_ NATUURLYKE HISTORIE “iem UITVOERIGE BESCHRIT/ING GZ DIEREN; PLANTEN | MINERAALEN, | Volgens het SaMENsTEL van den Heer LINNE U of ‚Met naauwkeurige Afbeeldingen. nie anti ante Tnt lant Vang ani anke anika TWEEDEDEELS, ELFDE STUK. Tre AMSTERDAMS, By de Erven van PF. HOUTTUTN, MDCCLXKXI may 11-1927 PS Vads Yar DEN es / INHOUD van pir STUK: VIERDE AFDEELING; DD ekke. DB NN XXI. Hoorpsr. Vervolg der SAMEN- TEELIGE KRUIDEN. Erinne- ring van derzèlver Eigenfchappen en __Byzonderheden. Befchryving der Zon- nebloemen; Koorn- en Goudsbloe- men en dergelyken: als gak Mia wa len ; Balfaminaas , enz. __Blädz. # XXIL Hoorpst. Befchryvinig der M AN- wyvice KRUIDEN , (Gynan- dria) dat is der genen, wier Bloe- men de Meeldraadjes of op den Styl of op eenigerleye manier daar mede Jamengevoegd hebben; gelyk in de Ge- flagten van Kalfsvoet í Speerwortel ; Slangekruid als oek in het Boom- plaag en anderer, ommen 153 *3 XXiij, XXII, Hoorpsr. Befchryving ‘der Erne HUIZIGE Kruipen, dat is der genen, die Mannelyke en Vrou- welyke Bloemen, van elkander afgen zonderd, op eene zelfde Plant voort= brengen ; gelyk de Brandenetels , Klit- es, Amaranthen, Pimpernel, Druif. kruid , Netelkruid , Bryonie en de veelerley Soorten van. Kalabasfen , Meloenen „ Komkommers enz. Bladz. 209 XXIV. Hootpsr. Bijthifyving dér Twe: Bene HUIZIGE KRUIDEN ‚ di …nelyke en Vrouwelyke Bloemen op ig zondere Planten hebben; gelyk de Ge- flagten- van Hennip, Hoppes Spi- nagie, Bingelkruid , enz. me 341 XXV. Hoorpsr. Befchryving det VEEL- WYvieeKrvi pen(Polygamia), tot welken het _Nieswortel , Glase kruid, de Melde en anderen behoo- PG) AAN. AANWYZING per PLAATEN en der Bladzyden; abvaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worderis PLAAT He: Afbeelding van SAMEN- EELIGE KRUIDEN. tegenover Bladz. dt Figs ts Een Gewas ,doör my gendamd orteria Cruciata, van de Kaap der Goede Hope. Zie bl. ari Het onderfcheid der nn, ter- Blommetjes is, by de teren a, b, c, aangeweezen. nn # Het Rosmarynbladig Goudsbloem waar vaneen PLAAT e Kaaps Kelkblaadje by d , en verder, zo wel ae middelfte of een ter. Blommetjss by e ng- of rand- re by f‚ met aanmerkelyke Vergroo- ting zyn voorgefteld, Zie bl. 84 LXXI. Afbeelding van Man- WXVIGE KRUIDEN, min mn 157 De Scorpioen= of Spinnekop- Bloem , een zonderling Bvge- În Oostindie, aldaar Angrek genaamd , met fierlyke Bloemen. bl, 158, 3; Het Hartbladig Speerwortel, Dracentium Cordat de ok ava Eero: in er ng of Bloemfteel, bl, 200 s PLaaT PrxAt LXXII. Afbeelding EENHUIZIGE Khosoeks Mentor inte. bis Fig. Ie Japanfche Amaranth. Dl, 254. ‚ Een foott van Netelkruid Geasela) uit Japan, dat door e Aairen en Blad bee | - opmerkelyk is. bl. 29I. Praar LXXII, Afbeelding Wi EENHUIZICE KRUIDEN. _—_— a ôf Fig. 1 De Balfamieke Springvrugt of Balfem - Appel (Momordica) van ’t Eiland Java in Oostindie. bl. 297 Een_ aartig olalesje af of Me ar pertes loentje, dat er ge- teeld uit Japanfch aafch Zaad, welk ik had ontvangen, ad za 6 Geen. door my Hiöekide | Stekelbes gee (Sicyos angu-. lata) van Java bl. 335 Praar LXXIV. Afbeelding van TWEEHDIZIGE KRUIDEN, re Het klimmend Rank- Gewas, dat men gemeenlyk Vrouwen- Zegel noemtof Zwarte Bryonie (Tamis), uit Japan, en wel Fig. ì. Het rg en vant welk alleenlyk Bloemen en Fig. 2. Het Wyfje, dat ook Vrugten of Besfen draagt. bl. 358 Letter a is een Bormes van het Mannetje; by Letter ten van het Wyfje eigrdot voors efteld , zet het onderfcheid, ei sn d er Vrugtmaaking PLAAT 2 v. Afbeelding van TwEee __HUIZIGE KRUKDEN. —_ Zegenover Bladz. 365 Fie. 1 Een aartig Japanfch Kruid, door den Heer dreke ge- naam jania quina en ook een klimmend Kinkel £ waar van hier het Mannetje. D. 366, By Letter A een grooter Blad , dat uitgerand is, van een ande-’ re van dien zelfden naam , mis- __fchien het MA Bn as ze pend pe p 4 on 2, Het alade Gulpzaad (Mert ermum Eb um), door den N.L. B tyteld, van ’t Erland Java, Dee 5 zyne Vrugiurosfen. bl, 378, e zeer aartige Zaadjes, die * ik in de Besfen heb gevonden ” zyn met vergrooting, bya en b, in Plaat,gebragt. Ook is de on- emeen fraaije Adering der Bla- en van dit Gewas zeer as Praat LX VL Afbeelding van en OOSTINDISCHE N BROO - BOOM ‚ Rademachia door nja Heer Taun BERG genaamd, mmm mn 3 5, Een Takje daar van met Blad, Bloem en Vrugt , sk het __Hoof aat uit, zynde in alle Afmeetingen pro- portioneel ongevaar de helft . kleiner dan mined) vertoond, _ Pel Vrugtmaakende deelen he bh 225 ik, en: en aangeweezen. bl. 444. s5De Mannelyke Bloem of Kat an deezen Boom , neerhangen- de, gelyk zy in volle Bloesfem ftaande doe b. Een Blommetje daar van in de Natuurlyke grootte, , c. Hetzelve vergroot en by d. Geopend om het Meeldraadje ‚ met zyn Knopje te doen z €, Het Schepzel: of de jonge Vugt | f. Dezelve Sbenmbled den den Stoel en Zaadbeginzels al ven Sins 8 Afzonderlyk en ke Wet de Vrugt zelve aan; BESCHRYVING DE R PLANTEN. wm w VIERDE AFDEELING. DER ROIDEN. XXI. TOOF DST OR Vervolg der SAMENTEELIGE KRUIDEN, Erinnering van derzelver Eigen/chappen en Byzonderheden, Befchryving der Zonnebloes „… men ; Koorn. en Goudsbloemen en derge. lyken : als ook der Violen , Balfaminaas , Enz DAAG het voorgaande Stuk heb ik het. grootfte deel der Kruiden , die tot pi Ee de Samenteelinge CSymgenefia) be- Oerd! hooren, te boek gefteld : thans volgen bi „Wegens gebrek, aan plaats , de overigen. ik N25 aldaar iets gezegd vaù de re. Een: der e Dinge nt 5 van ’t voo- A gn rig in, Dan. Xl. stus, Iv. 2 SAMENTEELIGE Korven, rig Hoofdftak*: maar tot behulp van ‘t geheu- enn pir gen, en om het volgende meer op te hel- Hoorn: deren; zal ik daar van hier nog nader {precken. STUK, Ia de meefte Planten wordede Vrugtmadking, ae Blade. volbragt door cen enkele Bloem, die daar toe met Mannelyke en Vrouwelyke-deelen is voore zien, Deeze thans Algemeene Kundigheid is deor «den Grooten. Ridder op zulk een. vaften voet gefteld , dat zy nooit zal wankelen, zo lang de Wereld.ftaat. Alle tegenfpraak , alle dh ten dien opzigte ‚ heeft afgedaan , zulks door, in ’t gezigt van geheel Aen is betoogd (*). led oem eeen ek een Kasje, waar ia het Vrugtbeginzel vervat js ; ’t Pie Of buiten , * zy onder of == de Eet. Dit Kasje is “doorgaans in een Kelk beflooten , die tevens ook wel verftrekt tot een Omwindzel of Koker van de Bloem. Somtyds maakt hét flegts den Voer uit, daar de Bloem op rust, en dan is dikwils de Kelk daar Gan geheel afgesonden. Somtyds verftrekt de enkele Bloem voor Kelk en Bloem- kasje te gelyk. Men behoeft zig flegts het maak- zel van een Roos, een Tulp of Lely voor te ‘ftellen, om die verfchillendheden, zo zigtbaar en verwondeérlyk in de Planten, te me fpreek-Bu niet van het onderfcheid van de figaur, de één of meerbladigheid en wat meet R eneen NN tot (*) Vid. Can. Linn. Disfert. de Sexu Plantarufma , pramù Acad, Pesropolisana condecorata, Perops 3768 „SerYeN G E NES KA ag zot hetwerfchil der Bloemen behoort. ken Cro-__ IV. 8 cus of- Narcis zal, wanneer men die open “er, fcheurt , genoegzaam doen zien, hoe een®Bloem rt op haar Vrugtbeginzel zitten kan , zonder Kelk, TUKe Deeze laatften , inzonderheid de Crocus of Saffraanbloemen, geeven in ’t groot een gepast denkbeeld van de Blommetjes , die in de Samen- teeligen ieder op zig zelf beftaan , doch op een gemeenen Stoel zitten , en ; te famen in een zelf den Kelk vervar, de Samenteeling (Syngenefia) „uitmaaken (*), Gemeenlyk vindt men, na ’t bloeijen, în Zulk eén Kelk „zo veel Zaadjes, als ‘er Blommetjes in geweest zyn „en dit maakt dat deeze ‚ naar het 4 men , fterk voortteelen. Ieder Blommetje levert , nogthans „ maar ann enkel Zaadje uit , daar men jn andere Planten fomtyds duizend Zaadjes ziet voortkomen van ééne Bloem, In dit opzigt fchypen-zy- minder vrugtbaar te zyn dan veele anderen, Doch de Speeltrane det Natuur is on: eindig en verbaazende, Immers gelyk;, pee an dd van Men- fchen, fommigen op zig zelf beftaan kunnen „ anderen de hulpe noodig hebben. van hunne Landsgenooten ; zo is in de Samenteeling der Bloemen ook een weezentlyke ongelykheid. In fommigen zyn alle Blommetjes van een Bloem- hoofdje, ns zelf, tot de Voorttecling be. te) Men vergelyke het II, DEELS VJ STUK van decag Nat, mat aan ’t begin, S 24 SAMENTEELIGE KrurpEn. IV, - bekwaám, en dit-maakt den Eerften Rarig der AFDERL, Samenteeling, te weeten de EGAALe VEEL kina: WYVERY (Polygamia equalis) uit-(*).. Hier STUKe toe behooren byna alle die de Blommetjes ; als „Tongetjes ‚in ’t ronde uitgefpreid- hebben, ge- lyk de Paardebloemen 3; als ook. veel Kopbloe- migen , gelyk de Doorns en Distelen ‚en Schyf- “bloemigen , gelyk-het -Reinevaren „enz De Tweede Rang, OVERTOLLIGE VEELWY- VER Y(Polygamia fuperflua) getyteld (}) ‚ be- vat de meefte Straalbloemigen , of Blanten met ‚ Geftraalde Bloemen, gelyk de - -Chryfanthen en een menigte anderen ‚waar dn: der ik, o om de duidelykheid EK: ien de Made- eng. In deeze be- clfkat ‘het ronde nde middelftok , dat men de Schyf snoemt, uit Trechterachtige Blommertjes, die, „gelyk de voorgemelden, Tweeflagtig zyn ;-doch de omtrek uit Straalen van Tongblommetjes die Vrouwelyk zyn, en dus de bevrugting der Meelkaopjes van de middelften pa “‘©m Zaad voort te brengen: + ‘Deeze twee Rangen, waar in zeven-en-ze= “véntig Geflagten begreepen zyn , heb De reeds rar ded Nu volgt de DerRDe RANG, mec see Vrugrelooze dennen. en “Gelyk in de Geftraalde Beemen het geval VERI cáT Huse ol OEE at vol cada 4% N C*) Zie 't voorg. X, STUK, bladzs 343. e (1) ’t Zelfde , bladz. #58,*en Vie STUK blad, ih « STIN CG ENE SIA) s is, wanneer de Blommetjes, die’ de:Straalkrans uitmaaken; door gebrek van een Stempel (Stig- ween: ma) ter bevrugting en“dusook totvoörtbren- foor: ging van voortteelend Zaad onbekwaam zyn (*).* Het eerfte Geflagt , daar in voorkomende, voert Se rn ED DT % beest th Ere on ne oe Zombloem Ee Hier-is de Stoel vlak en mèt” Kafjes bezet : Bef Zaadpluis beftaat uit twee Blaadjes’: de Kelk is meeftendeels rappig gefchubde Het bevarde dee id Seoree Ce In et Vergelyk. het Vlie STUK: deezer, Naert Hitwies x ku ori In ale" zeer bekende e Enne “iloemplantdt B is het gemelde , voor een smd Lief hebber, zeer gemak kelyk na te gaan en te onderzoeken Inderdaad de Klasfé der Samenteeligen nas in deezen-een pieizier uit boven de je heen » 20, voor ’t bloote Oog, „als, voor * t Mikroskoep Vergrootg el In Blommerjes_ niet dikker din een Haairs ” of Spe!de za völmaaktheid van Werk- Bs en en. vann deelen bevinden , die men wenfchen kan, niet te kort fchietende by de GE en een ii of Anjëlier. eden van de fynheid vans het Zardpluisen Stuifmec!, welke alle pept ed te boven gaat In zulke kleine Blomm kek en de ontzaglyke kleinheid der Leeuwenhoekfe Zaaddeeltjes befchaamt. Ik heb Stuifmeel Bollerjes x „ wier middellyn naauwlyks het hon- derdîte gedeelte van die van een Zändkosrel bedroeg en dus niet grooter dan hy de kleinfte Zaaddiertjes rekende. Deeze , ‚ moeten ‚ter beyrugting, nog barften en een ongelijk ds Stof uitwerpen, A 3 II, DEEL. XI, STUK. El Polygamia en Kd 6 SAMENTEELIGE Kr uUIDEN, IV, (a) Zonnebloem met alie Bladen Hartvormig Ke a … drieribbig ; de ll verdikt 3 de Hoorp= Bloemen knükkende, STUK. Ie _ Onder den naam van Groote Zaay- Zonnebloe- Helanchas jen zyn deeze in Europa , en by ons ‚thans Vealyke. alom bekend. Men noemtze in Engeland Sun- flower , in Vrankryk Soleil, Uit. een. Zaadje, dat de grootte naauwlyks van Tarwe - Graan heeft, ° Voorjaars in de Grond geftoken ‚ontwikkelt zig een Steng van veel meer dan eens-Mans langte en een of twee Duimen dikte „ met Bla. en aan ’t end, dikwils meer dan cen Voet, over ’ kruis gemeten, breed. Op de patuurlyke Groei. plaats, in Peru of Nieuw Spanje ; wordt het ge- zegd wel tot de hoogte van twintig Voeten op te fchieten ; dat niet te verwonderen is; alzo men het, te Madrit gezaaid, nog hooger heeft gezien. Niet ten onregte werdt het, derhalve , van J. BAUHINUs, Allergrootst Kruid ge- heten (*); aangemerkt het , in zulk cen hoogte, en hade ed a zig 1) Helianthus Fol, omnibus Cordatis trinervatis Sc. Sy? Nat. XII. Gen. 979, Vege XIII. p. 650. Helianthus Rad, ame nuâ. H. Chf. 419. Ups, 268. Kk. Lagdb. 180, N. 1, Hele- rium Indicum maximum. C. B. Pin, 276. Chryfanthemum Peruvianum. Dop, Pempt, 264, Herba maxima. J. B. Fijt, EM. p. 107. Chryfis. REN, Spec. 84. Te 835 C*) Niet by Donoréus, effchoon onze Ridder het dus aanhaalt, gevolgd.door den Heer N,L. BURMANNUS, dig ‚het Zaad van Java hadt ontvangen, Fl. Inde pe 385» Belet BNBinskide 7 zig, als een-geheele Boom, metde Stam een … rv, Handbreed dik , en met veele Takken verroo- Arperre nende , nog Kruidig blyft en met zynen Wor- Hoese tel Jaarlyks vergaat. STUKe Men heéfe dit Bloemgewas reeds meer dan Polygen?a twee Eeuwen in Europa gekendentot verfie.f" 41e ring der Lusthoven gebruikt. Men vindt ’er aartige veranderingen van » Goudkleurig of Zwa- . velgeel , met wit of zwart Zaad, met gevulde - en Kinderende Bloemen. De Bloem, valt ook … kleiner of grooter en fomtyds ovaal van om-_ tek. Dat de jonge Stengen en Spruiten , de nn en en dan ve van ’ harde gezuiverd en wel d een goede Vern uit leveren , is zeker. een 5 nog niet ontflooten „ even als Artisjokken koo. ken ‘en nuttigen. Dezelven zyn zeer finaakelyk wegens de beginzels van het Zaad , hetwelk in zyn Dopje een Pitje bevat „ dat ice alleen van de Vogeltjes zeer bemind wordt, maar ook voor. Borstkwaalen ruim zo dienftig is als de Pynape pel-Pitten. Van de Indiaanen wordt het wel geftampt en tot Brood gebakken, In Kanada mengen zy hetzelve in de Bry, welke zy van Spaanfche Tarw kooken, zegt Kar Mm. Som- migen willen, dat het tot opwekking der Min- nedriften ftrekke. De Zaaden gebrand, zegt Govan , hebben den Reuk van Kdffy engee- ven een zeer aangenaamen Drank, Men hecft wel eens meer dan tweeduizend Zaaden gevon. den in ééne Bloemkelk. In heete Landen levert A 4 IL, Dear, XI, STUK: iv. ArDEELe XxL. Hoorp- STUK. nt. Afulsiftos) Tus. veelbloe- mige. gs: SAMENTEELIGE KRUIDEN, de Steng ; door infnyding, eene” Harst uits en dient tot Brandftof, (a) Zonnebloem met alle Bladen an drieribbig; de Bloemen gelyk; de Kel- ken gebladerd, Deeze wotdt in Egypte gehe zegt Lin- N EUS; zynde misfchien een-enkele Verfcheie denheid van de voorgaande Soort , maar die ftand houdt: De Bladen puîten opwaards uit ea“ zyn donkerer groën ; de Bloemen minder kpike kende en de Kelkfchubben hangen als g 3 Blaadjes neet. For SKAOHL heeft de Jaarlyk- n * fe als een Tuin: „Plant by Kairo ) aangetekend ( K- sZonbebloem. met de onderfle Bladen Hart- - aorimigodrieribbig „le bovenften yrond.n ‘Voorheen uit Zuid- Amerikan thans uit Vit. ginie, dat waarfchynlyker i is, wordt deeze door ° den Ridder afkomftig gezegd te zyn, die hy, aanmerkt als bekwaamst om de Tuinen te ver- fieren en als daar toe in de Nederlanden zeef veel in gebruik zynde, Het is die overbly vende Bloem-_ „plant, (2) Heliisbes Fol. omnib. Tk tin. pedurie. bi Cal: (3) Helianthus Fol. infer. Cord. tninere. wt „Govan Monsp. 456. Helianthus Rad. tereti infiexì petenn B. cf, ers. Ups 268. KR. Juugdb. 130 N. 2 Helen: we Ramo= fam.-C. B. Pin, 277. Chryf. Amers majus perenne. Fuum. Phyt. 159. f. a. STIN GE N E Ss ICA 9: plant, welke aan Bosfen blyft en ín ‘zwaare Ed % Gronden meer dan eens Mans Jangte boog op-” rde fchiet , komende met enkelde als ook met ge- Hoorne vulde Bloemen: voor, die fierlyk geel-zyn. De*TUke - Kelk beftaat- uit mésigvkdije Schubben. De —_ Steng ; ‘Takken en amg re dad, ’ 20 eht wv als-het ( 5 Zonebiken met Eyronde Hrtorig, drieribbige Bladen. Hetinsehus Kaolhil- - Men noemt “deeze Soort, die gaatje v veel gelykt, ‘doch een. overblyvende. Wortel enn h has eeft, in Vränkryk, Topinambours ,in-Duitfch land Erd- Aepfel, Sonde Poeren, * a et om dat de Wortels dikwils langwerpiger Zyn, dan onze gewoone Aardappelen. t Gewâs a woonde eêfst in Kanada, volgens den_ Ridder, oaligi naderhand in Brafil (#), De Indiaanen hoemen DE 't Battatas , de Engelfchen Jerufalem Articho- pn Het maakt een pieramidaale vertooning „én de Bloemen aan den top zyn maar klein Hec. fpreidt zyne Wortels Vezelig- uit, aan welken: ° dike (4) Helianehus Fol. ovato» Cordaris- eriplinerviis.. GRon. Virg. 129, Helianthus Radice tuberofâ. H. Cliff. gio. Ups, 263. R. Lugdb. 180. Helenium Ind. tuberofum. C, B. Pin, — i 277. Flos Solis Farmelianus. COL, Ecpbr, 1 E In Teis. Ee, Sol altisf. Rad. tuherofà esculentì, Rupe. Pen. 1 {*) Prius in Horto. Cliffortiano 3 alcerum. ia. . Plast, et BEE 4 Ag. wi En Deer. XL. STUE4 io SAMENTEELEGE KRUIDEN: id dikwils-vap „dertig: tot « veertigsen-mieer Knob- PoERE: bels, voortkomen ,-gelyk de gewoone Aardappe- Hse: Jen groeïjch „ dikwils van grootte als eens Mans - STOE, “Vuist „ roodachtig” bruin van buiten-en wic- van sd zele biden De Smaak is zoet ; en wanneer zy, very, gebraden of gekookt, mer Speceryênen * geen” ‘er verder toebehoort „ bereid zyn „by fommi--_ gen een Lekkerriy. Men teeltze, deswegen, in ‚Engeland en Duicfebland een ie Palaen en ‚op Akkeren. dn Gs). Zonnebloem met de Steng - Xa, de Helianthus glady-de-Bladen Lancetswys’. EN lis vde Bloemen rendldigirad s dige. BE: de Bloemyteclon.ruuws oheid mA @ 0 Zegklen met rapilge, gegolfde Pla Frondofus Bk EF: agtbladige Bloemen, Ey- rige. « __ronde Bladen en de die van. mre ” î i 2 RS) : Deere belden ; veel naar einintes: gelykendes, - groëijen in Kandia, Men kanze als Verfcheidene heden van de gewoone Plant: Zofnebloemen' aanmerken. dé RED) Zenemens met een pola aigen Wortel, Sersmofiss. (8) Vaapwore telige, (5) Helianthus Caule infèrne levi, ret: Lanceolar0 Care dasis &c 4 ein Squarrofs undu'atis &c. Am, Heal, 1. En, “Hbienshus Radice Fuíformi, B, Clif. 420. Re Lugdd, In STRESS EMIRS ES AC rr (8) Zonnebloem met overhoekfe Lancetsor- Ric veert mige ‚ ruwwe Bladen ‚die aanden voet kant= "vS haairig zyn en. eene geftrekte ne Ee, sTu bd _@ Zonnebloem met overhoekfe , breedachtig VII Lancetvormige , ruuwe Bladen, met Haai- En rige Steelers ens een geflrekte en \Steng. BS Kammen: Of men deeze als weezentlyk Verfehillende hese Soorten moct aanzien „, is nog „niet volkomen hadron beflist. Zy groeijen”in. verfcheide- deelen van Noord » Amerika, Virginie, Kanada en Penfyls vanie. De Wortels-van de weren: „naar Franfche Raapen gelykende, worden door de Kanadicrs gegeten. De tweede en derde hebbende St wel tien Voeten hoog, Het zyn overbly vende Planten, erik £ 10) Zooneblamik met liskae sinthtde . Ee Ee _ _Lancetvormige, Zaagtandige fen Bla- Giada: „den, de wid en En, glad. Er do on Dar 181. Chryí. Canad. latif. elatius. Boce, Sic. 6: T. af: 4 Chryf. Canad. Strumofum vulge. H. Lugdb. 143. (8) Helianthus Fol. altern, Lanceolatis &c. Hel, Fol. Lanc. fesfilibus, GRON. Pirg. 1295 Chryí. Virg. altisfimum , angus tif. Ec. PLUS, Alm, 99. T. z59,f, 5. MoRIs. Hift, MUL. S. 6. T. ref. 66. eo) Helianthus Fol, ale. latiuscule andes &c, Chiv- fin Virg. sig mum püniceis Caulibus, Moms. FER. 1. - 6. Te? (ro) saal Fol. oppofitis trinerviis Länceolatis Graco levibus. GRON. Ving, 129e, u, DaxL, Al, STUKe “ Ì ä 5 18 SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV, Daar-de voorgaanden meestendeels ruuw van ArDEEL: Loof zyn: vonderfcheidt. zig deeze door haare Hoorp® gladheid, Zy groeit in. Moerasfen-van;Virginie STUK: en heeft de Bladen aangenaam van pes > de ee … Steng eens Mans langte. / Ee Cr) Zonneblóem met erheehfe. Liniaale anguftifo- Bladen, E =S ele -Van- deezê, die oök. in Ernie groeit; is de Steg, paarfchachtig „anderhalven Voet hoog « de dn ens Liniaal gefpitst, ruuw ‚ met den rand. bleek: de is brui. in 2 en met de Straalkrans heeg acre sli ST XII ke 4 1 2) Ac mét gepaarde ingeiel, Ee Eyronde Berat. Bladen € en Sjee ‚ord een gegaffelde Bloempluim, In Noord - Amerika ; groeit ook Jerze ‚ welke _de'Steng byna vyf Voeten en paarfch heeft met een groenachtigen waafem. De Bloemen zyn ecl en zeer klein, met shEieE8e Steeltjes el ri Plùim uftmaakende. xr. G 3) ete met gepaarde Spatelvormie Atrors= ú ; ' k À 6 Ponker- roode. Gm) Has: Fol, pens, Linearibus. GRON, Pirg. 129, os Solis Martanus &c. PEriv. Aus. 10 (ax) Helianthus Fol. id fesûlibds ovato- oblongis. Ec. EEn zepens Fol, asperis &c. Moz1s. Hi En ze ) Helianthus Fol, oppolitis Spathulatis &c, GRON. En SCAN CEN BE sr A I3 ges gekartelde “Bladen, die drieribbig en _ IV. ruuw zjn; de Kelkfchubberi opgeregt, van Arbgar, langte als de Schyf. pour STUK. In Vitginie en Karolina groeit dit fraaije Zon- Folgamia _nebloempje, dat naarde Rudbeckia zeer gelyke „7 maat het Zaadkuifje. van twee Baardjes heeft , en daarom tot dit Geflagt behoort. De Schyf der Bloemen is donker of zwartachtig rood en de Straalkrans geel, gelyk in de anderen, Het verheft zig tot een of anderhalf Elle hoogte , doch blyft altoos veel laager dan de gewoone Zonnebloemen , zegt DiLLeENrus, die ook te regt aanmèrkr » dat dit geheele Geflagt van „Amerikaanfchen oirfprong zy. RE Dn keta Een Kaffige Kegelvormige Stoel onderfcheide dit tegenwoordige „-dat het Zaad aan den bo. veorand viertandig; den Kelk uit een-dubbelde ry van Schubben famengefteld heeft, Her is naar de Sweedfche Hoogleeraars RUDBECK, Vader en Zoon, die zig in de Kruidkunde be- __roemd gemaakt hebben , gergreld „en bevat de zes” Ee Soorten has Ee eik ; 3 er) Rud- 123. Mirte, Dia. r 5E rai sana os ezecn- bente, DiLL. Elth. 111. Ts 94. Ff. 110. Corona Solis Garglis piana parvis floribus.- Mars, Cent, 20, T. an vo et” U. DEL. XI, STUK, 14 SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV. (a)-Rudbeekia met famengeftelde gefnipperde _- Bladen, Heer: In Noord- Amerika wederom , groeit, gelyk _1- … alle de overigen; deeze , die Kanadaafche Zon- Fk nebloemige „Aconiet. van Conn urus getyteld Gefup- “was „ wegens. het Loof , dat naar ’t Loof der ai Moonikskappen gelykt, Zy maakt een overbly- vend, Plant, die een Takkige Steng heeft ‚van Voeten hoogte, met de onderfte Bladen Vindeelig ‚ de bovenften gefnipperd, fyner of grover gedeeld; de Bloemen geel, met een Ke- gelvormig middelftuk en negen agterover ge- boo en, er u. (2) Rudbeckiemeopsiktornis Bladen, de Tridoba. nh onderflen driekwabbig , de bovenften onver= bige. deeld; ‚ … (3) Rudbeckia met onverdeelde Spatelvormig Hirta, aes Bladen ; de en uitge- (4) a) Radbeckia Fol. compofitis Laciniatis. Syf?. Nat, Xin. Gen. 580.’ Pig. “KIL, p. 650. H. Cliff, 420. Ups. 265, R. Lugdb.' 181. GRON. Firg. Ia9, Chryf. Americ. perenne Sc, Monas. Hiff. III. S. 6. T. 6.f, 53,5% Aconitum Helianthe- mum Canadenfe. CoRN. Canad, 178. T. 179. {2} Rudbechia Fol. Spatulatis, inferioribus trilobis, fupe= zioribus indiviûs. H. Ups. 269. GRON, sd 139, Cy Can- “ Rudbechia Fol. Monip. 456. GRON. Virg u3t. „Soar i BCE MNM EEA A. 15 … (4) Rudbeckia met Lancetvormig Eyronde on. IV. : verdeelde Bladen overhoeks; de Straalblaad- erv jes tweedeelig. — ens Hoor: Dit flag van Bloemplamten begrypt de ee de D1uLEN1us-onder den -zwierigen naam edi Obeliscotheca, welken ‘er VAILLANT aan ge- bead, geven heeft, Men zou denken. s. dat zulks op den Kpopachtigen Pieramidaalen Stoel in ’tmid= den zag; maar hy leidt het af van de figuur der Zaaden. De twee eefften hebben den Stoel de! donker of zwartachtig rood , met Goudgeele Straalen; de laat{te, die denzelven zeer uitpui- lende donker groenachtig paarfch en „oudelag- zig heeft, is zeer aanmerkelyk we vna Roozekleurige agterover nete lange Straalen; ’t welk de Bloemen. aartig ‚ doch niet fraay maakt. In deeze Soort hebben de Straal- blommen een Styl , die in de andere, zo wel als ia de Zonnebloemen ontbreekt : maar , ZO % hg a ‚ niet volkomen 3alze het Zaad aan den ouïtrek „dikwils. idea. ’t welk altoos plaats heeft in de anderen. De Wortel, die zeer hect en fcherp van Smaak is ‚werdt in | | Vire Diit. Eb. 295. T. ait É 285. Cary en folios PLUK. T. 242. É. 2, BUTTS. Cun, 2495 13o. Mitt. Di. T. 224, Fe 1e Chryf. Amer. Doronici folia Sc. PLUK. T, zi. f, 1. CATESE. Car. Ií, p. T. 59. Dra: canc. Virg. ns der ijn SRE he bartia, PETIv. Mss. IL, DEE&e Xl. STUK, 716 SAMENTEELIGE KRUIDEN. AV. Virginie gebruikt;.om de Ontvelling op de Rug zu, der Paarden, door den Zadel of:het-Tuig ont- Hoorns ftaan, te geneezen. Het zyn ns: Plan- STUK. °° ten. Cs) Rudbeckia met gepaarde Zawi zi Eyronde Zaagtandige Bladen; de Straal- ee blaadjes tweedelig. dige, , vr, (6) Rudbeckia met gepaarde Liniaale efen= "geetife,_ randige Bladen. malblae dige. Men onderfcheide decze beide Virginifche Tigtelyk door het Loof. Zy hebben zeer lange Goudkleurige Straalen ; maar de eerfte het mid. lftuk { In deeze zyn de Kelkfchübben Elsvormig , últgebréid, de Zaaden zonder Puntjes. ComrEors Is. Wantszaad, Een Kaffigen Stoel, gelyk de voorigen , heeft “dit Geflagt, maar het Zaad is tweehoornig en heeft in fommigen de figuur eener Wants of „Weegluis „-waar van de naam: de Kelk opge- regt, veelbladig, aan den voet met uitgebreide Straalen omgeven. Elf Soorten zyn ’er in be- Seep), naamelyk. zi (1) haha Bel in, Lip ovatis ferratis, GRoN. Virg. 1 (6) kaahà tel, ppold Lineaiibus incegerzifnis. GRON; Virg. 532. Mizc. Dil, T. 224. É, 2, is hi 8 ian pii zet Saria terr NEE HA 17 (1) Wantszaad met meer famengefteld Vins- ii wyze Liniaale Bladen. Iv. PDERLe XXL Hoorö= ( 2) Wantszaad met gevinde Zaagtandige 80° STUK» ï flreepte gladde Bladen. (32 Wantszaad. met gevinde_ Zaagtandige Perticiila- Bladen, de lamêraalen, van tgn hillen- Te de Kleur ao Deeze allen hebben de Kelken « en de wader ee te van het Kruid, dat men Bidens. of. „Aweetand ziee Ei N noemt , wegens ’c Zaad 5 “hier voor befchree- wwigbioee ven, en zouden daar toe te betrekken zyn, in- den als een klem Zonnebise Rang behoorende. De eerfté, in * byzonder, heeft het Loof zeer fyn , byna als dât van Velkel of van Ridderfpooren verdeeld , cn de Indiaa- nen , in de Westelyke declen van Virginie , kleú- ten daar mede, hoewel de Knoppen geelzyn, het Kinäiën rod. ae tweede en derde Broeren in dé t (x) Cereopfis à Pae ef Lineariba us. sy. ‘ Nat. Xil. Gen. 981. Veg. XIII. p. 651. Cor. Fol. verticile latis &c. Gron. wee u dn I3t. met Delphinii folio.- Egger, Pils T.-9. f, 1. Chrylan „ Marianum &e 2) CoreipÂù Fol, Pinnatis seert Limestis glabris, Cera- _VAIEL. Bidens pentapkyl maine PLUM, ke ssfn ie (3) Coreopfis-Fol. Pinm Serr. Florum vn diverficolore, Ars, Acad, IV. p. Pre B X. Daer. XI, STUK. zalde. inne had- E: cd 18 _ SAMENTEELIGE KRUIDEN: IV. ArDeeL. Hoorp- STUKe Iv. Coreopfis Chry/an. Goudbloe- gere Tribler $ „Drievin- nig. VI. Alba. Made- tyds , zegt hy, en is. In zyne Afbeelding, de Westindiën of Zuid-Amerika, De Bloem der laatfte gelykt naar die der Zaay- Afters „ hebbende een geele Schyf met een Krans van witte Straalen. De hoogte van 't Gewas is drie of vier Voeten. (4) Wantszaad met drievoudige , Eyrond- Vangwerpige , Zaagtandige Bladen; de Bloemfiraalen met het midden eenkleurig. (5) Wantszaad met byua drievondige effenran- _ “dige Bladen. _ (6) Wantszaad ns drievoudige Wigvor- mige Zaagtandige Bladen. In Loof , dat dat driebladig is ‚ hebben dee- ze veel overeenkomst. De eerfte groeit in A» merika, de tweede in Virginie , de derde op het Eiland Se. Croix, in de Westindiën. Pru- KENET geeft aan deeze laatfte de. Bladen van Cicersen een witte Straalkrans als van de groo. te Madelieven of Ganzebloemen, die ook fom- nog. (4) Corzopfis Fol, tern. ovato- oblongis Serratis &c. Bie dens Amer. triphylla Angelicz folio. BLUM. Je. 58 f. re (5) Coreopfis Fol. sanne integerrimis, AL pn. 26e OUAN a Fok compofitis integris. R. Lagdh. 12m ora ronalin &c, Moris, Hift. IE. Ss, 6. Te 3. Ee (5) Coreopfis en fabternstis Cuneatis ferratis, Chryfinth. Americanum Ciceris folio glabro „ Beilidis. majoris fore, HERM, Par, 324. Te PLUW, T. 160, % 3e S vns6 Ek nk, sr EG 1d nogthans, gelyken de Bloetnen van deeze Plan Plan IV. myns oordeels , weinig naar die van ’ einelde ; Ar Lr Kruid, Hoor: Eed \ sT (7) Wantszaad met Zaagtandige Eyronde Blá- ‚5 den, de bovenften drievoudig ‚en eene krui- prm, pende Steng. (3) gans oe met effenrandige Eyrondt Blâ- VII den, de onderften drievoudig. 5 ed £9) Wantszaad met Lancetvormige effenran- IK dige op de kant gehaairde Bladen, Lâncets Van deeze drie groeit de eerfte in dé West- indiën , en is, hoewel kruipende en by het Ge- boomte opklimmende , een groote Plant. De tweede , die Bladen als van Bitterzoet ; met Ooren ‚ heeft ‚ welke rùig zyn, valt laag van Gewas. De derde, in de Europifche Tuinen bekend, en zo wel als die in de Zuidelyke dee- len der Volkplantingen van Noord - Ameriká groei- (7) Corebpfis Fol. Serratis ovaris êcc. Ais. Acad. V, p. #07. Chryfanth. trifoliatum fcandens &c, SLOAN. Hif. Ie p. 261, T. 154ak, 2) 3, (83) Coreop/is Fol, grenen Ovatis Ec. GRON. Pirg, IN. 13t. Chryí. hisfarám Virginianum &c, PLUK. T. 33. € . & T.ias.f an peer Hif. IL. S.6. T. 3. f. 45. (9) Coreopfs Fol. Lanceol. integer. ciliatis. Cos. Fol. ins tegerrimis. R. Lugdh, 181, Corenpfis. H. CHJ. 430. Bidens Succife folio &c. Ditu: Eltb. f, 56, Bidens Caroliniana, MART. Cent. 26. T. 26. 2 15, Dier, XI, STum. 5ó SAMENTEELIGE XK EUIDEN. Iv. groeijende”, “munt’uïe door zeer breede Straal: Arveai. blommctjés 5 wier getal „zo Wel-als in dé voor. nèörs: ‘*gaande, doorgaans agt of negen is, aan *t end STUK vierpuntig «€D,-zo wel als de Schyf-geel van eran. Kleur. „Hét. Zaad van. deeze, gelykt door zyn very: Rn „placschuig rond lighaam, en 0 twee Hoorntjcs, by- zonder naar jesof Want- - …… fep, Deshongte. van 6, ns éET of “an- _derhalven, of fomtyds twee Voeten zyn, ik “(tó) Wantszaad met Lancetvorniige Zdag- Corcoafs* idee tandige „ gepaarde, K Steng omvattende 5 orn? Bladen, nas ich al sj ed pie: eh ee, In Swcecen sito di at bnr are Er aargenomen , dat zeer geleek naar ‘het Water- Boelkenskruid met Ónverdetlde „Bladen , hiër “voor befchrèee *x. Stuk, ven * , mar b'kh: ár” Ver chillend wás ‚ door oe zyvne breeëfgeftraalde Bloemen. HatLER inerte het fleyts als eene Verfchefdenheid “daar ’ van aan. Het valt ook in ltalie en peek in ane dere deelen van Europa (*). aen ee gen i). Wante 0) Corzaofis Eel. Tancactiee secratis oppoliis & Fe N, 77%, Gorenpus. gideoris, Jt, Mugen vin Ae Aq mie, Folio non divifs Sc ras Mr Obs, Gheyí. LS 61.9. Ea gn Gannabinum G ebde ARR le 1109, sch (*) Men het by WEINMANN fiaay, send op zyne Plaat nn 375. Lett. # „ú ENNE EE Kn akites LS ® PLAAT XX. pbl „delen. etfeudpsit. \ Saam sEINSErSIDAA. al - zitt “Wästezáad nèt Lancetvormige Zaaftan- IV. ero dige; overhoekfe gefleelde, de rid “aflopend d Bladen. " er, De onderte Bladen zyn drie of eon à de bovenften {taan overhoeks en. loopen af langs eig, de Stengs, ’t, welk. dezelve Gewleugeld maakt of “'ceviea- met vitpuilende.zoomen in deezerSoort, Zy bes seid. reikt eens Maps langte en heeft zeer kleine Bloemen, die Tuilswyze. den top-der Steng verfieren „elk. met vyf Straalblommetjes, die geël zyn. In de Herfst bloeit deeze Plant, gee Iyk de meetten uit Noord. Amerika afkomtbigs en daar op. volgen: Hoofdjes vanbyvelkander „getropte Zasden , welke de gezegde figuur, : vaneen Wants; sË pehidaadiorssajg „zeer wel uitdrukken (*, De Geflagten van Orme en eciusde heb Garteria ik onder de Heefters befchreeven. Van het ne "y- laatfte , nogthans.s. my eenenieuwe Kaapfe Soort ntt, in myve Verzameling , voorgekomen zynde, Zg. es deel ik-dezelve alhier, in Big.-t,op PLAAT LAX, mede; Zy kan tot geene der tcets bá. kende en befchreevene betrokken worden; Wes, halve ik ES om dat ws Stekels att 85 end der ED Or Cui) PBetsps pels deelde Kaes Ff epen zita à Heke 457. H. Ups. 270. Coxeoptis Fol. Serratis ek a’ 281. Chryfonth, Rn alato Caule, Monis. ttl. S, 6, T. 5 25,76. PLUK. Ta 7)? Zie MOR ISoN 4 ei ook ERREK , Tan. Y. Fig. pa A A Deer, XI. S 3 ere za SAMENTEELIGE KRUIDEN. IV. Bladen een kruis maaken, als ook , om dat Der de Bladen in ’t kruis tk pe oen noem, Hoorp: Men ziet , hoe dezelven een Wigvormige fi isbe — Stur hebben, zynde zeer fterk geribd en gea- Á A re derd, glad en ftyf , Vinswyze gedoornd met Verz zeer fcherpe geelachtige punten. De Voet , die breed is, omvat met twee ronde Ooren , de Steng of Tak van dit Gewas, welke boven eenige Koppen heeft, met Vinswys’ gedoornde Smalle Blaadjes , byna als aan de Atraétylis, omringd. Ieder Kop heeft aan den Omtrek eenige malle driepuntige Straalblommetjes en vyfdeelige Trechterblommetjes als a , beiden zonder Teeldeelen. De middel. Blommetjes zyn ten deele Vrouwelyk als hb of Tweellagtig als c. De Styl heeft dit byzonders , dat hy in de pant maar met één Haakje als Stempel is vaorzien ZOEGE A. Genaamd naar den Heer , door wien hetzelven, uit den Deenfchen Tuin, te Koppenhagen „aan den Ridder is voorgefteld en befchreeven. Het was uit Egypte afkomstig ‚ zo- men meen- ‚„ de en de eenigíte Soort (1) voert, ik weet niet Zoege Toes, waarom, den bynaam van Leptaurea ‚of het Goud- ren haairige, (1) Zoegea. Sy. Nar. XII. Gen. 1271. Vig, XIII p. 6sa. Mant. 117. Confer, Centaurea. Gmer. Zrin. J. p.tz6, T. 20. Welke de Heer LiNNUs hier bedoele, weet ik - S N28 EE NE WIA, 23 moest zyn, om dat de Kelk met roodachtige IVs Haairtjes pronkt , zynde de Bloem Goudgeel, ee Van ’t volgende Geflagt verfchilt het doordien Hoorp- de rand - Blommetjes Tongachtig zyn. Het heef: ‘TUE een Borftelig Zaadpluis. De Bloemfteelen zyn pal lang, naakt en Éénbloemig: de Bladen Lancet- vormig, effeprandig, ruuw ;, ongefteeld , over- hoeks geplaatst , van elkander afftandig z : de Steng is verfpreid , ruuwachtig, Takkig , een Handbreed hoog. CEN T AUREA. Santoric. … Onder deezen algemeenen naam zyn , behalve de Groote Santorie en anderen , ook de Koorne bloemen, Jacéaas en dergelyke begteepen , die meer dan zestig Soorten uitmaaken, in verfchei- de Rangen verdeeld, onder deeze Kenmer- ken. Een Borftelige Stoel, een ongeftamd Zaad- pluis; de Straalblommetjes Trechterachtig , lan- ger, onregelmaatig. Hier by komt een gefchub- de Knopachtige Kelk „ die gedoornd ís of on. gedoornd. A, JacE Met effene ongedoornde Kelken, (1) Santorie met ongedoornde Kelken ‚de Schub= (1) Centaurca Cal. inermibus, Squamis Lanceolâtis &c. puntig® Syfl. Nat. XII. Gen. 984. Veg. XIIL. p. 552. H. Clif. 420. Ups. 27 le Re Lusdb, 137. GouAN Monsp. 457. GRON. Orient, 4 IL. DEEL. XI, STUK, 24 SAMENTBELIGE KRUIDEN. IV. ben …Lancetvormig , de Bladen gevind, Aen __Zaagtandig en eenigszins Kanthaairig. Hoorp: 3 td Se. STUK. — Deeze ‚ die in de Zuidelyke deelen van Eu« Ve ep en in de Levant, op dorre Gronden voort- wers. °F komt, heeft een geftreepte zeer eenvoudige Steng van drie Voeten, hoogte; de Virblaadjes zyn Liniaal „ ruuw en: effenrandig 3 de Kelken {pits Eyrond met. de Schubben aan de tippen paarfchachtig en zeer glad. Zy heeft op deSchyf maar drie, en vyf Straalblommetjes, welke in vieren zyn gedeeld. Hert Pluis der Zaaden „ paar dat der Doornen gelykende, is ftyf cn zwart, Dikwils komen ‘er maar een of twee Zeidae A in erst En loem. die Gaan oo de Kelken ; de Schubben- en de Blan Est den ng met died Deeze, wegens den aangnaamen Reuk zeer bemind, noemt men deswegen in ’t Franfch Ame Orient. 274. Chondriffa Fol. Laciniatis a brea, C. B. Pin, 130, Beten Carduus er en Eepbr, Ie P- 32e Pe 34e -BARR. Re: H (2) Centaarea Cal. inesm. en glabris &e. Hi. Cliff. KR. f, 5. B, Idem Fol. mag. disfe@is Flore luteo. Moris. Ibid, > f.9s Cyanus Orient, Flore luteo … fitulofo. Dopaar. Mem. 267. Cyanus Floridus odoratus Turcicus, Touans. Jacea odon za. G, Be Lins 27ae Ne 6. SINE EON BEN IE AG 23 Ambrette of Amberboi ‚ inzonderheid die met IV» fraay- geele Bloemen , welke welriekender is en dan-de witte of paarfclie, „By ons noemt men en ze Turkfche Koornbloemen, en zy zoudenvuic*TUE="= Perfie afkomftig zyn. In de Tuinen worden zy Te by de Oofterfche Volkeren, veel geteeld, Lin- 3 NA&Us vraagt of de Geele, die. de rand-Blom- metjes veel grooter heeft, cok een byzondere Soort zy. GG ) Sl met onged. Kelken » Lancetvor- ur * e Schubsen: de Bladen Lancetvormig rf peren getand zn de a (4) Santorie mer onged, Keken, gefpiëfle __„…Schubben en byna afloopende EADE pn getande Bladen. Twee Verfcheidenheden van hik Krdid, dat men Amberboi noemt, doch zonder Reuk. Bei- den hebben zy de Bladen meer ingefneeden „ dan die wan de Welriekende „ ende laatfte heeft maar een Span of een Voet hoogte, met zeer Takkige Stengetjes , die allengs verdunnen naar den top en aldaar paarfche Bloemen hebben, en breed goftraald vin „ met tien of twaalf on- _C3) Centaarea Cal, inerm, Sq: Lanceolatis 8e. H‚ Clif. Rs Lugdh, 138. -Jacda „Fel, Eruce mal Tovzst. In? 444. Amberboi Eruce folio majas, VârLte. © — (4) Centaurea Cal. inefm. Sá Mucroatis &c, Ambeiboi er rn minus. ISNARD Jem. uig. pe 165. T. 10, 26 SAMENTEELIGE KRUIDEN IV. onregelmaatig verdeelde -Trechterblommetjes. ArDERL. Doktor Liprus zou deeze in Egypte , tus- Hoorp: fchen Alexandrie en Rofette , hebben waarge- STUKs nomen. Santorie met onged, Kelken , ftomp Ey- Alpina. ronde Schubben en gevinde gladde effen- Alpifche, randige Blgden , het oneffene Zaagtandig. VI. (6) Santorie met onged, Kelken „ Eyronde a Schubben, gevinde Bladen : de Winblaadjes Gewoone. Zaagtandig afloopende. Contaurse (5) Dic Kruid , waar van het Alpifche als een Verfcheidenheid voorkomt ‚geeft den naam aan dit Geflagt. Het wordt gemeenlyk Groote San- torie, in ’% Engelfch Centaury, in ’t Franfch Centaurée geheten , welke benaamingeo van ’t La- tyn afkomftig-zyo. BaAuHiNus noemt het Centaurium met Walnooten Bladen. ’t Gewas ‚ dat op de hoogtte Bergen ín Ita- lie, int Veroneefche en elders, als ook in Tar- tarie groeit ‚ is ontzaglyk groot. De Steng be- reikt meer dan zes Voeten hoogte ea ieder Blad is meer dan een Elle, ieder Vindeeling een Span lang en wel dric ns breed , glad en groen. Ey (5) Centasrea Cal, inerrma. Squamis ovatis &c. H, Châff. ger. RA. Lugdb. 138 Cent, Alp. luteum. C. B. Pin. 117. Prodr. $6. MOR:S. IL. $. 7» T. 25. É. 5. infer. (6) Centaurea Cal, inerm. Sq. Ovatis &c. H. Chf. R. Lugdb. N. 2. Centaurium mejus Folio in Lacinias plures divifo. C.‚ B. Pin, 117. Cent. majus primum vulge CLUS, Hi. 11, pe 10, Centautium magnum, DOD. Pempt, 134. Lon. Je, 712 5 TN GE NES I A 27 By het eerst uitkomen zyn de Bladen onver. IV. verdeeld en blyven dus fomtyds in hun geheel, era, Van boven verdeelt zig de Steng in Takken en Heem heeft Bloemkoppen als die der Doornen get eme met paarfche Blommetjes , waar op glanziggraftens. Zaad volgt , met ftyve Borftels in plaats van Pluis, De Wortel , die lang en dik is, heeft een Bloedrood Sap , zoetachtig en famentrek- kende 3 dus eetbaar en oudtyds tegen eenige Kwaalen aangepreezen. De Alpifche , die in Loof een weinig verfchilt, en zo hoog niet op= fchiet, heeft geele Bloemen, uit welken, te- gen den Middag een helder, aangenaam, ‘Ho: nigvogt druipt, dat men ’er ook uit zuigen kan, zonder hinder van de Bloem, Deeze , in de Tuinen insgelyks bekend , grgeic op den Bal- dus -Berg. B. Cvanr. Met de Kelkfchubben Zaagtan- dig op de kant gehaaird, TUUW. annae ese | (*) Hoe deeze Koppen uit ryën van verfchillende schubben beftaan , toont de Heer Doktor BERKHEY , zeer duidelyk en fraay, in Pigs 7- op zyne Plaat L B: Aransas N 775- GouAN Monsp 453. Cent. Cal. cilistis Ke. H. Cliff. Ups. R. Lugdb. 139. N. tt, Jacea latifolia ec angufifolia : Cap. hirfuto. C. B. Pim. 271, Jacea Auftr. Cap. villofo. Crus, se 4 P- Je nd 542. T. 543. A, Jacea alba hisfuro Cap, ‚B. Pi. 27 jn DEEL. xt STUK, „28 _SAMENTEELTIGE KRUIDEN, Linia vlafch bladige. Kle Pellinata, Gekamde, « (8) Santorie met de Kelken omgekromd . Plui- mig 3de onderfte Bladen 7 iaenpze gtiand, de Danger Longte 7 9) ee met de Keken omgekromd- Pli. mig , de Bladen Lancetvormig » ceniger- mate getand en Wollig. (:o) Santorie met de Kelken omgekromd - Plui- mig, de Bladen Liniaal, verfpreid. (11) Santorie met de ‘Kelken opgeregt Pluê- mig; de Bladen Lierachtig met Tandjes; die aan de Takken ramen. ges. zondig inb Kie ek on zei Gee geget ent, __Van deeze groeit de Eee in. Settzerdand. Ooftenryk &n Finland ; de tweede in Siberie en in Spanje: de derde op de Bergen der Zui- delyke deelen van Europas de vierde in Spanje en Italie, de vyfde in Provence, Veel gelyken „ paar malkander, daor het zonderlinge Net- IK aar mede de Koppen En Sk cen als 8 er a De rr es (3) Centaurea. Cal. recurvata-Plumofis „&c. Cyanus Eol, De Plumelis.reflexis.. AB. Goete. 1. p. zoz T. 6, (9), Cestaurea Cal, recuv. Plum, Ec. GER, Prov, 185 Cyanus Alp. Capitulo Retculato. Boee, Mas: 1, p 10, (1oj-Centaurea Cal, vecurvato-Pilotis Eco. Jacer Hisp Sie mila Linarie folio. TOUANE. Inf, sels BARR. Je Aét, S Y_N CE NE 8 A 29 geborduard zyn , zettende de Pluimpjes zig Iv, door den Regen op. Het Loof is, gelyk men Ed uitde bepaalingen ziet , aanmerkelyk verfchil- nbr lende. De laatfteheeft de Kelkfchubben als met STIK opftaande Penneveertjes bezet, welke de Kop- pen geheel ftekelig ruig maaken (*). - (12) Santotie met kanthaairige Kelken; de _ xu. ) Schubbetjes Eyrond; de Haairtjes dun en mierase Dek de Bladen Lierachtig ed Zwarte, nt ien: ohnankie Blemmerjes. 4esì ee de Gz ‘borduurde verfchiit. deeze , ‚door dien ‚de kanthaair haairige Sc chubberjes, ni iet t punti zyn. nog omgekromd, en van de gewoone Ja- céa, dat zy geen krans heeft van onvolmaakte Blommerjes. Hier fchynt. die nieuwe, Plant „door den Heer Ca ENAL drie Mylen van Bafel ont- dekt, te behooren, welke de vermaarde Har- EER noemt °Jäcér; met de- Wortelbladen half _—=—= gevind, de Stengbladen Eytond-Lancetvormig , de Stengen hoekig. Die zelf de „naamelyk, hadt hy ook uit Bogelaad en er bekomen 5 zel fen dede: een Kelkfchabherje met. on nee heeft de gezezde Heer eer Beuker, cì in Ren wan zy- ne Tweeie vlast, afseheëid: (az) Cekraarearval Cita sqmmatovad «cr Gouin: Alonsp. 45% Jacen mgra laciniara. C. B.P nat Jacea Aufisiaca texta. Cuus (Hil, tp 7 Pan T.:545: 3, eed cal; sert. Meijel & Bec, Al Ch: gan Re, Loedhe iig N, hetin Tuoltk II. DERL. XI. STUK À 3o SAMENTEELIGE Kauipèù, ‚IV. en, alzo zy in ’t voornaamfte overeenftemt ARDEEL. met deeze Sooft, zie ik niet, waarom zyn Ed; Hóors- het een nieuwe Plant noeme. Alle Blommetjes 4 STUK. _ zegt hy , zyn tweeflagtig en de Kelken, door hunne byhangzels, dat de gedagte Schubbetjes zyn, zwart gehaaird (*). aes (13) Santorie met Kanthaairige s Kranswys en gebladerde Kelken , de Bladen Lierachtig eed getand en flomp. Een zeer laag kruipend Kruidje, dat ook in de Zuidelyke declen van Europa groeit, maakt deeze uit. De Kelken , die in een Bladerige Krans zitten ; beftaan uit fmalle Schubben ; zwärt gerand zyn ‚ aan de punt geele Haartjes hebbende; de Hoei is paarfchachtig. Het heeft alle Bladen fomtyds effenrandig. psa. (44) Santotie met Zaagtandige Kelken , af- mg, loopende Lancetvormige Bladen ; en ee geheel eenvoudige Steng. De (*) Helv. ârchoat, 1e p. 80. Zie de Schubbêtjes van dees ze, aonmerkelyk van de voorgaanden verfchillende, by den Heer BERKHEY, in Fig. 13. (13) Centaurea Cal, Ciliatis , verticillata - foliofis Sc. Mir Lé de. zse.f. 2. Jacéa humilis alba Hieracii folioe C+ Be Pin. 271. Moris. II. S. 7. T, 28, £ 18 Jacea pumilis ferpens Sc, Los. le, 542. (24) Centaorea Cal. Serratis , Fol. Lanceol, decürrentibus te. Hi. Cfr, aar Ups. 270, Ro Lege. 133. N, 8. GOUAN Plonsp, 453, Cyanus Mont, latìfolius, £, verbasculum pis noi So ti: MEO RNR AOS Ao st De voorgaande is men gewoon Jactaaste IVs_ noemen, doch die de Straalkrans der Bloemen "vn, kenbaarer hebben , begrypt men onder de Cya- Hooups nusfen , gelyk deeze , welke een niet onaanzien- TUE « _Jyke overblyvende Bloemplant- uitmaakt, wier fre, Loof eenigszins naar dat van ’t Wollekruid ge- — Iykt, Haar natuurlyke Groeiplaats- is op de Switzerfche en Ooftenrykfe Gebergten. De Bladen zyn fomtyds breeder , foimtyds langer en fmaller; de Bloemen , gemeenlyk io ’t mid- den paarfch, met een Hemelfchblaauwen Krans van ongelyk verdeelde Blommetjes,; komenook 7 wit voor. De Steng is gebladerd , gevleugeld en fchiet op van één tot twee Voeten hoogte. (15) Santorie met Zaagtandige Kelken , en xv. Liniaale effenrandige Bladen , de onder. Gaas jen getand. haas Die zeer bekende Bloemen, welke het ftaane de Koorn, in geheel Europa „niet minder door haare Hemelfchblaauwe Kleur verfieren , |als de zogenaamde Koorn- of Klapper - Roozen door haar Menie - rood , worden by ons Koornbloe+ ' mens noides. C‚ B. Pix. a73. Cyanus major. Dop, Permpt. 25T. Los, le. s48. g, Jacéa integrifolia humilis. C. B. Pin, 271 Pradr. 127. Hark Helv, inchoar. 1. p. 82. N. 190, 4 « ass KRAM, Auf?r. 259, Fl. Sutc. 710, 776, R. Lugdb. 1395 Gyaaus. C. B. Pin. 273. Cyanus vulg. Los. Je. 546, Cyan. Hortenús Fl, fmplici et pleno. C‚ B. Pin, 273, U. DEEL, Xl, STUK. TV. 32 SAMENTEELIGE KRUIDEN. men ‚ by, de Franfehen Bluet of Casfelunette ze 0 ook Aubifoin by de Engeltchen Blewbortie Heorkt geheten. „Men weet’, hoe “zy dunne Sten: STUKe gen hebben, anderkalf of twee Voeten hoog, ee ret grysachtige’ Bladen en boven verfierd zya UEr Ye ‚el met Anjelierachtige Bloemhoofdjes. De Kleur is gemeenlyk fchoon “blaauw ;doch fomtyds ook Roozerood, paarfch of wit en gemengeld, inzonderheid onder de genen die men tot fic- raad der Bloemhoven: teelt, van welken ook zyn met gevulde Bloemen, De Kelk is ftevig, beftaande uic. driehoekige. Sehuabben „ welken miet gepluimd „noch gehaaird, maat aan de in als mnd zyn” „-zwart.gerand , met rand - Blommerjes » die de twe Haaîrtjes. ; Broeren Be ken per ZyDy gelyk in de »- “voorgaande , wel ‘Trechterachtig , doch zeer vtongelyk verdeeld: het Zaad heeft cp Pluizig Kuifjes&! +0»v „De Bloemen:, N Bussie dis of Smaak hebbende ‚kunnen weinig kragt bezitten=-Es venwel: heêft-men het Aftrekzel met Water tegen” zeere--Oogen- aangepreezen. Zy geeven een-fchoone Klear , die , met voorzigtigheid bereid zynde, den Schilderen dient tot Water- verw. Door Zuur wordt. dezelve rood „ doot Loogzouten groenachtig, even als die der Vioe len - Bloemen, Het Zaad is bitter „ en, toc een half Drachme „iogchoma Afgang ve en- Ee Eet it E. 75 en rd 5 RE zi (16) Sar 4 S-Y‚N,G EN Es IA 3% (16) Saptorie „met kanthaairige Kelken , de IVs_ Schubben vlak: dubbeld gevinde Bladen „ Arpezt XXL die aan de Takken vindeelig Liniaal, en Heem: eerie gepluimde Steng. dis. | De Bloemkoppen zyn klein „in deeze Soort , Pansesia. die ook de Bladen zeer fmal heefc; doch men ts luimftens viidt Ze oök met gfooter Bloemen en gryze Bla- eg den zegt LiNN dus, In Siberie en verfcheide ‘deelen ván Europa is de ‘Groeiplaats. €: DE Santorie met eenigermaaïe kanthaairige xvn. Kelken en gedoornde Takken, Gelaar (18) Santorie met Kanthaaïrige Kelken en EE, Wllige Windeelige Bladen; de verde. Razaz lingen flomp Eyrond hiken AK ‚ de bui fche, tenflen gr 00ste (19) Santorie. miet Kans hooicige: endelings oft Ei 8e er âtid, (rs) Centaurèa Cal. Ciliatis , fquamis planis &cc. Lsvs. Halt 786. GovaN Monsp. 459. Cent, Cal. Ciliatis See. Gmer. Sb. Il. p. st. T. ri KE ron fpìnofa &c. Moris. IL, p. 140. S, 7. T. (az) Centâurea Ca, hidiae. als fpinofis. H. Chr, 422. Jacea Cret, aculeâta incana, TOURNE. Int, 445. Cyanns fpìnolus, ALê. Exor. 163. T. 162. (18) Centaurea Cal. Ciliatis, Fol, vomentalie pinnatifidis Boe, H‚ CHf 422, RB. Lugdb, 139. Jacea Axborea Argentea Zan. Hf, 107. T. 43. Mit DI, Te 152, fe 1. Storbe montana nivea. BAnR. Je. 309. … „{19) Centasrea--Cal, Ciliatis terminali - fesflibas ee. H. Cliff. 422. R. Lugdb. 139. N. 14. Jacea Montana candidisf, Stoebes foliis, C. B. Pin, 272. Prodr, 126, Monas, ill. S, Îe 1. DExL. XI, STURs 84 SAMENTEELIGE KrÜIDes: vn gefteelde Kelken; de Bladen Wollig en a dubbeld vinti, met fpitfe Kwâbben. TUKs — 20) Santorie met Zaostandiën Kelken en Wol- lige Bladen; de Wortelbladen Windeelig ;, reid de Blaadjes met één Oùrtjê. — ‘ Verzilver , d %, Op Kandia groeijen deeze, doch de Afchbla- dige in Italie, Alle zynze grys en als bekleed met een Wollig , Zilverkleurig Dons, dat “er als Pluis op zit en aan kleeft , gelyk in het be- kende Kruid, dat men Crherard noemt, dewyì de Bladen als met Afch beftooven zyn. Het Loof gelykt ook naar dat van die Plant of van het Schurftkruid , zeer. ’ Zyn. gets vende _ Planten, de_ eerfte ongevaar cen Span hoog, de tweede Boomachtig met geële , de derde Kruidig met paarfche , de viërde ‘met kleine geelachtige Bloemen, De Kelkfchubben zyn al- len meer of min gehaaird. XxL. __(âr) Santorie met kanthaairige Kelken; Wol- Siberifche, lige , onverdeelde Vindeelige effenrandige Bladen en sang st eng; 7. T. 26. f, ze. B, Jac Cinerarin laciniact fp BARR. Te. 347,348. (25). Cotona Od. ser. Fol. tómentofis &e. H‚ Câf. 422. Jacéa Crer. laciniata Atgeniten , fl. patvo flavescente, TOURNE. Cor. 21, BARR. Jo. 218. Car) Centaurea Cal, Ciliatis, Fols tomentofis, igdivilis &c, GuaL. Sib. 11, p. 95. Tear fe 2. Jagers aen GERE, Sict, SY NG Ee RES Ta “Bs Op opebe drooge Velden, in Siberie en Tar-, AV. _ tarie „ isdeeze waargenotmen , waär van de Steng fanam. niet hooger dan een Span opfchiet, de Wortel. Hoorp- bladen dikwils Vindeelig hebbende, de boven- ften onverdeeld. Het geheele Plantje is met een en Zilverachtig Dons bekleed, gelyk de voorigen. Het heeft een paarfche Bloem , door haare bree- de Straalkrans veel naar die der Koornbloemen gelykende. (22) Santorie wering tienn Cemauraa cétvormige Zaagtandige Bladen, aan den fempervi voer met een Stoppêlig Tandje; devonder…”kieyd In Portugal groeit deeze ‚ die de Steng en Bladen ook geheel ruigachtig heeft» als ’t ware met Stoppeltjes bezet, welke de onderfte T'and- jes der Bladen zyn. (23) Santorie met Ranthaairige Kelken en xxii, Vindeelige Bladen; de Winnen Lancet: scu. De (24) (22) Centaurea Cal. Cil, Fol, Lanceolatis Serratis &c. oi Caf. sza. R. Luedb. 139. N. 13. Jacéa Lufitanica rens. Mouis. Hf, nl s. 7. T. 28. Ê. 9. Boec. Sie. 73. Te innaúfidis &c, Gonr. Belg. „459, „Jeg, 773. GMEL: Sib, IL p. 53- H. Cif 4aa. Scabiola major Squamatis Capitulis, eN B, Pin, 265. Jacêa mejor LoB, Je. sex à IL. DEEL, XI, STUK, 35 _SAMENTEELIGE KRUIDEN. Tv; (24) Santorie met kanthaairige Kelken-; dië Arpeel. langwerpig zyn, en edere Liniaale Hoosik-1 effenrandige Bladen. « STUK. xv, _ Naatde Kruiden , welken Zy in v Bladerleef Centaurea gelyken , Zyn deeze eb ynaahia. De eerfte groeit, svablaii. volgens den Ridder, op drooge Velden , in ge. Sweeden , Engeland en de Nederlanden. Zy kan de Groote Scabiofa; van DALECHAMP, welke hy aanhaalt, niet zyn, maar wel deszelfs Berg - Schurftkruid. Naar de Groote Jacéa van Loper gelykt ze veel. De andere is fyner van Blad en zou de Stebe Gallica zyn van Cru- sius, welker Zaad die groote Kruidkenner uit ; RG hadt ontvangen en in de Nederlanden 5 „ doch nadethand dezelve overvloedig in de Velden omftreeks Weenen aantrof, In Switzerland vallen zy beiden , en hebben de ze. opgevaar een Elle hoog. De Bloemen der fte zyn paarfchachtig , roodachtig „ wit of deels die der andere Vleefchkleurig en aanmer= _ kelyk geftraald, In Siberie komen, zo de Heer _ HALpER opmerkt, dergelyken voor (*). (as) (24) Centaurea Cal. Ciliatis oblongis &c. R. Lugdb. 140, N. 15. .KRAM, Auffr, 260, Stoebe incana Cyâno fimilis té- ‘nuifolia. C. B, Pin. in Stoebe Auftriaca humilis. CLUS» Hift. 11, p‚, 10, Pann, 547. (*) Van de hitserie Scabiofa hadt GMELIN reeds aange- tekend, dat dezelv dezelve door geheel Sibetie groeits die, welke HALLER dagt de Stahe te kunnen zyn, is door den Ridder tot de Panieulasa betrokken, Vid. Helv, inchoat, 1. p. 31. \ RENE EE MOREE OH EEL; EEL (25) Santórie met kanthaaïrige Kelken, Lier- Pec achtige Bladen en bynä geen Sten, nn Een Rosti Plant maakt deeze in Afrika ee uit, wier Wortel zoet en eetbaar is, wordende „Xx. van de Arabieren Toffs genóemd zegt Sn aw. Cas Zy heeft Bladen als van de Rakette en Wiknende, gehaaide Kelkfchubben. By Alexandrie , in Egypte, komt Zy, volgens ForskKaoHL, vän zelf voort; doch dat zy eigentlyk in es zou gröeïjen „ gek en Zegt; dear van vind ik geen bly varen toad C, RHAPONTICA. Ma de Kelkfchuben dor en. rappig: (26) Satori. met rappige kanthaairige Kelken _xxvr. en Vindeelige aas : innen Lan Guda: ns beden Io ib perie. is se Geen han dee naar de ‘Schurftkruidige zeer Eyrond Blaadje eld eden (25) sbar: Cal. Cilistis, TE en Ke Gh Frans, 1745. Vol 43. N. Ee pe 246 A en En IL, DEEL, ZL. STUE, 33 _SAMENTEELIGE KRUIDEN. geweest , die nog in achting wordt gezegd te F IV, (27) Santorie met rappige Kelken ; de Wor- ee telbladen Lierachtig „ met-de Kwabben te- Hoor. gen elkander over; de re omvat. En tende, RSS | | Rhea. _By de Ouden is cen Wortel Beken bekend Arapifche. zyn by de Arabieren. Daar was een Rood. Be- hen, ’« welk,van het Limonium zoude afkom- ftig. zyn (*) 3 doeh welk aangaande men geen, zekerheid heeft, Den vaam van Wit Behen heb- ben fommigen gegeven aan een, Kruid, ‚dat naar de Lychnis gelyke (f); maar door de Waar- neemingen ‘van-R at worr, die het aan den voet van den Libanon vondt groeijen , i js men ver- zekerd „ dat het een Kruid zy, byna als de Jäcéa, en wel deeze Soort, door hem in Af- _o obeelding gebragt „ die vân Mor 1son by de Scorzonera vergeleeken wordt , wegêris het Loof. De Bladen zyn als van de Patich , maar fty- ver, aan den voët twee Oortjes hebbänige; zo wel om laag als aan de Steng, die fomtyds een hoogte bereikt, De Schabsige Bloemkop- pen 627) Centaurea Cal. Scar. Fol. Rad. Lyratis &cc, fat. Med. 409. GRON. Orient. 273. Rhaponticoides lutea. VATLLe — Mem. 1718, Serraruiar affinis, Cs B: Pins 235. Behen album Rauw. Jrin. Tepes; J. Be Hi, lll pe 36 (*) Zie 1, DeoVlls SruK , deezer Nat, Hiflorien, bl. 26: en vergelyk Lamm, Zdar, Med. N. ESS. (f) Lychnis fylv. que Beben album valgo- GB Zin. 205. Zie 't zelfde Srum , blade, 595, S FN GE N ES 1 A 39 pen aan den top bevatten geele Bloemen. De, 1V. Wortel is.lang „dun en. buigzaam , als die van” ÄrDsEL. Zoethout. Beide „zo wel de Roode als de Wit- Hoorn, _t8 Behen- Wortelen, zyn als Verfterkende aan 7° UK, geprcezen geweest, doch in Eke RR, van geen gebruiks (28) Santorie met rappige Kien’ ai dsstbar! id mige eenigermaate gefteelde getande Bladen Ee en_Draa tige ee ongebladerde Bloem- ge. pre Jieelen. In de Leva Geb GE vers Pon NEFORT dit flag van Jacéa, met Hoofdjes als der Koornbloemen , klein , de Kelken Zilvere achtig. Zy heeft een hoekige Takkige Steng en fpiefe Kelkfchubben, (29) Santorie met rüsnet prem Kelken xun. en Lancetvormige Bladen; de Fl 5 den Tandswyze wipte s de Te akken kruid, hoekig. 5: In de Noordely ke hike van n Europa niet alleen, gelyk in Sweeden, Rusland , en by ons, maar €28) Centaurea Cal, Gariofis, Fol. Lanceolatis fùbpetiola- tis he: Jacéa Orientalis Cyani folio &c, TOURNE Cor. 92, Gs ) Centanrea Fol. fcariolis laceris &c. Gor. Belg. 250. Gouân. AE ss Fl. Iene Kg Lag, 142, N. zo. jacta nigra Prat, larifolia. 271. Jacéa ni- gra. Pur. Dan. T, 256. Jacéa 3 weed. Lon, Ie. ser, B, Jacca nigra anguftifolia Gc. C, B, Pin, 271. kat 127: 123. QED. Dan, 519. C4. Ii. DEEL, XI. STUÉS En IV. ArDEEL. KxI. Hoorb- STUK. Polygamia frafiranea. 40 SAMENTEELIGE KRUIDEN, maar ook in de Zuidelyke en overvloedig in Switzerland , komt deeze voor, die men in Vrankryk Jacée,‚in Engeland Knapweed of Mat- fellon, in de Nederlanden -Knoopkruid noemt. area. Zy is blykbaar van de vo orgemelde Zwarte ver- fchillende , doordien zy eene Straalkrans heeft van onvolmaakie Blommetjes, Ook zyn de Bloern- koppen minder zwart, de. Bladen Lancetvormig en minder ingefneeden of uitgehoekt. Men vindt dit Kruid, dat Hirr Lanced Harpweed tytelt, niet alleen met paarfche , maar ook met witte Bloemen , met bonte en metzeer fmalle bladen. De Zaaden hebben in ze eme geen Pluis. XXX (30) danse 5 mek rappige een is Lancet. caarig vormige arend Bladen en hurkende „Stengen. (31) Santorie met rappige gaave gefbitfle Kel- ken en Vinswys” getande Bladen ; de Steng- bladen Liniaal , aan den voet getand. (32) Santorie met rappige lompe Kelken; da (30) Centauren Cal. fcariofis , Fol. Lanceolatis &c. Cya- nus repens taäfolius. C. B. Pin. 274: Cyanus repens, Log. ke. 548. B, Jac: Saxatilis &c. Boec. Hus. sr. T, U. (1) Centaurea Cal. fcar. integt. mucronatis &c, Jacéa Cal. Argenteis minot, TOURNE. Jap. tt. Jacéa alb, TAB ke, 153. 62) Centaurea Cal. fear. obtuús Bec. R R. Zugds. rez. ‚51. Stoebe Calyc. Argenteis. CG. B. Pin. 273. Staebe hen sica tertia. CLus. Hifl. MI. p‚ Ko. altera, Hisp. T. 361 Str be Argent, Salm, minor, LOB. 16. 544, _ SL NGE NE SI A 41 Wortelbladen dubbeld Vindeelig; de Steng- IW _ Paden gevind ;met Lancervormige Tanden EE Drie Kruiden „ naar de gedagte Jacéa meer rus of min gelykende, wordende het eerfte als een Polygaalat Verfcheidenheid daar van door GERARD aan” pee ae gemerkt, Deeze Soort groeit in Tralie en Proe vence, de, Witte in Spanje, en de laatfte bo- vendien in Switzerland en Siberie , volgens Lu N=_ Nus. Beide de laatften hebben de Bloemkel- ken Zilverachtig wit. De Stengen der Glanzi-. ge, welke Cuusius overvloedig in ’ Land omftreeks Salamanca vondt, waren doorgaans, een Elle , doch op vogtiger, ‚k r plaatfen, ook wel twee Ellen, zegt hy, hoog. De Bloe- men in deeze allen zyn met een breede Straal- krans verfierd » gelyk in de Koornbloemen, De. tweede, die zeer naar het gedagte Kooopkruid gelykt , heeft de Kelkfchubben Snecuwwite (33) Santotie met rappige Kelken; de Bladen ZEKUL _gefteeld „ langwerpig Eyrond, onverdeeld Rssponsi met Tandjes; van onderen Willig. — Op de Switzeríche. Alpen , als hen op ope Ä pemmar (33) Centaurea Gal. feartofis &c. A, Cif: gar. K Ea, 3á4z. Ne, 33- ee edad an oliam incanum. C. Bs Pin. Gve Rhei ur exiftimatur „icon, Doo. Pempt. 389. Rh a ne Fol. Enule Cent. El. gis facie. LOB. Je, 288. Item alterum anguftiore folio, Jhid, » Î ê € s U. DEEx, Xi. STUZ. 4% SAMENTEELICE KauiDen. _ IV, mige Bergen van Iralie, by. Verona , groeit dit ArDEEL: Kruid „dat fommigen voor «het Rhaponticum , Hoor of de Pontifche Rhabarber van Droscort- STUK. pes, gehouden hebben. Het heeft Bladen by- tor, na als die der Klisfen, maar kleiner, meet naar es het Loof van den Alinda! Wortel gelykende, van boven groen , van onderen wit Wollig, doch het komt ook met fmaller Bladen voor , gelykende paar die van ‘Patich ‚en by den Steel, die lang is , fomtyds eenigermaate gevind, De Steng is ongevaar een Elle-hoog , en draagt een Bloemkop ‚ veel grooter dan die der Groote Santorie of eenige andere Soort van dit Geflagt, naby komende aan die der en De Kelk vie we “ryëén van bben;, aan’ ús end verbre d “en droog ’ aan den rand ge- fcheurd; Hy bevat cen talryke menigte van paar- fche Blommertjes » allen tweefla ig , allen re- gelmaatig en het Zaad is met Pluis gekroond. „De geleerde: HALLERs-Van wien ik deeze belonen ontleend heb, zegt, dat de Kelk- „»-fchubben. zyn „gelyk. in het. Gemeene Rhapon- _ticum ®. Hy befchryft deeze Soort , die hy zegt zeer overvloedig te groeijen in de Üetieiz. ten van Neder- Wallis en elders aan de Swit- zerfche. Grenzen „ waar van de Wortel eene Maagyverfterkende krag: had, zynde. dik , rond en Kruiderig van Smaak. Welk ander gemcen EL | Rha- €*) Calycis Squame — fine dilatato, ficco , per oram lacero ut in vulgai Rhapentico. Helw. inchoat. 1. 69, S XN G E NE S Ì A, 43 Rkapontcum ‘er zy „ welks Bloemen met deeze IV. kunnen vergelecken „worden , is my onbekend Ares en ik kan níet begrypen, wat ‘hr daar mede be- Hoor, doeld hebbe (*). Het jl Rhapontieum „TPE immers , dat DroscorIiDeEs dS en nn pk ArriNus.afgebeeld heeft , is grooclyin dit-Gewas verfchillegde (4). Deeze Soort komt,-myns oonteikidi id ggd naby , * welk FoRrsKAOHL op de Bergen van ae. Ee Teile Arabie als witte AGE vondt maa- ten, Hy noemt ie PR. OT KEN € dr zegt, dat het Heefterige Sten heeft van drie Ellen hoogte , Takkig Bh Wollig, met Lancetvor- mige Wollige , Braden en eenbloemige end- Steelen: den Kelk _Eyrond ruig met bruige ge- fpitfte Schubben, Lancetvormig van figuur: de Blommetjes Violet » allen in vyven B Pe: By Ale- 6 Thans zie ik, dar hy de Gemeené Bies bedoelen R £ 5 de. Witte (Helw. inchoat. En P- 84 ‚) doch het is'er verre van, dat dit Kruid den naam van Gemeen Rhaponticum zou mogen voeren. Niemand heeft het dus genoemd-dan Vau- wyl dit Rbapont, me Heij cans C. D.:£in. ayne eere Saort uitmaakt. CD Men, kan heee, sn de ee Soor van Rheun, door my befchreeven vinden, in het Viir. srum- deezer Matsurlyke Hiftorie, bladz. 499- : ({) Centaurea Ca!yeibug.inermibns , sqai mucranatis Eeliis Lanceol:tis tqmentofis, Flor, «Egypt» Arab. pe 45% IL, DEEL. Xl, STUK. Bn MA SAMENTEELIGE KRUIDEN; IV. Alexandrie, in Egypte ‚ kwam hem een Soort ARDEEL. van Santorie voor, de Steng een Voet hoog bor: hebbende, welke hy, wegens de puntige Kelk- pe fchubben , Gefpitfte tytele. Eerd (34) Santorie met rappige: Kellen; de Bladen. me if eenigermaate Wollig-, afloopende. onver- B hj deden de Worvelbladen. Lierachtig. … Een’ ‘Steng’ van zes Voeren 'hobgte, d ‚ dit ‘van midden tot den top. met Bloemen bezet en door de afloopende Bladfteelen „gevleugeld is, onderfcheidt deeze Soort „ welke bevoorens tt het Zaagblad was betrokken. Het Blad , dat EN AUHI an d abylonica ui ie den Tuin ik ii Ooie ge NL bee ‘bekomen , was een Elle lang, „in % midden meer dan een Hand. palm. ‘breed „ _€n in den. ‘ointtek ecnigermaate gedoornd. “De Bloemen van deeze Soort zyn geel, ) Santorie met Ee Kelken en onver- en mik effenrandige ofloopande Bladen. badge. RAE i nrden —_ In 5) )dhmes car Beide ols fubtomentofis &c, Afant. 460. Serrtuls Babylonica. Sp. Plant, 1148. GOUAN Mansp. 41. Raponticoides lutea altisfima, VAirL. Jfem. 1718 p- 229. Jacéa altisfima laciniato folio. C B.-Pin.-235. } Babyloniea, eis 129, Jacta maxima. Arp, Exor: T, 282. gt: RK ede] (35) Centaurea Cal. Gatiofs, es indivifis integerrimis gc. H. Cliff. &2le Re Lugdb, 14: MEL, Sib, 1. p- 83. oa „majus Or. eretum ee. Fl, lateo: Comm, Rar. TE. P, 39e & SK ENGE 0 Es Be ca$ In de Levant en Siberie. groeit deeze, die IV. in de Tuinen vier Voeten hoog opfchict, heb- zer bende een gevleugelde , getakte Steng ‚ met gee- doen le Bloemkoppen aan tend, in verzilverde -ge-STUKs fchubde Kelken. De Bladen zyn Lancetvormig gelyk die van ne en als met Afch beftoo- ven. (36) Santorie met rappige Kelken en Wallie XXXVis Bladen; de Wortelbladen Laäncetvormig s capens de end Vi gai de Sn, eene es voudig. De Hoofdjes als anne onderfcheiden deeze , die ook geheel grys is 4” naauwlyks een Voet hoog. Zy heeft de Kelkfchubben door- fchynend glanzig , de bovenften paarfchachtig, en den Wortel Spoelvormig zwart. Het Zaad- pluis is, volgens DiLLEN1US, gepluimd, Natuurlyk komt zy by Montpellier , op Zan- dige Steenige plaatfen , voor. Zy blyft over , gelyk de meeften van deezen Rang, D. Sroes, Met gepalmde Doorntjes aan de Kelken,. GD Santorie met Paladornies Kelken en af- x Rai *_ Uitge € 35) Centaarea Cal, feariofis , Fol, EE Lugdb. raa. B. Ups- 271. 27Ee GOUAN Monsp. 459. Jacéa monta- na incena Capite Pini, C. B. Pin. 272. Milk. Dis T, 153 Chamaleon non aculeatus, LOB. Je, II. p. 7. (37) Centaurea Cal, palmato» fpinofis Sec. Mant, zin cg EI DxaL. Xi, STUK; 45 SAMENTEEL:GE Kaorben. IV. loopende Bladen, die op de kant Tandig Sn gps en Doornig zn. OOFD- STUK. _— Aan de Kusten der Middellandfche Zee komt rags” deeze voor , die ook grys is van Loof , shebben- very. de de Wortelbladen gefteeld , onverdeeld en byna rond 5 de volgende bvna als die van den Ganzendiftel uitgegulpt , en de bovenften Lan- Cetvormig3 allén hard, Waollig en met kleine, doch niet ftekelige Doorntjes gewapend. De Bloemkop is zonderling en zeer fraay: zo we- gens zyne grootte en zwaarte, die fomtyds de Steng neerdrukt, als wegens de Kleur der Bloes De ‚ in 't midden witachtig « en paarích ge- ee die den groenen Kelk verfieren (*). xxxvum. (38) Santorie met Palmdoornige Kelken en ee oa afloopende langwerpige Wollige Bladen, Hakkelige. waar van de onderflen Hoekig getand zn. | In Chff. 423 R. Lugdb, 140, N. ar. Jacéa Laciniata Sonchi folio &ec. C. B. Pin, 272. Prodr. 128, Keam, Lugdb. 335. T. 675. PUR. Pbye, 30, É. 1. @°) Dezelven vertoonen zig als cen Kammerje ; zie BERK= HEY, Pl. II. Fig. 14. (33) Centaurea Cal. Palmato=fpin, Fol. decurrent. &c. GOVAN Afonsp. qó0. Jacla Fol. Setidis caridid. purpurea. GC, B. Pix. 272, Jieta paps Hisp. muriëtta, J. B. HZ. KL ge 33 Jact hufin afko Cult, Pluk, Phr T'S, Kat en SYN/G E N E SI A. 42 In Spanje ‚ Languedok en Provence, inzon- IV. derheid ómttreeks de Stad Aix, groeit deeze Arsa Soort „ welke TourNeror Tr Spaanfche Doorn ridapst: noemde, met pâarfche Bloemen én Suikerey-°TUEe Bladen. ’% Is een fraay Gewas, met Stengen van een Elle, doch fomtyds taar een Voet hoog. De ns zn aan de een met negen md. Bladen; de Wortel- 7 vie ne _ bladen Vindeelig; met de end.r Wijn gonst. Rook (49) Sântorie met Palmdoornige Kelken en Ey- rond - Lanicetvormige ; (39) Santorie met Palmdvrnige Kelken, en xxxrx: _ aflopende. den. C41) Santorie met Palmdoornige Kelken en xt. Lierachtig getande gren ‚ byna de Steng mukende, reet omvattende Bladen: de Bloemen ongefteeld. aan ’t énd, * Van (39) Centaurta ca. Palma. See Fol, dae: inèrmibus Be. H‚ Cliff. 423e- KR. Lugdb, 141. N. 23. Jacda Spinola Gretica, ZAN. Hif?. 141. T. 42 Cyranus Erude folio, Flore zubro. BARK. Rúr. 87. T. 504. (49) Centaurea Cal, Palm, spin. Fol, ovato » Eanceolatis éc. H. Clif. 423, R. he 140. N, 22. Jacéa Sphzroce- phala Spinoa T: Ze m5 O- DE ME 7. T. heen pend Le zen (4) Gentaurta Cal, Palm. Spin. Fol. vdo: -dentâtis &cs Calcitrapoides procumbéus Cichotéi folio, Flore purp. IN. Mérs. 1719. p. 164% T, 5. ° IL, DEEL: XI. STUK) gefteelde getande Blâ. rv Rondkop. 48 SAMENTEELIGE KRUIDER. IV. Van deeze groeit de eerfte omftreeks Rome rl en verder in Campanie 3 de tweede in Barbarie en Hoorp- Spanje , de derde misfchien in de Zuidelyke STUK. deelen van Europa. Deeze laat{te is gebynaamd Ee: naar den-Franfchen Heer DAN TY D'ÍsSNARD; "y._‚door wien zy, onder den naam van Calcitrapoi- des, in Afbeeldingis gebragts Hy geeft ‘er Bla- den als van de Suikerey-en paarfchachtige Bloe- men aan. Men hadt dit Kruid, in de Koping- Íyke Tuit der Geneeskunde te Parys, van Zaa- den , die uit Holland overgezonden warten , gc- nk Het hadt hurkende. Stengetjes , van een Voet of daaromtrent lang , vierkant ; en ruuw- achtig ruig, zo wel als de Bladen. Linnzus ‚vermoedt „ dat het een Verfcheidenheid of bas- terd Teelzel van de Bruine Santorie , hier voor befchreeven 5 Zys XLIL, Rn Santorie met Palmdoernige Kelten ; de Nestle laden aflopende uitgeloekt met Doorsofs: EE e Wortelbladen Lierachtig. Op Kandia is de Groeiplaats van deeze , die de Wortelbladen Lierachtig ;de Kelkfchub- ben met geele Doorens en de Bloemen paarfch heeft , met vyfdeelige Blommetjes geftraald, (43) (42) Centaurea Cal, Palm. Spin. Fol. decurrentibus 8, Bec. PLUK. Alm, 19: alen £. z ‚… MORIs, 15. S, 7. T. 36, fe Da. ° S F-NIG:E N E 8 E- A 49 Een Santorie. met gepalmd driedoornige Kel- „en Lancetvormige getande Bladen, EV. Arpe Ls XXI. ble betrekken deezé, gelyk de vol- nn gende Soorten, tor dé Doorns of Diftelen. Hier loopen de puriten der Kelkfchubben in drie of in vyf Doörntjes uit. De Groeiplaats is in Ita- lie, in Portugal, äls ook in Languedok en Pro= wence , alwaar dit flag vaú Dootren overàl voortkomt op de Zaaylanden, en ook tot Háa- gen dient, om dezelven te befchuttens E. Care TRAFA Met famengeftelde _ Kelkdoorens, XLI. Centaured en (44) Santorie met dubbelaoornige Kelten, die xt: gewold en omwikkeld zyn; de Bladen half Gegen Beneditds ofloopende met Doornige Tandjes. Dit zeer bekende Kruid wordt gezegd na- tuutlyk te grocijen op fommigen der Griekfche Eilanden en in Spanje. Lorer zegt, dat het Ook in ‘t hooge Gebergte van Provence, Ma- iet genaamd ; voortkome, Men roert het, vol. (43) Centaarea Cal. Palmato - trispinofs Sc. Goüan Monsp. abo. Cent. Cal. Spinofis &c. R. Lugdb. 142, N. zi Stcebe Squamis asperis &c. C, B. Pin. 273: Jäcda cum „mofis. Capitulis , purp. tenuifolia. }. B. Hit. 111, p. heh (44) Centaurea Cal, dupl. Spinofis Lanatis involucratis &c. Mat. Med. 379. H. Chf. 395. Ups, 250. Cnicus fylv, hirs fatior f. Carduus Benediâtus, R. Lugdb. 136, Carduus Bee nediâtus. CAM. Epit. $6a. LoB. le, 1, P. Ke u. Diss. XI, STUK, “30 SAMENTERLIGRE KRUIDEN, ok, Iv. ArpeeL XXL, Hoorp- STUKEs ® se ewêry 6 Wat volgens den Lacynfchen naam , in ’t Traliaanfch " Cardo benedetto, in ’t Franfeh Chardon benit, in *t Spaanfch Cardo Santo, in % Engelfch Bles- fed Thistle. Wy noemen ’t ook Gezegende Dise tel en gemeenlyk Cardebenedikt. Weinig is ’er aan gelegen, of het de Cnicus dan het Acanthion „der Ouden zy, Het heeft de Stengen en Bladen, ‚zo wel als de Koppen : gedoornd, en en is over _’t geheel zeer ruig in ’ aantasten. In bitterheid munt dit Kruid, gelyk bekend is, uit , en behoort onder de ‘Middelen, die „de werking van de Maag en-her Gedarmte be- vorderen , neemende ook de. Slymige Verftop- pingen weg. Het is bovendien Zweetdryvende En de Koorts wordt er dikwils door verdree- > ven : maar gekookt , of fterk afgetrókken en warm gebruikt, doet het braaken. Het Aftrekzel met _Wyo-wordt beter dan de Alfte: Wyn geacht. Uitwendig dient het Poeijer of Afkookzel tot zuivering van vuile Zweeren en. Beenbederf. Zonderling is *t, dat door seenige Druppels Geest van Zwavel de bicterheid daar van ver- dwynt (*). De Emulfie der Zaaden is in Jich- tige Ongemakken dikwils met goed gevolg ge- bruikt , alzo zy de Uitwaafeming zeer bevor- ‘dert, en daarom wordt zy ook in de Pakjes-en Mazelen , en andere Ziekten-met Uicflag, aan- geprezen (}. „: es, ess set en à k & 5 te #, $ (45) (*) Rorty Hat. Med. p: 97. 5 4 (1) Grorsm. Jar, Med, UL. p. 269 ST NGE NE SI A. st 45) Santorie met dubbeldoornige Kelken die’ IVs gewold zjn; de Bladen half afloopende ge- EE: 4 heel en uitgehoekt; de Steng kinderende. Hoops STUKe re Deeze, uit Portugal afkomftig , heeft de Kop= tes pen fterk gewold, en zeer lange Kelkdoornen ster Eriop gelyk de voorgaande ; ook zyn de Blpemeo wol geel. De onvolmaakte rand - Blommetjes vallen® kleiner dan de tweeflagtige van de Schyf. Zy heeft de Bladen ongedoornd , aan den Wortel Lancetvorimig , dan de Steng gefnipperd, aan de Takken Lipiaal. — (46) Santorie met dubbeldoornige eenigermaa- ZT, s te Wollige Kelkens de Bladen ongefteeld, „PU Lancetvormig „ effenrandig en getand: de, „E&vetie Steng kinderende, Volgens den Heer T urRr aA woont in Egyp' te deeze Soort van Diftel , die een Stengetje van een Voet lang, kinderend-Takkig en ver« fpreid heeft , met overhoekfe ongefteelde Bla- den , die eenigermaate ruuw zyn, de onderften Vindeelig ‚de middelften Lierachtig , de bo. venften Lancetvormig: de Koppen ongefteeld : de Bloemen wit: de Kelkfchubben met paat- fche Doorntjes. Dus heeft menze in de ME Íche ue aC Spin. Lanmis ke. H. Ups. 272, RR, Lugdb. 140. eye &c. VAILL. Mer, 1718, Cat duus Lufitanicus canescens &c. TOURNE. Jn/?, 441, (46) Centasrea Cal. dupl, Spin. fublanacis Scc, Alant, x18e > NN, DEEL, Xle STUK, Kp à SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV. fche Tuin, alseen Jaarlykfe Zaayplant, ge= Id Hoorp- _ Op deezen naam stad ik dar Fon SKAOHL STUK. geene Soort van dit Geflagt , niettegenftaande en soy DY verfcheide daar van, in Egypte, heeft waar wee genomen. Die van Lippius en de Woldraagen- __vervde, als ook de gene die thans volgt, kwamen in de Wildernisfen by Kaito van zelf voort. Hy vondt by Alexandrie , de Ongeftengde voor- gemeld, en twee nieren de eene Carduus, de andere Mucronata doof hém gebynaamd (*). XLVvIl. (47) Santorie met byna dubbeldoornige onge- Alhoss. he: Kelken en Vindeelige.Liniaale ge- ‚Seres sande Bladen: de Steng Haairig.. Niet alleen in de Zaaylanden omftreeks Mont= pellier , daar Linnaeus eerst de Grociplaats ftelde : niet alleen in Switzerland, Engeland en de Zuidelyke deelen van Europa ;-maar ook in Puitfchlanden by ons in de Nederlanden, komt op verfcheide plaatfen aan de Wegen, en aan ne dit Gena Mons dat men Sterrediftel | noemt, ‚€ Vid, Flor. Lgypt. deel Ps KST» 152 (47) vagen Cal. fubduplicato « Spinofis fesfilibus &c. “Gorr. Bels. zsoe H. Ups. 273. GOUAN Mdonsp. 460. Cent. Cal. Subulato = Eene fesfilibus Ec. H_ Chf, ars. R Lugdb. “140. GRON. Orient. 275. Carduus Stellatus five Je Be Hi. MI. p. 89. Carduus Stellatus Fol. Papaveris Be ks C. Be Pii. 187. Hippopheftum. Co Pôyiob. 85. T., 4. Spina Solfticialis. Don. Pempt, 734, „ SY NGE NES EA 53 noemt, in ’t Engelfch Star - Thifdle „ in ’% Franfchj Chardon etiolé of Chausfetrappe, naar Xx 8 den Latynfchen naam Calcitrapa, welke van goorp- het vertreeden deezes Kruids met de Voeten af- STUK. leidelyk zou zyn (*). De Griekfchenaam , Hip- pophaifton, za) ‘er zekerlyk wegens de ftekelig- heid, die de Paarden in den Bek kwetst, aan gegeven zyn. -De-Koppen zelfs zyn de Jaagers en anderen , die door de Wildernisfen gaan „ zeer hinderlyk , doordien zy hun in de Beenen fteeken ‚ wanneer die niet met zien Laarzen zyn voorzien. In de aa vertoont zig die Kruid gantích niet Diftelachtig „ als beftaande uit ruige Bla. den, bypa als die der Klapper - Roozen: maar in a Zomer fchiet het een Steng, van een Voet tot een Elle hoog , die Haairig is, met veele Takken , aan welken veele ongefteelde Polygamiá fru/lrantae Bloemkoppen grotijen, paarfch geftraald. De … onderfte Schubben hebben ieder een lange witte Dooren , die met eenige paaren van kleine Doorntjes is omriogd: de bovenfte loopen in een klein Baardje uit. De rand- Blommetjes zyn vierdeelig ; de middelften, op de Schyf, byna tweekwabbig, De Stoel ismet veel Pluis bezats doch het Zaad heeft 'er geen (}). Het (@) men vide din onderfcheiden van de wilde Rid: Aen ‚ die men Cakatrippa noemt: zie IL, D, IX, sr. bl. 1 ) as. Helv, inchoat, 1. 