KT == _— DIK 8 # N R, pi S N » ‘ls ZV iN zh) : RS 8 sE mf beeke KEEN NYER W- Gibson: Invr <4 lin: es - d In gmg Ves rp jk NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT NEDERLANDSCH INDIE. NATUURKUNDIG TIJDSCHRIFT voor NEDERLANDSCH INDIE, UITGEGEVEN DOOR DE NATUURKUNDIGE VEREENIGING nd NEDERLANDSCH INDIE, ONDER HOOFDREDAKTIE VAN Dr. P. BLEEKER. RD RCHON, X WM, VIERDE SERIE, KDR, Hi. LANGE & CO. 1858—1859. RARE ie NWC Ar, INHOUD ARBEN, VAN HET ZESTIENDE DEEL (TWEEDE DEEL DER VIERDE SERIE). 4 BLADZ. Bestuursvergadering van 27 Augustus 1857 : : 1 Harssoorten van Westelijk Borneo d 8 ee Akar-toeba, wortel van Dalbergia heteroplylla waa. 9, 20 Ingekomen boekwerken . : : 8 0 Bestuursvergadering van 10 September 1857 á S RE 1 Paalwormen uit het drooge dok te Soerabaja : . 13 Reptiliën enz. van Bintang, aangeboden door E. F. Merger): … : : : é í 16 Ingekomen boekwerken . : 5 18 Bestuursvergadering van 8 Oktober 1857 : : ° . 4 Zeldzaam kruipend dier van Wijnkoopsbaai. se Visschen van Tikoe, aangeboden door E. W. A. LupekinG. 26 Reptiliën van Agam, aangeboden door E. W.A. Lupexine. 26 Hemidactylus Ludekingii Blkr., : : Rr Vischsoorten van Amboina, aangeboden door C. L. SCHRÖDER. 8 ' ° : : 28 Hemidactylus platurus Blkr, N 3 < 31 Ingekomen boekwerken … É ° - é 32 Bestuursvergadering van 22 Oktober 1837 5 8 5 ‚ 84 Prijsvraag over het rijstinsekt klander uit te schrijven voor rekening van J. F. HeokreR . 35. 44. 104 Enne eener gouvernements subsidie aan de Ver- eeniging … : 5 : 5 . ° : 36 Visschen van Tjilatjap, aangeboden door H. Frevrz. ; 37 Reptiliën van Borneo, aangeboden door J. H. A, B. SoN- NEMANN REBENTISCH, k 5 4 NEE FEB 24 gal | INHOUD. BLADZ Stelsel der Siluren, door P. BLEEKER … be kt … 38 Ingekomen boekwerken 41 Bestuursvergadering van 12 November 1857. ì j “49 Tarsius spectrum en slangen van Koetei, aangeboden door J. Worer. 5 5 E / NA a Visschen van Anjer (aangeboden door den heer EussiGer). 45 Reptiliën en visschen van Bintang, aangeboden door E. Nerscren, EB. F. Merger en H. Raar. 45 Bufo gymnauchen Blkr . : : 46 Hemidaectylus Meijeri Blkr. . R ' Ô „47 Reptiliën en visschen van Banjoewangi en Buitenzorg, aangeboden door H. Zourineer, H. Vor Ro- SENBERG en O. F, U. J. HueveNin. ' 47 Aipysurus margaritophorus Blkr. ' 48 Over lokale magnetische aantrekking op Baka RE, Tinertsen van Banka 53 Ingekomen boekwerken \ . 58 Bestuursvergadering van 26 November 1857 ' Â 60 Kartas bamboe î N À 62 Widoerivezels : : 5 ' $ 63 Kaolin van den Broeboe : î 63 Klimaat van Koetei met het oog op kolonisatie ‚ 68 Aardbeving te Koetei A \ 3 , +9 Minjak tigkawang k ; : ; . 69:16 Fossiele zoogdierbeenderen van Ketoegeoen (Madioen) 70 Ingekomen boekwerken , - 73 Bestuursvergadering van 11 December 1857. . ' 75 Kapok mejrah van Agam s Ô Ô Ô 18 Kajoe amas van Batjan ) : k ’ ‚ 80 Dawon bitjetah, een middel tegen Kö ‚ 80, 104 Ingekomen boekwerken h ; fi 6 0 Bestuursvergadering van 24 December 1857 ' . 85 Mineralen van Timor . . : . 87 Tarsius spectrum van de Lampongs, aaapenced door A. W.F, H. TuckKERMAN. ; 3 i À 87 Jestuursvergadering van 19 January 1858 , f É 90 Installering van adviserende leden , i ' 90 INHOUD. VI BLADZ. Zamenstelling van berigten omtrent aardbevingen in Ne- derlandsch Indië S Dele 93 Rapport van Dr Frompere over harsen van Borneo. 96 Ingekomen boekwerken ; s 5 5 ‚ 100 Bestuursvergadering van 28 January 1851. ‚ 103 Djirak of dawoen bitjetah, bladen om katoen te verwen. 105 Zoogenaamde dondersteen van Banda. ‚106 Bestuursvergadering van 11 February 1858 ie U Ingekomen boekwerken \ : ; ‘ rn Wy, Algemeen Verslag der werkzaamheden van de aande Vereepiging in Nedederlandsch Imdië, voorgelezen in de 8ste Alsemeene Vergadering gehouden den 22u Fe- bruary 1858, door Dr. P. Brrexer, President der Ver- eeniging 4 ' ’ , . - ‚121 Programma der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië voor het jaar 1858, vastgesteld in de Achtste Algemeene Vereeniging, gehouden den 22u February 1858. 1 Naamlijst der leden van de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië op den 23n April 1858, 170 Algemeene vergadering, gehouden den 22n February 1858. „ 180 Bestuursvergadering gehouden den 11n Maart 1855. 1853 Witte stof in de djati-kapor. 3 ‚ 185 Reptiliön van Borneo, aangeboden door J. H, he B. SON- NEMANN REBENTISCH, 188 Epierium monochrous Blkr. 185 Ingekomen boekwerken A 181 Bestuursvergadering gehouden den 25n Maart 1858. ‚ 193 Visschen van Sinkawang. 6 ; ; ‚195 Reptiliën en visschen van Montrado, aangeboden door Gide EIL, 7 5 - 5 199 Ingekomen boekwerken 5 : ‚ 198 Bostuursvergadering gehouden den 25u Koel 1856. 201 Verleening eener gouvernements, subsidie aan de Ver- eeniging. ' » 5 5 ‚ 205 Reptiliën van Japan. ‚ 204 Visschen van de Kokos-eilanden, aangeboden door A. J. ANDERSON. IV INHOUD. BLADZ, Slangen van Koetei, aangeboden door J. Worer. … 206 reptiliën van Bengalen, aangeboden door Tr. CANTOR, 207 Slangen van Buitenzorg, aangeboden door W. Kock. . 207 Reptiliën en visschen van Batjan, aangeboden door J. G. T. BerNELOT Moeys. 5 4 . 208 Visschen van Benkoelen, aangeboden door J. A. W. VAN OPHUIJSEN. À é : - 3 e ‚210 Tjindjan kassik van Priaman. : : : ' «Zi Sogoprono van Java. . . zn 7 . ‚ 211 Minjak tingkawan als roestwerend middel. . - . 212 Ingekomen boekwerken. ; 3 ê ; 8 2217 Bestuursvergadering, gehouden den 27n Mei 1858. £ NE: IJzererts van Borneo. : } : 6 à 32E Nota omtrent den getah-pertja-boom.. , £ p ‚224 Reptiliön van Ambarawa, aangeboden door CG. A. M. M. Vor ELLENRIEDER, . ë 8 4 : ‚ 230 Ingekomen boekwerken, é 4 í . 233 ltr verderine: gehouden den 10n Er 1858 ek . 2314 pied van een nieuw rif in straat Doeri, - ‚ 231 Visschen van Benkoelen, aangeboden door J. A. W. VAN OPuuIJsEN 8 8 3 Ë 3 . 259, 243 Vischsoorten van de Kokos-eilanden, aangeboden door A. J. ANDERSON. « : 3 ; 8 . 240 Troeboek van Bankalis. p ' . 4 . 241 Slangen van Fort de Kock, aangeboden door E.‚ W.A, LUDEKING, : : ' : « ‘ . 241 Ophicephalus miecropeltes K. v. H. van Borneo, ‚ 241 Visschen van Banjoemas, aangeboden door G. C. ScHoNck. 241 Gonyosoma Jansenii Blkr, eene nieuwe slang van Manado. 242 Ingekomen boekwerken. : - £ \ 8 ‚ 244 Bestuursvergadering gehouden den 24n Juny 1858. . ‚246 Rapport over een scheikundig onderzoek van eene delf- stof gevonden ter Westkust van Sumatra. … … 247 Visschen van Banka en Bali, aangeboden door F. W. Doreen en P. L. VAN BLOEMEN WAANDERS. ‚ 252 Nog iets over geslacht Heterophthalmus Blkr. î . 259 Over eene Vereeniging van verschillende wetenschappe- lijke inrigtingen te Batavia, k ‚255 INHOUD, Zoogenaamd eeuwig vuur in Rembang, î . 256, Ingekomen- boekwerken, . Ì ig > ì Bestuursvergadering gehouden den 15n July 1858. 6 . Werken door de Vereeniging uitgegeven … . Kaaiman op de Kokos-eilanden, … … . … … Reptiliën enz, van Biliton, aangeboden door A. Heypriks. Visschen van Palembang en Djambi, aangeboden door E. A. Laxce en F.J. P. STORM vAN ’s GRAVESANDE, Reptiliën en Visschen van Bali, aangeboden door P. L. VAN BrormeM WAANDERS. . 3 p : ; Visschen van Japan. \ , f , Á 8 Ingekomen boekwerken, ; , : 6 , Bestuursvergadering gehouden den 23u July 1858, fi 4 Geologische kaart van de Westerafdeeling van Borneo. Nieuwe vischsoorten van Benkoelen, aangeboden door J. A. W. Var OprnuyseN. d ; ° . Conspoctus specierum Maugilis Archipelagt indici ana- ‚lytieus, auct. P. Breexen, : Ô 5 8 Proecesverbaal dor Kommissiën uit de wetenschappelijke instellingen te Batavia omtrent eene in overweging gegevene zamensmelting dier instellingen, : ' Brief aan het gouvernement over de voorgestelde za- mensmelting der wetenschappelijke genootschappen te Batavia. : ' : $ . ° , Ingekomen boekwerken. ê A 4 , - d Bestuursvergadering gehouden den 19n Augustus 1858. 3 Boonen van Madagaskar, Phaseolus luteus of Xua- resii. Â ' À k î \ RAAS Myriaden “inktvisschen, waargenomen op 48° 12’ z, b, en 57° 15’ os 1, k À k p ä ' 15 Reptiliëen van Wonosobo in Midden-Java, aangeboden door J. W. E. Arxpr. t : 8 \ S Nieuwe geslachten van Cobitinen, door P. Breeken. . Ingekomen boekwerken. : ô d : . é Bestuursvergadering, gehouden den 9n September 1858. 5 Overlijden van het Adviserend lid Dr. P. F. H. FroMBERG. Beriet over de minjak tangkawang , door J. B. TRIJSMANN. 9 69 69 or) AN ned Ca WE ll DD Xx INHOUD. BLADZ,. Reptiliën van Oost-Java, aangeboden door J. G, Xa BRroEKMEIJER en J. HAGEMAN Joz, . ' 3 Bekende echte giftslangen van Java. E 8 : Á Reptiliën van Midden-Java en Manado, aangeboden door J: Waris AARNDT.S oe 8 : 5 é : f Schildpadden van Banka, aangeboden door F. H. Ders- 810 Slk old SNER. . . . . . e . ‘ « 586 Vischsoorten van Tanara. . : 8 N p „916: Ingekomen boekwerken. s Hd 5 5 Bek 70 Bestuursvergadering, gehouden den 23" September 1858. Kajangan-api of vuurwellen van Bodjonegoro, door H, A. F. Dre VoceL. : . . . : Geneeskracht van dawon bitjetah, door AJ. D. Srrry- TRA ToUssAINT, : . . . . ‚ 924, Hersenpreparaten van verschillende menschenrassen 828. Ingekomen boekwerken. : d $ ; d Bestuursvergadering, gehouden den 14n Oktober 1858, , IJzeren gebouwen in Nederlandsch Indië, _, . : Planten van Banka. à - - k p - 8 Tinhoudend zand van Djegading (Bali), aangeboden door den heer A. H. G. BLOKZEIJL, k 4 8 é Gouvernements subsidie aan de Vereeniging. : HI Steenkool van Bawean. k : ; : É Vischsoorten van Priaman, aangeboden door H. DiePry- HORST. 3 ‘ - - 8 A ì , 5 Vischsoorten van Palembang, aangeboden door R. V. HeYLIGER. … S » E e ; ; . Petroskirtes Heyligeri Blkr. . ° ; ; . > Nieuwe komeet. _. ; . pi N : ‚ SL. Ingekomen boekwerken, 5 : . : : £ Bestuursvergadering, gehouden den 28n Oktober 1858, . ‘Pinhoudend zand van de Djegading (eiland Bali), ’ Vanilla planifolia op Amboina en Harocko, : 5 Ingekomen boekwerken. À ' , . ; Bestuursvergadering, gehouden den 25m November 1858. oo Beoordeeling van prijsantwoorden over de wering van Pl ” den klander. ; : > : B A : INHOUP. AL BLADZ, Vanielje van den Salak. 5 5 . : ‚319 Herbarium van Banka, aangeboden door J. AMMAN, 350 Minerale bron bij Krio in Bantam, door J. G. T. BERNELOT Moens. … 8 4 : 5 ; ; Ei wal Minerale bronen in de residentie Soerabaja, door Jxumr H. C. Var Der Wijck, $ - : ; ‚952 ‘Fitaanhoudend ijzerzand van Telokbetong, ;, 5 TOA Verslag omtrent vischsoorten en reptiliën van Ngawi, verzameld door J. T, Vay BrormeN WAANDERS en EF. W. Syrrorr, door P, BLEEKER, , ' 1307 Ontdekte verzuimen in de verzending van het Tijdschrift der Vereeniging. 6 ' 5 - f ot Botanische nalatenschap van ZriPPrLIus, í ‚ 962 Natuurhistorische voorwerpen van Nieuw-Guinea, ver- zameld door H. Vor ROSENBERG, , ; ‚ 964 Ingekomen boekwerken, 4 5 4 f ' ‚367 Bestuursvergadering, gehouden den On December 1858, ‚ 969 Bruinkolen in Palembang, 4 ; 5 ; ‚ 940 Tinerts van Sumatra's Westkust. 3 S à var Poging tot dienstbaarmaking der Bonische expeditie aan de wetenschap, > 4 4 ; - 5 ‚ 972 Ingekomen boekwerken. é ; à . 5 ‚347 Bestwursvergadering, gehouden den 23n September 1858, ‚375 Rapport omtrent ijzeren gebouwen in Nederlandsch Indië, 376 Cirkulaire tot bekoming van berigten omtrent minerale bronnen. s E ; ; : 5 } ‚ 981 Verslag omtrent vischsoorten van Palembang, verzameld door B. A, Lange en G. A. VAN DeErpeN, door P, BLEEKER. . 5 - À 5 ' - ‚ 984 Reptiliën van Fort de Kock, verzameld door E. W. A. Lu- DEKING. ; 4 5 d 5 4 Ser eke, Kolen en aardhars uit de ommelanden van Batavia, door C. De Groor, E À 5 ô SN ’ ‚ 388 Verkiezingen in het bestuur der Vereeniging voor 1859, 891 Levensberigt van P. F. H. Fromsere, door D. W. Rost VAN TONNINGEN, E ’ 5 5 5 N ‚ 993 Bestuursvergadering, gehouden den 18n January 1859. s 405 Var INHOUD. BLADZ. Houtsoorten van Bantam. ) \ 5 ‚ ‚ 405 Verslag omtrent vischsoortef: van Japara, aangeboden door S. A. Tuurkow. 3 ' 4 5 E „ 406 Herbarium van Banka, aangeboden door J. AmMAN. ‚410 Verslag omtrent onde kaarten van Nederlandsch Indië aangeboden door J. HAGEMAN Joz. % e AL Afwijzing vaneen verzoek om tegemoetkoming der rege- ring in het erlangen van een gebouw voor Mu- seum der Vereeniging, \ 5 4 5 ë Verslag omtrent reptiliën van Nieuw-Guinea, aangebo- den door H. Vor RoseNBeRrG, door P. BLEEKER. . Reptiliën van Amboina, aangeboden door H. Vor Ro- SENBERG, , » ì - Î Á ; 5 ' Reptiliën en visschen van Anjer, aangeboden door J.G. T. BrerNeror Morys, door P. BLEEKER. à , Ingekomen boekwerken. Ì R E 4 2 Bestuursvergadering, gehouden den 27n January 1858, d Voorstel tot ruiling van naturaliën van J. L. LAPORTE te Bordeaux. , ; ; 5 h jk B 8 Botanische mededeelingen, door A. H. BrsscnoPp GRE- VELINCK. ; À À 3 f _ ë Minerale bron Banjoeanget, in Patjitan. p 5 Over zijdeteelt in Nederlandsch Indië. , f 5 i Verslag van reptiliën en visschen van Westelijk Borneo, aangeboden door J. H. A. B. SONNEMANN REBENTISCH, door P. BLEEKER. & \ 3 ; ’ ’ ’ Ingekomen boekwerken, : : é hd ’ * Bestuursvergadering, gehouden den 10n February 1859, 5 Aftreding van den heer Weirzer, als Sekretaris der Vereeniging, jk A 4 ‘ 4 6 k Nieuw voorstel ter erlanging van cen gebouw voor Museum der Vereeniging, ° . Ingekomen boekwerken. : 417 420 419 HANDELINGEN \ TUURKUNDIGE VEREENIGING — PEEN Bek: Hs ee re xs - ee ad % VERGADERINGEN DER NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDER- LANDSCH INDIË. BESTUURSVERGADERING, ’ GEHOUDEN DEN Qin Avcusrus 1857 TEN HUIZE VAN DEN HEER BLEEKER. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrrEKERrR, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. J. GroLr. G. F. De Bruin Kors, Bibkothekaris. M. Te. Rericue, Zhesaurier. J. J. Aurneer, Sekretaris, terwijl het lid de heer E. Netscher en de heer G. C. E. Moesman de vergadering als gasten bijwonen. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van de Société impériale des Sciences na- turelles de Cherbourg, van den 31u December 1855, kennisgave bevattende van de ontvangst van boekwer- ken, haar door de Vereeniging toegezonden. 2. Brief van het besturend hid, den heer D. J. Uhlen- beck van Batavia den 15" Augustus 1857, houdende 4 verzoek om als zoodanig, wegens het bestaande voorne- men om eerstdaags deze plaats te verlaten, te worden ontslagen, en als gewoon hid te blijven beschouwd. Wordt besloten: Den heer Uhlenbeck het leedwezen des bestuurs over zijne aftreding te betuigen, te bepalen dat voortaan de afgetredene direkteuren op de ledenlijst zullen gevoerd worden als oud-leden des bestuurs, en van dit besluit den heer Uhlenbeck mededeeling te doen. 8. Brief van den heer C. L. Doleschall, gedagteekend Amboina 30 July Il. dankzegging bevattende voor zijne benoeming tot Adviserend lid, terwijl bij hetzelfde schrij- ven is gevoegd een berigt over Oxybeles gracilis Blkr. Wordt goedgevonden dit berigt ter plaatsen in het Tijdschrift der Vereeniging. 4. Brief van den heer J. H. A. B. Sonnemann Re- bentisch, gedagt. Sinkawang den 102 Augustus 1857. “5. Brief van den heer J. F. Den Dekker, gedagtee- kend Sidjok 12 July 1857. 6. Brief van den heer H. Raat, gedagteekend Riouw 15 Augustus 1857. 7. Brief van den heer J. W. Roelandt, gedeai Singkawang 14 Augustus 1857 en 8. Brief van den luitenant-kolonel den heer W. EL. Kroesen, gedagteekend Pontianak 16 July 1857. alle vijf met kennisgave dat het lidmaatschap der Vereeniging in dank door hen is aangenomen. 9. Brief van den ingenieur der le klasse, belast met leiding der dienst van het mijnwezen, gedagteekend Buitenzorg 11 Augustus 1857 no. 219, waarbij ter kennis der direktie wordt gebragt het gouvernementsbesluit waarbij bepaald is, dat voortaan voorstellen zullen kunnen 5 worden gedaan om de kaarten en platen, behoo- rende bij de Bijdragen tot de geologische en minera- logische kennis van Nederlandsch Indië, op kosten van den lande te doen drukken. 10. Brief van den eersten gouvernements sekreta- ris gedagteeken.l Batavia 6 Augustus ll. waarbij aange- boden wordt (naar aanleiding van dezerzijdsche missive ingevolge genomen besluit in de bestuursvergadering van 9 July Il) afschrift der missive van den resident van Banka van 5 Juny no. 1292 en het daarbij -behooren- de rapport van onderzoek naar het tingehalte van eene klomp erts. Wordt goedgevonden het stuk ter lezing te doen rondgaan. 1. Brief van den resident van Batavia, gedagt. A Aug. 1857 met verzoek vóór lo September eerstkomende inte zenden eene opgave in duplo vande leden der Vereeniging benoodigd tot de zamenstelling van het Naamregister voor Nederlandsch Indië voor 1858. Wordt goedgevonden daaraan te voldoen. 12. Brief van het hid, den heer C. C. Harden- berg, gedagteekend Sambas 20 July [857 , waarbij der Vereeniging wordt aangeboden. A. Een monster van eene harssoort, gevonden in het distrikt Keuday (adsistent-residentie Sambas), waar- aan men den naam heeft gegeven van dammar dagien kie-njang. B. Een dito van eene getah-soort, waarvan de naam nog niet bekend is, dewijl men haar eerst onlangs ontdekte. [ C. Een dito, in den handel bekend onder den naam van dammar mata koetjing, en 6 D. eene beschrijving, luidende als volgt: „De van den sulthan ontvangene monsters zijn de volgende : A. Eene harssoort B. Een monster getah, en C. Een dito dammar, die hij alle onlangs uit het binnenland heeft ontvan- gen. De harssoort is bruinachtig geel, de getah als getah njata (pertja) doch veel blanker en aangenaam van geur; de dammar even als arabische gom. De gele harssoort is in het binnenland bekend onder den naam van dammar-dagien-kie njang. De getah heeft nog geen’ naam. De dammar is zoo men zegt de mata koetjing. Alle drie zijn gevonden doordien de sulthan op mijn aandringen de Dajahs gelastte in de bosschen onderzoek te doen naar voortbrengse- len, geschikt voor den handel, met het voornemen om met de opbrengst daarvan hunne hassil (belasting) voor het gebruik van den grond te kunnen voldoen, waardoor zij hunne rijst geheel aan zich zouden kun- nen behouden. De gele harssoort is gevonden in het in deze afdee- ling gelegen gebergte Sembah, distrikt Kenday en af- komstig van eenen boom op den berg van dien naam. Zij druipt van zelf uit den bast van den boom vp die plaatsen, waar die gebarsten is; bij zeer warm weder druipt zij in overvloed naar beneden. Bij sommige boomen vond men dien ten gevolge groote hoeveelheden nabij de wortels tot ruim een voet diepte in den grond. Het kostte den Dajaks weinig moeite in weinige da- gen eene kojang te verzamelen. In den beginne ver- ij kocht men haar in het binnenland voor eene spaan- sche mat, doch voor een monster bood men later te Singapore 10 shillings de pikol. Thans is voor het eerst eene hoeveelheid van 24 kojang naar Singapore gezonden. De boom, waarvan die hars wordt verkregen, bereikt eene hoogte van 100 en eenen omvang soms van 22 voeten; na 4 jaren, wanneer hij eene dikte heeft be- reikt van 4 voeten, begint hij reeds te produceren; hij blijft produktief gedurende zijnen verderen leeftijd. De getah is gevonden in datzelfde gebergte; men vond de boomen van den voet tot boven op het ge- bergte, doch de meeste op het hoogste gedeelte van den berg. Men verzamelde ze door een groot rond gat van een’ halven voet diepte te maken, waarna de gom on- middellijk uitvloeide. In drie dagen verkreeg men op die wijze uit drie gaten van dezelfde grootte vijf katties. De gom die daaruit vloeit is zeer aromatisch; de prijs is niet bekend omdat ze nog niet in den handel is ge- weest; hier op de markt bood men echter onmiddel- lijk f 25 per pikol; men vond ook die boomen in groo- ten overvloed. Het derde monster is in den handel bekend onder den naam van dammar mata-koetjing. De boomen, waarvan die hars wordt verkregen, zijn in hetzelfde distrikt te vinden en daar in grooten overvloed; de damwmar druipt van zelf uit den bast, die berst en daar- na het vocht laat uitvloeijen. De prijs per pikol is tot nog toe 6 spaansche matten. Op Java echter zou zij, naar men zegt, veel duurder zijn. Van de boomen, waarvan die monsters zijn verkre- gen, zijn bloemen, vruchten, bladen en een stuk van den stam ontboden.” Is verstaan: Boven omschrevene monsters met de beschrijving in handen te stellen van het adviserend lid den heer From- berg met uitnoodiging een onderzoek daarvan te willen in het werk stellen, en den “heer Hardenberg onder dankbetuiging met dit besluit in kennis te stellen. 13. Brief van het lid, den heer G. J. Filet, ge- dagteekend Montrado 9 Augustus 1857 met aanbieding van een manuskript bevattende opgave van inlandsche be- namingen van reeds bekende planten, om zoo zulks wenschelijk geoordeeld mogt worden, het op te nemen in de werken der Vereeniging. Wordt besloten den heer Filet te berigten dat het geheele stuk met belangstelling wordt te gemoet gezien, waarna beslist zal kunnen worden omtrent de plaatsing in de werken der Vereeniging. 14. Brief van het lid den heer Baron Van Heeckeren tot Waliën gedagteekend Banjoemas 16 Aug. Il. strek- kende tot kennisgave dat bij hem geene bedenkingen bestaan tegen de ontvangst der bundels Verhandelingen van de Vereeniging. 15. Brief van het lid, den heer J. H. A. B. Son- nemann Rebentisch, gedagteekend Sinkawang 10 Au- gustus 1857 kennisgave bevattende dat weder eene verzameling van visschen en reptiliën ter verzending ge- reed is, alsmede dat de heer Pfeiffer, adsistent-resident van Montrado beloofd heeft in de binnenlanden naar visschen te doen zoeken om die herwaarts over te zen- den. Aangenomen voor berigt, wordende de bedoelde ver- zamelingen met belangstelling te gemoet gezien. 16. Brief van den resident van Ternate gedagteekend 30 Zar da Wan and an 9 Jany 1857 no. 545 onder aanbieding eener som van f 35, voor retributie der Verhandelingen en kontri- butiën, en 17. Koevert, inhoudende f' 12 voor verschuldigde kontributie van het lid den heer Dr. P. L. Onnen te Soerabaja. Een en ander wordt in handen gesteld van den thesaurier. 18. De heer Bleeker biedt aan ter openbaarmaking in de Werken der Vereeniging de volgende berigten: 1. Opsomming der soorten van reptiliën tot dus verre van het eiland Java bekend geworden. 2. Over eenige reptiliën van het eiland Banka. 3. Over eenige vischsoorten gevangen bij Prigi, aan Java's zuidkust. Wordt besloten tot plaatsing in het Tijdschrift. 19. De heer Bleeker brengt ter tafel een bosje akar toeba, den wortel van Dalbergia heterophylla Wld. die de eigenschap bezit van, in het water geworpen, den daarin zich ophoudenden visch te bedwelmen, zoo- dat deze komt bovendrijven en dan zeer gemakkelijk te vangen is. De heer Altheer wordt uitgenoodigd van genoemden wortel ter gelegener tijd wel een scheikundig onder- zoek te willen in het werk stellen, waartoe hij zich bereid. verklaart. 20. Brief van het lid, den heer P. G. Wijers, gedagtee- kend Pontjol 20 Augustus 1857 aanbiedende een onderzoek van den wortel van Moringa pterygo- sperma Grtn. en eenige daarbij behoorende prepa- raten. Wordt besloten deze laatste in handen te stellen van 10 den direkteur van het Museum en het stuk te plaat- sen in het Tijdschrift der Vereeniging. Nog zijn ingekomen de navolgende brieven met te- rug aanbieding der inteekeningslijsten voor de oprigting van een Museum der Vereeniging. 21. Van den resident van Ternate, gedagteekend 14 July 1857 no. 498. 22. Van den resident van Banda, gedagteekend 22 July 1857 no. 563. 23. Van den adsistent resident van Biliton, gedag- teekend 24 July 1857 no. 81. 24. Van den resident van Manado, van den 7u July 1857 no. 674. : 25. Van den dirigerenden officier van gezondheid 2e klasse in de 83° militaire afdeeling op Java, gedagteekend A Augustus 1857 Ltt. C. 26. Van den sekretaris van den Raad van Neder- landsch Indië, gedagteekend 18 Augustus 1857 Ltt. C. 27. Wordt nog ter tafel gebragt het programma van de Hollandsche Maatschappij der wetenschappen te Haarlem voor het jaar 1857. aangeboden door genoem- de Maatschappy. Is verstaan dit programma bij de HT. direkteuren ter inzage te doen rondgaan 28. Ter vervulling der bestaande vakature in het bestuur door het aftreden van den heer D. J. Uhlenbeck wordt gekozen, het gewoon Lid der Vereeniging de heer W. F. Versteeg, kapitein der genie. terwijl benoemd wordt tot gewoon Lid de heer G. C. E. Moesman, militair apotheker 3° kl. te Batavia. 29. Ingekomen boekwerken: 11 ‚ Mémoires de la Société impériale des seïienees naturelles de Cherbourg 3e Vol. 1855 Paris et Cherbourg. 80 (van de So- ciété). ‚ Het Regt in Nederlandsch Indië. a. Register op den Jen Jaargang 1856. b. Register op den 8n Jaargangen No, 1 1857 Batavia 80 (van de redaktie). . Eerste bijdrage tot de kennis der dipterologische fauna van Nederlandsch Indië door C. L. Doleschall (met gekleurde platen). Broch. 80 (van den schrijver). De Sekretaris, Pd J. J. ALTHEER. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN OP DONDERDAG, DEN 1Oen SerpreuBER 1857 TEN HUIZE VAN DEN HEER GROLI. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrrreKER, President. A. J. D. SreeNsrra Toussaint, Vicepresident. Je GROEE G. A. De Laner. : G. PF. De Bruun Kors, Bibliothekaris. M. Tr. Rereur, Zhesaurter. W. FE. Versreee. J. J. ArrneErrR, Sekretaris, terwijl ook de leden, de heeren J. A KraJeNBriNkK, H. L. Jansson en P. Van Buriswajk Ris de vergadering bij- wonen. De President verwelkomt den heer Versteeg als be- sturend lid. Worden ter tafel gebragt. ]. Brief van den leu gouvernements sekretaris van den 81 Aug. 1857 no 2197, waarbij der Vereeniging wor- den aangeboden 2 exemplaren van de 4e aflevering van het werk, getiteld: # Plantae Junghuhnianae.” Wordt goedgevonden op de gewone wijze daarvoor dank te zeggen. 2. Brief van het lid den generaal-majoor titulair den 15 heer De Brauw, gedagteekend Batavia 5 September 1857 houdende berigt, dat hij zich zeer vereerd gevoelt met dat voornemen der direktie om zijn’ naam op de leden- lijst der Vereeniging te blijven voeren. 8. Missive van den direkteur de kultures, gedagtee- kend Batavia, 7 September 1857 no. 8588/26 aanbie- dende ter plaatsing in het Tijdschrift der Vereeniging het verslag der uitkomsten van het door den adsistent bij het landbouw-scheikundig laboratorium D. W. Rost van Tonningen bewerkstelligd onderzoek eener op”Java inheemsche plant, genaamd Samadera indica (gatip pa- hit). Wordt besloten ter plaatsing in de Acta. 4. Circulaire van den direkteur van ’slands drukke- rij, gedagteekend Batavia 8 September 1857 houdende verzoek in wetenschap te mogen worden gesteld, bij welk gouvernements besluit vergunning is verleend tot de gratis aankondiging in de Javasche Courant van den jnhoud van de werken der Vereeniging. Is goedgevonden aan den inhoud te voldoen. 5. Brief van den vice-admiraal, kommandant van Z. M. zeemagt in Oost-Indië en inspekteur der marine, gedagteekend Batavia 5 September 1857 2e Bur. No. 2213 met twee bijlagen. De missive luidt. als volgt: „Door de welwillendheid van den direkteur van het marine-etablissement te Soerabaja zijn mij geworden twee wormen, benevens een stuk greenen hout, alwaar een dier dieren levend is uitgehaald, en dit alles af- komstig van het drooge dok van Soerabaja, thans in timmering te Dassoon.” „Bij het uitsloopen van eenige greenen planken in het ruim boven den zetgang zijn dezelve doorweven gevon- 14 den van groote zeewormen, ter dikte van 3 ned. dui- men en van 5 tot 7 ned. palmen lengte.” „Als eene bijdrage voor de Natuurkundige Vereeni- ging in Nederlandsch. Indië heb ik de eer dezelve bij deze aan te bieden” De president vertoont het doorvreten stuk hout, zoo- mede de daaruit verwijderde paalwormen op arak, en ontwikkelt in korte trekken eenige feiten die op de paalwormen betrekking hebben, deze dieren zoo be- rucht wegens de schade, die zij aan het paalwerk der dijken van het door de zee bedreigde moederland hebben aangerigt. De naam Teredo navalis omvat verschillende soorten. Dat de toegezondene Teredo eene geheel andere soort is als die welke in Holland voortkomt, blijkt duidelijk zoo uit den omvang, als uit meer positieve kenmerken, namelijk uit de gedaante der palmulae. De president uit den wensch, dat de kennis van de soorten en de huishouding der paalwormen in deze ge- westen een meer gezet punt van nasporing worden, en stelt voor den vice-admiraal voornoemd uit te noodi- gen, indien zich daartoe de gelegenheid mogt aan- bieden, van bedoelde diersoort eenige exemplaren, zoo mogelijk in gaven toestand, te willen toezenden. Nadat zulks is goedgevonden, alsmede om in de eerste plaats den admiraal Bouricius dank te zeggen voor het gegeven blijk van belangstelling, treedt de heer Krajen- brink nog in eenige bijzonderheden, aangaande den paalworm, die hoofdzakelijk hierop nederkomen. Bijna geene houtsoort zou bestand wezen tegen de vernieling der paalwormen en de middelen ter af- wering van dit weekdier zijn te moeijelijker, daar 15 het tot dus verre nog niet is toegelicht, in welken toe- stand het dier in het hout binnendringt; dat het dier op dat tijdstip nagenoeg mikroskopisch klein moet we- zen komt spreker aannemelijk voor, omdat hij het ge- vonden heeft in hout, dat van buiten geheel gaaf scheen, maar bij opmerkzame beschouwing eene ope- ning bleek te bezitten ter grootte van de punt eener speld, zoodat die eerst met de lens kon ontdekt wor- den. Bij het openzagen vond men in het hout een kanaal, dat zijnen aanvang nam bij de opening en zich meer en meer verwijdde, tot op de plaats waar het dier zich ophield. Aan het stuk doorboord hout, door den admiraal Bouricius ingezonden ontwaart men ook dat de aan het eene uiteinde zich bevindende ope- ning een’ drie of viermaal kleineren doormeter heeft, dan het meest verwijde gedeelte van het kanaal. Het eenige middel dat den heer Krajenbrink heeft bevonden geschikt en voldoende uitvoerbaar te zijn tot afwezing van den paalworm, is het houtwerk uitwen- dig te bedeelen met teer of met een mengsel van teer en zand. Ten slotte zegt de heer Krajenbrink der Vereeniging toe eenige exemplaren van paalwormen, en van op verschillende wijzen doorvreten hout. 6. Brief van den len gouvernements-sekretaris ge- dagteekend Batavia 1 September 1857 no. 2203, mede- deelende dat de boekwerken, bestemd ter verzending aan het ministerie van koloniën, behooren te worden afge- geven aan den direkteur der produkten en civiele ma- gazijnen. Aangenomen voor kennisgave. 1. Brief van den heer E. F. Meijer, gedagteekend 16 Riouw 28 Augustus 1857 begeleidende eene bezending naturaliën. De heer Bleeker brengt deze voorwerpen ter tafel: Daaronder bevindt zich eene vischsoort, Julis (Jalis) lunaris CV., welke men nog niet van Bintang kende, alsmede eenige reptiliën, arachniden en insekten van hetzelfde eiland. De heer Bleeker berigt daarbij dat hij tot nog toe van Bintang ontvangen heeft de vol- gende reptiliën. Jed Crocodilus biporcatus Cuv. Lo Hemidactylus marginatus Cuv. DR BOVENDE EN) » _ variegatus Cuv. Calotes (Bronchocela) eristatellus DB. d Ophthalmidion fuscum DB. Dendrophis picta Boie. Cerberus boaecformis DB. Elaps bivirgatus Schl. s OO TI DD Ot 10 Naja tripudians Wagl, 11 Rana tigrina Daud. 12 Bufo gymnauchen Blkr. Wordt besloten den heer Meijer den dank der Ver- eeniging voor de toezending te betuigen en hem uit te noodigen wel te willen voortgaan op dezelfde loffelij- ke wijze de belangen der Vereeniging en die der we- tenschap te behartigen. 8. Brief van het lid, den heer Ludeking, gedagtee- kend Fortde Kock 27 July 1857 kennisgave bevatten- de van de verzending herwaarts van eenige naturaliën. Aangenomen voor berigt, wordende de naturaliën met belangstelling te gemoet gezien. 9. Berigt van den heer De Bruijn Kops (ter voldoe- ning aan den inhoud van het slot van No. 4 der no- hade ln Sed ek acre A Bd en, Ve ide "a g 2 rf 17 tulen van 6 Augustus 1857) dat de daarbij bedoelde boekwerken sedert in orde zijn ontvangen. Is goedgevonden hiervan aan het gouvernement me- dedeeling te doen. ì 10. Brief van den direkteur der landsdrukkerij ge- dagteekend Batavia 5 September 1857 No. 199, hou- dende kennisgave dat het niet noodig is eene opgave van de leden der Vereeniging aan de drukkerij toe te zenden (met het oog op hetgeen besloten is in de bestuurs- vergadering van 27 Augustus 1857, zie notulen dier vergadering). De volgende brieven zijn ingekomen met terugzen- ding der inteekeningslijsten tot de oprigting van een Museum der Vereeniging. 11. Van den dirigerenden officier van gezondheid le klasse in de le militaire afdeeling op Java, gedagtee- kend Batavia 8 September 1857 no. 686. 12. Van den adsistent-resident van Bawean, gedag- teekend 5 Augustus 1857 no. 5/14. 13. Van den adsistent resident van Indramajoe, ge- dagteekend 18 Augustus 1857 no. 939. 14. Van den resident van Tappanoli gedagteekend Sibogha 24 July 1857 no. 1832. 15. De president brengt nog ter tafel. a. Scheikundig onderzoek van eene heete zoetwa- terbron in het distrikt 'Pjongeang , afdeeling Soemedang. b. Scheikundig onderzoek van het water van twee bronnen van Bondjol, benevens van eenige in hare na- bijheid voorkomende mineralen; beide artikelen aange- boden door den heer E. A. Veltman. Wordt besloten tot plaatsing in het Tijdschrift der Vereeniging. 2 18 16. Worden benoemd: Tot honorair lid. Zijne excellentie de heer J. F. D. Bouricius, Vice- admiraal, kommandant van 4. M. zeemagt in Oost-Indië, anspekteur der marine, enz. Tot gewone leden; de HH: W.F. C. Van Helsdingen, Ambtenaar toegevoegd ‘aan den gouverneur der Moluksche eilanden. W. Kock, Kapitein der infanterie, te Batavia. F. F. Meijer, Officier van gezondheid der 2e klasse, te Riouw. S. L. P. D. Niepce, Adsistent-resident te Indra- majoe. A. G. Veltman, Militair Apotheker der 3e klasse te Batavia. 17. Ingekomen boekwerken: Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van we- tenschappen, Afd. Natuurkunde Ge, deel 2e stuk 80 Amsterdam 1857, (van de Akademie). Rapport van de kommissie voor de internationale ruiling van voorwerpen van wetenschap en kunst over het jaar 1856 (broch. in 80.) Plantae Junehuhnianae. Enumeratio plantarum quas in insu- lis Java et Sumatra detexit Fr. Junghuhn Fasc. IV. Lugduni Batavorum 1855 80 (van het gouvernement). Uittreksels uit vreemde tijdschriften voor de leden van het Koninklijk Instituut van ingenieurs 4o, 1856—1857 no, 1 Decem- ber. (van het Instituut). BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 24° SEPTEMBER 1857 TEN HUIZE VAN DEN HEER Dr Bruin Kors. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreKer, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. J. GROLL. G. A. De LANGE. G. PF. De Bruin Kors, Bibliothekarts. M. Tr. Reicur, Thesaurier. W. F. Versrere. J. J. Arrnrer, Sekretaris. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van de Kaiserliche Leopoldinisch-Carolinische Academie der Naturforscher, van Breslau den 18n July 1856 met toezending van een deel der door haar uit- gegevene Nova Acta. Wordt besloten op de gewone wijze de ontvangst te berigten en dank te zeggen. 2. Brief van den waarnemenden sekretaris der kom- missie tot verbetering der Indische zeekaarten van Ba- tavia den 15n September 1857 No. 178 waarbij wordt aangeboden afschrift van een schrijven van den 1» lui- tenant (thans kapitein) den heer J. Ullmann aan den kapitein chef van het 3e bureau der genie-direktie, _20 over de lokale aantrekking op het eiland Banka, zijnde het eenige, hetwelk daaromtrent bij het hydrographisch bureau bekend is. Wordt goedgevonden het afschrift met de ter zake ingekomen en afgezonden stukken in handen te stellen van den heer De Lange, om te dienen van berigt. 8. Brief van de Kaiserliche Akademie der Wissen- schaften van Weenen den 29" July 1857, melding bevattende van de ontvangst van boekwerken haar door de Vereeniging toegezonden. 4. Brief van den direkteur der/kultures, gedagteekend Batavia 12 September 1857 no. 8625/2 waarbij der Ver- eeniging ter plaatsing in haar Tijdschrift wordt aangebo- den, het Verslag van het chemisch en physisch onder- zoek van een vijftigtal suikerriet gronden der residentie Pasoeroean, door den adsistent bij het scheikundig la- boratortum te Buitenzorg den heer D. W. Rost van Ton- ningen. Wordt besloten deze verhandeling op te nemen in het Pijdschrift der Vereeniging. 5. Brief van het lid den heer Dr. A. Bernstein, gedagteekend Gadok 10 September 1857 aanbiedende eene verhandeling getiteld: Over de zoogenoemde eet- bare vogelnesten en den nestbouw van eenige andere Javasche vogels’ Wordt besloten deze verhandeling te plaatsen in de Akten der Vereeniging, 6. Brief van het lid, den heer Teijsmann, gedagtee- kend Buitenzorg 18 September 1857, van den navolgen- den inhoud: „De mij toegezonden wortels van akar toeba zijn moeijelijk te herkennen, zoo daarbij geene bladen en 21 ‚ bloemen van de plant, waarvan ze verkregen zijn, wor- den gevoegd, te meer dewijl mij vijf soorten van akar toeba bekend zijn, die alle tot het geslacht Dalber- gia of na daaraan verwante soorten behooren. Het is echter wel mogelijk dat de mij toegezondene van Dalbergia heterophylla Wild. (Gongamia uliginosa DG., Derris uliginosa Bth.) afkomstig zijn, en zij zouden dan de toeba awehweh der inlanders zijn. Toeba lettang, Dalbergia sp. wordt voor de krachtigste van allen ten opzigte van het bedwelmend vermogen op visschen gehouden” „Bij het gebruik der toeba worden de wortels met water gekookt en tusschen een paar steenen geheel ver- morseld. Met water aangemengd wordt dit bruine sap in de rivier geworpen, waarna alle visschen, die er me- de in aanraking komen, bedwelmd worden en boven komen drijven. Hebben zij er niet te veel van geno- ten of is de toeba zwak, dan kunnen ze in frisch wa- ter weder herstellen. „ier verdrijving van ongedierte wordt het mede met goed gevolg aangewend” 1. Brief van het lid, den heer A. Hendriks, gedag- teekend Biliton 16 September 1857 kennisgave bevat- tende van de verzending van visschen van Biliton. Aangenomen voor berigt, wordende de visschen met belangstelling te gemoet gezien. 8. Brief van het lid, den heer J. J. A. B. Sonnemann Rebentisch, gedagteekend Sinkawang 11 September 1857. 9. Brief van den heer H. Fievez, gedagteekend T'ji- latjap 7 September 1857. Beide van gelijke strekking als die van den heer Hendriks. 22 Wordt hetzelfde besloten. 10. Brief van het lid den heer P. Van Dijk, ge- dagteekend Buitenzorg 22 September 1857 met verzoek om zoo spoedig doenlijk eenige exemplaren der kaarten behoorende tot de verhandelingen der mijningenieurs ter kleuring te mogen ontvangen. Hieraan zal ten spoedigste worden voldaan. 11. Brief van het lid den heer Broekmeijer, gedag- teekend Soerabaja 4 September 1857, toezendende f 12 rec. ter voldoening van verschuldigde kontributie. In handen gesteld van den thesaurier. 12. Brief van den heer P. C. B. Moesman, gedag- teekend Batavia 10 September 1857 houdende dankbe- tuiging voor de benoeming tot het gewone lidmaatschap der Vereeniging. Aangenomen voor berigt. 18. Brief van den heer A. G. Veltman, gedagteekend Batavia 22 September 1357 van gelijke strekking. Aangenomen voor berigt. 14. Het in rondlezing geweest zijnde stuk van het lid, den heer L.C. J. Edeling: Over den invloed van de maan op het weder ter westkust van Sumatra. Wordt besloten tot plaatsing in het ‘Tijdschrift. 15. Rekening courant van de boekhandelaars Lange & Co., gedagteekend Batavia 24 September 1857 omtrent de bundels Verhandelingen der Vereeniging. Is verstaan deze rekening in handen te stellen van den thesaurier. 16. De heer Bleeker stelt voor om tegen het ver- schijnen van het 15° Deel van het Tijdschrift der Ver- eeniging, waarmede eene nieuwe serie aanvangt, op nieuw inteekeninglijsten te doen cirkuleren, zullende 4 honda a 23 te beginnen met dat deel de uitgave van het Tijdschrift op den gewonen voet geheel voor rekening der Vereeni- ging plaats hebben. Wordt dienovereenkomstig besloten. 17. De heer Bleeker deelt mede van de vier laatst uitgekomen deelen eene inhoudsopgave te hebben za- mengesteld, even als dit vroeger van de 10 eerste dee- len is geschied. De inhoudsopgave van de 14 eerste deelen van het Tijdschrift zal achter in het 14e deel worden geplaatst. 18. Door het overlijden van Prins Ch. L. Bonaparte eene vakature ontstaan zijnde onder de korresponderen- de leden, noodigt de president besturende leden uit in de volgende vergadering een’ kandidaat te willen voor- stellen, ten einde hunne titels kunnen worden beoor- deeld. 19. Tot gewoon lid der Vereeniging wordt benoemd: de heer H. Fievez, partikulier te Tjilatjap. 20. Ingekomen boekwerken: Verhandlungen der Kaiserlichen Leopoldinisch-Carotinischen Akademie der Naturforscher XXV Band 2e Abth. Breslau & Bonn. 1856. 4e (van de Akademie). BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 8" OKTOBER 1857, TEN HUIZE VAN DEN HEER +Der LANGE. a Tegenwoordig zijn de HIT. P. BLEEKER, Presdent. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. J. GROLL. G. A. De LANGE. G. F. Dr Bruun Kors, Bibliothekaris. M. Tu. Rercur, Thesaurier. W. F. VERSTEEG. J. J. AurneeR, Sekretaris. Worden ter tafel gebragt: 1. Drie brieven van de Société impériale des natu- ralistes de Moscou, gedagt. + Août 1855, 42 Juin en j% Octobre 1856, begeleidende de hieronder ver- melde ten geschenke ontvangen boekwerken. Is verstaan op de gewone wijze voor dit geschenk den dank der Vereeniging te betuigen. g. Brief van het lid den heer Jkhr Mr. H. C. Van der Wijck, gedagteekend 'Tjiandjoer 24 Sept. 1857, meldende, dat onlangs te Wijnkoopsbaai bij het uit- droogen eener rawah een geheel onbekende diersoort, zoo het schijnt behoorende tot de reptiliën, is gevonden. Hoewel het niet meer te vinden was, en de inlander er geene goede beschrijving van kon geven, hoopte 25 schrijver het toch een volgend jaar magtig te zullen worden. De heer Bleeker vermoedt dat deze opgave betrekking heeft tot Epicrium glutinosum Wagl. eene soort, welke door Kuhl en Van Hasselt in Bantam werd waargenomen, doch sedert niet schijnt terugge- vonden te zijn. 3. Brief van den heer W. Kock, gedagteekend Ba- tavia 5 Oktober 1857, inhoudende dankbetuiging voor de benoeming tot het lidmaatschap der Veken 4, Brief van het adviserend lid den heer C. L. Do- leschall, gedagteekend Amboina 5 September 1857, ken- nisgave bevattende van de goede ontvangst der boek- werken en afbeeldingen van Arachniden toegezonden ingevolge de genomen besluiten in de bestuursvergade- ringen van 28 Mei en van 9 July 1857 met toezegging over een en ander nader te zullen berigten. 5. Brief van het lid korrespondent den heer J. E. Teijsmann, gedagteekend Buitenzorg 7 Oktober 1857 toezendende een’ door hem opgemaakten Index van de planten, waarvan de beschrijvingen voorkomen in de 14 eerste deelen van het Tijdschrift der Vereeni- ging. Wordt goedgevonden den heer Teijsmann voor dien arbeid dank te zeggen. 6. Brief van het lid den heer H. Von Rosenberg, gedagteekend Buitenzorg 28 September 1857 begelei- dende eene beschrijving van nest en ei van Hirundo (Dendrochelidon) klecho Horsf. met afbeelding 1. Brief van denzelfden heer, gedagteekend Buiten- zorg den 2n Oktober 1857, aanbiedende eene Bijdrage tot de Ornithologie van den Indischen Archipel. 8 Brief vanhet lid den heer Ullmann, gedagteekend 26 Samarang 16 September 1857 aanbiedende eene ver- handeling over den magneetijzererts van Banka, 9. De heer Bleeker deelt mede dat ontvangen zijn de voorwerpen, gezonden door het lid den heer Lude- king te Fort de Kock, waarvan de toezending is be- rigt bij brief van den 17" July 1857 (zie notulen der bestuursvergadering, gehouden den 10" September 1857). Onder die voorwerpen bevinden zich eenige soorten van reptiliën van de Padangsche bovenlanden alsmede eenige visschen uit de zee bij Tikoe. De vischsoor- ten zijn hem gebleken te zijn. Jed Mesoprion annularis CV. ‚ Therapon servus CV. Polynemus tetradactylus CV, „ Apistus depressifrons Richds. »_trachinoides CV, „ Platax vespertilio Cuv. „ Chorinemus tol CV, Carangoides blepharis Blkr. ‚ Equula ensifera CV. ‚ Gazza equulaeformis Rüpp. 1 DD Ot HE 09 NO o Ne == ‚ Callionymus opercularoides Blkr, ek La) ‚ Plotosus anguillaris Cuv. ‚ Belone caudimacula Cuv. ‚ Engraulis Russellii Blkr, ‚ Hippoglossus erumei Cuv. ‚ Gastrophysus lunaris-J. Müll. en) OD OU He O9 De reptiliën aangeboden door den heer Luudeking en verzameld in de afdeeling Agam, Padangsche bovenlan- den, zijn: 1 Platydactylus homaloeephalus Cuv. 2 Hemidaetylus frenatus Schl. 3 » platurus Blkr. 27 4 Hemidactylus Ludekingii Blkr. 5 Brachyorrhos albus Kuhl. 6 Tropidonotus trianguligerus Schl. 7 Amphiesma chrysargum DB, 8 Tragops prasinus Wagl. 9 Eiaps bivirgatus Schl, 10 » _trilineatus DB. 11 Mierhyla achatina Tschud. 12 Rana tigrina Daud, 13 Polypedates erythraeus Blkr= Limnodytes erythraeus DB. 14 » chalconotus Blkr= Limnodytes chalconotus DB. 15 Hylaedactylus baleatus ‘E'schud. 16 Bufo asper Schl. Negen dezer 16 soorten waren hem vroeger nooit van Sumatra geworden. Een der soorten, welke hij ter eere van den toezender heeft genoemd Hemidactylus Ludekingü, wordt als nieuw voor de wetenschap be- schouwd. Hemidactylus Ludekingië Blkr is het naaste verwant aan Hemidactylus marginatus Cuv. maar de oogschouder- band ontbreekt, even als de vrij afhangende zijdelijke huidplooi, welke slechts als spoor aanwezig is, terwijl de zwemvliezen veel minder zigtbaar zijn en de staart wel plat en aan de zijden ligt gezaagd, maar aanmer- kelijk minder breed is. In het geheel kwamen den heer Bleeker tot dus verre 67 soorten van reptiliën van Sumatra onder de oogen, doch behalve die, zijn van. daar nog vele an- dere soorten bekend gemaakt. Eene volledige lijst van alle thans bekende Sumatrasche soorten wordt bestemd voor de berigten in het Tijdschrift der Vereeniging. Daarin zijn opgesomd 114 soorten, t. w. 12 Schildpad- den, 27 Hagedissen, 61 Slangen en 14 Kikvorschen. 28 Van de 61 slangen behooren 81 tot de soorten zon- der gifttanden, de overige. tot de giftige en daarvan tot de onechte giftslangen of die soorten welke slechts gesleufde gifthaken achter in de bovenkaak hebben 18, terwijl onder de overige echte giftslangen 5 soorten behooren tot de zeeslangen, zoodat de bekende echte giftslangen, welke het eiland zelf bewonen, slechts 12 in getal zijn, waaronder 4 adders of driehoekkopsslan- gen. Behalve genoemde reptiliën en vischsoorten bestaat de bezending uit eenige stukken ijzerpyriet, eenige stukken tertiaire klei en een monster kapok mejrah. Deze stof komt in uiterlijk aanzien geheel overeen met de peng- hawar djambi (het harig bekleedsel van den wortel van Cibotitum glaucescens Kaulf). Wordt goedgevonden den heer Ludeking voor het gezondene dank te zeggen, met verzoek eenige na- dere inlichting te willen geven omtrent den zoogenoem- de rooden kapofs, zijne afkomst, mate van voorkomen, enz. 10. De heer Bleeker doet verslag van de verzame- ling visschen vat Ämbòina, der Vereeniging aangeboden door het lid den heer Schröder. Hij bevond die kollektie te bestaan uit de volgende soorten. 1 Holocentrum argenteum CV. 2 » diadema Lac. £ 8 » _leonoides Blkr. 4 » sammara CV. 5 Myripristis parvidens CV. 6 Serranus amboinensis Blkr. 7 » guttatus CV. 8 Mesoprion amboinensis Blkr. 9 » bottonensis Bkr. 29 10 Mesoprion macolor Blkr. 11 » octolineatus Blkr. Z, » dodeeacanthoides BlIkr. 13 Grammistes orientalis Bl. Schn. 14 Apogon roseipinnis CV. 15 Diagramma lineatum CV. 16 » punctatum Ehr. 17 Seolopsides bilineatus CV, 18 Uranoscopus bicinctus T'Schl, 19 Upeneus barberinus CV, 20 » Brandesii Blkr. 21 » __pleurospilos Blkr. 22 » _trifasciatus CV. 23 Pterois antennata CV. 24 _» _brachypterus CV. 25 _» volitans CV. 26 _» zebra CV. 27 Scorpaenodes gibbosus Blkr. 28 Synanceia horrida Bl. Schn. 29 Platycephalus Quoyi Blkr. 80 Caesio coerulaureus Lac. de) 81 » _erythrogaster K. v. H. 82 Chaetodon auriga Forsk. 83 » baronessa CV. 81 » _strigangulus Sol. 35 » _vagabundus Bl. 86 » virescens CV, 87 » vittatus CV. 98 » xanthurus Blkr. 89 Heniochus maecrolepidotus CV. 40 Zanclus eornutus CV, 41 Holacanthus bicolor Lac. 42 9 dux Lac. 45 » leucopleura Blkr. 44 Platax vespertilio Cuv. 45 Caranx Forsteri CV. 46 Amphacanthus vulpinus Schl. 47 Gobius criniger CV. 30 48 Antennarius pinniceps Comm. 49 Amphisile scutata Cuv. 50 Amphiprion chrysargurus Richds. 51 Dascyllus aruanus CV, 52 Heliases macrochir Blkr. 58 Glyphisodon bengalensis CV, 54 » _eoelestinus CV. 55 » rahti CV. 56 » trifasciatus Blkr, 57 Cossyphus mesothorax CV. 58 Julis (Halichoeres) elegans K. v H. 59 » ( » ) Schröderii Blkr. „ 60 Cheilinus ceramensis Blkr. 61 Saurida nebulosa CV. 62 Diodon novemmaculatus Cuv. 63 Arothron lineatus Blkr. 64 Balistes lineatus Bl. 65 » praslinus Lac. 66 Alutarius nasicornis T. Schl. 67 Ostracion cornutus L. 68 Hippocampus kuda Blkr. Deze soorten waren alle reeds van Amboina bekend, met uitzondering slechts van Holocentrum argenteum CV. en Julis (Halichoeres) Schröderii Blkr, welke laat- ste soort de heer Bleeker als nieuw beschouwt voor de wetenschap en naar den toezender heeft genoemd. De beschrijvingen van beide genoemde soorten zullen nog bij wijze van aanhangsel gevoegd worden achter de reeds voor het 3e deel der Acta van de Vereeniging afgedrukte Negende Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Amboina. De heer Bleeker deelt voorts nog mede, dat zich tusschen de genoemde visschen ook twee soorten van Hemidactylus bevonden, t. w. Hemidactylus variegatus Cuv. en Memidactylus platurus Blkr. Imdien deze end ö1 soorten, wat vermoedelijk is, insgelijks van Amboina afkomstig zijn zou de laatstgenoemde nieuw zijn voor de herpetologische kennis van dat eiland, van hetwelk volgens den heer Bleeker thans in het geheel 47 soor- ten van reptilien zijn bekend geworden. Hemidactylus platurus leeft volgens den heer Bleeker ook op Java, Sumatra, Nias en Banka, en is verwant aan Hemidactylus mutilatus Wiegm. doch gemakkelijk herkenbaar aan de afwezigheid van het schildje achter de middelste kinschilden, welke zich tot aan de kleine halsschubben uitstrekken en door eene halvemaanvormi- ge lijn van de kinschubjes zijn afgescheiden. Voorts heeft de staart er wel dezelfde gedaante als bij Hemi- dactylus mutilatus doch is ongetand. ‘Te Batavia is He- midactylus platurus in de huizen vrij algemeen, even als Hemidactylus marginatus Cuv. en Hemidactylus fre- natus Schl. De kleur van de bovenhelft van ligchaam en staart is grijsachtig-oranje met kleine ronde ver- spreide geelachtige vlekjes en bruine spikkels. De pupil is vertikaal, de iris goudkleurig zwart geaderd. De soort is even als de aan haar verwante zeer levendig in hare bewegingen en geeft een zacht tjilpend geluid van zich. 11. Brief van den chef der geneeskundige dienst, ge- dagteekend Batavia t Oktober 1857 n° 1997, aanbie- dende een exemplaar der 4° aflevering van het werk, getiteld: Plantae Junghuhnianae. Wordt besloten op de gewone wijze dank te zeggen. 12. Brief van den resident van Manado, gedagteekend 24 July 1857 met toezending van een stortingsbewijs op ’s lands kas, groot f 11 rec. wegens inteekeningsgelden op de Akten der Vereeniging. Gesteld in handen van den thesaurier. 13. Brief van den gouverneur der Moluksche eilanden, 92 gedagteekend Amboina l September 1857 ne. 307, en 14. Brief van den resident van Cheribon gedagtee- kend 3 Oktober 1857 ne 8188, beide met terugaanbie- ding der inteekeningslijsten ter oprigting van een Mu- seum der Vereeniging. Aangenomen voor berigt. 15. De president doet mededeeling dat de kaarten, behoorende tot de verhandelingen der mijningenieurs (zie notulen der vorige bestuursvergadering), bereids ter kleuring naar Buitenzorg zijn verzonden; alsmede dat aan de tien laatst benoemde leden inteekeningslijsten op de Akten zullen worden toegezonden. 16. Uit de lijst der kandidaten, opgemaakt ter voor- ziening der vakature in het korresponderend lidmaat- schap der Vereeniging wordt gekozen de heer lie de Beaumont, te Parijs. 17. Ingekomen boekwerken. 1. Bulletin dela Société impériale des Naturalistes de Moscou, publié sous la redaction du docteur Renard 80 Moscou. Année. 1854 no 2, 3 en 4. Année. 1855 no 1 -no 4. Année. 1856 no 1 en 2. 2. Nouveaux mémoires de la dite Société. Tome X. 4. 8. Jubilé semi-séculaire de la Société imperiale des naturalis- tes de Moscou, le 25 Decembre 1855 8v Moscou 1856. (Bovenstaande werken van de Société impériale des natura- listes de Moscou). 4. Plantae Junghuhnianae. Enumeratio plantarum quas in insulis Java et Sumatra detexit Fr. Junghuhn. Fasc. IV. 89 Lugd. Batav. 1855. 5. Onderzoek van den wortel van de Moringa pterygosperma Grtn. door P, G. Wijers. 6. Over de fossiele zoogdierbeenderen te Patihajam in de resi- dentie Djapara door F. Junghuhn. Broch. 89 (van den schrijver). 7. Uitvinding van den heer Bessemer voor het vervaardigen van smeedijzer en staal door D. L. Wolfson. Broch. 8° (van den schrijver). 39 8. Over eenige reptiliën van Celebes door P. Bleeker. Broch. 8° {van den schrijver). 9, Over eenige reptiliën van heteiland Banka door P. Bleeker. Broch. 89 (van den schrijver). 10. Over eenige vischsoorten, gevangen bij Prigi aan Java's Zuidkust door P. Bleeker. Broch. 80 (van den schrijver). 11. Opsomming der soorten van reptiliën, tot dusverre van het eiland Java bekend geworden door P. Bleeker. Broch. 8° (van den schrijver). 12. Verrigtingen der geographische ingenieurs in Nederlandsch Indië door G. A. De Lange. Broch. 8° (van den schrijver). 13. Het Reet in Nederlandsch Indië. 8e Jaargang no. 2 en 3. 8o (van de redaktie). BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 22u OktoBer 1857 TEN HUIZE VAN DEN HEER REICHE. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrrrkKer, President. A. J. D. SrreNsrraA Toussaint, Vicepresident. JGROLD: G. PF. De Bruijn Kors, Bibliothekaris. M. Tr. Rricue, Zhesavrier. W. F. VeERrsSTEEG. J. J. ArrnreER, Sekretaris. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van den heer EB. F. Meijer, gedagteekend Riouw 6 Oktober 1857 inhoudende dankbetuiging voor de benoeming tot het gewone lidmaatschap der Veree- niging. 9. Brief van den eersten sekretaris van het Bataafsch Genootschap van proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam van den 1öden January 1852 inhoudende dankbetuiging voor de toezending van het le deel van het Tijdschrift der Vereeniging met verzoek in kennis te mogen worden gesteld of de Vereeniging verlangt te ontvangen de werken van het genootschap. Wordt verstaan te schrijven aan voornoemd genoot- schap dat de direktie er veel prijs op stelt de werken 35 van het genootschap ontvangen, terwijl zij wederkeerig de uitgekomen werken der Vereeniging zal toezenden. De navolgende twee brieven zijn vroeger volgens me- dedeeling van den afzender verzuimd toe te zen- den. 3. Brief van den sekretaris van de Academia Real de Ciencias de Madrid d. 1° de enero de 1851 onder aanbieding van boekwerken en van het Programma pa- ra la adjudicacton de premios en 1851. 4. Brief van de Royal Society of London gedagtees kend 20 February 1852, inhoudende dankbetuiging voor de ontvangst van het le deel van het Tijdschrift der Vereeniging. Beide deze brieven zijn gelijktijdig ontvangen met de bovengenoemde van het Bataafsch Genootschap van proefondervindelijke wijsbegeerte. 5. Brief van den heer J. F. Heckler, gedagteekend Indramajoe 11 Oktober 1857 inhoudende voorstel om voor rekening van den schrijver eene prijsvraag uit te schrijven , groot. / 100 of eene gouden medaille van gelij- ke waarde, voor hem, die het navolgende voldoende zal aantoonen. 1. Waaruit ontstaat een zeker insekt, klander ge- naamd, in de rijst? 2. Welke middelen zou men moeten aanwenden om dat insekt te weren? Is besloten aan den heer Heckler te schrijven dat de direktie de betoonde belangstelling op hoogen prijs stelt, en zij volgaarne genoemde punten onder de prijs- vragen wil opnemen, maar dat het haar voorkomt dat de uitgeschreven prijs te gering is in verband met de hooge waarde van het op te lossen vraagstuk, en dat 36 die met f 400 zou kunnen vermeerderd worden, waar- om de direktie in overweging geeftof de heer Heckler de uit te schrijven prijsvraag groot f 500, als de zijne wil blijven beschouwen, dan wel dat de Vereeniging voor hare rekening den door hem voorgestelden prijs tot gemelde som verhooge. 6. Brief van den ingenieur le klasse, belast met de leiding der dienst van het mijnwezen gedagteekend Buitenzorg 19 Cktober 1857 n° 250 aanbiedende een gedeelte der gekleurde kaarten behoorende bij de geolo- gische Bijdrage over de Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo door Corns. De Groot. Besloten tot verzending aan de firma Lange & Co. ter voeging bij het Tijdschrift. 7. Brief van het lid den heer J. E. Van Leeuwen gedagteekend Land Tjepper (residentie Soerakarta) 14 Oktober 1857 kennis gevende van de verzending van eenige naturaliën. Aangenomen voor berigt, wordende het verzonde- ne met belangstelling te gemoet gezien. 8. Extrakt uit het register der besluiten van den gouverneur-gencraal van Nederlandsch Indië van Bui- tenzorg 21 Oktober 1857 ne 6, waarbij der Vereeniging wordt toegekend eene som van f 4000 als tegemoetko- ming en tot ondersteuning harer werkzaamheden, en ter harer kennis wordt gebragt dat de magtiging des Konings zal worden gevraagd om de begrooting van Nederlandsch Indië van 1858 tot en met 1861 te ver- meerderen met eenen vasten post van uitgaaf, ten be- drage van f 4000, toe te kennen aan de Vereeniging. Wordt goedgevonden den president en vicepresident der Vereeniging te kommitteren om bij den gouver- En od nt a or 37 neur generaal voor dit gunstig besluit den dank der direktie te betuigen. 9. Eenige zeesterren, Oreaster turritus enz. verzameld bij Timor en der Vereeniging aangeboden door het lid den heer J. C. J. Smits. Wordt goedgevonden de voorwerpen in het museum te deponeren en den inzender daarvoor dank te zeggen. 10. De heer Bleeker brengt ter tafel eenige visch- soorten, gevangen bij Tjilatjap aan Java’s zuidkust en der Vereeniging toegezonden door het lid der Vereeni- ging den heer H. Fievez, Deze soorten zijn: Pteroïs volitans CV. Fistularia immaculata Comm. Balistes viridescens Lac, Ostracion cornutus L. Hippocampus kuda Blkr. Voorts deelt de heer Bleeker inede, dat de visch- soorten, vermeld in de notulen der bestuursvergadering van den 7" Augustus 1857 t. w. Holacanthus annularis Lac., Heniochus macrolepidotus CV., Pterois volitans GV. en Antennarius notophthalmus Blkr, over wier oor- sprong men in het onzekere was, sedert gebleken zijn evenzoo van Tjilatjap afkomstig te wezen, en van daar der Vereeniging insgelijks toegezonden door den heer H. Fievez. 1. De heer Bleeker berigt dat de reptiliën van Sinka- wang (westkust Borneo), der Vereeniging aangeboden door den heer J. H. A. B. Sonnemann Rebentisch, bestaan uit de volgende soorten: 1 Varanus bivittatus DB. 2 Python reticulatus G, 3 Cylindrophis rufa DB. 38 4 Dendrophis rufa Boie. 5 Tropidonotus trianguligerus Scht. 6 Homalopsis buccatus Fitz. 7 TFriglyphodon dendrophilum DB. 8 Bungarus annularis Daud. 9 Polypedates leucomystax 'Fschudt. 12. De heer Bleeker biedt aan ter opneming in de Ak- ten der Vereeniging eene twaalfde Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Borneo, opgemaakt naar aanleiding van de vischsoorten van Singkawang door den heer Sonnemann Rebentisch gelijktijdig met de bovengenoemde reptiliën aangeboden. Onder die visch- soorten, ten getale van 48, zijn er meerdere nieuw voor de kennis der fauna van Borneo en 4 nieuw voor de wetenschap t. w. Coilia Rebentischii, Synaptura macrolepidota, Plagusia borneënsis en Carcharias (Priono- don) borneënsis. Is besloten tot opname dezer bijdrage in het 4e deel van de Akten der Vereeniging. 13. De heer Bleeker brengt nog ter tafel het eerste deel van eene Ichthyologiae Archipelagi Indici Prodromus, omvattende de orde der Siluren, uit welke ruim 90 archipelagische soorten beschreven zijn. In dezen ar- beid is tevens eene nieuwe verdeeling der geheele orde voorgesteld in familiën, groepen en geslachten. Deze verdeeling, in het werk zelf nader ontvouwd, komt in korte trekken hierop neder. De heer Bleeker neemt in de geheele Orde 4 Familiën aan, welke bij noemt Siluroidei, Aspredinoidei, Hetero- branchoidei en Loricarioidei. | De onderverdeelingen zijn als volgt: 39 Familia I, SILUROIDEI. Subfam. 1 SIsORICHTHYOIDEL Gen. Sisor Buch. Subfam. 2 CALLICHTHYOIDEI. Phalanx A, CALLICHTHYINL Gen. Callichthys. Phalanx B. DoRADINL Gen, Doras, Pseudodoras, Hemidoras. Subfam. 3 BAGRICHTHYOIDEL Phalanx A. ARIODONTEs. Cohors a. Bagrini. Gen. Bagrichthys, Bagroïdes, Lueiocassis, Bagrus, Pseu- dobagrus, Chrysichthys, Octonematichthys, Melanodac- tylus, Rita, Galeichthys, Hexanematichthys, Phrac- tocephalus, Platystoma, Selenaspis, Seciades, Cephalo- cassis, Netuma, Guiritinga, Sciadeichthys, Ariodes, Arius, Genidens, Ailurichthys, Osteogeneiosus, Diplo- mystes, Batrachocephalus. Cohors b, Pangasini. Gen. Eutropius, Laïs, Helicophagus, Pangasius, Silundia, Davalla. Phalanx B. PiMELODONTEs. Cohors a. Pimelodint. Gen. Callophysus, Bagarius, Synodontis, Arges, Pi- melodus, Akysis, Glyptosternon, Olyra, Aerochordo- nichthys, Gagata, Pseudopimelodus, Zungaro, Hepta- pterus, Rhamdia, Pinirampus, Auchenaspis, Aucheni- pterus, Frachycorystes, Hemipimelodus, Rama, Erethis- tes, Ketengus, Conorhynchos. — Clarotes ? Cohors b. Zwanemini. Gen. Euanemus, Ageneiosus. Phalanx C, ANoporres, Gen. Hypophthalmus. Subfam. 4. Arrrcrrmyorper. Phalanx A. MALAPTERURINI, Gen. Malapterurus. Phalanx B. ArrIANINL 40 Gen. Ailia. Subfam. SILURICHTHYOIDEI. Phalanx A. CETOPSINI. Gen. Cetopsis. Phalanx B. TRACHELIOPTERINI. Gen. Tracheliopterus. Phalanx C. TRICHOMYCTERINL. Gen. Trichomyeterus, Pareiodon, Eremophilus, Schil- beodes, Nematogenys, Vandellia, Astroblepus, Brontes. Phalanx D. SCHILBEINI. Gen. Schilbe, Schilbeichthys, Wallage, Belodontich= thys, Silurus, Silurichthys, Siturodes, Pseudosiluzus Siluranodon, Kryptopterus, Kryptopterichthys, Micro- nema, Phalacronotus, Hemisilurus. Subfam. C. PLOTOSICHTHYOIDEL. Phalanx A. PLOTOSINI Gen. Plotosus Phalanx B. CHACINI. Gen. Chaca. Familia IL. ASPREDINOIDELI Phalanx A. ASPREDINI. Gen. Aspredo, Aspredinichthys. Phalanx B. BUNoCEPHALINL. Gen. Bunoeephalus, Bunoecephalichthys. Familia UI, HETEROBRANCHOIDEI, Phalanx A. HETEROBRANCHINI. Gen. Heterobranchus, Clarias. Phalanx B. SACCOBRANCHINI. Gen. Saccobranchus. Familia IV. LORICARIOIDEL Phalanx A. LORICARINL Gen. Loricaria, Hemiodon, Acestra. Phalanx B. HyPosTOMINI. Gen, Hypostomus, Chaetostomus, Ancistrus. Alle deze verdeelingen, alsmede de talrijke nieuw voorgestelde geslachten zijn in genoemden arbeid nader hide” an ant 41 omschreven. Van de meer dan 500 bekende soorten van Siluren komen bijkans 100 in den Indischen archipel voor. Onder die soorten zijn er 9, welke in den Pro- dromus voor het eerst worden beschreven, t. w. Bagrus Wycekiüi Blkr, Eutropius brachypopterus Blkr, Helico- phagus Waandersii Blkr, Aecrochordonichthys ischnoso- ma Blkr, Aecrochordonichthys platycephalus Blkr, He- mipimelodus macrocephalus Blkr, Silurichthys Hasseltii Blkr, Kryptopterichthys macrocephalus Blkr en He- misilurus schilbeides Blkr. Wordt besloten dezen arbeid op te nemen in de Ac- ta der Vereeniging. 14. Tot lid der Vereeniging wordt voorgesteld en be- noemd de heer J. F. Heckler, Landeigenaar te Indramajoe. 15. Ingekomen boekwerken: Memorias de la Real Academia de Ciencias de Madrid Tomo 1. tercera Serie. Ciencias naturales tomo 10 la parte 4° Madrid 1850. Resumen de las actasde la Academia Real de Ciencias de Ma- drid en el ano academico de 1849 a 1850. 8° Madrid 1853 (bei- de van de Akademie). BESTUURSVERGADERING. GEHOUDEN DEN 22 NOVEMBER 1857, TEN HUIZE VAN DEN HEER STEENSTRA ToussArnr. Tegenwoordig zijn de HH. P. Brreken, President. A. J. D. Steenstra Toussaint, Vicepresident. J. GROLL. G. F. De Bruin Kors, Bibtothekaris. G. A. De LANGE. M. T. Rericur, Zhesaurier. J. J. ArruHrEER, Sekretaris, terwijl de het lid de heer Dr. J. J. Van Limburg Brouwer en de heer J. H. Donleben als gasten de Ver- gadering bijwonen, hebbende de heer W. F. Versteeg zich doen verontschuldigen. De president doet mededeeling dat de gouverneur- generaal president en vicepresident der Vereeniging op de laatste audientie (zie het genomen besluit in de vorige bestuursvergadering) heuschelijk heeft ontvangen en met de verzekering van blijvende belangstelling in de Vereeniging voortdurende medewerking heeft toe- gezegd. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van de Kaiserliche Akademie der Wissen- schaften dd. Wien, 1 Augustus 1854. 2, Idem van dezelfde Akademie van dezelfde dag- teekening. 45 3. Idem, van idem, gedagteekend 1 November 1855. 4. Idem, van idem, gedagteekend 30 December 1855. alle vier met kennisgave van toezending van boek- werken aan de Vereeniging. Aangenomen voor berigt. 5. Brief van den luitenant generaal Jkhr. F. V. A. Rid- der de Stuers van Soerabaja den 312 Oktober 1857 hou- dende dankbetuiging voor de benoeming tot honorair lid der Vereeniging. 6. Brief van den heer J. F. Heckler van Indramajoe den 4n November 1857 van gelijke strekking, voor de benoeming tot het gewone lidmaatschap. 1. Extrakt uit het register der besluiten van den gouverneur generaal van Nederlandsch Indië, gedagtee- kend Buitenzorg 26 Oktober 1857 no. 48 kennisge- vende dat ingevolge dezerzijdsche missive door den gouverneur generaal is geschreven aan den minister van koloniën met verzoek om de daarbij aangeboden brieven, gerigt aan buitenlandsche geleerde genootschap- pen, door middel van de ministeriën van koloniën en van buitenlandsche zaken aan de adressen te willen doen geworden. Met erkentelijkheid aangenomen voor berigt. 8. Brief van het lid den heer H. Von Rosenberg ge- dagteekend Buitenzorg Oktober 1857 terugaanbiedende het stuk getiteld „ Nest en eì van Hirundo (Dendrocheli- don) klecho Horsf.” en van de daarbij behoorende af- beelding. 9. Een artikel van het lid den heer H. Von Rosen berg getiteld:» Overzigtstabellen tot de Ornithologie van den Indischen archipel.” Wordt besloten dit stuk te plaatsen in de werken der Vereeniging. 4d 10. Brief van het lid den heer Jhr Mr H. C. Van der Wijck gedagteekend Tjiandjoer 27 Oktober 1857 aan- biedende eene flesch minjakh bientaroh (olie van Cerbera odallam Hmlt.) en een aantal vruchten van denzelfden boom met verzoek een scheikundig onderzoek te willen doen instellen naar de giftstof, daarin vervat. De heer Altheer wordt uitgenoodigd en neemt op zich daaraan te voldoen, 11. Brief van het lid, den heer J. Wolff, gedag- teekend Samarinda 27 September 1857, aanbiedende eenige slangen alsmede een voorwerp van Tarsius spec- trum, gevangen bij Koetei op Borneo’s oostkust. De slangen zijn volgens de bepaling vanden heer Bleeker. Xenopeltis unicolor DB. Ablabes baliodeirus DB. Amphiesma flaviceps DDB. Elaps furcatus Schl, Is verstaan. Aan den heer Wolff den dank der Vereeniging voor deze toezending te betuigen en hem uit te noodigen, met het oog op de nagenoeg volstrekte onbekendheid van Koetei in een zoölogisch opzigt, met het verzamelen van voorwerpen van die plaats op dezelfde loffelijke wijze voort te gaan. 12. Brief van het lid den heer J. F. Heckler, ge- dagteekend Indramajoe 4 November 1855 met kennis- gave bereid te zijn f 500 uit te loven voor eene vol- doende oplossing der gestelde vraag betreffende de klan- der. (Zie notulen der vorige bestuursvergadering). De heer Bleeker stelt voor den heer Heckler thans uit te noodigen om de uit te schrijven prijsvraag nader í À 4 | haan mamet SR dant rd ee RR ed an ee ene 45 te formuleren, zullende de Vereeniging daaraan de meest mogelijke publiciteit geven. 13. Brief van den heer T. H. Eijsinger gedagteekend Anjer 30 Oktober 1857 waarbij voorwerpen worden aan- geboden van: Apoeryptes changua CV. Anguilla sidat Blkr, en Gastrophysus lunaris J. Müll. Deze voorwerpen worden in dank aangenomen. 14. Brief van den direkteur der kultures, gedagteekend Batavia 81 Oktober 1857 no. 4268/2 aanbiedende twee door den agrikultuur-chemist Dr. Fromberg opge- maakte verslagen bevattende de uitkomsten van eenige kultuurproeven met suikerriet en over de hoedanigheid van het sap van eenige soorten van suikerriet, ge- kweekt den laboratoritumtuin te Buitenzorg, ter opname in het Tijdschrift der Vereeniging. Wordt tot plaatsing besloten. 15. De heer Bleeker berigt omtrent de vischsoorten en reptiliën, onlangs door het lid der Vereeniging den heer EB. Netscher van Riouw medegebragt en daar gedeelte- lijk door hem, gedeeltelijk door de leden der Vereeni- ging de HH. B. F. Meijer en H. Raat verzameld. De vischsoorten zijn. Pterois volitans CV. Machaerium reticulatum Blkr. Synaptura zebra Cant,, en Ostracion cornutus L., van welke de drie eerstgenoemde nieuw zijn voor de kennis der fauna van Bintang, van welk eiland thans 146 vischsoorten bekend zijn. Pterois volitans 4,6 CV. werd door den heer Netscher van Lingga mede- gebragt. De reptiliën bestaan uit de volgende soorten. 1 Hemidactylus variegatus Cuv. 2 __» marginatus Cuv. 8 _» Meijeri Blkr. 4 Bronchocela cristatella Kp. 5 Euprepes Sebae DB. 6 Typhlops braminus Cuv‚ 7 Dendrophis picta Boie. 8 Chrysopelea ornata Schl. 9 Bufo gymnauchen Blkr. Omtrent Typhlops braminus Cuv. deelt de heer Meijer in eene nota mede, dat de inlanders te Riouw deze soort Oelar doewel noemen en beweren dat zij bij den mensch in den endeldarm kruipt en daar volstrekt doo- delijke wonden zou toebrengen, een feit echter, wat het eerste gedeelte betreft uiterst onwaarschijnlijk en wat het tweede betreft niet wel mogelijk met het oog op het kleine en onschadelijke gebit dezer zeer kleine slang. Bij de reptiliën tot dusverre den heer Bleeker van Bintang bekend geworden zijn nog te voegen Croco- dilus biporcatus Cuv., Elaps bivirgatus Schl., Ophthal- midion fuscum A. Dum., Naja tripudians Wagl. en Rana tigrina Daud. Bufo gymnauchen bezit de volgende kenmerken. Eerste vinger even lang als de tweede. Bovenoogkasrand sterk uitpuilende. Huid van kop, nek en voorste ge- deelte van den rug tot achter de oksels geheel glad, zonder knobbels of wratten. Bovenkaaksrand plat of naar binnen omgebogen, zonder zwarte streep. Paroti- AT den langwerpig, meer dan twee maal zoo lang als breed. Trommelvlies goed zigtbaar, veel kleiner dan het oog. Zwemvlies tot aan de teenspitsen reikende, uitgezon- derd dat van den derden teen. Voetzool met 3 eirond- achtige knobbels; langs den binnenrand van den tarsus eene rei kegelvormige knobbeltjes maar geene verheve- ne huidplooi. Rug met twee reijen ronde knobbels, die niet verder voorwaarts zich uitstrekken dan tusschen het achterste gedeelte der parotiden. Wratten van zijden en dijen bolvormig. Dwarsche uitsteeksels van den Sa wer- vel zeer plat. De achterpooten naar voren gebragt rei- ken slechts met den top van den derden toon tot voor den snuit. De voorpooten naar achteren gebragt reiken niet tot aan den anus. Hemidactylus Meijeri is eene nieuwe soort en dus genoemd ter eere van den ontdekker. Zij is gemakke- lijk herkenbaar aan hare bruinachtig roode voorste en licht grijze achterste kophelft, aan twee ongelijke rei- jen onregelmatig langwerpige zwarte vlekjes op den lichtgrijzen rug, bruin gespikkelde kin en krop, zeer / kleine en talrijke ovale kinschildjes, weinig platten staart, enz. Zij behoort tot de groep der Dactylopères van de heeren Duméril en Bibron. De lengte van het eenige exemplaar bedraagt 61”, 16. De heer Bleeker brengt nog ter tafel eenige visch- soorten, hem toegezonden van Banjoewangi door den heer Zollinger, eenige andere, verzameld te Buitenzorg door den heer H. Von Rosenberg, alsmede een aantal reptiliën, te Buitenzorg verzameld door de heeren O. J. U. F. Huguenin en H. Von Rosenberg. De vischsoorten van Banjoewangi zijn. 48 1 Mesoprion octolineatus Blkr. 2 » _ fulviflamma Blkr. 3 Therapon servus CV. 4 Equula lineolata CV. 5 » ensifera CV. 6 Gazza tapeinosoma Blkr. 7 Clarias batrachus CV. 8 Belone gigantea T. Schl. 9 Engraulis Brownii CV. De vischsoorten van Buitenzorg zijn volgens de be- paling van den heer Bleeker. Betta trifasciata Blkr. Ophicephalus marginatus CV. Mastacembelus maculatus Rwdt. Bagrus nemurus CV. Glyptosternon platypogon Blkr. Clarias batrachus CV. Barbus binotatus Kuhl. » __bilitonensis Blkr. » marginatus CV, hed OS GO CO TJ PD U Wa OIJ NO »_polyspilos Blkr. Labeobarbus tambroides Blkr. 2 Capoeta macrolepidota CV. De DN _ 14 Systomus apogon Valenc. Jed en Leuciscus lateristriatus K. v. H. Cobitis fasciata CV. 16 » Hasseltii CV. » oblonga K. v. H. 18 Panchax Buchanani CV. 19 Hemiramphus fluviatilis Blkr. me Or Jed EG | 20 Monopterus javanensis Lac. 21 Arothron leiurus Blkr. De reptiliën van de heeren Huguenin en Von Rosen- berg zijn de volgende. at ek 49 1 Platydactylus homaloeephalus Cuv. 2 Hemidactylus frenatus Schl 3 » marginatus Cuv.. 4 » platurus Blkr. 5 Tackydromus sexlineatus Daud. 6 Oligodon subquadratum DB, 7 Brachyorrhos albus Kuhl. 8 Elaps furcatus Schl. 9 Megalophrys montana Kuhl. ‚10 Polypedates leucomystax Tschudi, 11 Hylaedactylus baleatus Tschudi, 12 Bufo scaber Daud. 17. De heer Bleeker vertoont eene zeeslang, gevan- gen in de Java-zee en behoorende tot het geslacht Ai- pysurus Lac. Deze soort laat zich tot geene der beide be- kende van het geslacht terugbrengen en is door den heer Bleeker benoemd dipysurus margaritophorus. Zij is het naaste verwant aan Aipysurus laevis Lac. doch de kopschilden zijn er anders geplaatst. De beide groote neusplaten liggen met haren achterrand in eene zelfde dwarsche lijn, zoodat zij van de voorste voorhoofdsplaten, welke enkel zijn, driehoekig en met de regtlijnige ba- sis naar voren gekeerd en elkander aanrakende, door eene dwarsche lijn zijn gescheiden. De soort is even- wel reeds bij den eersten oogopslag herkenbaar aan de 88 gele of parelkleurige dwarsche banden welke zeer scherp op den ombergrijzen rug afsteken en de schub- ben van welke banden min of meer volkomen zwart ingevat zijn. De Lacepède beweerde, dat de slangen van het ge- slacht Aipysurus geene gifthaken hebben en opmerke- lijk genoeg hebben ook de heeren Duméril in hun hoofdstuk Aipysurus in de groote Herpetologie bij de drie door hen naauwkeurig onderzochte voorwerpen geene 4 50 gifthaken kunnen ontdekken. Dat die gifthaken even- wel inderdaad bestaan bewijst de heer Bleeker door te vertoonen de bovenkaak van zijn voorwerp, welke, met zorg geprepareerd, het tandenstelsel in volkomen gaven toestand laat zien. Men ontwaart dan ook voor in de bovenkaak twee digt bijeenstaande gegleufde gifttanden welke echter de lengte van een millimeter naauwelijks overtreffen (niettegenstaande het voorwerp eene lengte heeft van 485 millimeters) doch door de lens gezien de giftsleuf zeer duidelijk laten waarnemen. Achter de inplanting der gifthaken is de bovenkaak glad doch de achterhelft is met nog ongeveer 10 on- gesleufde tandjes bezet, welke nog niet half zoo lang zijn als de gifthaken. De heer Bleeker wijst op dit feit als niet onbelang- rijk, daar er door wordt uitgemaakt, dat alle geslach- ten van de familie der Zeeslangen of Hydrophiden den gifttoestel volkomen bezitten en ten deze dus geene uitzondering bestaat, zooals beweerd geworden is. 28. Brief van het adviserend lid den heer C. L. Doleschall gedagteekend Amboina 8 Oktober 1857 aan- biedende eene beschrijving van Javasche en Amboinasche Arachniden, waar zijn bijgevoegd, behalve de te dien einde toegezonden 102 afbeeldingen (zie bestuursvergade- ring van 8 July 1857) eenige andere, door den heer Dole- schall zelven gemaakt, die een denkbeeld kunnen geven van den rijkdom ten deze der Amboinesche fauna. Wordt goedgevonden de afbeeldingen der Arachniden op steen te doen brengen en met de beschrijving in de Akten der Vereeniging op te nemen en voorts den heer Doleschall onder kennisgave daarvan dank te zeggen voor zijnen belangrijken arbeid. 51 18. Brief van het besturend lid, den heer G. A. De Lange gedagteekend Batavia 1 November 1857 van den volgenden inhoud. n Overeenkomstig het voorstel, voorkomende aan het slot van mijn’ brief gedagteekend 9 July 1857, behan- deld in de vergadering van denzelfden datum, heeft de Direktie der Vereeniging aan den Sekretaris der kom- missie ter verbetering der Indische zeekaarten verzocht, haar te willen mededeelen, wat verrigt is betrekkelijk het geopperde vraagstuk van den heer Schaap, voor- malig resident van Banka, of de berg Pagoe in het distrikt Koba op het eiland Banka ook afwijking kan veroorzaken op kompassen van schepen, welke zich in de nabijheid van het eiland ophouden. „Het bestuur heeft daarop ontvangen een afschrift van een rapport betrekkelijk die aangelegenheid, inge- diend door den heer J. Ullmann, die het eiland Banka topographisch heeft opgenomen. Die heer zelf heeft, op verzoek van een uwer leden, hetzelfde rapport, maar verrijkt met meerdere bijzonderheden, der Vereeniging regstreeks aangeboden.” „Uit dit rapport blijkt dat de heer Ullmann uit den top van den berg in kwestie naar een ander punt heeft gepeild, en uit dat laatste naar den berg. Beide peilingen kwamen genoegzaam overeen, en hij besluit daaruit te regt dat het aanwezen van magneet- ijzersteen op die twee punten geen’ invloed op het kompas blijkt te hebben. Hij zegt ook dat langs twee verschillende wegen om den berg topographische op- metingen zijn geschied, welke volkomen sloten. „Dit laatste beslist echter niet dat er geene lokale aantrekking plaats heeft. ” 52 „ Op schepen, welke in de nabijheid van Banka zich bevinden, kan de geopperde vraag gemakkelijk worden uitgewezen, door namelijk eenige zoogenaamde ware peilingen te bewerkstelligen, waardoor de afwijking der magneetnaald wordt gevonden, of door andere me- thoden, bij den zeeman voor die bepaling in gebruik. ” „ Het punt komt mij gewigtig genoeg voor om hierop de aandacht te vestigen van de Kommissie ter verbetering der Indische zeekaarten en een brief van wege de direktie over dit punt aan die Kommissie te schrijven, bijv. van volgenden inhoud.” nn Het is aan uwe Kommissie bekend dat in der tijd de vraag is geopperd, of het aanwezen van mag- neetijzer op het eiland Banka, voornamelijk op den berg Pagoe in het distrikt Koba, afwijking der mag- neetnaald kan veroorzaken welke noodlottig op de goede keuze der koersen van voorbij gaande schepen kan werken en dat de luitenant Ullmann desbetrek- kelijk in een verslag iets heeft gezegd. v u vn Om het vraagstuk voor goed uit te wijzen, zijn immers op verschillende punten in de nabijheid van Banka slechts eenige ware peilingen te bewerkstelligen, of azimuthbepalingen te nemen. In het belang der wetenschap en der zeevaart veroorloven wij ons uwer Kommissie beleefdelijk te verzoeken, kommandanten van oorlogschepen, welke die passages bezoeken, op die aangelegenheid opmerkzaam te maken, en als uwe Kom- missie daarvan eenige uitkomsten verkrijgen zal, die aan de Vereeniging ter openbaarmaking te willen af- 25 staan. „De meerdere bijzonderheden, welke in het der Direktie regtstreeks aangeboden rapport van den luite- En WR 53 nant Ullmann voorkomen, bestaan hoofdzakelijk in eene topographische beschrijving van het distrikt Koba, en de opgaven der plaatsen waar magneetsteen gevonden wordt en de wijze waarop in vroeger tijd ijzer in dat gewest uit den erts gewonnen werd. Deze beschrij vingen zijn belangrijk, maar meer van land- en volken- kundigen aard. ” n Ik stel alzoo voor den heer Ullmann voor zijne ingediende nota te bedanken, en dan te gelijker tijd. dien heer mede te deelen, dat het uwer Direktie hoogst wenschelijk voorkomt, dat de heer Ullmann de in zijne verhandeling doorstralende kennis van de gesteldheid en geschiedenis van Banka nederlegt in eene beschrij- ving van dat eiland, ten einde er publiciteit aan te geven. *’ Wordt goedgevonden te schrijven aan de Kommissie ter verbetering der Indische zeekaarten, alsmede aan den heer Ullmann, overeenkomstig het door den heer De Lange gedane voorstel. 