im ld LjmntAner NATUURLYKE HISTORIE aKAI et Ee UITVOERIGE BESCHRIVING \Ù83, DER verl DIEREN » PLANT EN E_N MINERAALEN, Volgens het SAMENSTEL van den Heer LINNE U Af “Met Maauwkeurige Af beeldingen. ERG ATEN GEGE GE GE GN AED TWEEDE DEELS, VEERTIENDE STUK, Dr VARENS, MOSSEN, enz. Te AMSTERDAM, Dy de Erven van F. HOUTTUTDN. INHOUD van pir STUK. ZEVENDE AFDEELING. Dr Ve Ree NN L Hoorpst. De Eigenfchappen van de Ge- eim-Echte of Schuilteelige Planten # ‘t algemeen, en van de Haairplanten in byzonder; voornaamelyk ten opzigt van 5 derzelver Voortteeling of Vi gughrnaehende SE dee Bladz. z il. Hoorpsr. Befchryving van de HAAIR- EE PLANTEN. met Ge-aairde Bevrugtin- gen , gelyk het Paardeftaart , Welk- “__ Varen , Adders- asl: en \'ros- Varcn, mmm 20 L ok DS „Befklrgvi van. kaa ge ET Bladen; waar toe HE 5, eigentbyk zogenaamd, het Bastien we derdood , steenruit , Engelzoet , Vrou- wen- - Haaîr en veele anderen, behooren, mn 67 Vill. AFDEELING. BE WIE RE 5 IL, Hoorpsr. De Eigenfchappen der Wieren | in’talgemeen,en derzelver onderfcheiding. — 235 Il. Hoorpsr, Be/chryving van de genen „die hs aare Bloemen gep als het ge- oone Wier, dat tot befchutting onzer Dy- zes enandere Zeeweeringens alsooktct Zee. hoofden Bord. en van a sn ef t Water e Duizendblad, EE Een ndertobr. III, Hoornst. BEM van de Wieren of dergelyke Waterplanten , met duiftere Vrugtmaakingen; gelyk het Zee-Ruy, Watervlies en Flap. 5 meme 065 2 é es CIK AFDEELING. Di MOS -SekN. 1. Hoorpsr. Algemeene Eigenfchappen der “Mosfen. WVerfchiilende denkbeelden, over de Vrugtmaaking. Veelerley gebruik derzel- ven, Bepaaling der Geflagten en Rang- SChIKRIND. ° II, Hoorpst. Befchryving vande Mossen, die bloot en onged:kt zyn, dat is, Meel- knopjes hebben zonder Huikje, tot welken het Wolfsklaauw, Gaatmos, Veenmos en Baardmos , behooren. ê IL, Hoorpsr. Befchryving de Mossen die _ met een Huikje gedekt zyn: gelyk het Fonteinmos , Kaalmos , Parafolmos , Haairmos , Roosmos, Knopmos, Tak- mos, hier volgende. N eenn _3QT ger Bladz, 345 ZAFDEELING DR TARNEDLOELEN. 1. Hoorpsr. De Eigenfchappen der Pa p- DESTOELEN of KAMPERNOELJES in ’t algemeen; derzelver Voortteeling, Naamsreden , Gebruik en Misbruik: Ge. fNlagts-Verdeeling, enz. 587 II. Hoorpsr. Befchryving van de Panne. STOELEN met Hoedjes, tot welke de Kampernoeljes, Boomzwammen, Ste- kel- en Rimpelzwammen behooren. IW. Hoorpst. Befchryving der PanprsTor- LEN die geen Hoedjes hebben, tot wele _ ken de Netvormige, Tolachtige, Beker. Knods- en Stuifzwammen, als ook het Schimmel, &’Jruis gebragt zjn, — 644 AAN AANWYZING per PLAATEN; en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden, PrAaT: ae nne van HAA1RPLAN- tegenover Bladz. 44 $ Fig. 1. sei zr Adders- Tong , Ophioglos- Zeylanicum. bl. 43. klimmend van Japan , Ophtoglosfum me 3, Spitsbladig van 't Eiland Java, Op gtosftem acuminatum, Faas XCV, Afbeelding van _ HAAIRPLAN: 3 Mi neee md d Fig. Ie Japans Trds - Varen. Omevie Japoni- 8 Piekachtig Plak - Varen van Japan, 4. roftichum haftatum. ‚ 68. mem 3e Driebladig Ceylonfch „ derofdichum tri- foli . bl, 79. Praar XCVI Afbeelding van VARENS. — 87 Fig.1. re Oor - bladig Randvaren ” nen Pilofelloides, van Ceylon. 88. _ 2, Halfvianig dieu, Peers feite fs 107. _ 3. pe rine Pieris orbiculata , en de . l. 108. AR mek esi van en 5 ne U? Fig. 1. Jani Rib- Sf ‚ Biechnum Ja bl. mm 2, Kaapfch Miltkruid „ Asplenium deli. themum, bl. 1340 ® s PLAAT Praa® KON Afbeelding van DN egenover ‘Bladz. 147 Fig. 1 ried dee Varen, vti À rilobum, van Java. À _— Bebladi, dito. Polypodium Gears Rn japanfch, Polypodium Faponicum. bl. eej Praat XCIX. Ek van Boos Vat | RENS. mmm 1ÓG Fig. É Ongena î Polypodiun disfimile , an de Kaa gen 169, _ 2, Spisbadi van Japan, ° Polypad. acumde mm 3e Getuid Japanes Polypodium, fa PLAAT 5, Akedläte van EE SE Pe *“__NUS- HAAIR, nh Jav bl. 20 9 wrm As dend ddiantum Denticulatum , van e s: em N rezoet „8 4 dico ‚2 mn 3 Afikaanttb, Ad. Bihinpieum, van de aap. bl, 219. BLAAT pee Ene van Wmascarioe Fig. 1. Pokkig Re Zee- Ee. ver Vae riolof us, uit Wettindie, 238. ine Áe bain Pucus Verrucofus, a, de /, 309 EN Hoornachtig, Fucus nae, uit Ooste indie, d. 316. Praat CIL, Afbeelding van MOSSEN, wms mmm 367 Fig. 1. Het Krullige Wolfsklaau , Lycapedium behe van’tKiland Java. Dl. 382, e Aairen van’t gewoone Wolfs S klaow We bl. 369, | Fig, Fig. 2. Het 5 zeedgen ig Veenmos , “Sphagnum BE Palu > bl. 385 —_ 3. Het gefteelde Baardmos; der: pe- uneulatuimn. /. 387. _ 4e Branelgalesd Fonteinmos zò rel antipyret a 5, Bladsrlos Kilimos, Buxhaumia ap: _ Ó Geel Parafoimos , ’ Splachnan lus rsr teun: e 403, _ 9. att Flaairmos “Polysriëhum, cam- ens 400 — _— 8, Quendeltadig Roosliës ‚ Mnium pre pillifolium. == 9, Bezemachug Knopmos pn geen, Soos RBI ICD samedi an IO. en Takmos , Hm pil bl. 457. PLAAT De. dt 5 SEN -@NZe- mgee Dade. 465 eit “ik Ke, Fig. je 1 H Hf op, ET) 70577 PPN Jofa. niet gen ef Khen > ogen _ 2, Oi Tuigen 6 Ipopbyle _ 3e Veelvormige Marchais » “polymere ha. bì 48% mn 4e Manwyvige dito, fndrogpna. bl. 485. mm 5e Geek Hoornbloem s nn 3 punitat ma Ó. Kalkfteenis Schurftmos , Lichen es reus » 50e _ 7e Heyveldig do. Lichen Ericetorum. bl. sos. _ 3e Verzilverd dito, Lichen des bi. 0 9, Navelachtig. dito. Preben Omphaloi- b _— 10, Yslandfch, Lichen Trlondieus. bl. 520. == It. Saffraanig, Lichen Croceus. bl. 537. men 12e Snuitig , Lichen Proboscideus, bl. 539. Fie. 13. Doozig, Lichen Pyxidatus. bl. 542. ie zn 4. Orcel of Orfeilje , Zichen Rocceila van Ee Kanarijche Eilanden. bl. 55e, PLAAT Ca Afbeelding van VERwMm . pe Bladz. 5sr Fig. 1- Ek er zeldzaame en uitgezogte Plant- van de Kanarifche Or/zflje. bl, sst. _ 5, Dito van de Kaap Verdifche en =— 6. Van de Siciliaan/che Orfeilje, allen tot Verwitof in gebruik. bl, Praar CV, Afbeelding van PADDESTOELEN. : pr eme ent mam an 2I Fig. 1. nn Jepanfch Zwammetje , Agarie . bl. 621. _ te, Een Kumanigeehensuinwampenibjdet PEAT maman ars Onderaardche Tolzwam , arn | 49. mr Ô Ceylonfche Bekerzwam, Peziaa bl. 655. —- 5. Gezoomde dito, Peziza limbofa, » 699, —- 6. Gewortelde Stuifzwam, Lycoperdon. hd an é bl, 681. REGNUM, ECE ALE Her RYK per PLANTEN. ng ang zt ng zt lg ZEVENDE CLASSE. Bte fee Er, Oe oe et BESCHRYVING DER PLANTEN. VIL-AFDEELING. Der VARENS. De Eigenfchappen van de Geheim - Echte Plan- ten iz °4 algemeen , en van de Varens in '£ byzonder ; voornaamelyk ten opzigt van derzel= zer Voortteeling of Vrugtmaakende deelen. hy koren thans tot de laatfte Klas- Cry ptog- W De fe der Planten, in het Samen- nn % en De ftel van LiNNmUs, door zyn PS Ed. Oyprogamia getyteld. Dit woord heb ik Geurm- EcHTE PrAN- TEN duitfcht tde Bloemen , doot Ee haare kleinheid, buiten het bereik onzer Oo- gen of op BER Derley manier verborgen Zyn (*): gelyk fommigen willen , die het, derhalve Planten met onkenbaare. Sexen hee- HL A ten Zn d 5 (-) Uitgezogte renend, u, D, bl. 4598 JN DasL, xlVe dein A - E 2 De EIGENSCHAPPEN DER AVIL ten(*), is oneigen,- Beter zou men het I. vertaalen kunnen , Planten van eene duiftere de Vrugtmaaking of Teeling (+): alzo de manier van derzelver Voortplanting nog grootelyks in gefchil ftaat. Voornaame Kruidkundigen, ondertusfchens dat woord; *t welk onze Ridder al$ een Hei- melyke Bruiloft der Plantgewasfen verklaard hade „(4 >; niet goedkeurende of met iets nieuws willende praalen ; hebben het in een andere Vorm vergooten. “Dus maakte de vermaarde A daar van Crype tanth Het wo Ne 5 RE oor En Dae. fen stre gebruikt” ‚ betekent Planten met verborgen Bloemen ; het andere, van den Leid- fen Hoogleeraar , met verborgen Meelknopfos z terwyl. volgens de Waarneemingen der laat- fte Natuurkundigen » de Bloemen; ten minfte „dat gedeelte , welk men Meefknapjes tele in deeze Planten allerblykbaarse, Zyne’ Gedagten Waarfchynlyk i is die verandering alkenen en Ou- git het denkbeeld , dat het zigtbaare der Vrugtmaaking gek welk zig in „deeze Planten open ge, PLANeR Gaur, À (B Plant. obfeurde FruÊtificationis vel “Generatio _ Nuptie clam eelebrantur, pe Nat, Veg, Xiik PO Hort. Ultrgjell. p. 3464: vaas C°) Fior. Leyd. Prodr. p. 495 „HEER 25 GEE TM- ECHTE PLANTEN. 3 openbaart „>Záadjts zouden zyn sof Zaadhuis- viis jess- De Oudën seenden „dat: zy «Bloemen Atepne. zelf zeët Lo Bers ey groeijemon flèrvén moeder ST Zaad *yooT Our seron 15 verzekerde, in tögerideél „dat zy- geen Bloëmen „hadden , N maar Vrugt-droegen: aan de-Rug der-Bladen, Hierom werden zy, wan” fomimigen, Zpiphy/: Jofperma geheten : “maar de geleerdé Ray dit woord „ als tiet algêmeen genoeg’, verwerpen, en felt „onder dén naam van Capillarcs; het Rof hebben. $ meestal g roei ijende- aan de Rug ” der Bladen: CH 7 Den Moser en Paddeftaelen. werde door hem, z Port, éénige Bloem-of Zaad toegekend, Ee, “Hier te a’ kivany ‚in 2E voorfte geleed, Daems deezer riös ;° in dpd 55! Hoewel’ Tovene beer en: 5 gFOR T, GrcBtohv) aán” de Zestiende nag s geer Blöëf zen Bloemen: möch Záad aande. tn volgendesevërhngf CH) sera wypnogthans 4 asursold: sust, sg han 45 4 E HD, z/ten 7 En ds 5 dto : Orem zen nec EE Nota Catlin: eas Seita: imkers Pak 5 vereum „ Fols vet‚pleramque, verf sg ger. Plant, emen Ph) De md mf Klasfe, by Tob tEroke, bévat Has tens , Lichens ‘én ‘dergelyken: de) Zontiende de Mos fen: Paddeftoelen, Zee- Ruy , Wier, enz. 2 IL Dees, XIV. Srox, VIE Arpzz ": Hoórpe TUK, 4 De EIGENSCHAPPEN DER 9 ten uiterfte verzekerd, dat niet alleen de ‚ Planten, in de Zestiende Klasfe vervat , ‚‚ Bloemen voortbrengen , maar dat ook die ‚, van de Zeventiende , zo wel als alle ande- „ ren, welken de Natuur heeft voortgebragts ‚‚ Bloem- en Zaaddraagende zyn. Wy gee „, looven „ naamelyk „ niet, dat ’er eenige ‚ Plant gevonden wordt, zonder Bloem of » Zaad. En, dat 'er onder de Ouden en He- „, dendaagfchen , (zelfs „ die in onze Leeftyd zig beroemd gemaakt hebben, niet uitge= > zonderd,) fommigen Zyn» die ZeEEEN, dat „er Bloem- en Zaadlooze | | „, men} zulks is daar aan te wyten, dat zy of ‚5 deeze Kenmerken niet naauwkeurig onder. „> zogt hebben 3 of aan derzelver kleinheid 3 5, zo dat zy de fcherpte van ’t Gezigt, zelfs „, door Vergrootglazen geholpen „ by fommi- 2 s, gen ontglippen. Bovendien is de zeer on= s, gewoone gedaante van zodanige Bloemen s‚-of Zaaden dikwils de oirzaak geweest, dat sy» menze daar voor niet heeft‘aangezien, ge si en dit, by voorbeeld „met de Bloemen der. ‚ Varens gebeurd is. …… Tot beveftiging vau ons Gevoëlen, dat „alle Plantgewasfen Bloem en Zaad hebben, een omflag van Woorden noodig, maar „, de Vertooning alleen genoegzaam van eeni- > ge weinige Bloemen en Zaaden; inzonder- s‚ heid by zodanigen, die niet alleen als » van dezelven- ontbloot , maar naauwlyks n GEHEIM-ECHTE PLANTEN. 5 » Als Planten aangemerkt werden ; zynde, » ZO men meende, by toeval of door eenige » belachlyke oirzaak ontftaan ; in wier getal VII. Amst, Hoors s> Zy de Paddeftoelen, Truffels, Schimmel en _ >» dergelyken plaatften. Weshalve, daar het » ons gelukt is in eenige Geflagten der ge- » melde Klasfen en anderen van ons uitge- s> dagt, tot dezelven behoorende , dat gene s te ontdekken, waar van ’t Gemeen tot nog »s toe onkundig is en dat wy altoos geloofd » hebben te et. naamelyk de ond »‚ Van de e. k » âls VEELEC van om: Zeventiende rate ss van TOURNEFORT; hebben wy getracht s» die op de gezegde Geflagten in Plaat voor » te tellen, en tevens een naauwkeuriger » veideeling van de Soorten „ die tot dezelve ss Geflagten behooren ‚ op te geeven. Wy s, hebben, wel is waar, in alle die Geflagten , »> de Bloemen niet zo wel als ds Zaaden kuu- »» Den befchouwen: maar „ wegens de overeen- s> komst, welke ’er tusfchen eenige Bloemen » van de Zestiende en Zeventiende Klasfen »» plaats heeft, is eene twyfeling ontftaan ; of 2» ZY in haare Klasfen te laaten en te beveftie 3 gen, dan liever allen tot eene zelfde Klasfe > te betrekken waren, In ’t Tweede Deel ss van dit Werk , daar wy van de Zee-Ge- » wasfen en Haairplanten „ als ook van de ss Aard-Mosfen meenen te handelen, zal be- A waa- ÍL, Deer, XIV, Srus, 6 DE ErGENSCHAPPEN "brek AE ss kwaanier gelegenheid zyn, tot Het oplosfer 1» van die twyfeling Cy” sons a ers Dat de Mosfen, die door dert vdseniaittens Waar- ToURNEFORT als. Plantèn- zonder * Bloemen earn voorgefteld waren ({), weezentlyk Bloemen, dien op= en wel fommigen, haar oogentfchyn , „Manne- zn Iyk , anderen Vrouwelyk ‘hebben, is door gezegden Antheur, reeds by voorraad , in ”£ zelfde Deel aangetoond. TOURNEFORT hadt, zo hy meende , de Prugten of Zaadeu daar van afgebeeld; doch men erkent thans, dat die Topjes, met een Huikje gedekt, het ad genomen hebbe (4). _ Immers naderhand zyn, door den geleerden Heer P. J. Bererus, thans Hoogleeraar in de Natuurlyke Hiftorie te Stokholm, in zyne lawydings- Redenvoering te Upfal, in den jaare 1750, de waare Zaa= den der Mosfèn niet alleen befchreeven , maar gek, in Afbeelding “gebragt ($)3 waar van : En te Eziin Micrer. Nova Plant, Glen lik 1729 Th. Muscus eft Plante Genus Floribus carens, Joe E O4 hk. head. vor. TR n-alle die Verhandelingen, bevoorens- uitgegeven, onbijlyk op rekening van Lannzus ftellen , en, het gene daar in vervat is, voor zyn Ed. Werk of Opftel aanzien, fchynt bho pe deeze te blyken s he sale GEHEIM-ECHTE PLANTEN. 7 in ’t vervolg nader fpreeken en ook acht Aava, geeven zal op de Tegenwerpingen,ten dien _ opzigte gemaakt door den Heer N J. ne NeEcKER ; die dezelven voor Zaadblaadjes of jonge Plantjes houdt (*). De groote Har- LER was insgelyks van dit Gevoelen. Dat ook 3 de Paddeftoelen- haare Bloemen en Zaadjes hebben , is door gedagten Italiaan aangetoond en ondervonden (4). Terwyl de wydberoem- de REAUMUR, reeds lang te vooren, de per en Engen 3 van het an -Ruy en 5 u t laeesren: OOFDe pan Ce meenemen De Nin of nnen ae Den De Vrugt ten van deeze myne Afdeeling, de VARENS ger Vas naamelyk , tot welke de zogenaamae Haair- rens is planten (Plante Capillares) behooren; fchyne““ = nog wel de duifterfte van allen te zyn. Im» mers die voornaame Plantkenners van den ouden tyd, TurornrasTUus en Dros KORIDES, ja op derzelver voetfpoor Pur _NIUS en GALENUS , verzekerden ; dat zy geen eh oel van onzen Een meermaals in de tweede Pers te zyn 5 om zelf zulk eene Diefertatie op te fellen kijk Acad, Theod, Palat, Tom, Ll, Mant, 17:09, rj Nova Plant. Gen, p. 136: Ci) Hifl. de PAcad, R. des Sciences, de 1711. Pe 70. Oftavo : item de dien : nen. 1I, Deen. XIV. Srux, 3 De EiGENSCHAPPPEN DER Vi. geen Zaad gaven. Dit heeft ook de vermaare AFDEEL. Je Doponaus gevolgd; zeggende, dat | em het Stof , op de rug van derzelver Bladen „ E ten onrechte van fommigen voor het Zaad deezer Planten was aangezien en gehouden geweest (*). _ Daar moeten dan reeds voor » _ zyntyd geweest hebben , die het voor Zaad hielden. Naderhand is dit Gevoelen, allengs, zodanig doorgedrongen, dat geen der Kruid- kennereu van de voorgaande Eeuw ,byna, daar aan twyfelde, CasarPiNus hadt gezegd, dat ’er een Zemelige pii agter aan hel ade AiOidm tee et Zaad der / : AURI USSEN; RAT en deerd toeneemt” ja ii ToOURNEFORT gantfch ontwyfelbaar oordeelde, hebbende de Zaadhuisjes en Zaaden zeer derjk in Plaat vertoond (f). Het Zaad De fchrandere Italiaan, CoruMNA, naa- eN melyk, hadt;op ’t voetfpoor van Casius, __ momen. die Zaaden met fterke vergrooting befchouwd. ‚‚ Dat ruige uitgroeizel der Bladen (zegt hy ) > op zyn tyd door het Mikroskoop onder- », zoekende „ zal men groote groenachtige » Bloemdn en Zaaden, ja aan het Zaad , voor st bloote Oog naauwlyks zo groot als een » zwart Zandkorreltje dat Navelachtige ge- »» deelte , waar mede het aangehecht was en „ waar C+) Kruidboek It. D. 15. Boek , bladz, 95e CG) Zflit, Rei Herb, p. 538e Te 311, 312, GEHEIM=ECHTE PLANTEN. 9 „ waar door. het gevoed werdt , ten duide- A »» lykfte gewaar worden. Men zal, naame- s Iyk , in die geelachtige Haairige uitpuilin- Hoorn: à gen twee ryên befpeuren van Tuiltjes , s ieder omtrent vyftig Bloemen of Vrugten ss met haare Zaaden bevattende” (*). De En- gelfchman W‚ Core, van Briftol , deedt na- der Waarneemingen daar omtrent, die door hem, in ’t jaar 1669 , Briefswyze aan den beroemden Hook medegedeeld werden en veenolgens à ed geSeEn aan ’t eht dip” RE ard corn QR 5 NS epe Dr en De Huisjes of Doosjes, die hiet Zaad » bevatten , zyn , in de meefte Planten van - » dit Geflagt , kleiner dan een Afchgraauw »» Zandkorreltje , tot de helft, ja in fommi- » gen tot een derde of vierde deel en min- »> der , gelykende veel naar zekere Blaasjes , » met Ringetjes of Wormachtige Bandjes 2 omwonden. Onder deeze Blaasjes waren er , dle men rekende omtrent honderd „ „» geheel met het bloote Oog onzigtbaare , », Laadjes te bevatten. De Bladen, inzonder- pen heid van het Wyfjes Varen > voorzigtig en bewaard z „vervolgens zé E- de Zon of open Lugt geplaatst, wierdt ‚> men een {terke hewerging in derzelver „ Wol- (C*) Annot, ad Not, Reccur „in Hift, Mexic. p. 875. CG) Hil. Plant, Tom. I, p. 132. A il, Deza. XIV. Stek, x EN zo De EIGENSCHAPPEN DER Vil , Wolligheid gewaar en de Zaadhuisjes bor- oe „ ften , werpende het Zaad uit, gelyk men Peer > zulks in die van fommige Planten reeds „ lang heeft waargenomen 5 waar by zig te - ‚‚ vens ‘een knappend Geluid, inzonderheid ‚> wanneer men dezelven op een Papier by », een vergaderd hadt, openbaarde, en door s, het Mikroskoop zag men de Zaadjes uit 9, dezelven hier en daar verfpreid. Die Zaad- ss huisjes en Zaadjes worden in alle Haair- > planten , gelyk in de Varens, Steenruy , ‚ Hartstong en anderen , hoe zeer ook 3 in be p hier DE ongärseene kleinheid der Zaädjes was; „ in vergelyking met bet Gewas, verbaazene », de. Nogthans vondt men , by dezelven; ‚> met het Mikroskoop Diertjes loopen , die > nog veel kleiner warep. De Zaadjes der ‚> Varens geleeken naar ’t Zaad van Vitfen s of Linzen, en fommigen waren als drooge „> Erwten gerimpeld: maar die van 't Boom- s, varen verfchilden in figuur en kleur, De ‚‚ overigen roodachtig of bruin zynde, waren „; deeze geel en Nieren als ’t Zaad van ss Rups- Klaveren.” Voorts laat hy ’er”-dit op volgen — mad IT neren pom ê Bee: ‚‚ De Zaaden der Hottr pl: hen: niet role 1» voor den Herfst ryp. Hier uit blykt, hoe betwist. … beuzelachtig en valfch-’t gemeene praatje 2» ZY» van de vergadering van ’t Zaad van », Va- GEHEIM-ECHTE PLANTEN, ir „> Varen, dat fommigen op den langften Dag, val. 35 anderen" op St Jans” Nagt- verzekeren te ÁFBeete 5, kunnen gefchieden , met Linnen daar on- Hoope » der gefpreid. * Is echter te verwonderen , » dat de vlytige en geenszins inbeeldige >, Kruidkenner TFracus niet gefchroomd » heeft, opentlyk te betuigen, hoe hy noch » door bygeloof gedreeven, of op Tover- ss middelen fteunende , viermaal ter toets ge- »s bragt hebbe, om, op St. Jans Nagt, met „> onder gefpreid Linnen en Bladen van Wol- Letra an Ed ed a me ì » de, dat het hem gebeurd zy, ’s morgens, > voor het aanbreeken van den Dag , dus „> een klein zwart Zaad , naar dat-der Heul. », bollen gelykende; meer onder de eene dan »‚ Onder de andere Plant, ook meer in ’t eene » dan in ’t-andcre Jaar , te vergaderen (*). > Maar ,-hoe zeer"ook Tracus zig tragt » te zuiveren van bygeloof, zal hy den blaam » van ligtgeloovigheid ten minften niet ont- > gaan kunnen, by de genen, die weeten „ »» dat de Zaadjes van het Varen niet voor 2 Maand September eed en, al wa- 2 ‚ ren ” 5 grootglas z Baarn: pn _ Voornaame Reid dike + ‚ van deeze Eeuw, hebben dan ook de beftaanlykheid van het Zaad Ce C) De ne ne Libe Iep» 5450 TI, Daem XIV. Sr Ig De EIGENSCHAPPEN DER deezer Gewasfen voor zeker gehouden (*). ae zen Morison zegt, dat hy zelf de Zaadjes van fisch de rugzyde der Hertstongen , daar afgewree- STUK. ven „ op een vogtigen befchaduwden Grond verfpreid , en met den Vinger in de Mos- achtige. Korst ingeftreeken hebbende , in ’ volgende Jaar daar uit ontelbaare Plantjes, van dien aart, heeft zien voortkomen (f). Onze groote BOERUAAVE zegt. De Europi- … fche Haairplanten ontbreekt een Steng en » eene tot nog toe zigtbaare Bloem ; maar zy „> draagen Zaad , dat met het Doeke Ke » >» wegens de kleine, „ haat Ss zigtba NE ‚ tusfchen twee difhae Vlies- », jes geplaatst: melke Huisjes in kuiltjes, die 3, op zekere ryën in de Bladen ingedrukt >» zyn» gefchikt voorkomen; weshalve men-= 5, ze Epiphyllofperme noemt” (1). De Vrngte _ Onder de Voorzitting,zelfs, van den Ridder maakin befchree Vele 5 LiNN&us,is in den jaare 1745, te Upfal, door den Heer Her rieTAG eene Verhande- ling verdedigd; waar in de Vrugtmaaking der Varens aldus befchreeven wordt ($)”’ Aan „> den agterkant der Bladen van. deeze Planten », komen, in zekere Kuiltjes , famengehoop= »» te Bolletjes voor , met een Vliesje gedekt, „ ’t welk, op zyn tyd gaapende , uittocht aan "sg dee (*) Zie Phil. Tranfa?, Vol. LV. p. 264, (4) Hijf. Plant, Tom. III. p. 555. (1) Znd. Hort, Lugd. Bat, p. 25. €65) Am, Acad, Vol, 1, Holm, 2749. p. 263. GEBEIM-ECHTE PLANTEN. F3 », dezelven geeft. Deeze Bolletjes, op een ‘Vi’ …_»‚ Haairachtig Steeltje zittende , zyn doorgaans EL „ Klootrond, en met een gedraaid Veerkrag- A Hoorn: » tig Ringetje gezoomd , ’t welk los-fpringen- ss de het Bolletje tweekleppig opent. Als dan ‚» werpen die. Bolletjes een Stof uit, welks „> Deeltjes, onzigtbaar voor ’t bloote Oog; ss door het Mikroskoop van een bepaalde fi. & guur, met eenige Haairtjes gewapend; ver- s fchynen. « Dat open fpringen doet de Bol- >» el op. een ri Enten À ' ik s‚ naar de Vrugten ok Zaadhnisjes van de si. s» gesbeckia gelykende” (*). „Die beweeging is voor veele Jaaren reeds waargenomen door den vermaarden Bore r- Lus (f) ‚en naderhand door anderen beves- tigd 5 maar fommigen hebbenze , door ver- warring van den naam, aan dat Stof of aan de Zaadjes zelf toegefchreeven, De groote Har- EER ís eenigszins duifter in: dat opzigt (4). Volgens hem zouden de Deeltjes van dat Stof zelf, of de zogenaamde Zaadjes , die uit de ga: aeg en Sign . nog dik Ja. 7 ze het boa D. Xx ER pj Kn Nat. Hiftorie , bladz. 8 (HD Ger Obferv. Art. 3..N. 5 4) Annulus Capfalam cogit disflen; fuumque fuudere “Pollinem, qui elafticâ vi fubfiliat, Granulis foetus innu« merablihgs. Hist, lere AL Daer. XIV, Sums } I4 De EIGENSCHAPPEN DER vil. nog met „ontelbaare …Korreltjes bezwangerd le zyn ce welk. mede uit ‘de Waarneemingen Hoorn: van den Baron vAN-GLEICHEN blykt, die t- zelve” veertigduizendmaal vergroot. voore ftelt, en ScuMIEDEL heeft in eene Soort van, Varen die Stofjes ook met Ringetjes afgebeeld. Het Stof - +3 Dat-dit Stof-Zaadjes en: geen Stuifmeel pre Zaad zy» vervolgt (men „)blykt uitde Proef- s> neemingen-van- MoRri soN, bevoorens ge- s, meld een anderen. PrLuM IER meent . „ in Boomachtig. Varen, Klokswyze halfs 8 erin 5 ahead Bloemen geslen „4 nk | > 52 dee ne negenen ae we et e paar ij Ens id er í a - 5 85 ern ge, hd „voor Nien ge >, houden -zyntwant zo lang: de Vragtmaas s kende deelen daar in- niet zyn ontdekts is 5 “daar van geen zekerheid. De overeenkomst > deezer Planten, evenwel: daár in *-Zycopo- 55 ‘dium M eelknopjes vande, Zaadhuisjes onder= s‚ fcheiden; en in de Pilularia seen. Soort van », Marfiles , Bloemen, van de Vrugt afgezon- »;’derd, waargenomen zyny-doet ons , hoewel „ de Bloemen der. Vafens nog onbeiena ss zyn ‚ daar van het zelfde denken.” Meel aBeadesr Baren „VON Ok AREN ge. ei zegde voor Biedhesies houdende „ meent in die flag van Planten , büitendien, Meeldraadjes en Meelknopjes ge- vonden te hebben. Het Vliesje, dat de buis tenzyde van het Blad bekleedt, * welk ‚ met GEHEIM-ECHTE PLANTEN, as niet dan met het end-daar aan gehecht is » ate. opligtende; en “ereen ftukje affnydende, ko- 1 men by zeer {térke: Vergrooting , zegt hy, „ux, wanneer men ’r nat-maakt „in hetzelve Meel- _—_ knopjes, die-geel zyn, en Meeldraadjes , die bogtig. door-elkander loopen, te voorfchyne Zelfs zag men, in dat Stukje, iets, ’t welk naar Stuifmeel - Bolletjes geleek. Dit is door zyn Ed, dus:in-het Boomvaren waargenomen en afgebeeld; (* 1 Hy merktaan, dat deeze ne niet. grädter ayn dan het Stuif- door: genomen ; zynde die Melker aldaar nog wat grooter: Maar , zouden dit niet de Klie= ren der Bladen zyn; welken de. Heer GU T- TARD-20- omftandig- heeft -befchreeven en zelfs in dit flag-van- Plantenowaargenomen ; zig-als-kleine Schubbetjes verheffende-boven derzelver Oppervlakte C)2-Ten mìnfte komt het zonderling voor ‚ dat de Mannelyke dee= len der Vrugtmaaking-hier òfdér ‘een Vliesje beflooten zouden leggen , en als in deszelfs en vervat Zyn. , Zekere, kleine „Bolle- tjes „welke aan dE Puntjes „der el of Schubbetjes opc jes in een Soort van Vloer. Varen zitten, heeft de Heer SenMmr1ener daar voör EEn Gs () Nouvel! deconvert, Tab. II. 7 CF) Zie het. IL.” Deens L STUK; van deeze Nat, His . torie, bladz. 53. (4) Zcon, Phaut. p. i T. XL Fis 6d Dat d Ps U, Dee XIV, Sruxe De EIGENSCHAPPEN DER vim. — Dit alles om het oude Gevoelen , dat de AFDEIL. open barftende Bolletjes op de agterzyde der Esen id Bladen van de Haairplanten Vrugten of Zaad- huisjes zyn, ftaande te houden. De bewyzen; daar omtrent bygebragt, zyn inzonderheid, dat men jonge Plantjes uit dit Stof , door ’t zelve op een bekwaame plaats-te zazijen » bekomen. hebbe, gelyk bevoorens is gemeld. Harr Eg brengt, ten dien opzigte , de Proe- ven by van STEHELINUS, door wien de Hertstonge dus geteeld was op een Muur 5 waar van hy aan Plantjes” van verfchillende „Agel de biken. hade die. Songelanf tar snie HD. kee: aan den anderen kant, komen -die Bolletjes, en der= zelver gefteelde Huisjes, benevens derzelver …— losbarfting ‚-zo zeer met «het Stuifmeel der Bloemen overeen , dat zy van veelen voor Meelknopjes (Anthere) en dus voor de Man- nelyke deelen der Vrugtmaaking, dat is voor Bloemen, rte worden ; terwyl dan de ‚Vrou- vermaarde Harten: die bedoele, (wanneer hy Hift. Helv. Tom. III. p. 5, zegt. De Antheris non perinde pre Giobulos minutisfimos , iu ate Sd Ra- be ) Hist, Hel. foco citaro, (4) Daar is, misfchien, minder evenredigheid van de Zaadjes eenes Appelbooms , tot denzelven , dan van dees ze Bolletjes tot de Haairplanten, # « di en enaties en pkra GEREIM-ECHTE PLANTEN:; 17, Vrouwelyke en ‘het.Zaad nog onbekend ZIn Vi zouden. « De geleerde Heer, THUNBERG, bii ‘thans, Hoogleeraar te Upfal i in Sweeden, acht Hoor Hoor» f zulks, ten minfte wat de ge- aaïrde Vrugt- maakingen van de Varens, en andere Haair. planten betreft, wolkemen, zeker (2e; [Te Hier komt sin bedenking waarom, deeze Waarom Gewasfen met, den, naam. van, HAAIRPLAN- aair= TEN (Plane Capillares.); ZY beftempeld, geutend, Moods: ein. 5 ep} van nek ws we zeer nDiedsbest.d in de Open vei Ter in de Geneeskunde zyn reeds lang vyf Haairi- ge Kruiden (Herba Capillares y- bekend ge- weest: naamelyk K het Vrouwen- Haai, zo even gemeld, de Hertstonge, Wederdood, Steen- ruite en Miltkruids Ray hadt tot een Ken- merk der Haairplantën. gefteld, géen Steng te hebben; en als dit, enkele Bladen te beftaan: doch, wegens d de niedwlings ontdekte der an- dere Wereldsdselen ; vondt hy zelf die be- Re | en EEn cen zeer fyn Poefje | ti | mn Meest \ , En In zyn. Wel Ed. Vertoog, aan de alens Rian scHarev ingeleverd, en , door my vertaald, in derzelver Verhandelingen geplaatst, XX.Dreus 2. Stuk, bladz. q1ge Ui) Merkod, Plant, emend, & anita, ond, 2703. Pe Se B DE 1 paling ‘onbeftaanbaar” en ftelde” vervolgens tot SiehiiJ & « vir a ed Seun. an 8 DE EIGENSCHAPPEN DER wegen noemen Anderen “ze Zpiphyllosperma 3 1 gelyk de geleerde MomRtsoN die beide be= „naamingen gébruikt (*), en de genen, die het Zaad niet op de Bladen draagen , aande Haaîr= Planten tiaverwant noemt. Maar’ de réden”, dat zulks alleen het} Kenmerk der Haair- planten zou zyn, is my zeer duifter. ae Terwyl Rav maar vier Geflagtën van deeze ‘Geiagten: Gewasfen gefteld hadt ‚ met onverdeelde , É enkeld , dubbeld en ‘ mèefvoudig Gevinde vaer 5 heeft Morrson mi van zeven Ge gefn ien 3. hee tot de Ribe te imgekorve- ne: 4. Met zodanige Bladen die Lâncetvormig Sen en ge- ord, waren : % ‚ Met fämengeftelde Bla- den den, Steel bleek: 6. Met dergelyke den Steel. Zwart. en, glanzig hebbende: 7. Met de Vrugemaakiágen afgezonderd van de Bladen, Tot het. eerfte, behoorde de Hertsconge ; tot rar het tweede, het Miltkruid : tot, het derde het > Boomyaren : tot het viefde het Oorkrdid: tot het vyfdeede! Varens 4 tot het zesde het Vrou- wen »Haair en de Sreenruite: tot het’ zevende | en sn Tong , Maankruid , enz. Dóot RNEFORT ia: een- andere Verdeling pi Beede gemaakt. Ray bragt naderhand een eben wenn ter: Ene »-de Verdee- | ling CY Dé Prats Capilaribas- en en Bin. Plans, Ille Ë rine TIE amat Ki CrsrineEcurE: PLANTEN. ag ing afleidende van de plaatzing der Vrugtmaa- en: waar in hy ten deele gevolgd is door EE onzen LÄRNEus,' die %xéer! oordeelkundig „ tn naeve adds kam k ee, nne tE Kan maine io Vv he RBW RL obers et EIIET zÄ «6 4 ee | ahl …JIE5 2 1. Met terde ane an rie = meden „salt Paardeftaart.sy in vanhee Pte, «Welk Varen is de agnaten aan het ae ere iSd en Act rhee „_PRK- Varen, * = U VREBES en 74 9" Rand: Varen. Bi HNUm. AVS #05 ERS Varen mb Kartonrrrs WD Oor Varens’ re Haenen en Ash dgn Bogt- Varens” CO ASPLENTUM.- © vofterMiltkruid. _Portronrua Ì 16 2:Boom= Varen. : VADTANfOMes on ond Venus- Haase, aman zarb „ Wederd ef “" MaRSILEA. Dryfblad. Pir oLARrIA. …Pillenkruid. … Iso eee: 2 « Prramkruldan oe seint To Es. in HOOED. aL Deer. XIV, Zen: he | En | go BESCHRYVING vaR IL--HOOFDST UK. Befchryving van de HAAIRPLANTEN met Ge-aairde Bevrugtingems, tot welken hes Paardeftaart, Welk-Varen, Adders- Tong en Tros -Varent, behooren. De Varens of Haairplanten met Geaairde Bevrugtingen ‚, zyn zodanigen,die de» zelven van de Bladen petan hebben en L Aajrswyze geplaatst C ren „Adders-’ Tong en Trot: Varén, ook de Cycas en Zamia,t fche Palmboom-Gewase fen; thuis, gebragt; wêlke reeds door my , on= der dePalmboomen, zyn be reeven (*). De Heer THUNBERG, dezelved in Indie naauw- keurig onderzogt hahtende ‚ oordeelt dat zy, alzo de Vrugtmaaking thans volkomen bekend _ iss tot de-Klasfe der Tweehuizigen ( Dioikia) moeten betrokken worden „ en heeft “twee nieuwe Soorten daar van, de eene in-Japan de andere aan de Kaap ontdekt, en van die beiden omftandige befchryvingen aan * licht gegeven (tf). Ten opzigt van de Cycas , die Er ten (*) Zie het IL, Deess 1. Stuk, van deeze Natuurlyke Hifforie, blada: 282 , 299, 425. GH) In zyn Ed. toartinneide Vertóog; Verhand, det Holl. Maatfchappy , te aen XXe Dazs „3 ed bladze 419, DE HaAAIRPLANTEN sI ten onregte'met den Sagoe- Boom verward was, is thans ‚onder den naam van KruiJende Moes< Palm „, een-omftandig Berigt, in Ooftindie op gemaakt -zynde „ medegedeeld (*). _ Ik gaa dan tot de nis van ’t mn Geflagt over (4). EQuiseTum, «Paardeftaart. … > Dit bevat de. Kruiden „die-men- Paardeftaart noemt mien galen dend Bosa de Cheval; in , Ears en Baas: £ s en Kannenkraus , dae i is Kannenkruid: gemeenlyk Paar- C°) Verhandel. van het Batavia Genaotfchap, UIT. Deer, Batavia 1781 , bladz. vi ere oe HeOrgE STUK, G) Te verwonderen is 't‚ dat men in een gantfch 3: mieuw Vertoog over ’t Heermoes of Paardeflaart, waar mede de Heer C. N. onlangs den Prys by het Genoôt- fchap vanden Landbouw alhier behaald heeft; den Vy- m nog onder de Cryptogamia, en dus het Egui- fetum als het tweede Geflagt opgetekend vindt: daar het al by de dertig Jaaren is, dat het Eguifdtum de eerfte in Rang is geweest. (Vid. Ger. Plant. Linn, Ede V- Holm. 2 zynde de Vygeboam in laate een ‘andere Kla atst, _de Heer C no k; van %* Heh „d EE en: terwyl hy die verandering in alle de volgende Uitgaven van ’t Syff. Nat. Linn, Ed. X, XII & XIII. zeer dui- ‘delyk moeft gezien hebben? En een deezer laatften be- hoorde hy zekerlyk inte zien, wanneef 8 over zuk “een zaak ne fchryven EL Driss XIV. Stuk. Ee Brscarrvine sin aen Dilsen of Hatteftaart: doch Katreftaart is cen Ks 1e naam „ die miet tot dit Geflagt níaar tot dat een: van Hippuris behoort (*). -By-ons zyn zy ; ni onder den naam van Heermoes , Flagrbuis, Roan Staart. bol en Unjer, onder *t Landvolk bekend. De vermaarde TourNeErORT hadt dezel- ven, als wier Bloem en Zaad bekend was, tot de Klasfe der Planten met Bloemen zonder Bloem blaadjes betrokken. Onze Ridder ftelt tot Geflagts-Kenmerken:, dat zy Schildvormige Vrugtmaakingen ‘hebben , die aan den voet samen hire pir Ed. rd Cs de s Kee ae een geaait 20 sehen: en fa BE > EN | Eee eden Bosíchig. Deeze Soort ‚ in de Bofehvelden der RE fommige deelen van Duitfchland op lommer- delykedeclen van Furopa, volgens Linnaus, gemeen „komt op dergelyke plaatfen, in Swit- zerland , ook, volgens HALLER voor, en in PRE ek ty- CO Ziele DV Ss ide NN En ER ete et Eier Ten Beck ae BE de Ere ohh Sr Gj Equifetum Caule Spicato, Frondibus compofitise gi ln Jeg. XII. Gen. 1169: op. ze FI. Succ. 834 » Belg, Il p- 2 75e, | EE. Ramofis inter- Es sE Te Ee, al of ke ape. vaticum. EL En 301 Tas. Talk 562. Ed Syv. wer __muisfimis Seris, C. B. Pix. 16. Theatr 245. Eq. Fol. repet: Ramofis, Vaginis laxisfimis, Hars. Melv, inchoat, T, 11L Pe 3. dó. 496. Equif. Syl DE HAAIRPLANTEN. 23 ryke Weiden:,.zo TABERNEMONT- aante: his kent, Geen Bosfchen, byna, zyn ‘er van ont- IL bloot in Moskovie. ’t Is cwyfelachtig of het „Ree ook in onze: Provinciën gevonden. worde. … ; Paarden Haard, — „Het vertoont zig: met zyn Loof volkomen als de -Kransjes- Kruiden, in geftalte‘bynaals een Denneboom, zegt onze Ridder. „Het on- derfcheidt zig van de anderen doorde zagt- heid „en de fyne verdeeling zynêr Bladen, zo R Av: aantekent. HALLER merkt:aan ;-dat het de ed van de Steng, dische bn neede, de: Bladen zeer En Es Berkt meer dan twaalf in getal heeft. Îe- der Blad geeft wederom agt of tien Kransjes van vyf- Bläâdjes uit, die: zo'Scheedig zjn, dat zy als gedoorndvoorkomens, Op den top der Steng , is Ean MET Re, re Aair (9. JOSEITIV ks Van dit daardetkin:t getuigt L INNEN S, „dat hetzelve ’ voornaamfte Voedzel der Poorten. isin dat gedeelte. van Sweeden, ‚welk Jem- tenland heet. „Anders vind-ik s geen. gewag van deszelfs Mene af eigheden; weth Ween it TE eds (2) jn ager ee tien id se ) Volgans MAER Helv, iuchoat, Hi p. 3e Op den Berg Neunenen, in éen Denne-Bofch, hadt hy-het overvloedig gevonden met een korte brüinroodachtige Bloem- Aair. Spicâ Florali brevi fufpadiceì , in en Canle 2, Helv. p. 280. II, Deer. XIV, SruK. en ek meent VING var je Ce) Päatdeftaart” met cen naalte Vrugtiman es ee Hende Sing; ;s de omrugtbaare gi wich Veele Lage assen is onze. Wennen Zy» Eee befmet met-dit Paardeftaart „ ’6 welk gemeen Alke. lyk Heermoes genoemd wordt of ook Unjer in Noordholland. Voorts groeit het door ge- heel Europa hier en daar in de Weidlanden , waar van veelen “er byna-door-bedorven zyn. Niets is in Switzerland-„des Voorjaars ;gemee- ner aan de Slooten of Graften, en in vogtige- Landsdouwen ‚ zegt Harrem Het komt op Zandige, drooge AETR door gehoed Ditfehjandenn en ’ | \ dens: A Sr Te In de Maand: Aptil isle: deeze Sost uit den Wortel dunne tedere witachtige Scheuten, die in een Bloemknop uitloopen, doch fchie» lyk verdwynen. In de Meymaand geeft het AP en oh zyn (2) Eguifetum Scapo frutificante nudo ; fkerili fron- dofo. Gorr. Belg. IL. p. 275. Equif. Seapo Fruêt. nudo „ Caule fterili Ramis compofitis. Fl. Suec. 333, 923. Aat, Med. 479. Equif. Setis fimplicibus internodio -multotiës longioribus. R. Zugdb. 496. Equifer. Arvenfe, Fl, Lapp. 390 H. Cliff. 471, GRON. Jirgs 123. Equifetum Arwe Peerdefteert met en zonder Bloemen. Dop. Wemidh. bl. 9. Lor. Je. 794, 795. Eq. Caute Florifera nudo fierili verticillato , radforum duodecim, Hart. Helu, deechoate Ul Ne 1676, pE-HAAIRPLANTEN 25 zyn Loof „beftaande uit bogtige Stengels van ‚Wik een-of anderhalf Voet langte,„Knoopig famen- 1. gefteld uit veele in elkander fteekende Scheed- srux, nr jes, ieder een Kransje hebbende van ongevaar Paard een dozyn lange Borftelige Bladen (*). Jhaart Gelyk het zeer weinig te vermoeden is , dat de eerfte uitfchietende Spruiten Zaad, maar veeleer dat dezelven Bloemdraagende , en dus Mannelyk zyn, blykt zulks nog te meer aan de wonderbaare beweeging van der- zelver Stuifmeel. HALLER Hee die in dee- it, ZO yk bry op ’t voet j : fpreekende. sj Vân alle Paardeftaart , doch », inzonderheid van het Akkerige , welks Bloem s afzonderlyk van de Bladen voortkomt; in ’t vroege Voorjaar groeijende, fchudde men „> de Aar over een Papier uit, dan zal uit de „ agt Doosjes, die onder de-knikkende Schil- »» den zyn, een groen Stuifmeel vallen, zo » zwaar „ dat het in Water zinkt. Dit een » weinig drooger , echter niet al te droog » op een Glaasje geftort zynde, zal , wanneer >, men het door ’t Mikroskoop- befchouwt „ » ig etage en en 3 zo dat men 3, het (C) Dit iben van de byzonder opfchietende Bloem- fteeltjes, welke ik zeer dikwils waargenomen heb , on- „derfcheidt dit Heermoes zeer duidelyk van het volgende. - Cf) Hujus particulas Spermaticas tripudiare _ vidi, Helv, utfupra. By iC IL, Dar, XIV, Srym Li k s 26 3 Besch Rv IN AG É iv A HK EU „ het a daar van’ zelfs kan ‘hooren. De we: ö Zaadelyke Lighaampjes, natmelyk;, bewee- ruk pe gen en draaijen, zig » door * een ingeboten à den Veerkragt. De Bolletjes- zyt’ bynd allen „‚ voorzien met twee Pòoten tot wyf toe; „, waar van tiet” uiterfte end, ‘gefpleeten , zig op weder famenvoegt als een Strik, Dic Beent. is Minuuten lang, tot eenigen af fand Hie ‚len. Dus overtreft deeze zeer gemeene »‚ Plant alle ian van het gevoelig II. ( & Taba: mes eene eige Sang; pe | rif Loof nkeldbladerig. oa Re Poeras- Deeze Soort, die aan een taamelyk groote „zwarte Aair , op de gebladerde’ Steng , ken- baar is, komt ook vry algemeen in Europa, _ en dikwils op vogtige Nelle, doch ook wel — C°) Hart. It. Helveticum, Opi Bot. p. lt KE ‚ GG) Eguifetum Canle angulato, frondibns fimyplieibus. — Gort. Belg. 11, zh 275. Eq. Setis fimpi. internodia vix Aenepatibus. ks R. dgb, 496. Fl Suec, 835, 929: Eg 5 Bene. 16, 7 Kr 2. B. Ea Paluftse_ minus po — iyftachion, re B: Pius en Prodr. ad. Raj. Angi, is Perzie Pe5of. 3e „Eg Caule fulcato, Ramis multi 5 ris, Foliis indivifis, Har. Helve schoot, Ulpe 2. Ne ze Sr ne PE HAATRPLAN TEN 977 op drooge plaatfen en im zeer verfchillende vir. Gronden „ voor.” Dit doet dezelve in by- zin: an zóndere Geftalten verfchynen. Op ’t droo: Hoor ge groeijende heeft zy Stengetjes Van eel paarde. Voet , met niet meer dan vier of vyf Sleuven „/raart. geenszins ruuw; In Noordholland wordt de- zelve gemeenlyk Unjer genoemd „ als een on- deugend Kruid. “De Steng-Scheedjes zyn ge- baard, bladerig , zeer zwart met witte randen, Het geeft zeer-vecle Takken uit, met Krans- jes van agt of egen die na ne Dit int : Water “EPO ‚ heeft-de S der en hooger ; met veel meer en dep Sleuven , en veel Takken hebben aant end ook een Aairtje of zwart Knopje- - Somtyds komt het zonder dezelven voor, en dus vindt menze onder malkander groeijende, Aan die Knópjes wordt , door “de Landlie- _ Nadee. den, de nadecligheid van die Heermoes of Un. sheid. jer, voor het Vee , toegefchreeven. Men is door veele M taamelyk virker De Paarden fchaadt het niet, noch de Schaapen ; hoewel zy ’t niet dan EE Sen Sten, maar het Rundvee men wammepemen en ‚dat het ir Beeften Bees hun Jong verfmakken gk Har- LER € ), rn Nat-Car, Vols Is Obse 230, dt, dead Vol Ip. IL DE Xiv. Srux. 23 BESGCHRYSVING: VAN. Adete LER hadt zelf daar van „in-eene Koe, de on= Il. dervinding gehad, die aan den Afgang ftierf, rs FD De manier, op welke het door zyne fcherp- Paarde-heid in de logewanden dier Beeften werkt, en Peart, eenen bloedigen Afgang of doodelyke Bloed* watering veroirzaakt, is door den Heer Berxe « HEY ofnftandig aangeweezen (*). Zyn Ed, oordeelt die ruuwe, zonder Bladen , welke als de zesde Sport ftaat-te volgen , by ons meest in ‘Slooten groeijende „met reden, de gevaarlykíte (f). Hy acht, dat men het ZZeer- buis noemt als Haarbuis , wegens de Haairig» heid der DEChtie Nadenken In “Gfohingen noemen de Hoesen het Hwipy- pen; zegt de Heer DE Gorrer. Dit fchynt meest op de ongebladerde Soort toepasfelyk te Zyn. « Middelen De Heer HArreRr merkt aan, dat de uit- pn ling. pgs van dit Onkruid een wenfchelyke zaak, en Landman veel Gelds waardig, zyn zoude, nk de Ploeg of Egge, waar van Scure- BER tot uitroeijing van het Kweekgras gewag maakt „ (*) Verhand., der Holl. Maatfch. te Haarlem Vilf. Deer. he: bl. 158. CG) Want fchoon dezelve elders uitgemonfterd wordt, als ten dien opzigte geheel niet in bedenken komende , „om dat zy meest in Slooten of Beeken en Bofchjes groeit: (Zie 't gedagte Vertoog vanC. N.,) is het nog- ° thans zeker, dat: zy zeer dikwils gelegenheid * geeft, om afgefchooren te worden en gegeten door het Vee, ° pere HAArR PLA NTEN. 29 maakt (*), noch Mest of eenit ander Mid- RE „4 del, wás hem däar tòe nuttig geweest.” Ge- IL diie, Heer BERKEEY geeft wel tot het Uitesron SE haalen van deszelfs Wortelen zekeren ‘Sloot- paarden haak aan de händ; doch erkent zelf , dat zulks/taarf., niet’ dienftig is dan in ’t Water, in Modder EEN: 1 of zeer weeke Moerasfige Gronden: zo dat eh zyn Ed. den Ploeg aanpryst om het geheel tc overwinnen. „Het aanbelang der Middelen , ten dien einde , heeft het loffelyke Genoot- dchep van „lan: Landbouw ‚ in ess Stad, op te gceven; die onlangs doór dei den Heer C‚-N os EMA N beantwoord is , met gen Vertoog, aan ’ welke de Prys is toege- weezen (f).- In dat Vertoog worden de Mid- delen tot Uitroeijing,, welke by het Landvolk in gebruik zyn 3 zo wel als de nadeelen, die men van ’t Upjer, of Heermoes. ondervindt 5 omftandig aangetoond. Aan-de Wortels. van, dit Paardeftaart, door Betbaaag hun ‘voortkruipen niet minder laftig zynde op eg ee Ysland , groeïjen aldaar zekere Knobbeltjes, van grootte als Hazelnooten, die zoet en eet» baar Zyn 5 mngdene van fommigen_ Suikere hd | Zy zyn van buiten wit, van „C) Grafer Ill, Saml. p. 29. Zie myne befchryving det Grasplanten, in ’t voorg. XIII. Sruk, bladz. 447. CH) Dit Vertoog, faat, in het Tweepe DeEers Daape Suk, der Verhandelingen van dat Genootfchap, so Ber: scC,H RY VALN. 6, VAN VI. var binnen wat groenachtig en hebben een an zwarte. Hoornige Schil of Dop. Het groeit Moofn- aldaar-best ‚jn. cen Enden lide en losíg Á Grond Je Erie (4) Paardeftaart met eene gefireepte Steng en Flu in | hyna cukelbladig Loof. ivierig. * , “Wegens de groeiplaats ain de kanten der Rivieren en „Meiren in ons Wereldsdeel, gaf LinNAus ’er dien bynäam aan. Zodanig kómt het in Laptand overvloedig voor, ad al vingt men nk aman pla: bte Ee er en zodanig mét Es dat menze Endefa noemde; rul En AE Urrecht Breken 2 Men den Heer IDE isdn? it nefsai *) Equifetam Pol, oant! ES durch vid kar 4 pen. andrbeipz,-1774- Ll ,Thjpr-e3o. (4) Eguifetum, Caule firiato, Frandibus Kabipribes. á Gap. Belg. U. p. 276. Equif. Caule nou falcato latis- — ;_denfisfimis. Fl. Suec. 836, 930. Equife- RE ratuftre longioribus Setis. C. Be Pin, 15e Theatre — 242: Hippuris. Lon. Ze, 293. Done Kimidb, 98. Equi — alteram. TanerN. Krauterb, 590 Equif. Caùle Floriferb ‘nudo, Berit verdcijjkto , 3 radiorum tadrdginea, Harte Hell indhoat, U Pe s verhaalt: wegens de Sraartâchtie — anke van hetzelve, daf eigent!ykaén oe pdre) van Hippuris voetde. By ons noemt mén „het, Groot Paardeftaart „ et inhet Sticht van « ‚Gor- 8 ht A WE HAAINBLANTEN 54 GorTErs waatfchynlyk wegens:de broofche heid-der-Sterrgen.” Het-groeitsin Switzerland, op koude Waterige plaatfen „ aan- Meiren van zuiver Waters: inBerg - Valeijen en. omftreeks “Tr edn: id ar ezen Cent die bes paas, en aca 45 en 1e de friaite van aile 5025 Paarde: ss flaarten ; “met een Steng van: een-Elle hoog, eén Duim dik, mer dertig tot veertig Blas ss den, die-diep gefleufd -en-vierkantig. zyn. 2 De. Eh wi ah e lange 5 za er gelen, Pyrie bol, met keine Pp rg a en 5] 35 wrs ng zyn in zo: vèel. fpitfe. Tan- ;; den gefpleeten, als de Krans Bladen heeft, 5, Deezé Stengen-bloeijen-niet:orhaar ’s Voor- ; jaars komen er andere dikke Schenten.„zon- ;, der Blader 3 eene Voet of: anderhalf Jang „ 5, met Roosachtige _Bloomdopjess hebbende 5» EEN ERELID. Dit Paardeftaart , zegt zyn Ed:, mdhekese weest zyn ,-dat men-te>Rame.tot Spys' ge- bruikte , „ander ’t Gemeene Volk. Het was Br: echter, in weinig achting Ed Lr N= —_NAUS merkt dâf, dat hef “in Sweeden afge. daesden word: (ot Voeder voor de ar » m ee mmh OM pn dae Hippariss hor ge va entoedt Curforum Lienes. Pram, Hifl, Nat, L, XXVI IL. Dzn. XIV. STUK, d Gebruiks & 2 BescHRITVING VAN. “Vil. óm meer Melk te geeven ; doch de Paarden ve an hadden ‘er weinig Smaak in. De Rendieren: Horo, koozen hetzelve, tot hun Voedzel, uit ander …Puarde-Hooygewas. Het moet derhalve veel minder. flaart. rauw en fcherp zyn,-dan de anderen; inzon= derheid dan de voorgaande Soort (*). De Heerp E GORTER ; niettemin, ftelt het voor ‚ als in de Apotheeken gebruikelyk; waar toe Linneus het Akkerige doodverwt en Har- LER het naastvoorgaande Moerasfige Kleine Paardeftaart; fpreekende . aldüs daar van, 3 valns Genee- ng » te zyn van di Kruid. Hebie Wari cn en ze „Men heeft het aangep: 5 zen als damtemesphiendesdd in de Buikloop en s, Bloedfpuuwing”dienstig, …-Dat het ‚ met 5 gekookte Azyn- op de. Schaambeenderen 5 gelegd „het Water afgezet zou hebben ‚ 35 verhaalt HEUCHER us. Men. mag wel 5 vastftellen, dat het Pisdryvende zy ; dewyl „‚ het Bloedwateren in ’t-Vee veroirzaakt, pe Niettemin pöcht Brass AvorLus, dac hy» > Met ‘het Sap en Poeijer deezés Kruids „een 5 Damé En, hebbe, Volgens HOYERUSs, ‚> DOS” ) Deeze „Soort zal. bedoeld zyn, wanneer in Ant Á X3 Vol. 1. p. 537, door den Heer AsPerin gezegd _ wordt, Eguifetum Vaccis utilisfimam Foer. erfcheide Soorten ven Equifetum, op Vsland groeïjende, zvn een zeer begeerd en goed Voedzel voor het Vee, dat ’et Spoedig vet door wordt, Reife durch Island, 1. Th. p. 8 DE HTAAIRPLANTEN 33 »» nogthans , is het de Maag en Blaas fcha- VI. » delyk geweest. Tegen de Schurft der iet ae „ Blaas, wederom, zou niets beter Zyn; dan, Hooi » 't Afkookzel van Paardeftaart , volgens A= », GRICOLA AÂMMONIUS. Van de Kolen » wordt met Olie een Zalf gekookt tegen » Brandfteden. Doch ik geloof dat het >> naauwlyks met ernft gebruikt worde” (*), Uit dit alles ziet men, dat de Geneeskrag- ten van byzondere Soorten, die zeer verfchil. lende DEN, hebben, ecard moden, Een Scheidkundig onderzoek zou misfchien de gaak nader kunnen en ef gewoon- te van gebruik maakt, zo fommigen aanmer- ken, dat het Vee,zelfs vande fcherpe Soort, in ’ vervolg geen nadeel heeft. 8/ Jad, e Ll fam. In diepe Moerasfige Veengronden van Swee den heeft Linnaeus deeze waargenomen» welke hy zelf oordeelt de voorgaande naby te komen, hebbende fomtyds eenig Loof aande Steng. HAER, merkt ee dat, zy eene ver: _(*) Harren Hel. inchoat. utfupra, $ 65) Eguifetum Caule fubundo levi, Fl, Suet. 837» 93t» Das. Par. 308. Eq. nudum leevius noftras. Ray. Ang? UI. Pp. 23% T. 5.f,2. Harre Melv. inchoat. N. 1677» dn IL, Deer, XIV. Sruw. VIL' Are EL. Hoor: STUK 34 BESCHRYVIEG VAN verandering is wan het Moerasfige Paarde- ftaart, ’t welke, in ’t Water groeijende, een dikker Steng verkrygt , met veele Sleuven of Paard Voortjes overlangs. By Frankfort aan den fraa ‚ Vaginis Caulinis indivifis, Rameis ciliatis. Hanze nd Main is het, in Waterige Greppels, ook waargenomen (*). In onze Provinciën fchynt zyn. het, tot nog toe, dus niet gevonden te (6) Paardeftaart met de Steng naakt enruuws aan den voet eenigermaate Takkig. _Deeze Soothe ie in Zan dige ren van Ons Land: : zis ook door geheel Eue ropa ‚zelfs in Rusland en byzonderlykin Sweers den , vry gemeen. Ook groeit zy , zo hief als elders, in vogtige Bosfchagiën. Men vindt daar van „waar over men zig billyk mag verwonderen , by DopoNéus en LoBEk geen Afbeelding. Zy fchynen dezelve gehou _ den te hebben voor eene verandering van het Groote Paardeftaart, dat echter de sl 4 C°) REicHarD, Flora Francofurt. 1773. pe 117. (6) Eguifetum Caule nudo fcabro, bafi fu basic pra Belg. 276. Fl, Suee. 838, 931. Eq. Scapo nudo nou Ramofam. C. B. Pin, 16. Theatr. 248. Equifetume Came Epit. 692. f. A. Equif. Caule fubnudo asperrimos inchoaty IIL p. 3 #2 | | DE HAATRPLANTEN 98 biet ruuw heeft, gelyk «dit, het welke deswe. es gen Schaafflroo genoemd, en. van de Schryn- “Tr.” werkers gebruikt wotdt om glad Hout ge Hoor polyften. Andere Soorten zyn daar toe ook 5 diana wel in gebruik, en worden , wegens de gaar, ruuwheid, in Duitfchland gebezigd, om Tin- n nen Vaatwerk te fchuuren: weshalve men het Kannenkryid noemen zou. Die naam, echter, kan ook wel daar aan gegeven zyn, wegens de aartig in elkander fteekende Leedjes, wel- ke zeer zigtbaar 0, in es Soort, Om dat zy ’s ters overblyft , zal onze Rid- der ’er den bynaam aan gegeven hebben ; van Winterig Paardeftaart. Het heeft de Stengen fomtyds wel vier of vyf Voeten lang, aan ’t end gekranst; doch voor ‘ct overige uit Leedjes beftaande , die zelfs naauwlyks getand zyn, wit gezoomd , niet zwart, gelyk de andeten ; hoewel met zwarte Tipjes. De Takken, welken het fomtyds uitgeeft , hebben integendeel de Scheedjes Ooghaairig getand. Over *t geheel is de Steng zeer ruuw op de kanten vanhaae _ re Sleuven , en draagt op den top een zeer | zigtbaar 1 tje. Van dit Kortste eruit PT a Eus: dat het een goed Voedzel voor de Paarden ‚ Zy» maar fchadelyk voor de Runders , die ‘er de Tanden door kwyt raaken, en het der= halve dikwils weg fmyten : terwyl ook de Schaapen, die ’er door miskraamen , dit Kruid niet willen nuttigen, C 3 rg äL Desio XIV, Ssom 36 BESCHRYVENG van (1) Paardeftaart met een geftreepte Boomachtí- ge Steng eu enkeld , gefirekt , Aairdraa- gend Loof. Door den vermaarden Prumrer is, in vin. Ge de Westindiën , deeze zeer hooge Takkige st Reusach- tig: __ Amerika gevonden. Soort van Paardeftaart, gevonden. De Tak- ken van de Steng , Kringswyze uit de Leedjes fchietende , twaalf in getal , waren ieder met een Aairtje gepunt: des het dat groote Water- Paardeftaart niet kan zyn, ’t welk, volgens SLOANE, Op Jamaika roeit ®; „Het Naake te, ZO even ook in ALLER ZeEt, dat éen dergelyk „met gebaarde Scheedjes, in de Rhyn voorkomt; zynde door zyn Ed. ook omftreeks Bern, in Switzerland , waargenomen (+). Hoe zeer ook de befchreevene Soorten van Paardeftaart oogfchynlyk verfchillen, zouden echter de veranderingen , daar in gedaurig voorkomende, byna doen denken , of niet de Grond en Groeiplaats gelegenheid gaf tot Ver- fcheidenheden van eene zelfde Plant ‚die voor Soorten gehouden zyn. Immers, ik heb dic ee gedagt ten opzigt van de vier'eerfte Soor- r@) Egrifetan Cale /friato Arborescente &c. Equi fetum altisfimum Ramofum. Prum, Sp. zr. Zeon, 25: (*) Sroan- Jam, Cat. p. 215. GG) Equifetum Caule felento fubnudo, Aloe. Ads tatis. N. 1678. Equif, nudum, TABERA. 5 DE HAAIRPLAN TEN. 937 Soorten ‚ en Dotor Scoporr vondt de on. , VIT. derfcheiding zo duifter, dat hy maar twee als _ 11. Soorten voorftelde ; de eene met een Gladde; , de andere met een Gefleufde Steng , waar hy dn. de anderen, als Verfcheidenheden , aan onder.{"**"*» fchikte (*). Inderdaad deeze Planten verdien= den, ten dien opge „ wel nader onder- zock. Onocrea. Welk-Varen een Er welks Kenmerken zyn, een twee- zydige hals. en Pitllenple® deelen van Vruge- maaking. Behalve de eene Soort, tot welke dezelven behoorden , is een nieuwe daar by gekomen: zo dat zyn Ed. daar van thans twee Soorten opgeeft, hier volgende. (1) Welk-Varen met gevind Loof, dat aan de tippen ser ige getakt is. van eon en ong AN Gevoelig. (*) Flora Carniolica. p. 172» Á (1) Onoctea Frondibus pinnatis, Apice okenineân St. Nat. Veg. XIII, N. 1170. Angiopieris. Micu. Gen. -29. Osmunda Frondibus pinnatis &c. H. Clif. 472. Grog. Virg. 196, II. 163. Filix Mariana Osmunde facie , Ra- cemifera. Pruk. Mast. 8o. T. 404. f. 2. Polypodum Virg. majus, Osmunde facie, tenerius. Moris. Hift. HI. p. 563. S. 14. Te 2. f. tov Filix Indica Polypodii facie. Menrz. Pug. 6. T. ro. Filix Indica Osmunde fa- cie, Bop. Stap, 320. Pe/ypodium fenfibile, Munr, Hit. 290 | IL. DEEL, XIV. Stuk. 38 BESCOHERTYING VAN ei Van ouds is reeds -deeze Plant, onder den DEE naam ven Virginifch of Gevoelig Boomwaren, bekend, BAUumHiNus maakt ‘er gewag vans onder den paam van Gevoelig Kruid met Loof van Boomvaren, Sedert is het onaer de Boom- varens of Varens geteld geweest; gelyk Mun- TING daar van getuigt, ‚‚ dat het een Plant „ ís van eene verwonderens waardige natuur, - » zodanig, dat, wanneer iemand een der Blas \ s, den tusfchen de Vingers drukt , hetzelve | », des anderen daags geheel verwelkt en ver- > dort: Tees men, ek met LIL, zen hy. : sen | | », verdorren 5 doch de Wortel geeft weder — », nieuwe Bladen uit: al gebeurde dit driemaal s‚ in een Zomer.” Dewyl het de Vrugtmaas kende deelen Troswyze vergaderd heeft, za heeft onze Ridder het tot de Osmunda bee trokken „gehad 5 doch, fchoon ’er een Plant van was in de Cllffortfe Tuin, die Gevoelig= heid, zo ’t fchynt, niet ondervonden, Mt CHELIUS noemde het , wegens. de groote Vatachtige hokjes, in de Vrugt- of Bloem: tros, Angiopteris. LiNNaus heeft het ein _delyk, ik weet niet om welke reden, Onoclea ‚ Morrison befchryft het aldus. » Uit Wortels vaneen Vinger dik „die Knoor » Pig zyn, met fcheeve Spruchtels en Vezer » len ‚ komen Bladen voort, die, nog tés 2 der dynde of eerst derden » omge beha DE HAAIRPLANTEN. 99 „ kruld verfchynen, zynde bekleed met eene armen. s bruine Wolligheid, welke ’er afgaat en ver- , dwynt. Vervolgens breiden de Bladen zigsrux, », breeder en grooter uit ‚dan de andere Boom-_ eik. » varens , zynde dun, bleek groen en glad , oo met taamelyk breede Kwabben of Vinnen, », op de kanten uitgefneeden en zo teder „dat ss Zy op de minfte famendrukking of aanraa- », king verwelken. De Bladen vergaan by ’ ‚ s> aankomen van den Winter en fchieten Er bb weder uit,” en menen: nog toe , zo t fehynts ‚ de VructifiMs of of Vrugtmaakende deelen niet kunnen waarnee- men, van dit zonderlinge hak dat ook in Oostindie groeit (*). (2) Welk - Varen met dubbeld - gevind Vrugt. IL 5 maakend Loof; de dekzeltjes driekleppig. Poljpo In de Kloven der hoogfte Rotfen van gentse "Tafelberg aan de Kaap is dit door den Heer Koenre groeijende gevonden, en aldus be- fchreeven. Het heeft een Draadachtige , BE eme wortelende Steng. Het En Gh nn in utrâque Indi. N. L, BuRMANNUs. ZJ. Jud. p he: Hikas Frondibus lers Fruêtificantibus , o- perculis trivalvibus. Maat ob. IL, Daar, XIV. Srun, ode. \ & Le \ 40 BESCHRYVING VAN VIL Het Loof is famengefteld; de Blaadjes tweex 1. Hoo STUK. _ vinnig gepaard, uitgebreid: de Vinnetjes by- FD= na tweevinnig, ver afftandig, liniaal, tot aan Welk. de Rib verdeeld, ftompachtig: de Vrugtmaa- ATC ki ingen, gelyk in het Boomvaren , naar den voet der Tandjes zydelings, yl, platachtig , gedekt met een driekleppigen Kolk of drie- deelig Vlies, dat uit het middelpunt naar den voet verdeeld is, Voorts merkt LinNeus aan: ss dat d „, ronde Vrugtmaakingen ‚ gedekt met _een ‚ Vliezig dekzel, ’t welk driekleppig is en » een vaster rand heeft, veeleer dit Geflagt , ‚> dan eenig, ander der opgege » fchynt - „aan te duiden: hoewel de andere Soort , Trosachtige Vrugtmaakingen heeft” Maar dus verdwynt het Geflagts-Kenmerk, in een __tweezydige Aair beftaande, grootendeels. . OrPrHrIoeLossumM. Adders- Tong. “Van ouds was reeds deeze Griekfche bes naaming in gebruik, voor een Geflagt van Planten , welker Vrügtmaakingen vergaard zyn, in de gedaante van een Adders- Tong. Volgens onzen Ridder beftaan dezelven in een dennen weetydige Aair, wier Leed-_ es en. De volgende Soorten zyn ar van waargenomen, (1) Ade 2 Deel, PLAAT XCIV. / 1, Hij 1 ijf NN f AAPS Vd ESS 1 f. Wi clips, omnes dedin. et tfeulosit. d DE HAAIRPLANTEN 4t (1) Adders -Tong met Eyrond Loof, Md Door geheel Europa komt deeze Soort Hoorne voor, op vogtige Zandige Bofchvelden „*""* en by ons in de Duin- Valeijen , als ook in Ophioglars broekige Landen ‚ by Zutphen en Zwol. B bed groeit insgelyks in Ooftindie, volgens Rum- Gemeen. PHIUS, en volgens Cr AyToN in Virginie(*)e Men noemtze Adders- Tong of Nater- Tong , in * Franfch Langue de Serpent , wegens het Tongetje, dat uit‚het Blad voorkomt, en Henophyllum ‚ dat zo veel zegt als Urifilium of Eenblad : ook wel Speerkruid. Het heeft een enkeld Steeltje, van een Handbreed hoog; dat regt opwaards uitloopt in een puntig Ey- rond of Lancetvormig Blad , waar van het Steeltje als omvangen wordt. Dit Blad is ongeribd en zonder naad : weshalve, moog- Iyk, de Franfchen dit Kruidje Merbe Jans cou ture heeten. Uit deszelfs boezem fchiet me- ' , ; de __G) Ophiogfosfum Fronde ovatÂ.. Syft. Nat. Veg. XII. Gen. 1171. Gorr. Belg. Il. 276. Burm. Fl, Jud. p. Be F1, Suec, 839, 332. Daris. Par. 309: Ophioglosfum F tio ovato, Spicâ diftichâ. H. Cliff. 472, Oph. sen, C. B. Pin 354: Prum. Fil. XXXV IT. B. £. 5. Ophio- glosfam C. B. Piu, 364. Dop. Pempt. 139. Los: 7. 308. Oep. Dan, 147. g, Ophioglosfum minus fubrotundo fo= ‘o-C. B. Pin. 354. Prodr. 150. Ophioglosfum f, Ennea« nikes Los. Hift. q7i. Rumen. Amb. VI, p. 1e, T. Se Opkioglosfam, Radice repente, GRox. Virg, II. zó4 Cs ze BEECHRITYVING VAN? Vil. de regt opwaards een dun Steeltje, dat aan ’t ATDEEle ond zig als een Tongetje verbreedt en ver- Hoor: dikt, beftaande wederzyds uit zekere Hok. AderseleS> die, open gaande, een fyn Stof uitwer= «pen , laatende dan dit Tongetje in eene Zaags- wyze gedaante over. Het komt in April of Mey uit den Grond , en blyft naauwlyks zes weeken frifch. In Oostindie komt het veel op vlakke drooge Velden voor, zo KuMm- PIUS aanmerkt, inzonderheid na de afbrane ding van het Snygras , wanneer ‘er Regen op volgt. Het heeft aldaar fomtyds kruipende Woreja » Sk LE _Boomvaren. — ders De Smaak van dit Plantje is lymerig en zoetachtig : weshalve men het voor een Wond= middel gehouden heeft. Inwendig is het, tot een Vierdeloots daags, tegen Breuken aan- ° gepreezen geweest. Men heeft het Zancea Chrifti genoemd, en mooglyk is. daar van wel de ingebeelde kragt , tegen Toveryën, af. komttig. Van dit Europifche Adders- Tong zyn eeni- ge Verfcheidenheden. Het komt kleiner „ voor, met een rondachtig, als ook met een hoekig Blad, en het Tongetje is niet alleen twee en drievoudig „, gelyk MENTzer des zelven uit het Braridenburgfe_ afbeeldt, maar walt in Engeland drie, vier en zesdubbeld , zo LoBErL aanmerkt, Somtyds vindt men het, in zyn geheel, naauwlyks twee Duie men hoog. (2) pe HAAIRPLANTEN 43 (2) Adders- Tong met Lancetvormig Loof, VIL Arpeeui 1. De {malbladigheid onderfcheidt deeze Soort, Hoorn. die zeer klein is en in ene gevonden”; . 4 Ouh wordt Zalk (3) Adders- Tong anet „Hartvormig Loof Pere De Netvormigheid van het geweefzel det ns Bladen geeft den bynaam aan deeze, die ABA ta, het gemeene Adders-Tong veel st rag. las 3 groeijende i in ZA En (4) Adders- Tong met Vindeelië Lef IV. Zeilania Onder de Ceylonfche Planten is deeze door vlonfch “den Heer TmuNBeErG verzameld, welke Praar wegens de figuur der Vrugtmaakingen en ge- Fig &: te alszins tot dit Geflagt behoort, terwyl ook de Aair tweezydig is. Ik geef daar van de Afbeelding in Fig. 1, op Plaat XCIV: van het Blad , naamelyk , ’t welk cok een zeer fraay Netswys’ Geweefzel heeft en weder- zyds Vindeelig ingefneeden is, hebbende, aan | den G) Ophioglosfum Fronde LEanceolatâ. ee Nat. Ophiogl. pumilum Antumnale. Grist. Zufit. Ophiogl. anguftif. minimum. Barr. Rar. 1230. T.252.£,2 (3) Ophioglosfum Fronde Cordatâ. Sp. Plant. ; Opiog Cord. & reticulatum. Prum. Fil, zqr. T. 164, Opi glosf. vulgari facie. Per. Fil. 179. T. zo. f. 4. 4) Ophioglosfum Fronde Pinnatifidâ, Miki, IE, Dauro XIV. Sruma 44 BESCHRYSVING VAN VIJL. den Voet, twee afgezonderde , fcheef geoor- de Vinblaadjes „en afzonderlyk is gefteeld : ter- „Hoop wyl de Vrugtmaaking zig op een dunner Steel Addersetje, van omtrent negen Duimen of een Span OS _langte , vertoont. Het is een Aair van twee Duimen , die wederzyds, aan den Voet, ook een klein Aairtje heeft, even als ’t Blad zyne Vinnetjes.. De Aairtjes zyn bezet met me- pigvuldige Korreltjes , gelyk in % zalgende Geflagt. ER (5) Adders- Tong met gepalmd ed „aan den fin je Voet sd Aairdr hen me En Ves Gerald: Dit Ateeknenbete heeft de Bladen als een _ Handpalm verdeeld of Vingerachtig , en de Vrugtmaakingen komen uit derzelver Voet voort, zo PLUMIER vertoont. vI. (6) Adders- Fong met een bogtige hoekige Pedatunt. tt î wm Steng en cen Voetacùtig Loof, ige 5 à Men moet hier niet denken om eens Men- fchen maar om een Vogelen, en misfchien naast een Eenden -Poots Voet of dergelyken. Op 5) Ophiogtosfian Fronde Palmatà, bai SpiciferÂ. Sp. _ Plant, N, 5- eng zes Prum. Fil, 139, T. 163e Per. Fil, 178. Eet è (6) Ophioglosfum- ad flexuofo angulofd, Fronde Pe- datà Berm, A, Zad, p. ez, Tab. 66. fe 1e Filix fcan- dens Fol. tripartitise Prvon, DE HAAIRPLANTEN. 45 Op Java was dit door den nn Pryon ALLE waargenomen , die het Alimmend Varen noem- BET hak de, met driedelige Bladen. Onze Hoogleeraar … me N. L, BurMANNUs maakte ‘er een nieuwe dae Soort van, met gedagte bepaaling. Ik heb, Zerg. het gene de Heer, THuNBERG op Java, rond- om Samarang , verzameld heeft , welks Bladen gepaard en, juist gelyk in het afgebeelde Takje van den eerfktgemelden „ onder drie-, boven vierdeelig of vierkwabbig zyn ; maar dieper, tot aan het Steeltje toe, verdeeld, en op de vlakte met evenwydiges van de Rib fchuins afloopende Streepjes; fmaller en wel vyf Duimen lang geflipt. (7) Adders --Tong met Liniaal, zeer lang, vu. onverdeeld Loof, Ophioglogs Een Bygewas der Boomen in Oostindie , dat Neerhain veel naar het Hertstonge gelyke, uit Blade-£"© *_ ren beftaande „ welke drie, vier of vyf Voe- ten lang zyn; kn een Duim breed , dikach- tig, dochflap, glad en groen.’ Twee of drie zulke Bladen groeijen uit éénen Wortel, die in de Schors der Boomen zit. Sommigen dee. zer Bladen zyn, aan ’tend, in Lappen vere deeld; Jum Pae (7) Ophioglosfum Frondibus Linearibus iongisfimis in= divifis. Sp. Plaut, 3. Burm, F4 Ind, 227. Scolopendria major. Rumru.' Amb, VI. p. 84. Te 37, £. 3e U, Dezu. XIV, Srux,. 46 BeasCuHRYVING VAN vir. deeld; doch de meeften geeven,; omtrent een Asil. Voet van den Wortel af, uit het midden een Hoos Steeltje , dat een Aair draagt, wel gelykende dek naar die van lange Peper , maar platter en op - Tong. de zyden byna gelyk die van het gewoone Adders- Tong geftreept en kartelig , fomtyds een Vinger, fomtyds een Voet lang. In ’ Maleits noemt men het Daun rambu; dat is Haairig Blad, Meest komt het aan de Sagu= eer-, doch ook aan andere wilde Bofchboo= me ‚ VOOr. vir (6) dane en” mer cen bagtige ronde Steng ag et n gepaard Vinbladig Loof; de Bandiet ° dere Aairdraagende. Klim- di, Bixerv. Van dit klimmend Gewas , dät zo wel in Hg & West. als in Ooftindie groeit, zyn verfcheide Afbeeldingen aan ’t licht gegeven, die het in zeer verfchillende gedaante voorftellen. Bye zonder fraay is de Vertooning van het Brafis liaanfche, by BREYN, door Morrison overe genomen, welke duidelyk doet zien, hoe de | Vrugt. (2) Ophioglosfam Caule flexuofo tereti; Frond. se pinnatis; Folio! olis uttinque Spiciferis. Sp. Plant. N.6, Hift. II. p. 568. S. 14. Te 3 £. 15. Adianthum volubie le minus. Rumru. Amb, Vl. p. 25. T. 32, £. 2, 3, Tferu Vall - panna, Mort, Mai, X1l p. 65. T, 33e DE HAAIRPLANTEN. 47 Vrugtmaakingen wederzyds als Aairtjes fprui- „VL ten uit de kenten der Bladen. Dit heeft Rum- _ Il pH1ús flegts in één Blad, Fig. 3, aangewee- sruk, zen: terwyl Fig. a een endelings Takje voore _ Adders= ftelt, met eenvoudige Blaadjes. Dat dit dus 7”: zy, ontdek ik in een Tak van zulk Gewas , wel drie Voeten lang, op Java rondom Sama- rang door den Heer TnuNBEre verzameld, alwaar de Bladen naar ’t end toe dus Klyfachs tig, byna driekantig ; de laager Bladen Lan- cetvormig en aan den Voer wederzyds ggord zyn, of ook wel t ve de Vrugtmaakingen komt aan deezen Tak niets voor ; maar ik heb dezelven zeer blykbaar aan fommige Blaadjes van een anderen van Ceylon, die wederom het Loof wat verfchile lende heeft, doch zodanig dat het aan de ope gegevene bepaaling van LiNN a us eeniger- maate voldoet. Mooglyk zal dit de Verfcheis denheid zyn daar de Heer BoRMANNu s van fpreekt ‚ met Hartvormigce Blaadjes en korter Aaïirtjes. De Afbeelding van zulk een Vin. draagend ge-aaird Blad geef ik in Fig. 2, Op Plaat XCIV , van een zodanig Gewas in Japan verzameld , *t welk zelfs de onvrugtbaare Blaadjes ingefneeden heeft. LiNNaus merkt aan , dat de Vinnen in deeze Soort Hartvormig gepiekt,of Piekswys’ Lancetvormig zyn: de Bladfteelen niet tegen= over elkander , maar famengevoegd zittende aan IN Dez. XIV, Srux, i Es! 48 BerescuRyLvING vAN vn. aan de knobbeltjes der Takjes. Zulks is HIN AFDEEL baar in gezegde Exemplaarene rd £ (9) Adders= Tong met een bogtige hoekige Ee Steng en tweebladig Loof, de Vinnen driea deelig gepalmd. Bogtig. Tot deeze Soort heeft de Ridder t’huis ges bragt, het Groote Slingerende Venus- Haair van RoMmeunius, dat op de drie- en-dertigfte Plaat is afgebeeld; terwyl de twee- en - dertige fte door hem aangehaald wordt. Op deeze vindtinen niecs „datmet de befchryving{trookt? _ terwyl ook dezelve nie t overeenkomt met de bepaaling : : alzo dat Venus-Haair ronde flin- gerende Steelen heeft. Het Loof aangaande'’s dit wordt niet duidelyk befchreeven , en is ook veranderlyk; doch fchynt door de Ges vingerde Bladen meest van de voorgaande Soort te verfchillen, die fomtyds maar in tweeën of drieën, fomtyds meervoudig zyn verdeeld. Dus acht menze met het Klimmend Waren van SLo= ANE, op Jamaika groeijende , met de Bladen in lange ; fmalle , niet gekartelde Vinnen ge= fpleeten , overeenkomtftig ; ’t welk taamelyk met dat Vrouwen-Haair van RuMePuius ftrookt :. (9) Ophioglosfiam Cale fexuofo angulato , Frond. die phiyllis, Pinnis trifido - palmatis- Sp, Plant, Ne 7. Fb Zeyl. 375. Burm. Pl. Ind. p. 227. Adianthum volubile majus. Rumpu, Amb, Vl. p. 25: T. 33. Valli « Pannae 5 Hor, Jab, XI, p. 63. Te 32 8 _ DE HAAIRPEANTEN 49 ftrooKt :,doch zyne Afbeelding fchynt veeleer Vi. ket voor:befchreevene Voetachtige aan te wy- “Me zen. DeHeer-N. Lie BUR!'M ANN U s-heeft daar, Hoen. van een -nieuwe-Soort. gemaakt Je 2 Go) Adders- Tong met overhoek e Vinnen Xe \ die, zor Jang , final en dbits z ze od an ac Op % Gebergte, bezuiden Batavia, is het itsbla- Gewas, daar, ik in Bf 3 de Afbeelding vandig. oi Xx + ee en nieuwe’ pg EE 5 de in „geef, a onder en Vinbladen niet met rde twee laatften overeên= en komen. De Steng of Bladfteel vertoont zig,” bogtig en eenigermaate hoekig , zynde over” hoeks , riet tegen over elkander, bezet met Bladen van vier. Duimen langte, die veelal zeet fimal en° fpits uitloopen:, op zyde als Zaagtan- dig ingefneeden door een menigte ronde Aair tjes van Stuifmeel of’ Stofknopjes „ welke ; als het Stof daar afs, een Gaatje overlaaten, Voorts is dit Gewas niet ruig of wis Slad, groenachtig, van Kleur,’ eier Cy NE. ze apEk | Osaronoa Tros Varens as asch Dit Geflagt van Planten” heeft eene Betros: te «hi6®) Ophioglosfara Circinnatum, FJ, Znd, * 228. > Cho) Ophiogiosfam Caule flexuofo, Pinnis alternis acu. tisfmis prelongis »„anguftis. Miki, D le Darin XIVe Sums Âe BESCHRLVING VAN rte of’ Trosachtige’ Takkige Aair , zo Line _N&US aântnerkt ; met Kogelronde Vrugtmaas abh: Kingen. In fommige Soorten van hetzelve zit een de Bloemfteel op de Steng aanden voet van Varen, …’t Loof; in fommigen komen de Bloemfteelen haakt uitrden Wortel voort zin anderen draagt het Loof zelf de Vrugtmaakendeé deelen. Dit maakt drie Afdeelingen , als volgf. ps » VI ze Es Met de Bloemfteel op. de Steng. L. Á 1) Tros- Vagen met cen Bd Biene g Osmunda => ef Baci d Eide 2 gt r: | GE RE eerd die Garton en rn boine groeit ». „volgens Linne Usy.dit-Fros- Varen „- waartoe zyn Eds-betrokken heeft het ingefineeden. Slangens zong vâmRumPaius, dat „wat het Loof aangaat , veel naar, het, Voetachtige. of Ger palmde- gelykte- Is een Plant: die een Voet of-Elle-hoog groeit sen Bladen heeft’in twaalf Slippen verdeeld,…,Uit het midden. der Bladen fchiet een Aairdraagend Steeltje. De Wortels he daar die van ’t.-Boomvareús Het is, — cgthy, een rela Plant in ae: Ke E Jas EF de hdi Ze men A zi 1) Osmunda Scapo Canlino folitario „ Frondibus ticillatis , “TÄnceölatis idivifis, p/p Nak Vig. Xu Gen. 117%-"SPI 1. Al) Zeyl. Ne 373 Borm. FL Ind pe 228. Ophioglosfum He, Romer, Ant, Vl pik 1.68. £ 3e d De in HaArmeeaNTEN, st Bladen eh reilen de tot Moes gebruikt: Vils EE) en de jonge EES ps sans. gekookt, : EN À 5 En pes Ap P, en erg J Rel lede JH Le ed se @ Tros nnie met een. rikeldes loended, wenden ra hadj sole Vr àl naar den aankan mik bled pe in: % SAR Fraafch. amen a: Hollandfch, Ma zehet Vurvin voor AN ar hier-en. daars inde. Duins Valeljens in Enge-, land op de, Heuvels by Greenwich en 4an de, Fheemss- zegt Lope L..Het worde. dus gee noemd wegens. zyne halfmaanswyze, Blaadjes, die als, Vinnen, aan eensSteeltje, {taan het, eenigfte ‘Blad, uitmaakende., ’v,welk aan, zyn, voet een Steeltje uitgeeft, dateen, :Trosachtie ge Aair. draagt, Dar: rnbid het. t fomyds eer ê md -H 0de Jl DE} gole aes ch a í C) Oraal Se SE tontasdo De irónde 7 tâ folitariâ, Gort. Belg. Il, p. 277- FL Site. 5 032 Hs Cl. a52Fl. Lapp, 389 Lunaria Sn ek CB. rn Eunsfia minor. Cam. Epit, 643. Lunaria. Dop. Bompt. 139, Log» - sr Je, 107. B, Lunaria Racemofa ramofa major. C. B. Pin, 355. Lunarie rarior fpecies. Cam Epit. 644. Lunasia Racemofa minor, Adianthi, folio. Bren, Cent, 233, T-93d „Lunaria, minor _Rutaceo folio. Ce. B, Pim, 355: Kpn Coo: Phytob. bit T. haat abeial) en He ‚M. Daan. XIV, Srun, ge BESCHRYVING VAN ‘VIJ. Haändbreed of een Span hoog; maâr het blyít iu. ook wel zeer klein , ter hoogte van een of Engen twee Duimen. In Engeland is eene verande ras. ring gevonden met meer Bladen dan één , wel= Varan, Hi. Osmunda rr ik nifch. veele andere geftalte fcheïdenheden , ke CAMERARIUS afbeeldt. Ook komt het op de Gebergten , âan de Grenzen van Poolen en Pruisfen, zeer klein voor met diep inge- kerfde Blaadjes, als die van ’t Vrouwen Haair of Moederkruid ; ‘hoedanig doof “Brey nin Plaat vertoond wordt. Het is insgelyks met Blaadjes als’ van ha bande ‚en in’ gelyk n ier, Poes! verzameld, in Afbeelding vinde (*). - Dit Maankruid is eenigszins famentrekkende- en wordt als“een’ Wondmiddel , of ook tegen” de Breuken der Kinderen, gepreezen. Binnen den voet van den ‘Steel , wanneer die in ’t _ Voorjaar uitgefchooten is , openbaart zig de Plant van ’t aanftaande Jaar, in allé zyne dee-- ler, een Jaar voor uit , in volkomenheid , dui delyker ‚dan, in de RS 4 ee Bk ole zet LiNNmus(t). (3) Tros-Varen met een enkelden Bloenfedl, os et Loof meervoudig Vinbladig. In @ Nov. Ait, Phs. Med. Tom. L Norin bz Ae ) Flor. ng IL. 370 257 Pe 439, (3) Osmanda Scapo Caâulino folitario, Fronde faprae 8 decompofirÂ. “Sp. Plant, N. 3. Gron. Pirg, 106.11. 164 Osmunda Asphodeli radice, ern ‘Fil 136, Te 150 Per, Eik 169, go ge fe 2 en n. Ver ed BE HAAMIRPLAN TEN: 53 In Noord- Amerika , en in byzonder in út Virginie, groeit “deeze, die Wortels als der AFT} AfFodillen heeft , welke tegen de uiewerkin- NE gen van den Beet der Ratelflängen , als een”. pan Geneesmiddel , in gebruik zuilen zyn; alzo Vars” de Plant, van de Engelfchen , Ratelflang-Wor- tel Varen geheten wordt , Bladen hebbende „ welke naar die van Moederkruid gelyken. (4) Tros- Varen meteen dubbelen Bloenfreel, „lv se di wetend dooft nand Pirie id | BEE ananerd oef “In Zuid- Tern B cri deeze voor, die de sie, Bladen Snipperachtig gevind heeft; zo dat zy naar die van het Kruid „dat men Hertstong noemt, eenigszins zweemen. Zy zyn Lans cetvormig, zeer fyn getand. t_ (5) Tros- Varen met een dubbelen Bherifeel, v. die ruig is, en gevind Ee Dee- fteelige nú (4) Osmrunda Scapis Caulinis geminis, Fronde pinna- tÀ, Caule levi. Sp. Plant. N. 4. Osm.« Lanceolata &* fubtil, ferrata, ded Fil. 133. T- 156. Osmunda Race- mifera ieden Me folio, vix crenato. Per. wnd wig Te &£. Pet 8 (5) Oswuuda ; Schpts Cau. geminis 8 Frdade rinnata , Caule hirto, Sp. Plant. N. 5. Osmunda hirfuta Lonchi- ‘tidis folio. Pum. Fil. rra. T. 157. Lunaria elatior Amer. hlrfuta , Pinn. Lonchit. integris, duplici Spicâ. Mor. Hijf, 111. p. 596. Lonchitis hirfuta florida, Prum. Amer, 18 T, 26. Il, Daer. X1Ve Stor. Sa Bs CHRYVIENG VAR vii. Deeze „op Martenique gevonden, geeft Aen uit éénen Wortel vyf of „zes: Steelen „vany Hoofp- een Voet lang , die met een bruine Haairig- ee heid bekleed zyn ‚en opwaards „bezet met. ‚Marei, gevinde Bladen „welke ieder, twee-Bloem-: fteeltjes uitgeeven „meteen Pi eramidaal Bloem- trosje van twee Duim langte. - vb (6) Tros- Varen met cen dubbelden Bioemfteels Hira en dubbeld. gevinde Willige Bladen — Raig- … k ee : blädië. - Deeze groeit op Rotfen in Zuid-Amerika, ‚Zegt LiINNEUS. De iden ARE „heeft ft bet Gidi an de jan R jo Co» Vega, 0 fn terde Bvdrdeh Dit bak: de reden der bepa van de’ Groei _ plaats zyn. vn. (7) Tros- Varen met een ager ere AR en meervoudig verdeeld deal Vrouwend Op haairig. €6) Osmunda Scapis_ Caulinis enk, Fronde bipin- natâ hirfutâ, Sp. Plant, N. 6. Osm. S sp. geminis villo= fa. Per. FW, 265: T..3.-f. 16. Oom. moll. hirfuta & pro= funde Jaciniata: Pum. Fil, 138. T. 162. Lonchitis hits _ fata florida. Prum. Amer. 28, T. 26. Lunaria elatioë Matricarioe folio, Sp» -duplici. SroAN. am, 1q.Hijk. le pz T. ee Ge. MOR, Hfl, ML per 595. Ray, Supph zo tek NC] Osmenda Hicie Caulinis getinis, Fronde Gapraa decom of. Sp. Plent, N. 7, Osm. Filicule folio mar tor, Prum, Fil, 135 Te 158, Osm. Adianthi nigri facies | | Pare * u nn DE HF AA-ToRP/LSACNOT:E Ne 53 Op. de Rotfen, der ‘Eilanden Dominika en „Vi Jamaika-komt. deeze ; volgens den Ridder voor, ik ® Zy groeit by en onder de voofgaande , zyn- sor. de door Pater PLuMrER op Dominika waar- EE genomen.“ ’t Gewas is omtrent aùderhalf Voet: hoog : en” gelykt zeer naar ‘het zwarte Vroù. wenhaair 4 maar verfchilt van - hetzelve „door zyne Prosachtig geadirde Vrugtmiaakingen: Hierom was het ook Bhetjend- Sreenig Vrou- plet + is aber gps Met vaakte, Bloemfteelen , nie den ze pen Tat am etier OOED« _ (3) Tros-Varen met gewortelde Bloemfteelen VIJL en Bekranfie Trosjes ; het „Loof meer voudig va ver vide” verdeelde, Red eet Wegens de gekranste Lrosiës voert deeze Soort „die, gelyk-de “volgende „in. Zuid- Amerika of in de wenden soes. en bmass er EN Leon pen Bi róz 8 REN vann elatior &c. Sto AT uts. Mor. uts anthumi um floridam. Prims Er 4 Amer. pe T 4 Ry. Sen (8) bie Beit Rede RE Verticillatis , Fron- de fupradocompofitâ. Sp. Plant, N, 8. Ostmunda verti- ds Het Loof van. deeze wordt by dat der Ca Hertstonge-vergeleeken, even als dat van de vinaig. Vierde Soort, doch dit is vreemd , indien men-’er de gemeene Lingua. Cervina daor ver- ftaat, maar, men vindt Soorten van Hertston= ge met veeldeelige „ gefnipperde ‚of zelfs ge- vinde Bladen 3 gelyk die tweede van Da rr- EHA MP, door TourNeFórT afgebeeld (a welke naar het Loof van Tros - Vaten byzon- der Bld Jolgens Eeen NUS. #33 eres Sri rd ne er “9) Eros- Varen met eèn gewortelden Bloem Dee freel 3 het Loof gevind; de Winnen Vins — Dubbel . „De ‚we ingekerfd. Door die inkerving der Vinbladen is deeze Soort genoegzaam van de voorgaande onder* fcheiden. Ook ren » dat tot dezelve niet . (9) Osmunda Scapo Radicato, Fronde vis, Pine uis integerrimis. Sp. Plant, N.g. Osme Linguce Cervine folio. Puun. Pil. 132, T. 154-‘Osm. Racemifera, Phyt- lätidis folio, Per. Pil 162. T. 8. f‚ 3. C) Lingua Cervina foliis Cofta innascentibus. Zu/f. Re _ Herb. Tab. 321. 1. Be Hfl. IL P. 737. Darten. Zugd. gn o) Osmuuda Scapo radicato, Fronde pinnata, Pinnis pinnatifidis. sp, Plant. N. 10, Osmunda latis Crenis inde fa. Prum, Fil, 133, T. I5äe om HAAIRPLANTEN. “57 behooren ‚ kan „ „dat fraaije Tros- Varen, ’t cons welk de Heer TaunNrBeErG in Japan heeft Te waargenomen hier in Fig. x5;op Plaat XCV, Hoos uit gee Verzameling naar ’t lesgen afge- „Bn tn heeft den Bloemftecl van het Loof Japonica. afgezonderd, 't welk dubbeld gevind is: wanc B er in de eerfte plaats heeft het Blad een gladden #5: t ronden Steel „ paarswyze of tegenover elkan- der bezet met andere dergelyke Steeltjes, en deeze, op. de zelfde ander, met hed deeling. Zn Î Fd. Re en deowert. niet oneigen ‚ Osmunda Lancea getyteld, De Bloemfteel ís zodanig getrost, dat de Trosjes, als aan Risten, zydelings en uit den top voort= komen3 ’t welk tevens een he by- zonderheid in dit Geflagt uitmaakt (rr) Tros- hand met een gewortelden ge 7 | gal het 2e, Lerma GD Oland Scapo Hdians Bntatdeo Fronde fu= pradecompofità, Sp. Plant. N. 11, Osmnnda Frond. ra- dicatis &c. H. Clif. 172. Osmunda Filicule folio alterae Prom. Fil 133. T. 161. Osmunda Cicnte folio, Per. Eil. 170. Te ge fe 3 Ds 1. Dser, XIV, Srum, EE Boorn. za 708 Varén, 68 ABESERKTVANG VAN “de voorgafide in Zuid Amerika of-in de Westlidiëh groeit, is zodanig ingefneeden, dat ‘het door -PeTIvEr by ‘t-Loof van Dòl- le Kervel vergeleeken wordt; Het Loof is viermaal overhoeks gevind, met eenen naake ten Bloemfteel, de Stecltjes overhoeks, met overhoeks geplaatfte Bloem Aairtjes, volgens tgene zig in’de Cliffortte Tuin bevondt. Hier is door den Ridder bygevoegd, dat het in de Bosfchen van Biland Dominika peld zat RORE Ted HI, Her 1 Loof zelf des Te one Ee, RV, met ; dubbel gein Lof A oom a aan de Tip Trosdraagend. Deze Soort heeft allereerst den naam gee voerd (2) Osmuuda, ranke me apice Racemifes _ ris. Gorr, Belg. Il. p. 277, Osm. Scapo paniculato polyp hyllo. Oep. pe, zi7e Fl, Suec. 840, 933. DALIBe Par. 308. H. Cliff. 473. Osm. Regalis f. Filix florila. Prom. Fil, 35. T B f. 4 Filix Ramofa non dentata flo rida. C. B. Piu, 357, Osmunda vulg. & paluftris, TouRNEe dafk. R. Herb, P- 547. Osmunda, Filix florida, Filix la 4 Dop. Pempt. 473. Kruidbe 759. B, Filix florida £. Os munda Regalis , Fol. alternis , furculis Seminiferis. Grone Virg. 123. Kili non dentata florida. Prume Alm, 1 56- Te 381 É 4. Filix Botryites £, Floridana major Virgini Mor Hij. Ill p. 593e r me, mt DEISHAAIRPLANTEN. 5D voerd van. Osmunda ;, mooglyk wegens *t zui- Vik. veren van den. Mond in Gorgeldranken. Want, 11 hoewel dat gebruik.van-die Kruid niet gemeld, Ns wordt, is het nogthans „als van -een-famen- Zrofs trekkende “en - Wondheelende- hoedanigheid ; 7”** zodanig” aangepreezen ‚ dat men het zelfs Koninglyk genoemd heeft , zegt Lozen, wegens zyne uitmuntende kragten, By Do: DONzuUs wordt -het flegts Groot of Wild Varen , anders Kater: Varen „.Betyteld, Het komt, ig Kr en “Groninge! ‚ meer NSA Ee ear voer, Het groelt ook veel in Bosfchagiën van Pois tiers, en isin. den Elfaz , tusfchen- Wimme» nau en Ingweiler; op vogtige Steenige plaat- fen, zeer geimeett,; doch komt aldaar niet voor in vette Moerasfige Gronden, In de Zuidelyke deler van Europa is het zeldzaam 5 doch in de Noordelyke , gelyk in Sweeden; wordt het op. verfchelde , zelfs Bergagtige plaatfen „gevonden. In Switzerland, zegt Har- Ler, is het nog miet ontdekt (*). Uit Wortels; die een: Schubbigen bol met veele Vezels maaken, komen Steelen van een Elle of drie Voeten hoog ({), welke op zyde paarse 5) Hel. lend; Tom, 11L, p. 6. GH) Van twee Cubiten zegt LonEr. Morrison grdska van Gaules bicubitales et ad Hominis aititudinem asfur- pe 31. Dszr. XIV. Srume VII. Arpeer. If FD- STUKe Tros. ar bo BESCHRYVIN:G VAN paarswyze bezet zyn met Vleugelachtige Blas den, gelyk aan die van ’t Varen , doch niet _ ingefneeden, gekarteld noch getand. De Vin= nen, naamelyk-, waar uit ieder Blad beftaat zyn eenigermaate Lancetvormig en derzelver, gemeene Steel geeft een Tros-uit ‚van veelen _ Aairtjes, naar de Bloemen van den Tamaris= _ boom gelykende : weshalve het ook bloeijend, — Waren geheten wordt. Die Tros iseen half Voet of een Span lang, en derzelver Aairen beftaan uit een menigte zeer kleine Bolletjes eerst wit , vervolgens geelachtig en eindelyk_ bruin goede, Zy e gaan Î in een. vuile-Stofachtige, sen t00=_ nen een geftalte of hope van Zaad. Morr son fchynt ’er-den opflag van te hebben ger zien : want Ay getuigt dat zy, ryp zynde, in een bekwaamen vogtigen Grond vallende, _ eerst Plantjes met ronde Blaadjes , dan drie: | 1 voudig en vervolgens in Takjes en Vleugels tjes verdeeld, voortbrengen (*). 2 In Virginie is een Soort ontdekt, die zele Boomachtig genoemd wordt wegens haare groote — te, en als een Verfcheidenheid hier t’huis ge- berg gentes ; maar van die hoogte is het Europifche niet be kend. C) 't Is an tontnd uitgedrukt , om zoop zyn Ed geloof aan : terwyl anderen nog te v naar Zaâd E ek “pla zoeken. Doponzeus zegt. dat dit Wäter- Varen onvrugtbaar is, zo wel als 4 aridere Varen = Planren, DE WAATRPLANTEEN GE bragt. Het vootnâamfte verfchil-feynt daar wir inte beftaan, dat, daar de Vinblaadjes in het Amaan, Europifche Water « Varen gepaard voorkomen, Hoorne, dezelven in dit Virgïuifche overhoeks of beur- * pT inbe lings, ter wederzyden, aan de Blacrib ftaan: Vaan doch is dit wel beftendig? Ik vind dat zy, in ed het Euròpifche , ‘piet altoos volkomeén gepaard. zyn. Ik heb eeh Tâk van dit Kruid uit Japan, alwaar zy in de bovenfte Bladen volkomen overhoeks fkaan en in het onderfte ten minfte Zo wel geprid. of te zenover ander, als ia het” PAN len zy | blaadjes’ fcheef s bra is een daante. 5) Tros. Vâren mét gevind. Loof side Vin- Xun. …deelige: geene aan rn oere zip Rn Vrugtmaâkende, Riis nasi: Claytons;- „Door-den Heer CrayrToN wordt dit Vir- ginifch Gewas befchreeven , als gevind Loof hebbende dat gepaard is, de Blaadjes ook te- genover elkander „ onverdeeld 3 de-Zaaddraa- gende. Aairen;uic+het bovenfte van-den Steel, twee-aan twee, als Bladen , voortkomende. Dit maakt hetzelve- zonderling, en dus komt het als een middelflag voor , -tusfchen het vol- meid en voorgaande. IV. “C3) Osmurda Frond. pinnatis; Pinnis Pinnatifidis a» pice coarêtato Froêtificantibus, Sp. Plant, N. 33 GRON, Virg, Ile p. 164 EL. Dexia XIV. Srus, Gan BESCHRYVING VAN VII TV,-Met ‘fommig Loof Baes Bier „ha Pe alte gn epe (14) Tros» Varen met amind deet; ; de Vin DN, blaadjes Eje sance e widichds vil a ev hee „Tusfchen den Tafel. en_ oiveine Berg. aan de Kaap, by een Beekje-, vondt de Heet KoeNie deeze , die het Loof meer dan een Voet boog heeft, enkeld gewin: Uit ug, , adhd zu! CD Trees tgeen Loof de Ee e imam ov. volaadies Windeeligs de. Stelen ruig mei fie Kaneel mengeftelde gepaarde Trosfen. À In het ‘groote: Tros» Varen 3 swoorgemelë, zyn de zogenaamde Laadblaasjes Kaneelkleurig en: de Steel-is Haairig , zo CLAY TON afie mierkt : terwoyk deeze Soort van die Kleur den en voert nae aeg eene Vere en ee Co rde Panini dai ram 5) aen Frond, pina. “Pinnis “Pinnatfidis PE, pis hirfutis , Racemis oppofitis compofitis. Sp, Plant. Ne Osm. Mariana Dryopteris folio, in medio Caulis de Florifera: Per, Mes, 86, Osm, non Ramofa, &c. Ral, „Sappl, 86, : zE, HAAIRPLANTEN 63 fcheidenheid daatvan-zyn., In de Provincie, il. van. Maryland det hear: gropiplaatg.: > ne STA är dias! rj 385 lien. “Go. Li ee met fer sl Loofs de Piven, zom maud: blaadjes ss lig ed, de, Frugsiiaaken Om En oro Steel bp weezyjdi Ge BOR oe fn nies Brat, e: By oude der vide tien van deeze: Bs gewaagd, onder den naam van Struthiopteris datis Struisveerig EN mi komt zy by Cornu s vò or, En is om ftandig JIVZ Bep m. 5 ns 1 Ansi Ze zeer — en {tein, daizend Schreeden eo ree 0 't‚Schwartswald, waarfchynlyk. Harren hadeze. by Jena. „gevonden : doch in Switzer- , Jette A OON land» zegt‚hy >is 2, nog_n iet w ardehomen, Bu Te vooren. hadt hy 2 ere de ve eend, Her vand, sn als eeh, iodtlng en van zyn Land voorgefteld, … balve Sw Eee en; waar Zy vee plaat en groeit, one. zy ooks in Noorwegen , en in Rusland , voor. AMMANs die ze Noordelsk Moerasfig Fi- ticafirum. noemt, „merkt aans he ‚dat het, Aller. grooiften Moeras - Varen van. AUHIN daar me casa iatag , „io Kenteooual, DER toe rk AGE zont ZA diit Pe “ee at BROLE rr (46) Osmriernde Frond. pian. Pinnis pinnatifidis , Scapa fruêtifteante -difticho. F4 “Smec: Bat, 935: Osp. Dan. 169. Filix- paluftris altera {usco pulvere hirfatas C-'B, ‘Pin, 358 Filicaftram feptentrionale de palftre, Amm. : Ruth. ai za. bes sd es tig der pergeer hann Aen zige hiene 4 wen gee iS ee witste RE EN Des. XIV. STUK, 64 BEsCHRYVING VAN: vir. toe behoore. Dit is een Gewas van wel ans ien derhalf vof by de twee Ellen hoogte. Line HOED: Nus merkt aan, dat deeze Soort, door haare PE groeijing in ’t ronde, eene holligheid maakt, Varen. welke de Natuur als gefchikt fchynt te hebben tot Vogelnesten „en verblyfplaats van Slangen of ander. tweeflagtig Gedierte «maar ; hoes eere dan zo zeldzaam? … | Zi, Be De “Tros- Varen met Lancetvormige Vindt. Spine} _deelige. Bladen , de Süippen lm ruig onverdeeld, Paren: de ândets Miltkruid geheten , in a ä _Splenevort, By Doponéus en Losrt komt het voor , onder den naam wan Grachtvareh wânt, het groeit, zo de eee zegt, aan de kans BE Ossinurda” Frond. Lanceöl. pinnatifidis, tacnië confluents integerrimis paralleliss Sp. Plant, N. 16. Pteris fronde pinnatâ lanceolatâ , lacin. parall. integ. Fl, Ste. a 844, 936. Oep. Dan. gge Daris. Par. 310. Gorr. Belge 277» Pteris fronde pinnatâà, &c R. Lugdb. 497 minor. C. B. Pin. 359. Lonchitis «aspera. Den: Pemple_ Grachtvaren. Kruidb. 766. Lonchitis altera Dioste Log. 4e. 815. Lonch. aspera minor, Cam. Epit. 665, Spie cânt. Tan. Áruidb, 5og. Polypodium folio vario. TORNE Anft. 530. Struthiopteris. Hart: Helv. inchoat, III 6. Ass plenon fylveftre, Traa. Hik. w, 550 rs ti gn et nr DEV IPAAIDRPLANTEN 65 kanten van Kuilen en Grachten, in broekige VIL wogtige ; belómmetde-plaatfen „van donkere Armer Bosfchen „ op een -dorren Grond. …LsoBEL Hoorne getuigt dat deeze Plant gevonden worde ian „… … magere Bosfchen , zo van Engeland als van zares, Nederland 3 als: ook «omtrent Bafel , by den hoogen Berg; eene Myl van de Stad gelegen. HALLER, die het Struthiopteris tytelt, zegt dat. het in Dennen Bosfchen van Switzerland niet zeldzaam is. Tournerort, hadt het “ fchillende, hoewel de Bladen veel naar die van ’t Winkel - Boomvaren gelyken. ’t Gewas is lang zo hoog niet, als dat der voorgaande Soort , bereikende naauwlyks een Voet hoogte; maar de groeijing is ook in ’ ronde; zo dat het Nestjes maakt, gelyk het- zelve. Die Nestjes beftaan ùit de gedagte Bladen , tusfchen welken, als uit het mid- den , anderen opfchieten , die met de Wormse wyze Vrugtmaakende deelen beladen zyn: zo- danig , paamelyk, dat de Slippen zig (als Wormpjes- vertoonen, welke roodachtig zyn. Hier van geeft Tracus een taamelyk goede Afbeelding. «De verdeelingen der middelbla- den,-die hooger -opfchieten, zyn fmaller, en wederzyds- met rosfe Streepjes , welke zeer fyne Zaadhuisjes bevatten, volgens den Heer GrEpiTscH, met een enkel Zaad, niet mer zeer fyn Stuifmeel, gelyk de andere E Tros- IL Dees. XIV, Srume „66 BESCHREVING VAN Arris. Tros-Varens, Ook oordeelt Haùren,dat | HI. het niet tot dit Geflagt, 't welk de Zaadhuis. _ stuk. _ jes zigtbaar en onderfcheiden heeft, behoor Hod Ïe. EN XVIII (18) Tros-Varen mes zeer 0 fj verdeeld Loof; | vin de Vinblaadjes overhoeks s EE gie gefiee ceder. Deeze, gelyk de odin 9 in Engeland en op de Pyreneefche Bergen voorkomende; is in de Switzerfche Alpen niet ongemeenzegt Harrem. Zy heeft insgelyks verfchillend Loof; weshalve TournerorT haar op de zelfde manier onderfcheidt. Want uit het midden der Blaadjes , veel naar die van Steer ruit gelykende ‚ komen ’er voort ; die Vrugte of Bloemdraagende zyn ‚en byna Wormswyze zig vertoonen. Evenwel wordt deeze Soort als tusfchen de voorgaande en volgende mids RR aangemerkt, {IL HOOFD: (13) Osmunda Frond. fupradecompofitis, Pinn, alter: fubrotundis incifis, Hups. Angf. 383. Oep. Dan. 469, Plés zis heterophylla. Sp. Plant. 1534- N. 19. Adiant. Fok minutim in oblongum feisfis, Pediculo viridi. C. B. Pite 355. Adiant. alb. ; ‚ Rute Murarie accedens hi B. Hift. IL p. 743. Ad. alb. Alp. crispum. Ray. Hil 47. Angl. IL, p. 126. Ad. alb. floridum. Pum. Albe 9. T. 3.f. 2. Adiant. Fol. minutim in oblonge fcisfise Morts. III p. 535. S. 14. T.5. f, 25. Ztem. Toá fe 4, q, Junior. Filicula Montana folio vario, TourneeZafle 54% aje a Dre HAAIRPLANTEN. 67 wins oa “Sint dà k 4 Be e dn pe had (hae af IL HOOFDSTUK. Befchryving van de HAAIRPLANTEN metde Bevrugtingen aan de agterzyde der Bladen; waar” doe de VARENS eigentlyk zogenaamd, het Hertstong, Wederdood, Steenruit, Engel. zoet, Vrouwen= Haair en veele anderen, bea — hooren. Afdeeling komen in dit Hoofdftuk , ’ _ welk de Varens in ’t algemeen bevat, die door onzen Ridder naar de plaatzing, der. Vrugtmaa= kende deelen onderfcheiden zyn. Dit heeft dan de volgende benaamingen in trein gebragts dewyl dezelven , wat de eerfte Geflagten aangaat ‚ten opzigt van het Loof in malkander lo open. AecrosTicHuMm. Plak- Varen, _Àlzo de geheeleonderfte vlakte der Bladen be- dekt of als beplakt is met de Stuifmeelachtige zelfftandigheïd. Offchoon dit Geflagt veele , ja by de dertig Soorten heeft, komen daar Onder maar twee of drie Europifche3 alle de Overigen behooren tot de andere Wereldsdee- len. Zy zyn, naar de hoedanigheid van het Loof, in drie Rangen onderfcheiden, als volgt di E a IL. Met U. Dres, XIV, Srus, ë8 BESCHRYVING Vv ar Vil I.- Met eenvoudig onverdeeld Loof Hoorp-…… (1) Plak-Varen met Liniaal- Lamcetvormige STUK, Jbisfe Bladen en een klimmend Stengcije. ai Een Gewas, dat in Ooftindie „byzonderlyk meng 7 Ceylon, als ook aan de Malabaarfe Kust» vormig. op Boomeu groeit.. Het heeft een zeer dun klimmend Stengetje ‚ waar aan fmal Lancet- vormige Bladen, die over de geheele Opper- vlakte als met Stuifmeelbolletjes gepoeijerd zyn. Het komt ook op Java aan rottige-Boo- men en in de Kloven van Steenrotfen voor; volgens “Heer BURMANNUS. De Heer TununrBeERG heeft hetzelve aldaar, rondom Samarang, verzameld en my bezorgd. pafatum. In Japan heeft die zelfde Kruidkenner een Be kagvs- Soort van dit Geflagt verzameld, waar aan hy Ve. 2. den bynaam van Piekachtig geeft. Men kan de reden daar van uit de Afbeelding van het Blad, in Fig. 2, op Praar XCV, genoeg- « zaam befpeuren. De Kleur is meer bruinache tig dan groen; terwyl het Lancetvormiges waar van dit wel eene Verfcheidenheid kon zyn, uit den rosfen ziet. | „_) @® en Frond. Lineari - Lanceolatis Surculo fcanderte. Syft. Nat. Veg. XIII. Gene 1173. pe 1. he Zeyl. 380, Am. Acad, 1. p. 268. Börm. Fl, Zid. 228e Phyllitis Malabarica &c. Per. 3. T. 54, £, 8, Tirie Pans na. Hort. Mal, XII, p. s4r. T. 33. | | / Ä DE HAAIRPLANTEN, 69 (2) Plak-- Varen met „ZyrondLancetvormig. „Vite i efenrandì ig Loof en een. Ainenend Sten B 1 geïje. AE Eike mk nn De Bladen, Ehigerdidate’ naar die x van den Alofi. Citroenboom gelykende , onderfcheiden dit sr | het welke in de Westindiën door. PLox I Pie is waargenomen en afgebeeld. _ - Ed ov (3) Plak-Varen met md. glad gefteeld. un „Loof; de engen, Bladen Liniaal de vijlen, denderende Verfchits nr Net PEN ladige Op rn Malabar , als ook op Java, en ‘ in Afrika, groêit deeze Soort, die wegens de verfchillende Bladen den bynäam heeft; zynde dezelven geheel tondachtig @n breed of fimal en langwerpig , welke laatften* het bevruge tend Stof” houden, De Stengetjes zyn als kruipende Worteltjes, ter dikte van een Draad Stopgaren , geheel Schubbig met en, als oi Gt 3) Acroffichum Frond. Länceólato - Ovatis integerri- “mis, Surculo- fcandente. Am. Acad. T. p. 269. ai wt | Cervina fcandens, C Citrei folis > pe Prom. En 07e et en 8 kl ) 4 roftichum ‘Frond. alde “glabris” ‘petiolatis’; Sterilibus fubrotundis ; ee inearibus Fl. Zeyl, 378. 378. Am, Acad. TL. p. ‚ T 2 Phyllitis repens fcan- densve, Fol duplicibus hr Raj: Suppl. 13. Filix Mae Habarica, Per, Gaz. 3. T. 53. f. 12. Maletta= mala - ma Kavara. Hoet, Mat. XII. p. 87. T. 29. Borm. Fl, Jud, pe 228. TE Onit 3 IL Drere XIV, Srum, V. PE ata “6 eftip= eld. „Gaz, 310, T. dn 24 Gô BE seHRTVING van âls Mos bezet’; welke een groot end wegs langs de Stammên ‘der Boomen, als Klyf, opklimmen , zig hechtende in de Schors met ruige Worteltjes. Het Loof is rondachtig , zeer kort gefteeld , en Wollig , of lang were pig, als gezegd , met Schubbetjes bekleed, Boven op het Gebergte, bezuiden Batavia, heeft de Heer THUNBERG Des ver. zameld. (4) Plak- Varen met lomp EN ruige Blan den ; ae van boven iid zjn. | en dee eha n niet. be- te zyn. van Blad, „De Heer TTI? geeft s vit Java , een Langbladig Plakvaren op, dat van het midden tot den top. Zaaddraagende is, „volgens. P£« TIVEE, en wel het Loof onverdeeld heeft, doch niettemin naar het Boomvaren Zou ge Iyken (2. 5) Plak- Valen. met 1 Hoenig einer ‚Bla CD Acroftiëhum Frondibus ovatis obtufis hirfutis, füe pra crinitis. Sp. Plant, N. he daa crinita latisfimo £» lio, Per. File 145e T. 13 NO Apra ET, E Tad. p. 228. ‘Ksplériam e_medio ad apicem „Seminiferum. Per, GG). Acrofricham Frondibus Cordato - - Lingulatis acus natis integerrimis ‚ fupra punêtatis. $p, Plant. N. 5 Bure #1, Ind, pe zage DE HAAIRPLANTEN, 71 Bladen; die gefpisst grerondig 2m, van eet boven geftippeld. : In China komt, volgens et Rige PLL; deeze voor, welke naar het Hertstong uiter» Varää” * maate gelykt-; doch de onderfte ovlakte- det Bladen vol heeftmet geele Stippen; zeer-digt aan elkander.’-Zou het dan ook eêr tot de Boomvarens „behooren , vraagt LiiNNeus Het heeft, van boven eenige zeef fyne ‚yl verfpreide, Stipjes, en een naakten-byna vier- hoekigen. si a is een Winkelmidael hek etri ande IL, Met por verdeeld 1daef (6) Plak- Varen met naakte Liniaak gefnip- Be perde Bladen. aen fi ree rt Dit. zeer kleine: Plantje hêeft Lr NN Eus. “Noords. Noordehk getyreld , als veel in Spléeten der yk Rotfen in ‘Sweeden voorkomende, hoewel ik Lapland niet gemeen » En overvloedig op de Gebergten in 't_ midden van Duitfchland, al- Waar TRA: Gus het een Vingër noen zene CE er audis „Linesibus lenitie Sp, Plant. N.6.-Fl,-Lapp.'380 Fl, Sttec. 356, 937- cad, 1. ps-269- Olp. Dan. T. bo. Re Lugdb 507. and Par, en: Filix: “faxatilis -corniculatas:C. „B. , Pin. 358. Filieula, -Tourse. Juft. 542 Holoftium. pe, Biighues Tragi Los. Ze. 47e Harz. Helv. 134 B IL, Des XIV, Stuge 12 BESCHRIYINGVAN VI en Sicenvaren noemde, Gouan.merkt aan „ Ami dat het in Languedok ook. voorkomt, heb= „oan bende Draadachtige Blaadjes ‚ naauwlyks twee ese Duimen lang: » Aan ’t-end-zynrde Blaadjes als Varen. die van ’t Hertshoorn ingefneeden, volgens LoBer die het ongevaar een Handbreed hoog gezien hadt by Narbonne, by Lions; als ook in de Elfaz „ op ongebouwde, dorre Steenachtige Heuvels. « Haxtrrm: heeft het omftreeks Bern gevonden. De-agterzyde det Blaadjes is: gehen: Bee Sa eid door het Stuifmeel. Ni CA) Plak - Varen ‚ dat wait ie en zeer cen- Gel | hes peen Byronde , éehzydige, op- natum. En 5 le, — Omgeboogens, Ee Kagi- ES DE mons AE ot, de Biezen zou me ztpdkihaels. deeze ef „Soort thuis, brengen, die 7 er ook dn naam yvan voert by voornaame Autheuren. Pr ux NET noemize Mllerfraaifte, Bloembies met gekam: de Hofjes, … tr Zyn enkelde Steeltjes, van een Voet hoog, ieder zulk een Kammetje op den Ô top r_£7) Acroftichum nudum fimplicisfimum , Spicâ ovatâ fecuadà adfcendentereflexà compresfà. Ams Acad. 1. ye 270. fg. Ads peftinatum e Cap. bonae Spei. Per: Mus 743’ Janeus elegant. 95. f. 7. Jutie. Afrie: peêtinato Capite. Mor. Hijt. TI pe 333 SKU FS: en 30. Burm. Ee Brakes eagen Bens, Cap, 256. pE-,HAATRPILANTEN 23 top draagende, De vermaarde, HERMA N--, VIT AFDEEE-. Nus heeftze aan de Kaap gekondeen nn es ee (8) Plak - Varen, dat naakt is en “gegaffeld „* pe : met pe opftygende , ded 5 Uil, emangereten: Aairtjes. ck eres In China komt die voor, dat, naat het voor-. gaande veel gelykt, maar den Steel meermaa- len gegaffeld heeft, met een Aairtje op & top. Co) Plak- Varen met driekan ai _getjes; het gern END , ind, Bn: Digita- randig „egaal. Gert’ gerd: Op Ceylon is deeze waargenomen ‚Een Plant met driekantige Bladen’, als het Cyper- gras, die” “aan € den top in verrElde Slippen, van twee Duimen lang , verdeeld zyn. Het Stengetje is naauwlyks een Voet hoog. De Vingerachtige verdeelingen zyn aan de binnen- zyde geheel bedekt met MeeFlaRek pl re F. OL rid ! ves en OE | N pe had ©) Plak zes nen eedknih ds dari, Te | 40) Acroftichum nadam veschieiaiias iech? fecundis ; adfcends reflexis , compresfis. Sp. Plant. N. 8, Filix Co- p Pér-”Gaz T:-zo.f. 12. vG) Acroftichum Stipitibus nudis triquetris , Fronde di- vaa Linearì integerrimà cequalì. Spe Plant’ N. g. Fl deyb. 379 Am. Acad, 1. p: 269. fer, Harm, Zeyl, 27e IL Dxer, XIV. Ston, my BEsCHRYVING VAN wil, „ (ro) Plak: Varen met Vindeelig Loof; de Vine) AsDiete sen, Liniaal fpits ‚ uitgebreid; ofenrandig „ ei ae rz ‚_fämengegroeid; 5 de Steng glad, stu s j Op de aangehaalde Afbeelding ván Pru- MESEN ET. ftaat , Wirginiaanfch klein dunbladig an Boomvaren ; met Blad van, Varen, Hetzelve Beus. komt, in befchryving , met het Jamaikafche van BaówNE overeen, De Bladen zyn van teren Roestkleurig door het Stuifmeel. xl. (xr) Plak-Varen met Windeelig. Loof de Eee Vinuen Liniaal, Plomp „effenrandigs vite Ln _ gebreid, famengegroeids de Steng gefhubd. De 1e NEVE ie mag yks ftomper afgebeeld dan In het voorgaande by Pr ux Er NET,’ welk door Sr oA NE betrokken wordt tot zyn, Klein Boomvaren, | ’ welk de Vinne- tjes van onderen Af CREARARN of Ziverkleurig heeft; LE Go) Jonas Frond. pinnatifidis; Pinnis lineatie bus acutis , patentibus , integerrimis connatis; Stipite Jaeé vi, Sp. Plant, N. 10. Brown. Sam. 105. veg: folio Polypodium ferruginofum minus. Prux. Phyt. Gi) derovidhame F: rond. pinnatifidis , heen: Ee dek eers teens ad DE HAAIRPLANTEN jj heeft , volgens.-MorrsoN; in deezen zeer VIT van- het vóorgdande verfchillende. „> To Re GENE hi Ps zt, Horde II. Met gevind Loof, … ee (12) Plak-Varen met gevind Loof; "de Winnén en or Overhoeks „ Tongagtig A paid „gl: chen 4 ez HE vogtige plaatfen der Westindifche Ei- uang landen komt deeze Goudkleurige Soort van Va- ren „voor, die, koe EenE issbetrokken zyn aan: de agterzyde geheel bedekt met. eenê Roestkleurige. Wolligheid , dikwils byna Goud- kleurig. De Srengen, van dit Gewas zyn meer dan negen Voeten hoogen een Pink dik „ verfcheidene by elkander voorkomend uit Erie Sebel, cod buteen daid (7 _G 4 Plak - Varen met gevind Loof; de Pint ze N zi langwerpig Ed ; ge, bed Wir ce ruig. _ Dée- 5) dersticha Frond. ae ua semi Ean: ss klok Te pe” 273 Phyllis Ramofa sinas er. Ek 242, T- 8-£. 57 bönchitis pahnfltis nn SLOANe Eee 15. Hifd, l, p. 76. Lingua Cervina Aurea, Puume Fil, 37- T. 04e Fil. paluftris Aurea Fol. Ling. Ceryi= ne. Pum. Amer. 5 T. 7. Ray. Sapph 63. Fil, fimpl. vinnasis foliis &c. Pruk. Alis 154 Te 288. fs 2. 6 Acroftidtân. Frond, vinnats ;-Pinuis olden «Tú Daens XIV. Srum 0 BESCHRYvIENG WV A:Ne vd, Deéze , în Europa overgebragt ; ‘isscen Zeer 1. fraay Gewas, met rondachtige: Vinblaadjes „die niet gekarteld zyn en geheel met eene rosfe Wolligheid bekleed. Het groeit natuurlyk in rn: Weaastngie,” Xt nrd sel (21 STUKe Ek XL sr | „Jangwerpig,sonverdeeld; Ed Hie bifslium. Qurifter 5 een schuniig, srashamot geba} De viibladen” vän- Eend ‘Soort, die maes Iyks op de” Westindifehé Eilanden 'groeieg gelgken’. byzonder naar het Loof. van ee flerbezië me fchenbladén, by welken r vergeleeken ek zeer. in iter N pe itste H9350V in 8, ee 5 yd as (15) Plak-Varen met pd ‘Lof; ä Pinnen over. BEMETEN Sh 2e gal ee Ovals mis, ander. en rie N.: 13: As Ree croftichum henk pinnatâ &e. Hort. Cif, N 5e Eilix minor ruffà Lanugine tota obdufta &c. Son. Fam. 19e ae Pp. 37. T. 45 f. 1. Pteris Je ae Ee k Ek ee ad achste Frond. shana: Pinnis oblansis, ins dfris zferratis-achtis ; “Stipitibus quamofis, Sp, Plam Ne Pinnis.fertatis Per, Fil, 153e Tg 5rBekilefaandd Iatifolia ferratas Prum, „Amer... T. 12. Raj. Seippl. 76. Filixs major &or „SLOAN: Jam, 28: Hi. T.-: 84: T. 384 Filix Jam. men kar and Puur) Alim. 183:T, 2861 f. Zur on 65) Acroftichum „Frand, pinnatis,: „Pintis alnids: Ee t , ee ke nlt G ij Plak Varen met gevi Di heb de Vinnen” y” door Pvt ze DESMHAAERPDELANTEN)! 7% ae pii > en aan de appe Zaag. Vs Hoort In Virginie en ar land komt deeze Soort STe voor, die daar vânden naam voert ; hebbende de de'Vrugtmaakende ‘Vinnetjes zeer {mal „Dee zelven’ zyn -door de, Rib-van ’t Vinnetje in twee ryën verdeeld, en deeze wederom over- dwars mg „waar van de bynaam., (6). Plak Varen. met Dat: Loof; de Vin. xvr nen langwerpig, effenrandig, gegolfd, ge- Sm JPitsts er Seg naakt. ed etand Dit gérande Plekvaren , op Jamaika vallen- de, is door den vermaarden. SLO ANE aan de Oevers van de Goud - Rivier overvloedig groei- jende gevonden. 5e ( 17) Plak-Varen met gevind ‘Lancetvormig XVIL ' fi Lo 5 Heilig. Î nearibus apice ferratis. Sp, Plant, N. 17. Gron, Jins ad 16) Acroftichum Éiond: pinnatis Puis’ oblongis in- undulatis acuminatis; Stipite nudo. Sp, Plant. 5 15: Acroft, ereftum fimplex. Brown. Sam. 105. Fin lix major in _Pinnas tantum divifa, oblongas anguftas- que non crenatas. SLOAN, Jam. 18, Hil. 1, p. 84. Te 40. Cz) Acroftichtam Frond. pinnatis Lanceolaus, Pinnis ari= » Lanceolatis, incife -ferratis ; Serraturis infimis ma- IL, Dezr. XIV, Stom, lake Varen: Kv li, Pet euros. — ien Breed- _ fibbig. PR BrscènRYyYiNG. VAR — Eoof 3 de Winnen. Liniaal» Lantetvormig ingefneeden Zaagtandig; de onderfte Tan- den grootst. Aan belommerde Beskjes in rde binnenlande fehe deelen van dat Eiland „kwam dien Kruide kenner dit voor, een klein Gewas met veele Steeltjes , de Blaadjes diep ingefneeden heb- bende, met zeer fmalle gekwabde Vinnetjess Het maakte aldaar geheele Plaggen uit. By PLUKENET vindt men het zeer fraay afge- beeld, EE, Plak- Varen met gevind Loof; de Vin: karteld, onge field, opwaards vakvomia, Een ‘handbreed hoog valt dit klein Virgi- nifch Varen, ’t welk zeer naar het Boomvaren gelykt, inzonderheid door de breedte ‘van de mid majoribus. Sp, Plant, N, 16. Acroft. ereët. minimum fimplex. Brown. Sam. 105. Filix Jamaicenfis non Ra mofa &c. Prux. Alm, 150. Te 283. Filicula non Ramo- fa minima , furculis crebris &c. Sroan. Jam, ao. Hijfte Lp. g1- T. 49. fe 2e (28) Acroftichum Frond. pinnatis, Pinnis alternis ova- tis, crenatis , fesfilibus farfum arcuatis. Sp. Plant. Ne :8. Gros. Virg. 123 II. 165. Am, Acad, 1. p- 27% Filix Polypodium ditta, minima » Virg. platyneurose Prum. Alm. 153, T. 289 f. 2. gerng Virg. Polypo- di facie. Ray. Suppl. 59. Polyp. us Virg. Fol. breve fubtus Argenteis. Mor. ze LIL p. fn S14- T. ae fo 5e DE HAAIERPLANTEN #9 middelrib. der Blaadjes : wier Vinnen ftomp ‚Vi zyn, en aan de agterzyde geheel bedekt met nit ro een Zilverkleurig wit poeijer. » STUK. (19) Plak- Vaten met gevind Loof; de Blaadjes XIX. drievoudig Lancetvormig. cha me De driebladigheid onderfcheidt deeze Soort, „Prei op Jamaika groeijende, welke rosagtig zwar- te Stengetjes heeft van een Voet langte en drie fmalle Blaadjes, het middelfte en » die van agteren met een geel Su JVErLOOgeR n. Hier moet ik dat Ceylonfche t’huis brengen, waar van de Afbeelding in Mig. 3, op PLAAT XCV,is gegeven : ten ware het eene verandering mogt zyn van de volgende Soort, waar voor ik het nogthans niet durf houden. De Plan- ten, van deezen aart, zyn in haar Loof niet zeer beftendig. _ Ondertusfchen „ terwyl het middelfte van «de drie Blaadjes langst is, fchynt het tot deeze Soort te betrekken. IV. Met (19) Acroftichum Frond. pinnatis; Foliolis ternatis Lanceolatis. 4m, Acad, 1, p. 274. H. Ups. 476. Phyllie ds Ramofa rrifida. Sroan. Jam. 19e Hift. l. p. 38 Te 43e f. 2. Phyll. pulverulenta, Fol, anguftis trifidis. Per. Fil. var. T. 8. £. 9: Ling. Cervina triphylla. Pum. File 12. T. z44. Filix Jamaicenfis &c. Mor, Hift, Ill, p. 5730 Rare Suppl, 73. LN Daz. XIV, Styx. ge BESCH RYVING VAN Vil. IV. Met het Loof byna dubbeld gevind (* ge | Hoorp- (20) Plak- Varen met gevind Loof; de Vinnen ies overhoeks opwaards Lsniaal gevind 3 de one Acröfti- á so vh so derflen bweedeelig. | quo en 2 ; à Een zonderling Gewas, in ’t uiterlyk aan- traaged. zien naar Zee- Venkel gelykende, ’t welk door geheel Indie in byna ftilftaande Rivieren, Graften en heldere Poelen groeit. Rumrrrus noemde het, om die reden , Water - Duizende blad: want het zweemt , in ’t Water, veel, naar onze Slootplant van, dien naam, Pru- KE NET hielde het voor Peuldraagend , alsde _ verfpreid verfcheide als gebladerde Takjes , zodanig dat die ’er de Blaade jes van uitmaaken. ’t Zou ook op * drooge groeijen , indien ‘er het Favaanfch Berg. Van ren van KrLEINHorF, dat de Heer Bur- MANNUS hier t'huis brengt, toe behoorde: maar , behalve dat deszelfs Vinnetjes getand d Zyn, (@) Dit is de onderfcheiding van deezen Rang (Fron- de fubbipinnard;) ’t welk de Heer Murrav, (in Ed Veg. XIIL) eggen veranderd heeft , in , Fronde, Jubpinnatá. Go). sderntingen. Frond. pinnatis , Pinnis alternis fur- pinnulatis — bipartitis. Spe 5 Plant. N. so. Fl. Zeyl, 376. Am. Acad, 1. p. 270. £. 3e Millefoliam Aquat. Romen, Amb. VI. p. az. T. 74 £ 1, Planta Siliquofa bivalvis Mass &c. Pus. Al, 298. T. 215. f. 3e Burm. F4, Jud, pe 22%, oi PE HAAIRPISANTEEN Sä zyn „ verfchile „inderdaad ;de-Groeiplaats „wat veel. Het „Ceylon{che. hee gemelnen verd ftreke effenrandigs. … Bi. Plak - Varen met Pd IE de Win- xxi. Bie “men overhoeks wêderzyds pees 4 de dtera/he je Brrr eed. brsedst, >er: í Pen 7 Wyn= 6 ruitig. Niet minder zonderling is deeze, ook Ì in ’ Water „op Ceylon. groeijende Plant , veel haar die Vlottende Water: Ranonkel, ie Graften Wateren W >, W van ik voorheen Ex befchryving gaf (*). Som- inige Bladen; naamelyk, van het Loof ,zyn als van de vaorgaande Soort, Venkelachtig ‚an- deren als die der Pluis- Akeleijen of als die van Wynruit „ breed-met Vinswyze. infoydin. gen. … Gezegde Hoogleeraar „merkt aan, dat het Javaanfche Kruid, van dien aart, het on _ derst onvrugtbaare. haak breeder en meer verdeeld heeft, dan het in de, Af beelding van tCeylonfche voorkomt: terwyl het andere zig met zyne,,fmalle Blaadjes aan een Steng en heft „de gak. aän ’ end on draaid hebbende. as ter) Acrnfiiekuws Frond. pinnatis ; Pinnis alternjs u= triage, Pinnatifidis; fterilibus latioribus. Sp, Plant. N. 2e Fl, peen 377. Te 4e Am, Acad, |. p. 275. Burm. Fl. Ind. 228. bi Zie IL. Dezis IX. Stuk, deezir Nat, Bijvorids bladz, 248 U Deen. XIV. PE Vin. (22) Plak-Varen met het Loof byna dubbeld — er gevind; de Vinnen door paaring nd arl voegd, van onderen uitermaate ruig, XIJ. deu voet eenigszins getand. Acrofti= 4 8 BESCHRYVING vAn chum Mae In de Zuidelyke deelen van Europa , als “Marn- leen , is dit‘ Gewas bekend „’t welk CAME- taafch RARIUS getyteld heeft , Lonchitis van Ma- ranta. Men heeft hetzelve betrokken tot het Ceterach of Miltkruid , waar van het bykans de Bladen heeft; maar ‚doordien het Stuifmeel dezelven geheel bekleedt, behoort het, vol- gens onze onderfcheiding ; ‚ alhier. Het is ak * geheel als met eene rosfe Wolligheid Linneus hes hen. wie _ 3 Donkerpaarfche Stergetjes van een Span ‚, hoog. Het Loof bykans dubbelvinnig Lan: „> cetvormig , van onderen digt bezet met »» Kaffige Saffraankleurige Schubbetjes. Doof »» titdrooging wordt het famengetrokken en »» verbergt de opperzyde. De Blaadjes ge- ‚„ paard, byna gevind, De Vinnen Eyrond, »> ftomp , dik, effenrandig; maar de onder ften 2) Acroftichum Frond. fubbipinn.; Pinnis oppofito coadunatis , fubtus hirfutisfimis ; bafi fubdentatis. SP _ Plant. N. 22. Lonchitis Folio GD Cererach €. B.” Pin: or Barr. Zo. 858, 857. Lonchitis aspera Marantz. Came Epit. 666. Filicula crispa, Lanugine Hepatici colors velen. Pros: Abn 150. T. 281. f£. 