' u- JK D. H. HILL im^ NORTH C;«0Liri)4 ST4TE C0LLE6E STECIAt COU.ECTI ENT0M0L06IC4L COLLECTION This book must not be taken from the Library building. i NATUURLYKE HISTORIE O F UITFOERIGE BESCHRYFING D E R DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het S a m e n s t e l van den Heer Ji J SY w ^ u or. Met naauwkeurige Afbeeldingen. EERSTE DEELS, NEGENDE STUK, D E I N S E K T E N. T E AMSTERDAM, By de Erven van F, HOUTTUTN. M D C C L X V 1, ■Bi,..sBi..sMi '^F%^%r^Pf, m VOOR-BERIGT. BEIofte maakt fchuld is 'c gemeene Spreekwoord. Ik had , in de Voorrede van dceze Na- TUURLYKE HisToRiE, dcH Liefhebbcren ee^i* germaate tocgezegd, om die Werk geduurig, tenein- de toe, te agtervolgen, en myn Oogmerk was ook niec anders: zie hier, wat my cenigen tyd daar in vertraagd heefc. Onderhetfchryven van hcc Agtste Stuk, waar medc de Klr.fle dcr Vijfchen ten eind(j liep , vernam ik, dat de Heer Linnaeus bezig was met een nieu- we Uitgave van zyn SamenstelderNatuur. Terwyl nu de Infckten als een nieuw Veld van be- fchryving openden , dagr ik gevoeglykfl; gebruik to zullen maaken van die nieuwe Uicgaave , als wclke , waarfchynlyk, ten opzigt van de twee laatlle KlaiTen het aanmerkelykde vcrnicerderd , en mifTchien ook wat veranderd zon zyn. Van Luiden , die , zo ik mecn^ de, des kundig waren, verftond ik toen, dac wy die jiicuwe Uitgaave wel haaft te wagten hadden ; doch, niettegenllaande zulks, is dezelve tot nog toe acjtcr-? gebleeven; zo dat ik eindelyk befloot, ray met de ^ietide Uifgaaz'Sj ais vooren, te behelpcn, en van IV VOOR-BERIGT. Zyne vermeerderingen of veranderingen in 't vervolg gewag en gebruik te maaken. Inmiddels hadden eenige redenen, in het laatfte van het Berigc voor hec voorgaande Stuk gemeld, my bykans de lufl: benomen , om die Werk te agter- volgen. Hier by kwam de menigvuldigheid der Zaa- "ken die in age te neemen zyn in eene befchryving der Insekten, tot welke Afdeeling der Dieren Wy thans gevorderd waren. Dit gedeelte, immers, der Natuurlyke Hiftorie wordt thans met den groot- ften iever beoefend, en men ziet dageiyks Werken aan 't licht geeven , die als om ftryd hetzelve trag- ten op te helderen. 't Is ongelooflyk , hoe veel men, federt eenige Jaaren , in de Infekcen-Kunde gevorderd zy , en hoe veele duillerheden nog daar in overblyven, De algeraeene Liefhebbery, ondertufTchen , wel- ke daar omtrent, in ons Land in 't byzonder, plaats heeft, en de aanfpooring van verfcheide voornaame Liefhebbers , hcefc my eindelyk doen befluiten, om , met hoe veel fchroom ook , ten dien opzigte insgelyks in *c perk te trceden, en te zien, wat ik, op den voorigen voet voortgaande , mogt kunnen uitvoeren. Ik heb , naamelyk, weinig meer dan den enkelen Leiddraad van L i n n ;e u s in deezen gevolgd , en voor 'c overige , om my niet aan de naauvvkeu- rigfte befchryving der Sweedfche Dieren alleen te bepaalen , gebruik gemaak^ van dc Oordeelkundige . Ver- V O O R - B E R I G T. v Verzamelingen der Inlandfche Infekten, die onlangs, zo in Vrankryk als in Italic, aan 't licht gegeven zyn, zo wel als die van Duicfchland : ten einde men, wac de Europifcbe aanbelangc , ten minften , in deezc onze Natuurlyke Historie , het gene 'er bekend van is , zou kunnen vinden. Omtrent de UiTHEEMsciiE hcb ik ook de meefte Werken, al- waar die befchreeven zyn , nagezien , en het Zaake*^ lyke daar van overgenomen. Weinig, egter, oordeelde ik de Wereld te kun- nen voldoen, indien hier niec by kwam , het gene de eigen Ondervinding en Befchouwing, zo van my als andcrcn , nooit te vooren geboekt , opleverde. Des ben ik daar omtrent, eveneens als met de Vis* fchen, te werk gegaan, en heb niet alleen verfchei- - de Byzonderheden, in de Infekten, zelf onderzogt, maar ook nu en dan Aanmerkipgen gemaakt, zo op het gezegde van den Sweedfchen Ridder, als van andere en hedendaagfche Autheuren. Ik twyfel niet , of het een en ander zal de Liefhebbers aan- genaam zyn , die daar door worden aangefpoord, om, het gene 'er nog aan ontbreckt , door eigen onderzoek te vervullen. Imniers nergens is het zeg- gen van Seneca meer met de waarhcid overeen- komftig , dan in dit gedeelce der Natuurlyke Mi- ftorie. MuHum egerunt , qui ante nos fuermt , fed non per- ^pruiit) &c. * 9 De Vi VOOR-BERIGT. De Goddelyke Wysheid heefc, oogfchynlyk om den Geeft , zo wel als 'c Lighaam van den Menfch , onledig tehouden, deNatuurderSchepfelen dermaa- le omzwagteld, dat men, door verdere nafpooring, t'elkens nog meer duifterheden ontdekt. Hierom is het behulp van anderen in deezen dikwils noodigj waar van ik my niec fchaam bediend te hebben : want Quis tot fujlineat quU tanta negotia Solus? En, ora byna met de Woorden van Plinius, die door onzen Ridder , Car. vonLinn^, aan- gehaald zyn , te befluiten, Ik verzoek dat de gemn die dit Werk kezen, Om dat zy 'er mooglyk veel veragtelyks in vinden, Nlet alles dat ik bygebragt beb, 'voetjloots , verwerpen; Dswyl in de ' ^fcbouwing der Natuur niets overtollig is. M. HOUTTUYN. Amsterdam, J\{g4, Do^or, ai. Julj 1^66. IN- INHOUD VAN DiT STUK. V T FD E AFDFELING. D E I N S E K T E N. J. HooFDST. De Eigenfchappen der hfekten , ^ww;^ Voortteeling, Ferandering t^/Geftake- wiflelmg, em, * gj^^ II. HooFDST. Z>^Rangfchikking^^r/«/^/f/f„ ^„ * * verjcbeide denkbeelden , zo der Oudon ah He- deudaagfchcn , daar cmtrent. Order van LiNN^US. Ketmerkon der Qt^-:i^\^v\. -*« 68 IW, HooFrsT. De Eiger.fcbappen der Schildvleu- geligen in '/ algemeen en derzeher Ferdee- lirtg. IV. HooFDST. Befcbryving van V Geflagt der ^^^ ToRREN , veaar in van veele Freemde Ooft- en Wenindifchc, gebsortide en cnge\ bootr.de, ah cok van de Rhinofter en Mell- Torren, de Molenaars ^/ MeyKevers, dt lonte Duin Kevers, de Gouden Torren, en veele anderen, gefprekenixordt. . 134 V. HocFcsT. Be/cbryvitig van 't Gefiagt der ToRRETjRs, zvaar order ernigen butinen Bynaatn krjgen van de 6/ofen die zy knaagen ofopvreeten, gelyk Spek- , Brood- , JHout- en Huid of Bonz- Torre /Jes; anderen van bet Geluid dMt zy tnaaken , ah bet Wandtik- kcrtje, of van de plaan daar zy zig on f bow den , gelyk Blocm-'I'orretjes , of van de Ge- fia/te , ge/yk Vloo^TorreiiQs , er.z. 26ff VI. HooFDST. Befcbryving van '/ Geflagt der IVIestkbvertjes, die men, vcegem de Kleur^ cok vsel zixarte Meft-Torren, en ^ ^^^ ^"^'S"'* Spek Kevers noemt. * . , yiJ. HoorDST. Befcbryving van '/ Geflagt der D o o D G R A A V E R s , dus U'egens een iyzon- dere E-genfchap , docb anders vcegcns de plaats , waar op zy zig onthouden , getneenlyk vMr ^/^'^^^-Torren c/ Vulnis.lorren getyteld. ,,- VIJI. HoofDST. Befcbtyvirg van V Gell^gt der ^ ' ScniLDPADjEs, voaar ender eetiige Ecu- ropifche , docb meeft Ooft- en Wcfiindifche hfekten, dus uegens de Cefiaile ttenaatnd. « o.. 4 ^ ^"^ 344 *4 IX. IX.1tIoOFDST. Befcbnvins van t Geflagt ^r L I E V E N H E E II s H A A N T J E s , die meefl* al door bit getal der Stippen , makjsi of Puk- keltjes , welke zy op de Dakfcbilden hebben , onderfchdden uorden. Nader bepaaling van Jerzclver Kenmerken, > 359 X. HoofDST. Befchryving van '/ GelJagt der G o u D H A A N T J E s ; dui wegens de fierlyk- beid vande Kkur, in veclcn , genaamd\ boe- ivel men Vr ook anderen toe hetrekt , die niet W> fraay zjn: geiyk i> De groote Letterhoute of Schaarbok, hi. 526 — 2. Meelagtig. 3. Platagtige. b!. 536 — 4. Sierlyk gebandeerde. il. 542 — 5. BlaauwagtigzwartgevlakUbl.S^g — 6. Gchakkelde. ^/ 561 7, 8. VopeVier-Boky Mantlet' j'e en ff^yfje. bl. 564 , 9, Bruine gebandeerde, bl. 566 Plaat LXXVI. Afbeelding van de BoKjEs, St. Jans Vl IE. GEN, SpRINGKEVERS CU Zandloopers. — — ■ 57P fig. 1 , 2. Geel Mannefjey rood !Vjfje» bl.5^1 — 3. ^^/Langhals- o/Kameel- Bokje. bl. 5^5 4. Bronskleurig ^^y?/'^^:/'/. bl. 5SZ — 5. De groote .Onruft. bl- 589 . 6. DeKleine, dito. bl. 59<^ . "J. De fVyfjes GlimWQrm , natuurlyke grootte. bl. 594 8. De Mannetjes , dito, bl. S9S ^ 9, 10, II. De Verandering van fiit Infekt. bl. 59^ 12. Bruinroode St. Jans Vlieg , vergroot. bl. 603 1 3. Groote -oreemde Springke- ver. bl.61.1 ' — 14. Een dito klemere. bl. 627 15, 7)^ Grcea^ Zandlooper* bl.d'il — 1(5. £tf« bruine, 1 a-ixv BESCHRYVING D E R D I E R E N. V T F D E A F D^E E L I N G, D E I N S E K T E N- I. HOOFDSTUK. De Ejgenfchappen der Insekten: bunne Lig-^ baams.deelen en Zintiiigen ^ de Ademhaaling en Beweeging. Kentekenen der Sexe. Voortteelmg ^ Vertindering of GeftakewifTeling. llet Voedzel dai zy gebruiken. Himne fcbndelykbeid en voor- dedigbeid, Geneesmiddelen die zy uitleveren. ^^?^*%^Nder alle deelen der Natuurlyke ^ /^ % Hidorie is 'er geen larger onbear- % ^-^ ^ bcid en byna onbekend gcbleevcn 'i^%«a^P' dan het gene dc lofekten becrefc. Deczeegterzyn, wegcns hunne talrykhcid niec alleen , maar ook in andcre opzigten , de op- merking dubbel waardig, en hoe veragtclyk in de Oogen van den Gemcenen Man,worden zy van Liefliebbers en Kenners der Natuurlyke Zaakca metdes te meer vcrvvondering befchouwd, oit> datin derzelverfcleinhcid hecKonfiigftefamcnflel I. DEEL. IX. STUK. A door- 0. H. HILL LIBRARY NoHh Carolina State College 2 EigEnschappen V. dooidraak : zo dat het' eigentlyk in de befchou* ] ' wing derzelven is , daar men Gods Vinger het HooFD- allerduidelykfl: ontdekt» • vfrLTen ^^§ "^^° blllyk vcrbaasd ftaan over de flerk- deunfekten. (•£ jer Olyphanten, de vlugheid der Kemelea en Paarden, de fynheid van Reuk die in de Honden plaats heeft, de lilHgheid der Slangen, het fcherp Gezigt , Gehoor , Gczang der Vo- gelen ; cm kort te gaan de bekwaamheid , welke in alle Viervoetige en Kruipendc Dieren, Vo- gelen en Viflchen, zelfs tot overtreffing van deMenfchen, gevonden vvordf.biliykerzal men zig verwonderen over de Infekten , waar vaa veelen, naar evenredigheid, door de Natuur nog meer bevoorregt of begaafd zyn. Waar vindt men , in die klcine ScJiepzeltjes , ftofFe tot zulke kragt , als zy oefenen ; waar plaats voor de Zintuigen ; waar eene zitplaats voor de Ziel, daar hun zelfs het Bloed ontbreekt, Wat is verwonderlyker , dan dat de Zce-Houtworm, een naauwlyks handelbaar Schepzel, de hardfte Paalen doorknaagt : doch , om by de Infekten te blyven, dat Kupfen, zonder eenig Been, in't Hout booren ? Hoe kan men begrypen , dat in de Muggcn die fynheid van Gezigt, Reuk, Smaak,en andere Zintuigen plaats hebbe: waar vindt men ruimte voor de Werktuigen van het Geluid derzelven en dat der Hommels, Byea of Krekelen ; of kragt voor hun om zo vinnig te byten en te fleeken , dat de Muggen de allergroot- fte Plaag zya voor MeDfcheu en Beeden in de ge- derInsektek. 3 geheele Wcrcld. Wie flaat niet opgctoogen over V* 't vergiftig fteeken der Scorpioenen , en de ge- -^"^^j^^^* vaarlykheid van de Zandvlooijen , byna onzigc- Hoorf baar;iDde heeteLanden. Hoezou 't gcloofbaar ^^"^' zyn, dat Byen in flaat v/aren om ecn Paard te dooden , indien men 'er nice verfcheide voor- beelden van had, zelfs in Europa. Geeft men agt op de fchadelykhcid dcr Infek* ten in 't algemcen ; gelyk die dcr Sprinkhaanen , waai* door groote Landsdouwen wordcn kaal gcgeten ; der Rupfen , die geheele Eoomgaar- dcn van Blad en Bloem , ja , dat mecr is , van Vrugt bcrooven ; van Torrctjes die het Graaa vertcercn opde Koornzolders; van Diertjes die hec Water ondrinkbaar, zo rood als Bloed maaken:. dit alles zal, aan den eenen kant het Vermogen , dat de Schepper in decze kleine Schep7>eltjes gclegd heeft, nog kragtiger af- fchetzcn , en aan den anderen kant ons de re-* den doen zien, waarom men dezelven in'c alge- meen plagt te begrypen onder den naam van Onge-i diert^ ge^yk de Duitfchers ze nog hedcn noe- men Ungezifer. Een der Plaagen van Pharao was eene vermenging van Ongedierte, welke God deedt komen over gantfch Egyptenland* Ook betekcnt het Hebrecuvvfch Woord A>-ob , volgens de Rabbynen , allcrley foort van fcha- delykc Dieren , waar onder de Muggen , als de lafligde dcrzelven, begreepen zyn(*). la eene Publicatie van de Keizerin-Koningin van Hon- (*) ZieExoD. vni. V, 24.. Dnar men Jn een oude Ovcn'.et- I. Deel. IX. Stuk* a 2 ting .-■ 4 ElGENSCHAPPEN V. HoDgarie en Boheifien, welke in 't Jaar 17529 Afdeisl. j.Qf uitroeijing van de Rupfcn , te Bruflel en door HooFD- geheel Brabant gepubliceerd werdt , wordcn de- STUK. zelven 00k Ongediertc genoemd (f). Naam. Dc Insekten , dusmet een bafterd-woord, dat van *t Latynfche Woord Infecta ontleend is , en van fommigen Gekorvene of Gekorven Diertjes getyteld ; hebben dien Naam , om dac hun Lighaam, in 't algemeen , op de een of an- derewyzezekerelofnydingen heeft, die het min of meer verdeelen ; zo dat het als uit Stukken fchynt famengefteld tc zyn, die in elkander fchieten, of aan elkander hangen, en dikwils als met een Draad zyn famengehecht, Aristoteles hadtze daarora ook met een Griekfch Woord , Entoma, dac even 't zelfde betekent , afgezon- derd van de overige Exfanguia , of Blocdelooze Dieren, die thans t'huis gebragt worden tot de Afdeeling der Wormen ; gelyk de Slakken, by voorbeeld , en de SchulpviflTchen ; tcrwyl de Krabbcn en Kreeften, en dergelyken , hoe groot ook, om de gezegde reden, tot dc Infek- ten behooren. Men zou de Infekten , mooglyk met meer reden , £xoj7t<3 of Beenderlooze Dieren kunnen noemen ; doch dit hebben zy met dc Wormen gemecn. Be- ting voor leeft , fchadelykt Booze JVormtn , en , tenvyl het in Bibliis Jmii ^ Trtmellii vcrtaakl wordc , Congeries animali. urn , heeft de yulgatagedekl , omne genus Mufcarum^ dat, is allcrley foort van VLiegen of vliegend Ongedierte. (t) 7AQ.Europ. Mcrcurius van iJSZ, I. D, bladz. zz*. derInsekten. 5 Eehalvedit Kenmerk der lofekten zyn'cr an- V deren , hun niet minder eigen ; gelyk van Poo- p^^^el, ten te hebben, doorgaansmenigvuldig in getal , Hoofd- 't welk hun van de Viervoetige Dieren en Krui- stux, pcnde nict alleen , maar inzondcrheid ook van ^^"^"""^^ ^^"* dc VVormen en ander Ongcdierte onderfcheidt; gelyk dit in de Rupfen en Duizendbeenen blyk- baar is. Vcele zogenaamde Wormen , die Poo- ten hebben , worden hierom hedendaags ook tot de Infekten betrokken; gelyk die vvaar uic de Torren voortkomen van veelerley foort. Doch hct voornaamftc Kenmerk der Infekten zya zekere Uitftcckzels , v/elke men aan alien , die hunne volkomenheid hebben , vindt. Dee- ze , die veel verfchillen in grootte en gedaan- tc, beftaan fomtyds uit verfcheide Stukken in elkander gewrichc en deimaate bevi^eeglyk , dat zy oogfchynlyk aan hun tot dergelyke gebruikea dienen , als ons de Handen , naamelyk om te voe- len en taftcn , of hunne Prooy aan te vatten ; welk laatlle voornaamelyk in fommigen , die dee- 2C Uitfteekzels als Hoorens of Nypers heb- ben, plaats heeft. In de Dag -en Nagt- Ka- pellen noemt men deeze Werktuigen Sprieten of Vtelers ; en zy maaken 'er , in 't algemeen gefproken , de onderfcheiding van uit. In de befchryving van het Lighaam der In- ^g jr fekten moeten vvy letten op drie voornaame deelen, den Kop, hetBorflRuken het Ai:;ter]yf, Aan den Kop bevinden zig de gemclde Sprie- I. DEEi. iX. STUU. A 3 TEN ElGENSCHAPPEH V. Afdeel. 1. HOOFD' STUK, Sprictcn. Be Kfetswy' ae Oogen. TEN geplaatd , doorgaans twee in getal , aan ieder zyde een, dochin fommigen tot viertoe, gelyk men dit ziet in ecn Wacer-Infekt , naar de Piflcbedden gelykende. Wy zullen hier het gcbruik niet tragten te on- derzoeken van aile de gemelde Uitftekken , die zeer noodig Ichynen te zyn , om dat raenze, in fommige Infekten , van een verbaazende langte vjndt : des het niet te denken is , dat zul- ke Werktuigen tot enkel fieraad aan decze Diert- jes zouden gcgeven zyn. Dat zy aan veelen die- nen om de Lighaamrn tc bctaften , 'is niec onv/aarfchynlyk , wanneer men agt geeft , hoe de Torren , in het loopen , de Sprieten voor- waards uitfteeken, en dezelven byna onophou. delyk beweegcn , als of zy den Grond peilden en de omgelegcn Lighaamen bevoelden of onder-. zogten. Het gebruik dat anderen, gelyk de Ka* pellen, van haare Sprieten maakcn, en of zy in decze ook dienen toe Werktuigen van dc Reuk of van 't Gchoor , kunnen wy niet bepaalcn. . Bchalve de Sprieten , wordt men aan den Kop der Infekten verfcheidc opmerkelyke Dee- len gewaar. De genen , die het meeft uitmiin- ten , zyn de Oogen, In fommige Infekten , fchoon zy 'er wezentlyk twee hebben, zyn dezelven zo naby elkander geplaatft, of met zo weinig onderfcheiding, dat zy maar 66n Oog fchynen uit te maaken. De meefte Infekten hebben 'er t^n aan ieder zyde van den Kop; anderen heb« bcn'er meerj en men telt aan de Spinnen tot age DER InSEKTEN. 7 agt Oogen toe , die in veifcheiderley Spinnen V. op verfchillende wyzen geplaatft zyn. Aile In- ^^^^^^^' fekten, byna, hebben deeze Oogen hard," ver- Hoofd- hevenrond , en famengefteld uit cen foort van '''^"^' Hoornvlies, 't weik zig glad vertoont: maar, als menze, van naby, met cen Vergroorglaas- je befchouwt , ziet men , dac dit Hoornvlies in oneindig veel kleine Facettcn is verdeeld , die een Ibort van Gaas of Necwerk maaken. Het getal deezer Facetcen is dikwils verbaazend groot. Leeuvv^ekhoek rekende 'er, op het Hoornvlies van een Tor, over de drie- , en op dat van een Vlieg over dc agtduizend. Dc Heer Puget is verder gcgaan, en verzekert, dat door hem zeventienduizend driehonderd en vyfencwintig zulke Facetten onderfcheiden zyn op het Oog van een Kapel of Vlinder. Dit maakzel der Oogen was voor de Infek- Het cczigt, ten zeer nuttig en zelfs cobdzaakelyk. Indien hunne Oogen , die onbswecglyk zyn , van gedalte geweefl: waren als de Oogen der Vier- voetige Dieren, zouden zy het Gezigt hebben moeten miflen van een menigte van Voorwerpen; daar nu dezelven van hun, door middel van deeze Facetten, en door de uitpuiling der Oo- gen, byna van agteren zo goed als van voo- ren, en van boveu en beneden te gelyk, be- fchouwd kunnen worden. Dat meer is, ieder Oog fchynt de Voorwerpen te moeten verme- Eigvuldigen en tevens verkleinen, gelyk dit in het Zien door die Glaasjes plaats heeft, 1. DEEL. IX. STuk. A ^ v^elke f EigenschapfeN V. vvelke met Facetten gefleepen zyn. Dit mi Afdeel. ^g] ^ 20 ik my verbeeld, van ecn byzonderen HooFD- tiienfl: voor hec kleiae Diertje zyn , om de 5TUK, onevenredigheid weg te neemen, vvelke 'er, in grootte, tuflchen hetzelve en de Viervoccige Dieren, of den Menfch, plaats heeft ; waar door het Gezigt van zodanige Voorwcrpen voor het Infekt verward zou geweefi: zyn , in- dien 'er geen zeer groote trap van verkleiniog plaats had in zyne Oogen : terwyl ondertulTchen » door de vermenigvuldiging der Beelden op hec l^etvlies, de indrukking ftcrk genocg en gc- V7aarworde!yk gema«kc wordt : even als wy met twee Oogen beter zien dan met d6n al- leen, Zo min, nu, als wy met twee Oogen het Voorwerp dubbcl zien: zo min behoeven zy hetzelve meer dan enkeld te bcfchouweo. Pit blykt verder uit de menigte der Oogen in de Spinnekoppen , die glad zyn, en zon- der eenig Netwerk of Faceccen. Giadde Go- Dergelyke gladde Oogen , of iets dat'er naar *^'** zweemt, vindt men ook in verfcheide vliegen. de Infekten , tufTchen de Netswyze Oogen ge- plaatfl:. De Vliegen en vcelerley Infekten met twee , als ook de VVespen , Byen en de meefte Infekten met vier Vleugels of Wiekcn, en veelc anderen 9 hebben dit. Men wordt in de- zelvcn , op het agterfte van den Kop , tus- fchen de twee groote Netswyze Oogen , J biyfc dc Vleugel van ^pi^eel, de Kapel geheel doorfchynende, behalven da: Hoofd. 'er vry fterke Ribbetjes of Aderen doorloopen, stuk, Wanceer men dan den Vleugel met het Mikros- koop befchouwc , wordt men *er regelmaatig PjCfchikte Voortjcs in gevvaar, daar de Schub- betjes hunne inplanting in gehad hebben , zynde by ryen, over elkander been fchietende, ge- plaatft geweefl, byna even als de Dakpannen in een Gcbouw. Deeze gekleurde Schubbetjes zyn het, die de Wieken der Kapcllen met zul- ke fchoonc en by elkander afftcekendc Kleu- ren verryken. Veele andere Infckten, gelyk de Vliegen ,^ggp,^^,j„j Muggen en dergelyken , hebben maar twee Vleu- "^^ ™- °° ° "' Vleugchgea. gelen , die mecftal 00k kaal en doorfchynende zyn. Op die der Muggen , evenwcl , wordt men 00k eenige Schubbetjes gewaar , als op die der Kapcllen , allcenlyk aan de zyde der Ade- ren geplaatft , en zo kiein , dat men ccn fterk vergrootend Glas noodig heeft , om ze te zien. Deeze Iqfekten fchynen als tot vergoeding van de twee Vleugelen , die hun ontbreeken, van de Natuur zeker Werktuig ontvangen te heb- ben , dat hun in 't byzonder eigen is : te wee- ten een kort, fyn , Draadje , met een Bolletje of rond Kncpje aan 't end , dat tcr wederzy- den aan de Eorft zit, onder de inplanting van de Wieken. Men. kan dit de Onruft: noemen t)f het Tcgenwigt, want het is nict allccn in I. DEEL. IX. stuk, gc« 14 ElCENSCHAPPEN p V. geduurige beweeging , gelyk de Onruft in de AiDEEL. UurvverkcD, maar hct dient ook de Infekten, HooJ-D^ baarblykelyk, tot een dergelyk zoorc van Ba- Stuk. lanceering , als in het Koordedanfen plaats heefc : hoewel men daar omtrent niets kan vafl ftellen. In de Vliegen is hct zigtbaar , doch duiue- lyker in de groote foorten van Langpootea of Puiftebyters. Maakzei det Aao dlt Borftfluk zyn insgelyks gchecht de WieK;:n. fterkc en Peezige IVieken der Infekten , die de Vleugels onder Dekfchilden hebben, gclyk de Torren , als ook de Schulpagtigebekleecfzels van deeze Vleugelen , die door een beweeglyk ge- VNT icht of Scharcicrzyn firaengevocgd met hun harde Borftftuk. Doch , eer wy van de Wieken afftappen, znl ik nog kortelyk fpreeken van derzeiver maakzei , 't vvelk allerverwondcrlykft is* Hoe dun en doorfchynende ook , zyn de- zelven uit twee Vliezen famengefteld , waar tuflchen de Vptjes loopen , die het Voedzel , Werking en Leven , toebrengen aan deeze Dee- Icn Het zou riet n:ooglyk zyn , deeze twee dunne Vliezen van een te fcheiden , die zo valt tegen elkander aan gevoegd zyn, en men zou dus geen zekerheid hebben aangaande dit maak- zei , indien het zig niet fomtyds by geval open- baarde. Wannecr deeze Infekten uit hunnc Tonnetjes komen , zyn alle hunne Deelen week en als met Vogt doordrongcn ; zy moeten zig allengs uicrekken en droogcn , en dit gefchiedc vry fchielyk, De Wieken zy;n in 't zclfde ge- val ddrInsekten, 15 ' val » en onder de ontplooijing gebeurt het fora- V. wylen , dac de Lugt indi-ingc tulTchen haare ^^^^^* vcrdubbeling, \vaar door de Vliezen van elkan- Hoofd. der gehouden wordcn , en de VViek biyfc wan- ^"^^^ ftaltig, dik en als met Windgezwel bezet, ge- lyk zy waailyk is. Hier door wordt men van derzelver vcrdubbeling verzekerd. Ik hcb gezegd dat de Pcote?i , of ten minde Getai det cen gedeelte derzelven , aan het Borflltuk za-^"*^^^' ten. Men weet , naamelyk , dat het gecal der Pooten, in de Infektcn, zeer verfchillcnde is: fommigen hebben 'cr zes , andercn agt , gelyk de Spinnekoppen ; eenigen tien. gelyk de Krab- ben en Kreeften : doch in fommigen is her ge- tai ongelyk grooter. Oni cu niet te fpreekea van zellien , welken 'er de meelle Riipfen en PifTebedden hebben , behoeft men flegcs tc let- tcn op de Duizendbeenen , waar ondcr niet al- leen zyn die twintig, maar die over de honderd Pooten aan iedcr zydc hebben. Dc Kapellen , die maar met zes of vier Pooten voorziea zyn, hebben dezelven aan 't Borflfiiuk, docli ID de Torren , die 'er ook zes hebben , is een ge- deelte aan httzelve gehecht, en de overigen komen wederzyds af van de Ringen , of zydea van het Agterlyf, Deeze Pooten zyn doorgaans uit dric dcelen Kaar Maak- famcHgefteld , waar van hec eerfle , dat zyne^^' inplanting aan 't Bcrftftuk beeft , gemecnlyk het dJkfte is, kunncnde de Dye gcnoemd wor- den. Het tweede, daar aan gevocgd , zynde 1. DEEi,. IX. stuk. mecft 16 ElGENSCttAPPEN V. mseftal veel dunner en langer, zullen wy den Xfdeel. tjciienkel heccen , en hec dcrde , waar mede Ho'oFo. dc Poot ten eiode loopt, en dac zelf famengc- STUK. f]-e](j js uit verfcheide kleioe Ringetjes of Stuk- ken , die met elkander gewricht zyn , noemsa wy den Voet. Deeze is in fommigen uit twee , in andercn uit drie, vier, vyf of mcer Leden famengefteld. Men kan niec twyfelen, of dc bewceging en het gebruik deezer Deelen wordc hier door grootelyks bevorderd , even als door het groot gctal van Becndertjes , die 'er in da Handen en Voeten zyn van de Menfchen en Vicrvoetige Dieren. Aan het uiterde end van dec Voet zitten twee , vler en zomtyds ^es Haakige Nagelen ofKlaauwen , die zeer fcherp zyn , en waar medc het Infekt zig aan de onef- fenheden der Lighaamen vaft houdc , zo van onderen als van boven of van ter zyden, op ioodvcgte en fchuinfe Vlakten , a:in bewccglykc Takken, Bladen en Bloemen. Dikwils is de Poot, van onderen, nog, in 't geheel of tea deele , voorzien met een zoort van Kwaft-jes of Sponsagtige KulTentjes, die, zig digt tegea de Oppervlakte van gladde Lighaatnen aanvoe- gende, het Diertje daar op , in alle ftanden , vaft houden: gelyk wy dus de Vliegen Ungs de Glazeu van een Kamer , onder aan de Zolder , of langs een Spiegel, die fchuins voor over hangt, zien loopen. Bewceging." Alle dc Infekren hebben niet eenerley bewee- ging in hunne Pooten. In 't algemcen maakc dc DER iNSEKTEIf. fj de Dye, daar zy met het Lighaam farpenge- y voegd is , de beweeging van een Knie of van Afdeel. een 'Kloot in zyne Pan , gelyk men 't noemt , ., ** ,, , . iloOFO- Kunnende zig naar alle kanten bewecgen. Dee* stuk, ze vverking , nu , wordc door een foort vnn middelduk geholpen , dat dikwils rond is , zig dikwils aan 'c begin van de Dye geplaatfl: be- vindende en waar van de Kop door de Gewrichts* holligheid ingenomen wordc. In fommige In- fekten, egter, kan de Dye niet dan de Schar- nier-bewecging oefenen , die in buiging en uic* flrekking beftaat; dewyl zy , , door zekere by- hangzels of harde Plaatjes , tegengeiiouden wordc. Ook is het Gewricht van de Dye met den Schenkel, in de meefte Infekten, aan zulk een foort van beweeging bepaald. De Stippen, die oos nog overblyven te on- derzoekcn in het Borftlluk , zyn langwerpigc of mgc- ' of langronde Openiogen , als can foort van ^^^^J"* Kncopsgatcn, door wclken iiet Infekt adem haalt. Decze zyn niet aan dat Lighaamsdeel allecn eigen : men vindt 'er dikwils mecr aaa het Agterlyf , waar van ieder Ring 'er gemeenlyk twee heefc , op ieder Zyde 66n ; cerwyl aan 'c BorflQuk maar twee of vier Stippen zyn. In de Infekten met twee of vier ongedekce Vleu- gelen , ziet men 'er duidelyk vier , twee aan ieder Zyde,de eeneboven de audcre geplaatfi:: een dcFgelyk getal heeft men 'er in de Kapel- ^cn , doch , wegens dcrzclver Dons , zo biykbaar Diet: in de Infekten met Dekfchilden vindt men I. DiLZL. IX. stvk. U Diet I8 E I 0 E NS C H A P P E N V. Afdeel. 