena fraat. Zy heeft de Bloemen paarfchachtig. Tour- NEFORT geeft ‘er Wilgen- id aan. De Bloe- men hangen niet. Sad Iv. (4) Hondsdood met eene regte Heefterachtige si hee. Steng , de Bladen Lancetvormig ovaal; de rige, Bloemen fpits, doch ruig van Keel. „De Hoogleeraar J. BURMANNUs noemt deeze Soort, onder de Ceylonfche Planten, te regt Apocynum met gebondelde Bloemen, Het is, wilk zyn Ed,, cen …Houtige Stengen. De Bloempjes zyn uitermaate klein. (5) Hondsdood met een windende overblyvende — Reisen | Steng en Eyronde geaderde Bladen, pee \ ve e zaiEol deeze Todifche Soort word thans het Bit €23) Apocyrum Caule re@tiusculo Herb. &c, R, Lugdb. 41e SAUV. Afonsp..133e GOUAN Mfonsp. 121, H, Cliff, 80. Tithys malus marititnus &c, C‚ B. Pin, 291, Efüla rara e Lio Venee tor. infulâ, Los, Hil, zor, Apoc, marit, Venet. Salicis folio, El. purp. TouRNE. Inf, 92. (4) Apoeynam Caule ereto Frutescente &c. Fl, Zejl. 1J4e Apoeynum Caule ereêto Asboteo &c. R. mnd 4 Apocy” num Flor, fasciculatis, Burm. Zeyl, 23. T. az: f. (5) Apeeynum Caute volubili perenni, Fol. He se, KR. Lagde, 412, Olus crudum. Rumen. Amb, V. p- 75e Te 49e PE NT AoN Dor TJA 4} sere of Raauwe Moes van RuMrurus thuis JV. gebragt, dat een. Rankgewas is welks. Bladen , AfoptLe hoewel bitterachtig; nogthans van de Indiaanen emd gegeten of tot Moes gebruikt worden, Vrugteú zyn vier of vyf Duimen lang en een vinder dik, van Hoornachtige figuur, met gee pluisde Zaaden. De Oppervlakte der Bladen , dië glanzig groen is, heeft een zeer fraaije Nets- wyze Tekening van witte Aderen. — A seLE Pt As Zyde- Vrugt. Gelyk het voorgaande Geflagt ; volgèns de … betekenis vanhet woord, denpaamvan Honds. _— dood , in ’t- Franfch Twechien , în ’t Engelfch Dogsbane , voeren mag , offchoon misfchien de Soorten van die vergiftige hoedanigheid onder de andere twee verfpreid zyn: zo mag het te- genwoordige dien van Zyde- - Vrugt wel el. dragen, . aangezien ’er Soorten in voorkon de Wol. ligheid der Zaaden zeer lang hebben „ wel. ke als een Soort van Zyde gebezigd wordt. Sommigen zyn zelfs als Tegengiftenin gebruik. De Kenmerken, die het van de änderen on- derfcheiden, beftaan"in- vyf. Ey vormige holron- de Honigbakjes , met een uitfteekend Hoorntje. Het bevat thans meer dan twintig Soorten , ‚waar van de vyftien eerften de Bladen gepaard en vlak; de vyf volgende met omgerolde kan- ten en de twee. laat{ten dezelven. overhoeks ge- plaatst hebben, Zve NK. Deen. VII STum, (Zr E 748 -*VYFMANNIGE KROIDEN. Iv. _ (1)°Zyde- Vrugt met ongefleelde langwerpige zis Lancetvormige gegolfde gladde Bladen, en …Bloemblaadjes die op de kant gehaairdzyn. , Onder den naam van Afrikaanfche Hondsdood be met Patich- Bladen , is deeze, uit den Amfter- Gegolfde, damfchen Tuin , door CoMMELYN in Af- beelding. gebragt. Zy gelyke veel naat een Soort van Patich. De Bloemen, die tropswyze aan den top voortkomen s Zyn vry groot, groen» ‚achtig van Kleur; de Stengen-dik en PE vende. nm. (2) Zwdes Vrugt met ent welruldë eee dehen ruige Bladen, de Bloemblaadjes van buiten Haairig. «BEA AIO | s beeld, De geej: zyn vel el de Bladen eenigermaate gelykende naar die van * gewoo- ne Fonteinkruid „dat men Vorfchen -Slaa noemt ; de Bloemen als Kroontjes op den top der Sten- gen, geelachtig groen. zur — €35) Zyde- Vrugt met Eyronde geaderde kaale Pabescens. E Bla: Ruigache : DE” zn (1) Asclepias Fol, fesfilibus oblongis Lanceolatis &c. Sys Nat. Xl, Gen. 303. p. 193. PVeg. XIII. Gen. 306. p, 213» Apocynum Africinum Eapathi folio. Coum. Rar. 16, T. 16e (2) Asclepias Fol. Lanceolatis crispis hirfütis &c, BERG» Cap, 75. Apoc, ereltum Afric. hirfutum Fols undatise COMM. Raar. We Ei rr „_{3) Asclepias Fol, ovatis Venofis nudis Sc, Alant, 215, Apo- rt a: Ld icy 2 Deel, PLAAT XLIV. Ze / PA je VDI VIII IMS , AIN . en ke \ N ANNEN wone 8 Ne Ie B Mij OPT / / N\NN SRENNN NN NN N Se N SN Porn T ANDA RII/A. 749 Bladen; de Steng Heefterachtig en zó oa IV, als de. Bloemfteeltjes Haairig. … « ok Tot deeze Kaapfe behoort het fritaanft he Hoorne prm knobbelige Horidsdood van Mor 1son, een Plant Digysia, met breede Wilgen - Bladen. ’t-Geheele Gewas is fyn gehaaird en heeft de Bloemen paarfch- Aer (4) Zyde- Vrugt met omvattende, langwerpig, ovaale Bladen , die om laag gehaaird mrd _Deeze Soort , id in de Oofterfche Lana, den, groeit aldaar tot by de twee Ellen h te, zo Arpinus verhaalt. Zy heeft de Bie. den langwerpig rond, zegt hy , dik en wit, gee- vende, gelyk het geheele Gewas , daar het ge- kwetst wordt , overvloedig Melk uit, die zeer fcherp is en brandende ; zo dat fommigen daar van. gebruik maakten „om de. Beeften-Vagten van Haair te blooten. Gedroogd wierd: zy een ge- vaarlyk Purgeermiddel , doch uitwendig was zy , tot zuivering van,de Huid, in Schurft en der- gelyke Kwaalen , in Smeeringen zeer dienftig, pen: ae D eynumr Afric, tuberofam , latipre Salicis folio ec. Mor. Fift, NI. p. 610. S, 15. T. 3 f. 35. PLUK, Phyt T. (4) Asclepias Fol, amplexicaulibus, rader ‚Bali pilofis. Fl, Zeyl 112. Apoce er. mijus latifol, Indicum. PLUKe „35. T, 175. f. 3. Beidecl-Osfâr. ALP. Aigypt 85. FT. 86. Eticu- Hort. Mal, 1. p. 53 T. 31e SEB. T'hê5. Ie Pe 41. Te 26.f, 3. Zin Rack. BRUN, Je. 315, T. 184, JACQ: Obs. INL T, 69. Madorius, RUMPH, Amb. Vil, p. 25. BURMe “Fl, Zeyl Me, DEEL, VIL, STUER, nl 750 VyYFMANNIGE KRrRuIiDEr, IV. De Bladen, zo raâuw als gekookt, werden tof Arns een Pap gebruikt tegen koude Gezwellen en Hoorp- Pynlykheden. Het droeg Saffraankleurige Bloc STUK. men , naar die der Ranonkelen gelykende, op Bee zigd welken twee Vrugten volgden , van eehe Tes- tikelachtige figuur , met eene witte Wolligheid en klein breed Zaad, Die Wolligheid werdt van de Egyptenaars als Katoen om Matrasfen te vullen; of ook tot Tonder gebruikt, vatten- de zeer ligt Vuur. De Groeiplaats van dit Kruid was op vogtige plaatfen, daar het Nylwater lang ftaan bleef, by Kaito en Alexandrie, VESLINGIUS , de befchryving willende ophelderen, geeft, zo de Ridder aanmetkt, een andere Soort, die thäts _ volge, De tegenwoordige is door. verfcheidene in Plaat | in van SEBA, met welke ‘Afbeelding, hoewel het Gewas aldaar Amerikaanfch genoemd wordt , het Takje met Blad en Bloemen veel overeenkomst heeft, dat ik uit, Ooftindie ontvangen heb, en waar van ik hier de Afbeelding geef, wegens de daar by zynde Vrugt, die aan de meefte andere Figuuren ontbreekt; als cok om de zon: derlinge Geftake van de Bloem naauwkeurig te vertoonen , die anders wat duifter door den Rid: der was uitgedrukt (*). Dit Gewas fchynt ook door Rymrnius - voors (*) Neêtaria promunt non Cornicala Subulata, fed Lanië nas Solidas comuiventes, Sp. Plans, IL. p. 312 PEN T AND R IJA est voorgefteld-te zyn , onder den naam van Ma-. IV: dorie- Struik, welke zig kort boven den Wor- ee tel in Takken van dikte als een Arm verdeelt ; jHaosort en Bláden heeft , naar die van’ Wollekruid* Toms” gelykende, van zeven tot negen Duimen lang en en hálf zo breed, by paaren kruislings aan de Stengen geplaatst en ongefteeld. Tusfchen dé Bladen komt een Steel voort, zegt hy, die een Bloemkroontje draagt, van vyf of zes Bloemen , welker zonderling famenftel hy aldus befchryft, », Zy beftaan voor eerft uit vyf uitgebreide z. Blaadjes, welker randen neerwaards geboogen ss Zyn, of in de gedaante van Haanetongen 3 3 van Kleur paarfchverwig aan ’ uiterfte met ss een weinig licht - blaauw vermengd. Inde mid- „… den iseen vreemd Geftel, verbeeldende den > Voet van een Zilver Zoutvat , te weeten , » gemaakt van vyf Krullen, van Kleur lige z, purper 3 hebbende boven op eef Ï », groen Kaasje, en in deszelfs midden nogeen 5, groen Dopje, in tweeën deelbaar.” Op onze Plaat XLIV , ziet men vooreerst een Takje van dit Gewas afgebeeld , met het Bloem- trosje , van ecnige geflooten Bloemen , op zynen dikken Steel , tusfchen de Bladen, by A. Een ge-opende Bloem is by B, in meer dan Natuur- lyke grootte , vertoond , waar binnen zig het gemelde Geftel openbaart, De vyf Honigbakjes , paamelyk , geeven Plaatjes uit, die zig ver- eenigen met het Middelftuk en ieder gekroond zyn met een driepuntig Standertje, De Bloem heeft ‚IE, DEELs VI, Stum, ze 75e VyYrFMANNIGE KRUIDEN, een vyfbladigen- Kelk, en zelf is zy ook vyfs bladig. Of. zy-s in deeze Soort , geen. Meel draadjes noch. Stuifmeel heeft; gelyk D1rrg- NIus ’er die niet in gevonden hadt, zou men "in de veríche Bloem best kunnen onderzoeken: - De vyf geele Puntjes met zwarte Topjes , die zig boven aan. den omtrek. van den. Stamper vertoonen ,„… zou men inmiddels voor Meel- draadjes ‘kunnen houden. De Vrugt, hier inde Natuurlyke grootte voorgefteld by C, vertoont zig, geflooten zynde, Komkommaanchigs of als een puntige Citroen, Ik heb dezelve aande Rug: zyde open gefneeden , en inwendig zodanig bee vonden „ als hier te. zien is, Een-menigte platte ronde Zaadjes zyn wederzyds Schubswyze op hed essa en hebben. ieder. een lang uis , als Zyde gtinkerc keamchk. één. der- alen by Letter D is ETET Als deeze Vrugt ryp worde, verfpreiden zig de Zaadjes „en; geeven een goede’ Hand val fyne witte Wol, fynder dan Kapok, of vere ftuiven met den „Wind, zegt RumrPuHius. Deeze Wol werdt tot het vullen ván Hoofd- kusfens gebruikt. De Wortel wordt, zegt hys als een’ ‘Tegengift aangemerkt , voor den Beet zelfs der. Venynigfte Slangen; als men hem in de Mond. neemt, ’ Sap inzwelgt en het kaautvs _zelopde Wonde legt. De Melk was niet fcherps maar wat bitter en famentrekkende , dienende tot Stremzel van Koemelk, Van het Hout van dit Boompje werden Kolen gebrand , die men tot DEN T AND RIA 758 tot het maaken van Buskruid gebruikte, Men IV, noemde het, op Ceylon, deswegen Polverboom, Arnar, Op Malabar geeft men het den naam van Eri- EIsörps cu, en daar worden de Bladen, met Oly ge. STUK. finicerd zynde , op de pynlyke deelen gelegd, Piria tegen het Voet- Euvel, Aan de Kust van Ko- romandel groeit het zeer menigvuldig in ’t wil- de, gelyk op Java; maar op Amboina, Baly en elders „ wordt het van Stek voortgeteeld Men merkt aan , dat het Hoornvee, daar aan niet gewend zynde, door den Reuk der Bladen fterft, De Heer JacQurN vondt dit Gewas, by de Stad Kingston op Jamaika, overvloedig inde Velden wild, opfchietende tot twee Mans lang- ten, met ded: Star een Arm dik , wanneer het in de Tuinen aldaar aangekweekt werdt. Na den tyd van SLOANE, merkt zyn Ed, aan , moet het op dat Eiland eerst gebragt of ten minfte wild geworden zyn: dewyl die Autheur 'er geen gewag van gemaakt heeft. Het Vee liet. hetzelve onaangeroerd, De Haairigheid der Bladen, waar van LiNN&us in de Soortely- ke bepaaling fpreekt, beftondt , juist als in hee myne, uit zekere rosfe Haairtjes „aande boven. zyde, op het begin van de middel. Rib. De Kelken waren geelachtig wit , de Bloemen Sneeuw- wit, van binnen paarfch getipt, Des verwon- dert hy zig,dat AuPpiNus dezelven Saffraan. » geel noemt: doch. dat kan eene verandering zyn: gelyk fommigen de Bloemen paarfchachtig , ane deren bleek Violet heeten, B hd Il. Dssa. VII STWKe bb (5) Zy 754 VYrFMANNIGE KRUIDEN, Iv. (3) Zyde - Vrugt met ovaale van onderen Wot Aropae, lige Bladen , een geheel eenvoudige Steng Hoorp- en knikkende Hoste: STUKe v. Dit. is het. Kruid , dat VesLiNGrus zig Sri fchynt verbeeld te Richban zet eigentlyke Beid el yritehe, Os/ar te zyn ; doch het verfchilt aanmerkelyk van het voorgaande, en_is in: de. Europifche _Kruidhoven bekend, Het wordt door Cr usrus en zelfs door CorNurTus, Syrifch Hondsdood getyteld , en fchynt zo wel in Noord-Amerika wild te grocijen als in Arabie, Het Bergvolk in Virginie weeft van den Bast deezer. Plant , vol- gens CLAYTON, Tapyten en Kleedjes, Zy groeit. aan’ Water ‚ met een regte Strengen breede Wilgen - Bladen, brengende groote , dik- ‚ke En raise BE Vort. “ Exaltata, Is € ; it hie dat Ger 5, Stiker was thuis, , Polk AE met Peene ovaale Bladen, een enkelde gladde Steng en famenluikende Flatreies van ’ Honigbakje , ger noemd is, Het voert misfchien den bynaam van exaltata, om dat het aan de Franfchen:, ín Ka- nada , Suiker uitlevert. „, Men plukt, zegt KALM, » 's morgens de Bloemen , als die nog met sy den. Daauw bedekt zyn , en pen het Sap | ‚ daar (5) Asclepias Fol. ovalibus fùbtus tomentoûis &c, H. Clif. 78. Ups. 53. GRON. Virg. 37: R. Lurdb, 4ro. Apocynum „amajus Syriacum reÂum, CoRN, Canad. go, Apoc, Syriacume „Crus. Hift. II. p. 87. Beld el _Ssar. VESL Egypt. 28. As clepias Fol. Lanceolato - » ellipticis Eee, Am, Acad, III, pe 494» "KALM, Kir, II p. 259 5 319. ee daat uit , ‚ waar van men Suiker kookt „die 1. » bruin is, doch zeer wel fmaakt, Ook vervul- AFDEEL, „ len deeze' Bloemen, als ’t in de tyd is, de Horo: $ > Bosfchagiën met een zeer aangenaamen Reuk. sTuE. s.Ly grociden , aan de, Grenzen van Kanada 2824 s> by ’t Meir Champlain „zo wel op drooge, » dorre plaatfen in ’t Bofch , als. aan de kanten ‚> der Rivieren, De Wol der Scheeden, naar „‚ Katoen gelykende , om welke de F ranfstek wy dit-Gewas Cottonier noemden, werde van de „ Onvermogenden „ om-Beäden: daar mede in » plaats van met Veeren te vullen , verzameld, De - ‚» Paarden aten het Loof niet ; doch-de jonge s, Sprugtels werden als Aspergies gekookt, en s) toebereid, en van de Menfchen zonder hinder 9 genuttigd. Evenwel werdt de Melk , dic uit „> de afgefneeden Stengen vloeide , voor eenie_ 2 germaate Vergifti uden ee à Eed Vertel eeens Lg pe door de Steng eens zo hoog , de Bladen lan- ger, ven (aan de Steng meer dan twee, dikwils ‘agt. of: negen. Kroontjes te: hebben : doch ins zonderheid , door dien de toppen of uitftec- kende Hoorntjes der Honigbakjes , boven het middelfte Lighaam van de Bloem , of boven de Stampers ‚-famenluikende elkander raaken. De-Bloembladen zyn bleck en de Honigbakjes en rood 0, (0 Zy Ee) pendule: Plantarum,. „Am. Hek IL, pe 404n Bbb 2 U. Deez, VIl, STUK, 756 VyorMANNIGE KRUIDEN, IV, (6) Zyde- Vrugtmet Eyronde van onderen een Arpzr de weinig gehaairde Blaadjes; een enkelde Hoorp- Steng ; de Kroonijes en Honigbakjes op= STUK. ftaande. VI, ke zi De Bloemen zyn fchoon paarfch in deeze “Scnoone, Soort, welke haare Groeiplaats heeft in Noord= Amerika. Zy groeide , in een Pot , wel twee Ellen hoog. vir. (7) Zyde-Vrugt met Eyronde van onderen wai Haaïrige Bladen , een enkelde Steng; de à Smeg Kroontjes wftaande; ; de Honighakjes neder- waards. Deeze Soort is in Karolina, of ook in Nieuw Jork, Aeg ver. _ (8) Zyde- Vrugt met Eyronde , kaa. ee ng le Bladen; de ies enkeld; de en byna ongefteeld ; de Bloemfteeltjes Wollig. . De Bloemen maaken een groote Tuil op den top der Stengen van dit oude Amerikaanfche Honds- (6) Asclepias Fol. ovatis, fubtus pilofiusculis &c, Apocy- num Flor. amcene purpureis, Dir. Eltb, 31. T. 270 fe 30e (7) Asclepias Fol. ovatis fubtus villofis &c. Apoc. Flor. ebfolete parpurcis, DiLL, Elib. 32. T, 28. f, 31, HERM. Par. 33. (3) Asclepias Fo!, ovatis mjn nudis &ec. Asclepias e Viz- C. B. Pin, 215. Apoc. vetus Amer, Wizank. Dille Ebb, 32, Apocynum Amer. ere@um &ec, PLUK, Alm, 34» Te Bieke Te FRN TK ND RTR Hondsdood , ’t welk een knobbeligen Wortel Iv. heeft , Wrfank genaamd in Virginie. Ber a (9) Zyde- Vrugt met Lancetvormige gld oren STUK. Bladen , een enkelde Steng ; de Kroontjes , BA opgeregt „ eenzaam, zydelings. Caran Op *t Eiland Kurasfau groeit deeze, die roo: pjrrscan de Bloemblaadjes heeft , met Oranjekleurige Hoorntjes , zynde Heefterachtig , met een Ve= zeligen Wortel, De Scheedjes zyn op zyde gc- tand, ’t welk haar van de volgende onderfcheidt. (Go) Zyde- Vrugt met Eyrond Lancetvormige me gladachtige Bladen, enkelde Stengenen op- menen _flaande zydelingfe eenzaame Kroontjes, — wite. Deeze heeft de Bloemen groen, met Snceuw- witte Honigbakjes. Zy verfchilt van de Kuras- faufche door een weinig ruuwe of minder gladde _ Bladen, die van agteren meer gerond-zyn en niet volkomen Lancetvormig, Volgens Dir LENIius zynze met die van ’ zagte Perfenkruid overeen. komftig. PrumrieRr heeft een dergelyke met Amandelbladen in de SEREEN waargeno. „men, (1) Zy- 9) Asckpias Fol, Lanceol. glahris nieidis &c. H. Clf. 78. R. Zugdb. 