4. Lonchitis Mara“ thee ,Ceterach Ramofum quorundam, Lon. Ze. $16e Ld BESHAAIRSEANTEN 88 » ten aan den Voet dikwils wederzyds getand. Ne » De Vrugtmaakingen , tusfchén de Bladerige- 11 » Schubben , over de geheele'agterzyde vers, oo 5 ftrooid,” (23) Plak-Varen met het Loof Jaa dubbeld XXUT. ‘Abroftia gevind;, de Vinnen door paaring famenge-chum I= voegd , Jlomp, van onderen ruig , aan den len Voet ofenrandig, Op de Rotfen der koudfte deelen van Eu ropa groeit deeze, zegt LiNnNmus, daar hy, niettemin , den bynaam aan geeft van het Eiland Elba în de Toskaanfehe Zee. Dit komt vegenttrydig voors doch een dergelyk Kruidje, als op de Laplandfche Gebergten, zeldzaam , tusfchen de Rotfen groeide , was door J. BAuriNus voorgefteld met den _bynaam van ZWwenfis , naar ’t gedagte Eiland. In Sweeden , wederom, zegt hy» dat hete Zelve gemeen is ín de hoogte Kloven der. fteilfte Rotfen , 3, Het gelykt naar ’t voor= » gaande zeer, doch is naauwlyks langer dan » een Pa (zo hy samen) niet paarfch (23) wefrichae Frond, fubbipinnatis 3 Pinnis oppofis to -coad. obtufis, fubtus hirfutis, bali integerrimis. Sp. Plant, N. 23. Polyp. Fronde dupl. pinnatà &c. £. Suec, 850, 938- Fl. Lapp, 383. Polyp. Lonch. Mar. Sp. Cambro - Btittannica. Prum. Alm. 150. T. 39 f. 5. Fie lieula Alpina tenerior &c. Mor. Hijt. III, p. 526, S. 14» Te 3-f. 23. Ozn. Dan. 391. u. DEEL, XIV. STUK, « ee %4 BESCHRYVENGIVAN VII. „s maar groen, en komt de Boomvarenss in Til, »‚ Manier van Vrugtmaakinge , zeer naby,” Dat. „Hoor: van BauniNus was een Voet hoog. xxiv. (ea) Plak- Varen met gevind Loof; de Vinnex. Ta lisa ongefteeld ‚ langwerpig, uitgehoekt ; de neum. -__bovenften zeer klein en effenrandig. Ebben- houtig. De zwarte Kleur , welke dit Westindifche Varen , zo aan de Stengen die één of twee Voeten hoog zyn; als aan de bovenfte Oppers vlakte der Bladen heeft ‚ geeft 'er den bynaam, aan. Van onderen zyn dezelven geheel Snceuw- wit, alwaar het Zaadftof of Poeijer dezelven. _efIct isop vogtige plaatfen van 't_ bekleedt Eiland Jamaika, als cok op Martenique ens” elders, zelfs in Brafil , waargenomen , en in. de Europifche Tuinen overgebragt, XXV. ( 5) Plak - Varen dat gegaffeld is, met ‘zeide EN orkie | Bladen „de Winnen evenwydig , Lancetvore_ mig, effenrandig , digt te famen. Í (za) Acroftichum Frond, pinnatis; Pinnis fesflibus ob= * longis finuatis ; fammis brevisfimis integerrimis. iede N. 24» Am. Acad, 1e p. 272. Filix non Ramofa & minima, Caule nigro &c. Stoas. Fam. zor ZI. ri pe 92e T. 53 fi te Rare Suppl. 83 (25) Acroflichum dichotomum , Fols pinnatis , q Pins parallelis, Janceolatis . approximatis ,_ is. SP Plant. N. 26. Filik furcata, Pinnulis een non dentatis. Proms Amer, 13. T. 20, Fik 22, T. 28 RAF — Sapph Ge DE HAAIRPEANTEN. 85 Gevorkt Varen “tet ‘Taxis - Bladen heet dee- AA ze Soort-by PETIVER;- en PEUKENET It noemtze Gegaffeld Varen van Jaïmaika, dat zeer, HOF?» Takkig is, met ‚yle tweedeelige. Vinnetjes als Prag. van het gewoone Wyfjes-Varen. De Vin Zee blaadjes ; » nadtnelyk » Zyn lang én final, niet ard getand £ zó dat dit Vâren „ » wederom, eene ganefch B zondere voorkoming beeft. Vs Met dubbeld ia Léof;? 26) én miet n dig ver verdeeld XXVI EA Pimen ns en ohne HE gedoornd © pg vc edoornd* Met gedoornde Stengsh hehhen wy nog geene"S6órt befchreeven; detr dêeze té regt den bynaam van voert, SroANEs”’ die ‘zé inde Velder aan de Goudrivier „op: Jamaikaí, verzameld ‘hadt , geeft 'er kerverblideif daad anderen ’t Loof van Duivekefvels- met de Steeltjes en middelrib vol ftekeltjes, etione Td :ekeins aard was … (22) * 5 Tâxi Mil. 5. Ts. EEE pe (26) Acrofrichium Frònd. fupradecómpofitis, Pinnis bie fdis; Stip. Aculéatise Sp, Plant. N.'3o. Filix ramófa major Caule fpinofo &c. SLOAN. Jam. 23. Hijf, L. p. Ie T. és. Fik ramofit Jamdicenft 6 Pape foliis. Prux.. er lon ei | ten he KL, Deer. XIV. Srum, 36 BESCHRYVENG VAN | A ei (27) Plak-Varen met dubbeld gevind, Loof ee LE de Blaadjes Lancetvormig gepaard; de ons d> derften met Kruiswyze flippen. XXVII. « Acrofti. De poeijerigheid aan de agterzyde onder. hat Cru- Gian, Îcheidt deeze Soort niet , maar haare Oort. Gekruist- zes, die in de grootfte Blaadjes eene Kruis- wyze vertooping maaken. De Stengetjes zyn geelachtig. Men heele in de Westindiën gevonden. TME oM XXVII (23 ) Plak-Varen- met dubbeld gevind Lof; Ae de Blaadjes gepaard; de dû innen Lanctt: vormig geen E td overhoeks plane s ast N “nét Tros. an. is kt dezen pe Baie. die Stengen heeft van twee of drie Voeten hoog, glad; regtopftaande, Het Loof FUN, Afri- beftaat uit zulke Blaadjes, als gemeld is, wier end met ko Egier t'eenemaal is-bedekt. dia C29) Cen sAeroftichum Frond. bipinnatis ; Foïiolis oppofitis Lanceolatis „infimis eruciatim appendiculatis. Sp. Plants 27. Am, Acad, l, p- 275 Filix pulverulenta , Pinnulis ohinfe dentatis. Prum. Fil. 26, T-38- Amer, 25. Te 251 B. gene pulver, Pinnis infra, Auritis. Per. Fil, 1ón Bk WES Te Ee DEP Pal bipinnatis; Foliolis oppofiss Pinnulis Lanceolatis obtufis ferratis fesfilibus alternis- SP° Plant, 28. Am, Acad. T. p. 274 Filix Afr, floride fims lis, dor Prume Alme 356, Te 185, £. 5e vl Wen p) Deel, PTIAAT XCVT: — Zed IN | De DE HAAIRPLANTEN 87 (29) Plak- Varen, met dubbeid gevind Loof; Vis de Vinnen overhoeks Lancetvormig „gefpitst, Li er vr Het verfchil van deeze met het Ebbenhouti- En ner ge, fchynt niet groot te zyn, en meest in de hoonden figuur der Vinblaadjes te beftaan : als zynde, en in beiden, de Stengen glanzig zwart, de Bla- den van onderen Sneeuwwit, Dit maakt ’er het voornaamfte Kenmerk van uit. Zy is ook op Janse gevonden. „aekt pe tenet Se manis smd & Dit Geflagt bevat die Soorten van Varen, welker Vrugtmaakingen Streepswyze den Rand der Bladen bekleeden : weshalve ik 'er den naam aan geef van Rand- Varen. Hier komen; wederom 5 wel twintigin voor, onder welken maar twee of drie Europifchen zyn. De Rid: der heeftze „ naar het Loof, in drie Rangen verdeeld , als volgt. vole Met 5) Aerof Frond. bipinnatis 5 “ Pinnis alternis … | 1 Am. Acad. Lal mas 274. Fil. non n ramofa major, Gaule ‘4797 gro &c. SLoAN. Fam. zo. Hit, 1. p, 92. T. zo. f. 2e Filix albisfkmo pulvere confperfa, Prum- Fil, 30. T. 40: Per. Fil. 156. Tg. f. 15. Adianth, Calomelanos Amer ricanum &c.- Prux. Alm. zr. T, 124 É. 3. Adianth. ni- gro fimile albisfimo pulvere confperfume Puun, Amer. 30. T, al nk » F 4 IL Dez. XIV, Srum. Ld 88, BESCHRYVING VAN a et Ker! geheel eenvoudig Loof. Hoor (1 Rand - Varen met de onvrugtbaare Blaads ee ey jes Eyrondachtig ; de Vrugibaare Lans Es A4 en > € dto hees Hiv, In Oostindie, „zegt LiNNe ussisde Groeis gn “plaats van. deeze Soort „welke het Loof als “dat vant Muizen-Oor „langwerpig. Eyronds glad, effenraudig, en. geffeeld. heeft, maar de Stofdraagende Blaadjes zyn, eens, zo langs Lancetvormig, van onderen het Zaadftof heb- bende zittenraan een breedensrand. De Heer _ BurMANNUs merkt aan, dat het anders — naar *%° Verfchilbladig > Plak“ Varên” veel gely- __kér-dât is zekerlyk in Gewas „ „ wegens de — Kruipende Stengetjes, Ek heb -het'van Ceilon bekomen, gelyk daar van eén gedeelte in Figs 1‚“op Plaat XCVE, is! ‘voorgefteld. Ik heb het vie Japan „welks Blaädjes ronder zyn en dus 8 meer naár die van ’ Een rd zweemende, zekr. Ce) Rand- Varen met eenvoudig Lanceivonmige, a. eenigermaate: gehoekte, gladde Bladen;aan Fi ae tippen Vrogtmaakende ( 3) GG) Peeris Froad: fterilibus obovatis , ertilibus ete Aatis “longioribus ;„Surculis reptansibus,,Sy/t» Vat. JiB. XL Gens-1174. Sper. Burm. Fl And, p‚ 229. kj. (2) Preris Frond. fimpl. Lanceolatis fubangulatis gla hels apice.fruêtificante. Sp. Plant. N. 2. Lingua Cervir na Fol. acutis &ec. Prum. Amer, 28, T. 40. Fil 146, Ti ne Phyllitis Ineata, hinc ide ne dok in aas 5 6.É£ 5 DE HAAIRPLANTEN 36 (3) Rand-Varen. set. eenvondig, Liniaale ef. VIT. Henten Bladen „ benner En Hon kende Ben rin! FE ad sw ik HEI Ke Rand- Varen met ESE Liniaak Bla. En „ven svaan de tippen driedelig. … > image 5 Rand -Varen met eervoadige Bear =o AV: Bladen, van anderen ie. » aan de tip- pijn Ja Vld en " ke De Hen HER ie cen % Eat gen Wert EE ge Bladen „van cen Voet lang 2de naar K, Et arg Tes zyn. „De andere, heeft de Bladen. zeer fimal als die van Gras wel drie en B Er 58 Pieris Dael: amp Linearbs eifmie $0 Tone mancdre. Btadinaliter “fruêificantibus. ee Plant, N. 3: Lingua “904 Cervima longisf. & anguftisf. oliis, Prôm: Amer, 28. T. derd 41. Fil. 123. Te 143e Phyllitis deed Graminis fe guftisfmo. Pir Pil, Hib: Te ra. f.je 99 EER te (4) Pieris Frönd. fimpl. Linearibus, apice trifido, ie Plant, N. qe Lingua Cerv. angufto trifido folio. PLum, Frar. FE.’ hiv „Phylle lineata , apice. trifido, Par. Fil, Aa T. 10.66 65) Pieris Frond. fimpl, dichotomis fubtus . hispidis ; ap. ne: Sp. Plant, N. 5. Lingua Cervina ruare Fik rar, T. ie Furie Byrds lineatis, en ve, Kiks 125 Te ft € IL Daz. XIV. Sau go BESC ERYLYYENG V ACN: ner: de derde zyn dezelven aan ’t end ariedeelig, Zin en tevens wederzyds geftreept.“De laatfte srus, heeft de Bladen ruuw of ruig van-onderen en Vorkswyze, verdeeld, v E (6) Rand - Varen met-het Zof wtinladië® oen ze rondachtig 3 Peek en „kruipende Sten- — … 8étjes. De Blaadjes van deeze ESR vels: vol. gens PLUKENET, niet in de Westindiën, maar aan de Malabaarfe Kust in Ooftindie | gelyken meer naar die van het Koekkoeks 5e aver | van de vierbladige Klaver, „en jn op de kanten miet Zaaaftof voorzien. 4 | 1. Met ieeisbuh gevind of lngwerië | famepgefteld Loof. Vil (3) Rand- Varen met gevind Loof; de Blaad- E ms. jes Vindeelig ; > de Steng Boomachtig Ae achtig. _doornd. n Van deeze ; die derhalve te regt den by: naan (6) Pteris Fronde quaternatâ fubrotundâ ended, Surculis repentibns. Sp. Plant. N.6. Pruk- Phyt, File — cula repens Quadrifoliì phzei facie. Prom. Phyt. Eet 6 # 5 Pteris Frond. pinnatis ; Foliolis pinnatifidis ; Cal dice Arboreo aculeato. Syft. Nat, Veg, XI} & XIb — BE HAAIRPL ANS EN. Di naam voert ; vind ik niets waders eend VI kend, Ty ied (8) Rand - Varen mer gevind Loof; de Pinnen” … gepaard ‚ Eyrond- Liniaal „ gefpitst , gd tse Valt k len _Op t Eiland Dominika, in oe Weftindiën, ude nam Pater. PLU Mier dit Grootbladig Varen waar , zynde tevens groot van Gewas, naa melyk Stengen. hebbende van negen of tien : de Bl aden wel } anderhalf Voet en en langer. Van Morison wordt het , derhalve; zeer groot Amerikaanfch Varen getyteld, Het. valt ook in Oostindie gelyk de Heer BURrRMANNUs: aanmerkt, en ikheb Bladen van/dergelyk Npeeter p dat oa om nn is eam; DEE ze), Be vernd met hbe Loof; de Vinnen IX. Longifon ® Preis Frond. Oer Pinnis oppofitis Ovato= bladig. Linearibus acuminatis integerrimis. Sp. Plant. 3. 'H, ' Cliff 4735 Phyilitis Ramofa. Per Fil. 127. T.6.£ 15. ng. Cerv- latifolia.” Prum: Fil, 88. T- 106. Filix lati- folia. ad marg. pulverulenta, Prum- Amièr, ‘6. T. 8. Ray. Suppl 64 Filix Amer, maxima. Mor. Hij, II, p. 57r. Borm Fl Jud. p. 230. (9) Pteris Frond.- pinnatis ; Pinnis ’Linearibus repan- dis , bafi Cordatis. Sp. Plant, 8. H. Cliff. 473. Lonchis Ús Lineata Pinnis tongisfimis. Per. Fil 129. Tr 6, f. 12. te end ed Als zp hon ne erve é ijk IL Dans. XIV. Sr jg BESCHRYVINGC VAN VI. Arnes. 1. dre reet’ ‘Preris Vutaa, Snoerig. …Einiaal witgegulpt, aan den Moed; Hants vormig. vf40} Rand - Varen met gevind Loof; de Vinnen ‚liniaal en regt, aan den hs togdechig ge -oorde {r) Rand- Varen met As Loef: 4 de bee mee mi Tie penflé Pinten -Degenvormig Dyna effenrne Ee Degen= achtig. dig dee onderflen en etek Ka oord, Zoagtand ig. | ‚Dé ipeoinen van kris drie-Soorten ko men elkander’ : zo. 9. naby ze «dar wenge: byna tof fais on Is op ' Eiland: Dominikas sin „Bosfchien ;- aan Beck: jes „-door.P1 um iem” gevonden.» Zy heeferde Strengen wel-vier of vyf: Voeten-hoog «en: de Vinbladen zyn Hartvormig ge- oord, De an» a die den bynaam van td voert , RRCA Sr £ WODehe laet at ait beed (SURE a Eh. II. pe 568. Lonch. non Ramof: &c. Prum. Fik '52-T. 6ger Mater. 12, Te 18e or (Gao) Pteris Frand.. pinnádtis,, Pionis. dn, ien Bafi rotundatis., Sps Plaat. N.ge-Osns, din. 7 4e ons, chitis major, Pinnis Jong: anguftisfmisque. „SLOAN: ge zó. Hifl1. = mn T.-34: Filix odorata Luzonica. T. 63 £ ES Pieris Frond pinnatÂ; beni. ii penianes Enfe fo 5 -infer. epprofitiss ovatis, Aur j culatis ; Terrains Berm FL. dad. p. 230 Eilix Fronde Pinnatà, Pinnis Enfiformibus ferratis &c. FL. Zeij. zor Polypodium, Caule ,fimplici. &c- Burm. Zeyl. 6 T. 8 2. ‚Filicula Cheufanica &c» Paus Amait. 94 Te 40% Ze tr Ant eN Lj sE na ey Al orn die ue HAAERPDANTE SS Sp nam Os reckK Óp de-oude Muuren van-Can- vir ton ig-China „waars doch volgens de-Afbeel. Anpren ding fcheen dezelve weinig ge-oord te zyn. foort Ik heb zulks duidelyker in eén Oostindifeh*" Exemplaar , waar van de Vinbladen wel agt Zare Duimen lang en ruim een Kwartier Duims op * breedfte, met ronde Oortjes den Steel om- vatten, De Heer N. L. BurRMANNus heeft deeze aangehaald, onder de Oostindifche Plans ten , maar maakt bovendien gewag van een Dn ief Randyaren , 5 en LINNzUS. gene ik hier ‘Ook al s eenic byzon- ee Soort bybreng; aangezien hét van de’ar- deren verfchilt. Met het Ceylonfe, van dien aart, door den ouden Heer zeer fraay in Plaat gebragt, komt vry wel overeen, dat, op ’t Gebergte bezuiden Batavia dot dei Heer THUNBERG verzameld; als ook de Kaapfe Exemplaaren van dit Gewas, my toegekomen; Ëes deeze Soort mede te tellen is onder de Kaap. fe Planten. Ook heb ik ‘er uit Japan beko- men, die geen andere kunnen Zyn. — Die Soort-is anders gevind dan de voorgaan= den: Zy heeft de Vinbladen wel gepaard of tegenover, maar veel wyder van elkander , naauwlyk drie Paar aan een zelfden Bladftec! en deeze Vinblaadjes zyn dikwils twee- of ook _driedubbeld , inzonderheid de onderften ; ’ welk dan het Gewas eenigermaate naar het Kandiafche „ dat volgt, doet ia hoe- „wél « £L Dazt. XIV, Stuk: ge BESCHRYVING VAN wel het vee! daar van verfchilt, doordien dè VIT? Un Bladen niet Zaagtandig ingefneeden Zyn heen Rand-Varen met zeend Laofsde Fami Pieris Sti- Liniaal ongefteeld , en Lancetvormige ie Fern - Le peltjes. bladig. De Stoppeltjes , dat, zekere kleine Blaadjes zyn, aan den voet der Bladfteelen, in de Boos men niet ongemeen, maar in de Varens zeet zeldzaam, onderfcheiden deeze Soort, diede Bladen ook zeer lang en fmal heeft 5 in de Westindiën voorkomende, MEE ; Xu. GD) ‘Rand- Varen’ he Eend ER de Pinnen le Byrondachtig flop, vitgegupt, van onde Steen- ven ruig. breekig. Naar het bekende Kruid, dat men deens ke noemt, lifche zodanig, : dat “C42) Preris Frond. pinnatis , Pinnis linearibus fesfilis- bus; Stipulis Lanceolatise Sp. Plant, N. zo. Filix alt. longisf. anguftis et ad bafin foliofis foliis. Prum. Amer. 12. T. 19. File T. zoe File lineata ad bafin foliofa. Per, File 130. T. 12 f 1 G3) Preris Frond. pinnatis; Pinnis fubovatis obtufis repandis ; fubtus hirfutis. Sp. Plant. N 11. H: Cif. iis Trichoms -Argenteum ad Orasnigrum. Paum- Fik 57* T.75. Per. Fi. 137: T. 9. £, 16. Trichom. majus Pint finuatis fubtus niveis. Sroan. Jam, 17. Hift. T. p 20: T 35. f, 1. Ray. Suppt 6o. Filix crispa Lanngine Hert tini caloris ex Ins, Fortunatis. Puum, Alm. 150, Te48%e £ 4 . Si, en vl d Ì BE HAA IT RPLANTENe ©3 dat menze Zilverkleurig Trichomanes , aan de Vi. randen zwart ‚ genoemd vindt by de Autheuren, AE De Bladen zyn omtrent een Voet lang en ko _Hoorn= men uit dergelyke Wortels als andere Varens voort, zo SLOANE aanmerkt. De nes Varen, een half Duim lang en ge-oord, naar ’t end Puntig, zyn op zyde als uitgehoekt en voorts Zaagtandig ingefneeden, van bowen groen; van onderen Zilverkleurig ‚ met eenen Mos- achtig graauwen Rand, dat de Zaaddeelen ZD. en ee k (14) Rand - Ven met et SDi Loofs.de Pimmen XIV. gepaard ‚ Lancetvormig Zaagtandig , aan Eer jn den voel verfmailende , de onderften veelal aard driedeelig. Die Plant, welke door ArurPriNus, onder den naam van Za is befchree. ven en afgebeeld, groeide op ’t Eiland Kan- _ dia een Elle hoog en hadt aan lange Steelen wederzyds fimalle, fpits uitloopende”, Vinbla- den, zonder dat zy,zo hy zegt, Bloem, Vrugt of Gen s Mh Zy fcheen Er de 14) Pieris Frond. pinnatis; Pinnis oppof. Lanceola= tis ad bafi anguftatis ; infimis fubtripartitis. Maut. 130, Hemionitis multifida. C. B. Pin. 354. Phyllitis Ram mofa. Aur. Exot, 67. T, 66, Lingua Cervina Fol. Coftee innascentibus. Tournr. Zufl. 544. T. gar Filix Cret, minor non ramofa, Moris. Hit, Ill, p. 523. S. 14. Te ï. £ 36e IL, Dear. XIV. Stug, _ 96 BESCH RYA IJNG VAN ) Vil Bladen niet Zaagswyze gekarteld te-hebbens_ hik dat dezelven zo duidelyk zyn in de Afbeeldins stu gen van TourRNEFORT:en DALECHAMPó Rand- als dep Eiland-Elba,; naauwlyks een Voet _ “… hoog gr dikwils twee=‘of-driedeelig zyn. Nogthans — wordt het voor een zelfde Gewas gehoudene. IÌf Met. het Loof byna. dabbeld. XV. _ (15) Rand-Varen met het Loof wfhoekig drie | zl vn dladig 3 de Vinnen. Vindeigs de zin dn Bt « mogelij sa kek : ee ED. Meier ven arne Kaart zyn, door fot … ‘migen, by die van ’t gemeene Oijevaars- -Bek E of St. Robertskruid ; door ánderen by die van den Platanos: door eenigen by het Loof van Peterfelie vergeleeken. Morison „noemt dezelve „AmeriRaanfèh eenbiadig-Prouwen-Haairs — met agt ee, re s poeijerig de Cis) Pieris Frond. äuinguanigulis tritollatfs ; ee Pinos yìnnatifidis , lateralibus bipartitis. Sp. Plant, N. 12. VA Cliff. 473. Hemionitis profunde laciniata &c Peum 5 Amer: 24. tn Fil. 130, T. 152, Hem. Fol. atfovi Fil, 176. T. 8 £. 12. Adiantum monophyllúm oe num. Mor, Hiff, Ill p. 592. Pieris Argentea, ri ebr drop. X1L p. 519. T. 13.£, 3e PGS és vid. ik Jende, welke in gedaante ook vry | veel verfchilt , doordien de- onderfte Bladen — „DE HAAIRPEANTEN. 87 „de kanten: Het valt niet alleen op de West- Vti indifche Eilanden „ maar ook in“Siberie, doch “Tj, dat is kleiner, zegt LiNNzus,en van onde-. An ‘ten: Sneeuwwite Ik heb eeh fchoon-Exem-" in “plaar ‚ op ‘Java rondom Samarang door ‘den Paro \ „Heer. T HUNBERG verzameld y dat my hier toe fchynt te. behooren: Immers dat het West- indifche ook gladde zwarte:Steêlen heeft, gelyk het myne ;-van omtteut een half Voet hoogtes bevestigd my in dit denkbeeld. EE (16) Rand- TE met et Fo masse XVI. verdeeld > de Blaadjes gevind; de Vi innen Bis 4 À Lancetvormig 3 de onderften Vindeelig, de Gemeen. bovenflen kleiner. “Van het Kruid , dat onder den naam van Varen, in onze Bosfchen , Duinen en dorre Wildernisfen , gemeen is en iedereen bekend, worden thans, by de Autheuren in ’£ alge meen ‚de Soorten, wegens de verfchillende manier van Vrugtmaaking, in byzondere Ge- flagten geplaatst, Van ouds onderfcheidde men hetzelve in lm. en ei elke ie t RT! ent « (16) Preris Frond. Ren Foliolis pinna= _ s; Pinnis lanceolatis, infimis pinnatifidis, fuperioribus _mìnofibus. Sp. Plant. N. 13. H. Clif. 473. R. Lugdb..497e Flor, Suec. 843, 940. Daris. Par. 309: Gort. Belge M. p- 2784 Fil, ratnofa major, Pinn. obt. non dentata. C+ B,“ Pins 857. Filix foeùtina, Cam. Epit. 992. Don, Pempt, 462 IL Das, XIV. Str. in : ï 98 BEsSOHRYVING van s 3 5 ib „zonder echter te begrypen ; dat:het eéthe cvruügtbaarer was dan ‘het andere. Dit laatfte Dt _maakt deeze, Soort uit: terwyl-het zogenaamr Ran”: Ts NG “de Mannetjes “Varen; door onzen Ridders in Geflagt der Boomvarens geplaatst is, Hier in ‘wordt zyn Ed, van «de meefte en zelfs van den beroemden HALLER , die andersin „geenen deele zyn Stelzel aankieefde of beminde, sop”t fpoor gevolgd; maar vanhet W'yfjes Varen heeft dezelve uit-achtinge voor den ot den naam , onder diep van #}/ix , een en der Geflagt gemaakt (*). „Naams. _ Ik fpreek dan hier ok tn Elhihannser van der Fens, hs vat Kruid, welks “Griekfthe kfehe naam , Pieris den Hoofdnaam uitlevert vandit Geflagt. Dee zelve is, wegens de Vleugelachtigheid val ‘het Loöf, toegepast op de Varens , wier Neet duitfche ndam , met den Hoogduitfchen Fuhre Krant, eù den Engelfchen Mers, in klankby: na overgenkomtftig „ ook iets Vederachtigs “aandûidt. De Latynfche naam, Pix zou ‘van die Hgairige tuigte, met welke de Wor tels van boven begroeid zyn’, afgeleid kunnen worden: terwyl ien misfchien zo veel reden voor den Franfchen Zougere of Feuchiere niet vinden zal, nog voor den Jraliaanfchen Aektes ef Spaanfch hen Melecho. Yerva: De andere Eu ropifche' benaamingen „ gelyk Paproein Poo- len „ Kapradf in Bohemen ven zes byzonder? ìn Sweeden „ laat ik onaangeroerd, — Dak C°) Hel. inchoat, Tom. UL, pe en nak ahl nn nd ed DE UAAIRPLANTEN O@ ‚Dat onze Ridder den bynaam Aguilina aan vit deeze Soort gegeven hebbe, was, by gebrek AN Van beter , niet te mispryzen;. doch anders „Hoor zeêr ver gezogtù Buiten twyfel is het, om zand: dat de Steel of Steng, overdwars dioigulses: Var. den zynde, in zyn Merg eenige gedaante van een dubbelen Arend ; of Adelaar-met twee Kopa pen, fchynt te vertoonen 3 zo Dovponéus zegt. Loser fchryft, „ dat in-de Wortel, 5 die een kier dik , Jang uitgelpseid, van ;… boiten zwart Îs „niet overs > dwars » eenige Sterridbekens ehv”: ge. 3 fneeden te zyn, gelykende naar een Arend » of anderen Vogel , met uitgeftrekte Vleugels > én open Beenen ftaande 5 weshalve dit Gee » was ook, van ’t Gemeene Volk, drend gee ss heten wordt.” De Wortel; die geel is en kruipende, ftelt ingefneeden een Kruis voor, t welk anderen voor een Arend houden ‚zegt Harrer, Zie hier zyne verdere befchry- Ving van dit Gewas, het fraaifte onder de Eu- ropifche Varen Kruiden, zo en Ed, aante kent 5: ce Hy noemt het, Varen met bontjas Geftaïte Bladen, de Winnen geribd en geheel effenrandig, trg de uiterften Lancetvormig. , Het heeft, zegt » ld Stengen van twee Voeten en meer ; tot » vyÉ oe © Fiicem vocamis ne mn ejus Clasfis inter ‘Europzas fpeciofisfimam. et EL Deer, XIV, Stu „VIL "VAFDEEL. EI. Hoozp- s Rand- Varens Gebruik. too BESCHRYAVING VAN s, vyf Voeten lang ; die Takken uitgeeven, s‚ waar van de Vinnetjes ook Takkig zyn. De „tweede Vinnen brengen Bladerige Vinnetjes » voort, die met een breeden Voet de naas- ‚> ten raakens; ftomp, ribbig, hard „ effenrans „> dig; de uiterften in een grooter halfvinnig ‚, Blad famenvloeijende , van Lancetswyze „figuur , dat in de hooger Bladen weinige „, Vinnetjes aan den Voet heeft, in de boven- „» ften geene, die enkel Lancetvormig zyme ‚De Bladfteeltjes heeft het gefleufd, het „‚ Ribbetje van onderen ruig. … De Zaaddoos- > jes bevinden zig in Streepen aan den rand 3 evenwydig, door deszelfs omkrulling allengs s» bedekt wordende, zynde de Opperhuid van 5, de Blaadjes het omwindzel der Zaaditreep- ss jes. Het Doosje is Klootrond , eenzaadig, s gefteeld (*).” Voorts fpreekt hy ten opzigt van de hoedanigheid en het gebruik aldus. ‚> De Wortel is Lymerig , eenigermaate bit- s ter en walgelyk; gelyk in alle de Varens iets Slymerigs zig bevindt en Zoutigs, T'nEo- PHRASTUS fchryft ‘er een zoeten famen: trekkende Wortel aan toe, en dat dezelve tegen den Lintworm dienftig zou. zyDs DroscorIiDEs tegen de ronde Wormen: s, Dien Lof haet Tracus herhaald en onlangs „ ANDRYs C°) Zyn Ed, haalt Bornmer ten dien opzigte aans en , dit zo zynde , zou men deeze Soort , als Zaaddraagen* de, te regt het Wyfjes= Varen mogen heeten. nen De HAAIRPLAN TEN. 10 ss ÂNDRY; fpreekende voornaamelyk van-den_ AL „> bast des Wortels. Dat door een Drachme Arie » Varen- Wortels de Lintworm overwonnen „Iioor- » Zy» getuigt SPIGELIUS; terwyl anderen. zand. het ontkennen. Dat er een famentrekkende /#7en. » kragt in zy, blykt, alzo het Afkookzel van. ‚> Varen dienftig is tot Lederbereiding, maa- » kende “inzonderheid van. Geitenvellen het » Leer dat men Corduaan noemt (*)-,- Het » Zout uit de Asfche is geen zuiver Loogzout,, »» maar gelyke naar ’t Armoniak- Zout meer „ » En heeft cenig Olieachtigs-in zig. Hetdient., niettemin, om Zeep te maaken, en van de gebrande Wortels maakt men Balletjes, die, in Water geweekt, dienen voor (Spaanfche }, ss Zeep. Van dit zelfde Zout met Zand: ‚ maakt-men uitmuntend. en-buigzaam Glas, in Vrankryk gemeen :-zo,dat-ook de Poëe-, » ten; van die Natie, den naam van Zougere » aan Drinkglazen geeven. Dit zou. ik liever. nn doen; dan het by Brood voegen ; gelyk men sn Normandie gewoon is ld | Men behoort vate di En 1 (2) Kan 2 zyn, dat in de Noordelyke Länder zie daar 8 wordt met Sumak bereid en met Bamiooten gr ge- verwd. (4) Harrer haalt ten dien opzigte de Hiftorie der Planten vän’ Lions aan „in welke alleen gezegd wordt: Au refte il eft asfuré, que les Bretons et les Normands, gul habitent parmi de fort grandes Forelts, a faute de G 3 II. Deer, XIV, Srux, roa BESCHRVYVING VAN VIE ‚die Wortels ; in Water gekoakt,, aan „de jes-Varen s Varkens over te laaten. Ook zou het my » hiet behaagen:;-het Bier met Varen te. be- », derven , door ‘twee derden daarvan by de »-Mout te doen. Tegen de Engelfche Ziek ss te wordt het onder Kinderen. gelegd.”* Dit laatfte gebruik. van het Varen » Kruid: is zo wereldkundig, dat ik my grootelyks vers „wonder, daar van- geen. gewag, gemaakt te vinden by den Heer Rurry, diecoveralle , enkelde Geneesmiddelen, en zelfs anders ook over dit Kruid,-zo uitvoerig is, Deeze Au theur merkt-te-regt aan „ dat „het Mannetjes en Wyfjes- Varen, ‘wat den Wortel. aangaat, onbillyk verward worde ; alzo dezelve in het laatfte Lymerig is en im het eerfte bieter en zeer famentrekkende, Dus dient de- Wortel van het-Wyfjes- Varen ook dikwils, by. gebrek van Koorn , tot Brood, en wairom/zou der zelve r niet zo Klef hit Boom- fehors voor de Beda. Ik wind-dat de Opgezetenen van Nieuw Zeeland hun gewoone beftaan hebben van Varen- Wortels, welke zy eerst over ’ Vuur braaden , dan tusfchen Steer brune , dans lesquels’ ceux ë Anjou & du Maus prennent grand plaifie-de boire du Vin blanc, lorsqu'il eft encole doux & trouble, Tom, 1, Lyon, 1615, Pe 12% Re a DE HPKERPEANTES. ror Steenen Kneùzety „-en’er hét Sap uitzifigen” , Wi NN werpende. het overige , dat--Hotta€htig is ; ik R weg. Doch dit is deeze Soort äni Vater iet Oi Ede, Herz Tegen den Lintworm wordt ‘ook liedendaags Bal maar de Wortel van c-Mahnétjes Varen ge: ans bruikt; zo als wy naderhand zien’ zullen. Het | Sap van den verfchen Wyfjes Wortels of hel poeijer daar van in: Rooswater, ís met” zopftry- king of betting zeer dienttig teben. herbrans den val eenig En gene > %* zy in hest W ter „ Olie uur { ee De NE. Dus bvk dan ook, dat het” zo Een in de Zuidelyke als in de Noordelyke deelen van Europa ;"en door ons gantfehe Wereldsdeel , groeije.” In Katniolie ; daar dé Irgezetenen’ hetzelve Velkapraprat heeten, wofdt het-van” de Boeten afgemaaid „ om vóór“Stroo in de” Stallen” te werpen, gn Scororts die def’ Wortel te vergeefs tegen den Lintworm inge” "geven hadt. In'Sweeden, däar- het“op-deì” Grofid van afgebrande Bosfehën zeer ‘geimlech® is, ‚maakt het in é ploegen: veel bel Wortels kon ele 5 Ì 9 afbran= R. niet vernield wordek ë maar weder uit- fprui- eis t Is het ggn fercavunsy hiervoor bladz. 85, e befchreeven. orstERS Reize vm die Welt. p. 334e-s G) dame Med, Lond. 1775. P. 202e IL Dasr. XIV, Srun. albe. [ll 104 BESCHRYVING V AN fpruiten (*) ;-zo „wel. als die van-’t-Mannetjeë ke Varen , dikwils daaronder groeijende „waar van Rn in ’t vervolg nader. ze er Dit alles uit de befchryvingen cad hebbende, begaf ik my; den er Auguftus dee- zes Jears ‚tot nader onderzoek naar Benne- _broek buiten Haarlem , alwaar, op ’t Duin aan den Weg , dit Wyfjes - Varen overvloedig groeit. Het Loof bevond ik wel zodanig „als de beroemde HaLLER opgeeft „ doch, vers fcheide Planten uithâalende, zag, ik dat dezele ven een enkelen regten Penwortel-hadden ‚ van buiten zwart, de dikker dan de Steng, en meer dan een V ogg Bamsder onder: zoek blykt , dat En Pel wotelatk komen van een” diep in de Grond. horizontaal voorts kruipende Wortel, Ook is ’er boven aan dens zelven geen de minfte ruigte. Opdroogende, wordt hy van binuen geel, maar blyft van, buiten bruin. „Ik, kon ’er naauwlyks eenigen’ Smaak ia befpeuren.. Hy is Geutswys hol » gelyk de Stengen en Steelen, Hem, zo wel als de Steng , eenigszins fchuins doorfnyden= de, bevond ik. daar in eene zeer aartige Teke ning van de monden der Sapbuisjes, welkede. bamsemink van den Ridder eenigermaate ee an gard: C°) Radix flava; veptatrix, multicaulis: mt de Be, Harren. nnee Dr HAAIRPLANTEN. 105 (17) Rand.-Varen met het Loof meervoudig Ammi verdeeld ; de Blaadjes gevind de Vinnen _ 11 Lintaal; de onderften aan den Poet Vins- en wyze getand; de endelingfön zeer lang. xv, Zeer weinig fchynt dit Varen, dat ópen Geftaast. | Velden van ’t Eiland Jamaika en anderen, in de Westindiën, bedekt, van het Gemeene Wyf- jes Varen te verfchillen. De Punten der Vin- blaadjes, die byna egaal van breedte DINERS De. loopen. alleenlyk langer uit En welk dezelven — …— als Geftaart maakt. M zodanig Var ren, volgens CLAYTON, En in Virginie en de Exemplaaren van Varen „ welken ik van de Kaap der Goede Hope heb, komen zo zeer daar mede overeen ‚ dat ik ze daar: toe moet? betrekken. . Immers, de omgekromde randen. der Vinnetjes doen-blyken, dat zaten s tot, dit en behooren, # te CG ) G2) Peeris Frond. fupra- ye ef 3 ‘ Foliolis pin- natis ; Pinn nis Linearibus ; infimis bafi pinnato - dentatis ; terminalibus nalibus longisfimis. Sp, Plant. N. 14. Hors. Clif, 473. Gin: dln il p- 266. Filix Ramofà Pinnis lon- giusculis &c. Pru ‚Amer. 14. “T. 22. Fil. 23. T. 29. Filix foemina vulg. “cie Per, Fil. 135. Te 3. £. 12. Fi- lx foemina f. Ramofa major &c. SLoAN. Jam, 24. Hiff. 1, p. zor. Mor. Hijt. Ill. p. 583. A, Eadem pin nulis nee rarisfimisque. SrLoAN. T. 63. G 35 sed dins 106 BESCHRYVINCGIVAN VIE (18) Rand-Varen met het Lôof verdeeld; de be Ees Blaadjes - gevind ; de onderften. halfvindee- en ligs de endelingfen en die van. den Voet XV, zeer lang, Preris Vorne Van deeze Westindifche zyn de onderfte t. zydelingfe Bladen aan den Voer langer en ale leenlyk aan de onderzyde BEP zegt L Ne NEUS, x pn (19) Rand-Varen mes B A „dee wf Loofs de Vinnen ame rk de me, Donker- n 6} « me RE la DE gere NE nr Fe de df or EEN age ht en 3 ge Oenerivan” een en deert dar ’t Vróuwen- Haair, zo men wil, hebbende de Steng , Takjes en Steelen ; dlhzig zwaits doch de Vinblaadjes Lancetvorthigen gefteeld, het endelingfe langst ; terwyl het-geheele Gte was niet meer dan een Span hoogte bereikt. Zoude hier de Pieris Adianthoides, welke de Heer N, L, enn als jn eenigfte | LEE LN (13) Pieris Frond. decompofitis; Foliolis pinnctis ; ine fimis femipinnatifidis ; tetnïnalibus bafeostue Bernd mis, Sp. Plaut, N. 15 “Lonchitis Ramofa, Linibo pu verulento, Pak Amer, zt. T. 30. Fust. sr. Par. / he DE tE G9) Dap Frond. decompofitis pitinäta ; Pinnis Lan- ceolatis 5 ‘terminalibus longioribus. Sp. Plant. N. 16e Pteris Adianthi facie &e Gron. Virg. 197. 1e 165. E Ad erna di on ind DE HAAIRPEANTEBEN 107 Soort van dit Geflagt onder. de Kaapfe Plan- Ans ten, opgaf (*), betrokken, kunnen worden 2? 11, Doch de. aangehaalde Afbeelding. van EPE KENET fchynt ’er niet mede te ftrooken. 20) Rand. Vareù met gevind Loof; de Vinmen - XX. Vi ivdeelig; s de nà sweedeelig. EE wees _Op verfcheide Westindifche Eilanden komt oa -deeze voor » waar van ik ook een Exemplaat heb, dat op Java, omftreeks Samarang, door den Heer Taorprag is verzameld, — (21) Rand-Varen mes byna dubbeld snit XXI. Loof; de zydblaasjes en onderfte Kwab ten EE halve Vindeelig. Ear PL XCVI. In China is Sn: Soort door OsrEcK waat: Fig. 2. genomen „ die een gladde Steng heeft en Lan cetvormig gevind Loof; de Blaadjes teel ver se s Vindeel met de Aje 5 zeeen (© For. hp. Praëtr P. 8. Pteris Frond. p Amer, zo. T, 4 Fit. T. 15. Prox. Phijt. T. zot. 6 1 Filix Lonchitidis Pinnis. Per. Fil. 134. T. 3. 6 11 (zr) Pieris Frond, fubbipinnatis; Foliolis lateralibus Loboque sd Anet Sp. Plaat, N, 18. Osse din. T. 3e À Ed 103 Bes CHRYVIN GC! vaN” Vil. zeer lang. De kant derzelven , die‘ naar den ADEL: Grond ziet, is alleen Vinswyze verdeeld; de rd bovenfte niet. Voorts hebben fommige dee- Rand. zer Blaadjes een onder -Slip , die langer is , Paren. en in de onderfte als een byzonder Vinblaadje uitmaakt, eveneens half Vindeelig, Dit open- baart zig in de Afbeelding „ welke OssrcK van het Chineefche geeft, en niet minder dui delyk in de mynen van Ceylon, gelyk Fig. z, 2 aanwyst. ° cri WE XXII. ( 22) Rand- Vdre is flike eid Prer j himen. Ke verdeeld Loof nt. es gandachk Rond- RE. Ee E, 4 ge en E & Aste\ ed, Dhn , od À ven hat Fo Ae x hs vibe PI. XCVI, XOVL » s ige 3 Ed nieuwe Soort van dit ema: die uitere 8 maate zeldzaam is , van, de Kaap afkomftig » bezittende, geef ik daar van insgelyks in Zig. 3 de Afbeelding. De Kleur van het Gewas is bruinachtig rood, en die der Steelen zwarte achtig; in welk opzigt het veel naar het Vird ginifche donker -paarfche , hier voor befchree- ven , gelyken zou; doch de Blaadjes, byna van grootte alseen Pinknagel, zyn niet Lan- cetvormig , maar rondachtig. Anderszins is het daar mede genoegzaam overeenkomftigs hg, en breede le Hwiestigetie kanten en ge- (G2) Peeris Fronde Ramofà fupra = vange Pans kotundatis, integer imis. Mint, DE HAAIRPLANTEN raë gelteeld zynde, maar niet de endelingfenlangst. avis” De Steeltjes der onderfte Blaadjes: zyn ook kien langer en bezet met twee of vier ongefteelde srvs. ee Blaadjes. Terwyl dezelven geheel effenrandig Riad. zyn, en naar ’t end verfmallen, kan het ook niet tot de Preris Adianthoides , voorgemeld , behooten. Ik heb van Java nog twee of drie Soorten _ravaans van dit Geflagt , met Vindeelig ingefneeden fhe. Bladen, welke zo van het Gemeene als van het Geftaarte en de volgende Soorten , ver. fchillen. Mooglyk zal in ’t vervolg wel nader Waarneeming ddáar omtrent gefchieden , tot naauwkeurige bepaaling en befchryving der zelven. Behalven het Gemeene Wyfjes - Varen , Aratitche? vondt de Heer ‘ForsKaoHr, op het Ge. bergte by Hadie in Arabte, nog tienderley Pterisfen met gevind Loof , welken hy allen omftandig befchryft. Ik zal de benaamingen - hier opgeeven van zyne nieuwe Soorten, Hy heeft een Scheef Rand- Varen, dus genaamd , om dat de Vinnetjes aan den voet fcheef zyn. Een Kanthaairig heeft wegens de Haair- tjes aan den rand der Vinnetjes- zynen naam. Voorts een Viervinnie, wegens derzelver ge» tal. Dan geeft hy een Regelmaatig op, en een Afloopend Rand-Varen: ook een Kalf Zaagtandig en een. Groen; als mede een Ge- tand, een ee rd en een MLeelig Rand- _ Varen; i nnee aen ee u 1, Deer. XIV. Srum, 6 Brscarrvine van VII AFDEEL. Ari STUK. ker Orcidentan ea Westin= difch. Varen 3 wietaller hoedanigheid en onderfcheia ding uit de Bepaalingen blykt (*). BrreceENuM. Rib -Varen. | Dit: Geflagt waar aan LINNAus den Griekfchen naam Blechnon , bevoorens ook op zulk Kruid toegepast geweest(}) ‚ heeft gea geven; noem ik dus, om dat de Vrugtmaar king geplaatst is op twee Streepen digt aan en evenwydig met de Rib van ’t Blad, Zulks dient tot Sp sekenn A van higtaslve. Lans at Soorten. KS ) Rib-Vareh met gevind Loof, de Pine ern » gepaard, aan den Pitt gerand Gezegde hoedanigheid , van langs de Rib freeiig ene zyn; onderfcheidt deeze Soort C°) Flor. Egypt. Arab. p. 185, 186, 137. CH) Prerin Greci vocant, alii Blechnon. Prix. Libf. XXVII: Cap. g: piss (1) Blechnum Frond. pinnatis; P: Pinnis Lanceolatis oP“ pofitis, bafi emarginatis. Syf. Nat. Veg. XIII. Gen, 1175. Sp. te Lonchitis juxta nervum pulverulenta, Pf. Fil, 128. Te 3: £. 9. Momus. III. S. 14. T. 2.f.16. chitis f. Hemionitis- pinnata. Pruw. Fif. 62. Amer. 20 = 29. f. B. Filix minor in Pinnas &c. Stoan. dü* Hif. L. p. 87 T. 44. £ 3, B, Blechnum Indicuïie el FI, Ind, pe 23e nenten atennntannengadenee DE HAÁarRPtANTEN ‘tit Soort, welke door SLOANE aan de zyden van “vi L den Duivelsberg, op Jamaika,-was gevonden, lin Zy hadt de Stengen een Voet of aasegalf Re hoog en de Vinblaadjes als gemeld is. (2) Rib-Varen met gevind Loofs de Phaila « Limiaal overhoeks Splaant, Ort Ín ‘China was deeze Soort door den Heer difth. OsreckK waargenomen ‚ die het Loof drie Voeten hoog shade, » de Steng aan den Voet, van vooren , met ‘groote grvze Haairen be- / kleed, en aan de voorzyde met drie Sleuven hierlangs uitgegroefd, De Vinbladen waren Liniaal- Lancetvormig , ongefteeld, glad, ef- fenrandig „ fpitshoekig geftreept, een Vinger We: __ Hier mede ftrookt ven Exemplaar van Cey« lon, myner Verzameling, van byna anderhalf Voet langte 3 de Vinbladen van gezegde fi. guur, een half Duim breed en meer dan een half Voet, ja-fommigen wel agt Duimen lang hebbende, en-voor het okrig van. en en hoedanigheid. «:(3) Rib- Varen smet gevind EER de Vinnen vm. © Blechnum Frond. aag Pinnis Linearibus al« ternis. Sp. Plante N. 2. Burm. fl. Jud. p. 23e (3) Blechnum Frond, pinnatìs ; Pinnis fesfilibus Cordae to- Lanceolatis integerrimis, inferioribus oppofitis, agt, 530. Blechnum Capene, Bua. Eh Cap, Be 8e U, Daem XIV. Srum, hank 112 BESCHRYVING VAN _VIL ongefteeld , Hartswys’ Lancetvormig effen É rr randig , de onderften tegenover elkander. Hoorp- ' ee Àan deeze Kaapfe worden toegefchreeven iba ' Varen. Stengen van een Voet, die groen zyn; ge- vind onverdeeld Loof , dat ruuw gerand is: de onvrugtbaare Vinnen breeder, aan den Voet eenigermaate geknot; de vrugtbaare Vinnen Lancetvormig , van Hartswyze fie guur aan den Voet. Twee Vrugtmaakende Streepen overlangs, van den Rand en van de Rib afftandig. Iv. _ (4) Rib-Varen met gevind Loof; de Vinnen pg vee (deslig, cum. miner Dit Virginifche komt in geftalte met het gemeene Mannetjes. Varen van Europa ovete er doch de Vinnen zyn Lancetvormig, ongefteeld, half Vindeelig , ek ‚ met ftome pe effenrandige Slippen. (5) Rib-Varen met dubbeld gevind Loof; de Ve aren: Vinnen Lancetvormig gekarteld; de Vrugt lend, maakende Streepjes afgebroken, In @) Blechngm, Frond. ginnatis; Pinnis multifidis. Mane 8) Blechnum Frond. Bliss : Pinnis Ladeeort crenulatis , Lineolis fraêtificantibus interruptis. Mant. 397 Filix Mas vulgafì fimilis, Pinnulis amplioribus plânis nee crenatis» Virginiana, Puuw, Alm, 151, T. 179. Ée 2 2 Deel PLAAT XC VII. en DE HaAaiRPrANTE rr3 _In diepe Kleijige Kloven der Rotfen van „VE Virginie en Madéra nam de Heer Konte dee- ilt ze waar, die beneden den top uit het Loof smug, Hoorns Wortelfchiet en daar van den naam heeft, hes | Vinnen zyn Lancetvormig ë ongefteeld , aan den Voet eenigszins famenloopende, gefpitsts met een fyne-Ecltigheid Zaagtandig. en van onderen meest geaderd, . Nevens de Rib loo» pen de Ro ed Streepen, die als uit en dus af- itis ed Ee Bd Dat zeer fehoonk Rat ws En Heer Tags Tu UNBERG in Japan verzameld; en uit my- xcvi1. ne Verzameling, hier gedeeltelyk in Plaat ge- fs n bragt ; fchoon door zyn Ed , als een nieùwe Bae: getekend met den naam van Blechnum Japonicum; komt zo naby met de laatstgemel- de overeen , dat ik het naauwlyks daar van kan afzonderen: te minder, aangezien het ook taamelyk ftrookt met de aangehaalde Afbeel- ding van-PruKENET » door,den Heer Ba» NIST er) in Virginie getekend en overgezon= den, Gedagte plaatzing, der, Vrügtmaakende deelen onderfcheidt het Gewas gene dn van alle anderen. Myn Exemplaar, dat een Bladfteel heeft van meer dan een Voet langte, ‘hier in Mig. 1, op Plaat XCVII, wat verkleind, vertoont hetzelve als veel grover dan ’t ge= meene Mannerjes Varen ; waat mede die Au, Aheur het zyne- vergelijk, H > egg IL Desre XIy. Srox. tu BerscHuRvvine van …VIL HEMioNIT1s, Oor=Varens Arperr. — Hoos De Oorachtigheid vän het Loof fchynt my veeleer aanleiding gegeven te hebben tot den Varen, naam van dit van ouds bekende Gewas, daf deszelfs onderftelde Onvrugtbaarheid, welke het immers met de andere Varens gemeen heeft. Halve Ezels-Ooren zou men het bilt lyk by kunmen vergelyken. En die geftalté veroirzaakt, misfchien, de plaatzing der Vrugt* maakende deelen op Kruis- of Kettingswyzê Streepen; ’t welk Linn” us als het ondere “ fcheidend Kenmerk ft v eflag! Het bevat maar d Westindifehe. | N e weinige Soorten, alen L | à Oot = Varen wiet hét L vof 7 acer je ___efentandig. za. vormig ‘Kleine fúige Heértstong ie deze’ door Pre MIER genoemd en door PrTiver Smalblé dige met gekettingde Streepen. De Groei “plaats is„gelyk die der beide ham 5 Westindiën, BE j ie zin De er 4 mn Gr En É Oor: a CD) Hemi Frond.. Kane ‘ntegerrimis. sf. Nat. Vez. XIII Gon. 1176. Sp. d Phyllis anguftifo fia lineis catenatis. Per. Fil 122, T. 6 fa Ling Cervina villofa, minor, Puum. de ia, z 5 Sta HONUNERNOTEN. ur (2) Oor Varen met: het „Jaaof. gepalmd en rige aiigod sb ep: 4 Sets nieeft dis” dh rendenn inten: op ie Wik Arpzr ur, ee md Jamaika „Prom rer óp -Mârteriique. werzd,-Henonitis meld,» Het heeft de Bladen rals die van hee ‘palmata. Gepalmds Sdiikel vyf- Vingerig gepalmd, en iss gelyk het: red ruig. „met Netswyze Stof. ftreepjes - De mame emag omtrent een Span bedragen. AST: pna SE Oor Varen mrt Hoi Pp se TE en ven Rrwipende Kafige Ig reef kruipend. De van ouds onder den naam van Hemioni- bis. bekende Gewasfen „ » Zyn niet tot dit Ge- flagt; maar tot de völgende, door den Ridder … betrokken: zo dat de ‘Naamsreden ve niet na is pa Bels, ne titie (2) Heimioritis. Frond, palmatis ‘hisftis. H. Cf: Hemioniús. Aurea hirfute, Proms) Amer, 23, Te 23. Fik T.151.-Hem Folio. mg ere f, Ranun- culi folio, “SLoAn,” zz. Moris. III. Seri Ten F5. Fils Ranagend folio roer. Per. mies 17. Te Bo fo vre, Fil Hemionitis diëta „ Sanicuke-fo- z villofr. Pouw Aln. 155-T.agr.f£ qe " @ Heimioitis Frond. Ovatis acuminatis, Surculis-pa- leaceis’ repêntibus. Sp. Plant. 3. Heen vake: repens me avato -acuminatis. aas Katten Damien. (6) u, Deer. XIV. me «16 BESCHRYVvVING vaR vk LonNcHrirTs:1is, Bogt- Varen, Hoorp. Wegens de bogtige infnydingen van den Bògt. Rand, die tevens de Streepjes der -Vrugtmaa- Varen, _ kingen, onder deeze Bogten,-bogtig maaken, geef ik den naam aan dit Geflagt, waar op die van Zonchitis by de Ouden voor een Kruid, dat langwerpige Speerachtige Bladen hadt, gebruikelyk, is toegepast. Het bevat de vol gende Soorten, (1) Bogt« Varen. met Aet Loof Vindeelg ptn Slomp; fenvandigs, de Stengerjes Takkigs Ruig. ruig . @ Bogt- Varen met het Loof gevind; de on u. Arita. derftie Vinnen tweedelig de Stengeijes Gao onverdeeld gedoornd. UI. (3) Bogt-Varen mief het Loof gevind sd- Kralpend, Winnen overhoeks uitgeguipt; de Stengelfes Takkig gedoornd, (3) Ci) Lonchitis Frond. pinnatifidis obtufis integerrimis à farculis Ramofis hìrfatis. Sy/. Nat. Veg. Xi. Gek 1177. Sp. 1 Filix Ramof: Pinnulis Quercinis, Plume Fil. 13. T. zo. Adianthum Pinnis Quercinis Ramis “(@) Lonchiris Frond. pinnatis; Pinnis infimís bigarte tis; Surculis indivifis aculeatis. Sp. P/N, 2 Filix latif Spin. moll. & nigris aculeata. Prum- Fil. 14. T. 17. Fi lix Spinofa, Sem. Lunu'atis, Per. Fil, 172. T.4f. 4 (3) Zonchitis Frond, pinnatis; Pinnis alternis gee S me eem pe HAAIRPLANTEN. 113 (4) Bogt - Varen met Zet Loof Woetachtig pat: verdeeld; de Vinnen Windeelig met fyne ii Tandjes. oorn= In de Westindiën groeijen alle deeze vier Dis Soorten , die door haare bepaalingen genoeg- re zaam onderfcheiden zyn. ForsKAonrnam, tig- in Arabie, een Gewas waar, 't welk hy Lon. chitis bipinnata tytelde , en de bovenfte Op- pervlakte met groene Maantjes verheven hadt, wegens de Vrugtmaakende Streepjes aan de onderzyde. Het Loof was omtrent een Voet hoog; dubbeld gevind , met Linis aale famenvloeijende Vinnetjes , de binnenften uitgerand: de Groeiplaats op Bergagtige plaat» fen van Gelukkig Arabie. AsPLENIUM,.- Miltkruid, De Latynfche benaaming van dit Geflagt Wyst genoegzaam aan ‚dat men zodanig Kruid tegen Milckwaalen dienftig geoordeeld hebbe : gelyk dan ook het Ceterach zig onder de Soor- ten bevindt. De onderfcheiding beftaat in 5 _—_ Streep- Surc. Ramofis aculeatis Sp. PJ, N.3. Filix aculeata re- vens. Prum. Fil. 11. T. 12. Filix Ramofa aculeata re- pens. Per. Fil. 39. T. 4e É. 6, (4) Zonchitis Frond. pedatis; Pinnis pinnatifidis fer rulatis, Sp. P/,N. 4e Lonchiiis ereêtatribrachiata ; lateras Kibus bipartitis ; medio reto fimplici, Browns. Sam, 89. Teek is De H3 il, Deer, XIV. Szum, rig „BrErSCHRYVING VEN | vi. Streepjes: opde. vlakte van ‘het Loof verfpreid. veerd “Getal. der. Soorten is sagen in } de an volgende Rangen verdeeld, ie Met eenvoudig Loof. L. ie 1) Miltkruid met het. Loof wilde Di apen „genbladig' onverdeeld „ de wier tij Blve ‚…___Worselfchietende, telig. s De Konst van den Eokepper Boktor niet duie delyker , dan uit, de. tegenftrydigheden in '% beloop der ‘Natuur „ die tot het algemeene doelm Gaalkgnsi da Menfchen en Dieren is elke de \ „manieren, Werk: tuigen berta. in Ede Planten gefchiedt zy op gantfch verfchillende manieren. Behalve die door Zâäd,'door Stek, door Afzetzels en Uit loopers of onder den Grond voortkruipende Wortels jhebbeh wy ook gezien’hoe fommige Boomen; inde Indiën „uit de Takken Slierten heden in den eg ude G) ie Find. Core « Enfiformibus indivie fis, apice Filiformi radicante. Syf?. Mat. Weg, XI, Gen. 1178, Sp, rv Grox: Virg. Al, p.o166: Am, A Ee Pe -337->Phyllitis- Filicifolia Se. Puur. Alm. a53 Te 205 £3 Phyllit. non finuata ntinor. Stoan. Dann 1á- Hifk. Jep. 21. Twaó feae Phyll, Saxat Virginiana. Mor: Hill. NL. pe 557-:S. 14: Tere fe 14e Lingua Cervina a Virginia” na, cujus Foliorum: ane Radices “agit. TouaNr. a Pe 544 en DE HAAIRPLANTE:N ZI9 ten: weshalve -dat Geboomss den, naam van 1 Ardtänn Rhizophora draagt (*). HL Niet onaartig DE dan pn NN EUS den Kitr bynaam van Rhizop/iyllum aan dit: Gewas, ’t welk arivkruid, de enden van zyne Degenvormige. Bladen op den Grond laat nederzakken en-daar in Wortel fchieten, „Men kan dit begrypen-mooglyk te zyn ‚om dat de Bladen in deeze Planten het - = geheele Kruid. uitmaaken. Het komt niet al- leen in de Westindiën ‚ maar ook in Kanada en Siberie voor: zo dat het zig -fchikken kan naar het heetfte en koudfte Klimaat. In Vir- ginie kruipt ‘het ‚ met zyne Wortels; in de, Kloven der Rotfen voort. vt iet Blad, dat lang gefteeld is, is aan den Voet breed en als ges oord, loopende voorts, als die van fommige Patich, langs hoe fmaller en aan ’t end Draad» achtig uit. Over de geheele Ondervlakte zyn de Vrugtmaakende deelen ongeregeld verfpreid in langwerpige hoopjes van kleine aile Bol- ne (2) kat met het bns: Her, oe vor= omi (©) Zie het 11, Deses IL Sruk van deeze Nepmhgte Driekar Hiflorie, 499 (2) Asplenium Frond. fimpl. "Côrdaio- Haftatis quin-. quelobis integerrimis „ Stip. levibus. Sp. Plant. 2. Hemin onitis. vulgaris. C. B, Pin. 353. Tournr. Zn/l, 546. Tab, 322: Hemionitis vera. Crus, Hifte ll- p. 214. Hem. pe- regrina. Crus, Rar, p. 494. Lon. Joe 896» Dop, Áruidb, Rider 3 nst oee H ; IL, Deer. xv. StUx. “4 do BESeHRYVING var hef vormig Piekachtig fkwabbig fenrdndij u. zoons de Bladfleelen glad, STU K. Mitskruid, De driekantige figuur der Bladen, die tex vens van onderen gekwabd zyn, onderfcheidt deeze Soort , welke van ouds den naam Hes mionitis gevoerd heeft; waar ik voorheen van Md aa fprak*, Het groeit in Italie, van waar CLU: sius een Plant bekomen hadt, welke te Ro: me, uit de Puinhoopen van zekere Schouws plaats, door zynen Vrind was uitgerukc. Dat zy ook in Spanje groeije , daar van vind ik geen blyk, veel minder, dat het in de Wes« telyke deelen van Engeland voortkomen zou; gelyk Doponéus zegt (*), GERARD; niettemin , ‚ vondt het by Marfeille, in Pros vence. Crustus befchryft het dus. ‚‚ De Bladen , niet meer dan vier Vingers s breedten lang, drukken de figuur uit van » een Zwynfpriet- Yzer, hebbende van onder s> een dubbeld uitftek en aan ’t end gefpitst » zynde. De binnenvlakte is donker groen, à» maar de buitenfte met fcheeve Streepjes» „ LEL C°) Cuusrus verhaalt, dat de Plantjes uit Engeland, welke hem door Lopzr voor Hemionitis toegezonden wa ren, na verloop van twee Jaaren in Hertstong met gé= faiprerde Bladen verwandelden. Dat van Ray evenwel, door Lux op ’t Elland Man aan den Zeekant waargeno- men, fcheen te veel pe vante verfchillen. Hy noemde het Hemionitis pumila trifolia vel guinguefolia maritimt., Vid. Symops. Stirp, Britann. 1690. p 26set figur, in Tabulâe DE HAAIRTLANTEN, zat » ter wederzyde van de Rib, getekend,even vir. „als in het Gemeene Hertstong, en gelyk Arpitm » hetzelve van een wrangen opdroogenden Ho en s> Smaak. De Wortels zyn zwart en Veze- * Biter 4 s lig, hoedanig ik dezelven befchouwd heb, » (en men nog kan zien) in de echte Hei s> Onitis, welke de zeer vermaarde en geleer- „> de Geneesheer HirpPoLYTUS SALVIA » NUs van Rome gezonden heeft aan den s> doorlugtigen Heer J.or BRANEION, van s wien zy vi in a pet gend str ss wordt.” Of men door dere Echte een andere ver- ftaan moet dan de voorgemelde, en welke van de twee, by DoponNéus afgebeeld , is my duifter , en mooglyk onzeker in deeze kleine Plantjes, die misfchien ‘door de Groeiplaats alleen verfchillen van de volgende Soort. + (3) Miltkruid met het Loof eenvoudig, Hart. ín. vormig Tongagtig effenrandig ; de Blad-Siipens Pfleelen ruig. fe Degli 3) Asplenium Frond. fimplicibus Cordato « Lingulatis integerrimis ; Stipitibus hirfutis. Sp, Plant. N. 3. Gort. € Belg, Il. p- 278. Govan Monsp. 525. Aspl. Frond. En- fiform. integris &c. R, Zugdb. 498. Hort. Cliff. 474. Mat, Med. 481. FL Suec. 843, 94t- DaurB. Par. 310. Hatr. Hel, inchoat. Ill, p. ro, 11. Lingua Cervina Officinarum. C. B. Pin. 353 Phyllitis.-Cam. Epit. 579. Scop, Fl, Carn, 191. Lon. Ie. 805. Dop. har 464. uidbe EL Daem XIV, Stum 8 ; 242 PBESCHRIVING VAN vit, «De gemeene naam van die Gewas is, wer Arp gens de Tongachtige figuur der.Bladen, eis Hoos? Tonge » in t Latyn Lingua Cervinas,in t stub Franfch Langue de Cerf als maar de Tong van MME en. Hert. gelykende „en; „dat dezelven „op zyde , „niet. ingefneeden zyn, onderfcheidt hetzelve van ’t Ceterach gemeenlyk Ás splenium genaamd, ’t welke ftraks zal volgen. PAyllitis, als, uit enkele, Bladen beftaande „worde het ook wel in’t Griekfch geheten, en het komt ’ onder dien naam, by voornaame Kruidkundie gen voor: terwyl eenige dezelven famenknoo; pen (*)» voegende . er ene dien by van endria, of rium GP).,-met welken het ook. alleen. re doch verkeerdelyk, zo Loner aanmerkt, bedoeld wordt. dik „De groeiplaats is, door geheel Europa, zeer verfchillende, CamrrARTUS zegt, d dat het op belommerde en donkere plaat fen it der Tuinen uitfchiet, By ons laat het zig in Kruidb. 763. Lingua Cervina. Tournr. Zuft, 5a4 Te 319» 320. , Phyil. crispa. J. B. Hift, ill ps 757: % Phyll. f. Ling. Cervina maxima, undalato folio. Puk Phijt. T. 248. f. 1. d. Ling. Cervina' med, folio in acte leum. Moris. Se 14 T, 1 f. 9. &, Ling: Cervida multi fido folio. C. B, Pin. 353. Phyli. £ Lingua Cerv- crispês "folio multifido , ramofa.. Prùr. Phyt, T. 248 fa. C°) Lingua Cervina Phy litis. Bracxw.lHerb, T. 138 CI) Zie de fraaije Afbeeldingen , onder den naam van Lingua Cervina, Scolopendre , Hirfch - Tung. Wasnste Kruidh, Tab. 667, 668. pm HAAIR PLANTEN 123 in de Kruidhoven voortplanten en:blyft’s Wins vrt. ters over. „In Provence groeit, het, volgens Anprits GrrARD, aan de kanten. van befchaduwde Ed Beeken. „Scorour getuigt, dacshet veel sen voorkomt in: Bosfchen van een Sreenachtigen Grond (*),, In de Gebergten van; Ooftenryk , omftreeks Weenen, groeit het in de Spleeten van: Rotfen zegt JACQUvIiN. De Heer pr Gorrer heeft het, in Rusland niet gevon- den. In Sweeden ishet ook gantfch niet ge- meen, en by ‘ons komt het maar op weinige plaatfen, aan. oude:vogtige Muuren van Wa- terputten , te Utrecht en elders ‚voor, Door geheel Engeland, in tegendeel ‚vindt men het dikwils op allerley vogtige Steenachtige plaatfen, aan Rotfen, Muuren, enz, Ook is * een gemeen Kruid in de Elfaz, op lommere ryke Bergen. In Switzerland, zegt Har- LER, dat het overal te vinden-zy in het han- gen der Gebergten ‚ beminnende de fleuven of kloven der Rotfen. Ook is dit Kruid aanmerkelyke veranderins Verfchei= gen onderhevig. «De gewoonfte geftalte be» ftaat in Bladen, byna van gelykebreedte, langzaam toeloopende naar een ftompe Punt, en dus Tongachtig, aan: een korten „ronden, tuigen Steel aanmerkelyk uitgefneeden en dus aldaar eenigermaate ge-oord ; Lederachtig taay C°) In fylvis asperiorihus frequense Flor, Carn. pe 171e tl, Deer. XIV. Stuk, Arneen 8 14 BESCHRYVING VAN taay van zelfftandigheid , aan de bovenzyde glad, aan de onderzyde met fcheeve Streepen DP der Vrugtmaakingen op de Vlakte van het es Blad, fchuins met de Rib, meest aan elkander Eed \ evenwydig. De langte deezer Bladen is ons gevaar een Voet, de breedte drie of vier Duis men, met Steelen van twee Duimen: de Kleur groen of bruinachtig. Het koint ook voor met gekruide, met gegolfde, met gefnipperde of aan “tend veeldeelige Bladen; dat fommigen aam den Ouderdom toefchryven. Van dit laatfte heeft men het Takkig gezien, en daar is ook eene Verfcheidenheid , aan de kanten Zaags tandig » aan ’t end rond, met de middelrib r uitfteekende ‚ waargenomen. De Vrigimaskeadò deelen „ van de groots ften onder de Europifche Hktiplancen, beftaan insgelyks uit Eyronde Doosjes, met een Veers kragtigen Ring, die dezelven , ryp zynde, doet open fpringen. Dit wordt algemeen er- kend ; maar volgens GrrepitrscuH is dit Doosje eenzaadig , dat geenszins met de Waare neeming en Afbeelding van TourNerorRP ftrookt, door wien het Zaadftof of Stuifmeel wel duizendmaal kleiner afgebeeld wordt dan het Doosje , ‘t welk die Autheur zegt, ten witerfte Rleine Zaadjes uit te werpen. Het ge- dagte ; door HALLER aangenomen , fchynt nader bevestiging te vereifchen. Onder de Winkelmiddelen is dit Kruid van ouds DE HaAaarRPLANTEN 12% ouds bekend, en wordt-nog heden in Duit{che land, onder anderen ‚gebruikt tot inwendige Vit rien Kwetzuuren ‚ door vallen , kneuzen of ftoos Hooto- ten, veroirzaakt._Men acht het, naamelyk4 dienftig om Verftoppingen op te: losfen „ ins zonderheid ook-in Miltkwaalen, De Smaak is walgelyk en famentrekkende; zo dat het Kwyl, terwyl men ’t kaauwt, in den Mond vloeit. Hierom is het uitwendig ‚ tot cen Wondmiddel dienftig. * Ook leggen de Itali- aanen, niet zonder vrugt, de Bladen op. plaats fen daar men zig gebrand heeft. In Wyn af. getrokken, wordt. het aangepreczen tegen Venynige Slangenbeeten. Dat het Poeijer van ’t gedroogde Kruid, in dun Bier, of de Conferf van de frisfche Bladen, in Hartkloppine gen, Opftyging en Stuipen, van -wonderbaa« te uitwerking zy > tan nd Rar verze. kerd (*). (4) Miltkruid. met het Loof geared Lan, … eetvormig „ effenrandig en glad. _Op hooge Boomen van ’t eins Java ned à rn ik ’ es Ee ' p dee ‘vol ra Bere Hat Med p. 389 … €4) Asplenium Frond. fimpl, Lanceolatis integerrimis eglabris. Sp. Plant, Ne qe Phyil. Indica maxima &c. Mor. „Hift Ill. p. 558--S-714 -T- u« f. 15. Scolopendria Judige amal Mufe facie. Brey. Cent, 129. T. 99e il Deere XV. Srux, Mildheid, Iv: Vias. …_Nestig: A 106 BEWCHRLVI NG Vake VII, volgens Osrrer, dit- Gewâs, dat Bladen ne van twee Voeten lang heeft; eén Spán breed, et ree en pd glad, ineen’ fpiefen hoek ge: mre HA kort” zyù, adik tot eeft derde der bach van het Blad zig uitftrekkende.” De Wort zit op de hoogfte Boome®; en ‘geeft Bladen tit, als eeft Kroon gefchikt „binnen welke de Vogels dikwils kunne” Nesten maaken BREYN ; die een zodanige Plant gedroögd uit Oostindie ‘had bekomen, 5 _noetmtze Scile rig mek et Banannen- rain, a voten amd ss vanbsdasgusle : B al Ye en 5) Mileléruidt met het ‘Eoof vennondig , Eyroné Pilsen 00T ariderviormig „ cenigermaate gerial ark erdee neg isk mesnch+ 2 _y „4 5 ti (6) Miltkruid met het pas erv Lan Spaan. — en E Ent res kee 8 5 nn WEL B Gee, sait ite ‚___€renatis , Stip. fubtetragono.8 Sp. Plant, N. 5. Asp à caule minus „ Fol. her ad aen pee kie RZns seo ibus, Sp.” Pae. 6e jBerg ara tongo;'alo len Amer: 17! Ts 39e, Tes4 Pyt itis major. -Pef) Fil. 106. Te6 £ 7, (7) «Asplenium Frond, med Fotois mee pr HAATRPLANTEN f8f Braadjes emi d po Bingeloelt , 5 Vie Jimengegrozid.… ii En Pri ar kens SEA derij Arsa ade : “Deze drie; dsl doot de bepalin * gen eh byhaäfieh Oriderfcheiden , hebben in de Westin En haute grocipldats. De laatíte fchynt allermeest v vanf En B ee en te > vern Hee eed iddag ne ankeisteee hen Loek wl se &: agr cr rn asid oa „Korobben: overhoeks , s Ps: Pane en een zateeurme ‚Dit is het. eigentlyke, Milikruid of Asple- wium in de Winkels. bekend onder” den naam van Ceterach, én ook, wel meen genoemd wordende „ wegens. eenige. gelykenis van des= Ee en df pel e 1310 PR HOV el Tis” mr Ae HEN rd folio ds ED zat sera vreten fol. RE Ee ee St ina ehoat. Ill. p. Aspleniam Scolopendria. Cam. Epit. 6 Hos. Je; Boz. Asplenium f£. Ceterach. J. B. Hijl. IL. pe 479. Tourne. Jn/l. 544: Puum. Fil. XXXL. T. B. £ 3 Bamm. Zeevoas, 1044. Ceterach Osnane: C, Be Zin 35e 7 1 Desi XIV, ED en ® Het sdA vrt / A: 828 BescnrLVINC vaN Vi. zelfs Bladen naar de Duizendbeenen. Het komt A op dergelyke plaatfen als het Hertstong, doch * H9orp- geenszins in de Noordelyke deelen van Euros — Bird. pa, voort: Meest groeit het in de Zuidelyke — deelen aan Muuren 5 doch in Switzerland ook in de Spleeten van Steenklippen ; weshalve het Stgenvaren genoemd wordt. Men vindt het ins gelyks omftreeks Parys , en in de Westelyke deelen van Engeland op beiderley plaatfen. Het maakt.een.aartig Plantje, van blygroe: ne-Blaadjes, omtrent een half Voet lang , on* gefteeld , op de zyden Vinswyze' ‘rond ge- _ kwabd; van agteren als beftrooid met een ros “7 achtig Poeijer, dat dikwils de geheele Vlakte __beflaat, dic aldaar ruig is. Men telt het on der de vyf Haairplanten en gebrúikt het als een openend Middel, *t zy op de wyze vaû Thee getrokken of in Afkookzel ; gelyk het óok in dé gewoone Syroop vän Vrouwelhitkt à van Montpellier, komt. 1e zn Milekruid met het Lf bind gevind, de obtufifd- Vinnen „lomp , wingehoekt »afloopende.s bias. overi, Stompe bladig, Deze heeft in de Westindiën häare ego % Ì d „ek ve. sten r rite niee u Met” GE pen Frond. fd pis Bh óbtufis fe nuatis decurrentibus alternis. Sp. Plant. N, og, Adiam wma Alis latioribus, Psr. Pil, 117, T, zE a BE-AAIRPEANTE N A2% HL Meern Loof, x Be (ao) D Milekruid met het Loaf peen de he Hote nen gepaard edi. eff enrand: wk tuh | Deeze Soort „_insgelyks in de ti _ _groeijende „ „heeft een geknokkelde Steng, met lange gepaarde Bladen , en „wordt derhalve Knoopig Hertstong van PL uMIER getyteld, De Streepjes, der Vrugtmaakingen zyn zo digt aan elkander, dat Zy bykans de tfche Vlak- te van het beflaan. ú 1) Miltkruid met het Loof gevind, de Pine Xr. men Zeisfenswys’ Lancêtvormig , gekarteld; Shim aan Ben Voes opwaards gehoekt. g> Volgens de befchryving, welke de beroemde Kadee SLOÂNE sen, Van dit Gewas „ ok (6) nn Fiònd. ik Píanis óppehtis „1e tolatis integerrimis. Sp. Plènt, N. 12. Asplen. fimplex âslutgens &c. Brown. Jam, 93 pj oe pulverulenta nodòfa major. Par. Fi. 143. T. 6. f. 16. Lingua Cervi- Pa nodofa. Precht: Bil. Te 108 Filix major ìn Pinnas en: Scoan. Jam 18. Bite de peS5. Te ENE: C)edspieminm Frond, pinnâtis, Pinnis Lanceolatis, Genatis ;. bafi farfem angulatis. Spe Plant, N. z2, Lon- glabraemajor. Prom. Amee. 138. T. 27. Fil. T. bos Konchieis ftriata, Per. Fil. rio. T. 3. f. 2, Lonchiis major nerven Ston. Jam, 16 Hi. Lp. 2de mn, par XIV: Ston A0 BesCHRIVING vaN vii, ’t welk PtuMmier Groote gladde Lonchitis rr genoemd heeft, hadt hetzelve Steelen van Hoor twee Voeten lang en twee Lynen dik, de zag wf bovenfte twee derde deelen overhoeks met Bladen bezet van vier Duimen langte, die , Lancetvormig waren , met een hoekje boven aan den Voet, Zaagswyze ingefneeden , aan de Rugzyde fchoon groen , van agteren bleek en als doorzaaid met kleine Wormpjes van een half Duim langte , zynde de vrigem kende deelen. Sm „0 Mikkruid. E met ns de Vinne zeer a BAE | ER “pas je Dit, a onder. hi naam van richie in ’t Nederduitfch Wederdood en Steenbreek, bekend is, komt by ons niet voor, dan aan Kerkenen oude Muuren; maar in andere Lan den, bovendien, ook in de kloven van Rot- fen, alwaar het in Sweeden gemeen is, 20 wel als te Falckenftein by Frankfort en pre 12) Aspleninm Bonk wins Pintis fubmotut- dis , crenatis, Sp. Plant, Ne 19” Gorr. kre 1279 C. Adianthum matitimum. Puur. Phyt. 73. fe ® ” Frichomanes minus et tenerius, CG, Ber Pin, 356e neee ae ror tte le br,HaAArarLANTEN 13 . Het groeit door geheel. Europa, en wordt in _Viù, Vrankryk Politrie genoemd, naar den Griek- ArDerr, HI. fchen naam Polytrichum welke het- Venus- Kaas jp Haair eigentlyk toebehoort, — *t Schynt dat wedr men het daar onder geteld of daâr mede ver- dood, geleeken hebbe : want Haairig is het niet. Het is een Plantje, dat uit Bladfteeltjes be- ftaat vän ‘een half Voet langte, die in de ge- meenfte bezet zyn met ronde groene Vin- blaadjes 5 doch fomtyds zyn die Steeltjes 2 gaffeld of verdeeld, en men vindt het met de Blaadjes fierlyk ingefneeden ; 5 “hoedanig het zeldzaamer voorkomt en inzonderheid in de Levant: Men vindt het ook met driehoekige en met fpitfe Blaadjes. De Zaadftreepjes loo= pen allengs in ’t zelve fameh en bedekken de Bladervlakte, gelyk. in andere Soorten, Tot de Haairplanten behoort dit-mede en wordt van. de zelfde kragten. geoordeeld te zynals het Venus-Haair en de Hertstonge: De Nederduitfche náam » Wederdood., fchynt Cene byzonder heilzaamheid in hetzelve aan te doidert. Hee Afkookzel is bitter en famen- | trekkende; het-Sap zeer zoet en bitterach is; doende het Eywit ftremtien. | (13) Miltkruid met gevind Loek de Vinnen XIII; Asplentuits ee: Wigvormig , Tandswyze uitgegulpt. dentatum, Dit Get RAN eed Frond. pinnatis, Pinnis Caneiformi- bus obt Obtufis ‚ crenato=@marginatis. Sp. Plant. 20. Polytri- Chum faxatile dentatim, Piom. Amer.35- T50 Tricho- IL, Daer. XIV. Stur. ze * 152 BESCHRYVING VAN argren Die Westindifche , veel naar ’t gewoone Wederdood gelykende, is nogthans daar van stug, genoegzaam verfchillende geoordeeld „omeen byzondere Soort uit te maaken- XIV, _ (14) Miltkruid met gevind- Loof; de Vinnen 5 Ee Slomp Eyrond , Zaagtandig ‚ van boven buk tig, lomp; aan den Voet Wigvormig. Een Plantje , dat aän de Zeekusten van En- geland en_de Hieres-Eilanden, in de Middel Jandfche Zee , by. Toulon, als ook in d Westindiën Ee voorkomt > ike, deeze Soott _ uit, welke de Vinblaadj blades Wis vormig en aan den bevenkaat ge-oord beeft ; dus veel nat die van de Elfde Soort gelykende. $ pe, 15) Miltkruid met gevintl Loof; di Vinnen drij. Re, Zeisfenachtig Lancetvormig ; infneedig ge: _Mesbla- tand ; aan den Voet nederwaards gehoekt. ER (6) Milt- manes latifolium dentatum. Prum: Fil, T. zor Pi Par, fh 420. T.2. f.15 G4) Aiploktuid Frond. pinnatis , Pinnis obovatis fer ratis fapernie gibbis obtufis , Bafi cuneatis, H‚ Cliff. 474 Chamefilix men Anglica. Moris. Hiff,- Ml p. 57% S.14 T. 3. f. 25. Filicula maritima ex Ins. ; dum. C, B. Pir. 359. Adianthum. C. B. Pim 359: À mee: „Pinnulis- Prux, Alm. 3 T 253 G je hin Frond, pinnatis, Pinnis: paterlar as, iticifo-ferratis; Bafi deorfam angulatis. $7 Plants zo, -H. Cf. 474. Lonchitis latitolia » lucidis et glabris, Puum, #il, 45 Te 59e DE TAAIRPLANTEN. 5 (16) Miltkruid met gevind Loof; de Winnen Pc rondachtig, vyf of drie. li _ HoorD- (17) Miltkruid met gevind Loof, dat uit de vr tippen Wortelfchiet ; de Winnen Eyrond ; Aspienium uitguipig byna geoord; de Rleinfden ver af p Berkie * andi, ékartelde XVI flandig ongèkartel: Eda, T. De zelfde eigenfchap ‚ welke wy in eene dre Soort van Rib-Varen met verwondering -be- Pb 3 fchouwen , heeft aok dit Miltkruid; dat het naamelyk uie de tippen der Bladen in ’t Aard- ryk wortelt : maar dit laat Worteltjes uit de enden der Bladfteelen , welke naar die van ’t Penningkruid gelyken, in den Grond neerdaae len. Het groeit in de Westindiën , alwaar ook de beide voorgaanden waargenomen zyn, (18) Miltkruid met gevind Loof; de Vinnen Kvik Sèheef vierkantig flomp, vanboven gekarteld; Coman de ens op eene enkele Streep. id „bloem ee (6) Aspleriam Fi kel pinnatis, Pinnis fibiotndis Quinis ternisve. Sp. Plant. N. 18. 7) Asplenium: kapen pinnatis, apice. radicantbus; Pinnis. ovatis men -fubauritis ; minimis remotis in- tegerrimis. Sp: Plant, N. 17, Lonchitis Aspleniüi facie, Pinnulis- variis f, fabrotundis ex utroque latere Auricu- latise- Sr.oan. Fam. 16. Hift. 1. p. 76. T. 29, 30, £ 1, Adiantref. Filix-Trichomanoides Jamaicenfis &c, Pux, Alm, g. T. 253. f. 4 (18) Aspfenium Frond, pinnatis; Pinnis Trapeziis ob- tufis fnperne crenatis ‚ Line Fru@ificationis unicd Mant. 239. 5-5 U, Dazs, XIV. Srux, 5 VH. en Hoorp- stu. _ derdood, maar is grooter: de Vinnen zyn or Miltkruid. verhoeks geplaatst , van gezegde figuur, aan, Hei de bovenzyde gekarteld. De Streep der Vrugt- Eg. 2 _____maakinge, langs den beneden - rand loopende, is enkeld, korter dan de Vin en van onderen met een Vliezigen rand gefchoord. Dit alles neem ik waar in dat Kaapfe myner Verzameling ‚ gedeeltelyk van de agterzyde in Fig. 2, op Plaat XCVII, afgebeeld. Het: zelve heeft donker bruin of „Zwart- : glanzige Blaadjes van gemelde figuur, die. op % Eed een half Duim lang zyn en‘van agteren iedets voor-een.klein gedeelte, bedekt mer een trop: je Zaadftofbollerjes ‚welke in de bovenften half in een Schubbetje vervangen zyn; gelyk Gre: Pirscs ten opzigt van ’t gemeene Miltkruid waarnam. ‘t Getal der Vinblaadjes is , aal ieder Bladfteel , honderdtwintig of daar om: trent. XIX. 9) Miltkruid met het Loof overhoeks fame Tame N Bt uit Wi orn: ge zelde Be Ruit 134 BEsSEHRYVING v AN. ‚Dit, van de Kaap der Goede Hope afm tig, gelykt, zegt LiNNmus, naar het We: _ (29) Aaplerisin Ee alternatim decompofis » F° liolis Cuneiformìbus crenulatis. Sp. Plant. N, 22 GORE Beig, II. P. dt de El iSue. 855» 943 Oep: Dan. Ld mma sE HAAIRPLANTEN. 135 Allergemeenst is dit Gewasje ìn ons We- vi. reldsdeel, als ook in onze Provintiën, opoude “Ty Muuren, alwaar het in de Spleeten der Stee Hoorp- nen wortelt, en Blaadjes uitfchiet, veel naar NN die van Wynruit gelykende, groen vankleur, zelden meer dan twee of drie Duimen lang. leder Blaadje heeft een Steel, aan welke de onderfte Vinnetjes driebladig , de bovenften driekwabbig zyn ‚, met Ruitachtige Kwabbe- tjes, rondom fyn getand. In Frankenland en in Switzerland i is een dergelyk Gewas ontdekt, / ie Ee a derd : zyn (). Zeker is st „dat daar omtrent een groote ongelykheid plaats heeft, alzo ik ‚in de gemeene Steenruite onzer Muuren , de on- derfte Blaadjes ook wel vier of vyfbladig ; en de bovenften enkeld vind, Aan de agter- of onderzyde-zyn de Blaadjes begroeid met de Vrugtmaakende declen of Streepjes van het Zaadítof , dat by Za ring Darin. Par. 3r1e GovaN Monsp, 526. Fl, Francof. 21. R. Lugdb. 493. Mas. Med, 434. Asplen. Fol. Aanme mofis &c. Harr. Helv. inchoat, Ill. p. ge Ruta Muraria, C. B. Pin, 356. Dop. Pempt. 470, Salvia Vite f. Ruta Muraria. Lon. Jc. Sir. En Can.“ Epit. 785. Gimien. Obs. Mieroscop. Te 2 ® C*) Asplenium Caule eri Pinnis imis tips, fuperioribus fimplicibus dentatis, Harr. Heiv. inchoa IL p. 8. N. 1690. Adianthum novum Germanicum Bi: te Muraria: facie. BrevN Cest. 1, Jee 97: K3 6 Daer, XIV. Szum 136: BESCHRYVING WAR ee ring dezelven geheetenal bekleedt, De Heee ni Baron van GrricuenN heeft zeer duidelyk dee waargenomen, dat de Blaasjes van eene Peer- Steenruit. achtige figuur zyn, en veel overeenkomst hebben met die van het Varen. Zy hebben insgelyks een Veerkragtigen Ring, die dezel ven, als zy ryp zyn, ’t welk aan de bruinte blykt , doet open barften en hun Stuifmeel - uitwerpen. Dit zou, volgens hem, hun weer zentlyk Zaad zyn , terwyl zyn Ed, de Meel: knopjes en Draadjes binnen in de Blaadjes meent ontdekt te. hebben, gelyk bevoorens is gemeld, jen Die geduid heeft (zegt deeze Heer) om, » met behulp van ’t Mikroskoop, de manier ae En afwagting waar te neemen, op welke » deeze Doosjes barften, zal zyne moeite wel s beloond vinden , als hy ziet, hoe door de ss werking van dn Veerkragtigen Ring de 2» Huid allengs van één gefcheurd word: en ze eindelyk in tweeën fplyct , waar door het s> Zaad weggefmeeten en naar alle kanten »» verfpreid=wordt. Vervolgens zal hy ook » Zien, hoe de verhevene zyden van deed >, twee „Bakjes , zynde de-twee ledige. halve s, Bollen der Doosjes, zig ägterwaards nader ‚… Ten, tot dat op ’t laatst de {Scherpe kant of sô Rog van de Ring, die over de twee halve ‚> Bollen gaat „ zig zelf. raakt ‚en de beweer » Sing dus ten einde loopt. Maar de Waar- », neén nen nn a a a dd EE B leni amemnef de dlikhheintenanantnnen dnn mandaat ee BE HAAIRPEANTEN 137 ìs neemer zou het fraaifte Verfchynzel uit AT » het Oog verliezen, indien hy zyn Oog niet ‚ll » aan het Mikroskoop gevoegd hield Ne » dat deeze laatfte beweeging der Doosjes Steenruile 2) gedaan ware, Want dezelven, door de s eerfte beweeging alleenlyk het Zaad uitge- s fmeeten hebbende, onttrekken zig zelf s thans aan ’t gezigt door een Sprong. Het » is dan klaar , dat de Ring , als de eerfte » Oirzaak deezer beweeging, vaneen dubbeld » Werktuiglyk geftel voorzien moet zyn; 5 „> dewyl hy eerst de Doosjes in tweeën doet s fpringen , en alsdan zig nog eens famen- 5 trekt, om eenen Veerfprong te doen, met > vernieuwde kragt.” Voorts redeneert de Baron van GEEte CHEN nog verder over de oirzaak van, die beweeging ‚ welke zyn Ed. door zeer fraaïje Afbeeldingen verklaart; doch tevens aänmerkt, dat dezelve gemeen is aan de meefte andere Haairplanten ; gelyk ik bevoorens ook reeds daar van, in ’t algemeen , geroken heb. (eo) Miltkruid met het Loof bna drie=Vin - XX, wig 3 de“ Blaadjes overhöeks 5 qe. Winnen gjcsran Laneervermig, Zaagtandig en wart In k (3) Aspleniums Frond. fubtripinnatis ; Foliolis alter- fs ; Pinmis ‘Lanceolatis incifo=-ferratis. Sp. Plant, id N en ì ; is 1, Deer. XIV. Srome vIL AFDEEL. ui. 138 BESCHRITVING VAN In Italie, Switzerland en de -Bergagtigfte. deelen van Duitfchland groeit deeze Soort, Hoorp- diein Vrankryk ook niet ongemeen is, Men vindtze in Engeland dikwils op Steenachtige donkere plaatfen ‚aan oude Muuren, aan de Wortels van Boomen en de Schoeijingen van Graften en Vyvers, inzonderheid in een Kleis jige Grond, zegt Morison, TouRNE ror Trítelt dit, en andere dergelyke Gewasfen, in een Geflagt voor onder den naam van Zili cula, en geeft alleen voor Kenmerk op, dat zy naar de Varens gelyken. > Die groeit naauwlyks een half Voet hoog , en beftaat » als de Steenruite, uit eene Verzameling van _gefteelde ee » van agteren met een Saf- fraankleurig Za _Dovonaus ch dit Kruid voorgefteld ‚ onder den naam van Zwart Eiken-Vgren, in't Latyn Dryopteris nigra , en het fchynt dien naam weezentlyk te verdienen; hoewel Lot BEL zegt,det men het zeer verkeerdelyk voor Dryopteris genomen hebbe. Zyn Leermeefter Ron- 23. Govan Monsp. 56. Reren, Francf. 131. Asplen Frond. duplicato -pinnatis &c, R. Zugdó, 498. Aspl Fol. triangularibus, Pinnis pinnatis , Pinnulis femipin- __matis, Lobulis ovatis ferratis. Harn. Hel. inchoat, 1 p. 9. Disia, Par. 311 Filicula que Adianthuss nigrum Officivarum. Tourer. Zit, 542 J. B. Mid. MI. p- 237: Onopteris major. TágerN. 796. Dryopteris nigra. DOP: Pempt, 466, DE HAAIRPLANTENe 239 RoNpeLETius hadt in zyne Lesfen opent- Ai. lyk gezegd ‚ dat door de beeftige domheid van jee fommige Aptekers , met die Kruid voor Ei- Dti ken-Varen te neemen en in de Dranken-te Zwart EN US „doen , veele Menfchen naar de Eeuwigheid gaair, verzonden waren. De Wortel , naamlyk, is fcherp, wrang en ftoppende; ke verzagten= of Afgang maakende, gelyk die van ’t Boom- Varen. _ Ondertusfchen behoort dit Kruid weezentlyk onder de vyf Haairkruiden (SZerbe Capillares ‚) wordende zelfs van TouRNE- FORT Capillaire ordinaire geheten; terwyl hy aanmerkt, dat hetzelve komt in de Bors t-Sy- toop van Haairplanten (*). Dus moet dan in *t Krùid een gebeel andere eigenfchap dan in de Wortelen zyn» die hetzelve heilzaam maakt, Door Scheidkindig onderzoek heeft men Uit deeze Plant verfcheide Zuure Vogten; een weinig Pisachtigen Geest cn vast Zout, (C) De Syrupus Capiilloruan Veneris , naamelyk , volgens verfchillende V oorfchriften gereed ls (zie Euzevoer, Apodliekers VW oordenboek ;) maar in welke altoos eeni mien van de vyf Haairkruiden, en in de famengeftelde van Renopaus altemaal: te weeten z. Het Echte. Vrouwen- of Venus -Haair: 2, Het Zwar- te of gemeene, zynde dit: 3. Het Witte of de Steenrui- te, die voorgaat: 4. Het Ceterach of eigentlyke Milt- Kruid: 5. Het Wederdoud of Steenbreeke Trichomanes. Van het Echte zal ìk vervolgens fpreeken en daa nog gader van deeze Syroop gewag maaken, IL, Daar, XIV. Srux, 140 BEsCcHRÚVING VAN vir als ook veel Aarde en Olie bekomen. Zy be pn rin vat, even als de Steenruit en andere Haair- Hoorn. kruiden, veel Zuur, dat door een Aardachtige. z en Lymerige Stoffe omwonden, en door een ze, Venus. vlug Pis-Zout en Olie verzagt ‚ een mengzel Haar, _vitlevert, van eene Armoniakaale , eenigszins famentrekkende hoedanigheid, Dus fchryft men niet ten ontegte daar aan eene verzag- tende „ openende ‚ oplosfende hoedanigheid toe, inzonderheid tegen Borstkwaalen dienr ftig (*). Misfchien is de Steenruit, deswer gen, ook wel Sa/via Vite, in ’t Franfch Saus Vie, geheten. CHomer hadt met een Af trekzel, daar van, in Water, een Eeterborst; door ontlasting, genezen. BoERHAAVE raadde aan, dat menze, ten dien einde , op * Mede zetten zou. De Steenruite noemt men, gelyk ik heb gezegd, Wit Venus - Haar: ter- wyl dit in de Winkels onder den naam vaa Zwart Venus- Haair is bekend geweest „en zeer dikwils in plaats van ’t Echte Venus=Hagit gebruikt. Hoewel , nu , de Haairkruiden, thans, op ver naa die achting niet hebben , als, by de Ouden, toen zy byna voor een algemeen Ge sees:niddel gehouden werden ; kan men echter niet ontkennen, dat zy tot Omis Kwaalén, wel zo dienftig als andere Kruiden: wiel er. da er C°) Georrmoy. Mar, Aled, Tom, III. p. 3Zu4 pe HAALrRPLANTEN Tyr de Syroop vant Venus- Haair wordt doorde vit, Ondervinding zeer voor de Borst gepreezen. IL Wat ver gaat derhalvejde beroemde Ha rr Er, wanneer hy ze altemaal voor droog, fiaak-, teuk. en kragteloos uitmaakt (*). Ik wil niet hopen ‚dat hy verdroogde en verouderde tot onderzoek in deezen gebruikt hebbe. B (21) Milekruid met dubbeld gevind Loof; de je Vinnen dan Byrond md uee eee. ze mmtje Seiner. - Dit Takkig Wederdood, dat Ede Blatt ie tjes verdeeld heeft en daar door van ’t gemee- ne verfchilt, hadt J. BauurNus bekomen van TURNERUS. LiNNAUs zegt, dat het op de Rotfen van Auvergne groeit: RAY tee kent het onder de Engelfche Planten aan. Ta- BERNEMONT heeft ‘er, onder den naam van Wifjes-Wederdood „ groot en klein, de Afbecle dingen van gegeven. (22) C°) Ruta Mararia in Officinas irrepfie wiernalden Plantas Capiltares, quze nescio quo modo modo Peffori. amie ce creduntur „ cum- tames ficce, vo OE Gi) Asplerium Frond. duplieato ei Pinnis Bbovatis” erenatis ;- Foliolis inferioribus minoribus. Spe rämo: & minor. Tas, Aranterb, \l-p‚ 506, 507e zi BEsCHRLVING:VAR yi, (22) Milekruid met gevind. Loof ; de Vinnen ke Te f gepaard „ Hartswys’ ie ceni» HooFd- germaate gerand, onverdeêld. Rae (23) Miltkruid met gevind: Loof ‚ de Vinnen Margina- gefpitst en ingefneeden ; de Steng gefchubdi Gerand. Re: ot Te 2 Xxl. (23) Miltkruid met gevind Loof ; de Vinnen rf … Windeelig; flomp ‘gekarteld; de endelingft Gefchübd. gefbitst. XXIV. tes ek erneer (24) Milrkruid mes gevind Loof; de Vinne XV „Jangwerpig fcheef vierkant; gefireept , a eed oe knaagd;.aan dana leken À knaagd. of ae De regle, van deeze vier verfchillende ‘ oor: 2) gips Frond. pinnatis ; Pinnis oppofitis Cor: : - Lanceolatis, fabmarginatis integerrimis. Sp. P N. 13. Phyllitis amen margine. Membtanaceo. Per. Fil, 108. T. 12. KCO) ek Froad. pitdiaids; Pinnis nds äfis; Stipite fquamofo. Sp, Plant. N, 14. Lonchitis Ra tmofa Caule.Squamofo. Per. Fil. 112. T. 5. fe 2e (24) Asplenium Frond, pinnatis ; Pinnis pinnatifidis obtufis crenatis; terminali acuminatâà. Sp, Plant.,N. 15e Filix ftriata , Pinnis crenatis , major & minor. Per. Fl, 135 iig. T. 3 £3, 4 „5, Frond. pinnatis ; Pinnis Ta pezio-br _ftriatis ; erofis , Bafi auêtis. Sp. Plant. N. 16. Ast pleniurd fimplek nigrum. Brown. Sam, g4- | major , Pinnis anguftioribus &c. Saaaïia gans 16. an 1, P. 73e Fe, 33 fee ND RO TRE EN ee | De HAAIRPL À-N-T- EN. 1áîë Soorten isin-de Westindiën, SLoANer hadt Wii, de laatfte in de Middellandfche deelen van Ja- Arprec fnaika, op lommerige’Steenige plaatfen ; waar Ì veseied genomen, eh merkt aan, dat de Blaadjes aan” de bovenzyde ge-oofd zyn, ardin Behalve het Trichomanes heeft de Heer N. L. BuRrMANNUS, onder de Kaapfe Planten; een Asplenium lucidum befchreeven. Hetzel: ve heeft, zegt zyn Ed., het Loof overhoeks meervoudig famengefteld, de Vinnetjes over. hoeks Vindeelig „infneedig Zaagtandig en zeer glad. Het Zenbhemige van de Kâap, uit myne Verzameling ; befchreef ik hier voor. _ Behalve het Hertstong, aan de Muuren van Konftantinopolen groëijende ‚ vondt For s« KAOHL, in gelukkig Arabie, by Kurma,een Miltkruid, dat hy Lapcervormig noemde, Dit is door hem befchteeven, als hebbende gea vind Lancetvormig Loof , met “de “Vinnen — langwerpig , fpits , figelneeden » overhoeks / geplaatst, * Het Wederdood en Steenruit kwamen hem aldaar ook op het bovenfte der Bergen ; het Hertstong en Milckruid in het middelfte gedeelte, of aan de zyden , tusfchen den Top en Voet derzelven, voor(*}. P oe (For. Egypt. Arabe p. 185. CXXIVe IL, Drei. XIV, Sxux. K44 BEsSCHRYVING van Pad Poryroprum. BoomVaren. Ean F „me Sehoon de-minfte Soorten indit Geflagt aan Deen. Boomen groeijen , waar: van. het Gemeené Varen, _den naam heeft, zal ik echter, om die redeny den. Griekfchen Polypodium , welke ook op de minften past, aldus verduitfchen. „ De Kenmerken van dit uitgebreide Geflagts waar in omtrent zeventig Soorten begreepen zyns beftaan in eene Vrugtmaaking van rond* achtige Stippen , over de vlakte der Blaadjes verfpreid. Het is, naar de figuur van ’t Loofs in de, zeven 9 olgende hangen: gefimaldeeld, dt Bev ot EL zúo Met rm ze LL ade ) Baas Eren met. Lancetvormige ps … „-randige gladde Bladen ;de Krugsmagkinden coolste. ih tenzaams de Garen naakt. t n | De dikeakiogen bassie „8 in dit Gee ages: eenzaam, zegt onze Ridder, wanneet zy flegts aan beide zyden overlangs gefchikt zyn: op ryön, wanneer zy overdwars ‚op eenê enkele rys;tusfchen de Aders zyn geplaatst: vers Ch Zola Ftond. Îanceolatis integerrimis gla us folitariis ; Surculo nudo. Nas. rra XI. den 1179. Sp, 1. Phyllitis folio ek anguftifolia , Maculis miajoribus, Per, Eik 8% T … Ze Á A DE HAAIRPLANTEN 145 verfpreid; indien mènze tusfchen die dwars-A- „Vil ders op meer dan ééne ry vindt ftaan, mn (2) Boom - Varen met Lancetvormige effen” vandige giadde Bladen; de Vrugtmaakin= „eli gen eenzaam ; een Schubbige kruipende À copodiai= teng: “Wolfs: Dit, op de Stammen der Bootnen in de Westie in indiën groeijende , maakt door de ruigte zyner kruipende Stengetjes eene Wolfspootachtige vertooning: De Bladen zyn Lancetvormig; lang en fmal, zeer glad. In Japan heeft de Heer THuNBERG deeze Soort aangetrof- fen: (3) Boom- Varen met Lanceivórmige effenran… dige ruige Bladen , de onvrugtbaare Bye es rond , de vrugtbaare Lawdaal: de Vrugt. “Maisoör: maakingen eenzaam, ie EL. Pilo felloi= (4) Boom. G 2) Polypodium Frönd. Käiodpiijke integerrimis gla- » Se folitariis; Surculo Squamofo repente. gn Plant, N. 2. H‚ Cliff. 474. Lirigua Cervina @ ens Calas Sqvofie Prva. Pil zo4. Ì. zi s Fol. anguftis. Sroán. Qam. 15. Hift. Hi P. e nn ardin bifrons, Piuk. Alm. 156, 290. f, @ Biron Frond. Lanceolátis integerrimis hire Ús, fer. ovatis , fertúl. linearibus; Fruftif. folitariis. Sp Plant, N. 3. Lingua Cervina minima repens et hirfuta. Po UM. Fil. 103. T. 118. es foliis ovalibus et longis Pis bofis. Pier, Pik 175. T. 10. f. 5, IL Deere XIV. Stu. Vil (4) Boom- Varen met gekartelde slaan Bla Z eraa den; de onvrugtbaare rondachtig omgefkeeldy ltd de vrugtbaare Lancetvormig; de nd iv maakingen eenzaam. ‚Polyp ks (5) Boom-Varen met Lancetvormige vile ni, efenrandige Bladen ; de Wrugtmaakingen Verfchil- ’ 8 bladig. op Pz geplaatst. V. „Cai Deeze drie, in de Westindiën groeijende, Dikbladig.2YD door haare bepaalingen genoegzaam ons derfcheiden. De man see ft een: germaatt de geftalte ult. VI (6) Boom . Varen et Lencervormige gladde gg 5 effenrandige Bladen 3 en verfpreide Vrugt … hs: maakingen. () G) Polypadium Frond. erenatis glabris; fterrilibas für br: ‘ fesfilibus, fertilibus lanceo!atis ; ; Fruêificar tionibus folitariis. Spe Plant. N. 4. Lingua nn’ hetee rophylla fcand. & repens. Prum- Fil, en ‚ 120. Filik maculofa fcandens. Per. Fil. 174. Te 15. f. (5) Polypodium Frond. Et abn integerrie mis; Frnêificationibus ferialibus. Sp. Plant, N. 5 Phyl. ak amaplisfimao folio. Per, Fil, 1. p. 6e Te. 8- leem’ iori & crasfiori folio. Per. £i/, 2. p.6. T.t 6). Polypodium Frond. Lanc. glabris integerrinais » Fruêúif. fpaxfis. Spy Plant, N. 6. Polypod. Ling. Cerve folio majus. Prom. Amer. 26, T. 38. Raj Sappl. se Phyll, folio longo & marginato, Per. Fil, 5 T- 6. Á zo. Phyil, fol. non finuato tenuiore, Sroan. dam Hift. 1e Pp. za A 3 2Deel PLAAT XC VIII. 1 1 ef WE) ij Wd ie ú LA ikt 7, Á lk id dt, je bid Á ik (7 Wz (AZ Le / d Aj) / 7 ANU 4 De Gn OEE ANN DT Pr Vie PO LIE SÔKNE 4e As Zits tkn Jil, ZA, 4 „lr MS ils’ d : Pr ERE Wi A N, 3 - len NREOESENE St N Ie BD RORE N - VENTEN ak f OREL : ik \, Ne We KNN ml RANK Nr NS NM NS EN ee Ne Te Sj NEEN IEN B EIN RNN N, Uhn Ss EN EN NN SN Ken se AIN NÀ zesde VELD SPD re, PONT VPN OO RPA DES UAF GAMEN. POLIS / z UL hs / 1 p ver: H PNIRPLANPE N nr 7) Boom- Váren iter aiearvormige, gladde, Vi fehrandige Bladewgvaan des tippen: veels en ei en verfpreids: ene i dealigs de re” k, © Boom: Varen wet L an elen vuitgehboekte: Bladen j goe dion sm, al f eel, dan amide : pd, Derde voorin sek begrypens REE dre Se sed Soorten elkanderen naverwant' kunnen Zyn. — Deveerfte groeit op de manier van het Eúro* pifche âan Boomen, wiet oude Stammen ’er op de=Westindifche Eilanden ‚ fomtyds als mede bedekt gyn. Zy heeft de Bladen twee of drie Voeten lang ; anderhalve Vinger op ‘t breedfte „vaan ’t: endfpits , met tondes zwarte, poeijerige vlakjes, als: Wratten; op de agterzyvde, De Bladen-zynaan de kanten ned err » steek beramen zo tl NPT dl his EER hee paris: Spe Rn NSE Hf WA kiulnao EE iet ciniata, Prum. Ét/. Kid P.* 184. Phyi. Fol longe’, apieé” palmato. ns eis * „@)-Polypodium Frond, Lanceol. glabris repando- fe nuatis , trilobis. Sp. Plant. N. 8. Lingua Cerv‚ nooi in fammit. trifuica. Pum, Fil. 120. T. 138, Po= Ip. valgere fammotrifido. Per A34. T, 15 É. kat 4 2 id IK, Deer. XIV, STUK, 15 DESCHRYVING VAN Vu. wel inde eerfte als in de tweede, die dezelven ANDEEL: gan ’t end gefnipperd heeft, en de laatfte aan some de zyden gulpswyze uitgehoekt, met de pun Bop. ten drietandig gevorkt; zo als de bynaam aan- Varen. _ duidt: Ik heb Boom-Varen van Javaen Cey- lon , dat mooglyk hier zoude t'huîs te brengen zyn, alzo de Bladen glad, effenrandig, vaar die van *t Hertstong eenigszins gelyken. * IX. (9) Boom- Varen met Lancet vormig nd las? bige gladde Bladen. dobum. koter. Hier voegt best de Afbeelding van dat zon Ë 1: xevrir derlinge Boom-Varen , ’t welk de meergemel- 5: L de Sweedfche Heer TaunNBErG op het Ge: bergte bezuiden Batavia gevonden, en ont dekt heeft, tot dit Geflagt te behooren. Fig: 1, op de nevensgaande Plaat , ftelt myn E: xemplaar in Afmeetingen tot de helft verkleind voor. Men ziet klaar , dat het één Blad is» in drie Kwabben gedeeld , en dus veel over eenkomst hebbende met het Loof van het Ja vaanfch Gewas, ’t welk de Hoogleeraar N- L. BurMANNus onder den naam van Oplit: glosfium pedatum in Plaat gebragt heeft , doch myn Exemplaar van ’t zelve „ daar ik bevoo hi ge rens van fprak*, toont genoegzaam, dat het 45-daar van en dn Zy. In. Met sn Er Po'ypodium Frond, Lanceolato tril obis , glad thd haan pe HAAIRPLAN TEN. _149 II. Met Vindeelig Loof , de watte , vereenigd ne A Hoor: (ro) Boom - Varen met sopi drie U de vyfdeelig , Lancetvormig Loof; dat boven op de Vrugtmaakingeu der is De byzondére’ eigenfchap , van de Bladen aan de bovenzyde ‚op de Plekjes der Vrugte maakingen, met uitpuilende Wratten of-Puis- ten bezet. te. hebben „ zou: deeze Soort ge- noegedâm:biftegipelef indien zulks altoos plaats had, « Maar uit de Afbeelding en be= fchryving van BREYN, welke zekerlyk het zelfde Oostindifche Gewas bedoelt ; is blyk. baar, dat het Loof fomtyds zonder die Puise ten voorkome. … Misfchien ishet: ’er alleen op fommige tyden des Jaars mede bezet. Ook vindt men ’er geen blyk van in de Afbeelding van den. ouden Heer BurRMANNUs, onder de Ceylonfe Planten, die ’t zelve noemt; Boom- Waren op. verfcheide manieren verdeeld , fpits- en een ; DIE. druke. de heit Polypa-, dium Phye Puiftig. ETE ZEEF $ ‘_(o) Porypodium Fro fipliëibas teïfidis aladolo. bisve Lanceolatis , ee Fruêtificationes Verrucofis. Mant. 306. Polypodium vario môdo divifam, acutum et obtufum: Burm- Zeyl. 196. T.-86- Filix Hemionitis Phy= matodes. Prur. Phyt. T. 404. £. 5 & 1, Polypodium Scolopendria. Berm. F1. Ind. p. 232. Polypodium Indie cum Scolopendrige facie, Brevn. Cext. 1. p. 190. T. 99. kt, arte K 3 1. Daer. XIV. Srux, vil ‘ Ge CER RUERTAN H Art) zeer wel. uit „en -beter dan.;de-sbynaam waa ANNE Scolnpendria ‚ door den-jongen, Heer daar aan poor: gegeven; ‘t zy men die op het Hertstonge Boûn- ge of ophet „Miltkruid-toepasfe: . Bra v n deeft zekerlyk, met. zyne ver gelyking , ‘het eerfle op ’t oog.gehad., naar to „welke, de. enkelde “Bladen van dit Boom - Varen, pe die gant{ch on verdeeld zyn; zwe@mens > Ik: hebezodanigen op een -zelfden, Wortel zitten en by het vijf decelige; insnryué Ceylonfe Exemplaaren. LIN NE Us merke vaân sodat hetsdries: of vyfdihg zou voorkomen; doch uit de Afbeelding van cerstgemelden “Hoogleeraar „ wie het Kruid _boék’ van “HERMA NNUs ontleend 5 is blijk baar, dat fier“ook twee? on vierdelig zy Ik heb ‘een zeerogroot’ Blad „omet zyn dikken _ Sreelsmeer:danetwee Voeten Jang „op Jävâ omftreeks-Samarang door den ‘Heer THus BERG verzameld ; * welk de gezegde Puiltig- beid zeer blykbaar heeft met hoog uitpuilende Wratten en wegens de Geftalte ook wolftrekt tot deeze Soort-bekoort; maar”die=Blad zâl wel in elven gedeeld zyn geweescs”Mooglyk neemt het getal der Vindeelingen in het Loof van dit Baom- Varen toe, naar. den ouderdom en Aangroeijing, der Bladen,» Immersin:myne plaaren zie ik:duidelyr „dat de onverdeelde ver de ee 8 fompes zyn; ne a ine koel cm jr à AEG vi KE and DE HAALRPLANTEN. TST Cr) Boom- Varen met Windeelige gladde Blas ER, Ee den ; de Kwabben. half- Syers, > gekars: „Hoo } Hoo veld. XL (12) Boom- Varen met Findeelië ige EE Bla. a Polide den; de Kwabben half Eyrond en puntig. ain ee : G ekrald, (13) Boom- Varen met Vindeelige ruige Bla- XI. den; de Kwabben half Eyrond en puntig. Se (14) Boom- Varen met Vindeelige Lüncetvor- „XL : mige Bladen; de Kwabben he ig; ge … onderflen van elkander af. 2 gier | ag EV Deeze vier , altemaal Westindifche Boùnm Scolopen- Varens, komen in gedaante veel overeen. De” Tog. Bla= bladig. Cri) Polypodimh Frond, pinnatifidis glabris; Lobis fe= mi-orbiculatis crenatis. Sp, Plant. _N: 9, Polyp. Asple- Ri folio crispo penduium, Pere, Fil. 25e T. 13e fe 12e : (12) Polypodium Fronde pinnatifidis glabris, Lobis fe- mi - ovatis acutis Spe Plant, N. ro. Polypodium pendu- kam glabrum. Prum. Fil 67. T. 87. Polyp. Asplenii fos Ho brevi, pendulum. Per. Fil, 24. Te 1. f, 15. (23) Polypodium Frond. pinnatifidis Pilofis ; Lobis fe- mi-ovatis acutis. Sp, Plant. ‚Nur. Polypad,-Asplenit oren Like 26. Te z- fe 16, Poum, Fil. 68 he Polypodium Frond. pinnatifidis Lanceolatis; Lo- bis obtusiusculis ‚ infimis remotis. Sp. Plant, N. 12, Po= Ayp. incifuris Asplenii, Prum. Fil T. gr. Filix non ra-, mofa Scolopendrioides. Prum- Amer, 7e Tur. Filix ln maicenfis &erPrum. Alm, z5a To zap. fe de EL, Dazen. XIV. ee , 152 BESCHRYEVING v AN VIL Bladen gelyken naar die van het Ceterach of Ak Miltkruid, zynde in de twee eerften glad, in B het derde ruig. De drie eerften zyn hangen- Boom. de Gewasfen, waar van alleenlyk het tweede Varen. den bynaam voert, Het laatfte is op Jamaika in t byzonder waargenomen, xv. (15) Boom - Varen met Windeelige Bladen de PE ba 4 Vinuen langwerpig , eenigermaate getand gare. en flomp. uro= pifch. Door geheel Europa groeit dit Kruidje, dat eigentlyk den naam aan dit Geflagt gegeven heeft, alzo de Bladen naar die Dieren , welke veele Pooten hebben, gelyken, De Ouder leidden de benaaming af, van de Mosachtigt Vezelen , die ’er aan de Wortels zyn. De Franfche naam Polipode is, zo wel als de En gelfche, van den Latynfchen of. Griekfchen Polypodium , ontleend. In t Hoogduitfch noemt men het Engelfusz en Susz-Waren , waar van onze benaaming, Zngelzoet, fchynt afkomftig te (15) Polypodium Frond. pinnatifidis ; Pinnis oblongis fubferratis obtufis; Radice fquamatâ. Sp. Plant. N13 Govan Monsp. a Gort. Belg. II. p. 279 Polypode pe pinnatâ &c. R. Zugdb. 499. H. Clif. 475 Fl Suer, 845, 944. Dtray, Par, 311 Mat. Med, 485 Por Iypod. vulgare, C. B. Pin. 359. Pum. Fil 27. T. Av fe z. Polypodium majus et minus. Dop. Pempt, 464. ToURNF- Laff. 540. T. 316. Haur, Helv, inchoat, 1}, po 11e GLEICH? Obs. Microsg. Tab, 3. DE HAAIRPLAN TEN. 153 te zyn. Gemeenlyk heeten wy het Boom-Fa- vir. ven, of Liken-Varen ; als veel voorkomende AFDEiL, UI. op de Eikenboomen. Het groeit by ons, aan Hoorp- Wallen, Wegen en in de Bosfchen, op oude "en … Wilgen „als ook aan de Wortels der Eiken, garen. * In Sweeden is het gemeen in de Splecten der Rotfen ; weshalve men het aldaar Sten/öta noemt. In Switzerland komt het ook meer aan oude Muuren en Rotsfteenen, dan in de Spleeten der Heumaad 5 voor ï zo: EADERR aantekent. [el Zôs De Ouden hebben Teen. enk amen kragt aan de Wortels van dit “Boom - Varen toegefchreeven , en het moest juist op Eiken- boomen gegroeid zyn: weshalve het nog he- den in de Winkels berust ‚onder den naam van Polypodium Quercinum, Sommige laateren ondertusfchen , bedenkende , dat de famen- trekkende Sappen- dermaate heerfehen in het Eiken-Hout , hebben aan deze eigenfchap der Wortelen begonnen te twyfelen ‚ en an- deren, die op zig zelf alleen in Afkookzel gebruikende , bevondenze ‚indat opzigt» byna kragteloos, … Ondertusfchen kaa” mên niet ontkennen; dat ’er eene verzagtende , openende en oplosfende hoedanigheid in plaats ___heeft; des de Wortels óok ín Borstdranken , _in zodanigen als tegen Leverkwaalen dienen , € in de Jicht , aangepreezen worden. Maar, | zo veel van dezelven te bbh ih apt men= Ks | 3 | A, , XIV, Srux, ks, wigs rrd TON: 154 BesCHerRYvanNe Vv aN: ze op zig zelf tot Geneezing van Krankzin- nigheid en Dolheid gebruiken zou, gaat buis ten fchreef, … Verfcheide Samengeftelde Mide ei delen „ Conferven , Syroopen van dien-naam, Varena. zyn in de Winkelboeken opgetekend’, dieech- _ ter'hudne voornaamfte kragt van ‘de daar in: komende Purgeermiddelen hebben. De Wortels “zyn. zoet met eenige walgelyke heid en ‘bitcerheid. _Het:Kruid fchynt nierin aanmerking te komen „ datter langte van éen handbreed , half Voet of een Span, uitdê Wortels. groeit ; 5 zynde Vinswys’ verdeelde tes Zaadftof da fpreid.…-De Heer Be ro VAN G LEICHEN heeft € eg naauwe “keurig waargenomen en zo wel de Bolletjes; als derzelver Steeltjes en het Stof dar it vervat, zeer duidelyk afgebeeld: zo wel als dat hy meent de Meelknopjes en Meeldraad: Ten te kunnen zyn, Deeze Waarneemer merkt aan, hoede Beb Iynfche Heer Gr evirscu zig verbeeldde; dat ‘er maar é/n Zaadje ware in deeze Doosjes: “* welk zyn" Ed. van Bracxkwerr fchyït ontleend “to -hebben + doch zulksris mis. “De Heer Grepirser fchryft ’er veele zeer tige Zaadjes aân toe(*). GEEF CE heeft dezelven wam naar si 1e () Sind eat mn pe ‘fibro. se Plant, Berol, 1764. pe 388, = Ve EE land DRH AAT: RP LAN TENd 159 Pitjes te gelyken, en ongevaar veertigduizend VIT. /, maal kleiner te zyù,-in doorfnyding ‚dan die, AFnaee ui. Maar Gr eoa seu moet-daarin:zeergedoold Hoorns, hebben „ dat hy aan- het -Boom- Varen Kloot- is. ronde Doosjes zonder een Veerkragtigen Ring Varen. > toefchreef (*) 5e welken: G L.r1C HEN-zo blyk- baar aan’ dezelven. waarnam. Immers deeze Ring is ook door anderen: waargenomen en niet minderduidelyk afgebeeld:(t).. Niet alleen -is in de hoogte van dit Kruid een aanmerkelyk « verfchil ES 5e swelk: Dopo- Néus zeer met byz zyne Afbeeldingen te voegen : Boom - Varen dat groot wordt , en Boom-Varen dat. &lein:blyft 3 doch in de befchry ving wordt aangetekend, dat :dit fleges “van \de ‘Groeiplaats ‘afhânge. Harrr geeft er Bladen van een half Voet en van een>Voet aan, — Ik hebze van een Span en van een Vinger lang verzameld. GrrrenEN Hoùdt” het zyne, van éen half Voet lang : voor ‘een middelftag van grootte, dar, ten aânzien vande Wortelen heeft ook Vetfchil plaats ‚ ’t welk de oirzaak kan zyn van de zo RE Ondervindingen ten opzigt der-kragten. Aanmerkelyk is ts dat ” de Wortels van ’t Boom-Varen;-op vogti= 8 » 6e we Polypodium Capfalis globofis- absque Anmulo, Zbid. Misfchien om dat Tourserorrt zegt , Arlo carentes. "SC Vid, Phil; Frenfad, Vin EV, for 1265 ava: 70 Fig. 33» 34» 35e = IL Dear. XIV. Stug, Til waht 156 BBSCHRYVING VAN Aak Hoge plaatfen -groeijende of: aan” de Noord. oa ss Zyde der Boomen ; van- binnen’; als’ menze stuw ss breekt, uit den geelen zwart zvn 5-dochdie Boom- op drooge plaatfen- voortkomen , op Stee Jt nen of aan de Zonzyde der Boomen „zoet ,, van Smaak, lang duurzaam en’ best-tot Mes »» dicinaal gebruik. „Die van binnen witachtig » geel zyn „worden best: gekeurd, die zwart > van binnen zyn, deugen. niet en bederven „> fchielyk®, » Dit is inden Elfaz, alwaar het niet-alleen aan de Stammen en Wortels van Eikenboomen. „ maar ook inhet Mos op de Steenige Bergen enen: ien is nope nn . a 6) Boom: Varen met Pinder lige Biaden;-d dim Vir= Vinnen langwerpig „- eenigermaate -Zaag' Kin tandig , lomp ; den Wortel glade es Van deeze wordt alteenlyk gemeld, dat zy kleiner is en de Kwabben der Blaadjes ftomper heeft, dan het Europifch Boom. „Varen; van on Pr (*) Mare: Hij. Plant. Als. p. 246. (26) Polypodium Frond. pinnatifidis ; Pinnis oblong 6o. T. 77e Ray. Suppl. 56. Polyp. Virg, minus ‚fol. ob- tufioribus. Momss. Hiff. 1Il p. 563. u dae Au Filix Polyp, ‘diëta minima, sokgeaan platyneuros Pur. Alm, 153. T- 280 £, 2 vr HAAIRPLANTEN 157 onderen-glad. Ik wind’er geen gewag van, Vit. in de befchryving-der- Virginifche Planten “yprets door den Heer GRONOVIUS, Höorp= (17) Boom* Varen met Vindeelige Bladen; de BAE Kwabben Lancetvormig ‚ flomp, overhoeks diem tie geplaatst en van elkander afjlandig. e Oort (18) Boom-Varen met Gevinde Lancetvormis XVIII, ge Bladen; de Kwabben digt aan elkanders gumm an: evenwydig aes fits 4 ‚ Horizon. Gekamd, taal; den Wo ortel naakt, (19) Boom - Varen met gevinde Bladen: de XIX. Kwabben digt aan elkander , evenwydig « rium. fer, vi Degenvormig , fpits, opftygende ; den Wor- , Taxis= f bladige tel ruig. ig (20) Boom- Varen. met gevinde Bladen ; ee Zr ( 17) Polypodium Jan en nn Lobis Lanceola- derig, ts alternis obtufis di s. Sp. Plant, N. 15. Polypo= dium Lonchitidis dij minus. Per. Fil. 32. Te 1- É. 160 (18) Polypodium Frond. pinnatis Lanceolatis 3 3 Lobis Approximatis Enfiformibus parallelis acutis horizontali bus; Radice nudâ, Sp. Plant. N. 16. Polyp. Lonchitie dis folio. Per. Fil, 3t. Te 7. f 14- Polyp. nigrum tene- Kus feltum. Prum. Amer. 26. T. 37. (ag) Polypodium Frond. pinnatis; Lobis approximatis- Enfiformibus parallelis acutis adscendentibus ; Radice hirtà Sp. Plant, N. 17. Polyp. Taxi folio pendulum. Per. Fil. 35. T. 14, f. 1. Polyp. tenue & pend, Pum, Eil, 69. T. 89 (zo) Polypodium Mii: pinnatis; Lobis approximatis En- jn Dezer, AIV. STUKe 5e Brsomrvurme V Art „ME vnr Kwabben digt aant hank va le TE = witeeguibt , horizons Ri uitgeguipt „ horizo oan STUK. In gedaante van het Loof hebbén De Varen, vier, in Zuid- Amerika-of in de Westindiën _t_-gtoeijende ‚- gelyk uit de-bepaalingen blykc, si veel overeenkomst; In allen zweemen de Bla den, door hunne fmalle Vindeelingen ‚ veel 1“ paar ’t “Loof der Taxis- Boomen 3 hoewel de “___Jaatfte Soort dezelven gekruld lieëft ; en dus d meer naar “Struisvogels Vederen gelykendee In deeze is de Wortel blaauwachtig en sch ‚Pelds, EEK) LER aaniekenb, de Eke @0),Boon- Vaten “mer: Pindeerige rine zee Bladen; de Vinnen Lancetvormig , af Sguamas Landig „ efenrandig , adnesn 7 ; rd (22) Boom - Varen met + Vind ghs A Fufiforinfbäs- tepandis , Gea Sp. Plant. ‚N. ws Polyp. Fronde pinnatà , Foliol. Lanceolato - „ Linear, &c H. Cliff. 475. Polyp. crisp. Strnthionis pennis- Per. Fi , 30. T.3 f. 8. Polyp. rad. fubcoerulëä punttatÂ. Prume Eil. 6 T. “GD Polypodium Frond, pinnatifidis fcabris: Pinnis Lanceolatis Hege horizontalibus integerrimis: ’ Plant. N. rg. Polyp. fongifoliam fquamulis Argenteis» Per. Fil, ie en nb 21. Polyp. fguam, Argents adfpers fum. Prom. Eil. T. (22) re pinatif, levibus; Pinnis L ceolatis diftantibus horizontalibus repandis. Sn ran 4 ri ed De HAAIKPLANTEN, 239 | | dens de Vinnen Lancetvormig fllandig , > Vik lea | uitgeguipt s horizontaa EIS C23 ) Baom- Varen met Vindeeligs gladde stun Bladen; de Winnen zaden afffandig, CTI, Zaagswyze getand. wide j | G Deeze drie , waar van ten minfte de twee &eld. laatften ook -Westindifche zyn, komen ins= gelyks-in de gedaante van het Loof elkande- ren naby. De eerfte_ munt door haare Zil verachtige Schubbetjes tjes uit: de tweede d haaren zoeten Wortel, misfchien met die van ons Boom- Varen ftrookende; de derde door de gevleugelde Rib der Bladen, (24) Boom = Varen met, Windeelige Bladen ; XXIV. de Vinnen gargrtg ò Ean: Vin. ggn dege Zgan Dee n ta. Polyp. longifolium Radice dulci. Per. Zi. 27.» 23e ï. LD Polypodium Frond. pinnatif, Leevibus 3 Pinnís ob= longis diftantibus dentatis. Sp. Plant, N. ar. genen ratum majus Coftà alatâ. Per. Fil. 37. T. 7. £ 13. (za) Polipodium Frond. pinnatifidis ; Pinnis Lanceola- “s lacero pinnatifidis ferratis. Govan Mwa 527. Hups, Ang, 387. Polyp. Fronde pinnatifidâ, Foliolis Lanceo= sene finuato- pinnatifidis. H. Cliff. 475. R. Zugdb. 499. Cambro - Britannicum „ Lob. fol. profunde den- tatis. More’ Hijs 1ll.-p. 563 Se 14- Te 2e £ 8- Rape Hil, 437. Angh 3 pe 117. Fils amplisfima „ Lobis foliorum laciniatis , Caumbrica. Pum, Aliste 153 Te 30e fte IL, Deen. XIV, STUK, roo BESCHRYVING VAN VII. In Engeland was dit op een Rots 3 in. ’* ArDiek: Graaffchap Glamorgan, groeijende gevonden Hoorn- gelyk het insgelyks voorkomt in Languedok; Bo. Omftreeks Montpellier „volgens Gou Án,die Varen, aanmerkt, dat het Loof byna Hartvormig zy: Het verfchilt in grootte niet van het groot fte gemeene Boom-Varen, als hebbende de Bladen maar een Span lang en vyf Duimen breed zin Lancetvormige Vinblaadjes verdeeld, welke aan de kanten Zaagswyze; doch zeet ongelyk en als door infcheuting getand, voor: komen. Somtyds vallen zy wel een Voet lang en breed ; zegt MorisonN: des het door de ongemeene breedte van het Loof zig onderfcheidt. | may. : Cas) Boom-Varen met Vi indeelige gladde Bla: PE 0 den; de Vinnen langwerpie afftandig; d pe onderften uitgebreid, de-endelâng fe groot: de Vrugtmaakingen op ryën. _ Hee dit Boom. Varen allergtootst en aller hoogst, of zeer groot en hoog genoemd, kan worden, indien het de Bladen maar een Voet | lang (25) Polypodiitin Frond, pinnatifidis Ieevibus 5 erg oblongis diftantibus , infimis patulis, terminali m Fruftificationibus ferialibus. Sp Plant. N. 23. Polyp. fron” de pinnatà &c. H. Clif. 475. Polypsmajus Aureum. Prux- Amer. 25. T. 35. Fil. 59. T. 76. Polyp. maximum. Per. Fik 15. T, 7.£.8. Polype altisfimum, Sroan,; Gam. 15: LP. 75. Pruxs T. 179. 6. 1e Î | Blans ® Men rise DER HA MIR PLIAÏNSTEENN. AGT lang: heeft „:gelyk in, de-befchryving-wordt Pe 3 gemeld „begryp ik, niet. Hetis aanmerkelyk ri wegensrde, Goudkleurige ‘plekjes:van-Zaadbol-, er». hk detjes, welken,het aan de agterzyde der Bla- Boon den heeft. Ikheb het: ‘bieranee, Bladen van 7718 Peiee meer dan: reen Elle lang ‚bleek, „blaauw van Kleur „in. de Medicinale. Tuin, gezien. Op Jamaika. groeit, het aan de Stammen.van oude ig dg pesten Gabe, B Boo Ads AE sn3v lee) Varen ed 35â ne dn ri A5 he es cg ps ride, gai, sn 0 bef! Migey ti Door geheel Öostindie, ten iii wat dé Xxvr. Eilanden, en, Kusten, aan, _de-Indifche, Zeg be- ziju he ie treft , groëit deeze Soort» die, wegens, de ge. 2 Weld do daante der Bladen-den näam draagt. Het Tkeblas Klimt by de „Boomen op „met, dikke. ruige“ Kersten, „die. omlaag } Bladen fchieten,.w welke XC En LEM ALE St OITCRS dsleM 35E £ ‚kort; À ee ej Td hé ENDE hin Ag» hap a a Bona fieri | jo at ae Plan, he Zeil ia ners zó. Polyp. Wot. fplio Quercus, GB- Pis 359e Mór) Hil. IJA. ve À 564. S. Ide, TE. Erf) 15, Polyp, Malabaricum foliis bie formibus. Par. Mus, zoa Raj: Suppl. 57. Polyp, Ed ÏL Dezer, eben BRE ER OSL Ap «4 HX EN 162 BESCHRYVING VAN rs. kort zynde en breed, rosachtig van Kleut Hi. FD- STUKe > Boom. Varen, en ftomp uitgehoekt : madr ‘hooger komen ‘er Bladen uit voort „ maar die van ”t Boom- Varen gelykende”, ongelyk langer en grooter dan die anderen.” Dikwils komt het ook wel op den Grond voor , alsdan veel ongemaks in ’t gaan veroirzaakende 5 > door zyne dikke knobbelige “Wortelen en de fcherpe punten der Bladfteelen” die na ’t vergaan der Bladen overblyven. Ik heb het van Ceylon in twee derley gedaante, als ook van Java, omftreels Samarang, van waar een der ‘eerstgemelde Bladen, van een byzonder maakzel , alhiet in Fig. 2, op PRN, half erkdeind, KAA, 5 1 XXVI ivoren: is afgebeeld, C 47) Boom = Varen met + Pe: vs, de Slippen ongelyk. Deeze- Soort ‘is ’er door dén Heer N. L BURMANNUSs bygevoegd; welke‘ men ci gener Gevenfferd noemen kan , om dat de Blt- den‘in het Malabaarfe met Gaatjes doorboord zyn: want de fnippering hebben zy allen by” na gemeen, Echter tekent zyn, Êd. aam, ?t in de Javaanfe Exemplaaren.„ daar -men Gewas Kakajer of Tuly Kaffa noemt die Gaat: jes niet gevonden worden. Op Malabar waren de fen drie Voeten Ne HL ’ Pol$podium Frond. pinnatìfdis ; Lacinis inegur na Ben Fl. Ind, p. 23e Elettadi Maravatse À° Mal, XII, p. ar. T. 20, at, Rare Suppl,s5Ze- 7 ee Hals dod ‘ fatum. EU 8 T. ol En oe maxiiia at Ain DRS AAT RP LAAANOTEETNG — 163 Ti. Mét drichladig Loof; op een Steeltje, Gn) Boom - Varen mei drievoudig. Zat ES de mo Kopabben wipes de delffe Veit gelykt deeze , wit daer Bra; it by=5, jeakag zonder aangaat, naar het Hemionitis der Oi Drieblas den 3 hier voor befchreeven. Hét middelfte®’e: Blad, dat het grootfte ís; heeft de langte vari een Voet én half zo veel bréedte 3’ 3 doch de Steel der drie Bladen í is maar‘ecn half Voet lang, Evenwel ís dus dit Gewas zeer groot; de maar het Hemionitis te rekenén. — Het groeit op de Karibifche Eilanden. Mooglyk is het veranderingen onderhevig ; die ook anderen, met meef of minder Bladen > daar toe betrek: kelyk maaken, nd dd IV. Met het Laöt ccv vie XxX. “Lorch ma ser Varen met ogen sasd IVi aas: heei re f ET or @ Raid PES jer ef: «lobatis , int in majore. Sp, 4 d gee nat findach DN Raj. Suppl. 66. Hemionitis maxima trifolia. Pum. Amer, 2 T. eo, Fil 127. T. 148. Filix f. Hemionitis, diëta Ca= orum &c. PLuk. Alm. 155. T. 301. £3- ED eg Frond. pinnatis; Pinnis Lunulatis cis ; ferratis dedlinatis ; ‚Stipitibus_ Haigofis Sp. Plants "2% e ee 2 di ; BER ez tl Desi. XIV, Ston da aired 164 BesCRATv ING VANS VIT. PL sootls nen kelfinaanvormigs kanthaairig getand, » : E STUK. vr f Il, neer gebaogen; de Steelen ruuw. “Op ‘vogtige Bergvelden der’ Zuidelyke vide Pen len van’ Euröpt’, Broeit dit: Krüid ; “dat mea Nl k “oruum; Spieant, noemt ‚of Groote om ‚het van efchreevene Spicant te onder: scheiden. _Het ì is geheel-ruuw en, en dan, dn overige, Varens van Switz 5 nd, zegt LLER. ‚De Steel js, ri ct langs € 5e vind» -met RAG Schubben bek De Vi 2 nen gepaard en € sa koom s zjn an Ke eene zyde ie nen 5 € a) q ai fyne ze che Dv han gz waards_ enf mt: tyds ook een d ergchjk AE Om, die reden hadt. OURNEEORT een byzonder. G gt ze van dergelyke Kruiden , onder den naam van enn Zanen, An ze hier door van de Va- Sea rens onderfeheide sd, mss var Vinnerjes ‚tot over de veertig , wate: ait Kruid fomtyds df Alk heeft , ziet men in de- Afbeelding, door den Heer GU NNE RU sgegevéns van” gene if AN Ren en ie Lone Ale Cant se. Ei, 66 ogen: Pi Ze Widrost IV. T. 5. £ 3 we (*) Zie de Af beest EN BTA ant f E. k É Ì L Ê E DE H AAIERPIAMWDEN 165 de hooge Berger in-Engeland en zelfsrin Swde- > ari. den: zo’ fchynt: dochvonder de Sweeilfichés * Hu Planten vind ik het niet opgetekend Hee Vies. ginifche heeft-de Blaadjes langer en. mindep, …—_ krom, de: jes ook niet” gertie re 3 (so) Bis Varen met ca: Loaf ’ ee, Vins XKK. zen Degenvormig effenrandig „aan „deny, EE onder kant üvvaards, aan den bn atrata, Se fes nen Zeisfenswys Dir ; Zoigtad: za la. Ti die, aan den Voet geknot en opwaards Ge- oord, ge-oord, „De Oortjes der Vinbladen, in deeze en de, twee voorgaande Soorten: voorkomende ‚ maas ken dezelven altemaal Scheefbladig. Detwee. En valt in sh me ee EEG B inzon- eh Aln. Perik mi Én rie bis integris bafi inferiore inrorfum füperiore. arfuin, gibbis, Sp. Plaat. N. 29. Lonchitis- g Gi) Polypodium Frond, pinnatis; Pinnis Falcato-Lan- „ferratis;,-Bafi truncatis, furfum Auritis. Sp, Pant, N. 28. FL, Zeil. 383- Filix Zeylanica Lonchitidis facie, Breyn, Cent. 189 Rajs Suppl. 6g. Burm. Zeyl, _98-T. 44 f‚ 2e „Filis £, Lonch, aspera maxima Indorum, Prux, Alm. 152 T. gon £._4. Burm. Zl, Tad. RAZ 5 L3 bebe WT MR 3 „Ruil 165 B EsCHRwvING WAN vil derheid op Ceylon , van waar ik een Exem- ArDEEL plaar heb „ volkomen daar mede overeenkom- Hook ftig en van Java.een „ aldaar genaamd „Jaugoë me Sagresfe, 't welk-alleen door ongetande Blaad- Pain jes verfchilt, dat-ook in een zodanig Kaapích, van myne Verzameling, plaats heeft. Volgens ‘ Breyn groeit dit flag van at wel anderhalf „Voet hoog. STUK. XXII. (32) Boom = Varen met gevind ER de Vin a nen Degenvormig Zaagtandig; de Tanden dium unie S # ete ern 5 Eprondig geaderd. nigd. het paie, aón ie 1. 5 al Pd a r dee zer rn op Java omftreeks rang door den Heer TRUNBERG verzameld, blykt, in vergelyking met de Afbeelding van den Hoog: leeraar BURMANNUS, eenigermaate-de re den der bepaaling , dat de Vinnige Tandjes Eyrondig geaderd zyn. Zy-zyn fpits en aan de kanten omgeboogen, doch de hoopjes van t Zaadftof vind ik op ’t midden verfpreid. Mooglyk zal hier dat gene, ’t welk de jonge Heer BurMAN Spits Boom-Varen noemt, be: ter voegen. - ee (6) 5e) dept Frond. pinnatis; Pinnis Enfiformibis =Ovatis ovato- - nervofis. Spe Plant, Ee 26. Filix pyramidalis Maderasp. elegans. PET: Aus. 10. T. 1. f. 55. Fil. Zeylanica denticulata not Ramöfk.” Bora. Zeyl. o8. T. 44. f. 1, Filix Bermudier fis non Ramofa petra. Prux. T, 244 f, 1 & 403 fr Burn. Fl. Ind. Pe 232 Ë DE HAAIRPLAN TE Ne en (33) Boom: Varen met gevind min Ees de Vin= Ps à ie nen driehoekig en getand, Uu le meed (34) Boom- Varen met gevind jer de Fins > nel nen flomp gend ofenrandig uijges daf guipt Ee Ë arden (35) Boom-Varen met-gevind Loof; de Win. hoekig: nen Zeisfénachtie „effenrandig , fis Hart- Ole vormig. lium ‘ bladig» Den bynaam van Sapanfch heeft de Heer xxxv. THUNBERG, voorgemeld , aan dic laatfte zeer „apert raare Boom- Varen gegeven, ’t welk door zyn Japanfch. Edin Japan-is gevonden, Zeer gevoeglyk err zou het tot het Hartbladige betrokken kunnen #5 3 worden , indien het niet de Bladen met zulke fpitfe punten had ; waar door het grootelyks van dat Westindifche verfchilt. De Afbeel- ding in Fig. 3, op Praar XGCVIII, geeft een genoegzaam denkbeeld van deeze Soort , wel- ke rosachtig is van Kleur en de Zaadhoopjes j __byna (33) Potiypodium Frond. pinnatis; Pinnis triangulari- us dentatis- Sp» Plant. N. 30: Trichomanes_ Folio tri= angulo dentato. Per. Fil. 76. T. 1. f. zo. , Polypodium acutum. Burm. FA Ind. p. 232. Pour. Alm. T. 285. f.1- MS Polypodium Frond. pinnatis; Pinnis Cordatis ob- ‚ integerrimis repandis. Sp. Plant. N. ze Tricho- als Folio Cordáto, Per. Fil. 75 T. 1 f. 1 (35) Poriypodiun Frond. pinnatis; Pinnis Falcato-Cors Äformibus acutis, integerrimis. Miki Il Dezer, XIV, Stuk 168 DBEseHRYVNING Waart Jr byna;op-ryën overlangs.op de.geheele ag- IT tereyde der Bladen verfpreid, heeft. De Steel, * ze er FU te zyn) geweest. ’t-Gewds is hier wat kleiner dan natuurlyk vertoond 3 zo wel als „de twee anderen op deeze Plaat. … XKXVL. É Kh (36) Boom- Varen met gevind Loof; de Vin dim fimie nen Lancervormig effenrandig; aff'andigs An ik de boverften kleiner: de Zaadplekjes op ryèn mens | geplaatst. ne 37) Boom- Vire: mes. gevind Luif; 5 dé vi Tie GE oe hike dd inc naden „ eenie BRD cs gomme rig Ras oe 2e onder, en ie iden | en Zeadpiij lire en daar serfpreid. EKE ê ei Vlan: die obgrdobbladie heid vind. ik geen blyk, in eenige der of-door den Ridder byge” vels of- door en Heer. Bor u An nader _G9 Palypodien Frond. pinnatis;_ Piani Lanceolats Pu nûtis feriali- EAN ti Rt Ve ER hie bus. Sp. Plaat. N. 31. Lonchitis alisfima,, Pinaulis fa zis non laciniatiss SLoan. Sam, 16. Hit. 1. p. zz T. 3% (B2) Polypodium F rond, pinnatis 5 Pinnis Lanceolatis bpubescentibus, conflue ntibus , „inferioribus diftintis 5 Punêtis fparfis. Sp. Plant. N. 33, Filix Jamaicenfis Jer ce majoris hbe Fakatis foliis integris gt zr £. 