19. Brief van het lid, den heer J. J. Van Limb urg Brouwer, gedagteekend Batavia 2 November 1857 be- geleidende eene nota, handelende over de tinertsen van Banka. De inhoud van een en ander is als volet: nOp verzoek van den president der Vereeniging heb ik van de hierbij gaande stukken, zijnde eene missive van den toenmaligen resident van Banka den heer Schaap,en eene memorie van den aspirant ingenieur van het mijnwezen Liebert, kennis genomen. Deze stukken zijn (in afschrift) door het vouvernement der Vereeniging toegezonden op de vraag door de Vereeniging aan hetzel- ve geriot, wat er destijds is gedaan of besloten om- trent het voorkomen van andere tinertsen op Banka, 54 dan die welke gewoonlijk geëxploiteerd worden. Ik heb de eer dienaangaande mede te deelen wat in ne- vensgaande nota vervat is, en der Vereeniging voor te stellen onder afschrift dezer nota het gouvernement in Nederlandsch Indië zoowel als de partikuliere onder- nemers op Biliton uit te noodigen hunne nasporin- gen te dien opzigte te doen voortzetten” „ Tinertsen van Banka.’ „In maand Juny 1851 werd door den heer D. EF. Schaap, destijds resident van Banka, aan het Gouver- nement gerapporteerd dat hij sinds eenigen tijd na- sporingen had doen in het werk stellen nopens het voorkomen van tinertsen op dat eiland, behalve den tinsteen, in den toestand, waarin hij stroomtin geheeten en bij uitsluiting op het eiland Banka wordt bewerkt; dat hem vertoond waren twee ertsklompen, afkomstig van Planas onder het distriké Muntok. Een van die ertsklompen is overlegd aan het Gouvernement. Een ander is aan een mineralogisch onderzoek onderworpen door den heer Liebert, aspirant-ingenieur voor de mij- nen in Nederlandsch Indië. Deze is na uittrekking met chloorwaterstofzuur bij smelting voor de blaasbuis gebleken te bevatten 89,95°/, zuiver tin. Wen (plaat- selijk?) onderzoek ingesteld op het terrein, waar deze ertsklompen zijn gevonden, heeft geen resultaat opgele- verd, omdat den ingenieur Liebert de noodige werk- tuigen ontbraken, tot een grondig onderzoek vereischt. De heer Liebert meende alleen uit den weinig afgeron- den vorm der ertsklompen te mogen besluiten dat zij niet van verre afkomstig konden zijn, waardoor het ge- 55 voelen zou worden wederlegd dergenen, die beweren dat de tinerts van-Banka van verre, welligt van de vaste kust van Malakka, zou afkomstig zijn. De resi- dent van Banka drong bij het Gouvernement aan op het instellen van een speciaal onderzoek, wegens het groot en overwegend belang dat er in zou gelegen zijn wan- neer men de bronader kon opsporen van het thans geëxploiteerd wordende stroomtin, welks exploitatie zoo- vele schatten in ’slands kas doet vloeijen en te eeni- ger dage kan, ja zeker moet uitgeput geraken” „In het VIe Deel van het Natuurkundig Tijdschrift, uitgegeven doorde Natuurkundige Vereeniging in Ne- derlandsch Indië, 1854, komt een berigt voor van de heeren Maier en Loudon omtrent het voorkomen van tinerts op het eiland Biliton. Dit berigt bevat bijzon- derheden omtrent twee soorten van tinerts op het ei- land, die ook aan eene scheikundige analyse zijn on- derworpen. De rijkste dezer ertsen bevatte 65,7°/, tin- oxyde, dus ongeveer 48.5°/, zuiver tin. Even als zulks vermeld wordt omtrent den tinerts van Banka bevatte deze bilitonsche erts, behalve tinoxyde, slechts ijzer- oxyde, een weinig aluinaarde, benevens sporen van kalkaarde en mangaan, zonder eenig inmengsel van zwavelarsenik of andere zwavelmetalen. Van beide ert- sen wordt de uitmuntendheid geroemd, daar het ver- kregen tin steeds in zuiverheid het engelsche tin zal overtreffen, dat door pyrieten en arsenikijzer wordt verontreinigd.” u In dit berigt nopens den bilitonschen erts wordt niet de minste bijzonderheid aangaande zijn plaatse- lijk voorkomen medegedeeld. De inzenders vermelden dat op Biliton een onderzoek daaromtrent wordt in- 56 gesteld en behouden zich voor daarop terug te komen.” „De genoemde ertsten van Banka en Biliton zijn waarschijnlijk dezelfde. Beide verkeeren in denzelfden staat van zuiverheid, waardoor ze van den tinerts in aders gewoonlijk verschillen. De afwezigheid der sul- phureten in het stroomtin verklaart men gemeenlijk door den invloed van het water en de atmosferiliën, waardoor ze in ligt oplosbare sulphaten worden ver- anderd. De tinerts is op Banka gevonden in eene mijn met den gewonen tinsteen aan de oppervlakte van de kleilaag, waaruit door wassching de tinerts wordt ge- wonnen. De heer Liebert aarzelt dan ook niet te ver- klaren dat deze erts van elders afkomstig is, maar besluit, zooals boven gezegd is uit den weinig afgeron= den vorm dat hij niet van verre kan gekomen zijn. Een nader onderzoek omtrent den geologischen aard van het terrein op beide eilanden zal alleen de meer- dere of mindere juistheid van deze bewering aan den dag brengen. De tinsteen in aders is tot nog toe slechts in primitieve gesteenten voorkomende gevonden. In de granieten (gneiss en glimmerschiefer), syenieten en feldsteenporfieren. Van den geologischen bouw der eilanden vermeldt geen der berigten iets met zekerheid. „ Zonder gewigt zijn die berigten niet en het moet opgemerkt worden dat de heer Schaap, als resident van Banka het eerst de aandacht op dien tinerts vestigde. Daarom vooral verdient de ijver en opmerkzaamheid van dezen hoofdambtenaar geroemd te worden, omdat in den laatsten tijd naast de exploitatiën van het gou- vernement op Banka, partikuliere exploitatiën op Bi- liton zijn aangevangen en men zoo ligt geneigd is bij de partikuliere nijverheid meerdere ijver en meer be- 57 langstelling te vooronderstellen dan immer bij gou- vernements ambtenaren zou kunnen worden gevonden. „Maar er dient meer gedaan. Sedert deze mede- deelingen gedaan werden, zijn verscheiden jaren verloo- pen. Wij verheugen ons in de belofte door de partiku- liere industriëelen van Biliton gedaan, en blijven met verlangen nadere berigten te gemoet zien. Wij ver- eenigen ons met den wensch van den heer Schaap dat te dien opzigte van gouvernementswege een speciaal onderzoek worde ingesteld, waartoe in der tijd den ingenieur van de mijnen de noodige instrumenten ont- braken” Wordt goedgevonden den heer van Limburg Brou- wer dank te zeggen voo zijne nota en in den geest daarvan het gouvernement te berigten. 20. Brief van den dirigerend ofhcier van gezondheid in de le militaire afdeeling op Java gedagteekend Bata- via 27 Oktober 1857 no. 8S1. 21. Brief van den resident van Besoeki gedagteekend Besoeki, 28 Oktober 1857 1798. 22. Brief van den resident van Timor gedagteekend Fimorkoepang 11 Oktober 1857 no. 55/9. Alle drie terug aanbiedende de inteekeningslijsten voor vrijwillige bijdragen ter oprigting van een Museum der Vereeniging. Met stortingsbewijs op ’s lands kas, groot f 95, bij laatstgenoemden brief ingesloten , wordt in handen gesteld van den thesaurier. 23. De heer Bleeker brengt ter tafel eenige door het lid den heer J. E. Van Leeuwen toegezondene naturaliën en oudheden, vermeld in den brief van 24 Oktober 1857 (zie notulen vorige vergadering). Wordt besloten genoemden heer den dank der direktie 58 te betuigen, en de naturaliën in handen te stellen van den heer Altheer om daarop te dienen van rapport. 24. De heer J. H. Donleben vertoont eene kollektie mineralen, verzameld op Timor, en biedt haar der Vereeniging ten geschenke aan. De president betuigt daarvoor dien heer den dank der Vereeniging. 25. De president brengt ter tafel eenige proefdruk- ken van de afbeeldingen der insekten, behoorende tot de tweede dipterologische bijdrage van den heer Dr. C. L. Doleschall, alsmede van de plaat, behoorende tot de verhandeling over Sumatrasche neushoornvogels van het lid van den heer H. Von Rosenberg. 26. Tot lid der Vereeniging wordt voorgesteld en benoemd de heer J. H. Donleben, kapitein der infan- terie, ridder der Militaire Willemsorde, te Batavia. 27. Ingekomen boekwerken : 1, Denkschriften der Kaiserlichen Akademie der Wissenschaften. Phil. hist. Classe VIr Band 4° 1855. 92. Idem Math. naturwissensch Cl, IXr Band 4°. 1855. 3. Jahrbücher der k. k. Central-Anstalt für Meteorologie und Erdmagnetismus von Karl Kreil 1IIr Band, Jahrgang 1851 4° Wien 1855. A. Sitzungsberichte der Kaiserlichen Akademie der Wissenschaf- ten. 80. Philos. hist. Classe 1855 XV. Band Heft 2und 3; XVI. Band Heft 1 Heft 2. XVII Band. Heft 1, Heft 2. 5. Idem. math. naturw, Classe, 8° 1855. XV, Band Heft 8. XVI Band Heft 1, Heft 2; XVllr Band Heft “Won zamen 14 stuks) (alle van de voornoemde Akademie). 6. Mémoires de 1’ Académie royale de Medicine 4°, Tome I Bruxelles 1848; Tome II Br. 1850; Tome III. Br. 1854, 7. Mémoires des concours et des savants étrangers publiés par Y' Académie royale de médicine de Belgique 4° Tome 1 Bruxelles 1848; Tome II Br. 1852; tome III fasen Br. 1855; tome III, 59 deux fasc, Brux. 1856, (te zamen 7 stuks) (No. 6 en 7 van de Academie royale de Médecine te Brussel). 8, Archives du Muséum d'histoire naturelle publies par les professeurs administrateurs de cet établissement 40. tome IV 3 livraisons et 4 liv. 2, 3, 4 tome V 1 livrais. tome VI livraison Weenstome VI livr., 1, 2. 3. 4. tome VII livr, 2. 8. 4. tome VII, 1. (te zamen twaalf stuks). 9. Muséum d’ histoire naturelle de Paris a, Catalogue métho- dique de la collection des mammifères de la collections des oiseaux et des collections annexes par M. Isodore Geoffroy Saint Hilaire le Partie Mammifères 80, Paris 1851. b. Catalogue méthodique de la collection des reptiles par M. A. A. Duméril le et 2e livraison 8° Paris 1851. c. Catalogue dela collection entomologique. Classe des Insectes par M. Milne Eduards; Ordre des Coléoptères 1e et Ze livraison So Paris 1850 (tezamen 5 stuks) (van het Museum). 10, Le teheou-li ou rites des Teheou, traduit pour la premiè- re fois du Chinois par feu Eduard Biot. Tome I et IL. Avec une table analytique 80 Paris 1851 (vaa den vertaler). BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN OP DONDERDAG DEN 26en NovEMBER 1857 TEN HUIZE VAN DEN HEER. VERSTEEG. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreKER, President. Jd: GeEoun, G. Á. De Lance. M. Tm. Rerreur, Zhesaurier. W. EF. Verrsteee. J. J. ArrTHrEERrR, Sehretaris, terwijl het lid de heer J.J. Van Limburg Brouwer de vergadering als gast bijwoont. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van de Kaiserlich-königliche geologische Reichsanstalt in Wien, gedagteekend 5 Oktober 1857, bevattende eene opgave van de ontvangen boekwerken, haar door de Vereeniging toegezonden, alsmede kennis- gave van de herwaarts verzonden boekwerken. Aangenomen voor berigt. 2. Brief van den heer J. F. D. Bouricius, vice-ad- miraal, kommandant van z. m. zeemagt in Oost-Indië en inspekteur der marine gedagteekend Batavia No- vember 1857, kennisgevende dat de benoeming tot ho- norair lid der Vereeniging in dank is aangenomen, met de verzekering dat het zijner excellentie steeds eene aan- gename taak zal zijn te kunnen medewerken tot be- dna nnn on te nt ne nd men 61 reiking van het schoone doel, waarnaar door de Ver- eeniging gestreefd wordt. 9. Brief van het lid korrespondent, den heer J. Ha- geman Jz. gedagteekend Soerabaja November 1857 houdende berigt, dat der Vereeniging zijn toegezon- den twee kisten, inhoudende elf flesschen met visschen, gevangen in de baai van Amboina in 1854—1855 door den kapitein der infanterie T. W. Schröder. De heer Bleeker heeft omtrent deze verzameling reeds vroeger berigt. Hij stelt voor den toezender en den schenker den dank der direktie te betuigen. Wordt dienovereenkomstig besloten. A, Brief van den heer P. W. A. Beijen, gedag- teekend Weltevreden 24 November 1857 aanbiedende eenige soorten van slangen en visschen, benevens een manuskript, handelende over twee waarnemingen van beten door slangen. Is verstaan den heer Beijen voor deze aanbieding den dank der direktie te betuigen. 5. Brief van het lid, den heer G. C. E. Moesman, gedagteekend Batavia 16 November 1857, kennisgevende dat hij op de bundels Verhandelingen der Vereeniging wenscht in te teekenen. 6. Rapport van het adviserend lid, den heer P. F. H. Fromberg, gedagteekend Buitenzorg 20 November 1857 no. 1/n, naar aanleiding van een schrijven op het besluit, genomen in de bestuursvergadering van 24 July 1857. De inhoud daarvan is als volgt: Buitenzorg, 20 November 1857. „Na een lang maar noodzakelijk verwijl, zie ik mij 62 in de gelegenheid, aan het bestuur onzer Vereeniging mededeeling te doen van mijn gevoelen over de voor- werpen , omschreven in den brief van den heer Hagemän te Soerabaja, die hierbij terug gaat, en mij werd toe- gezonden bij uwe missive van 18 July 1S57 no. 104. „1. Het papierachtig vlies uit de bamboe” of zoo- genaamd „kartas bamboe” is hlijkbaar in den onbereiden staat geheel ongeschikt voor papier. Om in te pak- ken is het te dun, om op te schrijven te los. Maar wordt het eenigen tijd bij verhoogde temperatuur be- handeld met eene slappe potaschoplossing die men goed- koop uit haardasch en kalk kan bereiden, en daarna eene korte poos aan de inwerking van chloor blootge- steld, dan bekomt men eene witte, papachtige massd, die, na drooging een’ tint in het gele heeft, blijkens het kleine monster, dat ik eer heb hier bij te voegen. „Op zich zelf is dit geen nadeel, maar het is waar- schijnlijk dat in het groot bij langer voortgezette be- handeling met potasch, die tint geheel zal verdwijnen. Hij is toe te schrijven aan een gering overblijfsel van proteine-achtige stoffen. „Zulk eene uitkomst waste verwachten. Is men in staat om houtzaagsel tot papierpap te maken, hoeveel te meer een zoo dun weefsel, als het vlies uit de bam- boe. Doch het is in deze zaak niet meer de vraag: kan die stof tot papierbereiding dienen; maar wel: is het ekonomisch? En het laatste geloof ik te moeten ontkennen. Berekent men den arbeid, noodig om bijv. een pikol van dit ligte vlies te verzamelen, de kosten, om dit tot een soort van drooge pap te maken , het daarbij te lijden verlies in gewigt, enz. enz. dan is het duidelijk dat dit alles niet zou vergoed worden door rd 63 den prijs, dien de fabrikant er voor zou kunnen besteden. „2e, De vezelen van de widoeri zouden voor weefsels eene zeer goede grondstof opleveren. Zij kunnen met geringe moeite door slappe potaschoplossing en chloor gezuiverd en gebleekt worden. Bijgaand monster, waarbij een weinig van de vezelen in natuurlijken staat gevoegd is, toont dit aan. „De bereide vezels zijn zeer wit, vrij zacht, zijde- glanzig; en ik zou geene reden weten, waarom de vezelen dezer plant niet met voordeel tot een voorwerp van volksvlijt zouden kunnen worden, ten zij, waarvan in den brief van den heer Mageman niet gesproken wordt, — de opbrengst per plant of per bouw te ge- ring mogt wezen. Het ware zeer wenschelijk geweest, zoo deze inlichting gegeven ware; want het komt, bij al deze zaken toch aan, op de vraag: wgeeft het voordeel?” n3°, De verweerde steensoort van den berg Broeboe, dien de zender van meer genoemden brief voor kaolin schijnt te houden, is het voorwerp geweest van een gezet scheikundig onderzoek, waarvan ik hier de uitkomsten zal mededeelen. „De zamenstelling is als volgt: watervrij waterhoud. BREE CI) 00e. 84,100/5 71.230/0 Aluinaarde met eenig ijzeroxyde 10.98 # 9.32 # a KE 9.16 7 MEEsta, kalk > .. sporen — BEN OO Nes 15.29 w „Ter verkrijging van deze uitkomsten, werd het fijne (1) Het kiezelzuur werd tweemaal bepaald, met overeenstem- mende uitkomsten. 64 mineraal met soda gesmolten. De potasch kon dade- lijk door zeezoutzuur worden uitgetrokken , en met deze, verre het grootste gedeelte der aluinaarde (9.90o/o). Hetgeen in dit zuur onopgelost bleef, geleek naar en- kel kiezelzuur, doch kon slechts in geringe mate in bij- tende soda worden opgelost. „Van de hoeveelheid water werd 4.830/o bij 1000/o uitgedreven; het overige eerst door gloeihitte en was dus konstitutiewater. Het laatste alleen in de berekening opnemende, bekomen wij als wezenlijke bestanddeelen : 0) Kiezelzuur 14,90 88,90 £ 8,5 Aluinaarde 9,78 EN De Potasch 9,32 0,56 : Water _ . … - 10,96 9,17 ge De zamenstelling van een zestal kaolin-soorten van van verschillende plaatsen, vindt men aldus aangegeven. Dn Berthier. Kuhn. | Couper. Brown. | Kussin. van St. | van St. | v. Aue bij ne Rio Yrieux. | Tropez. |Schneebg. Cornwall. CORE Janeiro. EE EE EN NN MEENEMEN) | 45,37 Kiezelaarde 46,8 Ie) 47,65 46,32 46,29 84,27 Aluinaarde ons 26,- 35,98 39,74 40,09 — Potasch 25 8,2 1.63 en Magnesia sporen 0,5 Kk 0,44 — — Kalk » » 1,9% 0,36 0,36 — Yzeroxyde » 1,8 — |Ee0. 0,27 [FeOM on — Water 13,0 7,2 13,13 12,67 12,67 20,01 „Als specifiek gewigt wordt opgegeven 2,29. Dat van het hier onderzochte stuk is 2,10. „De drie eerste, even als het stuk van den Broeboe, ” 65 bevatten nog alkali van den ontleden veldspaath. Maar van al deze, verschilt het bedoelde stuk door een zoo veel hooger bedrag van kiezelaarde, dat alle vergelij- king geheel onmogelijk is. Die uit Cornwall en Rio- Janeiro kan men onder eene bepaalde formule voor- stellen; ook bij de andere komt men, tot vrij bepaal- de uitdrukkingen; maar hoe men het ook met het mineraal van het Broeboe-gebergte beproeve, men bekomt, of eene omwaarschijnlijke formule, of men houdt eene aanzienlijke hoeveelheid kiezelaarde over. „Het mineraal is te beschouwen als een zoo innig mengsel van kaolin met een ander ontledingsprodukt, dat het tot eene chemische verbinding van twee afzon- derlijke composita zeer nadert. Het voorkomen is te homogeen, om aan eene enkele menging te denken. Op de doorbraak is het fijnkorrelig; de kleur is geel- achtig wit, maar bij naauwkeurige beschouwing ziet men vele stippen van een wat hooger geel, vermoede- lijk de door ijzeroxyde meer gekleurde overblijfsels van kleine hornblende kristallen. De hardheid is aanzien- lijk en doet het onderscheiden van tuf; het is daarbij echter tamelijk broos, vooral in ééne rigting. n De mineralen met een hoog kiezelgehalte , waartoe het zou kunnen behooren, of waarvan het een ontle- dingsprodukt zou kunnen wezen, zijn: Kiezelsinter . . (kiezelz. opl. en onopl. 86,48°/.). Obsidiaan . . …. (kiezelz. 19,4 tot 88,5). Buimsteen … . … (kiezelz. 60,5 tot 74). ERO * … . (kiezelz. * 74,25). Frachiet-porfier . (kiezelz. 74,5 à 75°/ „ Letten wij op de hardheid en den digten zamenhang, dan verdwijnt de gedachte aan de drie eerstgenoemde ed J LENG een mineralen. Protogyn is, zoo ver ik weet, op Java uiet aanwezig, en zoo blijft van zelve de trachietporfier, die op Java niet zeldzaam is, als moedersteen van het onderwerpelijke mineraal over. „Als doorslag der zamenstelling van trachietporfier uit der verschillende streken, vinden wij bij Rammels- berg, naar de onderzoekingen van Abich. Kiezelzuur .… … . 74,36 … … sn Almmaarde. 70e no 6,68 WIZEEON Ae oer aten: « Klkaardenn en sen MOEST ke te 0 Mangaanoxyde — … . sporen \ …— … Zo Boasch ie ee ear BEL SDE Pe nen erde EE „ Deze theoretische formule wordt echter niet als de ware gegeven, omdat Abisch er vrij kiezelzuur van kwarts ontleend, in gevonden heeft. „Indien mijn vermoeden omtrent de verwantschap tusschen opgenoemd mineraal en dat van het Broeboe- gebergte juist is, dan moeten wij den langzamen in- vloed van zoutzuur en zwaveligzuur-houdende dampen te hulp roepen, ter verklaring van de ondergane ver- anderingen. „Een trachietporfier van Lipari bevatte zwavel in merkbare hoeveelheid, en in deze was tevens het ge- halte aan alkaliën aanmerkelijk afgenomen. „De vorm dezer mededeeling laat niet toe, mij te begeven in eene beschouwing der mogelijkheden van deze ontbindingswijze. In het algemeen is het duide- lijk, dat op deze wijze het beste te verklaren is, het ver- NO en dwijnen van het grootste deel potasch met eenige aluiu- aarde, en bijna al de overige bestanddeelen, zonder die groote afname van kiezelzuur, welke het gevolg gou wezen van eene gewone ontleding van den veldspaath door verwering. Op die wijze kan ook het intreden van water, als chemisch bestanddeel, gelijktijdig met het ontleden van een deel der verschillende silikaten, begrepen worden. De onoplosbaarheid van verre het grootste gedeelte der kiezelaarde in zeezoutzuur spreekt ook voor eene vroegere inwerking van zuren. „Het mineraal van den Broeboe, geen zuivere kaolin zijnde, zal dus niet kunnen dienen tot vervaardiging van chineesch porcelein, zonder eene hoeveelheid zui- vere aluinaarde er toe te voegen en innig mede te mengen, die de verhouding, in bovengenoemde zamen- stellingen van kaolin klijkbaar, doet ontstaan. „Voor andere doeleinden, bijv. voor het vervaardigen van min kostbaar pottebakkerswerk, zal het alleen kunnen dienen, wanneer de smeltbaarheid vermeerderd wordt, zoo als door toevoeging van ijzeroxyde of alkaliën. „De twee mede gezondene stukjes uit de gebergten Keloed en Waliran zijn te klein, om tot een verge- lijkend scheikundig onderzoek te kunnen dienen. Wat ze tegenover het stuk van het, Broeboe-gebergte ken- merkt, is de schier volkomene onoplosbaarheid in sterk geezoutzuur, dat er hoofdzakelijk een weinig ijzeroxyde uit opneemt.” Is verstaan, den heer Fromberg voor het bewerk- stelligde onderzoek den dank der Vereeniging te betuigen en zijn verslag in de notulen te lasschen. | 1. Brief van het hid den heer G. J. Filet, gedag- teekend Montrado 9 November 1857, aanbiedende 68 het eerste gedeelte van het manuskript, bedoeld bij de zijnen brief behandeld in de bestuursvergadering van den 27" Augustus 1857 met toezegging het tweede ge- deelte zoo spoedig mogelijk te doen volgen. Wordt goedgevonden het stuk aan te houden in af- wachting van het nog te bewerken gedeelte. 8. Brief van het lid den heer H. Von Rosenberg gedagteekend Batavia 21 November 1857 no. 6 te- rug aanbiedende de verhandeling, getiteld „ Overzigts- tabellen tot de ornithologie van Java.” Is besloten deze bijdrage op te nemen in het TFijd- schrift der Vereeniging. 9. Brief van het hid den heer J. Wolff, gedagtee- kend Samarinda 2 November 1857, mededeelende dat hij zich onledig houdt met het verzamelen van natura- liën en van zoetwatervisschen wit de Koetei-rivier, welke laatste daaraan evenwel zeer arm schijnt te zijn. Verder worden in genoemd schrijven de ravolgende bijzonderheden vermeld: „Met het oog op eene eventuöle kolonisatie van Europeanen, vermeen ik der Vereeniging geene ondienst te doen haar in het belang dier zoo gewigtige aan- gelegenheid mijne meteorologische observatiën aan te bieden van Koetei over het jaar 1855. Ik aarzel niet op deze plaats vooral opmerkzaam te maken. De bei- de oevers van den Mahakkanstroom mogen als ge- schikt worden aangegeven voor landbouw en andere ontginningen. Men vindt daar overal goede houtsoor- ten in overvloed tot het oprigten van woningen, waar- bij niet mag vergeten worden de rijkdom aan bruin- kolen, die als brandstof in massa hier nagenoeg overal zonder veel handenarbeid te bekomen is, en eenmaal, 69 op groote schaal ontgonnen, in de toekomst zeer veel belooft. Als van het grootste belang meen ik te moe- ten aanmerken dat het klimaat hier niets te wenschen overlaat. Meestal is hier ter plaatse eene zeer gema- tigde temperatuur; lang aanhoudende droogte noch lang durige regen verstoren eene gewenschte regelmaat van weersgesteldheid, hetwelk alles medewerkt om de plaats werkelijk als zeer gunstig voor de gezondheid te mo- gen noemen. Mijne ondervinding heeft zulks bevestigd en men kan zeggen dat nagenoeg alle ziekten van katarrhalen aard zijn, en zeer zelden een boosaardig karakter aannemen.” „Hiernevens zend ik eene pijp minjak tingkawang, welke plantentalk mij bij ondervinding gebleken is, zeer geschikt te zijn tot onderhoud van heelkundige instrumenten enz. Dit plantenvet wordt hier alge- meen door den inlander wegens de duurte van de klapperolie bij het vervaardigen van spijzen gebruikt, waartoe het bijzonder geschikt is, omdat het zich jaren laat bewaren zonder sterk of ransig te wor- den. „Als zeer merkwaardig haast ik mij nog mede te deelen dat alhier, nu drie dagen geleden, in den avond van den 30" Oktober bij volkomene windstilte en helder maanlicht, ongeveer 5 minuten over half negen, twee kort op elkander gevolgde horizontale aardschokken ge- voeld zijn, in eene zuid- en noordelijke rigting” Wordt besloten den heer Wolff den dank der Ver- eeniging voor het gezondene te betuigen ; voorts aan den chef der geneeskundige dienst een gedeelte der plan- tentalk aan te bieden, met eene aanduiding van het daaraan toegeschreven nut en de meteorologische waar= 70 nemingen van Koetei over het jaar 1855 in handen te stellen van den heer G. A. De Lange ten fine van advies. 10. De heer Bleeker deelt mede dat de heer A. Baron Sloet van Oldruitenborgh der Vereeniging ten geschenke heeft afgestaan eenige fossiele beenderen, gevonden op de helling van den Goenong Pandan, gelegen op de grens van Madioen en Rembang. Bij schrijven van den 2östen November 1857 , heeft laatstgenoemde heer daaromtrent de volgende nota gevoegd. | „De beenderen worden gevonden op ongeveer + paal van de dessa Ketoegeoen (noordoost), distrikt Dero, re- gentschap Ngawi, residentie Madioen en wel aan den voet van het gebergte Ardjoeno, behoorende tot den goenong Pandan. Voor zooveel bekend is liggen. dezelve in het djatibosch verspreid over eene opper= vlakte van + + paal oa. De meeste beenderen vindt men op de oppervlakte van den grond, die daar in alle rigtingen door kleine ravijnen is doorsneden ; zij zijn nog gedeeltelijk onder het zand bedolven, waaruit de bo- vengrond bestaat. Sommigen vielen geheel uit elkan- der bij het uitdelven. Blijkbaar is het aan de frag- menten van slagtanden, die men overal verspreid vindt, dat ze reeds gedeeltelijk gebroken waren, toen ze onder het zand begraven werden. Waarschijnlijk zijn ze vroeger diep bedolven geweest en door het afspoelen en weg- regenen van het losse zand dat ze omgeeft, aan den dag gekomen. Misschien zal men nog ongeschondene fragmenten kunnen vinden op de plaatsen waar het wegspoelen van het zand door plaatselijke omstandig- heden wordt verhinderd. De tijd ontbrak mij dat te onderzoeken De ondergrond bestaat uit verweerden trachiet. En aam hk aard „BEenige kisten met fragmenten van beenderen en tanden zal ik later aan de Natuurkundige Vereeniging zenden. Onder dezelve bevindt zich een slagtand, waarvan de fragmenten # 8 voeten lang waren toen hij werd opgegraven; ook zijn er kleinere hoornen en tanden Henige groote snijtanden zijn in het bee zit van den kontroleur Sijthoff te Grissee, terwijl te Bodjonegoro bij den adsistent resident een schedel moet aanwezig zijn. „Een der tanden, die in nevensgaand kistje zijn, is afkomstig van een stuk kaak , hetwelk ik bij wijlen den resident Hartmann te Madioen heb gezien” Reeds vroeger (vergelijk notulen van 28 July 1857) was ingekomen een berigt van den heer J. Hageman Jez. over de fossiele beenderen van Patihajam, waarin de volgende zinsnede voorkomt. „Ook in het zuiden van de afdeeling Bodjonegoro, tegen ’t Pandan-gebergte, moeten fossiele beenderen worden aangetroffen, volgens opgaven van ouden van dagen, die eene halve eeuw geleden die streken heb- ben doorzocht, maar zich nooit als zoodanig hebben genoemd.” Wordt besloten het kistje met fossiele beenderen in handen te stellen van den direkteur van het Museum, en den heer Sloet van Oldruitenborgh den dank der Vereeniging te betuigen voor zijn geschenk en zijne nota, met uitnoodiging om zoo mogelijk, na zijne terug- komst te Madioen, eenige nadere inlichting omtrent de- ze belangrijke zaak te willen geven. 1. De heer Versteeg brengt ter tafel het projekt van een gebouw, vroeger opgemaakt door den den luite- nant der genie den heer H. H. Borel. Bij deze gele- 12 genheid wordt mededeeling gedaan, dat van ter zijde vernomen is dat bij het Gouvernement het plan bestaat een gedeelte van het Koningsplein te Batavia te be- stemmen tot oprigting van landsgebouwen en tot pu- blieken verkoop. Is verstaan, indien zulks mogt bevestigd worden , aan- zoek te doen om een gedeelte van dien grond ter op- rigting van het Museum der Vereeniging. 12. De heer Versteeg doet mededeeling dat er thans ene betere gelegenheid bestaat tot het hithographiëren van plaatwerken voor de Vereeniging. Met. genoegen vernomen. 13. De heer Altheer deelt mede dat de minjakh bintarah en de vruchten, hem in: de vorige bestuurs- vergadering ter hand gesteld ten fine van een schei- kundig onderzoek, door hem te dien einde aan het lid den heer G. A. Veltman zijn overhandigd, hebbende de heer Veltman zich bereid verklaard dat onderzoek op zich te nemen. 14. De heer Versteeg brengt ter tafel eene verzame- ling schelpen van Amboina met het aanbod, om indien dáaronder eenige zeldzame zich mogten bevinden of van wetenschappelijke waarde, die aan de Vereeniging af te staan. In dank aangenomen. 15. De president brengt ter tafel een begrooting der kosten ad / 1450 voor het doen lithographiëren en druk- ken der afbeeldingen van Arachniden, afkomstig van jan de voormalige Natuurkundige Kommissie, alsmede van die, aangeboden door het adviserend lid den heer Dr. C. L. Doleschall. Wordt besloten de uitgave dezer platen voor reke- ME a KK on 13 ning der Vereeniging te doen plaats hebben. 16. De heer Bleeker maakt melding van eene ver- zameling mineralen, afkomstig van Timor en der Ver- eeniging aangeboden door haar lid den majoor Smits. Wordt goedgevonden de mineralen in handen te stellen van den direkteur van het museum en den heer Smits voor het geschenk dank te zeggen. 17. Tot leden der Vereeniging worden voorgesteld en benoemd, de H.H. P. W. A. Beijen, Officier van Gezondheid der 3, klasse, te Batavia. FP. W. Schröder, Kapitein der infanterie, te Soerabaja. A. Baron Sloet van Oldruitenborgh, suikerfabrikant te Madioen. 18. De heer Bleeker biedt nog aan ter plaatsing in het Tijdschrift en in de Acta der Vereeniging een vier- tal ichthyologische bijdragen, getiteld: a. Holacanthus pseudannularis eene nieuwe soort van Batavia. b. Bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van den Goram-archipel. ce. Vierde Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Biliton. d. Twaalfde Bijdrage tot de kennis van Borneo. Vis- schen van Singkawang. Besloten tot plaatsing. 20. Ingekomen boekwerken : Verslag van het Scheikundig onderzoek van de zaden der Ca- navalia ensiformis door Dr. P. F. H. Fromberg. Broch. 80. Over de op Java aangekweekte Sarsaparilla (Smilax sy philitica) door D. W. Rost van Tonningen. Broch. 8°. Scheikundig onderzoek van twee warme minerale bronnen, 14 voorkomende in de nabijheid van den pasangrahan te Goenoeng pasirkiamis, afdeeling Bandong, residentie Preanger-regentschap- pen, door P. J. Maier. Broch. 80. Dagverhaal eener botanische reis over de westkust van Suma- tra, door J. E. Teijsmann. Broch. 80. Observationes botanicae novae, door H. Zollinger. Broch. 82, Korte karakterschets des flora van Amboina door C. L. Dole- schall. Broch, 80. Iets over Coelops Brithi Blyth, door Dr. A. Bernstein. Broch. So, Notulen van het Koninklijk Institunt van ingenieurs, afdeeling Oostelijk Java. 1856. 80 (van de Afdeeling). Notulen van idem 1857. So (van de Afdeeling). Het volksonderwijs onder de Javanen door J, F. G. Brumund. Prijsantwoord, uitgegeven door de Maatschappij tot nut van het algemeen in Oost-Indië. Batavia 1857. 80 (van de Maat- schappij). nde BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN lÌen DECEMBER 1857 TEN HUIZE VAN DEN HEER WerITzEL. Tegenwoordig zijn de HI. P. Brrreker, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. J. Grorr. M. T. Rrreur, Zhesaurier. W. F. Versrere. BETA APS Watesar. J. J. ArrneeR;, Sekretaris, terwijl als gasten de vergadering bijwonen de HH. leden. J. A. KRAJENBRINK. H. L. Janssen. J. K. VAN DEN BroEK. De president wenscht den heer Weitzel geluk met zijnen terugkeer te Batavia en heet den heer Van den Broek, die voor de eerste maal de vergadering der Vereeniging bijwoont, welkom. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van de Société impériale des Naturalistes de Moscou gedagteekend 18 September- 10 Oktober 1857, kennisgave bevattende van de ontvangst van boekwerken, haar door de Vereeniging toegezonden. Aangenomen voor berigt. 2. Brief van den vice-admiraal, president van de 76 kommissie ter verbetering der Indische zeekaarten ge- dagteekend Batavia 1 December 1857 no. 203, in antwoord op den brief der Vereeniging van November 1857, vermeld in de notulen der bestuursvergadering van den 122 November 1857 sub no. 18, mededeelende het volgende. „Noch uit de verschillende opgaven der miswijzing van de vaarwaters om Banka, noch uit de metingen van den 12 luitenant Ullman, blijkt eenige magnetische werking van het aldaar aanwezig zijnde magneetijzer. „ Wanneer dus deze invloed wezenlijk bestaat ,‚ moet zij als onbeduidend voor de scheepvaart worden aangemerkt.” „Uit een wetenschappelijk oogpunt echter de vraag eenige belangrijkheid hebbende, heeft de kommissie aan den vice-admiraal, kommandant z. m. zeemagt in Oost. Indië en inspekteur der marine een schrij- ven gerigt, waarin zij zijner excellentie verzoekt op de schepen, die deze vaarwaters mogten nemen, eenige astronomische peilingen te doen verrigten”. Aangenomen voor berigt. 8. Brief van den chef der geneeskundige dienst, gedagteekend Batavia 1 December 1857 No. 2458 met dankbetuiging voor de toezending van de minjak tin- kawang, mededeelende, dat bereids het noodige onder- zoek is ingesteld naar de voorbehoedende kracht dier vetstof tegen het roesten van heelkundige instrumenten, met toezegging, dat de Vereeniging te goeder tijd met den uitslag van dat onderzoek zal worden in weten- schap gesteld. Daar evenwel nog een ander en be- langrijker nut aan die vetstof wordt toegekend, wordt de direktie verzocht eene grootere hoeveelheid van meer- genoemde stof aan den chef voornoemd te doen ge- 71 worden ten einde men in het algemeen belang zoowel door proefnemingen als door scheikundige nasporingen zich van dat nut, waaromtrent der direktie evenwel niets naders wordt medegedeeld, kunne vergewissen. Wordt besloten te schrijven: aan het lid den heer J. Wolff te Koetei, en aan het hid den heer C. C. Hardenberg te Sambas, met verzoek van de plant, waarvan de vetstof afkomstig is, der Vereeniging te willen toezenden bloemen, vruchten, zaden enz. en eene grootere hoeveelheid van het plantenvet, met op- gave van den handelsprijs en onder aanbieding eener nota van de daarvoor gedane uitgaven, zullende de ten gevolge dezer uitnoodiging te ontvangene minjak tin- kawang den chef der geneeskundige dienst worden aan- geboden. 4. Brief van den heer A. Baron Sloet van Oldrui- tenborgh, gedagteekend Batavia 5 December 1857, met erkentelijkheidsbetuiging zijne benoeming tot het gewone lidmaatschap der Vereeniging aannemende. 9. Brief van het dirigerend lid, den heer J. C. R. Steinmetz, gedagteekend Soerabaja 26 November 1857, mededeelende, noch omtrent het projekt van een ge- bouw voor de Vereeniging, noch omtrent eene kopie daarvan aanwijzing te kunnen doen. 6. De heer Versteeg wordt uitgenoodigd een adres te ontwerpen aan het gouvernement, de strekking heb- bende, om in het bezit te worden gesteld van een stuk gronds op het Koningsplein alhier ter oprigting van een gebouw der Vereeniging, alsmede om op te maken een daarbij over te leggen projekt van zoodanig gebouw, met opgave der kosten van daar- stelling. 18 De heer Versteeg verklaart zich daartoe bereid en verzoekt, dat hem alle stukken mogen in handen worden gesteld, welke op dezerzijds vroeger gedane verzoeken aan het gouvernement tot in bezit stelling van een stuk gronds tot bovenvermeld doel betrekking hebben. Wordt dienovereenkomstig besloten. 7. Brief van het korresponderend lid den heer W. Vrolik, gedagteekend Amsterdam 21 Oktober 1857, waarin gemeld wordt dat door den heer Krauss van Stuttgart zijne medewerking is ingeroepen tot eene wederkeerige ruiling van de boekwerken die door het Verein für Vaterlandsche Naturkunde in Stuttgart zijn en zullen worden uitgegeven, tegen die der Veree- niging. Nadat dit voorstel is aangenomen wordt besloten te schrijven aan den heer Krauss te Stuttgart, dat de Vereeniging door den heer Vrolik is in weten- schap gesteld met het bestaande verlangen ter weder- keerige ruiling van boekwerken; dat zij daarin vol- gaarne toestemt en de dezerzijds uitgekomen en nog uit te geven werken zal toezenden door tusschenkomst van het ministerie van Koloniën in Nederland. 8. Brief van het lid den heer Ludeking, gedagteekend Fort de Kock 27 November 1857, mededeeling bevat- tende dat de vroeger toegezonden kapok mejrah afkom- stig is van een varen, aldaar pakoe kidjang genoemd , terwijl het produkt zelf loemoet koening heet en zoo overvloedig voorkomt, dat de Maleijers er hunne hoofd- kussens mede opvullen, en eene daarvoor toereikende hoeveelheid tegen den prijs van 60 tot SO duiten te be- komen is. Verder bevat de brief kennisgave van eene 79 bezending minerale wateren en naturaliën, welke be- reids zijn aangekomen, alsmede het voorstel om met de Vereeniging eene ruiling aan te gaan van insekten als anderzins. Wordt goedgevonden de wateren in handen te stel- len van het ld den heer Veltman, met uitnoodiging ze scheikundig te willen onderzoeken; de naturaliën in het museum te deponeren en onder dankbetuiging voor het gezondene te schrijven aan den heer Ludeking dat, hoewel de Vereeniging zelve niet in de gelegenheid is het voorstel van ruiling aan te nemen, zij hem evenwel uitnoodigt die ruiling te willen aangaan met den heer Dr. Doleschall, die vroeger daartoe zijne genegenheid heeft te kennen gegeven. 9. Brief van het lid den heer H.L. Van Bloemen Waanders, gedagteekend Boleling 29 Oktober 1857, bevattende toezegging van eene nieuwe kollektie natu- raliën van Bali. Aangenomen voor berigt, wordende de naturaliën met belangstelling te gemoet gezien. 10. Brief van het lid den heer Huguenin, gedagteekend Buitenzorg 7 December 1857, van dezelfde strekking. Besloten als boven. 11. Brief van den lid den heer H. Raat, gedagtee- kend Riouw 1 December 1557, kennisgevende dat ten behoeve der Vereeniging eenige naturaliën zijn me- degegeven aan haar lid den heer E. Netscher. Aangenomen voer berigt. 12. Brief van de firma Van Haren Noman en Kolff, gedagteekend Batavia 27 November 1857, aanbiedende ten behoeve van-de bibliotheek der Vereeniging: een present-exemplaar van den Algemeenen Atlas van 80 Nederlandsch Indië van P. Baron Melvill van Carnbee, voortgezet door W. L. Versteeg (zie ingekomen boek- werken), blad 1 — 15, met toezegging dat geregeld te blijven vervolgen. Is verstaan de inzender voor het ontvangen geschenk dank te zeggen. 13. Brief van het lid, den heer Bernelot Moens, ge- dagteekend Batjan 10 Oktober 1857, mededeeling be- helzende, dat op het eiland Batjan een boom wordt aangeplant onder den naam van kajoe amas Batj. of kajoemaas der Labocharezen, met aanwijzing van het gebruik dat de inlanders er van maken en onder toe- zending van eenige takken met bladen. Deze zijn pa- rig gevind met stomp ovale blaadjes en behooren klaar- blijkelijk tot eene soort van Acacia. 14. De heer Krajenbrink deelt mede, dat op Toe- lokdjambe in Krawang een struikje wast, waarvan de bladen bitter zijn van smaak, en zoodanige koorts- werende eigenschappen zouden bezitten, dat de koorts er door wijkt, wanneer de kinine geene uitwerking meer doet. Die bladen dragen den naam dawon bi- tjitah. De heer Krajenbrink zegt der Vereeniging eene hoeveelheid dier bladen toe ter scheikundige onderzoeking, verklarende de heer Altheer zich bereid onderzoek op zich te nemen. 15. De heer Bleeker deelt mede dat sdesheer J. T. Van Bloemen Waanders, kapitein der artillerie, eene zeer belangrijke verzameling visschen heeft aan- geboden van de rivier van Palembang, waarover hij in eene volgende vergadering nader verslag wenscht te geven. 16. De heer Bleeker biedt een berigt aan be- 81 trekkelijk visschen van Prigi aan Java’s zuidkust. Is verstaan. Dit berigt in het Tijdschrift der Vereeniging op te nemen. 17. Brief van den heer C. Bosscher, gedagteekend Ternate 1l November 1857, kennisgevende dat hij zijne beste pogingen zal aanwenden om de belangen der Vereeniging te blijven behartigen. Met belangstelling vernomen. 18. Brief van den nederlandschen kommissaris in Japan gedagteekend Desima 24 Oktober 1857 No. 4l terugaanbiedende eene kwitantie ten laste van het lid den heer Huguenin, welke heer bij de ontvangst reeds naar Java was vertrokken. De kwitantie wordt in handen gesteld van den the- saurier. 19. Brief van den opziener van het eiland Boero, gedagteekend 1 Oktober 1857 terug aanbiedende eene inteekeningslijst ter oprigting van het Museum der Ver- eeniging. De gelden, bij de lijst gevoegd, worden in handen gesteld van den thesaurier. 20. Eene ordonnantie op *s lands kas groot f 360 voor van tijd tot tijd ingekomene stortingsbewijzen ten behoeve der Vereeniging. Ook deze wordt den thesaurier overhandigd. 21. De heer Reiche brengt ter tafel eenige stukken obsidiaan, afkomstig van den berg Merapi. Aangenomen voor het Museum der Vereeniging. 22. De president noodigt heeren bestuurderen uit tegen de volgende vergadering bij eventuële afwezigheid de stembilletten in te zenden ter benoeming van de 6 82 funktionarissen in het bestuur voor het volgende jaar; terwijl den sekretaris wordt opgedragen ook de van Batavia afwezige besturende leden daartoe uit te noo- digen. 23. Tot gewone leden der Vereeniging worden voor- steld en benoemd; de HH: J.T. Van Bloemen Waanders, Kapitein der Artillerie te Batavia. | A. De Vos, Ie Luitenant-Paardenarts, te Batavia. 24, Ingekomen boekwerken: 1. Algemeene Altas van Nederlandsch Indië ontworpen door P- baron Melvill van Carnbee, blad 1 tot 15 (presentexemplaar van de firma Van Haren Noman & Kolff). 2. Eerste verslag van de uitkomsten der bemesting van koffij- boomen met guano en andere stoffen in den proeftuin te Genteng, door P. F, H Fromberg, 1857, Broch. 80, (van den schrijver). 8. Beschrijving van een djagong-peller, door C. F. Deeleman, Broch. 80, Batavia 1857. 4, Railwagen door water bewogen, door C.F. Deeleman, Broch. 8°, Batavia 1857. 5. Ontdekking van Amerika door de Noormannen. Brech. 89, 6. Betrekking der Noormannen met het Oosten. Broch. 80. Ke bre ir af end pre ip BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN OP DONDERDAG DEN 24en DrceuBrEr 18957 TEN HUIZE VAN DEN HEER BLEEKER. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreKenR, Prestdent. A. J. D. Srrunsrra Toussaint, Vicepresident. ME GROLL. G. F. De Bruun Kors, Bibliothekaris. M. T. Rercuer, Jhesaurier. A.W. P. Werrzer. W. FE. Versreee, Waarna Sekretaris. De sekretaris de heer J. J. Altheer is door ernstige on- gesteldheid verhinderd de vergadering bij te wonen, zoo mede het bestuurslid de heer P. J. Maier wegens in- dispositie waarvan schriftelijk mededeeling is gedaan, terwijl het bestuurslid G. A. De linge van de plaats afwezig is. Door ziekte van den sekretaris de resumptie der notulen van de vorige vergadering nog geen plaats gevonden hebbende, wordt onmiddellijk na opening der vergadering tot het behandelen der ingekomen stukken overgegaan. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief gedakteekend 10 November 1857 van den Directeur de |’ Observatoire Royal et Secrétaire per- pétuel de 1’ Académie des Sciences, Arts et Belles lettres 84 Belgique den heer Quetelet, inhoudende dankbetuiging voor het ontvangen diploma als Korresponderend lid der Vereeniging en aanbieding van medewerking, indien zich daartoe de gelegenheid mogt voordoen. 2. Brief van denzelfden inhoud van het Korrespon- derend lid den heer W. J. Hooker, gedateerd Royal. Gardens Kew October 29, 1857. 8. Kennisgave van gelijken inhoud van het Kor- responderend lid den heer H. Schlegel te Leiden, ver- vat in een partikulier schrijven aan den president. 4. Brief van het Honorair hid der Vereeniging den oud-vice-admiraal Van der Plaat, van gelijke strekking, gedateerd Amsterdam 9 November 1857. 5. Schrijven gedagteekend Batavia 15 December 1857 van het nieuw benoemd lid den heer J. 'É. Van Bloemen Waanders, inhoudende dankbetuiging voor de hem verleende onderscheiding. 6. Brief gedagteekend Batavia 9 December 1857 van het nieuw benoemd hid den heer P. W. A. Beijen, van gelijke strekking. Alle deze stukken worden aangenomen voor kennisgave. 7. Brief gedagteekend Berlijn 23 Oktober 1857 van de Koninklijk Pruissische Akademie van Wetenschap- pen, inhoudende erkenning van de ontvangst van de werken der Vereeniging onder opgave tevens, welke dier werken der Akademie alsnog ontbreken. 8. Brief gedagteekend Brussel 17 Oktober 1857, van de Académie Royale des Sciences, Arts et Belles let- tres de Belgique, inhoudende bezwaren wegens de hooge porten welke de Akademie heeft moeten voldoen voor de ontvangen werken en opgave van die werken, welke haar thans nog ontbreken. EVER 85 ‘ Aamgezien de verzendingen van de werken der Ver- eeniging thans reeds naar behooren geregeld zijn vereischt het eerste gedeelte van dit schrijven geen antwoord, zul- lende wat het tweede gedeelte betreft gewacht worden, totdat zoodanige opgave van alle genootschappen, waar- mede de Vereeniging in korrespondentie staat, ts binnen gekomen om alsdan maatregelen te treffen om de ontbre- kende boekwerken alsnog te doen toezenden. 9. Kennisgave van het lid den heer H. Von Ro- senberg dat hij bestemd is om deel te nemen aan een’ onderzoekingstogt op Nieuw-Guinea en het voornemen heeft de belangen der Vereeniging zooveel in zijn ver- mogen is te behartigen. Besloten den heer Von Rosenberg te antwoorden, dat zijne aanbieding op hoogen prijs wordt gesteld. 10. Brief gedagteekend Batavia 12 December 1857 van het lid den heer E. Netscher een opstel aanbieden- de van de heer J. H. Tobias, resident, vroeger van Ternate thans van Riouw, handelende over eene aard- storting op het eiland ‘Lidore, die den schijn had van door onderaardsche krachten te zijn ontstaan, doch later bleek aan gewone omstandigheden te moeten worden toegeschreven. Wordt besloten tot opname in het Tijdschrift der Vereeniging. Bij dezen brief is bovendien gevoegd een monster van Batoe bangaja (mica) van het eiland Banggaai, insge- lijks aangeboden namens den heer Tobias. Besloten tot plaatsing in het Museum der Vereeniging. ll. Brief gedagteekend Buitenzorg 20 December 1857 van het adviserend lid den heer Fromberg waarbij wordt aangeboden een artikel gedagteekend 19 December ‚86 1857 van den heer D. Ples, behelzende eene bijdrage tot de kennis der kajeputi-of kajoepoeti-olie en ver- gezeld van een monster van die olie. Wordt besloten dit stuk ter lezing te doen rond- gaan. 12. Brief van den eersten gouvernements sekretaris gedagteekend Batavia 17 December 1857, der Veree- niging aanbiedende het Verslag der Geodesische me- tingen in de residentiën Bagelen en Kadoe van den geographischen ingenieur G. A. De Lange. Besloten tot plaatsing inde Acta der Vereeniging. 13. Brief gedagteekend Montrado 10 December 1857 van het lid den heer Filet, het vervolg en slot aanbie- dende van het manuskript der Inlandsche plantenna- men. In dat schrijven wordt tevens het voornemen aangekondigd om bij voorraad van stof een’ tweeden bundel bijeen te brengen. De inzender verzoekt ten slotte bij eventuele plaatsing van zijn manuskript een exemplaar doorschoten met wit papier te mogen ont- vangen. Wordt thans besloten het stuk zoo spoedig doenlijk door de Vereeniging te doen uitgeven, den heer Hilet dank te zeggen voor het vernieuwd bewijs zijner be- langstelling en hem behalve de gewone overdrukken een exemplaar overeenkomstig het verlangde toe te zeggen. 14. Door den heer De Bruijn Kops wordt na- mens het gewoon lid den heer Walbeehm, aange- boden een manuskript, getiteld: Notice sur les Mantra , tribu sauvage de la péninsule Malaise, geschreven te Doesoen Maria den 1* November 1857 door den zende- ling Borie. a Mined S7 Wordt besloten het manuskript ter lezing te doen rondgaan. 15. Schrijven gedagteekend 11 November 1857 van het lid den heer E F. Meijer te Riouw, waarbij der Vereeniging eenige reptiliën worden aangeboden , waar- over-de heer Bleeker reeds heeft berigt. 16. Benige naturaliën door het lid den heer E. Netscher van Riouw medegebragt zoo door hem zelven als door de leden te Riouw de heeren Meijer en Raat verzameld. De heer Bleeker heeft ook hieromtrent reeds berigt. 17 Kennisgave van het lid der direktie den heer Maier, dat het oud bestuurslid de heer R. F. De Seijft bij hem gedeponeerd heeft eene verzameling mineralen van Limor, welke der Vereeniging worden aangeboden. Eenige daarvan, ter bezigtiging gezonden, worden ter tafel gebragt ; bijzondere belangstelling wekken een exem- plaar van een’ ammoniet en een rotsstuk bevattende zeer talrijke Encriniten. Is verstaan den heer De Seijf dank te zeggen en de voorwerpen te bestemmen voor het Museum. 8. De heer A. W. F, H. Tuckermann, kapitein in de Lampongsche distrikten heeft ingezonden eene flesch waarin twee exemplaren van het spookdier (Tarsius spec- trum) op arak, welk geschenk in dank wordt aangenomen. 19. Brief gedagteekend 15 December 1857 No. 362 van den resident van Batavia, behelzende het verzoek in de maand January e. k.een verslag te ontvangen van de Verrigtingen der Vereeniging gedurende het jaar 1857. Wordt besloten dien hoofdambtenaar te antwoorden dat hem een exemplaar van bedoeld verslag zal worden aangeboden zoodra het zal zijn afgedrukt. 68 20. Brief vedagteekend 19 December 1857 No. 2990/1 van den nieuw opgetreden resident van Tagal, een kwi- tantie terug aanbiedende ten laste van den heer Vries- man, onder kennisgave dat de heer Vriesman bereids naar Soerabaja vertrokken is. Gesteld in handen van den thesaurier. 21. Brief gedagteekend Batavia 19 December 1857 le Bur. No. 3281 van den vice admiraal kommandant van Z M. zeemagt in Oost Indië en inspekteur der marine terug aanbiedende circulaires tot deelname in de oprigting van een gebouw voor Museum der Vereeniging. Voor notifikatie aangenomen. 22. Brief gedagteekend Bandjermasin 20 November 1857 No. 1638 van den resident der Zuid- en Oosteraf- deeling van Borneo van gelijke strekking. De president doet mededeeling dat door de terug- ontvangst der inteekeningslijsten bij dit en het voor- gaand No. bedoeld, de ingeteekende som met f 130 is vermeerderd en dat de geheele ingeschreven som thans bedraagt ruim f 5000. 23. De bibliothekaris van het Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen zendt de navolgen- de manuskripten in ten gebruike voor de Vereeniging, als: Guano-grotten in Madioen. 1836. Waarneming eener komeet in 1843 door H. W. Schwanefeld. Reis over Sumatra in 1838 door II. Bürger. Rapport over de Indigo op Java. Topographisch-nosologische schets van Rau, door Go- bee, 1838. Rapporten over de theekultuur in Japan, 1888, door H. Bürger en P. F. Von Siebold. 89 Aanteekeningen op eene reis over Java, door S. Müller. Aanteekeningen op eene reis over Java in 1838, BobheP.- Van Oort. Wordt besloten deze manuskripten voorloopig ter lezing rond te zenden onder opmerking dat enkele daarvan reeds in de werken van het Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen zijn gepubliceerd. 24. De heer Versteeg brengt ter tafel een schets- plan voor een gebouw bestemd tot Museum der Ver- eeniging en leest voor een koncept-adres daarop be- trekking hebbende. De direktie, plan en koncept goedkeurende, betuigt haren dank daarvoor aan den heer Versteeg. 25. De direktie besluit om ter gelegenheid van de op handen zijnde komst te Batavia van de korresponderen- de leden in Nederland de heeren Oudemans, De Vriese en De Vrij eene buitengewone vergadering te beleggen. 26. Tot gewone leden der Vereeniging worden voorgesteld en benoemd de HH. J.H. Tobias, resident van Riouw en onderhoorigheden. D. Ples, ambtenaar te Buitenzorg. 27. Wordt overgegaan tot de keuze van een Pre- sident, Vicepresident, Thesaurier, Bibliothekaris, Hoofd- redakteur, Direkteur van het museum en Sekretaris der Vereeniging voor het jaar 1858. Na opening der stem- billetten blijkt dat alle de heeren, welke thans de bo- vengemelde betrekkingen bekleeden, zijn herkozen. De heeren Bleeker, Steenstra Toussaint, De Bruijn Kops en Reiche laten zich de herkiezing welgevallen. De heeren Maieren Altheer niet tegenwoordige zijnde, zal hun van hunne herbenoeming kennis worden gegeven. BESTUURSVERGADERING, DEN 19% JANvarY 1859 TEN HUIZE VAN HEER BLEEKER. GEHOUDEN Tegenwoordig zijn de HH, P. BrurekKer, President. A. J. D. Sreexsrra Tovssarr, Vicepresident. Se GROTT. G. A. De LANGE. P. J. Marrer, Direkteur van het Museum. M. Tu. Rerrcar, Zhesaurier, A. W.P. Werrzen. W. PF. Versrere, Wd Sekretaris, Alsmede de onlangs uit Nederland aangekomene Kor- responderende leden de HH. Wiede Den Mermans J. A. C. OuprMans. Jair welke heeren overeenkomstig de wetten der Vereeni- ging als Adviserende leden optreden: wordende de ver- gadering ook bijgewoond door de Gewone leden de HH. G. WassiNK, S. L. BLANKENBURG, E. NerscueR, en G. L. Mers Frers SMEDING. De president opent de Vergadering met eene toc- spraak, waarin hij zegt: Dat hij, alvorens over te gaan tot de werkzaamheden 9 van dezen avond, de heeren korresponderende leden, welke het bestuur het voorregt heeft in zijn midden te zien welkom heet in de vergadering. Dat hij dezen avond als een’ gewigtigen avond voor de Vereeniging beschouwt, niet omdat der direktie werkzaamheden wachten van bijzondere belangrijkheid, maar juist omdat zij voor het eerst in haar midden mag zien een drietal mannen, te regt beroemd in de we- tenschappen welke de Vereeniging voorstaat en van wie zij gewis mag verwachten dat hunne medewerking er toe zal bijbrengen hare jeugdige krachten te sterken, haren bloei te doen toenemen en haren roem te verhoogen. Hij wijst er verder op, dat het thans ruim twee jaren geleden is, dat eene dergelijke bestuursvergadering plaats had, dat ook toen een drietal mannen, vermaard in de wetenschap der natuur in haar midden kwam, en dat door de toetreding dier mannen de bloei der Ver- eeniging hoogelijk is bevorderd, gelijk blijkt uit de ge- schriften door haar openbaar gemaakt onder de namen van Hasskarl, Junghuhn en Zollinger. Zekerlijk verheugden wij ons toen, zeide de presi- dent verder, over de tegenwoordigheid van die drie verdienstelijke natuuronderzoekers, maar de natuur- wetenschap in Indië vond in hen niet zoo zeer eene dadelijke aanwinst als wel een herstel van een vroe- ger geleden verlies, want zij allen hadden reeds in vroegere jaren geruimen tijd in deze gewesten doorge- bragt en er der wetenschap gewigtige diensten bewezen. Hij begroette de komst van de heeren Oudemans, De Vriese en De Vrij, als eene blijde boodschap voor de wetenschap in Indië in het algemeen en voor de Vereeniging in het bijzonder. 92 Geen onzer, sprak hij verder, dacht er zeker aan, toen wij een openlijk blijk gaven van huldiging uwer verdiensten in uwe verkiezing tot het Korresponderend lidmaatschap der Vereeniging, dat wij u eenmaal in ons midden zouden zien. Wij wenschen ons daarmede ge-_ luk en terwijl wij niet twijfelen dat uwe nieuwe be- trekking tot de Vereeniging als Adviserende leden door U zal worden aanvaard, drukken wij tevens met vertrouweù den wensch uit, dat deze nadere sluiting aan de Vereeniging nieuwe kracht zal geven aan haar streven en nieuwe parels zal hechten aan de kroon die zij zich heeft verworven. Hierna heette de president ook de overige heeren wel- kom in de Vergadering. Daarna werden de notulen der vergadering van den Z4n December door het lid den heer Versteeg, bij afwezig- heid wegens ziekte van den sekretaris den heer Altheer, voorgelezen en goedgekeurd. Werden ter tafel gebragt. 1. Brief van den heer Aug. Brullé, bibliothekaris van de Académie des Sciences, Arts et Belles lettres de Dyon, gedagteekend 25 Oktober 1857, namens die Aka- demie de haar nog ontbrekende werken der Vereeni- ging opsommende. Is besloten dat stuk bij de overige van dezelfde strekking te deponeren ten einde later de ontbreken- de werken aan de verschillende genootschappen in eene afzonderlijke zending te doen toekomen. 2. Brief van heer Alexis Perrey te Dyon, gedagtee- kend 25 November 1857, houdende erkenning van het ontvangen van dezerzijdsch schrijven van den 2%» April 1857, en betuiging van zijnen persoonlijken re rd A a dS Aiden 93 dank voor de hem gedane toezeggingen betreffende op- gaven van aardbevingen in den Indischen archipel. De heer Perrey geeft verder kennis van zijne belangstel- ling in het Tijdschrift der Vereeniging, dat hij de vertaling van meerdere daarin vervatte dokumenten reeds heeft gepubliceerd en van hetzelve verder denkt partij te trekken; dat hij bij eene onlangs volbragte reis naar Parijs door de HH. Elie De Beaumont, d'Archiac en andere leden van de Akademie des Sciences is aangemoedigd om die overzettingen te vervolgen, welke zij in de Comptes rendus der Aka- demie en in het Bulletin van de Société Géologique wenschen op te nemen; dat hij zich onledig houdende met het redigeren van onderscheidene opstellen o. a. over aardbevingen en vulkanische verschijnselen, de Ver- eeniging hem ten hoogste zou verpligten door hem afdrukken te doen toekomen van de bladen uit haar Pijdschrift, welke over deze onderwerpen handelen, gullende hij bij eene volgende bezending der Akade- mie, exemplaren voor de Vereeniging voegen van die zijner memoriën, welke nog in zijn bezit zijn. Is besloten aan het verzoek in dat schrijven vervat ge- volg te geven en den heer Perrey tevens een overzigt te doen geworden, van al hetgeen omtrent aardbevin- gen en vulkanische verschijnselen in Nederlandsch In- dië is gepubliceerd vóórde oprigting der Vereeniging, biedende zich tot het verwezenlijken van dien arbeid aan de HH. Weitzel, Reiche en Versteeg. 8. Brief van de Koninklijk Beijersche Akademie van Wetenschappen te München gedagteekend 6 November 1857, behelzende de erkenning der ontvangst van eeni- ge werken der Vereeniging, alsmede opgave der nog ontbrekende werken. OL N Wordt besloten dezen brief, even als vroegere over hetzelfde onderwerp, voorloopig te deponeren. | Dit schrijven bevat ook nog eenige bezwaren over de hooge betaalde porten, hetgeen geen nader antwoord ver- eischt, aangezien deze aangelegenheid reeds geregeld is. 4. Brief van de Société Impériale -des Naturalistes de Moscou gedagteekend Moscou + July 1857 n°. 626, eenige boekwerken door dat Genootschap uitgegeven aanbiedende. Wordt besloten de goede ontvangst op de gewone wijze te erkennen 5. Brief gedagteekend Buitenzorg 9 January 1858 van het lid den heer D. Ples, adsistent bij de koffij- kultuur te Buitenzorg, inhoudende dankbetuiging voor zijne benoeming tot gewoon lid der Vereeniging en de verzekering dat hij niets onbeproefd zal laten zich de- hem verleende onderscheiding waardig te maken. Aangenomen voor kennisgave. 6. Brief gedagteekend Soerabaja 13 December 1857 van het lid den heer 'T. W. Schröder, meldende dat hij met erkentelijkheid aanneemt de onderscheiding hem te beurt gevallen door zijne benoeming tot lid der Vereeniging. Aangenomen voor berigt. 7. Brief gedagteekend Batavia 13 January 1858 N°. 1833 van den eersten gouvernements sekretaris waarbij der Vereeniging wordt aangeboden een brief van den geographischen ingenieur G. A. De Lange, met bijla- gen, handelende over het Geodesisch nivellement der residentie Kadoe en Bagelen met een kaartje. Wordt besloten tot plaatsing dezer stukken in de Acta der Vereeniging. 8. Brief gedagteekend Batavia 5 January 1858 n°. 1% van den direkteur der kultures, waarbij ter opname 95 in het Tijdschrift der Vereeniging worden toegezonden een Verslag van eene reeks van proeven met suiker- rietsap in verband met de fabrikaadje en een Verslag van de uitkomsten van het scheikundig onderzoek van een aantal suikerrietmonsters, beide van den agrikul- tuur-chemist Wromberg. Wordt besloten tot plaatsing in het Tijdschrift. 9. Brief van het besturend lid der Vereeniging den heer Rost van Tonningen, gedateerd Sedoekari 30 De- cember 1857, waarbij verzocht wordt van af l Janu- ary 1858 het Tijdschrift der Vereeniging te willen toe- zenden aan den heer Van Spall kontroleur 2e klasse bij de landelijke inkomsten en kultures te Tjankir, resi- dentie Soerabaja. In handen gesteld van den thesaurier en hoofdredakteur. 10. Brief van den adsistent resident van Toeban ge- dasteekend 13 Janarij 1858 ne. 65/7. 1. Brief van den adsistent resident van het Wes- terkwartier der Ommelanden van Batavia gedagteekend 12 January 1858 ne. 52. ed 12. Brief van den adsistent resident van Tjilatjap gedagteekend Tjilatjap 8 January 185S n°. 48/23. 18. Brief van den ingenieur 1° kl. van het mijnwe- zen, gedagteekend Buitenzorg 81 December 1857 n°. 335. 14. Brief van den adsistent resident van het Zuider- en Ooster-kwartier der Ommelanden van Batavia ge- dagteekend 18 January 1858 ne. 53/28. 15. Brief van den dirigerend officier van gezondheid 2e klasse ter Sumatra's Westkust gedagteekend 20 De- eember 1857 n°. 488, Alle terugaanbiedende de inteekeningslijsten op het Tijdschrift en voor de oprigting van een Museum der Vereeniging. 96 16. Rapport van het adviserend lid den heer Fromberg over harsen van Borneo, eenigen tijd geleden van het lid den heer Hardenberg te Sambas ontvangen, waaruit blijkt dat twee der toegezondene soorten (zie bladz. 6) alle aan- dacht verdienen en wegens den geringen prijs ook voor de industrie niet van belang ontbloot zijn; dat het echter wenschelijk zoude wezen de bladen, vruchten en bloemen van de boomen die deze harsen opleveren te kennen, ten einde de soorten te bepalen en het aan- wezen ook in andere gedeelten van den archipel te kun- nen nagaan of wel de kultuur te beproeven. Het rapport van den heer Fromberg hierover luidt als volgt. „Het monster A, (dammar-dagieng-kie-njang) is een licht bruinachtig-gele, naar het midden lichter gekleur- de hars, van gewonen glans, broos, schelpvormig van breuk, in dunne stukjes doorzigtig, licht geel, zeer zwak van reuk. „ Het monster B, (zie bladz. 6) is een licht graauwach= tig gele, vuil bevattende soort van gomhars, van eenen zachten aromatischen geur,-bij het breken eerst, als aan de oppervlakte, eenigzins taai, maar binnen in broos, glas- glanzig op de breuk, niet schelpvormig. Im het bin- nenste is het voorkomen licht melkachtig. „ Het monster C (dammar mata-koetjing) is eene vol- komen broze, brokkelige, bijna kleurlooze, in het licht- groene spelende, doorschijnende hars, flaauw van reuk; breuk schelpvormig. „ Deze harssoorten werden hoofdzakelijk onderzocht op hare oplosbaarheid in verschillende vochten, met het oog op derzelver waarschijnlijke aanwending tot vernis- sen. De uitkomsten daarvan volgen hieronder — en OP 97 Oplosmiddel À. B. C. Alkohol. Geheeloplosbaar | Oplosbaar bij [Niet geheel op- bij verwarming [verwarming. |losbaar. Circa (50oPh.N. door | Reaktiezuur. [39° bleef te- water wordt een rug. Reaktie wit poeder neer- - zuur. geslagen, Reak- tie zuur. Ether ten deele oplos- | ten deele oplos- weinig oplosbaar baar baar oplosbaar, vocht- Terpentijnolie geel, oplosbaar, vocht loplosbaar, vocht geel. | geel. Van alle blijft een weinig vuil terug. oplosbaar, wordt{ weinig oplos-| weinig oplos- door zuren nêer- baar baar. geslagen. Ammonia geeft bij verwar-| weinig oplos- |weinig oplos- ming eene volko- baar baar, mene, gele oplos- sing, mits de po- tasch vrij van koolzuur is: zoo niet, dan wordt een gedeelte als eeneuiterst taaije, lin water oplos- bare, soort van zeep afgezet. — Bij de oplos- sing in Ka O., [wordt een aange- name geur ont- wikkeld. Potasch ea Kalkwater weinig oplosbaar weinig oplos- | bijna onoplos- baar baar. Het aschgehaltel _ 0,189°% | 0,125’ 0,145°/, bedraagt: 98 „Deze drie stoffen verhouden zich dus verschillend tegenover de oplosmiddelen, met uitzondering van ter- pentijnolie, waarmede zij eene, in kleur weinig of niet verschillende oplossing geven. Tegenover alkohol, het meest gewone solvens voor vernissen, hebben A. en B de voorkeur boven C. „De waarde der oplossingen als vernis kon hier moeijelijk onderzocht worden, dewijl daartoe doorgaans twee of meerdere harsen te zamen worden vermengd, zoo als mastik, kopal, gomlak, schellak, sandrak, enz., met het oog op de stoffen, waarvoor het vernis zal dienen. — „Zien wij nu op de gewone handelsprijzen der bo- vengenoemde harssoorten, dan zal het ons niet zeer bevreemden, zoo wij lezen dat de beide eerste voor 10 dollars de laatste voor 6 spaansche matten per pikol verkocht zijn. „ De moeijelijke en slechts door zekere handgrepen of bijvoegselen te bewerken oplosbaarheid der kopal-hars in alkohol; — de vreemde stoffen in het gomlak, waar- onder vooral de kleurstof, ook nog, ofschoon weinig, in Ss het schellak aanwezig, met chloor noodzakelijk wordt, de slechts gedeeltelijke oplosbaarheid van het mastik in alkohol, deze ver- schillende nadeelen kleven de harsen sub A. en B. be- doeld, niet aan, die dan ook hierin boven C. de voor- keur hebben, waarmede de prijsopgaven eenigzins over censtemmen. „De overvloed, waarin die harsen op Borneo ver- krijgbaar zijn,—de rijkdom van boomen, waaruit A. is verkregen en het spoedig opleveren daarvan zonder eeni- gen anderen arbeid dan het verzamelen, de betrekkelijke en waardoor eene behandeling 99 gemakkelijkheid en ruimte, waarin de beide andere uit hare respective gewassen te bekomen zijn, —dit alles zijn voordeelen, die het zeer wenschelijk maken, dat die tak van industrie worde aangemoedigd, waartoe voorzeker de heer Hardenberg, zijne beste pogingen zal aanwenden. „Zijn aanbod om ook de vruchten, bloemen en bladen van die boomen over te zenden zal wel in dank worden aangenomen. n Het zou welligt de moeite beloonen, indien men de zaden op Java konden overplanten, en dus deze wei- nig kostende produktie over meerdere plaatsen van de- zen Archipel verspreiden.” Wordt besloten. a. Den heer Fromberg den dank der Vereeniging te betuigen van het uitgebragte rapport. b. Het lid den heer Hardenberg om de toezending van vruchten en takken met bladen en bloemen dezer boomen te verzoeken onder aanbieding van afschrift van het Rapport. ce. Het rapport op te nemen in het Tijdschrift der Vereeniging. Het adviserend lid de heer De Vriese geeft te ken- nen dat dit rapport hem bereids bekend was; dat wegens het belang der zaak door hem pogingen bij de re- gering gedaan zijn om de onder B bedoelde gomhars van Sambas te bekomen, welke hij op ontvangst aan het adviserend lid den heer Fromberg denkt te zenden en aanbiedt om de mededeelingen die het gevolg van het te houden onderzoek zullen wezen gezamenlijk met dat lid der Vereeniging op te dragen, voegende hij er ten slotte nog bij, dat hij uit het reeds bekende van 100 de harsen enz. ook op Java vermeent te moeten op- maken dat deze boomen tot de Dipterocarpeën behooren en het hem niet onwaarschijnlijk voorkomt dat ook de onderwerpelijke soort door den heer Korthals reeds be- schreven is. 17. Ingekomen boekwerken. Ornithologie, par Bonnaterre et Vieillot. 2e Partie. Paris, 1823. 40, History of the Indian tribes of the United states by R. Schooleraft. Part 1. Philadephia, 1851. 1. 40. Transactions of the Linnean Society of London. Vol. XXI Part.'1 2.3 &:4. London, 1854. 49. Ueber die neuesten Fortschritte der Anatomie und Physiologie der Gewächse von T.J. F. Meyen (Verh. Teylers genootsch). Haarlem. 1836. 42, Nie Plantae Indiae Batavae Orientalis. JI. Luugd. Bat. 1857. 40. Uittreksels uit vreemde tijdschriften voor de leden van het K. I. van Ingenieurs. 1856—57. No, 2 en 5. 's Gravenhage. 40. Verhandelingen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1856 —57 I afl (bovengenoemde werken van het Bataviaasch Ge- nootschap van wetenschappen). Nieuwenhuis, Woordenboek van kunsten en wetenschappen Eer- ste Deel. 1 afl. (nieuwe uitgave). Leiden. 1857. 42, Ueber die Bildung des Harzgebirges von J. F. L. Hausmann, Göttingen. 1842. do. (Van den schrijver). Ein Blick auf die äussere Geschichte der Königliche Gesell- schaft der Wissenschaften zu Göttingen in ihrem le Jahrhundert von J. F. L. Hausmann. do. (van de Gesellschaft). Memorias de la Real Academia de Ciencias de Madrid. Tomo HI & 1V. 1856, 4e, (Van de Akademie). Over het aantal onweder- en regendagen op Java, door H. Zol- linger Broch. 8 (van den schrijver). Observationes botanicae novaec auct. H. Zollinger Broch. 8 (van den schrijver). Over het begrip en den omvang eener Flora Malesiana door H. Zollinger, Broch. 8 (van den schrijver), Anuncio del Eclipse anulary central que tendra lugar el 15 de it Gd a | 101 5 Marzo de 1858. A, Aquilar. (Van de Akademie te Madrid). Verhandeling over Nederland's koophandel door J. Van Ouwer- kerk de Vries, Haarlem. 1827. 80, (Van het Batav. Genootschap). Natuur- en Geneeskundig Archief van Nederlandsch Indië. Jaargang 1—IV Batavia 1813 — 1847, So, (van het Batav. Ge- nootschap). Voyage aux régions équinoxiales par A, Von Humboldt. 1—8. Paris, 1816. 80. [van het Batav. genootshap]. De Globe. 2e Serie Dl. III en IV (van het Bat. Genootsch.) Aanteekeuingen van het verhandelde in de sectie-vergaderingen van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van K.en W. bij de algemeene vergaderingen van 1845 — 50 Utrecht 80. (van het Batav. Genootsch.) Verzameling van wiskundige opgaven. Ie deel 1—S8. Amst. 8e, (van het Batav. Genootsch.) Annales des sciences naturelles. Tome XL. Jan. Mai. 1839. Paris, 8. (van het Batav. Genootsch.). Meteorologische waarnemingen in Nederland in 1851 door Dr. C, H, D. Buijs Ballot. 4o (van het Batav. Genootsch.). Uittreksel uit de Meteorologische waarnemingen aan boord Z. M. korvet Boreas. Utrecht. 1844. 8. (van het Bâät. Genootsch.). Uitkomsten der Meteorologische waarnemingen gedaan te Utrecht. in de jaren 1839—43. Utrecht. 1844. 8. (van het Batav. Genootsch.). Over den verledenen en tegenwoordigen toestand van het eiland Java door Dr. B. Selberg vertaald door W. E. De Sturler. Groningen 1841. 8, (van het Batav. Genootsch.) Nieuwe wis- en natuurkundige verhandelingen. I deel 2e stuk. Amsterd. 1844. 8. (van het Batav. Genootsch.). Dissertatio Historieo-politiea de commercio et internae adminis- trationis forma possessionum Batavorum in India orientali. Ams- telod. 89 1832. (van het Batav. Genootsch.). Flora van Nederlandsch Indië door F. A. W. Miquel. 2e deel 2, afl. Utrecht. 80 (aangekocht). De residentie Passaroeang door Domis 89 (van het Batav. Ge- nootsch.) Berigten omtrent Indië door E‚ H. Röttger. Deventer. 1846. 80 (van het Batav. Genootsch.). 102 Bulletin de la Société impériale des naturalistes de Moscou 1856 No, I,—IV. 1857 No. I. Moscou, 8° (van de Société). Handbuch der Entomologie von H, Burmeister, 3e, 4de, en le afd. Se Deel Berlijn, 1847. 8° (van het Bat. Genootsch.) Anatomie und Naturgeschichte der Vögel von D. F. Tiedemann Sr Band. Heidelb. 1814, 8° (van het Bat. gen.) Reise in die Aequinoctial-Gegenden des neuen Continents. A, von Humboldt und A. Bonpland 613de Stuttg. 1829. 80, Diss. phys. inauguralis de ruminatione humana auct. J. G. Vos. Edinburgi, 1830, 8° van het Batav. Genootsch.) Kosmos 3e deel le — 3e aflev. Leiden. 1851 8° (van het Batav. Genootsch.). x Nederlandsch Kruidkundie Archief, door H. W. De Vriese, F. Dozy en J. H. Molken, 2e d. I stuk. 3e d.I stuk (van het Ba- tav. Genootsch.) Ontdekkingen in de Zuidzee en berigten aangaande de la Pe- rouse. Haarlem. 1809. 89 (van het Batav. Genootschap). Catalogue des insectes Coléoptéres recueillis par M. Gaetano Osculati, par M. F. E. Guérin Méneville. 80 (van den schrijver. Recherches sur les vers à sole sauvages et domestiques, par Guérin de Méneville. 85° Broch. (van den schrijver.) Note sur les éducations pour graine, par Guérin Meénéville, Broch. 8°. (van den schrijver). Prodome d'une mopographie des Myzines, par Guérin Meéne- ville Broch. S° (van den schrijver.) Description du genre ypoconcha, par Guérin Meneville, So, Broch. S° (van den schrijver). Situations maladies et amdliorations des races du ver à soie, par Guérin Méneville Broch. 80 (van den schrijver), BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 2Ssten JANUARY 1957 TEN HUIZE VAN DEN HEER GROLL. Tegenwoordig zijn de HH, P. BrrekKER, Prestdent. A. J. D. Srrensrra Toussarnr, Vicepresident. J. Grour. G.A, Dre Lanar. J. A. C, OuprMaNs. M. T. Reicur, Zlesaurier. W.F. Versrteee, We Sehretaris, hebbende het tijdelijk te Batavia aanwezige bestuurs- lid de heer J. MH. H. Croockewit alsmede de heer A. W. P. Weitzel, kennis gegeven dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen en zijnde de heer G. Ff. De Bruijn Kops en J. J. Altheer van Batavia afwezig. Worden ter tafel gebragt. 1. Brief van den Seeretario perpetuo de Real Acade- mia de Ciencias de Madrid, gedagteekend 15 Augustus 1856 kennis geven de van de verzending van eenige boek- werken bestemd voor de Vereeniging. Is besloten de ontvangst op de gewone te wijze er- kennen. 2. Brief van den minister van koloniën gedagteekend ’s Gravenhage 14 Oktober 1857 L. A. no. 23 der Ver- eeniging de tweede aflevering aanbiedende van het werk 104 getiteld: Plantae Indiae Batavae orientalis door W. H. De Vriese. Is verstaan den minister de ontvangst te erkennen on- der dankbetuiging. 3. Brief van het lid den heer Heckler te Indramajoe gedagteekend 9 January 1858, handelende over de uit te schrijven prijsvraag nopens het middel om het rijst- klander nader te doen kennen en uitde rijst te weren en te kennen gevende dat hij de inrigting dier vraag geheel over laat aan het Bestuurder Vereeniging, doch enkel daarbij wenscht bepaald te zien, dat er proe- ven met het aan te wijzen middel tot wering moeten ge- nomen zijn of worden welke de rijst ten minste geduren- de den tijd van zes maanden doen bevrijd blijven, en dat het middel goedkoop en daardoor voor iedereen bereik- baar moet wezen en eindelijk dat het geene aanlei- ding geeft om daarvoor speciaal op te rigten pakhuizen te moeten bezitten. Is besloten bij het stellen der prijsvraag op een en ander acht te gevenen. A. Kennisgave namens den heer B. J. W. G. Neij- rinckx, ambtenaar te Limorkoepang, door het lid den heer Donleben, bereid te zijn naturaliën van Limor voor de Vereeniging te verzamelen er zich daarmede reeds onledig te houden. De bezendingen van den heer Neijrinckx zullen met belangstelling worden te gemoet gezien. 5. Brief van het lid de heer J. A. Krajenbrink, gedag=- teekend Teloekdjambi 20 January 1858, waarbij hij kennis geeft van de afzending der vroeger mondeling der Vereeniging toegezegde bladen van de bij de inlan- ders ter plaatse onder den naam van of dawoen bitjetah 105 bekende plant waarvan het aftreksel veel gebruikt wordt als koortswerend middel, brengende het bij koortsen eene gunstige uitwerking te weeg wanneer kinine on- werkzaam blijft, welk laatste door den inzender in per- soon is ondervonden. De heer Krajenbrink geeft voorts te kennen dat hij tot zijn leedwezen geene bloeijende exemplaren heeft kunnen bekomen, aangezien de bloeitijd der plant voor- bij is, doch dat hij eenige takjes met half rijpe vruchten heeft verzameld, welke in een fleschje op arak zijn bijge- voegd. Proeven een alkaloied daarin te vinden waren hem voorloopig niet gelukt, doch hij acht het wenschelijk dat een scheikundige van professie zich daarmede op- zettelijk onledig houde en tevens eene proef op thera- peutisch terrein worde genomen, te meer daar deze bla- den in onbepaalde hoeveelheden te bekomen zijn. De president merkt op dat inlanders uit de Boven- landen van Batavia deze bladen dawoen djirak noe- men, dat ze worden aangewend om katoen te verwen, ge- lijk de heer Hasskarl zulks ook opgeeft van laatst- genoemd blad in zijne Aanteekeningen over het nut aan eenige planten van Java toegeschreven, Amsterdam 1845 S° p. 97, alwaar deze de plant Djierak burrum (Dicalyx tinctorius Lour.) noemt. Wordt verstaan. a. Den heer Krajenbrink de goede ontvangst der be- zending te berigten en hem daarvoor voorloopig dank te zeggen. b. Aan den chef der geneeskundige dienst, alsmede aan den heer Steenstra Toussaint een deel toe te zen- den der bladen met verzoek het aftreksel geneeskundig te willen doen beproeven. 106 e. Het lid den heer Veltman een ander deel der bla- den te doen toekomen met verzoek ze scheikundig te onderzoeken. d. Het fleschje met bladen en vruchten het adviserend lid den heer De Vriese aan te bieden met verzoek de soort te willen bepalen. 6. Rapport van het bestuurslid den heer De Luange over de Meteorologische waarnemingen gedaan te Sa- marinda op Borneo’s Oostkust en ingezonden door het lid den heer J. Wolff aldaar, behelzende het voorstel om een uittreksel dezer observatiën , zoodanig dat daaruit het ge- middelde per maand op de uren der waarneming blijkt, in het Tijdschrift der Vereeniging te plaatsen. Word besloten overeenkomstig dit advies te han- delen en den heer Wolff onder dankbetuiging voor het ingezondene daarvan mededeeling te doen. 7. Brief van den majoor adjudant van den gouverneur generaal namens zijne excellentie aanbiedende een Verslag van den heer Teijsmann nopens een botanische reis door Palembang en Banka. Is verstaan dit verslag ter lezing bij de bestuursle- den rond te zenden. S. Brief van het bestuurslid en sekretaris den heer J. J. Altheer, gedagteekend 5 January 1858 eenige na- turaliën alsmede een, zoogenaamden dondersteen aan- biedende, hem ter hand gesteld door den heer P.C. Lans, officier der artillerie te Batavia. Omtrent genoemden steen teekent de heer Altheer nog aan dat hij is halvemaanvormig, eene lengte heeft van p. jm. 3 palmen, in het midden breed p. m. 5 duimen pun- tig uitloopende, in het midden de dikte heeft van 3 dui- men; dat hij den heer Lans was ten geschenke gegeven 107 door een der opgezetenen van het eiland Banda, wor- dende hij aldaar als eene relikwie beschouwd, en dat hij gevonden was in de nabijheid van een’ boom op Goenoeng Api, die door den bliksem was getroffen en van een gespleten; dat ondergelijke omstandigheden een dergelijke steen gevonden zou zijn op Poeloe Aij, zooals Valentijn in zijne beschrijving van dat eiland berigt. Besloten tot plaatsing in het museum der Vereeniging. 