34. D 3 IL DEEL: XI, STUEe 34 SAMENTEELIGE KRUIDEN. IV. Het uitgeperfte Sap van den Sterrediftel was, ei volgens de Ouden , purgeerende, en dienftig nd tegen Aambarfligheid „ Vallende Ziekte en Ze- STUK: _ nuwkwaalen, ’t Geheele Kruid is bitter en vrijen komt in kragten den Gezegenden Diftcl naby. very. De Bast des Wortels , tot een vierde Loots in Water afgetrokken, werdt in Vrankryk aange- merkt als een Middel tegen de Koorts en ’% Graveel, Het Zaad zet zo fterk af , dat het fomtyds Bloed doet wateren , zo Loge Lfíchryft. In Brabant komt het ook fomtyds met witte Bloemen voor (*). XLVIII. (48) Santorie met byna dubbeldsornige Kelken Centaurea eakeitrapoi- en de Steng_ omvaftende Bladen, die Lan. gee es cetvormig > 0 eld en ig UPN. deelde. XLIX. (49) Santorie met dubbeldoornige eenzaame Kel« ken; de Takbladen aflovpende , ongedoornd, Lancetvormig; de Wortelbladen Lierachtig gefnipperd, De (*) Loser Kruidb. IL. p. 1 (43) Centaurta Cal, ibdapt.. Spin. Fol. amplexicaulibus GOUAN Monsp. 461. Card. Stell, Fol, integris ferratis. MAGN. Monsp. 292. (49) Centasrea Cal, dupl. Spin. Solitariis &c, B. Ch, ‚ Ups. R. Lugdb. 140. GOUAN Monsp. 460. GRON. Oriente 276. Carduus Stellatus luteus Foliis Cyaníi. C. B, Pin. 387. Card. Stell, minor En ae Cot, Eepbr, Ie p. 30e FE 3%e Card. Stellatus. Dop. Pempt, 733. Casd, Stclle five Stellazia. 8 Calcitrapa, LaB. Jc, Il. P. ie Sta N, Ba, 1: A 53 De bepaalingen. onderfcheiden genoegzaam IV. deeze twee Soorten, die zeer naar. den gewoo- Aert nen Sterrediftel velkan: De eerfte groeit om- Hoorp- ftreeks Moptpellier en in Paleftina, zegt Lun. STUKe KRUS: welk laatfte misfchien op den volgen- ? PS jaer den ziet ‚ welken. de fchrandere RAcworr, zo wel als den gewoonen, by Aleppo aantrof. Men vindt denzelven ook in Italie, Switzer- land, Provence en verder in Vrankryk en En- geland. De bepaaming van Spina Solftitialis ‚ zou’er aangegeven zyn, om dat hy in ’t mid- den van den Zomer bloeit : doch dit heeft hy met veele anderen, als ook met den gewoonen _ Sterrediftel ‚ waar mede hy fomtyds verward wordt, gemeen, Daar is echter, zo în de Kleur der Bloemen, die geel zyn , als ín de plaat. zing der Doornen , en inzonderheid inhet Loof, een aanmerkelyk verfchil, (5o) Santorie met dubbeldoornige getropteend- _E- Kelken; de Bladen aflopende , Lancetvor- dief. mig, witgehoekt en weerloos, fe ee (sr) Santorie met kanthaairie Eend: pee cen. el- Siciliaane (so) Centaurea Cal. dupl. Spin, termin. confertis &c. R. Zuzdb, 140. GOVAN Afonsp, 460. Jacéa Melitenfis Capite conglchetis. Boc6. Sie. 6s, T. 35. (51) Ceneaurea Cal. Cil, Spin. terminalibus &c. GOUAN Monsp. 461. Jacéa Sicula Cichorei folio , Fl, läteo, Capite — Spinofo. Moris. Hift, 111. p. t44. S, 7, Te 28. f. 26, D 4 II, DEEL. XI, STUKe 2 56 SAMENTEELIGE KRUIDEN. ed Kelken; de Bladen afopende, Lierachtig, ArDreLe XxX ongedoornd en grys. — woon (52) Santorie met roei haakje gedoornde Kel. LIE ken; de Bladen Lierachtig gevind en ef= Oaarsd. fenrandig , met de uiterfte Slip grootst. das. Apulilthe. (53) Santorie met kanthaairige flap gedoornde Nes. Kelken ; de Wortelbladen dubbeld Vindee= Heuvelige. lig 5 de Steng fpitshoekig. 6, Santorie met kanthaairige gedoornde Kel- arn ken „ de Bladen dubbeld gevind, Liniaal. De Bynaamen wyzen de voornaamfte Groci- plaatfen van deeze aan, die allen echter, be= halve de laatfte , ook in Languedok , by Mont- pellier , voortkomen, De derde en vierde zyn eielské jn Spanje waargenomen 3 de laatfte alleenlyk in Italie, Allen zyn zy tot de Jacéa betrokken geweest, naar welke zy veel gely- ken, komende daar in overeen, dat de Bladen weerloos , de Koppen gedoornd zyn. De vier laatften hebben de Bloemen Be el,‚en zyn overe bly- 52) Centaurea Cal. Cil. Spin. Fol. Lyrato - Pinnatis Sc. Govan Monsp. 461. Re Lugdb. var. N. 27. Jacta levis ma- xima Centauroides Apula, Cor. Ecphr. 1, T. 35, €53) Centaurea Cal. Cil. inerm. Spinofis &c. Gouan Monsp, aól. facéa lutea Cap. tas C. B Pin: tj #3 Jacéa Intee Flore. Crus. Hij. 11. p. (s4) Centaurca Cal. KC “spin. Fol. bipinnatis 5 Linearibus, pen montana minima tenuifolia. CoL. Eepbr. L T. 35e SY NC EN BE s I A, $7 blyvende Planten. De allerlaatfte heeft deKelk- IV. fchubben op de kant bruin gehaaïrd en uit- en loopende in een enkelde flappe Dooren, kor- Hoorps ter dan de Schubben zelve , waar van de°TUE- binnenften rappië zyn. a F., CrocoODILO1DEA. Met enkelde Kelk. doorens, De naam van deezen Rang is van Vatre LANT ontleend, die twee Soorten , daar in voorkomende , Gricidiiai hadt geveld, om dat derzelver Kelk met Steekende Doornen is ge-= ae wapend. Dit zou dan ook op die van den voor- gaanden Rang toepasfelyk zyn. P« :N 1 us maakt van een Crocodilium gewag, dat Droscokrt- DEs hadt voorgefteld , die ’er zekerlyk een fteekende Doorn door veilkran heeft, TABER- NEMONT neemt ‘er den Zwarten Chameleon voor , dien men in ’t Hoogduitfch dremnn noemt (*). C5s) Santorie met geheel eenvoudig ke Lv. Kelken, twee Tanden tegen elkander over: intaart* de Bladen Lancetvormig , onverdeeld , af=Speetige. loopende.  In (*) Zie deezen Ade ’ Gellagt van Carhamus onder den bynaam van Corymbafus, befchreeven ; doch Dr- OSCORIDES per door Crocodiliurm een ander Kruid, Zie Cau. Est. p. 65) nek ci Genplieisûme spinolis Sc, Arms. Acad, IV. Pp. 29%. Ds Me DREL, Xie STUK, 58 SAMENTEELIGE KRUIDEN. Iv. In Paleftina nam HassrrLQuisT deeze er waar, die de Steng omtrent een Voet hoog hadt, Hoorp. met korte Takken; aan ’tend eenzaame Bloes STUKe , men, De Stekels eens zo lang als de Kelken, ki pe mas geel en in ’t midden twee kleine Doorntjes veg. tegen over elkander : de Bloemen geel, van grootte als de Kelk, gelyk geftraald. De on- derfte Bladen zyn Lierachtig ingefheeden. qvr. … (56) Santorie, de Kelken glad hebbende , met scntanrta een uitfleekend , byna Doornig , Borftele Egel tjes de Bladen Lierachtig gefchaard , Zaagtandig. Deeze kwam Crusrus overvloedig om: ftreeks de Stad Salamanca „in Spanje, aan de kanten der Akkeren en Wyngaarden voor. Zy groeit «ook .elders in de Zuidelyke deelen van Europa, De bovenfte Stengbladen zyn Lan Cet » met Doorntjes-gecand ; doch de Kelken hebben maar zeer kleine Borftelige Doorntjes ‚ aan ’tend der paarfch getipte Schub- ‚ben. t Gewas, dat overblyft, heeft de Steng van een Elle gE meer hoogte, | _ (57) San- (56) Centaureg Cal. Setulâ fubfpinos exftante glabrís Bece H. Cliff. az. R. Lugdb. 133, N. 3, GOUAN Monsp. 461 Jacq. Horte: T. 64. Jacéa major , Fol. Cichor. Lute Auginofis. CB. Pin. 273: MORIS- Ille S. 7e, Te 26. fe 14. Stoebe gene ne Crus. Fifi, 1. p. 9e dlispan. Pep 360, & Es or tn A atd HE) (5) Sabtorië met de Kelken Borftelig gedoornd; IV. de Bladen afloopende, onverdeeld enzange Mig Ee: met Doorens., Boorne ‚ ( $8) Santorie met de Kelken geheel eenvoudig pe gedoornd; de onderfte Bladen Windeelig , Chora. de bovenfien Lancetvermig; de. Bloemftee- aart , len zeer lang. r „Erm. (59) Santorie met de Kelken Barfelik ge © Kd doornd; de Bladen zeta gefel; 5 7 aan den voet geta Peregrinan Geen opaartige Bloemplanteh zyn Heeze > 2 waar van de eerfte op den Berg Argentiera, een der Alpen , aan de Grenzen van Dauphiné en Savoije, gevonden is: de tweede in Spanje ; de derde in de Zuidelyke deelen van Europa groeit, Deeze laatfte heeft een groote Goudgeele Bloem. Indien de tweede de Koornbloemachtige van D o= BoNéuUs is, dan moet zy ook de Groote Facta van Loser zyn, welke de Bloem emt tig met geel gemengeld heeft ; de eerfte , met vend, Ci- (57) Centaurea Cal, Setaceo-Spinofis &c. Jacéa Fol. Cie 4 chorei, alata, Fl. purpüreo. Tuut. Pis, meadi Tu RT " (ss) Gtsdordh Ea: schaad de H. ep 413e KRK. Lugdh. 141. aen 26. Centaureum majas, Folie molli acye ed c‚ BOEKR,.Lageb, Le p. 144. IL. Daste Xl, STUK, 60 SAMENTEELIGE KRUIDEN. IV. Cichoreyachtige. Bladen „ et. de voorgaane _AEDEEL. de „vpaarfch.. XXL ee (6o) Santorie metde Kik ‘byna weerloos ; LX- eenigermaate gebaard , geftraald ; de Bla- et den Vindeelig, Geftraal- äe. __In Siberie groeit deeze Soort, die naar het : Xeranthemum vecl gelykt, en daar van den by= beekns: zoete naain zxr, (61) Santorie met de Kelken Borftelig gedoornd; verd de Bladen onverdeeld, de bovenften eeni« Rengige. germaate. getand: de Steng byna naakt, eenbloemis en eenvoudig. Een zonderlinge figuur maakt deeze onderde Soorten van diet Geflagt : zo door haare rond- achtige , onverdeelde , gladde Wortelbladen , als door haar Stengetje, dat byna ongebladerd is, van eén tot twee Voeten bcog. De Kelken hebben flegts puntige Schubben. Zy groeit in Italie en Provence op de Gebergten. Exit. €62) Santorie met rappige Kelken dad Eru, …C62) appig ; gen ne (60) Centasrea Cal, fabinermibus &e, Xeranthemum Eru cifolium. Sp. Plant, 1aor. Xeranth. Receptaculis Pilofis , Fol, pifinarifidis. GMEL. Sib. II. p. 108. T. 47... 1. (61) Centasrea Cal. Seraceo - Spinofis &cc. GER. Proue 187. T.5, Jacéa Folio Cerinthes. Heam. Par, T. pe 190e Jacéa Intybacea Cap __zubro tions BARR. Jc. 1ax8. BOGC. SYNOENE STI A 61 eenvoudig gedoornd; de Bladen-Jindeelig _IV. _ gen de uiter fle Slip grooter en ge- eu Hoorp= STUKe (63) ET, met de Kelken geheel eenvoudig rxur edoornd; de Bladen Tandswys gevind Orr Sterk gedoornd zyn , wederom, de Koppen van deeze „ waar van de eerfte in Syrie, de andere in Egypte groeijen zou. VAILLANT t64) Santorie, met de Kelken aan den rand gee varv, doornd ; de Lancetvormig onver. Ti iagleande deeld , Zaagtandig eenigermaate gedoornd, Door de onvrugtbaare Straalblommerjes worde doeze onderfcheiden van den RS cn fchreeven. De Hoofdjes gelyken marie” ein den Foliüs, Vatt. Men, 118 Cyanus pup. Cp Spinofa Bamm. Ze. soj. “(€1) Centaarva Cal. Genpl. Spinofis &c. Am. Acad, IV. p. nnen aemston. ferme , Calcitrape foliis cross, ces: ged 70, oingicanuse Hama. Leia. 1. 163e B, DEE) Xl, STUK, 62 SAMENTEELIGE Kruipnertt. Iv. den Gezegenden Diftel,-zo wel als het Loof en en de geheele Geftalte: zegtoHleRMANNus, die en ze, in de Leidfche eener, van M o- STUK. RISON hadt. bekomen. Bar? 2265) Samórie met de-Kalkeh Borftelig gedoornd, aehres. de Bladen afloopendez-witgehoekt , van on- Melkdis- deren Wollig, met Doorntjes, Naar den Melkdiftel gelykt decze zeer , die in de Zuidelyke deelen van Europa, als ook op Eilanden in de Middellandfche Zee groeit, Vols gens de Waarneeming van den Ridder is de-Kelk weinig ruig; vde Stocl. Haairig, het Zaadpluís gepluimd ; de Zaaden glad, , De Straalkrans 4 weinig | boven de verheven, beftaat it onvolmaakte byna gelyk verdeelde Barbee met vyf fmalle Slippen. De Plant heeft de Ge- ftalte van een Doorn of Diftel, maar wordt, wegens de gezegde rand - Blomowtien; hier be- trokken. Somtyds komt zy met wit gevlakte » fomtyds. met ongevlakte Bladen voor en blyfts gelyk.de voorige, 's Winters over. Zie daar de laatst opgegevene Soort van dit verdrietelyke Geflagt , ** welk , volgens de fchikking van den Heêr LiNNaus, byna zo veele Soorten bevat , als één der groot{ten ín het „{65) Centaurea Cal, Setaceo-Spinofis &c. H. Clif 42 TOUANE. Cor. 31, SY N CG E NCE Sf a. “53 het Ryk-der- Planten (*). In Oostindie even- TVs wel , isk enièt „in de Westindiën naauwlyks , XE. maar in Noords merika en de Noordelyke dee- Hoor len van Afie mé r bekend; gelyk ook in Egyp-, heben teen Arabie. De meeften vallen in de Zuidely- Prime. ke deelen: van, Europa. Onder. de Kaapfen vind … - ik , door den Hoogleeraar N.-L. Buam Af- Nus, vier Soorten opgetekend : de: Gezegende Diftel z-naamelyks; de- Bergre;ronze: veertiende Soort 3 5 eene-Welriekende van B REY N, MOOZ- den langwerpig wen en. ed ‚de: nog Heefterig heeft (f). _ É Ik gaa over tot den „VIERDE N Rare. at Nondzaakyie Veabvyers enal « ae het genoemd wordt wanneer de twee- ben; en ‚e onvr ar zyn ; maar de Ï Vrou- (”) De Lichens alleen uitgezonderd, waar van "er over de Benderd zyn, komen onderde Planten , in het Samenûiel van den Ridder ,maar vyfrien Geflagten voor „die om en by of in dezertig Soonen ane? vyf die 'er maby of over de weeten Erica, 6o: Euphorbia, 64: Geraniam, 66: Palype- diam, 68: benevens het tegenwoordigen í Ci) Fier. Cap. Prodr, p‚ RR Miek SRAL EG oaan II. DEEL, XI. STUK: „64 —_ SAMENTEELIGE KRUIDEN: 1. Vrouwelyken in den omtrek.bevrugten, zo dat fons. ‚die goed Zaad voortbrengen. „Het eerfte voert Hoa den naam van P STUK. | | $ „Noedzaäk- MILLERIÁ. _dyke Hees \ wyvrje | Dit Gellagt „ter eere van den fchranderen Mirrer, Opziender van dèn Tuin van Chele fea, by Londens die de Kruidkunde der ef rikaanfche Planten zeer bevorderd heeft , noemd ; heeft de volgende Kenmerken. Geen Stoel, geen Zaadpluis: een denken ‚ge Kelk; de Scraalkrans gehalveerd. … Het bevat deeze twee Westindifche Soorten: (a) Milleria met Hartvortaige Bladen en ge Peren gaffelde Bloemfteelen. Pila Te Panama en Vera Cruz groeit deeze, eetì mige. _ Taarlykfe Zaayplant, met de-Steng dikwils var eens Menfchen hoogte , geheel eenvoudig ; tegtopftäande , vierhoekig , glad: de Bláden gepaard „ Hartvormig ‚gefpitst , gefteeld , Zaage tandig ruuws de Bloemfteelen uit de Oxelen en aan den Top, gegaffeld , met een kleintje , dat eenbloemig is „in ’t midden. De Kelk heeft drie Schubben „ waar van de eene, na het blocijen , ) „de (1) Ailleria Fol. Cordatis , Pedunculis dichotomis. Syf. Nae. XII. Gen, 985. Weg. Xill, p…-657e-H, Cliff, gen Lugdb. 182. _Millesia annua ereêta , Flor, Spicatis luteis, Marr Cene 41. B, Milleria anna Ramofios, Fo maculatis. MART. Te Come, 47, fa 2, oo | STN BENEL A @ de anderen alat, en dus een Doosje maakt , V. voor het Zaad. Dikwils komen ‘er vier twee- rk flagtige gee'e Blommetjes in ’t midden voor, at die een enkelerf Styl , zonder Stempel , heb- 5 P ke 0 yearig ben, en één Mid Blommetje, met een nwees/aria, jeis indrieën gedeeld, en brengt een een rondâchtig Zaad voort „ terwyl de anderen misdraagen of on» vrugtbaar zyn. ú ‚) Milleria met EL Bladen en ni geteel enkel elde’ Bloém banan Uit de Baay van NG was deeze af venijn komttig ‚ ook een Jaarlykfe Plant , door den — Ridder zelf uit den Cliffortfen Tuin in Afbeele ding gebragt. De Steng van-deeze is maar één of twee Voeten hoog, Haairig, in vyf Leedjes verdeeld, Zy fchiet Takken tegenover elkander, uit de Oxels.der Bladen „ die aan ’t end trosfen hebben van. Kelken „in Bladerige Kroontjes ger vat ‚ allen. Haairig, uuw 3 vyze getand. Vit de mikken komen, hier en daar, Kleiner „ Bloemfteelen ‚met dergelyke Kroontjes , voorts ieder uit twintig en meer Bloemen beftaande ; die elk een eigen Steeltje hebben, De Bloem beftaat vit twee e bersen middel -Blomme- tjes, (:) Milleria Fol. ‘ovars, ‚ Pedunculis fimplicisfimis, H, Châf, 425. T. 25. R. Zugdh. 182. H. Ups. 275. LOEFLe in. 239. Milleria annua ereta minor Poliis Parietarie Sc, . Cent. 47. ‚ Ate ke Te U, DEEL. XI; STUK, 66 SAMENTEELIGE KRuipes. Iv. et Höorik STUKe Noodzaak- Dyke Veel wyvery. Beef - 7 tjes, die misdraagen , en één Vrouwelyk, dat Zaad voortbrengt , ’t welk ook tusfchen de Kelkblaadjes is beflooten. De, fleër M Ak TIN heeft deeze beide Planten in Plaat Witgegeven. BALTIMORA. De byzondere Kenmerken zyn: een Kaffige Stoel , geen Zaadpluis: een Cylindrifche veel- bladige Kelk: een vyfbloemige Straalkrans. - Dit Geflagt heeft zynen naam van de Stad Baltimore , in Maryland , by welke het groeie jende is gevonden. De eenigfte Soort, naame- eorglyk» van hetzelve (1), die veel gelykt naar de “Milleriaas » doch zig door het gemelde gevoeg- zaam onderfcheidt. San de Epgelfche Kolonis- ten worde het Stickweed, dat is Stokkruid ge: heten , zegt Pr uKeNeT; waarfchynlyk-om dat de Stengén tot Wandelftokken gebruikbaar zyn, of om dat het Stokkig groeit. De Steng was in de Upfalfche Tuin, maar twee Voeten hoog, vierhoekig , aan de zyden diep gefieufd, met korte zytakjes; de Bladen gepaard; ge- fteeld , Eyrond gefpitst , Zaagtandig, fyn ge- haaird. Aan % end draagt het kleine Tuiltjes van geele Bloempjes en gelykt vec} naar het er 3 dat men Bidens noemt. SIL 6) Ba'timora. Mant, 283. Vig. X!IL. Gene 1323. P. 657, Americanum Ceule Alato , amplior. Foliù is binatis &c. PLUK, Mant, 46. T. 342, f. 3e 8 LT NGC E NEST 4 ÓP En de Zonnekroon, ee Ee Arpees; of *« wegens het Loof , dan wegens de me: Hoep: nier van groeijing en Geftalte zy , dat onze srux. — Ridder den naam van Silplrium, int Griekfch Pelygevis Silphion, waar mede de Ouden het. Laferkruid , “42 welk tot de Kroontjesdraagende behoorc*, be: * zie doeld hebben, hier tot een cage van 20r Sri 50, eepige Noord - Ameril Kruiden ge de niet, Ak zal. dit Geflagt, som dat het als DSW yze . » Zonne: maes heeten, Hy bepaalt hetzelve „ rh den pn 5 “den Kelk tuuw, “Het bevat de zeven volgende Soorten. (1) ‘Zonnekroon met de Bladen overhoeks „Si bep weep mmeden. In Noord - Amerika-aan den MisGGppi geoon "5 groeit dit aartige Gewass dep aan hid Pe fche Akademie - Tuin en ef ee Plant, in open Grond ee gehouden heeft, bloeijende jaarlyks in de Herfst „doch geen ryp Zaad geevende, Het is een der hoogst opfchie- tende van alle bekende Kruiden ; hoedanig de meeften aan die Rivier zyn. Hét maakt, naa- melyk, een Steng van » we „Hen of cwaalf rad eid £1) Silphium Fol. alternis pinnato-(inuatis. Sy, Nat, XI. Gen. 986. Vag. XII p. 657. LINN. on LT. je il, DEEL, Xl. STUK, 7 ó8 SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV: ten hoogte, een Duim dik „ onder glad, bover ruuw en Haairig: met Bladen overhoeks, die Hoorp «gefteeld zyn; twee Voeten langs één Voet STUKe breed ‚en zodanig verdeeld of gefnipperd, dat „Peel: Zy veel naar die van ’t Laferkruid gelyken.' De- yer. zelven zyn ook ruuw en zwaar-geribd „de bo= venten aan de kaaten paarfchachtig. Aan ’c end der Takjes en aan den Top; komen Bloemen, wier Kelk beftaat uit ftekelige Schubben, die in Doorens uitloopen , van vyftien- tot twintig in getal. Dertig Straalblommetjes, van de zelf= de langte „hebben een gevorkten-Styl en zyn geel ‚zo wel als de Schyfblommetjes , wiet Style enkeld i ke, „de eeens zwart. De eer- ort ‚met twee 8 Baardjes. De enk zweemt naar dien der Zaay- => Zonnebloemen zeer. | rr (2) Zonnekroon met zand driekantige ’ pais ve …_gefieelde / „ doorboorde Bladen, en een viere hoekige gladde Steng. Deeze Soort, ook van de Misiûppi. afkom- fig , bevonde zig in de Koninglyke Tuin te Montpellier in Languedok. Zy heeft de Steng meer dan eens Mans hoogte , roodachtig; de Wortelbladen lang gefteeld, de Stengbladen als gezegd is ; een ftompen ruuwen Kelk en wel vierentwintig Straalblommetjes , die geel zyns lan- ) Silpbian Fel, der tis deltoidibas &c. sighium Fol. Rad. Cordato= ovatis Sc, GOUAN verden 462, SYNC BE NES I A. 69 langer dan-de Bloemfteelen , zo Govan tE IV, tekent. ef gE ($) Zonnekrooú met tE ongeftaelde daarser vrolijk: boorde Bladen „ en eene ronde ruuwe Steng. ES A en men run In Amerika is ook de“Groeiplaats van dezes” hann die mede een Steng van vyf of zes Voetengegroeid. heeft, een Duim dik, regropftaande, met Blas _ den van een Span, die door famengtoeijing zig als doorboord vertoonen en fcheppende om de Steng ftaan, gelyk in de Vollers Kaarden, Aan * end komt een Pluim van gegaffelde Bloeme fteelen , ieder met ééne Bloem , wier Kelk uit: ‚ Eyronde ‘Schubben , die aan ’t end gen zyn, beftaat, zv0le geel geftraald. (4) Zonnekroon met onverdeelde, ongefteelde , ERO, gepaarde Bladen, de onserften overhoeks. paarbiadige Van deeze maakte onze LiNNAus, in de befchryving der Planten van den Cliffortfchen Tuin, allereerst zyn Geflagt van Silphiums daar vervolgens de andere Soorten bygekomen — - zyn. Zy verdient te regt den naam van Zonne- kroon, gelyk uit de Afbeelding van Durr re Naus blykt, die het Kruid aeg noemde, met en Alphens, Re tea fesfilibus Ec, Mant. rt ae indiviGs fesGlibus Ec, R‚ en 18. is 1 En Virg. 133. SiÌphium, H. Clif. 494. Afteriscus Coronz Solis folio et Facit. Dirt, Elih, 4a* Te 37. É. 4%. E 3 X. Das XI, STUK. jo SAMENTEELIGE KRUIprEn, ÍV. met Bladen en gedaante der Zonnebloemeti, vi ex De Ridder merkt aan , dat het in de figuut et van ’t Zaad en den Kaffigen Stoel met dezel- pj ven en het Koe - Oog ftrooke. Het groeit in ike rf ‘Karolina en Virginie, hebbende de Steng onge Wyverye vaar een Elle hoog ‚en Bloemen; wier Kelk uic verfchejde ryén van Sehubben beftaat, met een Krans van breede Straalblommetjes , lang uitfteekende ‚ en aan ’t end driepuatig, doch weinig in geral : zo dat de Bloem meer naar die van de Coreopfis gelykt, dan naar de Zon- nebloemen. De middelblommetjes zyn paarfch „ de lornmetjes gecl van Kleur en welrie- kende, ve (5) Zonnekroon met gepaarde , gefleelde, PR nen Lancetvormige , pits Zaagtandige Bladen, Driepuntige (6) Zonnekroon met drievoudige Bladen. VL x Trifa: (7) Zonnekroon met gepaarde ongefteelde Wig- ig . tum. Drievladige vormige Bladen vil. k Van Trilobaa Tm Cs) Sijphism Fol. oppofitis petiolatis Lanceolatis ‚ acutd kwabbig. Bras. 3 Silph, Fol. oppofitis GRON. Virg. IL. p. 134 (6) Silphium Fol, ternts. R. Lagdb. 181. N. 2. GRON, Virg. U. Pe 133. Chryfanthemuin Virg. Fol, asperis ternig f. quaternis ad Fol, alas. Moris. Hif. Ill. Se 6. T. 3 f, 68. (7) Silpbium Fol. opp. fesfil. Cuneiformibus, trilobis, Am. Acad. IV. p. 307, Buphrhalmum hirfutum cc. BROWN Jam. 321. Corona Solis masitima humilis &c PLUM. Ie. zor. ie 2. Chryfanthemuai piluftre repens minus SLOAN. Jam, 126, Hi. IL. T. 155, C.de PLOX, B. 1 ”. 45%, fe ES tt 7E Van deeze drie groeit de laatfte in de Weste indiën , de twee anderen in Virginie. De eer« Arni fe heeft Bladen als de Goudroede en in de Hoorps omtrek maar zeven of agt Straalblommetrjes : STUK. de tweede heeft drie of vier Bladen by elkan- £ ladi der aan de Koietjes van de Steng, driehoekig of in % kruis geplaatst (*) ; de derde heeft Vleezige driekwabbige Bladen en cenzaame O- xelbloemen. In allen zyn dezelven geel, en in de laatfte, die klein is en op Moerasfige plaate fen voorkomt welriekende, PoryMNTI a, Paarlkring. ai De naam vaneene der Zanggodinnen is door Linneus, zeer grappig, aan dit Geflagt gegeven, ’t welk ik wegens de ronde Zaadjes, die aan den omtrek als ineen Kring geplaatst zyn, zo dat zy als een Kettingje van Koraalen of Paarlen vertoonen, Paarlkring noem (f). De opgegevene Kenmerken zyn: een Stoel, geen Zaadkuifje : de buitenfte Kelk vier- of vyfbladig, de binnenfte van tien h holle Blaad. jes {*) Van dit Silphium heeft de Heer Doktor Beagnev de et aangehaalde uitmuntende Disfertatie ‚, de SerulZurâ ng ied > voorgeteld : waar uit men tevens de pr van dee ct) VATLLANT had: één Er cer Soorten van hetzelve , em de zelfde téden, Menilifera of | Portecollier geryteld, m. DEEL, XI, STUK, 5 SAMENTEELIGE KROIDEN. IV. jes gemaakt. Het bevat de vier volgende AFDEEL. : “er, Kruiden. Hoorp- sTUFs (1) Paarlkring met overhoekfe gefchaard Piek- | 1 vormige Bladen. Palymsia Casatnfise In de Bosfchen van Kanada, by de Wilden, ch, op een laagen vetten Grond, groeit deeze , die de Steng vyf of zes Voeten hoog, doch maar een Ganzen-Schaft dik heeft , met de ‘Takken overhoeks, en Haairig, zò wel als de Rib der Bladen, welke naar den Ganzer- Diftel gelyken , zynde aangenaam -van Reuk. Aan ’ end der Takjes draagt het Bloemen „ byna als die van ’ Kraid dat men Bidens wenk. De: ke ES pi 2 ) Brarlbrior met Podond Bladen, die ge- reine wet Jhaard Piekvormig zjn. In Virginie groeit deeze pe die: Chryfanth , met Bladen van den Orientaalfchen Plaanboom, is genoemd geweest door Mor 1son, Zyne door den Ridder aangehaalde Afbeelding verfecoilt vry iet: | _ veel (2) Polymnia Fol, altern. Hallato- Gnuatis. Sy/?. Nat, Kil. Gen. 927. Weg. Xllle p. 658, Polymnia. Am. Acad, IN. p. is. T.I. Ff. Se (2) Potymnria Fol. oppof. Haftato-finuatis. FAgR. Helmft. p. 145. Ofteofpermum Fol. oppofitis palmatis. Hi Cliff, 424» H. Ups. 274. GRON. Virg 133. Chrylanth. angulofis Plata- “ni foliis Virginianum, PLU UM. Alm. 99. T, 33. fe 3. Mors. UI S. 6. T- 7. É, 55, Corona Solis Arboren Folio latisfimo Platant. Borma. Lugdb, [. p. 103 ST NGE NES IA 73 veel van die van PruKENET , daar de Bla- Iv. den meer paar die van den Westindifchen Pla- Arps; tanus gelyken, Deeze verbeeldt zig, of het de dn Vierzydige Mexikaanfche Plant van HERNAN-STUE — DEZ zyn mogte, dusgenaamd om dat de Steng pet iet ‘en Takken in ’t kruis gevleageld zyn; Den by- paam Uvedalia , misfchien wan % Wyngaard- achtig Loof ontleend, heeft PETIT VER vere mnpen. t Is een Plant van drie Ellen hoogte, vol- gens den eerstgemelden ‚ met ten= gen en Bladen van een Span breed. Fannr- CIUS,‚ die ze Goudsbloem met harde Zaaden noemt , heeft de Bloemen in de He Tuin naauwkeurig onderzogt , en zegt , dat, behalve den gemeenen Kelk , uit holle grocne Blaadjes beftaande, noch iaer Blommetje ge- vät is in een Geutswys’ Blaadje. Misfchien zul- len dit de Kafjes zyn. Hy bevondr elf Tong- blommertjes aan den rand „drietandig en Goud- kleurig , met een tweedeeligen Styl of Stem= pel , zittende op een rond wit hard Vrugtbe- ginzel. De middelblommetjes , in vyf Slippen verdeeld, geel van Kleur, hadden donker brui- ne Meelknopjes, aan ’t end geel, boven uit- fteekende „ doch bragten geen goed Zaad voort; t welk cigen is aan deezen enn C5) Paarlkring met gepaarde „-Spatelachtige , eenigermaate getande Bladen. We- (3) Polymnia Fol. oppofitis Spatnlatis fabdentatis, Tetra- II. DEEL, XI, STUKe miled II. pl Victhoe- goe 24 SAMENTEELIGE KRUIDEN, Iv. Wegens de vierboekige Kelken kreeg dit REEL. Kruid, dat ook in Virginie voorkomt, by Date rs LEN1Us dep naam van Tetragonotheca, welk Ge- SIUKe flagt LiNNmEUs vernietigd heeft , door de enne eenigfte Soort, die Zonnebloemâchtig gebynaamd wyvery. was, hier thuis te brengen. Naar de grootfte Soort van Deronicum gelykt het Loof zeere Het bereikt niet meer dan één of twee Voeten hoogte. De rand-Blommeties, niet boven de twaalf in getal, zyn diep-in drieën gedeeld „en brehgen een Eyrond Zaad voort, CLAYTON noemt dit Kruid Zonnebloem met groote ftyve, onverdeelde Bladen tegen elkander over en groote geele Bloemen, wier Schyf door de rypheid zwart wordt , den Kelk met vier ge- zwollen Blaadjes omringd en eenen dikken ruie kenden Wortel hebbende. De Engelfchen noe- men het, volgens MircuneLL, Meloen - Ape pel- Bloem, in Virginie. iv. (4) Paarlkring met Lamcetvormige Bladen en Es rv eene Heeflerige Steng. zandig. olnvder-Bosfchen by-Karthagena in de West- indiën, vondt de fchrandere Heer faACcQUIN dit Kruid, dat zyn Ed,, ter eere van den Je- nafchen Geneesheer WeEpELtUS,; dus bee noem- gonotheca Helianthoides. Sp. Plant, 1273. Tetragon. Doro- nici inl falio. DLL: Elih. 378. T. 283. f, 365- GRONa „Virg. 12 (à manie Fol. Lanceolatis , Caule Fruticofo, Mart. 118. Wedelia Fretescens, JAGQ. Amer, 217. T. 130» | SY NGE NES 1 A 25 poemde. Het was Heefterig, klimmende, met IV. _ Houtige ‚ ronde , gearmde Ranken; de Bladen Aapmaa fpits Eyrond , Zaagtandig , wederzyds ruuw Hoorp- hebbende : de Bloemen eenzaam, byna ende-STUK: lings, geel van Kleur „omtrent een Duim breed, £ wer rin Diep uitgerand zyn de Blaadjes der Blomme. tjes aan den omtrek 3 iets byzonders in deeze Soort; zo wel als een Zaadkuifje van omtrenc tien Tandjes , dat dezelve van de voorgaande onderfcheidt , hoewel zy ook den Kelk vierbla- dig heeft. Dewyl de middel- Blommerjes zo wel Zaad voortbrengen als de anderen , fchynt zy eer tot de Overtollige Veelwyvery te behooren, CuerysocoNum. Goudhoek. Een Kaffigen Stoel , een drietandig éénbla+ dig Zaadkuifje , een vyfbladigen Kelk, heeft dit Geflagt , welks Zaaden , ieder, met een vier- bladig Kelkje omkleed zyn. __ De eenigfte Soort (1), ook in Virginie groet. jende , wordt Pl Virginifche Chryfanth „Corlaer a a dend Bloemblaadjes iam. verfierd, van PLuxKr NET geheten. Het heeft nifche zagte , van onderen gryze , lang gefteelde , Zaagtandige Bladen, dic Piuizig ruig zyn , zo wel als de Steng. Het heeft de Schyf omringd met … fr) Chryfogonum Petiolis Folio longioribus. Sy. Nat. Kil, Gen. 933. Veg. Kill. pe 658, H- Clif. 424. GRON. Virg. 133. Chryfanthemum Virg. Villofum Disco luteo qui- mis Petalis ornato. PLUK, Alm, 100, T, 83. f. 4 & T, 242 Ie Il, DEEL, XI, STUKs 7 SÄMENTEELIGE KRUIDEN: IV. met vyf Tongblommetjes „-die vry breed zyn. Arban. en rond gepunt, waar op een Eyrond langwer- Hoorp- pig platachtig Zaad volgt, met een Kroontje pf Ue als gezegdis. De Schyfblommetjes misdragen, ges ed “gelyk tot deezen Rang behoort. MELA MPoODIU M= Geitenpoot. Dit Geflagt „ welks Zaadjes een gefpleeten Kuifje hebben , dat in zekere plaatzing een Geitenpoot vertoont, heeft een vyfbladigen Kelk en een Kaffgen Kegelachtigen Stoel. Het begrypt deeze twee Westindifche Kruiden, E (1), Geitenpoot met een opgeregte Steng en by- he ‚_na Liniaale wederzyds ééntandige Bladen. amneri. Te Vera Cruz ‘groeit deeze , een Kruid dat de Steng in Leden verdeeld en niee heeft , de Bladen van boven met witte Stippen be- fprengd, van onderen Wollig grys. Uit ieder Oxel komt een enkele Tak voort, en aan ’ end der Steng een Draadachtige Bloemfteel , met-eene geheel geele Bloem, waar op Zaad _ volgt, met een Kroontje, als gezegd is. (2) Geitenpoot met een leggende Sieng en mn. Auftrale, Eyronde Zaagtandige Bladen, Zuid. De (1) Melampodium Caule eretto Ec. Sy/7. Nat, XIT. Gen. 989. ee Ku p- 655. Mclampodium, H. Clif. 425. Caltha 5 Juteo, HoUST. Ms, G) hehe: decumbente , Fol. ovatis ferratis. elamp. Sem, Bae oblong hispidis , Caiyce persaphyle lo &c. LOEEL, df, 268, 346. S Y_N GE NE 5 1 A, 7 De voorgaande. hadt Lt NN Aus naar een IV, drooge Plant, door Mrtrrer zyn Ed, tocge- ed zonden , befchreeven, doch deeze hadt hy niet Hoor, gezien. De vlyrige LoEFL 1 NG heeft dezelye “TUE ip Cumana „op den Oosthoek van Zuid - Ame» rika , waargenomen. Het ís maar een Kruidje met Stengetjes van een Span, naar alle zyden verfpreid, aau ’t end vyfbladige Kelkenhebben- de, met rand-Blommerjes die zeer fmal zyn, geel van Kleur, Ka wel als de geheele Bloem. Het Zaad derzelven is langwerpig, gefleufd en bezet met Halige “Haairtjes , van vyf tot agt in getal. Mannelyke Blommerjes, op de Schyf A komen ’er ook maar weinigen voors C ä LEN D UL A, Goudsbloem, Kaal ONDEGE Wel-ooderlchei ties Gefhit ; dat in ’t geheel geen: Zaadkuifje of ins heeft, en een gelyken veelbladigen Kelk, op de Schyf ) sE Za de bevat. de kek volgende id on rrd iet oi tene vans. es (1) Goudsbloem met Schuitachtige gedoornd L. omzekromde Zaaden ;de buiten/ten regt uit= Aran me geftrekt, 5 ping (3) Gouds ri u KES (1) Calerdala yn ‘müsicatis gc. Sf. Nat. XI!. Gen. s90, Veg. EE press. Fl, Succ. 714772. Caltha Arvenfis. C, B. Pin. 275, Caltha minima, J.B Hirs HL. p. 103. Calend. Arvenfis, TAB, dt, idd Iv. ArpeeL, XXL. Hoorp- … STUEe 28 SAMENTEELICE KRUIDEN, (2) Goudsbloem met Schuitachtige gedoornde Zaaden, die allen krom zyn. Dit zeer bekende Kruid ‚dat men in % Franích Souci , in ’t Engelích Marygold , in ’t Hoog: IL Ofenske duitfch Ringelblumen noemt, komt met een Tamme. menigte van Verfcheidenheden en veranderingen voor. Zulks betreft niet alleen de Kleur, die bleek „ Citroen of hoog geel, en fomtyds ge- mengsd is ; maar ook, dat het geteeld wordt met omgeboogene , met menigvuldigs en met kinderende Bloemen, Bovendien is in de Gouds- bloemen opmerkelyk, dat zy ’s morgens laac open gaan „en ’s namiddags vroeg weder {luie ten. De raare verfieren de Bloemtuinen, maar de gemeene, inzonderheid die Saffraangeel zyn, vindt men dikwils by de Boeren Wooningen , ten platten Lande, alwaar men de Bloemen ge- bruikt om een hooger Kleur te geeven aan de Boter. Zy hebben een niët zeer Gangevaamen … Reuk , de Smaak ís zoetzchtig en vervolgens snik de met eenige ele Zy zyn Zweet. ende. M plint ggn ige paden, voor sn Io- @) Cadendula Sem, Cymbif. muricatis Eisler. e omni bus. Calend, Sem, Radii Cymhiformibus echinatis, Disci bie cornibus. Mat. Med. 407. GORT. Belg 250, KRAM. Aafire LA GOVAN Monsp «62. dl. Clif. q2s, B Lugdb. 177: C. B. Pin. 275. B, Polyanthos mijor. ge am seiekis, 3, Prolifers majoribus Floribus. G.B. Pin. 273. Calendula, Doo. Pempt. 254n Sv Wie RE Ss T-A, 79 Inzonderheid wordt de Azyn, dic op deeze IV, Bloemen geftaan heeft , voor een uitmuntend er oa Middel tot uitdry ving det kwaadaartige Stoffen , Hoords in allerley Uicflag., Blutskoortfen en zelfs in TOE Peftilentiaale Ziekten, gehouden, Om-de Ston-, den te verwekken is het Sap des Kruids kragtig aangepreezen. Een Pap daar van door Kneu- zing , met Wyn en een weinig Zouts bereid, vermurwt dikwils harde Gezwellen. De Bloec- meD en zelfs de Bladen, neemen door aanwry- ving, zegt men,de Wratten weg ende ken rens der Voeten. Of, nu, de tamme Goudsbloemen , die men in de Tuinen en op Velden teelt „in “Soort verfchillende zyn van de Wilde, welke in de Zuidelyke, deelen van Europa, op de Akkers, van zelf voortkomen, fchynt nog niet uitge maakt te zyn. De Wilde verfchillen eenigszins in Blad, zo de Ridder aänmerkt , er hebben de Bloemen. kleinef ;„maar het voornaamfte onder: fcheid zou in het Zaad beftaan, als in-de be: paling wordt gezegd, Myns oordeels, echter , ftrydt daar cegen, dat de Tamme Goudsbloem de Zaadjes op de Schyf twechoornig heeft : dan, immers „ zyn ze niet allen krom, Ook wordt , door de Aucheuren, de eene met de andere ver. ward. ToUuRNEFORT merkt aan , dat die kromme p den omtrek omerek eigentlyk Kas- jesof Doosjes zyn, welke ieder een langwerpig Zaad bevatten; des hy van dit Geflagt , om die 3E, Dasie Xe STUK, Polygamia n:cesfBrige Iv. go SAMENTEELIGE KRUIDEN, te (*). De Heer Berkuey heeft zulks niet Arneeh: aangetekend , wanneer hy.de Zaaden der tamme TU ak “Santa. Joodíche. oor Goudsbloemen afbeeldde en befchreef (}). Ke C3) Goudsbloem met ‘Kruikachtige ‚ flomp Eyronde , gladde Zaalen , de Kelken ns denied gedoornd. Naar-de voorgaande, gelyke deeze, uit ‘Pale: {tina afkomftig, zeer , doch verfchilt, zo we- gens den gedoornden Kelk, als dat de Zaaden dikker en geenszins gedoornd zyn , zelfs niet die van den Omtrek (4). De gebeele Plant is zonder eenige ruigte; maar ki Bladen zyn ruuw van land, One deit ei , neig : Ö ii ERA oe é gea: Hic t*) De wigan Flore radiato, : ‘Seminibus in raf ie ‘canditis- Seâ. IV. 1 tt) In zyn SE bennen: EE . 89; Tab. V. Fig, 44j=—= 47, Het onderfeheid rlr bea bon de rand - Blommerjes die vragthaar zyn, van, de misdragen Zaaden der schyfblommerjes ‚ is aldáar aangeweezen: maar men moet, op Fig. 47. in’ plaats- van i4 Radio leez zen fe Disco. HALLER fchynt zig te versgonderen , dat gedagte Heer de ; ke Radio plaatst 3 ééne ry van rand - Blommerjes of Tongblomietjes hebben men derzelver oirfprong niet in de rÉähierllommetjes vant de Schyf , gelyk hy doet, te zoeken. Zie Helv. snchoate 1, p. 39. (3) Calendula Sem. Trceolatis ohovaris levibus, cgs gelyk uit de Afbeeldingen van TOURNSBORT, by Letter Ly Ks moar duidelyker uit die van den Rest BERKHEY , voor. E) Fig. 44s 45 3 blyke, St -N GE HRS 1 Be 8 : Het zelfde heeft plaats in de Plant, voorde yy, Winkel . Goudsbloem door den Heer T Hu NeArpzzis BERG in Japan verzameld , welker Bladen Laa- Hoordà fpits en zeer duidelyk getand zyn; sruks de Bloemen klein: zo dat dezelve meer naar de _ „Wilde gelykt of ‚naar decze : want het Zaad kan ik niet onderzoeken, : k (a) Goudsbloem et Lanichtvorndge Tad et, awys° witgelioekte Bladen; de Steng geblâ- orn derd, de Plet Draädachtig. — rn P) ek CD} Goudsbloem: met | Eé getande ER Bladen „ de Steng Bli, 4 lente kerde len van boven dikker. (6) Goudsbloem met Lancetvormige Tands- ea ws wingehoekte Bladen , de ROE byna Ne maakt | . “ fengige, er milis alice Sec, HEnM. Zogdh. 14. T. 105. BREYN IR. 26. T, 14 f, 1, Calendula fcabra. BEBG. Cap. 310, C5) Calendula Fol. Lanceol. dent. Caule foliofo &c, 1 Bensp. 465. Re Lugdh, 177, N. 3. Milt. DIE. Ta 75. Ê E. Caltha Afticana Flore intus albo , foris wiolaceo. BREYN hand rien An Cardifpermtum Afiic, pubêscens &e, Tranfatt, 1724 p- 29. fs 2e ad Calendula For” fihùatô-dentacis &c. Ole, in e. Af. HERM. Afr. 5. Bellis Floritm Ped peneaphyllisfol. incis. — “” Mm. Hort, II, p. 66. T. 33. Caltha Africana &c, BOERSs Augdb. Lp. 153. Mans. 479. BERG. Cape 353, PN A dad IL Dain, XI, STOS, IV. 82 SAMENTEELIGE K KRUIDEN. Deeze bepaaligen onderfcheiden de drie Aftio Arpzel, kaanfche Plantjes , behoorende-tot’ het Geflagt Hoorp- STUKer MNaodzaa dyke Veel. Wyverye. vaa Dimorphotheea , door „den meergemelden VAILLANT gefmeed, ori Plaitéh aat te duke à den; wier Zaaden of Ovaria; gêlykhy ze hier te regt kon noemen , van verfchillendé figuur zyn. Maar heeft ook-dit zelfde miet in die der Calthe ‚ welken hy tot een „ander Geflagt thuis ‘brengt, plaatst ?, Hoe ’%: zy „de „Zaaden van de Schyf zyn hier in een Hartve ig Vlies begree. pen , terwyl die der Vrouwelyke of Tongblome metjes » dan den Rand Le aides zyn en en vierde ‘partje van een Appel of Peer, De Kleur der Bloemen, meer paar die der Ganzebloemen of groote Madelieven gel ‚ is În allen van binhen EC ‘wit, van ‘buiten paarfchachtig of uit den ros- “fen. Zy maaken flegts kleine Plantjes, het eerfte “_één-, het andere tweejaarig. Het laatfte heeft byna de voorkoming van het Havikskruid , met naakte Stengetjes, Het eerfte groeit op drooge Heuvelen aan de. Kaap; des het-mooglyk Plue vialis gebynaamd is, als Regen noodig hebben- de, om te groeiien, of dat het Zaad door ecn weinig Vogtigheid it voortteelt „gelyk men her te Lande dar aan bevind: … 6) Gondshlsern met Liniaale byna ni a Od 8 dige Bladen en eene met: naakte Seng olia. Grasblae ek. __Dee- dige. % Eed en PN Ki Pe paed (7) nat": re inbe weak. -Caule fibe er mü re Ss KN eG BN der Bra À 83 „ Deeze- Soort ; ook van de: Kaap: afkomftig,:. IVa fchynt veele verandering onderhevig te- zyn. inca mers, behalve dat zy met getande ‘en ovgeran-Haorosr: de: Blaadjes voorkomt ‚worden dezelwen, door* TUE den eenen- by-die vam Gras, daor den ander afie. ren by die van -Zeegtas , “van ‘Crocus-en, van Rosmaryn vergeleeken. ’t Is, bekend hoe zeer: die Bladen , âllen- wel Luiníaal of fimal-en vam egaale breedte. zynde ;: in- langte:-verfchillens Volgens-_de -aanhaaling: var HEnMANNUs zouden, de Bladen Grasachtig-, weinig of zeld, zaam getand en Goudkleurig- zyn. De: Afrikaanr fehe Madelieven van C oM Mez Z‚N-hebben, de: Bloemfteelen- Bladerig ;-de Bladen {malen ef- be ee de aan den Wortel een-Vinger lang „ gelyk het Zeegras, “uit welken Steelen voorts komen van: een Voet en langer „ die weinig: hudo. Bere. Cap. 0, Calend, Fol. Linêar. dentic. et in. tegerrimis. RK. Zag, 177. Ne 4: Mien. Di. T, 76, Cal Africana Fol. ‚rerius denratis Aureis. HaRM. Afr rige Afric.. …e À Groei elen deer. Borrgn. Lugdb. 1, pe ‚ 1. ne 7 5 Mem. 1720. p. 360. Bellis Afticana, Fiore Valent Aha zl raden ma, er ner Fa ; ite, biherdi sven IV. 3 SAMENTEELIGE KrurbEN, tig, van binnen wit , zo BOERHAAVE, op mee zyne Afrikaanfche Goudsbloem ‚ mret malle Hooge! Crocus - Bladen ; aantekent. STUK Masdzaaks byhe Veel. wjuery. Sega Biadige. PL. ak. Fig. a Dat het gedagte’ verfchilt uit de groijing ‘deezer Plant, * zy in de Tuinen -hiergezaaid , of aan de Kaap in ’t wilde ,-oirfpronglyk zy; is niet onwaarfchynlyk , gelijk Bercius,die de gekweekte befchryft, aanmêrkt 5 ftellende „ dat de regtopftaande, met Rosmaryn-Bladen „ van PLUKENET, van zelf gefprooten zy. He vind van geene-F in deeze Soort; welke, zowel in” c wilde 4 als: in de Tuinen, een Kruidig Plantje fchynt te zyn , als gemeld is, met korte-Stengetjes, heb- bende het Loof van een Waterigen Lymerigen Smaak. Hierom fchynt my dat Heefterig Ge- was, met Houtige Steng en Takjes, alhier in Fig. 2, op Praar LXX vafgebeerd ‚ hoe zeer ook:in veele opzigten met de befchryving van Bereius ftrookende ‚ een” verfchillend Kruid te zyn, dat ik Rosmarynbladig noem. tc Gewas is „ volgens het Exemplaar, meet dan een Voet lang , *t welk ik van de Kaap ige bekomen heb, een Houtig Heeftertje , met dun- pe, ronde, wyd fpreidende Takken, uit een dergelyke Steng gefprooten en roodachtig bruin van Kleur. Deeze Takken zyn zeer digt bezet met Blaadjes, van een half Duim langte, die langs. dezelven, gE ogpeR en aan den, voet cen weinig verfimallen „ voor ’ overige Linjaal, aan % end gefpitst, van onderen rond , van boven S YNSOE NEST A, 85 plat of Geutscstig , ongehaaird, op de kanten IV: geel. Niets, dat naar Tandigheid of‘verdeeling ki a gelyke , is aan dezelven te befpeuren: De Bloem: Hood: fteelen , omtrent half gebladerd , boven- naakt „STUK. zyn eenbloemig en ruuw door Wrattige punt- Es ter jes , zo wel als de Kelken, die maar uit ééne — ” ry van Blaadjes „ omtrent tien in getal, hier by d vertoond, beftaan. Blykbaar is de Bloem ge= ftraald, bebbende Tongblommertjes als f, met doorlopende Streepjes ‚ aan de onderzyde ros, binnen geel , aan 'c end wel (tomp ‚ maar Grtepuatië: Uit den voet derzelven, die Pypach= tig is , komt een a bad. met twee zeer lange , Rolronde „ onvolkomen Ea De Schyf- Borms, tjes e‚ in vyven als gewoonlyk verdeeld, heb. ben vyf Meeldraadjes, met fpitfc Knodsachtig uitloopende Meelknopjes en een ftompen Styl, zonder Stempels , zittende op een helde eg oren (8) Gôndstldem: met flomp Eyronde , eenigers vir. maate getande Bladen en eene leggende pracicoa, etn Steng. Heefterige, (s) Calendula Fol, oboystis fahdentatis, Caule Fruticofo decumbente. Mir: le 189. T. 283. :BERG. Cap‚ 314 Gar lendu!a Fol, obverfe ovatis denticulatis, Gaule perenni, R, LEugdb s3t. Cal, Afr. Bellidis folio factalenso frutescens. Famaic. Helmff. 149, F3 II, DEEL. XI. STUK. 85 SAMENTEELIGE KnruUIDEN, IV, _ In deeze Soort fchynt wederom een aanmere Arona kelyk verfchil-te zyn: wanc volgens den Heer — Hoorps. BERGIUS is de Steng van twee Voetenofmeet _ STUK. Jangte , Takkig uitgefpreidsdaar FABRICIUS, — ie dien «hy aanhaalc, uit den Helmftadfchen Tuia deeze Kaapfe Plant aldus befchryft. „ Zy klimt s tot eens Menfchen hoogte , Takkig, als de _ s, Winde; De: Bloemfteel „en. Kelk zyn ruuw — » En ruig, de Kelk in dertien {malle lange fty- — ss ves gefpiefte „ byna gelyke Slippen gefneer s» den, De Straalblommetjes ‚ Van buiten glans ss zig» uit den paarfchen Violet, van binnen 3, fchoon wit, aan de punt egaal drietandig ; ss aan den voet ta en ruig, bleek uit den Vior » leen peach. D mmerjes paarfch: ioler „ Pypachtig Ee Eieig. Vifmi witte Meel- hi Ean s met vyf lange Oranjekleurige Meel » ande : mgee famengegroeid, Een wit De V, Vrugte ee bern A5 de middel- - Blommetjes op „ Zitten , Zyn wederzyds gevleugeld, van ont _ 5 deren ied; van: boten breed : doch die, Dee loss 5 Behalve de eenieien maakt de Heer N. E BURMANNUs , onder de Kaapfchen, nog van eene Monftreufe gewag , die langwerpige Tandswys’ uitgehoekte Bladen een byna naak- te getuilde Sreng en knikkende Bloemen heeft, ART OT ES Ruigaart, Die t Gefaët » dat byna geheel aan de Ei be- S ZL :N:G E N E-_Ss-1 A. 87 bepaald is „heeft een Pluizigenof KaffigenStoel: IV; het Zaadkuifje is een vyfbladig Kroontje : de AFDEEà Kelk:beftaat uiet Schubben , die aan de tippen goorn rappig zyn. Vier Soorten met een Plaizigen „'TUK: zes met cen Koffigen Stoel, bomen in % zelve, rn rn voor ‚alsvolgt. | A. Met den Stoel phaigs” “(1 ) Ruigaart met de Straalsteganetjes 4 on- Dn vrugtbaar , de Bdken we em en genie Calendye germaate Wollig. goddevee. Onder deeze bepaaling zyn oen door de Heet Linneus de volgende Soorten, als Ve: erfcheie denbeden „begteepen, naamelyk A, Met de Straalbl, nk twaalf in on en A. drie byna onverdeelde, ‚B. Met de Straalb, AMK, driedeelig, heeg B. _ delftuk omgeboogen. Pri = C, Met de’ Stra, onvrgtb, vierdelig. maadis biken * Trifin (1) ArBotis Flosc. Radiant. Sterilibus, Fol runcinatis (ub- Droevig. « Nat, Xil. Gen. 9gs, Vig, KlIk p. 659, Ar@otis Fol. ovatis dentatis Petiolis longismis &c. B. Cif. 412, R. Zugdb, 178. Anemone affinis eze ann B. en Flosc. Rad, gr C, —— Fiosc,, Rad. feril, quadripartigis BERG. Cap, 520, Anemonofpermos Afric. Jacobez maritime foliis, Fl, Sul. phuceo- Coma. Rer. 36, -T,:36, BREYN. Je. 27, T. 35. 4 Arce U. DEEL, XI, STUK, IV. AFDEEL, XXI. Hoorp- $TUKe ' p. 35 _ SAMENTEELIGE KRUIDEN, D. Met de Straalbl, ade driedeelig ; het buitenfte driefneedig. E. Mer de Straalbl, onvrugtb. vyfdeelig. Deeze nieuwe onderfcheiding heeft de Ride Coruscans, ei der gemaakt , befchryvende het Droevige , als ik Progtig. de Stengen uitgebreid en ruig hebbende ; de Bla, den gefchaard, dikachtig, broofch met ongeres gelde doornige Tandjes, ruigachtig „ van onde- ren Wollig wit; de Bloemfteelen lang, geftrekt en Vlokkig : de Kelken voor het bloeijen knike kende, met de Schubben aan de tip ruighaairig < de Schyfblommetjes geel met zwarte toppen: de Stampers geel gêknodst: de rand - Blomme- tjes vier- of vyfdeelig, geel, van onderen Lood- hoe verre;nu de anderen, daar van, in Geftalte verfchillen , zou men moeten onderzoe. kep, ’t Schynt, dat ’er veele veranderingen, in “dit Kaapfe Krüid plaats hebben, ’t welk, te, "gen de eigenfchappen van deezen Rang ‚ de rand - Blommetjes Oonvrugtbaar en byna zonder Teeldeelen , de Schyf- Blommetjes tweeflagtig ‚en vrugtbaa baar heeft, ven Ár Eoris (5) Ruigaart mét. ‘de Straalbl. vrugtbaar, de Bla- ArGotis Fol. pinnatifidis &c, R. en 178. N. 4. Jacobza Stoebes facie, VOLGK. Nor. T. p. D. Flosc. Rad. fteril. heerd » exteriore trifidâ, OE mand Flosc. Rad, fteril. quïnquepartitis. Ams. Acad. ive Ki ArBoris Flosc, Rad, ad Fol, Biseolaoo- ov KA Sr a erwEeisK Bp Bladen Lancetvormig Eyrond, geribd en IV. . Arprari omvattende, met kleine Tandjes. (6) Ruigaart met de Straalbl. vrugthaar, de sf id ® "10 Een van deeze en de eerfte Soort van Stengen kruipende en minder de ni Emable Arttotis by den Heer A. van ROYEN (*) tete: zyn , die Lancetvormig Liniaale onverdeelde getande Bladen ‘hadt. Door HERMAN NU Ss was met anderen , wegens-de ruige Zaad- dezelve, hoofdjes „ Daar die der Anemonea gelykende , Anemonofpermos geheten ; Ne: welk BOERHAA- ve heeft nagevolgd. VArLL AN Tmaakte daar van een Geflagt onder den naam van Arétotheca , in ’t Franífch Ourfe, dat is Beer, wegens de ruigte der Zaaden. De Ridder heeft zulks in Arttotis famengetrokken , en, dewyl de naam van De cot andere Kruiden behoort , | en tie one Aaron: lin.integris Denticulatis. R. Lugdb. 178. N. 1. Anemonofpermes Afra Folio Plantaginis &c. BorrRn. Lugdb. 1, p. zoo. Ar@totheca Plantaginis folio, VAILL. Mem, 1720. p. 427. Fig. 39, 40. ze „Arboris Flosc. Rad. fert, Caul. rep. Arachnoideis &c. H. Cliff. Anemonofpermos Afra, Folio ferrato „ rigido » Flore intus Sulph. extus puniceo, BOERH, Lugdh, 1. p. 100, (*) Gedagte Hoogleera: » die inzonderheid door zyne bevordering van de Kraidkunde, in de Leidfche Akademie- Kuin, h heeft uitgemunt, is ‚kort voor dat ik dit fchryf, in t begin van Maart 1779 , in de Ouderdom van vierenzee ventig Jaaren, overleeden, F s u, DEEL, XI, STUK; go. SAMENTEELIGE KmRurDeEn. Iv. en de meefte, Planten van dit Geflagt, over ’£ ArDeeL, nr ‘Pluizig, Wollig of Haairig zyn, heb Hoorp. jk het met Ruigaart verduitfcht. Dic is echrer STUK, __z0 aanmerkelyk niet, in eenige Sooften , als BE het Zaadkroontje , dat VacrLanTin Plaat wyverg. _ vertoont, doch welks afkomst vaneen Kelkje, dat ieder Schyfblommetje omvat ‚ de Heer Bruxury zeet duidelyk en fraay , door % Mikroskoop , heeft afgerekend eg ep vii (7) Ruigeart met de Straalbl. vrugtbaar, de takt Bladen Vindeelig- uitgehoekt en. Pluizig _ met de Slippen langwerpig en getand. … Ongemeene. Verfcheidenheden. ontroct, men in deeze Kaapfche 1 war het Loof aan, gaat, cn ‚niet minder ia de Kleur der Bloemen, die „doorgaans, van binnen ‘fchoon geel of Oran- je» van buiten ros of Saffraankleurig of paarf{ch- achtig zyn. De naastvoorgaande ‚die, alhier uic Zaad geteeld, zo uitgehoekt is „heeft in ’t wilde de Bladen naauwlyks breeder dan van Lavendel. _Deeze dee! komt met Bladen Eene ek | - voor fn zie zyn Ed. meergemelde Dirt, TAB. VI. Fig. $i-5 Tr Dii Flosc. Rad. fert. Fol. Pinnâtoefinuatis vil lofis &c, A Ch. tr. Ups. 275. Ra Lugdb.'178, N. 3 Ar@othecà Jacoba folio &e VArLL. Mer, 1720. p. 425 Anemonofpermos Aft, Fol, Card. Bened. Comm, Hort, Ile pe 45 T. zr, Bs Anem, Afra, Fol. Jacob tenwirer lacie mito, Flore Aucantio pulcherrimo. Borma. Luzdb. kT. Pe: 100, S LNG EN ES LI Ae 92 voor „ vanhet Jakobs- Kruid ‚-gelyk Boer- IVs BaAvR dezelve afbeeldde , of van „Cardebe- Re nedit ‚ gelyk ComMELY N dezelve in Plaat Hoorp- bragt. Doch „ fchoon de Ridder die beiden hier TUE betrekt , komt de laat{te „ myns oordeels, zeer „5e weinig met de terie- af met de bepaaling over- €en. Deeze beiden , niettemin ‚ -waren-hier in de Tuinen geteeld, en dus kan de eene naauwe dyks een Verfcheidenheid van de andere zyn, dewyl. bet Blad zo zeer verfchilt. Moaglyk komt die , welke de Heer N.L. BURMAN- NUS Carduifolia tytelt , zynde door den zelfden ComMELYN ook gaten )- hier wek: na- der. Immers zo veel ik xemplaaren befpeuren ad gelykt dezelwe meer naar deeze Soort, Deeze Heer hadtze alleen daor de-witheid der Bloemftraalen van binnen , welke in de Andere Zwavelgeel waren, onder« fcheiden. Die , welke BErG1ius als een By= foort onder-den naam van Ar@otis, ruigachtig mum de Bladen gefshaard Lâne nps cetvormig „ d als 4 rn Tandjes hebbende“ hadt de oude eee 1. Buz- ’ MANNUS genoemd Arotis met Suïkereyach- tige Bladen , de Bloemftraalen geel, met een rosfe Seks. Ch. „Dezelve se my ook ee ang Bomi 2 Belpenmos. Aftel. penei = Ee. Radi intus an bicantibus. Comm. Hert, Il, T. 23. P. 45e At) Disea punises , oe bashen snip : Gaan IL. Dez. Xl. Stok. 92 SAMENTEELIGE KRUIDEN. „IV. te behooren. De jonge Heer, zyn Zoon , maakt ete daar geen gewag van onder de Kaapfíche Plane Hoorp- ten, door zyn Ed. opgetekend. - STUK, Vola Linna us heeft deeze Soort cen ed ftyve overblyvende Steng, die Pluizig Wollig wyvery. js, met paarfchachtige Streepen; de Bladen van onderen met eene witte Wolligheid;-de Straal- blommetjes vrugtbaar, geel van onderen , rood geftreept ‚met een geelen Stamper en Loodkleu- rig Halsje. ‘Dus komen dan de drie laatst be- fchreevene Soorten , dewyl zy de Schyfb'omme: tjes onvrugtbaar en die van den rand vrugtbaar doch Vrouwelyk hebben , met deezen Rang van eh Veekiiiners overeen: de ane deren zyn ’er , wegens de gelykheid van Geftal- te , bygevoegd. In de Herfst brengen deeze Platen, hier te Lande; goed ryp Zaad voort. B. Met den Stoel Kaffig. vir. (8) Ruigaart met de Straalblommetjes onvrugte er a baar en gekleurde Kafjes langer dan de Wanlal- Straalkrans ; de Bladen dubbeld gevind, tige vesermamik: etos zi hert: abtedd: Û (9) Granaatsppelachtig uit den rosfen of licht rood is: Agus Sanguine panicea , Ovin. 't ls jammer dat men niet altoos du de!yke benaamin-en voor de Kleuren gebruikt. Volgens BERGIus zyn in deeze de Schyf blommetjes geel, met paar- eigene eg vid. Buam. 4fr, reek 57e fr 4e Artis Flosc Rod, fleril, Pateis Coloratis &c, 4e, Arad. IV. p‚ 330. Planta, PLUK. Phyt, 312. £. 5e 8 TNG BN E SI. Ai el (9) Ruigaart met de Straalbl. onvrugtbaar en IV: E Kafjes zo lang als de Shftlemmejes de Arnrars Bladen gevind Liniaal, ‚: Hooike. Zonderling zyn deeze Kaapfe Plans zonderheid de eerfte, door. zyne lange ge á die zo wel. geel: zyn als de Straalblommetjes , ern waar door de Bloemen zig als dubbeld of vol. bladig vertoonen. Zy zyn in beiden geel, en het Loof is fyn verdeeld. on … gd Te henk de Bladen TE de Pinnen nil Gerande, getand, … Gi) Ruigaart met de Straalbl. Er Rr re de Kafjes korter dan de Blommêtjes ; de pe Bladen meervoudig gefmaldeeld Liniaal, Arp Van ame is het ééne een Heeftertje van twee Voeten hoogte , dat naar de Chryfanth of Co- here er iede €en “acer rd dat zen Ee: : r (9) ein hoe. mad, fleril, Paléis Be Diset zinn: tibus & ‚ Áecâd, Vi. Afc. 84. After Foliis invegris ans gutis, id magno lateo. Burm. Afr- 196 -T.6s.£ 1. (os Arboris “Flosc, Rad. fteril. Fol, ee zn tis Piliferas BErG. Cap. 725. Chryfanth. F, visf, dentatis. Bumm. Afr. 1. Te. 64, nt Euor. ke … (11) pe nn & EEL, XXL Hoorps f STUK. Arboris Eef XII. seaatis. fen 6 SAMENTEELict KaurDen, paar de Kamille-eenigszins-gelykt, De Blade van dit laatfte, echter ‚ komen my eerder ges vind voor ; dan op zulk eet wyze gefimaldeeld. De Straalkrans is in beiden Violet, di (ra) Ruigaart met de Straâlbl. sia festen on. vrugtbaar ; de Bladen: Liniaal tgene en glad, Aan de Decker van de bespre Goede or pe groeit deeze , die de Steng Takkig bruin- achtig, effen; de Blader Eámiaat , Draadachtig igermaate Vleezig effen 3 cen Vinger lang; de Bloemfteeltjes zeer lang en éénbloemig heeft gelyk de meeften, De Kelk is half Kogelrond ; _binnenfte Schubben rappigs en glad,» „wit, en de. Bloemen geheel geel. (13) Ruigaart met Bloemft een, uid den Wars tel en en Lierachtige Hoe Bladen als die van nin Lierachtik kunnen zyn ís eenigszins duifter; doch uit de Afbeelding van COMMELYN blyke, dat zy ; guur b hy deze en Zaagtandig, met lange pn" In t Werk van Team vindt men een fraaije Afbeelding van deeze 3 | enen “__(12) naaa: Flosc. Rad, eni pe. lineas, nge gab. Ma en Eer drm velie Kadel, rr s Africana Folio ed Ld nn DEED Te Rar, T. p. 35. TREW, EHBET, Tali 75 S y WALGEN BE 8 TA 35 Soort, door Earrr getekend; rhaär dezelvé à IV. heeft de Bladen veel meer ingefneedén en die overinästige ruizte , welke COM MELyN aan Boorne de geheele: Plam bevondt , Bade ‘er , volgetis STUERS” de befchry ving; geen phaais- in. De Bladen wa. Pel Pe ren flegis van boven ruigachtig ,vän onderen Wollig grys 3, de Bloemfteelen glad ; de Bloe- men van binnen Seffraankfeur, van buîten geel geftraald ‚ „met -eene-sverlievebe- Zwartachtige Schyfs „CO MMELY N noemt: de- rand- Blom- metjes Zwavelgeel en {preekt niet. van de drie ‘Tandjes vaan-’v ends (die-ook zeêt klein zyn) zeggende dat de Zaaden langwerpig zyn enmet Wolligheid. omwikkelde ef ado 129 Behalve &en- Goudkleurige, die-de Bloemen Oranje heeft, door den ouden Heer Buaman- Nus d, geeft de jonge Heer thans nog drie Kampf Soorten van Arde op, De er Bladen, die. Liniaal gevind zyn, ee ien drievorkig.. de ban vn dee De andere , onder. den bynaam van /iyve ; was one geftengd , de Straalblommetjes geel met een groene Streep, de Bladen langwerpig gevind, van onderen Wollig. Een derde , mee kon wel , zo zyn Rd, aanmerkt, maar eene Verfcheidenheid van de voorgaande ftyve yn, En die belden kunnen misfchìen ook wel so; __{L Daar. XI, STOK, jana, 96 SAMENTERLIGE KRUIDEN, IV. tot de: laatst befchreevene Oagellengde Soor Bea behooren. Hoorp- «De bied volgende Gellogsen, van Ofteofper: STUK: > Mum , Othonna „Hippia en Eriocephalus of Wol- Nandzaak: kop, onder de Heefters befchreeven. babhondks wyverye gaa ik over tot het Geflagt van F 1r Aco, Retrkruid, Een naakte Stoel, geen Zaadpluis , en ‘eci Kelk , tusfchen wiens Schubben de Vfouwelyké Blommetjes van den rand geplaatst zyn, onders fcheidt dit Kruid genoegzaam. van het Gnaphâ- Jium, hier voor befchreeven „waar toe het wel eer betrokken is geweest. De Soorten , daar ih vervat, alvemaal Europifches. dane zeven vol: je . je G) Hes met ongeflengde ongefeelde Bloc ôanlis: mende Bladen om dezelven grooïer. Laag Een aartig Ktûidie; dat in de Zuidelyke dee: Jen van Europâ, en in de Levant, hier en daat aan de Zeekusten of uitgedroogde Meiren, jä ook op de orkgnklihe Mesto ga- elders ove pf vloë- ú) Filago Flor. aides Gele rl. Eloralibus mt: joribus. Syfi, Nat. XII. Gen. 595. p. 530. Pig. Xl pe 662, LOREL. Itin. 165. GOUAN Mfonip. 46s. Filágo Pyg- za. Sp. Plant. t31r, ‘Gonr. Belg. 251, Santolina Gault Gmplicisfimo, Rs Lugdhe 147. Ne 7., Gnaphalit Species ome mes. VAILL. Mem. 1719, pe 416. Gnaphalium Roleum Hot: tenfe, C. greg 263, Pradr, 522, BARB, 6e 127, Leonee: Podims £, Pes Leonis, Los, Je. dis. S-HriN CG E:NeRescl A 9 vloedig groeit; komende in de Tuinen dermid- IV, delfte deelen en by ons jaarlyks voort, uit ge- XXL vallen Zaad. Hier van maakte Vairt ANT ZY Hoorp- Geflagt van Gnaphalium „alle welks Soorten STUX. daar toe betrekkelyk zyn. Het onderfcheidt zig 2 enden door digt gebladerde Stengetjes of Tropjes van weinig Duimen hoogte ‚ met een-langbladeri- gen Kop , welke de Bloemen bevat, als ook vervolgens het Zaad, Deeze Stompjes zyn met een dikke Wolligheid, als, Vilt „ overtoogen en daarom heeft de gelykenis. dit Kruidje. doen noe- men Leeuwenpoot. De Afbeelding daar van by Loser is fober;s maar dic ‚Kruidje. komt zeer verfchillende naar de Groeiplaats , fomtyds, in’ wilde „ niet meer dan een Duim hoog voor , gelyk het beter,, benevens dat der Tuinen, ’t welk | valt. door C‚ BAUHINUS, on- der den bynaam van Roozig. „ vertoond is en befchreeven, LanNaus zegt, dat het zelden een Steng (die. zigtbaar buiten de Bladen is, denk ik zal hy willen ,) heeft. Dokter Sc oro, 11 merkt aan, dat het Mannelyke Blommetjes án ’t midden heeft, die dikwils onder de Vrous welyken van den Omtrek zyn vermengd. {2) Reurkruid met een gegaffelde Bloempluint; ni. de Bladen fpits; de Bloemén “aan an ruige Germa ú Bolletjes in de Ozelen, bist Î d “Duitfels peas , É D it „ {a2) Filags PaniculA dichotom &c, Gonr. Belg, -25t. Govan MM. DEEx. Xie STUK, 63 SAMENTEELIGE KRUIDEN, ann, en STUK. AN Heel. wjverj. Dit Kruidje, dat doof geheel Europa, als ook in onze Nederlanden, op Zandige plaatfew der Heiden, als ook in Tuinen en Moeshoven vrors p rome e, noemt men in ’* Neerduicfch Reurs E wruid, welke benaaming , van ’ Hoogduitfch Ruhrkraut ontleend , alleenlyk ziet op het ge bruik, dat mn ’er , wegens de famentrekkene de hoedanigheid , onder ’ Landvolk wel van gemaakt heeft tegen het fterk Afvaart of den Bloedloop. Het wordt ook wel in plaats van het Kattepoot of Groote Muizen. Oor, hier voor befchreeven „ tegen Borstkwaalen, in Afkook- zel , ingegeven, De Franfchen noemen het, met andere Soorten, Herbe a Coton of Coton de Mer, dat is Zee-Katorn, de Engelfchen Cu4- weed, om dat men het voor de Runders dien” ftig Ide en dezelven weder herkaauwel deedt. Herba Impia werdt het, volgens Pr r N1ius,geheten , om dat de tabloemer Zig-hoé: ger verheffen dan de eerfte : ten minfte ge tuigt hy zulks van zeker Kruid (f). Het tegenwoordige valt omtrent een Kr GOUAN mn 464, Gnaphalium Caule dichotomo. Re Euzdb. 148. N. 4 Fl, Lapp, 229 Fl, Suec. 677, 779. Got ‚phalium de majas.C. B. Pix 293. Gnaph, Gexmanicume J B. Hif. Ui. p. 153. Filaro feu Impia. Dop. Pempt. 66 Gn-ph. vulgare , Filago, Centunculus: Lom. 1e. 480. C*) In Switzerland vindt men her op alle zaailanden » zusfchen de Stoppe'en, zegt HALLER, overvloedig. nr quoniem Laberi faper Pr entem excellant, Libs, XXIV, Cap. 59. SE NER NE s Ï A 69 of-een Voet hoog, met een opftaand, Wollig , gebladerd, wyd gemikt Stengetje, dat T'akkig IV. ÄFDEE, XXL is, en zagte Lancetvormige Blaadjes heeft. Ia Hoorps de mikken zit overal een Bolletje van Bloemen , “TUE: die uit een gemeen middelpunt fpreiden, door Wolligheid famengevoegd. In de jonge Plant zitten de Bolletjes aan *t end, maar de uitfchie- tende Takjes verheffen zig daar boven met nieu» we Bloembolletjes âls gezegd is. leder Bloem heeft een vyfhoekigen Kelk , van fpicfe glanzige Schubben, geel gerand , bevattende veele Vrou- welyke en maar twee of drie Trechterachtige Polygamia necesfaria, twecflagtige Blommetjes. Het Zaadis vanal- len gepluisd (*). Dit Kruidje wordt niet alleen tot ftopping van den Afgang, maar ook tot Bloedftemping ; in- zonderheid by een overmaatige Stonden « Vloed, van fommigen aangeprezen. Gekneusd zynde en in Olie gekookt, legt het Gemeene Volk, in de Westelyke deelen van Engeland, hets zelve op Kneuzingen en blaauwe Plekken , van ftooten ‚ vallen , of flaan, In drooge en | Kinks (*) Dit zegt de vermaarde HALLER van deeze , en Doká tor Scorour hadt het ook gezegd vat de voorgaande Soort : des het te verwonderen is, dat LINNEusaan dit Gelagt een ongepluisd Zaad voefdhtpve: te mêer, daat beeld. tn de voorgaande zelfs is het zo lang als de Lion metjes, Scog, Flor. Cars, 366. Ga U. Des, XI, STUK, 100 SAMENTE ELIGE KRUIDEN. IV. Kink-Hoest wordt de Syroop-daar van niek Aenhke zonder vrugt gebruikt. Ook zou het tegen Hoorp- fommige Wormziekten in Beeften een 8 STUKe _ Middel zyn (*) | ceci, (3) Reurkruid met een zaara Steng, nf kaas Pe ___pieramidaale vyfhoekige Ozxelbloemen ‚ & rn Vrouwelyke Blommetjes Ue een ry. Iv. (4) Reurkruid met een byna g egaffelde oper Bergmúne repte Steng en Keadran zo wel end | mend, als Oxelbloemen. v. 0) Reurkruid mei een gegaffelde hirik! Gallica, Steng , Elsvormige Oxelbloemenen Draak maashties Blagdikse 23 | vereren Weerane- van ae VL (6) Reurkruid met een gepluimde Steng | Pen Kegelachtige Bloemen zydelings. De bepaalingen wyzen het Voorste. 5 | ad (*) Boec. Afas. di Fifie p. ras, 7 (3, Filago Crule, dichot. Flor, Pyrarhidatis &ec. Sp, Plante Tepe 1199 Gnaphalium medium. C. B. Pin. 263. (4) Fiagò Caule fabdichot. ereto &c. Gort. Belg. 28 GOVAN Monsp. 465, Fl, Succ. IL. 780, Gnaphalium mits repens. C.‚ B. Pin. 263, Gnaph. minimum. LoB Je. 481 cd nn Caule dich, ereto , Flor. Subulatis wgn Buigen medias. Monis. Uil. S.-7. Te te É,-14 Herb. T. 18. f. 12, Pau, T. 208. f, 2. | C6) Filago Caule Panicu'ato, Flos, Conicis lateralibus. n SEEING EN WS TeA 16E fehil aan warideeze vier, waar vande eerfte in IV: Spanje is waargenomen , hebbende: het Scen- Annie gerje maar twee Duim hoog; deanderen in ons goorpe « Wereldsdeel bier en daar , zelfs in SweedenSTUE groeijen. De Bergminnende komt aan Zandige Hersens Wegen en op, Zaaylanden in, de Wouden van Frieslând voor. Dit is cen niet minder klein kruipend Plantje. dan het volgende, »'t welk zo wel in Engeland als jn Vrankryk, groeit. Het laatfte hens, in Switzerland d de. Es een ATS en fomtyds ik LER aantekent, zeer Takkig En Ae niet minder dan de, Bladen, welke zeer ‚fmal ZyD. De Bloemen , by troppen vergaard, zitten over. de geheele Jabgte der Stengen in de Osxelen en maaken dus lugti e Aairen, aan 't end der. Takjes. De Kelk i s Kegelachtis, geheel Wol. lig, uit den groenen wit. De Blommetjes in de Omtrek zyn Vro welyk , met het Pypje naar gewoonte tweehoornig en een fchraal Trech- tertje; die wan ’c midden tweeflagtig en zeer geplaikd (js necès te — klein. Het Zaad is zekerlyk gepluisd (*). —_ (1) Reurkruíd met een zeer rien 4 Steng ; Ban Ja MOE oncopediam, Tocuwen: (*) HALL. Helv. inchoat. 1. p. 6 A Cr) Filage Caule mplieisfimo 8 Telindts „ee Bee teis hiefatisimis radiato. scor. C, ibni eas Alpin--mmagno Flore. C: B. Pik.2268: “Graph. sed Hift. 1. p. 328. Pann. p. 496. Leontopedium. Dop, ie, 68. SCOP, Ann, ll. p. 63- G 3 IL. DEEL, XI, STUK. Hoorp- 8TUKe Noodzach: ee Veei WVF Ye lez GAMENTEELIGE KRUIDEN. het end -Hoofdje geftraald hebbende, met zeer ruige Blikjes. Op de hooge Bergtoppen in Ooftenryk , Swit= gr Italie en Siberie , groeit dit zonderlin- ge Kruidje , dat fominigen voor het Leontopo dion van Droscoriors hebben gehouden. Uit een dikken zwarten Wortel maakt het cen Plantje byna als ’t Muizen - Oor, met een ge- bladerd Stengetje van een half Voet of een Span hoog , alles geheel grys en Wollig. Op den cop van ’t zelve iseen Wollige Ster van Blikjes, welker midden beflagen wordt door een Bolle- tje van vyfdeelige twecflagtige Blommetjes, als die van % Goaphalium „ omringd door andere tjes, van Vrouwelyke en van Blommetjes, die t'eenemaal van Teeldeelen ontbloot zyn. De Blommetjes zyn bleek geelachtig en het geheel Hoofdje fchynt niet dan Wol te zyn, zo dat menze Wolbloemen noêmde. Het Kruid is bietet en Tamentrekkende van Smaak ; de Bloemen zyû aapgenaam. van Reuk, MrenrorPus, „Kleinpoor, Dit Geflagt heeft een Kaffigen Stoel en geef Zaadpluis ; den Kelk geke! kt < een ongeftraalde _ Bloem en de Vrouwelyke Blommerjes omwike keld van de Kelkfchubben. Anders komt hét» zelve het voorgaande zeer naby-, bevattende de twee volgende Soorten, EE eben () we ee en me gegen en n memmen neen SYNC E N-E-$-I A. 103 Z (1). Kleinpoot met een ai: Steng en ge-- oe E. paarde Bladen. Aan de Zeekusten , van ‚Portugal 3 Tcalie en ISD : de Levant, komt dit Kruidje voor , dat men ook uit Zaad in de Tuinen teelt, Het gelykt Ee, veel näar het klein kruipend Reurkruid, maar Leggend. is Wolliger , brengende ‘gcheel ander Zaad dan ’t zelve voort. De Zaâdjes zyn hard, ftomp Eyrond-, -elk in; een Blaadje van den binnenften Kelk sik -belloogen:. _£2) Ketspoot met een opgeredte Steng, on-_ In getande Kelken en eenzaame Bladen, “oper - de zelfde Lende, ‘komt. deeze voort „ welke de vlycige LoEFLING » by Madric aan de zyden der Heuvelen en aan de Wegen, doorgaans ;-met het gemeene Reurkruid vondt. groeijen. Zy zou, zo fommigen willen , het. echte nete re ZyDe ds maakt denn „ee e . ‚Zeer (1) Mieropus Caule RE Foliis 4 Nar. X!L. Gen, 996. Weg. XIII p. 662. Micropus. H_ Ups. aas. K: Lagdò. 145, Gnaphalium fupinum echinato …Sermine, PLUK. Alm, 171 T. 187, fe 6, Graps alodes Lufiranicae TouANE Inf, 439. (2) Micropds Caule erefto , Calycihus edenrulis &c. de. Acad, Ui. -p. 421. Micropus Sem, compresfis &c. Lexrr. Hisp, 166, 225. T. tf. s. Gnaphalium Plateag terciams Crus. Hif. 1 p. 229 ‚ Leontopedium verius Diosceridis. Bana: fe. z5ó, daapbalûm minus fativribus foliis, C‚ B, Fin. 263, G4 U. DEEL. KI, STUK. ö4 SAMENTEELIGE KRUIDEN: IV, zeer kleine Stengetjes , die zig in Takjes ver- El deelen ‚ en met een losfe Wolligheid- bekleed: Roorp- ZyDs hebbende de Blaadjes ftomp Lancetvor- STUKs _ mig, gelyk het voorgaande : de Bloemen tot ie ed ronde Bolletjes in de Ozelsder Bladen vergaard, wjgerd. en in een digte Wolligheid ingewikkeld. Der- zelver onderzoek is, wegens de kleinte, zeer moeielyk,. Dus komen wy tot den ” VrZrDEN RANG cranes Vuehwyverg. ós k het genoemd wordt, wanneer verfcheide. 9 gloemketkjen in een gemeene Kelk vervat zyn; en te famen een Bloem uitmaaken. die Een wit beftaac. ‚Van de 2 zes Geflagten „ daar in-by den Ridder | „ ayh” reede drie ‚ Haamelyk: Ele- iS E ben eran phantopiús , Geflagt, doof my Bafieria. genaamd, befchtees vjr.p. vent: des begin ik met vi. sr. bl. 149, €lZe _S 4 4 ERAN r H Us Kogelbloem, an N 3. 5 fr. + me a EN 7 metjes Pypachtg tweeflagtig en fletfe Vrouwe. Iyke: den Stoel Schubbig en geen Zaadpluis, Het bevat--de. drie volgende oen Soorten. A BE <5) Kogelbloem met aflopende Lancetvormi- cbs Indie ike Ea. 5 Spbaranthus Fol, decurrent, Lanceolatis ferratis , pee duane, Sr NGE NE ST A 109 e e Bladen en Pirie Bloem feae. Zaagtandig ge pr: mech Men ziet hier de sab mieke _e By- ar. en: ' Baaren, die van Landen of Wereldsdeelen’af- png geleid zyn; dewyl de volgende zo wel Jndifche zyn.als deeze. Op „Malabar wordt die sruidje an Adaca- Manjen. sop „Java Patta- „Camoedi. Bee, ae! ‘pdemd van de Ingezetenen. Het valt omtrent, een Voer hoog, in. verfcheide deelen van Ooste. ie, volgens den. Heer Bur MANNUS,; die: het onder de Geylonfche Planten afbeeld:. Lune. Naus befehryft het dus, en De Stengen- somendeeten ineen effen: de Bladen overhoeks „ Lancetvormig , »> maakt, Zaagtandig „ ongelteeld, geheel z afloo» de en dus als de Steng omwindende, met 5 den’ Reuk van Lavendel -Olië: de Blokken Mh »» Eenzaam ‚ aan ’t end der ien ‘byha Koe í t den Styl ai »_fteekende, ‚ Aan ieder, Take. is ecn enkele » Bloemftecl , tegen een Blad over „en daar 2 komt een éénbloemig Takje uit den Oxel van ‚> het naafte Blad „ beneden den Bloemfteel, is Wonder is °% zeker „dat dezelve niet uit RI E)) den pa ks ang Syt. Nât. Kei Gen,” 998 Ve. XII; p. RK, Lurdb, “145. “puúrpurêr alata fêrrata. ln de Zeyl. 220. T. 94- n 3. Scabiofa“*ndiea major Be PLUK. Phje tT, zie. Fr 6, Adacas Manjen. Hove, dal, x, ts 85, Te held pbeijse Fl. Ind; ee 185 Gs in ng XL be ro SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV. ‚den. Ozel van zyn Blad voorkome en het naas meert, fe Blad, ‚dat niets met den Bloem:teel gee moi ‚ meen heeft ») flegts een Takje voortbrenge.” STUK- at (@) Kogelbloem met aflopende , Eyronde 3 5 Roed … _Zaagtandige Bladen en ronde Blo:mfteclen, Pk Someyds komt deeze met een ongevleugelde Kant, ronde, fomtyds met ecn gevleugelde Steng, byna als de voorgaande voor, gelyk Pu ve KENET zulks in een Plantje van Madrasf af. beeldt. “Het gélykt in deezen , ‘zo wel als de voorgaande Soort ‚ veel naar den zogenaamde Kruldiftel (*). Evenwel merkt de Ridder het ontbreeken vän die Gekfruldheid byna als ’e Ónderfcheid aan. Zowel’ in Afrika vale Ee) het, zege hy, als fa Todie, >= Ei Chinen fis, Chineefch. @ Kogelloen. met „angeflde Bal te de Kien adik ed 3 - Ed arden Dit Cutter: Kogelsloëri is veel kleiner dan het Indifche, waar wan het-door de Vins= wys’ titgehoekte Bladen werfchilt, hebbende anders ‘ook die zelfde Krullige Vletigeljes det afloopende Bladen. Misfchien zullen deeze drie jd Verfcheïdenheden zyn. « , CH Is (2) Speranshus Fol. decurrentihus- Ovatis ferratis, Scabias fa minor alato Caule Maderaspatenfis. PLUK. T. 108. É‚, Je Buam. El: Ind. T. 6o, £‚ 2. (*) Carduus Caule crispo. J, B ap. mc $9, Carduus crispus. Zie 't veorgsande Styx , bl (3) Sparanthay Fol. fesilibus naa Mans, 13. S TNG EN E 8 1 A 593 NOP S, EniLet, IV. Ecu: Pp s,‚ Morgenfter n Eenbloemige Kelkjes met tweeflagtige Pyp i blommetjes , tot een ronden Bol vergaard , he STOK. een Borfteligen Stoel heeft en een gering Zaad- Ain pluis. Lus komen de Kenmerken van dic Ge- {lage voor , ’t welk ik , naar. zeker ouderwets Wapentuig ‚uit een roadek Bol met fcherpe Pennen op een Stok geplaatst beftaande, Mor- genfler noem, Het bevat de vier en E meest Europifche Soorten. (1) Morgenfter met Kobold Kippen en Beding witgehoekte ruigachtige Bladen, Sphere” In Italie , Switzerland , Ooftenryk, al ‘ook gie in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, grocit io … ke ‘tewilde deeze Diftel, welken men , naar ’ La- . tynfch woord Spherocephalus , in't Hoogduitfch wee » of ook Biefenknopf genoemd vinde, Het is een fraay Gewas, met groote Bladen, nd osrman ruig, van onderen. Wollig grys zyn, ten halve Vinswyze uiegehockt , met Baard: jes; (1) Echineps er veegde nerd Folijs finuatis pubescea= tibus. Syst, Nar « 999. Weg. XIIl. p 664- Echi- nops Flor. outs: en elke H. Cliff. 390. Ups 248, R. Lugdb, 144. N. 2. GOUAN Monsp. 420, Echinopus major. J-B. Hif. Ml, p. 69. Echinopus. TOURNr- Jef. 463. Tab. 262. GER Prov, 175. Carduus ‚ larifol. vulgaris. Ge B, Pin. 381- Card. Spharocephalus. Don -Pemp:, 7za, Ritro feu Rutro Theophrali. Lag. Ie. Ile & ree HILke Tom, Y. Tab. 55e 1. DEEL, XI, STUK. 108 SAMENTERLIGE KRUIDEN. 5 jes. De Takken „waar in zig'de Steng verdeelt hebben aan tend zulke Koppen, als gezegd is, Hoor waar van de beroemde ToUrNerorT een STUK _ zeer fraaije Afbe- lding geeft, vertoonende ook EE de Blommetjes, lieser in zyn eigen Kelkje ver- Wyverd. vat, uit welken die Koppen fantengefteld zyn (*), en tevens het bek! Eédzel van het Zaad, dat eet Kransje heeft van Borftelige puntjes. De Bloe- men zyn “doorgaäns wit , doch men vindt’ ’er ook met blaauwe ‘Meelknopjes. Hy groeit wel ‚een Elle hoog en fomtyds hooger ; dé Bladen on myn klegemianekegeroelen gedoargdste > ripian Cs ) Morgenfter , ‚ die de Leen met lange JN share Ve nrden koppige. „In, Egypte aatachie „zou en B nialsaan. van __deeze zyn; die, vande. voorgaande bovendien aanmerkelyk. door de tederheid van Gewas vere fchilc, De Doorens zyn viermaal zo lang als de Blommetjes „en. komen ieder, van een uirge= fchooten Kelkjes des zy ook, aan end fply= tende ‚ weder een Blommetje uitgeeven. De Bladen Ener en: ed » maar re wig is niet eri (3) <0) Zie a nag. ee duidelyker hoe her meer Bemmelden, Heer BE“KHEY voorsefied, op zyne Tab, 7; Fiz.s. ke ens eee Sp:nis longis. Mant, 119. us >- dong p ais armatos Ge, Be pe, 3 Card, eng acutus. Don, Pempt. 722, 6e CEN ES A: A IO) (3) Morgenfter met Kogelronde Koppen” eh Iv. 5 Vindeelige Bladen,die van boven glad zjn. ÀF Niet alleen in de Zuidelyke deelen van Eu-srumg- ropa, maar-ook in Siberie, komt deeze voor, ut. waar van men aldaar eere Verfcheidenheid vindt , re door Gm e L.1N afgebeeld, die de verdeelingen id der Bladen zeer final en wyd van elkander heeft. De Steng is wit en met Wolligheid bekleed, men wil dar deeze, of ook de andere „de Ritfo of Rutro van TäroPHRASTUS zou zyn, „ een Planit die aartig is om te zien onder de s, fteekende Diftels (zegt Loner), verandee s, rende haar Kleur gelyk de Kamelion. De „ ruuwe Bol is blaauw , zeêr fchoon Purper 2» Paarfch, rond en zeer luftig óm te Zien , vah 3 grootte alseen Kaatsbal, Het Kruid heeft » diep ingefneeden Bladen , die fterk gedoornd 2» Zyn, byna als * Loof van Everwortel: de ;‚ Steng is dek een Span of ook wel an- „‚ derhalf Voet hoog.” De Heer Go u a N vondt- ze, by Montpellier, naauwlyks een Handbreed verheven: zo dat ‘er een gfoot werfchil is in e= (3) Echineps ‚Cape Glohofo „: Fol. piansei@dis fapra dn bris, , GER. Prov. 175--Echinops Caule fabunifloro. GOVAN Mensp. 420, H. Ups. 248. Min. DIE, Ee 180. GMEL. Sib. Il Ps too, Carduus spherocepha'us coen zuleus minor, C. B, Pin. 381. Ritro Florivus coeruleis. LOB, Je. Ile Pe 8 B, Echinops &c, Koliolis Linearibus zemotis, SSMEL. Si5. Ilp, 102, T. 46e U. Daan, Xl. STuma HIÒ SAMENTEELIGE Karurpat: IV. Gewas. van deeze Diftelen. | De Steng ís font. Agnan » tyds één, fomtyds twee- EE Hoorp- … (4) Motgenfter met gebondelde Koppen ; IV. zydelingfe Kelken onvrugtbaar ; de hen Eep: van boven ruuw Perigofiss. ad De aanhaalingen zouden deeze Soort byna verwarren met-de Tuildraagende Saffloer , wel- ke ook, door den Hoogleeraar A. vAN Roven, in ’ Geflagt van Echinops geplaatst is ge- weest (f). De Afbeelding van bet Zwarte Clhia- meleon van Corrusus fchynt my nader te komen aan deeze Soort, dan de Witte Doorn van LOBEL , by hem gehouden voor het Be- deld der Arabieren. Het is niet te verwone deren, dat in zo onhandelbaare Planten, die in % wilde groeijen , en fomtyds byna gene baar zyn, aanmerkelyke duifterheid plaats heb- be. Die is echter zeer opgehelderd door den fchranderen LoEFLING, welke , op open Heuvelen , by Madrit , deere Soor: van Mor- genfter - Doorn aantrof , Stengen hebbende van , een «) GER. Prov. 17%. (4) Echinops Capite. Fascieulâribus &cc, Loar. Hip, 159. R. te tceph. tenu f near BARR. Je, 144. Spina alva. LOE. de. u. p. 9 CD Cardon Crabs, zie het voorgaande STUK , er Rd Emese rn as Mi een Vinger tot &en Voet lang ; des deze've _ IV, onder de kleinen te tellen is. Hy. hadt een reg- Arprmts ten Penwortel en gaf doorgaans maar één, zel- gy den twee Stengetjes uit , die met cen dunne STUKe kleverige Wolligheid bekleed waren, De Bla- Pes den waren Vindeelig , fmal, van boven met ï ftyve Haairtjes bezet , aan end een fcherpen Stekel hebbende , zynde de bovenften Lancet- vormig „ook aan de punten der Tandjes gee doorad, De Bloemen waren tot een rondach- tig, los „ eenzaam endhoofdje vergaard , be- Staande uic de byzondere Kelkjes en deeze wederom uit Elsvormige , kanthaairige Schub- betjes , vyfdubbeld , met eene aanmerkelyke Haairigheid omkleed , ieder één enkel Blom- metje bevattende ‚ dat vyfdeelig is en twee- tig. Buiten eenige omgeboogene Haairen aan % end der Steng, was hier geen gemeene Kelk. a Zaad hadt een kort Haairig Kroontje, zyn- de vyfhoekig en groot naar het Gewas. De Kleur der Bloemen bevondt hy uit den paar- fchen hoog blaauw te zyn en de Kelkpuntjes Waren naar de Zon gekeerd (*). Gu k- | (By verkorting is deeze befëhryving door my vn hond ontleend. Die, weke Linmaos daar van Cin Sp, hoven effen , aan den voer kanthatirig , tot geen Kloot. ” Mid Hoofdje vergaard maar gebondeld, de zydeingte of m ondere Kelken kleine: en onvrugrbaar of zonder slont- W. Daas, Xi. stom; a at: Hoorp-. STUK, erk Dael wyvery. 