22, Filix Ans Pe, god facie, PrUx. T. eN Ee 1 & 400, £, 3 Lemie 4 ERR ZA B Dedel PLAAT XCIX. = | Be 5 ij ens Elf nn a 3 rn zere versi pe e “ & Er eig ed be HAAIRPLVANTEN: 16 aangehaalde figuuten. Want die van Rum-” vis — PEIus zoude het kleine vof gladde Boomva- EE ren moeten zyn, welks befchryving geene on- Hoorze gelykhéid der Bladen aanduidt. “Ook'is het © o5- zelve geenszins ruig en de Puisten van boven Varus betrekken dat Boom - Varen veeleer-tot’ het. voor befchreevene Phymatodes; terwyl hetook: flegts Vindeelige Bladen ‘heeft.”De- Af bêel- dingen van’PruKeENeET geeven zulks hide meer ‚ dan in andere Planten van die: te kennen. De laatfte alleen. hadt weifchillen. de; naamelyk Vindeelige en afgezonderde gevinde Bladen , doch dit was een Vaten van Maryland naar de.Osmunda gelykende,-en-dus alhier’ niet behoorende, « Zyn Ed-'oadertys- fchen hadt verfcheide « Javaanfche: Exemplaâ- ren „met ‘die’ ongelykbladigheid op: cenevör= fchillende manier begaafd , bekomen „welke naar de laatften van PrLUKENETs NEE een Afrikaanfche was ; geleken. % “Met meer reg Verzameling 1 kunnen t'húis-bi Fig. 15 op Praar KOX, “her: en van onderen, zeer ongelyk; niet alleen op- waards allengs langer wordende , maar zeer verfchillende van'figuur ; byna als op de Vier= ‚- __ de Soort gemeld is, De onderften zyn drie=> hoekig „ ongefteeld, aan den Voet opwaatds ie Ls te gr IL Daer. XIV. Styx. al 170, DE S-C-H:R-Y:VeING V Aon _ yi geroofd: de bovenften Liniaal Zeisfenvormig, AFDEEG. breed aan den Voet. Maar, als men ’t wel Hoorp. befchouwt, ziet men, dat die fmalheid der-bo, STUK. __ venfte Bladen alleen daar uit ontítaat , datder- Boom- $ Varen. … zelver kanten omgeflagen zyn ‚ tot bedekking der Vrugtmaakingen +die als vereenigde Stree: pen maaken aan den rand; doch tevens aan de Middelrib evenwydig. _ Mooglyk is dit der- halve het-gene de Heer BurMANNUs ge noemd heeft Blechnum Capenfe, met gevinde Bladen, de Vinnen ongefteeld, Hartswys Lan: cetvarmig effenrandig, Liever zou ik, nog thans; dit myn Eeeninlemdot hee lagt van Pieris b „Evenwel, wanneer ik het beginzel der NV raemeakingen op de onderfte Blaadjes befchouw „ die uit ronde Plekken bee ftaan ‚dan fchynt het my volftrekt tot dit Ger flagt te behooren. En, acht geevende , 20 op de figuur der Vinblaadjes, als inzondere heid op de Streepen aan de onderzyde, waat mede dezelven , gelyk inhet Hemionitis, ver fierd zyn; dan komt het my voor, dat dit eel! zelfde Soort zy als dat Kaapfe, ’t welk an- ders voor het Ge-oorde kon worden aange zien, doch waarfchynlyk dus verandert, doot het toeneemen der Vrugtmaakingen. sxxvten. (33) Boom-Varen met gevind Loof; de Vin Pol: dium veti- ned culatum, Netvore (39) Polypodium Frond, pinnatis; Pinnis oblong in mig. id PE HAAIRPLANTEN 171 zen langwerpig effenrandig met vegthoekige ak Adervlegtingen , en- vierkante Shines dige Hooi aan elkander, peen De Netvormigheid van het Aderachtig Ge-7/aren weefzel der Bladen onderfcheidt deeze Weste indifche Soort, welke vierkantige Zaadftippen heeft, zo Pr uM1eraantekent. (39) Boom- Varen met gevind Loof; de, Win-XXXIX. nen Lancetvormig - Degenachtig , effenran- dn, dig» evermvydig geflrecpt , en borflelig afre Zaagtandig : overhoeks geplaatst. is. Hier zal deeze Ceylonfche van den ouden Heer BurMANNUs, van welke de Ridder geen melding maakt , behooren. Mooglyk heeft zyn Ed, zulks gelaten, om dat ’er geen zekerheid was, aangaande de Manas tegerrimis , Anàftomofibus reftangulis; Punêis eins; approximatis. Sp. Plant, N. 34. Filix latifolia- non Ras ee nigris Tubarcalis pulverulenta, Raam amp. E 6 ih 4 er k (39) Polypodium Frond. pinnatis ; Pinnis pee Enfiformibus’, integris , (parallele} } ftriatis, Setaceo-fer- Fatis, alternis. Burm. Fl. And. p. 234. Filix non Rama- fa altisfima Paluftris, Pinnis integris Serratis alternis a cutis. Burm. Zeyl. zoo. T. 46. Filix esculenta f. Foemi- Ra, Rumrpm. Amb. VI. p. 67. T. 29. @, Lonchitis Am- boiniea. Rumem. Aub. Vl. p. zo. T.. 30. Polypodium rg Burm. Fl, Jud, p. 235, Polypodium glabrum, IL Diss. XIV, Sruw. (2 BESCHRYVING VAN ov dieten mînfte in myn Exemplaar. niet zigt- Armee: baar zyn. Ook wordt ‘er, doot gezegden Heer, „Houts: niet van gefproken. ’t Gewas-is-aanmerkelyk wegens de dunte en evenwydige Adertjes der Bladen, die by my meer Eyroûdachtig: dan Lancetvormig zyn , en wegens de fyne fte keltjes aan derzelver kanten.’ Het zoude ook in andere deelen van Oostindie voorkomen ; gelyk op. Java alwaar men het Daun Pechou noemt, “zo de jonge Heer Bur M A NNU$ aanmerkt. Dus zal het buiten twyfel het Ecthaare Varch zyn van Rumeaius, datniet dan a a plaatfen groeit, wot- RE 7 md, ad ng zynde. re) Ambon che Zi hou Bladen dnsgelyks overhoeks gevind fchynt weinig van deeze Soort te verfchillen, Uit de befchryving blykt , dat hetzelve wee: zentlyk tot dit Geflagt behoort. Het Glad Boom-Varens van gezegden Heer, kome ins gelyke dit Moerasfige naby, ne sg _XL. (40) Boom „Varen met en, Lencioalë Pae ‘oan _… _ Loof; de Blaadjes röndachtig [pits B tanum alien. het Slee Zl Breast en pe - eenen LEG Ede ti 40) honne» Frond- Parcs” sedoradef Fötois fubrotundis argute incifis; Stipite levis Sp, Plant, N. 39: Acroftichum Frond, fubpinnatis, Pinnis alternis Kerel | achitis > dat ook een Moeskruid is, en dex Ì | pre HAAIRPLANTEN EJ ad is een zeer Klein pese: twelk/op var. mnûî e-zeer overvloc- … groeit inde Kloven der Rotfen zentevens kiborie voorkomt in Siberies” zo Lr NN us)-zegte permen zj Waarom het zyn bynaam van Bronnen of Fon- Varex. teinem hebbes-vind ik niet gemelde “Dezelve 777 zoù van TABERNEMONT ‘kunden ontleend ** zyn, wiens Afbeelding echter veel vamdievan —=v Loser verfchilts ; door. wien dear Wi he 4 ' Niet “dit Kruidje ; aan * en si Ro fen. Zvn Ed. kik Hepie! dus.” nn Jer Eer fraay- Plinitje mét de Steng, van de », kieinften der onzen, een, Handbreed of half 5 Voer lang; ftevij Bs glad, ‚ gefleufd „gevind, 3s plat „ met eén middelri doorloopen , de 5 Bladén en Vinnen yl gepladtst, De Vinnén …… zelf zyn los gEWind „ var vier bf vyf paa- sten, de uiterften kpmg gere dn | ” [blaadjes zyn, bf d en » wyze Ben verd », met gebaarde andjes. Oo pje EN ‚met, een ‚wit San » tot td f df 4 an z mr naer formìbus incifis. Ens Prov. z1. Filicula Saxatilis om- iam minima „elegantisfima. Tourn > Jnff. 542. GARID, 183. Adiantum Filicinum durius _rrispum mi Barr, Ze. 432: f, 2. Filicula, Fontana, Tas, Ps 292, Äs dianthum,album, um,-Lon. /c, 810 &c. Harn. Hebo, inchoat. UI. p. 15, Page KN ha, ti BeEscurLVInNeGIiyvanr” VI. ,; Vinblaadje, bedekken; typ-zynde, het gé: er ;, heele Plantje, als in het Plak- Varen” De en Afbeelding van PruKENET drukt zeer ban « de Geftalte der Bladen uits XLI. >v(qr) Boom- nb met grievende pe 0 ape Blaadjes. dubbeld gevind ‚aan den Voet dium Ci- eutarium, „gefnipperd > flomp Zaagtandig ig os adi fineeden, de onderften haasten re3 Ik kan, om de Waarheid te bendes geen de minfte drisbladigheid befpeuren in de aan: Afbeeldin RE at Kwabbig gekarteld, Dic was op ’t Eiland Jamaika gevonden. XLI (42) Böò En “Varc dat gefiengd : ds ah fo ie Loof gefeeld , Vi inswys’_driedeelig}; aan de Stekels Í bi lig “sippen Dyéedeelig met Doorntjes, lie (ar ) Politie Frond. ternatis ; Foliolis ‘bipinaats Bafi laciniatis, obtufe incifo - ferratis acumînatis ; is na. Puk. Aum. 15t. T. 84 £. 1 Filix Virg. Eden fol. platiis. Puk. ibid, £. 2. (42) Polypodium Caulestens, Frond. petiolatis pinft” ffido-trifidiss apice bifidà fpinofà, Buns. £% rt 2 Tbr | DB EAAA RP LAN TEN. "175 Ar Hier fchynt alszins- dat aartige Javaanfche . Boom - Varen te behooren , *t- welkde Hoog- — ti. - leeraar_N, Ls BURMANNUs-zo- fraag in Af- spon beelding heeft doen brengen. Het heeft ae: Bladen, zo zyn Ed, aanmerkt, op verfcheide. manieren gefhipperd, met Doorntjes aan de ed Tippen. út * 45) Baan Boom * Varen dat ek. ê5 smet de XLIIK en ascend de Vinblaad- aim bes EN EDS datum, Sen EE ei. _ achtig. Dit behoort rd ber dl Boom - Varens , wier Bladen eenvoudig gevind zyn3 hoewel ver- fcheidene derzelven, by elkander op. den top van't Stengetje Straalswyze vergaard, als de figuur van een Vogelpoot vormen; weshalve de Heer THUNBERG, thans Kruidleeraar te Upfal, die dit Gewas in Japan heeft gevonden, daar aan den bynaam van Voetachtig gaf. Geene; Soort „_naamelyk „noch onder die van Lrn- NEUS, noch van BURMA N-NUS, „kmamzyn. Ed. volftrekt daar mede overeenkc ï JOOr Men kan evenwel. niet ontkennen , dat de _den op. zig zelf veel naar die van de volgende gelyken. In myne Exemplaaren zya ’er, zes en vier by elkander op den top van ’t Stenge. tje, dat omtrent een half Voet hoogte heeft. (44) Caz) Polijpodisem Cauilescens Frondibus Radiatie cous geftis; Pinnulis Linearibus, ad Bafi ús. Milig LI. Dezer, XIV. STUK. Polypo: pad s B " Llatei. genoemd van den ouden Bua Mm ANNUS;want 26 SBS CHRY/V TANG VA Ri (44) -Boom-Varen met twee- Vinnig Loof dt Vintnetjes tegenover elkander aan: den Vûët breederven dead ‚ Liniaal erlas emkhndin s Mk zeden, mank deeze eiemloais Talig het gevinde Loof verdeelt kend zodanig , dat men het byna gègaffeld zou künnen heeten: t welk een voornaam verfchil is. met. het voor gaande »Japaäfé. Ondertusíchen zyn aande F— altoos twee gezinde Bladen op zulkeen | gevoegd, als ge ee | omen ee vl een TERRI ES zo ever ge meld 5 maar‘ ech” weezentyk”verfchil beft daar in, dat in het Ceylónfche’ de’ Vinblaade jes’ vân agteren gröen ; “ifi“hét « Japanfché Voetadhitige ° als Roozekleutig ‘wit zyn: ’% welk insgelykefchy it aan’ aa Wyzen, df het Ee „afl A op ek Planten oee, gerrimis. Bonn. Fl, And. p. 235. T. 67. £. 2. Filix From an mg een Foliis en Foliolis pinnatifidis &c- zj htac endinsant Feiten: S ps, DE,HAAIRPLANTERN 172 V. Met het Loof delen « ie dubbeld 10 gevind.: Bk geod ni zb (45) Ber, Varen met bna “dinbeld gevind Si de Vimeijes fmp Wi igachtig : de Sten 18 en Ed Taki. „Dòot dèn makende Heer T FöNb nao is ook deeze hat en me 40 veel ik uit het daar vän bekomen Exemplaar Kan oordeelen ; een zeer Prior Genie Sten- gen rosachtig en getakt hebbende; de Bladen van boven geelachtig groen , van onder blaauw- ächeig wit; âlwaar zy met Kleine zwarte Stip- jës bezet Zyn. De langte der Degenvormige Bladen is byna” “een half Voet, op naauwlyks den half Duim 'breêdte. Aan één. derzelven Él ik by de honderd Vinnerjes, En ib AE, read Hors XLV. Loof; „de 5e Pinnen Degenvormig Vindeeli, En EG on é oi gläne atd 46) Boots, > Asten mèt bynä didi gevind XLVI. Loof, de onderfe Blaadjes omgeboogen; der paâren met cen vierhoekig Vinnetje v outa Oor LIP Op Cas)’ Pat Pals jpodtans Frónd. fobbipinnatA ; Pirmis Enfifor- tibus ; innatifidis; Pinnulis Cümieicorinibus obtiifis: Sti Pie Ramofo ; (46) Palypadiam Fróhd: fubbipian: atis; Foliolis infi- pd sen ROE, Pinnul guddrängulai, San LO us „M u. Tr Xiv. jn 3 BESCHELVING ‘vaN “Op. verfehteide plaatfen: var Europe’, inzofis jk derheid in Berg: en BofchachtigeLandsdoue STEK. Owen , groeit, deeze Soort van Boom- Varen, die Booms het Witte, Eike -Paren van Dop oNéus eenigs- Green. zins gelykt ‚ ten minfte de Vinbladen. zweer mende heeft naar die van den Eike- Beuk , Esculus of Phégus genaamd. Den Heer Har- LER- kwam, dezelve. doorgaans. zo; wel: in Duitfchland als in Switzerland „ vaor „doch in onze Provinciën fchynt zy_nag niet gevonden ‚ te zyn. le Petersburg, groeit dezelve sen de, Heer, DE _De Sten eres. zyn en | Vet hoog en gils de Bladen dikwils ruig en rauw, inzons derheid aan de kanten. De. onderfte, maaken. een zeer breede vereeniging aan en ‚om, den, Steel , waar door deeze Soort zig; grootelyks onderfcheidt; maar het ombuigen der onderfte Vinblaadjes heeft zy met de volgende” Weste indifche gemeen. De bovenfte loopen drie- hoekig, ten, cinde- uit, en: vereenigen zig dik” wilk met elkander. 7 5) Boom. pes et: N grs A, ren 3 Sn S5r, 945 Pl frichoat, Tos. ille P. 22e enig candida. Dop. De HAAINKPLANTEN fid -C4y) Hbo” Varên' wief bjfa dubbeld gêvind Vi Loof; de- onderppe” Bradjes’ Hege: de af ‚ Vinnen vappig. Ee Ede, N ú) Boom: Varén met Bhar. daden gevind aften. 3de ware gefrpt ; de Rwabben' a j Ki on Dh, ry 5 Jeg, vR de’, dan t zelve ded aangenaame Reúken Smaak vän’ Bfdätiboözen geeven. Ook droog in een Vertrek famerigehoopt ,' vervult dit Kruid het- zelve niet zynen Geur: Lt wordt, door hém; … z 5 Zéér kragtig Midde! a 't Scheut ik geroeid, Op’ dé Gebergren aan de een en Selenga g ppp vérvlóedig “Dé höogte is fairs wel voeri de: Ee të als °die’ vin ' ‘Manincrjës „Varel , Ee bete Tik nge 119 ied P c ED) Pose Frond. itn Foliolis infimis ve- flexiss Pinhis-lacetis. Sp, Plazt, N. 37. Filicula Alis inferioribus pendulis. Per, Fil. 72. T. 1. f. 9. 48) Polypodium Frond, fabia Lanceolatis Foliols confertis Lobis-obtufis ferratis: Stipite Paleaceo. Sp: ged ‚N38: en’ Angl; 388. Dryopteris Rubum Idauns: 251. fi, Daite XIV. Srem Bo BeseHrRyYvVING vAN VI. tropt, met de Zydkwabben ftomp ‚diep Zaag- Tt. tandig; zo de Ridder aantekent, OOED=- aak (49) Boom-Varen smet het Loof ten hale “Polypo- «… _ dubheld gevind „ Lancetvormig;.de Kwak vain, ed be gerond wire En ind Bywasfig. NEUS de voornaame- bd ‚van. veelen van dit Geflagt vergeten te hebben, die op. Boomen groeijen 3 alzo hy deeze, als iets bye zonders , dus. wntemge De Hoogleeraar Ne N welk zeer td tot het Rib- Varen behoort. en, aldaar. ook, door onzen Ridder was t’huis » Zie gebragt *, PLuKENET, evenwel, beken blade, 113. ik, hadt bedenkelyk gefteld, of het niet met dat Malabaarfctie , hier aangehaald , overeen” komftig Ware. De Blaadjes zyn Lancetvot- mig, tot het midden Vindeelig ‚met ftompe_ niet Zaagtandige Kwabben , eenigermaate gé ftreept , en de Vrugtmaakingen Stipswyze daar op pre: het heeft Rn Steele, ( 5e) Boom: Co) rpl Frond: femi- Tanskuens Lanceolätiss Lobulis rotendatis integerrimis ftriatis, Sp, Plant, N- 49: Kari - Well = Panir, Hort, Mat. wie Pe 35 Taz Bone &L, Jud, p. 234 De HAAIRPLANTEN 1öt (so) Boom-Varen met het Loof ten halve Nn dubbeld gevind Degenbladig; de Kwabbe: ae gjes Slomp gefpitst gefrreept fenrandig.” bnr, Ee Zeer “weinig „hoewel weezenitlyk”, in de Ps Polyjpo-" acu= aangetekende hóedanigheden , verfchilt daar 5, kent. van het Japanfche Boom - Varen, door. den, ht Heer TauNBERG verzameld ‚ en door my PL XCIX. in Fie. 2, op Plaat XCIX, in Afbeeldinge wi gebragt.” De Steel van ’t zelve is eenigszins Haairig „ doch niet ruw: gelg knokt Stee len der Vinnen, dic den h fteel ftaan „ en eene zeer fpits Lancettige of Degenvormige figuur hebben. Zy zyn weder- zyds ter halver breedte in Vinblaadjes ver- deeld, aan ’tend ftomp met een puntje, en op de ondervlakte zeer fraay met Ribbetjes geftreept en in enkelde ryën verfietd-met de Stippen der Vrugtmaakingen van „eene Ros= achtige kleur. De Steel loopt-in een zulk lang-puntig Vinblad uit. Her -bovenfte van. ’* Gewas, alleen, is hier vertoond. 4 Gi) Boom-Varen met Er ler: EZ dubbeld gevind : hes onderte Blaadje Pin Vorher deelie. e, ET C5o) Polypodium Frond. Semi - bipinnatis Enfiformibus; Eobulis obtufo acuminatis , ftriatis , integerrimis Aiki, (51) Polypodium Frond. lateratibus bipinnatis , Foliolo - infimo pinnatifido. Sp. Plait. N. ár, M 3 M. Deer. XIV. Sruw. aise 13 Bescuryv ING, WAN, Volgens de Waarneeming van den Heer OszBrcK heeft dit Chineefche Varen een Rd ruighaaïrige Steng en gevind Loof;, de zyde- a Iingfe Blaadjes aan den Voet Vindeelig ; alle Varen, Vinnen ongefteeld „ Scherp en zeer fyn Zaag: tandig, De onderfte Vinnetjess by de Stengs zyn langer en ten halve Vindeelig; waar aaa het gemakkelyk kenbaar is» « Het Laof , nat: melyk, is aan de tip eenvoudig ;-aan-de-zyden dubbeld gevind ; en heeft hét oriderfte-Vin: netje langer, Vindeelig. Deeze Verfcheidene heid geeft reden van den bynaam, De Haaien. BURMANNUS haalt, pe win est Twee-Oorig Karen, hier voor befchreeven, voorftelt (*). Dezelve zou zyn, deszelfs Groote Takkige af Wyfjes-Vae ren, met fmalle ftompe niet getande Vinnetjess het eudelingfe zeer lang. Maar die Afbeelding past, voor eerst, daar op niet, en is niet daat toe door PrLukKEnrr betrokken. Zer anderen komt dezelve geenszins met dit Gewas over een. Misfchien heeft zyn Ed. Fig. 4. van die zelfde Plaat op ’t oog gehad, als waar mede de Javaanfche Exemplaaren overeenkom(tig waren, Volgens PEuKE Net betekent dezelve x C) Pieris hehe bladz. ro7. Filix Ramofa major pianulis anguftis obtufis non dentatis, impari farculuma terminante longisfimâ. Prux, Mant. 83 T. gone f- He Burm. &, Zud. p. 234 deken dhire 2 «aim one an ennen cam nd ad mn har nn ne dnf nomen din dk fn DE HAAIRPLANTEN. 183 een Gegaffeld Waren van ’t Eiland Johanna, met fmaller Vinren ‘van Boom-Varen , de teke Jak Lu, Hoorp- zeer lang. Die Afbeelding ftrooktseenigermaa-srus. te met de bepaaling van onzen -Ridder ; en daar op kon ook ‘de benaaming van gezegden Autheur , door zyn Ed. op deszelfs Fig: 1 toegepast, betrekkelyk zyn. „Ik heb een Exemplaar van Japan; dat in al le opzigten-met de befchryving {trookt, doch waar aan die lange onderfte Vindeelige Vinne- tjes ontbreeken, Het Loof is zeer fyn en heeft ook de V Vinnetjes zeer t zelfde bevind ik in ’t gewoone W yfjes Va- ren, hier voor befchreeven , plaats te hebbens waar toe het echter , wegens} de Vrugtmaa- kingen , niet behoort. (52) Boom- Varen met het Loof byna dub id Boom Gron Lit. rond; de Vinnen flompachtig aan de bippentagun. dpits Zaagtandig. In de Noordelyke deelen vân Europa zou Plaut. N. 4: Gort, Beg. n. Pe 280. Gavan Monsp, P. 528- Polyp Fronde duplicato - pinnatà, Z, Sáec. 848» Filix non Ramofa major &c. Mor. Hifl. 1il S. za T. 3.£. 11. Filix mas Ramofa , Pinnulis dentatis. Prum. Pat T. 181. £ 2:aut EF. 180. : M 4 1. Daer, XIV. Srum, 134 BESCHRYVING VAN VI deeze, volgêns den Ridder; grocijen , die ze Ut echter in de laatfte Uitgaave der Planten van stu. Sweeden: heeft weg gelaten. “In de eertte Boom- merkte hy aan, dat zy van de volgende Soort Varen, verfchille, door de Vinnetjes famengevoegd te hebben. Dit byzondere kan ik-in de Afbeel- dingen, die door zyn Ed. aangehaald zyn, niet befpeuren 3 zelfs niet in die andere van Pr v- KENET, aldaar door hem bygebragt ‚ welke alleenlyk van onderen Takkig was. Misfchien, hoewel Merrsr ook deeze Soort , in Vries land, omtrent oude Borkoop ‚ in een Bofchy niet ver;van- een Ryweg, hadt waargenomen, het seene verandering van de naaste 8 volgende” zyn. „Of het voor vast doorgaat s dat de bovenfte Blaadjes , alleen , in deezê bloeijen ; gelyk Linneus ten opzigt vanhet Gekuifde Boom - Varen aantekent; zou nogte “onderzoeken zyn. | pi.XcIx, Ondertusfchen fchynt my hier dat Japanfche #18. 3 te behooren, waar van ik in Fig. 3., uit myne Verzameling, de Afbeelding geef. Want, hoer wel het in ’ läatfte opzigt, wat myn Tak aan- gaat, niet voldoet, kan dezelve wel niet de onderfte zyn. De Vinnetjes zyn ook niet vol- komen famengevoegd , doch zeer digt aan malkander , langwerpig Eyrond , ftompachtig» aan de Tib fpits Meent en, voor £ overige „volkomen Kuifachtig. Wat de Vrugt» maakingen aangaat, welke maar enkelde re DE HAAIKPLANTEN. 185 jes aan den rand der Vinnetjes- zyn, komt-het Abena naast. met eene volgende Soorts-die daar van III. - den naam voert „\overeen; maar deeze heeftsrod. ongekarcelde Vinnetjes , terwyl dit-Japanfche _ apen: een mnd heeft (*).- a | af 53) as Varen met et. Zuf dubbeid gee pir vind3de Vinnen ms ats dean iin tegel Kafi. ee « en _ Mannetjes Di is het, Mares Jarens à or. geheel uropa b zen ‚_gelyk-by. ons » overal meest in de Bosfchen en op andere ‘donkere vogtige plaatfen ‚in een Zandige Grond , voor- kemende. … Het voert den Grickfchen naam Pieris , den Lasafsben Filix , den Italiaan. fchen “_) De Heer Harte hs ook aanimierkelyke en Rerheden, in de’ bepaaling en aanhaalingen van Naus, ten opzigt van: dèeze Soort „gevonden : Eri: tuchoat, 1Ìl. p. 17. N. 1405-) maar dezelven vermeer- derd, doordien hy Prux, p. 180. Ê, 42e, aanhaalt, dat Te tr. f. 2, moet zyn, en zelfs ee Mapêus (53) Polypodium Frond, mulat; Stipite Paleaceo. Sp, Plant, N. 43 Gor. Belg. 1. p‚ 280. Govan Monsp. 523. Ger. Prov. “zo, Dar1se Par. 313. Fl. Sec. 346, 946. R. Lugdb. agg. H. Cliffs 475. Hart. Heiv. inchoat, Ill, p. 13 Filix mas non ra- mofa dentata. C. B. Pix, 358. Filix Mas. Lon. Ze. Sia, Dop. Pempt, 462: Cam. Epit. g9r. Fuons, Hift. 99% 1 u. Dans: XIV, Srux, 186 BE SCHI-RYVING: VAN Vi „„fchen Peke, den Franfchen- diens den Én: al. Hoorp- Varen. gelfchen Berne, den Hoogduitfchen fabreu of FD- Phhreukraut ; zo wel als het hier voor «be fchreevene Wiyfjes - Varen *, dat gemeener is, doordien het op opene plaatfen ‚Duinén en #Bl98 Bergen groeit. Het werdt daar van, al voor verfcheide Eeuwen , onzeker omwat reden, door den naam van MZannetjeonderfcheiden. De Afbeelding van dit Varen is by Dopo- Néus uitermaate flegt; die van LoBer vol doet taamelyk , alzo zy de Vinnetjes onder. fcheiden voorftelt , doch ongekarteld 3 waat omtrent de Figuur van Mor ISON nog beter JAMERA sm, vertoont de- zelven wel gekarteld, maar niet afgezonderd. Harrer haalt eene Afbeelding van Varr- LANT aan, welke my fchynt tot de voor gaande Soort te behooren (*), Ik vind des zelve onder de Soorten van dien Autheur niets Zie hier de befchryving van dit Kruid, doot gemeld en Kruidkenner. 2 Niets gemeener in de Bosfchen van Swit 2 zerland en aan de Landfcheidingen, Het 2 groeit by ronde Plaggen. Het geheele »» is een Cubitus lang, met de laagfte Vinnen » korter, dan altergrootst, de overigen drie- » Bok afneemende, De Vinnen, naar ir Pe Filix mas, Pinnulis Cristafis. Botax, Par, T. JX: 13e a „Er HAAIRPLANTEN 187 ‚‚ Rib hellende, langwerpig, met STeREgE VI Vil » tanden, gekarteld „{tomp gefpitst, Ophet Aampe, » Loof komen] Nierachtige „hoopjes „ zes, Hoor: zeven, „meteen Sehubbetje sgedekt „dat gom” De gefternd- issen rond (*). [Het:heeft] Ey- Varan » tonde Doosjes , met een gewrichten Veer. » kragtigen Ring omgeven. De geheele ge- ss Îtalte is denis en-glad: de Steogel. schub. 2 big.” Voorts nen hy aan. “dat de. Wortel een walgelyken , uit dea bitteren- zoeten Smaak heeft. Door het Afkookzel zou een doode Vrugt zyn tree: Een Handvol yan den Wortel , op een Pint Wyn gezet, verhaalt hy, wordt tegen een Zwellinge , die de War terzugt dreigde, aangepreezen. In de Genees. kunde, zegt hy, wordt het naauwlyks met ernst gebruikt , hoewel het“tegen de Jicht voorgefchreeven is door Ma jow, en anderen het tegen de Wormen dienftig geoordeeld hebben; Scorori vonde het nutteloos. Dee: ze Aucheut ondertusfchen, zegt zulks niet van het Mannetjes-, maar van het Wyfjes- Varen: vaar uit men marcom de Beene! ad $ (*) Dat dit Schubbetje geffernd en rond is, moct een Bieuwe Waarneeming van Harrem zyn: TouRNEEORT, die hy aanhaalt , zegt , dat het de-gedaante van een Hoefyzer heeft, ’t walk ook beter met deszelfs Afbeel- Äng rookt. Â, Drew xIv. STUK, vIL. ERR STUK. Varen 108 DBeseunryYvinNd vaN aanhaalingen van HArrER middagklaar bee fpeurt (*). Wy weeten voor zeker, dat het FD Poeijer van den-Wortel, met vrugt, tot uite Boni. dryvinge van den Lintworm ingegeeven wordt, mids het Lighaam ; vooraf , door Purgeermide delen gezuiverd zy (}). De veelheid onder- tusfchen en de leelyke Smaak, zyn by ’t ine neemen zeer lastig. Anders’ zou het tegen de ronde Darm - Wormen , volgens Ho F MANN ook een goed Middel zyn, De nuttigheid der gedroogde Bladen, in Matrasfes of Kusfénss om Kinderen op te leggen, die de Engel fche- ; Ziekte hebben ,is by. ons zeer bekend(th Wortel, ié in Bier gekookt , tegen den Steen dien MEE pa Vide Soons Flor. Carrot, P. 170; door zyn Ed aangehaal GH) Zie de Proeven en Ondervindingen ten dien or” zigte reeds verfcheide Jaaran in't werk gefteld door den zeer kundigen Apôtheker W. van Barneverp, in dè Hedend, Vadert, Letteroeffeningen , V. Dear N. 5 en 6, of bladz, 138 en 236. Deeze Heer, een Liefheb- ber der Natuurkunde , heeft reeds een aanmerkelyk getât Lintwormen, door deezen Varen - Wortel uitgedreeven s verzameld , en verfcheide byzonderheden in dat Ongé“ dierte ontdekt. (4) Pueris Rachitide laborantibus loco Straminis {ub _Batayi» Borru. Jd. ibidem. uit HALLER le Ed. Is p.- 2393 die twyfelde of het dit Mannetje Wyfje moefte zyn: maar Boernaave fielde de lat gelyk en fprak ook niet van in plaats van Stroo, waat de jonge Kinderen zelden op geent worden , in ons Land. DE HAAI:R PLAN TENs 189 dienftig bevinden *). . De jonge Spruiten.zyn _ Vit.» als Spergies eetbaar en_ de, Schubben van den £" penis n Wortel worden. in Noorwegen , vant arme _Hooen- Volk, by gebrek, wel zo in ’ t Bier als Ì Mee Brood gebruikt (GH) 1 Varen, „Dit-Varen verfchilt niet alleen aanmerkelyk ie in-Geftalte „ vanhet Wyfjes- Varen, dat Take kig is en wel driemaal zo hoog groeit; maar ook in de manier, van-Vrugtmâakinge en veelal in de Groeiplaats „ als-boven-is gezegd. Ik- begryp derhalve niet;.hoe HALLER zeggen. kon, dat het „even als *t-Wyfje u Landftreeken:beflaat en een plaag der Velden issnaauwlyks uitgeroeid kunnende worden (4). Alle Autheuren getuigen, gelyk hy zelf ook zegt, dae het Mannetje in en groeît ($). van den Wortel, die zeer. knobbelig Schubbig. isen ruig „ langs den -Grond door-het Aarde ryk voortkruipende „en geduurig nieuwe Scheu- ten uitgevende, t welk zekerlyk dit Onkruid Moeielyk uit te, rocijen maakt „Ook is in het annetje die zonderling: li Scheue- ded Pel ek Var lee ten, gelyki In lk en à heeel bier p ae geen r hep et opmerkelyk. — Oe rom ar 4) @ Rurrr Mit. Med. Ps 20Te () Gurn. Flor, Norveg, Fol. p. „()-Peftis Pascuarum: vix ullo oud potest ween latas tepbuns 5 ee, ut Femina; ed ‚ incha âl, ibid. CG) „Sohitijds serwis het wrs rijn voor IL, Deer. XIV. Srum, Bb Brist ian WAnt Vans vil GG Bötm-Vâren: smet het “Loof dibled gee Lis bind de Pinmer Ero mig bar STUK. > Re pik a Hi. Hoewel de Naamen groetirielden niche Sn” gy ikeniety met wat tedén'-ônze Riddér dn ie cen- marÂ’ win. Varèf-Wyfje op!deere. Sóote tbe pasfe, :diec'er door geen” Autheurén aan gese vedriss, „buited- DABERNEMONTs héé nog door den naal van „Steen - nd derfcheiden wordt; “Immers 'die bynaam gf de:uiverfte’ verwarring: (*)- „Hee menen mennen da vo RAR o Bi er WAT bet Arend Varen, ookin hen El my geda e Heg, w. a, EE er aeg eh ilk ie Him oaf ete geen rarioribus, profunde dentatis. Mor, S, 14 Te ze fe Be eee 180. £. 4» Filix Petraca agra « oe zegt: Pellunt interansorum Animatia, ex his T: Malen. vam Pino trideo! zate, Libre av l ei =$ De HAAIRPEANTEN. 10% aëlfs in one Landy ew onderfcheïdt zig, bos Vilj vendien; door de langte der: Bladen; terwyl en ook de eropjes- van’ Bloemen’, gelyk onze, Hous, Ridder ze: noemt , hier nict Niervormig ‚maar Boons, Eyrond, Nn Ne en eenzaam Jarén: zyn. (55) Boone Varen mei het Loef dubbeld. ges Ey. … vind3de Vinnen Vindeelig fenrandig „van zine Dn onderen t'eenemaal bedekt met Stuifmeel. — er Hits In de Moerasfén. der Noordelyke van, Europa, zelfs ook in die van Switzerland; en in Rusland aan de Wortels der;/Boomen , volgens den, Heer pe GorTER, groeit dit zeldzaame Varen, dat naar ’t gewoone Varen wel wat gelyke ‚doch. inzonderheid in de Vrugtmaakinge verfchilt. Dewyl het Stuif« meel de geheele ondervlakte,der, Vinnetjes. be. laat, hadt LiNNeus het bevoorens in.” Geflagt van ’t‚Plak- Varen geplaatst ; maar na- erhand bevindende ardetch het in. De G5) Pol É en |; Pinnis Pinnatifidis- ì mis fubtus bera Ad 505: Acros= tiehum/ Thelyptètiss ‚Sp. Plank ps. 1528, Flor Sûbe, Us Pr939: Poly ps Pinnis pinnatis, Pinnutis « ovztis integerti- mis, Haxx- Helv.rinchoat. IM. p.14..N- 1697: Filix San Xatilis foliis non ferratis. Puuk- T. 179nf. 3. Filix mie, mor non ramofa. Mare. Afs Ze. 7. Thelypteris paluftris Hon-ramofá. Roep. Fen, 277. Scuuin, Jo. T. Xle HI Dear. XIV. Sit, 0e BerscHuRyvING NvAN Vils afgezonderde Plekjes waren ;;heeft-zyn Ed, Anak bet hier: weder thuis gebragt, daar het; vols „SOE gens HAL LER, weezentlyk behoort. », en „Een -keurlyke Afbeelding „en befchryving Varen heeft de Heer SCH MaRDEL ‚Hoogleeraar te Erlangen, aan * licht gegeven van die Kruid 't welk ten tyde van J. BaAuminus reeds vt int Wurtembergfe was wWäârgeffömen. Het oblyke daar uits dat de Vinmen’ alleenlyk Vin: verdeelig" zyn vfiet“in Eyronde Vinnetjes vere _ sitdeeld , gelyk Harrrer zegt. Het zelfde is blykbaar het‘defde Stéer -Vaâren W yfje van ein en „ils óok in het La | ren” vafi Prekrser, hièr e eRBdrerid:” 5. Wart de ‘Vinger By Bee ke meen ftrook, langs de’ Bladrib heen wereknigd”; * ende endelingfen loopen ín een lange fpitfe_ punt famen. Zeer duidelyk beeldt ook gezegde Autheur af, hoe de Zaadhoopiss zig eerst óp” éene Lyn, langs’ den rand; vertoor nen; tetwyl zy met een goftr dald, Schilde gedekt zyn’; vervolgens “aldaar ‘famenvloet jen, en zig eindelyk over de. geheele onder vlakte verfpreiden; even, als, ook in andere Sootten van dit, Geflagt gebeurt. De Eyronde figuur der. Bolletjes , haar Sreeltje,;de Veer kragtige Ring-en hoe zy open. fpringen, OM hun Zaadftof uitte werpen ;is ook zeer duidelyk door hem ia mk: Ere 3 B 5) () Fix va Paluftris Vindajana, Tab. Edd DESILAAILRPL ANTENe. 2198 (56) Boom= Varen: met het „Loof -dubbeld ge. VIT EL. vind; de Vinnen. halfinaanswyze, haairig be getand; de Steng Rroef. ; er De gedoornde Vinnetjes maaken deeze Soort „Po zeer kenbaar ‚ die door TourNerFoRT ee het Geflagt van Lonchitis betrokken. was, WE dn gens. de. fcheefheid derzelven ; terwyl zy ge- oord zyn., Dezelve groeit ook op vericheide plaatfen in ee Wereldsdeel , doch is niet zeer gemeen, HALLER merk: aan, da tyds met el ln Be A on- derfcheiden. ipnetjes voorkomt. De Steng is driekantig ‚ bekleed met bruinroode Schub- ben. 57) Booin-Varen met het Loof dubbeld ge“ LV it 8 hed, HIEÔS erom zn (56) Polypodium Frond, biriatis ;” Pinnis Lunitdes® bA Gliato -dentatis; Stipite ftrigofo. Sp. Plant, N. 45. GOUAN _, nn Monsp. 528. Darim:-Paris. 3r4e Hoos. Angl. goo, Pos-vruoorn lyp. Pinnis pinnatis , ciliatis , ferratis, aculeatis. Hart. 2 Mulis latis auriculatis Spinofis. PLux. Abm, 152. T. z7ge vn £.6 & 180. f£. te Lonchitis aculeata, kn le apt Jufts jn eg 538: Mor. S. 14. T: 3. £. 15. ' A) Polypodium Frond. bipinnatis , tFoliolis Pinnis- ue remotis Lanteolatis ; ; Sefraturis acuminatise, Sp, Pias: N. 46. Gotan Monsp. 528. Hups. Angh, 390. Fi- Ex Rhatiëa ; ternûisfima denticulata. J. B. Hit. IL p» 249: Filieula Fontana major, £. Adianthum album Fili- ‘is folio. C‚ B. Pin, 358. Tourne, Zuft. 542, Dryopteris can= IE Drer. XIV. Stuk. 194 DESCHRYVINE van Ae vind; de Blaadjes en- Winnen ver affan- gk dig, Lancebvormig ; met + gebie Zaag: STUK. dandingen. Boom= Varet_ Die moet het Witte Eiken: Varen vän Do- “__poNéus zyn, volgens de’ aanhaaling van TournNerorRT, op den naam’ van C. Bat- RINUS. Harrer betrekt daar toe de Filict la, door Securer afgebeeld. Onze Rid- der heeft den bynaam van J.B Uit Nrs ont leend , die’ het in Graauwbüùderland gevon den hadt, in hy zelf aanmerkt, dat ok i gels grocijee , ie 4 ren: is he a ES” ELER ‚20 gemeen , als br ons de rul zjn „yr de byna-op.alle Rotfen, en Muuren te vir AR GEN EVIL (58) Boom-Varen met. het. Loof dibheld 8 WE» vind de, Vinnen langwerpig. gan weboracen.. evenwydig : de. Steng glad, 143 83 pe Botia x € 59) Boom - Varen me. het Zoff ae Ei garen ap Dop. Panph. 465. Haurer. ‚N. ee: La va. achtig. A Ee Nen 6) gmg Frond. biginnads; KE ) Polyp Li 1 Lanceolato - - òyas | Kl sp, Plant, N, 48e DE, H MArtr RPL AN DEN 198 9 bind, Haairigs.de Fi nek en Eyrond, s CEN weinig. ingefineeden, fits de de „Ella 5 wrerfen fimah deon se hekchpge eend OA 0 (60) Boom- Varen. met het Tof dubbeld's ge Ee kr: vind; de Vinnen aan. den, Voet hoekig dit pen : oss de, Ni Aomarkighen aan de kan- ke veg ’ 4 H zr pad de en ftippig. Van teg dri dees ie En n sten ER 5 volgens’ KALM ;-zo-wel als B nche: die zig onderfcheidt ‚doordien -de. Vrugtmaakingen aan den Rand zyns.niet-op de vlakte. van de Vinnetjes verfpreid , gelyk in het gewoone - Mannetjes Varen-, haar helk zi anders veel Baes: zeg as ig 5 0 saabaud 461) Boom-Varen met het brok daidehen Xi epe vind ; ‚de Blaadjes afftandigs „de Pane, Bebe ee Jaugwerpig vflomps. Zaágtondig van. ak, „Boldraa: „deren Gelmen: mitrsensnsasddes Polypodian et er "Pians b BIE MEP ‚tan Fruêificationibus marginalibus. Sp, Plant, 49. nd Poliypodietn Fronde bipinn. Foliëlìs-"remotis ; Pin: : + obtufis fetratis fdbtus Bulbiferis;: Sp. Prata ee "5. °R. Zugtb,° oo. Filix Saxatilis Crtad.-Globulifes te Prom Ams 150. Filix Bactifera: Corn, Canad, 56 Mot. Hit. HL pepers s. 14: AP ied isrero+ „olemif ensen: LIN Deer XIV. Stur, ros DESCHRYVING vaN VIL Deeze Soort , de zeldzaamfte ‘in dit Gee TE flagt, zou de Voortteeling der Varens eeni- Hoorp- germaate kunnen- ophelderen , indien het waar oom. ÍSs tgene ‘er van gefchreeven wordt. Im Varen, mers op de rug der Vinnetjes of Blaadjes ko- men, volgens CoRNUTI, tusfchen de ge- woone tropjes van Stuifmeel - Bolletjes, ronde Kogeltjes voor , die afvallende het Gewas voortplanten. Maar hoe gefchiedt dit dan ín de andere Soorten ? Ia Kanada is ook deeg thuis, LX (62) Boom: Varen met hee Be ws ypoe ‚ina et Bieadjes a; Zandi di ‘ | 6 | Ee oe eondachig, inpefaerden. Hoes _ Of de Heer HALLER dit, dan bei oi bunderfe bedoele , met zyn Boons Varen ,dat de Vinnen gevind, ruimfchootig verdeeld ‚de Vinnetjes half -gevind , met’ rondachtige ge: tande Kwabbetjes heeft blyke my- te minder, „wegens de verdaderingen ‚door zyn Ed. daar in waargenomen , die hem zelf ten opzigt van deeze twee. deedt twyfelen, In Sweeden as | en Be SN ir (62) Polypodium. Feond. bipinn. Foliolis ae pis fubrotundis „-incifis, Sp. Plant. N. gr. Dauise le EN Nen: 312e GovAN, Monsp, 528. Fl, Sec. 849, 943: Por: eof. 119. Har. Helv. zie N. 1707. Filix Saxatilis Cau liculo tenui fragilis Prux. Alm, 150. T. 180 £ 5. Fix pumila Saxatilis beni: Crus, Panne 706, DE HAAIRPLANTEN 197 dit Broofchfteelige Overal op dorre Steenachtige vu, plaatfen, zegt LINNAUS. -… Ain EL Hoo (63) Boom-Varen met het Loof dubheld ge-STUK. “el vind 5 de Vinnen Eyrond eenigermaate ger rb Awabd [lomp , van onderen naakt, aan den Jor lt Rand , waar de Vrugtmaakingen zjn , ome Welries geboogen. kend. In de Zuidelyke daar van. erop is deeze nieuwe Soort waargenomen, die ie de Geftalte der ve en, v, sd zyn- de, zeer’ aangenaam is” van Reuk. Het Loof is maar een Handbreed hoog en zou, indien de Zaadftofhoopjes niet met een eigen Schub- betje gedekt waren, tot het Rand- Varen zyn €huis gebragt. (64) Boom- Varen met het Loof dubbeld. gee vxiv. vind de. Winnen. Eyrond,infneedig getand , Cafrro- van onderen Kaflz, aan den Rand, waar Katers » de Vrugtmaakingen 2, omgeboogen. ij Deeze, aan de Kaap der Goede Hope ge- von- (63) Pofypodium Frond. bipinnatis ; Pinnis ovatis fub- fobatis obtufis nudis margine reflexis; Fmuêtificationibus marginalibus. Maut. P. 307- (64) Polypodium Frond. bipinnatis; Pinnis ovatis in- pn -denticulatis ;fubtus paleaceis margine reflexis ; Frucs ge Mant, zn 1, Deer, xiv. STUK. £93 BESCHRISIVING VAT Vil. vonden, is -van Geftalte áls de-laatfte, maat aad driemaal grooter en dikker , metde Stengel Kid Kaffig gehaaird, zo wel als n geheele Loof. pn (65) Boom-Varen met “het * Eoof dubbeld gee dium ad “vind; de Blaadjes Dyna eres, de Vi nnen Koning ‘ “overhoeks Zefnipperd. de Ht YE, In Vrankryk groeit deeze ; die de tropjes Zaadftof grooter ‘heeft daw dergelyken. Vars LANT, die ‘ze ómftreeks ‘Parys vondt en zeet _fraay in Afbeelding bragt, heeftze Koningh eg, ee, AE des van f Du LVL EN ter mt her Bs aad r vind; de en innen Wigvormig gekwabd. eg wed: “Dit Kruidje in’ Spanje „Portugal en Proven _ ee,gevonden, heeft de gedaante byna vanon?e Steenruite, en’ fchynt als“een middelflag tuS- fchen het Plak =Varen , Tros= Varen en Boom Varen , te Zyn. 665) Potypadiiem: Frond. bipinne Foliolis fab « oppofitis ; Pins -alternis” laciniatis,- Sp, Plant, Na 52 Hori, CÙ- 475- R. Lugdb. 500. Dauig. Berin 312, Filicula. Regia, Fumarie ‚… Varir. Par. 52. Tegel. €66) Polijpedinm, Fronde, bipinn. ferikbus brevisf mi; Pinnis Cuneiformi-lobatis. Sp, «Plant. Nav53 MASN Monsp. 5. T. 5. Adianth. Pilicin, RN ei ; ganigum, BARR. Ägr, 1270. T. Ale ve „-DeEr HA A IR PILCACN EEN. “I99 (67) Boom-Varen mét het - Loof dubbeld ge- VIT vind; de Vinnen Vindelig Laucetvormig „lit EE aagtandig. 3 Uit China hade LER nde NE BN den Wortel bekomen , die “als. meteen geel Sn Bi ed gelyk een. Haazepoot, zis bekleed. De: Chi’ 5 getjes , een Voet of anderhalf lang , wa- ren groen en gläd » zo wel als het Loof; waar ==” aan de {Ridder geen Vrugtmaakingen befpeur- op de, hebbende het el de gg leges 204 id hier t'huis gebragt. —_ en see nn : VI Met verfpreide Stekels doorn. “of Boomachtig. (68) Boom-Varen met het Zoof dubbeld- ges XVII, vind, Zaagtandig; de: Sang Bormachtig tete Hooi ed | orig varnd. | or (69) Boom- Varen met del Lof dabbeld ee vind, spf hole En Polypodium ? Frond. bipinn. Pinnis_ boreo inermi. Sp. Plaat, N. 55e _Arborescens, Pinnulis-dentatis; Prum. Fil z. T. a. Amer, 1. Ts 1, 2e Per. Fil. a.T.re fr, 2. 669) Polypodium Houd bipinn. Serratis; Caudice Ar- acùleate. lant. N. 56-Filix Arborea ramo» fa fpinofa' 8e -SLoan. Jan 24e Hits Ie pe 95: T. 56e Filix arborescens latifolia en Prua. Amer, 3. Ïe 3e Fil, 3e T. 3e Par. Fil 42. T. 4 6.1 N 4 EL!Dzen XIV. Stug. 200 BESCHRYVING van vind, Zaagtandig ; de Stene Boomachtig gedoornd. (70) Boom - Varen met het Loof meervoudig Samengefteld ; de Winnen half=Pylvormig aan den Voet vereenigd „aande tippen Zaag: tandig ; de Steng gedoornd, (71) Boom- Varen met het Loof meervoudig famengefteld; de endelingfe Winnen Lancet vormig ‚ zeer lang „ Zaagtandig; de Sreng om laag gedoornd. ’ Deeze vier zyn wWestindiche Geval h e men » ZO > fchynt , in Oostindie nog niet heeft gevonden. De twee eerften zyn Boomachtig ; het eene ongedoornd, het andere gedoornd; gelyk ook de twee laatften, — die door de dubbele verdeeling van het Loof uitmunten : terwyl de zydelingfe Ribben ia het Schraomelyke wederom Takkig zyn * (72) (oo) Polypodium Frond. fupradecompofitis ; Pinn- femi- fagittatis , bafi connexis, apice ferratis; Caudice aculea- to. Sp. Plant. N. 57. Fils ramofa , Pinnis latis ‚ Gladia tis; Caudice fpinofo. Per. Fil. so. T, 5. £. 1e Prum. Amer 3 Ta. Rar Suppl. 92. ‚2 Poiypodium Ftond. fupradecomp. Pinnis termina ibus Lanceolatis longisfimis ferratis ; Stipite inferne acu” leato. Sp. Plant. N. 58. Filix ramofa pyramidalis Pion parvis. Pere Fil 40. T, 4 f. 2, | Cà Dre HAAIRPLANTEN. hor (72) Boom-Varen met het Loof meervoudig Arne famengefteld; de Vinnen Plomp; aan de tip li Zaagtandig ;deendeling fe gefpiefd 5de Sleng ruk, Hoorne Boomachtig , gedoornd. ze k “Polje. (73) Boom-Varen met het Loof dubbeld ge- dim as- dd vind ‚de Vinnen Eyrond met kleine Tandjes. er t (74) Boom-Varen met het Loof dubbeld edn vind en ruig; de Vinnen ge hens lenen MP5 LXXIV. de endelingfen gef — gk 4D) ne Varen met it Lof dub On “9 s de Vinnén horizontaal effenrandig ag de endelingfe Vancetvormie. Kruise bladig. Van deeze vier heeft de eerfte de Steng, de tweede de Blaadjes ftekelig of gedoornd : de ders LXXV., Decus fas En 72) Polypodium Frond. enn Pinnis ols. ferratis „ termin. acuminatis; Caudice Arbo= reo aculeatollSp. Plant. N. 59. Per. Fil. 47. T. 4. É. 7e (23) Polypodium Frond. bipinnatis ; Pinnis ovatis,den- — ticulato =fpinofis. Sp. Plant. N- 6o, Per. Fil, 53 Tt £. 6, Ga) Polypoditn Frond: bipinn. hîrfutis 5 “Pinnis òb- tongis obtufis, terminalibus acuminatis. Sp: Plast. N. 6r. Per. Fil. 52. T. 4 et zo. Pum. Alm. 15. T. 23, File ar. T. 27, Ray. Suppt. (75) Polypodium Frou bipinn. Pinnis horizontalibus integerrimis obtufis ; terminalibus Lanceolatis. Sp, £, N. 62. Filik Taxi foliis ‘major et minor. Per, £ù, 61, 6ze T. 2.£ 5, 6e Burm, Fl, Ind. p. 234. Ns TI, Dezer XIV, Srug 20% BESCHRYVINGYAN Ji derde: heeft. dezelven. ruig-of ’als met Haairig Ti AsDEEL. Pluis. begroeid: de vierde, heeft het-Loof als zHoosp-.kruislings of Taxisbladigs Het fchynt dat dee: SEG ze laatfte ook in Oostindie groeijes--De drie Varen. anderen zyn alleenlyk à in de Westindiën ges | vonden, Ed VII. Met meervoudig famengefteld Loef LJXVL 6 ) Boom Varen. wet, hes. Lof meervoudig Poly __ famengefleld „de. Blaadjes drievoudig en NE . dubbelvinnig. In de Bosfchen van Europa, doch ziet ke iT _& VO: r, welke van GERE klein leaf Neen - Varen genoemd wordt. Hy namze aam den Voet der „Ber- vint Ooftenrykfe zeer overvloedig waar. Het hadt kruipende Wortelen , byaa als ’t Mannetjes Varen, van een zeer famen” trekkenden Smaak en zeet-kort Loof, Ik-kan echter de drievoudigheid “der Blaadjes niet vinden in zyne Afbeelding, Mooglyk Ee (2) Porypodium Frond. fupradecompofitis ; Foliolis ternis bipinnatis. Sp. Plant, ‚N. 63- GORT, Jnsr, 15 Daris. Par, 314. Fl, Succ. 352, 949» Polyp. id, Ramis td Pinnis pinnatifidis, £l, Zapp. 387e-Fi minòr „ Pinnulis_ dentatis. C. B, Pin, 358. 2, Petrop. X. Te 22 fe 2. Filix. pumila, faxatilis prima. Crus. Pann, zo5e 4e, zoa Nonne Harre -Helv: elv, inchoahe ii 1709. Filicula Alina cispas Saer Jer Tobe hb De HAAIRPLGANTEN. 203 die van: Srcürèn; behoorende -totveen Va- arch. ren op den-Baldus -Berg-in ”tVeraneefche ge- vir vonden , iets’nader- dââremede overeen, Hetsru. blyke , daf hage a varen waren, me een Rt _D Boom: Vaten met het: roof meervoudig KV famenfscid ea Haairig 5 derBlaadjes-Lan- inn bps cetvormig re de Pama geerd; lance. Jim In ; pee ” : Spelonkige Van Hespe zibasert EV a ie Bermiudifehe Eilânden „ daar Pr ukeNET ge- wag van maakt, zal buiten twyfel-deezerden bynaam hebben, hoewel zy ook op. Ceylon is waargenomen , en derhalve niet ten, onregte onder de Oofkgdikche Gewasfen mede be trokken wordt. Het Porsugeefthe Varen met den Wortel van Boom-Varen, bevoorens de laatfte Soort van dit Geflagt uitgemaakt hebbende, ís thans tot dat van Trichomanes » ftraks Aa ae sd s ora EE eer arno TRV Ee Voer GG ‘Polspodiand’ Frond. aat. s Hol ; Foous Lanceolatis pinnatis; Pinnis oppofitis pinnatifidis. Sp, Plaris..N. 64 Fi. Zeyl. 384. Filix Bermudenfis elegans. Ramofa, Pinnis rarioribus dentatis , Cauliculis Musco= fÀ lanugine obduftis. Pruw, Alum 155 Te ae, £ ze Bora. Fl. Zud. p. 234. Ik Daar. XIV. Srum, Vil zot BESCHRYVING Vv AN: Voorenaleer hetzelve te befluiten „zal ik ArpreLnog gewag maaken „ hoe in Gelukkig Ara- Hoors- bie, op het Gebergte „alleen. maar drie STUK. Boon- Varen. Soorten van Boom- Varen door ForskKAOHL zyn gevonden; een Kambladig , een Gekartelden Getand ; als ook een Borfseldraagend aan de Dardanelten ‚ by Konftantinopolen. (*). Op Ysland komen , behalve het Mannetjes- en Wyfjes- Varen , ook het--Breofche, het ge meene Europifche , het Bronnige, het Krom: bladige en Wynoruitige, voor. Meer dan dee: ze zeven vind ik onder de Yslandfche Plan- ten-niet opgetekend. (}). -In Noorwegen is maar-ééne Soort van Pteris, naamelyk de Zer terophylla, en twee van mnd) ma zomen (4). — ; | | Apv1ANtTuM. Venus-Haaire De Kenmerken van dit Geflagt heeft L1S- N zus gefteld te beftaan in end- Vlakjes onder den omgeboogen rand van het Loof, Touk- NEFORT hadt dezelven in de byzondere gedaan- te der Blaadjes, die tot het gezegde aanlef- ‚ding geeft, gevonden. Van onzen Ridder wordt het in deeze Rangen onderfcheiden. I. Met () Flor. ZEgopt. Arab, & 135. CI) Zorsa Flor, Jsland. p, 339 KE) Gusn. Zor, Narvegica: 2 Deel PLAAT C. DE HAAMIRPLANTEN, 205 IT. Met eenvoudig Loof. vo. Arnkrâ, ú) Venus -Haair met het Lof Niervormig, Bena: eenvoudig onverdeeld, gfiengeld tem bloemig. Adiantum : Ne Zeer blykbaar is het voorgemelde , in datmig. mn zogenaamde Maren van Madéra , Hemionitis genaamd „van PrLUKENET » ’t welk ronde Bladen als, het Mans -Oor rijn met de lang- werpig « vierkante Tandjes der. Bladen, i in de geheele omtrek , el SroANE hadt dit raare. Gewas van dat Eiland , alwaar het alleen fchynt gevonden tezyn ‚bekomen. (2) Venus-Haair met het Loof Niervormig een- 11 voudig overhoeks ; gefedd, dd 5 eg ad bloemig. litige ad AASERT ein Pin u Op de Philippynfe Eilanden, daar het den maam van std » is deeze Soort waargenomen. ' Er. En aen : vat 1, Mer ' ve de mibus fi Stipitatis , multifloris. Syft. Nat. rd KUIT. Gen. td Sp. 1. Ad. monophyllum Fol. Afari rotundis. Mor, Hif. ill, p. 592- Filix Hemionitis diëta Maderenfis &c,Pruxk. T. 287. fe 5e Hemionitis Afari folio. SLOANE Fam. 14 Bijt. 1. pe 45- Re vadis Frond. Reniformibus fimpl. alternjs , __Petiol. Lobatis, multifloris. Sp. Plant, N. 2. Ad, Pl- tipp. Fol, fotundo laciniato. Per, Gos 3, Tats ra Ih Daar X1Ve Srum. 206 Be sCurY-VvIENG V Ax VE. HL. Met famengefteld: Loof. Hidmeott ‚…(3)-Venus-- Haair met gevingerd Loof; de STUK. Blaadjes gevind; de Vinnen eenbloemig. 11, rented Op de Eilanden Jamaika en St, Domingo ‚in Gefiraad. de Westindiën , is dit Venus-Haair waargee 2 nomên; 5 ME welkS: LOANE noemt , Groot zwart niet Taäkkigs, met de Spruitjes uit den top van het gemeene Stêeltje als Sternswyze geftraald, Dit is het Pölytrichum van pu“Tearre, gelyk hy aanmerkt. Anderen ‘hebben het tot de Zrí- aman, betrokken , of tot en A wegens ie Ero bne er he Blaadjes gevind ; s de “Vinnen vaän vooren achtig. ks > ingefneeden ‚ Vrugimaakende, à no} mi ct q í ; ' In pn ‘ S my . IN " OE EEC EENS JOE ero rtmar} r ie eh Aad &k Jr GQ) dana Fronde Dita; Foliolis Blanass ; Pin tis unffloris. er en N. 3. Ad, Alis radiatis. Paré Zil. 93. 5 gd Á Ad, Ramofum radiatum. Prum* Amer, ie md Jamaicenfe, “Binns Äukieutatis &e Prux. def in EN 253 £ 3: Trichótd, Amer.” tadideard. Mor, Hij, Hil p- gr-S. 14 T. Ég- B 64). Adiantem. an Pelias: Foliolis, rite ; Pins e antice gîbbis, inci us. Óp. ‘Plant. N-4 bag 38 Aa. d. „Fronde ade Ee ig Zed. eS Aaf Pum. 24 vale r To 5-Âe ate Ad. Örat. Br hi SE. B.P ed redt 150 Ad, American. Goan Cazad. 7. Ap ós un De HAAARP LAN TEN, v407 fn Kanada en Virginie groeit. deeze, diede NI. Glaadjes-niet zoin ’tronde , maar op de wyze van den Voet eens Vogelpoots uitgebreid heeft Hoorie en omgeboogen ‚ met de Blaadjes Ruitachtig 5 = of fcheëf vierkant. De Takjes Zyn EE, zwart. Het valt ook in Brazil. EN, (5) Venus Haair tet” het „Loof »gevind; de We Vinnen langwerpig “en gepaard; de ranikse Prez linge Ee Emer! id nes ren à Tg BEE) Sk SLEE nd et ge | @ Venus Haai me Loof fa 2 en „de Winnen driedeelig; flompy. ken wabbige we ie (7). Venus- Haair met, het Loof’ geind de VE Winnen flomp, „Eyrondachtigs, » Zaagtandig 3 Serien lar eenbloemig.. aefntere We B HiVI dat ba Er aaien Deeze drie zyn in de Westindiën „ ari. en en Kd eerfte de surihafe te wangeno. Je 2 men, ‚7, 8 (6) ein ie ankh APUG à be elis; äkcifis , multifloris, Sp. Plant, N. 6. Ad. triphylle ze Per. Fil. roo. T. 11. f. 9. pr Adiantum 'Frond,epinnatis ; Pinnis-obtufis , obóvar de emraris umifloriss.aSpo.Plant, N.. 7. TFrië Plidts: léviter Beits” Bg heid Brodie Jam, . TerBhefe ae u. Deer. XIV. STUKe Bok “BESC HRLVING v AN EE ee de NIE “men, wordende dezelve Allergrootst witProu TL wer-Haair van Suriname door SesA getye - as teld, ak HI (8) Venus-Haair met het Loof gevind , Zeis: Afin Jenvormig ‚aan de tippen Staartig. In'Oostindie groeit: deeze Soort, wier Loof uit veele Blaadjes aan een Steeltje beftaat , àls er: dat van Trichomanes: zynde het Steeltje ter vens Zeisfenswyze omgekromd'’, ‘t welk ’r een aanmerkelyke byzönderheid van uitmaakt, „zeer td in de lee Afbeelding daar elen den dop Ce Eyle teke “Exemplaar van den nare? Dae BEW Ts hadt ontvangen en aan- we merkt, dat de tip van het Loof zig naar den Grant fchynt om te krommen , tot Want {chieting. … Mooglyk zal hier het Meens Pie bleef van. den jongen BuRMANNUs te betrekken zyn 3 niettegenftaande zyn Ed, ’er eemoudig Loof aan ‘toefchryft : want Linneus noemt Loof , dat gevind is ; niet “eenvoudig; Ik be: zit een fchoon Pee van een Adiantum» dat Ee onvermoeide Heer Ta men PA „ijs : tdi Frond.. ec apice Coats ts. Mant: zo8- Adiants Caule reflexo , Pinnulís alter flriatis &c, Burm. Zeyl. 8. To 5v fort, An Adipohitt Lumlatum ? Burm. Fb Ind. Pe 235e te peten DE“ WAAFKEELNN EEN. 209 Kruidleeraar te Upfal, boven op ‘het Gebergte, NH vit, bezuiden Batavia, in Ooftindie , verzameld Ee heeft. Die fchynt my den ‘zelfden naam tesrus verdienen 3 ‘hoewel de Vihmen eigentlyk niet gekarteld en getand ° zyn. „Ik bepaal in drin us, _£6) Venùs- Haair met het Loof shit de De “Ada 58 Vinnen Mämoreig, hee} ada: Dit heeft een glyk Heefterig, ane” van let alseen Pender, enigzins Sc De eve big, ‘hièr-én daar Bladen dtpeoveride, gelyk ‘er één in Pig. 13 op Praar C, ís afgebeeld; Van omtrent zeven Duimen lang, die over- hoeks bezet Zyn met afgezonderde doch naâuw- Iyks gelteélde, Vinnetjes „„aân de eene zyde fond, aaf de ândere hol; dan, de ronde zyde Vier en endelings, dikwils hog één tropje heb. bende vari Zäadftof, dât my hetzelve vyfbhè- mig doet heeten. ‘De rand kromt zig om , ten einde waarfchynlyk deeze zogenaamde Bloe- men te bedekken ; en daar door vertoont hy zig.als Golfachtig r eenig bvk van _Ínfnydingen of Tetiijens ‘Aan ’t end lóopen de Bladen met €n jr aldaar vind ek bepaald. UI, Met Ed rides: Frónd. gere. Plans Lalas gain guefloris. Mihò, Oo 1, Dzeïa XIV, Srum, ogo DBESCHRYVING VAN u Met meer ie ze: haf Adinrtun sn 5 han. 3 de Seng om jee pl ernad ruigachtië. ” : Waaïje- rig. re (4) Veonsr Haair met het of mer fet Difolia- geteld; de Blaadjes overhoeks 2 Grievondigs Dreba Liniaal, eenbloemig. erg. re a Elden (12) „Venus: -Haair. mei. het Lof weer E en Chincefcs PS eld; de, Vi innen, aah Vedel Bn dri de de e 1 de et de beide hs maen „waargenomen. "Dé cerfte , „met, de Blaadjes byna als van ‚het Koriander „ is DE „Loof roodachtig : de laatfte heeft bez | A de Hanen: Vindeie leste ans ver Te shane Bie 6) Adiantim Frond. dia gi alternis Rhombeis , rötundatis ; ‚ multifloris; Stip. fapra pubesceni* bibas. Sp. Plat. Ne 8. Ad. Chinenfe’ perelegans Ramè far. ProksAlm, Jl T. 4 £ 3, Adr HA Gâsinndd AN mofum. een Hift, 1853. en Frond, decomp. Fol. aken, bona, Sp. Plant, N.g. Ad. Chava wite hin. Per. Fi. 99: Ts eikef. en dmauserve: Kiest rr …… ntanie G tifidis, Lobis inequalibus, Sp. Plant, Io, Alk a ol p ‚ wird VI pi arn DE-HAAIRPLANTENS DEE Wigvormige Kwabbetjess “Deeze beiden zyn, VIE door den Hoogleeraar ..N. Ln BORMANNUS en onder zyn Ed, Ooftindifche, Planten van. Ee : Ridder overgenomen ;. waar by zya;Ed, n nog een. Soort gevoegd heeft, met den bynaam van Haar, Chineefeh (*), uit het Kruidboek van Perrven; zullende zyn, het Zwarte fyn, verdeelde , Chineefche Venus-Haair van PLUKENET, met zeer kleine {lompe Samana Bode jee Dan brenge zjn Eno 08 AC: onder den naam van. Varens met overhoek; 6 den; die Tandjes hebben, van boven bh _ groen en: Blad, van onderen of aan de agterzyde der Vinven bruin, door den Heer Pryor uit Java gezone den. Zyn Ed, betrekt daar toe die Afbeelding van PLUKENET, welke een Europifch Varen vaorftelt „en door Linneus thuis gebragt is tot het Wyfie es-Varen ‚ in * Geflagt van Boom- Varen „ hier voor (4): merkende nog- thans aan , 1 het Javaanfche , gelyk Iigt te le is, daar van vry wat Meeg * he! es 1e wt 0 jaN Adiantum Chinenfe. Burm. FL, Jud. pe 236, Ad, nin Sfum Chinenfe’ &c. Puuk. Phyt. zo.T.4f.1. „ €) Adiantum denticulatum. Burm, #7, And. p. 236. Filig mas non Ramofa. Prius. Phyt,T. 180. £. 4. @ Bladz. 190. Vid. ay Sp. Plat, B: Hide PO U. Deer. XIV. Stuk 23 BESCHRYVING VAR Vik __ Uit Japan heb ik een Plant bekomen, wel. HL ke met het Chufanum van LiNNe us fttookt: sruK. maar dat gene , waar van in Zig, 2, op Plaat Haar enus- C‚ een Blad is afgebeeld, fchynt, meer met "het Gerande vanden Heer BuRMANNuUs, wat zyn Ed, bepaaling aangaat; overeen te ftem- men. XIII (13) Venuse Haair met het Loof meer [amer ei gefield: de Vinnen overhoeks ; de onderfit pee Kwabben Vindeelig, de bovenften Lanct® nde á . t PI zormig met Tandjes. De plaat Adverts “gevinds € efrdeere Vinnen verdeelen zig wederom in Vinnen, waar van de endelingfe Lancetvormig en g&° tand zyn.. Ook is het Loof aan de eene zyde donker bruin , aan de andere helder groene Maar het komt my voor, dat het van boven, niet van onderen, bruinst zy. “Ieder Tandje heeft een rond Zaadknopje , met twee Punt- jes ter wederzyde één. De meergemeldt Heer TaunsBere heeft dit flag van Venus: _ Haair omftreeks Batavia gevonden. 4)! Vens: | | | DE HAAIRPLANTEN. 213 (14) Venus-Haair met het Loof meer famen= VII. gefteld; de Blaadjes. overhoeks ‚ de Vinnen ETR _Wigvormig gekwabd, met En Speelijer.: Hoorns Dit Kruid, naar *t welke het geheele Ge- , Kir flagt den naam voert , groeit in de Zuidelyke Coris deelen van Europa en in de Levant. Het was Eurce in Switzerland lang gezogt, doch nict gevon. Fifth. den, tot dat de Heer Fuerssr1 hetzelve in ’t Over: Alpifche ‘gedeelte , dat is in ’ Walli- fer- Land , waarnam , Agnined het in Putten , ‚op steen” en aan j groeit , zegt HALLER. EETAK ziee » dat het omftreeks Montpellier neftelt aan de fcheuren of fpleeten der Putten. Van die Stad heeft het zynen door geheel Europa bekenden naam, wordende in Vrankryk Capillaire de Moutpel« lier geheten. Het kwam den Heer Fomrs- KAOHL in Egypte en Arabie voor, en Rum- Puiusop de Molukfche Eilanden. Op Java, rondom Samarang , heeft de Heer T nv NBERG het ook gevonden. ‘ Dit (23) Adiantum Frond. decompofitis, Foliolis alternis’, Pinnis Cuneiformibus Lobatis , pedicellatis. Sp, Plant. Ne 12, Hups. Angl. 391. Govan, Monsp. 529. Adiantum Fol. Coriandri. C. B. Pin. 356. Mat, Med. 480. Adian- tum. Caxr. Epit. 924. Dop. Pempt. 469, Ad. f, Cap. Ve- neris verus , Polycrichon Apulejt. Los. Ze. 809. Cape dar + Awmboinieus. Rumer. Amb, Vle pe 77. Te 34» gen | O3 IL. Dazs, XIV, Srux, K AL er siâ BrseuRLvINe var Dit Venus-Hazir heeft dunne Stengetjes , die paarfchâchtig zwart zyn s aan welken Hoorp: lange, driebladige Steeltjes overhoeks groei Hair. s. jen, met zeer tedere gladde Blaadjes „ Waai- jerachtig, aan den omtrek getand; dikwils ia drie, vier of meer, flompe Kwabben verdeeld, Ieder Tandje heeft één of twee witte Zaad: hoopjes, met een Vliezig omwindzeì , worden- de door den omkrultenden. rand gedekt. Zy beftaan uit ronde Bolletjes met een Veerkrag: tigen Ring, als in de andere Haairkruiden — De zo vermaarde Borst- Syroop (*), heeft van dit Plantje zynen nâam ; hoewel heg migen. willen enige 6 Het De , niettemin een overvloed van Sap uit, dat van eene Zeep: ‘achtige hoedanigheid is, niet zonder eenê Zuurachtige famentrekking. Doch wel verre van den lof eens algemeen Geneesmiddels té te verdienen; gelyk het, Ì geleeden door zekeren Montpellierfen Arts op: gehemeld wordt (4), komt het flegts , in det- zen, overeen met de Steenruite, Wederdat en andere Haairkruiden : des ook gedagte Sy- esi meest van andere Adianta E of met © Syrupus Capiliaris Metteke, set ce CO Hazan, F Hels. inchoat, Hi cd zag. pf MAArRPLEANTE NN: 2o15° eene. famenftelling vervaardigd -wordt=, dat ke, men naauwlyks weet, waar-aan-derzelver zo Lkhr uitmuntende Borstverzagtende kragten toe tesrux, fchryven C+). Het Zwart én Witte’ Venu- Zotsse | Haair zyn ’er de voornaämfte Iigrediënten Zaar. — van. Met HaArrer ondertusfchtn te dene ken, dat die Syroop haare kraët alléenlyk van.’t Water van Oranje- bloemen, hebben zou, gaat wat ver (H-_ zen bt Venus Baar ms he Zo dubield seit SB Dit Jamaikafche wordt. nader befchreven , als een driekantig , zwart, Haairig , Stamme- tje. hebbende „met het Loof: byna dubbeld 5 gevind ; de. Vinnen overhoeks; naauwlyks gefteeld en glad. | G 6) LER: Haair met het Loof dubbeld ge- AVL Vind ssosenn… jerige (*) Zie hier voor , blads, rag in de beflyving der. ‘Soort van H)-Ab- Aq. Fl Aurant- vim rGoam ‘acciperevidetur, (45) Adiantum Frond, bipin mais Pals Rhombeis autice extusque Fruttificantibus ; Stipite villofo. Sp. Plante Ne 13e Mlant:-505: Adiantum” Pouw, Phyt. T. 253. fxe3 €16) Adiantum Frond. bipinnatis; Pinnis ovalibus ane, O4 É 0, Deer. XIV. Srume 26. BESCHRYVENO, VAN, VII. vind; de Winnen Eyrond „van vooren: gen uk knot, eenbloemig.3 de Steng tuigen 7 En (17) Venus.- Haait met het Loof dubbeld ges vind ; de onderfle Blaadjes tweedeelig; de Vinnen Maanvormig, en‚ van boven veh, bloemig. De Deeze beiden groeijen in de Westindiën, De Portugeezen zouden het laatfte Avench noemen, volgens SLoANE, die het befchryft als een Allergrootst zwart Venus - Haaïr, niet Takkig , met menigvuldige dikke groote Vin nen , die van eene Scheefruitige. ze figuur zyn. Deeze beiden fehynen de hoogte van dn gr vier Voeten te bereiken, | XVI (8) Venus-Haair met het Loof’ meer sine vnsdn gefleld ; de Blaadjes govind; de - Vinnen Genot vers tice truncatis unifloris ; Stipite hîrto. Sp. Plant. N. 14° Adiantum mas, Caule fquamofo et pediculo pulverulen”. to, Per. Fil. 34 T. 5 £ 7. Prom, Amer, 32. Ta Ee T. 55: Ray. Suppl, 1 (12) Adiantum Frond. bipinnatis ; Foliolis gmfinis bie partitis; Pinnis Lunatis fuperne mukifloris. Sp, Plank N. z1. Ad. Ramofum Fol. trapezijs dentatis. Palme “Amer. 31. Ts 46. Fil, 97e Ad. nigrum maximum non sà” mofam. SLoAne Sam. 21, Hil. Ll. p. 93.F. 55 fore , (18) Adiantum Frond. decompofitis ; Foliolis vr tis; Pinnis alternis Cuncatis fubfalcatis rrancatis inte“ gerrimis, Burm. £L, Jud. pe 255. T, 66, f. 4e DE HAAIRPLANTEN. 212 overhoeks , Wigvormig s eenigermaate ge Ai zeisfend, geknot, effenrandig, _- Ar ik ooFDe De Hoogleeraar N. L. BURMANNUs, ditSTUr- Javaanfche afbeeldende , merkt aan, dat het Pels eene gladde , hoekige , gefleufde Steng heeft en Blaadjes van een ne driehoe- kige figuur. IV. Met meervoudig mengetel 1 ied XIX. 19) Venus- Hair met het Loof m Samengefteld ; de Blaadje verhoeks Doble, (20) Venus-laair met het Loof meervoudig Ze, Sfamengefteld; de Winnen Wingerachtig ver- tum. dedld, veelblgemig ; de Steng gedoornd. Gedoornd, (21) Venus-Haair met het Loof meervoudig XXI. …_ Samengefteld ; de Blaadjes overhoeks ; de Je iapeele Vinnen Ruitachtig „ingefneeden , wederzyds ie Vrugtmaakende, Ca2) ge Adiantum Frond. bndteomnene Foliolis al ternis ; ternis uniflo= rise Sp, Plant, N. 15e Aant Clavis en vn Psr. Fil. 95 Te 54e fe 7. (20) Adiantum Frond. fupradecompofitis; Pinnis pal- matis multifloris ; Stipite aculeato, Sp. Plant. N. 16» Adiant. repens fpinofum. Per. Fil, 78. T. Ief 6. Gi) Adiantum Frond. fupradecompofitis ; Foliolis. al« ern _fhombeis incifis utrinque peren 1, Dezie XIV. Srur, ai Bhseûdesrne van AL (22) Venus -Haair met het Loof meêrvoudig Bes: famengefteld; de Winnen zeshioekig s uitge. eróx. rand „ onverdeeld „ wederzyds eenbloemig. XXI. leeg Deege vier Amerikaanfe Soorten van Ve- s-Haair worden door haare Bynaamen : zeef Zoe daidelyk afgetekend. De drie eerften hebbed zig in de Cliffortfe Tuin bevonden. De twee de munt wel het meefte uit, door haar ge: doornde Steng „ de laatfte door haare zeshoe: kige gevorkte Vinnen. B (23) Venus Haair met het Loof meervoudig ee p ONVT* Vinnen Eyrond IJ Steg glad. hs: Van dane Kane is de Steng een Span lang, paarfch van Kleur: de Vinnen heb- ben den tand , van onderen,-gedekt met zo veel Schubbetjes als Tandjes-; waar onder de zis sas Gend e zie er (4) Sp. Plant, N. 17. Adiantum ramofies. pediculis midi & nigris. Prum. Fik 78. T. g5e Adiantum: Frucicofum Coriandri folio Jamaicenfe. Puur. T. 254f Te ; (2) Adiantum Frond, pradecomipofitis fipradecompofit ; Pius ont ob hatstes cremulatis; Stipite wah! Mant, en: DE MAAIRPLANTEN- 21ô° (24) Venus -Haaïr met hiet Loof meervoudig fa- Á Vee. mengefleld ; de Vinnen rondachtig , onver. _1l. deeld , gekarteld „ met Haaîtdumne Stee ee, tjes. XXIV. : 7e crd Volgens de befchryving van BErRG1US, Ee 5 aan dit Venus-Haair flegts een Handbreed santen, hoogte geeft, en Eyrondachtig geronde Bla- den van twee Lynen langte; zóu het naauw= Iyks van ’t MEt en te verfchillen 5 niee E tze a Fis. 3e delen. Myn Bsfen ne zeer fraay gefteld, waar van een gedeelte in Fig, 3 ver- toond wordt ‚ is volftrekt een Rynlandfchen Voet hoog ‚en heeft de Vinnetjes wel vier Lynen breed en drie Lynen lang ; komende taamelyk met de Afbeelding overeen , welke PLUKENET van een zeer klein Takje daar van gegeven heeft. Zelfs komen, ín het my- ne, de Vrugtmaakingen voor, taamelyk groot zynde en van eene halfmaanswyze figuur, op fommige Blaadjes één, op veele twee, aan ze= kere uitgehoekte In ie ee die in andere (aa) Adiantum Frond. fapradecompofitis; Pinnis ro- tundatis integris crenulatis ; Petiolulis capillaribus. Sp, ‚Plant. 19, Adiant. Fruticofum ZEthiopicum. Prime ed zo: T-25ze f.-2e Burm, FA Cap, Pradr. pe 28. Cap. 59e 1. a, mf Ps 220 BESCHRYVING VAN Blaadjes ontbreeken of naauwlyks zigtbaar zyn. arie Bi Bloemtropjes fchynt de Heer BeraIius „Horen niet gezien te hebben; alzo zyn Ed, ’er geen En gewag van maakt, Aan de bovenzyde der Baar, Blaadjes vertoonen zy zig zwartachtig , aan de onderzyde witachtig. In. Japan heeft de meergemelde Heer TEUNBERG ook deeze Soort, doch met eenige verandering „ gevon- den, gelyk uit myne Exemplaaren zak dezelve blykbaar is. TRICHOMANES, Wederdood, Van dit Geflagt „op % welke, e_ Ridder den naam van een zeer b: zairkcraid, # Blazo.hier voor befchreeven*, toegepast heeft , be- ftaan de Kenmerken in eenzaame Vrugemaa’ kingen, díe in een Borftelig Styltje uitloopen, in den rand van het Loof ingeplantzynde. Het is insgelyks in drie Afdeelingen onderfcheidens, als volgt. I. Met eenvoudig Loof, ‚_ _— 2) Wederdood met hes Zoof eenvoudig, lang: ng werpig, gefcheurd. Ê. Membra= MLACEUWM, Vliezig. NN En Frond. fimpl. oblongis faceris. Sf. Nat. Veg. XIII. Gen. z8r. Sp. 1, Darea Americant Lichenoîdes. Per, Mus. 763. Adiantum Membranaceum Lichenoides. Per. Fil. zor. T.13.£, 5. Ad, Muscofum Lie chenis Petrzei facie. Prume Amer. 34. T. zo, Filix Homiort tis Lichenoides &c, Prux. Phyt, 285. £ 3, Dr HAAiRrRPLANTEN. dof In de Westindiën groeit deeze, zyude een vir. zeer klein Mosachtig Plantje, met Vliezige SIL”, Waaijerachtige Blaadjes , voortfpruitende uit goorn. een kruipende Wortel. Periver heeft het Da- rea geheten. 0 2) Wederdood met het Loof diets Ln Ln cetvormie; de Winnen deed eeniger- ie “maate Zaagtandig. | | eed Op. het Eiland: Martenique is deeze gevon- den welke PLUMIER tot het Boom - Varen betrekt , Perrver in gedaante vergelykt by het Mannetjes - Varen. (3) Wederdood. met Het Loof Lancetvormig _ 4; Vindeelig uitgegulpt;, de Bloemen eenzaam lr ene endelings. Boöityne | Het Loof vandeeze, diein Oostindie valt „is een Vinger lang en breed, bynaâan de Rib toe Vindeelig, met Lancetvormige Kwabben , die ftomp Zaagtandig‘aan de-tippen {pits zyn , met ééne Bloem tan de EE | G) Zrichomanes Frond, plana Lanceolati atis; Pin- nis parallelis fubferratis. Sp. 2. H. Cliff. 476. Polypor diam crispum Calyciferum. Prum. Fik, 67. T. 36. Darea Filicis Maris facie. Per. Fil. 103. T. 11. É. 8 GQ) Trichomanes Frond. Lanceolatis, Pinnatifidis re pandis, ribus folitariis teyminalibus. Sp. Plaut, N. 3 Burm, £l, Jud, p. 236. 022 BESCHRYVIN GV AN ViL__De ie zyn door (chyaenden met overhoek: sina fe Aderen, srûk. 0 Met famengeteià Loof, ENE (4) Wederdood met het Loof gevind; de manes hir= Vinnen overhoeks , Vindeelig : are tam Ruig, ° @ etend Loof. byna_ dubbeld Va : ind; de Vinnen. overhoeks jen ger. JA eiropiy K P gekwabd , Liniadl. det À rei Deeze- beiden’ vallen in Amerika ‚ doch de laatfte komt ook in Engeland voor „ worden- de Laag kruipend Varen van Rar Ri Naar de volgende gelyke z ‘zy zeer.” | =O. Wederdaod met we Lege an je . enfe, pee weide adirerdendedken ed „ö : et ä de pn bridgs. (4) Trichomanes Piani, pingatis; Pignis_ alternis. pin natifidis Pilofis. op. Pl ant. N. 4 Flu itata. Prume Sp. 13: Bik T. zo ë ef jr Dure a digitata. Pes Fil, 1ó5- T. Ike ‚ G)- Zrichomanes- Fond ib bplamdtes Panis ler nús. confertis lobatis, linearibus, Hups, Angi, zoa, Filix Pyxiditera. Prum. Fil 24. T. 5o. Filix humilis repens: Ráj. Angl, 11. p. 127. T. 3. £. ne 4- Darex Tunbrigen fis facie, Psr. Fil, zog, T. 13. £. 13, Rn Trichomanes ‘Frond.' pinnatis ; Pinnis oblongis die se decurrentibus dentais. Hoos. Angt, ggz. A angl. UL A az: Tad. Radieofium Kaintipaifip &c. Pros: AD dor T. 3, 5, 6e Mascus” montanus 1 er Adiantkù foliís. Boee, Mis. 11. Pat. af ne il nnn nnee mmv pr HAAIRPLANTENe, ‚229 ‚ Van Tunbridge in Engaland heeft deezeden , VIT ArDEer, naam, alwaar zy door, den Heer Dairewerdt lii, orpe „gevonden „ naar wien Perivenr haar den ty- Ed „tel van. Darea. gaf. By Ray wardt zy. Zeer De hloin Engelfch Steen Venus - Haair. , met twee „€n, „driedelige. Bladen „geheten, Prukz-' NET: geeft ‘er den naam aan, van Wortelig ap „den Grond. verlpreid. Venus Haair ‚of. „doorfchy- nend Varentje van; ops Land, A Blaadjes van Koriangers ie aat zyn à: Ha stjes. draa ‚n langwer an ’ EE) SER met het DF: gevin zi 2 Vin VH. 8 nan Degenvormig geldits: > infheedig Zaag: ef de Tanden tweedeelt diantoides. tandig ; ie, gn aalrigs _Deeze Soort groeit „ volgens Linsaússi in “Indie « en in Afrika. ° 't Is zeker, „dat, het, Afri- „kaanfche. Venus - Haair > „naar. ge Steenrui! „gelykende, van P LUKENET zeer veel over- hebbe >, dat boe den. ouden EE RM AN NUs is, jonge Heer onderfchei eidt hier en ene Saar SL) Trichomanes Frond, pinnatis; Pinnis Enfiformibus acumin incifo - ferratis ; Serraturis bifidis. Sp, Plant, N. TA Fl. Zeyl, 385. Ad. Afric. Rute Murarix cemulume _Prum. Alm. ro. T. 123 f. 6. Filix non ramofa Zeyla- mt. „Zelk. 97. T. 4e Bur. B. Et: P #e. rich. Biniopicu- Pian 8, es etn Ne am Brsthavvife van “welke zyn Êd. Firhiopifch noemt, hebbende de Vinbladen, in plaats van Vindeelig ‚in Vin- netjes gefcheiden , die oVerhoeks flaan et wederom Vindeelig zyn; doch even ’t zelfde ‚ heeft ook“plaats in de Vinnen van myn Céy- lonfch Exemplaar en de Kaapfchen , die ik heb, verfchillen meest in de diepte der In fnydingen: zo dât het mooglyk Verfcheiders heden zullen zyn, van deeze Sor Ti, Met HEE bis famengefteld Lof.” „& Ea el met het „Lon prermaief me: % h je he \ ve Aere 5 Br Zaagrandi By de Starrmeh van groote Boometi op * Filand jamdika, en wel op hooge Gebergtens is dit Gewas opklimmende geve den door den vermaarde SLOANE, die aanmerkt, dit het de Blaadjes diep Zettdpberd’ en doorfchy- “peride heeft. Hem was cen dergelyk van het Land del Fuego, áan de Straat van Mage laan, ‚ gelehoniken, @ …__ @ Frido Frond. melige ‚Fotos dl. alternis oblangis ferratis, Sp. Prant, N. 5 Ramofum feandens. SrLOAN. Fam, 22. ef dn ad fcändens ramofisfimum. Pv Fil. zó T- er Darea ramofisfima fcandens. Pez, Fi, an 5 Pr HAArRrEA NIEN. azj …»{9) Wederdood: met Jer Loof meervoudig fù- En oo mengelields de, Bladen. en Winnen overhoeks nl Lancetvormig ; de Vi nnen met Wieneriee in Si rien Sn RE n & Kr te 1 no nye dr { kak | In. China vam. de pen Rens eK ne Soort waar, die den Wortel vaauwlyks Haai-Chin Rik rig hadt; den Stengel glad, van vooren eenis Bermaate gefleufd ;-mâar fotp gerând, niet fcherp , als vinde Volgende. Het Loof was Lancetvormig, eén Woétláng, u Lan cetvormige Blaadjes betaande: de Bladen À Overhoeks, beurtlings gevind. kt 4e). Weederdood. met waden fähengefieid EE _„drieikeelig Loof s.de Blaadjès overlioeks ; defe A Vinnen wanten Vi indeelig. : ae Op de Kanarifche Eilanden groeit deeze iv de fthuinte der Bergen , en komt overeen, zo baets panmeskt. ì en het Kotumgecih Ke eSTR EMT \Vide { Y ev itPenes ie LN KO) emd Frónd. pn ee 200 Fol. Pin- hisque alternis Lanceolátis ; Pinnis Láciniis Cuneiformie bas Oss. Zrin, 222. T. 6, (10) Trichomanes Frond. fupradecompofitis partitis ; Pol, alternis 5 Pinnis alternis’ pinnafis. Sp. Plait. Niìo: Flix Ramofa Cânarienfis-&c. Prüm: Alm. 156. T. agv fe 2. Polypodium “Lufitánicam. Sp. Plants 1536. R Lugdb, soo. File Luftaniea Polypodi radce, Maêx: zo br & ëk ° Te Ribs d migtert ARN nt Epe Eer, 226 DESECERRVLYVING vAN 1. Vaten ,"dat den Wortel heeft van Boomva: Ar Ni rens int ook in de Tuinen v van Eufopa bee Pant kend, ; ne Ke: 1) Wederdood met meervoudig famengeped Ei > Draadachtig ef d an adje ud ln it egg b Ab Haair= a bladig. „De Blaadjes zyn gi doen, Soort „ die in de Westindiën haare groei plaats: heeft. De: Heer ‚N. BurManNijs heeftx van: dit. bislage nog de twee hed reanikn EP, ì set méervoud; en hd inf; rs Winnen overhoeks , Vi 5 Eyntta- deelig 3 de -bovenfle gepaard; de Buis en er meed in die re BE od r Beenà smet het Loof adhd. war gelykende , heeft eenige overcenkomst met de’ Veld = Dryopteris van RuMrPHrIUSs welke op dorre Heuvels van Amboina groeit. en d 5 () Cu) Bieten: Frond, f fpradecomp, Pais zijn eee Linearibus. unifloris, sp. Plant,_N: ste 7 en. edad Fil ee a wt za fz dome vis Pd or Frond, Bibenlbitigs NE, Als FL, Id, p. 237. B, Dryopteris Campeftrise zat VL pe 77. To 34 fo 2e er 0 N na id 4 hed aub YA e De HaArweiAeNTEN o27 „(23) -Wederdood smet eenvoudig Luf;, de Fin- PA | | pen, overhoeks, uisgulpig Byronds. van on en | deren gei 8 aad „Ih de ‘beiderdndiën’ peen taire voor « sd Ee door S LOA NE tusfchen Rotfen opt Eiland Niven, Jamaika’ ‘sverde „waargenomen. “Dezelve. bes Shoei hoort tot“ den ‘tweeden Rang-s-als het Loof gevind hebbende, ’ welk LINNe us famene Bereid noemt. 5 cr ee zer 20% je U ERR "Iv. HOOFDSTUK. Befehryving van de HAAIRPLANTEN , die de Vrugtmaakende deelen aan den Wortel EE : waar Zan drie Geflagien, ONE Has elk a Diyfblad. De Gellagt: heeft de Vrugtmeaking watduis delyker. De Mannelyke Bloemen zit- _ ten,zo onze Ridder aanmerkt , boven het Loof; de Vrouw elyke aan den Wortel en deeze maa- ken een Vrugt; die uit vier rondachtige Doos- jes beftaat,* Drie Soorten zyn. thans daar van cangetekend, : naamelyk. (1) “(ra) Prichomanes Fronde fimplici, Pinnis alternis Ovaa to- “finuatis , fabtus albicantibus. Burm. FJ. ud. uits. Tri- iajus , Pinnis finaatis fubtus red, Stoas ha San, ents EN IL Daai, XIV. Srux, 83 BESCHRYVING VAN arn 3 (1) es blad met gepaarde ide Blse Hoorn: et Een Plantje ‚ dat, als Pender: Kell op 't „Arefkea Water dryvende, in Jralie en andere Zuidely- “Zwem: ke deelen van Europa, als ookin Zuid-Ame- mend. vika, gevonden wordt, zynde Breedbladig ger flippeld Moeras --Kroos sotedut: geweest. J. BauniNusgeeft ‘er den bynaam van Padua aan, en zegt, dat het ook in Silezie gevon den worde. Het groeit in zeer zagtvloeijende Moerasfige Wateren, wordende allengs door den Stroom naar beneden er MicHe- LIus, die het. d zeer fraaije_ Afbeelding van s En merkt aan dat de Vrugt, uit het midden der Wortel- Ve- zelen voortbreekende, een enkeld of dubbeld, ook drie- en fomtyds vierdubbeld, rond ruig Doosje is, gevuld met kleine ruige Zaadjes. (3) bn blad met ede Jannes aden. - Ki ierbla- vod je ahhiir 50 zin 0 Quod 1) Marfilea Fol, oppofitis fimplicibuse ai Nat, V5° Xlil, Gen. 2182 Sp» 1.,Salvinia” valg. Aquis innafans 8e. Mie. Gen. Ed Etn 281. Lenticula Paluftris latifolia punêtata, C Piu zéa. Lens Po we sl dene Je B. Hif. lll p. 785. Govan Mon 0 er ‘Fols quaternis nde. Sp. Pie N. 2. Lemnas Juss- A. 1740, pe 263, _Lentic, P: qu er e iÁ EES e DE HAAIRPLANTEN. 229 Ín verfcheide deelen van Europa ‚niet al. VIT. leen, maar ook in Siberie , groeit deeze Soort, “1 en die altoos Vierbladig is ; hoewelde Heer Tmus-, Hoor BERG, in Japan , eene Driebladige heeft ge= Drijvaa. ‚vondens De Groeiplaats is in heldere Sloo- ten onder Water; en dus komt het menig- vuldig voor, in de Elfaz', als ook in Vrank- ryk. Men vindt ’er uitgebreide befehryvin- gen van, als door den Heer-M ar P uss;die het overblyvende acht te zyn, wegens de voorts loopende, Wortels en Slierten 3 daar Morr- son het een Jaarlykfe Plant geheten hadt, en aanmerkt, dat de Bloemen in de Voorzomer zeer dun en fyn zyn ‚ naauwlyks dikker dan een Speld, een weinig omgedraaid en aan ’t End open: terwyl men ,in de volgende Maan- den, op den grond van het Water een me- nigte Linsachtige Zaadhuisjes van dit Gewas befpeurt , vol van kleine Zâadjes. Deeze zitten op kleine kromme Steêltjes , en zyn door den Heer B. pe Jussieu, by ver- grooting „ doorgefneeden , zeer duidelyk in Afbeelding gebragt, die onder den naam van Lemna dit Plantje beteke j waarifolia. Maree „alfat. 166. T. 166. Lens paluftris klein. quadrifolia. J. B. Hifl.lil p- 239. Mor. Hil. Hil. p, 619,S, 15. T. ek Palufiris altera. Cam. Epit. 853 en, Marfilea Fols quaternis denticulatis. Maut. 308 Mars. Cormandelina. Burm. Fl, Ind, pe 237. T. 62. ade MH, Dasr. XIV. Srux. 230 BESCHRLVING VAN In teerheid en kleinheid munt deeze uit ; AFDE hoedanige de Heer -N, L.: BuRMANNUS „Hoor: uit Oostindie zeer -fraay: in- Afbeelding heeft ora} Se De Steeltjes „een Duim lang, was ‚pin n dunner dan een Hoofdhaairtje ; de Blaads e. zeer klein: gelyk ook de geele Bloempjes ; doch daar groeit, zo zyn Ed. aanmerkt, een grootete, met de-Europifche overeenkomftigs LiNNmus merkt agri „ dat de Zaadhuisjes van deeze kleine tweetandig zyns PrruraARrra Pillenkruid, CIS nog toe v vaar geno men van dit efla na Kenmerken beftaan in Mannelyke ek aan de zyden ‚van hef Loof en een Vrouwelyke Vrugtmaaking ed den Wortel, Kogelrond, vierhokkig. oe By verfcheide Autheuren , doch wel aller ohne ” fraaist by VAILLANT , vindt men de Bollet beelding van dit zonderlinge Gewasje ( 1), dat Eet. 1E als een foort van. Biesachtig, Gras voor doet. Hy gaf ‘er den-naam van Pilwlarë dat is Pillenkruid, aan; wegens de Zaadhuis „jes (1) Filalaria, Syl. Nat. Veg. X1ll Gen. 1183-SP: &” Pl, Succ. Il, p. 950. Gorr. Beig.Il. p. 280} Mess: Fris. 431. Pilularia palaftris Juncifolia. Warte Par. 159° 4 35-fe 6, Drirn, Muse. 538. Te 79 fe 1e JUSSe 1739. P« 240: T, 11. Graminifolia patuftris repens » va culis Granor: Piperis gemulis. Ray. Hiff. 1325: Es. hd vp. 236. Moris. S. 15. T. 7. f. 49. Gramen ô Per. Herb. 19. f. 8. Muscus Aureus Carill. nde Pius. Alm 246. T. 48 Gean ENE it ng enne DE HAAIRPL ANTEN qr jes, die zig als Pillen vertoonen, ‘bevattende Vil, veele kleine Zaadjes. Zy ziten aan en by ihn de Spruchreltjes; waar mede dit Gewas langs Horse den Grond voortloopt, bekleederide “als éen Pi Tapyt die plaatfen rondom Meéirtjes en Wa- aria : terplasfen , welke droog’ geworden 29. Dus vindt men het omftreeks Foncaïtiebleau en elders, niet ver van Parys, in Vrânktyk: ook ip Engeland , en in Friesland beooften en horne en Bergum , aan een’ ben! en y Chriftiaanftadt , in Schonen , vindt men ik op de Landen, die door de Eerd zyn over= fireomd geweest. PruKENET oök noemt fet, Gulden Haairachtig Moeras - Mos : want eon de Kleur van het Gewas doorgaans wit is, verandert die, fomwylen, en de aart van den Grond of van de Modder maaktze fom- tyds ovaal of ros, uit den geelen; hoewel ook dikwils bruin en zwartachtig. Jessreou merkt aan, dat diet Kruidje in verfcheide opzigten iet de Varens ftrooke , byzonderlyk door de opfchietende Scheuttbs die insgelyks aan “tend omgekruld zyn. De Bloemen vondt hy te beftaan uit Stekelige Bolletjes, in vier hokjes gedeeld’, welken ieder een: tweeflagtige Bloem bevatten „uit Meeldraadjes en Stampers beftaande , geplaatst op een gemeenen Stoel : Welke vervolgens de Pilachtige Vrugtjès wore _ den, die gevuld zyn met kleine Zaadjes, Men. _ Woet het, in Engeland, Peper - Mos. P «4 Jso UL Dear. XIV. Stu. Ni Hoor 23e DE IPACAIRPLAN TEN verl oë TES, Prieken, ii Een zeer Ronda manier ,.van Vrch maaking heeft dit Geflagt , welke: men aller 5 billykst tot de Schuilteelinge betrekken kan, De eenigfte Soort van ’ zelve (1), die „even als het Ruiters- en „Elskruid, in Poelen onder Water groeit; beftaat uit taamelyk dikke fpits uitloopende Bladen; tropswys’ vergaard als de Aloë - planten. Van deeze Bladen bevatten fom- migen , aan den voet, ieder een Meelknopjë in een Schubbetje vervat; anderen, enwel dè bne cen Espen of re dryven, ‚en deswegenì noemt men. Her: in Swe: den „ Braafemgras. In Engeland kwam. het Ì Dn Poelen „op hooge Gebergten, voor. Onze der heeft eerst regt de Vrugtmaaking waarge: nomen, door welke het PRE het Elskruid verfehilk (. REG CG) Iottes Hâcaftris. Syt. Nat. si XuL Gen ti3g. Sp. 1. Marfilea Fol. Subulatis, femi - 4 EL, Suec. 996. Calamaria folio longiore et gra= ciliore. Dier. Must. sar. T. Bo, f. 2. Subularia lacus” en 5, Calamiftrom. rd Aq. Alpèua. Raj. ugl, Er de Tr CO Zie 1 Deers IX. Stok saties Naus Hili bladz. Gos REGNUM VEGETABILE | HET RYK DER Brde ANT EON. ge a et ng AGTSTE CLASSE, ALG AE WIEREN,: Eel ie Aers EES enn kt Eek & eK: Ke Kr Kint ad df Keen Rn md Min PEN ecn BESC HR Y VI NG: DER PLANTEN, EI een, Nm ar PIIL AFDEELING. De WIEREN. L-HOOEFDST UK, De Eigenfchappen der WikREN in 't algemeen; en derzelver en BAAe Heer LrNNeus hade de-Mos. « D fen laaten volgen op de Varens, en CC dan de Wieren; doch ’t-kwam my. PPE beter voor, de laat{ten onmiddelyk na de Varens , én’ dan ne eee eid ven (©). Door Wie REN vering iK, in ’t vien, Planten die geheel in ’t Water woonen enon- der Water blyven, of alleenlyk de Opper” vlak- ® Zie hêc Il. Drers XI. Stuk deezer Natsrlyke Hiflorie, bladz, 426. Ae U. Deer. XIv, Ge 236 DE ELGENSERAP PER vlakte der Wateren bekleeden. De Ridder “ fehyat hier van een ander denkbeeld gehad te hebben , toen zyn Ed, verfcheide Landplant- jes, die in *t ties groetjen; onder den naam van dg € voor lvl Rang(*). Ook geeft zyn Ed. als een bepaaling derzek vén op, dat Wortel , Blad en Steng, by haar ° een zelfde ding, of onafficheidelyk vereenigd zvn(t): gelykamen dit, by voorbeeld 4 ig het Schurftmos ( Lichen } waarneemt ;’t welk men niet zeggen kan, een Wortel, Blad of Steng » te hebben,en dat niettemin groeit en weelig tiert, Doch, penbemerkt het gewoone ge aken iks niet gen voor, en dus betrek ik tot de Ten al. leen de gedagte Waterplanten. Daar zyn eche ter eenige Soorten van. Fonteinkruid „ enze reeds befchreeven , die hier ook behooren zouden, Ik heb dan de Wieren in twee Rangen on- derfcheiden CJ), waar van de eerfte de zoe danigen bevat, die biykhaare Bloemen hebben de laatfte alle de Planten: van dien aart, met duiftere Vrugtmaakingen. u. HOOFD. C°) Zie het Il Deers 1. Sruk, bladz. 106. CI) Alge. His Radix, Folium & Caudex, in uoumt Philof. Botanicà, p. 37. nea: W ror zer ë. Uit IL. HOOFDSTUK: Befchryving van de genen, die blykbaare Bloe- men hebben; als het gewoone Wrer, dat tot befchutting onzer Dyken en andere Zeewee= ringen „als ook tot Zeehoofden gebruikt wordt, en van andere Waterplanten; gelyk het Water- Duizendblad, etri ENZ. De: Waterplanten : Kb en Zaad hebben, Bosen tot Verftliei- de Afdeelingen van het Samenftel der Sexen. Men heeft ‘er onder van de Twintigfte, van de Een-en-twintigfte en Twee-en- twintigfte Klasfe, Eenigen daar vag hadt onze Ridder tot den Rang der Trundal of Overftroomde ‚in de Natuurlyke Methode, thuis gebragt (*), Ik zalze agtervolgelyk befchryven. ZosTeRA. Zee Wier. Het gemeene of Zee - Wier is het laatfte Ge- flagtin de Klasfe der Manwyvigen; naamelyk van die Planten, welke de Mannelyke en Vrou- welyke deelen famengevoegd hebben. Lin- Naus heeft ’er den naam van Zofera aan- 50 (@) Zie 11, Deeus 1. Srux, bladz. 191,7 IL. Daens. XIV. Srug, VIIL 1. „Hoors- 238 BEeESCHRYVING VAN gegeven , om dat oudtyds een Zee-Ruy;, 't welk lange platte Bladen, als Riemen heeft, met den Griekfchen naam Zofer benoemd werdt. By hem zyn deszelfs Kenmerken een Liniaale Vrugtícheede (Spadix), die aan de ééne zyde Vrugt draagt , hebbende overs- hands Meeldraadjes en Zaaden, doch geen Bloemblad of Kelk. Daar van ftelt zyn Ed. de twee volgende Soorten. (1) Zee- Wier met ongefteelde Zaadbakjes. Dit is het gemeene. Wier, by ons zo be. kend en van zeer Stoorg urige tot be- houd „Men gemestijk en pa Bauen: ze ef on À ge. voel , die hetzelve echter met andere onder Water groeijende Dee - Planten , Zee - Ruy (Bucus) genaamd; gemeen heeft. Elders geeft men het den naam van Strand--of Zee- Grass om dat het veel naar Gras zweemt , en het Smalbladige Zee- Ruy, naar Veters of Netfte- lingen gelykende, van Bauninus, dat doot fommigen hier t'huis gebragt wordt, is» zo (1) Zoftera ge fesfilibas. Syff. Nat. Veg. XII, Gen, 1032. Sp. z. Jt. Westgoth. T. 4 f. x. Mess/Pris. 379. Gorr. Belg. II. p. 241. Alga eik folio, mi- nor. C. B. Pin. 364. Comm. Holl, 38. Osp. Dan. Te 15- Ruppia Fol. Linearibus obtufis. Phil. Trans, 174t. p. 217 Fucus £. Alga marina Graminea, Raj. Ang, II, p. 5% SLOAN: Jam, P. 5. pr WreEr EM 236 zo wel als de tweede. Zee -Fucus of Wiert , EE by DopöNAus, van hee Eansoone akfed u, zeer: verfchitteade; eid KO ki Wier met gelde Onfieige Zooi. a bakjes, | Volgens den Heer GERARD komt zodanig saal. eene Soort van overblyvend Zee- Wier aan de Kuften. van Provence VOOr, van Bat dead Pee mt ele 3 » fchynt van, de Zoftera , die in de Oceaan »» en de Oostzee huisvest „té verfchillen, door „ Vrugten die op een gtanger Steeltje zitten „ en gróoter zyn : zynde. bovendien de Wor- 8 telvezelen zodanig in elkander gedraaid, » dat » Zy tot een ronden Bal famengroêijen: welke s, Ballen, aan den Dever opgeworpen. voor » een Soort van. Alcyonium, en dus voor een » byzonder Zee -Gewas gehouden zyn (*). » Dit doen de Wortels. van-het Zee- Wier » niet ‚dat in-de Oceaan groeit.” «Der. Pa ole _@) Zostera P, dicellatis : 123 Gek. Prov. 121. Mea” Gngúkisdha Vitriariorum. C, B. Pin, ri Alga marina ‚, Zee- Neftelen. Los. Zo. Ile © Alcyonium XIV. C. B. Pik, * 268, Pila reed Casare. Us Dazs XIV. Srum, A: el INdvan dan -het onze. s’ koten is “niet onwaarfhyn- ed Iyk, aangezien dezelven hier niet gevonden „worden. Die, welke onder deezen naam aan E ef àì! a BIE scu RIVINGs vod H „ Dergelyke-Zeé- Ballen vondt de Heer Fer: EEL pe Rin het Zand aan den/Oever der Zee van het Napelfche, by den Paufillp overvloedig)» Dat zy van eén andere Soort van Zee- Wier , de Stranden van Holland voörkothen, zyn méelt êften van de Zee- Wilk , úit Blaasjes bez ftaande en dus rfaar Zee- Schüita gelykende(t). De zodanigen Zyn bedoëld fet het Vyfriende Aicyornim vân C, Batu iNus (IJ) ‚ en woré En vân ie MA Ds id 4 ree va x = ak at et 3 bl Le) N DE ‘eig 4 rr pe) nye Ga mi ooit “aan” onze Rutten’ sr reodidan Zyn. Het gene dat Rav befchtyft , was van binnen hol, en ° ‘dus een Zee- Blaas of zoges naamde Zee- : Ôrange- Appelióf B Bal, 5 behooren de tor de Plantdieren (#4). „De Zee- Ballen”, die uit Vezelen van het Zee rif Bres af Wâlfdland, ©. var. -{) Zie Vitgezogte Verhand, 0 Deer. bladz. Enig: VII. Zig. 1 4). Pila Marina velt ex Ampullis conftans ad Spit“ ze kalen Ga B. Zin. 360. Aisumnienn KEIEN a. EE (9) Baster Vat. Bilvaus. LD. bl pen „CD Gorter. Belg, Apperd, Ed: Im, p. 380 HI) Ziehet 1. Dears, XV IL Srux van deaze Natuire fijke Hiflorie, bladz, gro. La ke Ed d B. rt ik A ä Ge sld ok A Ee D'r War KOE ml aat Zee: Wiet’ ‘onttaân , zyn doór den beroemden Vilk KLEIN Zeer 'o mftandig Befchréeven en in Arms Plaat véttoond. De Oever by by Marfeille, merkt „Hooi zyn Ed, uië Frslcrrr aan, 8 ink daaeen Ue pn äls bezaaid; Tú * eerst zyn Zy langwerpig’ Wiers” doch wordef doof * rollen rond; zo dat zy naâr de” Haaït 4 Ballen ;, “die wit de Maag det Beeften. komen ; zel gelykenr> et “doordien de Jongens aan Bn OR TER ver mede fpeelen’, en die als een Sneéüwbar ia de oere worden" zy tóndêr en gladder. “Inzone | gebeurt dit; vätrneer zig i in de „kleverige vuigtë der Wierballên' „“dóor' ’' gewertkl der. Baas | ren, weel Kaf, -Zänd en wat dies meer is ,… fiengt3 Watitedam worden zy byna onkenbaar, wis’ eigentlylede Stöel en niët zozeer de Wer- @l van ‘het Widf 5 die pe dam vof jn van deeze Ballef wiclevere ys gf “Dat die läatftevniët Berekd ia tieëfe.n ne veel” werlëkiende denkbeelden ten: opZigt van deezevaân de Middellandfche Zee zo gee méene” Zeen Baller: vefoïrzaakt: - Ondertus- fêhen -fchyat fy” dagte ‘twee: Sootdis vant Wièr ‘nóg zeer owy- felachtigs-DeHeéf pe 'G'o ror PR*merkt aan , dat de eene:by de andere” pane vi dan aut „aabbsd nabuori MIOES- bat rd d shaan de, Pis, Macinis, Tas Main. Aptend; » “5 dvs oen en, Zoon, loc, cit. à Er Dazs. XIV. Stux. 242 BESCHRYVING- VAN ‚ moeften die Zee- Ballen hier ook bekend zyn: ten minfte moest hier het Wier groei De | jen met een. zodanigen ruigen Stoel of Wor- … tel, als-K1 rin afbeeldt. . „Dit verdiende cen Wier, naauwkeurig onderzoek „ zo wel als het on= derfcheid. der Vrügtmaakinge waar in, het Soortelyk verfchil ‚ door LaNnmus, is ge- fteld-geworden , die in den jaare 1746 „op zyn Westgothifchen, Reistogt » hee, Zee: Wier ; dat men-aldaar Zuesg noemt ‚by Marftrand zeer. overvloedig; op ondiepe; Gronden. vondt groeijen „en de Vangssking, van hegzelve pere y Genus ek | an Vr, „ kome het. „met het omde De Î »-Steng is, rondachtig mert: Leedjes: de Bla- s> den -zynreenzaam ‚ Liniaal.;”zeer-lang en » glad, Vrugtmaakende, ‚De -Vrugtmaaking ‚>. gefchiedt. uit het Blad dat, eenige Duimen s„ van onderen een Gewricht,heeft; vervol » gens-aan beide zyden een breeden rand », bekomt, wederzyds ftomps overlangs fä= » menluikende; >» Zo dat men, ‚van. de zaak » onbewust 3 het Blad van boven -befchou- 29 beha „zou „denken , dat het, vanbinnen. door! een Worm uitgevreten ware, en flegts je beide Vliezen behouden hadden. Dus » heeft hetzelve een Vrugtfcheede beftaande » uit het famenluikende Blad: een Vragtflengs ‚ die placb En Liniaal, daar binnen vervat» s „aan D” ES 'W A E!ROB IN. 543 » aan de eene zyde met Meeldraadjes en vrm: » Stampers , die afgeboogen- zyn; overhoeks » geplaatst. De Meeldraadjes, meest in getal, cal; Haors: » Zyn zeer kort met Eyrond-langwerpige Raid » knikkende, ftompe, Meelknopjes, van agte=Wiers » ren opwaards Elsvormig omgekromd, De » weinige Wrugtbeginzèhs , platachtig Eyronds » op zyde fcherp , eenigermaate. gefteeld ; 53 knikkende „ met de tippen aangeheche, > En Air éénvoudige “Stempels. _ Het >» Zaadbakje is Vliezig , famengedrukt ovaal , s gaapende in een hoek overlangs: het Zaad » enkeld: Eyrond.” ‚Voor ruim veertig Jaaren door de Wiervel: den tusfchen de Zyp en Wieringen vaarende , is my duidelyk getaond’ het Zaad van ’t Wier, zittende overlangs in de Bladen en naar Gerst- of Tarwkoorntjes gelykende. My werdt daar by verzekerd, dat een menigte van wilde Eenden , Ganzen en ander W aasde op dit Zaâd. _ Onlangs varmogtdisde Wel Eerwaarden’ Heer MARTINE T, waardig Natuur- onderzoeker, diestyds- daar toe gele- genheid hebbende , om eenige opheldering Aangaande de Vrugtmaakinge van dit zo nut» tige Gewas”; die my dan ook, in de Zomer des Jaars 1779, niet alleen een droog Vrugt- Baadje, maar zelfs in Vogt cen dergelyk be- zorg” ie Dezer. XiVe Srum. : 4 BESCHRYVING- VAN VK zorgde met zeer duidelyke erken ARR Use welk ik nog bewaar. Hier nevens voegde Hoorn: zyn Ed. onderrigt te zyn „dat aan een Zaad: en Lev. draagende Wierplant zig. vooraf vertoonen » lange fmalle Scheeden , waar. in.twee ryën langronde Lighaamen, gelykvormig van fie guur; beiden groen van Kleur, in ’t midden door een Bandje aan de Scheede gehecht. Eenis gen hebben twee Sprietjes , die door de Schee= de heen gaan en zig daar buiten vertoonen ; gelyk zy ook door Oenrr us afgetekend zyn. Anderen” hebben een enkele Punt, ves welks end men een zwarte Stip en worden Zaadkorrels ‚ terwyl de anderen met de Sprietjes vergaan, en ‘er: blyft maar één aande ry van Zaadjes in de Scheede over. Dit laatfte had ik bevoorens ook opgemerkt, en het door zyn-Eerw. my in Vogt gezonden Bloeizel komt zeer naa met de gedagte Afbeel« ding van LiNNeus overeen; uitgenomen » dat aan: het, Zaadítengetje of Vliesachtig mid- delfchotje- zekere Schuitachtige Vliesjes uite fteeken ‚welke. waarfchyrlyk de Zaadbakjes (Pericarpia) zullen zyn, die-’er ligt afgaan en misfchien om .deeze reden inde Afbeel- ding van den Ridder niet voorkomen. Hoe zeer ik zulks wenfchte te doen „ geef ik ech« ter dit niet in Plaat , laatende de eigentlyke Hiftorie der- Vrugtmaakinge „nog-over tot nät der onderzoek, Wat BEW: Eer EEN, 215 Wat nu het gebruik betreft, van ’t Zee- 4 a if Wier, daar omtrent merkt onze Ridder aan , en dat de Bladen, aan den Oever mn ge en wit geworden door de Zonnefchyn, van vene de Gothlanders in Kusfens en Matrasfén ges Zee-Wierì ftopt worden 3; terwyl zy het groene Kruid tot bemesting der Landen bezigen. * Aan de Zeekusten van Groot Brittannieen Vrankryk, is dit insgelyks, op veele plaatfen , de gewoon= te. De Runders worden oe op de mri fche Eilanden, bend wel nede gev: Maar, hoew eldt. landers van *% defiedë Wier alie ar ken, die byna onverganglyk zyns is zekerlyk by ons het allervoornaamfte en byna onont- beerlyke gebruik daar van, tot het befchutten der Dyken tegen den flag der Zee. Hier toe is dit Kruid, dat groen op elkander gehoopt tot een Muur famengroeit , van de grootfte nut- tigheid voor de aan Zee leggende Provintiër 5 wordende jaarlyks , by groote menigte , in Schepen van de Gronden benoorden Wierin= gen opgevifcht zynde,aan de-Dyken gebragt: A terwyl het, dat-zonderling is, ook in ’t Wa- ter geplompt ‚ op zig zelf dient tot het maa- ken van Wierdyken en Zee-Hoofden. Wy kunnen derhalve dit Gewas, met de Ouden, ‘geenszins voor nutteloos of voor gering uit- maaken (*). De CJ Alga Herba Marina nullius ufus: inutilis , Hora- “io, Fasrr Thefaurus, Vilior Algà. Proverd. M, Deer. XIV. Srus, 246 BESCHRYVING vAn VUT De Afch van ’t Zee-Wier levert, door an uitlooging, een Zout , dat niet alleen dienen 4 kan om ’t Vleefch voor bederf te bewaaren 5 Zoutvan maar ook dikwils in de Glasblaazeryèn van Zee-Wier, Engeland, als ook tot het-maaken van Alvin en Zeep, in plaats van Potafch , onder den naam van Keip gebruikt wordt ee). Dus moet dit Zout dan aanmerkelyk verfchillen van dat Zout van Wier, ’t welk men uit verfcheide Soorten ‘van. Zee- Ruy, aan ’t Strand der Noordzee opgeworpen , heeft bekomen, als ’t welke geheel onzydig was (+). Die Ge- wasfen worden ook wel onder den naam van Wier of Wierd, in °t Franfch Algue_ marines begreepen. Of dat Zee- Gras, *t welk op een Oostindifche Reize , by de Kaap der Goede Hope, door ’ fchoonmaaken van het Schip bekomen ‚ en tegen het Scorbut zo dienftig bevonden was (}.) , van dergelyken aart zy » laat ik daar, Immers het geleek veel naar Grass om welke-reden ons Wierook Zee-Gras wordt geheten. Broeijende geeft het een zeer leely* ken Stank , mooglyk dienftig tot het verdry” ven van Vlooijen en Wantfen. Aan de Oevers der Roode Zee, by end KS, Zie het omftandige Berigt van Do&tor Baster dier ‚ Natuurke nea, IL Deer ‚bladz. 137: Ke Zie Heil. Maatfth. XVI. Dae, 2 Stuk, blads TD Zie ned Genootfch. Vil, Dasu, 2 STUK? bladz. 267 DE W Tr ERE Ne 247 kwamen den Heer ForskAoHr dfie Soor vi. ten van zodanig. Grasachtig Zee- Wier voor: ASpeet De eene, met zeer korte Bladen , werdt van Hoorp= hem Zenribbig genoemd ; de andere Kanchaaï "0 ge. rig, wegens de Haairigheid der Bladen : de Weer. derde Stoppelig , wegens de Stoppelige Blaad- jes, welken zy aan de Knietjes had (*) ZANNICHBLLIA Tot de Eenhuizige Eenmannige. Planten behoort dit Geflagt, welks welks Kenmerken ZYN » dat de Mannelyke Bloem uit een enkel Meel- draadje -beftaat , zonder Blad of Kelk; de Vrouwelyke een éénbladigen Kelk heeft, met vier Vrugtbeginzels of daar omtrent, en even zo veel Zaaden. Het Gewas (1) is door den beroemden Mr- 1. CHELIUS getyteld, naar den vermaarden Ve- Perzen pod netiaanfchen Apotheker ZaNNICHELLI, doorlafris. verfshelde Werken over de sami Hiltoegg. rie oeras= C*) Flor. Eegpt. Arab, Te ee. on, He Jeot Lugdb, g: Gron- Virg. 143. Zannichellia-paluftris major. foliis Gramineis. Micu. Ger. 71. Te 34. f. 1,2. Algoides vulgaris. Varrr. AB, 1719. p. 15. T, 1 f.. 1. Potamo- geton Capillaceum. C. B. Pin. 193. Prodr, tot. Pota- mogetoni fimilis Graminifolia ramofa & ad Genicula polyceratgs. Pruwe Alm. 305. T. z023- £. 7, Tl. Daer, XIV, Srux VHI. Á H_ Hoofp» 248 BESCHREVIENG VAN rie wereldkundig. - Varr LANT- gaf er den naam aan van digoides, als veel naar ’t Zees Wier gelykende. Het was te-vooren onder de Fonteinkruiden geteld geweest. . Immers zo wel in de Noordelyke. als in de Zuidelyke en middeldeelen van Europa komt het voor, zynde ook by onsin fommige Vaarten en Sloo- ten gemeen. In Virginie wordt het ET gevonden. Het is een onder Water Denen Plant, welke zig Takkig in veele Leedjes verdeelt, zeer dun gefteeld, met eenvoudige fmalle Blas den, uit wier Oxels de Bloemen voortkomen ; uit ieder één. _Deeze beftaan uit een enkeld seldraa elke veele Vrugt beginzels . geplaatst zyn 5 die: in Peulachtige Zaadhuisjes overgaan , met een enkel Zaadje, dat eene Nierachtige figuûr heeft. VAILLANT kende maar ééne Soort van „dit Geflagt „van *t welke Ra ver drie heeft waargenomen. -Micmerios telt ’er twee; een Groote, naamelyk , met Grasachtige fpitfe Bladen „een vierhokkig Meelknopje, de Schild» jes van ’t Vrugtbeginzel effenrandig „en t Kelkje ongebaard , de Zaadhokjes aan de Rib getand; een Kleine met fpitfer Bladen, de Bloemen zeer klein , het Meelknopje twee- hokkig , de Schildjes van het Vrugtbeginzel rondom gekarteld cn het Kelkje gebaard, met de Zaadhokjes ruuw aan de Rib, Omftreeks Flo- ee na ede TET OE NONNEN TET 2 RE t k D,E, WAE RE Noe 249 Florence komen deeze beiden voor, enzyne VIL. Afbeeldingen bevestigen het. Soortelyk ver- Ans Ho STUK, fchil aart CHAR A. Piere In dit Gefagt heeft de Mannelyke Bloem , Kelk- en Bladerloos ‚ een Meelknopje onder *t Vrugtbeginzel : de Vrouwelyke een vier- bladigen Kelk, zonder Blaadje ; een se verd gen Stempel en één enkel Zaadje. pel a oe, El an Aike deed Vie eit Vie dek = À - 5 n EEL, IL, OFD= ten voor. (1) Modderftaatt met Eyronde Stekels aan de N Chara ton St enge mentofa, Wollig. _ Aanden Zeekant, als ook in Meiren en an- dere Wateren van ons Wereldsdeel , groeit dec- ze, die de Blaadjes Kranswyzeom de Takjes heeft, welke gekaauwd zynde Zandig zyn, zo fommigen opmerken. Het leevende Ge- was is, zo. de Ridder aantekent, altyd rood- achtig, met eenen gedraaïden Steel, doeh droog worde het Afchgraauw. Ee (#) Chara acnleis caulinis ovatis. Sy/f Nat, Veg, XIII. Gen. 1203. Sp. 1. Fl. Suec. 993, 1132 Fquifetum fragile majus fub- cinereum Aquis immerfum. Moris. Hil. 111 Pe 62:. S. 55 Te 4e f, 9 nn f. Hippuris Lacuftris, foliis manfu Arenofis. PLor, Alm „135 Te 29 6 4e IL Denn XIV, Stumm VIIL AFDEEL. Hoorp- EIUK. betr mr 250 BESCHRYVING VAN = (2) Modderftaart met gladde Stengen » het Loof inwaards getand. Gemeen is deeze Soort , die Stinkende Wa- ter - Paardeftaart genoemdwordt , op den mod- derigen Grond van veele Slooten en ftaande Wateren in ons Land, Zelden vertoont zy zig daarom ook in haare waare gedaante, zyn- de meest als met een Vlies van Slibber over toogen; op ’t aanraaken glad en zeer broofch, inzonderheid droog wordende , als wanneer zy van zelf byna tot Stof vergruist, De Kleur is alsdan ook Afchgraauw, i in ’t Water groen. In ie work het wel loense uffre a d'Eau dat is W: Pi . Het bela uit veele zeer dunne wonide Stee- len, die Slingerachtig als Wrongel - Suiker ge= ftreept zyn , onder Water langs den Grond verfpreid , fomtyds wel een half Elle lang: Deeze verdeelen zig in veele gearmde Steel- tjes, met korte Blaadjes „Kranswyze it welke inwaards Tandjes hebben. De Weiss tekent aan ‚ dat het sngwerpig® Neelzaadige Besfen draagt. De Reukis Sly- kerig en fomtyds Zwavelachtig of Bitumineuse (3) Mod- G) Chara Canlibus Ievibus, Frond. interne dentatise Sp. Plant, N. 2, Gorr. Belg, II. p. 242. Chara vulgaris foetida. Varrrs Mem. 1719. p‚ 23. T, 3e f. 1, Equifctum foetidum fub Aquâ repens, C. B, Pin, 16. Prodr, 25 Theatr, 251. Ozn, Dan, Te 150 Dn Wire mre as (3) Modderftaart met de Stekels aan de Steng Au Haairachtig , digt getropt, on In Ierland is deeze door den Heer Sgz-*"°* RARD gevonden, die ook elders voorkomt , era gelyk aan de Zeekust by Roslag in Sweeden, Frifch is dezelve witachtig of bleek groen , zegt LINNZUS. (4) Modderftaart met de Leedjes der Steelen rv, ongedoornd „ doorfchynend , van boven Pisiie breeder. | È TET zaak Aan de Zee- Kusten van Europa komt dee- ze, die doorfchynend is en buigzaam , doch zeldzaamer voor. De Blaadjes ftonden, hier en daar, Borftelig, by elkander , en aan derzel- ver Voet zaten kleine ronde Zaadkorrels; zo zyn Ed, in Gothland waarnam, LEMNA G) Chara Aculeis Caulinis Capillaribus confertis. FA R. Var. Mem. 171g. p: 18. T. 3. É. 3e Eq- f. Hippuris Muscofus fab Aqu repens. Pruk. Alm, 135 T. 193  6, (4) Chiara Caul. Articulis inermibus , diaphanis, fue Perne latioribus. Jt. Goff. 215. FI. Suer, 995, 1134» Chara eransfluens minor flexilis Raj. Angi, Ll pe 133 IL Dezer. XIV. Srum: osz BESCHRYLVINGE VAN Aret LerMN A Kroos: „Hoors- Tot de Tweemannige Eenhuizigen behoort dit Geflagt, welks Mannelyke Bladerlooze Bloem een eenbladigen Kelk heeft, zo’ wel als de Vrouwelyke , met Éénen Styl-en- een cen- hokkig Zaadhuisje. Vyf Soorten komen ’er in voor; altemaal op. ’t Water dryvende, als volgt. (1) Kroos met gefteelde NE > Blaadjes. ERIN “amd Op verfcheide plaatfen inftille Waters en_ Slooter van ons Land ‚ als ook, door geheel Europa , komt an Kroos voor, aan zyne op * Water dyvende driepunter Blaadjes kenbaar is; weshalve het van LOBEL Hederula Aguatica, in ’t Nederduitfch Klin Water-Veil, geheten wordt. Dat de Blaadjes — gefteeld zyn , onderfcheidt het „ bovendien, van ’t andere Kroos, zo wel als de Takkige heid; terwyl dic Blaadjes dunne Worteltjes in *t Water nederlaaten, even als het gewoone. Drie- C:) Zemna Fol. petiolatis Lanceolatis. Syt, Nat. Vege Xi. Gen, 1033- Gorr. Belg. 243- FI. Lapp. 470, El Suec. 1oco, 828. Hort. Clif]. 417. R. Lugdb. 526. Lemna Fol, Lanceolatis. Sauve Monsp. gt. Eenticularia Ra Aq. trifulcas C‚ B. Fin; 362. Hederula Aa La. LIL Pp. 36. | nE-WirE R EN. 488 -_Driefleuvig Kroos” hadt C, Baurrs NUSs bet: , zelve geheten; Is: d Engen (2) Kroos merongefberide vinne vtech NE ge Blaadjes, en eenvoudige Wortelen. mikt Gewoon. Het gewoone Kroos, dat men dikwils Zen- dekroos noemt , is onder den ndam van Lenti- * cúla of enkel’ Lens palufiris, by de er, gemeld. «Niets gemeener in ed d, \ es ver Ge Eenden verand à en 1 derzelver vöórdanis Voedzel, mer het welke zy tevens veele Wa- terdiertjes in{lurpen. Het bloeit jaarlyks. in de ‘Hondsdigen zegt Linneus. Micue- siree Ltus merkt aan, dat het de Oppetvlakte, van onderen, met kleine Zaadjes bezet heeft, one der het Huidje zittende. Dikwils is het aldaar rood of paa ch, en geeft een menigte Wor- dé teltjes uit, omtrent een Duim lang , die aan ’ (2) Zeinna Fol. fesfilibus. utrinqne planissculis, Radi« eibus folitariis. H. Cliff. grz. Fl, Succ. 999. Gort. Belg, 243. R. Zugdb. 516. Gron. Virg. i43. Lenticula mie nor monorküza „ Fol. fubrot, utrinque ‘viridibus.. Mic. Gen, 16. T. 11. f. 3. Lens Paluftris, Cam, Epit. 352 Los. pop. &c. Ray. Angl. Ill. p. zage fs 1e VALLISNe oe N. p. 81. T. 14, 15, Varum. Paris, zig Te 200 ie 4 1, Dear. XIV, Srum. ks „JCI 954 BESCHRYLVING VAN “end een foort van Dompertje hebben, dat AFER misfchien tot Evenwigt dient , voor het dry- Hoorp* vende Kruid. Deze Dompertjes worden , by STUK. deszelfs veroudering, zwart en vallen af. (3) Kroos met ongefteelde Blaadjes, van onde ren halfklaatrond , en eenvoudige Wartelen. In verfcheide Slooten in Friesland is door Meerse deeze Soort waargenomen „ die door GERARD voor eene Verfcheidenheid der voorgaande gehouden wordt, Waarfchynlyk ZOU Zy» by nader onderzoek, ook wel hier ind ganden. en ne Ed ohm” ri © VE met £ ongefleelde Blaadjes en gelropt orbelen. Een grooter Soort van Eende „Kroos ‚ welke men niet zo menigvuldig, echter ook in onze Hollandfe Wateren, in Friesland en elders in Eu- (3) Zemna Fol. fesfilibus fubtus hemi-fphaericis, Ra dicibus folitariis;"Gorr. Belg. 244, H. Clif. az Pe Suec. 998, 326. Lenticula paluftris major. &c. Macu- Gen. 15. T. ir. f. 2- Meus. Fris. 384. KS en Fol. fesfilibus, Radicibus confertis. Gors, in. p 129. KK k É. 2 Var. Par, Ky 20. 6 2 Come Holl, 65e DE,W IER EN us Europa, aantreft. By ons sinds menze in de , VIE Vaart van. Amfterdam op Gouda, niet ver nik tj van de Goudfe Sluis, enz. Ei are (5) Kroos ziet dubbelde Blaadjes „zonder Vv. | Worteltjes. ME | In Italie en. Vrankryk is. deeze. waargeno="°®® | men, die-even als de voorgaanden op ’t Wa- ter dryft,, beftaande uit twee Blaadjes, ’t een grooter,’ ander kleiner ,-aanselkander ge= voegd. „MicuHerLtus hadrze in Vyvers, by Florence» aangetroffen. CERATOPHYLEELU M. Hoornblad, Tot de Veelmannigen: onder de Eenhuizige Planten behoort: dit en-het volgende Geflagt. De Mannêlyke-Bloem heeft veen veeldeeligen Kelk, en-van zestien tot twintig Meeldraad- jes. De Vrouwelyke , met een dergelyken Kelk, heeft. één Stamper zonder Styl en een enkel naakt Zaad, pie dage Bloemen zyn Bladerloos. „Van dit Geflagt. heeft onze ze Ridder derwes volgende Soorten opgetekend, | (1) Hoorn- > 0 pe Fol. geminis eradicatis. Mant, 294. Len’ icnlaria. penn rde en 7 6r. sie fs; de | NK 7 NN nn eos Hs 356 — BESCHREVING WAN wilden * 1) Hoornbldd met de Bladen gafelig owe ADEL CC dijbbeld en driedoornige. Zaaijer, ij | STUK. Dit Gewas komt by ons op veele plaatfen sp. in Slooten , als ook in de*Kolken by den Ou- phylen den Ysfel en in de Graften om Harderwyk eea oom- volgens den Heer pe GorTER, voor Jk zandig heb hetiû” ons Holland dikwils in Vy vers aan- getroffen „ gelyk ComMmEtEYr melde, Het groeit taamelyk’ diep onder Watef; doch ver- heft zig 3°daar"het ondiep is ;'töt aan-de Op= pervlakte’ Een Tak daar van 3 ‘met eenige Warte, d eeft lang in Huis in een «Glas met Bel nf doeediet: ket ste: ents en ien, der - Waterluizen en andere Infekten-zeet bevor dert 5-gelyk.ik- die zelf: bevotidenheb;… / 9 VAILLANTsvdie het Zydre eópninoenits heeft „belialve „de gewoone’ Soort,’dië 4 ruuwe. viechoornige Bladen ‘heeft3 een) andere waar genomem-tietsgladde’ agthoórnige- Bladen en omgedoornde Zaadjes, Hy vondtzeby de'an= dere sok insde zee. ‘Wacsten ‘òin- zando. nshtoóe eo ftreeks (1) Ceratophijlium Fol. dichotomo -bigeminis , Fruêt» wispinolis. (Görr. Belg. 256, H. Cliff. 446. Flor. Sufi. 783, 8 866. R. -Lagdt. «214: Daum. Par, 29% Hye Pp) ij POI TE sn ‘Eqailetum fab /Aquâ re pens , Fol, bifarcis. Logs. Prusf. 67. T. 12. Millefoliam: Aquat. cornutum, J.B. Hiff, 11} p. 0, ed er DE WIE R E-M 257 Îreeks Parys. Dat dit flegts eene Verfchei- Vits denheid zy , is my uit een keurlyke Afbeel- Ta ding van dit Gewas, door myn goeden Vrind, Hoc Hoor- den Heer M, SLA BBER,uit Zeeland, ter OB- Heil derzoek overgezonden , gebleeken, … Lrn- N&Us was ook byna van dit denkbeeld , hoe= wel zyn Ed.’erde volgende Soort van maaktee (2) Hoorùblad met de Bladen gaffelig drie- «Tt. eld, en gee Zaadhuisjes. oee Wart zyn Ed. werkt aan „ dat de dezelve Onges de voorgaande al te naby Komt’: 5 als of zy oomde eene Verfcheidenheid daar van ware, ' MyriorHyYLLUM. Vederkruid. De Bloemen hebben , in ait Geflagt, een vierbladigen Kelk, zonder Bloemblaadjes, de Manrelyke agt Meeldraadjes ; de Vrouwelyke vier Stampers zonder Styl en brengen vier naakte Zaaden voorte Het bevat de twee volgende Soorten. e 8 Á Ve- Ga) Erden Fol. dichotomo « trigemini &. Muticis, Omp. Dan. 510. vegen en, lk lae= vi oo cornibus armato, Vark, Men, 3719. Pe an Te »£ Red U Dezw XIV. Srus. ze z han ne k li Brscukyvine van _G) Vederkruid, welks DMannelyke Bloemen afgebroken ge=aaïrd zhe Dit komt ook in Vyvers en ftlftaande Wa Marios teren ‚ op veele plaatfen-van ons Land, en pin epe „door, geheel Europa , voor. Gemeenlyk ís aaird. het Water - Duizendblad genoemd geweest; « om dat het Loof naar dat van ’t Duizend- blad -gelykt : doch ik noem het- Vederkrvid. Het Gewas geeft uit “dunne Vezelachtige Wortelen veele holle geftreepte Takken» die gearmd zyn „en op het Water vlottende BER Li jeder Klee. | de en en in hie en deld zeer ts paar een Pen nen-Veder gelyken , bruin zynde van Kleur. De toppen der Steelen , een Handbreed lang» verheffen zig in de Zomer boven ’t Water met eene paarfchachtige Aair, van geele Blommetjes , die als Knopjes famengevoegd ver van elkander om het Steeltje ftaan. Een 4 kleiner Soort, in Engeland gevonden, %$ niet meer dan een Span in hoogte be Ë a “_@ Mgriophyltum Flor. masculis interrupte Spicatis- Sijl, Nat, Veg. Xlil Gen. 1066. Sp. z- Gom. #5- 14t. Prodr. 73, Te 2 Potamogeton Fol panoatis. Tourne. Znff. 233. rn D,E AM se RoE Ne 249 heeft. een ee onder ieder Kmnsje van Bloempjes (*). RA ee _ VAILLANT, die de Pri van dit Ge: Hoorn. flagt Volant Z'Eau noemt , om. dat de Stukjes vod : van de Steng, afgefneeden , wegens de Ve: &ruiá dertjes naar Palet- Balletjes zweemen; merkt aan (})s dat zy Tweeflagtige Bloemen van vier. Blaadjes hebben, die uie een vierdeelig Kelkje voortkomen , ’t welk vier Vrugtbe- ginzelen bevat ; so daf die nader onderzoek verdient,, —— hiene ne „@). Vederkruid „’z welk alle Bloemen sd 0 zweeflagtig heeft. ik deeze , die by ons zo wel als elders, es óp verfcheide plaatfen , voorkomt en zig ook kranste dan ’s Watets’ Oppervlakte verheft , zegt Linneus: de voorgaande e heeft doorgaans » vier, deeze vyf Blaadjes tegen over elkan- » der. Ik vind Mannelyke en KAS © Pot, Aq. pennatum minus , reg RK tiusc, Flosc, fabjeêtis: Mo. Mos. IL s. cis ema: ditis, Gor. … 256. H. Cliff. 4460 Fl Suer: 782, 868. R. Zugdb. 213. Dar, Paris. 292. Sauv. Monsp, 160. Mydopyiluen 2 A fninus. Crus. Hift, Al p. 253, Milles Foliuin Aq, Floscalis ad ‘Fol. nodos. C, B. Pix. 14% Myrioph. vulgare minùs, Vaiit. Kiss ot ik bmi: XIV. Srus, Ra Een set 5 LEE da sen BESCHRVVINGSG van irt. »» Bloemen, onderfcheiden , in de eene an er REN > wel als in de andere zeer zeldzaam eenige Hoorp- „ Tweeflagtige. Ik vreez’ dat deeze de voore ‚> gaande alte naverwant zy”. Volgens TUR« bruid, _ RA heeft dezelve vier Blaadjes in de Kransjes en Tweeflagtige Bloemen. Tot de Klasfe der Tweehuizigen behooren nog de twee volgende Geflagten van War terplanten. N a yAs. Najade, Hier heeft de Manne] ke Bloem een Rol ronden „en een vierdeeli -_— Bloemblaadje „ zonder Meeldraadje : de Vrou- welyke geen Kelk of Bloemblad , maar één Stamper of Vrugtbeginzel , en een énbok- kig Eyrond Zaadhuisje.- 1 De eenigfte Soort (1) wordt door onzen od Ridder Zee- Najade genoemd, terwyl alle de Kd Autheuren dezelve als een Rivier- Plant aat mel (1) Najas, Suf. Wat, Pig. X1ll Gen. zogb. Hert Cliff. 437. Fl, Sue. 791, 877. R- Zugdb, 10 GOUAN Mousp. soo. Flavialis vulgaris latifolia. Varru Mee 2219: Pe 17, T. 1. f. 2, Fluvslatifolia et anguftifolia. Mscr- Gen, 11. T. 8 f. 1, 2: Potamogeton Fluviatile Sarg2s* to fimile lacens. Puur. Alm, 304. T- 216, f. 4 B, Flù vialis fpecies we Gd Bedien Us Pifana, J.B. Hit. Lik pe 779, pi ET andel PE WM XE RE me zón Merken „ geevende ‘er zelfs den-naam van Fiyvialisaan. GOUAN zegt, dat zy voorkomt in ftaande Waters en in de Riviers-V arr rant, : Hoo dat zy op den bodem van Rivieren en Stroo= men groeit. J. BAUHrN Us noemtze Fluvige dis Pifana, om dat zy gevonden, was in de Rivier van Pifa, loopende naar Livorno. Pru- KENET.geeft 'er den naam aan, van-Rivier- Fon« tciukruid. Volgens MieHeLtius kwam zy by Florence , en omftreeks Bononie , nn Maar Li NNaus meldt „dat zj aan de vers van Sweeden , in de Ooftzee, is Eek en zegt zelfs , dat zy huisvest in de Zeewa. teren van Furopa (*). % Gewas gelykt veel naar het Zee. Kroos van den Oceaan , genaamd Sargarzo , of ook naar die Soort van Fonteinkruid, ín onze Slooten groeijende , welke Vorfchen-Slaa ge- ‘noemd wordt (f). De Plant en Bloem zyn VIII. AFDEEte LM oop. AN, ‘zeer fraay afgebeeld door MicHEEiUS, die“ ‘er drie veränderingen van heeft, de tweë breed-, de derde fmalbladig en kleiner; rang de Vrugt in d ft de tweede minder ftomp en en éénzaadig; ter “de laatfte een éénzaadig fpits en Zaehaisje „hadt, Bs. jus geeft 'er ook drie Soorten van | Op» | C*) Habitat in Europe Maribus. Sp. Plant. p. 144. lee Zie het 1.