9. Een register op de notulen van de Vergaderin- gen der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië vervat in de deelen L— XIV van het Natuur- kundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, zamen- gesteld door het bestuurslid den heer Versteeg. Besloten tot plaatsing in het Tijdschrift zeggende de president dat lid namens de direktie dank voor dien arbeid. 10. Brief van het oud bestuurslid den heer R. F. De Seijff de ontvangst erkennende van eene nota omtrent het scheikundig onderzoek van naar beweerd arse- mik houdend water van het eiland ‘Timor, welk onder- zoek door het bestuurslid den heer J.J. Altheer is be- werkstelligd en waaruit gebleken is dat in bedoeld geen arsenik aanwezig is. Aangenomen voor kennisgave. 11. Brief van den boekhandelaar A. W. Sijthoff te Leiden gedagteekend 80 July 1857 als present-exemplaar aanbiedende eene aflevering van het op nieuw omge- werkt wordende Woordenboek voor kunsten en weten- schappen van Nieuwenhuis, met verzoek het werk door aanbeveling te helpen verspreiden. Wordt verstaan hetzelve bij de bestuursleden in rondlezing te brengen, 108 12. Brief van het lid korrespondent den heer J. C. Hageman Jez. te Soerabaja, gedagteekend 20 January 1858 aanbiedende eenige kwitantiën betrekkelijk der Vereeniging aankomende gelden van leden in Oost- Java. Ë Is verstaan deze kwitanties in handen te stellen van den thesaarier. 13. Van het lid Schröder te Soerabaja gedagteekend 24 December 1857 waáarbij deze kennisgevende dat hij zich tot de maandelijksche bijdrage ad f L verbindt. Aangenomen voor berigt. 14. Een stembiljet van het bestuurslid Rost van Tonningen gedagteekend Sidokari 21 December 1857. Hoezeer te laat ingekomen om daar van bij de stem- ming gebruik te maken, wordt echter met genoe- gen ontwaard dat daarbij ook de thans fungerende be- stuursleden worden herkozen. 15. Brief van den resident der Preanger regentschappen gedagteekend Tjandjoer 18 January 1858 no. 174 aan- biedende die eenige gelden der Vereeniging aankomende begeleidt. Gesteld in handen van den thesaurier. 16. Brief van den adsistent resident van Grissee gedag- teekend 14 January 1858 n°. 135. 17. Brief van den adsistent resident van Modjokerto 13 January 1858 no. 88. | 18. Brief van den resident van Bantam 25 January 1858 n°. 303. 19. Brief van den resident van Pasoeroean, gedagtee- kend 18 January 1858 n°. 30. 20. Brief van den generaal majoor kommandant der 2e Militaire afdeeling op Java, gedagteekend 22 January 109 n°. 98 allen met terugzending der inteekeningslijsten op het Tijdschrift der Vereeniging. Gesteld in handen van den hoofdredakteur en the- saurier. 21. Brief van den adsistent resident van Krawang ge- dagteekend 14 December 1857 n°. 1014. 22. Brief van den resident der Padangsche Bovenlan- den gedagteekend December 1857 n°. 1909. 23. Brief van den resident van Probolingo gedag- teekend 8 January 1855 n°, 4l: 24. Brief van den resident van Bantam gedagteekend 80 December 1357 no. 4811. 25. Brief van den resident van Bezoeki gedagteekend 4 January 1858 n°. 24 26. Brief van den adsistent resident van Patjitan ge- dagteekend 23 December 1857 n°. 740. 27. Brief van den resident van Banjoemas gedagtee- kend 31 December 1857 no. 5146. 28. Brief van den resident van Soerakarta 31 Decem- ber 1857 no. 1147. 29. Brief van den adsistent resident van Banjoewangi, gedagteekend 15 December 1857 no. 968. allen gelden overmakende, welke der Vereeniging aan- komen. Gesteld in handen van den thesaurier. 80. Reeds meermalen en thans weder werd ter sprake gebragt het belang dat er voor de Vereeniging in zoude gelegen zijn, de werken der Royal Astronomi- cal Society te Londen te bezitten. Besloten hiertoe nader aanzoek te doen bij dat genoot- schap . | sl. Wordt bepaald dat de Jaarlijksche Algemee- 110 ne Vergadering zal plaats vinden in de tweede helft der maand February eerstkomende, terwijl de presi- dent de bestuursleden uitnoodigt inmiddels het Pro- gramma voor het afgeloopen jaar nogmaals in overweging te nemen en zoo wenschelijk nieuwe vraagpunten te stellen. 31. Tot bestuurslid wordt voorgesteld en benoemd het adviserend lid de heer J. C. A. Oudemans, die zich deze benoeming laat „welgevallen. Twee vakaturen bestaande in het bepaalde getal korresponderende leden in Nederland, worden tot aanvulling derzelve uit eene vooraf gemaakte lijst van kandidaten benoemd de HH. G. J. Verdam, hoogleeraar te Leiden en EF. W. Conrad, hoofd-inspekteur van den waterstaat in Nederland. Tot gewoon hid der Vereeniging wordt voorgesteld en benoemd de heer P. C. Lans, officier der artillerie te Batavia. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN le FrBRUARY 1858 TEN HUIZE VAN DEN HEER Dr LANGE. Tegenwoordig zijn de HI. P. BrrrKerR, President. A. J. D. Srrensrra Toussainr, Vicepresident. SE GROLL. G. A. Dr Larner. J. A C. Ouprmans. M. Tu. Rereur, Phesaurier. AN. P. Werrzer. W.F. Versrrere, Wd. Sekretaris, zoomede het Adviserend lid de heer J. E‚ De Vry;, zijnde de HH G. F. De Bruijn Kops enJ. J. Altheer alsnog van Batavia afwezig. De notulen der vergadering van den 21 January 1856 worden gelezen en gearresteerd. _De laatste dispositiën worden genomen omtrent de wijze hoedanig het verzoekschrift aan den gouverneur generaal, ter bekoming van Subsidie voor een gebouw zal worden ingerigt en omtrent de als bijlagen daarbij over te leggen twee projekten. 112 Worden voorgelezen de navolgende ingekomene stukken. 1. Brief van den sekretaris van de Accademia Reale delle Scienze gedagteekend Napels 20 December 1856, begeleidende eenige boekwerken der Akademie. Is verstaan de ontvangst dezer werken op de ge- wone wijze te erkennen. 2. Brief van den sécrétaire perpétuel de Academie Royale des Sciences, Arts et Belles lettres te Brussel gedagteekend 6 July 1857, waarbij de ontvangst ge- meld wordt van eenige werken der Vereeniging, zoo- mede opgave gedaan van de nog ontbrekende boekdee- len en de beste verzendingswijze om deze der aka- demie te doen geworden. Is besloten dit schrijven voorloopig bij de overige brieven over hetzelfde onderwerp handelende te depone- ren. 9. Brief van de Académie des Sciences, Arts et Belles lettres de Dyon gedagteekend 9 December 1856, de ontvangst van eenige boekwerken der Vereeniging erkennende. | Aangenomen voor kennisgave. 4. Brief van den heer A. H. Mousson, president der Société des Sciences naturelles de Zürich ge- dagteekend 23 December 1857, daarbij zijnen dank betuigende voor de ontvangst van het diploma als Korresponderend lid der Vereeniging en bovendien na- mens het genootschap dat hij presideert den dank betuigt voor de betrekking die de Vereeniging met hetzelve wel heeft willen aanknoopen. Eenige boekwerken, zoo van het genootschap, als uit de pen des presidents gevloeid worden daarbij nog aangekondigd en eindelijk te kennen gegeven dat te 113 Zürich nog geene werken der Vereeniging zijn ont- vangen. Besloten de boekwerken na ontvangst in de bibli- otheek der Vereeniging op te nemen en daarvan op de gewone wijze kennis te geven, zoomede om een on- derzoek in te stellen naar de oorzaak, dat de geregeld verzonden wordende werken der Vereeniging niet bij het genootschap te Zürich ontvangen worden. 5. Extrakt uiteen schrijven gedagteekend Parijs 24 Oktober 1857 van den den heer Guérin de Méneville, handelende over zijne kandidatuur voor het korres- ponderend lidmaatschap der Vereeniging. Is besloten de kandidatuur aan te nemen, om die in nadere overweging te nemen zoodra er eene vakature onder de Buitenlandsche Korresponderende leden mogt ontstaan. 6. Brief van de Koninklijke Akademie van We- tenschappen te Amsterdam gedagteekend 23 February 1857 waarin de ontvangst wordt erkend van eenige afleveringen van het Tijdschrift der Vereeniging. Aangenomen voor kennisgave. 7. Brief van dezelfde Akademie gedagteekend 15 Au- gustus 1587 eenige onlangs door den Akademie uitgege- ven boekwerken voor de Vereeniging begeleidende. De goede ontvangst zal op de gewone wijze worden erkend. 8. Brief van het Bataafsch Genootschap van Proefon- dervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam gedagteekend 22 September 1857, handelende over het in 1851 ontvangen van het le deel van het Tijdschrift der Vereeniging, waarvan de erkenning in 1852 geschied doch door een laakbaar verzuim niet geëxpediëerd is. 8 114 Reeds was zulks eenigen tijd geleden van ter zijde ter kennis van de Vereeniging gebragt; thans wordt het aanbod herhaald om haar te voorzien van de beschik- bare werken van het Genootschap en verzocht de ont- brekende werken van de Natuurkundige Vereeniging wederkeerig te mogen ontvangen. Is besloten het Genootschap te kennen te geven dat de Vereeniging er prijs op stelt de beschikbare werken te ontvangen, en een onderzoek zal laten doen naar de oorzaak waarom hare werken niet geregeld aan hetzelve zijn verzonden. 9. Brief van den heer P. C. Lans, nieuw benoemd lid der Vereeniging, onder dankbetuiging te kennen gevende het lidmaatschap aan te nemen, en tevens nog een toegezegd boekwerk aanbiedende. Aangenomen voor kennisgave. 10. Brief van den chef der geneeskundige dienst, inhoudende, dat hij met genoegen de gewenschte proeven met dawoen bitjetah zal doen nemen en den uitslag aan de Vereeniging kenbaar maken. Aangenomen voor kennisgave. 11. Brief van den eersten gouvernements sekretaris ge- dagteekend Batavia 30 January 1858 no. 276, waarbij op last van dan gouverneur generaal een verslag aan de Vereeniging wordt aangeboden, door den hoogleeraar G. J. Mulder te Utrecht ingediend aan de Nederland- sche Handelmaatschappij, betrekkelijk een door hem bewerkstelligd onderzoek van japansch koper en ijzers Is besloten het verslag in handen te stellen van het adviserend lid den heer J. B. De Vrij, ten einde de Vereeniging te dienen berigt. 12. Brief van het lid den heer A. J. C. Edeling ge- 115 dasteekend Batavia 1 February 1858, waarin eenige aanwijzingen worden gedaan tot het opsporen eener vaste wet en formule voor den stand der bladen bij een- en tweezaadlobbige planten. Besloten dit stuk in te stellen handen van den heer Oudemans om de Vereeniging voor te lichten. 13. Brief van den heer W. De Graaff, gedagteekend Karangserang laoet (Westerkwartier der Ommelanden van Batavia) 1 February 1858, waarbij der Vereeni- ging ter plaatsing in hare werken een geschrift wordt aangeboden handelende over het fomenteren en over- koken bij stoom. Besloten het stuk in handen te stellen van den heer Groll om de direktie voor te lichten. 14. Ben scheikundig onderzoek van het artesische bronwater der putop het paradeplein te Samarang, be- werkstelligd door het lid P. G, Wijers. Besloten dit geschrift en handen stellen van het ad- viserend lid den heer J. B. De Vrij om te dienen van berigt. 15. Een scheikundig onderzoek van het water uit het kratermeer van den Patoeha verrigt door het lid der direktie den heer P. J. Maier. Wordt besloten tot plaatsing in het Tijdschrift der Ver- eeniging. 16. Tweede bijdrage tot de-kennis der ichthylogische fauna van het eiland Singapore, door P. Bleeker. Besloten tot opname als boven. 17. Brief van het hid den heer G. Wassink, gedagtee- kend 29 January 1858, waarbij deze verklaart het tijd- schrift tegen betaling te willen ontvangen. Gesteld in handen van den hoofdredakteur en the- saurier. 116 IS. Brief van den resident van Besoeki, gedagtee- kend 25 January 1858 no. 90. 19. Brief van den adsistent resident van Soemedang en Soekapoera, gedagteekend 31 January 1858 no. 81. 20. Brief van den kolonel kommandant in de eerste militaire afdeeling gedagteekend 9 February no. 840. 21. Brief van denresident van Kadoe, gedagteekend 9 February 1858 no. 185. 22. Brief van den resident van Probolingo, gedagtee- kening 25 January 1858 no. 144. 23. Brief van den resident van Preanger-regentschap- pen, gedagteekend 8 February 1858 no. 424; allen inteekenings-lijsten op het Tijdschrift terug aan- biedende. 24. Brief van den resident van Baglen, gedagteekend 26 January 1858. 25. Brief van den resident van Riouw , gedagteekend 15 January 1858 no. 17. 26. Brief van het lid korrespondent, den heer J. Hageman Jcz. gedagteekend 16 January 1858, allen gelden overmakende, die der Vereeniging aankomen. Gesteld in handen van den thesaurier. 27. Brief van den adsistent resident van Buitenzorg, ge- dagteekend 9 February 1858 de inteekeningslijst voor oprigting van een gebouw der Vereeniging terug aan- biedende met bijvoeging van de ingeteekende gelden. Gesteld in handen van den thesaurier. 28. Brief van den lithograaph den heer W. O. Wie- mans, waarbij worden aangeboden eenige afgedrukte platen van Japansche visschen, bestemd voor het 3° deel der Akten van de Vereeniging met nota van kosten. De gesteld in handen van den thesaurier ter voldoening. en VT TPE ke DE 29. De heer Bleeker biedt aan eene nieuwe Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Sumatra, opgemaakt naar aanleiding van eene belangrijke verzameling visschen van Palembang, aangeboden door het Lid der Ver- eeniging den heer J.T. Van Bloemen Waanders. Besloten tot plaatsing in de Acta der Vereeniging. 80. Tot Gewoon Lid der Vereeniging wordt voor- gesteld en benoemd de heer J. Rigg te Jasinga. 81. Na afloop de gewone werkzaamheden gaat de pre- sident over tot het voorlezen van het Verslag van de ver- rigtingen over het afgeloopen Vereenigingsjaar, waar voor de Vergadering, die het verslag ten volle goedkeurt hem bij monde van den vicepresident dank betuigt. Daarna worden alsnog eenige schikkingen gemaakt om- trent de in het Programma voor 1858 op te nemen vraagpunten en ten slotte bepaald dat de Jaarlijk- sche Algemeene Vergadering zal plaats hebben op Maandag den 22n February 1848. 32. Ingekomen boekwerken. Asia. Sammlung von Denkschriften in Bezichung auf die Geo- und Hydrographie dieses Erdtheils. Zur Erklärung und Erlaüte- rung seiner Karten-Atlas zusammengetragen von H. Berghaus. Lief T—IV. Gotha 4° 1832—1836. Plantae Junghuhnianae. Enumeratio plantarum quas in insulís Java et Sumatra detexit Fr. Junghuhn. Fascic, LIV. Lugd. Bat, 1858—1855 80 (2 exemplaren). Transactions of the Ameriean Philosophical Society held at Phi- ladelphia for promoting useful knowledge, Vol. III, 2 V. 2. Phi- ladelphia 1827—1835 49, Verslag van eene reis naar Bima en Soembawa en naar eenige plaatsen op Celebes, Saleijer en Floris gedurende de maanden Mei tot December 1847 door H. Zollinger, Batavia 1851 40, Uitkomsten der meteorologische waarnemingen gedaan in 1849 118 en 1850 te Utrecht en op eenige andere plaatsen in Nederland door C. MH, D. Buijs Ballot, Utrecht 1851. 40. Windwaarnemingen in Nederland gedurende de jaren 1849 en 1850, bijeenverzameld door F, W. C. Krecke. Utrecht. fol. Javaansche oudheden, door R. Friederich. Batavia 1851 48, Natuurkundig schoolboek, uitgegeven door de Maatschappij tot nut van ’t algemeen 2e uitgave 2e stuk. Leiden 1812 80. Javaansch-Nederduitsch woordenboek, op last en in dienst van het Nederlandsche Bijbelgenootschap zamengesteld door F. C, Gericke. Uitgegeven op uitnoodiging van het Nederlandsche Gouvernement en vermeerderd en verbeterd door T. Roorda. Am- sterdam 1847 80. Conversations-Lexicon. Encylopaedisches Handwörterbuch für gebildete Stinde. Neue Ausgabe. 7 Bde. Stuttgart 1818—1819, 8° en Supplement Bd. L.-II — 1819 89, Bijdragen tot de Natuurkundige wetenschappen le deel 89 1826. Magazin der Entomologie van E. F. Germar und J. L. Th. F. Zincken genannt Sommer 2r Bd. Halle 1817 8. Commentardi de rebus in Scientia naturali et medicina gestis. vol. 27, 3, 4. vol. 28, 1—4, vol 29, 1,3, vol. 50 suppl. Lipsiae. 1785—1787. 80, Flora oder Botanische Zeitung. Jahre. IT Bd. IT Regensburg 1820 80, Histoire naturelle généraleet particulière des Crustacés et des Insectes par P. A. Latreille. Tom. 4—7 Paris An. 10—12 90. Annalen der Physik, Neueste Folge, herausgegeben von L. W, Gilbert. Bd. 1—16. Leipzig. 1819—1824 80. Monatsberichte der Königlich Preussischen Akademie der Wis- senschoften zu Berlin. 1854, 1855 Berlijn 8°. Annalen der Physik und Chemie, herausgegeben von J. C. Poggendioff Bd. 1—9 Leipzig 18251827 80, The Journal of the Royal Asiatic Socicty of Great Britain and Ireland vol. 13, 2: 15 1,2: 16, 1,2. Lond. 1852—1856 8° (alle bovengenoemde werken van het Batav. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen). Algemeene Mythologie of Goden- en Fabelleer van alle volke- 119 nen der Aarde. Naar de beste bronnen bewerkt den M. S. Polak le deel Amsterdam 1850 8° (van den heer P. C. Lans). Notulen der Vergadering van het Koninklijk Instituut van in- geuieurs, gehouden op den 1l4n April 1857. Broch. 8° (van het het Instituut), Uittreksels uit vreemde tijdschriften voor de leden van het Ko- pinklijk Instituut van Ingenieurs 1856—1857 No. 2 ’s Graven- hage 1857 4° (van het Instituut). Java-Bode Nieuws- Handels- en Advertentie-blad voor Ne- derlandsch Indië 1858 No. 1—12 (van de redaktie). Memorie della Reale Accademia delle Seienze dal 1852 in avant. Vol. I che eomprende quelle per gli anni 1852, 1854, 1854. Napo- ht 1856 4° van de Akademie). Rendiconto = delle Societa Reale Borbonica. Accademia delle Scienze. Anno V 1856 Napoli 1856. 4° (van de Akademie). Oetaviae Querela. Carmen cujus auctori Johanni Van Leeuwen Certaminis poetici praemium secundum e legato J. H, Hoeufft adjudicatum est in Consessu publico Academiae Regiae Scientia- rum die 9 Marti 1857. Amstelod. 1857 8° (van de Akademie). Het Instifuut of Verslagen en Mededeelingen, uitgegeven door de vier klassen van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten over den jare 1845 No. 4. Amsterdam 1846 80 (van de Akademie). Tijdschrift voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschappen, uitgegeven door de Eerste klasse van het Koninklijk Nederland- sche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kun- eten Dl. I, IV en V. Amsterdam 1848—1852 80 (van de Aka- demie). Jaarboek van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van We- tenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten voor 1851. Am- sterdam 1852 80 (van de Akademie). Nieuwe reeks van Verhandelingen der Tweede klasse van het Koninklijk-Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letter- kunde en Schoone Kunsten 1e Deel Amsterdam 1850, 89 (van de Akademie). Verhandelingen der Eerste klasse van het Koninklijk-Neder- landsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone 120 Kunsten DL 2, 3, 4. 's Gravenhage, Amsterdam 1816—1819. 40 (van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten- schappen). Verhandelingen der Tweede klasse van het Koninklijk Neder- landsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten DL, 5, G en 7 Amsterdam 1831—1842 80 (van de Aka- demie). Gedenkschriften in de hedendaagsche talen van de Derde klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut. DL 1, 4 en 5. Am- sterdam 1817—1836 4o (van de Akademie), Commentationes latinae Tertiae Classis Instituti Regi Belgici, Vol. 4, 5, 6. Amstelod. 1851—1836 89 (van de Akademie). Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van We- tenschappen. Afdeeling Letterkunde. 2e deel no, 2, 8 4, Amster- dam 1856. 8° (van de Akademie). Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Afdeeling Natuurkunde. 5e deel no. 3. Amsterdam So (van de Akademie). ALGEMEEN VERSLAG DER WERKZAAMHEDEN NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDER- LANDSCH INDIË, Voorgelezen inde 8ste Algemeene Vergadering, gehouden den 22n February 1858, DOOR & Dr. BP. BLEEKE HRE, Rn. 0. NL, LK AW, President der Vereeniging, enz. MH. Taen ik de eer had, de jongste Algemeene Verga= dering onzer Vereeniging voor te zitten, dacht ik wei- nig, dat die eer mij nogmaals zou wachten. Mijn voornemen, naar het moederland terug te kee- ren, is ook het vorige jaar weder verijdeld geworden, en hoezeer ik daardoor aan den eenen kant werd te- leurgesteld in sommige mijner wenschen, verheug ik mij aan den anderen kant, dat ik nog te midden van u, M.E. heb mogen verblijven, en dat uw vertrou- wen mij op nieuw heeft bekleed met het voorzitter- 1 122 schap onzer instelling, toen ik, overeenkomstig hare wetten, op het einde des vorigen jaars die betrekking had nedergelegd. De taak, op nieuw mij opgedragen, heb ik met lust aanvaard en ik hoop haar met lust te blijven vervul- len voor de vermoedelijk nog weinige maanden, wel- ke mijn verblijf in deze gewesten zal duren. De pligt, welker vervulling voor deze vergadering op mij rust, is voornamelijk het uitbrengen van een algemeen verslag over de verrigtingen onzer instelling, gedurende het jongste vereenigingsjaar. De vervulling dier pligt is mij niet minder aange- naam dan zij vroeger steeds is geweest. Mogten toch de vroeger gegevene verslagen melding maken van den steeds toenemenden bloei der Veree- niging, thans is niet mànder verblijdend hetgeen om- trent dien bloei vermeld mag worden. Jaarlijks terugziende op de baan, door de Veree- niging afgelegd, hebben wij dien terugblik steeds beschouwd, wèl ook als een’ maatstaf van hetgeen zij in dat tijdvak was, maar voornamelijk als eene uit- drukking van het standpunt door haar bereikt en als een voorzeggend teeken van hetgeen zij in de naaste toekomst verwacht zou mogen worden te zullen zijn. ‘Perwijl wij voor elken afgeloopen’ tijdkring de omtrek- ken ontwierpen van hetgeen onze instelling was en daarop met betamelijk welgevallen blikten, teekenden zich in onze voorstelling reeds andere trekken af van een nieuw en krachtiger beeld van de Vereeniging. Wij beschouw- den steeds, zooals ik in het jongste verslag zeide, het, verledene slechts als een puut tot vergelijking in het toekomende. 123 Doen wij dat ook thans M.H. Mogen ook nu we- der alle redenen bestaan ons te verheugen over den voorspoed, die in het jongste jaar weder het deel der Vereeniging is geweest; — moge zij, in de jongste maan- den vooral, nieuwe waarborgen hebben erlangd voor de duurzaamheid van haar werken op grootere schaal en voor hare vastere vestiging, — allen zijn wij door- drongen van het besef, dat hare ontwikkeling nog op verre na niet de bereikbare grenzen nabij is. Wèl was die ontwikkeling spoedig en welig, en ge- wis mogen wij zeggen dat de kindschheid onzer Ver- eeniging kort is geweest en dat zij spoedig met de kracht van den rijpen leeftijd is opgetreden. Maar ook deze leeftijd heeft zijne tijdperken en ook onzer in- stelling is alzoo eene zekere tijdruimte onmisbaar om zich door den omvang en de waarde harer verrigtingen, tot het standpunt te verheffen, waarnaar wij allen voor haar streven. Gaan wij echter thans over M.H. tot eene meer dadelijke beschouwing van hare werkzaamheden, ge- durende het laatste vereenigings-jaar. Sedert de jongste Algemeene Vergadering, gehouden den 12n February des vorigen jaars, zijn weder uitge- geven twee deelen van het 'Lijdschrift en twee deelen van de Acta der Vereeniging. In de bedoelde twee deelen van het Tijdschrift, het 13de en 14de, of het 3de en 4de der derde serie, komen voor, behalve de verslagen en aanteekenigen van de vergaderingen der Vereeniging en berigten om trent de verrigtingen der geographische- en _mijn-inge- 124 nieurs, omtrent vulkanische verschijnselen, enz., de volgende artikelen : | E 18. 14. Tweede bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van Boero, door referent. Eetbare aardsoorten en geophagie, door J. J. Altheer. Over meteorologische waarnemingen in Nederlandsch Indië, door M. H. Jansen. Verslag van de uitkomsten van het chemische onderzoek, hoofdzakelijk op het suikergehalte van verschillende suiker- rietsoorten van Java, alsmede eenige monsters zoogenaamde ampas, door P. F, H. Fromberg. Beantwoording der vraag, of het sap dat in de ampas te- ij, rug blijft, meer suikerhoudendis dan hetgeen men door per- sing reeds heeft verwijderd, door P.F, H., Fromberg. Verslag van het onderzoek van een aantal monsters ampas van suikerriet, door P. F. H. Fromberg. Over het aantal onweder- en regen-dagen op Java, door H, Zollinger. Iets over den Goenoeng Baloeran, door IT. Zollinger. Over eenige warme bronnen en over eene solfatara op Java, door J. Van Vollenhoven en J. Van Es. Over de kennis van eenige vischsoorten, nieuw voorde ken- nis der fauna van Biliton, door referent. Iets over het karakter der insekten-fauna van Amboina, door C. L. Doleschall. Bijdragen tot de geologische en mineralogische kennis van Nederlandsch-Indië, door de ingenieurs van het mijnwezen in Nederlandsch-Indië, 18. Zuid- en Ooster-afdeeling van Borneo, door C. De Groot. Over het begrip en den omvang eener Flora Malesiana, door H. Zollinger. Descriptiones specierum piscium Javanensium novarum vel minus cognitarum diagnosticee, door referent. Bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van de Sangi-eilanden, door referent. Verslag van eene nieuwe verzameling visschen van Batjan, doer referent. 18, tE 20. 2, 29. 30. sl. 82. 33, BEN 35. 56, 125 Verslag omtrent eenige vischsoorten van Timor-koepang en 'Timor-delhi, door referent. De tabaschir van Jana (singkara der inlanders) beschreven en onderzocht door D, W. Rost van Tonningen, Bijdrage tot de kennis der Arachniden van den Indischen Archipel, door C _L, Doleschall. Over het voorkomen van olifanten en tijgers op Borneo, door H. Von Rosenberg. Berigt omtrent eenige reptiliën van Sumatra, Borneo, Batjan en Boero, door referent. Over eenige vischverzamelingen van verschillende gedeelten van Java, door referent. Scheikundig onderzoek van twee warme minerale bronnen, voorkomende in de nabijheid van den pasangrahan te Goe- noeng Passirkiamis, door P, J. Maier. Iets over Coelops Frithi Blyth, door H. A. Bernstein. Verslag van het scheikundig onderzoek van de zaden der Ca- navalia ensiformis, door P, F, H. Fromberg. Korte karakterschets der Flora van Amboina, door C. L. Doleschall. Observationes botanieae novae, door II. Zollinger. Over de fossiele zoogdierbeenderen te Patihajam in de resi- dentie Japara, door F, Junghuhn. Opgave der warme en zoute bronnen in de residentie Prean- ger Regentschappen, door Jhr H. C. Van der Wijck Onderzoek van den wortel van de Moringa pterygosperma Grtn., door P. G. Wijers. Over eenige reptiliën van Celebes, door referent. Over eenige reptiliën van het eiland Banka, door referent. Opsomming der soorten van reptiliën, tot dusverre van het eiland Java bekend geworden, door referent. Over eenige vischsoorten, gevangen bij Prigi aan Java's zuid- kust, door referent, Dagverhaal eener botanische reis over de westkust van Su- matra, door J. E‚ Teijsmann. Tweede bijdrage tot de kennis der dipterologische fauna van Nederlandsch-Indië, door C, L. Doleschall. 126 Aan het einde van het 14de deel zijn bovendien ge- geven uitvoerige registers van de artikels, welke in de 14 deelen voorkomen, alsmede een zaakregister van de aanteekeningen der vergaderingen en lijsten van alle de soorten van planten en dieren, in de 14 dee- len beschreven. De heeren J. E. Teijsmann en W. FE. Versteeg hebben zich wel de moeite willen getroosten aan deze registers de wenschelijke volledigheid te verzekeren. In het 2de en 3de deel der Verhandelingen van de Vereeniging, sedert de laatste algemeene vergadering uitgegeven, zijn openbaar gemaakt de volgende stukken: 1. Bijdrage tot de nadere kennis van het geslacht Collocalia Gr. (Cypselus esculentus en Cypselus nidifieus), door H, A. Bernstein. 2. Verslag van de geodesische triangulatie der residentie Ban- joemas, door G. A. De Lange. 8. Conspeetus specierum piscium Moluccensium hucusque cog- nitarum, door referent, 4. Recherches sur les Crustacés de I'Inde Archipélagique, door referent, Tiende bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van Cr Borneo. Visschen van de rivieren Barito, Kahajan en Ka- poeas, door referent. 6. Achtste bijdrage tot de kennis der Vischfauna van Amboina, door referent, 7. Verslag van de geodesische trangulatie van de residentiën Bagelen en Kadoe, door G. A. De Lange. 8. Geodesisch nivellement van de residentiën Bagelen en Ka- doe, door G. A. De Lange. 9. Over de zoogenaamde eetbare vogelnesten en den nestbouw van eenige andere Javasche vogels, door H. A. Bernstein. 10. Bijdrage tot de kennis der Sumatrasche Neushoornvogels, door H. Von Rosenberg. 11. Samaderine, een nieuw ligchaam afgescheiden uit de Sama- 127 dera indica Grtn. (gatip pahit Mal,) door D. W. Rost van ‘Tonningen. 12. Observationes botanicae quas de Filicibus horti Bogoriensis nee non ad montem Gedeh aliisque locis sua sponte cres- eentibus annis 1855 et 1856 fecit J. K. Hasskarl. 13. Zesde bijdrage tot de kennis der vischfauna van Sumatra. Visschen van Padang, Troessan, Priaman, Sibogha en Pa- lembang, door referent. $ 14. Vierde bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van Japan, door referent. 15. Elfde bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van Borneo. Visschen van Sinkawang, door referent. 16. Negende bijdrage tot de kennis der vischfauna van Amboina, door referent. 17. Tiende bijdrage tot de kennis der vischfavuna van Amboi- na, door referent. 18. Tiende bijdrage tot de kennis der vischfauna van Celebes. door referent. 19. Elfde bijdrage tot de kennis der vischfauna van Celebes, door referent. Alzoo M. H. zijn meer dan 50 artikels, waaronder meerdere van aanmerkelijken omvang, gedurende het jengste vereenigings-jaar door onze instelling tot open- bare bekendheid gebragt. Zij zijn een sprekend blijk van den ijver, waarmede onze medeleden weder aan den opbouw der wetenschap hebben gearbeid. Het 15de deel van het Tijdschrift, of het eerste der vierde serie, is reeds sedert geruimen tijd ter perse, even als het 4e deel der Verhandelingen. De direktie betreurt slechts, dat de drukkerijen te Batavia, bij de vlugt welke vooral in de jongste tijden de dagbladpers genomen heeft, niet voldoen om de beschikbare bouwstoffen tot openbaarheid te brengen met den spoed, welke men geregtigd is te wenschen. 128 De voorraad bouwstoffen neemt voortdurend in om- vang toe. Waren er in reeds verstrekene jaren nu en dan tijdstippen op welke sommigen onzer niet geheel zon- der eenige bezorgdheid een blik op het tijdstip wier= pen, wanneer de beschikbare artikels door de handen der zetters waren. gegaan, die tijdstippen zijn sedert thans reeds ruim twee jaren niet meer voorgekomen. Maar eene andere bezorgdheid ontwaakt thans, ont- spruitende uit de vrees, dat de inzenders van bijdra- gen niet alle zullen kunnen worden bevredigd ten op- zigte van den spoed, waarmede zij waarschijnlijk zul- len wenschen, dat het door haar aangebodene worde gedrukt. De direktie geeft evenwel de verzekering, dat zij van hare zijde het mogelijke doet, om de wenschen der inzenders ten dezen niet alleen niet te leur te stellen maar zooveel in haar vermogen is, te voor- komen. De stukken, thans beschikbaar voor het 15de deel van het Tijdschrift en voor het 4de deel der Acta, en gedeeltelijk reeds afgedrukt, zijn: 1. Over de op Java aangekweekte Sarsaparille (Smilax syphi- litica), door D. W. Rost van Tonningen. 2. Toestand der aangekweekte Kinaboomen op het eiland Java, tijdens het bezoek van den Gouverneur-Generaal Chs F, Pahud, in het laatst der maand Juny en het begin van July 1857, kort beschouwd door F, Junehuhn. 3. Bijdragen tot de Geologische en Mineralogische kennis van Nederlandsch Indië, door de ingenieurs van het mijnwezen. 19. Over de waarde van eenige Indische kolensoorten, door P. Van Dijk. EA ee 12: 13. 14. 15. 16, 17. 18. 19. 20, al. 129 Over den invloed der maan op het weder ter Westkust van Sumatra, door A. J. C. Edeling. Faunae Archipelagi indici ichthyologicae Prodromus, door referent. Catalogus specierum Piscium in Museo Bleekeriano conser- vatarum adjectis locis habitationis et synonymiis, door re- ferent, Over eene Aardstorting op Tidore, door J. H. Tobias. Vischsoorten van Prigi aan Java ’s zuidkust, door referent. Scheikundig onderzoek van het melksap van Calotropis gi- gantea, door P. G, Wijers. Over Oxybeles gracilis, door C. L. Doleschall. Scheikundig onderzoek van eene heete zoetwaterbron in het distrikt ‘Ljongeang, afdeeling Soemedang door A. G. Veltman. Kwalitatief onderzoek van het water van twee bronnen van Bondjol, benevens eenige in hare nabijheid voorkomende mineralen, door A. G. Veltman. Scheikundig onderzoek van het Water uit den put, gelegen in de nabijheid van het garnizoenshospitaal te Djokdjokarta, door D. Eekma. Chemisch en physisch onderzoek van een vijftigtal Suiker- rietgronden van de residentie Pasoeroean, door D. W. Rost van Tonningen. Verslag van de uitkomsten van eenige kultuurproeven met suikerriet, door P. F, H. Fromberg. Verslag over de hoedanigheid van het sap van eenige soor- ten van Suikerriet, gekweekt in den laboratorium-tuin, door P, F. H. Fromberg. Overzigtstabellen tot de Ornithologie van den Indischen Ar- chipel, door H. Von Rosenberg. De inlandsche Plantennamen bijeenverzameld en in alphabe- tische orde gerangschikt, door G, J. Filet. Tweede bijdrage tot de kennis der Arachniden van den In- dischen Archipel, door C. L. Doleschall. Twaalfde bijdrage tot de kennis der vischfauna van Borneo. Visschen van Sinkawane g, door referent. Zevende bijdrage tot de kennis der vischfauna van Suma- tra. Visschen van Palembang, door referent, 130 22, Scheikundig onderzoek van Water uit het kratermeer van den Patoecha en der in dit water voorkomende zwavelmelk, door P. J. Maier. 23. Verslag van eene reeks van proeven met Suikerrietsap. in verband met de fabrikaadje, door P, F, H. Frombersg. 24. Scheikundig onderzoek van Kajoepoetie-olie, door D. Ples. 25. Bijdrage tot de kennis der Vischfauna van den Goram-Ar- chipel, door referent. 26. Verslag van de uitkomsten van het scheikundig onderzoek van een aantal Suikermonsters, door P. F. H. Fromberg. 27. Holacanthus pseudannularis, eene nieuwe soort van Batavia, door referent. 28, Vierde bijdrage tot de kennis der Vischfauna van Biliton, door referent, 29. Tweede bijdrage tot de kennis der Vischfauna van Singapo- re, door referent. 30. Botanische reis over Bankaen in de Palembangsche binnen- landen, door J. E. Teijsmann. 31. Gemiddelde Thermometerstand te Samarinda (Koetei) in het jaar 1855, door J. Wolff. 32. Scheikundig onderzoek van Japansch koper en ijzer, door G. J. Mulder. 33, Scheikundig onderzoek van het water uit de Artesische bron, staande op het paradeplein te Samarang, door P. G. Wijers. 81. Opsomming der tot dusverre van het eiland Sumatra be- kend gewordene Reptiliën, door referent. De aanteekeningen, betreffende de vergaderingen der Vereeniging zijn in het afgeloopen jaar, wegens het ve- le verhandelde, uitgebreider geworden dan in vroegere jaren. De direktie heeft besloten deze aanteekeningen voortaan als afzonderlijke afleveringen van het Tijdschrift te publiceren onder den algemeenen titel van „Hande- lingen der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië. ” Van deze Handelingen liggen de thans afge- drukte vellen ter tafel. Zij zullen de twee eerste afle- 181 veringen uitmaken van het 16de deel van het Tijd- schrift en in den loop der volgende maand het licht zien en algemeen verkrijgbaar worden gesteld. Het gouvernement is op dezelfde welwillende wijze als vroeger voortgegaan, de vruchten van den wetenschap- pelijken arbeid zijner ambtenaren aan de Vereeniging af te staan. De stukken in het Tijdschrift en de Akten openbaar gemaakt onder de namen der HH. G. A. De Lange, P. F. H. Fromberg, Corns De Groot en J. E. Teijsmann had de Vereeniging alle te danken aan de belangstelling van de regering, even als de nog beschik- bare stukken , hier boven opgesomd, van de HH. D. W. Rost van Tonningen, P. F. H. Fromberg, J. E Teijs- mann en G. J. Mulder. Tot eenige weinige maanden geleden bestond een groot bezwaar in de verzending van de werken der Vereeni- ging aan de Akademiën en Genootschappen buiten Ne- derlandsch-Indië met welke zij in betrekking staat. Van meerdere dier wetenschappelijke instellingen waren brie- ven ingekomen, handelende over het hooge porten , wel- ke bij de ontvangst van het Lijdschrift moesten worden voldaan, porten, welke voor sommige landen meer be- droegen dan zijne koopprijs. De direktie begreep dat de waarde van de werken der Vereeniging als schen- king geheel verloren ging, wanneer hunne toezending den betrokkene genootschappen meer kostte dan hun geldswaardig bedrag, en zij wendde zich daarom tot het gouvernement, met het verzoek, dat voortaan de ver- zending van de Verhandelingen en van het Tijdschrift kosteloos zou mogen plaats vinden door zijne tusschen- komst en door het ministerie van koloniën en de ge- zantschappen te ’s Gravenhage. Dit verzoek werd met 132 de gewone welwillendheid bij de regering ontvangen en voorts ter kennis van het opperbestuur gebragt en het verheugt de direktie te mogen wijzen op een nieuw blijk van belangstelling der regering in de Ver- eeniging, in de ministeriële beschikking, waarbij het verzoek der direktie betrekkelijk deze aangelegenheid is ingewilligd. Ten gevolge dezer gunstige beschikking is aan alle Akademiën en Genootschappen, aan welke de werken der Vereeniging worden toegezonden, een schrijven ge- rigt, waarin van de toekomstige wijze van verzending is mededeeling gedaan en verzocht om eene opgave van die deelen of nummers van het ‘Lijdschrift welke in hunne bibliotheken nog mogten onbreken, ten einde voor zoo ver de voorraad strekt, hunne exemplaren door eene nieuwe kostelooze toezending volledig te maken. Dezelfde gunst, welke het gouvernement heeft willen verleenen met betrekking tot het Tijdschrift en de Ak- ten, is der Vereeniging ook ten deel mogen vallen ten opzigte der verzending van brieven en diplomen aan buiten-indische genootschappen en leden. Een gewigtig besluit is door de Vereeniging geno- men ten opzigte van de verdere uitgave van het Tijd- schrift. De Verhandelingen der Vereeniging, van welke het 1ste deel in het jaar 1856 verschenen is, werden van den aan- vang af geheel op kosten der Vereeniging uitgegeven. Dit was niet het geval met het Tijdschrift. Toen in 1850 het besluit tot oprigting der Ver- eeniging genomen was, en men wenschte een Tijdschrift uit te geven, wendde men zich tot het Bataviaasch Ge- nootschap van Kunsten en Wetenschappen om zijne on- 133 dersteuning te erlangen wat het geldelijke gedeelte der uitgave betrof. Die ondersteuning werd onmiddellijk met de meeste bereidwilligheid verleend en men kwam tot eene overeenkomst , bij welke bepaald werd, dat de uitga- ve geheel voor rekening van het genootschap zou plaats hebben en dat dan ook een exemplaar van het Tijd- schrift kosteloos aan elk lid des genootschaps zou wor- den verstrekt. Op dezen voet heeft de uitgave van de eerste 14 dee- len van het Vijdschrift plaats gehad. Sedert lang echter rezen bezwaren tegen de voort- zetting dezer wijze van uitgave, zoowel omdat de toe- stand der finantiën van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen niet gedoogde het voort- durend dragen der aanmerkelijke te korten op het Tijdschrift, als omdat de Vereeniging zelve de mogelijk- heid en wenschelijkheid inzag, de uitgave geheel voor hare rekening te nemen. Onderhandelingen betreffende deze aangelegenheid met het genoemde Genootschap aangeknoopt, hebben tot eene schikking geleid, bij welke bepaald is, dat de uitgave van het Tijdschrift, te beginnen met het 15de deel, geheel op kosten der Vereeniging zal plaats heb- ben en dat. het Genootschap een minimum van 100 exemplaren met 40 procent mindering van den inteeke- nings prijs van de Vereeniging zal overnemen, ten behoeve van die zijner leden, welke mogten wenschen het Tijd- schrift, even als vroeger, kosteloos te ontvangen. De werkzaamheden der Vereeniging hebben zich weder geenszins bepaald tot het in het licht geven 134 van haar Tijdschrift en van hare Verhandelingen. De bestuursvergaderingen hebben in den regel twee- maal ’s maands plaats gehad, zijnde sedert de jong- ste Algemeene Vergadering niet minder dan 23 bijeen- komsten van het bestuur gehouden. Het verhandelde in die vergaderingen kan men in bijzonderheden nalezen in de daaromtrent in het Tijd- schrift der Vereeniging openbaar gemaakte aanteeke- ningen. Men zal er, naar de direktie vertrouwt, de blijken in vinden, dat zij voortgegaan is de belangen der Vereeniging naar vermogen te behartigen en door spoed in de behandeling der aangelegenheden den gang der zaken te bevorderen. Deze bestuursvergaderingen zijn niet uitsluitend be- stemd slechts bijgewoond te worden door de leden der direktie. Het was en is het bestuur steeds aange- naam, in die bijeenkomsten in zijn midden te zien gewone leden der Vereeniging of belangstellende per- sonen welke niet tot het lidmaatschap der Vereeniging behooren, en de aanteekeningen betrekkelijk de Verga- deringen doen zien, dat zij ook in het afgeloopen Ver- eenigingsjaar door meerdere leden en niet-leden zijn bezocht geworden. Toen in de laatste helft van het vorige jaar besloten was tot eene militaire expeditie naar ‘Timor, meende de direktie van die omstandigheid nutte kunnen trek- ken voor de wetenschap en voor de verzamelingen der Vereeniging. Zij ontwierp een aantal punten van onderzoek, tot Timor betrekking hebbende, en riep in de medewer- en Gt KR 135 king van den kommanderenden generaal van het In- dische leger en van den kommandant der expeditie, ten einde de officieren der expeditie, meerdere van welke zich aangeboden hadden de belangen der Vereeniging tijdens de expeditie te behartigen, daartoe zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen. Deze medewerking is met de meeste bereidwilligheid verleend geworden, en hoezeer wegens den korten duur der expeditie en de vermoeijende togten daarbij gedaan, niet al datgene is kunnen worden toegelicht, wat in de desideraten was aangegeven, mogt de Ver- eeniging zich toch verheugen over eene aanmerkelijke aanwinst voor haar museum van mineralen van Timor, welke door heeren J. H. Donleben, R. F. De Seijff, Dr. EF. C. Schneider en J. C. J. Smits zijn bijeenge- bragt en geheel belangeloos der Vereeniging afgestaan. De verzamelingen der Vereeniging zijn ook van an- dere zijden weder aanmerkelijk uitgebreid geworden. Voorwerpen uit het delfstoffenrijk van Java en Su- matra, Bangaai en Banda had zij te danken aan de BIRDS Van Es, J. Hageman Jcz., P. C. Lans, €, W. A. Ludeking, B. Netscher, A. Baron Sloet van Oldruitenborgh, C. S. A. Thurkow, J. H. Tobias, J. Van Vollenhoven en P. G. Wijers. Planten of voorwerpen uit het plantenrijk van Java, Sumatra, Borneo, Celebes en Batjan werden haar aan- Bebeden door de HH. Dr. GC. -L Doleschall, C.C. Hardenberg, A. J FP. Jansen, C. W. A. Ludeking, J. G. F. Bernelot Moens, D. Ples, D. W. Rost van Tonningen, Jkhr Mr H. C. Van der Wijck, J. Wolff en P.G. Wijers. Dieren of voorwerpen uit het dierenrijk van Java, 136 Bali, Sumatra, Biliton, Bintang, Lingga, Singapore, Borneo, Celebes, Amboina, Timor, Goram, Banda en Japan werden voor het museum bestemd of ter on- derzoeking toegezonden door de HH. G. H. Beer, P. W. A. Beijen, Dr H. A. Bernstein, Dr; J.K Van den Broek, zijne excellentie PF, B. D. Bourcicius, J. F. Den Dekker, J. Van Deventer Hz., J. H. Eijsin- ger, H. Fievez, Jhr OC. F. Goldman, D. S. Hoedt, W.G. F. Van Helsdingen, O. F. U. JeeBluouommns A. Hendriks, Mr D. C. A. Graaf van Hogendorp, A. J. G. Jansen, C. P. Brest van Kempen, G. F. De Bruijn Kops, P. C. Lans, W. Kock, P. Knuttel, P. L. Bering Liesberg, C. W. A. Ludekmme DEE H. Mühlert, E F Meijer, J.G. F. Bernelot Moens, E Netscher, D. C. Noordziek, Dr. J. K Ploem, H. Raat, J. H. A. B. Sonnemann Rebentisch, J. W. Roelandt, H. Von Rosenberg, T. W. Schröder, F. J. Schultze, R. F. De Seijff, J.C. J. Snmits gehn mann, Â. W. F. A. Tuckermann, J. T. Van Bloemen Waanders, P. L. Van Bloemen Waanders, Jhr Mr H. C. Van der Wijck, J. Wolff en H. Zollinger. Scheikundige onderzoekingen van voorwerpen uit het delfstoffen- en plantenrijk, op verzoek der direktie ver- rigt, had de Vereeniging te danken aan de heeren J. J. Altheer, P. F. H. Fromberg, G. C. B. Moesman, D. W. Rost van Tonningen en A. C. Veltman. Zeker mag de Vereeniging zich over die talrijke blijken van belangstelling verheugen, evenzeer als over de groote waarde der toezendingen, welke niettemin, zonder uitzondering plaats hadden als geschenken; en de direktie geeft hier gaarne een vernieuwd openlijk blijk van erkentelijkheid aan de hbelanglooze schenkers, 187 die daardoor ook de kennis van de natuur dezer ge- westen in geene geringe mate hebben bevorderd. Door deze talrijke toezendingen, gevoegd bij die van vroegere jaren, hebben de verzamelingen der Vereeniging reeds een’ zeer belangrijken omvang ver- kregen, doch zij kunnen tot leedwezen der direktie nog niet ten algemeenen nutte worden ten toon ge- steld, wegens het nog voortdurend gemis van een be hoorlijk lokaal voor Museum. De daarstelling van zoodanig Museum is een blijvend onderwerp van zorg geweest. In het jongste Algemeen verslag is mededeeling ge- daan dat de Vereeniging, na eenige niet gelukte po- gingen om te geraken tot de erlanging van een gebouw voor hare verzamelingen en boekerij, er toe was over gegaan de ondersteuning te dezen van het gouvernement in te roepen door te verzoeken een renteloos voorschot tot bestrijding der noodzakelijke kosten van opbouw. De regering heeft op dat verzoek geantwoord dat, alhoewel de Vereeniging de ondersteuning van het gou vernement verdient, het verzoek haar nog niet rijp voorkwam voor eene eindbeschikking en dat vooral ook eene poging behoorde te worden aangewend bij de in= gezetenen van Nederlandsch-Indië, ten einde te bee= proeven of niet door vrijwillige inschrijving zou kunnen worden bijeengebragt de som, benoodigd ter verwezen- lijking van de plannen ten opzigte van een gebouw der Vereeniging. De direktie heeft niet geaarzeld aan dezen wenk der regering gevolg te geven. Wél had zij meermalen het middel van vrijwillige inschrijvingen besproken ;—wél ook was zij overtuigd 9 133 van de deelneming van het publiek in de Vereeni- ging „— maar met het oog op het geringe aantal Euro- peanen in deze gewesten; met het oog ook op de talrijke lasten welke zij zich reeds ten behoeve van meerdere nuttige instellingen getroosten en gedachtig aan de ambtelijke stelling van de meesten hunner, welke slechts aan zeer enkelen de middelen verschaft sommen af te zonderen voor andere dan de dadelijke behoeften van het gezin, vermeende de direktie dat de rondzending van inschrijvingslijsten tot gemeld doel in de verte niet zou leiden tot de erlanging van de benoodigde som. Intusschen heeft zij de aanwijzing van de regering gevolgd, en indien de uitkomst dier poging al niet is geweest zoodanig, dat de verwezenlijking der plannen tot oprigting van een gebouw daardoor is mogelijk ge- worden, is toch een nieuw blijk geleverd van de be- langstelling der ingezetenen, aangezien voor een bedrag van ruim ,‚f 5000 aan vrijwillige giften is ingeschreven. Nadat de uitslag der in het werk gestelde pogingen bekend was, is deze aangelegenheid op nieuw in de vergaderingen ter sprake gebragt en heeft de direktie besloten zich, onder mededeeling van de uitkomst der inschrijvingen andermaal tot de regering te wenden. Zij heeft daarom een nader verzoekschrift opgemaakt en zal daarbij, ten einde de beslissing der regering te verge- makkelijken, overleggen plannen en begrooting van een gebouw, opgemaakt onder de leiding van ons medelid den heer Versteeg, alsmede eene aanduiding van het verlangde terrein tot oprigting. Deze plannen en be- grooting liggen hier ter tafel en zullen met het adres eerstdaags worden ingediend. De direktie vertrouwt, met het oog op de herhaaldelijk geblekene krachtige 159. belangstelling van het gouvernement dat de beschikking daarop gunstig zal zijn en dat weldra tot de oprigting van het zoo lang gewenschte en zoo dringend benoodigde ge- bouw der Vereeniging zal kunnen worden overgegaan. De boekerij der Vereeniging is gedurende het afge- loopen jaar weder met talrijke boekwerken vermeerderd. De levendige gemeenschap welke de Vereeniging met de voornaamste nederlandsche en buitenlandsche ge- nootschappen onderhoudt, doet haar de door die ge- nootschappen uitgegevene geschriften vrij geregeld toe- vloeijen en daardoor wordt op eene weinig kostbare wijze de bibliotheek der Vereeniging met decls zeer kostbare werken verrijkt. De aankoopen zijn daaren- tegen in het afgeloopen jaar weinig talrijk geweest doch de direktie wacht slechts op den uitslag harer pogingen om, indien die gunstig is, wat zij zooals boven is ontvouwd grond heeft te vertrouwen tot eene ruimere aanschaffing van boekwerken over te gaan. De geheele boekerij thans nog in bewaring zijnde bij een onzer medebestuurders, kan niet over de noo- dige ruimte worden beschikt om haar ten toon te stellen en zou het bezwaren inhebben de nieuw aan- gekochte boekwerken naar behooren te plaatsen. Behalve van het gouvernement en van de verschil- lende akademiën en genootschappen, met welke de Vereeniging in betrekking staat, ‘had zij geschenken van boekwerken te danken aan de HH. J. J. Altheer, Dr. H. A. Bernstein, B. E.J. H. Becking, Dr. C. L. Doleschall, G. J. Filet, Dr. P. F. H. Fromberg , Dr. H. R. Goeppert, M. H. Jansen, A.J. F. Jansen, Dr. Ladrey, G. A. De Lange, P.C. Lans, P.J. Maier, Dr. A. Perrey, Dr. Guérin de Méneville; 140 _E. Netscher, H. Von Rosenberg, D. W. Rost van Ton- ningen, J. E. Teijsmann, Dr. W. Vrolik en H. Zol- linger. Voor die aanbiedingen is, als naar gewoonte, bij gedrukten brief de dank der Vereeniging betuigd, terwijl de titels der geschonkene werken achter de aan- teekeningen der bestuursvergaderingen in het Wijdschrift zijn vermeld met bijvoeging van de namen der gevers. Zoo als ik zoo even reeds ter loops aanduidde, is de korrespondentie der Vereeniging, zoowel in als buiten Indië, in het afgeloopen jaar zeer levendig geweest. Daarvan kunnen de aanteekeningen der vergaderingen meer in het bijzonder getuigen. In Indië ondervond de Vereeniging de meest welwillende medewerking van hoofden van algemeen en gewestelijk bestuur , welke de vervulling harer taak in niet geringe mate vergemak- kelijkten, en ook van de wetenschappelijke instellingen in Furopa en Amerika mogt zij de voldoening smaken van een onafgebroken en welwillend verkeer. Nieuwe betrekkingen zijn aangeknoopt met het Ba- taafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijsbegeer- te te Rotterdam , met het Verein für Vaterländische Na- turkunde te Stuttgart en met de Royal Astronomical Society te Londen. Het Tijdschrift en de Akten der Vereeniging worden thans geregeld verzonden aan de volgende wetenschap- pelijke instellingen en redaktiën. Ds d OD In Nederlandsch Indië, Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschap- pen. lál Vereeniging ter bevordering der Geneeskundige We- tenschappen in Nederlandsch-Indië, te Batavia. Nederlandsch-Indische Maatschappij van Nijverheid, te Batavia. Koninklijk Instituut van ingenieurs, afdeeling Oost- Java, te Soerabaja. Maatschappij tot nut van het algemeen in Oost-Indië ; te Batavia. In Nederland. Koninklijke Akademie van Wetenschappen, te Amsterdam. Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, te Haar- lem. Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, te Utrecht. Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Wijs- begeerte, te Rotterdam. Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut, te Utrecht. Koninklijk Zoologisch Genootschap Natura artis ma- gistra, te Amsterdam. Bibliotheek der Hoogeschool te Leiden. Redaktie van het Tijdschrift de Gids, te Amsterdam. Redaktie van de Algemeene Konst- en Letterbode, te ’s Gravenhage. Redaktie van het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië te ’s Gravenhage. In het Bwitenland. EUROPA, a. Frankrijk. Académie impériale des Sciences de ÏInstitut , te Parijs. 142 Muséum d'Histoire naturelle, te Parijs. Société géologique de France, te Parijs. Société impériale des Sciences naturelles te Cherbourg. Académie des Sciences, arts et belles lettres, te Dyon. b. Duitschland. Kaiserlich-Königliche Akademie der Wissenschaften , te Weenen. Kaiserlich-Königliche Geologische Reichsanstalt, te Wee- nen. Königlich Böhmische Gesellschaft der Wissenschaften te Praag. Königlich Baierische Akademie der Wissenschaften, te München. Königlich Preussische Akademie der Wissenschaften, te Berlijn. Königliche Gesellschaft der Wissenschaften, te Goettin- gen. Academia Caesarea Leopoldino-Carolina Naturae Curio- sorum, te Breslau. Senckenbergische Naturforschende Gesellschaft, te Frank- fort am Main. Verein für Vaterlandische Naturkunde, te Stuttgart. Redaktie van het Archiv für Naturgeschichte, te Bonn. ce. Engeland. Royal Society, te Londen. Zoölogical Society, te Londen, Linnean Society, te Londen. Royal Astronomical Society, te Londen. Wernerian Society of Natural history, te Edimburg. 143 Cambridge Philosophical Society, te Cambridge. d. België. Académie Royale des Sciences, arts et belles lettres de Belgique, te Brussel. Académie Royale de Médécine, te Brussel. e. Denemarken. Kongelige Danske Videnskabernes Sellskab, te Kop- penhagen. Naturhistorisk Forening, te Koppenhagen. f. Zweden. Kongelige Svenska Vetenskaps Akademien, te Stokholm. 9. Rusland. Académie impériale des Sciences, te St. Petersburg. Société impériale des Naturalistes, te Moskou. h. Zwitserland. Société de Physiqueet d'Histoire Naturelle, te Genève. Naturforschende Gesellschaft, te Zürich. 1. Sardume, Academie Reale delle Scienza, te Turin. k. Napels. Reale Accademia delle Scienzae belle lettere, te Napels. Ll. Spange. Academia Reale des Ciencias, te Madrid. m. Portugal. Academia Reale de Sciencias, te Lissabon. 144 AMERIKA. American Academy of Natural Science, te Philadelphia. American Academy of Arts and Sciences, te Boston. Smithsonian Institution, te Washington. New-Orleans Academy of Sciences. AZIË. Asiatic Society of Bengal, te Calcutta. De uitschrijving van het programma der Vereeniging voor het jaar 1857 is weder gebleken niet vruchteloos geweest te zijn. Meerdere der daarin tot onderzoek voorgestelde punten zijn een onderwerp van nasporing geweest bij onze medeleden en van meerdere dier na- sporingen zijn de uitkomsten reeds in de geschriften der Vereeniging nedergelegd of voor nog te verschijnen deelen van het Tijdschrift of van de Akten bestemd. Eenige dier punten zij het mij veroorloofd hier kor- lijk te vermelden. Nieuwe bezendingen ampo (eetbare aarde) van Su- matra’s Westkust zijn de verzamelingen der Vereeni- ging komen verrijken door de belangstelling van het lid den heer E. W. A. Ludeking. Ons lid de heer Dr. H. A. Bernstein is voortgegaan met zijne masporingen betrekkelijk den nestbouw der Indische zwaluwen en van andere vogels. Nieuwe scheikundige onderzoekingen van plantaar- dige voedingsmidddelen zijn bewerkstelligd door het ad- viserend lid den heer Dr. P, F. H. Fromberg. Het lid de heer J, F, Heckler heeft een belangrijk Dn , 145 blijk van belangstelling in de Vereeniging gegeven door haar te verzoeken uit te schrijven eene prijsvraag be- trekkelijk het rijstinsekt klander en de meest geschikte middelen om het te weren, stellende de heer Heckler eene som van f 500 beschikbaar als belooning van een voldoend antwoord op die vraag. Nieuwe scheikundige onderzoekingen van bron- en putwateren hebben plaats gehad door de heeren D. Eekma, A. G. Veltman en P. G. Wijers. De tweevleugelige insekten van den Indischen Ar- chipel vinden bij voortduring een’ iijjverigen beoefenaar in ons adviserend lid den heer Dr. C. L. Doleschall. Nieuwe onderzoekingen naar alkaloïden van Indische planten hebben plaats gehad door de bestuursleden de heeren J. J. Altheer en D. W. Rost van Tonningen, alsmede door het lid den heer P. G. Wijers. Toezendingen van fossiele zoogdierbeenderen van de residentiën Japara en Madioen hebben plaats gehad door de leden de HH. Mr D. C. A. Graaf van Ho- gendorp, C. S. A. Thurkow en A. Baron Sloet van Oldruytenborgh, en de uitkomsten van het onderzoek dier beenderen uit Japara door het adviserend lid den heer Junghuhn zijn reeds voor een gedeelte in het Tijd- schrift der Vereeniging nedergelegd. Onderzoekingen naar den invloed van de maansphasen op het weder ter Sumatra's Westkust had de Vereeni- ging te danken aan haar lid den heer A. C, J. Ede- ling. Het adviserend hid de heer Dr. C. L. Doleschall heeft eenigzins nader toegelicht het voorkomen van levende visschen van het geslacht Fierasfer of Oxybeles in som- mige soorten van zeesterren. 146 De kikvorschaardige reptiliën van den Indischen Ar- chipel zijn een onderwerp geweest van bijzondere stu- die van referent. De uitkomsten zijner onderzoekin- gen ten deze zijn nedergelegd in het eerste gedeelte van zijnen Prodrome d'une Faune herpétologique de de lArchipel Indien. Nieuwe sehaaldieren zijn der Vereeniging van Cele- bes geworden door de leden de HH, A. J. F. Jansen en Dr E. E. H. Mauhlert. Het adviserend lid de heer Dr C. L. Doleschall heeft een begin gemaakt met het onderzoek der flora van Amboina en daarover reeds eene eerste bijdrage in het Tijdschrift doen plaatsen. Vruchten van Cerberas odallam Hmlt van Tjiandjoer zijn der Vereeniging toegezonden door het lid den heer Jkhr Mr H. C. Van der Wijck en worden scheikun- dig onderzocht door het bestuurslid den heer J. J. Al- theer. Onze medeleden de heeren Reiche, Versteeg en Weit- zel hebben zich aangeboden om de verspreide berigten omtrent aardbevingen en berguitbarstingen in den In- dischen Archipel zoo veel mogelijk te verzamelen. Het lid de heer J. A. Krajenbrink heeft een begin gemaakt met onderzoekingen naar het ozongehalte van den dampkring ter zijner woonplaats in Krawang en zet die thans nog voort. Het lid de heer H. Von Rosenberg heeft een’ aan- vang gemaakt met het zamenstellen van overzigtstafels der vogels van de verschillende eilanden van den In- dischen Archipel. Het adviserend lid de heer Dr C. L. Doleschall is ijverig voortgegaan met de studie der Arachniden van 147 deze gewesten en in het bijzonder van die van Amboina. Een uitvoerig plaatwerk daarover is reeds ter perse gelegd. Het honorair lid zijne excellentie J. F. D. Bouri- eius eindelijk, heeft de Vereeniging aan zich verpligt door de toezending van eenige exemplaren van paal- wormen van het drooge dok te Soerabaja, en van door die mollusken doorgevreten hout, terwijl ook dergelijke toezendingen zijn toegezegd door het lid den heer J. A. Krajenbrink. Zoo MH. is ook ons streven ten deze in het af- geloopen jaar met een’ goeden uitslag bekroond, en hoezeer de gemelde onderzoekingen niet alle tot een einde gebragt zijn en meerdere andere punten, voor zoover der direktie althans bekend is, nog geen onder- werp van nasporingen zijn geworden, mag de Vereeni- ging zich allezins, verblijden over de verkregene uit- komsten en zich aangemoedigd vinden op den weg van uitschrijving van vraagpunten voort te gaan. Die nieuwe punten zullen nog heden avond aan de goedkeuring der algemeene vergadering worden onder- worpen. _—_ Neng Mogt in de jongste algemeene vergadering de toe- stand van de geldmiddelen der Vereeniging bevredi- gende worden genoemd, toch liet hij niet toe zoodanige uitbreiding aan de werkzaamheden onzer instelling te geven als wenschelijk en met betrekking tot de talrijke voor. de pers beschikbare bijdragen mogelijk was. Met het oog op de kostbaarheid van de openbaar- making van de stukken uit de archieven van den Staat, 148 aan de Vereeniging afgestaan, was reeds in Oktober 1856 een voorstel aan de regering gedaan, dat de staats- kas jaarlijks eene som aan de Vereeniging zou uitkee- ren ter gemoetkoming in de kosten, door die openbaar- making veroorzaakt. Ofschoon de regering ten opzigte van het beginsel der voorgestelde tegemoetkoming met de Vereeniging verschilde, mogt de direktie echter de mededeeling ont- vangen dat bij aantooning van de behoeften der Ver- eeniging , de regering genegen zou bevonden worden haar geldelijke tegemoetkoming te verleenen en op een daar- toe betrekkelijk nader gedaan verzoek mogt dan ook eene zeer gunstige beschikking volgen, doordien voor het loopende jaar aan de Vereeniging werd toegekend eene som groot f 4000, terwijl haar tevens werd ken- nis gegeven dat de magtiging des konings was gevraagd om de begrooting van Nederlandsch Indië voor de eerst- volgende jaren te verhoogen met een’ post van f 4000 jaarlijks ter toekenning eener subsidie tot gemeld be- drag aan de Vereeniging, Deze gunstige beschikking heeft de finantiën der Vereeniging op een’ ruimeren voet gebragt, wat trou- wens ook hoogst noodig was, omdat thans de uitgave zoowel der Akten als van het Tijdschrift geheel ten haren laste komt en de ongeveer f 8000, welke die uitgave gerekend kan worden jaarlijks te kosten slechts voor een gedeelte door de inkomsten op de werken worden gedekt. Beschouwen wij thans met vlugtige blikken, wat ten opzigte van het personeel der Vereeniging meldenswaar- digs heeft pltaas gehad. 149 In het personeel der direktie hebben de volgende veranderingen plaats gegrepen. Onze medebestuurder de heer D. J. Uhlenbeck, Ba- tavia met der woon verlaten hebbende, is, overeenkom- stig de wetten der Vereeniging, als direkteur afgetreden. De direktie heeft bepaald, dat voortaan die harer leden, welke wegens verandering van woonplaats in deze gewesten als bestuursleden aftreden, op de lijst der gewone leden zullen gevoerd worden met den ti- tel van oud-leden der direktie. Als zoodanig zijn thans op de ledenlijst ingeschreven de HH. R. F. De Seijff en D. J. Uhienbeck. Tot nieuwe bestuursleden zijn verkozen het gewoon lid de heer W. F. Versteeg en het adviserend lid de heer Dr. J. A. C. Oudemans, welke sedert zitting als zoodanig hebben genomen. Bij de verkiezingen voor het jaar 1858, voor de ver- vulling der verschillende posten bij het bestuur, zijn de keuzen gevallen op dezelfde personen, welke die be- trekking in het vorige jaar gekleed hebben, zoodat ten deze geene verandering heeft plaats gehad. In de rei der adviserende leden hebben plaats genomen, de heeren Dr. C. L. Doleschall, Dr. W. H. De Vriese, Dr. J. A. C. Oudemans en Dr. J. E. De Vrij. De direktie heeft gemeend den eeretitel van advise- rend lid te mogen toekennen aan den heer Doleschall op grond van de belangrijke wetenschappelijke bijdragen, door welke hij de werken der Vereeniging reeds heeft opgeluisterd en welke nog gedeeltelijk ter perse zijn. De heeren De Vriese, Oudemans en De Vrij, aan wie wegens hunne groote wetenschappelijke verdien- sten reeds in de jaren 1853, 1854 en 1856 de titel 150 van Korresponderend lid was toegekend, zijn, over- eenkomstig de wetten der Vereeniging, bij hunne aan- komst in deze gewesten als adviserende leden opgetre- den, terwijl de heer Oudemans, te Batavia zich gevestigd hebbende, kort daarna, zooals gezegd is, tot lid van het bestuur is benoemd. In het vorige jaar is het honorair lidmaatschap op- gedragen aan hunne excellentiën Jkhr F. V. A. Ridder de Stuers en J. F. D. Bouricius. Zij hadden de ver- eeniging aan zich verpligt, deels door de ondersteuning van wetenschappelijke nasporingen, deels door de aan- bieding van belangrijke natuurvoorwerpen en de onder- scheiding, welke de Vereeniging hunne excellentiën daar- voor had toegedacht, werd tevens eene onderscheiding voor de Vereeniging zelve door de voor haar vleijende wijze waarop zij werd aangenomen. Zoo als HH. leden bekend is, bedraagt het wettelijk aantal korresponderende leden der Vereeniging 60, waarvan 30 in het moederland en 30 in het buitenland. Door de overkomst herwaarts van heeren De Vriese, Oudemans en De Vrij waren twee vakaturen ontstaan onder de korresponderende leden in Nederland, in welke voorzien is door de benoeming als zoodanig uit eene vooraf opgemaakte lijst van kandidaten van de HH. J. W. A. Conrad en G. J. Verdam. Van de buitenlandsche korresponderende leden is in het vorige jaar overleden Prins Charles Lucien Bona- parte. De prins van Canino was meer nog beroemd door de belangrijke werken welke hij over de vogel- en vischkunde het licht heeft doen zien, dan bekend door de rol welke hij in de staatkunde van Europa heeft ge- speeld tijdens de zegeviering der beginselen van het 151 jaar 1848. Hij was eerst sedert 12 Webruary des vo- rigen jaars aan onze instelling verbonden. — In zijne plaats is ter aanvulling van het 80-tal gekozen de heer Elie De Beaumont te Parijs. Onder de gewone leden der Vereeniging hebben wei- nige veranderingen plaats gegrepen. Door den dood is haar ontvallen de heer J. Van Es, lid der Vereeniging sedert den 9den April des vorigen jaars. Hij was met het lidmaatschap vereerd wegens de toezending van eenige minerale wateren uit de Pre- anger-regentschappen en van eene in het Tijdschrift opgenomene beschrijving der bronnen uit welke die wa- teren waren verkregen. Eene hevige dysenterie maakte zijnen terugkeer naar het moederland noodzakelijk , doch hij overleed reeds nog voordat het schip, hetwelk hem der- waarts zou overvoeren, de reede van Batavia had verlaten. Enkele andere leden zijn afgetreden wegens vertrek naar Europa. Daarentegen zijn vrij talrijke nieuwe leden benoemd t. w. de HI. Dr. J. K. Ploem, H. M. Andree Wiltens, J. H. Walbeehm, A. C. J. Edeling, A. Hendriks, P. Knuttel, BE. Rant, F. J. Schultze, P. Van Dijk, D. Eekma, C. W. A. Ludeking, P. Van Bleijswijk Ris, J.H. A. B. Sonnemann Rebentisch, J. F. Den Dekker, J. W. Roelandt, W. E. Kroesen, B. B. J. H. Becking, L. J. Kroll, H. Raat, J. Ullman, G. C. EK. Moesman, W.F. C. Van Helsdingen, A. G. Veltman, E. F. Meijer, Moeke S- L.P. Di, Niepee, „H. Fievez,: J.F: Heekler, J. H. Donleben, A. Baron Sloet van Oldrui- tenborgh, P. W. Beijen, T. W. Schröder, F. J. Van Bloemen Waanders, A. De Vos, D. Ples, J. H. To- bias, P. C. Lans en J. Rigg. 152 Het personeel der Vereeniging bestaat thans uit 252 leden t. w. Honorair beschermheer … . . Jeedsl Besturende leden. vr, 0 tn Adviserende deden”, nn Honoraïre leden,» oe Korresponderende leden. ovt ont on Leden. korrespondenten. > tot SO Gewone leden in Nederlandsch Indië …. . . 144 ” „ buiten " nT Te zamen 252 Sedert het laatste Algemeen verslag is het aantal le- toegenomen met 43, waaronder 37 gewone leden. En hiermede MH. meen ik in de hoofdtrekken te hebben vermeld het door de Vereeniging verrigte en ondervondene in het jongste genootschapsjaar. Ik zou dus hier kunnen eindigen , — maar ik wenschte nog met U een’ blik te werpen op het tegenwoordig standpunt onzer Vereeniging, een’ blik ook op hare ver- moedelijke toekomst. Dat onze Vereeniging krachtiger dan ooit daarstaat , wie zou het willen ontkennen? De zeventien door haar openbaar gemaakte boekdee- len zijn de pijlers waarop zij haren naam heeft gevestigd. Wanneer wij nu nagaan, met welke middelen die uitkomst in ruim zeven jaren tijds is verkregen , en dan het oog vestigen op de middelen, waarover onze in- stelling thans kan beschikken, dan mag daaruit wel het besluit worden opgemaakt dat hare toekomst meer dan ooit is gewaarborgd. Vergeten wij ook niet, dat 153 die uitkomst voor een groot gedeelte is te danken aan de eendragtige zamenwerking der leden, en wanneer wij bedenken dat gedurende den geheelen tijd van het bestaan der Vereeniging geenerlei stoornis heeft plaats gehad in de vriendschappelijke verstandhouding tus- schen de leden des bestuurs, waardoor de gang der werkzaamheden in zoo hooge mate is bevorderd, dan moge ook daarin gezien worden een teeken, dat onze instelling vast heeft wortel geschoten. Ik sprak reeds aan het hoofd van dit verslag met een los woord over het standpunt, hetwelk wij onze instelling wenschen te doen bereiken. Ieder onzer heeft dat standpunt voor oogen. Onze instelling worde meer en meer gelijk aan de grootsche instellingen, in het oude Europa aan de wetenschappen der ervaring gewijd, instellingen van waaruit de stralen van stellige verlichting en beschaving zich alom versprei- den en hunnen gloed ontleenen aan het meest uitgele- zene gedeelte van de natie, die ze te voorschijn riep. Is dat standpunt in deze gewesten bereikbaar ? Wanneer men de Europesche maatschappij in Ne- derlandsch Indië vergelijkt met die der meer beschaafde europesche staten, dan komt men gemakkelijk tot de erkenning, dat van de Europeanen in deze gewesten voor de wetenschap niet datgene verwacht mag worden , wat men in Europa regt heeft van eene geheele natie te eischen. Niet alleen toch zijn de Europeanen hier nog weinig talrijk, maar de meer beschaafden onder hen zijn voor verre weg het grootste deel ambtenaren en officieren, en bewegen zich voor een kleiner deel in den handel of in ondernemingen van nijverheid. Leerstoelen voor eenigen tak van wetenschap, hooge- 10 154 scholen, akademiën, atheneën of gymnasiën, in het be- schaafde Europa en Amerika de kweeksters van weten- schap, hier bestaan ze niet, en met die inrigtingen ont- breken hier ook de mannen, wier bijzondere roeping het is, den omvang der menschelijke kennis te vergrooten. Niettegenstaande deze ongunstige verhoudingen zien wij in Nederlandsch Indië eene bedrijvigheid op weten- schappelijk gebied, welke de verbazing van het moe- derland heeft gaande gemaakt, juist omdat die werk- zaamheid niet verwacht was en niet verwacht kon worden in de verzengde luchtstreek en van een hand- vol Europeanen, welke men in het moederland, hoe ten onregte dan ook, nog zoo algemeen geneigd is te beschouwen als slechts het land hunner geboorte te hebben verlaten, om zich rijkdommen te verwerven. En vooral is het de wetenschap der natuur, welke hier in die algemeene bedrijvigheid hare beoefenaars heeft gevonden. Die beoefenaars zijn bijkans zonder uitzondering le- den van het korps Indische ambtenaren of officieren van het Indische leger, en zeker mag het gouvernement er trotsch op zijn een korps ambtenaren en officieren te bezitten, wat land en koning niet alleen met eere dient, maar aan die dienst een’ eigen’ luister bijzet, door wat het voor de wetenschap verrigt. Maar, indien dit zoo is, dan mag gewis in de toekomst nog meer voor de wetenschap van de Euro- pesche maatschappij in deze gewesten worden verwacht. Een tiental jaren is voldoende geweest om de we- tenschappelijke werkzaamheid op te voeren van nage- genoeg niets tot hare tegenwoordige hoogte. Indien in een zoo kort tijdvak zooveel reeds is verrigt, wat heeft 155 men dan niet regt te verwachten van de toekomst. En wanneer men daarbij let op de teekenen des tijds, dan twijfelen velen met mij er voorzeker niet aan, dat eene roemrijke toekomst der wetenschap in Nederlandsch Indië is voorbehouden. De reeds krachtige kern van wetenschappelijke ele- menten werd in de laatste jaren voortdurend gevoed door nieuwe sappen uit het moederland, en mogt de dood hier al nu en dan een kostbaar offer hebben gevor- derd, de leemten daardoor ontstaan werden spoedig aangevuld en meermalen zelfs niet zonder ruime ver- goeding van het verlorene. En wat niet mag worden voorbij gezien, de regering heeft sedert een aantal jaren veel bijgedragen tot de op- voering der wetenschap in Indië tot hare tegenwoordige „hoogte. K Terwijl zij zich meer en meer plaatst op de hoogte van elk beschaafd gouvernement, door de wetenschap te geven wat der wetenschap is, toont zij de weten- schap ook op haar gebied te waarderen door een aan- tal personen aan de dienst van den staat te verbinden, van wie zij voorlichting kan erlangen op het gebied van landbouw en nijverheid. Inderdaad, landbouw en nijverheid lossen zich op in eene toepassing van krachten en in eene benuttiging van stoffen, welke de natuur kosteloos aanbiedt, en de wetenschap der natuur wijst den weg aan, die stoffen en krachten op de minst kostbare wijze aan te wenden tot voordeel van den mensch. De regering, door het tot nog toe gevolgde stelsel van bestuur dezer gewesten aan het hoofd geplaatst van uitgebreide kultures en mijnontginningen, heeft terest 156 begrepen, aan zich te moeten verbinden een aantal na- tuurkundigen, om van hen het licht te erlangen , benoo- digd voor de eenigzins behoorlijke vervulling harer taak als landbouwer en industrieel. Zij bezit een korps amb- tenaren, uitsluitend bestemd voor het mijnwezen en den leden van dat korps; hoe weinig talrijk nog, vinden een’ ruimen werkkring op Java, Banka, Sumatra, Bor- neo, Bantjan en andere eilanden. De uitkomsten van hunne wetenschappelijke verrigtingen zijn nedergelegd in het tijdschrift der Vereeniging; en hebben niet wei- nig bijgedragen om zijne waarde te verhoogen. Een ander korps ambtenaren is uitsluitend bestemd voor de landbouw-scheikunde. Talrijk zijn de bijdragen , welke het tijdschrift der Vereeniging aan de bekwaam- heid en den ijver der leden van dat korps te danken heeft. Te Batavia is een scheikundig laboratorium , behoo- rende tot de geneeskundige dienst, en gesteld onder een onzer medeleden, waarin zeer dikwerf wetenschap- pelijke onderzoekingen op last van het gouvernement plaats hebben. Het korps militaire apothekers in deze gewesten wordt sedert jaren aangevuld door personen, die hunne stu- diën hebben gemaakt onder de leiding van een’ der beroemdste scheikundigen van den tegenwoordigen tijd, en welke uitkomsten deze wijze van voorziening in de pharmaceutische dienst heeft gehad voor de wetenschap der scheikunde kan blijken uitde talrijke artikels, door de leden van dat korps in het Tijdschrift der Vereeni- ging openbaar gemaakt. Andere ambtenaren nog zijn in bijzondere betrekkin- gen geplaatst en belast met scheikundige onderzoekin- 157 gen, zoowel van mineralen als van voortbrengselen uit het plantenrijk. De geographische plaatsbepalingen, geodesische trian- gulatiën en nivellementen en topographische en hydro- - graphische opnamen houden een aantal ambtenaren en officieren onledig en hebben reeds geleid tot belangrijke uitkomsten op het gebied der geographische en hydro- graphische kennis van den Indischen archipel. De geologische, geognostische en oryktognostische studiën zijn, behalve door de oprigting van het korps mijn-ingenieurs, ook bevorderd door de ambtelijke we- deruitzending van een onzer adviserende leden, aan wien tevens de belangen der kinakultuur op Java zijn toevertrouwd. De belangen der zuivere en toegepaste plantenkunde zijn niet over het hoofd gezien blijkens den bloei van ’slands plantentuin te Buitenzorg, aan een van welks beambten sedert eenige jaren botanische reizen over Java, Bali, Banka en Sumatra zijn opgedragen, wel- ker uitkomsten in het Tijdschrift der Vereeniging zijn nedergelegd of daarvoor nog zijn bestemd. De uitzending van een onzer Leidsche hoogleeraren voor de kennis van planten en kultures in deze gewes- ten mag ook niet onvermeld gelaten worden. Ik breng deze feiten in herinnering, niet om ze on- voorwaardelijk te prijzen, want men bevroedt gereede- lijk dat voor alle de genoemde takken van kennis in eene uitgestrekte bezitting als Nederlandsch Indië, het daarin thans werkzame personeel nog geenszins beant- woordt aan wat de wetenschap verlangt, terwijl voor sommige takken van kennis, zooals voor den geheelen omvang der dierkunde nog geen enkele natuurkundige 158 is aangesteld, — maar ik wijs er op, omdat in die in- rigtingen en benoemingen een voorname waarborg is gelegen voor den bloei der natuurwetenschappen in deze gewesten en van de uitbreiding dier inrigtingen ver- wacht mag worden de aanstelling van een talrijker we- tenschappelijk personeel en door dat personeel ook eene steeds toenemende verheffing van de instelling, welke wij allen naar ons vermogen schragen. En wanneer wij de teekenen des tijds nagaan, dan merken wij nog een verschijnsel op, wat van de meest be- langrijke gevolgen kan zijn voor de kennis der natuur van deze bezittingen en grootelijks zal kunnen bijdra- gen tot de verhooging van den roem onzer instelling. Meer dan ooit te voren wijst de stem van geregeer- den en regeerders op de versterkking van het Europe- sche element in Nederlandsch Indië, als den hechtsten waarborg voor de instandhouding en bevestiging van het gezag van het moederland. Met de uitbreiding der Europesche maatschappij zul- len ongetwijfeld ook onderwijs en wetenschap eene hoo- gere vlugt erlangen. Thans reeds is de regering er op bedacht het hooger onderwijs den zonen van Nederland hier niet langer te onthouden en de daarstelling van inrigtingen daarvoor mag zeker als zeer nabij worden beschouwd. Hopen wij dat de invoering van het hooger onder- wijs op ruime schaal zal worden toegestaan, want eerst dan, wanneer men zich in Nederlandsch Indië door hoogere instellingen van onderwijs de wetenschappen zal kunnen eigen maken, noodig tot de vervulling der meest verschillende betrekkingen in de maatschap- pij, eerst dan zal men mogen zeggen dat Nederlandsch 159 Indië rang heeft genomen onder de beschaafde landen. Dan eerst ook zal men mogen verwachten, dat onze instelling zich op eene zelfde lijn zal kunnen stellen met de eerste wetenschappelijke instellingen in de be- schaafde wereld. Een zoodanige staat behoort helaas nog niet tot het rijk der werkelijkheid, maar er kan naauwlijks gegronde reden tot twijfel bestaan dat de geest van verlichting en regtvaardigheid van het opperbestuur dezer gewes- ten dien staat niet tot verwezenlijking zal brengen. Die staat der Indisch-nederlandsche maatschappij is het, welken ik op het oog had, toen ik zoo even sprak van het standpunt, voor onze Vereeniging be= reikbaar. Met gelijke krachten toegerust als eene beschaafde maatschappij in Europa, waarom zouden wij hier daar- bij in het wetenschappelijke behoeven achter te staan. Het klimaat doodt niet de wetenschap, maar wel de wetenschap den invloed van het klimaat op den geest. De wetenschap heeft te veel inwendige kracht dan dat zij zou kunnen worden verlamd door het klimaat alleen. Dat zien wij thans in Nederlandsch Indië in wat geduren- de de jongste jaren hier voor de wetenschap is verrigt. Dat zullen wij in nog hoogere mate zien, wanneer van deze gezegende gewesten zal mogen gezegd worden, dat zij niet alleen zijn een parel aan de kroon van het ge- liefde moederland, maar daaraan ook verbonden door de hechte banden van gelijke beschaving en gelijke in- stellingen. PROGRAMMA NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDERLANDSCH INDIË VOOR HET JAAR 1858, VASTGESTELD IN DE Acurste ALGEMEENE VERGADERING, GEHOUDEN DEN 22n FrBRuARIJ 1958. 1. De Vereeniging verlangt eene naauwkeurige op- gave van den tijd waarop en de sterrebeelden waarin men de zoogenaamde vallende sterren in deze gewes- ten ziet verschijnen en verdwijnen. 2. De Vereeniging verlangt herhaalde waarnemingen en naauwkeurige beschrijving van het zodiakaallicht, zoo als het zich in deze gewesten vertoont 3. De invloed der maansphasen op het weder en in het bijzonder op de regens is, niettegenstaande als volksgevoelen vrij algemeen aangenomen, op goede gronden ontkend. Voor Nederlandsch Indië bestaan desbetrekkelijk nog slechts weinige bepaalde waarnemin- gen. De Vereeniging wenscht de aandacht op dit punt te vestigen en verlangt nadere waarnemingen ten dien opzigte, welke kunnen leiden om met voldoenden grond over dien invloed, wat deze gewesten betreft, te oor- deelen. 