4tr. Apoc. Rad. fibrosâ, DiLrL. Eltb, 34. T. Jo. f‚ 33. HERM. Parad. 36. T. 36. “ {ro) Aschepias Fol, ovato - Lanceol. fcabriusculis &c. Apoc, Perficarie mitis folio Sc. Dir. Elth. 33, T, 29. f, 32, Apoca Americanum. PLUM. Sp, 2, Je, 30e bb 3 U. Dente Vil STUK: 758 VSFMANNIGE KRUIDEN WW. (11) Zyde -Vrugt „met Lancetvormige Bladen; Vv. ‚ de Steng van boven verdeeld. en opgeregte Hoorps _ dubbelde ee: STUKerro Son xt Decze Soort isin de Europifche: Kruidhoven ek bekend, zynde Kleiner opgeregt Kanadaafch Honds- ii miser d dood geryteld door Cornu Tus. Daar de Steng zig verdeelt , brengt zy drie Bladen” er tegenover voors hr > Xu. 65, „Zyde- Vrugt met Haairige een en leg- Neerleg= +3 se gende Stengen., 3 ende. z__ De Bloem. is hoog «Goudkleurig „met „ron- ‚ des seruige ; leggende, Stengen ‚die: zeer fterk gebladerd zyn ‚ volgens Cr Av TON. De Groei- plaats van deens. € en de! twee voorgaande , is in irginie, ’ DD REEN ANT „Et €45), Zyde- Vrugt mt Byronde Baden, op erde Melkgee- 70° flaande „Stengen “en zeer korte kinderende KE Kroontjes. en tiel _Deeze Ceylonfcne voert den bn van : Melkgeevende „ die op alle andere Soorten toe- pasfelyk is , in ’t byzonder, om dat haar Melk’, * by “(ar) Astlepias Fol, Lanceolatis &c, Asclep, Caule ereêto amnuo, #1, Clif. 73, R, Lugdh. 411, GRON. Virge 3. Apoc: minus re&tum Canadenfe, CoRN, Canad. T. 93 BARR. Rar, % T, 72. RAJe Hi 9 Ge). bodtrchgden., Fol, villebs,: Caule decumbente &c, Apoe: PET Iv. Sic, „90. se, 13) Aschepias Fol. ovauis &c, Asclep.Caule erc%o » fimplicis Herbaceo, &sc, FL, Zeyl, 111. BURM. Fl, Ind, 172. DE PRN TA ND, Rek 759 by gebrek der Melk van Beeften , aldaar tot Bini: ze gebruikt, wordt ‚ niet alleen, maar dat REN ook vande Bladen een. Melkkost bereidt, Dus B moet ’er.die fcherpe hoedanigheid niet in zyn „TUE welke veele. andere Soorten , van dit en de voors gaande Geflagten , ‘gevaarlyk. of Vergiftigmaakt. Die van. Ceylon-noemenze, deswegen , „Kiria- ghuna. Zy. verfchilt , in Geftalte „ van de vol- gende weinig. C14) Zyde=Vrugt met Eytondt B Bladen , om Iv. laag ‘gebaard , Et ren en Kinde maai rende. Kroontjes, Op woclies ruken. gen, eis in Switzerland, -zo-wel als elders ín Europa , zelfs in Sweeden, groeit dit Kruid, dat: men ‚wegens — zvne Tegengiftige kragt „ volgens-den bekenden - naam, in ’t Franfch Dompte-Venin noemt, in ’t erk Zwaluw „Wortel, naar den Latyn- à, welke ook in E dike. * fch ndr | en oogst Erde nagevolgd. De reden daar van is te zoeken in de vertooning „ welke de Zaadhuisjes. maaken met hunne gepluisde Zaa- den. De Bloemen komen zo wel uit de Oxels ae Seil der (x4) Aselp'as: Fol. ovatis, Bai Barbatis &c, Asclepias Caule eretto. FI. Suec. 200, 212. Mat, Med. to3. DALIB: Piris.-76. H. Cliff. 78. R, Lurdh-4ro. N. 2e Asclepias albo Flore. C B. Pin. 303. TOURNrE. Inf?. 94. HALL, Helv, s25e GOUAN Mfonsp. 122. Asclep. f,… Vincetoxicum, LOB. con. 63e, Vincetoxicum, Dop, Pempt, 407. \ hb 4 IL, DEEL, VIL STUKe iv. AFDEEL. Vv. Hoorp- fe 60 VYrFMANNIGE KRoinin. der Bladen voort , áls aan den top der Stenge, Zy zyn wit en beftaan uit een Bloemkrans, în vyf fpitfe Slippen gedeeld, hebbende in de Keel eën dergelyk Geftel , met Hoorntjes, wiet ns PP Draaden zig boven het Tonnetje, dat dé Stem- pels dekt , vereenigen, De wortel; die zig wyd uitfpreidt, is , verfch zynde, fcherp cn bitter, zo dat fommigen hem dus voor Vergiftig gehouden hebben 3 doch ge- droogd levert hy een fterk We remeniddel uits is dienftig tegen. de. Waterzugt , en.wordt uit- „werdig tot zuivering van Zweeren „als ook om … harde Gezwellen te doen verflaan, gepreezen, xv. Asclepias nigra. Zwarte - t as) Zyde-Vrugt: met. Eyronde Bladen dit om laag gebaard rd deSteng van hoven zemen wi dre Raede! thd Dn te an in’ Ryk v: van Flora , onderfcheiden deeze, die by Montpellier „zo wel als de voorgaande, óp Heue velen wild groeit en fomtyds zes Ellen hoogte bereikt, volgens CAMERARIUS, De Bloemen zyn zwartachtig paarfch. Men wil dat deeze, of de voorgaande, het Asclepias der Ouden zy; welks naam, wegens de Tegengiftige kragt s van ZEcurarius was ontleend (*). — (16) Zy- (15) Asclepias Fol, ovatis, Bali Barbatis Sec. Asclep, Cau- ole fubvolubili Herbaceo ec, RB. Lugdb, $to,'N. 1. H. Ups. 93. SAUV.- Mlonsp; 133. GOUAN 122e Asclepias-nigro flor. C. B. Pir, 303. Vincetozicum Fl, nigto, CAMERe Epit, 560% (*) Zo dat hier regt het tegendeel plaats heeft , van de Vergif- tigheid, welke veelal door de zwarte Kleur wordt aangewee- zen, volgens Linn. Philo/. Basan, p‚ 236. PEELEN. Aat (16) Zyde-Vrugt met omgewonden Eyronde AV; Bladen ; een nn an PL gn Haairige Steng. NE, STUK. — Aan de Kaap der Goede Hope groeit deeze, zv; op het Gebergte. Zy is door den Hoogleeraar gie J. BuRMANNUs afgebeeld, De Steng valt cens omtrent een Vinger dik, en geeft aan ’t end selen Kroontjes van groote witte Bloemen uit. De Vrugt iszonderling,en teer naar die der Doorn- Appelen gelykende, dan naar, die der andere - „Soorten. | G7) Zyde - Vrugt mêt omgewondende , Faal XVII, | Laeornge Bladen, en Heefterige Sten, sj gen lige …_ Deeze ;, die; s in de Europifche_ Kruidhoven hetis van de zelfde pl verfchilt aanmerkelyk door de fmalheid der Bla-. nn den, welke, naar die ‘van fommige W Vilgen ge- Iyken, De Vrugt is ook ruig en vertoont zig als gedoornd , doch met flappe puntjes. De Bloem heeft famengedrukte Honigbakjes, zon. der Nagel, in wier plaats twee Ee Oortjes komen. 8) Zy- (16) ede Fol, revolutis ovatis &cc, Mant, 216, Apoe, Frutescens latisundulatis foliis &c, BuRM, Afr, 31e Te 13. (17) Asclepias Fol, revolutis-Lineari- Lanceolatis&c, Apoc; Caule ereto, Fruticofo &c, H. Clif, Ups..Re Lugdb. gro, Apoc. eretum Afi. HERM. Parad, 23, T. 24, Mil, Di, T. 45. PLUK. Alm, 36. T. Tse fe 25 bs ef IL, Daer, VIL, STUK, Arpvzer, Hoorp- IV. E v STUK. XVIII. Asclepias Undulata, Gezolide, 762 VSrFMANNIGE KRUIDEN, oe on Zyde-Vrugt met Gulpachtig omgewo nde. ne Bladen, die grad, Zer on Hier komt het Afrikaans ruigachtig, regtflam- | mig -Hondsdood „met gegolfde Bladen, e’huis, dat door den vermaarden Co MME L Y‚N., Onder de, zeldzaame, Planten van, den Amfterdamfen … Tuin, is afgebeeld en befchreeven, … se NE 448 Zyde- Vrugt met ù omgewondene ‚fmal Lan: fn cetvormige s gepaarde en drieling fz Bladen: fche, de Steng leggende. …„Deeze is, voor veele Jaaren „door de Kruid 5 arken. AMMAN, „en nu onlangs door den Te … Heer ParrLas in Siberie waargenomen, xx. enn Zyde- Vrugt met-omgewondene „ Liniaa- Peri, „ide gekranste Bladen en een opgeregte Stenge Gekranfte, EE en sisi: t | Tide is een Noord - Amerikaa ewas zeer fimalle Bladen als van Vlaschikruid heft en _Kroontjes draagt van B lemen ‚ wier gez meene Steeltjes tegen de Bladerf overftaan, L Maryland. heeft men het gevonden. _Zy- bn 18) Aschpias Fol, revcluto - repandis sd Apocyrium ete Afte fubhirfutum &c. CoMM, Rar, 17. Te 17 (ro) Aschepias Fol.” revolutis* oe ramen &c, Asch montana? humilis, Amm. Ruth, (zo) Asclepias-Fol, revolutis Kibera &c. GRON, Virg: 86. Apocynum M arianum Sc. PLUK, Jaan ze Te pa £, 4. PET, Afus, 609. ** PE, kk sotu Psi: Le en STUK. “De Dr “der Nen geeft. den bynaam XXL aan deeze ai die in Virginie Brogit, eaten En Sud 2). Zyde: Vrugt overhoekfe Lamiéervormi- li ‚_ge Bladen en gemikte,gehaairde, Stengen., …Teierofa. “Deeze „ in’ dé ‘Eùropifche Kruidteïnen pele kn is uit Nieuw ‘Engeland, afkomtftig. Zy er de eeen ze kde en 2 . - dh 4 an knee Mias Io 8 DARE LIAM vd zi beh _Va an den geleerden” Bip nit JAN STA PEL, een _Amfterdämfch ‘Geneesheer „die voor ‘anderhalve Eeuw, leefde, en de tliftórie der Planten van THEOPHRAST rijde Aan- tekeningen heeft 0 chelderd gede gelag: om dat hy der celie Sor Soor: tv gebragt ded den nâam. ee De Kentiefken!, die hetzelve_ van ide voor- gaanden onderfëteidën , 2 ZYN dat het _Horig- bakje, met een dubbeld Gak, de, Teeldee- len bedekt. ” Drie mlar) Asclepias Fol. alternis. Ovatis se, Gron, Pans. 37e 77 ‚ (22) Asclepias Fo!, alternis Lanceolatis „&c, Asclepias-Caule ‘ereto divaricata villofo. ‚Ee, He Cliff. 78e. Lugdb, 410. Apocynum Nove Anglie hisfutum , Tuberofà Radice, HERMe Zazds, 646e T. 647. Dikke Elbe 3Se-Te 30e Éar 3de IL, Dasr. VII, STUN! Iv. ATogEL, é 764 VArFMANNIGE KRUIDEN. Drie Soorten , altemaal aan de Kaap groeì- jende; zyn ’er thans in begreepen ; naamelyk Hooep-- STUK» pr À “Stapelia @arieg AtGe ‚ “Bonte, (1) Stapelia met de Tandjes der Takken uit gebreid. 5 _Gedagte STArrEL hadt deeze, in het Werk van THEOPHRAS TUS, voorgelteld onder den naam vandikke Kivits. Eijer Bloem vande Kaap der Goede Hope. HERMANNUS noemtze Laag Huistookachtig Afrikaanfch „Hondsdood., met opgeregte Haauwen. Men vindeze onder den naam van Asclepias Aizoides , die ongebla- derd is, by Mor 150 N geboekftaafd, « Gewas, dat op_ Steenige ‚ dorre plaatfen aan-de Kaap groeit , wordt in de Europifche Kruidhoven, op gelyke manier als de Westindifche Vygplant, AE ae en gente, Het heeft gedoorn» zyn Ee met een hbiEttrachag Eee SE : ‘dat wal gelyk is, gevuld; van een Span of langer , een Vinger dik; groen, doch ’s Wintérs paarfchach- tig van Kleur. Uit de mikken deezer Takjes komt een dunne Steel voort, een Kelk maaken- de van drie of vyf punten ‚die een groote Bloem be- ) Stapelia Denticulis Ramorum patentibuse Sy/, Nate XII. Gen 304, p. 194, Ver. Kil, Gen 307.p. zis, H. Clif. 77. Re Lugdb. 409. Asclepias Aïzoïdes Aft, BRADL. Succ. 3 Pp: 3 T. 22, MoRIs, Hi. III. p. 6ro. Sis. T, 3. f. 4 num humile Aizoides. Herm. Lugdb. sz. T. 53. STISS: Bor, 32, Fritillaria rasta, srap. Theoph, 3355 Frit. crasfa mf ROf, WEINM, Kruidb, Pl, 155. P ENT AN DRI A, 763 bevatten , welke zig uitbreidt met vyf Slippen Je Te die aartig gemarmerd zyn, en in ’t midden zo- A" danig een Sterretje of Rondzeltje heeft, als ge- Hoorne zegd is, Men kan best oordeelen van deeze Bloem, ds, door die zelf te befchouwen , gelyk daar van een ge goede Afbeelding , met Kleuren, in ’t* Werk van WEINMANN, op Plaat N, 155 , en op de volgende nog eene van een zeer monftreus gegroeide Plant, van deezen aart, is gegeven, ’c Zy hier genoeg gezegd, dat de Bloem van bui- ten groenachtig, van binnen geelachtig is mee paarfche Vlakken en een ftinkende Reuk heeft , zynde zo taay als Leder. Deeze wordt de Klei- ne geheten, He 1s TER hadtze Stisferia genoemd , naar den Kruidkenner , die den eerften aanleg gemaake heeft van den Helmftadfen Tuin. (2) Stapelia met de rn der Takken op- u geregte wenn Stapelia, Deeze noemt men de Groote Fritillaria ‚ en zy voert hier , tot onderfcheiding , den bynaam wegens de ruigte van de Bloem. Ook is de Ge- ftalte van ’t Gewas aanmerkelyk verfchillende , gelyk uit de Afbeeldingen van CoOMMELYN en BuRMANNUS blykt. In de laatfte, nog- thans, (2) Stapelia Denticulis Ramorum ereâtis. MILL. Je. 258 H. Clif. 77. Re Lugdb. 409. Asclepias Aftic, Aizoides , Flore pulchre fimbriato. Comm, Rear, 19. T. 19. BRADL. Succ. 111. Pp. 5. T. 23. BURM. Afr. T, 12. f, In WEINM, Kruid, El, Na 157. ROES. Ins. II. Most, Te 9. IL, DEEL. VII, STUK. IV. 366 * VyFMANNice Karpen. thäns, zyn de knobbeltjes , waar uitde Takken | Ard} eel, beftaan „ veel ronder „’t welk van de Groeiplaats Hoor kan afhangen. De- Bloem , insgelyks in ’t Werk STUK, wigte, _van WEINMANN, Plaat 157 afgebeeld , ver- “toont zig veel pragtiger „ en is aan de kanten zeer aattig met Franje van witte Haairtjes, als. Flùweel „ gezoomd. Zy, maakt een groote vyf- puntige Ster uit , wel ‘een Handpalm breed ‚wier punten fierlyk paarfch gerand zyn, en verder in- wáards geel met ‘paatfche Streepen. Het midden öf de Navel onderfcheidtze , ‘voornaamelyk, als niet het gedagte Rondzeltje', dat de Teeldeclen. in-de andere bedekt, maar’; in ’t midden van een” ruige’ ‘Schyf, zekere üitfteekende Puntjes: hebbende, die ‘als een Stêtretje binnen de Ster Ee Deéze. kroonen de vel lee wel. „zonde: ele, … halve d de zonde Etre vero van zeke. re Natuurlyke deelen , in deeze Bloem, heeft dezelve-òok-éen zeer ongewoone Reuks Lin- Neus noemtdien Bokkig, Veneriaal en geil: doch ROESEL merkvaan, dat dezelve veclovereen= „komst heeft met dien van rottend Vleefch endit zou de reden zyn „dat de Vleefchvliegen deeze Bloemen niet alleen vlytig bezoeken ‚ maar ook met:haare Eijeren beleggen, zo dat men dik- wils de uitgekomen Wormpjes daar in ziet krui= pen. Het is , volgens hem , zeer blykbaar , dat niets. auders,dan de gedagte- Reuk de pn daar toe beweegen: dee C e Stas PoRONOT ACN DoRo1 A 707 2 re Stapelia: » die de Tandjes der Takken flomp … heeft , met een Doornachtig puntje. en Dit zonderlinge: Gewas is thans ook tot dit Hoor. Geflagt betrokken. Het verfchilt van de ande- mu: ren’ ongemeen , door de kleinte der Bloem , „fien: welke der Ridder ook nog niet onderzogt hadt, en lei. De Hoogleeraar J. BURMANNUS;s hetzelve dee in Plaat brengende, meldt „dat het uit een dik- ken Stoel, van byna een Vuist groot, die zig als met konítig Saywerk vertoont „ Takken uitgeeft , welke alleenlyk ‘uit ronde Sappige Knobbels, aan