112 SAMENTEEEIGE KRuIDrim GUNDEL EI A. … Deeze Geflagtnaam is door den vermaarden TourNerForT ontworpen, ter eere van zy* nen Reisgenoot , eeù Duitícher, GUNDeELs: HEI! MER genâamd, die hem, op zyn Levant fchen Togt , tot Boos behulp ftrekte , zo hy zelf getuigt. De gemeene Bloëmkop van hetzefve, doot eenige Bladen gefchoord, heeft een Kegelach- tigen Stoel, die beftoken is met byzondere Stoel= tjes, ieder tot een Kelkje ftrekkende voor vyf Blommetjes , Mannelyk en tweeflagtig. Ieder Ì. Gaundeka Toarnefor Zij. Levant- £che. Blommetje is een Buikig Pypje, aan den mond in vyven gedeeld , en bevat lange Rolrondeé Meelknopjes , als Bewoon!yE. De Kelkjes zyû door Kafjes van elkander gefcheiden, en in de- zelven rypt het Zaad van het middelfte Blont- metje aan, dat fond is, van boven fpits, zoD= der Zaadpluis ; terwyl & zydelfogfe misdraá- gen. ‚De eénigfte Soort hier van (1), die het EI _» metje,” en zal de Ridder an: zelf waarge: “nomen hebben; doch ik begryp niet, hoe hy dan de Spind alba van Loser hier t'huis brengen kon» die blykbaar cen kond Hoofdje heeft. (1) Gundelia. Sy/, re XII. Gen. tooo. Pez, XII. Pe 664. Milr. le. T. 287, . Órient. zsr, Gundelia Oe zientalis Acanthi aculeati pis. » Capite glabro. TOURNF, Cor. ste re JE. ps Io8. T, Eryngium Sytiacam Bec. Mó- HL pe 167. sily bam Dioscaridis Be, Rauw. Teja Ee mr S-ZoRSG- RE Neels 1 AS 213 te Silybum van D1oscoaipes zou zy, ,ÌV. werdt door den wermaarden TOURNEFORT, xx, omtrent het begin deezer Eeuw ‚by Baibout in ne za Natolie , raar den gezegden Heer , die dezelve 7 ontdekt hadt „gedoopt. Zy groeit echter ook „eg by Aleppo in Sytie , volgens RauwoLF, in- zorderheid op drooge Steenige Gronden. - De Steng is maar een Voet hoog en een half Duim dik, in Takken verdeeld’, maakende een Doorn- Gewas, met Bladen on byna als die van den Acan- thus, tot aan de Rib ) Vinswys’ ingefneeden , en de Vinnen wederom , doch ongelyk , gekerfd. De grooiften van die Bladen zyn omtrent een Voet lang en meer dan een-half Voet breed: Zy zyn ftyf „blygroen en hebben een paárfche Rib; met witachtige gehaairde Aderen en zyn gewa pend met {cherpe Stekels of Doornen. Naar ’t end der Takken. verkleinen en. verfimallen zy, alwaer de kleinften het Voetftuk maaken van de Bloemkoppen , die omtrent een Duim dik zyn en derdhalf Duim lang, bekleed met holle fte- kelige Schübbef , van meer dan eèn half Duim langte (*), maakende den gemeenen Kelk be et Puri © Dit is volgens de eigen befchryving van TOURNE- Fort ; des ik my verwonder, hoe LiNNmus, in Gomer. Plan tarum, van deeze Plant met kunnen Zeggen , dat dezer maauw!yks ten gemenen K elk heeft „ behalve de omringen- de Rlaadjesë Calyx communis vix uwilus, prater Folia cingen. Bia. Dat Schuhbig hank. ‚ inderdaad, is in de Afbeel. dingen zeer zigthaar. Jammer is't, dat men zulks niet 8, 1 Me. DEEL. XI, STUK. AI4 SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV. _Het overige is als boven- gemeld hebs De Bloe- ArDEEL. menzyn fomtyds bleek; fomtyds hoog, paarfch Mond en hebben dan de Koppen ‚die anders glad zyn, STUK. met een Spinnewebbig Dons beklecd.. De ge- Pe Ssst. heele Plant geeft cen Melkachtig Vogt uit , dat verg. zeer ‘zoet is, En tot en Ed famen- ftolt, Eeen nakie: Eenwyvery. Men noemt-het dus, wanneer de Samentce= lige Bloemen niet in een gemeene Kelk ver- vat zyn , terwyl zy nogthans, wegens de ge= fteldheid der Feeldeelen, dat is, de famenvoe- en Meelknopjes » tot deeze Klasfe be- pen Dennen Griphane lia Strumpfia ged befchreeven hebbende , kome ik nu tot dat van & k € ORYMBIUM, Ginie Welks opgegeven Kenmerken pn 3 de Kelk tweebladig , eenbloemig ‚ driekantig : de Bloem - eenbladig , regeltnaatig : een Zaadje, dat gee wold is, beneden de Bloem, Van het Kaapfe Kruid , dat te vooren onder. den B Mane ET B “dernotken: Volgens den Ridder ge: zy ook natuurlyk in Amerika, SCHONE EN Ê 8 rt a fr den bynaam van Africanum voorgefteld was Iv. door den. Ridder , heeft zyn Ed. in den jaare em 1767 reeds ; twee Soorten gemaakt „ die hier gee volgen. ihn (1) Tuilplant met een ruuwe Steng. lk Een byna Klootronde Bol , van verdorde Wor- etend tels der Blade, geeft een paârfchachtige ruuwe Steng „ met eenige Läncetvormige Blaadjes , overhoeks, hier en-daat , tefwyl de Wortelbla- den Biesachtig zjù of Borftelig en hiet breed- achtig of gefleufd , zegt de Riddér van deezes De aangehaalde van wyleti def Heer J. Bor* MANNUS ; fîiettefmin , heeftze zodanig: té weêten omtrent eén Spán láng , een half Duim breed „en uitgehold als een Akker-Voot (*). De- Steng waween Span láng, zig boven Takswys” uitbreidende ‘inb een digte Bloëfmtuil , van ge- tropte Blommetjes „ zes by €lkandeft op éen Steeltje „ doch deeze wederom in drie paaren verdeeld zyfide, elk op een byzonder Voet je. Jeder (2) Corymbism Caule fcabro. Syft. Nat, KI; Gém. 1004. Veg. Klil. p. 665. Mant, 120; PLUK- Alm; 23. T- 272 fe be Corymbium Fol. ad radicem longisfimis Liratis. BURM: Afr. 189. T. 70. f. 1. Corymbium sd BURM, Flir. Cap, Predr. Corymbium. H. Clif. 4 (*) Dit betekent het woord Liratus nig van Lira, geheel verfchiilende van Lyra {ech Lier), noar welker fi- guur fommige. ourgehoekte Bladen, gelyk wy meermaals ge- zien hebben , Lyrata genoemd worden, Dit vérichil heeft Linnzos, Mant. p. 120, in de aanhaaling van BURMANS NUS, niet Nheöerkt, H 2 1. Drkn. Xl, STUK, Iv. Ardiaie Hooi: STUK 116 SAMENTEELIGE KRUIDEN, Ieder paar is gevat in vier of vyf finalle Blk” jes, en ieder Blommerje heeft een geknodst Kelkje , met Schuitachtige niet omwindende Klepjes ; waar onder het Vrugtbeginzel. (2) Tuilplant met een gladde Steng en gewolde Oxelen, Deeze verfchilt van de voorgaande aanmer= kelyk , door een losfe uitgefpreide Bloemtuil , en door de gezegde Wolligheid der Oxelen van de Stengblaadjes; terwyl ovk het Gewas in al- len deele grover is en grooter, Het gelykt on- dertusfchen mede naar het Bupleurum , of ook wel naar eene Valeriana, De Bloemen zyn hier onderfcheiden „ of drie kleine Blikjes en hebben een Rofronden Kelk, waar van het eene Klepje het andere omvangt , volgens de Waarneeming van den beroemden. Hoogleeraar D. vAN ROYEN. JASIONE Schaapskruid. Een gemeene Kelk, die tienbladig is, bevat de byzondere gekelkte Blommetjes, welke rc- gelmaatig zyn verdeeld ; en het Zaadhuisje, van den Kelk gefprooten, is tweehokkig. Lin (2) Corymbium Caule levi , Axillis Lanatis, Corymbium Aficanum, Burm. Flor. Cap. Prodr. Bupleuri fimilis Planta ms” den ad Caulium nodos tomentofa, Pum,” Alm, 75e Te 272e fe : STR ERErI 117 LiNNAUS tekent maar ééne Soort van dit, IV. Geflagt aan (1), welke haare Groeiplaats, zó nen Xi Le | wel door geheel Europa, als by ons in de Ne- Hooep, derlanden , op hooge, drooge , Zandige Gron. dag den en in de Duinen heeft. Men noemtze Schaaps- Jaime Schurftkruid , om dat zy naar de Scabiof/a veel Euzoplich, gelykt , zynde ook by dezelve, met den bye naam van Kleine , door Doponéus voorge. fteld;, TournErFoRT hadtze betrokken tot het Geflagt van Rapunculus ‚met blauwe Hoofd- jes als van het Schurftkruid , in navolging van C, BAUHINUS. DALECHAMP betrcktze, om dat de Hoofdjes ongebladerd zyn ‚ tot de Aphyllanthes der Ouden. Fafione was een Kruid, hun bekend „ doch niet duidelyk befchreeven, dan dat het een Melkachtig Sap uitgaf en het Zog aan de Vrouwtjes vermeerderde , wanneer het als Salade mec Azyn genuttigd werdt. De Schaa- pen, mooglyk , zullen ’er gretig naar zyn, vol- gens den gedagten naam, Het is, ten minfte, Melkgeevende gelyk de Raponcen. Naar het gewoone Schurftkruid gelykt het eenigermaate ‚doch is zeer klein , verheffende zig naauwlyks een Voet hoog , Noordwaards groo. (1) Jafione, Sy/?. Nat. XII, Gen. 1905, p. 666. Gonr. Belg. 252. JACQ: Vind. 239. FI. Suêt. 9133 78%. B. Lugdh, II, GOUAN Afonsp. 466, H. Clif, 426. Hart. Helu. 456. Rapunculus Scabiofz Capitulo coeuleo C.D. Pin. 92, Ra- Puntium mont, Capit. leptophyllon Con. Ecpór. 1. p. 226. T. 227. Seabiofa minor. Dop. Pempt, tze. Scabiofi medis. Lom. Ze. s36. HE 3 IL DEEL, XI STUK, 118 SAMENTEELIGE KRUIDEN, grooter vallende, dan in de Zuidelyke Landen. Aspe “* De Steng verdeelt zig in Takies of zyd- Scheur Hoorp- ten, met fmalle gekerfde of gekartelde Blaad- TE _ jes e t end blaauwe Bloemhoofdics , in en 9 fpitfe “kelkblaad; jes vecle Blommetjes bevatten de, elk op zyn eigen Voetje, dat een Kelkje is, ’t welk het Zaadhuisje wordt, als boven is gemeld, OREL IA Dit Geflagt vereeuwigt den naam van den ouden Kruidkenner LoBer , wiens bekwaam: heid, hoe zeer ook door fommigen bezwalkt, uit zyne meermaals aangehaalde Werken blykt. Ik heb van de £ en de onregelmaatig: heid der Bloemen voorheen gefproken, toen ik de Tweede en Heefterige Soort van hetzelve , * Zie x ‚ befchreef. * vi. ai Thans komen hier: de” overigen, wier getal by bl158. de dertig , meest Kaapfe en Indifche is, in aane merking. Zy zyn in drie Rangen verdeeld, als volgt. EN 4. Met effenrandige Bladen, r (a) Lobelia met een opgeregte Steng , Li Main À niaale effenrandige Bladen en eenzaamt _ Eenvou- Bloemfleelen, dige. Aan G) Lobelia Cate eretò, Fol. Lincaribus in Sf. Nat, XIl. Gen. zoo6. Wig. Xiile p. 666, fant. 23% S,XoMsG BNB ST A HD Aan de Kaap groeit deeze , dieeen Kruidig IV. Stengetje heeft van een Handbreed hoogte, mer Â*D ri overboekfe Bladen „ ver van elkander , fpits „Hoorp. omtrent een Vingerbreed lang. Uit de OxelenSTUKe. komen. paakte.Bloemfteektjes „eens zo lang, die regtop ftaan , en daar op. pere een Talechn tig Zaned 4 (3) Lobelia met, Lipiaale RR ef: Et oen Bladen en eene gee naakte Dorma TER an Dorema, In de en deelen er is ‚ gelyk in Sweeden , Deenemarken , als ook in Enge- land en by ons, doch dere enn Wees ten in Drenth en Overysfel, groeit deeze. Het is een Water- Plant „, mert Pypachcige Bladen, wier Bloemftengen alleen zig daar boven ver= heffen ‚ korter daar ’t Water ondiep , langer: zynde daar het diep is: * welk Lanna ovsin Sweeden waarnam. Men heeftze Water- Glas _diolus ‚Water - Klokjes en Water -'iolieren ges noemd gehad. RupsecK-hadtze Dortmanna getyteld, % Is een Gewas, dat langs den Grond der (2) Lobelia Fol. Linesribus bilocularibus &c. Orp. Dan, 39-, Gonr. Belg. 252. H. Clif, 426. Fl. Suec. 714, 783. Dortmanna Lacuftris Flor. fparfis pendu'is. Rue. A&. Ups. 1920. p. 97,,T. 2e Gladiolus Stapna!is Dertmanni, CLUs. Car, go. Gladiolus Aquaticus. Dop. Hil, 750, Há4 Ï M Deen. XL, STUK. Iv, 120 SAMENTEELIGE KRUIDEN Slooten kruipt ‚-met Ranken gelvk de Aarde Arnar: befiën, aan welken Bladen, van gezegde hoes ppd danigheid , omtrent twee Duimen lang , met de STUK, Eeue very. iv. Tura. Chili= aanfch, punten omgekromd. De Steng, die ook hol is, heefteenige gefteelde Bloemen , bleek paarfch of blaauwachtig van Kleur, in vyf Slippen ver- deeld, waar van twee fimaller en opwaards, de drie anderen nederwaards geboogen, Het bevat, zelfs onder Water » Een Melkachtig Sap. (4) Lobelia met Lancetvormige effenrandige Bladen, en eene geaairde Bloemtros. Dit Kruid, dat Pater Froururiée, in’cRyk van Chili op hooge Bergen vonde, wordt dan ten onregte van LENNAus gezegd in Peru te huisveften. Het fchiet tot eens Mans langte _ op , met een regte Steng, die ruuw en van binnen hol is, bezet met Lancetvormige Bla- den , welke een half Voet lang en drie Duimen breed zyn. Aan ’t end loopt de Steng vit in een Aair van groote Bloedroode Bloemen, by= ga als de Kardinaalsblaemen „ zogenaamd. De „Wortel , die een Vinger dik is en een Voet lang , geële;, zo wel als het Kruid, een Melk uie, welke Vergiftig is; ja de Reuk der Bloe- men doet braaken ; zo die Autheur verhaalt, (5) Le- et Loielia ‚Fol. Lancoolatis integerrimis &c. Rapuntium pic Fol. » Vvulgo Tupa. FEU!LL, Perao. Il. Pe 7394 ri 2g. 8 r-REOTE wenn Tar (s) Lobelia met een opgeregte Steng, en Lan- cetvormig - Liniaale , flompachtige, over- ME hoekfe , effenrandige ‘Bladen : de Bloemen oasis aan ’t end getrost. sen (6) Lobelia met Liniaale effenrandige Bladen ad en een gegaffelde Bloempluim. Kilms, zit (7) Lobelia met Eyronde gefteelde Bladen enta zeer lange Meeldraadjes. Paneer De eerfte van _deeze drie',in-Kanada door ‘Cermca, KarMm gevonden , was een Plantje van eenden Voet hoogte, met blaauwe Bloemen: de twee- de, aan de Kaap groeijende, nog veel kleiner; een zeer teder Kruidje , byna gelykende naar het Muur , met twee Blaadjes by elkander en gepaarde Bloempies, De derde , van Cayenne , hade de Ridder by den Hoogleeraar D, vAn Ro: jen gezien, B. Met ingefnecden Bladen, de Steng opge- (8) €5) Zohslia Caule ereto , Fol, Lanceolato - Linearibus Be. Rapuntium Canadenfe pumilum Liniarig folio. TOURNE. Taft, 164. (6) Lobelia Fol. Linearibus integerimis &c. Rapunium Fol, Linearibus acutis, Flor. gemellis, polyanthos. BURMe Afr. 100. T. 38. fe 3. (7) Lobelia Fol, Ovatis petiolatis , Staminibus longisfimis, Sp. Nat. | Hs IL, DEEL, XI STUK, I22 — SAMENTEELIGE KRUIDEN, IV: (8) Lobelia met irsk langwerpige gekar- ren … telde Bladen; de Steng byna naakt en ge Hoorne _ _ “aaird: met afgezonderde ruige Meelknope STUKe … jes. ze (9) Lobelia met de a Bladen Poet. Lein delig. 7 (zo) Lobelia met een nt Steng , 66 Bulbofa. tand Lancetvormige Bladen >en een onge ; bladerde end- Tros. Tr me ril Alle-deeze drie zyn Kaapfe, kunnende de tige. eerfte als- Bafterd aangemerkt worden , dewyl zy de Meelknopjes niet famengevoegd beeft : de tweede. verfchilt door haaren Kpobbeligen Bol wortel, hebbende de Steng twee Voeten hoog —__en de onderfte Bladen byna als der Menfchen Voet ip Vingers gedeeld, De Heer Beacius, die de eerfte, wegens de gezegde afzondering der Meeldraadjes , wel ke onder vereenigd zyn, met den naam Cyphia tot een nieuw Geflagt in de Monadelphia huis bragt, gecft aan de laatfte den bynaam van Co rymbofa. Het zou de Afrikaanfche, zeer hooge, niet Takkige Raponce zyn , met Bladen van Hertsboorn „ welke Ray befchryft. Nogthans é geef? (8) Lbelia Fol. ovato=oblongis crenatis &c, (9) Lobelia Fol inferioubus Pedatis. Rapuntium Tabero- Gamm-Fol, multifidis, Flor. Spicatis. Burm. 4fr. 99. T. 35 ‚2. -Cyphia hulbofa. BERG. Cap. 172. (ae) Lobelia Cauie ereâo, Fol. Lanceol. dent, Mant, zie p. Lobelia Corymbofa. BerG. Cap, 34de B MMLOR NML ke 125 geeft hy ter maar een Kruidige Stg aan „van W._ een Voet of hooger. Ap Car) Lobelia met Lancetvormige getande Bla- mad den , zeer korte zydelingfe Bloemfteelen, xr hst Bloempypje Draadachtig dun en zeer red Rue rl (12) Lobelia mer Lancetvormige Zaagtandige , nij aan den voet getande Bladen en famenge- optie: Jlelde end- Trosfen, En _ Op Jamaika zyn deeze beiden gevonden; de eerfte een Waterplant „die ook op andere Weste indifche Eilanden, aan Beeken en op vogtige plaatfen voorkomt, Zy heeft de Stengen meer of min. ils ‚ de Bladen glad, een half Voet lang, de Bloemen wit, ter langte van vier Dui- men ‚ met een vlakken rand,die in vyven egaal verdeeld is, Het Zaadhuisje ‚ dat tweehokkig is, bevat veele zeer kleine Zaadjes. De geheele Plant is zeer De maakende , waaneer menze inwendig g, ‚ een bievigéa Buik- loop» die niet te dnpen is en eindelyk doet fter= (1x) Lobelia Fol, Lanceolatis dentatis Sc. Jacq. Amer. 219. R. Zuedb. 241. Rapunculus Aquaticus , Foliis Cichoreí Etc, SLOAN. Fam, 58. Hift. I. p. 153. T. tot, £2. Trachte liam Sonchi folio &c. Pum. Je. 253. £. 1e €12) Lobelia Fol. Lanceolatis Serratis (fet denis &c. Am. Acad, V. p. 403, Lobelia major brachiata aslusgens &c. BROWN. Fam. 322. IL. DEEL, Xi, srox,” - TM SAMENTEELIGE KnuiDeEn. IV. fterven. Zelfs de Paarden , zegt men, zo ay ÄrDern. daar van eeten, barften 'er aan. Ook baart het Hoorp: Sap, als men hiet de Handen , daar mede be- STUK. fmet, de Oogen wryft , een geweldige Onte fteeking, ZU (13) Lobelia met een opgeregte Steng en breed rimelis, Lancetvormige Zaagtandige Bladen; de Kardinaals. Bloem - Tros endelings over ééne zyde. Zeer bekend is deeze tegenwoordig onder den naam van Kardinaals- Rloem, een zeer fiere Iyk Gewas , met een lange dunne Steng ‚die bo- ven geaaird is met Bloemen van een zo fterk hoog roode Kleur, dat ’er de Oogen byna van fche- komen dezelven met aartige witte SEfekjes getekend voor. Cor M NA hadt deeze Plant aan den Kardinaal Barberini to°ge- wyd. Zy fchynt ook een fcherp Sap te bevat- ten, xiv. (24) Lobelia met een opgeregte Steng, Ey» ee ving rond - Lancetvormige eenigszins Zaagtan- … dige Bladen ; de Kelkhoeken omgeboogen. ë Dee: C:3) Lobelia Caule ereto, Fol. lato- Lanceolatis ferratis, Racemo terminali fecundo, He Cliff. Ups, R, Lugdb. 245 GRON. Virg. 134. Rapuntium Galeatum Virginianum &c. Mor. Hif, Il. p. 466. Rapuntium maximum coccineo Spie cato flore, HERN. Mfexic. 579. T, 880, (14) Lobelia Caule ecedo, Fol, ovatoe Lancedlatis &c. H, if. 426. GRON. Wirg. 134. Rap, Galeatys Virgin. Flore, Violaceo majore. MORIS, Hij. Ii, Ss, Te 5: fe $5. Tra= ehel, Americ, Flore coeruleo. ROB, Je. 8 TM OM NEE Sar/A, EBS Deeze Soort van Lobelia werdt door den Vs Sweedfclien-K Ar M bevonden het Geheim te Ard zyn, door welk de Amerikaanfche Wilden zig Hoorns: genazen van Venuskwaalen, welke reeds lang , TUE-St zo men wil, onder hun hebben plaats gehad. „48 Zy groeit 'er-òp vogtige plaatfen „ aan de Oe- vers van Rivieren , onder andere planten van dien aart. De Steng fchiet tot vier Voeten op, en het is de voorgaande Soort niet ongelyk , dah dat de Bloemen Violet of paarfchachtig blaauw zyn. De Kelkén zyn lang geflipt en heb. ben de tanden der hoeken omgeboogen. Het Kruid heeft eën Melkachtig Sap en de Wortels fmaakten hem als Tabak. Zy gebruiken het Af. kookzel derzelven , byna met gelyke voorzor. gen als algemeen 5 het gebruik van Pokdran. ken las heeft 3 verminderende de Gifte als het naar beneden werkt en zig onderdien van Overdaad in Spys en Drank onthoudende (*). gee Lobelia met een laag « Heefterige Stengs, xv. Bladen langwerpig. glad, Zaagtandig 3 manet E Bloemen in de Osis gefteeld. ad q6) Lobelia met een opgeregie Steng , de AL BIE one weke. as.’ Sroekh. Verband. p. 259, enz. Item Armer. Acad. IV. p. Et Lobelia Gaule fuffraticofo , Foliis oblongis glabris (16) Zobelia Caüle ereêto, Fol. ovatis fuhferratis Sc. FL. Ups. A8. han 4l. p. 23. T.I Lobelia Caule crete Sec. H. Clif. soo. Re Lugdb, 529. : KL D3EL, XI, Srum, XVIII. Urens. de; taó SAMENTEELIGE KRUIDEN, Bladen Eyrond , byna- Zaagtandig ; Tans ger dan de Bloemfteelen: de Zaadhuisje gezwollen. (27) Lobelia met een opgerezie Steng , de Bladen Hartvormig , effen, flaauw Zaag: tandig , gefteeld en een ginds Bloem tuil, De cerfte van deeze, te Suriname voorko mende, is een overblyvend Heeftertje; dat zo wel de Zaadhuisjes gezwollen heeft als de twee de „die, gelyk ook de derde , in Virginie en Kaats groeit, Deeze beiden zyn Jaarlykfe Zaay- Planten. De laatíte is door onzen Rid. der , als een zeldzaam Gewâs, uit den Clif- fortfen Tuin zeer fraay in Afbeelding gebragt. en befchreeven. Men vindt het ook door Pr u- MIER, doch onvolkomen , voorgefteld. Her hadt de Steng omtrent een Voet hoog , met paarfchachtige Bloemen ; Aairsw yzé tot een Tùil vergaard. (8) Lobelia met de Steng byna opgeregt; de onderfte Bladen rondachtig en gekarteld; de. bovenften Lancetvormig Zaagtandig; de Bloemen getrost, 7 a (17) Lobelia Caùle ereko Fol. Cord. obfolete Dencatis- &e. H‚ Clif. 426. T. 26, Rapuntium Trachelis ak Flore „lez Kid te 2e Purpucascente, PLUM ) (1e) Lobelia Cate erectiuseulo, Fol, inf: Gleon crenatig eee S TNG BONSETS TIA f97 In Vrankryk en Spanje wordt de Grôciplaats gefteld van-deeze-Soorc, die ook in Icâlie voor-' IV. AFDEELS . EXle komt. Ia de middelfte deelei van Vrankryk Hoorns groeit zy by de Steden Blois en: Solons zo over-STUE- vloedig , dat zy den bynaam daar van beeft „is, bekomen. De hoogte is omtrént een Elle of wat minder; de geftalte als die det Kardinaalsbloe- men, maar de Kleur blaauw. De Bladen zyn pe by den voet, als aangelymd. Het geheele Kruid geeft Melk, en de Wortel, inzonderheid. ‚ is van een brandend heeten Smaak, we (19) Lobelia met de Wortelbladen Br en Haairdunne Bloemfleelen. A En, ‚Een Kaaps Plantje , saters een Duim hoog „ maakt deeze, dat een Stengetje heeft van twee Duim langte , met ééne enkele Bloem, De Kelk is langwerpig , Lancetvormig , opftaan. de; de Bloem Trechterachtig ; het Zaadhuisje hngwerpig- Naar de ee gelyke het veel, C. Met geleende Bladen en leggende Stengen. de XIX Lobelia minuta, Zeer kleins (40) Lee | à Es &c. hees Lin. zen Rapunc, Galeatus: Bleferrscf: Solos nienfis &c, Moris. Hi He. ps 407. SS T.efr É£ 564 Ran 53 „t) Lobelia Fols Radicalibus ovatis , saps plan . 292, ee u neen. 125 SAMENTEELIGE KRurDEr, Iv. (zo) Lobelia met een leggende Steng , die Tük- Dee kig is ; Lancetvormig - ovaale gekartelde Hoorp- Bladen en zeer lange , eenbloemige , een eTUKs zaame Bloemfteelen. ae, Een zeer klein, doch fraay Plantje, dat Míe ine CHELIOS in de Spleeten van Rotfen , en op Mos- fige Velden , in Ícalie, aantrof, benoemde hy naar dën Bonoäifhen Geneesheer en Hooglee- räâr Laurenti. Het heeft bldauwe Bloen- pies en tweehokkige Zaadhuisjes, gelyk eigen is aan dit Geflagt. De Bloemfteeltjes hebben ieder , in ’c midden, een Borftelig Bike, an, (er) Lobelia met een uitgebreide Steng en Lan: Lang: cetvormige eenigermaate getande Bladen; fieelige. de Bloemfteelen zeer lang. Ar, (22) Lobelia met hurkende Draadachtige Sten mg gen en gefleelde langwerpige getande Bladen. ' Deeze beide Kaapfen zyn door den vermaars den HerMANNUS, onder den naam van Klei : ne (zo) Lobelia Canle proftrato , Fol, Lancéolato - ovalibus creriatis &c. GOVAN Alonsp. 466. Laurentia annua minim Flore coeru'eo, Mica. Gen, 18. T. 14, Rapuncalus Aq. rêè pers. Bocc. Mas. :3s. T, 27. Rapuntium Creticum minis mum , Beilidis folio, Flore maculato, TOURNE. Cor. 94 (ax) Lobelia Cane patulo , Fol. Lanceolatis fabdemtatis, Pedunc. longisfimis, Mant: 453. Campanula m'nor Africa Virg. 134. Campanula minor Africana Erini facies Caul. procumbentibus, Hamm, Lugdbe 108. Te 109 5 YN-G E N EST A: 129 ne Afrikaanfche Klokjes, in Afbeelding gebragt. wv: Zy maaken zeer kleine Plantjes uit, waar van Arngset het eerfte opftaande Stengetjes heeft, omtrent Hoorpe een Handbreed hoog. De Bloempjes van beiden "TUE: zyn uit den blaauwe paarfch, (23) Lobelia met hurkende shedhmn: en Ey- Ie ronde Zaagtandige fpitfe Bladen; de onder- Zeytaniea, flen flomp > eenbloemige Bloemfleelen en geren hinted zige REE ' Volgens Ossrex groeit deeze in China, stan welke men aan de Kaap der Goede Hope eerst … ”* waargenomen hadt. Ten minfte komt de Ruige Kaapfe zeef naby met de Geylonfche overeen. % Is een zeer klein Plantje, naar het Gamander- “lein gelykende ‚; met kruipende Stengetjes en eenbloemige Bloemfteeltjes , DE ruig zyn, zo wel als de Kelken. (23) Lobelia mt hurkende Stengen, Leer XXIV. zalde Lutea, ENEN Geels. vormige Zo byna geaairde” Bloemen.” (25) {asp Lobelia Caul, procumhentibus „ Fol, „Ovatís Serratis Ec. Campanula Zeilanica Senecionis folio , ‘Flore purpureo. San. hes, Barred veren „lant. 1. p. 9 (24) Laila cent procumbentibus , F Fols Lanceolatis &cce Foliis oblongis dentatis 8e. BUR. dfr. Iet. "39 f. 1. ’ Ï KXV HIT. Teneila. Tedere. 130 SAMENTEELIGE KRUIDEN, C 25) Lobelia met ovaale gekartelde gesolde Bladen en eenzaame Bloemen zydelings. (26) Lobelia met. Lancetvormige getande. Bla» den en zeer lange Bloemfteelen. | (27) Lobelia met Liniaale getande Bladen en een gebladerde Aaîr aan % end. (28) Lobelia met leggende Draädachtige Hee: flerige ‘Stèngen en Eyrond- Lancetvormigt wederzijds tweetandige Bladen, Zeer duidelyk onderfcheiden.zig deeze vyf Kaapfe Soorten, waar van de drie eerfte doot wylen den Heer J. BurMANNuUsin Plaat ge: bragt waren. Die met Hertshoornige Bladen heeft de Bloemfteelen by uicftek langs De Kroòs nige fchynt eene Verfcheidenheid.. zdf af je de Driekantige, hier voor befchreeven. De fte heeft kleine Blaadjes en is een Ere Plantje , waar van- het Zaadhuisje in dricën-opef fplyt „ hebbende drie Klepjes ;-zo dat zy i0 deezen van de Kenmerken van dit Geflagt eeù weinig fchynt af te wyken. se (25) Lobelia Bol, ovalibus crenstis Lanstis &c. Rapuntiun Fol, fabrotundis hirtis Sc Burm. Afr. 105, T. 4o. É. 4e longo profunde dentato. Burm. Afr. 93 T, 38.f, zo Kâ° pe Mrhiopicum. BREYN. Cent, Ts-88. 427) Lobelia Fol, Linoaribus demtatis, Spicâ cermimii fe kofà, H‚, Clif. soo. (23) Lobelia Caul. proftmtis Filiformibus Fruticulofis &@ Mans, 120, Lobelia parvifolia. BERG. Cap. 345» 1 8 Y NG E N E Ss KE A, Ir Behalve de voorgemeide vyftien , heeft de IV. _ tegenwoordige Hoogleeraar der Kruidkunde al- Arnsase hier, de Heer N.L. BurRMANNuUs,nog eene es Hoofdige onder de Kaapfe Planten opgetekend „°TUEs | die weinig van de Hertshoornbladige, zo zyn rh Ed, aanmerkt „ verfchilt. Voorts heeft hy eene Windende Lobelia onder dezelven gevonden , met Liniaale Bladen , welke de Meelknopjes uitwaards ruig heeft door witachtige Haairtjes : zo det-bakamwenlisen Kaaps Apon) volgens zyn Ed., dan zeventien uitmaakt, - V IoL A, Viool, Dit Geflagt heeft een vyfbladigen Kelk: oöt is de Bloem vyfbladig , onregelmaatig, vaa age teren gehoornd, Het Zaadhuisje , boven den Kelk, is driekleppig, met ééne Holligheid, Zevenentwintig Soorten komen in hetzelve voor, die in tie Ringen ier ged, als Ee 4. Ongeftengde, — (x) Viool met gepalmde vrftwalhier, getande TL, en onverdeelde Bladen, Lm Ca) Viool met Voetachtige zevendelige Bladen. biadige. ( iu. (1) Pila acaulis , Fol. palmatis quinqudobis Bee. Syr. bladigs, Nat, Xil. Gen, 1007. Weg. XIII, p. 658- GRON. Virg. 135, Viola alba Fol. Securis Romanz efigie, Fioridana, PLUK, Amal. 208. T, 447 É. 5. (2) Viola scaulis sek Ped feptempart, GRON. Virg. 535o Viola Virg. tricolor. PLUK. Alm. 385. Te 114. É. 7» W. Dau. X1, Srum. a 132 SAMENTEELIGE KRUIDEN. (3) Viool met Vindeelige. Bladen. (4) Vioolmet Lancetvormige gekartelde Bladen (5) Viool met langwerpige, byna Hart vormde ge Bladen en Vliezige Bladfteelen, Alle deeze komen in Noord- Amerika, en ín Lancet % byzonder i in Virginie voor, behalve de Der- wen de, die op de hooge Gebergten van Europa , doch ook, zo wel als de beide volgende, in Sie __berie groeit, Degefteldheid van het Loof isge- PE poegzaam laangeweezen. De vierde Soort, uit Kanada door Karm gebragt , fcheen in je een weinig van de Siberifche te verfchillen , hedt de Bloemen kleiner. De laatfte, Een heeft Bladen , veel naar die der gewoone Pri- mula Veris gelyende. De eerfte en laatfte heeft de Bloemen wit „ de tweede driekleurig; de derde en vierde paarfch Violet of bleek blaauw. Allen zyn het kleine Plantjes, gelyk onze Drie: kleurige Violen, (© Viool, die ongeftengd is, met Hartvor mige Haairig flekelige Bladen. Dee (3) Viola acaulis Fol. Pinnatifidis. Viola montina Folio P 241. GMEL, Sip. IV, T. (4) Viola acaulis Fol, risi crenatis, GMEL. Sib. IV, To 49E 2. gn acaulis Fol. oblongis fubcordatis, &c. GRom E 1 (6) Wisla acanlis , Fol. Cord, Pitofo-hisp. Mant, 483. Fle Sutt, ST: Nae ENE 0-1 a. 233 „Deeze;, die in Bosfchen der Noordelyke dee- len van Europa groeit , kruipt-niet- gelyk de XXL. Tamme ‚ en maakt ook geen Stengetjes gelyk goorp= de Wilde Violen; maar zy geeft uit een taame- STUK. dyk dik Worteltje lang gefteelde Bladen , die 4 Hartvormig , en, zo wel als de Steelen, van Onderen Haairig zyn, Haar Bloemfteeltjes , veel korter dan de Bladen zynde , hebben een Sleuf- je op de rug , boven de Blikjes. De Bloemen gelyken zo zeer naar die der Tamme Violen , dat men dezelven ’er fomtyds mede vervalfcht, of ze daar voor verkoopt. Zy valt ook in Berg: Bosfchen van Engeland, Switzerland en de Heer TaunsBeEere heeft een Plantje , onder dien naam, uit Japan gezonden, | ke: 7) Viool „die ongeftengd is, met Niervormige Bladen. & Op vogtige Velden, in Sweeden, Engeland, en elders , groeit deeze , die door de gladheid der Bladen meest verfchilt ‚ hebbende ook paar= fche Bloempjes , en het oneffen Bloemblaadje tot aan de tip toe zwart geftreept. 8) Suee. 713, 728. DALIB. Par. 269, Viola Martia hirfuta ino= dora. Moris. Hi. Il, p. 475. 8.5. T. 35. f. 4 Viola Tra. chelij folio. Raj. Hij, rest. Viola, BBUNSD. Herb. I. p. 137. Kk (7) Viola acaulis Fol. Reniformibus. Hatr. Helv,' sot. FL, Succ. 717, 786, Viola Paluftris rotundifolia glabra, Mou, Hip. u. P. 475. S, 5 T, 35. Ks | en H, DEEL. XI. STUK, Monozae 134 SAMENTEELIGE KRUIDEN, iv. Eeen ongeftengd is , met Hartvormige at 5e kruipende Spruiten. goor: Deeze Soort maakt de gewoone Winkel - Vio- vil len uit, die men in de Tuinen teelt, weshalve zy Tamme Violen genoemd worden ; hoewel ‚ men ze ook overvloedig. in rg en Wil- dernisfen , zo van ons Land , als door geheel Europa , aantrof. Niets is in Switzerland ge meener, aan de Haagen en Beekjes, in * vroe- ge Voorjaar, zegt Harren. By Weenén in Ooftenryk groeijen zy overal in groote en klei ne Bosfchen , in Valeijen aan Rivieren „in Boom: gaarden en Tuinen. In Engeland , Vrankryk en Sweeden , zynze zo gemeen niet. „Zy komen overal, in ’t wilde, niet alleen met witte , maar ook met dubbelde of volle Bloemen voor , maar _ de enkelde paarfche, van wier Aftrekzel de Vio- cees Jette Kleur h aren naam heeft, zyn ver de ge- meentfte. De Latynfche naam is in byna in alle Taalen van ons Wereldsdeel overgenomen, maar in ’ Franfch heet menze Violettes , in t Engelfch Viola de (8) Vioja acaulis , Fol. Cordatis,Stolonibus reptantibus. GoRT. Belg. 252, H. Cliff. 427. Fl, Succ. 715, 784. Mate 25 4lo. Viola Martia purpurea > Flore fimplici odoro. C. B. Pin. 119, Viola odorata. REN. Sp 141. T, 140, Viola nigra, f. purpurea, Dop, Pempt. 156. LOB, Je. 608. B, Viola Martia alba, C. B. Pin. 199. sp, —=m mulsiplici Floss Wid, Los. Ze. 610, S YIN CEN Es t A 135 Violets ; welke naam, gelyk bekend is;by, IV. ons gemeenlyk gegeven wordt aan. een geheel ArpEae ander Gewas, van dergelyken Reuk en deswe- Hoorp. gen genaamd Hiolieren *. De Bloemen hebbenSTUKe een zeer verzagtende hoedanigheid, zo wel als „48 Kruid , wordende deswegen de Konferf en «zie Syroop van Violen als een Borstmiddel en toc 9 55, zagte Hartfterking veel geacht, In de geheele Plant heerfcht een Ì de hoedanigheid, zelfs « in’t Zaad. Hoe zagt nu ‚ en oníchadelyk, de Bloemen ook voo niettemin vere haafd , dat een Maagd van voornaamen Huize, door den Geur van een menigte derzelven , wel. ken zy in een beflooten Vertrek badt/by een doen brengen ‚bedwelmd geworden en daar van geftorven zy. De Witte Violen zyn minder kragtig van Reuk. De Syroop is zeer bekwaam, om de hoedanigheid van Sappen en andere Stof. fen, of dezelven-naar Zuur dan naar Loogzout hellen, te onderzoeken, en wordt daar toe van fommigen gebruikt. In Egypte worden de Violen in de Tuinen overvloedig geteeld, alzode Turken veel werks daar van maaken om de aangenaame Kleur en Reuk , dienende de Suiker van Violen, in Wa- ter gefmolten „ hun om Sorbet te bereiden „ tot Onthaaling van hunne Vrinden:- Zy maaken het= zelve ook wel van Rofynen - Water en andere Zoetigheden, maar die van gedagte Suiker is by de Grooten meest geacht en de kostbaarfte, in- l4 zon= WM. DEEL; Xle-STUKe 136 SAMENTEELIGE KRUIDEN: IV. zonderheid met Amber - Grys gemengd zyade; ar tot opwekking der Minnelust (*). Hoörp- STUK. 3 _B. Stengmaakende. (9) Viool met de volwasfener Steng opftygen- de, de Bladen langwerpig Hartvormig. (ao) Viool met opgerezte Stengen en Hart- (11) Viool met Draadachtige onverdeelde voort- kruipende Stengen „ Eyronde effenrandige ‚ gladde Bladen en onverdeelde Stoppeltjes. Van deeze komt de eerfte , die men Wilde Violen noemt , overvloedig in de Duin - Valei- jen van Hölland , in Vriesland, Gelderland em Overysfel , als ook door geheel Europa, cot in Sweeden en Lapland , zelfs in Rusland en Noord - Amerika, voor. Zy bloeijen Faater he de Tamme , doch verfchilten anders van dezel- ven (*) HasseLQ Rei, p. 524 Co) Viola. Caule adultiore adfcendente cc. Gout. Belg. 253. KRAM. Aufir. 262. FI. Succ, 716 785. GOUAN Monsp, 467. R. Lugdh, 430, GRON. Pirg. 182 &c. Viola Marcia itodora fylv. C. B. nà 99, LOR. Je. 609, Viola fylv, ino= dora, Dop. Pempt (re) Viola pn ete, nd Cordaris oblongis. Fl uee. 11. Ne 787, Viola Fol ee etat R. Lugdh. 430. Viola Martía Aden ver „Be Pin. 199e Viola Arherescens. N ‚gi (xx) Viola Caul, pligt indivifis prorep. &c, Viola Fol, ovalibus &c. Aum. Pedermont, Ian To 3 fe 4e S:4:NI-GIBLN-ECSAI GA 487 ven weinig, dan door haare Reukeloosheid, en _ IV, hebben insgelyks zo wel witte als paarfche Bloe- ie =d men. Ook verheffen zig de Bloemen boven de Hoorpe Bladen , en de Plant heeft lange , Takkige, leg-*TUKe gende, doch in de Herfst opftygende Stengen. "8 De Berg- Violen , die overend ftaan , grocijen wel een Elle hoog; weshalve menze Boomac. noemt , hoewel de Steng niets Houtigs heeft. Van deeze zyn de Bloemen blaauw en wit en fomtyds geelachtig, met een korte Spoor; maar de Kelk heeft Spooren. Zy groeijen op de Al. pen van Switzerland, Lapland, Ooftenryk en op den Baldus- Berg in ’t Veroneefche ; de laat- fte op den Berg Cenis in Piemont, waar van die den bynaam heeft. Deeze hebben Draad- achtige Stengen , die onder den Grond kruipen, doch zig daar uic verheffen , met zeer kleine , Eyronde, gefteelde gladde Blaadjes en groote, lang gefteelde , blaauwe Bloemen, (12) Viool met een opgeregte inh en Hart- _xu. vormige gefpitfle Bladen. malfi Kana- (13) Viool met een driekantige Steng en Nier. hie achtig Hartvormige Bladen, de Stengbloe- Hira men ongebladerd, Wonder: wil & gee (12) Piola Caule ereto , Pol. Cord. ge Viola Caulescens Fol, Cordstis Stc: Am, Acad. Is p. 1 (13) Wiola Caule triquetro , Fol, Reniformi ef &e, Viola Flor: Rad, Corollatis &c, H. Clf, 427, Fl. Suze, 719 , 259. Viola Montana latifolia &tc, DILLe E/th, f‚ 390% Is Il. DEEL, XI, STUK. 153 SAMENTEELIGE KRUIDEN, (14) Viool met een tweebloemige Steng , de Bladen Niervormig Zaagtandig. (15) Viool meteen eenbloemige Steng , en Hartvormige getande Bladen, _ Kanada is de Groeiplaats van de eerfte dee- * zer vier, cie de Streng ongevaar een Span hoog, ‚ heeft , en van de volgende, welke in de Bos- fchen van Sweeden en Duitfchland groeit , meest verfchilt , doordien de Stengbloemen , dat won- derlyk voorkomt, in deeze geen Blaadjes hebe ben. De Bloemen zyn witachtig en in de derde , die op de Europifche Gebergten groeit, dat ook zonderling is in dit Geflagt, geel. De laatfte , die in Siberie is gevonden, wordt door GME- L IN aldus befchreeven, », Uit een Vezeligen Wortel komen veele „ Bladfteelen, met opgerolde beginzels van Bla= », den ‚ waar tusfchen gemeenlyk één , doch „ook twee of meer Stengen, die hoekig zyn „en flaauw gehaaird , ieder op‘den top drie », Blaadjes hebbende , naar die der Malva ge- „ Iykende. Uit derzelver midden ryst een kort ‚‚ Steeltje , met een fraaije geelachtige of Zwa- » vel- (14) Viola Caule bifloro &c. Viola Foliis Reniforimibus &c. Fl Lapp. Succ: H. Clif. R. Lugdb, 431 Viola Alpina rotundifolia lutea. C‚, B. Pin. 199. PLUK. T:; 233. f. 7. Ts 834. f. 1. Viola lutea. Lon, Je, è (xs) Vicla Caule unifloro Ec, Gar, er IV. p. zot. Te zt. É. Se. SY NG EN E 8-1 A. 239 ‚5 velkleurige Bloem , wier twee bovenfte Blaad- IVe ‚jes allergrootst , de zydelingfe kleiner en het Aabità „‚ onderfte allerkleinst is, Deeze drie laatften naaste zyn verfierd met eenige Violetkleurige Streep-°T VE „jes, en de twee zydelingfe, niet ver van „2 », den bodem , eenigszins Wollig. Dus bevindt » zig de Plant in ’t vroege Voorjaar. In ’c vol- s; gende Jaar breiden zig, zo wel de Wortel. 2» als de bovenfte Blaadjes, allengs uit , de Blad- » fteelen rekken, en zyn, als de Vrugt rypis , s dikwils een half Voet lang. De Stengblaadjes ‚> fcheiden van elkander , worden Ribbig, aan ‚‚ de randen diep en breed Zaagtandig , weder. 1 Zyds ruig, enz.” _C: Met Vindeelige Stoppeltjes en een Kruik- achtigen Stempel. oe 6) Viool met een driekantige verfpreide vv, Steng ige ingefneeden Bladen en Vicis, tricolor. Vrindeige nh priekleu- zige. Deeze , die men Wilde iii of Wiooltjes, naat (16) Viola Caule triqaetro diffufo cc. Gort. Belg. 255. KRAu. As/?r Herba, Fucms. Hif, 303. Jacea altera. CAM. Epit. 913. B, Viola tricolor Hortenfis repens. C. B. Pin, 199. Viola tricoe lor, REN. Spec, 144. T. 140. Jacea f. Flos trinitatis. Cam. Epit, ore, Viola me Dop. Pemps. 158. Viola fammea, colorea , valida. LoB. de. Grt. . Des, XI, Srum. 140 SAMENTEELIGE KRUIDEN. naar % Franfch Penfée noemt , komen in de. Duinvaleijen en Hoven van ons Holland, op Hoorp dorre Zandige Gronden, in de Wouden van STUK. Vriesland , en elders „ in onze Provintiën, als “ook door iEheël Europa , voor, Het is een Plantje dat de Steng Takkig en neerleggende heeft , de Bladen Eyrond - Hartvormig en de Bladfteelen met kleine Borfteltjes, doch aan de Takken half Vinswys’ ingefneeden Stoppeltjes. De Bloem, veel grooter dande Kelk, die Zaag- tandige Spooren heeft , is zeer fraay met ten minften drie Kleuren getekend.-De bovenfte Blaadjes: zyn Violet , met een zeer fyne Haaie righeid; de middelften geelachtig bont, het one derfte Hemelfchblaauw. Zy komen ook van bo- ven paarfch , op zyde of in ’t midden geel en van onderen wit voor, met zo veele mengelin= gen en veranderingen, dat ’er de Duitfchers den naam van Sibenfarben Blumlein , dat is Zeven- kleur -Bloempjes ‚ aan geeven.-Men vindt ’er evenwel ook die maar tweekleurig zyn, van kleiner Gewas en Bloem , blaauw en geel, of blaauw en wit of enkel wit met geel. In Swee- den, zo wel als in Switzerland, maaken deeze een zeer gemeen Onkruid in de Velden en Tuie nen, doch de eerften worden, om de aartig- heid, in de Bloemhoven geteeld, alwaar zy Zig zelf zaaijen en ook genoegzaam een Onkruid worden. De Duitfchers heeten ze Freysfam: kraut, de Engelfchen Panfies of Hearts- Eafe, dat is Harts-vermaak, Wat den naam van Drieen= IV. we ie xxl Eenw perye — STomie Er wm sak i4ï Drieenheids - Bloëm aangaat, dien vind ik, in IV. _ zeker opzigt, wat aanftootelyk. Van de T wis? ie kleurigen maakt HA L LEReen byzondere Soort: Hoorp- De Driekleurigen vallen ook aan de Kaap en Te. Japan. Monoga- Of de Franfche naam Fenfies’ ‘vân de aartige mengeling van Kleuren in deeze Blommetjes, welke tot denken aanleiding geeft, dan van hect - voorgemelde-afkomftig zy, is-my-duifter. Jets anders „ daar menus vooren.niet om gedagt heeft, zou ze dien naam. met regt kunnen doen oeren. ELSKE ‚ naamelyk , merkt aan , ‚dat nergens; byna; zig het werk der Bevruge ting in de Planten zo duidelyk, dan in dezel- ven ‚ openbaare; doordien de Stempel, of het bovenfte van den. Styl, Lrechterachtig- open is: ’t welk alleen maar plaats heeft in die van deezen Rang. De Styl maakt met het Vrugt- beginzel een rondachtig Koopje-uit ‚in ‘tmid- den van de Bloem, dat als een sp of als een Zoutvat is gefatfoeneerd, … (17) Viool met een driekantige enkelde Steng , Zl, langwerpige Bladen en Vindeelige Stop- grand peltjes. ‘- __Groot- _—… bloemige. (18) zr (27) isla Caule tiquetro fimplici Bece Mant, Viola Caule triq. ere&o &c. HUDS. Angl. 331. lol Jutea grandiflora, C. B. Pin. 200, BARR. Je, 6pxr, Ggan IL. Dazen, XL. STUK, 142 SAMENTEELIGE KRUIDEN; TV. _ (48) Viool met een korte. Steng ‚ de Blades MOREL. byna Eyrond , de-Stoppeltjes drei cin: de Honigbakjes langer dan de Kelk STUK, Kvn. (19) Viool met een lange Steng, de Bladen ed langwerpig Eyrond , de Stoppelijes Vin- Fr deelig , de Honigbakjes Einie aar zE dan de Bloem. oe _Op de Pyreneefche en Switzerfche Geberg- ten groeljen deeze, welken de vermaarde Har- LER ‚ behalve de laatfte, die echter weizig van de anderen verfchilt, tot ééne Soort be- trekt. Zyn Ed, tytelt dezelve. „, Viool met cen ds pik Steng ‚die weinig Bloemen draagt , ss de Bladen rondachtig , de Stengbla- En den ovaal hebbende , met zeer groote half ‘Stoppeltjes.” Het is, zegt hy, cen varziiderljke Plant , of ongeftengd voorkomen- de met paarfche Bloemen; welke ‘hy af beeldt, of geftengd , en dan met geele of met drie- kleurige of met witte Bloemen. De Bloemen zyn veel grooter en dus het Plantje ook fraai- jer dan de Penfeen , _ voorgemeld , hebbende een niet onaangenaamen Reuk. Het voornaam- fte verfchil beftaat in de dhûar: of agter - Punt der (13) Viola Caule abbreviato Bec, Viola Alpina purp. exi- guis foliis. C. B, Pis. 199. Viola Mont, coerulea grandifloa, TOvaNr /nft. 420. Jem later: C, B. Pin, 199. €197 Viola Caule elongato &c, Viola Pyrenaica folio Tom eri feeotina,’ Ray. Suppl, $los ST NC E N BE Ss I A, „143 der Bloem, welke de laat{te zeer langen dun, IV. als een Hoorntje heeft. Men. vinde er niet pan minder verandering van Kleuren in , ende Bloe- doors men hebben aan her Steeltje twee Lancetvor.STUKe. mige Borfteltjes. Somtyds wordt de Steng een half Voet, doch in de laacfte wel een End len Voet hoog. (ao) Viool met een Heefierige Seng on Lan- xx. cetvormige effenrandige Bladen. Heere De vraag is of deeze meer den Pm Boomachtige verdient dan de Berg- Violen, hier voor befchreeven , die ook dus getyteld ‘worden. De Groeiplaats is in Spanje en de Bloe- men hebben geen Reuk, D. Met opgeregte , niet agterover leggende Bloemen. (21) Viool die de Steng aan den voet zeer Tak- XXI, kig heeft, de Bladen Lancetvormig Li per niaal effenrandig van elkander af; de Kel- Ne „Negen ken van agteren gelyk. (22) Viool met een hurkende Steng; de Bla- xx, va” (ac) Wisla Caule Fruticofo Sc, Viola Hispanica Fate eee a le, $66. Viola „Montana pumila anguftifolia. C. B (21) Wisla Caule' Bali Rainofisûio &€. Fl, Zeyl. 117. Her. ba Indica &c, Ray, Suppl, 402. Nelam - Parenda. Fort. Mal, IE p. n7.T. 60, Bunm. FJ. Ind. p. 136. (22) Fiela Caule procumbente, Fol, Lanceolatis fabferratis Ie Daxis, XL, Srum, gen 1Â4 SAMENTEELICE KRUIDEN. ‚IV. den Lancetvormig eenigermaate Zaagtati- er re dig, geiropt: de Kelken van agteren gelijk. ie Deeze beiden groeijen in Ooftindie. De eer- fte, welke HERMANNUS Klein Leeuwsbek geheten hadt , heeft een zeer. Takkige Stengs van een half Voet hoogte ‚ met lange dunue Bloemtfteeltjes 3 de Bloemen paarfch van kleur. Deandere „welke men op Ceylon Ratmul noemt , „iseen Takkig, leggend , Houtig Gewas, door Elsvormige {tyve Stoppeltjes- byna gedoornd. xxij. _ (23) Viool met een enkelde ruige Kruidige peen Steng „ Lancetvormige Liharise Bladen ei en eenzaame Bloemen. _ achtige. Âp Rh Gan. Viool met een laag - Heefterige gearmde folia eng» gepaarde Bladen en getroste Bloe- es men, bladige. fine Op den Noordoosthoek en Zuid - Ameri- ka, dien men Cumana noemt „ beeft de Heer LoErrLtNG, in zyne Kruidleezingen, deeze twee Soorten ontdekt, waar van de eerfte de MEE zo hy aanmerkt „ in allen deele zeer veel __… tonfertis Sc, Fl. Zeyl, 318. Rubeola Zeylanica Fol, Lariggie bus. Ratmul dita, BuRM, Zeyl. 203, _ (23) Viola Caule Gimpl. hicfuto Herbaceo &c. Calceolaria _Caule fmplici hicfato , Flor. Axillaribus fetheaali LOEEL (24) a oe ara Ee 1e Brachiago glabro Flor. Maene Taza di. 183. keda SEW OEREN KBA Àe IES jaat in ee overtreft, Zy hadden witte Bloe- A ’ “Die Soort van Vioolen, pret genaamd , B “welke Heefterig in de Westindiën groeit „ daar "Ume Mi aas LorrLtiNe def naam aan gaf van Calceolariâ , mia. “zo wel als aande voorgaanden, wegens guur der Bloemen ; heb ik reeds wabe: Pad 84 des « Pe 4 * 1. . ‘febrceven md des “volgr. ME (26) Viool met, ovaale Bladen, die aan den"! eas | ee ‚rand, en. van € onderen, Haairi, rig zjn 8 wee Hills CAC Ae De Rider: Oelen bynaam van. Zpecacuan-, ig he aan deeze-Sourt, die op Gaijerme,fchynt te tel. ‘groeijens Zyn Ed. heeft denzelven ook gegeven aaneen Soort van Wolfsmelk, vaorheen be- fchreeven f ‚welke in Virginie fomtyds dien ti.p. miaam voert , wordende van {ommige Ingezete- een nen ; igzonderheid-der Noordelyke deelen , (zegt CL Avyrdn;)vry ftoutsinwendig tot ecn Braake middel gebrüikten Jpecacuânha geheten. Onder de Plantenvan den Clifortfen Tuin-hadt Lin- N&us, bevoorens, den Geflagtnaam Ouragoga gebezigd voor de Brafiliaanfche Plant , welke ‘den Wortel, dië onder deezen naam in de ‘Apo- theeken gevonden wordt , uitlevert : naaf het Periclymenum of Kamperfolie eenigszins gely- BEN, maar” zeer Tien (Me: „Onder. de Ge- neess „(z6) viola Fol. erde margine fabeusque Pilofis. Sf. Nar. Ek Viola, grandiflora, Veronice folio villofo, BARRe tj oe H. Cliff. 436. Gen, Plant. rvd Perichymes num NH. DaEL, XI, STUK, = G AV, : Avnet. XXI. Hooerp- STUK. _ Eenwy- very. 146 SAMENTEELIGE KRUIDEN. peesmiddelen hoemt hy dezelve , Lonicera, met een leggende kruipende Steng en {tomp Eyron- de fpitfe ruuwe Bladen (*). Naderhand vind ik echter, door zyn Ed,. niet als een Soort van Lopiceras noeh als een byzonder Geflagt , daar van. inhet Samenftel der Natuur gewag ge maake +), Van dien Wortel zyn byzondere Soorten, Uit Peru komt met de Spaanfche Vloot jaarlyks een Afchgraauwe over: de Brafiliaanfche , die wan Lisfabon komt , ís bruin en dunner, meer gee fingd of ongelyker dan de andere, Bovendien ‚js er een Witte , daar men de Afchgraauwe ‘fomtyds mede ierwtfcht ‚ hebbende weinig of geen kragt De Peruviaanfche wordt voor de beste ‚ om dat zy zagter werkt dan die van Brafil , welke zo fcherpris , dat iemand, die ’er veel van tot Pocijer ftampt, daar van deerhke Toevallen krygt als van-”t Euphore bium, Benaauwde Ademhaaling, Bloedfpuwens zwelling van de Keel , Oncfteeking der Oogen; kan mum parvam Brafilianum Alezipharmacum, PLUK Alm. 28. Herba Paris Brafiliana polycoccos. Ray. Hil. 669. Ipecacor anha. En Bras. 17. Ipecacoanha Officinis. DAL. Suppl, 14 (*) dt Pled, Holm. 1740. p 24-_N. 69. „_(f) Nog andere Planten komen onder dien naarm voor, geiyk de Spiraa trifslicta , welke ik in het IX, Stur be- STN GEN Es 1 A. 147 kan door het vliegende Stof veroirzaakt wor- den. De Wortel bevat een Slymige of kleverige Iv, ic Tad Harst, welke het Afkookzel zo Lymerig maakt , Boorn dat men bet naauwlyks door een Doek kan°TEE- wringen. Mooglyk is deeze de oirzaak van den „ia dienst, dien hy te weeg brengt in de Roode en Gemeene Buikloop: want in zelftandigheid is hy daar toe van meer kragt, dan in Water ge- kookt. Het Poeijer wordt van een half Scrupel töt een half Drachme , ten dien einde, met ee- nig Opiaat gemengd , “Ingegeven. Alleen of op zig zelve is hy Een Braakmiddel,-dat zelfs in kleinder veelheid werkt (* pn (27) Viool met een btje Kruidige Steng; nt ‚langwerpige Bladen en eenbloemige Steel - Aandra. B tjes. OF deeze genoegzaam van de voorgsande verfchille, twyfelt Linneus, De Heet Ar- EA MAN D'hadt dezelve in Suriname waargeno= men ‚ klimmende door de Haagen gelyk de ke » met dunne Ranken, waar aan de Bla- | den wd *) Ad Gran fer pächelie Vomitum provacat: Cortex Ra- dicis vel in minori quantitate. Hic enim pondere Gran 4 vel 6 praftat quod Redix ad Serupulum. Valde minut Dofi, eek Continuatà , mirabili qua e effetu datur in Afth- tate , aliisque morbis cofvulfivis , ein Ifanknen. sr EOFEROY. AS SKMENTEELIGE KRurDen, dst. den” overhoeks ;, Á “wer van elkander en witte ee Bloemen „ ti een zeer groote. Viág, ‘driedelig oord” getielmd hadden en een zeer lange ‘Oingedraaide srÚK. Spoor. Van d vyf veel Irzidfes hadden Negis " de twee apteritën een Meelknopje, “Op de Gebergten, in Gelukkig Arabie „kwa: men den Heer FörsKAOHL _Boomachtige « en Kruipende Viool len voor, De ‚ne gf kende werden , in Egypte, in a „Hoven kweekt. oi à Each EN Ss Sprisgesad, Ee De Kelk is cwêebladig ‚in dit Geflagt, de Kee oe Bloem. vyfbladig 4» ontegelmaatig, met een Hui- — > kig: Honigbâkje: het. Zaadhuisje- vyfkleppig. BRA à snee bevat de zeven volgende, meest.uitheem- &baermoov ob nev ertoe sh alas V Pd $ erin a) Sprigzaad - met ee eenblaemige eerzaame nenfis. J Chineeln me Honigbakjes: ooh ‘ab He 62) J Springzaad met eenbloemige éenzaame Saeldite ie Pes en Eyronde Bladen, wier vend dig. 8 | 3 Ore 5) bodes eren mil Golitariie: weides Nat Xr Gen. 1oo8- WegioX ke e 669. ed Fa: vl en reliquz. ret Bidt wL ze) (2) Lwpatiens ri ‘wtf. s gen va eed hind *_Malab, IX. P: 9e Te 48. SA MNIOLE NeEySsles- HD 63) Springzaad met eenbloemige vergaarde Ab 5 Sieelijes en Liniaale gepaarde-Bladen. — “TOER (4) Springzand met eenbloemige vergaarde Hoor. Steeltjes-en Lancetvormige Bladen, de Hoe mm. ee langer dan de Bloem, dre! _De eerfte van deeze vier vis in n China def Pace tweede aan de Kust van Malabar waargeno- ae men , zo wel als de derde, die ‚ gelyk de vier= ed de , ook tot de Geylonfche Bansen. behoort, S“teomd, has laatfte heeft in % Loof „en te, veel overeenkomst met de et Soort, doch verfchile zeer. veel door. de. lange dunne Staartjes der Bloemen ‚ die ook zeer lang ge- fteeld. zyn. Volgens HerRMANNus zou de Vrugt naar.een Zwaluw gelyken, dar meer.op de Boem toepasfelyk fchynt. Cs) Springzaad met eenbloemige vergaarde _Steeltjes en ie e Bladen, de Gemeen. Josina bovenften overhoeks ; onigbakjes kor. zer dan de Bloem, ‚4 Zeer B) Impatiens Pedunc. unifl. aggregatis &c. Fi, Zeyl zig. Kondam - Pallu H. Mal. IX. p. 57. Te 31? Cà Herba. Rumer. Amb. V. p. 274. T. go. Balfimina fee. mina, C. B, Pin. 306, Balfamina. Dop. Pempe, €71, BAL fem, Pericifolia.LoB. Je, 317- Me. DEEL, Xi, STUKe “iso SAMEN TEEriGE KiUIDES. gemeen is dit Kruid, zo wel als de vbo- Zeer roes: rigen een Zaayplant zynde, in de Bloemhover Hoorp. van ons Wereldsdeel , alwaar men her , fchoon sTUuKe Een iosgelyks uit Oostindie afkomttig, reeds meer Wy dan twee Eeuwen geteeld heeft, Men geeft het by ons „en in ’t algemeen , den Latynfchen naam Balfamina , en dus is het aan iedereen bekend. Het heeft zonderling dikke , Sappige Stengen en Takjes , en een byzondere manier van Ge: was. De Bladen werden , niet oneigen, doot Loger, by die van den Perfikboom vergeleee ken. Het voert ook den naam van Bal/em - Ap« pel Wyfje, als naar het Kruid dat men Balfem- Appel noemt ‚ of ook naar het Bingelkruid ge- Iykende. Sommigen geeven ’er den naam van Springkruid of Kruidje roer my niet, aan; om dat de Haauwtjes, ryp zynde, geen aanraaken veelen, zonder dat 'er het Zaad uitfpringe. Behalve de verandering , van roode , paarfche, Vleefchkleurige, witte en gemengelde of bonte Bloemen , die het Oog vermaakt, heeft de Tuinierkonst dezelven wonderlyk weeten te ver- en te verdubbelen ; zo dat zy, haar gewoone figuur wertenende. pr Roosjes zig vertoonen en tot een zonderling fieraad ftreke ken, zo wel in Huizen, Portaalen , Ventters en Pricèlen ‚ als in de Bloemperken ; dewyt mevze in Potten overal naar believen plaatst. Ten dien einde moeten zy in Broeibakken gê- teeld worden, in een wel bereide Grond. (6) Spring: S-t-M CG EINGHT SH a sr (6) Springzaad met eenzaame driebloemige IV. Steeltjes en fmal - Lancetvormige Bladen, RE Deeze, op Moerasfige plaatfen van ’ Eiland 5 ri Ceylon voorkomende ‚ heeft een Kruidige Steng vi met Leedjes , de Bladen overhoeks, glad, ge „2 fteeld en zeer fmal; de Bloemen groot, meteen Dreblce- Lromme Spoor , die volgens de befchryvingdik, © kort en ftomp is , doch zeer lang en dun naar de Afbeelding van ‘den Hgogleszaar £ BUR MAN- RUS, | ka (7) Sprngzaad met eenzaame zEntrai Steeltjes, Eyronue Bladen en IN mo za Stengknietjes. é Euaor In de Bosfchen van Duitfchland „Boheme en Vrankryk , maar ook elders , gelyk.Doponéus zegt, vinde men dit Kruid „ dat de, ecnigfte Europifche Soort is van dic Geliset, In onze Nederlanden komt het , op fommige plaatfen daar ’t Zandig is , enalaads voor: in Swee- den groeit het aan den voet der Bergen en Oevers der Rivieren; in Rusland overalop vog« q (6) Jmpatiens Pedanc. triftoris folitariis Sc. Fl Zeyd. 315- Balfamina anguftifolia &cc, BURM. Zeyl. 41. T. 16. fe Ze Balfamina crea f. foemina &c. HERM- Par. T. p. LOS. ulti Helv. gos. R. Lugdb. 431 palamins lutea f. Noli me tangere. C. B. Pin. 306. Impatie Heba. Dap. Pep: 659r ‚_Balfamina Siliquofa, Los. Ze, 318. e U. Dez, XI. Stus, 5 152 SAMENTEELIGE KRUIDEN. ogtige plaatfen , in Bosfchagie, Te Bern vindt Ean ee zelfs in de Stad, zegt Harren, Het heeft de Steng fomtyds een Elle hoog, teder en Sappig, zo wel als de Bladen „en vierbloe- mige Steeltjes in de Oxelen ; de Bloem mise maakt, vier- of zesbladig, naar men % neemts geel van Kleur. Meest verfchile bet van de Balfamina, voor gemeld, door zyne Zaadhuis- jes, die als Haauwtjes zyn „ met hoekige Zaa. den, welken het, aangeraakt zynde, met kragt uitwerpt. By nagt laat her, als flaapende, zyne Bladen: hangen. Sommigen hebben dit Kruid ‚als van eêne afzettende hoedanigheid, tegen * Graveel ; an- deren „ als verzagtende , tot een Wondmiddel zanpepréefn 0%), Men vinde ’er ook, ‘ie het Vergiftig achten ; des het beft zy , zig daar van te omthoúden Met de Bladen en Bloemen wordt in Noord- Amerika , volgens ne geel geverwd. XXII, HOOFD- © Malierenlis Khizotomis noftratibus Wandkrane ord latur > ob vim quam ili adfcribunt Balfamicam Mape. Al Jat. p. 36. Bonafias Hertbâ zftare alliciunt et ne Germani, LOESEL. Vid, Fl. Sac. IL, p‚ 308. GEN AN DR Ls 293 7 wb id FD haer : Re XXII, HOOFDSTUK, Hoes | 3 a EEn Befchryving der MANWYViGE KRUIDEN, ® (Gynandria) dat is der genen „ wier’ Bloemen de Meeldraadjes of op den Styl of op eenigerlèye manier daar mede famengevoegd hebben; gelyk in de Geflagten van Kalfsvoet, Speerwortel; Slangekruid , oe ook in oe een en anderen. _— & het Stelzel der Sexen is die in Twintie fie Klasfe ‚, welke naar bet getal der Meeldraad. jes in Rangen gefmaldeeld wordt. Dezelve bevat maar dertig Geflagten , waar van reeds negen onder de Boomen en Heefters-hefchree= ven zyn. Die van den eerften Rang, de Twee- mannigen naamelyk , zyn nog niet aangeroerd; doch daar van: behooren de zes eerften , het Standelkruid en dergelyken; zo wegens de Bol* wortelen, als de geftalte en manier van groci- Jing, volgens myne Natuurlyke Methode, welke ik in dit Werk verkoozen heb te volgen *5 * er tot de Afdeeling der Lelieachtige of Boilies; 5 Sik: Dus kome ik dan aanftonds tor het EPiIDENDRUM. Boomplaag.. « Een Geflage , welks Soorten; wier getal der- tig is, meestal op de Stammen van Boomen id de Indiën groëijen „ daar het den naam van heeft. Binnen de Bloemblaadjes, die doorgaans Ik Dreu XI, STUK , “154 “MÄnwrvice KRUIDEN: IV. vyf in getalen van aanmerkelyke langte zyn, eeh is een Honigbakje , van eene Tolachtige fi Hoorr- guur, fcheef en omgeboogen , onder * welke STUK. het Vrugtbeginzel zit, dat omgedraaid is, dun en lang, wordende een lange Vleezige Peul , waar in zeer veele Zaadjes. De Bloem heeft geen Kelk , maar komt uit een Scheede voort. Zodanig zyn de algemeene Kenmerken , waar van echter veelen in % een of ander op- zigt verfchillen , doch meest allen hebben zy Vezelige Wortelen. Ik noemze Boorsplaag , om dat de Boomen, op wier Stammen zy groeijen valgens den Griek: fchen naam, daar door, gelyk in Europa door het Mos, Schurft en de Marentakken, in het en inzonderheid in het Vrugtdraagen, zeer benadeeld worden. Ondertusfchen is het Vrouwvolk in Oostindie, alwaar menze Angrek heer , met de Bloemen van fommige Soorten zo vermaakt, dat die van Rang zyn, onder dezel- ven, ’t zeer kwaalyk zouden neemen , wanneet het Gemeen zig daar mede ging verfieren. Zy achtenze te meer, zegt RuMrPHrius , omdat dezelven, als den Grond verfmaadende, een hooge: en plaatzenze, in een klo Aarde geftoken ‚ als Ruikers in de Vertrekken tot fieraad, of draagenze op ’t Hoofd, Inzonder- heid heeft dit met een der fraaifte Soorten by de Princesfen op Ternate plaats, „De Ridder onderfcheideze vooreerst in 4. Klimmende, CG 1 NANpDpaIia ‘tes Tot welken zyn Ed, thuis brengt het in naam á geer bekende Gewas. IV, meet „Cx) Boomplaag, dat klimt, met Eyrond- ond langwerpige „ geribde, eerg Sieng- bladen, en Spiraale Klaauwieren Zo wel in Oost- als in Westie zaet Lin NAUS, groeit deeze Plant op de Boomea. De Baziljes , echter, worden ons uit de Westindiën toegebragt „ alwaar verfcheide Soorten van de- zelven zyn of Verfcheidenheden. PLuKENET beeldt ‘er eene af , die op den Boom, welke de Jamaikafche Peper voortbrengt, groeijen ‘zou. MERIAN merkt aan, dat zy in de Bos- fchen voorkomen , aan de boogfte Boomen en meest aan zulken, die op vogtige en Moeras- fige plaatfen ftaan, klimmende als Klyf by de- zelven ap en zig daar aan vast hechtende. Ook wordt het Gewas Mexikaanfche windende Haauw- Plant met Weegbree- Bladen van Ra v geheten; dat de geftalte in *t algemeen wel uiedrukt, De Spa-n- 1) Epidendrum en ovato = bij &c. Syft. Nat. XII. ed roió6. Peg. ‚Pp. 63e. Mat. Med. 418. K. Lugdi, 13, BURM,. rd; é: 188. &c. pan Fl, viridi et alho. Plum. Gen. 25. le. 188. Vanilles Pipecis arbori jamaicenûs innascens. Prux. Alm. 381. TFT, 320. f. 4. Vanille, MER. Sur. T. 25, Voluoilis Siligaofa. CATESB. Car. lil, ps 7. T. 7 Lobus Aromaticus fubfuscus. C. B. Pin. 404. Lobus ob- longus Aromaticus, Cuyus. Exot. 72. B, Epidendram Can- le fcand, tereti Sc. A, Ups, 1740 Pe 37. Angurek warnag ee” Am. 267. T. s0j. É£, 2. pl DEEL. XI, $TUKe A drum Va Banilje, 156 MANWYvIGE KRUIDEN, IV. Spaanfchen noemen het Fanilla of Vaniglia a wegens de Peulachtige Vrugt, en daarvan is de PE js gewoone naam afkomttig, By HerNANDEZ STUK, komt het voor, onder dien van Aracus Aroma- se ticus 3 Tlilvochiil , dat is Zwarte Bloem, by die van -Mexiko genaamd.” Pater Pu UM1ER befchryft, hec gene op ’t Eiland San Domiogo groeit, zeer naat wkeurig. Het hadt in de Grond zyne Wortels en klom tot aan den top der hoogfte Boomen op, met zyne Ranken, die 'er dan ook wel onderwegs in geworteld kunnen zyn, Deeze Ranken war ren echter maar een halven Vinger dik, rond, groen , om de Handbreed knoopig en, aan iee, der Knoop Bladen uitgeevénde van Lance tvofe mige figuur, als een Spiets Yzer, nege of tien Duimen lang en drie Duimen op ’ breedfte, glad en bly- groen , dikachtig, fterk geaderd, week en een weinig fcherp van Smaak. — Van de Klaauwieren, tegen de Bladen over, maakt hy geen gewag , maar zegt, dat uit de Oxels der Bladen lange Takken voortkomen van dere gelyke getale , en eindelyk Blaemtakjes, zeer bogtig,uit ieder Koietje een zeer fr Bl geevende vat zes Bladen, binnen Snecuwwit, van buiten groenachtig. Vyf der Bloembladen waren lang en Ímal, geboogen en gedraaid; het zesde hol als een Waterkruik , in ’t midden ge plaatst en op een Vleezig, gedraaid , Snuitache tig Vrugtbeginzel zittende, dat cen lange dunne Haauw word: , fomtyds rond, ge driekan- tig» PAAR LXXI. zd ee | Ee Nd NS NN N Pois RA he Ny, Al ii tej al = Ip ML =p gf AN el pi! G TAN DEI A. 157 äg, kleiner óf grooter, vol met fyde Zaadjes. ' 1v e Van deeze Wes tindifche waren zo wel de XKMiT Vrugten als de Bloemen Reukeloos , daar de Hoorps, gewoone Baniljes een byzonderen Reuk en Smaak dend hebben. Ctus:ts, die” int voorfte der voorgaande Eeuw ,t bekwam, 5 „noen je ze. Krui- Sómeyds zynze als met een fyne, gig van Zout. bekleed , door het opdroogen, der uitwaa- # femehde. Vogrigtieid, naar Syroop gelykende, Waar in het Zaad, dat zy bevatten, legt. … ‚De Keuk is ‘ Bälfemachtig en zy leveren, door. de Scheidkunde ondêrzogt „ veel. | Kruiderige Olie wie. Men achtze. Maagve:(terkende Windbree. Kende , : Verwarmende en Afzertende te zyn; doch in de Geneeskunde worden „zy, weinig iep Gèmeenlyk komen, zy in. „de famen- Hing der Chokolade « en B RL aan cen ii Geur, rin ant dn ge he hatnrneaie va. R:5 “Steng on Lanéetvormige zn Fles ven Bladen en Liniaate ftompe"Bloemblaadjet Ee „Hoe het. Angrek Warna s daat Katmerkn ne Fgebeeld en befchreeven , tot.de, voorgaande Ee keg, worden ; daar, hy de by f Vlinder henkie be Zaa baltwarer ess ‚ buis … Rt: r ah: ha he ijk . onl etienne: ar ig Ki Te Be87. Karomg-ging. KABMPS. dm; 369, To B5p. id gn 158 SAMENTERLIGE KRUIDEN. IV. huisje opgeeft byna als de Kardamom: begryg di ik niet. Zyn Katong -ging , op dezelfde Plast, Hoorn- groeit cok op Java als een Bygewas der Boo- STUE. men, en wordt ’'ef van de Ingezetenen zorg: vuldig aaúgekweekt, zo wegens den aangenaâ men Moskeljaat - Reuk , als de fraaiïheid det Bloemen en derzelver zonderlinge figuur. Hy hadt uit den Lusthof van den Generaal Oups- HOORN „ buiten Batavia, een Tak met zeven Bloemen daar van bekomen, waar van hy de fchoonheid ongemeen verheft. De Bloemen, zegt hy, gelyken naat een Scorpioen , wor tende deswegen , met eén woord, nog van de Por tugeezen afkomftig , Fouli lacra geheten :- „doch onze Ridder merkt aan, dát dezelven als Spier nekoppen zyn. De Heer KiEinnoF immers hadt gemeld, dat menze op Java Angrek= Cam: bang of Spinhekop- Bloem tytelt. De bynaú Van Lugtbloem, doot LanNaus gebruikt, kan van een Japanfch Gewas , Fu Ran genaamd, door KAEMPFER' ook afgebeeld ‚ welk hy Aërobia noemde, ontleend zyn. Hetzelve , nat melyk , aan een Bosje gebonden, en inde Lugt gen „ groeide en bloeide niet alleen , ge- Iyk onze Perliël - fleutels , maar bragt ook rp Zaad voort, en bleef , op die manier , eenie ge Jearen in ’ leven : t welk van deeze niet ordt, « B ’ Is cen klimmend Gewas s nt de Pinang: Fis. 1 men een Rankje,” ega viarde-of db M$: È , G Y_N A N D R T-A 59 Mos, bindt en dus fchiet het daar Wortel in. _ IV: De Bladen zyn eenigszins als die van Riet, met En fyne Ribbetjes overlangs , gelyk men uit een Hoorpd Takje daar van, hoedanigen.ik van Java beko-STUK men heb, in Fig. 1, op Praar LXXI, afgee beeld , kan zien, Voorts openbaart zig daar de figuur der Bloemen, die volgens KAEMPFER » vyfbladig zyn , Citroenkleur , met fchoonë » groote paarfche Vlakken zeer fraay gefpren. » keld; de Bloemblaadjes twee Duim lang, van b breedte als een Pennefchaft chaft, ftyf, ver, aan „ de enden een weinig breeder, opgewipt en - s eenigermaate uitgegulpt. Van de Bloem- » bladen is één, in 't midden geplaatst , langer sj -dan de andere en regt uit geftrekt , op de » wyze van een Scorpioen = Straat; de twee » Overigen „wederzyds, wyken Halfmaanswyze s van de Staartaf en verbeelden dus de Pooten », van het kruipend Schepzel. Tegenover de » Staart komt een kort , krom.Snuitje , dikker En perd een Pennefchaft, van boven rond, van ie ren hol en paarfch, zodanig geplaatst, » dat ai den Kop van het Diertie fchynt voor » te ftellen. Aan den voet, immers, omringd s met drie korte optaande Slippen , ongelyk » van boven, onder famengegroeid, is het aän ‚… den top met een dun hol paarfch Dekzeltje » geflooten, en, dit weggenomen zynde, ver- » toont zig een Tepeltje van pieramiedaale fi » guur , met twee bolletjes als Oogen weder- » Zyds. De Moskeljaat- Reuk van deeze Bloe- IL DEEL. ZL STUK, an aid 160 Men Wvvice KRorven. RN A men & zo (terk, dat doöt één Takje daar var; : Arpan. » (aan w welken ‘fen ‘er twaalf zou gezien heb. Hoor. „ ben ,) een geheel Vertrek daar trede vervuld „wordt, en, dië Reuk heeft ‘alleen plaats in het » uiterffe gedeelte van ‘het Bloemblad, dat en den Séaart verbeeldt,’ welk hide ltidedel zijne pn “de de Bloem ‚geen | Reuk meer geeft,” B. Met een opgeregte gebladerde. Steng. (3) Boomplaag met de Sengiladen ae fl Epilen gefleufd. muifo lim Danadige G) Boomplaag met de Stengbladen zag Spatslae ' Pigs óverhoeks , fkomp', vongeribd: de Lip tn __ van't Homigbakje tweedselig vyd gek v. © Raotorlaag, dat gefbengd. is, met. de Bla Pe: De — den Schubbig Des en Bloemtros- mig. fen-indde Oxelen, Deeze drie Soorten vallen”ín € óstindie : de tweëde fchynt ook’ in Amerika voor te ke men. Dit heeft de Bloemen geel of img banier rani Ee ee nak ve 3) Epidendrva FOL Cauins fais ie Tio mas: „maravaca.H. Mall. ; IE, Pe Se (4) Epidendrum Fol Caulinis ohlongis alternis &c. ‘pelle borine amplisâmo Folio vario, PLuM, Sp. 9. Ie. zêo ft Pornampou. maravata, HL. Map Ku. P. A bin. EN lenig -Elys. nie parzer fzo 5) 4 Epidendrúm Gaulescens ,, FRE zt Aar: um - oâ: 6 farvam. zen gul Amb, rog: T. x PE In ENE et ids iva Aifsides, Raj. Hijt, LIL pe. hemd Bn ci Kek Baere Gever an BKS a 161 wo wel als het-derde, waar in z van binnen, IV: _ donker ros-of vaal zyn, volgens de benaaming , nd | welke 'er RumrPnius aan geeft. In zyn agt- Hoorn. fte Angrek vind ik evenwel geen overeenkomst TUE” met de bepaaling van den Ridder. | 16) Boomplaag met de Stengbladen kane Epiden: mig flomp, en eenbloentige Steelen, OEP dram cas ger in de Ozelen. “Hoogcoode 0) onpigenm mei de; Stengbladen Jangwar- Vil en eenzydig en de Pyp van ij zand. ah Honigbakje zo lang als de Bloem, | 0) Boomplaag met de Stengbladen Liniaal mtd InEâTEe lomp , witgerand en een eenvoudige Steng. Linia. Punffa „Bladen 3 Schubbige. Scheeden en een ge- tum Ee ve pluimde Bloemfteng met gefiippelde Bloemen, Geri. 48) Bost me Lancesvormi, rd A Cadat „Bla S Geftaat hd ° Boomplaag met Jeancetvormige Ribbige M- “5 Pride. Fel. Cactinis mandats. ne. en: diner. Hf. 135. Hetleborine coccinea multiflora. Cr) Epidendrum Fols Gauligis oblongis-&c. Jaca. Amer. En, En di 137. Helleborine purpurea kao Prom: Je, 184. ZE in Enidendrum Fol. Caul. Linearibus obtufis &e. JacQqe Amir, Hi. 29. T. 131. fs 1e Helleborine nae rig Blum. Je. rez. boter (5) Epidendrum Fol, Janceolatis gs Bec. rk Be Ramofisf, Cauliculis & Flor. maculatis. Pum. Je. 187. (1e) Epidendrum Fol, Lanc. Nervofis &c. Helleb, Ramo. fisâma &e, Prum. Je. 177. IL, DEEL, XI. Sruk. IV. ine Xxl. Hoorp- STUKe 162 MANWYVIGE KRUIDEN, Bladen , een gepluimde Bloem» Steng 3 ge- vlakte geflaarte inj » waar. van twee uitermaate lang. Zeer duidelyk onderfcheiden zig deeze, al- temaal in Amerika of in de Westindiën voorkoe mende, door haare bepaalingen. Het zyn By- gewasfen ‚ op-de Boomen groeijeride, van meer of minder fraaiheid, „Het eerfte. nam-de Heer JAcQuin ongevaar een Voet, de twee vol- gende twee Voeten hoog, in digte Bosfchen op ’t Eiland Marteniqüe. waar. „Van de twee laatften achtte de Hoogleeraar. J._BURMAN- Nus het Geftippelde aan het voor befchreevene … Scorpioen- of Spianckop-Bloem naby te kor men en tevens veel met de Baniljes te ftroo- ken. De Vrugt en Bloem nogthans verfchillen a zeer. Het laacfte heeft de Bloefem allerwonder- … Iykêt „en niet minder fraay « immers zo de Kleur XI. aan de Tekening. eenigszins voldoet. Men zou het, wegens de Armswys uitfteekende bovene blaadjes „ en het Staartige nederwaards, met eN dunkt. my ; Kreeftbloem kunnen heetef; ( IJ) Boomplaag met de Stengbladen Eyrond fPits; Rúbbig, omvattende en gepluimndt Bloemfteelen. | ’t Schynt (11) Eoidendrum Fol. eer Ovatis ‘acutis &e. Hebt fapplex major fecunda { foemin ep Amb. VL. p. 1e T. st. f. 2. Anantali - marav H, Mal, KI p. ss. T. Je RuDB. Elys, Il. po 223. £. 4 GYN A NeDeRside 363 % Schynt-dat. Linna ts, in-de-bepaaling, ÎV. een ander Kruid op % oog gehad: hebbe: want” sgr, de Bladen zyn in geen der Soorten van het Oot- Hoozg: moedige Kruid by Rumruivs, en vooral niec TPE in de genen,‚.die hy Wyfjes noemt, Eyrond, maar volftrekt Lancetvormig „en eenigszins krom , als een” Snocimes, Tenrelde Schubbig in mialkidase, gelyk van ‘het Geftippelde ge- meld wordt. Het is een zeer klein Kruidje , met Aairswyze Bloemen ; dat à Lt bin tf de Boo en groeit, ROE es Ce) Boomplaag met pmen ‘ongeribde Xin. Bladen ; de Lip van %' Honigbakje drie- 4,755 deelig B haolres met de- middelfte punt ad ee Liniaal; en de Steng tweebladig, dg €13) mann met langwerpige ongeribde Keine laden; de Lip. van + Honigbakje driedee. zee lig effenrandig , met de middeljte PUG aad. Soga Liniaal; en de Steng man À ED) Boomplaag met Elsvormige Bladen ; de e, Lip at uike (12) Epiderdrum Fol. oblongis aventis Sc. Jacq Amer. Hf. p. 224. Helleborine Gram. Pol, rig: Carinatis, med ke. 175. £. 2. €53) Epidendrum Fol. oblongis aventis Sc, egen e Fig. p. 225. T. 139. Viscum Caryophylloides Sc, CArass, Car. 1. p: 62. T. 68 (14) Epidendrum rdt Suhulatis Ze, Helleborine Flor, al- See Prom. lei7s. fo 1e La z IL, Das; XI. Srux 36, MANWYVtGE KRUIDEN, Lip van *t Honigbakje Eyrond kanthaat- rig gefpitst eantengde Bloemblaadjese… sr Van deeze drie Amerikaanfche ver fchillen de twee eerften weinig ;. dan die ’er den by- ‚naam van heeft, overdag Reukeloos „ verfpreidt des nagts een. zeer aangenaamen Geur door ’ Woud , als. van witte Leliën, Zy hebben alle „wel het Honigbakje gekapt „ doch, hier, bevat -hetzelve de Teeldeelen als in een Huik der fpits uitloopende Bovenlip. Voorts zyn de Bloemen van alle deeze Bygewasfen verwonderlyk, 6, Met een naakte e Bioemfleng en Wortel. EV. ( 15) EE met b dén Bid Wortelblad ‚de dam Ne ‚ Bloemfteng omtrent vierbloemig Knoopig. (16) Boomplaag met langwerpige Jrompe ja ene mengedrukte gewrichte Bladen. Gekield. as. (17) Boomplaag met de Wortelbladen Jang- Uilen werpig fhomp, van boven breeder. _ (18) dig. 5: ven. 435) Epidendrum Folio ene fabradicali en Jacq. Amer, Hift. T. 140. Epidendron Subulatis. H. Clif, 430, Epi dendron Curasf. Orchidi Ens HERM. Pain. T. p. 187. Viscum Arboreum f, Epidendson Flore albo fpeciofo. PLUB» Alm. 390. T. 117. É. 6e Viscum- Delphinii fore minus &c SLOAN. Tab, 125. £, 3, (16) Epidendrum Fol. er à obtufis Sc. ved acaule Fol. Cord. oblongis &cc. HK. Cliff. 438 K. Lagdb, 7e Arifarúm latifol. majus et alternum. 7 B, Pin, 196, Log. Ze. $58. Crus. ere P, 393. te U. Daar. 31, Stom. 104 MANWYvicE KRoiDe mt: IV. ArprzL. XXII. Hoorp- STUK. Vee, ige. sl laatst genoemd , € welk zyne Groeiplaats in de Bosfchen der Zuidelyke deelen van Europa vry algemeen heeft CLustus, die ‘heczelve ia een Steenige Grond , op Heuvelsin Portugal, aan de Wegen, overvloedig waarnam, zegt dat het een ronden Bolwortel, Bladen als die van ” Kalfsvoet „doch met ronder boeken ‚en een Dn ge Bloem heefts tet een ovarle opening ö waar in: zig een dikke kromme Stamper wertoont. Agter Lisfabeu groeide een andere Soort, welke hy Smalbladig _ Arifarum noemde, hebbende ook wel een ron- den Wortel, doch de Bladen zo lang en fmal, dat TourNeronrT dezelven by die der Scor- “toneere vergeleek, De Bloemfcheede was niet „gekapt, maar in Jm tegendeel Geurswyze zeer fal gen; geevende tic de opening een langen mneergeboogenen Wormswyzen Stamper , paarfchachtig van Kleur. De Besfen der Vrugt hadden geen roode, maar een witte Kleur, gelyk de Bloem. Volgens den Ridder groeirdeeze, die hy Dunbladige. noemt, 3 van zya Ed, geheten wordt, heeft Bladen, je derom , byna als * gemeene. Kalfsvoet , ‘doch de Bloemfcheede loopt ook in een-dunne Snui uit, welke voorwaards over is-gebdogen, en dus de Bloem ook gekapt maakt : zo dät Tour- Netorr her mede betrok tot zyn Geflagt van Arifärúm. Die laatfte isop de Appeanynfche Bergen, in lealie, gevonden, _ 7) gers er ae Te, SY NO ECN E:S-T'A 198 hik Kalfsvoet , dat ongeflengd is , met lang-_ IVs_ ige Bladen en een ruwwe Bloem/cheede, ARDEan Het Water - Kalfsvoet van Ru Mp 1u smaakt Hooro: deeze Soort uit ‚die niet alleen op Amboina, xvir. maar ook op de Kust van Malabar fchyntte Sin groeijen, Hetzelve heeft de Bladen Eyrondach- à Rondbla, tig of ovaal, op lange Steelen, tusfchen wel. © ken Bioeridfibeejes voortkomen, veel naar die van het Dunbladige gelykende , maar met een kort Stempeltje. De Wortel was geenszins rond, maar Rietachtig en het hadt, op ver naa; de feherphieid van de andere ‘Soorten niet, C. Stengmaakende, (18) Kalfsvoet, dat geflengd is en regt, met Pylvormige Bladen. Boo C 19) Kalfsvoet „ dat gefengd is en byna op- achtig. XVII. Arboress en hd. met Lanark: Bond Blas seren. den. vaals. (20) (57) Arum acaule Ne Ovaro» oblongis êc. Arum Aquae Gum, Rumer. Amb. V. p. 312. T. 108, Karinpola. H. Mal, RL p. 45. T 25. BuRM. Fl, hd 103, G3) Arum Caulescens re@tum , Fol. Sagitratis, Arum Are borescens , Sagirtariz foliis. PLUM. Amer, 44. T. SI. g& 60, (19) toten Gaulescens fuberettum &c. Jacq. Amer. Hift, 289. T. rsr. Mizt. Jc. T. 295, Arum Caul, Cannz Indicz folis, Rum. Amer. 44 Te 60, SI, 6 Fil. 195, h. Aram Caule BEC SLOAN: Jem. 63, Hit, Le Ps 163, Cane Bà-lndica Venenata. PLUK. He? EN IL DEEL, Xi, STUK. fo6 MANWyYvicE KRUIDEN. Aran HI fe. Herare e nebe -{2o} Kalfsvoet, dat geftengd is en Wortelenis de , met. Hartvormig langwerpige gefpitfle Bladen en ronde Bladfteelen. „Van-deeze drie Amerikaanfche is de eerfte en eenigfte in dit Geflagt, in Zuid- Amerika door Prumrer ontdekt; Boomachtig. De volgen- de, welke de Franfchen in Westindie Sepui- né noemen, van zulk een Venynigen aart, dat degenen , die ’er flegts de Lippen aan zetten, door eene opzwellinge van de Mond en Tong de Spraak verliezen. … Dit zal eehter , waar- fchyolyk, flegts voor een tyd zyn. De nabuur- fchap wordt ook door dit Kruid met een leely- ken Stank vervuld. Niettemin gebruikt men de Steng, overdwars in ftukken gefneeden , tot waart _ het maaken van een zeer fcherpen Loog, welke dient tot zuivering van de Suiker, zegt de Heer JACQUIiN. *t Gewas gelykt naar Suiker - Riet , Stengen maakende van de Scheeden der Bla- den, een Duim dik en zes Voeten hoog. De Bloem is die van ’t gemeene Arum niet onge- lyk: de Bladen zyn als die van den Canvacorus. De derde, ook Heefterachtig , groeit âls een Bvgewas op Boomen en beklimt dezelven tot den top, met haare ronde dikke Stengen „ die overal in den Bast Wortel fchieten, Hier is de geheele Vrugtfteng of Stamper Gie omwon- den (de) Aram Cautescens Malak Foliis Cordatis &c JACG: Amer. Hit, 240, T. 152. Colocafá Hederacea flerilis minor Ec, PLUM. Amer, 39. Te $5. Eil, T. ek Gor NA N DRL A 197 den door de Bloemfcheede „en-dit-brengt eene ‚ EV: Verrotting te wege ;, wales by ‘het openen ‚Annan. een zonderlingen , zeer onaangenaamen, Wyn: Hoorn. achtigen Reuk baart. De Befieachtige Vrugt, "iere in haar geheel, heeft maar de grootte van-een Hoender- Ey. By Karthagena vondt gezegde Heer deeze, in de Bosfchen ‚ophet Gebergte. Car) Kalfsvoet; dat geltengd is en Wortelen. xx. de , met Hartvormig, Eel Bla peppen En den, wier Steek ie ge: tandjes hebben, 55 Gerleue (22) Kalfsvoet. ' adt vefieded is en Wortelen XXII, de , met drievoudige Bladen , 4 modi Jen eenkwabbig. zkr In de Westindiën groeïjen ook deeze twee Soorten „, beiden klimmende Planten, Bladen hebbende , welke naar die van Klyf gelyken, __doch de leatfte drie op een Steel» Ik-begryp niet, hoe het Grasbladige van SLOANE be- hooren kan tot de cerfte, die zo wel Wortel: tjes uit de knoopen van de Steng of Ranken fchiet a's de andere; *c welk zekerlyk dient, omt {at} Arwa Caulescens Radicans ‚ Fol. Cordato- Lafceolatis Arum fcandens maximum flore flavescente. Pum. Je, 37. Phyllitidi fcandenti affinis, Graininifolia , ee er‚minor. SLOANE Fam, 15. Hi. 1. p. 75 T. fr De (22) Aram Caulescens Radicans &c. pa ‘greder. eri Phyllum & Auritum. PhUM. Amer. 41, T, $B. st. e. Fil, 209, Arum maximum feandens , Geniculatum , trifoliatun, SLOAN, Fam, 63. Hil. 1, p. 16% IL DEEL. XI. STUK, , 198 _MANWYvICE KRUIDEN. IV. om deeze langs de. Boomen krùipende Gewas- npe fen byna onvernielbaar te maaken. Ook wordt göort) haare Voortteeling , terwyl zy weinig Bloem STUK. en Vrugt geeven , hier door ; gelyk Prum IER B aanmerkt, zeer begunftigd. Behalve de Colocafia ‚ voorgemeld , in Egyp- te gemeen , vondt ForskaoHr, in Arabie, twee Soorten van Kalfsvoet, tot die. van den ms eerften Rang | behoorende, De cene , naame- Iyk , welke hy Geel noemt , hadt Voetachtige s, Bladen , de Blaádjes fpits Eyrond onverdeeld, en ‘de Vfugtfteng korter dan de Bloemfcheede ; „vengêfteeld. De-andere, Vyfbladig gebynaamd, hadt van vyf tot zes of zeven Bladen, Kroon- tjeswyze,op een Steel , van hoogteals de Bloem , die Ee geftecld was. Ván de Arabieren wer- deeze beiden Dochaf genoemd (*)._ rim cela rendue: Een Schuitachtige Bloemfcheede heeft dit Geflagt en een gedekten Vrugtfteel: vyf Bloeme blaadjes zonder. Kelk; de Besfen veelzaadig, Daar komen in voor, de volgende Soorten, pF (1) Speerwortel met een zeer korte Bloemfteng ; racen. tium ee de pbyilum. Veelbladig. (*) Flor. Lgypt, Arab, pe 157. 