-D. VIL Sruk deezer Nat, ifor, nende” , Dass. XIV. STUK, R 3 68 BEscumvy ERG TVvAN op; waar van twee de Tandjes der Bladen ges ai doornd hebben , -wordende de laatfté ’s Heie ed dands Geesfel ‘geheten. De Vruge gelykt naar art een klein Eikeltjes de Bladen ftaan Kranswy- ze aan de Steelen , meest twee Kuki ook gh elkand den VALLISNER EK, Beh Wierblad. Dit Geflagt , naar den beroemden-Italiaan VALLISNERI getyteld; heeft rot Mannelyke Bloem „volgens den Ridders -een;tweedeelige Vrugtfcheede ‚de Steng met Plommesjee ge dekt, welke ddie zyn etat, Vrouwelyk? een ú Rr: eelig, Ééér ai ne een driederligen Kelk en het nein en eene dricbladige Bloem, met drie. Stylen ; zyn de de Vrugtveen éénhokkig: veelzaadig-Huisje. De eenigfte Soort (1), volgens-LaNN&US Vailisne, hoewel met aanmerkelyke Verfcheidenhedens pi gn „maakt een zeerszonderling: Gewas uit. De Ì Dlae ER ans zden van hetzelve worden by die van Wiervere geleeken , en ‚komen stropswyze „by. elkander voort uit een. Wertel ‚ waar’ vanda Jen ward „ 4 , SE Vallisiesie. Sif. Nat a Ki, een wor. Ee Zapp. 371. Hort. Clif. 454. R- Lugdb. 9. Daris. 1% “Eamins, Nalpneria. Paluûris Alge folio, Jalict Alge follio„ Iealienm, Jeg Gen, 13, T. 10.f. ae ed zel DE SW srv5 RE Me © 263: de Graften of Slooten van Îtalie, door * fterk , Vllle voortloopen , zodanig vermenigvuldigt, „dat de Arien Vaartuigen dikwils daar door in ’ voortkomen Hom f verhinderd worden ; alzo het Kruid, den gehee- Wierllads, len Grond, beflaat.. Dit heeft by Pifaen ook, omtrent Fiorence plaats, De Bladen, als uit. fyn Netwerk geweven, hebben aan de tippen. fyne Tandjes, ‘Eusfchen dezelven komen Krul- trekkige dunne Steelen voort, op'tend een Bloem hebbende = die zig ontfpannen , en dee- ze Bloem aan de Oppervlakte \ van, ’ Water brengen. „Zysis ig en voortkomende vic een Kelk „waarvan het derfte gedeelte veen-lange…Rolronde Vrugt wordt, met veele Zaadjes bezwangerde Dit isde Wiyfjes= Plant ; terwyl,de, Mannely ‚ke » van even,de, zelfde; gedaante, Bloemen, voort brengts. die onvrugtbaar zyn wit van, Kleur, tot een Hoofdje famengehoopte „Deeze. Bloe- men fcheiden-zig van de Plant af eer Zy. ont. luiken,-en ryzen tot aan des Waters. opper; vlakte, alwaar zy dan als Veerkragtig. open fpringen, vertoonende: twee Meeldragdjes.en Knopjes ‚ waarfchynlyk om-het,Scuifmeel tot bevrugting der anderen te verfpreiden. Het Water is, in de Herfst, dikwils met zodani- ge Bloemen, als met een wit Laken; be: Hete „Behalve deeze wonderbare werkiogs doer am geleerden M rester 1us in Iealie waar: R 4 ge U, Dezu, XIV. Stug, 6 Besennrvvrive var VIII. genomen, is ’ ten opzigte van dit Kruid ook 1 == zonderling, dat het buitendien in Oostindie Rig gemeen zy; zo ik thans door den Heer Mone HWirblad. RAY aangetekend vind; hoewel "er de Hoog- teeraar N. L. BURMANNUS , wien zo veele Oofte indifche Planten bezorgd zyn, niets van meldt. En wederom , dat het, volgens LiNNaus veel groeit ìn de Beekén van Finmarken; daar hy hetzelve ‚ te Upfàl , nog nooit hadt zien bloeijen, Zyn Ed, telt het evenwel niet on: der de Planten van Sweeden, maar zegt, dat het in de Vyvers, nevens de Slooten van Nee derland, zeldzaam voorkome. ’ Schynt dat de beroemde Hoogleeraar D. DE GoORTER en nog niet Ook f is de uitdrukking v van den Ridder , ten dien opzigte, wat duifter C) Zyn Ed. Aers aan; dat men het bevoorens voor Wier of Grasbla« den aangezien hebbe. Een Kruid ontmoes tende, ender Water dat- de Bladen dun en taamelyk breed , aan ’t end ftomp en zeer fya getand heeft, mag men wel om hetzelve dene ken. Ook wordt my verhaald; dát het in be Ryn of Vaarten by Leiden te vinden zy. ID. HOOFD: an Crescentem vidì In Fosfis et Rivalis Finmarkiee , carius, Hert. Cliff. pe 454 TIL HOOFDST UR sen Befhryving van de WiEREN of dergelyte Wa. terplanten , met duiflere Vrugtmaakingen; gee hjk het Zee „ Ruy, Watervlies en. Flap, N° blyven van de Waterplanten nog de zo-. danigen over, wier „Vrugtmaakingen pi wat de Bloemen aangaat, niet zo blykbaar of geheel vêrborgen zyn: vervat in de drie vol gende Geflagten. Fucus Zee-Ruye De phnten hier toe behoorende „zyn vee= lerley, en komen alleenlyk i in-de- zoute Wate- ren voor, weshalve menze, teregt, Zee- Ruy noemt, Dat zy den Griekfchen naam , Fucus » van zekere Soort , die tot een Blankerzel be- waam waren „ eer dan toont , beke r er kakt zout. erat Het Vrouwvolk aan de Stran* den maakt 'er, zo wel in de Ooftelyke deelen van Siberie , als in ons Wereldsdeel, gebruik en R 1E VaE IL; Dazs. XIV. Sum 206 BRSCHRSVING yv AN vii.” van, om de Wangen te kleuren KOS Ook zie MEE dat een gedroogde Pucus, uit Japan yrood- Hoorb- achtig afgegeven heeft aan t Papier. , Met de SUR" Alpe zynze dootgaans verward , en óok onder den Nederduitfchen naam , Wier of Wiert, bes, greepen geweest; hoewel zy van ons gewoone” Wier zeer verfchillen. In * Pranfch worden zy oder den naam van’ Pray of Porec, in ' Engelfch onder dien van Seawrak, enz. ber greepen. Ii Sweeden is’ Tang de ‘naam van het gewoone Wier , en met een by voegzel ook van het Zee-Ruy. „Met den aanvang deezer Eeuw werdt dit handen Zee Rire De Vrugt- roaaking, Gewas, door den beenen T OU onder de gep! vic rugt genieenijk Snbekelid jn an lie daarna meende men de Vrugtmaaking volko- me ontdekt te hebben. De vérmiaârde Re: AUMUR gaf, in ' jaar IN, ‘zyne Waat: neemingen’ diën aan gaande in ’ licht, op een breèdbladig “get tand Zee-R welks opper: vlakte „ in % niidden van de Zomer, geheel Bedckt” gev rónden werdt met Blenien 'v Stefswyze gedaante, groenachtig in? Tir maar ‘büitén % Zelve wit. “Dette Bloemén aan't ‘afvailën’ t zynde, ‘dan. verdikten de Enden der eed zeer “aahmerkelyk, en, als eta 23 rt waren, Zag men jn defzél êr 0) s. 6. extrn. "ra. Ez Gen r En 4 De W PRE RE Ned - Wp plaats , over ’t geheele. Blad , even-zo veele VIN. Gaatjes, als de Kelkjes zyndes-waar in zy Arie gezeten hadden, De enden der-Bladen ope- Hoor: nende , vondt men die gevuld met-eene- Ly-z Zoe Ris merige doorfchynende Stoffe; waar inseen me- nigte ronde Korreltjes , ieder-met ten Steeltje vast aan een zodanig. Gaatje, - Deeze Kotrel- . tjes waren vol van een dergelyk Vogt met veele zeer kleine Zaadjes, Deozwelling:der enden van het t ZeesRuy „welke men voor een Soortelvk x Eds dus aan als toevallig , en vote Vrugt: …_maaking behoorende (*). … Vervolgens werden , door: dien grooten Waarneemer ;-ook in'ander flag vanZee-Ruy dergelyke Vrügtmaakingen ontdekt. Zyn Ed. vondt Fucusfen, wier Bloemen-langer of kor- ter, van eene andere Kleur of andefs gefat- fienecid: „waren : fómmigen zelfs-dieerin ’t geheel geene hadden: eenigen ‚wief Zaad ver- fpreïd'wâs"dóor de geheele dikte der Bladen „… … of beflooten:in zekere Peultjes; alleenlyk door roan) de opligting- van het Vlies: des Blads veroir. “zaak t zynde, htij erden der Bladen: Zodat, hier omtrent „doo hem een groote verfchillendheid naar de. by- zondere Soorten van Zee- Ruy werdt, sn. dief Ch. | De “© Hift. de bAcad. R‚ des Sciences, de pe Pz pe5) Hij. de Pt. ri 1212 De 6, Oi IL, Dazz. XIV, Stom, ‚VIIL Hil. 26% BasecnRyvIinNG van De Heer- LIiNNeus maakte „in '6jaat 1746, op zyn Westgotthifchen Reistogt, cen andere Ontdekking ten dien opzigte ‚in een Zee Ruy. Zee- Ruy met gegaffelde Bladen en Wrattige Endblaasjes. -,, Aan de zyde des Blads ca » daar de Takken afgaan (zegt zyn Ed.)zaten » Kogelronde, gezwollen, bleeke en gladde » Blaazen , inwendig hol enmet een Gewecefzel s> van Haairen opgevuld: boven; naar de Punt s» toe ‚bevonden zig een paar met Wratten ber 3» zette, met Lillig vogt gevulde en met veele s kleineftippen beftrooide Blaazen, welke, dat » merkwaardig is , aan de- uitwendige zyde 2 jes} een Klein: Zaadkorreltje- bevat; *t welk 3» uitgang neemt door dit Gaatje. Ik denks s» dat deeze laatfte Blaazen de. Vrouwelyke » „ de andere de ee Longeren voor” 2 ftellen *’ CH. ; Geflagts-- Waarfchynlyk is hier van Eon a Ed. ‘bepaaling Kenmer- ken, der Geflagts* Kenmerken ontleend 3 wanneer zyn Ed. van de Fucus zegt: Mann. Blaasjes met Vezels doórweven. Vrouw, -Blaasjes ber fprengd met ingedompelde--Korreltjes ‚die aan de tippen uitbotten. Eenzaame Zaaden. “De vlytige Natuur-onderzoeker, wylen de Heer Doêtor BasTeEr, heeft de Ve 05 gf“) pe Reife, Pe 19 PE W iE RK EN. a6g king van fommige Soorten van Zeê-Ruy ook ‚VII. waargenomen en in Plaat voorgefteld(*). Hy ie bevondt dezelven bezet met Kwispeltjes of se mamind Pluisjes, zynde dat gene, ’t welk REAUMUR ziegwij voor Bloemen hieldt, en aan welken Dont zelfs Meelknopjes meende gezien te hebben; doch dit was hem nooit gelukt, en, dewyl zy in geheel jonge Plantjes voorkwamen 5 als ook om dat fommige Sootten: dezelven nooit hebben , „geloofde hy niet „ dat het Bloemen waren. Maar de de dikke Blaasachtige top =Enden in ’ Voorjaar doorfnydende, vonde hy die met eene Wolachtige Stoffe gevuld, en, in de zelfftandigheid van het Bladzelf, de Beginzels van die Korreltjes, door RrAuMuUR opgemerkt ‚zynde de weezentlyke Zaadhuisjes van dit Gewas, De Heer S, G, GMELIN,, Hoogleeraar te Petersburg, gaf, in ’ jaar 1768 , een zeer voortreffelyk Werk over dit flag van Planten uit (f). Hier in wordt het denkbeeld van REAUMUR,dat de Fucusfen zo wel Bleemen als Zaad hebben zouden, insgely s,als onge- grond , tegengefproken. De Onderftelling , dat alle SCORE uit een Eitje ke > C°) eine Delorge, It. D. ill Stoke Harlem, 1765 bladz, 12g. Tab. XI. _ (S Hif. Fucorumr, Autore S.G, Guruus, Fez x768. Q: varta. Me Daze XIV, Sex, 270 BESCHRYVING VAN Zi % welk-door-’t Mannelyke bevrugt wordt , A toont hy mank te gaan, Voor eerst in die Hoorp- Soorten van Zee-Ruy , welke Blaasjes draas ZessRur. gen: want de Zaadkorreltjes worden in dezel. ven, aan ’t-end der Bladen; in het Slym, zegt hy. geboren, en fchynea. dus buiten ftaat gee fteld voor uitwendige Bevrugting, Ten an- „deren komt in die Soorten, welke Bolletjes draagen , niets voor , dat naar eenige Mannee lyke- Werktuigen gelykt. Dus gaat hy voort met de Penfeeldraagende, Vliezige en andere Soorten, behoorende tot de volgende Geflag- Lens en oordeelt dat dedcpen » wat de Voorts verfchillende z zyn. Zelftan- De Fucusfen zyn Zee - Planten van eene Le digheid. derachtige , meer of min taaije, buigzaame zelfftandigheid; ín fommigen Lilachtig , in an- deren Vliezig, dun, Wortels hebben zy door gaans niet ‚ of zitten flegts met hunnen Steel als. geplakt. op Steenen, Schulpen, enz. Des moeten zy door inzuiging van het Zee- Water gevoed worden „ en zulks blykt niet alleen , doordien de genen , welke op ’ Strand in j Zand verdroogd zyn, door affpoeling der Baar ren herleeven 3 maar inzonderheid „ doordien verfcheide Jaaren gedroogd botanrd Zee-Ruy, wanneer hetzelve in Water geworpen wordt » Rr A EPE EE ERS ZR in korten tyd een nieuwen Broey sn en tierig wordende (*), E ur. Dat zy veel ‘Zoüts bevatte is-hier’uit on- ‚ Hoorns twyfelbaar, maar dit Zout is door de Slymig- heid van’ het Gewas zodanig ‘getêmperd „dat zee: het tot een goeden’ Mest verftrekt opde Lan: deryën, en ook wel dient tot Voedzel voor het Vee. Het-nuttige Zout, Kelp genaamd, uit de Afch-van Zee- Wier , waar van ik be- voorens ‘fprak £, à wordt in verfcheide deelen van Engeland , in 3 Eilanden-en aan dé Kust van Cörnwaf äls ook in Schotland , met veel zorgvuldigheid en in groote menigte , van het Zee-Ruy gebrand. De Hecr BasTeRr bevondt dat het &en wast Loogzout ware, uitmaakende de helft van het Gewigt der Asfche. Die Kelp is derhalve cen foort van Pot „Afch He Aan ree Sao ten ze Guerin hihi Pe 39; MsDyK, die beweert, dat het Saf Quercus marinde Se Zout van Wier, g kali maar een Neutrum zy onzydig Zout. Omtrent het Zout det Zee -Grappe penmte is een dergelyk verfchil, gelyk ik in het IT. Sror deezer MNatuuriyke Hiftorie, bladz. 51. opge- merkt heb. Of myne bedenking, ten opzigt van de re- den daar väns liler ook zou kunnen plaats hebben , Was wel waardig nader te onderzoeken. Immers ‚ in= dien de Kelp van geen Loogzortigsn aart ware, kon _2y EL. Daar. XIV. Srux. VIT, Armer UK 1e Zout SM * Blada, . 346. VIII. ea BEsCuHRvvINeG vaN ten groeit , wanneer menze, uit het Watet gehaald zynde;, toedekt „ een foort van Suis ker ‚ welke een Salpeterige hoedanigheid heeft (*). Gedagte Heer GMErIiN heeft meer dan eene Soort van Fucus Scheidkonftig onder- zogt „ en bevindt zig allermeest belemmerd met den oirfprong van het Slymig Zeepachtig Vogt, in dezelven huisvestende, Dit Slymy dat des Zomers in de Blaasjes van fommig Zee-Ruy gevonden wordt,is uitermaatediene. ftig tot het doen verflaan van harde, Klierge- zwellen. De Engelfche Geneesheer RussEL mede wryven zal. De Heer BAsTER goot Zee Water ,tot een Pint, op een Pond zulke Blaase jes „en, na dat dit veertien Dagen geftaan hadts het Vogt zo dik als Honig zynde, liet zyn Ed. daar mede de Verhardingen eenige máalen ’s daags wryven; dezelven dan met Zee. Wase ter afwasfchende: ’t welk door hem zeer diene ftig werdt bevonden (+). Al- zy. niet dienen rot het maaken vàn Glas en Zeep: daar ondertusfchen nu, ten dien einde, door ’t Volk der Sor« lings-Eilanden , jaarlyks voor eeuige duizend Guldens van dat Zout bereid wordt, om naar Briftol te ver zenden. Dat met de grootíte Blaazen geeft, zo BASTES C°) Basten C) Als boven, bladze 135% KS Dre oWrirvsesrn EENH 270 Algemeener „Zee „Gewas zal men niet over At & den geheelen Aardbodem bedenken ‚-dan het _iti- Zee-Ruy, ook wel Zee- Eik genaamd, in des- en | zelfs verfchillendheden, Maar zonderling is Groei %, dat men deeze Planten allermeest aantreft , nas ep die plaatfen -van-den Oceaan, waar groote Rivieren haaren--uitloop hebben. Aan den, mond van Rio-de la-Plata, in Zuid-Amerika, zo verhaald wordt, groeïjen dezelven in zulk. een menigte, datde Schepen ’er. door ver= traagd worden ín-hunne voortgang. Van het Sargazzo in ’t midden van den Oceaan, tus= fchen Afrika en Amerika, is 't bekend, dat zulks weezentlyk plaats heeft. De Schepen daar in verward raakende, is men ’er fomtyds zeer. mede belemmerd. Evenwel komt het al om aan de Stranden voor, inzonderheid in Baaijen en Inhammen, alwaar het dikwils een verbaazende grootte bereikt. Men vindt Fucusfen van een Duim tot je twin=Geftalte, tig Voeten en meer-hoogte, De Geftalte van fommigen is als een enkel Blad, met een Steel; van fommigenalseen Trechtêr of Trom-_ pet; van fommigen Waaijerachtig of gevingerd: van fommigen als een breed Lint of “Fouw; van fommigen als een Veter of Nefteling. An« deren maaken een Boomachtig Gewas uit, dat zig in breede Bladen , of infyne Takjes en _ Loof verdeelt ; ‚waar van het den naam van _ Zee. Ruy, of Zee- Eyk, heeft bekomen. Men vinde “EL Daar, XIV. Srum on BESCHRYVING VAN rik vii. vindt by Kamtfchatka een Fucus, die met ArDiEl: gebladerde Roosjes praalt , hierom te regt de Hooep- Zee- Roos by GMELIN getyteld:, geelachtig Be -R rood van Kleur, Anderen draagen Blaasjes als Vygen, Appelenen Peeren. De Vrugtmaakin- gen zyn in eenigen als Peultjes; in anderenals Peperkorrels, De gedaante van veelerley Plan- ten Wynruit , Venkel, Averoon, Alfem enz. wordt door ‘hetzelve uitgedrukt. De Middel- landfche Zee , inzonderheid , levert Gewasjes van dien aart, welke zeer fraay zyn. Ik zwyg van de heeriyke veranderingen van Kleur der zogenaamde Kaapfche Zee-Gewasfen, des wegen gebynaamd. Voor ’ overige is de Ver- fcheidentieid , in deezen, ongemeen. Verdee- _Weinige Autheuren hebben zig op cene üng. geregelde befchryving van deeze Zee Planten toegelegd. Crusrus, DopoNnaus, en an. dere Kruidkundigen van de Zestiende Eeuws hielden zig meer op met de Landplanten. Zy maaken flegts van eenige weinige Soorten gewag. Omtrent den aanvang der tegenwoor- dige Eeuw , of in ’t laatfte der voorgaande » heeft men zig meer bemoeid met derzelver onderfcheiding. Dus telde Tournerort reeds over de zeventig Soorten van Zucus, en RAY betrok dezelven tot Hoofdverdeelingen , welke door Morison grootelyks uitgebreid en ver” beterd zyn. Gedagte Heer Gmer iN bragt deeze Planten ook tot verfcheidene Rangen. van DER Wrrf ER Een. opn vân Blaas-, Boldraagende „enz. als boven is PALI gemeld; maar onze Ridder , bevoorens- vier: Tan Afdelingen in dit Geflagt gemaakt hebbende, ger» heeft thans eenvoudiglyk de Sootten van Zees Zes Ruy, Ruy agter elkander, in-zyn Ed, nu laatst, door den-Heer Murray Nn gerne, wis voorgefteld, À ‘ I) Zee-Ruy met een p Drasichign Takki. nk gen ertrt en. derge ins pe Vvarius.' „ár en in ES 7 ; 5 La en 4 In de Ooftindifche Oceaan groeit deeze Soort , welke de Bladen klein , Vliezig, paarfch- achtig; Troswyze getropt heeft, en van ag- teren-gewelfd, zegt LINNA Us, (2) Zee- Ruy met een Draadachtige Takkigen Steel, Lancetvormige, Zaagtandige Bladen Nair én ; Kogelronde geffeëlde Vrugtmaakingen. mend, Dii is het Kroos van den Oceaan, dat men gemeenlyk Sargazzo noemt , by geheele Velden daar in, voorkomende op ftille {plaacfen, _ vindt (G) pr Caule Filitormì Ramofo &e. Sy. Nat. Veg, XIII. ‘Gen. 1205 Sp. ‚ 36. (2) Fucus Caule Filicormi Ramofo &c, Sp. Plant, N. 13 EL Zeyl. 389. R Lugdb. 513. Fucus Folliculaceus ferrato folio. C. B. Pin, 365 Sargaco. Prs. Bras, IL p. 2668 ef Fr. Jad, P- 239. Sargasfo erge eea 11, Dszr, XIV. Srus. 2765 BESCHRYYVING VAN Ameide het ’et-echter ‚ op ver naa, niet overal R4 ins zo-dat ik de bedenking van den Ridder, srux. _ofsdit het allermenigvuldigfte Kruid op den Zee = Ruy, Aardbodem zy ‚zo voetftoots- niet kan billy- ken, De Vrugtbolletjes , zegt zyn Ed-,-zyn fomtyds-met een Draadje gebaard 3 fomtyds_ komen uit de Oxels der Bladen zeer kleine Trosjes van zeer kleine Wrattige Peultjese Dit Zee-Kruid was op ’t Strand , tusfchen Scheveningen en Katwyk , door Mrersunex gevonden; zo de Heer pr GorTEr meldt. Het zal eekedek by toeval „daar gekomen ten ir ons L Si geenszins het tien Sarto van Rut PHIUSs dat de Heer N. L., BURMANNUS daartoe betrekt, maar wel deszelfs Strand- _Sargasfo, met het Brafiliaanfche van Prso en dat van den Oceaan overeenkomftig, ’t welk verkeerdelyk door zyn Ed, tot het Korrelige ist’huis gebragt. NL 69) Zee- Ruy met een bi Tukki- | on SE gen Steel, Liniaale effenrandige Bladen, en 2 Boen Kogelronde gefieelde Vrugtmaakingen. GG) Fucus Caule Filiformì Ramofo &c» Sp. Plant. N, 14: Fucus Folliculaceus Linarie folio, C. B. Pin. 365 Lenticula marina Serapionis. Lon. Ze. 1. p‚ 256. Acinarië Imperati, Donat. Marin,35. T. qe fe 1, Mant. 708 GatELe Fuc, 99, er ene ee mn es tet eet ee „DD E W tf EFR EN. 277 “Zeet weinig verfchilt”deeze; die inde Mid- PRA dellandfche--Zee , aan de- Kusten van: Italie il: * groeit, van de edig dan. doordien de Pri Blaadjes effenrandig, niet gekarteld zyn, noch Zeer Ray, getand. ‘Ook komt dezelve “fomtyds voor „ met een lange , gedoornde Steng, wel we maal zo'dik als een Duim, naar GiNANNT aantekent, “Gemeenlyk: heeft’ zyseef Kräak- beenigen „-rooden , Draadachtigen Steel en’ de Vrügtboiletjës , die rónd en gefteeld ZyD, van’ grfoòrte“als Kool ‚hebbende « aan ers een Elsvormig Blaadje. — elis. en Dee Ris met een Brnadicreig Takkis gen Steel, Lancetvormige Zaagtandige Bla-, den, en geroste Wrugtmaakingen met à eee knobbelige Peultjes. k IV. pende en Aan” t Eiland Ascenfion nam Oiurer ere ze waar, die de hoogte hade van een Span, een Steel hebbende met enkelde Takken , en uit de bovenfte Mikken byna bidelinderde Trosjes van Re , enen met t Knol Beltjes als Neeten, — en ‘€ 5 Zee Ry met een Eden en eeniger- Maal uus. / fi Te'blaas @ Fascas Care Filiformi Ramofo &c, Sp. Plant, zig: Ld 15e 5) Fucus Caule Filiformi fubramofo &c. Sp, Plant, E ii eau 3 U. Deer, XIV. Stuw. ks lech CERN VIJNG vaN VII snaate Takkige Steel , en getrofle Priêt. en tin D smacdkingenns; ééne Blaazig meten er een > Hartvormig gekarseid en vd zeen Een zonderlinge. Soort. van Zeen Rays das den fchranderen STELLERUS op Rotfen aan 38, Kust van „Kamcfichatka gevonden »- doch dn in. Oost- als ookin: Westindië,. De. Trose jes beftaan » als-in;de voorgaande, wie Wratti- ge Peultjes „, en hebben ieder een Tolachtige Blaas, die gefteeld isen gerand met een {kompas Hartvormig Blaadje , de Blaas als een Kasje denn add: Baat EE ) are (© Zee-Ruy met plat gegafild Lof, dn _Fucus geribd is en Zaagswyre getand s-aan ’t cad L En knobbelige Frnsmasengen. hebbende. ' Gemeen is deeze in de Oceaan, inzondere / heid aan La Kusten ‚van Europa, als ook aan < „One N. 16. Fucus Brmalis teres, einen turbina- tis Membranâ cinftis. “Hert. “Cliff. 478 Fuchs) Mit Vés ficulas habens aard. extantibus mien SLoAN. Jam, IV. Hift. 2. p. 58:-T. ‘20. £. 6. GmEr, Fu or. Te 5 ge Acetabuli marini varietas. Rumrr. inb. VI. p. 185e {py 6) Fwcus Fronde plana dichotomâ coftatà ferrato-Den= tatà &es Sp. Plant, N. 1. Gort. Belg; 3r5e Fl, Suece H0O1s 1144 He Cliff. 478. Fucus f, Alga latifolia, major dentata. Mor. Hift. IN. p. 648. S. 15. Te ge fi 1- Base aen. Natvurk, Uitfpann. 1. D. Jil. Stukje, bladze 233: Tab. Al fg. 3 Gaet, Fuc. pe 57, 2 we nd Lak Ad NE mee dr tenen DE Weir ErRoESMNe 279 onze Stranden. ;-Wylen-de Heert „BAS TER ree. merkt aan „dat zy aan de-Zeeùwfche Eilan- den meest onder Water-groeit, en: daurzaa-, Hooroe mer is dan onze andere gemeene „Soorten,: hs Kas weshalve de Kreeften , die men van Zirikzee paâr-de andere"Provinciën verzendt, altoos — in zulk Zee-Ruy worden ingepakt. Het is by AV hem de derde Soort sin welke men ;râän ’tend der Bladen, die kleine Korrelige Vrugtmaakin- gen waarneemt, van welken hier vóor is ge- fproken. 4 ine ds — heele Oppervlakte van het Loof Noorwegené dd d ad Perfekt dit Zee-Ruy , met Meel beftrooid, tot Voeder voor het Rundvee , zo GUNNERUS aante- kent. MD Zee-Ruy met Spiraal laarsen B AAL uit etand Loof. C gupig 8 void Ik begryp niet, wat de ag en zy EE. om-dat kleine Plantje, naauwlyks twee of drie Duimen hoog ‚ in de Middellandfche Zee op Steenen en Schulpen-groeijende ‚hierin, te voegen. — ‚De en hetmnst zien pa GD) Ficus nde ied gie Saher enden dentatà. Sp. Plant, N. 6. Epalica Spiralis miinôr. Gr- NANN. Adr. 1. p. 26. T. 27. Alga” fpiralis-maritimae Bocc. ST: £.2 ee os seed 4 Dl, Daze XIVe Sruxe ta BESCHREVING VAN pl gaal gewonden Vliesje en’ zyn.aan ’t end als li met Franje of zeer fyn ipgefneéeden: Boccos et NE hadt het opt Strand ii Livarno en elders, „_- gevonden,: he PA 4 (8) Zee-Ruy- met an eegafid Loof, daa fevdrs. 7 geribdisven effenrandig ; tweelingft. Ozel B laazige {> _ Baasjes; 5 de endelingfe geknobbeld. Deeze wordt gemeenlyk Zee- Eik geheten , om dat het, Loof eenigszins gelykt naar Eikes laden. Men zal ’er de eerfte Soort van Dó DONÉUs, als ook van BASTER, toe betreke ken moeten, wegens, de, gezw Îlene ends Blaasjes „ „die, dikwils als & met Wrateen zyn bezet. Ove rvloedig ig komt zy in de Zuiderzee, en aan de Zee-Stranden voor. Deeze is ’ts wier Blaasjes het gezegde. Lymerig Vogt in- houden, dat zo dienftig ‘is. om harde Gezwel* len te doen he 0) ze C8) Frens Frónde planà dichotomâ Cofatâ integerris mâ &e. Spe Plant, Ns; 2. Fucus Fronde dichotomâ ins tegrà, Caule medium folium transcurrente , Veficulis : Verrucofis terminalibus. Gort. Beig. Il. p. 315 Re Qt , jab Tourse. Zaft. 566. heen marina, Lon. Zo. Ip 255 @. Fucus maritimus f. Q. Marina Fol, extremis tumix dis. C. B. Pin. 365. Baster utfuptá. Tab, Xie Fig % Fucus Marinus prior. Dop. Pempt, 479, ET lm vate - WIE o-W: 2 Er RK BEM 23t {9) Zee - Ruy met platsgegaffeld effenrandig Vk Loof, aat wyd gemikt isen dubbelde Blaas. an we jes aan de mikken heeft ij ag ergst Deeze, die waarfchynlyk eene Verfcheiden- IX. heid van de voorgaande is, wordt-by Harlin- ne: gen in Vriesland en elders aan onze Stranden mid en gevonden, Voor veele jaaren is my aan onze 5 Zee- Dyken een Soort-van Zee-Ruy voorge- komen, met groote Eijerachtige Blaazen ‚ Klap- pers genaamd; hangende aan Hier van vind ik geen melding 5 des het tor nader onderzoek zal overlaaten. (ro) Zee-Ruy met plat gegaffeld efenrandie x. … Loof , dat. geflippeld is en Byrond- Lan- Ten pges cetvormig opgeblazen; aan de tippen ver blazen, deeld, ke Aan de Kusten En Ears en enige heeft men deeze gevonden , die flegts één of tweemaal gegeffeld is, ook cene Neticheiden ‚heid van de re (9) Ficus ‘Fronde planâ intrek Ei 3 ë Sp. Plant. N. 8. Fucus bullatus fruticescens &c. Mor. se, bike p. 647, S. 15. T, 8 f. 5. Gorm Belg. 11, ? za Fucus Fronde planâ dichot. integerrimà &c. Spe Plant, N. 7. Fl. Sec, Jood» 148, Gez, Pus, ne 23 BEsCHRYVINGTvVAN VIII 6 1) Zee-Ruy met plat gegaffeld efenrandig- ArpsEle uni. Loof ;-dat” geff?ippeld is en 1. ancetvormig , sruke aan ’t endet -geknobbelde sweedeelige XI Vrugsmaakingen, Fucus Cen Kof Een kleiner Sooft van Zee Dn ‚ “zelden ahtig- smeer dan een Handbreed hoog en-dikwils veel kleiner „ maakt ‘deeze uit „die ook dikwils aan onze Kuften, en veelal-op Steenen zite tende, gevonden wordt. Zy verfchilt wees zentlyk van de voorgaanden, als door “tuiters Iyk aanzien’ blykt, De zelfftandigheid is Vlies zig, dun „ Kraakbeenig nld Zy Ta heeft „het Loof plat, ’t end aant ) tig ‚ dew: gr Baderie. “erbreeden. De eur is meestal ‘geelachtig wit of Vleefchkleurig 5, “daèh ook geel, groen of paarfchachitig, ja geheel don- ker of zwartachtig bruin. « Voorts verfchilt het Gewas ‚ naar den Ouderdom, in “gedaan, $ te ongemeen. Adn’t end is het altoos verdetld en als gefnipperd , doch dikwils ook aan de kanten rappig; ’t welk dan eene Verfchei denheid‘ nitmaakt. Somtyds is het ook ge- kruld , en als met Franje aan di end” voorziens gf» aan de tippen gefternd. (12) Sne Tin dsfa AE ha PN 1 RR Je aen tubereukitis bifidis 5 mins Sp. Plant, N. zeGonr Bel il. p. 315- Fucus | humilis die chot. Ceranoides &c. Mor, Hit, Til, p. 646: S. 15. Te 8 £ 13 6, Fucus lacerâs, Sp, Plant, Noegus Peo, De Wi ivE ROE Mi T o8gpn £r2) Zee -Ruyomet plat gegaffeld- effthrandig A24 “crdoof dat geflippeld is, van onderen Liniaal Ti, TA gefleufd , en aweelingfe knobbelige Vrugt. ras ng, ecn ci Een plat Vliezig Loof ‚van oiderën mal a lers-aan-de eene zyde gefleufd, maakt deeze Soort uit, die tweelingfe gefteelde langwerpi- ge dikachtige Vrugtmaakingen heeft: zynde, terwyl zy in ies lie eas: Ru par gegaftld , Xill. dig» gefleufd Liniaal PEA 7, atm geknobbelde flompe Vrugtmaakingen. Gefleufd, Tot het Hoornachtige fchynt ook dit Zeee Ruy -te behooren, dat fomtyds aan onzeStran- den wordt opgeworpen. Verfcheide maalen is het_ „gefcheiden in: {malle verdeelingen ‚en heeft aan ’t end tweevoudige Blaasjes, « die met doorboorde Knobbeltjes bezet Zyn. ; aat Kuss CE2) Ficus stir We? Aichotomà fn Sp. Plant, N. 6, Oe: Daar. 286, Fl, Suec, R, Lugdb Sc. Fucus fpiralis maritimus major. Raj Argh. 1. pe 41. (13) Fucus Fronde planâ dichatomâ integerrimâ ca- naliculatâ lineari &c. Sp. Plat. N. 45. Oep. Dan. 244. B‚ Fucus excifus. Sp. Plant. N. zo, Fucus dichotomus ranaceus &c: Moris. S. 15. T. 8 & Ee Amr Fus, 0 Tes. A É 2e it U Dazs, XIV, Srem Be nen ‚{14) vereer d Cr mii EE GTS en as ° BESCHREVING G an VI Ga) Zee-Ruy mer plat gegaffeld effvurandig. IAS „Liniaal-Loof ; de anne bmibe Dee aú lig en-gefbitst. Flu dis Van de voorgaande Soort vertchilt deeze, ke het Loof geenszins aan „de-eene zyde-ge- fleufd isren: dat „de „Blaasjes soals Peultjes-$’ langen; gefpitst. zyn. „De verdeelingen zyn {mal en egaal: van breedte, meteen middele Ribberje ende zelfftandigheid is Kruidige ma xv. (rs) Zeer Ruy omet “plat. gegafreid Loof, de er Bladen iweêzydig effenrandig „met een opg. ener sk > die. wit verdikking der n He ene et Sherkt men bint eie laf h. ee SEC zi et _Dicis dat Brekkie Zee- -Ruys dader wat ter groeïjende , ’t welk van de Engelfchen Knotted-Fucus ‚ van ons Volk Paternofter-Wier geheten wordt, om dat de Blaasjes, die het heeft, als aan een Ketting gereegen zig vere toonen, C 4) Fucus Fronde planâ dichotomâ integerrimâ li- neari &c. Sp. Piant. N. 46. Fucus dichot. &c. Hups. Lugt. 7 Oep. hon 351. Fucus Filiformis. Gmeu. Fuc hd ke Fronde gd dichotomâà &c- Sp. Plant, N. ti Gort. Belg. Ile p. 316. Baster Uitpas MD. Ille Stnke pe zate Te te fe 5. Re Zugdhe zige Pb Suec. 1006, z14geGmer. Fuc, 29 Toi, Bef me Osp, Dan, T. 146. Fucus maritimus nodofus. C. B. Pin. 365» Fucus marinus tertius, Don. Permpt, de Kruid, pd Sr bm W't EER B ms b65 toonen. Het heeft plat rondachtige Steëlen, ‚ VIL” die wederzyds met kleine’ Blaadjes bezet zyn. zn ET ui Het komt omtrent Wieringen, aan de Kuften Hooros van Vriesland , als ‘ook aan onze Stranden en nn elders aan die van Europa; voor. : C 16) Zee-Ruy dat een Draadachtige gegaf= _xv1. felde Steng heeft; met Wiiezige Degenvore Fucas bd an eenzaame Zaagtandi minn > de ndelingfe aan den Steel eddanen Arien, beerse ard In de Ethiopifche Zee ‘komt deeze uit de Diepte voort en maakt een Soort van Eiland. jes; weshalve Linneus aanmerkt, dat, het misfchien de allergrootfte zy van dit Ge« flagt,- (17) Zee-Ruy met platachtig Takkig Loof , XVII vweezydige effenrandige- Blaadjes overhoeks St en gefteelde langwerpige gefbisfle Vrugt- gk beek: maakingen. Deeze , die-aan onze Standen =e gen in 8 il mi hem 6) Fucus Särpe Filifoemt ‘dichotomà, ‘Frbod. Mende branaceis Enfiformibus &c. Mant, 31t (27) Fucas Fronde compresfà Ramofà, Fol. diftichts alternis &c. Sp. Plant. N. 17. Gort. Belg. p. 317. Fu- cus Caule tereti Ramofisfimo, &ce Fl, Suec. 1007, 1150. ucus maritimus alter tuberculis paucisfimis. C. B, Pit, 365. Fucus marinus quartus. Dop. Pempt, 439, Oane Dan, 106, Gotar, Fuc. on. T. 2, en Base VL 28Ge BesenryYviING van de Zuiderzee, en in de Oceaan voorkomt : Argent heeft. het Loof Draadachtig famengedrukt, in STUK. XVI Facus Sie bienlofus. Je bogtig ‚ wederzyds als-getand door de overs blyfzels der Steeltjes of Vrugtmaakingen, die geheel Peulachtig zyn , grooter dan de Lans Se En KG 8) de. Bk „met. het: Zof Draadachtig Jan « mangedruks 3 de. Bladen. overhoeks, eenie maate Zaagtandig ; de Vrugtmaakingen bh ‚Ki Joatrond gefdeeld, gefpisst. Veel fchynt deeze , wat het Gewas aan ns paar de voorgaande. te „gelghgis deck ‘kingen, van n afgezonderd, he onges vaar zo lang als de Bladen zyn. SKIX. Elongatùs, gat Uitge= vent, == € EN Zee = Ruy met het Loof Draadachtië > “famengedrukt, gegafld, gewricht, ‚me gezwollen Knietjes, Inde Spaanfche Zee is deeze voorgekomens die het Loof gegaffeld en aan de verdeelingen sem wat gezwollen heeft , daar het ook “ | wel (18) Fucus Fronde Filiformt compresfà &c. B Co) Fucus Fronde Filiformi compresfà dichotomî &c ‚N. 9. Facus Caule Lineari aphyllo, dichoto= mo. R. Lugdb. 517. En Ei: teretiusculus Cups dichotomus. Hups. 4 2Deel, PLAAT CI. BRW: rlr Wobenet Mh “wel afbreekt: „Men: vindtze: ook aan de Kust, Ed van Groot-Brittannie, Terwyl Lasne vs hier geen aanhalingen Hoor: | doet en zelfs die van Morison (*) uitmon- zes. Ruy. ftert, heeft de Heer GMELINs deszelfs be. paaling bybrengende op zynen. Pucus elonga- tus (}), daartoe veelen van andere Autheu= ren betrokken. Dat het de Fucus Fungularis van IMPERATIs zo min alsde Fucus Fungis afinis van-CasrAR of de Puci Fungiformes van JAN eg waar fchynlykheid tot de Pavonius , thans U/va Pa- vonia , behooren, is allerblykbaarst. Het Tweede Zee- Ruy van Dononaus, ’t welk door de GorTER tot de eerfte Soort van Wier , hier voor”, t’huis gebragt is (J), hadt REAUM made, NE opgemerkt; zo wel als het Sma/bladig Zee-Ruy : naar Veters gelykende, van Baum INUS; a dat die plat Loof hadden; hier niet te behooe ren ($). Diet echter is de enkele reden niet; maar „wel , dat het Zee- Wier niet zoe danig groeit, als de Figuur van DopoNaus voorftelt.;Co MM EL Y Ns willende.volitrekt ons gewoone gan Wier ae ies, pasen, Authietie 4 Fucus frongiofss teres. Eüf. Plant, te Ts Re A Fucòr. Hift. fpecial. p 103 (4) Flor. Belg. Ed. 11. p. zar. (5) Mem. de 1712. p. 3 Oftavo, AL Dier, KIV. Sruk. | a 28 BEscHRrvVING var VII vinden, was gedagten Hoogleeraar daar in dd voorgegaan. MorisoN, ondertusfchen , hadt, met veel reden, dat tweedeZee-Ruy Zee= Ruy. van DopoNaus betrokken tot het Zee- Ruy met lang ‚ fmal dik Blad , van C, Bauut- NUS , ’t welk daar mede beter ftrookt dan het. eerfte Zee-Ruy van dién Autheur. _Billyk fchynt hier de Heer Gm erint’'huis te brengen dat Zee- Ruy van den beroemden REAUMUR, genaamd Fucys in Jange finale róndachtige Neftelingen verdeeld , maar die Aue theur merkt op, dat deszelfs Bladen geens- zins gewricht zyn, gelyk die van het Draas dig - Zee-Ruy; te welk Bavuarnus noemt Fucus naar een Snaar gehykende, rond en zeer “_Jäng, buiten Sel het Zee- Draad, ’t welk ook wel Zee -Pfafch wordt geheten. — Hete zelve bovendien is alleenlyk eén lange fmallé ronde Draad of Veter, niet gegaffeld , oftel- kens in tweeën verdeeld , als dit „twel k ik hiet vusfchen het uitgerekte en Riemige van LIN- _ Neus een plaats geef: want het is niet ger wricht gelyk het eerfte ‚ noch met t'huis te brengen tot het laatfte , waar toê het echter naast fchynt te behooren: hoer wel het zo min Draadachtig Loof heeft als Eén van beiden. Des noem ik het . (*) Zee-Ruy met gegaffeld famengedrakt zeer Fucus Va» Jang riolofus x Pokkig. 7 PL Ch, CO Fens Fronde dichotoma compresfà grelonsì ee DR: WW vir B mo B eN 239 laag Loof „;volzaadig ‚ Pokkig ‚den Wor- Pt tel Paddeftoclachtig hehbendes —ast na Ar : Ee „Hoorn Ik breng hier het Hoornachtig of naar Herts- Zien Em. ‘hoornen gelykend Zee- Ruy t'huis, van Mo-_ RISON , dat met „Wrattige Bolletjes, zo hy zig wiedrukt „is getekend : om dat hetzelve volftrekt hier mede ftrookt. ‚Het heeft de Bladen, zegt hy , een. weinig famengedruke rond, pieramidaal , dat is puntig of dunner titloopende „ en bened Jen eene te verhe- — venheid , Td Stoffe als de Padde bne onder eenige kleine Worteltjes. Dit Ei fcheide blykbaarlyk deeze Soort, welks Steel, zo. GMELIN aantekent ‚ voortkomt uic een rond Schyfje „ dat een weinig boven het uit- gebreid Voetje geplaatst is , en welk Schyfje, volgens Waarneemingen van wylen den ge- leerden Doktor ScHLOSSER, reeds beftaat, eer eenige Steel wordt uitgefchooten ; des het beginzel van dit Zee- Ruy naar een Paddeftoel- tje gelyke, Zyù Ed heeft hetzelve overvloe- dis aan de, Oevers van ie Arosisne ge: | ‚von. Seat DT red en A re ni diaibus” ode vals, Radice Fira Mii Fucus etóngatus. Guerin. Fc, p. 103, Facns in Ligu- laslongas anguftas set’ fubrotundas divifus.,Rrav a, Mente de zzz, p. 31e T. f,2. Fuc. Marinus. Ceranoides, Glo- errucofis fignätus. Mor. Hift. Ill p: 648. S. 15, bie 9. Fucus Fronde dichotom diftichà &c, Bows. Spr NG en | 8 U, Daer, XIV. Ban ele BESCHRYVING WAN He vonden: - Het wordt dikwils verfcheide Voe- Hoors- ten lang, zegt GMELIN, en is van eene Le: derachtige , dikke, ondoorfchynende zelfftan. em. digheid » vuil geelachtig van Kleur. Mort SON getuigt, dat het eens Mans langte hoog groeit ; 5 zynde het zyne in de Inham Ud/er Soright, die waarfchynlyk tot Eúropabehoort, gevonden. Het Sargasfo van RuMPHIUS, — door GM rr in aangeliaald(*) „ ‘van dergely- ke geftalte; groeide, volgens dien Autheur, langs de, geheele Kùst van Pôrtugal en Spanje. Die komt aan de Oevers van den Nootder- Ocean, zegt hy ie overvloedig voor, altoos los df / EL de | Sin E egens zyhen zwakken Worst” “door de” ‘gewoone bee weeging der Golven, ten minfte by gelegen” heid van Scormwinden , van de Rotfen afge rukt wordt, Volgens de aanmerking van GM ELIN zyn de Stcelen of Stengels van dit Zee-Ruy Pa: tuürlyk niet rond, maar plat, wordende door t droogen rond ; waar van ik eèr het tegen” deel zou denken. Immers zyn Ed, háde dee zelven , in zyne befchryving , rond genoemd. Edoch, hier uit is ten minfte, „blykbaar,, dat het ook plat voorkome, en niet altoos. Ted _nigals ReAumuRr voorftelt ;-n de PENN een ovaal - Zy; mek sen Ee ad () Rumex, Amd, VL P. ze 15 be Mrs ain ‚l { TDIe WY RSREBNS- opt als lang, Ik heb-het ín Liqtieur, met derge- : va 1yke--platrondachtige Takken, waar van een En Te: gedeelte in Fig. 1 ‚op -RLAAT-CI, is afge- Hoord: beeld : zynde myne Plant geelachtig Van ze lis Kleur, meer dän twee Voeten lang. Ook heb Praat CI, ik het nog langer en zwartachtig bruin, dac” “® ie geheel plât-is. Beiden zyn aan den Wortel: met een dergelyk bruin plat Schyfje , nagenoeg , nn een Duim breed, voorzien , en in dat zwarte aibsld is onderaan hetzelve eN En dat “men BEK Concha: Anatife ra no : er En ks en: ui EE ted blyke, dat het: OE & het eerfte met zyn Spongieus Voëtje,; onder het Schyfje , niet elders zy vast gehecht ge- weest , ‘acht ik bedenkelyk. In beiden zyn de Aak, door het Kens Loof, + van bin Lr ook met een Gaste of zwart me b welk zelfs in die van binnen zig eenigermaate vere tooût,_-Of zy. met Zaadjes gevuld zyn,’ welk RrAumur in de zyne waarnam, heb ik niet onderzogt’s mir de ier mh, de ‚van Á eke, Uik. CIC. ke 5 Er hin. Schimmelache jes beftaand es en dus mes ne d bruine E Exefnplaar zeer blykbaar ;_groot “en frâay;” De ‘afkomst van beiden zal hei lyk wie « de, Vleanaaiën, Zy0. … (za) (eo) 2g2 DESCHRYVING VAN (ao) Zee- Ruy met Draadachtig famengedrukt geeaffeld Loof , dat overal wederzyds mes Knobbeltjes is: bezet. (21) Zee- Ruy met Draadachtig. zer Tukkig _Loof en Eyronde Blaasjes , die bepaald zvn „door veeldeelige frompe. Blaadjes , aan de tippen Triade die XXI. ' É 22) Zee- Ruy. met wweefidig een Zo ek u smeg E __ Blaadjes gefleeld met kleine. T, andes 3, de _Vrugtmaakingen binnen, ’ 10 nd #ig driekantig. si re EAA Le eis een ra Ga dl % welk de Blaadjes Vliezig heeft met t enkelde. Takken; . de Vrugtrmaakingen Eyrond langwerpig» fom- tyds gefteeld, doch niet ie a. buiten. ’t Loof. - ATR A on Pe Î ‚ Facns Fronde Filiformì in ‘diehotond Hi Fucus Fronde’ Filitormi ramofisfmà &e. Fais Veficulis ovatis alternis pediculatis &c. Sp. Plant. N. zo Fucus Folliculaceus;- Foeniculi foliis brevioribus. C CB Pin. 365. Guru Fucs 86. T. 2. af „a Ar „Fucus bar” batus, Sp. Plant, Ne ig: Quercus maririma barbata.. Ge B. Prodr. 154- (22) Fucus Fronde * ancipiti Ramofà &c. ante 313 DE WI ESR EN, 293 (23) Zee-Ruy met Draadachtig zeer Takkig Loof, de Takjes gefpitst „ met rondachtige famengehoopte Blaasjes, aan de Takken en; fpitfe Bladen allen opgegroeid. 1, ooFD- TUK. XXII …_ Fucus Dit is een Oostindifch Zee- Ruy, van eens Span hoog ; dat de Blaasjes allen op de Takjes Korzelig. en aan derzelver punten gegroeid heeft : zo dat zy met elkander als famengehoopt zyn zonder Blaadjes : des hier de Afbeelding van het Oever-Sargasfo van RumPHIus » welke het eigentlyke Kruid van dien naam voorftelt , niet kan behooren. (24) Zee-Ruy met Draadachtig zeer Takkig XXIV. $ Loof; de Takken gegaffeld, de Bladen Els. weren vormig „overhoeks aan den Voet Blaazig. Sommigen verwarren deeze met de Zee-Hei- de; waar zy nogthans ‚ volgens GMELIN » van verfchilt, die ‘er geene overeenkomst met den Denneboom in erkent ; hoewel Zee Denne de (3) Fucis Fronde Filiformi Ramofisfmê Fueus Fronde Varicofà &c. Sp. Plant. N, 18: Oep. Dan. 5gE. Burm. Ph Ind. P+ 239 n ; gycus Fronde Filiformi Ramofisfimâ, Ramis die chotomis &c. Sp. Plant. N. 36. Mant. 134. Fucus Abies ‘Marina. Guer-. Fuc. 33. T. 2. À- £, 1. Fucus Follicula- catus nigricans. BARR- Ee. 1290. Bocce MS. 7: T. 12 à 1, Dasr. XIV. STUK. Heybla- dig. aop BESCHURYVIJNG vaN vri. de gewoone naam is van dit Gewas, Sommi- Tr ad gen: verwarren ’er het Denneboom-Korallyn Reg mede, dat tot de Dierlyke Schepzelen bee Ze: zu. hoort (*), groeijende als een klein Boompje op Hoorns en Mosfelfchulpen en andere Zee- Gewasfen. Het onderfcheid is niet zeer blyk- baar s dewyl het Gewas, ook in deeze, vol- gens GMELIN geheel uit Blaasjes beftaat » met Bladerige Takjes, veel naar die-van Heide gelykende. Mooglyk hoort zyne Hegyachtigé Fucus (}) ook hier thuis, XXV. _ (25) Zee-Ruy met Draadachtig zeer Tokkig — coremeng Loof dat gefel Takjes heaft en afha ef En dige “a éen Kraal- Ketting fingd. gegroeid yn, Die Blsvormige Blaadjes. Deeze, veel naar de voorgaande ‘gelykende Soort , heeft in de Oceaan” haare Groei plaats. 65 Zeer Zie 1 Desis XVIL Stuk van deeze Natwurljke Hiflorie , bladz, 534. Abieti fimilis maritima. C. B- it Corallina Abietis formâe TOURNE. gd) Fucus Ericoides. Gmer. Fuc, 128. T. XL Fig. 2» Tamarisco fimilis maritima. Comm. Erica Marina qui pand J. B. Hif. Jil, p. 799. Gorr Be: Il» Vn Bt Bi, Ramofisimî, Ramalis dichotomis &c. Sp, Plaxt, N. 12, ae Caule vere Ramofisfimo &c, R. Zugdb, zige ‚B Eu WitEiRs EIN 295 (26) Zee- Ruy met Draadachtig femengedrukt VAL AFDEELe zeer Takkig Loof, de Tandjes aan den rand yn. Elsvormig overhoeks opftaande, — Hoorne „Tot dit Gedoornd Zee «Ruy; in de, Spaanfche EE Zee voorkomende , wordt ook dat Mosachtigeaeuteatus. door Linneus t'huis gebragt, of het Re mn dig Zee- Ruy van. Noorwegen „door den Heer. GUNNERUS, te Dronthem ,-befchreeven en afgebeeld. Wegens de fynheid van het Loof; wordt dit Gewas by een Paardeftaart vergelee- ken , maar het heeft „aan de Takken, Blaadjes als kleine Doorntjes. (27) Zee-Ruy met Draadachtig rond, eeni= XXVI. germaate Takkig Loof , dat overal met Pri Borftels is bekleed. Wolfs- laauw= STUK. _ Deeze heeft een opftaand Loof, dat wee _ Takkig is, naauwlyks een Voet hoog, overal , op de wyze van het Wolfsklaauw , gedekt met Borftelige Blaadjes, van een half Duim. _ (28) Zee- __ =(36) Fucus Fronde Filiformi compresfà Ramofisfin &c. Sp. Plant, N. 34 Fucus tenuifolius Foliis dentatis. Mons: ISe 25. Te ge É 4» Oene Dam, 353 (3. Fu- cus Ma Sp. Plant, N. 23. Ger. Puc. 130. T. 12, Fucus virgatus. Gunn. Norv. 93. A. Nidros. 1 Vv, p, 83. Ts 7. Fucus Foliis Erice fimilis. Ray. Hafl. 73 az) Fucus Fronde Filiformi tereti fubramofà ic. Oro, Dan. 357e IE, Daem XIV. Srue 296 BESCHRYVING vAn VIT. (28) Zee- Ruy met Draadachtig rond , gepaf- ArDEEL. Lid Ald Loof, ’t welk overal met neee bee Hoasp- dekt is. STUK. XXVI11 Fucus _ Dit bykans naar een Spons gelykend Zee: Puig Ruy, heeft zeer Takkige Seelen van cen Voet lang, als grof Garen , overal bekleed met een zeer fyn dik Pluis , byna als dat der Herte- Hoornen , doch: Ee zigtbaar met het bloote Oog. Het komt de voorgaanden naby; en is ook in de Noorder Oceaan , aan de Kust van Noorwegen , gevoriden. Kk. (29) Zee-Ruy dat het Loof rand , met flappe Ae „ Doorntjes d igt bezet heeft; de Bladen twee- tratie ome __zydig , byna gevind, Liniaal- Lancetvormig Zaagtandig. De Steng van dit Gewas is een Handbreed hoog, behalve de Doorntjes wederzyds bezet met Blaadjes 2 als of zy gevind ware. XXX. _ (30) Zee-Ruy met het Loof Draadachtig een- rme voudig , Etsen » eenigermaate door- tig. fehynend Dit (28) Fucus Frônde. Filitarrti teretì fabramof® &ecSpe Plant, N. 35- Mant. 134 Fucus teres Ramofus &ce Ga) Fucus Fronde tereti inermi aculeatisfimâ &c. Go) Fucus Fronde Filiformi fimplici &c. Sp Plant. N. 32 Fucus Indiens teres. Pruk. Afm. 160. T- 184- £ 3. Gramen Sparteum Setas Equinas referens. C. Be Pite 5. Prodr, 15. Burm, Fl, Jud. 239 DE Wie REB N.. 2072 Dit zeer lang , dun , Peesachtig Zee-Ruy vir groeit in China en Ooftindie , alwaar het om Ta Tapyten of Vloermatten te vlechten gebruikt Hoorne wordt; zo het dat is, uit BAUHINUs aange- Zen; Ruy. haald, ’t welk de langte van twee Ellen hadt, (31) Zee- Ruy met het Loof Draadachtig XXXL, eenigermaate broofth en niet doorfchynende. rei In de groote Oceaan niet alleen; maar ook in de Noordzee, en in onze Zuider-Zee , omtrent het Eiland Wieringen, komt dit Zee- Ruy voor, dat Zee-W/afth geheten wordt van BARTHOLINUS. Hy vondt hetop eenKey= fteen gegroeid, gelyk met het Zee- Ruy meer- maals plaats heeft. Het valt dikwils , by Mar- ftrand in Sweeden, onder ’t Wier , en ver- toont zig als Vlafch, fomtyds wel een Elle lang. Hierom wordt het Zee- Garen en ook wel Zee- Haair genoemd. Ik heb het, dat aan onze Stranden gevonden is, op een Schulp- je gegroeid, van twee Voeten langte, _(32) Gi) Fucus Fronde Filiformi fubfragili opacâ. Spe Plant, N. 3x. Am. Acad. IV. p. 250 T. 3-f.2. Fucus Filiformis fimplex. Fl. Lasp. 459. Fl. Suec. 1009, 1153. R. Zugdb. 513. Fucus ’ Filum maritimum Germanicum. Boce. Mus. 1. p. 27'. Te gf. 9, C. B, Prodr. 155. ‚Linum Marinum. Barra. 4/7. kr p. 118. £. 8. Gmer. “Fuc. 131- Gort. Belg. IL p. 3'7. Alga nigro Gagini folio. Comm. Holl, p 5- IL Dazt:SXIV. Srux Draadig. 295 Ber ScCHRYYINGSVAN ri 6D) Zee.Ruy met Haairig er: Di AFDEBLe akki! ruuw Loof. jeff sro In de Velandíche Zee komt, volgens il zen. Heer KorNig, deeze voor, die naar zwarte, Emos. Wol gelykt, een Handbreed hoog zyndes gg) omc en,-door-een… Vergrootglas gezien „zig ruuw … vertoont, met byna gekranfte Stippen. HOG (33) Zee-Ruy met Draadachtig gegaffdd : Fastigia= zeer :Takkig „ flomp-getopt Loof. EHS, a © de Oostzee valt deeze, die zig in ’t ronde uitbreidt , omtrent een Handbreed hoog: te hebbende, verdeeld in hehgrt, apa ge le Takken, em ì XXXIV. 6) Zee-Ruy met zr gegafeld, eng céllan zeer EAK: gelpisst Loof, Vorke achtige Worm: ' (32) Ficus Frond, Garda dichotomis Ramofisfi mis fcabris. Sp. P, (33) Fucus Fronde Filitormi dichotomîà &c. Sp. Plant. N. 29. Oep. Dar, 393, Fucus Caule Lineari di R. Zugdb. 514. F. Palmaris tenuis &c. Moris. S. 15e T- 9. f, g. Fucus Marinus vont. Loes. Prasf. 77e Ìe z5--GmEr. Fuc, p. (54) Fucus Fronde: Filitorrai dichotomâ Ramofisfi mâ acuminatàs Sp. Plaut, ‚N. 39. Orp.-Dar. q1g. Fucus Caprinus. AB. Nidros. IN. p. 32. T. 5. £. q, Fucus Lum: hae: Gust, Fuc, z08. T. 6. f. 0. an, Ss, 1 T. 5 ve Wrs 8 RB ee 299- Wormachtige Fucus-noemt GMELIN-deeze Vit. Soort „ om. dat-zy,-de- Takken, van-gedaante tore als Voen heeft, Hy merkt-aan ‚dat de. are zelve meest voorkomt in” de Engelfche „ doch ook in de Indifche Zeewateren. Zy valt oak by Noorwegen en heeft by GEN NeERUS den naam van Geitenkhoornig Zee- Ruy bekomen. iet 35) Zee-Ruy met Handpalmig plat Loof. _xxxv. F Deeze Soort, die ook zeer klein is, heeft Gepaimd- niet alleen eene Handpalmige gedaante’, maar weinig, meer grootte dan éen Hand. Mo- RISON fpreekt van eene die Vliezig dun en groen was, vallende op Anglefey: GUN- NERUS beeldt een dergelyke af-in de Na. tuurlyke gróotte , die derhalve ook flegts een Handbreed hoog was , maar hoog rood van Kleur en dus opdroögende bleef, Hy noemtze Schaapen - Zeê- Ruy, om dat het Wolvee , aan de Noorfche Kust, zeer daar op was verflin= gerd. De Schaapen zegt hy, zo wel als de Geiten „ wisten dit Zee- Gewas, op een be- nnen manier „ 8 het afrollen der Baaren, te (35) Fronde palmatà planâ. Sp, Plant. Ne 26. Fucus Membranateus Céranoides- C. B. Prodr. 155. F. Frond, „planis palmatis. R. Zugdb, 515. F, Foliaceus humilis Palmam humanam referens. Mor. Se 15e T. 9. f£. 1e Fucus Ovinus. Af, Nidros. IV. T.g. Gort. Belg. Il. p. 312. IL. Deer. XIV. Stuk. sj) goo BESCHRYVING VAN VII. AFDEEL. Hb Hoorp- STUK. te bekomen. Aan onze Stranden komt het ook-, inzonderheid by gemend fomwylen voor, zo CoMMELYN aanteken Yslandfch Hiermoet men dat Ysland/che de. Gras, Soel Zee-Gras. ‘genaamd , thuis brengen, waar van een M= nigte op dat Eiland vergaderd:, en ingepakt zynde, tegen Vleefch , Boter, Wol en andere Waaren verruild, of ook voor Geld verkogt wordt, als een zeer aangenaam Voedzel. Tag- tig Pond zulk gedroogd Wier , kost ’er veertig _ Schellingen. De Yslanders kooken het ook wel verfch in Melk , en maaken ’er dus eene Bry van , of, in verfch Water gelegd zynde geweest , laaten zy het doorde Zon opdroo- gen en verharden, en fluiten het in ‘Houten Vaten, waar door het wit en Suikerzoet wordt: zo dat zy het met Stokvifchen Boter eeten (*). ANDERSON verhaalt , dat dit Wier verfch ftrekt tot Voedzel voor het Vee, als ook gé- droogd, en dat het Vleefch daar van walgelyk wordt. Van het Zee-Volk, aan de Stranden van Engeland, wordt dit Ree: Ruy ook veel gekookt en gegeten. De zoetigheid of Süi- ker, welke het uitlevert, ontftaat zo men wil uit Zee-Zout , door ’t Slym daar van gen perd. Mooglyk zou hier ook het Zoete Zee - Rw van den Heer GMEr 1 N(4) kunnen t’huis ge- C°) Orars. und Povers. Reize durch Zstand, Kopp. und Leips. 1775. 11. Theill. p, 177. Cf) Fucus dulcis. Ger. Puc 180 T. 26. D'S WEEBER BEN] qr ‘bragt worden , hoewel hetzelve eene verfchil- vur. deride geftalte’ heeft, … Het beftaat uit allengs “T verbreedende Bladen, dikwils verfcheidene ed „van ’t zelfde Stammetje of Worteltje opfchie- ° een ‘tende, De Ieren en Schotten hebben het ge- duurig al Käauwende in de Mond en,‚diede Ei-_ danden-in -de Zee van Kamíchacka bewoonen, mengen het in eene Bry., welke daar door „rood en dik wordt. Ook eeten zy het uit de Hand. - Ik heb-een Plant, dergelyk Zeer le gedroogd , uit Japan bek KORE aten sen _36) Zee- Ruy wief cen Pypachtige Sleng; het XXXV : Loof Vinswyze gepalmd , Lederachtig ; de ! Picasa. Blaadjes Degenvarmig effenrandig. Ries: pettig. “*Van eene “gäntfch zeldzaame- gedaante ís dit, gemeenlyk Trompétgras genaamd „tot welk het Piottend Indifch Riet wordt t'huis gebragt. Men vindt het in de Oceaar, voorby de Kaap der Goede Hope, dikwils ook dryvende; als vän de Steenen ;’ waar op her groeit , mer! zynde, Het heeft. een Vezeligen E Houtigen ortelen de S Ag IS OOK tig, Pypig hol, zig verwydende en vernaau- wende, en eindelyk uitbreidende in een’ Lan- eer cetv (36) Prcús Strpe Fiftulofà , Fronde palmato -Coria= ce &c, Mant. 312. Arando Indica fluitans., C, B, Pin, ig. zi A, Dezr. XIV. Srum. 302 BESCHRYVENG,VAN var cetvormig Loof, ’t welk eenigetmaate gevind b. isen tevens. Vingeragtigs Die, Zee ho: is Hoer zeer groot. VL (37) Zee-Ruy met gepalmd Loof, van Dee gitatus. genvormige Bladen, en eene ronde Stenge geen De Steng vân deeze Sooft heeft de dikte van een Wandelftok of Rotting ; » en is onge ‘vaar een Voet lang , voortkofhende uit eere Bolachtige Wortel, did Vezels uitfchiet » even als de gewoone Bolwortels , doch Van _ binnen bol is, zo groot als een Vuist, De Stenge die, rond i is, verdeeld zig. Vingerachtig 5 Re € ormi Y _ die fomtyds tot ab KEE Pesten Tie zyn, Vliezig, Kraakbee- nig». van, Kleur geelachtig. groen, Zo in de Oceaan, als in. de Middellandfche en Noord- zee, inzonderheid aan de Kust van Engelands komt.dit Zee-Ruy‚menigvuldig voor,„en dient op ‚de Schotfche Eilanden grootelyks tot bee der Akkeren en. Boomen. „Hier ber hoort. zekerlyk die” Zee- Plant „aan de-Frie- fche Kust Gevonden. welke de donde ne _ €32) Fucrs Fronde palmatâ , Foliolis ROEL hf tereti. Mant. 134. Hups. Angl. 474. N. 4r- Fu- cus Hyperboreus , Fronde rk nat, m gisfimo. “Govan Eler, Gr. TT: us poly- Glide, als CB. Pin ay d, os, D 392. Gaten. Fuc. zoe. T prat ke dk pd : rar ait ded din Gm Pad zn vre Wirwar mem Bos se befchreëf “ef afbeeldde” (+): alsvook-die Aib Vi. daar Doktor MORK- VAN Prrrsum van ke ied gefproken “heeft, agter zyn Vertoog ovor-destux, Gewelf- Slakken, welks: rs re waarde «van den Inhoud aankondigt: zo dat dit alszins een _Plantgewas is ‚van onzen Lande, Er aart, a 30) Zeiinsn wet. hoa. neo inlë XXXVII Beer hoof zoeen nieragdige gevindesaionzus. Di kT 10 f | pee ek té cake Bi qr E de kanten. gefalbalaad., of geplooid , maar van onderen gevind 5 weshalve „het elders Gevind Zee-Ruy wordt,geheten.-.Zeer.digt,, naame: lyk, onder, het-enkelde Bladsis-de.Steel we- „derzyds-begroeid-mer agt Jange „Bladen „ die mooglyk tot, Vrugtmaaki ngefteckken,, y Kamte fchatka valt.de Geplooide, Fucus, van, GMELIN, welke hiet thuis, gebragt wordt, van tien tot twintig Ellen lang. Hy wordt aldaar waar- nj zo wel als aan de Kusten van Noor- Le vadia BR abprord re Al Ek ta ne Sn Ne Vertoog over aex Ce van Lee Ree Re Wk zeus. Leeuw. 126t. 39) Puts Froude fimplici zidtwiea- Eriforrt &e. „Mant, 135- Oro. Daw: gr7. Fucus fimbriatus, Ger. Fac, aoo. T. 29. Fueus pinnatus. AA. Nidros. VT. 8.£. vò FP. longisfimo latisfimo tenuigue folio: C. jet kars nbs Prodr, 354 EL Dess, XIV. Src. zog BESCHRYVING-VAN VIE wegen van het Vee, ook van Menfchen ge« re geten: waar op de bynaam van LiNN&us “Hoorp- ziet, Dit heeft hy nogthans met den voor- STUK. gaanden en volgenden gemeen. XXXIX. ( ar Zee- -Ruy met Lyna eenvoudig Degemor- tarra ig Loof, en eene ronde zeer korte Steng. Suiker: Deeze Soort » in de Oceaan hier en daar … „xxxvoorkomende; wordt: Zee-Gordel of Bandelier, by de Franfchen Baudrier, getyteld. Overvloe: tee dig groeit zy aan de Malouines Eilanden, en in derzelver. Wortelen of Stengels , welke als een“Takkebos uitmaaken, neftelen veelen van die gren ‚welke men ons onlangs van daar heeft aangebragt ; die met dit Kruid op den Oever worden gefineten (*). Her is eenige veranderingen onderhevig , hebbende _de fomtyds zeer korte „dan eens langere Stee- len, doch die niet door het Blad loopen, gelijk in de voorgaânde Soort , ten” minfte daar ID En ee zyn. Het is cede vier Ellen Se : | lang, ‚ indd Vind Fronde hic Eunfiformi sc. ben. ‘Plant, N. 25. Oep. Dan, 416, Fl, Suec, voro, zagr. die Veste goth 169. Fucus- longisfimo , latisfimo crasfoque folio. C. B. Prodr. 154. Ray. Hifl. 74. Eph. Nat, Cur. mes E: 450 T. gef.-1, 2. Fucus Al Ph Pin. 364. Guer. Fuc. } ne T. 27,28. Kus. de de 1712.-p. 58. Tab, 3. & (C°) Journ, Hij, d'un Vaiage aux Lies Hatorines. Beds 1769. Pe 154. xh "B Es Wii ER: Bon 305. eng „aan beide enden fmals in % midden VI. breed en-oyerlangs met ingedrukte. Holletjes a EN TIE die als- een Zoom of „Bandelier, maaken: doch, Hoorp- het komt.…ook. zonder dezelven, voor. Jog vpn Reg Plooijen zyn altoos vol. Slym, waar in Vrugtmaakende, deelen « zullen. vervat nn Hoewel dit Slym eenige Zoetigheid heeft , is nogthans. deeze Soort het regte Suikerdraagen- de Zee- Ruy- niet , welk tot. het Gepalmde, hier voor befchreeven, behaort. (49) Zee-Ruy met Vliecig , tere By. ZL vond efrenrandig gefleeld Loof; de Steng Naysde rond en. Takkig hebbende, re Bladen heef: deeze als de roode Patich, die Gn doorfchynende-zyn ‚ en bleek paarfchachtig rood. Men vindtze aan de Oevers van En- geland, als bok elders in de Oceaan, aan de Kusten van Europa en Amerika. 4D Zee-Ruy met Vliezig Lancetvormig Kin- XLIs derend Ranthaairig Loof. In Kan: aairig. (49) Fucus Frond, Membranaceis ovata = oblongis &c. ” Mant. 136. Oep. Dan. 349. Geer. Fuc. 185- T. ap É. el Fucus Alga “Folio Membranacen’ purpureo , ‚Lapas > thi Sanguinci ep et magnitudine, Mors LIl, p. 645. Sirs T. 5. (41) Fucus Bad Membran. Lanceolatis proliferig “Cliatis. Mant. 136. Fucus Caulescens,-Gmer. Fc. 173: “Te 20. £,.2. Fueús Membranaceus rubens. anguftifolius, “Ray. Angl. 47. B, F. Membran. purp, hasikolius pinnatus, a © Angt. 47. „II. Daz XIV. Stu. bd Ld fis ES BESCHRYVING VAR In de Atlantifche eu Indifehe Oceaan, als L ook aan de Kaap der Goede Hope, komt dee- ze voor, die by GMELIN de Steelmaakende hi Es. heet, om dit zy een doorloopende Steng en “Cera Kr Ze XLIII. - Crispatus. onke- heeft of Steel , daar het Vliezig Loof als Bla- derig, ilse: zynde de Blaadjes aan de kan- ten met kleine Blaadjes als gehaaird. Doch naar den Ouderdom verfchilt dit Zee- Ruy zeer in gedaante. Jong zynde heeft het geen Steng: fomtyds zyn de Blaadjes op de kanten meten: kele Borfteltjes! gehaaird „ fomtyds met Bol letjes bezet, fomtyds als gepluimd, (42) Zee -Ruy met byna Eed gegafeid Zos “de Viggen ver verkrendenden;, In de Oceaan „aan dé we Kuften van Engeland „ valt die Zee - Ruy, dat dikwils op Oefter- „Schulpen groeit , naauwlyks een Handbreed hoog ‚ en dus in grootte, als ook doordien het geen Steel heeft, van het voor- gaande verfchillende. Het wordt vande Strand- volkeren gegeten. (43)-Zee- Ruy met Viiezig „ byna Liniaal, zeer-Takkig ‚ gekruid Ea, à dat gekende In bies nd zeeaniecide dichotomis + laci- dilatatis. Mant. 133. Fucusf. Alga. Membranacea te wetn Hift. Vla ps 646. S..15- T 8. 66 Fucus ciliatus, Gmer. Fuc. 176. T. ar. fet. Ca3) Fueus Frond, Membranaceis Goblingasibvs Ramos DEWI ER EN, zor De zelfftandigheid van dit ZeesRuy is zeer vir. teder en fcheurt-ligt; de Kleur uit den rooden Anprtn of geelachtig , zo het de eerst aangehaalde, ang van GMELIN zy, die in Ooftindie, als ook Zee- Ruy, by Harwich op Steenen groeit. Het heeft de kanten als gekronkeld ; door klein Loof, dat daar aan groeit, (44) Zee- Ruy met Viiezig byna gegaffeld en XLIV. geribd Loof ; de Slippen overhoeks S gn latei. pende ‚ tweedeelig Eel eyleu- In de Seórder Oceaan Ee id de Heer KoENre, voor; hebbende het Loof Takkig , paarfch , doorfchynende , Liniaal , met een dikkere middelrib; aan de Tippen eenigermaate getand. (45) Zee- Ruy met Vliezig „ ongeribd , over- pAEV. hoeks Vindeelig Loof , dat flomp uitgehoekt G eer is 5 aan de tippen als afgeknaagd, Deeze fisfimis &c, An Pocus: taceratus. Gm5L- Fus, 229. T. &c. Mant. 135. Fucus dichotomus parvus coftatus Mem- branaceus. Ray. Ang. 44. (45) Fweus Frond. Membr, enerviis , alternatim pinnae fifdis &e. Mant. 135. a Dan. 353. F. Membr. rabens, Morts. S. 15. T. 8. f. 5. Fucus atomarius, Gek. Pus, ka5. T. zo. f. 1. 1. Deez. XIV, STE. Vz so BESCHRYIVING VAN VIH. < Deeze, in de Atlantifche Oceaan voorko« ae Etre; heeft, volgens onzen Ridder, een piocre rood doorfchynend Loof. - Hy brengt hier STUK- Zes- Ruy, thuis het fyngruizig Zee- Rúy van GMELIN, welks Oppervlakte geheel bezet is met kleine Stipjes ‚die als Gruisjes zig tegen ’t Licht daar in openbaaren , waar door het anders zig als vuil vertoont. Men vindt het veel aan de Kuften van Amerika. XLVI. (46) Zee-Ruy met Viiezig lands pe rubens. golfd, wuitgehoekt Loof, en eene ronde one Takkige Steng. De roodachtige Kleur geeft aan deeze Soort, die in de Oceaan sensgare: nek bynaam. XLVIL (47) Zee- Ruy met plat ien Loof , das | Genen + gefchilderd is met Wrattige Aderen. * Deeze , die aan de Kaap valt „is langwerpig Liniaal een Vinger breed, zegt LiNnNAUSs Bloedkleurig effen, aan den rand met eenige Tanden of Slippen. De Oppervlakte is met eentge verhevene Aders, die hooger rood zyn en Takkig, overlangs getekend. (48) KD) Fueus Frond, Membranaceis oblongis undulatis &c. Sp; Plant, N 27. R. Lugdbs 514 Alga mie nor fuave - rubens, varie divia. Marr. Cena. 32. T. 32 GGD) Fueus Fronde planâ, oblongâ, piâ Venis Verre cofs. Syd, Nat, XU, Ramoûs, dant. 31. D VE Wv ER EN 309 „(48) Zee-Ruy-met plat langwerpig bna ge- NI vind Loof, dat nn met rn als be: groeid is. lik. ops er IL … Om wat reden de bepaaling der voorgaande” sn veranderd Zy, die te vooren was met Tak kige Aderen, begryp ik niet. De Heer Tauns BERG heeft aan de Kaap deeze Soort waarge-, nomen, die weezentlyk den bynaam verdient. van Wrattig , door zyn Ed. daar aan gegeven. Dezelve heeft eene zwartachtige Kleur en. is AT in de Ì vOL gens re het daar vän- my door den Heer BuRMaAN- Nus medegedeelde Exemplaar; in Mig. 2, op Plaat CI, afgebeeld, Fig â dee el | (49) Zee-Ruy smet Vliezig verdeeld Degenvors. xurx. mig Loof, dat Tandswyze- gekruld is. . Aan de Noorder Kusten van Europa komt deeze voor;die veel gelykt naar de Kaapfche, — welke onze Ridder Verfierde gebynaamd hadt, . Dezelve heeft het Loof Liniaal of langwerpig, of Lancetvormig » Bloedkleurig , ongeribd. De rand van ’t Loof is zeer digt op de kanten gehaaird „met | kleine gefcheurde of ingefneeden Blaadjes. ” : | (50) (48) Kas Fronde planâ oblongâ fùbpinnatâ, totâ Ver- fuc Miht. C4g) Fucus Frond, Membranaceis divifis Enfformibus, dentato-crispatis. Oen. Dan, 353. . Fucus ornatus Mant. 314 V3 U. Dser. XIV. Sruw. «- Vittatus. jeln oerd, 310 BESCHREVINC “van uee (50) Zee Ruy met eenvoudig Draadachtig tras Loof, dat aan de eene zyde digt Bladerig Sd is gefnipperd. Eis F Aan de Küst van Deeneniarken valt ínsge- UCHS ved lyks deeze Soort, die Pypig’holle Stengetjes Saiprerie: heeft, cen Handbreed hoog , aan de eene zy- de digt bezet met gekleurde Bladerige Snippe. ringen. LI. (51) Zee-Ruy met Kraakbeenig, Lancetvor: E Dn: : mig » weevaudig gevind Laof, dat gepluind de. iss de Steng Draadachtig dun, famenge- drukt en Takkig, 0 Naar de volgende gelykt deeze, die in de Atlantifche Oceaan voorkomt en zeer klein is» met Mosachtig Loof. — Lu. — (52) Zee-Ruy met Draadachtig Samengedrukt + Man dubbeld gevind Loof, dat de tippen Blaas” beng achtig verbreed en uitloopende heeft in Vrugt- maakingen , die aan de eene zyde gekmobheld deed bad: (53) Zee (5e) Fueus Frond. Filiform. fimplicibus , hinc ramens Bs Foliaceis confertis, Oep. Dan. 356. GO Fueus Frond, Cartilagineis Lanceolatis bipinnatis ofis &c, Mant, 134. On. Dan. 150. Hups. Ash 473 de Fucoïdes purpureum eleganter Plumofum, Raj 37. (52) Fuens Fronde Filiformì compresfà bipinnatà &c Fucus pinnatus Ramis dichotomis, Loerre df. 174, Fe tus Capenfis. Gmar. Fu. 157, ; D,E Nak kde JM (53) Zee -Ruy met Kraakbeenig famengedrukt, axorax. meervoudig famengefteld gevind Loof 3 de Nb SJippen niet verbreedende. - era” (54) Zee-Ruy met Kraakbheenig Draadachtig , fs Dn Jlamengedrukt, gegaffeld Loof; de Vrugt- neus „_maakingen Kogelrond, gefteeld , eidelings bas: met con onderleggend Baardje. LIV. Eris Deeze dre Verfcheidenheden van het Kruid,” korrelig. dat men gemeenlyk Kaapfthe eene noemt, heeft Linneus opgetekend. GMe- LIN heeft ook de twee eerften onderfcheiden „ en het verfchil duidelyk in Plaat vertoond » noemende één derzelven Kaapfth „ het andere. Kleurwisftlend Zee-Ruy; hoewel die eigen- fchap ook plaats heeft in zyn eerfte. Het komt naamelyk insgelyks rood-, geel of groen= achtig voor ‚ doch de zelfftandigheid is Lymig en veel weeker , dan in zyn laatfte, welke onze Ridder Kraakbeenig tytelt. Men kanze, buitendien , door ‘de bepaalingen fchiften, uit de verdeeling van het Loot Ook heeft het _ laacft- KC ne „Frónde Cart sagineâ compress; faprades - pinrat „ Laciniis linearibus. Frutices Marinie Sis. Mus. Ill. T. zoz. f. 1. 2: Fucus verficoior. Gmer. Fuc. 158. T. 17. É£ 2. as vindicatus. Guns. Morv. N. 975 & 864. Tab. Ill. Fig. (54) Fucus Fronde Cllncaet. Filiformi , compresfà ». dichotomâ & ce Syff, Nat, Veg. IL Dees, XIV. Sruxe ia DESCHRYVING VAN VEL laatstgemelde meer veranderingen van Kleur; AFDEEL gelyk uit het gene, onder den gezegden naam, Hoor- zo menigvuldig gedroogd, aan Papier gehegt, Zee-RuyWordt overgezonden , zeer blykbaar is, De hoogte is fomtyds wel twee Voeten, doch dikwils ook veel minder. Somtyds groeit dit Zee-Gewas op Steentjes, fomtyds op Schul. pen, Hoorens of Patellen. Het Korrelige ver fchilt daar van , door de Kogelronde Vrugt- maakinger, “Het wordt aldus door den Bjdnen befchreeven. ss Opflaande , flyf,‚ een Handbreed hoogs pe Beren Draadachtig, famengedrukt „op zyde met weinige Takjes voor pe. le Vrugtmaakingen , die Kogelrond zyn » » van grootte kleiner dan Koolzaad , op een » kort Steeltje of Takje zittende , dat onder 2» ct Zaad uicfteekt met een langer Puntje”. bw. (55) Zee- Ruy dat ongebladerd, Takkig Kraak seerd 5 beenig is, met BRIE gen edoomds Tandjes. Aan de Kaap groeit ook deeze Soort, een Handbreed hoog , met een Kraakbeenig Sten” getje , zegt de Ridder , dat rond en Takkig is, (55) Fweus_aphylls Cartilagineus Rämofùs » Denticu- fis vertici re nn Maut, 313. Pook denticnlatus. Buau. Prodr. p‚ 2 nd DER W I ER RE NS 913 is, doorfchynend ongebladerd , met Tandjes Aro, gekranst, meest. drie in getal, niet fteekende, in. Ik zie niet, hoe dit met den bynaam ftrooke.srum De Getande van den Heer BURMANNUS,Ze- A, die een platachtigen Takkigen Steel heeft, de 2 Takken met Tandig Takkige Knietjes, byna gegaffeld ‚ wordt hier t'huis gebragt, 656) Zee- Ruy met Viiszig » gegaffeld, fa- LVI. serre Haairig. Lof, dai gefieelde sperna- oe pa _ Zaad- stie veeldeeige Blaadjes. | Deeze „ ook van de Kaap zo ’t fchynt af- komttig , was niet grooter en Gaffelswyze zeer Takkig verdeeld, in-Haairig Loof. Dit heeft zydelingfe Steeltjes, met ronde Vrugtmaâkin- gen, niet grooter dan Thym-Zaad, Aan den voet van de Steng komen Liniaale Vliezige Blaadjes , die breeder zyn, verfcheidelyk veel- delig, ftomp. (57) Zee Ry,’ met Kraakbeenig , menig EVIL. : LB pminem. Krullige 65 Fueus Fronde Membranaceà dichotomà compres- fà, Capillaceâ, Fruêtif. lateralibus ‚ Fol, Linearibus mu!- tifidise Sy/f. Nat, Veg, XIII. (57) Fucus Fronde Castilágineâ , decompofita, Ra» mMulis extremis Circinnato- pinnatis, Miki. Fucus Plocas mium. Gmer. Fuc. 153. T. 16, fe 1. Palmula Marina. Inver. Hijf. Nat. p. 844» Muscus Marinus, Cuus; Hi?, 259. Fig. bona. vs Ie Dga XIVe Srus: wat”, gif BESCHRYVING VAN vrt famengefteld- Loof; de Takjes-aan % end en raf Krulswyze gevind hebbende, Hoorp= sro. __ De Kraakbeenigheid „ welke, door onzen Zee - Ruy. Ridder aan verfcheide der voorgaande Soorten toegefchreeven wordt, is e! ‘gentlyk maar een Veerkragtige taaiheid ; waar in dezelven uits munten. Dit hebben de meefte zogenaamde Zee-Gewasfen van de Kaap „-voorgemeld; zo wel als deeze; welke van den Heer GME- LIN naar de Krulachtigheid van het Loof bye genaamd is, Hierin verfchilt zy van die Kaap- fchen, wier Loof de uiterfte Takjes aan beide zyden gevind heeft, en deeze flegts aan ééne zyde, een weinig omgekromd, zo dat zy naar Kammetjes of naar Haairkrulletjes gelyken. Uit de Middellandfche Zee bekomt men zodáe nig Zee- Ruy, dat veel kleiner dan het Kaap= fche „ook fyner en digter van Loof is ; en op het uiterlyk aanzien zelfs blykbaatlyk daar van verfchilt, hoewel het met niet minder véran- deringen van hooge Kleuren fpeelt. Ik beb ‘er zeer fraaije Boompjes van, een half Voet hoog en aan den voet aartig begroeid met Kor raal - Mosfen. Gezegde Heer oordeelt „dat het Loof zeer naar ’t Duizendblad, ’t welk ment Geruwe noemt, gelyke, By de Engelfchen wordt het, volgens zyn Ed., Scarlet Focus of Schariaken Zee-Ruy , by de Hollanders Zeer Bloem genoemd, Het komt, wei en , D,E WAE ROE Ni 318 overvloedig voor, inde Zeewateren van En- VIIL geland. vene 1 Hoorpe (58) Zee-Ruy-met Viiezig „ Liniaal „ famen- men Tv gedrukt Takkig Loof; de Vrugtmaakingen Fucus k verffrooid, angefdeeid ‚ rondachtig. …— Cfr Een Zee-Ruy, dat in gedaante veel naar achtige» Flap gelykt , wordt dus van LiNNaus omfchreeven, Zyn Ed. betrekt hier het Wrat- tige Zee-Ruy van den Heer. GMELIN, dat de Engelfchen dus noemen wegens de Vrugt- maakingen, die als Wratjes op- zyde zitten van het Loof, dat zig uitfpreidt in eene me- nigte van Borftelachtige Takjes. Het valt ; zegt hy, zo wel in de Oceaan, als in de. Mid- dellandfche Zee, en merkt aan, dat het van de Roccella , die tot de Lichens behoort s verfchille, Zelf heeft hy ook een Mapachtig Zee. Ruy benoemd en. in Plaat voorgefteld, ’ welk veel naar het Krullige gelykt en dus een geheel andere gedaante heeft, €59) Zee: ‘ (58) Fucus Frond. Membran. Lipearibus compress : Ramofis &e. Fucus fubdichotomus teres Filiformis Ra= mofisfimus, Ramis inzequalibus Setaceis. Sp, Plant. N. &, Fucus Verrucofus. Gmer. Fuc. 136. Te 14. f. 1, Fux cus teres rubens Ramofisfimus, Raj, Angl, lil p. 5t. Hops. Angl. 429. — IL, Daer. XIV. Stuk 6e BrscHuRryviNesvoan VUT. -(59) Zee-Ruy met ronde Hoornige Takken ,» crt ongebladerd , eenigermaate getand, « | Hoer D- 2 De Heer GMmrrin befchryft cen Zee-Ruy, Ars dat hy, wegens de zelfftandigheid, den by- Hooro-Daam van Hoornig geeft, voorkomende zo wel ae in de Middellandfche Zee, als aan de Kusten Fig, 3. van Engeland, Het verdeelt zig, zegt hy op eene onregelmaatige mânier ‚ van een Stam- metje ; dat omtrent de dikte van een Pen- nefchaft heeft, al dunner en dunner, Vande voorgaanden verfchilt het zeer , doordien de Takken en derzelver verdeelingen ‘rond Zya. Hier toe fchynt dat Gewas, ’ welk ik uit Oostindie , en wel van ’t Eiland Java, beko- men heb, in Fig. 3, op Praar CI, ten dee- le afgebeeld, te behooren, enen heb ik ‘er niet aan ontdekt, @ ) Zee-Ruy met Kraâkbeenige Haairdunne per, Cop ls Takjes, die overhoeks gevènd zyn. air ach. Deeze Soort van Zee-Ruy, in de Midde!- landfche Zee groeijende , is , volgens GME- $ LIN ; die dezelve afbeeldt, omtrent EED Hand- hj GD) Fucus Ramis teretibus Corneis ‚ aphyllos , dammodo denticulatns. Miki, Fucus Corneus. Gmet- Fie. 344. T. 14 fig. 3 (6o) Fucus Ramulis Castilagine's Capiitasibas, alter natim pinnatis. Mikie Fucus Capillacens, GmBu. Fie za6. Tab. 15: fig. 1. É DIEOW:T BR ESN.S sr Handbreed, hoog «ovan: eene Vliczig=Kraak- „VIE beenige zelfftandigheid. Zy heeftde Steng lil; eerst rond, vervolgens-zig platachtig uitbreis „Hoor dende in: fyne Takjes „, die- wederom FONd Zee zaan. zyn. … Deeze “Takjes-zyn wederzyds, over. _ hoeks., bezet-met vyfborftelige - Vinnêtjes „ aan de tippen Vrugtmaakende,, De Kleur van dit Gewas ziet uit den ROE: ’ U ki V Ae _Watervlies. De goten van dit Gellagt ftelt Lr n- Neus, dat het de Vrugtmaakingen heeft in een doorfchynend Vlies. Het onderfcheide zig, door zyne Vliezigheid , van het voor- gaande en volgende; des ik hetzelve, Watere Vlies heb getyteld, Daar van komen de vol. gende Soorten voor, . He, Watervlies , dat plat Nr onge L _fleeld is, ‘kruislings gefresph, r, en aïkoen= deze Soort; die in de Zee der. Zuidelyke fans. deelen van Europa voorkomt, volgens Lr N- NZ me valt epe deelen en “45” Schot- 8 : ik ’ Ee Á 4 he aje | @ Utva plana Reniformis fesûilis , damast ftriata» Sy. Nat, Veg. XIII. Gen. 1206, Sp: 1. Fucus Pavonius, \Sp. Plant. p. 1630. Sp. 28. Fucus marit, Gallopavonis as referens. C. B. Prodr. 155. Mor. S.-15. T. 8. fz. Eur. Coral, 88. T. 33. f. C‚ Coraliina Pavonias Pau. Zoöphyt. 419. Ë tL, Dezz, XIV. Srux, 318 BESCHRIVINC VAN VIE Schotfche Kusten, zynde-ook op ons Strand, ker ae by Scheveningen ‚ opgêraapts De Heer EL: a ris beweert met kragt-tegen den Heer Pa r- prater. LAS ; dat het geen. Korallyn of Dierlyk, maar slies. een Plantgewas zy. De-geftalte zweemt veel naar de: Agaricus ofgeoorde Boomzwam; mat het is edn Vliezig'dun:-Gewas; des , hoewel bevoorens tot :het-ZeesRuy-betrökken , veel. eer hier thuis hoorende. De Zaadjes zyn; door den Heef Erris, inde de zelf. Hap ten waargenomen. …@), Waâtervlies dat _Schyfrond i io, were : Genavid rd 35 al Hoy mig eden Oe ee “ran he essal ; ‘bdbrdljN din de Kosten van Engeland ; komt dit voor, wordende àl+ daar Navel-Laver geheten: want dit Gêllagt noemen zy. Lever, Dar E Nuus merkt aans dat de naam van Uva. by.de Romeinen wel zeer bekend geweest is, doch gebruikt voor allerley zagt: Watergewas s Kroos of Flap: „weshalve ry het verkoos Zremella te noemen. Het is donker. van Kleur, glad en taay van zelfftandigheid, groeijende op den grond on- der *t Zeewater , dikwils een Voet en daar over pt fesfitis , peltata Coriacea: Spe Plant. N.7: Pens Umbiticas irarinas diftus. C-B Pin. 364 Tremella marina umbilicata, Du, Mast. 45. T. 3 £-3e st 3) Watervlies , dat Buisachtig is, eenvoudige, v tore, In alle. Zees Wateren vale, volgens onzen , Hoor: Ridder , deeze; Soort „ die, volgens den-Heer DE GORTER OOK: in onze Zuider en in de Uiva ine Noordzee groeit „ veel. voorkomende omtrent 72% Koehool in Friesland. L 1NNa&us merkt ie: dat zy aan de Oevers der Ooftzee opgefineeten en buitendien te Upfal veel in de Vyvers ge- vonden wôrde, Zo heeft ook DirLrENIus in Slooten, by Woolwich, dezelve „ en eene. _ verfcheidenheid breeder uitgeftrekt ‚ als het Darmfcheil gekruld, waargenomen. Zeer veel ‘komt zy by ons voor in brakke binnen- Wate- fen, die byna ftil ftaan 3; alwaar het groene Vlies, op dezêlven groeijende ‚ zulk eene cj gedaante aanneemt en’ gestalt 4) Waterblies, dat pe ds, did: : IV; delfchatten verdeeld. re Aan de Kaap der Goede Hope nam de schie Heer Koenzte deeze Soort waar, die veele …— G)- Ula tnbulofa fimplex. Sp. Plant. N. 1. Gonr. Bels. 11. p. 318. N. zoog. Flor. Lapp. 458. FJ. Suec, MKZ, 2154e Host. Cliff. 478, R. Lugdb, 515. Gaon. Virg, ks 138. Fucus cavus. C. B. Pin, ee Tremella marina Tubulofa. Drur. Alusc. 47. T. gf. 7 (4) Ulva Tubulofa, Ifhmis Shae Mant 35e U Dazs, XIV. Srum. 320 BesCHRYVING OvanN vii Stengetjes uit een zelfde Voet fchiet, van dike Azpet: te als een Pennefchaft, van langte als een Hoorn Vinger, opftaande, Pypig, Vliezig, geelache STUK. tig, rond, gelyk van grootte ; wel met mid- ‘_fchotten, doch niet volkomen geflooten ; gee« vende eik den top der Stengetjes een bondel uit van Blaasachtige Tepeltjes. Dus verfchilt &y van de voorgaande zeer. El 65) Watervlies » dat Buisachtie ‚ Takkig is en lief ? lataciit ig " Sameu= î / moe loo By de Darmachtige komt deeze;-voors 20 de Heer pe GORTER aantekent, DILLE- “NxUs meldt ‚ dat zy in de Theems overvloe- «dig aan Hout en Steenen groeije: LiNNAUS vondtze- ook -op- Strooïjeni. ‚Daken aan den Zeekant, in de Zuidelyke deelen van Schônen. Zy is, zegt hy , vafter van zelfftandigheid , “oneffen „ bogtig ‚ met ongelyke belletjes in _ elkander uitloopende ‚ en heeft eenvoudige zl ORDE Takken. VL (6) Watervlies, dat Buiachie zakte ds en Rugofa,. Rimpelig. gerimpeld, Deeze ns ) Übwa Tubulofa_ ramofa compresft. sp. Pi des N, “2. Goar. Belg. P. 318. Ears be ed presfa. Dir LL. Musc. 48. T . (6) Utva Tubulofa Riisiolk ven Mant, 311e erk DES Wrs RE Ne: AT Deeze is, wederom, een Kaapfe, door den vir. Heer KorNIG waargenomen „die “eenige "Det Stengetjes uit de zelfde Voet uitgeeft, van Hoorn- langte , doch naauwlyks van dikte als EER is. Vinger , geheel Buisachtig open , even als vlies, — het Darmachtige of gewoone Watervlies 5 maar Takkig en zeer eine. (7) Watervlies , dat Draadachtig en gewricht VII is, de Heder overhoeks enen: bebe like | bende, em el dg. Aan de stel TR komt deeze, doch zeldzaam, voor, die ook aan de Kaap der Goede Hope groeijen zou. Zy valt haauwlyks éen Handbreed hoog , dikwils klei ner en het gewoone Zee- Ruy is er fomtyds mede begroeid. ef egt Eek Eik brik d Ed Fee (8) Watervlies , dat jangwerpig , pa ge. ‚vn ke golfd;, Vliezig is en groen, Zana rg Aan de Oevers van de Middellandfche Zee ee vondt gee se Us dd een % welk hy . de enal é Ee, , hin tot (2) Utva- Filiformis deugen”, Artieais alternatim compresfiss-Sp. Plant, N, 3. H. Cliff, me Conferva Marina fiftulofa. Diut. Musc. 34e T. 6. £. 8) Utva oblonga plana undulata, inatennsien vi- ridie. Sp. Plant. N. 4e Fl. Suec, IL N. 1156. Fucus lone &isfimo , laxisfimo, tenuique folio, Baum, Pin. 364, Prodr, 154, D IL Daer, XIV. Srux. di BESCHRYVINGsVAN id tot. het Zee- Ruy betrekt „ zynde een zeer Si dun Blad van byna een Elle-langte „ vyf of etri zes Duüimen breed „ bleek groen van Kleur. _ Water- Het kwam onzen Linneus by, Marftrand, ves in Sweeden, overvloedig voor, onder de opwerpzelen der-Zee. Het werdt, door zyn Ed. , by de. Banannen - Bladen vergeleken, Aan de Kust van Noorwegen vondt de Heer GUNNeERUS twee Soorten, hier van in lang- te en breedte aanmerkelyk werfchillende (*. De eene was wel anderhalve Vadem lang ER een Voet breed, de andere hadt BE breed: te en langte. dx Pi Kinderend rend Ea Vie Land KE zig ; 5 met de Lefbar gn onderen ae Zee-Slaa, Ie - oy ge dat odd : HR _ Onder Water. groeit deeze aan de. zee: „Kos sten op Steenen,.en breidt -zig dikwils zeer uit in Kuilen en rea aan ONZE Stran- en C*) Ulvalongisfima et Ulva maxima. Gunn. El. Nore veg. 1766. N. 1002 & 1003. Tab. Vil. Abn 2&5 69) Uva palmata prolifera Membranacea, Ramentis Welese anguftatis, Sy. Nat. Veg. XIIL Uiva Labyrin» „thiformis. Sp. Plants N. 5 Eh Suec. s ‚N. 1157: Gort. Belg. 1 p. 319. N. 1006. Tremella Laîtuca. Gmer. Pic 215. Museus marinus Laêtucze - fimilis. ee C. BNEin 364 Tremeila marina vulgaris, Laêtucse fimilis. Dir. Anse: 41. T. 8 É 1, Fucus Scôvaasas. Srröm. Sud, 93 rijn D EA W TIE Rs He 825 den zo wel als, aan die “van-geheel “Europa. 4 Rumrurus. noemtze Zee Salade 3” zo GME- a Ai LIN aanmerkt, doch dit {chynt-my een ander sus, … En Kruid te zyn ‚ dat in Oostindie; onder-de ge: daante van” Slaa - Planten ‚op het “Water dryft en Wortels heeft {*). Het onze, dat de Franfchen Laitue de Mer noemen, groeit , as gezegd is , op Steenen’of ‘andere Lighaa- men, zonder Wortel, en beftaat uit eene hae zn Saaring van gegolfde, gefnipperde en fcheurde Bladen, van eene zeer dunne nod. | zige , bleek groene doorfchynende zelfitan: digheid, een halven Voet vf anderhalf Voet lang. „Of dit het zelfde zy, daar de Ouden onder den naam van Zee: „Mos, naar. Slaa gelykende, Water. vlies. gewag van gemaakt, en waar aan Ei genee- — Zende k h » is on- zeker. ‚Op de Eilanden. van Schotland zou het aan-*t Voorhoefd en de Slaapen. worden aan- gelegd, om: de Hoofdpyn te (tillen ‚ zo Mau- TIN fchryft…In de Weftelyke deelen van En- geland wordt dit , of het Genavelde Watervlies,- _ dikwils in ’t Zout gelegd, en van ’t arme Volk Begetelie® Go) “Wâtervlies, dat Lancetsiys” Elsvarmig tid, overal met Tepels gedoornd, In „() Meta. Herb. Amb. VI. p.122-T. 74 f 2. Xx. Go). Uva Lanceolato- Subulata, undigie Papillis mu 8 X 2 _ IL Deer, XIV. Srume Jlva Pa. — 1llofn.  Getepeld 294 DPSCHRYVING VAN S De, In de Ethiopifche Zee kwam, volgens Kot: ee. NIG, deeze voor, de langte en dikte maar "D hebbende van een Vinger, geel, Lancetvore mig, aan de eene zyde overlangs als gefleufd, anders overal gedekt met Beele Vleezige Te: peltjes. … > mang we elan (15) Watervlies, dat Lancerormig en plat is. Knee In de Oceaan valt deeze » inzònderhieid op VOE Rotfen in de Ierfche Zee „ hebbende Bladen als die van Prey, omtrent een half Voet langs zeer dun, glad en groen , volaens DEE NIUS. Xl. 6 2) Watervlies mei Dibrhafachuige Celles. een en geknodfte gern of achtig. In de Baden van Padua sroeimigdieies naauwkeurig door den Heer VANDELEI IS afgebeeld en befchreeven, Zy beftaat uit twee Vliezen , waar tusfchen veele’ Celletjes » if welke holronde Korreltjes hei zyn. (13) Wie ricata. Maps. 31. Fucus muricatuse, Gaxa. bad ene TT. 6f. 4 Bs D Uw Lanceolata oh sara Te marina Pori folio. Dur, Muse, 46, T. De fs ie DE Cell, La byrinthiformibus pro Clavatis, Sp. Plaat, N. 6 Uiá Thermal vas Therm, 120, To 2, ee had OE ol zet DE MW rr RTE HN, 925 (13) Watervlies mes Jangwerpig bobbelig VIII ó of Af nnene „Hoor Aan de Zeeftfatiden van Friesland, zo wel ER als elders in de Oceaan, aan de Europifche- @wa Kuften , komt dit Gewas voor , het welke“ Wwinizer- van ouds Zinza genoemd is by de Italiaanen, achrig. om dat het zig als Banden of Windzels ver- toont, die dubbeld gevouwen en bobbelig ge- krenkt of gefronzeld zyn. De Kleur en fi- guur doet het eenigszins naar de Zee- Slaa Belen ee C 14) Watervlies ‚ dat Krtebendacitie 85 pAIy. eenzaam, van binnen Sappig. E demanded Pruim- In Meiren van Sweeden en Pruisfen valt achtig. deeze zonderlinge Soort, die rondachtig is , en uit een Vlies beftaat, byna als de Huid van een Pruim, waar in dergelyk Vleefch als in die Vrugt vervat, zo dat men het Water Pruim zou kunnen heeteh, De vermaarde GrepirscH, te Berlyn, heeft dit Gewas befchreeven, @ (13) Uta en AAN ballatâ. Sp. Pias: N. Á Gorr. Belg. Ile p. 319. Tremella marina fasciata. Dir. Musc. 46. T. 9 É. 6. Fucus Linza diëtus, Laftuce Ma- rinse fimilis. J.B. Mijl Il! p. 3xe Cra) Ula fabglobofa folitaria, intvs fucculenta. Sp. Plant, N. g. Fl Swee. 1015 „ 1159. Fucus globofus fesfie Ús mollis. Gruen. Monogr. X3 il. Deer, XIV. Stuk 6 BesecnRyYviNeG v AN vin (as) Watervlies, dat Kogelrond is, geflopt en ArFDEELe oen. WEL Lik. HE LA Hoorp- gr Zekere Bolletjes , naauwlyks. van grootte Ui AAN als Speldekoppen of Hennipzaad, die aan de “kome _ kanten van fommige Rivieren en Slooten voor- 5 komen ; en bevonden worden te beftaan uit famengehoopte Korreltj jes ; maaken deeze Soort uit: welke misfchien beter tot het Schimmel zou kunnen betrokken worden. Immers zy ftrooken ee met de bepaaling van dit Ger flagt. Verfcheide andere Soorten van Uva zyn den Heer ForsKAOHL; op zyn Oofterfchen | an Vrankryk, en elders in de Middellandfche Zee, vondt hy een Rystachtige , dus van hem ge haamd , om dat zy, een wyl aan de Zonne: fchyn blootgefteld, naar Ryftenbry geleek. By Mocha, in de Roode Zee, nam hy eene Ktootronde waar , van twee Duimen middel- Iyn, die van binden hol was en rimpelig 86° plooid, met Cellétjes ; als ook een said breed Vliesachtig , met Gaten vaneen: wydte, Een andere, by de Stad Tor, had Vigvormige Pea ‚ aan een ronden en 5 t Rn Ulva isk farâta viridis. Sy/. Nat. VB: Xi rica aggregata. Sp, Plant, N. 10. Fl. Sus. giformibus. Ds. Muse. 55. Te in: É. 17e DE W re REN 393 dat al wederom dezelve van de Gellagts be. VIIL paaling doet verfchillen; doch waar zal menze “ihn anders betrekken? Hoor 4 STUK btu lap. " Gelyk de Vliezige dunheid het laatst bes fchreeven onderfcheidt van ’t Zee-Ruy, zo wordt dit Geflagt door zyne Draadachcigheid van beiden afgezonderd. De naam, Confarva , ziet op de fämenlyming deezer Vezelen ys of op derzelver heelende en ende natuur, zo PriNius wil, naar wien de eerfte Soort den naam bekomen heeft: Deeze heet gemeenlyk Flap in ’t Nederduitfch: weshalve ik ook niet kan nalaaten daar van den Geflagte naam te maaken 5 niettegenftaande ik bevoo- rens Conferva Zee- Mos had verduitfcht (}): want die benaaming is-geenszins op alle Soor: ten toepasfelyk. LiNN&üs zegt, dat het ongelyke Knobbeltjes heeft , ín zeer lange Haairachtige Vezelen. Zyn Ed. heeft die Geflagt in- verfcheide Rangen verdeeld , als volgt. / Ï. Me En eeb derden Knietjes hebben. 1) 4 4) Confèrvent Osfa mota aut foluta. Cars. CF) I. Deers XVI Stuk , deezer Narwarisle Hiflorie, blade. 62 , enz. il Dasr, XIV. Srok. 3:08 DBESCHRYVING VAN le (2) Flap met geheel eenvoudige gen zeer u. lange Vezelen, Kg Gemeen is deeze Soort van Flap, by ons, „Coen in de Slooten , die ’er dikwils als geheel door Flap der toegroeijen, en om die reden jaarlyks moeten eken, gezuiverd worden van dit Ontuig. DiLLe- Nius merkt aan , dat het in zagt vloeijerde Beeken zig tot verfcheide Ellen uitftrekt, en dus veel langer wordt, dan in (taande Watc- ten. LiNNsmus vonde het , op Gothland , ter ongewoone langte, zegt hy , van vyf El ten. Inde Zuidelyke deelen van Europa komt het ook voor. Het is, zo men wil „ de Con- ferva van PriNius, welke , zo die Autheur _ verhaalt, gebroken Beenderen wonder fchie- Iyk doet te famen groeijen (*), Hy hadt eene verbaazende uitwerking daar van gezien, in % geneezen van een Man, die, van een hoogen Boom gevallen. zynde, gehecl met Flap be- wonden werdt ‚ welke men geduurig vogtig hieldt. Byna alle Beenderen, zegt hy» van dien Man, waren gebroken en werden dus tot h ee- "_ (4) Conferva Filamentis fimplicisfimis cequalibus lon- gisfimis. Sy/f. Nat, ee. XII, Gene 1207. Spe I- Gort. Belg. Il. 319. N. 100 Rid Suec, 1023, 11ÓI. Conf. Ca= - £. 1m Conferva Plinù. Lon. £ Ek 4 257 C°) Hit, Nat, Libr. XXVIL Cap, & DE Wid sE Ben. 329 heelinge gebragt. Men mag zeggen, dat dit Abd | meer te verwonderen dan te gelooven zy. Eis Wylen de kundige Hovenier «M r r- ru wenig SE, zig pryswaardig toeleggende. om dens Fies, nuttigheid van fommigen onzer gemeene in- landfche Planten te onderzoeken, heeft zig ook byzonderlyk daar in ten opzigt van dit Gewas bevlytigd. Hy verhaalt, daar van _ Vlefch en Papier gemaakt te hebben, en acht, dat het ook zeer wel tot Lemmetten in Lam- pen , Vulzens van Kusfens, Bedden en Rok- ken ‚zou kunnen dienen „ door welke behan- deling veele Menfchen de Kost zouden kunnen winnen; terwyl het anders nutteloos vergaat en tot veel belemmering voor den Landman ftrekt. In de tyd van anderhalven Dag hadt hy daar van zo veel verzameld, dat het ge droogd negentien Ponden uitleverde, Het rot, zegt hy ‚ niet ligt en de Reuk verdryft de Motten (*).- Hy hadt Monfters daar van aan de Hollandfche Maatfchappy , te Haar- lem , gezonder. In ’t Werk van den vermaare den Paftoor ScHAFtER, over het Papier _ maaken, vindt men ‘er Proeven van, die zeer fraay zyn. Deezen Heer was, door den Heer BucaNER te Halle , een van zelf daar van gegroeide Sprey , veele Ellen, lang en breed, welke men, als door de Zonnefchyn gebleekt | ZyD- t (*) Holl. Maatfchapp. X. D. 2. Stuk , bl, 1545 1. Deer. XIV. Srux. 3300 BESCHRYVING VAN yi, zynde, voor een van Wol geweven Kleed aan« L. zag, toegezonden (*). Hooro- __Mooglyk noemt men daerabn dit Gewas, in ve, ons Land, ookwel Dekenvlag. - Immers ìk heb my over deszelfs natuurlyk fyn Geweefzel , wanneer het uit de Slooten opgehaald en door de Zon gedroogd was, dikwils verwonderd. De Engelfchen noemen heés deswegen, Crow- Silk of dryvend Zyde Water- Mos, Den La: tynfchen naam Conftrva vind ik, ’twelk nogthans niet eigen is, Water- Spongie vertaald (f). Dee wyl het als lange dikke Draaden voorkomt, noemt men het , in ’t Hoogduitfch , Wasfèrfaden. De Draadjes of Vezelen, waar het uit beflaat, zyn hol, en bevatten zeer kleine groene Bol- letjes, die de Vrugtjes of neden daar van : zyD. i. (2) Flap met eenvoudige gelyke Fn ‚ den Conf mer end ter dan een Vinger zyn. Flap ’ Bronnen. _ Dit toont de ongemeene kleinheid van dee- ze Flap, die in fommige Bronnen voorkomt » en aìdaar dikwils een Okerachtige of andere Kleur aanneemt , naar de hoedanigheid der Wateren. II. Met 2) Seumeren von Papiermachen, |. B. 7, Cap. CG) Im Lexico Fitisci Latino - Belgico. (2) Conferva Filam. fimpl. zeq. Digito brevioribus. Sp: Plant, N.a. FL Saec. IL N. 1163. Conferva minima Bysâ facie. Dir, Must, 14: T, 2. £, 3e DE Waotvi: K Brult. 331 1. Met Takkige gelyke Vezels. Vin bn (3) Flap met gelyke Vezels, die Takkig zjn, Tale: Lugtbellerjes influitende. zn In flilftaande Wateren en Regenbakken vans ken ons Land, komt deeze voor, die ook in wel tn en dere deelen van Europa gevoades wordt. Het © is een Mosachtig Gewas ,als Zyde of Katoen, veelal groen van Kleur, doch ook donkerer , naar de hoedanigheid van het Water. Het breidt zig ter langte- van een” GE ook van een Voet en langer uit, en kan, ge- droogd zynde , zo. wel als het voorgemelde Flap, tot die gebruiken dienen. De Takkig- heid onderfcheidt hetzelve duidelyk daar van. (4) Flap met gelyke Vezels, die naar den iv. Grmaien, Takkiger zyn. , nin Fl Drr LENIUS voert deeze den naam van Buizen, Ee Pluweel Molen- Flap, en SE merkt aan dat de= ZelvEÉ (3) Conferva Filamentid: zequalibus Ramofis, Bullas Aëreas includentibus. Sp. Plant. N. 3e Gort. Belg. p. 319. N. zoog. Fl Suec, 1024 ‚ 1166. Conf. Paluftris Bom- bycina. Dieu. jo 18. T. 3. f. 11. Alga Bombycina; C.B Pin. 363 (4) Conferva Fil-aequal, Bafin verfas Ramofioribus. Sp, Plant. N. 4 Gort. Belg. p. 320. N., 1010. Flor, Suec, M, N. 1162, Conf. Rivulorum Capillacea, Dirr. Musc. 21, T, 4. f. 15. Alga in Tubulis Aq Font. ducentibus. C. Bs Pin. 364. U. Deer, XIV. Srux. 332 BESCHRYVING VAN vijr, zelve groeit in heldere Beekjes , als ook in Ane Pypen en Geuten, die ’t Water naar de Mo: }__Hoorp- lens afleiden; ’t welk de oirzaak, zegt hy , p is, dat deeze gemeenlyk korter valt. Zy ge= Iykt naar Fluweel, zagt en-digt van geweef- zel, groenachtig van Kleur , en- wordt door * droogen byna zwart. In ons Land komt zy op dergelyke plaatfen voor. a Vv. (5) Flap met gelyke Vezels, die Takkig zjn » stwnkibie. en door ’t uitdroogen tot Doorens famenloo- gie telage pen. 3: Op veele plaatfen, in Graften, Vyvers en Slooten , als ook aan Hout en andere Lighaa- men onder Water , komt deeze, zo by ons als elders in Europa, voor, en houdt zelfs buiten 't Water ftand op vogtige belommerde plaatfen; door ’t uitdroogen eïndelyk zig ver- toonende als een ruuwe ftekelige Spons; gelyk menze fomtyds op de Oevers van Rivieren vindt. Zy blyft den Winter door ; maar ver- dwynt in * Voorjaar, groeijende ter hoogte van twee of drie Duimene (6) Flap» "_€5) Conferva Fol. eq. Ramofis, exficcatione coëun- tibus in acnleos. Sp. Plant. _N. sg, Gorr. Belg. P: 32% N. sort. Fl Suec, Il. N. 1164. Conferva amphibia fie brillofa & Spongiofas Dire Muse, 22. Te gef 17 vb Br W 1E ERZEENi 933 (6) Flap met gelyke Vezels die zeer ukkie ze Ariss, je HI. …_ Jang en ruuwachtig. zjn. d OOFDe Aän de kanten van de Zuider-Zee, in onze vr Provinciën, als ook op Rotfen en Klippen aan Gegtvg den Zeekant van Engeland , ‘Sweeden en-el. Oels ders, groeit deeze Soort van Flap ‚die een £ ag. Handbreed of een Voet lang wordt, en in zeer fyne Vezelen-is verdeeld, en 0 groen zynde van Klegre tBadid bad-a s (7) Flap. met Tuttige: zapte ER die kerar zv dan eén Vinger en hoog groen zyn.” Á ruginas (8) Flap met gelyke gegaffelde Vezels. roe" f VIJL (9) Flap met Kinderende getopte ruige Dan: „Picon den, Gegasreld, sa els is aotalodke) ix. et Confarva Fil. pare, Rae longs fcabriuscu- achtig. Ïis. Sp. Plant. N. 6. Gorr. Beld. N- zor2. Conf. Mar. Filiformis longisfima fusca &c. Fl, Swéc, 1028, 1170, Conf, Marina ee longa Ramofisfima. Diur., Musc. 23. Te (8) Conferva Filam. «eq. dichotomis. Sp. Plant. N. 8, _ Conf, rs Setis Porcinis fimilis. kl’ geine, 17° L. 3 9) per ve Fil proliferis faftigiatis hirtis, Sp, Piant, N. 9. Conferva Marina’ Pennata, Dirt. dfwse. 24e Te « £ 23, Î, Der. XIV. Sum Vil AFDEEL. 1. SIUK: 334 BEsSCHRYVING VAN (10) Flap met Takkige Draaden ; de Vezels overhoeks, kort, veeldeelig gevingerd. Kleine Mosachtige Waterplantjes , in En- SE: Conferva geland. door. DrirrENrus waargenomen, „erecta maaken -deeze uit, waar vande laatíte ook Gertralied. se Tad is BIE ES in Sweeden , aan den Zeekant, is gevonden. De eerfte groeit veel op het. Zee- Ruy, de tweede in Slooten der Velden aan de Theems. II. Met inelkander uitloopende Vezelen. Cr E ep met Netswys’ vereenigde Vezelen. In de ee van Europe, aan derzelver voor , die een Nets- Ee fyn-en teder, waar „in md ij Rivier. ree en andere Slak- kenhuisjes zig verftrikken. De Vezeltjes of Draadjes , waar het uit beftaat, zyn in de “ Kleinfte Plantjes fyner dan Hoofdhaar. Men heef her aan de Theems in Egan, en in de Cio) Oog WU Minot Paardearis-ated wer bas _muitipartitis-dig'tatis. Sp. Plant.-N. zo, Flor. Sutc: il N. trzte Conf. Marina cancellata, Dizts Musc. 24 E 4 fa, Et Cr) Conferva Filamentis. reticulato - coadunatis. SP Plant, Nx. Conferva reticulatä: Dire. Musc, 20e T. à.f. 14 FL Succ 1025, 1167. Conf, reticulata crisya Pruk. Alm, 113. T. 24 f. 2. Mom :S. 15 Toa 4 en Aq. Bombycinus Retiformìs. Loss. Prus/. 173 54. ao Tia 4 DES W: 4 :ErR Een 355 de Rivier van-Upfal,-in Sweeden; waargeno- Vilt men. Het zal, waarffchynlyk, by naauwkeu- Pi rig onderzoek’; ih, onze-Provinciën ook wel, zooi: ergens te vindex zym; CE 8 , IV, Met Knoopige Vezelen. Re 2) Flap met geheel ‘eenvoudige Borftelachtige XII regte Dr aaden ; de Koietjes dikker € en ge= Fre hoekt. nan ee ger in de griese vpt omt deeze Soor zeer veel aan Steenen zittende, voor. Dier: LENIUS beeldtze overend ftaande af , en noemtze Paardeftaart Rivier: Flap, om dat zy zeer naar het Kruid van dien naam gelyken zou. De hoogte is, zo hy aanmerkt, van een Vinger of een Handbreed, de dend don- af en bruin ae oud 09, F lap met Takkige Koadlhppathige XiiL n; de Leed me en bone en Lil. Sie C en ks Zan ane 7 3 | Di EE men 2 (12) Conferva Filis fimplicisf, Seiikorsns vele ‚Gen. erasfioribus angulatis. Sp. Plant. N, za. Fl, Suec, 1026, En Et Flyviatilis lubrica Setofz. Dirr. Afusc. G A Filis Ramofis Moniliformibus ; Autien- globofis Geiatinofis. Sp, Plant. N. 14 FI. Seec. Il, pe r1ós. Conferva Fontana Nodofa Sperm. Ran. inftar lubrica, major & minor, Dix, Musc. 36. 37- es hs T. rs Bronnen van Europa, volgens den Ridders Mor. P.-4 XIV. zfervà 336 BESCHRYVING- VAN Dit , veel naar de Koraal - Mosfen gelyken- de, groeit in de helderfte en uitmuntendfte DiLLENIUS noemt het, Knoopig Riviere Flap , dat glibberig is als Kikvorfchen -Schot. Hy heeft hetzelve grooter en bruin , dat fom- tyds drie Duimen lang.was , ook kleiner en ‚ groen, op ’t hoogfte anderhalf Duim berei „kende, in Bronnen van Engeland waargeno- „men. Het beftaat als geheel uiet Kraalen of Knoopige Leedjes , en is bovendien getakt , welke eigenfchap ook anderen van DiLrE: Naus hebben 5 gelyk dat der Moerasfen met — groenachtige fymerige Bolletjes; dat der Al- „met Kaoopige blaauwe Vezelen , en een der, Bronnen ‚ met uitermaate, dunne zwarte Draaden , ook als uit Kraaltjes famengefteld ; H welk laatfte alleenlyk waargenomen was ‚ op t Eiland Mann, aan de Westkust van Engeland, _V‚.Met geknokkelde A egg 15) Flap met eenvoudige geknokkelde Draa- den , de Leedjes overhoeks famengedrukt hebbende. In £, 42,43. Corailina pinguis. aol viridis, Valts Bet, 39. Te 7. £. 6. Confer. Ditr-f. 4 46. Ca) Conferva Filis kai 5 hide. pen al- _ ternatim compresfis. Sp, Plant. N14 Gorr: Belg. 320, Conferva- ‘Filamentis longis genic. fimplicibus. DiLt- Aluse. 25e Task 25e Conferva fluitans , Filamentis geniculatis, Brum Aln, 113. T.84f, 9e Mons. s,. 15 slr Ê. 3: ie DE AW Ive REE Nat 392 In Meiren, Vyvers; Graften-van Europa Vil. komt deeze voor, diein Plasfen van brak. Wa- Ame ter en Slocten; omtrent Dykshoek-in-Fries- Hoorde land, door Meese is gevonden. DiLLE- pap, NIUs namze, in Engeland, waar, op plaate fen, daar het Zee- Water , met de Ebbe, was fsiloopen: Het iseen Haairig Gewasje , veel naar in elkander gewikkelde Draaden gelyken-- de: weshalve hy ook hetzelve Moeras - Garen tytelt. Men wil dat het Water - Vlafch \ van ImPERATI daër toe bekigasen (15) Flap met gekmokkelde Prades; die pes xv. gafeld zyn. Giralama „„Deeze „ veel aan de Stranden, dikwils op Koraliy. Hoorens. en Schulpen „of ook. op. Mosfelen"'& voorkomende, beftaat uit Knokkelige Leedjes ls hect Korallyn , vallende rood of witächtig van Kleur.- De Heer EL ris, de Conferva van de Corallina onderfcheidende , merkt aan, dat dezelve een Plant is ,‚ met Vezeldraaden die uit Leedjes beftaan.. Hy geeft een Afbeelding Van eenige derzelven „met de Vru Ben, welken-Zy'äls de Tweehuizige- Planten hebben 5 ted de Bloemen der Mannely- ken Aly Conferva Fliis geniculatis aichordans: Sp. Plant. N. 15, Gorr. Belg. Il, N.'rorg. Conf, Marina Gelatino= Ik Sp. Diar, Muse enn 36, 37e IL Dazs. XIV. Srom. 888 BESCHRYVING VAN vri. Ken ín een foort van Katjes, die der Vrouwe. ARB Iyken in rondachtige Zaadhuisjes, Waarfchyns bor lyk behooren eenigen daar van tot deeze en nd volgende Soort (*). eel de: ma met geknokkelde Draad en Rok nde, de Leedjes. Geket- tingde. In de Zee, die de Zuidelyke deelen van Europa en de Kuften van Zuid Amerika befpoelt, komt, volgens Linne us, dit Ge- kettingde Zee- Mos voor, ’t welk weezentlyk de Takjes als uit Schakels van een Ketting famengefteld heeft. Ca Tes ay-hadt hetzelve van de Bahama - Eylanden medegebragt eù M: CHELT vs ook dergelyke uit de Middel tandfche Zee aan DiLLEN TUS toegezonden. Xvil (27) Flap met geknokkelde Vezelen; de Take is ken, bondelswyze famengevoegd. Verane! derlyk. — ‘ | es (* Zie Phil, Tranfaft. vor. LVII, p. 42t- (6) Couferva Fils geniculatis, Articulis Sp. Plant. _N. 16. Gort. Belg. Il. N. zors- Conf, Ra- mofa, Gente be langiochen Cateniformibus- Dirt Mest 27: eige bi gein lata nigra palmata. Dir. Musc, 32. T. 6. f 35: ralling affinis. Puuk. Afm, z19. or, 47. b 19, de D,E W rm ROE N, 399 In veelerley gedaante komt deeze aân-de VITE Kuften van ‘Engeland vry gemeen , voorz | UI. zynde ook nâ een harden’ Storm, in Vries- E land, door den Kruidkundigen Meese, op as Flags Strand gevonden, DirnueN1us geeft er drie Figuuren van en merkt aan dat zy» vecle Takjes kwyt raakende, zig als met Kwastjes vertoont , doch door den Ouder- dom weder Takkig wordt en dan met Zaad. bolletjes is voorzien, hoedanig zy ook door den Heer Erurs is in Plaat gebragt. Dan gelykt zy» zegt hy, naar Zee-Ruy, onder welken naam menze, by BARRELIER, af= gebeeld vindt, zynde zwartachtig; daar de Kleur in ’t eerst rood is , vervolgens allengs bruiner wordende, Dikwils komt zy zoda- nig voor „ dat haare Takjes naar de Bladen van fommige Palmboomen gelyken. (18) Flap met geknokkelde bogtige Pied XVI. len ; de Teihn. en. hjer korser heb Zagiann en OC eren; ied tidnAylites &e. Boce Mas. I. p. 268. TFT. 5. £ sr. Fucus crispus, loricatus nigricans. Baan. Rar. 1323. T. U3or. (18) Confrrva Filamentis geniculatis flexofis, Ramig Ramulisque brevioribus. F. >uec. Il, N. 1177. Conf. Mar tina-Trichodes, Lang adinftar expanfa.; Daiuze Muss, sa. T. 5 f. 32. En IL Daer. XIV, Stu 40 BrsSenryYviNeG WAN Vl ° In de Europifche Zee vindt men dit Zee= i., Mos vry zwervende in ’t midden der Wate- sok ren, zo LiNNeus aantekent. Als een Vlies Ear: of Vel uitgebreid, dryft het daar op:en wordt ___door de Golven” her en. derwaards -gedree-” ven. > Men-vindtze ook in Moerasfen «en Poeten aan de Zee- Kust van Engeland. XIX. 9) Flap met gekmokkelde Vezelen, de tal ichi korter en veeldeelig. ta, weige *” _In Bronnen „ Slooten en Beekjes, komt deeze. Soort in ons Wereldsdeel voor, 20 Linn mus aantekent. Dirrenaus merkt aan, dat zy zig van een Handbreed tot een Voet en_ meer; langte uitbreide , zynde in menigvuldige Takjes , al fyner en fyners verdeeld ; zo dat zy zig alseen Kluwen, of als een Spons, vertoont. Ray badese, in Beens gegroeid gezien. Nd ag E. 55 Flap. met geknokkelde Vezels. die er Rupeltris. e hid Takkig en groen zyn | Zeer “_(19) Conferva Filamentis Geniculatis, Ramulis brevio= ribus gn Sp. Plant. N. 19. Conf‚ Fontinalis Ra- ‚ glomeratim congefta, Drur. Musc. 28. Te 5e £ 3. ‘Cont viridis Capillacea, Mor. S. 15. T. gf. 2 (29) Conferva Filamentis geniculatis Ramofisfimis DVE W: 1 -EsR en de NE 34t ‚Zeer. gemeen komt, -deeze '- voor) op d Raitt: van ‘Europa, ‚zo. de. Ridder aante kent, DirLeNius, die « Baard. 5 noemt , hadt opgemerkt , dab lebelwén: Perú aan de Engelfche Kuften, dikwils geheel me- de bedekt zyn. Het vertoont zig, op zig zelve , als een Bosje Haair, en gelykt naar zyn Rivier- Baard zo zeer , dat men het ’er naauwlyks van kan afzonderen. (21) HA met ge Sel aq XXI aller ee een dEgagr ma En Ul gr ende, balli Naar de Baarden der Beeften gelykt deeze dermaate , dat «zy daar van den naam bekomen heeft. Aan de Oevers der Meiren in Sweeden heeft menze dikwils opgefmeeten gezien. De Kleur is groen , de grootte on- gevaar als een Ockernoot , de gedaante vol. komen rond, Zy is nergens aan vast, en heeft in * midden ook geen vast Lichaam , waar zy op gegroeid zyn zoude. en Het tidibus. Sp. Plant. N. 20. Fl. Suec. IL N. 1176. Conf, Marina Trichodes ss Dirt. Musc, 28. T. 5. £. 29. Pruk. Mant. 53 T. (ax) Conferva ans “genlcddaths Ramofisfimis, e eentro confertisfimis , Globum conftituentibus. Sp, Plant, N. ar. Conferva globofa. Fl, Suec, 1027. 1169. pd. XIV. Srox. e wid ee (1 rt OFDe ï Flap za BasccanyvviRe-van gijn, _ Het Gegaffclde-Flap vonde ForskAoit Arnrsi. in de Middellandíche , en een Plats als ook Hooeb- ae Borftelig Flip of Zee- mies, 1. Mocha arn e Roode Zee: REG REGNUM VEGETABILE. dt ; RYK per PLANTEN. er ag al a rn, NEGENDE CLASSE. MUSCI MOSSEN., BESCHRYMING: ae DER Enid PLANTEN. rn 5 7 hee IX. AFDEELING. De MOSSEN ELL L HOOFDSTUK. Wmiëei Eigenfchappen der Masten. Ver. “fehillende denkbeelden over de Vrugemaaking. Veelerley gebruik derzelven. Bepaaling der et à en ‘Rangfchikking. de Baag ate sebas in ’% dta wor- Eigen Cp ) den door den RidderLrnn mo s,fherven DP niet onaartig , als “S/aaven be="* PPP fchouwd in het Planten-Ryk. Zy moeten zig behelpen op plaatfen , die voor anderen” onbekwaam zyn , erf hebben dus , doorgaans „ een zeer fchraal Voedzel. Ook is haare gedaante , veelal, zeer gering , en de Kleeding , welke dê overige Planten „dikwils bi } zo IL Des, XIV, Srum, 346 DE RIGENBEHErEN ank. 20 zeer verfiert , gantfch-onaanzienlyk. Zy 1. _verdraagen > zonder hinder, de brandende | Ed Zonnefchyn, en‚dienen tot befchuttinge van. de Wortels der Boomen en Kruiden, zo v uitdrooging als voor ’t bevriezen; terwyl zy zelf naauwlyks aandoening fchynen te hebben van de Koude. Immers men vindtze meelt op hooge, Gebergten en Vlakten, in‚de Noor delyke Landen. Ondertusfchen wordt door haar een vrugtbaare Aarde, tot bemest der Lander yen-diehftig ; verzaméld (* Deeze oogfchynlyke nietigheid der Mosferfs hecf:ze oudtyds ook veelal doen-over 't „hoofd zien: ten minften bemoeiden zig de Kruidkun- digen der voorgaande Eeuwen weinig met het nagaan van derzelver verfchillendheden. Meest werden zy. door de Groeiplaats, ook weldgg de grootte of kleinte en eenigen door de ftalte onderfcheiden; Dus. telde Canea BauginNus dertien Kruipende „ veertien Zôk- Rige, vier Koraalachtige A Arp-,en iet Boom-Mosfen, Dit maakte negenzeh dere tig Soorten van byua altemaal: Zurapifche. wer „fen. Door de Kruidkundige Waarneemingelf van PLOMIER in Amerika, als-änders, ver“ meerderde het getal zodanig ‚dat de beroems= de TOURNEFORT er s omtteùt dem aan. cg Md M, Dazs L Srak, deze Da Hiforiey xr ef DE à _ } LS | VERA je 2 Vi en DER Moss ws say vang deezer Eeuw, reeds over de honderd 1x boekftaafde. - Sedert is derzelver geral nog AT" grootelyks uitgebreid, Micaen 1 usfchreef, zg omtrent dertig-Jaaren laater , dat ‘hy ’er mas genoeg tweehonderd in zyne Verzameling hadt; welke misfchien door niemand-nog gezien wa= ten (*). Rav befchreef , in de-derde Uice gaave van zyn Kort Begrip der Planten van Groot Brittannie (+) ‚ meer dan driehonderd verfchillende Mosfen ‚ op dat Eiland waarge- nomen; by welken D1irreNrvs-nog veele nieuwen gevoegd heeft : zo dat het getal der Soorten thans byna oneindig is. f Door een Reistocht, op de Gebergten van oneindig Wales, tot bevordering der Kruidkunde, in’ goa) der Jaar 1726 ondernomen , vondt die Autheur nog veele nieuwen „en anderen kreeg hy van buitenslands, ‚Uit Noord - Amerika, byzon- derlyk uit Virginie et Pentylvanie , veele Mos- fen bekomende ‚ wierdt hy gewdar , dat ome trent het derde deel, van de aldaar groeijende ‚ nieuwe Soorten waren. In de Zuidelyk{te dee- len van Zuid- Amerika, ggn verfchillen Male keb VELSEN We land en Lapland voortkomen; zin fg die der Bergen van Wales en der Alpen van Switzerland gelyk. Op de Gebergten tusíchen de €) Micu: Nova Plans. Gen. Flor, 1729: p- 109» CD) Ray. Syn. Stirp. Britannie, Eà. IN, 1, Dans. XIV, Stom. 348 DE EIGENSCHAPPEN IX: de Keerkringen :groeijen, vervolgt-hy; zeer” an ffaaije Heefterachtige Soorten ; naar-de Varens! „Hec zweemende; waar van veelen nog;niet ontdekt; zyn. Zelf bezat hy vyfhonderd verfchillende: Soorten 3 buiten” en behalve -de-Verfcheiden= heden , en toegang hebbende-tot de drooge Kruid- Verzamelingen van BoBART, SHE“ RARDoen DU Bors, vondt hy zig in ftaat: tot de onderneeming en uitvoering vân zynon- vergelykelyke. Werk over de Mosfens’t welke nog ‘heden “tot een grondflag wany derzelver: befchryving dienen moet 3: in: welks db de hy dit verhaalt (®aizao ee - Verdee- De vermaarde Tour NE Bee ng” gentiyke der Mosfen onbewust; en meenende dit zy wel Zaad maar. geen ‘Bloes at men hadden ; verdeelde ze „eepigszins naar de: gedaante ; in drie. Rangen.” Hy hadt,’er Haaire achtige ‚ Gefchubde, en met Bladen-van: Varkens= gras, Vlefchrven Penningkruid, enze (*)s RAY onderfcheidde-de eigentiyke Mosfen in Groos tere en Kleinere „en deeze laatfte in Schubbige Gebladerde, welke -laactten , wederom, naar dat zy gefteelde of ongefteelde-Hoofdjes hadden. en naar de fchikking van het Loof, door hem eee banden Ging; D. ar LEN End © Dieven: Hift. Muscorum. Oxon. 1741. Quarto. CH) Tourne Zuil Rei Herbarie, Paris 17oop-550- « (4) Raj Meh, Plant. emend, & aufia, Lond, 3793: P-7* Pr Rr M o's 8 EN 9 daar: onder ook de Conferva , Lichen en anderen ke ef i betrekkende, maakte eené geheel verfchillen- rid de-hoofd « -verdecling van dit pe à van Plantge-srun, en: „Deeze huidi hadt de Mosfén eerst gehou- hie den voor Planten geheel zonder Zaad, en, in volgens plaats-van Bloemen ; zekere Hoofdjes voort. PiEEE” brengende met Stuifmeel , waar door de enden: der Blaadjes bevrugt en tot Voortteeling be= kwaam gemaakt zouden worden (+). _ Nader- hand fcheen -hy in verf — Soorten „ Vrouwelyke: Zaadhuisjes te erkennen 3 hoewel hy meende, dat de meeften maar Spruitjes hadden in de Oxels der Bladen, met die Bol- letjes, welke dus in fommige Bolplinten vere fchynen , overeenkomftig. _Eigentlyke Zaa- den, zegt hy, ontbreeken ‘er aan (+). Mr- CHEL1Us waande, in de Sterretjes der Mos- fen; zo wel de Vrouwelyke als de Mannelyke deelen van Vrugtmaaking ontdekt te hebben , en ftelde vast, dat zy in ’t zelfde Plantje, op de manier der Scraalbloemen , by elkander zig bevonden. - Doch zyne verklaaring, door ’ Mikroskoop geholpen, is-duifter en doet weis nig ter zaake, zo de Heer Harrer oordeelt, die aangaande de Mosfen dus fchryft (4). » Wy (©) App. Flor, Giesf. p. 77. : * GH) Hil. Musc. Introd. k (4) Hift. Stirp. Hew. Weba Pont: IL, pe 18 SER Dak XIV. Srum. 350 Dr EIGENSCHAPPENR EX, Wy onderfcheidenze van de Lichens,dat Ane s> zy waare Bladen hebben en Zaadhuisjes Hoor: „ draagen. . Meestal hebben zy iets dat naar Aanmer-s; Bloemen gelykt ; rondachtige Bolletjes val kingen» Stuifmeel , naamelyk, ’t welk ontvlamt aan LER, 4» de Kaars, even als dat der gewoone Meel. z‚ knopjes van de Bloemen. Deze gelyken naar die der Varens , of zyn van een andere fi= >, guur, Klootrond of Cylindrifch, ongefteeld » of gefteeld „ van binnen met een Sponsje of als lange gegaffelde Hoorens. — Bovendien sis in zeer veele Mosfen iets dat naar Zaaden 2, gelykt, op-den top van het niet Bloemdrate » gend Steeltje aon of in het Blad « zittende ‚ dat my in de meeften veeleer » voorkomt als een Knopje of Spruitje, dewyl „; het beftaat uit waare Blaadjes, De eigent- », lyke natuur, echter , van deeze, naar Bloe- »» men of Zaad gelykende, Deeltjes, en der- » zelver bekwaamheid om de een of andere s> Sexc te vertoonen, is nog door geene dui- » delyke Proeven verzekerd. Hirr houdt » het Stuifmeel voor Zaad, en STEHELI- 2» NUs heeft een Soort van Mos gezaaid : maar » welke Deeltjes het zyn, die de Voorttee- ie ing: eigentlyk maaken , is ons nog onbe- Denk- Ems Ridder, de Mosfen bepaalende ‚ zegt Kaname” zy hebben Meelknopjes zonder Draadje » afltandig van de Vrouwelyke Bloem, welke p ECH B E‚R‚M oss Ei Ne 958 „een. Stamper ontbreekt. … Ook hebben de Aomten „Laden geen eigen Rok, noch Zaadblaad- 1 »jes(*). Elders merkt hy verder aan, dat „gs » haare Meelknopjes met een Huikswys’ Kelk- sy je gedekt zyn (f)- Het fchynt, derhalve, dat zyn Ed. door Anthera in het eerfte gee val iets anders verftaan hebbe dan in ’t laat, fte; want hoe kon hy anders-zeggen, datrde Meelknopjes geen Draadjes, (zo blykbaar in deeze gefteelde Knopjes ,) hebben? ScHREBER betrektze, dat zonderling is, met alle de Ges heim-Echte of. Schuilteelige, tot de Planten met een naakte Bloem (J). ‚ De geleerde Heer Br Ro 1us befluit zyn uit- Verklaard muntend Vertoog, over de Zaaden der Mosfen , Braas als volgt ($) ‚, Wy hebben uit het voor- » gaande klaar gezien, dat het Poeijer in de » Hoofdjes een. Mannelyk Stuifmeel is3 dat de » kleine Spruitjes haare Zaaden zyn, of ont- » bolfterde Zaadplantjes „die ook geene Zaad- s blaadies hebben; derhalve dat ;-dewyl alle » Mosfen- haare Meeldraagende Hoofdjes of Er] Meelknopjes hebben , zy ook noodwendig s haare Wrouwelyke Bloempjes of ZLaaden bezit- (C°) Phitos. Botan. Stackh. 