4. De Vereeniging verlangt naauwkeurige waarne- mingen van de getijden in Nederlandsch Indië. 5, De Vereeniging heeft aangelegd eene verzameling 161 geographische, hydrographische en geologische kaarten, zoowel gedrukte als in manuskript, betreffende deze bezittingen. Zij noodigt een ieder uit, die in het bezit Is van dergelijke kaarten en genegen ze af te staan, ze aan de Vereeniging in te zenden, ten einde de be- doelde verzameling gaande weg daargesteld kunnen wor- den. Alle kaarten, hetzij een geheel eiland of wel eene enkele residentie, afdeeling, distrikt of eenig nog meer beperkt gedeelte behandelende, zullen zeer welkom zijn. Zelfs onder de oude kaarten van de voormalige O. 1. Kompagnie, hoe ouderwetsch en onoogelijk ze soms uit- zien, worden er vaak aangetroffen, die thans nog groote waarde hebben, hetzij uit een geographisch of uit een historisch oogpunt. Dergelijke stukken zullen daarom ook met dank aangenomen worden. 6. Voor zoo verre bekend is, zijn tot heden in Ne- derlandsch Indië nog geerte bepaalde onderzoekingen ge- daan naar het ozon-gehalte van den dampkring. De Vereeniging geeft haar verlangen te kennen in het bezit te worden gesteld van eene rei van dagelijksche waarnemin- gen ten dezen opzigte van meerdere plaatsen van den ar- chipel. 1. De Vereeniging verlangt eene zoo volledig moge- lijke opgave van de aardbevingen, welke in den In- dischen Archipel zijn waargenomen geworden. 8. De Vereeniging verlangt eene dergelijke opgave van berguitbarstingen. 9. De Vereeniging verlangt een kwalitatief en kwan- titatief scheikundig onderzoek van de uitwerpselen der vulkanen op Java. 10. De Vereeniging verlangt toezending van de rots- soorten en mineralen van Hitoe en Leitimor, met op- 162 gave der plaatsen van voorkomen en van alle bijzonder- heden, welke tot eene nadere geognostische en oryk- tognostische kennis van het eiland Amboina kunnen bijdragen. 11. De Vereeniging vestigt de aandacht op de over- blijfselen van planten en dieren, welke in de thans reeds van vele deelen van den archipel bekende kolen- beddingen voorkomen. Zij verlangt toezending van die overblijfselen, vergezeld van monsters der lagen, waar in ze zijn aangetroffen, alsmede zooveel mogelijk eene naauwkeurige beschrijving der aangrenzende lagen. 12. Het is bekend, dat de aardsoorten, welke na roostering door de inlanders gegeten en onder den naam van ampo op de bazaars verkocht worden, tal- rijke infusoriënschalen bevatten. De Vereeniging ver- langt eene opgave der plaatsen van waar die ampo wordt verkregen, alsmede een naauwkeurig mikrosko- pisch onderzoek daarvan, als ook toezending van mon- sters dezer aardsoorten. Indien aan- de beantwoor- ding van het tweede gedeelte bezwaren in den weg staan, zal niettemin de beantwoording van het eerste gedeelte gaarne ontvangen worden, waarbij tevens ge- wenscht zal zijn eene beschrijving van het terrein der plaats van voorkomen. 13. Het is in dezen tijd meer en meer gebleken, dat verschillende eilanden van den Indischen Archipel rijk zijn aan petrefakten. De Vereeniging wenscht haar Museum ook in deze rigting uitte breiden en verlangt toezending van fossile planten en dieren van de meest verschillende punten van den Archipel, vergezeld zoo- veel mogelijk van naauwkeurige aanteekeningen betref- fende de plaats van voorkomen. Bijzonder belang wordt Ere SP 7 165 daarbij gesteld in de fossile overblijfselen van gewer- velde dieren, vooral van visschen. 14. De Vereeniging verlangt eene op eene voldoen- de rei waarnemingen gegronde berekening van de hoe- veelheid slib, welke door de Kalimas en Solo-rivier, in Oostelijk Java jaarlijks in zee wordt afgevoerd. 15. In de residentie Japara en op den berg Pan- dan in Madioen zijn gevonden groote opeenstapelingen van beenderen van zoogdieren. De Vereeniging ver langt eene naauwkeurige beschrijving der plaatsen, waar die beenderen gevonden worden, alsmede toe- zending van monsters der beenderen en naauwkeu- rige beschrijvingen daarvan. 16. In den jongsten tijd zijn enkele plantaardige voedingsmiddelen, bij de inlanders in gebruik, schei- kundig onderzocht. De Vereeniging wenscht dit on- derzoek uitgestrekt te zjen tot alle plantaardige voe- dingsmiddelen, bij de volken van den Indischen Ar- chipel in gebruik. 17. Op de Moluksche eilanden worden talrijke soor- ten van etherische oliën uit daar inheemsche planten verkregen. De Vereenigiging wenscht te ontvangen een monster der verschillende vlugtige oliën, met de opgave van de systematische namen der planten uit wel- ke ze zijn verkregen, of met bijvoeging van takjes en bladen, bloemen en vruchten van elke dier planten en met naauwkeurige opgave van hare inlandsche be- namingen. 18. De Vereeniging verlangt onderzoekingen naar het jodiumgehalte der wieren van de Java-zee. 19. Er bestaat veel grond tot het vermoeden, dat de Indische Archipel in het bezit is van meerdere 164 planten, welke min of meer belangrijke alkaloïden bevatten. De Vereeniging verlangt scheikundige on- derzoekingen, de strekking hebbende om tot de ken- nis van die alkaloïden te geraken. 20. De Vereeniging verlangt eene opsomming der gramineën van Java of van eenig ander eiland van den Indischen Archipel. 21. De kennis der houtsoorten van den Indischen Archipel, hare aanwendbaarheid in de verschillende takken van nijverheid, van de mate waarin zij voor- komen, enz. is van in het oog vallende waarde. Die kennis wordt grootelijks belemmerd, doordien dezelfde boomsoorten op de verschillende eilanden en zelfs op de verschillende deelen van een zelfde eiland verschil- lende namen dragen. De Vereeniging verlangt eene zamenstelling van het tot dus verre met zekerheid be- kende omtrent inlandsche synonymen (gelijkbeteeken- de namen) dier houtsoorten met bijvoeging der syste- matische namen. Elke toezending van houtsoorten met bijvoeging der inlandsche namen en nuttige praktische inlichtingen , alsook van een takje met bladen en bloe- men en vruchten van den boom, waarvan ze zijn ver- kregen, zal der Vereeniging aangenaam zijn. 22. De Vereeniging verlangt scheikundige onderzoe- kingen van koffijbladen, op verschillende tijden en ou- derdom verzameld. Zij wenscht die beredeneerd verge- leken te zien met de bestaande of nog te leveren ana- lysen van goede theesoorten. 23. De Vereeniging verlangt eene opsomming der planten, welke tot nu toe van de verschillende Mo- luksche eilanden zijn bekend geworden. 24. De nagelboomen in Molukken zijn onderhevig aan 165 eene ziekte, welke begint met de vorming van een wit draadachtig weefsel langs de kleinere takken en eindigt met den dood der boomen. Men is nog in het onze- kere aangaande den aard dier ziekte, welke nu en dan van zeer nadeeligen invloed is op den nageloogst. Er schijnt veel grond te bestaan voor de juistheid der meening dat de oorzaak dier ziekte gezocht moet wor- den in eene rups, welke op den nagelboom leeft en zich daar tusschen de bladen der takjes inspint om er hare gedaanteverwisseling tot pop te ondergaan. | De Vereeniging verlangt een naauwkeurig onderzoek van dit punt, in verband met de middelen, welke zul- len kunnen worden aangewend om de ziekte te voor- komen of, bij gebleken bestaan, uit te roeijen. 25. De kennis der zamenstelling van zaden en vruch- ten van vele in deze gewesten voorkomende planten is nog zeer onbevredigend. De Vereeniging verlangt een scheikundig onderzoek van de vruchten en zaden der planten, behoorende tot de familie der Anacardiaceae, hoofdzakelijk wat den aard en het gehalte van vetten betreft. 26. De Vereeniging verlangt eene beschrijving der wieren, welke langs de kusten van Java worden aan- getroffen. 21. De Vereeniging verlangt beschrijvingen en afbeel- dingen van de insekten, welke der voornaamste kul- tures op Java schadelijk zijn, alsmede aanwijzing van de meest geschikte middelen om die insekten schade- loos te maken. Exemplaren van die insekten, gedroogd en op wijngeest, zullen daarbij zeer welkom zijn. 28. De soorten van bloedzuigers van den Indischen archipel zijn nog weinig bekend. Men bezit ook nog 166 geene juiste opgaven omtrent het voorkomen daarvan op de verschillende eilanden. De Vereeniging verlangt toezending van de soorten van bloedzuigers op wijn- geest van de meest verschillende plaatsen van den Ar- chipel. Naauwkeurige beschrijvingen en afbeeldingen naar den verschen toestand zijn daarbij van geene on- dergeschikte waarde. 29. De tweevleugelige insekten van den Indischen archipel, zelfs die van Java, zijn, niettegenstaande de nieuwe onderzoekingen van den heer Doleschall, nog onvolkomen bekend. De Vereeniging blijft de aandacht op deze orde van ongewervelde dieren vestigen. 30. De Vereeniging verlangt afbeeldingen en beschrij- vingen van de verschillende soorten van „witte mieren van den Indischen archipel, zooveel mogelijk vergezeld van toelichtingen betreffende hare huishouding en le- venswijze, alsmede van de insekten zelve, in hunne verschillende toestanden gedroogd en op wijngeest. 81. Van de eilanden van den Indischen archipel, gelegen beoosten Borneo, is tot nog toe geene enkele soort van karperachtige visschen bekend geworden , zoo- dat Borneo de grens dier familie schijnt uit te maken. Ten einde hieromtrent tot zekerheid te geraken, ver- langt de Vereeniging toezending van de soorten van zoetwatervisschen van verschillende gedeelten ‘van Ce- lebes, van de Moluksehe eilanden en van de eilanden Bali, Sumbawa, Flores en Timor. 32. De tripangsoorten van den Archipel, zijn niette- staande zij eenen zoo belangrijken tak van nijverheid en handel vormen, in een wetenschappelijk opzigt nog zeer onvoldoende bekend. De Vereeniging noodigt een teder uit, die daartoe in de gelegenheid is, de tripang- 167 soorten in de nabijheid zijner woonplaats te verzamelen en die, in spiritus bewaard, der Vereeniging te doen geworden, zoo mogelijk met opgave der versche kleu- ren, der bruikbaarheid voor den handel, der hoeveel- heid van voorkomen en van alles wat omtrent dezen tak van industrie opheldering of nuttige aanwijzingen kan verschaffen. 33. In den jongsten tijd is als een merkwaardig feit in de huishouding der dieren bekend geworden, dat eene soort van visch, behoorende tot familie der Ophi- dini, als parasiet in verschillende soorten van echino- dermen zich ophoudt. De Vereeniging verlangt nadere waarnemingen daaromtrent, alsmede opheldering van het verschijnsel, dat levende visschen van de grootte van Fierasfer of Oxybeles in de ligchamen van zeester- ren en tripangs geraken en daar voortleven. 84. De Vereeniging verlangt eene opsomming en be- schrijving der hymenopteren van eenige bepaalde streek van den Indischen Archipel. 95. Van het groote eiland Celebes zijn tot nog toe slechts enkele soorten van schaaldieren (crustacea) be- kend geworden. De Vereeniging noodigt uit tot het daarstellen van verzamelingen uit deze dierklasse op genoemd eiland, en toezending daarvan aan de direk- tie, teneinde die soorten wetenschappelijk kunnen wor- den bepaald. 3 86. Van de eilanden der groep van Halmaheira zijn tot nog toe slechts eenige weinige soorten uit de klasse der reptiliën bekend geworden. De Vereeniging verlangt toezending van kruipende dieren van genoemde eilanden, ten einde de kennis ten deze kunne wor- den uitgebreid. x 168 37. Omtrent de zoetwatervischfauna van het eiland Timor bezit de wetenschap nog nagenoeg geene gege- vens. Die fauna is hoogst waarschijnlijk zeer merk- waardig wegens de nabijheid van Australië en van hooge belangrijkheid voor de kennis van de geographische verbreiding der zoetwaterdieren. De Vereeniging ver- langt toezending van riviervisschen van Timor, waarbij tevens zeer welkom zullen zijn zoetwater- en landmol- lusken van hetzelfde eiland. 38. De Vereeniging verlangt eene opsomming der thans van den Indischen Archipel bekende vogels, met bijvoeging bij elken soortnaam van de synonymen en van het eiland en van de plaats van voorkomen. 39. De Vereeniging wenscht eene opsomming en be- schrijving der arachniden van eenig gedeelte van Ne- derlandsch Indië. Î 40. De Vereeniging wenscht in het bezit te geraken van eene volledige verzameling van de verschillende soorten van polypenstokken, waaruit de koraalriffen in deze gewesten zijn opgebouwd. Zij noodigt daarom uit tot toezending van koralen van de verschillende ge- deelten van den Indischen-Archipel. Koralen, waar de polypen zelve nog aanwezig zijn, zijn daarbij vooral van waarde. Al. De Vereeniging verlangt eene beschrijving dier diersoorten, welke in deze gewesten aan hontwerken in en buiten water schadelijk zijn en nasporingen om- trent de middelen, om de door haar aangerigt worden- de verwoestingen tegen te gaan. Nieuwe vraagpunten. 42. Het lid der Vereeniging, de heer J. F. Heckler, 169 heeft voorgesteld als prijsvraag uit te schrijven eene beschrijving van het rijstinsekt, genaamd klander, be- nevens eene toelichting van zijn ontstaan en ontwikke- ling in de rijst, alsmede eene opgave der middelen, in de praktijk aanwendbaar, om dit insekt te weren of te vernietigen. De heer Heckler stelt op de voldoende beantwoor- ding dezer vraag eene belooning ten bedrage van f 500. 48. De Vereeniging verlangt eene korte zamenstel- ling van de uitkomsten, tot dusverre verkregen door het scheikundige onderzoek van minerale wateren in Nederlandsch Indië. 44. De Vereeniging verlangt eene naauwkeurige be- schrijving der pandaneën van eenig gewest van den Indischen archipel. 45. De Vereeniging verlangt toezending van zoetwa- terdieren van Nieuw-Guinea. 46. De Vereeniging verlangt eene beschrijving der aphiden (plantenluizen) van eenig gewest van den In- dischen archipel 11 NAAM U. IJ DE DER LEDEN VAN DE NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDERLANDSCH INDIË, OP DEN 23" APRIL 1858. Datum van oprigting 19 July 1850. Oprigters der Vereeniging. P. BreeKeRr, J. H. Croookewir Hz, C. Dr Groot, P.J. MAIER, P. BARON MELVILL VAN CARNBEE f 1856. C, M. SCHWANER f 1851. H. D. Sxurs, j 1858. Honorair beschermheer. Mr A. J. DurMaAeEr vAN Twist. President. Dr P. BLEEKER. Vicepresident. Dr A, J. D, SreerNsTRA TOUSSAINT. Datum van Benoeming. Besturende Leden: 1. Dr P. Bleeker te Batavia 19 July 1850. 2, Dr J. H. Croockewit, Hz. op Nieuw-Guineal9 » » 3. C. De Groot. te Buitenzorg 19 » » hennen 171 Datum van Benoeming. 4. P. J. Maier. te Batavia 19 July 1850. 5. J. C. R. Steinmetz. » Soerabaja 31 Okt, » 6. D. Rost van Tonningen, » Soerabaja 27 Dee,» 7, J. Groll, » Batavia 21 April 1852. 8. Dr A. J. D. Steenstra Toussaint. » Batavia 12 Febr, 1853. 9. G. A. De Lange: » Batavia 24 Dec. » 10. G. F, De Bruijn Kops, » Batavia 11 Mrt. 1854. 11. A. W. P. Weitzel: » Batavia 17 April 1855, 12. J. J. Altheer. » Batavia 17 Juny » 13. M. Th, Reiche. » Batavia 29 Dec. 1856. 14. W. F. Versteeg. » Batavia 27 Aug. 1857, 15. Dr J. A. C. Oudemans. » Batavia 28 Jan. 1858. 16, Dr W. H. De Vriese. » Batavia 11 Mrt » Honoratre Leden. 1. Z, H. Karel Bernhard Her- tog van Saksen-Weimar- Eisenach. te 'sGravenhage 6 Febr. 1851, 2. Dr W. Bosch. » Arnhem 6 „ » 3. E. G. Van der Plaat. » ’s Gravenhage 19 July 1854. 4, W‚. M, Smit. » Hellevoetsluis 14 Mei 1856. 9, Jkhr F, V. A. Ridder de Stuers. » Batavia 7 Aug. 1857. 6, J. F. D. Bouricius. » Batavia 10 Sept. » Korresponderende Leden in Nederland. 1. C. L. Blume. te Leiden 15 Jan. 1852. 2, S. G. Van Breda, » Haarlem 13 Jan. » 3, J. Van der Hoeven. „ Leiden 13 Jan. » 4, F‚, Kaiser. » Leiden 13 Jan. » Datum van Benoeming. 5. R. Lobatto. te Delft 13 Jan. 1852. 6. F. A. W. Miquel. » Amsterdam 13 Jan. » 7. G. J. Mulder. » Utrecht 18 ‘Janne 8. R. Van Rees. » Utrecht 13 Jan. » 9. G. Simons. » ’sGravenhage 13 Jan. » 10. W. Vrolik » Amsterdam 13 Jan. » 11. C. H. D, Buys Ballot. » Utrecht 17 Febr. 1855. 12. P. Harting, » Utrecht 17 Febr. » 13. H. Schlegel, » Leiden 17 Febr. » 14. Jkhr Ph. T. Von Siebold. » Bonn 17 Febr. » 15 P. Elias, „ Haarlem 19 July » 16. J. L. C. Schroeder van der Kolk. »„ Utrecht 19 July » 17, F. J. Stamkart. » Amsterdam 19 July » 18. EF. C. Donders. » Utrecht 16 Febr. 1854. 19. J. K. Van den Broek. » Utrecht 19 July » 20. J. A. Herklots. „ Leiden 19 July » 21. L. Ali Cohen. » Groningen 28 Febr. 1855. 22, S. Müller, » 28 Febr. » 23. S. A. Bleekrode. „ Delft 28 Febr. » 24, A. W. M, Van Hasselt. „ Utrecht - 28 Febr. 1856. 25. C. Mulder. » Groningen 28 Febr. » 26. H. C. Van Hall. » Groningen 28 Febr. » 27. J. K. Hasskarl, » 28 Febr. » 28. G. J. Verdam. » Leiden 22 Jan. 1858, 29, F. W. Conrad. » ’sGravenhage22 » » Korresponderende Leden in het Buitenland. 1. Th. Cantor. te Chinsurah 17 Febr. 1853. 2. A. Decandolle » Genève 17 Febr. » 3. P. Flourens » Parijs 17 Febr, » 4, J. Von Liebig » München 17 Febr. » W. F. Maury. » Washington 17 Febr. » Dy 6, R. Owen, »„ Londen 17 Febr. » 7, F, Schönbein 8. F. H. Troschel. 9. Th. Horsfield. 10. P. J. Vanbeneden. 11. R. Brown. 12. J. P. Dumas 13. A. A. Duméril 14. C. G. Ehrenberg. 15. M. Faraday. 16. H. R. Göppert. 17. J. W. Hooker. 18. J. Hyril. 19. U. J. Leverrier. 20. C. F. P. P. Von Martius. 21. A. Mousson. » Zürich 22. J. Müller. » Berlijn 23. Ch. Lyell. » Londen 24. A. Quételet. „ Brussel 25. L. Reichenbach. » Dresden 26. J. Steenstrup. » Koppenhagen 27. A. Valenciennes. » Parijs 28. L. Agassiz. » Boston 28. W. Struve. » Pulkowa 30. E‚ De Beaumont. » Parijs Adviserende Leden. 1. Dr P. F. H. Fromberg, 2, Dr F, Junghuhn. Ss. H, Zollinger. 4. Dr C, L. Doleschall. 5. Dr J. E‚ De Vrij. Datum van Benoeming. te Basel » Bonn » Londen. » Leuven » Londen » Parijs » Parijs » Berlijn » Londen » Breslau »„ Londen » Weenen » Parijs »„ München te Buitenzorg » Lembang » Banjoewangi » Amboina » Lembang 17 Febr. 1853. 16 Febr. 1855. 19 July „ 28 Febr. 1856. 28 Febr. » 28 Febr. » 28 Febr. » 28 Febr. » 28 Febr. ” 28 Febr. „ 28 Febr. u 28 Febr. » 28 Febr. » 28 Febr. „ 28 Febr. ” 28 Febr. ” 28 Febr. » 28 Febr. » 28 Febr. ” 28 Febr. » 28 Febr. » 12 Febr. 1857. 12 Febr, » 8 Okt. ” 28 Febr. 1856. 28 Febr. » 28 Febr, » 26 Juny 1857. Jan, 1858, Ì fend / 4 Leden Korrespondenten. E. Teijsmann. Hageman, Jez. Scharlee. . R. Severing, S. Hoedt, ‚ H. Deeleman. panon= Datum van Benoeming. te Buitenzorg » Soerabaja » Mauntok » Samarang » Amboina » Padang 19 Sept 2 July 13 Dec. 1850. 1851. „ 9 Nov. 1853. 16 Febr. 1854. 9 Nov. Gewone Leden in Nederlandsch Indie. ema e O. F. W. J. Huguenin C. G., Van Dentzsch. J. A. Krajenbrink. P. F. C. Vreede. S. Schreuder. Dr J. R, Bauer. Dr J. Einthoven. J. Wolff. E. F. G. Kreijenberg. ‚ G. Stompendissel. ‚Dr. O. G. J. Mohnike. ‚ J. Munnich. ‚H. A. Modderman. ‚. Dr. P. L. Onnen, P. F. Uhlenbeck. ‚ H. Von Gaffron. ‚ Dr. J. Hartzfeld. ‚ Dr, F. C. Schmitt. ‚ H. Von Dewall. D. L. Wolfson. 21, S. L, Blankenburg. Ds 23. J. G. X, Broekmeijer. SepapsrsN C. F. A. Schneider. Buitenzorg „ Batavia „ Telokdjambe » Soerabaja » Batjan » Makassar » Samarang » Batavia „ Soerabaja »„» Willem I. » Amboina » Batavia » Soerabaja » Onrust ‚ Batavia „ Batavia » Samarang » Riuow » Soerabaja » Batavia » Timorkoepang 17 April » Soerabaja 15 Aug. 19 Sept. 19 Sept. 19 Sept. 19 Sept. 19 Sept. 31 Sept. 31 Sept. 7 Nov. 7 Nov. 7 Nov. 27 Dec. 27 Dec, 27 Dec. 27 Dec. 13 Mrt. 13 Mrt. 13 Mrt. 13 Mrt. 15 Mrt. 17 April 10 Mei „ Datum van Benoeming. 24. D.J. Uhlenbeck (oud bestuurslid). te Besoekti 25. 26: ll 28. Zo: 30. sl, 32. 33. KEN 35. 36, 37. 98. 39, 40. 41. 42, 43. 44, 45. 46. 47. 48. 49. 50, 51. 52, 53, 54. 55. 56. Dre G. Wassink. te S. Binnendijk. » Jkhr F. J. H. Gevers. » G. C. Daum, » D. F. Schaap, » T. Arriëns. » S. D. Schiff, » E. Netscher. » E. F. Graaf van Bentheim Teeklenburg Rheda. » J. KE. Herderschee. D) B. M. F. Phlippeau. » J. P. Van Rouveroy van Nieuwaal. » J. Tromp. ) H. L. Van Bloemen Waanders » A. W‚ Kinder de Camerecg. » Jkhr Mr, H. C. Vander Wijek » De TE. L. W. Vogler. » Dr J. K. Van den Broek. » W. F. Godin, Batavia Buitenzorg Batavia Batavia Makassar Soemanap Batavia Batavia Bandjermasin Pekalongan Lembang Samarang Batavia, Marawang Soemedang Soerabaja Padang Batavia P,L. Van Bloemen Waanders, te Boleling MeT Bik. » C. Chaulan. » W.J. Van de Graaf. » D. Pryce. »” W. C. Von Schierbrand. » R. P. Tolson. » Jkhr F. C, Goldman. » W. Van Ommeren. » W. Cores de Vries, » L. Weber. » Dr J. W. E. Arndt. » Dr J. J. Van Limburg Brouwer. Batavia Batavia Batavia Batavia Batavia Batavia Amboina Batavia Batavia Buitenzorg Wonosobo » Batavia 14 Aug. 1851. 14 Ang. 9 Okt. 23 Okt. 12 Nov. 12 Nov. 13 Dec. 5 Mei 5 Mei 4 Sept. 4 Sept. 4 Sept. 4 Sept. 4 Sept. 15 Dee. 15 Dec. 15 Dec. 12 Jan. 17 Febr, ter Sum. Westkust 19 July. 19 July 9 Nov. 9 Nov. 9 Nov. 9 Nov. 9 Nov. 16 Febr. 16 Febr. 16 Febr. 16 Febr. 16 Febr. 19 July 19 July 57. D. A. J. B. De Graaf. te Soerabaja 10 July 58, J, J. Lindgreen. » Willem IL 19 July 59. G. J, Filet. » Montrado 19 July 60. A. J. F. Jansen. »„» Batavia 19 July 61. J. Loudon. » Biliton 19 July 62. R.F. De Seyff (oud bestuurslid). » Poerworedjo 19 July 63. J. N. Stevens. » Djokdjokarta 19 July 64, H. H. Haase. » Salatiga 19 July 65. A. Meis. » Samarang 28 Febr. 66. J. C. J. Van Oven. » Samarang 28 Febr. 67, D. M. Piller. » Djokdjokarta 28 Febr, 68. C. W. F., Mogk. » Samarang 28 Febr. 69. P. G. Wyers. » Samarang 28 Febr. 70. S. Van Deventer. » Buitenzorg 28 Febr. 71. R. Everwyn. ter Born. Westkt. 28 Febr. 72, C. Helfrich. te Willem I 28 Febr. 73. A. G. C. Visscher van Gaasbeek, » Bandong 28 Febr. 74. Dr D. L. Van Hattum. » Kalipatten 28 Febr. 75. W. Hubers van Assenraad. » Samarang 28 Febr. 76, Dr H. A. Bernstein. » Gadok _ 28 Febr. 77. C, J. Bosch. » Banjoewangi 28 Febr. 78. C. C. Hardenberg. » Sambas 28 Febr. 79. L. Lindman. » Batavia 28 Febr. 80, J. G. T. Bernelot Moens. » Anjer 28 Febr, 81. Dr E. H. H. Mühlert, » Manado 28 Febr. 82. J, O. Van Polanen Petel, » Poerwakarta 28 Febr. 83. D. Sigal. » Pontianak 28 Febr. 84, J. U. J. Smits, » Batavia 28 Febr, 85. Dr C. A. M. M. Von Ellen- rieder. » Batavia 25 Mrt. 86. W. Poolman. » Batavia 26 Juny 87. E. F. J. Van Kappen. » Muntok 26 Juny 88, Don Luis Augusto d' Almeida Macedo. » Timor-delhi 26 Juny 89. A. Bierwirth, » Batavia 9 Okt. 176 Datum van Benoeming. 1854. Datum van Benoeming. 90. C. Bosscher. te Ternate 9 Okt. 1856. 91. C. Van der Moore. » Tjiandjoer 9 Okt, «_» 92. Dr E. Tall. » Banda-neira 9 Okt. » 95. D. C. Noordziek. » Patjitan 9 Okt rn 94. J. J. Goetzee, » Manado GOE 95. A. Kunze. » Tjilatjap SrOkire 7 96, J. F. Gysbers. » Gombong 9 Okt. » 97, J. Van Swieten. » Padang 9 Okt, / » 98. J. B. Quartero. » Pasoeroean POE tn 99. H. L. Janssen. » Batavia 21 Okt. » 100. C. P, Brest van Kempen. » Djokdjokarta 28 Okt, » 101. H. Von Rosenberg. » Batavia 28 Dec. » 102. C. W. Schönberg Muller. » Cheribon 28 Dec. » 1038. J. C. W. Baron van Heecke- ren tot Waliën. » Tebingtingi 28 Dee. » 104. J. Van Vollenhoven. » Soemedang 28 Dec. » 105, J. Motley. » Bandjermasin 17 Jan. 1857. 106 Mr D. C. A. Graafvan Hogendorp te Samarang 12 Febr. » 107. B. H. Eeberts. te Betavia 12 Febr, » 108. C. S. A. Thurkow. » Samarang 12 Febr, » 109, Dr J. K. Ploem. » Tjandjoer 26 Febr. » 110. H. M. Andree Wiltens. » Fort de Kock 26 Febr. » 111. J. H. Walbeehm. » Riouw 26 Febr. » 112. A. C, J. Edeling. » Batavia 19 Mrt,» 113. A. Hendriks. » Biliton 9 April » 114. P. Knuttel. » Batavia 9 April » 115. E‚ Rant. » Bandjermasin 9 April » 116. F. J. Schultze, » Ambal 9 April » 117. P. Van Dijk. » Benkoelen 23 April » 118. D. Eekma. » Soerakarta 23 April » 119. C, W. A. Ludeking. » Fortde Kock 14 Mei » 120. P. Van Bleiswyk Ris. » Batavia 14 Mei » 121, J. H. A, B. Sonnemann Rebentisch. » Sinkawang 1l Juny » 122. J. F. Den Dekker, » Biliton 11 Juny »f 123, J. W‚ Roelandt. » Sinkawang 11 Juny » 178 Datum van Benoeming. 124. B. E. J. H. Becking. te Batavia 9 July 1857. 125. L. J. Kroll, » Soerabaja 23 July » 126, H. Raat. » Makassar 25 July » 127. J. Ullmann. » Bandjermasin 23 July » 128. G. C. E. Moesman. n Batavia 27 Aug. » 129. W. F. C. Van Helsdingen. » Amboina 10 Sept. » 130. A. G. Veltman. » Ratavia 10 Sept, » 131. E. F. Meyer. » Riouw 10 Sept. » 132. W. Kock. »„» Buitenzorg 10 Sept. » 133.97 LE BD. Niepee: » Indramajoe 10 Sept. » 134. H. Fievez. » Tjilatjap 24 Sept. » 135. J. F. Heckler. » Indramajoe 24 Okt. » 136. J. H. Donleben. » Serang 12 Nov. » 137. A. Baron Sloet van Oldrui- tenborgh. » Madioen 27 Nov. » 138. P. W. A. Beijen. » Makassar 27 Nov. » 139. T. W. Schröder. » Soerabaja 27 Nov. » 140. J.T. Van Bloemen Waanders. » Batavia 10 Dee. » 141. A. De Vos. »„ Batavia 10 Dec. » 142. D. Ples. » Buitenzorg 24 Dee. » 143. J. H. Tobias. » Riouw 24 Dee. » 144. P. C. Lans, » Batavia 28 Jan, 1858. 145. J. Rigg. » Jasinga 11 Febr. » 146. J. C. Ross. » Nieuw Selma 22 April. » 147. Dr. A. J. Anderson. » Nieuw Selma 22 April. » 148. J. A. W. Van Ophuysen. » Benkoelen 22 April. » 149. Dr. F. Schmitt. | » Batavia 22 April. » 150. A. W. F. H. Tuckerman. » Radjabassa 22 April. » 151. G. T. James. » Oenarang 22 April. » ed a demen 179 Gewone Lieden buiten Nederlandsch Indië. Datum van Benoeming. 1. A. J. Andresen. 3 April 1851. 2. Mr A. Prins, 5 Juny 1852. 8. J. A. Vriesman. 5 Juny » 4, F. U. Van Hengel. 4 Sept. » 5. E‚ W. Cramerus. 9 Nov. 1853, 6. À. At Reed, 9 Nov. » 7. N. J. H. Kollmann. 16 Febr. 1854, 8. Dr C. W. R. Voigt. 19 July _» 9. C. A. Bensen. 19 July _» 10. C. H, G. Steuerwald, 24 July 1854. 11. C, A. De Brauw. 28 Febr. 1856. 12. H. K. Jansen. 19 July » 18. G. C. Couperus. 12 Febr. 1857, 14. W. E. Kroesen. 26 d| uny „ VERGADERINGEN DER NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDER- LANDSCH INDIË. ALGEMEENE VERGADERING, GEHOUDEN DEN 22u IrBRUARY 1858, TEN HUIZE VAN DEN HEER BLEEKER, Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreEKERrR, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. Je Grout. J. A. C. OuDEMANs. M. Tu. Rreronre, Phesaurter. A. W.P. Werrzen. W. F. Versreeo, Wd Sekretaris. het honorair hid: Jkhr. F. V. A. Ripper DE STUERS. de gewone leden: B. BE. J. H. Brekrne. A.C. J. Eprraine. B. H. EeBerts. H. L. JANSSEN. 181 L. LiNDMAN. E. NerscHer. W. C. Von ScHIERBRAND. A. G. VELTMAN. J. T. VAN BLOEMEN WAANDERS, terwijl de HH. H. J. Lron en H. H. J. JArinK de vergadering als gasten bijwonen. De notulen der laatste algemeene vergadering wor- den voorgelezen en goedgekeurd. Na de aanwezige heeren welkom in deze Achtste Algemeene Vergadering te hebben geheeten, gaat de President over tot het voorlezen van het Algemeen Verslag van de werkzaamheden der Vereeniging geduren- de het afgeloopen genootschapsjaar. Genaderd tot het hoofdstuk Museum poost hij eenige oogenblikken, gedurende welke de ter verzending gereed gemaakte projekten over dat gebouw worden bezigtigd. Daarna voortgaande, besluit hij het verslag met het standpunt, thans door de Vereeniging bereikt, in be- schouwing te nemen, zoowel met betrekking tot haar verleden als van hare vermoedelijke toekomst, een en ander in verband met de ontwikkelingsperiode, in welke deze kolonie in het algemeen zich bevindt. Vervolgens wordt overgegaan tot het bespreken van het Programma voor het ingetreden genootschapsjaar. Ofschoon uit het verslag gebleken is, dat het uitschrij- ven van vraagpunten niet vergeefsch is geweest, aan- gezien onderscheidene derzelve de onderwerpen van wetenschappelijke onderzoekingen hebben uitgemaakt, kan echter niet gezegd worden dat een derzelve vol- 182 ledig is behandeld waarom wordt voorgesteld al de vraagpunten van het afgeloopen jaar op nieuw in het Programmaop te nemen, en daarbij een vijftal nieuwe te voegen, welke door den president worden opge- geven, Een en ander in rondvraag gebragt zijnde, vindt algemeen bijval, weshalve het nieuwe Programma als gearresteerd wordt beschouwd. De waarnd. Sekretaris W. F. VersrErG. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN HEER De Bruijn Kors DEN lln Maarrr 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreKeR, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. J. Grour. G. F. Dr Bruin Kors, Bibliothekaris. G. A Dre Lane. J.C. Marer, Direkteur van het Museum. J. Á. C. Ouprmans. M, Tu. Rerrenm, Zhesaurier. AW: P. Werirzen, W. PF. Versrere, Wd Sekretaris, Alsmede het adviserend lid, Dr W.H. De Vriese. 1. De notulen der algemeene vergadering, op den 22= February 1858 gehouden, worden gelezen en goedge- keurd. Het adviserend lid, de heer De Vriese Batavia als vaste woonplaats gekozen hebbende, wordt inge- volge het bepaalde in de vergadering van den 28 January 1848, bij akklamatie tot bestuurslid benoemd , welke benoeming wordt aangenomen. 2. De vicepresident brengt ter tafel, het dagverhaal eener Botanische reize over Palembang Banka door J. A. Teijsmann hem ten fine van berigt in handen gesteld. 184. Wordt besloten tot opname in het Tijdschrift der Ver- eeniging. 3. De heer Groll biedt hem ter beoordeeling het in handen gesteld geschrift over het fomenteren van stoom door den heer W. J. Van de Graaff terug aan met de opmerking dat de inhoud minder geschikt voor het tijdschrift is. — De vergadering zich met dit gevoelen vereenigende, wordt besloten, onder terugzen- ding zulks den steller mede te deelen. A. De heer Oudemans brengt ter tafel het hem in han- den gestelde stuk van het lid den heer Edeling over de algemeene wet, die in den stand der bladeren bij de boomen en planten is opgemerkt; alvorens daarover te beslissen wordt hetzelve tot nader berigt aan den heer De Vriese afgestaan, welke heer ook op zich neemt omtrent het geschrift van het lid den heer Ples over de zuivering en ontkleuring van kajoe-poetih-olie hande- lende zijn gevoelen mede te deelen. 5. De president leest het advies voor, door het advi- serend lid den heer De Vrij aangeboden, over de hem ter beoordeeling afgestane bescheiden: t. w. a. De analyse door den hoogleeraar. G. J. Mulder van japansch koper en ijzer. bD. Het chemisch onderzoek van arterisch bronwa- ter te Samarang door P. G. Wijers. Dit advies luidt wat betreft het eerste stuk eenstem- mig met het reeds door den hoogleeraar Mulder zelven geuit gevoelen, nl. dat de publiciteit van hetzelve minder waarde heeft bij gebrek aan genoegzame kennis omtrent het voorkomen dezer metalen. Wordt besloten niet tot de publicering over te gaan, en het geschrift in het archief te deponeren. 185 Omtrent het tweede stuk bij adviseur enkele be- zwaren opgerezen zijnde, die hij bij gebrek aan hulp- middelen vooralsnog niet kan toelichten, wordt het op zijn advies in handen van den heer Maier gesteld, die welwillend op zich neemt deswege nader te berigten. De president doet daarop eenige mededeelingen no- pens de vordering der uitgave van de werken der Ver- eeniging en over het afdoen van eenige loopende zaken. Worden voorgelezen de navolgende ingekomen brieven. 1. Brief van het nieuw benoemd lid den heer Tobias, resident van Riouw gedagteekend 16 February 1858, waarbij deze te kennen geeft, het lidmaatschap in dank aan te nemen en zich tot de maandelijksche bijdrage te verbinden. 2. Brief van het nieuw benoemd lid den heer J. Rigg te. Jasinga van gelijken inhoud, gedagteekend 3 Maart 1858. Een en ander in handen gesteld van den thesaurier. 8. Brief van het lid den heer Krajenbrink van den 11n February 1858, waarbij te kennen wordt gegeven; dat hij met genoegen opgemerkt heeft dat de zaak der door hem gezonden bladeren , bitjetah , een onderwerp van gezet onderzoek zal uitmaken, berigtende dat lid te- vens, dat hij door het ontvangen der noodige hulpmid- delen thans in de gelegenheid is, de proeven aangaande het ozongehalte van den dampkring geregeld te doen. Aangenomen voor kennisgave. 4. Brief van het adviserend lid den heer Fromberg, ge- dagteekend Buitenzorg 6 Maart 1858 no. 1 van den navolgenden inhoud. „Im nevensgaand berigt heb ik de eer, ter mededee- ling aan de Direktie van ons Genootschap , aan te bieden, het scheikundig onderzoek der witte stof, in de zelden 12 186 voorkomende djati-kapor, mij welwillend verschaft door den luitenant ter zee, thans in betrekking tot het boschwezen, J. H. G. Jordens, te Madioen gevestigd. „De zamenstelling, zooals die door den heer Ples gevonden is, mag zeer merkwaardig genoemd worden. Wie zou eene afscheiding van phosphas caleis gedacht hebben, en dat nog wel in een’ bijna volkomen’ staat van zuiverheid, en van de gevondene formule? „ Het is waarschijnlijk, dat de minerale grondbestand- deelen, ter plaatse waar deze djati-boom groeide, be- trekkelijk veel phosphorzuur bevatten, dat deels door mechanische werking in de wortels binnen en door de celwanden heen gedrongen, daar binnen te veel werd opgehoopt. Deze ziekelijke verzadiging zou dan, door de vitale werking dier cellen, weder afgeseheiden wor- den, op eene wijze, overeenkomstig met die der ta- bashir uit de knoopen van calamus-soorten. „Om het bovengenoemde vermoeden te toetsen , moe- ten wij kennis hebben van de zamenstelling der asch van dit en van gewoon djati-hout. Die kennis zullen wij ons, zoodra er tijd toe is, trachten te verschaffen; en dus welligt iets bijdragen ter verklaring van dit opmerkelijk physiologisch verschijnsel. „ Dat men zoo iets tot heden nog niet bij andere boom- soorten ontdekt heeft , schrijf ik daaraan toe, dat er niet één is, welke zoo bepaald een’ kalkbodem verkiest; en alleen met deze basis kan eene onoplosbare verbinding in zulk een volume, in het houtgewas gevormd worden.” Het Adviserend Lid, FRrOMBERG. 187 Wordt besloten het verslag van het chemisch onderzoek op te nemen in het Tijdschrift der Vereeniging. 5. Brief van den kontroleur bij de landelijke inkomsten en kultures te Tjiringin (Bantam) den heer Scharff, waar- bij een karaf met water wordt aangeboden uit eene minera- le bron, gelegen aan de helling van den berg Poeloesari. Wordt besloten den heer Scharff voor de toezending den dank der Vereeniging aan te bieden en hem daarbij tevens uit te noodigen eene nieuwe eenigzins ruimere en meer naar de vereischten verzamelde hoe- veelheid van dit mineraalwater te willen opzenden en daarbij zoo mogelijk eene beschrijving te voegen van van de bron en hare omgevingen. De heer De Bruijn Kops vindt hierin aanleiding, om voorte stellen een beknopt voorschrift in het 'Lijd- schrift der Vereeniging te plaatsen van hetgeen bij het verzamelen van minerale wateren, bewaren van insekten , visschen en andere voorwerpen uit het dierenrijk valt te observeren, gelijk zulks vroeger voor het verzenden van planten door het lid den heer Teijsmann is ge- schied. De vergadering vereenigt zich hiermede ten volle en de heer Mater neemt al aanstonds welwillend op zich, hiertoe, voor zoo verre de minerale wateren aangaat, mede te werken. 6. Brief van het besturend lid den heer C. De Groot, gedagieekend Buitenzorg 18 February 1858 no. 55, waar- bij wordt te kennen gegeven, dat de Twintigste bijdrage tot de kennis van de geologie en mineralogie van Neder- landsch Indië aan het Gouvernement is aangeboden en bij eventuêle plaatsing daarvan in de werken der Vereeniging, het kleuren der platen ten zijnen burele kan geschieden. Besloten dit schrijven te deponeren totdat de be- 185 doelde bescheiden van het gouvernement zullen zijn ontvangen. 7. De heer Bleeker deelt mede, dat hij dezer dagen we der eene verzameling reptiliën en visschen van Sinka- wang (westkust van Borneo) ontvangen heeft. Deze verzameling is, even als vroegere van Sinkawang, aangeboden door het hid der Vereeniging, den heer J. H. A. B. Sonnemann Rebentisch. De reptiliën bestaan uit de volgende soorten. 1 Gavialis Schlegel S. Müll. 2 Varanus bivittatus DB. 3 ___/ _Dumerilit= Monitor Dumerilu S. Müll. Schl. 4. Draco fuscus Daud, 5 Tachydromus sexlineatus Daud. 6 Cylindrophis rufa DB. Calamaria bicolor Schl. 8 Dendrophis picta Boie. 9 _# Dumerilüi Bikr, n. sp. 10 Fragops prasinus Wagl. 11 Hypsirhina enhydris DB. L2 Cerberus boaeformis DB. 13 Triglyphodon dendrophilum DB. 14 Bungarus annularis Daud. 15 Epierium monochrous Blkr. De heer Bleeker vertoont laatstgenoemde soort in een voorwerp van 232 millimeters lengte. Het is van eene violetbruine kleur over het geheele ligchaam en slechts iets lichter gekleurd aan de ondervlakte van den kop, terwijl de anus door eene witachtig-gele vlek omringd is. De overlangsche gele band van Epierium glutinosum Wagl. ontbreekt volkomen. Ook zijn er niet, zooals de heer A, Duméril van Epicrium glutinosum opgeeft, LR te) dd ane aen aen dement ede ennn 189 825 volkomene cirkelvormige huidplooijen maar slechts 246 plooijen in het geheel, welke alle aan de buik- vlakte een’ stompen raar achteren gerigten hoek vor- men. De hoogte des ligchaams gaat ongeveer 25 malen in zijne lengte. Het kuiltje onder de oogen bestaat doch is zeer oppervlakkig, heeft weinig verhevene randen en ligt nabij de bovenlip een weinig voor het oog. De schubjes zijn uiterst klein. Het ligchaam is aan- merkelijk dikker in het midden dan aan het kop- en staarteinde. De heer Bleeker beschouwt het voorwerp op grond der genoemde kenmerken als eene eigene soort, welke vrij aanmerkelijk van Epierium glutinosum verschilt. 8. Brief van den resident van Riouw, gedagteekend 15 February 1858 no. 66. 9. Brief van den resident van Tegal, gedagteekend 3 Maart 1858 no. 576. 10. Brief van den adsistent resident van Krawang, ge- dagteekend 18 February 1858 no. 159. 11. Brief van den resident van Banka ,gedagteekend 4 Maart 1858 no. 315. 12. Brief van den adsistent resident van Indramajoe, gedagteekend 14 February 1858 no. 161. 13. Brief van den resident van Banjoemas, gedagtee- kend 20 February-1858 no. 665. 14. Brief van den resident van Djokdjokarta, gedag- teekend 13 February 1858. 15. Brief van den adsistent resident van Bawean , ge- dagteekend 2 February 1858 no. 1. 16. Brief van den kolonel kommandant in de 3e Mili- taire afdeeling, gedagteekend 4 February 1858 no. 114. 17, Brief van den kontroleur van Sinkawang, gedag- teekend 18 February 1858 no. 72. 190 18. Brief van den adsistent resident van Tanahdatar gedagteekend 20 February 1858 no. 87. 19. Brief van den dirigerenden officier van gezondheid in de 1e Militaire afdeeling, gedagteekend 25 February 1858 no. 58. Alle inteekeningslijsten op het Tijdschrift terug aan= biedende. Gesteld in handen van den hoofdredakteur en thesaurter. 20. Brief van het lid korrespondent den heer L. H. Deeleman te Padang, handelende over inteekening op de Acta der Vereeniging. 2]. Brief van het lid den heer S. A. Thurkow, van Samarang February 1858. 22. Brief van het lid korrespondent voor Oost-Java den heer Hageman, gedagteekend 8 February 1858. 23. Brief van den resident van Pasoeroean van Fe- bruary 1858. 24. Brief van den resident van Rembang van Fe- bruary 1858. ‘ 25. Brief van den resident der Padangsche bovenlan- den, gedagteekend 25 February 1858 no. 334a, 26. Brief van den adsistent-resident van Biliton, ge- dagteekend 2 February 1858 no. 17. 27. Brief. van den adsistent resident van Solok ‚ gedag- teekend 13 January 1858 no. 37. 28. Brief van den resident van Pekalongan , gedagtee- kend 3 Maart 1858 no. 224. 29. Brief van den sekretaris van Banka, gedagteekend G Maart 1858 no. 11. 30. Brief van den gouverneur van Celebes en onder- hoorigheden, gedagteekend 27 January 1858 no. 210. 31. Brief van den resident der Wester-afdeeling van n mnd nnn nn nn tar Borneo, gedagteekend 30 January 1858, no. 329. Alle gelden bevattende der Vereeniging aankomende. Worden gesteld in handen van den thesaurier. 92. De heeren Weitzel en Versteeg worden alsnog gekommitteerd tot het nazien der kasrekening over het afgeloopen jaar. 83. De heer Oudemans leest voor koncepten van brieven, te rigten aan de Royal Astronomical Society te Londen, de strekking hebbende om de Vereeniging nader in aanraking met dat genootschap te brengen. Goedgekeurd. 84, De heer De Bruijn Kops brengt eenige kisten met mineralen en minerale wateren te voorschijn, welke ge- durende zijne afwezigheid ten zijne huize bezorgd en voor de Vereeniging bestemd zijn. Een deel daarvan wordt herkend als te zijn afkom- stig van het lid P. L. Van Bloemen Waanders te Bo- leling. Wordt besloten den heer P.L. Van Bloemen Waanders, onder dankbetuiging, van de ontvangst kennis te geven en de voorwerpen zelve ter onderzoeking aan den heer Maier te zenden. Omtrent de overige voorwerpen zal een nader onder- zoek worden in het werk gesteld. 35. Ingekomen boekwerken: Bijdrage tot de vischfauna van den Goram-Archipel door P. Bleeker, Broch. 89 (van den schrijver). Scheikundig onderzoek van Calotropis gigantea R. Br. door P. G. Wijers, Broch. 89 (van den schrijver). Vierde bijdrage tot de kennis der vischfauna van Biliton, door P. Bleeker, Broch, So (van den schrijver). 192 Elfde bijdrage tot de vischfauna van Celebes, door P. Bleeker, Broch. 4o (van den schrijver). Samaderine een nieuw ligechaam, door D. W. Rost van Ton- pingen, Broch. 89 (van den schrijver). Elfde bijdrage tot de vischfauna van. Borneo door P. Bleeker, Broch. 4e (van den schrijver). id Over de zoogenoemde eetbare vogelnesten enz, door H. A. Bernstein, Broch. 49 (van den schrijver). Tiende bijdrage tot de vischfauna van Amboina, door P. Bleeker, Broch. 4o (van den schrijver). Observationes botanicae de filicibus etc. fecit J. K. Hasskarl, Continuatio Vol. 1, Broch, 40, De wd. Sekretaris, VERSTEEG. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN IHIEER OUDEMANS OP DONDERDAG DEN 25u Maarrr 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P. Brerker, President. A. J. D. Steenstra Toussaint, Vicepresident. J. GROLL. G. A. Dr LANGE. J, A. C, OuDEMANs. M. Tu. Rerenr, Zhesaurier. W. FE. VersteErG. A. W.P. Werrzer, Wd. Sekretaris. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De kommissie, in de vorige vergadering benoemd tot het nazien der kasrekening over 185% en bestaande uit de HH. Versteeg en Weitzel, rapporteert, dat door haar aan deze opdragt voldaan en de kasrekening in de beste orde is bevonden. De president bedankt haar voor de genomen moeite en betuigt ook aan den thesaurier den heer Reiche de erkentelijkheid der direktie voor de zorgen, door hem aan hare belangen gewijd. 194 De president leest voor het advies van den heer Maier omtrent het scheikundig onderzoek van het water van den artesischen put te Samarang door den heer Wijers. Het komt den adviseur voor dat genoemd onderzoek niet met voldoende volledigheid heeft plaats gehad, zoodat hij voorstelt den heer Wijers in overweging te geven het onderzoek te herzien. Wordt dienovereenkomstig besloten. Daarna wordt aan de vergadering mededeeling ge- daan van het advies van den heer De Vriese over het opstel van den heer Edeling, hetwelk reeds in de vorige vergadering werd besproken. Adviseur stelt voor het stuk niet op te nemen in de werken der Vereeniging. Wordt besloten overeenkomstig dit advies te handelen en den schrijver mede te deelen, dat volgens den heer De Vriese, in Europa omtrent het onderwerp, door den heer Edeling behandeld, nieuwe nasporingen hebben plaats gehad waaruit gebleken is dat de opmerkingen en mededeelingen in kwestie voor de plantenkunde van geene praktische waarde zijn. Worden vervolgens ter tafel gebragt: 1. Brief van den eersten gouvernements sekretaris gedagteekend 16 Maart 1858 no. 732, waarbij der Ver- eeniging vier niet of zelden in den handel te ver- krijgen astronomische boekwerken worden aangeboden. Met erkentelijkheid aangenomen en tot plaatsing in de boekerij besloten. 2. Brief van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, Afdeeling Oost-Java, houdende verzoek om eenige haar nog ontbrekende boekwerken, door de Vereeniging uitgegeven. Aan dit verzoek zal zoover de voorraad strekt wor- den voldaan. 195 8. Brief van vrouwe A. A. Smissaert Douairière Temminck, houdende mededeeling van het overlijden op 10 January 1858 van haren echtgenoot den heer Dr. Coenraad Jacob Temminck, ridder der orde van den nederlandschen leeuw en van onderscheidene vreemde orden, direkteur van s° Rijks museum van natuurlijke his- torie te Leiden, enz. Dit berigt wordt door de vergadering met te meer leedwezen vernomen daar de beoefening der natuur- wetenschappen door het afsterven van den heer Tem- minck een groot verlies is komen te lijden. 4. Schrijven van den. resident van Palembang, bege- leidende eenige stortingsbewijzen van gelden, aan de Vereeniging verschuldigd. Gesteld in handen van den thesaurier. 5. Brief van den eerstaanwezenden officier van gezond- heid te Sinkawang met gecirkuleerd hebbende intec- keningslijsten op het Wijdschrift der Vereeniging. Gesteld in handen van den hoofdredakteur en the- saurier. 6. Brief van den resident van Soerabaja als sub úos 5, Besloten als voren. 1. Een antwoord op de prijsvraag van den heer Heckler, hetwelk voorloopig gedeponeerd wordt om later met de nader te ontvangene antwoorden te worden beoor= deeld. 8. De heer Bleeker doet verslag omtrent eenige visch= soorten, ontvangen van Sinkawang (Westelijk Borneo) van het Lid der Vereeniging den heer Sonnemann Rebentisch. Deze visschen zijn 1. Therapon theraps CV, 196 .‚ Datmioides polota Blkr. Lobotes erate CV. ‚ Polynemus borneënsis Blkr. . Serranus crapao CV. Platycephalus scaber CV. ‚ Synanceia astroblepa Richds. ‚ Ophicephalus striatus Bl. ‚ Prichopus trichopterus CV. ‚ Caranx Forsteri CV. ‚ Stromateoides atoukoia Blkr. Mugil Speigleri Blkr. ‚ Apocryptes changua CV. . Boleophthalmus Boddaertii CV, ‚ Trypauchen vagina CV. .„ Cephalocassis truncatus Bkr. Plotosns cantus Buch. Clarias leiacanthus Bkr. ‚ Barbus bilitonensis Blkr. . Conger bagio Cant. ‚ Muraena tile Cant. 2. Chonerhinos naritus Blkr. 23. 24. De heer Bleeker deelt mede dat hij van deze ver- zameling nog gebruikt heeft kunnen maken voor zijne reeds ter perse gezondene Twaalfde Bijdrage tot de Triacanthus Nieuhofu Blkr. Mvyliobatus Nieuhofii MH. kennis der vischfauna van Borneo. 9. De heer Bleeker vertoont voorts eenige slangen en visschen, gevangen in de omstreken van Montrado de gewezen hoofdplaats der Chinezen ter Westkust van Borneo, en aangeboden door het lid der Ver- eeniging, den heer G. J. Filet. ze ride nende Bende Shen Pad mines A in. has vo De slangen behooren tot de volgende soorten : 1. Dendrophis picta Boie. 2. _# Dumerili Blkr. 8. Simotes octolineatus DB. 4, Ablabes Schlegelii Blkr. 5. Hypsirhina enhydris DB. 6. Homalopsis buccatus DB. 7. Naja tripudians Wagl. De visschen zijn: 1. Anabas scandens CV. 2. Polyacanthus Hasseltii CV. 8. Trechopus trichopterus CV. 4. Ophieephalus lucius K. v. IH. 5. Bleotris marmorata Elkr. 6. Catopra fasciata Blkr. 7. Bagrus Moevenii Blkr. 8. Barbus lateristriga CV. 9. __» bilitonensis Blkr. 10. Leuciscus oxygaster CV. 10. De heer Bleeker brengt ter tafel een vervolg op zijn Prodromus Ichthyologiae Archipelagi indici, om- vattende de familie der Mugiloïden. In dezen arbeid zijn 24 archipelagische soorten der familie beschreven, waaronder 18 naar de natuur, welker afbeeldingen te- vens worden vertoond. Onder de beschrevene en afge- beelde soorten zijn nieuw voor de wetenschap Mugil Engeli Bikr, Mugil Valenciennesii Blkr, Mugil Froschelit Blkr en Mugil Speigleri Blkr. Is verstaan, dezen arbeid als eene voortzetting van gezegden Prodromus in de Acta der Vereeniging op te nemen, 198 11. De heer Bleeker biedt voorts nog aan ter plaatsing in het 'Fijdschrift der Vereeniging eene lijst van alle tot dusverre van het eiland Java bekend gewordene vischsoorten, met bijvoeging der Maleische, Soendasche, Javaansche en Maleische namen voor zoo- verre schrijver ze heeft kunnen opsporen, alsmede met aanhaling der waargenomene plaatsen van voorkomen en der van ze bestaande beschrijvingen. In deze lijst zijn meer dan 1030 soorten als Javasche vermeld. Is verstaan dezen arbeid in het Tijdschrift der Ver- eeniging op te nemen. 12. Een schrijven van het lid korrespondent den heer Hageman, van Soerabaja, handelende over kontri- butiën en toezeggende een exemplaar der reizen van James Cook voor de bibliotheek der Vereeniging van wege het lid der Vereeniging den kapitein T. W. Schröder. Is verstaan, de gelden in handen te stellen van den thesaurier en den heer Hageman mede te deelen dat bedoeld boekwerk met erkentelijkheid zal worden aangenomen. 12. Ingekomen boekwerken. À Catalogue of 606 principal fixed stars in the Southern Hemisphere, dedueed from observations made at the observatory at St Helena by Johnson. 1835 4o (van het gouvernement). Result of astronomical observations made at the Honorable the East India Companys observatory at Madras by Th. P. Taylor Vol II 1852 und 83, Vol III 1834 und 35, Vol V 1838, (van het gouvernement). A general Catalogue of the principal fixed stars, from obser- Games. 199 vations made at the Honorable E. IL. C. observatory at Madras by Taylor 1830—43 40 (van het gouvernement). Astronomical observations made at the Honorable E. 1. C. observatory at Madras by Taylor 184347 40 (van het gou- vernement). De wd. Sekretaris, Werrzen. npe VERGADERINGEN DER NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDER- LANDSCH INDIË. BESTUURSVERGADDERING, B r ze GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN HEER SrTEENsTRA T'ovus- SAINT, OP DONDERDAG DEN 25" Arrr 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P Braeken, President. A J. D. Srrensrra J. Grorr. G. EF. De Bruun Kors É 6. A. Dr Lana. M Tr. Reicum, Phesaurier, terwijl de HH. A. W. P. Werrzen en W.P, Ver- STEEG hebben kennis gegeven te zijn verhinderd de vergadering bij te wonen , weshalve door d de funktie van dn wordt wa De notulen der vorige vergadert lezen en goedgekeurd. Worden ter tafel gebragt 1. Eenige in rondlezit ng hen zijnde stukken. 18 ÎoussainT, Vicepresident. Bihothekaris. en heer Rrrcuae argenomen. ring worden voorge- 202 Wordt besloten dezelve in het archief der Vereeniging te deponeren, uitgenomen het manuskript getiteld: „No- tice sur les Mantras, tribu sauvage dela Péninsule Ma- laise par Borie P. H.”, hetwelk aan het Bataviaasch ge- nootschap van kunsten en wetenschappen zal worden aan- geboden ter plaatsing in zijn tijdschrift, met verzoek 25 overdrukken ten behoeve van den schrijver te erlangen. 2. Brief van den sekretaris der Koninklijke Aka- demie van wetenschappen te Amsterdam, gedagtee- kend Amsterdam 17 November 1857, begeleidende eenige boekwerken. Besloten op de gewone wijze onder dankbetuiging de ontvangst der boekwerken te erkennen. 9. Brief van den heer P. J. Van Beneden te Leuven, gedagteekend 23 Oktober 1857, inhoudende dankbe- tuiging voor zijne benoeming tot Korresponderend lid der Vereeniging en begeleidende eenige door hem uitge- gevene boekwerken, Besloten de ontvangst der boekwerken te erkennen als boven. 4. Brief van den heer H. C. Van Hall, hoog- leeraar in de kruidkunde en landhuishoudkunde aan de hoogeschool te Groningen, gedagteekend 81 Novem- ber 1857, inhoudende dankbetuiging voor zijne benoe- ming tot Korresponderend lid der Vereeniging. Aangenomen voor berigt. 5. Extrakt uit het register der besluiten van den gouverneur generaal van Nederlandsch Indië, gedag- teekend Buitenzorg 23 Maart 1858 no. 6, luidende als volgt: Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: 308 Perstelijk. Krachtens de magtiging des konings de begrooting van Nederlandsch Indië van 1858 tot en met 1861 jaarlijks te vermeerderen met eenen vasten post van uitgave ten bedrage van / 4000 als subsidie aan de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, in driemaandelijksche termijnen van f/ 1000 toe te kennen zoo lang die inrigting aan haar nuttig doel blijft be- antwoorden en zich ’s Gouvernements bescherming waar- dig betoonen; met vrijlating aan de direktie van voor- noemde Vereeniging om in 1861 tijdig onder aantooning casu quo van de behoefte aan verdere ondersteuning , daartoe gemotiveerd verzoek te doen. Ten tweede. Naar aanleiding der in art. } omschre- ven magtiging aan de Direktie der Natuurkundige Ver- eeniging in Nederlandsch Indië over het eerste kwar- taal 1858 toe te kennen f 1000 (een duizend guldens) zijnde het een vierde gedeelte van de bij dat artikel bedoelde subsidie van f 4000. Afschrift dezes zal worden gezonden aan den raad van Nederlandsch Indië tot informatie en extrakt verleend aan den direkteur van finantiën, de algemeene reken- kamer en de direktie der Natuurkundige Vereeniging tot informatie en narigt. Akkordeert met voorschreven register de fungerend ste gouvernements sekretaris. (w. 8.) DrePENHErm. Wordt besloten, dat eene kommissie, bestaande uit den president en den sekretaris der Vereeniging, op gewo- ne audientie den gouverneur generaal den dank der Ver- eeniging zal betuigen voor dit gunstige besluit, en te- vens zal verzoeken om oock den dank der Vereeniging aan het opperbestuur in Nederland kenbaar te maken. 204 Voorts wordt het besluit den thesaurier overhandigd. Wordt voorts op daartoe gedaan verzoek, door den pre- sident in omvraag gebragt, uit erkentelijkheid voor de blijken van belangstelling van den minister van ko- loniën den heer Mr P. Mijer, door de Vereeniging ondervonden, hem het honoraire lidmaatschap aan te bieden, waartoe wordt besloten. 6. Brief van den direkteur der kultures, gedagteekend Batavia den 18den April 1858 no. 1506/12 begeleidende, Een exemplaar eener voorloopige handleiding voor de proef-kinakultuur, en | Een dito der aanteekeningen in verband staande met de voorloopige handleiding voor genoemde kultuur. Wordt besloten tot opname in het Tijdschrift der Vereeniging. 7. De heer Bleeker vertoont eenige reptiliën, verza- meld op Japan en aangeboden door de leden der Vereeni- ging de HH. P. Knuttelen Dr J. K. Van den Broek. Deze reptiliën zijn: 1 Gymnopus javanicus DB. = Trionyx stellatus Schl. var. japon. 2 Platydactylus jamori Sieb. = Platydactylus japoni- cus Schl. 3 Plestiodon quinquelineatum DB. = Seincus quin- quelineatus Schl. 4 _Elaphis virgatus DB.= Coluber virgatus Schl. Amphiesma tigrinum DB. = Tropidonotus tigrinus Schl. ; ‘Tropidonotus vibakart Boie. Prigonocephalus Blomhoffi Schl. Rana rugosa Schl. „viridis Roésel. CS Om OD 205 10 Rana temporaria Schl. }l Bufo vulgaris. 12 Tritomegas Sieboldii DB. Salamandra maxima Schl. Rapporteur merkt op dat alle deze soorten reeds in de wetenschap en van Japan bekend zijn. 8. De heer Bleeker brengt ter tafel eenige visschen, aangeboden door de HH. J. G. C. Ross en Dr. A. J. Anderson en verzameld bij de Kokos- of Keeling-eilan- den. Deze verzameling is rijk aan Muraenoïden en bestaat uit de volgende soorten. 1 Chaetodon vittatus CV. 2 Gobius cocosensis Llkr. 3 / phalaena CV. 4 Antennarius nummifer Blkr, 5 Tautoga melanopterus CV. 6 Epibulus insidiator CV. 7 Ophisurus colubrinus Richds. 8 Leiuranus Lacepedu Blkr. 9 Muraena buroënsis Blkr. 10 ” Blochii Blkr. Nn " colubrina Richds. 12 " pardalis |. Schl. 13 / prosopeion Blkr. IE! / polyzona Blkr. 15 7 tessellata Richds. 16 " variegata Forst. 17 Muraenoblenna tigrina Kp. 18 Ostracion cornutus L. Van deze 18 soorten zijn slechts 7 vermeld in de Bijdragen van den rapporteur tot de kennis der visch- fauna van de Kokos-eilanden, zoodat 11 nieuw zijn voor de kennis dier fauna, waaronder Muraena par- 206 dalis T. Schl. tevens nieuw voor de kennis der fau- na van den Indischen archipel. De verslaggever kent thans van de Kokos-eilanden juist 100 soorten van vis- schen. Ten opzigte van Muraena pardalis f. Schl. merkt de heer Bleeker op dat het voorwerp van de Kokos- eilanden veel kleiner is dan dat hetwelk hij van Japan ontving en in zijne vierde Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Japan heeft beschreven, en dat dit kleinere voorwerp, behalve de lichte vlekken, talrijke kleine ronde zwarte vlekken op het geheele ligchaam vertoont, terwijl de gehemelte- en onderkaakstanden er tweereijig zijn en niet eenreijig, zooals hij van het oudere voorwerp beschreef, bij hetwelk de tanden der binnenrei deels uitgevallen en deels naar buiten gedron- gen zijn tusschen de kleinere tanden der buitenrei. Omtrent Ophisurus colubrinus Richds. voorts deelt de heer Bleeker mede, dat het voorwerp van de Kokos-ei- landen behoort tot eene varieteit met zeer smalle don- kere dwarsche banden. 9. Dezelfde berigtgever vertoont voorts nog eenige slan- gen van Koetei, een voorwerp van Ophicephalus striatus Bl. en twee voorwerpen van Pangasius polyuranodon Blkr, gevangen bij Samarinda in de Koetei-rivier en aangebo- den door het lid der Vereeniging den heer J. Wolff. De slangen zijn. Dendrophis picta Boie, Compsosoma melanurum DB. en Amphiesma flaviceps DB. Slechts de laatstgenoemde soort was reeds van Koe- tei bekend. 10. De heer Bleeker doet voorts verslag van een aantal soorten van reptiliën, verzameld in Bengalen in de om- 207 streken van Calcutta en Benares en hem toegezon- den door het korresponderend lid der Vereeniging den heer Th. Cantor. Slechts een dier soorten t.w. Chamaeleo vulgaris Daud., is afkomstig van Monghyr. De overi- ge soorten zijn: 1 Calotes versicolor Daud. 2 Pumeces punctatus DB. 8 Typhlops braminus Cuv. A Dendrophis picta Boie. 5 Lycodon aulicum Boie. 6 Coryphodon Blumenbachit DB. 7 Tropidonotus umbratus Schl. 8 #_quincunclatus Schl. 9 Amphiesma stolatum DB. 10 Dryinus nasutus Merr. 11 Hypsirhina enhydris DB. 12 Dipsas trigonata Bote. 18 Naja tripudians Wagl. 14 Bungarus annularis Daud. 15 Hydrophis nigrocinctus Schl. 16 n_schistosus Schl. 17 Echidna elegans Merr. 18 Rana tigrina Daud, 11. Dezelfde berigtgever vertoont eenige slangen , verza- meld in de omstreken van Buitenzorg en aangeboden door het lid der Vereeniging den heer Kock, kapitein mili- tairen kommandant te Buitenzorg. Deze slangen behooren tot de volgende soorten: 1 Friplyphodon dendrophilum DB., Oelar tali-wang- sa der inlanders. 2 Bungarus annularis Daud., Oelar belang der in- landers. 208 8 Gonyosoma oxycephalus DB. 4 _Tropidonotus trianguligerus Schl. 5 Amphiesma subminiatum DB. 6 Dendrophis picta Boie. ls verstaan den heer Kock den dank der direktie voor deze aanbieding te betuigen. Voorts brengt de heer Bleeker nog ter tafel eenige repüliën van Batjan, verzameld en aangeboden door het hid der Vereeniging den heer J. G. T. Bernelot en One Moens, t. w. Ì Python reticulatus Gray. 2 Enygrus carinatus Wael. Ophthalmidion fuscum A. Dum. 4 Platydactylus vittatus Cuv. 5 Bronchocela cristatella Kp. 6 Varanus chlorostigma Blkr. 7 __Cistudo amboinensis DB. 8 Hyla cyanea Daud. Van Batjan waren berigtgever tot nog toe slechts acht reptiliën bekend t.w. Cerberus boaeformis DB. , Tri- glyphodon irregulare DB , Platurus fasciatus Daud., Leptophis batjanensis Blkr, Brachyorrhos albus Kuhl, Coryphodon korros DB., Enygrus carinatus Wagl., Varanus bivittatus DB. en Cistudo amboinensis DB., zoodat door de door den heer Bernelot Moens gezon- dene voorwerpen , zes soorten daaraan kunnen worden Cu toegevoegd. | In verstaan den heer Bernelot Moens den dank der direktie te betuigen. 18. Omtrent eenige vischsoorten, door den heer Berne- lot Moens gelijktijdig met de reptiliën van Batjan me- degebragt, deelt de heer Bleeker mede dat zij zijn de volgende. 209 1 _Holocentrum cornutum Blkr 2 Di sammara CV. 3 Apogon roseipinnis CV. 4 _Grammistes orientalis Bl. Schn. B _Mesoprion decussatus CV. 6 IJ bottonensis Blkr. 7 Serranus hexagonatus. CV. 8 Lethrinus opercularis CV, 9 Diagramma albovittatum Rüpp. 10 _Scolopsides cancellatus CV, 11 Pterois volitans CV. 12 Percis cylindrica CV. 138 Upeneus oxycephalus Blkr. 14 Gerres macrosoma Blkr. 15 Holacanthus imperator Bl. 16 Pimelepterus altipinnis CV. 17 Carangichthys typus Blkr. 18 Amphacanthus marmoratus QG. 19 Acanthurus matoides CV. 20 Petroskirtes Temminckü. Blkr. 21 Callionymus opercularioides Blkr. 23 Sicydium cynocephalus CV. Periophthalmus argentilineatus CV. 24 Eleotris Hoedtii Blkr. Antennarius notophthalmus Blkr. Cichlops trispilos Blkr. Cossyphus diana CV. Syngnathus budi Blkr. 29 Seyllium Bürgeri MH. Alle deze soorten waren reeds in de wetenschap be- kend, doch op tien na t.w. Holocentrum sammara, CV. Apogon roseipinnis GV, Mesoprion bottonensis Blkr., > kee) to 4 TW HO Oo AA 210 Serranus hexagonatus CV., Carangichthys typus Blkr, Acanthurus matoides CV. en Sicydium ecynocephalus CV., zijn zij nieuw voor de kennis der fauna van Batjan. Van dit eiland zijn thans volgens de heer Bleeker in het geheel 237 soorten bekend, dat is 102 meer dan ver- meld zijn in zijne laatste opsomming der visschen van Batjan , voorkomende in zijne Derde Bijdrage tot de ken- nis der ichthyologische fauna van dat eiland, opgeno- men in het 9e deel van het Tijdschrift der Vereeniging. 14. De heer Bleeker brengt ter tafel eenige vischsoor- soorten uit de zoete wateren van Benkoelen , aangeboden door den heer J. A. W. Van Ophuijsen, adsistent resident van Benkoelen, en met welker overbrenging zich wel had willen belasten de heer Dr. F. Schmitt, dirigerend officier van gezondheid, inspekteur der hospitalen van de buitenetablissementen. De inlandsche namen dier visschen zijn door den heer Van Ophuijsen bijgevoegd, blijkende daaruit dat de soorten te Benkoelen bij- kans alle andere namen dragen dan dezelfde soorten op Java. De gezondene soorten zijn de volgende. Anabas scandens CV. — Inl. naam Poejoe-poejoe. Trichopus trichopterus CV. n__ Sepat. Helostoma Temminckiù CV. „ __ Tabakang. Ophicephalus striatus Bl. „ „__ Roehan. Gobius kokius CV. " „__ _Koeang. Culius pseudacanthopomus Blkr __„ _ Semboeboer Butis gymnopomus Bikr. „__Seloetoer. Catopra nandoïdes Blkr » „ __Kapoh. Bagrus micracanthus Blkr. „ __„ Sexgat. Pseudosilurus leiacanthus Blkr. „_Dahoen bamboe. Barbus bilitonensis Blkr. „Tanah. „_ douronensis CV. Laan „__ Nemak. 211 Capoeta macrolepidota CV. Inl. naam Kadarouw, Rohita Hasseltiù CV. n__n __ Palouw. Acht der 14 soorten zijn nieuw voor de kennis der fauna van Benkoelen, t. w. Helostoma Temmincku CV., Gobius kokius CV., Culius pseudacanthopomus Blkr, Butis gymnopomus Blkr, Catopra nandoides Blkr, Barbus bilitonensis Blkr, Capoeta macrolepi- dota CV. en Pseudosilurus leiacanthus Blkr (Wallago leicanthus Blkr ol.) en de laatstgenoemde tevens nieuw voor de kennis der fauna van Sumatra. 15. Brief van den heer G.T. James, officier van ge- zondheid der 2e klasse, onlangs van Sumatra gearri- veerd, gedagteekend Batavia den lln April, aanbiedende eenige vischjes uit de rivier van Priaman, door de inlan- ders genoemd Tindjan kassik, alsmede een paar vischjes van de zuidkust van Java, die men in de vorstenlanden van Java boven de slaapplaatsen zou leggen om de voortteling te bevorderen. De heer Bleeker deelt omtrent de eerstgenoemde vischjes mede, dat zij behooren tot de soort, door hem onder den naam van Dalophis polyophthalmus beschre- ven, en welke soort dezelfde is als die, welke door den heer Kaup in zijn „Uebersicht der Aale” onder de namen van Anguisurus punctulatus en Sphagebranchus poly- ophthalmus is aangeduid. De vischjes van de zuidkust van Java behooren tot Fistularia immaculata Comm. of de ongevlekte tabakspijpvisch. Het was bekend dat de inboorlingen van zuid-Java eene geheime kracht op de voortteling toekennen aan verschillende soorten van het geslacht Syngnathus (sogo-prono) met welke de ge- droogde exemplaren, door den heer James aangeboden, oppervlakkig wel overeenkomst hebben, en de heer 212. Bleeker vermoedt dat de voorwerpen van Fistularia immaculata, welke niet zeldzaam zijn, onder de een- voudige inlanders als sogo-prono’s verkocht worden, vermits de soorten van de eigenlijke sogoprono zeldzaam en moeijelijk te erlangen zijn. 16. Brief van het lid den heer P. L. Van Bloemen Waanders, gedagteekend Boleling 81 Maart 1858 inhoudende kennisgave van het zenden van een kist met visschen en 2 kisten mineralen van Bali; alsmede dat hij op het spoor is van eene vliegende slangensoort (nanipi lawon of lawan) welke gezegd wordt op Bali voor te komen. Aangenomen voor notifikatie, terwijl de bijgevoegde f 15, als vrijwillige bijdrage over 1857, den thesaurier worden ter hand gesteld. 17. Brief van den chef der geneeskundige dienst, gedagteekend Batavia den Ssten April 1858 no. 627 van den volgenden inhoud: „ Met de plantentalk (minjak tingkawan) mij toegezon- de bij uwen brief van den Îsten December 1857 no. 161, heb ik proeven doen nemen bij ’s rijks magazijn van geneesmiddelen. „ De administrateur berigt ter zake, * „Met deze talk werden drie messenklingen ingesmeerd, de eene in papier gewikkeld en op eene min of meer vochtige plaats nedergelegd, de beide andere onder eene glazen klok boven water, dus in eene met wa- terdamp verzadigde atmosfeer opgehangen. vuNa verloop van twee weken vertoonde de in papier gewikkelde kling roestvlekken aan de punt en op die plaatsen, waar het staal met het papier in aanraking was geweest. 213 „‚De beide andere klingen bleven intusschen aan den ongunstigen invloed, waaronder zij aanvankelijk gebragt waren nog drie maanden blootgesteld, en vertoonden toen nog geen spoor van roest op het ingesmeerde ge- deelte; alleen waren, wat wel natuurlijk was, de heften beschimmeld. Ik vermeen dus de onderwerpelijke plan- tentalk als een vrij goed roestwerend middel voor heel- kundige instrumenten te kunnen aanbevelen.” „ Aangenaam is het mij het vorenstaande der Vereeni- ging te kunnen mededeelen. ” Tevens verhaalt de heer Reiche, dat ook door hem proeven met genoemde talk zijn genomen met zeer voldoend resultaat; eerstens opmerkende, dat bij het insmeren der instrumenten dient te worden gezorgd dat deze vooraf goed zuiver en droog worden gemaakt en de talk niet al te vloeibaar worde opgebragt en ten andere dat dan dit roestwerend middel in vele opzigten de voorkeur boven andere verdient, als eenen behoor- lijken graad van konsistentie verkrijgende, niet kle- vende en onder eenen zeer geringen graad van ver- warming des noodig gemakkelijk van de instrumenten te verwijderen zijnde. 18. Brief van het lid den heer Hardenberg, gedag- teekend Sambas 9 April 1858, inhoudende kennisgave van het zenden van een’ voorraad minjak tingkawan benevens de vruchten, bladen en een stuk van den stam van den boom, waaruit deze plantentalk bereid wordt terwijl de bloemen later zullen worden gezon- den. De toezending van het een en ander had de heer Hardenberg te danken aan de welwillende hulp van den sulthan moeda Oemar Kamaloedin te Sambas. De gezondene artikelen worden door den president ter tafel gebragt. 214 Besloten bij brief den heer Hardenberg te bedanken, nog eene hoeveelheid van den talk, ingevolge een vroe: ger daartoe gedaan verzoek aan den chef van de ge- neeskundige dienst te zenden; en tevens aan den heer Teijsmann, ten fine van bepaling de vruchten en bladen te doen geworden, met de opmerking van het lid den heer Groll, dat het hem voorkomt, dat zij miet be- hooren tot den boom, waaruit de minjak tingkawan wordt gewonnen. 19. Brief van den heer J. B. Bezoet de Bie, omtrent de prijsvraag van den heer Heckler over de wering van den klander uit de rijst. Wordt besloten dien heer te bedanken en het stuk bij de overige daarop betrekking hebbende stukken voorloopig te deponeren. 20. Brief van den heer L. C. Z. Von Ranzow, ge- dagteekend Batavia 12 Maart 1858, handelende over hetzelfde ondererwp. Wordt na voorlezing besloten den brief voorloopig bij de overige ingekomen stukken betrekkelijk het rijstin- sekt te deponeren. 21. Brief van het lid den heer Egberts, gedagtee- kend Batavia 80 Maart 1858, houdende verzoek om in eene bestuursvergadering een manuskript over een wetenschappelijk onderwerp te mogen voorlezen. Wordt besloten den heer Egberts in overweging te geven bedoeld manuskript bij de leden der direktie ter lezing rond te zenden, en hem in de gelegenheid te stellen eene bestuursvergadering bij te wonen. 22. Brief van den fungerend Isten gouvernements- sekretaris, gedagteekend Batavia 3 April 1858 No. 963 strekkende ten geleide van eene der Vereeniging ter 215 plaatsing aangebodene bijdrage tot de kennis der geo- logie en mineralogie van Borneo van den ingenieur 3de kl. den heer Everwijn, handelende over de onderzoekin- gen in Palo en Boedokh en in de Wester-Afdeeling van Borneo in het algemeen, met daarbij behoorende kaart ; met verzoek om de bijgevoegde kaart na gemaakt gebruik aan het bureau van het mijnwezen te Buitenzorg terug te zenden. Wordt besloten het stuk ter lezing bij de direkteuren rond te zenden. 23. Brief van den direkteur der kultures, gedag- teekend Batavia 50 Maart 1858 No. 1860/2 aanbiedende ter plaatsing in het Tijdschrift der Vereeniging een ver- slag van Dr. Fromberg omtrent de uitkomsten van een vergelijkend chemisch onderzoek van twee suikerriet- gronden afkomstig van het land Telokdjambi in de adsistent residentie Krawang, met verzoek het verslag na gemaakt gebruik terug te mogen ontvangen. Wordt besloten tot plaatsing in het Tijdschrift. 24. Brief van den heer E. A. Lange, houdende ken- nisgave van de ontvangst van eene kist met arak be- stemd voor het verzamelen van naturaliën te Palembang, met toezegging dat door hem getracht zal worden aan den wensch ten dezen uitgedrukt te voldoen. Aangenomen voor notifikatie. 25. Brief van het lid der Vereeniging den heer Kunze. 26. Een stortingsbewijs van gelden der Vereeniging aankomende, van den kommies betaalmeester te Banda. 21. Hen stortingsbewijs als boven van den resident van Timor. 28. Ben bewijs als boven van den adsistent resident van Buitenzorg. 216 29. Een bewijs als boven van den resident van Manado. 30. Een bewijs als boven van den resident van Ma- dioen. Worden in handen gesteld van den thesaurier. 31. Brief van het Adviserend lid den heer Dr. From- berg gedagteekend Buitenzorg den 20n April 1858 han- delende over de Acta der Vereeniging. Wordt in handen gesteld van thesaurier. 32. Brief van den waarnemenden resident van de Wes- ter afdeeling van Borneo gedagteekend Pontianak 11 April 1858 no. 1038/8. 83. Brief van den resident van Manado, gedagteekend Manado 22 Mei 1858 no. 165. 34. Brief van den adsistent resident van Ajerbangies, gedagteekend 27 Maart 1858 no. 119. 35. Brief van den resident van Bagelen, gedagteekend Poerworedjo 31 Maart 1858 no 831. 36. Brief van den dirigerend officier van gezondheid Ze klasse in de 2e Militaire afdeeling op Java, gedag. teekend Samarang 81 Maart 1858 no. 184. 37. Brief van den adsistent resident van Biliton, ge- dagteekend 1 Maart 1858 no. 34. 38. Brief van den resident van Timor, gedagteekend 4 February 1858 no. 9/9, —— alle met terugzending der gecirkuleerd hebbende inteekeningslijsten op de nieuwe serie van het Tijdschrift der Vereeniging. Worden in handen gesteld van den hoofredakteur en thesaurier. 39. Als leden worden voorgesteld en aangenomen de HH. Dr. A.J. Anderson, Geneesheer op de Kokos-cilanden. MEE ds td dede a nn! de ed dd 211 A. W.F. H. Tuckerman, Kapitein der infanterie in de Lampongsche distrikten. J. G. C. Ross, Landeigenaar op de Kokos-eilanden. Dr. F. Schmitt, Dirigerend Officier van gezondheid ge klase, Inspekteur der hospitalen op de buiten- etablissementen. J. A. W. Van Ophuijsen, adsistent resident van Benkoelen en G. T. James, Officier van gezondheid 2e kl. te Oe- narang. 40. Ingekomen boekwerken. 1. Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van wetenschappen, Afdeeling Letterkunde, 8e deel le stuk. Amster- dam 1857 8° (van de Akademie). 2, Verhandelingen der Koninklijke Akademie van wetenschap- pen 5e deel met platen. Amsterdam 1857, 4° (van de Akademie). 8. Het Regt in Nederlandsch-Indië, Sste Jaargang no. 4, 5 en 6. Batavia 1857, 8° (van de redaktte). 4. Exercices zoötomiques par P. J. Van Beneden. Broch. (van den schrijver). 5. Recherches sur l'embryogénie, l'anatomie et la physiologie des Ascidies simples, par P, J. Van Beneden, Broch. (van den schrijver). 6. Recherches sur l' anatomie, la physiologie et le développe- ment des Bryozoaires, qui habitent la côte d’ Ostende, par P.J. Van Beneden. Broch, (van den schrijver). 7. Mémoire sur le développement et l'organisation des Nico- thoé's par P. J, Van Beneden. Broch. 4o (van den schrijver). 8. Histoire naturelle des Polypes composés d'eau douce ou des _ Bryozoaires fluviatiles per B. C. Dumortier et P. J. Van Bene- den. Broch. 4°, (van den schrijver). 9. Recherches sur l'histoire naturelle et le développement de Y Atax ypsilophora (Hydrachna concharum), acaride vivant et pa- 14 218 rasite sur les anodontes, par P. J. Van Beneden. Broch. (van den schrijver). 10. Recherches sur l'organisation et le développement des Lin- guatules (Pentastoma Rud.) suivies de la déseription d'une espè- ce nouvelle provenant d'un Mandrill, par P. J. Van Beneden. Broch. (van den schrijver). De Waarnd. Sekretarig, REICHE. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN HEER REICHE, OP DONDERDAG DEN 27" Mer 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P BrreKeR, President. A J. D. Srrnnsrra Toussaint, Vicepresident. J. GROLL. M Tr. Rerercne, Zhesaurser. W. FE. Versreee. A. W.P. WerrzeL, Sekretaris. De direkteuren de HH. J. A. CG. Ouprmans en P. J. Marer hebben kennis gegeven verhinderd te zijn de ver- gadering bij te wonen. Het lid der Vereeniging de heer B. H. Beperrs is als gast in de Vergadering tegenwoordig. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De president doet verslag, dat ten gevolge der goed- keuring die sedert de vorige vergadering, door middel eener cirkulaire, aan de leden is gevraägd en van hun is verkregen, het diploma van Honorair lid der Ver- eeniging is uitgereikt aan den heer B. Ritter Von Wüller- storf d’ Urbair, kommodore en kommandant van de Wet tenschappelijke Expeditie aan boord van het oostenrijk- sche oorlogsfregat Novara en de diploma’s van Gewoon lid aan de HH. Drs. K. Scherzer, F. Hochstetter en G. Frau- 220 enfeld, leden der wetenschappelijke kommissie van die expeditie. Op voorstel van den president wordt besloten de bundels Acta benevens het Tijdschrift der Vereeniging voortaan gratis aan de HH. Adviserende leden af te geven. De president bedankt namens het bestuur de HH. Reiche, Versteeg en Weitzel voor de genomen moeite tot het verzamelen van, in verschillende officiële Ne- derlandsch-Indische kouranten, verspreide berigten van aardbevingen en vulkanische uitbarstingen. Wordt besloten die berigten in het Tijdschrift der Ver- eeniging op te nemen en leter een afdruk daarvan te doen toekomen aan den heer A. Perrey te Dyon, overeenkomstig een vroeger reeds door de direktie genomen besluit. De president geeft kennis dat de heer Altheer door vertrek naar elders verpligt is geweest de betrekking van Sekretaris der Vereeniging voor goed neder te leggen. Wordt besloten: 1. Den heer Altheer te bedanken voor de diensten die hij als Sekretaris aan de Vereeniging heeft bewezen en hem te benoemen tot Adviserend lid. 2. De betrekking van Sekretaris voor het loopende jaar op te dragen aan den heer Weitzel, die verklaart haar te willen aanvaarden. De president brengt ter tafel eenige te Weenen ver- vaardigde exemplaren van zoogenaamden Naturselbst- druck, der Vereeniging aangeboden door den heer Dr. K. Scherzer, lid der wetenschappelijke expeditie aan boord van het oostenrijksche oorlogsfregat Novara. Wordt besloten tot plaatsing in de boekerij. De president geeft kennis dat het lid de heer G. J. Filet zijn vroeger ingezonden stuk over de inlandsche 221 pamen van verschillende planten heeft teruggevraagd ten einde het aan eene herziening te onderwerpen, en dat door hem aan dit verzoek is voldaan. ï De vergadering hecht hare goedkeuring aan deze han- deling. De navolgende brieven en bescheiden worden door den president ter tafel gebragt. 1. Kennisgave van het bestuurslid den heer Maier dat hij zich voorstelt in eene volgende vergadering me- dedeeling te doen van berigten aangaande steenkolen, gevonden in de nabijheid van Tjikoja, op 14 palen af- stands van Tangerang. 2. Het stuk van den heer Everwijn, verhandeld in de vergadering van 22 April jl. wat bij de leden ter lezing heeft gecirkuleerd. Wordt besloten dit artikel in het Tijdschrift der Veree- niging op te nemen met eene noot onder bladz. 30 van het handschrift luidende aldus: n Zie hetgeen over het voorkomen van dezen kopererts „vermeld is in het Natuurkundig ‘Tijdschrift voor Ne- nderlandsch Indië, 3e deel bladz. 539.” Voorts heeft de heer Maier omtrent dit stuk nog het volgende aangeteekend. „Op pag. 6 van de Bijdrage tot de geologische en mineralogische kennis van Nederlandsch Indië (Wester- afdeeling van Borneo) door den heer R. Everwijn wordt in eene aanmerking vermeld „In het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië Deel VI bladz. 174 wordt omtrent deze plaats en het daar voorkomende ijzer eene opgave gedaan, blijkbaar op ingewonnen berigten. Men kan uit de ver- gelijking van die mededeeling met het boven door mij 222 vermelde zien hoe weinig op zulke berigten is staat te maken” ” „Deze opgave handelt over den ijzererts, welke gevon- den wordt nabij het riviertje Liko, hetwelk een weinig bezuiden de monding van de Palo-rivier in zee valt. Door den kolonel Andresen, destijds militaire komman- dant der troepen ter westkust van Borneo, werd deze op-= gave met monsters ijzererts der Natuurkundige Vereeni- ging in Nederlandsch Indië aangeboden en ten gevolge van een scheikundig onderzoek het ijzergehalte in dezen erts op 84,6 percent benaderend bepaald. „Het komt den ondergeteekende zonderling voor, dat door den heer Everwijn op de plaats zelve niets van dezen erts gevonden is, en wel: 1. „Omdat de gezondene monsters ijzererts meer be- droegen dan twee menschen konden dragen. 2. wvOmdat er ertsbrokken onder waren van 274 amsterdamsche ponden zwaarte, welke bewaard zijn in de verzameling der Natuurkundige Vereeniging. 8. „Omdat de drie heuvels, waar men dezen erts aantreft, bekend zijn onder den naam van Goenong Bessi. „Volgens den heer R. Everwijn is geen erts op de genoemde plaats aanwezig en de heer Andresen zond van daar meer dan een pikol erts als monster. „Aan het slot van zijne bijdrage maakt de heer Ever- wijn melding van de moeijelijkheden , die hij ondervonden heeft bij zijne onderzoekingen ter Borneo’s westkust. Mis- schien is het aan deze moeijelijkheden toe te schrijven dat de heer Everwijn den ijzererts, voorkomende in de nabij- heid van het riviertje Likoe, niet terug gevonden heeft.” P. J. MAIER. 228 Eindelijk wordt besloten de kaart die bij de Bijdrage behoort den heer De Groot weder te doen toekomen met verzoek te bewerken dat het Gouvernement het lithografie- ren ten behoeve der uitgave daarvan gelaste. 3. Brief van den adjudant van den gouverneur gene- raal behelzende dankbetuiging voor het aan zijne excellen- tie toegezonden exemplaar van het Algemeen verslag der Vereeniging over 1858. Aangenomen voor kennisgave. 4. Brief van den heer Dr. G. Frauenfeld, als sekretaris van het Zoölogisch-botanisch Verein te Weenen, voor- stellende eene wederkeerige en voortdurende toezending der werken van beide Vereenigingen. De president geeft kennis dat hij het voorstel heeft aan= genomen en dat de werken der Vereeniging reeds zijn ver- zonden. Hij vraagt hierop goedkeuring, welke ver- leend wordt. 