1) Send Scapo hodn: Petiolo radicato lacero 8e. 57/7. Nat. Gen. 1029. Vag. xii p. 650, B. Cliff. 434. À. rad. 6. Arum. polypbyllum , Gaule fcabro punicante, Harm. Par, T. p. 93. Arùm polyphyllum Surinamenfe &c. PLUR, Alm, 5e. T. 149, Ff, 1. COMM, Hort. Araft. Te 2,53 \ G LN A NER, 1 Ae GEN sle Bladfteel. geworteld en ruuws de Blaad- IV, _ jes driedelig , met Vindeelige. Slippen. en Dit Vaelbladerig Surinaamfe Kalfsvoet heeft ORDE een gladden , donker rooden en fraay-gefpren- „Hehe kelden Bladtteel, die zig in drie Bladen , welk ieder nog eens Edriedselfg” Zyn verdeelt. De bepaaling.is door den Ridder ontleend van eene Plant , welke zig in de Klifortfe Tuin bevondt, si 1737, vie den Wortel een n Bloem gaf , zo als vr ‚ zeer van die shr ' Kalfsvoet verfchillende, De Vrugtfteel nog= thans is ook in eene Bloemfcheede vervat. Ik, heb van Java een Blad ontvangen, * welk Vest gelykt naar deeze Soort, (a) Speerwortcl met Pylvormige Bladen , de zE Bloem- en Bladfteelen gedoornd. liae Sp Dekds op Ceylon groeijende „ volgens Her- Gedoornd. MANNUS » heb ik ook van Java bekomen ‚waar in zelfs de. Ribbetjes. van het zyn. Die twee Ceylonfche van den Amfterdam- fen Tuin, by COMMELYN , nooit Bloem geevende, fchynen tot de voorgaande Soort.te behooren, ie ; (3) Speer- (a) Dracontium ran Segittatis , Pedunculis Petiolisque acu leatis. FL Zijl, 313. ‘Arum Zeyl. spinofiem Sagittz Fols, HERM, Par. 75, pee minus Zeyl. Ray. Suppl. 575. n ‚N4 IN. Dez, XI: STUK. geo MANwryrvicr KrRurDEn. Iv, ) Spes sp Wlassnnrnne dana ib is PSP Ben al Phr RE e Hooerep srur. Onder den Maleîtfcheh- naam , Nampo, is RLS my van Java im Vogt gezonden, het gene in tium Cor- Fig. a, op Praat LXXI, een weinig verkleind eht zynde , worde vertoond, Het Blad komt na- genoeg overeen met die van het Kaapfe Slange- „kruid, doch de Bloemfcheede is geenszins plat , " maar Schuitachtig,, even als ín dit Geflägt: des ik hetzelve , als een nieuwe Soort, daar toe betrek en hier plaats geeve , met den bynaam van Cordatum óf Hartbladig Speerwortel,. De Vrugtfteel , door de Bloemfgheede geheel be- dekt en ingeflooten , beftaät van boven oóg- fchynlyk uit Mannelyke’, van onderen uit Vroue … _welyke Bloemen_ofVrugtbeginzels „ met ceni- en Meelknopjes daar. tusfchen gemengd, Hoe oo werre deeze Bloem tot volkomenheid gevor- derd zy, is my opbekend. Ik hebde Bloems fcheede, die geheel geflooten was, tot ‘hiet ons derzoek en Af beelding dus geopend. 4 Speerwortelmet endochrige: holle Bieder Op Moerdêfige plaatfen , in Wirginië en Ka: rolina, groeit dit Kruid, welk zulk een Stank heeft Pi Lan Iv. Fe tidum. „Stinkend, (3) Dracontium Fol, Cordatis mucronatis. Adibi., (4) Dracontium Fol, fubrotundis,concavis. GoLD. Navebe zi4, KALM. Je, Ilp. 47. GRON. Virg, 141. Cala Agua? ‚_tilis Odore Allii vehemente pradita. GRON. Pirg. 1. p. 186. Arum Amer. Betz folio, CATEGB. Car, 1, p. Te-7ia Gr N A N D R°I A 20E heeft van Look, dat Ka rmde Bloem naattw- 5 Iva Iyks onderzoeken kon. De Engelfchen noem- ed den-het, deswegen, Bonfemkruid, de, Sweeden Hoorp. _ Beerenwortel of Beerenblad , dewyl de BeerenSTUr * % Voorjaars zig daar op vergasten. De Bloemen oe veh zyn paarfch van Kleur , en, als die op ”-befte. ' bloeijen , komen de Bladen eerst te voorfchyn. Het Vee roertze- niet aan, maar tot inwendie. ge Geneesmiddelen , inzonderheid tegen ’% Scheurbuik „ kon men -'er, even als van ’ ge- woone Kalfsvoet ‚gebruik van maaken. In geheel Noordelyk Amerika was dit Kruid tag pers gemeen. 5) Speerwortel met Fiad Bladen. A raton Onder de Planten van Kamtfchatka, in het iom Cam Ooftelyke van Siberie , kwam déêeze voor, die siberifche een -Eyronde zeer Pian Aair hadt , beftaande uit ongelteelde. Blommetjes , met vierbladige eigen Kel kjes , waar tusfchen vier Meelknopjes met een flompen. Stempel , zonder Styl. Het geleek naar ’t voorgaande doch dien Stank heeft men ‘er niet aan befpeurd. De Bladen zyn by- na als-der Manodragora , de Bloemfcheede, als van ’t Arum , de Vrugtfteng als die van % Slangekruïd , maar de Kelkfchübbetjes-, welke de Blommetjes onderfcheiden re brengen het in di haelagt t'huis, zo men aantekent. . (6) () Draconsium Fol. ELanceolaris. Am. Acad, IT. pe 362a U, Deen. XI, STUK. Iv. Anne » XXIe pis 202 _MANwyvice KRUIDEN, . {6 Speerwortel met cagehoer Bladen on eene „Mlimmende Ste Hoorp- De Bladen - van deeze - dan er rt STUK. vi MIER in Westindie wraamwdin zyn Klyfach- „Premi. Het is’ een Gewas, dat met-Ranken” van per rif Door- gen Duim dik, die Wortetijdsairgeeies; langs de Boomen opklimt, hebbende Bladen van één of anderhalf Voet laag en bynaeen Voetbreed , welke met langronde- Gaten weezentlyk. doors boord zyn; * De Bloem „als die van ’ Kalfs=. voet „ geeft een tolronde Vrugt, van ecn half Voet langte ,-Goudgeel van Kleur, naar eene Koorn- Aair der Spaanfche Tarwgelykende, Op ‘ Eiland Martenique hadt dic ed dit Ae 2 … reren ). eert oakellede slangekruid, Een vlakke Bloemfcheede heeft eft dit de Vrugtfteng is met’ Blommetjes etek, id heeft Kelk noch Bloemblaadjës en draagt véer= zaadige Besfen, Het bevät de twee volgende Soorten. — Est asid 5 or ú rami sh a eshasl a) Slan» (6) Dracantium, Fol, ee Gaule, fcandente. MILL» Je, 197. Te 296. Amm Hederaceum amplis Foliis perforatis, Pum. Amêr. 40, T. 563 57, Mon, pin mr. P- 545. Se Mae Tot, 6 2% (*) Fide Bori/oni: waar uit blyke dar de niin van den den Ridder , en merten aardige _niet naauwkeu- zig G y NAS N Doa I A 203. (1) Slangekruid met Pylswys” Hartvormige Bladen , een gekapte Bloemfcheede en de Vrugtfleng van boven Mannelyt. Inde Amfterdamfche Tuin was deeze Plane, Ee TUE, J, nu by de honderd Jaar geleeden, van een Kaap- shdnpieë' fen Bol gegroeid „ en federt voortgeteeld, zo Kaap, dat menze; omtrent den jaare 1736 „ nog vondt in de vermaarde. Tuin van den Heer Cr1rrorr, 't Gewas bereikte, eens zo veel Laois ge a gemeene Kalfsvoet » Kruid geleek , maar de Bladen hadden aan k epe Kan weeD » door ’% welke zy. het overtollige. Water , dat men ‘er aan gaf, uitwierpen. De Bloemfcheede was aan ’t end plat, ja zelfs ag- terover geboogen , gelyk men dit ziet in de Af» beelding ‚welke de beroemde LEDERMUL- LER ‚zo van de geheele Plant in * klein, als van de deelen. der. Bloem „en Vrugrmaaking i in Naruurlyke grootte en door fterke Vergrooting , ten. naauwkeurigfte heeft i in Plaat ‘Geh: en be. fchreeven (*)._ Daar (2) Slangekruid met Barot Bladen, een vlakke at 1) Calia Fol. Sagittato - Cordatis ke. of. Nat. XL ‚ Gen. ro3o. Veg. XIlL. p. Gor. H. Clif. is. Re Lus. 6 Arum ZEthiopicum Flore albo mre Comm. Hors, 1. B: 95, T‚ so. Arum Americauum &c. MICH. Flor. 9, T. 2. (*) Zie rn Him Vermaakbykbeden, 1 D,p. 26, enz. Tab, 1 (2) Calla Fol. Eads: » taan plinâ 8c. Gort. Belg. 261, Flor, Succ, 744 , 32de FA Zapp, 320, Fl. Clif. 436. Ke ‚U Dar XI, STUK P t 4, EriSa Europilch. zog _ MANwevieg KRUIDEN “ “vlakke Bloemfoheede en ûe Vrugifteng aan IV. , is rand alle zyden twe vesflagtig. Hoorp= STÛK. Deeze , die men Waer- Slangekruid noemt ; P ord komt by ons voor, in Slooten en. {taande Wa- têren tusfchen Goudaen Rotrerdam , langs den Hoogen Dyk , als ook agter Westbroek by Utrecht en by Oldbroek op de Veluwe, Het valt ook niet alleen in de Moerasfen van Rus- Jand en Sweeden , maar groeit aan loopende Watertjes en Beker in verfcheide deelen van Vrankryk en zelfs in Spanje ‚ Zo Loper vers haalt, In Switzerland, zegt Harrem, heb- ben wy ze nog niet gevonden. Dit Kruid (welk den naam daar van zou heb. ben, dat het een tegengif ware voor Slange- beêtdn 5) geeft uit een Rietachtigen Wortel, die in de Grofd onder Water voortloopt , lange Bladfteelen en op't erid derzetven rond. achtig Hartvormige Bladen, waar tusfchen de ronde vooze Bloemfteng opfchict, met een Hoofdje van welriekende Bloempjes of Meels knopjes,.na welken de Frosachtige Vrugt volgt, alef van toode Besfen, hebbende de witte Schecde pederwaards afgeboogen. Het bereikt in zyn geheel naauwlyks een Spar hoogte, en komt in fcherpheid het Kalfsvoet naby, doch heeft de «_ fcherp» R. Zugdb. 6. Dracunculus Paluftris f. Rad. Arundinaceâ, C. Be é Pin, 105, Dracunculus Aguatilis Dop. VR 339. Anguie nà Aquatica £, Pracunculus. Lo, Je. GG Pen AN DR: IA 205 Scherpte niet vande voorgaande Soort. oer 0 Heer ne GorTERr verhaalt, dat by-{chaars-À im heid van Levensmiddelen de Ingezetenen L 5 Vvän Hoorps Finland uit de Wortels Brood bereiden (*), sur. * Volgens het berigt van den Heer Linneus Veimar is dit in Lapland zo gemeen, ‘dat het Volk al- + daar naauwlyks ander Brood nuttigt, dan % ge- ne van Meel uit die Wortelen, t welk in Waâ- ter gekookt en afgegooten is, met Meel vän Koorn of van Pynboomen- Bast gemengd, be- reid wordt ; zynde wit, zoet en aangenaam, ipzorderheid verfch gebruikt. Men noemt het Misfebrood , om dat het Kruid, ’c welk wyd uitgeftrekte Moerasfen bedekt, den naam van Misfe of Misfue voert; maarde Finnen noemen het Wehka. By het Landvolk, aan de Oost- en Westzyde van den Botthnifchen Golf, en byde Finlappen , is dit Brood zeer gewild ; ja zy verkiezen -het- ver boven het Pynboomen- Brood (4). Pormos Hangbast zn ES s-Aan dit Geflagt wordt toegefchreeven een Bloemfcheede ; een enkelde gedekte Vrugefteng 3 geen Kelk; vier Bloemblaadjes ; vier Meel. draadjes en tweezaadige Besfen. Het bevat de volgende Oost- en Westindifche Soorten. 8) (*) Gorr. Flor. Ingr. p. 1 (tf) Zie 11. D. UI Siisstel decze Nas, Hit, bladz. 37%à Hd U, Dazs, XI, STUK; \ 206 „ManweviGE KRurDEs, IV. _ (1) Hangbast met de-Bladfleelen van breedte AFDEEL. als de Bladen en eene Wortelende Sieng. sk Dit Gewas noemde Rumeurus, onder ph veele anderen, het Aanhangzel der Boomen en frendens. onderfcheidde hetzelve, doordien de Bladen Klimmend.als dubbeld zyn , het een op het ander groei- jende. Het klimt met de dikfte Ranken , ge- lyk het Bofchtouw, by de Stammen en Tak- ken op, en laat de anderen nederhangen. Op Ceylon kwam het voor , met Bladen, welke een gevliesden Steel hadden , naar die der Oranjebogmen gelykende, en droeg eetbaare vrugten, rond en rood , als Aardbefiën, Van het Ambonfche wist RuMpHius geen ander gebruik , dan dat men het hart der Ranken, Iyk. het Rotting-Riet , toc binden gebruikte- Dyde Inlanders , aldaar „werdt het „zo wel als Ene Rn yke Aanhangzels , Tupanawa ger het in, (2) Hangbast met Lancetvormige effenrandi- tom . ge ongeribde Bladen, \ dn Ek ie ee Der Een (x) Pathos Pesialis latiëudine Foliorum &c. Syf?, Nat. XU Gen. 1031, Vege Xlil, p- 691, Potha. FL, Zeyl. 329. BURMS Zeyl. 197. Burm, Fl. Ind, p. 193. Appendix duplo folio. Rumem. Amb. V. p. 490, T. 134. f. 1, 2, 3e Ana -pätùde AH, Mal, VU. T. 40. (2) Porthos Fol. Lanceolatis integerrimis enerviis, Spe Plante 1675. Pothos acaulis. JACQs lus: Hit, z4o. T. 353. Plants danominac3, Bruns, Mr spgrre AL Et Gy RAN DR IA BF Een ongefteelde Plant , (die opde Boomen — 1Vs groeit en overblyft ‚ in geftalte naar de Aloë En gelykende „) als deeze , werdt door den Heer Hoorn. JAcQuiN in groote Berg- Bosfchen, op STUK: Eiland Marteniqüe, gevonden, Derzelver Bla- „7; A peten den waren langwerpig Wigvormig gefpitst, es Feprändig , glad, kort gefteeld , Lederachtig, eenigermaate ftyf , komende uit den Wortel voort, lang anderhalf Voet of meer. Zy hadt ronde Bloemfteelen van een en > 20 dun p dat. de’ Ingezerenen het desw ueue de ‘of Rotten- Staart noemden. Hy beeldtze af; waar uit blykt , dat dit Kruid grootelyks van het voorgaande verfchille. … De Vrugtfteel is geheel bedekt met tweeflagtige Blommetjes van vier Blaadjes ‚ met vier Meeldraadjes , ieder twee Meelknopjes hebbende. De Bloemfchee- de is een fmal Grasachtig , agterover geboogen , Blad: het Vrugtbeginzel langwerpig, vierhoe- mb zonder Styl. De Vrugt beftaat uit lang- : » fpits gepunte ; vierhoekige Besfen : doch hy hade dezelve niee ryp gezien. (3)-Hangbast met Lancetvormigeefftnrandi- 2 wee Bes drieribbige Bladen , de Vrugepieel aan zaninn de tip driekantig. 4) Hangkane met Jemomernie gekartelde Bladen. - 7 5) Corian sd (5) Posbos Fol, Lanceolatis integerrimis &c. Aram Fol. rigi- Tie acntmipatis. PLUM- Amer, 47, T. 62e Fil. T.ao6, (4) Pothes Fol. Lanceolatis erenatis, Arum amplis Ealiis Wuminatis et pergamaceis, PLUM. Sp. 4e Ze. 39. Hs DEEL, XI, STUK, 208 ManwyviGE Kaoipen, IV. (5) Hangbast met Hartvormige Bladen. DEEL. Ski _Decze drie, waar van de eerfte en laatfte stuk. in Amerika, de andereop ’ Eiland van St, Tho- Ve mas, in de Westindiën, door Pater Prumier Cordata. sa waargenomen zyn , verfchillén van het Ed laatstbefchreevene zo weinig , dat JACQUIN zelfs het eerfte daár toé betrokken heeft. Het zyn Bygewasfen van dergelyke geftalte , meest onderfcheiden door de figuur der Bladen, wel- ke in de zyne, volgens de Afbeelding, die hy daar van geeft , meet Lancet. dan Wi igvormig „voorkomen, VL. (6) Hangbast met Vindelige Bladen. Pinnata. Vinbladige Dit is wederom een Aanbangzelder Boomer, van RuMrPHius ontleend, * welk zig onder- de Bladen , die als het Groote Boomvaren Vindeelig , doch ongelyk, gefnip. perd zyn. Het heeft de Ranken , zegt hy; alseen Kinds- Arm dik, taay , doch let Hou- tig, en bekleed met eene Haairige ruigte , wel- ke de Huid , daat zy aan komt, doet jeuken. De Wortels hangen als Slangen om de Tak- ken der Boomen. De Vrugten, zegt hy, zyn als {s) Porthos Fol, Cordatis. Arum Acinis Amethyftinis, Flo- ze parvo. PLUM. Sp. 4. Je. 38. Fil. T, 205 Confer, Dra- cont, amplis Fol, Cordatis &c. PLUM. „Amer, 48. Te 63e Fil, sos, f. 1. (6} Porthos Fol. Pinnatifidis, Appendix laciniata, Rumeis Amb. V, Betôp, T. 183. f, 2, BURM. FJ, Ind, En | gade eb 5 G 4 N ASN D RE IT A. 209 als Kris- Hegten „ vyf of zes-Duimen lang F „Ave, tond, twee Vingers dik, met eene grof zandige Â5P end ruuwheid , welke zig vervolgens ontfluit € Hoorpe mooglyk de Bloemen maakt. De Bladen WoEsTuns den van het Vee met Smaak gegeten. vit. Pothos ( 2) Hangbast. met ‘Handpalmige Bladen. as Paimara Deeze Soort, in Amerika door Pr uMIER Gegelnd. gevonden , hei de Bladen byna als die van ’ gewoone Dracomtium „ Handpalmswyze gevin- gerd en zeer groot. Betis mede een | d Gewas, An XXIL HOOFDSTUK Befchryving der EENnU‘zZIGE KRUIDEN, dat is der genen, die Mannelyke en Vrouwe- lyke Bloemen, van elkander afgezonderd, Op _ eene zelfde, Plant voortbrengen ; gelyk de Bran- denetels „… Klitjes , Amaranthen ; Pimpernel , Druifkruid „ Netelkruid „ Bryonie en de vee- „derley Soorten van Kelnonfen „ Meloenen , „Komkommers enz, kb deeze Klasfe, die de Eenentwintigfte is in het Stelzel der Sexen , komen ‘er wederom voor met Een-, Twee-, Drie-, Vier-, Vyf- ' man=- (2) Porthos Fol, Palmatis. Dracontium Hederaceum poly- Pbyllum, PLUM. Amer. 49. T, 64» 65: Dracunculus fcane dens polyphyllus. PLUM. Fil. T, 207, 208, Dracunc, (cans S maximus, PLUM. Spec, s. Oo WU, Daar, XI, Srum, 210 EENHUIZIGE KRUIDEN. « _mannige, Enkelbroederige en Manwyvige Bloe. kin mep ‚ naar welken. de Rangen gefchikt zjn, Hoorp. als volgt. STUK, _ Tot de onto en behooren ; behalve de Zannichellia en Chata , welken ik ;-zo weials de Zoftera , die de laatfte is der voorgaande Klasfe , tot de le Ne, be- waaren zal, de volge „Ce RATOCARP U £ fe De Bloemblaadjes ontbreeken in dit Geflagt, De Mannelyke Bloem heeft een tweedeeligen Kelk en een lang Meeldraadje:-de- Vrouwelyke een tweebladigen Kelk, aan het Vrugtbeginzel aangegroeid , dat twee Scylen batt en een fa- _mengedrukt tweehoornig Zaad. pes Ene De eenigfte Soört ) groete. op Zaidige pn done Vlakten in’ Tartarie. Het éen Täkkige Plant , "Zandmin met zeer fimalle fpitfe Gfasachtige Bladen en gend, _Mannelyke Bloemen in de Mikken der Takken , drie in getal, terwyl de Vrouwelyken zig eerf- zaam en ongefteeld in de Owels der Bladen be- vinden. Men heeft in de Upfalfche Tuin ont- dekt, dat het een Jaarlykfe Zaayplant zy , heb- bende het Zaad, zo wel als ’t Eng ge: hoornd, Cr (4) Ceratocarpus. Syf?. Nat, XII. Gén, 1035. Vig. XIIL P. 760 Aw, Acad, Ip. 412: H, Ups, 281. Buxs. Af. Pairs lep. 241. MON O1 Kor As 218 CYNOMORION, Händsfchaft. LIV; Arprerà “Hier ontbreekt ook de ian De B med Mannelyke Bloemen zyn een gefchubde Kat „srumvze waar aan zig ook de Vrouwelyke Bloemen, gs uit een enkel rondachtig Vrugtbeginzel of Zaad:, met ééne Styl gekroond, bevinden. raken a A __De eenigíte Soort (1) valt in de Westindiën en Barbarie ,-ock op „Maltha, Sicilie „ aan-de „ion om Kust van Italie en elders. Op * Eilend Maltha woort, eerst ontdekt zynde , gaf men ”er-den-naam aan van Fungus Melitenfis, hoewel het-Gewas geenszins tac de Paddeftoclen behoort. ; Het heeft de eigenfchap. van de ‘Hypociftis ‚Oro. banche en _dergelyken , die. op‚de Wortels van andere Planten. groeijen. „By ’ Eiland Malche groeide. het op een Rots y-op-de Wortels van Zee. Porfelein „maar. menheeft het ‘er » door % „menigvaldig. wegplukken „uitgeroeid, Na. — derhand is het, by Livorno en Pifa in Tot- kanen , op de Wortels van Kali zittende ger wonden ‚en door-omhein ing van de plaats: beter bewaard. gebleeven „zo :‘Trraaus verhaalt, ne zeker Eilandje , genaamd amps groeit = lsidhet ) Cynomorion. Sy/f. Nat, Xl, Gen. 1033. Pas. xur. Ps 700, Am. dead. Iv. p. 351. T. 2. Mar, Med. 534. Cye Fagus Typhoides &c. TILL. Pis. 64e T25.BQCG: Sis. ne Se BRE e o 2 NM, DEEL, XL SruK. Iv. 212 EENHurzice Ka uiDEnN. het overvloedig’, alsook by Tunis en elders ín nd Barbarie , zynde op Jamaika in de Westindiën Hoorp:‘ door BROWNE waargenomen. STUK. - Dit zonderlinge” Gewas bemit cen Grond , een die-dikwils door Zeewater befprocid wordt. Het heeft byna geen “Wortel , maar komt ‘als de Aspergies te voorfchyn, met een Vingerachtige gefchubde Steng opfchietende tot een half Voet, fomtyds “een Voet hoogte. Als dan Wyken de ‘Schubben Van één en de Blommetjes vertoonen zig aan het boveníluk ,-dat dikker is en veel gelykt vaar de Lifchdodden; weshalve men het _ ook Fungus Typhoides genoemd vindt. Tusfchen de Blommetjes, die vit een enkel Meeldraadje ea Koopje sin een” Kelkje , beftaan, komen de Vrugtbeginzels te wóorfchyn, De-Schubben zyn eer en, ryp wordende , is de geheele Aair kt met hoogroode Bolletjes, ‘zynde het en 3 ’tewelk dit Gewas gelieel Bloedkleurig maakt 3 terwyl het ook , door - zn een rood Sap uitgeeft. Het heeft , (gelyk vecle andere piere tels en Sappen ‚ van-die Kleur ,) een famentrekkende en verfterkende hoe- danigteid 5 weshalve die van Maltha ’er een byzonder gebruik van maakten tot Bloedftem- « ping. Een half Drachme, in Wyn.of Vieefche pat gebruikt „ was dikwils geroegzaam. Men verzekert datde Syroop van dit Gewàs, in 't Ryk van Tunis, als een voornaam Middel te-- gen den Rooden Loop gebruikt worde. Tegen een M ono ikt Á 213 een geweldige Bloedvloeijing heeft men het, in tv, Sweeden , met goed gevolg ingegeven. Waar. Asper fchyalyk wordt het, des wegens in Jralie San- orn inden geheten (*). STUK. Monan= ELATERIUMe wie dria. „Dit Geflagt heeft geen Kelk, de Mannely-. ser zo wel als de. Vrouwelyke Bloemen, zyn sin vyven-gedeeld, de eerften met één Meeldraadje ‚ terwyl delaarften opeen. Vrugtbeginzel zitten , dat een eenhokkig twee= kleppig Zaadhuisje wordt. “Niet het gewoone Gewas van dien naam,dat _ tot het Geflagt van Momordica behoort, maar twee Amerikaanfche Planten , wier. Vrugt ‚de ‚zelfde eigenfchap en dergelyke itis heeft, zyn ’er in begreepen ; naamelyk, (1) Springvrugt met B dtdg d gehoekte … Blad. se nn reren Le Die zonder inge Head: nie War Ten Jace, nief QUIN dus getyteld „ was ‚door hem alleenlyk op den top van een Berg, genaamd.de Ja-Po- Pa, by Kartbagena in de Westindiën gevonden; Het maakt rende , gladde „ verfpreide, klim- mene EO vid Jem PREISFER Disfcrt. de Fungo EN te (2) Elaterium Fo! Fol: Goeditisangaleiie: Syfi. Nat. XII, Gen. ko36, Ean Xlil, p. 7o1, JACQ: Amer. Hil, aar. T. 154, O3 1. Deer. XI, STUKo si4 EENnOrizice KRUIDEN. IV; mende Stengen , waar mede het dikwils geheele. etn Kreupelbosíchen. bedekte. Vande Mannelyke Ii, Bì Steel de fioorp:- Bloemen kwamen veel op een, Stee tje ‚van sTÚËs, _ Vrouwelyken maat ééne, die korter was , bci- á gn den wit van Kleur en by nagt zoet ruikende, De Vrugt was Niervormig; gehaaird en ander. half Duim lang, dus gelykende naar die der E« zels Kommeren. Ryp zynde fprong dezelve , op de minfte aanraaking „met groote ‘kragt in tweeën , maar de ééns helft verfchilde var de andere: De Zaaden waren hoekig, plat, in een Waterig Vleefch begreepen. it. (2) dn met Arievodies ngjanden Elateriam Bladen. . en grifolia- Î } Oriebla- > En Virg * ‘was de Gron van deeze , ‚ dig, die,” volgens den Heer Cravron, een klein hurkend Plantje maakt , naar de Witide gelye kende „ mer driekwabbige Bladen op lange Stee. alen, zo wel als de wicte Bekerachtige-eenbla- „dige Bloemen , welke een vyfbladigen Kelk „hebben. De Vrost is een Haairig Zaadhuisje, _gokveenhokkig „tweekleppig ‚ als “de voorige, en insgelyks door de rypheid Veerkragtig ’ open barftende « Maâty in de ‘anhaalingen van den - Heer ‘ (2) Elaterium Fol. ternatis incifis. Mant, 123. Sicyos Fale “_teenatis. GRON. Wirg, «II. p.er5as LINN Ho Cif. st Sicyóides Americana, Frutu Beg ToURND, tuft 103 ant. Re Fr. gps erik. Park T. 18e 0) MON o-1.K 1 A ais Heer GroNovius , op deeze-Soort, fchynit IV, my eenige verwarring. plaats te hebben: Immers Ag2rrLe die van ToURNEFOR T,met hoekige Bladen st sjoon; ‚zou nader komen aan de voorgaande. TUK, „Tot de Tweemannigen behoort , buiten de: rez kas ‚ welke ik, tot de md Kek skken zals bet Geflagt van. ANcur tia Angurk. Daat de Mannelyke en Vrouwelyke Bloe- men, beiden, een vyfdeeligen Kelk hebben en eene vyfbladige Bloem, leen Vrugtbeginzel, onder de leatfte, wordt een tweehokkige veel- zaadige Appel. « Het bevat deeze drie Ameri kaanfche Soorten. ( I)-Apgurk met driekwabbige Bladen. pien : ngur (2) Angurk met Pootachtig verdeelde Bladen. Driekwalr (3) Angurk met drievoudige Bladen. he u. De twee cerften zyn door den Heer JAC zie. QUIN , zo wel als door Pumi ER, inde mr. „ Trifoliata. West Drieblas 1) Arguria Fol. trilobis. Syfi. Nat. XII. Gen. 1037. Peg, Xin. p 701. JA za 4m, Hift. 243. T. ek Anguria „Fruêtu parvo. PruM: Je. „…fe) Anzuria. Fel, Pedatis. Me Am, Hifi, 242. T. 155. „Ang. polyphyllos parvo £ (ruêtu. Prum. Je, 23 C3) Anguria Fol. ternatis. Cucumis obv Fruâu var Hiegato. PLUM. Aer, 25. T. 99. NE O4 IJ, DseL, Xl, STUK, FV. ÄFDEEL: Esen ernie 516 EENBUIZiGE KRUIDEN, Westindiën waargenomen ‚ de derde alleenlyk op St. Domingo deor den laatíten.- De eerfte rp- geleek, wat de Mannelyke Bloemen aangaat en in geftalte, zegt hy, zeer naar de tweede, die Eenmax- door hem met de laatfte vermengd wordt, heb- nige, gezien. D bende zyn Ed, dezelve ook op dat Liland waare genomen. Het was een overblyvende Plant, met lange Klaauwieren, beklimmende de Boo® men dikwils tot twintig Voeten hoogte, De oude Ranken- waren Houtig „ de jonge taay en gebladerd : de Bladen gefteeld, met den Steel driedeelig ‚het middelfte Blaadje Lancetvormig, de zydelingfen tweevoudig ‚ en dus van figuur bypa als een Vogelpoot. Hy hadt de Mannely- ke Bloemen getrost, de Vrouwelyken enkeld, doch ieder op een byzondere Plant waargeno- men ; terwyl Pr UMIER dezelven als op ééne …… Plant groeijende voorftelt, Ook vondt hy de Vrugt langwerpig rond, een Duim tang, groen met lange Streepen , werhokkig s» veelgaadig. De Hoogleeraar J. BURMA NNuUs fchynt den om: gekeerden Wortel voor de Vrugt te hebben dad e Driemannigen, in deeze Klasfe, leveren verfcheide Geflagten uit, welke tot de Gras- plaaten. behooren., en daarom thans worden voorbygegaan, Verfcheide-Heefterige en- Boom- achtige zyn reeds befchreeven : des alleen nog eenige Soorten overblyven van *t Geflagt van rit Payt- M on otkKrA ar7 PryrLANTHOUS Bladbloem, ì IV. FDEELs _Dateen zesdeeligen Kelk heeft , zonder Bloem- XXe krans, Klokvormig in de Mannelyke Bloemen; dame … inde Vrouwelyken drie tweedeclige Stylen. ‚be. vattende „en een driehokkig Zaadhu: sie, met drie, enkelde Zaaden. (2) Bladbloëm met ri Vinblaad- BRLIS 3 jes, gefbeelde drsn en een Kruidige z bus grad opgeregie Ehhg: ae ik 3) Bladbloem. met Poema Pi lee. EE, rinaria, jes, ongefteelde Bloemen, eneen Kruidige mood, hurkende Steng. Deeze twee behooren tot het Droevige- Kruid, in Oostindie groeijende ‚en dus genaamd , om-dat het Loof tegen “t-ondergaan vande Zon zig fa- mentrekt en fluit, gelyk die ook plaats heeft in de Gevoelige Kruiden en Boomgewasfen, Van % aanraaken, evenwel, ‘heeft het geen’ aandoce ning. Het Loof gelykt veel Baar de Sénneblae den, en EE de Vinblaadjes komen Knop- ‚jes sm en EL ih Beiadas Foliolis Pinhatis Floriferis &c. Fl Zeyl. 33. H. Clif. 440, Urinsria Indica ere@ta vulgaris. BuRM. Zeyl, 230. T. 03, f. 2e Herba Moeroris alba. RUMPH. Amb. Vh pat. To 17. £. 1. Frutic,- paaien PLUK. T. 133. f. $. Niruri Barbadenfe. M 9. _€3) Pbyllanthus Fol, hae RE ed vies Zit 4 332. Plux. T. 183. £, 6,- Herbà Marot rubra, Runes. bf. *, Borm, FL Jil. ps Os IL. Deer, XI STUK. 218 EENuurtzicE KRUIDEN, jes voort die: Bloempjes , benevens, anderen die iden, 1 Zaad uitleveren. In de laatfte Soort zyn zy Hoorr- byra ofigelteeld en wit inde eerfte. De By- STUK: paafn van Rood ziet op de Kleur der Stehgen et en Blaadjes ; terwyl de Steng in deeze ruigach- tigis „inde andere glad, Het zvn Heefterachtige ; doch niettemin faarlykfe Plantjes. Men vindtze ook, op Ceylon, alwaar HERMAN NUs rs dk han ds IJ hen. Vind OOIT e CAR Ld den naam van Urinaria aangaf. RvMmPmius zegt wel, dat het in Geneeskundig gebruik is, ‚ tegen de Klem en andere Stuipèn, zo in als stegen Kolyken Graveel ; doch fpreekt van ’% eerstgemelde in ’t-byzonder piet, ’ Is het voornaamfte Middel , zo hy geruigt, dat de Javaaren hebben tegen den Rooden Loop. (4) Bladbloem s met Beba: Bladen; die zes pee Blaadjes heben; sde Wafjerblom aan'tend. Besbloe-_ (5) Bladbloem met de Baatjes overhoeks wig ig vormig … gefpitst. By Madrasf aan de Kust van- Coromandel , ; groeit de laatfte , die men in de Hollandfche Tuinen vindts-maar de eerfte is by-Tranquebar (4) Phyllanthus Fol. pinnatis, Foliolis fenis, &c, Mant. 294. (5) Phyllanthus Foliolis alternis Cuneiformibus mucron- tis. R. Lugdh. 200, Nirouri, Maderasp. Senmz folio longiore, Per. Gaz. Frutex Een ij Lini &c. parse Tak fe Ze BuRM. FJ, dnd, 19 M-oN OI: KI A 219 doorden Heer Koen re waargenomen, Deeze IV. hadt de Steng een half Voet hoog ,-de Vin- Arpaan: blaadjes gelyk in de: andere overhoeks „ ftomp Hoor p- gefpitst en vry groot, met drievoudige alge esn tjes, Uit de hoeken.der Vinblaadjes komen de 4, Mapnelyke Bloempjes voort, en aan * end et ei Blads de Vrouwelyke, dic eenzaam en veel grooter is, naar een Befie van ’t-Beerendruif gelykende. Dezelve, naamelyk, heeft cen Ey- tond Honigbakje „driemaal, zo groot als de Kelk en daar op volgt een zeszaadig , zeskleppig,, Veerkragtig Zaadhuisje. De Viermannigen leveren , behalve de Ber- ken-, Palm-‚‚ Moerbezie - Boomen, welke reeds befchreeven zyn, noch verfcheide Geflagten tit, als alat fol EN TELL A, Honderdsmark, Ja dic Geflagt heeft de Mannelyke Bloem een vierbladig Omwindzel, dat vyf Bloempjes bevat „ieder van’ vier Blaadjes. De Vrouwe: Iyké heeft een tweebladig Omwindzel mer één Bloempje , waar onder het Vrugtbezinzel, dát twee Stylen heet: en cen tweehokkige Vrugt úitlevert. “Twee Soorten, beiden Kaapfe Planten zyn er ìn vervat, naamelyk (5) Honderdmark met Harris ‘Bladen: Dee- tens villofa. (0) Consell F ol. Cordatis, Sy. Nat, Xi, Gen. rosr, ens > Pez, XLIL. p. 708, „Am. Acad, VIe Afr, 99. H, DEEL, XI, STUK, Li 220 EERENHUIZIGE KRUIDEN, IV ArpzeL. iS Een L, sro Serpicula repens, Kaap(ch. » Deeze heeft de geftalte van de Dioscores, de Stengen zyn windende; "ruig, rond, de pe Bladen. Hartvormig, overhoeks , gefteeld , ge- ribd, overal Haairig ; eenbloemige Stecltjes in ‚de Oxgelen; de Bloemen’ als-gezegd is. ‚ (2) Honderdmark met Lancetvormige Bladen, Deeze, die kruipende Stengetjes heeft, ge- Iykt naar -de Hydrocotyle en komt voorts met de voorgaande overeen Het Plantje van Pv» KENET gelykt ’er wel wat naar, doch is het zelfde niet, S ERPICUL Ae Kruipertje. ï De Mannelyke Bloemen zyn, in dit Geflagt vierbladig , met cen viertandigen Kelk , die ia de V eli is en de Vrugt een Wollige Noot Se ge Maar ééne Soort eg hetzelve voor ( IJ), of liever twee, volgens den Heer N, L.Bua- MANNUSs , waar van zyn Ed, de eerfte den bynaam van Quendel-„ deandere den naam van, Thymbladig geeft, Beiden hebben zy de Bladen overhoeks , san de eerfte langwerpig Ts C2) Centeila Fol. Lanceolatis. Am. Acad, VI. Aft. zoo. Confer. PLUR. Phyt. T. 286, f. 6. (*) Nux tontentofa vindt men hie er Sorálafa i in Etencho : of dit het zelfde beickene laat ik daar (a) Serpicul a.Sy,?. Nat. Veg. KIT. Gen. 1274. rds Mant, 124, Serpicula Serpyllifolia. Burm. Prod. Cap. 2 Mua Naerkikuten a21 de andere Eyronde Lancetvormig „ omgeboo- _ IV gen, van onderen glanzig. De Mannelyke Bloe- Senne men zyn gefteeld, de Vrouwelyken ongefteeld, + Hoorns: L LTE ‚o ‚B ELL A. Oever-Gras, es q ri. De Kelk is. rierblädi ; met een wierdeelige Bloem en lange Meeldraadjes: in’ de‘Mannelys ken: terwyl de Vrouwelyken dergelyke Bloem ; doch zonder Kelk hebben en eef längen Styl : de Vrugt is een Noortje, welks Kern het Zaad, De eenigfte Soort (1), bevoorens Zenbloe- A mige Weegbree getyteld, is door den geleerden zeef Bere 1 us omftandig befchreeven. Hy noemt. n ze een Sweedfch Gewas, en , om dat zy veel aan den Oever groeit , Listorella Funcea, Tcur- NeFoRT hadtze Moeras- Weegbree van Parys, die eenbloemig is, met Grasachtige Bladen, getyteld. De Heet Jus sieg heeft naderhand ontdekt, dat dit Kruid, behalve de Manpelyke Bloem „ aan den voet der Stengetjes Vrouwe: lyken heeft, die vrugtbaar zyn. Het komt op veele plaatfen van de Wouden in Vriesland ‚op Veen- en Zandgrond voor. Reen die Kruidje zo lang onder on naam bere Pa Litoiella. Sy. Nat, Peg, XIII. Gen. 1328. p 708. Dan, 170. Plantago uniflora, GORT: Belg. p. 39, Fb. Lapp. 64. Fl, Succ. 128 > 135. DA Aus. Paris. so, JUss Mem, de 174: p. 131. T. 7e Gramen Júnceum Capit. quatuor longismis Filamentis PLUK, Alm. 180. T: 35, f‚ 2. MOR, lu, se. ’T.°9. £. 39, BERG. AB, Stûchh. 1768, Pe 34la ÙL. Daas. XI. STUK, STUK. 22 -EENHUIZIGE KRUIDEN. van Weegbree geforteerd heeft, is het te bee “ BryPen dat het ’er eenigszins naar gelyken p, moet, — Het is klein en geeft Biesachtige Bla- den, uit den Wortel , omtrent een half Voet Bman - lang ‚ waar tusfchen de Bloemfteelen opfchie- mige ten, die aan ’t end een Bloempje hebben met vier zeer lange Meeldraadjes,’ Aan den voet van deeze Bloemftengetjes groeijen de Vrugtbegine zeis, die een Noortje. worden. van grootte als Lynzaad , bevattende een witte Kern. _IleR- TE G As Brandenetel, De Mannelyke Bloemen hebben, in, dit Ge- flagt, een vierbladigen Kelk, en in deszelfs midden een Bekerachtig Honigbakje: de Vrou- he een tweekleppigen Kelk , met een ea- kel glanzig Zaad, De Soorten, wier getal by de eg is, zyn in de me volgende Ranger onderfcheiden, Es - A. Paartladige a) et met eds Enconde zus de Vrugtdraagende jes soes me p} (5) Urtica Fol, ‘oppos. Ovatis ferratis, Afmentis Fruêtifer ris globofis. “Sy/f. Nat. XII. Gen, 1054. Veg, XIII p, 70% Mar. Med. z20. H. Clif. q4o. Ups. 282. K. Lugdb. 209, GOUAN Monsp. 484, Urtica urens Pilulas ferens, C‚ B. Pis, 232. Urtica Romana, Log, Je. 522. Urica, urens prior. „Don M on or-K1 A, 223 (2) Brandenerel met gepaarde Hartvor IV, Zaagtandige Bladen ; de Pasen Eeen Katjes Klootrond. Hoon (3) Brandenetel met gepaarde Eyronde byna alen effenrandige Bladen ; 5 de Vrügtdraagende iens Katjes Klootrond. ee Van deeze wordt de eerfte , in de Zuïdelyke Deden. deelen van: Europa groeijende, Roomfche Netel Dodartfe, genoemd. Zy heeft de byzondere eigeníchap, » van ronde’ Vrugdbolletjes te draagen , die uit verfcheide Zaadhuisjes beftdan , ieder een‘ enkel Zaatje, als Lynzaad, bevattende. De Stenge zyn omtrent eEn Kille hoog; de Bladen raúw, gefpicst, aan den omtrek ingefheeden , uiet minder brandende dan onze gewoone Netels, Deeze groeit , als gezegdis, in t Zuidelyke van ons Wereldsdeel, op allerley woefte plaat- fen. Aan de tweede, welke naar dezelvegelykt, wordt, volgens den bynaam , de woonplaats op de Balearifche Eilanden, inde Middellandfche Zee , volgens ’t onderfchrift in Indie , toege- fchreeven., De Heer N. L. BuRMANNUS heeftze, dienvolgens , ook betrokken tot de Oostindifche Planten , en de aanhaaling, mede gebruikt van den-Ridder, uit welke -men- vers (2) Urtica Fol opp. Cord. feteatis &c. vetten gilutifers Fol, Cord. circamferratis. Haru. Helv. 27, (3) Urtica Fol, opp, Ovatis gege &e. Urt. altera: Rilulifera Parietarie Foliis, DOD. Mes, IV. p. 323. IL DEEL. Xl STUK, Arp XXITL Hoorp- STUK. Vierman- nigee — 224 EENnurzige KRUIDEN. ; moeden zou, dat het eeninboorling van Swite Le zerland ware (*). Ondertusfchen vind ik by HarLER, noch in zyn oude noch in zyn nieu „we Werk, over de Planten van Switzerland , eenig gewag van deeze Pildraagende of Room- fche Netelen , van welken deeze byna alleen door de rondheid der Bladen Eh de paarfche Kleur van Stengen en Bladfteelen verfchilt # zo dat menze , volgens Linnus, misfchien voor eene Verfcheidenheid of Kroost van dezel- ven houden kan. Maar hoe zou dit kunnen vallen , waüneer zy haare Groeiplaats. in Oost» indie had? De derde, naar den beroemden Do- DART gebynaamd, die 'er Glaskruid - Bladen aan geeft, heeft het Loof naauwlyks Zaagtan- dig ; anders komt zy , zelfs door de om laag _geplaatfte Mannetjes- Bloemen „ met de voor- _gaanden overcen. Allen zyn zy Jaarlykfe of Zaay- Planten, en de eerfte, die mea hier in de Tuinen heeft , is in Medicinaal gebruik ge: weest, Het Zaad, inzonderheid, was tot Borste kwaalen in veel achting. (4) (*) Linnzos felt „-iû Met. Med. de Graeiplaats » van deeze Roomfche Netelen, in Prôvence, Switzerland, Engee land, Van Provence en Languedok is het zeker. J. BAurre Nus vondtze by Bafel op de Velden; als ook by Geneves Rar getuigt dat zy in Engeland op verfcheide plaatfen wild _groeijen. Volgens DODINEUS zouden zy, zelfs in de Nee derlanden, niet ze'dzaam zyn: doch die zal-mooglyk op de Tuinen zien, of dat zy ’er, hier en daar „ voortkomen uit gevallen Zaad: gelyk menze dus ook in de. Tuinen der Liefhebberen , zo KRAMER zegt, in Neder « Ooftenryk. vindt, EUEC vid dl k Mo NO1E IA 225 {4) Brandenetel met gebaarde Eyronde Bla- IV. Arnrer; den en tweedeelige Trosfen, RUL Deez: Kanadafche of Virginifche, die in kleine ron te uitmunt „ groeijende op .Warcrige plaarf. Ns IVe heeft geaderde Zaagtandige Bladen, g'anzig als pant of zy met Olie beftreeken waren, met Steelen byna een Vinger lang. In.een vyfdcelige Kelk draagt zy een glimmend. zwart Zaad. Hee Kruid heeft een aangenaamen Reuk, (5) Brandenetel met gepaarde ovaale Bladen, _ v. ine Urenss {6) Brandenetel met gepaarde Hartvormige vr, Bladen en dubbelde Trosjes. Zar Dit zyn de gemeene Brandenerels, door gee ‘heel ons Wereldsdeel tot ia Lapland en Rusland ‘bekend, en de laactte mooglyk wel het allerge- meente kruid} io FER ‚zo HALLER oore deelt, f4) Urtica ‘Fol. opp Ove, Racers bipardiës. Ure tica Fol. Lanceolato-ovatis Ec. GRON. Pirg. Ii, p. 145, (s) Urtica Fol. wa itis Ovalibus. Gort. Belg. 269. Ure tica androgyna Ec, FL, Suec. 7739 362. KRAM: Aur, 27e Goran rd 434- H. CHF. 440. R. Lugdh, ego. ‘Urtica urens-minor C. B. Pin, 23:. Uctica urens tmidima, Don, Pempe. 153 Urtica minor actior. Lom. Je. 5aa. {6) Urtica Fol. oppoltis Cordat's, Racemis gerinis. Ure Hea dioica Fol. oblango- Cordatis, GORT. Belg. 270. sai Med. gig R. Lucdö. 210, Er. &c. Urtica C.R Pin, 23 Urtica urens BE Dop. Pemps, 151. aard & fylv. asperior. LoB, Ze. 3, Daar. Xl. Srus, Iv. Arprel. XXL. Hoorp=. sTUE Vierman- mige aa6 EENHUIZIGE KRUIDEN, deelt (*). Ik-ben van dat Gevoelen niet en denk dat veele andere Onkruiden, ten minfte wat ons Land betreft, in grooter meniste van — zelf voortkomen. Aan de Wegen, naamelyk, op Velden , Akkers en in Turnen „ zal men, “by voorbeeld ‚meer Planten van Varkens - Gras, Kruiskruid , Stekels aantreffen, dan Brandence tels. „ *t Is ondertusfchen zeker, dat zy in vee- le Haagen en Wildernisfen het ander Onkruid verdrakken en dus als den baas fpeelen , op- fchietende tot een ongemeene hoogte, De Kleine Brandenetels , die het felst bran- den, zyn in de Tuinen gemeenst „ komende tusfchen het gezaaide en andere Planten voort. Deeze vallen veel laager, het Loof is groener en de Bladen zyn ronder. Zy hebben Manne. Iyke en Vrouwelyke of onvrugtbaare” en vrugt- baare Bloempjes aan byzondere Trosjes , op eene zelfde Plant. Men vindt ze die boh van Blad zyn en met andere Verfcheidenheden. De - Groote, Brandenetels. bereiken, op -fommige plaatfen , eens Mans langte of meer. Het Loof _ás graauwer, ruiger ‚ met puntiger „Bladen: de Sleng” vierkant en ook bezaaid met Stekélt jes ; die op % aanraaken de Haad of andere Ligs haamsdeelen branden , even als in-de Kleine Soort. Men vindtze met roodachtige Stengen: ook komen ’er andere Verfcheidenheden van ek Zel ” mgee rek nofo Orbe forte der. Helw, inchoat, 11 Moor o rk TA 22 Zelfs Zyn ’êr gevonden die niet branden, dat ry; mooglyk van Ouderdom of door eenig ander Arpzer; toeval zal ontf{taan. Gemeenlyk hebben fom- ane migen van deeze Groote Netelen Mannetjes „srux. - anderen Wyfjes= Bloemen 5 weshalve menze Zeersz Tweehuizig noemt : doch daar zyn ook Planten oid van gevonden , die zo wel de eene als de andere hadden , en dus Eenhuizig waren, De Manne= lyke Bloem heeft vier of -vyf-Meelknopjes , die vp % aanraaken- open fpringens de Vrouwelyke bevat het Vrugtbeginzel van een Eyrond ge: {pitst , glanzig Zaad. De Stempel is met ruige Haairtjes Straalswyze gepluimd, : „De oirzaak van de-Jeukt-en- Vuurigheid , fomtyds met Blaaren oploopende in der Mene fchen Huid, heeft bezigheid verfchaft aan voor- * paame onderzoekers der Natuur, HooKE en LeEUWENHOEK die Kryftallyne- Pyltjes „ waar mede.de Bladen der Brandenetelen bezaaid zyn, door *t Mikroskoop waarneemende, be- vonden, dat. dezelven aan ’c-end fpics waren, doch ieder voortkwamen uit een Blaasje met Vogt, in de Opperhuid van het Blad zittende; welk Vogt , dat zy onderftelden zeer fcherp te Zyn, in het Pyltje doorging. Dit was genoeg, om de Wereld te doen vaseftellen „dat dit Vogt “welk Varisnierr by Sterk Water ver- Seleek, in de Wondjes , door de Pyltjes ge- Maakt, uiegeftort werde; doch na hun heeft de {chrandere BoNaANN1 getoond, dat. de Pylejes aan c end volkomen geflooten zyn $ des: Pa by Il, Das. Xe STUK, KO rd:) EENHuizicEeeKRurDÊn,. IV, des hy beweert ‚ dat-zulks geen plaats kan heb» brent ben (*). Zelfs bevondt hy; dat het- gedagre Hoorp.- Vogt alleenlyk door drukking-in-het onder -end STUKe «van ’t Pyltje doorging . en niet langs hetzelve te voortliep 3 gelyk men anders zou mogen dene ken. Ook nam hy waar , dat oude Pyltjes, waar in het Vogt geheel was opgedroogd, zo wel als de anderen brandden (+). — ’ Is my daarom waarfchyniyker , dat dit Vogt-tor voe- ding van de Pyltjes diene , en dat de prikke- ling der Zenuwtepeltjes van de Huid , doot dezelven ‚ de jeukt en Vuurigheid te weeg brenge. Dit is dan ookde reden ,dat men, een Brandenetel onbefchroomd aanvattende , daar van geen nadeel heeft, Men oppert hier te- gen 1, s et drooge Brandenetels de Huid niet branden: doch dan hebben zekerlyk die Pyltjes haar he vieheid en kragt verlooren. Immers maar flap geworden ‚ zonder droogen, branden zy ook niet , en dus heeft men dit Onkruid, ’e welk het Vee anders onaangeroerd laat, in Swee- No) zi ieragr. carioft. Pp. 76, Fige 75» {T) Het luidt derhalve zeer Groorfpraakig ‚ wanneer de Heer MARTINET verhaalt, dat de Pyltjes van boven in «és open Puntje eindigen, waar uit, by de aanraaking , het Vogt fpat. Catech. der Natuar, IV. D. bl, 321, Zyn Ed. zal; ge= loof ik, de ee:fte zyn, die zulks heeft gezien! En het is, volgens de gezegde Waarneem:ngen , onmooglyke (1) Eas Vefieas Liquori eribuas, cum cer Urtice non rant. HarL,. Helv, Inchoat. Ii. p- 287. Vid. GUETTABD, Mem, de Paris, 1751, p. 350: Oltavo, pe 53e M- Or:N O0 1-RoT: A 229 „Sweeden ‚federt veele Jaaren reeds, tot Beeften- Di voeder begonnen te gebruiken / agtende zulks er XK het gezoudfte en beste voor de. Melkbeeften. goorp- De groote Netels werden in Wermeland in Au=STUK. guttus vergaderd en naderhand; het Vee in Huis ,, apel zynde, in Water gekookt met het. Nat aan de Runders gegeven. Dus heeft men ook bevon- den , dat de kleine Netels den-Schaapen zeer wel „bekomen (*). Het Zaad, tot een Handvol, twee» maal ’s daags onder Haver tot Voer gegeven, maakt de Paarden glad van Huid (4). » Voorts zyn de nuttigheden der Brandenete- len, die men in ’t Latyn , wegens de gédagte ei« genfchap ‚ Urtice , in ’t Franfch- Orties „ in % Engelfch Nettles en io ** Hoogduitích Bren- nesflen- noemt ‚ Wereldkundig. Oudtyds be- diende men zig, tot Wellust , van zekere Geesfeling met dezelven , Urticatio genaamd, welke in onze Dagen nuttig bevonden is in Ver- dooving van Gevoel en Lammigheden. De ge- heele Plant en derzelver Sap, of ook de Wor- tels gekookt en uitwendig opgelegd ; dienen om veelerley Bloedvloeijingen te ftempen. Tegen “t Neusbloeden fteekt men ’er ecn Prop. van in de Neus, Het uitgeperfte Sap, tot twee On- cen ingenomen ; heeft een overmaatigen Ston- den. Vloed beteugeld. Het Afkookzelis van cen (*) Sweedfb, Werhand, 1747. Pp 26e (1) Semen Avenis additum, ad Manipulum, bis in die, Equos reddit luculentos. HALL. Jbid, ex Oecon, Patr.N. 35e zg IL. DEEL, XI. STUK. 80 EENHUIZIGCE KRUIDEN: IV. een opênende, afzettende hoedanigheid , inzot- EE detheid tegen ”c “Blaauwfchuit -dienftig. De Hoorp- -Werttels worden tegen de Geelzugt aangepree- STUK zen. Het Zaad'is zo heet van- natuur en fcherp, ne dat de Ouden het voor Vergiftig hielden, Door een overmuatig gebruik van hetzelve, zou een Teeringachtige Koorts- oûtftaan zyn. -Niettes min wordt het ‚in Honig gekookt , tegen ver- fcheide- Borstkwaalen geroemd : ‘alzo het de loozing van Fluimen en Eerer. kragtig bevor. dert, Ter veelheid van een Once gebruikt , heeft het-de overtollige Vertigheid weggenomen {*). „Van de Kleine Netelen is meest het Kruid, van de Grooten ook de Wortel en-her Zaad, in- Medicinaal gebruik, Het jonge Loof wordt, int vroege Voorjaar , in Sweeden- overal als Koól gekookt en tot Spyze gebezigd „zegt L1 Ns NEUS” Cersus en andere oude -Artfen ; hebbende Brandenetels- aangepreezen , als een zeer gezond Voedzel, den Afgang en Water- loozing bevorderende en de Borst verzagtende; piet minder dan’ Spinagie ‚-Porfelein en derge- lyke Kost: De Kuikens-der Kalkoenen , die geen Gort verdraagen ‘kupnen, houdt men gee zond met “jonge Brandeneteltjes onder hard gee kookt Wit van Ey fyn gehakt, Dat men ‘van den (*) Bresft. Samlung. Febr, 1718, Dé Italiaanen zouden zulks de al te verte meme met vier Oncen- Honig , it* geeven ; ErTmurs. Dis wd ra nimiâ, zer en dach dit fchynt wat wa ome Mo No IK aA 23E den Bast der Groote Netelen zo wel Dock kan _ IVa weeven als van de Hennip, is deer Ondervin- bn dingen blykbaar. De Ingezetenen doen zu'ks, Hoorne: go wel mm de Noordelyke deelen van Buropa,:TUR. … als door geheel Siberie, tot op de Eilanden beeg ast ooften Kämtfchrâtka.” Lont rl wist voor twee- honderd Jaaren reeds , dat menin” fodie , Calicut en Goa, van de Schorfen van allerley ’ so Soorten van Netéls ‚ langen tyd io Waterge- —* _weekt, een Soort. van fyn Ly waat et, Nrs welk in Europa vertierd werdt (*). Dus is de öirfprong van het Neteldoek , dat uit Oostindie kornt , niet ver te zoeken. Weinigen » MOog- Iyk , zullen ooit gedagt hebben , dat dit van Brandenetels gemaakt worde. ’ Gene men ou Onlangs s omtrent dep aanvang van 't jaar 1779, hier te Lande daar van opgegeven heeft , is derhalverniets--byzonders. —_SCHarrf ru bes reidde ’er-goed Papier van ({)e De. Wortel, in Water met Aluin gekookt ‚ verwt het Garen geel. Ook zou het Staal , in Brandenetelen- Sap geblufcht,zagter en fimeedbaarer dan an. ders zyn. Den Stank van een Lyk, welk over Huis ftaat, kan men wegneemen „ door een ry- kelyke veelheid van dit Onkruid in ’ Vertrek te ftrooijen ae 0) ste LOBFL Kriek: Antw. 158T. pe én. (Ì) Perfuche von Papiermachen. Regensb. 175s, (4) Dit, waar van ik zelf, meer den eens , Ondervinding eb ged, bewyst , dat zy een aanmeikelyken zuuren P ned 1, DEsL, XI. Srum. 232 Eenwurzice KrofDix. IV. _ (7) Brardenerel met gepaarde Eyronde Blar ete den, Hortvormige onverdeelde Stoppeltjess Hoorp- en een Pluim van Trosjes zo lang als de STUK, Bladen, vil ee (8) Brandenetel met gepaarde diein) in- ee gefneedene. Bladen. bladige: vijj, Van deeze is de eerfte , wegens de groote Cannabina. heid der Bladen, die drieribbig zyn „op Jamai» vadige, ka gevonden ; de andere , door AM MAN af-_ gebeeld , groeit in Siberie, Deeze heeft het Loof byna als de Byvoet, (terker brandende dan dat der gemeene Brandenetelen, en groeit dike wils tot eens Mais langre hoog. De Steng en Takken zyn paarfch, Men ma:kt ’er, zo wet als van de gemeete , gebruik van tot Moes. ix. — (9) Brandenetel met gepaarde langwerpige EC Bladen; de Katjes Rolrond, eenzaam , on- kauige. verdeeld , ongefteeld, Op. Waterige plaatfen van en Kanada en Pp uitgeeven; gee het Gs er meer andere Kriden , afgefneeden zynde , doen (7) Urtica Fol. oppos. Ovatis, Sip Cord. nds &c. Urtica ereâa Ec. BROWN. Fam, 337. Urtica iners Rac mofa Syivat, SLOAN, Jan 38. Hf. epe T.8:. fz. (3) Urtica Bol. oppos. uripartitis ingifise H. Uns. 282, Utr tica Fol. profunde laciniatls ‚ Sem:ne Lini, AMM: Rutte Te 25. TOZZET. App. 185. ad Urtica Fol. oppos. eblongis &c, Gron. Virg. IL p- 14% tica Racemofa humilioc imers, SLOAN, uts. T, 82 fe 3 is had M owmotreKria 15 en Virginie , groeit deeze Soort , welke door IVS de gezegde hoedanigheid kenbaar is, en boven eed dien tot de Doove Netelen behoort. De Bla- Hoorns : den zyn langwerpig, Zaagtandig, geribd, ge-STUKe 7 fteeld, neerhangende , van onderen een’ weinig ruig, korter dan de Katjes , die aan den top der Steng, welke met Blaadjes gekroond is, als kleine Pilletj-s maaken. Y {_) Brandenetel met al Ae k F, Ks fenrandige > geftreepte 5 Teef Manns: (ro) Brandenetel met gepaarde Eyronde kant- x. haairige Bladen en gemikte “Trosjes. Koachaais. € …{x1) Brandenetel met gepaarde Lancetvormige n ks „effenrandige Bladen , die aan de ééne zyde fmaller zyn. Glaskrui ' dige. Tot het Glaskruid zyn deeze betrokken ge- weest, waar van zy de gedaante hebben, in= zonderheid de laatfte; doch zy werfchillen door de Bloem- Trosjes, welke naar die der Brande- netelen gelyken. De eertte heeft een Stengetje van maar een Handbreed hoogte, rond en {tvf, in met (__) Urtica Fol. oppos. Ovatis integerrimis lineatis, Parie- Varia Zeylanica. Spe Plant. 1492. HERM. Zeyl. 30e {roy Urtica Fol. opp Ovatis ciliatis , C. Parieraria Race- mofi, Fol, ad oras villofis. Pum. Je. 120. f. 2. {11} Urtica Fol, opp. Lanceolatis integerr. hinc anguftio- ïibas. R- Lagdb. 210. Pariet, Fol, ex adverfo &c, SLOAN, Jam. so. Hifl. le pe 144 Te 93 Fe Ke IL Dak, XI, STUK. 234, EENHUIZIGE KRUIDEN, IV, met gepaarde Takjes en gefteelde Bladen, zo Arvzrl.: XXI, Hoorp STUK wel als in de anderen Opgetand, aan den rand ruuw, — De. Bloempjes komen ongefteeld in de „Oxelen voor , twee Mannelyke, ééa Vrouwe: ee yk, De eerften hebben een vierdeeligen Kelk en „vier witte Meeldraadjes « het laactte een langen , ruigen witten Styl: de Vrugt is Eye rond „ uitgerand , met agt Ribbetjes gefleufd : het Zaad zeer glad, E on *, zwart met en wit Voetje, Dit 'lant:e. «p Ceylon vallende, indie, ai XI. bd. efiuans. dn blyft altydgroen, De anderen groeijen ij Weste er tret ersten (12) Brandenetel met overhoekfe Hartvormigt Bladen, gegaffelde Trosjes en Banedacht tig vergaarde Hugen. UG ia De Pino van Brafil was ‘volgens Pád 8ó een Kruid, naar onze Brandenetelen , zo wel in Blad als in hoedanigheid, gelykende ; waar mee ‚de bet Ramie- KORd, van R UMPEIUS, in ger bli ri een weinig jeike. Het is in Oostindie van n vint gebruik tot Garen , -dat- de Inlanders, op de Molukkifche Eilanden , grof en tgn van ke (2) Urtica Fel; alterhie” Cotdátis , Ondes’ dichotomis &e. majus. RUMPH. Amb, Je al se ee zf fs? Pino f, Urtica, Pis, Bras, 255. 8 _M oNotEKas a vas Bast der Steelen weeten te bereiden ; en waar xv. van zy hun Vifchwand of Netten maaken. De OE Steng is rond, een Vinger dik, vyf of zes Voe- Hoorps ten hoog; doch het Surinaamfe heeft Stengen:Tuze van een Voer ‚-mêt uitgebreide zydelingfe fros- ggn jes ; de Mapnelyke Bloemen eenzaam in de 1 Mikjes; de Vrouwclyken zeer klein: de d Knikkende , in>'t-ronde gefchikt, eenhuizig. (13) Brandenetel met gele „Hartvormige XIN Urzica Bladen en 7 geaairde ee casitera, Frat E oofdige, Volgens K: ALM groeic in Kanada deeze, die een regte hoekige naakte :Steng heeft; de Bla- den overhoeks Hartvormig gefpitst, Zaagtan- dig naakt, byna drieribbig, Ván de groo- te Europifche Netelen verfchilt zy'door breeder overhoekfe Bladen , en doordien zy een Aaïr ande, van veele gekropte Bloempjês. (14) Brandenetel met overhoekfe Eyronde Bla- _ xv. den en n Jamengeftelde gemikte Trosjes. ne inf 15) Brandenetel “met overhoekfe Hartvormi, Eyronde Bladen en Takkige, opftaande , gei Ge Sien iki e_ Kamade ee en mer (13) Urtica Fol. alt. Bali! Glomerulis Spicatis. KALM. (14) Urtica Fol, ale, Ovatis &c. Urtica Racemofa major Virgin. mit or f. minus urens. PLUK, Alm. 393 T. 237. É. 20 af 15) Urtica Fol. alt. Cordato - Ovatis Se, HL. Clif. ger. Lagd. 210. Gron. Zing, ras. Govan Heusp, 485, Ur- dr ca ad. Racemoû &c. Mon, Eft, II. pe 424 6. ie s 28. NH, DEEL, Xle STUK, 236 EerNntizicr Kruiden IV. __ Van deeze zou de eerfte de Pino van’ Brafil, kien voorgemeld , volgens PrLuKenEr zyn, naar Hoorp. welke zy ook veel gelykt. De andere , die zo STUKe wel als deeze in Virginie en Kanada, als ook Pierman- in Siberie groeit, komt volgens den Heer N. zes L. BurMANNuUs, met de Hoofdige, insge- Iyks op Java in Oostindie voor, Beide decze laacften zyn overblyvende Planten , die weinig branden „en de zogenaamde Kanadafche is tweee huizig. Van deeze, die men ook in de Euros pifche Tuinen vindt, is de Steng twee Voeten hoog, zeer Takkig en glad, met zeer kort ge- fteelde Bladen en gnd korte Bloemkatjes. XVI. 6) ka} a | vel 1 Lag }- Hart- ks vormige Bladen, die Zaagtandig zjn en „Algeno: | doorgaans korter dan de Bladfteel, de Aaie ren eenzaam, afgebroken. Op Ceylon en andere plaatfen van Oostindie groeit deeze fraaije Soort van Brandenetelen, door wylen den Heer J. BURMANNUS in Plaat gebragt. Zy »gelykt naar „de gemeene Be PLUKENET $ doch dewyl ze niet driebladig is, zou dit opde Aairen moeten zien, die op een afgebroken wyze met Pil. (16) Urtica Fol, alt, Ovato- Cord. Serratis Petiolo fubbree viorihus &c, Fl. Zeyl. 336. Urtica fativa fpicata & Pilulie fera, BURM. Zeyl. 232. Te 110, f. 1 , 2. Lupulo vulgari fimilis Ind. Or. PLUK, Alm. 229, T. zo1, f. 5. Batti-Schori geram, Hort. Mal. il p: 75 T. 49. BunM,. FJ. Ind, pe 197 RES SOON M onNnorK ra 237 Piiletjes van Bloemen, ver van A, pron- _ IV ken EE Van deeze komen aanmerkelyke Verfchei- Goma denheden in Oostindie voor „ terwyl de Bla-sTuKe den wel altoos lang gefteeld zyn, maar in de leerd gtootere twee kleine Blaadjes ‚ byoa ongefteeld, „id aan den voet van ieder Bladfteel hebben „ge- lyk uit de Afbeeldingen van gezegden decraar in de Ceylonfchen blykt; waar mede myne favaanífche Exemplaaren heee: In bei= den , evenwel, zyn de Bladen Hartvormig, daar zy in ecn dee mynen, zo even gemeld; als ook in-een-Japanfch Exemplaar aan den Steel fpits toeloopen , en dus van de Hartvormige figuur afwyken „ nader komende aan de vol- gende Soort. (17) Brandenetel met overhoekfe,byna ronde, xvrr. fpitfe „aan beide enden van onderen Wol. 55 lige Bladen, | | Hier brengt de Ridder ook het Groote Ramie- Kruid van RuMmePHrus thuis, en zegt, dat menze op de Muuren van China vindt groeijen, De bepaaling komt nader overeen met een E- Xemplâar, dacik van Java ontvangen heb, welks Bladen van onderen Wollig en van boven , aan den top der Steng , geel bont zyn, alwaar het kor- (7) Urtiea Fol. alt. fuborbicularis Bec, H‚ Cliff. 441. Re Lugdb. zro. Urtica Racemifera maxima Sinarum Sc. PLUKe Amalth. arr. Al. DEEL, XI. STUKS IV, Ar DEEL. XXII. Hoorp- 238 _MENHUIZIGE Kruipen, korte getropte Aairtjes „byna als die der gee meene Europifche Brandenetelen, draagt. … ‚„Tot de voorgaande Soort betrok de Heer Line STUKe N&US, op't gezag van gezegden Hoogleeraar, Zierman- den Allergrootften Brandenetel van Romp a1us, ve die by denzelven monttreus- geboemd wordt, piet wegens de hoogte van ’t Gewas, waar van de Steng flegts drie of vier- Voeten opfchict, maar wegevs de grootte , het leelyk aanzien en de ruigte der Bladen, Hy zegt, dat dezelven een Span of een Voet lang, vyf en zes Duimen breed, wit of roodachtig ‚ aan de kanten diep getand „en met ontelbaare pukkeltjes bezet zyn, op ieder van welken een ftyf Haairtje ftaat, als een Angel van een Bye, Deeze Bladen waren derhalve zeer ruuw in ’t aantasten, brandende in ’t eerft wel zo fterk niet als de Europifche Netels , maar, door ftyf aandrukker: diep indrin gende, wierpén ‘zy bobbels op“tmet"Jeukt, ge- lyk door het byten ‚van Weegluizen-ontftaar, Hierom werdt diet Kruid, in ’t. Maleits, Groot - Jeuktblad geheten. De Indiaanen, inzonders heid_de. Vrouwsperfoonen „lieten zig dikwils daar mede. de Huid wryven en hy hadt zelf bevonden , dat dit een goede Remedie was , om het Ligbaam van fchadelyke Vogtigheden te onte laften „kunnende zulks ;voor eene Scarificatie verftrekken : want de gezegde Bobbels gingen _in een half Vur weder weg en fomtyds werdt er een enkele roodheid door verwekt )” De eid opa OOS Omnlen-decumem. Ren. Ab. VL msortaneks hf ER à mt e REST eRUIZ IE _M oNotrKTA BH De Bladen komen ín zyne Afbeelding veel IV. fmaller naar de langte, byna Labcetvórmig en EE nagenoeg even groot voor, als aan de Täkjes Hoorn: van een dergelyk Gewas , dat ik, onder” eo S, naam van Zngróm , van Java heb’ bekomen. gin” Aan de bovenzyde gelyken die; in rauwheid, ook’ zeer naar ce gezegde befchryving en de Kleur ís roodachtig ; doch van ondeten zyn zy zagt als Fluweel en witachtig: terwyl het Kruid aan de Steng Bloem- en Vrugt « Trosjes , gelyk die van onze “Brandenetelen drâagt. De Bladen en ‘t Gewas, zowel als de Bloesfem „der Afge. brokene voorgemeld;, fchynen hier van groote lyks te verfchilten, De drie overige Brandenetels op ava groei- tende , en weezentlyk hier van verfchillênde, welken de Hoogleeraar N.L, BURMANNUS bladige „ Witachtige ‘en Geftaarte noemt, fchynt de Ridder niet onderzogt te hebben. Zyn Ed. cede al de laatfte van dit Geflage, nog se) volgende Amerikaanfche op. (18) Eritrea met vraindearben sor: XVII getande gedoornde Bladen „ een Heefteri- in sie ge Stag, 1 de £ es hen Bf gede me ac age ke a Een vb 44 kh „4e - (13) Urtica Fol, altern. ea pent, aculestis Ke Urls €2 Frutescens. BROWN,’ Jam, 937, Urtica- Arborescens Bacci- fera, PLUM. Ze. 360. 5 U. DEEL. Xie STUE 240 EENHUIZIGE KauiDen, 1V. _ Een ontzaglyk Doorngewas, van eene Heee tert fterige of Boomachtige geltalte , door Pater Heorp- PLUMIER ia de Westindiën ontdekt, maakt STUKe _ deeze uit. Her heeft. Bladen byna als die der eed Hazelaaren, zeer groot, en aan de Ribben ‚Zo wel als aan de Steelen , voorzien met korte kromme Stekels. „Hy vondt ’er eene Vericheie denheid van, die de Stensen al eenlyk gedoornd hadt, welke den Hoogleeraar J. BU“ MAN NUS toefcheen het Mannetje te zyns terwyl de an- dere Besachtige Vrugten droeg, vcel grooref dan de gewoone Brandenetelen, De Pildraagende of. Roomíche Netels kwae men den Heer ForsKaonr in Egypte voor, maar in Arabie. vondt hy wel zes Soorten van dit Geflagt. Eene hadt veel overcenkomst met onze Kleine Brandenetels, doch droeg in de Oxelen witte Trosjes: een andere hadt gepalme de Bladen ‚ en wordt naar zulks van hem ger noemd. Voorts waren ’er driederley niet bran- dende of Doove Netels, by Hadie groeïjendes ééne op het Gebergte , gelyk de twee voori- gen;-een andere op de Muuren der Stad. Zy ‚hadden: allen , by ’t- Landvolk, Arabifche naa- men. Eindelyk vondt hy ‘er ook een Twyfel- achtige, met gepaarde Bladen, van langte als de Bladfteel , Eyrond fpits „diep getand (*). Tot de Poyfmannigen in deeze Klesfe behoos zen „ behalve het Nephelium en Ilya, die onder de Heefters befchreeven zyn, de gren Ge flagten, KAN ) Flor. drypt, adrab, CXKI, 133, i50 Mon Va kor A zr XANTH IUM, Klicjes. De Mannelyke Bloemen hebben, in dit Ge- IVvs Ne: KXEHí flagt, den gemeenen Kelk Schubbig , met &éri- he, 2 Badde » vyfdeelige „ Trechterachtige Blomme- Peptane tjes, op een Kaffigen Stoel. De Vrouwelyken dria. … een _tweebladig , tweebloemig Omwindzel, de Vrugtbeginzels bevattende zónder Bloemblaad- jes, welke overgaan tot een drooge gedoornde, tweedeelige Vrugt, die een twechokkige Kern heeft, Het bevat de drie volgende Soorten. Ga) Klitjes “mèt een ongedoornde Steng en Haiti Hartvormig drieribbige Bladen: 3 Straima- tit, Door geheel Europa groeit die Kruid, dat men nafs ook aan den Ysfeldsk by Kampen , buiten Ut» recht en elders in ons Land . aantreft. Het voert den naam van Kleine Klisfen „baar. den Latyofchen- Lappa minor „ in, 't Hoogduiefch Betrlers Leuszof Spitskleiten „in't Eagelfch Lowe féburre of. Clothburre , in’ Franích. Petit Glettê- ron of Gloutteron. Die naamen, zyn van de flekclige Vrageen of Zaadhuisjes , welke als Klisfen aan de Kleeders blyven zitten, en eene Luis: NG tlas! Cate inermì, Föl. Cordatis trinervii, 59? Nar. Xi1. Gens'1656. Wig. Xiit. p. 71%. Mar, Med aaps Gorr. Belg. 270. Kram. Aufir. 273. B. Suec. 71ë, 364» Govan” Aonip. ans. HALL. Helv, 1éi. GRoN. Virg. 198, Hi Cliff. 445. Rs Ligh 85% -Känthium. DôD, Püâpr. 25. Xanthe 6 Strumaria. Lon. Je. 588. Lappa minor f. Xenthiam Dios Toridis, CB. Pin. 18. Q NM. Disk. Pr ik IV. Arveer. „XXI. 242 Eennuizice Karourpen. Luisachtige figuur hebben, veelal afkomftigs Men wil dat hetzelve het Xanthium van Dros- Hoorp= CORIDES ZOU ZyD, a ï dee Het heeft een opftaande Takkige Steng, vaû . Ongevaar een Elle hoogte, met ruige, lang ge- _fteelde, flaauw driekwabbige Bladen, dierond- om , doch ongelyk , getand zyn, by bai Steel uitgerand. In de Mikken der Bladen komen weinige Mannelyke , doch veele Vrouwelyke Bloembondeltjes voor. De Vrugten, van groottê als een Amandel. Kern , zyn bedekt met Haa- kige Doorntjes, „Het bemint vogtige plaatfen en een verten Grond, gemest-door Drek en al- Pld! Vuiligheden , gelyk de Groote Klisfen. Het Xanthium, by Droscoripes, hadt Zynen paam van de geele Kleur, welke door het Aftrekzel der Vrugten in Water aan het Hoofdhaait , en aan Wollen” Stoff:n , gegeven werdt. Ik vind het echter ondet de hedendaag- fe Verwkruiden, în Sweeden, niet opgetekend, De Bladen zyn bitter en famentrekkende, en het uitgeper{te Sap daar van wordt, ‘op fommi- ge plaat fen < » tegen Kropgezwellen ingegeven ; waar van het Strumaria heet. Anderen pry- zen den Wortel daar tegen aan. Een half Op- ce van het. Poeijer det Zaaden. heeft iemand als;een Geheim tegen de Roos gebruikt. (a) Klitjes met. een ongedoornde Steng en Wig- ges „MOF mig Kwends byna frickmabkige Ae. E Geen C:) Kanthium Caule inermi, Fol, Gano acnd: Ovatis fab» pa „… Eik: uE ie M:©: Ne om Kol Ae 243 “Geenszins in-de Levant of zogenaamde Oos-, 1Ve terfche Landen „ maar in Kanada en Virginie Reis alsook op Ceylon en elders in Oostindie, valt Hoorn. - deeze- Soort: Uit -Zaad van China , in’ jaar TUE 1761 ontvangensbadt-men ze „in de Upfalfche Tuin geteeld; die in Plaat gebragtis door den jongen Heer LiNNaeus, van wien opgemerkt werdt , dat--dezelve- van ‚de voorgaande, -naar welke zy veel gelykt, verfchille ; door de Steng tuuwer ongevlakt „ de’ Bladen Wigvormig- Ey- Ae rond drickwabbig , de Bladfteelen rüuw niet ruig-te hebben en‚de Vrugt driemaal, zo- groo, “5 Dit zal driemaal in, langte betekenen „hoewel de-Vrugten vanhet Europifche, Xanthium by eene. Olyf vof. Kornoelje svergeleeken worden. Op zyne. Plaat zyn dezelven vyf Kwartier Duims leng „in -myn,Japaofche. Tak maar. een half Duim, “gelyk:die van bet Europifche in myn Exemplaar voorkomen „en alzo.dezelven geen kromme punten, hebben, groeijende by gefteel. de, Trosjess, ieder „met cen of meer, Mannelyke Bloemboofdjes , zonder Blikjes, zo denk ik dat dezelve tot het, gemeene Xanthium behooren zal, ’t welk KAEMPFER , onder den naam van oon, als in Japan groeijende ‚ voorftelt. De trilobis, Linn. Dee. 33. Te. 17- Xanthe -elatius majas Ame- ticanum &c. Morrs. Hift. III. «p. 604e-S. 15e Te2. É. 2e Kanth. majus Canadenfe. Herms Lugdb, -63$, BURM. Fe Jud. ge. -@ a de XI. STUK. 244 EENHOIZEGE KRUIDEN, De Oostindifche heeft de Steng- anderhalf Arorat, Voet hoog , van dikte als gen Pennefchaft , rond Hoorp. ED tuuw : de Bladen byna-als de voorgaânde STUK. _ maar de Mannetjes Bloemen, in Bolletjes ver= wiged gard, ‚ komen aän ’t opperfte van de'Steng voor: de Vrouwelyke drie by elkander inde Oxelen, en de Vrugt heeft de grootte van een Amandel , zynde rondom bezet met eva eir ur 6) Ritjes met drievoudige Horne en Bie kwabbige Bladen. de. By Montpellier in Languedok-komt deeze overal op de Akkers en aan de Kanten der Land: fcheidingen voor. Zy grocit oók aan den groo ten Weg, tusfchen Tarascon en St. Remy in Provence. _ Het fchynt dat zy voorheen in Portugal waargenomen zy’, als“ daar van den naam hebbende by de Kruidxündigen. Is een Gewas , dat Bladen als die van Melde of die- per ingefneeden heeft, van boven zwart , van onderen wit en daar rustte praalt met Tangé Goudgeele drievoudige fcherpe Doorens , wel- ke voor Stoppeltjes verftrekken , ZOE INNzUS wil, De Vrugten , die’ Kleve’ zyn dan in de gewoone Europifche en ook geêle Puntjes heb- ben; (3) Xantbiam Spinis ternatis, Fol, tfilobatis. H. Ups 83. H‚ Cif. 443. R. Lugdb. 85. Xonth, Spin. Atriplicis folio, Monis. Hift. Il. p. 604. $. Tse T. 2. fg. Xanthe Luftanicum Spinofum. Prur. Alm, 205. T. 239. fe 1: HERM: Parad, T. p. 246. MAG: Hort, T. 308. VOLCK, Nn pe 404 M'o°N ot KET A 245 ben, groijen tegenover deeze Doornen, een- _ IV, zaam, in de Oxels der Bladen, Teen  5 HooFp- “AmsBRost1a. Druifkruid, wie De gemeene Kelk der Mannelyke Bloemen Pre is eenbladig, zo wel als de Blommetjes, daar in vervat, die driedeelig en Trechterachtig zyn: de Wróuwelykét hebben éenen eenbladigen ge= heclen Kelk , die aan den Buik vyftantig is, het Vrugebeginzel uitmaakende, dar een Noot- je wordt, met een enkele Kern, Het bevat de vier volgende Soorten, (1) Druifkruid met driekwabbige Zaagtandige aden.  tri Van dit Kruid, in Virginie en Kanada na- tuurlyk groeïjende en hier in de Tuinen gemeen, is eene Verfcheidenheid , grooter van Gewas, welke de onderfte Bladen: vyfkwabbig heeft. Voorts komt. hetzelve, in Getlalte „ meer of min met de volgende overeen. Er, 2) Druifkruid met dubbeld Pi Bichhige Bladen u. Elati zr EN Sicoren. (1) Ambrofia Fol trilebis Serratis. Syf?, Nae, XIl. Gen. tesz. Veg XII, p- 715 Atnbrofia Fol: Palmatis, H. Câf. 443 GRON. Virg. 188, 147. Re Luzdb. 86. Ambrofa Virg. maxima , Platani Or. folio. Moris. Fiifl, III. p. 4. S. 6 T. 1. f. 4. B, Ambrofia wed! inodora, Fol, asperis ui- fidis, Ray. Ziif. Suppl. 1 (2) stmbrefin Fol. Bipinaalidi” ‚ Racemis Sc. H, Ups. 3 2ô4. NH, DEL. XI. STUK. EV, ArvzEzLs AXE Hoorpe STUKe A „Ambrofia Artermnifi- a. Byvoet. bladig. 246 EBENHUIZIGE KRUIDEN, en gepluimde gladde -end - Trosfen van Bloemen. els (3) Druifkruid met dubheld Vindeelige. Bladen, de eerften aan de Takjes onverdeeld effen- 7 } . ie 4 Ì Naar het gewoone Druifkruid , dat volgt, ge lyken deeze door de verdeling der Bladen; maar de eerfte valt veel hooger, als eens Men- fchen hoogte bereikende, de andere heeft een korte Steng, met Takken van vier Voeten langte , zig boven de TFrosfen der Bloemen verheffende , welke in de tweede Soort aan ’c end der Takken zyn. De Bladen, die aan den „Voet der Takjes groeijen , zyn onverdeeld , Iv. Maritima. — Zeekants, DE Á langwerpig, ME Deeze beiden groei Rr wel als de eerfte Soort, enk, in je) - Ameri El RAR Ì (a) Druifkruid met vieldelij Bladen ‚ de Aairen eenzaam , Haairig, en bag ong sed op Pen Ee veren Een rn 284. Ambr. Fol. mn be Emelie Die ed 138 Ambrofia Maritima &c. HERM ‚ Lugdb. 32- Ambr. Virg. clte tior & viridiac, Hortentis facie. Monis FEA, III. p. 4 (3) Ambrefia. Fol, bipinnatifidis Sc, Ambr. maxima inor dora, Marrubii Aq. foliis , renuirer laciniatis, Visginian, PLUR. Alm 27. Toeto. f. 5) mala 44)-Ambrofia Fol. mulkifidis „ Spicis-dolitariis „ Rilafis ‚ fubfes en GOUAN gn #86, Ambr. „Fol. mulrifidis trl pastitis- Al Clif. 443. Rs dugdh, 85. Ambrofia maritima, C.B Pin. 138. ambroa Boo. Peapt. 55. Ambo. fativa Hortenís. LaB, /e. 766. erf d hl cab MO; Nt Oo KE Ae 247 Cp, Zandige plaat fen aan de Zeekust van IV, Italieen inde Levant komt hier endaerdit Kruid Ken voor , dat men „Ambrofia in *« Grieks poet . doors welke naam dcor fommigen ook aan ‘het lr ; ment of Druivenkruid, ’t welk rot het Geflagt „5 ne van Ganzevoet behoort, gegeven wordt (*). In beiden, naamelyk, groeijen de Bloemhoofd-- jes Trosachtig aan de enden der Takken. Die — Kruid, dat wegens den aangemaamen Reuk gee noemd zou zyn , groeit Heetfterig, tot weinig hoogte, met een witachtig Loof. Het is niet temin een Jaarlyks Zaaygewas ‚ gelyk de an. deren, Onder de Bloemhoofdjes zitten kleine ftekelige Zaadhuisjes, met een zwart Zaad, PARTHEN 1IUM. Maagdebloem, Hier groeien de Manpnelyke Blommetjes , die eenbladig zyn, ook by elkander in een ge- meene vyfbladige Kelk , welke aan den rand vyf Vrouwelyke Straalblommetjes bevat, die ieder in een Bondeltje tusfchen twee Manne: Iyken geplaatst zyn (Ì), De Bloemen gelyken , in’ uiterlyk aanzien , veel naar die der Prar-- tica, Her Geflagt bevat de twee volgende Soor: er (a) (*) Chenspodigma er Zie hee IL. D,. Vil. STUK, dee. zer Nas, Hit. bladz. 77 (T) In de ui'voerige verdeel der Keiinekea” van dit Gelligt , woidt in *t geheel niet van Manrelyke, maar al- leen van Tweeflagtige Blommerjes gefptoken. 4 IL. DaEu. XL, STUK, 245 EENHUIzZIGE KRUIDEN, (1) aen met famengefteld - veeldee nt eee eere ES Dit Westindifch Kruid, naar Alst Kamille of Maartel gelykende. heeft V an LLANT ‚om, Be dat het Zaad als in een gevleugeld Kasje met heronborus.een Spleet vervat is, den naam, van Hyfterg- Be phorus gegeven (*), Het kome in de Openbaare Tuinen voor, en heeft de Steng geftreept, de onderfte Slippen der Bladen kleiner , de boven- ften Larcetvormig ingefneeden , gefpitst. De hoogte is, geen SHERAR Ds LWEee Voeten of meet, À ue 0) ei met Eyronde ain | Per Bladen, Geheel. bladige Virginie, levert deeze Sooit uit, welke onder den naam van Piarmica met Alants - Bladen is voorgefteld geweest. De gelkerde Dir LE- Nus gaf ’er de Afbeelding van , uit den. El- thamfen Tuin, alwaar het Gedas ‚ uit Zaad eee (1) Parsbenium “Fol. compolto= multifidis, Sy/2, Nat, XII. 1058. Weg. Kit p zie H. Clif, gaz. Ro Lugdb. 86 verande Amert. Ambrofiz folio. N:ss Mem. d? 17 11e p- 4:3. T. 13. f. 2. Hyfterophorus, VaiuL. Mem. de ;720s Pp: 434 Tof. 4,9, 34, 352 42 (*)'t is zekeriyk zeer oneigen en ver gezogt. (2) Partbenium Fol. Ovacis crenatis. H. Clif.442. GRON: King ár Parthenieftrum Helenii folio. DiLL- Eh, 302e Te 225- far 292 is Virginiana &c. PLuK. „Als. 308. ES är s & zige f ë M ON 0 IK TI A, 249 geteeld zynde, gegroeid en gebloeid hadt. Het IV: hadt tot twee Kllen en meer hoogte,-en was in EX gö'dat men er dé“ Bloem- en Vrugtmaakende STUK. 3 declen veel beter in onderzoeken kon. , Op ,„Deten:, » de toppen der ruïgachtige Stengen komen s CzeBt hy) de Bloemen Tuilswyze voort, met ‚> Hoofdjes van ‘boven Sneeuwwit , alsin % » Gnaphalium , van onderen groenachtig; ‘in ’t ‚> EEFst Pluizig > vervolgens zig ee :3 met AREN AEN „sjen; Deeze Hoofd jes zyn op de elende » manier gevormd. De Kelk, vooreerst; is en- » keld, ui vyf Blaadjes beftaande , digt tegen s‚ ’t Hoofdje aangedrukt. De Bloemen zyn s famengefteld uit Blommetjes en half -Blom- » metjes: de eerften flegts Mannclyk en Meel- »» draagende ‚ zonder eenig Zaad; de anderen ‚> Vrouwelyk of vrugtbaar, doch niet meer in » getal , dan ‘er Straalblommetjes zyn; vyf, „» paamelyk of fomtyds zes, Voorts is dit by- — , zonder; dat ieder Vrouwelyk Blommerje als » twee Mannelyken tot Speelnoots heeft, die 5 ’er byftaan aan de binnenzyde , ieder met sy-een dun Schubbetje , boven gekarteld en ruig ss uit-de zyden van ’t Zaad fpruitende , be- » fchue; terwyl het Zaad, aan de buitenzyde, » ook een Schubbetje beeft , dat deszelfs rug » bekleedt , wie en gekarteld , naar de Kelk- s‚ blaadjes gelykende, Hier van komt het, » dat het Zaad , ’t welk langwerpig is en fa- | 5 ‚‚ mel U, DEEL, XL. STUK, et AEN Hoorp- STUKe mige. 2so EENHUIZIGE KRUIDEN. ss famengedrukt „ ryp wordende zwart, overal ss bedekt zy „en daar van heeft VarLLANT »‚;den, naam Hoyfteropherus- gefineed.(*); maar »‚ hy zou zeer wel dien: van Par: heniaftrum, , Fyfman welken NissoLm ’er eerst: aan. gegeven ss-hadt , (dewyl hee Kruid „zo zeer naar de s, Maartel , die men. Parthenium geroemd » vindt, gelykt) , behouden „kunnen hebben. ‚, De Blemmetjes op de Schyf kasren. met de peen gede „Mannelyken overeen „ en hebben „een dergelyk Schubbetjes waar uit de ruige ss te der Hoofdjes ont{taat eer zy bloeijen. ‚Zy zyn wit en in vyf Slipjes verdeeld , waar ss uit een zwart Meelbeursje komt; de half- 5, Blommetjes ook wie,-hol en aan ’t-_end ssctweedeelig „ hebben een -gegaffeld Sryltjee s‚ Even ’t zelfde heeft inde voorgaande Soort »» Plaats, maar de Oortjes „ cie aldaar zyn , „> uit het Zaad zelf v me ontbreeken »‚ in deeze” (f)e 7 Ì hd ei , CLE Ie C°) Hoe kon Lrwmmos don daar van zeegen Comer ad dan) het Zadar 0e Me (f) VAILLANT, waar van DiLLENTUS de Afbeelding, om zulks te bewyzen , aanhaalt , beweert met kragt, dat die Oortjes niet ut bet zaadhuisje „’t welk hy Ovariun noemt, voortkomen,en herispt NissoLk, die zeker Kuifje ’ daar uit ontftaande , hade toegefchreeven aan hêt Zaad: mekende op , hoe het Zaad , met dit Kuifje, zeer naat Cén brandend Hast, zo als men *t gewoonlyk afbeeld:s Mr:orN O Toker :Á. sr (CE rv BABI U Me Stinkert. EL DEEL, Gelyk de voorigen heeft dit Geflagt een ge- XXII ftraalde Bloem, met een gemeeven Kelk die … a gefchubd is en vyfdeelige Schyfblommertjes be-. al vat, welke Mannelyk zyn of liever Twee- dria, flagtig (*) 3 de Straalblommetjes , drie of vier in getal, Vrouwelyk met een Styl en Vrugt- bezinzel , onder-de Bloem, ’t welk een fappige genavelde Pruimvrugt wordt, De cenigfte Soort (1), welke de Heer Dok- _ 1. tor Ar LAMAN Dn té Suriname is voorgekomen , Sariman heeft een aanmerkef ken Stank , waar van hyfe, ze den bynaam gaf. De Bladen zyn gepaard, B gefteeld , Eyrond „ gefpitst,fpits gekarteld , ruuw : de Bloemfteeltjes. gepaard; de gemeene Kelk,ryp wordende Violet : de Bloem wit: de Vrugyeen groene Pruim met een Lymerig geel AMARANTEH US. Amaranth. De Bloempjes zyn in de Planten van dit Ge > flagt, allen , drie- of vyfbladig , zonder eenig Bloemhlaadje, De Mannelyken hebben drie of vyf (*) Tweefvagtig mogen deeze Blommerjes met regt ge- noemd. worden „-dewyl- zy ook’ een klein Vrugtbeginzeltje €n Styl hesben ; ’t- welk in dies van ’% voorgaande oke: geen plaats heeft. (1) Clibadiam. ‘Sy/?. Nat. Vig. XIII. Gen. 1329, pri Mant. *294. Clibadium foeridam, ALLAMe. 