elkander gevoegd, beftaan, en deeze zyn met langwerpige Vleefchkleurige Schubbetjes getepeld. Uit het midden van dee- ze Schubberjets fchynt de Bloem voort te ko- men, die paarfchachtig is en zeer klein; wor- dende gevolgd van Haauwcen, omtrent cen kn ger lang , die niet overend ftaan, gelyk in de eerfte Soort , maar nederhangen. Naar een ge- fchilderde Afbeelding is deeze in Plaat gebragt. HERNIA RIA. Duizendgrein. Een vyfdeelige Kelk zonder Bloemblaadjes behalve de vyf geknopte nog vyf onvrugtbaare - Draadjes bevattende , en een eenzaadig Zaad. huisje „dat zeer klein is; maaken de byzondere Kenmerken uit. Vier (3) Stapelia Denticulis Ramorum obtufis mucronatis. Syf?. „Nat, Veg, XIII. Stapelia aphyllos ad nodos mamillaris , Floù- eulo rubello, Siliquis-pendulis, Burm. Afr. 27. Te ile M, Daer, VII. STUK, IV. 768 VSFMANNIGE KRUIDEN, c-Vier Soorten , altemaal Europifche, komer Arnge in die Geflagt voor, naamelyk: Hoorp* STUK, € t) Duizendgrein, dat glad is. Hints In de Koornlanden en Moeshoven, als ook glabra. op allerley drooge Zandige Gronden , komt dig klein leggende Kruidje, door byna.geheel Eu- ropa, voor, Het is zo wel iplandfch in Sweeden als in Languedok. Ook zyn ’er veele plekken, op de drooge Vlakten aan de Rivier Irtis in Siberie , mede bedekt (*). Men vindt het in alle Provinciën van onze Nederlanden, daar het _ Duizendgrein genoemd wordt, wegens de mc- pigvuldige Zaadjes , volgens den Latynfchen naam Millegrana of Centograna, gelyk de Ita- liaanen het heeten, Wat de oirfprong zy van den 1 N kv Oert ; is my onbekend. “Sommigen hebben het Klein Duizendknoop , om dat de geltalte ’er wat naar gelykt „ geryteld, De Duitfchers. noemen het Bruchkraut , dat is Breukkruid , ’t welk met den Franfchen naam Herniole en den Latynfchen Herniaria ftrookt. Men vindt het by Dopo- Néus vry wel afgebeeld, Het (1) Heeriaria glabra, Sy2, Nar, XII. Gen. 35. Pp. 194» Weg. XIII. Gen. 308, p. 215, Hern, glabra heibacea, J. Be Hift, NI. 378. Hem, Calycibus Bradteâ nudis. H‚ Cliff: 4E» El. Sate, 207 ; 213. Mart. Med, vo4. HALL, Heiv, 182. DALIEe TOURNE. &c, Polygonum minus {, Millegrana major. G. Be Pin, 281. Herniaria. Dop. Pempt, 114. (*) Parvas Reizen. Il. Th. IJ. Be Pe 473, PEN T AN Der í á. 769 Het is fcherpachtig en famentrekkende, Väân ouds heeft men het gepreezen tegen de Breú- ken, uitwendig epgelegd , en, door zyne Pis- Hoof: dryvende kragt „ zou het ook tegen den Steen °TOE — en het Graveel dienftig zyn, > ne in Poeijer of Afkookzel, (2) Duizendgrein;, dat ruig it, IME, a van NE, Ee De Heer HArLLER en anderen merken dee- pre ze, die op de zelfde plaatfen en onder het voor-, : gaande , doch meest in de Zuïdelyke deelen van - Europa ; voortkomt , als eene Verfchieidenheid — aan ; waar toe ook. de Ridder fchynt over te hel. lei, In de geftalte is weinig of geen verfchil,en _ de Bloempjes komen hier zo wel getropt voor ; als aan de gladde Soort. (3) „Duizendgrein met Haal pStengetie.en m. vierdelige 2 Bloempjes. Bets ri enn EE ar 4 Geel van vyf is, zo ten opzigt van. de Kelkverdeeling als van de Meeldraadjes , hier ir vier veranderd. Dus, naamelyk, nam de Heer Loerting dit Gewasje, dat de Stengetjes tot een Span lang , deels leggende , deels opftaan- de heeft ‚in Spanje waar, Het heeft, niettemin , een (2) Herniaria hirfuta Herbaces. J.B. Hifl, III p. 379. C3) Hersiaria Caûlibus Fruticoûs, Fior. quadrifidise drs, Atad. IV, p. 269. LOEFL. Ities’ 128, Herín, Frat, Viticolié lignofis, G‚-B. Pin. 382. Polygorium Herniacia Fel, & facie &c, }- B» Hit, HL p. ide Las, feon. IE 85, Dn A lide IL, DES, VII, STUK» zie. _VIFMANNIGE- KRUIDEN) IV een Wortel: van. omtrent een Vinger dik. Met Armin: de Anthyllis.van Valence, door Cmuusxusdus- Hoorp- genaamd „ welke de Heer Gou An tot-de:voo- STUK, rige betrekt, fchynt. het veel overeenkomst te at hebben, Ook groeit het, volgens Lore ;ins- gelyks in Provence. Iv. | tE nd à Eee aM D Tenten ze haairde _Blaaijes, Linsbhlig, Onder den naam van Klein Linsbladig Var Rensgras befchryft.C Ba un I1.Nus een leggend: Plantje ‚ met rondachtige Blaadjes en tropjes van: Kleine Bloempjes, ’t-welk door hem by-Mont-- pellier was gevonden, … Een ander hadt hêt in Spanje. op de Bergen. by het. Eskuriaal „-verza- meld, d> Schynt ook in Engeland: waargenomen en is door Pru K E- NET afgebeeld’, áls: aldaar aan Zee voorkomene de, met dikke glanzigë. Blaadjes , van Wilde dà Thym. Hier vertoonen zig, kleine Lins- of Neet- achtige, Bldadjes „by. de grooteren aangegroeid waar van BaURINUs fpreekt. BuxrAuM, vondt het in de Oofterfche Landen. De Heer N.L, BuRMANNUS merkt aan, dar het ook aan de Kust van. „Koromandel groeit. Des,befluit Lin NZE US, dat het uit Ooftindie verhuisd zy in £4) Herniaria fubfruticofa „ Fol. ovato = oblangis- pilofise Syt, Nat. Veg. XIIL Polygonum minus Lentifolium: Ge Be Prodr,-131, Polyg. maritimum, &c. PLUK. Alm, 302: Ts $% f. 3. Per. Herb, ro. £. 6, Camphorata frutescens, BUXBe Co%% ko Pe 18, Te 23e fe 20 BURM, B, Ind, p‚ 72 PEonet A RD eRta zt ia Europa: ’e-welk; inderdaad ; alzo de’ kleine _ IV — Zaadjes ligt met den Wind werftuiven kunnen , ATDEELS van calle. waárfchynlykheid- niet is ontBlooë, Fóorns Maar het heeft dus, als eerft volgens.zyn Ed, TUE uit het Paradys- derwaards gebragt zyide, cen Digpias dubbelen weg moeten afleggen; CurnNóeoptö am. ait d ee vyÉ bladige, vyfhockige, holbladige K Kelk 3 $ see des in de Kelk aanrypt ; komen als de Reine: ken voor ; van dit Geflagt „ waar van fommige Sooften den Styl in drieën ; doch ver. de meefté in tweeën gedeeld hebben. Agttieh Soorten „ waar - Wen de eerften de Bla: den veelal uitgehoekt, hoëkig of getand; devy laatften alleen dezelven niet iaacheeden | ‚heb- ben; en wel-meeft ‘Europifchen hete zelve voor. (1)-Ganzevoet met deichuekig Pylvormige ef> : fenrandige Bladen. en famengeftelde , Blar rn - ENTICHS, derlooze ‚-Oxel - Aairen. Eeen Op allerley woefte plaatfen ; op Mest-en Aan ) Chenopodiue Fol, triangulatie Sagittatis &c. Syt, ‚Nat. Xlt. Gen. 306, pe 194. Weg. KIlL Gene 309,-p. 216, He Clif, FL, Suèc, Mat. Med. R. Lagdb. 278, HALL. Helv. 174 Darin Paris.79. GOUAR Monsp. 123, Lapathum wnâuofum, €. B, Pin. t15. Bonus Henricus, J.B, Mijl, IL pe 965, TOM bona. Doo. Pempry 651. LOR le. 256, b Le Cee 2 U, Desk, VII, STUKe 272 VSFMANNIGE KRUIDEN, IVY, _hooped ; aan de Wegen en in verwilderde Tui- Be pen, kommt dit Kruid door geheel Europa voor. Hoorn: Van fommigen is het Smeerige Patich, van an- STUKe _ dere Wilde Majer of. Melde, en Weld - Spinagie Tweewye ì : zige. genoemd geweest ; doch de algemeenfte naam is Goede Henrik, gelyk de Franfchen dien met le Bon Henri, en de Duitfchers met Gut Hein- rich navolgen. Het fchynt dien naam gekregen tehebben , om dat het „ als Moes gegeten „een eld. verzagtend. Purgeermiddel is „ die- nende uitwendig tot Wondzuivering : weshalve het ook Tota bona, in ’t Neerduitfch Algoede, en, wegens de figuur der Bladen, Lammerkens= Oor. geheten wordt. In Engeland voert het den paam van English Mercury , dat is Engelfch Bingelkruid, De jonge Spruiten v worden op fome adan in % Voorjaar , als Salade met Olie en Azya genuttigd. _De Stengen van dit Kruid groeijen een Voet of een Elle hoog: zy zyn dik en hol, van bui- ten geftreept: de Bladen driekantig en veel naar die van het Kalfsvoet gelykende, uit wier Oxe- lende Aairen , die gefteeld en ongebladerd zyn ; voortkomen. Aan de kanteri zyn de Bladen eenigs- zins gegolfd, en van onderen begroeid met een witte Wolligheid „welke „daar afgewreeven wor- dende, Smeerig fchynt. De Wortel is dik, van binnen geel, fcherp en bitter van Smaak. Het Kruid komt veel te Putten in Gelderland en by Wyk te Duurftede voor, zo de Heer pr Gore TER waargenomen heeft, (a) Gan Pen TANDEIA 973 (2) Gânzevoet met driehoekige eenigermaate Iv, getande Bladen en digt getropte Trosjes , wek: er die zeer lang zynen dun, tegen de Steng Hoorp- aan. as sro 2 WE: In Sweeden groeit deeze Soort zeer veel op Par rd de Straaten van Upfal en andere Steden. Van Batavia „ in Oostindie, is een dergelyke over? haesen: gezonden, 5 (3) Ganzevoet met. Hartvormig driehoekige, „sn, _ frompachtige, getande Bladen , en opftaan- Es Serd de Trosjes, die famengefteld, eenigermaa- te gebladerd zjn „en korter dan de Steng. Deeze behoort tot die Kruiden, aan welken men „ wegens de figuur der Bladen, den naam van Ganzevoet gegeven heeft, en waar van dus de Geflagtnaamafkomftig is.In’ Franfch noemt menze Pied d'Oye, in ‘€ Engels Goof- foote, in Hoogduitfch Ganfefusz; 't welk al het zelfde betekent. Zy is gemeener in Euro» Pas (z) Chenopòdiam Fol. triangutaribus fubdentatis sec, FL. Suec. zog. 215, Chenop. latifol, minus ramofum &c. BUXB, Hai. 69, Te 1. Chenop: erettum Ec. RAF. Syn. 3. Pe 155- BURMe (3) Chenopodium Fol. Cordato - triangularibus &c. FI. Suec. No; 217. Mat. Med, 107, DALIB Paris 78. GOUANe Monsp. 123. Hair. He'v. 174 N. 3- Chenop. eretam &ce H. Chf: 35. R- Lagdb. 219. N. 6. Atriplex fylveftris latifo= fia, C, ù. Pix. ti9. Pes Anferinus. DALECH. Hifl. s4ze Don: Pampré 616, Atriplex fylv. C Pes Anfcrinus Sc. LOR, Jeon, 254 BE Ccc 3 IL, Dser. Vil, STUEe Zie _VLEMANNIGE KRUIDEN, IV. pa , ten minfte: in onze. Nederlanden » dan de Âr DEEL. eerfte Soort, Men vinde ook op: wilde woefte STUK, … …letjes worden food of Babriehachtie.. Eil Us 2 merkt aan , dat deeze Plant Venynig is en de … Varkens doodt 4, waneer die ‘dâar vân cêten. >Het Vee laatze ook meest onaêngofoerd, Men vindtze echter; onder den naam van’ Wilde Mel. de, by de Geneesmiddelen geboekt. - nr (4) Ganzevoet set Eyronde getande fpife Beg ve glanzige rime de Trosjes Tank en on- rale, Muurfch, gebladerd, 8 Deeze verfchile hier door , es ie doordien: de ‘Trosjes voorby ‘de Steng ’ uiinedREn3 “van de ra in peher d Ms KDE SE ARE der 3 a € of} 0 al Neen echt Soort CMC anze HETE ke vindt, Sommigen hebben de Bladen ‘bydië van den Doornappel vergeleeken, In Sweeden ; nies. alleen , maar ook in Duïtfchland en in onze Pró= vinciën komt deeze Soort, mede op dergelyke RAe: als ook op. Muuren en-aan. de. ge @ Gan: (4) Chenapodiuns Fol, ovatis nitidis donne acutis &c. FL Suse, H. Clif. &c. KRAM. Aaftr. 63. GORT. Brig. 67. Cher nopodium Ree, TAB. Hij. 312. Arc, fylv, larifolia acu- tiore folio. C‚ B, Pin. 179. Atriplex Stramonii folio, VAILke Par, 36. T.7 7. si z. Atriplex dita Pes Anferinus alter £. ra mofor. Je B, Hif. Il. Pe976 PE NT AN DADA 28 (5) Ganzevoet met driehoekige ‚diep re rimpelige gladde eenvormige Bladen: dei Trosjes endelings. | EN s TourNeFo RT maakt van een erde En Spaanfche gewag , waar mede het Engelfche dani Majer met Vygebladen : van Ray overeenkom- ne ftig fchynt: des de Groeiplaats gefteld wordt in Spanje, Vrankryk en Engeland, De Steng is eens Mans ee Bee goeln het bloeit zeer laate 5 SIET È _ Laate (6) Ganzevoet met id le NE ree ir Bladen; vanagteren-gaaf3-debo- wit, „venften langwerpig en opftaande Trosjes. » wild “Melde, ‚ met uitgehoekte witachtige Bladen , „ is deeze getyteld by Bauminus. De {malheid der bovenfte Bladen onderfcheidtze ge noegzaam ‚ voor dat de Trosjes door de rypheid wit worden: Zy beftaan,uit-overhoekfë, onge- …… . fteelde „ digt getropte Aairtjes, Bolachtig famen- gehoopt. ’t Gewas is aan Dyken,- Wegen en W (5) Chenopodiam Fol, Deltoideis kc. ae Acad, IV. p. 399. Chenop. Hisp. procerius ‚ Folio Deltoide, TOURNE. Jaf?, pp. 666, Blitum-Ficus-folio,-RAje Angl,3.p. 158 (6) Chenopodium Fol, Rhomboideo « ne 8e EL Sue, E129 218. DAL IB. Pare 30. GOUAN Menspo124e Gort. Belg, 67. Chenope Fol, inf‚vovatis Scce HE Clif: 85e GRON. Virg: 45e Re Lugdb. 219, N. 8e HAELs Helv. 174, N. 5. Atriples:fylv.- Fucns. Hiff. 119. Atriplex fylvefizis For. lia finuaro candicante. C. B. Pins 119. Elgar. radi Me, DEEL, Vils STUK, 76 VyYfMANNIGE KRUIDEN, fv. „Wallen , niet minder gemeen dan het gewoone ArDEEL Gawivok. Men poemt het, in ons Land, Wil- Hoorp- de Melde. Het Zaad, dat zeer zwart is, munt STUK. uit in de witte Trosjes , die op ’t end van den Kid Herfst, als de Bladen afgevallen zyn, byna het geheele Gewas getrost doen voorkomen, zo de Heer HALLER aanmerkt, Het grpelns ook in Virginie. mend . „rd 7) Gîhdetoerd met red araldie uitge ei hoekte Bladen; de Trosjes en) en eeni- … germaate gebladerd, Deeze, waar mede de Wilde Garsievnet met Gelderfche Roos Bladen , van VAILLANT, veel overeenkomst heeft, is een laftig Onkruid in Ee Moeshoven. 4 ps nt ME een Verfchei, Ph @ Ganzevoet met Hartvormige hoekig gefbit- Baterd, fie Bladen en Takkige Frosjes die Ep derd zyn. Hier zou de Ganzevoet met Doornappel Bla- à den, G) hike Fol. Rhomboideis dentato= finuatis Sc se tn êc. GORT, Belg, 67. KRAM. Anf/r. 63, GOUAN Monsp. Chenop. fylv. Opuli folio, VaiLL. Pár. 36, Te 7 ed nn fylveftris. J.B. BiA, IT. p. 972. (3) Chenopodium Fol. Cord, acuminato - angulatis &c. B, Sue, &e, Ec. Chen, Fol, triangulari - Sagittatis, R, Lugdb, 219. N. 10, Chenop, Stramonii folio, Varur. Paris, 36, T7. £ Ae Chenop, fecund, TABERN, HE, siz. £. 2 PESWCE AIN DRE A PT | der; van VAILLANT ; thuis behooren” Zy IW fchynt ook wel maar een Bafterd- of vermeng- dan: de Soort. 77 , doorn: STUK _) Guizèwoet: met ilagwerpig khirdndke Bla: IX, den en naakt: veeldeelige Trosjes. dn br k _Overvloedig groeit deeze in lealie, Provence … “bruit en andere Zuidelyke-deelen van Europa; ja zy komt ook. wild voor in Duitfchland en in onze Nederlanden, Men noemtze Botrys, dat is Drui- venkruid ‚ om dat zy als een Druiftros. draagt van Bloem- en Zaadhoofdjes. Wegens den aan- genaamen. Reùk krygt zy den bynaam van 4m brofioides ‚ die echter meer toekomt aan de vol- gende, De Tgaliaanen noemenze -Botri „de Fran. chen Pyment , de Engelfchen Zik van PFerus falem : om dat de Bladen naar die der Eiken eenigszins gelykenss’t Gewas-groeiesnaauwlyks eeú Voet ‘hoog ven vertoont zig-alsseen Hee- ftertje , doch overwintert niet, Het komt meeft *” op Zandige.plaatfen voort. Het heeft een ver- warmênde kragt; wordt wegens den Smaak wel in ’t Moes gedaan en by het Vleefch gekookt, Men legt het droog by de Kleederen , niet al- leen om den Reuk, maar ook tegen-de Motten: weshalve het den naam van’ Mottekruid, by fommigen , voert. B sa (5) Chenopödiun Fol. Lânceolatis” dentatis &c, H. Clif. Ups. Mat. Med, Re Luzdb. zo. N. 4e GOUAN Monsp. 124." Botrys Ambrofioides valgaris, C. B. Pin, 138, Bor: te Dop, Peropt. 