1751. p- 37. CH) Calyptra eg, Musci cucullatus , Antherze fupere impofitus. Zbid, p. (5) Spiciieg. De Lipficae. Lips. 177% Semìna Muscorum, Autore P. J- Bamoro. Ant, Acade Vol. 11. Holm 1751. p 284 U. Dazs. XIV, Sture 85% DE EIGENSCHAPPEN IX. 5 ten moeten. Deeze Zaaden, nu, zyn ges E af ‚ heel naakt, ’t welk evenwel met de Zaaden Pi s> van alle overige Klasfen ftrydig is, Zo dat 5, men in de Mosfen geen Stamper vindt, met s Styl en Stempel praalende. * Daar is , naa= >» melyk , geen Vrugtbeginzel, Kasje of Rok ss van ’t Zaad; maar deszelfs plaats wordt s‚ bekleed door een geheel naakt Vrugtje , 't ss welk men in geen ander Plantgewas voore s heen gezien heeft, en dus het Stuifmeel on » middelyk op het Vugt der Plant werke. s> Wy weeten dan thans , wat “Mannelyke > en Vrouwelyke Bloemen inde Mosfenzyn.” ‘Bepaating Voorts merkt zyn Ed, aan „ dat de Sterree Mines tjes, in fommige Mosplantjes de toppen kroo- door hem.nende , weezentlyk de Vrouwelyke Bloemen zyn, terwyl dezelven in anderen verfpreid voorkomen in de mikjes der Bladen , en in Eenigen nog niet gevonden zyn; ’t welk by- zonderlyk plaats heeft in het Schurftmos (Zie chen), daar zy zo veel te duidelyker zig ver- toonen in het Wolfsklaauw ( Zycopadium). Dere halve , meent hy , zou men dienvolgens de Geflagten dus bepaalen kunnen. Poryrricaum. Een gehuikt Meelknopje » met zyn voet zittende op een Uisfteeke zel, De Vrouwelyke Bloemen vergaard. MNIUM per Mos seu 353 ig u ms Een gelukt Halki zonder.Uite Arvrit, re De Tinde pn balie STUK Bryum.. Een. geluikt Meelknopje , zonder Uit{teekzel, De Vrouwelyke Bloemen eenzaam. verfpreid, HveNom. Een gehuikt Meelknapje , zond Uitfteekzel, TRR TA re at? EA 3 tE, a \ enz. AJC # TOU y € 5 . E ONTINALIS: RE behoikt Meelknopje , aan den voet es met een Haaïrber 9 _kleedzel, „De raare Bloemen niet bekend, — Se LACH RUM, Een Vroue Hitje, mes veen Vliezig, Uicfteekzel haas “0 Het wrowejke ge vergaard, va HED. d0in Breien otelben vie Wrap me ek ee ade Mond: gedekt door een af: pe _ vallend gefteeld Dekzeltje. De Vrouwelyke Bloemen verfpreid, HH 0 onend en: Zi Pas. 854 De EIGENSCHAPPEN IK PuascuM. Een maakt Meelknopje metech Ars ed gehaairden Mond , zonder Uitfteekzel. ld De Vrouwelyke Bloemen verfpreid. PonerrÂ. Ben Meelknopje doorboord met verfcheide Gaatjes, | De Vrouwelyke Bloemen onbekend. Lycorobium. Een naakt Meelkmpje, twe kleppig. Ee De Vrouwelyke Bloemen mét een vierdeelie gen Kelk. REE RDR hinten ad BLEER Waarnee… Omtrent twintig Jaren daarna, kwam de vanNeg- Heer N. J. pe Necker, de Planten inde wen _ Paltz nagefpoord hebbende, ter baan met een Vertoog over de Voortteeling der Mosfen en Wieren (*). Zyn Ed, tracht daar in, op £ voetfpöor vân ADANsoN, de béftaanlykhêid der beide Sexen in-dit flag van Planten geheel onder de-voet;te werpen. Hy erkent ook niet, dat zy eìgentlyke Zaaden hebben. Hy hadt waargenomen „ dat de Mosfen door euke de Spruitjes worden voortgeplant, even nd gefchiedt in fommige Soorten van Gemeten (*) Disf. de Muscorum et Algarum generatione, at, Acad Vheod, Palas, Magh. 1770. Quasto. Tom: Ie » 423. JD ER oM 0 6 BM 7857 “welke men deswegen Jongwerpende * tytelt. Aai „Dus zou, dáar omtrent ; flegts eene Ontwik- H ‘kelende Voortteeling + plaats hebben, Waker zyn Ed, door het wegneemen der Meelknop- * Zivi- jes ondervonden hadt. En hier in ftrekte hem £7 a tot beveftiging die zonderlinge eigenfchap der Eerd Mosfen ’ welke men Herleving’ noemt, huig mers ‚ het is bekend , dat” zy, fchoom veele Jaaren gedroogd geweest, door en iboete ging. met Water wederom fr komen > groeïjen en uitbotten. rs érseapt volftrekt. derzelver Stuifmeel en Zaad, wers” deelende dus de Mosfen in de viet volgende …=… Rangen. en | . | Ee Gemwipars, — zo Dens’ fchieten naakte Knopjes aa aan het vol- wasfen Stergetje: waaf to de Zyoopodig; Hyp- na, Jab ed Bra, enz. behooren: bars as uli; br wabsihdeien ‘Bolachtige Scheuten. ? door welken de’ Voortteeling gefchiedt, ge= jk de Phasco, fommige Brya, Mnig, enz. 5. Plamulipartee ‚Uit de voorgaande fchiëten deeze Plaime 2 U Dam. XIV. Sr 2356 Dee sbar CGENSCHAPPEN ebben. achtige “Spruitjes, die onder den grond ver- mobo. orged zyn: welken Rang-de Polytricha , STUK. verfthelde' mp eg en anderen uitmaaken. ie 4 Pendpara. Zy brengen’ ‘Poetjerachtige deeltjes aan È prend voort , of beginzels van Loof „aan. den; rand en ;in de holligheid : by voor- © beeld „de Marchantie, Licheness Fungermamie, ele waht, Zyn» de Riccieg Anthoeeroies, Bref : En Resten. Hovenier Vrksgn ‘dor zjne Maase, 5 sKruidkundige „Werken, beroem heeft B byzonder veel moeite gegeven, ‘om e dee der Vrugtmaakinge inde Mosfen na te Ee ren. Men kan niet ont} ‚dat zyne Waar- neemingen op één Geflagt Berzaivend dat van “de grootften -is‚‚-Haairmos genaamd, tot den -uitertten strap „van naauwkeurigheid- gebragt zyn; maarsuterwyl hy, mer, Doftor Hirs overeenkomftig , zekere Haairtjes , welke 4 fommigen aan den-rand”van ’t Doosje , het zogenaamde Meélknopje uitmaakt , mie baar zyn, in ándere Mosfen geheel ontbree- ‘ken, voor Meeldraadjes” houde , blykt ten duidelykfte, dat-zyn denkbeeld geenszins toe pasfelyk zy op de Mosfen in ’t algemeen. Zyne Ondervinding, van Plantjes geteeld te hebben uit zekere Cylindrifche im Ed 4 ë ie _ D EeR oM Oo SoS-E Ne | 357 welken hy in de Sterretjes waarham envoor>, IX. Vrugten hieldt, fehynt met het Gevoelen van’ Eis wan onzen Ridder meer te ftrooken dán wanneer , IS’ Hoopoe hy met Döktor Hrrr op “denzelfden “voet » onderftelt, dat het Stuifmeel der Meelknopjes* Zaaden zouden zyn. In hoe verre hy geflaagd? Zy, om te bewyzen, dat de Mosfen geen naakte Zaadeü , ‘maar Zaadkwabben hebben, gelyk de shdeie Planten , 'is-my duifter (*). De Gevoelens van de vermaarde Kruidkun-Gevoelen digen Scureper en Orpeas, die nietes, De temin ook vastftellen , dat het Stuifmeel der Meelknopjes Zaaden zyn „en datvan Ko ar: REUTER , die wederom dezelven Mannelyk ftelt en de Vrouwelyke Teeldeelen in de Sterretjes of Roosjes of elders zoekt 3 overftap* pende, koïne ik eindelyk tot bet Gevoelen van Doktor Hepwie ‚van Chemaits in Sa: xen, bygebragt in een Vertoog over de Leer. wyze der Miösfèn, “t welk onder de Voorzitting van den jongen Heer Linneus, in April des jaars 1781, te Upfal in Sweeden is aan ’c licht agr ce : nn „de C*) Zie Rn eige vinde Parhand der Holt, Maatfchappye. X. Deelg- Stuk. Haarl. 1968. bl. IL +) Methodus Muscorum iluftrata, quam prafide Car. a Linné, Med. & Bot. Profesfore, Upfalise, in Audito - Ho majori, ad diem 14 Aprilis. 1781, vero Ozof Swartz ‚ Norcopia Gothus. L Deer, XIV. Srux. 363 De ErcenscuAPr en ix. de gedagte Sterretjes of Roosjes Mannelyk zyù- Asper. endat de Meelknopjes waar Zaad bevatten ‚doch „Hoor tevens een Stuifineel ‚ door den top uitgaande : dat de Wrouwelyke Bloem beftaat. in een geffeeld Vrugtbeginzel , ’t welk na de Bevrugting uite puilt en een Doosje wordt, waar van het Huik- je het Dekzel is: dat de Zaaden weezentlyk met een Vlies overtoogen zyn ,’t welk openbar- ftende Zwadkwabhen uitlevert, dus het Spruitjé uitlaatende „enz. Nieuwe Tot aanpryzinge van dit Gevoelen, ’t welk Methode my duifter is en naast met dát van MEESE Lina he fchynt te ftrooken , kan ik zeggen, dat het- “zelve. door den jongen Heet La NN Aus, thans Hoogleeraar te Upfal , is goedgekeurd en met eenige verandering aangenomen: terwyl deer ze ten allerfterkfte de sent. die doof wylen den Ridder Linnmus, zyn Vaders ontkend waren; beveltigt plaats-te hehe in de Mosfen, Wat verder aanbelangt zyn Ed. der Mosfen, daar uit opgemaakt; hier van zal ik, eensdeels , dewyl dezelve my wat duifter voorkomt; andersdeels , om dat zy »ië @lgemeen is , als het Wolfsklaauw ‚ een det voorvaamfte Mos- Geflagten „ buiten fluitene de; en eindelyk ook, om dat zy my van Ridders Methode , die ík tot dus verre gevolgd „ zou doen afwyken ; terwyl ik voor £ overige dit Stuk al vry omftandig heb behan- deld; met verlof van den Leezer niet uitvoe tig fpreektn, Al DER M os 8E Nn M Alleen zal ik kortelyk melden, zr, hoe zyn Ed. de Mosfen ftelt , of Zen- of Tweehuizig … te zyn, dat is Mannelyke en Vrouwelyke mn, Hoor» Bloemen te hebben op een zelfde of byzonde- re Plantjes: 2, Dat die Bloemen ofin Knopjes vergaard , of naakt geplaatst zyn in de Oxels der Bladen: 3, Dat die Khopjes Ct zy als een Haaïrbekleedzel , 't zy als Sterretjes of Roos- jes voorkomende) binnen de Schubbige Blaad- jes veel Blommetjes, Mannelyk of Vrouwelyk, bevatten: 4» Dat de Mannelyke Bloemen en ftaan uit een Ééénhokkig , van boven met één Gaatje ‘daorboord, Meek je: s. Dat de WVrouwelyke Bloemen een gefteeld Eyrond Vrugtbeginzel hebben , met een Trechterachtigen Stampef, vervat in een gee fteeld Doosje, met een Dekzel en Elsvormig Huikje , welken stralende de Zaadjes uitge worpen worden. Ingevolge van dien zyn de Kenmerken der Nieuwe Geflagten door zyn Ed. aldus opgegeven. meg ef Gefla De MosseN hebben A. De Opening van het Doos naal SPHAGNUM, Het Doosje Klootrond, Het Huikje beneden, vlugtig. Pmascum. Het Doosje Eyrond, Het Huik- je boven, fpits. Za B. De VW. Dag XIVe Sten. ge De ErvénNseuaärtEn ix. B. De Opening van het Doosje Haig of let Aro DEEL: en id gekroond, Lie. STUK, * Het Doosje waidin Buxraumra. Het Doosje fchuins plat , met een Kegelvormig hellend. Dekzeltje, SPLACHNUM. Het Doosje Rolrond opftaan= de, met een bultig. doorfchynend Bakje, ** Het Doosje langwerpig egaal. PorvrrictuM. « Het Doosje Haairig. Mnyium, Het Doosje endelings, uitgerekt Steelig. Mannelyke ‘Sterretjes of Roosjes: zee UM. Het Doosje endelings, uitgerekt Steelig. Mannetjes in de Mikjes der Bla. iden: Poh Fr Het Dots zydelings of endelings „kort gefteeld , binnen eenair bekleedzel. Hvyenum. Het Doosje svaetiegd uitgerekt Steelig , binnen een Haairbekleedzel. ' Gene hier het Doosje (Capfi/a) genoemd wordt, voerde te vooren den naam van Meel- knopje CAnthera ). Men kan nu deeze Bepaä- ling met die van den ouden Heer LiNNEUSs welke ftraks zal volgen , vergelyken ; naar Welke ik myne befchryving reeds gemaakt In toen my dit is ter hand gekomen: des ’ _# ' see Moes Bm * sót men, zonder myn Oordeel te vorderen , welke de befte zy , my ligt zal verfchoonen, van dit laftige Werk niet door eene verfchikking der, Hoor-, Soorten verdubbeld te hebben. Onder de Voorzitting van den Ridder, is zeebruik te Upfal , door den Heer BERLIN, in te laatst des Jaars 1766, een geheel Vertoog verdedigd over het Gebruik der Mosfèn “ Terwyl zy den Grond voor de Hitte en Koude dekken en het verftuiven beletten, hinderen zy aan de Boomen en Planten niet, gelyk de Varens, Paardeftaart en dergelyke diep wortelende Onkruiden: want haare Wors teltjes dringen naauwlyksin de Aarde, ’t Schyot dat zy meeft gevoed worden door Regen , Daauw en andere uitwerpzelen der Lugt. De bemefting en het roeren van den Grond ver- _ delgt, door de uitfchieting van Gras en ande- re Planten , de Mosfen t'eenemaal. Die op het Geboomte gtoeijen , inzonderheid het Schurftmos ‚ worden voor hetzelve nadeelig geoordeeld. Wat zy daar aan toebrengen , en of zy, gelyk het Ongediert op de Dier- lyke Lighaamen, door zuigidg ae prikkeling werken , is onzeker ( De zagte Mosfen dienen din Laplanderen en arlie 5 (@) De Ufu Muscorum. Am. Acad. VTT. Pp. 370. Cf) An vero, ut Oeftra in Pecudibus et Pediculi in Paeris, Fonticulos preftent, ali judicent. Ui/upra. IL. Darm XIV. Srek. 362 DE EIGENsenarrEnN IX. - en ândere Noordelyke Volkeren , tot Ma- ADEL (rasfen en Dekens. Zy maaken ’er insgelyks „Hoors- Hoofdkusfens van, gelyk ook de Beeren, Ihk- hoorens en ander Wild Gedierte, zig daar van eene Legerftee en veel Vogels hunne Nesten bouwen. Tot dekking van veelerley andere Zaaken , op dat die door ’t vervoeren niet befchadigd mogen worden, zyn ook de Mose fen zeer bekwaam. Inzonderheid dienen fome mige Soorten om de Reeten der Wanden van Houten Huizen te floppen, als mede tot het braeuwen der Schepen en andere Vaartuigen : want het indringende Water doet het drooge Mos,in de Naaden geklopt , uitzwellen en fluit dezelven dus volkomen. Insgelyksblykt, uit de Proeven van den vermaarden Paftoor SCHEFFER, dat zo wel Boom- als Aardmos- fen tot het maaken van Papier bekwaam zyn. Men gebruikt verfcheidene tot Verfftoffen. In de Geneeskunde heeft inzonderheid het Zon-. ge-Mos een grooten naam gemaakt; gelyk ook andere Mosfen tegen den Hoest en Borst- kwaalen op fommige plaatfen nog, zo voor Beeften als voor Menfchen,in gebruik zyn, Men kanze gebruikenals Steekwieken ‚ om het Neusbloeden te ftempen, of ook om Vogtig- heid op te flurpen; gelyk tegen de natte Kraau- wagie der Kinderen, niet nutteloos, het Zaad of Stuifmeel pebanigd wordt van het Wolfs klaauw „ daar de Apotekers , veelal , hunne | Pillen DER Mos SE N, > 363 Pillen in rollen, En-wat het Schurftmos aan- arm gaat, dat zo menigvuldig op de Laplandfche Heijen en Bergachtige of Bofch- Velden groeit, op Hoor. deszelfs nuttigheid tot Voedzel van de Kel dieren , die den eenigen rykdom der Laplan- deren uitmaaken „ befchreef ik voorheen om- ftandig (*). De Mos sE N,die door hunne Bladerigheid, Onder als kleine Kruidjes, zig kenbaar maaken , wak Ícheiding ren door onzen Ridder , naar dat zy gedekt of Linneus ongedekt , een- of tw eebeddig zyn , in drie Rangen onderfcheiden, als volgt, * Zonder Huikje. Lycorobium, Een tweekleppig; onge- _ fteeld, Meelknopje. Porerra. Een Meelknopje dat met Gaatjes … is doorboord. SPHAGN zen Het Meelknopje effenrandig gem PrascuMm, et Meelknopje anibarie ge- mond. ** Geliuike pweebeddig. SPLACHNUM. Het Meelknopje met een zeer groot uitfteekzel. Po- C*) Zie 1. mens 3: Stuk van deeze Noe Hia lorie , bladz, 1 ÏL Deer. XIV. Seux, 36, Dr ErenNsCHAPPEN al Poryrrienum. Het Meelknopje- met cen f zeer klein gerand uitfteekzel== Hoor. Mnrium. Heét Meelknopje zonder wr % tk Gehuikt eenbeddig. Bryum. Het Meelknopje met een ile Steeltje uit een Knobbeltje. HyePNuMm. Het Meelknopje met een zydee lings Steeltje uit een Haairbekleedzel. FonriNnaLis. Het Meelknopje met cen Haairbekleedzel , ongefteeld. BouxBauMiA. Het Meelknopje gefteeld „ Vliezig aan de eene zyde. n Re Ik heb, met DiELLENIUS en anderen, de Sikking, Lichens en dergelyken , die door Linneus tot de Alge of Wieren betrokken waren, hier bygevoegd ‚ en dus de onderfcheiding in drie Rangen ‚ op de volgende manier, gemaakt (*), De Mosfen zyn IL. Bloot en ongedekt. LycorPropium, Wolfsklaauw. PORELLA. Gaatmos. II, SPHAG- (*) Zie ’t voorg. XI. Srur , bladz. 126. 4) Deeze twee laatften hebben ook wel een Soort van Dekzeltjes of Huikjes, doch zo kein,dat men die maauwlyks in ganmerking neemen kau. } _ DE RM os Ss E Ne “SPHAG'NUM. Veenmos. EAN (fj. _Bäardmos.  Gedekt met een. Huikje. ES, FOR TINAL Is. Fonteïnmos. BuxBAUMIA Kaalmos. SPLACHNUM, Párafolmos. PoLYTRICHUMe Haaifmos. MNIUM. E Roosmos, | „BRyu M. De ba me 5 ’ „hgsgnen € 4 Hyenua. 5 Teka ol a JE, Mes Kelkjes voorzien, , JUNGERMANNIA, Jungermannia, > TARGIONIA Targionia. _MaARCHANTIA, Marchantia, “BrLASIA … Blafia, ae ALU Meen Riccia. ANtHoCERos. Hoornbloem. = “LICHEN. __Schutftmos, _TREMELLA, Lilmos. Byssys, ee gin __Katoenmos. 4 % det ne and zal ik myne befchryving „der Mosfen inrichten ; gelyk men in het vol- gende kan zien. IL. HOOFD: 3665 BEscuRYVING vAN ee IT HOOFDSTUK. Befchryving van de Mossen, die bloot en ongedekt zyn, dat is , Meelknopjes hebben zon- der Huikje, zot welken het Wolfsklaauw , Gaatmos 5 Veenmos en Baardmos „ behooren. D° vier Geflagten, hier opgenoemd, thaa- Ken. deezen Rang uit 5 waar van piek eerfte is. Lyc TOM: Wolfsklaauw. grootften. en Enlskten opde de osfen. bevat t Geflagt „ welks naam, vande gedaante afgeleid ‚in t Franfch Pied de Loup is of Woifspoot ; doch ik noem het, tot onder: fcheiding van het Kruid deezes. naams, Jo olfs. Klaauw, „Men, noewt het anders ook Ge- knodst Aardmos en in ’t Hoogduitfch geeft men ‘er den tytel aan, van Teuffelsklauwen , Beerlap , Gurtelkraud , Schlangenmooft , enz. Het laatfte etekent Slangen- Mos; om dat de Stengetjes ‚veelal Slangswyze gedraaid zyn of zere De Sweedfche naam is Mlatten- Gras} alzo ‘er veelal Vloermatten van gemaákt worden; om de Voeten aan te veegen „ als men in huis komt. Hier van komen de volgende Soorten voor. 5 | Cx) Wolfe 2 Deel, PLAAT CIT. TME PI), GEE : oe (ES be an ps . ve ee oe (ny, Pd ge Bkr EEE IP EE ENE OE NL eG PS en À er Mos sE N. 367 (1) Wolfsklaauw met overhoekfe , afftandige , Lancetvormige Bladen en Bloemen in de Oxelen. amseis nag . lean 1 Zeer drukt deeze de gedaante van Vlafch- 8 ag pel kruid uit, die door Prumierinde Wefte- indiën is waargenomen, aan de Boomen han- gende, zot fchynt. Het iseen Mos, dat in grootte veele Varens overtreft, (a) Wolfsklaauw 5 oer byna „ae Bladen, gegaffeide Aairenen afkandige Bloemen, In de Indiën komt deeze voor , die een over- Endftaande, byna Houtige, vierhoekige Steng heeft, met zeer kleine, fpitfe, ver afftandige Blaadjes: aan ’t-end gegaffelde Takjes, met zeer korte zydelingfe Steeltjes, @n in de Mik- ken ongefteelde rondachtige Meelknopjes,met Stuifmeel gevuld, 6 0) Wolfs- @® paden ra lite Kamali; „Flo tibus Axillaribus: Axillaribas: Syl. Nat. Weg. XIII, Gen. 1185- Spe 1. Selago- Linariee foliis: Dirt. Afasc. ao. T- 57: É 5. vaa EN Linarioe foliïs. Perm. PL , zä4. T. 166. geen pe Fol. fabnullis &c. Dviipodlehden fru= descerië, Spicis lakis-nudis. Drur. Musc.-468. T. 64. É, 4 Muisc. fratescens Fraêtu tricapfulari. Plum, Fil. ad T. zo. f. A; A. Burm. #J. Zud. p. 237. IL Damse XJVe STUKS Vlaît ik. Nudarmd Naaktg IL CO 368 BESCHRYVENG VAN (3) Wolfsklaauw met vier gekranfte Blaade on Îesn en endelingfe gegaffelde Aairen. De Stengen van deeze Soort, welke aan de Vafte „Kust van Oostindie , doch zeldzaam, gevonden wordt „ loopen uitin een Kwast , die zeer gelykt naar een Geesfel van Koord» Geeste ‘jes, hoedanig de Roomfche Boetelingen ge- I Vi Clavatum G bruiken : weshalve het, aan de Kust van Ma- labar, de Geesfel van St. Thomas en doof BREYN Phlegmaria- getyteld is, Het did wel drie Voeten hoogte, 4), Wolfsklaauw met. verfpreide Facit Ale voor den. en, Broad ante avirefde s Sibon er Ô sien «15° ‚Door geheel’ Eútopa is deeze Soort, diem gemieenlyk Wolfshlaauw 5 in *Ò Hoogduitfch Beerlap of ook SJangen- Mos noeint 3 vaken ge r_(G) Zycopodium Fol. verticillato = quaternis &c. Lycopr -eretum dichotomum &c. Diur. Muss. 450. T. Ór. + 52 FI. Zeyl. 386. Selago Ind. Or. five Phlegmaria admirabi Ìis Zeyl. Breen Cent. 186.:T. ga: Buma Ph Ind, p. 237- (4) Lycopodium. Fol. fparfis- filamentofis &c/ GORT „Belg. 281: Lycopodiam Caule repente-&c. H. Clif Clif ar. R, Lugdb, 506.-F. Suec, 859, 952 Harre Helve#ir choat. II. p. za. N. 1722. Darin. Par. 339: Lycooer 360. Pr. | Ke Phyt. 47. f. 8 Oep. Dan, 126. Muscus Savin ste, Le. Ie pn Lycopodiume TABERN: Á» 814, D B rMero ass B ms 369 ge Bosfchagiën te vinden. Op de Heiden van As Gelderland, Utrecht , Holland en anderen on- __1L zer Geweften „is. doneren gemeen. In Rus-srup land, merkt de Heer pr -GomrTER aan, mn. word dikwils een zogenaamde Zwavel- Regen 2%. waargenomen „ die alleenlyk uit het Stuif meel van-dit Gewas „ in de Herfst overge bleeven., en in ’ Voorjaar door den Wind verfpreid wordende „-ontftaat.… Het komt in Switzerland zo wel in de-Depnen Bosfchen om laag, als op de Alpen, voor. De Steng is kruipende , lang en Takkig. ag Schubswyze met Blaadjes bekleed , die lang hr, en {pits zyn, in een Haairtje uitloopende, zo klaauw. datde jonge Scheuten zig geheel ruig vertoo= nen. Het Bloemfteeltje, dat ongebladerd is , opftaande', eenige Duimen lang , verdeelt zig, Gaffelswyze, in twee Rolronde Aairen , die Ongebladerd zyn ‚ met Kafjes bekleed, wier Mikjes Niervormige Doosjes bevätten : zie de Afbeelding derzelven by Letter a, op Plaat _ CIL. Deeze. hebben in zig een overvloedig Stuifmeel „ dàt uit ronde gladde Deeltjes be- ftaat, en “ontvlambaarer is dan eenig ander Stuifmeel der Bloemen. De Rusfen gebrui ken ’t zelve tot hunne Vuurwerker , doch het brandt niet, dan in de Lugt verfpreid Zynde. Het fchynt bykans van natuur als Wafch te zyn-en heeft door de fynheid zy- Her Deeltjes eene hatin heelende hoeda- nig- ll Dern. Xiv. poe 920 BESCHRYVING VAN IX: nigheid: zo dat men het met voordeel uîts AFDEELe …_& . f ue wendig gebruikt om Wonden, de Kloven AOOEP: der Tepelen ende Dauworm ‘der Kinderen “Wolfs te geneezen. Inwendig wordt het tegen de cant Teering en andere Borftkwaalen , tegen Graveel, den Rooden Loop en Buikpyn, als verzagtende „ gepreezen, Men acht dat het de Stuipen doet bedaaren „de Doorwaafemning bevordert, enz. — Door deftillatie geeft het zeer veel Olie; tôt vyf agtfte deelen, en een Zuurachtigen” Geest „ gelyk andere Harftige zaaken. Mani 5 en met verfpreide Vezelige Bla ain a den afe Aairen vierkantig. pelle. Rotzige Uit Pentlvanie hadt DirLENIUS deeze ontvangen ‚ waar van de Plantjes niet meer dan twee, drie of vier Duimen hoogte ‘hadden. Zy groeit ook in,andere deelen van Noord- Ame: rika en in Siberie, Ne, vi. (6) Wolfsklaauw met ver/preide etri rm Lancetvormige Bladen; de endelingfe Aar Glim- ren eenzaam en gebladerd, kruidig. REEL Op GG) Lycopodium Fol. fparfis Filmentofis be Lycop: Rureftre Pilofarm & incanum. Dirt. Mast s5t-T- 63.5 ei & pen orc repens de Prox. dim. 248. T. (6) pa es Fol fact Ciliatis ee ig fPMvo!S ser 311 “_ Op Mosfige: Velden in-Europx gfoeit‘dee- IX. ze, welke Selagivoides genoemd is van Dir- fijprein LENIUS, als naar het Kaapfch Gewas, dat, Hoor ik Glimkruid ‘getyteld heb , gelykende. Den was fchynt volftrekr Zaaddraagende te zyn: want in de onderfte Mikjes der Bladen komen Zaad- … “heisjes voor, die zig als drie vertoonen, maar N vierhokkig zyn, ieder een Zaadje uitgeevende, ‚van grootte als Papaver- Zaad, welkeeenin- — drukzel als de SEE er oen. wir je an DRDLEle en NC Wolfsklaauw met hee En VI Liniaale Bladen; de endelingfe, Aairen , dg ra gebladerd. ennen ; Deeze wederom in Noofd- Amerika groei. Paietige jende, fchiët* Worteltjes uit de: enden der Tak- ‘ken, waar doot zy zig fterkuitbreïdt en voort- Plane.” Aan de“ kanten vn Moerasfen komt zy in Virginie Ee en en in Kanada voor. … . » f $ ls p ded etmdl + MET Sande { 0d de huns: resfinbus Reit = sie el 053. Selaginoides Fol. eend Dire. Musc, 460. FT. 68 fx. "pj rpl Pu Fol: fparfis ciliatis Linearibus &c. Ly» cop. Ramis reflexis"&e. H. Cliff. 476s Lycopod, terreftre Gron. Virg: 126. Lycop. Alopecuroides. Drur. Msc. hs. T-A. f. 5: Muisc” terreftris repens Virginigs nus, Mor. Hijf, III. p. 624 S. 15, Tes. ag Es a2 IL, Dear. XIV. Sruke 372 DESCHRYVING VAN R IX, (8) Wolfsklaauw met verfpreide effenrandige 7 4 Bladen3 de endelingfe Aaîren gebladerd, „Hoorp- gee Op vogtige plaatfen komt deeze Soort, zo cdi wel in Sweeden als in onze-Nederlanden, voor. gien inar- Van het gewoone Wolfsklaauw onderfcheide P ge zy zig door haare kruipende Stengen en ge 5 bladerde Aairen. (9) Wolfsklaauw met RE agtvoudige IX. reed Bladen, een gegaffelde opftaande gehpie kruid, Steng en verfpreide Bloemen. In Vriesland is deeze gevonden, die inzon- kain derheid voorkomt in oude Bosfchen der Noor- Ze nen deelen van Europa. In Sweeden noemt et Luisgras , om dat het Landvolk met deelt Afkookzel het Ongediert der Runder ren en Varkens wegneemt. De Takjes. die ns Zyn; endelings bekeek» verto0- nen it (8) Zycopodium Fol. fparfis integerrimis &c. Gor, Belg. 281- Lycop. Caule repente &c. Fl, Suec. 362, 954 Lyc. Paluftre repens, Clavâ fingulari. Varrt Paris Af „5 ig £. rr Dier. Muscerg5ae Te 62. f. vi gan 0) Ene Fol. fparfis oëtofariis , Caule gichoter mo &e: Gorr. Belg: 281. Lycop,Caule erefto dichoto- mo. El hamalkei 055: Mat. Med, 487. H. Cf 476: Selago vulg.Abietis-rabroe facie, Diuu. Alusce 435 T. 56e f. 1, Muscus pane Abldlornie MOR: ak â rate 5 Er5 De reg Where radi DE M osseE NN 978 nen de Blaadjes op agt ryëén gefchikt. Uit de a Vrouwelyke Bloemen , in deeze Soort, is de IL Vrugtmaaking der Mosfen zeer blykbaar, Want Ean in de Mikjes der Bladen komen hier, behalve zag. de tweekleppige Meelknopjes , met Stuifmeel Maauw. bezwangerd, zekere Knoppige puntjes voor, welke de Vrugtbeginzels fchynen te zyn, zo DirreNrius oordeelde. Dat het den by- naam van Se/ago voert, is, om dat de Ouden dien naam aan dergelyk erg Kruid Bege ven hebben (*). ; (ao) Wolfsklaauw met vir “afopende tn Bladen ‚ kruipende Stengetjes en opftaande vie TE gegaffelde Takjes, Jeurum:. ‚ Uit Penfylvanie hadt Dirtenius deeze Soort ontvangen, doch zegt niet, gelyk Lin- NAUSs , dat dezelve in de Hoofdftad Phila- delphia woont. Een Stammetje , van ruim een Handbreed hoog , geeft Straalswys’ fpreidende Takjes uit, die aan ’t end gegaffeld zyn. De Vrndiagpaldhg is nog niet agens Men. zE an) Wolfs- (*) Lycopodium Sabine facie Tarrus credidit. esfe Selaginem Plinianam , quod Herba, fit Sabine fimilis. _n (zo) Lycopodium Fol. fparfis decurrentibus &c Lyco- Podioides radiatum dichotomum. Dir. Musc, 474 FT. a3 1, Daar. XIV, Sruwe 34e BESCHRYNVING VAN ane, Car) Wolfsklaauw met verfpreide eenigszins ik Zaagtandige «Bladen „ op. vyf ryën ; de Pe Spruitjes jaarhyks, gewricht; de endelingf? Á Aairen opftaande , giad. (2 hd diu He ted In de Bosfchen van Europa, ook op Vee- Jaarlyks.nige Hey-Velden in Switzerland en op Ge-_ bergten , is deeze waargenomen, die de Stengetjes fomtyds een half Elle lang heeft, met opftaande Steeltjes als Takjes van den Geneverboom , aan ’t end ieder een onge fteeld Knodsje hebbende, dat glad is, bevat» tende de Stuifmeel, Bolletjes „ gelyk in de an deren, | xm. (22) Wolfsklaauw wiet verfpreide gekromde Cornuume ___ Bladen , een zeer Takkige Steng en kuik» Knikkend, ’ 5 ) 3 kende Aairen. Een Cx) Zgcopodiwn Fol. fparfis quinquefariis fabferratis _&c Lycop. Caule erefto Spicâ glabrA terminali, Fl, Sue 838» 950e Lycop, elatius Juniperinum &c, Dante Maste 455. T. 63. f, g. Muscus clavatus &c. Mor. S. 15° T. 5. f. 3. Musc. terreftris repens, Clavâ fingul. erecruse * . biolis. Pour, Alm, 149- T. qzr. f+ 3, Muscus maximus Coridis folio, Prum, Fil, 144, T. 165, Burm. Fl, Zed. DE Mo 8 rs 975 Een der hoogfte Soorten van Mosfen maakt IX. deeze uit, die zelfs in de befchryving der Arosen L. Planten van Malabar een Heefter genoemd Hoorn. STUK. : wordt, met ruige Wolligheid bekleed. , Hoe » hoog dezelve groeije (zegt DirrLeNius) blame „is onzeker; wy hebben Exemplaaren van „één en anderhalven Voet,.met een ftyven »> groenachtigen Steel, die van onderen Hou= „tig bruin is, geevende veele Takjes uit, » die zig in kleinere verdeelen, welke om. . gekromd zyn, en bezet met gekrulde Blaad- Er jes.” als in Ooftindie huisvefte, en op ’t Eiland St. Helena werdt zy op Rotfen aan Boomen groeijende gevonden. Van Ceylon heb ik een fchoonen Tak daar van, die 't gezegde beveftigt , en boven beladen is met veele knik« kende Aairtjes. (13) Wolfsklaauw met verfpreide Schalbige_ Bladen en omgekruide Takjes. In Ooftindie , als oak aan de Kaap , valt deeze, wier Loof naar dat der Varens zweemt, \ zeer G3) Trade Fo!. fparfis imbricatis &c. Lyeopo- dioides Squamofum hispidum &c. Druze Muse. 472. T. 66, f£. 11. Muscus GE Indicus platyceros, Filicem re- ferens, Mor. S. T. 7. f. 51. Muscus Filicinus ele= gans, f, Kent gege Alm. 247. T. 100: fe 3e Burate Fl, Ind. Pp. 239. a 4 IL, Dazs, XIV. Srux % Schyat dat zy zo wel in Amerika pn 376 DBESCHRYVING VAN hanin zeer breed uitloopende, Ik heb een dergely- : Be uit Japan bekomen. evo ì xiv, _ (14) Wolfsklaauw met ge/chubd vierryige Bla „Lycopo- den, gegaffelde kruipende Stengen en on- reg geteelde vierhoekige Aairen. Een Op Kamtfchatka, aan den Ooftkant van Si- berie „is deeze kleine Soort gevonden , die door haare kleinte, en in de gezegde byzonderhe- den , verfchilt. xv. _(a5) Wolfsklaauw mee gefchuld vierrgige pl Bladen, die fpirs zyn; opflaande gegaftl- e s ze add en ongefteelde Spilronde Aai Deeze komt niet alleen op de Gezins van Lapland en Switzerland, maar ook in on- ze Nederlanden voor, wordende by die van Zutphen Hexen- Krans geheten. ’c Is het Wolfsklaauw in de gedaante van Savelboom by za) Lycopodium Fol. quaarifarlis imbricatis &ce Ame Acad. Il. p. 363. £. 2 (15) er et ol quadrifariam imbricatis acutis &c. Gorr. Belg. N. 861, Lycop. Caule repente » Ramis tetragonis. A. Lapp. 417. T. va. f. 6. He Suee, H‚ Cliff. R. Lugdb. 506. Hart. Helv. gre Hel. inchoat- N. 1719. Lycopodium Sabine facie. Dirt MUS 445: Ts 58 £. 4. DE Mio ss EHS 3% by DiLLENIUs; die het Oypres- Mos tytelt ix. of Hey-Oypres. Anderen vergelyken de fcheu- er nd Ô ten, die fomtyds wel een Voet lang zyn, don, by ’t Loof van den Levens-Boom. By veele TUK oude Autheuren is dit Mos gemeld, befchree- ven en afgebeeld, Het heeft, volgens Ha r- LER, op de Alpen een aangenaamen Reuk, (16) Wolfsklaauw met tweeryige famenge- XVI. groeide Bladen; de Oppervlakkige eenzaam dn ante en pweelingfe gefteelde Aairen. | x err Ia drooge Bosfchen van ons Wereldsdeel, © als ook van Noord. Amerika, groeit deeze Soort van Wolfsklaauw „ die zeer gemeen is in Sweeden , en aldaar in Smaland van de Boeren gebruikt wordt om de Wol geel te verwen. Men vindtze Gevingerd Wolfsklaauw, met Bladen van den Levensboom , en dub- beld-tweelingfe rolronde Aairtjes , by Dire LENIUS getyteld. Ook fchynt daar toe het Zeer hoog Wolfsklaauw, met vierkantige dub= beld - tweelingfe Aairtjes , van dien zelfllen Autheur, te behooren. — EE (17) Wolfs- (16) Lycopodium Fol. bifarüs connatis &c Lycop. Caule repente , Ramis triquetro- planis £l Suec. 860 , 958. Mufcus Clavatus Fol. Cupresfi. C. B. Pin. 360. Muscus terreftris Ramofus pulcher. f. B. He/f. 11 pe 259. Lycop. digitatum, Foliis Arboris Vite, Dru, Alnsc. 448. T. 59. f‚ 5. Oep. Dan. 78. IL Deer, XIV. STUK. . 378 BESCHRYVING VAN Aa (17) Wolfsklaauw met tweeryige uitgebreide Il. Bladen 5 de Oppervlakkige eenzaam ‚en RE: Er zeer lange een- Airige Bloemftengen. XV Har Deeze , uit Karolina gezonden door CATES= dium Ca: py, heeft de Blaadjes maar één of twee Dui- Nero. Men, doch de Steeltjes wel een Handbreed Enifch. of een half Voet lang, met groote Aaîren. Zy maakt een aartig Plantje uit. XVII. (18) Wolfsklaauw met tweeryige uitgebreide A Bladen; de Oppervlakkige gepaard en ee tweelingfe gefteelde Aaîren. Op de Alpen van Switzerland , als ook op die van Karniolie, is deeze waargenomen, xix. (19) Wolfsklaauw met sweeryige Bladen, de Demicula- Oppervlakkige Schubbig ; kruipende nn Getand, gerjes en verfpreide Bloemen. (22) Zysopodium Fol. bifariüs patulis &c. Lycop. Pin- natum repens , are & Pedic, fingularibus longis. Dirt» Mu®, 452 T. 62e (18) Zycopodium ge bifariis patulis &c. Lycopodioi- des denticulatum pulchrum repens &c. Diur. Alu:c. 465- T. 64. f. 2. Muscus denticulatus major, C. B. Pix 360» Lycop. Caule plano, Fol fuperne quaternis. HarL- Hel, inchoat, III. p. 20 N. 1718. Co) Zycopodium Fol, bifariis , fuperficialibus imbrica= tis &c. Sp. Piant. N, 24. Lycopodioides imbricatum re- pens. Dirre Must, 462. T. 66. f.r, A. Muscus denti- culatus minor, C, B, Pin. 360, Muscus Terreftris denti eulatus. Los. Ze, Il 243 DE M 8 err Gok oke tt 379 In de ZuidelyKe deelen van Europa; Span- IX jes Portugal , enz. groeit deeze, die Gerand “ij,” Mos is genoemd geweest, en waar van de =d voorgaande Switzerfche een Verfcheidenheid spijs. volgens den Heer Harren zyn zoude; zo Kaars, niet de zelfde Soort. (20) Wolfsklaauw met tweeryige Bladen; de * XX.” overhoekfen kleiner ; een Stengen en zn AGS ongepelde Aaïren Vote Ca Wolfslaauw met tweet E vlakkig tweezydig + en-eene Enter he deca Spüronde Steng. „ Waai- jerig. Van deeze twee wordt de eerfte in Virgie nie ‚ Penfylvanie en andere deelen van Noord- Amerika 3; de laatfte in de Westindiën gevon- den, De Bynaamen drukken genoegzaam de hoedanigheden uit. De eerfte is een zeer klein Mosje; de laatfte taamelyk groot. (22) Wolfs« C20) Zycopodium Fol. bifariis ; altemis minoribus, Caule repente, Spicis fesfilibus. Sp. Plant. N 19. Ly=" copodioides dentic, En repens, Spicis apodibus. Dirr. Mnsc, 467. T. 64. É. 3- (21) mend Fol. GER fuperficialibus diftichis &e. Sp, Plant, N. 20, Lycop. dent. ercêt. Filicinum , Cie tereti rees Dru. Musc. 468. T. 65. fe 5 Muscus Squamofus ereftuse Puun, Amer. 35. T. 24 File ' T, 43. Ray. Suppl. 31. u. Deer, XIV. Stug. gîo BerEsCcHRYVING VAN IX. (22) Wolfsklaauw met tweeryige Bladen, de Arne jn Oppervlakkige gepaard , en eene peerd pl heb gefleufde Steng. XXII. zAdepe (23) Wolfsklaauw met pweeryige uitgebreide nalicula- Bladen , de Oppervlakkige half Eyrond Ge ent de Stengetjes byna opflaandes, XXI. de endelingfe dAairen vierkantig » onge En fas achtig. In Ooftindie, komen deeze beiden voor, waar van de eerfte by RumrPHius den naam van Aard-Gordel voeren zou, volgens den Heer N. L. BURMA NNUS;- doch dat fchynt __niets anders te zyn dan het Knikkende Wolfs- klaauw , in zyne eerfte opfchieting aanmer- kelyk van de volwasfenheid verfchillende en nog geene Aairen hebbende; hoedanig de Heer Tnunerre hetzelve boven op * Ge- bergte bezuiden Batavia gevonden heeft, dat in myne Verzameling berust: zo wel als een 5 al ee EN Fol. bifariis ; fuperficialibus diftichis ant. N. 21. Lycopodioides ereftum Filicinum. ee es 469. T. 65. £. 6. Musc. denticul, major ex Ceram. Prux. Amalth. T. 453 f. 3- Buu. Fl. Jud. P. 23 23) Zyeopodium Fol. bifariis patentibus &c. Lycopo dioides dentatum dichotomum rigidum. Dirt. Musc. 471. T. 66. f. 8,9, 1o. Musc. Squamofus repens. Prum. Amer, 36. T. 24e Fil. 43. Planta Muscofa Guyanenfis perelegans. Brurm Cent, I. p. 194, Te tor BURM. A. died, p. 239 Wegener prennent sees eenen Dp EE M-o s sE Nn; 381 allerfchoonft-Exemplaar , van dien aart, uit, IX. Bengalen. Hetandere onderfcheidt zig dui delyk. door zyn gefleufde Steel of Stengetje ‚es cs end in een ander” Exemplaar van ’t-gedagte Ge Wolfs =bergte' zigtbàar + terwyl een derde volmaakckaauw, de geftalte uitdrukt van het Vederachtige Wolfs 7 _klaauw ‚zo als dic byDirLENtus vertoond,” ‘wordt, nagenoeg met dat van BREYN,’twelk die Autheur een zeer fraay Gujaanfh Mosach. tig Plantje bn a dorma, ee rede Bladen , Opera” En pn En pe. kruipende Stengetjes en ongefteelde Zairen. Moped Deeze, wier Blaadjes naar de Vinnetjes van oge Je Kruid „dat “men Vogelpoot of Vogelvoet noemt ; elken’ s valt in Ooftindie , zowel op Ceylon’áls op Java waargenomen zynde, volgens den ‘Heer BurMANNUss die aan. “Merkt, dat de Bladen by de Javaanen- op Won- ‘den gelegd worden ‚ tot Bloedfteinping. Ik heb het zeer klein wan Ceylon, doch een veel - Stooter enaar meer rn een Voer lang , ral Sis AID zr: icn dp EES Zycopodium Fol, bifariis patentibus, Superficialie ‘bs diftichis &e: “Sp: Plants N. 23. Lycop. procumbens ‘tépens &c. Fl. Zeyl, 388. Lycopodioïdes fêpens, Pinnu- “lis Ornithopodi. Dret. use 464: T. achet B, Bren, Eh Ind, p. 238. ai " 2 BESCHRYVIENG VAN IK, sop. Java rotidom Samarang- verzameld rk ape, my ook daar toe te behooren.” Hoorp- n° (os): Wolfs klaauw mat svottryige ludens de „Jycops- „Oppervlakkige tweelings ; de bride omge dium cire ide en je ki, . k Krul masc _De Takken z zin ptn A gevind en, even als inde. witbottende Varens omgekruld , wordt wordt by LiNNseus gezegd, door wien de zelfde Autheuren hier aangehaald worden als ‚op. het Mos-Varen , voorheen befchreeven. he «Hier. komt zin byzondere, aanmerking dat … fraaije w olfsklaauw „-door.„den Heer Trus- > BERG op *t Gebergte, bezuiden Batavia, ver- ass Exemplaar is een‚Tak van by- na ‚anderhalf Voet langte:;-waar,van cen ge- echie ‚ in-Figya ‚op Plaat, CH, ten naauw- „keurigfte vertoond. wordte Van „onderen is dezelve zeer ruim:bezet met fj hubbige „Blaadjes „die oaat boven veel digter ftaan en „aan de, Takkensodie overhoeks geplaatst Zyn» invelkander » fluiten. > Voorts:-zyn-deeze, ook „overhoeks ‚verdeeld in, tsvees en--driedeelige Blaadjes , van den zelfden aart, wier ee. els GD Lenda TL Beren A . alina volutiss Sp, „Plant, N24 Ly: cop. „Squa” jerre Ge, Dine Afinge, 3734 Tobbe £ 2e Muscus Filicinus elegans. Prux. Alm, 5247 T, zode. 3. Moris, Hif, ul p. 628, S. Ih Ee E4 f£, 5le as ik DE) Moss Ben, 363 krolling zig, inzonderheid aan de-onderfte 1x Takken, zeer. duidelyk openbaart’, terwyl de ak Bladen aan de bovenfte byna regtuit geftrekt Hoor Zyn; doch aân *t end niet zodanig verbree- Lr dende âls in het Mos- Varen“, voorgemeld aam, van ’t welke dit Wolfsklaauw ‚ voor ’t overige, ook grootelyks verfchilt. Ef; dewyl de Vrugtmaakingen hier fchynen te ontbreeken , heb ik ’er die van ’t Gemeene Wolfsklaauw , op Letter E _wât de Aa weige: E B gevoegd. sntsoadis: En De Heér ronse ent aid) bo “Hadie | in Arabie, een Wolfsklaauw waar, ’t welk hy Zmbricatum noemt; het welke Takkig ge- vind Lonf hadt; altemaal boven en onder met Blaadjes qp-twec ryëu gefchubd. Men noem- de het aldaar Scheker-rabba, datis zyn Mee- fter dankzeggende : om dat-de Bladen; ver- droogd en omgekruid „ door den,Regen be- vogugd zig onmiddelyk naamde en op nieuws a worden. „och © Hek Lan 4 De Meelknopjes in dit Geflag le Gaatjes doorboord zynde, heeft het daar van den naam by DrrrenNius bekomen. Het heeft dezelven , bovendien , ongedekte en zonder Huikje, m De 384 BESCHURYVING VAN IX De eenigfte Soort „ hier-van, voert den by« Ei paam-van Gevind (1). DiILLENIUs hadt Hoorb- dezelve uit Penfylvanie gedroogd ontvangen; en door, in:/t Water te leggen haar doen her- „Pordia leeven.; -als,wanneer hy ‘tot--ontdekking van Pinala. „die byzondereveigenfchap-kwam „ welke hem deedt goedvinden om ’er een nieuw Geflagt van te, vormen.‚’t Gewas is anders zeer Mos- achtig «en verfchilt van de laatfte Soorten van Wolfsklaauw weinig, als de Blaadjes byna gelyk die van t Vogelpootige gevind hebbens de, en de Takjes oyerhoeks aan het gemeene Soa, oe e E A G N UM. Veenmos. Die “Geast veelal Veenige” ‚Grpnden be minnende ; geef ik daarvan den naam. De Griekfche Sphagnoh ‚was van ouds aan fom- mig Mos gegeven. Het tegenwoordige onder” fcheidt zig door een gedekzeld Meelknopje met een gladden Mond „ byna zonder Huikje. Van dit Geflagt komen de drie volgende Soorten ‘in ons Wereldsdeel „voor. 1 (1) Veenmos met neergehoogen Takken. Sphagnum s Di paluftre. nd ; is Ì es Dit ee | Ig „Peren, Syt. Nat. Veg. KIL Gen. 1186. ie la Pinnis obtufis, Dir 1. Afusc. 459. T-68-f. Te CO) Sphagnum Ramis deflexis. Syf, Nats Vig. XIIL, Gen» - eK E ER B 1, D -E Mas Saken: 385 Dit is een Mos,-dat veel voorkomt in Vee. IX. nige Moerasfen en aan de kanten van Staande Â5 ran Wateren , welken het, allengs aangroeijende,, Hoor opvult en tot droog Land maakt ‚zo LinNavs aantekent. … By ons groeit het in verfcheidei et Provinciën, zo Gelderland, als het Stichten #8 2 Overysfel , als ook in Vriesland , in Water- Kuilen op vogtige Hey- Gronden. Het wordt y BaunriNus allergemeenst Mos geheten. In Sweeden wordt het vogtig'en koud, als cen hulpmiddel, op dikke Beenen gelegd ‚ by het Gemeen: In Lapland ftrekt het tot een bedding in de Wieg van jonge Kinderen , wel- kemen dagelyks ververfcht. „De Heer Har. LER, die het in Switzerland ook zeer gemeen vondt , befchryft het aldus, In de weeke Grond der Moerasfen fchiet het zyne Wortels zeer lang nederwaards uit, en geeft opftaande Steelen , met nederhangen- de Takjes ‚- geheel. met Bladen. bedekt, die fomtyds ovaal, fomtyds lang sn {mal zyns bo- Ka 9 Gen og Sp. Te en Bela. is pe ae: Fe Sat ‚ 46de 959. Govan Monsp. 530. Ger. Prov. 65. Sphagnum Paluftre mole EI ‚ Sd. Cymbiformibus, Di Husc, 240 T432 f, 1. Muscus Paluftris in Ericetis nas- Cens, Prure Phgt. zor. f. 1. Varrr. Paris. 139. T. 23. fz Oep. Dan. 174. Haut. Helve inchoat. II, p. 24: an as Dop. Pempt. 472. Musc. Terr. vulga= z42. B, Sphagn. paluftre molle deflexum sf rt Dau. Muse. T. 32e-fe 3e IL Deer, XIV. Sruxe 8% BescuRryviNeG vAN vilt. boven wit en ook niet zelden roodachtig, ' APEL welk de Verfcheidenheden van dit Mos uit- Hoorp. maakt, Van die met fyner Haairachtige Bla- den, volgens DirLeNius, geef ik in Fig. 2, op PraaT CII, de Afbeelding. Men ziet aldaar, hoe het van boven zig cenigere maate als een geftraalde Bloem vertoont. Al ‚daar komen, uit Kegelvormige Knoppen; dikke Steeltjes voort , byna drie Lynen lang, aan den top alseen plat Schyfje gezwollen ; waar op een groot, Eyrond, ‘bruin, opftaand Doosje zit , ‘vol van een fyn Poeijer , dat het» zelve uitgeeft, wanneer het dik gebaard Dek- 5 _ zeltje afgevallen is. De Meelknopjes barften met geluid, zegt onze Ridder. De Slym, aan de Wortels van dit Mos vergaard, merkt hy aan als de voornaamfte Grondftoffe van het Veen, dat de brandbaare Turven uitlevert. Veenmos. u. (2) Veenmos dat eenigermaate Takkig is & Sphage > “overend fhaande, — dk: Berg- In Poelen of vogtige Spongieuze gronden » poelie op hooge Gebergten van Engeland, is deeZe waargenomen, die by Plaggen groeit , ie, pige DiLrLENius ook uit Groenland b _men hadt. Ler.N NeUS twyfelde, of} het pe een Soort van Bryum ware, zi 9) CE) BphaijdaamGalennofam eretri. sp Part. N- 3 Sphagnum-fubulâtunt viridisfimum capfulis ovatise DIEES Musc. 345. T. 32 f. 3e Gn Fig ve ‚nr sM vor s SOE NS ‚387 (3) Veenmos „dat Takkig. is en kruipende doed pp za oydelingfe arran …Alleenlyk op. Boomen is deeze i in Engeland ° pri waargenomen , die enkelde horizontaale Tak- ve aeg jes uitgeeft, met veele Hoofdjes „ allen, aan sei der Boo- ‚ééne zyde… doch ongefteeld. Zy, blyft den Mel Winter over, en bloeit legts in Oftober en November, zynde donker groen van Kleur. Men heeftze ee: elders Glen, Duse) Len P Pus as AE Ee cu hd Ba dmo Er ten kl IX. ® Cnneas HH, ade. à CWgens,de, Er die aan het Mondje van de gedekzelde Meelknopjes zyn, geef ik er aan den naam van Baardmos. Het heeft een zeer klein, „Huikje en bevat ‚de vyf volgen- Sese: n_baslae fe does B ve be ) Baardmös dik sina. is À mit ze HE ri P vr Held mlediknopje Pen de 6 î : x … datum, en EEEN, PEEP afs oe 8 N ít: Ì ‘ or re 3 pong te Md Be 193V. 3318 & a kde, r BE dier dee" goiasvies Tt osb she ey Splen Minoes repens , iden 1 see Sp Piant N. 3. Hups. Angf. 396. hen: rn vaten se er 248 ze RT a ee acaule, „Antherà nr su. md Zag. XII. Gen, 1189. Sp. 1. Hupss-Angl, 391. Bryum Ampullaceum. ‚Fol, Serpil peliucidis, Collo crasfiores Dir. Muse. 344. T. 44. t b 2 IL. Daer, XIV. Srus. 333 BESCHRYVINC van X. ‚deelen van Engeland, groeit die Mos , ’t welk HH. „Hoorp- STUK. doorfchynende B'vadies als van Wilde Thym of Onzer Lieve Vrouwe Bedftroo heeft, zo DiurLenNrius aantekent, die ’t zelve tot het Geflagt van Bryum betrokken hadt. De Steel “tjes en Knopjes zyn ten deele-Goudkleurig, Van deéze Soort geef ik uit DrcLEn IU8; in Fig. 3 de Afbeelding. FI. Phascum BCA U/ONe (2) Baardmaos, dat „ zo wel als 't- Meelkmpje, ongsfleeld is» met Eyronde fpitfè Blaadjes. Ia fommige Velden „ Tuinen, en aan Graften, komt deeze Soort van Mos, in verfche'de Lan- ‚ den van’ Eutopa voor. By ons Heeft mene om ’*t Huis Staverden op. de Veluwe, op de Bergummer Heide, en aan de kanten van vogtige greppels in Vriesland waargenomele In Engeland is zy niet ongemeen, een zeer klein Plantje uitmaakende , niet grooter dan veen Erwt, dat de Meelknopjes, in ’t laatst van ’t Jaar, naauwlyks zigtbaar- voortbrengts in midden der Blaadjes, niet veel grooter zynde dan Eapamors Zaad, vla oet ekeren Goerr. Belg IL. P Se. Pl Suec. Il. N 660 S acaulon bu PETE At, Tà, Bases scaulos trich (2) Phascum âcaule Antiern” fesfili’, zin ovatis acoti phagnum set minis “Pier eer 251e Jatifos ius. Vairt; Par, Aat: os de ner >” f. 3e *, ME v IK Au DrEoMrio € ser wi 389 (3) Baardmos, dat, zo wel als 't Meelknopje, IX. ongefteeld is, met Ehsvormig Borflelige uit- pati. Hoozpe. gebreide Bladen: STUK. Weinig grooter is deeze, die ook by kleine £ ord Plaggetjes gevonden wordt, en de ee OPT: jes veel zigtbaarer heeft , of de Zaadhuisjes , “+ baas. welke als Bolletjes , van grootte gelyk Zaad van Tabak, tusfchen de Blaadjes groeijen , by= blyvende tot in de Herfst „en Goudgeel zynde van Kleur, In de Zuidelyke deelen van Sweeden is thans ook deeze Soort var Baardmos, in de Veengrofden , waargeno- men. (4) Baardmos , dat geffeeld is en overend fhaan- de, met Lancetvormige Blaadjes overhoeks, IV. Cauies= 8 8 CenS. (5) Baardmos dat gefdeeld is en kruipt, Gefteeld. Ö ; vs Een Kruipend, (3) Phascum acaule Antherâ fesfili, Fol. ERGE cateis patulis. Heps. Angle 397. ed Chodes, Dier. Musce o5te T. 32, f. vo. Muscus ans des minor acaulos, Capillaceis foliis. Vartr. Par. 128. T. 29. £. 4. Oep, Dan. 249. É. 1, 2. AB. Stokholm. 1769. p_ 248» : (4) Phascum Caulescens ereftum, Foliis Dudesolis alternis. Sp. Plant. N 3. Sphagnum Fol. tenuibus Gra- I5. Sphagnum Vermiculare repens &c, Dirt, Mnse. 550, Te 35. £. 16. Bb 3 IL Daxu- XIV. Srux. \ ix ArpEeu. pen ago BESCHRYVING-VAN Een half of een geheelen Duim hoog val- len deeze Mosjes , beiden uit Penfylvanie ge= Hoorp- zonden aan den Heer DirrLENtus, Zy zyn, Baard. OP Ver naa, niet zo digt gebladerd als de Mos, voorgaanden, en komen, buiten het verfchil van de opgeregte en kruipende geftalte, vry veel met elkaoder overeen. De eerfte groeit op den Gfond , de laatfte op de Schors van Boomen. , Het ongefteelde Rem „ volgens de 9» waarneeming vanScHM 1 EDEL, en het Else > bladige, volgens die vanS cure B er ‚draagen » beiden een Huikje , zegt LiNNaus en » zouden derhalve bekwaamelyk tot de Knob- 2» belmosfen kunnen betrokken worden.” Maar in de bepaaling van dit Geflagt vind ik reeds een klein Huikje gemeld, en dan zou de Vraag „zyn, of zy dat Knobbeltje op ’t end der Stene getjes hadden, het welke de Brya onderfcheidt. Immers uit de Afbeeldingen en de Geftalte fchynt zulks onmooglyk.. Waar toe dan die bedenking ? II, HOOFP: IL. HOOFDSTUK. STUK, Befchryving der M ossEN die met een Huikje gedekt zyn: gelyk het Fonteinmos , Kaal. mos , Parafolmos , Haairmos , Roosmos , Knopmos, Takmos, hier volgende. FoNTINAL Is Fonteinmos.- STE en. DD: Latynfche benaaming billykt den Ne- derduitfchen , dien ik’er aan geef, hoe- wel ’er andere Watermosfen zyn, gelyk wy in % Geflagt van Veenmos gezien hebben. Die van dit beminnen meeftendeels heldere Bron- en Rivier- Wateren. De Kenmerken zyn ,een gedekzeld Meelknopje, met het Huikje onge. fteeld , beflooten in een Haairbekleedzel, De vier volgende Soorten zyn hier van op- gegeven. ‚ (1) Fonteinmos met plooijig gekielde drieryige pn fpisfe Bladen 3de Meelkmapjes zydelings. (1) Fontinalis Fol, complicato - Carinatis , trifariis acu= Ei. 4 Bs &c. Sy/f. Nat. Veg. XIII. Gen. 1190, Sp. 1. Gorr. Belg. \l. p. 293 Fl Succ. 866; gór. Govan Monsp. 531, Fontin, Capit. lateralibus. R. Lugdb. 506. Fontin. tri- an= IL Deer. XIV. Srum. Hoorp- STUK. 392 BESCHRYVING VAN Uit den zonderlingen bynaam zou men den» ken, dat deeze dienftig ware tegende Koorts, doch de Ridder heeft denzelven gebruikt, om Fontein- een Mos te betekenen , dat , tusfchen den 105, Schoorfteen en een Houten Wand ingeftoken, het Vuur belet door te dringen „ en dus den Brand ftuit. Het dient evenwel , met dun Bier, zo hy zegt , tot een Voetwasfching in eene Borstkoorts. Dit Mos groeit, zo hy aantekent , in de Ris vieren van Europa. In die van Sweeden kwam het , aan Steenen en Boomftammen , doorgaans voor , en werdt , by die van Dalekarlie, Lon ke- Mosfa geheten. In Engeland groeit het, insgelyks ‚ in Staande Wateren , zegt DILLE- NIUs 5 als ook in Fonteinen of Bronnen, volgens Rav. Het is aldaar in kleine Rivieren ge: „meen. Men vindt het, by ons, volgens den Heer pe Gor TER, in donkere Bosfchen , in Slooten en natte Greppels onder de Boo: men ‚ op veele plaatfen in de Wouden in _ Vriesland; in Switzerland in Rivieren en Mei- ‚ren op Steenen, volgens HALLE Re Het heeft Steeltjes van een Span, die paarfchachtig en Takkig zyn, met zeer bree- Es ; angulafis major. Deer. Mfusc. 254. Te 33 fe ze Musee Squam, Fol. acutisfimis. Varur. Par. 140: T. 33: É 5 Muse. Aq. terreftri vulg. fimilis major. Buxae Cent mm. p. 39. Te 69e 6 3e Must, Age denticnlatuse Logs Prus/ 173 Te 54 DE Mossen, 303 de, verdubbelde, Lancetvormige Bladen, In IX. het onderfte en middelfte gedeelte van de ° 11. Plant komen Bladerige Knoppen voor, in de,nioore mikjes der Bladen, die het Meelknopje of. ese. Zaadhuisje omkleeden , ’t welk een Kegelvor="”® mig rood gebaard Dekzeltje heeft en een Huik- je van de zelfde figuur. De Afbeelding Zig. 4, op onze Plaat CIL, ftelt een gedeelte voor van dit Gewas. (2) Fonteinmos met Eyrond hoironde inie IL. fbisfe , doorgaans tweelingfe , Bladen, fe endelingfe Meelknopjes. 'Kleins | Driehoekige Takjes , zo wel als de voor- gaande, heeft deeze, die derhalve , het klei- ner drichoekig Fonteinmos by DirLeNtus ‘heet. Het valt korter en takkiger, … Boven- dien komen de Knopjes niet uit de Mikjes der Bladen , maar uit de enden der Takjes voort, (3) Fonteinmos met gefchubde Elsvormige Bla. , UI. Squamofa, den en zydelingf? Maelkmgijg, isch /5 () Foutinalis Fol, ovatis concavis trifariis acutis, pas» _fim geminis ‚ Antheris terminalibus. Sp, Plant. N, 2. Fou- tin, triangularis minor carinata, e Cymis Capfulifera. Dirr. Musc. 257. T. 33 f. 2: Font. Capits terminalibus, R. Zugdbh. 506. (3) Fontinalis Fol imbricatis, Subulato » Lanceolatis , An- Eb s Il, Dazr, XIVe Sruw STUKe 64 BESCHRYVING- VAN Fynbladerig glinfterend zwartachtig groen Fon- teinmos noemt DirLENius deeze, die in P" Engeland, in Beeken , is waargenomen en Fontein. ook, te Franeker in Vriesland, in een Regene A01, bak gevonden. Volgens J. BAUH iNuskomt zy in Vrankryk tusfehen Mompelgard en Cla- renvaux voor, als ook by Wasmunfter. Het is een Gewas van omtrent een Handbreed of een Span lang, met zwarte Haairdunne Tak- jes, die zig rigten naar den Stroom van 't Water. Nat zyn zy ook driekantig , doch droog rond, De Meelknopjes of Zaadhuisjes zitten in een Haaîrbekleedzel, dat uit veele Bladertjes beftaat, gelyk by de anderen plaats heeft. — 4) Fantéinmós met tweeryige uitgebreide IV. . presen Bladen en zydelingfe Meelknopjese * Op de Boomen in Switzerland is, volgens Antheris lateralibus. Sp. Plant, N. 3. Gort. Belg v- 283. Font. Squamofatenuis Sericea atro=virens. Dirt nee 259: T. 33.f. 3. Font, minor lucens. J. B. Hili Pp (5 Fontinalis Pol, bifariis patentibus ‚ Capfulis latera” libus. Sp. Plant. q. Af. Stokh. 1769. p. 248, Sphagr num Penn, undulatum, Vagin Squamofâ. Dur. Must. 250. T. 32. f. 9. Sphagu. Cauliferum & Ramofum. Hart- Helve ga. T. 3. f. 2. Muscus Terreftris- major. VArLE- Par, zag. T. az. f. 4 Confer. Sphagn Pennatum "5 num & Undulatum, Dar, Afusc. 249, 250 To 32 be 7: & DOEN IN teegn Ds :Mro ssscE NS! 993 LiNNaus, de Groeiplaats van deeze Soort. De Immers van daar-hadt DirrrNivsdezelve, 11, door HALLER overgezonden , ontvangen ; CTU. die het thans noemt, Hypnum met tweezydi- Fonteine ge Steelen ; welke Takkig zyn, en Eyronde” Bladen, overdwars gegolfd (*). Men heeftze thans"ook aan Beukeboomen ; in Sweeden ; gevonden. Een dergelyke, met een Haairig Scheedje , denzelven door DiLLeNius be- zorgd , fcheen, zo die Kruidkenner aanmerk- : te, ook hier te behooren. Zelfs fchynt cen Gevederd niet gegolfd Mos, plat van Loof , dat uit Patagonie gekomen , en in de Boom- Mosfen , daar men de Goederen in pakt, ge= vonden was, mede betrekkelyk te zyn tot deeze Soort. (5) Fonteinmos met Liniaal-Borftelige Bladen. ee Deeze Soort, die Me rs £ in natte laagtens, “inns” tusfchen Franeker en Harlingen , in Vries- blädig. land, op verfcheide plaatfen , gevonden heeft , was door Ceusrus in een Rivier van Swee- eN Ee "(5 Hypoum Caulibus diftichis &e. Hele. inchoat. 111, p: 42. T. 46.f. 2. Men leest ‘er, by misftelling. T. 45, en pinnatuúm, in plaats van pennatum: ’t is te beklaagen dat zo veel Drukfeilen in dat Werk zyn (5) Fontinalis Fol lineari-fetaceis. FL. Suec. 11. 962 Gorr. Belg. Il. N. 866 Font. Capillacea , Cal. Styli adinftar cuspidatis. Dit, Musc. 260. T. 33e f. 5. un. Dez, XIV. STUK. 396 BEscHRYVING VAN IX. den waargenomen. Die van DILLENIUS, a met de Kelken alseen Priem gepunt, zyn id, Rl uit Penfylvenie gezonden , was omtrent een Handpalm uitgebreid. Zy is zeer kenbaar door haare fpitspuntige Scheedjes. BuxBAUMI A Kaalmos. Naar den vermaarden BuxBaAuM, Hoog — leeraar te Petersburg , door wien de Kruid: kunde zeer verrykt is, werdt dit Geflagt met te meer regt benoemd door den beroemden HarreRus, alzo hy de gemcenfte Soott; daar van, eerst omftreeks Aftrakan in Mosko- vie ortdekt heeft en befchreeven, welke na: derhand ook in Sweeden, Noorwegen, Dee- nemarken , Duitfchland en EE, is waarge: nomen. L (1) Buxbaumia met een gefteeld naakt Doosje, mia apt ‘t Gewasje, door den kundigen ScHMIEDEL PE . in een byzondere Verhandeling, als ook doof Ben den Sweedfchen Heer Roranp Martin onder de 20 Buxbaumia Capfulâà Stipitatâ ers ‘Miki Bux- baumia. Hair Hel 10. Am, Acad. V.p. 78. Tab.x Scum1rp. Disf propr. Oep. Dan. 44 en Capilla- ceus aphylius, Capitulo GE bivalvi, Bexs. Cet. IE 8 T._4. f. 2, Dier. Muse, 477. T. et 5. Hart. pens inchoat, HL p, 25e j » M o s SE N. 397 de Voorzitting van Liiidiod befchreeven ; ‚Xl. Arpeet; kan met regt Kaalmos genoemd worden, alzo 11 het volftrekt Bladerloos is , gelyk onze Rid- „Hoor: der hetzelve ook dien baant geeft. Sommi- Wine: gen hebben zelfs getwyfeld ‚of het niet eer tot de Paddeftoelen , dan tot de Mosfen , te be- ‘trekken wâre. Veel gelykt het , in zyn ge- heel, naar een Koker , waar in het gemeene Volk zyne korte Tabakspyp bergt, een Pype- doos genaamd: maar dan moet men niet op ’t ontzaglyk verfchil van- grootte zien :” ‘want het valt naauwlyks een Duim hoog. Zie hier de befchryving door deszelfs eerften ontdekker „ woorgeineld. », Zonder eenige Bladeren fchiet het uit een „> ronde, ruige en als Paddeftoelige Wortel 3 ‘> als uit een Scheede, een Steeltje van een » half Duim of iets langer, bruin paarfch van » Kleur, veel dikker dan in het Goudkoppig 5 Mos.>> Hier-zit een krom Kopje op, uit … twee Klepjes beftaande, die overlangs van » elkander wyken, ‚ en wier onderfte rond i is, » het bovenfte platte in een kort Nageltje » uitloopt „dat met een groenachtig. Zwavel- „‚ bolletje is bevrugt Zie het , volgens de wy Afbeelding. vän den vermaarden Heer 5 SCHMIEDEL ; in Mig. 5, op onze Plaat CII, ss in de Natuurlyke geftalte en grootte ver- » toond.” In Italie zou de fchrandere wrdt dit ma en 398 BESCHRYVING VAN Ax. dit Plantje. ook waargenomen, hebben , indien Jit. deszelfs Mosje met een knobbeligen. Wortel am eneen. groot Eyrond gezwollen Hoofdje hier 5 rn „t’huis-behoort ; doch hy geeft daar aan zeer ; fyne Blaadjes , ’t welk. de zaak twyfelachtig maakt, F«Brichus befchryfe het onder den naam van Paardepootje, welke niet zeer eigen is-_-_HArLER,-die het zeldzaam sin Switzete laad heeft aangetroffen „ fpreckt-’er dus, van. »» liet is een zonderling-Plantjes dat onder » Alle my bekende Mosfeg ‘het Doosje aller- » grootft heeft „ ovaal „ meteen Kegel vorinig »_Dekzeltie „dat met een „Huikie gekroond sis, de Haaîrtjes inwaards uitgerekt, to6zo „verre, BNR ok, Bryum)-en, Fonteinmos En de velsheit de: maar, volgens ’t gevoelen van » vermaarde Mannen „daalt -uit-dem-top-van st Dekzeltje, door de:ry-van, biaairtjess een ss Styl in % Doosje neder „waar aan een ronde » achtig gekr oc Meelknopije „dat nederwaards » Open. isen met Stuifmeel bezwangerd, Dit Zakje beeft de vermaarde Mw LER eerst » gevondenen Linn eusin een-ander-Mos rn befchreeven. My fcheen dit Zakje-binnen » een Schorfig. bekleedzel, geplaatst te zj » maakende het Bolletje uit , „welks. ronde s gedeelte paarfch, het: platte groemachtig pe was, en het Zakje met Haairtjes bekléed. s Dit maakt echter geen volftrekt onderfcheir EN dik Kenmerk vic; alzo verfcheide Men > ” oe DE M-o s-S-E NS 399- „> Mosfen een dergelyk. Zakje binnen het IX. s Bolletje hebben , en een dergelyken Styl in 1? ik „ het binnenfte Zakje neergelaten. De Bla. Hoorns » derlooze Geftalte moet ’er derhalve als een his: » Kenmerk worden bygevoegd.” Dat ‘er aanmerkelyke Verfcheidenheden in dit Gewasje plaats hebben , blykt uit de by- ‘zondere befchryvingen van hetzelve. Men kan zulks niet aan ’t-verfchil der-Waarneemin- gen alleen toefchryven. De Heet HorM vondt het in D of Rolrond Bolletje , veel Ia langer, naauwlyks: aan de eene zyde plat en niet Vliezig : daar het anders een Eyrond Hoofdje heeft, ‘t welk als plat afgefneeden is, en aldaar în- het groene met roodachtige Vlakjes en glinfterende Schub- betjes, byna gelyk de Goudfteen , Avanturine, getekend, zo de Heer MAr TIN aanmerkt , die hetzelve in ’t jaar 1756 eert by Úpfal in Sweeden, aan de kanten der Greppelen, daar ‘s Winters het Zand voor de gemeene Wegen uitgegraven wordt, in ’t Vocrjaar vondt ‚cn federt is het aldaar eene Dit volgende tekent dië Heer ; Groeiplaats, aan. ‚> Het komt in een naast zwarte » Aarde, gelyk veelerley Mosfen en dikwils suit rottige brokjes voort ;-die bevogtigd » “worden door helder van den Voet der Ber. » gen afzypelend Water. Daarom heeft het EE » niet IL, Daer, XIV, Stuk, 400 BESCHRYVING VAN > niet veel Wortels noodig. Men vindt het “UL ‚onder ander Mos en fomtyds op ’t open srüx. 5 Veld onder het Schurftmos groeijende; _Kaalmos.‚, zy om door deszelfs Schaduw of door het ‚, daar van afdruipende Vogt in groey gehou- 3 den worden „ verkiezende derhalve inzon- » derheid laage en holle plaatfen. Hierom ss is het ook gemeenlyk verholen en niet dan 5, by geval te vinden. ’t Gelykt, bovendien, » zeer naar de Steeltjes der Mosfen, en blyft, s even als dezelven , den gant{chen Winter 99 Over. À 1m. (q) Buxbaumia „die het Doosje byna ongefieeld ae in sheet, omringd met Bladertjes. Ja. Bar Ik moet hier deeze Soort byvoegen, welke door den ouden LinNaus niet opgemerkt was, doch thans door den jongen Heer, onder Kase bepaaling , werdt voorgedragen en afgebeeld. De Heer Harrrr geeft voors dat dezelve , hoewel menigvuldig in Switzef- land groeijende , door hem eerst ontdekt zy Immers het was op zyn Reistogt door dat Ge: west, in ’t jaar 1739, dat hy dit Mos waar pam _C) Buxbaumia acaulis, Capfuiâ ibis, Foliiscine: ta, Meth, Musc, emend. Linn: p. 33. Tre fe 4e pied mum ‚ Helv. heal EREN: 1725: T. 46. £ 3. Os. Dan, Te 249. É 3, ALF. Stokh, 1764. pe 29. Ta £,6= 13e f | È Ne BrES M ors Ss Er Me gar nam en onder een anderen naam befchreëf, aika die in de eerfte opflag daar vaneen ver- Ill keerd denkbeeld geeft. Hy noemde het dS lergrooëst ongefteeld Sphagnum ; terwyl het een Kaainos, uitermaate klein Mosplantje is, naauwlyks een ee zaad halve Vingerbreed hoog, maar het welke ook Een zeer!groot Doosje heeft, met Haairach. * tige Blaadjes-omcingeld. In ’t jaar 1762 werdt … het door: den Heer M ULLER, in Deenemat. ken, aan de‘känten van oude Dammen gevor- den en” omftandig beft hreev n, De Heér ScnmrEDEr gaf een byzonder Vertoog daar over “uit: Het is dan tegenwaordig al- omsbekend; hoewel in deszelfsGeftälte eenig verfchil fchynt te’ zyn ; gelyk uit de Afbcel- dingen blykt ‘en’ van HALLER in ’t breede vosrrudgmarid wordt. si 7 sf SruAensom. Pertimos. oor Die Geflage. ‘opderfcheids zig pe van: re pee) dere Meosfen ‚ door een Zonnefchermpje Waar op het Meelknopje geplaatst i is, zynde dat Schermpje” ed ekle naar het Overige zeer groot: let teen ‘afvallend Huikje en ‘een gefternd Haaf aan een,Wyf- des- Plantje , van ’t Manvelyke afgezonderd. Hier van zyn de volgende S Soorten in Europa Bevonden. Cc (2) Pa- IL; Daer. XIV. Srum. an DESCHRYVING!VWAN …(a) Parafolmos met een haifbolrónde, Zonne: Abs | her Me, oor ofiherm. Hoorp- ene (2) Parafolmos met. een id Schyfronde splae, den Zomefdh CPI. ren Vin brum. 4 eee ae De cerfte van de twee , in % jaar-1695 in pn Noorwegen ontdekt zynde. door--RicH ARD Geel. WRELER en aan PeriveErR medegedeeld; „kreeg van deezen den naam van-Moorweegfch bevallig Mos, wegens de fraaiheid, en Puur KENET befchreef het als een klein Goudkleur rig Haar, Alge „ dat ap: sk EA vanden Dos en TETE betrok: het mf Scherfemosfen ; hetzelve Haairbladig Lichen heetende, die lang gefteeld is ‚met een hoog- rood, Bekken-(*). De andere Kruidkundigen van dien tyd helderden de kennis daar van mict op; maar de vermaarde Bu XBAUM, hete ‚3 zelve G) Splachnam Umbraculo Orbiculari edn Syl. Nat, Veg, XIII. Gen. 1191. Sp. 1. Ame Acad. Il | B T. îles, a Suec, Il. N, fas Muscus Norve- cad. Il. p. 277. Te 3-f. 1. Fl. Suec. IL Ne -964. p dn Lichen Capillaceo folio, elatior, Pelvi ruberrimâ» pe M o's s EN. 403 „zelve in Siberie.; daar het zeer gemeen is, _ IR, waarneemende ‚ befchreef het nader, tot dat “ ij, het in zyne verfchillende ftaaten van groeijing Hoofd — nauwkeurig afgebeeld en omftandig; voorge- EAN {teld werdt door-den fchranderen DILLEN 10 s/olinos. en ook in Sweeden gevonden; in ’t-jaar-1748, in-handen-van den” Heer LinNaus kwam, onder wiens Voorzitting een Vertoog over dit Plantje, door.den» Haer on zi N, aan ok licht gegeven werdt on Deeze Leerling van Een Riüder ob clie Pl. CIT, zelfs aanraaden » tot bevordering der je Fig, 6 kunde , in ’t volgende Jaar geheel Lapland dsorkruifende, hadt het geluk, van aldaag 7 een nieuwe Soort te ontdekken van dit Ge= N agt, welke het Zonnefchermpje in plaats van’ * bolrond plat , ‚ en‚niet rood. maar geel heft, st Van beide deeze raare Mosplantjes hadt de : vriendelyke Heer “THUNBERG ‚thans Leer aar der Kruidkunde te-Upfal „onlangs.de goedheid my te zenden, waar van ik het geele hier in Fig. 6,op Plaat CIL, in afbeelding geef, Dit verfchilt vanhet Roade weinig dan doordien hetzelve,; * welk in ’t eerft ook half Bolrönd | is, eindelyk geheel plat en geel wordt van ur: terwyl „het Meelknopje bruinrood is en met Tandjes-als ook met een ‘Dekzeltje voorzien.” „Beiden fchieten uit een Vezelig Worteltje een Haairdun Steeltje, dat onder voor een gedeelte met Blaadjes is beklemd, wdn C2 IL Daze x1v. Srum. e44 Bres CHRYYING IVAN Eke bar STUK. dvaalszym met: een’ Puntje „-doorfchynende, de onderften: kleinst. ‘De'Steeltjes bereiken een «half Duim; fomtyds ' veel minder langte. Pf Het, Wyfje heeft den Steel geheel met Blaad- jes “bekleed emraan ’c-end ; gekroond met een Sterretje\ván {pitfe Blaadjes. „Dit. Geele: Parafols Mos werdt “door ad sten Heer MoNTaN eerft:op rottige Boomen, Peerach- tig. laceum 4 Fol, Thymi pellucidis „ &c. Dier „Muse, die ‘in’ een Moeras lagen; .en vervolgens ook aan de kant van een Gebergte» gevonden; : doch chet fchynt ‚ zos wel als % Roode glhar en ergen te. zn’ 03 lijd dm 3 id nr rme, 0e UI. TS rafolmos det een. aftaci fap nt 4), “Parafölmos mer é eht Ja Bolrand Zoeff „Deere beiden komen:op verige nde id anpen: hit tag» voor. eN 0 Spacen abn hoi obovato. 4#. Acad. 1, p. 280. Fl, Suec, 1le- N--965e gn 343 . 84. £.3. Musc. Capill. minor , Capt, geminatis. Vartte Paris. 130: T. 26 f.4. Orp: Dan, 192,‘ Muscus Aurens Capillaris minor &enPruw. lm 246. ‘Moars. S. 15. T- 16 f. 10. Bare Flor, Frapoofit 123. Hebo. inchoat, IL, 49 €) splliain. Umb Bracilo Ampullaceo fobie Am. diad, NÀ. pe 282, Muse. Capillaceus , Capitulis Py* ziformibus, tubulofis, CenelE, p, ze Te Ke É- Xe ma ot hen s ‘oee M o’ste em. 409 het eerfte derzelven ; maar: LINN&us merkt aan, dat zy zeer weinig en naauwlyks meer dan de twee voörgaande” verfchitlen, > pet Hoorn Kopje i is Bolronder in het laatfte’en Bloedkleu” sParafit ‘rig of donker rood, in het ándere Tolachtiger "2% «== en geel van Kleur. Ook fchynt zyh Ed,-te twyfelen „ of het niet ‘eene enkele Verfchei- denheid van zeker Foniteinmossen of dit ge- heele Geflagt niet “maar eene Natuurfpeeling zy (*). HALLER betrekt dit lalachdse tot het GeflagtvanKoo ATLLANT noemt het ; Haairachtig „Mos steg ‘dubbelde Hoofdjes:; om dat het Meelknopje.boven het Bolachtig gedeelte uitfteekt.-… Hy heeft hets zelve in Beekjes , omftreeks Parys, waarge: nomen. Arneis (5) Parafolmos met een » Klotrord fie Vv. SE T Splach. ha. (© Parafölmoa’ met df hort Seche an Semen Bladen. ee ete renten rem endn ger € dh bnl anni dad znne va ef Kan LAI TELE RIN TE eG C°) Anne_Natore latus c „Genus? An hoe Mnii Fontani Ed area sh Sp ‘Plant. Hs Pe i57a G) “Splachnum bean Gtobofo. Meth, Musc. emend. Linn. p. 33. T. 1- 6) Splachnum BA Fols Piliferis , Pediica- lo brevisfimo Meth. Musc. emend, LiNN. pe -33e Biyum Ampullaceum Caps. & Fol, ata Dirt. Muse, De T. He £ 5? 3 1 Deer. XIV. Srux. AtbeEu: le Hoorp- STUK. - Parafol- Mos, 456 DBesCurvyvvine: vAn àz Deeze beiden zyn, door den jongen Heer LinN Aus, in Lapland gevonden, - Het eers fte groeide onder-het Roode en Geele voorges meld. Dit onderfcheidt hy dooreen zeerlang Steeltje , ten minfte als eeu Vinger „ hoewel dat in ‘tGeele fomtyds langer: valt „en een zeer klein Doosje , dat groen is, van Klootronde figüut; het andere, in tegendeel, hadt cen uitermaate kort Steeltje en het Hoofdje , dat Ook bultig was, zeer dun gehalsd : des men het Ampul- achtig zou. kunnen noemen met DritLLeNiuss indien deszelfs Bryum 'er mes de ftrookt, «Waarom zyn Ed. dit door de by- Vvoeging van Caulescens. onderfcheide ‚ begryp ik niets ECVT HRSTEIO EA PotyrTai1icuum, Haairmos Deeze naam is, zo wel als die van * Voorgaande Geflagt,„ by-de--Ouden in ge bruik geweest , om een-Huairig Dos te ber tekenen. De onderfcheidende Kenmerken, by LiNNaos, zyn: een gedekzeld Meelknop* je, op een zeer klein uitfteekzel zittende en een ruig Huikje: terwyl het Wyfjes Plante je gefternd is op den top, als in ’t voor gaande. se Van dit Haairmos komen de drie volgende Soorteù voor: 5 Cr) Haaire D RE. M oss Ben, 497” () pede pe een eenvoudig Steelsje We, aneie vier spe telknopje. s Heers Van dit gemeene Mos, Bietlochig by ons ee op vogtige Heygronden en Mosächtige plaat,» Polyrin fen’ groeijende, zyn drie aanmerkelyke Ver= bono fcheidenheden, mooglyk veel’ afhangende van. den Ouderdom en van den Grond. De eere fte, die de grootfte is, groeit op vogtige verts’ te plaatfen wel een Voetof anderhalf hoog; , zo dat men erin Sweeden ; Engeland en 111 elders ‚ wel Bezems’ van vaat! om de Bake Ovens uit te"veegen. Hier van wordt zy” Muscus Scoparius , dat is Bezem-Mos, by borer getyteld.” DopoN zus noemtze _Muscus Capillaris , dat is Haairmos. Deeze, gemeenlyk een Span of een Handbreed hoog ’ opfchietende , wordt by ons Geel Vrouwen Haair , Gulden Haair of Gulden Wederdood „ geheten, Onder den naam van Verguld Ve=. nus= Ca) Polytrichum Caule fimplici , Antherâ parallelepidee dà, Syt. Nar. Vag. XIIl. Gen. z1g2. Sp. Vn en 283. Polyu._ quadrangulare vulg. Yucce foliis ! k- C. B. Pin. 356. Muscus Juniperifolius &c. valt. Par. 131.-T. 23. f. 8. 8, Polytr. gqùadr. Juniperi foliis. &c, Dier. Musc, 424. T. 54-f, 2. VArrrs utsef, 6. Polytr. Aureum medium. C, B. Pin. 356. 4, Polytre quadr. mi- Rus, Juniperi foliis Pilofis. Dir. uts. fe 3. Muscus coro= natus, Boeren. Moris. &c: Cc 4 il. Deer, XIV. Srux 408. BrsCcHRryYvVING” VAN ryz nus-Haair (Adiantum Aureum) is. zy in de AE Apotheeken bekend geweest en voor een Ge- Hoorp= ‘neesmiddel gehouden , dat hedendaags geen STUK geloof vindt. ’t-Kan nogthans wel zyn; dat pen td Zy», in Water. afgetrokken „ tot een Zweet- middel. verftrekke, gelyk LeMmery wil. De ‚Franfche naam is Perce -mousfe, Sommigen hebben het Afkookzel, als een uitmuntend Middel , in Aamborftigheid, Zydewee en ans dere Borstkwaalen, aangepreezen. Pp. ci. De Bladeren , die den Steel omtrent ten fig 7. halve bekleeden, gelyken meer of min naat die van den Geneverboom.- In de gemeen- fte en grootfte zyn ze breeder en Zaagswy- ze getand 3 in-de anderen fmaller en in de laatfte. Haairig. …LiNN us merkt aan, dat de eerfte. en „grootfte- op modderige losfe Gronden; de-tweede op vogtige Bergagtiges de derde op. zeer, drooge Zandigesplaatfen. gemeen zy. Deeze laatfte bereikt dikwils naauwlyks een Duim hoogte en ziet roodach tig in de Zomer; gelyk de Haairachtige Steele tjes, die ’s’ Winters boven uitgroeijen ; de Meelknopjes , ryp zynde, Goudgeel , gelyk ook het Loof door den Ouderdom wordt» waar van de naam. —_Tot verklaaring van de geftalte dient; in Mig. 7, de eenn van de middelfoort, - | @) Haair- | DE Mo s's Bx sój' (2) Haairmos met een zeer Takkigen ad sen TE AFDEELe BE kt rea LH akin 4 Hoorp- (3) Bisirmak met een zeer Takkigen Steel, jn zydelingfe Bloemfteeltjes. En ers san Al. Weinig verfchillen deeze , waar van def” “Alpitch. eene op de hoogfte Gebergten van Switzerland” Ui. en Groot: Brittannie „ de andere niet alleen’,,0”"5" in Europa ‚maar ook op Janiaika, is waarge-, K nomen. De Takkigheid onderfcheidtze van het Gemeene Haairmos, en zy hebben, bo- vendien; de Meelknopjes niet vierkant, maar rondachtig , zo dat dezelven zig, in de laat- fte, als Kruikjes vertoonen. Dit heeft alleen- lyk plaats, wanneer dezelven door Ouderdom open gaan: voorheen zynze fpits gelyk de an- deren, en van boven geflooten. Dit Mos __valt anderhalven of twee Duimen hoog: Het Loof is gelyk in het eerft befchréevene Gemeene Haairmos of Gulden Wederdood,. : | 6 ruik- hraagsnd, | sân hs ‚Twee, @ Potytrichum Caule_ Ramofisfir Jr, Pedunculis lis ter- pere Sp. Plant N. z. Oep. Dan 296. Polytr._ pinum Ramofum. Dirt. Muse. 427. To 55, É. 4e ie 5 Pien, Caule Ramofo, Pedune, » Axillaribus, Sp. Plant. N.3- FL. Suec. 870, 967. Daris. Par. 315, Polytr. Ramofum &c, Drirr. Muse. 427. Te 55 f. 5e Mausc. Ramofus eretus, Culyptrâà Villofà, Varrr. Par. z3t. T. 28 É. 13. 7 Cs IL, Dasr, XIV. Stuk. TXe Arnker. 1 Hoorp- welke zyn Ed. Omwonden Haairmos noemt , Haair- FAS. a io. BESCHRYVING VAN Twee raare Soorten heeft de jonge: Heer Linneus by dit Geflagt gevoegd, De eene, van ’t Eiland Bourbon. afkomftig ‚ hadt -de Jlaadjes Elsvormig en als.om den Steel ge- wonden. Zodanig één , doch maar half zo groot; hadt zyn Ed, ook van de Kaap der Goede Hope. De andere, uit de Straat: van Magellaan „ hadt de Bladen gefleufd, Kraak- beenig-Zaagtandig. Beiden waren. zy enkeld gefteeld (*. _MNriuum. Roosmoss Wegens zekere Bladerige Roosjes ‚ met welken een gedeelte der Steeltjes in dit Gee flagt gekroond zyn, noem ik het Raosmos 5 hoewel ’er veele Soorten in komen , die van anderen betrokken zyn tot de Gefternde Mos- fen: want Sternmos zou hetzelve verwarren met -_de beide voorgaande Geflagten ; wier Wyfjes: Planten ook Sterretjes op den tap hebben. Bier heeft zulks dikwils in een zelfde Plantje plaats terwyl andere Steeltjes gehuikte Meelknopies draagen op lange Haairdunne Draadjes. Dit Mos zou men derhalve Eenhuizig. kunnen noe- men, de twee voorgaanden; heeBarsldl: en Haaf" © erna convolatum & ed Heth. Musc, emend, p. 33. T.1. £.2 &p. 34 D BrxM-o sos Erm art Haairmos naamelyk; Zweeluizig: indien het vol- IX. ftrekt doorging ‚-gelyk Hauteer ftelt: maar Arn wy zullen zien, dat ’er ook veele ‘1wechui-, Horo: zige onder zyn. Van het volgende Geflagt onderfcheidt het zig door die Gefternde Roos= jes, welken LINNaus noemt, een- naakts Poeijerig, afftandig Hoofdje. Een gedekzeld Meelknopje, en glad of ongehaaird- Huikje ,. heeft het met het Knopmos gemeen. Dit Geflagt beest: by de Senb DOE, Be als volgt. & In: () Rooëmos met een at Steeltje et Eyronde Blaadjes. PSone Veelal komt dit Mos in Velden, op VOBLIBE raneee. plaatfen ‚ in Sweeden, Engeland, Vrankryk, als ook in: Duitfchland , voor. - De geleerde ScuMiEDErL heeft het zeer omftandig be- fchreeven, enten. keurlykfte afgebeeld, Het heeft, in zyne Figuuren, door Vergrooting, byna een half Voet hoogte , terwyl het na- tuurlyk niet boven een Duim hoog valt. Hier van komen Plantjes voor, die enkel Roosjes draa- (2) Mninm Caule fmaplich , Foliis ovatis. Sy/f. Nar, Pez. XII, Gen: 1193: Sp; zo Fl. Suêò. 968 Mriùm Serpilti folfis tenuibus pellucidis. Dirr. Musc, T. 31. £. a. Bryum alternans: Hart. Herv. 118; T. 4. f. 8. Mus- €ús corönatus minimus. VartL:'Par, 130! T. 24 fr 72 Scumtepet, Jeon. Plant, T. ll Nl, Dezzo XIV, Srume 412 BESCHRYVING van IX._ draagen , beftaande uit zeer kleine famenge= AFDEEL. k ° ui. hoopte Bladertjes, welke. zig „ met her bloo- si Ee” te Oog gezien „ als Poeijer vertoonen. De ue Kleur der Bladeren is-groen-, doch die-der Steeltjes Roozerood , zowel als der Meel- knopjes. mn. <0} Roosmos met een Talkie Steehtje ‚ Man- en Wyvige num, „Aa Om dat de Roosjes op het zelfde Plantje , groeijen als de Gehuikte Meelknopjes en Draadjes , wordt deeze Soort Adanwyvig ge heten: des zulks niet in alle JZnia plaats Ber heeft; gelyk Harrem zig verbeeldde. In de Lees VOO e Soort, immers , “komen zy op byzondere Plantjes voort , zo wel als in de volgende. Dir Manwytige of Eenhuizige Roosmos komt by ons in de Dûinen en in de Haarlemmer- Hout voor, groeijende op vog” tige Gronden fomtyds wel twee Duimen hoog: * Ís, in Europa, op ver naa, zo ‚o gemeen niet, als het A (3) Roos- @) Mrium Cate Paola, Andi Sp. Ng Gort. Belg, JI. p- 284 Oep. Dan, T. et brevibus foliis. Dirie Musc. 230. Te 3! £. 1. Muscoïdes. Vartt. Per. T. 29. fc 6 Muscus bir chodes parvus Micu. Gen, zo8 T. 19 £,8. H‚ K: ‚Plant: ‚ Mnium Men BAM s &- Je WAL 413 vie (3): Roosmös-met- gen ‘opgeregt Takkig Steel. ix. hed jd en. nn peen raare Kin min ‘potes oorn= Minder Takkig is dir gp deme » dan „her PVE -Moerasfige, ’t‚. geen thans volgt 5- „hoewel het reinen niettemin: Takkig genoemd: kan: worden , heb- de oee ‘bende zeer.veele kleine Takjes-en draagende dus menigvuldige Poeijerige Hoofdjes. Her viel grooter , ‚dan, het naast vo gaande; doch . Eerde 7 Iv En EEE Kontaums ARIAN { Bronnig. e(5) Roosmos. met een Ree Steel. en an Elsvormige Bladen. Moeras- ket 8 DA Ee EEK NRD Van *_G) Maitr Caute Ramofo erettö , Pedunc. iksdsdentie „Axillafibus. Hubs Awel. 403. Maium majus „ minus Ra- „mMofum. pati dia kan de ge a jd, Ee Geniculis, inez. Sp. le, „fm Ras liei ue. 913, 969. Bryuni palnftre, Sca- afis. Piüm. Alm 255. T- 47. £. 6. | 6) aonli s Caule loss © ‘Fol’ “Sabûfacis. Sp. Plant. 3e :FÀ Snecs \ 912 » 979: _Mnium majus “Ramis lon- ‘gior. bifurcatis. Dair. Mlusce T. 31 f. 3. Muse. pal, ereâtus. Vitre Par. 135. T. 24 Er _Musc. Paluftris, Flagellis ereftis &c. Mor. S. 15. T. 6. f g. Muscus Stellaris, Bia Cent. 1. p. 45- T. ó5 rege äL Dear, XIV. Srux. si DESCHRYVING VAN ax. Van deeze twee Mosjes in: Sweeden en ele je: ders gevonden, is de eerfte voor de Laplan- „Hoorb- ders een aanwyzing om Waterbronnen te Vinden in de Bosfchen , die Moerasfig Zyn; de andere groeit ín Moerasfen van ons Wereldse deel op” verfcheide “plaacfen.”* Het ondét- fcheidt zig -door zyne gegaffelde Takjes van de andere ‚die dezelven eenvoudig én ge dternd heeft, geelachtig van’ Kteùr , met lange werpige Hoofdjes als ‘die van ’t Venus-Haair, volgens D;tLeNtus, maar BuxBAUM annen heeft dergelyk ‘Mos miet groote ronde Bol- | d Jetjes op Goudgeele'Steeltjës. ' « a d 6) Róosmos- dat ongeftecid is s miet, een vhnike tkn, kend IMeelknopje en een vierkantig omge éricum, rr? boogen Huikje, STUK: ” Roosmos, Vogtm tere: In lugtige onvrugtbaare ranke Mos in ons Wereldsdeel, volgens ENNE US, By ons komt het-op oùde- vogtige Muuren en - Steenachtige dorre Kn „onder ’t Geboom- iere te, (6) Anium acaule ak nutante , dion, reflexk tetragonâ. Sp. #N. 5 Gort. Belg, _p- 284 Fl Fol, feutellatis.. Varirs Par. 135. ef 26 f. 16. Musc- Coronatus minor. Moris. S. 15. T.7. f. 17e Polytris ' en Aureum minus. C. B. Pin. EA Mnium Fol. ovar ten Hart, Hole, inchoat. Uk = Bd sor VIR aast af men oiMrioe san am! 415. te, ook in Duinen-by ’s Gravenhage. voor, volgens den Heer DE GorTeEr. De-naam is daar van afkomtftig, dat de drooge Draadjes een Vogtmeeter uitleveren, zo de Ridder wil, Zo men , naamelyk „een nasten Vinger, langs het Meeldraidje ‚ waar onder naat ’t.midden opvoert, zegt hy, dan buigt zig het Meelknope je om, en denzelven van hetzelve nederwaards tot het midden ftrykende , herftelt hee zig. Die Proef moet zeer moeijelyk in ’ t werk te ftellen zyn, in een zo klein a Mosje. Dx LLENLUS, die-het Kleinverg? ‚ merkt aan, dat in droog. Weer de Draadjes minder omgeboogen of overendftaande zyn, Hy zegt, dat het tropswyze groeit infBosfchen , Tuinen, aan Voetpaden , als ook op Muuren ; bisa Boomen eù”tottig Hout 3 beminnende vooral de afgebrande dorre Gronden. “DobóNzüs telt het voor, als een tweede Soort van Gu/. den Wederdood , ‚kleiner dan de eerfte. Som- migen betrekken die Mos Onder de ae Haal Een der Aporbeekan C. ns a 0} Roosmos met een eerd Steele, Steel. | „Mikje jes, een Zen ke milj? parpse gekielde Bladen, of : "Aan {*) Dare Pharm, ps 113. Edit. Brem. Harren. Cr) Mnium Caule dichotomo , Axillis pedunculiferis UL Daas, XIV. Srum. Hoorpe STUK. 7 Roosimoss Al VI. Mniuns; Í “Paarfcha a6- Bes CHRYVINGVAN ee „Aan eude Paalen en Boomen by ’t Huis En: HE P gelgeerf heeft de Leidfe „Hovenier MeerBuRG Hood: geeze Sòort gevonden, volgens den Heer pr GorPeR. « In de-Mey- Maand is zy oprde Velden; -by Upfal en elders in Sweeden , zeer getriden, Aar: de nij arb is zy ken: baardise: 1d adr. VIIL … ze 8). RSE met arte Meelknopjes en Beit … Draadachtige Delden zo lang als dik aa ne 2. ne 0 Roosmos met de Died vand d age Pea De. zal 8 ed « onigékr: uid. Wk „AV s sbr: pe tantahidens zig. ja die beiden Roos- Stern. Mosjes, zyn ‚door é gedaante. „De eerfte. heeft „ oogfchynlyks zeer „dunne, f iin en en gk 00 » En ae Zi En ut Jed dk ud Ì ai Belg. gip. Be hen beet nsi feed FL HSúêt: 56 973 BIJ tenue Stellatum Setis- purpü üreis;- Drag. - Muses heden 49. É£, ge enne: atehadee kde, A, Een ee 5 T Kk 6. £4 ee es ® Kran Antheris atis wer sp-a, Ni: Gor. Belg. 1. p. 235. Pl Suec.1l._ Nu 974 Stellare Dn dum pallidum Caps. tenuisfimis. Kar: Muse. 38rn Ì- É£ 44 9) Mnium Fol. arefaftione revolutis: Sp. Plant. N. 8. PL Succ. 1. _N. 975. Bryum Cirratum” & tenuioribus „Dur. Muses 379 Te ash van Par, T. 24 fe 3. — wrd „Vi oasa dd ati A ee DE oM: s enk ws 417 Steeltjes. Deeze is op de Hooybergen en en eenige Wilgeboomen;, by Noordwyk, door ll! M rrrrureHgevonden. In Sweeden groeie stug de zy op Paalen aan de Draaibrug te Upfal. hake De andere, die zeer dunne gekrulde Blaadjes heeft , komt in Bosfchen van Europa en aan Haagen voor , zegt DiLLENIUS, die aan- merkt, dat deeze omkrulling der Blaadjes door ‘t droogen ontftaat. oor (ro) Roosmos met Byronde gefbitfte door- m3 Schynende Blaadjes, de Draadjes byna uit aunoi- den Wortel en knikkende MMeelknopjes. HUM, Jaarig. (x1) Roosmos met hangende Meelknopjes en _XI. gekromde Draadjes} cen enkeld Stammet- reg je; de Blaadjes ruuw gerade jaars, Wegens den bloeytyd in ’t Voorjaar beeft | deeze laac{te, die in ’t Haagfche en andere Bosfchen onzes Lands op de Wortels der En en (xo) Afnium Fol, ovatis Acum. pêllucidis &e. sp. Plant, N. 9. Fl. Suec. 11. 976. kb Annotinum Lan teolatum ucidam „ Caps. oblong. pendulis. eek f. 68. Cr) Mnium Anth. pendulis, Pedunculo curvato &c. Sp..Plant. N. 1o. Gort, Belg. Il. p. 285- Bryum Stel lare hornum Sylvarum &c. Diur, Must. 402. Ì. Ste fe Zi Musc. Capillaceus major Stellatus. VaruL. Par. T. f. 4, 5. Mnium Fol Lancealatis imbricatis &c, HaLLe Helv. inchoat. 1lL, N. 1846. IL, Deer. XIV. SruK, me BerescuRewiNG van » ken groeits-den bynaam De eetfte komt op wee vogtige Gronden in ons W ereldsdeel, de an= dere veelal in Bosfchen voors doch verkiest Eis. aldaar ook vogtige plaatfen. … Beiden hebben zy knikkende Meelknopjes „ «die uitermaate Brot zee in ee laatfte. XI. 10612) iatisonie: met nanne Meelkmopjes en Chapitre, Eyronde Borfleldraagende gekielde Bladen; Haairig, de Draadjes zeer ed Diet Mosje, dat zeer. kleins maar wegens He “ne lange Draâdjes opmerkelyk is, wordt voor de kleinfte Soort van Gulden Wederdood ‚ by fommigen gehouden. -Dewyl de Sterretjes of Roosjes in *t zelve niet zeer blvkbaar waren, hadt onze Ridder het voorheen tot het vol- gende Geflagt betrokken. Het komt veel by Plaggetjes op de Daken der Huizen voor, zo Rav aanmerkt „ of ook op Heijen en Zandige Gronden, gelyk men het dus in Sweeden; als ook in onze Provintiën, by Harderwyk, Haar- lem en elders, aantreft. (23) (22) Prism Anth. pendulis, Fols Ovatis Setiferis &c Gorr. Belg. Il. p. 285- Bryum.Capîllare. Sp, Plant. Pe “1586. Nnièm Capillare. Sp. Plant. p. 1586. Mnium Ca pillate. Fl, Stee. Il, N. o8t. Bryum Fol. latiusculis cón* gels Ber Drer. Muse. 398 T.rz0- f. 67. Museus Cat pill. majdes Var” Paris. wr T. 24- f. 6. Musr. Ca” pills “folis tongiore. Maan. Hort, 133 T. 138. Must Aurens Capillaris minimus, Caris longo fubflavo, Bostre dugdb. 1. p. 21. N, 38. ED Me o'ssser Nú 419 (13) Roosmos met hangende Meelknnpjes, een ‚ IXe omgekronid Huikje en doorfhrynende Bieden” Ti Hoo „ik (14 Roosmos met hangende Tolachtige Meel. rien. knopjes ; een -Draadachtig Stammetje; Be merg Vrouwelyke …Bloempjes . Borfteldraagende, Benz Deeze beiden kómen in Sweeden en andere? ori, deelen van Europa; de eerfte by ons veel in Th Bosfchen en aan de kanten van reppels, als ook op de Muuren der Stad. ane ders voor, _De laatfte heeft den bynaam van de Peerachtige figuur der Meelknopjës , welke, gelyk in de andere Soort, nederhangen , zyn- de Goudgeel van Kleur. (is) Roosmos met een mel Huikje. Pa4 à Op ch ge Kr ds 4 E A Ruig- Ì (13) inium Pnt bendülie ke Sp. Piast. N. II. „Koprige, Gorr. Belg. 286. Bryum Caps. pendulis &c. FA, Suec, 997, 979. Bryum_ a: hornum molle &c. Dux. Misc. 401. T. 51, (14) Mnium haut ma turbinatis &t. Sp. N. 12. F4, Suec, go, 980. Bryum trichodes Aureum, pe Pyriform, nut a ede Must, 3 391 En SA Plien Anth. Calvpak villofäà. Sp: Plant, N. 13. Polytrichum nanam Aloës folio non ferrato. Driur. Mast. 128. T, 55 £. 6. Muse, Cap. minor, Calyptr tomentofà. ALL, Par. 131. T. 26. f. 15: B, Polytr. parv. Aloës Dolio ferraro. Dre. Mfvesc: 429. Te. 55 É. 71. Varro Par. T. 29. f. tr. M. Adianti Aurel facie, humilis &ee Bvuxs. 2 IL. Daer, XIV. Srum. geo BErEscHRYviNG: vaN IX. —_ Op vogtige Heygronden komt-deeze, vol- ADE gens den Ridder, in Europa voor. De Gee erf ftalte zweemt veel naar die van ’c Haairmos en Roosmos, Het heeft ruige Huikjes , even als hetzelve, Daar zyn Verfcheidenheden van : verfchillende de twee eerften , doordien de Blaadjes, naar die van de Aloë gelykende , in de eerfte effen, in de andere Zaagtandig zyn. De laatfte heeft de Hoofdjes dunner, de Draadjes langer, de Blaadjes regter, Vliezig „dun en doorfchynen- de. Altemaal zyn het zeer kleine Plantjes , naauwlyks , met hunne Draadjes , een Duim hoogte bereikende, ALs _(26) Roosmos met vergaarde Draadjes en wite Serpilli= gebreide doorfchrynende Blaadjes. oldie De ondergefchikte Verfcheidenheden met Pp ie ha den bynaam van Gefippeld , Gefpisst, Ki \ ï £ Buxs. Cent, Ip. 43. T. 63. £, 1. y, Polytr. acaulon, Krt » Caps. cylindr. Dalke Mast. 43th T. 55 , 12 : (46) Mniam Pedunc. aggregatis, Fols patentibus fucidis. Sp, Plant. N. 14. Gort. Belg. 236. Fl. Sar. QOr , 982. «, Punitatum, Bryum pendulum Serpilli folio Diar. Musc. 416. T. 53. f. 81. Varute Pare Tob E 5 B, Cuspidatuw. Drizx. Ff. 79. Varrr.f. 18: 4. Pralife zum, Diut. f. 77. Muscus Stellaris Rofeus. C B. ge 361. à, Undslarum. Dir. f. 26. Muscus Roseus poly cephalus. Vark. Par. T, 24» £ 3e Macge Gere 206: % 5g.f 5. | DE M os s Ex 42L en Gzgolfd. Roosmos , zyn, zo LiNNaus aanmerkt „ door de Autheuren als byzondere RS Arpzer. TL Soorten befchreevens sdochzyn Ed.,niet voor Hoorn. derzelver vermenigvuldiging-zynde, acht dat” zy allen tot deeze Soort kunnen t’huis gebragt worden. De laatfte, evenwel; die Veelkoppig Roosmos „met gegolfde Bladen van Vlafch. kruid , door VAILLANT getyteld wordt, oordeelt de Heer HarLLEr grootelyks van de anderen te verfchillen.. De Blaadjes, zegt hy, zyn geel; eenige Steeltjes kruipen, ande: ren regten zig op,en breiden zig als een Roos- je uic. „De Blaadjes , inderdaad „ welke in de eerften veel naar.die van Wilde Thym of Quendel gelyken-, gelyk uit de Afbeelding van dit fraaije Mos, in onze Figuur 8, op PraarCII, blykbaar is, zyn veel langer en Ámaller in de laatfte, en komen meer met die van Vlafchkruid overeen. Roosmros. In onze Afbeelding ziet men, hoe de Draad- wad jes tropswyze uit een Roosje van Bladeren voortkomen „ gelyk dit ruim zo-blykbaar is in die van MicnELius, waar nevens een ander Roosje gevoegd i is, dat men Vrouwelyk ‚kan noemen, als geen Meeldraadjes hebbende nin plaats. van dien veele Pypjes, door wel- ken mooglyk. het Stuifmeel ‚dat - deeze Mosfen uit de Knopjes blaazen „ ingeflurpt wordt: ‘Zulke Roosjes komen blykbaar voor, in Exemplaaren van dit Mos, welken de Heer IS dee TEUN- U. Deer. XIV. STUK. va BiscHfwLvinNe Can ges. THUNBERG op het Gebergte bezuiden Ba: mag tavia verzameld heeft, Wier uit blyke, dat stuk. men in ‘ Ooftindie. Mosfen” heeft , die veel _Roosmos. met” de -Europifchen overeenkomftig ‘zyn. Linneus merkt aän, dat” dit Quendele bladige „ in” Sweeden, -aan Beekjes en op pf Velden overal groeit : elders zegt hy ; in Europa’ komt “het Byna overal voor. In ons Land is hêt zo gemeen niet. Het Geftippelde vifdt mèn te Katwyk, zo wel als het Gefpitfte, dat ook veel voorkomt in 't Haagfe Bofch: het Kindetende te Heemfe in Overysfel 7 het” Gégolfde « op verfcheide plaat- fen in de Weiden van Vrieslánd, zó de Heet pe Gorter heeft aangetekend. 8 xv, a Roosmas- met drierzive zigd Ee trigue- > 9-0 WySLaancetvormige gekielde Bla Driekan ggn Op: vogtige plaatfen komt Be rn ‘Mos, in verfchillende hoogte ‚voor, dewyl bet ligt instan zet. Danse nTus De Stcelen zyn Ld Cz) nim Fol. „witucs bad ‘Subulato- - Lanceol:s &s carinatis. Sp. NI Fl. 'Shêc. in N. zt Bryùm ànnotisfúin ee Caps Ventricofis pendulis, Denn, Musci zog, Ter. fe 72. Muse, dentie, lucens Flu» maximus &c. Varur:. Par, 135- T.âg- É- 2 g, Bir Lauceolatum: bìmum ee Drrte Muse goge Te 51: 73 Ye Br. paluftre „complicatum, subens &c,- Dikte Justa 406. 5 406. te A Zer kenne nend nd eenen de hennen dn ld me M ots 8 Em 423 zyn digt met Blaadjes „op “drie: ryên ; be- acti. kleed, en hebber aan de Draadjes dikkehan= IL gende Meelknopjese Mooglyk ‘zou hier het PE sad ze glanzige allergrootfte getande Riwier-Mos . Zoosmos; van VarLLANT, omftreeks Parys wallende’; behooren‘kûrinen. In Sweeden vindt ien ‘hed in de Veenige Moerasfen. “De Roosjes of Sterretjes komen, in *t zelfde Plantje, op by- zomndere Takken - “voot. Hier kunnen . „als Verfcheidenheden gaan twee dees Meen: (18) rolde met iseki zé onverdeelde XVII. Blaadjes. Triahome- ns. Op vogtige plaatfen „ zo wel in, Sweeden len oo Veen als i in Engeland , groeie-dit-Mosje „: dat w zentlyk. veel’ naar >het ndennadenderen Kruipende langs den Grond. In onze Provin? ciën fchyne-hêt nog;niet waargenomen te-zyns (a) SOOsas me Ene ige Een XI Blaadjes, — . kt 6. Fisfum 18) Mmium Fol. diftichis integerrimis, 2 " IN. 985 Mnium leen facie, Foliolis jntegris. DiLL. Musc. 236. Tzr. f£. ROA Miam Bol diftichis bifidis, Gokr. Belg. 11. pe 7. Mn. Trichomanis facie Fokolis bifidis, Dirt. Mussc., Dd 4 SS U. Daer, XIV Srum. IX. Arnrame gen Hoorn- TUKe Roosmos. XXe Mnium ers waunide 424 BESCHRYVING:vaAN Dit aartig klein Mosje verfchilt van het voorgaande zeer weinig, geevende ook, gelyk hetzelve , kleine opftaande Steeltjes , uit de Mikjes der Bladen, die een Roosje draagen ; dat fomtyds rood is en naar een Aardbefie ge» Iykt. … Immers , dus hadt Harren hetzelve in Switzerland waargenomen, (20) Roosmos met tweezydige Blaadjes , dé Vinnen van onderen ge-oord, Wegens de gelykenis naar zeker volgend Geflagt van Mosplantén voert deeze den by* naam; gelyk ook Mricnerrius een Jungere mannia daar van maakt, doch DrrrLENIUS —_ heeftze geheten Alpifch paarfch Lichenafirums met ge- oorde en Lepelachtige Blaadjes. Naat den Ouderdom. en Groeiplaats is dit Mosje » dat met Bladen als van Wederdood overend ftaande groeit, zeer verfchillende, Het kwam niet alleen op de hoogfte Bergen in Engeland, maar ook elders op vogtige plaatfen ; kn 237. T. 31 £. 6, Jungermannia Terreftris repens. Mich. Gen, Terreftris repens. Micu. Gen. 8. T. 5 f- 14 Jum germ, Fol, bidentatis, in apice fragifera. Haru. Hek. inchoat. N. 1864. , « (co) Mnium Fol, diftichis , Pinnis fubtus Auriculatis. Gorr. Belg 11. p. 237. Fl. Succ. 11. N. 984 Lichena* ftrum Alp. purpureums Fol. Aur- Drum. Muso. 479 ©* 69. f. 1. Jungerm. Alpina paluftris purp. Cambrica && Micn. Gen.6. T. 5: £. 16, ne , vn Mos sE KR 425 Leiden op de Stads Muuren, aan den Hortu- ijE : FDe lanus MeerBurau voor, die het voorgaan. In. de in de Haarlemmer Hout en’ Haagfe Bofch err Eohfpr heeft waargenomen, zo de Heer pE Gor TER “en aantekent (*), | BRyUu Me Kapen, Dit Geflagt onderfcheidt zig van ’t voors gaande , doordien” het geen” Roosjes ,‚ maar het Meeldraadje nn on endelings Joepie Ípruitende heeft. 6 bovendien een hetere Huikje, even alst voorgaande , welks naam, zo wel als die van het tegenwoordige, oudtyds in’t Griekfch ge= bruikt is, om zekere Mosfen. te betekenen. De Soorten , wier getal hier meer dan der ' tig is, heeft LiNNaus in drie Rangen one derfcheiden,-als volgt, 1, Met onigefteelde Meelknopjes. : a) Knopmos met ongefteelde Meelknopjes aan end en een zeer klein Huikje. — — Om 1. -tmed “ (5) Men vindt dit Gefage trans See oe endelingfe Roosjes waar. waar-l90s- md Caspititinm, Alpinum. Vid, Meth, Musc. emend, uefup. a) aoe Autheris fesfilibus terminalibas, Calyptrâ d mi Ml. Drer. XIV. Srum, 426 Berséfrr9eENetvän Xs “Om dat dit Mos zyne Meélknopjes fabùw? be er Iyks vertoont ‚ en-die voor Zaadhuisjes plag- es ten gehouden’ té ‘worden ; hädr de kundige VaAILLANT er den bynäam van Vragteloos aan gegeven. Liet is op Steenen en Boomen: door geheel-Europa , als „ook in onze Nedere landen, gemeen. De Meelknopjes aan de en- den der Takjes;in de Blaadjes verborgen, zyn rood van Kerit en: tofge hon met Puntjes uit, ‚eri Pie 162) Koop mos mei ongepeld Meeltuopes die Bryum zerfpreid zyn, en de Hes, ef cept. df Geftreept. …… veerd, Haairig. komt, met haare g Wetreteiden: ze Soort Ln x Eeen À vn „op eg fntiienÂ: sy Nat, Veg. XIII. Gem no donde Belg. 1l. pe 297. FL, Suec. 865, 986: Oep Dan. T. 450 Sphagnum Foliüs-Piloskerminiatis, R, Zugdh 500: Syhagr num fubhirfatum obfcure virens, Cap. rubellis. Ditte Musc. EPEN bs N REEN £ As 5e Muscus zeide hirfutus _ &e. Varrr. Pardos rag, Te 21 heks 15e (2) Brygn: Arde nee af s &t ap Belg. 287. Polytrichium Cal. ftriata furfì e Pilofà- Suec, 869, 987. Polytr. pek Ruralis far Caps. f Rat majus. Dar Musee g30: T. 55e f. 8, Muse ADO” » Arborens er Vaut. Pare Al de 25 _Dhe £, ii Vaitr. Paris. Eon: B ee gi ne ‚D egt Cy Pe” bte 3 Hart. Hielv, inchoat, EN N. 1708. D'r Mosh: 4ÎP Steenen Rotfen en in Bosfchen, voor; zegt Linneus. By ons groeit zy ook veel aan moi Boomen. Die , welke de Huikjes' zeer ruig Hoorp- _ heeft, merkt HArLER aan, komt in SE Kopna zerland overvloedig. voor op de Schors der Boomen. Deeze zou eigentlyk aan de bepaa- lingeniet voldoen „en veeleer.tot het Geflagt van Haairmos. behooren, indien. zy eenig Uit- … fleckzel onder het Meelknopje had. Ook jes te veel.daar vanen wordt wegens deze ke gedaante:hier huis gebragt. … … SH. Met gefteelde Meelknopes ; ; fn Over- end ftaan. (3) Knopmos met eee Kogelronde. Meel Ji ne ronPa Pom @ Knopmos wet opfaande Dyronde Kropjes „Arre een. Elsvormig Huikje, ongëfieelde rüit- ä re jes en. dyronde ongejbinfte Blaadjes. Et RES ) Koop. Puerach Ca) Bpgam Ante eni, Shane Gene zm SRE ceum Capfùlis ohgniek Î Dire. Muse „339. T. EE 1. Muséus Tricho- ir s Capillaceus. Vaitr. Par. 129. T. 24. £ 9» (4) Brive Anth. ereftis obovatis , ‚ Catyptrâ fubulatâ &c Gogr. Belg. 1. p. 238. PI. Suec, 390, 939. Bryum Serpilifol, pellucidum , Caps. Pyriformibus. Dir, Musc. 335- T..44 f. 6-Musc. Capillaceus minimus &, hAl Par. 129: T. 29. £. 3. IL, Deer. XIV. Stuk. a8 BESCHRYVINEG VAN be 65) Knepmos met een opftaand langwerpig Arpanse kleiner Meelknopje „ de en ruim en egaal, STUK. Bo … _£6) Knopmos met opftaande initi à ane Exfinäo- Ege knopjes en ongefteelde Spruitjes, Domperig: iv. _Deeze vierderley Mosfen , allen weittoeld „teda figuur der Meelknopjes gebied komen “Eisvor- door geheel Eurcpa voor. De Groeiplaats. der a eerfte, tekent onze Ridder aan’,’ op Aardige Rotfen, die der tweede in Velden aan Dy- ken; die der derde óp Zandige plaátfen; der vierde op Dykjes die wat vogtig zyn. De Hoogleeraar p r Gorter merkt op, dat het Appelachtige in *t Haagfche Bofch voorkomt in eenige Groepen: het Peerachtige aan Scha- duwachtige Wallen, in fchraale Weiden en in de Duinen by ’s Hage : het Domperige in den Enck by Harderwyk: het Elsvormige » eindelyk, op vogtige Zandgronden en onder aan fommige Boomftammen. Allen zyn het ì Ss zeer (5) Brum Änth. eretâ obloriga minori &c. Gor. Belg. Il, p. 288. PF Skec. 891, ‘990. Bryum Calypu ExtinGorii formâ minus. Dxur. fuse. 349. T. 45. £8 Var. Par, 137. Te 26. fe À bd EEE minie mus cucullatus, Maca. Mort. 139- T er Anth. eretis Subulatis Pe Gorr. Belg. IL Pe 259. FL Sueë. 11, N. 991, Bryum Caps. longis Dat. Mus. 350.T. 45. f. 10. Muscus Câpillaris , Corniculis longisfimis incurvis. Varus. Paris. 133. T. 25: £ 8 DE M os s E Ns 429 zeer kleine Mosplantjes, naauwlyks een half IX. , op ’t hoogte een Duim hoog, behalve het Arrr eerfte, dat fomtyds wel anderhalf Duim be- Ran oo reikc , zo DirreENrus aantekent. G) Knops met byna opftaaride Meelknop- Bil jes en Haairige omgekromde Blaadjes, er. „(8) Knopmos met opftaande Deelkmpjes „PV gm Blaadjes die byna vegt zyn en rts geSpruijes, » Plagmaakende. md Zeer gemeen. Mos i is dit in ons Werelds- deel, Het eerfte groeit, volgens LiNNzus, op de Daken der Boeren Huizen en op de Stammen van Boomen : het andere op Steenen „ Muuren ‚-Daken en Dakpannen. Beiden ko- men zy in ons Land; op de Rieten Daken en oude Muuren, als ook tusfchen de Straatftee- nen (2) Brijum Anth. erettiusculis &c, Gorr. Belg. II, p. P. 289. Fl. Sues, goo, 992. Bryum Rurale Unguicula- tum &c: Dir. Muse. 352- T. 45. fo 12. Muscus Cagil- Jaris Teftorum. &c. Var Par. 133. T. asf. g Tegulare humile Pilofum & incanum, Drke. Muse. 355. T. 45 f. 14» Muscus vulg. omnium val mus non villofus. Varur. Pare 133. T. 24 f. 54. Muscus Capil- laris minor, Cap. erettis, Fol. in Pilum desinentibus. Jd. ibid. f. 15: Bryum Cauliculis brevisfimis &c. Harse Helv. inchoat,. N. 1825, 1826. il Dazr. XIV, Srur.. 430 BEBSCHRYNING VAN pn nen, voor. Ook vindt menze, dat zonderling Arjktke is, in de Haarlemmer Dvice Het laacfte, „Hair inzonderheid „groeit by Plaggen of Plagget- eer jes. Hier toe behoort ‚het „Allergemeenfte Mos van VAILLANT, met Haairtjes en zonder Haaiftjes. «Aan huâne dunne” fpits gehuikte Meelknopjës zyn zy kenbaar. De Draadjes, van taamelyke langte, komen uit zekere Ster» … retjes- voort 3 welken. Hij LLER Roosjes noemt. IX, (9) Knopmos met byna opftaande Meelknopjes, aarde D. feoparium, verg. raadjes , eenzydige het ied achtig de Blaadjes em hellende Steclen, Pr. % [Ie « u > zo) Knopmos met byna opfrânde zeen Úndutaerc doses. orowrent eenzaame Draadjes, Lanctte Gegoltd. _ vormige, gekielde, gegaffelde , uitgebreide, Zaagtandige Blaadjes. Vandeeze heeft het eene wegens de Bezem- EE PTR ; ache- (9) Bryum Anth. ereCiusculis , Pedunculis aggregate reclinatum Fol, falcatis, Scoparum effigie. Dirt. Anso. 357. T. 46. £. 16, Musc, Capill. major. Vairr Par, 13% T.-28. f£. 12 Co) Brgum Anth. eretinsculis , Pedunc. fubfolitaris oe Gorr. Belg. Il, p- 289. Fl. Sutêc. 899, 996» OEP- Dan. 477. Bryum Phyllitidis folio rugofo acuto, Dritte Muse. 360. T. 46. f. 18. Muse, eretus Linariae foliò » major. VArr. Par, 132, Te 26. 6 17. DE s;M:o Sys 481 achtige gedaante , het, andere wegens,de rim. peligheid der Bladen , die als-gegolfd zyn,den à bynaam. Het cette groeit veel in Bosfchen $ op de Wortels van verrotte Boomenen op Hey-* velden: het andere komt: ook in Bosfchen ‘en belommerde Velden; zo in ons Nederland als elders, voor, Dit laatífte heeft. de Bladen breeder en eenigermaate naar die van Vlafch= kruid gelykende ,-zo VA ILLAN Taantekent, Beiden vallen zy-veel grooter dan de voor= gaanden en het eerfte maakt eene aartige Ver. tooning ‚ als blykt in os 9, op onze PLAAT CII, hier voor. —_- (x1) Knopmos met byna opftaande Meelknop- P DEELs nr. Hoorn» Kuoprmos, jd jes, een Boogswys’. Dekzeltje „ opftaande gimme | Schubswyze Bladen en Takkige Spemirjes. Zeegroeni (12) Knopmos met opftaande Meelknopjes de XIL Bladen Tongachtig , > Dyna. > wilge- Wie hi breid. 3) er Gr) den ereâtiusculis, Operculo a rcr Gorr. Belg. Ile ps 290,7 Ph. Succ, IL _N. 994 albidum & glaucum m fragile majus. Diru. Musc, SE Te 46. f. zoe Musc. er. Capill. Var. T. 26. f. 13: Muse. Saxatilis Ericoïdes, C. B. Pin, 362. Prodr. (a2) Bryem Anth. ereltis , Fol. Lingulatis &c. Bryum nanum, Larignis foliis albis. Dim Muse. 364 T. 46, far. pi U. Deer: XIV. SruK. 452 -BESCHRYVING VAN nd €13) Knopmos met byna opffaande DMeelknmop- 1 jes; de Bladen fpits „omgekruld ; de Steelen ED Bnn ruig. XLIL taken … De Kleur onderfcheidt voornaamelyk deeze den, Mosfen „die in geftalte weinig verfchillen. De ftiyvends eerfte komt veel op bloote Heyvelden, de laatfte in Moerasfen , zo by ons als elders, voor. Het Witachtige Mos, met Bladen als van den Lorkenboom , is op het Eiland Prot vidence , dattot de Bahama’s in de Westin diën behoort „ verzameld, VIV. _ (14) Knopmos met opffaande er Oage- or Meelknapjes en gekielde Bladen. XV. 5) Knopmos met opffaande langwerpige Un _Meelknopjes ; Draadjes in de Bladermikjes; cutatum, Gena- de Spruitjes opwaards verdikkende. geid, xwr. __{16) Knopmos met opffaande Meelkenopjes , cn 5 Acicula- Speldachtig Dekzehje en opgeregie 4 5 Spe peld- eenzydige Bladen, Ciltige C13) Bryum Anth. ereft. Fol. recurvis acutis &c. Gort. Belg. Il, p. 290, FL, Snec. Il. N. 997. Br. Paluftre pellu- cidum &c. Drin. Muse. 364. T. 46. £. fn & 24° Muscus Polytrichodes elatior &c, Prux. T. 44 f (14) Bryum Anth. ereftis Ore dad Fol. Carina tis. ak: Ee 309. Bryum renue imberbe &c Dilts Muse, 332. T. 4 6. G5) Bryum Ak: erettis oblongis » Pedunu. 4 bus &ec. Dir. Musc. 383. T. 48. £. 47. Muse, Capillaris &c. Buxs. Cent, 11. p g T. af, ge (16) Bruin, Anth. ezeftis, Operculo Aciformi &c- per, EE PAS DD zr Mos 8 EN. 433 Drie zeer kleine Mosfen , allen in E Engeland IX. gevonden, maaken deeze uit. “ Het laat{te on. ArpreL u. derfcheidt zig door de Speldachtige puntjes, Hoorn- die het aan de Dekzeltjes der Meelknopjes”*"** heeft, genoegzaam. (17) Knopmos met opflaande Dleelknopjes,en XVI. Borflelige Bladen; de Draadjes bogtig. Plat ae gtig. (18) Knopmos met. opRaande Hirai, en XVII Borftelige laden over déne zyde. À : wa Ddiee (19) apt met opftaande Mrelknpjes‘ ls sftelige ongedoornde Bladen , door ’ pum. droogen omgedraaid. Krullig, Aan Plant, N. 14. Bryum Mont. se berde Operc, Bcutis. Dire. Musc. 366. T. 46, É‚, (12) Bryam Anth. ereftis , Fol Setncels Ped. flexuo» fis. Sp. Plant. N. 15. Gorr. Belg. Il. p. 290. Fl, Sueca 82, 998. Bryum dag molle Setis intortis. DiLte Huse, 373 T. 7e f. G8) Bryum Anth. akk ‚ Fol. Setaceis fecundis. Spe Plan, N. 16. Gorr. Belg. Il. pe 290. Fl. Succ. 895, 999: Bryum heteromallum. Dir. Muse, 375. T. 47. fe %. Musc. Capîtlaceus &c. Varrr- Paris. 132. T. 27. fa TL Oep, Dan. T. 479. (19) Bryum Anth, ereftis, Fol. Setaceis inermibus le Sp. Plant. N. 17. Fl. Suec. 397, 1000. Br. Alp. - Bryum Cirratum. Dirt. Muse. 377. T. 48. £. 40. Muse, Hely, triehodes crispatus. Periv, Gaz, 159 T. 65 £. 8. Ee IL Daar. XIV. Sxvm 434 BEsSCHRYVING, VAN Pe > „Aan de gedaante zyn deeze-drie te onder. ssir fcheiden ,-waar van het eerfte in Bosfchen nde het tweede op Hey- Velden , het derde op Knopmos. hooge Gebergten ‚- inzonderheid van Swite zerland, groeit. Men vindt het Bogtig Knop: mos in Vriesland , op ’ Heereveen , in de Wouden en elders; het Zydige komt veel op „Heijen , onder Haagen , en. ook wel op de “Stammen en Takken van Boomen , in onze Provincie voor. Het is op Boomftammen en in holle Paden van Switzerland gantfch niet ‚ zeldzaam, zegt. Harren. Het Jaatfte, Swit: ferfch gebynaamd ‚ naar gekruld Haair gely- ens kende, vind ik thans by hem. niet, Xx. 20) Knopmos met opflaande rondachtige eni ze Meelknopjes ; het Dekzeitje gefbitst. Knottig. In fchraale Landen, en aan de kanten van Gruppels, komt deeze Soort „ by ons Op veele plaatfen voor, zegt pr GORTER HasserQursT houdtze voor den Yfop» waar van in de levensbefchryving van Ko- nig SALoMo wordt gefproken. De Meel- Éndpjer vertoonen zig, als het Dekzeltje (5 Co) Bryan k erettis fubrotundis &c. SP: P lane N. 18. Goar. Belg. Il p. 290. Fi, Succ. 8899, 100% Bryum exiguum , creberrimis Caps. rufis. Dirt. Mast 347: Teas. fez. Musce Capillaceus omnium minimus. V allt, Par, 130: T+ 26. f, 2. Hysfopus Salomonis. HassELQUIST- bh wrMsors Sor tt "438 af is , zeer hae of knordg; waâar van de „IX. _bynaam, A ri de (21) aapdibe med opt aande Meelknopjes Ne die. Eyrond zyn; de Bladen Lancetvormig „Erpam gefbitst „ Schubbig uitgebreid. dn groen. Een bly- of hoog-groene Kleur heeft dic Mosje , dat allerkleinst Haairmos met langer fmaller Blaadjes , van VAILLANT getyteld is, De Knopjes zyn geelachtig en gehaaird, — Het komt in se een ‚ buiten Harders wyk, voor. … (22) Knopmos met opffaande vondachtige X Meelknopfes in de Mikjes en Elswormige Ee ien afftandige Blaadjes. (23) Knopmos dat ongefteeld is ‚ met Borftelige xx. … Bladeny de mn zeer far en en gaa Paludo» ‚pende, ni Moeras: ig. @D Bryum Anth. ereftis ovatis, Fol. Lanceol, acu= fin. imbricato - patulis. Sp. Plant. N. 19. Gort. Belg. 291, Bryum Capillaceum breve, pallide et late virens , Caps. ovatis. Dir. Musc. 380. Î. 48. f. 43. Muses Capill. omniut minimus. Vartr. Par. 132. Te 29.6 5. (2) Bryum Anth. ereftis fübrotundis Axillaribus &e. Hops. Ang! git. Br. ze zftivem Confervee facie, Dirt, Muse; 335. T. 47. £. 36. (23) Brum san; Fol. Setaceis ; Anth. obtufisfi= Mis patulis. Sp, Platt. N. ao. FA, Suec. Il, N. 1004 “trichodes acaulon, Pirútte ‚ minimum &c. roger Har. T. ap É 387» 49. Ee 53e Pea IL Dar XIV, Stur. 46 BESCHRYVING Van ix. © Deeze beminnen Moerasfen en Moerige voge AFPEtltige plaatfen in ons Wereldsdeel, Aan de _Hooxp- Paalen van de Draaibrug te Upfal is het laate per fte „uitermaate kleine , waargenomen. Het eer- _Auopimos. on k fte fchyot een zelfde te zyn met het Zomers fche, des ik dat heb uitgelaten. (24) Knopmos met opltaande Meelknopjes „het XXIV. Bryan Stammetje byna regt, korte vrugibaare „Apdeak Y- Zyldthkjes-hêbbende. kig. …_ xxv, (25) Knopmos met opfraanie Meek: d | Voricila- Draadjes door *t droogen getropt; Gekranst, _ 8 Blaadjes en getopte nz XXVI oe Kaopmos met byna opftaande Meelkmp- Uptiis. : jes, zeer lange Draadjes , Borflelige Blae den en ongefteelde Stammetjes. Van deeze drie is ‘het eerfte een Wollig Mos, voorkomende op Rotfen ,-Steenen en ; Zane (24) Bryum Anth. ereâtis, Caule reêtiusculo &c sp Plant. N, zr. FJ, Suec, 893, 1003- Bryum Hy polycephalon Kihniksott &ce Diit. Muse. 37% Ìe az-f. 32. B, f. 28 gy. | 25) Bryum Anth. erettis, Pedunculis fiec. contortis &c. Sp. Plant. N. 22 Ei Pilofam verticillatum Dart. Muse. 374. T. 47. Ee 0 Bryum Anth. dt Pedunc. longisfimis &c. Brynm Trichodes acaulon minimum: Spe pr E 24 Dirr. Musc. 388. es 49: É. 54e DE M:e suse 49% Zandige. plaatfen ; byzonderlyk in-Lapland; IX. alwaar veele Rotfen ’er- zodanig mede be “in kleed zyn , dat men ’er zagtelyk op zitten „Moore kan. In.ons Land vindt men: het op’ donkere Knopmos. belommerde. plaatfen, ook op Heyyelden,in de Duinen „ en, aan Dykjes. Dit Mos heeft sma eene aanmerkelyke hoogte , maar, de beide “ix anderen zyn wederom zeer klein ‚en het laate * fte, mooglyk door Cers1ius Hoogleeraar te Upfal, migen „lang- WErpIek. 1CCIK DC es per EAS" Beorn NC) Kaopmos. mel bne opaande IE XXVIL 0“ die het Mondje Haairig zonder Rie hebben ried odes. 5! en het Draadje zeer lâng. (28) Knopmos. met ‘fcheeve Meelkropjes; de se veele Blaadjes op: vyfrgën Schubbig omgekromd 3 raf. eri de Srcel met eenê Roeftige Wolligheid bes Raprig kleed, Kad wi ver en “Het jaatfte van deeze twee Mosfen, van ad | Rappige Takmos zeer verfchillende, komt in Aben es der Haes Se ed b, d- (27) Brrr aid: ercût. Oe el mso fine Kals Ze S sp. Plant. N. 26 F1. Suec. U. Ne 1006. Bryum trie chodes Aureum. Dirt, Musc 389. Te 49. fe 58: : 0 Bryum Anth. obliquis „ Foliis -quinquefariis &c. Spe Plant Pant, N. 26..FI, Suec, 11 N. 1co7. Muscus palu- fris &c. Boxe. Cent. IV. p. 36, T. 65 EN Ee 3 IL Denn. XIV. Sruk. 48 BEsenRrywviNe Svan ae Europa voor. “Het is-door Bumaaois zeer wel 0 afgebeeld en befchreeven. B at III, Met knikkende Meelknopjes. es (29) Knopmos met hangende Meelknopjes, de Argentan mee Kof Rolrond, „Schublig ehrd Pum. à 1 _€n glad. Verzil verd, Die Verzilverde Mos is, zo LiNNdm us aan merkt, op’ Daken , Mutúrèn' ‘en Rotfen, in Europa , gemeen. By-óns groeit het meeft ‚op Steenen, en wordt derhalve Zyachtig Steen” “smofch geheten, zo de Heer pe GoRTER penn Sn aantekent. De Stammetjes. of Spruitjes, pane ___ van verfcheidene uit één Worteltje voortko- men, gelyken veel naar-de- Katjes van fom- ‚mige „Boomen, » Voorts heeft dit Mosje de gedaante: van Zilver- Moors eee Pons 6) KOP met de Hehe kad uivind. ig Gekus- fend. 6 Bryum And. pendulis, Sure Cylindr. Argenteume c‚ Sp. Plant. N. “27. Górr. Belg. Il, zg1. FL Suf. gog, 1008. Br. pendulum elsene Argenteum & Seri ceum, Drzr. Muse 392. T. zo. £. 62 & 63e Musc. Squê” “mofus Argenteus Ericse folio. Vairt. Par, 134 T. 4 “£3: Harn. Helo. inchoat, 111 p. 47: ee 1821. 39) Bryan “Anth.” fabrotundis, Ped. teflexis &c. 5P zoog. Br, orbiculare pulvinatum „hirfutie canescens» C immerfis. Dirt, Muse. 395. T. zo. f. 65. Varrde par. A 333 T. 29 £. 2, Halr. Heb. inchoat, ie zn, 18 ge Moss 40 tig, Je Dra 7 jes ee de Blaat zi Kn (31) Kru met raises Mnmies de zen x Bladen Lancetvormig , alge? gepitst Bryars en zeer lange Meelktipjes. in tim 5 ay pC ee Ee: a Deeze beiden » die kleine Brenes maa- à oddutl , ken „ welké veel naar’ Kusfentjes gelyken , groeijen op: Dakpannen, ‘Muuren’, Steenen , s zo in andere deelen van Europt äls in onze Provintiën.* “Oók komen zy , » op vögtige Héy: gronden „tin Ófze Duinen voor.’ Beiden zyn. zes door’ ‘zekere fyne Haairt jes ‚„ “ook eeni: germaate als verzilverd „en Het” laatfte , in: zonderheïd; heeft paarfche Draddjes ,fomtyds bont, de onderfte helft vidi de bos venfte uit den „Breien groen, 32) Knopmos met hangende Dua WEE: XXX de Meelknopjes en if Blaadjes over- Vesten: hoek kleurig. E. Can} G:) Bryam Anth: ein „” Fol. Länceolatis &c. Sp. Plant. N.2g. Gort. Belg. Il ps 292: Fl, Sutéc. “005: toro. Bryum pend. « ovatum Ces pititiûm'et et pilofam. Diet. Muses 396. Te 50. £. 66, Vartr. Par. 134: T. 20 f. 7- he Bryum Ath. pend. fubglobofis, Fot. acatis al« lernis. Sp.-Plant. N.3r. Pl. Suec. go8, tort. Br. Lan- ceolatum pellucidam ‚Caps. fubr, Pedunc. Carneis Dik, Hls, Boo, T. zo. f. 69. Ee IL Daze XIV. Srux. : 440 BESCHRYVING, VAN XXXV. Aipinuik. Alpifch, (33 ) Knopmos met een knikkend langwerpig Meelknopje , Elsvormige Blaadjes en een zeer eenvoudig Stamrmetje, dat int mid- den een. Draadje uitgeeft. (34) Knopmos mêt rrikkende Meelkmpjes en, SB Draad. Het ettlle van deeze dies : wegens de Kleur der Draadjes-Vleefchkleurig gebynaamd; is op vogtige. plaatfen. in Sweeden,-als ook elders, in Europa „gevonden: het tweede in Engeland: het, derde, dat aldaar op Muuren en Haagen, in ‘Tuinen groeit, heeft de Hor: tulanus Meenporer op. fommige;Muuren-te Voorfchoten waargenomen. „Lan hen us hade dit laatfte niet aangetekend. | C35) Knopmos' mét een ma Bleie Meelknopje; Eyronde gefpitfte gekielde Bladen en Takkige amg, ‚ die in de Mikjes Draadjes hebben. (36) Koop G3) Bryum Anth. nutante oblongà, Fol, Subulatis &c. Hups, Ang/. 3og Ga) Bryum Anth. natantibis. Pedunc: geminis, Mikis Br. parvum Surculis et Setis geminatis. Dim, Alu 385- T. 49 £. 50. Gort. Belg. Il. pe 292 N. 896: 35) Briyun Anth. pendulâ oblongâ. Fol, ovatis act minatis Carinatis, Hups, Angl. aïg. Bryum, Hypnoides pendulum Sericeum , Comâ infignì atra = rmbente. Date Lr 394 Te zoe £ 64. ì band Ll D,E M Ors: 8 Hem. 44n (36) Knopmos wet knikkende „Meelkuopjes » die lang» wis, zn. en eff groene Ee op hooge Gebergten. ‚in Engeland, door D1 L- LEN IUS was gezien, werdt deswegen; niet ten onregte , d} ypifch van Linneus getyteld. » Alpifch is hie fraaije Mos (*), (hadt die Au- » theur daar van gezegd ) > ’ welk ik by ze- » ker verwoeft Kafteel, niet ver 3 van Llanber- AES Xe, AFDEEL Tt. ‚Hoorn. C stTUK. En XXXL. Infulare. ilan » ris , op. R fen dunnetjes met, Aarde “be- je » dekt „heb er en,” De donkertoodheid der” Draadjes geeft ’er een fierlyke vertoo- Ring aan. Ik geef, om dergelyke reden „den byhaam van Zilands aan een Mosje , ’t welk den Heer DE GorTrR op’t Eiland van Bá- SlLtus ‚ te Petersburg, aan de Wortels van oomen, zeer overvloedig was voorgekomen: niettegenftaande het in Engeland op vog- tige plaatfen en. Gebergten waargenomen is. Van dergelyke,Mosfen vind ik ook by den Heer _N. L, oi AND > ad ie : ie 4 14 sbasdder DA . zie C 36) Bryum Anth. nutantibus ‚ Capitulis oblongis , Fol. Viridisfimis. Mihi. Bryum Trichodes late virens, Carit. cernuis oblongis. Diur. Muse. 391. T. 50. £: 6r. Musce trich. Font. minor, Fol. B vicidisfidijs. Raj. Syn. Hp. 32. Gorr. Zrgr. p. Be 3 Alpinas eft hic Be fpeciofus. Drirr, ute Ee 5 TI, Daer, XIV, Srux 4á3 BeEsCHRYVING* VAN en difche Planten, geen gewag. “De fchrandere Dre Heer THUNBERG, nietcemin, heeft boven Je op het Gebergte, bezuiden Batavia, een Mos of Bryum gevonden, waar van ik gaarn de ‘Afbeelding zou hebben medegedeeld, indien, het my, wegens *t ontbreeken der Draadjes, „en Meelknopjes , niet ónmooglyk ware ge: weeft, hetzelve tot een Soort te brengen ). In ’ zelfde geval , misfchien „, bevondt zig FoORSKAÖHL, Eye en Arabie doorkrui fende s die wel gewag. maakt, dat men, bat epa doch aan ann zen Saoal) ike benaa- ming geeft, _Denkelyk. zäl hy de Vrugemas kende deelen daar van niet hebben waargenor men, Ik gaa nu over tot het Gellagt, van HyPNum. Takmos. | Veelal Takkiger valt dit Mos dan de voor- gaanden , en geeft een zydelings Draadje uit, dat aan zyn Voet omringd is met een Schub- big of Haairig Kransje; hebbende voorts de Meel (©) Mooglyk is dit het Bryum Dendroides, waar van jonge Heer Linnzus thans de Afbeelding en zt zeer omftandige befchryving heeft medegedeeld: Musc, emend, p. 34. T. 1. £. 