4f5e IL. D&E. XI, STUK, 252 BENHUIZIGE KRUIDEN. IV. vyf Meeldraadjes ; de Vrouwelyken drie Stys EK len en de Vrugt is een eenhokkig omfnceden Hoor Zaddhuisje , bevattende een enkel Zaadje, STUK. De Soorten, daar in voorkomende, wier ge- Pafman- tal meer dun twintig is, zyn naar het getal der me Meeldraadjes in drie. en vyfmannigen onder- fcheiden, als volgt. A. Driemannigen. Le a) Amaranth. met driemannige Orel - Krop: Fna n jes die tweedeelig zyn; Elsvormige Blikjes Witte, en Eyronde uitgerande Streepige geftrekie Bladen. ‚Aan de Zeekust, by Philadelphia, is deeze enomen , naar welke een Kruid, in Tos- kanen groeijende, gelykt. Zy heeft de Steng vierhoekig „ opgeregt ‚ en glad, zo wel als de Bladen, uit wier Oxelen zeer korte Aartjes voortkomen , met gedoornde Blikjes, I. (a) Amaranth met driemannige Oxel. Krop- Oe jes, de Bladen Lancetvormig, uitgegulp? , eed EV en | . ( 3) (1) Amaransbus Glomerulis triandris Axillaribus bipartitis Sec, Syf2. Nat. XII. Gen. 1060. Weg, XII, p.-7:% Blitum, Maritimum minus, Cal. aculeatis, Tiu. Pis, 28. (2) Amaranibus Glom. triande, Axi!l. 8cc, , Amaranthus Flor. lateralibus congeftis, Fol. Lane, obtufis. GRON: Virg: U. ps 148. Amaranth. Grecus fylv. anguftifolius. TOURNE Cor. 17. PLAAT LXXII. / Í 1/00 Hi Zj HI apps, 0 „hs / / ‚ if ij) EE — 0 Sd 2 Nh KIN en, Vut NN rue vane, a VAN ‘ \ MO N'Or Krt A 253 @) Amaranth. met driemannige Oxel- Krop jes „die rondachtig zyn en ongefteeld; de Bla- sen den Luancetvorinig gefpitst. ® Hoorn; zj ded TUK. (4) Amaranth mêt driemdnnige Oxel- Krop: ll. jes ‚die röndachtig zyn en de Steng om: Amaran vatten; de Bladen Lanctivormig „Eyrondt ban baicas gekleurd. Ken zuig „Deeze drie zyn alleni s-gelyk de volgende) Tricolar. Jaarlykfe Zaayplanten. De eerfte voert den by sigs eren naam , om dat TouRNEFoRT dergelyke in Griëkenland hadt gevonden; ; hoewel zy eigene lyk in Virginie groeit. De twee anderen, uit Oostindie herkomftig , behöoret tof de Bont- bladige Amaranthen „ de-eenesinzonderheid van de andere varlakdlienie door . de donkerheid … der Bladen, die van boven. Koperkleurig, van onderen bruin paarfch zyn, fomtyds in *t mid- den met'een zwarte’ Vlak getekend, de boven- flen wederzyds.” uît “den geelen paarfchachtig. De Steng is hooger en kan mêer tegen de Kou de „; dan. in ‚de eigentlyke Driekleurige Ama- ranth, gemeenlyk Zricolur genaamd, wier Bla- ° den 56) Amaran:bus Glam, triande. Axillar. &c. Amaranths Fol. variegato.C ‚B. Pins Colore ob{curiore f, Mas. TOURNE, (4) Amaranthus Glom, triandr. rea ge Govan Monsp, 435, sAmaranth. Capit. fubrot,„Axillaribus &e, #7, Cif. 444. ne: ma R. Lugdb. 419. Amaranth. Folio. variegato , Foemie Int, 236. Amaaranth. senlan Lom. Je, 52. pe Fi, OE ie ps Jop. IL. DEEL, XI, STOK; 54 Eennurzree Kruipen, IV. dem zeet-fchoon groen, geel; en paarfchachtig SEK rood ‚ gerengeld voorkomen. Men: heeft ze ook Hoorn die tweekleurig Zyn van Blad, teweeten paarfch STUK en groen „of groenen geel, De Driekleurigen vofan® worden van de Duitfchers, wegens haare fier- Sens as Iykheid, Duizendfchoon geheten , er in Vlaan- deren of Brabant Pappegaaijenkruid, „ om dat de Bladen ,‚ met deeze hooge Kleuren , tevens Vleugelachtig zya. De nie ie 04 : zeggen in deeze niets (*). 3 (5) Amaranth met iweemannige byna geaairde, angie Eyronde Kropjes, tweeflagtige en Vrouwe; ae lyke Bloemen; de Bladen Lancetvormig. wy=" 2 6) Amaranth met driemannige , anderde Gangetie geaairde “Eyronde Kropjes , de Bladen C engaal- Re Tiämeeivormig Eyné) apert | of 6) Amaraoth met driemannige, e enigermaat Megens a geaaird? „rondachtige Kabe en: ‚Ruitache us. ti a Spendihe, ge Bladen ; Eem Niet» meer dan anderhalf of ts twee e Voêten hoog ei groei- 0) zie Ware, raid Pl. N. ss, 94, 55, en Lon . 305. (5) Amaranthás Glom. ‘diande fü'sfpicâtis sec. Am. Acad IV. p. 294. Blitum indicum album. RumeH. Amb. V. re Burm. FJ Ind, p. 199. (6) „Amaranthus Glom, triandr. Gape ovaris Bees Burm. Fl Ind, p. 199." (7) Amarantbús Glom. triandr. fubfpicatis ‚rotunaatis , rol Khombeis. dow, „Acad, IV. p. 2940 BURMe AJ, Ind, p‚ 10% RG sE M" 0: NO SD KITA 255 groeijen deeze drie „ mede Oostindifche Planten , IV. _ zynde,-die jaarlyks vergaan. De eerfte is by- XXL zonder, doordien zy, in plaatsvan. Mannely- Hooeps: ke, tweellagtige Bloempjes heeft , met twee 'TUKs 7 Meeldraadjes, * Dit zoude Witte Maijer zyn aria, van RomPutoss behoorende ‘tot de Krui- den, în ’& Mrleitfch Sajor Bajang gensamd, » welke de geringfte en gemeente Moeskruidén Zya-ìn Oostindie. “De andere snaar de Gan= ges gebynaamd , heeft een rosfe Steng en groe- ne Bladen 3 “zo dat die”het Rode Maijér van dien Autheur ‚ ’t welk geheel Bloedkleurig is, niet kan zyn. De laatfte » ik weet niet waarom naar de Mangóftan, dat een Vrugtdraagend Ge- ra boomte is‘, "geraamd, verfchile door de figuur der Bladen : welke’ Ruitachtig , groen en aan den voet Wigvormig zyn ‚ dikwils korter-dan de Bladíteelen en…aan. de tippen fomtyds een weinig uitgerand, De. Bloemen „in de Oxee len tot Bolletjes gekropt , zyn endelings- in een famengeftelde. Aair. vergaard. ‚Het, Japanfche Kruid, hier nevens , in Fig. Is Pl, LXXII , afgebeeld , hoewel een weinig verfchil! ende , moet tot deeze Soort behooren. Ik heb ’er ten Zaaddraagende van, waar in fommige Bla- den nitgemnd, en-de ander: korter gn Steelen zya.* … — | @) girendggef met driemannige geronde, eeni- … VII. Amaran= vree | dans lip ) wneer" ston triandes soruwdaar: zis, wie II. DEEL: Al, STUK: 256 BEennuizice KrRuiDeN, Iv, germaate geaairde Kropjes; de Bladen Bj: ÄFDEEL. KX. 25° rond Hartvormig , crv korter dan Boormsì vlo: Hek Sti ee STUK.’ k -Pyfisan In China groeit deere ” zols es NN AUS; MES die het tweede Oostindifche Maijer van Ruut PHIUSs fchynt te zyn, dat, mente. Batavias zo wel als het Witte Maijer „zoeven gemeld, « Chineefche Bajang noemt ; wordende aldaar door de Chineezen- veel gekookt en gegeten. De Bladen-zyn „ van-onderen , met een ziee ge Vlak ‚getekend. dE (9) Amaranth met âriemannige s. genigermäast Hales ‚ geaairde, eronde Kropjes, en crendassn an Nd TT sompe Bladen. Io Virginie groeit deeze, die een hooge Plant is metde Stengenën Bladén: Rldriker Hed de ondèrften ffomp , de bovenften fpits.’ Vrugten of Zaadhuisjes rriaaken eeh dikke id uit, die bloeijehde groen isvan Kleur. Zy komt de von 5 in Lin babies: zeer afke (19) Amaranthus iuertlis-&c. R. Lúzdb. gro? Blitum Tsid. @* cundam, Rumea. Amb, V, p. 231- T, 82. ®. 2, BuRm. Fie Ind, p. 195. (9) Amaranthus Glom. eriand:. (abfpicatis zotundaefs“êc. js __ Amaranth. maximus , Paniculis brevibus gracilisfimis far woont KEES oblolere rubris. Bomam. Lugdb. \. p. 97- Blitum pike chrum rokcum. magaum rubram, Je B. Hit. Ilp, 956Ì pn MO N O1 Ki As 2S7 { 10) Amaranth met driemannige en vyfman- _ IW, nige Kropjes ; de Bladen re ', zeer EE ftomp, witgerand en rimpelig. Deeze , een Oostindifche Zaayplant gelyk de Hoorpe Eed ke woorigen, valt-oek zeer:groot sren-heeft Bladen Ante als van. witte. Beete ; aan ’t end -derStengen een racens. * _Aaírachtig Bloemikropje „langer dan de-zydeling- fen, bleek van Kleur, De meefte Bloemen zyn met drie, weinigem met vyf Nieelüraadjes voor- zien, Zy fchync bet Groote Witre Maier te Zynván RoumrPmrus, voorgemeld , dat twee en drie Voeten ‘hoog wordt ; als Oók dat- van C. BAUKINUS 5 -terwyl de voorgaande naar het Groote roode Maijer van J. BavmiNús gelykt. Beiden zyn-zy van de verachtelkfte € en ‘enfmaakelykfte Moeskruiden. na 1) Amaranth- met zijdeling fe Kropjess de Bloemen driedeelig; de Bladen eend: Be Bene, enen anchel 5 5 ze ki ed 10) Himarantbis Got “ttiandr. ‘peritandiisque, “rol. Ova- B Se. Blitum älbum maájus. C. B. Pine 113? RUMFH, „V.p. 235. T. 82e f. 1. BURM, Bl, Ind.p. 198. (ix) Amaranthus Glomer. lareralibus Flor. trifidis &e, ‘Goar. Belg. -271- KRAM. Huflr. 274. GOUAN Alonsp, 485. Lubdb, 420: Amar. fg. ôe vulgaris. TourNr. Par. 2, LE: 248, Blieïm album. CAM. Epit” 236. PLUK. Pyt. via Foa. Blitum tubrum minus, C, B, Pin z58. me fapinum. LOB. de. 250. fe U. Daar. Xl, STUK Groote, 258 EENHUIZICGE KRUIDEN, Ca) Amaranth met driemannige Kropjes; de Arpeel _ _ Manmelyke Bloemen. driedselig; de Bladen Eyrond witgerand en-eene regvopftaande Steng. a ran (23) Amaranth met driemannige Bless, Heefterige knikkende Vieezige Aaïren en eene verfpreide Steng. Knikken- Van deeze drie is de cerfte het Gemeent Maijer , doorgaans wit, doch ook roodachtig groeijende aan de Wegen en in. de Bouwlanr den, zo hier, in ons Nederland, als door. ger heel Europa. Te Lunden, in Sweeden , vindt men ’top de Straaten. Ook groeit-het dikwils op ie: en Vuilnishoopen., De Bladen zyn fomtyds in ’c midden. wit of Zilverkleurig; met of zonder een bruine Vlak, Het Groene komt zo wel in-de Indiën voor; als in Europa. Het fchynt by Prso, onder de- Planten van Bra- ül , wel afgebeeld te zyn met den naam van Cararu, Het werde Bredos by de Portugeezen genaamd „’t welk men aldaar. kookte als Spina- gie, hebbende dergelyken laffen Smaak, en \ - wor (ta) Amaranthus Glomer. eriandris Gc, Blitem album ai nus. C‚-B, Pin, mis. Je B. Hi. II. p‚ 367. Blitum minus alb. polyfpermum „ Fol, Subrotundo. SLOAN. Fam, 49e Hie 1. Toa. f. ze Blitum fyiv. fpicatum, TOURNE. Par, 2: Pe 278, Cararu, Pis, Bras. 241. T‚ 341. BuRM. Fi. Ind. p. 199, (13) Amaranthus Flos, triandris, Spicis- Frutescentibus au” tantibus Carnoís , Gaule diffu{o, aa. rid MO N O IX KIL A 250 wordende “met. Limoenfap „even als die, ge- _1Vs geten. Men kon het cok in de Geneeskunde, ek als verzagtende en den Afgang bevorderende, goorp= zegt hy, zo wel als het „gemeene Groote - Mai- gn jer , gebruiken, De Stengerjes zyn rood met „£ erat freepen ; de Bladen aan de kanten roodachtig ; de Bloem-Aairen groen , waar van het den bynaam heeft. Het Knikkende voert deezen tytel, om dat de Aairen, die Takkig zyn en uit Kropjes, famengefteld., als.het Zaad ryp worde zig pederbuigen.… De Bloemen zyn groen met gele Meelknopjes; de Zaadjes Eyrond, tanger nk dan de Kelk, in-eigen Hokjes beflooten, Het == heeft de Bladen gegòlfd , geftreept, dikwils — __ witgerand met een Borfteltje „ en Kruidige Srengetjes van een Voet lang die op den Grond leggen. - Dus gelykt het naar het Groene zeer , zynde mooglyk daar uit gefprooten. (14) Amaranth met driemannige Oxel- Krope En e jes , Eyronde uitgerande Bladen ende Vrou-  has Pi Pairs welyke Bloemen Trechtervormig flomp. he: Deeze » op Jamaika en op Geylon gevon en den , gelykt naar het gemeene Wilde Maijer, , maar heeft «de. Bladen Eng Eyroud, glad, den (14) Amaranthus Glomeer triandiisAaillacibus Eee, Am, Acad, IV. p. 499. Blitam voigjonatdis viride polyanthos. Stoan. Fam. 49. Hij. 1. p. 144. T. st. É. EN, humile multiflorum. BROWN. Jam. 184. 2 KH, DEEL. XL. STUK. &60 EENHUIZIGE KRUIDén. IV, uitgerand meteen zeer klein Borfteltje , aan det ruk voet Wigvormig , van boven fet een witte ‚Vlak; de Bladfteelen gerand van langte als de pa Bladen 5 de Bloenren groenachtig, de Manne: Brrr Iyken fpitfer, de Vrouwelyken Trechterachtig 4 vyfbladig , met een VUREN geo » witachtigen Zoom. Femer f B. Va rr a ee zl nf (£5) Amaranth met vyfmannige meer famengt- xv. shall _ field nt Bilal » naakte Trosfèn en se ideas. Ma rde Aaïrtjes Rafterde. _paa jes.) XVI. 16 Amaranth met vyfmannige meer voudig vi (16) vyfma ige gn, amende Trog; de zdeingjen u at = gebreid. zvn. °C 15) “Amäranth met afd amen ef fleide , opgeregte Trosfén; de zydelingsen itse vp zeer wingebreids. de Bladen langwerpig Ey: rond. XVIIE 18 JK, Amarant met Heherg Ege en Reeran … Baagene 5) Heariiibar Rac. pentandr. belbiipofls en zanthus fyly, maximus Novz hg Ray. Hif. zot. jr zanthus major &c. BAAm. Jc, 6 (36) Amaranthus Rac. wenlle fapradecompofitis &c (17) Amarâänibus Rat. mene compofitis eretis &c Amar. Racemis Cylindrcis &c. Mikls Di. T. 22e 4 — (18) Amaranthus Rac., pentande. dateralibus terminalibus- que, Caule fexuofo Villofo Ram Ramis retocurvatis, Sy/f. Nabe XII, KIL MOEN Or Kreleok: An. Gr pe “ endelingfe Trosfen ; een-bogtige-ruige Sieng We en agterwaards omgekromde. Kakken. AKTE In verfcheide deelen van Amèrika komen hin deeze. voor. „De Bafterde, groeit-…in Virgi- Pentans vie, Nieuw Engelan en-velders ; „de -Bloed- Kie kleurige op de Bahama: Riano de. Omgee — 5 boogene in Penfylvanie, Deeze laatfte is geur byzonder, doordien de onderfté Takken , eerst En 3 agterwaards omgekrómd , zig vervolgens opreg- etch ten, tot twee Voeten hoogte. fe gelyken deeze Soorten veel naar malkander {Á19) Amarapth met vyfmannige oee tilde 7 Trosfen ; de bovenfte en onderfte. knikken. chain de: de Bladen flomp Eyrond gefpitst. … > "Gecte, Deeze Oostindifche verfchilt van de overige vyfmanpigen , datde Frosjes geel zyn , de Sten- gen rood geftreept ; de Bladen van onderen paarfch gêribd ; de Kleine Bloemfteeltjes ruig- achtig wit, waar het grooterc dat bleekr is, ace door blinkt. B: (20) Amaranth met vyfmannige famengeflelde 5 ee 7 digt getropte , opftaande Trsfen en Ey-ariaca en ronde gefpiefie Bladen. (a)? Earfche, (ro) Amaranthus Racem. pentandr; wgn 2e fammo tn nutantibus, &c. BuRM. PJ. Jed. pa, (zo) Amaranthus Racem, pentande;” comp. Biao era Bec EE Chf. 444 H. Ups. 286. R. Lugdb. #19 N. 3, GRÔNT Virg. 148” Amaranth. reximus fy'v. Nove- Angliz , fpicis Purp- TOURNE: Inf?-235. Amarantbüs purpureus, Don. Pemp:, ni. Log. de. 250. R 3 Il, DEEL, Xl, STUK. 22 _EENHurziGe Krurpis, (ax) Amaranth met vyfmannige meer famen geftelde „ affbandige, uitgebreid knikkende Trosfen en Eyrond Lancetvormige Bladen. (22) Amaranth met vyfmannioe » meer famène Amaran geftelde , Cylindrifche Trosfen „ die nete Caadaruss ee en uitermaate lang 2 Deeze ; inzonderheid de laatfte, maaken ia Gelaarte, de Herfst het fieraad en de aartigheid der Bloem tuinen uit. Men noemtze, in ’t Franfch, Pasft velours en in “ Neerduitích. Fluweelbloem , wee gens de Donsachtig gepluisde Bloem - Aairen, _ Deeze benaamingen , echter, zyn te algemeen en op meer Planten toepasfelyk + des men ook ‚veelal den naam van Amaranth gebruikt in alle „timed Europifche, Taalen , overeenkomftig met den kfchen Amaranthos „ die een opverwelke- iyke. Bloem betekent. Is zeker, dar zy on gemeen lang van duur zyn en derhalve ook verl in de Kroonen en Bloemkranfen der Ouden ge bruikt werden, zo men wil (*). gen Ee naart ws : Racen. ee “&e. Amaranthus Sinenûs “Folio vario. Maar. Cent. 6, T. 6 “ (a2) Amaranthus Racém. pentandr, ren tis Cylindte Bec. H. Ch. 443. Ha Ups. 287. R. Lugdh. 419, all mr Monsp. 4387, BM. Zeyl. 563 reden „B. Pin, 120 Blicum- majus Peruvianum. Crus, Hfl. il. mA Kruidb. Pl, N- 89, BRM. FL. Ind. p. 200, C°) Hier op zinfpeelt de Apoftel PrrRus, wanneer hy de Ti dn M:orN Oo tt K-E:A 263 De-hoogte-van deeze drie is byna.eveneens: _ IV, Io voordeelige Gronden en Klimaâten fchieten Ef zy tot vyf en zes Voeten op. De-eerfte, wel- goorn. ke L1 NN &us een zonderlingen bynaamgeeft „ STUK. gelykt, volgens hem, veel-naar-de laat{te, Zy Peten heeft,een groene Steng, de Bladen zyn, in ’t midden , paarfch of donker gevlakt en -de-Aais ren opgeregt ‚ paarfch , Vleefchkleurig of ge- heel groen. …De afkomst is-uit Virginie. „De tweede „ een. Chineefche , die fomtyds de Blas den bont beeft en de Steng geheel Bloedkleu- rig, zo wel als de Bloemen, heeft-de- Aairen uitgebreid. en een weinig omgektomd;, met gee- le Meelknopjes. De laatfte wordt gemeenlyk Amaranthus Kattenftaart geheten „ wegens de verwonderlyke „neerhangende Bloemftaarten , die zy maakt, welke ik hier in de Hoven gezien heb , meer dan een Duim dik en wel drie Voetén lang. Iu ’t Hoogduitfch-noemenze de Plant, deswegens Fuchszwants, dat is, Vosfe- Raart (©). De Kleur is roodachtig paarfch „ don- eeuwige Zaligheid een onverwelkelyke Krvoneder Heerlykheid (AmagarIsror mms dölns ErsPurer) noemt. (*) GOUAN zegt, dat men deeze, in de Landraal van ‚ Crifta de Gal , dat is hineke noemt, De Haaneham - Amaranthen Heat in een geheel andere Klasfe En in een byzonder Geflagt, onder den naam van Celofia (zie ons Vil. STUK , bladz. 7orz) waar toe die by Wain- MANN, op Pl. 84,8$ enz, behooren. Deeze worden in Franch ook wel Fleur d'Amour, en dienvolgens in ’t Hoog- R 4 duiefch 1. DEEL, Xle STUK, 2% _BeNnuizice KroiDên; IV, _donkerer-of bleeker, Deeze Staarten, boven dit= Banen groeïjende , beftaan uit Mannelyke en Vrouwes Hoorn: lyke Bloempjes , waar van de laatften, in ee STUKe __ rondachtig Doosje , ’t welk overdwars , ‘gelyk pa een Savonetdoos , open gaat;een wit Zaad’, dat fomtyds ook wat modi is, en zeer ait) uitleveren. at De afkomse: van ker ae: Arerén then, die federt-eenige Jaaten- door kweeking zeet verfraaid zyn, wordt uit Peru, Perfie en Ceylon „, gerekend. Meer dan- twee- Eeuwer zyn dezelven reeds’ in Europa bekend’ geweest, als blykt uiet Crustus, die haar’ onder dent naam van Quinua, of zeer groot Peruviaanfdt Maijer , voorstelt, waar van-het Zaad tot. Spyze- en de Bladen tot Moes konden verltrekken. pmen en Amaranth met vyfman zige, Oylind drijele eg semen Lofen en Der inde on bn: velen de. Dee duiefch Floramer „in es wegensrde bevaltigheid der Bloemen, en‚om dat zy. Á duuren „ Zmmertelles of ende yke , delen Zie ook RumPn. Amb V.p. 2365, T. (23) Amarenthus Racemis he Cylindricis ereftiën Mansp, 438. Fl Zeyl. 338. GRON. Virg. 148: A marenthe Ind, Spin Spicâ Herbaceà. Hamm, Jugdb. Ste T. 33. Blin tum Sp.nofum. Rumeun. Amb, V. p. 234 T.33, É. 1. BURM: Fl. Ind, p. 200. En MONO IE IT 4 265 Deeze onderfcheidt zig wan alle-de andere W. Soorten » door haare Doorntjes , welke , aan Avbrers den voet der Bladen , gepaard voorkomen. Men lg heeft dezelve, uit Oostindifch Zaad, in de Eu- Hoogen ) topifche Tuinen geteeld en_voortgekweekt. € pangar. Gewas wordt twee of drie Voetén hoog en heef; drie: Sappige Stengen, met Bladen als die van 'tge- meene Maiier ‚-maar fmaller , welken men in Indie , even als de anderen , tot Moes-gebruikt. De Bloemen komen Aairswyze aan den top der Stengen en langs dezelven Kropswyze voort, zynde groenachtig van Kleur. Het Kruid wordt op Java, in t Maleitfch , Bajang Baduriì of Douri , dat is “Gedoornd, Miaijer: geheten; on= der welken naam ik niet alleen hetzelvé fterk gedoornd , maar ook veel kleinder , en miis- Schier jonger , bekomen heb , zonder ‘Doorn- tjes. Het vält ook in Westindie Ce LA BRR eruo: "De Kelk is , in dit Celer voldaan in 0 wel als de Bloem , die een Cylindrifch Pypttt- tig Honigbakje ‘heeft, in de Mannelyken , ter= wyl de Vrouwelyken een Vrugt uideveren „die in zes Hokjes zes enkelde Zaaden bevat. Daar komen in voor, de twee volgende Soorten. (*) (*) Verftheide Soorten. van Maijer zyn ‚door Fonskaont,, in Egypte en Arabie gevonden. . R 5 IE, DEEL, Xi, STUK. W 266 EENHUIZIGE KRUIDEN; DK € 1) Leea. met een ronde ruigachtige Steng, XXI Dit Kruid, ín Oostindie, alwaar het groeit, STUK. E. arend Effene, ; Crisp A ekealdé, Cajoe Toca genaamd , heeft: gevinde Bladen, =de Vinnen Lancetvormig gefpitst, Zaagtandig, een Span lang , twee Duimen breed en effen: de Bloemtuilen, in drieën gedeeld, (a) Leer met een ns: zgn tie Pra heeft Deeze Kaapfe heeft, volgens den Hoorleal aar-D.:v-AN ROYEN, een knobbeligen Wore tel ‚een. Houtige Steng ,-van drie Voeten hoogte, die gewricht is en hoekig, met Vliezi- ge krulletjes : de Bladen ook gevind, met ge- fteelde Blaadjes „die, langwerpig. ovaal zyn, fpits Zaagtandig glad en overdwars geribd. Onder de Bladen komen. halfmaanswyze Stop: peltjes voor. De Bloemfteel is getuild met kleí- ne Sneeuwwitte Bloempjes.: Beide deeze Soof- ten zyn overblyvende. „ De Zesmannigen hier. opvolgende ,zyn,twee ei ‚die. tot de GraspJanten; behooren, d en Pharus > Guettarda » tot, org rrninnoantink: behoorende , js reeds befchreeven-; ander. de Valmesniens ‚fchoon meest Boomen-zynde , komen „ buiten twee Wiet- pe ZLuea Gaule ns pubescente, Sy. Nat, XIL, Gi 1276. Weg. XIII p. 714, Mant, 124, (2) Leca Caule kontu fimbriato, Mant, 124. M oNotx ia 67 Wierplanten „nog de vier vanen Geflagten Iv, van Kruiden voor. „Arpzerd SAGITTARIA eline STUK, Herlmane De Kelk is driebladig, zo wel als de Bloem, nn” sj in dic Geflagt, welks Mannelyke Bloemen ie pa vierentwintig Meeldraadjes hebben , de Vrou- welyke veel Stampers en veele Zaaden. Het bevat de vier Soorten, hier volgende, Ca) Pylkruid met Jpitfe Pylvormige Bladen.” Elen: Dit Kruid, dat , door de Pylswyze figuur ;, es zyner Bladen ‚den naam aan dit Geflagt geeft , zpiebte _ komt , met zyne Verfcheidenheden , in Sloo» ten, Graften , aan de kanten van Riviere en Wateren , door geheel Europa “voor. Men noemt het ‚in ’t Franfch; Ja Fiéche d’ Eau, in t Engelfch Arrowhead, in ’t Hoogduitích Pfeil. kraut, dat is Pylkruid. Men geefter, in ’ ‚ ook den naam aan van Quêzé d'Hiron- delle , of Zwaluwftaart, en by ons noemt men * ge- {1) Sagittaria Fol, Sagittatis acutis, Sy, Nat. zit. Gen, 1057: Vege Kill. pe 715. -GoRT. Belg 272. Fl Succ, 780, 859. Orp. Dan, 172. Govan Monsp. 439. KRAM. Afir. 274. HALL. Hebo, seo. R. Luzdb. 493. Gron. Virg: 116. major & mids; lati-er C, B. Piu 194. Sag. \Aqe Eoliis variis. Loma, Prus/. 234. T, 74- Sagitta major &c minor, DoD, Pemp;. 533. Sagittaria. Los Te. 301, 302, U-Des. XI. STUK. IV. “68 Ed ’t geene? Serpents- Tongen, wegens de zon” Een * derlinge gedaante. Het valr grooter of kleiner Feen en met {maller of breeder Bladen ; komende STuKe’t het Kleinëtieêr in Holfând „het Groote ia Gel- Dd derland en elders voor. In Pruisfen valt het fet Bladen, die ten deele Grasachtig , ten deele Pylvormig zyn 4 volgens ° LORSRL, &och de jongere Bladen van dit Kruid zyn pêtmeenik lang ef fmal;zo de Heer Harrem aansnerkt. Volwasfen’ hebben de Bladfteeten , fomtyds, wel drie.of vier Voeren langtc en, daar tus{cher komt een dikke Steng voort, in de Kleine laager, in _ de Groote hooger-dan de Bladen, welke met ve driebladige- witte Bloemen. praalt. „Deeze heb- ben geele Meelknopjes en”daar-onder groeijen Ee Vrugtbollerjes „als „kleine. Karftengetjes, w _en-ruig „-wegens de Zaadhuisjes „daar zy ke, beftaan s:die'Cén gevleugeld Zaad bevatten. In de Modderige Grond-der-Wateren komt dit Kruid met veele Vezelige,Wortels, welke aan-een. Scheedigen Stoel hangen „voor ;-doch die bet dieper „hebben „nagegaan, bevonden. dikwils een Knobbel- Wortel „ daar aan ver- knogt , hoedanigen i in Noord. Amerika den Wil- den lang tot Spyze geftrekt hebber, voor dac dezelven , mêestendeels „ door de Zwyhen wa: ren uitgerood. „De Sweeden „ aldaar woonen: de „-noemdenze. Kötnisf ; dat is. Slyknooten. Semfmigen willen, dat men-altoos zulk een Bol of Knobbel , die by wylen een Vuist gfooc is, onder aan” deeze Planten vindt, In China 8 aura vn «sgroeit, MM 6 N ó tk tai 269 groeit, volgens den Heer OsBecK,een derge. IV lyk Pylktuid, geooter dan het Sweedfche, welk ArRnr dezelven , zegt hy, niet veel groorer dan Erw- Hoorp= ten heeft. Dit verfchilt wat veel, In Noord-STUEe Amerika bevondt ze de Heer KAL Mm anderhalf , Na Duim lang en ruim een Duim dik, dat is als“ Hoender -Eijeren van grootte, of als gemeene Aardappelen, naar welken zy-‘byzonder fmaak- ten; wanneer menze gebraden at, Naby Capton-in;-Chitavondr Osseck een geheel Veld beplant met zulke Wortels, by de Chineezen Succoji- fa genaamd , waar van het Kruid de Steng en Bladíteelen zeshoekig en vry zwaar hadt: de Bladen met elf rode Ribben, waar vande middelften wederzyds Takkig. De Bloemen -waren -Kranswyze geplaatst ven _ge- woonlyk’ drieendertig in getal. - Anders geleek het naar Europifche, vin geftalte, zeer. (2) en met Jonge dek dl Blaaen en sagaris Zeer Sipdeltiafi zyn de Bladen rds 5 doordien het voorfte, gedeelte, dat in ons Pyl- kruid de. punt-maakt-, hier geheel breed is en afgerond : des de Bladen veel naar het ronde ie: der SE zh De Vrugt …… heeft 2) Sagitieria Föl, sigittatis Bead: Gaule Ramofo, Si- givaxiee foliis planta &c.PLUK. Alm. 326. T. 200. fs 7: Ch- Uramara, „Horn, Hel, Xie p. 93. Te 45 BR. A Ind, Pe nok. „EL DERK) Kle Svump 270 EENHUIZIGE KRUIDEN, IV. heeft de figuur van “Koriander - Zaad ‚ met een res enkele. „Kern „ gelyk het-voorige, De Gate Hoosp- st is in Oostindie. STUK. na (3) Py een met ani idd ittaria, Blade Lancifolia. In de Westindiën komt deeze Sier in Poes Jen of ftaande Wateren , voor. PrumiIeEr betrektze , eenftemmig met den beroemden TouRNEFORT, zo wel als het gewoone Pyl- kruid, tot. het Geflagt der Ranonkelen. Hec is een byfter groote Plant , de Bloemftengen een of twee Voeten hooger dan de Bladen hebben- de, die als het Yzer van een Spies gefpitst zyn, zonder eenige hoeken. De Bloemen, die meed groeijen , zyn eens zo groot als in het Europifche „doch ook wit gebladerd , met geel Meelknopjes, « De- Wortel is zeer groot dik, knobbelig en geringd. Iv. (4) Pylkruid met drievoudige Bladen, Trifolias Delchis- Van dit driebladig Pylkruid, dat PET rvEs dige gie China hadt bekomen , vind ik-niets aange tekend , dan dat de Bladen uitermaate lang zyn: | ROEIDE 4 | Be (2) Sagittaria Fal. Lanceolato-evatis. Am, Acad, V. P: 499, Sagittaria Foliis maximis &cc. BROWN. Pam. 325. Bi Sunc. Ag. eran zee PLUM, Sp. 7. Je. z16. fo be Jaeg, Amer. Hifi. p. : 3 Sagittaria gol ternaris. Sagictaria Chinenfis fol, gen Bis longisfimis, Par, ET. Gaz, 29. Te 19. É£, 3. BUBM. Fi, Inds Pe ZOL, Ee er hd Pk ai ‘ Te Tse Pae gienen 20 M:O NO EKE A, 27 BEGONIA IV. De Bloem is, in dic Geflagt, vierbladig "Hoor: zonder Kelk, met twee tegenoverftaande Blaade srur, - jes omgekeerd Hartvormig (*). De Manne- Polyas: lyken hebben veele Meeldraadjes. De Vrouwe-“i* Iyke Bloemen drie tweedeelige. Stylen, Het Vrugtbeginzel , onder de Bloem, wordt een driehoekig , ongelyk , driehokkig Zisdhunis. waar in veele Zaaden vervat Zyn. … Dus geeft LinNmus de li van cen Kaaps Kruid ontleend,’ t welk. zyn Ed. hier t’huis brengt tot het Geflagt van ‘Begonia, door PLUMiER ter eere van den. Franíchen Heer Br con ontworpen (1). Die Pater -vondt , wa de Boemen, gelyk zy door TouRNeFOR T obligua. in Plaat gebragt zyn, geheel anders. De Man- ES nelyke of onvrugtbaare hadden vier ongelyke jk de Vrouwelyke of vrugtbaare. vyf gelyke Blaad- jes in een Kelk vervat. Ook. kwamen van het- zelve hem, in de We i kelyke Verfcheidenheden voor, fommigen x met geoor- de, anderen met ronde, fmaller of breeder, glad- (*) Duobus enamicbhaanit Se (1) Begonia. Sy/f. Nat. Weg. XIII, Gen. H56. P 716. sala, Flor. tetrapetalo albo. SLoAm. Jas. 83. Hij, 1. p. 299 7. 127. fs 1, 2. Begonia pup. maxima Folio Aurito. PLum. Sp, zo. Empetrum Aceiolum. RUMPsj.' And. Vo p. 457- T. 169 f. 2 Varictates, Begonia Roleg, flgre âec, Plum» de, 45. JACQ: Obs, IL. po 51e U, DES&n Zl, STUK) „TV. PFDEEL. XXI. Hoorp- STUK. Bofeh- Zuutinge 272 BeNuuIizict Kauribes. gladde of ruige Bladen; de Bloemen wit , paarfch of Roozekleurig, Bovendien, verfchilten zy aanmerkelyk in grootte, doch Kwamen ovêreen in voortkruipende Wortclen te hebben , zeer * vol ‘met Spruiten ; des her een fterk voortee- lend Kruid ware, SLOANE, die ze overvloe- dig op Jamaika- aantrof „ noemt het een onre- gelmaatige Plant, met de Vrugtea van Efch- doorn en een vierbladige witte Bloem, Zie bier, wat de Heer JACQUIN daar vân Zegt. … Vaneen Wilde of Bofch- Zuuring , by de „ Franfchen Ozeille des bois genaamd, zal ik „> hier nog fpreeken, Het is een zeer fchoone „ Plant, ‘doorgaans voorkomende op de lommet- » Tyke en vogtige Gebergten van Martenique „ Ik hebze ook op natte Steenén en Rotfen , sp aan Beeken, op opene plaat fen gevonden. Zy > Valt twee Voeten hoog » fappig, ° en jaarlyks »s misfchien of LEE uitgebreid, fraay in ‚ in ’ aanzien. In Geftalte ‘verandert zy zeer: „> zo dat de verfcheide Soorten van Pr umaEk z, misfchien aan een meer ‘belommerde of ope- ss he “Groeiplaats toe te fchryven zyn. De » Sappige Bladen, die zy heeft, zuur van >, Smaak , worden: door fommigen gelyk de sy Kuin- Zusting in Spyzer gebruikt.” ” Hier toebehoort, zekerlyk, het Daun Asfaw der Javaanen , welk Rumrmaus. Zuur Em Petrum noemt „, zynde „een Plantjë „dat. over vloedig op-de “Klippen “der-Molúkkifche Filané | den greeit en aldaar insgelyks. tôt Zuuring Ee brui ke ne M O-N O:T-K 1 A B7$ bruikt wordt: De figuur der Bladen, welke iv. Scheef Hartvormig zyn, geeft den bynâam aan Arpeets dit Kruid, De Heer Tuunsere heeft het 7 nà zelve ook in Japan gevonden „ van waar ik,srux. derhalve , een rompertje. ‚ daar vans heb een bekomen, T HELiGoONvUM ER De Kelk is tweedeelig , zonder Bloemkrans 3 in dit Geflagt ; welks Mannelyke Bloem byna twaalf Meeldraadjes ‚de Vrouwelyke één Stam= per heeft ; Zynde he: Zaadhuisie Lederachtig , benhokkig éénzaadig, De eenigfte Soort (1), in dé Zuidelyke dee: nn len van Europa groeijende, is ook in Oostindie „um Cn gemeen, zo Linnaeus aantekent. Sommigen Er willen „ dat het de Cynocrambe of Hondskool bladig. van DroscoriIDESs zou zyn ; welke Fa- BIUS COoLUMNA, Onder den naam van een nieuw Plantje „naar het Muurgelykende, voor- gefteld heeft. Hy hadt hetzelve vän-hêt Eis — land Capréa , aan de Kust van Napels, beko= men, Het groeit overvloedig in Spleeten van Rotfen , aan den Zeekant var Languedok eù , Provence. De Bladen,gewreeven zynde , heb= ben volmaakt den Reuk „ zegt hy, van Komes kommers en een Waterigen Smaak. Anderen noemen het een ftinked Kruid, Zie hiër , hoe Linnaus hetzelve befchryft. 5» De Stengen rond, eee, bogtig , Sap- s» Pige u Dear. ÌL STUK. 274 EENHUIZIGE Kruipen, IV. ‚pig. De Takken gepaard, wyd gemikt, uit Ane: ss de Oxels der gepaarde Bladen. De Bladen Hoorp= 9, Eyrond , ftompachtig ‚ effen, geribd , eeni- STUKe … , nigermaate geftreept ; Móeskruidig , aan den A ez ‚5 tand ruuw , de onderften gepaard „ de boven: s ften overhoeks , in Steeltjes uitloopende zo » lang als de Bladen, wederzyds famengehecht ; » door een drietandig, Vliezig , kort, breed » Stopreltje. De Mannetjes Bloemen tweete: „> gen ’t Blad over, op zeer korte eigene een: „ bloemige Stceltjes; met den Kelk tweeklep: »» Pigs ftomp, agterom geboogen; van dertien » tot negentien Liniaale regte Meelknopjes. s De Vrouwelyke Kelk „tweekleppig , eenzaam s sa Ongefteeld, in de Oxelen, met éénen Draad: » Achtigen langen Styl en een enkelden Stem: ss Pels waar op volgt één rond. Zaadje, op eén » Vleezigen Stoel, mee welken kes afvalt, zit- 33 tende,” De Heer Govan merkt aan, dat de Blad: fteelen aan den voet verbreed, met Oortjes , half omvattende zyn. De Stergetjes neerleggen de of hurkende, met gezwollen Knietjes, en dat de Mannelyke Bloemen, waarfchynlyk „ niet de tegenoverftaande Vrouwelyken , maar die daar onder zyn; bevrugten, ‚Po TER Iu Mm. Pimpernel, | De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zjn, een vierbladige Kelk en vierdeelige Bloems — wief MON OTK IA 275 wier Mannelyken van dertig tot veertig Meel- IVe draadjes hebben ; de Vrouwelyken twee Stylen XX en de Vrugt beftaat uit twee bekleede Zaaden „Hoorn. - die vervat zyn in de verharde Kelk, Het bevatsTuEs de drie volgende Soorten. Cx) Pimperrel die ongedoornd is, met me: En maate hoekige Stengen. _ Paterian Op ruuwe Velden en woefte plaatfen komt Gewoone, in ce Zuidelyke deelen van Europa dat Kruid voort, ’t welk men hier in de Hoven teelt en nahoudt onder den naam van Pimpernel, in ’c Hoogduitfch Biebernell , Blutkraut of Megel. kraut, in t Engelfch Burnetof Stone- Parfley, dat is Steen - Pererfelie. Daar zyn echter meer Kruiden, die den naam van Pimpinella voeren , fommigen met den bynaam van Saxifraga of Steenbreekende , by ons Beverzel „ betrokken tot het Geflagt van deezen naam *, Anderen « zie wegens de Bloedftempende kragt , daar aan toegefchreeven en hier van is de Groote „onder den naam van Sorbenkruid , ook reeds voorge. fteld- f. Die beiden komen in onze Provintiën + vir. sr. N wildbie 332. (1) Poserium ineeme » Caulibus fu is, Syt. Nat. XI. Gen. ro69. Weg. XIIT. p. 716. H. Cliff. 445. R. Lagdb. 240. N. 1. GOrr. Belg. 273. Pimpinella Sanguiförba minor hisfata. G. B. Pin. 160. B, levis» gp, inodora. Ibid. Pimpie nella Sanguiforba. Cam: Epit, 777. Don, Pempt. zes. Rim- pinella. LoB. Ze, 712. S a II. DErz. XI, STUK. 276 _EEeNuuiziege Kruipen? IV. wild voor, en misfchien ook deeze , als welke er men in het Bentveld, by Haarlem „ aantreft zo Hoorp- wel als in de Hoven. $TUK, Hoe algemeen bekend , nu, de benaaming ea Zy» die men in ’t Franfch en Neerduitfch OVEFe genomen heeft ; derzelver oirfprong is en blyft zeer duijter. Hoe zeer deeze kleine en gewoo: fic Pimpernel naar de groote of het Sorbenkruid, gelyke ; de Vrugtmaaking verfchilt zeer. De groote, naamelyk,mettweeflagtige Bloempjesy en vier Meeldraadjes , behoort tot de Viermanni: ge Kruiden, daar deeze Kleine, volgens HaL- LER, driederley; Mannelyke ‚ Vrouwelyke en Tweeflagtige Bloempjes heeft , loopende het getal der Meeldraadjes tot vyfrig; en twee Sty- len , meteen Pluimigen Stempel, De Bloemp= zyn, zo wel in de Kleine als in de Groote Pimpernel, tot Eyronde Hoof djes vergaard, en Harrer heeftze beiden , in navolging van TOURNEFORT, tot één Geflagt betrok ken (*). Deeze , elke zyn Ed, Polyftemon „ dat is _ Veelmanvig , bynoemt , groeit ter hoogte van ‚een half of geheele Elle. De Bladen zyn, ge” lyk in het Sorbenkruid , van agt Vinnen wedef- zyds, taamelyk diep Tandswyze gefchaard: de jonge Bloemen groen , de ouden paarfch. Ja eene zelfde Aair komen Bloempjes van gezegde verfchillende Sexen voor. -Het Loof is ruig of glad , welriekendeof geheel Reukeloos, … Het (*) Helu, incheat, Tam... p, ik. en li 277 Het is vamrcene Biientrekkendd hoedanigheìd, IV. gelyk de groote Pimpernel of Sorbenkruid ; voor- EE gemeld. In de Voorjaars Aftrekzels met Wyn zooepe is het een voornaam Ingredient , dat dezelvenSTuxK. een aangenaamen Smaak geeft ®) Ge: meenlyk „; pa gean: wordt het als een Toekruid ovér de Slaa ge- bruikt, om de zelfde reden. Dat het inzonder. heid dient, om overvloed van Hooy te maa ken en daar toe in Engeland zeer menig vuldig gezaaid worde (f) „is my wat duifter : terwyl de groote Pimpernel zelfs het Vee niet fin maakt (})e De Wortel heeft dergelyke fcherpheid, als die. van ’t Bertram-Kruid , en doet, gekaauwd zynde , kwylen + ja maakt , door oplegging , Blaaren in de Huid(+-). Men vinde'er fomtyds … kleine Korreltjesaan , die naar het Poolfche Grein gelyken, geevende cen roode Kleur {$). (a) Pim-, Ni In Vernis Nen mena Sen Hank, zi ser 5 Princeps ufus eft 5 Foni Batte: ri eo enim fine in Anglia maximâ copiâ feritur, Id. ex Mus, Rust, 1. p. 231. RAY zegt, dat men ’t ’er op. Bergvelden en in Weiden , inzonderheid die een Krytigen Grond heb= ben , zeer veel vinds. Hif.. Plant. 1. p. got. Het geen. van. 4 > t.amen niet te zaaijen. „Ook-is” een Kruid, dat een ovelikyven den Wortel heeft. (4) SCREBER 3 IM. Saml, p. 74r 25, en want RUM (>) Rurry Mfat, Med. pe 399. 46) Bar, urfupra. Zie myn : D. sros blads 4, enz. Be # S 3 Il, DEEL. XI, STUE, 278 EENHUIZIGE KRUIDEN, IV, (2) Pimpernel die emgedoornd is» met ronde ses: geftrekte Stengen. Hoorpe sruK. _ Deeze, naar de Agrimonie gelykende, heeft pen haare Groeiplaats te Montpellier , zegt LIN- bybridum. NEUS; dat zonderling is, terwyl GouaNze Bafterde. aldaar uitheemfch, aanmerkt. Deez’ geeft ‘er, in ’t Franfch , den naam aan van Welriekende of Muskus - RT » als ín aangenaamheid van Reuk de gewoone overtreffende. Lint N&Uus denkt , of zy ook uit dezelve en dê Agrimonie mogt voortgeteeld zyn, waar vande bynaam. en mm. 3) Pimpernel met Takkige Doornen. Spinofum, > En Van deeze, die fommigen willen het Poten rion van D1oscoripEs te zyn, is de Gee flagtnaam afkomftig. Rauworr nam hetzele ve‘aan den voet van den Berg Libanon waat ; doch het groeit ook op. -Kandia en LoBEL hadt het uit de Zuidelyke deelen van Pier «) inerme, Caulibus teretibus frittis. R. Jugde. 240. N. 2, Poterinm vas zag anteidss. 4 , Ups, 298. GauAN „Monsp. 490. Pimpinella Agrimonoides odorata. Moris, ml S,3. T. 18. f, 9. BOCC. Sie. 57. T« 29. DARR. Aar, 18e Te 632. (3) Poserium ren Ramofis. H, Clff. 445. R. Lard. 240. N. 3. GRON. Orient. 290. bk: ia Mo- Ris. Ibid. É. 5e zaedo affinis &c. C‚ B. Pin. 38e. Stcehe legitima us. Hi. Il. ps 303. Poterium, LOB dee 1 p. 26, MO NSO TI Kl A az9 mont bekomen, daer het mooglyk-in de Tuinen IV, gekweekt zal zyn, gelyk elders in Europa. Cuu- ERI sus, bielde.bet voor de echte Stehe der Ou- Hooep- den, met welken naam verfcheide Kruiden be. STUK. ftempeld worden (5 ‚ne: Uit een langen-dikken Wortel vbreidt het zy- ne Stengetjes uit, met Takjes, hoekig, krom, door wmalkander, fommigen naakt, anderen ge- bladerd , met gevinde Bladfteelen ‚de Vinblaad- jes Wigvormig,aan,t end breed en driepuntig , anders veel gelykende naar die der Pimpernelle. Hier ‘vertoonen zig de „Zaadhuisjes volmaakt Bezie-achtig. Verfcheide Takjes loopen fpics Poornachtig uit. „De binnen -Bast is -roods de buicen- Bast op veele plaatfen gefcheurd, Afche » graauw, Het wordt, zegt. LoBEr „ Vourade genoemd „naar het Griekfch, als voor de Ze- nuwen di Hier op Vee „cin het Stelzel der Sexen s de Eiken, „Walnooten- „, Beuke-, Hazelaar-» En “Cypres en en andere Boomen». „die reeds befchreeven- zyn ; des ik thans overgaa t tor de PE WET EA Behoorende tot de Enkelbloederigerr » dat is die de Meeldraadjes in één voetftuk famenge- voegd © Zie ket Gefigf deezes naams in mya U. D. VI. Srum „ bladz. 157, en verfcheidene in dar van de Santo. Y giê, hier voer, gelyk de Salmantilche, in Spanje dus ge: Beren wordende, bladz. 40, IL, DEEL, ut STUK. ago EennurizrieeE KrurDis; IV. voegd hebben , onder de Eenhuizige Planten; ptn, Welke Gefiigtisani » met veel reden, ter cera Hooev. ftrekt van den zo menigmaal aangehaalden En- ge gelfchman PrLUKENET, door wien de groot- id fte menigte van uitheemfche Planten , tot by de zesduizend , in er an 3 en ii ze is gebragt Geen Kelks vier Bloemblaadjes; in de Man- nelyke Bloemen agt Meeldraadjes en vier ge- baarde Honigbakjes ; in de Vrouwelyken een zeer lange Styl; met een Schildvormigen viefs kwabbigen Stempel , en een nee ‚ dat als uit vier Besfen beftaar, Dus komen de Kenmerken van dit Geftagt En Piri voor; welks eenigfte’ Soort (1), reeds P Lv- Windende, KENETzA door PEUMIER-getyteld , cen klimmend Gewas is, dat die Pater in de West: indiën waarnam. Het heeft Hartvormige Zaag: tandige , fpitfe Bladen, met flappe Steelen , en draagt Trosfen , die uit veele Mannelyke Bloer men boven, en weinige Vrouwelyken beneden, famengetteld zyn. *%Schynt overeen te komên met dat Kruid, welk Rumrparus, onder de _Oostindifche Planten , voörfteit. Men noemt het aldaar, zegt hy, Sajr Maccou, zymde het Loof een zeer aangenaam en lekker Moes ; doch de Vrugten, hoewel ook uit vier Huisjes, Sters- …(1) Plakenetia, SyÂ. Nat. Xil. Gen. toto, Veg. XII. Pe 720. Plukeneria fcandens _ Hedere:foliis ferratis &c. PLUM, Gen47= le. 316. sajor volubilis en Rom Amb, LP 124 T. 79 f. 2. BURM. FJ, nd, p. GG LN A ND RI A sof wyze gepldatst , beftaande „die gefpitst zyn, IV. verfchillgn zeer vän*de Vrugten „door P r v- At MIER afgebeeld, welke meer naar die van de Hoorn Oostindifche Kers gelyken, Dus zweemen dee-stux. ze Westindifche ook iets naar die van de Suri- Pen paamfche” Paarldraagende Plant“by-Prore- 7 NET (*), daar-die van ’t Klimmend Moes ' RumrPnHiovs Hemelsbreedte van verfchiliën. Met een kort woord zal ik bier nog gewag wiee maaken van den Witten Meoesboom by dien Au omi theur, welke op de Molukfe Eilanden « de hoogte van een Appelboom en ook wel die van een Ockernooten - Boom bereikt „doch zo men wil nooit Bloem of Vrugt draagt. De jon= ge Bladen daar van leveren een lekker Moes, zo voor de Indiaanen als voor de Europeaanen uit. De volwasfen Bladen blyven geel groen en deeze zyn weleen Voet lang, éen half Voet breed , van eene Lan CT). Le wike van Takken gepoot, „als de: Wilgen ons land. “Een Wilde Witte Moesboom (4), verfen niet alleen „ doordien zyn Loof bitter is, maar ook, doordien dezelve Bloemen geeft en Vrugten , welke als. kleine Noatjes zyn, (*) Evonymus Margaritifera. Phyt. T. 176, f. &: doch de Vrugten daar van beftaan uit meer den vier Huisjes, ijk ie album f. Sajor poeti, RUMPR, dab. 1 pe ist. Te De se: Infulare, RUMPH, pees L Pe 193. r 79 Ss II, DEEL: Xl, STOK: 202 EENnHUizicE Kruipen, IV. Deeze groeit alleenlyk op ‘kleiae verlaatene Ei- PExut landjes , daar omftreeks „en wordt een ontzaglyk Hoorso- grcote, Boom „-wiens Stam, dikwils twee Man: STU“,__ pen niet kunnen-omvademen, Dit byzonders sider, heeft hy „ dat deeze Stammen fomtyds-door uitkankering hol worden, en dan in de Regen. tyd zo veel. Water. verzamelen, ('t-welk ’er , als in eenpatuurlyke Regenbak ‚goed en drink- baar blyft‚)-dat het voor de genen, die op dee- ze Eilandjes in het drooge- Saizoen komen et daar eenig en tvd- vertoeven, tot een aanmerkes Iyk Onderhoud ftrekt,- Zo beeft de milde Na- tuur voor de behoeftens van. het Menfchdom en ook van Dieren ‚in fommige deelen des Aard: ed pn gedragen. „DALECHAMPIA Nad een Autheur, door „zyve algemeene be- fchryving der Planten, te Lyons in Vrankryk reeds byna twee Eeuwen geleeden aan ’ licht gekomen, is dit Geflagt benoemd ,’ ween byzondere ‘Kenmerken heeft, als volgt. 49° De Mannclyke Bloemen. hebben een gemeen _Omwindzel , dat vierbladig is, inwaards met twee driedelige Bladen, waar in een tienbloe- mig Kroontje, met een tweebladig Omwind: zeltje en mepigvuldige Kafjes: de eigen Kelk van ieder Bleem vyfbladig „ zonder Bloemkrâns, _met veele famengegroeide Meeldraadjes. De Vrouwelyke Bloempies , drie in getal, ten dricbladig Omwindzel, den eigen Kelk en Mr-ooN O5 Kr A, #53 elf Blaadjes, en geen Bloemkranszeen Draad- IV. achtigen Stylen een Vrugt van drie. Zaadhuisjes. ok „Hier van is ook maar ééne Soort bekend (1), ioorp= welke de Heer Jacqurn, op ’t Eiland Sc. En ee Domingo in de, Westindiën, bevond: een ge- „ td heel ruig, niet Melkgeevend: Gewas te zyn picta dat-met. zyne Ranken , gelyk de. Hoppe de Kira. Boomen beklom.tot. twaalf Voeten hoogte. De Bladen hadt het lang gefteeld , Hartvormig , driekwabbig ‚in “wier Oxelen lange Bloemftee- … : … Ten met tweé Blikjes als Bladen; tusfchien wel= —— ken de Bloesfem verholen zat. De Mannely- Nas ke Bloempjes , klein en groen, met geele Meelknopjes ‚-waren ‚ in -haar,eigen Omwiad.- zel, op een dikken Steel geplaatst; aan, welks ==" voer de drie Vrouwelyken zig-bevonden,ia brandend ftekelige. Kelken , te famen -ook in haar omwindzel, als boven is gezegd. Ac ALYE HA Netelkruid. Dit Geflagt en EE den , die naar de Brandenetels-gelyken , doch in de Bloem- en Vrugtmaaking , welke meest Aairswyze valt verfchillen. Zy mc zo | Sen, LÀ (1) Dalechampia. Bite Nat, XII Ger ros. Pig. xm, P:-720. Mant, 496. H. Clif, he Jacq Amer, B 252e F, 160, Lupulus Foliö erifido ; F PLUM. Amer. e. T, sel. Convolvalo « Tithymalus, Bozen. Lugdb. lp. IL, DEL, XL. STUK. debt 1 4 aoe 284 ERNHUrzicge KRUIDEN, IV. _welals die, geen Bloemkrans noch Bloemblaad- Ks jes, maar de Mannelyken een drie! of vierbla- Hoorp- digen Kelk en van agt tot zestien Meeldraadjes; a de Vrouwelyken een driebladigen Kelk en drie Ae Stylen. De Vrugt beftaat uit drie Huisjes, rd „ één enkel Zaad inhou lende, Getal der Soorten , welken En nób daar van opgeeft, is vier, als volgt. ad ) _Netelktuid wer de Vrouwelyke Orsvind: Virginica. „els Hartvormig ingefneeden ; de Bladen Vingnllch. on lirand-, Jeanet : bras dan het , ie Steeltje. nk s 2) Netelkriid met bjannn Aaïren ; de Prou- fn “4 spelyken Hartvormige gekartelde Omvind- kaalch. oi Sgele hebbende ; de Mannelyken naakt: de u Bladen Läncetvormig Eyrond, Deeze Planten î waar van de eerfte in de Weste. indiën en Noord - Amerika „als ook op Ceylon, de andere alleenlyk in de Westindiën is gevone den , hebben het uiterlyk aanzien van Bingel kruid, hd ge Bee’ 5 did men in de Europifche Tuie é i) anljnhe Involucris fcemineis Cordatis ke. Sp. Net, XII. Gen. zo32. Vege\XIIL. p. 725. Hd. Ups. 290, Fl, Zijk 342. BROWN, Jam. 346. N, 2, T.-36, f‚ 2. H‚ Clif, 495 R. Zugdb.aco. GRON. Virg. 116, 153. Mercurialis trieoce heren, PLUK.-T. 99, f, 4 BuRM. FL, Ind, pe es Acalypba Spicis foemineis halolsiie Ec, Aw. seal. V. p: 4le. Acalypha humilio:r , Fol, Cord, crenatis &£, BROWN. Jam, 346. T. 36, É. 1. M o-N OT K 1, n8s Tuinen heeft ,en welke, uit gevallen Zaad, zig IV; als-een- Onkruid geweldig voortteelt, is dit by- TOER zondere, dat de Aairen -der Mannelyke Bloe- derne men uit zekere Vingerhoedjes voortkomen , wel-:TUK. ken eenige Vrouwelyke Bloempjes en Vrugtbe- ; Maat ginzels bevatten. - Naar het Virginifche miike 5 dat van Jamaika , maar is hooger en heeft de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen in-byzone dere Aairen , welke laatften aldaar over de ge= heele langte in zogenaamde Blikjes gevat zyn. (3) Netelkruid met de Prouwelyke Omwind: E zels Hartvormig eenigermaate gekarteld, Ta Pdre de Bladen Eyrond, korter dan het Steeltje. Indic. Deeze Soort , die ook in de beide Indiën groeit, was ‚ nu omtrent een Eeuw geleeden , uit Zaad in de Leidfe Akademie. Tuin geteeld, zo de beroemde HeErMaNNus verhaalc. Hy noemtze Driegreinig Ceylonfch Bingelkruid met Vingerhoedjes, by de Ceyloneezen Kupamenija, dat is Drekminner , genaamd, om dat het hergaarn op Mesthoopen groeit. . De Stengetjes waren ongevaar een Voet hoog, met Eyrondachtige Bla- „€ en Iavolactis foemineis Cordatis 8c, Fl, Zeyks 341. Mercurialis Zeyl. tricoccos cum Acetabulis, HERM, Lugdb, 636. B: Cupameni. H. Mal X.p. 161. T. Ste __@, Urtica minor iners Spicata, Fol, fubrotundo ferrato „ Fruc= tu tricocco. eng be 35. Hif. 1. p. 125. T. 82. f, 3e Wellia Cupameni. #. Mal, Ibid, T, sa, Burm, Fl Ind, pe zoz. U. DEEL. Xl. STUK, 286 Ernnürzroë KrurDen: IV. Bladen aan lange Steelen ; uit wier Oxelen Draad. aen jes kwamen van een Vinger lang, overhoeks Hoorp- bezet met Kruidige Vingerhoedjes , de Vrouwe- STUK. lyke Blommetjes bevattende , terwyl de: Man- í ars nelyken zig boven aan het Draadje of Aairtje bevonden. Het was; gelyk de voorigen, ten Jaarlykfch Kruidje, Ik heb dergelyke Plantjes daar van , gedtoogd , uit Java bekomen, van een half Voet hoog. Dat gene, ‘t welk naat hetzelve geleek , op Jamaika groeijende in Zand: velden „ telt SLOANE onder de Doove Ne telen. (4) Netelkruid met de Prowwey ke Omwind: pn …__ zels effenrandig » de Bladen fionp Lan Ameri. cetvormig. Deeze, uit Zuid-Amerika afkomftig , fchynt de Ricinoides met Karftengen- „Bladen, van Pa- ter PLUMIER,te zyn. Nader vind ik ze niet omfchreeven. Arbifche. In Arabie kwamen den Heer ForsKAOHL Soorten van dit Geflagt voor, Twee der- zelven , allige en Geaairde, zeer kleine Kruidjes zynde ‚ haden veel overeen- komst met het Virginifche Netelkruid, Een, dat hy Opperig noemt, om dat de Mannelyke 5 Aai ® we, Involaczis faemineis integerrimis, Fol. Lan: eeolatis obtufis. Rieinoides Caftanez folio, PLUMe SP ao? M-ocN Or 1 KIA, 287 Aaïren aan °t end een Vrouwelyk gefteeld. IW» Bloempje «hadden, zou , zegt-hy “indien het En Blikjes had , die misfchien afgevallen waren , dooeps in Kenmerk met- het Índifche , voorgemeld „STUEe ftrooken. _ Dit-komt my echter geheel anders deipbia, voor: want de Aairen, zodanig@ynde, als hy die befchryft „ verfchilde het grootelyks daar van. Een Kanthaairig , dus genaamd’, om’ dät de Vrouwelyke Omwindzels. met Draadachtige Haairtjes gezoomd waren , opde Gebergten van Gelukkig Arabie tusfchen ’t Koorn groecijende, was een Jaarlyks Kruid van een Elle hoog.’ De Anderen waren alle , door hem „in de Valey Surdud gevonden „ alwaar ook een Heefterig Netelkruid voorkwam, drie Ellen hoog, ’t welk de Mannelyke Bloemen in byzondere Aairen, de Vrouwelyken in een Huikachtig Omwindzele tje zittende, hadt. Dus geleek hetzelve veel Daar het Jamaikafche , voorgemeld. Met-de Bladen van dic laattte, in Water geweekt , werden de Kinderen gew en „die met ze kere Puistjes in de Huid bezet waren (*y_ Het blykt dat de veranderingen van dit Ge- watindi- flage vry groot zyn. Immers den Heer Jac-f QUIN kwamen, in de Westindiën „ nog-drie AN KOEL (*) Flor, Azypt. Arab. p. 161. (ty -Acalypha Carthaginenfis, JAC, Amer. Hit, p. 273 T. 180. f. 57, il. DEEL, Xl, STUK, «83 EENHUIZIGE KRUIDEN. IV; de Vrouwelyke Omwiadzels byaa Hartvormig 4 N Meer getand , met het middelfte Tandje zeer lang; Hoorp- en aan ’t end der Takken zaten de Vrouwely: STUK, ke Aairen, de Mannelyken op zyde, in de O- brace, zels der Bladen: Eene Ruige (*) hade de Vrouwelyke Omwindzels gerand en zeer ruig, de Bladen fpits Eyrond , langer dan de Blad- fteel. Hier zaten de Vrouwelyke Aairen op audere Takjes dan de Mapnelyken. Deeze beiden groeiden in digt Kreupelbofch en Heg: gen omfireeks Karthagena. De eerfte was@en opftaande Heefter van zeven Voeten hoogte de “andere een. Rankgewas ; dikwils vyfrien Voeten opklimmende. Eea derde Soort; ook Heefterig , werdt van zyn Ed, Corenfis ‚mis fchien naar Coro, de Hoofdftad van Venezuee la, alwaar zy overvloedigst groeide, zcby= naamd (f). Deeze hadt de Vrouwelyke Om- windzels driebladig. Hier zaten ook de Vrou- welyke Bloempjes , dat zonderling is, Pros“ wyze aan ’t end der Takjes, terwyl de Man: nelyke Aairen in de Oxels der Bladen voorts $ verfchillende in deeze opzigten dus daberkijk van deSoorten , welken ae opgegeven hadt, Oostindi-__Zodanigen vondt ook de vermaarde Hoog: he. jeeraar N. L. BURMANNUS, onder de Ooste indifche Planten. Zyn Ed, heeft daar van twee © Acalypha Villofa, Zhid, p‚ 254. T. 183. £, 6le ‚ (FT) Acalypha Corenús. Ibid, p‚ 154, Te 16e VE M_@ N:0, 1, KE A. 289 ‘twee nieuwe Soorten bepaald , waar van hyaan . IVé de eene den bynaam geeft van Stekelige, aan de hoe anderen dien van Aairbloemige (*). Tot de gooepe eerfte betrekt zyn Ed, de Kattenftaart vansTuke Rumrrrus CH)» hoewel hy aanmerkt, dat pia in alle de monfters daar van „ uit Java gezon- den ‚de Aairen opftaande waren en niet hans gende , gelyk die Autheur dezelven vogrftele, RuMmra 1Us meldt, dat de Aairen eerst neer- hangen en vervolgens, dikker wordende, over- end gaan ftaan; wanneer zy de Kasdkorreltjen bevatten , in de roode Wilde Katteftaart. Dit billykt eenigermaate het verfchil, dat-zig inde — afgebeelde. Aairen openbaart. Le NN UsS bez trekt het Stekelige Netelkruid , voorgemeld s als tweehuizig zynde , tot een-Geflagt, welk hy Caturus tytelt… Dit komt zo oneigen niet voor , dewyl Rumprmius getuigt, dat de Aai- ten wel Korreltjes., maar geen. Zaad voortbren- gen in de Tamme Katteftaart, Door den Heer PRron- was, die Soort » “aan “den-Heer Bur- MANNUS overgezonden, onder. den naam van Boomachtige Amaranth „-by-de-Javaanen Tam- bang genaamd ; met aantekening, dat de Bloe» „men een voornaam Middel zyn in de Loop en alle Kwaslen , die uic een flapheid der Vaten in & Menfchelyk Lighaam ontftaan ; B Rum: HIUS ‚U en hisplâa 8 Spiciflora. Burm. Fl, Înd, p. tea. Tabor. fi Ie 2e Te Cms dae RKUMPz, Amb. IVe Pp. 82e Te 364 ET U. DEEL: XI, SEUK, 500 EenHurzecE KrRuipegs purus verhaald hadt, dat men ze, in Oostín- js, die, zo wel als den RED, tegen ’% Blowdipas „wen gebruikte, Het Aairbloemige Netelkruid , met afgebro: ‚kene geaairde Bloemen, en Eyronde aan ’t end uitgeknaagde getande Bladen, van gezegden Hoog- leeraar , ook door zyn Ed, afgebeeld „ was door den vermaarden PL uv KENE T, volgens de aan hasling „, voorgefteld onder den naam van Klein Oostindifch Wolfsmelk met Bladen van Dui zendgrein, Collar-pawly der Malabaaren. Als Verfcheidenheden betrekt zyn Ed. daar toe, de Opgeregte Struikige Acalypha, met Eyrond ge fpitite Bladen en eenvormige Oxel- Aairen , van BRowNE op Jamaika waargenomen (*), ende Ceylonfche brandende Ricinocarpos, van den ot den BURMANNUS afgebeeld (}),- Hier geeft dé- zelve Bladen “van Bingelkruid aan en zegt dat zy Aairen uiet de Oxels voortbrengt, onder mét Vrouwelyke , boven met Matnelyke Bloemen. Het Loof was brandende , gelyk onze Netels. Maar de jonge Heer brengt ook daar thuis, d Wilde Witte Katteftaart van Rumrarus (4) dat een Heetter is, gelyk de Roode, van groot te als een Hazelaar , mer Blader veel naar re li nn ereta Viegultof Ec, BROWN. Fam, 346- t ii Kinacrgen Zeylanica urens &ec,-Bumm. Zeyl 20% T. 93. 4e cra Felis agretis,aloa, Rumeu, dab, 1, pe s T. 37e f. ee M oo No IK 1 A 291 der Moerbezieboomen gelykende , doch van IWé_ wier branden niets gemeld wordt: ook hadt ES dezelve lange neerhangende. Katten , die zig Hoorp=' geenszins afgebroken vertoonen: zo dat dit mld wat veel verfchilt: een klein- Wolfsmelkachtig „ 7% Bibi … Brandenetelig Kruidje , en zulk een Boomach tige Heefter ! Maar zyn Ed, hadt ’er ls: zegt hy, als Verfcheidenheden bygevoegd, om dat de Aairen in de gezondene monfters’-over- eenkwamen , verfchillende dezelven door veel grootere en niet zo diep getande Bladen. Uit Japan heb ik twee gedroogde Planten ont- japanche.” vangen ‚ die in zeker opzigt veel gelyken naar” Boen de gedagte Soorten, en op wier Bladen zodâ- nige witte Pyltjes voorkomen als op die der Brandenetelen. De Bladen hebben zygepaard; of tegenover elkander en vry lang gefteeld, Uit wier Oxels telkens een lange Bloem - Aair fpruit, die weezenlyk afgebroken is, of beftaat uit afgezonderde Bloefem -Tropjes „ welke als. door elkander verwarde Meeldraadjes zig ver- toonen. Hoe zonderling de Bladen ingefnee. - den:en getand zyn, ziet men uit de Afbeel= ding van een gedeelte van den grootften Tak, (in Fig. 2. op Praar LXXII,) aan welken de onderften wel drie Duim breed zyn en meer dan vier Duimen lang. De Kleur is van boven zwart, van onderen rosachtig, zo wel als die van den Tak, waar van het kleinere Exemplaar door de groenheid en kleinte der Bladen en Aairen, byna allee) verfchijk, Moog- a lyk WES Ek z kl a” Pd a IN 1, DEEL. XI. STUKe 292 EennuizicEe Kruipen. IV. Iyk zou dit Gewas ook behooren kunnen tot het tr. Geflagt van Caturus , dat ìk onder de Hecht Hoorp-: heb geplaatst. (*). STUK. _ De volgende Geflagten van deezen Rang „als en 18" Croton,-Cupania , Jatropha , Ricinus , Stercur lia, Hippomane , Stiilingia , Gnetum, Huta; reeds befchreeven hebbende „-gaa ik tot dien der Samenteelige , onder-de Eenhuizige. Plan- ten, over ; welke my rog geheel te-befchry- ven ftaat. Het eerst daarin voorkomende Ge: flagt heet TRICHOSANTEES Haairbloem. sHetzelte heeft ; in een vyftandige Kelk; cen vyfdeelige Bloem „ die op de-kant gehaaird is; in de Mannelyke Bloemen drie Meeldraadjes in de Vrouwelyken een driedeelige Scylz zynde de Vrugt een langwerpige Appel. in heioed C B) Haâirbloem met Spilronde langwerpige bes Ans kromme Vrugten. guina. rr St Van Zaad uit China bekomen was deeze in —__Ftalie eames ; a men thans rd Ell jaar ys Li (*) Zie Il. DEELS VL. Srux , van ) deeze Naruurhyks B Horie, bladz. 321. (1) Trichofanthes Pomis teretibus oblongis incurvis, Sf. Nat. XII. Gen. 1089, Weg. Kill. p.'225. Hr. Clift 450. Re Lugdh, 262. Anguina Sinenúis &c. MaLb. Gen, 12: T+ # Minn. Dil, T, ga. Cucucbiza Sinenûs Fruâtu lenge Af guino ‚vario &c. Tin. Pis. 49. T. 22, Retola Anguinte ens Amb, Ve peo7. T. Hat Boas. FJ. Jed, ps 207 McOSN- OST Kel A 293 Iyks, in de-Akademie-Tuinen zaait De lange’ IV, Kalabasachtige Vrugt ‚ welke. fomeyds: Slangs-L NXE wyze omgedraaid is, geeft ’er den bynaam’aan. Goorps" Tr1rELrus noemtze Chineefche Kalahas. met. °TUK- een lange bonte Adderachtige Vrugt, de Bloem Seed. wit hebbende en: ci nfcor van: zeer fyne Haairtjes. Mricnuertus- de Chiveezen dezelve gelyk anderen salaat fen, nog jong zynde, eetemen-’er-den naam vau Patola aan geeven. Hy geeft een 'fraaije Af beelding van” de. Bloem en van ‘heg Loof „’t welk veel naer dat der andere. Kalabasfen ges Iykt. … Eerstris de--Vrugt wit en gtognrs doch” Fyp wordende geheel rood,oor ,„oroosl seed (2) Haairbloem met Eyronde pife Vrugten en Hartvormige langwerpige drieribbige ches zich: getande Bladen. at iebladige (3) Haairbloem met Eyronde foitfe Vrúgteni ennn: „en, Hartvormige gehoekte Bladen. pn (4) Henvlon met ai re Zas w. EE Amers Butcre zes twee eeen vallen i in Oost: ï de late in {2} > Zie Pom. Ovatis acutis. &c. Tota. piri. #. „Mal. VIN. p- 33e Te 17. (3) Trichofanthes ie Ovar. acutis ae ARR Orddan H, Mal. Vit. p 39 Te (4) Trichofanthes va turbinato - ovatis. FL albo fimbriato. PLUM, Amer. 86. T. 101. vit les 532. T3 n. DEEL, XI. STUK, 294 BEENHUIZIGE KRUIDEN. IV, in Westindie, ’ Zyn mede Kalabasachtige Plan- ot ten, wat ‘het Gewas aangaat’, wordende de Hoorp: kies ‚die Komkommerig-is , van ons Volk, STUK. aan de Kust van Malabar , Kalpert geheten. vig s De Vrugt van deeze is langwerpig Eyrond, ge- Iyk van de cerfte en uit den geelen roodachtig. De laatíte , die op St. Domingo door Pater PLUMIER is waargenomen „ heeft ook. de Bloemblaadjes op de kanten. als met Franje haaird : de Bladen zyn byna als die-van den Balfem- Appel ingefneeden , ruuw, met veele Afchgraauwe.Vlakjes en Stippen getekend. De Vrugten gelyken naar Peeren, van vier of vyf Duimen langte, van buiten glad „ groenachtig, geftreept. Het Vleefch derzelven is wit en zeer bitter , met veele {malle bruine Zaaden. 1 Het Geftippeld Haaïrbloem , tweehuizig zyn: betse de „worde tien ek in % Ee van ra __ befchreeven. …— des Momokkpot1ica. Springvrugt. In dit Geflägt hebben de Mannelyke en Vroue … welyke Bloemen den Kelk vyfdeelig, zo wel als de Bloem in de „laatften „ doch die is zes deelig in de Mapnelyken , welke met drie Meeldraadjes voorzien zyn. De Styl is in drie“ En gedeeld en de Vrugt een Appeltje, dat Veer kragtig open fpringt. De agt volgende soorten „ meest vicheemfche, zyn ’er in begreepen ‚ naamelyk 6 pe) PLAAT: EER. MoM O.1-K EH Ae © 295 (1) Springvrogt met hoekige geknobbelde Ap. peltjes en gladde uitgebreid Handpalinige Bladen, G) Springvrugt met hoekige geknobbelde Ap- peltjes en” overlangs eis mige Bladen. Gemeenlyk geeft men den naam. van he: XXII, pi OFDe TUK 1. Memordica Tes Jem- Appel aan. dit Kruid, wegens een Oalfmie. lenses. ke. hoedanigheid „ die daar in piaats zou heb. ze ben, De Vrugten , als langwerpige Anne tjes ‚ Oranjekleurig of geclachtig - hoogrood werden in Olie gezet en dit leverde cen Wond. balfem uit. Hierom werdt het Mannetjes. Bal- Jamina genoemd „ tot onderfcheiding vande Wyfjes- of gewoone Balfamina der Bloemiftefr, die echter byna niets , dan her wegfpringen van het Zaad, daar medel overeenkomtlig heeft (*), De Franfche-naam is, mooglyk deswegen , Pom: me (:) Momordiea Pomis ‚ tubereulatis, Fel, glabris pa- tenti - palmatis. Sy Nat. zis Gen: Gen. roso. Peg. Ali Pe k zes. H. CEf. 45ste Ups. 293. B. Lugdb, 262. Gouán 4 496. Balfamina rotundifolia repens f, Mas, C. B. Pim. 306. Balfamina Cucumerina punicea. LoB. le. 648. Charantiae Dop. Pemot. 670, SB. Mus. IL, T. ht, (2) Momordica Pomis ang. tuberc, rel villofis longicudi= naliter palmatis. ZZ. Clif, 451. Fl Geyl. 351. R- Luedh, 262. Balfamina Cucumeriga Indica &ec. Comm. Hert. Le p. 103. T 54. Amara indica, RUMPH. Amb. V. p. 410. T. ISI, Pandipavel. H. Mal. VIE p 17, T-9- B, Pavel. Ibid, £, Ho, BURM, Fl, Ind, pe 208, RumPH. T. 152, eeh „(*) Zie dezelve hier voor, bladz. 150, ondes den tytelvan — Tmspatiers „ (Springzaad „) befchreeven,. . T 6 < U, DEEL. Ey, STUK, 296 EENHUIZIGE KRUIDEN, me de Merveille, de Iraliaanfche Garanza , naar hed den Latynfchen Charantia, die ‘er, wegens de. Hoovep fraaiheid, ook aan gegeven wordt. STUK. De eerfte Soort is meer dan twee Eeuwen en, bekend geweest en uit Oostindie afkomttig ; zo, wel als de tweede , die weinig daar van ver- fchile. Linnaùs merkt “aan, dat het Harte vormig ‚ de “Steng omvattend Omwindzel ; in. deeze efferrandig , in de gewoone getand zy. My komt daar van niets voor in de Afbeeldin= gen (*). WEINMANN geeft ’er , op ééne Plaat , twee van die zeer fraay zyn, en’het verfchit byna voorftellen, dat S Er A aaamerkte tusfchen de Amerikaanfche en Oostindifche Bal-. femappels plaats te hebben. De leätfte zyn lang- werpiger en meer geknobbeld, byoa Komkom- merachtig, gelyk uie de Afbeelding van CoM- MELYN blykt , die het Gewas vertoont, dat, nu negentig Jaaren geleeden, hier in de Hortus _ Medicus rype Vrugten hadt voortgebragt, pl.rxxitt.« ’t Is een Ravkachtig klimmend Kruid, dat in Fig E Oostindie gebruike worde tot “bekleeding van Prieelen met groen Loof, Het moet jaarlyks uit Zaad geteeld worden, welk veel gelykt naar dat der Kauwoerden , -zynde plat , hoekig „ bruin met zekere tekening. Dit Kruid is-met Klaau- wieren voorzien en heeft de Bladen, als gemeld is, vei ige (*) Govan zegt, dat ’er ín ’e midden van de Dloesed len een Harrvormig ongefteeld Blikje ik een; rige de ; doch dit raakt de Steng niet. rd M o N o-IK- 1 A a97 is, Handpalmswyze, doch breeder in de eer= _ Vv, fte, langer in de tweede ‘Soort, > Een Wilde Aven, Oostindifche, met ronde geele Appeltjes „ wel-Hoorns : ke men ook hier in de Hortus gehad heeft , sTURe «=> hadt. de Bladen. minder ingefneeden. Hec Smeer. nevensgaande, in Fig. 1, op” AAT Ep XIII, heb ik onder den naam Papar” ‘van Java ont- vangen. Het fchynt my van de gemelde Indi- _ fche zo wel als van het gewoone Balfem - Appel. Kruid, te verfchillen; Hec Hartvormig Omwind- zel der Bloemtfteeltjes is hier zeer blykbaar.. Men maakt, in Indie, veel gebruik-van het Loof des Balfemappels , dat bitter is „dienende om een Suikerbier te bereiden , ’t welk de ge- woone Drank is onder het Gemeen, Ook wors den de onrype Vrugten in Melk van Kokosnoo- ten gekookt, en deeze Kost acht men zeer ge- zond. Ryp-zynde, is het Merg zoet met eeni- ge bitcerheid en } levert den oenen Wy onse balfem uit. : (3) Ass mei hoekig hr di ti peltjes , die met een blends tip gedek» me dica zeld zyn; en gekwabde Bladen. Ge Geheel verfchillende is deeze Amerikaanfche, doordien de Vrugt aanrypende groen blyft , en dan een siallend, hennen heeft, ‚ zynde van bin- en ij ( 3) Momordiea- Pom. angulato - tuberculatis. &c. Mo- —mördica Aiëricana Fractu reticulato ficco. Coum. Rar, T, P. 22u Rain Il. DEEL, Xle STUK, 298 EENHUizicE Kruipen. IV. binpen droog en-gevuld met Netswyze Veze: Tak len, waar wsfchen. zworachrige platte Zaaden Hoorp-:ZyD VErVaE,; 5 > Te e kle) Springvrugt met langwerpige Appeltjes , Horde die gekettingde Steuven. hebben en ingefneve â. Egypti- den Bladen, Een Soort” van “Wilde dri io E- gvpte bekend en aldaar onder den naam van Chaté tov Spyze gebruikelyk , Luffa genaamd by de Arabieren „ maakt deeze,uit, Na het weg, neemen” van den buitenften Bast, die dun isen geelachtig , kwam een verwonderlyk Netwerk van witachtige Vezelen daar in ste voorfchyn, % welk Vesrinerus 'er-den naam van Net- weevigen Egyptifchen Komkommer-aan-deedt gee- — ven. -Mooglyk worden hier door die Slcuven gemaakt, waar van de Ridder fpreckt, of Ribe ben met haare tusfchen -Ribbetjes', zo zigtbaat in de Vrugt der Petola, door Ru mr.n „us af: gebeeld, die men Petola Panjang noemt, naä | pe Zyden Kleedje, % welk als Bördaurwerk bn: is gemarmerd. Het Zaad is wiracheig en de __- Klaauwieren zyn aan de tippen Kroontjeswyzt erst Miete eren AE (5) (5) Memordica Pomis oblongis , Sulcis Catenulatis , Folië „H. Câff. 451. Ups. 293. Fl, Zeyl. 352. R. Lag 262. ek Monsp. 496. HASSELQ, !tin. 487. Cucumis E _gyprius rericulatas £ Luffa Arsbuns- VESLs in. ALPIN, Cap ‚38. T. 115; MORIS I, S. 7. T. 7- f.'1 ‚2 Petola, RUMEÉ Amb, Vo p. 405« T. 147, Bun. Fl, Ind, p‚ 208. mn pe vi bide ah M ON O I-K I-A 299 ee en met Rolronde zeer td ke Ee: Deege, die op Ceylon en in China valt, waa Eon de Steng ‘vyfhoekig ; de Bladen ‚als der Kom- y, kommeren , met {pitfe nd aan den voet Momord mordica Zaagtandig : de Appels een Voet lang, ‘eeniger-Rolronde, maate ruig, Rolrond, met Zwarte Zaaden. kee © Springvrugt met Eyronde gedoornde Ap- etande Bladen. pels en drievoudige g en G) Springvrugt met geftreepte Appels en Poet ov achtige Zaagtandige Biaden, ke Voerbla- Van deeze is de eerfte , in Oostindie. groei- jende, de langwerpige Poppya of Sajor Poppy der indiaanen, anders ook Vleermuizen - Moes genaamd , om dat de Bladen , die men tot Moes gebruikt, naar derzelver Wieken ge- lyken. De Vrugt wordt van de Slangen gege- ten. De ândere ;- ia -Bgru nen oe le dende , í is $ Rankgewas dat de ho hoogfte Bonn cot aan den op beklimt, en, behalve verdeelde Klaauwie- ren, aanl. (5) Momordica Pomis Cylindricis agen: Pepo Indie cus' reticulatus et fulcatus Semine nigto. HERm. Lugdb, 452, Parad. App. ML. Ra). Suppl. 232. (6) Mlomordica Pomis Ovatis muricatis, Fol, ternatis den- fatis. Poppya fylveftris. Rumen, Amb. V. pe 14, EN isen 6 ) Momordica Pomis (kiatis, Foliis Pedaris ferratis. Mom, Fr. ftriato levi, FEUILL, Peruv, Il Pe 754 Te 4. IT. DEEL, XI, STUK. goo BeNHuizicg KRUIDEN. ren, Bladen heeft „ welke zeer aartig , byna als ArviaL, die van den Wonderboom, ín zevenen gefnee- Hoorp: den en by den Steel nog gekwabd zyn. Steel- sruK 9” tjes, uit de Oxels voortkomende, draagen ver. ee” > wd fcheide Mannelyke Bloemen en aan den voer van ’t Steeltje komt cen ‚Vrouwelyke met cen _ Vrugtbeginzel , dat eene * geelachtig groen? Vrugt wordt , van vier ‘Duimen lang, twee Puinsén dik-aan-beide enden fpits,-geftreept , van binnen veen zeer verftisfchend rins Vleefch hebbende en deswegen klein gefgeeden wor dende ‘by de Peruviaanen ; tot hunoe Poctagiën. _ Een witachtig fpongieus 'Stoëltje , binnen de Vrugt „bevat verfcheide Zaaden , met eene bruibe vur. mordica Schil en-eene dn van Goaak als onze Amans delen. … (8) 7 sgr: sik rigs 2 ordi a en Elauriam. geen Klaauwier Dit Gewse, dat men idnatenivk Ezels» Komn- kommers-of* Springkruid noemt , groeit aan de pet der Zaailanden en- elders: wild vin dé ‘ deelen van By. Weenen in Ooftenryk , en by ons, teelt het overvloedig voort uit gevallen Zaad » zo op. Mest en | Va (8) Mamordica Pomis hisp: ET : Cierhis nullis. GovAN He, 497. GORTER Belg. 276. Mat, Med. 447. H. Chff. R,‚ Lugdb. 262, GRON. be 300. Cueurmis fylv, inus distus „CG, B: Pin. 314. CAM, Epit, 946. Los. Je 646. bib Pemps. 663. £ 2. M tan oren as Sat Vuildishoopen ; als in de Hovens: Onder den Vs naam’ van Wilde Komkommers is: het gemeen- FR lyk bekendzin Vrankryk en Duitfchland „doch goo inde Winkels hagnde bet Cucumis Afininus ge- sroE - heten. Syngenefia: Is een Plant naar de! Kotikammets gely= kende „-doch ruuwer; met kleiner dikker Bladen. De Bloemen zyn bynaeveneens , ook kleiner en, de Vrugten niet meer dan een Vinger dik, Ey- rond, van grootte als een Olyf. , van buiken geheel ruig „ eerst groen , ryp wordende geel- „achtig. Zy helihen die zonderlinge eigenfchap, dat, wanneer menze aanraakt of,zägtjes knypt , het Sap met de -Zaaden ’er aan’t end vie en iemand, die ’er niet op verdagt is „dikwils in ’t Aangezigten de Oogen. fpringt. Men fpeéelt ’er dus onkundigen een leelyke-pots mede : want het Sap is ongemeen fcherp en maakt-eengeweldige Ontfteeking, Uit dien hoofde kunnen zy den gaam van Ezels - Kömkommers ‘bekomen heb- ben. * Is veiligst, buiten naodzaake deeze Plant in de Hoven niet te-kweeken, om geen gevaar toe te brengen aan Kinderen of jong Volk. In? plukken zelfs wagt. men zig daar voor ten * Meest ís dit Gewas berugt, wegens her van ouds befaamde Elaterium „ een fterk Purgeer- middel, ligt, zeer bicter en, aan de Kaars ge- houden , Vlam vattende, … Men bereidt hetzel- ve, nog hedendaags , of uit het Sap alleen , of uit de Vrugten met de Zaaden geltampt , en Il, DEEL. XJ. Srum. 302 Eennurzite Kruipen, IV. en fterk uitgeperst door een Teems of doóf \ Sor Haairdoek. uitgewrongen en dan op ’: Vuur of Hoorp. in de Zonnefchyn gedroogd. Het is verfchillen. STUK, _ de vaar de meer of minder rypheid der Vrugten | ige ten moet met veel voorzigtigheid gebruikerwor- den. Een of een half Grein is-fomtyds genoeg, om een geweldige. Braaking en Afgang. te ver- wekken. De Wortel , op W'yn gezet en ook voorzigtig ingegeven, heeft tot Geneezing van Waterzugtigen geftrekt. Veiligst gaat men er mede te werk , door eene langzaame vergrooting vande Gifte.- De Bladen van dit Kruid zyn ook , doch flapper, purgeerende. Het Sap dient uitwendig om harde Gezwellen te doen verflaan. Het komt in verfcheide oude en nog gebruike- lyke Winkelmiddelen ; gelyk in de Zalf van Agrippa tot de Verlosfing: en in die van Artha pita tot Wormdooding dien flige Cee TJ, Kalabas, De Kelk ís vyftandig en de Bloem vyfdee- lig in dic Geflagt, ’t welk in de Mannelyken drie - ‘Meeldraadjes ‚ ia de Vrouwelyken een “wvyfdeeligen Stamper heeft , en van de volgen- de inzonderheid verfchilt door de Zaden, die een dikken rand hebben. Behalve de gewoone Kalabasfen, bevat het ook de Pompoenen , Watermeloenen , aaa woerden en dergelyken , in de zes v epe (1) ER id M oRoteE ff A 363 (1) Kalabas met eenigermaate hoekige Wollige IV; ie Bladen, die van onderen , aan den voet, in twee Kliertjes hebben ‚en Houtige Vrugten. Aoorps Zeer bekend is-dit- Gewas door de geheele dn Wereld. _ Men noemt het gemeenlyk. Kalabas Caria en ook wel Kaauwoorde, in ’t Hoogduitfech Kur Fiefchach- bis, in ’c Franích Courge , in ’t Engelfch. Gourd, “8° De figuur geeft 'er den naam aan-van Flefch= Kalebasfen en deeze worden in 't Franfch ei- gentlyk Calebasfe of Courge- de Pelerin, dar is Pelgrims. Kaauwoerde geheten. In veele Lan- den, immers „is het gebruikelyk.„-dat de Rei- zigers en 't Gemeene Volk zig:daar van als Flesfchen bedienen om Vogt in te bergen en by zig te draagen; ’t welk deeze Vrugten , in haare -Houtige Bast, zeer wel houden, In Indie ist een algemeen gebruik, dat ‚de Tyfferaars „ die den Kokos-of Palmiec- Wyn uit de Boomen tappen » zig daar. Le bedienen van ledige ge- droogde. oogde „wegens de ligtheid, van hun Te zy den Stam beklimmen , kunnen mede genomen wor- den (*). De (1) Cacurbita Fol, fubangulatis tomentofis &c. Syff. Nat. „XII. Gens 1097. Weg. Kill. p. 726: GOUAN Monsp. 497. Cu eurbita Seminibus obfolete bicornibus. A. Clif. 4s1. Ups. 291 R. Lugdb. 253. HASS*LQ Iet. 488. Cucurbita ohlonga Flore albo , Folio molli. C. B. Pin. 313, Cucurbita Lagenaria Flore albo MOR. Hift. IL. Pp: 23. Je de Te An fes RumPii. db, V.p. 397. T. 144. BURM. FL. Ind, p. 209. (*) Zie het Il. DEELS le STUK van deeze Naruarlyke Hifterie , bladz, 316, enz IT, DEEL. XL. STUK, 304 EENRUIZIGE KRUIDEN: 8 De ongemeene grootte der. Kalebasfen in In: AT die, fomtyds een half Anker en meer kunnende Hoorp- inhouden , geeft daar toe aanleidiog, Ik heb STUE. een Surinaamfe van eene Peerachtige figuur; ige” anderhalf Voet lang en over ’t kruis half zo dik, welke ik denk wel zes Mengelen Vogt te kunnen bevatten, Sommigen zyn ktomhalzig als een Retort „ met eén zeer grooten ronden Bol : fommigen effen , anderen met Knobbels be- zet. Men vindt ’er die minder Buikig zyn en van ongelyk meer langte (*). PriNrüs ge tuigt, dat menze in Italie, onbedwongen Ee “groeid, negen Voetên lang gezien heeft. “zag voorleeden Jaar, by mynen Vrind Z. ui A= KEL, Kweeker en Kenner van veele Uitlande fche Gewasfen , buiten Utrecht, de zogenaamde Heréules- Knods van ongemeene grootte, welke zyn Ed. , op myh verzoek, volgroeid zynde, gemeten heeft en bevonden vyf eh een half Voet lang te zyn. Dezelve waszeer dun „Zynde van ondeten in middellyn maâár een half Voet, en van boven twee Duimen : zo dat zy een -Knodsachtige figuur hadt, weegende , nog of“ “gedroogd, zeventien Pond , en dus geelachtig groen zynde van. Kleur. Sommige Kalabasfen vallen rond en-dan zeer groot’, anderen -niët grooter dan middelmaatigeé Appelen, Men ie “(*) De mpd Verfcheidenheden van Kalabasfen of in “a Kaauwoer INMANN op vier Plaaten zeer uit voerig vertoond; ek a Kradhk, N. aai 4450 jd M:oeN Dr Ket-À 93 ‘er ook die in ’t midden ingekrieepen zyn; juist AV. gelyk de Flefch -Kalabas by Loser en Do- AE: DONAUS afgebeeld wordt (®); want men kan Hoorne ze zo door ombinding als anders, onder ’tigroeî- STUE- … jen, tot veelerley gedaanten Marindens Evenwel Swe hebben zy hét-natuurlyk „ by ‘defi Steel war dikker te zyn en dan mn min te hin eer zy den Buik maake In de Kleur der Kalabasfn is ook-een aar- merkelyk -verfchil;> Sommigen zyn groen met geele Vlakken , anderen geheel geel, en fom- migen hebben een aartige marmering: van roodé of witte Vlakken; Ook veranderen zy „dat zonderling is, als menze bewaart, fomtyds van Kleur 3 wordende het geele de eene Maand gtoen „en in een volgende weder geel, Gezeg: de Hovenier rekende omtrent twintig Verfcheis denheden daar van te hebben, De Bloemen zyn wit en in fommigen vry aangenaam van Reuk: Het Zaad, orûtrent een Duim lang, is plat en dik, wit vân Kleur , ‘hoekig ef - met punten » Bee on een Pit, die aange: —_ naam van Smaak is-en in de Apotheeken geceld wordt onder de Verkoelende Zaaden, „Van de Kalabasfen kan men niets tot de Koët gebruiken, wegens de walgelyke bieterheid À zegt RUMPHIUS; maar Hasserquis ver: @) ee Lagensria. vn Te. 64á. Cacnrtieà priór. bob. P, Pept. 668. Eerfte Flefkh- Caauwoorden. Dot: Kruidbeek. bl, aen ik. Deir, XI, StTuÊ, Vv 304 EENnmUizice KRUIDEN: AV. De ongemeene grootte der. Kalebasfen in In= RE die, fomtyds een half Anker en meer kunnende Hoorp- inhouden , geeft daar toe aanleidiag. Ik heb STUK. een Surinaamfe van eene Peerachtige figuur; ige anderbalf Voet leng en over ’t kruis half zo dik, welke ik denk wel zes Mengelen Vogt te kunnen bevatten, Sommigen zyn kfomhalzig als een Retort „ met een zeer grooten ronden Bol : fommigen effen , anderen met Knobbels be- zet. Men vindt 'er die minder Buikig zyn en van ongelyk meer langte (*). Prinrùs ge tuigt, dät henze in Íralie, onbedwongen ge- “groeid, negen Voetên lang gezien heeft. Ik zag voorleeden Jaar, by mynen Vrind Z. Br A= KEL,; Kweeker en Kenner van veele Uitlande fche Gewasfen , buiten Utrecht, de zogenaamde cules- Knods van ongemeene grootte, welke zyn Ed. , op myn verzoek, volgroeid zynde, gemeten heeft en’ bevondén vyf en een half Voet lang te zyn. Dezelve waszeer dun , Zynde van ondeten in middellyn maâár een half Voet, én van boven twee Duimen : zo dat zy ecn tige figuur hadt, weegende , nog one SEdroogds zeventien Pond , en dus geelachtig groen zynde van. Kleur. Sommige Kalabasfen vallen rond ep dan zeer groot’, anderen -piët grooter dan middelmaatige Appelen, Men > “(*) De menigvuldige Verfche'denheden van Kalabasfen s | Kaauwoerden heeft WEINMANN op vier Plaaten zeer uit’ voetig vertoond: Zie zyn Kruider, N. 442 4450 me - pe ENE Moen Dr Korch gs ‘er ook Âie in *t midden ingekreepen zyn; juist AV. gelyk de Flefch=Kalabas by Loser en Do- XXI DONE Us afgebeeld worde (®); want men kan Hoorn= ze zo door ombinding als anders, onder ’tigroeî- STUE- … jen, tot veelerley gedaanten waken: Evenwel Spas hebben zy het-natuurlyk „ by ‘defi Steel wat dikker te zyn endan meerof min te hen eer zy den Buik maaken. In de Kleur der Kalabasfén is cok: teen aan- merkelyk-verfchil.