34e 1, D&EL, VII. STUK? Cee s adhere 218 _NVIEFMANNIGE KRUIDEN. We. _ (ao) Ganzevoet met Lancetvormige getande kes ie „Bladen en gebladerde enkelde-Trosjes. enn Deeze noemt men Mexikaanfche ; hoewel zy Xx. niet alleen.in.Nieuw Spanje „maar ook in fom= Gelet mige declen.van-Europa , « waarfchynlyk door des. ‚Zaad overgebragt zynde , van zelf voorkomt. kendy…… Die heeft by Weenen, plaats, als ook in Portu- gal. Zeer gemakkelyk wil “zy voort in de Ho- ven „ zynde ook een Zaaygewâs. De Reuk ús zeer Niek” doch niet onaangenaam 5 de Smaak Kruiderig , naar dien van Komyn - - Zaad gely- kende, De Konferf der Bladen, met Honig , wordt voor een goed Borstmiddel gehouden, Men noemt het , in Provence „ Thee van Mexico misfchien om dat de Bladen als Thee no worden „ en dus gebruikt, —_ rik (11) Ganzevoet met Bladen ei fra! jn, 2 zyn , emongefteelde Bloempjes:in de Oxelen Veeldee. | utd tig. (12) Ganzevoet met Eyrond -langwerpige | hakt tande Bladen en ongebladerde Tros/en, Van (io) Chtnepadine Fol. Lanceulatis gemend. H. Clif. &ce Ec, Botrys Ambzofsoides, Mexicana. C. B. Pine 138 „516, Chen, Ambrofioides maximum. TQURNE. Jnft. 506. Boetica Att, fylveftris facie. BARR-. Rar. Ie, 1185. (11) Chenopodium Fol, maltifidis &c, Chenop, fempervirenss Foliis tenuiter laciniatis, DiuL. Elbe 78. Tr 66, £.77. , (12) Chenopodium Fol. ovato - oblongis dentatis &zc. KALM? en pn Ps 283, 305, en Lycopi folio perenne. Dille Elp, £, R, PE NBA SN Dy RIA 279 Van deeze twee Soorten „ beiden-afkomftig Iv; van Buenos Ayres in de ‘Spaaufche Westindiën, *”y, is de Reuk zo fterk niet als in de voorgaande. Hoorns : De veeldeelige ’ groeide , in vrye Grond, toc Toke twee of drie Voeten „ de andere tot drie Ellen * wide hoog. DrrLeNrusgeeft 'er Bladen van Wolfs- poot aan, De Heer KaLm, deeze ‘Plant ook in Penfylvanie Lrnventende ‚ verhaalt , dat het Zaad aldaar den Kinderen tegen de Wormen ingegeven wordt; Es ef tot uitdryving derzel- ven voortreffelyk. Zy groeide , zo wel aldaar, : als in Nieuw Jetey „in ’ wilde, (23) Ganzevoct met Eyrond langwerpige wit FL ___gegulpte Bladen en naakte ane AVEN dn nà achtige Trosfen. Die is wetlefcfa een Europifché, die in onze Nederlanden veel voorkomt by Boeren -Woo- ningen en”Mesthoopén. Men vindrzë ook ‘in de Voorftad van Weenen } genaamd 'Erdbeer , en:op de Straaten te“Scokholm grôcit zy over- vloedig. Het is ‘de fmmalbladige ES Mel- de van BauRIiNus. KE anti mei gehaat de Katie EI ‚Vulvaria. _WYS stinken pen ) Chenopodium Fo!. ovato - dae repandis"&c. Fl, Sue, H. Er &c.r Ru Zougdb. 219 7: Chenop: anguftif. lacinia- wam-minus. TOURNFs Jaft, aen pien anguftifolia lacinia- Tame À ak II, p. 4f2e do. 4730 inie Gylv. fecunda. TAB. Le. (14) Cade Fol. integer, Rhomboideowovätis 86. MH. } u, DEEL. VII. STUKe 78a VrfMANNIGE KRUIDEN. id wys’ Eyronde Bladen en Kluwenswyze Bloes cit 3 el men in de Oxelen, gn Niet minder algemeen komt deeze voor in de TPwewy- Moeshoven- en fomtyds ook aan de Wegen. De 6 Stank, naar dien van rottige Zoute Vifch gely- kende , volgens Doponeus, onderfcheidtze genoegzaam. Hy noemt het,Kruid deswegen Garosmus ‚ anderen hebben het Zulvaria gehe- ten; doch de gemeente naam is Stinkende Mel- de. Zo ’er Vrouwsperfoonen met de Rokken te- gen aan geweest zyn, komen de Honden haar, bezyken, Het wordt zie de Opllyging pe s geacht, ar 15) Giet e met remain tens Bla- den , leggende Sten ks ane zt af _ Veelzaadig Majer wordt deeze annen ge= noemd „om dat zy by de andere Soorten van Majer daar in uitmunt, Zy groeit in Moesho- ven ‚op gemefte Akkers en gebouwde Gronderis in pope: Men vindtze in -Sweeden „ Duitfch- land, en 216, 222, Mat, Med, 103. Darin, Paris 77. Che- nop. Foliis triangulari- ovatis, He Cliff, 84. Re Lugdb. 218: N, 2, Atriplex foetida. C, B, Pin, 119. Vulvaria Garum olens. LoB, Je. 255. Garosmus. Don, Pempt. 616, Cis) Chenspodinm Fol, integerrimis ovatis &c. Fl, Sutce 217, R, Lugdb. 218. N. 3. Blitum Fol. ovaris. H. Clif. 28s Blitum polyfpermum. C. B. Pin. 118. s Blygean Casiaui Ec, LoB, Ze, 256, PEN É AN D R IJA. 20E fchland , Vrankryk «en elders. In Switzerland is Ris zy ook, volgêns den Heer HALKER, niet'on- gewoon 3; die aanmerkt , dat de Meeldraadjes Hoorne Veetkragtig zyn , ende Bloempjes fomtyds in vie-STUE: ren gedeeld. Men wil dat dit Kruid tot-lok-aas Disyria voar de Visfchen kan vetftrekker. (16) Ganzevoet met final Lancetvormige Bla- EE Bd die vlak en effenrandig zyn, meg ant Dit is een zeer Takkig, Jaarlyks Kruid, gwee Pezen Ellen en hooger groeijende , met dunne ronde Takjes en langwerpige Blaadjes, veel naar die van Vlafchkruid gelykende, doch op de kant gen haaird. In de Oxels der Bladen komen kleine getropte Bloempjes, groenachtig {van Kleur. Om dat men ’er, in de Zuidelyke declen van Euros pa, Bezems van plagt te maaken of nog maakt , voert het den bynaam van Bezemkruid, Het heeft de Steng zeer glad en witachtig , en moet een __ fraay Kruid zyn ‚ dewyl de Itäliaanen het Bel. wedére noemen. Wild komt het in Griekenland voort , waar men het Osyris heette, Waarom het, van TABERNAEMONTANUS , Studen. ten- Kruid genoemd zy , is duifter. Het groeit ook (16) Chenopodium Fol, Lineasi- Lanceolatis &e, H- Cliff. Ups. R. Lugdb, 220, N, 11, Chenop, Lini folio villofo, TOURNE. Jrf?. sos, Linacia Scoparia. C, B, Pin, 212. Oly- ris, Dop, Pempt, 151. Linaria Belvedere dta, f.B. Hif. III. pe 462. Herba Studioforum, TAB, Hij, IL, p. 102. Tsifu, KEMPH. Jap. 835. IL. DEEL, VL, STUK) j85 VLPMANNiCE KruinÊs. es ook ín Japan, volgehe Ka&MPrEn, die vefd Li haalt , dat het äldaar een voortreffelyk Genees- Heoro- middeluittevere. Men vinde het, insgelyks, ia STUK: andere deelen vaa Ooftindie. XVII. _ (47) Ganzevoet met Bilevornig. half Cyliti» En __drijdhe Bladen, Deeze Soort, die kleine Witte Kali, met HE lo: _Áterend Zaad , genoemd is geweest , valt niet alleen aan de Zeekuften van Europa, zo in de Noordelyke als in de Zuidelyke deelen , als ook in onze Nederlanden ; maar de Heer Pa LLAS heeftze cok Onder de Kruiden, dieaande Zoute Meiren "în de Zuidelyke deelen van Sibe- rie, groeijen, gevonden. Te Montpellier, daar _het aan de Zee voorkomt, noemt men dit Kruid AVE (18) Ganzevoet met Lancetvormige „ eeniger- rd en maate Vieezige, effenrandige. Bladen, en gemikte Trosjes die gebaard zyn» in de Oxelen. _Deeze sdie weleer voor cen Virginifehi' erde gehouden , is door den vermaarden GMÉLIN : in (27) Chenopodium Fol. Subulatis femicylindticis. H, Clif, Fl, Suec, R. Lagdh. 220, Kali minuë album Semine fplendene pe B, Pin, ig Moris. Hij, 1, p. Glo, S, 5, T. 33efe « Orp, Dan. 4 7 & 18) eiiedins Fol. Lanceolatis fabearnofis Sc, ACF, Goët, 1752. Chenop, Virginicum &c, Sp, Plant, 1. p. 22e GMEL Sib, IIL p. 83. T, 15. fe he PECN TA NDR I'A 7183 in Siberie waargenomen én afgebeeld, Zy heeft IV, een groote zeeft wyd gemikte ' Bloempluim pee en; dáar de verdeeling ophoudt, komende Bloë- Hoorns * men ongefteeld "met Baardjes , voort, UKe Be Ta. Beete. Dit Geflagt heeft een vyfbladigen Kelk , zon- der Bloemblaadjes, en een Nierachtig Zaad, binnen de zelfftandigheid van het onderfte de Kelks aanrypende. Het bevat drie Soorten, al temaal Europifche, naamelgk (a) Beete met getropte Bloemen, L Beta eal- Een zeer bekend Moeskruid , dat men over- sari. al in de Tuinen heeft , maakt de Soort uit. à Het voeft den Neerduitfchen naam naar den Latynfchen Beta, die van de „Letter B zou af. komítig zyn. De Gri } het geheten: de Italiaanen noemen het Beta, of Bietola, gelyk wy ook meest Biet zeggen : de Spaanfchen, Afelgas ; de Franfchen Poirée; de Duitfchers Marigoldt.* Men zaait het in de Tuinen , doch de plaats der afkomst is on- zeker, 1 Ee LE Digyrias Van (1) Beta Floribus congeftis, Syf?. Nat. XIL, Gens 807. pe 195. Weg. XIII, Gen, 310, p. 217, Beta Caule ip. Plant, 322. Beta. H. Cliff. Ups. Mar, Med, R. Lugdh, 220. & Beta rubra vülgacis. C.B. Pim. 118. B, Beta rubra major Ibid, Y. Beta rubra'Rädice Rape. Ibid, d, Bera lutea major. Abid, «. Beta pallide virens major. Ibid, Beta candida, mubra 8e rubra Romana, DOD. Pe®pt, 5ao, IV, 734 _-VEEMANNIGE KRUIDEN, — Van ouds heeft men ‚ naar-de Kleur der Blas Arnell, Ss cen Witte en Zwarte Beete onderfcheiden: Bodks, De eerfte ‚die tot Moes gebruikt wordt, hecft STUK. groote , breede, gladde, glanzige Bladen, die Eel geelachtig groen zyn : de andere heeft donker groene Bladen ; met roode of paarfchachtige Stengen.en Steelen. Hier van worden de Wor- tels „ onder den naam van Beete- Krooten of. Bierwortels » gekookt zynde ‚ Onder de Slaa gegeten. In *t Frapfch noemt menze Bette-Raves: in ’t Latyn wordt deeze Beete door den naam van, Beta Romana of -Room/che Beete , onderfcheiden. In ’t Hoogduitfeh geeft men ’er den naam aân van Rothe Ruben, dat is. Roode Raapen ; hoe- see wel de W rel weinie overeenkomst, in figuur s met de En ze met A Fanfche Raapen; zeer ang ‚ van het top- zend allengs vertelde en van binnen zeer donker, doch fomtyds ook bleeker rood; zoet van Smaak, Men vindt ook een Becte met Geele Wor- telen opgetekend , en, daar is onder dit Moes kruid een Roode Beete, waar van alleen!yk het Loof genuttigd wordt. Voorts verfchilt. het Gewas in grootte zeer , en geeft een Bloemfteng van een of twee Ellen hoog, die geftreept is en Takkig. De Beete - Kroten moeten ùitge-. rood worder, eer het Kruid is gefchooten. Uit derzelver Sap kan Suiker gemaakt worden. Dat. van de Bladen ; verfch geperst, dient tot-een Niesmiddel.. Voor ’ overige heeft dit Moes. - eene 1 PEN T AND RI A #85 eene zagtelyk Purgeerende hoedanigheid , en 2 wordt geteld onder de Geneesmiddelen, AfDeeL? v_ (2) Beete met drievoudige Bloemen. Hoorps , STUKa In deeze is bovendien waargenomen; datde ‚me Kelkblaädjes van onderen niet getand zyn, ge- bier Iyk in de voorgaande plaats heeft, Voorts worde Telifëlië, Zy onderfcheiden door den bynaam Cicla „welke zo veel zegt als Sícula of Siciliaanfche, Dat zy onder dien naam bekend zou zyn in de Winke- len, vindik niet. Men heefize in ness saan de Taag, groeijende gevonden. (3) Beete met gepaarde Bloemén, EE Deeze is Wilde Zee- Beete genoemd geweest, Tilder Zy groeit aan den Zeekant van Engeland en on« ze Nederlanden. Het verfchil met de Gemeene beftaac daar in , dat zy-het-eer(te Jan bloeit; dat zy de Bladen fchuins heeft of Vertikaal : en dat de Kelkblaadjes aan de En effen, niet ééntandig zyn. „SArsoiá Toogkruid. _Hier is ook de TE zonder Bloem: blaâd. (2) Beta Floribus têrnis, Beta alba vel pallescens, quz Ci tJa Officinarum. C. B. Pin, 118, Befa communis viridise Zbe (3) Beta Flor geminis. Beta Caul, decumbentibus, Sp, Plant, IL. p: 322, Mirt, Dil Beta fylveftsis mari. G. B. Pin, zit. RAJ. Angh IV. pe 127. Dd Hs Dési. VIT, STúke „36 VYFMANNIGE KRUIDE IV. blaadjes; en het Zaadhuisje bevat maar één en= Arpa kel Zaad: doch het welke als cen Slekkenhuisje Hooi: is gedraaid. Tot dit Geflagt behooren thans , volgens ke wize. “LiNnNeus, dertien Soorten, die meestal aan de Zmwkotten van Europa, enaan de Zout-Mei- ren ‚inde middelfte deelen van Afie , voorkomen. _ (2) Loogkruid dat Kruidigis en leggende , met zi Elsvormige doornachtige ruuwe Bladen ,en Rwgbadi ____gerande Kelken in de Oxelen, Saifsla Dit Kruid, dat op de Zee-Stranden van ons Wereldsdeel , en op die van onze Nederlanden, bier en daar, overvloedig groeit, wordt Steeken= ‚— de Kali genoemd, om dat de Blaadjes ftekelig a, Dezelven zyn dik en Sappig , groeijende _digt by eh 0. de Rd van-dit dee et | ie je draag, in de Oxels der aat: é zyne Bloonaes en ‚Zaade huisjes. DeKelken zyn met een bladerigen rand gezoomd. it (2) Loogkruid dat Kruidig is en opftaande , Cladoladige mes 4 x) Salfola Herbscea decum'ens &c. Syf?. Nar, XII. Gen. „Pe 196, Weg. Kill, Gen. 311. p 217, Salfoìa Fol, pun- aeg d Cif. Fl. Sac. R. Lugdh. 220, GRON. Virze 83. Kali veren affinis. C, B. Pin. 289. Tragon Maithiolie LOB Jeon. at halia: erheen crea Kc, Am, Acad. IV, p. 31e Kali {pinofum cochleatum. C. B. Pin, 239. Kali fpin. Fol, tongior. & anguftioribus, TOURNE. Jaf?. 247. Drypis Theophte Tas. Hif. 423» PEN T A ND tt á 97 N met Elsvormige Doornachtige gladde Bla- I. den en Eyronde Kelken, mei vd Deeze is maar een Verfcheidenheid van zeEioornr voorgaande , zo fommigen willen. Men vindtze Digymid, hiet alleen op de Stranden , zo van den Oceaan als van de Ooftzee , maar oök aan de Oevers van den Donau en elders by Weenen in Ooftenryk, ja zelfs in Virginie. De Bladen zyn langer en fimaller dan in de voorgaande. (3) Loògkraid dat Kruidig is, met Elsvormige ‚mt. gefbitfle Bladen en uitgebreide Kelken. dan, Wegens de Roosachtige figuur der Kelken,"# die paarfchkleurig zyn, nei deeze den bynaam, Zy groeit in de middelfte deelen van Afia, aan de Zout - Moerasfen , overvloedig. De Heer Par Las oordeelt „dat het maar-een van bet gewoone Kali. —_ (4) Loogkruid dat Kruidig is en uitgebreid, _iv. met her Bladen. Oes Dit (3) Salfslá Herbacea , Fol, fabulatis &c. HÉ. Ups. 56. He: humile Alis purpureis &c, Bux. Cent, Ie p. 9. T. 14e “tä Salfo!a Herbacea patula Fol. inermibus. Jacq. Hort, T. 68, Mant. 347. GOUAN Monsp, 126, GORT, B2/z. 7e. Kali majus Cochleato femine, C. B. Pin. 987. Kali, Dop. Pempt, 81. Soda Kali magnum, Sedi medi folio, LOB. dé, ETM MS gr de Ddd B. Diit, vir, stuk, 788 VZrMANNIGE KRUIDEN: Dit Kruid is bekend onder den naam van Kali, in ’t Franfch Soude, naar den Latynfchen Hoorp- naam Soda, die ’er ook aan gegeven wordt, In STUK. > Hoogduicfch noemt men het Saltzkraut, in vie ’% Engelfch Glasfwort , dat is Glaskruid, om dat ‘er de Spaanfehe Souda, een Soort van Pot- asch, welke men tot het maaken van fyn Glas gebruikt » van gebrand wordt. ’ Is ten_minfte het voornaamfte onder de Kruiden, die men hen daar toe bezigt * En, als men begrypt. dat hiervoor, „hetzelve- in Spanje dikwils eens Mans laogte hoog groeit, zo is het ligt te begrypen, dat men veeleer dit Kruid daar toe zal aantaften, ‚dan de Salicornia, welke veel kleiner blyft (*). Bereiding. By Alikante-worde dit Kruid, daar toe, in he mese aan den Zeekant zogetanielë; Men „het in c nt benee het voor Röeg dar heb- IV. firmas. bende, walk me daar Gioäiven ar die in de Aarde zyn gemaakt en doet het langzaam _ verbranden. Men krygt hier door een Zoutige ‚ftoffe, welke zo hard wordt als een Steen; des menze , koud zynde , met Hamers moet aan ftukken flaan, om ze uit de Groeven te kry- gen. © De Heer PALLAs zegt wel , in zyne Reisbefchryving; il, D. IF, Boek , Aart. p. 466, dat de Salicornia foliata bye na van alle Planten , daor hem beproefd, de meefte en befte “Souda geeft: doch 't is taamelyk zeker, dat de Kafi, die aan de Zeekuft van Spanje groeit , niet hob zyn Ed. ondere _zogt zy, en de