1. HoOFD- STUK. niec meer dan twee Stippen op net Borftfluk » aan ieder Zyde 66n. Id den eerftcn opflag zou men zig mogen ver- wonderen , daar die Lighaamsdeel de meefle overeenkomll fchync te hebben met de Borfl: der groote Dieren , hoe 'er zo weinig Lugtga- ten in kunncn zyn , terwyl hetzelve alleen de Werktuigen der Adcmhaaling fchynt te moe-. ten bevatten ; maar die verwondering zal wel haaft verdwynen , als rpcn 't invvendig maakzel der Infekten gade llaat. Hunne Longen ver- fchillen grootelyks van die der andere Dieren: het zyn niet dan lange witte Buis jes , een foort van Lugtpypen , die, ter regter en ter flicker zyde, byna de geheele langte doorloopen van hua Lighaam , en van afftand tot afftand takjes uit- geeven , die in de Stippen eindigen om 'er de Lugt in te ziiigen, welke, door middel van an- dere zeer fyne verdeelingen van Vaatjes, ge- voerd en veifpreid wordt door het geheele Lighaam. Dat wy ons , aangaande het gebruik van dee- ze Liigtpypjes en Stippen ,niet bedriegen, toont een zeer gemakkelyke Procfneeming, Men floppe naauwkeurig ieder Stip met een druppel Olie , door middel van een Penfeel , en het In- fekt, dat zo min de Luge ontbceren kan als de grooter Dieren, vervalt in Stuiptrekkingen en flerft wel dra. , Wanneer men de Stippen niet meer dan aan de eene Zyde van het Lig- haam Itopt , wordt die Zyde lam, Wy zullen 3D DER INSEKTEN, J$ in geen grootcr omflag treeden , over de Lugt- V, pypjes en Stippen der Infckten : alzo ik niet in ■'^^^^' *c breede meen te fpreeken van derzelver in- Hoofd* 'Wcndige deelen , daar men in hec Werk van ^^^*''* S w A M M E R D A M ci^ and'Ji'cn zulke Omftandi- ge befchryvingen van vindt , en zo onvergcly- kelyk konftige Afbeeldingen , in dat van den Heer Lyonnet. Het vooi-naamfle , daar ilc . age op zal geevcn , zyn de uitwcndige Lig- ■haamsdeelen ; weshalve wy tot het ^erde en laatfte overgaan. ■ Met reden mag men dit het Jgteiiyf noe- Het' Agter* men, fchoonhec, ten cpzigc van 't voorgaan- '^'^' de, eigendyk de Buik zou moeten hceten : om dat het zo ongclyk veelgrooter is dan hetBorft- fluk , en naar agteren geplaatft. Hetzelve be- flaat, in de eigentlyk zo genaamde Infekten, uit verfcheide Ringen of halve Ringen, die in elkander fchieten , en door middel van welken het zig kan uitrekken , inkorten en op allcrley wyze buigcn of omkrommen. In fommige on- gevleugelde Infekten* gclyk de Luizen en Spin- nekoppcn, zyn dergclyke Ringen niet, en hun ' Agtcrlyf fchynt uit 66a enkel fruk te beflaan. De Krabben en Ktecftcn zyn ook in 't zelfde Ge- val , doch deeze hcbben een Staart, die uit Ringen is famengefteld. Het Lyf is, van vooren, dikwils niet dan met d^ ^ngeij, 'een zecr dun Draadje aan het Borflftuk ge- hecht. Het is , in 't algcmeen gefproken , grootcrin de VVyfjcs dan in de IVIannetjes ;waar 1. Deel. IX, STUK, B 2 o- 20 ElGENSCffAPP EM HOOFD STUK, V. over men zig niet behoefc te verwonderen , Afdeel. vvegens hec groot getal van Eijeren, daar hec in de eerflen mede beladen moet zyn. Men vindc 'er veele Lugtgaatjes aan , als gezegd is , twee op ieder Ring , ui|igenomen de agterllen, Ook hebben veele Infekten, aan 't agter-end of aan 't uiterfte van hec Lyf , hunne voor- naamfte Wapenen, de Angels naamelyk , van verfcheiderley figuur en gebruik : fommigea zeer ipy:s en fcherp , anderen als een Zaag , an- deren als een Boor en van binnen hoU Dus die- nen ook dezelven aan fommigen om zig te vcr- dedigen en ce fteeken , gelyk in de Hommels cnByen ; aan anderen om in de Planten ofDie- ren Openingen te maaken , gelyk fommige VVes- pen doen, tot het leggen van haare Eyeren* Wy gaan over tot de Voortteeling ; waar omtrent het denkbeeld der oude Wysgeeren , dat de Infekten uic Verrotting hunnen Oorfprong hadden , en dus op een toevallige vvyze gebo- ren werden , reeds overlang voor ongeryn-^d verklaard is, R h e d i , die vermaards Italiaan , was een der eerflen door welken ziilks bewee- zenvverdt, en met Procfneemingen aangetoond, dat de Infekten , zo wel als alle andere Dieren , door huns gelyken vvorden voortgebragt , ea dat daar to2 de beide Sexen werden vereifcht, Dus erkent men dan ook, hedendaags,dat 'er, onder alle Infekten , Mannetjes en Wyfjes zyn , hoewel *er , onder fommigen , ook gevondea worden , die men Hermapbrodieten noemcn mag , als Voorttee- ling. DER InSEKTE^. 21 als tot gecD van beidc Scxen behoorendc en V. overzulks tot de Voorttceling onbekwaam. On- ■^^^^^eu der de Byen is die zeer blykbaar ; doch hoc kan , PJooVo. zo min als de zeldzaame Voortteeling , die door stuk, Ibmmigen aan de Plantluizen toegefchreeven wordt , den algemeenen Kegel niet om vcrre ftooten. De Lighaamsdeelcn , die de Manner jes van Kentck?as de Wyfjcs onderfchciden , zyn van tweederlcy "" ^'^^^' fooit : fommigen hcbbcn gcen betrckking toe de Voortteeling en anderen zyn daar toe vol- llrekt noodig. Onder deeze laatflen zyn eenigen uitwendig anderen inwendig : v/aar van ik de eerften maar alleen bcfchryvcn zal, om dat de laatften een tc fy'ne befchouvving en onderzoek vereifchen. De Liefhebbcrs weeten de Mannet jes der In- Groottc fekten dikwils van de Wyfjes te onderfchciden aan zekere uitwendige Kentekenen , die tot de Voortteeling , eigentlyk gefproken , niet behoo- rcn : even als men dit ook bevindt in fommige Viervoetige Dicren , en in 't Menfchclyk ge- flagt : de Baard , by voorbeeld , der JVlansper- foonen , de Hoornen der Rammcn , de Kuif der Vogelen. Onder de Infekten is , in de grootte van hct geheele Diertje , of van deszclfs Ag- terlyf in 't byzondcr , doorgaans een aanmcrke- ]yk verfchil naar de Sexe; maar, terwyl , on- der de Viervoetige Dieren , de Mannetjes vecl- al grooter zyn , hecft onder de Infekten juifb het tegendeel plaats. De Mannetjes zyn veel- I. deel. IX. stuk. B 3 tyds ' 22 ElCENSCHAPPEN . V. tyds kleiner , ja fofntyds zo klein , dat zy naauw- Afdeel. jyj,5 ggj^ Paar fchynen te kiinnen maaken rncD HooFD- ^s Wyfjes. In de Spionekoppen Is dit.zeer STUK. blykbaar, en men ziec fomtyds Mieren gcpaard, waar van de een naauwlyks een zesde deel der grootte van-de andere heeft. pe spiieten. E'jn ander verfchil , dat ruim zo kcntielyk is in vecle Infekten , beflaat in de Sprieten* Dee- ze zyn doorgaans groocer in de Mannetjes , ge- lyk zo zigtbaar in de Muggen blykt , en in bysa alle Infekten met Dckfchilden. In fom" mige Nagtkapellen is de onderfcheiding dcr Sexe 5 door de Spneten , nog duidelyker : de- wyl de Mannetjes hiinne Sprietcn groot en zeer ficrlyk , als Penncvedcren , gebaard hebben , of gepluimd;* terwyl de Sprietcn der Wyfjes zo fyn en korc gebaard syn , dat zy dikwils zig als enkele Draadjes vertoonen of naauwlyks zigt- baar zyn. In het grootfte gctal der Nagt - Ka- pellen , evenvvel , heefc dit Kenmerk geen plaats : zo min als in de Dag - Kapellen , en men onder- icheidt de Wyfjes , als gezegd is , door de grootte van het Agterlyf. peHoornen. Een derde verfchil van Sexe, in zekere Infek- ten ) beftaat in de Hoornen op den Kop , welke aan de Wyfjes fomtyds geheel ontbreeken , gelyk in de Eenhoornige of Rhinofter-Tor; of maar een foort van Knypers zyn , gelyk in het Vliegend Hare. In alle de Bok - Torren zyn ook de Hoornen of Voelers in de Mannetjes veel langcr dan in de Wyfjes, die wederom ' door >DER InsEKTEN. 23 door de gtootte of dikte van haar Lyf zeer ken- V: baar zyc» Afdeel, . Nog een veifchil is 'cr , 't wclk ruim zo Hoofo- blykbaar tot onderfcheiding der Sexe dicnt in ^■^'^^•- deeze Schepzekn. De VVyfjcs , naamelyk , van i^j^ ^^*^'"^sc- eenige Infekten , zyn ia 'c gehecl ongevleugeld. In de meefte Rangen vindc men eenigc Soor- ten , die in dit Geval zyn. Onder de Schild- vleugelige heefc de VVyfjes Glimworm geen Wie- ken noch Schildagtige dekzels , daar hec Man- netje die beiden hecfc. De Halffchildige ver- toonen ens een dergelyk voorbeeld in de Schildluizen. Onder de Kapeilen vindc men 00k fommige Soorcen , wclker VVyfjes geen Wie- ken hebben. Alle deeze verfchillcn, egter, behooren, zooe Teddce. veel wy weeten,niet eigentlyk tot de Voort-'*^"' teeling ; zy zyn ook niet algcmeen. De regte onderfciieiding der Scxe beftaac in de Teeldee- len, welke, gelyk vvy gezegd hebben , vry ge- woonelyk geplaatfl: zyn aan hec uiterfle van 't tyf. In de meefte Mannctjes Infekten doet men, op het Agterlyf drukkende , door de Ope- Ding, die aan hec end is, twee Deelen uitko- men, als Haaken gefatfoeneerd , die dikwils bruin zyn, en taamelyk hard. Dan, by trap* ■pen nog ftyver drukkende, gaan dcze Haakjes van elkander, en men ziet, tuffchen beiden, een langwerpig Deel verfchynen, 'c welk het waare Teellid is. De eerften dienen 't Infekt , on\zig te haaken aan hec Wyfje, en, wan» i J. deei, IX. stuk, B4 necr 24 ElGENSCHAPPEN V. necr hy ze dus eens te deeg gevat hcefc , doct Afdeel. j^g{. laatdgemelde Deel zyn werk, HooFo- In de gcwoonlyke ftaat, hec Lyf niet ge- STUK. drukt wordende , vertoonen dceze Werktuigea zig naauvvlyks of in 'c geheel niet: maar, als het Mannetje, door Minnedrifc aangeprikkeld , hec Wyfje wil liefkoozen, dan dringt hec, van zelf , deeze Deelen buitenwaards ; en doet dezelven uitzwellen. Eveneens is 't met hec Wyfje, dac van agteren geen Haakjes heefc, maar een foort van Buisje , 'c welk voor Schee- de flrekt, en zo wel dienc om hec Maunelyk Teellid in ce laaten , tot de Bevrugting, als om de Eijertjes uic te werpen ; gelyk in de Vogelen ook plaats hcefc. Men kan , derhalve , hier aan, dc Sexe der Infekcen genoegzaam, en met zekerheid, onderfcheiden. Be gewoone De Teeldeelcn , welken ik tot dus verre be- yaaving. fchrecvcn heb , komen in alle Infekcen , zo veel bekend is » voor , en de Paaring gefchiedt , ee- nigermaate , op de manier der Vogelen. Het Mannetje, als geilfl: zynde, klimc op het Wyf- je, en maakt hetzelve door veelerley bewee- ging gaande , zo dat het, dus tot Minneluft aangefpoord, hec Lyf uitllrekt, en, de Spleet openende die aan 'c end is , 'er de Buis van de Lyfmoeder uic doet voortkomcn, wclke het' Mannetje met zyne Haakjes vat en mooglyk opent , om 'er zyn Teellid in te kunnen bren- gen. Sommige Infekten blyven dus lang , ja geheele Dagen gepaard : zy loopen en vli^ea zdf§ DER INSEKTEN. 25 zelfs in dit Poftuur^ ja laaten zig gcmakkelyk y^ vangcn, zonder dat het Wyfje van.hcc Mao- Afpeel. retje wordc los gelacen : in andercn , gelyk de ^qoVq, Viiegen, duurt hec zo lang niet: in eeoigcn stuk. wordc de Paaring meermaalen hcrvat , door an- dere Mannetjes , met een zelfde Wyfje. Ze- kere InlekteD , zelfs , paaren in ieder tullchcn- poozing der Eijerleggingcn. Bchalve deeze manicr van Paaring , die met ongewoone dc Paaring der Viervoetige Diercn taamelyk o-''''^^'"^' vereenkomflig , en dc genieenfte is ondef de Infekten, hebben 'er anderen plaats, die zeld- zaam zyn , af hangende van de ongewoone plaac- zing der Teeldeelcn. Wy zulien , by voor- becld , in 't vcrvolg in de Juffercjes zien , dat haar Mannetje v?el de Haakjes aan *c end van zyn Lyf heefc, gclyk de mecfle Infekten, maar dat het noodigfte Decl toe de Voortteelinp- se- plaatfl: is voor aan het Lyf,naby het Borftduk; terwyl het Wyfje de Opening van de Lyfmoe- der naar de Staarr toe heefc. Dit geftel ver- oorzaakt een geheel andcre manicr van Paaring : het Mannetje bedient zig, wel is waar, van zy- ne Haakjes om het Wyfje te vatren , doch hy vat haar niet by deStaart: dus zouhy nooit het bovenftc van zyn Lyf , daar het Tcellid is, op die plaats kunncn docn komen, Hy vat haar om den Hals met het end van zyne Staart : maar, terwyl hy haar dus houdt, Ichynt hy 'er nice mcrr door gcvordcrd tc zyn : ja de Paa* * ling zou niet gcfchicden kunnen , indien het J. deel. IX. 5TUK. B 5 Wyf- 2(5 ElGENSCHAPPEN V, Wyfje alsdan geea aanmerkelyken byftand .Afderl. bood. Hetzelvc , dus gekneld en geplaagd door HooFO- ^^^ Mannetje, 'c welk haar Diet los laac, en sTUi<. mifTchien verheugd van dus genoopt te zyn , fchikc zig naar zyn begeerte ; zy kromc haar Lyf, datzeer lang is i voorwaards, en doet het end komen toe onder het Borftftuk van hee Mannetje , op de plaacs daar deszclfs Teeldee- len zig bevinden , en alsdan is de Paariog vol- tooid. Het Wyfje blyfc aangehecht door eea dubbeld Bmdfel: haar Kop gevat door het end dcs Lyfs van 't Mannetje , en haar Staart aan 't begin van deszelfs Lyf aangevoegd , zo dat zy een-halven Cirkel maakt. Eveneens is 'c met de Spinnekoppen , walker Paaring tot dus verre een duiftcrheid gebragt heefc in de Natuurly- ke Hidorie. De Mannetjes draagen het Teellid aan den Kop, en de Wyfjes hebben 't zelve onder aan het Lyf: het zyn dan ,'in derzelver Paaringen, een foort van Armen der Mannetjes, : welken het Teeldeel der Wyfjes gaan opzoe- ken. Wy zullen dit ftuk, in 't vervolg , breeder ontvouwen. Wanneer de Paaring ge-eindigd is, flerven fomtyds de Mannetjes der Inlekten een korten tyd daarna : zy zyn van kragten uitgeput en kwynen ; de Natuur hadze voornaamelyk ge- fchikt om de Wyfjes te bevrugten : zo dra zy voorzien heeft in het gene de Vooftteeling be- trcft , worden deeze Mannetjes onnut. E- ven zo is het niet met de Wyfjes gelegcn , die ge- DERlNSEKTEyN. 27 gcwoonlyk wac langer dan de Mannerjcs lee- V, veil om de Eijeren te Icggcn ; maar , dit ge- Afdeel. fchied zynde , fterven zy ook ; fommige Wyf- Hoofd* •jcs onmiddelyk ca do Paaring , andcren eenige stuk, Dagen daar na. De meede Infekten I&ggen Eijertjcs , doch net Eijer- : men vindc 'er eenigen die levendige Schepzck. "^^'^"' jes voortbrengen. Men kan deeze Afdecling der DiereD, in die gcval, bed vcrgclyken nice die der Tweeflagcigcn of Diercn van beiderley Leven , Amphibia , waar onder men ook de mceflen bevindc Eijerleggende en maar weinig Tongwerpende te zyn; of liever by die der Viflchen , onder welken het gecal der genen die geen Eijeren legmen, dat.is Kuit fchieten, gclyk men 'c in deeze noemt, nog veel klciner is. Onder de eigentlyke Iniekten zal men 'er naauvvlyks vinden , die nietEijcrleggende zycj liitgenomen de Piffjbedden , Plantluizcn en ee- nige foorten van Vliegen. De Eijeren , die de Infekten leggen , ver- fchillen grootelyks in figuur : men heefc 'er ronde, langwerpige en met kanten of hoekige, fommigen als Netswyze met Ruitjes of Knopjes , andercn met randjes of gckroond. In de Kleur is niet minder verfchil ; doch een fluk , waar in zy mecfl overeenftemmen , is hun verbaazcnd groot getal , waar in de Infekten naafl: aan de Viflchen komcn, en daar uit begrypt men, hoe dat zy, by wylcn , zo llcrk kunnen vermenig- vuldigen. J. Dee J.. IX. Stuk. Tcr- 28 ElGENSCHAPPEN V« Terwyl fommigen der groote Dieren maar fdeel. ^^^ j^^^ ^^ gelyk , en dikwils maar e6n in 't HooFD Jaar ; anderen twee , drie , tien of cwintig voort. ^^"^' brengen; gelyk de Konynen, by vooibeeld:"is meL-gvufdi- hct getal der Jongen van een Infekc oneindig ^"^' grooter. Men behoefc maar te letten op de menigtevan Eijertjes, welken de Kapel van eea Zydeworm legt , om hier van overtuigd te zyn : _.l of op de veclheid, welken ^ene Spinnekop draagt* In de Byen is de vermcDigvuldiging verbaazende. Volgens de rekening van ver- fcheide Lief hebbers , brengt eene enkele Wyf- jes By, dc Koningin gcuaamd, alleen twee , drie of vier Zwermen in een Jaar voort, waar van de minfte dikwils beftaat uir vyftien-of zeftienduizend (tuks. De Muggen , Rupfen en anderen vermenigvuldigen ook zeerfterk. Zulk eene vrugtbaarheid was noodig , naar het fchynt, om veele andere Dieren van Voedzel te voor- zien ; zy worden naamelyk van Vogeltjes in de Lugt, vanKruipende Dieren op het Land, en van de Viffchen in het Water gegeten. Ook verftrekken zy elkander onderling tot Spyze ; gelyk de Spin dus van Vliegen leeft niet alleen, maar ook de eene Spinnekop de andere verllindt % en fommige Torren de Rupfen en Wormen. Wannecr de Infekten hunne Eijeren leggen , doen de meeften dit met eene zorgvuldigheid, die de grootfte oplettendheid zou fchynen tc doen blyken; indien men niet wifl: , dat zy ge- leid en belluurd worden door eene allcs over- tref- D E R I N S E K T E N» 2^ trefFende Wysheid, die zo vecl zorg draagc v. voor de kleioftc Schcpzelen , als voor het aller- Afdeeu grootfte , en , naar oogenfchyn , volmaakfte Hqq^q, Dier. In 't algemeen heefc de Mocr de voor- iiuic. zigtigheid , van haar Eijeren te leggcn op een plaats, alwaar de jongen taamelyk zeker kun- nen zyn van het Voedzel ce zullcn vinden » dac hun voegc. Indicn het Dier op zekere by- zondere Plant aafl: , is het aldaar dat men des- zelfs Eijeren vindt: voedt het zig met Wor- telen of Hout , dan w'orden de Eijeren in de Grond gclegd, op de Baft der Boomen, of in dc Spleeten op het Hout. De vuilfte en walgelykfte StofFen verfchaf. icgphaa. fen het voedzel aan fommige Infckten , wan- ueer zy jong zyn : haar Moer , die federt Ian- gen tyd^ie morfige woonplaats verlaten 4ieeft, • gaat dezelve weder opzoeken, als zy de' Eijer- legging wil doen , op dat haare Jongen het Voed- •2iel mogen vinden , voor hun bekwaam. Veele Infekten , die , na een gedecftc van hun Leven in 't Water te hebben doorgebragt , vervoh gens in de Lugt gewoond hebben, bezoekea weder de Oevers of Oppervlakte van het Wa- ter , om 'er hunne Eijeren te leggen, Zodanige Infekren, eindclyk, waar van de Jongen, on- dcr hunne ecrfte gedaante , zig voeden met an- dere Infckten , wclk'en de Moer, na haare Ge^ llaltewiflcling, niet aanraakt coch befchadigt , gaan , als zy de Eijeren willen leggen , de Huid van de laatftgcmelden doorbooren, of de Ei- *i, DEEL. IX. stuk. jert* ^0 E I G E N S C H A P P E K V. jertjes leggen op zodanigc plaatlcn , da maar met een Vliesjc geflooten. Alles, tot het Haair en de Oogen toe , vindt men 'er aan. Daar zyn ruige Rupfen , welker HaaTtjes met het Vel zelfs afgeworpen worden , en nietcemia vertoontzig het Infektjnade Vervelling, even Haairig als te vooren : maar deeze nieuwe Haairtjes waren niet , gelykerwys de an3crc Deelen, in de ouden, als in Scheeden, befloo- ten: zy lagen plat gedrukt onder de oudeHuid, en zetten zig , na dat dezelvc afgeworpen is , overend. vecandering Wanncer dit afwerpen van de Huid de laar- o" Paapje.'* fte maal gefchiedt, neemt het Infekt een geheel andere gedaante aan , of veranderc tot die Ge- t Nympim ftaltc , wclke men Pop f noemt ; cm dat het zig alsdaa , fomwylen , gelyk een gebakerd Kindje vertoonc. Oak worden zy dikwils, mis- fchien om een andere^ veden, Paapjes genoemd (*}. Men vindt onder deeze die Goudkleurig zyn, of als met blinkende en vergulde Vlakjes , 'c welk 'er in 't Griekfch den naam van- ChrjfaliSi of (*) Ik vind de Poppen, in navolging van de Franfchen, idle 't Woord Nymphe gebiuiken, ook Nlmfen getyteld} docli om de dabbelzinnigheid , dewyl men de JufFers of Rombou- ten ook Nimfen noemt, vermyd ik die beiiaaming, gebrirf- kende liefft de gencn , wdke ondet onse Lieflicbbers bekendf zyn. derInsekten. 37 to 't Latyn dien van Jurelia, aan heefc doen V geevcn. Doch dccze Poppen verfchillen on- ^^^^^^* eJDdig , in gedaance , klcur en beweeging : a.o Hoofd- dat fommige Autheuren, zelfs, daar van de ^'^"^' Rangfchikking der Icfekten hebbcn willen af- leiden. Sommigen beweegen zig, aideren in 't geheel niet; eenigen gelyken meer, anderen minder en zo wcinig naar het Infekc, waarvan zy komen , dat 'er zyn , die fommige Poppen in 't Franfch Feves , dat is Boonen , hebben ge- noemd. In anderen , daarentegcn , wordt men, zeer duidelyk , allc de Lighaamsdeelen van het Infekt gewaar. Ik zal , in 't algemeen , den naam van Pop gceven aan alle de Infekten in deeze tweede Staat, Sommigen , egter , verdienen dien naam verfchudcr meer, anderen minder. Tot de eerften behoo- °^^^"' ren de Poppen der meefte Rupfcn, in welken men naauwlyks de Deelen van het Infekt , dat 'er uit voort moet komen , kan onderfcheiden ; als ook die van de Kwatv/ormen der Torren en dergclyke Schildvleugelige Infekten; de Wormp- jes der Byen, Wespen en die der Vliegen : daar de.Wormpjes derMuggen, Puiftebyters en an- deren , in de ftaat van Pop , naauwlyks van de Infekten verfchillen , dan daar in , dat zy geen Voedzel gebruiken. Men vindt 'er, cindclyk, die, in deeze twcedc Staat, nog meer naar vol- maakte Infekten gelyken ; zy kunnen niet al- Jcen loopcn , maar gebruiken ook Voedzel, Jiebbende Sprietea , Pooten en andcre Lighaamj- ;, Pkel. IX. stuk. C 3 deC' 38 ElCENSCHAPPEN V. deelen , waar Van zy zig bedienen. Zoda- Afdeel. j^jg 2yn de Poppen van veele VVatcrdieren , als HooFD- ook die van hec Haft of Oevcr-Aas , en ande- STUK, j-en. Oader de Landlnfekten verfchillen die der Tekken , Sprinkbaanen , Krekels , en vee- le anderen , naauwlyks van het volmaakte Dier, dan doordien zy ongevleugeld zyn. Hunne Wieken zyn alleenlyk niec uitgefpreid of ont- wonden , maar famengcplooid en gefronfeld , maakende als een foorc van Knoppen of Stomp- jes aan hec Borftfluk. Buitendien zyn deeze aan het volmaakte Infekt, dat zy voortbrengen moeten, gelyk: hoewel zy, in deeze Ge(!al- te, zo min als de Poppen der andere Infckcen, iets tot de Paaring of Voortceeling van hun Geflagt kunnen doen» Uit het gezegde blykt , hoe weinig de ver- fcheiderlcy foortcn van Poppen met elkander overeenkomftig zyn* Vcelen van dezelvenheb- ben naauwlyks eenige beweeging, terwyl an- deren zig zeer vlug beweegen : kunnende dee* ze laatften vlugten en het gevaar of de vyan^ den vermyden , waar aan de eerften bloot ge- Iteld zouden zyn, indien de Natuur niet eeni- germaate voor haar gezorgdenzeeenigbefchut' zel gegeven had. Voor een groot deel deezer Poppen worden Tonnetjes gefponnen, van een digt famenweefzel en van een ftof als Zyde, 't welk haar bewaart voor de Vogtigheid en voor aanranding befchut. Andere Rupfen of Wor-. men kruipen indeAarde, en, ca een taamelyk ruim derInsekten. 39 ruim Hoi gcmaakc te hebben, waar zy zig op V. hun gemak kunnen bcwcegeu, bekleeden zy Afdeel. de Wanden met een Spinzel fomtyds zeer vafl: Uoofd. of taay, dikwils'zeer fyn en teer; (fommigcn. ^'*'^^* in 't geheel niec,)waar door zy ondcr 'tveran- deren en tevens dc Pop , vvelke fomtyds Maan- den in die ftaat moet bly ven , voor de aanraa- king der Aarde beveiligd worden. Andere In. fekten kruipen , tot dc vcrandering , onder de Schors der Boomen , en maaken zig daar een Wooning, die naauwlyks te ontdckken, een foort van Kafteel , dat voor andere Infekren niet te overweldigen is. De Tweeftaart- Rups van den Wilgeboom verflrekc van dit laatde tot een uitmuntend Voorbeeld ; gelyk de Zy- wormen van hec maakzcl der Tonnetjes in 't algemeen. Behalve de Kvvatwormcn dsr Tor- ren en verfcheidc Rupfen, zyn 'er nog veele andere Infekten , die tot de Verandcring in den Grond kruipen. De Tonnetjes, daar de Poppcn in vervat DeTonnet- zyn , worden door de Maskers, (of Rupfen enf^! ^^'" Wormen ,) gefponnen op het cinde van den eerllen Scaat der Infekten en voor dat die de Verandcring ondergaan* Men noemtze daar- om 00k Spinzels , en de Natuur hceft de In- fekten ten dien einde voorzien met eene Vcr- gaarplaats van zodanige Stoffe, vvelke naar Ver- nis gelykt , en de zelfflandighcid maakt van hun Spingaren of Draad, die ongemeen fyn is en naar de dunte zecr taay. Om dezelve te fpin- X, DEEL. IX. STUK, C 4 DCn 40 ElGENSCHAPPEN V. Afdeijl. J. HOOFD- <*' STua. nen hcbben zy aan de Onderlip een kleiHe ,0^ pening , die den Draad een egaale dikte gceft , terwyl de uitkomende StofFe, even als gefmol-- ten Glas, zig fpicnen laat enaanelkandcrkleefc. Sommigen fchyncn de Tonnctjes'of Spinzcls, eindelyk , van binnen te bckleeuen of te beltry- ken met een foort van Vernis. Behalve deeze vindc men zekere Tonnctjes der Infekten, die niet gefponncn zyn, nocli uit een famenweefzel van Draaden famcDge- fleld, maar bellaan uit de Huid van 't Infckt zelf , verhard zynde. VVanneer de andere Mas- Ikcrs in Poppen willen veranderen, zo leggen zy hunne laatfts Huid af , waar onder de Pop of het Paapje verborgcn zit : maar deeze ver- laaren liunnc Huid Diet, hoewel zy 'er de Ligr haam.sdeelcn van ontwikkelen ; bly vende , voor *c overige, daar in als in een Zak bcflooten. He£ gaat daar mede omtrcct, als of iemand de Ar- mcn uit de Mouwen van zyn Japon haalt en dezelve dan om zyn Lyf toeflaat, of liever, gelyk wanncer men de Armen uit de Mouwen van zyn Hembd trekt, en houdt hctzelve aan 't Lyf, Die Huid, uit welke alle Leden, voor- al de Pooten , getrokken zyn , vv'ordc hard en Eeemt zeer zonderlinge gcdaanten aan , naar 't vcrfchil der Infekten : maar zy heeft dikwils de figuur en zelfftandigheid van een Schaal of ' Dop. Als men dezelve opent, wordt 'er een Pop in gevonden van de tweede Soort , van die, naamelyk, daar alle de declen van 'c la- perInsekten» 41 iDfekt in kenbaar zyn. Op deeze wyze ge- V. ichiedt de GeftaltewilleliDg van de JufFers of ^^^^'^^' Kombouten en eenige andere Infekten. Id Hoofd. dcrgelyke Doppen veranderen 00k veele Tor- ^"^^^^ ren of Torrecjes , enz. Aanmerkclyk is 't, dat men aan de Poppen Ademhaaiing derPoppen. zo vvel Lugtftippen vindt^ als aan de Maskers- der Infekten. Deeze, dikwils zonder bewee- girg, en mecllendecls geen Spys of Drank ge- • bruikende, hcbben om te Iceven, zo'tfchynt, de Ademhaaiing noodig. Haare Lugtftippen zyn veelal eveneens geplaatfl: als in de Rupsof Worm , waar van zy komen , naamelyk langs de Ringcn van bet Lyf i raaar, belangende die van het Borftftuk en de twee digft aan de Staarr, hebben dikwils byzonderhedcn plaars. De Lugt- ftippen van het Borftduk maaken fomtyds kleine Verheffingen of een foort van Hoorntjes op de Pop , die *er een zeldzaame figuur aan geeven. Somwylen zyn het , in plaats van Hoorntjes, een foort van Peperhuisjes of Treg-! tertjes , die naar Ooren gelyken. Eveneens is het met de twee agterlle Stippen van het Lyf, die in verfcheide Infekten uitloopen in een foori; van Cylinders , of lange uitfteekende Buisjes. Eenige Waterdiercn, in de ftaat van Pop, cin- delyk , (welke de genen zyn die de zeldzaamfte byzonderheden uitleveren,) hebben, in plaats van Lugtftippen, een foort vanKieuwen, naar die der Viflchen gelykende, of Kwaften daar dc Lugtvaat-jes in uitloopen, en die zy byna i. piEL IX. stuk. C 5 on. 42 ElGENSCHAPPEN V. oDophoudelyk doen fpeelen met eene verwon- Afdeel. derlyke vlugheid. u • De Infekcen blyven ecnigen tyd, het eene Stuk, langer , het andere korter , in de gemelde ftaat, eer zy tot volmaaktheid komeo. Wat de re- den zy , dat de Natuur hun zo lang in onwerk- zaamheid, en als flaapende laat blyven, zal men uit de Omftandigheden bed begrypen kun- • Dcn, Dewyl liet Saizoen niet altoos dienftig is tot Voeding en Voortteeling der Infekcen , en de ftaat, waar in zy beft de Ongeraakken van het We6r, of de Winter. Koude en Vorft in dee- ze Landen , kunnen uitftaan , veifchillende was , zo moeft omtrent hun ook een byzonde- re Huishouding plaats hebben, ten einde hun Geflagt bewaard en niettemin altoos een Voor- raad bleeve van Aas , voor Vogeltjes en an- dere Dier^n. Miflchien zullen wy ook een re- den van die vertoeving viuden in de Verande- ring der Infekten zelve , welke in het eenemin, in het andere meer , doch in alien tyd vereifcht. Laaten wy, ten dien einde, het Oog weder- om flaan op het Infckt in zyn eerfte Staat, in die van Rups of Worm. Dit Masker , dikwils zo grof, lomp en log, daar het een fyn ge- vleugeld , vlug, fierlyk Infekt moet uitleveren: (een kruipende Rups , die veranderen moet in een Kapel, een logge Kwat-Worm in een Vlie- gend Hart :) is (zegt men) niet dan het zeljde Bier , maar onder omwindzelen verborgen, welken het moet afleggen. DER Insekten. 