2. Zyn Ed. sen dat het cen Mos is van een Handbreed hoogte DE Mo % sE 448 Meelknopjes gedekzeld en “ een Haairloos U. Huikje, evèn als de ‘voorgaanden. -” ilk In dit Geflagt zyn over de veertig Soorten, Hoorpr begreepen ‚ welken onze Ridder. in zeven. Kga Rangen onderfcheiden heeft , als volgt. -… X j Met gevind Loof, (1). Takmos_ met geel eenvoudig Loof, de „Blaadjes Bk wedr: 3 Kd rat „es uit den Wi ‚ Graatach: tig. _ Een zeer Bane en aartig Ten is dit Ja- maikafche, aldaar door SLoANr gevonden, ks: welk veel naar het Bezem- Mos, voorheen befchreeven „ gelykt. Het geeft, naamelyk, uit den Wortel enkele Steeltjes die met Bla- dertjës gevind ZYN» » ter hoogte van het mid. delflag Vergulde Haairmos of Wederdood. De Draadjes, ondertusfchen ‚ die de Meel- knopjes draagen., komen vit den Wortel , tusfchen de Bladfteelen , voort; en rd fen dezelven Henk in hoogtes nn Ee pm Cx) Hypnum Frondé fmplicisfimÂ, Foliolis patenttbús Subulatis „-Pedunc. Radicalibus. Syt, Nat, Veg. XIIL Gen. 1 1195. Sp. 1: Hypn: er. non Ramofum, Spin. Ha- lesum zemulum,. Drurs Mfusc. 332 Te 43: f- 68. Adians tum f. Polytrs wan medium &c. SLoANe. Jam, 12, Hij. Lp. 68, T. 25. fr 4. u. Daer. XIV. Szuw, 444 BamscHRYvVING VAN Ce) Takmos met geheel zenvoudig gevind Loof, IX. 73 dat Lancetvormig iszaan den Voet Draad _“HoorD- draagende, & ij STUK. - 4 zi Deed (3) Takinos met gevind eenvoudig Lof; > de _ Tuxifon Vinnen verdubbeld; aan den Voer Draad: pen draêgende. bladig. Grootelyks verfchillen décve niet , die uit Betende- Gen Wortel Vederachtige Bladen uitgeeven , ruk welke zig Roosachtig ùitbreiden, en uit bet midden Draadjes fchieten met knikkende - „Meelknopjes, veel gelykende ngar die van ' Haairmos s of Verguld Venus -Haair. ’ Js een klein Mosje „ by ons tusfchen het Gras, op 8, fen, en ‘elders daar het vogtig is» groeiende. In Sweeden köme het in lomme- rige Bosfchen, by Upfal, voor. hiken Bat bl 0) Take (2) Bopnaim Find. Gmplichfmts Pinnatà „ Lanceo- ten, Bafi: Pedunculiferà. Gorte Belg. Me pe 292 Pk Suec, 1l, N, zor3. Oep. Dans 473-.f.. 2, Hypn Fol, Pian. contig. Linearibus. R, Lugdb, 504. Hypn. Taxiforme mi aus Bafi Capfuliferâ. Drur. Musc. 263 T. 34: É- > Mufc. Pennatus, Capit, Adianti, es Lu. Par. 136: Te 24 EN G) Bypaam Fronde Pinnat fiemplici; Pinnis duplica- 5; Bafi Pedunculiferâ. Gorr.Bilg.-FL-Suèc. uts- Hyva. denticut. Pijnatum , Pinn. duple tecurvis; Diur- Af#St 266. T. 34-f: 5. M, Penn denticulatus minor. Vast.te Pat, ig ii: £. 8 M. “Fenn, ar Advance ne 5, 15 6. Tak De Mossen. 443 (4). Takmos met zeer eenvoudig gevind Lan- PREM cetvormig Loof, dat aan de tippen ej ° arl. ges draagt. er ze Iv. (5) Takmos met gevind Talkie zfs aan ve. de tippen Draaddraagende, * ee mosiee (6) Takmos met gevind Takkig Loof, dat overend mrd » in midderi aamaddele: de er: A aant nt: Nae de rr : welks eg Morten nd met ‘het Knopmos , Sleepruim of Venus-Haair Vens, hebben; zynze dus gebynaamd. Het middel-haaie: fte was door DirreNius onder Mosfen , uit Patagonie overgebragt , dus gevonden. Dit hadt maar zeer korte Draadjes. De twee en an- 4) Hypnum Fronde fimplicisfimâà Pinnatâ , Lanceola- tÀ; Apice Pedunculiferâ, Gorr. Belg. M. ps 293. FI. Succe IN. zoz. Oep. Dan, 473. f. 1. Hypn. Taxiforme exie Btum, Drirr. Muse. 262, T. 34. fe 1, Muscus Polytrie choides. Varut, Par, 136:,T+ 24. f.-13: Musc,-Terreftris — Minimus. Buxs, Cent, 1. p- 44 T. 64 £ 5 Hau. Helv. _ Închoat, IL ps 36. ö ; (5) Fitna: Fronde Pianatt and ABe belan. Hypn. Pian, Acacie Setis brevisfimis, Dru, Jluso.265e T. 3 Ren Fronde Pinn. Ram. ereft &c, Gort. Belge-1l. pe-293e AE, Stokh. 1769. pe 234- Hypn: Taxi- forme paluftre Ram. majus & erettum: Dirn, Musc. 264n "34 £, 3. Muse. Taxiformis Ramofus, Vart. Par, 23e - 5. iL Dans, XIV. Srox. IX. Aabseke „Hoor 446 DESCHRYVING VAR anderen zyn in ons Wereldsdeel t'huis. Het eerfte is een zeer klein Mosje; het laacfte valt grooter en gelykt , volgens DirLLENrus, Serik, naar Taxis ; zo dat ik de overeenkomft van hetzelve,'in gedaante, met het Venus-Haair ; niet kan vinden. Veeleer zou ik ereen Va- renachtige geftalte aan toefchryven met Buxe BAUM» of noemen het Taxisbladig, Takkig Mos, met VaAiLLaANT, Deeze beiden zyn in * Haagfche Bofch gevonden: het laatfte komt op Steenen in Bosfchen van Sweeden voor. vin (2) Takmos met gevind Takkig Lof; de en aen Blaadjes. msnen. E) hits EN geplooid E] fä iatacht mengedrukt. DN rr (8) “Takmos met gevind Tekkig Loof; de ‚ Ornithopo- Blaadjes zeer uitgebreid , Eyronds gekield; oides. Vogel- gefbitst. pootig. ge ix. — (9) Takmos met gevind Takkig leggend Loof Sylvati. ent CUM. he minnend. on Hypnum Frond. Pinnatâ Ramofà &c- Goar. Bels: Muscus Trichomanoides. Varure Par. 139. T« 23. £-4- (8) Hypnum Frond. Pinn. Ramofà , Fol. patentisfimis &c. Hypn. Pennatum Ornithopodii Pinnulis- Dsrr. Muse. 270. T. £g. 9) Hypnum- Fond. Pinn. Rani, proeumbens &c. Hus: Angel. Hypnum dentic. Pinnatum, Pinnulis fimplicibus _telioribus. Dire Muse, 267, T.-34 f. 6e Bt M oef k N. 447 en fpiefe Blaadjes „in't midden Draad. ix. draagende, AREN, Weinig verfchillen , van Eeen in ge- ft wi ftalte deeze Mosjes; waar van, het gene den Zatmos. bynaam van Pogelpootig voert, bit Patagonie was overgekomen. Het Platachtige is in de Duinen. by Hillegom en Noordwyk waarge- nomen, Het laatfte komt op donkere plaatfen in Bosfchen. voor ‚zo DEGAND aante keet, f x En An En “ (1o) Takmos met Takkige Spruitjes, byna x. gevind Loof en geftippelde Blaadjes. y ben ie Glinftee (:1) Takmos met verfpreide byna regtopftaan- wab g de Spruitjes ; de Blaadjes over-ééne zyde , XI omgekromd, rimpelig aan den Viet, „ear (ta) Takmos met Takkige Spruitjes, byna XI | _2£- pr ag Hypnem Beb: Ramofis, (x2) Hypnum Surc. Rasmofis, Frond. fabpinnatis &e. Sp. Plant. N. 10. Hypnum Penn. undulatum, Lycopo- diadinfar fparfum, Dir. Muse, 071. T. 36. fo 11 SHL Dee, XIV, Stom 448. BESCHRYVING VAN XIV. Trique- tru AV. Rutabu- daam, Schraa- «perig. gebid Loof en gegolfde Jammu Bladen, (13) Takmos met Tukkige prijs : byna gevind Loof en gegolfde platte Bladen. “Van ‘deeze vier Europifche komt het eerfte op Moerasfige plaatfen voor: het tweede zou in Hesfenland en Halland groeijen: het derde in Engeland, Ierland en Switzerland: het viere de, eindelyk, op Steenige plaatfen. Dit laate fte zou , volgens BoeEerRHAAVE, in onze Provinciën ook t’huis zyn. Het heeft veel kor- ter Draadjes dan het Gegolfde , *t welk ’eran- dersziùs zeer naar gelykt, en platachtige Tak- jes, de Blaadjes op de Oppervlakte gekruld, C14) Takmos met verfpreide omgekromde Tak ken; de Bladen Eyrond omgekromd en uit. mi, Driekan- gebreid. tig. (15) Takmos met verfpreide byna hire Take (3) Hypnam Sure. Ram: Frond. fubpìnnatis » Fol, undulatis planise Sp, Plant, N. 11. Hypne Pennat. Um dulatum crispum &c. Dir. Musc. 273. Te 36e feite Musc. Squamofus Linarie folio, crispus, Capit. recar vis. Tourss. Zufl. 554. Boenn. Zugdb, h pe 20e N13 Gorr. Belg. Il, p. 293. — « (4) Hypram Ramis vagis recurvis &c. Goar. Bels. IL pe 290. Fl, Fuec. Il. p. 881, 1016. Hypn vulg- trie angulum maximnm & gn Dit re Muse. 293. Ì. 38e £. 28. Varcr. To 28 C5) Bypraum ks vage fubrepentibus &c. 43 raten se D, Es -M os 8 EsNes 449 ai trek, de. \ Bladen. in ie at dst ‚en Armin 5 hidde ISSN Hoorn. Deeze in Velden , Bosfchen en a” an der vaù ons Wereldsdeel voorkomende rfadljen ht by ons in-Weéidenven- met Onkruid begroeide … …… Tuinen , tusfchen ’t Gras. Het eerfte heeft zyn naamvan de driekantigheid « der” Bladerige Steeltjes „het varidêre van de figuur der Meel- add bete dat dezelven , mét de se pn penis gehaald word Eve 5 Et f weg aaf vari» “Met Gelens Spruitjes von anal SE k6) Takmos met gevederde Spruitjes, afilane xvr. Ar Hi 5 dige Takjes en gefchubde ke ved Filia dem ak was hed over dre de, Varens SIEN wEEN Achtig. ae ï e ‚ APA rikimds dl wir hs XVIL sofie gezind za, en ches za ane «Ö 4 EN Ce Zi 5, id ' Wot isai tacten T cir dst wing et work Kal Take re dere y KA 404 Tar ä _ Bil 53 Zi  u Pe, Et gn us M vo ® ie wor Di ME 5 0D. hhm $ Ed vos or mri En Re if gE &é, ER ORT: en: rr. P-, 294 Fi FL, ‘Snec, 825: Fypa' de Fiücinúm crispum. Dig. Best. 282. Ak ‚% E19 ‚„Mugcus Fi licinuse Väire Par. 138. > E. 29. 0 Hi rt Sure, ‚ proliferis plano »Pinnatis ‚ Per NEVE eisein tt wim Mul or dk DE Ë NDegs-.XIV. Smog. See To dt en \ 4sö BescAryvviNG vaN “-(18) Takmos met de Spruitjes byna Kinderend erg | plat gevind, gepunt , en „ Draad. Hoor p= jes. STUK. XVID. … (19) -Takmos met plat ade niet afgeftei pon den Spruitjes en ee Didadjen tulum. Tele (co). Takmos met zentarnemalts gevinde hege Parieti- gende Spruitjes , afflandige „Takjes; Bye Muurig. ronde „Blaadjes en kruktenen Macpuapjee XX Prien Deeze vy fderley Mosfen komen veel met S Teer malkander overeen. Zy hebben eene Varen: achtige geftalte , waar van nge eerfte Soort den ken, en pe dd ad kbd kk N raden bi _ ë Poles, Ei ab p=: ne, Fb, € unce, aggregatis. EN Sec. uts. Hypn. Filicinum . Tamarisci, folijs ma oribus fplendentibus. Dirr. Musc, 274 T. 35 Fe 13: sin Filicinus „major. Mor. S, 15. T. 5. f. 2,/TouRae, Joft. 3 b 326. ten VaitL. Par, T. 15. É 1. 8)” Hyprit' Sure. fabprolikeris:} ‘plano -Pinnatis, euspidatis ; Pedunc. aggregatis. Sp, Plant, N. 16. Ek SNS Suéc. Il Ne toig. Hypn. Filicinum, Tamarisci foliis Hypr er bus non fplend. Dur. Mug, 276. T: 35: £ 14, Muses _Buxs. Cont, Det: Vti takk LL. Par. Tag, a P. 29- fr f rc. sieren decumbentibus _ hee ‚Suec. &c. Hypn Filicinur Ee rd in ijs a: eis cngum. “Dur. â78. T. 35- tss. Muse, terr sminor fol, erspis. BOX Cent, IV, Pe 37» ns 63. £ 3. Rurë »9 IK ian ‘p E M oss Em 451 bynaam draagt by LinNzus; doch Dire IX. LEN I1Us heeftze “allen Varenachtig ge- noemd. De-derde Soort-is teerder dan de H anderen en fyner van Loof , vallende zo en de vyfde komt , by ons; in“veele Bose fchen onder. oude- Heggen en-op oud Hout ran dive ® ei „ : Takmos. wel in Amerika als in de Noordelyke dee. len van Europa, De vierde is zeer gemeen _ voor. Zy is gemakkelyker te kennen, dan depe. u de befchry ving of bepaaling te « ondtrendtaë Dus is de eerfte Soort bk gemakkelyktt aan de gedaante Kenbaar , en aan haar krullend Loof. dd (21) Taktmos met gevinde Spruitjes ; de Take ZEN „Jes digt by én, met Angekrande ABe: EA ja ce iffre, Om dat de Takjes ‘eindigen als een Veder kuit. pluim det ouüderwerfche ‘Helmétten ‚hee deeze Soort den bynaam. Zy is in Europa en in Penfylvanie aan de Wortels der Denneboo» meg Kpn en AAVE tri dit t Mos kerr ereen 2 ä „en Dr # amd, 0 ad Stg, piongfs, EENS & prroximatis Sp-Plant. N. 19. Goet. Belg. p. 295, Hypn, Fi- hel es ‘Cafirenfem rape ok: Darze, Muse, 4,-T. 36. £, 20. Muse, Terreftr. repens fubflavus. Varute Par, rar. T- En ferge Musc. repens Ramofus Pinnatus, Sabfilisfime divifus Foliolis erispis reflexis. Born Lugdb. \. 3 p. 21. N. x , Ff 2 Ù, Deer. XIV. Strom. 452, BESCHRYVING v AN fì Iene Mos als inlandfch onzer G e opgetekend, E zú Het. heeft eene geelachtige Kleur. NE z (22) Takmos’ met gevinde Spruitjes „die rond. zin Hijpmen — achtig zjn ; afPandig en ongelijk, ietie an Dome ine Takmos met gevinde kruipende Spruitjes, t _getropte Takken, Schubachtige Elsvormige ES ot Bladen en opftaande Moslima jes uni Kf | achtig, Van ens: twee heeft ie ecte van het groeijen in Bosfchen onder Denneboomen of van de Denneboomachtige geftalte den by- naam. Immers C omm rr y.N heeftze genoemd, Mos in de gedaante van den Denneboom, en „ver Zy.is dus ook van ouds beftempeld, , By Haar meer) lem vinde menze op ’t Hooge, Veld aan den „Houte. De Draadjes , die paarfch zyn, koe „amen uit het midden der Spruitjes, of Takjes voort; gelyk in de andere die a aan de Worte tels. ek. Saen, in Herer is gevonden. si Ice eve Es € 22) Hype dee haan: Reira gens inze gualibus. Sp. Plant, N. 20. Gorre Belg. Fl, Suec. Hye num lutescens Alis Subulatis tenacibus. Dar.r» Must. 280. T. 35 £ 17. Muse, Pennatus minor, Caulibus | ei 29. £. va, Muscus Abietis face facie, CG, B: > nk gehn — past. 23 ürc, Pennatis” repentibus &c._ Sp: 'N. ar, Gore: Belg, 26, Hoos, Anêl: 25: Hypnum 1 ag Filicinam Plutiofam, Dre Mi 280. Tak D E Moss’ s Rn, 453 IV. Met omgeboogen- Bladen. (24) Takmos met eenigermaate gevinde Spruit- ienie jes en omgekromde Bladen, die Spernig ax. XIV: getipt zyn, over ééne yd, Cipres (25) Takmos met byna vee PRA Takkigdtam Spruitjes; de Takken bestond s de Bla Ee t Gates (26) Takmos met sd, ge wi Spruitjes, omgekr byna regtopftaande ee rg b Alle deeze komen in ons Wereldsdeel voor. De eerfte groeit in Bosfchen op de Wortels -*” der Boomgn: de tweede is in de Duinen by Noordwyk; de laatfte in Engêland , in een “ * Bofch niet ver van Londen , door Dir LENros , gevonden. De Geftalte van deeze drie is , Over geheel, weinig WEE ) Es lj Tak* (34) Hypnum Surc. er Kn ‚Fol. fecundis recurs Vis „apice fubulatis. Sp. Plant, N. 22, _Hypnum. cris= prim Cupresfiforme. Foliis adunéis. Dir. Muse. 287. Te 87. £. 23. Musc. ge, Ramofus minor & crispus, VarrL. Par, 139. 5 27. f. 5 4 25) Hyprum een ereêtiusculo - . fabramofis &e Sj Plant, ‚N. 23. Gort, Belg. 296. Hypnum Paluftre zo fammitatibus aduncis. Dirnt. Muse. 291. T. 37. £.26. 6) Hyprnum Surc, Pinnatis compresfis &c. Hups. Bagl. 423. Hypn. Filicinum Sericeum molle & pelluci- dum mucronibus aduncis. Diku. Must. 2860 T. 36. £ 32 Eg IL, Dee. XIV Srum, 454 BerseirtviNG wan IX. (27) Takmösr met verfpreide leggende omge- Le ane kromde Takken , en gefpitfte Bladen over kant ééne zyde, XRV. Ebro Naar het Wolfsklaauw gelykt deeze in Ges des. ftalte zeer, maar heeft de Takken aan ’t end Ei als een Scorpioenftaart omgekromd. In diepe aartje Moerasfen van Engeland en Sweeden is de- … zelve gevonden; KXVIIL. (28) Takmos irt kruipende Stammetjes, vern ticalo. Ps ê Jpreide ronde Takken en ke Gein zé “Klaine fpisfte Bladen; Wierig. XXIX. t, Takmos met verfpreide Tukker en Lan- pen cetvormige Plooijig gekruide es „Blaadjes p wf tyën. | Het (27) Hypn Ramis vagis procumbent ntibus - recurvis &c. Sp, Plant. N. 24, FI, Suec, Il Ne to26. Hypn. Scofe pioides paluftre Bte s ig inftar fparfum. Dier. Afusc. 299. T: 37. £. 25 (25) Hypnum Surc. penta &e. Sp. Plant. N. 2% Gorr. Belg. Il p. 296. Hypnum fubhirfutum &c, Dikte Bust. 307. T. 39 f. 43. Musc. Squamolus Viticulis lont gioribus glabris. VairL. Par, 137. T. 23: É- 1 (29° Hypnum Rum. vagis, Fol. complicato- „carinatis &e. Sp. Plant, N. 26. Gort. Belg. 11, p. 296. H. ard at pa. Hyphum repens, triangul. reflexis fo & minus. Dirix. Ausc. 303- T. 39. £. 38, hage ‚FO tefiexis. Var. Par: 139. T. 27-65 Hälh B N, 17333 1733. Pe M oss EN 455 Het eerfte van” deeze twee, onderfcheidt „TX: zig, doordien het-zig byna als Klaauwieren 11. - van den Wyngaard vertoont: -het ândere door ug. … eene rappige gedaante , wegens de omgekrom- Zakmos. de Blaadjes, die ieder op zig zelf driekantig zyn en op ryën geplaatst. Volgens den Rid. der komt het eerfte op drooge Bergachtige plaatfen aan ’t'Geboomte ‚ het andere op vog- tige in ons Wereldsdeel voor. … By ons vindt men het Klaauwierige in de Duinen by Haar- lem, het Rappige „ dat ook veel op vogtige Gronden groeit, in de Haagfe Duinvelden overvloedig. * nh ‚ (go) Takmos met kruipende Stammetjes, ge- XXX, tropte opftaande Takken, Eyronde eenzydige Fre wees Bladen en opgeregte Meelknopjes. mes (31) Takmos met kruipende Stammetjes » op- XXXL __—* flaande verfpreide Takken , eenzydige Bae Zweepig.” den en ròndachtige Meelknopyes. Twee- - (30) Hypnem Surc. vepentibus ; Ramis confertis erec- tis &c. Sp. Plant. N. 27 Gort. Belg. 11. p. 297- Hypn. heterophyllam Aa- polycephal. repens. Drux. Musc. 293. T, 37. É. Er eed ‘ ; : Gi) Hypnum Sure. reptant. Ramis vagis ereftis &c. $p, Plant. N. 28. Gort. Belg. IL. p. 297. Hypn. Loreum Montanum Caps. fubrotundis. Dizze Must, 305: T. 39: fac, Vars: Par, T. 25-f. 2. Muscus Moutanus. Ta BERN, Ze 809. Ff 4 JN Daz. XIV. Srux. IX. „Arpzer. 1. 456 Bescurtvine: WAR Twee kruipende Mosfen; die-niet alleen in gedaante ‚ maar ook in Groeiplaats zeer ver- Paed fchillen. Het eerfte komt in Moerasfen voors vlier. waar van’ het zelfs den bynaam heeft ; het andere op Gebergten , weshalve het Berg- mos is geheten. Het eerfte, evenwel; zou, volgens…-MEERBURGH, by-ons in eenige Hoven op ‘Steenen groeijen, en het laatfte in de Zalliker- Waard , zode Heer pr GORTER aantekent. ‚Dit is wegens zyne lange dunne Zweepige Stammetjes of Sliertjes opmerkelyks Vv: den Boomachtige of gebondelde Spruit oo, Takmos » mei een opgeregt Sanit; de es _byna eenvoudig, gebondeld, aan * ad de Meelknopjes overend aande: Zeer fierlyk is dit Mos, doordien. het met de uitgebreide Takjes zig als een Boompje ver toonte Het groeit in ons Wereldsdeel in Vel: den en Bosfchen die eenigermaate vogtig 2905 by ons in t Bofch van Utenpas, volgens den Heer DE Gorter: Ik heb een fchoon E zen Ca2) Hyprum Sure. erelid; Rams Fascicilaës term. Halibus &c, Sp, Plant, Ne 29. Gort. Belg. m p. 202 Fl, Suec, 886, 1028, Hypnum Dendroides Sericeum ës et Caps. longioribus ereftis, DiLts Must. it: En f. 48. Museus Squamofus Ram, eretis Alopecuroides Tourse. Inf, 1. 3265, B. De Ee M O's Ss’ BINT 457 Xemplaar. daar- vari, dat in Japan door den RS Heer TuuNBeRG i is ‚verzameld. ui Ze Hoor (33) Takmos we een Opterigs” „orniepjesron- de Takjes meeft verdeeld, gebondeld, aan’ KKT Aypnum ‘tend; de eslmarie esnigerpaare knikn, Alopecus kende, en nde: jn has Raarige Zo eenvoudig zyn de Takjes niet van dit Mos, ’t ‘welk ook Boomachtig groeit en an- ders weinig. verfchilt van ’t. voorgaande. Ik zie niet, waarom het meer Vosfenttaartig dan hetzelve zoude zyo. VarrLrLaNT hadt het dien bynaam gegeven. Op dergelyke plaatfen komt het voor, zynde'by-ons in ’t Haagfe Bofch, als ook in de Duinen by Noordwyk; EERENS Uit Japan-hebik ook Ekemplaartjes, die veel Ee CIL, gelyken naar deeze Soort „dochrinsgelyks geen en Meelknopjes hebben, Zy behooren zekerlyk tot dit Geflagt , en de manier van groeijing betrektze tot de Boomachtige Mosfen met gebondelde Takjes; ; gelyk uit de Afbeelding, __van hetzelve, Bals Fig. 10, op Praat CII, plegen is ft ive Met Carda Mad: aiehd. has Fisciulatis &c. Sp. Plant. N. zoe Gort. Belg. II. pe 297: Fl, Suec. 889, to2g. Hypn. Dendroïdes obfcurius „Setis & Caps. bre- ioribus fubnutantibus. Dirr. Muse. 315: T- qr. É. 49e Mausc. fjuam, ser Flagellis recurvis. Vark Par. 137. T. 23. £. 5- en kn fs il Dear, XIVe Stuk: 458 BESCHRYNINGS VAN IX. VI. Met byna rondachtige Spruitjës. Arpzer À NE a ee (34) Takmos met verfpreide ronde Stammetjes, STUK. Byronde fpitfe witgehteids, Bladen en han- XXI Singen gende Meelknopjes: ene (35) Takmos met Vinswys’ 5 pn Ned mige Takjes, de Blaadjes Eyrond , flomp, h d, 4 er Vv. Samenluikende, Purum Zuiver. _ (36) Takmos met vir Beotde zeer Takkige hd Spruitjes , Draadachtige Takken en je bi Tm Meelknopfes. In geftalte komen deeze drie taacmelyk over” een; wier eerfte ,… wegens. de kort gefteelde hangende Meelknopjes bygenaamd, in Euror paen Amerika op de Wortels van Boomen en Steenen groeit: de tweede, om dat zy van Aarde en ander Vuil zo zuiver is, wordende van de Visfchers in Lancaster gebruikt pe de or GG) Hypnum Sure. vagis teretibus &c. Sp. Plant. N, 31, Fl, Suec. 877, 1030. Hypn. dentatum curtipendulum: ‚Viticulis rigidis. Dre. Musc, 333. T. 43 f. 6 35) Aypnum Sure, Pinnato -fparfis Subulatis son Plant. N. 32. Gorr. Belg, Il. p. 298 Hypn. Cu mibus dec. Hups, Angi. q21. Hypn. Sericeum Ram: & tennins, Caps. acaminatis, Dimas Hain eren eden 373 4 b‚8 ‚Mossen Ais Wormen af te veegen. , waar mede zy, henge- „IX len willen, en Hertshoorn- Mos geheten. . Dee- inn ze, by T ourNerorT Schubbig Cypresachtig son. Bn Mos getyteld , groeitby ons veel in natte ruige Takmot, Weidlanden en Hoven, volgens den Heer px Gor TER, die de lans Soort, het Draadbla- dig Mos, aan Boomftammen en op den Grond, in Rusland, omftreeks Petersburg, doch zon- der Meeldraadjes , aangetroffen hadt. (37) Takmos met de Spruitjes en Takken vere XXXVII fpreid rond, byna regropflaande e Pomp. rage brum, ‚_ _Huislook- ) Takmos» met ronde T, akkige „Spruitjes , dchig- en wagen Jpitfè afflandige Bladen. en VI, 0 (39) Takmos met verfpreide Spruitjes , die aan it: de tippen met gemwonden Blaadjes gepist, Cuspida- ya. Ste ekelig. (37) Hypnum Surc. Ramisque vagis teretibus ereft, obtufis. Sp. Plant. N33. Fl. Suec. Il hi 1032. Hypn- Cupresfiforme pen vel lilecebre zemulum. Drtre Musc, z1te Te 40. É. 46. Muscus Teef de B weer Por. ist. Rear Aen 4 zie 38 Hypnum Surc- teretibus Ramofis_ &e- Sp. Plant lant, ne ee Suec. \l_N: 1033. Hypnum Aq. arr tetibus & pennatis. Daun. Musc. 308. T. 40 É. (39) Hypuum Sure. vagis, Apice Fol. conv. Ee aend- häto. Sp. Plant. N. 35- Hypn. paluftre extremit, Cus- pid. & pungentibus. Dir. Muse 300. T. 39- f. 34 Mus- cus Saxatilis repens Com fparfà, Buxs. Cont, IL, p. 6 E 3 f. 1-4 1 Arpcen. „ll le 460- BESsSCHRYVING van Het náar Huislook gelykend Mos komt in de Velden van Europa en Amerika voor; het died Oeverige aan de kanten van Rivieren : het es. Stekelige in Mosfige Moerasfen , die het op. vult , volgens LiNnNdzus. BuxreAum, evenwel, fchynt het als een Steenmos opgee tekend te hebben en MrrrBuren hadt het, in de Duinen by ’s Hage , tusfchen het lange Gras gevonden. | (40) Takmos met Laneetvormige oserloehf afllandige Bladen. Dit in de Wateren vottend Mos , zo in Ierland als in Engeland groeïjende, vermoedde Drr- LEN1US misfchien tot het Geflagt van Fonteine mos te behooren, Niemand hadt de Vrugt maakingen , zegt hy, daar van gezien. In Sweeden , nogthans, zynze naderhand ont- dekt, en bevonden te beftaan uit zeer dunne roode Draadjes, in eenigen zeer lang, in afte deren naauwlyks van een Duim „ met een krom, rood, zeer kort, ongehaaïird, Meelknopje. Dus heeft Linneus het onder de Sweeds fche Takmosfen opgetekend, en ik vind het ook door den Heer pe GORTER, ed | e € 40) Hypn Fol. Lanceolatis alternis remotis. #7 sSuec. Il, N. 1034. Gorr. Belg. 11. p. 298. N. 922. ie peranguftis acu ereltum aut fluitans, Foliis oblongis Dirx. Msc, 299. T. 38.f. 33. D,E. M‚o ss E Nes 46x die van ons Landg-alssaan verfcheide-Beekjes „lXs te. Wasfenaar, voorkomende, opgefchreeven. HL < a en tage Hoorns VII. Met getropte Spruitjes. E XLI, €41) Takmos ‘met een kruipend ‘Stammetje, En getropte opftaande Takken , Elsvormige Rs Bladen, en pgergte Moelkeapper, (42) Takmos met een kruipend. Stammetje, XU pr Kes ‘pflaande Takken E, _Elsvormige ES af ln anaf rte. “Deeze beiden » wegens hinne zagte Wol. ligheid gebynaamd , groeijen zo wel in ons Land als elders in Europa, Men vindt het eerfte aan. Boomftammen , op Steenen, als ook in vogtige Weidlanden en Hoven : het andere komt aan de Wortels der gn „op meg ere voor. zap: Take SRE, Ciided | MOORIEE K he (ar) Hypnum Sure. r &e. Sp. Plant. B 882 » 1036: Hypo, vulgare. Sericeum yum L Muse, 323 ke 42 £. 59. ae od fplendens, Se- eg md ILL. Par. 132. sn Hiypuum Surc. repente dk sh. Plant.” 883, 1037, Fe Dari. 'a75. Hypù. Velutinam Caps. ovatis cernuis. Dirr. Afusc. 326. T. ár, f. ér. Mus. Squamefus Ra- bin tenui iof , ‘Capt incurvis, VarrL. Pare ad T. his rm nie De IX. AFDEEL Ii. Hoorns TUK. * 462 BesenRryvVIiNe vAN (43) Takmos met ‘kruipende Stammetjes , Draadachtige Takjes én als verfleeten Blaadjes. (44) Takmos met opgeregte , Takkige, omge Aromde Shammegjes. an le Vakeraoe: met nugenn Stammetjes , gt bondelde ‚ ronde, bynaregtopftaande Takken en wgeregie Eyronde Meelknopjese Ie Entopdt en Vinziuie komt het Kruipend " Takmos, zo gebynaamd, aan Boomftammen, Hout en Steenen, voor. Men vindt het. by ons, in verfcheide Tuinen. ‚ De twee ‘eertten zyn in Sweden waargenomen ‚ groeijende zo wit ais t laatfte, op Boomen. In de typ” heid der Vrveimaakiage heeft het ae GD Hypn Surce eren, ‚Ramis Fur & Caps. longis ereltis,, Dier, Musc, 329: T. 42- £. 64 Musc. Terreftr. RE minimus. &o Ha 538 T. 28£ 2, 6,7 (41) aja” en eres. Ramos fncurvatis óp. Plant. N. 39. AB. Stokh, 1769, pe 248. Hypoum ARS reum Sciuroides. Drrr, Musc, 319, To 4te fr 54 cus det fplendens enen Vaar. “Par. b 27. £ Gò Hip Si ie, Ramis fascienlafis te getibus dje dg KN ovatis. Hups, Apsk 430. Hypn, gracile Ornithopodioides. Diru. erik zl T. 4t.f. 55e aura VIA ead pe“ M'ô ss 1 ne 46% draadjes als ecn “Touwetje gedraaid 3 groei- Te jende de Spruitjes van het Woyfje afzonderlyk, Atorsis. zegt Linnaus. Ditisvan-Diutenius Moors, ontleend , die waarnam, dat zekere Spruitjes “en | van dit Mos dikker waren , zonder Meeldraad. | jes, maar’ in-de Mikjes der. Bladen bevrugtmet met zekere Schubbig-Haairige Lighaampjess — welke, in ? Water gedaan „door een ligte béroering ‘met een Naald „zig ontbonden in kleinere dergelyken, welken. ad voor jonge Plantjes hieldt. Hy noemt het 4 sig Takmos. © Het Schraaleéindelyk, dat 7- gelpoorachtig van ‘hem gebynaamd werdt ; kwam in Engeland aan Boomftammen hangende voor; het was aldaar ook op Rotsfteenen „ en te- Vens onder de Mosfen , uit Patagonie over- gebragt, door zjn Ed,’ gevonden. HJ pre crate: (46) Tihao et. zeer r Takkige, nsteistian en XLVL Elsvormige, aan beide enden verdunnende, fra lef „vande. Takjes. Muizen Re Takmos dat kruipt, met opftaande zeer“ XLVIL -digt getrapte Takken, 5 en geboogen De is iguole dees ‚ Knodzig, ves andeë en à wire 9 Gursitessi fan: : eme: Mamadiahdas: ag in, „Plant, 14 40. Gort. Belk. | IL, p. 299. Hypn. reep Capsl natantibus. Duis Muse. 317. T. Arsf. 42) Hypnum. repens ‚ Ramulis ercêtis ‘eenferiskanis 46m DBESCHREVINNG-vAN Wi 648) Takmos. met opgeregte „vande gefchubde Kes i „flompe Takken en, Haairbekleedzels , zo ie Sd hoc de rnadjes KVL °° Hypnum … By ons en akan komt het Muiaenaartige op. Ei, Katig, Boomenen Steenen voor. Het Knadzige groeit, zo wel als:’t Koerige ; met. „Spruitjes die naar de, BloemeKatjes-der Boomen- -gelyken: ‚en Blaadjes als van den'Savelboom ; in Noord-Amerika, zyn de uit Kenflyanie. aan: Prudms oyerggrals den. noa} ‚Twee nieuwe: Boiten hiedft Fr jonge eer hi aa ds die Geflagt gevoegd. De eene, gevon denignde Smicaarfohe Ml pen geeft zyn. Ed, den naam van Hypnum Halleri; de andere, op plaatfen in Duitfchland aeieden » wordt, om dat,het, een ongemeen, ‘peen uit, den rosgeelen rie. Mos , vi . he Beda: tid as Zoek oe 67 fn dek .t ij ve noor Hvax ononh gs. Vue verk Ank Ei 6 ‚Drrz. Musc. za. T. re f. 57. Hypnum Claveliatum oet tepes „Setis. brevibus./ Drams Huse. „st. | 8 F: wt} AD eh of 4d tn A TT & Hypo Haler. Hart. iN num nitens, Id ‚N. 1F5ge Dani Ber 39e £..37- Spic. 157e Scnmen. Spic. gaN. zobze Artin Mas: me wis. avr@ VIK aart 1 2 Peel, PLAAT CIT. KNN ze) SS \ 5 EK PLL CEN LIS dan, Tut 1 Cn 5 nen _ kt { Û Sy Ni «N u, it Nt Ni NN N 5 me) A EN nk de SAE 9 1 Re Se rn blykbiat Bloem en, Zaad sn KD RooMorenmal 46 TEE AEK EERS Arda IV. HOOFDSTUK. Befthryving van de MossrnN, die met Kelk- jes voorzien zyn, gelyk de Schurftmosfen en „anderen daar toe behoorende. Be Rang van Mosfen is door den Heer LriNN&us onder de Alge of Wieten geplaatst, om dat in dezelven ‚ meeftal , geef onderfcheiding plaats heeft van Wortel, Steng en Bladen, of dat die vereenigd zyn. Immers dus heeft zyn Ed. den Rang van A/ga bepaald, onder de Schailteelige Planten. Ik hebze, wen gens de geringe overeenkomst met de Wiek« ren, hier-t’huis gebragt. Het eerfte Geflagt, dat wel-allermeest. van-die, bepaaling fchynt af te wyken, voert den naam van JUNGERMANNE sns Want hebzelws bevat veele Soorten, die wel duidelyk gefteeld zyn en Vinswyze gebla- ‘draagt ommig derd; gelyk hier volgt. Teeldeel is. gefteeld i keep met een ifierkldgn pig Meelknopje: het Vrouwelyke ongefteeld, naakt, met rondachtige Zaaden, Door Ror- Pius en MricHerius is hetzelve benoemd, maar eenen ‘Doftor JUNGERMANN, door „Hoor TUKs wien, nu ruim honderd Jaar geleeden, de Cae te Gg 1. Deer, XIV. STUK. 466 BEsCHRyYVING vAn IX. , talogus van den Altdorffen Tuin aan ’t licht PEEL gegeven werdt, “Hoörp- rin TN L Met gevind eeuzydii Loof. LES (2) Jungermannia met eenvoudig gevind Lof; mannta de Winblaadjes Eyrond , eenigszins Kante Aspleniois ee 4 Ô 5 Ed haairig, Miltkrui- dige. _—Dit Mos, dat “de gedaante heeft van het Milekruid of van: Wederdood, groeit op VOg* tige donkere plaatfen , zo van ons Werelds deel als van Indie. Het beftaat uit kruipende enkelde of Takkige Steeltjes, van een tot drie _ Duimen lang, die met veele rondachcige Blaad- jes digt bezet zyn, en aan ’t end in de Wit ter Kelkjes witgeeven, uit welken in ’ Voore jaar een Styltje of Meeldraadje fchiet , dat aan ’ end een rond Korreltje heeft of Meel knopje, 't welk door de rypwording in vieren os en n alsdan een Kruisje van vier rn CG) Fungermannia Frond. fimpliciter man, Foliolis ovatis fubciliatis. Syt, Nat. Veg. XIII. Gén, 1196. SE 1. Gorr. Belg, 1e P. 299. Eden majoï ol, brevioribus & obt. non dentatis. Mien. Gen. 3. T- 5 6 3-0, 0: Lichenaftram Asplenii facie, Pinnis jaxioribose Dar Muse, 482 T., 69. 6 5, g, Jungerm. Caule Rer mofo repente &c,R. ZLugdb. 508. Jungermannia mai ie er nente, Micu. Gen, 7. T. 5e faro % Due Must, wis. f, 6 Hepaticoides Polytrichi facie, VA Peri 99. Te 19. ee me D E SM’o 8 RE ms 467 vertoont. Het groeit langs den Hierder Wees IXS by Harderwyk , volgens den Heer de Gor- Een TER, die het aldaar heeft waargenomen. Sake (2) Jungermannia met eenvoudig gevind Loof 1. de Vinblaadjes plat, naakt en Liniaal, ae Manna pede (3) Jungermannia met eenvoudig gevind Loof; wie Kaan de Vi ed Peri Schubbig , ver. Fig nie hevenrond. u. ie Á (4) Tungermannia mes eenvoudig gevind Lan- tes. cetvormig Loof, aan de tippen Bloemdraa- Verlos gende; de Blaadjes effenrandig. DE EEE (5) Jungermannia met eenvoudig gevind Loof; T.ancet. aan de Tippen Bhoemdbdatende: de Blaad: jes tweetandig. Si ten C 6) June twe. etans (2) Fungermannia Frond. fimpl, Pinn. &c. Teln de terreftr. Viticulis longis &c. Mic, Gen. 8. T. 5 fe 4. Lichenaftrum eer facie e bafi & medio florens, Drur. Muse. 484. T. 60. f. % G) Fungermangia he fimpl, Pinn. &c. Jungerm. __paluftris repens. Mrca. uts. £. 5. Lichenaftrum Trichom. facie , polyanth. breve repens. Durza, Mfusc, 486. Ee zor £ 5 Sungermannia Frond, fimpl. Pinnat. Laneeol. &c. Jungerm, Palaftris minima repens ze Mier, uts. £.6, 7. Lichen. Trich. facie. Drrr. uts. f. 1 (5) Gungermannia Frond. fimpl. Han apice Floris feris &c. Jung. major repens. Mica. uts. £. 12, Ditte uts, f. rr. AZ. Stohh. 1769. p. 248. ln de Poly= trichi facie. VarrL. Par. T. 19. £, 8 Gg a IL, Deez. XIV. Srume A68 BESCHRYVING VAN niv e (6) Jungermannia met eenvoudig gevind Loof; Zoro in’t midden Bloemdraagende;, de Blaadjes tweetandig. En (7) Jangermannia met. eenvoudig Takkig Loof, ia, _ vaan de. tippen Bloemdraagende; de Blaad: euspidata, nat jes vyftandig. Vn À ; Quingue. — Alle deeze Soorten van Jungermanniaas, In ets. teen of ander opzigt verfchillende , doch dee “ hoofdzaaklyk in gedaande overeenkomtftig » ‚komen in ons Wereldsdeel voor. Meeft be- minnen Zy donkere, vogtige , Moerasfige „plaatfen, In Italie heeft Mrcunerius ze alle Rene: In Engeland zynze, vol- _ gens. LENIUS, allen gevonden; die de laatfte ERE by Giesfen zag en uit Kanada over- gezonden bezat. Van de eerfte, Klaauwie* rige gebynaamd , geef ik hier , uit hem, de Afbeelding in Zig. 1, op Praar CIT. Dui- delyk vertoont zig daar in het Gewas; het Loof, de geflootên en opengebarften Meel: koopjes. Hy begryptze allen onder den naam van Zichenaftrum , als_ naar ei Schurftmos meer of min gelykende, O) nn Frond. fimpl, Pinnat. medio Flo- &c Jung. minima etn fol. bifidis, Mica. T. 6. £. 17 Dir. T. zo f. 1 CG) Fun ì rond. Pinn. Ramofà, apice Flo- rifera. Hens. Angt. 433- Lichenaftrum multifidam majuî &c. Dikke Muse. 494 To zie fe 23e pE Moss, Ben, 469 In de d Iyk deelen van Europa „Swee- IX. den , Rusland zynze geheel Diet waargeno-” „Arnes, men ‚ uitgenomen de Tweetandige, welke Hoor: men thans in Schônen op Beukeboomen heeft TE gevonden. … Zelf mankeert dit “Geflagt by «7 den Heer pe GoORTER -onder-de Planten on en van Moskovies t'eenemaal. «De meeften kos* «5 men omftreeks Frankfort „en eldersin Duitfch- land, voor; veelen in Swiezerland, eenigen ke In Vrankryk, omftreeks Parys; mâdr in onze … Provintiën is Dog gene deezer zes Soorten Ee opgetekend. € En IL. Met gevind Loof ; de Vinnetjes ge- . oord (*) en van boven gedekt. (8) Jungermannia smet het Loof van boven wat dubbel -Vinnig , uan de tippen Bloem- Aaen MANNI _„draagende; de padi. Er: it: wadden. __randig , gegolfd. en, en en … 9), Jun- (*) Een zonderlinge verandering in de laatfte Uit gaave van ‘t Syffema Natura, door den Heer MUr- Rav; met van Auriculatis te maaken Articularis, dat gehe geen zin heeft en op zig zelve niet ís te regt te brengen. (%) lee ST Frond. fupra bipinnatis &c, Li- chenaftr. Pinnul. Auriculatis majotibus _@t non crenatis, Dirr. Musc. je T. ze f. 17. Hephtiëi’ Saacilis undú- kata Seminifera. vilt. Par. 98. T. ig: £ 8 G8 3 IL, Daze XIV. Srux. gio BiEScuRLVING VAN Arons ( 9) Tungermannia wiet het Loof van ‘boven se dübbèl-Winnie , aan de tippen Bloemdraa- en if “gende; de Blaadjes kanthaairig. ae mt et | Surger- (10) Jungermannia met het Loof van boven Nemòren. dabbel=Winnig „ van onderen Bloemdraar Bosíchige, end de gar ser hin zag? stonde o: sata. Èra es ( 1 1) Jungermannia ie het Loof, van hant „A dubbel - Vinnig „ aan de tippen rd btcans. « Witacke gende; de Blaadjes Liniaal omgekr tige. = RSE 6 Ams Jungermannia” macha r onderen Drie ER / » Vinnig ;.d jes pike en kwabbige. — pe Ey Ken aes: tj e E ik: ( 13) (9) Furgermannia Frond. fupra Dipinhads, wen Flo- riferis &c. Jungerm. Nemorofa &c; Mroms Gen. 7. Te 5 f. 8. Lichenaftrum Auriculatum. Dur. Muse, 49 Te zi. É. 18. (ro) Stngermannia Frond. fupra bipinn. &c. Jung Surculofa refupinata.. FL. Suec. 026, 1038, L Lichen al. imbricatum. Dier. Musc. uts. É. 19. Cx) Jungermannia Frond. fupra bipinn. &c. Jung. Surc, Pinnatis &c. Fl. Succ. 916, 1039: Lich. Arielle Dizr. Musc. uts. f. 20. Lr: albescens. Fol, Pinnatis. Vaxrr: Par. 100.Te -19- f.5 (12) Sanger mannia Frond. fubras ern &c. Jung: Sure. planis Pinn. Fl, Snes, 917, 1040, Jung. Fol. lat usculis &e. gee Gen. 7. Te 5 £. zo Lichen. Pino. ob, DrEo:M ors s z° Ne 47Ë „(13) Jungermamnia- met het: Zofia: onderen: RES dubbel-Vinnig, aan de on Aruipéndej C77 a de Blaadjes vierbandig. Hoope zt STUK, Alle deeze Soorten koeman in gedaante taa Eine: melyk overeen ‚maar de -laatften “zyn zeer man 5 kleine-Planitjes. Zy groeijen” allen:in ons Wee’ fn Kraipener reldsdeel , en drie-derzelwen=zynin Sweeden dee © gevonden. De Groeiplaats is, als die der -ri! vorigen, op vogtige Ven Ie mmerd Ren zyn, in Bosfchen en hers erland Rai en Vrank tyk EE Task Na war Js Ames Rn 4 (XI) IE, te) Jungermännia mèt bled Hilke Lof, XIV OF Ze de Blaadjes eet dubbeld Hoek Ae egaal, . _ Ì mige V ee eeh ze en heet te regt dit aartige kleine. ‚poss g Plaatje , in Bosfchen van Engeland; doch zeer zeldzaam ‚sgevondens 2e “welko tuie reef « “middelpunt: veele « Meeldraadjes aks elkander voortb brengt. Eee ed Ei, die Hit JE Bn edele gres een Bred 4e RR zE Ben binn Ee HEI hee fidum exigaum, a bafin forens. Dire Ri TEL Frond. ‘zepente. Ramofà, Folwals fenis geminis., Mant, 310. Jung- Fronde,fimpb Pinaas À ke. Hups. Augl. 43t. Lichenaftram multilorum exie mt, exilisfimis;, Druze Muse. nn 6e. @) „GE 4 LENA AIA Ned Ee] on A xv. ‘Srom.- 412 Dese HRYVINGSVAN 1x Blaadjes niet dan met een Mee ie kan At befchouwen. pale UI, Met Schubbig gebladerd Loof. A 45) Jungermaoni met bed „Spruitjes ee. Jaden van onderen ge zon en dale com plana. asö en: de Takjes dga 1 Platbla- dige. (19) „Jungerman met Aruipende Spruitjes; Ee de Bladen van onderen ge oord en dubbeld atatn, gWerbree- ae gefchubd;, ‚de Takjes, aan de zippen b breeder, _ ARE ij ne, met twee rjèn van ge sor vand perba Ee ad ge woeker Wets he A Ge En © (18) Jongmans met leggende” sma la. eren BP Breed- bladige, 5) Sungermannia: Surc, replenibii &c. sy, Plast. Ne 14 Gort, vBelg, Al, po:300e Fie Suof. ò2a} 108t Jung, Fol, cigcinatis &e,. Maom,, Gerty Te 5. f‚ ate Li chen. tmbr., majus, Dar. Musc. 496. T. zee fe,aborare (zó). Fungerntannia Surc. repent, &c. Sp, Plant. ‚N. 5 Gort. Belg. IL. p. 300 Fb, Suec. 919 , 1042 îmbr, minus, Deur» uts. f. 27. Hepaticoides, VAi Par RN re EC £ hid Muscoides. minimum. Mach. T 6ifs 6e € it, iks (17) ee! F ol. bbr, Serie duplici. Spe Plant ie ves ugdb. 568. Mice, Gen.T, 6. £. 5, Dkr. Muisc. „me dn Ee 3r Vande Par, 160: Tsa3. f‚ zoet” je GB) Fungermamtia Sùre. robin idd Ec. Sp. ‘Plast. N. 17. Lichenaftrum Arb, En en zin Must. EE a „VEK jak npt Moss BS | 473 van onderen gepombd; de e Baaij Bosi DEE, as jbs.” PE . T Na » Hoo (19) TaniEtinannien met Pion ‘Sruigjs ; SEK. gn «de Blaadjes dubbeld Ben van onderen; XIX geoord , kanihaairig. ‚Mannia (20) Jungermannia met byna moed Spruit. hiaifigde va ess) edie op, twee ryën. var zyujde XX: Varia Blaadjes bweedeehige | ooien Verfchil- ed lige. : Van -deeze- zes’groeijen. de drie eerflen-óp ‚7 Boonûd mítammen ‚in ons. Wereldsdeel ; de an=o deren c op Heijen en in Bosfchen. „Vier der- Zelven heeft men in Sweeden en vyf in onze Provinciën waargefomen: Allen, naänielyk, behalve de-Breedbládige , dietook in de Bose fchen*van Noord-Amerika groeit, De Kant-_ häairige is inde Haarlemmer. Hout Sevóniden. „LUX Allen Tide fees, dat naar heelbof van in den a T 72e £. 32. Hepatica, dee T. z9. f. 19. Muscoi- des. Mien. Ts 6. 355 (4e Ee enden 29): watte nst wiens Seen Spe Pld. ‚N. 18. Gorr. Belg. Ilp. 300 Fl. Suec: 918 „21024: Li- chenaftrum Filicitum“pulchr. vilofum-Deut: Muse. 503. … Terzedks 35. ed Paluftr. gens folio Narrr: Par, 1 oe Te 266 BC25) Pilnemaatnie Surc. wariscie &c. Sp. Plant, ‚N. 19. Gort. Belg, II --p. 301: Jungerepens Fol. Cord, „&arinatis, Mien, T.5. f£, 9. Lichenaftrum, Fol. variis. Datua Huse, 55 T 73e fe 36e Ges IL Daar, XIV. Sruxe 474, BESCHRYVING VAN IX. den. Zavelboom , of van dergelyke Planten , Vv. gelykt. De laatfte heeft den bynaam, om dat Rie ‘er door de groeijing een aanmerkelyke ver- andering in het Loof ontftaat, — Deeze komt, > by ons; “if de: Bosfchen, op-de. Heiden , en “ook in eenige Hoven , onder. % enen “Voor. EK, "IV Ma de gprdidenss overl 1 geh en verfpreide Blaadjes; XXL (2:) Jungermannia mer “Spilronde Spruitjess er) de pee Geral: gefchubdren: TE AM: -Bloempfes. ds gefel go asv Kattige. ono air B betje rte dE ale dan Ar XXIe u nia et-Spilonde Spruitjes dr: Rape rf. e 5 d Ree ae Hor rn gk te ens snede ade XXI rs eine et st Spilronde bruin pla „Haairacltige gehjke Blaadjes, Le ib bi en a adi ERE een (24) Ja ) deld Surc. erase Ro w. Plant, a 20. Lichenaftfum ne: Bryi Juiacei wij re een pek Busc 506: TE 73 f. 38. « ; / 2) GFangernânnia Surc, teleidaa Ber Si (Pram: NW, zie Fung Sure erelt, Fl, Suec, 925 »-1045.: Lichenaftf. Alp nigricans , Fol Cap. tele. main: li 25 £ 400 edtnnsis’ Sure Beret: le sp: Pram Ní 22. Fl, Sue ar „1046. Lichenaftr. Trichoïdes gnd 4 im extr. florens. Dus. Huse. SOR zo Eee LO EURE LK sars A DE’ Mors s sRi nz A75 Dia 24) Jungermannia . wet. Spilronde: Spruitjes, p von en Eyronde ‘uitgebreide Biaadjes; de Kelk“ \V: jes gefchubde en Heen Eel hal _ Eene Booimchiide Feld; dean 6 Dede. van die der voorgaanden. verfchillende, mest ps EA zeer fyn getakt en als uitkroonend Loof, ien . hebben deeze kleine aartige Plantjes , nauwe salt lyks de hoogte van een Duim bércikende „en … d: Takjes niet dikker hebbende dan een ee aoe Speld of, Naald, „De. twee middelften g eee ie jen op. Rotfen ì in ‘Sweeden; de anderen nes gesl men op Gebergten in Engeland aangetroffen ; ma de eerfte op de Alpen vân Switzerlatid. V. Ongefteeld met eenvoudig Loof, 5) Jungermaunia die ongefleeld is, met een xxv, Blaadje op *t Loof gegroeide Ef EES mige, en BR Pi Veriss, : B ee eed alt armianhia de Are Ge bn pd EN pen dz: be teres, Câl Squamofis. Dirt. Musc, 506. T 5) Sonporeainis Kaziis Fofioto Fiona mined. Sp. Plant. N. 24. Gorr. Belg. 11. p: 3ot.! FL Suec,937, Toyz, Lichenaftrum Capitulis rotundis &c. Diit. Must B. T. 74 f. qr. Lichén Petrus Caulienló Calceato. C B. Pin. 361. ‚eo Sungermannia acaulis Fronde obloné fwa hp Pint, N. 25e B, Sur, \ 929» ze Dirte (26) Jungêtmannia die ongefteeid ìs „ met hét ER Loo AHS kleine, € < 476 DE sicH RY VING VA N (2 Br Jungermannia , die ongeftoeld is, mee IX td dubbeld Vindeelig Loof. Hoorp- ; meid É 2 Jungermannia, die ongefieeld is, met XXVII Sunger- “Liniaal Takkig, Loof 5 de uiteinden gevorkt muide en flompachtig. „Veeid | lige. (29) Juogermannia ‚ die el is, met ade byna …Vindeelig Loof 5 de Kwabhen gé- Gevorkte. fehubd, en een geplooid Haairbekleedzel, XIX Er } 3 Pufiila, Aan de vogtige Oevers van Rivieren, in Moe: rasfen ‚ op Steenen en Heijen , als ook aaf Boomftammen_ en op den Grond ; waar het hege vogtig Ì is, heeftr men deeze Gems ee - de za groeit by ‘ons’ op vogtige en plaatfen. . Deeze ftondt by id AUHINUs reeds onder Muse..50g. Te 74e £. 42. Lichen, parvus, in. ige vr Abm, 16..T. 42. fe 2. ) rss acaulis ; Fronde, WEddmAnd Sp Priud. N. 26. Suec. IL. N. 10gge Lichenaftrum Am- brofia divifusà. A EE si T. 74: E zi28) Sengermannia acaulis, Fronde ° Mieur Ramo- chenaftr.stenuifolium furcatum &c: Druk. Mise iT. z4f. 8. Beraiks, ibis en Goilfen. Vertis, hed 98-T. 2 9) Ae acaulis , Froridë ibra? Lobis imbricatis , Perichzetio plicato “Sp. Plant,.N, 2ä. Fl, Suec.+1I,_‚N. 2050. Lichenastrum exiguum, Capitt- fis nigris lucidis &c. ri, Huse, 513: T 74. £ A ScauiDsr. deon, Plant, T. 22, pe Moss 4m onder den naam van Steen Schürfämos miet een “IX. Gefthoend Steeltje , bekend „en heeft den by- Arnie: naam daar van, dat de Steëlijes of Meeldraad- Hooep- jes uit een Kelkje, dat naar een Schoentje ge- Bie ci lykt,-in *t midden van het Blad voortkomen. mri,” Zulks , evenwel , heeft ook in de andere Soorten plaats , die altemaal, elk op zig zele ve, als uit een Slaablaadje beftaan , ’t welk meer of min gekruld is en fomtyds zeer diep ingefneeden ; gelyk in de Veeldeelige blykt. De Gevorkte , welke het Loof eenigermaate Hertshoornig heeft , is op laage plaatfen, in t Haagfe Bofch, gevonden. Deeze wordt, in kleinte, nog bvenrotrn van de laatfte, een Daauwlyks zigtbaar Plantje , ’t welk de kun- dige Heer ScHMIEDEL zeerfraay en naauwe keurig in Plaat gebragt heeft: waar uit blykt, dat 'er zo wel Wonderen in de kleinfte Plant- jes als in de kleinfte Diertjes zyn. Dirrenius hadt opgemerkt, 5 edit dit- Mosje zeldzaam en wegens de kleinte niet gemakkelyk te vinden zy. SCHMIEDEL. acht het by Erlangen taamelyk gemeen, ko- mende zo wel op een Kleijigen als Zandigen Grond voor; meest onder Gras en ander On. kruid verholen. Somtyds evenwel vondt men het ook op opene plaatfen , daar het by hoop- jes groeijende naar Kropjes Slaa geleek, zynde ieder Plantje niet grooter dan een Ger- ftekoorntje. _Het- zyne fcheen echter iets eu var WU. Dazu. XIV. Stur. 48 BESCHRYVING VAN pe van dat van DrrLENius te verfchillen, als Arn de Blaadjes: weezentlyk Vindeelig hebbende. Hoorb- Voorts heeft hy waargenomen , dat ’er van STUK. Funger-2yn met enkel Vrouwelyke, als ook met bei- “wannia, derley Teeldeelen op één zelfde Plantje. Vier nieuwe Soorten zyn door den jongen Heer Linndusby dit Geflagt gevoegd: twee Javaanfche, zyn Ed. door den Heer Tnune BERG medegedeeld, waar van de eene Schee dige heet: twee anderen, dac Europifche zyn; de eene allerfchoonfte , de andere Koral/ynachtigt _getyteld , beiden zeer kleine Plantjes; het eerfte op de Stammen van Boomen , het laat{te op voREss Heien grachjende ). Tamere o N 1 A L Dit gede: door den ördersaën Mrs tp! L1us benoemd naar een Geneesheer van Flo- a. rence, wiens naam TArGroN1-was, heeft biadige tot byzondere Kenmerken een tweekleppigen Kelk, waar ín een Bolletje is beflooten. De eenigfte Soort, daar van (1), voert den ‚id C°) Fungermanmia Javanica & Vaginata. Tabs Il, £ zr Tab. Ief. 5. Pulcherrima. Dit. T. 69. £ 3. & Set tularioides, q. Vid. Meth, Mfnsc, emend, Tab. Lef 6, (1) Targionia. Syf, Nat. Veg. XIII. Gen. 1197. af Belg. Il. p. zor: Targionia minima & vulgaris. Gen. 3. T. 3. Lichen Petrzeus ennen ee 5 6 C. B. Pin. 362. Diur- Musee 532- T. 78, £. 9. Lichen terrefiris minor lair, Buxe. Cent. L P: ar. Te bt: É De Mvo ss en 478 bynaam van Onderbladige ; om datzyde Vrugt „1%, onder ’t Blad draagt. Haar eigentlyke Groei- IV, plaats is in Italie, Spanje en by Konftantino- Nan or polen. Daar heeft men, ten minfte, dit Ge. Tingioria, wasje waargenomen ‚’t welk, volgens -Com- MELYN; oók in ons Land op vogtige-Steen- achtige plaatfen groeijen zou, doch de Heer DE GoRrTEr verbeeldt zig, dat die Autheur een Soort van di eee voor aan- gezien hebbe. — Buxeaum heeft dit” „Praûtje- Hein wins: Schurfimos „ dat Zauddraagend ís, geheten. Door BAUEINUS was het zeer klein Steen- Schurftmos „met de Prugt van Erven „genoemd. CoLrUMNA verbeeldde zig „ dat het Zaad- huisjes onder aan het Blad droeg, waar van de bynaam zyn afkomst heeft. M 1cunrertus ondercusfchen , getuigt, dat -hy in dit Geflagt nog geen Vrugt gezien, of van anderen ver- nomen hadt gezien te zvn. Hy acht dat het een Klokswyze Bloem heeft, ineen tweeklep- pige Kelk aan’t end van’t Blad vervat, welken Corumna ; zegt hy, voor de Vrugt hadt gehouden ; pra deeze Kelk aan-de onderzy- de des Blads geplaatst, zo wel als zekere twee tonde Huisjes , ook van onderen wederzyds uite £4. Lichen alter acaulos hypophyllocarpos. Con, Ecphs. dep. 331. f£. 333 IL, Daar. XIV. Sruk 0 BESCHRYVING VAN pen uitpuilende, welken anderen voor de Vrugt AV. hebben gehouden. grus. … Zyne Afbeelding van dit Plantje, als_in Zargionia Fig. 2, op onze Praat CIII, is door Dirte- PL Tart Nius overgenomen ‚ die het nooit levendig * hadt gezien. „In Italie, zegt MICHELIUSs is het-vry- gemeen en groeit ’er op- Heijen zo wel als-op Mosfige plaatfen en aan de kanten der. Bosfchen. Het maake Plaggetjes, die vit veele zodanige Blaadjes beftaan , als hier twee van:de. onderzyde vertoond worden, zynde ieder Blaadje een byzonder Plantje ‚ dat‚22n ’t dunfte onder-end zeer Ene Vezelwore: tjes heeft, BS, aak Manc maer A Van. ee Gefagt ‚ door en Bekend van ééne Soort , daar van, naar zynen Vé der, Lid der Koninglyk Franfche Akademie, dus genoemd „ zyn de Kenmerken een Man nelyke Kelk, die Schildvormig is, van onderen _ gedekt met eenbladige Bloempjes en veeldeee lige Meelknopjes: een Vrouwelyke ongehaes Klokvormig , veelzaadig. Hier van zyn de volgende Soorten waarge nomen. €) er met den gemcenen Kelk bien mige. (Cx) Marchantia Calyce communi dacemfido. Sy. de AD W usM ron stren, AB ‚Dit Gewas ‚dae menin %t Nederduitfch Steen. heus genoemd. vindt , komt op ‚ vogtige befchaduwde plaatfen „ zo in ons Ne, Hoor. derland alsselders in Europas, voor- „Ik heb forten het uit, Japan „als ook van Java rondom Sa-®% — marang , bekomen. Men vindt het ‚by fom= migen der, Ouden „ enkel: Lichen genoemd’, gelyk by CAMERA RIU S die aanmerkt, dat het de „Hepatica, zyder-Winkelen; alzo men het oudeyds tegen de. Leverkwaalen , inzons broed „tegen « Geelzugt, aanprees. — t_ vertoont … : zig als „een Bladerig, Mos, Kops “maakende van: veele Bladertjes van À verfchillende figuur, doch ‚meestal naar die van Haazen -Latuuw gelykende en „Schubbig op ‘elkander vaken „net eene ruuwe Huid bekleed, „ Het "Ber vie de, hoeken. G8F, inger Ínees hennis, vod. eh, 7 Peek. d Ti EV osAalv 1 Vig. XII. Get’ tig Gorr. Bis. > p. zor. “EL Nr, aas; 1057 Re Zwgdb, 507. March. mäjor Capit. Stel’ er lata Mrcrrs Gemrz/ Tolrsts tao Lithén Fontemaioe fellaus Se. Dyrte Aser gage 76e 2,6, Lieven Be eus lacifolins £ Bida re ba Lichen Petrus « Los. Le. P hid “Eichgn. n. Cas Epik 782.” Be malhie ak a. j Marchantia Stellata, se Mja \ Pi 307 T. 5e Mrct. Gen. f, 2, Lie minor Stellatas &c Ditte: Ts 7. fl) Lichen Petraeus Steliatus. C. B. Pin. Lichen Petr. 2. Loa. Ze. nts. y. EC Cal. communi oftopartito &c. R R, Zugdó. 507, M- Cap. zon disfeÂto, Mien. £, 5: Kichei Pétr. úmbe Ens C. B. Pin, Scrap, Jo. T. Petr. 3. Log. Ze. uts. IL Det. XIV. Srux. ge BrsCHRYVINGS VAN IK. Afheeden Bladen gefteelde Hoofdjes, die in IV. fommig gefternd zyn- of Roosachtig , niet in- stome - Befneeden, terwyl van de terften een grooter . Marchansì is en kleiner; maakende dus Arie Verfcheiden. Ee: heden. Deeze Hoofdjes bevatten de Bloemen of Meelknopjes ‚ ‘wier Stuifmeel de gedagte -Franfche Akademist MA Re HA NT, door wien deeze Soort in Plaat is voorgefteld ‘en befchree- ven (*), voor het Zaad hieldt van dit Gewas: daar hetzelve niettemin de Eigenfchappen van het Stuifmeel der Bloemen heeft , vliegende ‚als men ’t door de Vlam van een Kaars blaast, in brand. De es eni op a zelf dat Kelk, [der B höerhe “Ook zyn door Neree idee tel ie gentlyke Zaadkelkjes ontdekt, die ongefteeld öp de Oppervlakte van} het Loof zitten , bee vattende op den | badem rondachtige Zaadjes. : Pl. CIT.” De vermaarde HALLER maakt een.byzone Fig, 3e dere. Soort van” de eerfter Verfchieidenheid ;, welke het Lôof-döoreen Streep verdeeld en het Hoofdje- van zeven tot tien - Stfäalig heefte Dit is de eerfte van de Autheuren, welke aan. Bronnen. en Beclij jes „ als ook aan,de: „Bakken der Kantelen en, aan vogtige Moien der are Kel wai Ld vnd B, des, Sciences de Paris „de ris he viene nn en yrer De Mots Em 483 Watermolens groeit. Se HMIE DEL heeft. deeze , onder den naam’ van Marchantia die Arti gefternd is, tiet éen naakten rand en vlakken nidee Kelk, zeet fraay afgebeeld en omftandig be-STU fchreeven, “Zie de Afbeelding derzelve invia, stad Pig. 3, Praat CIL, ‘hier voor. Daf maakt Harrer een andere Soort, met het Loof ongeftreept en agtftraalige_ Hoofdjes, waar … toe de twee àândere Verfcheidenheden , gelyk ” ik de "tweede. en‚derde. van, Lose 1, behooren. is dd Hiervan zegt hy., dat dezelvein Switzerland … op de Alpen groeit , terwyl. Dr LLEN IUS. dezelve Huifelyk genoemd hadt, als voortko- mende uit Muuterpen de Vookerdanedtelnen OV al“ook op- donkere en vervuilde: Plaatfen ee ter de Huizen (*), Linneus vondtze op” den Grond van afgebrande, Bosfchen en elders — Dn op. Zwarte ENE “gelyk mende ir ons dus veel, op ongeroerde Gronden, in de Tuinen aantreft, … De laatfte is ook door SCOMIEBEE in-Plaat gebragt; 6 “(2) Marchantia amende gemeenen „Kelk geha 1 veerd, Are vierdelig. Marchans {P) Nobis Alpina ‘eft „quam Drivers Wihefidgn Facit, Hel, irchóat,-Vl- ps 66: — (2) Atarcliantta Cal, < communi aids Bahidaso pn Wuadrifiao, Lichen- Afapodocarpos. Prom, ” 3 T. Bea Der, Hus. 83te AT £. 8. ne ar TME a IL, Dzzr. XIV. ta 484 BESCHRYVENG vaN Tx. „0 RA ge Pe | C en sars LE LA: pe: ard je van, figuur als een Ganzen: of Eendepoot. eur. heeft, door Pr um 1e Rr waargenomen; Doch, „het gene die Autheur voor. Vrugt en ae ana “hield » Zyn Meelknopijes en Stuifmeel „ ; DiLrEnIus aantekent. de ur. (3) Marchantia met den gemeenen Kelk vin: ef vaars ss sn ‚delig 5de Slippen Pypachtig. Ì | ed Crucis Gekruife. @ Mircheätig met den gemeenten Kelkhaifke “gelrond gefpisst aan “den rand gede el Tenella. Tederee: «1 « — met Plaatjes: ” Se sOlsov Ais Beit limaaeë — ee fa AA 1 4 pp EE wms prs £ ik wei PO NN Men … el. Ln MSN # et jad Halfkos bnn nail si) gestoken gelronde. nes : In Bidet ien deeze drie ‘aanmerke | „Jk 173) Merchanfia Cal. cômmani gwäarigto tons Bets. Il. p. 302. Lichen Seminifer „ Lunùlátus Ls Muse. sar. T. 75, £. 5. Lichen Hepaticus, Capit. ch drifidis. ‘Buxs. ns 1. Ts breef, 2.’ Kurialaria’ vulges: Micn. Gen. 4) Marthantië Cai. comm. henkie apiculato kan ki rg Pileatus parvus Carinatus. Dirr, Mfusc, 52le ij Mee Mersiontie Cal. comm. quinquefido-&c, GORE Bax. Il. p- 302. Fl. Suec,g3a „ro5ze Re Lugdb: ed …… patica, media, Mica, Gen,-gn Tea fa, tus parvus , foliis crenatis, „Druk. Pini zig Te zet 2, Lichen Petrzeus. Buxs. Cent. a, pe 5 Te 56 ScHmipak. Jeon. Plant, Te 34. kor2 J 4 OE pd Sà De Moss EN 485 Iyk van de eerfte- Soort. De Gekruifte groeit IX, in ons Wereldsdeel op belommerde plaatfen; Arptrte de Halfkogelronde op Moerasfige en de Tede- Hoors- re in Virginie, zo wel als de Gekruifte, vol= Zan an gens GRoNovrus, Deeerfte zou; zo weltis. als-de volgende Soort , in ons Land voorko- men; naar de-aantekening van BoERHA AVE. Men vindt de Tedere , die een zeer aartig klein Plantje is, inde Duinen by Wasfenaar , inde Elzebofchjes: De laatstgemelde is „, door den kundigen Heer ScHMIEDEL,zeer fj in Plaat gebragt € we ten uitvoerigfte befchrees ven: lve aan den Noord: kant van Rorfen « en Muuren groeit. De by- _ mam is van de figuur der Hoofdjes ontleend , die Kogelrond zyn, van onderen vyf Bolletjes hebbende, welke , openbarftende ‚het Stuif- meel uitwerpen, In-de twee eerften is het Plantje, dat de Vrouwelyke Zaaddraagende Kelkjes draagt ‚ zo wel als in de volgende Dort afgezonderd, © Marchantia met den ar en, vI. pennen rrd eg (6) Barchantia Cal. communi quïnqueloculari ‚ fub- Gvato, Gorr. Beig. 11. p- 303. Onn. Dan. avg. AE. Stokh. 1769. p- 248- Lichen vulg. major Pileatus et Ver- ficofus. Dirt. Msc. 516. T. 75. f. 1- Lichen Petreus ee Pileolum fuftinente. C. B.” Pin, 563” Lithen Pii- Hh 3 ÎL Dzer, XIV. Stuk: LV. Hoor: Marchan- #a, 486 BESCHRYVING VAN _Deezeris, door den zelfde S-crM rep EL; ook zeer fraay vergroot in Plaat vertoond en befchreeven ;-zo-wel als door den geleerden Micuneu1us die ’er drie Verfcheidenheden een groote ‚ -middelflag en;kleine „ van voor: ftelt ; welke op vogtige- plaatfen; om(treeks Florence ‚ gevonden waren. De grootfte ders zelven was aan haare Hoofdjes met gefteelde en gekelkte ; de anderen waren met onger fteelde Blommetjes ‚die ook geen Kelk heb- ben, voorzien, — De Groeiplaats was aldaar aan vogtige Steenen, in derzelver voegen eù fpleeten „ als cok aan de kanten van Bronnen: Op dergelyke plaatfen kwam den Heer Scimik- en: n rge: AE 3 5 d t de gezegde rate jes beginzels-zyn van jonge Plantjes, dic in * Voorjaar affcheiden, en myns oordeels waat: fchynlyk bevrugt worden door de ronde Bol lerjes met Draadjes, welke in de-zogenaamde Blommerjes , die onder aan de Hoofdjes zit ten, Zyn vervat, en van hem voor Zaadjes gehouden wordèn. Want , fchoon hy dat tegen inbrengt, dat die Wratjes door vogtig heid verfmelten en door droogte ook verdwy® nen3 fchyot zulks geen tegenwerping te Zyn van Plinii primus et Pileatus. Cor. Ecph. T, p. 330: Te 33% Hepatica vulg. major £. Officinarum Italige, Mach: ed 3 Te ze fre ScHmip. Jeon, Plant, T. EA DEM o sS-B Ne 437 van eenig belang 5 alzo zekerlyktot-de Voort- „IX teeling in-de-Schyrftmosfen genoeg gelegen “IV, heid, tusfchen een te groote -vogtigheid en „ux droogte, kan voorkomen „en «de plaatzing ararchane niet alleen van de één en andere Werktuigen; #2. maar ook de vergelyking met andere Plantjes van deezen aart;-de Gekruifte by voorbeeld; zulks fchynt aan te duiden. Dat die Wratjes de Mannelyke;, en de gefteelde/Hoofdjes met Bloempjes de Vrouwelyke- Werktuigen zyn zouden , komt «my zeer -imet- de algemeene fchikking der Natuur onovereenkomtftig, en zelfs met zyn Ed. voorgaande gezegde ftrydig voor. De Celletjes, bovendien, uit welken 7’ de gezegde Wratjes beftaan, en de gaapende. Tepeltjes in derzelver Dekzel, fchynen het denkbeeld , dat zy tot ontvanging van het ‚ Stuifmeel gefchikt zyn, grootelyks te begun- ftigen (*). De kundige Dr ren tusftelde dit twyfel. achtig, doch de gefteelde Hoofdjes hieldt hy voor Mannelyke Werktuigen, en de gezegde Bolletjes, met ‘hunne Wolligheid, voor stuif- meel. Hy merkt aan, dat dé Wrátjes en ; fteelde Hoofdjes op byzondere Plantjes gro jen 3 terwyl Micueutus dezelven op het zelfde Plantje of Blaadje heeft radi Die Au- a © Foeminéi Flotes. in Fronde, tanguam Verrucse, Sift, Nat. Veg. XIII. p. 804 5 h4 II, Daer. XIV. Srume ix. Arpeer. Vis Wi Hoorp STUK. fia, A8 BereennRrtvire VAN Autheùr hadt de Bloempjes fraaïjêr in Plaat ertoond; danzy decor hem gyn waargenomen, “en in vyven verdeeld „ daar dezelven , volgens „ VAILLANT, flegts vierdeelig zyn. MicHee LIUs noemde het, der Winkelen van Malie of Gemeen Leverkruid + misfchien ; om dat men het aldaar de kragten toefchreef , welken oud- tyds- aan ’t gemelde Steen- Leverkruid zyn toegekend. Volgens BorrH aAvE zou dee, ze Soort ookin onze Provinciën voorkomen en men heeftze-thans in Sweeden , aan de Oevers van een Beek „ gevonden. @) Marchantia. met den _gemeenen Kelk half sread, onverdeeld, … p Jamaika i is deeze gevonden 7 Pe Cut. die haaren Bvmaam heeft, om dat op een zelf de Plantje de Vrouwelyke zo wel als Manùé: lyke Teeldeelen, even als in de eerfte Soofts voorkomen, _ Het is de derde Hepatica, van Micuer tus, voorgemeld , waar vaa die Autheur getuigt, dat dezelve tusfchen het Mos en in de voegen der Steenen, op ver fcheide plaatfen, niet ver van Florence ‚voot kome (2) Marchantia Cal. communi integro, hemìfpherico ichen Pileatus anguftif. dichotomus. Drt.r. Mlusc. 520 ET. 25 f. 3. Hepatica minor angufüf. Capitulo hemi- pier Micn. Gen. 3. T. a. f, 3. Scop, Cart Pe Dr M'ö 8 ITB UM 485 kome. DiLreENtus hadt’erdrooge Exem IX, - plaaren van gehad, die van Jamaîka- aan den Aroseid Kruidminner CortinNsoN gezonden waren. Hooi SCOPOLI, die aanmerkt, dat de Hoedjes by’ Mi varna hem Kwaalyk afgebeeld zyn, vondtze te Idriavia, in Carniolie , op Muuren en ruuwe plaatfen’, overvloedig, en Befchryftze als volgt. » De Bladen fmal, gegaffeld , plac, Wrac- » Úg ‚ineen Hartvormig Blaadje uicloapende , » Borftels uit den oirfprong van dit Blaadje , » die hoekig zyn, een Duim lang , befprengd » met weinige Haartjes, Een Hoedje dat » vierhoekig is of voorzien met vier Plooijen „ kruislings , ten halve in vieren gedeeld, » Wrattig, groen, maar inde Bloeytyd rood. „ Vier Hokjes met bruin Stuifmeel. Vrouwce »lyke Kelken die rondachtig Zyn, effenran- ” dig hol, op de zelfde Plant, gefteeld met » ten kort, rond, groen Voetje „Deeze bee »> vatten een rondachtig rood Zaadhoopje. Dé » Smaak is fcherp. Het heeft, in de Genees: » kunde, een tegenfc! ieurbuikige E ‘oplosfen- » de, doordringende kragt.’ __Ik heb, uit DitneNius, de Afbeelding ôok van deere Soort, in Fig. 4, op Praat CIII, medegedeeld, alwaar zo wel de Vrou- welyke of Zaad-Kelkjes „als de Mannelyke Meelknopjes zigtbaar zyn. Zo algemeen is deeze niet als de voorgaande , welke ook in Switzerland groet, en in fcherpe Smaak byna 5 over. \ J, Dasz. XIV. Stuk. vi sTU Ke ohan: 9 goe BESCHRYVIJNGs VAN overeenkomt:,- zo HALLER, aanmerkt, met het gemeene Steen- Leverkruid, dat de eerfte Soort iss »; voorgemeld „aan. welke de gedagte ven. Voorts komen deeze. Plantjes, in gedaane te, veel. met-het Schurftmos overeen ‚ maar verfchillen daar van door een zagte Bladerige zelfftandigheid ; weshalve Harmer oordeel. goe dat zy tot de Mosfen te betrekken waren. BLAsrA In dit Gellagt fchynt de Mannelyke Kek rolrond, met. Korreltjes gevuld; de Vrouwe: Iyke naakt te ie: een u dächtige Vrugt oortbrengende „ die in de Blaadjes gedookt is en veelzaac ig ee ie Men heeft 'er maar ééne Soft a) van ont: dekt, welke door Micxerius benoemd werdt, naar een Kruidkundigen Monnik , Brá sius ‚ hem in zyne Kruidleezingen zeer bê: berken geweeft, Men vindtze in ons We: reldsdeel, op verfcheide plaatfen aan de kan ten van, Waterloopen , op een vogtigen fyt zandigen Grond , zo wel in Sweeden als in t QG) Blafia. Syf. Nar, Veg, XIII. Gen, 1199. F, S%é zen vem Scnmrep. Disf, Blafia ' pufi!lâ , Lichenis Py- ati facie, Micn, Gere 14. T. 7, Omp. Dan. T: 45 ee Lichenis facie,, Diur. Het 232. Te 3 Ér HaLre Heh, inchoat. ul, Pe 57 RE „Mos SE Nes © 49E, Îualie. Zy is ookin Switzerland ; in meed. TD en elders gevonden. ArDEEL. Het is een zeer klein Plantje , nde: naar Hoorns E de laatfte Soort van:Marchantia veel gelyken-""°* de , doch Pypachtige Bloempjes hebbende 8 aan en Kelkachtige Zaadhuisjes. be Blaadjes zyn piet Korftig gelyk in ’t Schurftmos , maar be= ftaan uit kleine Blaasjes. De:Ribbetjes, door t midden der Blaadjes loopende, zwellen aan ‘tend , tot een Bolletje , dat een hol Buisje uitgeeft met een klein Hoofdje. Dit acht de beroemde ScHMIEDEL enkel uit Korreltjes «__ - te beftaan , die-zig over *t geheele Loof ver- reiden , en waarfchynlyk dienen tot voort- planting van dit Mosje. er Verwonderlyker is nog dit Geflagt, naar een Italiaanfchen Raadsheer Raccr, door den zelfden MicHELius, benoemd. Het heeft, naamelyk , volgens de Waarneemingen van den zeer Kruidkundigen ScHREBER, geen Kelk, dan een Blaazige holte binoen des blads zelfftandigheid ; geen Bloem: -maar-een Rol- rond, ongefteeld , Meelknopje, zittende op het Vrugtbeginzel, dat Tolrond is , en een Draadigen Styl heeft, het Meelknopje door boorende, Het Vrugtkasje is Klootrond, met een verwelkt Meelknopje gekroond: het Zaad halfkogelrond, met een Voetje. IL Drex. XIV. Srux. He 492 BESCuRYVING VAN PL “De volgende Soorten és daar van voorge Ver komen. Hoorp-.. kn ed U Piecia met, je Loof in. de Opper vlakte ge _tepeld., Ria, Td KS Den … Kryfallge €) Riccia met het Loof glad , tweedeelig , JDhtse ne, (3) Riecia mer het Loof glad, gefleufd, wee: II. Thee, Auibbig, Pomp. kleinfte. ” TL 54) Riccia met het Loof gegefe, Draadscr ens tie Liniaal Zeegroe- 5 . en € 5) Riccia met „het Lof Herer kante Fluitans. Ie haairi ig. AF Vlottende. Bed Riki Tt ain @ Riscia Frond. fuperficie Papillofis. Sy. Vat. vag. Zwem= ilI- Gen, 1200. Sp. z. Fl, Suct, 935, zo55, Riccia mende, minima et minor pinguis. Mrcu, Gez, zo7. T. 57. É. 2 3. Hep. Paluftris Lobis inflatis. VaiLr. Par. 98. T. 19 f, 2. Lichen Pal, Rutee folio. Drum. Musc: 535. Te ee ; £ 13, (2) Riccia. Frond. glabris eg acutis. Fl, Suee, 934, 1954. Riccia RRP rat Micu. £ 6, Lichen omnium minimus. Dirt. f. (3) Riccia F Bd Eb Canal. &c. Riceia minima pinguis. A&, Stokh, 1769. p. 248 Mica: £. 4. Lichen mie ‚nimus &c. Dir K: zo, Hep. Paluftris bifurca, Vaite Par, 98. T. 19. (4) Riccia haa: dichotomis Lineari- Filiformibus Fl. Suec. IL. N. 1056. Lichenaftrum Aq: fluitans &c- Dita. Muisc, 213. 'T. 74- Ée as Hepatica Pal, dichotoe ma. Vartu. Par. 98. F. 10. fe 3. (5) Riccia Bont obcordatis Ciliatis. Lichen parvus Vernus, Cordiformis &c- Dirt. Musc, 536. T. 78- £ 18 Ray. Angl. 116. Eat Paluftris Roris Solis foliis Corda- tis. ‚Par. Mus, 65% 7 un Ee vMrie ssc a 403 „Alle deeze zyn Kleine-Plantjes, hét grootfte me TEL, naauwlyks als een Duim of Vinger Nagel , Arnar veel naar het Schurftmos gelykende, is zoda- Een é nig, dat HALLER ze naauwlyks daar’ van af.°"®5 fcheidbaar oordeelde. Verfcheide- Soorten , daar van ‚kwamen hem in Switzerland voor. Allen vâllen zy op vogtige plaatfen in-ons =e""» Wereldsdeel „ en de laatften groeijen zelfs in … ‘t Water. . „Het Vlottende, is-in. Vriesland, door MEESE, waargenomen. x: die ‘er Dooit Vrugtmaakingen in ontdekt beeft. Men vinde het in Slooten, Vyvers, by. tropjes-dryvende …vr of ook-aan het. Kroos zittende. Het laatfte is in Staande Wateren van Engeland; als, cok in-Duicfchland: volgens den Heer ScamirDeL, gevonden ; het Zeegroene op Zandige plaat, fen in. Sweeden. Zy onderfcheiden zig, in ’, algemeen ‚ door eene Roosachtige„figuur ; des wyl de Blaadjes uit, een, middelpunt fpreidens, dat echter geen plaats heeft in de twee laat- fen, Hes N if en ä CE ROS; Hinesnljaerne.. De mite: Teëideële zh En fteelde „ Cylindrifche , een Belk een, Elsvormig» zeer lang, tweekleppig Meel, knopje: de Vrouwelyke een zesdeelige Kelk met drie Zaadjes, in dit Geflagt dat wegens de Hoornachtigheid. der ogSiaagrdE Klote hart Ost s ude HL Daar. XIV. Sruz, eee ten Rictias ag BES CHeRYVING VAN ie is getyteld. HEt bevat RT wam arjo Remgas. gn Jo ried roo cr atten ee 0) Hoorsbigen met overde : wide, » „tn on -gefippeld Lo an @ ). Granlood met omerdeld Je sheet d, Pci. or 2844, Loof. Be En B) Hoornbloem met dubbeld Liniaal Vi dee tI st lige BIJ läden, Lil | 8 Fn ots: Afbeelding , MEIS e op Plaat em Gemip- geeft een fchets van deeze’ Gewasjes;, frellen- perd. dede eerfte- et Söott voor, die het Be | heeft. _Mén ziet ’er uit, ‚dát h / elyke n, moi EE, bor akk Kende'deelens ak Gezegd ís.” “Hét Gerrippel de Hoornbloem” groeie in Bigeland en Tealie, 20 LiNN us aantekent, óp belommerde- vog- C1). Anthoderis: Weands indivifis Sinds punttatis: Sif. Nat, Veg. XIII. Gen. z2or. Sp, 1. Diva. Muse ijle T.68.f. 1 ‚Anth, minor. Mice Gen, II. To7: fe % G) Andhäceros’ Frond. indiv. Sinuatis, laevibus. Gors: Belg. II. p- 303. Anthoceros. H‚ Cif. 477: R. Zugdt. 507. Dive, Muse. 496. T. 68. £-2 Anth: major „Micrte _âbid,f. 1 Lichen komen onder urn Neri EREN erk Goin Men vindtze zu eens en ‚nu eens in die geet Bloêm hebben „en wet op” byzón dere plâatfen” of over de hernia: Oppervlakte Hy erkent,’ nogthans, dat meê weinige Sôors ten in ‘dit opzigt volkomen: bevindt; raamelgk zódnig, dät mên ’et de Bloemen’ en Zaadjess beïden ii “Kan ‘befpeuren. «Dit heeft den gtoöten HADPEER ze beiden 'bynâ ondérels kandér den verwarren.” ‘zie ‘hier wat pee Kid daar van zegt, Or wij iosbrrdd Ns De Lr ere wis bri eem Soort valid à » daf een volmaakter : Vrugeimaaking: heeft, slykezo-wel Bloeme-als: Zuaddraagende » aj > welks sbloeijende-Hoofdjes, van vers hoed ». fchgi en Gaat dee ae te te on ard OO annen Moeke Eme 4 nfcheiderley Áiguur.‚„doorsde rypheid veele —_prtenbladige. Blommetjess Op. verfcheide wy- » zen. verdeeld, uitgeeven.…, die Meel ftors, land arr Hoor tens, ,doorst Vergrootglas gezien, Kogel schei D. rond 2 dat, „met dunne Draadjes, doorweven mas, z wijs. De Zeaden „komen, voort, in andere ede p byzondere, gaapende Doosjes , ongefteeld. „opde. wlaktervan ‚het Loof,-fointyds in de — »‚zelfde, en fomtyds in, verfchillende Plantjes » », van die. ein. ti avnderk Hon en ig » worden,in de Gefternde BER Nayelack „ti waargenomen, zonder, Bloem of Zaad, p welk alleen voortkomt in:de: Plantjes die mBeen Bloem draagen.… Van, beïderley. (lag » ZYN 4 de, Stecltjes doorgaans: naakt, zondes wScheedachtig bekleedzeleta na1ve: Hier zou men, vol gens Harn ‚ene bis gen, dat de-Bladen r fchynende, zyn, van eene, Kruidige zelfft nd en on- bepaalde; figuur.» zig breed, dangs-den Grond Ütbreidende „en, veel Worteltjes van. agteten Figeevende.…Ha Lem merkt aan „dat de gielensgan omlgemeens geen cigentlyke Bla- gende en‚‚alzo, het Loof uit Blaasjes bes t‚ Zi edoorgaans als witgebreide Korften, droog en en_broofch of-Lederachtig taays gelyk door de Vogtigheid, Lymerig.worden. Men te t'er ook die niet als Korften, maar Draad» en Vezelachtig, zyn, doch, van „dergelyke na, i De Dan. XIV, STUK, Het Loof, 508 BrEsSCHRYVING VAN IX Arm Hoorn: Naams- oirfprong: = De Ouden hebben, door den naam van Zie Ve chen ‚ zo ’t fchynt, het zelfde Gewas verftaan, en volgens PriN1us zou die naam daar van afkomftig zyn , dat het een allerbest Middel ware tegen de Schurft of dergelyke Huidkwaae len. 5 Drioscoripes zegt, de Lichen die ‚ aan Steenen groeit en van fommigen Bjo » geheten worde, is als een Mos geplakt aan s vogtige Rotfen.’. Opgelegd verzagt dezelve de Ontiteekingen en geneest de Kraauwa- ss gie,” enz. Het groeijen aan verfcheide Lighaamen als een foort van Schurft, kan ’er tot dat denkbeeld. Want dergelyke overeen komst was dikwils een Kenmerk in voorige tyden. IK heb ’er, fchoon men hedendaags van die Koten niet weet, dan ook den naam van Schurfimos aan toegeëigend. Het Poeijer derzelven zou „echter , misfchien, tot: opdroo- ging dienen ktinnen in natte Schurft. „De Kruidkundigen van de voorgaande Eeuw, hadden de Lichens ouder den algemeenen naam van Mos begreepen, Rav zelf noemde 2 nog onvrugtbaûre of Zaadooze Mosfen. Mo: RISO N gaf ‘er den naam van Musco- Fungi aans TourneroRT was de eerfte, die deeze Planten onder dea naam van Zichén befchreef , gee: vende daar van vierenveertig Soórten op- Ja deezen als anders werdt hy door Borruat ye gevolgd, als ook door VarLLäaN?Ts die e Pe, IK ae isk 7 $ \f DE M Pi e 8 or Ne 499 deszelfs benaarmingen’ behie'den.--“Doôr de rx, fraaije Afbeeldingen van den laatftgemelden Ame wordt de onderfcheiding dier Planten groote Hoorne lyks bevorderd; Micuertus ging echter deezen Authéur', in het onderzoek der Li mos, …$ chens, groótelyks te boven, « De” Afbeelding derzelven , waar by-de Vrugtmaakende deelen in't klaarfte Daglicht gefteld zyn, beflaat om- trent twintig Plaâten van zyn ide waar in hy, met e@n onbegrypelyk geduld, Rangen v van Liche heeft opgegeven, die ie by onderd Soorten bevatten. Niettemin worden} hog eenige Geflagten; gelyk de Mar- thantia , Riccia , Hepatica , Lunularia ‚door hera daâr van afgezonderd, DitteNrus,deeze daar onder begrypende, maakte evenwel. maar drie Rangen van eigentyke Lichens: één van de genen die Hoedjes hebben: één van de genen die geftraald zyn of gefternd en één van zodanigen; wier Bloemen en Vrugten niet gee Doegzaam bekend zyn. De overigen verdeel. de die uitmuütende Autheur , in she. eflagten Van Usnea, vides en : heren „erin van. ‘Coraliider “alle de deka bevat- tende die van eene Paddeftoelachtige, Py- pige, Heefterige of Takkige en Koraalachtig gehoornde gedaante zyn, in drie Rangen Verdeeld, heeft negen-endertig Soorten. Dat AAB … Van ee Daas. XIV. Sruk, “goo BESCHRYVING VAR IX. Van Lichenoides, eindelyk, naast komende aan A! Ee de eigentlyke Schurftmosfen „ houdt alle a picon: genen indie Korftig en; Bladerig zyn, €£ ssd dus honderd, vyfendertig Soorten ; zo dat is eer dan-tweehonderd Soorten heeft van dere etn Planten , die allen, in zyn onvergely: kelyk. Werk „ ten omftandigfte- befchreeven en naauwkeurig in Plaat voorgefteld zyn, _ De beroemde Harrr bevoorens de Li chens-in zeven: Rangen. verdeeld hebbende , bevattende honderdzeftig. Soorten in Switzere land gevonden, (*), maakte "er naderhand tien vans. als Gehoorde: nieken 6 je ei d gt en cinig Takkig.is en.vry, 7- Me fmaller „ minder vry Loof: 8, Dickie De Korftige „met Schotteltjes of Napjes. 10. En kel-Korftige, „In deeze Rangen zyn by hem thans IERSE baalen Soorten « ver vat Ch)» Onze. Ridder verdeelt. de Planten van, gk Geflagt i in negen.Rangen, als. volgt. AEN be “SL Schutftige met Knobbeltjes,: d ne) af 1 (04 Schurftmos ‚dat Schurfiig à ús en winch Lichen pn feripeus NC met, zwarte Takkige ‘Streepjes Ei eh Letterig. wer oeterd ne en rr s 4 a A8 4 Za: Ah ie likes: Stirp„ Helwet, Gost- 1742» pag: iN ie ig HERON: Helo,, inchoat, Bem, 1768: Tom. 1 vz 5) Lichen Leprofus Bnfidans Se: Sift. Mat. Tee Áf D Er M ots EEFM! zor Groeit-op de Baft van jonge Eiken en‘an4c- re Boomen; zo en ons als eend ze aise (3 B © Sktuëfichos; dat Schuifiie is en 1 Aa tig ‚ met zwarte Streepjes als een Landkaart getekend, SUSe nij Komt op witte Kwartzige Steenen der Alpen va van Dalekarlie in Sweeden, by ons op de Balt van jonge Boomen. voors Ns Eet Evt TLS % (3) Schurfemos ; ebr: Schurfilgirsen groen , B met zwarte rand en knobbeltjes. Eed Donker- Groeit op Rotfen in ons Wereldsdeel. erven: (4) Schurftmos , dat Schurftig is en Meelig, NEN « met gefteclde byna Kogelronde „Schildjes, hi ri ‚ Groeit op Zandige Gronden. oe 3 ge erk © Schurftmos, dat Schurfiig is en hen wet v. wo halfkogelronde witte Knobbeltjes. ì Karen rOelt Gen, 1202, Sp, x. Gort. ln 304 Bl Sese, 1057. Lichenoides Crufta tenuisfimÂ. Dier. Als, Sole 2, G) Lichen Lepr. darmen Ke: Bek Ph Bels. uts. FJ. Succ, Lichenoides nigro-flavum. Dits T. 18. £. 5. (3) Lichen Lepr. viridis, margine Tuberculisque atris. Ml Suec. 939» 1062. €q) Lichen Lepre Farinaceus &c, £/. Suec, Lichenoides Fangiforme. DitL..T. za f. 5 5) Lichen Lepr. albus Ni id Stokh, 1769. ps 248 i 8 Daar. XIV. STUK sot BESCHRYYINGS PAR ix. - Groeit alom op Rotfen en Steenen. Aen Pd (6) Schurftros, dat Schurftig ì is en witacha En tig , met bleeke wit gerande Knobbeltjes. Raprcals; Op platte kaale Rotfen in de Bosfchen komt BB deeze voor, zynde fomtyds zeer klein met groene Knobbel ltjes. vin. _ (7) Schurftmos, dat Schurfiig is met Waijs erde byna Dobbelfteeriig , glad, die met eendf oor. boord. twee Cylindrifche gaatjes doorboord zijne op Steenen en Boomen i in Europa. j ee ie Oi kens pede aid Op B ft Ì Bosfchen en elders. @) Scharf (6) Lichen Lepr. albidus &c. (7) Lichen Leprofus , Verrucis &c Lichen eruftaceus Hups. Argl. 445. Lichenoïdes Verrucofum &c. Dus, Musc, 128. T- 18 £. 9. LE Cruftaceum Arbor teum. Mrcg. Ger. 106. T. (B) Lichen Leprofus rb he Gort. Belg.ll. p. 9% Pl. Suec, ke N. 1059. Lich, punêt. rugof. nigrum. | ef T. 13. £. @) Licom Leprofus Cinereo-virescens &c. B, S#% 938, too. Lichenoides Leprofum. Dirt. Muse. T. ad ks % sjit dd DE M o-s-s E-K. 503 (9) Schurftmos; dat Schurftig is, groenachtig Afchgraauw ‚ met zwarte Knobbeltjes, Anr Hoorn- Op Rotfen „ Steenen en Boomftammén > byna overal, : Lien (zo) Schurftmos, dat pane is en bruin "ies Bloedig. met zwarte Knobbeltjes. be% lc (11) Schurftmos , dat Schurfiig- it en wit “trant. achtig, met Made Belge Knob- brain. beltjes.… —_ ZAL ee Voor« ‘Deeze groeijen in he tiked op verficheide jaars, plaatfen, (12) Schurftmos ‚dat Schurftigis en wit, met _ XII. pi Calcarius, zwarte Knobbeltjes. Kalke , cf. In Oeland en Gothland komt deeze op alle Kalkfteenen en op geen anderen voor. (13) Schurfte (ro) Lichen Leprofus Because tuberc. atris. Gonr. Bes. uts. P/, Suec Il. Ner (xx) Zichen Lepr. albidus 5: suf. Mat. XI Tom. IL pe 234- Ee Leprofam &c, Diur, Musc. T. B. f. 4 Be 55. (rz) Lichen B: candidus &c. FJ, Swee, 937 , Tobr. Lichenoïdes Calcarium Tinftoriam candidam. Dazr. T, a8. f. 3. (123) Zichen Lepr. Tuberc. nigris, albo marginatis. li 4 NH. Daar, XIV. Srum goá BeEscurvy vind van RE Sn 0 Sehurftinos; dat Schuirftig iss piet Zwar- hd 5 Khobbeltjes die wit gerand zyn. Hoorp- Kit „Deeze groeit overal op Rotfen-en Rôts- fteenen , zynde in de omtrek zwart: reren. En 255 (14) Schurftmos; dat Schurftig is en zwart, | en. Airo-al: de wed nd en wit. gemengeld, : dan “(15) Aham dt gs is met hid, Koobe belsjes. te) … Veitofis Win indig, Op de Rotfen der hooge en Dale: __karlie, in Sweeden „komen deeze. voors — wit is, met wine Me ek iii rd | Deezt groeit op de Schors EEn Beukebar men,”zo in ons Land als elders. KV dl Schurftmos, dat Schurfiig is 4 ih. Car 1 en eert graauw, met witachtige bi Knobi beukig. beltjes. Áan de Stammen en Takken set Ken) Lichen pes niger &c. FI. Suseen Ilon N. 1064 — Cs) Lichen ‘Lepr. flavus- &c, Fl Succ. Ho Nos roés {16} en Lepr, albus &e. Zf. Scan, 59 Gons, Bis: Lp. an. Lichen Lepr. cinereus &e. FI, Saec hs” N. 1067 Lichen Geographicus. lt, Scan, 48. Jd # tm Ì ie gard Dre Moss Ee # zog ken , in Schônen , hét Zuidelykfie van Swee: ie den, is deeze waargenofmen., de: an ie Hoorne “(18) Schurftmos; dat wanden isen digtrok. getropt,- met ronde toppen, wit van Kleur. be He „Op de Rotfen, van, ‚Sweeden is deeze, naar” kon. het Kalktspalae, veel zeem waargeno. men, (19), schrfinds 5 nk sgt is én wi ‚5 XIX, niet roode K. nobbeltj. nobbeltjes. ep Bh r Hei “op den hrdhd van dorre zandige Hbidei den PL CIL en Bosfchagien , die cenigermaate vogtigzyn; rig. 7. komt dit aartige Schurfcmos door geheel Eu« topa voor. ‘Men vindt het ook by ons op de Veluwe ; in de Haarlemmer -Hout en elders. Her vertoont zig als kleine roode- Paddettoel- tjes, van grootte als Koriander “Zaad sop een witachtig Korftje zittende , € fömtyds rone der, fomtyds „platter en eenigszits”Schild- vormig’ zyndé. >Ik heb’ de” Afbêëlding van ne een mien ih Pig z Ens | _ Deeze EES ag GP Lichen ers Ramofs teres Fascieultus &c. Mant, 1315 7 C:9) Lichen Lepr. EE tuberculis incarnatis. Sp. Plant. N. 12. Gorr Belg. Il. p. 304. FJ. Sec, 936, Ho68. Lichen Crutt, terreitris Sc. Mic. Gem. too. T. 59 f. ult. Coralloides geeare, Cameum Bafi. Leprofà. Dirr. Musc, 76. T. 14. £. 1. Fungilli incarnati, Cole” miniati, Musco dln. Merz. Pug. T, 6e IL Das. XIV, Srum.. ie) ' IX. Arpser. - es mosfen , die als Schurftige Korften op Hoorp- STUK. Verw: Mos. 506 BrscHmRrvING, VAR Deeze behooren tot de eigentlyke. Schurft- Boomen , Steenen en op den Grond groei jen, en waar onder. veelen niet onaan- zienlyk zyn, door de Verfcheidenheid van Kleuren. Sommigen, zelfs , geeven Verw „af, welke men niet zou vermoeden daar ín te Candela. rius. zyn ; gelyk dat witte Schurftmós, als een Tarterachtige Korft op de Kalkfteenen zit tende , *t welk DrirrLeENius op de toppen der Gebergten in de Weftelyke deelen van Engeland waarnam , en dat de Ingezetenen des Lands hem verhaalden van hun gebruikt te worden om rood te verwen. Zy zeiden bende dat ed beter daar toe ware, dan het hun Kenkerig genaamd, waar ir an ik Nevens zal fpreeken. Hy verbeel- de zig, dat dit het Mos zy, waar van Mat TiN onder den naam van Corkir meldt, zeg: gende, dat het Volk der Wefter- Eilanden van Schotland daaruit een Scharlaken.roode Kleur weet te maaken , door het te droogen en drie Weeken in Pis te zetten. Ik heb de Afbeelding van dit nuttige Schurftmos in Fig: 6; op Plaat CIII, gegeven. H, Schurftige met Schildjes. (20) Schurftmos , dat Korflig is en geel, me „geel Schildjes. Aan . Kaarfig. (20) Lichen Cruftaceus flavus &c, Gonr, Belg. Il 1 305: DE Mos s E KH. 307 Aan oude Muuren en veelerley Boomftam- IX. komt deeze Soort , zo by ons als in andere “Tv, deelen van Europa, voor. De Smalanders Hoorpe mengen het afgefchraapte Mos, gedroogd en fyn gemaakt, in Smeer, om geele Kaarfen te hebben op Hoogtyden: waar van de bynaam. (21) Schurftmos , dat Korffig is en witachtig , xx. met Keohbeliges nps, „» bruin - roode gein. ildjes. skoud Op Rotsfteenen van Ysland rte Gine: die een gebladerde ronde Korst maakt , van de Steenen onaffcheidelyk, in ’t midden met Schild. jes. Dat Schurftmos van DiLLeNius, hier Baar gelykende, hadt de Schildjes geel, klei- ner en gerand. C22) Schurftmos, dat Korffig fs, wit den wit-_XX1L ten groenachtig ‚ met geelachtige Schildjes , en ag die wit gerand zyn. — fteenig. — Aan 305. Fl. Suec, Ìl, N. 1069. Lichen Cruftofum Orbic. & Scutellis flavls. Dir. Musc. 136. T. 18: £ 18 Bysfus farinacea flava. Jt, Oel. zo. Weflgoth. 159. B Car) Lichen Cruft. B dc. Mant. 133. DitL. dlusc. T. 18- £. 18, a, (22) Lichen En ex aas virescens &ec Sp. Plant, N. 14 Lich. Lepr. candidus Scutetl. fuscis. Fl, Suec 942, tozo. Lichen Tinêtorius ruber. Jt. Oel, 29. Welg:ts. 146. ich Tartareum Farinaceum, Dist. Muse, 131, T. 18. £ 12. Micu. Gen. 96. T. 5a.£,6. 1, Daer, XIV. Sruw. s0% Beresenreyvvige van IX. Aan de’ kanten der Bergen en Rotfen groeit '‘deeze Soort in fommige deelen van Sweeden soo overvloedig en dient aldaar tot gebruik , als wy firaks zien zullen. XXII Bain Co) Sthusftmus; dat Korfbi isen sed „Felies met bleeke Schildyes. aen wp de Schors der Boomen komt deeze niet ig alleen in Sweeden en elders , maar ook by ont, menigvuldigivoor. XXIV. Ge) Schurftmos , dat Korflig is en fci 5e „mei awarie dede El de ue Rd, Et: 2 as 1 5 5 En De aroeit met en nevens En devant veXxVs (25) Schurftmos, dat Korflig is en wit, mit ú wd Pompe holle bleeke Schildjes. De Deeze, die men in Vrankryk tot Verwftof gebruikt, groeit op Muuren. | (25) (23) Lichen Craft, albicans. Sp. Plant. N. 15. Gor. Belg. Ilp. 305. Fl. Suec. 924, 1071, Lichen Croft. orbië incanum. Dixr, Musc. 135. T. 38. £. 17- KC Lichen Cruft. albicans &c. Spe Plant. N.. 16 Gort, Belg. uts. Fl, Succ. Lich. Cruft. & Leprofi Dir. 134 T. 18 (25) Lichen Craft. albus „ Peltis concavis Te Mant. x32e Lichenoides Leprofum Tinftorium dc, Dir. 13% T. 18. É, zo, Parelle d'Auvergne, Tovanr. Z. Le re ed D EM o's sten. Sog (26) Schurftmos, daf Korftig at j me Ee ) Di. 5 mige ee eg Blaadjes, dsleb das Bink …Deeze. groeit by Upfals » op pen aidan Ne Bergtop , tusfchen het. Kafteel en,’ Konings: pt Bofch. Te aliens Dit voemt-men. eigentlyk Korstmasfen, alzo. zn zy zig alscenkele Korftjes vertoonen, die, diks _Rooder wils niet” geheel kunnen afgefcheiden worden daar vane van de Steenen; of van de dae hebben meestal zekere ronde ind: min holzynsven. „dusnaar ren pr red jes gelyken ;fomwylen vlakals Schildjes. Men vindt ’er ook onder, die tot Verwftef gebruikt worden sgelykde Wynfteenige van LINNaus, welke tot-onderlingen Koophandel gelegenheid geeft in Sweeden. Die van Westgothland rein zen naar Boras N in % paid des, Lands, al- waar aan de À ens ins zonderheid,naar- den: kant: van Hisfingen, een menigte vän dat Mos groeit , ’t welk by, vog» tig Weder; of na een Regeny,afgekrabt, ge-… … … « droogd ‚ gemalen, en dan. in’ Watersomge- … — …* roerd wordt, vervolgens, van de. Aarde en ich d in een Pot gedaan zynde laat men het eraf vyf Waeken in Pis {taan Dus-komt er een Verwftof van, en 1 ‚5 | die 6) Lichen Craft. Fol. Subel, Árfatis. Sp. Plant, N KR Fl; Suteo. WN. 1o7ze IL Daz XIV. STUR so BESCHRYVING: VAR die onder-den naam van Byttelet naar Oeland - en andere deelen van Sweeden vervoerd wordt; rea ‚ gelykende naar een zwartachtige Äarde met Schorfi Foode Vlakken 3 5 die men te gebruike , om Ms \ rood te verwen, met Water en wat Pis „kookt, akife Van“ “dergelyke natuur is de Parelle v van Aus ren vergue ‘of Lamd-Orftille der Franfchen , welke „ier esb gen Steentotfen i indice Provincie van Vrankryk op dergelyke manier vergaderd wordt en met Kalk en Pis toebereid., ‘Hedendaags is dezelve aldaar în meèr gebruik dan-de Orfeille van de Kanarifche Eilanden, Dit Schurftmos, doot 5 eee ede -Oogen gelykend Lichenoie en Mubréi: 5 doch He U hiet ve dekens dl het overal van dien aart zy : dewyl de klei rende hoedanigheid buiten twyfel afhangt van de natuur der mens daar het op sean wordt, 3 Engelfche.” Die van seen in Engslarië omi een Pete rôode Verwftof vafr een andere”Soort van deer ten Rang, doof Dir LeNiùs befchreevens ‘onder den naam van Groot Korfdig en Schurfi8 Lichenoides met geele Plaatjes, die ZitwerkleùriB gefand zyn?“ Ikheb de Afbeelding” van dit faare Schurftmos, zynde door LiNN&US niet aangehaald, welk men Zerzijverd zau Kupe nen noemen, in Fie. 8, op Praar Clil,-me de e: ar Es OR Sean k TER Ad on h oe ven, „groeit ook, EE EE ENNE EE Eee NE pz Moss mk Sit degedeeld. De Grond van dit Mos een taa- melyk dikke rimpelige Korft, zegt hy, is met den rand der Schotteltjes eenkleurig. Het is aan Steenrotfen en Gebergten , op. verfcheide Nien plaatfen in Engeland, door gezegden Autheur %s- waargenomen ‚…die- aanmerkt ‚dat men het verkeerdelyk. voor eene Verfcheidenheid van het Kreeftsoogachtige heeft gehouden, Ten opzigt van deeze Korstige Schurft. mosfen , komt nog vêrder in damerking de EEK wonderbaare Voorzienigheid van den Schep- —_ per, die zodanige verachtelyke -Gewasfen , buitendien , tot eene. byzondere nuttigheid heeft gefchapen. Zy bekleeden, naamelyk , de kaale Bergen „ niet alleen , om dezelven beklimbaar te maaken voor Menfchen en Ge- dierte ; de Boomen, om, Voedzel en verfchuie ling, te verfchaffen a aan. veelerley Infekten en Normen , die wederom een lekker Aas zyn voor % Gevogelte ; maar wel inzonderheid de naakte Rotfen, zo dra dezelven door de Zee bloot gelaten zyn , om den Grondflag te leg- gen van de Aarde ,die vervolgens dienen moet tot de groeijing. van allerley Ei HL ‘Schubbige. (er) Schurfemos «da? Schubbig iss met xxvn. B laä Lichen ge sd „8u ver Lichen imbricatus, Foliolis obfolete muttifidis &c. Sp. Plant. N. 18. Fl Satc; 945, 1074. Lich, Fol. plan's gaa "Wen IL, Daas. XIV. Srum. sia BESCHRYVING VAR LS veer vBlaadjes, die faaur, ha. en de ar A Bep witachtig. Bid e 10 et vohiges. uit den rosfen. brain... Ei al BE Deez CZE, Wit inter - Mosft in Swéeden getyteld, | Ro gfaäts otfen , daar-zy vast aan’ kleeft, zyndé gehe sPSnceuwwit” Door; van het asid: detpune ‘den Omcrek toë, allengs staa dwynen, > is zyi in de eerfte opflag k Kenbaat. sad pe} 25Vn (28): soie se Schubbig, pd & a . soma verronsSchildjes; Kaflanjes pruim. on et nrjes-die uitgehoekt- ruuw. en: gatig zyn de ps ale isin Kk: of en Kan wenk t vl a: p_ Do ods hoo ' den gro jen. aas d:d hae” kend Sal sneg bekomt Rake Óudtyds bekend in"de’ Apotheëken,! 0 hels Zy, van onzen Ridder, daar toé b kep. “Tot Verwmos is” her, Ji: de Zu deelet van Sweeden; if  Gebuik,” 5 roi í aikel Bi pe et: 093 mi: Ser Bl Zeer: di Ee Ee vfe, Ze Lich. sobre tus viridans &c. Drirr. Musc. 180. To 24. Ff. 75 (23) Lichen imbr. Fol finds AEL Sp. Plant: N. 19 Gort. Belg. 11; p. 305. B Stec, 946. 1075 Mat, Med, Zoi Lichen ‘Fok plan.“ acute tacinïatis: &c. R. Dgib. 507- “Lichen * Tintorius. 4. don’ 40ge Lich. opere phry- gio. VaiLL. ee, ke 5 A6 Aa A Lichenoides vulgatisfinum. Dier, Muse, 183. ° jd Massoniandier hie Rr. Monts $ rd ette Ar nurd Vik. Apes ts! gi wy ai wat Ke À Li n’E ‚M Oek 6E Wo’ 513 (29) Schurfimos, dat-Schubbig is „met Blaad- „5 jes die veeldeelig , glad, fromp-en grys zjn 3 Arai, met, verspreide witpuilende Stippen, Hoest Aan Rotfen, en Boomen. groeit dit Schurfc- BXIK Mos in ons Wereldsdeel » inzonderheid in En=- Omghatos } geland, alwaar het de Verwítof uitmaakt, die Amvet het Volk van Wales Kenkerig noemt. Mr ae e ï CHEL IUSgeeft 'er den naamaan van Lóngèn- A Be Verw - Mos, met, de. Bladen fraay en-fyn vere deeld , van onderen zwartachtig en krullig, van boven paarfch en gatig, de Bloembakjes van de zelfde Kleur. Zie de Afbeelding van hetzelve in Fig. 9, op Praar ClIL In Sweer den en elders wordt’er geel mede geverwd, {3o) Schurftmos ‚ dat Schubbig is, mes Blaad- xxx. jn de gebreid, glarig pn en Loo- Gis Op veele plaatfen komt deeze, aan de Baft van Boomen , Muuren en Steenen, zo in on- ze Provinciën; als elders yoor.. zasfst) Pilofis purpureis. Dier. Musc. 185. T. 24 É. 89. Lich, Palmonar. Tin&orius &c. Micu, Ger oo. T. 49.£. 2. Go} Zichen imbr. Foliolis Lobatis &c Sp. Plant. N, U, Gorr. Belg. IT. pe 305. R. Zugdb. sir. FL Suec Varir. For. T. zo. £, 8. Lichenoides Olivaceum, Diss Huse, T. za. £. Kk U, Denz, XIV. Srem q\ $14 BescûrHrVviNG van 1 (31) Scharftmos, dat Schubbig is, met Blaad- | er, jes-die Liniaal, gegaffld, platachrig fpits ng err Zwartachtig zyns de Schildjes zwart. ereen Overvloedig' valt deeze op Rotfen te Fah- Fätlsnen- Jun in Sweeden, alwaar zeer wenig Boon: en Fahians-Steen - amen Zyn 4 NXT, (32) Schurftmos PN dat schil i is, met ge Heli >> n%inger de, vangekidende ; zwarde Blaadjes, ‘ Voûrnaamelyk op. een, Eilandje i in de Oost zee „ aan de Sweedfche Kuft , groeit di pine dat de Schildjes holrond grats D aan den rand ftor Nn gekarteld heeft. XXX (33) Schurftmos, 4 a dee "+ den gekwabd „geknot ; gekarteld, zwart groen ; de Schildjes van de ris kleur. In Engeland ‘komt deeze Burt op belot- merde Steenige plaatfen en aan de vern Muuren voort, « Go Go Lichen imbr. Foliolis hosten &c. Sp. Plant: N. 23. F/. Succ. 1040 , tarda Dingen, ats Dii Muse. 188. Tag. f. 31e 32) Lichen irbr. Fol palmatis ge se. Praut, Noy 5 inst „949 » 1079. | id Fol, Lob. (rin erenutais Ae Hess zak 447. N. 26. Lichenoides Gelatinofum atroevind erisp. & rmgofam. Duur dinse, ng. T. ig. fe 23e Dn È M ‘0 î sE N 7 Sig (9%) Schurfemos , daf Schuldigis’, Tandig ‘kanthaairig ‚de “Schildjes grooser dan het Ar Blad. Hibbep- STUK. — - In de Zuidely ke deelen, van Europa, zegt XKXIV. LinNEUs ‚ groeit deeze, die ook in Enge- Critamss” land is ‚gevonden. Zy is groenachtig , worr. dende door ouderdom „Loodkleurig. (35) Schurftmos , dat Schubbig is, met -de- XXXV, gekruid Goudgeel, en de Selen, ari de: elfde Kleur. vins en Zeer: gemeen is dit Schurfemos : aan oude Boomen, als ook aan Muuren, Planken, Paa- len en Steenen ‚ zo in ons Land: als in Swee- den en elders,,komende Afchgraauw „ groen achtig of geel voor, ’t welk te verwonderen is, op een zelfde Boom en plaats. Dikwils fpeelt 'er een: mengeling in; van die drie Kleu- « - ten, én zelden «ontbreekt het geel ; dat nu … hooger is dan bleeker , fomtyds Goudgeel. TournNnerFoRT merkt aan, dat het de twee- « Lichen zy der Ouden, ser (36) 160 Lichen: imbra. oase pe Sp. Plant. Ns 3 Lich. Gelatinofum Fol, imbric. & eriftatis. Dirr. 149 . 19. heer imbr. Fol. crispis fulvis &e. Sp. Plant N. 25- Gort. Belg. 11. p. 306. FJ, Suec, Il. N. z088. Lichen wilg. Gnuofum , Fol. "& Seutell. luteis. Drars p. 130. T. Me feb, ‘Musc. Crufts modo’ Arb. adnascens. C. B, Pin, 261. Lichen. Diosc, & Plini feeundus &c. Tounues * P: 548, Kka IL Dese XIV. Srum. sio. BEsSCHRYVING VAN me (36) Schurftmos „ dat Schubbig is ‚met de ee od Slippen lomp, een weinig opgeblazen. — HeorfDe Ren, Aan de Stammen der Berkeboomen komt XXXVT, Lichen deezein’t byzorder voor, en-is op dezelven rhis en; zo gemeen in Sweeden , dat men naauwlyks Bast zonder dit Mos vindt, ’t welk in ons Land ook daar op groeit; zo wel als elders fa Steee nen en Rotfen. ON €27) Schurftmos, dat schubbie: is, met de Gefternd. Blaadjes langwerpig , gefmipperd , fmal en es dè Galfer donker bbe, DIE, niet minder” op de hinne zo hier «als. elders gemeen , behoort, gelyk & voorigen , tot de fyn verdeelde Schurft fen, get Mos _De laat{ten ‚ naamelyk, van deeze Schabe genaamd, bige-Schurftmosfen , hebben het Loof, dit uit op elkander en Blaadjes beftaat, p (36) Lichen se. Laeiniis obtufis fub-inflatis- sp. _ Plant, N. 26. Görr. Belg. 11 p. 306; Lichen Foliacens See. Fl, Sec. g51, 1o8r. Lichen Saxeus. Ze, Sram 9% Lichen Pulmonarius. Micm. Gez. gr. T. so f ed Lichenoides Ceratophyll, Drer. r5a. T. 20. f. 49e #37) Lichen imbr. Fol. oblongis &c. plet Gort. Belg. uts. R. Zagdb. gro. FL Succ, Lichen £ mon. vuigarisf. Mien. Gen. gr. T. 43. £. 2; Lichen. d ger. Segm. arg. fleliatis , Scutell. nigris. Duse Me 176. T. 24e fe 70, DR M os" RED. sry fyner verdeeld, dan de andêren, Veelen 2yö zeer gemeen op allerley Bóomen , Paaten , WITE len, Steenen. Wart het Mos Utmea betreft; Hooïbe_ gaat ‘het niét zeker, welke Soort: ‘men eigent Shire lyk daar door te verftaan hebbe,en „zo dit demos, Geneezende kragt, tegen de Vallende Ziekte; van de Doódshoofden ontleené ; ‘is het te den= ken dat allerley Mos, daar “op groeijende „ van die zelfde eigenfchap’zy, Ten-minfte zou men dat Mos , op alle Rotsfteenen in Sweeden groeijende , daar mede nict ‘behooren te ver- Warren ; ’t welk het Landvolk gebruike wordt om een bruin paar= fche Kleur teverwen. Het Steen“Mos, afge: fchraapt „ leggên. zy Laagswyze tusfchen het Garen of Wol ;en kookenshet ‘dan met Water en Loog „om eene vafte Kleur te hebben. De Boeren weeten zelf, dat zy bet op de: Rots: fteenen , niet op de Kalkfteenén maêten zoe: ken. Dus is het niet waarfchynlyk, dat die de regte Usneâ zy; maar wel het Navelachtige; * welk Lannees met dien naam. beftempelt, hoewel-hy: ’er: het ono. pe vmagenn voor a houden hadt, voo vn Het: Navelachtigë ‘of Gemwvelde even. mos maakt; als--gemield-is „>een; vermaard sos, °C Verwftof in Groot Brittannie uit. De Schotten 4 Cui, gebruiken-het onder densnaam-van Cork of De Arce, om paarfch of rood te verwen. De bereiding is, dat men het fyn wryve en met ve k 3 Be as, K U, Deze XIV. Srum. HB BRSCHRYY DN Ga VoAN IX Pis tot een”Deeg. maake: „Het «arme, Volk in AEK £ Derbyshire „ daarzook- dit Mos veel aan de, Hoor Rotfen groeit; gaan - er. evencens. mede te En Bin die,wan.-Wales ‚daar het, Konkerig IN 5 wxheets ist insgelyks in-gemeen gebruik. De Kleur is zeer donker of bruinrood ‚doch zou de waarfchyalykwel verbeterd kunnen wors den. Het Eiland- Aland, dat: meeftendeels uiteen rooden:Spaathigen. Rotsfleen beftaat.» is-aan den: Zeekant byna geheel begroeid ‚met zulk Mos, waarimede z!door:het enkel-in Wae ter te kooken shet Vrouwvolk aldaar het Wole le Goed geel verwtiprdoendes’er , als zy de Kleur wat/hooger willenchebben-, een weinig 5 er Eler beans gogenaamd; > ze nf ‘hurftmos ma, en:‚zo LIN KUS Serle EG oëlilandens: een. dergelyk gebruik; en hy’ voegt '’er by „dat het by-t Landvolk in ‘Sweeden: den. gemeenzaam Mide del tegen"dér Geelzugt zy: -HeLwiNe ver zekert;-dat-dit-Mos-Papier'en Linnen meteen levendige Vleefchkleur verwe; welke zelfs ber ftendig is-tegen’dé Zoûnefchiyn : máat- Dit LENIUS zou het vrugteloos beproefd ‘hebt eben.!-DapsMos:p% ‘welk den‘-bynûam (van ……Helsch voert; >en vaan Sweeden byzonder €l + gem-zoude zyris „heeft, volges orizen Rid- B de eigenfchap van eene edoan 8 er. te verfchafen. tl adh Sad ë se He oe k Fed LEES E‚‚M o,s 3 E‚n. s sip Fo miet oi ledeng Spfin fi Li + à jg Ebi fi | +69 Schirfimoo, da Badr iet d , rappig » kanthaairig; # PETE KKXVI NL vene en ‘Goudgeele Sch ildjes sf tr og ard der oss” en zodanige op de Rotfén aan de Goede Hope. Men vat de rêden ligt lijk van “brai den bynaam, EEN ‚Volgens. wylen den Heer Korn, Geer Volgens: 7 Handfhrikt van Beers sns ie deeze Sooft” doorfchynende en eh Slanzige Vlakke Schildjes. pe ET nei BIE oztylsbius eb if Bik N ha Suês. 952, 1o8g. ‘Lichen ‘ol es Lega. 50og. Lich cin. Arbo- We Varier. ite 115. B zò E 4. Licienoides Hip, 2 et rigidius. Drtr. 150 T. 200, 35. * é IL Deer. XIV, STUK. go DBEsCHREVENG: VAR A Dit komt by ons; zo weldls in Sweedett FD. IV. en andere deelen van Europa, aan veele Boos grom © men voors Het heeft de Bladen één of twee Duimen jang én ftekelig tüg ; s ee: Afchgraauw. XLI (41) Schurftmos pj dat Bladerig is ‚ opfhygend Ni _ gefnipper zn met verhevene kanthadirige Velda vanden. Ô Higszo, Dit, dat van zyn gebruik, Si een Deddb: eudmiddel: op. Ysland den naam heeft , groeit in, zeer dorre drooge Bòsfchen * van Pynboo: men ‚ der Noordelyke deelen wan ons Wee teldsdeel, overvloedig. ‘Elders, gêlyk in Rus- land, vindt men hee op Gebergten, by Dant- zig op „Mosachtige Heuvels, zo BREYN aan: merkt. In Thuringen valt het veel, doch in de Zuidelyke deelen van Europa weinig. In Eùgeland is het zeldzaam. „Het zoude op den ‚Weg van ‘Leiden naar Voorfchoaten , aan een oude Schucting, door MerxaureH gevon den (4) Lichen’ Fol. adfvendens barts & Sp, Plank Plants N. zó. Gort. Belg.ll. p. oz. Oso. Dan. 155. Fl Sue. pes 1085. Mat. Med. 493. Lichér. Fol, oblong. lacinùt® &c R. Lugdb. sog. Hart Helv. #5: Lièhenoides gi Ee Ervagii ‘folia referens. Dirt. 209. T. 28. f. zr sCU Istan dicus purgans. Borm. Af. Hafn, 1674 ® 26. 8, ‚Drur. £ ri ye Coralloides tenuisf, nigricans. Dire, 103 T. „gef É. 3 CAB ES M'o sSENR! son den Zyn. Dirveniuús vergelyke het Loof, IX by de Bladen van den Kruisdiftet, “De Kleur Aaen : ís aan de eene zyde wit , aan de andere’ groene, Hoorne achtig door BREYN waargêsomenp Pdach’het valt dikwils bruin. “Ik heb deAfbeelding van — een Blad van dit Yslandfche mer 5 ia Pig. 10 ; medegedeeld. (42) Sehurfimoss: dat Biaderig. is sels XLI. gefnipperd, ne > glad, din, wits Stir ra erp even ande. oon ved y en | BEE voor , ’ % welk wit en dn is, en de gedaante van gekrulde Endivie heeft. Het is ook in de Duinen by Hillegom gevonden, zo de „Hoogleeraar DE ss SEEN, dante, kent, ROAS SIE rv at É 48) gehitfirnos, “dat Brier is Ives XLI. ofomp en glad; van eme van or Edmona kf 3 srt 1399 8 EE L En dors A Se Da EE eef (42) Lichen Fol. adtend. laciniatas” en & 5 lant. N. 3e. Goet. En 307. Oep. „Dan. „227: Fr, Bueci 1086: FK Lapp. N. 446. T. rr ft. Lichenóides Iacunofum cand, giabrum, End, crispze facie. DiLt.162e T. a1. É, 56. (43) Lichen Fot, Laciniatus obtufús glaber &c. Sp; Plant, N-. 3tedäonr. Belg. IL. pe ats Bl Swec, Lapps R. dad 50g: „Lichen, Pulmon. reticulatum vulgare ; Kk 5 Jo so MATE EL. Dante XIV, Srume Ek! sar BE SCHR YVING, VAN Oes bekend, is. deeze „onder. den naam van kruid of-Lsongen - Mos „ by-de - oude mols Kruidkundigen. ‚en Artfen, geweest. Hetzelve STUK: “ en groeit overvloedig in. Bosfchen op, de Boom- rammen „ inzonderheid van Beuken „ als ook gan. vogtige Wallen en Dykjes op. veele plaats fen in ons Land en elders. ‚In, Engeland komt het meeft op Eiken voor; zo DiLLE- H, ee N TUS aântekent "doch hetoverkiest , zo ‘ik NN Ës 4 waargenomen heb „ veelalveengtadte Schors. ““Dus zit het aan dunne jonge’ Boomenrdikwils als „geheele Kwasten » vallende het Loof wel een bk kie byna een Sie le, De ete DC AE Jar Î Le Ed ante ; en Oeg el je wbehelf of ook wel afin naar de Groeiplaats. De Kleur is witachtig Afchgraauw of uit den geelen ; dikwils, „Inet eenige Nlakjes ; die, het en nog meer naan „een Long doen gelyken;en aan ‚ den rand heeft met veele Schitdjes. ‚welke , “waùheer zy aan de Schors raaken , daar op vast groeijen , zo LINNAUS aanmerkt. _ Ván duds is dit Mos zeer Befoemd t tegen âl- lr Borskwaslen. 39 Men She ‘hets. zegt iets lost geo HAA mwdsie hens mij Das peltiferis. Diuuis Msc, 212, To kon bias Mos Cu Bs Pin. 361. “iehen! Arboreus Puin. rn daj: 54g. “Pülmonarië: Dop. deb, &e, Pp ri ee ja aur. VIK aaell Âf penn Dar My ouse Bsms 1 sage > CASALPINUSstotde- Gebreken. derLone, … 1X.7 =d de 1, een drooge Hoeft En moeijelykerAdemhaa-. rn A „ling. De Beeften - Dokters: gebruiken: het „Lie Hoorp= ‚„ Poeijer met Zout, tegen het Kuchen en de Schurft n voe-mos) » ‘Aamborftigbeid van het Vee: Anidere mos) „gen ’er bj’, ‘dat het de Wonder, ikbnder. Eend. » heid die verfch zyù, van de Long famen- »,lymt en dienftig zy tegen den Vloed der XLVII. 047) Sehtúrfemos ; ‚ dat Bladerig is, zen zo rinae — \S Baande „ Jamengedriskt en’ Takkig ; Meelig. Meelige id rättèn aan dd pand. | (48) 5) Lichen Fol. iintjasenne &e. Sp. Plant. N. 33e __Eich--Fol, facinjatis, R Lugdb, 509. Lich. Tinâorium glabrum. vefi culofam.. Dire Muse, 188. T. 24- £. 32. ar Si Fol, Linearis Ramofus,_ dies fabcitiatus, Peltis fubpedunculatis radiatis. Sp, Plant. N. 34. 47) Lichen Rol, eraftus. compresfus. Ramofus &c. ais Plant, ke 35, Goar, Belg. Ile pe 302 EL Sue, Sms had pf Be Mos sey sag (48) Schurftmos ‚dat Bladerig is, regtop Te flaande Liniaal » Takkig FN Gig, » verhe= Apts k zenrond gelpist. _ « â Foor (49) Schurftmos , dat Bladerig. is, vegrop- SEVUE fRaande , langwerpig ‚ Lancetvormig , RR za … gefripperd,,Gatig , glad; met de Schildjes lg. : … &enigermaate gefteeld, Ane enn Esfchene boomige Deeze drie groeijen op Boomen, en de laatfte inzonderheid op de Esfchen, in ons Wereldsdeel ; hoewel men de eerfte ook by ons aan Schüttingen ‚ Hekken , Paalen , en auder Houtwerk, aantreft, Deeze i is van bui- ten gantích Poeijerig , als met Meel beftrooid 5 de tweede, die veel op Appelboomen gevon- den wordt, heeft gekelkte Schildjes aan de enden der Bladen, en by de derde zitten zy, veelal een weinig gefteeld, aan derzelver Op- pervlakte, Deeze laatfte gelyke naar het Lon- gekruid veel, (so) Schurft- Cinerens anguftior &c. Varrr. Par. 115. T. zo, f. 14, 35, 13 Lichen, Segment. anguft. Dire Muse, 172. T. 23. f. 63. (48) Zichen Fol. ereft. Linearis &c. Sp. Plant. N. 36. Gorr- Belg. 1. p. 308. Fl. Suec. Varrr. T. 20. É. 6, Dire. ws. f. 62. Musco- Fungus Arboreus. Mor. T. 7. £ 5e (49) Lichen Fol. ereft. oblongus &c, Sp. Pant. N. 37. Gorr. Belg. ats. R. Zugdh. 50g. Tovrnr. Zaft. T, 325. €A* B. Decr. T. 22. f. 59. Mor. T. 7. £. 14 6, Dern XIV. Srux 6 BfstûârvviNe” Gan |) ld 50)" Sehiurftinos „dat Bladerig is, Dyna regt. Ivor “toplaûndes efen, eehigermaate Wollie en Hoor Takkig ; mes LancedWörmiige Slippens. mii”, pis Deeze wordt door LN N& úsbefchreeven, mis als het Loöf hebbende eén Spandahg, welk Paak uit verfcheide Bladên bêftait:, die: witachtig Schig- Zyn, naar het Esfchen Mos Belykende, maar eer zagter en Lancetvormig ‚niet Wollig, met fmaller-Slippen in de zelfde Vlakte: de Schild. jes niet alleen op de zyden, maar menig vuldi ger aap den rand verfpreid , bréeder , kp N nau, „getteeld „ Achja „met , mn te iten rand, gee A E Fk van Ee CMOS ‚ne -Ruy gelskende s waar van Ey Pand bd dee gewoone Óvel der Verwerén gevonden, hadt. By J. Bav- HINUS komt ’er een goede Afbeelding var voors naar een Exemplaar van ’t Eiland Can” dia hem bezorgd , als ook by ImPERATI, onder-den naam van Wettig Vorp= Zee -RüyÒ In de'beïde Indiën groëft zulk Gewas, zo Dir. LENJUS aanmerkt , zynde zelfs by Bon Tiús 50) Lichen: ‘Fol. erefilosculas &ce Sp. Plent, N. 38 dant. 507 Lichen, -Fuciforme Tinftorium Ke. Duers6S. | T. aar £ 61. Fucus Verrucofus tinftorius Roceells, CB Pin. 365 J.>B. Hit. II. p. zoz. Algat Corr Ger divifurâ. C, B. Pi Me 364. dd % nd, P 239: % ie We nge 1% ap se nek de HE ve) Miro s-s:B Na san afgebeeld‘onder de’ Javaanfe Plänten (*). On- re; der de uitgezogte” Soorten. van.Orcel of Or- PLE _feille , daar-ik vervolgens “van fpreeken- zal, Hoorp= heb ik zeer breedbladig en dus grootelyks naar S"0*- * Zee-Ruy gelykende, doch’ welke ik'flegts mos. voor ‘eene Verfcheidenheid houde; dewyl het. Takkige op den zelfden Wortel of enen een 4 51) Schurftmos, > dat. Biaderig ii ars A -aphaande. Gatig; van, onderen Wal lig mi skien Eeen, _Dit zeer Bladertakkig, Mos, s groeit de et aan de Wilge, Esfche en ândere Boomen p doch voornaamelyk aan den, Sleedoorn , waar ván het den bynaam heeft, Het gelykt veel naar Hertshoornen en -is zagt, van A ehanesd, ' LES netsië » ‚vol © Onder den gi ‘van Corti maar dal ies: Planta Jävanis Simber Mangianam, ‘Mâldijis vero Tande Roufa. Hift. Nat, & Med. Libr. VL. Cap::33. Maar hoe de befchryving, welke ‘er Bonrius van geeft , met dit Dir Lenus, begr ik geenszins, Bladen , immers, van il e Ki 8 En id Rays * welk ik van Japan ontvangen heb, bevoorens overeen. ME Zieke Fol. ereêtiusc, Lacunofus &c. Sp. Plant, N. 39. Gort Belg. IL, p. 308. Lich, cinereus Cornua Dame referens. Tourns. Zaff. 54g. Boern. Zugdh, Jp, 27: 23, 24. Lich. cornutnm Bronchiale &c-Dirz. Misc. 160. T. ar f, 54, 55e VAiLn. Par. Te 20. f. zo {08 BESCaHRYVING- VAN ix. vol Gaatjes. „Het groeit van één tot twee Amen en drie Duimen hoog: en“is-fomtyds witter, Hoorp- fomtyds Afchgraauw ; en ook wel groenachtig er gevonden, mas. ss Diet Schurftmos, haetsel niet inlands in „Egypte, heeft nogthans in de Broodbakkee ss ry aldaar eenvaanmerkelyk- gebruik , zegt 2 ForskAOoHL(*), Men brouwt in dat » Land geen Bier , op de Europifche wyze, » en heeft ’ef daarom ook geen Geft. In s‚ plaats van dien gebruikt men Zuurdeeg , 3 met byvoeging van eenig Kruid , ’* welk s ik, toen het‘my getoond werdt, aanftonds 2 voor deeze Lichen keide. Zy. noemen * »s zonder », naar Alexandria, van waar men het in Kai. 2» TO, Rofette en andere plaatfen vertiert. Met ‚> Water, dat twee Uuren op.een Handvol van », zulk Schurftmos geftaan beeft , wordt het » Deeg beflagen 4 ’t welk ‘er een byzonderen s, Smaak aan geeft, dien de Turken bemirie „> nen. ‘Het Zemelig Schurftmos is ook s» in gebruik , maar wordt zo. veel niet aan- s gebragt.” | B (52) Schurfte C°) Plor, ZEgypt, Arab, p. 193e En nyrO 7 Me ÔsstS RIN 830 (52) Schurfemos „dat Bladerig is, \gefnip. 1x. perd, gekruld ‚ Goudgeel mes: Ati ArDEaLs rige Schildjes. ed Aan de Geneverboomen groeit pn Soort ZE _ inzonderheid- in Sweeden „die veel gelykt Suniperie, naar het by ons-zeer gemeene Muùrige Schurft: Genevern mos, voorheen befchreeven ‚ byna alleen door boomig. Bladerigheid- verfchillende; Re dat a tot de Schubpagen behoort. ziksite tet 6 Schurftmos ‚ dat bleek zie engen, „LH peld is , aan den rand gegolfd. a Baer, per hk 51) Schurftmos » dat ini is, met een ‚Pati LIV, jerigen geelen rau = & (55) Schurftmos , duf pri is, platachtig gekowvabd , glad; met een gekruide. Meelie ag Gracan. gen rand’ 65) (52) Lichen Foliaceus laciniatus crispus &c. Sp. Plant. N. 40. Gorr. Belg. Il. p 368. FL. Suec. 967 , 1693 Lichen fulvus fin. Deedaleis laciniatus. R. Zugdb. sio, Lichenoi- des vulg: een: ‘Fol. & Scutell men “Dane dus, 180. ,Te 24: É (53) Lichen pallide viridis rol &c. Sp. PLN. 41. R. Lugdb. 510. Lich. Caperatum &c, Dire. 193. T. 25. f. 97: Mor. S.15. T.7.f. 1 (54) Lichex Fol. margine pulvereo flavo. Mant. 310. (55) Zichen Fol. depresfus Lobatus &c. Sp. Plant, N. 42. Gorr. Belg. Il, p. 309. Fl. Succ 966, rog4: Oad. Dan, 598. Lich. Endivie foliis crispis &c Ditre 192. Te 25e £. 96. Mor. S. 15. en Ke <30 BESCHRYVING vAN Lt Rn (56) Schurftmos , dat Bladerig is en Lillig 5 JERS. met gebondelde Tolachtige kuobbeltjes, grooter dan het Loof. Bae: De eerfte van deeze vier, naar de gedaante taris. gebynaamd-, komt by ons veel aan Boomen, geren” Plankeu en Steenen voor ; de tweede is in Ooftindie door Koenre gevonden; de der- ge op de Duinen te Katwyk- door MeeR BURCH; de vierde door DiLLENIiUs ia Ergelind en in in vers door den jongen Heer Linneus, Deeze Bladerige Sehurfemsosfen zyn, gelyk tE hebben, ook van een. aanmerkelyke —nuttigheid. Verfcheide _ftof, gelyk het indien en van het Gefre- — verboomige meldt onze Ridder, dat de Goth- landers 'er de Wolle geel mede verwen. Ook merken de Boeren hetzelve als een Genees- middel tegen de Geelzugt aan. Het-algemee- ne gebruik van het Longekruid tot Borftkwaa- len is Wereldkundig. Het Ysland/che Mos heeft eene zonderlinge eigenfchap. By het Landvolk , op Ysland, is ‘t‚ volgens Boze RICHIUS, de gewoonte, in ’t vroege Voors jaar hetzelve tot een Purgeermiddel in te ne@- men; (56) Lichen Fol, Gelatinofus &c. Mant. 133, Lich. Gee palmatum, Tuberculis conglomeratis, Dikke 141. T. 19. £ 37 RR hb er Mossen sq men; maar în de Zomer, zegt hy ‚maaken zy An ‘er ‚ gedroogd en tot poeijer gewreeven, een Ive Bry van, die zeer voedzaam is. Ondertus-,Hoor?- fchen is ’t zeker , dat hetzelve, aldaar Rot 8 Sten zen. of Klippen- Gras genaamd, tot een: alge- *%% meen Voedzel der Ingezetenen ftrekt. - Het wordt ’er Jaârlyks ingezameld en, gedroogd zynde, in Tonnen gepakt, om door het ge- heele Eiland te verzenden. Men gebruikt het of gehakt of fyn gemalen, in Melk of Water gekookt, of bakt ‘er zelfs Brood van; met by- voeging van eenig ander Meel. Het maake een zeer gezonde Spyze uit, die voedzaam en tevens ligt verteerbaar is, ja ook in Borftkwaa- len dienftig (*) ; gelyk Linneus zegt, dat, in Sweeden, die Teeringachtig zyn, door des- zelfs gebruik zig het Leven lang kunnen rek-… ken. Men gebruikt, op Ysland, ook andere Soorten van Schurftmos, op de zelfde wyze. Van de zonderlinge hoedanigheden der S/e- doornige en Zemelige gaf ik hier voor berigt. V. Lederachtige. (57) Schurftmos, dat Lederig is, Kruipend , zen gekw meineed mei zer grote hal Kb aj 5 _gelronde Schi Waterig. (*) Orars. und vra” eme durch Island, Koppenh, en Leipzig. 1774. 1 Th. p. 8 657) Lichen Coriaceus es lobatus &c. Sp, Plant. N. «3 Fl. Suec. II. N. 1095e Lichenoides Scutellis amplis. Dur, Musc. 150, T. zo. f 44? &T. 82 IL. Daar. XIV. Stuk: 5 BESCHRYVING vaN ÙE Dit is het eenigfte Schurftmos-, dat. men ee tot nog toe onder Water. groeijende gevon- mi id den heeft , waar van,de bynaam. Dergelyk n msi. hadt DrrLeNitus uit Noord „Amerika beko- men 3-zelfs- met Haairtjes.aan den rand der Schildjes,, die hy opgemerkt heeft, dat ’er af gingen door den Ouderdom, en dat derhalve twee Amerikaanfche, door hem als byzondere Soorten-vafgebeeld ,… de zelfden waren (*) Deeze „echter „ groeiden. aldaar. aan -Eike- boomen, en. dus niet onder. Water, gelyk dit Sweedfche: zodat het een andere Soort zal ali LVII. _ (58) Schurfemos, ‚ dat Lederig is, kruipend 4 mms sd; met MT den rand van Dee: eenn Tt agteren. Agterorer spk (59) Schurftmos , dat Lederig is, kruipend onofus. Eyrond vlak; van onderen geaderd en ruig Geaderd, met horizontaale rand - Schildjes, (60) (@) Fig. 42 & 44 op Tab. 20: Zie zyne Append. pe 544. Hs 82. f. 3e - (58) Zichen Cor. repens lobatus &c. Sp. Plant. N. 44 Fl. Suec, Il. N. 1096. Lich. Palmonarius major f. minor ex obfcuro cinereus &c. Micm. Gen. 86. T. 44. f. Io wg Lich. fuscum , Pelt. pofter. ferrugineis, Dist. 206, T. 283 f. 105. (59) Liehen Cor. repens ovatus planus &c. Sp. Plante N. 45. FL Swec. 964, 1097 Lich parvum virescges Daz. 208, Te 28, fv 109. wind astte: je OE NN EEEN K kie aai TEE e RT re a EE En D RoiM ores Rem son €60) Schurftmhos ‚dat Lederig is, kruipend, gj gekwabd , floip , vlak se met” oe He me Wratten en een pfygend zand: - rte dd qì 4 pd (61) Schurfemos „ dat Lederig is „ kruipend 5 WE v-gekwabd, flomp, vlak, £lad; van eden Sraa ongeaderd ruig. bt verts re E De drie eerften vän- deezè vier Komen” in rs Bosfchen van Europa voor , Zyndé derde wegens de verto Dg. ge: bruik, dat ’er onder *t Lihâvofk in Bret van gemaakt wordt, dus geryteld. De dei in Upland-geeven. het „Afkookzel:in Melk de ix: „Kinderen in, die de:Spruuwhebbens-Het Loof © is-gevingerd 3 vblygroen,eh-getekend met zwarte Wratjes, Men noemt hets-Zegt de Ridder, Muscus. Cumatilis ; hoewel hy aan- merkt, dat, „het, niet ‚ge ehouden wor ‚ia de Apotheeken (*). Tegen ‚de RT is het ook er bevonden; HSE vierde » éinden KE NE | ei ZO hee Aes en: ‚de ’ 6 via repens Lobatus obt. &c. s. Plant. N. 46. Fl, Suec. Mat. Med. Am. Acad, IL p. 69. Lich. digicatum “Tate virens: Drùi 207. 