5. Brief van den kommodore den heer B. Ritter Von Wüllerstorf d'Urbair, onder dankbetuiging zijne benoe- ming tot Honorair lid der Vereeniging aannemende. Notifikatie. 6. Brief van den heer Dr. Scherzer als boven voor zijne benoeming tot gewoon lid. 'Notifikatie. 7. Brief van de Academia Reale dos Sciencias de Luis- boa, houdende kennisgave van de toezending harer wer- ken. Besloten na ontvangst deze te berigten en daarvoor dank te zeggen. 8. Nota van het lid den heer Von Gaffron ingezon- der door het bestuurslid den heer Maier, over den ge- tah-pertja-boom en luidende als volgt. 224 Nota omtrent den getah-pertja-boom. Ter voorkoming van dwalingen aan welke de heer prof. W. H. De Vriese te Leiden en de hortulanus van s’ lands plantentuin te Buitenzorg zijn blootgesteld in hunne rap- porten, door onjuiste inlichtingen, te begaan, heb ik deze nota omtrent den getab-pertja-boom zamenge- steld, welke, de botanisch-wetenschappelijke kenmerken onaangeroerd en onbetwist latende, op eigen ondervin- ding berust, en werkelijke inlichting kan geven ‘betrek- kelijk de soort en hoedanigheid der getah-pertja en hare bewerking met opgave der inlandsche benamingen , die er in den handel voor gebezigd worden. 1. Over de bosschen in het algemeen. Door de ge- woonte der dajahsche bevolking om aanhoudend na ver- loop van een of twee jaren het land voor hunne rijstvelden te verwisselen met nieuwe gronden en deze nieuwe gronden te verkrijgen door de bosschen te ontginnen, vindt men op Borneo geene oorspronkelijke bosschen meer. De oude bosschen, welke ik doorgetrokken ben zijn hoogstens 130 tot 150 jaren oud. Ofschoon door dit ontginnen van gronden in de oor- spronkelijke bosschen alle boomen en daarmede ook de getah-pertja-boomen weggekapt werden, vindt men in de latere bosschen alle mogelijke houtsoorten en te- vens ook den getah-pertja-boom. Deze omstandigheid in het oog nemende, is het onjuist, wanneer men van het witroeijen van de getah-pertja-boom spreekt. Ge- heele bosschen van die boomen worden er niet gevon- den; zij zijn verspreid tusschen andere boomen. Ware de winst grooter op de getah-pertja, dan konde men eene proef nemen met de boomen aan te planten, zoo als men in Europa bosschen aanplant, maar s sadist en à 225 de winst is te gering en te onzeker. Tevens laat zich in het verkrijgen der getah-pertja moéijelijk eene veran- dering brengen, zoo als later wit de beschrijving dier ver- krijging genoegzaam zal blijken. 2. Over het verzamelen van de getah-pertja. Al- vorens de boomen geschikt worden geacht om tot het verzamelen der getah-pertja gekapt te worden, dienen zij ruim een’ ouderdom van 85 jaren bereikt te hebben, op welken ouderdom de stam gewoonlijk 2 ellen omtrek heeft bij eene hoogte van 18 tot 20 ellen. De inlanders bepalen dezen tijd naar de grootte van den boom, maar telt men de jaarringen in den boomstam, dan vindt men doorgaans een’ ouderdom tusschen de 80 en 40 jaren. De getah-pertja boom begint echter reeds tusschen zijn 15e en 20e jaar bloesems en vruchten te dragen, welke, op den grond vallende, kiemen en zoodoende den boom voort- telen Aangezien nu de ondervinding geleerd heeft, dat boo- men, jonger dan 30 jaren, weinig of geheel geene getah opleveren, worden deze boomen dan ook niet meer omge- kapt ; en daarmede is weder een bewijs geleverd , dat de boomen niet zullen uitgeroeid worden. Wel kan het in som- mige streken gebeuren, hetwelk ook trouwens geschied is , dat alle oude boomen gekapt werden en daardoor mis- schien binnen den tijd van vijf, zelfs van tien, jaren aldaar geen getah-pertja zal kunnen verzameld worden. Maar om die reden zijn in deze streken niet de bosschen uit- geroeid. In vele gedeelten der afdeeling is nog in het geheel geen getah-pertja verzameld en nog overvloed van de beste soorten voorhanden. Wat de verzameling der getah zelve aangaat, daaraan is nog al veel moeite verbonden. 226 Eene rappe werkman kan per dag twee boomen kap- pen en de getah verzamelen, maar meer ook niet. Groote weelderige stammen leveren tot hoogstens 12 katji getah-pertja. Om de getah te verzamelen, dient men, nadat de stam van den boom geveld is, de schors rondom den stam op plas minus 0,5 el op zijne geheele lengte door te kappen en vervolgens de schors sterk te slaan opdat zij van het hout loslate; vervolgens verza- melt men de getah in pakken van boomschors, ver- vaardigd op alle plaatsen waar de bast van den stam doorgekapt was, waarin de getah spoedig dik wordt en kookt die vervolgens. Proeven op stammen genomen, waar de schors door- boord was om de getah te laten uitloopen , zijn zoo goed als als mislukt, vermits het sap in den beginne goed door- komt, echter spoedig dik wordt en niet meer loopen wil, welk verschijnsel zich bij alle gaten herhaalde, zoodat de hoeveelheid der verkregen getah zeer luttel is. Klopt men vervolgens de schors, dan verkrijgt men iets meer, maar dan sterft ook de boom. De gunstige uitkomsten, in sommige raporten vermeld omtrent het aftappen van de getah door in de boomschors gaten te boren, zijn dus onjuist en niet afkomstig van direkte proefneming op de plaats zelve. Uit het bovenstaande blijkt genoegzaam, dat het af- tappen van het getah niet doenlijk is, leverende bij het aftappen een boom p. m. l katji, terwijl bij het kap- pen p. m. 12 katji getah verkregen worden. 3. Over den tijd van het verzamelen der getah-pertja en hare verdere bewerking. Het voordeeligste tijdstip tot het verzamelen der getah 227 is dat van de nieuwe maan , omdat het sap om dezen tijd meer vloeibaar schijnt te zijn. De oorspronkelijke kleur van de getah is verschillend, of geheel wit, of roodach- tig of zelfs bruinachtig. De verkregene getah wordt door- gaans gedurende eene maand ruw bewaard en vervolgens gekookt. Door het koken verliest zij hare kleverigheid en wordt gezuiverd. Doelmatig is het, het koken twee keeren te herhalen. Gekookt zijnde wordt de getah fijn gesneden, in vormen vast getrapt tot groote koeken, en komt vervolgens gedroogd zijnde in den handel. Omtrent de inlandsche benamingen der langs der Kapoeas- rivier gevonden wordende getah-pertja-soorten. 1. Getah-pertja-waringen (beste soort) NNT doerian (2e soort) E / / poeloet. 4 Badn/s papoea. 5 des dl rana. Soorten niet in den handel voorkomende. 6. Getah-pertja-katella. (5 " 1 djankar. Se AN klad1. De getah-verzamelaars bedienen zich van deze laatste soorten om er de eerste soort mede te vermengen. De gttah-pertja-waringin is de beste soort. De boom welke haar oplevert groeit in heuvelachtige streken en doorgaans op gele kleigronden. Hij heeft veel overeen- komst met den waringin-boom. Zijn stam en het sap zijn wit. De getah-pertja-doerian isde 2° getah-soort. Den boom vindt men in heuvelachtige gronden. Hij gelijkt naar den doerianboom en zijn sap is oorspronkelijk roodachtig. 228 De getah-pertja-poeloet levert de 83° getah-soort van den handel; de boom groeit in heuvelachtige streken en zijn sap is bruinachtig; de bladen en de boom- schors gelijken veel op die van den tjampaka boom (ech- ter zijn de bladen op de achterzijde rooder). Geta-pertja-papoea. Deze soort is reeds minder ge- zocht in den handel. De boom komt het meest over- een met de groote soorten van den tingkawang-boom - en wordt veel op lage gronden gevonden. Getah-pertja-rana. Deze is weinig in den handel ge- zocht. De boom komt veel overeen met den djingasboom en wordt ook in het lage land aangetroffen. De getah van dezen boom afkomstig is, gekookt zijnde, wit- achtig. De boomen, die de overige soorten leveren, groeijen in lage gronden en worden in het algemeen niet door de inlanders op getah-pertja bewerkt; intusschen laat het zich wel vooronderstellen dat deze getah-soorten door zekere bewerkingen wel bruikbaar voor de nijver- heid kunnen gemaakt worden, hetwelk door te nemen proeven zal dienen te blijken. Sintang den 30" January 1858. w. get. Von GAFFRON. 9. Brief van het bestuurslid den heer Oudemans, hou- dende kennisgave van eene vergissing, die ten aanzien der verzending van werken aan de Royal Astronomical Society te Londen heeft plaats gehad. Wordt besloten den uitgever der Vereeniging nadere instruktiën te geven. 10. Brief van den Graaf De Castelnau te Kaapstad (Kaap de Goede Hoop) te kennen gevende dat hij zich gaarne in betrekking wil stellen met natuurkundigen 229 in Nederlandsch Indië, die genegen zijn hem vogels en insekten (vooral koleopteren) uit deze gewesten te doen geworden. Hij verklaart zich daarentegen bereid hen in ruil insgelijks vogels en insekten , benevens, zoo zij verkiezen, zoogdieren, reptiliën, planten enz., uit het Zuiderdeel van Afrika te zenden. Zijne bezendingen zouden aan- zienlijk zijn, waartoe.de korte afstand en de menigvuldige gemeenschap allezins gelegenheid toelaten. Wordt besloten dit aanbod in de Handelingen der Vereeniging openbaar te maken. 1. Brief van den heer V. De Robillard te Port Louis, eiland Mauritius, die zich insgelijks met natuurkundi- gen in Nederlandsch Indië in betrekking wenscht te stellen tot het bekomen van land-, zee- en rivier-schel- pen van de Soenda-eilanden en speciaal van Sumatra en Java, voorts van Borneo, Celebes en de Molukken. Hij biedt zich daarentegen aan land-, zee- en rivier- schelpen te zenden van Mauritius, Madagaskar, de Roo- de zee, Zanguebar, de Seychellen, Australië, Amerika en de eilanden van den Imdischen Oceaan. Het ge- schiktste middel tot het bewerkstelligen van een’ zooda- nigen ruil zou wezen door tusschenkomst van eenen agent te Singapore. Het doel zou eveneens, doch met minder spoed, bereikt kunnen worden door tusschen- komst van agenten te Point de Galle (eiland Ceylon) of aan de Kaap de Goede Hoop. Wordt besloten ook de wenschen van den heer V. De Robillard door middel van de Handelingen der Ver- eeniging in Nederlandsch Indië bekend te maken. 12. Brief van den heer Dr. A. J. Anderson op de Kokos-eilanden meldende de afzending van eene verza- meling visschen van die eilanden. 230 Notifikatie. 138. Brief van het lid den heer Van Ophuijsen, adsistent resident van Benkoelen, meldende de afzending eener verzameling visschen. Notifikatie. 14. Brief van het lid den heer Sonnemann Rebentisch officier van gezondheid 1e klasse te Singkawang, meldende de aanstaande toezending van zoetwatervisschen van Borneo. Notifikatie. 15. Brief van het lid den heer Von Ellenrieder begelei- dende eenige teekeningen van verschillende insekten, be- nevens monsters van verschillende soorten van zijde, door hem afgesponnen van de kokons van eenige Bombyces. Daar de heer Von Ellenrieder eerlang te Batavia terug zal komen wordt besloten een en ander voorloopig te de- poneren. 16. De heer Bleeker deelt mede, ter bezigtiging er- langd te hebben eene verzameling van reptiliën, gevan- gen in de omstreken van Ambarawa, en toebehoorende aan het lid der Vereeniging den heer Von Ellenrieder. De soorten dier verzameling zijn: 1 Draco fuscus Daud. 2 Pilidion lineatum DB. 3 Calamaria Linnaet 4 _Oligodon subquadratum DB. 5 Cylindrophis rufa DB. 6 Gonyosoma oxycephalus DB. 7 __Dendrophis picta Boie. S _Ablabes baliodeirus DB. 9 _Compsosoma melanurus DB. 231 10 Tropidonotus vittatus Schleg. 11 „_trianguligerus Schl. 12 Tragops prasinus Wagl. 13 Hypsirhina enhydris DB. 14 Hemiodontus leucobalia DB. 15 Dipsas multimaculuta Boie. 16 Bungarus annularis Daud. 17 w semifasciatus. Kuhl. 18 Rana tigrina Daud. 19 Rhacophorus Reinwardtii Kuhl. 20 Polypedates leucomystax T'schudi. 2] Bufo scaber Daud. 17. Brief van het lid den heer Arndt, officier van ge- zondheid der 2e klasse, meldende de toezending eener verzameling visschen en reptiliën van Wonosobo. Notifikatie. 18. Brief van het lid den heer G. J. Filet, officier van gezondheid der 2e klasse, meldende toezending van visschen en reptiliën van Montrado. Notifikatie. 19 en 20. Twee Brieven van den heer De Graaff te Karang:serang over verschillende natuurkundige on- derwerpen. Ter lezing rondgezonden aan de leden. 21. Hen stuk van den heer Altheer over eenige mi- neralen van de Westkust van Sumatra. Wordt in handen gesteld van den heer Reiche om daarop te berigten. 22. Brief van den heer Ali Cohen te Groningen, dank zeggende voor zijne benoeming tot korresponderend lid der Vereeniging. Aangenomen voor kennisgave. 232 93. Brief van het lid den heer Bernelot Moens, officier van gezondheid 2° klasse te Anjer, meldende de aan- staande toezending van naturaliën. Notifikatie. S 24. Brief van het lid korrespondent den heer Ha- geman, meldende de toezending van naturaliën van Bali en Bawean door de heeren P. L. Van Bloemen Waan- ders en G. L. Schröder. » De naturaliën bereids ontvangen zijnde wordt besloten daaraan eene plaats in het museum te geven en de heeren Van Bloemen Waanders en Schröder den dank der Vereeniging te betuigen. 25. Brief van den adsistent resident van Buitenzorg over gelden aan der Vereeniging verschuldigd. 26. Idem van den resident van Japara, als boven. 27. Idem van het lid korrespondent den heer Ha- geman, als boven. 28. Idem van den resident van Madioen, als boven. 29. Idem van den adsistent resident van Padang, als boven. 30. Idem van den resident van Bantam, als boven. 31. ldem van den resident van Ternate, als boven. 32. Idem van den resident van Ternate, als boven. 33. Idem van den resident der Padangsche boven= landen , als boven. De brieven sub 25—33 worden in handen gesteld van den thesaurier. 34. Brief van het lid den heer Egberts, officier van gezondheid 2e klasse over de verhandeling, bedoeld bij zijn schrijven van 830 Maart jongstleden, besproken in de vergadering van 22 April jongstleden. De pre- sident herinnert dat de heer Egberts uitgenoodigd is 233 geworden zijne verhandeling bij de leden der direktie, ter kennisname van den inhoud, te doen cirkuleren; hij berigt dat de heer Egberts daarmede genoegen heeft genomen en zijne verhandeling heeft ingezonden ; dat die verhandeling vervolgens in handen is ge- steld van het lid Dr J. A. C. Oudemans ten einde later, met diens rapport, aan de overige bestuursleden te worden rondgezonden; dat het rapport van den heer Ou- demans nog niet ontvangen zijnde aan die rondzen- ding ook nog geen gevolg is gegeven en dat de thans van den heer Egberts ontvangen brief betrekking heeft op de wijze van publiceren der verhandeling. De pre- sident stelt voor op een en ander eene beslissing te nemen nadat de leden zich bekend zullen hebben ge- maakt met de verhandeling zelve en het daarover te wachten rapport van heer Oudemans. Wordt dienovereenkomstig besloten. 86. Ingekomen boekwerken. Natuurkundige verhandelingen van de Hollandsche Maatschap- pij van Wetenschappen te Haarlem 18e deel 4° (van de Maat- schappij). Java- Bode 1858 no. 1—32. (van de Redaktie). Bataviaasch Handelsblad 1858 no. 1—32 (van de Redaktie). Niets meer dan de orde zijnde wordt de vergade- ring gesloten. De Sekretaris Werirzer. 15 BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 109 Jury 1858 TEN HUIZE VAN DEN HEER WeITzEr. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreeKER, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vrcepresident. G. A. De LANGE. J. A. C. OupeMmaNs. M. Th. Rrrene, Thesaurier. W. F. Versrere. A. W. P. WerirzeL, Sekretaris. terwijl het lid G.J. Fiver de vergadering als gast bijwoont. De potulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De heer Reiche geeft kennis dat hij in de volgende vergadering zal rapporteren over het stuk van den heer Altheer hem in de jongste vergadering in handen ge- steld. De president berigt dat de heer Dr. G. Frauenfeld van de wetenschappelijke kommissie aan boord van het oostenrijksche fregat Novara, door ongesteldheid ver- hinderd zijnde te schrijven, hem mondeling heeft verzocht zijnen dank aan de Vereeniging te brengen wegens 235 zijne benoeming tot gewoon lid der Vereeniging. Hij deelt vervolgens mede, dat van het lid den heer Von Ellenrieder op diens verzoek de overige door hem ingezonden teekeningen en beschrijvingen van insekten benevens monsters ruwe zijde, zijn teruggezonden. Voorts maakt de president bekend dat het rapport van den heer Oudemans over de Proeve van kos- mologie van den heer Egberts, wat bij de leden gecir- kuleerd heeft en waarmede zij zich hebben vereenigd, aan dien heer is medegedeeld en dat het manuskript aan den heer Egberts is teruggezonden, aangezien het rapport tot het niet opnemen daarvan in de werken der Vereeniging had gekonkludeerd. Het zoo even genoemde rapport van den heer Oude- mans wordt in het archief gedeponeerd. De president brengt voorts ter tafel nog drie brie- ven van den heer Egberts handelende over zijne Proeve van kosmologie, welke voor kennisgeving worden aan- genomen. De ingezonden stukken van den heer De Graaff van Karang-serang, in de notulen der vorige vergadering vermeld, bij de leden gecirkuleerd hebbende, wordt na beraadslaging goedgevonden die aan den schrijver terug te zenden en hem mede te deelen dat zijne be- schouwingen meer eigenaardig op het gebied der nij- verheid te huis behooren, zoodat hem in overweging wordt gegeven zich daarmede te wenden tot de Neder- landsch-indische Maatschappij van Nijverheid, Worden voorts ter tafel gebragt: 1. Brief van den heer De Graaff van Karang-serang over een nieuw model van windmolen, die door den schrijver zou zijn uitgevonden. 236 Wordt eveneens besloten hem dienaangaande naar de Nederlandsch Indische Maatschappij van Nijverheid te verwijzen. 2. Brief van det Kongelige Danske Videnskabernes Selskab, de ontvangst van boekwerken der Vereeniging erkennende. Notifikatie. 3. Brief van hetzelfde gezelschap vermeldende de toe- zending van boeken van het genootschap. Wordt besloten uit naam der Vereeniging daarvoor dank te zeggen. | 4. Brief van de Sociëté Impériale des Sciences natu- relles de Cherbourg houdende a. Opgave van werken der Vereeniging die der So- ciété nog niet zijn geworden. Wordt besloten die te zenden zoover de voorraad strekt. b. Mededeeling der hooge kosten die de toezendingen der Vereeniging aan de Société veroorzaken. Wordt goedgevonden nogmaals te melden, dat bereids maatregelen zijn genomen om de werken der Vereeni- ging op spoediger en kostelooze wijze aan de buiten- landsche geleerde genootschappen te doen toekomen. c‚ Eene mededeeling van den heer Auguste Le Jolly, archiviste perpétuel de la Société, behelzende dat hij een vrij uitgebreid herbarium verzameld heeft waarin zich evenwel nog geene planten uit Oost-Indië bevinden; dat hij die zeer gaarne zou bezitten en genegen is ze in te ruilen tegen europesche planten. Mogt een bota- nistin Nederlandsch Indië een’ dergelijken ruil met hem willen aangaan dan acht hij het wenschelijk hem eenen korrespondent, liefst te Rotterdam, op te geven, aan wien 231 hij zijne bezendingen zou kunnen rigten, terwijl hij ver- zoekt de voor hem bestemde paketten, met een fransch vaartuig, naar eenige fransche haven, bij voorkeur naar Havre, af te schepen, met verzoek aan den gezag- hebber van het schip, ze aldaar aan de # Messageries”’ ter verdere bezorging over te geven. De heer Auguste Le Jolly houdt zich, zooals bekend is, vooral bezig met de wieren. 5. Brief van de Kaiserliche Leopoldinisch-Carolinische Akademie der Naturforscher de ontvangst van werken der Vereeniging erkennende. Notifikatie. 6. Brief van de Asiatic Society te Calcutta, inhouden- de eene opgave van werken der Vereeniging, die der So- ciety nog niet zijn geworden. Wordt besloten die te zenden voor zoover de voorraad strekt. 1. Brief van den heer Thomas Horsfield te Londen. Deze natuurkundige, die weleer in Nederlandsche dienst en in Nederlandsch Indië met zoo veel vrucht werk- zaam was, zegt in de Nederlandsche taal dank voor zijne benoeming tot korresponderend lid der Vereeni- ging, eene benoeming die hij teregt aanmerkt als een blijk, dat zijn naam in deze gewesten nog in geenen deele is vergeten. Notifikatie. 8. Brief van den heer Dr. Ferdinand Hochstetter lid der wetenschappelijke kommissie aan boord van het oostenrijksche fregat Novara, dank zeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid der Vereeniging. Notifikatie. 9. Brief van vanlid den heer Van Ophuijsen, adsis- 238 tent resident van Benkoelen meldende de toezending van naturaliën. Notifikatie. 10. Brief van hetzelfde lid, behelzende dankzegging voor zijne benoeming tot het lidmaatschap der Veree- niging. Notifikatie. 11. Brief van het lid der Vereeniging den heer Dr. Wassink, chef van de geneeskundige dienst, begelei- dende twee stukken koraal, opgehaald in Straat Doeri, waarvan de ontdekking zeer onlangs heeft plaats gehad. De heer Wassink zegt der Vereeniging toe haar eer- lang bekend te zullen maken met de juiste ligging van het rif van hetwelk de gezondene koraalstukken herkomstig zijn. Deze worden door den heer Bleeker herkend als te zijn Madrepora corymbosa Lam. en Tubipora purpurea Pall, De direktie ziet met belangstelling de toegezegde inlichtingen te gemoet. 12. Brief van den direkteur der kultures begeleiden- de een verslag van den landbouwkundigen chemist den heer Dr. Fromberg over de uitkomsten eene bemestings- proef van suikerriet, enz. Wordt besloten tot opname in het Tijdschrift der Vereeniging. 13. Brief van het adviserend lid den heer Doleschall ter aanbieding zijner Derde bijdrage tot de kennis der Dipterologische fauna van Nederlandsch Indië. Wordt tot de plaatsing besloten in het Tijdschrift der Vereeniging. Voorts zendt de heer Doleschall eenige boekwerken terug, die hem uit de bibliotheek der Vereeniging ten gebruike waren gegeven. 239 14. Brief vanden heer O. Brummer officier van ge- zondheid 2e klasse te Atapoepoe, eiland Timor, meldende de toezending van naturaliën. Notifikatie. 15. De heer Bleeker brengt verslag uit omtrent eenige zeevisschen gevangen in de nabijheid van Ben- koelen ter Sumatra’s westkust en aangeboden door het lid der Vereeniging den heer J. W. Van Ophuijsen, Die visschen behooren tot de volgende soorten : ] Holocentrum orientale GV. 2 Serranus hexagonatus GV. 8 Mesoprion fulviflanma QG. 4 Lethrinus opercularis GV. 5 Therapon servus CV. 6 Sillago malabarica Cuv. 7 Amphacanthus marmoratus QG. 8 Atherina duodecimalis CV. 9 Pomacentrus katunko Blkr. 10 Glyphisodon modestus Schl. Müll. 11 Julis (Halichoeres) Harloffii Blkr. 12 Muraena cancellata Richds. 13 n_ prosopeion Blkr. 14 „_ Richardsonii Blkr. Van deze soorten zijn nieuw voor de kennis der fauna van Benkoelen, Mesoprion fulviflamma Blkr, Sil- lago malabarica Cuv., Lethrinus opercularis CV., Am- phacanthus marmoratus QG. , Atherina duodecimalis GV, Glyphisodon modestus Schl. Müll., Julis (Halichoeres) Harloffit Blkr, Muraena prosopeion Blkr en Muraena Richardsonu Blkr, doch alle soorten waren reeds van andere plaatsen van de Weskust van Sumatra bekend. 16. De heer Bleeker brengt ter tafel eene ‘Twaalfde 240 Bijdrage tot de kennis der Vischfauna van Celebes, opgemaakt naar aanleiding van door het lid den heer Jansen te Manado gezondene verzamelingen van Ma- nado en van Tombariri en Klabat-diatas. Hij deelt mede dat hij in die verzamelingen heeft aangetroffen 13 vischsoorten welke nog niet van Celebes bekend waren en van welke een soort, welke hij als nieuw be- schouwt voor de wetenschap, door hem beschreven is on- der den naam van Sphagebranchus Kaupii. ls verstaan. De Bijdrage op te nemen in de Acta der Vereeniging. 17. De heer Bleeker rapporteert dat de onlangs van de Kokos-eilanden gezondene en door het lid der Ver- eeniging den heer Dr. Anderson aldaar verzamelde vischsoorten zijn: . Scorpaena bandanensis Blkr. .‚ Synanceia brachio CV. ‚ Antennarius nummifer Blkr. A. __#_ tuberosus Blkr = Chironectus tuberosus Cuv. 5. Syngnathus Anderson Blkr. 6. „__melanopleura Blkr. ij y___tetrophthalmus Blkr. Naar aanleiding der beide laatste van de genoemde eilanden ontvangen verzamelingen, heeft berigtgever een nieuw artikel opgesteld getiteld: w Vijfde Bijdrage tot de kennis der vischfauna van de Kokos-eilanden”’ in wel- ke de bovengenoemde laatste vier soorten, van welke drie nieuw zijn voor de wetenschap, zijn beschre- ven. Bedoeld artikel, tevens ter tafel gebragt, wordt bestemd voor het Tijdschrift der Vereeniging. 18. Brief van den heer J. J. W. B. Van Riemsdijk, officier van gezondheid te Bankalis, kennisgevende Us MO nbs ennihe aderen 241 van de verzending herwaarts van 4 voorwerpen eener vischsoort, in grooten getale bij Bankalis (rijk van Siak) gevonden wordende en onder den naam van Zroeboek zoowel daar als te Riouw en te Batavia algemeen bekend, Deze vischsoort is dezelfde welke door den heer Blee- ker is beschreven onder den naam van Alausa macru- ra Blkr. Is verstaan den heer Van Riemsdijk den dank der direktie te betuigen voor de toezending en hem uit te noodigen met het verzamelen van voorwerpen uit het die- renrijk uit de omstreken zijner standplaats voort te gaan. 19. Eenige reptiliën van Sumatra's westkust uit de omstreken van Fort de Kock, aangeboden door het lid der Vereeniging den heer E. W. A. Ludeking. De soorten zijn volgens de bepaling van den heer Bleeker: Hemidactylus platurus Elkr, Dendrophis picta Boie, en Ophites succinctus Wag|l. Is verstaan den heer Ludeking den dank der Ver- eeniging te betuigen. 20. Ben aantal zeer jeugdige voorwerpen van Ophi- cephalus micropeltes K. v. H., gevangen in de rivie- ren van westelijk Borneo en aangeboden door den heer C. M. H. Kroesen, kapitein der infanterie. In dank aangenomen. 21. Ter tafel worden gebragt eenige vischsoorten , ge- zonden van Tjilatjap, afkomstig uit de Serajoeen aan- geboden door den heer G. C. Schonck, resident van Banjoemas. De soorten zijn volgens de bepaling van den heer Bleeker: 1. Ophicephalus marginatus CV. 2. Gobius grammepomus Blkr. 242 ‚ Bagrus micracanthus Blkr. „ Pseudosilurus bimaculatus Blkr. Barbus sarananella Blkr. Leuciscus cyanotaenia Blkr. Rohita Hasseltit CV. Dangila Cuvieri Val. „ Cobitis fasciata CV. 22. De heer Bleeker vertoont eene slang, gevangen in Manado en aangeboden door het lid der Vereeniging den heer A. J. F. Jansen, resident van Manado. Zij behoort tot het geslacht Gonyosoma DB. en is waarschijnlijk eene nieuwe soort daarvan, met het voorste derde gedeel- te des ligchaams oranjeachtig-groen gekleurd, het mid- dengedeelte des ligchaams met dwarsche gebogene zwar- te banden geteekend en het achterste gedeelte van den romp en den geheelen staart violet-zwart. Rapporteur meende eerst dat deze slang de bruine en zwarte” varieteit was van Gonyosoma oxycephalus DB., beschre- ven op pag. 217 van het 1° gedeelte van het 7e deel van de Erpétologie générale van de HH. Duméril en Bibron, maar behalve dat de kleurverdeeling er anders is, doen zich nog andere verschillen voor, welke hij aantoont door vergelijking van een voorwerp van Gonyosoma oxyce- phalus van juist dezelfde lengte met het manadosche voor- werp. De slang van Manado heeft den kop korter, smaller en platter en de bovenlipschilden lager, terwijl van die schilden niet slechts het 6° en 7° aan het oog reiken , zooals by Gonyosoma oxycephalus, maar het 5°, 6° en 7°, Berigtgever meent het manadosche voorwerp te moeten beschouwen als eene nieuwe soort, welke hij voorstelt te noemen Gonyosoma Jansenii, naar haren ontdekker, den heer Jansen. Mdk 243 23. Worden voorts vertoond nog eenige vischsoorten gevangen bij Benkoelen en even als de sub 15 vermelde aangeboden door hetlid der Vereeniging den heer Van Ophuijsen. Deze soorten zijn: 1 OO 2 8. 4, 5. Ambassis macracanthus Blkr = Sariding papan Serranus urodelus CV. Mesoprion madras CV. = Zoemei Mal. „_ eoeruleolineatus Blkr= Dyannikhin Mal. „_ Russell Blkr = MNawei tando Mal. Mal. „ Pterois volitans CV. . Polynemus melanochir CV. ‚ Drepane punctata CV. 9. 10. 1. 12. 18. 14. 15. 16. kt: 18. 19; 20. 21. 22. 23. 24. Platax batavianus CV. == Dahoen bakharoe Mal. Caranx ekala CV. = drau Zitjin Mal. Equula interrupta CV. == Matjo labae Mal. Platycephalus insidiator Bl. Schn. Mugil waigiensis QG. Gobius eleotrioides Blkr = Badon Mal. Glyphisodon septemfasciatus CV. Pomacentrus cyanomos Blkr. Cheilio hemichrysos CV. Cheilinus tetrazona Blkr. Dussumieria Hasseltii Blkr == Zamban Mal. Pellona ditchoa CV. Engraulis mystax CV. Saurus myops CV. Saurida tombil CV. = Galawagdang Mal. Sphyrna Blochuù MH. == Zrjoe tandoek Mal. Met uitzondering van Mesoprion coeruleolineatus Blkr, Ambassis macracanthus Blkr, Platycephalus insidiator Bl, Schn., Caranx ekala CV., Drepane punctata CV;_ 244 en Saurida tombil CV. zijn deze soorten nieuw voor de kennis der plaatselijke fauna van Benkoelen, ter- wijl tevens nieuw zijn voor de kennis der fauna van Sumatra, Serranus urodelus CV., Mesoprion madras CV., Pomacentrus cyanomos Blkr, Cheilio hemichrysos CV. en Saurus myops CV. Is verstaan: Den heer Van Ophuijsen den dank der Vereeniging voor de toezending te betuigen. 24. Brief van den resident van Banjoemas over der Vereeniging aankomende gelden. Wordt in handen gesteld van den thesaurier. 25. Brief van den resident van Riouw, als voren. 26. Brief van den resident van Bagelen, als voren. 27. Brief van den resident van de Preanger regent- schappen, als voren. 28. Brief van den resident van Soerakarta, als voren. 29. Brief van den adsistent resident van Salatiga, als voren. 30. Brief van den gouverneur der Moluksche eilanden , begeleidende gecirkuleerd hebbende inteekeningslijsten op het Tijdschrift der Vereeniging. Wordt in handen gesteld van den thesaurier en hoofdredakteur. 31. Door den chef der geneeskundige dienst worden terug aangeboden inteekeningslijsten die gecirkuleerd hebben op Timor. In handen gesteld van den thesaurier. 32. Ingekomen boekwerken. Flora van Nederlandsch Indië, door F. W. Miquel, 2de deel afl. 3, 3de deel, Iste ged. afl. 3, 89 (door de Vereeniging aangekocht). Overzigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger over 1856 80 (van de Selskab). 245 Supplément aux Tables du soleil de MM. P, À, Hansen et C, F. R. Olafsen, par P. A. Hansen. 1857. Det Kon. Danske Videnskabernes Selskabs Skriftes. Ferste Raekke. Hist. og Phil. Afdeling. Andet Bind, Forst. Hefte. (Van de Selskab;. Quaestiones, quae in 1857 proponuntur a Soc. Reg. Dan. Scient. eum. praemii promissu. (Van de Socetas). Journal of the Asiatie Society of Bengal no. 4 t/m 6 van 1857. Cale. 80. (Van de Society). Bibliotheca Indica a Collection of Oriental Works No. 140 t/m 145. Calcutta 89 (van de Asiatic Society). Beiläge zu no. 5 des Wochenblattes der K.k. Gesellschaft der Aerzte zu Wien. enz. (handelende over de wetenschappelijke reis van het Fregat Novara (van den heer Dr. Karl Scherzer). Kaart van het steenkolenmijn-etablissement Julia Hermina op Borneo (van den heer Bleeker). De Sekretaris WeITzEL. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 24u Jury 1858, TEN HUIZE VAN DEN HEER VERSTEEG. Tegenwoordig zijn de HIT. Dr. P. BrreeKer, President. À. J. D. Sreensrra Toussaint, Vicepresident. G. F. De Bruisn Kors, Biblvothekaris. G. A. De Lancer. P. J. Marrr. M. Th. Rerercnr, Zhesaurier. W. F. Versteeg. A. W.P. WerirzerL, Sekretaris. De notulen der vorige vergadering worden voorgele- zen en goedgekeurd. 1. De heer De Vriese geeft kennis, dat hij verhin- derd is de vergadering bij te wonen. Hij biedt der Vereeniging aan een exemplaar van zijne « Mémoire sur le Camphrier de Sumatra et de Borneo,” en belooft de toezending van twee opstellen ter plaatsing in het Yijdschrift der Vereeniging. Wordt besloten het bovengemelde werk in de boe- kerij te plaatsen en den schrijver den dank der Ver- eeniging te betuigen. 3. De heer Reiche brengt het rapport uit, door hem in de vorige vergadering toegezegd, luidende als volgt : 247 „Door den generaal majoor, civielen en militairen gouverneur van Sumatra's Westkust, werd bij missive van den 22sten November 1855 no. 8615 een stuk mineraal, gevonden te Oeloe Soengie Njalo in het dis- trikt Battang-kapasin de zuidelijke afdeeling, in eenen berg ter grootte van den Apenberg te Padang, op om- streeks 10 palen afstands van de zee, aan het lid der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, den officier van gezondheid Iste klasse M. Th. Reiche, toen te Padang, toegezonden, met verzoek hem te wil- len mededeelen of aan dat mineraal eenige waarde moest worden toegekend en of het al dan niet bruikbare steenkool was. „Ten einde hieraan naar behooren te kunnen voldoen werd gemeld stuk delfstof (koolschiefer) door genoemd lid, bij schrijven van den 4den December 1855, der Direktie van de Vereeniging aangeboden, en door die Direktie aan het bestuurslid den heer J. J. Altheer verzocht daaromtrent een naauwkeurig onderzoek in het werk te stellen, waarvan het resultaat was als volgt : Scheikundig onderzoek eener delfstof, gevonden ter west- kust van Sumatra. „u Ingevolge de opdragt mij gedaan in de bestuursver- gadering, gehouden den 5 January jl, deel ik hier mede de uitkomsten van mijn onderzoek. „u De toegezonden delfstof heeft eene onregelmatige gedaante, bestaande uit zeer dunne lagen, die bij het verdeelen zonder veel moeite loslaten. Loodregt op 245 * de splijtvlakten neemt men waar, dat enkele lagen zijn glinsterend zwart van kleur met splinterige breuk en afwisselen met licht grijs gekleurde, die als door fijne glinsterende lijnen met de zwart gekleurde doortrok- ken zijn. Op de splijtvlakten is de kleur grijs-zwart, mat of dofglanzend. Het geheele stuk is met fijne wit- te of geel gekleurde aderen doortrokken, veel gelijke- nis aanbiedende met die van bladeren, terwijl aan eene zijde eene roestkleurige laag is op te merken, die het aanzien heeft van eene boomschors. Evenwel is bij na- der onderzoek gebleken, dat die aderen en de roest- kleurige laag bestaan uit kiezelzuur en aluinaarde, eenigzins door ijzeroxyde gekleurd. „_» De hardheid 3 — 3,5; het soortelijke gewigt = 1,98. nuDe streek op een porfieren plaatje is bruinzwart. „u De stof is verder reuk- en smakeloos; zij kleeft min of meer aan de vochtige lippen, is overigens een wel- nig vet op het aanvoelen, terwijl het poeder gretig wa- ter opneemt. Bij verhitting in een glazen buisje wordt er waterdamp uitgedreven, doch verder geene digte koolwaterstofdampen; de reuk die zich daarbij bij ont- wikkelt is dan ook vrij gering. „In eene platinakroes verbrand, bij vrije toetreding der lucht, blijft er eene zeer licht geel gekleurde asch terug, waarin worden aangetroffen: kiezelzuur, aluinaarde, eene geringe hoeveelheid ijzer- oxyde en sporen van zwavelzuur, kalk en magnesia. 7n2,25 grm. poeder der stof zijn gedroogd bij 50°C. Nadat er geen gewigtsverlies meer plaats had, was het gewigt 2,091 grm. 7 n8,405 grm. zijn gegloeid. Het gewigt der asch be- draagt 2,077 grm. 249 nn Deze gegevens zijn meer dan voldoende om de plaats aan te wijzen die de onderzochte delfstof behoort in te nemen. Daartoe heeft men de uitkomst ten honderd slechts te vergelijken, met de zamenstelling van bruin- kolen en twee soorten van koolschiefer van Oranje-Nas- sau, vroeger door mij onderzocht: Sumatra's Chef gen.dienst. Chef gen. dienst. westkust 1854 1856. I II II Iv Soort gewigt. 11,3 1,98 450 2,378 Water. 20—25 71,07 5,71 4,91 Bitumenen kool. 77,5—69 31,931 28,253 9,024 Asch. 2,56 60,999 65,44 36,066 IL. De bruinkool van de Meeuwenbaai. IL. De delfstof van Sumatra's westkust. III en IV. Twee soorten koolschiefer van Oranje-Nassau. „ Hieruit blijkt ten volle dat de onderzochte delfstof volstrekt niet tot de bruinkool kan gebragt worden, maar een ware koolschiefer is, die om zijn groot ge- halte aan onbewerktuigde stof ter aanwending als brand- materiaal ten eenemale ongeschikt is.” ” Batavia, Maart 1856. J. J. ALTHEER. „Op last van den adsistent-resident van Padang, den heer Andrée Wiltens, werd aan den kontroleur der 1° klasse belast met het civiel bestuur in de zuidelijke af- deeling W. Ivatz, een plaatselijk onderzoek naar ge- noemde delfstof in het werk gesteld, waarvan het resul- taat hoofdzakelijk hierop nederkwam. „Dat bij den bergstroom Ajer Sapoedajo waar op den oever eenige brokken zwarte naar steenkolen ge- 16 250 lijkende massa werd gevonden, een kuil werd gegraven van 12 voeten diepte, 4 voeten breedte en 6 voeten lengte en aanvankelijk werd gestooten op eene zeer har- de steenachtige laag, veel zwavelijzer bevattende, waarna verschillende lagen werden aangetroffen. Daarvan werden monsters , genummerd van 1 tot 6, overgelegd. Deze bleken volgens een in het werk gesteld onderzoek te bestaan uit: 1°, Lagen die gemakkelijk loslaten, met salpeter-kris- tallen er tusschen. 2°, Zeer zwaar (door sulphas ferri?), aan den eenen kant met laagjes bruinkool, het geheel overdekt met ettelijke kristallen van nitrum en chloorammonium. 3°. Zeer vet op het aanvoelen, thoonschiefer; kleeft niet aan vochtige lippen. 4°, Een stuk grijs-groene zandsteen. 5°. Een stuk als sub N°, 3. 6°. Een stuk als idem. Bovendien werd door den heer Reiche bij deze ge- legenheid der Vereeniging aangeboden een stuk oude bruinkool, meer brokkelig, met salpeter overdekt, ge- vonden te Soeliki en hem toegezonden door den ci- vielen en militairen gouverneur van Sumatra’s Westkust bij missive van 18 February 1856 no, 512.” Worden ter tafel gebragt de navolgende stukken. 9. Brief van het Koninklijk Nederlandsch Meteoro- logisch Instituut ten geleide van een exemplaar van het Jaarboek des Instituuts over 1857. 4. Programma certaminis poëtici ab Academia Re- gia Doctrinarum ex legato Hoeufftiano propositi Ao. van Wetenschappen te Amsterdam. 1858, — aangeboden door de Koninklijke Akademie Ems an ende a 251 Notifikatie. 5. Brief van den heer E. A. Lange, dirigerend officier van gezondheid 2e klasse, thans te Palembang, meldende de aanstaande toezending van naturaliën. Notifikatie. 6. Brief van den direkteur van finantiën ter toezen- ding eener ordonnantie van betaling groot / 1000, zijnde het Iste kwartaal 1858 van de gouvernements subsidie voor de Vereeniging. De direkteur voornoemd meldt verder, dat het noodig zal zijn elk kwartaal ’s gou- vernements autorisatie tot de ontvangst der subsidie te vragen, zonder welke hij zich tot de uitbetaling niet bevoegd acht. In handen gesteld van den thesaurier om het noo- dige te verrigten. 7. Eene lijst, door het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen aangeboden, van 1388 zijner leden, die op grond van vroegere overeenkomst verlan- gen het Tijdschrift der Vereeniging te blijven ontvangen. In handen gesteld van den thesaurier. 8. Een stortingsbewijs van verschuldigde kontributie van den heer Van Heeckeren tot Waliën te Tebing Ting. In handen gesteld van den thesaurier. 9. Brief van den resident van Cheribon ter toezending van stortingsbewijzen van verschuldigde kontributiën. In handen gesteld van den thesaurier. 10. Brief van den resident van Samarang met terug- zending van gecirkuleerd hebbende inteekeningslijsten op het Tijdschrift der Vereeniging. In handen gesteld van den thesaurier. 11. Brief van den heer F. W. Dolge, officier van 252 gezondheid der 1° klasse te Muntok, begeleidende eeni- ge vischsoorten in de nabijheid van Muntok gevan- gent. w. Antennarius raninus Cant. Pomacentrus katunko Blkr. Monaecanthus isogramma Blkr, van welke de eerst- en laatstgenoemde tot nog toe niet van de fauna van Banka bekend waren en welke het aantal der thans van daar bekende vischsoorten tot 267 doen stijgen. Bij die visschen waren nog gevoegd en- kele exemplaren van Amphiprion bifasciatus Bl. en Am- phiprion percula CV., gevangen bij Karanghadji en aan= geboden door den heer Begemann, officier van gezondheid. ls verstaan den heeren Dolge en Begemann dank te betuigen voor de toezending en hen uit te noodigen op dezelfde loffelijke wijze te willen voortgaan met het toezenden van voorwerpen uit het dierenrijk. 12. Verzameling van balische visschen en reptiliën aangeboden door het lid der Vereeniging den heer P. L, Van Bloemen Waanders, adsistent resident te Boleling. De heer Bleeker deelt mede dat hij deze verzameling reeds voorloopig heeft onderzocht en bevonden dat zij ruim 100 soorten van visschen en 4 soorten van rep- tiliën bevat. Zich onledig houdende met de bepaling der soorten en de beschrijving der nieuwe, zal hij eerst in eene volgende vergadering de namen der soorten kunnen vermelden. Is verstaan den inzender den dank der direktie be- tuigen. | 13. Verzameling van visschen van Tombariri en Kla- bat-diatas in de residentie Manado, aangeboden door het lid der Vereeniging den heer A. J.F, Jansen, re- ” sident van Manado. 253 Is verstaan den heer Jansen den dank der direktie voor de toezending te betuigen, terwijl de heer Bleeker op zich neemt de soorten te bepalen en omtrent dezelve nader verslag te doen. 14. De heer Bleeker doet volgende mededeeling: Nog iets over het geslacht Heterophthalmus Blhr. Toen ik in het begin van het jaar 1856 mijne [le- terophthalmus katoptron beschreef, was mij niet bekend wat reeds in de vorige eeuw omtrent eene soort door Pallas werd bekend gemaakt in zijne N. Nordische Bey- träge 2 p. 55 tab.4 fig. 1, 2, welk werk echter in Ne- derlandsch Indië niet verkrijgbaar is. Ik ken die soort slechts uit de 18° uitgave van het Systema Naturae, waar zij onder den naam van Spa- rus palpebratus als een visch van Amboina beschreven is als volgt. „Sparus spadiceus, oculis ochraceis valvula libera „flavescente munitis. Caput nigricans, fronte sulcata; „ operculi lamina exterior 2 aculeis armata; linea latera- „lis elevata, papillis 5 in seriem digestis occipite inci- „piens, dorso ut plurimum parallela. D. „.P. 16. V. moirAs 16. C. 20.” Lacépède beschreef deze soort later onder den naam van Bodianus palpebratus of Bodian oeillère (Poiss. IV p. 278 en 286) en gaf er ook eene afbeelding van. In zijne diagnose zegt hij dat de gesteelde oogkwab ho- ven aan het oog is vastgehecht, ofschoon hij op de af- beelding aan den vooronderrand der oogkas is ge- plaatst ,en hij beschouwt dit aanhangsel als bestemd om de oogen tegen te scherp licht te beschermen, wat ik 254 echter zeer betwijfel. Lacépède geeft de getallen der vinstralen op te zijn = D. 2/20. A. 16, en maakt ins- gelijks melding van twee operkeldoornen en van een vijf- tal tepeltjes of knobbeltjes op het begin der zijlijn. In de groote Histoire naturelle des Poissons, 6° deel p. 2, wordt Sparus palpebratus slechts bij name ver- meld als eene soort, tot een niet herkenbaar geslacht behoorende. Ik doe deze mededeeling, in de eerste plaats om te doen zien dat de merkwaardige organisatie van den oogspiegel bij Heterophthalmus niet door mij ontdekt is, zooals ik vroeger meende, maar reeds eenigzins bekend sedert de vorige eeuw; en in de tweede plaats om mijne overtuiging uit te drukken dat de bovenbe- doelde Sparus palpebratus of Bodianus palpebratus eene soort voorstelt, welke insgelijks tot het geslacht Heteroph- thalmus behoort en alzoo Heterophthalmus palpebratus zal behooren genoemd te worden. Inderdaad vertoont de afbeelding van Lacépède, hoe uiterst gebrekkig zij ook zeer zeker is, zoo groote overeenkomst in den alge- meenen vorm des ligchaams en vorm van kop en pro- fiel, dat mij ten opzigte van het geslacht dier soort geen twijfel overblijft. Ik vermoed ook dat de rugvin- nen er foutief als eene enkele onverdeelde vin zijn af- gebeeld en ook de grootte der tanden er zeer is over- dreven. Voorts zijn ook de overige vinnen waarschijn- lijk inkorrekt op de afbeelding teruggegeven en de schubben zelfs geheel weggelaten. Daar de beschrij- ving van Sparus palpebratus stellig spreekt van de zij- lijntepels en operkeldoornen en de formule der vinstra- len er vrij aanmerkelijk van die van mijne Heteroph- 255 thalmus katoptron afwijkt (D. 5—1/14. P. 2/17. V. 6. A. 14 C. 9 spin. 1/1+7/1 + 8 spin.), is aan te ne- men dat Sparus palpebratus en Heterophthalmus katop- tron twee verschillende soorten zijn van hetzelfde ge- slacht. 15. Brief van den fungerenden 1sten gouvernements sekretaris, gedagteekend 17 July 1858 no. 1665, waarin gehandeld wordt over eene zamensmelting van de Vereeni- ging, van het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen en van de Maatschappij van Nijverheid in Nederlandsch Indië tot één ligchaam. Het gouver- nement, hoezeer bereid blijvende die ligchamen te on- dersteunen, wenscht evenwel daarbij de eischen der wetenschap met die aan zuinige beschikking van ’s lands gelden hand aan hand te doen gaan. Het vermeent overigens dat door eene zamensmelting tot een ligchaam zoowel de wetenschappelijke als materiële belangen dier genootschappen zeer zouden worden bevorderd. Het noo- digt de direktie ten slotte uit, om, in overleg met de direktie der overige genoemde genootschappen, haar ge- voelen ter zake mede te deelen. 16. Brief van het Bataviaasch Genootschap van kun- sten en wetenschappen, waarin wordt voorgesteld, naar aanleiding van het hierboven vermeld verlangen van het gouvernement, twee leden af te vaardigen om zich met evenveel leden van elke der beide andere instel- lingen in kommissie te vereenigen, ten einde over de zaak te beraadslagen en daarna respektivelijk aan het genootschap waartoe zij behooren rapport te doen. Nadat over deze belangrijke aangelegenheid in het breede is beraadslaagd, komt de vergadering tot de 256 overtuiging, dat de zamensmelting der Natuurkundige Vereeniging met eenig ander wetenschappelijk genoot- schap in Nederlandsch Indië noch in het belang der wetenschap , noch in dat der Vereeniging zelve zou wezen. De Vergadering komt verder tot de overtuiging, dat door eene zoodanige zamensmelting geenszins de weg zou worden gebaand tot eene meer zuinige be- schikking over ’s lands geldmiddelen, zelfs niet, indien de Vereeniging dier instellingen niet verder ging dan de daarstelling van een gemeenschappelijk gebouw voor allen. Daar zij echter genegen is ook de gevoelens der an- dere betrokken genootschappen te vernemen, heeft zij haren vicepresident den heer Steenstra Toussaint en haren sekretaris den heer Weitzel benoemd als hare afgevaar- digden in de kommissie, door het Bataviaasch Genoot- schap van kunsten en wetenschappen voorgesteld, welke heeren zich bereid verklaren die taak te aanvaarden. Na het rapport der gekommitteerden ontvangen te hebben, zal zij beraadslagen over hetgeen aan het gou- vernement zal behooren te worden geantwoord. 17. Wordt nog ter tafel gebragt een monster jodium , op het eiland Java te Molong of Kedongwaroe door den heer Kreijenberg uit de jodium-bronnen aldaar fabriekmatig bereid. 18. De heer Versteeg berigt dat door hem op zeer oude kaarten van Java, in de residentie Rembang een zoogenaamd eeuwig vuur is vermeld gevonden. Aan- gezien hiervan in onze dagen niets meer bekend is, wordt de heer Versteeg verzocht dienaangaande nadere mededeelingen te doen. 19, De heer Versteeg biedt nog aan eene geognostische kaart van de Oostenrijksche staten, welke in dank voor de 257 kaartenverzameling der Vereeniging wordt aangenomen. 20. Worden benoemd tot gewone leden der Vereeni- ging de heeren: E. A. Lange, Dirigerend Officier van Gezondheid 2e klasse, te Palembang. F. W. Dolge, Officier van Gezondheid le klasse, te Muntok. H. J. Lion, Hoofdredakteur van het Bataviaasch Handelsblad, te Batavia. 21. Ingekomen boekwerken. Mémoire sur le Camphrier de Sumatra et de Borneo, par W. H. De Vriese, Lieyde 4° (van den schrijver). Geognostische Karte des oesterreichischen Kaiserstaates mit einem grossem Theile Deutschlands und Italiëns’, u. s. w. Nouveaux Mémoires de la Société Helvétique des sciences na- turelles, tom. XI—XV 40 (van de Société). Meteorologische Beobachtungen angestellt auf Veranstaltung der Naturforschende Gesellschaft in Zurich, 1837—1846 (van de Gesellschaft). Vierteljahrschrift der Naturforschende Gesellschaft in Zurich, ge Jahrgang, Heft 1—4 (van de Gesellschaft). Denkschrift sur Feier der hundertjahrigen Stiftungsfestes des Na- turforschenden Gesellschafts in Zurich. 1846 (van de Gesellschaft). Die Physik auf Grundlage der Erfahrung von Dr. Alb. Mous- son. 8° (van den schrijver). Meteorologische waarnemingen door het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. 1856. 4° (van het Instituut). Tijdschrift voor Indische Taal-, Land-en Volkenkunde. Nieu- we serie. Deel 1. afl. IV. Batavia 8° (van het Batav. Genootschap). Eenige teekeningen uit de nalatenschap van Dr. Schwaner (ge- schenk van het Bataviaasch Genootschap van kunsten en weten- schappen). De Sekretaris Werrzen. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN Ì5t Jury 1858 TEN HUIZE VAN DEN HEER BLEEKER. Tegenwoordig zijn de HIT. P. BrreKeER, Presdent. A. J. D. Srreensrra Toussaint, Vicepresident. J. A. C. OuDeMaNs. A. W.P. Werrzer, Sekretaris. terwijl de heer W. F. Versteeg kennis geeft verhin- derd te zijn de vergadering bij te wonen. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De president doet de navolgende mededeelingen. 1. Dat door het Bataviaasch Genootschap van kun- sten en wetenschappen zijn benoemd de heeren Wassink en Bleeker, en door de Maatschappij van Nijverheid in Nederlandsch Indië de heeren De Bruijn Kops en Maier, als leden der kommissie, bedoeld in het schrijven van evengenoemd genootschap, verhandeld in de vorige ver- gadering. 2. Dat het hem vooral wegens den nabij zijnden 8u verjaardag van de Vereeniging (19 July e. k.) aange- naam is te kunnen berigten dat van het Tijdschrift der Vereeniging thans het XVe deel geheel is afge- 259 drukt en het XVIe deel voor de grootste helft, terwijl vanhet XVIe drie afgedrukte vellen gereed liggen en van het XVIIIe twee afgedrukte vellen ter drukkerij van den heer Ogilvie in proef zijn. Van het IVe deel der Acta voorts zijn 80 en van het Ve deel drie vellen afge- drukt. Dat de Vereeniging alzoo tijdens haar thans achtja- rig bestaan heeft uitgegeven 18 lijvige boekdeelen , waar- van drie in kwarto formaat en dat bovendien nog 5 boekdeelen ter perse zijn, welke in den loop van het negende vereenigingsjaar het licht zullen kunnen zien. 3. Dat nog drie leden van het Bataviaasch Genoot- schap van Kunsten en Wetenschappen het Tijdschrift der Vereeniging begeeren te ontvangen. Ter tafel worden gebragt. 4. De vier eerste gereed zijnde platen van het werk des heer Doleschall over de Arachniden van den Indi- schen Archipel, bestemd voor het 5e deel van de Acta. der Vereeniging. 5. Hen verblijf of nest, vervaardigd door garnalen in de zee ten noorden van Japan, aangeboden door het lid den heer Dr. Van den Broek, hetwelk door de Vereeniging in dank wordt aangenomen. Worden vervolgens gelezen de navolgende brieven en bescheiden. 6. Fene nadere mededeeling van het bestuurslid W. F. Versteeg over een zoogenaamd eeuwig vuur in residentie Rembang. Wordt besloten de medewerking in te roepen van het hoofd van het gewestelijk bestuur van Rembang tot het bekomen van zoo mogelijk volledige inlichtingen. 7. Brief van het lid den heer Dr. A. J. Anderson, op de 260 Kokoseilanden, dank betuigende voor zijne benoeming tot lid der Vereeniging. De heer Anderson meldt voorts, dat zich op de Kokos-eilanden, sedert den 1/den February jl. een kaaiman heeft vertoond, welke dieren vroeger op de Kokos-eilanden onbekend waren. Het was een schoon exemplaar, vermoedelijk uit Straat Sunda her- komstig, zoodat het dier een’ zeer belangrijken afstand zou hebben afgelegd. Het werd eerst aan het z. o. strand gezien, maar de vrees, veroorzaakt door een paar geweer- kogels, had het van daar naar de n. w. zijde doen ver- huizen, waar het zich toen (17 Juny) scheen gevestigd te hebben, zich voedende met visch en holothuriën. 8. Brief van het lid den heer J. G. C. Ross op de Kokos-eilanden, waarin hij zijnen dank betuigt voor zijne benoeming tot lid der Vereeniging. Notifikatie en in handen gesteld van den thesaurier. 9, Brief van het lid den heer J. G. J. James, officier van gezondheid der 2e klasse te Oenarang, als voren. De heer James zendt bovendien een stuk hout, hetwelk gezegd wordt van insekten-larven (roetoes) doorvreten te zijn. In dank aangenomen. 10. Brief van het lid den heer Tuckermann, te Ka- timbang, dank zeggende voor zijne benoeming tot lid der Vereeniging. Notifikatie en in handen gesteld van den thesaurier. 11, Gouvernements-besluit van 8 July 1858 No. 88, waaruit blijkt, dat het gouvernement andermaal zijne welwillende medewerking heeft verleend tot het koste- loos aan de adressen doen geworden van eenige brie- ven aan buitenlandsche geleerde genootschappen. 12. Brief van den president der Vereeniging tot be- ed eee en dd a 261 vordering der Geneeskundige wetenschappen in Neder- landsch Indië, begeleidende de le en 2e afleveringen van het Tijdschrift dier Vereeniging, Deel VI, Nieuwe serie, Dl. I, Is verstaan op de gewone wijze den dank der direk- tie voor de aanbieding te betuigen. 13. Brief van den heer Buwalda, koncessionaris tot het ontginnen der joditum-houdende bronnen in het dis- trikt Goenong Gending, residentie Soerabaja , inhoudende eene opgave van de mineralen en minerale wateren enz, thans bij hem verkrijgbaar, zooals: Molongwater (zie Natuurk. Tijdschr. 1850. pag. 354); moederloog uit dit water bereid; badzout; jodium purum, en hydriodas potassae. 14. Brief van het lid der Vereeniging den heer A. Hendriks, begeleidende eene verzameling van Biliton, bestaande uit verschillende tripangsoorten, reptiliën en visschen en een volwassen voorwerp van Tarsius spec- trum of het zoogenaamde spookdier. De reptiliën zijn volgens de bepaling van den heer Bleeker: Varanus Dumerilii Blkr. Hemidactylus variegatus Cuv. „_ marginatus Cuv. „_platurus Blkr. Chelonia midas Schw. De visschen bestaan uit slechts 5 soorten tw. Synanceia horrida Bl. Schn. Betta anabatoides Blkr. Barbus binotatus Kuhl. Leuciscus Einthovenu Blkr. Ostracion rhinorhynchos Blkr. 262 De reptiliën zijn alle nieuw voor de kennis der fau- na van Biliton. Vroeger reeds had de heer Bleeker vol- gende reptiliën van Biliton ontvangen: Platydactylus gut- tatus Cuv., Draco fuscus Daud., Bungarus semifasciatus Kuhl, Fropidolaemus formosus Blkr en ‘Tropidolaemus Schlegelii Blkr, zoodat tot dus verre 13 soorten van rep- tiliën van Biliton bekend zijn geworden. Van de vischsoorten zijn nieuw voor de kennis der fauna van Biliton Synanceia horrida Bl. Schn., Barbus binotatus Kuhl en Ostracion rhinorhynchos Blkr, waar- door het aantal van Biliton bekende vischsoorten stijgt tot 140. Is verstaan. Den heer Hendriks den dank der Vereeniging te be- tuigen voor het gezondene en hem uit te noodigen op dezelfde loffelijke wijze met het toezenden van naturaliën aan de Vereeniging voort te gaan. 15. Eenige flesschen bronwater, benevens een hoe- veelheid bron-aarde van Bawean, met eene schorpioen (Buthus) van Trawas, gezonden door den kapitein C. L. Schröder. Een en ander wordt in dank aangenomen en besloten het water, benevens de aarde, in handen te stellen van het lid der Vereeniging den heer A. G. Veltman, ten einde chemisch te worden onderzocht. 16. Brief van den heer Van Dorp, boekhandelaar en boekdrukker te Batavia, houdende voorstellen en aan- biedingen betreffende de uitgave van de werken der Vereeniging. Daar de heer Van Dorp tevens meldt, dat hij eerst later en welligt na verloop van een jaar, aan die voor- stellen gevolg kan geven, wordt besloten hem te be- 263 rigtem dat het bestuur voorloopig in deze geen besluit wenscht te nemen. 17. De heer Bleeker berigt dat de verzameling vis- schen van Palembang van het lid den heer E. A. Lange, vermeld in de notulen der vorige bestuursvergadering, sedert is ontvangen en door hem onderzocht. Bij die verzameling bevond zich tevens een aantal vischsoorten uit de rivier van Palembang, verzameld door den heer Storm van ’sGravensande, gouvernements-kommissaris voor Djambi. Beide kollekties zijn gebleken te bestaan uit de volgende soorten. 1. Datnioides polota Blkr. 2. Ambassis Wolfii Blkr. 3. Toxotes jaculator CV. 4. Helostoma Temminck K.v. H, 5. Trichopus trichopterus GV. 6 „_ Leer Blkr. | 1. Mastacembelus erythrotaenia Blkr. Zi/au Palemb. 8. Gobius koktus CV. 9. Gobius xanthozona Blkr. 10. Eleotris urophthalmoides Blkr. ll. Butis melanostigma Blkr. 12. Catopra fasciata Blkr. 18. Arius arius GV. 14. Cephalocassis Stormii Bkr. | 15. Bagroides melanopterus Blkr. Z'ikoes-tikoes-an Pal. 16. Bagrus macronema Blkr. 17, Pangasius polyuranodon Blkr. Djoearo Palemb, 18. Hemipimelodus borneënsis Blkr. 19. Silurodes hypophthalmus Blkr. 20. Kryptopterus limpok Blkr. 21, Barbus armatus CV. 36. 37. 39. Bij de genoemde verzameling bevond zich tevens eene verzameling visschen, gevangen in de rivier van Djam- bi en aangeboden door den heer Storm van ’s Graven- sande. De heer Bleeker bevond deze zamengesteld te 264 Barbus Hoevenu Blkr. „ laevis COV. „_Schwanefeldu Blkr. „_taeniopterus Blkr. Capoeta ampalong Blkr. „_ macrolepidota CV. Sebarouw Palemb. Systomus apogon Val. Dangila Cuvieri Val. Rohita cyanomelas Blkr. Si-Mitam Palemb. Cobitis macracanthus Blkr. Engraulis melanochir Blkr. Notopterus hypselonotus Blkr. „__ kapirat Blkr. Osteoglossum formosum Schleg. Müll. Zezkeloe- soe Palemb. Synaptura panoides Elkr. Syngnathus boaja Blkr. „_deokhatoides Blkr. zijn als volgt: Toxotes jaculator CV. Helostoma Temminckü K. v. H. Belodontichthys macrochir Blkr. Silurodes hypophthalmus Blkr. Chaca bankanensis Blkr. Poeting-bliong Djamb. Barbus Hoeveni Blkr. „ _Schwanefeldu Blkr. Systomus bulu Blkr. Leuciscus dusonensis Blkr. 265 10. Leuciscus uranoscopus Bkr. 11. Dangila ocellata Blkr. 12. Cobitis hymenophysa Blkr. 18. „_ macracanthus Blkr. 14. Synaptura panoides Blkr. Wat de eerste verzameling betreft merkt berigtgever op, dat zich ‘daarin bevinden als soorten nieuw voor de kennis der fauna van Palembang: Butis melanostigma , Cephalocassis Stormii , Silurodes hypophthalmus, Barbus armatus, Barbus Schwanefeldit en Synaptura panoides, van welke beide eerstgenoemde soorten en Synaptura pa- noides nieuw zijn voor de kennis der fauna van Suma- traen Cephalocassis Stormei tevens nieuw voor de weten- schap. De beschrijving dier nieuwe soort heeft hij nog kunnen lasschen in het gedeeltelijk reeds afgedrukte le deel van zijne Ichthyologiae Archipelagi indici Prodro- mus, hetwelk uitsluitend handelt over de Siluren. Wat aangaat de tweede verzameling zegt referent, dat zij eene niet onbelangrijke bijdrage levert tot eene na- dere kennis der visschen van de Djambi-rivier. Tot nog toe kende men van daar slechts de volgende 20 soorten, 1. Ambassis apogonides Blkr. 2. Anabas scandens CV. 8. Polyacanthus Einthovenü Blkr. A. Betta trifasciata Blkr. 5. Ophicephalus lucius K. v. H. Ba „_Stevensii Blkr, 1. Mastacembelus erythrotaenia Blkr, 8 _Eleotris marmorata Blkr. 9. Gobius kokius CV, 10, 1emisilurus heterorhynchos Blkr. je 266 11. Bagrus nemurus CV. 12. Bagroides macropterus Blkr. 13. Ariodus acutus Blkr. 14. Barbus fasciatus Blkr. 15. „_ repasson Blkr. 16. „_Schwanefeldi Blkr. 17. Rohita polyporos Blkr. 18. Cobitis hymenophysä Blkr. 19. Osteoglossum formosum Schl. Müll. 20. Arothron? palembangensis Blkr. Met uitzondering alzoo van Barbus Schwanefeldii en Cobitis hymenophysa zijn alle de door den heer Storm van ’s Gravesande gezondene soorten, nieuw voor de kennis der fauna van de Djambi-rivier, zoodat men van daar thans 82 vischsoorten kent. Van Sumatra waren overigens nog niet bekend, Chaca bankanensis Blkr en de bovengenoemde Synaptura panoides Blkr. Zij doen het aantal thans van Sumatra bekende soorten stijgen tot 754. 18. De heer Bleeker brengt ter tafel eene w Derde Bijdrage tot de kennis der vischfauna van Bali” opge- maakt naar aanleiding van eene rijke verzameling, aan- geboden door het lid der Vereeniging den heer P, L. Van Bloemen Waanders, vermeld in de notulen der voorlaatste bestuursvergadering. Rapporteur deelt mede, dat hij daarin aangetroffen heeft niet minder dan 78 soorten, welke van Bali tot dus verre nog niet bekend waren en dat de verzameling in het geheel 112 soor- ten bevat. HEenige nieuwe soorten, zooals Serranus Waandersii, Dentex balinensis, Sillago macrolepis , Ju- lis Girardi, Novacula tetrazona en Hemiramphus bali- nensis, zijn in de bijdrage beschreven. | 267 Ís verstaan, De bijdrage op te nemen in het Tijdschrift der Ver- eeniging. 19. Bij de door den heer P. L. Van Bloemen Waan- ders gezondene visschen bevonden zich tevens eenige reptiliën van Bali. Deze zijn door den heer Bleeker bepaald als volgt. 1. Varanus bivittatus DB. 2. Bronchocela jurbata Kp. 9. Dendrophis picta Boie. 4. Lycodon aulicum Boie. Van deze soorten was tot nog toe slechts Dendro- phis picta van de fauna van Bali bekend. De heer Bleeker brengt hierbij in herinnering, dat tot nog toe slechts weinige soorten van reptiliën van Bali zijn be- kend geworden t. w.‚ behalve de genoemde vier soorten , slechts Hemidactylus frenatus Schl., Rana tigrina Daud. en Bufo biporcatus Schl. 20. De heer Bleeker berigt voorts, dat de heer H. J. Lion, door ziekte verhinderd zijnde te schrijven, hem heeft opgedragen de vergadering zijnen dank te be- tuigen wegens zijne benoeming tot gewoon lid der Ver- eeniging, en haar mede te deelen, dat hij zich tot de vrijwillige kontributie verbindt. 21. Brief van het lid der Vereeniging den heer P, Van Dijk over het Tijdschrift en de Acta der Vereeniging. In handen gesteld van den thesaurier. 22. Brief van het lid korrespondent der Vereeniging, den heer Hageman, handelende over voor de Vereeni- ging geïnde gelden. In handen gesteld van den thesaurier. 23. Brief van den resident der Preanger-regentschappen over voor de Vereeniging geïnde gelden. 268 In handen gesteld van den thesaurier. 24, Brief van den adsistent resident van Krawang over ten behoeve der Vereeniging geïnde gelden. In handen gesteld van den thesaurier. 25. Brief van den resident van Kediri over ten be- hoeve der Vereeniging ontvangene gelden. In handen gesteld van den thesaurier. 26. Brief van den resident der Padangsche boven- landen over dezelfde aangelegenheid. In handen gesteld van den thesaurier. 27. Brief van den resident der Zuid- en Oosterafdee- ling van Borneo over hetzelfde. In handen gesteld van den thesaurier. 28. Brief van den adsistent-resident van Benkoelen, als boven. In handen gesteld van den thesaurier. 29. Brief van den resident van Bezoeki, als boven. In handen gesteld van den thesaurier. 30. Brief van den l* aanwezend officier van gezond- heid te Bandjermassin ter terugzending van gecirku- leerd hebbende inteekeningslijsten op het Tijdschrift der Vereeniging. In handen gesteld van den hoofdredakteur en the- saurier. 31. Worden vervolgens voorgesteld en aangenomen tot gewone leden der Vereeniging de heeren G. J. Schonck, Resident te Banjoemas. F. J. P. Storm van ’s Gravesande Gouvernements- Komissaris voor Djambi, Algemeene Ontvanger te Batavia. C. L. Schröder, Kapitein der Infanterie, op Bawean. Ter voorziening in eene vakature als korresponderend 269. lid der Vereeniging in Nederland en eene dito in het Buitenland, worden na deliberatie, uit de vroeger reeds gevormde kandidatenlijst, gekozen de heeren: Dr. C. A. J. A. Oudemans, te Rotterdam. Dr. F. B. Guérin Méneville, te Parijs. 82. De heer Bleeker biedt nog aan eene w Vijfde Bij- drage tot de kennis der Echthyologische fauna van Ja- pan’’, in welke weder 4 nieuwe soorten beschreven zijn, t. w. Callionymus Huguenini, Rhombus oligolepis, Myrophis heterognathus en Syngnathus koilomatodon. Is verstaan. Deze bijdrage te plaatsen inde Acta der Vereeniging. 33. Ingekomen boekwerken. Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering der Geneeskundige weten- schappen in Nederlandsch Indië, Dl. VI. Nieuwe serie, DI, 1, afl. 1 en 2 (van de Vereeniging). Die Gletscher der Jetztzeit von Albert Mousson. 8°, (van den schrijver). Het Regt in Nederlandsch Indië, 8e Jaargang no. 7 (van de redaktie). Legons de physique expérimentale, par l'abbé Nollet. Paris 1764 4 vol. 8° (van den heer Bleeker), Scheikundig onderzoek van water uit het kratermeer van den Patoea en der in zijn water voorkomende zwavelmelk, door P. J. Maier. Broch. 8°. (van den schrijver). Over de voorziening in de behoefte aan masthout in Nederland uit Nederlandsch Indië, door J. H. G. Jordens. Broch. 8°. (van den uitgever). Bijdrage tot de kennis der kajoepoeti-olie, door D. Ples (van den schrijver). Nadere berigten omtrent het voorkomen en den aard der Ge- tah pertjah, enz. 1858 Broch. 80. (van de redaktie Tijdschr, Nij- verheid in Ned, Ind.). 270 Onderzoek naar de zamenstelling eener witte stof, welke zich in het hart, alsmede in de scheuren van sommige djatiboomen afzet, waarom die boomen bij de inlanders den naam van djati- kapor dragen, door D. Ples. Broch. 8°. (van den schrijver). De Sekretaris, WeEITZEL. VERGADERINGEN DER NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDER- LANDSCH INDIË. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN OP DEN 23n Jury 1858, TEN HUIZE VAN DEN HEER BLEEKER. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreKER, President. A. J. D. SrrenstrA Toussaint, Vicepresident, P. J. Marrr. A. J. C. Ouprmans. A. W.P. Werrzer, Sekretaris. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden : 1. Brief van den hoogleeraar G.J. Verdam, te Lei- den, waarin hij dank betuigt voor zijne benoeming tot korresponderend lid der Vereeniging. 17 212 Notifikatie. 2. Brief van den heer Dr. G. Frauenfeld, behoorende tot de wetenschappelijke kommissie aan boord van het Oostenrijksche oorlogsfregat Novara, waarin hij nader bedankt voor zijne benoeming tot gewoon lid der Ver- eeniging. Notifikatie. 8. Brief van den heer J. J. Altheer, dank zeggende voor zijne benoeming tot adviserend lid der Vereeniging. Notifikatie, 4. Brief van den heer Storm van ’s Gravesande, dank zeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid der Ver- eeniging en kennis gevende, dat hij zich tot de gewone kontributie verbindt. Notifikatie, 5. Brief van den heer E. A. Lange, als voren. Notifikatie, De heer Lange biedt zich daarenboven aan tot het verzamelen en toezenden van naturaliën, waartoe hij, door zijne betrekking als dirigerend officier van gezond- heid 2° klasse en inspekteur der hospitalen op de buiten- bezittingen allezins in de gelegenheid is. Het aanbod met erkentelijkheid aangenomen. 6. Brief van den waarnemenden resident der Wester- afdeeling van Borneo, handelende over kontributiën ten behoeve der Vereeniging. In handen gesteld van den thesaurier. 7. Brief van den waarnnemenden resident van Soera- karta, begeleidende gecirkuleerd hebbende inteekenings- lijsten. Notifikatie. 3, Brief van den ingenieur l® klasse belast met de kre 213 leiding der dienst bij het mijnwezen, ter toezending van een gouvernements besluit, waarbij wordt toegestaan het kosteloos op steen brengen, bij het topografisch bu- reau der genie-direktie, ten behoeve van het Tijdschrift der Vereeniging, van de Geologische kaart van de Wes- ter-afdeeling van Borneo, behoorende bij de reeds vroe- ger ontvangene bijdrage van den ingenieur Everwijn, Wordt besloten die kaart tot het bewuste einde aan het topografisch bureau te zenden. 9. De heer Bleeker doet verslag van eene nieuwe verzameling visschen van Benkoelen, aangeboden door het lid der Vereeniging den heer J. A. W. Van Op- huijsen. De maleische namen, onder welke de gezondene soorten te Benkoelen bekend zijn, zijn door den heer Van Ophuiijsen bijgevoegd. De soorten zijn: 1* Ambassis urotaenia Blkr. — Sqridieng Mal. 2 Serranus urodelus CV. — Krapoe djenang Mal. 3 Mesoprion gembra CV, — Nauri selasi Mal. 4* Pristipoma argyreum CV, — Kerong tengah Mal, 5 »_paikeeli CV, — Kerong koeriek Mal. 6* Scorpaena polyprion Blkr, — Lepoe karang Mal, 7* Pterois volitans CV. — Lepoe pangantien Mal. 8* Platycephalus punctatus CV. — Badji-badji Mal. 9* Umbrina maecropterus Blkr. — Senagi Mal. 10* Upeneoides sulphureus Blkr, — Pinang-pinang Mal. 1* Polynemus Pfeifferi Blkr. — Koerouw Mal. 12 » melanochir CV, — Koerouw Mal. 18* Sphyraena Forsteri CV. — Zeteh Mal. 14* Gerres kapas Blkr. — Kapoer-kapoer Mal. 15* Scatophagus argus CV, — Ketang Mal. 16* Platax vespertilio CV. — Banna Mal. 17* Scomber loo CV— Soeassa Mal. 18* Cybium konam Blkr— Zangiri Mal. 274 19* Chorinemus toloo CV. — Pandan-pandan Mal. 20. Caranx Forsteri CV— Babeli Mal. 21. » ekala CV — Ganting Mal. 22* Carangoïdes citula Blkr— Zyjemin-tjemin, Babellang Mal. 23. Selar Kuhlii Blkr. —Baluto Mal. 24. Megalaspis Rottleri Blkr— Keling Mal. 25. Trichiurus haumela CV.— Baledanyg Mal. 26, Lactarius delicatulus CV— Kape-kape Mal. 27* Stromateoïdes cinereus Blkr.— Bawal Mal. 28* Equula gomorah Blkr— Matjo gedapang Mal. 29. Amphacanthus vermiculatus CV — Merang Mal. 30* Mugeil Ophuijsenii Blkr— Kadar Mal. Si” Batrachus gruunniens CV— Lepoe anjam Mal. 32* Fistularia immaculata Comm Tadak-pasir Mal. 33. Bagrus micracanthus Blkr— Sangget Mal. 84, Netuma nasuta Blkr— Gagoek poeti Mal. 35* Ariodes goniaspis Blkr— Gagoek hitam Mal. 36* Plotosus anguillaris Lac— Sambilang Mal. 87* Clarias leiacanthus Blkr— Limbeh Mal. 88. Barbus bilitonensis Blkr— Sepadak Mal. 39* Hemiramphus Gaimardi CV.— Dyjolong-djolong Mal. 40. Chirocentrus dorab CV — Parang-parang Mal. 41* Sardinella brachysoma Blkr— Berekoeng Mal. 42, Alausa kanagurta Blkr— Selangat Mal. 43* Eneraulis Brownii CV — Badar belang Mal. 44 » taty CV — Galeberan Mal. 45* Sauridichthys ophiodon Blkr— Kaladi Mal. 46* Plagusia Blochii Blkr.— Lada-lada Mal. 47* Ostracion cornutus L— Kambing-kambing Mal. 48* Gastrophysus lunaris J. Müll— Bontal pisang Mal. 49* Carcharias (Scoliodon) acutus Rüpp. — Yoe passir Mal. 50* 'Trygon macrurus Blkr— Pari-loeloek Mal. Van de bovengenoemde soorten zijn de met een * geteekende, ten getale van 85, nieuw voor de kennis der plaatselijke fauna van Benkoelen, van waar thans in het geheel 158 soorten zijn bekend geworden. Nieuw 215 daaronder voor de kennis der fauna van Sumatra zijn Pristipoma paikeeli CV., Sphyraena Forsteri CV, Mu- gil Ophuijsenii Blkr, Clarias leiacanthus Blkr en Car- charias (Scoliodon) acutus Rüpp. Het aantal bekende Sumatrasche vischsoorten stijgt daardoor tot 755. Slechts Mugil Ophuijsenii is nieuw voor de wetenschap en in den Prodomus Ichthyologiae Archipelagi Indici uitvoerig beschreven. De heer Bleeker geeft ter dezer gelegenheid volgend diagnostisch overzigt van de hem thans bekende soor- ten van Mugil van den Indischen Archipel. Conspectus specierum Mugilis Archipelagi indict ana- Lyticus, f. Dentes palatini. A. Squamae 26 in serie longitudinalí. a. Membrana palpebralis iridis marginem externum vix te- gens. Os supramaxillare ore clauso inconspicuum. Caput non vel vix longius quam altum. Os suborbitale emargi- natum. Lingua vitta dentium longitudinali mediana. Al- titudo corporis 4 fere in ejus longitudine. Fossa praevo- merina superficialis. P. 2/12, 1. Mugil oligolepis Blkr = Mugil macro- lepis Blkr ol. B. Squamae 27 vel 28 in serie longitudinali, Pinnae pectora- les nigricantes, a. Membrana palpebralis iridis marginem externum vix te- gens. Jsingua vitta dentium mediana, Fossa praevomerina profunda, * Altitudo corporis 4tad 5 in ejus longitudine. Spina dor- si 12 apici rostri vix magis quam basi caudalis approxi- 276 mata. Cauda postice altitudine 1} ad 1} in longitudine capitis. P. 2/15 vel 2/16, 2. Mugil vaigiensis QG. = Mugil mela- nochir K. v. H.= Mugil macrole- pidotus Rüpp. Xe Altitudo corporis 5% ad 5% in ejus longitudine. Spina dorsi la basi eaudalis magis quam apici rostri approximas ta. Cauda postice altitudine 2 in longitudine capitis. P. 2/14. 3. Mugil Rossi Blkr. b. Membrana palpebralis iridem magna parte tegens. * Altitudo corporis 4? in ejus longitudine. Cauda postice altitudine 2 in longitudine capitis. P, 14, 4. Mugil parmatus Cant. Squamae 50 in serie longitudinali. Lingua vitta dentium me- diana nulla. Fossa praevomerina nulla vel valde superfici- alis. Altitudo corporis 4} ad 43 in ejus longitudine. Os suborbitale emarginatum. a. Membrana palpebralis iridem magna parte vel totam fere te- gens. Cauda postice altitudine 1% in longitudine ecapitis; spina dorsi 14 medio rostri apicem inter et basin eaudalis sita. Pinna analis dimidio anteriore ante dorsalem radio= sam sita. 5. Mugil sundanensis Blkr= Mugil brachy- soma Blkr. b. Membrana palpebralis iridis marginem externum tantum te- gens. Cauda postice altitudine 2 in longitudine capitis. Spi- pa dorsi 1% basi eaudalis sat multo magis quam apici ros- tri approximata. Pinna analis tota fere ante pinnam dorsi 2m sita, 277 6. Mug ceramensis Blkr. D. Squamae 31 vel 32 in serie longitudinali. Lingua vitta den- tium mediana nulla. Fossa praevomerina nulla vel valde superficialis. Altitudo corporis 5 ad 5? in ejus longitudi- ne. Os supramaxillare ore clauso conspicuum. Os subor- bitale emarginatum. a. Membrana palpebralis iridem totam fere tegens. Spina dor- gi 1e rostri apici paulo vel non magis quam basi pienae caudalis approximata. 7. Mugil Valenciennesiù Blkr. b. Membrana palpebralis iridis marginem externum vix tegens: Spina dorsi la basi pinnae candalis gat multo magis quam rostri apici approximata, 8. Mugil Troschel Blkr. F Squamae 33 ad 36 in serie longitudinali. a. Membrana palpebralis iridem totam fere vel maxima parte tegens. * Lingua vitta dentium mediana. = Dentes vomerini. Spina dorsi 1a medio rostri apicem interet basin pinnae caudalis sita. Altitudo capitis 2 in ejus longitudine. Squamae 83 ad 35. 9. Mugil cephalotus Cant. an et CVP + Dentes vomerini nulli. f Cauda altitudine 23% ad 24 in longitudine capitis. Pinna analis dimidio anteriore ante dorsalem radio- sam sita, Squamae 33 vel 34, 10. Mugil Engel Bkr. Ff Cauda altitudine 2 fere in longitudine capitis. Pinna analis quinta vel quarta parte anteriore ante dorsa- lem radiosam sita. Squamae 35 vel 86, 278 11. MZugil cunnesius Blkr, an et CV.P ** Lingua vitta dentium mediana nulla, + Dentes vomerini nulli. Altitudo capitis 14 ad 13, in ejus longitudine. Cauda altitudine 1% ad 2 in longi- tudine capitis. Analis tertia parte anteriore ante dor- salem radiosam sita. Squamae 33 vel 84. 12. Mugil bontah Blkr. b. Membrana palpebralis iridis marginem externum vix tegens. Analis maxima parte ante dorsalem radiosam sita, Cauda altitudine 13 ad 2 in longitudine capitis. * Dentes vomerini. Lingua vitta dentium mediana. Os suborbitale valde profunde emarginatum. Pinnae pe:- torales capite longiores. Squamae 36. ! 13. Mugil labiosus CV. | *% Dntes vomerini et carina linguae media nulli. Qs guborbitale parum emarginatum, Pinnae pectorabs capite breviores. Squamae 84 vel 35. 14. Mugil borneënsis Blkr == Mugil adu: tus Blkr. F. Squamae 38 vel 59 in serie longitudinali. a. Pinna analis non vel vix ante dorsalem radiosam incipient. P. 2/16. Membrana palpebralis iridis marginem externun vix tegens. Lingua vitta dentium mediana. Dentes vomerini nulli. * Pinnae dorsalis radiosa et analis dorsali spinosa multo al- tiores, pectorales capite longiores. Spina dorsalis la ca-= È pite multo minus duplo brevior. Altitudo capitis 14 ad 14 in ejus longitudine. Squamae thoracicae la terales stria longitudinali notatae. 279 15. Mugil coervleomaculatus Lac. *X Pinnae dorsalis radiosa et analis dorsali spinosa altiores, pectorales capite breviores. Spina dorsi la ecapite duplo brevior. Altitudo capitis 11 in ejuslongitudine. Squamae thoracicae stria transversa notatae. 16. Mugel borbonieus Cant. an et CV.P b, Pinna analis dimidio anteriore ante dorsalem radiosam sita. X Membrana palpebralis iridem magna parte tegens. Pinnae pectorales capite breviores. Altitudo capitis 14 ad 12 in ejus longitudine. Squamae thoracicae stria transverga notatae 17. Mugil Ophuysenù Blkr. G. Squamae 40 ad 43 in serie longitudinali, Dentes vomerini nulli, a, Membrana palpebralis iridem maxima parte tegens. Lin- gua vitta dentium mediana. Pinnae dorsalis 2a et ana- lis vix vel non altiores quam longae, pectorales capite non breviores, 2/14 vel 2/15; analis tertia parte ante- riore ante. dorsalem 2m sita. Spina dorsalis la capitis parte postoculari longior. Squamae 40 ad42, Cauda al- titudine 2 in longitudine capitis. 18. Mugil Speigleri Blkr. b, Membrana palpebralis iridis marginem externum vix tegens. Cauda altitudine 14 ad 2 et paulo in longitudine capitis. * Lingua vitta dentium mediana. Os suborbitale non vel vix emarginatum. Analís vix vel non ante dorsalem 2m in- eipliens. == Labia gracilia non papillata. Altitudo ecapitis 14 ad 14 in ejus longitudine. Pinnae pectorales capite breviores, radiis 2/16 vel 2/17. Squamae 42 vel 43. 250 19. Mug avillaris GV? Blkr. +-+- Labia valde carnosa papillata, superius pupilla altius, Pinnae pectorales longitudine caput aequantes, radiis 2/15 vel 2/16. Squamae 41 vel 42, 20. Mugil macrocheilos Elkr. ** Lingua vitta dentium mediana nulla, == Labium superius valde carnosum sulco transverso inferne bipartitum. Pinnae pectorales capite vix breviores vel aulo longiores radiis 9 vel 2/14, Squamae 40, itudo lo 1 s radiis 2/13 vel 2/14, Squamae 40, Altitud capitis 1tad tin ejus longitudine. Analis tertia parte anteriore ante dorsalem 2m sita. 1. Mugil heterocheilos Bkr. De heer Bleeker zegt voorts, dat in deze opgave zijn opgenomen slechts twee soorten, welke hij niet bezit, t.w. Mugil parmatus Cant. en Mugil cephalotus CV. (volgens de bepaling van den heer Cantor); dat twee an- dere soorten, Mugil amarulus GV en Mugil cylindricus GV. naar de bestaande gegevens niet in het schema te plaatsen zijn, en dat, indien, wat hij niet vermoedt, Mugil amarulus dezelfde soort mogt zijn als zijne Mu- gil oligolepis en, wat hij wel vermoedt, Maugil eylin- dricus dezelfde als Mugil axillaris GV., het schema een volledig overzigt zou geven van alle thans van den Ar- ehipel bekende soorten van Mugil. 10. De heer Maier geeft eenige toelichtingen aan- gaande mineralen van Timor en Nieuw-Holland , door het oud bestuurslid den heer R. F. De Seijff aangeboden. 11. Vervolgens wordt toegelaten tot het doen van haar rapport de Kommissie, die in de vergadering van 24 Juny jl. was benoemd, om met gedelegeerden uit 281 de besturen van het Bataviaasch Genootschap van kun- sten en wetenschappen en de Nederlandsch Indische Maatschappij van Nijverheid te beraadslagen over eene Vereeniging van genoemde genootschappen. De heer Weitzel, lid dier kommissie, geeft kennis dat zijn medelid, de heer Steenstra Toussaint, door ambts- bezigheden is verhinderd geworden aan de gezegde beraadslagingen deel te nemen. Hij doet voorlezing van een procesverbaal, waarin de uitslag dier beraad- slagingen is vermeld, luidende als volgt: Proces-verbaal der Vergadering van de Komimissien uit het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en We- tenschappen, de Natuurkundige Vereeniging in DNe- derlandsch Indië en de Nederlandsch Indische Maat- schappij van Niyverheid. Tegenwoordig zijn de HH. G. Wassink, voor het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen. P. Breaker, voor het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen. A. W.P. Weirzen, voor de Natuurkundige Ver- eeniging in Nederlandsch Indië. P. J. Marer, voor de Nederlandsch-Indische Maat- schappij van Nijverheid. G. F. De Brum Kors, voor de Nederlandsch-In- dische Maatschappij van Nijverheid. Absent de heer A. J. D. Steenstra Toussainr, voor de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indië. De heer Wassink wordt uitgenoodigd het voor- zitterschap der vergadering op zich te nemen, het- welk hij zich laat welgevallen. 