43 De \'%ardigheid om Stellingcn te maaken V. hecft die lluk , zonder naauwkcurig Onderzoek, ^^^^^^^» fterker doen aandringen, dan het lyden kon. HooVd. Men heeft zig verbeeld, dat geen Dier iets ^'^^'^• kon voonbrengen dan zyns gelyke , en dus dat ^^^^^ j^^Jc de Kapel, uit baare Eijertjes, weder cen Ka- ^"^P^-^ pel moefl voortbrcngcn ; ten minfte moeft de Kapel , reeds van het begin af aan , in de Rups verborgen zyn . en even zo de andere Iijfekten in de Wormen of Maden, die uic dcrzelver Eijertjes voortkomen. Men grondt zig op de Waarneemingcn van S w a m m e r d a m , die duidelyk zegt , dat de Kapel, reeds weezentlyk geformeerd , in de Riips 'verborgen zy : maar als men agt geefc op ecn plaats , daar hy de ma- nier bcfciiryfc, om zulks waar te neemcn, dan komt het veel waarfchynlyker voor, dat deKa" pel in de Rups gejonneerd worde. „ Hy wil dat m?n een voIwaiTen Rups nee- J, me , en , een fyn Draadje om deszelfs Lig- ,) haam gebondcn hebbendc , dezelve eenige „ maalen in kcokend hcet Water laat vallen , „ en ze telkens fchielyk 'er weder uithaale, „ Dus fcheidt , zegt hy , dc buitenfte Huid „ van de Rups zig af van de binnenfte Huid 5, der Kapel, en men kan de eerfle *er zeer „ gemakkelyk aftrekken ; waar door men ge. „ waar wordt , dat binnen in die Huid een w^aar- „ agtigc Kapel verborgen is geweeft". Tot dus verre fchynt het gcdagte Gevoelen door zy- Lc Waarneeming beveftigd te wordeo: maar J. DEEL. IX. STUK, hy 41 ElCENSCRAPPEN V. hy zegt vervolgens, „ dat het voor^ nood'ig Afdeel. ^^ J3^ Q^ in ^[q Proefneeming te flaagen, dan Hoo'fd' }> iTieD wagte, tot dat de Rups van Eeteo op- ST^^K, ^^ houde", ec dus aan 't Verapderen toe is: want dat hy 'er de andere Vcrvellingen niet door verftaat, is blykbaar; dewyl by zo lang gewagC wil hebbsn , tot dat de deelen van de Kapel in de Rups, door haare i^itzwelliDg ter wederzyde van deBorft, als twee verheven BukjesofUit- puilingen zig ixiat zigtbaarder beginnen te ver- loonen. Ook voegt die keurige Waarneemer 'er by , ,» dat men de Huid van de Rups niet „ dan als een Opperkleed moet aanmerken, „ waar onder de weezentlyke deelen van de 3, Kapel vervat zyn, die aldaar van langzaamer- j, hand , op de w'yze van alle andere groeijen- j, de en gevoelende Schepzelen , zyn aange- „ groeid (*)". Wil men nu , hier uit ,o door Redeneering opmaaken , dat dan ook weezentlyk de Rups , yaa 't begin af , de Kapel bevat heeft : ik heb 'er niets tegen: al wa^ 't dat een geoogde Hand} gelyk hy fprcekt , in ftaat ware om de Kapel , geheel gcformeerd , reeds vroeger in de Rups te vinden ; gelyk het Kuikcntje in 't Ey ge- vondea wordt: doch de naauwkeurigfte Waar- necmers noemen die flegts een Vrugtbeginzel, welks Deelen, naar maate het zig ontwikkek, nieuwe (*) SWAMMERDAM, Byhl dtr Natuur. II. D. bU io6. DER InsEKTEH, 45 • cieuwc Gedaanten en nieuwe Plaatzingen aan- v. Eeemcn ; zo dac 'er in 't eerlt geen hlyk aan ArDEEt, is van Ledemaaten , zelfs niec van een onder- hoofd- Icheiden Hoofd (*). Wat zwaarigheid is 'er , stuk. om in de Kapel , zo wel als in dit Vrugtbegin- zel, een aacgioeijing der Leden toe te flaan: daar men ongelyk wonderlyker aangroeijingen ontdekt in de Po!ypcn en andere PJantdieren, ja in de Wormen zelfs? Wat zekerheid, in te- gendeel , om met cenige Hedendaagfchcn vaft llellender wyze te zeggcn : „ de Kapel legt 3> Eijeren, en iederEy bcvat een kleine Rups, „ die in zig befluit alle Weiktuigen, welke s, aan de Kapel eigen zyn , en waar van zy, „ t'eeniger tyd , de Ontwikkcling zal bezor- »gen(t)"? Al was 't ru , dat zulks plaats had , *t wclk zy worJt ., • -11 1 , . '^r in gel or- ]k met wu ontkennen, zo volgc even wel metmeerd, daar uit , dat de Rups en Kapel niet zyn dan bet zelfde Bier , onder verfchillende Gedaanten. De Rups is doorgaans grooter van Lyf dan de Kapel J die zy voortbrengt; weshalve indien haar Huid, reeds van 't begin af, een cnkel overkleedzel ware van de Kapel , zcuden de Vleugels , Spricten , Pooten , ook haar grootte ' moeten gehad hcbben, Evcnwel mag menze, met C*) Ziet H A L L R R nieuwe Ontdekkingen , in het IX. DEEL der Uitgezo^te T^erhar.ddingtn. bladz. 179, 180. (t) Dit zyn de Woorden van den Heer BONNET, in zyne Conftder. fur Its Ctrps organifes. Amfterd. 1762. Zie het reifde IX. D E E l der Vititz, VtrhtfndtU bladz. 34. I. DEEL. IX. STUK. 45 ElGENSCHAi»PEN e V. met reden , een Masker t noemen , en dit zo Afdeel. ^^gj jg nieer, om dat 'er de Kapel in geformeerd HooFD- ijuordti gelyk biykbaar is, en toe zyne grootte sTVK. i^omt, of de Vorm van allezyneDeelenkrygt, t Larva ^j^ ^^ ,^ j^^^.^ ^ ondcr dc Huid van de Rups , als onder een Masker of Oppcrkleed, verbor- gen zyn. enktygthaa- Men bevindt , dat het Paapje of de Pop, menheidin waar in de Rups de laatile maal verandert , na oe Pop. verloop van eenigen tyd de Kapel bcvac, aan welke maareen genoegzaam vafteZelfdandigheid ontbreekt, om in het Licht te verfchynen: zo ''dat zy by 't uitkomen zelfs nog noodig heefc, dat haare Lighaamsdeelen door opdrooging gc* Itevigd worden. Geduurende een dikwils vry langen tyd, dat het Infekt zig in deeze tweede Staat bevindt, ('t welk, in fommigen , Maaa* den duurt,) komt in de Pop, wanneer mcnze opent, niets dan Vogt te voorfchyn: hoewel van buiten zig de Ledemaaten, Spriecen, Poo. ten en Kop , reeds van 't begin af , in eenigen zeer duidclyk, openbaaren. In plaats van de dikkcHuid, daar het Infekt, cnder de gedaacte van Masker , medc bedekc is , heeft de Pop maar een enkel Hoornagtig .dun Velletje , doch dat nicttemin vry groote fterkte aanneemt, en, over de Pooten van hec Infekt been leggende, dezelve als gebakerd en langs den Bulk aangeplakt houdt , zo wel als de andere Deelen. Onder dit Vlies is het , dat alle de Leden van het Infekt en dc Wieken in 'c DERlNSEKtEN. 4*7 't byzonder , haare Volkomenheid cflangen. V, De laatfte Verandering der Infekten gefchiedc ^^J^^l, op dergtiyke Manier als de eerfte. De Kapel Hoofd- by voorbeeld , in de Pop bcflooten , doet haar ^"^^^t Lyf , nog lenig genoeg zyndc om mede te kun-.SJngX' Den geevcn , beurtlings intrckken en uitzetten , ^"^'^''':'-'". door welke fliooten het buitenfte Vlies van de Pop, 'cwslk de Lugtjdoor opdroogiog, reeds broofch gcmaakt hadt , aan ftukken barft. Dik« wils hceft zelfs die Vlies , in zyn bovenfte ge- deelte , twee Voorcjes of Streepen , alwaar de Huid tcerder en dunner is , zo dat zy, op die plaats , gemakkelyker fpiyt of opfcheurt. Die eerfte Werk gedaan zynde , helpt zig het In- fekt met zyne Pooten , die alsdan vry en on- belemmerd zyn , om het overige van zyn Lig- haam uic het Omkleedzel te haalen , als eeu Degcn uit zyn Scheedc. Wanncer de Kapellen dus uit haare Gevan* genis verloft en in Vryheid gefteld zyn, bevin- dcn zig haar Deelen nog week, dof van Kleur en de Wieken fomtyds gekreukcld : ja hec Dier is zelfs dikker dan het in 't vervolg moec zyn ; maar , na verloop van cenigen tyd , ver- flerkt de Lugt alle deszelfs Leden en maaktze hard ; het Lighaam vader wordende droogt een weinig in , en de Wieken ontplooijcn zig ia weinige Minuuten ; waar door het in 't kort van dezelven gebruik maakt , en ecn vliegend Inwooner wordt van de vryc Lugt. Deeze zo vaardige uitfprciding der Wieken , 1. deel. IX. stuk. die "48 Eigenschappen 'v. die in het uitkomea uit do Pop dik, nat of oolc! Afdeel. gefommeld vvarea,fchynt eenigermaate vrcemd. HooFD. ^^^ ^^° dezelve niet totfciiryvea dan aan 'c STUK. behulp der Luge, die van buiten de Wiek dost opdroogen ; terwyl de inwendige , door de Lugtbuisjes , die in hcc Geweefzel van de Wiek loopen , voorcgedreeven , dezelve aanmerkelyk uitfgantjen , wanneerzy eenmaal geheel is uic- gefpaaoen, laatea de dunne Vliesjes, uit wel« ken zy geformeerd is, gedroogd zynde , zig niet meer iamenvouvven, maar bly ven in de zelfde ftaat. Deeze vverking van de inwendige Luge wordt beweezen door het Toeval, dat wy ge- zegd hebben fomtyds aan de VVieken der Infekcen te gebeuren; waar door zy als opgeblazen en met een Windgezwel bezet blyven , wanneer de inwendige Lugt zig by een vcrgaart tuITchen de Vliesjes der Wieken. Uit het gezegde blykt , dat een Infekt, om tot den laatften ftaat, of dien van volmaaktheid ^ waar in het tot de Voorttecling , het Hoofd- Oogmerk van de Schepping der Dieren , be- kwaam is, te komen , verfcheide raoeielyke Operatien moet doorftaan , waar in het fomwy- len bezwykt. Het zyn als Natuurlyke Ziekten voor hetzelve, Kenige Infekten hebben nog eea Arbeid daarenboven te ondergaan ; ik meen de zodanigen , wier Poppen of Paapjes in Doppea zyn beflooten. Deeze moeten,ua dat zy uit de Poppen zyn gekomcn , of terWyl dit gefchiedt , de Doppen tevens dooibooren. Dit fchynt geen mocie DER InSEKTEN. 49 moeielyk Werk te zyn , voor Infekten die bar- .v. de fcherpe Kaaken hebbcn ; Kaaken, dikwils ^^^e^^« in ftaat om Houc te zaagen , te fnyden of te Hoofd. breek-cn, kunnen ligtelyk zulk een Dop door- ^'*""^* booren : maar , men vindt ccnige Infekcen , die zodaoige Kaaken Diet hebben , en niectemfn in Doppen zyn bcflooten. Voor deeze heefc de Natuur eenige verligcing in die arbeid be- zorgd. Hec Hoofd-end van iiun Tonnetje is zwak ; dikwils zelfs blyfc dit end open of is ge- flooten met overlangs geplaatfle Draaden , die wel den ingang beletten ann andere Infekten, maar aan 't gene 'er in beflooten is toelaaten ^ daar gemakkelyk uic te komen ; dewyl bet , door zeker Vogt het Spinzel week maakende, de Draaden doet breeken en zig dus een weg baant. Eenige Tonnetjes zyn met een foorc van Dekzekjes geflooten , welke het uitkomen- de Infekt met den Kop weg (loot en opent* Dus de voornaamfte Omdmdighedfen , dievoedzei det in de Verandering der Infekten plaats hebben » ^"^^^'^"' befchouwd hebbende, gaan wy over tot het gene hunne Huishouding of Levensmanier in 't algcmeen betreft. Wy zullen inzien, van waar deeze kleine Schepzelen hun Voedzel haa« len, waar in wy bevinden zullen, dat zy veel minder van de overige Dieren verfchillen : 'tis, ' naamelyk , of van Wortelen , Schors , Hout , Bladen, Bloemen, Vrugten der Plantgewaden ; of van gedeelten van Dieren , en derzclverUit- werpzelen, of van geheele Infekten, I. deei. IX. STUK. D On- $0 ElGENSCHAPPKN V, Onder de genen, die hun Voedzel neemeij Afdeel. yjjjj Plantgewaflen , booren fommigeu in dea HooFD- Grond , om Wortelen af te knaagen ; waar STUK. door zy dikwils , in dc Tuincn , veci fchade w£r^^ doen. Dus kunnen de Wormen van Kevers, by de Tuinlieden onder den naam van Witts Worm bekend , in korten tyd een geheelen Moeshof vernielcn , wanneer zy menigvuldig zyn, De Molkrekel doec in de Beddea ook vecl nadeel , gelyk vcele andere Infekten. Hcc Voedrel van eenige anderen is drooger en har- der : zy booren door 't Houc been , knaagen hcc zelve fyn, en voeden zig met de brokjes of met het Meel daar van gemaakt. Die doen ver- fcheide Wormen van Torretjes, inzonderheid die welkc het Hout der Kabinettcn , Tafels en Stoelcn, tot molfem maaken; ook taflen dus de Wormen van het Vliegend Hart en ande- ren de Boomen aan ; om nu niet te fpreeken van dc Houtrups der Wilgen , door den kun- digen Heer LyonnIet zo konftig afgebceld CO bcfchreeven. Die foort van Boomen zou, wegens de zagcheid van haar Hout , aan der- gelyke vernieling meer dan ajdcfeo fchynea onderhevig te zyn, door veclerley Infekten; dqch men vindt deeze Rups ook in de Elze-^ Eike, en milTchicn ook in andcrc Boomen. De meefte Rupfen voeden zig met de Bladen van Planten , Heeders en Gcboomte : maar zy doen dit niet alien op de zclfdc manier. Eenigen eeten het Blad in zyn geheel op , laatende al- leen- D E R I N S E K T E N. jt leenJyk de Ribben over; andcren kruipcn tus- v. fchen de Plaacjes , waar uic hct Blad beflaat, '^fdeel. en verteeren deSappige zelfllandigheid , zodac Hoofd- zy daar van een nice onaartig Geraamte niaa- s'^^k, ken. Dikvvils zyn deeze Irfekten ook met de Bladen nice te vrede , maar taflen de Bloemen aan; anderen het Zaad, en 'c is niet dan te zeer bekend , Vv'elk een nadeel door de Rup* fen , fomtyds , aan de Tuincn en Boomgaardca toegebragc worde (")» Men wcet, hoe een foort van zwarte Vlie- gen menigmaal de Boomen , tei-wyl zy op *t heerlykfle in bloey ftaan en een fchoonen Oogfl: belooven , doet misdraagcn. Anderszins fchynt het nadeel, dat de Infekten, tot volmaaktheid gekomen zynde, aan de Bloemen doen, niet aanmeikclyk te zyn. De meefle Bloemen gee- vcn, uit zekere Kliertjes, in het diepfle vaa haar Kelk, een Vogt uit, dat Honigzoet is^ en dat de Kapellen, of ook de Torrcn, inzui- gen tot Voedzel of Lekkerny ; doch waar vaa deByen , Wcspen en dergelyken , een Stoffe be- reiden , die zo nuttig is voor den Menfch , te weeten Honig en Wafch. De Vrugten, eindelyk, van de Planten eO 't Geboomte , de Graanen en Peulvrugten , zyn tiiet voor de aanranding der Infekten befchut; zy deelcD met ons dit Voedzel en berooven ons dik- (*) Ziedien aangaJinde het gene hicr voor,Bladr. 3, vande ichadelykhcid der Infekten is gezegd, I. D£EL. IX. STUK. D 2 52 ElGENSCflAPPEN v.* dikwils van een groot gedeelte daar van. 't h Afdeel. bei^end, hoe de Appelen en Peeren fomtyds HooFD- Wormfteekig zyn ; hec Koorn wordc door ver- STUK. fcheiderley foort van Wormpjes , zo in als uit de Aair , en op de Koornzoldcrs inzonderheid , uitgeknaagd en verceerd. Ditzyn ahemaal foor- ten van Rupsjes. Daar is dan geen gedeelte der Planten, en geene Plant byna , hoc fcherp van Sap en Ver- giftig ook voor den Menfch , daar Infekten,. van de een of andere foort, niet hun Vocd. zel uit trekken en van leeven. Doch 't is ver- wocderlyk, welk een onderfcheid daar in ge- maakt worde door deeze klcine Diertjes. Men vindc 'er eenigen, wel is waar, die byna aller- ley Groente, Bladen, Wortelen, Vrugten ec ten; gelyk de Sprinkhaanen en Kevers (*): an- deren , gelyk fommige Rupfen , eeten wel niet alle , doch veelerlcy Kruiden , en Bladeren : maar (*) Zle daar van een bevvys in de Profcctic van JocL , Kap. I. vers 4. Volgens de Dortfche Overzeirlr.g. „ ^\fe^c dc „ Rupfe heeft overgelaten , dat lieefc de Spiinkhaan afgcge- „ ten , ende wat de Spiinkhaan heeft overgelaien , heeft dc' „ Kever afgegeten , ende wat de Kever heeft overgelareii , „ heeft de Kruidworm afgegeten." Een andeie Overzetting volgt nader de V^ulgata, die het dus heeft: Rejlduum E- rucA comedit Locujfa , & reftduum LocuJl£. comedit Bruchus ,■ • (y refiduum Bruchi comedit Ruhigo, Dat is ; „ Hct gene de „ Rupftn ovcrblyven laaten , verflinden dc Sprinkhaanen , „ dat van de Sprinkhaanen over'olyft de Kever of Koo Iceurs? I) E R I N S E K T E N. 6$ „ keurs? Hec Wafch en de Honig der Byhi V. „ hcbbcn zckcrlyk voor ons wezendyke nuc Afdeel. ,, tighedcn. De Gom Lak , daar men tot de Hoofd. „ Verniflcn, tot Zegel.Lak, en tot het ver- stuk. ,, wen van rood Tiiikfch Ledcr zo veel ge- „ bruik van maakt , is men , immers , verfchul- „ digd aan zekcre gevleugelde Mieren, wel-" 5, ken men, in 'c Ryk van Pegu, wcet aan te 5, lokken , dat zy.de Haiihgtige Gom aan ze- 5, kcie Stokjes , die men in den Grond ftcekt, ,, hcchten, zo dac men 'er ccn groote veelheid ■„ van kan vergaderen. De Ouden haalden haa- 5^ re Purperkleur uic zekere Zce-llak of Schulp- 5, vifch , waar van de ontdekking een naauw- ii keurigc Waarneeming vereilcht moet hebben. >i Wy gebruiken tiians daar toe een &ort van J, Infektcn , welke hun onbekend waren , Combe' 5, nielje genaamd, die zelfs, dcor zekcre Kon- ,, ftige VoorbereJding der StbfFen , het heer- lykde Scharlakeorood uitJeveren. Een In- fekt, groeijcnde op een laag foort van Ei- keboomeHj die altoos groen blyven, in Pro- „ vence, formeert op derzelver Bladeren een „ Belie, welke door de Verwcrsgcbruiktwordt „ ondcr den naam van Kermes of Scharlakcn* 5j Grein." Waarom zcu men in andere Infekten ook geen Ontdekkingen kunnen doen , die niet min- der nuttig waren. Hec gebruik van het Spin* rag , tot dergelyke oogmerken als de Zyde , heeft daar van een Voorbeeld uitgeleverd. On- J. Deil. IX. Stuk. E der }) 5> 66 ElGENSCHAPPEK •V. der den naam van Poolfcb Grein wordt zekere Apdeel. st(jffe in groote veelheid uit Poolen vertierd , „ ^\ die men gelooft de Eijertjes of Popjes te zyn Stuk. van zekere Icfekten. De Galnooten , die in zo algemeen gebruik zyn om zwarc te verwen , en tor hec maaken van lakt, worden door liet ftee* ' ken van Infekten veroorzaakt. Hoe dat de Vy- gen , om ryp te worden , door zekere Vlicgea moeten worden gefloken , is thans zeer bekend (*). Ook ziet men dat de Vrugten van onze meefte Boomen vroeger aan rypen, wanneer zy Wormfteekig zyn : waar uit blykt , dat de' Vygen van de Levant Diet de eenigften in dit Geval komen. Genees- H^ zal my thans niet ophouden met alle de aiiddeicn. Gcncesi^iddelen op te tellen, welken ons de Infekten uitleveren of uitgeleverd hebben: want veelen zyn , ik weet niet om vvat reden » uit gebruik geraakt. Dus is het met eenige Rupfen, Torren en Scorpioenen gelegen, die men weleer gebruikt heeft* Van anderen kan men zig by gelegeniieid niet zonder Vrugc be- dieoen , als 'er geen andere Middelen by der hand zyn : gelyk dus het Spinrag voor een zeer goede Bloedftemping verftrekt. Ik fpreek du niet van de Wafch en Honig der Byen , van de Gom Lak, de Konchenielje, Kermes en ande- re VerfltofFec ^ die ook zeer veel in gebruik zyn by (*) Zie daar over een ultvoerig V«toog in het VI. DEE I, flei Uitgezogte Verhandel'mgen^ STUK.. D E R I N S E K T E N. 67 by de Genecskundigen. Van de laatften wordt V. cen bcroemde Syroop gcmaakc , die ongemccn ^^|^^ * Hartftcrkende is. Ook is de Geefl:, wclke uic Hoofd. Zyde gedookt wordt, door zyne kragt tcgca de Vallende Ziekte en dergelykc Kwaalen , grootelyks vermaard geweeft , zo lang daar vaa een Geheim gemaakt werdt* Op 'c allerduide- lykftezal de nuttigheid der Infekten blykenuic dat zo bekendc en gemeenzaa'me Middel, de zogenaamde Kreeft-Oogen , 't wclk Steentjcs zyn die de Kreeften , thans ook onder de In- fekten betrokken als gemeld is , uitwerpen. De SpaaDfche Vlicgen zyn tot BFaartrekkende Pleiflers naauwlyks te ontbeeren. De Pifle- bedden en Aardwormen verfchafFen , de eer* ften in- , dc laatflcn uitwendig , niet minder kragtige en beprocfdc Geneesmiddelcn. t. tJEEL. IX. STUK. E a II. PIOOFD. <58 Rangschikking Afdeel. II. I I. H O O F D S T U K. HOOFD- sTUK, De Rangschikking der Insekten. Gehreklyk- held der Oudcn in derzelver Befcbrymng. De regie Manier ontdekt. Arheid van Svvammer- DAM en zyn Verdeeling. Werken van Juffr, Merian , Ray en anderen. Stelztl van Va- LiSNiERi. Manier van Reaumur. Natuurlyk gekleurds Ajbeeldingen van Roesel, Se?p , enz. Nlewwe Verzanielingen. Samenjlel van GtoFFRoy. Order van Linnaeus, Kemner- ken der Gejlagteii, Gebrekiyk- Tp\e grootc Verfchcidenheid der Infekten ver- b^fciKyving "^ eifcht ecne onderfcheiding in derzelvcr der Oudcn. ^efchryviog. Dit hebben zelfs de Ouden gc zien, doch gebrek van genoegzaame Kundig- heden of van bekwaame Werktuigen, heeft dir. gedeelte der Natuurlyke Hiftoriein degrooc-^ lie duifterheid en als in Kindsheid docn blyvcn tot aan hec midden van ■de Zcftiende Eeuw, dat is, nu tweehonderd Jaar geleeden, wan- Dcer merf, als by vergelyking, kan zeggen, dat deeze Studie tot haare Mondigheid gebragt werdt. Hec duurde 'egter nog ivel honderd Jaaren , eer zy rot Volwaflfenheid kwam en die Volmaaktheid, waar in menze tegenwoor. dig ziet, hceft zy aan oozcn Leefcyd ce dan- ken (*). Ari. (*) of dc Wysheid van Salomon zig tot dc volmaalcte * Kai. derInsekten. 69 Aristoteles, die meer dan diiehonderd V. Jaaren vooi- 's Heilands Gcboorce vau de na- -^^^j^^^^^' tuur der Dieren , derzelver Voortcceling en Hoofd. Lighaamsdeclen fchreef , heeft wel vcrfcheide stuk. dingen, aangaande dc Infekten , derzelver On» derfchcid, Voedzel, Voortplanting en vevfchil- lende Bedry vec , bygebragt ; doch hy heeft by« Da alleen van de bckendden , vanByen, VVes- pcn , Mieren , Scovpiocnen , Spiunen , Weeg- luizen, Krceften, Sprinkhaanen en Krekels, gehandeld. Diosco rides, die in de Eer* fie Ecuw na Chri(tus Geboorte leefde, heeft maar age gegeven op eenig6 weinige Infekten , wier gebruik bekend was in de Geneeskunde. Plinius, cen Latynfch Autheur, heeft het zyne meeft van deezen en van Aristote- les ontleend , en dikwils ook opgeficrd met Verdigtzclen. Elianus , die in dc tweede Eeuw kefde , volgde in 't Griekfch zyn Voor- b^cld , Kennis der Infekten uitgeflrekt heeft, is niet blykbaar. Even- wel zal hy ongccwyfcld eenigc Kennis daar van gehadhebben; dewyl hy gcfproken heeft van het Gevogeltc, de Kruipendc Dieren en de Vilfciien (i. Ko N i n G en IV. v. 33): onder welke dile Hocfdfoortcn dc Infekten oudt5'ds, volgens dc Hei- lige Sclirift, (chyncn betrokken te zyn geweeft, gelykikaan- gemerkt heb in *t I. S T tr ic dcezer Natuurlyke Hijlorie , bl, t)f, 98- Inzyn'Spreukenboek, immers , wordt gcfproken vaa dc Mieicn , Sprinkhaanen en Spinnekoppen : S P R E u K. XXX. V. 24.-- is: en door hem zclf van de MIcren, volgens het denkbeekl, dat 'er de Gemeene Man van heeft: als of zyhaa- re Spyze in de Zonicr beieidden en vergaderden ; S P R £ t; K, VI. V. (5--8. I. DtEL IX. STUK. E 'X Jo Rahcschikktng V. beeld, en men belpeurt ligt, dat hy, in zyns /^FDEiiL. yevenden Bocken over de Diereu , meer op HooFD- wonderbaare Veriellingen dan op waare Berig- sTus. [£□ geiet heefc. Deeze Autheuren fchynen alles , wat hun ver- haald werdt, maar te boek gefteld ce hebbcn , zonder zig over dc Waarheid of Waarfchynlyk- heid daar van te bekommcren. Evenwel ,is hec geloofbaar, dac fommige Dingen, die zy ver- liaalen, alleen, cm dac men 'ergccn bewys van* heefc , voor Verdigtzeleni geboiiden worden , uic enkele Onkunde van de oude Zaaken. Has- SELQ.UIST getuigt , hoe hem verhaald was, dat op hec EMland Mete lino , in de Archjpel , zig een Infekt bevond , door welks fteek men zwol en dol wicrd; zynde daar geen Middel cegen dan flingercn of fchommelen van den Pacient (♦). Is die ongeloofbaarder , dan de Geneezing der Uicwerkingen van hec fteeken of byten der Tarantula van Apulic, waar van men zo vcel ophef gemaakt heefc , door middel van hec Spcelen op Mufiek - Inftrumenten , zo dat de ■patienc aan *t daofen raakc? Zou men de kragc van den Tril-Roch en van den Beef-Aal nict even zo voor een Verdigtzel houden , indien 'er dc Hedeudaagfchen geen Ondervinding vanhad- den , en men 'er niecs van gem&ld vend dsn by (*) Zie zyn Brief uit Smyrna, den aa Novemher lyyi, gefchreeven aaa den Heer H N N ii; u s, ^ti^i Jiacl) Jftalflpina. pa-. 265, DER InsEKTEN. 7^ by Plinids, of andcre oude Authcurcn? V. Ik kau Diet nalaacen hier gcwag te niaakcn -^fJ^^EL, van een Infekt , gcnaamd Coya of Coyha , dat Hoofd . men in de binncnlandie deelen van Zuid-Ame- stuk, rika vindc, en welks Uitwcrkingen , zo vvel als de Geneezing, alle Geloof zouden te boven gaan , indien zy niet door de Hedendaagfchcn beveftigd werdeo. Die is ct;n Diertje naauw- lyks zo grooc als cen Weegluis , van klcur hoog- rood, dat zig in dc hoeken der Muuren, bin- nenshuis , of ook op 't Land , in de Kruidcn , onthoudt. Het zclvc lieeft in zig ecn zo kwaad* aartig Vog<, dac, als het verpletterd woidt en iets daar van op de Huid fpat van een Mcnfch of Beell, het geheele Lighaam daar door fchnk- kelyk op zvvelc , en de Patient weldra (lerfr. Het eenigfte iniddel is, dat hy gcblakcrd wor- de , door eenig in brand geftoken Stroo , 't V7clk de Indiaaoen zeer handig vveeten te doen. Zy kunnen ook, zonder hinder, deeze Infekten tuflchen hunne Handen dood drukken (*}; 't welk minder te verwonderen is, aangezien de Zandvlooijen , die in het Vel en Vlecfch der Voeten van de Europeaanec kruipcn, en daar neftelen of ook vermenigvuldigen met cen af- gryzelyke Jeukt eo Pyn, geen aaudocning heb- . ben op de bloote Voeten der Ncgers of Indi- aanen (f). Als (*) Vtyage Hiji. de VAmerlqut MeridionaU par d'Ulloa , Amftcri I7J2. pag. 290. (t) Voyage dc THOMAS GAGE, Tom, il. pag. 170, , I, Deejl. IX. Stuk, E 4 72 Rangschikkikg V. AIs de Hiftorie der Dieren van Ar is tote? Afdeel. j;^es, dus, geftaofd ware geweefl; door geloof. Hoo?D- baare Getiiigeaiffcn , zou dezelve inderdaad vaa STuKs u^t hebben kunnea zyn: want men vindc 'er veele Waarneemiogen in , doch zeldcn voegt hy 'er by , of die van hem dan van anderea zyn. Men weet dat A l e x a n d a r hem aan- zienlyke Sommen verftrekc had , om gebruikt te worden tot onderzoek van dergelyke Zaaken, Bcaslve de onzekerheid dcr VVaarnecmiiigci) ontbreekt ook een goede orde aan zyne Bc- fchryving, en niettemin is hy nice alleen van de gemslde, maar ook van laatere Autheuren gevolgc, Indien A L d R o v a n n o s , en an? dere , zig op de bcoefening der Infekten zo veel hadden toegclegd, als zy in de Wcrken dcr Ouden gefiudeerd hebbsn , zou 'er iets groots hebben kunnen voortkomen uit den arbeid vac; zulke fchranderc Geeljen. Maar het was toen de tyd nog niet , om be- hoorlyk verlicht te worden in dit duiftere ge. deelie der Natuurlyke Hiftorie. De Infektea werden aangezicn voor Ongedierte, toevaliiger wyze door de Verrotting outftaande en weder- om vergaande of tot niet wordende. Dit maak* te dat derzelver Befchouvving voor gering, ja een Philofoof byna onwaardig , ten minfte voor het nietigfte der Dierenkunde gehouden werdt. In. plaats van dezelven naauwkeurig gade te flaan , en met fcherpziende Oogen te onderzoe- ken , hieldt men zig te vrede met te zien door ' de Oorzaak daar van. derInsekten. 73 ^e Oogen dcr Oudcn , die met gelyke Voor- V pordeelen vvaren benevcid geweeft. ^^^^ ' Inderdaad, hoe belachelyk het ware , een Hoofd* Honigby te docn geboren worden uic het rot- stux, tend Krcng van een Kalf ofRund; Wespen ea Hommels uit dat van een Paard; Torrenuitdie der Ezclen ; andere Infekten , in menigte , uic Kaas , uic Planten , ja zelfs uit Modder en Slyl? huunen oorfprong te doen hcbben ; zyn 'er ia 't laatfi der voorgaande Eeuw nog Mcnfchen, die 'ei Geloof aan flaan, geweeft; gelyk Kir*^ CHER us en BoNANNi, aan welken laatfteu de Natuurlyke Hiftorie nogthans veel verfchul- digd is. Zelfs is 'er, in den jaare I7i7> nog een Wcrkjc uitgekomen te Venetie , welks Autheur Redenen voor den dag brengt , om te twyfelcn aan het Gevoelen der Hedendaagfchen wcgens de Voortteeling (*). Het fchynt dat , jn onze dagen , nog eenige Natuurkundigen de onbepaalde Voortbrenging f der Ouden begun- 1 Ceneratu ftigen (t). ^^"''^''* Ik zou tot deezen Uitftap niet gekomen zyn, indien niet het naauwkeurig Onderzoek van de Vcrandcring of Geftaltewiflcling der Infekten de eenigfle Fakkel ware , door wclker Licht wy ingeleid zyn geworden tot de waare Kennis van (*) Mctivi di dubitar Intorno la Generatiotte di Viventi^ jecor.do la commur,c Opimone de Altderr.i. (t) Zie het Vertocg van den Heer Bonnet, ia het i::i;. Dee L der Uitgezo^te yerhandelingen , bladz. 