groeiplaats maakt hier in een groot verfchil , gelyk bekend is, kene PE N T AN D RIAS 285 gen. Deeze hard- en vaftheid is een blyk van de deugd der Alikantfche Soude: waar in dezelve * Iv. v. die, welke in Duisfchland , of ergens aan de Kus- Hoorne ten van Europa, van dergelyke Kruiden ge- maakt wordt „ overtreft. Dus is zy zelfs beter dan de Karthageen/che , welke niet zo blaauw ziet, en in groote Ballen komt. Die van Bourde en Cherbourg aan de Kuft van Vrankryk, als ook de Bernburgfche in Duitfchland bereid worden- de, zyn zeer flegt, Steenig en worden vogtige De Egyptifche, die men by Alexandria brandt, is niet minder deugdzaam dan de Spaanfche, Misfchien hebben de Veneti „daar van , tot hunne fyne Glazen gebruik gemaakt. De Souda is, zo min als de Potafch , een en- kel Alkalifch Zout. Zy beftaat , volgens Schei- kundige Proefneemingen, wel ten grootften deele uit Loog- Zout , doch’ zelve is vermengd met veele tot Glas fimeltbaare Aarde eneen ge- deelte gemeen of Zee- Zout. In de Genees- kunde heeft zy weinig nuttigheid , maar het zo voortreffelyke Zout van Seignette wordt van de- zelve met Wyn{teen- Zuur gemaakt. Behalve haaren dien(t in de Glasblazeryën , komt ’erook van, die keurlyke Spaanfche, Venetiaanfche en Jerufalemfche Zeep. Bovendien wordt de Loog der Souda, in Spanje en Vrankryk, zo welom het Linnen fchoon te wasfchen,, als tot het Blee- ken gebruikt (*). | (5) Loog- STUK: Digynia. … € Zie de befchryving van deeze Stoffe en derzelver nut= d Kl, DEEL, VIJ, STUK, 3 1e “oo VyrFMANNICE KRUIDEN, IV. _ (5) Loogkruid dat Kruidig zig verfpreidt ‚met Sonk, ronde gladde Bladen en famengehoopte Hoorp. Bloemen, STUKe 8 In verfcheide deelen van Spanje , inzonder- Ed heid by Almeria en Alikante, wordt dit Kruid, ‘Gezaaid. dat de andere kleine Kali van BAUHINUS zou | zyn „tot bereiding van te Souda op 'de Strand- velden gezaaid, volgens Lore FL iNG,die zulks aldaar waargenomen heeft. Met zeer takkige Stengen fpreide zig hetzelve wyd en zyd uit, zynde grysachtig en Sappig door zyne Blaad- jes, welke naar die van de kleine Huislook ge- Ilyken. Van de Spaanfchen wordt het Barilla geheten. uit, CS) Loogkruid, das Brui. opftaande en Zeer hoog. in EEE ne » wet Draadachtige, hee Blaad- "jes geeven. … Deeze Soort groeit, volgens den Ridder, aan de Zout-Meiren van Italie, Saxen en by Aftra- kan, Zy is zeer hooge mied met Sappige Bla- tigheid, door den Heer Scnmior, in de Uitgrangte Verhandel, V4IL. Deer, bladz. 4 (5) Salfsla Hecbacea diffufa &c. Kaes. ltin, 132 Kali Hisp. fupinum aonuum &c. ee AZ, Paris, 1715. P. 74e Kali minus alterum. C‚ B. Pin, 2 (6) Salfola Herb, ereêta enen ma &c. Chenop, altisfi- _ mum Fol. fwcculentis. BuxB. Cent. Ip. 21, T. 31, f 2. Kali Gramineo folio. C‚ B. Pin, 289. Prodr. 133. B, Salfola Fol. Filiformmibus inermihus &c,. H. Ups, 56, Lerchea Fol, Filife acugis, HALL, Gasting, IH, p. 22, EREN TT: KMD RTE Re IDE Bladen, genoemd geweest. Men betrekt ‘ertoe IV, het Kali met Grasachtige Bladen, van C. B A u- AFDEELe HINUS;s ’t welk echter van dien Kruidkenner Hides befchreeven wordt, als de Stengen maar ecn ‘TUKe Voet hoog hebbende , die dunne broofche Tak- 2ikosie, jes, van vier Duimen Td vitgeeven. Het was hem, droog, van de Zourpoeclen in Sate, overe seek (7) Loogkruid, dat Kruidig is en byna regt- opftaat, met fmalle , eenigermaate V lee- zige, flompe Bladen en Sappige doorfchy- nende Kelken. By de Stad Aftrakan, ar aan de Wol- ga, niet ver van de Kaspifche Zee, is deeze door BuxBAuM waargenomen. De Stengen zyn Kruidig , een. Voet hoog, paarfchachtig : de Bladen van boven vlak. Drie Bloemen, by elkander ‚ komen in de Oxelen voort. Zv zyn ongefteeld , en hebben drie Eelen ® gelyk de voorige Soort. Als de Vrugt ryp wordt, zyn de Kelken Sappig ‚ glad, byna döerengnende, doch niettemin groen. Hierom twyfelt L:NNzus, of het Beziedraagende Alexandrynfche Kali niee het zelfde zy. (8) Loog- (7) Salfola Herb. ereâtimscnla Sc. Chenop. Fol Linearie bus obtuis. H. Ups 55. Chemop. maritimum Fol, Sedi te- getibus. BUXB, uts. f. 1 Ddd4 Ii, DESLe VL. STUKe Zoutig. 29% -VYrFMANNIGE KRUIDEN. Iv, ÄFDEEL: 5 yv. OOFD= STUK. Onder den naam van Kleine, ruige Kali, is wi degze bekend en befchreeven. Zy groeit in Dee- Rele nemarken en by RIREEE aan den Zeekant, Ruige zegt de Ridder, ronde flompe Wollige Bladen. x. (9) Loogkruid , dat zig met Hiusiëë Takjes ele vaag verfpreidt „ hebbende langwerpige Bladen cakkig, en de Kelken gerand , getropt ‚gekleurd. Deeze , aan de Zeekust van Sicilie en Spanje waargenomen ‚is een zonderling Kruidje , dat Vleezige Blaadjes heeft en ongefteelde Bloemen. De Keiken zyn Trechterachtig , in vyven ge- deeld, Vliezig, met een kleinen, vlakken, ge- kleurden R and. ia knik EE Ns Ari) Pen _niaalke, gehaairde, ongedoornde Bladen. Deeze Soort, die ook in Spanje fchynt voort te komen, groeit overvloedig in de Zuidelyke deelen van Siberie. ParLLas heeftze, in zyne d Rei- Cs) Sal/ila Herbacea diffula gc. Chenopodium hirfutum. Sp, Plant, Ie p. 221. Kali minus geraken C‚ B. Pin. 289. Kali parvum hirfutum, J. B. Hiff. III. p‚ 702. (9) Selfola Sablignofa diffufa &c. Naer s4, Anthylloides rotundifolia Sicula Bocc. Afas, II. p. T. 34. Pedicnlaris mi- nima polyclonos humifufa, BARR Rar, 214. (ro) Sal/ola Frutescens Fol. linearibus &c. salla Ligno- fa. LOEFL. Je, 131, PALL. Join. 1. p. 490. T. 5, GMEL Sib. IIe Te Wiele Tees bs. & Tab, 20, Buxs, Cent, 1, T. 15- & T. Ile 5 Ze (8) Loogkruid , dat zig Kruidig verfpreidt ‚mes ze omet Ti PEN TAN D RIA 793 Reize, afgebeeld en merkt aan , dat dit Kruid, aan de Zandige Oevers van de Irtifch , het Helm behulpzaam zy ‚ om de verftuiving van bet Zand te bepaalen. (11) Loogkruid , dat Heefterachtig is , met Jbits Eyronde Vleezige Bladen. Op de Heuvelen, omftreeks Madrit , vondt Ee Heer LorrrLiNG deeze, zo wel als de voor- gaande, overvloedig groeijen. Dus kwam den Heer Parras in Siberie ook deeze, zo wel als de anderen voor. De groote Kelken , van eene geel. Arpeit Hoorn: pen achtige Kleur , zig als Bloemen vertoonende , - verfieren dit Gewasje, dat Blaadjes als Hey of 4 amarifch heeft en niet veel meer dan cen Voet oog groeit , ongemeen. Het ziet uit den groe- nen En Waits ‚ doch wordt vervolgens byna ge- hecl grys. (12) Loogkruid , dat Hreefteris is en re, flaat , met Draadswys’ dunne Jtompachtige Bladen, Dee. (xr) Salfola Frut Fol. Ovatis acuris Carnofis, LOEFL. Ifina 129, 182. Kali Frat. Erice folio, BUxB. Cerf, 1. p‚ 8. Te z4. f. 1. Kali geniculatum aphyllanthes Sc. BARRe Rar, sor, 215 , 216 (a2) Salfola Fruticofa ereta &c. Chenop. Fol. linearibus &c. H. Cliff. 86. R. Lupdb. 220, GUETT. Stampe 2.p. 4250 Chenop. Sedi folio minimo, Du HAM. Arbr, I. p. 163, T. 2. Lerchca Fol. obtufis, HALL. Gott. zr, Kalì fpec. Verm, marina Arborescens. J B Hif?. I1L. p. 704, Anthyil, Chamze Ddd 5 IE, DEEL, VII, STUK. Peale. Heefteuig. 2904 _ VYFMANNIGE KRUIDEN. 1. Deeze ‚ aan de Zeekusten van Vrankryk , En Spanje en Perfie voorkomende, is, gelyk ver- Hioosp. fcheide anderen, bevoorens tot het Ganzevoet STUK. betrokken geweest. MuN TiN gc noemtze Klein Boomachtig Huislook, om dat de Blaadjes naar * zelve gelyken : doch de Slakhoornachtige - Zaadjes brengenze hier t'huis. Zy groeit ook op onze Zeekuften. XII. — (13) Loogkruid , dat Heefterig is en uitge | la EE Ae breid , met ruige Takjes , en de Kelken ge gedoornd heeft, Men ziet hier de reden van den bynaam. ’t Gewas is Zee- Ganzevoet met Roedswyze Tak- jes van BuxBaum getyteld, Het groeit in de Ziidelyke deelen van Europa en in ze Á ended? © hdeiehaed Ee ALLA Ss heeft op zyne Reize door de Zuidelyke deelen van Siberie, in den jaare 1768 en vervolgens, aan de Zout-Meiren en Moerasfen , beooften de Kaspifche Zee , verfcheide Soorten van Loog- kruid , met die der Europifche Kuften byna overeenkomende, doch ook eenige nieuwe, daar van verfchillende, gevonden. De meeften zyn door pit. ftvt. C. B. Pin, z3z. Sedum minimam Arborescenst MUNT. Ie Ante (13) Íij 2aalk ” tete & Mant, s4 . 512. Chenop. marit. Ramalis vingals, BUXB, Cene IL p. 27. Ee 49° Basfia muricara. ALLION Alis, 177. T. 4. f‚ ze PEN T ANDER IA. 795 door zyn Ed. efgebeeld en omftandig befchree- 19. ven, Dus is door hem een Salfòla Arbuscula AFDEELe _ waargenomen ‚ doende zig als een Boompje Blaos voor , geheel Houtig , doch weinig meer danSTUE. een Voet hoog groeïjende. Deeze fchynt aan 2/5 het Heefterige Loogkruid van den Ridder nae by te komen, Voorts heeft hy cen Hy/opbla= dig , dat dikwils een Elle hoog groeit, *t welk de Vlafchbladige Wollige Kali vanBuxrAuM fcheen te zyn : een Huislookachtig ‚ welke zyn Ed, acht misfchien het Ruige Loogkruid te kun- nen zyn , van LiNNnaus. Een Salfola oppo- fitiflora was zyn Ed. , op dorre drooge Vel- den, aan de Jaik, met de Ro/acea, doch niet zo overvloedig, voorgekomen Eindelyk maakt hy ook gewag van een Gewold Loogkruid,zyn- de een zeer fraaijs Soort, in de jongheid ge- heel bezet met lange witte Wolligheid , die zy naderhand voor een gedeelte , doch nooit aan ’t end der Takken, aflegt. Zy groeide zel- den twee Voeten hoog, hebbende ronde Vlee- zige ftompe Bladen. De Bloemen waren fchoon geel, met Roozekleurige Meelknopjes; ’t welk dezelve van alle anderen‘onderfcheidt. Wylen de Heer Forskaonr, van de Deenfche bezending naar Arabie, vondt aande Oevers van de Middellandfche Zee , by Alc- xandrie en. elders „behalve de gewoone Kali, ook verfcheide nieuwe Soorten van dit Geflagt. Hy oordeelt , dat de Glad- en Ruigbledige weezentlyk in Soort verfchillen en dat de zoom- ics 16 VSFMANNIGE KRUIDEN, IV. pjes rie Kelken eigentlyk behooren tot de Vrou- ArDEELe welyke of Gelubde Bloemen , hoedanigen ’er, Moord: zegt hv, in de meefte $ootten van Loogkruid STUK. _veel voorkomen. By de Pieramieden van Egyp- Kind te; in het Stuifzand , vondt hy ’er eene met geerte Bloemsakjeë; zonder eenige Bladen: een andere, met gedsornde Takjes, by de Graf- holen van Alexandrie : een derde, die de Tak- jes als gefchubd heeft „ by Lohaja , op dorre plaatfen. Voorts een Langbladig en cen Enkele blikkig Loogkruid , by Buckier , tusfchen. Ale- xandria en Rofette, enz. (*). A NA BAS Is. Zoutdruif, De Kenmerken van dit Geflagt, waar op de andere naam van het Zee- Druif (Ephedra) is toege aft, Bren een hinklaciee & Kelk; een vyf- ie met den Kelk. omgeven. Het bevat drie Soorten, allen tot Europa en Afia behoorende; als (1) Zoutdruif, die Bladerloos is , met uitge- rande Leedjes. looze, , Dee- (*) Flora Agyptiaco- Arabica, Hafnie. 1775. G) Anabafis aphylla Articulis emarginatis, Sy/?. Nat. Xlle Gen. 309. p. 196. Vig. Xlil, Gen. $iz. p. 218. Am, Acad, MH. p. 347. GRON. Orient, 73. Kalt Bacciferum &c. BUXB. Cent, 1, p. 11e Te 18. Salfola Baccifera Salicornie facie, GMEL. Sib, 1IL. p. 101. T, 18, Kali geniculatum alterum 6 minus, C. B, Pin, 239, T. Anabafis apbylla. Blader. hid PEEN TAN D Rr A 99 „ Deeze Soort, tot welke de Beziedraagende Kali IV. van BuxBAuM , welke de gedaante van Sali- ArDEELS cornia heeft, pek wordt ‚ groeit aan de Hoorp- Oevers der Kaspifche Zee en verder Ooftwaards STUK. aan de Zout- Moerasfen in ’ midden van Afie, Disamis Rauworr vondtze ook by Tripoli in Syrie, en f noemtze Kali der Arabieren. Men wil dat van dit Kruid, ’t welk de Ingezetenen Schinan heee ten, aldaar een foort van Souda bereid wordt tot het Zeep maaken zeer bekwaam. (2) Zoutdruif met byna geknodfte Bladen, Anaiafi $ Van heen „ ook aan de Oevers der Kaspi- os fche Zee en elders onder de Zoutkruiden in % Afie voorkomende , heeft de Heer GMELIN insgelyks de Afbeelding mede gedeeld, (3) Zoutdruif met Blsvormige Bladen en droo- ur ge Wrugten. en eif. “_Tamarifche Tot deeze Soort wordt het Heefterige Spaan: bladige. fche Kali, van TouRNEFORT , met Tama- rifchbladen , thuis gebragt. De Heer Loe r- LING, niettemin , betrekt dezelve tot het Worm- bladige Loogkruid , voorgemeld, Het is een Hee- ftertje met zeer gladde witte Takjes; Elsvor- / mi- (2) Anabafis Fol. meed Cent. 1. p. 19. T. 19. fre Salfola Fol, incrasfatis obtu(is &c. GmEL. Sib. 11. p. 9 (2) Anabafis Fol. bte: Pericarpiis exfuccis, Kali Frats cofam Hisp. Tamarisci folio, TOURNE, Ja? 247e 3 U, Desk. Vil STUKe 798 _VyYFMANNIGE KRUIDEN, IV. mige drickantige Bladen; geaairde enkelde Bloes Arplk: men, van de gezegde Kenmerken. Het Vrugte Hoorp- beginzel loopt uit in een Elsvormigen Styl, met STUK. __drie {lompe Stempels … … Cretacea. _ Op de Kryt- en Kley- Heuvelen van ‘t Get ae bergte Itfchka, in de Woeftyn der Kalmukken ; vondt de Heer-P Arras een zeer aartig Plant- je, dat zyn Ed, Anabafis Cretaceg noemde , om dat de Vrugt veel overeenkomst met dit Geflagt hadt, hebbende hy de Bloemen daar van niet gezien. Het heeft een dikken Penwortel, die van boven ‘Takjes uitgeeft , niet boven de twee Duimen lang, ’t eenemaal uit rondachtige Leed= jes beftaande , als die der Vygplant in elkander _ gewricht, en fommigen op zyde Vrugtdraa- gende (*). | | dennen CRE, tbloem, Een vyfbladige Kelk ; een Trompetachtige Bloem, die de Meeldraadjes op het Pypje heeft zitten en cen tweekleppige, eenzaadige Vrugt 5 zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagts - L Het hadt , volgens den Ridder ; maar ééne Cresfa Cretica, SOOFt (1), die den bynaam van Cretifche, naar Cretifch, ; D de (*) PALLas Reizen. I, Theil , bladz.493. Tab. K. —_ Cx, Cresfa. Syf? Nat. Xil, Geu. 310. p. 197. Veg. Kille Gen, 313. p. 218. Am. Acad 1,p. 895, GOVAN Afonsp, 127. GER. Prov, 19. Anthyllis. ALP. Exot. 357. To-156. Quamoclië minima &c. TOURNF: Jnf?. Cor. 4. Chamepitys incana &c. Ce B. Pin. 249, Lyfmachiz {picate purp. affinis, Prum, Alm, 236. T. 43e fs 6. POR NTA N DR IA 799 de Groelplaats , voort. Men vindt het, even- IV, wel, ook in Languedok en in Provence, aan Arnar de Zeekuft, des Zomers, in uitgedroogde Moe- Kane rasfen , en by Rome aan de Monden van den STUK- Tyber , als ook in Griekenland. “Tournee Pisrias ForT heeft het zeer kleine, leggende Moeras- Quamoelit , met Bladen van Duizendgrein , ge- heten. C. BAuHIiNUs ftelt het voor , onder den naam van Gryze Veld - Cypres met zeer kleie ne Blaadjes, Men: wil , dat het de Anthyllis zy „ van ALPINUS , die dezelve befchryft als een Plantje van-een andpaten hoog ‚ maakende een digt Heeftertje uit „dat aan de enden der Takjes langwerpig ronde Zaadhuisjes draagt „ van groot- te als Tarwegraan. Hetzelve hadt een Zoutigen Smaak, zynde tevens wat famentrekkende en opdroogende : des een Wondmiddel, en in Af= kookzel dienftig tot de KE en voor ’ Graveels—jo-tst De