'T. #8: £ “106. €61) “Lichen Cor rep. Lob. obt- planus &cs Sp: a, N47. Bl! Stes 065 dogg. Liehs “ Fols veer Mine Lob, obtufis- Be” FI “Zapp. 442." -(*) Oudtyds- heeft Cumatiiis Zeegroen oe Re blaauw betekend. “Zou het dan wegens de Kleur das: genoemd zyn? De frisfche Bladen zyn oo Bee zalk de gedroogde Zeegroen, as rein aad oi. 3 83ér U 28 534 Br scunamvviNner van on de Geneverboormnen vòor. Dit heeft de Bla- den onverdeeld ,. witachtig , Van’ onderen Kei ‚Sneeuwwit ‚-van-boven glad, aan den rand en. een Schildje van een Duim breed ; dus het _ groötfte’ van alle bekende SERGE Hoster 4 zyn- _de blaauwâchtig ‘rood. « Onder alle de zo me- nigvuldige Soorten van Ditrenrus en Mr SCHELIUS , iS dergelyk Schurftmos niet be- “kend. Het groeit overal in, de Bosfchen. van Lapland en de Noordelyke deelen van Swee: den, zo Linneus aanmerkt ‚maar komt het volgende zeer naby, LXIL. €60) Scharfemor vdesLederoshtin is; krui- wear vor opend pe gekwabds:flamp ls vn Alte von Leen, ader. rui amet een off? Oeh el Schilde, pn aak es; ser / wap Zeer geméert is deeze Sort Rr eat de Bosfchien aan ingedooken Steenen; doek in Lapland zéldzaâm , hoewel mênze anders door geheét Europa aäntreft. By ons’kómit zy op dorre Zändige plantfél ih -de Duinen, veel 4 zen » ook op * ge Veld in de pe dn & | Ara / RE een et Se en Goe: Eelg, Me pe 309e Fl. Suec q61 ,rroo Mat. Med, en deelen aat. Re Lugdb. 508,7 Lich. Pols Saxat. digitatus. VarrL. Par, Tevaxs £ 16. Lich. digis en semen finuolis. Dru. 200: T, Lichen k E zó. N. 10. Lom. deeman Ha eed HP 85 N. 1988. De Mos$sr n. 835 Haarlemmer - Hout , en in de’ Wouden vân _ Ies Vriesland op veele plaatfen öhder de Heéyfträf- Arps, Ken ; als ook 4an Dykjes en Wallen in de Schiaë Hoorpe. duwe voor. Aanmerkelyke Verfehcidenheden Win heeft de groote BoERHAAVE, daar vän,aäfl mos. den Zeekánt ontdekt, : Bot nbëintze’ Zee- Leverkraid, ef tegt, dat zy fiäar 't gemeene Leverkruid gelyke , “döëhde: Bláden fomtyds foodzachtig, geel of bleek gtoët hebbe. | Gemeenlyk valt dit Schurftmós’Afchgraaù Tegen de de waar van het deùì gewoonen naärh heeft ee doch men woemt het ook Hondt- Mos, wegens vreezen. de kragteri ‚daar dan toegekend. ° Ferft heëft het in de Familië van DAMPIER), dlseen Ge- heim tegen: den’ Beet der Doölle- Hönden; be- ruft ; vervölgens aan den bêroemden Sto &- NE medegedeeld zynde, wist Dotor MEAD hetzelve als. een Geneesmiddel inde Londen- ____ fche Apotheek te brenge. Men heeft ‘èr, mèt half zo veel Zwarte Peper, een Pulvi Kie af antilysfius van gemaakt, het welke tot de veel- heid van vier Scrupels ingegeven, en zeer ge- … roentd wefdr, als men het, voor dat de Wa-- tervrees plaats gegreepen hadt, gebruikte, Wel haast werdt de bngenoegzaamheid be- ROE vondén, van dit Middel. dat’ echter in fommige ‚ dieaftig kan zjn Nog heden zyn Jer, mt he © Museus Cauinas, Lichert Clneidus terréftis Ofie is IL, Deer. XIV. Srux. 526 BE sC HR YoV IN Ge Vr N LA ef ter, die-hets voor. zeer uitmuntende-houder, EL Men „heeft, het ook-gelyk Thee getrokken 5 oon als een, Pisdryvend Middel „en: tegen- den enn Steen of. t Graveel niet zonder Vrugt, was Mors ‚momen. Ce: A ‚Het. Loof i is, als. een pg Slaa ; dikwils grooter. ‘dan een Vuist, beftaande uit Leder achtige, Bladen „meer of min ingefneeden , van onderen, geribd, ‘van boven. gefleufd, ca ie, meteen. Afchgraauwe -Meeligheid-be- edekt, hebbende roodachtige, doch-ook wel „a genklegrige,, -hol- en verhevenrondeSchild- jes aan den rand…Het. Aftrekzel in, Water en Den > viiselnd m5 laffeny-fomtyds bit- Smak Soghedest met, Weyn. mer ze : „Sheri bieb zsbem av LI “635 Schurfimoss. dat Lederig, Eh. inne ade na Gatig s, gehn, > met. dagen Randr ne ls2y Si Schild, Sers ”/ dl > nIs MAV va 69) ei thiae > di zwe in de ad q-ese ie -ta ds Hori- zontaal, NO Rade Har Hed pe tit. si en 42 „… CARTHEUS: Mat, Hed, Ed. Roy. T, i: et (63) Lichen Cor. repens daciniatús, KA Hobs, Ag. ais Nu4p. Wieten gölfhides Silbhmi? 8 Tedbkii. 1gg. T. 27 5 lot. 64) Lela Cor, repens planus &c. Mant, 132. Hups. Ansl. 453-_N. 48-Orn. Dan. 533 Lichenoides” fabfus- cum &c, Dixr. 205. T. 28. £, 104. Mica, 85. T.agefen=be Zet Vin ast IJ hi aa hak” B vO ed a Sat edttd Dr EO Rh Orsa dt dn asttervlak;, geaderd sy met hories 3 Dacl zomsaale Beted: eten tnsh En oor Á | Hoorb-. „(6 95. ek Schurfemos, dat. Lederis pe Vedere. ln Hah sglad ; vamanderen zwart; met de LXV. 55 (Hiddes gepeld „onverdeeld, „Pe, } Gepa- 5 @ 66 ) “Schurêinios » = Wit Lederig is, woad LXVI. N WL F4 met Platte, Schijdies die van on- Sz n Zalk kig En à “ at  si ren Ei, 2 en sihürtanet va As Bie? LXVIT. „or gondachtig 5 pes van onderen. geaderd nd ruig, Saffraankleurig; 5 met ze pede aan" cur. vuigegrokideohildjs nief Fige ux Genoegzaam zyn deeze gmt) Mos: fen door hunne:cbepaalingen ontderfclie{den en zits door hunne B hietoerfte «“'AL is in | Hosfchen van n Engeland ore Het zige? 1437 \twée „3u n5 Wils - ie ate Nn EE Ba en ta Dieten Cor. repens Lobatus ren Hoos. Angl, ziodia'd 448 N. 3r. Lich glaucum Perlatum &c. Di mk $nÂge sl a zac muis} vase CP Td mer ee fäcie, Dre. aaze Ts 30. £Orat. ot 1 =-£67) Lichen Cor. area auibensedaa: Vane: N. 55. Fl. Suec. Lapp, N. 443. T. 1. £. 30 R. Zugdh: og. Eiche Alpinus- vitidis’p fobrus- Aurantius, Seut-magn: ni- gtis planisfimis."Harrs He 'v. 74. gene fsbtus) cro- gein &c. Drisr: zer. T. 30. IL. Dezr. XIV. Stuk. e Asotin F V. Kb se BESCHRYVING- van tweede korht ook in Sweeden-en Deenemarken voor. Het derde groeit insgelyks in Engeland overvloedig. Dit ís van boven blaauwachtig he groën, van ‘bäderen- zwart ; “doch gedroogd zynde geheel wit. Het vierde komt veel voor op de Laplandfche Gebergten, naar den kant „van Noorwegen, Van het vyfde, eindelyk, op de ‘onvrugtbaarfte Velden van Lapland, „als ook in Groenland en Switzerland , groei- jende , heb ik, in Big. t1, de Afbeelding van de boven: en onderzyde medegedeeld. FAR Genavelde, als met Roet berimoddeld. wond 8 pr et idea: bultig , Lichen geflippeld, » van et sd Goudgeel. de ou Nadal hed we f sn se Er german tr achtig. De \Schurftmos ‚dat edet is, van orde. LX ren uitermaate ruige Velleus. Vagtig- LXX, (29) Schurftmos ‚ dat genaveld is, van onde- Paluda ren Gatig, met zwarte Zemelen befprengd. Pukkelig. * acids | 103 valk (AP (68) Lichen Umbilicatus gibbus punêlatus &es Sp, Pinte. N.51e Lichen. Coriaeeum Nebulofum Ciner; pane- tatuni’fubtus fulvum, Darr- 223 À.goefs aaa (69) Lichen Umbil. fubtus hirfutisfinnus. Sp, Plant, N. 52. Fl. Suec, mri 1503. Lich. Fol. fabrot. peltäto: #%. Zapp. N.- Re Lugdb. zie mene SEE | Be. Dir. 545 rra fs Ber Lichen ats his Ee 5 Pa Plant. N. 2. Goars Belg Al P.- 310 Ompe dans 597. É. 2. Fi, Corn A de 400 D B Mros-& EeN7 359 Op de hooge Bergrotfen van- Engeland , Switzerland, Italie, komt deeerfte-van dee- Iv. ze drie voor, die van boven Afchgraauw is ,, _Hoorp- ‘vân onderén. roodachtig geel, als van Ménie-” sSchusfie Kleur. De tweede Soort, die’ een geheele "as. Vage maakt, vindt men in Lapland, Sweeden, … Engeland; op. Steenrotfens-als-ook in Kana- vr, da, alwaar dit Schurftmos, gekookt; van de E higezècibiën » by gebrek van andere Spyze, gegeteti wordt, Zo KatTm verhaalt. “Het Puk. kelige komt op haakte Klipped én Steenen’, in Sweeden en elders , ‘als ook by ons op groote Keyfteehén, die lang 'aân’de Zon bloot gelegen hebbër ; Belyk aan de Dykweerin- gen, GWV IbedigS voor.! Vogtig zynde, heeft het de’ Bladen -aan den” rand wederzyds uit den bruinen groet 5 in ’t-Mmidden"van boven _bleauwachtig Afthgraauw, vaii onderen groen- ___ ächtig Zwart: maar: ZebFORMED NEE van bin= nen wit, Sterk doornat wordt het zó dun en gedwee, dat het nar Flap gelyke. a Schurftmos „ dat genaveld is”, met Tol. Le achtige in geen Schildjes. __Proboszi- 2) eis /i Nite 4 et OEE ä dalen Sc EE Snuitig. ze gonda, dat ‚SPL CIL. sigs ver Pl La on Ra ld ge. Lie Fig, 12, noides Cruftee modo Saxis adnascens, Verrucofus cine= rèns & veluti deuftus.- Varus Par. 116: T, ao. f. ge Lie chen puftutauim-&o. Daur. 227: T.rgosf. ú3r- yr) Lichen Umbils-Pekis tarbinatis dec. Sp. Plant, N. 5âe Plz iS ube, Hs eNerzro6, Am. Acâd, ad Ps EN Bap 149. T. 20. É. 42. EL Dazs. XIV. Srux. syo BEsCHrRyviNes vAN ss À En ) Schurftmos , daf gemee is ewaan alle 7 nj dem glad: ere 7 STUK T LXX 0) ‘Schurftmos; s, dat genaveld is, veerd Lichen 18 ate overal glad, gekarteld ’ donker groen. À denflus. °° LX U “aps Seun dat gemseid” âs „veelbia- Pd Lr ere wepe des. Zes Wortel. gj gets zi é Pt: Nin Eon wiër, EB de re in Sweeden, s gn „Lapland, en Penfylvanie, voor ; de: tweede wordelig. groeit in, Sweeden.en Vrankryk op, kaale Rot- fen of. Tren. Gronden: de, derde e en vierde erfcheide deelen. wad der- ; maar 19.546 laage „De, De aartigheid van het warlze je Se ” dus smegens de figuur der-Schildjes. genaamd» heeft. my. de Afbeelding, daar, ‚van; in fie 12,.doen; mer _gedeelen. , ‚‚ Van, weinig gebruik of ba een te be ee Ook Deeze Geniawelde, eg ‘fchynen ‘kan OON TON STEORRS A VEE J6 za) Bet did undique. levis. Sp. Plant. N. 55e e Suec. 970, 1105: R. Zugdb. srie Lich. Pulmon. Sa= xatilis. bd Par, hae Re aref.la4s rig re fee EIZ teit cObomt 1 =€73à Kebe. Ue. e= à mld nr „Spa Pant. N. Er FL, Succ, MeN.e rrog. Dram, aas Te goerfsnag. … (32) ‘polyphyllastutrrlekyiss:polyrhizos. Sp Plante N: 5Î. El Soes, Ho. Ne1108 Dii 226 T. 30, f, 130. Sh À sok oT Okt murè „VIX and À! ti 3 B md ik enkelen A ler SE a B EM ó 8 SEN. Sár kan men fommigen naauwlyks affcheiden van de Rotfen of Steenen , waar op. zy groeijen ;_ —i LVS gelyk het Puiffige van dien aart is, "daar, even. Hoorne wel , een fchoone roode Kleur uit gehaald wordt, in Sweeden. Mîisfchien zóu men, in ons Land, alwaar dit Schurftfnos wel te beko men is, daar van ten dien einde, ín plaats van 'e. Schotfche Weed , gebruik, kunnen maaken; STUK. } en dus den Prys daar op, door de. Höllandfche Maatfchappy van Haarlem „Roer, „ver dienen (*). b vil dkar FOEEL, C 75) Schurftmos', dat Kelkjes draagt, die vxxv. Lichen eenvoudig ‚ effenrandig zyn ; met B an ES Steeltjes en hoogroode Kuobbeltjes. Sig (76) Schurftmos, dat _Kelkjes. draagt » die Lxxvr. eenvoudig, Rorter dan het Blad zn; met | ea hoogroode Knobbeltjes. (17) (*) In ’t Jaar 178r werdt door den Oeconomifchen Tak uitgeloofd een Premie van 5o Dukaaten, aan den Ontdekker van een Inlandfch Gewas, dat van de zelfde kragt en dienst ware voor de Laknoes- Fabrieken. 75) Lichen Schyphifer, fimplex integerrimus &c. Sp, Plant. N. 58. Gorr. Belg. Il. p. $ro. FL Suec. 972, zrog. Mat. Med. 496. Vaur. T. ar. f. 4 Mren, T. gr {-3- Coralloides Scyphiforme, Driur. 82. T. 14 6 7. (76) Lichen Schyphif. fimpl, Folio brevior &c. Sp, een ‘Plant, IL Dazs, XIV. Srem Sn 542 BESCHRYVENG VAN ix. (77) Schurftmos , dat Kelkjes draagt „die eenn E ie mee ‚gekarteld zjn » met bruine Knob- beltjes. Plseleas. … (78) Schurftmos , dat Kelkjes draagt , die meses. … genvoudig., getand zyu, met. Rolronde Fi. ers Steeltjes. LXXV Fimbrie Alte deeze komen zo wel in onze Provin- Gefranjed. ciën, als elders in Europa, voor. De algee meene groeiplaats derzelven is in Bosfchen , maar fommigen groeijen ook op Heijen; gelyk de Roodsoppige dus in Gelderland veel gevonden wordt ; de volgende in de Duinen, ‚a 4 En pn ed © y 13. heb ebi vale op dergelyke plaatfen. “____Deeze heeft de eigenfchap , van niet alleen enkelde Kelkjes te fchieten , maar ook ver- fcheidene op elkander en fomtyds heeft zy den rand geheel begroeid met kleine Kelkjes, dat Pliant. N. 59, Gort. Belg. Il. p. 310. Fl, Succ, Lâppe Gron. Virg. Dirt. uts. f, 9. Muscus Pyxioides. Bamm» T. 1268, f. 2, (72) Lichen Schyphif, fimpl. crenul. Sp. Plant. N. 6o. Goxr. Belg. Fl. Ss, Lapp. R. Lugdb. Gron. Virg. Lichen Pyxidatus major. TourRNFe \earur: Te at. £, 8, Date T. z4 f. 6. €28) Zichen Schyphif. fimpl. Denticul. Sp. Plant. Ne 61. Goar. Belg, Fl. Swec. Lapp, Vaur. Par. Te ate f£. 6, Micu. T. 4ze fe 45e Dik. T- 14, f‚, 3 ® E M os s E_N. 543 dat een aartigs Vertooning maakt, De laatfie 1x verfchilt van alle de anderen daarin, dat gd fmnend rand der, Kelkjes met Franje i is bezet , als, Hoorn. kleine Tandjes ; ; gelyk de bynaam aanduidt, - (79) Schurftmos , dat Kelkjes draagt , die LXXIX. Tukkig, getand en Draadachiig dun zjn. grain S ee, (85) Schurftmos , dat Kelkjes draagt „ die uitermaate Takkig zyn; de Takken Rol rond ; de Kelken onverdeeld if knoopig, Vaes (&1) Schurfrmos, dar Katjes draagr , die dy POOT. ornutus. na eenvoudig, eenigermaate Buikig zjn Gehoord. met onverdeelde Kelken. (82) Schurftmos, dat Kelkjes draagt , die byna LXXXIL, Defarmis, eenvoudig, eenigermaate Buikig zy, met Mismaakts „Der. getande Kelken. 79) Zichen Schyphifer Ramofus eas Plant. N. 69. Gort. Belg. Al. px zere Fb. Suec. 975» Miz. Lich. pye xidatus & cornicul. Maca. Gen, 81. T-4t, f. 5, Corale loides Scyphiforme &c. Diur. 88. T. 14. fe 13e (80) Lichen Schyphif. Ramofisfimus &c. Sp. Plant, N. 63. en uts. ae) Suec, gp Coralloides heen, P Digians. Gevin= erd, (82) Zichen Schyphif. fimpl. &c. Eis: Plant, N. 6 Gorr. Be/g Il p. 312. Fl, Suec. Lage. ie É 5. ehen Pyxoides teres. Mricu Gen. 8o T. qr. £ nz. id @rasfius fub-incanum. Dits 5g T. 15 É 1ô EL Dasz. XIV. Sum 8 BEsCuRLrvING Vv AR -Dergelyke Groeiplaats , in Bosfchèn en op. Heijen, hebben deeze, zo wel by ons, als in Sweeden , Lapland en elders in dit Werelds Stare geel. Allen zyn zy , zo wel als de vier voor. ar gaande, door Dirrentusin zyn Geflage van Coralloides - begreeper. Doktor. Hirr heeft een byzonder Geflagt van deeze Kelk« draagende-Mosfen, gemaakt „onder den naam van Pysidium., Har LER. maakt ’er zyn eer- ften Rang van ; onder den naam van. Gekoornde Schurftmosfen (*) en is niet vreemd van te _ deriken , ‘dat het flegts Verfcheidenheden zyn; ‚ gelyk Doktor-Scoror 1 alle: ene | acht uit ééne te zyn alten toe de Robdbrpike: gelyk LiNNeus wil, dan de Bruintoppige „ door hem Doozige ee: bynaamd ,- genomen hebbe, zal weinig ver- fchillen, — Alle de Schurftmosfen hebben meer of min eene‘ famentrekkende hoedanigheid „ welke in dergelyke „Kwaalen dienítig kan, zyn: Men magze derhalve wel als een Hulpmiddel; doch niet onfeilbaar sin deezen, aanmerken. Verfcheide bben ’er zeer hoog mede geloopen. Wr*iLris gafze in Poeijet » A Bee S À Uxe C) Belo. ER HL p. zo, GH) Flor, Carniolica, p. 95. sg kk Já in Afkookzel of in Syroop „ niet zonder vrugt-- H ed RAE ir edn A eh Siene or ne an he en EE AAP LRE Ee a ne ús me pe 4 é kneden, nennen as n ai " winti nes: ee 5 KE, ” IE _» EMO a sok Mr #0 HuxrnaAMm houdtze voor het befte der by- Are zondere Middelen tegen. deeze Kwaal. Dok: IV, _ tor LisTEr verzekert, in zyne Waarnee- Ee mingen omtrent Kleuren en Verwítoffen, dat _ zulle de roode Topjes deezer Mosfen , met byvoer "®% ging van Loog , cen paarfche Kleur geeven , die ffand houde (*), | vir, „HectteriChee (83). Schurftmos, dât Heefterigts; zeer Takkig ; de Takjes’ Kuikkende, rak „Ransijn Op Bergachtige plaatfen komt deeze Soort ” Rolde door geheel ‘Europa, by ons op de Duinen "°* en dorre Heygronden menigvuldig voor, ’ Is dat Mos „waar van ik voorheen, als het voor= naame Winter - Voedzel der Rendieren in Lap= laad, omftandig gefproken heb, en de Af. bekidifg medegedeeld (. Het heeft een Hee- EN _(*) Lowzmores Abridg.of the TraufaBt. Vou.ll p. 660, . (83) Lichen Fruticulofus perfor. Ramofisf. Sp. Te ‘ N. 66. Gore, Belg. Il. ps 312: Fl Suect Lapp. G Virg. R. Lugdb. Coralloides montan, Prut fpecie, bis que ca ezidietns? Dii 107. T. 16. f. 29. 6, rufes. centibus, Zhid. f. 39. Muscus Coralioides f. Cornutus- _ _Montanus. C. B, Pin. 361. Corailina Mont, J. B, Hift, 1198. Coralloides Cornic. candidisfimis, Tournr. Juf, 565. Haur. Helv; inchoat. Ill, p.78. Oep. Dan, T. 180. (4) Zie het 1. Drersl1l Sruk van deeze Natuuriyke ‘Hiftorie, nu meer dan twintig Jaar geleeden door my fchreeven en gs in ‚t jaar 1762, bladz. 1og Praar XXII 2 Mr IL Daas XIV. Sram. Bie BiscHÊYviINeG VAN „ neTakjesén groeit: cot ‘een half Voet, ja in rum. Lapland wel een Voet hoog ; zynde geheel miet ” Shift. een fyn Poetjer, als’ Meet bedekt ; mar fom- mig heeft‘de Hootrtjes aan de enden ook ge- besl wit 3-ander heeft dezelven fosachtig. Dit maakt de twee voornaame Verftheïderheden , die men daar. van in Lapland aantreft, zynde deeerftgemelde, die Aipifth van LINNAUS » genoemd wordt, wel de helft grooter ;.de an- dere, door- hem Bosfthiggetyreld , kleiner en fyner van Loof (*). TounNeFoeT vondt ast u Selinde. taeio omftreeks Par Ik vinder als, s vier de niensdear Ber) AVE opgeteke ne zeer klein; de Ei zagt; de derde met € Hmairachtis dun4 de vierde met-nog fyner Loof. Alle de. Take maakingen zyn aan de Mikjes doorboord. ä gee eek. fletige! gêdadnte 3 \werdeelende” zig iA ‘zeer fy: LXXXIV. (84) Schurftmios „dat Heefttrig isen, doore Lichen von Uncialis, _ boord, mei zeer korte Jpife L akjes. LXxxv. (85). Schurftmos ». dat byna gegolfd is, met en eenvoudige Elsvormige Takken” … (86) a st zp Alpefiris diffext a Piven ut Flos, plenus a fie ‘plici, Sp Plant. Ps 111 (4) Lichen Praticntoïis perforains. &ce Sp. „Plast. ‚N. 6.0 Goer. Belg. jn j 312 F1. Sue, Zapp, R- R. Zug Sie Coralioides verfor. minus, Diur. gg Te 16+ f, 22e (85) Lichen Frutic. fubdichotomus &tce Sp. Plant, Dr 68. Gor. Belg. Fl. Suer, Lapp, R. Corall. Cof* picul. longioribus & rarieribus, Dat. is maak maid ad a a nn dn td nde ned ee en PR, „M o- S 8 E- No 54? 85) Schurftmos „ dat: Heefterig vis, digen glad, mer Kogelrönde halle ge aas eN ende „en Schurftmos, dat Heefterig is , mt ge ie dekt mwet-Korftige Blaadjes, ak ee ‚ dat Heefberig is en dige Oe re Fakjnse: bri sa Bosfchen 5 op. Heijen en es gtoeijen deeze Soorten van En FA meest inde Noordelyke „ -doch ook in de, middelfte deelen van Europa en veelen. zelfs ín: Switzers Jand: HA rrER teltze onder de Koräalache ge Mosfen- en. zy behooren mede tot ‘de :Og- walloides van Dar veNruús, In:onze-Provin- Únzyn de. twee erase eere Ver- rendent bp htt — diit Bd Bare - Ed E E ef: er. ere en nde el 8 Kf tet) Ve n En Lichen. Fratie folidus Tevis, Tubercul/Globefis „Hee Mant. 133. Lichen Globofus. Hups. Angf. 460. N. 759 ke Ee Lichen Frutic. folidus zie Bec. Sp. Plant, N, Duan. 1d T. 17: É 33 “Corallina Alpina. valde crispas JE Bas. je Ki E 4 Muscus Cupresfiormis aa Prusf. OK Li’ Plat Toudas 8 Sp. Plant, N. zo. Pl EN. 75. "EL Súec. 933» ria. Lichen ereâ. Ramoe Hluns. Pl. Lapp. 340. En 4. Coral. Alpins, Gos Paling mìnoris Kalk Die. 116. T, 1Zefe 3he, oobre IL. Daer. xy. Srak. LXXX Vils Pafchalis, Paafchen, EXXXVII Ee » Bagh. 548 BRSCHRLvVING wan „EK, Velden in Gelderland en Overysfel gevonden. ï Hier voegt de Heer pr Gom Ter, onder den ‘Hoor - bynaam van Meefii, een dergelyk Plantje bys STUE. “schuift. door den fchranderen Meerse , Hovenier te mos, ___ Franeker, op de Bergummer- Hèide; in Friese land , gevonden : maar t'is zeker ‚ dat dit niet ‚ Alhier behoore (*). LXXXIX. (89) mastinan ‚ dat: Heeferig is en diet, snee ongebladerd , eenigen, Aakkig ‚ met Orcel. metho Kobnlis CE Dibi is de zo danidecte Verwftof „in ii Eide kend: Argal en Canary- Weed „ in Italie Roccella, _Orcella &- „Rafpa „ in Vrankryk. Orfeillé ge- n Be groeit op de“ Zee „Klippen, en js gemeen aan! de Kuften- van ‘de Middelland: fche Zee, en de Eilanden daarin gelegen , in- zonderheid naar den kant van Barbarie, „Wel allermeest komt het van de Kanarifche Eilane den en van Kaap Verde , en wordt van daar jaarlyks sten gebruike der Verwery van Stof- fen; - (C) Zie het T. Deers XVIL, Sruk van deeze ved ng Keiser bladz. 5rg. (89) Lichen Frutic. Solidus aphyllus &c. Sp, Plant. “NN. zie cori: corniculatum Fasciculare Tin&orium, Fuci teretis facie. Dirt, 120. T. 17. f, 39. Musc. “foides Palmenfis, Comis digitatis, Orchili ditus. Par: “Gaz, T. 7. f. 12. Pruxs T. ao5ef, 6. Fucus marinds “Roccella Tintorum. C. B. Pin. 365. Lichen Graecus Po lypoides tinftorius, Cor, dnfl. R, Herb, p. go. „DE Mos sms 549 fen, in Engeland by groote menigten inge IX. _ voerd. De Vraag naar Orcel is zo groot , dat AE Monfr. Hervor, Lid van de Akademie der Dae mg _Weetenfchappen „ ons verhaalt , hoe men: on fe jarlyks op Tenerife vyfhonderd. Kwintaalen ‚mos, dat vyfentwintig ‘lon maakt, en: op de andere Eilanden; te-famen, meer dan tweeduizend, Kwintaalen inzamele (*). In ’tjaar 1726 was de Prys van ’ zelve te Londentagtig Pond Sterlings de Ton: ’t welk byna eens zo veel is als diet Mos, in 1700, aan de Eilanden van Griekenland-goldt „zo ToURNEFORT vers haalt. _Het-valt wel , zo hy aanmerkt , ook, op andere Eilanden van de Archipel , maar wordt om te verwen alleen te Amorgos gebe- zigd 4). „Den Ouden is reeds deeze, Verwftof bekend geweest. IMmrreRA TUS gaf'er, byna twee Eeuwen geleeden , de Afbeelding van, noer mende het een Wrattig Zee-Ruy, dat de Ver- wers-onder den-naam van Roccella gebruiken (1). De Manier befchryft hy aldus. …, Het Poeijer seen Maand in Pis geweekt zynde, wordt ’er een twaalfde deel Potas bygedaan en vyfe » maal zo veel Pis, als de zwaarte van ’t Mos bedraagt, op nieuws daar op gegoo- sten” Weinig verfchilt de manier, door M1- (*) PArt de ta Teinture des Laines &c, Par. 1750, Reize naar de Levant. |, Deel. Vl, Brief. 0 Daris nasuraie, pe 650, Mm 3 1, Deer. XIV. Stug, E BESCHREVEN G Win sr MrcHEL10s opgegeven , ot de paarfche Kleur tetrekken uit dit Kruid, welke, volgens Pret TwrEoPHRASTUS, zeer Gitmuntende was ofdhui-D 10 s KOR1DES heeft ’er ook vän gefpro: ken (*): PrinNtosfchynt 'er Verfcheïden: heden van gekend te hebben (f). De Tine: tuur, Orcél genaamd, werdt eertyds în de Nee _derlanden bereid, doeh federt eenige Jaaren wordt het ook te Londen gedaan, door zoge: naamde Argol- of Orcélmaakers , die hunne Konft geheim houden, maakende de paärfche Kleur helderer, áls van Perfikbloemen, door de geverwde Wolle of Zyde in Zeepwater uit te fpoelen, of ook bruinrood; door zelks te doen in zwurachtig dun Bier ” Het ergst is ; dat de Kleur geen ftand houdt in de Lugt. Gewoore In de jongheid beftaat dit Schurfemos uit SE Ein, veele dunnercgte flyve Steeltjes, digt by vele ig. 14. kanderuit een Kalkachtig Voetje fpruitende en Hoornachtig fpits uitloopende , meer of min bruin van Kleur ; gelyk het Plentje , iff Fig. 14, op Praar CIII, naar de natuur af. gebeeld. ‘Zodanig is, naar my berigt wordt 3 de Orcél gewoonlyk, die men tot verwen gebruikt. Verder opfchietende , wordt het 2 veel (Si Phytos Thalasfion candidum nascens in Creta, flo= tidum valde. Libr. IV. Cap. 95 GH) Phykos Thalasfion terùum, crispis Fols, quo ia Creta Veftes tigantur. Hil, Nat, Libr. XXV1 Cap: 18, ien daa nde de nk kn in ad oe ESE TAN EE 2 Deel, PLAAT CIV. de wet Pe see „DEM o sss BN, 55: veel dikker van Steelen en‚Takkig „zynde „IX van binnen-Krytachtig wit ‚van, buiten-bruin, tv. zn en in de langte overshands. dui yker. bezet. met zekere. platte witachtige Wratten „diezig Schuifr als Lidtekens vertoonen, waar-iets fchynt afs gebroken vof: afgelost te zyn. In Oorlie deelen komén- grooter rimpelige Bolletjes. voor; zwartachtig bruin’, met eene witte Stoffe ges __vuld, hoedanigen: ‘misfchien. ook opdie Wrats jes gezeten hebben, > Immers-de. vermaarde ___ TouRNEFORT, die dit of: dergelyk Gewas naauwkeurig in Griekenland. waargenomen heeft, gaf aanleiding tot -dit-denkbeeld. … ; 4 Uit de Afbeeldingen , hier. nevens, op Pl, ej, Verkchit CIV, natuurlyk. gemaakt naar zekere uitge yen peen zogte Takjes, die men in een reeks van Jaa-Fh_C1V. ren onder de Orcél der Kanarifche- Eilanden Aln hier in de Stad gevonden heeft ;;my gunftig medegedeeld , kan-men zien hoe verfchillende derzelver groeijing zy. Fig, 1 ftelt een Plant dáar van voor , die bleek Kaneelkleurig i is, dik en rond getakt, aan de enden naar den eenen kant gekromd , met dergelyke. Wratten bezets waar van fommigen wit, plat en open, andes ren eenkleurig metde Takken 4 rondachtig verheven en-geflovten Zyn. „Zy is-digter. ge- takt ‚dan meri hier heeft kunnen vertoonen. Fig. 2 „'isceen Plant van een. zeer kronkelige gedaantes ‘bleeker: van: Kleur „ wier Wrauen meest rond zyn áls. Peperkorrels en witachtig, Mm 4 Een EL Dien. XIV, Srux. sa BrEsCunvwinc van 1x. … Een kromme middelftam daat’ ins „die zeer Ars Wrattig is, fchynt aan beide edn’ vast gezer pleinen ten te hebben, zonder eenigen Tak uit te ed geeven: zo dat dit waärfchynlyk een miswas mos, is, door beknelling veroirzaakt. Fig. 3, vers toont een kleiner Plantje van dit Mos , nog bleeker , maar zeer bogtig en vol van Wrat= jes. Fig. 4, ftele dat breedtakkige of geblae derde Zeeruyachtige voor , waar van ik voorr heen gefptoken heb, als misfchien behooren- de tot de Vyftigfte Soort van Schurftmos , hier voor befchreeven, Hetzelve is byna van. Kleur als het eerfte ‚ met dergelyke Wratjes bezet, en eenige Takjes , aan den Voet uit- fchietende, billyken dat vermoeden. _ B Ik heb van dat zelfde Kanarifche nog een en Sicii- Plant, wel zeven Duimen hoog, zeer dun en aanfhe egaal, digt Bondelachtig getakt , zwartachtig Fig.s,6. bruin van Kleur , niettemin ook daar toe be= hoorende, gelyk de Wratjes aanduiden. Van * begin tot het end zyn de Takken naauwlyks dikker, dan in het gewoone voorgemeld. Ik heb daar van ook Plantjes, die’ half wit half bruin zyn. De Kaap Verdifche, welke ik bekomen heb, ís even zo verfchillende van Kleur en van gedaante als de gewoone Kana- rifche, in Fig. 14, op Plaat CIII, vertoond. Zie daar van een Takje, niet van de klein- ften, in Fig. 5. Voorts vind-ik onder de Si- ciliaanfche Orcél, die ee witachtig Afch- graauw Ì ke À 4 bi, Á E „B | 3 e ne MDS B RERE €58 _ Eraauw is, dergelyke breed - - Takkige of Bla- 1e} derige, gelyk in Big. 6 is afgebeeld.” ‘Anders Arogst: komt dezelve in geftalte en fynte met de Be HS woone Kanarifche overeen. Deeze Soorten van Verw- Mos zyn zo Baar: de en teder en vergruizen zo ligt, dat men dik-de Verw- Hr à Mosfen te wils moeite heeft om volkomene Takjes oftoetzen. Plantjes , van eenige grootte, daar in te vin- den. Men heeft waargenomen, dat verfchei- de andere Schurftmosfen , dergelyke “witte Kalkachtige Stoffe bevattende , niet minder goede Kleur geeven. Zodanig eene werdt, uit het Bofch van Fontainebleau, aan gedag- ten Heer HerLor gebragt en wy hebben reeds van verfeheidene , in Sweeden ; als ook elders, tenvdien einde gebruikelyk „ gefpro- ken. Die Heer heeft „ in-zyn- aangehaalde Werk over de Verwery van Stoffen, een Mid. del aan de ‘händ- gegeven, om te.ontdekken , of dergelyke Mosfen een goede Kleur uitleves ren. ‚Zie hier hetzelve. a „ Ómtrentveen half: Loot daarvan’ „ een s'Flefchje gedaan hebbende ; giet daar op »een weinig. fterk, Kalkwater en vluggen » Geeft van Armoniak=Zout; van elks-even sy veels bind dan een natte Blaas over ’t Glaas- » jeen laat het dus drie of vier Dagen ftaan. » Na verloop van dien tyd, de Lichen ten » gebruike dienftig zynde, zal men het weinis „ge En op den bodem, hoog Karmozyn= Mms --— is r0 IL in, XIV. Bei 554 Bres ye To en VA N ix. ‚‚ rood bevinden „en het Mos zal die Kleur AEDEEL , pehouden, wanneer het Vogt geheel is op= stb „ gedroogd. Zo het Vogt of Mos geen Kleur K. el ch hf ‚, hebben, dan ís het noodeloos eenige ver- wos. „dere. Proeven daar op te doen.” Men ziet en dat. dit een gemakkelyke Proefneeming zy wel waardig. in’t werk te ftellen op zulke Schurftmosfen, waar van men eenige gedagten heeft (*). ' Dus dan wederom de Heslterachtige be: fchreeven hebbende , gaan -wy over tot den laac{ten Rang» naalmelyk de SIX. Vezelige. — zo: Teer Seek licatus. $ e wet door e gerhgren Takken e en ge Sarris: ‘prraalde Sthijen Dit Mos , waar. van de Ouden reeds onder. — den naam van Boom -.Mos gefproken hebben, — komt aan veelerley ‚ doch meeft aan Beuken- — en Eikeboom- Stammen , in Geoble: Bosfchen, — voor. (*) Waárson on the Genus of Lichen. Phil, Trans. for: 2758. Vor. L. P. 2. p- 652. _ (go) Lichen Filamentofus pendulus; Ramis implexis & Sp. Plant, N.7?. Gort: Belg: H. p‚ 313: FI. Suec. 984, 1123: Mat. Med. 495. Fl Lapp. 457: ‘Gron. Virg. 203, 127: Us* nea vulgaris Loris longis implexis. Dier. 56. T. mf. 1. Musc. Aiborgtie)! Usnea Officinarum. C. B, Pin. 31 Muse. Quemiùss Laon. Zes Ip: 242, Boom + Mos. Dop, Kruid), p. 770 Hart, Helv. inchoat. Tom, Ee, p: 81e bre SMo Ss SVR 5087 voot. Lorrr noemt het de Braduwe Haair- IXr: lokken vam de ‘Boomen 3 doch de Kleur is eis“ Tv gentlyk: Afchgraauws ” Dat” aân Erkeboomen; Sa groeit, worde voor tet flegtfte gehouden; dar” Scare der Cederen voor hiet befte „als éen aangenaa-”°s- men Reuk hebbende ; hier aan volgde dat der Popelieren en “dan dát der Lorken, Pyn- en andere Harftige Boomen. Hier uit blyke, dat dit Mos weezentlyk zyn Voedzel uit de Boo- men trekke, Het hangt als verwarde Bosfen Haair aan derzelver dikke Takken, tot eene ds ook bruin- en geêlachrig van ; Kleur. Men vindt het doot geheel Europa , zelfs in’ onze Nêderlanden $ alsook in Noord. Amerika. Ik heb 'er' van, dat op het hooge Gebergte Sierra Moréna, in Spanje , aan zekere Boompjes groeijende is verzameld; ‘Dergelyk bezit ik, dat de Heer TuunBewe op't Gebergte Biesatden Bara- via gevonden heeft, zynde byna gefieel we doch Es Schndjes: MENE mert ei een MER Gn OE OE id r 5 Neusbloeden , als ook tegen. Breuken, wite wendig aangepreezen , is ten dien opzigte uit de mode geraakt. De Laplanders leggen het onder de Voeten, die door lang loopen Velle- loosgewordéen zyn. Ook geeft het „met Wollen Stoffe in Wâter geweekt , daar aan een geele . ÎI. Daer, XIV. Stux 556» BESCHRYVENG vaN ix. Kleur, Maar wel het voornaamfte gebruik, Aro El daar van, is geweeft in het Reuk- Poeijer, dat Hon weleer , onder den naam van Corps de Cypregris, Sar een groot gerucht maakte in Vrankryk. Jean fie Baunin verlaat de manier, hoe men het te Montpellier in zyn.tyd bereidde (*). Het Mos moest van Eikeboomen zyn en werdt eenigen tyd in Water geweekt, dan geklopt en fyn. gewreeven , befproeid met welriekende Vog- ten en‚ geheel wit zynde , gemengd met Poei- jer van wit Sandelhout en andere Drogeryën; “zo. dat men minder zig behoefde te verwon- deren „ boe het welriekende kon zyn, dan hoe het van de Grooten zo zeer geacht werde, dat men het byna tegen Goud opwoog. De, Wee reld wil bedroogen zyu, is ’t gemeene Spreek- woord : maar laaten wy ons zelf niet mislei- den, om te denken , dat dit Schurftmos, na zo veel behandeling , iets toebragt tot den Geur van-dat Cypri/che Poeifer , ’t welk even, zo wel bereid kan worden van andere Schurfte mosfen ; gelyk by voorbeeld dat der Sleedoor- nen (f). Mooglyk heeft men het als Snuif gebruikt, en dan zou de famentrekkende hoe- danigheid misfchien van dienst zyn kunnen, An- “(*) Hif. Plant. T. P‚ 2. p. 88. Zie ook Erzevier Apo- thekers Woordenboek, 1 Deer, bladz. 637. GG) Lichen Prunaftri. Ziet hier voor. Pulvis Cyprius fertut ex Foliis parari posfe przeftantisfimus. Linn. Fl Succ, II. Pp. 416s id deere eee B ok dci EE ee ee DD: Mo s-seR MN. 553 Andere Reuk- Poeijers , van dien naam, wors ‚1 i rade 8 a AFDEEL; den gebruikt om in ’t Haair te En enz. Hooi (91) Schurftmos „ dat Vezelig ies hangend » En ; eenigermaate gemis, met uitgebreide Aen Takken. ‚Gallente (92) echürendn: dat Vezelig is, hangend, XCIt. hoekig „ gewricht „ van ‘binnen Wollig; de ande Takken wyd gemikt 5 de ik Sch, rond, ongefleeld. Tg (93) Schurftmos » dat vais à ís, Hiem 5 xr Jä mêngedrukt, Takkig, glad, Taki: Onder den Hoofdnaam Usnea „ dat is Baarde mos, befchryft Dir LENIUs deeze, het voorgaan-= mosfen ; doch. alleenlyk: die laatfte achtte hy te zyn de echte - Usnea der Arabieren, die-te Konftantinopolen REIROSE wordt onder den naam (oz) Lichen Filament. pend. fubarticalatus &c. Sp. lant, N. 73. FL. Suec, 985» 1123. R. Zugdb. 513. Ús- nea Barbata. Dire. 63. T. 12. f. 6. engte Capilla- seus longisfimus. C. B. Pin. 361. (92) Lichen Filament, pend. angulatus &e. Lich, Fil. ‚pendgius &c, Scor. Carn. 75. Usnea mollis Ramis lan- gis compresfis. Dirt. 62. T. 12, f. 5. (93) Lichen Filament. pend. compresfus Ramon Les wis, Mant. 131. Usnea Ceratoides candicans glabra, odoa Tata, Diut, Muse. 71. T, 14e f, 13: & Te 34e fe 10.0 IL, Daar. XIV, Sruga 558 Der 8 CCHR YVANGB VA MH gaam van Usaech, ren het wâare Biya van D fe Arsis. OSKORIDES en Pr INIUSczow zyne” Dit „Hoor hadt hy uit de Oostindiën , van Madagaskar gee en van Stes ‘Helena ontvangeti, ‘Op Marteni- en, que îs het - ook. door den: Heer JaAcqurn ; waargenomen. De Indiaanen , zegt Came z- LI, noemen dit Gewas Saliaga.en, verzekert, _ dat het, vérfch zynde, cén zeer aangenaamen Moskeljaàt- Reùk hebbe. Zelf hadt by onder- „zogt, tgeen SERAPioN daar van, verhaalt; naamelyk, dat een Aftrékzel in Wyn ftoppend iov Îs, de Maag verfterke, het binen bedwinge en e en Slaap verwekke. AVICENNA-têlde het aa onder de EE: den Geur. ze ke Bad Em Birdie zeven NA 5 hon ze fok fn Rumruriv afbaitdce en beheren eg alzo hy van den Reuk geentzins fpréékt „maar ‘aanmerkt, dathet werkoelemdey 5 wordende _ shet-Poeijer aldaar van de Dames gebruikt tot — een Blanketzel. De Heer N.L. Bur MmAN- “Fos makt hief van , onder"déA bynaam van — Capillaris eN eene, Briers Soortse Djamma genoemd wordende; by de. Javaanen(*), doeh „Zou dit niet, zowel els dee gemelde van ‘den “Heer T HONBERG; tot de Bj ek dee: „zer Vezelige, ed: behooten? … Ln © Lichen. Capilzis? AL Tds. ssc ris. Rumea. Amb. VLET Le DE Me ss Er M : 5958 (94) Schurftmos, dat Vezelig is en rds met famengedrukte Misse ’s (95) Schurftmos ‚ dat Vaelig Î is, en r zeef Takkig , leggends ingewikkeld , donker. Pen De voorgaande Schurftmosfen, die Vezelig EN zyn, hangen aan de Takken der Boomen en het Wyd gemikte komt, volgens SCHREBER, in Switzerland in de toppen, der Pyn- en Den- neboomen voor. … Dit, 3: % welk van Maanen der Paarden den bynaam heeft, groeit zo wel aan Steenrotfen als âan Boomen ; E „maar het en Steenen ‚ in de koude deelen van Europa, zoLiNNaus aantekent., Het is in de Pro- vincie Upland van Sweeden zeer gemeen. Men heeft het evenwel ookin Cornwallen de Wes. telyke deelen. van Engeland, aan de Klippen, gevonden, welken het als eene zwartachtige Wolligheid bekleedt. Harren heeft het op de Gebergten van Switzerland verzameld, zo eel Cox)’ Lichen Filament. “pendulas „ Axillis comipresfis. Sp. Plant. a 74. El, Suec. Lapp, Usnea jubata nigri- Eans. Drau! 64. Te 12.6 7e Müscus rappe gigs Eer. Dop P em „47e (95) Lichen Filament, Keota dechinbear impli- Catus opacus, Sp. Plant. N. 75. Fl Suct, Usnea Lane migre inftar Baxis adliterens. Dirt. “66: Te En fs 3e Hair, Helv. inchoat. Ills p. 8 _ 8 Daas. XIV. Stuge Arti IVA Hoorn, xe Civ ge, XCV., En {64 BESCHRYVING VAN ix, „wel als het geen van Maanen den naam draagt; ArorsL. zynde dat zwarte Boommos ; ’t welk van de Hoorp- Ouden voor het flegtfte wordt uitgemaakt en se wen evenwel een uitneemenden dienft doet in de Laplandfche Wildernisfen. Yoedzel Akelig is derzelver aanzien, zo Linneus der Ren- getuigt, die dezelven doorkruist heeft. Wyd En DE uitgeftrekte Vlakten geheel bedekt met het bladz.545. witte Rendieren - Mos * , in de Winter dier Beeften gewoone Voedzel zynde,en gezoomd met Bosfchen van Geboomte, ’t welk met dit zwarte Mos gebaard is, maaken een grillige Vertooning. Wanneer ‚ nu, de Winter aan: Ni, velie met ee „ zo bevriest de Sneeuw bo odan: zalt, de Rendieren, (van ben, dat zy Een dikwils tot één of twee Ellen diepte doen. Dus zyn de Boeren ge= noodzaakt » ten fpoedigfte naar de Bosíchèn te gaan, en van dit zwarte Mos, naar ’ welke ‚de Beeften immer zo gretig zyn, zo veel mooglyk iste verzamelen en hun te bezorgen; „dac-dikwils- veel moeite inheeft, voor eene groote Kudde, Mosvan Met het Wollige fchynt taamelyk dat Mos Corfika. overeen te komen, ’t welke nu kortelings al» hier isin trein gebragt, als een Middel tegen de Wormen der Kinderen. Men noemt het Mos van Curfika ; het is inderdaad. Wollig: f don- PE Mosss rem sa donker van Kleùr en fchyntop Zee- klippen IX _ verzameld te zyn, uit den Reuk. Misfchien, Arean i echter , zou het nader komen aan het gene Hoorp- DriLreENius noemt, Plaggig , klein, Haas” rig, zwârt, Baardmos , % welk aan de Klip=mos, pen van Groenland verzameld en hem door een Heelmeefter van daar bezorgd was, zyn= de de volgende Soort. Het -Koraalmos, dat dergelyke Groeiplaats- heeft, weeten wy ‚is van ouds voor een. Wormdoodend _ Middel. geroemd (*). De (96) Schurftmos „ dat Wezelig is , zeer Take XCVI. kig, leggend , warrig, glanzig. pibsens, (87)-Schurfemos 5 dat Veeelig vis's "Takkig „“chig: wyd gemikt , leggend, ingewikkeld -Jagtig. Gul 8 rmiis, Van deeze groeit het eerfte, dat een BOS drandie. fyne Wolligheid , als Fluweel, maakt , pek- _ zwart van Kleur, op den Berg by ’t Kafteel _ van Upfal en op de Laplandfche Alpen: het andere ‚naar Yzerdraad gelykende, door zyne ffe (*) Natuwl. Hil, TD. XVII, Stom , blade. sta. (96) Lichen Filament. Ramofisf, &e. Sp. Piant. N. 26. B. Snec. 11 N. 1126. Usnea Caespitofa Capillacea exie is atra. Dir. 66. T.13-£. 9. (o7) Lichen Filament. Ramofus divazicatus &c. $p. Plant. N. 77. Fl. Suec, Oev. Dan, T. 29% Usnea rigie da horfam vorfum extenfae Danu. 66, Te 13: f. 10 Harte Helv. inchoat. 111. p. 80, Nn JL. Daz. XIV: Sruk. se DascmrRryYerigfes wAnr _ftyfheid en Kleur;-op Rotfen en Haagen in Ae woede enelders, … In Switzerland vondt B HarnERhetzelve, aan Steenen en-Boomen, Scharr viet Duimen Jangye: In ‘Engeland heeft men mos. _„vvhet gevonden aan de, Stammen van Eikeboo- men’, langs-dezelven zig verwardelyk uit- ftrekkende „als ook aan rottig Hout. Het gee ne” men: Dorreboom. heet, in de Graffteden, behoort “misfchien “daar toe. Ik heb derge- lyk uic. een Herfenpan gegroeid. wget XCVIII (98) Schurftmos , dat Wezelig is, zeer Tak: moten ve s egapf aande, mek: sin Kuobbel= Ruige Hes Beene verfpreid. 0 » dat ha. r Tate flaande s gedopt ,-ongelyke hoe- „ de XCIX. zt; RA aen dien en ken rn c. „100) dekens: dat Vezel iss ‚gevrict, Arneula. Lao thet zee ies pannen enge Gn pn on Gen) (99) Lichen laser. Ramofisf. ereâtus HE Sp. Plant. N. 78. Gonr- Belg,-II. p. 314- Fl. Suec. Usnea vulgae tisfima &c. Ditn. 67, T. 13e f. 12. Muscus Ramolus- Tan. Ze. 807. Hácr. 4ts. p. Sr. “C99) Zechen F peerd Ramofisf ereftus faftigfatus &c. Sp. Plant, N. 79. Pl. Suec, g9o, 1129. a pillacea Citrina Fraticuli fpecie. Dru. 23 T. 13 £, 16, Hars. wis. Pp. St. (teo) Lichen Filament, artienlatus &c, Sp. Plant. N. 85. Goar. Belg, uts. R. Lugdb. 513. N. 29. Usnea Ca- pil- bp ESM 6% s Em ‘483 {1o1) Schurfemos, dat Pezelig Ís, Takkig, _ IX, | be eed met gepraalde Shijgjes Arita, Î mrd … Het sesftë 1 van idee vier taat {én iadit Gest, flagt, is zo Takkig , dac men het byna voor ls Beefterig-zou aanzien , gelyk het volgende , ” vld daar onze Ridder den bynaam van ulpinus achtig. aan geeft ; misfchien ‚omdat mien het in Noorwegen gebruikt tot het dooden der Wol- ven, Het wordt , met :geftooten- Glas ge. mengd zynde, in Krengen gepropt, die-men dus laat” bevriezen. Allerfynst Gulden Mos is het genoemd geweest en- DiLLENIUS tytelt het Koperdraadig, Het is zeer kleinen komt in Smaland aan de Daken der Kerken, die Tegelswyze met Hout gedekt zyn, voore Dergelyk vondt Har LER op de Switzerfche Gebergten, zo wel als ’t Ruige, dat men hier telande veel aantreft aan de’ Boomen, zegt DE GorrTrn, Het Gewrichte is „ volgens zjn Ed. „door gestand in de opin te | _Wae- plaeen 8 sedob Drie. 6o. Esk fg Muse. Arbo: N. sr. Goar. Belg.uts Fi, Suee. Lichen Caule Ramos fo-folido, Fol. Setaceis &c. H. Cliff. 427. R. Lugdb, 513 Usnea vulgatisfima tenuior &c. Dir. 69. T. 13, f. Î 23. Mor. f. 14. Musc,. Arboreus cum Orbiculis, C, B. 8 kern 361. Mpsens. Kam floridus. Tag: Joe 808. Harpe Bis. pe Bie T HShH0 26 Nn2 IL, Dazze XIV. Srux, mii % Ix. Asperen. IV. 564 BESCHRYVING VAN Wasfenaar. gevonden. Dit noemt Dirrr- Nius Halsketting- Mos, en zegt, dat het meer voorkomt in de warme Landen; hoewel sTUK. eli ht fomtyds ook in Engeland «en Duitfche Schouwen ‚ derzelver Getal oneindig zyn (*). W land wordt befpeurd. Het hangt aan Boo- men, gelyk de te vooren befchreevene Baard- mosfen, en gelykt naar de Koraalmosfen zeer. Knoopig- Boom- Mos heette het by de Ouden. Het laatfte is een zeer fraay en aartig Plantje, dat zig als bloeijende of met Bloemen vere toont „ wegens de ronde geftraalde Schildjes, die het aan de enden van zyne Takjes heeft. Men vindt het, zo wel by ons als elders; veel aan Beuke-Boomen, Het is_ voorheen //en- als aan veele anderen, toegefchreeven. “Zie daar het uitvoerigfte Geflagt, in Soor. _ ten, van het geheele Planten- Ryk, befchreee ven. “Onze Ridder heeft, niettemin, derzel- ver Getal, gelyk wy gezien hebben, nog groo= — telyks verminderd; dewyl anderen ’er tot twee- en driehonderd hadden opgegeven. Mooglyk zou „ wanneer men alle Verfcheidenheden , over den gactfchen Aardbodem, kon be- ant __(*) Door den jongen Heer Lrnyxus „thans, als Hoog- leeraar in de Genees- en Kruidkunde te Upfal in Swee= den, de plaats van wylen den ouden Heer, zyn Va- der Rd SE AEN EE EE A ENE KL EN EE Re TE … desö bekt DE M oss rn. 565 Want veelen van deeze Schurfemosfen ver. anderen , gelyk de Mosfen in't algemeen ; naar den Ouderdom , de Groeiplaatsen ’t Sai- zoen , grootelyks in Gedaante ‚> Geftalte-en … Kleur: terwyl zy: ook , op’ zekeren tyd des wos Jaars, even alsde umdete Plantgewasfen ‚ hun- nen Bloeityd ‘hebben , en dan alleen zig met de Vrugtmaakende deelen vertoonen. Zy be- minnen de koude:Gewesten , hooge Bergtop= pen , onvrugtbaare barre Wildernisfen „en fchynen dus als het uitvaagzel dés ‘Aardbo= dems te zyn onder de Planten, vergenoegen= de zig met het allergeringfte Voedzel en niet= temin veel nut verfchaffende , gelyk wy ge. zien hebben; alzo „verfcheidene :tot Voedzel dienen voor Beeften, dat dezelven vet maakt &n zelfs voor Menfchen, by gebrek van beter Spyze. Zonderling blyke de Voorzienigheid van den Schepper, met het Aardiyk‘hiet on- voorzien te-laaten van Planten, die Koude; ‘Sneeuw, Vorsten alle de onaangemaamheden van het Winter-Saïzoen , zelfs opdie plaac- fen, daar een eeuwige Winter heerfcht, ges yk op de ag en naar de een ‘toe; bra” TOEI SNEL heinde: 3 zyn nog elf nieuwe been eh Schoefs mosfen , waar onder twee uit Nieuw Zeeland, opge- geven: daar ik alhier geen befchryving van doe; kun- hk Arpe IV. ged Sp nende dezelven in zyn Ed. meermaals aangehaalde Ver- toog, Meth Musc. emend, ee 1781 » worden nagezien, Nn 3 IL, Dear, XIV, Srume 566 DES CatorRy VINGSVAN veeren ; -wotdende als door ‚de-Koüde--ze1f ee „APDEEL gevoed, Des tyd „oimmers 4 wanncerdeeze IV. Hoorn: en audere-Mgsfen ‚Onder de gemaatigde, Lugt- STUK asen ieek heest.-groeijen en-bloeijen , is des Winters -ensin’t-vroege Voorjaar ‚ wanneer de Natuur nog flaaptsten-opzigt: van de meefte andere Planten 1 zo dat, zy.als-.den weg baanen voor den. -Bloeityd der overigen:-„Hoe, Slaaf» achtig-dus ‚en hce gering. van aanzien en grootte; ftrekken zy;;-door-hunne- nuctigheid- ia. de Huisltouding-der. Natuur, „tot bewys3 dat de Schepper:van, id Eiselaliniacs: te aak gemaakt hebbe) - tid Erea pe F es vwiektlegtoeberkedstaov auardeov 220 _M 1 sars Likens iest ave asin ash gehad noe none ib Vergun my, „Leezer „‘deeze’ verduiefching vaneen Gefllagtnaam , door DtoLENnirusin- trein, gebragt, en. afgeleid. van-de- trillende be- weeging der, Lilachtige Planten ‚die 'er het Onderwerp. „van zyn „Zy werfchillen „door die Lilachcigheidof Lymerigheid;-van het: War tervlies,en van-de Flap doorde Bladerige ges daante ‚die -echter in-fommigen-rondachtig-is of. Kogelvormig. Men heeft ’er tot nog toe rie ae: van Bloem: of reden aan oord | eik heh ie f s kB eon © ju EER 4 ok Gent DE Moes ® men,’ 867 1) Lilmos , dat onge eig Ont. : ) vor mi, in 1 : vi an ABe. mig Goude o5 PIG). ée gk Af di En ‚cb 5 fieors. Na den. Reg en heeft LinN NEUS STUKa 172 a AARD EL A e+: deeze Soort, in.de Laplandfche, Bosfchagiën,” Pamela op-de Geneverboomen gevonden, „Het is Lee ammers donker Goudgeel Vliezig Gewas; dikwils Tak- Genever- kig ;- week als,Lil.en zo broofgh , dat men her °°°" naauwlyks aanraken kan; of;hetbreekt. ‚Na „eenige Dagen verloops „meteen drooge, warme Lugt ‚verandert het in een, Vliezige zwarte Korst. HALLER, maakt 'er ereen; Boom- zwam „van. ‚Het. gedeftilleerde „Water: heb- ‚ben fommigen. tegen. Oogkwaalen. en tegen Lammigheid, van de Jicht hese aan- gepreezen. À Ä 3 Kk Á | „ Lilmos „dat gp Ri of oC. Een Lilachtge Klomp, ‚ fom tyd s groêmad! cd tig, fomtyds geschie melks men arpa te en Pe dn ee en SE tn arden alken … je es Tresiella vaio Non edes dees ies. XU Gen 1404. Sp. fo Flo Gec, 1017/#7175o Bysfus Gelatinofa Tremelia vabereulofas fol idd rg (Spe Plant. N 5. Gorz. Belg. II. p. 314 FL, Succ, U, Goth, Weflgoth. IE ARR « LW E71 Mr 0 s-TsOR 0 SIL Een Blaasachtige-gedaante-heeft dit Wrat- ax, tig Lilmos,/dat op “Steenen in-Beekjes groeit; Arpstt gelyk men het by ons ,op de Veluwe; fomtyds? -Jicorp- waarneemt, Men heeft het, in Switzerland, dn oök op %r Water” dryvende- ‘gevönden. Het …, is donker geel van Kleur , op dergêlyke ma == nier , in Italie gevonden en _Micmeriusesest zou ’er. Zaadjes in „waargenomen hebben, zo- hy zig. verbeeldt 5 doch de geheele zelf{tan- digheid fchynt als uit Korreltj; s famengetield sne volgens, Dar LeNi0s Sr laliees EE ia oe bd En moeck ssissd! zy Lil älmos_ dat Fon dacht. ds en úingelaekt, v. Sf lie.’ Tremella - mm, imaakt, diformis, Mismaakt, né 6) Liänos see hai Kagelrond en verfpreid is. 8 €la „Aan de Kuft van Wesrgotbland, ‚in Swee Gn en, zyn „deere Soorten op het Zee. Ruy, at aan de Klippen groeit, ‘waargenomen. Dergelyke als ‚de Jaatfte, zynde een menigte rronde. groene Belen, ‚ nam n onze Ridder aldaar 29 1en10 BSS BOV, 5D 103 ne Fluviat, Gelatinofa et utefculofa, Drur, se Te to.f, 16. Linkia Paluftr. Gelatinofa, Saxis adnascens &c. Micn. Gen. 126. T. 76. f, 2. Tremella Lobata et mgofa. Haux. Helv. inchost MI. p. 109. 5) Tremella da, finuata ; difformis.,gel fa. Sp, Plant..N. 8. FL Suec, 11. No tr40. Jt, Weligorh. 193. (6) Tremê!la hemispherica fpasfa. sp. strain N. : Fb, Succ, LI. .N, zigt, Jt, Weftgoth. nbs: ° ’ 1, Dszr. XIV, Srum sz BESCHRYVENG NAN aldaar op denatte Klippen wâars zynde van Araibene Lilachtige zelfftandigheid; waar door de IV. „“HoorB- STUK Tren ea, urpur Paarfch, He Voeten uiegteeden. @ hileine. dat bena Kegelrnd, ‚ ongefteeld ; eenzaam is,en glad. Jit “At misfchien” het beginzel van eene Bet zou ‘Kunnen zyb , komt aan kwy- nende Boomen » of gan didde of ftervende Takken ván dezelven. voor ; _gelyk” men het dus als paarfchië Knobbeltjes, aan de Takken van Abrikoozen- en. Aalbezie- Boomcu, in ’t Voor- en Najaar „ dikwils waarneemt. Ne gea mos, ond on 6e zn wer gran. Dit is, ile eene Boomziils » lach Vliezigs aan de Klippen onder Water, op de Kust van Schonen waargerotmen, De Judas- -Ooren , bevoorens in dit Geflagt onder den bynaam'van Agricula geplaatst, zyn thans tot dat van Peziza „ ni de ek ftoelen; betrokken, Bys- (7) Tremella fabel obofa fesfi lis folsacin glabra. Goar. Beg: II: p. 315: Ft. Suec, 1022 11â2. Tu= berculofaná amcens-purpureum. Díur.-127. T.13.f,6. (B) Tremella rotunda, imbricata, livida, sSp. Plant, qe Fl. Suec, II. N. 1143. df. Scam, 33e D'r MOST ER $73 B Yssu 5 Katoenmos, IX. e Ans Gemesuijk: beteheent Bysfús fyn Linnen of Hoor: Doek, of de Stoffedaar ’c van gemaakt wordt; je des fommigen willen, dat. de Wolligheid teen der Katoen - Vrugten ‚of het onbereide Katoen, oudtyds daar door verftaan zy, In de Kruid. kunde betekent het ‚by de hedendaagfchen , een dergelyke Wolligheid ofeen Wollig Poei- jer, van eene groeijende zelfftandigheid. Dus gebruikt het DiLLENIUS; die aanmerkt, dat het als cen middelflag tusfchen de Mosfen en Paddeftoelen zy. ’t Ís een Vezelig Gewas, van de Flap verfchillende door zyne tederheid, de kortheid der Draaden en de Geftalte, Mr- CHELIUS wil aan deszelfs Vezelen kleine Bolletjes ontdekt hebben, die hy voor Zaad houdt en GrLEpirscH hadt dezelven als Stof door de Lugt zien vliegen; doch ande- ren twyfelen daar aan. LriNNeus ondere. fcheidt hetin twee Rangen , als volgt. ‚_L. Vezelige. 1) Katoentnos ‚ dat Haairig is en zeer zagt, met evenwydige hennes: » zeer broofch zeen bleek. Bins In (1) Bysfus Capillacea mollisfima parallela &c. Syt, Wat, Voeg. XIII, Gen. 1208. Sp. 1. Syf, Nat. XII, To ut, Ïl. Daar. XIV. Stuk, s7g DerescuryYviNG, vAn ax. In Spelonken.en aan de Gewelven der My- “yv. nen groeit dit verachtelyk Gewas „ dat men Hoorp- ok in: Wynkelders en andere beflootene vog- e Krom ige plaatfen, zelfs in de Buizen der Wartet- mos, pes aantreft, in Tralies” Dergelvk kwam den Heer Scoror1 in alle-de Loopgraven Bee Mynen van Karniotie “voor, -zynde een Vezelig- Uitfpanzel , dootgians uit-een punt fpreidende ‚ met aanhangende’ Wollige Klue wens, fomtyds als een Vuift--en grooter , Sneeuwwit, — DiLrENIius’metkt aan, dat het veelin de Wynkelders aan de Vaten groeit, die ‘er lang in gelegen hebben, zynde een ronde Plek „ eerst bleek geel of rosachtig ‚dan groenachtig , €indelyk bruin en Zwart ; veel gelykende naar de Huid van een Muis’, op % gevoel. “Het komt uit verrotting voort en wordt in-de Huizen onder de Houten Vloeren, veel. te Enkhuizen „ gevonden, zo de Heer DE GoRTER aantekent, Men heeft derge. lyk ook op-veele andere plaatfen. Met de Zwam is het Aersnt, 8 É & Beli sä in rige here sin dee Mieten re od En a ee ien ek bn a oa Katoeoms, met Vri pe nn edn Vezelen. Fisdaan, en: HL App. p- 235. Gorr. Bis. Il, p. 321. “Bysfum latis- Gen. a11. N. ro. T. 89. f. 9. Seop. Disfert, Prag. 1772. ® Piant. felter. P- bi & Bastin tenerrima-Doliaris, LL, Musc,, Pp. 6) Bysfus sd hed ‘natantibus, Sp. Plant, N, $ ps . Be à „Jar os DRE MM Ors 8 B Bead SM “In de.V komtditveeldalseengroen „1% Vlies op ’ Water voor, beftaande uic deelt jes Iv,” als een fyn Poeijer van den Grond opryzende en oe en. zig, dan over ’t Water uitfpreidende_ met Kpn eenigen famenhang : zo dat het zelfs by Vel. en uit de, Rivieren in Zee dryft , waar onder ee te & de. Visfchen fpeelen en zig verfchuïlen, _ Het oost wordt by ons en elders Waserbloeizel geheten °° en zakt eindelyk, weder naar, den Grond, Som- mige willen, dat het geen Plantgewas » maar alleenlyk een Stoffe zy die dooreen foortvan. broeijing ‘of Gifting: ‚ als Hef; wie thee Water rat voo ( al Katoenmos » met Draaden nf paauge keurig getralied, Pa rd Getralied. Een weinig van de groene Slibber., die men aan de kanten van ‘Drinkbakken, ib rba men en Vifchhouwers vindt ‚ met het Mikros- koop onderzoekende , vondt LEDERMUL- Lex daar in zulk een aartige Vertoönings als door hem zeer Ef in De gebragt. Eten ___N. 1. Bysfus Farinacea rte Aa. infperfa. Gorr. __ Belg. uts. F!. Lapp. Suer. 1128, z182. R. Zugdb. 520. E 4 In latisfima Papyri inftur fuper Aq, expanta. Drur, 4 ik > -Cruftacea tenerrima fubviridis.-H ar Bot inchoat. 11. p. 107 G) Bysfes Filis exate andique cancellata, Lapag- mULL. Afikrosk. 11, Deez, PI, 72. U. Deer. XIV. Srum. 936, BeSsScuRrRYVING v AN ashier, (4) Katoenmos, dat Wallig is sen Violet, aan IV. Hout groeijende, Hoorp- En Een zeer fyn paarfchachtig Vlies, met kor- Ne, te Vezelen alseen fyn Dons, dat in de Herfst Phasplo- EN Winter in Italie aan de Bast der Boomen Lichtgee- groeit, zig wyd en zyd uitbreidende , maakt vend, _deeze Soort uit, welke by ons, op oud ver- rot Hout, in beflooten plaatfen en vogtige wat ders, dikwils voorkomt en dan fomtyds in ’ duifter Licht geeft. Vitotina. (5) Katoenmos, dat Haairachtig is en groen, Fluweelig, met Takkige Vezelen. « Dit bekleedt als een groen Tapyt dikwils den Grond, op vogtige donkere plaatfen, en “beftaar uit Vezeltjes, zo fyn, dat menze zon- der Vergrootglas niet kan onderfcheiden, die digt in elkander gevlogten, Takkig en niet Takkig zyn, volgens de Waarneeming van MicHELIUS, sek (6) Katoenmos, dat Haairachtig is en Poeis Goudkleu- jee rige . sd (a) Bysfus Lanuginofa Violacea, Lignis adnascens. Gorr. Belg. uts. Fl, Suec. 1130, 1186. Drtr. p- 4. Ì. Te f. 6. Bysfus purpurea delicatisfima &c. Micm. Ges. atie T. goe f. 3. (5) Bysfus Capillacea viridis, Filamentis Ramoís. Sp. Plant. N. 3. Gort. Belg. 1, p. 322. FI, Suec, IL. N. 1183. Bysfus tenerrima virid, Velatum referens. Dirt. P. 7-T. 1. fe 14. Bysf. Terr. virid. Herbacga et mollisfimas Micn. 211. T. 39, £, 5. C6) Bysfus Capill. pulver. &c, Sp, Plant, N. 4. sd uns. EN p je ke en DE M. osss& Eet , 572 jerig ‚ met verfpreide Prugtmâakingen 3 de Vezelen enkeld en getakt. _ fn Italie komt dit Goudkleurige Katoen. Tux: mos, in ’t Gebied van Florence , veel voor „ass op Steenen en Steenachtige Gebergten. Het 7 isook op de Muuren der Stad Bern in Swit- Zerland,en wie weet op hoe veel andere plaat: fen, zeer gemeen. Immers in de Wettelyke deelen van Engeland is het ook, aan Steenen _groeijende , waargenomen, Het maakt Kuss ' fentjes, als van Mos, die Oranjekleurig zyn, Zegt HALLER , maar door droogte Afch- | graauw worden, beftaande uit zeer zigtbaare k Vezeltjes. 6) Katoenmos ‚ dat Haairachtig is, overbly= vend , Afchgraauw , taay, aan een Rots Cree erscid Dit is den Ridder, op zyn Laplandfche Reistogt , vestiekouseh in een Spelonk van Medelpad, daar voortyds Strüúikroovers ge- Defteld hebben. Het beftondt uit zeer dun- ne, E Eang. 1. Bysfus Petrea Crocea &c. Dier. p. 8. T. En _£ 16. Bysf. Aurea Derbenfis humifufa, Per. Gaz, 1. T. | 15,f, 3. Bysf, minima Sax. inodora. Mic. zio T. 89. » 2, Bysf. pulvinata Crocea. Hart. Hebv. ge el P. 105. (7) Bysfus Capill. perennis, cine ‚ Rupi hac Sp. Plant. N. 5. FJ. Lapp, pes 'm. man, a: Hin IL Dezer. XIV, Stroke ix. Arn de. eg A II. Bysfus gn se, BescrnyviNe vaN ne, weeke Afchgraauwe Draaden, éen Duim IX. pe ï Vv. lang aan de Rots gegroeiden zo taay ‚dat men srux. … Ze ‘er naauwlyks met de Vingers af kon treke Penleelige - Billyk kan hier deeze Soort bygevoegd worden ‚welke Doêtor Scoror1 aan Hout in onderaardfche plaatfen van Karniolie waar- nam en- deezen bynaam gaf. Volgens zyne Afbeelding komt het, in manier vangroeijings dat Katcenmos zeer naby, ’t welk DILLE- _ N1Us, in Engeland, heeft gezien, noemende nds _hetzelve zeer teder Pluizig en ongemeen fraay 15 ‘Fakkig Katoenmos. Op rottig Hout en Ei- —kenbladen kwam het witachtig ‚ op” rottige | | E ken. | VI, es Katoenmos , dat Huairig is, Takkig, in Pita en ee witlopende. Schoenzoolen bleek geel voor. Het bee ftond als uit kleine Penfeclijes „ daar op ge- plakt, en, in de eerfte opflag , naar Spinneweb- ben gelykende. Scorort nam, in’ fommige Myngangen , een Heeftertje waar, dat aan de enden dergelyke Haairachtige Penfeeltjes — hadt (*). Ren WW Bysfus Capillacea, Ramofa , in Penicillos termi- nata. Miki, Bysfus Peuiciltum- Scop. de Plant, fubtert. Disfert. Prag. 1772. p. 9. T- 2, Bysfus tenerrime Villo- fa et elegantisfime Ramulofa. Drum. Minsce 7. T, 1 Â35r (°) Bysfus Froticulofa. Zöid. T, 3. D E.M OS S E_N” 379 IL. Poeijerige. Ex. ee Se at (o) Katoenmos, dat Poeijerig is en zwart, „Hoorn- TUK. Aan Muuren van Oude Gebouwen ,te dE Deus by in Sweeden , kwam dit overvloedig voor, gmtigita: Het beftaat uit zeer fyne Draadjes met een Oùdheids, zwart Stof gedekt, zo Weiss by Gottingen _ waarnam, alwaar by het ook op groote Stee- __men vondt. (ro) Katoenmos , dat Poeiferig is, Afde x. graauw, de Rotfèn bedekkende. Sasi. teenig» : E Op allerley Steenen, die lang aan de Lugt j Zyn bloot gefteld geweest, komt deeze Soort k alseen Afchgraauw poeijer voor, mooglyk uit # veroudering van de volgende ontftaande. (lr) Katoenmos , dat Poeijerig is en Bhoed- xr. &olichus. kleurig , op Steenen groeiende. Violen» (9) Bysfis Pa'verulenta tra. Sp. P/N. 6. Jt. Goth, Fi. Suec. 1126 ,1130. Dinr. peg T, rf. 18. „_(1o) a Puiver. cinerea Rupes operiens. Sp. Plant. 4. Succ. Il. N.r Gie) ale Palver. er „ Saxis innascens, Sp. Plant, N.8 Gorr. Belg. p. 322. Fl Zapp. N. 528. Fb | Stee. 1125 „ 1178, Guerr. Stamp. z. p. 3e R. Lugdh. | 820. Bysfus Germ, minima Sax. Aurea Viole odorem fpirans. Micms 210. T. 89. f, 3. Jolishus f. Lapis Vio= E Jaceus. Scawencxr. Fosf. 334e Ji, MWeligoshie pe 12n &ce 2%, ä ' Ooa IL Daer. XIV. Srum. DF STUK. Katoen #05, BESCHRYVING VAN Een rood Poeijerig Mos, waar mede veele Rotsfteenen of Keizels aan de onderfte vogtige zyde bekleed voorkomen ;-’t welk wegens „den aangenaamen Reuk, dien het daar aan _ geeft, de zodanigen Priolen- Steenen doet noe- men. Andere zyn het, welken ik, wegens de Kleur, onder dien naam heb befchreeven (*). Deeze heeft , inzonderheid naar den Regen, een zeer flerken Violen:Reuk , zegt Lin- NA Us, door wien verfcheidenen’ in Wefts gothland, aan den Weg, gevonden werden; onder de aan een zyde geworpen Steenen , insgelyks kenbaar aan de Kleur. Dit Mos ken op. omgekeerde Steenen, in de Bosfchen 2 ‚ook voor. 'e Waren Vezels, „Kegelvormig „ zeg: hy» ineen zeer dun Meelig Korstje ingeplant ; dat de Vingers, in ’t behandelen, Saffraankleurig maakte. Ook kon men ’ér geel mede verwen en in Uitflaande — Koortfen maakten fommigen ‘er, als een Ge- _ peesmiddel , gebruik van. Door Saxen, Bo-_ heme en Pruisfen, hadt MicurxrausditKa- toenmos ook-op veele plaatfen gevonden. — Naar het Goudkleurige gelykt het zeer, EN _ enderfcheide zig, daar van, byna alleen door „den Reuk. Ook vermengt GrrpirscuHhet eene met het andere; ’t welk kieken 2 zeer — on- B Zie het INL Deers ll, Stuk, deezer Nat Hiflee rie, bladz. 458. D,E, M, o s.S-E Nes stt onbillyk oordeelt ; ‘alzo ,’t een Vezelig , 1 het, Ig ander Poeijerig zou zyn; doch wy zien, dat: TVs het een zo wel als ’t andere in dit Katoenmos “Hoors- plaats” heeft. … Hier te Lande komt hetzelve Kalden” op Steenen en tusfchen dezelven, by veran. ®ose! derlyk en vogtig Weer, als ook op den Grond if donkere vogtige plaatfen, it Bloempotten, „np die in Kasfen ftaan en in Broeybakken, dike ' wils voor. Déwy! bet doot den tyd of door droogte brúin wordt en ‘geheel in Pocijer valt, zyn Reuk verliezende ; SE het dan gEUNgks, kenbaar Ce £ € ús watoeriinos ò „dat Prijrig he en geny DE KI, es aan Hout groeifende, …— ade In alle de vier Wereldsdeelen groeit dits me Kd zegt LiNNAUS , in Boomfchörs, aan où- de Muuren en op Dito oale nt blooc ed gefteld zyn aan een vogtigen Wind. Dus _ vinde men’ het ook ‘by ‘ons, aan” oude Pian- Ken, Muuren en Panoen Daken. ’t Is een Poeijerige zelfftandigheid , op ’t‚gevoel h en imrpdhaars vans enn frany wen of Zwan " vel ej Gueprrscn de fdië p- 1$- 12) Bysfus atveren * zeer Ligriis ‘adnascens.‘ Sp, din: N: g. Górf! “Belg. IK p. 322, Dern. Pp. 3 Tr fs $ Fl, Suec. …… ik reed ESS. eend 6 LP Oo 3 EN 4 IL. Daxi. XIV. Srus. ; 582 BESCHRYVENG VAN 1x. … velkleur. Op belommerde pläatfen valt het RE dikwils uit den geelen groen. BEE, (13) Katoenmos „ det Poeiferig is en: groen, ALS _Dit-is op. donkere natte Gronden , als des. ook op de ‘Tuinpotten , by ons en elders, gemeen. Het komt ook aan vogtige Muu- ren voor , daar het dikwils by Laagen op malkander groeit, tot meer daneen Kwar- tier Duims dikte , wordende veindelyk. een paarfche Klomp, met zwarte Vlakken. Ans ders beftaat het uit ronde groene Bolletjes, van kleinte als Tabakzaad „ die Trosachtig _ famengegroeid zyn. … Hartenhade het tot asen meden betrokken, „ons 14) Katoenmos, del. "Pora ú pn en grs. E Ea als Meel „geftrooid. ‚a Aan de kanten der Slooten , langs jp ad! (13) Bysfus Pulverea viridis. Sp. Plant. 'N, 16. Goe. Belg. uts. Fl Sueé. Il. N. 1187. Bysf Botryóides” fätú= rate virens. Dir. pe 3. T. 1. £f 5. Weiss, wis, Lie chen cruft‚, Verrueofus viridis, Haar. Melv. inchoat, 11e P. 102. Cz4) Bysfus Pulver. ineana. k gE Le inftar fira- ta. Sp. Plant, N. ar. Gomrr. En uts. Fl, Sues, 1135 1128. Dirr. pe 3. T. 1 f. 3. Lichen Farin: mok, lis albicans , Globis Aitor Haru. Melv. inchoah UI. p. zo3 Weiss. sbide p A & Ùid. p. 17. 1, Desr. XIV. Sruz. Dv orMovors mend sB8 dige Wegen , of ook. op-bloote Kley en. 1x: Mosfigen Grond , ja fomtyds aan de, Boom-, ee fchorfen „> komt: dit Katoenmos- voor, %: Hoor: welk naar een klein Schurftmosje gelykt „ven: ati door HAL TER ook tot ;dezelvenì betrokkenmos. wordt. Doorgaans vertoont het zig als een Korstje van Korrelig Meel. (is) Katoenmos, dat Poeijerig= Korflig is en be zeer wit. ca. . Melkwit. Dit maakt op de Baften van oude Boomen en op Mosfen eene Melkwitte “Korst, als of zy met Kalk gewit warede Door het Vergrootglas fchynt die Kötst geheel te be- ftaan uit kleine Bolletjes. Dus heb ik de Soorten van Mosfen , welken onze Ridder opgeeft , befchreeven. Verfcheide anderen komen ’er by andere Au- theuren voor. Inzonderheid heeft Scoro= Lr eenige onderaardfchen , uit de Bergwer- ken , verzameld en in Plaat gegeven , die Zeer zeldzaam zyn. De Hiftorie deezer Plantgewasjes , geloof ik, onuitputbaar te zyn 7 (5) Bysfus Pulverulento - Cruftacea er Sp. pad uits. FJ, Suec, Il, N. 1189, I < Kiek rag mollis albus, Globulis Spbaricis. rde Helv. inchoat, p. 103. Werss. Oog 584 BrscumrvyviNe =vAN IX. zyn in veranderingen. Ik zal.derhalve my LV. daar mede ‘miet verder ophouden ,ven gaa Hoor: billyk, door middel van dit laatfte-Geflagt, 't welk als in *termidden ftaat , uit de Afdee= ling der sies tot die der Paddeftoelen over. 3 ek HOOR Bad & - zor WE & kon 3 4 Ne nee lk ds REG NRN. EE REGNUM VEGETABILE. HET RYK per PLANTEN. ng ng, mg tr, FIENDE-CLASER FUNGI PADDESTOELEN, tt BESCHRYVING DER PLANTEN. NEEN Ä AFDEELING. De PADDESTOELEN. ELLRLLL SEE L HOOFDSTUK. De Eigenfchappen der PADDESTOELEN =of KAMPERNOELJES in ’t algemeen; dere “zelver Voortteeling , Naamsreden , Gebruik en Misbruik Geflagts = Verdeeling „ enz. BA ABe veragtelykfte, inderdaad, in het Eigen- € D 4 geheele Planten- Ryk, maaken met “herpen: C recht hier de laatfte Afdeeling DP uit. Linneus merktze aan als het Uitfchot of als Vagebonden , die niet _leeven dan van Steelen en rooven, genee- rende zig met rottig Vuil en uitwerpzels van andere Planten, of van derzelver bedorven Overblyfzels. Ten onrechte, nogthans ‚merkt U. Desr. XIV. Sruw. Xe s83 DRrREIGENSCHAPPEN. hy aan, dat zy in de Herfst te voorfchyn ko- Amer. men en dus 's Winters grocijen (*); ’t welk Hoerp- STUK. ’ Groei- plaats. ij eigentlyk op de Mosfen past, niet op de Padeftoelen: want deêze groeïjen , byna on= verfchillig, het Beheele Jaar door, ten mine fte in t Voorjaar zo wel als in de Herfst (Pe _ Vogtigheid en broeijing, naamelyk , bene vens de Verrotting , geeven gelegenheid tot den Groey van dit Ontuig, dat door Koude en Droogte vergaat. Sommigen zyn 'er, die op zekere tyden des-Jaars voortkomen; gelyk men dus. Voorjaars en Herfst - Paddeftoelen heeft. Byna geen Lighaam is ?er,‚ zó in het Dieren als Planten -Ryk, dat niet, door Voge tigheid of. on de Groeiplaats: worden kan van ewas. Evenwel zyn ’er, die de Vonteheid meer beminnen”dan anderen, ten minfte meer inzuigen ; weshalve zy je drophori genoemd. worden „als een /Waterig Vogt; veelal. zo- zwart. als Ipkt;laatende af- druipen uit het Hoedje, ’t welk dus verfmelt 1 én:rottende verdwynt. Dit zyn veelal ondeu- “gende Mestzwamimen ‚ van een zeer bederf. Hilo, “ nde Iykén: aart j welken. Scnarrer deswegen enen (4). ‘Anderen in tee Î 3 ê Á 3 3 á Ee Ì Ei ‚gen. mn. Dreus, I Srux deezer Barri @ EE ZOT ze pe 2 Pref. p ECD) Zie yrie Fláaten_N. 6, va vlada 673 za0. D DER PADDESTOELEN. 989 gendeel, die op Broey-Bèdden van Paarden-. Mest zo menigvuldig geteeld worden , zyn es drooger en Vleezig en dus van €en geheel Hod”. TUK. anderen aart, Ook zyn ‘er Eetbaare Kamper - poeljes „ die ; wanneer menze doorfnydt „o= vervloedig witte Melk uitgeeven. De meeften komen van zelf op Velden , in ‘Fuinen, Boss Ífchen en op onderaardfche plaatfen, voorts Met de Ouden-te onderftellen,; dat de Padi deftoelen uit enkele Verrotting of uit Died tollig bedorven Slym der Boomen en Planten, uit de Sappen des Aardryks of uic de Dampen der Lugt, ontftaan zouden ‚wordt hedendaags voor ongerymd gehouden. Men acht, dat zy haar Zaad hebben, gelyk andere Planten , en de vermaarde Micagrius halt niet alleen haare Zaadjes ontdekt en afgebeeld, maar ook de Paddeftoelen uit Zaad-voortges teeld. De verfcheide Proefneemingen, door hem met alle zorgvuldigheid gedaan en ten omftandigfte befchreeven , fcheenen zulks te beveftigen *). Voorts bleek zulks niet mine der uit de Paddeftoelen- Steen, in Icalie zeer bekend (+). Doch die ee tusfchen de | …—_Plaat- (*) Vide- Tek. Gen. Plant. p, 136« (GH) Zie ons Il, Srok der Delhaas bladz. 671: want dewyl die door enkele bevogtiging Kampernoeljes voorte brengt en een verharde Veenklomp is; zo moeten daar zekerlyk Zaadjes in geweeft zyn, even als men zons by de groeijing van alle andere Planten onderftelts IL, Deer. XIV. Srux. ee, re à > Arpzer. 590 DE EIGENSCHAPPEN Plaatjes aan derzelver Oppervlakte zittende ps zyn niet waarneemelyk dan door het Mikros- Lm koop. Povendien meent hy ook de Bloemen Uit Eijertjes ScHaF- FER. waargenomen te hebben , zittende of als en- kelde Vezeltjes of Dentnilinsme getropt, op de kant der Plaatjes; maar de weinige zeker- heid, die daaromtrent plaats heeft , doet dit veelen nog 20 gereedelyk niet toeftemmen. Ook is het een en andere in fommig flag van Paddeftoelen meer , in anderen minder of byna geheel niet zigtbaar. Maar in de gewoone Kampernoeljes heeft de Heer Baron van Grrr CHEN deeze Bloemen of Meelknopjes , met derzelver Stuifmeel ‚ zeer duidelyk waargeno- men (*). De beroemde. Paftoor ScHAEFFER ; die voor weinige Jaaren een zo uitmuntend Werk, met ongemeen fraaije Afbeeldingen van aller- ley Paddeftoelen , in de natuurlyke Kleuren , uitgegeven heeft, fcheen zelfs derzelver Voortteeling uit Zaad te willen ontken- nen {f). Ten minfte beweert hy , dat die Bolletjes geen eigentlyk Zaad kunnen genoemd worden , zo als dat der Plantgewasfen in ’t al. gemeen. Hy meent, dat men dezelven veel- eer moet houden voor Zijertjes „ als waar in het jonge Paddeftoeltje reeds volkomen ge- rmd vo (*) Vid, Obs, Microscop, Suppl. Tab. 4. Fig, 5, 6127- (1) Phil, Tranfalt, Vol, LIL. p. 498 DER PADDESTOELEN. 591 vormd is, voor dat zy vande Moer zyn afge- Xe ‚ feheiden. „Maar „ dit. komt op ’ zelfde uit s Ans alleenlyk zou menze dan tellen meeten onder Hoorne de zogenaamde Jongwerpende, Planten (Fivi-""“** Pare), hoedanigen ’er, gelyk wy in ’t beloop onzer Befchryving van ’t Planten-Ryk gezien hebben, nu en dan voortkomen. Men heeft ‘er onder de Grasplanten verfcheidene van dien aart, Voorts verbeeldt hy zig, dat de Paddeftoe- Verhit len, buitendien, van alle andere Planten ver- 25 Ande- fchillen ‚ door haar Voedzel te kunnen in- neemen aan alle gedeelten van haar Lighaam. Hy hadt fomtyds de eene Paddeftoel aan de andere gehecht gezien met de kant van haar Hoedje of Huikje ; dus voortgroeijende of in *leven blyvende , zonder dat de Wortel aan den Grond raakte. «Maar dit zelfde kan men ook van de Boomftammen zeggen ,-die t'on- derfte boven geplant of afgezoogen worden ; zonder dat men aan derzelver Voeding door de Wortelen twyfele. ’t Is ondertus{chen zeker , dat de Paddeftoelachtige Gewasfen vol- freke geen Bladen , en naauwlyks blykbaare Wortels hebben, waar door zy ‚zo wel als de Schurftmosfen en dergelyken, van de Planten in * algemeen verfchillen. Sommigen hou- denze, zelfs voor Planten van eene Dierlyke natuur, ja willen dat zy Dieren zyn of ge- weest hebben (*). On- CC) Opinionem en foveat , eos Animalia esfe vel IL Dzsi. XIV. Srum. fuis- zó De EIGENSCHAPPEN __X. Onder elkander zyn ook deeze Gewasfen , en opzigt van de manier van Groeijing , ten Hoor- uiterfte oneenpaarig. Men vindt ’er die lang- v erfehjj zaam groeijen en lang in ’t leven blyven ge= in Groei- lyk de Boomzwammen en- zodanigen ; die door 5 goede en minder overtollige Sappen gevoed worden.” Anderen zyn er, die zeer fchielyk groeijen -en niet minder fpoedig fterven of verdwynen (*). Daar zyn van dit flag van Planten , die, gelyk het Haft of Oeveraas ; binnen één Etmaal gebooren worden , tot vol= maaktheid ‘komen en fterven. Zelfs heeft HarreR ’er; onder de kleinfte Soorten, op- getekend, die maar één of twee Uuren leevers terwyl Anderen; _oogfchyalyk- van de in zestien Dagen haare Vrug:maakinge v den. De Heer GrroviTscn heeft bevolen dat eene zelfde Soort tienmaal voortkomen kan in twaalf Maanden tyds, Vernij. De Verfcheidenheid in de Geftalte der Pade lende Ge- deftoelen is oneindig. De gemeenften hebben mn rk Steel, die taamelyk dik is; van boven gee dekt met een br melt dat plat is of Kegelvors migs fuisfe, a. fedulo “quodam Nature contemplatore olim frabilitam fore , conjicere licet. Meth. Muscor, iltuftrata , pref, C. a. Linné juniore, propofita. Ups. 1781. p. 39 Zie cok het laatfte van myne wrd det Dieren of 1. Dress. XVIIT. Stuk, op het C°) Hier van het Spreekwoord ; hei fubiro ut Fungi, Den PanonsTokhem $ mig; vän onderen: dikwils: hol en, altoos vol Plaatjes of Pypjes. Van de, zodanigen heeft TournerForT meer dan zeventig Soorteri ; Bd opgetekend: Anderen hebben het Hoedje van _ onderen met- Gaatjes , eenigen gedoornd genigén geheel glad. Voorts komen 'er ook Zonder Hoedje voor; die of getralied zyn 3 pf Tolachtig , of Klokvormig, langwerpig of Kogelrond,- Sommigen groeijen geheel Oor- achtig, gelyk de Boom- Zwammen: maar dee- ze ondergaan een ongemeene vervorming; zó dit zy de Oppervlakte fomtyds geheel zon- | der Gaatjes ;- fomtyds dezelven boven heb: t ben; vertoonende zig als omgekeerd, Dik- 5 wils zyn dezelven ook dermaate bekneld; of door de engte van de plaats geprangd, dat dy als een Knobbelige of Vliezige Klomp üitgroeijen, die-in geenen deele naar de ‚Na- mutlyke figuur gelykts En de verandering 3 welke ’er buitendien, doorde enkele Groei. ling en Rypwording of Verfterving „door uite drooging van de Zon of al te fterke Vogtigheid; in deeze Gewasfen plaats heeft, is zeer groot. Het woord Fungus, dat de Latynfche. naam Naams- der Paddeftoelen in ’t algemeen is ; leiden sad | fommigen’ af. van de gevaarlykheid , alzo ’er veele Vergiftige onder zyn, waar voor men zig moet wagten *: anderen van de dood zel- * a fe VEL; welke zp fomeyds veröirzaáken. Hets , rad aft my echter veel waarfchynlyker voor ka ä arti goot U, Deir. XIV. Stu. | 504 Der EIGENSCHAPPEN Xx. dat hetzelve van ’t woord fungor of ’t zelve AFDEEL gaar van afftamige 3 ’t welk in een goede en Hoorp- in een kwaade zin daar op toegepast kan wor- WE fing den (*); alzo het dienft doen en fterven bete: dien kent *. Het wordt op dergelyke Uitwasfen van Spongieus Vleefch, aan ’t Menfchelyk _-Lighaam, gelyk men weet, ook toegepast en is bovendien grappig gebruikt geweest , om Menfchen van een plomp Verftand, inzonder- heid een groot Hoofd hebbende, te beteke nen. De Spensachtigheid van deeze Gewas- F Tumo-fen doet fommige Gezwellen, van dien aart ts ves Fun- gh met dergelyken naam beftempelen. De Fran- fche, Champignon, fchynt van het groeijen op % Veld, Poriron van ’t gebruik , Morelle van de gedaante afkomftigte zyn. De Engelfchen noemenze Mushroom of Todeftole, dat is Pad- deftoel , gelyk wyze misfchien wegens de af: fchuwlykheid, en Duivelsbrood, om het gee dagte gevaar heeten: maar de Duitfchers bee grypenze , in ’c algemeen , onder den naam van Schwam; de eetbaare door dien van Refe Jéhen, Breislingen of Pfiferlingen, onderfchei- dende. Ík {preek niet van de byzondere Soor- ten, welken zy door veelerley benaamingen aanduiden. Wy noemenze ook Kumpernoel* C°) Dit myn denkbeeld vind ik met dat van den Pas” toor Srsanzex overeenkomftig, die het in een goede zin neemt , voor fwngt officio, op de Eetbaare pasfende. DER PADDESTOELEN. sos jes, dat mooglyk van ’t Franfche Champignon, Arora verdi wan dd zo wel als ’t Brabantfch woord Weijer , zyne afkomft heeft. By de Italiaanen is nog hets. Hoùrs. woord Pongho in trein. Dat men oudtyds , by de Romeinen ; niet Gebruik, minder werks maakte van deeze Gewasfen , om aangenaamheid by te zetten aan de Spy- zen , dan in Vrankryk, Brabant en Duicíche land nog heden, is onbetwistbaar (*). Echter waren ’er, die derzelver gebruik, wegens ’t gevaar , geenszins goedkeurden (+). Hoe kan men zulk een vermaak fcheppen in ’ eeten vaneen gevaarlyke Kost, zegt PLINIUS, die verhaalt, dat verfcheide Huisgezinnen en geheele Gaftmaalen , van voornaame Lui- den zelfs, ten zynen tyde daar door om ’ lee ven geraakt waren, Hy geeft nogthans ver= fcheide Middelen aan de hand, om zig woor € gevaar te hoeden; niet alleen in de uitkie- zing beftaande , maar zelfs in het kooken , dat best was met Salpeter en by Vleefch, als ook Peeren daar op te ceten. Azynpryst hy tot Verbetering van dezelven aan. Verfcheide Middelen tegen de Vergiftigheid derzelven heeft hy aangetekend, gelyk het Sap van Kool , Van Kers, het Zaad van Brandenetelen, enz. Schoon @ areas optima Fungis Natura eft. Horar1us. « (}) Que voluptas tanta ancipitis Cibi? Pri. Hijk. Nat, Libr. XXI1. Cap. 23: Pp a IL Daar. XIV, Suk. $06 Dr EIGENsenareren pen” Schoon men hedendaags de goede Kamper: rm hoeljes genoegzaam van de kwaaden te onders seo fcheiden weet, zyn ’er echter nu eri dan nog via voorbeelden ván Ongelukken daar door gef veheid. peurd; die minder gemeen zyn in Landen daat mnenze veel gebruikt; gelyk in Silezië , alwaar het Landvolk dezelven niet alleen des Zomers verfch, maâr ook ’s Winters gedroogd nute tigt. WBARTHOLINYS brengt een Hiftorie by, van eene Beroerte daar uit in een Maf én Vrouw te Koppenhagen ontftaan (*). In Vrankryk en Brabant wordenze menigvuldig geteeld eri ter Markt gebragt ; zo dat men daar- van de’ hoedanigleid genoegzaam verzekerd ís ende Kampernoel jes dagelyks, zonder fchroom, in Ragouts, Soupen en Toefpyzen gebruikt ; maar zy blyven altoos een Kost die moeielyk iste vertegren , kunnende in zwakke Geftellen dllerley Kwaalen, uit verftopping der Inger wanden oûtftaande, Veroirzaaken 3 des de maatigheid en voorzigtigheid , of liever de geheele Onthouding , even als van àânder . zwaar Voedzel , fommigen is aan te pryzen. ng Zulke Kampernoeljes zyn best, volgens LE- MER Y,welke mien in één Etmaal op Mestbed- den teelt. Hier aan volgen de genen, wel Ken in de Velden groeïjeu , wan boven mek een wit Vlies bekleed, van onderen Vleefch- de kleurig …… €) Ada Med, 1673. Hit. XV 5 d hak: DER PADVESTOELEN. SOr Kleurig en van ‘binnen wit, Men Vindt inde „5 Bosfchen ook goede Kampernoeljes , die van 1 boven bruinrood, van onderen geelachtig Wit ru: Sein “zyn; maar dewyl fommige Boomen , naar mene zig oudtyds verbeeldde ,- eene idacrjke Shoedanigheid daar aan byzetten, zal men zig liever van deeze onthoùden. Ondertusfchen blyke uit de Ondervinding, dat het i in deezen meer aankomt op de Soortelyké- onderfchei- ding, welke afhangt van de kennis van der- zelver Geftalte en Kleur. Die holle Steelen hebben , worden van de onzen verworpen, zegt Ha LLER, maar de Rusfen letten daar geenszins op; eêtende zelfs zodanijgen ‚ wel. ken wy voor, zeer Vergiftig houden. Zekete kleine Voorjaars - Kampernoeltjes , op het Mos groeijende , aangenaam van Reuk, rond en van grootté als Erwten, zyn zeer goed om te nuttigen. De Moriljes, 1 ruffelsen anderen,’ maaken zig genoegzaam kenbaar, enz. Boe vendien is het wel kooken en toebereiden van deeze Gewasfen , even als in alletley Spy- zen, tot het wel bekomen noodzaake- Ì * Ee Ee Len ee zn es Dee: TUK. N © Lauta Redi nitide Boleti Fercula Coenz; Or Sedy nii percoâtis, Virus inesfe puta: Cui Pituita placet ‚vel inerti frigida Succo, „7 Peitgray Fungorum, millia multa voret, tad “ SCALIGER Exereit. 140. f p3 Xx 593 De Ere ENSCHAPPEN Deeze Aardvrugt levert mooglyk wel de dl- „ArpsElslergrootfte Verfcheidenheid van Geregten uit Hisie- Men legtze in, met Zout, Azyn of Olie, en STUK, Toebe, dus kunnenze, zo wel als gedroogd, verfchei- teiding, de Maanden; ja Jaaren zelfs, naar haaren aart, bewaard worden. Voorts worden zy gekookt, geftoofd, gebakken of gebraden. Dit laatfte kan ook aan ’t Spitgefchieden. „Men bakt ‘er Pannekoeken of Taarten van en bereide ’er “mede veelerley Pottagiën. In Hongarie wor- den zy „gedroogd zynde , tot een Poeijer gewreeven ‚ waar mede men aldaar byna alle Ragouts en Sansfen mengt, in plaats van Meel. In Italie maakt men, van gepelde An emee reinig-be welke altoos de ren foort van Nina, worden; ’ welk tot een goede verteering der- zelven ftrekt. Geflagts- Omtrent de Geflagts- verdeeling der Padde nde ftoelachtige Planten ís ‚ gelyk omtrent ande- ren, een aanmerkelyk verfchil tusfchen de Autheuren. TourNErFoRrT hadt’er van gee maakt agt Geflagten, welken hy „ naar deGe- ftalte, met benaamingen onderfcheidde, Mr CHELIUS fchiftze naar de Groeijing, van en keld of byeengevoegd ‚ Takkig of niet Tak- kig te zyn, den Steel geringd of niet geringd» het Hoedje geftreept of ongeftreept te heb- ben, enz. DiuLrNius hadtze inde pe / € BER PADDESTOELEN. 599 die Hoedjes of geen Hoedjes hebben , en deeze arpa, Wederom naar de Plaatigheid , Pypigheid en Geftalte , onderfcheiden. LiNNaus geeft ‚Hoor ‘er van op, deeze tien rans Geflagten, in twee Rangen : als k Met Hoedjes. Acaricus, Het Hoedje van onderen Plaatig. Borerus. Het Hoedje van onderen Gatig. Hvypnum. Het Hoedje van onderen Stekelig. PHarLuS. Het Hoedje van onderen cffen. II. Zonder Hoedjes. CLATRUS. Getraliede. HeLVELL Av Tolachtige, PezIzA. Klokvormige. CLAVARIA: Nagelachtige. LycoreRrpoN. Klootronde. Mucon. Met gefteelde Blaasjes. Naar deeze verdeeling ‚nu, zal ik wederom de byzondere Gellagten en Soorten befchry- ven. Pp4 IL HOOFD- u. Dzzre XIV, Srum wet en 4 ee IL WOOEDST UK. Beföhryving van de mied EEE met Hoedjes , zot welken de Kampernoecljes , à Boomzwammen ;, Bkaheke: en hbe. med beliooren, even je Paddeftoelenn met c Hoetjes ied on- „der zig alle de eetbaaré en andere zot genaamde Kampernoeljes of Duivelsbrood , die vervat zyn Î in sr vier gemelde’ Gefagren, als volgen En ak ed „ebs Se Zoi « dn le El: aci G ri R 1 Lc Us. alie: ' ere ner Onder ‘deezen- Geflagtnaam , die eigentlyk tot een Winkel-Boomzwam, op de Lorken- boomen gtoeijende, behoort, heeft het Lin: Neeus-hbehaagd, de gewoone Kampernoeljes of Paddeftoelen voor te ftellen. „HaLLERs dig zig bevoorens aan ’t gebruikelyke woord Fun: Zus hieldt , heeft naderhand, in plaats van | bien, Amanita ‚ ’t welk oudtyds flegts op Ger vingerde toegepast werdt, verkoozen. Dite LENIUS was hem daar in voorgegaan, Hier volgen. de Soorten, | ae. Le DE PADDESTOELEN. 601 E Gefteelde met een rond Hoedje, 4 Ii) Tmapdiarelië „die: geteeld is met Take kige aflopende Plaatjes. X BTS nà Hoorns e ‚Dee Ze » „die men gemeenlyk Chanterelie of. Corarae gecle Champignon noemt ‚ komt ‚ met haare”’S Zeem- veranderingen in de Velden voor, Men lere, Vindtze veel onder de Boomen en in de Bos- fchen in Gelderland, in ’t Sticht van Utrecht en in ennnse: „Eene Verfel ares die ik ke bleek en. gelsk get Ene De is thar , en wordt in Duitfchland, onder den gan van Gelber Púfferling, veel sang van den gemeenen, Man 3 doch, „ niet wel gekoo ookt en toebeteid zynde’, ze zy ligt feherpe Buik. pynen_en Buikloop, veroirzaaken ; gelyk. de Her OEROLTSE Ne in % jaar 17413: ronder t N rr Re gar ies! Bap. ‚ Lamell. Ramofis deeurrenti-’ Syt, Nat. Wer. XII Gers 1a0g. Sp: zr. Gors, 10 5 ‘B, H bid Of Er s Ha, 13 De É 14 re Hib D P. zl Srere. Zheatr. p. 59= Ó1, Marie. flavug en contortig et erik Ean Holy, Betoat. Wi, K p ks FDEE A 1. Hoorp- Kamper- goeije. Goe BBSCHRYVING VAR ’*t Landvolk ín een gedeelte van ’t Branden- burgfe waarnam. STERBEEK houdtze nog- thans voor de besten en- verhaalt, dat menze „zelfs raauw kan eeten zonder eenig nadeel, Zy hebben alsdan, zegt hy, een prikkelen= de of Peperachtigen Smaak , waar van de Hoogduitfche benaamning ‚en ;dewyl het Hoed- je, dat echter meer naar cen Waaijer gelykt, op den Steél wat fcheef ftaat en fomtyds als omgedraaid is, worden zy van fötnmigen Hag- zen- Oor geheten ; hoewel hy ze liever Zeem. Jeere zou noemen, wegens de zelfftandigheid, of Safraan- Kampernoeljes , wanneer zy Goud- geel zyn. Zy verfchillen daar in van anderen dat de Plaatjes, door ze Pluis g paamd , vast zitten aan het Vlee derhalve er niet afgedaan worden, om TE De Reuk is frifch, rins en zeer aangenaam (*). De ge meenfte zyn ruim zo groot als een halve Ryksdaaler, bleck geel van Kleur. De allere grootften hebben het Hóofdje of Hoedje eer Handpalm groot, den Steel een Duim lang en cen half, Duim dik. Tweemaal ’s Jaars, in ’ Voorjaar «en den Herfst „ komen in Brabant deeze Kampernoeljes te-voorfchyn, doch werden 'er meest gedroogd te Markt ge- bragt. Men verzameltze aldaar in de Bos- man: „Zeker Edel Heer, die een groot Lief- heb: f C*) Odor gratus Prumorum, zegt HALzen, DE PADDESTOELEN. 603 hebber van Kampernoeljes was, noemde deeze A7 het Merg der Aarde en Hemelfch Manna, eeten- „ 1: de dezelven tot verfnapering raauw, zegterus ee STERBEEK, Wanneer hy ze vondt. (2) Kampernoelje „ die gefieeld is , met een Sien jgaricus geelachtig verdeeld Hoedje „en witter Plaat-gumgue- jes, die inwaards edn, famengeroegd y \ idee zn (3)- Kampernoelje „ die gefleeld is, met alle IL. de Plaatjes egaal van grootte. Gisa De eerfte van deeze twee Komt zeldkaam op de Velden van Sweeden voor; de andere groeit aldaar în drooge Bosfchen , en by ons op Hey- velden en eenige Weiden in Vriesland. Gee meenlyk valt zy Vleefchkleurig bont, en heeft het Hoedje een weinig ingedrukt, als gena- veld ; doch Harrer heeft -deeze Kampers noëljes., in Switzerland, van byna alle Kleus ten, waargenomen: rood ‚ naamelyk, en wel 1 brui CG) Agaricus Stipitatus, Pileo fubflavescente partito » Ag. caulescens &c Fl, Suec. 1063, 1222. QG) Agaricus Stipit. Lamellis omnibus magn. «quali- bus. Gorr. Belg. 11. p. 3:3- Fi Suec 1071» 1239. Aga- ticus major &c. Ray. Suppl, 18. Buxa. Cent, IV. Pp. 12, T. 19 8, Agar, caulescens &c. Fi, Lapp. 487. Amanita Petiolo farto, Pileolo convexo &c. Harn. Helv. inchoat, UL p. 161 Tovanr. Zoft. T, 327. E. Gran. rp. robe li, Der, XIV, Srum pi BracHRrvvING vaN A bruigrood of Bloedkleurig, Violet, blaauw , azkht “geel en groen; hoedanigen ook by Saken ATUK. voOrkomen, De Steel is altoos wit en dik ; met het Hoedje op zyn hoogfte vier, dikwils maar lj twee Duimen breed , aan de kanten rimpelig en geftreept ; > van onderen miët dikke witte Plaatjes , die” eindelyk geel worden. Deeze heeft het Vleefch byzonder broofch en fcherp van Smaak, doch is niettemin eetbaar. c (4) Kampernoelje „ die gefteeld ds , met ge- NE A set tid halveerde eenzaame Plaatjes, een gering- ia den Steel, aan den 4e ween » Gan ee booten B, Bend Á sl - hhcir oor *t Oog, door de herroode of f Bloedkondie met geel gitgemonfterde Kleur van haar Wrattig Hoede je, dat dikwils zeer breed valt, tot twaalf Duimen over ’t kruisen ook wel geheel Afche graauw gevonden wordt. Dit Hoedje gelyke fomtyds naar een zogenaamden Rammelaar , daar men de kleine Kinderen mede ftilt, zegt hel Mh EDE ef gens (4) Agaricus Stipit. Lamellis dimidiatis &c, Gory Belg. 11, p. 328. Fl. Succ. 1976» 1235. Fung. Muscas interficientis tertia fpecies, C. B. Pin. 373. Mica. Gen. T. 28. f. 1, 2, Amanita Petiolo annulato, Sanguineo , Lamelis albis. Haárt. Heles inchoat, II. pe 160, Gree, P. 32. STERBEEK. P» 214 T. 22. A DR PADDESTOELEN, 698 Grenirscu Te Frankfort, en-elders in x. Pelfehlands worden deeze Zwammen op de Apra Markt te koop gebragt, om de Vliegen en Hooer- Muggen te dooden, ten welken einde menze She 3 aan brokjes {nydt en in de Venfterpoften legt: moesje, 2% als wanneer 'er de Vliegen, ’t zy door den Reuk, ’tzy-door de Kleur aangelokt, opgaan — . zitten en doed ’er af tuimelen, zo men ver haalt. In Sweeden kookt men deeze Zwam in Melk, ten zelfde einde „of ftamptze in Wa= ter 3 wanneer ’er de Vliegen als dronken door gemaakt worden. Deswegen noemt men „deeze Kämpertioelje, gemeenlyk, in Duitfch- land Miegenfchwam ; hoewel zy ook voor de Menfchen nadeelig-is, die 'er niet aan gewoon zyn; dezelven als uitzinnig en dol maakende, Van de Rusfen niettemin worden zy , hoe _fcherp ook van Smaak en hoe ftinkende, tot Spyze gebruikt: ja van de Franfchen zelfs, zo Men verhaalt, Hier te lande komen zy weinig voor ; maar in Brabant veelin de Hakbosfchen , in de Herfst, Buiten twyfel zal de verfchil- lende Landaart ; Grond en Groeiplaats; de „ jongheid of ouderdom en het Saizoen, in _ de uitwerking veel verfchil maaken. Ook — verfchilt het zeer, of men ’er veel dan weinig van gebruike. Dat men met hec Sap , daar van, de Weegluizen dooden kan; is zekers / IL Daer, XIV. Srué, …_@ 6o6 BEsCcHeRYvVING vaN x. (5) Kampernoelje, die gefteeld is; het. Hoedje 1. verhevenrond ; de Plaatjes aan den Voet Hoorp- Jits getand hebbende. pn In de Bosfchen van Sweeden komt zodanie ende ge Paddeftoel voor, die een gecl Hoedje heeft, , tropswys’ groeijende, Zy ziet van boven Ly« merig glad en fchynt vry veel met een derge- Iyke, in andere deelen van Europa waarge- nomen, die ook Goudgeel en groen valt, te ftrooken. VL (6) Kampernoelje , die gefteeld is; het Hoedje gern Tegelrood tekhende s met geelachtig Sap. VIL | @ Kampernoelje ‚ die gefleeld is, met een EE vak Melkgeevend Hoedje „ Vleefchkleurig ; geevende. rosfe Plaatjes en een langen bleekrooden Steel. Deeze (5) Agaricus Stipit. Pileo convexo &c, Agaric. Caules- gens, Pileo flavo &c. Fl. Suec. 1048, 1206. Amanita flavus viscidus Pileo conico, HaLre Hel, inch. III, pe 169? Scars. T. 2, £ (6) Agaricus Stipit. Pileo Teftaceo , Succo lutescente: FJ. Suec. 11. N. rarr. Fungus perniciofus , Lateritio co- lore varians &c. Mic. Gen. 14r. Amanita fulvus Laête Croceo. Harn. Helv. inchoat. p. 168. Grep; p. tor SE Agaricus Stipit. Pileo plano Carneo Laûesceste Lapp. 484. Fungus Laêtescens praegnantisfimus. vl Par. p. 61. N.g, 10. Scnarr. T, 11, 14e SCOPe Carn. p. 35. Stars. N. qr. T. 6. C. hamata rider sac amw mnd lendenen BE PADDESTOELEN. 602 Deeze twee, door HALLER tot ééneSoort _ X. thuis gebragt, groeijen met haare Verfcheie ien, denheden, die aanmerkelyk in Kleur verfchil., Hoor len, op verfcheide plaatfen van Duitfchland, gampirs alwaar men ’er den naam van Reitsker of Reit. oelje. Jche aan geeft. Zy zyn vol van een Melkach. tig Sap, dat Saffraankleurig is en zeer fcherp van Smaak; weshalve zy ook van fommigen geteld waren onder de fchadelyke Kamper- noeljes. Op een taamelyk langen dikken Steel hebben zy een rond Hoedje , met den rand wat inwaards omgekromd , welks Kleur van boven meer of min Tegelrood is, dat is, gelyk de Kleur der Dakpannen of gebakken Steenen ; doch ook wel wat naar ’t geele of bruinetrekt, fomtyds met groene of geele ftreepen ; van ‚ twee tot zes Duimen breed, Van onderen zyn de Plaatjes, die Melk ftorten, bleekrood , geel of Afchgraauw , wordende, door veroude- ring verdroogende , groen, Volgens Sco» POLI is dit een onfchadelyke , fmaakelyke, ja regt lekkere Kampernoelje, welke in Kar- niolie, Karinthie , Tirol en aangrenzende Land- Íchappen , met veel vlyt\opgezogt wordt, om tot Spyze te gebruiken. Dit beveftigt het verfchil der Paddeftoelen naar den Landaart. Hier te Lande is deeze, met het geele Sap , Diet bekend. SrTEgnBrEK fpreekt van een Roode Wollige of bonte gehaairde, tu * Hoog: duitfch Hirfchling genaamd, dat is Hercs-Kam- per. U. Dazs, XIV. Srum 605” Besenrtrrne vat Arna, pernôelje ; door: hem in Brabant-gevonderi ; welke hiertoe behooren zou, zo Güeprricd Hoei wil, die verhaalt, dat decze Reitfchers in het Aoipe-Matk Brandenburgfche en de aangrenzende Î__ Landen 4 als ook in Thuringen, enz. Overs vloedig op-de Heijen en in de Bosfchen groeie jen, wordende van het Gemeen vlycig opge. zogt; te dienfte van de Keuken. Maar zyn Ed, merkt tevens aan , dat er ook kwaade of Vergiftige Reitfchers zyn , bleeker van Kleur en op_de kanten Wollig, die zorgvuls dig onderfcheiden worden. Deeze zya ger vaarlyk „ doordien zy een uitermaate fcherp Sap bevatten , en dus zwaare Buikpynen, Buikloop…e en andere annen: veroirzaan es 5 ed wore en me pi Sa rien # VIT, @ DEACEICN ; de EP EE ep eer Asaric Noar, platachtig Melkgeevend Hoedje} aan de G rand neergeboogen ; de Plaatjes black A, en Vieefchkleur. Deeze behoort tot de Pfferlingen of £ pe: zwammen der Duitfcheren; dus wegens hiat fcherpe Sap genaamd , dat’ eigentlyk plásts heeft (8) Ataricus Stipit. Pileo planiusculo &ec. Goat: Belge IL p 324: Fungus albus acris. C. Be Pis. 371 dl eh ss » 1195. Fung. Piperatus albus crasfus „ Lac: teo Sucto turgens. @, Fung. Piléoio lato orbic. candt- tante. Coma. Holk, 14, Fuug. Umbilicafus 1á&escend Stern. Fung. 116, é De EEN br PADDESTOELEN: 699 heeft in het vafte Vleefch; dochde daar uit X vloeijende Melk, door kwetzing , is flegts een Bran weinig famentrekkende. … Men kan. dit, der- Hoor halve , met regt noemen ‚ een bedrieglyke z i } 5 * Kampers Kampernoeljes Grrp1rscH verhaalt zulkszuoefjs. doch Harm rm brengt, daar tegen ‚de Waar: Heeming by van LisTEr, die in een Bofch van Engeland de Melk, uit dergelyke Kam- pernoeljes. ;heeter.op de. Tong dan Peper, en, tot een Koek opgedroogd zynde ‚nog. even … icherp bevondt, doch niet Saffraankleurig gelyk HAELER zegt, maar wit (*) Niete temin vondt hy ’er Vliegen-Poppen in, en Slakken „-die’er op aasden, Hy achtte het deeze Soort te zyn; welke, jong zynde, geheel wit is met eén - platachtig , «ouder met een Tredhterachtig’ Hoedje ‚ geel;"ros of Kaftans jebruin wordende „ van Kleur. “Alsdan zyn dezelven van vier tot regen Duimen breed bevonden. : 4 “Hoe fcherp ook; eet men in Pruisfen en Rusland deeze Kampernoeljes, waar van ge- heele Vaten vol, ingezouten , tegen de Vas- ten bewaard worden. Zy zyn derhalve eet« baar, en wel ‚ dat zonderling is, de Melkgee« Vende ; want van-deeze zelfde Soort komen ‘er volgens Gr rpirscH voor, diegeen Melk kaak E (ats gece @ 7 ranfa. od. by Lowrrore, Vol, Il. p. 624. Went Aras mankabtt q IL Dasr, XIV. Szum 610 BrsecuryviNe vánN geeven en Vergiftig zijn. Ook groeïjen op de Amerikaanfche Eilanden’, volgens SLo a: STUK NE, witte Teytrierige Paddeftoelen van ‘een „ Venyùigem aart, Zy komén,-âldaât, na den Regentyd ; overvloedig in’ de Velden met en benevens de Vâlgcnde. voort CO SEE. PE © Karpernoelje . dia gefleel: Ei met een 7 en verhèvenrond ; gefchabds omeen Hoedje Ee € Penije Plaatjes. raro #9 xhr: es Die zyn de Gewoone Eenbis. ‚ die, uit afgefneeden- Plaatjes „het „Pluis genaamd; of andere fnippers; uit een gedeolte van de Melt aan de Steektjes zittende , enmet witte Draa- den overkorstz-of. uit Water , in welk zy ge- wasfchen, geweekt of gekookt-zya op Bed- den van -Paarde-Mest „ als «éene-Ezels- Rug epgehoopt;-fhet een Duim,frisfche Aarde-e met Stroo bedekt, rondom Parys „en:elders door-de-Fuintieden zo. menigvuldig, als de zi bs pn ie „of neer a aen (*) Sroan. Dam. Cat, p- 8. zn. L P. 65 Fong al lk ane viscidi, he B. Hijt. HI P 26. StERD. ® zb, Pozo: f KR: {oh Agericas Bret Piteo ahekendnde albida Amelie rufis. ‚Gout. Belg. 1 pe 32de Fh ASwere 1045» 203. Fungus Campeftris albus “fuperne, inferne rubens. ÍB Be Hij. IL p. 824e Amanita Pettolo annulato, Pi leo Campaniformi,albido , Laminis_ Rofeis. Hart Helv. inchont. ip. 3e ‘Kgar. Pilesfb Bt h emifyhaericb: Grap. Furg. pe 115. Net. Pradellorum tertia fpecits: Sraa. p. 29: Tet. Fig, C, Birurl „VAL daad él B A eren ener en ensen an ne de ven Vrugten, en niet langer eetbaâr is. DE P ADIWESTOEL E N. Gtp Groente hier-om de Stad, lek worden, XxX Wanneer “zy «zig als Knobbeltjes vertoonen „ Aroagd dan verplant men dezelven in de ‘Aarde, Men _ Hoos heeft van ouds al de Kampernoeljes, welken “e de Grieken Wykellas en Hydna-noemden, B re zaaid’, en ‘het Zaad zelfs overgebragts 3 Van zelf komen deeze Kampernoeljes op drooge Grasvelden voort: weshalve menze in Brabant Weijers noemt, als-gezegd is. ;Zy hebben een laffen Smaak, doecht-worden lek ker door ’ kooken, door *t braaden en door bygevoegd e Speceryën, Ook“ maaken zy, wederom , door byvoeging in” Vleefchnar en andere Soepen, de Pottagie ‘aangenaam. In de-jongheid zynze geheel Wit , met éen half Kogelrond Hoedje „dat van boven Schubbig ds, en zig voorts igbregdes Ae npeete, N van onderen Roozekléur, Sind: Bie, Sn delyk valt de Ring van jen St at en de zitstf Plaatjes worden.zwart: als. wanneersde Kam- perfoelje ondeugend wordt, even als bedors …"* ed $ Bnn we 5 “hs eene Verfcheidenheid van deeze Soort St Jor's Wordt aangemerkt de Sr, Foris- Kúmpernoeljë, ee „welke. de Duicfchers May-Schwamm of Weise ling besten. Ed Deeze, ig, ee a gemeen niet en en valc © Fi uns BE Gearsii, coloris ennibidi cum pauc fla- rie, esculeati Praraalss, J-,B. Hi, Ill pe 8240 Pant, Norge | de U, Daer. XIV, Srux. gip BeEsCHRYVING VAN Xe: Ame: „Hoois- Empe kleurig. XII. Viscidus. Lymerige. Ea valt kleiner ‚geheel wit, doch wordt allengs Zwavelkleurig- en eindelyk zelfs hoog geel. Deeze komt vroeger, naamelyk in de Mey- maand ; daâr-de gemeenen meest in de Nae zomer, in ’t-wilde, gevonden worden: maar men teeltze “in Kelders, op Mestbedden. en in. Broeybakken, ’t geheele Jaar door. „Op 't hooge Veld, by den Haarlemmer - Hout, als ook elders in drooge zes zyn ze in de let in te vinden. (to) Kampernoelje „ die gefleeld is, met eén „Scheurig Hoedje ‚ aan den rand Wollig en a ln ge Ez blaauwachtig met Raesie E ï HE bk ON Hee met het Hoedje vuil NE, de Plaatjes wit dei SE len ros. (12) GESORIe „ die gefleeld is ‚ mt hes „ik eej sk , Hoed- - (10) Agaricus Stipit. Pileo Rimofo &c. Fl, ‚Sue. to6ó, por Daria. Paris. 37t, Fungus esculentus Bulb. diute purpureus. Mica. Ger, 149. T. 49. f. 1, Fung: “Jeus major. Buxs. Cent, Ee: Dre Ne Hart Hek. ânchoat; IN. p. 175. Scnzer. Fung. T. 3,34» 56. Ci) Agaricus Stipit. pe fordide kb &c. FI. Sue, 1047» 1205. Amanîta ficcus rn Annulo Araneo” fo: Hact, Helv. inchoat, III. p Ci2) Agaricus Stipit. Pileo- bi erzau &c. Agee Caulescens &c. Fl, Zapp, 485. Fl, Succ, 1070, 1229 DE PADDESTOELEN. 613 Hoedje Lymerig, paarfchachtig bruin ; de Plaatjes bruin paarfchachtig. (13) Kampernoelje, die gefteeld ìs , met het is Hoedje bleek; de Schyf gefdernd, geel, de Plaatjes Zwavelgeel, | In Sweeden zyn deeze vier waargenomen , X. ArDeet. HTFeen HoorpD= UI. Elis ueftris. Iy- ke in Switzerland de twee eerften, de allereerfte - ook in Rusland , groeijende uit de Meft die ’s Winters buiten Petersburg in de nabuurige Bosfchen gebragt wordt, in de Maand Okto- ber. Geen derzelven is als in onze Provintiën waarneemelyk befchreeven. De Kleur onder- _fcheidtze genoegzaam. Het goudgeel Ster- retje op de Schyf zal de reden zyn des by- naaims van de laatfte , die anders ook ken- baar is aan de Zwavelgeele Plaatjes. De Vio- lette zou volgens fommigen goed en 8olaas. ; _ volgens anderen fchadelyk zyn. (z4) Kampernoelje , die gefleeld is, met het Hoedje verhevenrond gefpitst , grys ; de, Plaatjes verhevenrond grys gekarteld; den Steel naakt. (a (23) Agaricus Stúpit. Pileo pallido &c. MZ. Suec. 1060, 1219. Ag- Caulescens , Pileo convexo fordido &c. F4, goin (4) peer Stipit. Pileo convexo acuminato &c, Sp.-Plant, N.-15- Gort. Belg. Il. p. 324. FL Lopy. Stee, Fungus minor, Capitu'o Pileam Nauticum &c, Buxe. Cent. IV.-p.13. Toat. f. 1. Eh q3 > U. Dezer. XIV. Stuk: 8 XIV. e armoe debat: il Gij > BRSCHRYVIN:G: V ACN x. _ (15) Kampernoelje „ die gefleëld iss met het Ae Hoedje haif Klootrond gefpitst-Eymerig ; Hoord- de Plaatjes wit; den Steel lang ‚ wit en STUK. Er Roirond. Herer 4 5 : d ehypeatus.… (16) Kampernoelje „ die. gefleeld is, met het ae | Hoedje Klokvormig , rappig , wit; de Plaats Extinêlo= jes Sneeuwwit 5 den Steel Bolachtig, Else “Doms vormig naakt. rige. ae en: ie (17) Kampernoelje , die gefteeld is, met het Gehaairn — _Zoedje Trechterachtig Haairig; de Plaat: e, _jes egaal; -den Steel Draadachtig. De drie eerften van deze komen zo wel in onze Provintiën voor , ‚als in Sweeden, waar menze in de De Prammige groeit omtrent het ed V: ‚aan den Zeedyk; de Sehildige i in het eg in Bosfchen en Hoven; de Domperige komt aan” oude Boomen ;aìs cok by de Wegen te Schalk: wyk, a Asnrieus Stûpit, Pileo hemìfpbeer. viscido &c, Sp: Plant, N. 16e Gort. Belg, 1. p. 325. Al. Lapp. Sutoe 1057, 1216, (26) Agoriens Stiyit. Pileo Campaniformi a'bide &c ‚Sp. Plant..N. ry. Goet. Belg, uts. Fl-Lapp, Suecs1196e enn albus Petiolo Villofo, Harry. Helv. tnchoat. ut, ir ea Agaricus Spit. Pileo Infandibuliformi Pilofò' kes. Sp. Plaat, ocellaria Lanuginofa: BaowN J9% 73. E. 15 Bnn Wei Cyathifotme purpureom » ik tus vilotum, Prum, Spee. 16. Fit. T, 227. Fige Be . 25 Ad xk DE PADDESTOELEN. Gis wyk, in ’t Sticht van Utrecht, voor. Deeze pe heeft een fchraalen Steel , van onderen Bol- achtig, wel vier Duimen lang , gelyk de breed te van het Hoedje i is, dat naar een Dompertje gelykt, -De laatfte ís in Zuid- Amerika, door RoLANDER, waargenomen, …Deeze heeft den Steel maar wan dikte als een Pennefchaft, het Hoedje als-een Trechter mct de holte op» waards en van binnen. vol aa, dunne Haai- ten: de Plaatjes zeer dun, na } £13) Kamperpoelje , die shar ges met Fan hl Klokvormig rappig Fhoedje en zwarte Plaats jes die zydelings bogtig ge; de sn BP“ ue achtig. — | Gemeenlyk worden deeze, die op de Mest. hoopen overal groeijen , Paddeffoelen genoemd, volgens den Heer pr GORTER. land op Puinige plaatfen , by Stads Muvren- en u Wallen, als ook aan de Wegen; groeijen. STER (18) Agaricus Stipit. Pileo Campanulato lacero &c. Gozr. Beig, IL, 25. Fl. Lapp. 503 Fl. Suec. 1056 , lars. Fungus comatus. Stern. Fung. 218. T. 22. f. 1; K‚L, ed albus Ovum referens. Buxs. Cent. ÌV. pe 16, T, 27. Bece HES Help. inchoat. INL. p 157. Grevirscr D. 122. Scnarrer. T.7, 8, 46 & C. Scuurmper. ia” Plant. Ten _n. Deer. XIV. mat s Zy komen. cok op andere vogtige verte Gronden voort en HALLER merkt aan, dat zy ín Switzere ari. Hoors- Kak haeje, he I. 1CUS Fametan Te nas 1. Amanita alb, Campanulatus Squamofus « 66 BerseunvviNe® ya N S TER BEEK nâmze waar op oude rottige Hat. Arnie ‘ken, die lang beflooten gelegen hadden, toen Bool in de open Lugt gebragt zynde. Hy geëfee er es „den naam aan van Roode. Pruik- of ook van woelje, … Bezem -Fungt, wanneer zy met de Haairlok: ken los omgekeerd voorkwamen Geheel Pek. zwart hadt hy zeop oud Brandhout in een Kel- der met Rommeling gezien. Hoe zeer ver- fchillen de zulken dan niet van deeze Kamper- noeljes in de jongheid, wanneer zy zig met een Eyvormig Hoofdje vertoonen, dat flegts van buiten rappig-is;-gefchubd en geelachtig , ___ van binnen Roozekleurig wit: gelyk Scumiz- pr dit zeer fraay in Plaat gebragt heeft. Vere volgens wykt dit Hoedje onder van den Steel ril eed Klokvormig 5 s-al verder vy barst het aan de kanten, - „wordt allengs DN en eindelyk zwart; tot dat het, zig op den top der Steel omkeerende, geheel t in Vezelen als een Kwast of Bezempje verdeeld. zynde, verfmelt in een Vogt zo zwart als Inkt. Hierom. worden deeze Paddeftoelen, die ook de Vogtigheid zeer beminnen, Water - Zwammen geheten, peen (19) Kampernoelje , die gefleeld is; met een ampanu Kloka LUS. î Klakvors mige. Go) Agaricus Stipit. Pileo Campanulato &o. GORT: Belg, Il. p. 325. Fl. Zapp. 507. Fl. Suec, 1054, 1213 Fungus multiplex obtufe Conicus, Col. grifee Murino. Vark, Par, zi. Te tan fe 53 2. DE PADDESTOELEN 617 Klokvormig gefreept, doorfehynend Hoed _X. fe » opflygende Plaatjes en een haakten Ee dze Steel, Hoor STUK. (eo) Kampernoelje , die geffeeld is, met een” xx. effen Loodkleurig Hoedje; zwartachtige af» aars. gezonderde Plaatjes, en een gebolden ge le 4 ringden Steel, NE (21) Kampernoelje , die gefteeld is, met een XXI. verhevenrond , Lymerig , doorfölrynenid Hoed. 5, Regl. # en geele Plaatjes; den wel naakt, In ’t Najaar komen op natte Weidtandeù Ee in onze Gewesten, de Klokvormige en Broo- fche Kampernoeljes, hier gemeld, voor. In Sweeden vindt men, op dergelyke plaats , de Afgefcheidene, die een langen Rolronden Steel heeft, in ’t midden met een hangenden Vlie- zigen Ring. De Plaatjes zyn zwartachtig, als met Roét beftrooid, om laag van den Steclaf- gefcheiden. De Broofche, wier Hoedje de Kleur van Spaanfche Snuif heeft , is ook in Switzerland gevonden. | (22) (zo) mid Stipit. Pileo levi livido &c. Fl, Suec, IL, N. 122 C21) pan Stipit. Pileo convexo viscido &c, Gorr. « Belg, Il. p, 326. Fungus Pileo Croceo fplendoris parti €ipe. Varrre Par, T. Ir. É. 16, 17) 18- Amanita flas vô-Cinereus; viscidus ; firiatus , Papillatus. Har. Helv, schoat, Ill, p. 170e Qas u, Dear, XIV. STUK, 6138 BESCHRYVENG- VAN X. __ (22) Kampernoelje, die gefleeld. âs, met cen we and geplooid Wiiezig Hoedje; de Plaatjes bree- Hooge der aan den Voet. STUKe dim {23) Kampernoelje, die. geffeeld is, en wit, AE miek een geplooid Viiezig Hoedje den Steel Zonne zwart hebbende, fchermige, penn as Kampernoelje ‚ die gefteeld is, met een Lied leek geel, verhevenrond , gefzreept Hoedje, na= velige. ze Plaatjes en Steel wit. XIV Clavus,! 5. en vyker- _ Deeze drie zyn zeer kleine dun gefteelde eh Kampernoeljes, waar van de Cerfte , die haar be omi de Hoedje als een Zonnefcherm uitbreidt, ook Bosfchen” voorkomt, K ag tweede —* heeft 2) Agaricus Stipit. Pileo plicato Membranaceo &ce Gorz. Be/g, Il. p. 326. FL. Suec. 1033, 1192, Fl, Lappe 4zte tende miniavus Mk albus &e. Mica. Gez, 166. tr Ga) Zaaien Spit. albus , Pileo plicato”&c: Ff Suec. 1034, 1193. Ag. Caulescens albus minimus. Fe Lapp. 472- Fung. Caule nigro Capillari, Androfaces capitulo. Bocc. Mus, 143. T. rog, Fung. Pileo candi- cante &c. Vartr. Par, 69. Tr. f, 21,22,23. Amanie ta Pileolo nigro, Pileo albo ftriato excarni. Haur. Hels fnchoat, III. p. 156. Greep. p. zo8. N 15 (24) Agaricus Stipit, Pileo Juteo convexo Si. 8 he 3053, 1212, F Par, 16. Tea 5% 19,20 HALL, Hel, ‘inchoat. nd re 150 DE- PADDESTOELEN. 619 heeft de Hoofdjes zeer gelykende naar het % Zeenavel -Kruids-of Venusnavels Bladen, waar Bert 5 van de bynaam. … Deeze ‚ op rottig Hour en Boorn: Bladen in verfcheide deelen van Europa zeer pen ij ‚pere gemeen , is naauwlyks een Duim hoog, ge-noeije, lyk de laatfte, die naar een Spyker- Nagel gee « lykt, hebbende het Hoofdje rond ;het Steeltje een weinig krom, Weinige Soorten van Kampernoeljes heb ik opgegeven, zegt onze Ridder, om de Vere fcheidenhedea- te-myden , die-menigvuldiger zyn dan men gemeeplyk denke, verwarrende dikwils het ééne Geflagt mer het andere; zo dat de Kruidkunde in-deezen nog vry gebrek- kelyk is. Wy zullen ’er derhalve ook geene Soorten van andere Autheuren byvoegen ; maar zulks overlaaten voor de genen, zie het Ends dit verder nate gaan, sds IL. Bywasfen, ongefteeld dn (25) Kampernoclje , die ongefteeld is, met KV Doolhofachtige Plaatjes. E. blad rie (26) Kam, Eiken” C:5) Agaricus acaulis, Lamellis Labyr: ‘nthiformibus, Gorr. Belg. Il. p- 326. F4. Suec, 1092, 1241. Agaricus Villofus &e. gea Cent. V. T. gef 1. Agarico- - Fungus Lamell. crasfisfimis rigidis. Hatr. He. 57e Amani fesfitis. Belo. inchodt. Mi, p. 15t: Agar. de Saint Clou. Varur. p. 3 T. mf. 1, 2e Agar Coriaceus darusre, Greo. ps 134. Vonkhout. Srens. Ns z28. p. 262. ir IL Dazr. XIV. STUK. sh er 620 BESCHRYVING VAN (26) Kampernoelje, die ongefteeld is, Leder- achtig ‚ Pluizig „ met een flompen Rand en Takkige aan elkander fluitende Plaatjes. (27) Kampernoelje » die ongefteeld is, met tweedeelige Poecijerige Plaatjes. Drooge taaije en fomtyds Lederzchtige , fomtyds Houtige Uitwasfen aan verfcheiderley Boomen en Hout voorkomende , en dikwils zeer aartige figuuren maakende , zyn deeze, die men eigentlyk Zwammen noemt. STER- BEEK geeft den naam van Wonkhout aan de eerfte, die op Eiken Paalen en Balken groeit en gantfch niet ongemeen is ; een droog ‚ Kraak- beenig Hout peritrd dat voor Tontel ge= bruikt kan wor den, zo wel als het Pit van dood zen _ Verfcheïde Duimen , ja wel een geheelen Voet, zyn fomtyds deeze groot , van. boven glad en met veelerley Kleuren half cir- kelswyze getekend. Aan de Elzeboomen val« len dergelyken die kleiner zyn en aan de Ber- ken heeft menze Lederacheig ruig, zo Li n- NAUS in Sweeden waarnam. Men vindtze ook aan andere Boomen en Hout, en deeze fchy- (26) Agaricus acaulis Coriaceus Villofus &c. Fl. Suec: 12085, 1224- (27) Agaricus acaulis, Lam, bifidis pulverulentis. Fl, Snec. 1083, 1242. Agarico- Fungus Lam. bifidis pulv- Harts Helv, 58, Amanita fesfilis &c. Hefv. inchoas, Ille Pe 152 2Dtel, PLAAT CV: àl, pe) ROE, sr )S Te sels sle Te © 25 le ie rr DE PADDESTOELEN. Ger fchynen als een Overgang te hamdesrisvan ie Arpee ‘tot het volgende Geflagt. Zeer duidelyk toont de Japanfche Zwam : Hoorns myner Verzameling ‚ door den Heer Tru n- ra'siiiène BERG gevonden; haare overeenkomst-met de: PL CV Eiken- Zwam; zo even gemeld ‚en met den: fig. 1. Agaric de St, Clou, door VAILLANT afgee. beeld; maar, dewyl ik niet weet „-op welke Boomen dezelve gegroeid zy „en men in Japan waarfchynlyk: geen Eiken heeft,-zo kan ik ze niet tot die-Soort betrekken. Zy ishier, in Fig. As Ape oops: dan natuurlyk afge — beeld. BOLETUS& Zwam. … Onder deezen aam komen die Paddeftoen len voor, welke ook waterpas groeijen, maaf van onderen ; in plaats van Plaatig , Poreus ne zyn, dat is met Pypjes of Gaatjes: waar van wederom twee Rangen, als volgt.” : neee sh TI. Bywasfen, ongefteeld. 5 WW Zen. die ongefteeld. is, -byna- Kuofa Bye es achtig, ruuw met overendffaande Takkige . Faris) Borftels en opene hoekige GE = Lien ni, ln acaulis mrd fcaber &c. Sy/f. Nat, ee: XIII. Gen. nn, 1. Sp. Plant, N. 5. Burm, £l, Jud, P- 239. IL Dear. XIV. Srum. 6 BESCuRYvaNe Van » Deeze, in China gevonden, is-&en platte bruine Kampernoelje., nâauwlyks Kasfenach- „Hedin tigz met de-bovenfte zyde geheel ftekelig:, vam, als of zy met ten klein Rendieren Mos begroeid vo út wârés van platte ‚ Takkige „bruine Borftels 5 tjes: de onderfte zyde „ alseen Honigraat , met groote hoekige Gaten y rn oi sn sad en den Vod toe. Xs AEDREM, „ik EN ) and di ongeflerië dad; is, wit en sores. ot n8iad „met hitfe ongelykvormige Gaatjes. … pikt, ijd dn id EEA en nt TE En 35 A . achiige, __Deeze,die in plaats van Kurkgebruikt wordt in Sweeden, zynde Sneeuw wit en zagt áls een ben, volgens-den ticer ok, (3) Zwâm, die ongefteel. Á is, gekusfend, on IL Fomentaa' ring. ef ens Plomp; mek ronde, egaale Zeegroene ki Tonte- 3 mtd ge. Ives (4) Zi die e ri Á, sel ef: p/ ig Í 8 t ad f aen ged Ne eet 5 okt 8 > ERE (2) Boletus acaulis ens albus loevis &c. KN “se ‚.N. 1. Agäricus acaulis &c. F4. Suec. 1093 , 1253 3) E zoen; pubis, ages sensus ma Fl, Succ. VOD ERDRIT Ar (4) Boletus aans prs lass âe de Dan Nx gan dln on ES pre 7 DE PADDESTOELEN. 623 Dat men deeze laatfte -Wonkhout- noemen XX zou, èn dé” harde ‘Zwam daar toe ‘betrek- Amg. ke, die aân oude Paalen cn Eikeboomen in Hoorns | ons Land gevonden wordt , “kome zonderling voor. Het is een-Zwam, van figuur als een _Paardehoëf ; aan den rand dun, int midden dik, boven glad, wie of-bruinachtig , van onderen wit of paarfchachtig s zegt Hars LER, die &en-Goudgeel zeer staay. Vleefch heeft en Pypjes van een-Duirm- met-zeer kleine witte Gaatjes. De Bastren ’c buirene fle weggenömen zyrides frampt men of klopt de binnentte zelfftandigbeid, in-Loog van Afch of Salpeter gekookt zyaderysen dan wordt zy , in lappen gefneedengvof ook in __ haar geheel; gedroogd en tor T'oftel- gebruikt, us Dit zyn dië Bondeltjes ‘Zwam , wélke -alnier tit Duitfchtfia-doór 4e Kraamers:te' koop ger bragt worden ei “wiër tractigheid 7 al zveele Jääfen herwáard$, my altoos jets daar vämia de Zak doet drangen. Niet-atleen3 naame: Iyk, > an desde edet tot Tontel, „maar een rd vftükje wah. sleets) id a ella Bis lob. 326. HF, wed, nek Agra Pedis Equini facie. En. Luft. 562. C‚ Bs Pin. 372. olyporus convexo = planus, durisfimo « cinereus &c. Haru Hebv‚rsinchoat, Ill, p. 142. FungivArborei ad El- _yehnia, JB. Hit. HI, pe 840: Scrarren. Te 137: B, Agarieus Igniarius.Tuberis formâ „ ingens, Rosana, Zugdö, & Pe ri.N. ae N Sn. Deer. XIV. Srume \ cp BerscurvyvrNG VAN ' X, _ftukje daar. van op een kleine frisfche Kwet- _ zuurs.de-Weond fchoon afgeveegd zynde, Kr ylings gelegd en aangedtukt „ doet die aan- Zwam. ftonds» fluiten;-en heelen, In Vrankryk noemt men de dus:bereide Zwam Amadoue. Zy groeit aan de‘Stammen van veelerley-Boomen, maar die’ der-känden;wordt voor beft gehouden „zegt HALLERs waar ‘aan die-der- Beuken, volgt: van de’Berken fpreekt hy.niet, aan welke deer ze Zwamin:Sweeden meeft fchynt te groeijen: Die der. Walnooten - Boomen , zegt hy; is flegter. -Nogthans is de zodanigemy voor wat raars verkogt, en ik bevind. gezaije, zo goed als de andere, hei 5 Van even, „dezelf ha dje de Lt ie zwam à ken, vam , die ali ile tot ot het lem: pemder- Bl De: LO Ne ugts maak te(*). Immersdat: het de. zelfde. Soort Rat Zwam “zy „aan verfchillende, Boomen groeis jende, is elders aangeweezen Ch)--RA yv vers haalt; dat -menze ‚in Ierland Eiken - Leder ‚ Boemt,-er-dat dezelve al lang by’ Lande volk gebruikt is, om Zweeren te verbinden, Ook werdt zy, daor enkele drooging bereid zynde, nu ige dertiger gelec: , En deg - 7) Zie de wiitbökerr erkrijnali® uit de Paine? phifthe Tranfafliën van ’ jaar 1752; se my vertaald en uitgegeven itf het 1, Deer der Digeeogte varhmds ’ ‚ (1) Aldaar , bladz, 498. murp UI FG ay k . DE PADDESTOELEN. 