37, I. Duel. IX. Stuk. E 5 74 Rangscrikking . V. van die gedeelte der Natuurlyke Hirtorie. Zon- Apdeel. ^gj. ^jj. Ljcht is al de Arbeid van de voorgemel- HooFD ' de Autheuren , zelfs die van J o h n s t o n , door STUK. ^gjj 2y alien gebruikt zyn cm zyn Weric te volcooijsn , van weinig of geen dienft geweefl:. Hetzelve Lichc was alleen de Vuurbaak , door weike GoEDAART en JufFrouw M e r i a n die by geluk miffchien de Dwaallichten derOa- den miften , om dac zy geen uitheemfche Taa- len kundig waren , op den Koers gebragt wer- den , en een Loopbaan openden , waar^in ande- ren hun ver zyn voorby geftrcefd. In 't midden van de voorgaande Eeuw kwam in 't Ljtyn aan 't Licht het Werk van den geleerden Engelfchman Mouffetus , dat niet alleen uit ontallyke Proefneemingen van dien Autheur , maar ook uit die van drie andere zeer vermaar- deMannen, WoTTONa Gesnerus, Pen- wiLis, was famengefteld , en, met ongeloofly- ke moeicc, uic de Werken van vierhonderd of meer Autheuren verzameld. Het voornaamfle, egter , was in deezen het Werk van A l d r o- vANDUs, en in de Redeneering volgt de Au- theur llipLelyk de Voetftappen van Aristo- TELES, 't welk hem fomwylen van hetfpoor heeft doen afdwaalen. Du? zegt hy , van dea Zy(5cworm handelende; dat de Kop van alle Rupfen , wnunecr dezclvc in een Pop verande- ren, de Staart wordt, en de Staart vandeRups de Kop van de Pop. Met regt, cgter, beweert by tegen Aristoteles, dat de Pop geea Ey D E H I N S E K T E N. 75 Ey zy en niets overeenkomftig met een Ey v. heeft: doch hec blykt, dat hy van de Veran- Afdeel. deriDg der Rups m een Pop eh der Pop in een hoofd- Kapel, gcen regt Denkbeeld had; hec welkin stuk. een Man van zo veei bekwaamheid, die zo veele WaarncemiDgea omtrcnc de Infekten hecfc in 't werk gefteld , is tfc verwonderen. Ook werdt dit ftuk, eerlang, naauwkeuriger J,'^J;^j^'J*, onderzogc en te regt gebragt. Die groote Man- dam. nen,SwrAMMERDAM,REDI,MALPIGHinS, kweekten , met de grootfle zorgvuldigheid, ^ verfcheide Soorten van Diertjes op, cm der- zclver Levensmanier , Aart en Huishoudiug, Voortteeling, verfchillende Geftaken , en hec Maakzel zo der 12- als uitwendige Deelen , na te fpooren. De ecrfte , die Doktor in de Ge- neeskunde was, hier te Amflerdam, hceft een groot deel van zyn Leeftyd beftced aan het naauwkeurigfte Onderzoek van decze kleine Schcpzelen. Behalve allerley Soort van de befte Vergrootglazen , voorzag hy zig van da fynfte VVerktuigen, fyne en fcherpe Schaart- jes , Mesjes , Lancetcen , om de fynfl;e deelen te ondeeden; van dunne Glazen Pypjes, om de Holligheden op te blaazen en de kleine Deelt* jes van elkander af te fcheiden. Hy will door hect Water ,. Azyn , Wyngeefl: of Terpentyn- Olie , de noodige Vaftheid tc geeven aan de zwakfte en teerfte Deelen , tot Ontleedkundige onderzoekingcn. Door zyne Schranderheid zya ons de trappen van Verandering bekwid gewor- 1. Deel. ix. Stuk. den, 7«5 Rancschikkino V. den, welke deeze Diertjes uitftaan, eer zy ko« l[^ * men tot den trap van Volkomenheid , die hua HooFD. in ftaat ftelt toe de Voortteeling. Deeze Ver- ^^"^' andering gaf hem aaoleiding tot eene Verdee- ling der Infektcn, nooit te vooren in de Ge- dagten gckomeo, waarvan ik thans zal Ipree. ken , als de eerfte zynde die op de Natuur ge» - grond was* Zyne ver- AUe de Infekten zyn, door Swammer- *nfekten." DAM, gcbragc tot vier KlaiTen of Afdeelingen, welker Kenmerken hy afgeleid Iieefc van dea * Staat , waarin zig ieder Jnlekt bevindc na zyne Gcboorte, en van degenen, die het pafTeert , voor dat het den laatften Scaat, dien van I.. Volkomenheid , aanneemt. In de eerfte Afdee* i;ymp/>a ' liog zyn door hem alle Infekten geplaatft , die uit het Ey voortkomen in byna de zelfde ge- daanie, welke zy zuUen hebben, na dat zy tot hunncn laatften paal van aangroeijing zyn gevorderd. DeSpionekoppen, Slakken, Aard- wormen, Bloedzuigers , fchikken zig als van zelve in deeze Afdeelicg, benevens veele an- dere Infekten, waarvan hy de optelling doet. Hy zou 'er egter de Vlooijen niet toe betrok- • ken hebben, indien dezelven door heifi zo wel waargenomen waren, als naderhand.door L e e u- WENHOEK en Valisnieri is gefchied. Deeze eerfte Klafte zou zelfs 'er twee hebben kunnen uitleveren, waarvan de eene niet be* greepen had dan Infekten , die uit Eijeren voort- komen , en de andere , de genen die levendig ge- DER InSEKTEK. 77 geworpen of voortgebragt worden van de Mo6r. V. De ondcrfcheidiog der Eijerieggende en Jong- -^IP^^ wcrpende Infekten zyn, daartoe', genoegzaam Hoofo- duidelyk. De Piflebedden zouden behoord ^'^^^' hebben tot de laatften* In de tweede Afdecling worden door hem 2. de Infekten gefchikt , die doorgaans ter We. Nimf. reld komen met zes Pooten, en die, na tot /^/rX^/w, zekeren tydpaal gegroeid te zyn , een bekleed- zel afleggen , onder 't welke de Vleugels ver- borgen waren. DitBekleedzel verlaten zynde, Icunnen zy de Wieken uitbreiden en daar ge- bruik van maaken. De Infekten van deeze Klafle beweegen zig en loopen; zy fpringen zelfs, voor dat zy van Gedaante veranderen; daar de genen, die zig in ds volgendc Klafle bevinden , een geruimen tyd zonder aanmerke- lyke beweeging blyven. Tot deeze Afdeeling behooren de Krekels , Sprinkhaanen , JufFers of Rombouten , en anderen. Men vindt 'er onder, die niet merkelyk veranderen; gelyk de Oorkruipers. Ook heeft hy 'er het Haft of Oever-Aas toe betrokken , waarvan door hem de gehecle Hiftorie, in eenbyzonderTraktaat- je, aan 'tLicht gegeven is geweeft. VVy zul- len in 't vervolg zien, dat dit laatfle eigentlyk niet gebragt kan worden tot de tweede, noch tot de derde Klafle van deezen Autheur, De Infekten , welken hy in de derde Klaflie .»• begreepen heeft*, ondergaan veel aanmerkely-Pop.™ ker Geftaltewiflelingen , ecr zy hunnen laat- ^^'"^^'** ' I. CEEL. IX. STUK. ftcn gg It A N C S e H I K k I K O y^ ften Staat, dien van.Volkomenheid, bereikeiii AFDEf L. Alle de foonen van Rupfen , en een groot ge- t, pp. tal van zogenaamde Wormeo , daar Torren of STUK. Torretjes, Vliegen en Wespen uic voortko* men, behooren tot deeze Afdeeliog. Deeze zyn het , die, in 't eerfi: met een grooter of kleiner getal van Pooten voorzien, kruipen, leeven , eeten en groeijen ; vervolgens , tot haar voile Grootte gekomen zynde, verande- ren in een Pop of Paapje , dat zig naauwiyks beweegt , ten minfte niet van plaats veranderc en geen Voedzel gebruikt , zo veel men ont. dekken kan , blyvende niettemin Weeken , Maanden, ja fomtyds byna een Jaar lang in die Staat ; zeerweinig naar het Infekt, dac het geweeft is, veelmin naar 't gene het wordea moet, gelykende. Deeze Poppen, eindelyk, brengen, door de enkele af (trooping van een dunHuidje, een vliegend Infekt te voorfchyn. SWAMMERDAM hccfc decze KlafTe in twee Afdeclingen onderfcheiden , die ieder op zig zelf een verfchillende Klafle uitmaaken. In de eerfte zyn door hem vervat alle Infekten, die, na het afleggen van hunne Geftalte van Worm , Made of Rups , en na het aanneemeu van die, in welke zy niet bekwaam zyn om te loopen of te vliegen, nogthans de Pooten en Vleugelen zigtbaar hebben ; zo dat menze cigentlyk Nimfen(t) kan noemen. De Ho- (t) Nym^h£ , in 't Latyn, Het blykt dat men oudtyds de DERlNSEKtEN. 79 * HigbySn , de Wespen , Hommels , en veele V. aodere lofekteo^ ondergaan deezen Staat van ^^^Y^- Nimf, voor dat zy gebruik kuncen maaken Hoofd. van hunne Vleugelen. DeTorren, zynde zo- *^** danige Infektea, welker waare VIeugels met Dck-Schilden bedekt zyn ; die egtcr ook, waarfchynlyk , hun logge Lighaam in 'c vlie- gen onderfteunen ; bevinden zig in deeze zelf- de Afdeeling , zo wel als dc Muggcn en ver* fcheide foorten van Vlfegen ; in 'c byzonder die 's Voorjaars de bloeflcm der Vragcboomea befchadigen. De Mieren zyn , door gcmelden Autheur, ook daartoe betrokken. De twecde Afdeeling van de dcrdc Klafle begrypt alle Infektcn , die den Staat van cigent- lyke Pop (t) paffeeren : dat is tc zeggen de , zo- dePopjes der Byen of Wespen, die eenigermaate als eenMen- fchelyke gedaante hebben , Nimfen genoemd heeft, inonder- ftheiding van de Poppen der Riipfen en derj>;elyken, Arijlo- teUs zegr, dat men deeze laatfle Chryfalides of AurellA noemde, wegens de kleur, die in veelen wat Goudagtig of glimmende is. Plinius beveftigt zulks, wanneer hy, van deBycn en haare Wormpjes , als ook van derzclver Koning of Koningin , gefprokcn hebbendc , daarop volgen laat ; Cetera turbay cum fermam capire coepit , Nympha. vocantur : dat is; De overige Zwerm, als zy dc Geftalte heeft beginnen aan te neemen , worden Nimfen geheten. Dit zal de reden dan van die benaaming zyn. (*) Nympha Chryfalis ; dat is cigentlyke Pop, Popje of Paapje : zodat in 't Latj-n en Franlch de Naam van Nimfen algc- meener gebruikt wordt,dan die van Pop of Tonnetje , in 't Franfch Five. In onze Taal heeft het Woord Pop of Popje een 7eet uitgebreide betekenls , als bekcnd i« , qn dus maaken wy 'cr I. D££L. IX. STUli m«f • So Rangschikking V. zodanigen , welker Pootea en Wieken * na de Afdeel, eerfte Veranderiag , zodanig verborgen zyo , HooFD- dat men 'er naauwlyks iets aan befpeurt, 't svuK. vvelk naar een Dier gelykc. Alle de foorten van Kapellen zyn door hem gebragt tot deeze Afdceling. 4. SwAMMERDAM hcefc , tot dc vicrde Klas- Vcri^formhS'^ t zodaoigc Infcktcn betrokken, die, terwyl worraagtigezy de Geflaltc van Pop aanneemen, nogthans hec Bekleedzel, waar-onder zy gegroeid zyn. Diet afleg^sn , maar zig allengs daarvan los maaken, en het een nieuwe Gedaante doea krygen , welke dikwils naar die van een Ey gs- lykt. AlsJan wordt dit Omvvindzel een foort van Dop , die het Infekt befluic , en waaraan het even zo weinig vafl: is, als het Kuikentje in het Ey aan de zyne. In deeze Dop bevindt zig hec Infekt onder de gedaante van NimfofPop, en, denzelveo vervolgerid open raaakende, komt het 'er gevleugeld uitte voorfchyn. Dus is het met een gtoot getal Soorten van Wormen of Maden , die in Vlie- gen veranderen moeten , gch k die van 't Vleefch in 't byzonder , aan welke het'Gemeen den Naam geefc van Eijeren ; 't welk 00k dc mfcefte Na* tuurbcfchry vers , zelfs de allerlaaifte en naauw- keurigfte voor hem , hadden gedaan. De Maden fchynen in een Ey te veranderen , waar- vaa met regt een algemeen gebniik van , om den twccden Stastt dcr Infektea aan te wyzeri^ derInsekten. 8i • van haar Huid ecn Dop maakt , en daar uic V. komen zy, als Vlicgen, tc voorfchyn. Om ^^^^^' dat deeze Pop zo weioig in Geftaltc verfcbilt Hoofd- van de Made, daar zy uii: voortkomc, hecfc ""'^' , hy dezclve Wormagtigt Nimf getytcld. Schoon de weezendlykc Geflaltewiflelingen der Infek'ten van decze Vicrdc Klafle, even dfe zelfde zyn als die der Infektcn van de Derde, gelyk SwrtMMERDAM zelf zeer wel be- fpeurd heeft , hadt de byzonderc Omflandigheid van dc Huid der Made , die een Dop of Ton- nctje wordt, waar in bee Popje is bcflooten, hem een Onderfcbeidend Kcnmcrk uitgelevcrd. Maar, bet fchynt dac deeze Afdeebng niet uit- gebreid genoeg was, naar hec Deokbeeld van dien Geleerden Autheur: 'c welk bem 'er veele andcre Infekten heeft doen inbrengen , die zo wei tot de Derde Klafle behooren als tot deeze. Men ziet , by voorbccld , niet h'gt de reden , . dat hy in 't algemeen tot deeze Vierde Klalle betrokken heeft alle de Madcn die in bet Lig- haam der Rupfen geboren worden ; zodanige Wormpjes of Rupsjes, die in de Boornvrugten groeijen, in de Gailetjes der Planten , in ver- rot Hout : want de meefte derzelven verlaaten weezendlyk bunne Huid , wanneer zy in eea Pop verandcren, en maaken 'er geen Tod net je van. Ook zouden decze zelfde Infekten tot andere Klaflen kunnen gebragt zyn geweefl:, indien bet Ontwerp van den Autheur had toe- gelaten , de Kenmerken van lets anders te ont- I. DsEL. IX. STUK. p lee. 83 Rangschikking V. leenen, dan van de Verfcheidcnheden die 'er • Afdeel. piaats hebben in de Geftaltewifleliog. HooFD- ^^^ ^^" nicttemin geenszins ontkennen, sTuK. dat de Arbcidzaamhied van deezen Gencesheer v/e.keu yge] toc^cbraftt heeft om de Liefhebbery van SWAM- o a j Mf-RDAM. der Infekten , die door G o e d a a r t eeniger- iriaate opgewekc was , ondcr onze Landsge- nooten tot een gvooter trap van Volmaaktheid te brengen. Zyne Algemeens Verhandeling 'van de Bloedelooze Diertjes , die te Utrecht, in 'c jaar 1669, de ecrflemsal in *t Licht gekomen was , is, door cenen Doctor Henninius, in 't Latyn vertaald ^ in 't jaar 1685 te Leiden uit- gegeven, en vervolgensjin 't jaar 1733, aldaar herdrukt. Men heeft dezelve ook in 't Franfch overgezet. Behalve dit Werk in Qiiarto, wa- ren 'er nog verfcheide andercn van deezen zelfdcn Autheur, en inzonderheid dat over de Byea , door hem gelegateerd aan den Edelea Heer Thevenot, waardig het Licht te zien, Dit laatfle kwam, in den jaare 17 19, met de Plaaten daar toe gefnceden, in handen van den vermaarden Anatnmifl: , den Heer Du v er- ne y , te Parys , die 'er Kennis van aan de A« kademie gaf , en hec beloofde uit te geevcn, zo dra de Franfche Vertaaling daarvan gereed ■ zou zyn (*); doch, wat 'er ook van gewecfi: mag zyn, de alomberoemde Hoogleeraar Her- MAN- (*) Oeuvres Anatomijues de-Du VERNE Y, Paris I7SI, Tom, IL p. 573. D E R I N S E K T E H. §3 MANNUsBoERHAAVE vAU hct gefchrccveii V. ,,^ , o , ArDEEL. Werk van Svvammerdam tc kcopen voor jj 1500 Livres Franfch Geld ; en dus werdc hct van Hoqfd. Hem mcc ccn Vabrrcde, die het Leven van *^"'^* den Autheur bcfchryft, in *c jaar 1737> 7-0 in 't Nedcrduitfch , als met de Vertaalirg van den Heer Gaubius in 'c Latyn , daarne- vens, in twee Dcelen in Folio uitgegcvcn Q). In 't jaar 1752 kwam 00k een Hoogduitfche Overzetting van dcezen Bybsl der Natuure , ge- lyk men 'c'roemt, te Leipzig aan 't lichc. Gemelde Hoogleeraar verbeeldde zig, dat 'et nog anderc. Stukkcn van dien onvcrmoeidcn Natuur-Onderzoeker in Vrankryk zyn veifpreid gevveeft , waarvan dceze en genen hun gcbmik gemaakc Iiebben , gelyk Tournefort van de Afbcelding van 't Zaad van Varen. Hec was een Man van wonderbaar Vernuft in het ontlpeden der kleine Diertjes , het befchouwen en aftekcnen van derzelver Ingewanden : zo- danig , dat de onvergelykclyke Reaumur, zelfs ft) De OmftRnd'ghcden , wnarin zig S w A M M E R D A M bevondt, zyne onverinoeide Vlyt en Manier van Waarnee- racn, dc Werktnigcn die hy 'cr toe gehiiiikre : als ook hec nood!ot zyner Schriften , en hoe dezelven in Handcn van D u V E R N E Y zyn gekonien ; wat de leden waarfchynljk za gewceft tyn, dat dceze dit Werk wcdcrom veikcgt, gelyk het aan Boekhaave, in 't jaar 1727, gelcvcrd wcidt voor de gemelde ;Somtnc : dit allcs kan men cmftandig !ee- zcn in dc gezegdc Voorrede, die hem ens inderdaad voorflelt r.!s ccn Mauclaar van dit gcdeclte der Natumlyke Hiftorie. /. Dr.EL. IX. STUK. p 2 84 Rangschikkikg V. zelfs , van de Ontlccdkiindige Figuuren der Afdeel. gygj^^ (jQor SwAMMERDAM gctekcnd, in HooFD- zyn Werk gebruik gemaakt heeft ; wanhopen- $TUK. dt; waarfchynlyk die te vcrbeteren. Behalve de Verandering der Infekten , voorgemeld , handelt hy van de meeft bekende inland- fche Infekten , de Byen en WespcD inzondcr- heid ; als ook van veele Water- en Zec-Dierc- Jes en Schulp-VifTcheD ; waaronder vcele zeer fraaije Ontleedkundige Zaaken, in 't byzonder de Kikvorfchen en derzelver Voortteeling , als ook het Haft of Oeveraas betrefFende.* De ontdek* king van de beltaanlykheid der Kapellen in de Rupfen , wanneer die aan de Verandering toe zyn, maakt 'er nice het minft aanmerkelyke ■gedeelte van uit. verfchelde Gcduurcndc dcn Lccftyd vacSwAMMER* thcuieuf'"" 'JAM, arbeidden ook veele fchrandere en ge- Icerde Mannen aan de Befchryving der Infek- ten. In 't jaar 1668 kwam te Londen hec voortrefFclyke Werk van Malpighius, over dcn Zyde-Worm, aan 't licht. Ontrent dien zelfden tyd begon Rhedi zyne Waarnce- mingen over drrgelyke Zaaken, en inzonder- heid over den Oorfprong der Infekten, mede te declen. Ook leverden , diestyds , de Journaa- len van de Engelfchc , Franfche en Keizerlyke Societeiten der Weetenfchappen , veele nicuwe Ontdekkingen, dien aangaande, uit* Hooke CD Leeuwenhoek, naattielyk onderzog- tcn veele kleine Dicrtjes , door raiddel van de fyn- D E R I N S E K T E N. Sj fynfte Vergrootglazen en Mikroskoopen. In 't V. jaar 1678 gaf de beroemde En_iclfchman , Lis- A^deel. TER, drie Verhandclingen aan 'c licht , over Hoofq. de Spinnekoppen , de Land-, Rivier. en Zee- stuk. Slakken, In 't jaar 168; vvcrdc door hem hec Werk van Goedaart, in eene gcrcgcKie fchikking gcbragt zynde, met cenige Aanteke- niogen , benevens de tweede Druk van een Aanhangzel zyner Verhandclingen , of Flifiork » der Dieren van Engeland, in 't Latyn uitgcge- ven ; waar agter ecnige Tafclen zondcr verklaa- ring geplaatsc zyn, met dc fraaije Afbeeidin- gen van ecnige Torren , Bokken en dergely- ke , die men in Engeland vindt, Hier kunnen wy niet ten onregte byvoegen het Schoujv- tooneel dcr Rupfen , Wormen en Maden , van ODzen Landsman BLA^KAART, 'c welk in den jaare 168B te Amfterdam in 't Flollandfch , en twee Jaaren daarna te Leipzig in 't Hoog- duitfch, het lichc zag. Deeze Autheuren , tot nog toe opgenoemd , ]uffu me- hoe fchrander en vlytig ook , hcbben zig al- ^'*^"^* lecn opgehouden met da Infektcn van Europa. Het was voor een Wouwsperloon bcwaard , CMis eenig Berigt te geeven van de Infektcn , die men vindt in Wcftindie, Maria Sibyl. LA Merian, een Dame in de Schildcrkonft ervaren , was de cerfte die de Gcvaaren van den Oceaan durfde braveeren, enkel en alleen oin nieuwe StofFe op te doen tot Onderwcrpen van haar Penfeel. Dit Wonder, zo wel van deezc I. DEEL. IX. Stuk. F o als 8(5 Rangschikking V. als van de voorgaande.Eeuw, hade eerlt de voor- Afdcrl. caamlle Rupfsn van Europa , op zekcre Plant- HooFD- gewalTen vvaar fommige dcrzelvcn van leeven , sTUK, niet en bencvens de Kapellcn, de Poppen cq Spinzels , waar zy uit voortkomen , op hec ficrlykftc afgefchilderd , die op honderd vieren* /tagtjg PlaaceA, reeds inde jaaren 1679 en 1684, te Neurenburg aan 't lichckwamen: vvanneerzy cen Togt naar Suriname ondernam. Daar heefc zy twee Jaaren haar Verblyf gehouden, en, ge- duurende dien tyd, een menigte van Amerikaan- fche Planten , met Rupfen en andere Infekten daar op huishoudcnde , als 00k fommige Kapel- Icn, gefchilderd: waar van in 'c voorlle deezer Eeuvv een zeer voortrefFclyk Werk, de Voort- Uiling en Femndering der Surinaamfche Infekten genaamd, aan 't licht gekomen is. Men heeft hcLzelve vervolgens by het andere gevoegd en uitgegeven , onder den naam van Juffr. Meri- A N s AJbeelding en Befcbryving der Europifcbe en Surinaamfche Infekten. j^^Y. ^^ ^^ ^^^^ ^^° ^^^ kwam, in den jaare 1 7 10, het Werk van dicn beroemdcn Engelfch' man over de Infekten ulc , 't wclk zyne Wer- ken over de Vogelen en Viflchen merkelyk te boven gaat in uicvoerig- en naauwkeurig- heid. Hy is de eerfte die een bekveaame Op • telling van de Infekten uitgegeven heeft, daar zyne Voorgangers veelal maar eenige Soortea hadden befchreevcn , en hy heeft getragt de- ztive akemaal in eene Syftematifche Orde te bren- DER InSEKTEN, 87 brCDgcD , vocgende daarby Befchryvingen , die V, taamclyk goed zyn, Veel is door hem van -^^^^el, WiLLOUGHBY CD van Lister ontleend^ u noOFD- wiens Wcikje over de Torren van Engeland stok. men daar agter gevoegd hccfc. Hec eenigde is, dat hy do zelfde Order gevolgd heeftals S w^ am- ai e r d a m , wiens Verdeeling , hoe zeer op de I>3atuur gegrond, uiet duidelyk genocg is en ce weinig Klaflen heeft , cm gevoeglyk alle de In- fekcca tc kunnen bevatten. Ook wordea 'er, dus , veelen in ecne Afdeeling famengevoegd , die oogfchyr.elyk van elkander afgezonderd moefteo zyn. Mcc den aanvang deezerE'?uw hadt Valjs- stekei vne NiERi, vermaard Hoogleeraar te Padua, ee-pa. nige Waarneemingen omtrenc de Infckcen in 't licht gegeven , ftrekicende meefl: om te bevvy, zen, dac de Verrotting niets voortbrengt, en dat de open Lugt vereifcht wordt tot de Voorc- teeling van Icvendige Schepzelen. Vcrvolgens gaf hy, in 't Jsar 17 13, een Wcrkuit, waar m door hem een nieuvv Stelzel dcr Infekten- Kunde voor den dag gcbragt wordt, dat een- voudigcr fchynt doch ook weinig voldoet (*). De Infekten vvordcn door diea Autheur, in*c algcmecn, insgelyks tot vier Afdcclingen ge- bragt, waar van dc Eerjie de zodanigen bevat, die (*) De Werken van Vslisnlcri zyn, in 't jaar 173 3, door zyn Zoon , te Venetic, in drie Deelcn in Folit ^ in 't Itali- aanfch uitgcgeven. I. Deel. IX. STUK. F 4 S8 Rangschikking V. die op de Plantgewaflen zig onthouden , en daar Afdeel. Qp aazen: 'czy op de Bladen, Bloemen, Vrug- HooFD- ten , of wac gedeeke hcc ook zy : de Tweede STUK. (3e genen, die in 'c Water leeven, gebooren worden en fterven. Hier ocder bcgrypc hy ook de zodanigen, die voorkomen in Sappea uic Planccn geperft, In de Derde Klaffe verza- mek hy alle die onder den Grond huishouden , zo in de Aarde, als in Zand , in Siyk of Steenen , in Schulpen buicen de Zee en in de Beenderen van doode Lighaamen. Tot de Fierde, einde- lyk, betrekt hy die Infekten, welke op of in andere Dicren leeven. Deeze algemeene Verdcclingen moeften hem een groot gctal Onderdeelingen uitleveren , en dus ziet men ook , dat hy 'er twee-eo -veer tig gcmaakt heeft in de Eerlte Klafle, die ieder wederom gefraaldeeld mocflen worden, Ook blykt de Onvolkomenheid van zyne Methode Zonneklaar, wanneer men agt geeft , hoe vee- le lufekten ' dat 'er zyn , die in een gedeeltc van hun Leeftyd onder den Grond of in 't Wa- ter, in een ander gedeelte zig in de Lugt ont- houden en op de PlantgewalTen aazen. De Wor- men of Rupfen , die de Wortels der Planten af knaagen , zoudcn zo wel behooren tot zya Eerfte als tot zyn Derde Afdeeliog. De Pis- febedden , Oorkruipers en dergelyke Infekten , • kan men geen byzondcre Woonplaats toeeigc- nen , zo min als aan de Spinnekoppen , ebz. De Optelling van aaderc Schryvers , die , zo DER InSEKTEN. 89 zo voor als ria dicn tyd, van byzondere Infck. V. ten hebben gehandeld ,' gaa ik hier voorby. Ik Ap°eel. zal 00k niet ftaan blyven op het VVerk van Hoofd* A LB IN (*), die, in 't jaari720, een menig- stuk. te Kapellen van Engeland gekieurd hecft uit- ALum, , J o 1 • > A ADMlRAAt gegeven : noch op de Stukjes van l A d m i- wn-itts. R A A L , die voortrefFelyk zyn getekend : noch op dac van den Engelfchman Wilkes, 'c welk de Motten en Kapellen van Enge- land Ct)? even als dat van A l bin, doch on- gclyk fraayer , op de Planten , waar menze vindt , met levendige kleuren affchetft. Zoda- nige Werken , hoe koftbaar ook , diencn meer tot verfiering van een Boekery , dan tot wee« zentlyke bevordering van de Kennis der Na- tuurlyke Hifl:orie(§). Ik . (*) ALBIN , Natural H[fiory of EKrllfh Infekti. Lond. 1720. (f) WILKES, Englifh Mothi and. Butterflies. Lond. 1747. Dit Werk is inderdaad voortrefFelyk uitgevoerd. (5) De ftiikken van l'ADiMIRAAL zoudcn niet alieen tot dit Oogmerk dienen , maarook tot merkclylfe opheldering ftrck- ken van de Hiftorie der Infekten , indien die bekwaame Tekenaar zynOntwerp agtervolgd had , van lionderdPlaaten uittegceven, met ongevaar vier honderd Bladzyden Letterdruk ; daar hy het tot nog toe by V^yf-en-twintig Plaaten hecft laaten fteeken ; iets 't welkde Liefhebbers hem niet ligt ten goede houden: zo min als aan andere zyns gelyken , dat zy de Plaaten op- vuUcn met Voorwerpen , die het Infekt als gehcel verdonke- en , en niets om 't lyf hebben dan enkel Sieraad : gelyk de Afbcclding van geheel bekende Planten en Blocmen, in een Krujdkund'g Werk niet te mispryzen , maar in dit Geyai gantfch overtollig is. I Deel. IX. Stuk» F 5 90 Rangschikking V* Ik maak ook niet dan ter loops gewag van de Afdebl. Werken van D e r h A M en N i e w e n t y T , II Hoopn- ^^^^^ vroeg in deeze Eeuw uitgekomen; noch sTofc. van anderen , wier Hoofd-oogmcrk geweefl is , i>F^HAM,^en Schepper der Natuur uit de Schepzelen te TYT, coz. doen kennen , in Zyn oneindige Wysheid: want deeze Schryvers hebben , zo wel als R A Y (*) 5 al het Gefchapene toe hun Onderwerp genomen , en , ten grootften deele , hetzelve maar Oppervlakkig befchouwd. Van dien aart is ook nagenoeg het Werk van den Abt d e LA Pluche, genaamd het Scbouvctoonsel der Natuur^ datcgterin veeleZaaken, inzonderheid de Infekteu betrefFende, dieper indringt, en gebruik maakt van de Uitvindingen der Heden- daagfchen. met'een byzondere Toepafliag op de nuttigheden voor 't gebruik der Samenlee- ving. Lesser Tot een dergelyk einde was ook ingericht 0*5^4 hot Werk van L e s s e r , een Paftoor in Duitfch- land, dat den Tytel voert van Godgeleerdheid uit Inlekten, of Infekten-Tbeologie. Niemand heeft ooit het Oogmerk , om de Wysheid vaa den Schepper uit de Schepzelen te betoogen op een bondiger Manier beantwoord , dan deeze Theologant , die daartoe van de befte Autheu- ren gebruik maakte. Zyn Werk , in 't Hoog. duitfch (*) In het Werk genaamd Cods Wysheid geopenbaard in de JVerktn der Sch?ppin^e, dat onder deezen tytel nu onlangs her- diukt is en vermeerdcrd. DER InSEKTEN. 91 dultfch uitgekomen in 't jaar 1738, werdt wel V. haalt in 'c Franfch , doch zo gcbrekkclyk vcr- ^^ ^^el. taald , dat 'er een bekwaamc Hacd vcrcifcht Hoofd. werdt, om de Vertaaling te verbeteren. Die s*^"^* ram de Hecr Lyon net, ecn Rcgtsgeleerde "in 's Gnvenhage, wiens bekwaamheid in hec ontlceden , tekenen en graveeren van de aller- fynfte Deekjcs , nadcrhand VVereldkundig is gcworden (*), op zig, en voerde hec tot ge- roegen der Liefhebberen uit. Dus kwam de Infcktcn-Theologic van Lesser, in 't jaar 1742, in 't Franfch te vooifchyn, omhangen met het fchitterend Gcwaad van menigvuldi- ge Aantekeningen , die zclfs vcrfchcide Mis- flagon van den Amheur ophelderen, en met eenige fraaye Plaaten vcrficrd. Die Aanteke- ningen zullen ons van merkelyken dienfl zyn in dit gcdeelte van het Samenftcl der Natuur- lyke Hifton'e. Maar wy moeten terug zien naar andercn, fkisch. die reeds vroeger een ongemcen Licht hcbben verfprcid in de Infekten-Kundc, en dus waar- fchynlyk meer tot bcvordering van de KennifTe der Wyshcid van den Schepper hebben toege- bragt , dan icmand der gemelde Theoioganten, In de eerfte plaa^s zullen v\'y hicr gewag maa- Icen van den fchrandcren Frisch, wiens Werk, hoe zeer ook, in geringheid der Afbeel- din- (*) Door zyn onvergelykelyk Franfche Werk , over de ]'jcut-Rups r.7n dinlVilge-Econi ^ uitgekomen in 't jaar 1760. 1. Deil. IX. Stuk. 9^ Rangschikking V. dingeo > te kort fchietende by die zwierigeTa- Afdesl. fereelen , voorgemeld , dc Wcrken der voorgaaa* HooFD- ^^ Autheuren io Lecrzaamheid te boven gaat, sTuic. Door deezen zyn driehonderd Infekten befchre- ven, waarvan de Eigenfchappen , Huishouding, Geftalte-wifleling en Voorcteeling , uic eigeni Waarncemicgen , omftandig aangeweezen wor- den , hebbende zyn Zoon de Plaaten gegra- veerd, die in *t agterfte betcr zyn gemaaku Dit Werk is allengs uitgekomen te Berlyn , , van de Jaaren 1720 :ot 1738, in dertien Stuk- jcs I die thans .een bekwaam Boek uitmaaken. Reaumur. Middelerwyl zag Vrankryk die Zon der la- fekten-Kunde opgaan , in de Werken van dea onnavolgbaaren Heer de Reaumur; waar ' van te Parys zes Deelen in (Quarto , van den jaare 1734 tot 1742, aan 't licht gegevenzyn, die men eerlang hier te Amftcrdam in Ofliavo nagcdrukt, doch daar door, wat de Plaaten be- langt , niet verbeterd heeft (*_). Deezen Heer, op zyn gemak leevende,ont" brak behalve de Lufl: en Schranderheid , in het nafpooren der Infekten , geen behulp daar toe ■ noodig. Terwy! de meefle Lief hebbers eigen- handig in de Grond wroeten of de Wocfte- ny- (*) Memo'irei ptur ferv'ir a I' Hifttlre des Infeclcs , par M, Dt Reaumur, de rAcademie Royalc des Sciences , a Amfterdani chez P. Mortler. Anno 1737, &c. in Oftavo. De Kopy van eon Zevende Deel over de Torrcn , 't welk aan dit IV'eik mankeert. is, wegcns de dood van dicn Hecr, on- gcdrukt blyvcn leggen. DER iNSEKTEN. 93 ny^n doorkruifcn om . Infekten op te zoeken , V. werden zy aan hem van alle kanten , zo uit ge- ^^^eeu heel Vrankryk , als uit de nabuurige Landen Hoofo- toegezoDden;hebbendedcRegecring, om zulks . stuk. tc bcvordercn", de Doosjes en Pakctten, aan deezen Natuurkenner ge - adrefleerd , Poflvry verklaard. Voorts verfchafte zyn Vermogen hem gelegcnheid, om gemclde Infekten ondcr Glazen Klokken op te voeden , en door de cr- varende Konftenaars, ondcr zyn opzigt, te laa- ten aftekenen: iets dat Swammerdam zo onelndige mocite en afflooving, van Lichaam en van Geeft, ja dc Ge/.ondheid en het Leven mooglyk, geko^l hceft. Gelukkig: hadden de Katuurlyke Weetenlchappen altoos een zo goe- de Huisvefting ! Maar, ongelyk Lot der fler- • velingen , in hct bejaagen van Rocm ! Gcmelde Heer heeft zyne Bcl'chrvving der zyne m.