Heer FohtikbEin heeft in Asaiee een Plantje gevonden „-’t welk hy Cresfa Arabica noemde „ groeijehde , met -Draadachtige- Sten- getjes, een Span hoog. Dit hadt ovaale Blaad- jes ensenkelde steeltjes in de Oxelen, met een= bladige Klokswyze Bloemen van een half Duim breed. De Meeldraadjes waren in de bodem van de Bloem ingeplant, en, ‘alzo hy de Vrugt niet hadt gezien, kan het met weinig zekerheid hier ©huis gebragt worden (*). | S T E- (*) Fior. Erypt. Arab. p. 54 IE, DEEL, Vil, STUE 850 VirMANNIGE KRUIDEN. STER IS. Pyltjes- Bloem. De Kelk is in vyven gedeeld, de Bloem Ra: derachtig, de Vrugt een Bezie , die vecle Zaad: jes bevat in eene holligheid. Hier vanisook maar ééne Soort bekend a); ana. welke den bynaam van Javaanfche , wegens pen haare afkom{t ‚ voert, Het Plantje is Kruidig , in de gedaante van de Spaanfche Peper, doch kleiner en zeer ‘Takkig , met overhockfe , ge« fteelde , langwerpig -ovaale „ gladde Bladen; overhoeks. De Bloemtftèëlejes komen of tegen- "over dezelwen „of in de Oxelen, of aan ’t end der Takjes ; eenigszins verdeeld of. eenbloemig voort. De Bloemen zyn blaauw en van grootte als die der Spaanfche Peper. _De Heer N.L. BURMANNUS heeft, onder \ t welk aan de Kust vaan a ikoromander à op p Wierks plaatfen ‚ groeit ‚ en in eenige opzigten hier _ mede ftrookt; Hetzelve „zegt zyn Ed,, heeft vyf Elsvormige Meeldraadjes , vanangte als de Kelk; met Pylswyze Knopjes, en hier van heeft men die-Geflagt ; in *t Hoogduitfch, Pfeilblume ge- ‘heten (*). Dat ’er echter ‘ook zodanige Meel- “knopjes in andere Planten voorkomen , heb ik an voor ae % Gok £ ) Steris, Sy/f. Nat. XII, Gen. En 218, Mant. 54% Steris Aquatica. BuRMm, Pl. Ind, P, 73-T, 39, fi C°) Linn, Gatt, der Planten , 5 ber von r pi ha NER, Gotha 1775, p‚ zin, PEN TA N D'R rt A. Sor GOMEPHREN A. Rondbloem, «IV. Arpers. De: Kelk is gekleurd „ de buitenfte -dricbla- Hoorn. dig, met twee famenluikende gekielde Blaadjes : srux, de Bloemblaadjes zyn ruuw en-Haairig.. De Bloem Digyria, heeft een Cylindrifch Honigbakje , dat vyftan- dig is. De Styl is ten halve in tweeën gedeeld: het Zaadhuisje eenzaadig. In die Geflagt zyn zeven Soorten, altemaal haare aen, epen, in. nfi. of W est- _ indie, Ga) Rlofiiecti mèt een oppak sip jn Gem is + rônd Lâncetvormige Bladen , enkelde Hod ‚Gha jes en tweebladige Bloemfteeltjes. En ana: ombalr os heeft WEZE, ‘die “in"Oöntsdie groeie, de Ronde Bloem getyteld , welke naam ap alle die 0, dit Geflagt cenigermaate past Deeze is onder ” t Geflagt van B ae Tour NEFORT begreepen. Zy komt met Zil verkleurige of witte en met paarfche Bloem- hoofdjes “voor, De’ Bladen worden by’ die wan Bernagie vergeleeken. Het groeit aldaar twee of drie Voeten. hoog ‘en is hier bekend in de Hoe ven, daar men het alle Jaaren zaait, In Ooftin- : die (1) Gampbrena Caule ereto Sc, Sy. Nae, XII. Gen, zar. po 197. Veg.KIIL Gen, 214.p. 219. H.C. Ups, &c, R‚ Lurds, 48. A maranthoides Lychnidis folio, Touanr. Jaf?. 654 Amar raotho affinis Ind, Orientalis &c. BREIN, Cent. Te sle Flo: ee fas, Buuere Amb, Vop. 239. T. toor f, an Eee Et Us DEEke VI. STUK. 2o2, VYrFMANNIGE KRUIDEN. IV. die gebruikt men de Bloemen „ tot fieraad , ops Arin, Bruiloften en’Gastmaalen ; om dat dezelven a. lang duuren , zonder te verwelken, De- Fran- STUK, _fchen noemen het „ deswegen, de Roode Iims- ve Or mortelle der Tuinlieden. (a). Rondbloem met Lancetvormige Bladen en, Foei ei pek ng er ie vende, 8 rea ri Deeze Soort ís uit Zaaden, van Buenos Ay- res afkomftig, in de Elthamfe Tuin geteeld. Zy- heeft bleek geele Bloemen , die in losfe Hoofdjes vergaard zynen snares gekranst of geftraald. BLA enne Bendblogie Est pftard ee Zovee. Hispida. : In. Gompbrena pen Ein Hier Rome de en vit Pe Oels der Bladen voort - de Bloemen zyn blauwachtig: Op- Malabar is de Groeiplaats, (4) Rondbloem met Byrond langwerpige Bla Ân den, een opflaande Steng, en gefbeelde, gerfliaane ___ _„Klootronde , naakte ne en . 3 k Deeze IV. Brafsliena — / (2) Gompbrena Fo's Lanceo ee s&c. Amaranthoides perenne 8e, Din. Elih, 24. T.2 (3) Geliybivarlnhi eli; Capit. dipbyllis sec. Min » Am geni. H. Mal IX. p. Hat. T. 72, BuRM. Fl, Ind, p. 73 (4) Gomphrena Fol. ovato - oblongis, Caule erefto &c. Am Acad. 4. p. 210, Aat affinis Brafiliana, BREIN. Cen/. Fe 52e _ hd PER t-À ND ê& i A: Bo® Deezë is de Brafiiiaanfche naar de Amatánth gelykende Plant , mct kleine ronde-Bloemen , van * BreEyN afgebeeld, Zy heeft de Hoofdjes kos fyner gefchubd, kleiner en op Steeltjes voortko- Een mende uit de mikjes; der Bladen. en GSE Roùdbloem, miet eert opfaaride gearnde Steng, enkelde ongefteëlde end - Hoofdjes en fran onp Pi _Baagtandige Kelken. ae gtans er Rondbloëm ziet een fand: Stenge Ln Aid _gebrokene Bloem: Aair iin 6) Rondbloem ief gepaarde ; REE, En = koppige Sreeltjes , hèt: middelfte en on- 5 ae, Arbi &, bii arie, deaf het geegide wel ofderfchei. den , hebben hare Gfoeiplaats à in ret er de Wiestinditins N Amt & Dit: Geflagt heeft eem vyfbladigen Kelk en eene vyfdeelige Bloenis het Zaadhuisje eenhok- kig ‚ Twee Soorten ; beiden uits heele zyù ‘er in verwät, als volgt, Ct) Na: eli sebimibcike Crulê ereâo Brachiato- zee Germpbrena: Cale esodto „spiek sg Ke but. ge Ginieidik edancilin äppdtnis Bifidis eficapieavis Gorske. pêduneulisad Alas geminatis. H‚ CI. 37, Bee 3 Ii. Diet. VIT. STUK. Rad $ó4 VyorMANNIGE KRUIDEN. Jr 4) Nama met een opftaande gladde Steng, Lie niaale Bladen en getrofte Bloemen. … Deeze groeit op Ceylon, als ook by Madrasf aan de Kust van Koromandel , zynde Muur, Per ca. Daar Eercnprys gelykende, met Bladen van Ge- Ceylôn- padekruid , door Pr ukeNer getyteld, Het …Stengetje is een half Voet hoog’, “Takkig met _‚fmal Lancetvormige Bladen bverhoëks , die cffen zyn en uitgebreid; geevende uitde Oelen op- ftaande Trosjes , met overhoekfe Bloempjes. _(2) Nama met leggende Stengen ; Eyronde Bla den en eenzaame. Bloemen, > … Hier behoort een Gewas , door BROWNE op bar Sen en kid datde Bloem t vgf Tand HyDROL EA Water- Olyf. Een vvfbladige Kelk ; een Raderachtige Bloem die de Meeldraadjes van onderen Hartvormig heeft: het Zaadhuisje tweehokkig tweckleppig + met veel kleine Laadjes. Dus “_ (1) Nama Caule erefto glabro , Fol. linearibus &c, Sy/% Nat, XIL. Gen, 34e pe 198. Ver, XIII, Gen. 317. p. 219: Nam. 4m. Acad, lop, 395. Fl, Zeyl, N.117. Te 2. KNIPH. Orig. &. Praf. Anagallis Zeylonica aq. Burm. Zeyl, 19. Alfine Veronic® affinis -Gratiolz folio. PLUK. Alm, 22, T. 130: f. 2e (2) Nama Caule-decumbente &c, BROWN, Fam. 185. Te 18. f. 3 PE NT A :NODsRoT A. Bog Dus zyn de Kenmerken opgegeven van-dit IV, Geflagt ‚’t welk maar ééne Soort (1)-heeft „ ARDERLÄ groeijende in Zuid- Amerika, en aldaar door den Hoorp- Heer LorrLiNe waargenomen, De Stengen TUE … zyn opftaande, een Voet hoog ‚met overhoek- Fi liolea. fe Takken : de Bladen. Lancetvormig, onge fteeld, Haairigen Lymerigkleevende, met Doorn- de. tjes in de Oxelen. Weinige , digt getropte Bloe- men ‚ die hoog blaauw van-Kleur zyn, ‘koten aan 3 EEEN Vorne Hil eo ED \ È _ en Ere Sei SCHREBERA Een wofdeetige Kelk „een Thecheerschige Bloem met de vyf Meeldraadjes inde Keel-en even zo veel Schubbetjes „tot hee Honigbakje behoorende , aan ’t onderfte der Meeldraadjes aaapegtoeld? de As PRN met Saase Zaadeerg ast Zo komen de Kenmerkéi voor; van ids Geflagt , ’t welk ééne Soort bevat (1), die door den Heer ScHREBER aan de Kaap iets waargenomen. Zy maakt cen klein Heeftertje Kaf. uit, met ronde Wollige Takjes en overhoekfe Lancetvormige Blaadjes, die aan de Punt drie of vyf Tandjes hebben , glad, met zeer korte . Wol- (1) Hydtolea. Sy, Nat. XII. ain zts. p. 198. Pez. XIII, Gens 318. ne zzo, Plants lacuftris £, vv zeen LOEFL. Jt. 310, (1) Schrebera, Sy, Nat. Xl, Gén. 316.p. 198. Veg. XL. Gen. 319. p. 220, Schinus Myricoides. Sp, Plant, p‚ 1662 ee 3 1. Dent, VIle STUK: iv: EL, 806 -VorMARNIGE KRUIDEN, Wollige Steeltjes, De Bloemftecltjes , veêlen by elkandèr vaan het onderfte der Takjes voorte FRONT koinende , zyn Draadachtig dun, zeer lang en STURS 7 VE - wig - Li ck mbas eas Bied re merke waargenomen; is ecn Kruid welks Bla: fchê. Takkig, met dergelyke , overhoekfe „ eenbloe- mige Voetjes der Bloemen „die wit zyn, Het it _ draagt eene Steenachtige Vliet, ed HEUCHERA, Dit Geflagts maar den Kruidkundigen H eu- CHERUS, die omtrent het beginsdeezer. Eeuws Hoogleeraar te Wittenberg was , benoemd , heeft vyf Bloembladjes, welke in den Kelk zyn ine geplant, en het Zaadhuisje is ewethokikig met twee Snuiten. saf „De eenigfte Soort daar van OD in. ‚Noord: ken. Het heeft een lange ‚ Pluim van Mosachtige Ì Bloemens vuibpaarfchkleurig; Dezelve beftaan uit vyf zeer -__ fimalle Blaadjes en-vyf Meeldraadjes met geek achtig roode Topjes ; volgens BOERrHAAVvEs die-dit Kruidje tot de Mitella heeft t'huis gee bragt ; doch aanmerkt , dat men, het, wegens de geftalte, tot de Geum betrekken zou kunpen, Hekman Nus hadt het Amerikaanfche Cor- (1) Heuchera. 54/2. Nas. XII, Gen. 317. pe 1935 Wig. XIII. Gen. 320. p. 220,-He Cliff. 82, GRON. Virg. 39. R. Lagdb, 437. Cortufa Americana Flore fquailide purpureo, HERM, Pa- sad, Ist T. 131, Sanicula £, Cortafa Americana Spì PLUK. Alm. 33ze Fe 55e fo 3e Mela Americana &c, HOER Lugóh. 1 pe 28e PEN T AN D RI A. Bop tufa of Berg Primula èris getyteld, Het Ber er natuurlyk in Virginie. VErLEZrA Een kleine vyfbladige Bloem, met een Draad- he achtig” daunen vyfcandigen Kelk; en elise hokkig Zaadhuïsje, dat veele Zäadjes inhoudt, die op een eekele ry geplaatst zyn, Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge- Le flat, welks eenige Soort (1) in de Zuidelyke rigida deelen van Europa groeit. VanC.Bauminus 27 vindt menze Wilde zeer kleine Lychnis, met cen klein Blommetje ‚genaamd. By. Montpel. lier wordt het, zegt hy, Allerkleinfte Santorie geheten. Hy vondt het aldaar met een Sten. getje vam drie of vier Duimen hoog, met Leed. jes en gearmd, hét hebbende zeer kleine Pite Blaad- en Á nr 8 achtig Bloempje , van vyf Hartvormige Blaad= jes, draagende. Een Handpalm hoog , by Flo- rence aan de kanten der Akkeren groeijende , badt hy het naderhand van Bursenus bekoe men. De Heér Govan zegt, dat het, zelfs by Montpellier , anderhalve Handpalm he voor- (1) Veleziz, Sy. Nate XIl. Gen, 447. p. 198, Veg. XIII, p. 220. GOUAN Mansp. 185. GER. Prov. 412. Silene Fol. Su- bulatis: Sauw. Morspe 145. Lychnis fylv, minima eziguo flo- re. C. B, Pin: 206. Prodr, 103. Lychnis corniculata minor, BARA. Rar.66s. T. tor8, Tot7e Boeg. Ass. II. p‚ so. Te 43e Knawel minus Fol. Cariopkylleis. Buxs. Cene, II, P. er 47. é Ece 4. IL, DEEL. VII, STUK, 803 VormANNIGE KRUIDEN „IVe voorkomt. Het. groeit ook op drooge dorre Lan. Anak Le den in de Zuidelyke deelen van Provence. SWERTIA; De Ridder-heeft dit. Geflagt benoemd. naar den bekenden SwerRTIus, die-de Kruidkun- de met zo veele. fraaije Afbeeldingen heeft verrykt. Het heeft een. Raderachtige Bloem met Honigvoerende ‘Gaatjes aan ’ Grondftuk der Slippen ; zynde het Zaadhuisjeeenhokkig en resp Vyf Soorten komen ’erin-voor , als, volgt. Ee a) Swertia- met vofdeelige Bloemen en ovaals erin © Stoelbladen. TGetipie, , …„Deeze, baas Sint am hebbende Es oi: zerlan: eijere: Vre kryk, wordt Breedblndige TE Oenhars gel eten van Bav- HINUsS, Crusius verhaalt „dat, toen hy zig ‚nu byna tweehonderd Jaar geleeden , -te Londen bevondt ‚hem de: afbeelding en -befchryving daarvan werdt. mêdegedeeld door-Doktor Pen- Naus, die dit, Kruid geftippelde Gentiaan noem- de, De Steng was Kooopig , een Elle hoog ‚met Bladen als de gemeene Paden ‚ om laag ge= _fteeld, 41) Swertia Corollis quïnquefidis &e, Syfr, Nat, KIL. Gene 318. ps 109, Pez. XIlL, Gen. 32r.p. 220. Swertia. H‚ Cliff; 53e RLugdb. 433. Gentiana Cor. laciniis Neltario gemino notatis. MONN. Obs,'154, Gentiana patuftris tatifolia, CB. Fin, 138 Gentiana punâata Pemmzi, CLUS, Pann, 290, Ic, 292. BARR. > Rar. T. 91, HArx, Helv,479e P E-MIARSACN ED: RIE 309 fteeld, de bovenften: ongefteelds uit-wier Oxe- IV, len ‚ omtrent in ’t midden van de Steng, en Arpzar verder opwaards, drie. of tweebloemige Bloem- Hoor fteeltjes fprooten. De Bloemen, blaätwachtig STUK van Kleur , waren zeer fraay getekend Dink Stippen en hadden vyf Draadjes aan’ end gacl. Zy zyn zeer diep inge{heeden,; en in ieder-hoek komen twee ronde Kliertjes voor.„ die van eene 5 donkere paarích blaauwe Kleur zyn, maakende een zeer zonderling Honigbakje uit, in geene” andere Plant bekend » zege Lt NNU s. (2) Swertia met vyfdeelige hm: s de end- rr. ‚ bloem in zesfen gedeeld „ de Bloemfteelen dij orn zeer lang en de Bladen Läniaal, . In Virginie groeit deeze, die zeer. lange rs naakte , gbi 5 Bloemfteclen , E tegenover elkander met ERE Slippen. Het Kruid dient in Koort Geelzugt, Blaauwfchuic en de Jicht, doch inzonderheid, zegt men, tegen een Dolle Honds Beet. Sommigen hebben het tot de Klei- ne. Santorie betrokken. (3) Swertia met vyfdeelige Bloemen en Lan- vm. cetswys” Löniaale BIER | sn le @ SWer- mig @) Swertia Corollis quinquefidis , teumîinali fexâdâ Sc. Gentiana Fol, linearibus acumi natis &c. GRON. 7 "IFE. 303 40, (3) Swertia Coroll. eg Fol, Lanceolato- linearibus, GMEL. Sit. IV, pe 1i4. T. 53. f. Do Eee 5 1. DEEL. VIJ. STUK: 810 VyYFMANNIGE KRUIDEK. IV, (4) Swertia met vierdeelige viekfssornige Bloe- heir Men.’ srux. (5) Swertia met vierdeelige ongehoornde Blocs Iv, men, Swertia Crieadee Deels drie zyn in Siberie witkgétioïten, door “Gehoor wylén den Heer GMELIN, en door denzelven niet alleen afgebeeld , maar ook befchreeven, Dione De send ook op Ysland voorkomt , groeit GEN TIA NA, Gentiaan, „Dit Geflagt heeft een onbepaalde Bloem: want -dezelve is wel by de meeften in vyven, doch ‘by fommigen ook in vieren, by anderen in zes- id of agten Bedeeld, en het See der Meel- Keel gaapt in Bstirnigen. werd: ek anderen is dezelve geplooid, in eenigen met Haairt jes gc- flooten 3 anderen hebben de Slippen met Frär. je: ander gefternd , met kleine Blaadjes daar tusfchen, Ook is de Bloem in fommige Scotten Trechterachtig , in fommigen Klokvormig zone der Pyp, De Vrugt is beftendig ; een langrond Zaadhuisje van boven fpits, eenhokkig , twee- kleppig „ bevattende veele Zaadjes. Het is met den tweedeeligen Stempel, die zonder Styl op € Vrugtbeginzel zit, gekroond, In ” (4) Swertia Cor. quadrifidis quadricornibus. Gum Si: usfupra f. 3, (5) Swertia Cor. gûedrif, ecornibus, GMEL, öib, uts. f. ze PrNTANDERI A, Zir In zelve komen thans een -en- dertig Soor. IV. ten voor, waar van de negen cèêríten de Bloe: Ár ran men in vyven gedeeld en byna Klokvormig; de tróargs zestien volgende dezelven Trechterachtig en de°TUE. zes laatften niet in vyven gedeeld hebben. Ver Digria, de mecften zyn Buses Planten, % De Bloemen vyfdeclig en byna olvormik® Ge jana se 1) Gentiaan met bna vyfdeelige , Raderach-" Gelk. dig geren, „Bloemen en kselaelnige € e Ld erk, - Dit is de groote gen Gerli; die haa op alle hooge Gebergten van ons Wereldsdeel groeit en-gebruikt wordt in de Apotheeken, In * Noor- den, evenwel, is zy zo gemeen 'niet als in Swits zerland , alwaar men niets Enters aantreft op Jura en de Alpen, zelfs de Heer HALLER ren \ tise: volgens zyn Ed., by DopoNéus zeêr wel af. gebeeld. Loser heeft even de zelfde figuur, Haar Steng fchiet , ongetakt , tot twee Ellen hoogte op , hebbende om laag breede , Eyron- de, vyfribbige gefteelde Bladen, zeer naar die van (1) Gentiana Oorollis fubquinquefidis rotatis, fabvertici!lae tis &c. Gênt. Fl, confertis &ce H. Clif. Fl, Suec. Lanp. Mats Bed, R. Lügd, 43ze GOOAR Monsp. 