> Sommigen zyn groen met geele Vlakken, arderen geheel geel, en fom- migen hebben een aartige marmering: van roodê of witte Vlakken; Ook veranderen zy „dat zonderling is, als menze bewaart, fomtyds van Kleur 3 wordende het geele de eene Maand gtoen „en in een volgende wêder geel, Gezeg: de Hovenier rekende omtrent twintig Verfchei: denheden daar van te hebben, De Bloemen zyn wit en in fommigen vry aangenaam van Reuk: Het Zaad, oûtrent een Duim lang, is plat en dik, wit van Kleur, eenigerinaate hoekig of - met pupten » beuonds een Pit, dië aange: - naam van Smaak isen inde Apotheeken geceld wordt onder de Verkoelende Zaadem, „Van de Kalabasfen kan men niets tot de Koët gebruiken „ wegens de walgelyke bieterheid, zegt aidan ; maar Hassereurst ver: @) Cucdrbita Lagenaria. Loë. Ze. €44. Cacurbità prièr, Do5. Pawpt. 663. Eerfie of Flefch- Caduwoorden. Dot: Kruidbeek. bl, 1044. v it, Der. EL, STUR. u. 306 EENHUIZIGE KRUIDEN, verhaalt, -dat-dezelven „ in-Egypte, het arme ‚Volk tot Spyze. ftrekken ‚wordende van bun gekookt ‚ met Azyn befprengd- en dus bewaard, Ook vullen-zy;-zegt hy „den Bast met Ryst Cuzurbita Ovifera, Eijer- wrugtige. en gekneusd Vleefch , maakende ’er dus, een foort van Beulingen van 3-’t-welk denkelyk op de groene en nog onrype Vrugten ziet. Fors KAOHL zegt , dat mende Kalabasfen te Kairo teelt ‚-byna rond zynde en dikwils anderhalf Voet middellyns. Ledig gemaakt werden die van de Visfchers aldaar. gebruikt, om húnne Rietvlotten hooger op ’t Water te doen dryvens Deeze Soort was niet eetbaar, maar men hadt 'er twee-anderen „ ook met witte-Bloemen en Wollige Bladen , die gekookt gegeten werde» De eere hadt een Vrugt van twee Elien langs Hy teltze beiden mede onder de E hefchie kaden fen (). (2) Kalabas met gekwabde Bladen, flomp Ey ronde Vrugten en zevenvingerige Klaas: wieren. _ Hier bedoelt de Ridder een Soort van ‚ Kale bas, die te Aftrachan aande Kaspifche Zee thuis is, volgers den Heer Lercur. Hy be trekt ’er bedenkelyk toe, de genk (*) Flor. Egypt. Arab. p. 167, (2) Caeurbita Fol. Lobatis, Pomis obcvatis, Gierhis ep teno- digitatis.- Mant. x26. Cucurbirar aspero ler kaa turbinata, enz. J. B. zin Pred sle MONO Tt KorSA 307. welke in t Werk van j. BaunHIiNos wordt. Ì „ voorgefteld onder den naam vân Ruuwbladige , E: met eên kleine geele, wit gefreepte „Tolachtige Hoorn. Vrugt. In de Upfalfche Tuin; niettemin , was*TUEe 7 dezelve geteeld mer: Kruid en Bloemen zeer naar spaenf a de Pompoenen gelykende , maar “minder rauw en de Vrugten geenszins bitter, ‘De Klaauwie- ren-onderfcheidden dezelve wel allermeest. De Vrugten waren van grootte als Hoender - Eijeren en van dergelyke figuur, hebbende een Bast zo hards dat men dien paauwlyks met een Mes kan doorfnyden en met „Melkwitte Streepen o- \ verlergs getekend , (zegt LiNNEuss;)even of * een basterdkind ware van-de Gefnipper- de Bryonie (*). 3) Kalabas mes gekwabde Bladen en gladde Ie Pe en T'ottoiapoen, {*) Die Oostindifche pen gelyk. 0, oes ek zien (needen eene v ‚ zeer diep, tige roode Be zie-Vrügt ook met witte Str Deeze Kalavas zou derhalve doer derzelver Stuifmeel moe ten bezwangerd zyn : ’t welk op den gezegden stand iets wonders fchynt. ’ Last zig echter, dewylde uirwen= dige gedaante der kie van het Mannelyke afkomftig is , wel beredeneeren. 3) Cucurbita va: Todt » Pomis Tevihus. Soan Maráp. 497. Cucurbita Seminum margine tumido. Cliff. 452 Ups. 291. R. Lugdb. 263. Cuc. major he Folio as= > oblonpus, rotun dus 8e. TOURNY. Jxff. 105. Pepo vulgaris. Ray- Hifts 635. Pepo major oblongus & rotundus, major, minor. Dop, „ É Campi. il. DEEL: XI, STUK. Iv. Arpelte XXL Hoorp- ee hae 305 EENHUIzZIGE KRUIDEN, Tot deeze ‘Soort behooren alle de zogenaamr de Pompoenên, ’c zy langwerpig of platachtig rond, Immers alle die een gladden zagten Bast hebben en eetbaar zyn, met gekwabde Bladen; " tevens door het Zaad , dat een dikken, rand heh en rondachtig is van figuur, van de Mes loenen verfchillende, komen-hier thuis. Ge- meeplyk hebben zy de Bloemen wel geel „doch men vindt ‘er ook met witte Bloemen ‚ gelyk ForsKAOHL aangaande de Egyptifche meldt, In * Franfch noemt menze la Courge de St, Fean ‚ dat is Kalabas van St. Jan, in ’t Engelfch Pumpion , en by ’t Gemeene Volk Meloenen, zegt Ray, Dus ziet men, dat zy als tusfchen de een en anderen in ’ midden ftaan. Hiet behooren derhalve ook , zo wel de Indifche _ Kaauwoerden als Pompoenen van Rum P H1 US; „ en-zelfs de allergroorfte, Camolenga genaamd, die men aldaar Spaanfch Spek heet , vallende anderhalf of twee Voeten lang en meer dan ân- derbalf Voet, in den omtrek , dik (* Deezé, zegt hy, zyn langwerpig of Brant egaal vaa Bast en met een wit of grys-Meel, dar meû afftryken kan „als beftrooid. Bobwtaiien heb” ben zy de Bladen altemaal gekwabd, niet veel declig gelyk de Water- Meloenen, 5 ant 665 , 666. Pepo oblongus, maximus. Ind. compresfüs ee. Melapapoas ge LOB. Je. 641 , 642. Cucurbita Indi SA, RUMPH. Ab, V. p. 398, T, 145e (°) lid, p‚ 395. T. 245. MON O TK ta, 309 My werdt, door gezegden BRAKEL, in Ee on jaar 1777 een Eyronde Pompoen, van ontzag Es Iyke grootte , t’huis gezonden; die ik bevond Hoorn- by de veertig Ponden zwaar te zyn. Thans STUk: berigt hy, op myn verzoek „ daar van geteeld Syrgene/fie. te hebben „ tot drieenvyftig Ponden gewigts. Deeze zyn geel van Kleur, maar ik zag voor- leeden najaar, by hem, op een Mest- of Aarde hoop groeijen ‚cen Plant van witte , ronde, geribde Pompoenen ‚ die eenigszins geborduurd zyn, waar van hy het Zaad van Biberig in Duicfchland hadt ontvangen. De grootfte, die by daar van geteeld heeft ,‚ woog, zo zyn E, my fchryft, ruim 69 Ponden zwaar Gewigt, zynde by de twee Voeten over ’ kruis of in middellyn „ dat is ongevaar zes Voeten in de Omtrek groot. Onder de Nederlandfche Vrug- ten, inderdaad „ een Wonderítuk van Kweea kery! Dat, nu, de Tkn of Pepoenen ‚ in Hoogduitfch Plutzer of Pfeben genaamd , eet. baar zyn, is niecalleen blykbaaruit Rum Pu rus, die zegt , dat menze in Oostindie in den Pot ínydt en kookt ‚ maakende daar van met Spe- ceryön geen onfmaakelyken Kost; dat zy van de Chineezen met Suiker gekonfyt worden, of ook dat men van het uiegeperfte Sap en Vleefch een Marmclade maakt, gelyk van de Kaauwoer- den: welke Spyzen , wegens haare verkoelende hoedanigheid „in die heete Landen gezond zyn: maar men weet. het ook van nader by, In V3 Duitfch- IL. DEEL, ZI, STUK, „Samen. teelize, Kasu= woerden. 310 EENHUIZIGE. KRUIDEN, Duitfchland. wordc-’er veel. gebruik van gemaakt en tot Spyze, „zo. voor. Menfchen als. Beeften ; als ook onder de Duitfchers in Noord- Amerika, ‘en-in de Westindiën, „, Deeze. Vrugten wor- »s den te-droogen gehangen boven of onder een ‚‚ Haard{tede en in de Rook, (zegt LoBEL,) „> welken ’% Gemeene Volk in. de Winter eet” Sommigen: willen „dàt „het Zaad der Pom: genen eerst uit. Oostindie overgebragt zy, of misfchien uithet Beloofde Land „rin Julie, alwaar men die. Vrugten Zuecha geheten heeft; — begrypende. onder deezen. naam alle, eetbâare Kaawwoerden.- Of dezelven:, nu , door de witte Bloemen vande. Pompoenen:-en door de ge. hoornde -Zaaden van de Kalabasfen. verfchillen, die rond-Zaad -geeven:,-laat- ile daar. — LoBEL zegt (*), datde lange Kaauwoerden, de „, grootften van allen zZyndesen gekromd , drie s» en zes Voet lang, glad en wit groen van Bast; ss die droog zynde , zeer-hard is , derallerbe- », kendften en bekwaamften zyn «oute kof „, fyten. Derzelver-Vleefch-is wit en gezooden ss-niet-onaangenaam 5 ’ Zaad-lang en breeds »» Een weinig vierkant. De Bladen -gelyken:paat »» die der Komkommeren „ maar-zyn veel to?» s der, de-Bloemen wie. Van deeze Vrugtens sin zi gefheeden enmet Suiker gekotr | | | os fy Dl Simrad bl. 285. en de Atbeeldink é welke naar de ; Herkules- Knods gelykr , bl, 785. Item. # De Gucurbita longior, Dop, Pemipt. 669. Lange Cauwoot: den. Kruidb, zo45, ar vei 1 ve sid dn ad de M: aes Or KA SIE 5 fyt‚-brengen de Portugeezen. en-Spanjaards. IV, „zeer veel-te kocp in de Noordfche Landen ERE ‚„‚en heeten’ 't Carbafade. ’t Zyn zeer goede soorp. - „sen lieflyke Konfituren voor dorftige Menfchen ‘TUX- „en die aan heete Koortfen leggen” ;Moog- $°"&nfia. Ik is-dit-ook-wel,’t geen men-Sukade noemt , daar ik bevoorens- van (prak (*), — moten (4) Kalabas met gekwabde Bladen en Knoopig ‚Wi raitige Vrugten. en Wraitige. Deeze , die een zeer eigen voert , beeft de Bloem , Zaaden en gedaante-van de Pompoenen of Kuantsnderdens zegt de Ridder, maar de Vrugt is Meiner , met een harderen, byna Houtigen Bast. Misfchien zal het maar eene Verfcheidenheid van de voorgaanden zyn. 0 Kalabas met gekwabde Bladen, een opge- regte Steng , en Vrugten die Ani spp neergedrukt lan mige. « Den paam van Melapepo, ‘door welken Tour- NE. (*) al. D. MI. Srux, deezer Naruurlyke Hiftorie , bladz. 197» (4) Cucurkira Fol. Lobatis , Pomis nodofo - Verrucofis. Cucurb. Verrucufa. J. B. Hijl. Il. ps 222. Melopepo Verru- cofias. TOURNE. Jn/?. 106. (5) Cacurbira Fol, Lobatis, Caule erelto Pomis depresfo- modofis, Melopepo Clypeiformis. C, 5 ze in. EA Cuc. Cly- peiformis £ Siciliana. Je. B. zif. 1 Melopepones latiores Clypeiformes. Los, Jee 642. a et Dop. Pempt, 665. V4 IL. DEEL. XI, STUK, sta EENRHUIZIGE KRUIDEN, ! NEFORT Geribde Meloenen „ uitwyzens zyne. Afbeelding „ bedoeld heeft, wordt door den Ridder in ’t byzonder aan deeze Schildvormia gen gegeven, die eenigermaate gelyken naar de. mens Rondasfen der Ouden. „, Wy hebbenze ook „, genoemd Siciliaanfche Kaauwoorde en met „ fommige Duitfchers Muchel- Kurbis. „” zegt J. BauntNus. Hy geeft de zelfde Afbeels — ding van *t Gewasals TABERNEMONT,En melde, dat het opftaande groeit, zonder Klasu: wieren. „De Vrugten komen.by Doponéys en LoBEr, in ’t groot, zeer wel afgebeeld voor; en de laatfte fpreekt’er dus van, — », Defe Soort is van Rancken. ende Bladers, s… den anderen gelyck , maar de Vrucht is plat ss gelyck eenen ronden Schilt -oft Beucklaer.» „ met ghefpleten canten , ghecronckelt ende ‚ ghefronfelt, ende een” gherimpelde Schorsfë, „ de welcke fachte is „van verwe ende frmaecke 2 de voorgaande 5) ghelyck. _Beyde defë » Soorten worden in ftuckskens ghefneden n° » de in de Panne ghefruyt met Meel beftroeyt „ende zyn zeer lieflick om eten, foo wel in 5 Nedérlafidt’ als Vranckeryek ende elders.” Waarfchyglyk is dit die Kroon - Kalabas, a (*) Hier. door verftaat hy de erg geribde Pompoë- pen (Melopepo compresfus. C. B: Pin. z1z:) tot de derde Soort van dit Geflagt behoorende , vond Hy beeldt een platachtige Meloen - Pompoen DA die hy zegt fomtydt wel de zwaaite te hebben van tagtig P Ponden. M o N o r K F Ae 313 waar van ik van gezegden Liefhebber te Ut-_ IV, recht, in November s’voorleeden Jaars ,de Te- XXII kening ontving, zynde, by den Steel , van Hoorpe gedaante als een ronde Kalabas, met Sleu-sTuK. ven , die rondom uitliepen naar den omtrek , en „ Syngene/ia. door haar tusfchenribben , eene Kroon inaakren van tien ftompe punten, binnen welken een ronde Kop was , byna gelyk het Bolletje in de onrype Krúldhägelén (*j. Rondom was deeze Kalabas fchoongeel, maar op de punten en aan den Kop fchoon groen, met gecl als een Kivits- Ey gefpikkeld, De middellyn moet omtrent een half Voet zyn geweest, (6) Kalabas met veeldeelige Bladen. Dit zyn de Water - Meloenen , wier aangenaam- ee heid en verfrisfching in de Oofterfche Landen , M TourgErorT, die 'er Ondervinding van hadt, zodanig roemt. De Arabieren zegt HA s- SELQUIST, noemenze Batech, en dit zal der: halve (*) Zie II. D, 1. STUK van desze Nat. Hiforie, bl, 49. Pr. Xile Fig Ze (6) Cuecurbita es multipartitis, Afas, Med, 443. GOUAN Monsp. 497. HASSELQ. Jrin. 488. Cucurbita Seminum mar- pine baf dilatato. H‚, Clif, 452. R. Logdb, 264. Anguria Indica, RUMPS. Amb. V‚, p. 400. T. 146, Anguria Citrullus dita. C. B. Pin: 312, Citrullus Folio ai verg en Semine nigro. J. B. Hif. II. pe 2 mis, Citrullus. Dop. Pempr. 664, Crass Ond. Los. le. 640. vr Il DEEL. Xl, STUK. iv. ArFpDeeL: XXI, Hooer= STUKe Samer- gelige. 314 EENHUIZIGE KRUIDEN. halve die Vrugt-zyn,, waar ForskAonL als Zaay - Komkommers melding van maakt, zege gende ; dat menze. dikwils teelt van een Elle „amiddellyns, zeer zoet „ malfch, wit of geel en fomtyds roodachtig van Vlcefch, Immers deeze, van hem Battich- Burlos genaamd of Brullos, naar den uithoek;van ’ Eiland Delta, mm de Armen van den Nyl, worden aldaar best en al- lergrootst geteeld, zo HassErLQuIsT ge tuigt. Ik kan niet nalaaten , zyne uitmuntende befchryving; van die Vrugten. bier korvelyk ín te voegen, Zy worden kineidenieid aan de Oevers: van den Nyl, in vrugtbaare Kley , die na de over: ftroominge-leggen blyft, van ’t-begin van Mey tot aan het end van July gewonnen, De Vrug- ten zyn uitermaate groot, Hy hadtze van twee Voeten dik en drie Voeten lang gezien. Zy ber vatten een overvloedig , Waterig, zeer verkoe- lend Sap, in een Vleefch dat voos is, als van een murwen Appel of beurfe Peer , met zwartachtig of bruin Zaad, Drank en Spyze levert deeze Vrugt den Egyptenaaren uit. ’ Gemeene Volk verheust zig over dat Jaargetyde en gebruikt als- dan byna niets anders tot Voedzel; éetende de: zelve met Brood ,en wel nog oaryp zyndes altoos raauw. Dus verflaat zy. tevens den Dorst, door haar Sap „’t welk men ook uit een Kuiltje » In“deeze Vrùgt gemaakt , kan fcheppen. Dit Sap , uit de Sappigften , die by Kaap Barlos groeijen „ als dezelven overrypzyn, op ee Ed MO: NS OI KIA 315 zegde-manier vergaderd, met Roozenwater en _ IV, een weinig Suiker gemengd „is een algemeen * ; Middel voor de genen „ die. aan heete Koortfen 4 doon leggen. Jammer - ASL; dat men ’t zelve naauw-STUK. … lyks langer dans dries W oeken. kan, bekomen. me Groote voorzigtigheid., ondertusfchen sie jar noodig, dat de Gezonden zelfs niet te veel.ge. bruiken van deeze koele Vrugten, In dat heete Saizoen verwekken. zy anders ligt…Kolyken , Buikpyn , -Bloedloop „ en Benaauwdheden, Ook kan de overmaatige “inzwelging - de dood veroirzaaken. lemand, die ’% piet gewoon js, valt een ftukje,daar van als; Ys in de Maag gelyk hy zelf bevonden hadt. Aanmerkelyk is % ‚ dat ten tyde, wanneer men de Water -Me- loenen in Egypte eet, de Lincwormen-gemeen zyn. *). Men noemt deeze Vrugten in EF hah Ci- trouilles, naar den, Latynfchea naam, Citrullus , „ die mooglyk, van,,een_ Citroen, „zyne afleiding heeft, ’t Zy wegens de „of de Kleur, De Eagelfchen- noemenze. Citruls, de Duit- fchers Citrullen- of Anguriën „ naar den-ande- ren Latyafchen naam, .Anguria, die, vaneen A» rabifch, woord ‚dar. rond, betekent „ zouaf, Onslamss lekkere. Vrugten , in” He, brecufch Abatichim, dat in ’% Hollandfch Pom- poen jen vertaald is , Ln de lsraëlicen „inde IE eel bt (*} HASSELQ: Reifs nach Palin ; pag: <50. IL. DEEL, XI, STUK. 316 EENHUIZEGE KRUIDEN, Iv. Woeftyn , ondêr anderen belust te zyn (*). Zy artrdn vallen ook in Oostindie , alwaar menze, naar Hoorn ’t gedagte Arabifche ' Battich , volgens Ru m- stut. _pH1ùs Batteca noemt en zeer hoog waardeert. Ef Die van binnen een fchoon rood Vleefch heb- ben , zyn de aangenaamften van Smaak. Uit Ziad beeft men deeze in’ Italie voortgeteeld en zy worden >er, op de Markten , onder den naam van Cucumere en Freddo uitgefchtreeuwd , zo Rav getuigt. Niet minder kweekt menze in de Westindiën en Zuid- Amerika :want in heete Klimaaten flaagen deeze Vrugten best en grootst, zynde zo Sappig ‚ dat men onder * eeren het Water uit de ‘Schaal kan rene als uit een Kom of Glas (+). Het Zaad der Citrullen verfchilt , van dat der Pompoenen en Kalabasfen, niet zo zeer doot _ zyne figuur , “als wel door de Kleur die zwatt misen het heeft fomtyds de Oppervlakte aartig met ftreepjes getekend, byna als de Boomftee- nen, Te Alexandrie werdt een Watermeloen geopend, die alle Zaaden dus gemarmerd hadt; zegt Forskaonr. Dit Zaad komt met dat der Kalabasfen in hoedanigheid overeen , en wordt mede geteld onder de Verkoelende, die men dikwils tot Emulfiën gebruikt, De Bladen (*) Num, XL vs. 5. Zy aten die Vrugten in Egypte 08 miet Ceratis) dat is te zeggen, voor weinig Prys: waar uit blykt , hoe gemeen dezelven aldaar toen reeds waren. pe CE) Piso de Ind, Hf, Nar. © Med, Mo NO TI KI A 817 zyn twee-of driemaal. Vinswyze verdeeld en_ IV. gelyken- eenigszins naar die der. Koloquinthen, Af9EELS In Arabie, evenwel, vondt Forskaonr twee Hoorns. Soorten ‚ die hy Gitallen noemt , met gepalm STUK» … de of gekwabde Bladen, Syngenefias Cvcumr:s. Komkommer Van het voorgaande. verfchilt dit Geflage byna alleen door een driedeeligen Stamper ‚en dat de Zaaden fpits-zyn. Het bevat, buiten en bebalve de gewoone Vrugten van dien naam, ook de Meloenen en anderen, in elf Soorten „ als volgt. (1) Komkommer met veeldeelige Bladen en rp, Klootronde gladde Appelen. Galega” Deeze hadt de vermaarde TOURNEFORT; Kologelan, wegens de bitterheid , afgezonderd van de overige Komkommerachtige Planten. t Gewas, & welks afkomst onzeker is, komt met dezelven , __en inzonderheid met de laatse befchreevene , grootelyks overeen , maar heeft de-Bladen niet zo fyn verdeeld. Men zaait hetzelve ’s Voor. jaars veel in Vrankryk, Duitfchland en Enge- land ;’ doch in de Zuidelyke deelen van Europa, (1) Cucumis Fol. multifidis, Pomis Globofis glabris, Syfi. Nat. Xll. Gen. 1o92. Weg. Xlil. p. 726. H‚ Ups. 293. Mat. Died. 440. R. Jugdb. 263. Golocynthis Fr. rotundo mâjót Cs B. Pin. 313. Colocynthis, CAM, Epis, me inn 665. LOB. Je. 645. HD. DEEL, XL, Srem, 318 EENsurzice Kruipen; IV. in Spapje en Italie, flaagen de Vrugten’bests hert di men - Kologuint- Appelen noemt. Daar ko- Hoorp- men an dezelven aanmerkelyke Verfcheiden. STUK. heden voor,.- LoBrr hadt ‘er in de Hoven Fed van Holland, Vrankryk en Italie „ gezien „ die donker groen van Kleur waren ‚ een, weinig gefpikkeld „ Peerachtig als een klein Kalabas- je, of ook rond als een--Oranje- Appel , en geele „platachtig rond. Zeer dikwils kwamen hem ook voor , die: zeer klein waren lange werpig , van grootte als een Ganzer- of Zwart nen Ey ‚zeer hard van Schil „ gefpikkeld „groen en graauw. Het Zaad, daar in vervac,is-bye na Eyrond ‚ eenis“zins platachtig , bruin, en heeft wel den dikken zoom niet van de ‘Pont poepen en Kalabasfen, maar “ook ‘geene (pits- Sr of. | As Add De Appels zyn Zn de. Geneesmiddelen bekend; wegens hupnealles overtreffende bittere heid, daar--men- een Spreekwoord van heeft (*)» Inwendig levert het gedroogde Merg een fterk en gevaarlyk- Purgeermiddel uit ,-dienftigst in „als wanneer het van, een kragtige uitwerking in, zwaare Opftoppingen en tot ree bevonden wotdt.- Het. Zaad kan men veiliger ingeeven. ’t Extrakt kan met voor zigtigheid in Pillen dienen, Voorts komen de Kologuinten in verfcheide Sgele der Apothesken. 3 No Het pn det mn eg Js de Appel Kologuint, G ESN A N DRI A. $10 _(2)-Komkommer met: Hartvormige vyfkwab- IVS sbige. getande Bladen , die „Slomp-zyn; de KX Appelen Klootrond met Doorntjes gewa- Hoorn. - pend. STUK. mt. Volgens den bynaam delinmidaeze van den Proper Ridder gehouden te. zyn voor ‘die Wilde-Kolo- quinten „ waar van men in de Heilige Bladeren °° Ficegn leest „ dat het Moes „daar van-gekookt , oneet= baar was wegens de -bitterheid., doch van den Profeet Eliza, als door een Wond » mEt Meel: éetbaar gemaakt werde oo 8 De Plant, BEREN waat toe die van SHAW met twaalf geele en k groene Streepen „ in Arabie gevanden, t'huis gebragt wordt , heeft volgens HAssErQUIST een kruipende- ‘of klimmende vyfhoekige Steng, met Bladen als der Aalbesfen , zynde klein van Gewas , en een rond pede draagende, dat aan alle kanten met Doornen is bezet (fj. (2) Cueumis Fol. Cord. quïnquelobis Sc. Am. Acad. 1V. ps 295. Colocynthis pumiia echinata Ahin tes SHAW» Afr. 164. (*) z Koningen. Kap. IV. 't Is my eerad geloofbaa= ter „dat het de gewoone gladde Kolngnintss zyn ge Kalabas genoemd alleen op vogtige Kley= Vlakten in Arabie „ maar ook in de Woeftynen by Kairo in ‘Egvpte - zo dat de Natuurlyke Groeiplaats niet onbekend. is. Whelen vee Handal ef Hen/al by de Arabieren. (f) Zulke gedoornde Appeltjes monden: niet ts brai Il. Daar. Xl, STUK, 323 EENHUIZIGE KRUIDEN. ‚mW, (3) Komkommer met Handpalmig wiigeloektt ern — «Bladen, en Kloorronde flekelige Appelen. Pemesign _Déeze Amerikaanfche, die men in de Euro- ui. pifche Tuinen aantreft , verfchilt door de uit- elen gehoekte Bladen niet alleen; maar ook door Eyvormi-qe figuur der Vrugten „ welke met Doornige knobbeltjes gewapend zyn, van de anderen. De Stengen zyn gehoekt en ftekelig; de Bloemen klein als die der Bryonie; de Vrugt cetbaar, ie (4) Komkommer met rondachtig gehoekte Bla. mn den en Vrugten die tien Jr hoeken en hebben. Een eetbaare Vrugt, in ‘Tartarie en Chiaâ vallende , welke Gaaw voorftelt onder den naam van Imaifche Kalabas , wordt hier bedoeld: Zy heeft aan ’t end een. klein Dekzeltje ‚ n = van binden maar ééne Holligheid; daar die van dit in den Pot Eee Zyn gêweest , mear met de gladde en zig vergisfen (3) Cucuis- Ee Dinkel &c. GOUAN Mom? 458. Cucufnis Eoliis Palmatis. R- Zardb, 263. Cucundis fylf: Americanas, “Angurie folio, Fruêtu Ovi figurà. PLUK. Phyt- T. 170 £,- 3. Angie ‘Amer. Frau echinato EE Mie. Di, T. 33. (4) Cacamis. Fol, tôtundatö pe dalgülatn ker Cuciümis” longus Indicus. Gagw. Mus. 219. T. 17, £. 2, Cueumis Ind. fris: tus when donatus , 8e, PLUK. Alm. 123. Ta 1730 fe Pewola. Rumen, Amb, V. pe 408 Tu "14, BURG Burms Pl Ink p. 209, ® M o Nor Ki A 321 dit Geflagt doorgaans driehokkig zyn, met, IVe Vliezige afgezonderde Holligheden. De Zaa- bin den zyn zwart en als gekaauwd , gelyk in de Hoorp- Water- Meloenen „ zegt de Ridder (*), De'TUKe Bloemen komen getropt op één Steeltje voor en en zyn geel van Kleur, De Vrugt is tusfchen de Komkommers en Kalabasfen middelflagtig 5 wordende in Oostindie Petola genoemd , dewyt haar Schors eenigermaate gemarmerd of Vlakkig is, gelyk de Zyden Kleedjes van dien naam. Zy valt wel twee Voeten lang en langer , maar men heeft ‘er Verfcheidenheden van , onder welken de Bengaalfche veel kleiner is en Orans jekleurig: de Slangvormige tot de Trichofan- thes, hier voor, behoort; en de gewoone of Panjang - Petola, by de Chineezen Moes - Kom- kommer genaamd , welke tor het Geflagt van Momordica of Springvrugt is thuis gebragt, long zynde, worden deeze Vrugten in Schyven gefneeden, als Komkommers , en dan, by iets harcigs gekookt , leveren zy een lekkere Potta- gie uit ‚ zeer veel in gebruik by *% Gemeene Volk. (5) Komkommer met de Bladen rond Beren ov. g Cucumis en dikbuikige Vrugten. meng ‚{*) Immers is dit uit het gezegde: Seminanigra , guafi mas= en ticata ut in Anguria, wanlchyalyk te begrypen. 6) Caeum:is Foli Erni} arn Mat Bed. 444. H. CHI. dst. H. Ups. 292. R. Lugdb, aéi. Men lo vulgaris. C. B. Pin. 310 Melo f. Melopepo Vulgi , Cucumia antiquorum, Dop. Pempt. 663. LOB, Je. 639. Xx We DEEL. XI, STUK. 322 EENHUrzZicE KRUIDEN. ‘Deeze zeer bekende edele Vrugten, wel. ‚ken m gemeenlyk Meloenen , in *t Franfch Ich - Melons , in * Hoogduitfch Mee ore laumen noemt , hebben , zo men wil, dien Samet* naam van den Appelreuk of van de Appelachtie ge figuur, Ik weet niet „ waarom men niet veel- eer derzelver paam van ’ Latynfch woord Mel of van * Griekfche Meeli, dat Honig berekent, wegens den zoeten Smaak , dien de lekkerften hebben, zou afleiden. dy waidh ‚ byde Ouden, onder den naam van Sikuës begreepen. ’% Ger was onderfcheide zig door de ronde hoeken der Bladen , groeijende anders, op dezelfde manier , Rankachtig langs den Grond, met geele Bloe- men. In de gedaante der Vrugten heeft de kweeking der Tuinlieden een groote Verfchei- denheid gemaake, Daar zyn kleine , middel baare en ongemeen groote Meloenen, ‘die byna rond of langwerpig rond, aan de nik puntig of ingedrukt zyn, glad van Schil of knobbelig, geribd of ongeribd!, groen, geel of bont, met het Vleefch van binnen wit, groenachtig, geel of Oranjekleurig. In ’ algemeen kan men zege gen, dat de grootte zelden die van eens Meb- fchen hoofd veelte boven gaat. Die wi: Vleefch hebben , Spek- Meloenen genaamd , zyn door _ gaans de flegtften, Hier aan volgen die mét groenachtig, Vleefcn, De Kantaloepen, rond € geribd, maatig groot van ftuk „van binnen rood: aen, worden meest tot den ‘Tafel gekoozen. Vleefch -derzelven is zo zoet; dat mene ee F5 EM GEN 0 Ff Kr A, 823 gewoonlyk met Peper en Zout nuttigt. Daar IV. zyn ook zeer kleinen , genaamd Suiker - Meloe- Ene nen, die, behalve de zoetheid , eenen Moskel- Hoorn- jaat- Reuk hebben, naauwlyks grooter dan een sTUK. Oranje» Appel , hier te Lande «aminder bekend, Srgerefs. In Spanje, Italie, en andere Zuidelyke Lan- den, als ook in de Levant, Turkye en Egyp- te, teelt men de Meloenén , gelyk hier de Komkommers, op den blooten Grond. In de middelfte en ‘Noordelyke deelen van Europa vereifcht derzelver Teeling overdekte Bakken of Brocibergen, en cen behandeling, waar om- trent veel aan te merken valt; want het is een Gewas , welks tederheid byna de lekkerheidder — genen; die”er van finullen , evenaart. Onder: tusfchen magen deeze Vrusten, in de Zomer, wel onder‘de gezondfte Nageregten geteld wor- den ; als zynde van eene verfrisfchende , zagte- lyk afgang maakende hoedanigheid , met maatig- ‚heid gebruikt. De Zaaden pn cot de vier Verkoelerde der ‘Apotheken. te Te (6) Komkommer met rond gehoekte Biadenen _ vr.” Klootronde Vrugten, flomp genaveld. Pe saedmoerd Tot deeze Soort betrekt de Ridder een Me- 5 loentje, (5) Cuanlà Fol. ks rotundatis &:c, Melo variegatus Aurantii figura odoratisfimus, Datr. Elth za. T. 17 Fete 218, Melo Perficus minimus odoratisfimus. RAJ. Suppl. 333. Cucumis Orientalis Frutu Citriformi, Warri. Hort. 133. Me tie Xe 1. DEEL. XI, STUK. XXIII, ‘Hoorp- STUK, Samene talige. 324 EENHUIZIGR KRUIDEN, loentje ; van grootte als een Oranje - Appel en van dergelyke figuur, den Bast Oranje hebbene de met groenachtige Vlakken, die door de ryp- heid wit worden. Het heeft een zeer aange- paamen Reuk, doch laffen Smaak. _ Sommigen hebben het Perfifch genoemd, hoewel het Zaad van de Kust van Barbarie, en wel uit Marokko, overgebragt zou zyn. De bynaam Dudaim, die op twee plaatfen in de Heilige Schrift voorkomt (*); wordt by de Thalmudiften geromen voor welriekende Bloemen; als Violen of dergelyken. Op de eerfte plaats fchypnt zy , veeleer, zekere Vrug: ten te betekenen, en hoewel men ‘er de Manr dragers « Appeltjes door verftaan heeft, ís zulks, dewyl die in de Oofterfche Landen niet groei jen, -gantfch ongerymd, Met meer reden , def” halve, zou men om deeze Meloentjes denken mogen , indien dezelven in Paleftina wild voor kwamen, De Heer Forskaonr bevondt , dat meb te Kairo, onder veele anderen, dergelyke Sooft jade Tuinen kweekte en Schemmam noemde: De Ranken hadt zy vyfribbig en ftekelig 20 wel als de Bladen, welke langwerpig Hartvore mig, fpits en Tandswyze uitgegulpt waren ; met geele Bloemen, in de Oxelen getropt. Zy droc5 Eyronde zeer gladde Vrugten , geel met ie Vv] … Ee) Gen, XXX, va, 14-16, an Hoogl, Vie vso 13e MEE WO 1 EEA, ik Wiakken en een Waterig Vleefch, vol Zaad. IV. Men teeldeze om den fterken, niet onaange- gs. - naamen Reuk, doch zy werden niet gegeten. HOOR UK. (7) Komkommer die-ruig-is, met de lg vir. der Bladen onverdeeld en getand; de Vrug- C4en5s ten Spoelachtig ‚ Haairig , aan beiden enden aai, werdunnende. Een Komkomrmerachtige Di der Egypte: naaren , waar van Arpinus de Afbeelding geeft. Es SsELQu1srT noemtze de Koningin’ der Komkommeren , en houdtze voor de Ab- dellavi van dien Autheur, een langwerpige - Meloen van een alleruitmuntend{ten Smaak, die nergens dan by Kairo geteeld werdt. Blyk- baar, nogthans „is dezelve ‚uit de befchryving, van de. Chatè verfchillende ; welke Plant ge- heel ruig'is, en ook de jonge Vrugten Haairig , de volwasfene glad beeft. FORrsKAOHL; niet: temin „ zegt dat 4 vi de Arabifche naam is van deeze, die in Egypte by geheele Akkers: wordt geteeld. Men bereidt ”er een aangenaa= men Drank van „door aan *t boven -end een Gat te maaken in de Vrugt; dan met een Stokje het Merg door één te roeren; voorts de Vrugt zo, (9) Cucumis hirfutus, Fol. angulis’ integris dentatis Be. HASSELQ. lt, gol. Cucumis JEgyptius -rotundifolius. CG. Bs Pin 310, Chatè, ALP. Mizypr. 114. T, 116, VESL. pe 47e Fomsx. FJ. zypt, Arab, 168. Ô X 3 Er, DEEL. XI, STUK \ 526, ERNRUIZIGE KRUIDENse Si zo als zy nog aan: den Steel zit , be graavende- XXII als wanneer ‚na eenige Dagen verloops, de- HoorD, zelve vol is van een zeer lekker Sap. Dit dient is Ee ctot het bereiden van Sorbet en andere Dran- cerlige ken, waar op de Turken zeer verflingerd zyn, “vs, Sommigen bewaaren die Meloen - Komkommers daar toe het geheele Jaar „Sn Kaf of Stroo. VEsLINGTUs, niettemin , merkt aan, dat het veel gebruiken vanrdie Vrugten de-Egyptenaars aan Water- Breuken onderhevig maakt: hoew het Gemeene Volk die ook krygt door de Salpe- terige en ierk verkoelende hagslanigheid, van het troebele Nylwaters … g5 ALA 8) Komkommer mét de lor 6 der Bladen Jativus. regt en Ee langwerpig ’s pe Gewoone, ie Vru rugien Ks en id vir wedgrte . Dir zyn de gewoone: abai: Randi ge heel-Europa „ en“inzonderheid in de middel: „deelen bekend ; wier-afkomsct men. niet weete Is een Gewas-s dat, gelyk de voorgaanden, — Jaarlyks moet, gezaaid, worden , doch zig zeek elykvoortteelen last. ‚In Egypte eet. 5» het Gemeen ze gekookt en met Azyn inge- » legd, zegt HassELQuIsSTs of als Bels z line {B Cueursis Fol, angulis reâis, Pomis ovatc- oblongis feabris, Mas. Med, 445. He. Clif. 4 El Ups. ae En Lug'b, 263. Cucumis fativus vulgaris. Es B, Pin Kh IL, DEEL. XI, STUK, 328 EENHUIZEGE KRUIDEN. IV. _ (ao) Komkommer met gekwabde Bladen en Ei pr zeer lange semi ‚ gladde , gedraaide Hoorp- BE ruglen. phi Deeze beiden , in Oostindie vallende ‚ heb- re me ben Slangswys’ omgekromde Vrugten , iozone Siangach- derheid de laatfte „ waar toe de Slang vormige Pen tola van Rumemius betrokken wordt, die ik, wegens de Haairigheid dèr Bloemblaadijes, veeleer zou denken tot de Trichofanthes Angui- na te behooren, De Vrugt worde wel drie of vier Voeten lang. zenders * (11) Komkommer met Hartvormige, onver” patanus, deelde fyn getande Bladen en Klootronde pn mr gladde Vrugten. Aan de Kust van Koromandel groeit deeze; die, als kleine roode Besfen draagende „door Hea« MANNUs tot de Bryonie was betrokken. Ik weet niet, hoe. men dat Komkommerrje van Madras, met cen zeer kleine Vrugt, van Prue KENET ; hem door den Heer C. pv Bors ver eerd , , bier kan Phuis brengen , als hebbende vkbaar ec n ftekelige Vrugt Ci bho kerk (to) Cucumis Fol. Lobatis &c. Petola Anpuina, RUMPHe Anb, V. p 407. T. 148. BURM. Fl Ind. p, 210. Cucumis enûs, Fr. minimo. PLum. Alm, ze Te 1e. f. 2, C°) De ronde gladde Vrugt, daar by getekend, welke me MO NO 1x 1 A 329 Uit Japanfche Zaaden , welken ik van Java IV. _ bekomen had, is int voorleeden Jaar, by een en ek Liefhebber alhier , cen_Plantje opgekomen tot aoorps: dit Geflagt behoorende,’ welk in * zelfde Jaar, “TOK. >, uit zyn eigen “Vrugt » nog eens is voortgereeld en ten tweeden. maale Vrugt gedr Het Loof gelykt naar dat der Meloenen , Ee doch isin allen deele yeel “kleiner. De Bloemen z zyn geel, maar de Vrugten niet grooter , dan Fig. 2Op. Praar LXXIIL, Sas, ‚zyode getekend gaar zulk een Appeltje, ’t we Ik ik. „doorgefnee- den en de Zaaden, daar in volmaäkt als die der Meloenen bevonden heb. De Vrugt was geelach. tig van Kleur, glad, met een zeer dunne Schil, en aangenaam van Smaak , byna als cen erik of murwe Peer, T egaowoordis „nu ik diefc chryfa, : Japaních Meloentje. heeft, praar ìn Juny des jaars 1779, is wederom een Plantje. 7 daar van met Schepzels , een Duim groot , Di, laden. In dit Geflagt zyn de Mannetjes- Bloemen vyftandig gekelkt , met een vyfdeelige Bloem en drie Meeldraadjes : de Wyfjes - Bloemen heb- ben een getanden Kelk en zyn ook vyfdeelig, met eenen driedeeligen Styl ‚en de Vrugt is een byna Kloorronde veelzaadige Befie, OD men waarfchynlyk daar voor aangezien heeft „ behoort tot. en Kalabasboom, onder op de Plaat, X 5 IJ. DEEL, XI, STUK, Iv. AFDEEL. XK Hoorp- STUKe 33ar Eenuvizi GE KRUIDEN. r) Bryonie met gepalmde ‚ wederzyds Eeltig ruuwe Bladen. De gewoone Bryonie der Winkelen, welke men in % Nedetduitfch Wilde Wyngaard, in 't Breia Engelfch Wilde Hoppe , in ’t Fratifch Cóluvréë Wiee en in ’ Hoogduifch Stichwurts noemt , kome hier in aanmetking. Zy groeit in Europa overal, in de Haagen en Wildernisfen# op belom:nerde Zandgronden , beklimmende het Kreupelbofch met zyne Ranken. De Bladen en Bloemen zym als gezegd is, maar de Besfen héeft het fom- tyds rood, fomtyds zwart, Gemeenlyk komen de vrugtbaare-en onvrugtbaare Bloemef op ééne zelfde Plant voor, maar men heeft “er ook ge- zien, mét Vrouwelyke Bloemen en Mapnelyke op byzondere Planten; ja de Heer JACQUIN tekent aan, dat hy den- Wilden Wyngaard, omftreeks Wednen', altoos tweehuizig gevonden hebbe (*). De zo beroemde Medicinaale kragten berus- ten in de Wortel van dit Kruid , een fterk Pur- El dat dunne Sly meige Voets doet ee een be hes „: ( 1} Brjomia Ee een Caltofo » feabrise Sy Nat, Xil. Gen. 1093. Weg. Xilte p. 327. Mat. Med, 44% Vitis alba Baccis nigris. CAM. Epit, 987. Vitis alba Bryo- ‚mia, Lom, Je. GE rn alba et nigra. Dop: eed ) vinde. Ea. Pa Iz. M-o TROF: Kek As 33E ontlasten. Hierom hecft men deszelfs inwendig IV, gebruik dienftig bevonden tegen Verftoppingen 5 ERI. en Verhardingen der Ingewanden, verouderde Hoorn. Böfstkwaalen en de Waterzugt. Het Sap VansTUKe den verfchen Wortel iS zo fcherp , dat het fn î4. vellingen maakt in de Huid. Doörder gekocus- den “Wortel , met Lyn- Oly gekneed, uitwen- dig-op.te leggen „ heeft men fomtyds Jichtpye nen verdreeven. Uitmuntend is ook die Wortel , verfch zynde sen onder andere Middelen ger mepgd, in Pappen of Stoovingen, daar men de Verrotting , of het Vuur, moet; tegengaan of. voorkomen ‚ en tot wegneeming, van, Wratten. of, andere Huidkwaalen, op zig;zelf alleen. d 2) Bryonie met Handpalmige effene, vyfdee- u. lige Bladen; de Slippen Lancetvormig Wi meen gezulpt Zaagtandig. Bes 3) -Bryonie. met ‚Hartyormige- hoekige Bla cl aider ommen sappen, annae, ee: ES LN ese Ere e ige. K8 adden met + Hartvormig td iv. vyf-G Cordifolias Agere G) Bryenia.Fo', Palmatis levibus &cc, Eryonia Zeyl, gol, quinque pan. BURM. Zeik, 353e Bu URM. Fl, 1 (3) Bryonia. Fol, Cord. angularis, bafi fabeus Glandatofis. Mant. 126. Bryonia. ‚Fol. fubrotundi s- anguloüs Momordicz pn facie Burm. Zeyl 49. Te 19. fe 2. Vitis alba laden aen. Amb. V‚ po448, Te 166, fet fa) Bryonia Fol. Cord... thang ging ke El Zesl. 354. BURM. Fl. Ind, : IT. DEEL. XI. STUK, 332 EENHUIZIGE KRUIDEN, ‘pyfkwabbige getande ruuwe Bladen, de IV. AFpreL. ’ : “XXI Bladfteeltjes tweetandig. (5) Bryonie met Handpalmige Bladen , de Slippen Lancetvormig Zaagtandig, de nT Bryonia rea. Bladfteeltjes gedoornd, mak P__ _Deeze vier zyn Oostindifche of Ceylonfche : hel ve aneh Planten , die door het gezegde van de voot- gaande en van elkanderen verfchillen. Zy kos men allen daar in overeen,dat de Bladen meêr of min in vyven gedeeld of vyfkwabbig zyn. Die van de Derde en Vierde Soott zyn echter maar vyfhoekig en in de laatstgemelde byna Hartvormig. — Van deeze , welke de Witte Wilde, Wyngaard is byR UMPH1US, werden de Bladen._tot.Moes en‚de Wortels tegen de Kinderpokjes gebruikt Ce De-Vyfde, in te gendeel , heeft de Bladen zeer diep gefnip perd, zo dar-zy veel naar die van de gewoo- ne Pasfiebloem gelyken. Het is, gelyk alle de eme „ een Rankachtig klimmend Ge- was, “ zm ale dn, wek pe Leg Fol, Palmatis „ Laciniis Lanceolatis ferratis wi &c. H. Cliff. 452e Re Lagdh. 264. GOVAN Monsp. 499. Bryonia Zeyl.” Fol. profunde laciniatis. ‘HEM Lugdb. 95e T. 95. Parad. 1o3. T. 107. Nehoemeka, H. Mat. vil. pe 37- T. 59. Balfamina Cucum@rina, CoMmMrr. Cat, 47 Burm. P£ Ind. zro, NB. Synonyma éxcladenda; notatar fed que? (*) De Hartbladige is dikwils met de Witte Bryonie van de Kaap gezonden , zo de Heer N. L. BURMANNUS er 1 M Oo _N O-I- KL A 333 was, inde Europifche Tuinen bekend, dat Bes-_ zv. fen ‘draagt van grootte als Kruisbefiën of als Â"DEEE: Kerfen „bleek paarfch , met witte Streepen. Het Rp fehynt dergelyke eigenfchappen te hebben als ruk.» de Europifche Bryonie, wordende van de Cey- Symgene/is: lonoers in de Waterzugt gebruikt. Aan de Kust van Malabar valt een dergelyk Kruid, datde Portugeezen Nhola , de Nederlanders Siitten genoemd hebben. (6) Bryonie met Hanipalmige vyfdeelige, , wederzyds effene Bladen , die de Slippen afrme Vindeelig hebben. Afrikaanfe, Deeze Afrikaanfe heeft de bovenfte Bladen vyfdeelig , aan den rand ruuw , de Slippen in - fmalle fpitfe Vinnetjes gefmaldeeld. Zy draagt eenzaame Besfen ,rondachtig , gefpitst en ftomp gehoekt , geel van Kleur, met drie of vier Zaaden. in id on Mena den en ‚B ig tig a Bladen. nad Ts (6) Bryezia Fol. Palmatis quinquepartitis utrinque levi- bus &c. H. Clif. 453. R. Lugdb, 264. Bryonia Afr, lacins tuberofâ radice, Bean. Parad, 107. T. 108. (7) Bryonia Fol Palm. fubrus Callofo - punâatis, H. Clif. 253. Re. Lagdb. 164. Bryonia Crefica maculata. C, B, Pin. 297. Prodr. 135. Bryonia alba maculata, Je Be Hif. 1. p. 146- il. DEEL, XI, STOK, IV, Arpeer. AKXUI, Hoorp: STUK. ez 334 EENHUIziGE KRUIDEN, De Gevlakte Kretifche Bryonie, welke ook bekend is in de Kuropifche Kruidhoven , maake deeze uit, Zy is in alle opzigten kleiref dln heeft grooter Bloemen dan de gemeene Wilde * Weyngaard, díe lang Saas zyn, ende Vrugt is tweezaadig, ECT Gab ‚ Stekelbes. De Bloem en Vrugtmaakende deelen zyn | hier van de voorigen niet verfchillende , maat” de Vrugt is cenzaadig met Stekclige puntjes, TouaNErForRT maakte ‘ereen Geflagt van, genaamd Sicyoides, als naar de Komkommers gelykende, Dit kwam Drrr en 1us wat onei- gen voor, die den naam van Bryonioides beter oordeelde. „ Want (zegt hy,) het zweemt en in Bladen noch Bloemen, poch manier vaf » groeijing , naar*de Komkommers of Kaat- „> woerden zo veel niet als naar de Bryonic. s> In Vrugten wykt het «ook. van die beiden, ,, zo wel als van de laatfte ‚-zo zeer af, dat »‚ het met regt. een nieuwen naam verdiende.” Liynaus,eindelyk , (laakt den Gordiaanfchen knoop, als een tweede Alexander, en maakt ‘ef onbefchroomd Sieyos van, dat de oude Griek fche-naam is der Meloenen, Komkommeren € dergelyke eetbaare Vrugten; in % algemeen) „De eigende uitheemfche Soorten myne begreepen. 0) Stee (*) Rurrz Zat, Jed, pe 150, * _Mo No 1 Kr Ai — “ss (1) stekelbes met hoekige Bladen. AIV, Arpzar. Die , welke DirreNi1us afbeeldt en bee XXL Kanes sin de Elkhamfe Tuin by Londen sus: jaarlyks geteeld «uits Zaad, dat eerst van Me- xiko of Nieuw Spanje wasgekomen , ver- „Sens _fchilde, volgens hem , van de gemeene Soort Er uit Kanada, die men reeds langvin de Bus ‘pe ropifche Tuinen gehad heeft„-door in Blad, Bloem en Vrugt, veel kleiner te zyn 3 hoewel zy niet minder hoog opklom met haare Ran- en. Ik weet niet, met wat regt de Bryonie- achtige Komkommer van Bisnagar, door Pr, v- KEN«ET afgebeeld, daar toe betrokken” kan worden , welke eenzaame Vrugtjes hadt met gedoornde Kelken, Want, zó wel de ge- dagte Kleine als de Groote Kanadafche , heb= ben getropte Vrugten ‚ van eene Kegelachtige figuur, geheel bezet mer Doornijes, diein een Vleezige Schil een Kerntje als een Amandel be- fluiten „ dat Kon ommer chtig Wah Smaâk: “Hét Exemplaar van myne. Af. beelding, is van Java in Oostindie afkomftig. Zeer (2) Stekelbes met gefnipperde Bladen. n. ) Sieyos Fol. angulatis. Sy/. Nat. Xin. Gen. BD. Veg, Gefnip- XII. p_ 727. H. Clf. ik Ups. zor. R. Lugdb. 265. Bry- 5 on onioides Flore et Fruêtu minore. Div: Elh 53, T. st. £. £9. Cucumis Bryonioides Bisnagarica fr, parvo. PLUK, Pbyr, 26. f. 4 A, Cucumis Canad,' monospermos. HERM. Par, 1o8. T. 133, (2) Sikyos Fol. Laciniatis. Syff. Nat. XIII. Sicyoides Frucs tu echinato, Folis laciniatis, PLUM, Spe 3 le. 243, - Jin DEEL. XI. STUE, 336 EENHUIZIGE KRUIDEN. IV. Zeer weitÂde de Ridder voorheen , of de eek Sicyoïdes met een gedoornde Vrugt en gefnip- ‘Hoorp. perde Bladen van PLuM:ER, wet een by- TUK. zondere Soort ware, die zyn Ed, ’er thans vatt Je maakt. Volgens de Afbeelding heeft dezelve de “_ Bladen met veele diepe Infnydingen , zo dat zy weezentlyk daar van fchynt te verfchillen, Ook zyn de Vrugten ronder, dikker en met fterker Doornen gewapend, mt. _ (3) Stekelbes met vyfdeelige uitgeknaagd Tan- eend dige Bladen en gehaairde Vrugten. Ide Deeze heeft de Heer Lr nN a: us overge nomen van den Heer N, L, BurRMANNUS door wien zy in Afbeelding was gebragt, ons … der den naam van Sicyos Garcini. De Heet GARCIiN hadtze genoemd Ceylonfche Bryonie, in Tutokoryn gevonden. Dart de Bladen Hart- vormig, vyfdeelig zyn, met ftompe inhammen; de Slippen uitgehoekt met gefpitfte Tanden:de Vrugten ongefteeld , eenzaam , gehaaird en te: gen de Steng aangedrukt, hadt gezegde Hoog: lecraar, nader, den Ridder gemeld, 5 (4) Stekelbes met enkelbroederige vyfmannige „Edalis, Bloemen. Eetbaar, In. (3) Sieyos Fol. quïnqueparticis eóûs: dentatis, Fruêtibus ciliatis, Mant. 297. Sicyos Fol, quinque « partitis Sc, BURN FI. ind, Pp 211. Te. $7e fe 3 3e (4j Sieyos Flor, ree: pentandris, Jacq, dmer. Fife 238, T. 63e 4 kl MON O,I-K,I A 33á In de Westindiën „ alwaar zy op't Eiland zw, Kuba wildgroeit en (terk gekweekt worde , vonde Arrem de Heer JAcQuin deeze zonderlinge Plant, Hoorvel ‘welke , hoewel cenigszins van de Kenmerken srurs v« van die Geflagt verfchillende, zyn Ed, nogthans che Onder dien naam. voorftelt : twyfelende ni iette- min, of zy niet een byzonder Geflagt zou mo» gen maaken. Zy behoort ten minfte tot de Klas- fe der Eenhuizigen , a's, Mannelyke. Bloemen op byzondere Stecltjes getropt „ en Vrouwelyken ecn‚of twee, op. een Stecltje in de zelfde Oxel der Bleden hebbende. De Bloem ís, in-beiden , eenbladig , in vyven gedeeld, van eene Klok. vormige figuur , in een dergelyke Kelk gevar, In de Mannelyke of onvrugtbaare zyn de vyf Meeldraadjes tot een Cy!indrifche, Buis famen- gegroeid = zig boven wyd_ uitbreidende. In de vrugtbaare Bloemen is een Vrugibeginzel, dat een ronden Styl heeft met: een zeer grooten Schildvormigen- gmgehneen, Stempel, Het is een klimme uwierd R was van ecne TS gedaante » 5 met Hartvormige gehoekte Bladen, die boven ruw zyn,de hoeken fpits. De Bloemen zyn geel, klein, Reukeloos. „De Vrugt (zegt » hy) is van buiten glanzig groen , van binnen » wit en Vleezig ‚in grootte verfchillende en se Van ecn zonderling maakzel. Zy is Tolache stig Eyrond met vyf Sleuven, met niet ftee. - » kende Doorens bezet , aan ’t end oneffen yv» gebuit , alwaar zy eene holligheid heeft , be- Y „> Vale il, DEEL, XI. STUK. 338 _EEÉNHUIzIGE KRUIDEN: „, ‘vatténde een Eyrondachtig plat Vleezig ‚> Zaad, Dit Zaad, dst groen en onbekleed is , 3 vaneen Duim in-de gtootfte Vrugten , breekt, ds die ryp worden , door een Spleet aan % *s, end éen weinig uit en maakt veele Wortel. » tjes ‚ terwyl het zyn Bladerig Kiempje tus- „ fchen de Plaatjes van het Zaad opregt'(*]; ‚ de Vrugt middelerwyl allengs verrottende, s Dezelve fchypt , door hzare Vogtigheid , het ‚ Zaad allengs tot groeijing te brengen en die ‚> te bevorderen , tot dat het zyn Voedzel uit 2» den Grond kan trekken. De Ingezetenen ‚> pooten wel , tot voortkweeking „de geheele 2 Vrugt in de Aarde, maar zy fpruit niettemin 5 uit, offehoon flegts op den Grond gevallen, s ja ook ingezameld en elders bewaard zynde, 2‘ Die van Kuba zyn gewoon deeze Vrugten, s in Vléefchnat en Bry gekookt of met Os- » fenvleefch geftoofd ; dagelyks op Tafel te » brengen. “Zy onderfcheiden ’er twee Soorten ss van, welken ík denk Verfcheidenheden te 5 Z9Ds vit de Kweeking gefprooten, De cer: ss fte of gemeene, welke zy eenvoudig Chayo- s te noemen , heeft veêle of zeer weinige Diet » kwetzende Voornen, en is vier Duimen» ss meer of min, lang. De andere, welke zy s Francés of Franfeh ie Chayote noemen , mid » der gemeen en doorgaans getieel zonder Door” » nep ze). Dit Chyat veel. met de wicboeting der geweekte Tur overeen te komen, „MON Oo 1 Kor â 339 5 nenz”is van grootte als een Hoender- Ey. Ik it EN „‚ hebde Bloemen en Vrugten in December ver- KRIE Dr De Bladen van deeze Eetbaare Sicyos der STUK Westindiën zyn zowel hoekig als dic van de anges eerfte Soort, welke in ’t byzonder daar van den bynaam voert. Tor deeze dagt den Rid. der misfchien ‘het Sechtum , van BROW NE Op — a Jamaika gevonden, te behooren , Je Ik heb =* een Oostindifche Plant ontvangen 2 welke de „t2aen Heer THÚUNBERG met den naam van Sieyos angulata doopte; doch, volgens de aanmerking van DiLLENIUS, dat in die Soort de onder fte Bladen flegts hoekig , de middelften inge- fneeden en die aan de Ranken vyfkwabbig zyn, kan dezelve niët daar toe behooren, . Alle Bla- den ; immers „ aan myne Ranken „ zyn Hartvor- - mig en naauwlyks gehoekt, als uit de Afbeecl- ding vân een Rank, hes ik daar van uit Ja- va ontvangen beb, in » op a: XIII, afgebeeld, biker is: ht An In de Rang der en dee RES fe komt alleenlyk hier nog in aanmerking de ee Soort van °c Geflagt van en —ANDRACHNE, Die den Kek, zo. wel als de Böem, en bladi se jo IP 4%) Maat. alt. p. 498. Sicyos angulata, Obs, Sechism. Brown. Jam. 335. forte hujus generis, %2 IJ. DEEL, Xl STUK, 340 EENHUIZIGE KRUIDEN, W. bladig heeft met vyf- Meeldraadjes in de Mans en nelyken, die op éen onvolmaakten Styl zitten: Hoorge terwyl de Vrouwelyken drie Stylen balhen sg STUK. een driehokkig Zaadhuisje, k heb. de Boowachtige Oostindifche reeds befchreeven: des thans overblyft en (1) Andrachne die Kruidig is, neerhurkende. de Dit is een Kruidje, door ToUrRNerFoearin * de aanvang deezer Eeuw in Griekenland waare genomen en Telephioides genoemd, als veel ger Iykende naar het Echte Telephbium van Lm PE- RATUS (*). Het heeft verfpreide Stengetjes, van een Handbreed,een Span of een Voet lang: te, die rond, glad en groen zyn, met Eyrond- achtige. ‘Blaadjes „ byna als van het Muur of dergelyken ‚ overhoeks. _ In de Oxels hangen» aan korte Steeltjes , tweederley Bloempjes » Mannelyke en_ Vrouwelyke , of onvrugrbaare en vrugtbaare, als gezegd is, waar vande laat ften, in een vyfdeelige Kelk , een rondachtg Zaadbolletje voortbrengen , dat in drie hollige en egen hes (1) Andrachne zt Herhacca. Syft, Nat, XII Gen. 1095, Veg. XII p. 728. Andrachne: H‚, Cif. 443 Ups. zes, R. Lupdh 220, Telephioides Gracum humifafun Fl, albo. TOUFNF Cor. 50, Ditr, Eieh 377. Te 28. f, 364: LUXB. Cerf Il p. 20. T. 12, Ff, 2. Glaux Myrti Tarertihi folio. soce Mus. 1. p. 168. T. 1IPe (*j Theieshrum legitimum Dioscoridis IMPER, zie U, D vir. STUK bl, 535. Mo N O1 Kia 241 heden verdeeld is , iedertwee Zaadjes bevatten. IV. de, die fktomp driekantig zyn. AE Na TournrrorT heeft men dit zelfde zoorne Plantje ook- in latie en zelfs in Klein Afiestur. groeijende gevonden; zo Dt rLe Nru s aan- Sgele. merkt , die-zig verbeeldt, dat dergelyken ook in Oostindie voorkomen , in de Malabaarfche Kruidhof MNirouri en Kirganelli genaamd, bes hoorende- tot bet Bladbloem, „welk Pisdryven- de is , hier voor te boek-gefteld *: doch deeze Plantjes zyn Heefterig en komen dus nader aan de reeds te vooren befchreevene (*). Bladz. 217 lame XXIV, HOOFDSTUK. Befchryvingder T wEERU:zZIGEKRUIDEN, die de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen op byzondere Planten hebben; gelyk de Geflagten van Hani winne enn 0 > Bamgelkruid , €NZe AE de Tweehuizigen ( Dioikia), dat is zoe danige Planten, die de Manpelyke Bloemen op den eenen Stoel, de Vrouwelyken op een ane deren draagen , zyn nog de agttien volgende Geflagten van Kruiden hier te befchryven. Die (*) IL. D. VI. Stug, bladz, 285. Y3 1. DEEL: Xie STUK, 542 FWEEHUIZIGE „KRUIDEN. IV. Die van den Rang der Eenmannigen en Twee: AFDEEL: mannigen , naamelyk …Najas en Vallisneria; XXIV. Hoorp- Als onder Water groeijende , betrek ik tor de STUK. Alge of. Wieren „ welken:myne:agt{te Afdee- aje ling uitmaaken (*) van her Ryk der Planten. In. de Rang der. Driemannigen behoort. Reftio tot de Grasplanten ‚ myner- Zesde ‘Afdeeling, Van de Viermannigen zyn reeds alle Geflagten befchreeven , als ook van de Pyfmannigen, witgenomen de volgende, Rr ESINE, Struisveers Een Geflagt ‚ 't welk den Kelk cweebladig, de Bloem vyfbladig heeft , in de Mapnnelyke Bloemen met zeven Honigbakjes „behalve de vyf Meeldraadjes ; in de Vrouwelyken met twee ae S-> Zonder Styl 5 pen AV ollige Zaadhuis 1 Ea eenigfte Haar: 5 B en Ridder { „groeit dd ‚in anke: zo wel als in de Wessindiëns Zy thige, welken zy in Geftalte veel gelykt , hebbende een langa dunne dg ‚ ‘mét t Kleine, id (*) Zie I1. enk 1. STUK van decze Neen Hijs rie, bladz. 23 Cr) irefine. ap Nat. XII. Ged. 1i13. Vege zur. p‚7ste Irefine ereta Herbacca &c, BROWN Fam, 338. Celolia Fols Lanceolato-ovatis &c, "GRON, Virz. 1. ps rag. Ide Pe 35 Amaranthus Paniculâ flavicante gracili holofericeo. SLOAN Jam. 49. Hifl. 1. p‚ raa. T. 90. Amaranthus gr hodol PLUK. Alm. 26. T. aó1. fo 1. s Dkt Kr Ae 243 Bladen als,van „Maijer en aan ’t end ecn veel. MV, voudige geele of. witachtige Bloempluim, die. Arent zeer fchraal is en beftaat uit veele afgezonderde goorns Aairtjes. TUE De Hoogleeraar N.Le Bur MANNUs, geert, oe de Afbeelding van een Plant » welke zyn. Ed. ae Perfijche Irefine voemt (*), volgens het Kruid- boek van GarcCiN. Deeze hadt ftomp Ey: ronte Bladen en eere Pluim , famengefteld uie enkeide lange Aairen , Riuweelachie wit, Als “ook van eene Favaanfche Trefine (}), hier „uit Zaad geteeld, welke de Steng een Vadem lang, van dikte als een Ganze Schaft, geftrek: hadt, met Wollig witte Takken. De Plaim beftondt uit veele korte, digte Aartjes, hebbende wicte Bloempjes , met groene Meeldraadjes , waar tusfchen een Haairig Honigbakje. De Plant bragt glanzig zwarte Zaaden voort, doe; Vrouwclyke a hadt zyn EJ, ’er niet aan kunnen Vinden, … initi arn ie „ ver Ree me sl rata gare re SPINACI egte as =De Mannelyke Bloemen hebben den Kelk wytdeelig ‚ de Vrouwelyken vierdeelig, beiden zon- (*) Trefine Fol. obovalibus , Paniculâ termineli » Spicis Gmpl. longisfimis. Fl, Ind. p. A Tk EE: (fj Irefine Fol, dean Spich Panicu paltculdës brevibus. Jöid: f. 2. Amaranthus verricilt. minor Benghalen fs, Serpillifolius incanus. PLUK. Fbyt, 27. Te 19. £, Bis Y 1, Dazs, ZL STUK, 4 344 Lweknurzice KRUIDEN IV. zonder Bloemblaadjes « de eerften vyf Meel. gr draadjes , de laatften vier Stylen. en een enkel Hoorp- Zaad, dat binnen den Kelk hard wordt en aam= stug. _ rypt. Hier van zyn de twee volgende Soorten. EL _ (3) Spinagie met ongefteelde Zaadhuisjes- Moeskuuj. Een zeer bekend Moeskruid , dat door geheel dgà Europa in de Hoven gezaaid wordt, doch waat van men de plaats der afkomst niet weet, Het fchyut de Ouden niet bekend geweest té zyfis en behoort misfchien tot de Inboorlingen, van, den Noordelyken Aardbodem; alzo het zig niet aan den Vorst ftoort. Daar is echter een ron- de grootbladige van , welke beter tegen de kou: de beftand is, dan de fpitsbladige, welke malfer is tot Moes en daarom ’s Voorjaars, veel tusfchen de Boeren Boonen wordt gezaaid. Het Zaad- huisje deezer laatfte heeft fpitfe puotjes ; ‚ dat van de rondbladige niët. In ’t Franfch noemt men dit Kruid Espinars» in ’t Engelfch Spinache ,in ’t Hoogduitfch Spinet. Het grocit ongevaar een Elle hoog , en heeft de gerfte Bladen driehoekig , de volgende meer dan eens uicgehoekt „breeden glad , groen van Kelt. Aan den top van ronde Stengen draagt het zyne Aai C?) Spinacia. Frutibus fesilibus, Syft, Nat, Xl. Ge nilz. Peg. KIlL. p. 742. Mat. Med, 556. Gout. Belg 253 H. CH, 457. R. Lugdb, 220. UovaN Mensp. Sog Lapi thum Hort, (, Spinacia Semine {pinofo. G.B. Pin 114 & Sem. non {pinofo. 115..Spinacia. Log. Je. 287, Dop. Pemp% 619. Spinachia mas et foemina DALEGH, Hifl,-543n ir En Âairen , welke in fommige Planten alleen ZV, met onvrugtbaare Bloempjes , in andereu met Ae vrugtbaare beladen zyn. Verkeerdelyk plagt gooep-- men die Zaad voortbragten de Mannetjes, de°TUK- anderen de Wyfjes-Spinagie te noemen. Eeen Dit Moeskruid is zwaar om te werteeren en geeft weinig Voedzel; doch , door wel gelardeërd te zyn met Boter en Speceryën , krygt het een plaats onder de Toefpyzen. Uitwendig kan het , gelyk veele andere Kruiden , in verzagtende , weekmaakende Pappen dienen en het Sap tot Keeldranken. Het Zaad is ook onder de Ge- neesmiddelen geteld geweest. ” (2) Spinagie met gefleelde Zaadhuisjes. Volgens den Heer GMELIN komt in Sibee wij rie deeze wilde Soort van Spinagie voor; wel- ke de Steng hooger heeft, de Bladen driehoe= kig Eyrond, fomtyds uitgehoekt „ ftomp, ge- fteeld3 drie of meer. Zaadhuisjes in de Oxelen, op eigen Steeltjes „ Eyrond „ ftomp, gekield aan beide zyden. AcNrtpa. Kennip. Een’ vyfbladige Kelk zonder Bloem heeft in de Manselyken van dit Geflagc plaats, met vyf Meeldraadjes ; een Der Kelk zon- der Cz) Spinacia Fruêtibus Pedunculatis, Sy%, Nat, XIL 454) Ys Il. Daer, Xl. STUK. 346 TWEEHUIZIGE KRUIDEN, “_ IV. der,Bloem in-de Vrouwelyken met vyf Stylep, Arpeel, waar op een Befieachtige Vrugt volgt, meteen Hoorn: enkel. Zaad, STUKe De eenigfte Soort (1), door de gezegde Vrugt Ie voornarmelyk. van de Hennip, verfchillende , cf evome in. Zoutige Moerasfen van Virginie, inde Gie SP Herfst, overvloedig voor, Zy-heeft de Steneen en Bladfteelen. 1ood-„- glad en glanzig ; ce Blas den erkeld „ lang-Lancet vormig , gefteel! , over- hoeks + geele. Meelknopjes in de M innetjes ‚de fizuur hebbende van de Letter X 3; en he Zaad- huisje-in-de-Wyfjes met vvf sleuven. Bv BAUr: HINUs vindt menze Virginifche Hennip ge naamd „ als naar de Manhsrjes: „Plant veel ge- Iykende;” „ CANNABIS Hen Bip Io de Mannelyken ‘van dit Gefagt is de Kelk vyfdeelig , zonder Styl; in de Vrouwelyken eenbladig, onverdeeld, op zyde gaapende , met twee Stylen en de Vrugt een tweekleppig Noot je, binnen den geflooten’ Kelk. - ___ Hier van is is ook maar éére Soort bekend Ee, Cannabis Jariva. Tamme, (ry Acida. Syt, Nat XII. Gen. 114: Vig. KUL p 24% Mrrcea, Gen, 28. Am, Acad IL. p. 19. Cannabis. Fol. plicibus: GRON, Virg. 192, 153, Cannabié Virginiana. CB. „0 Cannabis. Syf?. Nar, XII. Gen. zis Veg Xi P: 42» Cannabis Fol, digieatis, H‚ Clif, 457. Ups 0 RSE CRE: ie daar men insgelyks Mannetje van heeft en Wyf- je of onvrugtbaaré en vrugtbaare Hennip. Naar Arni den Latynfchen naam Cánnabis, noemt menze Hoorp- in ’t Spaanfch Canamo, in ’ Fraûfch Chanvte,STUEe in ’t Engelfch” Hemp , in ’t- -Hoogduitfch Hanf. Ee. te In Oostindie, daar dit Kruid ook groeit, wordt het Ginje by de Javaanen en aan de Vaste Kust van Indie , als ook in Perfie Bangue gehetene De Arabieren noemen het Axis; de Turken ide Edd Is-een Geis “dat dikke ronde Houtige holle Stengen voortbrengt, van vyf of zes Voeten hoogte , fomtyds Takkig en zig dan als een geheele Boom vertoonende, fomtyds onge= takt, gelyk meest plaats heeft, wanneer het op Akkers, digt by elkander , gezaaid wordt. Het Mannetje , dat onvrugtbaar is en enkel Bloemen draagt, fchiet-hooger op dan het Wyfje. Bei- den hebben de Bladen ‘Vingerachtig in zeer {malle flippen verdeeld „ ruuw, donker gen en-zeer zwaar van Reuk, aan de 7 tandig. De Zaaden, die de Wijfjes Hennip in de Oxels der Bladfteelen draagt, zyn iedereen bekend. By den Gemeenen Man wordt de Zaad- mee het ee Rees ; Dat aid ST R. Jagd: Zele, rie Belg. aar. Cannab's ae „C. B. Pis. 320. Cannabis foecunda. Don, Pempt, 535. Eels Los. 3 $26. Cânnabis etratica, CB Pla aso. Log. Je. $26. Cannabis frerilis. Dan. B, Eapt, 535. Cannabis, Buurs, „Amb. Vv, KN 18 Oé s Een DEEL. XL. STUK, 348 TwWEEHUIZIGE KRUIDEN, Dat de Hennip by de Ouden reeds in gebruik Iv EN was, blykt uiet Heroporus, de verhaal, Hoorp- hoe de Scythen zig-bedwelmden door het Zaad STUKe op. gloeijende. Kolen te finyten. Wegens die Ee hoedanigheid is hetzelve bemind by de Ooftere fche Volkeren. De Bladen zelfs.worden gerookt; of het Sap met c@nige Kruideryên gemengd, ja zelfs Pillen daar van gemaakt „daor de Mouvrens Perfidanen en Turken, gekaauwden ingeflokts om zig dronken te maaken of tot geilheidvop te wekken. Men wil ook dat het Zaad, in fommige Landen, tot Spyze gebruikt worde, Het Pluimgediert is ’er , in’ algemeen, vry gretig naar. Een maâtig gebruik -kan nie: fchae delyk. zyn. Ook kan her Zaad, in Melk ger kookt , fomtyds dièënen tot werzagring van den Hoest der Kinderen. Het uitgepertte Sapof de. Emulfie heeft dikwils Menfchen , mer de Geelzugt gekweld, geholpen. Uitwendig wore den , door betting met dezelve , de Vlakken van het Aangezigt weggenomen. Ook dient het in oplosfende Pappen en tot-Brandfteden. By de Romeinen was reeds de dienst def Hennip, tot het vervaardigen van Zeilen. pe Touwen ter Zeevaart, ten overvloede beke Van de Steelen, in Water geweekt , en ger kneusd , tot dat menze van de Houtige deë: len en van ander Ontuig door den Hekel kan zuiveren , kom: die kostbaare Stoffe , welke wy jaar Igks » by zo;veele Scheepslaadingen ’ git de Noordelyke deelen van mn ont- van. DER © fe Krt: Ai 349 vangen. « Die Gewas , naamelyk, fchoon uit es. Indie ‚ naar.’t fchynt, afkomftig (*) „groeit , XXIV. door de fterke Zomerwarmte dier- Gewesten , Hoorn. in het korte Saizoen aldaar tot velkinnknhibt STUK. In Sweeden ‚nogthans ‚…wil-het niet voort. Pe- den vangen tersburg alleen levert tot den vitvoers- sjaarlyks , meer dan ee mil'foen Poeds daar van uit. “Die van Riga in Lyfland geldt veel meer, Heden daagfch verbeeldt men zig, dat de in Vrankryk geteelde -Hennip-beter zy dan” de Noordíche. Ook sneent men, dat dezelve door de kweeking verbeterd zou kunnen worden , omfyner en fter- ker Draad uit te leveren. Veele Proeven zyn hier om:rent door de Franfchen. genomen , die wel verdienden agtervolgd te worden, HuMmurus. Hoppe. Wan het voorgaande verfchile dit Geflagt, in Kenmerken „ byna alleen door de Vrugt die Schubbig ensnods is ; > ieder oes ate aan den voet De pee Soort (1), 5 insgelyks- eer oer ge: me mMEEeDe Lapalus. Gemeene, (*) Uit Zaaden van Japan, werdt, nu veertig Jaar gelee. den, in de Ciffortle Tuin Henn:p dent nn zo hoog als de cewoone reden pn rl minfte niet daar van verichilde.- (1) Humulus. „Sy, Na. Xa. a ANG Weg. XII p. Jaz. H Clif.ras8, Mar. Med. 458, Gort. Belg. 438, Ra Luydh. 422. KRAM. Agnfr. 282 Lupulus mas et foemina. GC. B, Pin. 208. Lupulus, Don. Pespt. 409, CAM, Epit. 933, #34 Lupulus Salítarius. LOB. Je. 6ag- __M. DEEL. Xl STUK, IV. ArDEEI. XXIV. Hope, STUK Pifman: nge. 350 TWwWEEHUIZICGE KRUIDEN. meene Plant , komt overvloedig in de Wildernis- fen door ‘geheel „Europa ‚ 20 in de Zuidelyke als in “de Orne deelen , als ook-in onze Nederlanden “voor. In-de- Dennebosfchen van Sweeüen ; op de Eilanden inde. Oostzee , in Pommeren en Lyfland, als ook door geheel Rus- land , is zy gemeen.’ De-Heer 'T-n UNBERG heeftze in Japan gevonden, =Zy groeit Rank- achtig, zynde een klimmend Gewas, dat zig om Takken , Staaken , Boomftammeén eú-alles windt, Het heeft ruuwe Bladen, welke naat die’ der Bryonie of van den Wynftok-gelyken; weshalve, of ook om de Trosachtige Vrugten, fommigem‘hetzelve den Wyngaard:der Noordé: Iyke Landen heeten. Op veele plaatfen wordt het in menigte geplant , als een overblyvend Gewas zynde, niet JD gelyk de ak ftervende. De bemeheljke gewöorte; wrddlëroto es kle Vrugtdraagende Hoppe het Mannetje en-de on: vrugtbaare het; Wyfje te noemen;,, zal daat van afkomftig. zyn’, dat men de cerfte den „voorrang geeft. Sommigen hebben gedagt, dat het van Sexe veranderen zou ;doch L1NN&US bevondt if Göthland hee tegendéer. Zaad, van de. Hóppes. op cen Akker gezaaid, reus, zo wel Mannelyke als Vrouwelyke- Planten voort „waar van- de. eerften , als fterker van Geis zynde „de laatften onderdrukken ; zo daf uk “eindelgk niets dan blocijende of onvrug”. baare Hoppe heeft. Dus. komt.dezelve ook Ri ‚& h 4Âd wh 22 ij D'r ide ae ht Se NS %* wilde meest voor. Niettemin kan het Wyf- IV je ook Vrugt draagen, zonder door het man Arie netje bevrugt te zyn, paamelyk gefchubde Hoorde Knopjes zonder Zaad; en dit dient om de twy-STUE. fcling , waar in TOORNreoRT en anderen „eter daar doer vervalles zin, op te helderen (* ) De Franfchen noemen dit Gewas Hot de Engelfchen Hops , de Duitfchers Hf. Men maakt onderfcheid tusfchen de tamme of Tuin ‘en Akker-, en de wilde.of Wilgen- Hop- pes die in Kreupelbofch of Hakhout en veelâan de-kanten van Rivieren groeit, by de Wilgen opklimmende. Van de eertte heeft men vroege en laate Hoppe , van de laatfte komt ‘er voor met groote en met kleine Knopjes of Vrustene De vroege, die men ook Auguftus- Hoppe noemt , bot het eerfte uit; en geeft de grooctte Knoppen „wordende maor. van den Brouwers voor de beste gehouden, “gebruik , immers , _ van de Hoppe is tot hee brouwen- van” Biets’ x bitterschtig doch tevens. duurzaam van wordt. eg ns zetten, om den Steen te veroirzaaken, gelyk fommigen-gewild hebben , is’ niet gäibofbalë, Veeleer „ immers; “zal het dé uitwerkingen , anders uit de fcherpheid des BER in de In- ee paie s : Otras ie Hee Ee REET Ein 352 TweErnvizicE KRuapem, de Vrugten voor een Middel dat de Vefteen “ ring bevordert, de Slym en Gal uiedryft en de „ Onclastingen , inzonderheid door Zweet eù Uitwaafeming „ bevordert. Zy zyn Harflig Balfamiek en hebben een fterken bedwelmenden Reuk, De Inwooners, van Westgothland ger bruiken het Zaad tegen de opftopping van den Afgang zegt Linneus, die aanmerkt, dat hec Kruid van Honigdaauw aangetast worde , wanneer zekere Worm of Rups de Wortels verteert. De Honigdaauw , ondertusfchen , JS zeer fchadelyk voor den teelt der Hoppe, "ie in Sweeden thans, zo wel.als in Engeland, fterk wordt. gedreeven. „Men plaatze in Tuie nen „…om-ze voor den Wind te be fchutteas die, geweldig. zynde, een zonderling gekraak of gerammel, naar ver af zynde Donderflagen zweemende, in zulk een Plantagie maakt. De jonge Spruicen worden „zo hier als elders » wel toebereid zynde, op de manier van Spar“ gies in ’t Voorjaar gegeten. Omtrent de manier van winding der Hop: Pe, om een Staak, Stok of Stam, vindik 220” getekend, dat zy zulks altoos met de Zon o® doet, dat isvan * Ooften, door’ Zuiden, naat % Westen; gelyk de. Bryonie, Tamnus en K® perfolie; terwyl anderen, gelyk de Turkfe Boor nen en de Klokjes Winde, een tegen(trydigen koers houden: en het Bitterzoet op beide mâ: nieren fliogert. Daar uit blykt, dat zulks niet van de werking der Zon afhange,” Dit prs ’ D:2,0 Kk akeicace:. 353 zaak, die men uit liefhebbery nader kan Önder= 1 zoeken, Arprars ZANÓNiÁ Hoon “Naar den Italiaanfchen Kruidkenn fr Zanoe gn Nr , Opziender van den Bonolifien. Tuin ; die nu omtrent een Eeuw geleeden ftierf ; is deeze Plant benoemd. Zy heeft een driebladigen Kelk en vyfdeelige Bloem , de Vrouwelyke met drie Setylen ;-waar op een driehokkige be- fie. volgt; uit den Kelk gebooren , bevattende twee Zaaden in elke holligheid, De eenigfte Soort.(1), aan-de Kust van. Ma- ne labar. Penar- Valli genaamd , en-by de Neders maes. landers Naadklim , in te Portngeeleh Fruita Bans qigne eg doliera „iseen zeer uitgebreid Rankgewas, nn jende in het Regen-Saizoen, De Takken zyn groen „van. bionen Houtig ‚ de Ranken met Klaauwieren voorzien „de Bladen fpits ovaal „ dik en zagt van Geweefwels maar En emglâd, _fterk geribd , bitter van Smaak. De Bloemen _ groeijen Aairswyze in de Oxels der bogtige …— Bladfteelen, en de Vrugten Troswgze.' Deeze 75 hebben cenigszins de gedaante van de Kruidko- kers, die men oudsyds plagt te hangen aan de. Bandelieten der Schuttery ; waar van! de Por- Ve : tu. “{3) Zanonia. Syfl. Nat. Kil. Gen. 1117. Vig. XIIL P. jar. Penar = Valli mascula. Hors. Mal. Ville pe 93 Ta 49. Pena - Valli foemina, H. Ee VlIL. T. 47, 4% it. Dist. Xi, érz. | 354 TwWEHUIZIGE KRUIDEN, IV, tugeefche naam. Zy zyn driekantig, aan ’t ed ET ftomp , bevattende platte Zaaden, en hebber Hoorp- zo wel den Reuk als den Smaak der Komkom- STUKS meren, gige. FEUILLE As Zeer duidelyk beftempele dit Geflagt de naam van Pater FroiLLérE, wiens Waarneemingen byna de eenigften zyn, die men van de Planten van Peru en Chili heeft. De Bloem is Rader- achtig en ten halve in vyven gedeeld, zo wel als de Kelk , die Klokvormig is , beiden een- bladig ‚, zo wel in de Mannelyke als in de Vrou- welyke Bloemen. De eerften hebben een Ho- nigbakje , met vyf Draadjes „ beurtwisfelende met de vyf. Meeldraadjes, De laatften bevat- ten een Vrugtbeginzel met drie Stylen , dat een Vleezige Appel wordt, met cen harden Bast, _ Eyrond, in de Kelk gevat. Hier van is opgegeven. Ee (1) Feuilléa met gekwabde Bladen , die van Brilobatae onderen geftippeld zjn. :: Ce) Feuilléa met Hartvormige gehoekte Blan Cordia. Ie (1) Feuilila Fol, lobatis fubtus punâatis. Syf. Nat, Kil Gen, rise, Peg. Kill. p. 742, Trichofanthes punêtata, Sp: Plant. pn Nhandiroba fcandens. Prum, Ze. zop, 31% Nhandiroba, SLOAN, Jan, Ss. Hi Lp “o Feniliéa Fol, Cordatis angulatis. Sy/, Nat, EIJ, xk : Des Hora Kk mek 355 In de Westindiën groeit deeze, ook een, WV, Rankachtig of klimmend Gewas, waar van de EA twee Soorten naauwlyks volkomen onderfchei- Hoorp» den fchynen te zyn, aangezien BRowNeE het- STUK: zelve zegt fomtyds met Hartvormige, fomtyds ge, vig met driekwabbige Bladen voor te komen. On- der den naam MNhandiroba geeft pe daar van twee Afbeeldingen, dat geheel vers _ fchillende Planten zyn , zo de Heer J. Burms MANNUSs oordeelt. Bevoorens hadt Lin. Naus het tot de Tweehuizigen betrokken in ’ Geflagt-van Trichofanthes , en aangemerkt als in Oostindie groeijende, gelyk het dan ook dus geboekt is door den Heer N, L. Bumr- MANNUS. BrowNeE bevondt het tot er Tweehuizigen te behooren. Behalve het Geflagt van Smilax , dat reeds befchreeven is , leveren de Zesmannigen hier nog deeze volgende uit. | T A Mus. Vrouwen-Zegel. De Kelk is zisdeelië ; zonder Bloemkrans zo wel in de Mannelykeals Vrouwelyke Bloemen 5 welke laatfte een driedeeligen Styl hebben , het Vrugtbeginzel onder de Bloem , en de Vrugt'is een driehokkige Befie, met twee Zaaden. Hier van komen de twee volgende voor. (1) Vrouwen- Zegel met Hartvormige onver. rr. deelde Bladen. Ee en C1) Tamss Fol, cordatis indivifis, Sy, Ngt, XII. Gen, 2 Kg. U, Deer, XI, Srum, 356 TwWEEHUIzZIGE KRUIDEN, Dit Kruid wordt Wilde Bryonie genoemd ,of Iv; NE Zwarte ‚in onderfcheiding van de gewoone Wit- Hoorp=: te Bryopie , waar van het, inde eerfte opflag, STUKe door de gladheid en donkerb@id van-het,Loof Gesman verfchilt. De Latynfchen paam is “Lamys of „ige. Tamnus,; en de Vrugt werdt Uya-Taminia gee noemd; maar de Franfchen geewen”err, ik weet piet om welke reden , den naanv aan van” Seau de Notre Vierge datis Lieve Vrouwe Zegel; de Duitfchers noemen het Schwartswurtzel, dat is Zwartwortel, In de Zuidelyke deelen van Europaz als ook ia de Levant, groeit deeze zwarte Bryonie, in Bosfchen ‘en wilde Haagen , zig op dergelyke wyze om de Takken windende met zyne Ran- ken , doch zonder Klaauwieten. Men vindt het ook overvloedig aan den grooten Weg tus- fehen Londen en Oxford „en elders-in Enge- land , als mede omftrecks Parys, in Dauitfchland en Switzerland, De Bladen zyn Klyfachtig of liever Hartvormig, lang geftecld, fomtyds, ja aan de zelfde Plant , fpitfer , ftemper-en ook wel uitgeboekr of byna driekwabbig. Het Man- netje draagt groene Blommetjes , zo enkeld als Aairswyze zegt HALLER: het Wyfje op Tak- kige 1119. Vig. XIIL. p. 743. Hort. Clif. 458. R. Lag. 28: HALL, Helv. 165. GRON. Orient. 317. Bryonia Levis fs nie s _ gta Racemofa et bacci'era, C. B. Pin. 297, Vitis flv: f- _ Tamus. Dop. en 400. Vitis vel Bryoniá gr LOB. Je, Sas PLAAR LE ESEV. Nn Nt en EN nn! NN ed EN en EE BEN eN SEN 00/7 ni NN Ó Í/ ) mn ms ZE EN in nn TE =N en en \ Ee Derse Tiemens sn kige Steeltjes ‚die uit de Oxéls voorkomens vj en daar op volgen roode Waterige Besfùn. Het he heeft een overblyvende Penwortel; die dik en‘ noorp=? rond is, van buiten zwart ; van-binnen wit enSTumre 73 vol van een Slymerig Sap: DroscoriDes, es Hexan- die met zynen Zwarten Wyngaard- dit Kruid oe bedoeld ‚ doch hetzelve met de: Bryonie ; die zwarte Besfen draagt ; fchynt- verward teshebe _” ben, fchryft den Wortelen eene Waterloozene —. » de hoedanigheid ‘toe: ‚MATTB10 LUS wil datzy ‚onder de d den zyn tot Te der. Müineiuse Prr- Nus telt de Tamus onder de eetbaare: Kruiden en BELLON1us verhaalt, dat de Turken de jonge uitfpruitzels „daar van, met Olie en Azyn eeteu. Hoet zy, in Europa wordt weinig gee bruik gemaakt van dit.Gewas (*), …_- … (2) Vrouwen Zegel met driekwabbige Bladen, a ams De Heer GerArv, ‘hetzelve in Provence an. n waarneemende , bevondt, in de cerfte p dia dé Blóempjes van het Mannetje kleiner en bleek geel, die van het Wyfje grooter en wit van Kleur; Ten anderen merkte hy op , dat, in de Schaduw groeijende dit Kruid de Bladen breeder, bet 5 beate en driekwabbig heeft 4 ee, ) Nobis nie nullo in ufs a Hat. Hele imeboat, IL. p 29% (2) Tamas Fol. trilobis. Syt, Nat, B Tamnus Cretica arifido folio, TOURNE. Cor. 3e £3 IL DEEL, XI, STUK. 558 TWEEHUIzZIGE KRUIDEN, IV: heeft, fchynende in * geheel niet te verfchillen ArDEEL. van den Kandiafchen Tamnus , wanneer hy Hoorp. betzelve met gedroogde Monfters , weleer door STUK. _TouRNREFORToOp Kandia verzameld, verge- Zesman-leek, Des houdt hy deeze Soort flegts voor eene Verfcheidenheid van de voorgaande (f). Fapanfth. Te onbefchroomder breng ik derhalve hier Jopa de twee Japanfche Planten , door den Heer T HUN- Fig.r,t BERG geplukt „als Verkiekdenbelsn van dit Gewas ter baan. Fig. 1, op Pr. LXXIV „ver- toont het Mapnctje , dat zeer duidelyk drie- kwabbige en Klyfachtige Bladen heeft, waar van de twee zydelingfe Kwabben nog vry diep ingefneeden zyn: maar aan dunner Rankjes ko- men de Bladen byna eveneens voor , als aan het Wyfje, Fig. 25 naamelyk fpits Harcvor- Rn’ en weinig uitgerand, gelyk in de gewoone ifche Tamnus, De Bladen zyn glad en erk geaderd ‚de Ranken rond en de Bloempjes groeijen Troswyze in de Oxels der overhoekfe Bladen ; doch in de eerfte met dubbelde , inde andere met enkeldeen zeer yle Trosjes. Die van het Mannetje , met Vergrooting afgebeeld by 8, hebben, ineen zesdeelige Kelk, zes Meel- Se aradjes zonder Styl of Vrugtbeginzel ; die van het Wyfje hebben het Vrugtbeginzel zeer dui delyk onder den zesdeeligen Kelk , als blykt by b, zynde het Vrugtbeginzel in een Blikje ge- nige. (*) Gen, Prov. p. 136. B mots mA 359 gevat; en dus voldoet dit Gewas aan de opge ee gevene Kenmerken, E Le zn Hoorpe DrioscoREa STUK. Dit Geflagt , naar den grooten’ Dr Eri RIDES getyteld, heeft ook kek. zesdeeligen Kelk zooder Bloem, in de Vrouwelyken met drie Styltjes en een driehokkig famengedrukt Zaadhuisje, ’t welk twee Vliezige Zaaden in zyne hokjes bevat. De agt Soorten van hetzelve zyn Indifche Rankgewasfen , meest verfchillende door het Loof, als volgt. (1) Dioscorca met gevingerde Bladen. en ven Diosegrea (a) Dioscorea met drievoudige Bladen. dee Vyfbladie, Deeze beiden, mooglyk flegts Verfcheiden-&° t heden, groeijen aan de Kust van. Malabar „ als Dijbjla. ook op de Eilanden. van Oostindie „ en in de, Westindiën. Zy behooren tot die Kruiden , wier Wortels men gemeenlyk in Oostindie Oe= bies, in de Westindiën Inhames of Batattes of: ook Yams noemt , zynde aldaar een zeer ge- Woo. (a) Pre Fol. digitatis. PL Clif. 459, Fl. Zeyl, 363e Ubium quinquefolium, RuMPB. Amb. V, p. 359, T. 127. Narzni ke'engu. H, Mal, VII. pe 67. ne 35. RURM. „213. (2) Diescorea Fol, ternatis. …H. caf. 459, RUMEN, Amb, V‚ T. 128. Tfiageri= Nuren. H. Mal, Vil, pe 63 Te 33. Za Te DEEL, Xie STyKe 360 TWwEEHUIZIGE KRUIDEN, IV, oone-Spyze ‚zo onder de Slaaven als bi ’E ADEL c dnnene Volk. Boorp- _ Deeze veelbladige zyn in de Molukkes wild sTuKs _ groeijende gevonden, hebbende een onbefchoft „Zeman- grooten Wortel, die by een Kaas vergelesken ni wordt. Zy heeft de grootte vaneens Menfchen Hoofd, en verfchaft, als het Kruid in Tuinen geplant en gehavend wordt , een zeer BOR Spyze, uu __ (3) Dioscorea met Heli Bladen , de Dioscore dooliack. Sieng gedoornd en Boldraagende, Gedoorn- rd à de. (4) Dioscorea met Hartvormige Bladen, de N en Ee Steng gevleugeld en Boldraagende. : Eerd $ (5) Dioscorea met Hartvormige Bladen, de neden. Steng effen en Boldraagende, gende, —_ “Deeze allen komen in het Loof en daar in E: overeen ‚dat zy aan de Ranken zekere Bolletjes draagen, welke in de Grond aanftonds Wortel fchieten; zo dat dit nuttige Gewas zig zeer fterk vermenigvuldigt, Het is derhalve Rhizo Gn pliora (3) Dioscorea en Cordatis &c. Combilium. RuMPie Amb. V. T, 126, Kattu- Kelengu H. Mal Var. p. 71. 7-37 (4) Dioscorea Sje Cordatis Sc. Wee ge ji aad Amb, T, 121. Katfill- kelengu. H., JA (5) Diescoreafol. Cordatis &c. Len ig Rumpi. Amb. V. T. 124. Rhizophora Zeylanica Scammonei folio» 6 fingMlari, Rad. ratundâ, Herm, Par. T.p‚ 217. Rhizophor ra Indica, PLUK, „Alm. 321, T. aac, f, 6, Katu- Katúil. H, Mal, Vil. P 69, T. 36. u 48 AEON SR EE za 361 phora of- Worteldraager getyteld- geweest van IV, den beroemden Her M A NNUS „doch welken bend naam de Ridder ‚ mooglyk met meer reden „LOE Hoorpe- gepast heeft op het Iodifche Boomgewas , datiTuK. … men gemeenlvk- Mangles- noemt of Duizendbee: ia pen * De laatfte wordt deswegen. Appeldraa-s zie UD. gend Oebie geheten , dewyl die Bolletjes Vanner 95. van grootte als een Appel of Citroen zyn. De tweede ‚mer cen gevleugelde Steng, heeft een - _gevingerden. Wortel ;de eerfte, Combilie- Plant by Rumrnrus genaamd, heeft cen zonder- lingen Wortel „eenigszins naar een Zeug met haare Jongen zweemende. Alle deeze Wortels zyn meer of mín-aangenaam tot-Spyze en die- nen zelfs tot Verfpapering, gelyk onze Aard- akers, , (6 ) Dioscorea. met Blend ige overhoekfe vr. Bladen en eene effene ronde Steng., Dian: Tamme, Deeze Soort is het gemeene Oebie , maaken» de de Yams - Wortelen der. ‘Westindiën- vite Men teeltze meest op plaatfen én in Landen, daar weinig of geen Koorn of Ryst gebouwd wordt, en dus Zeer veel op de Zuidoofter - Ei- lan- "_(6) Din, Fol Card. altera &e. H‚ Clif. 459. T- 28. Fl. Zeyl. 358. R. Lugdh. 