-j- Inlekten ingengt op eene gcheel nieuwe Mi- ichrj-ving. nier, die hem bekwaamer voorkwam, en moog- lyk meer ovcreenkomflig was met zyne Waar- neemingen , dan zig te bepaalen aaq dc Verdce- lingen van Swamaierdam of Valisnie- R I. Zocder, naamelyk , de Verandering uit het Oog te verliezen , geeft hy agt op de uit- wendige Gedaante, en fchikt volgens dezelvc de Infekten in Klaflen en Geflagten. Dus wor- den de Rupfen, by voorbeeid, door hem, in- zonderheid naar het getal derMiddelpooten, in KlalTcn verdeeld , en van de Kapellcn , wederom , dc Dag en JN'agtkapcilen , ieder in 'c byzonder 1, PEKL. ix. stuk» jn 94 Rangschikking V. in verfcheide KlafTen , naar de figuur en hou- Afdeel. ^jJQg jgj. Sprieten. Vervolgens fpreekt hy vaa HooFD- de Poppen in 't algemeen, van de duuring van STUK, ^ derzelver Leven , en van de Middelen die 'er zyn om 't zelve , door Konft , te verlangen of tc verkorten : waar omtrent hy zeer aartige Proef- neemingen aan de hand geefc. Nict allcen heefc hy dezelven , door VVarmte van een Kaghel of van een Oranje-Huis , eerder aan het Licht ge- bragt, maar zelfs de Poppen door een Hoen doen uitbroedcn in een Glazen Ey, Ik zal van dit alles breeder moeten fpreeken, als wy*tot aan dien Rang van Infekten gevorderd zyn. Eene Byzonderhcid , waar in de Heer Reau» MUR de heJendaagfche Liefhebbers weinig voldoet, is dat hy de Hoofdverdcelingen niec afgeleid heefc van de Infekten in hunne Staac van Volmaaktheid , maar in die Staat , in vvelkc zy het meed onder onze Befchouwing vallen* Dit heefc hem de Rupfen , in dat opzigt , bo- ven de Kapellen doen verhefFen, en dit wel, onder anderen om dat zy gemakkelyker waar te neemen zyn : daar hy in dc Muggeri , Vlie- gen , Byen en Wespen , gemclde Order geheel omkeert. Ook is het zouderling, dac fomvvy- len de Schikking en Rang der Befchryving door hem wordt afgeleid van de Levensmanier ^ Huis- houding en andere Eigenfchappen der Infekten ; *c welk maakt, dat dikwils Kapellen, Vh"egen en Torren, door hem, in een zelfde Artikel zyn verhandeld. . Voor 'c overigcrkan men niet mis- DER INSEJCTE N. 95 iTiispryzen , dat by zeer breedvoerig is over al v. het gene dc cuttigheid of de afweering van het AJ'oeeu nadeel der Samenleeving in dit Geval betreft: HoIfo- gelyk hy dus, van dcMotten fprcelcende, zcer ^tuk. vlytig de Middelen voor oogeu (telt, door zy- ne Procfneemingen ondcrzogt, om de Wollea StofFen en Bonten voor dcrzelver aanrandin'^ te bewaaren : dat hy off de Plant- of Boomlui- zen cen uitvoerige Befchryving laat volgen van de Infekten , die zo veel dienft doen aao onze Fabrieken , door de Galnooten en dergelyke Uitwaflen der Bladen , waar onder de Kermes- Bcfien Diet van de minften zyn , te veroorzaa- ken ; gelyk hy doet op 't eind van het Dcrde en in 't begin van het Vierde Deel zyncr Me- moriSn. Terwyl , nu deeze Uitwnflcn , vcelal , door zc- kereGcvlcugelde Infekten vcroorzaakt worden, gaat de Heer Reaumur vervolgecs over toe de Befchryving der Vlicgcn die Twce-Vleu- gelig zyn, waar op hy, na de Muggcn en ee- nigc dergelyke Diertjes vcrhandeld te hebben, tot de Byen , Hommels en Wefpen, komt. Gd"- lyk de uitgebreide nuttigheid der Byen hem over derzclver Huishouding zeer uitvoerig doet zyn-, zo hecft het nadcel , dat de Wefpen toe- brengcn door het vernielen van onze Vrugtcn, hem nict minder opgehouden. Zync Manier van Befchryving brengt deezen Kundigen On- derzoeker hier tot eene herhaaling van 't gene dcor hem reeds in de Vcrhandeh'ng der Rupfen I. Deel ix. Stuk. was 9(S Rangschikking V. was gezegd , aangaande die Wefpcn , weike, jj/ 'omdac zy haar Eijenjcs met den Angel inboD- HooFD- ren en leggen in het Lighaam der Rupfen zelfs , ^^' Ichneumons gcnoemd worden; wier zonderlin* ge Vlyc , om zovg te draagen voor het V^oedzel van haar Kroofl: , door hem in 't algemeea wordt voorgefteld. Voorts befchryfc hy nog, in het Zesde decl , de JljfFertjes en Rombonten , den Mierenleeuw en het Haft of Oevcraas ; be- fluitende hetzelve met eenige Aanmerkingen over de Voortteeling der Planduizen, als eea Byvoegzel van 't gene door hem te vooren daar omtrent gezegd was, en de zonderlinge Ge- boortevan die Paarde-Vliegen , welkerLyf naai* dat van een Spinnekop gelykt, Ook was , in de Voorrede van dat laatfte Dcel, omftandi^ door Reaumur gefproken van eenige nieu- we Ontdekkingen, zo aangaande de Polypcn van Zoet Water en derzelver zonderh'nge Ver- menigvuldiging door dezelven in ftukken te fny- den, aan 't licht gebragt door den Heer Tr em- bley; als hoe zekerc Zee Schepzelen , die men voor Planten gehouden hadt, bevonden waren het Werk of ten minfte de Huisjes te zyn van Dieren, RoEssL. Het gene 'er aan de fraaiheid der Af beeldin- gen fcheen te ontbreeken , is rykelyk vergoed door die, welke de thans zo vermaarde Minia- tuur-Schilder Roes el (t)» naderhand den ty- tel (*) Dit Woord moet niet volgens onzcn Tongvnl, of gelyk 'at ftaatj maat volgens dien de« Duitfclicren, en dus eeni- D E R I N S E K T E N. 97 ■ tel voerende van Rofenbof, reeds in den jaare V. 1741, te Neurenberg in Duitfchland , bcgon jj^ * uic te geeven. Zyn Werk beflond in erkele Hoofd. Plaatcn, die van tyd tot tyd, ten caauvvkeu-^ ^^^^' riglte naar *t Leven gekleurd , met een behoor- lyke Verklaaring, omtrent een Vcl druks vol maakende, in 't Hoogduicfch werden uitgege- ven. AllcDgs zyn 'er dus drie taainelyk dikko Boekdeclen van famengegroeid , en in den jaa- re J 761 werdt zyn Werk, alzo hy overlecdcn was, met de Vecrtigfte Plaat van het Vierde Dec! bcllooten. Hoc hetzeive fedeit, ten op- zigt van de Uitlandfche Kapellen , door zynea Schoonzoon Kleemann agtervoigd , en hoe het thans , in 't Nedcrduitfch vertaald , met ee- nige nieuwe Aanmerkingen uitgegcven worde, is de meefte Liefhebberen t'over bekend. De Ooldeeikundige Aanmerkingen van dee- zen Aurheur over de Infekteu, die door hem zelf befchreeven en door den Heer Dcftor Hl'TH nagezien zyn, htbben, zo wel ais zya onvfergelykelyk Werk over deKikvorfchen , eea algcnieene Agiing verworven in ons VVerelds- deel Het meefte dat hy , noopens de inlandfche Infck:cn van Duitfchland, te berde brengt, is op eigen Ondervinding, en van de Uitheera- fchen bcfchryft hy 00k eenigen. Zyne al« gemeene Yerdechng der Icfekten is , in de ge- nen gcrmaate naarRoSEL en R E u s E JL zwceincndc, uitgc. Ipioken worden. X. DEEL. IX. STUK. G 5)8 Rahgschikkino V. nen die op 't Land en in *t Water leeven , on- Afdeel. ^gj. {jei je welkea 'er zyn die al en die geea HooFD- Geftaltewiffeling ondergaan. Van beiden zya STUK. *Qf^ 2egt hy, die Pooten en die geen Pootea hebben , begrypende onder de laatften , behal- ve de Wormpjes of Maden der Muggen , Vlie- gen, Byen, Wespen, Hommels, enz. : ookde Aardwormen en Siaklcen , weiken hy mede be- trekt tot de Infekten , en in het Water de Bloedzuigers en SchulpvifTchen. Aue 'andere byzondere Hoedanigheden der Infekcen , hun- ne verfchilleode figuur van Lighaamsdeelen en de Kleur zelfs , wordt door liem tot onder- fchciding der Soorten gebruikt : doch het blykt, dat aan dcezen Autheur Infekten voorgekomen zyn, die hy niet heeft weeten in Rang te plaat- zen. ^ Het Eerfte Deel der Infekten-Verliifliging van R o E s E L , *c welk in 't jaar 1 746 uit was ge- komcn , bevat , op omtrent tagtig Plaaten , veele Dag- en Nagt-Kapellen : het Tweede Deel , fdat drie jaarcn daarna vokooid was, begrypt over de zeventig Plaaten , waar op de Torren en Water Infekten, Sprinkhaanen , Krekels, Hom- mels, Wespen, Muggen en dergelyken , zyn afgebecld: de twee volgende Deelen worden van hem aangemerkt als Supplementen van de twee voorigen. Men vindt in het Derde, bo- halve v^rfcheide Rupfen en Kapelleu , die in de eerften ontbraken ;* 00k de Mieren-Leeuw , de Rivier-Krceft , Garnaalen en Scorpioenen, Ag- ter derInsekten. 99 ter hetzelve is een Aaohangzel van de Poly- v, pen en andere kleine Waterdiertjes, die zeer Afdeel. uitvocrig door hem zyn befchreeven eb afge- hoofd- beeld. stuk. Indian myn Oogmerk was , te fpreeken van zodanige Autheurcn , die eenige by/.ondcre Soon en van Infckten befchreeven hebben, zou ik iiier een wyd Veld geopend vinden. Ik zou ten minfle de Werken van den Sweedfchen Hofraad d e G e e r , van den Heer Bonnet te Geneve en van den Paftoor Schaeffkr by Frankfort, zo min als die van Cleuck, Bakek, Baster en anderen, niet onaan* geroerd kunnen laaten. Doch myn Oogmerlv is inzonderheid te bly ven by de genen , die de Infekten in 't algemeen op een Syftcmatifche Manier befchryven. Van de Werken der an* dere Aucheuren , zo wel als van de Vertoogen die over deeze en gene Infckten voorkomen in de Verzanielingcn van de Akadcmien of b'ocie- teiten der Weetenfchappen , zal ik ter zyner plaats, zo veel mooglyk, gebruik maaken tot opheldering der Natuurlyke Hiftorie. De kcurlykheid der Uitvoering egtcr van de sepp. Natuurlyk gekleurde Afbeelding der Kapellen, verdient dat ik hier kortelyk gewag maa* ke van de Plaatcn van den vcrnuftigcn Sepp, die reeds negentien in gctal door liem , hier te Amfterdam , uitgegeven zyn , en nog geduurig vervolgd worden : een Werk , dat in naauvvkeu=« righeid alle anderen van deezen aart geoordecM I. Deel. IX. Stuk. G 2 vs'OrdC loo Rangschikkino V. wordt te overtrcffen. By ieder Pla'at is door Afdeel. hem een BefchryviDg gevoegd, uit eigen On- HooFD- dervindiog en Waarneeming opgemaakt, die STUK. taamelyk voldoet. Inzonderheid wordt hec Werk van deezen Plaatfnyder van te meer be- lang , dewyl hy langs hoe meer zyn Werk maakt , om zodacige Kapcllen uit te geeven , die van nicmand, en zelfs van Roes el, nog Diet afgebeeld of befchreeven waren. Tot nog toe heeft hy zig bepaald aan Infekten van ens Nederland. infekten Voot twintig JaarcD reeds kwam die uitvoe- vanswecden. ^.^^ Verzameling aan 't Licht van de Sweed- fche Dicren , welke de Heer L i n n ^e n s , onder den naana van Fauna Siiecica, uitgegevee heeft. 't Is opmerkelyk , dat, hoe zeer ookde.Rangfchik- king der Viervoetige Dieren , en die der Vis- fchen , federt door Hem veranderd zy , die der Infekten in zyne Tiende Uitgaaf van het Sa- menftcl der Natuur , door my tot nog toe ge- volgd , even de zelfde is gebleeven. Onze Ridder leidt de Verdceling der Rangen af van de Vlcugelen , en hy geeft alleen agt op de Infekten in hunne Staat . van Volmaaktheid, waarin zy voortteelen; gelyk wy ftraks zien zuUen. Decze Manier van Verdeeh'ng is nu onlangs gevolgd door verfcheide bekwaame Authturen en Liefhebbers der Infekten-Kunde. Egypue, Dus gecft de Sweedfche Doktor HAssEL• ^'^• QUI ST, die in de Jaaren 1750 en 1751 inSy- rie, Egypie en Palcttina , is geweeft, een Ly(t der DER InsEKTEN. ICI Infekten, door hem aldaar gevondcn, volgens v. de gemelde Orde , onder de anderc Onder- j j^ werpen der Natuurlyke Hiflorie. Te Zurich Hoofd- kwam, in 't Jaar 1761 , een Werk uit van ■^^'^^' Doktor SuLz ER, met een Voorrede van den Heer Johannes Gesner, die aldaar 00k Doktor in de Geneeskunde en opentlyk Leer- aar der Natuurkunde en Wiskoofl: is. In dac Werk heeft men de Kentekenen der Infekten, volgens het SamenPel vanoiizen Autheur, door vier-en-twintig Plaa.en getragt op te ht idc-ren , en 'er derzelver befchryviog ordentlyk byge- voegd. Voorts zag men, in 't jaar 1761, te Wee- ^nfehten nen aan 't Licht geeven de Befchry ving der In -lie, fekten van Karniolie (♦), een Landfchap van Ooftenryk , dac aan 'c end van den Golf van Ve- netie legt, grcnzende Ooltwaards aan Kroatie en Slavonic. De Heer Scopoli, Doktor in de Geneeskunde en Keizerlyke Land- Arts te Idria^ een Stad by weike de Kwikzilver-Mynen zyn in dat gedeelte van Frioul , 't welk onder het Ooflenrykfch Gebied behoort ; hecfc de Methode van L i n n ^e u s gevolgd , ten opzig- te van de Rangfchikking en Gcflagten, doch de Kenmerken fomtyds hervormd en vafter Paalen gelleld , om het ecne van het andere te onderfchciden. Ondertuflchcn mag men met re- C*) JOANN. Ant. scopoli, ExtomoU^ia CarnioU- C/e. Vindob. ly^j. I. DEEZ-. IX. STUK. G 3 102 Rangsckikking V. reden denken, dat 'er, wegens hec verfchil van Afdeel. Ge(^eijheid en Kliniaac dier Lacdftreek mec HooFD' Sweeden, een aanmerkelyk onderfcheid plaats STUK. ]^qq(i jn vecle Infekten. peenfchc De Verzameliog der Infekten van het Land Ir4ek£cn. omftrecks Fridricbstball (*) , kwam mec een Opdragt aan den Graaf Schulin, Koning- lyk Deenfche Kamerheer , nu oulangs aan 'cliche. Op de Buitenplaats naamelyk van^dien Heer EJec vervanKoppenhagen, hadcdeAucheur, in* zyne Jongheid, de Plantenen Infekten, in ge- zelfchap en mec behulp van denzelven , naauw- keurig opgefpoord, de laatften vervolgens iu Orde gefchikc naar hec Samenftel van Lin- ■ K«us, en 'er verfcheide nieuwe Soorten by- gevoegd: zo dac men dit als een Verzameling van de Infekten van Deencmarken zou kunnen aanmerken. Infekten In dcn jaare 1762 werdt een zeer uitvoerig Parys^ Werk in 'c Franfch uitgegeven over de Infek- ten , die men vindt omftreeks Parys (t); 't welk aan eenen Geoffroy, thans Apothe- ker indie Stad , toegcfchreeven wordt. De Au- theur heeft de Orde van L i n n ^ u s gevolgd ten opzigc van de Rangfchikking , welke zyn Ed, 00k afleidc van de Vleugelen ; doch met eenig verfchil in de bepaaling der Rangen , waar door (♦) Fauna In/eflerum Frldrichsdalina. Hafii. & Lips. I75+- (t) Hijioire airege'e des" In/eiles , ^ui fi trtuvent aux f«vt- tp-.i ii Turis. A Paris 1762, DER iNSfiKTEN. lOj door hy dezelve meent verbcterd te bebben , V, en met een grooLe vermenigvuldigiRg der Ge- f.^^^ flagten. Ik zal hier een Dcnkbeeld geevcn Hooro. van de Ordc van deezen Heer, om. die te be- stuk, ter met de Orde van onzen Auiheur tc kuneen vergelyken. ALGEMEENE AFDEELINGEN. samcnftei van GSOi- I. COLEOPTERA, SCHILD-VLEUGELIGE. De Vleugels zyn met Dek-Schilden gehee! bedekt , als of zy in Scheeden beflooten waren, en de Bek is met Nypers voorzien. II. HEMIPTERA. HALFSCHILDIGE. De bovenfte Wieken gelyken naar Schilden en de Bek is onder de Borft omgeboogen, III. TETRAPTERA, VIERVLEUGELIGE, alls farinatis. met Dons-VIerken. De vier Wieken zyn met Mcelagtige Schub- betjes bekloed. I. deel. IX. stuk. G 4 IV. to4 Rangschikkino II. * TETRAPTERA, VIERVLEUGELlGEj HooPD- ^lis fiudis, met kaale Vierkcn. Sl'UK. De vier Wieken zyn Kaal of zonder Dons , CD Vliezig. V. DlPTERA, TWEEVLEUGELIGl Zy hebben twee Wieken, en onder derzel- Ver inplaQcing zckere Tegenwigtjcs. VI. After A. ^ ongevleugelde.. Zy hebben in 'c geheel geen Wieken. 't Verfchil van deeze Rangfchikking met diei VanLiNNiEUs beftaat alleen in detweemid- delfte Af Jeelingen : want de twee voorrten zyn ook de twc6 eerfteil en de twee agrerflen dtf twee laatften by onzcn Autheur. Het derde h'eefthy, onder den naam van Lepidoptem of Donsvleugelige , ook ; doch zyn Vierde en Vyfde Rang, van Nm^-optsra en Hymemptera, heeft deeze Franfche Heer te famcn gevoegd io zyn Vierde Afdeeling, In d6 Onderdeelingen van de Eerfte Afdee- ling, der Schildvlcugeligen naamelyk, dat de Torrcn en dergelyken zyn, is deHeerGEOF* ^ Ro Y zeer uitgebreid. Hy ftelt eerft drie A r- OER INSEKTEW. 105 tiKE LEN5 waar van het Eerjle de genen be- V. vat,- die Je Dek-SchilJen hard hebbeo , en Afdeel. derzelver gantfch Agterlyf bedekkende: het Hoofd- Tweede die de Dek-Schilden 00k hard hebben, ^'^^*'» doch waar in dezelve maar een gedeelte van het Lyf bedekken : het Derde die, dczelven zagc en als Vliezig hebben. In de twee eerfte Ar- tikrlen maakt hy vier, in het derde vyf Rangen, afgclcid van het getal der Leden die 'er in dc Voeten zyn. In de Eerlte en Tweede Rang van het Ecrfle Artikel heeft hy ieder twintig Geflagten : doch al de andere elf Rangen heb- ben met elkander maar negentien Gcflagcen. Dus ziet men, dat hy, in deeze Afdeeling van Schildvleugelige Infektcn, of Torren en Torretjes, enz. , negen-en-vyftig Geflagten (telt , daar onze Autheur maar vyf -en- twintig in de- zelve heeft. In de andere Afdeelingen is zy- ne Onderdeeling geheel anders ; hy ftelt flegts de Geflagten voor en gceft 'er de Kenmcrken van op. Het verfchil is 'daar , op ver naa , zo groot niet met oczcn Autheur, In dat der Halffchildige , by voorbecld , heeft hy tien Geflagten , waar van zeven in naam zelfs over- eenkomftig zyn met de zeven eerften van L I N N iE u s , die 'er agt heeft , enz. Wy komen dan tot deszelfs Verdeeling, die order van ik als vooren volg, zynde van de Vleugelcn afgcleid; naamelyk dus. ' 1. DiEi. IX. stuk. G 5 ORDl" LiNNAUS. 106 Rangschikkinc 0 R D I N E S INSECTORUM. Infe&s Junt O&DINES. rCruJiaccA I t«t£ . Coleopteta. I. fSuperlores Vet AU ^ 1 Semkrufta- \, ceA Hemlptera. il. quAtuor , ^ImbricatA Squamis, < CAno 1 An9 LepidopteraJII. mOmnti Neuroptera. IV. V aculeate. Hyraenoptexa. V. TelAUduAy &• Halteres loci pojiiearumy Biptera. V I. VilmlUl id ejifme Alii 6" Elprii, Aptera, YII, RAN- D E R I N S F. K T E N; I07 R A N G E N D £ R 1 N S E K T E N. De Infekten hebben R A N G E N. rceheel J Korftig. Schildvleugelige. I. rDe bovenften"<( , ! Of half SchUd- I *- gelen * * I ^Met Meehgtige Scliab- OfvierVleu. I '^ "°^'"'e- " " " ' i^'^mUdige, H. [et Meehgtige Scliab- betjes gedekt. - Donsvleugelige. III. vAltemaal J THetAgterfte I Of Vlie- I ^e«'°os- Peesvleugelige. IV. ^ *^^^ ! Angel gewa- V.pend. Vlitsvleuielige, V. OftwceVIeu- gelen , en tegenwigtjes in phats van de Agter-Vleugelen. -' - Tweevlcugelige. VI. OfgeenVleu- gelen ; d.n is geen Widcen of Dek- fchllden, - - - - Ongtvleugeldt, ;n* Hier volgen de Kenmerken der Geflagten , volgens deeze Rangfchikking. I. Df.EL. IX. STL-K. CHA. lo8 . Rangschikkino AfLl. characteres II. HooFD. INSECTORUM. STUK. ORDO PRIMUS. COLEOPTERA. * Antcnnis Clavatis. 170. ScARAB^ns, Antenncs Clam fijjili: TihiiT-ToR, De Sprieten zitten aan de Hoornige Snuit. 173. DooDGRAAVER. Hct Borftfiuk en de Schilden gezoomd. 175. LiEVENHEEus - Haantje. Dc Spfietca (lomp en dik aan 't end : de Voelertjes Knodsagtig, '^^ Met Draadagtige Sprieten. 174. ScHiLDPADjE. Het Lyf ovaal: de Schil- J, DEEL. IX. STUK. dcji 110 Rangschikking V. nata : Caput tectum Clypeo. Afdeel. II. HooFD- 176. Chrysomela, Corpus o'uatimi immargma- ^'^"^* turn. 188. Meloc. TJjorax fiibrotundus : Caput gib- bum, infiexum. 187. Tenebuio. Thorax marginatus : Caput ex- fertum: Corpus oblongum. 189. MoRDELLA. LamiTKS ad bajin Abdominis i Caput infiexum. 191. Stavhylhsvs. Elytra dimidiata , Alastegen^ tia: Vejiculds ducefupraCaudamexJerendd* **♦ Antennis Setaceis. 179. Cerambyx. Thorax lateribus mucronato cal' lofis. 180. Leptura. Elytra apice attenuata: Thorax teretiusculus. 181. Cantharis, Elytra flexilia y Abdomen Ja- teribus plicato-papillojum. 182. Elater. Pe&ioris mucro e poro Abdominis rejiliens, 183. Cicindela. Maxill(S exferta dentat(z : 0- culi prominuli. 184. BuPRESTis. Caput dimidium intra Tbora- cem retr actum. 185. DvTiscus* Pedes pojlici ciliati natatorii. i8d. D E R I N S E K T E N. Ill den gezoomd : de Kop met een Schild V. gedekt. A^f^^'^- 176. GooDHAANTjE. Hct Lyf ovaal , onge- Hoofd* zoomd. s"^^*^" 188. Mey-Tor. De Borfl: rondagtig : de Kop bulcig, geboogen. 187. MEE1.-T0R. De Borfl gezoomd: de Kop uicfteekcnde : het Lyf langwerpig. 189. Aardvloo. Plaatjes onder aan het Lyf: • de Kop gtboogeo. 191, Roof-Keveu. Halve Dekfchilden over de Vleugelen : twee Blaasjes naby de Staart, **♦ Met Borjlelige Sprieten. 179. BoK. Het Borftftuk aan de Zyden met Eeltagtige puntjes. 180. BoKjE, DeSchilden fpits of van elkaoder afwykende : de Borft langwerpig rond» 181. SiNT Jans-Vlieg. De Schilden buig- zaam : het Agterlyf op Zyde plooyagtig getepeld. l8«. SpRiNGfcEvER. De punt van 't Borftftuk te rug fpringende uit een Sleuf van 't Agterlyf 183. Zandlooper. Uitfteekende getande Kny- pers: de Oogen uitpuilende. 184. Agret Tor. De Kop ten halve in het Borftftuk verbergelyk. 185. Water-Tor. De Agterfte Pooten Haairig, tot Zwemmen gefchikt. I. ITEEL. IX. stuk. lS6, 112 Rangschikkino V. 1 8(5. Carabus. Thorax obcordatm ^ pojlice trunn Afdeel, fj^ catus, HooFD- iQo, Necydalis. Elytra dimidiata : Alls nudis* STUK, 192. FoRFicuLA. Elytra dimidiata: AlisteStis: Cauda forcipatd, 193. Blatta. Elytra Alczqut Coriacea planzi Cauda fupra bicornis. 194. Gryllus. Elytra Ahque Memhranacea dS' flexa. Pedes faltatorii, ORDO SECUNDUS. H E M I P T E R A, 195. Cicada. Rojirum inflexum: Pedes poJUci faltatorii, 195. NoTONECTA. Rojlrwn infiexum: Pedes po* Jlici natatorii (ciliati.^ 197. Nepa. Rojlrum infiexum : Pedes antici Ca- pitis Cheliferi, 108. CiMEX. Rofirum inflexum. Pedes Curforii* 199. Aphis. Rojlrum infiexum : Abdomen bicorne. 200« UER InSEKTEN* 113 i86« Aard- Tor. Hct Borftfluk Hartvormig v. en van agteren ftomp. Afdebl. 190. Bastaard-Bokje. Halve Schildcn : dc Hoofd. Vleugcls bloot, *'^'-''« 192. OoRwoRM. Halve Schilden; de VIeugels gedekt , de Staart met Nypers. 193. Kakkerlak. Lederagtige gladde Schildcn en VIeugels : twee puntjes aan 't Agter- 194. Krekel. Schuins afloopende Vliezigc Schilden en VIeugels; Spriiigpooten, TWEEDE RANG. HALFSCHILDIGE. 195. CicADE. De Scuit omgcboogen : dc Ag- terpooten dienen om te fpringeo. 19(5. Water - Wants. De Snuit omgeboogen ** de Agterpooten tot zwemmen gefchikc (Vezelig ) 197. Wat£r-Scorpioen. De Snuit omgeboo- gen : de Voorpooten aan den Kop mec Schaaren, 198. Wants. De Snuit omgeboogen : de Poo- tcn tot loopen gefchikt. 199. Plantluis. De Souic omgeboogen : aan 't end van 't Agterlyf twee uitfteekende puntjes. 1. DEEL. IX. Stuk. H 000. 114 Ranoschikking V, 200. Chermes. Rojlrum PeStorale: Pedes pojlici Afdeel. Jaltatorii. HooFD- 201. Coccus. Rojlrum Peclorak: Abdomen po- STUK. Jlice Setojum (^Maribus.') 202. Thrips. Rojlrum objoletum: Ales incum- bentes Jbdomini rejiexili. ORDO TERTIuS. LEPIDOPTERA. ao3. Papilio. Antennas extrorjum crajfiores : Ala erecta. 204. Sphinx. Antenna medio crajfiores, 205, PhalvENA. Antenna introrjum crajfiores, ORDOQUARTUS. NEUROPTERA. ao6. LiBELLA. Cauda jorcipata : Os Maxillojum: Ales extenjcB. 207. Ephemera. Cauda Setts duabus 'vel tribus: Os D E R I N S E K T E H. II5 200. Bladzuigertje. De Sooic aan de Borft: V. de Agterpooten om te fpringen. Afdkbl. 201. ScHiLDLUis. De Snuic aan dc Borfl: : het Hou'fd. Lyf van agteren Borftelig (in de Man- ^"^^^^ netjes.) ; 202. BLAAZE^pooT. De Snuic naauwiyks ken- baar : de Vfeugeltjes op het Agterlyf neerlcggende , dac aan 'c end opwaards kan buigAi. DERDE RANG. DONSVLEUGELIGE. 203. Dag-Kapel. De Sprieten naar 't end top dikker: de VVieken opftaande. 204. Pylstaart. De Sprieten in 't midden dikker. 205. Nagt-Kapel. De Sprieten aan't end dun? ner of fmaller. VIERDE RANG. PEESVLEUGELIGE. 2c6. JHFFER. De Staart gevorkt : de Bek met Nypcrs: de Wieken uitgefpreid. 207. Haft. De Staart met twee of drie Draa- DiEL. 1X..STUK. H 2 den: 11(5 Rangschikkinq V. Os edentulum : Ala ereSta, Afdeel. II. HooFD- • 208. Phryganea. Cauda fimplex : Os edentu- *'^"^* lum: Al ttpproximatt .* Pedes oElo. 237. Aranea, Oculi o6to: Pedes eSto. 238. Scorpio, Oculi ^Sto: Pedes decern: Caudu armata. 239. Cancer. Oculi duo: Pedes decern: Cauda inermis. DBR INSEKTEN. I2X V 11. ZEVENDE RANG. ^^,1'^ ONGEVLEUGELDE. ♦ Met zes Pooten : de Kop van bet Borfljluk afgefcbeiden, ft30« Ongevlectgelde Mot. De Staarc met uit- fteekende Draadjes. 231. Plantvloo. De Staart gegafFcld , omge- boogen, tot fpringen diendig. 232. Zandvloo. De Bek met twee Nypers. 233. Luis. De Bek met een Angel die uitge- ftoken moet worden. 234. Vloo. De Bek met een omgeboogen Snuit. ** Met meer Pooten: de Kop met bet Borfl- jluk ijereenigd, 235. Myt. Twee Oogen , van elkander af ; agt Pooten. 236. LA^GPOOTIGE Spin. Twee Oogen, naby elkander: agt Pooten. 237. SriNNEKOP. Agt Oogen en agt Pooten. 238. ScoRPioEN. Agt Oogen : tien Pooten : de Staart gewapend. 239. Kreeft, Twee Oogen: den Pooten: de Staart weerloo*. I, Deel. IX. Stuk. H 5 240, 122 RANOSCHIKKING V. 240. MoNocuLUS. Oculi duo: Pedes Brancbiales* Afderl. II. HOOFD. sTUK. *♦♦ Pedibus pluribus : Capice a Thorace difcreco. 241. Onisqus. Corpus evatum, 242. ScoLOPENDRA. CoTpus Ufieare^ 243. JuLUS, Corpus fubcylindraceuJiu DER INSEKTEN. 123 ft 540. Watervloo. Twee Oogen ; Pootcn als V- Kieuwen. it. HOOFD- *♦* Met meer Pooten : de Kop van bet Borjl- stuk. jluk ajgejcbeidm. 541. PissEBED. Het Lyf ovaal. 242, DuizEKDPOOT. Het Lyf ovcral even breed* a43, MiLLioENPOOT. Het Lyf rolrondagtig. 1. BZEI^ IX. STUK» IIL HOOFD- 124 De Schildvleugelioe Naanu xeden. Afdeel. J^*l- III, H O O F D S T U K. HOOFO- ^^^ De Eigeofchappen ^er Schildvleu(3eli. G E Infekten , dat is der zodanigen , die de Vleugels onder Dekfcbilden^ bebben , ah wel' ker Ligbaam gedekt is met een foort van Scbaal of Scbulpagtig BekleedzeL Derzeker Ver- deeling, Eer wy tot de byzondere befchryving over- gaan, zal ik fpreeken van de algemeene EigcDfchappen der Inlekten van den Eerften Rang, di^ wy begrypen onder den Naam van ScHiLDVLEUCiELiGE;om dat huDnc Vlcu- gels, in 't algemeen gefproken, als met Schil- den zyn gedekt. Die gene, welke men, ge- meenlyk , Torren noerat, maakcn daarvan een voornaam gedeelte uit , en geeven ook eea denkbeeld van de reden dier Benaaming. Wei- nig Kinderen hebben niet gezien , dat een Gou- den Tor , ora te vliegen , een foort van Schil- den , die zyne Rug dekken , van elkander doet gaan, en zyneVleugels van onder dezelve uic- fpreidt ; dezclven , als hy gcdaan iieef t , en zitten gaat om te loopen of te fuften en te aazen , wedcr famenplooijende en onder die Schilden vcrbergende* Deeze Naam korat my beter voor dan die van Hardfcbaalige; censdeels, dewyl zy dus niet van de Hoorn- en Schulp- diertjes onderfcheiden worden ; anderdeels , en wel In 't Algemeen. 1^5 •vtel voornaamelyk , om dat de Dekfchildcn in V. ^ , M J > AfdeeL, hardheid verfchillen Diet alleen, maar dat er ^ zelfs onder geield wordcOj welker Schilden Hoofd- zagt en byoa Vliezig zyn, gelykdiederSprink- ^'^^^* haanen of Krekels en andere van dat Ge- flagt. HecKcnmerk, van dc Vleugels met Schil- 'tVcrfchii. den gedckt te hebbcn, moet egter ook niet ten naauwde genomen worden. Onder de In- fckren van deezen Rang , hebben wel de mees- ten twee Dekfchilden ; doch men vindt 'er on- der, in welkcn de Schilden zyn vereenigd, zo dat zy niet meer dan een enkel Schild uit- maaken. In den eerften opflag fchynen zy twee Dekfchilden te hebben, gelyk in deTor- ren gewoon is ; om dat men op 't midden van het enkele Schild een Naad gewaar wordt: doch by een naauwkeurig onderzoek bevindc men zich daar in bedroogen. Verfcheide heb» ben zelfs dit enkele Schild onbeweeglyk: de Zydcn zyn omgcboogen en bekleeden een ge- deelte van het Lyf van onderen. Het Ken- merk , derhalven , van Schilden , die de Vleu- gels dekken, moet niet dan in een ruime zin, en het grootfte gedeelte voor 't geheel , wor- •den genomen ; dewyl fommigen zelfs ongcvleu- geld zyn. Buitendien zyn 'er eenige Eigenfchappen der Hoomsg- tiff Bcklccd^ Schildvleugelige Infekten in 't algemeen. Hun zei. Lighaam is bekleed met een Hoornagtig Har- ms, 'twelk hun fchynt te verftrekken voorde I. Df.EL. IX. stuk. Been- ii6 De Schildvleucelige V. Beenderen , die het Lyf der groote Dieren ff?'''