128. Gentina major Jutea. C. Be Pir. 187. Gentiana, Cam. Epit, ais. Don, Pempt, 342. Gentiana major Lom. Jeen, zo8. Afterias. RE« NEALM. Sp. 64, Te 63e ) 1, Dser, VII, STUSo IV. 812 VYFMANNIGE KRuzDen. van Weegbree gelykende ; doch de bovenften AFDEEL zyn-fimaller en ongefteeld. „De Steng is hol, Hoorn: UK, mee ige, een Vinger dik en met: Leden „aan, welken, digte Kransjes voortkomen. van Bloemen met Takkige ‘Steeltjes „ door. Bladkroontjes ondere fchraagd. De Bloem is diep ingefneeden, met lange Slippen, van vyf tot agt, geel met veele Stippen, en Raderachtig uitgebreid van een kort Pypje, Onder aan het Vrugtbeginzel zyn zo veel groene Kliertjes als de Bloem Slippen heeft. De Zaaden zyn brecden plat, Hartvormig Eyrond , Bladerig gerand en byna geel. De Wortel is lang „dik en rond „ insgelyks-. widsdin van Kleur. De Teabeenm.. Spanjaarden en. essen » behouden, met. ops gen hatgolshen naam Gen- y_de Qu eersbekend.-De : Telen noemen ms ‘Kruid ps: Felworik en de Duitfchers Entzian of Bitterwurzel „wegens den Smaak van bitterheid , waar in het uitmunt. Men gebruikt den Wortel, inzonderheid, in de Gee neeskunde , wegens. deszelfs Maagverfterkende hoedanigheid. Tegen Koortfen „tegen de Wor- men en-andere Ongefteldheden , kan men. den- zelven met voordeel ingeeven. Men heeft hem ook tegen ’t Podagra , de Jicht en den Steen, geroemd. Hy komt in verfcheide Winkelmidde- len. Uitwendig „als cen Steekwieck , maakt men ‘er in Fiftelen fomtyds gebruik van. De Genti- aan dient om verfcheide-dingen-voor ’t bederf te bewaaren en is als een Tegengift zelfs-van | de P en T'A N DRI A 813 de Pest en van een ap Honds Beet ‚ van, IVe ouds beroemd, AFDEEL; | Hoorp- (2) Gentiaan met byna vyfdeelige , Klokswyze , ver gekranfie Bloemen en geknoite Kelken, 1 Gerti, arpurea,) De groote paarfche Gentiaan, groeijende op? ate dezelfde Gebergten, is van de voorgaande niet aanmerkelyk verfchillende ;‚ dan dat de Bladen een weinig {pitfer zyn , de Kelken ftomper en de Bloem Klokvormig „ paarfch van buiten, van binnen bleek met roodachtige Vlakken, De Steng grocit ook zo hoog niet ; maar de Wortel is veel grooter; fomtyds- wel een Arm dik en twee Voeten lang, van buien geftreept en van bin- nen wit zynde Men kragtiger te zyn dan de voorgaande. Zy komt ook met witte Bloemen voor, en men vindt , by Cr y- s1us van eene - Gentiaan met Bloemen gewag gemaakt: doch dit zal die van PENNaUus zyn, behoorende, gelyk wy ge. zien hebben, tot het voorgaande Geflagt, “q) Gentiaan met byna vyfdeelige Bloemen, rm. as Pe E ie hie ata. tippel - | 2) Gentiara Cor, fabquinquefidis &c. Gent. Fol, imís pes nn tiolatis Sc. HALL. Hely. 475. Gent. major purpurea, C. B. Pin, 187. OED Dan. T so. Gent. majot alia. CAM, Epit, 4i6. Crus. Pann. 2. Coilantha, RENRALM. Sp, 65, (3) Gentiana Cor. fubquinquefidis &c. Gentiana major Flore punâato, C. B. Pin. 187, Gent. Fol, ovatis, Fl. Campani'ore míbus verticillatis- HaLL- Hej, 478. Gent, wajor pall, punttis diftin&a. Crus. Panu, 280. it. DEE. Vile STUKe 8i4 VerMANNiee KruriDi tt, r Wá die Klokvormig en geflippeld : zyn 5 de Kele Arban ken vyftandig. en De Heer JacQurin beeldt eeh Gentiaaù a. af ‚daar zyn Ed, den bynaam van Geflippelde aan geeft, op ’t gezag van LiNNmus. De- zelve heeft de Steng maar één of twee Voe- ten hoog en verfchilt; ‘zegt-hy , weezentlyk van de Paatfche, hoewelde Bloemen ook die Kleür hebben: Onder duizenden; door hem met voor dägt daar toe befchouwd , heeft gezegde Heet geen ééne in Vyven , maar de meeften in zes= fen , eenigen in zevenen ; verdeeld gevondens De Meeldraadjes, tôt een Cylinder fämengelymd 4 zegt hy 3 omfingen den Styl, gelyk in de geele en paarfche, Zy komt onder dezelven op de Oef y agree over. 7 el aldaaf ak fche bn gebid B vaii de Befeieh, it Ket maaken van bittered Drank , als ook tot Geneesmiddelen voor het Vee ; gebezigd; Volgens den Heer Harrier heeft deeze de Bladen wät grooter. De Kelken vyftandig ed kort (*)sde Bloemen bleek met donker paarfche Stippen ‚ komende dus byna overeen met die van Cr us1us, welke bleekgeele Bloetneh hadt met zwarte Srippen. In Siberie heeft de Heer EMrAak eene Verfebaidenheid van. deeze. - | Soort ). Sain Baris colare dina. a pluie HáLres. Vind: ik thans in de laarfte Uitgaave vanhet Sy? Natuse,: doeh: ze ee tegen de befchryving van an. Heer alhier opge FE ARA RR: Dkt A Uil Soort gevonden, met Liviaal Lancetvormige IVe _ Bladen , en drievoudige: end- Bloemen , op cigen Arngala Sièeltjes ‚ zynde geel met paarfchachtige Stip- Hoorp- Pens STUKs (4) Gentiaan met vyfdeelige Bloemen ‚die Klok- —_ 1v. vormig. zon » gepaard en ongefkeld ; de SSS Bladen de Steng omvattende, dea —_ Dit is de Gentiaan met Zwaluwwortel- Bla= den van Crustus, welke door den Heer Har- LER genoemd wofdt, Gentiaan met Eyrond Lancetvormige Bladen, en ongefteelde Klok: vormige Bloemen in de Ogelen. Zy heeft „ vol- gens zyn Ed. ‚ de Stengen omtrent een Elle hoog en-de Blaesmse zyn blaauw, De Groeiplaats is „ zegt Linneus, op. de Bergen van Switzer- land, Ooftenryk en Mauritanie, Zyn Ed, voegt er bygedat de Kelken zo lang zyn als de Bloem ; als ook, dat de Bladen en Steng kruislings tee gen elkander over ftaan (*). Dit laatfte begryp ik niet; misfchien zal het de Bloem willen be= tekenen. De Kroontjes zyn digt by elkander menigvuldig aan de Steng , waar van de Grick- fche naam door RENEALME is ontleend, eng (5) Gen- (6). Gentianá Cat. qninquefidis &c, Gent. Fol, ovato- lans ctolatis, HarL. Hel. 473. Gent. Flor, lateralibus &c. He Clif. zo. R. Lugdh. 432. Gentiana Asclepiadis folio. C. B. Pine 137. CLUS. Pann. 280, Te 281, Dafyftephana, RENEAM. Spec, JT. Ce (*) Folia & Caulis ernciatim oppofita, &p. Plant. 33% HE, DsEn, VII, STUKe 816 VYrFMANNIGE KRUIDEN: _1V. (5) Gentiaan met vyfdeelige Klokvormige Bloes EEL Ai "0 Cmen, die tegen elkander overfbaan en ge- Hoorb. _- fiétld zyn; de Bladen Liniaal. STUK, v. Dit Kruid , groeijende op vogtige Hey - Vel Gemtiana den door geheel Europa , als ook in onze Ne nanthe. __derlanden , heeft een groote Klokvormige blaau= a we Bloem , die naar de Kleur van Koorpbloemen trekt; weshalve RE NEA LMEdeeze Soort Cya- na heeft getyteld. Men vindt het, by Dop o- NA&US, onder den naam van Herffs- Klokjes, en Logger heeft de zelfde Afbeelding genoemd Pneumonanthe , dat. Longblaem zou kunnen bes tekenen. ee rad vn 0 Gn met vyfdeelige K kvornige Blie- ae va eN die Buikig zjn en [lailk de. Bia, hert olen Fes ENE ze gli ze RA Virginifchemet Zeepkruids-Bladen en eene lange-blaauwe Bloem, van CaTESBY gebeten. Zy groeit ’er in ‘Slooten „ ruim ander- half Voet, hoog , en heeft regtopftaande Sten= gen, met aas fpitfe gepaarde Bladen. 3 (7) Gen- (5) Gihtiana Coroll. quinquefidis &c, Gent. me termint. libus raris Sec, H. Clif, go. Fl, Succ, 202, 238. Lugdb, 432. Gent. anguffif. Antunin, major 8 Gent, icn an- _Buftifolia. C. B. Pix. 183. eri Antumnalis, Dop, Pemps, 168. Pneumonanthe. LOB fe. zo (5) Gerziaza Coroll. inder. «. Gent. Flor. Ventricofis, GRON. Virg. 29, 40. Gent. Virg. Saponaria folio, CATESE, Cars Lp. PF. 70. SELIGH, Wig: IL. Dean in P ENT, A,N,PoRI-A Sia (7)-Gentiaan. met: vyfdeelige,Klokvormige ,‚ IVe Buikige Bloemen en ruige. Blad en. ArDEL, ank Deeze groeit ook in Virginie. Zy heeft ze Hoorn Bladen- langwerpig en gefpitst;.de-Bloemen van ge MI buiten geelachtig, van binnen geftreept. Ville. 8 zoon on, Raigblae € Gentiaan met een vyfdeelige Klok ormige Sige. Bloem, langer dan de Steng. se rank Ongeftengs De Heer HA LEER betrekt tot deeze Soortde de Gentianella Helvetia ven Loge Len de Groo- te Voorjaars - Gentiaan van Crusrus: Het is een Kruidje, op Steenige plaatfen der Alpen in Switzérland , als ook op de Bergen van Oost- enryk en de Pyreneen „overvloedig voorkomen ++ de. De Bladen , die Lancetvormig zyn. „maa ken-éen- Roosje op den Grond , ’t welk Bloe- men. bigeeft, > op enksclde iech FR zyn Klokversg en hebben den. Mond i in vyven gefneeden., blaauw van Kleur, den Keel geftip- peld,De Stempels kroonen het: Laadhuisje, da Ees Gwalie: nn Zaaden bevat. q (@) Ee (7) Gentiana Coroll. quinquefidis Bec, Gentiana Flor. Vens Campanulatis ereâtis’, quinquefidis , Fol, oblongis acue minatis Saad: villofise GRON. Virg. 145 , 40, (8 )-Gentiana- Coroll., quingnef. cc, Gent. Cor, Carapanu= lata Sc, H.. Cliff. 81. R, Lugdb, 432: Hann, Heiv. 477. SAUVe Monsp. 136. Gent, Alpina lari®, B angufiif. magno Flore, C. Bs Pins 187, Predr. 97 Whylacitis. RENe pes. 70. Te 6âe Gentianella Helvetia, LOB, Jeon. 310. U, Dear. VIL, STUKe 818 VyrFMANNIGE KRUIDEN. Iv. Gentiaan met vyfdeelige gekroonde gekar- aen vyfdeelige gekroonde g vr Bloemen 5 de Bloemfteel zeer lang , Hoorp- _… … gegaffeld aan't end, STUK. °° MI 4 Deese Amerikaanfche verfchilt van de andere! dr vr Soorten van dit-Geflage „en inzonderheid. van Ns vaer de naastvoorgaanden , door een hooge regtop- ftaande Steng en door het Kroontje binnen de —_ Klokvormige Bloem, die ook een’ Styltje heeft en de Zaadjes-zyn zeer klein, *k De Bloemen vyfdeelig en Trechterachtig. À (ro) Gentiaan met een vyfdeelige Trechtérach- Fit vi | tige Bloem , langer dan de Steng en ge Gentiaan, —… — tropte Stoelhladen die groot ZN. an de hooge Gebergten van Europa komt ze ze; Kleine Waorjaars “Gentiaan getyteld, De fis guur der Bloem, die uit een lange Pyp , welke zig aan ’t end als in vyf Blaadjes uitbreidt, a ì ftaat , onderfcheidtze genoegzaam van de. Soort, en de kortheid van den Steel of En die maar twee Duimen lang is, van de Vyfde, wel. 65) Geitiand Corot quifidtef zer, C anni timum » amplo FL, eceruleo; PLus. Sp. 3. le. 81 fre ; (ro) Gentiana Corollà quinquefidA Infandibuliformi. &c. Gent. Flore unico tubulofo &c. HatL. Helv, 475. Gentiant pn verna major, C‚, B. Pin, 188, Genrianella verna minote Lus. Hijt, 315. Pann. 237. ve le. 310. med, Ericoila, ie Sp. 75. T. 68, PrB;N- T-A: No DoRo 1 A. „319 welke zo wel Viola Calathiana fchynt- Benogmd JV, te. zyn. als.deeze, Volgens BOER HAA vE be-e ArnkeL. hoort zy mede tot de inlandíche Planten, van gain onze Nederlanden, Volgens Myeinpu s ge- $ Iykt Zy meer naar tene Primula en is naauwlyks_ Digprik ‘bitter „hebbende een- gg ronden, wierks od ‘den ‘Stenipel vele Cit) Gentiaan met een rindeelig) Trechter- He … achtige. gelyke „Bloem, ’ welke. de buitenfle en vn Y Hog Tote ND onb E óp GE Pyräfiëefche Bergen groeit deeze 3 die naar de voôrgaande wel ‘wat gelykt , maar de Bloem heeft vyf Buitenflijppen’, Beurtlings met de-anderen geplaatst en van onderen groen. De Bloem is anders blaauw „ van binnen ef an gan De Steng is leggende met opgeregte An ; ks, , ebben En iter Bladen” zyn. final Tnretvenli ed (12) Gentiaan met een vyfdeelige , Trechter- xm. achtige ‚ eenigermaate Zaagtandige Bloem, “kom ed „de Bladen Lancetvormig Liniaal, _ __ Genaan Deafë » Op de tippen van den Schneeberg , by Weenen voorkomende en door den Heer Ja c- QUIN afgebeeld » verfchilt van de volgende weinig. L. (13) Gen- (11) Gentiana Corollà decemfidà we. M SF. (12) Gentiana Cor, quïnquecfdt, hetndsbaiifsr fubfer. zat &c. Jeg. Vind, zis. lan et IL. p. 29 T, 45. Cam Hort, T, rs. GE, 7 Fff 2 It. Deer. VIL br, Bao VyrMANRIGE KRCIDBEN, Ben CE Gertiaan mét “een vyfdvelige , Trechter. jn RE ee „ Zaagswys’ getande Bloem, en Ejron- dé flompe Bladen. > Be ed Ee Heer Aaen heft Bn „a afge- Baes, beeld, die reeds door C.A MERARIUS, by de Reierfche. Er in Plaat gebragt was, „De „Bladen En „ piet fpits gelyk in de Voorjaars- oma Öëitiadn én) de “karteling der Blocmen is doo zes ond HER BErftEn wel uitgedrukt. N'ict alleen in Bei- me deer Geren, maar ook op dE'Switzerfche Alpen groeit „deze hebbende een „Steng, van, drie Duimen hoog » volgens HALLER en, „geen-Roosje van Bladen, maakende. op-den Grond, De „Bloemen, elk, op een SERA” rus Ae in” Red; es: oduid eu + obs ci m0 Bloemen die à zeer eers PDN wig “den Keel -ongebaard en ongepunt , de Takken tegenover. elkander, vane Wee nb dar Aurea. # Goudkleu- «“Decze is afgebeeld” door BARRE LER, die “dezelve gehad heft“ van Boürgdoy/ân , een Steedje. misfchien in.’ Bergachtig{te van,-Dau- phiné, alwaar:men-een Bourdeaux vindt; doch geenszins van de vermaarde Stad deeze naams | aan 658) Gensiana Cor, quïnquef. Se, Gent, Fol, ovatis &C. Harn, Helv. 476. Gentianella elegantisfima Bavarica, CAMe Hort. 65. Ta 15.f. 2. JACQ, Obs IL, p. 190 T, sters (14) Gerriana Coroll, quinquefidis &c. Gentiana Alpina pa- mila Flore Aureo, BARR, Aars pe 3 Te 104, N En PE RPA RDR ra Bt dan de Zeekust van Vrankryk; alwaat ook geen Iv. narars dn a be der faam van ke voeren AFDEEL, ger ar et Róosje’ wat Bladen” als der «Miri maar die” aan’ dé dé Stenigerjës”” zy fmallef , alle bitter vän” Shtaake Side “Plsemnen', als”Klokjes 5 waren Beer of Göudkleuri Die door SOLANDEN ‘op “de ’Bert Rtrn eh-Eapland-à is Tais den > hadde de Steng een Span lag à js | ds) Gentiaan mer vafdeelige “Trechterachtige A0 … Bloemen. en eenblaemige overhoekfe Takken, Nival : neeuw- ‚D: Dis wed erofm, een Zeer ‘klein- Berg - Gen- Gentiaan. ze jë, Voorkomende in Lapland. ‚ Switzerland en, op de toppen der ariadne att kende u; Zeer laage { ‚ Takkige St een zeer. lande Bloerpy Ps ‘van ‘den Deer Abe LER genoemd 2 die, et Kruidje in Afbeelding Keinfte Gentiaan, Zy Ed, betrekt er toe, 5 die van (1) Dn Ed, „zegt. Habitat in Alpibas Berdegelnftas er Lapponi e Norwêgice: EDC, Solander. Sp. Plant, Pp. 331. - S5CHs }Gentiama: Coròllysquinqnefidis Stc. PIJSue 204231, Ft, Lapp. 95, Gentiana hamillima &c., HALE, Belv. 475, T.57: f. $, Gentiana Alpina zftiva Centaurii minoris folio, * C‚ B, Pin. 333. OF. Dan. T. 17: Gentiana nivalis. Jacq, Windob. 