625 den van de grootfte Heelmeefters tot Bloed- &, ftlemping gebruikt, geneezende de Wonden nn fchielyk ea zo men meende met groote zeker- Hoorp- heid (*). Naderhand, echter, beeft men be-*"** Vonden , dat ’er in groote Bloedftortingen ril niet meer op te betrouwen ware, dan op de Bovist en andere van ouds bekende Midde- * len; hoewel haare uitwerking in kleine Won- den onverbeterlyk is, als boven hebbe aange- toond. Men zegt dat deeze Zwam inwendig vok met St in de Roode Loop gebruikt Zy). , (5) Zwam, die ongefteeld, eenigermaate Vlie : zig is en rood, met byna onzigtbaare ee Gaat Jes. neus. selus Te Suriname is deeze door RorLANDER waargenomen. Zy heeft de grootte van een Ey, is van figuur als de Europifehen , doch niet a: weeker; van boven rood met bleeke kringen, van onderen Saffraankleurig „ met Gaatjes, die niet dan door een Vergroot: 8las zigtbaar zyn. (6) (®) Zie het Vertoog van den Heer Scnwencxe, over de kel toine prei Hoi. Maatfeh, IL. Deer, Haarl. 1758. p. 2 nz. N () Fourn. de eben 1757. Mars. (5) Boterus nrg isesabshedees Re’ Poris ina= Palpabilfbus. Sp. Plant. N. 6. Rr IL Dees. XIV. geen. Nk Boletus wer firolor, eur= wisfelen- de. nis 626 BESCHRYVING VAN (6) Zwam, die ongefleeld is, met Banden van verwisfelende Kleuren en witte Gaatjes. Aan de Stammen van veelerley oude Boo: men , als mede aan rottig Hout, van Pompen, Paalen en Planken, groeit deeze Zwam, die men Gekruide Spaander- Fungus doot STER BEEK gevoemd vind: ; hoewel hy ’er ook den naam van Darmfcheil- Zwam toepasfelyk op oordeelde. Zy maakt een geheelen trop van Schubswyze op elkander leggende, Houtige, Oorachtige, drooge, Fluweelig zagte Zwam men, die met verfcheide Kleuren getekend en dus zeer fraay op ’t Oog zyn. Het groen ont- __ breekt byna nooit , met evenwydige geele , roode, blaauwachtige Kringen doorweven die van den rand gelyk afftandig zyn. Ook komt zy van boven wel eens geheel geel of Afchgraauw voor. De onderfte Oppervlakte is witachtig, doch wordt donkerer door-den Ouderdom , en alsdan , de kleine Gaatjes af- gefleeten zynde, glad. Byna het geheele Jaar (6) Boletus acaulis, Fasciis discoloribus, Poris albise Sp. Plant, N. 4 Gort. Belg. Il p. 326. Agar. vari Coloris Squamofus. Tourne. Zu/f. 562. BOERH. Lugdb. 1. p. 14. N. 1. Polyporus fesfilis Cafpitofus » planus hirfutus, anulis verficoloribus. Haut, Melv. inchoat. II. p. 140. Agar. feu Fungus Mefentericus- STERB. P- 259 T. 27. K. Fungus Lignofus Rofeus variegatus, Bocc- P- 205. T. 8 N. 5. Scuarrem. T. 136, Peria verficoloï Scor. Subterr. T. 25. DE PAnDESLorEeEn. Ú2y Jaar door wordt nu en dan ee Zwam ge- X. vonden. + Arrr. In Switzerland kwam den Heer Hie. Hooro- eene voor , welke zyn Ed, daar van onder- hant fcheidde „ door niet geheel plat, maar verhéê- tig venrond te zyn, gelyk zulks cok plaats heeft in de zo beroemde Lorken- Zwam, door Lin Naus wel tot dit Geflagt betrokken , maár Soortelyk niet aangêweezen C *), Ik kan te minder dezelve voorbvgaan; alzo gezegde Kruidkennef daar van een Soort’ gemaakt en bepaaling opgegeven heeft, volgens welke zy byna tot deeze Soort thuis gebragt zou kun- nen worden (f). Zyn Ed. betrekt hier toe den Agaricus van alle Autheuren , in de Apotheeken bekend, die zyne Groeiplaats in de Gebergten van Swit- zerland , Graauwbunderland , “Tirol en Dar- phiné hieer” Zelf hadt hyze afgefcheurd van de Lorkenboomen in Jorogne; hoewel men die aan de tienduizendfte Boom naauwlyks vindt, volgens Brrr.onius: des fommigen willen, dat men ‘er, ten dien eînde, in hákt of fnyde, De figuur is als cen Paardchoef , van boven met C°) Boletus Abies Laricis ditte. Mat, Med, N. 497. A- Sarieas f‚ Fangus Laricis. C. B. Pint. 375- G) Polyporus fesfilis , convexo- planus , Anulis discoloe ribus talvis ‚ Poris Ochroleucis. Agaricus omnium Antos Tum, Help. ' inckoat. N. 2234 2 68 BESCHRYVING VAN) _ met bleekgeele, Oranjekleurige e= Rip- gen, van onderen vol kleine Pypies ; wier Mond- jes uit den geeslen wit zyn, gelyk het Vleefch van binnen, dat zeer taay is, bynaals dat van de Tontelzwam. Gedroogd zynde, vergruist zy tot een wit Poeijer, dat door zyne fcherp- heid niezen doet, zo fommigen willen ; hoe- „wel anderen getuigen , dat het geheel! Smaa- keloos zy ; doch dit zal misfchien van de verfcheidenheid of verandering afhangen. Over de hòedanigheid is een aanmerkelyk verfchil. Sommige Zwammen , vandeezenaart , zyn voor nadeelig, ja vergiftig uitgemaakt geweest: des men het Wyfje, dat wic enligt was, batten en het Mannetje, De en zwaar, verwierp. Reuk van een z zodanige, i in ’t Voorjaar plak: te Zwam , zou doodelyk zyn, volgens BE r- LONIUSs. Het Bergvolk kent derzelver pur- geerende hoedanigheid, doch gebruiktze meeft oor de Beeften. Het Extrakt, met Water gemaakt , is milder, dan de Tinêtuur met Wyngeeft, welke dikwils braaken doet en veel Harst bevat , die door Deftillatie overgaat , naar Terpenthyn gelykende. Hedendaags maakt men ‘er , om de gevaarlykheid en dat men veiliger Purgeermiddelen he “ft , inwendig weinig gebruik van. Zy komt in verfcheide Winkelmiddelen, en de Zyde wordt ’er, op fommige plaatfen , zwart mede geverwd,. DE PADDESTOELEN. 629 (7) Zwam die ongefteeld i is; Es van boven. glad , A B a der Wilgeboomen. En mame In Sweeden wordt deeze, by de Helf ingers „ is: Saliefock geheten , om dat zy aan de Wilgen -Bolerns groeit. Men kentze dan haaren aangenamen iep. ey Reuk en zy wordt van de Lappen en AE ee melanders tot bevalligheid gedragen, Ook dient zy , tusfchen de Kleederen. gelegd ‚ tegen de Myten , zegt Linneus. Die bonte der Wilgen , aan de Wortels van oude Stammen groeijende, waar van CoMMELyN fpreekts zou, volgens den Heer pi Gorte, tor de voorgaande Soort behooren. IL Gefteelde Zwammen. 8) Zwam , die gefleeld îs., dennis met _ VII. het Hoedje swederzyds platachtig. == — tp teerd (9) Zwam, die gefteeid is, het Hoedje gekus- ne: Jènd, Lymerig; de Gaatjes rond verheven ‚ Viscidis,_ ingedooken, onderfcheiden ; de Steel rappig: „Lymerige (zo) Ds Boletus acaulis, fperne evi „Salidngs ‚& Plant. N. 7. Fl Lapp. 522. Fl. Suec. 1095, 1 255: (8) Bolerus Stipitatus perennis, Pileo utringue plani- Rsculo, F/, Lapp. 519. Fl, Suec, 1086, 1245- DaALis. ee 383. Fungus Lignofus faprnen: Varste Par. T. Z (9) Boletus dais: Pileo pulvinato viscido &c. Bale taulescens Pileo luteo. B, Soc, 1089 » 1243e k é 639 rk enk VINGr VaÂ_N (ro). Zwam, die gefleeld is „ het Hoedje-ge- SEL. kusfènd ,-eenigermaate Lymerig „de Gaat- er. jes rond va, zeer nd de Steel wit IX e 2702 dl an: é „Bolerùs oe Aan rottige omt in Smeden, ’ e Ek ven pe de ben van EEE de laatíte van onderen geel, beiden dik en des Heg valt ook wel, van, zeeen daden zo wel ar Leg a 5 de Heer Morrra zyne Ver „Dandeing over: Ede: Bonten te reen in ’t Deenfch-uirgegevens getuigt: EN lais nn es, nk de vald, malen rt ahook 6 Go) Biliis Bits Pico BE vic “fabriscide. &c. Bol. Gaul.) Pileo Jivido fubviscido &e: FL Steev 1088 , 1242 Darin. Par, 281 Fungus Porofas Autumme viscidus: Buxò. Cotes Vi pr ze ef 4. Polyporus Carne fecedentes Petiolatus annulacus. Hart. Melv. inchost, IT, ps 345e > > Gr) Bolétus” Stäpit. Pileo glabro pulv. marg-.&e. Bo! ECätl- Piloo “Teftacdo. F7. ‘Sutc, 1087,, 2246, Dain. Par. 382--Bol. Jets Menfis. Dit Giesf, 188. Polyporus Car- ne fecedente petiolatus : fulvas, inferne virescens- Harre Hoto, iiëhoak VIF: "p. zag: Welfmakende Pien. Murte em Swatiipe, Hap. ee 5 Stumtnaa. E EA. Senn Jaft. T. 3282 rash PEA REP DE PADDESTOELEN. 63T gekusfend, gerand ; de Gaûtjes famenge- pat A fleid en feherp; met korte harige Popjes. E Re Door het eeten van deeze Zwammen, die he gedaante van Kampernoeljes hebben , doch D) van onderen aan het Hoedje Pypig zyn, wordt de Melk der Koeijen walgelyk „en dan meenen ‘de Boeren in. Sweeden datde Beelten betoe verd zyn, volgens den Ridder. Den geheelen Herfst „zegt HALLEBRy' vindt ínenze in de Bosfchen veel. — Het Vleefch is week en geel , het Zaadftof: groen. Hy hadt deeze Zwame mens rite malnsdnor de Kleur verfchiilen ,be- voorens’, misfchien om dat 'er. de Varkens; gre tig naar zyn, Swillus agri | (12) Zwams- die gefleeld. is, hee Hoedië E pres XII4 rig gekusfend zde Gaaijes. rond en eemger— ens > maatt hoekig; he ee gen ei ie velig. f „de, (13) Zwam, die gefteeld iss het. Hoedje geel, : ESA, eenigermaate Woilig ;de-Gaatjes-wat hoe- torus, kig, ongeljk Se en Pats: de Beel Woles zis “ 14) Rn ae en Pileo viscido, pulviriato kk. Fi, #ec. 1. N hi Belet “Sdbik Pileo fldyo. fubtomentofo &é „Fi Suec. tog, Hate » k + R f in k 5 Ï Nd u. Dis XIV. SrUKe ns 632 BBSCHRYVING WVAN (24) Zwam, die geffeeld is „het, Hoedje wits achtig ;-de Gaatjes ongelyk „langwerpig bogtig , Sneeuwwit. In de Baktshen van Sweeden zyn Se waargenomen ; de laatfte het Hoedje zeer “Schubbi- groot en di k hebbende. ge. HypNum. Stekelzwam. ‚ Deze Griekfchen naam ; weleer ook. aan de Paddeftoelen „gegeven „past: onze Ridder, ’% zy met reden of zonder reden, ôp een Ge= flagttoe, ’t welk-vande voorgaânden verfíchilt, door geen Plaatjes of Pypjes, maar Stekels of Doornen van bn te mene: ‚De- Heer | ve De nae 2 Aniete is horizontaal, ‘niet opgeregt, gelyk in-dezelven. LiNNus „geeft ‘er van op, de vyf volgende Soorten. ditans lag Gef efklub- de. En Stekelzwam, die gefteeldis, met hes Hoed- je verhevernrond ; ; Schubbig. 7 Een 4) Boletus Sip Pileo albido, oris « aiforibas dice » 4SWEC, 10994 12 Cr) Hypnum Senia Pileo convexo imbricato. Sy/te Nat. Veg. XIII. Gen. rair. Sp. 1. Fl. Zapp. 523: Pie Sec. 1997» 1257. It. Westgoth. 215-.R,Lugdb. 519 Erie naceus esculentus. albus crasfus. Micu. Gen. 132, Te 24e fz „Echinus, petiolatus albicans fuperne Squamofus Hart. Helv. inchoat. III. p. 149. Fungus poene cnùdidus &c, In B, Kift, je Pe 328. Re, T. hard eee Dan. T- 15e « hinken cate al Cn mn oe one” ene on DE-PAD DE STOELEN 633 Een Soort van Zwammen „ in-de. Bosfchen zo wel der Zuidelyke als Noordelyke deelen van Europa voorkomende, en dikwils ontzag- | Hoote Iyk groot ‘vallende. MicnerLius noemtze’ ne) de Eethaare wiste dikke Kampernoeije, en merkt wan. aan, dat mén dezelven op de Markt te Flo- repce verkoopt, HALLER befrekt ’er toe de Groote , zwartachtig Afchgraauwe , byna de grootte. van cen Muts of de Bol van cen Sr Hoed bereikende en van boven gefchubd ; welke omftreeks Alrdorf; „in de Bosfchen , groeit. Het. Hoedje is van verfcheiderley fie guur, fomtyds van boven zeer uuw en van onderen altoos gedoornd. ArDpEL. @) Stekelzwam , die gefteeld is „met het Hoedje zz Lie verheventond, ed en hogtig.” panden, ns „ 6) Steken a „die gefleeld is) Ee mce hegenirte, lje plat- Ti rechterachtig. we Tom De en Stekelzwam, die gefteeld is , met het Wolige Hoedje gehalveerd. | ( Dafa Denen tn Hi: ydnum, Stipit. Pileo convexo levi flexzofo. Fi. lige. Suec. 1099» 1258: Erinaceus esculentus pallide luteus. Mien, Gen. 132. T. 22 £. 3. Echinus petiol. fubrufus en leevie HALL. #t5. p. 150. Sokrs, T. zz. Oep? fe) ned Fi) Pico, plano, gaf adbaiorm Fl, Suec, 1099» @ dame “So Pileó dimidiato» PS. Zapp. Sves. -H1005 r 5 ran Ii, Denz. XIV, Sruwe 634’ BESCH RY vICNIGA WAN td Stekelzwam, die’ vongefteeld; Jagiig ger gei rimpeld en Wollig îs.. Hoe ie Alle decze. hebben’ de hoofd- -cigenfchap vân te i cílagt ‚ naamelyk, dat zy, van onderén Pahafid- Stekelig zyn... Men vindize in de Bosfchen rash VAR, Sweeden, „Uitgehomen : de laatfte ‚ die op e- Boomen groeit en, dus eene Wollige Boom- Pr CVs zwâm, Witmaakt., De eerfte komt, volgens Harre ks in alle Bosfchen. van Switzerland voor, ook dikwils veelen, by elkander en met veele Hoofden. Dezelve is, volgens Micute rus , eetbaar en bleek geel van Kleur „iù Tos- kanen ; in Switzerland droog. en broofch. De Taligns aan. Seen, en Es alleen, zo’ ee, zer fchynhyk mien eetbaar > zo min n als de fie, een zeer klein Paddeftoeltje, hoedanig BuxBauMm uit de op den Grond leggende Denasp Tappen BEER: Oeejen heeft en af= ge- 09 1260. RLugdb. 519. Erinaceus „parvus hirfutus ex Pien fulvus: MicH, Gen. 132, ne dn Ee 8. Fung. Erina- ceus-parvus. Buxa, Cent, b. Te tg Echinus Petiolo gracili Jaterali ln „Hart. Wise Ps, 349 Scuzrs. T, 43: GreD. v« 74: C5)-Aydram, ae arcuato. als tomentofum, Sp. Piant. N-5. An Agaricum Squamofum album fuperne Villofume Miron. E64. £3, 4e 5? da Fcliinus fesfilis albicans, amis ellipticis faperne vîllofis, Hause #45. p 148% te pf EN DRE PADDESTOELEN. G37 gebeeld. vGrrnrrsen-heeftihet;-op der. - gelyke ns in %- TONNEN ene- men. bis # ts Ke s Tot: de laatfte ale: die: Baarden: ® 4 zut ae în Wig. e sop: Praat CV „afgebeeld „alzo zwan. dezelve, hoewel van eene Oinchisntan de Plaatjes van onderen alszins met ftekelige ‘Punten enn iet imons” kens etend ge- vonden. e ny ed …P- HA L LU Se bte _Van dit Geflagt „naar het Mannelyk Lid Sd % welk Tour NE ORT begreepên heeft onder den naam van Boletus, zyn de Ken- merken 4 dat het Hoofdje van boven Netswy- ze gerimpeld of getralied is; weshalve ik het Rimpeluwam, heb getyteld: terwyl de naam van Aderzwam ,, dien ’er anderen : aan ecven, lang zo toepasfcl; yk. nict is. Doftor Hirr heeft dit, Geflagt van Zwammen, wegens de Nets- wyze rimpeligheid, Didyaria getyteld. Het Hoofdjesheeft van onderen geen Plaatjes , Pypjes-of: oneffenheden. „De twee volgende Soorten zyn ’er door Linneus ee van „opgegeven; ip 2 G Je Rimpelzwam met een Borand, Celluleus 5 _ Hoedje en’ éen aanne Hinpaligen Steel, esententus. Dit Moril je. “%) Phatius- Pileo’ AI Cêltalofö, Stipite nudo'rogo- IL Deaz. XIV. Srun, Arn ern. ken 638 BESeHRYVINOIVAN „Dit zyn de zeer Beke Kampernoeljes b „meeft onder den Franfchen naam Moriljes ver- vermaard. Zy groeijen in oude Bosfchen 4 ieer-door geheel Europas en- komen in onze Pro- =vinciën ook” wel hier en daaraan de kanten van Heggen „inzonderheid van-Ypeboomen en fomtydsop- de “Run in de Hoven te voor- fchyn. In Switzerland zynze ’s Voorjaars me* nigvuldig in de Bosfchen te vinden, zegt de Heer HArLER, die aanmerkt, dat het een zeer veranderlyk: Gewas zy ,„ hebbende het Hoofdje nu eens Kogel-, dan Eyrond, of ook Kegelachtig getopt. STERBEEK, die ze Ge- rimpelde, „Fungi. noemt , heeft deeze Verande- ringen ta3 k aangeweezer in navolging van Cr ade it on à -Maurachten tytelt, de groote en iets van cen hoog ge- topte Mans Muts hebbende. Scnarrer ftelt ook; die. veranderingen , op zyne laatfte Plaat op één naa, voor , onder den Duitfchen naam ___ van fo. Syf. Nat, Veg. XIII. Gen. 1212. a 1. Gorr. Belg. Fl p--327: Fl Suec.'tro2, 126°. Oen:; Dan, -T. 53. Gunn, MVorv, N, 547. Darin: Par. ef Phallus petio= lo nudo, H. Ciâff. 478, 479. R. Lugab, 517. Boletus escuientus rugofus albicans. Tourn. Tijl. 561. T. 329, A Bol. escul -rugofus. Micu;’ Gen; 230. T. 85: £ 1, 2-Fungi esculenti (pecies tress-Cuus. „Hij. 2 pe 164. Boletus Capite terete articulato, Lent Helv, inchoat. III p- 133- Fungi Favaginofi. bog Ze. 1, 274 Fungi pracoces Dans Pempt. 4B1r STEKBEEK,, Zheatr, Te 10. Scnarr. T. 199. f. 5, 6 vre EPS Dr PADDESTOELEN 639 wan Morchelzwam; vertconende dezelven don- ker van Kleur en geel ‚doch deeze laarften niet zo geweldig groot, als HALLER fchynt aan Hoor te duiden (*). Zy hebben, by hem, naauw=" p, mis. Iyk de grootte van een Moerbezic, maar wel. zwam, ken zy in % Franfch genoemd zyn , als in ge- daante naar die Vrugt gelykende. MIcHe- Lius, die drie of vier Verfcheidenheden op- pert, heeftze ten minfte van grootte als een _Hoender-Ey in Plaat gebragt. Van die groot= te hadt STERBEEK ze ook gevonden, doch de gewoone zyn kleiner , en vallen zelden groo- ter dan een Duimlid, Deeze hebben het Hoed. je van onderen aan den Steel gehecht ; maar men vindt ’er die ’t zelve los hebben, onder ‚de anderen groeijende , welk verfchil door on» zen Ridder in de Cliffortfe ‘Tuin reeds was op- gemerkt, Micurr ius heeft de zodanigen tot een byzonder Geflagt gemaakt, en met den naam van Phallo- Boletus beftempeld, de- zelven ook afzonderlykafbeeldende (). STeR= gEEK hadt deeze, zegt hy, op de zelfde Plaat met de Letteren D, D,H, getekend. Zy worden door de Boeren , te Florence, onder de anderen ter Markt gebragt. Orpen beeldt een Morilje af ‚ met een tweehalzig Hoofdje. En D X. ee ain € © 6. = vaftisfimo Spherico flava. Scnars. Te 299. £. 5, dg) An Boletus esculentus &c. Tab, 84» « 3 H. Dazr. XIV. Srum. 68 BeasenRYVINGVaAN X. De Moriljes. zyn zeer bekend ien overal-te AFDEEL Koop te bekomen: des ik.de geftalte niet na- Hoorp- der zal befchryven. Gedroogd worden zy “ … Rimpei-Beh heele Jaar bewaard en zyn, mooglyk al ver- zwan, fcheide Eeuwen,in de Keukens gebruikt ‚ maa- kende „onder de Kampernoeljes , eene der minft gevaarlyke SPEER uit. nm 0 Rimpelzwam » die een Kelk heeft en ge- es Bar fleeld is, met een Celluleus Hoedje, Stink- haft. Deeze, waar van het Geflagt den naam heeft, is Holland/che Phallus , dat Penis betekent , door DarecHaMP getyteld ; die aanmerkt , dat dezelve op in de Oevers Ke, Holland en dd eld: , dat zy vinder orde” f Le OBEL tekent ia Duiken van Haarlem en Alkmaar en naaftgelegene, by- zon (2) Phallas volwatus ftipitatus, Pileo Celtulofo. Gorrs Belg: He p- 327. Fl, Suer. rots 1abt. Phailtis volvatus kee Ade Stockholm 1743, Pt20. Te zeefeore Hs Cl 47% R. Zugdb, 517. Phallus vulg. totus „albus &c. Micns Gen. zor. T: 33. Phallus Holland, f. Batavicus. Dáte Hiff, 1398. Fung. foerids Penis imaginem referens. C. Be Pin. 374 Boletus Phalloides:-Fourse. Zn/?. 562. Fung Vire Penis ereêti facie. Lon. Ze. 275. Fungus Mariuuse Dop, Pempt. 482. Harr. Helv. inchoat. Ill. p. 134 BRuCKMANN de Terreûri Cole, Zp. Zin, X X. Cent]. Pars. 1. Tab, Grap. p. 55 Scnarr. T. 16198. STERB. T, 30 DER TRRESTAEEEN 639 ' zonderlyk, als d lver G laats aan. Waar Mikel doli fchynlyk zal dit de reden zyn; ‚dat LiNNAUS Ardken bevoorens die aangeweezer hebbe in de Riet, Hoof velden van Nederland ©. De Heer pe Gor- Rn mpels TER zegt, dat onze Ridder haar gevonden an. hebbe in de Rietlanden by Haarlem: Comme LYN hadtze in de Duinen en Zandige Gron- den , hy Heemftede, in de Herfst aangetroffen , en zyn Ed. zelf in de Laanen by Uilenpas in Gelderland. Hier uit zou men mogen denken, of dit Gewas aan ons Land byzouder (f) en zelfs daar in aan eenige p! laatfen bepaald wa- re; doch reeds in, t Jaar 1753 tekende Lin NAUS de.zelfs Groeiplaars, algemeenlyk, iz de Bosfchen aan. Schoon HAr rerum het in Swit- zerland niet-gevenden hebbe (1), en als iets byzonders aanmerkt, dat de Heer GAGNee BIN het in ’ Graafichap. Bourgondie, naauw- Iyks een half. uur afitands van % Bafelfche Grondgebied , aangetroffen had , wordt van den Heer Grepirscg zulk een Lyít opge- geven, van plaacfen in ’t Brandenburgfe niet alleen, maar in Bohemea, Fhgrio8en: en ane } dee oe aenema nende an eenn eeen dn ae (*) In Arundinetis Belgii. Hoet. Chff. Ct) Het groeit, zegt Loser , overvloedig in Holland, van waar hem, in't jaar 1559 te Antwerpeu overgezon= den werdt ; daar hy naderhand, in 1566, ééne Plant van vondt in Zandachtig Land» niet ver van Bloys, aan de Rivier Aruidboek, 11. bladz. 309. (4) Non reperi in HelvetiÂ, fed &c. Melv. inchoat, uts, % IL Dseu, XIV, STUK. 640 'BESCHRYVvING vAN pen on dere deelen van Duitfchland , daar men het II. vindt; dat men niet twyfelen kan, of het is B in de middelfte deelen van Europa, binnense reta ‚ ook gemeen. In alle Berg- en Bofens achtige plaatfen is het, zegt hy, gemakkelyk te vinden, dewyl het zig door den Stank ontdekt. Het blykt dan, dat het den naam van Zee - Paddeffoel geenszins verdiene; In de Noordelyke deelen van Europa fchynt het zeldzaamer te zyn; maar inde Zuidelyke kome het dikwils voor. Evenwel lees ik, dat dee: ze Stinkfchaft , om Frederichsdall , op Zeer land, in de Herfst en Voorwinter overvloedig te vinden zy (*). Hexen- Men moet het in ge nden September en Hey. Jen gronden, in er op à Bosfehen én öfze Duinen zoeken, om het in zyne volle gedaante aan te treffen, In de Zo: mer ziet men , hier en daar, uit den Grond, gladde witte Knobbels te voorfchyn komen ; die zo volmaakt naar Eijeren gelyken ‚dat men die al voor twee Eeuwen Ungers- Byeren, dat is Tovenaars- of Meven- Eijeren(+), geheten vindt. De Paftoor Scuarrer vertoont zulks in Plaat zeer fraay (Ll). Hier in gelyken zy wel wat , naar den Paddeftoel der Mesthoo- pen GreEpriTscH merkt aan „dat zodani- ge (*) Stochh. Werhand, van 1762. XXIV. Baud, p. zite CF) Maram , Cacodcemonum Ova, CJ) Zie Scnerrar, Plaat 196, pn PADDESTOELEN, G4t ge Eijeren fomtyds in oude Boomen zitten, _ X. tusfchen het. Hout en de Schors, wélken Rr 1 doorboorende allengs in de geheele omtrek Hoor: van den Boom uicfchieten. Doorgaans groei” paas. jen zy tusfchen de Wortels der Elzen; of ook zwam in het Mos , aan de Boomftammen ;- of op den Grond. Zulk een Ey doorfnydende, vers toont zig daar in het beginzel van den Steel, die vervolgens de zogenaamde Stinckewamm of Hirfchhrunft maakt. HADRIANUS JUNIUS heeft dit wonderbaare Gewas met een zeer fraay Latynfch Gedigt vereerd , en deszelfs Geftalte drukt zodanig dat geue uit, ’t welk de Grieken Zifyphallon heeten ‚ dat men over de- allerkonftigíte Speeling der Natuur vere baasd moet ftaan (*). De Afbeclding vindt men by veele Autheu-_ Uitge- ren. De befchryving is by fommigen meer , zwam, by-anderen minder aanftootelyk. ’t Zy hier genoeg gezegd, dat het een gevlákte of gepukkelde Schaft heeft, dikwils veel dikker dan een Vinger en ook langer, aan ’t onder- ‚end voortkomende uit een Beurs, welke men by ’t Balzakje vergelykt, van binnen met een Kanaal , dat aan ’t end een zeer rimpelig of met Puatjes ingedrukt , roadachtig. Hoofdje heeft ‚het welke, in fommigen, met een Gaat- N je C°) Zie dit Carnien, in Dop. Pempt. p. 433. IL. Dear. XIV. Srum a amen ziam, 642 BESCHRYVING VAR je- doorboord is, in anderen geflooten, Hier jn van maakt de Heer GLEDIFSCH, in Havol- ‘ging van-MIicHELIUS, twee Soorten , en noemt de eersrgernelde de echte Hirfchbruust 3 terwyl de- andere , „zo wel als die, den naam van Stertmorchel of Staartzwam ‚en van Gicht- zwam, by de Duiefchers voert. De Kleur is over ’t geheel witachtig , doch wordt; inzon- derheid boven aan „ door den tyd bruin en zwart: de zelfftandigheid een fponigieusVleefch: om laag zyn de Velletjes van het Ey ,’t eene geel, ’t andere wit, als afgeftroopt. Zekeré Keltachtige zoom, die om het Hoofdje loopt , verfmelt he an tot een uitermaate i end Vo ì } een T € end Kreng; en \ wyze afs in Welke | pels 2 zeer kleine sen als Stof, vervat zyn. Men noemt het deswegen Stinekewämm ‚in Duitfchland, en ik heb het daarom Srinkfchaft geheten: Door dien Stank wördef de Vlie- gen zodanig aangelokt, dat zy by hoopen op dit Gewas aanvallen , en of daar in, of daar op, door de. Lymerigbeid gevangen en vast gemaakt , verftikkem moetetie Gebruik. Het één en andere heeft al van ouds den Gemeenen Man een denkbeeld ingeboezemd ; van zonderlinge eigenfchappen in dit Gewas. Dat deszelfs Slym , vooral die der Eijeren , van dienft zou kunnen zyn tegen de Jicht „door beftryking , is zo ongeloofbaar niet, als ed $ 3 pr PapPvEsTOeErEnN K54g bet juist een byzondere kragt zou hebben, Abbie: tot opwekkinge der Minnedriften, De Stank, dien hec uitgeeft , fchynt eet van Verrotting, Heere voort te komen en door Deftillatie haalt men Rimpel. er een vlug Pisachtig Zout uit. Niettemin®®e. ‚Worden deeze Aard-Rijerên, daar toe, door de Jaagers en Boeren, in Thuringen , zorg- vuldig verzameld , en in de Lucht gedroogd, of in de Rook gehengen; naderhand gépoei- jerd met eenig. Geeftig Vogt ; wel eens de Beeften ingegeven , om de Paaring te bevor- deren. In het Brandenburgfe wordt niet min- der werks gemaakt van de volwasfen Stink- fchaft ‚dier men 'er droogt en-zelfs wel zo geheel de Runders in de Keel ftopt, of ook her Poeijer aan Menfchen ingeeft; maar fom- migen willen „ dat’er dan sara 05 Mis- | inenen ie nas andn om nende nnn ni Haer (@) Vid, Grepitser als, He Ok B “ & | u IL. Deer, XIV. STUK. 644, BESCHRYVING VAN je EEE ENEN ain BE ELS AE les H 00E D STUK. „Befchryving der PADDESTOELEN die geen Hoedjes hebben, fot welken de Netvormige, Tolachtige „ Beker Knods- en Stuifzwame men als ook het Schimmel, klas gebragt zhe Vve geheel verfchillende Geftalte komen deeze voor, gelyk- uit de Ee zal blyken. CrATERUS kenden: Ee den A ti ger lief Padde- ftoel x die als met t Roofterwerk getralied is of Netswyze bekleed , maakt de Kenmerken van dit Geflagt , 't welk met het voorgaande nae verwant is, bevattende de volgende Soorten. A (2) Netzwam, die ongefleeld is en rondachtig. cancella= In tus ns (1) Clathrus acaulis fubrotundus. Sy/f, Nat. Veg. XIIL. “Gen. 1213. Sp. 1. Gorr. Belg. 1 p. 323. HM. Cliff. 479 Re Lugdb. 518. Clathrus ruber. ea ne 214. T. 93 Boletus Cancellatus purpureus, Tournr. Zuffe 561: Te 329. f. B. Fungus Coralloîdes Tates Cius, APP. alt. Fung. rot. canc. C. B. Pin. 375 Cor. Ecphr. 1. P. 337. T. 536. Barg. Jc. 1265. Grep. p. 140. STERB. Te 30.f. N,O. Gunn. Norv. p. 124. Fungus parvas pyrami- dalis &c,-Mentze Pag, Te 6, Dad ns DRE PADDESTOELEN. 645 In de Zuidelyke deelen van Europa groeit”, vn deeze „ door Mrcmerius” eerft met den” An naam van ClatArus beftempeld;, die echter door , Hoor 77: onzen Ridder , in't jaar 1735, aan den Weg Naagem tusfchen Haarlem en Amfterdam in ’t Riet groeijende gevonden , zo by fehryft , EE Ees alleen, maar volgens den. Bisfchop.GUNNE- mooi RUs ook in de, Bosfchen. van:Noorwegen , aan den vceet der Bergen, en-{omtyds aan ‘ozon de Haagen groeit, wordende aldaar Sprinkelf op geheten. In ’ komt zy ‚doch. zeldzaam , „voor, zo Grr- pirscH aantekent. De bolle is in Toska- °° nen gemeen , zegt MrcHeEttus, maar de witte zeldzaam. In Vrankryk wasfen zy veel? tusfchen het Riet, in vogtige plaatfen, zegt STERBEEK, wiendezelvein Brabant niet was voorgekomen. — “Omftreeks Monrpellier vale ZY» volgens Gov AN, ovaal of rond. « ve? Op de wyzé der Moriljes komt deeze' te voorfchyn met een rondachtig Bolletje , als een groot Hoender- „Ey, waar, van het Vlies, openbarftende, zodanig éen, ongefteelde holle, getraliede Kampernoelje: vertoont „„als-men in- de be En DET ed ee zidp Mia dp ve Ge Y -(*) Hoe de Heer” Grepirscun hief de Takkige, Koraalachtige ans Zwam kan t'huis brengen, welke Reaumur aan” een“ Muur in Vränkryk vondt, zo zeer in gedaante verfchillende (zie Mem. de 1713), begryp ik niet. ss 3 H. Daer. XIV. Srux. 645» Ere Re te Vod LNG, vaN, Xr verheeft dergelyken Stank;als de Stinkfchaft ; Nii “waar doot ook de. Vliegen worden. enge: KePrien, gevangen ». zo, „men verhaalt. STUKe Ke zn (2) Ne tzwam’, “die geeld is » "mid een Jang= Eire heidi gekele Hofje, tis. vane, on D Nétzwnig: die gene ir, ct een gs Vadis, * ie werpig Hoofdje , dat aan dof overlangfen. Naakte. AR anigdgrolid. JE Le ERE IV. Kh Netzwam „die geffeeld pr ‚mek een „ge eere ro8d Loofdje, dar eer vaar Topje Peet dene. -5 taboot: RS HI Zeer enige: debet Rer ed nen eerd ideen daeakebines van” py gen van’ ‚M bo reiihtë Ee ‘twee eer- ften in Toskaren waasgenomen „ en-zeer, dui: delyk, door-V dad sit Plaat-vertoond di set vollad Ee MosSnet as) Sam d erge esta ae! pu ee cn 0 blongo. gene “Stamp, Le ip sek en hingen doit Mien. en hed Stipit aren inie: Axi Jongitudinali alnato, Fl. Suec. H.N. 1263. Clathroidaftram. MicH, Gen, 214 Ts 94 EN Semana dag: Pe 141) He Us, Pe Bleid @) 4) Clathras 5. in Capit.. Gls Gianie oval! Bd IH, N. 1264, DE PADDESTOELEN. 647 naar zyne CJathrus gely ken. De Tweede: is OOK ror. in Sweeden waargenomen en in Switzerland , Neizwain, zende door Harn eRr7richta-genoemd :terwy GrroirscH haar Stêmoniris doopte. Deez vondtzeop verfcheide plaatfen in Duidfchland meeft aan-’t Hout-van Stooven, Broeibakken en Kanaalen,, die door de broeijing van Paar. demest vogtig, gehouden werden, in ’ vroege Voorjaar, Misfchien zou menze dan hier te Lande ook wel dus kunnen, vinden. De laat- fte i is, zo ke alleen in Sweeden, op de Bast der Boomen , waargenomen, Haar rons de Hoofdje , breekende, blyft ten halve over, _ met cen Eyrond dotje, als van Katoen, daar De Heer ScHMIEDEL geeft de Afbeeldingen van twee. Netzwammetjes » fraay rood van Kleur, waar. van hiet eene ne zyn Netje behoudt hét andere hetzelvé afwerpt. Zy fchynen ‘van alle deeze drie aanmerkelyk te verfchillen (*Je , ‚ geplaatst. HELVELL A Tolzwam. Dit en gi verandering van. Bheles dát oudtyds gen: Paddeftoel- betekende ‚dus gedoopt, heb in er de geftalte Folzwam | CE) Zoon. Plant. Tr. 33e Ss4 648 BESCHRYVING VAN X.:> genoemd , “als zynde dit het Kenmerk, door HERIM. onzen Ridder daar van opgegeven. Het be- Kee vat maar de volgende Soorten. L. 1) Tolzwam met het Hoedje neergeboogen, rn pin Ee ‚ Kwabbig , van verfchillende Myterige, figuur Aan de Boomen in ’t Bofch te Meersber- gen, in ’t Sticht van Utrecht, vindt men deeze Kampernoelje , volgens den Heer DE GorTEn, Aan rottige Boomen kwam dezelve te Upfal, in Sweeden,voor: na veel Regen, in Mey en Jury, op de Heijen en Länden in * Branden- burgfe 3 in Switzerland in de Herfst op Bofch- chin bede in To in de Maand Noveraber be gduürig egenweer, i in de meen. Het is een zeer veranderlyk Gewas, met een dikken Steel, die gefleufd en geplooid is, en het Hoofdje als uit veele gekrulde Snip- pers betaande, en fomtyds puntig getopt als eens Bisfchops Myter of Priefters Muts by (1) Belvella Pileo deflexo adnato, Lobato difformi. Syt. Nat. Peg. XIII. Gen. 1214. Sp. Gort: Belg: Mp. 328: Elvela. F/, Suec. 1103 , 1265. Fungoides Fun- giforme crispum lacinistum &c. Mien. Gen. 104. ie 86, f, 7. Fungus Autemn, velut apex Flaminis, MENTz Pug. T.6 Boletus Capitulo explanato laciniato, HALt. Hev. inchoat, 11. p. 133. Grep. p. 36. Scrarrer. T. 854» 159= 162, Oev. Dan, Te 116. GuNN, Norve N. 477e DE PADDESTOELEN. 649 de oude Heidenen. Dit fchynt MeNTze- _x, Laus te bedoelen, dewyl hy Prainius aan- Afmrec: haalt, die een witten Paddeftoel daar me- Hooi. de vergelykt (*). Het zweemt insgelyks°T" maar de Meelknopjes der Bloemen; gelyk door anderen is aangeduid (}). Ook noemt het GreprrscH een … Morilje - achtige » Kampernoelje , welker nederwaards getoo- “ss gen en kftuisplooijig gefnipperd Hoofdje een Hoedje voorftelt;, op een hollen, s, geftreepten en geribden Steel.” Van boven, zegt hy, is het Hoofdje natuurlyk zwartachtig bruin, van onderen wit; ook wel eens geelachtig van boven ‚enz. Men kan de menigvuldige veranderingen. van deeze Kampernoelje, by Scuarrer, die ze Fa/- denfchwamm , dat is Kreuk- of Plooy - Zwam noemt , befchouwen. Gemeer enlyk. „wordt Zy» in de Noordelyke. ‘Landen , » onechte of Steen- Morilje geheten, en, in Duitfchland, in ’t Zomer Saizoen gebruikt; maar in de Herfst is zy taay en hiet eerbaar. 7e sh. (2) Tolzwam meteen Kogelrond Te Hoedje; mi | by troppen vergaard. omg HEA. Dit Onders rdfe. aardfe (*) Mox aid; vast apice Flaminis ; 5 infignibus Re pediculis. Hift. Nart. Libr. XXII. Cap. 23. "Ze (1) Apex Staminis. Sp. Plant, Gort. Belg. us. _@) Helvelia, Pileo globofo zequali „congregata, Mili, Ss 5 IL Deer. XIV. Sr, p= | an 5 — zele Creo. pe 33 \ 659 „BESCHRYVING VAN … Dit is-de naafte bepaaling „ welke ik geeven. kan van de zonderlinge Zwam, in Zig. 3; op BRA AT, CV, afgebeeld. Dezelve heeft een “bruingeel Okerige Kleur en cene_zagte zelf- P milennte „Men. heeftze op het oude Hout, dat met gen, Salpeter. en , Zwavelig. Water doordrongen, was „inde, Zilvermynen- van Do. vothêa te, Ciausthall op den, Haarts ,-honderd- twincig Vademendiep , gevonden. Veel fchynt dezelve naar die ‚ welke Doétor-Scoror1 in des Alt «Anthoni de Padua Syollen. maghet Denn ager el ied ë fleiven. IEEE DiTscH Da van een der- gelyke met een plafachtig famepgeplooid Hoed- ies doch. dezelve hadt ook een Steel, Zodanig eene was in de Pynboom - Bosfchen van de Mark, op vogtige Mosachtige plaatfen, en in 't Land omftreeks Jena, hem dikwils voorge- 5 komen, HaArurufchyat:dievals eene Ver- fchei - Re Agericus. Coralloides vel „Clavatys. Plant, sg Prag: 1772: p 109: Tab. 39, 36. (2) Hekvella acaulis. Agaricus acaulis: ‘utrinque ol ninscoluê. PL Lapp. N. EES Pt Smet, togh: An Bole- tus Petiolo ragófó, Pileolo planiorì, Hars, Hek. 23 ” - WIX en Y ee nennen a ea a eene nenten DE PAPDESTORLEN. 65E fcheidenheid aan te merken „ van-de voorgaan- de: doch de verandering van’ deezes Arcuk- Zwammen ìs oneindig; zegen men ND: vn FER kan befchouwen: ab-al (a) Tolzwam „ die het Zivedje mes pn Sn iu . ae u. Kwabben » heeft; die niet geeen aju, „ gen Zwarte. zwaré en. kieini - _Op Ysland is ‘zodanig eene kleine. door den Îleer, Koenig waargenomen en bovendien nag eene, die, uitermaare Kein. hd ‚ van Kleur. as openen: hs sj ie vient, Ani eins Peziza: Bekerzwar. “ikheb den Geflagtnaam Peslsh, welke oudtyds gor een, in delyken Fa beke mas fen de Gete K ede. fteeld, in Evan se eci hae Fem -door-Pekerzwam vertolkt, Men vindt | vee de Aen Soorten van. Beene Sed ze ken 5 @ De: ze 4) Hetvellà pilea Lotis ditformilbds, non npe parva. Oep, Fl. Darl, ee „ Goxn. Marv. N. 1059, Flor, Zsfand. p. 0 Ste i, F rdldirgs”s Undels dar Pb j fine Radice aut Pediculo nascuntur. Put. Ht Nas LibE XIX: Cafe 3 E: 7 est IL Dese. XIV. Srux. 652 BESCHRYVIEING vaN x. (1) Bekergwam , die znitgdg âs ‚ Lins- AFDEEL. sla mire es Hoor OOEDS gn jad Boëtihans ‚ op Takkenen andere fluk- =S zien ken Houts, die op den Grond leggen , als ook Leetifera. in de Tuinen aan oude Broeybakken en elders, enn vindt men deeze, die dikwils geheele plekken Gronds op Bedden met Run -enin de Paden beflaat : zo dat Rurprus dezelve een al lergemeenst' Paddeftoelachtig Gewasje noemt. In Noorwegen , daar men het in de Herfst op de Landen ; dikwils op rottende Koöornhalmen, aantreft , wordt uit de menigte des Zaads „ welke het geeft, de vrugtbaarheid van ’t aan- ftaande Jäar, sa ek Landvolk, ‚ voorfpeld. omen Dez or anderhalf BER open barften, en dan (1) Peziza Campanulata Lentiferas Sy/h Nat, Veg. XIII. Gen. 1215. Sp 1. Gort. Belg. Il; p. 328. Pez. Cal. campanulato. Mort. Cliff. 479. R. Zugdb 518. Pez. Caliciformis Lentifera laevis, Diru. Gisf. 195. FL Suec. 2109 ‚1271. Cyathoides cinereum et veluti Sericeum. Mien. Gen. 222. T. 102. f. 1. Fungoides. Tournr. Varrre T zz. f.6, 7. Puur. Phyt. 184. f. g. Fungus Calici- formis Seminiferus. Mertz. Pug. T. 6. Gran. p. 137 Cyathoides cinereum fabhirfatum. Haur. Hel. 18. Cya- thus Harre Hel. inchoat. Il, p. 127. Oep. Dam. T. _ 105: Guss. Norv. N. 515 4, Peziza Cal. Camp. inter- ftriato, externe fquamofo. Gukrr, Stamp. 1. y- Kei ‚_ Daurs. Par, 387. Ed DE PABDEST@ELEN” 653» dan zig als Keikjes of Bekertjes vertoo- nen, bevarttende een Linsvormig Zaad. De uu Kleur is van buiten zwartachtig glad, vwansrom, binnen Afchgraauw. — Eene Verfcheidenheid, die van binnen geftreept, van buiten Schubbig- is, heeft men in Vrankryk en elders waargee nomen, (2) Bekerzwam , die Tolachtig geknot is, met Tt. eene geftippelde Vlakte, enn, Gefti Deeze, die de Oppervlakte wit > met eelde. zwarte Stippen, komt in de Herfst op hoop= jes oude Paarden. of Koeijen - Mest in de Weide landen , by ons , doch niet veel, voor, zo de Heer pr Gorrer meld, De Heer GLE- DITscH merkt aan , dat menze op gedrooge de Koeijen -Stront ‚int Voorjaar en de Herfste overvloedig door het Brandenburgfe aantreft: ja de Exercitieplaats buiten de Halfe Poort te Berlyn is 'er , onder anderen , vol van. De Stippen der Oppervlakte vertoonen zig ‚ doof ’t Mikroskoop , als kleine Gaatjes, die het rype Zaad, dat zwart is, zo fyn als Stof uite werpen. Zy heeft een zeer kort Steeltie. _ * s | (3) Ben (a) Peziza turbinata truncata; disco punâato, Goat. Beg, uts. FJ. Suec H. Cliff. R. Lugdh. Oep, Dan. Ta 288. Muse. minimus Lignofus Disco punêtaro. Boce. Mus, Il, p. 25- T. zoz. Oev. Dan. 288. Elvela turbie Rata patula &c. Geen. p. 44. Sphoeria nivea plana Pum hetis nigricant, Haux. p. 131. U. Datt. XIV, Sruw. Bad 654 BESOnHRYVINGS V ACN eh, Bekerzwam, die Trechterachtig ús, van 1. boven gaapend , uitgehioekt, geflipeld. ì 1 rasrik niet alleen ‚ maar ookin Duitfch- = En in Switzerland , ja in Noorwegen zelfs, Cornuo- komt deeze ‚ hoewel zeldzaam ; voor. Zy … re groeit tropswyze, en maakt als een Tros van. achtige. groote Trechterachtige Bloemen , gelyk die der Bigaonia, by voorbeeld, uits welke door- gaans wat krom ftaan, zo dát zy elk op zig zelve naar een Overvloeds Hoorn gelyken , waar van de bynaam. In de Bosfchen der hooge Gebérgten van het Thuringet Woud, is zy niet ongemeen. Zy verfchilt, doordien de Kn lapt Oe B, ned als af. ad en es À Kleur is is van Batten dobrP EN ‘vän binnen donkerrood of zwartachdig , sek VaiLLANT dit ook van buiten opmerkte (*) , die ze in ’t Bosfchagie der Parken van Ver- faïlles“en Mafly , omtrent het midden van Au- gustus, van twee tot vier Duimen hoog vondt. G” eee, en Et (3) Peziza Infundibnliformis, Disco patente finuato, punttato. Elvela Infund:butiformis &e,- Goerr. Dalt. ats. Fungoïdes nigricans majus, Corùacopie forma. Var. Par, T. 13. f. 2. 3. Peziza Mémbranacea Tu- be fimilis. Hacr. Melv. inchoat. 1. p. 158. Elvela pee tiol. Corpore excavato, Infandibuliformis. Grep. p. 41 Gorn. Nor, Ni 743 Scumrr. T. 165, 166. (*) Bruna d'abord, puis aprés noir cendré en dehors. B. 57 DE PADDESTOELEN. Gjs” ‘Hier zal die fraaije Ceylonfche behooren , wel- ke de Edele Heer Chr..P. Merger, keu. 1 rig Verzamelaar van uitgezogte Naturaliën , „Hoorn: onlangs uit Oostindie, onder verfcheide ânde- - cevtone re Zwammen ontvangen; en my tér Afbeel-fhe- CV. ding gunftig medegedeeld heeft: zie Mig. de Fré op Praat CV. Want, fchoon dezêlve géens- zins Vliezig is, maar eene vaste zelfftandigheid beeft, toont de Geftalte genoegzaam, dat zy hier thuis te brengen zy en als een middelflag titmaake tüsfchen deeze én de volgende; die beiden geftéeld zyn in dit Geflâgt. Dat zy tropswyze groeijen blykt aan der Voet; de Geftalte uiet de Afbeelding, zo wel âts de dikte van den Rand , die ftomp is ef rond, ceniger- maaté ditedhoeke of als ingefneeden. De bóog- te ís omtrent vier Rynlandfche Duimen boven het Voetftuk, dat voor Wortel fchiynt te ver- fcrekken. Zy heeft den Steel of Stâm, toc ómtrent een Duim beneden ‘den Rand, Zêer glad zwartachtig bruin , evén als of zy ge- vernist ware; en zodanig is ook de binnen- holte, meer dan een Duim diep , voor een. groot ‘gedeelte, In * overige heêft de ge- heele Top eene geelachtig witte Kleur en is van onderen vol uitermaate Klene, naaùwlyks met het bloote Oog zigtbaare Gaatjes; welke haar veelcer tot-de Bolens zouden betrekken, indien niet de Trechter- ‘of sch niken — Geftalte háat hier t'huis bragt, (4) Be- IL, Dear. KIV. Sox venen k 6567 BESCHRYVING:- VAN X, (4) Bekerzwam, die Kroesachtig is, van bui- u. ten gehoekt met Takkige Aderen. cED= Des Winters nam Micnerrius deeze op Ber hoopen Paardemest en op daar mede geimeste Acerabu- en, Landen, in Toskanen waar. Zy is van zeer de ige. veranderlijke figuur „ wordende van hem by een Smeltkroes , van anderen by een Mortier of Pot vergeleeken. GrroirTscH vondize fomtyds rond , fomtyds driekantig hol, op een klein Voetje, van buiten aartig ARA met Takkige Ribben, hard en bruin van Kleur. Zy kwam hem, na den Regen , in Mey en Juny, ia Mosfige Bosfchagiën en op Velden in het Brandenburgfe, ja fomcyds ook in Ho: vels Boom. en Wungaarden » voor. In groo- Jo 2 van onde hy ze op de Wortels van Boomen. Somtyds hadt zy de figuur van een Schulp of was op andere ma nieren wanftaltig , gelyk men in de Piaaten van ScH&FFER kan befchonwen. EV. (5) Bekerzwam, die Kroesachtig is, met een Ea Plompen opgeregten Rand. Kroes- achtige, (6) Be- (4) Peziza Cyathiformis , extus angulata Venis Ramo fis. Gort. Belg. 1. p. 329. Fungoïdes fuscum Acetabuli- forme. Varrr. Par, 57. T. 13. £. 1. Fungoides maximum Vafis fuforii formA. Micx. Gez. 206. T. 86. f‚, 1. Peziza. brafteata fordide lutea fubvillofa, Hart. Helv. inchoat. MIL, p. 129e Elvela Ket i hemisphaerico, Grap. pe 42e Scnarrar. T. 150, 56. (5) Peziza Cy inie ‚ margine eretto obtufv. #/, Siles. aleer rand # ot PADDESTOELEN. 65} G) Beheren wdie Klootachtig- ee Pa „met een neven rangs ” À FD (D Bekerzwam d die vlaki iss met ven verk Sk ‚ Haairigen r Le: Cuputart (9) Bekerzwam, die Tola ir; Statvernige Roomer „De verfchillende figuur, in de bepaalingen sl en door’ de bynaamen aängeweezen , onder" fcheidt deeze Soorten , altemaal kleine Padde- a ftoeltjes zynde, waar van fommigen op den Plans. Grond, anderen aan Boomen, op Hout of à er Muuren, in donkere vogtige plaatfen ; voorte komen. De Schildachtige, lie meer naar een klein Kommetje gelykt, vindt men by ons menig vuldig in de Weidlanden , op ‘hoopjes men: „our See vec. 1210, zalk Daken’ taten aad marg. levi Ray. Augt. 11. 479. T. 24. f- 4 66) Peziza Gibas Campanulata , margine crenato. Fl. Snec. IL. N, 1273. Fungoides Giandis Cupulam re- ferens. Varir. Par.:57-T. ut. fors 253 (7) Peziza pland , margine cOnvexo Pilofo. Goer. ‘Belg. Hip. 329. FL Succ. Il. N. 1272. Peziza lutea parva margiiibus Pitofis. Ray. Angl. ill. p. 18. T. 24. £, 3- Fangoides, ayi Fungus minimus Scutellatus „ Celoris Au- rantii. Varrr.” Par. T. f É. ge 14. Elvela Discifore mis fesfitis et-plana- GLD (8) Peziza Turbinata lon. Elvela maultis anfrac= bus Cochleata, Guerr. Dauir. Par. 384. Fungoides 8. u. Deut: XIV. Stuk. dalen sen referans &c, Vailr. Bar, 57 Tris, E 659 BESCHRYVING- VAN oude Koesmest, by nat Weer; Deeze is fraay rj Oranjekleurige Somtyds komt zy ook byna * geheel wit voor „ als Schildjes-of kleine Pen- ningjes,; beflaande groote plekken op Boom- ammen , rottig Hout , Kruiden, Mosfen , ‚ja zelfs op. een vogtigen Kley - Grond. Door Ouderdom wordt zy bruin en zwart of Roest- kleurig. „De laatfte „ die een Slakvormige fi- “guur heeft, is van biken rosachtig„ van buie teri wit en als met Meel bepoeijerds _{9) Bekerzwam , die gerond nd is en Oorsetrig. Aan 4e Scammen van oude Vlier- en andere men in de de Voortyd dikwils de Eden gemeen! yk Judas. Öoren noemt. ',, Ik had deeze Debree met DiLLENius voor een Lichen gehouden » zegt LtNNeus, doch door ’t gezag van » GrLEDITSCH ben ik thans gedwongen haar s tot de Boomzwammen te betrekken.” Zy. heeft eene minder Oorachtige gedaante dan de Co) Peziza concava rugofa Auriformis.„Gorr. Belg. p 329. Tremella fesfilis Membranacea Auriformis cine= rea. Sp. Plant, p. 1623. Ff. Stec, 1137. Elvela fesfilis Membr. rugofa et erispa, formà concavâ, GLED:TSCH» Pp 39. Peziza Brafteata caspitofa plama , extus Sericen. Haut. Helv, inchoat, 11. p. 129 Agaricus Auriculke _formà. Tovans. Juf. Mica. Gen. 124. T. 66. f.5- Fune gus Sambuci vel Auricula Jude. Srers, p. 256. T.27 wanen nnee a ae St cin oee renee wars ne ES RE rn acer ee chen ln DE PApDDESTOEL EN 'ÓSh de naastvonrgaande Soort, zo-HAELER aan- %. _ merkt. „elsene half ovaale Klomp, die aan Ajorme: de eene kant eene infnyding: heeft, van wel- de ke plooijen afloopen, gelyk in eens Menfchen her Bekers ‚_ Oor, met Slangswyze draaijen van Bladerach- zwam, tige werkaingen over de geheele holle Vlak- te, die donker van Kleur is en glad, doch de’ buitenzyde uit den Afchgraauwen groenach- tig. Gedroogd zynde, is deeze Kampernoelje hard, maar krygt door in- Water te weeken zyne Lymerige taaiheid weder, In-de Apotheeken zyn de Judas- Ore bekend , doch weinig in gebruik. Het Af. trekzel of Afkookzel , in Water, Azyn of Melk, wordt om te gorgelen in Keelziekten , als ook in de Spruuw der Kinderen , zeer geroemd , en de Zwam zelf tegen Ontftec- kingen der Oogen; mids, in Wateren Azyn geweekt, daar op gelegd arta: Inwen- dig houden fommigen ze voor Laxeerende, anderen voor Samentrekkende: ja eenigen zelfs achten derzelver gebruik: gevaarlyk: des het mooglyk beter zy, zig daar van te ont- houden. (zo) Bekerzwam, die platachtig is en Oorach. Ee tig, vol Gaatjes, met een breeden Zoom, BE en (ro) Peziza explanata Auriformis foraminulofa , Lim- ba lato cinéta, Mihie IL, Dszr: XIV. Szux. 18 E Hi Ó6o -BESCHRYVING vaN „-Deeze zeer zonderlinge „ niet minder fraai- FDEEL ee je Zwam ‚ waar van ik de Afbeelding in Fig. Hoosp: &, op PLAAT CV, mededeel, heeft gedag- STUK. Beker. te Heer Meijer verfcheide Exemplaaren Beam, … van ‚ onderde gemelde Geilanfche Zwammen ; door-zyn Ed, onlangs ontvangen. Dit is wel het volkomenfte „ de anderen. zyn kleiner, waarfchynlyk j jongeren niet zodanig gezoomd. Zyn Ed. heeft ook een Takje ; waar aan eenige zeer kleine zitten „uit welken de natuurlyke plaatzing en bovendien ook: zeker-blykt „ dat de Gaatjes ; waar de eene Oppervlakte uit beftaat, nier beneden zitten ‚als wanneer deë- ze Zwam tot de Bokti Van -LiNNeus be- hooren zou Kunnen kad fommigen- van wel: naar le Kleurwisfelende, e andere Gine dake. die ook zeer aartig gezooind en bovendien gebandeerd is , Chalf -paarfchachtig bruin, naar ’t middeu half geelachtig naar “den rand „) -zy anders veel gelyken zou. De Geftalte is ook taamee lyk Oorachtig ; en zodanig heeft zyn Ed. ’er anderen die fraay rood zyn van onderen. « De bovenfte Zeefachtige Oppervlakte ziet uit den rosfen geelachtig ongelyk. Geban- Die op Ysland door den Heer Koenre deerde. gevondene , welke onder den neam van Zoalis is te boek gefteld door Zorea; een uitge- breid Vliezig Hoedje hebbende , dar Vezelig … was gefireept en met Banden getekend; heeft Ek soba hde DE P ADDES T'O:ESLSE N. 66D de Heer GUNNERUS tarn den bynaam van Geflraaide (*):- AN B Hoorpe CE LAVARIA, Kaödsean, SGT STUK d id 5 De Paddeftoelen die glad: of effen en weet, - Se werpig zyn; hebbende een Knodsachtige Gee ftalte „ maaken dit-Geflag „uit zstot het-welke — ook anderen, die: ane bechken WOE? Geld alsvolgt, 4 si, dies dood: Bes: Kaodorgan Ze die via ö en geld AD jes Claparia envou Tan b 5 Eu ers vre ree tat. aris. x eo! SE LDA ampe- Ee Enbrel jg gaa À pe geren deeld, met het Hoofdje é SCHIE. 2 7 faris IN ubbis nt: kee ror Hd eni. Ee (5) Kuods: En asch © Peziza. gadiata: NE El. Non: ON. 1030. Pee ziza Zonalis. Flor, Zsland. p. 244: Fl Danie ‚Fase vir, T. 469. É. 2 Cri) Goed ‘Claveformis fimplcisfima. Sy/:. wan Vec. XIIL, Gen. 1216, Sp, 1e le Sueertrods 1366. H, Cliff. R. Lugdb. Clavaria alba Piftili formâ. virik- T. 7. £. 5e Clav, major Tutea, Macrer Gé, 208. T.37. fors Scumrep. Zoon. To 15. Clavaria ereta Corp. fipl. de GES Gruen. pe 26. Haute Hev. inchoat. HL Capite Squamofo, Militaris en ie: ig Giavaria Charata integerrima Guerr. Stamp, DALIB.. Par. Clav. we Par. be ze f. 4. Semmiep. Zoot. T. 4. me rn ge en IL. BÀ xv: Srux. ad 662 BE S:CHDRrY: voi NG Var X. (3) Knodszwam, die geknodst îs en-onver- Arora deeld, famengedrukt ‚ fhoup. STUKsetss Deeze svin; de, Bosfchen, van „Europa, daar lk t vogtig en belommerd is, hier en daar voor- Opkioshs- komende; verfchillen eenigermaare in Geftal- Ruige, te, doch meest in-Kleur.- ’t Zyn kleine Ge- wasjes „naauwlyks meer dan één of twee Duis men hoog en allen eefiigermaate Knodsachtig; doch de eerfte Soort, die witachtig óf uit den ‚__geelen ziet „ heeft meer de gedaante van een vene _ Stampertje 3 5 terwyl de tweede, die SafFraan- wis 2 kleurig rood is „ naar een Krygs-Kruppel der Ouden of naar en Oee Herkules. Kuods y ate ruir of ruuw van ver ‚NM ° heeft Mrícu eu 1us een zeer klein geeltje, en anderen , opgegeven. De Heer Sca MIEDEL heeft de drie Soorten ‚elk in ‘t byzonder , zeer fraay in Plaat vertoond en omftandig. befchreee ven. GLEDITSCH brengtze-allen , als Ver- fcheidenheden > totééne Soors. +223 À Iv. _@ Krodszwan, de Takkig, Houtig is en pre (5) Gevin- Jen gerde. @ Clavaria Clavata integerrima Hek obtufas Guerr. Darin. uts. Clav. Ophiogtosfoides nigra. Vairt. Par. 39. T Fe f 3. Harn. zis, *. 126. Scitan; Jeen, T. 25: _ (4) Clavaria Ramofa „Lignea en, Gort. Blz. H. ge Par, 387. Agaricus Diga zie, TouRxr. ld TT en EN DE PADDESTOELEN. 663 (5) pee die emadelt ee sí > Ar Ee: famengedrukt. „tiaurù- (6) Knodszwam, met de Takken ze ger” st zeer Takkig ‚ ongelyk, Clavari ‚ hypoxylon. (7) Knodszwam, met de Takken dit pee 2 Onder zeer Takkig » getopt > fl Pr » geel. „rada 9) Knodszwam; met de Tikten ks Tak en kig, » angeijk: s geel van Kleur zen 8 Fastigiae ‚ Deeze tense 3E Heer: Ebook ook ra. als Verfcheidenheden tot ééne ‘Soort t'huis, nn welke hy noemt, Knodszwam met een veel _Arwscoi- deelig Lighaam,’dat ongelyk, en zeer Takkig “5 ach. es in dunne topjes RI eg ‘TOUR NE- tige ES 3 pe es HD C 5) Clavaria hage - Cornuta com Corr, Bele. ad MH. p. 330. Fl, Sec. f‚ Agaricusi Ramofus Cornu Rangie Leti reforens, Mic. Errert. Tub. Fungus Cornu Dorcadis dacie. Eph. Nat. Car, Dec, te Ann. 4. Ps Ï95- Grev. p- 3t. (6) Clava: ia ank confertis _Ramofisf- . inzegu adibus. Gorr- Belg. uts. Flor, Suec, Dar, Par. R. Lugdó. 518. Coralio - Fungus heen VarrL. T--8.£ 4. Coralloides eflava asbida. Tourwe. Zuft. 564 T. 332% f. B. Barba Caprint. Srzane p:-96, 97. T. It. EAD. ‚{D Clavaria Ram, cont Rantofisk faltigiezis bec F7, „Sutc. 1107», 126ge Fangoides Fungiforme luteura foetidum & minus, Ramofura. Ray: Angi J Ip: 4zge T-24- É. 5e EC) Clavaria Ram. Ramofis acuminatis , ingequalibus, > fluteis. FL. Snes. 1108 , 1270: Fong parvus Ramofus lus steus, Rag. Augb MI ‘p--16. T. zap É. 7: Ma LL. #ielv. Anchoas. Ilp. 124e Tt 4 IL Daste XIV. Szus. X. „ArpErL. Ul. Bend vs ZWAM, 664 BrscHrvvriNeG var EoRT-hadt’er een Geflagt van-gemaakt, on- der den naam van Corallvides, als zweemende naarde Koraalgewasfen, die in Zee groeijen. De zelfftandigheid is, volgens Hatrrer, die ’er wel agt Soorten vant heeft, a's-Kaarsfimcere STERBEEK zegt, dat menze in Duitfchland “el poemt Ziegenbart of Geissbart , dat is, Geiten- baard, in % Latyn’ Barba Caprina. Anderen noemden ze ook Hand. of Vinger - Kamper- woeljes, wegens de Geftalte, ‘Hy hadtze in Bra- bant tot vier Duimen hoog en grooter gevon- den. Zy; komen. in: Bösfchen voor; doch de Onderhsoutige in Kelders en op andere dofkere plaatfen „ aan «rottig “Hout. „De drie eerftén | | Par _zynin men bte en de-derde op Weid- jo SE, waargeno- Taa 5 dieen: vallen , in Engeland, als bok in weert > tusfchen ’c Mos, De Kleur van’ eenigen is wit, van ane deren roodachtig. Vleefchkleur , paarfchacheig of Violet „ook Vuurkleurig-of hoog geel; en zwart, naar. het: verfchil der Soorten. ‘Van binnen hebben zy eenige Vezelen: men vindt 'er geen blyk van Zaad ins dan, een Poeijer , door de Opperhuid verfpreid.… De Avraalach- tige behoort tot de-kwaade Paddeftoelen niet, ZO STERBEFK aanmerkt, die zegt, dat mên- ze in Duitfchland zeer klein kapt en Balletjes daar van, maakt ‚even als de Fricadellen van gehakt Vleefch. Hy hadt verfcheide Perfoonen re rÉ EE nn le DE PADDESTOELEN. 665 gefproken „die bekenden ; dat zy dezelven , ae alaaar -dus-“menigmaal gegeten «haddees Men” "uk 5 teltze ‘er onder de befte Kamperndefes,. ZO; STUK. HALLER aantekent, LeecorenDon Stuifzwanm. De ov ervloed van een zeer fyn Stof, % welk uit deeze Gewasfen, wanneer Zy ryp zyn, door drukking, of. van zelve, met een geblaas uicfpuit heeft 'er den. zonderlingen Gricke fchen naam, welke, Walfsveest. betekent, aan „doen geeven,… „Betaamelyker. geeft. men. ’er dien van Stuifsyam; om, de zelfde, reden i aan. len met ed Zy hebben , in algemeen, eene, rondachtis ge figuur „ en beftaan meestendeels uit zekere „Rokken, die eene. Holte belkieg. waar ‚in eerst een week „of. harder — leefch bh uisvé tint het, welke, vervolgens in elletjes; van fcheidt „ die het gedagte Stof, 3 welk 1 men denkt het Zaad te zyn, bevatten. In fom- inigen, evenwel, ook tot dit Geflagt betrok- ken, vindt men ’t zelve niet, in ‘anderen wordt het niet uitgeworpen, Beet in de twee earfie Soorten, die — _I. Vast van veltnandigheid zn, ‚ onder- aardfchs zonder Wortel, … (1) ind die Klootrond is, vast van L Zycoper- zelfedon Taber. Tartuffei. a) Lyeoperdon an folidam ï murieatum » Re dice Ïi. Dezr, XIV. Srum, 666 DESCHRYVENG WAN eelfPandigheid , sad > geen Wortel 5 1 hebbende, ä Die Aärdvrugten, welken men in ’t Latyn 74» beras in’t Franích Zrufes, in ’t Hoogduitfch Truf- Pels, in’edealiaanfch Zartufijin’t Hollandfch Zar- zuffels of ook Aardbuilen noemt , maaken hier de eerfte Soort. Men vindtze niet alleen in Italie , maar OK in Vrankryk en verfcheide deelen van Duitfchlând , dôch' aanmerkelyk verfchillende. MicHe L ek v s merkt aan, dat dezelvzn rond- achtig Zyn’, tmet een ongelyken Bäst, die als bezet is met een menigte punten van Diaman- ten, en dus zeer. ruuw ; de zelfftandigheid, Tiet feller Bwrbe drie! of vi vier, Te Zaadjes bevattende. Van de zodanigen wer- den in Toskanen, ’s Winters, in het Geberg- te, gegraven, met een Ee weriekehd kk des Zomers in Bofe! 2 plaatfen dice defticurum. 55 Nat, Veg. XIIL Gen. 1417- Goet. Belg. ln p. 330- Ly Ki en folidum. ZZ, Lap: SHEC. zii6, “ôr. B. Lugdb. 519. Dari». Pár.” 301. Tuber Brumate. Mrcrr. sian 221 T. ter. Tubér-Marru. Drosc. 544 Lon. Ze. Il. p‚ 276, Tourne, Jafts: 565. T.-333- rg P. 157. Srers. Pp. 308. T. 32. A, Lycopetdon vato - oblongum glabrum &c. Gro. p. 156 Tubera perst Tefticulorum formâ, Mentz, de T. 6. z Luzdb IP: 15, # Ee vULE wel ek 4 2 in sn DE PAPDWDE STO KLeEIN. 669 en Boomgaarden , omftreeks Florence; van 3 binnen bleeker, met minder Smaaksen Reuk: “1, des hy ‘ze in Winter-en Zomer- Truffels on, Hoorn. ronte Er Hij “Van deezen aart komen die VE er » in zwam, de Zuidelyke deelen van Vrankryk, ook overe vloedig voor. … De Provengaalen noemenze Rabasfòs. Daria groeijen zy in magere Gronden, daar men- naauwlyks- eenige Plan- ten ziet „; dan Lavendel of Wilde Thym en dergelyken. Het Landvolk weetze op te fpooren „ door middel vân een-Zeug, welke zy op dergelyke plaatfen brengen, en» wan- neer dezelve ‘hetr-Gat diep genoeg gegraven heeft, om aan den Truffel te komen, zo trekt de Hoeder haar-by den Poot mer het Touw te rug; dan ligt zy- den, Kop- des aide wanneer hy haar-eenige Gerst aanbied: , terwyl zy die opvreet „haalt-hy den Truffeluik de Grond, Dit Werk word: meest door Vrouwvolk ver: rigt, die met dit T'ruffelzoeken den Kost win- ven. Men kanze, in de Zomer, fomtyds ook vinden, door in de Zonnefchyn te letten op plaacfen daar vergaaringen van Vliegen tot eenige hoogte boven den Grond zig verhef- fen; maar dan is deeze Aardvrugt doorgaans bedorven of Wormgatig, en in ’t algemeen hebben de Zomer - Truffels weinig Smaak cf Reuk- Je 42742" In _(£) GARIDEL. Ht. ui Plart. d'Aixen Provence. p.474- IL. Dast, XIV. Srum. - 668 BESC HRWVINDSVA N xs, In Piemont daar de Tartuffels mooglyk wel Antie heb overvloedigfte in geheel Europa groeijens af zerse men Honden omze op «te ínuffelen, Nn. veele Boeren zyn ’er, die daar uit alleen jeode Wijn beftaan hebben. Men vindtze er zwart, wit cn tood gemarmerd, fomtyds wel twaalf of veertien Ponden zwaar (*). In ’t Park van Villateneufés, by de Abtdy van St. Denis in lij Ld ‘waren 'er, voorheen; zo veel te inden, dát hetzelve , ten dien einde, -in-”% Me 1674 » door ’s Konings Prokureur Genet raal,’ Heer van Villateneufe:, vaan een Fruite kooper te Parys verpagt werde voor zes Jaa- ren, eni tweehonderdvyftig Livres in 't : n Pond Truffels: , dat zy in de Bosf mige Sltätfen van rie Fi oel reevoRde worden, die de Bast eerst wit dan zwart heb- ben en van buiten ruuw zyn ; doch mooglyk zó tuuw-niet, als Micurrius dezelven ver= toont: Die welken TourNeErorrT, zekere Iyk paar ’t Leven, in Plaat gebragt heeft ,:zyn ook zo fcherppuntig niet bekleed, en ‚ aan „ct eig „Men pe hier aan ‘ziet twsfelen. alzo. het wie geloofwaardige. Schryvers. blykt, maar zouden het dan ook Klompen van verfcheidene famengegroeid zin? Jie mers Monsr, Georrror verhaalt, dat zy fomtyds eeu Fond en zelden vyk, Vierendeel zwaar vallen. Alem, de A71 CG ) GuprrarD. Mem. propr. Tom, Ie Pr XCIV. dn ene nan nnee neren hanen ate get vee De PADDESTOELEN. C69 « ne Ne de genen, welke men by Loser en Dopo “Armed, NEUS afgebeeld vindt , vertoonen zig in 2E 1 geheel geen Puntjes. Zy worden ‘er maar ger Hap en moemd , ronde Balachtige Knobbels-en by de sry Aardappelen vergeleeken. Men ZoUze vak gens die’ figuuren , eigener Kiobbêlige Aard- huilen tnogen heeten. Door de gedagte Snuf- felhonden „ uit Italie , zyn verfcheidene van dien aart in Duitfchland ‚ zelfs in het Branden- burgfe ontdekt : doch die komen meest voor in digte Hakbosfchen, ver van Grönd ; zy hebben naauwlyks de grootte van een Kaats- bal en dikwils maar van een Ockernoot, en zyn zeer hârd van Vleefch. Dus fchynen zy nader te komen aan de gladdén, naar Testikels "gelykende, van MENTZEL , die door fom- migen met de voorgaande verward, door an- deren volftrekt daar van oiderteneidds wor- den (*. Zie hier wat ’er- gedagte ze Van Zegge. en 2 In (*) Dit laatfte doet Greprrscr, die ze tot een by- zondere Soort brengt en valfche “Hifi Branst; doek penn Sweine- Truffel noemt, fchryvende ’er een Vergifti- gen Reuk aan toe, p. 156” maar de Heer pe Gor- ‘ter betrektze tot de Tartuffels en merkt aan, dat menze in ’t Graaffchap Zutphen vindt. Srerseek beeldt de Aardbuilen, die goed om te eeten zyn, zeer vere fchillende af; hebbende zyne Figuuren zeker!yk van an- deren ontleend, Pl. 32. Hy zegt daar van, dat zv eet- baar zyn, van grootte als Kaatsballen of Kwee- Appê- len, het meefte deel van buiten gebult, geknobbeld en on- {. Deer. XIV. Sruz, 670 „BESCHRYVINGSVAN „zsm Auguftus en ’t begin van September ee 3» vond ik daanes by Furftenwald en elders in DT 9s’t Brandenburgfe , onder de Zandige Gras- ss, Zooden. Het was ‚by. gelegenheid, dat > eenige Zwynen den Grond dien ik pasfeer- 1de omgewroet, en nog eenigen van deeze s» Aardbuilen overgelaten hadden. Ik vondze, s‚ in grootte, figuur en kleur , volmaakt naar ‚> Menfchen Ballen gelykende. - Doorgefnee- s, den, hadden zy een bruinachtig groen Merg, s». gelyk de frisfche Boviften. Buiten twyfel », zullen de andere Truffels , in Italie, die s, men daar voor zulk een Lekkerny houdt, s‚ van buiten zwart, van binnen wit gemar- aö merd yder ook zo ee ontdekt zyn. » de van « ilde „ in de rang of ook van anderen, die »» men-door ’t Land dryft , vernield en op- ss gevreten.” ‘ Het oneffen, doch fommigen ook glad en langwerpig rond als een Ey, van binnen met een geel witachtig Merg; als Knollen of Raapen: groeijertde doorgaans verfchei- dene by elkander. Maar deeze firydigheid wordt opge- lost door gedagten Franfchen Heer, die zegt, dat zy in de jongheid, en wel in de Zomer, wit, en glad, ver- volgens , in grootte toeneemende, in de Herfst en Wins ter, gemarmerd, zwart en _ruuw zyn, Mem, de z711. Men heeftze in Engeland ook gevonden, die puutig ruuw als de Italiaanfche en Franfche , maar veel kleiner wa ten. Lowzsuorp, dbridgme, Vol. 11, p. 625. Fig. 157. DE-PADDESTOELkREN 67E Het zyn dan-deeze. Testikelachtige gladde Aardbuiltjes niet „welke men voor-de regte - Tartuffels kan houden , waar van ons-de EE Hooroe droogde Snippers uit Vrankryk of Italie toe-* komen, die men tot Sausfen-gebruiktssVerfch „wv “se duif hebben deeze een meer of minder-geilen Reuk; - welke aan de Zwynen en Honden gelegenheid - geeft, om ze door opwroetinge te vinden. Men eetze in Italie als lekkere Spyzen, dien- ftig cot opwekkinge der Minnelust. Tot Voeds zel, echter, zynze weinig beter dan de Kam- pernoeljes,; in ’t algemeen „als hebbende door- gaans een hard en taay Vleefch. De Ouden hebben reeds erkend, dat zy mocielyk te ver- teeren waren. ’t Kan zyn, dat haare hoeda- nigheid naar den Grond en hêt Sáizoen ver- fchille. Immers ,‚rypof volwasfen , zynze zeer goed van Keuk en Smaak, zegt GEOFFROY, doch verrotten dan ook ligt in de Grond, of worden Wormfteekig , als wanneer zy bitter zyn. In plaats van één verrotten Truffel vindt men „ na eenig tyds verloop , een menigte jongen, niet grooter dan Erwten in de Voor- tyd. Dikwils komen zy by de Wortels van Eikeboomen voor, doch men moetze van die harde Houtige Knobbels , welke aan zodanige Wortels groeijen , wel onderfcheiden. Dar ‘er fomtyds een Steentje, of iets anders, in ge. vonden zy , is mooglyk aan zekere verharding, gelyk in de Peeren, toe te fchryven. 6) IL Deer. XIV. Sruw. 672 BESCH RYVENG VAN KX. @). Stuifzwam , die Kootrond: is 5 taamelyk me ot vast van zelfjlandig sheid , in ’t midden Ki ir 3 $ ee Fe Per niet „gaen ue en Diet zyn de. pendande Hertszwammen, of: Sen. Herts-Sponfèn , van Ooudsvonder de Genees- Emi middelen opgetekend „sen Boletus Cervi_ ger, noemd. ‘Zy komen in veele deelen. van Eu- ropa, niet alleen in Boheme, Silezie-en- in Wermeland , ‘dat tot Sweeden behoort, zo LiNN us aantekent (*) maar ook in Wal liferland aande Zuidzyde. der Switzerfche Kantons, en zelfs in Brabantovervloedig voor. Of zy niet dikwils voor de Truffels zyn aan- gezien, zou ik-twyfelen. Onze Ridder, im- mers, ne KOE: in de eed es Truftels s an KS Einde Ballen 5 van RT ot ss een Pruim, wit, door verhevene pukkels ss uuw, „zonder Wortel, in ’ midden met „ een bruin Poeijer ‚even als de Bovist ge- » vuld, (2) Lycoperdon Globofum folidiusculum Centro Farinis fero, Radice Sen Syft. Nat. Xill. Idem Radice inftru&um. iant. N. 2. Lrzopdftarde Tuberofum arhizon Blei de Micn. Gen. z20. T. 99. f. 4. Tubes ta Cervina. C+ B- Pin. '376. Aat. Med. goo Los. Io 276. Spheria fubrotunda &c. Hart. Hel. énchost. „ps 122, STERB: p: 316. T. 32, B. Grep, pe 155. N. 7 bal (*) Habitat in Bohemia, Sitezin , Vermelandia: 5 d Plant. 1 p: “1053. Nogthans vindt menze , in Flor. ble miet, dan onder den bynaam der Voorgaande, De’ PanDEsTOELEN. 673 zb rv rÔ 5 pende” Dit’ past in geeen. deele op die TE Aardbuïlen welken: zt Ed. Lycaperdon Jöli- Hok, dum Boemt maar grootetideels op de Heris- Shit “zwammen. En zodanigen; “zet by, dat men wan. En «in Wefter- Both ie, “aan ° * Dorp Swartlá, op “Gebergte: Kingekulle iù Westgorhland, BEE …it 3 ak 3 eo Anier pag: Rd gn apo vr ten tE Dkr. XIV. STUK 674 Brac HRTVINGS VAN X. halve menze, nog heden ,Hir/eh- Brunfi noemt; iT a doch deeze Fabel is al: voor twee Eeuwen uit. Hoorp- gejouwd. Veel. zekerer is É dat menze -dik- Ren wils, vindt op, gn daar de en San og door den. Reuk dE. Stank van Ae Zwam, die, volgens H ALLER zo, wel. bo- „„tercalg onder den Grond groeit , u. Vän Va lopen heei Haen boven ree ten wr ort: els he Se „Er —@ Sermen, die vti is » dek pe | ner da orgaanden, el Europa, 3 is 5 dater GON ‘waar aan men den naam: van: Molfivee} of Bovist, in ’t „Franfch Jes/e de. Loup, in: ’t Latyn Crepitus Lupi, van ouds heeft toegeëigend; Maár veel rate is ook a in Ga oe brow mi ED homie. Hag m9 dn Gort. Belg. 1, Al ed ‘Par: R. Zwei) mt we oder deden vul te,. Tovinr. Jull. 563. Forigus max. ‚ Germ. diftus Bofif, J. Be Hil IM sedan globofums fes- file Gied. Fr: wg. 143. Lycops: Saccatum cinereum ‚pol- bre err Hatun. Help. inch. 1. p. 117. Lupi Crepitus, Los. Ze. Ih. 275. Fungus. orbicutaris. „Dop. LO}, 434 ovifta Otcinesum. Din. Cate Gies). he Rin ey ARE và Pr PADDESTOELEN. 675 Grootte, zosdat,de-beroemde Hoogleeraar vr X-- Gor Tam daar van veele Verfcheidenheden in ATR ons Land. optekent. 1. De eerfte en gemeen- Hovrs- fte is de Groote. Bovist „geheel Klootrond., sin 7 voorkomende op. Zandige „Gronden. Deeze zin „Malt, dikwils wan grootte als: eens Menfchen Hoofd en-grooters 2, De allergrootfte op Kley- Gronden, inzonderheid aan den voet van. Dyken in. de Beemfter en Purmer. Come MELYN verhaalt, dat hy ‘er van gezien hadt, zo groot als een „Bier -Vats- Vierendeel. Den „geleerden BeRretuste Stokholm, werdt i in ’ „voorst van September des Jaars. 1262 een zo- danige Bovist- gebragt, die-aldaar op een ou- den, Mesthoop; in zes Dagen tyds, gegrocid ‚was, zynde wat ie heid ses over ‘anderhalf jie RD» WAEL DAA BEDELS ee de voro rolden 6 nen ist. De zelve hadt seen Steel van maar pi ad breedten hoog en twee Vingeren, Opoe De Heer KiAm sm NeR hade, in 'e. Leipziger Roo- 00 zendal, voor veele Jaaren een nog groorere gevonden (* Je Wan men, heeftze ook „gezien wan;twge Voeren middeliyn, dar 19 - “° „zes en ace: dus ongevaar derd- „half „Elle oratreks. en. rtanewlnig. Ponden „awaar Che pied Saw os enso coy. „Als 2 gains? Tarkan. op. ” jaar: a al: is. XK. pet geen 3340 ci -rR4iD jd Schenheit, IL r3 ad Sec. Hast, it Deet. KIV. Geux. 676 BESCHRYVING v AN X., Als eene derde Verfcheidenheid, 3. tekent Arnett. gedagte Hoogleeraar aan „ een ongefteelde , tl die kleinen glad ,-rond en wit is,in de Wan- verkhei-dellaanen by Harderwyk gevonden : 4. Een derheden, Klootronde met een taaije Kaftanjekleùrige Bast: 5. Fen kleine veelvoudige Klootronde : 6. Een dergelyke-Eytondé: 7. “Een zwarte half Klootronde , die naar een Kelk gelykt. Deeze ís, door DopoNéus, onder den naam van platrotide of halfronde afgeb en komt,’ ‘volgens CoMMIELYN, ‘voor: „im Zändige Moes- ‘hoven efì Weiälanden : "8. Een’kleïne, die naar een Krygs: Mortier gelykt 9. Een Tangwet- pige wedéragde “raar binnen -uitgérand ; die ds met: den en: Broere KEE Be met eendje abot- ken twee by elkánder. Alle“deeze zvn door den grooten. BoERHAAveals inlandfe ge- merkt, en zy kómen , ‘volgens den Heer- pe Gor TERS alternaal „ in Vriëslând , op deKley „en in de s Wonder i a aant en det ie voor.” © ì Geftaltes Om niet toor te zyn ; kirE jk: geens- zins treden. in: de befchouwing der Verfchei- heden vân Bóviften; welker doöôr den Heer GED rset ia Duiefehland:-zyn waargeno- ‘men, byna eens zo veel beloopende ; noch ook dez: welken de vermaarde HALLER in de Switzerfchen opmerkte, Sezchyen hoofd- ue za DE PADDESTOELEN 677 r zaakelyk in Ruuwe en Gladde: onderfcheiden- he de; maar zal alleen deszelfs befchryving van ni dit Gewas, in ’t algemeen, aanhaâlen. Het „ Dos » ÍS, zegt -hy „ een Zak , met drie Rokken „ Tt, » welke men doorgaans van elkander fchei-tvom. > den kan. Onder'de Opperhuid zit een witte. „ Eeltige ven daar binnen een andere, die het . > Merg bekleedt, dat in de jongheid geelach- » tig is en digt, vervolgens zig in Plaatjes ss fcheide , Gelletjes maakende, die-een don- ‚, ker groen Poeijer bevatten , hetwelk de „, Bovift, door een opgebarften Gat in ’t bo. „, venfte gedeelte ,- eindelyk uitwerpt. Dit ; Poeijer beftaat uit ronde Deeltjes, meteen » fpits Staartje. De figuur van. het Gewas is _ fomtyds ronder, fomtyds platter; fomtyds „> vân onderen dunner cn Leerachtigs fomtyds > aanmerkelyk gefteeld “fomtyds gant fch „ ongefteeld. De Baft is dreidt inkt: glad, dikwils met veelerley Vlakken, Knobbels „ ‚ Wratten ‚Puntjes, die tegen de rypwording “afvallen, voorzien. De natuurlyke Kleur is witachtig of Afchgraauw en Loodkleurig; doch ook geel , ja zelfs Oranje met ae bij „ en bruinrood. ‚, Het Poeijer van Bovist bruifcht noch met Loogzout, noch met Zuur, noch maakt de Vioolen - Syroop groen. Het Aftrekzel „ „ met heêt Water , is bitter. “De Ouden ge- , bruikten dat Poeijer tot Bloedftemping niet al IL Desr. XIV. Srum, z 628 BESC Honrvev rene G ACNT „alleen, máar leiden zelfs den geheêlen Pad.” ap deftoelop de: Wonde; de Duicfchers inzon= 9 derheid: R Au maakte ’er ook veel gebruik s‚ van, doch hy lietze blyven ; om van zelf af ‚s te vallen ; waarfchouwende, dat men door », Afrukken misdeed, Ik wil.niet ontkennen, ‚> dat zy in een ligte Bloedftorting van dienst »‚ kan zyn; doch in deeze Eeuw is zy geheel sj in onbruik-geraakt,” De groote Franfehe Chirurgyn Morarp ftelt de Bovist in. dit geval ;smet de Spons gelyk ‚en. achtze. minder, kragtig dan de Zwam (*). Hert zekerfte is,-dat men op geen van beiden, in zwaare- Wonden, volftrekt kan Gee Katt de. ge EAN at van het op Bieden van ien DK LA Fossr si Vrankryk zigtbaarlyk bevestigd (T). De Ene gelfchen perfen.de Bovist, nog vogtig zynde, uit, draogenze ih de Oven en maaken ’er dus ‚Tontel van , die. aangeftoken en onder eer Byekorf gelegd,-de Byen bedwelmd doet neervallen (}). „Hier te Lande gebruikt men daartoe, zeer vaardig en mooglyk beter, zon- der Stank, den Damp van brandende Zwavel. en CH) SemweanerRe Vertoog. Holl Maatfch. il, Dear, hiadz. 243 (4) Phil, TranfaB. 1755. Val. XLIX. P. xe p. 3%. (4) Genslem, Magax, 1766. Jul. fec. Harre hd DE PADDESTOELEN 679 Ten ware het mogt zyn, dat men op de voor« gaande manier dezelven in ’t Leven behield, Tik Jonge Bovisten worden van de Italiaanen „ron zegt men, aan Schyfjes gefneeden, en in de Pan niee met Olie en Zout gegeten. (4) Suriifeweank die Klootrondachtig aan den 5 Voet simpele is en gefleeld , mer flomp uit- Een pee gerande Slippen gaapende, — Ome: kleurige, 4 5) Stuifzwam , met een veeldeelig uitgebreide en lei. Kraag ; een ilse Hoofdje ; de Mond ge- Gefrerde. vaten geplooid. Van deze twee fchynt de eerfte, die On ranjekleurig in Vrankryk is gevonden, tot het Lycoperdaftrum. van MicnerLius te behoo- Ien, Zi mma: Autheur RS Soorten op= {a) Lycoperdou te En Bafi rugofum Stipitatum &c. Darin, Par. 390. N. 9. Lycop. Aurantii Coloris, Rr Par. 123. ï. es Maik 5) Zyeoperdon Volvà raultifidâ patente 8e. Gort. Pa U. p. 33v MH, Cif. Pl. Suee. R. Lugdb. 519. Ly- cop, ftellatum Cal. inverfo, Buxa. bns. il. p.45-T. 49 f. Geafter major , umbilico fimbriato. Mica. 220, T. 100. f.-1» 2, 3. Lycoperdon Giobofum et fesfi- le, Volvâ radiatâ patente. Giep. Fung. p. 15t. Lycop. Cort. exteriore revoluto, ftellato. Harn, Melv. inchoat, ill. p. z18. Ozn. Zab. 360. Scnaerr. T. 182. Tourns, Znft. T. 33: G. Lycoperdon Voiraan ikecol!igens. Senmiep. Zcon, Tab. 27, 28. Vrvá4 ik Daik XIV. Srum. 620 BESCHRYVIENG VAN Arke, opgeeft; van-verfchillende Kleur.…De ande: EDEEL. Ee lil” Te waar aan-hy den naam geeft van Geafter , Barr “dat is Aardfter, heeft eene zonderlinge en niec et: onaartige gedaante, . dewyl zy haaren buiten= ME ften Rok, gelykseen Kraag; Sterswyze uite breidt, me vyÊ, 408 tat. tien en meer Punten, die} d zigelyk de fchrandere--ScamIE DEL er zeer rofraay in Plaat vertoont. In*t‚midden: blyft: een Kloot. rond Bolletje, vol Scuivend Zaad, het welke door een-opgefcheurd Mondje wordt uitge- …fpooten. De byzondere eigenfchap, dat de - Gefternde Rok door de droogte zig famen- trekt en om het Bolletje fluit , heeft deeze Heer opgemerkt. « Ook wyst”hy zeer duide- Ie ee, hoe ee, zitten > van LEE is als éen Oekeflibot of Karffene”, waar van zy ook byna de figuur heeft, zyn- de bruinachtig geel van Kleur. In fommige deelen van Duitfchland is deels Ster- Bovist, op Zandige plaatfen, inde Bos- fchen „ vry gemeen ‚ op anderen zeldzaam. GUNNER US vondt haar in Noorwegen by de Wortels van Boomen. Te Upfal in Sweeden. kwam zys gelyk in onze Duinen, den Ridder zeldzaam voor. GoUAN vondtze in Languc- dok naar Een Duiven -Ey gelykende: GERARD, nam in Provence deeze zo wel afs de vöor- gaande waar: Scorori vondt in Karniolie A Pd DE PADDESTOELEN. GBT daar van eenige Verfcheidenhedens- en” het {chynt dat dit Gewas in verfcheide-deelen van hans LER Europa aanmerkelyk verfchille,Ik-heb- tnor Heem: eenigen tyd , in-het Zand op den Muiderberg, s dee dergelyke gevonden, die: van graotte-als een 2” Ockernoot „ rond en geworteld zyn, komen= ETE 4 de, zo ’t my toefchynt ‚ nader aan de voors gaande oort. Ik geef in Fig, 6, op Praar CV, de Afbeelding van hetzelve, welks wee defzan ik. chans by -doorf{nyding- bevind „met een digt te famen gepakt Afchgraauw Poeijer, binnen, een. taamelyk: dikken Bast ‚ gevuld te zyn. Dit Poeijer door ’t Mikroskoop ge- zien, beftaat t ‘eenemaal -uit ronde Bolletjes, die, by een Zandkorreltje vergeleeken , zig veroonen als Raapzaad by een pak drs (6) Stuifzwam ‚ mer een veeldeelige Kraag en zn eene Kogelronde Vrugt van fmmergerege PET Gor Zaadjes. Ee, e,‚ gen _ Ongemeen klein, paaumlyks van grootte als een Speldekop „ is dit zonderlinge Kamper- noeltje, aan ’t welke MricHrrius den naam van Carpobolus toegelegd heeft, omdat de Vrugt van ’, zelve ers weg fpringt. | eni- A Lyevperdon Volvà multifidà, Fruêtu globoro ex Se- inibus combinatis, f_Carpobolus. Mien, Gez. 221, 4 a) Lyecoperdon , Corticibus revolutis, ee Glo= bulo pro ojeâili.. Hart: Hebo, inchoat, UL p aeta Mer yv s IL. Dazr, XIV. Stur iz BEICHRYVING var Eenige:brokjés vermolmd Hout, uit een Kel- x%. UL der, waarop. tEodanigen zig bevonden, in een x Kistje, dateen Elle lang, een half El breed en diep was „ gedaan en ’t zelve-digt in zya Slaapkamer gezet hebbende , hoofde hy des nagts dikwils het tikken van deeze Vrugtjes, die meh ’s- mötgens aan ’t Dekzel en de Wanden in menigte zitten vondt, In Swee: den hadt FomskaAörr dergelyken, waarge- nomen ‚ die-de werkiig by hêt fpringen der Kaäs-Maden vergeleek. HaArrer hadt, in Switzerland, op rottig Hout, dergelyke Bo- vistjes ; naauwlyks een twaalfde Duims dik , doch het fpringen niet gezien. Geftraal- Op rottig Denne- Hout ;-aanzyne Hoffiede, was deeze , zegt LINNAUs, in ’t jaar 1760, door zynen Zoon gevonden. Zy hadt de grootte én figuur van een hälf Koriander- zaadje; was bruinen wierp, al gaapende, een foort van Katoen uit, met eén wegvliegend Stof; hebbende ook een in twaalven gedeel- den Zaom of Kraag. Onder de Sweedfche Planten wordt nogthans van deeze geen ge- wag gemaakt. | (3) 7) Zytoperdon Disco hemisrhaeriëo , Madip eolorate Jef. Nat. er en be Paprasrorirn cg’ (8) Stuifzwam, die lang gefamd is ‚ met sen En glad Klootrond Hoofdje en éen Cyliundrijch Bini FB. onverdeeld Mondje. STUK, Vry algemeener is dit kleine Paiderodltes NI dat overal in onze Duinen gevonden Wend ode Dl We LinNaus aantekent, en ook door zyn Eds. in de Zuidelyke deelen van Sweeden , is waar-Geft genomen. HArLer- vondt hetzelve in Switzerland doorgaans , en te Gottingen ‚ zegt hy ’ is ’t niet zeldzaam. Op Zandige plaatfen „ ini hect Brandenburgfe en daarom. fireeks , kwam het den Heer GLEDITSCH dok menigvuldig voor. Het mag de grootte ongevaar van éen Efwt hebben of van een Hazelnoot ,‚ met een Steeltje van een Duim of anderhalf lang et t eenemaal onder ’t Zand verholen is; 2 men dit ook wel voor den Wortel Loû út uiheh houden. Het Hoofdje, dat rond is, heeft een Tepeltje, ’e welk zig met een Gaatje, tot uitwerpinge van het Zaadftof , opent, (9) (8) Lycoperden Stipite longo, Capitulo Globofo glabro, Ore Cyliudrico integerrirao. Goar. Belg. IL p. 321. H. Cif. 478 B. Suet, KII3s 1276. R. Lugdb. 519. Lycop. Parifienfe minimum, Pediculo ulo donatum. Touayr. Zaff, :& T. 33E, F. Lycoperdon Pedieulo gracili &es Hast. Hek. té. TI. p. 116. Lyeòperd. Sphaericae papillatum » Petiolo hogislno. Greo, p. 150, gl Daas. XIV: Sxum, 684 BESCHRYVING, YAN X. (9) Stuifzwam „die Knodsac huig is, met een ee e gedraaid Stammetjo. | 1x, In Ooftindie vondt Korsre deeze, van „ispereen Span lang s-Saffraankleurige” Zy hadt lares _ een Cylindrifch.-Stammetje,: van onderen Ey- Knods- rond „ge „wel als,’ Hoofd ; «dat. viermaal zo tur dik was. en:tweemaal zo lang ; bekleed met een Saffraankleutig Vlies ‚ dat geruild was met een ros poeijete UL Bywasfige, die in Meel verdwynen. ee ( Io) Stuifzwam, op iets anders gegroeid, aan ta _ de zip met een Aare » das P zyde ge „Gewa- __ fpleeten is. liede. 5 En dies Eens tgn de EE en pede ed S “Op EEL Bladen rad de Heer JAcQquindeeze in Ooftenryk gegroeid, als een Saffraankleurig Wratje , hebbende een wit Tepeltje op zyde gaapende met Draaden en een btuin Poeijer uitgeevende. — (11) Stuif- {9 veelen Clavatum Stipite torlo. Maat. 313» Conf. Lycoperdon Clave effigie. Tournr, Zuil. 564. Fung. Clavat. albicans Italicus Piftillaris. Bocc, Mus. T. zoz. (zo) Lycoperdon parafiticum, apice puftulâ , lateribus fis. Jacq. Auf. T. 12e per PADDEsTorrEn € | (Gr) StuifZwäm, op iets anders gegroeid „rond- X roe k achtig ohgefteeld; met den ‘buitenften Baft dh __Goudgeel afvallende en cen zwart aides Meel, doors, „Bij — Op rottig Hout ‚dat. vogtig is , int dee- Fifi, ze, in verfchillende grootte DN ‘des Winters , Pokkige. op veele plaatfen voor. Veel vindt men 7E 4 aan doode Takken van Boomen. ’tZyn ver- _ fpreide Wratjes eerst hoograod of Goudgeel - rsv en-Sappig:; die, opdroogende. bruin worden, ’ en verhard. blyven.„ niet barftende , offchoon | een meteen zwart Meel. — : (12). Stuiêrwam, pr iets anders zirid 2 die XIL rondachtig en geknot isa nn, Ke Geknottes Op de Beukeboo rondachtig Lijk: ‚ ter grootte v m Erwt tot die van een Vast: met HT -l aaa achtigen Bast, ‘van boven geknot er br mn „rand, een dradge Kurkig ‘pongienss zelfftan- Rene een za 69) suit. valt, AGE een Bol- eene DN aad : (11) Tanna Gesûle f nr de. En. Belg. 11. p. 332. Syft. Nat, XIL, Tôm. ILL. Pr 35e Lichenoi- des tuberculofam compresf. nigrum. Sec. Dan re Mfuse. 127. T. 18 £. 7 „ Lycogala { Globofam. &ce „Macro | Gen, 216, T. 95 É. 2 Sede Lycoperdoides, WES: Obs, Bot. 47. NA 3 f. Ze sia (12) Lycoperdon parfum dae ‘trancatum, “Syt. Nat. Veg. XIII. _ WL Deer, XIV. Srom, | 66 „Bers eHnyvine v AN Armer Gat Stuifzwam , die Klorrondachtig is en HI > FUUW sg, EE een doorboorden Mond 8 Hoorne Sl ze 14) Stuifiwam , wet de Bast en het Meel …Ayjcoper= ne En if Etat € ï De Sn if pam, ‘bjwasfi ë vergaard „met den gefcheurd veelderlig en een Goudger! En ze. x - : riet MIS ARD e A0 A de PR 0 0) ee saar Hoyte-Schuttingen et ude Misa: zpipig-komt de Boomen - Sruifzwanr ,„ welke derhalve fam. __\dien naam in’ byzonder. piet verdienen zow; volgens den Ridder voor.” =De Bladen Sruif- zwam is, in Sweeden , op de rug der groene _ Bladen van het eed AAEENS der Akke- ren dent hm Biaden= e53lrr XVL Sé Wam - hen 2 ed ee, mengehoûpt. Zwam, C13) Lycoperdon globofura cakes, ae perforato sp. Plant. pn Cortice Paridae: ‘parpdreÂ. Sp. pis TE: agf & Borifa müniata, Pi majöris magn. Dare Giesf, 197 et Lycoperdon aggregatum ermee Ore multifi- ds lacero; en ecjed ad No, Fl, sec: 11 Ed 1258. (26) Zysoperdon fubterraneum , rugofum , hd. “Hatr. Held, fushoat. 1. p, 100. kanal Brasfice gene tentis. Gieten, Reich, der Pians, pr PADDESTOELEN. 683 Van dit Zwammetje „ dat. „aanmerkelyk i ke ak dewyl het groeit aan de Steelen en Ribben van. reg Kool,-die men‚’s Winters in ’t Zand of Aar- sen Een: de begraaft, maak ik hier. nog laatftelyk. ge: ee De wag. Het, heeft.niet meer, grootte: dan Kori- zwem. ander -Zaad, ‚weshalve „fommigen, het ook voor Zaadjes van de Kool, hebben aangezien. De Kleur is zwart. en men Zouze » Wegens de hardheid „ haast…voor… Beperkorrels bou- den C*). | ie cwyfel behooren hier ee aieelten van die Uitgroeizels „welke de zo, onvermoeide HALLE ie tot-een Geflagt meh heeft, onder ge of vergaard heen tot welke laat- | | Herts-Sponfen che ecn oale Ader gene is, door hem betrokken zyn. Dan heëft hy nog twee Gefteelds van dien aart „ tot de eerfte ‘van wel. ‘ken zyn Ed. t’huis bréngt, een zwárt Vingerig Gewas, dat op drooge Planken en ander Hour fomwylen groeit. zynde.ook, met zwart Poei- jer gee: » ene een n ander, egen Vlee- 2 zige (* Een nader onderzoek dien: paid en bewys dat het geen Zaadjes maar Zwammetjes zyn, vindt men inhet Vertoog-van-B. Beréius, over der Schiwarsm om weisfermn Kohl. Stockh. Verh. van 1765. p. 215 CH) Spharia vn aspera petio!ata Conien. Hars. sie. II, Daai: XIV. Srum. sis BESEnRvVvING vaN Kea zige ; Hoorpeh; sE welk z zyne Wortels uiebreide “Aan. REL ae Bast en het Hout van’ doode Hoop: Boomttdifimen „“âldaàr cen 'Netswyze vertoo- Kn ning ‘makende € he ie Deeze Taatfte zou mis- zwan. _fchien ook't te dë Knödszwän van ofzen Rid- nam Vat Epa lar aan veer tot svelke zé. kerlyk dé” eee Behar kunnen thuis gebragt wolde; "De Stinkende Koraalathtige Takkige Paddeftoel, welken de vermaarde REAUMUR "uit een “Muur ‘gegroeid vöhdt CH, fehyne my ook Véeléer alhier ‚dan tot de Bldasach- tig ‘ronde ‘of: Bekeraë sheige © ‘Bovîften , gelyk HArLER x Zig verbeel té behöoren. a , Ge WG 8 158 Jo. gh: tt: Me con, zo nd jk in he e Ryk i e. minst aan Ee » of laat k liever, ZEEEED de minst „opgemerkte „} Lot beflgie gediend, hebben van de oere, „Zo, maaken. hier. de, veragtelyk- 1 aen het laatfte, filhgs uit. a, Planten, oh ti Melide a dt borb d ; _nag- "Hete. inchoat, HT: pe 122. Ns 2193’ nato éër- vêftre digitatum nigrams Mamers Mein.” de Paris: 17ïÎ. =Psr100 , &c. Fungus Hypoxylon enn: BrucxKm. aq ro Spui; „nigerrima aspera: palmata „-Cornubus -planis- Carnofis pulverulentis. Haza uts, ‚N.-2194 Lá „chen » Agaricus nigricans ;. Liguo. en des Mien Gen. roa Beef oor dav 46 …-C£) Boletus „-Ramofus. Cotallaides: halten Hen, de Paris, de 1713. Vid, HAur. wis, p. zig, pe PADDESTOELEN. 669 naamelyk ‚zyn dezelven naauwlyks- bekend; maar in hoedanigheid al te Wereldkundig. en grootelyks. gehaat 5. alzo zy hes. bederf. der, a si Sto Dierlyke en Plant Zy,zyn nogthans. de. oirzaak niet. van, de begin nende Verrottìng „maar ; flegts-een,viewerking daar van, of, worden by gelegenheid derzelve vit onzigtbaare. Zaadjes, mooglyk. inde Lugt huisveftende,, vportgeteeld (*), Ik bedoel hier het wael in % er mid dat door Linn mmsbepaâld.wordt te zyn, Foddahgelsn met gefieelde Blaasjes, Sommigen miaäken ; “ted opzigt van hetzelve , een onder. feheidines ‘gelyk Hätren, die de Ducilage ” van Mucor fchift, en“Mreneutos, die -obk der- gelyke Plantjes tot verfcheide Geflagten brengt en met byzondere LD. bellen) glt: PE dit „uit te- zou m {tek n gaan. Aan, het Katoen- Ml: Pà, voorheen. be. fchreeven, komt het wel het naafte, en zal, indien hetzelve Bolletjes aan ’t end der Draad- jes heeft, niet En gd volftreke daar van te ng) Zie het LEER van den Heer Eru: ke decde Zaadjes van Schimmel, door my vertaald en gevoegd 5 agter Bakers ‘Mikroskoop - befthryving , Amfterd, 1778 ; + 368 „enz. Als ook de Waarneemingen van Neep- wam: over de Schinmel- Plantjes , inhet 1. Deet „XVIII Stur van-deeze -Natuuriyke Hiflorie , bladz. 223: en de Afbeelding van een Eer Schimmel - “Plante aldaar hi gaan: vld er gn Trien Mn Li EE “u Das XIV. Bn zm hin, Ed Mr ak 5 Ll 600 DBEiCHRYVING VAR _te onderfcheiden zyn. Ofdertusfchen is het *Schimméêl ten” ovêrvloede' bekend , en men ingen kan doorgaans zelfs met het bloote Oog; zig STUK,” ‚ verzekéren'; dat de bepaaling van onzen Rid: der vna zy; die echter zig „alsgewoon= Iyk, níet ten naauwfte daar aan bindt, gee vende ook Soorten op , welke niet gefteeld zyn, en verdeelende het Schimmel. » in t al: geleen, in twee Rangen, als volgt. en -t. Overbiyvende. ad @. Schimmel, dai wurdt met een zwart varde cen, Draadachtig Stengetje, en een Klooirond ghalus. Kloots erna Sef. 5 stiet > Pp Hout en B, van Boomen was Ht t in SW etden waargenomen. De beroemde HALLER, zyn vermaak vindende in Naam= veranderingen , die niet dan moeielykheid baas fen in de’ Kruidkunde » hadt hetzelve, wegens de Geftalte , Spherocephalos genoemd, of wel betrokken tot het Geflagt van dien naam, dat hy naderhand, by de nieuwe uitgave van : | zyn gen 1) Mucòr perenmis ; Sárite Filiformi idee, Cârtulie pts oscinereoss Syt. Nat. Weg. XIII. Gen. 1218; Spe n Sp pen Villo chro -teuco. Hatrs Hel. Enum pe 9: Ts tf. 3. FTrichia petiolata nigra „Capitalo'fpherico; Ville echro-leuco. Hey, inchoat, FI. p. 115 T. 48-f. 3. Be Trichalius Ssipitatms Giobofus, Senauaos ed ze ke Dpe-Pamp DESTOELEN, 69t zyn Werkvover de Switzerfche-Planten, met 3e Trichia verdoopt heeft ‚ “om--dat door het _ ill. breeken van-de Bast , welkerhet Klootronde ‚n° mr” Hoofdjg heeft, zig bleekgeele: Draadjes verz Schinmet, toonen, „die door het afvallen van denzelven het, Plantje-doen voorkomen alseen Hazirigë Wykwast met een Steeltje van: omtrent een Stroobreed hoogte. Men-vindt her, zegt hy; in ’ begin des Winters, op barftige Booms fchors, Paalen en Planken. Als eene Verfcheidenheid- fchynt hier de — Trichulius van den Heer ScHMIEDEL , die veel dikker geftengd is en rosachtig van Kleur, Tebbe te behooren. Dezelve was op den Grond ge- groeid en hadt naauwlyks de BP? van ecn twaalfde Duims. eyes” ET fr, mer een Filsvor wig zwart Stammetje , en en Linsachtig, Mac Lie heroid jn dad Hoofdje. : Schurfte p m ge Gezegde Heer keurde niet goed „ dat deeze Soort, wegens het Linsvormig Hoofdje, van de voorgaande afgezonderd. werde. _ LIn- NEUS, nietctemin , vondt daar genoegzaame 5 rc- 0 me perennis , Stip: Sbuiato nigro, had Lenticulari cinereo. Fl, 8uec, 1122, 1287. Coralloidag Fungifotme Arborum ‚ nigrum vix Cruftofam. Dare sed rif 3 | Xx B IL Desse XIV, Stom. 602 BErsCHRYVING vAn A X. _ reden-toe „als-hebbende dit Schimmel, te Fah- FDEEL Hi lum,op Pynboomen - Bast-wáargenomen, niet „ende. alleen tot driernaal zo vcel hoogte; maar het … Hoofdje zeer byzonder „byna naar een Kreefts- Oog „-zogenaamd ,- gelykende’, van grootte als Papaverzaad. DLL Ni1uswaseen der- gelyk, in Engeland, ’s Winters: enin de Herfst ,-op den-Bast der ken En men. II. (3) Schimmel, „met een zwarte afd en bruin Embotus. et GD OS Pluis. Eee ; Edi KEV iden achtig. “ Van een Geflagt. ge ‘daar de Heer Hart ER, „ wêgens de gelykenis ; naar den Zuiger. van een, A den naam van an Bmdolus: an EE „en ook Behe: heeft „ ni: dit Schimmelplan- tje by hem eene Soort uit. Het was door hem, zo wel als anderen, die Vleefchkleurig siecsen wit waren, in de Herfst op rottig Hout, …_ daar het by:ons. ook hadde gevonden. iv. WJ Schimmel, dat overbiik en bleek ies met nf OE Goudgeel Hoedje, In gel. en | »(3) Mfucor Serâ nigra ‚-Villo fusco, Gort. Belg. IIe P.:332e F/. Suec. 1136, 1288. Embolus nigerr. Villo-al- bo adsperfus. Haar. Help. 8. .T. 1. fes, Helwe af zII. Ee 48. É ARe-À ï (4) Mucor perennis. onkikas Pileo ilk a. „uee IL N. 1289: An Aspergillus pi: ocliroleucós, Harsm= Br, g. Micuep, ara? n gei , R, 7 dek 7 ee Kl zj 4 x sat nd . DE PADDESTOELEN. 693 In Sweeden is dit door SOLANDER waar- anima. genomen ‚ dat mooglyk tot de dspergilli van Hoor MicHEeLtus zou kunnen behooren, die doorsrom HALrEER overgenomen zyn. Deez ad ming is van een de hole ontleend. 5 eg das overbhyft en. groen is, pan Ed Zemelige Bladen ; een Draadachtig Stan Forfar getje en Klootrond Hoof dje. Bast: Ps Bedenk GERE Een Schimmel met Bladen, dit luidt Ee Ondertusfchen vind ik geen nader befchryving van deeze Soort, welke op den blooten Grond. in Sweeden gemeen is, volgens den zelfden Waarneemer. ik Verdwynende. ik Gdd ‘Schimmel, dat, gefel ig mer een Kir VI. rond Mucedo, Doosje e Alge- meen. Dit (5) Mucor perennis viridis, Foliis ii: Stip. Filiformi , Capitulo Globofo. F4, Suec U. _N--1290 ze (6) Mucor Stipitatus, Capfulà Globofà. Gorr. Bélg. II. p. 332. R. Zugdb. 520. Fl. Sueô, 1119, 1284. Mu- cor vulgaris Capitulo lucido &c. Mrcm. Ger. 215. R 95. f. 1. Muacedo- Capitulo- diaphano, deïnde viridi, pos- tremo’ nigro. Marrran- Jeget. T. 25e f. 108. P,O, Hooke Obs. 20. Mucor petiolatus cinereus. Har. Hetv. inchoat. UI. p. 113 Geeo. p. 161. Orve Dan, T. 467. £. 4e SteRm.-pe 28geTe 36. Mica. Gen, 215. T. 95e Xx IE. Desm XÌV. Srume 694 BESCHRIVING VAN Arre, 7: Dit is het algemeene Schitnmel, dat op Brood ER ILS en andere eetbaaredingen uit het Planten’/Ryks OOFD srux. … gelyk inzonderheid-op de Boomvrugten, in Schimmel, beflooten, vogtige plaatfen groeit. „De Steel. tjes van hetzelve-zyn zeer lang, de Bolletjes zeer zigtbaar en derzelver verandering , van oorfehgnend helder, ín groen en eindelyk in Zwart, zeer bekend, by allen, die eenige op- … ‘lettendheid gebruiken. HArrrEr merkt aan, dat het Cylindrifche holle Borfteltjes zyn, on- gevaar twee of drie Lynen lang , meteen Hoofd- je, dat een zigtbaaren Bast heeft, Maar die Bast is het eigentlyke Bolletje, dat open bar- ftende zyn Zaad uicftort ; gelyk de vermaarde Hooke dit. zo EEE in Plaat vertoont, ’t welk ë ken anderen ís overgeno- Zy, is allerwaarfchynlykst, alzo zelfs ieder uitgeworpen Bolletje een Draad- je heeft. Dat Schimmel , ’t welk de Baron vaN “GLEICHEN op groene Snyboomen waarnam fchynt baarblykelyk van een anderen aart te zyn. VII. F5 Schimmel , dat Borflelig is „ met Worië- | zede lige Zaadjese Me- E laatfche insze Soort ‚ door. MricHeLius in De cem (7) Mncor Setaceus Seminibus Radicalibus. Sp. Pimm, MN. 7. Aspergillus Cespitofus denfisfimus dc, Mic, Gene £ 213 T. 91. fe 5e E Dr PADDESTOELEN 695 cember op Bergachtige Heijen in ’t Hertog- __X, dom Toskanen. en aan de Wortels van Boo- he 11 ven men, in derzelver Holletjes gevonden „ gelykt Hoorp- naar een Wykwast, byna zonder Steel en” — groeit aan dikke Zoodjes, zynde eerst Sneeuwe wit, vervolgens Goudgeel , met Eyronde Zaadjes. (8) Schimmel, dat gefeeld is, mei een ronde VII. achtig vergaard Hoofdje. Be os Op fommige Vrugten, die bederven, komt. dit” Schimmel voor, dat van het Gemeene zeer verfchilt, door getakt te zyn, en door- dien de Hoofdjes uit vergaarde en als getroste ronde Zaadjes"beftaan. Men heeft bet van aartige figuuren en veelerley Kleuren waarge- nomen. …— Hlier-toe-behoort”dat van Leper. MULLER op een Druiven-Tros, uit hetwelk. ke men zou megen denken of de Hoofdjes ook — Mannelyke Stuifmeel- Knopjes waren, terwyl het buitendien nog Zaadjes hadt. De GrEI- — CHEN , die zulks vermoedt, „vertoont een dergelyk Schimmel, dat op Bon gegroeid was. (8) Aucor Dekan ‚ Capitulo fubrotundo aggregatos Gorr. Belg. IL. p. 333- Ae Capitatus” Ca pitulo glauco, Seminibus rotundis: Mica. Gen. zia. T. gt. £, ze Botrytis cinerea Racemis fibres. Harr. uts, p. 142: Greicu. Obs. Micros, IL TT’ 4. Lenermure, Mike, Tab. 2. Si. Deer. XIV. Stumm Äxg4 696 „BE sscommr v vre Ng yv A & X. was. Hrrr befêhiryft ’er een, metoeen ‘vier- Anr hokkig Hoofdje, in ’t-midden Meelknopjesen Hoke: Vrugten bevattende, HáArrrR zegt, dat dit pEirrhes, ‚Schimmel. op-Plantjes groeije!'; die onder de Pers vogtig worden, gelyk op de- Weegbree. Dic verftaa ik niet. Wel waardig ware het; te onderzoeken , wat oirzaak gave.tot het verfchil van deeze en 6e Gemeene Soort. me & (0) See, dat geleed is is, met gevinger pripatens. de need tz Korftige= Al iens een wader Eehetmnel. aad vol- gens Li NNAUS groeitopbedorven Spyzen; volgens Mieuerius op alle Lighaamen die aes en: Nee Hanaitn lange Draad- X. _ _ (ro) Schimmel, dat Takkig Beeld is, mel et drier OKEE: dateen | Plaggig. Dit hade M re CHELIUS eens op een doors ate vaten: Limoen gezien „ doch het- an Mucor Süpittas Spicis digitatis. Gorr. Belg. IT. “ 333: MSec. vuts. Bysfus Filamentofa fugax alba, R, Zugdb. 5:0.-Botrytis non re alba. Mien. Gen. 212. Fegt. f.3. Harns N. 2 Ge} Mucor Sale mere pees ternatis. Asper: lus albusstennisfitmus &c. Mica, 213. T. gif. 3. p. „Asp. Terreftris mig 3 4, T. gr É, 4 . > 4 ot mh de A « DE PADDESTOELEN. 697 hetzelve hadt vyf „en een” ander; op den, X Grond gevonden, drie Aairtjes. * Waarom het in. meer Plagi dn de anderen’ héët „bêgryp- ik „Hoorn. niet st 11) Schimmel, dar, groen en wenn is. a , XI Op rottig Hout, in Sweeden, kwam debzeviider Soort voor, zyude een Korstje van rondach- “Groen- tige, ongelyke, groene, Lymerig' vogtige Kreeg. reltjes, Onder den naam van Mucilago heeft Mreuerius verfcheide zodanigen , » van an- dere Kleuren, te boek gefteld. (2) Sehidiel dat wit is met Orde onge: xm. Jeelde Elfjes | Eryfiphe. Honig- „Lauwe 2-Op de Bladen van lioppe » sidchdoorn, en dere Boom of Pladegwondis kat dit voor’, dat Zonigdaauw van. fommigen ge: noemd wordt (*). €, 3) Schimmel, id zig als geel Smeer of Be. xim. 0) serwertoonks” ; rens : Mesos de Dikrend. Cr) Afucor hijsen. Grmpuslahas, Mant me Muci- lago? Mricu. T. (12) Mucor bns 5 Capitutis fsd fesfilibus. Gort. Belg. 1. p. 333. Flo Suec 1124, 129 (*) Zie ’t voorgaande XIII. fa ‚ bladz. 425 ‚ enz. (13) Mucor Unttuofus flavus. Gorre Belg. Ile p. 333» FL, Suec, 1117, 1285: Mucilago flava Ramòfisfma mol- pe lis. IL, Daer, XIV. Srum, 698 DE P.A D-D-E,S T-O,ESL E Ne … Dit groeit op-de Mest in Broeibakken,en op Arperr. ‘vogtige Planken-Vloeren , die 'er door als tE opgevreten worden. ‘Opfchietende s is het STUK. een Plaggetje als van Koraalachtige Boompies, Schimmel. ie door de groote vogtigheid als Boter weg vloeijen , doch droogende een Sponsachtige gedaante aanneemen ‚ welke niet onaartig iss. maar binnen weinige Uuren ín een zwart Poei- zjer verdwynt. Op oude Run, by hoopen ge- legd, hadt MarcHanT in Vrankryk dit Groei- zel waargenomen , dat by de Looijers „zegt hy bekend is, onder den naam van Ruubdloemen, Hy geeft daar van de Afbeelding. Dit laactfte zou mooglyk: wel aangemerkt « kunnen worden als eene vereeniging der Dier- n Ike, en lanetige Voorts lingen i 'e welk 3 nin t- dehhits: soak „genoegzaam uitgeweid hebbeg= de in dit flag van Voortbrenggzelen , zal ik hier de befchryving fluiten van het Ryk der Plan- Î ten. his. Harr. Helv. 5. Fuligo Butyracea Crocca, Caulicu= lis Ramofis, laciniatis. Helv. inchoat, II. p- 111. GLED. ps; 160. Spongia fugax, mollis flava amoena, Marcre AE: 1727. P. 472. Lycogala Terreftre RER: gris recofti amen MICH, a6, T. 95-£, 5- \ Gn B‚Y- i zen BY VAO EG ZeE L STOVER Her ZEE-WIER rr aar ik in het voorftevandit STux,en wel bladz. 17, 2o, gewag gemaakt heb van eene Verhandeling van den Heer Tnun- gere, Kruidleeraar te Upfal in Sweeden, in het XX. Deerns II. STux vande Verhan. delingen onzer Hollandfche Maatfchappy te Haarlem geplaatst ; zou het eenen opletten- den Leezer vreemd moeten voorkomen , dat ik in dit zelfde S-ruw wiet aangehaald heb, het uitvoerige Vertoog van den Wel Eerwaar- den Heer MaRTINET , over het Wier der Zuider - Zee, in %gedagtedi. STuK-der Hol- dte e fchappv aan ’t licht ge geven , piettegenftaande ik, bladz. 243, van het door zyn Ed. aan my dien aangaande medegedeelde omftandig fprak. - De ongemeene vertraaging der Uitgaave van dat STur, ’t welk eerst in Auguftus deezes Jaars is verzonden; ter- wyl ik de Proeven dier Verhandeling van THuNBeErRe, als ook van myne befchryving der Japanfe Visfchen, in hetzelve, reeds an- derhalf Jaar te vooren gelezen had ‚ zonder van ’t gedagte Vertoog van den Heer M an- TINET iets te weeten; is oirzaak daar van geweest en doet-imy nu ‚ by wyze van Bj: voeg. IL, Desu. XIV, Sruxe … BYvorgzur OVER HET veerzel, nog eenige Aanmerkingen daar om- trent mededeelen. Gezegde Heer befchryft de Nuttigheden van hèt Zee- Wier, zeer omftandig , em niet min- der fraay., dan het Ongemak door deszelfs Stank aan het Volk, die ‘t zelve visfchen, vervoeren en-aan de. Dyken brengen veroîr- zaakt 35 in-eene- Blindheid. beftaande , welke echter door bekwaame Middelen ligt weg te neemêen zy. Men behoeft, uit zyn Ed, medee gedeelte Berigten en Getuigfchriften geens- zins “te twyfelen,' of het aankomen deezer Blindheid is van dien aart, dat zy de Men- fchen boven Wind treffesen onder den Wind ik laate 5 weshalve door. de Wie gezegd we werden dat de geks van % Adere ad art 45 Wind op zou zoude | aar nen Dic, » ellen ge zyn Ben niet er- kennen; ja acht zulks onmooglyk en tegens ftrydig: daar ‘het myns oordeels weezentlyk plaats heeft.» In de Lugt, immers, is_eene Keerftroom, zo wel als in het Water, welke ontftaat ; door eene verdunning der Lugtag: _ ter een bewoogen Lighaam ; waar door,ligte te ftoffen , in dezelve zweevende, naar hete zelve worden aangetrokken gen , byna als door den Zuiger van een Pomp het Water, aange- zoogen. Hier van is een blykbaar Voorbeeld in de Dwaal-Lichten, die een Menfch , wel- ke voor hun vlugt, navolgen :,’t welk den £ | Heer’ 8 J à ing Zet. Wirmer: Heer MARTINET ‘niet onbekend kan zyn, Even zoemoet noodwendig de Stank-ef fcher: pe Damp van ’t Wier in een voor Anker leg- gend Vaartuig , naar vooren trekken, en in een’ Vaartuig dat voor den-Wind zeilt, naar ägteren; omdat de Wind veel fheller voort. fchiet dan ‘het ‘Schip, en dus hier ook terug- waards eene er als een wert ver- oirzaakt, „In de slsitightaee van het Wiet; ns zyn Ed:“geen- gewag , hoe over=oud dane ge- bruik wel-zysaan-de „Zee-Weeringen van ons Land.” Men vindt-op het Jaar 1466; wanneer eerst een aanvang werdt gemaakt, van den “Dyk meteen Schoeijing van Paalenen Dwars- balken te befchutten gemeld, ‚dat men toen 5 “reeds van ouds en erhouden en gern nn ge ‚‚naamd , welk , „door de: Wilde Nek ss van den Grond der Zee opgehaald zynde, ;‚ omtrent het, Eiland Wieringen, in grooten „ overvloed, plagt gevifcht te worden” (*). Dit komt my veel waarfchynlyker voor, dau dat het Loof in: de Nazomer los zou gaan , door den: Vloed of door de Golven afgerukt wordende van den Wortel, en voor 't overie ge geheel zou verfterven. «Want, indien dit poes Ea. heeft ‚ hoe komt het dan’; | dat © Wagen. Pad. Hit. IV. D. bl. en. U; Deze XIV. Srux. BYVoEGZEL, OVERSIET dat ’s, Winters nog door-fterke Vorst de Wiers welden bevriezen kunnen-met Schotfen ,die-het Gewas met Wortel enal uit den Grond rukken 2 Daar, toe ‚immers, zoude Plant -Steelen „of Bladen -tmoeten hebben,en wél die zeer; vast zaten. Eerwyl, nu, de Rotganzen:in menigte aazen: op het. Wier, deszelfs Wortels inzons derheid. beminnende, als gezegde Heer aans tekent, en de Wilde Eenden op het Zaads-zo is het ontwyfelbaar , dat: diesdoor plukken en fcheuren ‚ eèn menigte Bladeren los rukken en doen ne terwybhet. overige: Gewas in *V r weder nieuw Wier maats, 17 4ò r2t6n à De Heer Maar: UNEF geeft „eene zeer mies ‘het ven dal ’E mens zy s Dm dat het -onvtúgtbaar is, Gelde Wier heeten, even als zuiks van de Koeijen-gezegd. wordt. Vandit: laatfte geeft de Heer OrnrRrus de Afbeelding, meldende dat dit Wier „in de Bog- ten en Inhammen van-Deenemarken ‚ groote Grasvelden maakt, onder “Water. Billyk hadt men van «die Verfcheidenheid-, in de groote omflag van zes Plaaten, ook eene Figuur ver” wagten mogen: te meer „ dewyl dit. ons Zeer Wier niét bekend of Bidiaienkt is geweeft by de Ouden. ’t Is zekerlyk de tweede Zee- Fucus of Wiert (Pucus Marinus alter) van Do- Ë REE Kn LER Wte Rr paonéus miet; die zelfs daar van zegt, dat dezelve geen Biaderen heeft „verdeelende zig in Veters of. Neftelingen. van een halven. Vin. ger breed :’t welk, zeer paft op het Gegaffeld Zee- Ruy, ‚door: Lanmaus genaamd Fucus: elongatus 5 gelyk/ik in deszelfs befchry vinges (bladz: 287 shiet: voor): aangêtekend hebs Ook is het geengzins dat Lorernoemt, Alga maria, Zee- Neftelen ; waar-toesher „Smalb/ae die Wier der:-Glasblazeren ; dus genaamd, om dat de-Venetiaanen-’er hun Glas in; pakten ; als ook shet -Smalbladig- naar Veters gelykend Wier , beiden van-BAURINUS Ss, behooren maar hetis deszelfs (d/ga Gramireo folio) Wier met Grasbladen, en wel in ’t byzonder de 47. ga marina Graminea anguftifolia Seminifera van TOURNEFORTs welke. R Ax aanmerkt. 1 aks 3 dat zeer met het gedagte T'ak- wier ftrookt. Én deeze heeft zeer veel overs eenkomst met. het. Vlotgras-onzer Binnewaté. ren, gelyk ovze-Ridder.in derzelver befchrye vinge (zie bladz. 242» hier Aen opgemerkt heeft. Zyn Ed. hadt, in het Verhaal: van-zyn West- gotthifchen Reistogt, ook een taamelyk goede Afbeelding van een Takje van dit Zee- Wier gegeven en de Vrugimaakende deelen vry duie delyk voorgefteld ; waar uit blykt, hoe het bykome, dat in ’t eerst als een dubbelde 1y van Zaadbeginzels, vervolgens maar een en- kele IL Dam. XIV, Serum, BYvoEGzZEISOVER HET ZEE-WiEr, kele ay var Zaaden zig vertoonen : vals ook dat dezelver- onbelemmerd -aan een platten Wrugifteng ; zitten,’ welke in de Scheede des Blads vervat isten verder, dat geenszins die fyne Streepjes ‚ ‘welke “tot aanhechting -der Mannelyké en Vrouwelyke:Vrugtdeelen dier, mend, in-de Vrügtfteng zo zigtbaar , uitzwel» lende Vrugtdeelen worden. Voor ’t overige n-men „daaromtrent bladz.-243 244 id ner befchryvinge, hier voor , nazien. ‚ Kortelyk moet ik hier nog ; tot vervulling vanhet gene.door my op blaáz.-246 gezegd is, byvoegen, hoe-de vermaarde Heer Guns NERUS-Verhaalt, ‘dat niet alleen dit Wier 5 ’ welk: wer vrg inde Zee by Dront- mekhais maar dat ook de anhemieas daar een Zout van’ maaken, waar mede zy den Vifchy die ‘er echter zwartachtig vanl wordt, ter bee een Zee - Zout , uitde Sappen van het Wier „dat voor ’t overige van eene Alkalyne zeliftandig= heid is, en-derhalve weinig’ vast Zout geeft. : gelyk de Landplanten van dergelyken aart. «> P ” Kas An tat hed 6 vake, À „BLAD: BLAD WYZER DER SCHUILTEELIGE PLANTEN, ' + A D.  ardbuilen of Truffels. 666 | Darmfcheil - Zwam, 626 Aard-Eijeren, 643 | Dekenvlag. 330 Aard - Gordel. 380 | Dryfblad, 227 Aardfter. 680 Adders- Tong 40 E, mn 635 Agaric 627 | Eendekroos. 25% Amadeus of Tontelzwam. 624 Eiken - Leder. 624 Arc s17 | Eiken - Varen. 153 posi Varen. CWit) 178, 194 | (Z 138 B. Eiken - Zwam. 619,624 Beerlap. 368 E. Beker - Zwam. Ósi lp 323 Bergmos. 456 B x z Házem - Mob, 407. Fonteinmos, | 3 Bilfen of Pilfen, 630 G Bloeijend Vâren, 6o zó ge el ve 116) Gaa 83 oom 554 Boom - Varen. 144, I52 er “gerda bee Bovist. > 674l Boor Braafemgras. 232 Gevoelig khan Grachtvaren. 64 Breekebeen. 30 Gulden Haair 401 Brood- MosinEgypte, 528} à | Cypres » Mos, Faaitbuis, 28 rs ZHaairmose. "406 ef Hair. Ky BL AD WsY Z: E Re Haairplanten. 17, 139, Kreuk- Zwam. « 65t zen -Oor. 602 Kroos, 252 Halsketting- Mos. 564 Oes, 23,28| . Le Helmkuif, A51 5 ‘Hertshoorn. Mos, _ 459| Land - Orfeille, « sio Herts - Sponfen. 672| Lil 566 Hertstong. 122 Longekruid of Longen- Hertszwam ed Eme 672 Mos e 522 Hexen- Eije 640! Lorken - gen f ae en Khin 376 Luisgras. . 372 Hey- Cypres. 3 | Hirfchbrunft. 641, 674 M, Hondsmos. 535 8 , Honigdaauw, 697 Maankruid. 8 © 5 SI Hoornblad. 255 | Mannetjes- Varen, 185 Hoornbloem; 493 Mien bide en 366 out 5 a UEKT UIC skr 127 rj TS [Modderftaart. 5 249 Moeras - Garen. 337 J- : Moreel. . 33 er ket CEL - ZV ee 637 Jie BEMONE r 636 ot, Jori Kampersoele 6it| ren ae Corkin 563 Judas-O 658 | Mos - Varen, B, 335 osfen. e 345 K. ’ N. Kaalmos, _ 396 Kalkoen - Staart. 317 en ee  mperncelies. 6oo mend . Kruid: rr „35 Noftoch of Noftoc. __56b Katoenmos. 573 meren a 22 Oe enk 13, 518 Kopen mis aöë1, Oever - Flap. : 333 Klimmerd Varen. 48 | Oever - Sargaffo.. 293 Knods - Zwam, 661 | Oorlepel - Zwam. 634 Knopmos. 5 125 Oor - Varen. el 114 Kogel- Zwammetje, 7|Oor- Zwam À 659 Kool - Zwam, pad) Orcel of Orfeitje. 548 Koraal. Zwam, « __ 664/ Orfeille. (Land-) sp B-L2A DW Y-Z.E.R. Beret: … {Spring- Zwam. „68 E ie __ {Staartzwam. . 642 Paardepootje. «“ 398 | Steenbreeke. ei 130 . „ 2l{Steen-Leverkruid. _ a48ör Paddeftoelen, 587, 615 |Steen- Morilje. — . 649 Parafolmos, Ot | Steenmos. . A38 Parelle der Frabfchen. 510 | Steenruite, e 134 Paternoster - Wier. 284 s aren, « 127,190 Pennen - Hooy. 21 \Stekelzwam. : 632 Peperzwammen. 608 |Srer- a ee ee Pillenkrui uid, 2 230 | sterreních pilfen’ of Bilfen. s 630 Sikdeiarolstunzman, 38 Plak - Varen, . 67 | Stran Plooy-Zwam. 649 Eras: Waren. 5 ok Priemkruid, "on 232 Stuifzwam. . 665 Suiker - Appeltjes. __ 29 RK. |Suiker- Zee -Ruy. 305, Band-Varên. _ « 87 srt ‘ Ratelflangwortel= Varen. 53 Rendieren - Mos, 54s\Takmos. *« _. AAT Rib - Varen. : 110 Tartuffels of Truffels, 666 Rimpel - Zwam, 35 | Tol - Zwa . 647 Rivier, Baard. â ek rt er ” Oi e 5 er. Ó ze Roosmos. . A1o \Trechter- Zwam. —__ _ 654 Runbloemen, . 698 Foer Lie 3or Runder- Zwam, „630, Lros- Var ene Ss, 7 is U. ë Sargazzo of Zee - Kroos. 275 fongers -Eijeren. . ed Schaafftroo 35 En Schaa pen- Zee: Ruy. — 299 Usnca of Baardinos. 5164557 schim „ … 688, 694} Lia V, Schurfunos. : ed; EE ijs Slangen- Mos. _ « 5 ' paander Fungus. DE Varen. Sman dà Spie 3 : 63 . Mannetie, 185 … — (Ruuw of Groot) 164 Eri Wytje. * __19o Ves BLAD WY zZz e'Rs Vellefkruid. . 257 Veeninos. . 84 Venus, Haair, Europifch. 2r3 (Zwart), 137 wérfmos der Schotten. <17 Vinger. Kampernoeljë, 664 Vliegen Zwam. $ Vonkhoüt, e 630,623 gi We Witerbloeizel.. is 575 ater Bheenthied. Bes 258 Water - Paardeftaart, 250 Water-Prui me. ee 325! f Water-Spongice « … « 330 en. { Pr : bemin Water. Watervlies. DI Waterzwammen, 588 W dee 130» 220 \os (Gulden). 407, 41S Welers, of Weidzwammen.61r We 37 || elk - Varen. ® Wier of Wierts : 266 Wierblad, 262 Wieren. 35 Wilgen - Zwam, 62 fsklaauw. Walfsveeft. e 674 Wolkebreuk, . , 56 en Varen. 204 Yslandfch Mos, 8 é de „5 Zee- Baard. ° Lee- Ballen. . Zee- nme Zet Zee- G Ze pen * Mos, Zand Naj ade, Zee - -Paddeftoel, Wyfjes- Wederdood, 14 Ee s20 341 240 273,28 Zeer Geren ei Zee- Haai. 297 304 246 5 ystandfth) "50 Zee- Kroos gen- Sargazzo, ib (Zee - Lid. ep 99 (Khoopig) 284 (Korrelig 311 Kij 288 / Smalbladig) 287 (Sukérig) o4 5 (Trompettig) _ 30r Wrattig) 309 - Salade. 323 Zee- Vlafch, 288, 297 - Wier, A Zwammen, 620 R EW IS ORE R Ee E D'E R En GESLAGTEN, en. len. ae | Gaz Adiantum. 5 204 Hemionitis. Ema £ Agaricus. % boo! Hydnum., PEES, AEO ADS, Hypnum. _- «442 Aspleniunt. ee OE Dv ER E : ve ie kee | Jfëtes.  | 232 Blafia. ee IL s. Rr 3 Fungermannia. Lemna. À 252 Lichen. d 4 G Lonchitis. 5 ï à Ceratoph Ulm. . 255 Lycope rdon e 665 ader, 5 dk 249 Lycopodrum, dg 366 Clâthrug OE OPE Clâvarias ee ven angd Confervä, == SM chi tide EE MD MO fetum. —_e aljMucor. zn Er gond Myriophyllam. ____ 957 BENOEEO ar. US ok hj et 2 sd gn 5| ir ee „4 R-BIG ESAT: E- Re O0. Ss. |Sphagnum, 0 Onoclea. 3 Opkioglosfum. o\Splachnum, Osmunda. de T, P. Targionia. 5 Tremella. 5 Peziza, 2 651|Trichomanes,__ « Phallus. "> 635 Phascum, . 387 U. Pilularia. * « „230 Polypodium. % 144 | Uiva. er Polytrichum. Pi 406) Porella. » . 383 Ee V, Pteris. : 87 |Wallifneria. à R. | 4. Zannichellia. $ Riccia. z 491 | Zoftera. De PLAATEN moeten dus ingevoegd worden. PLAAT XCIV. XCV tegenover Bladz, 4r 57 mn mn en ee 621 N4 NAE Kie T HET TWEEDE DEEL DER NATUURLYKE HISTORIE, ID hier mede ten einde loopt, bevat eene omftan- dige befchryving van alle de PLANTGEWASSEN, welke aan den ouden Heer Linnaus bekend wa- ren, met invulling van verfcheide nieuwe, die zyn Ed. niet zyn bekend geweest, en verfierd met meer dan honderd KonsTPLAATEN; meeftendeels naar de Natuurlyke-Voorwerpen door den beroemden Plaat- fnyder G. PuirLres vervaardigd, Alle die Voorwer- pen zyn In de Verzameling van den Autheur beruften» de, de meeften van de Kaap, uit Japan, Ceylon en an- dere deelen van Ooffindieafkomttig , en veelal zodanige, waar van nog geene Afbeeldingen in ’t Koper gebragt waren. In de befchryving is het Zaakelyke van alle Planten, inzonderheid ten opzigt van derzelver ge- bruik, zo in de Huishouding als Geneeskunde, zorgvuldig voorgedragen. _ De drie eerfte Stukken handelen van de BooMEN; de drie volgende van de HersTEns, de vyf daar aan volgende van de Kruipen, Die maakt elf Stukken. Het twaalfde geeft een uitvoerige befchryving van de BoLPLANTEN,inzonderheidvan de genen, die het voorpaame Onderwerp van de Lief- _ hebbery der Bloemiften zyn. Hier in vindt men de Afbeeldingen van veele vreemde en raare Soorten, gooit te vooren aan ’% licht gebragt, inzonderheid van vers t Et SPR - verfcheidene, eerst onlangs in Japan door den Hee f HUNBERG Verzameld. ‚In, het. Dertiende Stük zyn de GRASPLANTEN, en allen tôt dien Rang behoo- rende, gelyk de Zarw, Gerst, Rog, Rysí en andere Soorten van Koorn, ten naauwkeurigfte befchreeven, en dit is behalve een groot getal dergelyken nieuwe Soorten, ook door een Tafel, waar in de deelen van de Bloem en Vrugtmaakinge der Grasplanten zig zeer duidelyk onderfcheiden „opgehelderd. Het Veertiende en laatfte Stuk, van dit Deel der NaATUURLYKE HisTORIE, thans hier uitkomende, waar mede het „Ryk der Planten (uitgenomen een_ Aigemeen, Regifler met eenige Byvoegzelen en Aanmerkingen, die moog: lyk wel dra zullen volgen ,) beflooten wordt, befchryft de Planten van duiftere Vrugtmaaking , gelyk de Varens; ieren „ en en ‘Paadefroelen, _zynde ook door vee- le dergelyke Afbeeldingen , zo veel immer doenlyk was , opgehelderd. Kn