^' ondcrfchraagen en ftevigen. Hier in hebben HooFD- de Spieren haare inplanting, door welken het sTUK. infekc zyne verfcheiderley beweegingen ver- rigt , en tevens worden zy , door deeze Bee- nigeHuid, voor uitwendigeToevallen befchur* Alle de drie vooruaame Deelen, uit welken hun Lighaam is famengefteld , de Kop, naa- melyk , het Borftftuk en het Agterlyf , zyn 'er mede overcoogen. De Kop. Het eerftgemclde Lighaamsdeel is doorgaans het kleinfle van de drie. Men wordt aan het- zelve eerfl de Sprieten gewaar • die, in de meefte Schildvlcugelige Infekten, uit tien 'of elf, zelden uit minder, en in fommigen uit een grooter getal van Leedjes famengefteld zyn. Het eerfte Lid van deeze Sprieten , naamelyk , dat in het Bosje aan den Kop zit, is gemeen- lyk dikker, en zelfs dikwils langer dan de an- deren : hen laatfte op 66n naa, is fomtyds hec kortfte. In ?lle Geflagcen is de plaatzing van deeze Sprieten niec even de zelfde : fom- migen , gelyk de Torren , hebbenze van voo- ren en een weinig boven of tuITchen de twee Oogen ; anderen byna op de Kruin van 't Hoofd. In fommigen zyn deeze Werk- tuigen op een zeldzaame manier geplaatfl: : zy fchycen voort te komen uit het midden van het Oog , ' het welk , in plaats van Ovaal te zyn, een foort van Halve Maan maakt, die den Wortel van de Spriet bedekt en omringt. Ik IN 'T Algemeen. i«7 Ikzal, in icder Geflagt in 't byzonder, dceze V. verfcheiderley plaatziugen der Spriecen , als '^^J^^^^ ook derzelver figuur, nafpeuren. Hoofq. De Bek van deeze Jnfekten is gewapccd stuk, met twee harde Kaakebeencn , het eene ter °^ regter , het acdcre ter flicker zyde : die zig in een halven Cirkel omkrommen, uiiloopen- de in een punt, die dikwils zeer fclierp is, en aan de binnenzydc veeltyds gewapend zyn- de met eene ry van Tacdjes, meer of min- der fterk* Tuflchen deeze Nypers zyn eenige Tcpeltjes , die de Opening van den Bek van het Infekt omringen ; en dikwils vindtmen, boven en onder deeze T'epeltjes , zekere harde Lippcn, ook tuflchen de Nypers geplaatfl. Zy hebben , eindelyk, onder alle deeze deelen van den Bek, kieine Byhangzels of Voclertjcs , vier in getal, twee grootere en twee kleindere; dcorgaans famengefleld uit drie of vier genoegzaam dui- delyke Geledingen. Wat de Oogen bctreft : deeze Infckten hcb- ^ °**- ben meeflecdeels niet dan de twee groote Nets. wyze Oogen , waarvan ik , van de Infekten in 't algemeen fpreekende , het Maakzel ver- klaard heb *. Tvlen vindt maar cenigen, en* Bladz.tf. wel die de Dekfchilden zagt of Vliezig .heb- ben , gelyk de Sprinkhaanen , Krekels en der- gelyken , in welken , behalve de gcmelde Nets- wyze Oogen, nog de drie gladde Oogjes zyn, ook hier voor befchreeven * , gemecn aan de*-'Biadz.j, Infekten van den Vierden , Vyfden en Zesden I deel. jx. stuk. Rang. 128 De Schildvleugelige V. Rang. Dus heeft dan ookdeHeer Lin NiE us, Afdeel. jjjgf jgp onregte, de gemelde Infekcen , dieals HooFD- een overgang tot de volgende maakec, in het STUK. laacfte Gcflagt van dec Eerften Rang geplaatft. ■ 't Borft. Onder de Lighaamsdeelen is het Borjljluk in ^^- deeze Infekcen zeer aanmerkelyk , als beftaan- de uit een foort van Schulpagtige Ring , van een enkel Smk , hard en met een Lugtftip of Gaatje op ieder zyde. In figuur ook verfchilt dit Lighaamsdeel grootelyks ; zynde in fommi- gcn breed, inanderen langwerpig, en in cenigen met een rand gezoomd , die 'er een foort van Geutje omheen maakt. Het heefc in eenige Infckten flaauwe Bultjes, in anderen is het met fcherpe Puntjes en Hoornen gewapend. Des- zelfs verfchillende figuur maakt fomtyds een Kenraerk der Geflagten. Ook 2yn, aan het De Poo. Borftftuk, meeftal van onderen , twee Pooten ^^"- gehecht, die de Infekten van deezen Rang, byna akemaal , zes in getal hebben , waarvan zy om te loopen, doch fommige ooktotfprin- gen gebruik maaken , gelyk de Krekels en Sprinkhaanen. In de zodanigen zyn dc twee agterfte Pooten, ten dien einde, dikwils zeer lang , dik en fterk ; vooral de Dye. Van de genen die in'tVVater leeven, hebben de mees- len* eenige of alle Pooten, en het ondcrfte of den Voet in 't byzondcr , platagtig , met Haairt- jes of als Gebaard, en dus tot zwemmen ge- fchikt. 'Het Agtcr. Het Agtcilyf van dceze Infckten beftaat uit lyf. ver« m 'T ALGEMEEPfi ISP Vafchcidc harde Plaatjes , dikwils ten gctalc V. van ticn , die; Ringen of halve Ringcn maaken, ^j'^^'''''^ ivelkc van onderen Schulpagcig hard , van bo^ Hooi-i?' vcn zagtcr zyn: maar het bovcnfte zagtcre ge- siuit* dcelte wordt befchuc door de Wieken en Dekw fchildcn , die hctzelve doorgaans op de Rug bcdekken. Langs het Agccilyf wordc men de Lugtgaatjcs gewaar , ten getale van zefticn y age aan iedcr zyde , en twee op ieder Ring , uk- genomen de twee agterftcn , die 'cr niec hcb- ben. Van de Dekfchilden hebben wy reeds gefprokcn. Ik zal hicr alleenlyk byvocgeoj datmen, tuiTchcn dezelveo , by hunne aanhecb- ting aan hct Eorflfluk , voor aan de famenvoc ging mceflal cen driehoekig Stuk bcfpcurt , 't vvelk in eenigcn grooter is, in anderen klei- cer; in betrekking cot de grootte van het Lyf aangemerkt zyndc. Die foort van Stuk , 't welk de Authcurcn, niet oneigen, hct Schildje noe- tr.en, iegt met het brcedc end naar voorcn, .en met zyn punt agterwaards naardc Naadtoe, gclyk de Tamcnvocging der SchildeD op het Lyf genoemd wordr. Alic de Schildvlcugelige Infckten behooren ^De Mit^ tot hct getal der gcncn, die agtervolgelyk ver- fchcidene Veranderingen of Gcftaltewiflblingen ondcrgaan. VoorecrO: : geen hunner is Jong- wcrpende*: zy komen altemaal uit een Eitje ^ * ' •'^'■i"** voort , onder de gedaante van een Masked Die Maiker, Kizativorm wegens de figuur ge- iiaamd , bccft d?n Kop Schulpagtig , iiai d en X. DEEL. IX. STUK. I CCni- 130 I^E SCHILDVLEDGELIGB V. eenigermate bruin : men ontdekc 'er twee groote Afdeel. oogen aan, en laamelyk fterke Knypers, wel- HooFD- ken hetzelve ten uiterfle noodig heeft, om sTUK. (3ac j^et ^ ondcr deeze gedaante , het meeft eet. Ook is het dikwiis met twee korte Sprietjes voorzien , doch grootelyks verfchillende van de genen, welken het Infekt, in zyn (laat van Vohnaaktheid , moet hebben. Voorts is het Lyf zcer week, veeltyds witagtig, een wei« nig uit den geelen, rooden of blaauwen, en uit verfcheideRiogen, gemecnelyk urt dertien, famengefteld (*). In de eerften van deeze Rin- gen zyn dePooten van den Kwatworm ingeplant. Deeze Wormen hebben de Lugtftippen zeer blykbaar, ten getale van agttien, negen aan ieder zyde. Men neemt 'er doorgaans twee waar op den eerflen Ring , die onmiddelyk aan den Kop volgt ; de twcede en derdc Ring heb- ben 'er geenc, maar alle de andercn iedcr twee, uitgenomen de twee laatften* De twee Stip. pen van den eerden Ring komen overeen met de genen, die in 't vervolg aan het Borftfluk van het (*) Pater F F. u i L L e E vondt in ieder Bloem van zekere Plane gemeeiih'lc Ccntrahierba genaamd in Chili , wellce men om Geel te Verwcn gebruii 132 De Schildvleugelice V. fommcld , en , in plaats van uitgefpreid te zya AfoeelAq^^j. ^ie iiug, gelyk'in 't vervolg moet plaats HooFD- bebben, leggcn zy voomaards of onder hec STUK. i^Q^t geplooid. Deeze Pop is, in het begin , teer, week en wic; zy krygt allengs zelfttan- digheid en wordt bruiner, en, eindelyk tot Volmaaktheid gekomen zynde, onttrekc zy zig van een doorfchynend Omkleedzel, in 't wel- ke al haare Declcn beaoocen waren, even als dc Hand en Vingeren het zyn in een Haad- Ichoen, en komc in de Gcltake van een vol- maakt Infekt ce voorfchyn. Alzo deeze Infekten zig geen Tonnetjes maa- ken , zo hebbcn zy de bezorgdhcid van hun- ne Poppen te beveiligeu, 't zy in de Aaide, 't zy in Stammen van Boomen , of onder de Baft: hunne Maskers, die week van zelfftan- ■ digheid en tedcr zyn, worden ook dikwils op dergelyl'or«. tn lct^ Man ; kan , zo men meent , 00k een Tot betckeneji. I. DEEI,. IX. STUK. I 5 Be^chrtving van Hoorn- STUK. V. Mond draagcnde ; zo ook de Nydigaarts , om Afdeel. (jjj. ^Q Xorrcn zig voedeo met Uicwerpzels of Drek van andere Dieren. Een dappere Krygs- man werdc, van de Priefters der Egyptenaaren , door een Tor afgefchetst: om dat zy als van top tot teen geharoast zyn. Men drocgze op de Steenen van Ringen gefneeden , om een Man- nelyke dapperheid aan te toonen: want men hicldt het oudcyds daar voor , dat alle de Tor- ren Mannetjes waren , en hun Zaad in de Meft uitwierpen, 'c welk dan het verfoeielyk Zin- nebeeld was van de onnatuurlyke Zonde (*)♦ In tegendeel werdt 'er de Zon of andere He- melligten, en de Wercld zelve met zynen Om- loop , door afgebceld : dewyl fommigc Torrea geduurig ronde pilletjes maaken van de Vuilig- heid , daar zy in huisveften." Ook zyn 'er vee- len , die wegens de Klcur in fraayheid uitmun- ten, gelyk bekend is, en de Fabel van den Arend, wiens Eijeren de Tor, uit wraakzugt, doorknaagde, leert, dat het geringfte Schep- zcl het magtigflc, t'eeniger ty J , kan fchadelyk zyn. Verfcheide Spreekwoorden zyn , van ouds , ook van de Torren ontleend: 'daar onder, de Tor zoekt den Adelaar , op het laatQgemelde zien- • (*j Perv-erfe Veneris poflico Vulncre foflbr, , Luciili Varis lubulo , puUo prcmo , Non Taurus non Mulus erit , non Hippocanielus ; Non Caper aut Aries, fed ScarabcEus erit. AUSONIUS. Spreek- yroordcn. • deTorren. 139 • ziende. Men vindccen Grieksch Vers by vSui- V. PAS, dus luidcDde. RaJ]'er zal de Tor Honig Afdk el. maahen en de Mug Melk gee=uen» Men hecft 00k de Hoofd- Schadiiw van een Tor gebruikc, om de oorzaak van stuk. ligtvaaidige bcvreesdheid uic te drukken , en de hardnekkigheid van kwaade Menfchen of die zig in Ongeregeldheid verloopen , werdt door hct geduurig blyven van een Tor in Vuilighe- den, afgebceld: terwyl zy in de Roozen, of door liefiykc Reuk, als bcdwelmd raaken. Een dergelyke betekenis heefc hcc Spreekwoord: de Torrenfmaakt defynjle Honig niet (§j: zien- de op (ie genen, die in 'c kwaade zo verhard zyn , dac de kragtigfte Vermaaningcn gecn in- vloeJ hebben op hunnen Geeft, Men vindt de Torren in Grootte zcer verfchil- Eigen- Icnde, nietallccn, niaar ook in Klcur en Hoe/''''^^^"' danigheden of Levcnsmanier. Onder de Ooft. en VVeflindifclie zyn 'cr, van verfcheidc Dui- men laog. De Kleur is , in de meeden , bruin of zvvartagtig, en onaanzienlyk ; doch in ee* nigen hcog giimmcnd blaauvv, grocn, rood, en onverbeeldelyk fclioon; ja met een weer- fchyn van veelcrley kleuren. De bonte Duintor is, door zyne marmering allcen, verrukkelyk. Ik heb 'er een gezien uic Nieuvv Spanje , die een Juweelagtigcn Luifler heefc mec Goud en Zilver. Eendcrgclyken, doch zwarc vangrond- Icieur, mec Pluimpjes verfierd diedenGlacs der Edc. (*) Scarabii r.on rujlant Attkum Mel, I. Deel. IX. Stuk. 140 Beschryvinc vah V. IV. HooFr>' STUK* Edele Steencn byna overtrcfFen, hade Swam- M E R D A M (*). Sommige Torrea ftinken , ao- deren hebben een aaogenaame Reuk , terwyl zy leeven. Hunne fterkte beftaat voornaamelyk io de Pooten en Hoornen , wanneer zy deeze laat- ften hebben , die hun niet alleen tot Wapenen dienen , maar waar mede zy ook zig een wcg" kunnen baanen. Somtyds gebruiken zy die oin 'er mede te vegten. De Wyfjes hebben klei- ner of in 't gehcel geen Hoornen ; ook de Ny- pers en fomtyds zelfs de Sprietcn kleincr. ^Ee- Eigen zyn zeer door kleine Luisjes geplaagd, die hun gantfch uitmergclsn , en hunnon Dood verhaaften ; wordende zy daar van niet eer ver- laten , voor dat alle Vogtigheid of het Sap is uitgezoogen. Hun Leven duurt, evenwel, in veelcn niet lang , ja zelden langer dan een Maand: hoswel men 'er vindt, die den Win- ter over blyven. De Gang van de mecften is kngzaam, en het Vliegen fchynt hun veelal te ftrekken , om van de eene plaats naar de an- derc te komen. Veelen egter zyn fnel in 't loo- pen en vlug. Ecnigen onthouden zig op de Bloemen of Bladen der Boomen en Pianten; dochanderen in de Aarde of in Mefl: en anderc Vuiligheden. Ook zyn 'er die van rottende Krengen leeven; gelyk de Doodgvaavers , enz. In die ftofFen, in Aardc of in vcrrotHout, en aan de ftaramcn van Boomen of aan de Blades der (*) Bybel der Natuur. I. DEEL, bladz. z%^ D E T O R R E N. 141 der PlactCD, leggen zy hunne Eijercn, die in V. fommigcn Paarlagtig zyn van figuur en kleur. ''jy^ Hier uit komen dc zogenaamde Kwatwormen Hoofd* voort, waar van ik reeds gefproken heb; die ^^"*" veelal in de Aarde of in de Meft-van Dieren, zig ODthouden, en fommigen zeer gulzig zya of fterk vreeten. Boor eenigcn warden de • Wortelen van Gras en Kruiden afgeknaagd; andercn eeten Infcktcn en VVormen , gelyk de Torren , die 'cr uic voortkomen. Die is blyk- baar in de Worm van den Rupferijaagcr , die 00k Vliegjes verflindt. Onder die Geflagc van Infekten is een zoda. , Kcnm«- ° ken. Dige Verfcheidenheid , dac men de Kenmerken Diet zeer kan uitbreiden. Behalve die der Schild- vlcugclige in 'c algcmcen, worden zy van de andere 'Geflagten onderfchciden , doordicn de Sprieten aan 't end dik en gekloofd zyn ; de Scben- kels meeftendeeis van vooren jlekelig of met tand-. jes voorzien. Voorts hebben zy vier kleine Voe- lertjes by den Bek, en een zoort van Schaarcn of Nypers, De Kop is platagtig , met kleine zwarte Oogjes. De Vleugelszyn onder deDek- fciiilden zamengevouwen en bceidcn zig, daar onder van daan komendc , zodanig uit , dat zy wel ccns zo lang worden; en zyn van Vliezige zelfftandigheid. De meeflen hebben het Ag- terlyf aan 'c end ftomp. Van hunne zes Poo- ten vindt men doorgaans twee aan het Borftftuk gewricht en de vier agterften aan het Agterlyf. De Dyen zyn dik ; de SchcnkeJs van boven J. DEF.l.. IX. STWK. t\ ClUQ- 142 Beschryving van « V. dunner ; de Voeten beftaan uic eenige driehoe- Afdeel. j,jgg Leden en ioopcn ieder ia twee kromoie HooFD IClaauwtjes uit. STUK. Dq Scarahcsi of Torren worden door den soorten. jj^^j. Lu^^^us ondcrfcheiden : i. In dc gencn die bet Borjljluk geboornd hebben ; vvaar van by tien Soorten opgeeft. Daar ocder zyn zeer raa- re, groote, Indifche Torren. 2. In de genen die bet Borftftuk weerloos, niaar den Kop ge- boornd hebben. In fommige van die Arti- kel is maar 6en Hoorn, Loodregt op den Kop Itaande j in anderen zyn 'er twee, en in eeni- gen zodanig een Hoorn, die zig aan 't end in twee of meer takken uitbreidt. 3. In de ge- nen, wier Kop en Borftjhik , beiden , wserloos zyn of ongchoornd. In dat Artikel vipdt men drie - en - dertig Soorten , zo uit "Europa als uit beide de lodien , enz. af komftig : in hat tweede vemien. Het vicrde , eindelyk, van de zodanigen die de Kaaken als een Nyp' tang gefatfoeneerd hebben , bevat zes Soor- ten, waar onder het gewoone Vliegend Hcrt. Dus zyn'er, in dit gehecic Gellagt van Torren, drie .en- zejiig Soorten (*). EER. (*) Men gelievc aan tc merken , dat Ik hier allccn de zo- danigen bcdocl , die tot de Searab^i of Torren, vo'gens LiNN^US, behooren : hoewel in de befchryving van de Eigenfchappen oo'i van anderen , die gemecniyk Tumn ge« noemd worden , is ge(pioken. INSERT FOLDOUT HERE D E T 0 R R E N. 143 EERSTE ARTIKEL. V. Afd^el. Met het Borflfluk gehoornd. 1 V. HOOFD. (i) Tor die een zeer groote kromme Hoorn stujc, can de Borji beeft , 'van enderen gebaard , lUr'cuUu en een opicaards omgehoogen Hoorn op ^''j'^p"*^'^ den Kop , getand van boven. ^: lxxi. De vyf eerfte Soorten, van die Artikel zyn uit de Indien af komflig. Zy begrypen die groote Torren, welke men gemeenlyk noemt, de Vliegmde Stier of Neiishoorn, dat is RhinO' ceros, welke Naam aan den Europifchen , die dezevende Soort is^ eigcntlyk gegcven wordc. SwAMMERDAM, die veifcheide Soorten van uitlandfche Neusboomen of Eeuboomen, Cgelyk hy ze nocmt.,) in zyn Kabinet hadt, zcgt dat de cene op den Kop een Hoorn had; „ zig 3, boogswys buygende na de borft, en inwen- j, dig mec vicr tantkens bcfet : eyndigende a, verders het been dcr fchouweren , lendenen, „ en de borft, in een langen vooruytdecken- 5, den hoorn, dcwelke in zyn inwendige bogt 3, met gout-verwig borfteh'g hayr, alsmettryp, J, bezet was " (♦}, Uic (i) Scarabxus Thoracis Corna Incurvo , maximo , fubtiis barbato ; Capitis Cornu rccurvato , fupra dentato. Syjf, Nat^X. Gen. 170. M a R C G R. Bra/. 247. f. 3. J O N S T. Inf, T. 1(5. r. 1. Olf. AR. //«/ T.-idJ. I. Pit. Gaz.T.yo.f. I. Grew. Muf. 162. S w \MM. Bil>l.T. 30. f. 2. Roes. Jnf. li. Theil. T. a. f. I. & :v. Th. p. 45. T.J, f. 3. (*) Byiel der Natunr , bladz. 281. I. DEEL. IX, STUK. 144 Be SCHRYVINO vAit V. Uit deeze befchryving blykt, dac hier vad Afdeel. j^^^ bedoeld worde die Soorc van Indiaanfche HooFD. Torren , welke Ibmmigen , wegens den langea sTUK. vooruic fteckende Hoorn, noemen de groots a^r"^^ '^^' Olypbant ; anderen de Vliegenda Stier. Geca van beide deeze Naamen is toepafTelyk: de cerfte niet , om dat 'er een ander Geflagt is van Torren, die men, wegens den Snuic, Olipbantjes nocmc : en dat ecn volgende Soorc dien naam bcter verdienr : de tweede niet , om dat 'er in dit Geflagt voorkomen die twee Hoornen hebben , welke taamelyk naar die van cen Stier, bul of Os, gelykcn. Veel eigener,', derhalve , brengt men deeze met S vv a m M e R.- DAM toe de Neusboornen of Rhinofters , we- gens de overeenkomft in gedaante met het Dier, genaamd Rhinoceros; en.danzou men ze Hoornneuzen moeten noemen, volgens onze Taal : doch , tot onderfcheiding , geef ik 'er lic- ver den naam van de Vliegende Eenboorn aan. Deeze Torren vindt men hier thans by de voornaamlle Liefhebbers, ongevaar zes Duim lang; naamclyk van agteren tot aan hct end van den langften Hoorn gemeten ; want het Lyf is niet bovcn de twee Duim. Dc Af beel- ding van Petiver, door Linnaeus aangehaald, drukt de Gedalce zeer wel uit; doch die van* Johnston gelykt *er weinig naar: zo mia als die van Swammerdam. Roesel geefc de Af beelding van ecnen bruinen en eenen die grocnagtig gcel is van Dekfchilden, welke Ver- fchci- D E T 0 R R E N. 145 fcheidenheden men hier 00k by dcLicfhebbers V. vindt ; zonder da*hcc toe nog toe bekcnd is , ^j^y^'^' of hec cen vvezentlyk verfchil dan verandering Hoofh. zy van Kleur. Dit laatfte , evenwel , is niec stuk» zeer waarfchynlyk, en of hot Wyfje ongehoornd * zy, gelyk in dc gevvoone Rhinofter-Torren , ganfcli onzeker. De laatftgemelde Authcur is breedvoerig in 'c De Hoar, betoogcn ,* datde Hoorens van deezen Tor niec tot het afzaagcn van de Schors der Boomcn kun« nen diencn, gelyk Petiver zig fchyut ver- beeld te hebben., om dac zy min of mecr ge- tand zyn. De Haairagtigheid van den boven- ften Hoorn, aan de onderkant, dunkt hem, ftrydt hier tegen en daar in heeft hy groot ge- lyk: doch wannecr hy zig verbeeldc dat de onderfle Hoorn , in 'c knypen , tcgen den bo- venflen aan fluic of ftuit, komt het my voor> dac hy mis heeft: want in verfcheide Torren, die ik gezien heb , ftaan deeze Hoorens eea weinig fcheef Over malkander, zo dat de on- derfle, in het knypen , langs den bovenftea moct heen fchieten , en daar door zal de Tor Diet alleen meer kragt hebben in het vafl: hou- den van iets , 't welk hy vatten' wil , maar ook om het als met een Schaar af te knippen moog- lyk, of ten minfte te kneuzen en 'cr hec Sap uit te drukken. Het zou ook kunnen zyn , dac hy van dien Nyptang alleen gebruik maakte, * om zig aan de Steelco der Bloemen ,. Bladen 1. DiiEL. IX. Stuic. K ' of 1^6 Beschryving van V. of Vrugten, in het uitzuigen van derzelver, Afdeel. sgp^ ^,^Q. tg houden. 9 HooFHQ. Van de Huishouding deezer Groote Een- STUK. hoorn-Torren is weinig bekend. De Authea- ren evenwel, getuigeni dat zy aazen op de Mamm^s-Boomcn in de Weftindien , die een * Vrugc draagen , wcike zeer lekker is , naar on- ze Peifiken geiykende, en welker Schors , ge- kvvetft zynde, een Vogt uidaac; ieven gelyk de wilde Kokos of Palmietboom inAfrika, dat men aldaar Palmwyn noemt. Mooglyk zynze van de Klappus-Wormen of dcrgelyken afkom- ftig, die aldaar de Boomftaramen van binnea uitknaagen. 4^at de Torren zelf , met hunne fcherpe Snuit, een opening kunnen maaken in de Schors der Boomen, is niec onwaarfchyn. lyk ; dochdat zy de gedagte Schors zouden door- zaagen , heeft , als gezegd is , by ons geen ge- loof. Men vindtze , zo fommigen willen , ook aan de KuH: van Guinde. Ik kan niet voorby te melden, dat onder dceze foort van Torren, boven en behalve de . Kleur, nog eene aanmerkelyke Verfcheiden- hcid plaats heeft. Dus vindt men in de keur- lyke Verzamcling van met natuurlyke Kleuren getekende Infekten, uit de Kabinetten van ver- fcheideLiefhebbers verzameld, welke deHeer N, Struyk bezit, zodanig een Tor waaria de bovenfle Hoorn geheel omgekromd is, ea een' anderen , die by den Wortel van deezea ' Hoorn, en onder denzelven, nog twee Spitsjes heefc. r) E T O R R E N. 14^ Tieeft. Van deczen laarflen, die 00k op het V. Lyf gefprenkeld is en bleekgroen van Kleur, ^^''"ERti hebbcn wy tot de Afbeelding gcbruik gc Hoofd- maakt. stuk* De Afbeelding van S w a m m e r d a M , wel. KieincViic ke ODze Autheur aanhaaltC*), is van een s<^'"'" ^'^"* - _ ^ hoorn. andcre loort van Ecnhoorn , daar R o e s e l ^': Lxxr. ook eenigcrmaate de Gcftake van uitgedrukt ^^* '* heeft (t); doch die wy geeven volgens het Natuurlyk Voorwerp , het welk de Plaatfnyder van dit ons Werk, de Heer J. C. Philips^ bezir* DeezeTor, naamelyk, komt naaft aaa gemeiden grooten Rhinofter; om dat hy twee enkele Hoornen den cenen boven den anderea heeft : doch verfchilt in veele opzigten. Zyn grootfle laugte is nog geen twee Duimen, en de langfte Hoorn is naauwlyks zo lang als 'c Lyf. Do langfte zeg ik; want by Roes el is de bovenfte vry langer dan de onderftc j waarvan hier en by Swammerdam het te- gendeel plaats heeft. Voorts is iedcr Hoora aan 't end tweetandig gevor'kt of gegafFeJdi daar de Hoornen van den gemeiden grooten aan 't end fpits zyn. Ik vind gcen het minfte blyk van Haairtjes aan den bovenften en maar 66q Tand of Uitftek , dat llomp is , aan den onder- ftcn Hoorn. De Kleur is Kaftan jebruin. (2) Tor I. Df.EL. IX. STUK. K 2 (♦) S)hel der Nat. Tab. XXX, f. (T) Tab. A. fig. 2. ,148 Besgkryvino van ,y. (a) Tor die twee Hoorens op bet Borjlftuk Afdeel. Jj^^j^ ^ ^p ^^j^ j^^p gg^^ drietafidigen Hoorny HooFD. aan 't end ge gaff eld. STUK. T I. Gelyk L i n N ^ u s den voorgaanden Hercules vjiSInde genoemdhadt, wegenscleKnodsagtigheid moog- pV^t vv ^y'^ ^^" ^^^ Hoorn , of wegens de Scerkte ; zo ^^'£' 3' noemc hy deczen AStmn , om dat die als twee korte Hoorens op 't Voorhoofd fchynt te draa- gen. De Fabel van Aftson , een Jaager , die van wegen zyn nieuwsgierigheid , om Diana naakt met haare Nymphen zig baadende te willen be- Ichouwen, in een Hert veranderd en toen door zyn eigen Hondcn verfcheurd werdt , is we- reldkundig ; doch de toepaffing een weinig duis- tcr: dewyl de Hoornen van deezen Tor veel minder naar Hertshoornen gelyken , dan die vad 't Vliegend Hert. Wegens de geftalte en groot- te wordt hy, gevoeglyk, de Vliegende Taurus of Stier gctytcld. Nict de voorgaande, gelyk Roesel wil, maar deeze fchyat hec te zyn , dien M a r c- c R A A F , in zyne befchry ving der Nacuur- lyke Hiftorie van Brafil , Enena van de Ame- rikaanen zegt genoemd te worden. Men heeft hem, zonder twyfFel, bedoeld met de Afbeel- . ding, (2) ScaiabiKus Tliorace bicorni; Capitis Cornu tridentato, apice biftUo. Muf. Louis*: ULiiiciE. Marcgr. Braf. 24«i»g- leeod (*) , die daar omtrent zcer omftandig is. De Paaring gefchiedt in de Voorzomcr; als wanneer het Wyfje gedekcwordt van het Man, netje , dat met de Ilaakjes , die 'er aan het Hoornagtig gedeeke van zyne Roede zyd , d(J Scheede van het Wyfje vat ; zo dat hctzelve hem niet ontloopcn kan , en dan bevrugt hy het door de uitfchieticg van zyn Zaad. Hy vergelykt dit met de Paaring der Kapellen van den Zydeworm , die zo ritzi^ zyn , dat zy zig ook met de doodc Wyfjes vcrmcngen en zo vafl: haakcn, dat menze naauwlyks van elkan- der kan fcheiden , wanneer zy zig gepaard be- vinden. Nade Paaring, zcgt hy , begeefthec Wyfje zig dieper in de Aarde , in de Run of Meft, tot het leggen van haare Eijeren, die nict by clkander, maar hier en daar verfpreid zyn. De gedaante van de Eijertjes , die hy af bceldc, is rondagtig; de grootte omtrent als Ra- (*) De Neiishoornige Schalbytcr , gelyk men deezen noemr, onthoudt zig, volgens SWAMMERDAM, gemeeiiJyk op de Timmerwerven , in het gekapt en gezaagd Hout , of in het ftof van 't Riet , daar men de Schepen rncde blakert : in de Vullnisbakken der Lufthoven of in de Loijers Run ; om- trent oude Boomen en Hout dat vergaat. B^bel der Nat. I, D. bladz. 302. i r»EEL. IX. STUK. 158 Beschryving van V. Radys-Zaad; de Kleur wit; de zelfftandigheid Afdesl, Yii(,zig en week : zo dat zy in de Lugt famen- HooFD- trekken en rimpelig worden door uitdrooging sTUK. ygj^ ^Q Vogtigheidj die 'er binncn is beOoo- ten. Kwatworm. Decze Eijercjcs fchynen weinig tyds tot de uitbroeding te behoevea. Hec duurde niet lang, of SwAMMERDAM voiidt 'er de begin- zclen in van een Wormpje , aan roodagtige flipjes kenbaar, en op 't end van Auguftus ver- toonden zig in de Aarde reeds jonge Wormp- ]es. Deeze hadden , by 't uitkomen , den Kop grooter dan het geheele Lyf, 't welk rondom als met Haairtjes was begroeid ; twee groote j rootle Tandjes waren zeer opmerkelyk aan dit Kopje , waar van do Kleur eerfl: geelagtig wierdt en vervolgens in bruinrood veranderde; blyvende die van het Lyf witagtig. Hier uit groeit dan , in de Run , Houtbafl: of rottend Houczaagzel, de Kwatworm van den Rhinos- ter-Tor , die , zo S w a M M E R d A M aanmerkt « fomtyds wel de dikte van een Duim breed en viermaal zo veel langte krygt (*), eer hy in een Pop verandert. Men vindt deeze Wormen, om dat zy wit- ag. (*) Niet vicr Diiimeii , gelyk fommigsn het begreepen o he'iben : maar diie of twee en een half en (bmtyds maai; twee Duim , gelyk F R I s c H aanmerkt , die egter aldaar niet de legte Kwatworm af beefdt. In de langte uitgeftrekt , is hy ongevaar drie Duimen , Arafterdamfe Maat ; en rykelyk ecit half Duim breed. DEToRREIf. 159 agtig geel van Kleur zyn , en zo groot , ge- V. makkelyker dan dc Torrco: gclyk zy 00k gc- Afdeee. makkelyk te oaderfcheiden zyn van den gcmee- Hoofd* nen Houcworm, in 't Latyn Coffus genarmd, st^k. die den zwarten Boktor voorcbrcDgt. P l i n i u s zegt, dat hy eenige zulke FIouLwormen gege- . ten had; doch onze Kwatworni zal niec iigc daar toe gebruikt wordcn , om dat hy zo Snot- terig week is, en vol van Vuiligheid of Hout* fpaantjes, die men 'er nog byna onvcrandcrd in vindt , als men hem openc. Het Lig* haam bedaat uic veertien Ringcn, en heeft, aan ieder zyde, negen JLugtgaatjes of ftippen, die zig fomtyds langv/erpig als ecn Tuikfche Boon vertoonen , gclyk Swammerdam aanmerkt : doch gemeenlyk zyn zy omtrent rond en roodagtig van Kleur. Naar dat de Worm zig intrekc of uitrekt, is de figuur van decze Lugtftippcn verfchillendc. Aan de voor- (tc Rirgen zitten dc Pocten , wclkcn 'er de Kwatworm maar zes heeft , als gemcld is. De Kop is bruin of paarfchagtig rood, en heeft, be- halven de Oogen, Sprietjes, Nypcrs of Kaa- kcbeenen , en een Lip die als in tweecn gedceld -is; zynde de zelfftandighcid Hoorn- of Schulp- agtig, en die der Ringen van het Lyf Leder- agtig taay. Op het Agtcrlyf glimmen zy als een Spiegel , doch zyn voor 't overige duiinet- jcs bezet met kort fyn Haair. De beweeging van deeze Kwatwormen is venvineKng zeer traag , hoewel zy een groote kragt hebben ^ '" "''"^' I. Dill. IX. Sxux. * om« i!?o Beschryving van * HOOFD STUK. Vi omtreric den Kop, wdetende daar medc hcd "jy ■ * fchielyk een Opening te niaaken in dc Run of Aarde, om daar in te kruipen. Zy moetcQ cen vry groote Warmte verdraagen kunncn t v/ant, als de Run fterk broeit, vindt men ze vec! friflcher, knypcnde alsdaa j wannecr men 2e wac hard aaotafl;. Het fchynt dac zy ver- • fcheide Jaared tot de aangrocijing bcfteeden, eer zy in ecn Pop verandcren , wcrpende mid- delerwyl cenige maalcn iiunne Huid, niec al- leen uitwendig, maar ock inwcndig af. Ten dicn opzigte is hec zonderling , volgens de Waarneeming van S wamme rda m; hoe te-* vens de inwendige Oppervlakte van dc Maag ten deele , en van het Gedarmte in 'c geheel » niec allcen , maar ook die van de Djgcbuisjes , af- geftroopt v.'orde en uitgeworpen , zittende dezeli ven als Touvvetjes, die door de Lugtfrippen uic- getrokken zyn , agttien in getal , aan de afge- legde Huid ; waar aan ook ,de Schceden, daar de Pooten in geftoken hebben , biykbaar zyn. Het Bekkcneel fplyt zig in drie deelen en wqrdt insgelyks afgeworpen, Kort na de Vcrvclling vindc men den Kop en de Nypers wit , week en buigzaam. Hoe menigmaal deeze verwiile- ling van Pluid in de Kwatworm gefchicde, is on- bckend. Tnwendige Wy gaan Over cm de inwcndige deelen van deeicn. cleczen Worm te befchouwen. Men doodt hem, ' ten dien cinde, in Brandevvyn , of laat hem verdrinken in warm Water. Vcrvolgens het Vel C E T 0 R R E ^. l6i v'p cJeRug geopend hebbende , komen , na hct V. u^.