214. Gentiana’ fugax een zag pe, p. 290, de, 191. BARR: Je, 103. mt, ì zRfE qe u. DEEL, VII. STUKe 822 VyYrMANNIGE KRUIDEN, „IV. van Loper -dus-getyteld, „alsook de Elfde ArDEEL. Gentiaan van Crustus of de Vyfde der ge- Hott. nen ‚ welke die Krui STUK. heeft „dewyl de Wortel, jearlyks fterft. Ook aen U) brengt zyn Ed. hier t'huis, de voorgemelde van BARRELIER , gisfende „dat. men, by dien Autheur voor zure flore zou mogen leezen Azureo „dat is meteen Hemelfchblaauwe Bloem: terwyl de Uitgeever zig verbeeldt , dat de Goud: geele of gecle Kleur, vit Wit, door droog Kon ontftaan. zyn. De geftalte is omtrent als die der Kleine AR: torie en verfchilt aanmerkelyk van de’ gedagte Afbeelding „ door- de finalle-Blaadjes. Het hadt ‚de Stengetjes van één tot zes Duim lavg, ieder ie eene gftdoog, Hemelfc Raas Bloem, Op vo lang ciusts, zou het sert, Ee brik Sti LERUS, in zyne Verhandeling over de Alpen , Himmelftengel genoemd heeft; mis{chien we- gens de Hemelfchblaauwe Kleur: gelyk dezel- ve zyne Agtfte Gentiaan Kalberfchis geheten hadt. XVI, (16) Gentiaan met ; vyfdeelige Trechterachtigt rte …… „Bloemen , de endelingfen. ongefteeld ; „de Water- Ean € Blaadjes met Wliezige randen. di (F6) Gentiana Cor. quinquefidis Sc, Gent. Fol. maargine Membranaceis, 4m, Acad, II, Pe 343 Gentiana- humilis Aqua tica verna, Ama, Ruth, p, 4, T.1f, 1, PEEN PAN DRE A. 823 „Deeze komt , onder den raam van Laage IV, Viòrjaars Water - Gentiaan, by A m MAN voor , STPEEL in’ deszelfs befchryving der Rusfifche Planten. Hoorpe De oude Heer GMELIN hadt dezelve in Si- STUK berie waargenomen , zynde de Steng van het 70" Plantje naauwlyks twee Duimen lang. Een aan- merkelyke gelykenis heeft het naar de voor- gaande Soort ; doch het is maar zeer weinig bitter. 7) Gentiaan met vofdeelige Trompetachtige Mui, Bloemen , de Kelken plooiachtig gekield. _ Urriculofa. je 4 ‚ Blaaskel. e De uitzetting der Kelken , die zig als een 8“ geplooide Broek of Beurs vertoonen , geeft den bynaam aan deeze Soort, groeijende op de Ge- bergten van Switzerland, Ooftenryk en Italic. Het is een klein Plantje met eN wormen: (28) Gentiaan met wyfdeelige Trompet. achtige xvm. Bloemen ; de Kelken Pis Sn gekield; ‚5 E xacoides. ooh Steng gegaffeld; de Bladen Hartvormig. he” en Deeze Kaapfche, die de Kelken zeer Blaas- j achtig, en als met Vliezige Wieken heeft, is door (17) Gentiana Cor, quinquefidis Sc, SCOP. Carn. 299. Gent, Utriculis Ventricofis. C, B. Pin, 133, Gentianella coe- rulea Cordata. COL. Eeph. z20. T. 221, Gent, annua azurco Flore. BARR. Rar. 18. T, 48, & taa, f. 2, (13) Gentiana Cor, quinquef. &c. Cent, perfoliatum. Burm, Afr. 203. Te 74: É. 5. Cent, luteum Fl. amplo, PLUK, Almo 3o3. T. 275. É. 4 SEB. Mun Ie T. 22, £, 5e Us D&E» VIE, STUKe 824 VXFMANNIGE KRUIDEN. IV. door den Heer J. BURMA NN us afgebeeld Amgen, onder de” Afrikaanfche Planten-‚en genoemd Hoorp. Doorbladige Santorie. Ly maakt een Plantje uits, STUK. _ van naauwlyks een Vinger hoogte ‚met groote; « ni Bloemen, die geelachtig zyn van Kleur, XI3 (19) Gentiaan met vyfdeelige Trechterachtige ta Bloemen, gegaffelde sign z en een ed ha den Stamper. Onder den naam van Kleine Santorie is di Kruidje algemeen bekend, hoewel men het ook , in onze Taal, Duizende ulden - Kruid noemt , wegens-zyne -voortreffelyke, hoedanigheden, Die betekenis is eenigszins in de Latynfche naam, Centaurium s welke in de-meefte Taalen van B rin seraps wordt, begreepen. In't Franfch, men het ook Fiel deren. gan B deed za 5 fchen , op opene Velden in Walkijen en op Ber- gen, door geheel Europa. Het komt ook, in onze Provinciën ,op veelerley plaatfen voor. De gewoone kleine Santorie heeft Blaadjes als die van St. Jans Kruid, aan Stengetjes van minder dan een Voet hoog en ís getopt met rood- achtig geele Bloempjes. Men vindt ze ook met wit- (19) Gentiana Coroll. quïnquef, &c. Gent, Fol. Linearie Lanceol, &c, H. Cliff, 81. Fl, Succ, Mar, Med. R 433. &c. Cent, minus. C. B, Pin, 273. Erithraa,- REN: Spe 77. Te 76e B, Cent, min, paluftre ramofisfimum. &c_ VANLLe Par, 3à, T. 6 £, In se Gent, Caule brevisf, ramofismos GEB, Prov, 31. PE N T AN D RI A 823 witte Bloemen en de Heer VAILLANT geeft de Afbeelding van een Zeer kleine fterk getakte Moeras - Santorie ‚ door zyn Ed. by Parys ge- Hoorp: vonden , met paarfche Bloemen, en daar toeSTUE fchynt ook zyne Allerkleinfte Moeras - Santorie, et, met miet opengaande Bloemen, te behooren, Dit Kruid wordt aangemerkt van eene uic- fteekende , fommigen zeggen van eene onver- draaglyke bitterheid te zyn ; zo dat men het paauwlyks, dan het verdikte Extrakt in Pillen „ zou kunnen gebruiken. Doch de Ondervinding heeft my geleerd, dat de Bloemen minder bit- ter zyn dan Knoppen van Alst en Gentiaan- Wortel , en hierom in Aftrekzel minder te- genftaande. ’t Is een byzonder goed Maaginide del , neemende de Slymige Verftoppingen niet alleen ‘in de Ingewanden , maar ook in de ver. dere Lighaamsdeelen , Weg, Dus heeft men _ het tegen” Afgadnde Koortfen , tegen de Geel- zugt ‚ de Jicht, hee Blatirwfchnie en andere Kwaalen, inzonderheid tegen Opftyging en Be- paauwdheden, welke uit Winden in (lappe Lig: “haamen ontftaan, dienftig bevonden. IV. AFDEebs % (20) Gentiaan met vyfdeelige Trechterachtige _xx. Bloemen , dubbelde Stylen en een gegaffelde en Steng met weinige Bloemen, Ae een (zo) Gentiana Cornllis quinque”. &c. GER. Prov, 311, Cen» taurnum luteum puGllum non pesfoliatum. C. B. Pin. 278, Cent, min.luteum &c. Boce. Mus. Ile T. 76. BARB. Rar, 458 „469, Cent. luteum novum Con. Ecpbr. Il. p. 78. Te 77e | | 88 us U. DEEL, VII, STUKe hd 826 VYFMANNIGE KRUIDEN, IV. Aan den Zeekant, der Zuidelyke deelen van AFDEEL. Jealie en Vrankryk. ‚ grocit deeze, welke als Boon: een Nieuwe Geele Santorie door COLUMNA STUK. _ is geboekt. Zy: gelykt naar de voorgaande zeer, pen maar heeft de Bloemen gefteeld en geel , de Bladen één- niee drieribbig. Het Plantje is zeer klein, xx. _ (21) Gentiaan met vyfdeelige Trechterachtige Parin Bloemen , overhoeks en ongefteeld. Geaairde, “C. Bauninus geeft een Afbeelding van deeze Soort , onder den naam van Witte ge- aairde Santorie, Hy zegt dat dezelve op de Bergen by Padua, in Langucdok en elders in Italie , op vogtige Velden, groeije. De Steng verdeelt zig, kort boven den Grond, in Takken van een Handbreed lang en deeze wederom in ’ 3 EN A 4 | 1: SEE GES DUN aient inasd anr ovaal ‚ de bovenften fimal en fpits, Tusfchen dee zelven komen de Bloemen voort. xx, 8 (22) Gentiaan met wyfdeelige Trechterachtige GEN Bloemen „ die gekranst zjn, en zeer eene Gekanste, voudige Stengen. Met (21) Gentiana Goroll. quingsef. &c, Cent, minus Spicâ- tum albam. C. B. Pin 278. Prodr. 130. Cent. minus al- bum. TAB fe. 730, bogen; geirn Fl: rubello, TOURNF. dnf. raa. {22} Gentiana Coroll. qrinquefidis gc, Cent. minus ad Alas ‚_fBoridum. Prum. Spee. 3. le. sr. f. 2. Cent. anguftifolium Gc. Bur. Afr. 206. T, 74, f, 3, BURM, FJ. Ind, p. 73e 2 Ps met an Dr TT A Dag „Met de Amerikaanfche, onder den naam van IV. Kleine Santorie , die uit de Oxclen bloeit, doot hees Pr umter afgebeeld ‚komt de Ooftindifche Re zeer overeen, welke de Heer N.L Bur Mman-STUE Nus befchryft ; als ook de Kaapfe van den ou Pisa. den Heer afgebeeld onder de Afrikaanfche Plan. ten. Des fchynt-dit Gewas tot de drie andere Wereldsdeelen te behooren,’ “Van de Malabaae ten wordt het Valerhu genoemd, (23) Genslaan. nú vfdeelige Trechterachtige 2 KEIL Bloemen , en-Èy- Ond ronde. aiansten Blaaijts. etn Me, „In Penfylvanie is deeze- waargenomen döor den Heer KALM, die ze als een zeer klein Draadachtig Franje’ befchryft, dat het Stenget- je onverdeeld heeft, met drieribbige. fpitle Blaadjes; de Bloemfteelt) jes tegenover elkander, en tenen zn eo in de bepaaling isgezegd (*). (24) Gentiaan met vyfdeelige Trompetachtige a Bloempjes , het Stengetje ongebladerd. pbrla. Deeze, in Amcrika groeijende, is afgebeeld °° door den Heer JAcQUIN, en befchreeven als een 3) Gentiana Cor, quinguef. &c. Orp. Dan. 344. (*) Het zal derhalve, waarfchynlyk „ Vyfbloemige, niet Vyfbladige, Gentiaan, willen zyn (24) Gentiana Cor, guingeef. Ec. JACQ: Amer, 17. Hil, p: 37. T. 60, É. 3. Ggga2 U. Dist, VI, STOK: « ° 328 << VYEMANNICE KRUIDEN, IV. een geheel Bladerloos Plantje, dat Stengetjcs AFDEEL. neeft van vier Duim hoog, ieder getopt met Hoorp. een geelachtig Bloempje , van een Duim lan STUKe en vervolgens-met het Zaadhuisje. De Stengetjes zyn ‚door gepaarde Stoppeltjes , als in Leedjes onderfcheiden. Hy vondt het nergens, dan bin- nen donkere holle Boomftammen „ in. groote vogtige Berg -Bosfchen „op ’t Eiland Maârtenie que, op een weinig Aarde „ daar in vergaard. Be: vinde ze ook in Oostindie. XE 55 ) Gentiaan met vyfdeslige Trompetachtige width Bloemen „die den Keel gebaard hebben, H Gentiaan, — Deeze is op drooge Velden , zo in Ooften- ryk als in Switzerland, zeer gemeen. -Mooglyk heeft zy den bynaam van eene uitfteekende Mephchd boven de anderen: van dit Geflagt. | door den “Speesmiddelen opgetekend. eng NS gens den Heer HÁLLER, niet wel een Span hoog, met Takjes bezet , die aan den top een — trapswys’ Kroontje maaken. Opfanthe hadt Res- … EALME deeze Soort genoemd , dar is Laatblocm K deed zy in de Herfst blocit. kk Met le) Gentiana Coroll. quïnquefidis &c, Gent, Cor. Hypo- erateriform. Fauce gaens H. Clif. Fl. Suec. R, Lugdb.432. Mat, Med, 111. DALIB, Par. 81. HALL. Helv. 473. Gente Flor. confertis. ema Stamp, 303. Gent. Prat. fl Lanugi- hofb & Gent. Autumnalis Ramofa, C, B. Pix. 188. Amarele la, FRANCK. Spec. _ * EBEN DRT A, 32 xx Met de Bloemen hiet vyfdeelig. roEanà (26) Gentiaan met vierdeelige Bloemen » die den Bours Keel gebaard hebben. ven: Op drooge Velden in Europa, zelfs in de Bae Noordelyke deelen , komt deeze voor, die van “Wispris de voorgaande naauwlyks dan door de vierdee- Gencaan, ligheid van de Bloem verfchilt. De Heer Har- LER heeft ze tot eene zelfde Soort betrokken : gelyk Lan Neu s.ook crkent dat zy ’cr al te paby aan kome. In onze Nederlanden is zy op eene Heide in Gelderland gevonden , zo de Heer pre GORTER fchryft. Hier wordt thans eene Verfcheidenheid t'huis gebragt met onge- baarde Bloemen, die de Bloemfteeltjes vier- hoekig heeft, zynde in Deenemarken waarge= pomen-door den Heer OEDERvUS, (27) Gentiaan met vierdelige Bloemen , die XII aan den Rand gehaaird Mi een Dee- (26) Gentiava Cor. an ‚ Fauce bek. Fl, Succ, Lapp, Gentiana purpurea minima. Cor, Ecpbr, 1. p. 223. BARR.* Ze. 97. fi z. Gent. Alp. verna minor. C. RB. Pin, 188. HALL. Melv. 473. GORT. Fl. Belg. p. 72. Gentiaria- Alp; unicaulis Bellidis folio. Bocc, Mus. 144. T. rot. Oem. Dan. 367. B, Gent. Cor. quadrifidis imberbibus , Pedunc. is. Oep. Dane 363. (27) Gentiana Cor, quadrif. margine ciliatis, H. Clif. 8 Gent. anguftif. Autumnalis minor, C, B. Pin. 188. Gens tiänella-coeralea fimbriata, Sc. Cor. Ecpbr. 1. p. 222. Te 22t, fe E, OED, Dan. T, 317. Ggg 3 Il. DEmL, VII, STUK. Iv. AFrDerL, Vv . Hoorn STUK. XXVIII. 830: VYFMANNIGE/KRUIDEN, Deeze Soort groeit op de Gebergten van Swit= zerland , Italie en Kanada, zegt de Ridder. De Amerikaanfche , voegt zyn Ed. ’er by, heeft de Bloemen zeer gehaaird; de Italiaan- fche middelmaatig ; die, op Ysland en in Noor- wegen valt, heeft ze alleenlyk. Zaagswyze ge- tand. Zy zyn Trompgaohtig en blaauw van Kleur. | (8) Gentiaan met vierdeelige Bloemen die on- gebaard zyn, Kranuswyze geplaatst en on- gefteelde De naam van deeze is -Cruciata., om gat de Bladen, by paaren, als in ’t kruis ftaans in %-Franfch Croifge. De Duitfchers noemen het ook Creuszwuriz:, om ‘dat de- Wortel zigvin drie of vieren verdeelt ‚en: Modelgeer of Ma- pigeer; iplaats is niet alleen op de Bergen , op opene Velden en aan de Wegen , in Ooftenryk , Icâlie en Switzerland ; maar ook in Bourgonje, groei- jende op platte laage Heuvelen, zo LoBrr fchryft. Hier te lande komt het in verfchëide Duin- Valeijen „ agter DIe, DEE Haar lem voor. (23) Oetlnd Cor, quadrifidis imberbibus ge. Gent, Fle confertis. têrminalibus &c.-H. Cliff. st. R: Lazdb. 43%,-Ne 4 DALIB Paris, go. Halt. Helv, Gorr. Belg. 72. Gene tiana Cruciata.’C, B. Pin; 188, Geutiana minor. Can. nae «17, Tetrohifa, Ran, | Ed PBN TAN DR KCA B3E De Steng- van dit Kruid is-ongevaar een IV. Span hoog ‚ met Bladen die Eyrond Lancet- B te vormig zyn, met vyf evenwydige Ribben, De Hoorne Bloemen groeijen kranswyze en tropswyze aan 'TUKe den top. Zyn zyn Buikig van Pypje, en heb- Dia. “ben vier of vyf Slippen , in den haak omge- boogen ‚ blaauw ‚van Kleur. Het is zeer biter en van dergelyke kragt als de Groote Wivkel- Gentiaan. (29) Gentiäan met vierdeelige Bloemen , die on- „XXX. gefteeld zyn, en Eyronde Bladen. oli Pater FEUuILLÊE vonde dit, naar de Gia tiaan gelykend Kruid, op de- Velden van Bue- nos Ayres , aan den Oever van Rio de la Plata, in de Zuidelyke deelen van Zuid - Ame- rika, en dus geenszins in Chili of ín Peru. De Bladen zyn langer dan, de Steng , die maar twee Duimen hoog is en gelyken naar die van de Breedbladige Weegbree. (zo) Gentiaan met vierdeelige ongebaarde Bloe- men „ de Steng gegaffeld en Draadach= rijs mn ocht tig dun. den In (29) Gentiana Cor, quadrifidis , Floribus acaulibus, &ec. Gen. tianoides Flore luteo. FEUILL, Persv, Il. p. 20. T.14. (3e) Gentiana Cor. quadrifidis imberbibus &c, Or, Dan. 324e SAUV, Monsp, 132, Gent, Caule dichotemo. &c. Guerr. Stamp. I, p. 305, DALIB. Paris. 82, Cent. paluftre luteum minimum. RA). Hij. re9z, VAILL. Paris, 32. T. 6. f. 3e Cent, 1, putilium luteum, C, B. Pin, 278, MAGN, JMonsp, 232 1. Daar. VII, Srum; zie 332 _VYFMANNIGE KRUIDEN, arne In Vrankryk is deeze waargenomen en, on- Orle der den naam van Zeer kleine geele Moeras- Hooro- Santorie, door VAILLANT afgebeeld. Ket (31) Gentiaan met onregelmaatig vierdelige bererocli- Bloemen en een gearmde. Steng. Byzöndere. Door den Heer Konre is deeze op de Vel- den van Malabar gevonden. Zy gelyke veel naar de gewoone Kleine Santotie, Hier -afbreekende , zal ik, in ’t volgende STUK , een aanvang maaken met de befchry. ving der Kroontjes-Planten , die gemecnlyk Umbelliferae genoemd “worden , en dan tot de anderen overgaan. (31) Gentiana Flor, quadrifidis irregularibus, Caule bra- chiato, Alanis £6On ate ‚ 5 ! a man De PLAATEN zyn dus ingevoegd; PraaArT XXXVII, tegenover Bladz, 109 Ee EK ging te aa Knnanmnnnnd NE EU XLI mmm en ld en enen Ki . … XLHI. mmm vm . … XLIV, emmen SRERN