527. Dioscorga fcandens fol. Famni, Frutu Racemo%. PLU Je, 117. £. 1, Volubilis nigra &c, SLOAN. Jam. 46. Hf. 1. p. 140. Mukelengu. Mal, Vul, ze 97. T. SL. hen vulgare. RUMPH; Amb. v‚ Te 30. 25 IL DEEL. XI, STUK 362 TWEEHUIZIGE KRUIDEN, IV. landen van Oostindie , Nieuw Guinée, Nieuw 5e Zeeland en de nieuwlings ontdekte Eilanden in Hoorps de Zuider Oceaan. Ongemeen fterk worden STUK. _ deeze Wortels ook by de Negers , aan de vn Se van Afrika , geteeld, en ttrekken tot den “Pvex*voornaamften Voorraad , welken men hebbeu moet, om een Schip met. Slaaven te fpyzigen. Zy vallen er wel zo groot als de grootfte Zoetemelks Kaazen, en worden dikwils Sam- mes genoemd inde Westindiën , daar deeze Wor- telen insgelyks tot Spyze ftrekken. Zy zyn van buiten bruin, van binnen Sneeuwwit en zeer goed van Smaak , droog en vast van Vleefch, Men braadt of kookt dezelven en de Zwarten, gelyk ook: veele Blanken , eetenze in plaats van Brood. … Dit Gewas heeft de Wortels van veelerley fie guuren » dikwils veelen aan.éénen Stoel, gelyk ik dan ook zes Soorten van Oebies, allen ect- baar „ van Batavia bekomen heb. - Het klimt als de Klokjes- Winde en geeft verfcheide on- getakte Ranken uit, met fpits Hartvormige Bla- den, die zwaare Ribben hebben, gepaard. Op de Bloemen van het Wyfje. volgt een Tros van Vrugten , als graauwe Erwten of Vogel- harten ‚ twee of drie aan elkander gevoegd s welke het Zaad , als gezegd is, bevatten. vii. _ (7) Dioscorea met Hartvormige Bladen, over- har hoeks en gepaard „de Steng effen. We- (7) Diescerea Fol. Cord, alternis oppofitisque &c. Diosco re DD rotrKx Tt 4 363 Wegens de, Vrugten wordt deeze Soort op IV. Java genoemd Penning- of Dubbeltjes - Blad, Aer zo het de aangehaalde is van RuMmrParus, en aooep- aan de Kust van Malabar, alwaar men alle desrux. Soorten van Oebies , waarfchynlyk wegens de, ggn Knodsachtige Wortelen; Keulen noemt, heeten deeze Munniks- Keulen. Het is de Floridafche naar de Bryonie gelykende Plant, met Mos- achtig Eiken - Bloesfem, de Bladen van onderen Wollig gepluisd, en de middelrib in een Doorne tje uitloopende. Cray Ton noemt het een Soort van Hoppe, die zig al flingerende wyd en zyd uitbreidt, met gevleugelde Zaaden „welke in een driekantig hokje of Huisje {beflooten zyn, veelen aan een digte tros by elkander , ge- kyk de Zaaden der Hoppe. ’t Gewas groeit in de Zuidelyke deelen van Noord - Amerika. Dioscorea oef tifge Wegens den bynaam zou tot deeze Soort het Paarbladi- gemeene Oebie , voorgemeld , kunnen behoo-°* ten, zo wel als het Slangachtige , dat “er door den (&) Dioscorea met gnaete Eyronde gefpitfte vur. Bladen. xea Fol. Cord, acuminatis &c. GRON, Virg. 121, I$6« sd fimilis Florhdana Ec, PLUK Abm. 46. T. 375. É, 5. Ubium Nummularium. BUMPH. And. Vv. T. 163 ? (83) Diascorea Fol. mg O@vatis acuminatis, FZ, dd 361. Inhame Maderasp. Fol. binis pulchre Venofis. Per. G. so. T. 31. f£. 6. B, U Ubium Anguinum. RUMPM, pleiigd 351. T. 122. II, DEEL, XI. STUK, BE 564 TWEEHUIZIGE KRUIDEN. den Hoogleeraar N‚ L. BurRMANNUS toe betrökken “wordt. Wonderbaarlyk zyn deeze — Wortels: òmgekruld-, zo dat zy zig byna als Slangen of. vliegende Draaken „ gelyk Ru M- purus zegt, vertoonen, en deeze Soort ber hoort zo wel als de gemeene, tot die, welke geen Wortelbolletjes aan-de Ranken-draagen. Twee. Soorten zyn hier door den. gedag- ten Hoogleeraar nog bygevoegd ‚waar van degene, Schildbladige genaamd (*) ‚ten ops zigt van ve Vrugtmaaking- onzeker was „of zy tot dít Geflagt „ tot de Smilax, of anderen behoore # de andere, Rolronde-gebynaamd, we- ens de-figuur der Wortelen, misfchien niet meer-zekerheid heeft (+). Deeze, die rood van: Bast is-; noemen de Nederlanders aan de Kust van- Malabar Battates , naar den Portu- geefchen naam. In Oost- en Westindie voes ten deeze Ocbies of ‘Keulen ;-by de Inlanders, een menigte van gerichtllende naamen. _RAjJANI A ERS kint, 4 Ees $ se £ rs _Naar den” vermaarden Rav is dit Geflagt ‘door Linnmus dus beter ‚ dan door PL v- MIER -(*) Dioscorea peltata -BURM. FJ. hûs „ Smilax Fols prend Cordato - oblongis ras BUR. eng 218, T- or Le J “_ tt) Diescorea Cylindrica. Burm. FJ, Ind. 235. Kappâ kelengu. Al, Mal, VI. p. 95, T 50. ' PLAAT Kik w. AN NN N wi Kin RNN AIN: LA Dr otd 365 Mier Fans Raja getyteld c. Het verfchilt, IVe in Kenmerken, van ’t-voorgaande byna' alleen AFDEEL; XXIV, door de: Vrugt s die rondachtig- is, met een Hoorpe fcheeve Wiek , beneden de Bloei gebooren, STUK. Het bevat: de he hege ermeniche Planten. e beet as (1) Rajaniamet Piekswys’ Hartvormigé Bladen. L «_Rajania Op ’t Eiland St. Domingo is deze door Prv- Ee MIER waargenomen , welke een dunne winden- “8 de Steng heeft ; zonder Klaauwieren „, de Bla- den eenzaam effen, van eene Hartvormige fi- guur, aan den Voet breeder, naar de punt zeer fmal , effenrandig glad en gefteeld; brengende de-Plant, uit ieder Oxel, twee of drie Ben of Ak aatstoeies voert, (2) Rajinia met _Hartvormige zevenribbige 5 mr: Î&. Bladen, Hartbladi- 5e. Dééze, in Zuid- Amerika en © heeft de ler Hartvormig , EE, " gefpitst, Aves: (*) Hic neme Jonannks Rajus] Golas mied enaeie quam, facile alius ullus, i dagens. primos Botanicos omni 2vo tdnumeeande set. ibENK, EI, ene pn ,g0 (x) Rajania Fol. Hilsto- Cord.tis. H. Clif. 458. Jan- Raja fcandens Fol: oblengo-angufto: PLuw. Gen. 33. Bryo= pia fructu alato, PLUM. „Amer. 84. T. 98. Fil T. 173. (2) Rajania Fol, Cordartis feptemherviis, Jan-Raja fcane dens Folio Tamni. PLUM,. Gen; 33e de, 155. fenn 3 3 Me. DEEL. Xl. STUKe 366 _TwrEHvIËicE KRurdem iv. Netswyze geaderd en-de Bloeien getrost „ als ÄrpeeL: de anderen, Zy heeft een knobbeligen Wortel, Hoorp. Als een Franfche Raap,in den Grond zinkende, sruxe … De Vrugten „welke gevleugeld zyn, gelyken naat die van den Efchdoorn of Schotfe- Linde, zeer, en bevatten een rond Zaad, mm. (3) Rajania met vyf langwerpig ovaale Bladen merg by elkander: at Deeze ; ook in Ametika vallende, heeft dit byzonders , dat -de Bladen; vyf by elkander 4 aan ieder Knoop der Ranken „ voortkomen ; zynde drieribbig en geaderd. Anders verfchilt zy van de voorgaande weinig. arr Volgens de bepaaling zou hier dat Gewas rard kunnen t’huis gebragt worden, ’t welk de Heer Fig.r THUNBERG Ee Japan gevonden , maar onder den bynaam van Quinata afgezonderd heeft. In de figuur der Bain ‚ immers ; ís zeer weinig verfchil , maar dezelven zyn niet drieribbig en zitten met hun vyven op ’ end van de Steeltjes. Zy zyn in de kleinfte Rank, welke ik daar van heb, hier in Fig.t,‚opPr. LXXV , natuurlyker grootte vertoond , Eyrond , zeer puntig naar derî Steel; aan “tend met een klein puntje: maar in de grootite atteu Dyna volmaakt Ovaat en aan de punt magen » gelyk u uit het in de natuur Iyke GG) Rajania Fol, quinis ovali- oblongis. Jan = Rat {cam dens quinguefolia. Prum, Ges, 33. Je, 155, Ff. 2e D ie FR TA 86% Iyke grootte by A afgebeelde blykt. Die Rak IV, heeft geen Bloemen, zullende misfchien de RE Vrugtdraagende of het Wyfje, en de andere ; Hoost die zo veel te meer met Bloemtrosjes of Tuil jn tjes beladen is , het Mannetje zyn van deeze , #* Soort. Uit de figuur der Trosjes blyke ge- bd an het Amerikaanfche zy. Ik geef het op *c geloof van gezegden Heer, die zekerlyk de Bloemen 4 in de frisfche Plant ; onderzogt zal hebben. Zy zyn hier, "zo als zy zig thans voordoen, en dus fommigen met drie, anderen met vier Kelk- blaadjes „ afgetekend , gelyk ook het Loof, Het fchynt dat op fommige Steeltjes vyf , op anderen vier, drie of twee Blaadjes voorkoe men 3’ welk meer plaats heeft in dergelyke Planten. By ieder oirfprong der Bladen vindt men drie Stoppeltjes. Tot de Agtmannigen van deeze Klasfe bee hoort , behalve de Popelierboom , ’ Eee De van RuoDiorA. Hootslworel, De Kelk is vierdeelig, met een vierbladige Bloem in het Mannetje , maar geen Bloem- blaadjes in ’t Wyfje, dat vier Honigbakjes heeft en. vier Stampers , draagende vier had zaadige Huisjes. De eenigfte Soort (1) groeit op de Alpifche Bere (1) Rhodiola. Fl Lapp. 37% Hi Saec, 831, 91, Mar. PA HK. Daar. XL, STUK, rhsdela Rofza. Europilch; IV. A XIV. den STUK. 308 TWEERULZIGE KRUIDEN, Bergen van Lapland, Ooftenryk, Switzerland en Groot Brittannie, zegt LiNNaus. Wee gens-de Geftalte hadden fommigen dit Kruid order de Telephium geteld en TourNErFoRT Eet maakt het tot een Soort van Anacampferos , maar HALLER noemt bet Sedum, of, Huislook van verfchillende Sexen „dat Zaagtandige Bladen heef ts de Bloemen in zeer digte Kroontjes, CLusxus geeft het allereigenst den naam van Rhodia radix, dat is. Roozenwortel , dien het nog in de meefte Taalen van Europa voert, wegens den Reuk der. Wortelen. Zeer overvloedig vondt by hetzelve op de Rotfen van de Bergrug, Dur- renftein, daar het hem voorkwam met-bleeke of roodachtige Bloemen. … „…Uiteen dikken, Houtigen, Knobbeligen Wor- tel fchiet dit Kruid veele ronde. Stengetjes van ongevaar een Voet hoogte ‚met Bladen die Wigvormig en aan de kantendiep Zaagswyze ge= tand zyn. Het brengt Tuiltjes voort van Bloes men, als gezegd is , dikwils geel , de Manne: Iyken oökwel voorzien met Vrugtbeginzels „doch misdraagende ; terwyl- de. Vrouwelyken van drie tot zeven rosfe ,anchuijee hebben, zegt „Ha L* Med, 437. Hs Clie 476. Rn aedh. A57 KR Rhodia radix. C- B. Pin, 286. Cr.ve- Hift, II. p. 65, RÄj- Hift, 6go. Tele phium luteum minus, Radice Rofam redolente; Moris, Hi/- IL, p. 463, S. 12, T, 10. f. 8. Oep. Dan. 183. Radix Rho- oe dia. LOB, Je. 391, DOD. Pempt. 347. Anacampferos Radica Roam (plante major & minor, TOGENB: drf; 26u” 3 eme B reren Too HALLER, welke een zeer fyn Zaad bevat- IV. ten. Te Op de Eilanden Ferröe , waar dit Kruid, zo Hoorn. wel als op Ysland , overvloedig groeit , wordt STUKe het Hielproed , dat is Helpwortel genoemd , wee gens de uitmuntende kragten , tegen * Scheur- buik , waarfchynlyk in Gorgeldranken of Mond. fpoelingen , daar aan toegefchreeven. De Wor. tel, naamelyk , is famentrekkende en geeft door Dettillatie een Roozewater uic. De Alpifche Berg: Valeijen vervult het fomtyds met een aan» genaamen Geur. len Pap van bet Kruid, op % Voorhoofd gelegd , doet de Hoofdpyn be- daaren. Het wordt van de Groenlanders tot Spyze gebruikt. Van de Negenmannigen komen de twee vol. gende Geflagten voor. ‚„MERCURt1 AL Is, Bingelkruid. In dit Geflagt is de Kelk ae » zonder Bloemblaadjes , in de Mannetjes van negen tot twaalf Meeldraadjes hebbende, met Kogelron- de tweelingfe Meelknopjes: in de Wyfjes twee Stylen en een Vrugt die uit twee Zaadhuisjes beftaat, welke ieder ecn enkel Zaad bevatten. Daar komen in de vyf volgende Soorten. (1) Bingelkruid met een zeer eenvoudige Steng rei en ruuwe Bladen. neem: 3 nis. Overbly= Cs) Meresrialis Caule fimplicisfimo , Fol, fcabris, Sy/?. vend, Nar, IT DEEL, XI. STUKa 370 TWEEHUIZIGE KRUIDEN. IV. In Bosfchen komt, door geheel Europa, di Te Bingelkruid voor „ dat in * Hoogduitfch ook Hoorp- Hondskool geroemd wordt, in ’t Franfch Choux STUK. de Chien en Mercuriale fauvage, in ’t Engelfch Ennear: Wild Mercury Men wil dat de Grieken hetzel- ve Cynocrambe genoemd hebben; maar cen an. der Kruid „hier voorbefchreeven „ zou de Honds- * zie kool vaa Dióseor 1DES Zyn. bladz, 275. By DopoNndsus en LoBer vindt meneen Afbeelding van dit Kruid , welke daar in ge- brekkelyk is, dat de Bloem-Aairen en Zaade huisjes op ééne Plant gebragt zyn, ’t welk nooit plaats heeft. Anders voldoet dezelve taamelyk, Het Zaaddraagende is hier, wederom, by Cam MERARIUS, verkeerdelyk het Mannetje ges noemd,” De Bladen zyn grooter dan in het Jaarlykfe „ ’e welk volgt ; maâr her wordt ten! onregte , in plaats van ’* zelve , tot Moes of tot Geneesmiddelen gebruikt, dewyl men ’er kwas: de uitwerkingen van gezien heeft (*). dria (@) Bingelkruid met een gezonde Pre br: ie Alerearian ie eedt shet ma x zu Ger: 125. Pas. zit. Ps 746. GoUAN ek 507, DALIB. Par, zoz, Fl, Suec. 823, 913. OEDe Dar 400, H. Clif. 461. R. Lugdb. zo3. Fwmina. Mercurialis montana testiculats. C. B. Pin, 122. Cynocrambe mas. CAM- Epit, fas, Mercurialis mont:na fpicata. C. B, Pin „Iet. Cyhöersinbe fcemina, CAM. Epit. gop. Cynocrambe kercdriatke fylveftris, Dop. En 659. Log. Je. 260. gen H vu. II. _@ ard Gaule nadias : Foliis glabriusculis , 5) D ror KA, 3z1 achtige Bladen en gekranfte Bloemen; 20 Rf ; wel Mannelyk als Vrouwelyke AFN jg en: Hoorps, In Spanje, voornaamelyk op de Muuren dersrux. Steden Kadix en Gibraltar , komt dic Kruid Ennean- voor, dar men vic Zaad van daar in de Upfal- ips fche Tuin geteeld heeft. Van de âlde Soort verfchilt het niet alleen door geen geaair= de Bloemen, maar cok door dezelven in Kranse ies , de Mannelyken en Vrouwelyken by elkans der te hebben in de Oxels der Bladen. De eer- ften zyn gefteeld , drie of vier in getal, by één Vrouwelyk Bloempje ‚ waar op een Zaadhuis- je volgt als ecn Balzakje , dus veel naar dat der anderen gelykende, Het is een éénjaarig Kruid. hl 9) Bingelkruid met een gearmde nei me „r. uriá= de Bladen en geaairde Bloemen et poen 2 Jaarlykse Veel algemeener komt deeze, in de middel- fte deelen van Europa „zo Op Zaaylanden als inde Luinen voor. In onze Nederlanden be- mint tibus eiglijk foemineo Be LINN, Dee, Is pe 39 Kiks ad ti ulem Mercurialis 03 ynâ. ús Meint Cau'e eaten Foliis glabris, Flor. Spi- catis. GORT. Belze 285. Mat. Med. 464. He Cliff. 461, Ups. curialis teftia Pempt. 658, ef Famina, Mercurialis fpicata. f. foemina, Dop, en 653 , ef? Mas, Jriders, Log. le. 259. Aaa Li } DEEL. ls STUK. 573 TwEEHUtzIGE KRoiDen, IV. _ mint zy meest vogtige , belommerde Zandgron- OREL den in de Moeshoven. Gedagte Autheuren hebe Hoorp. ben van dit Jaarlykfe Bingelkruid een Mannet- STUK. _ je en Wyfje, doeh wederom averechts, onder- fak fcheiden. De Plant grocit dikwils ter hoogte van een Elle, met opftaande gearmde Stengen en ge- paarde, gladde „ gefteelde Bladen, die Lancet. vormig Eyrond en óp de kanten gekerfd zyn. De Mannetjes hebben de Bloempjes, in overe endftaande Katjes, uit afftandige Kropjes far mengefteld , groenachtig van Kleur, De Kelk is drie. of vierdeelig , en dienvolgens komen ‘er ook wel twaalf of zestien Meeldraadjes in voor. De Wyfjes-Plant heeft de Bloempjes ongefteeld in de Cxelen , veeltyds twee ‘by ele kander „ met drie of vierbladige Kelken en daar op Volken twee Zaadhuisjes , ruuw , rond, een ‚ zaadig. Linozoftis zou dit Kruid by de Grieken ge- noemd zyn en Mercurialis by de Latyren, als van Mercurius gevonden zynde. Drioscokt- PES heeft reeds aangemerkt , dac her Afgang maakte, (Het is van een Waterige Zoutige na-_ tuur, en wordt in Klyfteeren gebruikt, ja ook van het Landvolk gegeten, In Vrankryk. maakt men van hetzelve een Syroop, by fommigen als zagtelyk laxeereinde zeer gepreezen. De Honig van het Bingelkruid is in de Apothee- ken niet onbekend, Oudtyds werdt ’er Moes van gekookt, tot Spyze. py. we) DRT OSE ES TL An 373 (4) Bingelktvid dat byha Heefterig is, mêt AV. | Wollige Bladen. Ee OC In Provence , Languedok en Spanje, groeit linen dit Kruid , dat onder den naam van Phyllon voorkomt Be de Autheuren. Het heeft de Bla- Mercurias den Eyrond , zegt GOUAN , de Bloemen ge. Kee kropt , de Mannelyken aan % end der Bloem- wollig. fleelen ‚ die langer dan de Bladen zyn, dé Vrouwelyken byna drie by elkander ; het eene Bloempje gefteeld. (s) Bingelkruid met een varta: Kruidige Steng en Eyronde eenigermaate Wollige KAN Bladen ; de Bloemen Mannelyk en -Vrou- welk. Bezyden den Leeuwenberg, aan de Kaap der Goede Hope , vindt men diet Kruid , welk de beroemde BOERHAAvE tot het Ge- flagt van Ricinokarpos , dar is Planten, die de Vrugt als van den. Wo ‚mm hebbe bragt. Die Vrugt, à niettemin, beftaat.uis dik Zaad- “{4) Mercurialis Caule fabfiuticofo, Fol. tomentofis, H. Ups. 46ta- Re Jeugd. 203e GOVAN Monsp. sor, Ehyìlon tes- ticu! sen C. B. Pin, 122, Phyllon marificum. CLUS. Hif, U. p 48. Femina. Phyllon ge C. B. Pin. 122, Pha feminieunt CLUS, Hi. ML 5) Mercurialis Caule ze Zh Herbaceo &c, Mart, 255. Mercurialis procumbens dicoccos Africana, HERM» Par. App. to, Ricinokarpos Afra. BOERH, Lugdb, Ie Pe 254 Aa 3 II, DEEL. XI. STUKe 874 TwereEuvizres KRUIDEN, IV. Zaadhuisies , en -deeze Plant heeft ‘er maar pe twee (*), weshalve zy, by Hr RMANNUS;, Hoorp« den naam kreeg van Tweegreinig , hurkend, srux. …__Afrikaanfch erde Bladen van de drie- „Atze Kleurige Violen, Aan de Leedjes van de Steng, we; welke omtrent een Handbreed hoog is, komen Eyronde gelteelde Blaadjes, getropt voor, bee nevens eenbloemige Steeltjes van de zelfde lange te. Mannelyke Bloempjes Zyn ’er veelen ‚ Vrou- welyken weinig aan % zelfde Plantje, De Vrugt is Eyrond, geknot, famengedrukt , gefleufd, met twee Bless en in tweeën Ínlychent, H Y_D ROE H ze RS. nedbet De Mannetjes hebben , in dit Geflagt , een tweebladige Bloemfcheede: de Kelk is ariedag- m driebladig, zo wel in die als in de Bloem der Wyfjes- Planten, welke zes Stylen hebben en de Vrugt is een zeshokkig veelzaadig Huisje: het Vrugtbeginzel onder de Bloem zittende: En we ria Soort (1), hier van bekend, Rane. ke à : groel oeit minnend. _ C*) BorrnAavr nogthins zegt irak , dat de Vrugt van zvne Ricinoharpos Afra driehoekig is en uit drie manch’ ‘sjes beftast, gelvk in de Ririnus : zo dat het vreemd ‚ hoe dezelve hier heeft kunnen t'húis gebtagt wo orden, whale: t waar, dit BoEnHAAVE ’er ook de tweegreinige van HERMANNUS toe betrekt. (1) Hydrocharis. Sy, Nat. Xi. Gen. 1126. Veg. XL P De ore ar © 375 groeit aan-d& Oppervlakte van Stonten, Graften lv: en fkaande „Wateren , zo in-de Zuidelyke als CEE Noordelyke ndeelen „van Europas» Men vindtze Hoorne Vorfchenbeet genoemd of Maorfus Rane, onder STUKe, welken naam TouRNEroRT de Afbeelding 4,5 Bamar: _gaf van, de-Bloem-en- Vrugt svaanmerkende, dat {ommige Bloemen- van onderen Knoopjes hebe ben „’t welk de Vrouwelyken zyn. … Vande Mannelyken zitten twee of drie Steelcjes by el kander in „een-tweebladigeScheede „maar de Vrouwelyken-komen eenzaam voor-op-byzonde- re Planten, De Bloemen zyn gemeenlyk wits doch ook geel of geelachtig-aan-den bodem van den Kelk. Het is een Kruidje, dat-op ’ Wa. ter zwemt , met ronde Bladen gelyk de Plom- pen, doch ongelyk kleiner ; weshalve fommi- _ gen” het genoemd hebben kleine of allerklein{te-_*- Plompen. Men. vindt het op Modderige on. diepe ftilftaande Slooten ‚ zelfs hier by de Stad, ‚ Overvloedig, dezelver n dikwils „geheel bedekketi- de „dewyb-hers door z : gende Rankjes „-fterk mn Pae en zig langs de de zover het kan sene vuldiee ‚De 5: 745. Goar Belg. 285. ir Honsp. so7. Fl, Sax, ez: H. Che gsactk. bugdhr10. HALL. Helv. 301. DALIs. Par. 30%. deren Cen Pin. „193. Morfus Ranz. Doo. Pempte s85 LOB, Je. 5596: B, Morlus Ranz Flore albovodoratisimö. Ray. Cort. sor, gps Nymphea alba minor: C. B, Pik. 193, Mods Rana, TouaRs: Mens, de 1705. p: zins T. « Pp. 3114 t 3 He. DEEL. Xi. Stok. 376 TWwWEEHUIZIGE KRUIDEN. Iv. De Tienmarnigen van deeze Klasfe heb ik AFPPRL. reeds befchreeven en oncer de T waalfmannigen XxX . e | ns blyft alleen nog over * Geflagt van STUK, Tièn* DaATriseca. Weedaart, mannigen. Waar aan de Bloemblaadjes geheel ontbreee ken: de Mannelyke Bloemen hebben een vyfe bladigen Kelk en vyftien ongefteelde lange Meele knopjes : de Vrouwelyken een tweetandigen Kelk, drie Styten en een driehoekig, driehoor: pig cenhokkig Zaadhuisje, dat open is en veele zaadig „onder de Bloem gebooren. De twee volgende Soorten zyn daar van aangetekend. $ (a) Weedaart met cen effene Steng. Datisca „ Sennip: _ Dit Kruid, dat op Kandia groeit , is wegens achig. de geftalte tot de Hennip betrokken en geele Hennip genoemd geweest , vit hoofde van de Kleur der Bloemen. Men vinde het onvrugebaar en vrugtbaar, in de Natuurlyke Grand een by- na Boomachtig Gewas maakende, met de Steng Leen Arm dik, in Takken uiegefpreid „ter hoog” te van zes tot tien Ellen, volgens PonNA, dat echter (1) Datisca Canle levi. Syfr. Nat, XII. Gen. 1132. PV XII. p. 748. Cannabis Fol. pinnaris,- H, Cliff. 457: Lugd, zer, Cannabis lutea za Arp. Exot. 300. Te 298. Luteola Herba flerilis. C, B. Pim, 100, Cannabis lutea Cretica, ALP, Exot. 296, oe 295, Cannabis lutea flerilise Ar. Ean, ser. T. zoo, Lutcola Hecha Fol, Canuabiniss C. B. Pin, BET or En: 877 echter bedenkelyk maar tien of twaalf Voeten _ IV- zal geweest zyn. In de Europifche Tuinen ke groeit het ongevaar eens Mans langte hoog. De Hoorp- Steng is van onderen naakt, maar boven maakt* TUE. zy als een Pieramiede uit „hebbende de Tak-4,40°°* ken als Aairen , met Bladen naar die van de Hennip gelykende, waar van het den bynaam heeft. De Bloemen zyn groenachtig geel in het _ Mapnetje, doch het Wyfje heeft de Takken doorgaans met kleine Knopjes beladen, daar de Vrugten van voortkomen, ’t welk langwerpige , byva driekantige , van boven gaapende Zaad- huisjes zyn , bevattende veele kleine Zaadjes, (a) Weedaart met een ruige Steng. Datisea In Penfylvanie komt, volgens KALM, dee- te ze Soort voor , die nog grooter zou zyn: dehaaizig: Sterg met uitfteekende Haairtjes aan alle kanten ruigs de Bladen gevind en eenigs- zins naar die der voorgaande ee maar de Blaadjes grooter hebbende, meer meer aan den voet afloopende en Pitten jende. Tot het Geflagt van Menispermum of Gulp- zaad, bevoorens geheel door my befchreeven *, «‚r, p, hadt de Heer N. L. BURMANNUS cen veer de 7 betrokken , onder den bysaam: van glabrum dat is glad; welke door Prvon nbehid was: 8 p) Klim. (2) Datisca Caule hicfuto. Syf?. Nat. XI! , XIII, Aa s Il, DExr, XI. STUK. 378 TwWEEHUIZIGE KReIDEN. WW. Klimmende-Plant., met dikke gladde Hartyormi- zeeen ge fpitfe Bladen en een ronde roode. Vrugt , Daun Pla * Tayonam op Fava g genaamd. Ik heb paden den STUK. haam van Pantjafona , in.Vogt , vio «aar cen en Gewas ontvangen , ’t welk eek met cal “die Soort fchynt te ftrooken; ten minfte wyst a nd de manier. van: groeijing aan,dat, het tot dit Fig. 2. Geflagt behoore, Het heeft dikke Trosfen van veele-rondachtige Besfen „in ieder van welken &én Zaad. vervat is, van eene zeer zonderlinge figuur „die. mooglyk ook de Geflagtsbenaaming billykt. Het is Schupachtig rond, op de kan- ten.getand , opde zyden. plat en wederzyds diep vitgegulpt » zodanig , dat het in t midden een ___doorfchynend Plekje cof Gaatje heeft : des ik © hetin twee,plaatzingen veigroot , by a enb, ade heb voorgelteld, Byzonder. fchynt het naar 2% _Hopigbakje.of onderst Bloembla van die Plaat, welke deswegen. Vrouwen of Papeafchoen. ger noemd wordt (Calceolus Marie) te gelyken(*)e Onder de Enkelbroederigen van deeze Klasfe, zyn nog te befchryven overgeblecven de twee ogende Geflagten. Xs Nen sa tok ï s Sam P EL os. Touwdeuif® Bin Mangerie heeft -den Kelk. vierbladig » zonder Bloemkrans, maar een Raderachtig Hoe pigbakje en vier Meeidraadjes „ die gedeeltelyk famengegroeid zyn: het Witje den Kelk een- bla- ds Mes, (*) zie toen. Ta. 249. Bor rr bladig , Tongswys’ rondachtig en geen Bloem- krans; drie Stvlen en eene éénzaadige Befie. eenen Pus komen de Kenmerken in de befchry ving Hooids van ’t Geflagt voor-(*) ; maar aan ’ hoofd der" nes Klasfe ftaat , (met de uitvoerige voorftel'ing der „‚,,. Kenmerken GB overeenkomftig dat het Man- netje geen Kelk, doch een vierbladige Bloem heeft, en vier Meeldraadjes ; het Wyfje geen Bloem noch Kelk, drie Stempelsen de Vrugt eenzaadig, - _ Dit valt ek overeen te brengen en mên zou mogen derken, dat nader Waarneemingen dit verfchil hadden veroirzaakt „indien het niet by herhaaling in de zelfde Uitgaaven van het Samenttel der Natuur , maar weinige Bladzye den na malkander, dus tegenftrydig gevonden werde. Ik zalinmiddels de drie opgegevene Soorten , altemaal Amerikaanfehie Planten 5 be fchryven. { Touwdruif. met t Sch ken Ì ze uitgerande Bladen Momadel. (*) Sy/?. Nat. XII. p. 661. Veg, XII …p-7 er AJ Gen. Plast. Ed. Vs aid daar 8 hete de Didikia . Hekangria ftaat, en Ed. (1) Cisfampelos Fol. ee Cordatis emarginatise S YR Nat. oe nas. Pez. XIIL. p. 750. Mat. Med. 459. Lorsr. te 267. Glemaris Baccifera glabta & villofa, roe fundo & enb folio. PLUM. Amer. 78. T. 93. Fil. T. 183. Convolvalus Brafilianus Fl. e&topetalo , monococ- Raj. Hij. 153r. Caapéba. Marcgr. Bras. 24. Pis, Bras, 94 vn Cisampelòs fcandens Fol. peltacis Gc Brown. Bes £57. IL. DEEL. XI, STUK.) 350 TwEEHOIzZIGE KRUIDEN, IV. Dit wordt gehouden voor de Amerikaanfche ADE Plant „ die den Wortel , genaamd- Pareira bra- Hoorp- Va, uitlevert; welken men als een byzonder STUK. _ Middel, tegen den Steen „ het Podagra en an= gage 9 dere Kwaalen, gepreezen heeft, De Smaak is bitterachtig zoet , de hoedanigheid afzettende en verzagtende., byna gelyk die der Openende Wortels en verdunnende. Houten. Het Kruid, Caapéba in Brafil genaamd, noemden de Portu: geezen, wegens de uitmuntende kragten tegen het Slangen- Venyn, Lieve Vrouwe Kruid, Hete zelve groeit byna als de Winde eu heeft de Bladen fomtyds Hartvormig „ fomtyds rond, doch altoos. met den, Steel naar ” midden inge- plant, gelyk in de zogenaamde Oostindifche Tuinkers. Het-is derhalve Schildbladig en als. het Loof Wollig is , gelyk men ‘top Jamaika veel in, Kreupelbofch „ omftreeks de Stad St Jago vondt , werdt het Velvet « Leaf , datis Fluweelbad geheten. NA (2) Touwdruif met aan: der voet PS wedaal iel vi niet ingefneeden Bladen, eed Kondbla- — ‘Het komt vreemd voor ‚ dat de Bloem: ia dig. de voorgaande Soort agtbladig zou zyn, gelyk „Rav uit MARKGRAAF meldt, En dat LiN- NEUS EUN of die misfchien niet het Wyfje Bis zy Ff | fap Fol. bafi_petiolatis. integris. „Caapé)a pij ari non. umbilicato, Paum. Gen, 33: Ze 7. ie DE TiS TE RIKA: zy van deeze ; daar hy de Vrouwelyke Bloem _ IV, {tele Kelk- en- Bladerloos te zyn , in-dict Ger XXIV flagt. Hoe ’ zy, dewyl ’t Gewas, volgens goorn. Browse, de Mannelyke Bloemen aan Tros- STUK. jes, de Vrouwelyken geaaird heeft, met Bla- a Mona. derige Aairen: zo komt deeze, volgens de Af- vere beelding van PLUMtER, het Marnelyke na- der, Doch hier is sriedierdeik tegenttrydig ‚ dat; paar de befchryving , Bloemen van beiderley ‘Sexe zouden voorkomen op de zelfde Plant, Men mogt derhalve dit Gewas nog wel tellen onder de genen , die nader onderzoek verei- Íchen. De fchrandere LOEFLING, a hetzelve aan de Vafte Kust van Zuid- Amerika waar- nam , merkt aan, dat in de Mannetjes de Bla- den niet, in de Wyfjes Schildvormig zyn, altoos Wollig: de Mannelyke Bloemen Tuils- wys’ groeijende op Steeltjes, met een vierbla- digen Kelk eneenbladige Bloem, hebbende één Meeldraadje met vier Meelknopjes : de Vrou- —_ … welyken Troswyze geaaird, met Blikjes, waar uit Blommetjes voorkomen , die een eenbladí. gen Keik hebben en een enkel Bloemblad. Hoe veel verfchilt dit niet van de opgegevene be- ingen! De. laatíten hadden kleine- dunne Srylrjes en enkelde Stempels , waar op een * rondachtig ovaale Vrugt volgde , cen weinig famengeârukt en eenigermaate need een enkel Zaad, @) Tie: IE, DEEL, XL STUB) 432 TWEEnUIzZIGE KRUIDEN, (3) Touwdruif met Hartvormige fpitfe gehoeke te Bladen. ers Deezs Soort billykt de beneaming van Zouw- r _druif, mer den Griekfchen Cis/ampelos overeen- Gifaapsbrkonmttig. Zy is in Karolina-waargenomen door Spiusbla- CA TEsSBY ‚ hebbende dunne Ranken , waar ” mede zy by de Muuren van oude Gebouwen, als ook by Paalen en Boomen opklimt $en zig om dezelven ûrengelt. De Dlacen heeft zy naar die van de gewoone Klyf of Klim- op gelyken- de, en draagt Lrosfen van roode Besfen , wel ke zo groot als kleine Erwten zyn. N APE A, De Bloemen zyn, in dit Geflagt, vyfblacig en de Kelk vyfdeelig in beide Sexen. De Man- netjes hebben veele famengevoegde volmaakte Meeldraadjes en onvrugtbaare Stylen; de Wyfe jes veele dergelyke onvolmaakte Meeldraadjes en veele Stylen , die langer zyn. Het Zaad- huisje is rond en plat, tienbokkig met eenzaame Zaaden. Het bevat de twee en Ta fche Kruiden es Ga) Napza met naakte effene mn es 6 ng gladde gekwabde Bladen, Uit ‚ Gladblas ëige, (3) rn Fol. Cord. acutis angulatis. Smilax len's Fol. angulofo Hedetaceo, eenen Car. I. p. ste T- sle SELIGM. Virg. Il. D, Pl, oet Ps Pedunculis se lavibus Se. Sy/?. Nat. en reg, Bee zate r Etre 883 Uit Zaad van Virginie was deeze Plant, al- _ AV, lereerst ‚in de Leidíe Akademie - Tuin opge- Ed groeid, ter hoogte van ineer dan zes’ Voeten, Hoorss Zy heeft een Wortel naar dien van Heemst in STUK: gedaante en kragt gelykende; de Bloemen er Tes e Len ook zeer daar mede overeenkom- eén Span groot. De 1 Bloishad zyn Wen niet tweehuizig maar tweeflagtig. (2) Napea met omwindzelde gehoekte Bloem- u. fleelen en gepalmde ruuwe Bladen. Aen Ruuwe Zwaarder van Gewas komt deeze in Virgi. bladige. nie voor , hebbende de Bladen een Voet over *t kruis, Schildvormig; maar tot aan den Steel, de onderften in zevenen, de middelften in vy= ven ; “de bovenften in dricën gedeeld. Zy groeit ìn een groote Valey der Wettelyke deelen „ vol Kälkfteenen , tusíchen de blaauwe en Noorder Bergen , zegt CLAY TON, De ee zyn kleiner dan der voorgaande, in de” | Planten Manpelyk of onvrugtbaar , inde Wyf.- jes vrugtbaar. De Zaaden groeijen Raderachtig aan Gen. 838. di XL. P- 750, Sida Fol, palmatis. H CM, 346. ps 193. R- Lugdb. 348. Malva Virginiana Ricini fo!to. Ja lak 22e T. 23. Napza hermaphroditica: Spa Plant. p. (a) Een pen ierldnis angulatis &cc. GRON, Virg. 102. Althea magna Aceris folio Ec. BANast. Virg. 1928, Abutilon folio profunde disfetto , Ped, multifioris ee & Foemina, EnsET, PiB, 75 % Er Drin, Xle STUK, 354 TWEEHUIZIGE KRUIDEN, IV. aan den top der Stengen ‚ zynde ieder gedekt ren met een Snuitig Huidje. Deeze Soor blyfé Hoorp, zo wel over als de voorgaande, STUK. XXV. HOOFDSTUK, Befchryving der VRELWYviGE KrRuiDeN (Polygamia) , tot welken het Nieswortel , Glaskruid, de Melde en anderen behooren. T de befchryving der Boomen van deeze Klasfe , heb ik om(tandig gemeld, waar in de Veelwyvigheid beftaat en waarom de Plan- ten; daar toe behoorende, dus genoemd zyn *: mn. etn dat zy naamelyk Tweeflagtige en bovendien hl 565, _Mannelyke of Vrouwelyke Bloemen, ’t zy op ééne of byzondere Planten, hebben, en dus één- twee of drichuizig zyn. Van de Eenhui- zigen komen hier nog de volgende Kruiden voor. VERATRUM. Nieswortel, „De Bloem is, in dit Geflagt, zesbladig zons der Kelk: de tweeflagtigen hebben zes Meel draadjes, drie Stampers en drie veelzaadige Zaadhuisjes : de Mannelyken zes Meeldraadjes en ’c beginzel van een Stamper. en Ee volgende Soorten , twee Europifche, daar in begreepen, Gel G>: he AE rr C 9 Nieswortel met een meervoudig famenge- IV, flelde Bloemtros, de Bloempjes overend. ete Die Kruid „dat in de Zuidelyke doelen vanen Europa ; als ook in Switzerland, Ooftenryk en _ 1. _ Rusland, ja in Siberie „op de Gebergten groeit , Mh is in t algemeen bekend by den naam van. Wit Wubloe. Nieskruid , wegens de wicheid. van den Wor. ij tel; om het dus van ’t gewoone Zwarte Nies: kruid der Apotheeken te onderfcheiden, Bevoo: rens heb ik verklaard , waarom dit beter Nies- wortel genoemd worde (*). „ Niets is gemeener op de Bergvelden en iù ss de Valeijen der Switzerfche Alpen , (zegt ke HALLER (CT) ») dan dic Gewas, ’t welkéen »> Steng van twee Ellen hoog, niet Takkig ; pe regtopftaande 3 Bladen uit de ontwikkeling > van de Steng gefpraoten, geftreept , Lancet: » vormig Eyrond heeft ‚en tâlryke digte Bloem- », Aairen ‚ met opgeregte ‚ ruigachtige, ftyve, 3, witte Bloemen „ die van buiten 5» ZyDs aan den voet met een Pylswyze Streep » 8E (E) Prfarrúm Racemo füpradecompofito; Corollis “erec» tis. Syfi. Nat, XIl. Gen. 1144, Ver. XIiI. p. 757. Verte ramofö. Jfat, Bled. 471. Helleborus albus Flo- re fubviridi. C. B. Pin, 186. H‚ Cif. 463. R. Lägdb. 45. Helleborup albúm f,_ Verdtrum, Dop, Pempt, 583. LOB: Je. 311. CAMe Epite 939. ° _*) Zie it, D. IX. STUK, bladz. 256 «260, _(f) Helv, inchoat. Tom, u. Pp. 96, derd Bb Il, DEF. Xle STUK, IV. 386 VEELWYVIGE Kruipen. s‚ getekend „de-drie buitenfte Blaadjes harder, ADE ‚ de drie binnenften bleeker , allen geftreepe ars , hebbende „ en de bovenfte Bloempjes twee- sruxk. 5 flaetig, de onderften Mannelyk.” Eenbuie , Het beflaat , (zegt hy wyders,) als een », fchadelyk Onkruid geheele Bergen, worden: „ de van geen Diet gevreten dan van den Muile » ezel , dien ik , door groote Velden , met hete » zelve begroeid, naar Montendre trekkende; „‚ de Bladen, in ’t voorbygaan, gretig heb zien z» afplakken (*). De Wortel, die uit een dike „, ken Koobbel veele Vezels afgeeft, is uiters „ maate heet , brandende den Mond en Lip- z‚ pen.” Aan 't Vuur druipt ‘er eeù zeer fcherp "‚‚ Vogt Dr pit luide inderdaad Rherorifth , om uiet te zengen Co misch. Want t hoe ken zulks dienen, om te toonen , car de Muilezels de cenigfte Dieren OLEN de Ka Kruid eeten, en hoe wist die geleerde Man, dat het an geën andere Die- vreten worde. Het tegendeel , zelfs, laae-hy-eenige Regels verder blyken , wanneer hy uit THEOPARASTUG by: brengt: Wis Veratri, cum, Peggra eo aterentur., deprebenfa oft. Die Autheur, immers, zegt duidelyk: „ Men verzekert , dat » van het Zwarte Nieskruid de Paarden, Runderen en Var- a» kens ft pen deden de am aen; mar det de am Schaapen het Wiete aficheeren „en men daaruit allereerst aa deszelfs kragten befpeurd hebbe „ dewyl zy 'er van 428 d kan duidelyker ven dien opzigte gezegd worden, en het is uit de hedendaagfche Weidery genoeg bekend „dâr de Schaa- pen Kruiden :vsecten, welken de Bunders ftaan laaten; gC- dyk den fcherpen Veld-Ranonkel; ja zelfs de Taxis, die haar doodelyk is, PSL FT GAM A39 f_ Vogt uit, byva gelyk de Kalk ftort (*). Het IV; ‚, Waterig Aftrekzelis flap , het Geeftige fcherp. 4 de ss Men krygt’er , niettemin , een groote veelheid Pil ss Extrakt van met Water, tot het halve Ge-°TUKe » wigt der Wortelen , ook flaauw. En het met Mercikie. » Wyngeest bereide Extrakt”is minder kragtig » dan de Tinétuur , doch evenwel te fcherp. » Derhalve moet de voornaamfte kragt in de ss vlugge Deeltjes plaats hebben, die onder ’t >, uitwaafemen vervliegen. Zelfs het Waterig 2, Extrakt wordt te ftérk geoordeeld” (4f). Dit aangaande het onderzoek van deezen Wore tel, die by de Ouden niet minder vermaard was dan het Zwarte Nieskruid. Zy kenden deszelfs gevaarlyke uicwerkingen , en bereidden het Lig= haam, zo voor alg na het gebruik. Ha1rro- CRATES wilde, dat men eerst de Maag zou opvullen met Spys en Drank: Ruazmes, dat men door ’t ingseven van veel laauw Water de kragt zou breeken. Immers het geweldig Braaken en de Bloedloop „ dien deeze Nies- wortel , ingenomen zynde, veroitzaakt, is ver- fchriks (*) Dit, wit Gzorrrov door HALLER bygebragt, is wee derom zeer Rhetorifch en onverftaanbaar. GEOFGROY zegt, 7 dit men uit de Wortels van 'e Witte Nieskruid, door pe Srei Ontbinding, met Vuur [dat is door Deftillarie „‚ in een Retort,} een Geest krygt van Ben zeer f „Smaak, weke de Solutie van Sublimaat doet follen,” Moog!yk is die uitdrukking daar van ontleend, (f) Dit brengt gezegde Heer uit NEUMANN en CARTHEU- bam te berde. Bb a El. DEEL. XI, STUK, IV. Ê en, XXV, HoOorD: STIK: Eeshui-. Zigte £ 888 VEELWYVIGE KRUIDEN, fchrikkelyk. De Vader der Geneeskunde heeft reeds van doodelyke Scuipen, daar door veroir« zaakt , gefproken. Door „het gewoone Genees- middel der Noordíche Volken, het poeijer des Wortels met Keuken- Afch , een weinig Aluin en Gember ‚gemengd ; tot een Drachme tegen de Koorts in te neemen „ heeft BARTHOL te Nus een wonderlyke omdraaijing der Oogen ea blindheid van een Uur lang zien ontftaan , tot dat na” menigvuldig braaken de Wortel weder uitgeworpen was en de Koorts verdreeven (*), Geweldige benaauwdheden , Stuipen , Krampen , Flaauwtens, ja de Dood , heeft men in Men-- fchen van cen-zwakker Geftel dikwils daar uit zien voortkomen ;op welk een manier die Wor-. tel-ook ingegeven werde. Zelfs, uitwendig op de Maag gelegd» heeft dezelve doen braaken. Het Sap ‚in de Wonde komende en zig dus met het Bloed vermengende „ is voor Menfchen en Beeften een “oogenblikkelyk Venyn. « Hierom» was het oudtyds ‚in Spanje en Portugal ‚de ma- nier ‚de Pylen daar mede te beftryken , met welken men op de Jagt ging. In zeer kleine veelheid niettemin, op zekere maniér bereid , en voor fommige Geftellen, is de Witte Nieswortel een Geneesmiddel , dat in hopelooze Omftandigheden woorgefchreeven. kan worden ; doch beter een Kwakzalver dan een braaven Geneesheer past, Rene Rusíi- fche aa. NOP Hafs. Tom, V, Cap, de POL EE CG AMI -Ar- 389 »„»fche Ingezetenen van Siberie gebruikenze. tv. „tegen de Waterzugt (fchryft G MEL IN.) AFDEEL. ‚ Het Afkookzel , naamelyk, van den Wortel hei ss Beemen zy degelyks, tien of twaalf Dagen lang „srux.— s alle morgers in; waar van zy geweldig aan Monoikia, s) 't overgeeven en afgaan raaken ,’c welk fom. ss migen herftelt , doch de meeften va van kant. ‚‚ helpt. Ook worde bet ‚ doch zeldzaamer „ „ in de Spaanfe Pokken gebruike. De Wortel, sen deszelfs Vezelen aan den voet der Steng si, geplaatst „ zyn by die van Jenifea. in gebruik „tegen allerley Zweeren , inzonderheid loo- „pende aan de Beenen. Alle morgens ecten „zy. een Vezel en Haairtje van den Wortel, ‚, zo lang tor dat de Zweeren gezuiverd en » ra zyn. Zy zeggen dat, onderdien, ‚hun dikwils Afgang verwekt worde en poo- „‚ ging om te braaken, In de Noordelyke dee- s‚ len van Siberie „verhaalt men, zou heteecen ad ei eerst uiefchietende Bladen, in %. Voor. aar, doodelyk zyn voor het Vee (*). ws fchadelyk en veele Menfchen doede” … Huismiddel levert de Wortel van * Witre si Ee Nieskrnid ‚ welke by de Kofakken in alle Ziekten zonder onderfcheid gebruikt wordt. a „ Oneerl Vrouwlay dryven ook daar mede 5 de Vrugt af CH. se Zonder nadeel komt nat War. tel *) GMEL. Piaxt. Sib. IE. ps 75e 76. (1) Gaarn. Reize durch Rusland, 1. Th, p. 155a 8 Bb 3 U. DEELe Xl, STUK. IV. Arprer, XXV. Hoorp- STUK. Eenbui zige, 390 VEELwyYvicE KRUIDEN, tel in het Niespoeder, dat men Groene Snuif noemt, en dit is deszelfs voornaamfte dienst, tegenwoordig, in de middelfte deelen van Eu- ropa. Een Smeering, daar mede bereid , is ook tegen de Schurfc zeer nuttigen het Afkookzel tegen den Huidworm der Runderen. Van een zonderling gebruik , dat mer ’er in Noord-A- merika van maakt, fchryft de Heer KA r M het volgende (*), > Om te verhinderen, dat Kraaijen , Mays- 5, dieven of Inkhoorntjes, de verfeh geplante ‚‚ Zaaden uit den Grond krabben , neemen „> fommigen den Wortel van * Witte Nieskruid » „s dat daar merigvuldig op vogtige plaatfen’, ss in Moerasfen en Beeken groeit , en weeken ss in het koud geworden Afkookzel daar van » de Spaanfche Tarwe, die zy meenen te zaai- — sjen. % Avonds worden ’er de Korrels inge=” » legd, ’s morgens weder uitgevomen en dan 9 geplant. ’ Gezegde Gediërte, een of twee „ Korrels daar vaa uit den Grond gehaald en »» die opgegeten hebbende, word: ’er zo dron- » Ken van, dat zy om ver tuimelen , en dit dient s tot een affchrik van de anderen. Maar, men „> moet voorzigtig zyn ‚dat geen ander Vee van » die geweekte Korrels vrecte. De Mays, daar » van geteeld, heeft geen de minfte madeelige » hoedanigheid, voor Menfchen of Beeften.” | (2) (©) Stoch/n Verband. 1751. pe 324 BSE V GARE A 301 (2) Nieswortel met een en nd Trés en _ IV. zéer uitgebreide D Zeer naby komt deeze aan de voorgaan. HOR de, zegt Linneus, doch verfchilt door de _ 11. plaacs s kleur , ruige Bloemfteeltjes, uicgebreide Sit nict opítaande Bloemen en een Ide, Zwart. Tros, dic niet Pluimswyze verdeeld is, Ande- aem. ren hebben het alleen door de-zwwartachtig roo- de Bloempies ; endat het vroeger bloeit, onder- fcheiden. Het is in opze Tuinen als een uiet onaartige Bloemplant ‚ inzonderheid aan zyne breede gekreukte Bladen, bekende Wild vindt men het niet, dan in Hakbosfchen van Honga- _ tie, en op opene drooge Velden in Siberie, al- waar het in de Ooftelyke deelen overvloedig voorkomt; mids niet Noordelyker dan op vyfe envyftig Graaden Breedte , volgens G ME LIN die ‘er dus van fchryft. ss Ik heb geen werfchil tusfchen deeze en de „‚ andere kunnen waarneemen „als dat de Bloem- „… fteeltjes langer zyn dan de zeer uitgebreide ‚‚ Bloem. Ia de voorgaande zyn zy korter, STELLER meldt ; dat de Bladen langer en „ ler (aj Vérnitum Racémo compofito , Corollis prtentisfim is. Ver. DE Corollá Fers longioribus. GMEL. 54. 1. p. 76. Helleborus albis Flore strorubente, C, 5. Pis, 186. Ee Hi. Ii. p. 485. ee Fee Verde he ke Hell, albam El, attorubenrtinus pticos. LOB. Je, 345e b 4 Hi. DEEL. Xj. STUK. Le iig __de Bladen uit den Wortel, loc= 592 VEELWYvIGE KRuipEn, » yler aande Steng geplaatst-zyn. Maaken „, ook de drooge Velden het Sap, dat op voge «» tige plaatfen door cen Ouderdom flaauwrjes ‚‚ purpert , uit zynen aart donker paarfch 2 “%s Kunren die tevens oirzaak zyn, dat de Bloem ss Eens zo klein valt , de Bladen langer groeie » jen en minder in getal? Zal , eindelyk , de „> fchraalheid van het Sap de reden zyn, dat de » tand der Bloem zig niet kan opregten ? Zo ss men. dit bewyzen kan, dan zal ík toeftaan, 5y dat deeze beiden voor cen en de zelfde Plant » te houden zyn. Maar 5 libris dat dig bes ss wys verder te zoeken z Het is ook ten uiterfte onware aan- gezien deeze beide Soorten in de ‘tuinen, op eene zelfde Groeiplaats , « gezegde verfchit behouden. De laatfte pronkt, inzonderheid ‚ met haare lange gemede” Bloemiteng: » vol kielog knopjes hebbben. Pe 'Bloemblaadjes vallen niet af, maar worden groenachtig , en fommigens hier en daar , bevatten , als Kelk, de Vrugt; beftaande uit drie, en emcyds vier Scheedjes, welke veel gelyken naar die van ’ Zwarte Nieskruid, (3 ) Nieswortel met een geheel enkelde Tros; In (3) Veratram Racemo fimplicisfime , Fol. fesfilibus. GRON: Virge Ml. 158. Refcda Fol, Lanceolatis , Caule fimplicisimo. Ei: _ GRON, Pr CER IO KALMA NÀ. 393 “In Virginie en Kanada’ grocit deeze Soort , IVz die zeer naar de breedblacige Weegbree gelykt, ben hebbende een Krans van breed - Lancetvormige Hoorp-: geribde (tyve-gladde Bladen op den Grond, uitsrums welken een Stergetje ryst vanseen Voet hoog, Mensikia. met eenige kleine Blaadjes, die men Blikjes zou kunnen noemên en aan ’t end een digt ge. : tropte Aair van geele Bloempjes, RE _ Hier toe behoort een dergelyk Plantje met == witte Bloemen, dat zo wel als het geelbloemie ge een gróoten knobbeligen gedraaiden Wortel hecft, die gekaauwd zynde Speekzel doet uit- werper. Men noemrtze ‚ in Noord-Amerika; volgens CLAYTON, Ratelflang- Wortel, en, volgens COLDEN , Eenhoorns - Hoorn. Buiten twyfel zal die, welke, in’c Werk van Tgew, door Enrer afgetekend, gebragt is, hoewel de Bloemen een Roozekleur hebben „ ook tot deeze Soort te beerekken zyn. ener De Tweeflagtigen hebben , in dit Geflagt, geen Kelk , een vierdeelige Bloem, vier Meel- draadjes, een tweedeeligen Styl, en één Zaad. je; de Mannelyken geen Kelk, de Bloem drie- of GRON, Virg. Ie er 8. Veesttum Scapo fiftu'ofo et Ramo. fo, spica friââ, EnnEr per TREW. Tat.77, Ver. Racemo , fimplicisfime ‚-Coroll, patentibus , Staminibus longioribys, MiLr: Dit. Tab. 272 Bb s IL. DEEL. XL. STK: Iv, 304 VEELwYvricr KRUIDEN. of. vierdeelig ; drie of vier Meeldraadjes en een Ark verwelkten Stamper. Het is naar den vermaat- XV, Hoorp- den VAiILLANT, die zo veele fraaije Waare STUK — göemingen omtrent de Platen aan ’t licht ge- brágt heeft, getvteld, en bevat de agt vane de, meest Buropilche Soorten, An (1) Valantia met de Mannelyke Bloemen drie- Marais. deelig „de Tweeflagtigen op een gladrhgt- ee: beginzel zittende. EN Op Zandige , ruuwe, Steenachtige plaacfen, die droog zyn, aan den Zeekant, als ook op oude Muuten- en Wallen , by Montpellier „ Marfeille., Rome , Livorno, en elders in de Zuidelyke deelen van Europa, groeit dic Plants de, dat het viterlyk aanzien der Gefternde of e-Kruiden (*)- heeft , doch door zyne Vrugtmaaking!s zo wel als de volgende, zeer daar van verfchilt. Drie Bloempjes, die Klokvormig zyn , heeft hetzelve by elkander, waar van de twee bovenften driedeelig zyn en onvrugtbaar ; het onderfte vrugtbaar en vier- deelig. Het Zaad , dat Nierachtig is, zit in een gedoorhd , doch niet ftcke!ig Zeadhuis- je. Het heeft vier Blaadjes by elkander aân zyte gladde leggende Stengetjes, (2) (1) Palantia Flor, Masculis trifidis Sc. Syf. Nat. Xie Gen. rist. Pig. Kill. p. 762.’ GovAN Monsp. s16e Vk procumbens glabra. H. Clif. 468. R. Lup ib, 253. Val. an* mea qaadrifolia verticillata &c. Mica. Gen. 13, T. 7+ Ruber Ola echinata Saxatilis, C. B. Pin 334 Cmiciata Muualis minima’ Romana, Cor. Eepbr. I. p- 298. T. 297. C°) Persicillase; zie IL, De Vil. Srum, blads, 2690 PS LT es AM ia Mi (2) Valantia met de Mannelyke Bloemen drie. IV. deelig , de Tweeflagtigen op een flekelig AFD: lee Vrugtbeginzel zittende, goor: TUK, Deeze gelyke naâr de voorgaande zeer, griaar it. is grooter en geheel ruig van Gewas „pietneer- Valantia leggende , eens zo groot en niettemin hen Cen scckelige, half Voet hoog ; anders byna van de zelfde ge- daante, De Bloempjes zyn geel en komen voort k: het ftekelige Hoorntjes. Zy groeit ook in Zuidelyke deelen van Europa. (3) Valantia , die alle de Vrugtmaakingenmet HI een Eyrond neergeboogen Blikje bedekt C% oren heeft. Een klein Plaptje ‚dat Buxraum op ’t Ge- bergte in Klein Afie vondt, door hem Cuculla- ria genoemd „om datde Bloempjes in een Huiks- wys geplooid Blaadje verholen zyn. Het is ook vierbladig , errheeft een langwerpig Zaad, (4) Valantia met de Mannelyke Bloemen. drie- Iv. dee- Aparines Kleevende, (2) Walantia Flor. Masculis trifidis &c. Valantia erefka hispida. Ml. Cif. 463. Galium Fl. Masc. trifidis. ZINN, Geert. 233. Gj Valantia Fenttifie: fingulis Brakeâ ovar deflexì ob- teltis. Am. Acad. FV. p. 295. Cacullaria, Buxs, Cent. 1e P. 13. T. 19. f‚, 2. (4) Valentia Flor. Masculis trifidis Pedicellatis &c. H. Ups. Joz. GOVAN Monsp. 516, Aparine Semine levi. VAILE- Paris. Tie T.4. 6 5e IL, DaEL, XI, STUK, 396 VEELWIVIGE KRUIDEN, delig , gefveeld en op het Steeltje van de ge + „Tweeflagiigen zittende. — STUK. Onder. ’: Koorn, im Duitfchland Vrankryk Emba. en op Sicilie , grocit deeze ‚ die de peftallejdn Te IE Kleefkruïd heeft , zynde de Steng agter- … waards ruuw en klimmende, de Bladen by zese, fen gekranst , met ruuwe randjes. Het heeft. Steeltjes zolang als de Bladen, ook met drie Bloempjes , één ongefteeld tweeflagtig , de twee zydelicgfe Mannelyk en „gefteeld, nu drie. nú vierdeelig. De Vrugt is rond en niet rùuw, maar Sagrynachtig en bier-door verfchile-zy in- _zonderheid van het “Kleef kruïidy-dat Zaadhuis- jes als gefuikerde Koriander heeft, zegt Varr- LANT. Dit was’er bevoorens toe betrokken (*), Het Kruid eee, Ke ab aan de Klee- deep.” ne (5) Valantia met de Mühle Bloemen vier yi nele € deelig, de Steeltjes gegaffeld ongebladerd; eee de Bladen Hartvormig. 6 cwriche oes “Dit is, gelyk de voorgaande » een n_jaarlyks — Kruidje, voorkomende , volgens LI NNEUS, E bons in (*) Aparine Semine Coriandsi Sacharati hujus videtur Va- rietas, Semine paulo magis exaspeiata, HALL. Helv, inchêate Lp. 319. (5) Walantia Flor, Masculis quedrifidis &c, Govan Monip. Srl. Ups. 303, Cruciata Ozient. -latifolia ereta glabras TEULNE, Cor. 4.” Pro at 6 AREA. 397 in Egypte, Syrie en Barbarie. De Stengetjes IVe zyn een Voet hoog, met Hartvörmige , glad-Ar DEELS de , Kruisblaadjes, ’c Plantje heeft eindelyk Hoor. alle Blaadjes omgeboogen , het rype Zaad be-STUK. dekkende: als wanneer de Leedjes van de Steng afgaan , wOrdende met de Blaadjes door den Wind her- en derwaards verftrooid. (6) Valantia met de Mannelyke Bloemen vier- _ vr. deelig , de Bloemfteelen tweebladig. wr …__ Gekruisre. Dit Kruid, dat in Duitfchland „Switzerland, Vrankryk, als ook in onze Nederländen groeit, voert den paam van Croifette of. Kruiskruids- hoewel, men eenander van dien naam , veel bekender en gemeener , vindt (tf). HALLER noemt het Walftroo , met viervoudige ruige Bladen en agtbloemige Steeltjes, In Switzer- land, zegt hy, is niets gemeener aan de We- gen. Het blyfc over en geeft jaarlyks leggen- de Stengetjes uit, met vier taamelyk breede Blaadjes kruislings bezet. Het heeft een rond Zaad in een rimpelig Huisje en kleurt ee Men houdt het voor een Wondmiddel , pe (6) Walantia Flor, Masculis quadrifidis , Pedunculis di- Phyllis. -H. Ups.” 303. GOVAN Monsp. 516. DALIs. Paris. 3os. GoRT. Belg. 238. Galium Fol. qüaternis, Flosc. in Alis confextis. H. Cliff. 34, HALL, Helo, 462. Helu. inchoat. 1314. -Cruciata hirfuta. C. B. Pin. 3354 „Dop. Pemspe, 257. LOBe Je, 804. 3 (*) Zie 't voorgaande X, STUK, bladz. 638, enz. IE DEEL. XI, STUK: 398 VEELWYVIGE KRUIDEN. IV. tot Breuken. ook nuttig zou-zyn, wegens de ei famentrekkende hoedanigheid, eer (7) Valantia met de Mannelyke Bloemen vier- vil. deelig , de Steeltjes gezaffeld ongebladerd; ger de Bladen ovaal, op de kant gehaaird. Gladde, Dit Gladde komt het ruige Kruiskruid „zode Ridder oordeelt, al te naby. Het groeit naauw- Iyks een Handbreed heoz , in Ooftenryk ca Italie voorkomende. Omftrecks Bononie vindt men het den geheelen Zomer, zegt BAURI- NUS$, tusfchen de Doornen. VIT. (8) Valantia met alle Bloemen vierdeelig be- Ki neden het Vrugtbeginzel , en naakte cen Laagbloe- bloemige Steeltjes. mige, } Op Jamaika in de Westindiën komt deeze voor , die naar het Kruiskruid zeer gelykt » zynde geheel ftekelig, met vier langwerpig Eyronde Bladen. Zy heeft in de Ogelen een- zaame Boegies: de Kelkblaadjes zyn 86” fteeld: de Bloem is Raderachtig , vierdelig, met vier Meeldraadjes en twee Stylen: ande- ten zyn geheel Mannelyk, P a (2) Valentia Flor. Masc. quadrifidis &c. Galium Flor. polygamis Ke. SCO». Carn. 344. Galium Laeifolium en: PAL EG AM 1. Ae 399 PARIET ARIA Glaskruid, =d De Kelk is vierdeelig , zonder Blöemblaad- XXV. jes in die Geflagt, met één Styl of Stamper, sue en het Zaad enkeld „langwerpig, uit het Vrugt- aronsikie, beginzel binnen den Kelk gebooren, De T wee- flagtigen hebben vier Meeldraadjes 3 de Vrou- welyken „ boedanig ’er één, tusfchen twee an- deren, in één Omwindzel voorkomt, draagen zo wel Zaad als die, Het bevat de zes vol. gende Soorten. (s) Glaskruid met Lancetvormige Bladen, „de, ke Steng opgeregt. pig Oostina} Als een byzondere Soort, die naar het Wig-îiche kel-Glaskruid gelykt , wordt deeze Oostindi. fche door LiNNzus voorgefteld , hebbende, zo zyn Ed, aanmerkt, de Bladen Lancetvor- mig ‚ veel langer gefpitst , drieribbig , naakt : de Kropjes der. Bloemen, kleiner, gevat in Els- vormige, niet Eyronde Blikjes: de Seylen lan- ger; de Vrugten ongefteeld , gefleufd. Hier brengt de Ridder het Ambonfehe Kruis- gras van RuMPHIUS thuis , welk de Heer N. L. BurRMANNUs geoordeeld hadt tot de te. behooren (}). Om de waarheid (1) Parietaria Fol. Thinnes Caule ereto, Syft. Nat, Xi. Gen. ris2. ù XII. p. 763, Mant, 123. Graceoger Dum. Rumpis. Amb. V re OE) (f) Buras. FL, Ind, er TJ. DEEL. Xl, STUK. 4ôo VearLwWvviece Kruiveh, IW.- te zeggen, indien dit Krüisgrâs Zaadjes-als he Zandkorrels heeft, komt het met de Kenmer- Hoorp- ken van dat Gellaad door my Tandzaader ger STUKe noemd, weirig overeen (*). Doch’: gezegde win Kruisgras was door LinNaus reeds bevoo- rens tot de Oldenlandia betrokken (f). Hier fchyne my het. Oostindifch- Glaskruid te ftrooken „ ’t welk gezegde Hoogleeraar op- geeft „ als Lancetvormige Bladen -ovérhoeks hebbende, en Rompot Garang by de Javaanen genaamd , met roode Bloemen. Dit zou, vol- gens zyn Ed. , het Memorie- Kruid van Ru m- PAIUS zyn, ’t welk veel naar dat Kruisgras gelykt, en daar toe zou ook het Kakarat der Javaanen behooren , * welk , witte Bloemen en breeder Bladen hebbende , van * Winkel uid naauwlyks verfchile: dan door cen odgeflecide gef gefleufde Vrugt d). a 2) Glaskruid met Lmtivanmie Eyronde saatn Bladen , gegaffelde Bloemfleelen en wee: Europifch. Wen Jen en 2, heid : 8 it eze n. DeVIL Srox , blads. i66. kn (1) Zie IL. D. WIL. Grim, blade 343: at (1) Burm. P/. Ind, p. zer. Herba Memorie, RUMPH. „Amö. Vle p. 29. Te 12. f, 2. Men noemt het dus, om daf de Blaadjes tot & betinedng ef aandenken gak worden. (2) Parietaria Fol. Lanceolatis='Ovatis “&es" Mat, Med. 472. Gor. we 285. R, Juugdb; 210, GOUAN gijn ed Oxp. Dan. sar. Parieratia Officinarum & Dioscoridis. C+ Pin, 1a1. Parietaria Vitriola f,-Petdieium, Lorp. Jee 25% Helxine, CAu. Epit. 849. ERLE DEM Aat Dit is het gewoon Europifch of Winkel- IV: _ Glaskruid, ook Helxine genaamden Perdicium , EE, dat Patryskruid betekent, om dat de Patryzen Hoorp- ‘er op aazen zouden. Men noemt het in ’tSTUKe Franích Parietaria „naar den Latynfchen naam, 249®'®& om dat het veel voorkomt op Muuren; doch het is ook in Wildernisfen en aan de Wegen niet ongemeen. By ons groeit het overvloedig in de hooge deelen deezer Provinciën; maar in de Noordelyke landen vindt men * weinig. De Engelfchen noemen het Pellitory of the Wall, de Duitfchers Mauerkraut , Dag und Nacht. Het heeft een opftaande Steng , van twee Voeten ‚ met lang Lancetvormige Bladen, die in ’t wilde eenigermaate ruig zyn, doch in de Tuinen glad en door het droogen doorfchynend worden als Glas, waar van de Nederduitfche naam. Aanden oirfprong der Bladen komen dige te tropjes van kleine ongefteelde Bloempjes , onder welken de Vrouwelyke vierhoekig en pie= ramidaal zyn’, de anderen R tge- breid , hebbende vier Meeldraadjes , met Meel. koopjes, die Veerkragtig het Stuifmeel uitwer- pen, wanneer menze aanroert. Het Zaad, dat Eyrond is en glad, wordt door de aangegroeide Kelkblaadjes zo ruuw , dat het aan de Kleede- ren hangen blyft , en hier van hadt het den Griekfchen naam, Helxine „, bekomen. ‚s, Het is , gelyk de Puinplanten gewoon zyn;s s, vol van een Salpeterig Sap en Water ; zo 2 Pisdryvende, dat drie Oncen van het Sap de Cc 2 Urin IL, DEEL. XI. STUK; 492 VEELWYVicE KaRuIDEn, IV. „ Urin met kragt afzetten. Het Water iszout, ES », Ook die met den Steen bezet zyn acht men Hoorpe »s dat het de Waterloozing vry maake; ’t welk STUE, _„ alte veel fchynt. Men leest de Hiftorie van Pd seen Calculeufen Hond, die in de Opftop: ‚‚ ping van “* Wateren zig dikwils hulp ver= ‚ fchafte door het Glaskruid; reindelyk, toen ú » ag op gebruike was , flierf en aan de oncf- ‚> fenheid van wiens Blaasfteen de uitwerking van sy het kragtig Middel bleek. Onder die tegen dé „> Melaatsheid maakt C &r r vs van de. Parietá- s» ria gewag. De Kole wordt, tot witmaaking- „» der Tanden , door MarceuuLus gepree- ss zen. Met regt vermaant FLovYERus, dat „>er geen Verzagtende kragt in het Glaskruid 3» ZY ‚ hoewel ’er die gemeenlyk in gefteld wordt, s Om de Kalanders uit het Koorn te houden > wordt het Loof „op den hoop gelegd, van 3, HARR rs aangeprezen” (AN in, (3) Glaskruid met Eyronde ten byna op- when geregte Stengen , dricbloemige Kelken, de Joodtch. „Mannelyke Bloemen langwerpig Rolrond. … Deeze „die in Paleftina , als ook in Italie en in Switzerland grocit, is kleiner van Gewas en heeft leggende Stengen met de Takken opge- regt: (*) Harr. Hebo, inehoat. Tom. II. ps 285e (3) Parietaria Fol. ovatis , Caulibus erectis, Cal. trifioris &e. Parietarie minor Ocymi folie. C‚ B. Pin. 121 ? BOCG: Be 47, T. et. f A, HALL, Hiv, inchrat, Il, ps 285. nà Pokteamra 493 regt ; de Bladen Eyrond thet korte techëns de iv. Bloemtrosjes komen aan de Takken voor, of Er Ee aan den top der Steng. Men vindt de drie Se- Hoorns xen in de Trosjes by elkander , zegt Harr.em.sTUEe Hy zal hier mede zeggen willen; dat ’er Man- Hsk; nelyke „ Vrouwelyke en Penlagtigs Bloem- pjes, in dezelven voorkomen. Doch de uit. drukking is zeer oneigen, Het Krhid heeft; — volgens LiNNAUS, tweelings -Mannelyke Rolronde Pypblomimetjes met de Tandjes aan den Mond famenluikende , en een Vrouwelyk Bloempjes dat Eyrond is; däar tusfchen; (4) Glaskruid, met Eyronde flompe Bladen vei *_Draadachtige geftreepte effene wezens ea Stengen, pe gee ba 6) Glaskruid met bona Eyronde Eden. de Vrugtdraagende Omwindzels vyfdeelig fa- mengedrukt ;. met de zydeling fe Slippers dates grooiers dele ment, Naar de Giselle hebben KL Ab haam „ kleine Plantjes zynde , waar van het eèríte in Portugal , doch ook in Spanje en op je ij () Parttarìa” Fol. ovacis ids: &c. Pariët. Lûte. àn nva minima, TOURNE, Jak, B Patrieteria Sicula Aline: folio. Boc6. Sie. 47 Te: (5) Parietaria Fol, fibovaës 2 Hende Fruâiferis &c: Rn Crét. minor, Csplùlis Sem. alas. Tòuinr, Core Ces ori H. Daarn XL. STUKS 404 VEERELWYvIGE KRUIDEN, Iv, Sicilie, het laatfte op Kandia groeit. Zy heb- Eeen ben kleine Blaadjes, als van Muur (*). pr (6) Glaskruid met gepaarde , effenrandige ; Slomp Eyronde Bladen, en kleinere Ey- ne ronde daar onder gemengd. phylla. iki Aan de Oevers der Rivieren en in de Splee- ten van vogtige Steenrotfen, is dit Kruidje op Jamaika gemeen. Het heeft de gedaante van Duizendgrein „ met zeer kleine Blaadjes, van eene Glasachtig helder groene Kleur. ArTRIPLExX Melde. ' Hier hebben de Tweeflagtige Bloemen een vyfbladigen Kelk, zonder Bloemkrans, met vyf Meeldraadjes ; een tweedeeligen Styl en één neergedrukt Zaad: de Vrouwelyken een twee: bladigen Kelk ‚ fzonder Bloemkrans of Meel- draadjes, met dergelyken Styl en één famen- gedrukt De (9 Het Ceylanfshe , hier op volgendé, is in de laatfte Uit- grave van het Samenficl der Natuur, daar het bevoorens ‚ É bladz, 709, met eene omftandige befchryving „ tot het Ge- flagt der Brandenetelen betrokken was, op bladz. 763 ver geten uit te doen : want de henifs. „ Jant, pe. 50e luide in ’t hoofdzaakelyke ev, (6) Parietaria Fol, Ene eek obovatis, mint. Aquatica. SLOAN, Jam, so, Hil, L, pr 145. T, 9âe fe Ie P oL_Y GA MI 4 495 De twaalf volgende Soorten zyn in dit Ge- tv, flagt begreepen , naamelyk An (1) Melde met een calls Ee: en drie, an kantige effenrandige Blade s Aan den Zeekant, op vogtige plaatfen , in Sn Portugal, Spanje en Virginie, groeit dit Kruid anne" dat men, wegens de Zoutigheid, Halimus ge- noemd vindt, een woord, van Droscorr- pes afkomftig. Het wordt, deswegen, vande Portugeezen Salguedeiras , van de Spanjaarden Marisma, zo’t fchynt, geheten. Een witach- tigen Heefter maakt het uit, met Houtige Tak- ken , die broofch zyn ; de Bladen veelal van eene driehoekige figuur, Vleezig en glad, van eenen zuurachtigen Smaak; de Bloemen , in ’c uiterlyk aanzien byna als van den Olyfboom ;, paarfchachtig 3 het Zaad breed, bykans als dat der Melde, Van dit Heeftertje waren de Toppen of Uitfpruitzels van ouds, gelyk nog heden byde Portugeezen, tot Spyze in gebruik, De Bladen, met Zemelen gekookt en op de pynlyke deelen gelegd, hebben ook in ’t Voeteuvel fomtyds tot verligtioge geftrekt. De Wortels gebruikte men tot Geneesmiddelen, a) (1) Atriplex Cale Fruticofo , Fol. Deltoidibus integris. Sy. Nat, XII. Gen. Iis3, zie. XIII. p. 763. H. Ch 469. RK, Lugdb. 218. GRON. Virg, 195, Halimus tatifolius f. Fruticofus. C, B. Pis. 120, Halimus. Crus. Hif, I. p‚ 53. Hisp. T. pe 73° Dop. Pemprt. 771. LOB Ic. 393. Cc 3 II. DEEL. Xl, STUK, 4e6 VEELWYvIGE KRuipen. IV. (e) Melde met een Heeflerige Steng en Pomp, | ier ze ___Byronde Bladen: ede Deeze, die men Zee. Porfelein noemt, ge aan de Stranden der Noordelyke niet alleen „ Atriplex maar ook der Zuidelyke deelen. van. Europa voor. Immers hier wordt de tweede ZJalimus Seomp ola van Cuusius, die aan de Zeekusten van Va- lence valt ‚ betrokken, By ons groeit zy, over. vloedig op het Koegras en elders aan de Kus- ten, zo van. Zeeland als van Vriesland, enze Zyis ook Heefterig en heeft ronde Takken, met dikke Vleezige Bladen , veel gelykende naar die van het Porfelein, dat men tot Moes in de Tuinen teelt. De Bladen worden fom: tyds als de Kappers ingelegd en dan tot Toe; {pyze ov over. T fel gebruiks, Re Melde met een Heefterige hurkende Sieng; 5, 5 K iem … de Bladen Eyrond ongefteeld cf enrandig N 7 de onderflen eenigermaate getand, Raf 4 Melde met gen Kruidige Ster, à sry òfia. Roosy en en @) Hoijhe Carle Freien, Fol, oboystis. GoRT zu 288, GOUAN Aloms. 515, FL. Suec, 823 „915. R, Lasdhs ai8. Halimus {. iks ein C. B. Pins 120. Pors läca Marina. Don. Pempt. 77 (3) Arriplex Caule idee procumbentë &c. atriples Maritima Hisp. &c:'DiLL, Eith, 45, T, go f, 46, Polygo- mum incanum nen Halimoides. BARR. „Rar. al ] Ee 733. WD deine Caule Hetbaceo ke. Hart. Goet, 19, Ate Be - EN ao Ps andige Bladen en vierhoekige Prugten met _ Wi Cf Tandjes. : ken In de Zuidelyke deelen van Europa , by-£ pe zgonderlyk in Spanje, komen deeze voor, waar Moxeikia. van de eene doot haar Loof sedeandere doo oor haare Vrugten, die als Roosjes zig vertoone uitmunt. De eerfte-groeit ook :by Tholoufe 5, _aan de Middellandfche- Zee , alwaar menze Hers be du Masclou, datis tegen ’t Kolyk dienftig , noemts “Zy valt Heefterig en zeer wit van „ Loof gelyk de voorigen , hebbende zeer kleine rondachtige Blaadjes, De laatfte groeit ook overvloedig in Duitfchland , omftreeks Jena , zo HaureEr wil: ten minfte de aangehaalde van C. BAUHt!NUs, met eene Roosachtige famengedrukte Vrügt. Deeze heeft witachtige uirgehoekte Bläldjes, naar die van ’ Se voet gelykende „ ongefteeld, 5) Melde “met een. Kruidige Sieng,. driekan- ed aten ‘Bladen en gêdoornde ePrigt: Vv. „Ar en ihr Siberifches (6) Melde mes een Kruidige Steng en drie- vr. art Tartarica, n- rig K Che: pes fylv. Froêu Toke ‘compres, 6. B. Pin. 19. Prodr. 88 Rupp. Jen Ne 341 hd (6) Atriplex Caule Herb. Fol. Deltoïdibus angulatis &c. en Fol, angulofis , Canle Ramofisfino, HALL, Goett, dE 6) Arriplex Caule Herb. Fol, Deltoidibus finuato- c4 dene U, DEEL, XL. STUK, 408 VeEELWYVIGE KRuIDEn, Iv, … _ kantige uithoekig getande gegolfde Bladen ArDrELa XXV. overhoeks. si Van deeze groeit de eerfte, die de grootte Eenhui- der Tuin- Melde heeft , in Siberie. Derzel- PE. ver Vrugt is van onderen -Wollig , aan de buitenzyde gedoornd. De andere, die in Tar- tarie voorkomt „ heeft eens Menfchen hoogte en de Bladen zyn van onderen Afchgraauw. Deeze beiden, zo wel als de naastvoorgaande en -alle-de volgende „ zyn. Zaayplanten „die Jaarlyks vergaan. „NE, CG} Melde met eon opgeregte Kruidige Steng Hortenfis. en driehoekige Bladen, Tamme, Hier wordt de Tamme of Tuin- Melde bee doeld, die men in de Moeshoven teelt. In % Fribteh noemt men deeze Arroche of Bonne Dame , in 't Engelfch Orrache „ in ’t Hoog- duitfch, gelyk by ons, Melde of Milde; mis- fchien wegens haare zagtheid „die in het Moes, daar van gemaakt , blykbaar is, De afkomst zou ook uit Tartarie zyn, ’: Gewas, dat ie- dereen bekend is, valt wit of geelachtig, rood en dentatis &c, H. En 305. Atriplex mazitima noftzas proce” Kior. PLUK. Alm. : (2) Arriplax en ereto Herbaceo , Fol. triangularibus, at, Med. 475. R, Lugd. 217. Gort. Be. 238. H. Clif: 469. Atriplex Hortenfis alba & rubra. C. B, Pig. 119 Ai: plex Hortenís, DOD, Pempt. 615. LOB de. 253 Past. Tt SAM: t--A, 422 en uit den zwarten; zo dat het, door zyne Ver-_ rvs fcheidenheid van Kleur „ zelfs de Tuinen ver- ÀFPEers fiert. Het is van eene verzagtende , verkoelen-rigces: de en weekmaakende hoedanigheid, maar de:Tux, — Ouden fchynen iets gevaarlyks daar in opgc- merkt te hebben, Het Zaad, dat platachtig rond is, ter veelheid van een half of vierde Loots ingenomen „ doet purgeeren of braaken, (8) Melde met een Kruidige Steng en driekan- vin. tige getande ; van onderen verzilverde Bla-rn 22 den, gefnippers CE: Aan de Zeekusten van Europa en Noord- Amerika groeit deeze Gefnipperde Melde, dus genaamd, om dat zy haare driekantige Bladen diep ingefneeden heeft. Zy komt aan onze Zeedyken hier en daar, en op Zoute Stranden voor , hebbende een naakte , regte, ronde, ge» ftrekte Steng. De Bladen zyn van boven met een Opperhuid bedekt, die ’er op ’t aanraaken afgaat, en van onderen met Zilverachtige Plaat- jes. Aan’ end heeft zy tweeflagtige Aairen, met roode Meelknopjes , en tweelingfe Vrou- welyke Bloempjes in de Oxeler. De Vrugt- kelk is famengedrukt, vyftandig , met het mide delfte Tandje grootst. (9) (8) Atriplex Caule Herbaceo Fol. Deltoidibus denratis fabtus Argenteis. H. Clif. 469. Fl. Sute. 826, 920. GRON. Virg. tto. Re Lugh. 213, Atriplex maritima laciniata. C, B. Pin. 120, Atsipiex Marina, DOD, Pempt, 6is. LOB, Jee 255. Cc 5 IL. DBEL, XI. STUK: ze VEELWYVIGE KnROIbeEnN, IV, (9) Melde met een Kruidige Steng, de Vrous ie ____melyke Klepjes groot , driekantig » uitge. Hóorre _ hoekt: STUK IX, (zo) Melde met een Kruidige uitgebreide Steng , pr de Bladen byna driekantig , Lancetvormigs Rienda, de Kelken-der Zaaden aan de Schyf ge * tand. En ser WenS Patsla. eeen Spitsbladie —_ (11) Melde met een Kruidige opgeregte Steng ge en alle Bladen effenrandig Liniaal, Gieibralis, s Smalbjae _ Deeze drie Soorten van Wilde Melde ‚komen dige. in ons -Wereldsdeel op veelerley plaatfen aan Wegen , in Tuinen „op Mesten Vuilnishoopen, doch de. laatfte inzonderheid aan de Ocvers van Meiren en Stranden voor, ’t welk zy met de Gefnipperde. gemeen heeft. Zeer overvloedig vindt men deeze ; die door de {malte haarer Bladen uitmunt „aan de, Dyken langs den ge- heelen omtrek der Zuiderzee „ die eenig-Vaor land 6) Arriplex Caule Herbeceo, Cal. Valvulis foemineis GORT. Belg. 289. Bl, Sacc. 327y ozt. DAte Paris. z05. Atriplex fylv, Fol. Haftato {. Deltoide, oide, MO21S. Hi. 237. Atrtiplex fylv. ennua , Fol. Deltoide trlan: ulari Tek 8 mucronato, MoRIs. Hi. ie P: 607. S. 5e Te 32. f, 1 (to) enn Caule Herbiceo patulo &c. Gorr. Belge 339, FL, Succ. 828, 922. DALID. Par. 306: R.L uydb. 218, Atiplex angufto oblongofolio. C. B, Pin. 259. Atripiex fylv, Polygoni {. Helxines.foliis. Lom. Je. 257. Gi) Ee Caule Herbaceo ereto &c, Gorr. Belg, 289. R. Lagdb. or, Fl, Smec. II. N. 923. Atriplex angus tso En folio. HERM. Lag. 79. + EEL GE tn FIE tand. hebben, Voorts verfchillen deze wilde , Kruiden meest door het Loof en door hetgene “rx xv. De in de bepaalingen is opgetekend. Zy vergaan Hoorp- jaarlyks en komen. weer te ggeertetjn uit ge-STUKs vallen Zaad, Gi: (12) Melde met een Kruidige wyd gemiëte XI Steng ; Lancesvormige flompe effenrandige Part ada Bladen, de Vrouwelijke Kelken gefleeld. Genoeg Eene andere Soort é aan/de Zeekuften van En geland en Deenemarken voorkomende , is dees ze, die door het gezegde inzonderheid van de äpderen verfchilee Zy blyfe laag , en heeft Zaad- huisjes naar die van ’ Herderstaskruid gelyken- de, driekwabbig „ op. taamelyk lange Steeltjes, í Een dergelyke vindt men in Engeland , met zeer kleine Blaadjes.- Op Ysland vak de gefnipperde en fpiesbladis ge Melde, De eerfte en de Smalbladige heeft de Heer BurRMANN0s van Java In Egypte kwam den Heer Forsk wor; be: halve de Zeegroene en Porfeleinachtige of ftompe bladig e, aan de Grafplaatfen by Alexandrie eene EE nd ze (12) Atripkex Gaule Herbaceo divaricato, &c. Am. Acade - IV. p. 296. HUDS. Argl. 378. Atriplex maritima Semine lato, Raj. Ange IJ. p« 153 Atriplex marit, Halinus die — humilis ereka Ec, PLUK. Alm. T. 3565, É, 1. B, Att, me- ijma nostzas , oepmk minoris folio, ap. Arzt, KU, P. 13e IL, DEEL. XI, STUK, arn VEELWYVIGE KRUIDEN. IV; eene Lederachtige Melde voor, dus wegens de sti taaiheid der Bladen , die als met Meel beftrooid B zyn ‚ genaamd, met Takkige Stengen van een srux., Voet hoog. Hy vondt, op Kleijige Zeeftran- Eubui- den van Gelukkig Arabie ‚de Pickbladige en er eene, welke hy Winkel- Melde noemt, als ook eene Meelachtige, van hem dus genaamd, met Hartvormig -ovaale taamelyk dikke , ftompe Bladen (*). Alle de verdere Geflagten van deezen Rang zyn reeds befchreeven , uitgenomen. de twee volgende, SOLANDRA Naar den vermaarden SoLANDER, die dit Kruid aan de Kaap der Goede Hope waar- heeft , is hetzelve door den Ridder getyteld. Hier door heeft men de Kenmerken aldus bevonden. De eigen Kelk ontbreekt , de Tweeflagtige Bloem is zesbladig , met zes Meeldraadjes en twee Stylen ; het Zaadhuisje, beneden de Bloem, is tweegreinig. De Mannelyke Bloem ís vyfbla- dig, met vyf Meeldraadjes. Ze De eenigfte Soort van hetzelve (1) Teer greie (*) Flor, LEgypt. Arab. Pe CXXIII, 175 (1x) Solandra, Sy/?. Nas, Xit. Gen. roór. Pig XIII. pe 267. Ricinokarpos Afra. Bosan. Lugdb. Il. p. 254. Mercu- rialis procumbens dicoccos Aficana, Fol, Violg tricolorise HER, App. to, EOL ?TGAME A 4Iî greinig Afrikaanfch hurkend Bingelkruid , met Iv Bladen van de driekleurige Violen, door Hrn- XXV MANNUs getyteld, was Ricinokarpos door den Hoorn. grooten BoERHAAVE genoemd, DezelyveSTUKe heeft cen Stengachtigen Wortel, die zig langs Zonikie: den’ Grond Takkig uitbreidt en het Loof geheel Wollig grys. De Stengetjes zyn maar een Duim lang , met Wigachtige zeventandige gee fteelde Blaadjes overhoeks en zydelingfe Bloems fteelcjes: de Stoeltjes der Bloemen paatfch, de Blaadjes wit. HERMAS, De Tweeflagtige Bloemen maaken een ên- delings Kroontje uit in dit Geflagt , dat een algemeen en byzondere Omwindzels heeft: de Kroontjes met geknotte Straalen, de mid= delften Bloemdraagende : vyf Bloemblaadjes en vyf onvrugtbaare Meeldraadjes: twee Zaaden die Schyfrondachtig zyn. De Mannelyke Bloe- men in zydelingfe Kroontjes, hebben dergely- ke Omwindzels', vyf Bloemblaadjes « en vyf vr vrage baare Meeldraadjes. Die Soort van het Haazen-Oor, welke Plui-__ «te Herrmas des zig gebynaamd was, maakt de eenigfte uit (1). paapsrata. Het is mede een Kaapfe Plant , welke wylen \erumde, de Hoogleeraar J. BuRMANNUs Perfoliata noemde, als tot het Doorwas behoorende. De Blae (5) Hermas. Syf. Nat. Weg. XIII p. 767, Mdnt, 299. Bus pleurum villofum. Sp. Plant, p. 343. Perfoliata Fol, oblenr gis finuolis &c, BURM, Afr. 196, Te 7E É, 24 H, DEEL. Xie SUE.) ird VEELWI VICE KrRuiDess 39. Bladen, naamelyk, die breed, uiegehoekt ‚ van Dey,” boven groen , van onderen ruig zyn , omvats Hoor ten de Steng „ Welke zyn Ed, voorkwam van STUK. een Heefterig Gewas te zjn. Hy heeft het ee zeer fraay in Plaat gebragt en omftandig bes fchrecven. Onder de Tweehuizigen van decze Klasfez zyn nog de volgende onaangeroerd. Árcroerus. Beerenpoots Dit Geflagt heeft ‚, gelyk het voorgaande 3 5 Kroontjes- Bloemen. Een famengefteld Kroontjé van enkel Mannelyken „ die vyfbladig zyn mer vyfbladige Omwindzels ‚ vyf Meeldraadjes en twee misdraagende Stampers: een enkeld Kroon- zje, met een vierdeelig , gedoornd , zeer groot _Omwindzel, dat op de Schyf zeer veele Man- nelyke Bloempjes heeft en met vier Vrouwely- ken geftraald is, Deeze laatften hebben twee Stylen en draagen cen tweehokkig Zaad, De eenigfte Soort (1) maakt een zeer zon- „Arlon derling Gewas uit, dat op opene Zandvelden; Gedood. omerent de Kaap der Goede Hope, veel voor- _ komt en dezelven moeielyk te betreeden maakt door zynedikke knobbelige zwartachtige Wor els 4 G) Artopus. Syt. Nat. YITe Gems 1rês. Peg. XI. pe ane = Clif. «95. Valerianoides Cortufa Matthioli facië » thiopica &c. PLUK. Aant, 135, T, 271. f. 5, Acâo= me zo fopeue fpinis stellifoimibas 8, Buam, Af: p. LL! 4 Pad CARA MK 41: tels, waar uit een korte dikke Steng opfchiet, zV: die boven zig uitbreidt in breede platte glad- EE de Scheeden , tot Steelen dienende voor de Bla Hoorns den. Het gelykt eenigermaate naat enze Spruit-$TUK. kool: want die Bladen,-met haar agtenof meer Picikise in ’t ronde geplaatst, zyn plat, breed, dik, geaderd en gefnipperd , draagende aan de Slip- pen, in het bovenfte gedeelte , zeer fpitfe gee= le Doornen „ die zig Sterswyze naar alle kan- ten verfpreiden, terwyl de rand der Bladen ook bezer is met fyne Haairachtige Doorntjes. De Bloemen komen, uit het midden, op dergelyke wyze voort, als in de Kervel enandere Kroone tjes-Kruiden , doch verheffen zig naauwlyks, blyvende tusfchen de Bladen gedooken, Zy hebben een kortên gemeenen Steel, die veele anderen uit een Bladerig Omwindzel opgeeft, welke aan ’ end met Bloempjes gekroond zyn „ als gezegd is. Men kan zulks inde Afbeelding, van wylen den vermaarden Hoogleeraar J. Bur- MANNUs , duidelyk befchouwen, die a: 2 dat op fommige Planten Mannelyke Bloemen; op anderen Vrouwelyken voorkomen: des on- ze Linneus het Geflagt in de Rang der Tweehuizigen geplaatst heeft. Het kon geen plaats vinden_in in-zyne Klasfe van dien naam, om dat ’er by de Vrouwelyken ook een mee nigte Mannelyken zyn, gelyk in Ze Kenmer-. ken is gezegd. De geleerde PrLukKeNEr hadt dit Gewas,’ dat in zeer verfchillende Geftalten groeit , by- {ter il, DEEL. XL, STUK, PMS VrELWwyvrice KRUIDEN: IV. fter klein en onvolkomen afgebeeld, zodanig, sten dat hee niet kwaalyk naar de Auriculaas ge- Hooro- leek5 tot welken het ook, in naam, is thuis STUK. oebragt geweest, Hy hield: het voor een En echte Soort van Speerkruid en meende dat men * Valeriana Spinofa behoorde te noemen. ’ Is zeker dat het, door zyne gedoornde Zaadhuis- jes, van den Kelk afkomftig en door zyn pun- tig Zaad, met die Soort, welke Locufta geby- naamd wordt, de Walerianelia van ToURNe- FORT ‚ by ons Wettekous genaamd, wel eenie germaate ftrooke. De naam van Ar&opus, dat Beerenpoot betekent , is ’er door den Ridder wegens de ftekelige ruigte der Bladen en de figaur van ’t Gewas, aan gegeven, PANAX Heilwortel. Dit Geflagt, waar mede ik de Afdeeling der Kruiden eindig, behoort ook tot de Kroone tjesdraagende (Umbelliferz.) Het heeft ’er, op fommige Planten, van Tweeflagtige Bloemen, die vyfbladig zyn , met vyf Meeldraadjes en twee Stylen , in een vyftandige Kelk, boven het Vrugtbeginzel , dat cen tweezaadige Befie wordt; op anderen van Mannelyke Bloemen s die cok vyfbladig zyn en alleen vyf Meeldraad- ies hebben; in een onverdeelde Kelk gevat. De reden , dat ik *t Geflagt van Heracleum » ed er in de Panax of Panaces der Autheuren vin sr ROME, Heilkruid genoemd heb*, doet my an 1ol. „* POL Y G A M 1 Ae 417 tegenwoordige „ ook met de betekening van *_ IV, Griekfche woord overeenkomttig en zeer toe- ALDEELs XXV. pasfelyk, den naam van Heilwortel gecven, Hoorps Van hetzelve komen de drie volgende Uit. STUK heemfche Soorten voor. (1) Heilwortel met drie vyfvoudige Bladen, L. Panax De Ginzeng- Wortel der Chineezen, die by geinsa/s- fommigen voor het Ninzi der Japoneezen ges vyfbladig. houden, doch door anderen , teregt , daar van onderfcheiden wordt (*), zou van een zodanig Kruid als dit afkomftig zyn. Het groeit in Vir- ginie, Penfylvanie , Nieuw Engeland, Kanada en andere deelen van Noord - Amerika, De Heer Bar TRAM vondt het aan de Dellaware - Baay , en zondt den Wortel ; zo wel als het Zaad, aan den Heer COLLtNsoN te Londen, in wiens Tuin het Kruid weelig is opgefchooten. Natuurlyk aart het best in vrugtbaare Berg- * Valeijen of --vette--Gronden. Men kan in de Bosfchen verfcheide Mylen reizen „ zonder iets daar van aan te treffen, zegt KarMm. De Iro- ‚Quoifen noemen het Garang -toging wegens de guur (1) Panax Fol, ternis quinatis. SyA. Nat. Xit. Gen. 1166. Veg. Kil. Pp. 773. Mat. Med. 116. GRON. Virge 162. KALM. Ji. MIL. p. 334, 407. Aureliana Canaden(is. LA Frr. Gina. 51. Ts 1. CATESB: Car. III. T. p. 16, Ara- liaftrum Fol. ternis quinquepatitis &c, TREW Ebret. T. Gif. re (*) Zie mayn IL, DEELS, VIJL STUK, blade. rar; alwaar de Plant, die het Ninzi voortbrengt, is beft ‘hreeven d IE. DEEL. XI. STUE 418 VEREELWYVIGE KRUIDEN, figuur van den Wortel , die eenigermaate naar tian het onderite van een Menfch gelykt. De Fran. Hoorp- fchen houdénze voor een Middel „dat de Borst- STUK, __kwaalen verligt , de Maag verfterkt en de vrugt- ES baarheid der Vrouwsperfoonen bevordert. Zy hebben zig in ’t eerst, toen’ deeze Wortel. ín Kanada ontdekt werdt „ veel voordeel gedaan , met denzelven aan de Chineezen te flyten ; doch door vermindering van den Prys is de agting gedaald, lu-de Zomer ven ’t jaar 1748 betaalde men , te Quebek „ongevaar drie Gulden Hollands voor een Pond. ’s Jaars daar aan-kwam zo veel vraag uit-Vrankryk naar deezen Wortel, dat by- na alle Wilden, omftreeks die Stad, aan ’t op» zoeken van denzelven gingen 3 zo dat ’er Volk te kort kwam tot den” Oogst, Men vreesde dat de Plant geheel vuitgeroeid-zou worden. Ook werdt gezegd ; dat deeze Kanadafche Ginzeng by de Chineezen in zo veel-waarde als de Tar- taarfche was, die by fomimigen genoemd werdt * de Koningin der Planten, In ’t uiterlyk aanzien” gelykt dit Kruid naar het zogenaamde Zevenblad , dat zo veel ia't, wilde by ons voorkomt, ook Gerardskruid ge- paamd. De Steng, zig in drie Bladfteelen ver- deelende „geeft een Steeltje uit met een Kroon tje van witte Bloempjes, die op fommige Plan- ten misdraagen , op anderen roode Besfen uitle- veren. Het bloeit op denzelfden tyd als het Vee: geeft. Men ziet hier uit, dat dic Kruid van dat der BE Ninzi « ‘Plan zeer ver fchillende zy. (2 ) Pis te Foar 419 (2) Heilwortel met drie drievoudige er he, 8 Deeze ‚ zeer, gelykende naar de a de de, en insgelyks in Virginie voorkomende, zou sruz. misfchien eene Verfcheidenheid daar van zyn ait, kunnen, Immers, inen heeft waargenomen , rijen. dat fomtyds de Bladen vier- ja vyfvoudig zyn, Priebladige “tusfchen de twee drievoudigen, op een zelfde Stengetje. Naar die Wilde Anemonen, welken men Bofch-Haanevoet noemt, gelykt het Loof zeer, als uit de figuur van PLUKENET blykt. VAiILLANT hadt deeze, zo wel als de voorgaande, Araliaftrum geheten en geeft ‘er Aardbezie. Bladen aan, (3) Heilwortel met meervoudig famengeftelde, ar. Tandswys’ kanthaairige Bladen en eene de de Heefterige Steng. Heefterig. Dit is het derde Schotelkruid van Rum. PH1US » groeïjende op de Molukkifche Eilan- den. Het wordt dus genoemd, als een Kruid zynde , t welk men, gelyk by ons de Peter- fe. (2) Panax Fol. ternis ternatis, GRON, Wirg. 35. Aralia . Arum Fragarie folio minus, VAILE. Sex. 43. Arali Fol. ternis &c. TREw. Ebret, T. 6. f. 2, Nafturtium Ma- rianum Anemones Sylvatice he vende Flor. cxi guis. PLUK, Mant, 255. T. (3) Panax Fol. inden tis, Saen ciliatis , Cau- le Fruticofo. Syf?. Nat. XII ‚ XII, Seutellaria tertia, RUMPM, Amb, IV. p. 78, Te 13. BURM. Fl, Ind, p‚ 225, d 2 IE, DEEL. XI, STUKe IV. AFDEEL. XXV. Hoorp- STUKe Tweebui- zige, 420 VEELWYVIGE KRUIDEN. felie, dikwils gebruikt tot verfiering der Schot- telen, die op Tafel komen: want het trekt in Strak veel naar dezelve , en wordt , dewyl het Heefterig is , de Peterfelie - Boom geheten. De Wortel ís ook ‘aangepaamer dan het Kruid , en zet , gekookt zynde, het Water fterk af , des merze tegen ’t Graveel en zelfs in Ve: nuskwaalen, gebruiken laat, Dus befchryft de Ridder deeze Soort. Het Boompje heeft de Bladen twee- of driee voudig gevind „ met Lancetvormige, ongelyke, Zaagswys’ kanthaairige , effene Bladen. De Bloemfteel is ongeregeld Takkig, gegaffeld of gearmd. De Kroontjes zyn byna naakt; de Besfen tweewyvig, tweezaadig: de Zaaden een weinig famengedrukt, gefleufd, NA: eds Rl GT DD heb ik , byna onverhoopt, het einde bereikt van myne befchryving der Krui- den. Ten derden maale heb ik het geheele - Ryk DER PLANTEN, volgens het STEL- ZEL DER SEXRN; doorloopen, en eerst ag- tervolgelyk de Boomen, vervolgens de Heeflers, eindelyk de Kruiden voorgefteld , na dat ik de Palmboomen , als de voornaamften, vooraf had laaten gaan. Het meest van belang zynde, zo ten opzigt van derzelver Groeciplaats, Gefta!