^Dopen vandeVogcigheid, in dc eerfte plaats ^^^^-^^ de Spieragtige Vezelen te voorfchyn , die de Hoofd- Ringen bevveegen; loopende zeer aartig over ^''"'^' clkander, van den cenen naar den anderen Ring. Het Hare vertoont zig als ecn Vliezig Kanaalj zyndc naauwft digt aan den Kop en omtrenc in 'c midden van het Lyf , als ook by hec agter- end van ilen Woitn : dewyl hetzelve zig , langs de Rug, door het geheele Lyf uicflrekt. Ne- vens hct Hart , dat geheel doorfchynend is , ziec niefi ccnige zwarce Stippels , van ongelyke groatte. Vooits vertoont zig het Vet , dat uit Gen mcnigte bolletjes als Zandkorrels bcftaat; gelyk dit ook in het Vet van andere InfekteHiJ en zclfs van groote Dieren , kan waargenomcQ wordcn. Door dit Vet zyn ontclbaare Lfigt- . pypjcs verfpreid, afkomende van de Stippen of Lugtgaatjes , weike agttien Hoofdtakken van deeze Longepypen uitleveren. Allc dceze Lugtpypjes zyn, dat te verwonderen is, zon-"* der Blaasjcs , daar zy die zo duidelyk hebbea in de Tor. Ondc-r de Ingewanden komt eefft de Maag ingewanddm in aanmcrking , die verder byna den gantfchen V^^orm vervult, zynde altoos vol en opgefpan- nen door geknaagd Hout of Run ; weshalve zy zig bruin , biaauw- of roodagtig van Kleur ver- foont , dewyl haare Vliczige Wanden insge* lyks doorfchynende zyn. De Keel of Slok* dferm is zeer naauw, en maakt, zig verwyden* J. deel, IX. stwk.. l dc* 1 54 BESCHRYVING VAlf V. Afdeel IV, HoofD- STUK, Rhinefler. de, den bovenften Mond van de Maag, die met ecn zeer groot getal puntjes, als Tanden, is bezet, in zes ryen geplaatft, en hoUe Pyp- jes uicmaakcnde die eenigermaaie fchynen o- vcreen te komen met de byhangzels aan de Rob der Viflchen : dac is te zeggen ; hun ge- bruik is even onbekend.* Laager of verder near agtcren aan de Maag zyn nog meer derge- lyke Pypjes. Zy maaken een getal van ver bo- ven de honderd uit. Voorts vindt men , in de Maag , een menigce van Lugtvaatjes ingeplant » en nevens dezelve leggen, zeer fraay gefchikc, ecnige Vaatjcs , die men , (in navolging van Malpighius, ten opzigt van den Zyde- worm,) de SafFraankleurige zou kunnen noe- men. Voorts loopc de Maag uit in een dikken . Darm, die altoos vol gcpropt is met Vuilighe- den , welke in figuur zeer naar Rottekeutels ge- lykcn, maakende dat de Worm, aan 't end, blaauwagtig doorfchynt. Sv/AMMERDAM, wiens onvcrmoeidc viy t in het ontleeden der Infekten onverbeeldelyk was, heeft zelfs het Zenuwgcftel daar in na- gcfpoord. De Herfencn, zegt hy, leggen ia Hmifphx-^^ Kop en beflaan uit twee halve bolletjes* , die met elkander een lighaam formeeren , daar men , van vooren , vier kleine Zenuwtjes ziet uitgaan , en op ieder zyde twee grooter Zenu- wen, die, te famen loopende , hetRuggemerg maaken , waar vsn de Zenuwen zig , zeer aar- tr^, door de geheele Tor verfpreiden; gelyk in Herfencn " eu Zenuwen. D E T O R R E N. 1^3 aiytie Afbecldiogen (*) is te zicn. Door dc V, fchciding of tuflchenwydte van gemelde Zenu- ^''^eel, wen, die men als een Spleet van het verlang. Hoofd- de Merg f kan aacmerken , gaat dc Keel been , '''''''^'^* , Rhlnofter. even als in de Zydewormen. Dus ruden de \ MduiiA Herfenen op de Keel en de Maag lege op het* *"^'"* Ruggemerg, 't welk daar van bedekt wordt, Zelfs verbecldt hy zig insgelyks de te rug loo- pende of weerkeerende Zenuwen f in de Worm -j- a-^^^,; ,.,,. ontdekt te hebben. die hy ook afbceldt; voe« '''"^'^"'^" gende 'er by , dat hy een byzondere Manier had uirgevonden , om de Herfenen en het Merg van deeze Infekten zodanig te balfemen , dat flMnze, zonder weg te droogen, in de natuuN lyke Geflalte bewaaren kon. Van deeze fynigheden afftappcnde, komcn vcranderrng wy tot de Verandering van den Kwatworm der'"""^°P* Rhinorter-Torren. Wanneer zy daar aan toe zyn, kmipenze dieper in de Aarde, Med of Run , en maakcn zig een Eyrond holletje , dat van binnen, aan alle kancen , zcer glad en als gepolyft zig vertoont. Hier in blyveuze dan flil Icggeh , en worden , zo door het loozen der Vuilisheden als door de uitwaafeming van vee. le Vogten, allengs dikker en korter, en tevens rimpeliger dan te Vooren: des het fchyntofzy uittccrden. Ook vertoont zig, in *t eerft, geen blyk der uitwendige Lighaamsdeelen , door dc Huid hcen; hoewel zy daar mede, onder de Huid,' . ( ) B-]hd der f^^tuur. P L. XXVIT. Sc XXVIII. Dili. IZ. SYUK. L 2 I i64 BesChryvXNovan ▼. Huid , zeer duidelyk zyn voorzien. Immers bet Afdeel. (JQurt njct lang of dc uiczwelling van de Pop , HooFD. reeds binnen de oude Huid geformeerd, doet sTUk. dezelve open barften, en dan komt cen Pop tc voorlchyn waar in de Pooten , Sprieten en Dekfchilden niet alleen , maar zelfs de Hoom van 'c Mannetje, zigtbaar zyn. De Worm, dus in een Pop veranderd zyn- de, perft en ddngt, door de beweeging van zyn Lyf , hec afgelegde Vel naar agceren, en fommelt het in malkander. Haare Kleur is als dan t'eenemaal wic, bchalve dat zig op de vyf- de, zesde, agtfte, negende en tiende Ringen van de Rug, eenige fyne Hoornagtige en don- ker bruine hardigheden vercoonen , zo vvel als op de Schildjes van den alleruiterften Ring des Lighaams, en hier en daar aan den Kop en Pooten. Voor 'c overige is het Lighaam der Pop week en zagt van zeifftandighcid, breeder en dikker naar evenredigheid van de langte, dan de Worm is geweeft. TulTchen den Kop en de Voorpooten vcrtoonen zig eenige kleine boUetjes, ten gecale van.zes, waar in de Sprie- ten en Proevertjes , als ook de Oogen , verbor- gen zyn. Uit dergelyke bolletjes fchynen de onderfte deelen der Pooten te beftaan , die on* gelyk dikker zyn, naar maate van de boven- lle deelen , dan in de Torren : zo dat de Pop als zugtige Beenen fchynt te hebben. Even 'c . zelfde laat zig ook waarneemen omtrent dc andere deelen des Li^aams , ca io 't byzonder de DE Torre N. 165 de DckTchilden en Vleugels, die naar den Bulk v. toe, en daar onder, geplooid leggcn , maakea- '''^^^• de een dikke Wrong. De Kop en 'c Borftfluk Hoofd- zyn , gelyk in meeft alle Poppen, voorwaards' Stuk. gcboogen. ■' Deeze Pop is niec zonder beweeging; zy De Pop kan zig, in haar Hoi , van de eene naar dey^!^^ '^" andere zyde overbrengsn. Ook verbeeldJe SwAMMERDAM zig, dat , wanQcef zy door Koude bevangen worde in de Herfll , de Vcr- acdering vcrcraagc; zo dat de Pop den gehee- len Winter in die Gtitalte ovcrblyvc, An^ ders duurt de Vcraqdering van den Worm in cen Pop eenigc Weeken, en die van de Pop in een Tor een of twee Maanden. De Vog- tigheid , naameiyk , verdwynt, door de Uit* waalTcming , zo 'l fchynt, alien gs, en, hoe meet dezelve afneemc , zo veel meer neemt de bruin- heid aan, gelyk zy ook allcngs harder wordt en met een Hcornagcig bekleedzel overroo- gen; tot dat dit Infekt, eindeiyk, in zyn vol- maakte Staac op het tooneel vcrfchynt, De gehcele Verandering , van den Kwatworm in cen Tor, fchynt wel omtrent een half Jaar tyds Eoodig te hebben. Vcrfcheide Lighaamsdeelen zyn , in decze L'g;mm> Torren , zeer duidelyk en omftandig , door den laatftgemelden Autheur , v?aargenoraen, Uic- wendig openbaaren zig de Lugtftippen , die merkelyk van dezelven in de Worm verfchil- len, als niet alien even hoog geplaatft zyn- 1. psii.. IX, stwk. L 3 dej I6i6. BESCHRTVtNG VAN V. de; ook langwcrpiger en dieper uicgel^old, ja i\f ^''' veel rijimcr open , hoewel zo kenfeaar nict , HooFD wegens de Kleur. Men vindc 'er maar tien, Rb'n^n^' ^^° '^Qf^Qt zyde vyf : des agt van deeze Lugt- gaatjes, door de Verandering, moeten digt zya geraakc; waarfchynlyk door de inkrimpiog van het Lyf aan 't agter-end van de Tor. Imixiers de zesde , zevende en agclle, zyn weezent- lyk nog als Stippen zigtbaar doch tocgefloo- ten : hec negende is gcheel verdweenen. Wan-» neer de Tor niet vliegt ,' bedekken zyoc Vleu- gels alle de Lagtftippen, oo«env?.n De Oogcn zyn in deeze Torren zeer aaa- ^cn Tor. nicrkelyk , en in groocce zo wel , als in figuur en ^etal van Oppervlakten , zeer veel verfchil- lende van die der Kwatwormen. Men vindt *cr aan ieder zyde van den Kop d6a , dat fa- raengefteld is uit verfcheide Bolletjes of klei- DC Oogjes , die met elkander een Soort van Netje maaken of zig vertoonen als een Ho- nigraat; gelyk in alle vliegende Infekt^n. In de Torren , egter , zyn deeze Verdeelingen zo verhevenrond niet als in de Vliegen of Byen, maar veel vlakker , ook kleiner en zonder Haairtjes daar tulTchen. Deeze Verdeelingen gaan nederwaards door , tot op het Druiven^ vlies, 't welk donker is van Kleur en niet doorboord gelyk in de Menfchen eo Viervoe- lige Dieren, Aan het Druivenvlies volgt eea Geleyagiige ScoiFe , vvelke in zeer dunne ipraadjes verdeeld wordt , van Pieramidaalc fi- . guur,. D K T O R R E N. 167 giiur., waar van de breedfte endcn in dc Ko- V. kertjes van hec Hoornvlies fluiten : de dunfte ^ ^j^^^-*"^^* ftaan op een fchemerv^it , dik , Vezelagcig Hoofd. Vlics , dat in het midden , daar hetzelve tegen ^^ J,^yi^^* de Gczigtzenuw aan komt , donkcrcr is van Kleur. Door dit Vlies loopen veele Locgpyp- jes, die hetzelve met de Gezigtzenuw fchy- nen famen tehechten, en, in fyne takjes ver* dceld, gemelde Draadjes tot aan het Hoorn- vhes vergezellen. Hier uit ziet men, hoe de Lugt zig in deeze Infekten niet allecn , ge- lyk in de Vogelen, door Borrt: en Buik, maar zelfs door de fynfle Lighaamsdeelen verfpreidt. Omtrect de Oogen moetcn vvy nog aanmer- ken , dat zy uitwendig , ter wederzyde van den Kop , als in tweeen verdeeld worden door twee Hoornagtige Uitftekken van het Bekke- neel , en deeze vcrdeeling loopt inwaards door ; hoewel de Gezigtzcnuv? daar door niet van 6ea gcfcheiden wordt. Om dit alles waar te neemcn behoeft men, dc hci- zegt Swam m e r d a m , alleenlyk de Herfe- nen te ontblooten; waar toe niets anders noo. dig is, dan den Hoorn, in de Mannetjes Tor, met een fcherp Mesje af te foyden: als wan- Dcer de Hcrfenen in 't gezigt komen , die uit twee famengevoegde Bolagtige Lighaamen be- llaan , gelyk in de Dieren* Men ziet 'cr ook verfcheide Lugtpypjcs over been verfprcid, zo wel als door het gemeene Vhes 't wclk dee- ze BoUen van het Brein te famen voegc , ver- 9££L. IX. STUK. L 4 tOS- 1(58 Beschryving van V. toonende zig, daar door, van een aartig famaa- Afdeel. ^eefxei^ jvien ziet den oorfprong van de Ge- HooFD- zigczenuwen, als mede derzelver dikte, die blykco sTUK. ^jQg,. (jjj,. (Jit Zintuig van een groocen dienft is voor de Infekten. De Longe- ^Y ^^ Ontlecding van het Lyf deezer Tor- p>^cs. • ygjj _^ vindc men dac de Longepypjes , ulc de Lugtftippen oorfprongelyk, die zig i& de Wor- men als de Takken der Slagaderen of Aderen in de Diercn vertoonden , nu met Blaasjgi zyn , en dus ecnigermaate naar de Longcpypen dor Adcmhaalende Schepzelen gclykea. Men kan de reden hier van gemakkelyk begrypen: de- wyl hec Lighaara van de Tor ligtcr moefl: zyn , cm te kunnen vliegen. Aanmerkelyk is *t, dac deeze Blaasjes wederom andere Takjes uitgee- ven , die bezet zyn met dergelykc Blaasjes, en deeze op nieuws andere; verdcclende zig dus al verder en verder , tot dac zy in zeer fy- tje en byna onzigtbaare Lugt- of Longepypjes , die altyd hoi en rond zyn , eindigen. Maar . dit verfchil is 'er, tuflchen de Pypjes en de Blaasjes , dat deeze laatften , Vliezig zynde , door het uidaaten van de Lugt toevallen ea plat worden, terwyl de Takies rond blyven , en dan vercoonen zy zig als Boomtakken met Bladen ; daar zy anders omtrcnt de gedaante hebben van een Soort van Knobbelagtig Zee* Wier, De Kleur der Blaasjes is dof , doch die der Takjes glinderend wit, omtrent als *Paar« Jenjoer. Door het Mikroskoop bcfchouwd. DE Torre N. 169 vertooncn de Takjes zig als famenfteld zynde V. uit Kraakbeenjge Riogen; de Blaasjes ujc ecn ^^^^^^' menigte van zeer kleine Bolletjes. Hoofd- Deeze Lugtblaasjcs , met haare Bolleties , stuk. „ , . • , •• ' Rhir.ojier. ze^t SwAMMERDAM, kao men zonder ee- Djge Ontleeding zien , als men de Dekfchilden vaq het Lighaam af neemt , en dezelven ,. tegen den Dag , met cen Vergiootglas belchouwt. Men zietze 00k door het Onderlyf been blin- ken , ja zelfs in het Hooioagiig en Vliezige bekleedzel van betzelve: maar niet beter, dan tuflchen de beide plaatjcs van de Dekfchilden , alwaar zy alierley zeldzaame figuurcn maaken. Drie grootc Takken van de Longcpyp vertoo- nen zig, doorgaans , tuflchen deeze Plaatjes in; twee, naamelyk, aan iederzyde, en een, . die kort is, in hec midden , vvelken men met 1 zulke Blaasjes beladen ziet, die zig egter, in zyne Af beelding (*) , wat onregelmaatig voor- doen, en, volgens zyne befchryving, platag- tig zyn ; 't wclk hy toefchryft aan de inkrim- ping van de Dekfchilden, om vaft te worden van zelfftandigheid. De Hoprn van deeze Torren, weike, ge^ Deeien det ]yk-bekend is, in de Mannetjes alleen gevon-^°°'""'^"«' den wordt, krygt, op dergelyke manicr, zy- 'ne hydheid: daar hy, in de Pop, Vliezig en buigzaam was; ja, als 't ware, vol Water of Vogtigheid* Hy blyfc egter , altoos , van bin- (*) ByM der Kataur. Ta!\ XXX. Jif. I,' I. DIEL. IX. STUK. L 5 170 BESCHRYyiNO VAN V. bianen hoi , en is insgelyks met Lugtblaasjes Afdeel. geyyid. Hoe deeze Hoorn een gevolg kaa HooFD. zyn van de Mannelykheid , bewyfl de over- STUK. eenkomfl: met de Herten, die, zo men ver- Khmojltr, haalt, gefneeden zyode of van de uitwendige deelen der Voortteeling beroofd, geen Hoor- nen krygen. Mocielyker zou deeze Proefneemjng in 't werk te ftellen zyn in deze Infekten, hoewel men'er, niet minder, de uic- en inwendige TeeU leden aan vindt. Roeskl geeft , in navol- ging van SwAMMERDAM,de Afbeelding van de Hoornagtige of Kraakbeenige Schee- de, door welke de Schaft in de Torren uitge- laten wordt C*); doch hy bckent, niet in ftaat te zyn geweefl om het zagte of Peesagtige gedeelte af te beelden; dewyl hy zyn onder- zoek te wcrk flelde in Torren die reeds droog en eenigen tyd dood geweefl: waren. S vv a m- M E R D A M geeft ecn onverbeeldelyk uitvoeri- ge Afbeelding van de Roede en derzelver Wortel niet alleen , maar ook van de Zaad- voerende Vaatjes en derzelver wonderbaarlyke beginzelcn in deeze Torren (f), De Teftikels of Balletjes, getuigt hy, zyn zcer aartig in de Rhinofliers of Hoornneuzen,^ Zy beftaan ieder uic een Vaatje , dat , door ontwinding , de langte krygt van meer dan twee Voeten , zynde aan 't end wat dikkcr ca (*) Inftktcn.Beluftiilng. II. TH. T.VII. Fig. 3. (t) £:jkiL dtr NMtuur, Tab. XXX. F/f. 8 , 9. D E T O R R E N. J7I en blind of gcflooten. Tuflchen deeze Ballet- V. jcs, die ieder een Kluwen van die Vaatje ver- jv toonen , leggen de Zaadblaasjes , die cen Zaad- Hoofd- floffe bevatten, welke zo blank niet is als de R/^-^!i^* • V /Jiff OJtt /"• Zaadftoffe in de Vaatjes der Balletjcs , of in de aanbrcngende Vaatjes, die naar de Roede loo- pen : waar uit blykc dac gemelde StofFe, in dee- ze Deelen , even als in de Viervoetige Dieren , haar toebereiding krygc. Hct end van de Blaasjes, datzeer dun uitloopc, is verdeeld in zes Draadjes , die ieder met een zeer aartig 'Kliertje bezet zyn, in vs^elken waarfchynlyk de affcheiding gefchiedt van eenig Vogt. Rondom deeze Kliertjes vondt hy 00k cen.menigte van Longepypjes ingeplant. By de Teeldeelen van hee Wyfje voegt dee- E!jerftok= ze Authcur de Afbeelding van de Zwelg-^'^"* pyp of Keel , de Maag en het Gedarmte , die te famen een Kanaal maaken , dat op de eene plaats naauwer, op de andere wyder is, De Eijerdok Icgt in het onderfte van 't Agterlyf, doch, met Eijertjes gevuld zynde, wat hooger of voorlyker. Dezelve beftaat uit twaalf Ei- jerleidingen , aan ieder zyde zes, in tweegemee- ne Buizen uitloopende, die door zig te veree- nigen de Scheede maaken, welke, aan 't end, de Leg wordt, gelyk in de Vogelen: zynde een Hoornagtig halfmaanswys Ringetje, dat van ondercn met Haairtjes is bezet. In Ibmrnigen deezer Buizen vondt hy, by 't opencn van een Wyfje dat de Eijerea reeds gelegd hadt, nog 1. DEEi.. IX. stuk. jiief 172 Beschryving van V. Afdeel. IV, HOOFD* STUK. Rhmojier. viir. Lunxris, Kromme Hoom-Tor. hier en daar een Eitje. Niec ver van de Leg was een Peeragcig Beursje , dac zig in de Schee- de opent , zynde vol van eene Lymagtig geele StofFe , welke door 't droogen brofch wordt en wcg kruimek ; dienende mooglyk tot het glad houden van de Scheede in de Eijerlegging. Boven dit alles was *t verwonderlyk , met welk een menigte van Longepypjes en Lugtblaasjes deeze Deelen ook bezcc en als omfingeld zyn. Of de Rhicofter - Torren van eenig gebruik zyn is my niet bekend. Het fchynt ook niet dat zy eenig nadeel doen, als zig geneerende* met StofFen die van geeri merkdyken dienft zyn , gelyk Run of rottig Hout. Anders zou» den zy , en de Wormen inzonderheid , wegens hunne grootte, een ongemeeneverflindingkun* nen aanregten in dc Broeybakken of TiiinDed

de Room. DezcTor fchynt zig op fommige plaatfen van Eu- (g) Scarabacus Thorace tricorhi, intermfidio o!)tufb bifido. Capitis Cornu ereilo. Syfl. Nat, X. Faun. Suec, I. 341. Sca- rabzus Tiiorace fubmutico, Capite lanato, cornlculo emar- giriato. Pet. Gxz. T. g. f. +. Frisch, Ik/. IV. T. 1;. f. 7. ROES. Inf. II. TH, T. B. f. 2. D E T O R R E N, 173 Europa te onthouden. Petiver geeft de y. Af bedding van een, die by Liflabon gevan- Afdeel, gen was, zynde omtrent een Duim lang, het Hoofu- Lyf wat krom , die hy noemc , glmmend zwar- stoic. U Portiigeefcbe Rhinofter, met de Dekjchilden geftreepu Een zeer ruuwe Figuur is door Frisch van dcezenTor gemaakt, onder den naam van de middelhaare Soon van Rhinofter, ieboorende tot de zwarte Mejl-Torren, Deeze, sw-'gt hy, wordt onder de Koe-Drek op dc Graslauden gevonden. Hy is geheel pekzwart , doch glanzig op het zeldzaam ingcfneedeji Rug- fchild, en aan den Bulk niec zo blaauw- of groenagtig als de gewoone Meft-Tor; dochde ftreepen op de Dekfchilden zyn breeder tn de Agterpooten niec zo zeer getand ; hoswcl zy ook ver agter aan het Lyf ftaan , gelyk in de- zelve. Hy wordt zo veel niet gevonden, cti alleenlyk op de Velden. De Hoorn op den . . Kop is in het Mannecje vry lang en fpits, docli in het Wyfje kort en flcmp , het welk dc TJitftekken van het Borftil«k ook veel kleindcr tecft. 'tVerwondert my, dat Roesel, die dee- Hy komt zenTor taamelyk wcl afbeeldt , in 't eerft nietlweeden" geweten heeft, waar dezelve zig onthoude. Men hccft hem ook in Swecden gevonden , hebbcnde het Kopfchiid halfniaanswyze, met een verheven rand en op het midden daar van een uitgefneeden Hoorntje* Dit ziet op de gc- vorktheid van het middelfte Uitfteekzel van I. DEEt, IX. STUK. bet i74 Beschryving van V. het Borftfluk, 't welk hetzelve als Viertandig Afdeel. njafikt» Zulks is in de Af bedding van den laatft-^ HooFD. gemelden niet zeer blykbaar. sTUK. j^gjj yjjj^jt (jeezen Tor ook in andere deeleti In Vrank- ryk, enz. van Europa. De Autheur der befchiyving van de Infekcen , die omftreeks Parys gevondert worden (*), betrekc hem, onder den Latyn- fchen of Grickfchen naam Copris en den Fran- fchen Boufier^ tot het Geflagt der Meft- Tor- ten, die hy daar aan van de anderen onder- fcheidt , . dat zy geen Scbildje hebben agter het Borjljl'uk, Hy zegt dat zyn Hoorn op den Kop hem anders volmaakt doet gelyken naar den Rhinofter ; waar van- deze egter door de Kleur en Grootte, als ook door de Voortjcs Op de Dekfchilden, gemakkelyk te onderfchei- den is. Hy merkt aan dat dezelve een foort van Muts op den Kop heeft, waar op een derge- lyke Hoorn ftaat als in dc Rhinofter , doch die' tevens wat dunner is , hebbende agter zig een kleinen Tand, die het Beginzel fchynt te zyn van een anderen Hoorn. Ook verbeeldt hy zig dat LiNNiEUs het Wyfje alleen zoudef gezien hebben, om dat die van een uitgefnee- den Hoorntje fpreekt ; waar mede onze Ridder het middelfte Hoorntje van het Borftftuk be* doelt ; erkennende zelfs „ dat de verfcheiden- „ held der Sexe blykt uit een ftomp en glad Borfl.* „ ftuk ; weshalvc het Wyfje van deezen in den „ eer- {♦) Jfi/f. des I»/eaes, aux environs de Pari f. Tom, I. p. ti,- deTorrsn. 175 /* cci'ftrin opflag niec gemakkelyk te kennen V. „ is." (♦) Lin N^ us zwygt daar , inder- ^^v^^* daad, van den Hoorn op den Kop; en, in Hoofd* de befchryving der Dieren van Sweeden, zal *'^"^* het Wyfje alleenlyk bedoeld zyn. Het Borfl- fluk is, zegt Geoffroy, in beide Sexen door een middelftrecp verdeeld; de Schilden zyn breed, kort, glimmende, en ieder met agt ftrec-pen in de langte gevoord. Het gehee- le Infekt is donker glimmend bruin, hebbende van onderen alleenlyk eenige Haairtjes die wac lichter zyn» Hy is tweederde van een Duim lang en iets meer dan half zo breed. Deeze Mefr-Tor wordt , omftreeks Parys , zelden gc- vonden. De Kleur fchynt derhalve eenigermaate te ver- De Kieur fchillen in deeze Soort : want daar RoESELweinfgf ^*'* en de laatftgemelde Autheur hem donkerbruin noemen,hadt Frisch hem pekzwart gezien , even alsde Heer Scopoli, die hem waarnam in Karniolie (f) , en van de anderen onder- fcheidt, doordien de voorfte Schenkels viertan- dig zyn. Deeze Heer getuigt dat hy vier Ver- fcheidenheden had van deeze Soort, twee groo- ten en twee kleinere; waar van de cerflen don- kerer of dofFer van Kleur. „ Van de grootflen, 5, zegt hy, heeft dc een het Borftftuk weder- „ zyds (*) Sexus varietas, Thorace retufo Uvi y absque Cornkulis Thtracinis ; quart dijfficulter primum cegno/citur. Syft. Nar» p. 34££L. IX, STUK, 1^6 BESCHRYVlN«VArJ V. „ zyds als halfmaanswyze ukgefoeeden, maa# Afoeel. ^^ keode de famenvoeging van de twee endea HooFD- » l^ct gefpleecen Hoorntje in 't midden ; en STUK. jj hec Borftflak vertoonc zig als van voorea ;, geknot, terwyl het in de ander ronder is 3, en oDgetand , met het Hoorntje driemaal 9, korter. Buiteo twyfel zal deeze laatfte een 3i Wyfje zyn. De kreinere waren lichter van 5, Kleur, hebbende de een deBorfl: van bovea „ platagtig , met een klein Kegelvormig on- „ verdeeld Hoorntje, naauwlyks een twaalfde „ Duims lang ; de ander een dergelyk ge- „ fpleeten Hoorntje op een rondverhevea „ Borftltuk"- schouder- ^^^ verdienc dan een cader onderzoek van Hpom-Tor. Qjj^e Licfhebbers, door op de Weidlanden, onder dc Koe-Drek, de Verfcheidenheden na te fpooren van deeze kromme Hoorn-Torren , die zeldzaam zyn ; zo wel als een andere van Frisch (*), welken hy alsden kleinftenRhi- ■ Dofter aanmerkt, en Mejl-Tor met de Schouder" Hoornen noemt, waar tuflchen dc Kop als in ftaat en daar door befchut wordt; zyndc het Wyfje, dat geene Hoornen heeft , gehcel zwart. In deeze hadt hy duidelyk vi^aargenc* men , hoe de Hoeken of Punten van het Kop- fchild boven de Oogen zo doorfchynende wa- ren, dat de Tor daar door Licht kon ontvan- gen. Tuflchen de twee Schouderfpitfen was nog (*) P Ri s C H. In/elit. IV. Th. blad/i. iiS , 17. Tab. N. Vill fi.E T O R R E N. 177" Dog ecn laag puntje. Voorts is de langte der V. Agterpooten i waar door zy als op Stelten fchy- ^ J^^ Dcn te loopen, in deeze gehoornde Meft-Tor- Hoofd. ren zeer opmerkelyk, *^"^' Ik twyfel of dat Tdrretje , 't welk de Rini' BampeiJjc. pelige genoemd wordc van Doktor Scopoli, insgelyks in de Medhoopen op 't Land huis- houdende , ook niec tot de laatftgemelden behoo. re : want hy geefc in bedenkcn of dit niet het Wyfje zy van den Inlandfcben Tor , dien hy eehs aan den Weg vondt, hebbende twee Borfteli- gc, kromme Hoorens in de Nek; de DckfchiN dea Kaftanje-bruin , geflippeld , flaauw gefireept* . t)e gemelde Rimpelige Tor was geheel zwart , doch van onderen wat lichter van Kleur; de langte der Schilden in beiden maar een zcsde van een Duim. (9) Tor die de Borjl van vooren geknot en vyf- Cyiindric»t: tandig beeft , den Kop van vooren met Tor!" * ^ * een overend Jlaande Hoorn , het Lyf roU rondt Niets anders vind ik van deezen Hoorn Tor aangetekend, dan dat hy in Europa gevonden wordt. De Heer W. van der Meulen heeft een Infckt, dat waarlyk rolrond is en zig vertooDt als een ftokje Zegei.Lak: in- der- (9) Scatabxus Thorace antlce truncate, quinque-dentato; Capite antice Cornu creao ; Corpote cyliadiico, S^^o. Hat. X. I. 0£Sta IX. Stuk. M 178 B E 8 C H R Y V I W G V A H V. derdaad cen zeer zeldzaam Schcpzel : doch dife Afdeel. ]^omt OQS voor , iecs anders te zyn, IV. STUK. (lo) Tor met bet Borjljluk Jlomp getand, op X. den Kop een Elsvormige , ovei end Jiacmde , "se^!