282 De heer Wassink herinnert kortelijk het doel der bijeenkomst en den inhoud van den brief van den fungerenden 1" gouvernements sekretaris van den 17n Juny 1858 N°.1665 in welke het gouvernement aan- geeft het denkbeeld van eene zamensmelting van het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschap- pen, van de Natuurkundige Vereeniging in Neder- landsch Indië en van de Nederlandsch-indische Maat- schappij van Nijverheid. De genoemde brief is ter tafel en wordt voor zoo veel noodig voorgelezen. Met betrekking tot de daarin onderwerpelijke aan- gelegenheid wordt over de volgende punten beraadslaagd : 1. Of de bedoelde zamensmelting geacht zou mogen worden te zijn in het belang der wetenschap? 2. Of zij zou zijn in belang der genoemde genoot- schappen elk afzonderlijk ? f 3. Of zij mogelijk of uitvoerbaar zou zijn op de grond- slagen, door het gouvernement aangegeven? 4. Of het gouvernement door de-bedoelde zamensmel- ting zou bereiken eene bezuiniging in de subsidies, met gelijktijdige betere ondersteuning van de behoefte der wetenschap ? 5. Of een enkel gebouw voor de verschillende ge- nootschappen wenschelijker zou zijn en voor het gou- vernement ekonomischer dan een gebouw voor elk genootschap afzonderlijk ? Na eene breedvoerige gedachtenwisseling, aan wel- ke door ieder der gedelegeerden wordt deel geno- men, komt men eenstemmig tot het eindoordeel, dat de door het gouvernement aangegevene vereeniging der verschillende genootschappen, evenzeer als de op- 283 rigting van een gemeenschappelijk gebouw voor die genootschappen, met betrekking tot de boven om- schrevene punten als niet wenschelijk is te beschou- wen, en tot het besluit, dat de afzonderlijke kommis- siën in dien zin aan de betrekkelijke direktiën der genootschappen zullen rapporteren. Aldus gedaan te Batavia den 20n July 1858. De gedelegeerden wit de Direktiën voornoemd. (w.g.) G. Wassink. P. BrLEEKER. A. W.P. Weirzer. P. J. Marren. G. PF. De BrumnN Kops. Nadat de president de kommissie voor hare verrig- tingen heeft bedankt, wordt na rijpe overweging goed gevonden en verstaan aan het gouvernement te schrij- ven als volgt: „Aan Zijne Wecellentie den Heere Gouverneur Gene- raal van Nederlandsch Indie. „Het bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Ne- derlandsch Indië had de eer te ontvangen de missive van den fungd. In gouvernements sekretaris, gedagtee- kend 17 Juny 1858 No. 1665. In dat schrijven werd, om redenen daarbij vermeld, in overweging gegeven, eene zamensmelting tot een ligchaam , van het Bataviaasch Ge- nootschap van kunsten en wetenschappen, van de Ne- derlandsch Indische Maatschappij van Nijverheid en van de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, 234 „ De direktiën dezer instellingen werden daarbij tevens uitgenoodigd om, in overleg met elkander, hun ge- voelen ter zake mede te deelen. „Ten einde aan dat verlangen te kunnen voldoen, had op den 20° July 1558 eene vergadering plaats van ge- delegeerden uit de verschillende direktiën voornoemd. De bedoelingen der regering, hierboven beknoptelijk uiteen gezet, werden daarin breedvoerig besproken en van den uitslag der beraadslagingen een proces-ver= baal opgemaakt, waarvan wij de eer hebben Uwer Ex- cellentie hiernevens een afschrift aan te bieden. „Op het bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië rust thans nog de verpligting, aan Uwe Excellentie, de gronden bloot'te leggen, waarop van zijne zijde tot dien uitslag is bijgedragen. „Dit bestuur is met de bestuurders der overige instel- lingen, die over het onderwerp gehoord zijn, van ge- voelen : vu 1*, Dat de bedoelde zamensmelting niet zou zijn in het belang der wetenschap.” „Om dit toe te lichten, zullen wij verpligt zijn be- knopt uiteen te zetten, op welke wijze en door welke middelen de Natuurkundige Vereeniging in Neder- landsch Indië werkt. „Dit geschiedt in geenen deele door het uitsluitend benuttigen der diensten van mannen, die zich, bij voor- keur en geheel, aan de nasporing der natuur en de beoefening der natuurkundige wetenschappen, hebben gewijd. Wanneer het Uwer Excellentie mogt goeddun- ken de Naamlijst der leden van de Vereeniging te raad- plegen, dan zal zij daaruit ontwaren, dat er betrekkelijk slechts zeer weinig namen, van eigenlijke natuurkundi- 285 gen, op voorkomen en zelfs onder de bestuursleden zal zij personen aantreffen die in geenen deele zouden willen beweren, dat op hen de naam van natuurkundige van toepassing is. „De Vereeniging bestaat in het algemeen slechts uit - mannen, die geheel doordrongen zijn van het hooge wetenschappelijke en praktische nut eener voortdurende en ijverige nasporing der natuur, in Nederlandsch In- dië, en die daartoe volgaarne en met al hun vermogen willen bijdragen. „De mededeelingen van een iegelijk, die op het gebied der natuur iets meent waargenomen of ontdekt te heb- ben, zijn der Vereeniging steeds welkom, zelfs al zijn zij ook niet van hare leden herkomstig. Door de zorgen van het bestuur, worden die waarnemingen of ontdek- kingen ter beoordeeling in handen van deskundigen gesteld. Zij worden dikwerf juist bevonden, en zoo is het reeds menigmaal gebeurd, dat door niet natuurkun- digen, aan de kennis der natuur in Nederlandsch In- dië, belangrijke diensten zijn ‘bewezen. Het bestuur der Vereeniging komt door eene uitgebreide korrespon- dentie, door het geven van inlichtingen, aanwijzingen en ophelderingen, aan dergelijke pogingen bestendig te gemoet. Het is er op die wijze en door de krach- tige medewerking van eenige hoogst wetenschappelijk gevormde mannen, die onder de leden der Vereeniging gevonden worden, in geslaagd, binnen weinige jaren, uitkomsten te verkrijgen, waarop het niet zonder grond met eenig welgevallen meent te mogen wijzen. „Het is er dus ver af, dat het bestaan der Natuur- kundige Vereeniging in Nederlandsch Indië tot eene ver- snippering van krachten zou leiden. Het draagt integendeel 286 in hooge mate bij, om een aantal krachten, die anders wer- keloos zouden zijn gebleven, in het leven te roepen en te benuttigen. Mogt het nu overigens waar zijn, dat daaren- tegen zoodanige personen, die toch niet werkeloos zou- den zijn gebleven maar zich nu uitsluitend aan hare belangen hebben gewijd, verloren zijn te achten voor zuster-instellingen, dan ligt ook hierin nog geen bewijs voor versnippering van krachten opgesloten. Men zou veeleer uit het ontstaan van zooveel verschillende we- tenschappelijke instellingen moeten opmaken, dat in Indië, op het gebied der wetenschap, eene heilzame verdeeling van den arbeid heeft plaats gehad, waardoor een ieder in staat gesteld is geworden zijnen tijd, zijne krachten en zijne bekwaamheden uitsluitend aan-dat eene vak te wijden, waartoe hij de meeste neiging en geschiktheid in zich gevoelt. Het is dan ook ontegenzeggelijk waar, dat in Indië nooit zooveel voor en door de weten- schappen is gedaan, dan nadat deze verdeeling heeft plaats gevonden. „Zien wij nu wat het gevolg zou wezen van de op- heffing der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië en hare hervorming in eene Klasse voor de Natuur- kunde, van eene Algemeene wetenschappelijke instelling, die tot het Gouvernement in soortgelijke verhouding zou staan, als de Koninklijke Akademie van Wetenschap- pen in Nederland. „Dergelijke instellingen zijn gewoon, en voor de waardigheid van den staat die ze in het leven riep ook verpligt, niet anders te werken dan met en door ge- leerden van naam. Tot het optrekken van haar ge- bouw, roepen zij een gering en bepaald aantal zeer hel- dere breinen en zeer krachtige handen te hulp. Zij 287 trachten hun doel te bereiken, niet door de hoeveelheid maar veeleer door de uitstekende hoedanigheden ha- rer medearbeiders. „Niet alzoo echter heeft de Natuurkundige Vereeni- ging in Nederlandsch Indië gehandeld of kunnen han- delen. Bij het optrekken van het wetenschappelijk ge- bouw, wat zij poogt te stichten, wordt, zooals gebleken is, ook het licht niet versmaad, wat soms oprijst in breinen die minder door hooge wetenschap zijn ontwik- keld en gevoed, of de enkele steen niet afgewezen, die door eene zwakke hand wordt aangebragt. Haar be- stuur onderzoekt, loutert en schift, maar hetis en blijft erkentelijk jegens iederen medearbeider en neemt soms ook den zwakke, wegens zijnen onverdroten ijver, voor goed in de Vereeniging op. „Dit alles neemt evenwel een einde, zoodra de Veree- niging eene klasse wordt van eene instelling, gelijk hier boven is aangeduid, want ook zij zal alsdan verpligt zijn, de regelen te volgen, die voor dergelijke instellin- gen, door de geheele wereld, geldig zijn. Ook zij zal dan slechts eigenlijke geleerden en natuurkundigen van naam, in haren boezem kunnen opnemen. Maar het getal harer leden zal daardoor uiterst gering worden want eerst dan, en niet bij de tegenwoordige orde van zaken, zal zij in ruime mate de gevolgen onder- vinden der beperktheid van het aantal personen, die zich hier uitsluitend aan de beoefening der wetenschap- pen wijden. Zij zal van hare ledenlijst de namen van zeer velen moeten schrappen die geenszins aan- spraak op den titel van geleerde maken en zich toch reeds hoogst verdienstelijk jegens de wetenschap hebben gemaakt. Zij zal hen, die ieder slechts een enkel pen- 18 288 ningsken vermogen bij te dragen, tot den schat die zij verzamelt, moeten afwijzen. Zij zal die menigte van nuttige krachten, die zij in het leven heeft geroepen en dagelijks ziet aangroeijen, weder aan werkeloosheid moe- ten prijs geven. Zij zal met aanmerkelijk geringere middelen moeten werken, dan tot nog toe het geval was, en dus ook minder belangrijk kunnen bijdragen tot den bloei der wetenschappen in Nederlandsch Indië. „Het volgende punt wat door ons behoort te worden toegelicht is: „n2e. Dat de zamensmelting, met andere genoot- schappen , niet zou zijn in het belang der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië.” „De Vereeniging heeft, gedurende haar geheele be- staan, nog geene tijdperken van kwijning gekend, maar zich integendeel bestendig mogen verheugen, in een’ steeds toenemenden bloei, zoodat zij zich in weinige jaren eene eervolle bekendheid heeft mogen verwerven, bij de mees- te geleerde instellingen door de geheele wereld. „Deze uitkomst, zij erkent het gaarne, is zij echter niet slechts verschuldigd aan haren ijver, maar ook aan de welwillende en krachtige ondersteuning, die zij van het Nederlandsch Indische Gouvernement mogt erlangen. Met standpunt wat zij bereikt heeft , boezemt haar ech- ter nog geenszins het aanmatigende zelfvertrouwen in, van te veronderstellen dat, bij eene zamensmelting der verschillende genootschappen in Indië, juist zij ge- spaard zou blijven en dat de zusterinstellingen in haar zouden worden opgelost. Het woord zamensmelting met andere genootschappen heeft dus voor haar geene andere beteekenis dan, wwisse vernietiging van haar bestaan met de onzekere kans van in betamelijke hou- 289 ding, onder eene andere gedaante, weder te verrijzen” Dat een zoodanige maatregel niet in haar belang kan wezen, zal wel geen nader betoog vereischen, evenmin als dat hij hoogst grievend zou zijn, voor zoo velen die, gedurende jaren met zoo een’ goeden uitslag, al hunne krachten aan de bevordering van den bloei der Veree- niging hebben gewijd. „Kon hare vernietiging nu nog dienen tot ontwikke- ling en aankweeking der wetenschappen, dan zou het billijk zijn, hare belangen ten offer te brengen aan belangen van hoogeren aard, maar wij hebben reeds aangetoond dat ook dit doel geenszins zou worden bereikt. „ Thans moeten wij betoogen: nu3°. Dat de meergenoemde zamensmelting niet wel uitvoerbaar zou wezen op de gronden, door het Gou- vernement aangewezen; 7d. 1. n met één gebouw en, naar het voorbeeld van het Koninklijk Instituut van wetenschappen in Nederland met verschillende afdeelingen, doch onder eere Aoofd- leiding, uitgaande van het Gouvernement, met dien verstande, dat, hoezeer wetenschappelijk onafhankelijk en buiten eenigen invloed, ’sGouvernements belangen evenwel in de toepassing van alle wetenschappelijk on- derzoek en verkregen uitkomsten, nimmer worden uit het oog verloren” „Het Koninklijk Instituut, thans Kouninklijke dAka- demie van wetenschappen, bestaat uit twee afdeelingen of klassen, waarvan een voor de Letterkundige en eene voor de Natuurkundige wetenschappen. De beide afdee- lingen hebben elk een bepaald aantal leden. De leden worden door de afdeeling benoemd, maar hunne benoee ming wordt door den Koning bekrachtigd. Zij betalen 290 hoegenaamd geene kontributie. Zij ontvangen gratis al de werken hunner Klasse en zij genieten zelfs reisgeld, wan- neer zij, van elders, de vergaderingen te Amsterdam komen bijwonen. „Geene enkele dezer verorderingen bestaat of kan be- staan, bij de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië of bij eenig ander wetenschappelijk genootschap in Nederlandsch Indië. Door ze in te voeren, dit is reeds bij de behandeling van het eerste punt gebleken , zou b.v. het aantal leden van de klasse voor de Natuurkunde tot een uiterst gering cijfer worden terug gebragt. „Het is toch geheel iets anders, nuttig op het gebied der wetenschappen werkzaam te zijn en den graad zij- ner verdiensten door zijne medeburgers te zien bepalen, dan op eenmaal, door de regering van een land, als het ware tot „ geleerde” geijkt te worden. Deze hooge onder- scheiding behoort slechts aan enkelen ten deel te vallen. „Mogt nu ook de Natuurkundige Vereeniging in Ne- derlandsch Indië, en zij is niet verwaand genoeg om dit te beweren, in haren boezem de stof bevatten tot het vormen eener dergelijke klasse, dan zou toch verre weg het grootste gedeelte harer leden, van de nieuwe instelling, blijven uitgesloten. Deze zouden eene grievende telen stelling, eene diepe vernedering ondergaan. Zij zouden zich, vermoedelijk, in geenen deele gestemd gevoelen om de Klasse in hare werkzaamheden te ondersteunen. Deze zou dus, tot hare eigene krachten, blijven beperkt en men zal gewis niet verwachten, dat door een gering aan- tal, vaak met ambtsbezigheden overladen mannen, zal worden tot stand gebragt, wat nu, door de, wij mogen het zeggen, bloeijende en uitgebreide Natuurkundige Vereeniging wordt verrigt. 291 „Over dit onderwerp ware nog veel in het midden te brengen, maar het staat in een zoo naauw verband met de overige te behandelen punten, dat het reeds elders gedeeltelijk is toegelicht en hieronder van zelf nader zal worden besproken. „Wij zullen er dus toe overgaan om aan te toonen: „u4e. Dat het gouvernement door de zamensmelting der genootschappen niet zou bereiken eene bezuiniging in de subsidiën, met gelijktijdige betere ondersteuning van de wetenschap.” „ Hoewel de leden der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië tot geene kontributie zijn verpligt, heeft toch het grootste gedeelte hunner, zich vrijwillig verbonden tot eene bijdrage van f 12 ’s jaars. De meesten zijn daarenboven inteekenaren op het Tijdschrift en op de Akten der Vereeniging. „De inkomsten, voortvloeijende uit de vrijwillige bij- dragen, zouden al dadelijk komen te vervallen, zonder door iets te worden vervangen, want ligt het reeds niet in den aard der zaak, dat een Gouvernement benoemingen doet of bekrachtigt waaraan niet alleen geene geldelijke voordeelen, maar zelfs geldelijke ver- pligtingen zijn verbonden, dan zou nog bovendien het Nederlandsch-Indisch gouvernement gewis het voor- beeld, van de meeste andere landen, willen volgen, en slechts wetenschappelijke, maar geene geldelijke, bij- dragen vorderen van de mannen, wier benoeming het zich voorbehoudt goed te keuren. „Het gouvernement zal ook gewis de werken der Vereeniging, of van de Klasse voor de Natuurkunde, even als dit elders geschiedt, gratis aan hare leden willen doen afleveren. 292 „Het getal inteekenaren op die werken zal bovendien sterk verminderen, want het is zonder moeite te voor- zien, dat zoo velen die gegriefd en teleurgesteld zijn ge- worden, zich aan alle ondersteuning der Nieuwe instel- ling zullen onttrekken. „Eene zeer belangrijke vermindering van inkomsten zal dus een der eerste gevolgen van de zamensmelting zijn. „De uitgaven daarentegen zouden er door aangroeijen. „ Zoo als aan Uwe Excellentie zal zijn gebleken, uit de normale begrooting, die wij reeds vroeger de eer had- den haar aan te bieden, bestaat er in het bestuur der Vereeniging geene enkele bezoldigde betrekking. Alle betrekkingen worden gratis en uit liefde voor de zaak, waargenomen. „Onder de genootschappen die met de Natuurkundige Vereeniging zamengesmolten worden en eveneens af- zonderlijke klassen, van de nieuwe instelling, vormen zouden, zijn er echter, die, reeds gedurende eene reeks van jaren, aan sommige betrekkingen in het bestuur, eene bezoldiging hebben verleend. De billijkheid die er in gelegen zou wezen om, eenmaal verkregen regten, te blijven eerbiedigen en het minder wenschelijke om maat- regelen te nemen, die tot het verflaauwen van den ijver zouden kunnen leiden, zouden gewis ten gevolge hebben, dat die bezoldigingen bleven gehandhaafd. Het zou dan echter hoogst onregtvaardig wezen, aan den sekretaris, bibliothekaris en thesaurier van de eene Klasse, toelagen te schenken en die te onthouden aan hen, die bij de andere klassen, dezelfde betrekkingen vervullen. Al de waarnemers dier betrekkingen staan tot hunne respektive Klassen, tot de geheele instelling en tot het 293 gouvernement, in dezelfde verhouding; de eene zal niet minder werkzaamheden te verrigten hebben dan de andere, en aan alle behooren derhalve gelijke regten te worden toegekend. Mogt men er toe overgaan slechts een sekretaris, een bibliothekaris en een thesaurier voor al de verschillende klassen aan te stellen, dan zal daaruit voor ieder hunner zulk eene vermeerdering van arbeid voortvloeijen, dat zij zich uitsluitend daaraan zullen moeten wijden, geen ander ambt daarbij zullen kunnen waarnemen en dus ook in overeenstemming daarmede bezoldigd en met vooruitzigt op pensioen begiftigd zullen dienen te worden. „De zamensmelting der genootschappen zou dus, een vermindering van inkomsten en eene vermeerdering van uitgaven, ten gevolge hebben en de behoefte aan subsi- diën van het gouvernement zou er slechts door aan- groeijen. „ Bindelijk blijft ons nog over te betoogen: nu 5e, Dat één enkel gebouw, voor de verschillende genootschappen, niet wenschelijker en voor het gouver- nement ook niet ekonomischer zou zijn, dan een gebouw voor elk genootschap afzonderlijk, „Het is duidelijk dat ieder der bestaande genootschap- pen, onverschillig of zij onafhankelijk van elkander blijven voortleven, dan wel, of zij voortaan slechts zelfstandige takken van eene hoofdinstelling uitmaken, het vrij wat verkieslijker moet achten, zijn afzonderlijk gebouw te bezitten, daneen gebouw met nog andere wetenschap- pelijke instellingen te deelen. „Er bestaat een zeker verband tusschen de verschil- lende wetenschappen, er is er geene die volkomen op zich zelven staat. Alle hebben zij punten van aanraking 294 met elkander. Hieruit vloeit onmiddellijk voort, dat ook de belangen der ligchamen, die zich speciaal aan de aankweeking of bevordering van eene wetenschap gewijd hebben, dikwerf in elkander grijpen. Hoe meer die ligehamen dus van elkander gescheiden blijven, hoe min- der botsingen er zullen plaats hebben. Mogt, bij eene volkomene scheiding, het eene zich ook al eens op het terrein van het hade begeven, dan geschiedt dit nog slechts in figuurlijken, in wetenschappelijken zin, maar zoodra zij hunnen zetel gevestigd hebben onder een en hetzelfde dak, waar zij alle gelijke aanspraken kunnen doen gelden, dan zal het, maar al te dikwerf, ook in letterlijken zin waar zijn. Het kan bijv. ligt geschieden, dat er twee zijn, die ieder een museum, voor denzelfden tak van wetenschap, willen oprigten of onderhouden, ter- wijl men zou kunnen beweren dat er toch slechts behoefte is aan een, en, wat hier meer zegt, ook slechts ruimte voor een kan worden aangewezen. De botsing is dan reeds daar en de beslissing zal niet genomen kun- nen worden, zonder der goede verstandhouding te schaden „Doch ook zonder dergelijke gevallen in rekening te brengen, is het ligt na te gaan, dat vooral de verdee- Jing der beschikbare ruimte tot talrijke moetjelijkheden aanleiding zal geven. Genootschappen die thans nog slechts kleine verzamelingen bezitten, dewijl zij, bij gemis van een gebouw, zeer veel moesten afwijzen wat daarin zou te huis behooren, zullen ook slechts voor weinig ruimte in aanmerking komen. Hunne verzamelingen kunnen echter ras aangroeijen en dan zullen zij zich op bekrompen voet moeten behelpen of de verzamelingen van andere verdringen. Over herstellingen, verbeterin- 295 gen en verfraaijingen in de gedeelten van het gebouw, door ieder genootschap gebezigd, en wat uit de alge- meene kas zal moeten geschieden, over het beschikken over zalen of over het geheele lokaal, tot het houden van bestuurs- of algemeene vergaderingen, en over een aantal zaken meer, kunnen bovendien voortdurend ver- schillen rijzen. „Daar nu evenwel de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië niet bij krachten is,om, uit eigen middelen, een gebouw op te rigten en zij daartoe, zonder bijstand van het gouvernement, wel nimmer zal geraken, gevoelt zij ook, dat zij zich, met al de overige genootschap- pen, die met haar in hetzelfde geval verkeeren , zooveel doenlijk zou behooren te verstaan, en datzij alle, des noods, over de verschillende hierboven opgenoemde be- zwaren zouden moeten heenstappen, wanneer hieruit, voor het gouvernement, tot hetwelk zij hunnen toevlugt nemen, slechts eene vermindering kon ontstaan, in de c.q. te verleenen ondersteuningen. „Beraadslagingen, onderzoekingen en berekeningen evenwel, die reeds vroeger hebben plaats gehad, toen men één gebouw wilde stichten, voor de Neder- landsch-Indische Maatschappij van Nijverheid, voor de Maatschappij ter bevordering der Toonkunst en voor de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, heb- ben het tegendeel bewezen. Men heeft toen, ook met den besten wil, geen bruikbaar ontwerp kunnen maken, wat voor minder dan voor f 300,000 zou zijn uit te voeren geweest. „Het is waar, dat destijds de Maatschappij ter bevor- dering der Toonkunst voor eene koncertzaal, en derhalve voor eene groote ruimte, in aanmerking kwam, maar in 296 hare plaats zou thans treden het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen, dat, wegens zijne uitge- breide verzamelingen, insgelijks eene aanzienlijke ruimte behoeft. Neemt Uwe Excellentie nu in overweging, dat de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië haar eene bijdrage uit ’s lands kas van f 43000 heeft ver- zocht, om een gebouw testichten, wat naar onze overtuiging even goed aan de eischen der wetenschap, als aan de waar- digheid van onzen landaard tn deze gewesten zou beant- woorden, dan gelooven wij ons niet aan overdrijving schuldig te maken door te beweren, dat welligt niet meer dan de helft der bovengenoemde som van f 300,000 zal gevorderd worden, om ieder der betrokkene genootschap- pen in het bezit te stellen van een afzonderlijk en allezins voldoend gebouw. „Zoo hebben wij dan getracht, in het bovenstaan- de, aan het verlangen van Uwe Excellentie te voldoen. Wij meenen aangetoond te hebben, dat eene zamen- smelting der verschillende thans bestaande genootschap- pen, niet zou leiden tot bevordering hunner wetenschap- pelijke en materiele belangen , evenmin als tot bevordering der belangen van het gouvernement. Wij zijn bij onze overwegingen alleen geleid geworden door de waarachtige zuchttot bevordering van den bloei der wetenschappen in Nederlandsch Indië. Wij weten, uit de afdoende ondersteuning, die wij reeds van Uwe Excellentie mogten erlangen, dat die zucht door haar allezins wordt gedeeld, en wij vinden hierin vrijheid om de belangen der Na- tuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, in de 297 voortdurende bescherming, van Uwe Excellentie aan te bevelen. Het Bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië. De President, BLEEKER. De Sekretaris, WerrzeL.”’ 13. Ingekomen boekwerken. Geschenk van de Academia R, das sciencias de Lisboa. Memoris da Academia le Seria. . 5 . … ‚ + « 1 vol. do. 2e » A PS Dette er RI do. Nava erase turn Dieet TiendPnD Portugaliai Monumenta Historica . . .. . .. 2 » Mnnalirdasscienciad'e Lettras … 4 vo egte ve 13.0 Niets meer aan de orde van den dag zijnde wordt de vergadering gesloten, De Sekretaris, WerIrzeEL. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN HEER Dr Bruijn Kops op DONDERDAG DEN 19" Avausrus 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrerKerR, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. G. A. Dr LANeE. G. F. De Bruun Kors, Bibhothekaris. M. Tu. Rricur, Zhesaurier. W. F. Versrree. A. J. C. OuprMaNs, A. W. P. Weirzer, Sekretaris, De notulen der vorige vergadering worden gelezen en na eenige diskussie goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. 1. Brief van den heer G. S. Augus, sekretaris der direktie van het Australian Museum te Sydney, gedag- teekend 5 Juny 1858, waarbij in antwoord, op het schrij- ven der Natuurkundige Vereeniging gedagteekend 5 Januarij 1857, gemeld wordt, dat het museum, de op- gegeven naturaliën, zooveel mogelijk , zal bijeenbrengen en naar Batavia verzenden, terwijl tevens wordt opge- geven, welke naturaliën men daarentegen, door tus- schenkomst der Vereeniging, uit Nederlandsch Indië, hoopt te ontvangen. Wordt besloten de toegezegde bezending af te wachten 299 en te pogen, aan het verzoek van het Australian Museum, te voldoen. 2. Brief van het lid den heer H. J. Lion te Batavia, gedagteekend 22 July 1858, houdende dankzegging voor zijne benoeming tot gewoon lid der Vereeniging. De heer Lion wenscht gerekend te worden onder hen die zich tot de kontributie van f/ 1 ’smaands hebben ver- bonden; hij zendt daarenboven, ten geschenke voor de bibliotheek der Vereeniging, het bekende, bij Mieling tes’ Gravenhage uitgegeven, chromolithographisch werk over de orchideeën in Nederlandsch Indië, van den hoogleeraar W. H. De Vriese. Wordt besloten den heer Lion den dank der Ver- eeniging te betuigen voor dit belangrijke geschenk. 8. Brief van het lid den heer Noordziek, adsistent resident van Padjitan, gedagteekend 14 July 1858, houdende kennisgave der afzending van naturaliën. Wordt voorloopig voor notifikatie aangenomen. ‚De heer Noordziek zegt verder nadere en omstandige berigten toe, over eene hoogst merkwaardige en uitge- breide grot, die door hem in het Padjitansche is bezocht. 4. Brief van het lid den heer Bernelot Moens, officier van gezondheid 2e klasse te Anjer, gedagteekend 6 Augus- tus 1858, belovende de toezending van naturaliën en begeleidende eene kleine hoeveelheid boonen van Ma- dagaskar. Deze boonen, door hem aan boord van een walvischvanger bekomen, werden daar als voedsel ge- bruikt en worden door hem zeer smakelijk genoemd. De berigten en toezendingen van den heer Bernelot Moens worden met erkentelijkheid ontvangen. Men be- sluit voorts de toegezonden boonen in handen te stellen van den heer Teijsmann, hortulanus van ’s lands planten- 300 tuin te Buitenzorg en lid korrespondent der Vereeniging, met verzoek de soort wel te willen bepalen en te willen mededeelen , wat hem welligt dienaangaande bekend is. 5. Brief van denzelfden, gedagteekend 12 Augustus 1858, ten geleide van een extrakt journaal van het ne« derlandsche barkschip Vriendentrouw , kapitein D. Gre- velink , wat, door tusschenkomst van den heer Bernelot Moens, aan de Vereeniging welwillend ter inzage wordt toegezonden. In dit Journaal is vermeld dat op den 10 Juny 1858, op 43°,12 z. b. en 37°,15' o; 1, derzeer doo ver men van top zien kon, overdekt was met doode dieren, alle gelijk van vorm, roodbruin van kleur en reeds in eenen staat van ontbinding verkeerende; ten 10 ure verminderde het aantal en ten 12 ure werden er geene meer gezien. De lengte dezer dieren was gelijkvormig van 18 tot 20 decimeters. Op 17°, z. b. en 105°, 40’ o. 1. spoelde aan boord een levend voorwerp van dezelfde soort; dit werd gedroogd en bij het Journaal overgelegd. Het behoort tot de de inktvisschen en wel tot de Loligines. Met erkentelijkheid wordt dit nieuw bewijs van de belangstelling des heeren Bernelot Moens, in de bevor- dering der kennis van de natuur, ontvangen. 6. Brief van den heer Schonck resident van Banjoe- mas, gedagteekend 28 July 1858, dank zeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid en zich verbindende tot de kontributie van f 1 ’smaands. Gesteld in handen van den thesaurier. 7. Brief van den heer Dolge, officier van gezondheid le klasse, gedagteekend 15 July 1858, dank zeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid. 301 Notifikatie. 8. Brief van den heer T. H. Eisinger, officier van gezondheid 8e klasse, gedagteekend 15 July 1858, zich aanbiedende tot het verzamelen van naturaliën op zijne tegenwoordige standplaats Semangka (Lampongsche dis- trikten). Dit aanbod wordt met erkentelijkheid aangenomen. 9. Brief van het lid den heer Dr. Wassink chef van de geneeskundige dienst, ter toezending van eenige mineralen herkomstig van het eiland Timor. Deze mineralen worden met erkentelijkheid aange- nomen en tot de plaatsing daarvan in het museum besloten. De heer Bleeker deelt mede, dat de verzameling rep- tiliën van Wonosobo, verzonden door het hd der Ver- eeniging den heer Dr. Arndt en vermeld in eene der jongste bestuursvergaderingen, sedert is aangekomen en dat die gebleken is te bestaan uit de volgende soorten. 1 Bronchocela jubata Kp. Hemidactylus platurus Blkr. Draco fuscus Daud. Euprepes Sebae DB. Pilidion lineatum DB. Calamaria Linnei Boie. Brachyorrhos albus Kuhl. Ophites subcinctus DB. Amphiesma chrysargum DB. Compsosoma melanurus DB. Tragops prasinus Wagl. Elaps furcatus Schl. Bungarus annularis Kuhl. 14 Rana tigrina Daud. SD OO Tl DD Tt ma O9 Lo he ii ed ek wv Io mt OO 302 15 Polypedates leucomystax fschud1. 16 „_Junghuhnü Blkr. 17 Rhacophorus Reinwardti Kuhl. 18 Miecrhyla achatina Tschudi. 19 Bufo asper Schl. De visschen bestonden slechts uit twee soorten, t. w. 1. Clarias batrachus CV. 2. Monopterus javanensis Lac. Is verstaan den heer Arndt den dank der Vereeni- ging te betuigen, onder mededeeling dat de direktie hoog op prijs stelt zijne voortdurende medewerking ter verrijking der zoölogische kennis van den Archipel, waartoe zich op zijne nieuwe standplaats te Timor-koe- pang zeker ruime gelegenheid zal aanbieden. 11. De heer Bleeker biedt aan ter plaatsing in het Tijd- schrift der Vereeniging eene Vierde Bijdrage tot de ken- nis der ichthyologische fauna van het eiland Timor, op- gemaakt naar aanleiding van eene verzameling visschen van Atapoepoe, aangeboden door den heer Dr. O. Brum- mer, officier van gezondheid der 2e klasse. In deze bijdrage is eene nieuwe soort beschreven onder den naam van Muraena Brummeri, terwijl 33 der van Atapoepoe gezondene soorten nog niet van Timor bekend waren. Is verstaan. De bijdrage op te nemen in het 17e deel van het Tijd- schrift der Vereeniging. 12. De heer Bleeker brengt ter tafel een gedeelte van het manuskript van het 2de deel van zijnen Ich- thyologiae Archipelagi Indici Prodromus, handelende over de Cobitinen. Hij verdeelt de Cobitinen daarin in zes geslachten, t. w. Hymenophysa MecCl., Cobitis Art. Blkr, Lepidoce- amen tn ne dd 303 phalus Blkr, Acanthopsis V. Hass., Acanthophthalmus V. Hass. en Cobitichthys Blkr. Deze geslachten zijn in den Prodromus gekenmerkt als volgt. Hymenophysa MeCl. Oeuli liberi. Cirri 6 vel 8, ros- trales 4, supramaxillares 2. Caput alepidotum. Spina suborbitalis. Nares anteriores patulae. Pinna dorsalis ventralibus opposita, caudalis biloba. Vesica natatoria duplex, posterior in cavitate abdominali suspensa. Cor- pus oblongum compressum. Species. archipel. Cobitis macracanthus Blkr, Cobitis Aymenophysa Blkr. Cobitis Art. Blkr. Oculi hberi. Cirri 4 ad 8, ros- trales 4, supramaxillares 2. Caput alepidotum. Spina suborbitalis nulla. Nares anteriores tubulatae. Pinnae dorsalis ventralibus opposita, ventrales ante medium corpus insertae. Vesica natatorla parva in cavitate os- sea vertebrali inclusa. Spec. archip. Cobitis fasciata GV. Cobitis Jaklesiú Blkr. Lepidocephalus Blkr. Oculi velati. Cirri 6 ad 8, ros- trales 4, supramaxillares 2, Caput squamosum. Spina suborbitalis. Nares anteriores tubulatae. Pinna dorsalis ventrales inter et analem sita. Vesica natatoria conspi- cua nulla. Corpus valde compressum. Spec. archip. Cobitis macrochir Blkr, Cobitis Hassel- ti CV. Acanthopsis V. Hass. Oculi velati. Cirri 6 ad 10, rostrales 2, supramaxillares 4. Caput alepidotum. Spi- na suborbitalis. Nares anterlores non tubulatae. Pinna dorsalis ventralibus opposita. Vesica natatoria parva in cavitate ossea vertebrali inclusa. Spec. archip. Cobitis choïrorhynchos Blkr, Cobitss macrorhynchos Blkr, 19 304 Acanthophthalmus N. Hass. Oculi velati. Cirri 6 vel 8, rostrales 2, supramaxtillares 4. Caput alepidotum, Spina suborbitalis. Nares anteriores tubulatae. Pinna dorsalis ventrales inter et analem sita. Vesica natato- ria conspicua nulla. Corpus valde compressum. Spec. archip. Cobitis Kuhlii CV, Cobitis oblonga CV. Cobitichthys Blkr. Oecult velati, Cirri 6 ad 10, ros- trales 2, supramaxillares 4. Caput alepidotum. Spina suborbitalis nulla, Nares anteriores tubulatae. Pinna dor- salis ventralibus opposita. Vesica natatoria parva tota in cavitate ossea vertebrali inclusa. Corpus valde com- pressum. Spec, archip. Colitis barbatuloides Bkr. De heer Bleeker licht de gronden toe, op welke hij deze geslachten aanneemt en vertoont de afbeeldingen van alle soorten, welke thans van den Indischen archi- pel bekend zijn, 13. Brief van den heer Vosmaer te Soengel-slan, eiland Banka, over inteekening op de Verhandelingen der Vereeniging, Gesteld in handen van den thesaurier. 14, Brief van den resident van Batavia, gedagteekend 16 Augustus 1858 no. 3025, verzoekende opgave in duplo van de namen der leden van de Vereeniging, voor het Naamregister voor 1859. _ Den sekretaris wordt opgedragen daaraan gevolg te geven. 14, Brief van den dirigerend officier van gezondheid ge klasse ter Sumatra's westkust, gedagteekend 8 July 1858 no, 281, ter terugzending van gecirkuleerd hebben- de inteekeningslijsten. 15, Brief van den waarnemenden resident der Westers 305 afdeeling van Borneo, gedagteekend 28 Juny 1858 no. 1371/23, over geldzaken der Vereeniging. 16. Brief van denzelfden, gedagteekend 9 July 1858 no. 2161/23, als voren. 17. Brief van den resident van Djokjokarta, gedagtee- kend 30 July 1858 no. 673, als voren. 18. Brief van den gouverneur van Celebes en onderhoo« righeden , gedagteekend 28 Juny 1858 no. 1205, als voren. 19. Brief van den adsistent resident van Biliton, ge- dagteekend 19 July 1858 no. 98, als voren. 20. Brief van den adsistent resident van Banjoewangt, gedagteekend 23 July 1858 no. 522, als voren. 21. Brief van den adsistent resident te Solok , gedag- teekend 29 Juny 1858 no. 250 als voren. 22. Idem van het lid korrespondent der Vereeniging den heer Hageman, gedagteekend Soerabaja 80 Juny 1858, als voren. 23. Een stortingsbewijs van verschuldigde kontribu- tie ten behoeve der Vereeniging. Wordt besloten de bescheiden en brieven no. 14 t/m 23 te stellen in handen van den thesaurier. 24. De president brengt voorts ter tafel, eenen bun- del mededeelingen, over aardbevingen en uitbarstingen van vulkanen ten dienste van het Tijdschrift der Ver- eeniging, uit de officiële Nederlandsch-Indische dag- bladen van 1808 — 1850, bijeengezameld door de heeren A. W.P. Weitzel, M. Th. Reicheen W. F. Versteeg; hij brengt aan deze HH. den dank der Vereeniging voor de genomene moeite. | 25. Worden voorgesteld en aangenomen tot gewone leden der Vereeniging de HH: O. Brummer, Officier van gezondheid 2e klasse, te Atapoepoe, 306 E.F. M. Helmkampf, Officier van gezondheid 2e klasse, ter Westkust van Sumatra. T. A. C. Van Kervel, Havenmeester te Anjer. 26. Ingekomen boekwerken. Illustrations d'Orchidées des Indes Neéêrlandaises, par W, H. De Vriese, professeur de Botanique à l'université de Leide. fol. (geschenk van den heer H, J. Lion te Batavia). Ueber die Rottlera-Arten des botanischen Gartens zu Buiten- zorg enz. von H. Zollinger, Broch. 8°. (van den schrijver). Ueber den Begriff und Umfang einer » Flora Malesiana” von H. Zollinger. Broch. 8° (van den schrijver). Scheikundig onderzoek van water uit het kratermeer van den Patoea, door P. J. Maier. Broch. 8° (van den schrijver). Aardstorting op Tidore, door J. H. Tobias. Broch. 82. Verslag enz. van eenige soorten van suikerriet, door P. F. H. ‘Fromberg. Broch. 8°. Tijdschrift voor indische taal-, land- en volkenkunde Dl. VII, Batav. 8°. Aflevering V en VI. (van het Batav. Genootschap). Uittreksels uit vreemde tijdschriften voor de leden van het Ko- ninklijk Instituut van ingenieurs 1857—1858, no. 2 Oktober. (van het Instituut). De Sekretaris, Werrzer. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN OQ" Auvausrus 1858, TEN HUIZE VAN DEN HEER GROLL. Tegenwoordig zijn de HH. P. Brrreker, President. A. J. D. SrrenstrA Toussaint, Vicepresident, G. F. De Bruin Kors, Bibkiothekaris. G. A. Dr LANGE. J. A. C. OupeEmans. M. Tr. Rricur, Zhesaurter. W. FE. Versreee. A. W.P. WeirzeL, Sekretaris, terwijl het lid der Vereeniging de heer J. G. X. Broek- meijer de vergadering als gast bijwoont. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. 1. Brief van het dirigerend lid der Vereeniging te Buitenzorg, de heer D. W. Rost van Tonningen , ge- dagteekend 4 September 1858, inhoudende het treu- rige berigt, dat, daags te voren, aldaar is overleden het adviserend lid der Vereeniging, de heer Dr. P. F. H. Fromberg, agrikultuur-chemist. De Vereeniging ontvangt dit berigt met innig leed- 308 wezen en gevoelt diep het groote verlies, wat de we- tenschap en zij zelve heeft geleden, door het afsterven van eenen man, die met zooveel ijver bezield en met zulke uitstekende talenten begaafd was. Wordt besloten de weduwe van den heer Fromberg de opregte deelneming der Vereeniging te betuigen en den heer Rost van Tonningen, die met den overledene bevriend was en tot hem in naauwe wetenschappelijke betrekking stond, te verzoeken, eene biographie ten dienste van het Tijdschrift der Vereeniging te willen za- menstellen. 2. Brief van de 7 Naturforschende Gesellschaft zu Ba- sel,” gedagteekend 24 December 1857, ter toezending van boeken en ter erkenning van de ontvangst van aan het genootschap afgezondene werken der Vereeniging. Wordt besloten de ontvangene werken in de boekerij te plaatsen en daarvoor den dank der Vereeniging te betuigen. 8. Brief van den heer Dr A. J. Anderson, van de Ko- kos-eilanden, nader dank zeggende voor zijne benoe- ming tot lid der Vereeniging en zich verbindende tot de gewone kontributie. Wordt gesteld in handen van den thesaurier. 4. Brief van den heer T. A. C. Van Kervel te An- jer, dank zeggende en zich verbindende als boven. Besloten als voren. 5. Brief van den heer J. E. Teiijsmann, le hortula-, nus van ’slands plantentuin te Buitenzorg en lid kor- respondent der Vereeniging, luidende als volgt: 309 Buitenzorg, 26 Augustus 1858. vn antwoord op uwe geachte missive’s van 28 April 1858 N°. 30 (l) en 21 Augustus jl. No. 73 (2) heb ik de eer alsnu te kunnen berigten. „Dat ik vergeefs naar de bij eerstgemeld schrij- ven toegezegde vruchten van de tangkawang heb uitgezien, doch dat mij onlangs door den president, den heer Bleeker, een kistje is geworden (38), waarin zich drie soorten van planten bevonden. Daarbij was eene met vruchten, welke ik bepaald voor eene soort van tangkawang houd, en wel voor eene nieuwe soort, met ongevleugelde vruchten, hoedanige mij nog niet be- kend waren, en waarvan wij nog geene planten be- zitten. „Het zal u voorzeker bekend zijn, dat er op Bor- neo verschillende soorten van tankawang voorkomen, waarvan de bekende mienjak tangkawang verkregen wordt, en welke soorten meest alle tot de familie der Dipterocarpeën schijnen te behooren, hoewel de onlangs door den heer Filet medegebragte pitten van eene soort van tangkawang, bepaald daarvan moeten onderscheiden worden. Ook op Sumatra komen uit diezelfde familie der Dipterocarpeën, vetgevende vruchten voor, welke te Palembang zelfs in den handel komen , onder den naam van mienjak kawang. (1) Geschreven ten gevolge der beslissing in de bestuursver- gadering van 23 April 1858. (2) Geschreven ten gevolge der beslissing in de bestuursver- gadering van 9 Augustus 1858. (3) Dit was de bedoelde toezending. 310 „De tweede soort, in het kistje voorhanden, is waar- schijnlijk Willughbeia firma, eene groote slingerplant, welker groote vruchten gegeten worden, en uit welker steng men eene soort van getah verkrijgt, op de west- kust van Sumatra bekend onder den naam van getah gitan. „De derde soort (misschien van den heester uit Kra- wang als koortswerend opgegeven?), schijnt mij toe tot de familie der Anonaceae te behooren, doch uit de enkele blaadjes daarvan is niets met zekerheid te be- slissen. „De zaden, mij bij uwen brief van 21 Augustus jl. toe- gezonden, en van Madagaskar herkomstig, behooren tot Phaseolus lunatus of Xuaresii, hier bekend onder den naam van katjang roaï. Daarvan bestaan hier vele va- rieteiten , zoo groote als kleine, en in verschillende kleu- ren, welke ook door de inlanders gegeten worden. De door u gezondene zijn, wat de kleuren betreft, hier echter vreemd, zoodat ik ze onmiddellijk heb aange- plant. Opkomende zullen ze wel genoegzaam zaad voor de verspreiding opleveren, waarom ik voor verdere toezending daarvan, zeer verpligt blijve. „Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn, enz. J. EB. TeErsMANN. w Bovenstaande inlichtingen van den heer Teijsmann worden met erkentelijkheid aangenomen. 6. Brief van het lid korrespondent den heer Hageman Hz. te Soerabaja, van den 18% Augustus jl., ten gelei- de van eenige reptiliën van Oost-Java, gedeeltelijk verza- meld door het lid den heer J. G. X. Broekmeijer, gedeel- telijk door den heer Hageman zelven. 811 De reptiliën, verzameld door den heer Broekmeijer bestaan uit de volgende soorten. Varanus bivittatus DB. Euprepes Sebae DB. Cylindrophis rufa DB. Dendrophis picta Boie. Tropidonotus quineunciatus Schl. Amphiesma subminiatum DB. Tragops prasinus Wag|l. Homalopsis buccatus Fitz. Rana tigrina Daud. Hylaedactylus baleatus Tschud:. Bufo biporcatus Schl. De reptiliën, aangeboden door den heer Hageman zijn voorwerpen van: Homalopsis buccatus Fitz. Dipsas multimaculatus Boie. Amphiesma subminiatum DB. Omtrent Homalopsis buccatus Fitz. is in den brief van den heer [Hageman aangeteekend, dat deze slang te Soerabaja oelar-welang genoemd wordt en gevan- gen is in het dok te Soerabaja en door haren ver- giftigen beet twee Javanen gedood heeft, waarvan een binnen eenige weinige uren na den beet gestorven zou zijn. De heer Bleeker is van oordeel, dat dit feit nader zal behooren bevestigd te worden, alvorens men het zal mogen aannemen, en hij is geneigd te gelooven, dat hier eenige vergissing zal plaats gehad hebben. De eigen- lijke oelar-welan of belan zijn de hoogst giftige soor- ten, welke op Java veelvuldig voorkomen en onder de namen van Bungarus annularis en Bungarus semifasci- atus in de wetenschap bekend zijn. De beet van de- 312 ze slang veroorzaakt inderdaad soms binnen een half uur tijds den dood. De heer Bleeker vermeldt een ge- val van een 14 jarig meisje te Batavia, hetwelk door eene oelar belang (Bungarus semifasciatus) gebeten zijnde, binnen 20 minuten overleed. Nu hebben de jonge voor- „werpen van Homalopsis buccatus in bandteekening veel van de beide javasche soorten van Bungarus en kunnen door oningewijden ligtelijk daarmede verwisseld worden, wat misschien in het door den heer Hageman medegedeel- de geval heeft plaats gehad. Homalopsis buccatus toch behoort niet tot de echte giftslangen, maar tot die, bij welke de gifthaak slechts gesleufdis en geheel ach- ter in de bovenkaak geplaatst en kort. Menschen schij- nen deze slang dan ook weinig te behoeven te vreezen, en de heer Bleeker zegt, te Batavia, waar zij in de modderige haven bij de landingsplaats en in sloten veelvuldig voorkomt en met lussen aan een’ touwtje of met wormen of kleine visschen door inlanders dik- werf wordt gehengeld, kinderen en grootere inlanders meermalen met deze slang te hehben zien spelen, zon- der dat zij er eenige vrees voor hadden. Omtrent Dipsas multimaculatus is door den heer Hageman aangeteekend, dat zij gevangen is te Pasoe- roean, waar zij onder den naam van oelar poespo-kad- jang bij de inlanders bekend is. Het voorwerp van Amphiesma subininiatum zou insgelijks te Pasoeroean, in de rivier, gevangen zijn, oelar lempeh heeten en zeer vergiftig zijn. Het laat- ste is echter zeer zeker niet het geval, daar Amphies- ma subminiatum, zoo als bekend is, volstrekt geene gifthaken heeft en tot de onschadelijke slangen behoort. De inlanders houden de oelar poespo-kadjang ins- 313 gelijks voor zeer giftig, wat evenzeer te betwijfelen is, vermits Dipsas multimaculatus slechts gegleufde gifthaken achter in de bovenkaak heeft. Wegens hare kleurtee- kening kunnen oningewijden haar echter ligtelijk ver- wisselen met Trigonocephalus rhodostoma Rwdt, de oelar biloedak der West-Javanen, welke inderdaad eene der gevaarlijkste giftslangen is. De heer Bleeker wijst er verder op, hoe onkundig de inlanders in het algemeen zijn, omtrent de giftige of niet giftige geaardheid der slangen; hoe zij dikwerf de meest onschuldige slangen, bijvoorbeeld de soorten van Cylindrophis, Calamaria, Typhlops enz. vrezen, ter- wijl zij met het gevaarlijke van meerdere giftslangen onbekend zijn. Hij is niet vreemd aan het denkbeeld, dat de op Java zoo veel geruchts makende genezingen, welke toegeschreven worden, aan het opleggen op de slan- genbeten van rhinoceroshoorn, grootendeels te brengen zijn op rekening van het niet giftige der slangen, door welke die beten toegebragt waren. [ij betoogt verder, onder aanhaling van voorbeelden, dat de geneeskracht van rhinoceroshoorn bij slangenbeten ook nog allezins bevestiging verdient in die gevallen, waar zekerheid be- stond, dat de beten door echte giftslangen waren te weeg gebragt en dat het alzoo als allezins wenschelijk te achten is, dat bij de dikwerf in deze gewesten voor- komende verwondingen van slangen, de slangen zelve aan deskundigen tot onderzoeking worden toegezonden, onder geleide van naauwkeurige aanteekeningen omtrent het verloop der vergiftiging en den tijd en wijze van aanwending van den rhinoceroshoorn of van andere ge- neesiniddelen. De bekende echte javasche giftslangen, de zeeslan- 314 gen niet medegerekend, zijn : Bungarus annularis Kuhl. „semifasciatus Schl. „ flaviceps Reinh. Dimeresurus Boiei Blkr. Naja tripudians Wag]l. Elaps virgatus Schn. 1" bivirgatus Schl. BEchidna elegans Merr. Trigonocephalus rhodostoma Rwdt. Bothrops viridis Wagl. / nigromarginatus DB.?. Tropidolaemus Wagleri DB. y Schlegelii Blkr. Atropos puniceus Wag|l. De heer J. G. X. Broekmeijer, in de vergadering tegenwoordig zijnde, wordt voor de welwillende toe- zending der hierboven bedoelde reptiliën bedankt, terwijl ook besloten wordt, den heer Hageman de er« kentelijkheid der Vereeniging te betuigen. 7. Brief van het lid den heer Dr. J. W. E. Arndt, van Timor-koepang den 19n July jl. aanbiedende: | 1. Twee slangen gevangen in Midden-Java bij Wo- nosobo, zijnde voorwerpen van. Ophites subcinctus Wagl. en Calamaria quadrimaculata DB. 2. Eene gekko van Manado, zijnde een volwassen voorwerp van Hemidactylus variegatus, en 3. Eenige jeugdige voorwerpen van Exocoetus spe- culiger CV., gevangen bij de rotsen aan den voet van Goenoeng Api (Banda). 915 Is verstaan dank te betuigen voor de toezending. 8. Brief van den heer Van Ranzow, gedagteekend Batavia, 4 Augustus 1858, over een door hem ingezonden antwoord op de prijsvraag van den heer Heckler, over het tegengaan van den klander in de rijst. Wordt gehouden in advies. 9. Brief van het lid der Vereeniging den heer Dr. F. A. Schneider, officier van gezondheid 2de klasse, gedag- teekend Amboina l Augustus 1858, meldende de aan- staande toezending van naturaliën. Wordt voorloopig voor notifikatie aangenomen. 10. De heer Bleeker berigt dat het mineraalwater en de visschen van Patjitan, verzameld door het lid den heer D. G. Noordziek, welker afzending vermeld is in de notulen eener vorige bestuursvergadering, sedert zijn ontvangen. Een voorloopig onderzoek der vischverzameling heeft hem doen zien, dat zij meerdere nieuwe soorten bevat, en dat zij in het geheel uit meer dan honderd soorten bestaat, omtrent welke hij in eene volgende vergadering nader verslag hoopt uit te brengen. Is verstaan : a. Den heer Noordziek dank te betuigen voor zijne belangrijke toezending en hem uit te noodigen eenige nadere inlichtingen te willen geven omtrent de bronnen, uit welke het mineraalwater af komstig is. b. Den heer Van Gorkum, apotheker te Batavia, uit te noodigen, het mineraalwater scheikundig te willen onder- zoeken en van den uitslag van het onderzoek aan de direk- tie mededeeling te willen doen. 11. De heer Bleeker stelt voorts ter bezigtiging een aantal vischsoorten van Palembang, verzameld en aangebo- 916 den door den heer Mr R.V. Heyliger. Deze verzameling bestaat uit 87 soorten, waaromtrent nader verslag zal worden gedaan. Een dier soorten, Petroskirtes Heyligeri, is nieuw voor de wetenschap. Is verstaan, den heer Heyliger den dank der direktie te betuigen. 12. Brief van den heer F. H. Deissner, officier van ge- zondheid 3e klasse, van Batavia Augustus 1858, begelei- dende eene verzameling vischsoorten van Batoeroessak en Blinjoe (eiland Banka), alsmede drie schildpadden van Banka. De schildpadden zijn Cistudo Diardi, Cistudo ambot- nensis en eene nog niet bepaalde soort. De visschen bestaan wit 53 soorten, meerdere van welke nog niet van Banka bekend waren en waarom- trent nader verslag zal worden gedaan. Is verstaan: Den heer Deissner den dank der direktie voor de aanbieding te betuigen. 13. De heer Bleeker brengt ter tafel eenige vischsoor- ten, gevangen bij Tanara en hem toegezonden met onleesbare opgave van den naam van den inzender. Deze soorten zijn. Serranus formosus CV. „_boenack CV. „_ pardalis Blkr. Mesoprion fulviflamma QG. fherapon theraps CV. Platycephalus scaber CV. Scatophagus argus CV. Pempheris mangula CV. Oe DO mf OO IH NT A 917 9 Elacate mottah GV. 10 Gnathanodon speciosus Blkr. 11 Trichiurus savala CV. 12 Glyphisodon bengalensis CV. 13 n_ecoelestinus CV. 14 Echeneis neucrates L. Alle deze soorten komen ook in de baai van Batavia voor en behooren daar tot de gewone soorten. Is verstaan den toezender langs dezen weg den dank der direktie te betuigen. 14, Brief van den adsistent resident van Djokjo- karta, gedagteekend 16 Augustus 1858, ter toezen- ding van kontributiën, ten behoeve der Vereeniging ontvangen, 15. Brief van het lid den heer Dr. Van Hattum, ge- dagteekend Kalipatten 3 September 1858, ter toezen- ding van zijne vrijwillige kontributie ad f 30 ’s jaars, over het jaar 1857, 16. Brief van den resident van Timor, gedagteekend 23 July 1858, ter toezending van kontributiën, ten be- hoeve der Vereeniging ontvangen. | Wordt besloten de brieven, vermeld onder No. 14, 15 en 16 te stellen in handen van den thesaurier. 17. Worden voorgesteld en aangenomen tot gewone leden der Vereeniging, de HI, H. D. A. Van der Goes, Resident van Banda. Mr. R. V. Meyliger, Advokaat te Batavia. F. H. Deyssner, Officier van gezondheid der 8e kl. op Onrust. 18. Ingekomen boekwerken. 318 Bataviaasch Handelsblad 1858. No. 41—51 (van de Redaktie). Journal of the Proceedings of the Linnean Society, Zoology No. 4, 5 and 6 (van de Society). Journal of the Botany, No. 4, 5 and 6 (van de Society). List of the Linnean Society of London, 1857 8° (van de Society). Addres ete. of fhe Linnean Society on Monday, May 25, 1857 (van de Society). The Transactions of the Linnean Society of London, Vol. XXIL part the second 4° (van de Society). Verhandlungen der Naturforschende Gesellschaft in Basel, Vier- tes Heft, 8°. (van de Gesellschaft). An Englisch Index to the plants of India completed in H. Pid- dington 8° (van den heer Zollinger). Programma van de Hollandsche Maatschappij van Ekkel pen te Haarlem, voor het jaar 1858 4° (van de Maatschappij), De Sekretaris, WerrzeL. BESTUURSVERGADUERING, GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN HEER OUDEMANS OP DEN 250 SrPrEMBER 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P. Brreker, President. A. J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. G. F. De Bruron Kors, Bebkvothekaris. G. A. Dr Larner, J. A. C. OuDrEmanNs. M. Tu. Rerenr, Zhesaurser. W. F. Versreee, A. W.P. Weirzer, Sekretaris. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. 1. Brief van het korresponderend lid der Vereeni- ging den hoogleeraar S. A. Bleekrode, van den 6n Augustus 1858, waarbij een stuk ter plaatsing in het ‘Tijdschrift der Vereeniging wordt aangeboden, hande-« lende over de koolformatie van Borneo, 90 320 Na kennis genomen te hebben van den inhoud wordt het stuk, ter voldoening aan den wensch van den schrijver, gesteld in handen van den hoofdredakteur. 2. Brief van den resident van Rembang van den 14 September 1858, in antwoord op een schrijven der Ver- eeniging omtrent zoogenaamde vuur- of modderwellen welke in de residentie Rembang zouden bestaan (zie notulen der Vergadering van den 15 July 1858). De inlichtingen, door de Vereeniging gevraagd, zijn vervat in een rapport van den 28n Augustus 1858 van den heer H. A. F. De Vogel, kontroleur der landelijke inkom- stenen kultures te Bodjonegoro aan den adsistent resi= dent aldaar en luidende als volgt: „In voldoening aan uwe apostillaire dispositie van den 12n dezer no. 1093/1 gesteld op een afschrift-mis- sive van de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, dd. 19 July No. 59, betreffende de zoogenoem- de vuur-en modderwellen in deze afdeeling, heb ik de eer u te berigten, dat er, voor zoo ver mij bekend is, geen modderwellen of soortgelijke wellen in de- ze afdeeling bekend zijn, welke ik nog al tamelyk dik- wijls doorkruist heb. Wel bestaat er iets, dat men met den naam kan bestempelen van eene vuurwel. Dit natuurverschijnsel is te zien midden in een djati-bosch omstreeks 10 of 11 palen van de hoofdplaats gelegen, in eene z. 4. w. rigting. Om er zich heen te begeven gaat men van de tegenwoordige hoofdplaats regelregt zuidwaarts naar de voormalige hoofdplaats dezer afdee- ling (in 1830 door de brand als afgeloopen en ver- woest) Radjegwessi of de oudere ddistrikts hoofdplaats Ngoempak (thans dessa Ngoempak), waarover de vroegere groote weg liep naar Padangan naar Soerabaja, welke weg 321 vervallen isen vervangen door een’ anderen weg, welke over de tegenwoordige hoofdplaats loopt. De weg van Bodjonegoro naar de dessa Ngoempak, die de hoofdplaats vereenigde met den toenmaals grooten binnenweg, is nog berijdbaar en is 4 palen lang. Van dessa Ngoem- pak rijdt men te paard in dezelfde rigting, met eene zeer geringe afwijking ten westen, naar de schoon ge- legene dessa Dander, alwaar eene fraaije bron ontspringt (uit een kalklaag welke daar aan de oppervlakte der aarde te voorschijn komt en zeer fraaijen kalk oplevert), die vroeger eene badplaats was , waarvan de ingezetenen van. Radjegwesi tot vermaak gebruik maakten. Deze weg, die thans vervallen is maar vroeger met den wa- gen berijdbaar was, is ook 4 palen lang. Van Dander gaat men in een w. z. w. rigting ten w. door een djati-bosch over een eenigzins kronkelend voetpad, bijna ongeveer 4}. palen lang, naar de plaats van de zoogenoem- de vuurwel, door den inlander kajangan- api genoemd (cartinaronemeh, vuurgod of vuurgeest, verblijf van een geest en smereren, godenverblijf of verblijf van een geest en wrd). In een regelregte rigting w. z. w. ten w. zal die plaats ongeveer 3 palen verwijderd zijn van Dan- der, en zij zal naar gissing een paar honderd voeten hooger liggen dan Bodjonegoro. „De kajangan-api is een rond gat van omstreeks 25 rijnl. voeten diameter (waar gebakken steenen om heen liggen, die doen denken dat er in overoude tijden een tempel heeft gestaan) en 9 rijnl. voeten diep kegelvormig toeloopende. Uit de diepte waar de grond gebarsten is, stroomt een ontbrandbare gas- soort, die een zigtbare vlam vormt van 4 en soms van 9 à 10 voeten hoogen 5 tot 6 voeten diameter, Jk zou 922 wel in gissingen mij kunnen verdiepen aangaande de bestanddeelen van deze gassoort, maar met zekerheid kan ik er niets van zeggen, omdat mij de chemische toe- stellen en reagentiën daartoe ontbreken. Om het gat heen wordt men, soms meer soms minder, een sterke reuk van zwaveligzuur gewaar. De grond bestaat in de omstreken uit eene zandachtige zware klei. In den regentijd is het gat gevuld met water, waardoor het gas heenborrelt en aan de oppervlakte met eene over dag onzigtbare vlam brandt, die men slechts gewaar kan worden door de httte, en door er een stuk hout in te houden, dat alsdan terstond in brand geraakt. Zoodra het water in het gat begint te verminderen en de bene- denste grond nog modder is, dan worden er wel eens stukken modder naar boven geworpen. Misschien heeft dit aanleiding gegeven te zeggen, dat er modderwellen bestonden. „Vijftig passen bewesten heeft men eene andere wel van ontbrandbaar gas, dat echter aangestoken moet wor- den. Men vindt in de omstreken van dit gat ijzererts. Men wordt bij deze wel gewaar eene sterke lucht van „wavelwaterstofgas en van aardolie. Om beide beschre- ven wellen heen, groeijen verschillende gewassen, en djati-boomen verspreiden hunne takken met loof onge- hinderd er over heen. „Hier en daar duiden doode takken aan, dat de vlam soms, maar zeldzaam, wel wat groot is geweest en ze verzengd heeft. De grond is van Bodjonegoro af zacht opwaarts hellend tot aan de kajangan-api toe en blijft zoo hellend, tot dat men in het gebergte komt. „Het gat ligt in gelijken bodem en niet, zoo als door- gaans, op een heuvelachtig terrein. Dit is alles, wat ik 325 * van dit verschijnsel kan melden omdat mij tot nadere onderzoekingen de middelen ontbreken ” De heer H. A. Steijn Parvé, adsistent resident van Bodjonggoro, zegt in zijn schrijven van 6 September 1858 no. 1221/1, waarbij bovenstaand rapport den resi- dent van Rembang wordt aangeboden , nog het volgende. „Na de toelichting door den kontroleur De Vogel ge- geven, vermeen ik daaraan niets te moeten toevoegen. Alleen zij hier aangestipt, dat wel eens beweerd wordt, dat het vuur, hetwelk zigtbaar uit de wel stijgt, niet van zelf zoude zijn ontstaan, maar dat de ontbranding daarvan, uit bijgeloof, door de inlanders wordt bewerk- stelligd; eene omstandigheid, die, indien zij wezenlijk plaats vond, niet zonder waarde zoude zijn, bij het gissen naar de gassen, die het natuurverschijnsel te weeg brengen. „ Ofschoon het bestaan van eene andere kleine wel, waarbij de zelfontbrandbaarheid minder opgemerkt is, eenige versterking aan dit voorgeven bijzet, moet ik evenwel, na de zoo bepaalde verzekeringen van den re- gent en andere geloofwaardige personen, het er voor houden, dat zulks geenszins het gevalis, maar dat het vuur van de wel kajangan-api, wel degelijk van zelf ontstaat, zonder van buiten af te zijn aangebragt. ” Wordt besloten den resident van Rembang den heer Van Lawick van Pabst, die bij zijnen hierboven ge- noemden brief afschriften van deze belangrijke stukken aan de Vereeniging heeft doen geworden, even als de beide reeds genoemde heeren, benevens den sekretaris den residentie den heer Ketting Olivier en den regent van Bodjonegoro Radhen Adhipati Tirto Noto, voor de welwillendheid, waarmede zij in deze de pogingen der 324 Vereeniging ter bevordering van de kennis der natuur in Indië hebben ondersteund, dank te zeggen. De beschrijvingen bovengenoemd en een schetskaar- tje van de omstreken der kajangan-apt zullen worden gesteld in handen van den heer Versteeg, om hem, voor zoo veel noodig, te dienen bij de afwerking zijner kaart van de residentie Rembang, bestemd voor den grooten Geographischen Atlas van Nederlandsch Indië, begonnen door P. Baron Melvill van Carnbee en door den heer Versteeg voortgezet. Voorts hebben gedachtenwisselingen plaats omtrent den aard der gassen, uit de zoogenaamde vuurwel op- stijgende en worden bedenkingen geopperd tegen het beweren, dat de gassen, door water gedrongen zijnde, van zelve zouden ontvlammen. Men begrijpt, dat wa- terstofgas, door een’ bodem dringende, waar het kan verdigt en daardoor verhit worden, van zelf tot ont- vlamming kan geraken, maar die verdigting zal niet plaats hebben in water. Een nader onderzoek ter plaatse door een scheikundige komt der direktie allezins wen= schelijk voor. 8. Rapport van den heer Steenstra Toussaint van genomen proeven aangaande de werking van dawon bitjetah als geneesmiddel tegen koorts, luidende als volgt : „ Met de mij ter hand gestelde dawon bitjetah heb ik de drie en dertig eerste binnen gebragte koortslijders behandeld. „Zestien dezer leden aan de katarrhale en acht aan gastrische koortsen, terwijl de overige negen gevallen zuivere intermittentes waren. „De 16 lijders met febris catarrhalis genazen allen on- 325 der het gebruik van eene infusie van de dawon bitje- tah binnen den tijd van vijf dagen. „ Aan de 8 met febris gastrica behebte lijders werd eerst een buikopenend middel en daarna de infusie van bitjetah toegediend. Allen herstelden binnen de zeven dagen, met uitzondering van één, bij wien de ziekteverschijn- selen op den derden dag zoo toenamen, dat ik mij niet verantwoord achtte, de behandeling met een nog onbekend middel voort te zetten. Na het gebruik van sulphas chinii was de toestand den volgenden dag merke- lijk beter en de lijder herstelde onder het verder gebruik van dit middel. „Onder de 9 intermittentes waren slechts twee vrij hevig, die mij, de eene na twee, de andere na zes da- gen, noodzaakten de dawon bitjetah met kinine te ver- wisselen, waarna zij spoedig genazen. „ Hoezeer het getal observatiën nog slechts gering is, geloof ik toch reeds te mogen besluiten, dat aan de dawon bitjetah geene merkbare koortswerende kracht kan toegeschreven worden. „ Dat de meeste der opgenoemde gevallen onder het gebruik van dit geneesmiddel genazen bewijst niets, want het is bekend, dat de meeste niet kwaadaardige koortsen bij goede dieet en doelmatige verpleging, zon- der verdere koortsdrijvende middelen genezen, vooral bij menschen, die in hun gewone leven veel aan sterk afwisselende temperatuur zijn blootgesteld, veelal op den grond slapen, enz. „Dat de bitjetah in geene deele met sulphas chinit kan vergeleken worden, blijkt al genoeg uit de weinige gevallen, waar de koorts, onder het gebruik van dit mid- del dagelijks heviger wordende, onmiddellijk week na het 926 toedienen van eenige giften kinine.” De president bedankt den heer Steenstra Toussaint van hetgeen ten deze door hem weder in het belang der wetenschap is verrigt. 4. Brief van den heer Hageman, lid korrespondent der Vereeniging, van den 11" September 1858 , waarbij o. a. met welwillendheid ten gebruike worden afgestaan eenige zijner manuskripten, die met nut schijnen geraad- pleegd te kunnen worden bij het zamenstellen van een register van Indische plantennamen, waarmede de heer Filet zich onledig houdt (zie notulen der vergadering van 24 December 1857 no. 18). Wordt besloten die manuskripten den heer Filet ter kennisneming te doen geworden. Voorts biedt de heer Hageman voor de verzameling der Vereeniging aan, een getal van niet minder dan 46 land-en zeekaarten, welke met erkentelijkheid aangeno- men en in handen van het bestuurslid den heer Versteeg ge- steld worden, met verzoek , daarvan later verslag te doen. 5. Kenige statistische opgaven omtrent aardbevingen op Java enz. van den heer Hageman. 6. _Overzigt der vulkanische verschijfselen op Java, waargenomen en bekend geworden over 1857, even eens van den heer Hageman. De beide laatstgenoemde stukken worden in dank aangenomen en gesteld in handen van den hoofdredak- teur, ter plaatsing in het Tijdschrift der Vereeniging. 7. Brief van den heer F. W. Conrad te 'sGraven- hage, vat 1 Juny 1858, dank zeggende voor zijne be- noeming tot korresponderend hid der Vereeniging. Aangenomen voor kennisgeving. 8. Brief van Kaiserliche Akademie der Wissen- 827 ES ‘ ‚schaften te Weenen van 1 Augustus 1858, handelen- de over werken der Vereeniging die der Akademie neg niet zijn geworden en verzoekende opgave van die werken der. Akademie, welke in de bibliotheek der Vere eeniging nog mogten ontbreken. Wordt gesteld in handen van den bibliothekaris om het noodige te verrigten. 9. Brief van den heer Buwalda, te. Soerabaja, van den 9a September 1858, over het plaatsen in het Pijdschrift der Vereeniging eener opgave van preparaten, getrokken uit de bronnen te Genoh-watoe, aan welk verzoek be- reids vroeger was voldaan. 10. Brief van de boekhandelaren Lange & Co. te Ba- tavia van 15 September -1858, meldende dat door hem als uitgevers der Vereeniging verzonden is. In Indië: Natuurkundig 'Lijdschrift voor Nederlandsch Indië dl. XV tot afl. 4 tot 6 en deel XVI tot afl. 3 en 4. Naar Nederland: Natuurkundig 'Fijdschrift, deel XV tot afl. 1—3 en Deel XVI tot afl. 1—2. Aangenomen voor notifikatie. 1. Brief van den heer Severing, lid korrespondent der Vereeniging, van Samarang den 10° September 1858, ter overmaking van gelden, ten behoeve der Vereent- ging door hem ontvangen. Gesteld in handen van den thesaurier. 12. Brief van het lid der Vereeniging den heer Daum van den 17n Augustus 1858, bedankende voor zijn abon- nement op de bundels Verhandelingen der Vereeniging. 18. Brief van den heer Van Barneveld, te Kalibo- gor, van den 17u September 1858, als boven. 14, Brief van den resident van Djokjokarta , van den Ján September 1858 no. 1236/1, ter overmaking van stor- 21 it 328 „ ‘ungsbewijzen van gelden, ten behoeve der Vereeniging ontvangen. k 15. Brief van den resident van Banjoemas, van den 16" September 1858 no. 3040/1, als voren. 16. Brief van den resident van Palembang do. Y3: September 1858 no. 1808/1, kandelende over kontribu- tiën, aan de Vereeniging verschuldigd. 17. Brief van den resident van Japara, van den 6° September 1858 no. 1486/1, als voren. | 18. Brief van den resident van Probolingo, van den. 17n September 1858 no. 1474, als voren. Wordt besloten de brieven en bescheiden, vermeld: onder no. kl t/m 18, te stellen in handen van den thesaurier. 19. De heer Bleeker biedt ten geschenke aax voor de bibliotheek der Vereeniging een exemplaar van het Iste deel van zijn werk „De visschen van den Indi- schen Archipel beschreven en toegelicht”, welk geschenk met erkentelijkheid wordt aangenomen. 20. Worden voorgesteld en aangenomen tot leden de HH. f Mr. H. J. W. Van Lawick van Pabst, Resident van Rembang. F. Ketting Olivier, Sekretaris van Rembang. H. A. Steijn Parvé, Adsistent-resident van Bodjo- negoro. H. A. W. De Vogel, Kontroleur bij de landelijke inkomsten te Bodjonegoro. Radhen Adhipati Firto Noto, Regent van Bodjo- negoro. 21. Wordt vervolgens ter sprake gebragt het ver- handelde in de bestuursvergadering van den 23° April 329 1857, ten gevolge waarvan was goedgevonden , pogingen in het werk stellen om preparaten van hersenen, van verschillende menschenrassen in dezen Archipel, te er- langen en daartoe de medewerking van den chef der geneeskundige dienst in te roepen, zullende die prepa- raten later den hoogleeraar W. Vrolik, te Amsterdam, worden toegezonden. Mist Aangezien reeds bij schrijven van den 8° Mei 1857 door den sekretaris aan die beschikking was gevolg ge- geven en daarbij zelfs de tusschenkomst der Vereeniging ter verzending der preparaten was aangeboden, zonder dat mea later iets meer van die aangelegenheid had vernomen, wordt besloten, zich daarover nogmaals tot den chef van de geneeskundige dienst te wenden. 22. Ingekomen boekwerken. Ichthyologiae Archipelagi Indici Prodromus auct. P. Bleeker Vol I. Siluri. Batavia 1858 4° (van den schrijver). Reizen rondom de wereld door James Cook. 13 din 8° (van het Lid den heer F. W. Schröder). Derde Bijdrage tot de kennis der Dipteren-fauna van Neder- landsch Indië, door C. L. Doleschall. Broch. 89 (van den schrijver). Chemisch en physisch onderzoek van een vijftigtal suikerriet- gronden van de residentie Pasoeroean, door D. W. Rost van ‘Tonningen. Broch. 8° (van den schrijver). De Sekretaris, Werirzer. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 14? Okrorrr 1859 TEN HUIZE VAN DEN HEER Dr LANGE, Ì _ Tegenwoordig zijn de HH. P.-Brreker, President. A. J.D. Srrensrra Toussaint, WVicepresident. J. Grorn. G. A. Dr LANGE. J. A. C. Ouprwans. M. Tr. Rercur, Thesaurier. A. W. P. Weirzen, Sekretaris, terwijl de vergadering als gasten bijwonen de HH. VAN DER VELDE: J. G. X. BROEKMEIJER. R. V. Herrrieer. De notulen der vorige vergadering worden voorgele- zen en goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. 1. Brief van den Sécrétaire perpétuel de l'Académie des Sciences te Parijs, gedagteekend 22 Juny 1858, de ontvangst berigtende van werken der Vereeniging. Aangenomen voor notifikatie. g. Brief van de Reale Accademia delle Scienze te Na- pels, gedagteekend 80 Maart 1858, ten geleide van boek- werken der Akademie die der Vereeniging worden aan- rel oden 33Ì Wordt besloten daarvoor op de gewone wijze dank te zeggen en de boeken in de bibliotheek der Ver- ‘eeniging te plaatsen. 8. Circulaire van de Société centrale zoölogique de France, waarbij hoofdzakelijk wordt aangespoord tot het nemen van aktiën in gezegde instelling. „Wordt besloten dit stuk ter lezing bij de leden rond te zenden. 4, Brief van het adviserend lid den heer J. J. Altheer, oud-sekretaris der Vereeniging, gedagteekend 28 Sep- tember 1858, ter toezending van eenen brief van den heer Justus Von Liebig, die verkeerdelijk aan zijn adres was afgezonden. 5. Brief van den heer Justus Von Liebig, gedag- teekend 27 July 1858, die zijnen dank betuigt voor zijne benoeming tot korresponderend lid der Vereeniging en de verzekering geeft, dat hij op die benoeming hoogen prijs stelt en volgaarne wil medewerken tot het berei- ken van haar nuttig doel. Aangenomen voor nottfikatie. 6. Brief van den heer J. W. H. Cordes; ambtenaar bij de dienst van het boschwezen in Nederlandsch-Indië , ter aanbieding van een exemplaar van een door hem geschreven werk getiteld: „ Het zamenstel der Europe- sche houtsoorten, enz.” Wordt besloten den schrijver den dank der Vereeni- gmg te betuigen en het werk te plaatsen in de boekerij. 7. Brief van het dirigerend lid te Buitenzorg , den heer D. W. Rost van Tonningen, gedagteekend 8 Oktober 1858, mededeelende dat hij de noodige bouwstoffen heeft verzameld voor een levensberigt van wijlen Dr. Promberg en dit stuk eerlang der Vereeniging zal doen geworden. 92 Aangenomen voor kennisgeving. S. Brief van den chef van de geneeskundige dienst, gedagteekend 1 Oktober 1858 no. 1901, kennisgevende dat het verslag van de uitkomst der proeven met dawon bitjetah, die hij naar aanleiding van een schrijven der Vereeniging (Zie notulen der vergadering ‚an 28 January 1858) heeft doen nemen, is geplaatst in de thans ter perse liggende aflevering van het le Deel, nieuwe Serie, van het Geneeskundig 'Fijdschrift voor Nederlandsch Indië, Daar het wenschelijk voor de belangen der weten- schap is, de verslagen van de uitkomsten der verschil- lende proeven, met dawon bitjetah, die naar aanleiding der pogingen van de Vereeniging zijn genomen, ineen zelfde ‘Lijdschrift op te nemen, wordt besloten later in het tijdschrift der Vereeniging ook melding te maken van die, welke in het geneeskundig ‘tijdschrift voornoemd worden openbaar gemaakt. 9. Brief van den chef van de geneeskundige dienst , ge- dagteekend 1 Oktober 1858 no. 1881 meldende, dat door oorzaken , onafhankelijk van zijnen wil, nog geen gevolg is gegeven aan het verzoek der Vereeniging tot bekoming van hersenpreparaten (zie notulen der vorige vergadering) voor den hoogleeraar W. Vrolik te Amsterdam; dat hij echter zelf en regtstreeks aan het verlangen van dien hoog- leergar zal voldoen, en dat het hem aangenagm zoude wezen , wanneer de Vereeniging afschrift van zijnen brief den heer Vrolik deed geworden. 10. Brief van den kolonel, direkteur der genie, gedag- teekend Batavia 27 September 1858 no. 161/4592, waar- hij inlichtingen gevraagd worden over het gevaar wat, bij de zware onweders hier te lande, welligt zou kunnen i 938 verbonden zijn aan het bewonen van ijzeren huizen en waarbij verzocht wordt des noodig de voorbehoedmid- delen tegen dit gevaar te willen aanduiden. Wordt gesteld in handen van den heer Groll, om te dienen van voorlichting. 11. Brief van het lid der Vereeniging den heer Filet, gedagteekend Batavia 8 Oktober 1858 no. 1, onder dankbetuiging terugzendende de geschriften van den heer Hageman te Soerabaja, hem ingevolge het verhan- delde in de vorige vergadering in handen gesteld. Wordt besloten die stukken weder te doen geworden aan den schrijver en hem dank te zeggen voor zijne belangstelling in de werkzaamheden der Vereeniging en die harer leden. 12, Brief van het lid den heer Filet, gedagteekend Batavia, 8 Oktober 1858 no. 2 ,- weder aanbiedende het vroeger door hem teruggenomen handschrift van Indische plantennamen , onder mededeeling, dat door hem daar- in eenige verbeteringen zijn aangebragt en nieuwe na- men bijgevoegd, verzameld uit de tot heden toe versche- nen nieuwe botanische werken. Wordt besloten dezen arbeid in het Tijdschrift der Vereeniging op te nemen. 13. Brief van het lid der Vereeniging den heer H‚ Von Rosenberg, gedagteekend Amboina 18 September 1858, mededeelende , dat gedurende den laatsten, op last van het Gouvernement verrigten , onderzoekingstogt naar Nieuw- Guinea, waaraan hij deel nam, door hem zijn bijeenge- gaard reptiliën, visschen en krustaceën, die hij, bij zijne terugkomst te Batavia, der Vereeniging ten ge- schenke zal aanbieden; voorts, dat hij op dezen togt bouwstoffen heeft verzameld voor eene bijdrage tot de kennis der Ornithologische fauna van Nieuw-Guinea, 334 die hij eveneens voor de Vereeniging heeft bestemd. Dit berigt wordt met welgevallen ontvangen en voor- loopig voor kennisgeving aangenomen. 14. Brief van het lid den heer Deissner, gedagtee- kend Onrust 6 Oktober 1858, ten geleide van een aantal planten, die in den omtrek van Batoeroessak , eiland Banka „ zijn verzameld door denheer J. Amann en der Vereeniging worden aangeboden. Deze planten worden met erkentelijkheid aangenomen. ‚Wordt voorts besloten ze in handen te stellen van het lid korrespondent der Vereeniging, den heer Feijsmann , met verzoek de soorten te bepalen en van zijne bevinding nader, verslag. te willen doen. 15. Brief van den heer H. Bernard te Cheribor, inhoudende eene beantwoording der prijsvraag van den heer Heekler over de wering van het rijstinsekt klander. Wordt besloten de tot dusverre ingekomen antwoor- den op die prijsvraag in handen te stellen van den heer Steenstra 'Loussaint, om daarover in eene volgende vergadering verslag. te. doen. 16. Brief van den heer A. H. G. Blokzeijl, kontro- leur te Djembrana (Bali), gedagteekend 9 September 1858, meldende de aanstaande toezending van tinhou- dend zand uit de rivier Djegading, rijk Djembrana (Balt). Voorloopig voor kennisgeving aangenomen. 17. Brief. van het lid den heer F‚ W. Schröder, gedagteekend Soerabaja 14 September 1858 meldende de afsending van het bereids in dank ontvangen werk: J. Cook's Reizen rondom de wereld. Aangenomen voor notifikatie. 18. Brief van het lid den heer C. L. Schröder, te Soerabaja, gedagteekend 3 Oktober 1858, meldende de afzending van eene verzameling visschen, gevangen in 335 de baai van Sankapoera (eiland Bawean), benevens van een stuk steenkool, waarop hij later zal terug komen. Van deze verzameling visschen, welke, even als de steenkool, door tusschenkomst van den heer Hageman, lid korrespondent der Vereeniging, reeds met erkente- lijkheid is- ontvangen, zal later door den heer Bleeker verslag worden gedaan. De heer Schröder zegt verder dank voor zijne benoe- ming tot lid der Vereeniging en verbindt zich tot de gewone kontributie. 19. Brief van den heer Mr. R. V. Heyliger, gêdao- teekend Batavia, 30 September 1858, dank zeggende voor. zijne benoeming tot lid der Vereeniging en zich verbindende. tot-de gewone kontributie. 20. Brief van het lid den heer F. H. Deissner, gedac- teekend Onrust 4 Oktober 1858, van dezelfde strekking. 21. Gouvernements besluit van den 29e Septeniber 1858 no. 10, houdende magtiging: 1°. tot het uitbetalen van de gouvernements subsidie aan de Vereeniging van het'2° en 3° kwartaal 1858, en 2°. tot het geregeld zonder verder aanzoek uitbetalen van de subsidie der Vereeniging, zoolang deze voldoet g, aan de voorwaarde, gesteld bij art: 1 van het Besluit van 28 Maart 1858 no. 6. | Aangenomen voor kennisgeving en ‘gesteld in handen van. den thesaurier. 22. Brief van het lid korrespondent der Vereeni- ging-den heer Hageman: te Soerabaja, gedagteekend 19 September 1858, hoofdzakelijk over kontributiën, ten behoeve der Vereeniging ontvangen. 23. Brief van denzelfden, gedagteekend 26 Septem- ber 1858, hoofdzakelijk van dezelfde strekking. 24. Brief van den resident van Madioen, gedastee- Le) 4 336 kend 24 September 1858 no. 1921, over kontributiën, ten behoeve der Vereeniging ontvangen. 25. Brief van den resident van Pekalongan, gedas- teekend 2 September 1858 no. 1481, als voren. 26. Brief van den adsistent-resident van Krawang, gedagteekend 7 Oktober 1858 no. 864/24, als voren. 27. Brief van den resident van Riouw, gedagteekend: 20 September 1858 no. 508, als voren. 28. Brief van den resident van Pasoeroean, gedag- teekend 18 September 1858 no. 2692/ 20/2, als voren: 29. Brief van den resident van Bandjermasin, ge- dagteekend 25 September 1858 no. 1542, als voren. 30. Brief van den resident van Banjoewangi, ge- dagteekend 1 Oktober 1858 no. 646, als voren. 31. Brief van den resident van Manado, gedagteekend 10 Augustus 1858 no. 852, als voren. 32. Brief van den gouverneur van Celebes en onder- hoorigheden, gedagteekend 20 September 1858 no. 1757, als voren. | 93- Brief van den adsistent-resident van Patjitan, gedagteekend 23 September 185S no. 699, als voren. 94. Brief van den waarnemend resident van Soerakar- ta gedagteekend 17 September 1858 no. 211, als voren. 35. Brief van den resident der Padangsche bovenlan- den, gedagteekend 18 September 1858 no. 264, als voren. 