- te, onderfcheiding en Vrugtmaaking , als ook het gebruik , dat men van derzelver deelen en Voortbrengzelen , in de Huishouding en Sa-_ menleeving, of in de Geneeskunde maakt, heb ik beknoptelyk gemeld, naar dat zy voorkwa- men in de orde,der Klasfen, Rangen, Geflag- ten en Soorten van het Samenftel der Natuur , welk de Groote LiNnNnaus zo fchrander heeft ontworpen en voltooid. ’* Getal der Geflagten , die ik befchreeven heb, zal omtrent twaalfhonderd zyn en dat der “beloopt verfcheide duizenden. Hier mede ‚ echter , is de befchryving der Planten wel ver heen gebragt, maar niet volkomen ge- eindigd, Van de tien Afdeelingen , door my indeNaATuuRrRLYKE METHODE ge- maakt „ zyn flegts de gemelde vier -gebock- ftaafd , Dd 3 1 DEEL, XI. STUK. 42e __Na-Bentiortr, ftaafd : des ’er nog zes overblyven, die ten opzigt van de grootte by dezelven niet in ver. gelyking komen. Ik heb, om iedereen daar van te overtuigen , en tevens als in eenen ope flag het geheele beloop te vertoonen, de Ge= flagten , welken door my voor dezelven overges laaten zyn en dus nog te befchryven {taan , hicr in orde laaten volgen. V. AFDERLING BOL-PLANTEN. Lritk Begrypende , buiten en behalve de genen die een eigentlyken Bolwortel hebben , ook de Lelieachtigen in ’t algemeen en dus de vol- gende Geflagten. Driemannigen of van de Derde Klasft. Crocus: Morza, Ixia. Wachendorfia. Gladiolus. Commelina. Antholyza. Callifia, Iris. : Zesmannigen of van de Zesde Klasft. Hemanthus Crinum. Galanchus. Amaryllis. Leucoijum. Bulbocodium. “Tulbagia, Aphyllanthes. Narcisfus. Allium. __ Pancratium, \_ Lilium, „Et Na-BeaRIieT, 433 Fricillaria. Uvularia. Gloriofa. Erythronium. Tulipa. Albuca, Hypoxis. Ornithogalum. Scilla. Cyanella. „Asphodelus. Anthericum. Polyanthes. Hyacinthus. Aletris. Altftroemeria, Hemerocallis, Melanthium, — Trillium. Colchicum, Helonias.- ‚ Van de Negende ; mnd en Twintie fte Klas- fes Butomus. Gethyllis, Orchis, wat yri Ume Ophrys. Serapiase Kem JN te ten Sn nn Limodorum: Cypripedium, Sifyrinchium, Ferraria, Chryfitrix. VL -ArFDEELIN G. GRAS- PLANTEN, GRAMINA, Waar onder alle de genen die Halmen draagen of Biesachtig opfchieten ‚ en dus ook alie Soorten van Koorn of Graanen begreepen zyn. Een en Tweemannigen. Cinna. Il. Daer, XI, STUK. Anthoxacthem. 424 Na-BeriecT. _Driemannigen of van de Derde Klasft. Xyris. Poa, Schoenus. Briza, Cyperus, Uniola, Scirpus, Daêtylis. Eriophorum. Cynofurus, Nardus, Feftuca. Lygeum. Bromus Bobartia, Stipa Cornucopie. Avena. Sacharum. Lagurus Phalaris. Arundo. Paspalum, Ariftida Panicum. Lolium. Phleum. Elymus. Alopecurus. Secale. Milium. Hotdeum. Agroftise | Triticum, Aira. Eriocaulon, Zesmannigen of vande Zesde Klasfe, Juncus. Scheuchzeria, Oryza. ‘Triglochin, Een- en Tweehuizige en Veelwyvigs Typha. ee Sparganium. Carex. Zea. Zizania. Tripfacum, Pharus. i Reftio, Spi- NA-BERIGT 428 _ Spinifex. Ifcheemum, Andropogon, Cenchris, Holcus. ZEgilops. Apluda. Manifuris, eten Jr p VI.” AFrFDEELING VARENS, FrirLaicEs. Hier onder zyn de volgende Planten door den Ridder begreepen ; naamelyk Die het Zaad Aairswyze voortbrengen. Equifetum. | Ophioglosfam, Onoclea. smunda. Die het Zaad aan de Bladen draagen. Acroftichum. Asplenium. Pteris. Polypodium, Blechnum. Adianchum. Hemionitis. ‘Trichomanes, Lonchitis. Die hit Zaad aan den Wortel hebben. Marfilea, Ifoëtes. Pilularia. ’ Dd% jd VIII 426 Na-BERIGTs vul. AFDEELING. WIEREN. Arca. Tot welken , behalve het gewoone Kruid van dien naam , hier alle dergelyke Waterplane ten t'huis gebragt zyn, die niet tot andere Geflagten behooren: als > Met blykbaare Bloemen. Zoftera. Ceratophyllum. Zannichellia, Myriophyllum. Chara. Najas. Lemna. Vallisneria. Met duiftere Vrugtmaakingen. En | Conferva. …… Ulva. | ete ante rt ed ee Vene end IX, AFDEREELI NG. MOSSEN. Mouscr Deeze hebben, in ’t klein , cen Kruidige of Hee fterige gedaante , als veelal uit Takjes met kleine Blaadjes en zigtbaare Vrugtfteeltjes be- ftaande , met de Meelknopjes of Bloot en ongedekt. — Lycopodium. ‚ Sphagnum. Porella, |_ Phascums of ‘ Na.s=BrerricrT. Of gedekt met een Huikje. Fontinalis, | Mnium, Buxbaumia, Bryum. Splachnum. Hypnum, Polytrichum, En Of zyn met Kelkjes voorzien, _Jungermannia. Anthoceros, “Targionia, Lichen. Marchantia. Tremella, Blafia, Bysfus, Riccia, vem 427 dend X. AFDEELIN G. PADDESTOELEN. Foner. Een byzonder Gewas zonder Blad of Loof, Met Hoedjes gedekt. Hydnu Agaricus. 8 Boletus; Phallus. Zonder Hoedjes of ongedekt. — Clathrus, Clavaria. Helvella, Lyco Peziza, Pek in Dus 428 NA-DERAGT, Dus ziet men „ dat van de Bolplanten nog s3 Geflagten 3 van de Grasplanten 58 Geflag- ten ; van de Marens 163 van de Wieren Ir; van de Mosfen ao, en van de Paddefdoelen 10 Geflagten te befchryven ftaan, Dit maakt in ’” geheel een getal van 168 Geflagten (*), ’t welk gecn zesde deel is der Geflagten die reeds befchreeven zyn, en dus blykt, dat het flot van de befchryving der Planten , na het tegenwoor- dige , nietmeer dan twee of drie Stukken, van maatige grootte, zal beflaan, Veelligt zate. fommigen van myne waarde Leezers , É van de Wer- ken der Natuur, en inzonderheid de Liefhebbers van de Plantenkunde , alreeds voorheen eene … invoeging of bier eene byvoeging van de zo menigvuldige nieuwe Geflagten. van. Boomen, Heefters en Kruiden , welke niet ter kennisfe “van wylen den grooten Lanna us gekomen - zyn, verwagt hebben, Ik bedoel hier de-ge- _ nen, die door de vlytige , kundige en geleerde Botanisten , den Heer Forskaonr in Gee lukkig Arabie en Egypte ; den Heer PArLás in Siberie ;den Heer Taunrere aän de Kaap; op Java, in Japan ; den Heer ForsTER in de Zuidelyke deelen des. Aardbodems ontdekt en waargenomen zyn. Die Landen waren moog- | Ik (*) Ik heb hier flegts de Gefligten van en opge eenige weinigen, daar “by komeide, dir geral geven: à niet Ene vergrooten, Na-BerRre Ts 429 yk nooit zo ver, zo diep en met zo fcherp. ziende Oogen doorfnuffeld. ’t Getal dier nieuwe Geflagten is niet klein. De eerstgemelde heeft ‘er in Arabie en Egypte 52 opgetekend: de Heer TrunNBeEreG aan de Kaap en in Japan meer dan co, de laatíte wel 75 Geflagten, _… Dit rüaakt een getal van byna anderhalf -hon- derd nieuwe Geflagten „ die dus dat der reeds bekende tot by de vyftienhonderd vergrooten. Daar kon ik, van de Planten , die my gedroogd, zo van de Kaap als uit Indie gezonden zyn,nog eenige nieuwen byvoegen. Van alle dezelven zou ik, wel is waar, de naamen, van de mee- ften ook de Kenmerken , doch van zeer weis nigen de befchryving kunnen opgeeven: zodat ik, in deezen , aan het verlängen der Liefheb- beren even zo weinig , als aan myn oogmerk en manier van behandeling der Natuurlyke Hi- ftorie zou voldoen. Hier komt by, dat nog veele Kruidkundigen ín het nafpooren der Plan- ten, op verfcheide deelen des Aardbodems, be- zig zyn : zo dat de Kruidkunde in ” kort nog meer vervullingen ftaat te bekomen ; welken een bekwaam Navolger van den Grooten Rid. der waarfchynlyk in ’t vervolg behoorlyk al _fchiften en tot het Samenftel betrekken. Ondertusfchen kwam het my niet oneigen voor, den Leezer hier cen Proef mede te dee= len van de gemelde onderzoekingen, Van de Boomen , naamelyk , die buiten de Palm- en Kokosnooten, in het Eerfte Stuk van dit Werk be- TI, DEEL, XI, STUK, 430 Na-BeRrRieg tT: befchreeven , de voornaamfte Vrugten tot Spy« ze in Oostindie uitleveren , was de hoedanig. heid der Bloemen onzen Ridder onbekend ger weest; weshalve zyn Ed. dezelven uit het Sae menftel gelaten hadt. Hy zou ze niettemin tot de EENHUIZIGEN kunnen betrokken heb» ben ; alzo het uit Rumrntus genoegzaam bleek, dat derzelver Mannelyke Bloemen een Soort van Katten waren „ groeijende, gelyk in onze Hazelaaren , vande Vrouwelyken of Vrugte beginzels afgezonderd , op den zelfden Stame Het gene tot de Vrugtmaaking behoort , is thans geheel opgehelderd : zo dat dezelven, die men in ’t Maleitfch MNanca , Tsjampadaha en Soccun noemt ‚ volgens den Heer TaHuNsERG OD der de EENHuizice Eenmannigen moeten gon worden, om één Geflagt uit te maa aan dat van wanen e hier voor, 2 bladz. 210 , befchreeven. ‚Dit Geflagt heeft zyn Ed. , niet ten onregtes R ADEMACHTA getyteld: aangemerkt de by: zondere Gunfte, zo door hem in ’t byzonder; als door de Liefhebbers der Natuurlyke Hi- ttorie in” algemeen, genooten van den Wel Edelen Geftrengen , zeer Geleerden Heer Mr. J.C. M, RADERMACHER, die de aanzien: Iyke Waardigheid van Raad Extraordinair van Nederlandfch Indie thans met niet minder roem bekleedt, dan de Diretie van het Bataviaafch rmedlehap » toe nut van Konften en Wee- tenfehappen en ter bevordering van den var vaar Na.-BeEeRrIiet 43° vaart der Oostindifche Volkplantingen , door zyn Ed, en andere voornaame Perfoonen , in den voorleedenen Jaare 1778 te Batavia opge- rigt. Die Gunfte immers, van gedagten Wel Edelen Heer „is my in het befchryven deezer Natuurlyke Hiftorie by uitftek gebleeken „ in de bezorging van zo menigvuldige Zaaken, inzonderheid het Planten - Ryk betreffende, wel=. ke hebben kunnen dienen „om dit Werk met keurlyke Afbeeldingen van Japanfche en ande. re Oostindifche Gewasfen, nooit te vooren in ’t licht gebragt, te verfieren. In ’t byzonder munt dezelve uit , in het toezenden van Tak- ken met Blad, Bloem en Vrugt, zo gedroogd als ín Liqueur , van de gezegde Boomen: des ik niet heb kunnen nalaaten ,„ de befchryving daar van hier in te voegen en de Afbeelding naar myne Natuurlyke Voorwerpen te doen maaken Ik winde wel is-waar, reeds voor eenigen tyd, op eene andere manier „de korte befchry= ving van deezen Boom , met. deszelfs Kenmer- ken door deri Heer T sondes die gezegde Wel Edele Geftrenge Heer my voor twee Jaan ren hadt laaten toekomen , afzonderlyk in ’e licht hebben kunnen brengen ; maar onder de hand verneemende , dat die zelfde befchryving - aan één onzer Vaderlandfche Geleerde Genoot- fchappen was medegedeeld , achtte ik best, af te wagten , welk gebruik hetzelve daar van maa- ken zou, Dit, nu, myns weetens, niet ge- fchied, II, DEEL. XI STUK, 43 NA-BERIGT: fchied, en rïìsfchicu uit gebrek van een be: kwaame Afbeelding , of om andere redenen ; “agtergebleeven zynde ; ZO vond ik my bevoegd » om dezelve aan ’ licht te geeven, en achtte de beminnaars der Plantenkunde , niet alleen, maar zelfs de Liefhebbers der Natuurlyke Hi- {torie in * algemeen , -pleizier te zullen doen met eene uitvoerige befchryving van deezen Boom; waar toe my zo wel de Reistogt van Kapitein Cook ‚ naar de Zuidzee, als zeker Werkje van den geleerden Heer ELLis, de noodige handleiding gaven. Men vindt in-die beiden ook, wel is waar, de Afbeelding van een Takje , met Bladen, Bloem en Vrugten ; maar de Liefhebbers zullen ligt zien, hoc zeer de onze , door de kundige hand van den Kon- ftigen Plaatfnyder , den. Heer PHILIPS, naar de Natuurlyke Voorwerpen vervaardigd, die anderen ‚ waar de Vrugten van grootte als Karftengen zyn, overtreffe. De deelen der Vrugtmaaking zyn ’er uit de Plaaten. van. voor= gemelden Heer FORSTER; volgens deszelfs Waarneemingen ‚ daar ik ook gebruik van. ge- maakt heb , bygevoegd. In Amfterdam. 26 Sept. 1779. MARTINUS HOUTTUYN. Medicina Dollor. B E- Ed WELEERN TD HD HN PLAAT LXX VER en es | ed Ee | ne ee en mn ven en: ZE We NN, ee N IN SNN En ISS N Es GE En En ET Ge A GOOL Gb DG eN Nn, AN en en: ed EE es / IJ EE Ee NE en SE Á ol ID NN (UM / fy 8 / Jb N NN Se OG ND Kd s” AEL 1447 // ‘ 5 AN MI) v NNU WI 8 NN b WID % BN SN VIA 3 SVZ € > LEE É d eaf 5 N 5 4 3 ee ie ' kh, 3 D\ 8 GEIN & N EN Litliog,delin. et Culpst. mmm BESCHRYVING: OOSTINDISCHEN BROODBOOM. ek is't, dien men in-* Maleitfch Sie cun ‚en de Java gemeenlykSoukou noemt, waar van-RuMruius den Latynfchen naam Soccus ontleend hädt. Men geeft Jer, op Ma- kasfar , den. naam van Bakar'’, op Ternate dien van Gomo s: en verder onder de ‘Amboineezen dien van Söún of Sune am. Hy is eerst kort: lings in byzondere aanmerking gekomen; hoe- wel Da Mere R-verhaalt dat op één der Lä- drones of Dieven- Eilanden , inde Groote Zuid- zee, zekere Brood» Vrugt groeide opeen Boom, met donkere Sladen en wiens Takken Vrug- khinven , rr gen wierdt dezelve geel, zagt en zoet van merg; maar het Landvolk pam dezelve. groen en bakteze ineen Oven tot de Bast zwart ware, dien Zy affchraapten, __eetende dan het binnentte, ’ welk wit en zagt was als de kruim van nieuwbakken Brood , zonder Zaad-of Steen , doch, een Etmaal be« waard zynde; ‘wrang wierdt.. Agt Maanden in ’c Jaar hadt men het genot van die Vrugten en. geduurende deezen eyd aten de’ füländerì’ geen ander Brood. Zy KEE men 'er u, DatL, Xl, STUK. 434 _ BESCHRYVING VAN DEN ‘er op alle de Ladrones overvloed van hadt, maar hy hoorde ’er niet van {preeken op eenige andere.plaats. Door VALENTYN is deeze , onder den naam van Sockomboom , befchreeven, doch hy verfchilt van de Ansjeli aan de Malabaarfe Kust voorkomende, Men weet thans dat hy in geheel Indie gemeen is en op de Ooftelykfte Eilanden , inzonderheid in de Groote Zuidzee, de voornaamfte Spyze voor Menfchen , Vee en Vogelen, uitlevert. Lord Anson nam ’er, byzonderlyk op ’t Eiland Tinian „een der ge- dagte Dieven - Eilanden , twee Soorten van waar; de eene eigentlyk Broodvrugt, Rima, de ande- re Ducdu genaamd. De-ecerfte groeide aan een Boom ,.wat-grooter dan onze Appelboomen, zegt hy, met breede donker groene Bladen „die vyf Infnydingen aan ieder zyde hadden. Zeer flegt is dan die Boom in zyne Reisbefchryving afgebeeld, De Vrugt, aan Steeltjes als Appe- len hangende „ was, byna rond , zeven of agt Duimen ia-middellyn en hadt een dikke taaije Schil, aanrypende geel van Kleur. De Ducdú geleek ter veel naa , doch hadt de Bladen lan- ger en niet zo veel dadhemdir:s de Vrugt van byna gelyke grootte, maar van figuur als een Meloen „bevattende dertien of vyftien Zaad- Pitten of Nooten , als kleine Karftengen , die gebraden zyrde zeer wel (maakten. Het Scheeps- volk gebruikte, geduurende hun verblyf op ian, geen ander Brood, Dit hade alleen ’c ge . OOSTINDISCHEN BROODBOO Me 435 gebrek, van, oudbakken zynde, wrang te wore den en fchilferig , eepigermaate (zegt by) als het Aardappelen- Brood , in de Westelyke dee- len van Engeland. Men kon het echter hier voor bewaaren , door het, pieuwbakken zyn= de, aan Schyven te fpyden en in de Zon te droogen ; waar door het de CE Bis- kuit wierdt (*). | Nader is deeze Boom bekend geworden , door den Reistogt van Kapitein Cook naar de Zuid- zee, in den jaare 1769 en 1770, met de Hee. ren BANKS en SOLANDER. Aap het Eiland Tahiti, federt zo vermaard geworden, komen- „de, bragten deszelfs Opgezetenen hun onder anderen de Broodyrugt, die-hy zegt te grocijen aan een Boom, van grootte byna als een mid- delmaatige Eik , hebbende de Bladen ovaal en dikwils stelde Voet lang, met diepe Iníny- dingen als die van den Vygeboom , paar wel- ken zy geleeken door huone dikte , kleur, en dooreen Melkachtig Sap, dat zy , gebroken of gekwetst zynde , uitgaven. De Vrugt hadt „Ongsvaar de grootte en figuur van eens Kinds Hoofd , met de Oppervlakte Netswyze als die van een Truffel, gedekt zynde- met een dunne Huid ; ne als het Hecht van een Mes- je. ) Extmall from Lard ke Re to tbe Sonth Se: e JonN EaLig 1775. In ’t Nederdaiefche Werk van An- by den Boekverkonper Zn Tirion uitgegeven, vind: ct Die erin wat verfchiilende, Ees TL. DEEL, Xl. STUK * 436 BESCHRYVING VAN DEN je. Het Vleefch , onder de Schil , was zo wit als Sneeuw en een weinig fteviger dan verfch Brood. Men fneedt de Vrugt in drie of vier ftukken , en braadde ze vor dat men ze at. De Smaak geleek eenigermaate naar dien van deg Stoel der Artisjokken. Deeze Vrugt kon men zeven of agt Maanden lang van de Boomen plukken ;-maar, om ’er in den tusfchertyd „ dat is in de vier laacfte Maanden des Jaars, ook van voorzien te zyn, maakten de Indiaanen daar vaneen Zuurdeeg, Mahie genaamd, welks bereiding dus door hem befchreeven wordt. ‚‚ Men vergadert de Vrug- ss ten, nog niet volkomen ryp zynde , en legt- 2 ze op hoopen, haar digtmet Bladen toedek- s kende. In die ftaat ondergaan zy een Gif- » ting en worden opaangenaam zoet. De Klok- ‚> huizen ’er dan geheel uitgehaald zynde , door » Zagtjes aan den Steel te trekken, wordt het 2 Overige in een Kuil gefmceten, die tot dat 2 oogmerk , byzonderlyk, in de Huizen is ge- s, graven „ en van onderen zo wel als aan de 9 zyden zorgvuldig met Gras bekleed, Men » dekt het alles- met Bladen en legt ’er zwaare „> Steenen op. In deeze ftaat ondergaat het ss Een tweede Gifting en worde zuur: waar na „> het in veele Maanden niet verandert. Wan: »‚ heer men % noodig heeft ‚ neemt men het », uit den Kuil , maakt het cot Ballen , windt » het in Bladen en bakt het: dus toegemaakt » blyft het vyf of zes Weeken goed, Het wordt ‚Zo OosTINDISCHEN Brooproom. 437 „‚ zo wel koud als warm gegeten en de Inboorlin- ‚„ gen doen zelden een Maaltyd zonuer ’ zel. ‚> vez maar de Smaak was ons zo onaangenaam ‚‚ als die van in de Pekel gelegde Olyven , ‚> gemeenlyk , wanneer menze de eerfte maal 2 cete Nogthans was ’er een Heer in ons Ge- „‚ zelfchap, die den Smaak van Mahie boven _ », dien van de verfche Broodvrugt verkoos” (*), Op Java en in andere deelen van Indie, daar men overvloed van Ryst of ander Koorn en Vrugten heeft, wordt de Broodvrugt zo veel piet gebruikt. De Inlanders, evenwel, eeten- ze fomtyds gebraden, fomtyds met Suiker ge- kookt; maar het is een Zwaar Voedzel, hard om te verduuwen en dus dienftigst voor arbeidzaa- me Menfchen. Die op Java en de- andere Wes- telyke Eilanden groeit , is meest als de gemel- de , zonder Zaadpitten naamelyk en de oudfte Falen op Tabiti hadden Dotor Sor A NDER verzekerd , dat 'er weleer een overvloed van Zaaddraagende Broodboomen was geweest, doch dat men die verwaarloosd hadt, als de anderen berer achtende, welke door Uitloopers of Looten worden voortgeteeld. Maar op de Molukkes en Zuidoofter Eilanden zyn de Zaad of Korreldraagerde Broodboomen gemeen: men vindt geene Negery zonder dezelven en het Landvolk lecft meest van de Pitten, die daar in ver- (*) Poyage of Caprain A8 &c. TI. DEEL, XL, STK. 433 _ BESCHREVING VAN DEN vervat zyn „even als in fommige deelen var Vrankryk van Karftengen. De eerstgemelde of eigentlyke Broodboom, wordt van Rùümeaius Soccus Lanofus ‚ of Wollige Soccusboom geheten 5 in ’c Maleitfch Soceun Capas, of Katoen-Soccus ‚ wegens het Wollige Vleefch, dat neenans zweemt naar Katoen of Kapok. Hy merkt aan, dat deeze Boom weinige , fpreidende , kromme Takken heeft, met Bladen, zo ruim geplaatst, dat men ’er van alle kanten door heen kan zien, De Bladen, zegt hy, grocijen veelal op ’t end der Takken, Roosachtig by malkander, zes of zeven in getal en vertoonen zig dus als een Kaarskroon. -Zy zyn zeer groot en (tyf ‚ met een dikke middelfib „ omtrent twee Spannen oee aan de kanten diep ingefneeden „ met viet of vyf puntige Kwabben, In ’c aantasten zyn zy niet ruig , zo min als de uiterfte Takken, die in een lange Snuit eindigen ‚ welke uit fâs mengerolde Bladen beftaat. Gekwertst zynde geeven zy, zo wel als de geheele Boom, een zeer kleverig Melkvogt uit. In 't midden van de Roos der Biladi seen lange ronde Staart, Ómtrent een Duim dik en een Hand lang, buig- zaam, zagt en Wollig, die het Bloeizel maakt; waar agter de Vrugtbeginzels van een Hartvor- mige figuur , voortgroeijende tot een Vrugt » welke de grootte kryzt van eens Kinds Hoofd, Derzelver Schil is dik en groen, bezet met vyf of zeshoekige Wratjes , welke aanmerkelyk _ | vers OosTINDISCHEN BagoopBooM. 439 verheven zyn , doch niet fpits of fteekende ge- lyk in de Durioenen, naar welken deeze Vrugt anderszins zeer gelykt (*). Verwonderlyk is ’ , dat Boomen van het zelfe de Klimaat, wier Vrugten zo veel overeen- komst hebben ; in Vrugtmaaking dermaate ver- fchillen. Gedagte Aucheur, immers, plaatst de Durioenen in den eerften rang, als de fmaake- Iykften en laac daar op de Nancaas en Tsjam- padahaas_ of Soorzakken volgen , befluitende dan met de Sockums of Broodboomen. Van deeze , zegt hy , bevat de Vrugt een Wollig Vleefch , drooger dan dat der Soorzakken en ongelyk minder aangenaam dan de lekkere Ge- ley of Slym der Durioenen. Men fchilt ’er den buitenften Bast af en fnydt dat Wollige Vleefch in ftukken , die dan gebraden ,en vervolgens in Vleefchnat of Kalappus- Melk gekookt of ge. ftoofd zynde , een Smaak hebben byna als de Stoel der Artisjokken, Die doen de Amboinee. zen veel , doch anderen bakken ’er in de Olie Koeken van en fommigen droogen het Merg aan Schyven gefneeden , om het lang te be- waaren : gelyk op Sumatra veel gefchiedt en ook elders, als bevoorens is gemeld, De (*) Zie de befchryving van den Darioene Boom, waar van ik thans ook , zo wel een Takje mer Blad en Bloem, als de Vrugt in his. bezit , in het II, DEKLS, TIL, STUK deezer Naruurlyke Hiftorie, bladz. 209 , ens. € 4 NH. Daar. XI, STUK. 440 BESCHRYVING vAN DEN De Boom heeft een Afchgraauwe of byna witte Schors, waar uit, wanneer men ’er in hakt of fnydt, een witte kleverige Melk zy- pelt , als gezegd is , waar Van men, met Ka- lappus-Oly ‚een fterk Vogellym maakt. De Takken afkappende, loopt die Melk alleenlyk uit den Bast, en uit het Hout niets dan een Waterig Vogt. Tot den Huisbouw kan het niet gebruikt worden , maar het Hart van ge- heel oude Boomen wordt fchoon geel, en kan tot Plankjes gezaagd worden, daar men Kistjes van maakt, die zig zeer fraay laaten polyften, Ook is het; als een goeden Klank geevende, tot Trommels in gebruik by de Amboinee- zen. Van deezen Broodboom komen aanmerke- Ilyke Verfcheidenheden voor. Men vindt ’er met-minder-ingefneeden Bladen , die fomtyds geheel ruig zyn, gelyk in de Wilde Sockum- boomen, Soccun Utan of Batu genaamd; maart het voornaamtte. verfchil beftaat , als gezegd /„Ìs, daar in, dat-fommigen in ’t geheel geene, anderen weinige, anderen veele Zaadpitten of Nooten bevatten, Deeze laatfte , genaamd Soc- cun Bidji of Korl - Sockumboomen , hebben ruige Bladen en Vrugten met veele Punten bee zet , doch niet fteekende. Het eerfte wordt aangemerkt een misdragt te zyn; hoewel men de Boomen, die Vrugten zonder Pitten gee- ven, als eend. is, op zig zelf ook kan voort- tee- OosTENDISCHEN BROODBOOM. 441 teelen , en hier van maakt men-het meefte werk op Java en de nabuurige Eilanden. Het fchynt dat daaromtrent byna het zelfde plaats hebbe, als met onze Perfiken, Pruimen , Appel. en Peereboomen , die wild zyn, wan-= peer menze van Pitten teelt; doch tam en vrugt- baar , wanneer zy van Uitloopers gekweekt worden en vervolgens door Enting of Afzuie ging bekwaam gemaakt en verbeterd. -’t Schyntdat de Heeren FousTER„zowel als Kapitein Cook, alleenlyk den Broodboom , die Vrugten zonder Korrels draagt, te Batavia aangetroffen hebben, Immers, zy zeggen, ‚de » Vrouwelyke Vrugtmaaking misdraagt in het ‚> Gewas , dat men aankweekt , en daar door »» is de befchry ving onvolkomen geworden” (*). Ik heb dezelve niettemin , benevens de Afe beelding der \ragemaäkende deelen, hier van bun ontleend, als te A Re (*) Fruêificatie Foeminea abortat ín Planta culta: hinc imperfeâa evaût descriptioe Char. Gen. Plant, Lond, 1776. pe 121 u. Daar, XI. STUKe 442 _ BESCHRYVING VAN DEN ARTOCARPUS, Monoikia monandria. Flores Masculi. Car, Spathe nulle. 8 Spadix fimplex, clavatus, nudus , teres, Flosculis innumeris fesfilibus teêtus, Perianthium proprium, mioimum Mem-. branaceum ‚ bivalve, Valvulis sequalí-- bus , concavis , oblongis, an femper claufis ? Cor, nulla, STAM, Filamentum unicum brevisfimum , in fun- do Perianthii, Anthera ercéta, oblonga , longitudine Filamenti, Flores Faeminei in eadem Arbore. CAL, Spatha bivalves Ovato= Lanceolate come presfze ‚ deciduz, Spadix ovatus , Germinibus plurimis con- natis teêtus, Perianthium proprium nullum, Con. nulla. Pisr, OosTINDISCHEN Broopnoos, 443 BRoopegBo0o Mm. Eenhuizige eenmannigen. De Mannelyke Bloemen. De Kerk. Geene Bloem/cheeden, Een enkelde Bloemfteng , geknodst, naakt, fpilrond ‚ met ontelbaare on- gefteelde Blommetjes gedekt. Ben eigen Bloemkasje, zeer klein , Vlie- zig, tweekleppig, met gelyke Klep- jes, die holrond en langwerpig zyn , mooglyk fomtyds gaapende, De BLOEMBLAADJES ontbreeken. De MEELDRAADJES. Een zeer kort op den bodem van ’t Bloemkasje. Het Meel- knopje eee: B in: » ZO kad als ’t Dr, EN | Vrouwelyke Bloemen op den zelfden Stam, De KELK. Én 1-1 DI hd » Eyr ond. Lancetvormig, famengedrukt, „afval. lende. Een Eyronde Stoel , met veele famen- gegtoeïide Zaadbeginzels bekleed, Geen eigen Bloemkasje. De BrormBrLAaADjEs ontbreeken. De STAMe 1. Daar. Xf. STUK. 444 BESCHRYVING VAN DEN. Pis, Germen cuneatum „ apice Globofo acu- minatum. Stylus pullus. Stigma punc- tum prominulum marcescens, Per, Fruêtus Ovato - Globofus, Farinaceus, conftans Germinibus connatis, Super- ficie figuris hexagonis en exe ratus. Sem. Pro fingulo Germine folitaria, oblonga, apice Pilo longo coronata, infidentia Receptaculo in centro Fruêtus , im: merfaque Pulpâ, Gezegde Heeren hebben de Afbeelding der Vrugtmaakende deelen gegeven als op onze PLAAT LXXVI; alwaar a de Mannelyke Bloemfteng of Kat aanwyst „naar myn Voorwerp verbeterd. , welke bekleed is met ontelbaare Blommetjes , in de natuurlyke grootte als b voorkomende , by c vergroot en geopend by d;, waar door het Meeldraadjein 't gezigt komt met zyn Meelknopje. Voorts wyst eaan, het gene men gewoon is het Schepzel te noemen , zynde by f in Doorfneede vertoond, waar uit blykt, hoe de Zaadbeginzels g , of onvolkomen Zaa- _ den , in * midden van de Vrugt, op den Stoel zitten , maakende derzelver Haairtjes „ waar- es. Eee fchyn- OosTINDESCHEN BroopnBooMm. 445 De Srauren. Een Wigvormig Zaadbeginzel , aan den top gefpitst Klootrond, Geen Styl. De Stempel cen uitpuilende verdwynende Stip. De VrRuCT, Eyvormig Klootrond , Meelig, uit famengegroeide Visdberidzels beftaande en aan de Oppervlakte met onregelmaatige zeshoekjes uitge. groefd, ZAADEN voor ieder Zaadbeginzel één , lang- werpig, met een lang Haairtje gee kroond , zittende op den Stoel in ’t midden van de Vrugt, in het Vleefch begraven. fchynlyk ‚ die Wolligheid , van welke bevoo- rens gefproken is,-in het Vleefch, der Vrugt he Zy zeggen , dat de an deezes Booms, zynde de eigenulyke Broodvrugt , op hunne Plaat st, 4, is afgebeeld in de Natuurly- ke grootte: maar dezelve heeft aldaar flegts de grootte van een Vuist „ zynde op ’t langfte vier , en vierdbalf Duim over ’t kruis , dat wel een klein Kinds Hoofd zou zyn, waar by de Autheuren die Vrugt vergelyken. De uit- drukking , beken ik, is zeer onbepaald , en „waarfchynlyk zal dezelve, naar den Grond en Groeiplaats ; ERK in grootte verfchil- len3 als blykbaar is in Vr van 1, DEELe XL STUE, 446 BESCHRYVING VAN DEN van den Wel Edelen Geftrengen Heer R a- DERMACHER , voorgemeld , berigt ontvan- gen , dat deeze Vrugt agt of negen Duim lang valt, doch een weirig dunher, zynde cer lang- werpig dan volkomen rond : zo dat de grootte ongevaar moet zyn als eens volwasfen Men- fchen Hoofd. Op Java, zegt zyn Wel Edele, groeit ook de Korldraagende , Soceus Granofus by R um- Putus genaamd , en Soccun Bidji of Timboul by de Inlanders „ welke vol Pitten is en dus Zaad- RADEMACHIA. Monoikia monandria. Flores Masculi. Caryx sen. Amentum Cylindricum, je r ribs totum teétum. ConorrA dipetala. Petala oblonga , conca- _…_vasobtufa , villofa „ alba , Filamentum includentia, SrAMEN unicum intra fingulam Corollam, Fi liforme , diaphanum , album , Co- tolle longitudine, Anthera pyrami- dalis , flava, Fie OosTINDISCHEN BROODBOOM. 447 Zaaddraagende. De Waarneeming , ten dien opzigte, maakt de befchryving van deezen aan- merkelyken Boom volkomen , gelyk dezelve door den Heer ®Doftor TrHunNgere, ter plaatfe zelf is opgemaakt, als volgt (*). _RADEMACHIA. Eenhuizige eenmannigen. De Mannelyke Bloemen. De Kerk ontbreekende, Een Rolronde Kat, opwaards , allengs dikker, een Span lang, met Bloempjes t'eenemaal ge= dekt. De Brorm tweebladig. De Bloemblaadjes langwerpig , holrond , ftomp, plui- zig , wit » het bectiite influi- tende, zà Eén wers sor in ieder EMH Draadachtig dun , doorfchynend , wit, van langte als de Blaadjes. Het Meelknopje pieramidaal , geel van Kleur. De (*) Ik deel het volgende mede , uit een eigen Latyních Handfíchtift van den Heer TMUNBERG, my door zyn Wel Ed. Geftrenge bezorgd. HH. DEEL. Xl STUE, 448 __BESCHRYVING VAN DEN Flores Faeminei in eatlem Arbore. CaLyx, nullus, Pericarpium ovatum Gera: nie busteCtum, 5. Conoër A oufia, _PisriLLuM. Germina convexa, frequentiss fima s fexargulata. Stylus unicus,. Filiformis perfiftens, Stigma unicum vel duo , CGapillaria , revoluta, Lie neam longa. Penic ARPIUM,- Druba ovata , muricata s ‚_Carnofa muldiloctilaris._ Nuces mule tiplici “ferie imbricate , ovatz , oblique triquetre , Tunica tenui veltitz ‚ maguitudine Juglandis.* Nu- sE lUS, albus. De beknopte Geflagts «Kerken der RA- DEMACH I A-zyn dan, volgens, zyn. Ed. „ de Mannelyke Bloemen tweebladig ‚zonder Kelk, met één Meeldraadje : de rouwelyke zonder kelk of Bloemblaadjes , met één Styl of Stam- per en een Vleezige Vrugt met veele Zaad- hokjes. Hier van telt hy twee Soorten als / 5) OosTiNDIscHEenN Broopnoem. 44 „De Vrouwelyke Bloemen op-den zelfden Stain. De Kerk ontbreckende, Een Eyronde Stoel, met Zaadbeginzels bekleed, Getn BLOEMBLAADJE'S. De STAMPER. Menigvuldige „ verhevenron- de , zeshoekige Zaadbeginzels. Een en- kele Styl, Draadachtig, blyverde, Een of twee Stempels, Haairachtig » omgeboogen, een Linie lang. De VrRue tT Eyrond, gedoornd, Vleezig , veel. ‘hokkig-: Nooten bevattende die in veele ryên op malkander leggen , Eyrend, fcheef driekantig , met een dunnen Dop bekleed, van grootte als een Ockernoot; waar in een wite te Kern. (1) Rademachia ‘me? ingtfneeden Bladen; A Deeze; die de Nederlanders-Broodhoom nae- cia ien men, heet in ’% Maleitfch, naar zyne drie Ver- Ácheidenheden , voorgemeld , Soccun Capas of en Kateen-Soecus3 Soccun Bidji of Korrel- Soc- cus: Soccun Utan of Wilde Soccus. Hy maakt omftreeks Batavia een regtop{taande. Stam , van bo- a) Pen Fol: inctûs. TäumB. Ms. Soccus Lanofus fu Soccus Capas vel Katoen - Soccus- Boom. RUMPH. „Amb. T. Pe 10, Tab, 32. B, Soccus Granolüs feù Soccùn Bidjt vel Korrel- Sbccus-Boôm. Rumën. Amb. 1. p- 112. Tab, 34. “gy, Soccus filveftris feu Soccun uran , vel Wild ilde Soccus- Boom. RUMPB. Amó. 1. p‚ 114. Tab. 34. Artocarpus, Fost. Char. Gen. p. Tôr. T. 51. PE 1. DEEL. Xl, STUK, gso BEsCHRYVING VAN DEN boven Takkig, vyf Vademen ‘hoog , zo dik als een Man om zyn Middel. De Takken zyn uits gebreid :de Bladen, aan dezelven „groeïien overe hoeks, kort gefteeld , langwerpig „ tot over % midden diep ingefneeden , negenkwabbig , gee heel effenrandig , uit den haairigen iets'ruuws achtig „ ‘uitgebreid „ van boven donker groen met bleeke Ribben, van onderen bleek. Zy zyn fomtyds twee Voeten lang en een Voet breed geplooid , kleverig , geevende „ zo welals de geheele Boom , wanneer menze kwetst, een Melkachtig Vogt uit. De Bladfteel isbynadrie= _ kantig, dik, ruig, een Duim lang, De jonge Bladen ‘zyn omwikkeld met twee ongefteelde , Lancetvormige , fpitfe, holle, ongetande Stop- peltjes, die-afvallen , van binnen glad , van bui- ten ruig, een Handpalm groot. „De Bloemen, aan de enden der Takken, in de Oxels der Bladen, Mannelyk en Vrouwelyk „ elk byzone der, voortkomende, hebben een opftaanden rone den ronden ruigen Steel van twee Duimen Yang- te , byda cen Vinger dik. De Vrugt onryp ijde® groen, typ zynde geelachtig, van groot- te als eens Kinds Hoofd, valt verfchillende: ‘of onvrugtbaar gedoornd, met Sleuven tusfchen de Zaadbeginzels ‘Netswyze getekend , zeer ‘korte Stampers en zeer kleine Zaaden ; of vrúgte baar , met lange Stampers en Zaadbêginzels, ftekelig gedoornd en met Nooten gevuld. Deeze befchryving van den Broodboom ‚door den Heer THunNBere, komt in ’c zaakelyke met OosTINDISCHEN Broopsoom. 35 Tet de voorgaanden overeen „ uitgenomen het laatfte, dat de Vrugten ftekelig gedoornd (mus ricati vel echinati) zouden zyn; ’ welk R v M= P H1us volftrekt ontkent, zeggende dat de fpite {en of hoekige Doorntjes , waar mede de Schors bezet is, week zyn en geenszins fleekende; zo dat men dit flegts van eene gedoornd- of ften keligheid , naar * uiterlyk aanzien, zal verftaan moeten, De ruigte der Bladen heeft meest in de Wilde Soccus , en byna miet in de Tamme of Katoen -Soccus plaats; gelyk my uit de daar van gezonden Exemplaaren blykt ; waar vande Vrugt ook naauwlyks oneffenheden heeft. Ook bevind ik de Bladen zo diep niet ingefneeden, hebbende altoosaan de ééne zyde een punt meer dan aan de andere; *t welk dezelven., in myne Exemplaaren , tien- of agtkwabbig maakt. 't Schynt dat zyn Ed, de befchryving op alle de drie Verfcheidenheden toepasfelyk heeft willen maaken, ‘Wat zyn verfchil in de Geflagts - Ken= merken met die van de Heeren ForsTER aan- gaat, ziet men ligt, dat het flegts verkiezingen zyn, de twee Blaadjes, die het Meeldraadje in- fluiten, voor een Bloempje of voor cen Kelkje te neemen; *t welk in veele Planten naauwlyks te onderfcheiden is, gelyk wy bevoorens meer maals gezien hebben. Het overige beftaat ook meest daar in , of de Bloemfteng , veel naar die van het Kalfsvoer of de Lifchdodden gelykende ‚in ’t eerst overend ftaande, voor een Kat te houden Ff a zy IE. DEI» Xl. STUK. 452 BESCHRYVING VAN DEN zy; die meest nederhangen en met Blikjes of Kaffige Blaadjes zyn voorzien (*). De Afbeelding van den Broodboom, welke men in ’*t Werk van Anson vindt, deugt niet, gelyk ik reeds heb aangemerkt, Wenfchelyk ware het, dat zulks niet van meer Afbeeldin- gen en befchryvingen in dat Werk gezegd kon worden. _Misfchien zyn daar van dergelyke redenen geweest, als de Heer Fors TER, in zyne Voorrede , te berde brengt , ten opzigt van de Reisbefchryving van Kapitein Cook, waar in ook, zo hy vervolgens aanmerkt, Plaa- ten voorkomen , die gantfch niet echt zyn s wat de geftalte der Menfchen aangaat. Van het Loof des Broodbooms, die aldaar op Plaat 16 vertoond is, kat men weinig oordeelen , doch de Vrugten hangen ‘er veelal aan te lan- ge Steelen : gelyk zelfs blyke uie den Tak, die op Plaat zo is afgebeeld , met drie Vrugten als op malkander gegroeid, De Afbeelding van den Heer Errrs fchynt naar die figuur gemaakt te zyn, doch aanmerkelyk verbeterd , met twee Vrugten » in wier Oppervlakte, ev eiwels ook een aanmerkelyk gebrek plaats heeft, alzo de- ‘zelven niet met zulke ronde Tepeltjes zyn be- zet. De myne, op Praar LXXVI, is zo wel naar myne gedroogde Takjes, Bladen, Bloe= men „ als naar de genen, die ik daar van met à eene () Amentum Calyx ex Receptaculo communi Paleaces- Gemmaceo. Phil, Bstan, p. 52, OoOSTINDISCHEN BROODBOOM. 453 eene Vrugt, van grootte als een kleine Vuist, in Liqueur bezit, door de hand van den kun. digen Píaatfnyder Pn1r1rs opgemaakt en zo naa aan ’t natuurlyke gebragt, als in de ver- kleining mooglyk was: ten cinde den bemin- naaren der Plantkunde een fchets te geeven van ‘t Gewas van deezen zonderlingen Boom, Men moet alleenlyk opmerken , dat hier wei nige Bladen en maar ééne Bloemkat in Plaat vertoond zyn, om alles zonder verwarring nae der te kunnen brengen aen de Natuurlyke grootte. Als ook dat de Vrugt , las zynde van het Takje , op de bekwaamfte plaats daar 1s aangevoegd , zonder acht te geeven, dat zy doorgaans iets laager groeije dan de Bloem. (2) Rademachia met onverdeelde Bladen, r IL ta inten Van deezen Boom tekent de Heer Tr U Negra. Onver- BERG alleenlyk aan, dat „hy van de Nederlan» geeide, ders, met een Maleitfchen naam ancâs Tsjam- peda genoemd wordt, groeïjende omftreeks Bae tavia op Amboina en elders. De Wortel , Stam - en Takken , zegt hy, zyn als in de voorgaan- de , maar de Takjes en Steelen hebben cene ruigte van lange ftyve Haairen. De Bladen zyn. (2) Rademachia Fol. indiviûis. THUNB. Ms. Saceus Arbo- teus feu Nanca vel schoorzakboom. RumPa. Peeers 1. p. 104. T. 39, -Saccus Arboreus minor feu Tsjampadaha, RUMPHe Amb. I. pe 107. Te 3e IL. DEEL. ZI. STUK. 454 DBESCHRYVING VAN BEN zyn overhoeks, gefteeld, Eyrond- langwerpig, ftomp met-een ftompe punt, effenrandig ; on= verdeeld , geribd , van boven groenen glad van onderen ruig door. ftyve-Haairtjes, uitge= breid, een Span groot, met eenen driekanti- gen. gladden Steel, van een Duim langte: de Stoppeltjes als inde voorige. Nader fchynt. zyn Ed, deeze Soort niet on= derzogt te hebben, My zya, zo wel droog als. in. Liqueur , daar van insgelyks Takjes met Blad, Bloem en Vrugt, toegekomen, waar uit my de gezegde ruigte. der Bladen van onderen „ doch. ook die, der Bladfteelen blykt; maar de Vrugt- en Bloemfteelen- zyn glad en de eene- zo wel- rond als de andere, De Kat der Bloe- men komt nagenoeg overeen met die der voor- gaande Soort en fchynt uit dergelyke Bloem- knopjes te beftaan. De Vrugt, welke ik ’er, omtrent een Vuist groot, van heb , is langwer- pig of Eyrond, by den Steel veel dunner dan aan ’t andere end; juist zo als RomrPuaus de Soorzakken afbeeldt, Dit is de gemeene Nederduitfche naam van die beide Vrugten, de Groote en Kleine , naamelyk; waar van de. eerfte , Nanca in ’t Maleitfch genaamd , tot meer dan anderhalf Voet langte , de andere, die den naam van TFsjampadaha voert, tot een Voet langte en‚dus veel grooter dan eens Men- fchen Hoofd , groeit. Van buiten zyn deeze Vrugten , volgens RumrPHi1us, dat ook inde myne blykt, vol bezet met hoekige puntjes als ge zen OOSTINDISCHEN BROODBOOM, 455 gefleepen Diamanten , doch niet fcherp of kwet- gende, Van binnen zynze gevuld met een me= nigte Pitten als Eikels , omringd met een Sly» mig Vleefch,dat zeer aangenaam is van Smaak, De Korrels kùnnen ook , gebraden, zynde, als Karftengen gegeten worden , doch zyn wat hard te verteeren. De figuur van de Vrugt, naar een Zak gelykende, die met kleine Takjes aan den Stam hangt, heeft ’erden Latynfchen naam aan gegeven. De Groote valt overvloedig op Java, Ceylon en verder in de Westelyke dee- Jen van Indie, doch de Kleine Nanca is naauw- Iyks dan op de Molukkes en andere Oofter- Eilanden bekend. Behalve deeze twee Soorten tel ik nog een derde , die my ook door de goedgunttigheid van gedagten Wel Edelen Geftrengen Hecr ; daar dit Geflagt den naam van voert, bezorgd is en welke ik dus bepaal. (3) Rademachia met onverdeelde Bladen en _m- ronde Vrugten. : gia. In de figuur der Bladen komt deeeze met tand de Nanca overeen , maar heeft geene ruigte , dan aan de Schepzels of Vrugtbeginzels, wel ke, gelyk die van de Soccun of Broodboom volkomen rond zyn. De Vrugt is my ger fchree- (3) Rademachia Fol, indivifis, Fruâu rotundo, HOUTTe Ff 4 456 OOSTINDISCHE BROODBOO Ms fchreeven tot de grootte van eens Kinds Hoofd te groeijen. Op Java , van waar ik ze bekon, men heb, wordt deeze Soort, die ik by Rum- purus of anderen niet gemeld vind, Mands, higue geheten, BLAD» BLAD WEEER DD E-R K. Rede DE NM Van de Letters , voor de Getallen geplaatst, wyst g het Zevende , h het Agtfie, i het Negende, k-het Tiende en \ het Elfde Stuk van het Ìl, Deer der ant En » GAN. À. Alantswortel. k. 693 A ves der eh ‚| Alcanna(Basterd) 43 5 de. met Algoede 5-1 Aalkru Alkekengi. 669 Alleluja, 5. 656 vande Barieenks: 1 2 is apeokop. Aloë h. 353 Aardakers. k. 123. k. zak Alfen zi Alst. Hse ea a Aardappelen g 666 | Awmaranth. SE (Spraniche)e 544 (Boomachtige)/. 2Sg Aardbezie - Klaver. Ambrette of AHbetvot, l.2s Aardbezie - Kruid. î, s Ame eanernid. 159 Aardgal. 8.824 6.435 Amie Aardnoot. Hiken ie Zaad: ok wi Ä Wij Aardpeeren. le 9 Ammoniak Gom, Aardro ke 81 in, Aard - Saffraan, g. 28 Andivie: . E 449 Aardveil. £ 330 { Andoorn. 5 i. 343 Abc- Ken k 534 f Anemonen. î. 182 Acmeli t. 534 | Angr - 1,166 Rear “of Kalmus. 4.378 Aopuk l.215 Adonis „Bloem. 219 | Anje 8 h.519 Afgodskruid, 5.489 Aihertsem. h 436 Afrikaan. ni 7251 St. Anthonis Kr. 2,521. 4815 Agrimonie. k.717g Ste oren Raapje. # ad (Molukfe ) k se) Any h‚2 Akeley. Apps der Liefde. 5: be Akker - Diftel. k 465 349 Akker-Klisfen, _ id 35 AGE: is a Moes 439 Arie en 6 Porfelein, £ sid h.3 Spurrie, _h.688 After en dert erk Kk. bos Ff s Afters, N BLAD W YZ ER ra. ge k. 678 | Berg- Cicers, k. 180 Aang 483 | Ek zemen î.477 Ave Dor of Averuit. ke 575 uisloo h. 638 Avstooné (Wyfjes). »: ee 5 Bron: h 650 Avondbloem. Peterfelie, h. 7e Raponce, „59 B. Sanik-! ‚555 Zoethout, „289 rik ARNE 4 580 Venkel. h.185 352 | Bernagie. g- 450 wer EN 150 } Bertram. : k. 756 meng “Cruin- of Hof vi 573 | Bes- Melde, 8. 61 Balfem - Appel. 1.295 | Betonie, 340 Balfembloem, i. 537 Beursjes- Kruid, i 629 Balfemkruid. #.324.k. dn evernel. é h.219 (klein) k, or Bessikanid. 8. 328,78 Baniljes. _ (klein) í. 621 St. Barbers s Kruid. Een Biggenkruide ‚435 Bafilik of Balfemkruid. á. 48 Bietwortels. 5. 784 Basterd- China. k.64t 4 Bilfemkruid, g-636 Muur: sis Bingelkruid. 4. 369 Saffraan. k. 522 | Bitterkruid. k 351 Wederíik, h. 445 3 Bitter Moes, „746 Pe: gesar.l. 9 Blaaskelk. 594 attes. 4. 359, 364 } Blaaskruid. g- 658 engel $. B oem. d. 217 Bdellium. (Gomharst) h. 208 | Bladderkruide i. 206 Kru â, 206 | Bladloos, vs jr Beeke m „8 Blik. Beek{chuim,. í. 516 tee z- 332. go. 185 Beemd - Diftel. 4 Bloem á. 718 Beerenblad of Wortel. /.201 Rmoni in ’t Haar, Hi 175 Beeren- Klaauw. b 98,£. ib 7 f Bloemriet, £ 3 Beeren - Oor. lootzaads k. 549 Beeren - Poote ì pi 4 } Boekweit. ® h.483 Beerwortel h, 67 | Boekwinde. h.485 e. . „783 | Boelkens- Kruid, k.555 tklim. ‚249 | Boeren Boonen, k.209 Behen - Wortel, 1. 38 } Boeren- Kers. i.624 Belladonna. & 655 rr md k. 465 Berg: Alfem. „799 b. 554 re b 259 Saihai, #,530 . k,‚2 | Boksbaard. fag BLAD WY ZE R Boksboohen. „496 Bolderik. „669 Bonfemkruid, l.aor Boom * Aloë. h.368 Boomplaag. 1153 Boonen, (Boeren of Tuin- . 209 (Roomfche- of Turkfche) 132 Boonkruid. ‚295 Boontjes. (Wilde) _k.209 Holwortel, ke 27 Bootjes - Vrugt. de 5IO ul. k.256 Borftelkrans. á. 379 Bofch- Ananas. h. 324 Î. 195 Zuurin 1.272 Rimes: $. 241, 264 Boterkruid, £-129 Bourgoens Hooy. ke 324 Braamboos. î. 46 menen le 221 Breekbeen, nn en …e h.742 Bremr i. 557 Braak, 8. anr 703 Brilkrui 652 maen 5 39 Bruinelle. î. 437 Bruinetjes. 1.219 Bruinheiiige. i-326 Bruinkool i 718 Bryonie. 1.329 Bulbonac, ° i.656 Bylkrui k.22 Byvoet. k.573» 584 C. Caravances, h 142 Card ikt. 5o Chriftus - Oogen, ko r Chryfanth. k.738- Cicers. k.216. (wilde) k. 265 Cicorey. k. 446 1.122 Citroenkruid, pien : Citrullen. 315 « Combilie - Plant, pe 3755 Condrille, 3757 Contrajerva, 2.357. k De T Cymbe 1.487 Erdkruid k.564 : D. Daauwert je. 8691. Dalkruid. h, 3464715 ; Damastbloemen, … #.7ors Dianthera. Zal Dikblad hk. 2955 Dille. hara Diptam, 1,383 iftel, „490 Dokkeblad. k. 5455 ee Dol - Appelen. 8 ee Dolkrui 86 Polle Kervel, oars Gl Donderbaard, Donderboonen. 5 kn maan 8 653:i-420 k.467 (Spaantehe) lr 47 Doorn- Appel, 8: 630 orn - Heul, d. 107 Doornzaad. 37 Doorns en Diftelen, . kssaor Doorwasof Deurwas, Jh, 25 Doove Netel, 1.332 tter. 8379: Doucette. „5981 Draakenbloed. ‚390 Draakenwortel, £-358- Draakskop., BL AD WYZER. Dra k 588 | Elskrutd. é. 606 Dricbloe h.537 | Endivie k. 448 Drie- Dine of „Veld- Engeldforee h.109 Sa k.511. h.227,229 priebenheids: Bloem. 4.141 Erven k. 178.215 } eer k. 806 „173 Drieftee 2.612 Kemna iden k. 187 Droevig Kruid b‚217 Wilde k.177 ‚Prolbloem. d. 250 | Esparfette, k.243 Droogbloem, k. 590 | Esfchenkruid, h.s13 Dropwortel d. 42 | Everwortel. k. 489, <08 Druifkruid. i,272,l 245 Ezels - Doorn. 496 Druivebloem. h. 133 Komkommers. 4, 300 Druivenkruid. 8.777 Komyn. h. 95 Yuhpelblad h. SIS Oogen. k. 140 Dubbelkelke k.815 | Ezelsreuk. 8: 448 Dudaim. 1.324 4 juivekervel, St RE F, uiwelshbeet 8 240 Duivelsboonen, k.150 ; Fenearick, k. 320 Duivelsdrek. h. 86 f Ficoides. ê. 31 Duivelskruid, i. 162 | Fiekruid, 1,679 Duivelsinelk. h. 753 { Fiftelkruid. i. 470. vels- Oogen. rs Fluweelbloem. . — k.726 Juivenvoet der Aad > Amaranth. 4.262 Duizendblad. _k.792,802 | Fonteinkruid, z.388.h.465 Duizendgrein. _ g.218,767 | Franjebloem. 5.329 É : h. 314 * Fynftraal, k. 618 Duizendgulden - Kruid. 5 824 Duizendknoop. G. eert h. 520. 254 Dwangkr ruid, k. 443 | ge k. 229 8. 25 E, Galantwortel. k4694 Galbanum-Planc, _ h-130 Eclipfis Plant. k. 807 | Galkruid. g- 120 Edeldiftel. k.493 | Gamander £.27ï Eenblad. h. 352 ern î, 286. 2.98 Eendenpoot. í, 84 F Ganzebloem ee k 74E + Se 8 75 € € . so Egelkolen, Egelgras. 4.224 j Ganzendiftel. A 361 Eijer - Plant. g-67 8 | can zerik. á. 54 Eik van Jerufalem, 8 172 Ganzevoet. g- 71E Se 8 | Garderobe, k. 565 BLADWYZE EK Garnaalen- Moes. _ g.716 Geelbloem. 3 262 Geele Heul. î. 89 Geelktuid. h.12 Gehoorkruid. «263 Geitebaard, b.4I, 44 Geitenbek. „Sir Geitenpoot.g.563.h.231.1.76 Gember. (Duitfche) L192 Genadekruid. 119 Gentiaan. (Geftippelde) „808,814 (Groote) g.8ro (Herfst) ae (Voorjaars-) 4.8 (Zeerkleine) 2 ns Gerards- Kruid. h. 231 we. ke 802 Geurkruid, k. 559 Geutjes- Aloë h. 365 Geutjes - Bloem. ge 500 Gezegende Diftel. b. 50 Gezezend -looy, k. 325 Krui Î. 72 Ginzeng - Wortel. 417 Gipsminner. en Giroffels. h.58 Glaskruid. 8- 138,4. 399 Glid- of Glitkruid, d. 315 Glidkruid. Ê, 433 ‚1ër Godsgenade (Blaauwe) i. 433 Goe Henrik. 77 Goede Nagt. ‚570 Gom 5 Eppe. . 129 Goudboek, ba 75} Goudroede. k.679 Goudsbloem, b::27 Goudveil. h.540 Granaatbloem, 1.179 Gras - Kool k. 491 Grindkruid, k. 642 Grootbloeme h,655 Grysbaard, k. 344 Gryfekom. k. 8r Guichelheil. Z.51o Guichelmuu ‚330 Gulden. Appelen. g.670 Gulden Klaver, 183 nag ee „658 Gulden Roede, „684 Gulden Sese h.sar Gulpzaad. 1,372 H. Haairbloem, » 1292 Haairfter E-36L Haairftreng. 75 Haanekam 8. 7OI.k. 245 Haanekammen, ie 459 en k.242 Haanek k.23r and ke.246 Haanepoot. h.23r Haaneveet, 1.242 aazen - Geruwe, k. EN CU k. 433 | Lieuwes pe 4 Leger. Bee _ Oor. … Reet Haazepoot. £-318 Haazepootjes. k.296 Halskruid. 8.587, 610 Handbloe á. 533 Hangbast l.205 Hardbloem. h.565 Hardkelk Z-797 eeen 1.362 artvrugt. h.487 int k. 465 Havikskruid, __k. 396, 414 Hederkof Herik. é, ng; zb „213 | Hee Heelwortel. is "3 En BLAD WYTEEK eemst. € Heiden Hyfop. i.136 Heidenfch Wondkruid. s ‚658, 684 jeil der Zotten. z.st gilkruid, h. 97 eitwortel Ll. 416 elmkruid. €. 429, 5I4 emel- La 8-57 emelroosjes h.671 emelfleutel. 642 ennip. 346 ercules- Knods. 1, 304 Herders - ee i.629 erfst- Klokjes 8.816 ertenkruid. 5, Hertshoorn. 4. 323. 632 tshooy. __k.335»339 erts - Pole 28 eulbollen. ê. 98 exen - Melk, h.753 oefblad. „630 oefyzer. ‚22 Hoenderbeet. g.103.% 244 „337 olft ‚82 ond erdmark. d. 219 onds- of Helmruite. f, 520 ondsbloem. é 6 ondsdoaad 5 ondsdraf. ë. ‘Hondskool, 1.273, 370 Hendskop. i, 50 p ndsmelk h. 753 s ndsnetel é. 334 : 337 omc s - Oog. k.612,7 onds- Oo „69 onds » Pererfelie. „159 Ee nde ib’ be. E 316 Hionc meed b. 211 Honds- Thym, k. 566 > onds - Tong. E-43 k. 48 | | Honigfchub, £, 1ó8 Hoornbloem, h. 681 Hoorn - Heemst. k. 35 oorn » Heul. id. 89 Hoorn - Klaver, k.315 Hoorn - Vrugt. 1. 210 Hoppe, 1, 349 ouwmes Boon. k. 146 Huislook ‚640 (G h,7718 Hypocuaan- Wortel. 4.14$ Hyfop. d. 298 Indigo. k.247 an re í. 270 nha d. 359 wakootes: Wortel, g, 518 L Jaagt den Duivel, k‚326 St. Jakobs Kruid, k.653 wen Wortel. g. 549, 615 St. Jans Kruid. 332, arr Kruid. 335 Jenettekens Léo Jerufalems - Bloem. h, 674 Jeuk: ntjes. 149 Jeuktblad. 1. 238 Jichtkruid. de 234 lenkrui i Ee 315 | St. Joris - Kruid, Z-192 Jofephsbloemen, 346 Juffers Schoentjes k. 310 Juffertjes de é heit: î. js uffrouw Jufticia. 5. ph | K n. í. 181 Kaardenkruid, Z-232 Kaarsbloem, h.613 BLAD WE YZ Kaarskroon. 8.730 Kaasjes - Kruid, k. 59 Kaauwverde, 1. Gd E Ks Katteftaart. Ls Kacteftaart - Amaranth, J, ded end Netelkruid. he Kaauwoorden. % Kattenpoo k.6o5 Kadjang. pn 144 Re, Wortel. 8 19% 16 uid. (Groene) 5 nb Keizertjeof Koningje. £. tud Kafbloem. g- 69 ennip. l. 345 Kalabas. 1 302 | Kers. (Wilde) i, 689 Kalaminth. î.402 , Kervel. 168 ,17r Kalfs - Oogen. k.744 (Wilde hri7e Kalfsmuil. Î. 506 erg Î. 186 Kale 1.181, 190 ef d ee 88 | Keu 363 Mhesdraareniks z. 797 4 Keyk of Wilde Radys, 738 (Kleine Ruige) g.792{ Keyke 580 (Kleine Witte) g.782 Kinker - ie ie (Steekende) 5 786{ Kittelbloem, us. al | Kivits Eijer Bloem. 5 1 Kainferktuid 8.368 | Klapperroozen. mille, k. 777 | Kla k. 28: | (Edele of er { Klaver - Anemone. Ô 195 fche) 81 ‚ Klaver ng. 654 (Gemeene) E 761 Klaveren, {Genoomde)t 310 Aerlokende nd Kleefkruid £.292 Wild R.784 = & 199 (welriekende). 760 Kleinpoot. d. 192 Kamkruid. k. 736 f Kiepheul. á. 105 Kanarifche Klokjes. h.383 ER N 205 Kandraager „172 } Klimb k.13r Kankerbloem, k,388 Klien, KHten of Klad. Kankerbloemen, Î. 95 „452 „Kankerkruid, E- 417 (Kl eine) J.24r Kantaloepen. 5.322 j Klisfen- Kruid. 702 Kantenkruid. 8. $1 Den e é 1. 24X Kardamom. 14 58a Kardinaals Bloem, 4.124 Kobes - Winde, Z.532 ‘Karels Scepter. Îe 47 Klokkebloemen. 412 arkarren. k. 155 4 Klompbloem Z. 126 Karoot. h. 48 | Knapbesfen. 8-12 Karthuizers- Bloem, A. 5 ptandekens - Kruid, £-507 ) ze nn dl Knawel, Lef Kattekruid. 4,303 | Kai Know: al beter Lil Bek. Knodsvrugt. î. 739 Krabbekwaad. £. 47 Knoflook - Kruid, î, 685 j Krabbenklaauw: i. I8 Knollen i.723 | Kransjes- Kruiden, #26? Knolradys zi 36 j Krappe. z.299 Knoopkruid sle iaer b.162 Koe - Oog. k, „ós 820 | Kreupelgt h.416 dille. 763 ‚ Krieken hd Zee. g.66t Koekkoeks- Bloem. h 675 Krielzaad. h. 3% 6o | Krieuweikruid. k. 150 Koekkoeks- „Bood. h 65 Kriften- Wortel. k. 26F Kogelbloe Io4 he nn ï ef ] Bei e 3o7 f Krodde. i.729 Kogelkruid 2.226 Krok of Wilde wiken, gollebloem i. 95 k. 201, 205 Kolobrieijes - Boom: £.483 Krokkeling: pat 32r Koloquin 1.317 | Kroondoorn. h.2At Komeetkruid. ____-#-361 j Kroon- Kalabas, 1.312 Komkommer 1. 317, 326 } Kroonkruid. k.220 Komyn.. 132, 226 * Kroontjes- Kruid. h.753 Koningin der Planten, 5418 | Kroontjes-Kruiden, A. f „55 ganprien dean hAtá Konings: ‚Blocmen. Â.148 Kro k. 370 Konftantinopel. he 673 Kruidje roerig niet. 4.150 Konftantinopels (Kleiss) | rui kt62 617 | Kruiper we 1,220 ool. $. 7Î 13 | Kruipwinde. h.25% dane, ij 186 | Kruisblad. 2.296 „Koolz „ddr 4 | Kruisbloem. î.415-k.85 Naorblongen. f ) ‚ 31 | Kruisdiftel. h. urkíche E 25 | Kruisgras. 343. 1. 39% Koornroozen. i. 95 j Kruiskruid, ke Kisk Koornvlam. Sn 667 Kruisplant. z-311 Kootkruid. k. 259 etn : ER Koraalkruide h,337 | Kruldift Koraalzaad, k.168 ‚ Kun oe Boorkraid,s. 20529) „Koriander. h.165 | Kunel, En Kornetten. k. 370 | Kurkuma. Eek noelje. 8.336 Kwylwortel. È 786. Ke gn ag Pot. Es 578 ene envoet. 8-323- £ ien } Lakplants h6 nd «n er 47 Lammerkens - Oor, g. r BL-A-D-WrYyoZ-E-R, Lappenbloem. 8.385 | Maankruid. h. Laferkruid, 3 o | Maankop. 1.92 Eee Lathyrus, E AAE of Mater. k.757 (Erwtagtige) k. ee Madel (Moskeljaat) k. 19e Masclc AE, £:229 Latuw of Latouwe.k. 369. Er Jer Lavaskruid, hr rrd (Groote) ke 74t Leeken. h se, Madelon | Lesuwen-Bek. á, 487 sas Maijer. (Gedoornde) 1. 265 Leeuwen - Oor, î. 376 Gemeene Jl. 258 1. 97 se Staart, £, 375, 556 Liecuw 37 Tae: van den Dale. /. 347 Lepelblads- Kruid, _ % 738 Lepelkrui EE jd, Leverkrui}.h.719.0.183.k-555 Liesch-of Breukkruid k. 703 er VrouweKruid. 4,380 Li k.a11 Longekruid. £ 437 k 405 Loodkr g 520 Loo kruid. g.785 Loogkruiden. 8.194 Look zonder LO i. 688 koppeke uid. _h. 2 Lot d Lous. (Egyptifche) _ á, 112 St. Luciaan - Kruid. 7 Lubbekruid, „105 Lugtbloem. l.157,169 Luiskruid. É. 157, 468 „uZerne. k.324 al Sent nd dent" Maagdebloem, 1.247 Maagdepalm. ‚726 5 (Veelzaadige) ». 780 itt L255 ed nirlegosees: 8 U Malrove, 8. 355 aluwe. k.S3 (Witte) k. 48 Mandraagers - Kruid, ges Ge Manskragt. ans Oor. h. pi Marie - Diftel, k, 489 Marietten. 8-59 Mariolein, (Edele) ne 388 Wilde) En Mastbloe Mater of Moederkruid. k 248 k. 722 Meekrap ie 0 299 Meer - Ee of Miers 2 Meer- Vlegtwortel, re 46 Meerwortel. Meefter - Wortel. À 185 Meirbladen ee (Stin nkende) ee dae (Wilde) 600 Melisfe. GRO) i 378 kfe) i 4IQ Melke o Liere Vrouwg Jh. 430 Mels: BEERD WTZ Melkdiftel- of Melkkruid. Muiltjes- Bloem, 8.335 Pein k, 360, 364 | Muizen met Staarten. k. 193 MOE 8 7 8 £l Muizen - Oor. g. 421. h. 634. eloe h.682. k 399. Nfeloën: Appel-Bloem, È À ‚| Muifenfiaart. ; Meloten. k. 284 | wint Keulen. rien! (Gekroonde) k. 3ro | Mur i. 318 Memorie - Kruid. Ll. 400 Msuekruid h. 490 Merveilje dè Peru, 2 Órg ‚ Muu ham Methel - Neot. Z. 632 prank (Verfchillend) h. €28 ley -App 1. 85 | Muurbloemen, d 691 Meybloemen. h. 347 | Maurpeper. h.649 Mey - Diftel. k. 471 { Maur-Spurrie, h.238 Middagbloem f4 rrha, h. 205 Minkyzer. he 523,0 591 Myrrhe- Kruid. , h.209 Minkyzers. 4 8.354 | Myterzaad. h. 563 Miskaars.., 4,557 Misfebrood, 1 zo5 Ns Moederkruid. k 758 Moeras - Aloë. - 180 | Na . 1. 353 Diftel. k. 470 | Naalde Kervel. h. 168 Kroos. Á 66 * Naaldekruid. k. sf Meek fi 333 Nagelkruid, 1. 73.k. 399 Muu h-33 37 azelwortel E: Moes- er Ë Gn 100 Nagtfchade. 8.664, 673 Moes-Diftel. k. Nar dus- Zaad, Î. 176 ol- Salade, : 383 Narrenkappen, i. 162 Moluk je. d, 376 | Naterwortel, h. 460 Monniken - Rhabarber.h. zo5-} Neerzet, -t-ie ohe ls Monnikska appen. “$ors 1 Neerekruid, Z- 131 Monnikskruie. — — 'k. 433 b Negelbloëmen. 4,584, 669 Morgenfter -Doorn. 4.107 } Netels. (Doove) «4.332 orina. : Z170d- (Roomfche. dees Mas: Muur. __h-457 | Netelkruid. 1.283 Mofterd. ne En Neusbloem. EL (Wilde) x1 | Nieskruid, Mosterd Zi hed ways bl j (Wie) 1385 129 Nies wortel, - f.257.1. 384 Mottekruid. B: 623 117 8 594 Nigelle. ken oxa (Japanfch k:585 | Ninfi- Wortel. Ki rd Kruid. wk ae Neaera 8 FRA DENIAL ER 0, Partyke. h. 711 Patatten. E.54t Oebies, 1.369 | Paternofter-Kruid. _g. Oever - Gras. 5 l.221 | Patich of Patientie. A. 388 Riempjess h 23? Batryskruid. k. 7171. 40E _ Oijevaarsbek. k. 1 {Peen of agen h, 46 rd s 437 | Peertsbloe i. 460 Onde î.330 | Penníng- ot Dubbele, thin Bedftroo.i.391 Blad. Onzer vert Diftel. S 480 ‚ Penningkruid. g so9í. Oogentro 454 | Penfeen of Viooltjes. L 4] oasdtreost- ee Pte, Peonie. i.1 683 | Peper 218 Oogklaa î. 87 f Peper ‘vân Guinee, 8-676 Oonaget: Kruid. h.6co | Peperkruid. i,612,619 Ootmoedig Kruid. 4.163 ( Pepermunt. î. 324 Opaalkruid. gro Peper wortel, 638 a Plant, b. 202 | Perchepier. 375 i.507 , Perf-n- of tee 419 ema id. 382 | Pestder Tui h2 Osfenbreeke. k. ro7 | Peterfelie. aaf Osfen - Oogen. k. 18 Ent 38, 4 :s8 Osfetong. 8 429 vialle Boom ; rn Te P etn nes k.134 Pillenblo ê. 749 Paapenkruid. _k-388-f- Re Ee Paardebloem. k387 Pimpernooten. ___k. 123 Paardeboone io { Pinkfterbloem. í.666 Paarde- Venkel 82,149.199 Pinkfter - Roozen. i. 148 Paardevoet. Pinkfternakel. h‚197 Paardik. h En, Pis in’t Bed. - ‚388 Paarl - Aloë. h. 366 | Plompen. 8495: 110 Paarlkring. ì, 71 { Pluis - Akeleijen, i.217 Paarlkruid, g. 425 | Pluis - Anjelier 5ga dn Î 110 | Poepen - Wortels, #48 Papav -é, 92 t Poddeblad. 636 Pa Spegraljen= Kruid. 1.254 | Poelrait, Ï.214 Pappegaaijen: Zaad. k.522}] ley. _— 28 Peradys- Zaad. Eu CWilde) Î, 402 Parickrui h, 489 | Polie. 29o 4 Gg 2e hd BL RDW Eer: Pompoen of Pepoen. J30 307 Porfeiein. 7o Potatoes. z.669 Potzer. 1.568 Prangwortel. k. 106 Primula Veris. 479 Princesfe- Boontjes. k.157 Pronkbloem. „561 Profeeten- Appel. 1,319 Purgeer - Vlasch. h. 284 ] rin: Kruid, 2. 40 Py ne, x 1.267 Pylijet g- Soo E- oo k. 514 Q. Quadrilje- « Kruid. $, 130 Quamoclit. 8.865 Quendel. î. 391 ô R. Raapen. i.122 Raapkool, 1,718 adys. 1.735 (Wilde) î, 622 Rakette. , 1.725 -(Italiaanfche} Z.729 Ramenas. î. 736 Ramie -Kruid, ! £ ee Koek 8, 582 605 me paar 1. 450 470 dek } Ratellang- Wortel, 8 393 Reinevaren Ren of “Roerkrid., _Klein-) Reurkruid, Il. 96 Reynette. id. 44 Rhabarber; h. 498 Ridderfpooren. d.I5I Riempies h.237 Ringbloem. k.773 Rivier - Roos. hr Robbertskruid. k. 26 Rolklav k. 305 Rondbloem g.8o01r. Roodwortel, 70 Rooloopskruid k. 699 Roomfche Boonen. _k.132 Roomfe Peper 2.736 Roos van Jericho. 1,602 Roowilligen. h. 466 Roozenwortel. Ì. 367 Ruigaart. 1. 86 Ruigbloem, 2, 494.h. 564 Ruigftaart : 4562 Ruiterkroos. Eur Ruiters - Kruid. i. 580 Runderen - Tarw, d. 460 : Baadevd: ‚322 Ruuwkruid. z-271 Rynbtoemen. k. 594 Ryn- Kool, k, 440 Ss; Saffioer. k. sar Sainfoin.k,221, 241, 243, 325 Salade. é k. 369 Salie. zg. 158 (Wilde) 1.283 Salomons Zegel. h. 349 Salfefi of Sasfefi, anikel. antorie. l. 23 Santorie.( Allergroot{te) }. 43 (Groote) 1 26 Ad ‚ aa- „ BLA RWE EEN Santorie, (Kleine) 2.824 Saturey. 1,295 ie h. 63 Sellery of Seldrie, h.229 Senega - Wortel, k. 92 Senegroen. 8, 267 Serillen h.117 Serpentstongen. 1.268 Sefarnkruid. ï. 566 Sefeli. (Ethiopifch) k. go ‘Sefelkruid, h.94 Severzaad, k.574 Schaamkruid. k.228 Schaapenpootjes. ks 645 Schaapskruid. l.116 Schaaps Zarkel. h.412 Schaaren. i.18r Scammoneum. 8533 Scheef bloein. d. 636 Scheele Oogen, h, 684 Scheerling, h. 55 Schelkruid, Î. 86 ‘Scherpkruid, Z-454 Scheurwortel. 8.448 Schildbloem. 3, 482 Schild- Meloen, Jegaa. Schildzaad, ____$ 649 Schoonkruid. k. 563 Schorfte 8-379 Schotelkruid. L.419 Schottelkruid. ‚ 92 Schottelftruik. 3, 308 Schubwortel, ie 4Ó1 “Schuimblad. 1, 650 Schuim - Papaver. h.595 Schurftkruid. 8.236 (Schaaps=) r rd Schyfzaad. +159. $ ei Scorpioenkruid. 5.415 __Scorpioenftaart. k. 227 Scorzoneeren, Kke-353 Scrofelkruid, 5,513 Sikkelkruid, h.123 Sinauw. „372 Sifets of Gicers. ‚216 Slaapbesfen. “_£-655 Slaapbollen. E 4 Slakkenkrui Slangekruid. gant . Slangenwortdl 8.517: hop slan genwortel (Zwarte).h.I7 Sleutelbloe „419 erianstihoi „1âz Slingerplant 8133 Slingerroos 532 Slykertje erg Simeerblad. re 28 Smeêr wortel, Z- 442 285 Bnèenw- Gentiaan. £ Ber | Snyboonen, 133 Soepkruid. „436 Soja- Boonen. k. 151 of Fiekruid, 679 Sorbenkruid, 8-332 Bonte’ Z. Soutenelle, 8.488, 562 Spaanfche Kers. —_h 43L Spaaníche Peper, 2.682 Speen -Dift _k, 466 Speenkruid. 4228 eCOE eist Speer- Diftel ke 47I Speerkruid, E-1624527 sel el J.182,195 Sper h,‚337 Spheerdifel 1,107 Spille - Diftel. k.sr6 re „4343 Gg 3 spin ” kk 4 ma En AR Idd : u) maes dk dE ma sa Barst SA Pa sa di KE Spitirekop- -Bloemn. 1.168 | Suikerey. Spinrekoppen. h 489 { Suikerwortel. he, 117 Sptingkruid. A, 756. l, 300 Springvrugt. 1.213, 294 4e Springzaad. 2.699. 1. 143 s tn ae uid. £.199} Taahim- Wortel, b. 381 “Spurr de Taanbloem. h.807 Sta Ikru sid. Tabak. 8.642 Steenbreeke. : 425 h. se. zò Tanddraad. i.6 542 andwortel, „i.658.k. 786 Steen - Eppe.” b. 125 * Tandzaad. k. 537 _Steenker £.662 | Tandzaader. 8-265 Sever. k.284, 302 ! Tafchkruid, d, 608 Steenkruid, î 687 | Tayes- Worteleu 1.187. Steen - Raket. $. 683 } Thlaspi. LEN 623, 638 Steen - Thlaspi. 1.637 (Gedoornd) 4 642 Steen - Venkel, h. 79 d. 391 Steen - Violieren. î, Gor Tomimon- Plánt, z. 20 Steenzaad. „425 ate 61 Stekelbes. 1. 334 $ Tongen - Aloë. h. 363 tekelkroon. h. 294 To Soerlds: é. 600 Stekels. „465 | 7 rak: 8.624 Stern-Diftel. —____k: 479 | Tormenul, i. 69 ternmuur. _ / h. 619 , Touwdruif. 1.378 terrebloem. k. 662 Toverrruid 448 pterrediftel. b. 52, Fraswortel. 44 terzekruid. £-63.h.17 | 5 sbar Winde, 8.565 tevenskru id. 8. 72 | Yroffelsruid. ARE tinkende Gouw. $. 87 ee an î. 108. j= nkert. _- bast f Frong- Appeien £-619 is ee k 278 | Truffels of Aardbuitkdd. zap tok ki . 66{ Tuiüplant. ir meren ‚Sr Fuimel- Diftel. h. 5 Stok - Violieren. d. 694, Tuimeldoorun, h. 523 Deraalkop. K-s13f Tuin- Anjelier, h. 583 _Strandkruid, _h.258 | Tuin- Boonen, 209 een, £-610, Tuin: Chryfanthen. k. 753 _Struiskru 2.363 | Tuin - Hertshoorp, 324 “Struisveer 1. 342 * Tuinkers: 1.616 ns menten niids 8. mr raed, h. 433 ere 555} Tuin. Scheerling, Rane é ui el BLAD WYZER Tuin Ziaring, : h.403 | Veld Zuuring. ke 409 Tunisbloe k. 726 | Venkel,’ he21s “Turbitn- wort. sah: go | Venus- Bekken. 82-236 Turkfche Boonen. _ k 132 | Verwonderingskruid. 4,372 Turrekruid. î.71t { Vermuur „407 Tweeknop. 4.554 | Vetflaa, Vertekouse. 2.199 Tweefprong. 8.278 | Vezelbloe oem. 1.427 Tygerpoot. 8.576 vildkrnid. g 379, 367 Vingerhoe ted SS V. Vinkoorde. 8.727 Violetten, 1.694 Valeriaan. £.185 | Violier. í 690 Valkruid. k. 708 [ Vioolen. 1.13r Varkens- Brood. «__g.490 | Visfelkruid. d,624 Diftel k,4so} Vitfen k 199,205 ras, 1. 476 | Vlakbloem. k.529 Venkel, h.74, 75 Vlakkenkruid. k.250 Veder - Winde g 560 | Vlambloein. 525 Veegkruid. h. 251 }-Vlafch. ‚#.272 Veelgrein. 8 217 | Vlafchblad. £-719 kan | 8: 307 | Vlafchdotter. 8.594 Veestblad g 725 | Vlafchkruid.-”-£. 442, SOI veld- Anjeliertjes. h. 580 f Vleermuizen - Moes. 1.299 empjes. k, 722 | Vleefchkruid. i.420 Cypres. f. 273 | Vlegtkruid.: h.495. „Diftel. or kedger t-LAAe h192 ” Dragon. k 800 f Vliegenknip. h.s27 Eppe. h209 | Vliegenvanger. h.615 tayiope d. 136 | Vlooijenkruid. h470 rd pre ‘_k 603 | Viookruid. _ g'324.k- 612 Veldk j.623 , Voetangel. h.52r- Veld-olVarkens Klaversk, dr Vogelhooy. k 202 myn h.2 Vogelkruid, h 244 Kruisditel. he E Vogelnest. h. 46 R.habarber. î 215 | Vogelpoot, k.223 Veldroosje, £.122 | Vokelaar. _k 750 Veldroosjes. d. 219 } Vorfchenbeer. 1.374 Veldruit. de 214 | Vorfchen - Slaa, 8396 Veld - Saffraan. k. sti Vosfendruif, …— h.489 “Salie. 8 164, 173 | Vosfeftaart. 1.263 Spinagie. sä) Aen de 10 84 ERA D We Vrouwe- Mantel g.372 Vrouwe- Roosjes. h.671;680 Vrouwe Spiege £ 597 Vrouwe Vielieren. g.591 Vrouwen Zegel 1.355} Vuurkrui 1,262 Vuurwortel. g.523.k. 786 la Ee 57:79 Vyfpun h. 65 Votvipgerkruid. ë, 69,65 AL der Hottentotten. #, 20 Vygboonen. î. 564 ke125 W, Waalwortel. 8443 Waldenfer. 1,230 „Wallen- Jiftel. bs:8 Walftroo £-28r “Wantsdryver. 8.169 antsza b. 16 Wantz- Zaader. £. 6o haikr nier. 8318 Wafchisruid. - E- 445 Water - Andoorn, E14 4 mani SIG | 19 we Biezen. wer, Blad. 2ós Boelkens- Kruid. 538 Drieblad. g-496 ‚ Duizendblad. £.133, 8. £.249 Eppe. hk 6s-.h115 Hanevoet. ede Hennip k.5 re me: 1 sik t Kalfsvoe:, 5 33: den Karftengen. £-354 | E KR Water- dan 1. 668 ervel. h.14x Kebe l19 ok, d. 284 Meloen 1.313 nt. 1.319, 323 uur. — h246,492 Navelkruid. he II Nooten. g-352 Olyf, „804 Paardeftaart. î 493 ic _h.398 er. ° h-464,409 Pimpernel. Z-91, 6 Piomp. 114,16 Pungen, „ 89 Radyse 3.671 Raket” id. 670 Rhabarber. h.399 Roozen. - dr _ Ruit. 5,214 S Scheeriing. Jh 145 laa, kar Slangekruid. _J.204 Speenkrüid, — dsió Sterrekruid.’ ‘g. 64 enkel, h.143 Violen. i 666 Violieren. £.498.4.119 deg 0 5, als Wederick. (Gehelmde) 5 123 Weedaart. l 376 eede, 5,743 Weegbree. Eerd Witte) Ere k.194 Wikken. EN 19. Wilde k. 201 Wilde Kervel. 18 — Wyngaard. BLAD WWZ: E: Ra inde, 8-530 ( Yzerhard, & Windgrase £.549 | Yzerkruid, 8. 45.5, 311 Windkr d.a71 | Yzoop. d. 299 Wintergroen Js. 424, 534 € Winterkers. #.687 } Zaapblad. k. 456 Winter -Violieren. —_ #.7c3 ; Zasgpeul. k.237 ifeno. 308 f Zagtblad. 8.219 Wit Been. h.595 $ Zand - Anjelier. h. 592 Wit Moes, 8 199 | Zendmuur. h- 624 „Witwortel. „349 | Zedoar 513,39 Wolbloemen; J.102 f Zee - Alfem: R- 526 woldiftel k. 426 Bilfemkruid d. 592 Woldoorn, k. 483 onyz k. 628 _Wolfsbezie, h. 489 Eppe. h. 107 Wolfsboonen: -k:642.k. 127 Erwten k.125 mede, Wolfswor- Ganzevoet. £- 704 Î,162 Grappe. es wolfsmelk. ‚h.732 Gras. ‚258 Woltspoot 8148 slertshoorn. 8- 321 Wolfsfchyn 8455 Kamille. ke 760780 Wollekruid. 8-62 Katoên. l. Wollekruidje, 8481 Kool. 5: 562,747 $.718 Wolvenlaa. 5.438 Kra Wolverle k.714 Kruisdiftel. h. 7 Wonderbloem, Z-Ó614 | Lavendel. 8: tn h.26r „a4.ka15, 657 h. 686 Worgkruid. me iel s Nen h. 402 Wormkruid, k.574 Peterfelie, i, 3 Wormzaad, k. 571} Pinkfternakel, _ A. 30 Worteikruid. . h. 45 Porfelein. A. 624 b. 406 Wortels. (Roode, geele , Raket. i. 742 witte h. 48 Spurrie, h. 635 Wondbloem. k. 709 Thby „620 Wous. 7 h.723 Venkel. 79 ‘Wrange 8.379 En h. zo Wrangekruid. 5.438 Winde Wrattenkruid, g-418 | Zeepkruid, 7 Zevenblad. h. 231 Ea 2e Zevengetyden- Kruid. k. 282 N Zevenjaars- Bloemen. ke 6o4 Yams. l. 359,36: je Zevenjaars . Boonen. ke. EEn BLAD WY ZE R, Zevenkleur - Alpes Zilv erbloem. Zilverkruid, Zilverfchoon, Zonnebloein. Zonnebloemp;e, Zonnedaauw. Zonnekroon. Zonneminner. Zonnewende, „Zoutbloem., Zoutdruife Zoutkruid, 7 De Zuigbottel. d.55 Â.54 Bi Zuurklaver Zw osn Zwaluw - We rtel. Zwarte Winde. Zwartkoorn. Zwartkruid, d. EE | Zwervend Moes. Zwyneboonen. l, ed Zwynen Diftel, Kers laa 2. 798: | ER, Zuuring ef Zurke!. RE: EEG ET ER D E R GESLAGTEN. Van de Letters , voor de Getallen geplaatst, wyst g het Zevende, h het Agcfte , £ het Negende , k het Tiende en } het Elfde Stuk van het IL, Deel der ‚Natuurlyke Hiftorie, aan. & af eens. Acalypha, „Acanthus. Achiliea. k Achyranthes. cnida. Aconitum: D| Alchemilla. Aldrovanda. lisma. han} mn | Allionia.  Alysfum. Amaranihuse Ambrofia. Ambrofinia, Ameihyftea. er Anthemis. R Anthyllis. „Anztichorus. Antirrhinume „Aphanes. Apium. A DOC YHUNLe Aquilegia. Artedia. SN After Saga. sflrantia, Ájenia. Del | vPollota. ‘Baltimora, EES et B GI LN f Buchnera, ES B if STel mk Barleria. Betonica, Bidens Biscutella, Boerhaavia. B & orago Bealice. Bromelia. Browallia. Bryenia. Bubon. Bunium. Buphthalmum. Bupleurum Burmanniae op ner en Calla Callitriehe. Caltha, \ EECISTES Campanula. Camphorosma. Canarina. Curdiospermum, Carlina, Carpefium. dekt Casfytha. Catananche, Caucalis. Celofia, elfia Centaurea. Gentella. Centunculus, Cerastium. Ceratocarpus. Cerinthe. Ceropegia, Cerb. Cheiranthus. Ghelidonium. lone Chenopodium, Cherleria, Chironia. Chondrilla. | kreeg at ze Eeen: Cicer g. 580 1 660 Cichoreum. icuta. Cimicifuga. Cineraria. Clihadium. Clinopodium. ee ern Comarum. Cometes. Conium. vallaria. Convolvalus. Coreopfis. Coriandrum, Corispermum, Órpman. Corula, Grambe. Crasfula. Cres/a, Crepis. Crinita. Crithmium. Crotalaria. Crucianella, Datura. Dioscorea, R RG LS: TT: Er RE 1,747 h. 295 Dipfacus. Drfandra, Dodartia. Dodecatheon. Douliches. Doronicum, Dorftenia, Draba. Dracana. Dracocephalum, Dracontium. Ectipta. Elaterium. . Elatine. lifia. ryngiums ryfimum. rythrina. ‚thulia, Ì J d 4 4 4 4 4 ryum. d 4 / Ì À 4 REGISTER Evòlvulus. _Exacum. FE _Fagonia, Ferula. tlago. Forskohlea. ragaria, Frankenia. uchfia. Fumaria. Geraniumne Gerardia. Geropogon, Gesneria. Geum. Glecoma. Globba. rlobularia. hd Ek) 2 ® h.253 8 397 Grielum. Gundelia. unnerâ. « Hasfelguiftia. Hebenfiretia. Hedyotis. H En En ze | Se 3 ee en Helxine. Heracleum. ermas. Herniaria. Hesperis. Heuchera. Hibiscus. Hieracium. _ | Hippuris. Holofterm. Horminum, Hottonia. Houftonia. Humulus. Hydraftis. Hydrocharis. Hydrocotyle, 0e a zede gg Hyobanche. Hyoscyamus. Hyoferis. Hi KEG tes:Tot Ri Hype COUM. Hypericum. Hypocharis. Hysfopus. L Hilecebrums Impatiens. Jmperatoria. Jndigofera. Jnula . k.435 1 2, Jie. g 385 k. 332 Lathrea. Latlryrus. Lavatera. Lechea. gea. Leontodon. Leonurus. inum. Lithofpermum. Littorella. REG ESTER, Mn, _k. 322 | Nicoïana, Velampodium, L 76 | Nigella. elampyrumie ie458 | Nigrina, Melisfa, 1.goo j Nolana. Melittis. 1.415 | Nymphea, Melothria, gort. entha. 1. 318 0. Mentzelia, 1 120 Menyanthes, ‚494 7 Obolaria. Mercurialis. 1. 369 | Ocymum. Mefembryanthemum, i. 4 | Oenanthe. Mesferjchmidia. g- 466 | Oenothera. Microp 1o2 | Oldenlandia, „Milleria. k 6: nonis. Mimulus i. 568 b Onopordum. Minuartia, gear | Onosma Mirabilis. 2.614 | Ophiorhiza, ditella. h. 564 | Origanum, _ Moehringia, — h.457 j Ornithopus, Mollugo. — …__ge219 | Orobanche, Moluccella. i. 376 | Orobus. Momordica. 1394 t Orontium,. Monarda. g.15s | Ortegia. Monnieria, k. 74 j Oxalis Monotropa, h.525 | pes Mon/onia, k. 331 EL Montia. 8. 209 Morina. g.179 | Pederia Myagrume ie'594 j Pederota, Myofotis. g.g21 | Veonia Myofurus. h. 310 } Panax Papaver, N. Parietaria aris. Nama. ee „803 Parnasfia Napaea. E 35a | Parthenium. Nepenthes. L.17a j £aftinaca, epeta, —_ je 30g | Lellis. Neurada, h.693 | jalan, REGISTER Pedicnlaris. Peltari Jd  Á d derdicium, À Ae | ucedanum, 11C4 ELEN ChLE Se be lip mn ee) En Kies Ad \ bad kan) Ems Ome ‚S $ Ë han es. & s „® eh Pe hes 5 As hhh RSE s Plumbago. er ide 7 VIE Joue wos Polemonium. Pulmonaria. Pyrola. Se Quzria. R. | Rajania. Ranunculus. Rhe:ia. Rhinanthus. REG 1 STEE À: Ruëllië. Rumex. Ruppia. S. ni Sari taria. Salicornia. sies PPA: Pa PaPa sier: AE: Pp. PaP ' 8 ES col ymus. Scopariâ. vcorpiur us, jcorzenerh.. Cr ophu LuT Ld. vorolinwin pb Melle HMKDE WS ie ken En PaPamPs far fatal rafa € 1560 | h. 388 Septas, _ Seriola. Serpicula. erratula. Sida, Sigesbeckia. Smyruium, Solandra. Solanum. Soldanellas al En _f Solidago. 268 | Sonchus. Spergula. Spermacoce. Spherant hus, BIEIGTT STOERE Stratiotes. Struchiola. subularia. Swertia. _ Symphytum. E Tagetes. Pamus. Fanacetum. Telephium, Teucrium. Fhalia. Thaliëtrum. Thapfia. “Pheligonum, in Fradescantia, Tragopogon. raps Trianthema. Ti, « bul Trichofant] richo/ant/ies. _Zrichoftema. Lusfilago. RAA Utricularia. V. Vülantia Valeriand. ellia. Vella. Veratrum, Verbascums Verbena. Willichia. » REGEET ES ea X, | Zinnia: k.733 Kanthium. _ Laar } Ziziphora, 2. 153 E | Zoegea. Ì. 22 Zanonia. \ 1.353 1 Zygophyllam. h‚si8 De PLAATEN zyn dus ingevoegd. — Praat LXX _ tegenover Bladz. ar; sees LXXL oe — 157. sss LXXII omm mm — 053 CT dr 295. | …… LXXIV. mmm — 357 ……. LXXV, am == 365. ee LXXVI, mmm en en 433