36. Brief van den resident van Bandjermasin, ge- dagteekend 2 September 1858, no. 1442, als voren. 37. Brief van den resident van Madioen , gedagtee- teekend 80 September 1858 no. 1897, als voren. Wordt besloten de brieven-en bescheiden van no. 18 tot en met 37 testellen in handen van den thesaurier , om het noodige te verrigten, 38. Brief van den heer H., Diepenhorst, adsistent- 337 resident, gedagteekend Priaman 1% September 1858, aanbiedende eene verzameling zee- en zoetwater-visschen , gevangen bij Priaman. Deze visschen behooren, vol- gens de bepaling van den heer Bleeker, tot de vol- gende soorten. 1 2 B) 4 5 6 À 8 9 10 Ad 12 13 14 15 DR TU id io WW WI DS HO Cr Holoeentrum orientale CV. Apogon novemfasciatus CV. Serranus hexagonatus CV. Mesoprion Russellii Blkr. „_ decussatus CV. w_gembra CV. Dules marginatus CV. Datnia argentea CV. Scorpaena polyprion Blkr. Sillago malabarica Cuv. Upeneoides vittatus Blkr. Gerres kapas Blkr. s Chaetodon baronessa CV. „_ vagabundus Bl. Platax vespertilio Cuv. Anabas scandens CV. Amphaecanthus vermriculatus CV. Acanthurus triostegus OV, Salarias phatosoma Blkr. Eleotris porocephalus CV, Sieydium macrostetholepis Blkr. Echeneis neucrates L. == Gamis Indis. n_ remoroides Blkr. Amphiprion akallopisos Blkr. „_ percula CV. Glyphisodon modestus: Schl. Müll. p__unimaculatus CV. Cossyphus mesothorax CV. == Basam Audie. 98 29 Julis (Jalts) dorsalis QG. 380 _# (Halichoeres) elegans H. v. H. 31 Bagrus planiceps CV. 32 Glyptosternon platypogon Blkr. 33 Clarias batrachus Cuv. 34 Barbus maculatus Kuhl. 35 Labeobarbus tambroides Blkr. 36 Capoeta oligolepis Blkr. 37 Leuciscus cyanotaenia Blkr. 88 Cobitis fasciata CV. 399 Hemiramphus Buffonis CV. 40 Rhombus pantherinus Rüpp. 4] Muraena polyuranodon Blkr. 42 Monopterus javanensis Lac. 48 Diodon novemmaculatus Cuv. = Bonta goendjo Indig. Van deze 43 soorten waren 18 tot dusverre niet van Priaman bekend geworden. Nieuw voor de kennis der vischfauna van Sumatra zijn slechts 4 soorten, t. w. Sala- rias phaiosoma Blkr, Eleotris porocephalus CV., Echeneis remoroides Blkr en Muraena polyuranodon Blkr. Men kent thans in het geheel 764 vischsoorten van Sumatra. Is verstaan. Den heer Diepenhorst den dank der Vereeniging te betuigen voor het aangebodene en hem uit te noodigen op dezelfde verdienstelijke wijze voort te gaan met het zenden van bijdragen, ter vermeerdering der kennis van de fauna der omgevingen van zijne, standplaats. 89. De heer Bleeker brengt nader verslag uit om= trent de verzameling van Palembang, aangeboden door het lid den heer Mr. R. V. Hesliger en reeds kortelijk vermeld in eene der vorige bestuursvergaderingen. De verzameling bevat de hieronder genoemde soorten. 1 Ambassis Wolffii Blkr. „il 2D © DI OE U U EE ed ae 62 TI 14 339 Toxotes jaculator CV. Helostoma Temminckii K. v. H. Anabas scandens CV. „macrocephalus Blkr. Polyacanthus Hasseltii CV. Osphromenus olfax Comm. Trichopus striatus Blkr. „_trichopterus CV. Ophicephalus lucius K. v. H wv micropeltes K. v. H. „_pleurophthalmus Blkr. Petroskurtes Heyligeri Blkr. Gobius xanthozona Blkr. Catopra fasciata Blkr. Bagrus macronema Blkr. „_planiceps K. v. H. Lais hexanema Blkr. Kryptopterus limpok Blkr. Kryptopterichthys palembangensis Blkr. Micronema typus Blkr. Phalacronotus mieruropterus Blkr. Clarias batrachus CV. n__melanoderma Bkr. Systomus bulu Elkr. Leuciscus dusonensis Elkr. „___uranoscopus Elkr. n__ oxygastroides Blkr. Rohita chrysophekadion Blkr. „__melanopleura Bkr. Hymenophysa macracanthus Blkr. Hemiramphus borneënsis Blkr. „fluviatilis Blkr. Notopterus kapirat Blkr. 340 35 Chonerhinos naritus Blkr. 86 Arothron leturus Blkr. 37 _« __palembangensis Blkr. 88 Syngnathus boaja Blkr. ' Van deze soorten zijn nieuw voor de kennis der fauna van Palembang: Anabas macrocephalus, Bagrus pla- niceps, Petroskirtes Heyligeri, Hemiramphusvborneën- sis en Chonerhinos naritus, terwijl de laatste drie tevens nieuw zijn voor de kennis der fauna van Sumatra. Het aantal bekende soorten van Sumatra wordt daar- door gebragt op 767. Slechts één soort is nieuw voor de wetenschap en door den heer Bleeker beschreven als volgt: Petroskirtes Heyligeri Bkr. Petrosk. eorpore_elongato ecompresso, altitudine 6 circiter in ejus longitudine; capite obtuso 44 ad 4? in longitudine corporis; altitudine capitis 14 circiter, latitudine 15 circiter in ejus longi- tudine; linea rostro-frontali valde deelivi convexiuscula; rostro obtuso, non ante os prominente; oculis diametro 8 et paulo in jongitudine capitis, diametro &t ecirciter distantibus 5 ‘crista occipi- tali cirrisque nullis; naribus brevi-tubulatis; rietu sub oculi mar- Yine antcriore desinentes maxillis antice tantum dentatis, dentibus confertis truncatiusculis, utraque maxilla p. m. 18 et insuper utroque latere dente canino, caninis maxilla superiore parvis, ma- xilla inferiore mediocribus valde curvatis; apertura branchiali ob- longa oculo vix majore; cute laevis linea lateralí dimidio eorporis anteriore tantum conspicua, tubulis simplicibus notata; pinnis radiis- omnibus simplicibus, dorsali vix ante aperturam branchialem inci- piente et ad basin pinnae caudalis desinente, margine superiore con- vexiuscula, parte spinosa radio produeto nullo parte radiosa paulo humiliore, parte radiosa corpore minus duplo humiliore; pinnis pec- toralibus obtusis 5 circiter, ventralibus acutissimis 64 ad 6{, cau- dali obtusa rotundata 7'/, cireiter in longitudine corporis; anali dorsali radiosa humiliore membrana in terradiali medioeriter incisa: colore corpore viridi-flavo, pinnis flaveseeunte-hyalino; corpore fas= d41 cis violaceo-nigris transversis sat latis verticalibus plus minusve undulatis p. m. 14, quarum anterioribus 3 eeplialicis, da, 5aet Ga dorso-ventralibus, eeteris dorso-analibus; fasciis pinpas plus mi- nusve intrantibus. BEND: 13/14. P. 13. V. 3. A 18 ‘vel 19. C5"19vel.20 lat. brev. incl. £ Hab. Palembang, in flumine Mussí. 2 Longitudo speciminis unici 49°”, 40. Wordt vervolgens onder bezigtiging van ver- schillende ter tafel gebragte monsters papier, van on- derscheidene boekhandelaren, gedelibereerd over de le- vering van papier ten behoeve van het drukken der Ver- handelingen der Vereeniging en besloten die levering op te dragen aan de firma Lange & Co. tegen f 28 per riem. Al. De president vraagt en bekomt goedkeuring op het aankoopen ten behoeve der bibliotheek, op eene openbare verkooping van het Amboinsch Kruidboek van Rumphius, 7 dln; de Amboinsche Rariteitkamer ‘van denzelfden, en van het werk getiteld: Borneo, be- schrijving van het stroomgebied van den Barito, door C. A. L. M. Schwaner, twee dln 8°. | 42. Im overweging wordt vervolgens genomen het aanschaffen ten behoeve van de bibliotheek der Ver- eeniging van eenige belangrijke boekwerken. Na deliberatie wordt daartoe besloten en den thesaurier verzocht zich met de bestelling te willen belasten, zullende later op de gewone wijze van de ontvangst melding wor- den gemaakt onder de rubriek ingekomen boekwerken. 43. De heer Oudemans doet hierna eenige meden deelingen over de komeet, die dezer dagen onver- wacht is zigtbaar geworden. Daar zijne waarnemin- gen evenwel nog niet volledig genoeg hebben kunnen plaats vinden, zegt hij nadere en meer juiste berigten toe, die met «belangstelling worden te gemoet gezien. 44 Worden vervolgens voorgesteld en aangenomen v42 tot-leden der Vereeniging de HIL. J.W. H. Cordes Ambtenaar te Rembang. _H. Diepenhorst, Adsistent-resident te Priaman. 45. Ingekomen boekwerken. Het Amboinsch kruidboek door G. E. Rumphius 7 dl. fol, (aange- kocht). De Amboinsche Rariteitkamer door G.E. Rumphius. dl, fol. (aan- gekocht). Borneo. Beschrijving van het stroomgebied van den Barito, door Dr. C. A. L. M. Schwaner. 2e dln. 8° (aangekocht). Het zamenstel der voornaamste europesche houtsoorten, door J.. W.H. Cordes, 8° (van den schrijver). Tijdschrift voor Indische Taal-, land.- volkenkunde DL VII 5e Serie Dl. U afl. 1 (van het Bataviasch Genootschap). Derde bijdrage tot de kennis der Ichthyologische fauna van Bali, door P. Bleeker. Broch. 8° (van den schrijver). Vierde bijdrage tot de kennis der Ichthyologische fauna van Timor door P. Bleeker, Broch. 8° (van den schrijver). Het Chinesehe groen Lúó-kaô, door Natalis Rondot te Parijs, medegedeeld, door S, Bleekrode, (van den schrijver). Overzigtstabellen voor de Ornithologie van den Indischen ar- chipel door H. Von Rosenberg, Broch. 4° (van den schrijver). Die Japhetiden und ihre gemeinsame Meimath Armeniën u. s. w. von Joseph v. Görres 4° (van de Koninklijke Beijersche Akademie v. Wetensch.) Jahrbuch der K. K. Geologischen Reichsanstalt, 1857 VI Jahrgang, No. 2 und 3. (van de Reichsanstalt). Description d'un nouveau genre d'édenté fossile ete, par Li, Nodot. Broch. 4o (van den heer Bleeker). Memorie della Reale Accademia delle science voll et H— Continuazione del Rendieonto della Reale Accademia delle scien- ze Anno V e VL. (van de Akademie). Verhandelingen van het Kon. Instituut van Ingenieurs 18561858 tweede aflevering 40. (van het Instituut). Uittreksels uit vreemde tijdschriften voor de leden van het Ko- ninklijk Instituut van Ingenieurs, 1857—1858 No. 3, Dee. (van het Instituut), De Sekretaris, Werrrzer. E VERGADERINGEN DER NATUURKUNDIGE VEREENIGING IN NEDER- 4 LANDSCH INDIË. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 282 Okrorer 1958, TEN HUIZE VAN DEN HEER Rercue, Tegenwoordig zijn de HH. P. Brreker President. A. J. D. Srrensrra Toussainn, Vicepresident. P. J. Marrr. J. A. C. OupeEmans. M. Tu. Rrrone, Thesaurier. A, W.P. WeirzerL, Sekretaris. ij De vergadering wordt voorts nog bijgewoond door de HH. : J. E. Terssmann, Lid korrespondent, en J.G. X. Brorkmnrer, gewoon Lid der Vereeniging; De heer Versrrre heeft kennis gegeven, v te zijn aan de werkzaamheden deel t De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. DL. XVI, 22 erhinderd id e nemen. 344 De president brengt ter tafel de navolgende brie- ven en bescheiden. | 1. Brief van den heer P. Myer, oud minister van koloniën, gedagteekend s'Gravenhage 1 September 1858, inhoudende dankzegging voor zijne benoeming tot Hono- rair lid, benevens de betuiging, dat hij zich geluk- kie zal achten, wanneer hij aan de Vereeniging eenige nuttige dienst mogt kunnen bewijzen. Aangenomen voor kennisgeving. 2. Brief van den heer Mr. H. J. W. Van Lawiek van Pabst, resident van Rembang, gedagteekend 15 Oktober 1S5S, inhoudende dankzegging voor zijne benoeming tot lad der Vereeniging en zich verbindende tot de gewone kontributie. 3. Brief van den heer H. A. Steijn Parvé, adsistent resident van Bodjonegoro, gedagteekend 14 Oktober 1858 van dezelfde strekking. 4. Brief van den Raden Adipati Tirto Noto, regent vaa Bodjonegoro, gedagteekend 18 Oktober 1858, van dezelfde strekking. Wordt besloten, de brieven, vermeld onder no. 3 en 4, te stellen in handen van den thesaurier. 5. Brief van den resident van Batavia, gedagteekend 90 Oktober 1858 no. 4103, houdende verzoek, in de maand January a. s. te ontvangen een verslag, be- treffende het wetenswaardige der verrigtingen en resul- taten van de Vereeniging. Wordt besloten te antwoorden dat het Bestuur tegen den opgegeven tijd het gewoon jaarlijksch Algemeen verslag enz. der Vereeniging zal aanbieden. | 6. Brief van vrouwe B. Schönermark , weduwe From- berg, gedagteekend 16 Oktober 1858, dank zeggende voor de deelneming, die de Vereeniging haar betoond heeft, bij bet treurig afsterven van haren echtgenoot. Aangenomen voor kennisgeving. 7. Brief van de kommissarissen der openbare Biblio- theek te Arnhem, gedagteekend 12 Mei 1858, dank zeggende voor ontvangen werken der Vereeniging en verzoekende het verder kompleteren daarvan. Wordt besloten ten deze het noodige te verrigten. 8. Brief van den President der Geneeskundige Vereeni- ging in Nederlandsch Indië, gedagteekend Batavia 26 Ok- tober 1858, ter toezending van werken dier Vereeniging. Wordt besloten, hiervoor op de gewone wijze dank te zeggen. _ 9. Brief van den heer Hageman, lid korrespondent der Vereeniging, gedagteekend Soerabaja 13 Oktober 1858, vermeldende, onder anderen, de toezending van het tinhoudend zand uit de rivier Djegading (eiland Bali), verzameld door den kontroleur den heer Blokzeijl en be- reids vermeld in de notulen der vorige vergadering. Dit zand ontvangen zijnde, wordt gesteld in handen van het bestuurslid den heer Maier, met verzoek het aan eem kwalitatief onderzoek te onderwerpen en daar- van in eene volgende vergadering verslag te doen. s Wordt voorts besloten den heer Blokzeijl voor de (oe: zending te bedanken. 10. Brief van den adsistent resident. van Biliton, ge- dagteekend 20 September 18958 no. 129, handelende over gelden ten behoeve der Vereeniging ontvangen. MN. Brief van den resident van ri gedagteekenc Poerworedjo 8 Oktober 1858 no. 2490, 12: Brief van den adsistent resident van im Q 90e gedagteekend Batavial8 Oktober 1858 no. 1233, als voren 346 Wordt besloten de brieven, vermeld onder no. 10, ll en 12 te stellen in handen van den thesaurier. 13. Wordt ter sprake gebragt, dat, volgens berigten van inlanders, de Vanilla planifolia op Haroekoe en Hila in de bosschen wordt aangetroffen en daar van zelve vruchtdragend zoude wezen. In de omstandigheid dat de bedoelde inlanders vol komen bekend waren met de vrucht dezer orchidee, gelijk zij in de europesche huishoudingen wordt gebruikt _ en zelfs met de wijze, waarop zij op Java wordt aange- kweekt en bereid, wordt aanleiding gevonden, den gou- verneur der Moluksche eilanden te verzoeken, wel een onderzoek te willen doen instellen en aan de Vereeniging van de uitkomsten eenig berigt te geven. 14. Tot gewone leden der Vereeniging worden voor- gesteld en benoemd de HH. C. P. C. Srrinmerz, Resident van Pasoeroean, te Pa« soeroean. / G. W. Frepzess, Luitenant-kolonel der genie, te Batavia. G. F. Nauvra, Luitenant-kolonel, waarnemend Resi- dent der westerafdeeling van Bornco. A. H. G. Brokzeisr, Kontroleur te Djembrana, eiland Bali. 15. Ingekomen boekwerken. a Tijdschrift ter bevordering van de geneeskundige wetenschappen in Nederlandsch Indië, Dl. VI, afl. 3 en 4 (van de redaktie). Verslagon en mededeelingen dor Koninklijke Akademie van we- tonschappen, afdeeling Natuurkunde dl. VIII. 1e stuk (van de Akademie). Flora van Nederlandsch Indio, door F. A. W. Miquel, dl, U, afl. 4 en 5 (aangekocht). Bataviaasch Handelsblad, no. 53-78, 1858 (van de redaktie), De Sekretaris, Werrzen. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 252 NovreupBer 1858 TEN HUIZE VAN DEN HEER STEENsTRA ToussarNT. Tegenwoordig zijn de HH, P. Brrrker, President. A, J. D. Srrensrra Toussarnr, Vicepresident. G. EF. De Bruron Kors, Bibliothekaris, G.A. Dre LANGE. …J. A. C. Oupemans. M. Tu. Rereur, Zhesaurier. W. F. Verrsreee. A. W.P. Werirzen, Sekhretaris. De heer P. J. Marirr geeft kennis, verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. Als gasten zijn tegenwoordig het gewoon lid der Vereeniging de heer HL. Von RosanBrre, alsmede de keer EF. G. Srrck. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. 1. De heer Steenstra Toussaint brengt verslag uit van de antwoorden, ontvangen op de prijsvraag, door de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië namens haar lid den heer J. P. Heckler uitgeschre- ven over het weren van het insekt genaamd klander- uit de rijst (zie Notulen der bestuursvergaderingen van 22 348 d Oktober 1857 5 5; 12 November 1857, $-Tsennes January 1858, $ 2 en Javasche Courant van 10 Maart 1858 no. 20). De ingekomen antwoorden zijn drie in getal. Zij worden door den rapporteur ieder afzonderlijk ontleed en beoordeeld; waarna hij tot de navolgende konklusie komt. | __# Zoo als de antwoorden thans voor ons liggen, bevat- ten zij de indivuduëele gevoelens der schrijvers over slechts eenige punten der prijsvraag , zonder het geringste bewijs, dat hunne inzigten juist zijn en dat de klander door de opgegevene methode werkelijk geweerd of ver- dreven wordt. Zij kunnen dus slechts beschouwd wor- den als zeer onvolledig en gebroken en geenszins voor bekrooning in aanmerking komen.” Na daarover gedelibereerd te hebben vereenigt et bestuur zich met de uitspraak van den rapporteur en besluit: a. Daarvan berigt te geven aan de HH. inzenders der antwoorden, b. Die antwoorden met het uitvoerig verslag van den heer Steenstra Toussaint en het besluit der Direktie van de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië ter kennisneming te zenden aan den heer Heckler. De president bedankt den heer Steenstra Toussaint voor de welwillendheid, waarmede hij aan de wenschen der vergadering heeft voldaan en brengt voorts ter ta- fel de volgende brieven en bescheiden. 2. Brief-van den heer H. A. EF. De Vogel, kontroleur bij de landelijke inkomsten en kultures te Bodjonego- 5e dagteekend 25 Oktober 1858 Lett. A, inhoudende egging van zijne benoeming tot lid der Vereeni- ro, 319 ging en melding makende van eene soort van Asclepias, bij de inlanders bekend onder den naam van Poepee, die eene vezelstof levert, welke misschien alle andere in sterkte en duurzaamheid overtreft. De heer De Vogel, die deze plant op zijn erf gekweekt heeft, biedt aan der Vereeniging toe te zenden de ve- zelstof uit den bast, en die uit de vruchten, zaden en gedroogde bloemen. Dit aanbod wordt met erkentelijkheid aangenomen en besloten den heer De Vogel te verzoeken daaraan gevol te geven. 3, Bene mededeeling van het afwezige bestuurslid den heer P. J. Maier, van den volgenden inhoud: „ Hiernevens zend ik eene vanielje-vrucht, afkomstig van den berg Salak , die zonder kunstmatige bevruchting tot ontwikkeling en rijpheid is gekomen. Zij droogde zeer spoedig maar heeft niet de minste geur. Mis- schien is deze dezelfde wilde vanielje-soort, waarover in de vorige vergadering gesproken werd. Zij is kenbaar aan den meer spitsen vorm der bladeren. Van deze soort worden thans duizende stekken alhier te koop aangeboden, voor den geringen prijs van f 70 de duizend , 0 o en gretig gekocht, omdat zij van Buitenzorg komen”. Wordt besloten deze mededeeling in de notulen op te nemen. 4. Brief van het lid korrespondent der Vereeniging te Buitenzorg, den heer J. B. Teijsmann, gedagteekend 13 November 1858, over de in zijne handen gestelde planteh, door G. Amann in de omstreken van Batog- roessak, eiland Banka, verzameld. Het berigt van den heer Teijsmann komt in snhstan- tie op het navolgende neder: 350 Het herbarium bestaat voor het grootste gedeelte uit kryptogamische planten en gramineën. De weinige pha= nerogamisehe planten bestaan meestal, behalve uit gras mineën, uit kleine zaai-en overblijvende soorten. De kryptogamische planten hebben voor deskundigen meer waarde en de gramineën kunnen ten bewijze strekken dat er wel grassen op Banka gevonden worden, wat door sommigen bestreden wordt en wat men als reden aanvoert, Banka niet met eenen veestapel te kunnen begiftigen. * | Het nuttigste gebruik, wat er van dit herbarium zoude te maken zijn, zou daarin bestaan om de kryp- togamische planten, met uitzondering der filices, te zenden aan den heer Dr. C. M. Van den Sande la Coste en Dr. R. B. Van den Bosch, in Nederland, als de voortzetters der Bryologia Javanica van wijlen de hee- ren Dozy en Molkenboer, terwijl de hoogleeraar Miquel te Amsterdam gewis zeer gaarne de phanerogamische planten en cok de filices zal ontvangen, om daarvan, voornamelijk van de gramineën, in zijne Flora van Ne- derlandsch Indië, melding te kunnen maken. Indien het bestuur der Vereeniging zich met dit denkbeeld kan vereenigen, biedt de heer Teijsmann zich aan om voor de verzending zorg te dragen. Wordt verstaan, den heer Teijsmann dank te zeg- gen wegens zijne op nieuw betoonde bereidwilligheid en zijne aanbieding aan te nemen, 5. Eene tweede verzameling gedroogde planten, door J. Amann, tijdens zijn verblijf op het eiland Banka, gemaakt. } Î Wordt verstaan den inzender den dank der Veree- niging te betuigen. Voorts wordt besloten ook deze dol verzameling te stellen in handen van den heer Teijsmann ; met verzoek daarover te berigten en vooral in overwe- ging te nemen of er welligt ook termen bestaan, haar, even als de eerste, aan Nederlandsche geleerden ter verdere bearbeiding te doen geworden. 6. Brief van het lid der Vereeniging den heer Ber- nelot Moens, ofticier van gezondheid der 2e klasse te Anjer, gedagteekend 3 November 1858, vermeldende de afzending- aan het adres der Vereeniging van reptiliën - en visschen en van eene flesch, gevuld met water, uit eene warme bron bij Anjer. Wordt voorloopig voor kennisgeving aangenomen en besloten het navolgende uit den brief des heeren Bernelot Moens inde „ Handelingen wv der Vereeniging op te nemen. „De warme bron, welke nevensgaand water oplevert, is gelegen bij Kriö + 25 paalin z.w. rigting van hier. „Dezelve is gelegen vlak bij het bergstroompje van Kriö, op een heuveltje £ 20 voeten hoog. Dit heuvel- tje is 24 palen in regte rigting van de zee verwijderd, bestaat geheel uit klipsteen (koraal), met eene laag hu= ‘mus bedekt en met laag struikgewas en enkele hees- ters begroeid. Rondom den heuvel heeft men vlak land, ‚ zijnde vruchtbare sawa’s. „De bron ligt op den top des heuvels. De kom is ongeveer 5 voeten lang en 4 voeten breed. Bodem en wan- den zijn koraalsteen, met een roodbruin beslag bedekt: Diepte ruim 2 voeten. Het water heeft eene hitte van slechts 107° FP. en borrelt op 2 plaatsen op. Het dampt sterk. De smaak is flaauw ziltie. Met nitras argenti fus. geeft het een sterk wit precipitaat. n Zoo dit verlangd wordt, kan ik gemakkelijk meerdere flesschen toezenden , voor onderzoek. Ik vooronderstel 952 echter dat het voor geen geneeskundig gebruik geschikt is. „Ook de inlanders beweren , het daarvoor niet aan te wenden. Bij nasporing vond ik echter in het kreu- pelhout, rondom de bron , meerdere klapperdoppen , zoo als de inlanders gebruiken bij het baden. Dit schijnt hunne bewering tegen te spreken. „De bron voor eenig gebruik geschikt zijnde, kan zeer gemakkelijk in een ruimer bekken worden afgeleid. „Zij is, zelfs na nele droog is altijd vrij goed van water voorzien” 7. Brief van dn heer F.B. J. M. Hauijsers te Batavia, gedagteekend 1 November 1858, ten geleide eener hoeveelheid zwart zand, gelijk, nabij Telok-be- tong, hoofdplaats der Lampongsche distrikten, ter diep- te van ongeveer 20 rijnlandsche vn. gevonden wordt. Deze bezending .wordt met erkentelijkheid aange- nomen en besloten, haar te stellen in handen van het lid der Vereeniging den heer Veltman , met verzoek daar- over te berigten, 8. Een opgave van de minerale wateren, voorkomende in de residente Soerabaja, ingezonden door het lid der „Vereeniging, den resident aldaar Jhr Mr Van der Wijck, luidende als volgt Opgave der warme, der zoute en der aardohie-bron- nen in de residentie Soerabaya. Goenoeng-sari, Pelantoengan, Ajer-poeli. — Zout- en aar- dolie-wellen, Regentschap Soerabaja, distrikt Kot- ta, onderdistrikt Soloong. Bevatten jodium; beschreven in Junghuhn, Java, IL deel, pag. 789 (duitsche editie) en bovendien 359 geanalyseerd in het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië van 1850 pag. 387 en vol- gende. Het water wordt door de inlanders in groote hoeveelheden gebruikt voor het maken van een geo- kak, kwee poeli genaamd. Goenoeng-anjar, Regentschap Soerabaja, Distrikt Dja- ba-kotta, Onderdistrikt Wonotjollo. Eene kleine wel, waar zout, denkelijk mede jodium bevattend water uitkomt, vermengd met aardolie en modder; gelegen op een 159 roeden lang en 20 voeten hoog heuveltje. 4 Koetie- Regentschap Soerabaja, Distrikt Djabakotta, Onderdistrikt Wonotjollo. Ken sawaveld, waar men jaarlijks na den padioogst uitgravingen doet tot eene diepte van 80 à 20 voeten , waarin men uit het water de aardolie schept en wel- ke in den planttijd weder gedempt worden. Boentitantami en Poeloengan. Regentschap Soerabaja, ‚ Distrikt Djengollo 1, Onderdistrikt Gedangan. „Bevatten mede jodium. Kedongwaroe. Regentschap Soerabaja, Distrikt Goe- noong-kending, Onderdistrikt Pasinan. pn Een 20 tal zout- en jodium-houdende modder- wellen; beschreven in het Natuurkundig Tijdschrift, jaargang 1850 pag. 473. Junghuhn Java IT deel pag. 898. Laban, Regentschap Soerabaja, Distrikt Goenoong- kending, Onderdistrikt Lopang. Mede eene zout- en jodium- bevattende modder- wel, doch bovendien nog daardoor opmerkenswaardig, dat het de eenige tot dusver op Java bekende wel is waarin boorzuur wordt aangetroffen. Natuurkundig Tijdschrift 1954 pag. 389. 954 Goewo, Regentschap Soerabaja, Distrikt Goenoong kending. Vermoedelijk mede jodiumhoudend. Paras , Moeloeng, Genoekwatoe , Regentschap Soerabaja, Distrikt Goenoong-kending. In de nabijheid dezer bronnen, die beschreven zijn in Junghuhn Java II 897, 898 en bovendien naauw- keurig geanalyseerd in het Natuurkundig Tijdschrift 1850 pag. 894 en volgende, is thans door den heer Buwalda te Soerabaja een etablissement voor de bereiding van jodium en zout, onder direktie van den heer Kreyenberg, opgerigt. De Genoekwatoe is merkwaardig door de harde kompakte massa over de bron, welke door versteening der uitgestoten massa is ontstaan en de gedaante van een’ aarden pot heeft, waaraan de bron haren naam ontleent. Boeloe pinger , Regentschap Soerabaja, Distrikt Goenoong kending, Onderdistrikt Kebraon. Zoo het schijnt nog niet nader onderzocht. Gogor of Djadjasongo, Regentschap Soerabaja, Distrikt Goenoong-kending, Onderdistrikt Kebraon. Jodiumhoudend met bovendrijvende aardolie. Lidah. Regentschap Soerabaja, Distrikt Goenoong-ken- ding, Onderdistrikt Kebraon. Geen eigenlijke bronnen worden hier aangetroffen , maar wel putten, die door de inlanders gegraven worden met de zekerheid er aardolie te vinden. Op welke aanwijzingen zij hierbij afgaan, is niet regt duidelijk, Volgens bekomen inlichtingen zoude hier niet de eigenlijke aardolie gevonden worden, maar eene varieteit van meer konsistentie wbergteer” seheeten. 355 Onder de hierboven opgenoemde hebben ver- scheidene eene eenigzins hoogere temperatuur dan de dampkringslucht, zonder evenwel eigenlfjke ther- men te zijn. Befoetgook, Regentschap Modjokerto, Distrikt Modjo- kerto, Onderdistrikt. Soeko. _ Zoute bron. Padoessan, Regentschap Modjokerto , Distrikt Modjosari, Onderdistrikt Tjelaket. Onder den naam van bron te Padjed vermeld door Junghuhn Java II pag. 898. Warme bron. Keteken Sekar koeroeng, Regentschap Grissee, Distrikt Petambakan, Onderdistrikt Assemtjelek. Dit water wordt mede gebezigd voor inlandsch gebak. Goenong Tjietro, Regentschap Lamongan, Distrikt Leng- keer, Onderdistrikt Mantoop. Een aantal warme, zoute en aardolie-bronnen. Bronnen op Bawean in de distrikten Sancapoera, Wettan-negari en Koelon-negari. De vijf kalkhoudende bronnen op het eiland Ba- wean zijn vermeld en gedeeltelijk geanalyseerd in het Natuurkundig Tijdschrift 1852 pag. 272, 609 en 847; bovendien is onlangs door den kapitein Schröder ook nog eene koude, doch sterk opborrelende, dus vermoedelijk aan koolzuur rijke bron in het noorder westelijke gedeelte van het eiland ontdekt. Wordt besloten, dit stuk op te nemen in het Tijd- schrift der Vereeniging en den heer Van der Wijck haren warmen dank te betuigen wegens zijne voort- durende en krachtige belangstelling in de bevordering van de kennis der natuur in Indië, 356 9. Naar aanleiding der opgave, thans van den heer Van der Wijck ontvangen, wordt ter sprake ge- bragt of het niet wenscheliik zoude wezen, dat door de Vereeniging een beroep werd gedaan op de welwil- lendheid en wetenschappelijken ijver der verschillende hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch Indië tot het verkrijgen van soortgelijke opgaven betreffende de gouvernementen, residentiën en- adsistent-residentiën, onder hun beheer. Na daarover beraadslaagd te hebben wordt dienover- eenkomstig besloten en den sekretaris opgedragen het noodige te verrigten. i 10. Brief van het lid der Vereeniging den heer B. À. Lange, van Palembang den 122 November j. 1. kennis gevende van een de afzending van een aantal soorten van visschen uit het gebied van den Moessi, voor een goed deel verzameld door den heer Van Delden, kontroleur in de divisie Kommering-ilier. Deze verzameling wordt met belangstelling te gemoet gezien. 11. Brief van het lid der Vereeniging, den heer D. S. Hoedt, gedagteekend Amboina 1 Oktober 1858, begeleidende eenige zeldzame vischsoorten van Amboina. _ De heer Bleeker neemt op zich, daarover nader te berigten. | 12. Brief van het lid den heer D. S. Hoedt, ge- dagteekend. Amboina 1 November 1858, begeleidende eene stopflesch met vischsoorten, verzameld te Doreh op Nieuw-Guinea. Is verstaan den toezender den dank der Vereeniging te betuigen voor het vernieuwd blijk zijner belangstelling en ijver voor de wetenschap , terwijl in eene afzonderlijke 357 bijdrage nader verslag zal worden gedaan over de vis- schen, afkomstig van Nieuw-Guinea, 13. Brief van het lid der Vereeniging den heer J. 'T.. Van Bloemen Waanders, gedagteekend Samarang 31 Oktober 1858, begeleidende een aantal vischsoorten en slangen, verzameld in de omstreken van Ngawi, voor- namelijk met medewerking van den heer Sijthoff, ad- sistent-resident van Ngawi. De heer Bleeker doet verslag omtrent deze verzame- ling, welke in goeden toestand van bewaring is ontvangen. Hij deelt mede, dat van die streken tot dus verre nog geene enkele vischsoort was bekend geworden en dat de verzameling, bevattende 27 vischsoorten, eene niet onbelangrijke bijdrage is tot de kennis der geographische verbreiding der zoetwatervisschen van Java. Die soorten zijn: 1. Anabas scandens CV. 2. Trichopus trichopterus CV. 3. Ophicephalus striatus Bl. 4. Rhynchobdella ocellata CV. 5. Bagrus macronema Blkr. 6. „____miecracanthus Blkr. 7. IJ nemurus CV. 8. Pangasius micronema Blkr. 9. Aerochordonichthys zonatus Blkr. 10. Pseudosilurus bimaculatus Blkr. 11. Clarias batrachus CV. 12. Barbus enoplos Blkr. 18. „__ bramoides CV. 14. „javanicus Blkr. 15. „__ marginatus CV. 16. Hampala macrolepidota V. Hass. = Capoeta ma- crolepidota CV. 358 ° 17. Systomus apogonides Blkr. 18. „__ Waanders Bikr. 19. Opsarius argyrotaenia Blkr,= Leuciscus argyro- taenia Blkr. 20. Dangila Cuvieri CV. 21. Rohita Hasseltii CV, 22. # vittata CV. 23. Hymenophysa MacClellandi Blkr== Cobitis hy- menophysa Blkr. 24. Notopterus kapirat Blkr. 25. „_lopis Blkr. 26. Monopterus javanensis Lac. . 27. Achiroides leucorhynchos Blkr. Van deze soorten waren Systomus Waandersi en Hymenophysa MacClellandi tot nog toe niet van Java bekend. Systomus Waandersi is eene voor de weten- schap nieuwe soort, verwant aan Systomus bulu Blkr van Sumatra en Borneo, doch zich daarvan onderschei= dende door aanmerkelijk hooger en meer ruitvormig ligchaam, kleineren kop met bolleren snuit, een straal minder in de buikvinnen, méér schubben op eene dwarsche reit.w. 16, waarvan 9 (84) boven de zijlijn, terwijl bij Systomus bulu slechts 13 of 14 schub- ben op eene dwarsche rei gaan 8 waarvan (74) boven de zijlijn), enz. Deze soort is nader beschreven in het ter perse te leggen tweede deel van rapporteurs Ichthyo- logiae Archipelagi indici Prodromus. Ook wat de reptiliën betreft, was tot dus verre geene enkele soort van, Ngawi bekend. Volgens den heer Van Bloemen Waanders, zijn de omstreken dier plaats zeer arm aan reptiliën. De aangebodene soorten zijn: 1. Gymnopus javanicus DB, 359 Platydactylus guttatus Cuv. Hemidactylus frenatus Schl. p___marginatus CV. „_ platurus Blkr. Lygosoma brachypoda DB. Ophthalmidion fuscum DB. Cylindrophis rufa DB. Dendrophis picta Boie, 10. Tropidonotus vittatus Schl._ 11. Ablabes baliodeiroides Blkr. 12. Tragops prasinus Wagl. 13. Bufo biporcatus Schl. Alle deze soorten kende men reeds van Java. Ten opzigte van Ablabes baliodeiroides deelt rapporteur mede, dat hij die soort ook reeds ontvangen had van Buitenzorg en Pandeglang in West-Java, alsmede van Sumatra's Westkust (Padang); dat hij aanvankelijk ge- neigd was deze slang, wegens hare overeenkomst in kleurteekening, vooral wegens de dwarsche reijen gele vlekjesop de voorste helft des ligchaams, voor Ablabes baliodeirus DB. te houden, doch dat zij niet tot deze soort kan behooren, vermits de staart er aanmerke- lijk langer is en bijkans 4 van de geheele lengte des ligchaams inneemt, en voorts, vermits er twee of drie toomplaten zijn, twee vooroogsplaten van welke de bovenste van voren en onderen uitgerand is, vier wand- beensplaten, de vierde en vijfde bovenlipsplaten (en niet de derde en vierde) het oog raken, geen der bo- venlipsplaten zwart ingevat is, kop en rug fraai olijf- kleurig zijn, de schubben, vooral die van den staart, donker ingevat, en het äantal staartschilden ongeveer 120 (bij Ablabes baliodeirus 65 tot 70). DL. XVI. 21 Caen e r 560 14. Nota van het lid der Vereeniging, den heer H. Von Rosenberg, betreffende vischsoorten en reptiliën van Nieuw-Guinea en Amboina, door hem verzameld op den jongsten onderzoekingstogt naar Nieuw-Guinea, waar- aan hij heeft deel genomen. De heer Bleeker zich onledig houdende met het on- derzoek der ichthyologische en herpetologische verzame= lingen van Nieuw-Guinea, hem van wege de heeren Van der Goes, Hoedt en Von Rosenberg geworden, zal binnen kort daaromtrent nader verslag kunnen wor- den te gemoet gezien. 15. Brief van het lid der Vereeniging, den heer Dr. J. W. E. Arndt, te 'imor-koepang, gedagteekend 24 Ok- tober 1858 no. 24, over eene verzameling naturaliën , die reeds ontvangen is en waarvoor hem ook bereids de dank der Vereeniging is betuigd. De schrijver geeft voorts zijnen wensch te kennen tot het ontvangen van eenige instruktiën ten einde, in overeenstemming daar- mede, nasporingen te doen van land- en volkenkundi- gen aard. Het eerste gedeelte van dezen brief geen nader ant- woord vereischende, wordt besloten den heer Arndt, be- trekkelijk den inhoud van het laatste gedeelte, aan te bevelen aan het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. 16. Twee brieven van den heer Bisschop Grevelink te Pasoeroean, gedagteekend 6 en 10 November 1858, ter toezending eener lijst van Javaansche planten-namen. Wordt besloten deze lijst te stellen in handen van bet lid, den heer Filet, met verzoek daarop te willen dienen van berigt. 17. Gouvernements-besluit, gedagteekend 14 Novem- IJ6L ber 1858 no. 20, waaruit blijkt, dat de Nederlandsch- indische regering andermaal hare welwillende tusschen - komst heeft verleend tot het franco verzenden van bric- ven der Vereeniging aan europesche geleerden en ge- leerde genootschapen. Wordt met erkentelijkheid voor notifikatie aangenomen. 18. Brief van den ln gouvernements sekretaris, ge= dagteekend 18 November 1859 no. 2990, ten geleide eener bezending boeken van de Koninklijke Belgische Akademie van Wetenschappen, Letteren en Schoone kunsten te Brussel, k Wordt besloten, onder dankbetuiging, de ontvangst dier werken te berigten, zoowel aan het Gouvernement, als aan de Akademie voornoemd. 19. De president geeft kennis van een ergerlijk ver- zuim, bestaande daarin, dat nog geene enkele aflevering van de werken der Vereeniging is verzonden aan de talrijke nieuwe inteekenaren, die verkregen zijn, sedert de Ver- eeniging in het vorige jaar het besluit nam, haar Tijdschrift en hare Verhandelingen voor eigen rekening uit te geven en ten gevolge daarvan inteekeningslijsten heeft rond ge- zonden. De namen der nieuwe inschrijvers waren even- wel tijdig ter behoorlijke plaatse medegedeeld. Door dier- gelijke nalatigheden wordt de Vereeniging niet alleen belemmerd in het bereiken van haar doel, wat is be- vordering der wetenschap, maar zij wordt bovendien in hare konsideratie en in hare finantiën benadeeld, dewijl de kwitantiën voor den prijs der werken, die men ver- trouwde dat sedert lang verzonden waren, bereids door den thesaurier ter inkassering zijn afgegeven en nu zonder twijfel onvoldaan zullen worden terug ontvangen. De president berigt verder, dat getracht is, door plaat- 562 sing cener advertentie in de Javasche Courant de be- doelde inteekenaren met den stand van zaken bekend te maken. De handelingen ten deze worden goedgekeurd en verder besloten ernstig over deze zaak te schrijven. 20. Brief van den heer Schlosser te Buitenzorg, ge- degteekend 22 November 1858, inhoudende bezwaren over de ongeregelde toezending van de werken der Ver- eeniging, zijnde hem op eenmaal alle de afleverin- gen geworden, die verschenen zijn, sedert hij zich over bijna een jaar geleden op het Tijdschrift der Vereeni- ging heeft geabonneerd. Wordt in handen gesteld van den thesaurier. 21. Bene ordonnantie van betaling op ’slands kas ten bedrage van f 1000, zijnde het beloop van de gou- vernements subsidie der Vereeniging over het 4de kwar- taal 1858. Wordt gesteld in handen van den thesaurier. 22. Brief van den Kaiserlich-Königliche Geologische Reichs-anstalt te Weenen, gedagteekend 29 Mei 1858, vermeldende de ontvangst van geschriften der Vereeni- ging. Aangenomen voor kennisgave; 23. Brief van de Société Impériale des Sciences Na- turelles de Cherbourg, gedagteekend December 1856, als boven. Aangenomen voor berigt. 24. Brief van de Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux arts de Belgique, gedagteekend Brus- sel 15 Mei 1858, als boven. Aangenomen voor notifikatie. 95, De sekretaris brengt ter sprake, dat op zijne lijst . 363 van onafgedane stukken en onbeantwoorde brieven nog altijd voorkomen de missives, op ö July 1856 ‚no. 68 en 28 Juny 1857 no. 89, aan den hoogleeraar Blume geschreven, en waarin hem verzocht werd, als thans te willen berigten, of de hem toegezondene tee- keningen en manuskripten, uit de nalatenschap van den natuuronderzoeker Zippelius, hem al dan niet waren ge- worden. De sekretaris herinnert, dat die manuskripten en teekeningen betrekking hebben op de Flora van Nieuw-Guinea, Timor, Banda, Amboina, Celebes enz. en dat zich daaronder bevonden de door Zippelius reeds he- werkte beschrijvingen van eenige honderde planten van die gewesten. Een en ander was, met goedvinden van den heer Blume, aan diens adres afgezonden, ten einde de- ze wetenschappelijke nalatenschap van Zippelius te pu- bliceren , zoowel in het belang der wetenschap, als om hul- de te doen aan de verdiensten van dien natuuronderzoeker. _ Daar men den heer Blume evenmin van onheusch- heid jegens de Vereeniging kan verdenken, als men kan aannemen, dat, bij de geregelde en ongestoorde gemeen- schap tusschen Nederland en Indië, noch de manuskripten en teekeningen van Zippelius, noch de beide brieven, hierboven genoemd, hun adres zouden hebben bereikt, wordt besloten te schrijven aan den sekretaris der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Am- sterdam en hem te verzoeken, bij den heer Blume, naar de bewuste nalatenschap van Zippelius onderzoek te doen, en hem voorts mede te deelen, dat, wanneer uit zijn onder- zoek mogt blijken, dat de heer Blume de bezending heeft ontvangen maar ongenegen of te veel met werkzaamheden overladen is, om die uit te geven en derhalve te vol- doen aan de voorwaarde, waaronder ze ter zijner beschik- Suk king werd gesteld, hij zich als gemagtigd kan beschouwen die manuskripten en teekeningen van Zippelius, van den heer Blume, af te vragen en van hem over te nemen, ten einde ze der Akademie, namens de Natuurkundige Ver- eeniging in Nederlandsch Indië, aante bieden, en hem ten slotte in overweging te geven, aan de Akademie, het doen bearbeiden en uitgeven der bescheiden voor te stellen. 26. Het lid der Vereeniging de heer H. Von Rosenberg, onlangs teruggekeerd van Nieuw-Guinea, werwaarts hij als lid der kommissie tot het doen van wetenschappe- lijke en andere onderzoekingen vertrokken was, deelt daaromtrent de volgende nota mede: Overzigt van voorwerpen, tot de natuurlijke gesche- denis van Nieuw-Guinea behoorende, verzameld gedurende den onlangs gedanen onderzoe- fingstogt in dit gewest. Zoogdieren. Dendrolagus ursinus Müll., Phalangista ckrysorrhous Ì., Phalangista cavifrons 1, een kleine Sciu- rus en Sus papuensis Less. Van Dendrolagus ursinus werd een exemplaar levend naar Amboina overgebragt, alsmede de kleine Sciurus. Phalangista cavifrons is veer menigvuldig in de omstreken van Doreh en werd dikwijls door de Papoes te koop aangeboden. Vogels. Pen zestigtal voorwerpen is door mij verza- meld geworden, waaronder twee exemplaren der prach- tige Astrapia gularis V., eene voor de wetenschap nieuwe Chalcopsitta (Chalc. leucopygialis mihi), benevens ver- scheidene kleinere soorten, welke reeds bekend waren, als in Noord-Australië te huis te behooren. Paradijs- vogels (meest Parad. papuana B.) kregen wij verschet- 305 dene aan boord; ook werden eenigen nabij de kam- pong Doreh geschoten. Peeptiliën. Eenige slangen en hagedissen , waaronder Pelamis bicolor. Visschen. Eene door mij gemaakte kollektie van zeevisschen, alsmede eenige krustaceën, heb ik aan den heer Dr. P. Bleeker afgestaan, die later over den inhoud zal berigten. De heeren Van Der Goes en Beckman hebben ieder insgelijks visschen verzameld en aan den geachten president onzer Vereeniging ingezonden. Ínsehten. Van koleopteren verkreeg ik een vijftig- tal soorten, waaronder eene voor de wetenschap nieuwe Lamia, de grootste van haar geslacht. Zij is te Doreh wel niet zeldzaam, doch moeijelijk onbeschadigd te verkrijgen. Uit de orde der Lepidopteren, verzamelde ik insgelijks een vijftigtal soorten, waaronder de fraaije Ornithoptera poseidon die aan de Karaefa-rivier en op het kleine eiland Lakahia aan de zuidwestkust in menigte te vinden is. Van de prachtige Cocvta d’ Urvillei, een der meest zeldzame vlinders van Nieuw-Guinea, viel mij maar een enkel exemplaar in handen. Schelpdieren. De heer Beckman heeft uit deze klasse een zestigtal soorten verzameld, die nagenoeg alle ook in de wateren van Amboina te huis behooren. Planten. Ken twintigtal soorten van zaden en ver- scheidene Orchideën zijn door mij aan den heer J. K. 'Feijs- mann gezonden. Mineralen. Monsters van steenkolen van Lakahia, be- werkte stukken melaphier en serpentijn, kwarts, glim- merlei en diverse kalkgesteenten. Door den heer Dr. Croockewit is bij het rapport overgelegd geworden eene verzameling van steen- en aardsoorten van plus mumus dertig nummers. 866 27. Brief van den heer Brummer te Atapoepoe, ei- land Timor, gedagteekend 8 Oktober 1858, dankzeggende voor zijne benoeming tot lid der Vereeniging en zich verbindende tot de gewone kontributie. 28. Brief van den heer B. F. M. Helmkampf te Payakombo, gedagteekend 10 Oktober 1858, als boven. 29. Brief vanden heer Ff. Ketting Olivier, te Rem- bang, gedagteekend 12 November 1858, als boven. 30. Brief van den heer J. W. H. Cordes te Rembang, gedagteekend 16 November 1858, als boven en verzoe- kende te mogen weten op welke wijze hij voortaan ei- genaar kan worden van de werken der Vereeniging. Wordt besloten hein te berigten, dat hij als intee- kenaar zal worden aangemerkt. 81. Brief van den resident van Bezoeki, gedagtee- kend 238 Oktober 1858 no. 2100. 92. Brief van den resident van Probolingo, gedag- teekend 12 November 1858 no. 1866. 33. Brief van den resident: van Banda, gedagtee- kend 28 September 1858 no. 948. 34. Brief van’ den resident der Padangsche boven- landen, gedagteekend 15 Oktober 1858 no. 1860. 35. Brief van den adsistent-resident van Benkoelen , gedagteekend 2 Oktober 1858 no. 1636. 36. Brief van den adsistent-resident van Salatiga, ge- dagteekend 12 November 1858 no. 1287. 37. Brief van den adsistent-resident van Patjitan, gedagteekend 15 November 1858 no. 849. Alle handelende over kontributiën aan de Vereeni- ging verschuldigd of ten haren behoeve geïnkasseerd. 38. Eene vendu-rekening, wegens boeken, ten be- hoeve der Vereeniging aangekocht. 367 Wordt besloten de brieven en bescheiden onder 27 t/m 38 te stellen in handen van den thesaurier. 89. Tot lid der Vereeniging wordt voorgesteld en aangenomen de heer F. W. Sijthoff, adsistent-resi- dent te Ngawi. 40, Ingekomen boekwerken. Mémoires de 1’ Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux arts de Beleique. Tom, XXX. (van de Akademie). Bulletins de TY Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux arts de Belgique. Tom. XXIII, IIe. partie et 2me Série, Tomes I, et UI. (van de Akademie). Mémoires couronnés et autres mémoires, publiés par Y Acade- die Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux arts de Belgi- que, Tom. VII, Collection in 8%, (van de Akademie). Der Naturen Bloeme van Jacob Van Maerlant. 1e deel, en Rijm- bijbel van Jacob van Maerlant, le deel. Beide uitgegeven door de Academie Royale etc. de Belgique. (van de Akademie). Annuaire de 1 Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Baux arts de Belgique. 1858. (van de Akademie). Observations des passages de la lune et des étoiles de même culmination, par M. A. Quetelet (van den schrijver). F. A, Flückiger. Uber das Templinöl. Beitrag zur Kenntniss der Terebine (van den heer Zollinger). F. A. Flückiger, Bemerkungen und Versuche über die Ozono- metrie (van den heer Zollinger). F. A. Flückiger. Ueber die Fluorsalze des Antimontums. Broch. 8°, (van den heer Zollinger). A. Mousson (Landmollusken mit Bemerkungen ueber die Mol- luskenfauna der Canarischen Inseln überhaupt, von Professor). (van den heer Zollinger). Mémoires de la Société Imperiale des Sciences Naturelles de Cherbourg. Tome IV. (van de Société). Het Regt in Nederlandsch Indië, 8e Jaargang no.8,9, 10 en 11. (van de redaktie). 365 Jahrbuch des K. k. Geologischen Reichsanstalt, 1857 VAL Jaargang no. 4, October, November en December. (van de Reichs- anstalt). Niets meer aan de orde van den dag zijnde wordt de vergadering gesloten. De Sekretaris, Werrzer. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 9? DECEMBER 1858, TEN MUIZE VAN DEN HEER WEITZEL. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrrreKerR, President. +‘ A.J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident. Jd. A. C, OuDEMaNs. M. Tu. Rreircur, Zhesaurser. W. EF. Versreee. A. W.P. Werrzer, Sekretaris. _ De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. l. Konsideratiën en advies van het bestuurslid den heer J. Groll, over de inlichtingen, te geven aan den direkteur der genie, naar aanleiding van diens schrijven , gedagteekend 27 September 1858 (Notulen der verg. van 14 Oktober j. 1. $ 10). Dit stuk geeft aanleiding tot eene uitvoerige gedach- tenwisseling over het gevaar, waaraan de bewoners van geheel uit ijzer zamengestelde gebouwen, bij zware on- weders, zijn blootgesteld en van de middelen om dat gevaar af te weren, waarvan het gevolg is, dat, zoo- wel de brief van den direkteur der genie als de be- schouwingen en adviezen van den heer Groll in handen 370 gesteld worden van den heer Oudemans, met verzoek in de volgende vergadering, eenige punten, waarover men niet tot eene beslissing was gekomen, nader toe te lichten. 2. Een extrakt uit het register der besluiten van den gouverneur generaal van Nederlandsch Indië, ge- dagteekend 25 November 1858 no. 88, waaruit blijkt: „dat het, krachtens de besluiten van 12 November 1858 en 14 January 1858 no. 1 en 15, ingestelde mijn- bouwkundig onderzoek, van den ingenieur der 3e klasse van de mijnen R. Everwijn, naar kolen, voorkomende in de residentie Palembang, heeft geleerd, dat de kolen voorkomende aan de Banjoe-assin rivier, nabij Bali Boe- kit, slechte bruinkolen zijn, en dat die van de Soengei Lamatang goede brninkolen zijn, voorkomende in lagen van 1 tot 4,5 ned. el zwaarte, meestal met geringe of tamelijke helling, doch dat ze voor stoomgebruik weinig geschikt zijn en daarbij op te grooten afstand land- waarts in liggen, om voor afvoer naar Palembang ont- gonnen te worden”. Aangenomen voor kennisgeving. 3. Eene hoeveelheid tin-erts (bidjih), gezonden door den heer Diepenhorst aan het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen, en door dit verder ter beschikking gesteld van de Vereeniging. De tinerts is herkomstig van Soengei-koening uit den oorsprong van de rivier van Siak (vroeger oost. distrikt van Rau). Uit eene bijgevoegde nota blijkt, dat de vindplaats van dezen erts kortelings onderzocht is door een der ingenieurs van het mijnwezen, zoodat daarom- trent nadere berigten zullen mogen worden te gemoet gezien. | De erts wordt met erkentelijkheid aangenomen en bestemd tot plaatsing in het museum. 4. De stukken, die, ingevolge het beslotene in de vorige vergadering sub no. 16 gesteld waren in handen van den heer Filet, die zijn leedwezen betuigt, niet aan het verzoek te kunnen voldoen, dewijl hij Batavia bin- nen weinige dagen moet verlaten en zijne bibliotheek reeds heeft verzonden. Wordt besloten deze stukken te stellen in handen van den heer Teijsmann, met hetzelfde verzoek, wat aan den heer Filet was gedaan. 5. Naar aanleiding eener mededeeling van het be- stuurslid, den heer De Bruijn Kops, vestigt de president er de aandacht op, dat in September van het volgende jaar te Aberdeen eene vergadering zal plaats hebben van de British Association for the advancement of scien- ce, ditmaal, en wel voor de eerste keer, gepresideerd door Prins Albert en bijgewoond door de koningin van Engeland. Aldaar zullen voorlezingen gehouden worden over alle vakken van natuurwetenschap. De voor te lezen stukken moeten oorspronkelijk en van geene te oude dagteekening zijn. Zij worden aange- nomen tot welken landaard de schrijver ook moge be- hooren. Aangenomen voor kennisgeving. 6. In overweging wordt genomen, betrekkingen aan te knoopen met de British Association for the advan- cement of science, ten einde te geraken tot eene on- derlinge ruiling der werken , door deze wetenschappelijke instelling en de Vereeniging uitgegeven. Den sekretaris wordt opgedragen daartoe het noodige te verrigten, 372 8. De president herinnert, dat in de volgende ver- gadering, zijnde de laatste, die gedurende dit jaar zal plaats hebben, eene nieuwe keuze zal moeten worden gedaan van eenen President, Vicepresident, Hoofdre- dakteur van het Tijdschrift, Bibliothekaris, Thesaurier, Direkteur van het museum en Sekretaris. Hij ver- zoekt de leden hunne biljetten ter vergadering te willen brengen terwijlde Sekretaris op zich neemt die schrif- telijk, aan de afwezige bestuursleden, te vragen. 9. Wordt voorts ter sprake gebragt de wenschelijk- heid om, zoo mogelijk, partij te trekken van de op han- den zijnde militiaire expeditie naar het rijk van Boni, ten einde de kennis der natuur van die oorden uit te breiden. Het bestuurslid de heer W. F. Versteeg, die aan deze expeditie deel zal nemen, biedt daartoe zijne diensten aan, welke met erkentelijkheid worden aange- nomen. Wijders wordt besloten aan zijne excellentie den lui- tenant generaal kommandant van het leger te schrijven en hem te verzoeken de HI. officieren der expeditie uit te noodigen, de waarnemingen en verzamelingen die zij in staat en in de gelegenheid mogten zijn, op het gebied der natuur, te maken, wel aan de Vereeni- ging te willen toezenden. 10. Brief van het lid der Vereeniging den heer Ég- berts gedagteekend Batavia 4 December 1858 ter aanbie- ding tot plaatsing in het 'Lijdschrift der Vereeniging van een opstel over het mechanisch ekwivalent der warmte. Daar het hier behandelde onderwerp eene speciale tak van natuurkunde uitmaakt, die in Indië weinig of geene beoefenaars telt, wordt besloten den heer Wgberts 973 naar een der wetenschappelijke genootschappen in Ne- derland te verwijzen. 1. Brief van den heer Diepenhorst, te Priaman , ge- dagteekend 20 November 1858, dank zeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid der Vereeniging. 12. Brief van den heer Blokzeijl te Negara, eiland Bali, gedagteekend 14 November 1858, van dezelfde strekking. 13. Brief van den adsistent-resident van Benkoelen, gedagteekend 24 November 1858 no. 2060 over gelden ten behoeve der Vereeniging ontvangen. 14. Brief van den resident van Bagelen, gedagtec- kend 1 December 1858 no. 2956, als voren. 15. Brief van den adsistent-resident te Padang, ge- dagteekend 27 November 1858 no. 2598, als voren. 16. Brief van den resident van Riouw, gedagteekend 1858 no. 655, als voren. 17. Brief van den resident van Banka, gedagteekend. 25 November 1858 no. 1919, als voren. 18. Brief van den resident van Japara, gedagteekend 36 November 1858 no. 1975/1, als voren. 19. Brief van den wd. resident der Lampongsche distrikten, gedagteekend 26 November no. 1858 no. 877, als voren. 20. Brief van het lid korrespondent der Vereeniging den heer Hageman, gedagteekend Soerabaja, 19 No- vember 1858, als voren. Wordt besloten de brieven en bescheiden, bedoeld sub no. 11 t/m 20, te stellen in handen van den thesaurier. 21. Fot lid der Vereeniging wordt voorgesteld en aangenomen de heer G. Kolff, boekhandelaar en uitgever te Batavia. Timor. Viksten. van Peri dn P. F den schrijver). ireen Derde Bijdrage tot de kennis der icht Bali, ies P. Blocker. Broch. 80 (van den | Niets meer aan de orde van den la: de vergadering gesloten. BESTUURSVERGADERING GEHOUDEN TEN HUIZE VAN DEN HEER VERSTEEG, DEN 23n DrermBER 1858. Tegenwoordig zijn de HH. P. Brrrker, President, A. J. D. SrrerNsrra Toussaint, Vicepresident. C. Dr Groor. G. F. De Bruron Kors, Bibliothekaris. G. A. De Lancer. J. A. C. Oupemans. M. Tu. Rerrcur, Zhesaurier. W. F. Versrree. A. W.P. Werrzer, Sekretaris. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. 1. De heer Oudemans doet voorlezing van een ad- vies, hem in de vorige vergadering gevraagd, over nog eenige punten, aangaande welke destijds de gevoelens verdeeld waren gebleven en die alle betrekking heb- ben op de vraag der bewoonbaarheid van ijzeren ge- bouwen bij de hevige onweders, die zoo vaak in deze gewesten plaats hebben. DL. XVI, 24 376 De heer Oudemans wordt door den president bee dankt voor zijne nadere en duidelijke toelichtingen. Na eene uitvoerige gedachtenwisseling wordt bee sloten, naar aanleiding van de adviezen van de HH. Groll en Oudemans, aan den direkteur der genie te schrijven als volgt: Aan den Kolonel, Direkteur der Geme. „Het bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië heeft ons opgedragen U in ant- woord op uw schrijven van den 27" September 1858 no. 161/4592, het navolgende mede te deelen. „Bij het behandelen van een zoo gewigtig vraagstuk kwam het dienstig voor, niet alleen te rade te gaan bij eigen kennis en ondervinding, maar zoo mogelijk ook licht te zoeken in hetgeen door kundige specialiteiten over het onderwerp was bekend gemaakt. „Dit licht meende men in de eerste plaats te zullen vinden in het rapport eener kommissie van natuur- kundigen, die in 1854, bij gelegenheid der oprigting van het gebouw der algemeene tentoonstelling te Parijs, uit den boezem der Fransche Akademie van weten- schappen werd benoemd, om te adviseren over de nood- zakelijkheid, om op eene zoodanige massa, grootendeels uit metaal zamengesteld, middelen tegen den invloed van den bliksem aan te wenden en, zoo deze noodza- kelijkheid bestond, over de vraag, welke die middelen zouden moeten zijn. „De kommissie, bestaande uit de HH. Becquerel, Babinet, Duhamel, Desprets, Gagniard de la Tour en Pouillet, als rapporteur, kwam tot het besluit, dat, naar« nak 877 mate gebouwen grooter oppervlakte hebben en meer metaal in de konstruktie is gebruikt, bliksemafleiders meer onmisbaar zijn. „Het eerste is duidelijk, dewijl de kans van treffen, overigens alles gelijk zijnde, in verhouding moet staan tot de grootte der oppervlakte, die getroffen kan worden. „ Het tweede grondt zij op de wet, dat metalen, betere geleiders zijnde dan de gewone bouwmaterialen, meer den bliksem aantrekken en deze derhalve gevaarlijker zal worden naar mate er meer metaal bijeen is, „De kommissie kwam derhalve tot het besluit, dat bliksemafleiders noodzakelijk waren en zij beval daar- toe aan, die, welke naarde voorschriften van Gay-Lus- sac waren vervaardigd. Zij verzekerde dat, hoezeer de kennis van de werking der elektriciteit ook vooruit mogt zijn gegaan, sedert het bekend worden dier voor- schriften, zij niet beter kan doen dan ze te herhalen en nader aan te dringen op datgene, wat daarvan of te veel werd verzuimd of meer bijzonder van toepas- sing was op ijzeren gebouwen. Zij stelde alleen- voor, de spitsen der afleiders minder scherp te maken. „Het bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, dit een en ander overwegende, kwam tot de overtuiging, dat de fransche kommissie niet zoo zeer het oog gehad heeft op geheel uit ijzer zamen- gestelde gebouwen, als wel op de zoodanige, waaraan zich belangrijke van elkander en welligt ook van de vochtige aarde geisoleerde massen metaal bevinden. Zij zou dan ook niet slechts met de kommissie van ge- voelen zijn, dat zulke gebouwen van afleiders behooren te worden voorzien, maar zij meent zelfs, dat er noe niet genoeg gedaan zou wezen tot afwering van gevaar, 978 indien de verschillende metaal-massen niet onderling of met den afleider door goede geleiders verbonden waren, iets waartoe men ijzerdraad no. 1 zou kunnen bezigen. „Ten aanzien der afleiders zou zij nog in acht ge- nomen willen hebben, dat de geleistangen een doorgaand geheel vormen, waartoe de lasschen niet “alleen met bouten vereenigd maar ook gesoldeerd moeten worden, en voorts, dat die geleistangen tot in de vochtige aarde voortloopen en daarmede over eene groote oppervlakte in aanraking zijn. „Daar hier echter sprake is van geheel uit ijzer ver- vaardigde gebouwen, is het bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië van oordeel, dat bliksemafleiders, in den zin der zoo even beschrevene, achterwege kunnen blijven. | „Uit de menigvuldige feiten toch, door Arago verza- meld en medegedeeld in zijne, na zijnen dood, uitgege- vene verhandeling rle Tonnerre Chap. LI en LUI”, blijkt ten duidelijkste, dat het voordeel der afleiders is, om door eene aanhoudende, gedruischlooze uitstrooming der elektriciteit uit de spitsen, de elektriciteit der wolkenlaag te neutraliseren, en aldus het inslaan van den bliksem te voorkomen. Hoe meer doorsnede de geleiding bezit, hoe gemakkelijker deze werking moet geschieden. „Het is daarom, naar het oordeel van het bestuur der Vereeniging, bij geheel ijzeren gebouwen slechts noo- dig, dat er, niettegenstaaande het ijzer waaruit het ge- bouw is zamengesteld, met menieverw of eene derge- lijke niet geleidende zelfstandigheid bestreken wordt, toch voor een onderling van oxyde bevrijd metallisch verband gezorgd worde, dat er voorts van den onder= mdk, PENN Ì 379 kant der ijzeren wanden eenige geleistangen tot in de vochtige aarde doordringen, en dat de nok van het dak met puntige vertikale stangen voorzien zij. „Indien alsdan de bliksem het gebouw treft en de afleiding langs de wanden plaats heeft, darm zullen de volgende woorden van Arago, die ook als resultaat van een aantal waarnemingen kunnen gelden, tot de volkomene inwendige veiligheid der bewoners doen be- sluiten. Hij zegt namelijk, zonder nogtans het oog te hebben op ijzeren gebouwen: „La foudre qui a pénétré dans une masse métalli= que, ne produit de dégäts, qu’au moment de sa sortie et aux environs des points par lesquels cette sortie s'opère. Une maison sera donc garantie du faîte aux fondations, si les pièces métalliques du toît se prolon- gent sans solution de continuité jusqu’ à terre.” ” „Daar nu, wanneer men wel onderrigt is, in de zoo- genaamde ijzeren gebouwen, de vloeren toch van hout of steen zullen zijn, zoo kan men veilig besluiten, dat, mogt ook al, hetgeen te betwijfelen is, de bliksem in een ijzeren gebouw slaan, dat boven op het dak van spitsen en beneden van geleistangen naar de voch- tige aarde voorzien is, deze bliksem alsdan den bewo- ners geen nadeel zal toebrengen. In alle denkbare gevallen zullen namelijk de wanden en de geleistan- gen naar de aarde, eene veel betere geleiding aanbieden dan het ligchaam van eenen mensch, die op den oogen- blik van het treffen, toevallig met de handen in aan- raking is met het ijzer van het gebouw, doch met de voeten met eene planken of steenen vloer in ver- binding is. „Vreest men echter, tegen het zoo even aangehaalde 330 gevoelen van Arago in, dat de plotselinge ontlading der elektriciteit toch eene noodlottige werking op eenen persoon hebben kan, die den wand of een der pilaren van het gebouw aanraakt, op den oogenblik, dat het door den bliksem getroffen wordt, dan bedenke men, dat deze plotselinge ontlading bij de andere ia- _ rigtingen van afleiding even goed plaats heeft, als ten minste de ijzermassen van het gebouw met de stang in geleidend verband zijn, „Zich ten slotte resumerende heeft het bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië als hare meening te kennen te geven. „Dat geheel uit ijzer zamengestelde gebouwen ook hier in Indië bewoonbaar zijn, dewijl zij, even als hui- zen van hout of steen, tegen de werking van den blik- sem beschermd kunnen worden, en: „ Dat de gebouwen te dien einde zelve als afleiders kuu- nen dienen, waartoe al hunne deelen met elkander in metallisch verband gebragt, de nokken der daken van spitsen en de wanden van onderen, op verschillende pun- ten, van geleistangen, die tot in de vochtige aarde door- dringen, voorzien moeten zijn.” Het Bestuur der Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, De President, BLEEKER. De Sekretaris, WerrzeL. 3. De sekretaris geeft kennis, dat ten gevolge van het beslotene in vergadering van 25 November jl. een brief van den volgenden inhoud gereed ligt ter ver- nae Helen aaide hen a 351 zending aan de verschillende hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch Indië. „De Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië acht, in het belang der Wetenschap, eene zooveel doenlijk volledige bekendheid , met den aard, het aan- talen de ligging der minerale bronnen, die in deze ge- westen worden aangetroffen, van het hoogste gewigt. „Behalve dat de geologische kenuis onzer Oost Indi- sche bezittingen daardoor eene belangrijke schrede voor- waarts zou kunnen doen, zou menig ander wetenschap- pelijk en ook industriëel en geneeskundig doel er door kunnen worden bereikt. „De direktie der Vereeniging neemt, dien ten gevolge , de vrijheid Uwe welwillende tuschenkomst en medewer- king in te roepen, tot het verkrijgen eener daartoe strek- kende mededeeling, aangaande het gewest onder Uw bestuur. „Om een meer duidelijk denkbeeld te geven, van hetgeen de Vereeniging zou wenschen , neemt de direktie nog de vrijheid te verwijzen naar hetgeen , betrekke- lijk de Preanger-regentschappen, in het XIVe deel van het Natuurkundig Tijdschrift in Nederlandsch Indië is openbaar gemaakt. „Zij vleit zich ten slotte, dat haar verzoek bij U gunstig zal worden ontvangen” 3. De president doet voorlezing van een levens- berigt betreffende Dr. Fromberg, op verzoek der Ver- eeniging door haar besturend lid den heer D. W. Rost van Tonningen te zamen gesteld. Deze voorlezing wordt met belangstelling aangehoord en na het einde daarvan be- sloten. 382 a. Den heer Rost van Tonningen den dank der Vereeniging te betuigen, wegens de met hare gevoelens en inzigten geheel strookende wijze, waarop hij zich van de opgenomen taak heeft gekweten; en: ô. Het levensberigt als bijlage tot de Notulen der vergadering in de Handelingen der. Vereeniging op te nemen, ten einde binnen den kortst mogelijken tijd openlijk hulde te doen aan de nagedachtenis van den ontslapene. De president brengt voorts ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. 4. Brief van het lid korrespondent den heer Teijs- mann, gedagteekend Buitenzorg den 162 December 1858, houdende advies over de lijst van Javaansche planten- namen, aangeboden door den heer Bischop Grevelinck, te Pasoeroean. Wordt naar aanleiding van dit advies besloten, bij gelegenheid van dien arbeid partij te trekken en den schrijver voor de toezending te bedanken. 5. Brief van den heer Bischop Grevelink, gedagtee- kend Pasoeroean 8 December 1858, inhoudende mede- deeling van eenige botanische bijzonderheden. Wordt besloten dit schrijven te stellen in handen van den heer Zollinger, adviserend lid der Vereeniging, met verzoek daarover te dienen van berigt. 6. Brief van het den lid heer J. F. Heckler, gedagtee- kend Indramayoe 10 December 1658, ter terugzending der stukken, in zijne handen gesteld ten gevolge van het be= slotene in de bestuursvergadering van den 25n Novem- ber j.l. (Zie Notulen $ 1). De schrijver zegt der Ver- 385 eeniging dank voor de vele moeite, die zij zich gege- ven heeft in eene aangelegenheid, die voor handel en landbouw van zoo veel gewigt is. Hij deelt voorts nog eenige bijzonderheden mede over proeven, door hem zelven genomen, tot het weren van den klander uit de rijst en zegt dienaangaande nadere berigten toe. Ken en ander wordt voorloopig voor notifikatie aan- genomen. 7. Brief van den heer De Graaff, gedagteekend Ka- rangserang Ö November 1858, over het weren van den klander uit de rijst, ter beantwoording der steeds uitgeschreven blijvende prijsvraag van den heer Heckler. Wordt besloten dit stuk vooreerst te deponeren. 8. Brief van den heer J. J. Schnell te Batavia, aanbiedende eene bestellingslijst op een door hem uitge- geven gedicht ter herinnering van het besturend lid der Vereeniging P. Baron Melvill van Carnbee. Wordt besloten 12 exemplaren van dien letterarbeid voor rekening der Vereeniging te nemen. 9. Brief van den luitenant kolonel Nauta, wd. resi- dent en militaire kommandant in de Westerafdeeling van Borneo, gedagteekend Pontianak 18 December 1858, dank zeggende voor zijne benoeming tot lid der Veree- niging en zich verbindende tot de gewone kontributie. 10. Brief van den heer G. Kolff boekhandelaar en uitgever te Batavia, gedagteekend 15 December 1858, van dezelfde strekking. 11. Brief van den luitenant kolonel G. W. Fred- zess, tweede direkteur der genie, gedagteekend Bata- via 18 December 1858, van dezelfde strekking. Wordt besloten de brieven vermeld onder no. 9, 10 en 11 te stellen in handen van den thesaurier. 984 i2. Brief van het lid der Vereeniging, den heer E. Á. Lange, dirigerend officier van gezondheid en inspekteur der hospitalen op de buitenbezittingen, gedagteekend Palembang den 12u November 1858, reeds ter tafel ge- weest in de bestuursvergadering van den 25a Novem- ber j. Ll. en in de notulen dier vergadering vermeld, toelichtende eene verzameling visschen uit het Palembang- sche, der Vereeniging door hem aangeboden, en dezer dagen bij de Vereeniging ontvangen. Volgens den heer Linge zijn de visschen slechts ge- deeltelijk in de Moessi gevangen en voor het overige verzameld in de rivieren Saleh, Padang en Kommering door den heer G. A. Van Delden, kontroleur in de divisie Kommering-ilier. De heer Bleeker brengt verslag uit over deze ver- zameling. De voorwerpen bevinden zich alle in een’ uitmuntenden toestand van bewaring. Hoezeer de ver- zameling geene soorten bevat, nieuw voor de weten- schap, is zij toch belangrijk, eensdeels vermits er soor- ten bij zijn, welke nog niet van het stroomgebied van den Moessi bekend waren en ten andere, vermits van meerdere bekende soorten grootere voorwerpen daarin bevat zijn, dan in vroegere verzamelingen voorkwa- men, zooals een voorwerp van Belodontichthys maero- chir Blkr van 400”, een ander van Phalacronotus mi- eropogon Blkr van 348”, een van Hemipimelodus ma- crocephalus Blkr van meer dan 200” en een van Joh- nius microlepis Blkr van 290” lengte. Ook nog in een derde opzigt is deze kollektie belangrijk, wegens de inlandsche namen, welke op etiketten aan de voor- werpen zijn gehecht en met enkele uitzonderingen goed zijn bewaard gebleven, zoodat ook de kennis der su- adeatidnd er TE 355 matrasche namen van visschen er eene schrede voor- waarts door gebragt wordt. De gezondene voorwerpen zijn door den heer Bleeker bepaald als volgt. Achter de systematische namen zijn tevens geplaatst de inlandsche, onder welke de soorten in het Palembangsche bekend zijn. [l ODO CQ OO TT HR U B CO IO mi . Toxotes jaculator CV.— Soempit soempit Pal, „ Scatophagus argus CV‚—Keper Pal, ‚ Drepane punctata CV.—Dawon waroe Pal. ‚ Osphromenus olfax Comm. Goerami Pal. ‚ Ophicephalus pleurophthalmus Blkr.— Zomaa Pal, n_Stevensiu Blkr.——-Zomax Pal, ‚ Johnius microlepis Blkr.—Zeroesan Pal: ‚ Platycephalus insidiator Bl. Schn.—Gemi-gemi Pal. . Gobius xanthozona Blkr.—Gezdang=gendis Pal, ‚ Amblyopus Hermannianus CV.—Soezir?? (naam niet goed leesbaar). . Batrachus grunniens CV.—Zepoe Pal. ‚ Arius arius CV.—Sigoegoet en Doeri dada poeti Pal. ‚ Cephalocassis Stormei Blkr.—Singoegoet en Doe- kang Pal. „truncatus Blkr—Doekang-koening Pal. ‚ Bagroides melanopterus Blkr.—ikoes-an Pal. ‚ Ketengus typus Blkr.— Doekang betoel Pal, ‚ Hemipimelodus borneënsis Blkr.—Doekang Pal, „macrocephalus Blkr.— Doekang Pal, ‚ Wallago Leeru Blkr.—f'appa Pal. ‚ Belodontichthys macrochir Blkr. (inl. nm. onleesb.). . Kryptopterus limpok Blkr.—Zaïs djangoet Pal, „_micropus Blkr.—Zais juaro Pal. ‚ Kryptopterichthys palembangensis Blkr.— Lais loes koer Pal. 986 24. Micronema phalacronotus Blkr = Phalacronotus micruropterus Blkr= Silurus phalacronotus Blkr.— Luis bamban Pal. 25. Phalaeronotus micropogon Blkr.—Zais moentjoen Pal. 26. Cyclocheilos (Cyclocheilos) macracanthus Blkr = Barbus macracanthus Blkr.—Djo/4 Pal. 27. Amblyrbynchichthys truncatus Elkr, = Systomus truncatus Blkr.—Bettet Pal. 28. Rohita Schlegeln Blkr.— 4ralim of Aralin? Pal. 29. Macrochirichthys uranoscopus Blkr == Leuciscus uranoscopus Blkr.—Zima tima Pal. 80 Hymenophysa MacClellandi Blkr == Cobitis hyme- nophysa Blkr (inlandsche naam niet bijge- voegd). 31. Muraena tile Cant. (inl. naam onbekend). 82. Chonerhinos naritus Blkr.—Boentel pating Pal. De heer Bleeker deelt nog mede, dat het gezonden voorwerp van Micronema phalacronotus twee uiterst fijne en korte onderkaaksvoeldraadjes bezit, waarom die soort tot het geslacht Micronema en niet tot het Phalacronotus te brengen is, zullende het zijns inziens later blijken, dat beide genoemde geslachten met elkan- der zullen behooren vereenigd te worden. Ook vermoedt rapporteur dat, Micronema micruropterus wel dezelfde soort zoukunnen zijn als Micronema typus Blkr van Java, doch ter beslissing van dit punt is noodig eene grootere rei voorwerpen van verschillende leeftijdstoestanden dan waarover hij beschikken kan. In den aaugehaalden brief van den heer Lange is voorts aangeteekend, dat de Boentel patin (Chonerhinos 387 naritus Blkr) gevaarlijk voor menschen en dieren zou zijn, omdat hij met zijn scherp gebit geheele stukken vleesch zou uitbijten. Daarbij is echter niet vermeld of de visch vergiftig is, zooals de meeste opblazers of gymnodonten. De Lepoe (Batrachus grunniens CV) zou gevaarlijk zijn wegens zijne doornen en zich moedig verweren als men hem grijpt. De Liepoe komt ook te Batavia voor onder den naam van Ikan Kodokh. Zijne doornen kunnen ligtelijk verwondingen toebrengen, doch ge- vaarlijk zijn die niet. De soort leeft zeer lang buiten water. Het blijkt uit de bijgevoegde inlandsche namen, dat de naam van Doekang aan soorten van verschillende geslachten, van Cephalocassis, Hemipimelodus en Ke- tengus gegeven wordt, en dat de Palembangers Keten- gus typus als de eigenlijke Doekang beschouwen. Het schijnt, dat zij de verschillende soorten niet juist van elkander weten te onderscheiden. De Gendang-gendis (Gobius xanthozona Blkr) zou te Palembang veel voorkomen en in groote troepen leven. Deze fraaije grondel, welke niet grooter dan 40” schijnt te worden, is ook van Java bekend, waar rapporteur haar te Soerabaja reeds in het jaar 1848 ontdekte. De heer Bleeker deelt voorts nog mede, dat van de gezondene vischsoorten nieuw zijn voor de kennis van het stroomgebied van den Moessi, Scatophagus argus CV., Drepane punctata GV. (deze beide soorten ko- men voortot in de rivieren Saleh en Kommering), Pla- tycephalus insidiator Bl Schn., Amblyopus Hermanni- anus CV, Batrachus grunniens CV.,, Ketengus typus Blkr, Hemipimelodus macrocephalus Blkr en Muraena 988 tile Cant., waardoor het aantal thans bekende visch- soorten uit dat gebied op 183 wordt gebragt. Van deze soorten zijn tevens nieuw voor de kennis der fau na van Sumatra de vijf laatstgenoemde. De heer Bleeker meldt ten slotte, dat hij bij de vis« schen van Palembang tevens gevonden heeft een vol- wassen voorwerp van den gewonen gekko (Platydactylus guttatus), welke, overigens ver over den Indischen Ár- chipel verbreide, soort, hij tot. dusverre niet van Su matra had ontvangen. Is voorts verstaan. Den heeren E. A. Langeen G. A. Van Delden den dank der Vereeniging te betuigen voor hunne belangrijke toezending en het rapport op te nemen in de notulen, 13. De heer Bleeker vertoont eenige reptiliën, ver- zameld in de omstreken van Fort de Kock ter Suma- tra’s Westkust en aangeboden door het lid der Ver- eeniging den heer Ludeking. Deze reptiliën zijn voorwerpen van 1. Compsosoma melanurus DB, 2, Hemidactylus frenatus Cuv. ö 1 platurus Bkr. Is verstaan. Op de gewone wijze den dank der Vereeniging voor het gezondene te betuigen. 14. Door den president daartoe uitgenoodigd, deelt de heer De Groot mede, dat de kolen en aardhars, eenigen tijd geleden gevonden op het land Passier, in het Westerkwartier der ommelanden van Batavia, niet in aanmerking komen om ontgonnen te worden met vooruitzigt op voordeel. Het zijn bruinkolen van vrij goede kwaliteit, doch de laag heeft slechts eene zwaarte 389 van 0,27 el en ligt ingesloten tusschen kleilagen van zeer geringen zamenhang en vastheid; van deze eerste eigenschap was hij dezen morgen, met eenige inlanders werkende, bijna het slagtoffer geworden. Ter plaatse van het onderzoek bedroeg de helling der bruine koollaag 90° naar 225°. De aardhars komt in geringe hoeveel- heid en verspreid voor, in de kleilaag, welke de kool- laag bedekt. 15. De heer De Groot vestigt de aandacht der verga- dering op de verdenking, door het koresponderend lid den heer S, Bleekrode geworpen op het gouvernement en het mijnwezen in „ Eene beschouwing over de koolformatie van Borneo’ in het XVIIde deel van het Natuurkundig Tijd- schrift voor Nederlandsch Indië bladz. 249 en 250, be- treffende het niet zenden van mineralen aan de Delftsche Akademie. Door zijne ambtelijke betrekking weet hij, dat, zoo lang het mijnwezen in Indië gevestigd is, telkens wanneer er voorhanden waren, mineralen aan die aka- demie zijn gezonden, gekozen met het oog op de studie der toekomstige mijningenieurs, welke aan die inrigting van hooger onderwijs opgeleid worden; dat de gezon- dene monsters van delfstoffen verre overtroffen de aan buitenlandsche geleerden en inrigtingen, in het belang der wetenschap en van het mijnwezen, toegezondene, dat die mineralen, behoorlijk ingepakt, van lijsten en geleidende brieven vergezeld, per scheepsgelegenheid zijn verzonden aan het ministerie van koloniën in Neder- land; dat ze bij dat departement zijn ontvangen en verzonden aan de adressen; dat zich het vreemde ver- schijnsel voordoet, dat de kisten met de voor Delft bestemde mineralen aldaar niet zouden worden ontvan- gen, terwijl de naar Londen, Weenen, Freiberg, 390 Breslau, enz. verzondene, deze zoo veel verder van ’s Gravenhage verwijderde plaatsen wel bereiken; dat Sir Roderik Murchison, Wilhelm Von Haidinger, man- nen welke aan het hoofd staan van geologie en minera- logie, en anderen, immer zijne brieven degelijk beant- woorden en dank betuigen voor de bij hunne etablis- sementen ontvangene mineralen, terwijl de heer Bleek- rode nog nooit persoonlijk of door het bestuur der Delftsche akademie heeft erkend, wat aan het minera- len-kabinet is geschonken. De heer De Groot acht het voor zich en den heer Van Dijk (1) onnoodig, de beschouwing van den heer Bleekrode verder te beantwoorden, kunnende naar zijn gevoelen elk deskundige zulks wel voor zich doen. Meerdere leden achten het evenwel voor het publiek van belang om die „ beschouwing” ook op andere pun- ten toe te lichten, waartoe de heer De Groot zich als- nu bereid verklaart. Hij zal die beantwoording langs den door het mijnwezen altijd gevolgden weg (2) aan de redaktie doen geworden. 16. Brief van den heer A. E. Klaring, van Djok- djakarta den 9n December 1858, die wegens vertrek naar Nederland, zijn abonnement op het Tijdschrift der Vereeniging opzegt. Gesteld in handen van den thesaurier en van den bibliothekaris. 17. Brief van den resident van Soerakarta, gedag- teekend 6 December 1858 no. 2678, over gelden, ten be- hoeve der Vereeniging ontvangen. (1) Schrijvers der XVIllde en XIXde bijdrage tot de geolo- gische en miveralogische kennis van Nederlandsch Indië, (2) Door tusschenkomst van het gouvernement, en ik 991 18. Brief van den resident der Preanger regentschap- pen, gedagteekend 'Wiandjioer 20 December 1858 no. 4040; als voren. 19 Brief van het lid den heer W. Hubers van Assenraad, te Willem I, gedagteekend 10 December 1858; als voren. 20. Brief van den waarnemend resident der Wester- afdeeling van Borneo, gedagteekend Pontianak 9 De- cember 1858 no. 3485/25; als voren. 21, Brief van den resident van Madioen, gedagtee« kend Madioen den 9 December 18583, no. 2595; als voren. 22. Brief van den adsistent-resident van Sambas, ge- dagteekend Sambas den 1* November 1858 no. 2477; als voren. 23. Brief van den adsistent-resident van Buitenzorg, gedagteekend 15 December 1858 no. 1409; insgelijks over gelden, der Vereeniging aankomende. Wordt besloten de brieven en bescheiden, vermeld onder no. 17 t/m 23, te stellen in handen van den thesaurier. 24. Hierna wordt overgegaan tot het kiezen voor 1859 van eenen president, vicepresident, bibliothekaris, die rekteur van het museum, hoofdredakteur van het tijd- schrift, thesaurier en sekretaris. De tegenwoordige funktionarissen worden herkozen en verklaren, voor zooveel zij de vergadering bijwonen, zich genegen hunne berekkingen te blijven waarnemen. De president bedankt persoonlijk de vergadering voor vertrouwen, wat andermaal in hem wordt gesteld en de bedoelde funktionarissen voor de welwillendheid, waar- mede zij het behartigen der belangen van de Vereeni- gmg andermaal op zich nemen. DL. XVI. 25 992 Den sekretaris wordt opgedragen den heer Maier, met zijne herkiezing als direkteur van het museum be- kend te maken. 2. Vervolgens worden tot gewone leden der Vereeni- ging voorgesteld en aangenomen de HH. J. B. Akkkeringa, Ingenieur 3e kl. van de mijnen in Nederlandsch Indië. A. H. Bisschop Grevelinck, Oud-Zeeofficier te Pa- soeroean , en C. Serlé, Ambtenaar, te Batavia. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten, De Sekretaris, Werrzen. LEVENSBERIGT VAN BPF. HK. FROMBERG. DOOR DD. WW. ROSET VAN TONNENGENe Het is met een diep gevoel van weemoed, dat ik op verzoek der Direktie van de Natuurkundige Vereeni- ging in Nederlandsch Indië, de pen opvat, om eenige regelen van herinnering te wijden, aan de nagedachtenis van een’ man, voor wien ik steeds de grootste achting koesterde, van een geleerde, wien het niet is mogen te beurt vallen, lang genoeg onder ons te vertoeven, ten einde de door hem voorbereide en zoo vurig verlangde resultaten zijns arbeids, in hun geheel, met eigen oogen te kunnen aanschouwen. Peter Frederik Hendrik Fromberg, werd op den 19% February van het jaar 1SIl te Amsterdam geboren, en had het voorregt, reeds vroeg in alle die voorbe- reidende kundigheden onderwezen te worden, welke hem later het aanleeren der hoogere wetenschappen zoo zeer hebben verligt. Opgeleid voor de pharmacie, deed hij reeds op nog jeugdigen leeftijd, de noodige examina om genoemd vak te kunnen uitoefenen en bragt daarna, als civiel apotheker, eenige jaren in zijne geboorteplaats door, Deze werkkring was Fromberg 394 evenwel te bekrompen, en zijne werkzame, steeds naar kennis dorstende , geest kon zich niet tevreden stellen, met het weinige geestgenot, dat de uitoefening van zijn vak hem aldaar aanbood. Niemand die bekend is, met den treurigen toestand, waarin de beoefenaren der pharmaceutische wetenschappen zich, over het alge- meen, in het moederland bevinden, zal zich hierover verwonderen kunnen. Met den ledigen tijd, die hem bij de uitoefening zijner betrekking beschikbaar bleef, werd steeds door hem op nuttige wijze gewoekerd, om, zooals hij nog altijd bleef hopen, hem later van toe- passing te kunnen wezen. Deze hoop, zij werd ver- vuld. Foen namelijk door de komst van den hoog- leeraar G. J. Mulder te Utrecht, in het jaar 1840, de beoefening der natuurkundige wetenschappen en voor- namelijk die der scheikunde, aldaar eene veel hoogere vlugt nam, dan immer in Nederland het geval was geweest, ontwaakte ook bij Fromberg de lust, om zich te gaan laven aan de wetenschappelijke bron, welke aan deze Akademie, steeds met zooveel liefde en gulheid, iederen belangstellenden bezoeker, aangebo- den wordt. Ofschoon reeds gehuwd zijnde, had hij toch den moed, zijne maatschappelijke betrekking te verlaten en zich in het jaar 184Ll te Utrecht te doen inschrijven, als student in de wis- en natuurkunde. Waren thans zijne wenschen vervuld, zoo bleef hem toch nog altijd overig, om in den zoo uitgebreiden kring zijner studiën, eene hoofdrigting te kiezen, waardoor hij later, zoowel voor het algemeen, als voor zich en de zijnen, nuttig werkzaam zoude kunnen we- zen. Nu was het vooral in dien tijd, dat een meer wetenschappelijke geest, zich mede in de uitoefening 395 van den vaderlandschen landbouw, begon te ontwik= kelen en Fromberg, aangetrokken door het vele schoo- ‚ne en goede, dat hierin gelegen was, verliet na een driejarig verblijf de Utrechtsche akademie, na vooraf zijn examen als kandidaat in de wis- en natuurkunde te hebben afgelegd, en vertrok als adsistent van den hoogleeraar Johnston naar Edinburg. Het was daar, dat hij, onder de leiding van genoemden uitstekenden agrikultuurchemist, zich op uitgebreide schaal konde oefenen, in alles wat op den landbouw betrekking had, en in Schotland en Engeland reeds eene zoo ruime en algemeene toepassing, had gevonden Hij on- derscheidde zich aldaar, bij gelegenheid der toen zich in hevigen graad vertoonende ziekte der aardappelen, door het beantwoorden eener prijsvraag’ „Over den aard en de oorzaken dezer ziekte, welk stuk de bekrooning ten volle waardig gekeurd werd. Na drie jaren te Edinburg te hebben doorgebragt, kwam Hromberg te Utrecht weder, en behaalde na de verdediging eener dissertatie, behelzende eene „ Physiologtsch che- mische verhandeling over de bestanddeelen der planten, in verband met het plantaardige leven”, op den 30eu Junij 1547, den zoo lang gewenschten graad van Dok- tor in de wis- en natuurkunde. Bene eigenaardigheid dezer dissertatie was, dat zij de eerste geweest is, wel- ke in de Nederduitsche taal geschreven en verdedigd is geworden. Zijne wederkomst in Nederland , stond ech- ter ook in verband met eene zending, welke de toenma- lige minister van koloniën, de heer J. C. Baud, hem in het belang van den landbouw in onze Oost-indische bezittingen, wenschte op te dragen. Als gevolg hiervan, werd Fromberg reeds kort na zijne aankomst benoemd 896 tot Agrikultuur-chemist der Indische regering, en kwam als zoodanig, in den aanvang van het jaar 1848, alhier aan. Hij bevond zich nu op een terrein, dat, in land-_ bouw-scheikundigen zin gesproken, nog geheel onbe- arbeid was, niet alleen, maar waar zelfs het doel zij- ner zending, aan velen als een raadsel voorkwam. Een moeijelijk standpunt voorwaar, dat nog bezwarender werd, doordien hij, alhoewel geheel voor zijne betrek- king berekend, zich in het midden eener maatschap- pij bevond, welker eigenaardige toestand en inrigting, volstrekt niet gedoogde, dat alles wat in Europa door de wetenschap voorgeschreven werd, zoo maar oogen= blikkelijk fez witvoer werd gebragt. MVoorsehrijven en vitvoeren zijn twee zeer verschillende zaken en geleerd- heid alleen is niet altijd de volmaakte leidsvrouw, waardoor men spoedig tot resultaten kan komen; nie- mand die dit meer en beter ondervonden heeft, dan Dr. Fromberg. Hij ving zijne werkzaamheden aan, met het verkennen van het terrein, dat hij bearbeiden moest , en deed te dien einde, vooral in de jaren 1849, 1850 en 1851 velerlei reizen over Java, Na den afloop dezer , bragt Fromberg den meesten tijd te Buitenzorg door, alwaar inmiddels een gebouw was verrezen, dat tot Landbouw-scheikundig laboratorium was ingerigt en waar hij zich bevlijtigde om, hierin geholpen door de inmiddels hem toegevoegde adsistenten, door eene reeks van onderzoekingen, steeds nuttig te zijn in den werk- kring, hem aangewezen. De voornaamste dezer, welke door den druk algemeen bekend geworden zijn, wil ik hier aanhalen. 1. Over den invloed, door vermindering of uitroeijing van hout- bosschen, uitgeoefend op het klimaat. 11. 4. 15. 397 Dit stuk, dat met eene meesterlijke hand in een ongelooflijk kort tijdsbestek werd vervaardigd, deed hem eene speciale goedkeuring van den toenmalí- gen opperlandvoogd dezer gewesten verwerven. Verslag van de uitkomsten der Melsens-proeven, gedaan in de Suikerfabriek Oedjongroessi in de residentie Tegal, in het jaar 1850. ij Bijzonderheden omtrent de suikerkultuur op Java, naar sta- tistische opgaven. Verslag van de uitkomsten der kultuur van suikerriet, uit het oostelijk gedeelte van Java, hoofdzakelijk geschied in den proeftuin te Genting, in het jaar 1852 en 1853. Verslag over de proeven met de kultuur van suikerriet. Over den invloed van verschillende zouten, op den groei en de zamenstelling des beetwortels. Over den invloed van het suikerrietsap op de hoedanigheid der suiker. De methode van den heer Melsens, ter bereiding van suiker. Verslag van het chemisch onderzoek van twee suikerrietstok- ken en twee monsters ampas van Borneo. Verslag der uitkomsten van het scheikundig onderzoek van drie stokken suikerriet, uit de vlakte van Pemangkat op Borneo. Verslag van de uitkomsten van het chemisch onderzoek, hoofdzakelijk op het suikergehalte van verschillende suiker- rietsoorten van Java, alsmede van eenige monsters zooge- paamde ampas. Beantwoording der vraag, of het sap dat in de ampas terug blijft, meer suikerhoudend is, dan hetgeen men door persing reeds heeft verwijderd. Verslag van het onderzoek van een aantal monsters van suikerriet, Scheikundig onderzoek van den wortel der kagsave-plant van Java in verband met zijne voedselwaarde en kultuur. Verslag van het scheikundig onderzoek van de zaden der Canavalia ensiformis, 398 16, Uittreksel van een verslag over de oorzaken der uitsterving van koffijboomen, in de residentie Kadoe. 17, Over het watergehalte van verschillende luchtdrooge koffij- soorten en de daarvan afhangende hoedanigheden. 18. Berigt over een scheikundig onderzoek van muskaatnoten= schillen, met het ovg op hare bruikbaarheid. 19, Over het stelsel van ondergrondsdrooging (drainage) en zijne toepasselijkheid voor het eiland Java. 20. Over de guano, hare oorsprong, chemische zamenstelling en werkzaamheid als meststof. 21. Verslag over de aard en bruikbaarheid der dierlijke meststof, aauwezig in de grot Poetjak-wangi in Grissee. 22. Verslag over een chemisch onderzoek van den soeren- bast. 23. Verslag over de uitkomsten van eenige kultuurproeven met guikerriet. 24. Verslag over de hoedanigheid van het gap van eenige soorten van suikerriet, gekweekt in den laboratoriumtuin te Buitenzorg. 25. Verslag van eene reeks van proeven met suikerrietsap, in verband met de fabrikaadje. 26. Verslag van eene bemestingproef met suikerriet, in den la- boratoriamtuin te Buitenzorg. Deze verslagen, van welke de meeste zeer uitge- breid en de vruchten zijn van langdurige, uitgestrekte en dikwijls herhaalde proeven, bevatten een’ schat van nuttige opmerkingen, welke zoowel voor het tegenwoor- dige als voor de toekomst, van eene uitgebreide toe- passing zijnen nog zullen worden. Menige wenk, daar- in gegeven, zal later, wij houden er ons ten volle van overtuigd, blijken van eene onmiskenbare waarde te wezen, vooral wanneer door zijne opvolgers slechts gezorgd wordt, dat hetgeen hij als geleerde geschreven heeft, nader, daar waar het pas geeft, in meer popu- lairen vorm, der Indische maatschappij worde aange- boden. Het standpunt van Wromberg, men moet dit os nimmer vergeten, had zijne eigenaardige moeijelijkhe- dits side le rn Ee __ at de ea en 999 den; alleen door proefnemingen was het hem moge- lijk, om op een geheel onbekend terrein, tot de Kex- nis daarvan te graken; niemand die vorderen kan, dat alle deze proeven hadden moeten gelukken. Wat verder deze laatste betreft, kan men in het alge- meen daarvan zeggen, dat de waardige afgestorvene veel gezaaid heeft, wat anderen na hem maaijen zul- len en dat voor het waarderen zijner werkzaamheden, ook de tijdgenooten daar zijn. Mogen deze echter nimmer uit het oog verliezen, dat werkelijke resultaten zich steeds splitsen in twee groote en goed afgeschei- dene gedeelten, in die namelijk, welke van oogenblik- kelijke toepassing zijn en in diegene, welke meer op de toekomst betrekking hebben; deze laatste vooral zijn het, welke in groote hoeveelheid en met oneindig veel inspanning, door Fromberg zijn geleverd worden. Deze aangehaalde geschriften geven echter slechts een onvolkomen denkbeeld, van datgene, wat door Fromberg voor de wetenschappen alhier gedaan is. Zij- ne vele adviezen aan de regering en de meer op zijne overige dienstbezigheden betrekking hebbende stuk- ken, doen verbaasd staan over dat, wat door één mensch in eenige jaren kan worden afgewerkt. Onder anderen hield een begonnen maar onvoltooid gebleven werk, „over de suikerkultuur en fabriekaadje” hem steeds tot diep in den nacht bezig. De Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië, van welke hij, van de eerste tijden harer oprigting af aan, een belangstellend en ijverig lid was , wist dan ook ’s mans kundigheden op den regten prijs te schatten en toonde dit, door niet alleen dikwijls zijne hulp en voorlichting in te roepen, maar ook door hem de onderscheiding te be- 400 wijzen, van hem tot haar Adviserend lid te benoemen. En deze onderscheiding, zij was ten volle verdiend. Niemand, die hem goed gekend heeft, zal betwisten dat zijne werkzaamheid verbazingwekkeud en zijne zucht tot het opdoen van nuttige kennis onovertrefbaar was; ja, veilig mogen wij er bijvoegen, dat deze neigingen de hoofdoorzaken zijn geweest van zijnen dood, die hem, in de kracht van den mannelijken leeftijd, aan ons ontnomen heeft. En deze voortreffelijke eigenschap- pen waren niet kunstmatig of voorgewend, maar hem van nature eigen, zoodat noch de bede zijner vrienden om toch wat meer tijd aan rust en ontspanning te geven, noch de waarschuwingen der geneesheeren, dat een dusdanig leven, vooral in Indië, niet volte houden was, in staat waren, hem in het minst van zijne ge- wone wijze van leven en handelen te doen afwijken. Herhaalde malen op het ziekbed geworpen, werd, alhoewel nog naauwelijks hersteld, de arbeid toch tel- kens weder met denzelfden ijver door hem voortgezet, totdat eindelijk de boog, zóó lang gespannen, brak, het ligchaam krank en de ziel ontstemd geraakte. In dien treurigen toestand bragt Fromberg nog eenige maanden door, diep beklaagd door zijne vrienden, die hem met innig medelijden zagen wegkwijnen, zonder iets te kun- nen doen, wat zijn leed verzachten of den slag, die hem en de zijnen treffen zoude, afweren konde. Het was op den tweeden Septemberdag van dit jaar, dat zijn jongste en meest geliefkoosde kind, aan eene snel verloopende ziekte, hem ontnomen werd. Het was de laaste bittere droppel, hem uit den levensbeker aangeboden, zijne diepe smart hierover, de laatste klank van weemoed, welke zijne geschokte ziel nog heeft doen vn Cn Kent nen ed 401 trillen. Weinige uren (op den 3n September) na het verscheiden van dit zijn geliefde huwelijkspand, sloot ook hij voor immer de oogen en vlood zijn geest henen naar betere gewesten, eene hope, die hem door zijn echt godsdienstig gemoed, immer bijgebleven was. Wij hebben in deze weinige regelen getracht, eene getrouwe schets te geven, der eigenschappen en ver- diensten van een’ man, dien wij altijd en dat om vele redenen, geacht en gewaardeerd hebben. Want ook in het maatschappelijke leven was Fromberg deze hoogachting overwaardig. Gebreken, wie bezit ze niet, maar eene waarheid is het, dat zijne goede hoeda- nigheden, in eene dusdanige mate overwegend waren, dat wij steeds met liefde en eerbied aan hem zullen kunnen blijven denken. Braaf echtgenoot en vader, wist hij nog iederen dag, eenige oogenblikken aan zijn zoo werkzaam leven te ontwoekeren, om door eigen on- derrigt, aan zijne kinderen, het gemis eener euro- pesche opvoeding te vergoeden ;—hulpvaardig in hooge mate, was hij steeds bereid om anderen van dienst te wezen, daar waar hij dit mogt of konde ;— onbaat- zuchtig en alles aan het heil der wetenschap opoffe- rende, laat hij niets na dan eene treurende weduwe met vier jeugdige kinderen, welke zijne hulp en leiding nog zoo zeer van noode hadden. Het leven hier be- neden heeft weinig genoegelijks voor hem opgeleverd en hem is veel ten deel gevallen, van datgene, wat wij menschen, hier gewoon zijn verdriet en zorg te noe- men. Wetenschappelijk leed, niet het minste van dat, wat een gevoelig gemoed treffen kan, heeft ook hij in ruime mate, vooral in het laatste tijdperk zijns levens, moeten ondervinden. En zoo mogen wij wel tot het 402 besluit komen, dat, als wij alles te zamenvatten, From- berg de baanbreker geweest is voor allen, die het werk, door hem hier aangevangen, zullen voortzetten; dat deze, door zijne ondervinding en kennis, opgedaan van zoo- veel wat hier nog onontgonnen was, voorgelicht, vrij wat gemakkelijker’ weg zullen afte leggen hebben, dan hij heeft afgelegd; dat wij, in één woord, zijne nage- dachtenis zullen blijven vereeren, als die van een uit- stekend mensch, van een geleerde in den echten zin des woords, van een man eindelijk, die ieder oogen- blik van zijn leven heeft getracht te benuttigen tot het opdoen van bruikbare kennis en het toepassen van deze, tot het welzijn der maatschappij. Zacht moge zijne assche rusten ! Buitenzorg, 12 December 1858. BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN l8n JANUARY 1859, TEN HUIZE VAN DEN HEER BLEEKER. Tegenwoordig zijn de HH. P. BreEKER, President. G. F. Dr Bruin Kors, Bebliothekaris. G. A. De LANGE, J. A. C. OupEMANS, M. Te. Reicur, Zhesaurser. A. W. P. Werrzen, Sekretarss. De vicepresident, de heer A. J. D. Steenstra Tous- saint, is wegens ongesteldheid verhinderd de vergade- ring bij te wonen. De notulen der vorige vergadering worden voorge- lezen en goedgekeurd. De president brengt ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. 1. Brief van het bestuurslid den heer W. EF. Vere steeg, kennis gevende, dat hij door zijn aanstaand ver- trek naar Boni verhinderd is, voorloopig aan de werk- zaamheden der Vereeniging deel te nemen en er de verzekering bijvoegende, dat hij niettemin zal trachten gedurende zijne afwezigheid voor haar nuttig te zijn. Wordt met erkentelijkheid voor notifikatie aangeno- men. 40Á 2. Kennisgave van het afwezige bestuurslid, den heer P.J. Maier, dat het hem aangenaam is, weder benoemd te zijn tot Direkteur van het museum, en dat hij vol- gaarne die betrekking zal blijven vervullen. Wordt hierop besloten als boven. 9. Brief van den heer Dr. C. A. J. Oudemans, te Rot- terdam, gedagteekend 18 November 1858, kennis ge- vende, dat hij hoogen prijs stelt op zijne benoeming tot Korresponderend lid der Vereeniging en dat het hem een aangename pligt zal zijn, der Vereeniging voortaan al datgene aan te bieden, wat hij, als uitkomsten zij- ner onderzoekingen, in het licht geeft of door den druk wenscht bekend te maken. Wordt besloten als boven. 4. Brief van den heer H. D. A. Van der Goes, te Banda neira, van den 2ór November 1858, dank zeg- gende voor zijne benoeming tot Lid der Vereeniging en zich verbindende tot de gewone kontributie. Wordt in handen gesteld van den thesaurier. 5. Brief van het lid der Vereeniging, den heer H. Von Rosenberg, te Buitenzorg, van den 4n January 1859 no. 1, inhoudende het berigt, dat de door hem bijge- woonde onderzoekingstogt naar Nieuw-Guinea hem in gelegenheid heeft gesteld, zijne vroeger gepubliceerde overzigtstabellen van de vonde van dezen archi= pel belangrijk uit te breiden en te verbeteren. Hij denkt eenen daartoe strekkenden arbeid eerlang der Vereeniging aan te bieden en hoopt dien alsdan met spoed in het licht te zien gegeven. Voorloopig voor kennisgeving aangenomen. 6., enz. 1, Brief van het lid der Vereeniging den heer A.J. W. wides keer das pe 405 Van Ophuysen, te Benkoelen, gedagteekend 28 December 1858, vermeldende de afzending eener kist met natu- raliën voor het museum der Vereeniging, Voorloopig voor notifikatie aangenomen en in handen gesteld van den direkteur van het museum. 8. Brief van den heer G. H. Beer, te Willem T, gedag- teekend 27 December 1858, aanbiedende voor de biblio- theek der Vereeniging twee exemplaren van het werk, getiteld „ Beginsels der Natuurkunde, door Petrus van „Musschenbroek” het eene van 1736 en het andere van 1789, beide uitgegeven bij Luchtmans te Leiden. Wordt besloten den heer Beer te schrijven, dat zijn geschenk met erkentelijkheid zal worden aangenomen. 9. Brief van den heer Holle, te T'jikadjang , gedag- teekend 25 December 1858, aanbiedende te zenden. a. Een monster aardhars in, de nabijheid zijner wo- ning gevonden. b. Waarnemingen aangaande den thermometerstand, de rigting van den wind, de regendagen en de heldere of betrokken lucht, benevens de aardbevingen, te Tji- kadjang. c. Eene vischsoort, genaamd Menga, waaaraan eenige bijzondere eigenschappen worden toegekend. Wordt besloten den heer Holle te schrijven, dat zijne bezending met belangstelling wordt te gemoet gezien en in dank zal worden aangenomen. 9. Brief van den Raden Toemmengong Ario 'Tjondro Negoro, regent van Serang, residentie Bantam , gedag- teekend Serang 23 December 1858, ter toezending van acht monsters hars-soorten.en van eene flesch mineraal- water uit die residentie. Wordt in dank aangenomen en besloten tot plaatsing 405 in het museum, alsmede om den regent voornoemd te verzoeken nog eenige flesschen van hetzelfde mineraal water te zenden, ten einde het aan eene scheikundige analyse te kunnen onderwerpen. 10. Eenige exemplaren van zoogenaamde vogelspin- nen (Mygale javanensis), gezonden door het lid der Ver- eeniging, den kapitein J. H. Donleben, te Serang. In dank aangenomen en besloten tot plaatsing in ket museum. 11. De heer Bleeker doet verslag van eene verzame- ling van visschen, gevangen bij Japara en aangeboden door het lid der Vereeniging den heer S. A. Thurkow. Deze verzameling bestaat uit de volgende soorten: 1 Holocentrum orientale CV. 2 Apogon koilomatodon Blkr. 3 „__quadrifasciatus CV. Lates nobilis CV. Serranus formosus CV. „_ nebulosus CV. „_ variolosus CV. Mesoprion annularis CV. 9 „_Johnu CV. 10 „_ lutjanus CV. 11 w__octolineatus Blkr. een EK er AE 12 Lethrinus harak Rüpp. 13 „_ opercularis CV. 14 Dentex Blochit Blkr. 15 wv griseus T'Schl. 16 Scolopsides lycogenis CV, 17 „torquatus CV, 18 „_Vosmeri CV, 19 20 21 22 28 24 25 39 407 Diagramma punctatum Ehr. Therapon theraps CV. Pristipoma argyreum CV. „ nageb Rüpp. Upeneoides sulphureus Blkr. Minous monodactylus CV. Platycephalus scaber CV. Sillago malabarica CV. Umbrina Kuhluù CV: Caesio erythrogaster K, v. H. Polynemus hexanemus CV. Sphyraena jello CV. Gerres filamentosus CV. Chelmon rostratus CV. Drepane punctata CV. Scatophagus argus CV. Mugil bontah Blkr. Cybium lineolatum CV. Trichturus haumela CV. Chironemus sancti Petri CV. / tol CV. Megalaspis Rottleri Blkr. Selar para Blkr. Carangoides atropus Blkr. n__ecitula Blkr. 1 __ malabaricus Blkr, Stromateus niger Dl, Stromateoides cinereus Blkr, Equula ensifera CV. „ gomorah CV. „_gerreoides Blkr. Gazza tapeinosoma Blkr. EVT, 26 ÁOS Mene maculata CV, Amphacanthus javus CV. Gobius caninus CV. „__ kokius CV. Oxyurichthys microlepis Blkr. ) Julis (Halichoeres) mola CV. 1 ({ p ) Temmincku Blkr. Netuma nasuta Blkr. Hexanematichthys sundaicus Blkr, Bagrus gulio CV, Osteogeneiosus Valenciennesi Blkr. Plotosus canius Buch. Hemiramphus Dussumieri CV, „ __Russelli Blkr. Exocoetus unicolor GV. Chirocentrus dorab CV. Dussumieria Hasseltii Blkr. Pellona Grayana CV. Pristigaster tartoor CV. Spratella tembang Blkr. Rogenia argyrotaenia Blkr. Alausa kanagurta Bikr. Engraulis Grayi Blkr. „__ Russelli Blkr. Chatoessus chacunda CV. ) Saurida tombil CV. Hippoglosus erumei Cuv. Rhombus lentiginosus Richds. Plagusia macrolepidota Blkr. Gastrophysus lunaris J. Müll, Monacanthus hajam Blkr. Triacanthus oxycephalus Bikr, | | | | 409 83 Ostracion rhinorhynchos Blkr. 84 Carcharias (Scoliodon) acutus Rüpp. 85 Trygon zugei M.U. Alle deze 85 soorten waren reeds bekend als de zee rondom Java bewonende, doch de vindplaats Japa- ra is voor alle nieuw, zoodat de verzameling niet on- belangrijk is voor de kennis der geographische verbrei- ding der visschen om dit eiland. Alle de genoemde vischsoorten komen ook te Batavia voor. 12, Brief van het adviserend lid den heer Dr C. L. Doleschall te Amboina, gedagteekend 7 December 1858, meldende, dat hij in de volgende maand aan de Vereeniging zal toezenden eene verzameling der koraal- vormingen en polypen, die in de schoone baai van Am- boina voorkomen en waarvan het te bejammeren is, dat zij niet op de plaats kunnen worden afgebeeld, dewijl het prachtige er van na den dood spoedig verlo- ren gaat, Voorloopig voor kennisgeving aangenomen. 13. Brief van het lid der heer Dr. C. F. Schneider te Amboina, gedagteekend 7 December 1858, ter aan- bieding voor het Tijdschrift der Vereeniging van eene „ Bijdrage tot de geologische kennis van 'Timor-koe- pang”’, Wordt besloten dit stuk in handen te stellen van het bestuurslid van den C. De Groot, met verzoek daarover berigt te willen geven. 14. Brief van het lid korrespondent der Vereeni- ging te Buitenzorg, den heer Jd. E Feijsmann, luidende als volgt: 410 Buitenzorg, 11 January 1859. „Het was mij zeer aangenaam uit uwe geachte lette- ren van 2 December 1858 no. 123 te vernemen, dat uwe direktie met mijn voorstel, om het herbarium van J. Amann, op Banka verzameld, aan de heeren Miquel en Van der Sande la Coste en Van den Bosch te zen- den, genoegen heeft genomen, zoodat ik eerstdaags tot de verzending daarvan, ook van het later ontvan- gene, namens de Direktie en met bekendstelling van den verzamelaar, zal overgaan, en wel de Phaneroganische planten aan den hoogleeraar Miquel en alle de Kryp- togamische planten, waaronder ook de Filices, aan heeren doktoren voornoemd, dewijl ik bij een kortelings, van laatstgenoemde heeren, ontvangen schrijven, ook aanzoek om Filices gehad heb. Daar ik er nog an- dere soortgelijke planten, door anderen en mij zelven verzameld, kan bijvoegen, zal deze zending niet geheel onbelangrijk, en zeker aan die heeren hoogst welkom zijn. „Het later van u ontvangene herbarium van J. Amann, was, wat de kryptogamische planten betrof, niet van belang ontbloot en daaruit bleek, even als vroeger, ten duidelijkste de ijver en de geschiktheid van den verzamelaar. Bij de phanerogamische plan- ten was echter, behalve de vele Gramineae, weinig be- langrijks, zoodat dit minder interessant mag genoemd worden. Daarbij kwam nog, dat, binnen in het paket, een gedeelte totaal verrot was, wat waarschijnlijk niet droog genoeg was ingepakt. Evenwel is daaraan, de soorten der planten, hier bedoeld, in aanmerking ne- mende, weinig verloren. ann. EEN a ES dna 411 w Daar de verzameling van J. Amann geene wieren bevat, welke de hoofdstudie van den heer Le Jolly schijnen uit te maken, acht ik deze verzameling beter en nuttiger besteed, door ze aan de hiervoren bedoelde bestemming te wijden, enz,” Het Lid Korrespondent, J. B. Trrsmann. Wordt besloten den heer Teijsmann den dank der Vereeniging te betuigen voor zijne welwillende bemoei- jingen en hem te verzoeken, aan de heeren in Neder- land, die boven bedoelde bezending zullen ontvangen, eenig berigt dienaangaande voor het Tijdschrift der Vereeniging te vragen. 15. Verslag van het bestuurslid den heer Versteeg over de kaarten, door het lid korrespondent den heer Hageman aan Vereeniging geschonken en luidende als volgt. „De verzameling land- en zeekaarten , door het lid kor- respondent, den heer J. Hageman Jez., der Vereeni- ging ten geschenke aangeboden en waarover handelt $ 4 der Notulen van de bestuursvergadering, gehou- den den 23n September 1858, mij in handen gesteld zijnde, om van den inhoud verslag te doen, heb ik deswege onderstaanden staat opgemaakt, bevattende ter eener zijde den titel of, bij gebreke van dien, de aan- wijzing van het oord, waarop elke kaart betrekking heeft, en ter andere zijde eene korte beoordeeling, voor zoo- verre de kaarten niet reeds zijn uitgegeven, aangezien deze allen, blijkens den datum, zeer verouderd zijn, 412 4. Gedrukte Kaarten. …E 1. De kusten van Arracam, Pe- | Deze kaart is niet van een jaar= gu en Siam met de Ande- maon=- en Nicobar- Eilanden tot aan Sumatra ’s Noord- westpunt. Nieuwe kaart van Sumatra verbeterd door Fr. Valentijn en uitgegeven door J. van Braam en G., Onder de Lin- den. Zeekaart der straten Sunda en Banka met aangrenzende kusten, uitgegeven te Amster- dam bij Joannes Van Keulen, Nieuwe paskaart van Oost- Indien uitgegeven te Amster- dam door Johannes van Keu- len in het jaar 1689, Insule Jave pârs orientalis edente Hadriane Relando uit- gegeven door G. Van Keulen te Amsterdam. Hydrographische schets eener baai op de ZO, kust van het Eiland Balabae vervaardigd door Thomas de Castro in 1573. Gedrukt in 1774 te Londen door Dalrymple. Baai en riviernet van Ipolitó op het Eiland Palawan of Paragua door Don Thomas de Castro in 1573. Gedrukt even als bij n°. 6, Kaart, waarop staan aange- geven een paar reeden en an- kerplaatsen op het eiland Ma- gindanao door Kapt. Thomas Forrest, in het jaar 1781 te Londen gepubliceerd, tal voorzien, doch draagt de kenmerken van in de vorige eeuw te zijn gedrukt en vermoedelijk uitgegeven van Joannes van Kuelen te Amsterdam, van wien vele kaarten van deze gewesten bestaan. Zeer verouderd en onvolledig, Zonder jaartal, zeker meer dan eene en een halve eeuw oud. Het jaartal niet bekend ge- steld, zeer oud en verouderd, De peilingen op deze kaart voorkomende zijn niet zeer tal- rijk. Weinig uitvoerig. Meer gedetailleerd, dan de beide voorgaande, d d. 10. 11 12. 13. 14. pt 413 Kaart van de Bongo-baai op het eiland Magindanao in het Jaar 1774 te Londen uitgege- ven, Schetsen van eenige klippen en eilanden in de Chinesche zee. Generale kaart van het Ei- land Balabac en een deel der ZO. kust van het eiland Pa- lawan of Paragua, uitgegeven te Londen in 1775. Het Bunwood-Eiland, met een deel der kust van Maginda- nao door Capt. ‘Thomas For- rest in 1781 te Londen gepu- bliceerd. Nieuwe afteekening van de Philippijnsche eilanden uitge- geven te Amsterdam door Jo- annes Van Keulen. Kaart der Chinesche zee en van de boet van Siam, uit- gegeven als bij 13. „Een geziet op de citadel en Reede van de stad Amboina tr 1797. B. Manuskript- Kaarten, Een achttal schetsen betrek- kelijk Straat Sunda en Ban- ka, op diverse schalen, zonder jaartal. De reede van Batavia. ‚ Schets van een deel der Luaam- pongsche kust nabij Telokh Betong. Vervaardiger onbekend: Zonder opgaven van tijd of maker; blijkbaar uit de vorige eeuw. Blijkbaar hebben de sub 6 en 7 gemelde tot de zamenstel- ling bijgedragen. De kaarten onder 6 t/m. 12 genoemd, dragen de kenmerken door de Engelsche Admirali- teit te zijn gepubliceerd. Zonder jaartal; van oudere datum dan de hooger genoenule Engelsche kaarten, Als. voorgaande. Eene gekleurde Engelsche plaat. schetsen en Opnamen. Naar het blijkt van Hollandse hen oorsprong ; welligt de brouit= lons, die gediend hebben tot de zamenstelling der sub A 3. op= genoemde kaart. Verouderde Engelsche schets; Zeer figuratief doch niet oud Le, é Sk 10. 11, 12. 18 14, i5. 414 ‚ Plan der baai van Tapan- noelie, op de Westkust van Sumatra. ‚ Plan d'attaque tegen het ei- land Riouw, Schets der kust van Oost- Sumatra ter hoogte van de mondingen der Jambi en- In- dragiri-rivieren. ‚ Met potlood geteekende land- verkenning op Muntok, ‚ Schets der rivier van Palem- bang van de monding tot aan de hoofdplaats. ‚ Plan der reede van Muntok en van den Zuider-ingang der Straat Banka, Part of the Coast of Banka naarvolgens peilingen geno- men aan boord der Diedericka door S. W. Godt. Kaart der afdeelingen Tji- latjap en Poerwakarta Resi- dentie Banjoemas. Schets der reede van Japara. Schets van den Crimon-Java archipel, Fragmenten eener in 1845 ge- dane verkenning van de Ben- gawan of Solosche rivier, door J. Hageman Jcz. schets van een deel der Zuid- kust van het eiland Madura in den omtrek der zoutpan- nen van Pemakassan. Niet zonder zorg bewerkt, doch van minder waarde, sedert de opnamen der Nederlandsche Marine officieren Van Maurik en Edeling. Zonder jaartal, met uitvoeri- ge in-teekening der schepen en batterij en, doch van geringe geo- graphische waarde, Zeer figuratief en onvolledig. Van ouden datum, onvolledig en ruw. Zeer uitvoerig. Dit stelt een deel der Oost- kust voor ter hoogte van Batoe- roessak, zonder opgave van jaar- tal; schijnt reeds oud. Niet meer dan eene figuratieve schets, waarvan bovendien el- ders kopieën bestaan. Beide eenigzins verouderd, vermoedelijk kopieën van de door La Valette in 1842 vervaardig- de kaarten, Bevat aanteekeningen waar- van bereids met vrucht voor den Atlas van Nederlandsch Indië is gebruik gemaakt, Afkomst en datum onbekend ; van waarde, wegens de bijna totale onbekendheid der kusten van dat gedeelte, Kn ad Ea end 16, : Erg 18. Le 20. 21. 22, 23. 24. 415 Berekaart van de residentie hed . Poerbolingo. Twee exemplaren eener hy- drographische opname van de Straat Madura. Eene hydrographische opna- me als bij 17, Schets eener reis in 1844— 1845 door een deel der Ei- landen beoosten Java gedaan door J. Hageman Joz. Schets der Reede van Ma- kassar. Zeekaart van een deel der Westkust van het Eiland Ce- lebes van Tanette tot Pare- pare. Schets van het gedeelte van het eiland Timor, dat onder Nederlandsch bestuur staat. Platte grond van de stad Am- boina. Overzigtskaart van de Zuide- lijk helft van den Moluk- schen archipel, bevattende een deel van Ceram, de Banda-, Aroe-, Key- en Tenimber- eilanden. Batavia, 30 December 1858. nn nad (JETTE tnt " Van weinig waarde, naar het schijnt van inlandschen oor- sprong. Beide deze kaarten, hoezeer, gelijk in het oog valt, op zeer verschillende tijdstippen ver- vaardigd, zijn van ouden da- tum. Ware het juiste jaartal bekend, dan zouden ze eene niet onbelangrijke bijdrage le- veren tot de kennis van de ver- anderingen, die dit vaarwater binnen zekeren tijdkring onder- gaan heeft, waarvan men thans nog niet geheel zeker is, Figuratief, zonder groote geo- graphische waarde. Zeer weinig beduidend. Niet onbelangrijk, vermoede- lijk afkomstig van Z. M. brik Siewa, echter verouderd, naar- dien nieuwere opname bestaan, Zonder eenige waarde. 1 Defekt en enkel van eenige lokale waarde, Verouderd en bovendien zeer oppervlakkig. W. F. VERSTEEG, 416 Ten aanzien van dit verslag wordt de opmerking ge- maakt, dat de heer Versteeg de opgenoemde kaarten heeft beoordeeld met het oog op hunne meerdere of mindere bruikbaarheid in den tegenwoordigen tijd. Dit oordeel kan derhalve niet in allen deele gunstig zijn. De geschiedvorscher evenwel, die tot het maken van juiste gevolgtrekkingen dikwerf noodig heeft te weten, welke aardrijkskundige kennis men weleer van sommi- ge landen had, zal vele dier kaarten met vrucht raad- plegen. 16. Brief van het lid den heer H. A. Bernstein, te Ga- dok, van den 26n December 1858, aanbiedende eene « Bij- drage over het soortelijk verschil van Falco lymnaëtus Horsf. en Falco niveus Temm.” De heer Bernstein toont daarin aan, dat deze beide valkensoorten niet, gelijk Temminck onderstelde, en Bonaparte, die de twee soorten in zijne Synopsis Ávium als Spizaëtus cirrhatus vereenigde, als zeker aannam, slechts verscheidenheden van één soort, maar twee bepaalde species zijn, die onderling slechts eene zekere overeenkomst in grootte en ligchaamsvorm hebben. Dit verschil meent hij vooral anatomisch met zekerheid te hebben bewezen. Wordt besloten tot plaatsing in de werken der Ver- eeniging. 17. Een stuk van het bestuurslid, den heer J. A. C. Oudemans, over zijne waarnemingen te Batavia op de komeet van 1858. Wordt besloten tot plaatsing in de Verhandelingen der Vereeniging. 18. Eene bijdrage van het bestuurslid den heer P. J. Maier, tot de kennis van het goudhoudende kust- zand te Tjilatjap. eend ET TP" VO PE edn lS nen A ET PEN, * A17 Wordt besloten tot opname in het Tijdschrift der Vereeniging. 19. Brief van het lid der Vereeniging den heer A.G. Veltman van den 7* January 1859, aanbiedende de resultaten van het onderzoek van een mineraal water van Bawean. Wordt besloten tot plaatsing in het Tijdschrift der Vereeniging. De heer Veltman deelt wijders mede, dat de hem toegezondene hoeveelheid dawon bitjetah te gering was om daarop een geregeld onderzoek te verrigten. Notifikatie. 20. Brief van den heer J. Van Gorcum, die zijn leed- wezen betuigt, nog niet in staat te zijn geweest, eenige van hem verzochte scheikundige onderzoekingen tot stand te brengen , maar zich voorstelt daartoe eerlang over te gaan. Notifikatie. 21. Brief van den heer Huart, lithograaf te Bata- vla, ter toezending van de platen no. 9, 10, 11 en 2. behoorende bij den arbeid over de Arachniden van den heer Doleschall. Notifikatie en gesteld in handen van den thesaurier. 22. Gouvernements besluit van ?2n December 1858 no. 14, waarbij wordt afgewezen het verzoek der Ver- eeniging om een onderstand als te gemoetkoming in de erlanging van een gebouw, bestemd tot haar mu- seum, boekerij enz. en een stuk gronds tot het daar- stellen van zoodanig gebouw. Van dit besluit wordt met leedwezen en teleurstel- ling kennis genomen. Daar de Vereeniging thans even- wel een standpunt heeft bereikt, waarop zij zich zon- der gebouw en derhalve zonder betamelijke bergplaats 418 voor haar museum, boekerij en instrumenten onmoge- lijk kan handhaven, en zij derhalve niet alleen in hare ontwikkeling gestuit maar zelfs met achteruit- gang bedreigd wordt, — komt de vergadering over- een, op grond der welwillende toezeggingen van vroeger eene nadere poging tot bereiking van haar doel bij het gouvernement te doen. In eene volgende bijeenkomst zal daarover verder worden beraadslaagd. 28. De thesaurier der Vereeniging, de heer Reiche, doet verslag van hare finantiële aangelegenheden. Het blijkt dat de Vereeniging op ult. December van het jaar 1858 een saldo in kas had van f 2418,16. De thesaurier verzoekt, dat, ingevolge het reglement, eene kommissie worde benoemd, tot het opnemen en nazien van zijne rekening en verantwoording. De HH. De Lange en Oudemans, daartoe door den president aangewezen wordende, nemen deze taak wel- willend op zich. 24. Brief van den resident van Tegal van den 22n December 1858 no. 8867/9, over inteekeningen op de werken der Vereeniging. 25. Brief van den civiel en militair gouverneur van Sumatra’s Westkust, van den 162 December 1858 no. 8690; als voren. 26. Brief van den resident van Pekalongan, van den Zan December 1858 No. 2037, over gelden, ten behoeve der Vereeniging ontvangen. 97. Brief van den resident van de Zuid- en ooster- afdeeling van Borneo, van Bandjermasin den 9u De- cember 1858; als voren. 28. Brief van den adsistent-resident van Biliton, van den An December 1858 no. 178; als voren. wnd ch nn dt dn nen na er en am nnen ne VE 419 29. Brief van den resident van Manado, van den 302 November 1858; als voren. 30. Brief van den resident van Pekalongan, van den en December 1858 no. 2050, als voren. 31. Brief van den gouverneur van Celebes en on- derhoorigheden , van den 18 December 1858 No. 2384; als voren. 32. Brief van den adsistent-resident van Padang, van den 2n December 1858; als voren. 33. Brief van den resident der Padangsche boven- landen, van den 10n December 1858 no. 1677; als voren. 34. Brief van den resident van Pasoeroean, “van den 2n December 1858; als voren. Wordt besloten de brieven en bescheiden no. 24 t/m 34 te stellen in handen van den thesaurier. 35. Wordt goedgekeurd, dat door den president, op openbare verkooping, eenige boeken ten behoeve van de bibliotheek der Vereeniging zijn aangeschaft. 36. Worden voorgesteld en benoemd. Tot Buitenlandsch Korresponderend Lid der Vereeniging, Sir Roderick Murchison, te Londen. Tot Bestuurslid: het gewoon lid de heer B. E. J, H. Becking, te Batavia. Tot Gewone leden: Z. H. Oemar Kamaloedien, Sulthan Moeda van Sam- bas, te Sambas. Raden Toemenggoong Ario Tjondro Negoro, Regent van Serang, te Serang. de heer F.R. J M. Huysers, Sekretaris der residen: tie Ternate, te Ternate. 37. De heer Bleeker berigt over eenige 420 Reptiliën van Nieuw-Guinea, verzameld tijdens den jongsten onderzoekingstogt naar Nieuw-Guinea en aangeboden door de heeren H. D. A, Van der Goes en H. Von Rosenberg. Deze reptiliën zijn weinig talrijk en bestaan uit 8 soorten, t w. 1. Chelonia imbricata Schw. 2. Lophyrus dilophus DB. 9. Bronchocela eristatella Kp 4. Draco lineatus Daud. 5. Eumeces Lessonii DB. 6. Platurus fasciatus Daud. 1. Hydrophis pelamidoides Schl. 8. Rana tigrina Daud. Van deze weinige soorten waren evenwel tot dusverre van Nieuw-Guinea nog niet bekend geworden niet min- der dan vier, t. w. Bronchocela eristatella Kp., Draco lineatus Daud , Eumeces Lessonii DB. en Rana tigrina Daud., zoodat zij toch eene kleine bijdrage leveren tot de uitbreiding der kennis van de herpetologische fauna van dit nog zoo weinig onderzochte eiland. Van Nieuw-Guinea zijn thans de volgende ú2 soor« ten van reptiliën bekend, waaronder 3 schildpadden , 22 hagedissen , 21 slangen en 6 kikvorschen. 1. Chelonia midas Schw. 2 „ imbricata Schw. (van Doreh). 3. Di virgata Dum. 4. Crocodilus biporcatus Cuv. 5. Varanus prasinus DB. == Monitor prarsinus Schl; (van Lobo). 6. „ chlorostigma Schl, 421 . Platydactylus bivittatus DB. (var. van Platydacty- lus vittatus Cuv.?). ‚ Hemidactylus baliolus A. Dum. ‚ Gymnodactylus marmoratus Cuv. = Gontodactylus Boiei S. Múüll. (van Lobo). ‚ Phyllodactylus Lesueuru DB. — Oedura rhom- bifer Gr.? „ Brachylophus fasciatus Cuv. 5 Lophyrus dilophus DB. = 'fiaris megapogon Gr. = Corytophanes megapogon S. Müll. (van Lobo en Doreh). ‚ Bronchocela cristatella Kp. (van Doreh). „ Fribolonotus Novae Guineae DB. == Zonurus No- vae Guineae Schl. —= Gentroplites ni- _—_— gricans S. Müll. (van Lobo). ‚ Draco lineatus Daud. (van Doreh). …Gongylus (Eumeces) Lessonii DB. = Scincus Les- sonii S. Müll. (van Doreh). „ (__# )Baudini DB. == Maboyia Bau- dinit Gr. nn ( _» )Freycinetii DB. == Maboyia atro- costatus Gr. (_# _) Oppelu DB.= SeincuselongatusBoie. n_(Euprepes) Physicae DB. (Lygosoma) melanopogon DDB. (_# __) smaragdinum DB. = Scincus smas ragdinus Less. (van Doreh). n ( _„ ) Müller DB. == Secincus Mülleri Schl. (van Lobo). . Ablepharus Peronii DB. == Cryptoblepharus poec- cilopleurus Gr. (van Lobo). ‚. Dibamus Novae Guineae DB, = Acontias subcoe- ens ML. B, 429 Band ‚ Typhlops polygrammieus Sch. ‚ Onychocephalus multilineatus DB. == Typhlops multilineatus Schl. ‚ Enygrus carinatus Wagl. — Boa carinata Schn. ‚ Liasis amethystinus Gr. = Python amethystinus Dd. ‚ Chersydrus fasciatus DB. = Acrochord. fasciatus Sch. ‚ Brachvorrhus albus Kuhl. = Calamaria brachyor- hos Schl. ‚ Lycodon cucullatum DB. . Dendrophis picta Boie = Leptophis pictus Cant. (van Oetanate). 7 lineata Dum. ‚ Tropidonotus picturatus S. Müll. (van Lobo). IJ semicinctus DB. ‚ Hemiodontus leucobalia DB. = Homalopsis leuco- bala Schl. ‚ Cerberus boaeformis DB. — Homalopsis Schneide- ri Schl. = Homalopsis rhynchops Cant. . Triglyphodon Drapiezii DB. = Dipsas DrapieziiBoie. ‚ Pseudelaps Mülleri DB. = Elaps Mülleri Schl. y squamulosus DB. . Trimeresurus ophiophagus DDB. . Platurus fasciatus Daud. = Hydrophis colubrina Schl. = Laticauda scutata Laur. (van Doreh). ‚ Pelamis bicolor Daud. = Hydrophis pelamis Schl. ‚ Hydrophis gracilis Schl. = Hydrus gracilis Cant. / pelamidoides Schl. = ILydrus pelamidoi- des Cant. (van Doreh). ‚ Rana tigrina Daud. (van Doreh). Mierhyla achatina 'Eschudi = Hyla sinuosa S. Mull. (straat Prinses Marianne). | 423 49. Hyla cyanea Daud. 50. Cornufer unicolor schudt. Bl. Ceratophrys turpicola S. Mull. = Asterophrys tur- picola ‘I'schud. (van Lobo). 52. Dendrobates oxycephalus Blkr. = Bombinator ony- cephalus S. Müll. (van Lobo) 38. De heer Bleeker deelt voorts nog mede, dat hij ook eenige reptiliën van Amboina, door den heer Von Rosenberg, op zijne reis naar Nieuw-Guinea verzameld , bepaald heeft als te behooren tot: 1. Platydactylus vittatus Cuv. 2. Bronchocela cristatella Kp. 9. Draco lineatus Daud. A. Eumeces Liessonii DB. 5. Liasis amethystinus Gr. 6. Brachyorrhos albus Kuhl, en 7. Platurus fasciatus Daud, alle welke soorten reeds bekend waren als op Amboi- na voor te komen. 89. De heer Bleeker berigt omtrent cene verzame- ling van reptiliën en visschen der Vereeniging toege- zonden, bestaande uit: a. Beeptiiên van Anger, aangeboden door het hd den heer J. G. T. Bernelot Moens. Deze reptiliën behooren tot de ondergenoemde soorten. 1. Platydactylus guttatus Cuv. 2. Bronchoecela jubata Kp. 8. Ophthalmidion crassum DD, 4. „_ fuscum DB. 5. Cylindrophis rufa DB. 6. Lycodon aulicum Boie. 7. Compsosoma melanurus DD, DEE XVI. hf, 424 8. Dendrophis picta Boie. aties. 9. Tropidonotus vittatus Schl. ii 10. Amphtesma subminiatum DB. 4 11. Tragops prasinus Wagl. 12. Frigonocephalus rhodostoma Rwdt. Deze soorten kende men reeds van Java, doch alle zijn nieuw voor de kennis der fauna van de omstreken van Anjer. 5 b. door het lid den heer J. G. ‘T. Bernelot Moens. Deze soorten ten getale van 18, zijn: 16 17 18 Van deze soorten zijn nieuw voor de kennis der fanua Java: Serranus aurantiacus CV., Serranus spilurus van Vischsoorten van Anjer, insgelijks aangeboden Serranus formosus CV. „ spilurus CV. # aurantiacus CV. 7 decussatus CV. Mesoprion Russelli Blkr. 1 striatus Blkr. Lethrinus harak Rüpp. / ornatus CV, Dentex tambulus CV. ' Pentapus setosus CV. Upeneus barberinus Cuv. Anabas scandens CV. Julis (Jalis) dorsalis QG. (Halichoeres) Hartzfeldii Blkr. „(u __) hortulanus Blkr. Cheilinus decacanthus Blkr. # tetrazona Blkr. Muraena griseo-badia Richds. Julis (Halichoeres) Hartzfeldi Blkr, Cheilinus 425 decacanthus Blkr, Cheilinus tetrazona Blkr en Mu- raena griseo-badia Richds, dat is, niet minder dan een derde gedeelte der gezondene soorten. Geen der 18 soor- ten is nieuw voor de wetenschap of voor de kennis der fauna van den Indischen Archipel, doeh daaren- tegen zijn zij alle nieuw voor de kennis der plaatse- lijke fauna van Anjer. 40. Ingekomen boekwerken. De iijzerslakken in Nederland of de ijzerbereiding in vroegeren tijd, door S. Bleekrodo, 8° (van den schrijver). Memoirs of the Royal Astronomical Society. Vol. I—-XXVI (van de Society). Astronomical Society Notices Vol. VIII—X VII (van de Society), Elements of Agricultural Chemistry and Geology by James HF, W. Johnston, second, third edition 1842 en 1844 (aangekocht). Experimental Researches chemical und agricultural shewing carbon to be a compound body made by plants and decomposed | by putrefaction by Rob. Rigg. London 1844 (aangekocht). On the use of lime in agriculture by James F. W. Johnston. Londen 1849 (a&gekocht). The phases of matter being an outline of the discoveries and applications of modern chemistry by F. Lindley Kemp. 2 vol, London 1855 (aangekocht). The chemistry of vegetable and animal physiology by Dr. G. J. Mulder, translated from the Dutch by Dr. P. F. H. Fromberg, with an introduction und notes by James F.W. Johnston, 8 vol, 8° London (aangekocht). De Sekretaris; Weurzer neemen BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 2]n JANvARY 1859, TEN HUIZE VAN DEN HEER De Bruin Kors. Tegenwoordig zijn de HH. P. BrreKeR, President. A. J. D. Sreensrra Toussaint, Vicepresident. B. E. J. H. Brekrne. J. Grorr. G. F, Dr Bruin Kors, Biblothekaris. J. A. C., OuDEMANs. M. Tu. Rricne, Zhesaurier, A. W.P. Werrzer, Sekretaris. De vergadering geopend zijnde, wordt het nieuw ge- kozen bestuurslid, de heer Becking, door den president welkom geheeten. De notulen der vorige vergadering worden daarna voorgelezen en goedgekeurd. De president brengt vervolgens ter tafel de navolgende brieven en bescheiden. }. Brief van den heer Hausmann, Sekretaris der König- lichen Societat der Wissenschaften te Goettingen, van den Sn Augustus 1858, ter begeleiding van geschriften door dat genootschap en door hem zelven, aan de Vereeniging gezonden, en ter kennisgeving van de ontvangst van boekwerken der Vereeniging. De heer Hausmann doet 427 verder opgave van sommige gedeelten van de werken der Vereeniging, die het genootschap nog niet zijn ge- worden. Wordt besloten de geschriften, door de Goettingsche Societät der Wissenschaften en den heer Hausmann aan- geboden, met erkentelijkheid in de boekerij op te nemen en zooveel doenlijk aan te vullen, wat dat genootschap nog van de werken der Vereeniging mogt ontbreken. 2. Brief van Dom Luis Augusto d’ Almeida Macedo, Gouverneur van Wimor delhi van den 142 December 1858, dank zeggende voor zijne benoeming tot lid der Veree- niging en de verzekering gevende gaarne tot haren bloet te zullen medewerken. Aangenomen voor kennisgeving. 3. Brief van den heer J, L. Laporte ainé, te Bordeaux (Rue du Cerf volant no. 4) van den 5" December 1858, ifhoudende het berigt, dat hij in het bezit is eener uit- gebreide verzampling van land-, zee- en zoetwaterschel- pen, herkomstig uit Europa, Afrika, Noord- en Zuid- Amerika en de Antillen; dat daarentegen in zijne ver- zameling vele leemten voorkomen ten aanzien der schel- pen te huis behoorende in Indië, China en Oceanië. Ten gevolge daarvan zou hij zeer gaarne, aan natuur- onderzoekers, die daartoe genegen mogten zijn, in ruil tegen land-, zee- en zoetwaterschelpen uit Indië, China of Oceanië, dergelijke willen zenden uit Europa, Afrika Noord- en Zuid-Amerika of de Antillen. Het beste zou wezen, daarbij gebruik te maken van schepen, die rest- streeks naar Bordeaux zeilen en den heer Laporte van de verzending vooraf berigt te doen geworden. Wordt besloten, bovenstaande wenschen van den heer Laporte door middel van de Handelingen der Vereeni- 428 en ging aan de natuuronderzoekers in Nederlandsch Indië bekend te maken. N A. Brief van den heer Zollinger, adviserend lid der Ver- eeniging, gedagteekend Rogodjampi den 132 January 1859, ter beantwoording der missive van den sekre- taris der Vereeniging van den 28* December 1858 no. 18. (Zie notulen der vergadering van 28n December $ 5). De heer Zollinger is van gevoelen, dat, hoewel hij zonder het zien van levende of gedroogde exemplaren der besprokene planten, over de juistheid der beweringen van den heer Bisschop Grevelinck niet kan beslissen, even- wel, daargelaten de kwestie van de systematische of inlandsche benamingen der bedoelde planten, al de mededeelingen van den heer Bisschop Grevelinck over het nut en de eigenschappen de oplettendheid van ge- nees- en kruidkundigen te verdienen. Wordt besloten, de gezegde mededeelingen hieronder te laten volgen en in de Handelingen der Vereeniging openbaar te maken. Botanische mededeelingen. „De in de Flora Indiae Batavae niet beschreven peul, van Acacia echrysocona Miq. is gesteeld, vliezig plat, sikkelvormig, tusschen de zaden zamengetrokken , 5—9 vadig, de zaden langwerpig en in de lengte aangehecht, de drooge peul en zaden zwart. Nopens de groeiplaats van dit gewas vraagt de hoogl. Miquel of het Java is? Ik wensch daarom voor de informatie van dien geachte ge- leerde op te geven, dat de soort in de kuststreken van Soerabaja en Pasoeroean zeer veelvuldig voorkomt en onder de inlanders bekend is onder den reeds vroeger aan u door mij opgegeven’ naam van poôn hlampies. De 100 even genoemde geachte auteur van de Flora In- nett dn and naden 429 diae Batavae zegt ook met betrekking tot Acacia leucop- hlaea WId., dat volgens Lindley in Noord-Indië uit het houteen vergift wordt gedestilleerd. Ik hoop dat het niet als laatdunkend in mij zal worden beschouwd, als ik hier be- leefdelijk vraag of met het woord vergift ook welligt sterken bedoeld wordt. Zie hier wat mij deze vraag in de pen geeft. In het werk vr Historical and descriptive account of British „India, bij Hugh Murray ” ”, van hetwelk het botanische gedeelte gesteld is door Dr. R. K. Greville, komt woordelijk voor hetgeen volgt: „ deacia levcophlaeafurnishes an ast- „ringent bark from which the natives distil an ardent spi- „rit. The fresh bark, after having been cut in pieces, is nfermented with water, palm juice, and a little coarse nsugar. When the fermentation is at its proper height, the liquor is distilled and the spirit drawn off.” „Er wordt in deze streken op de bazaar een boontje als#Geneesmiddel verkocht, hetwelk onder de Javanen bekend is als Katjang kedawoong. Het schijnt onder hen zeer in trek ein en moet, zoo men mij zegt, wind- brekende eigenschappen bezitten. Im het eerst gaf het mij eenige moeite, den boom op te sporen, doch later heb ik er meerdere van aangetroffen, ofschoon ik mij eenigzins verwonderde te vinden, dat het geen andere is dan de Parka intermedia, zoo juist beschreven door den heer Hasskarl, die echter, zoo ik wel heb, de vrucht als eea voedingsmiddel vermeldt. „In deze streken groeijen drie soorten van het geslacht Sonneratia Linn. fil., waarvan de beschrijving in de Flora Indiae Batavae het zij gezegd behoudens allen eerbied aan den auteur van dat voortreffelijk werk verschuldigd, mijns inziens niet geheel duidelijk is. De wedhodoh of bi- dodo is vierkant aan de jaarlijksche of eenjarige takken 480 en komt overeen met Aonneratia acida. De bho-ghem of bogem komt het naast bij B. pagatpat van Blanco doch hier is de beschrijving zeer onvolledig. „De derde eindelijk, hier prappat genoemd, is onge- twijfeld de witte brappat van Rumphius, gelijk de wAe- dhvdo de roode 1s van dien geleerde, en beantwoordt aan de opgegevene kenmerken in de llora van de &. alba, met dit verschil echter, dat zij wel degelijk bloem- bladen heeft; doch wit gekleurd en uit dien hoofde zeer liet voorbij gezien, daar zij niet breeder zijn dan de meeldraden. Brsscuor GREVELINCK. 5. Lene mededeeling omtrent land- en zoetwater- Moilusken van Java, van het adviserend hid den heer Zollinger, te Banjoewangt. Wordt besloten tot opname in het Tijdschrift der Vereeniging. G. Brief van het lid den heer Noordziek, adsistent- resident te Patjitan, van den 6" January 1859, tot toezen- ding van beschrijving der bron, waaruit het mineraal water herkomstig is, wat vermeld is in de notulen der bestuursvergadering van 9 Augustus 1858. Deze beschrijving is van den heer Officier van gezondheid 1 ha der 2° kiasse Wildeman en luidt als volgt: Minerale bronnen in Patjitan. „De warme bron, bijgenaamd Banjoe-anget, is gele- gen aan de zuidoostelijke helling van den Goenoeng Kekler, welke de grensscheiding uitmaakt tusschen de afdeeling Patjitan en Soerakarta, op eenen afstand van ongeveer 280 n. ellen van de passangrahan Karang- kankang in het distrikt Semanten. „bij het onderzoek naar de geologische gesteldheid van 431 den grond, waaruit genoemde bron voortspruit, vertoon- de zich op een gestapelde lagen gesteente van verweerde lava-achtigen trachiet, enz. „let afloopend water der bron, hetwelk met een bor- relend geluid uit den grond opwelt, verzamelt zich in een’ tot badplaats ingerigten gemetselden bak. In de geu- len, waar het water langs vloeit, komt op sommige plaat- sen eene roode bodem-laag voor. De kleur van dit water is helder, de smaak flaauwachtig naar zwavel wa- terstofgas. De reuk van dit gas is in den geheelen om- trek der bron, duidelijk waar te nemen. De tempera- tuur van dit water heeft bij de bronopening eene on- veranderlijke temperatuur van 118° Pahr. Lucht tem- peratoor 116°. voor het overige is deze bron omringd met zwaar geboomte en heesters. „De tweede of koudwaterbron komt voor aan de meer zuidetijke helling van genoemden berg op 60 n. ellen in bijna evenwijdigg rigting van de zoogenaamde Ban- joe-anget. Het digtékreupelbosch, waarmede deze koud- waterbron is omgeven, maakte het onderzoek naar haren oorsprong onuitvoerbaar. Het water is helder van kleur, reukeloos en van een’ flaauwen zamentrekkenden smaak wordt kunstmatig door middel van buizen naar de badinrigting afgeleid, alwaar het in een tweede reser- voir opgevangen, door de badgasten benuttied wordt om de temperatuur van het eerstgenoemde bronwater af te koelen.” 7. Brief van het Lid den heer H. Von Rosenberg te Buitenzorg, van den 16 January 1859 ter toezending van een opstel getiteld: # Verbeteringen en bijvoegsels tot de Overzigtstabellen over de Emithologie van den Indischen Archipel”, vroeger in de Verhandelingen der Veree- niging opgenomen, 432 Wordt besloten dit stuk eveneens in de Verhandelingen te plaatsen en het daartoe te stellen in handen den hoofdredakteur. 8. De president brengt ter tafel eene proefdruk van eene geologische kaart der residentie Wester-afdeeling van Borneo door den mijn-ingenieur R. Everwijn.” Uit die proefdruk blijkt, dat de lithographie geheel tot af- drukken gereed is. De president berigt evenwel dat het vereischte papier daartoe tegenwoordig te Batavia niet verkrijgbaar is, en vooreerst ook niet verkrijgbaar zal worden, terwijl bovendien het afdrukken der benoo- digde exemplaren, door gebrek aan drukkers ter hitho- graphie der genie-direktie, vooreerst niet zal kunnen plaats hebben. Intusschen is het artikel van den heer Everwijn, waarbij de kaart behoort, reeds afgedrukt, zoodat wordt besloten, de uitgave der aflevering, waar- van bedoeld artikel een gedeelte uitmaakt, niet langer te verschuiven, maar daarin een berigt op te nemen, wat den inteekenaren met de redenen van het niet dade- lijk verschijnen der kaart bekend maakt, en hun eene zoo spoedig mogelijke toezending daarvan belooft. 9, Brief van den heer T. G. Willer te ’s Graven- hage, van den 14" Augustus 1858, waarin de schrijver eenige denkbeelden uit, over het invoeren en doen sla- gen van de zijdeteelt op uitgebreide schaal in Neder- lJandsch Indië. Hij roept tevens de hulp der Vereeniging, in tot het vinden eener Zadische methode van zijdeteelt, steunende op wetenschappelijke proeven in Indië te nemen. Hierover beraadslaagd zijnde, komt men tot het be- sluit, dat het zoeken naar eene zoodanige methode buiten den werkkring der Vereeniging zou liggen en ook 438 met de middelen, waarover zij kan beschikken, niet zou kunnen geschieden. Gaarne evenwel wil de Vereeni- ging den heer Willer de hand bieden door het doen ver- _rigten van alle zoodanige scheikundige onderzoekingen als tot het bereik van zijn doel wenschelijk mogten zijn, en overigens de aandacht van het Indisch publiek op deze aangelegenheid vestigen door openbaarmaking van het bovenstaande in de „Handelingen der Vereeniging ”. 10. Brief van de HH. Lange & Co., boekhandelaars en uitgevers te Batavia, van January 1859, meldende, dat thans geheel geëxpedieerd is deel IV der Acta en deel XV afl. 1—6, deel XVI afl. 1—5, benevens deel XVII afl. 1—4 van het Tijdschrift der Vereeniging. Zij deelen voorts eenige kennisgaven mede, die bij hen ontvangen zijn en betrekking hebben op het getal in- teekenaren op een en ander. Wordt gesteld in handen van den thesaurier. 11. Brief van het lid den heer Sonnemann Rebentisch te Sinkawang, van den 9" January 1859, meldende de aanstaande toezending van verzamelingen visschen en reptiliën. De heer Bleeker berigt, dat deze verzameling bereids ontvangen en door hem onderzocht is,en doet daar- omtrent volgend verslag. Verslag van eene verzameling Reptiliën en Visschen van Westelijk Borneo. De soorten zijn afkomstig van Sinkawang, Soengei- doeri, Montrado, Bankayang en Pamangkat. De visschen behooren tot de volgende soorten. }. Ambassis nalua CV. van Sinkawang. 2. Lobotus erate CV. „_ Pamangkat. 9. 4. 5. 6. ds 1á, 19. del Me 29. 484 Johnius miles CV. Polynemus tetradactylus GV. Scatophagus argus CV. Stromateoides cinereus Blkr. Caranx Forsteri CV. ‚ Kurtus indicus Bl. Frichturus savala GV. Anabas scandens CV. Ophieephalus marginatus GV. 7 striatus Bl. Mugil borneënsis Blkr. „_ oligolepis Blkr. „_‘Troschelu Blkr. Gobius kokius CV. Boleophthalmus Boddaerti CV. Nandus nebulosus Blkr. Catropra fasciata Blkr. Bagrus macronema Blkr. # nemurus GV. Letocassis poecilopterus Blkr. Hexanematichthys sundatcus Bkr. Osteogeneiosus macrocephalus Blkr. ‚ Arius arius CV. Clarius letacanthus Blkr. Pi Nieuhofii CV, Pi Teijsmanni Blkr. van Pamangkat. jd /Á / n /Á U Systomus (Barbodes) lateristri- ga Blkr. 7 (/) maculatus Blkr. Rohita Hasseltiu CV. Belone caudimacula CV, Pamangkat Pam. en S. doer. Pamangkat. Pamangkat. Pamangkat. Pamangkat. Sinkawang. Bangkayang. Bankayang. Soengeidoert. Soengeidoer!. Soengeidoert. Singkawang. Pam. en $. doet, Bankayang. Bankayang. Bankayang. Bangkayang. Bangkayang. „ Pamangkat. Pamangkat. Soengeidoer!. Bangkayang. Sinkawang. Sinkawang. Bangkayang. Bangkayang. Bangkayang. Pam.enS. door, ord ind sien did AE Dn orden hae nh 435 35. Pellona xanthopterus Blkr. van Pamangkat. 34. Engraulis melanochir Blkr. 7 Pamangkat. 95. „ _Pfeifferi Blkr. 7 Pamangkat. 96. Engraulis taty GV. „__ Pamangkat. 97. Goilia macrognathos Blkr. 7 Pamangkat. 38. Monopterus javanensis Lac. „ Montrado. 89. Arothron potamophilus Blkr. # Soengeidoeri. 40. Chonerinos naritus Blkr. „_Pamangkat. Al. Carcharias (Scoliodon) macro- rhynchus Blkr. „__Pamangkat. Alhoewel geen dezer soorten nieuw is voor de weten- schap, wordt de kennis der vischfauna van Borneo er in meerdere opzigten door toegelicht. Van Soengei-daeri was tot nog toe geene enkele visch- soort in de wetenschap bekend geworden, evenmin als van Bangkayang, zoodat er twee lokaliteiten van Borneo meer zijn, van waar men thans eenige vischsoorten kent. Monopterus javanensis Lac. is nieuw voor de ken- nis der plaatselijke fauna van Montrado, en de elfde soort, van daar bekend geworden. Vijf der soorten zijn nieuw voor de kennis der plaat- selijke fauna van Sinkawang, zoodat van daar thans 8 soorten bekend zijn. Elf der soorten zijn nieuw voor de kennis der fau- na van Pamangkat, zoodat men van daar thans 41 soorten kent. Nieuw eindelijk voor de kennis der fauna van Bor- neo zijn: Johnius miles Cant., Ophicephalus margina- tus GV., Mugil Troschelit Blkr, Leiocassis poecilopte- rus Blkr, Osteogeneiosus macrocephalus Blkr, Cla- rias Teijsmannt Blke en Carcharias (Scoliodon) maecro- rhynchos Blkr, te zamen 7 soorten, waardoor het cijfer 486 der thans van Borneo bekende vischsoorten gebragt wordt op 805, of 47 meer, dan in de laatste lijst van Borneosche visschen, voorkomende in rapporteur’s Tien- de bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van dit eiland, zijn vermeld. De ontvangene reptiliën behooren tot de volgende soorten. 1. Platydactylus guttatus Cuv. van Sinkawang. 2. Bronchocela cristatella Kp. „ Sinkawang. 3. Tachydromussexlineatus DB‚/ Sinkawang. 4, Varanus bivittatus DB. „ Sinkawang. 5. Cylindrophis rufa DB. „ Sinkawang. 6. Compsosoma melanurus DB. „ Sink.,S. doeri. 1. Dendrophis picta Boie. „ Sink., S. doer. Mtr., 8. Enicognathus javanicus Blkr.„ Singkawang, 9. Simotes octolineatus DB. „ Sink., S.,doeri. 10. Lycodon ophiteoides Blkr. „ Sinkawang. 11. Pareas carinata Wagl. „ Sinkawang. 12. Chrysopelea ornata Boie. _# Soengei-doert, 18. Bngarus annularis Daud. „ Sinkawang. 14. Naja tripudians Wagl. „ Sink., Mntr.,S.doer. 35. Fropidolaemus Schlegelii Blkr. van Soengei-doeri. Van deze soorten is Zycodon opMiteoides nieuw voor de wetenschap. Rapporteur deelt mede, dat deze soort in kleurteekening groote overeenkomst heeft met Ophe- tes subcinctus Wagl., zijnde zij, evenzeer als deze, geteekend met breede wit-gele dwarsche banden over de voorste helft des ligchaams, hetwelk overigens, even als de staart, bruin is; dat evenwel de soort bij den eersten oogopslag herkenbaar is aan de afwezigheid van den gelen dwarschen band om het achterste ge- deelte van den kop, terwijl daarentegen bij Liycodon en PE â37 opluteoides aan elke zijde van den kop een witachtig-geel met bruin gestippeld bandje zich van den snuit, over het oog tot achter de slapen uitstrekt. Bij vergelijking van voorwerpen van gelijke lengte van beide soorten ont- waart men ook, dat kop en ligchaam bij Lycodon ophie teoides aanmerkelijk slanker zijn. Afgescheiden van ge- noemde bijzonderheden, blijkt ook uit een nader onder- zoek, dat Liycodon ophiteoides zelfs niet zou kunnen be- hooren tot het geslacht Ophites, indien dat inderdaad als een eigen geslacht te beschouwen is, vermits zij de kenmerken bezit van Lycodon, dat is, geheel gladde on- gekielde schubben over het geheele ligchaam en eene zeer duidelijke vooroogsplaat, welke door de tot op de bovenslipsplaten afdalende voorste voorhoofdsplaten van de neusplaten afgescheiden is, zoodat de toomplaat ont- breekt, aan welk kenmerk de soort verder van alle overi- ge bekende soorten van Lycodon te onderkennen is. Voorts deelt rapporteur nog mede, dat de voorwer- pen van Platydactylus guttatus CV. en Enicognathus javanicus Elkr de eerste zijn, welke hij van Borneo heeft ontvangen. Enicognathus javamieus, welke hij vroeger slechts van Java kende (Buitenzorg), is volgens hem kenbaar aan bollen kop en zeer stompen snuit en aan twee reijen zwarte vlekken, welke parallel met de ruglijn verloopen, tamelijk ver vaneenstaan doch, op regelmatige over- langsche reijen zijn geplaatst, welke zich tot aan den staart toe uitstrekken. De nek is er met 4 overlangsche zwar- te bandjes geteekend, die zich op den kop verliezen. De hoeken der buikschilden zijn met 1 of 2 groote en meerdere kleine, bruine of zwarte spikkels bezet ; welke spikkels op de achterhelft des ligchaams veran- 438 deren tot zwarte vlekken, welke gedeeltelijk aan elkan- der sluiten en zoo een’ zwarten band vormen, die zich op den staart voortzet. Volgens verslaggever kent men thans de volgende repliliën van Borneo. 1. Cistudo borneënsis Blkr. van Sintang. Gete er Diar eDB. / 3. Eimys borneoensis Schl. Müll. „ Zuid- Borneo, A. _m __erassicollis Bell. ú 5. 4 __Spengleri Schw. ” 6. _# spinosa Schl. „ Zuid- Borneo. 7. Chelonia imbricata Schn. ij | 8. Gymnopus javanicus DB. „_ Bandjermasin. 9. „ subplanus DB. / | 10. Grocodilus biporcatus Cuv. 7 Bandjermasin. | TELS „ raninus Schl. „ Bandjermasin. 12. Gavialis Schlegelii S. Müll, = Tomistoma Schlegelii S. Müll. Bandjerm., Sink. 13. Platydactylus monorchisS.Müll. „ Bandj., Laboean, 14. „ borneënsis Blkr „_ Bandjermasin. 15. n guttatus Cuv. „ Sinkawang. 16. Hemidactylus frenatus Schl. „ Bandjermasin. Wik „_ marginatus Cuv. „ Band). Laboean. 18. „ variegatus Cuv. „ Bandjermasin. 19. Lophyrus borneënsis Schl. _„ Zuid-Borneo. 20. n tigrinus DB. „_Laboean. 21. Bronchocela eristatella Kp. _v Bandj., Sink, Lab. 92. Varanus bivittatus DB. Sinkaw., Laboean. 28, __« Dumerilu Blkr == Monitor Dumerilu Schl. „ Sinkawang. 24. Draco haematopogon Schl. 25. wv fimbriatus Kuhl. „ Bandjermasin. sd 439 ‚26. Draco viridis Daud. van Band)., Laboean. 27. „ fuseus Daud. „ Sinkawang. 28. Fachydromus sexlineatus Daud. 7 Bandj., Pontianak , Sint. Sinkaw. 29. Euprepes Sebae DDB. „ Bandj., Laboean. 30. Pilidion lincatum DB. „ Sinkawang. 81. Python reticulatus Gr. „ Bandj., Sinkaw. 82. Xenopeltis unicolor DB. „ Bandj., Sinkaw. 33. Aecrochordus javanicus Hornst. „ Bandjermasin. 34. Cylindrophis rufa DB. „ Bandj., Sinkaw. 85. Calamaria Schlegel DB. 36. „ borneënsis Blkr. „ Sintang. 87. „ bicolor Schl. „ Sinkawang. 08. 1 Temminck DB. 39. Rabdosoma borneënsis Blkr. „ Bandj., Sinkaw. 40, Brachyorrhos albus Kuhl. n Laboean. Al, Coryphodon korros DB. „ Bandjermasin. 42. Gonyosoma oxycephalus DB. „ Bandj., Sinkaw. 43. Dendrophis Dumerilit Blkr # Montrado, Sinkaw. 44. wv formosa Schl. „ Bandjermasin, 45. __n paradisei Dillw. „_Laboean. 46. wv picta Boie (Dendro- phis rufa Blkr (err. typograph.)# Bandj., Koet, Sink. S. doeri, Sintang, Montrado, Lab. 47. Enicognathus javanicus Blkr „ Sinkawang. 48. Compsosoma melanurus DB. # Sink.,S. doer., Koet. 49. „ radiatum DB. „ Sintang, 50. Ablabes baliodeirus DB. „ Koetei. 51, „_polyhemizona Blkr. v Sinkawang. 52. „ Schlegelii Blkr. „ Montrado. 93. Lycodon ophiteoides Blkr. „ Sinkawang. DE XVI. 28 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. (GE 12. 18. 74. 15. 76. 71. 78. 19. 80. 81, 440 Pareas carinata Wagl. van Bandj., Sink., Lab. Simotes octolineatus DB. « Bandj.,Sink,S.doer. Tropidonotus sundanensis Blkr. van Sintang. „ trianguligerus Schl. van Sinkawang. Amphiesma Lindmani Blkr. / Sinkawang. „ flaviceps DB. „ Bandj., Koetei. Tragops prasinus Wagl. wv Bandj., Sinkaw. Hemiodontus leucobalia DB. » Bandjermasin. Psammophis pulverulentus Boie = Psammodynastes pic- tus Günth? var? „ Bandj., Sinkaw. Opetiodon eynodon DB. Hypsirhina enhydris DB. „ Bndj., Mntr., Skw. Eurostus plumbeus DB. _# Bandjermasin. „ heteraspis Blkr. „ Sinkawang. Homalopsis buccatus Fitz. „ Bndj., Sink., Mtr. SE Cerberus boaeformis DB. Bandj., Sinkaw. Chrysopela ornata Boie. „ Sink, S. doer. Triglyphodon dendrophilum DB. (nec Tr. gemmicinctum DB). Bandjerm., Sink., Laboean. Dipsas multimaculata Boie van Bandjermasin Trimeresurus ophiophagus DB. van Sinkawang. Megaerophis formosus J, k, Gray Bungarus annularis Daud. van Sinkawang. Naja tripudians Wagl. „ Snk., S. dri, Mérd. Elaps furcatus Schl. „ Koet, Laboean. „ bivirgatus Schl. " Hydrophis schistosus Daud. # Bandjermasin. Pelamis bicolor Daud. _n Sinkawang. 'Tropidolaemus formosus Blkr, ‚ Bandjermasin. „ Schlegel Bkr == Tri- 441 mesurus subannulatus Gr. van Snk., S. doeri, Lab. 82. Tropidolaemus Wagleri DB, 83. Rana tigrina Daud. n Bandj., Sinkaw. 84. Polypedates erythraeus Blkr. „# Bandjermasin, 85. n leucomystax Tschudi p Sinkawang. 86. Bufo asper Schl. „ Sintang. 87. _„ scaber Schl. „ Bandjermasin. 88. _w biporcatus Schl. „ Bandjermasin. 89. Pseudobufo subasper Fschudi = Nectes pleurotaenia Blkr. w Bandjermasin. 90. Epierium monochrous Blkr. # Sinkawang. In bovenstaande lijst zijn tevens opgenomen de van Laboean bekend gewordene reptiliën, welk eiland tot het geographisch gebied van Borneo behoort. Men kent thans alzoo van Borneo 9 soorten van schildpadden, 20 van hagedissen, 8 van kikvorschen en 53 van slangen. Van deze laatste behooren 11 tot deechte giftslangen (waaronder 2 zeeslangen) en 12 tot de slangen met gesleufde gifthaken achter in de boven- kaak, terwijl de 80 overige soorten tot de volstrekt niet giftige behooren. 12. Brief van den heer Netscher, resident van Peka- longan, van den 12 January 1859 no. 46, in antwoord op het schrijven der Vereeniging van 29 December 1858 no. 136, waarbij zijne welwillende tusschenkomst werd ingeroepen tot het verkrijgen eener opgave van de minerale bronnen in de residentie Pekalongan aanwezig, en waar- bij verwezen wordt naar het XIV® deel van het Natuur- kundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. De heer Netscher berigt, dat het bedoelde Tijdschrift niet in het archief der residentie Pekalongan aanwezig is. Wordt besloten den heer Netscher een exemplaar van 442 het XIVe deel van het Natuurkundig Tijdschrift aan te bieden ten behoeve van het archief der residentie Peka- longan. 13. Brief van den resident van Banka van den 132 January 1859 no. 58, meldende, dat in die residentie geene minerale wateren gevonden worden. Notifikatie. 14. Brief van den heer Woesthoff, te Karang-anjer, van den 5® January 1859, ter opzegging van zijn abon- nement op de Acta der Vereeniging. 15. Brief van den heer Palm, te Kendal, van den l8n January 1859, als boven. 16. Brief van den heer Bisschop Grevelinck te Pa- soeroean, van den 12n January 1859, dankzeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid der Vereeniging en zich verbindende tot de gewone kontributie. De schrijver wenscht wijders aan de Vereeniging eenige opgaven te doen aangaande eene nieuwe soort van Caesalpinia. | Wordt besloten hem te melden, dat die opgaven met belangstelling zullen worden ontvangen. 17. Brief van den heer J. Serlé, te Batavia, van 14 January 1859, dankzeggende voor zijne benoeming tot gewoon lid en zich verbindende tot de gewone kon- tributie. 18. Brief van den heer P. A. Sijthoff, te Ngawi, van den 1 January 1859, als boven. 19. Brief, enz. 20. Brief van hetlid korrespondent der Vereeniging te Soerabaja, den heer Hageman van 9 January 1859, handelende voornamelijk over inteekeningen op de wer- ken der Vereeniging en overmakende gelden, ten haren behoeve ontvangen. 443 Wordt besloten ten aanzien der inteekeningen het noodige te verrigten. 21. Een stortingsbewijs van gelden, ten behoeve der Vereeniging ontvangen, gedagteekend 6 December 1858 en gezonden door den resident van Ternate. 22. Brief van den wd. resident van de Wester-af- deeling van Borneo, van den 14" December 1858 No. 8538/28 ter overmaking van gelden, ten behoeve der Vereeniging ontvangen. 23. Brief van denzelfden van 17 December 1858 No. 3642/71; als boven. 24. Brief van den resident van Djokjokarta, van den van den 132 January 1859 No. 68/1; als boven, 25. Brief van den resident van Banda, van den 15e December 1858 No. 1859; als boven. 26. Brief van den resident van Kadoe, van 19 Ja- nuary 1859 No. 91/1; als boven. 27. Brief van den resident van Manado, van den 5* January 1859 N°.18; als boven. 28. Brief van den adsistent resident van Sambas van den 12 January 1859 No. 84; als boven. Wordt besloten de brieven en bescheiden van no. 14 t/m 28 te stellen in handen van den thesaurier. 29. Wordt voorgesteld en benoemd tot gewoon lid der Vereeniging De heer G. J. Van Delden, kontroleurin het Palem- bangsche. 30. De president gaat vervolgens over tot de voorle- zing van het Algemeen Verslag der Werkzaamheden van de Vereeniging, gedurende het afgeloopen jaar. Dit verslag wordt met de meeste belangstelling aan- gehoord en daarna vastgesteld. dad De vicepresident, de heer Â. J. D. Steenstra Tous- saint, brengt den president den dank der vergadering voor de bewerking van het verslag. Wordt bepaald in de maand February a. s., als naar gewoonte, eene Algemeene Vergadering te houden, ten einde daarin het Algemeen Verslag ter kennis van de leden der Vereeniging te brengen. 31, Ingekomen boekwerken. Abhandlungen der Königlichen Gesellschaft der Wissenschaften zu Goettingen VII Bd. von den Jahren 1856 und 1857 (van de +esellschaft). Goettingsche gelehrte Anzeigen 1856, 1, 2, 3, 1857, 1, 2, 5, (als boven). Nachrichten von den G. A. Universität, u. s. w. 1856 und 1857 (als boven). Studiën des Goettingschen Vereins Bergmännischer Freunde Siebenten Bandes 1° und 2° Heft (van den heer Hausmann). The Journal of the Indian Archipelago and Eastern Asia vol TI, New Series (van de redaktie). Bataviaasch Handelsblad 1858 no. 79 t/m 104 (van de redaktie’. De Sekretaris, Werrzen, BESTUURSVERGADERING, GEHOUDEN DEN 10" FeBrvary 1859, TEN HUIZE VAN DEN HEER GROLL, Tegenwoordig zijn de HH. P. DrenKen, President: A, J. D. Srrensrra Toussaint, Vicepresident, B. EB. J. H, Brerine, J. Groir, G. F. De Brurn Kors, Bebliothekaris, J. A. C. OupEMaNs, M. Tm. Rerrene, Zhesaurier, A. W.P, Werirzen, G. A. De Larner, Sekretaris: De notulen der vorige vergadering worden voorgele- zen en goedgekeurd. De heer Weitzel geeft kennis aan de vergadering, dat hij door zijn aanstaand vertrek naar het vaderland, ge- noopt wordt het sekretariaat neder te leggen, en ver- verzoekt, dat in die betrekking onmiddellijk worde voor- zien, dewijl vele bezigheden en beslommeringen, welke zijne voorgenomen reis veroorzaakt, hem beletten langer de werkzaamheden daarvan waar te nemen. hd 446 Aan dat verzoek wordt voldaan, door over te gaan tot de keuze van eenen sekretaris, welke na de ope- ning der stembilleften blijkt gevallen te zijn op den heer G. A. De Lange, die verklaart die betrekking gaarne te willen aanvaarden en haar, op uitnoodiging van den President, dadelijk op zich neemt. De president brengt thans den heer Weitzel in wel- nige maar hartelijke bewoordingen, den dank van het bestuur, voor de vele en gewigtige diensten door hem als Sekretaris der Vereeniging bewezen en leidt daaruit af, dat de Direktie mag vertrouwen, dat de afgetreden sekretaris ook later en elders, waar hem zulks mogelijk zal zijn, van zijne belangstelling in den bloei der Ver- eeniging zal doen blijken. De heer Weitzel neemt met erkentelijkheid de hulde der Direktie, bij monde van den president hem toege- bragt, aan, en verzekert, dat hij onder de aangename herinneringen, welke hij van het verblijf in deze gewes« ten met zich zal voeren, voorzeker onder de eerste zal tellen, die, welke aan zijne betrekking tot de Veree- niging verbonden zijn geweest. De navolgende brieven en bescheiden worden door den president ter tafel gebragt. 1. Brief van de Société Impériale des Naturalistes de Moscou, gedagteekend 17 Juny 1858, meldende de toezending van haar Bulletin no. 2—4 van 1857 en no. l van 1858. Wordt besloten daarvoor dank te zeggen en de onte vangen werken in de boekerij te plaatsen. 2. Brief van de Société Royale des Antiquaires du Nord, gedagteekend Koppenhagen 29 July 1858, be- vattende de belofte om der Vereeniging ten geschenke 44T toe te zenden hare „ Mémoires et Rapports,” onder be- kendstelling dat zij, ten einde onnoodige onkosten te voorkomen, geene erkenning der ontvangst verlangt. Notifikatie. 3. Brief van het adviserend lid den heer Altheer, oud-sekretaris der Vereeniging, gedagteekend Muntok 81 January jl, ter toezending van eenen brief, genoemd hierna onder no. 4, die aan zijn adres was gezonden, en houdende verder mededeeling, dat de heeren Van Diest en Keuchenius op de werken der Vereeniging hadden in- geteekend, maar voor alsnog geene hadden ontvangen. De sekretaris wordt uitgenoodigd, het noodige bij de uitgevers ten dezen te verrigten. A. Brief van wege het Verein für Vaterländische Na- turkunde in Wurtemberg, gedagteekend Stuttgart 10 November 1858, meldende, nog geene werken van de Vereeniging ontvangen te hebben, in weerwil het Verein zulks was toegezegd. Wordt den sekretaris opgedragen als boven. 5. Brief van het besturend lid de heer De Groot, van Buitenzorg, gedagteekend 31 January jl, strekkende om te voldoen aan het dezerzijds gedaan verzoek, om te dienen van berigt en advies, betrekkelijk stukken, der Vereeni- ging ter plaatsing in hare werken aangeboden, door haar lid den heer PF. Schneider, en getiteld w Bijdragen tot Geologische kennis van ‘Timor koepang.” Overeenkomstig het uitgebragt advies wordt besloten ; niet tot de plaatsing dier bijdrage over te gaan, en daar- van kennis te geven aan den heer Schneider, met terug aanbieding van zijne stukken. 6. Brief van het lid den heer Wassink, chef der ge- neeskundige dienst, meldende, in antwoord op dezer- 448 zijdsch schrijven, dat hij vooralsnog buiten de moge- lijkheid verkeert om nadere inlichtingen te geven aan- gaande de plaats, waar de stukken koraal zijn opgehaald. instraat Doeri, welke in de vergadering van 10 Juny 1858 ter tafel waren gebragt, maar dat hij, ook blij- kens eenen brief, handelende over deze aangelegenheid van den heer Buijs, handelaar ter dezer plaatse, zich ten taak stelt nog, zoo mogelijk, berigten ter zake in te winnen. Notifikatie. 1. Brief van het lid korrespondent ter Sumatra's west- kust, den heer Deeleman, berigtende zijn aanstaand ver= trek naar Nederland, en het diensvolgens nederleggen van zijne betrekking van lid korrespondent. Wordt besloten den heer Deeleman schriftelijk te be= danken voor de diensten, der Vereeniging bewezen. 8. De kommissie, in de voorlaatste vergadering be- noemd, tot het nazien der kasrekening over 1858 en be- staande uit de HH. Oudemans en De Lange, rapporteert, dat door haar aan deze opdragt voldaan en de kasrekening in de beste orde bevonden is. De president bedankt haar voor de genomene moei- te en betuigt ook aan den thesaurier, den heer Reiche, de erkentelijkheid der direktie voor de zorgen, door hem aan de belangen der Vereeniging gewijd. 9. De president stelt voor, terug te komen op het besluit, in de vorige vergadering genomen, opzigtelijk het beantwoorden der afwijzende beschikking van den opperlandvoogd, op het verzoek ter verkrijging van een gebouw voor de Vereeniging, Hij deelt mede, dat het Bataviaasch Genootschap van kunsten en wetenschappen met den resident der hoofd- 449 plaats en den direkteur der openbare werken , daartoe gekommitteerd door de regering , in overleg zal treden om te bepalen, hoedanig de gebouwen van dat Genootschap in behoorlijken staat zouden gebragt kunnen worden; — dat in het te ontwerpen plan alleen sprake zal zijn van eene uitbreiding en vernieuwing van het hoofdge- bouw ;— dat daardoor zouden beschikbaar komen de loka« len, in vroegeren tijd tot natuurkundig museum gebezigd, en dat het Genootschap deze gaarne ten dienste der Vereeniging wil afstaan. Hij geeft in overweging het welligt raadzame, het gouvernement op deze mogelijke schikking opmerkzaam te maken , waarvoor het voor niet noemenswaardige kosten gestand kon doen aan de uitzigten, in der tijd der Vereeniging ter zake geopend, en waardoor aan eene dringende behoefte der Vereeni- ging zou voldaan worden. Het voorstel van den president algemeen bijval vin- dende, wordt den sekretaris opgedragen dienovereen- komstig een koncept-brief aan den gouverneur gene- raal op te stellen. 10. Wordt vastgesteld, dat de Negende Algemeene Vergadering zal plaats hebben ten huize van den Pre- sident, op den 24sten February e. k. ll. Ingekomen boekwerken. Bulletin de la Société impériale des Naturalistes de Moscou publié sous la rédaection du Doeteur Renard. Année 1857 No. I- IV et 1858 N. I-IL. (van de Société). De Sekretaris, G. A. De Lange. KN AE | 3 5185 00240 3465 Voer, mied ú clark tide denen 1 19te, Malie 1, begaf