^* homme Hoorn ; de Lip onverdeeld , 4s Sthilden met Groefjes. De Af bedding van Roes el, die ten op- zigc van deezen Tor aangehaald wordt , is vaa cen ongemeen fchoon Goudkleurig en hoog- rood glanzigen Tor, met drie Hoornen, welke zig bevondt in hot Kabicet van Natuurlyke jZeldzaamhcden te Dresden. Deeze was van grootte omtrenc als een gewoone Goudeu Tor, en hadt den Kop plat , met een fctierpen rand , als een SchofFcl , waar op een lange byna regte fcherpe Hoorn, en aan bet Borftftuk, weder- zyds, een dik (lomp gefpitft Uitftek, opdezy- den fcherp. Gemelde Hoorn was zwart. Browne bcfchryft , onder den naam van the Tumble- turd t of Drektuimclaar,een grooten zv^a)tcn Rhinofter-Tor vanjarnaika, waar van by zegt; dit Infek: is dik en rond , voorzicn met fterke, korte Ledemaaten, even als of de Natuur alle deszelfs deelen tot den arbcid had wiilen fchikken. Het Kopfchild is zeer groot , ef- (ro) Scarabaus Thorace retufb denrato; Capitis Ccwrnu e« lC(9;o , Subulato curvo ; Labio integro , Ely tris fulcatis. Sy/i Nat. X. Roes. Inf. ii. th. T. B. f. 8. Scarabasus Corn* incmvo. Brown. Jam, +^8. T. +3. f, 1. INSERT FOLDOUT HERE D E T 0 R R E n; 179 cffen rond en geraud van vooren, maar orge- V. lyk en ruig vai> agceren. Uic het midden en ^'"P^cl, agcerde deel komc de Hoorn voort, die dun Hoofd- is, maar fterk, maatig "^eboogen, agterwaards stui:„ tot boven de Dekfchilden komende met zyn punt* De Scb.oudcrs zyn ruig en efFen , maa- kende, met den Kop, omtrent de hclft van 't gehcele Lighaam uic. De Dekfchilden hecfe hy zeer ftcrk en geftreepc of geribd. „ Dit Schepzel is in de Werktuigkunde zeer 3, geoefend \ (zegc B r o w ^ e) toonende ons , „ dagelyks, het gebruik van de Stut, Hef- „ boom en Rafp of Zaag. Want met zyn op- „ ftaande Hoorn, neemt men waar, dat deeze „ TorSceenen opligt en omrolt, ais ook klom- „ pen Aarde en Vuiligheid, vier of vyfmaal zo J, groot als hy zelf is. Hy breogt den Kop „ ondcr dc Lad, en legt den Hoorn zo ver „ agterwaards ais hy kan ; dan doet hy dien „ door de Spieren voorwaards gaan, en be- „ weegt dus den Steen ; waar op hy weder het „ Lyf voorwaards brengt , om die zelfde ma- „ rier van werken te hervatcen. Zyne fterke „ Ledemaaten dienen hem zo wel om te graa- 5, yen , als om zyne Wooning fchoon te maa« J, ken". Hier uit blykt wel , waarom hy hem Drcktuimelaar noeme , maar niet wat de reden zy van den bynaam van Btul, dien 'er LiN- N iE u s aan geeft. Uit de Verzameling van den Heer W. vanpi. lxxii; DER MEtJLEN is my onder anderen een zeer '^' '* I. Deel. ix. stuk. M a raa- I80 B^.SCHRYVlNG VAW V. raare Tor mede gedeeld tot het maaken van <3e *'^^^^' nevensgaande Af bedding, die zeerwel de Ge. HooFD- ^^^^^ ^^" ^^" gemclden zwarten Weft.Indi- STUK. fchen Rhinofter-Tor uitdrukc, zynde naar de natuuilyke grootte getekend. De figuur dep PootcD is inzonderhcid merkwaardig in dit Schepzel. TWEEDE ARTIKEL. Het Bordftuk weerloos, den Kop gehoornd* j^^ (ii) Tor die het Borjtjluk weerloos beeft, op Rhinoceros. den Kop 6672 etikelm Hoorn, de Lip «• Uitlandfcha ' r t» iUiiijofler. fpketen , de Dekfcbilden gejlippeld. By Petive.r. vindt men deze Soort, onder den naam van zwartagtige Rhinofter-Tor van de Filippynfche Eilanden, die den Kop en de Dekfchilden geftippeld heefc. Pater Kamel hadt denzelven , benevens de Aftekening , aan Petivkr gezonden; waar uit blykt dat men hem in Ooft-Indie vindt. Volgens de Figuur is de langie twee , de breedte 66n , en de hoog- te van den Hoorn een half Duim. Hy gelykt zeer naar den Rhinofter zegt Linnaeus, maar is cens zo groot , hebbcnde ook den Hooro op den Kop aan 't Grondftuk niet famengedrukt maar neergedrukt , en de Lip gefplceten. Die (ii) Scarabsus Thorace inermi, Capite Cornu fimplicl, Jjihlo bifido, Elytris pundatis. Sy/i. Nat. X. M, L. U. Tet. Caz. T. <^'^, f. $, & T. 100. f. J. R0£«, /«/ II. T. A, f. 7, D B T O R R s H. X8r Die gelykheid zal dan ook de Oorzaalc zyn V. geweeft, dac Frisch deezen uitlandfchen ^^l^^^-^* Rhinoftcr of Hoornneus-Tor in plaats van den Hoopo* inlandfchen toe de Af beelding heefc gebrqikt. ^tuk, Hy verfchilc , boven en behalve de Grootte, ook door gemelde Stippen, en dat het Borft* ftuk niec gehoornd is, maar als mctLyfljes ge- zoomd : zynde bovendien de Hoorn aan 'c onder-end van agteren plat, 't welk onze Au- theur met het Woord mergedrukt iieeft willen betekenen; daar die van den gewoonen Rhi- Eoder-Tor , op zyde platagtig of als famejige- drukt zig vertoonc, De Kleur is ook niec Kailan- jebruin , maar uit den blaauwen zwartigtig, (12) Tor die bet Borftjiuk Jlomp 'weerloos heeft, xir, (ien Kop baJfmaansivyze , Eenboornig met dc. ' een onverdeeldcn rand ; de Scbilden glad. In het Kabinet van de Koningin van Swee- den vindt men deezen, die door Osbeck, waarfchynlyk , uit Ooftindie was medegebragt, zynde van agteren dikker, zeer bultig en lang, werpig Eyrond van Lyf. Dit.zal 'er den By« naam van Dog aan hebben doen geeven. Het komt my voor,dat totdeeze SoortmoetPL. ijcxu^ betrokken worden een Tor , dien my de Heer '^' ^' \V» VANDER Meulen insgelyks uit zyne Ver, fiz) Scarabarus Thorace incrmi retufo, Capite lunato uni- corni , margine integro ; Elytris Ixvihus. Sy/l, Nat. X, Mu/\ LOUISiB U LK I C £« h DUEt. IX. Stuk. M 3 X82 BE«CHRYVlN"'d VA^I V Verzameling geleend heefc , waarvan de Afbeel- Afdeel. ^jjjg jjj ^g natuurlyke grootte hier nevens gaac. HOOFD- STUK. (13) Tor die bet Borjlfiuk jiomp > weerloos &i xiir. hoekig heeft, den Kopfiaauw tweeboornigf Bodid.Tor. de ScUlden wrguld en gejireept. Men vindc deezen in 't zelfde Kabinet , zyn- de uit Zuid Amerika afkomftig, en gelykende Daar een Tor dien MARCCRfiAF afbeeldt, doch kleiner. Van deezen wordt door diea Authear getuigd, dac hy zeer fterk is, kun- ncnde een zwaaren Steen beweegcn en oplig- ten. De Kleur was , volgens de Figuur van RoESKL, immer zo fraay als die van den heerlykften Gouden Tor ; doch de Geftalte zcer zeldzaam, dik en knobbelig. Ik heh denzelven gevonden in de Verzameling van den Hcer P. Kramer. XIV. (14} 1'^'' ^^^ bet Borjlfiuk weerloos beeft , den n^"\ ^^^ y?flflz^Tu tweeboornig en van vooren met drie Kwabben , welker middeljle viertan- dig : de randen van bet Borjlfiuk gekarteld. Men vlndt deezen Tor , die in Egypte en Ethiopie fchynt te huisveften , volgens de Aan- raer- (\l) Scarabsuj Thorace inerml retufb angulato, Capite ob« fblete bicorni, Elytrls inauratis ftfiatis. M. L. U. M A R c G R. Bra/. 14.7. f. 4. ? fed minor. Robs. Inf. II. p. 10. T. B. f. r. (14.) Scarabziis Thorace inermi , Capite obfolete bicorni an- tice trilobo, intermedio quadridentato j Thoracis marginibus fubcrenulatis. Syji, Nat, X« D E T 0 R R E N. 1B3 merkiug van Linnaeus, uitgehouwen cp de V, Egyp(ifcl»e Gedenkftukkcn of Picram'cden , daar ^^'^\^e^' de Stad Rome meae pranlt. In 't Mannetje , Hoofd- zegt hy, ontbreeken de flaauwe Hocrnrjts, 'c ^'^^^' welk te verwondereli is , daar in dc andere Hoorn Torren altoos de Wyfjcs mind of onge- hoornd zyn. De zyden van 'tBorftft ik, \Gegt hy 'cr by, 7yn aan den rand fiaauwelyk ge- karteld en gchaaird: de agterlle Djeo hebben ecn ilompen Tand. (15) Tor die bet Borjlfluk wesrloos , met ten xv. Voortje iiitgegroejd beeft ; den Kop driepun- Tweding- tig : de Dekfchilden geflreept. Van deezen Weftindifchen Tor wordt ge- tuigd , dat cen der beidc Sexen ecn kleine Spits hecfc op het voorfte van hcc Borftfluk. (i<5) Tor die bet Borjlfiuk vlak en den Kop xvi. geboornd beeft; de Dyen van bet tixeede ;^3|jJ; Faar ver van elkander. De Marylandfche groene Hoornkever , by Pet IYER in Figuur 8, en de ongehoornde in Fig. 9, die hy zig verbecldc hct Wyfje • daarvan ce zyn, mcrkt hy aan, dat zeer ge- mccn zyn in Maryland en Carolina , twee Pro- vincien van Noord-Amerika. Zy hebben dc Dek- (1/) Scarabssus Thorace incrmi foflula exarato, Capitc tri- cufpidi, Elytris ftiiatis. Syji. Nat. X. (16) Scatabxus Thorace mutico, Capite cornuto, Fcmorl, bus fecund! Psris lemotis. M. L. U. SyJl. Nat. X. ft ■4-, 0-*z. T. 27. f, %. "»£!., IX. STUK, M 4 i84BESCHRyviNo VAN V, Dekfchilden kort, en de Pooten ruiger dan de Afdeel. overigen; doch ook geen Schildje §gier hec HooFD- Borftftuk, zegc Linn^us. Sepp heeft her ?TVK. Mannetje en Wyfje , zo het fchynt van deeze Soort , zynde het Borftftuk van boven vlak of plat en met Brons bcfprengd ; de Kleur , voor 't oyerige, glanzig groen. XVII. (17) Tor die bet Borjlfiiik 'uoeerhos en het corni's' Agterhoofd met een regt overend Jlaande ^^ni^T'' -P^^'"" gewapend hesft. nigc. Dit Torretje , van R o e s e l afgebeeld , was door hem gevonden onder de , op 't Land leg- gende, Koeijen- enPaarde Meft. Het v/as om- trent van grootte als een Tarwe Graankorrel, hebbende de Vleugelfchilden Okerbruin mec zwart gefprenkeld en het Borftftuk zwart. In Sweeden vondc men het met den Kop en *t Borftftuk donkerzwart, de Dekfchilden Afch- graauw met zwart gewolkt , in 't vroege Voor- Jaar, onder de Meft. In Deenemarken vverdc zulk een Nekhoornige Tor onder de Puin (*) waargenomen. De Autheur der befchryving van de Infekten » omftreeks Parys vallende, brengt hem t'huis onder de Meft-Torren, die geea f 17) Scarabajus Thorace inermi , Ofcipite Spina erefta ar- mato. Faun. Suec. 554. //. G$tl. Scarabxus Capite Thoracc- gae atro opaco , Elytris cinereis nigro-nebulofis. Roes. In/, II. T. A. f. 4. {*) Sab Macerie. ttiim. In/elf, FridriebsdaHna. Hafi^, 37«+. p. I. D E T O R R E N. 185 geen Schildje hebben agter het Borftftuk, en V. npemt hem de kleine geboornde z^varte Meji- ■^^^y^^ Tor (•). HooFD* De langte is aldaar afgemeten omtrent een ^^"^^^ vierde van een Duim te zyn , de breedte ecn weinig minder. Hy verbeeldt zig , dat een an- der ongehoornd Torretje, 't welk daar nevens indeKoeijen-Drek gevonden wordt, hetWyfjc zy. Beiden zyn zy Zwartbrain , hebbende het Kopfchild hoekigj van agteren gehoornd , de Vleugeldekfelen kort engeftreept, Yzergraauw gewolkt. Het ongehoornde Torretje , van by- na de zelfde groorte , dat Roeskl by het voorgemelde vondt, was rood van Dekfchil- den en hadt het Borllftuk glimmend blaauw(|). (18) Tor die bet Borjljluk weerloos , glad en xviir. drievoudig geknobhsld beejt , de Scbilden ^"'""■'■''- reus. met g^ekartelde Streepen. Ondenacd- Zwarte Tor, die het halfmaanswyze Kop- fchild met drieKnobbeltjes uitgcmonfterd heeft, wordt dit Europifche lofekt elders gehecen, Mogelyk zai het zynen Bynaam daarvan heb- ben , dat het onder den Grond zig on thou dt. (19) (ig) iscatabxus Thoracc inerml glabro, triplici tuberculo, Elytris ftriis crenatis. Sy/I. Nat. X. Scarabxas niger, Opi- tis clypeo lunito , tribus tuberculis notato. Gadd. Satag.j6, (*) Le petit feoufier noir cornu. Hiji. abrtge des InfeEt. tux environs de Paris. 1761. Tom. I. pag. 89. (t) Tab. A. fig. J. L Deel. IX. Stvk. M 5 i85 BesCHRtving van V. (19) Tor die bet Borjlftuk weerloos en efen, Afdeel. ^gj^ ]^op ^Qi g'g'^ Knobbeltje en de SchiU HooFD- den roodagiig beejt, STUK. XIX. Deeze onthoudt zig , volgens onzen Au. o'^Tide ''^^"^> '° Europa; miffchien 00k, zegt hy, in de Indien. Waarom hy de DoolcDde ge* noemd zy, blykt niet. XX. (20} Tor die bet Borjljluk ineerloost den Kop Mauras. met due spit fen , bet Lyf Hemelfcb' hlaauWf den Buik geelagtig beeft, De Sweedfche Heer Altstromer heefc deezenTor inAfrika ontdeku Hy was langwer*!' pig , uit den groenen blaauw ; het Lyf van on- deren Haairig vuil geel : het Borftftuk verhe- venrond hebbende , met drie dwarfe Spitfen voor op den Kop. XXI. (21) Tor die bet Borjljltik weerhos beeft en Fojjbr. (lompas:tis: , den Kop met drie Knobbelt- Gxaaver. . , .,, m tt jes , nvaarvan bet middeljte Hoornagtig. Zwarte Eyvormige gladde, wordt deeze ge- naamd onder de Sweedfche Torren. Men zegt dat hy zig in de Boffchen onthoudt; gelykraen hem (19) Scarabsus Thorace inermi Ixvi » Ciiplte tubcrculo unico, Elyttis teftaceis. Sy^. Nat. X. (20^ ScarabaEus Thorace inermi, Capite miicronibus tribus, corpore Cyaneo, Abdomine flavescentc. Sy/i. Nat. X. (zc) Scarabrtus Thorace inermi fubretufo, Capite tubcrcula triplici, medio fubcornuto. Ftfa«. S«w. 352, Scarabcfus ovatus aer glabcr. Faun. Sutc, Ed. i. N. 352, D E T 0 R R E N. 187 hem 00k in Deeocmarken vindt. In Vrankryk V. qmftreeks Parys, is hy icsgelyks waargenomcn, '^^^y^^* en wordt btfchreeven onder den Naam van ge- Hoofd. heel ^warte Tor , met drie Doorntjes op den Kop stck, overdwars geplaatft. De langte was twee, drie, vier of vyf Lirien, de breedte 66n, twee of twee en ecn halve Linie. Hy gelykt, zegc snen daar , op de Klcur naa , zeer caar de vol- gcnde foort, en onthoudt zig, even als die, in de Koedrek-Plaggen op het Land. De Kleur is zecr ^limmende, en op de Schilden heeft hy negen Sireepen overlangs. (22) Tor die bet Borjljluk wserkos beeft, den xxii. Kop gelnobbeldi de Dekjcbilden rood, bet mT({.to11' Lyf zwart. ^"^^' Het voorgemclde Meft-Torretje *, daar Roe- ^mzdz.iti, SEL maar ter loops melding van maakt, fchynt het zelfde te zyn als 't gene Fu isch zo om- flandig befchryft , onder den naam van Mejl* Tor veil middelbaare grootte, met roede Vleit- gels en een zijoart Halsjcbild. Zyne naauwkcu- rige Waarneemingen , daar omtrenc, verdienen hier geplaatft te worden. "Hec is, zegt hy, gcenPillen-Tor, dat is, die (iij Scarabius Thoracc inermi, Capite tuberculato, Ely- tris rubris , Corpore nigro. Sy/}. Nat. X Sc. Capite Thoracequc nigro , Antcnnis Elyttisquc rubris. Faun Suet. 35;. Frisch. In/. +, T. 19. f. 3. Rons. /«/ II. T. A. f. 3. Scatabius Capite Thoracequc nigro glabro, Elytris grifeis, Pcdibus pa!- lidis, //. Oel. 41. F<^un. Suec. 353. Udmm. Dijjf, N. 2. I, Peel. ix. Stuk. iS8 Beschryvinc VAM V. J, die van de Mefl: ronde Pilleo kneedt, e& Afdeel ^^ xyne Eyeren daar in legt : maar hy legt zy. HooFD- » ne Eyertjes flegts iiier en daar, ter plaatfp STUK. jj vvaar iiy zig een Gac in de Med geboord „ heeft. Zo dra het Ey de Geftalte van eeq „ Worm krygt , ziec men een byoa doorfchy- ^ nend en wit Lighaam ; ook dergelyke Poo- „ ten met blinkende Klaauwen. De Kop i« ,, glanzig KaftaDJebruin. De Voelers gaan ne- ,, vens den zwarten Bek uitwaards, en ieder „ heeft zes Leedjes. Als zy van de Mefl: ge- „ vreten hebben , krygen zy van agteren eep „ zwarten Zak, als ook een zwarce Darmbuis, „ die regt derwaards , midden langs de Rug „ been loopt. Aan de Zyden is een verhevea ,, Vleezige rand, die de Rug en Buik van el- „ kander fcheidc , en ook , over den zwarten „ Zak been , wit blyft. Het Schepzel blyft op „ de plaats, daar het Ey geplaatlt is, leggen, „ en vreet zig een HoUetje in de Med: het „ kan ook kruipen, doch het Lyf fleept aan 5, de Zyde naa: anders legt het geduurig zo „ krom, dat de Kop en Staart te famen ko- „ men. Na viermaal Vervellens komt 'er^ „ wanneer het de Wormen-Huid heeft afge- „ legd , een Pop uit te voorfchyn , waarin by- „ na alle Ledemaaten van de Tor, in haare „ Scheeden , zigtbaar zyn : naamelyk vanVop- j, ren aan den Bek het langer en korter Paar „ Proevertjes , als ook alle Knoopjes in de „ Sprieten , welke zy met de Voorpooten houdt, t) t TORttEN. 189 ^, die daar over been leggen. De middelfte V- j, Pooten leggeo op de Vleugelen , welke, ^^^^u „ nevens de Agterpooten , van hec Lyf afftee* Hoofd^ j, ken , dat fpits uitloopc , hebbende op de ®'f"*^* „ Rug een laage fcherpe verheffing. Aan de „ Staart zyn twee Pun tjes, welke de Pop op de „ plaats zet , daar zy legt; zodat zy van agte> „ ren op dceze Spitfen , van vooren op den „ Kop en in 'c midden op de puntcn der Sprie- „ ten kan ruften en het Lyf hoi houdcn, „ gelykerwys de Poppen van de groote VVa- 5, ter-Torren doen. Zy kunnen het Ondeiiyf „ fnel beweegen en zig omkeeren. Haar „ Geftalte neemen zy in Juny aan , wanneer „ de witte Kleur in een geele verandert, en, i, na eenige Dagen, kruipt 'er het Torretje „ uit. Hetzelve is op de Vleugelen rood » „ inzonderheid het Mannetje : de Wyfjes zyn j, bleekrood en ten deele wat graauw^ : eeni- „ gen, oud zynde, worden zwartagtig. Het ,j Rugfchild en de Kop is glimmend zwart, „ De Mannetjes hebben op het Rugfchild ^ J, by den Hals , twee kleine hoogten , en op „ den Kop drie kleine hoogten, als fpitfige I, Knopjes, en onder en boven dezelven nog „ twee: de drie ziet men 00k aan de Wyfjes. „ Het zwarte Rugfchild heeft, aan den Kop, „ twee geele hoek'en« De Voorpooten heb- „ ben , om in den Grond te boorcn , vier I, Spitfen , de andere Pooten hebben 'er maar „ drie , als de tandea van een Zaag. Oud I90 Beschryving van V. s, zynde^ worden zy van Luizen geplaagd, AFDEEt,. ^^ jjjg Qp QQQ Buisje vad zitten , en zo groot HooFD- »> zyo ^Is in de groote Meft-Torren ". STUK. Volgens deeze befchryving fcliynt het dat die tweederley Torretjes , welke de Heer L i n- N ^us uit de Befchryving der Svveedfche Die- ran tot (jeeze Soort betrekt, het een het Man- Dctje, het ander 't VVyfje zy van deeze Soort. Het eene naamelyk hadt den Kop en 't Borft- iluk niet geknobbeld j de Schilden grys of graauw , de Pooten bleek van "kleur. Dit laat.* fte vindt men, (wordtdaargezegd',) in 't vroe- ge Voorjaar, op de gemeene Wegen, overal in de Stront , hebbeude de grootte van een Ryftkorrel. Die twee Verfcheidenheden zyn door Doktor Scopoli, in Karniohe , ook waargenomen in deeze Meft-Torretjes , wel- ke hy zegt , huis te houden in Koeijen- Paar- den- en Varkens • Drek (*). Men heeft het eerftgemelde , met de roode Vleugeldekzelen, ook in Deenemarken, in de Meft, vsraargeno- men (f). pedcltorren. Zie hier wat Geoffroy, die deeze Infek- ten Pedeltorren noemt (§), van dezelven zegt. De langte is een vierdc Duims , de breedte iets meer dan half zo veel. Het Torretje heeft den Kop zwart , en als een uitfteekeode Huif ^ waar (*) Entomologt* Carnlolica. Vindobon. 1753, j). 9. (t) Fauna InfeU. Frldrkhsdalina. Hafn. 176+. pag. I. (5) Le Scarabe bedeau. Hijl. abreget dts Infscl, aux envi-* nm/i Paris 1761, Tom. L p. ii. D B T 0 R R E N. Ipi waar op men drie pun ten of verbeffingen ge- V, waar wordt, die overdwars geplaatfl: zyn. De Afdebl. Sprit-ten, onder deeze Huif , zyn rood: het Hoofo. gtronde Borltftuk is glimmend zwart, hebben- stuK. ^ de allecnlyk op de zyden , voor-aan , een roo- 4e , Vlak. Verder is al het overige des Lig- haams zwart, uitgenomtn de Vkugelfchilden, die (cLoon rood zyn, met ftreepen ovcrlangSj waar van men negen kan tellen op ieder Vleu- gel. Met cen Vergrootglas gezien , Ichynen deeze famengefteld te zyn uit Stippen op 66ne lyn geplaatft. Het Masker vindt men in de Meft en Koedrek , waar ook de Torren in ge- vonden worden , voornaamelyk in 't begin vaa de Zomer. Zy zyn in de Ncderlandcn ook niec • ongemeen. (23) Tor die bet Borjljiuk niceerloos en den Kop r,^^"^; . geknobbeld beefty de Vleugelfcbilden aan<^''^'' 't end rood. ^"''^^^j^ Dit zwarteTorretje, niet grooter dan Geerft- zaad , hecft men op de Paddeftoelen en rottende Planigewaflen , in S weeden , gevonden , hebben» de de Schilden , aan 't end , Yzergraauw en de Pooten ros. Den Latynfchen Bynaam hcb ik niet overeenkpmftiger weeten uit te drukken. (24) (a?) Scarabius Thorace inermi, Capite tuberculato, Ely- tris apicc rubris. Sy/}. Nat. X. Scarabzus at«, Elyttis pone ferruglneis, Pedibus rufis. Fann. Satt. 3; J, I. D££J.. IX. STUK. Ij52 Bescbrtving van V. •Afdeel. IV. HOOFD. STUK. XXIV. CcnfpurcAtut Bemorfte. (24) Tor die bet Borjljluk weerloos en den Kop geknohbeld beeft, de Scbilden Loodkleu- rig gevlakt. XXV. Reus-Tor. Van dit Torretje, 't welke zig in Het Kabi- iiet der Kpningin van Sweeden bevondc*, is niets meer bekend, dan dat men het in 't vroe- ge Voorjaar vindt op de bemefte Landen van Europa (*). DERDE ARTIKEL. Den Kop en 't Borfcftuk, beiden, weerloos. (25) Tor die het Bo-Jlfluk nxseerloos en flomp bee ft i den Kop ijoeerlcos , van boven en aan den rand boekig. In het Kabinet der Koningin van Sweeden V7Sa deeze Tor, uit Egypte afkomftig, van grootte als de Vliegende Eenhoorn en zwarc. Wegens de grootte voert hy dien Bynaam. ' (2(5) (24.) Scarabaus Thotace Inermi, Capite tuberculato, Ely wis lividis maculatis. Sy/f. Nat. X. M. L. U. (^*) In Europd. Sterctratis fchynt, volgens de betekenis van het Woo'rd Siercoratus , zulks te willen uitdrukkeri. Dit zelfde Woord egter had L l N N .« u S gebruikt ten opzigt van de Meft-Torretjes Nomm, 2* , die , volgens het eenpaa- rig getuigenis , in de Stront- of Drekhoopen, of onder de* zelven , gevonden worden. (is) Scarabatus Thorace inermi lecufo , Capite inermi fii» f^, margtne<}ac ansitlato. Sy/i^ Nat. X, id,, L. U« iD 2 T d R R E N. J93 C26) Tor die ongehoomd is , met bet Borjljluk. V. en de Scbilden 'can iiooren ruuw. IV. Dceze was insffelyks in het Kabinet dcr Kd» Hoopd- ningin van Swecden, uic Ooft- Indie gebragt, ^^^^^ eens zo groot ais de Rhinofler-Tor , hebbcnde S:aber. den Kop hoekig ftomp , met een puntje in '£ midden een weinig uicfteekende* (27) Tor die ongehoomd is , met de Voorpooten i:xvir. _ , Longimanuii hoogswyze en zeer lang. Lang gearm- de Tof.> Dee2ie zeer raare Tor vlnd ik hier 00k in de^f; ^^"• Kabinecten van de voornaamfte Liefhebbcrs, zynde van Lyf grooter dan het Vliegend Hert » docti omtrent van de zelfde kleur. Zyne Voor« pooten fchynen hem , even als de Hoornea van hetzelve , tot Nypers te diencn ; alzo hec bovenfte gedeeke daar van nict alleen dik ed Hoornagtig , maar 00k met flerke Tanden ge- wapend is. De Sclienkels , daar aan zittende » hebben de langte van het Agterlyf en dit doet deeze Tor zig vertoonen als of by lange Ar- men had. De twee Klaauwtjes aan 'c end der Vocten, zyn als verdubbeld. De rand van *t Borflftuk is gekarteld. Hy komt uit Oodindie. Van zodanig een Tor geeven w^ hier de Af- bcelding uit de Verzameling van den Hcei' PiR- (26) Scanbarus muticus, Thorace Elytrisque antice fc3- bus. Syfi. Nat. X. M. L. U. (27) Scaiahius muticus, Pedibus anticis arcuatis longldx- mis. Sy/i. N»t. X. M. L. U. I» DELL. IX. STUK. N 194 Beschryvinc van V. P 1 E T E R K R A M E R , vcrmaard Koopman iti Afdeel. ^gg^e Stad. £)eszelfs langte is, van voorcn tot HooFD- agceren , drie Duimen , en ieder Voorpoot isook STUK. (jj-ie Duimen lang , het Agterlyf of de Dek- fchildcQ twee Duimen , byna anderhalf Duim breed. Aan 't end der Schenkclen , by de Voe- ten , zyn twee kleine bosjes roodagtig Haair. Voorts kan men de Geftalte uit de Afbeelding afleiden , die naar 't Voorwerp is getekend. xxvTir. (28) Tor die ongeboornd is , mst bet Borjljluk Sif-Tor' ^^'^ agteren rond en gem Scbildje daar agter. R o E s E L verbeeldc zig , dat men den naam yTO. Pilkri'Tor , die onder de Ouden zo ver- maard was , niet met regt aan eenige byzonde- re Soort van Aardtorren kan toe-eigenen ; om dat zy altemaal de Eigenfchap hebben, van roode balletjes te maaken , waar in zy hunne Eijeren befluiten , gelykerwys ook andere In- fektcn doen. Deeze Soort, egter,fchynt by uit« neemendheid daar van haar werk te maaken , rollende onopiioudelyk een Meftballetje , voor- naamelyk van Menfchen - Drek , zegt L i N- K JE u s. De . Tor , die zig bevondt in -het Ka« binet der Koningin van Sweeden , was uit Weft- indie afkomfliig , waar men , volgens Catesbv, cen (28) Scarabxus muticus, Tliorace poftlce rotundato, Scu- tello nullo. Syjl. Nat. X. M. L. U. AR I ST, Lib. 5. C. I8. PLIN. Nat. II. 34. PiliUiirius. RAJ. Ik/. Ic;. N. I. C A- TESB. C^r^-UL T. II. D E T O R R E N. liS)5 iecn dergelyken vindt. Plinius fchynt my, y. ooder den naam \auPilulanus, de Meft-Torren Afdeelo JV. in 't algemeen te bedoelcn ("*). Hoofd- De Hecr G e o f f u o y bctrekt den vierden stuk. Pillen-Tor van Ray, die 'er den heefc, tot de tweede Soort van zyne Mefl-of Drek-Torren ^ welken hy Hottentot noemt , zcggende dat men hem zeldzaam vindt omftrecks Parys , en daa in de Koeijendrek. Ply heeft de laogte van ze- ven , de breedte van vyf Linien ; zo dat hy on- gevaar een half Duim lang- en breed is, heb- bende , gelykerwys do Kromme Meft-Tor , wel- ken hy de Kapiicyn noemt , den Kop gedekc met ccn foort van Muts , maar welker randen getand zyn, maakende zes aanmerkclykuitftec- kendc punten. Dcszelfs Borftftuk is breed, wel rood en efFcn: de Dekfchilden zyn vry kort, en ieder met zes overlangfe groefjes \m wcinfg diepte. 'DeKleur isglimmend zwart(t). C29) Tor die omehoornd is met bet Borflfluk xxik. van agteren rond en gesn Scbildje : bet schatfcr; Kopfcbild uitgerand; de Dekfchilden dm- boekig. Decze , door S c h a e i^F E r in Duitfchland gc<. (*) Aliiid rurfuin eorum genus , qui e Fimo ingenrcs Hlas averii pciiibus volutant , patvosque In iis , contra ilgorem Hyemis, Vermiculos fjEtus fiii nidulantur. Hiji. Nat. Lituc. il. Cup. as. (t) liifi. dts Infeii. tnv, Paris. Tom. I. p. 89. (19) Scarabarus muticus, Thorace poftice rotundatOj SEEI.. IX. STUK. jSf a rt. ip(5 Beschryving van V. gevonden , hcefc de geftalte van den Nckhoor* Afdekl. jjjggQ ^ jjQ^h is groocer en zwart : met de Schil- HooFD* den aan 't end fraaller, en, naarde tippentoe, STUK. bulciger. XXX. C30) Tor die mgeboornd is , z^mrt en glad, 'A^eaxor"^' met de Dekjchildmgegroefd , den Kop ruitS" fwyze en de Kruin uitpuilende, Deeze fbort van Torrcn is zeer bekend , als dc vooroaamfte der Meft- of Drektorren, in 'd Engelfch Dung'Beetle , in 't Franfch le Grand Pilulaire genaamd, en waarfchynlyk zal hetin- zonderheid deeze zyn waar op de Ouden het oog hadden met den naam van Pilularius of Pil- len-Tor. Anders noemt men hem gemeenlyk > wegens zync Eigenfchap van in de Drek te wroeten', m'tFrnv^ichFouille-Merde , en, dewy I men hem meeft onder de hoopen Paardemeft ontmoet, zelfs op de Wegen ;. zo noemen de Duitfchers hem dikwils Rojs-Kaefer , dat is Paar- de-Tor. F R IS CH befchryfc deezen Tor onder den naam van den grooten zwarten Mejl-Kae- fer ; dc Sweeden noemen denzelveu Tornd^fm qxel, de Smalanders Torbagge, Het graaven, dat deeze Torren in degrond, ' . onder de Melt of Drek, zo van Menfchen als van (3*) Scarabaus muticus ater glaber, Elytris fulcatis, Capi- te ihombxo, Venice prominulo. Faun. Suec^ 349. MOUFF. 7>j/I 151, Scanib.-cus Stcicorarius. List. Mut, 17. f. 4, Raj. Inf. 90. N. 7. & 74, N. I, FRISCH. /«/• *V, p, li. Tab. vr. D E T O R R E N. 197 van Beeflen docn , gcfchiedt inzonderheid tot V. de Voofttceling. Hy graafc , Daamelyk , ecn 'j^y'^ * gat in de Grond , en kneedt daar in de vcrfchc Hoofd- Drck tot een rondagtige Klomp , vvclkc meed- JV^^^^ al langwcrpig is , hangcnde dczelve dan op aan de Wortelen van Gras , welke hy mede daar in bekneedt , wanneer hy die bekomen kan , en legt boven in zodanige Mcftklomp ecn cnkel Eyj dat hy wederom met een wcinig Vuih'g- heid toedekt , en het dus leggen laat. Dan vcr- • • der voortgaande of naar een plaats vhegende , alwaar nicuwe Voorraadvan verfchen Drek is , (het gene hy op deReukfchynt te cncdckken,) maakc hy meer dergelykePillen.Uit hetEy, dus gelegd , komt na eenige Dagen een levendige Worm en die vertecrt allcngs de Mefl: , daar hy in legt, mids dat dczelve genocgzaam week en vogtig biyve. Na dat nu de Worm, in dee- ze Pil, vicrmaal van Huid vcrwifleld zy, komt 'er, in 't Voorjaar , de Tor uit. De Worm legt doorgaans krom , gelykerwys die van de Rhinofters , en is donker blaauw , met het Ag- terlyf , wegeiis de doorblinkcnde Vuiligiieid in 't Gedarmte , zwart. Hy legt. altoos op zyde , en kan van de Pooten geen gebruik maaken era te loopen , maar alleen , zo 't'' fchynt , ora te krabbelen , of de Spyze aan den Bek te brcn- gen ; gelyk 00k maar vier derzelven regt , dQ twee anderen haakswyze krom zyn. De Voe- lertjes, voor aan den Kop, gelyken meer naar ISypers : hy maakt daar mede den Bek fchoon , J. DEf.L. IX. StuK. N 3 CQ . xs»3 Beschryvino van V. en vat het Voedzel daar mede aan , om hcE- Afdeel. j,j,jyg Ijj ^^^ ggj^ jg lleeken. Van vooren heb* IIooFD- ben dezelven twee Klaauwcjes als een Schaar, m/]"^^' van welken hec buiteniie uit vier randagtige Leden bcftaat, waar van het voorfle kleinftis, en het binDcnfte maar tvyee Leden hccft. De Kop is Kaftanje - bruin , en ftaat wat van het Lyf af , even als in de andere Kwatwormen. DeAfgang, welken deeze Worm locll, is een 'i^wartagtig Vogt , d.it hy fteeds met den Smoel weg neemt , en'er het afgevreetene mede beftrykt; *t welk vafiighcid geeft aan zyne VVooning of Tonnecje: zo dat heczeWe eindelyk , tegenden tyd der Vcrandering , een harde Dop wordt, Deeze Mefi:-of Drek-Torren leeven niet lan- ger dan een Jaar , en worden in ce Ouderdoni, seer Luizig, HunneKie'ur is, van boveoj zwart en glad ; van ondcren zyn zy dunnetjes ge- haaird. Hun Kopfchild is van figuur als een fcheeve Ruit , met een verhevenheid in *c mid- den, en uitfpringende hoeken die de Oogen dekken. De Nypcrs fteeken voor can den Kop uit: hetBorflfluk is zeer glad en rond,aan ded omtrek gezoomd , met een flaauwe Streep in 't tnidden. Over de Dekfchilden loopen een me: - liigte van Streepcn overlangs , en van onderen. is het geheele Dicr zeer glinfterende , met ec- Den wecrfchyn, nu blaauw of paarfch , dan groen i weike Kleuren fomtyds tot aan de randen van het Borftduk en de Dekfchilden doordringen« Aan de Voorpooten wordt men een Viak ge-- waar 3 D E T O R R E N. 199 . Tpaar, door roffe Haairtjes geformeerd, die eg- V. ter fomwylen ontbreckt. De Pootcn zyn , cm ^^^''•^^ in dec Grond te booren en den Drck te knee- Hoofd* den, met puntjes en fcherpeTaodenals vaneen /^J^n'^ Zaag voorzien. Men merkt aan dat dc Voe- teo , in deeze Soorc , viy dun zyn in vergely- king van de Schenkelen. Ook ftaat het agter- fte'Paar zcer ver van de middelftcn af. Deeze Torren hcbben die met anderen ge-<3ebruik. meen , dat zymecr 's avonds dan over dag vlie- gen; 'c zy om der Vogelen wille, 'c zy omdat zy den flank der Vuiligheden als dan fcherper kunnen gewaar worden. Hetfchynen die te zyn, waar van de^ Ouden hunne mee^e Zinnebcel- den, voorgemeld *, ontleend hebben, en die^nladz. ij?. zy zig verbeeldden altcmaal Mannetjes te zyn : dat zeer ongcrymd is* Vecl kiagten warden ook door hun aan dezelven toegcfchrceven , daar men hedendaags den fpot niede dryfc : gelyk, dezelven aan den Hals op. le hangen of by zig te draagen tot een Behoedmiddel. P l i n i o s , AvicENNA,en anderen , hcbben den Meft- of Pillen-Tor aangemerkt als een zeer goed Mid- del tegcn de Aambeijen , Pyn in't Oor, in den Buik en zelfs tegen den Steen. Ik wil niet loo- chencn, dat het Poeijer van denzelven, door zync prikkeling en fcherp Zout of Olie , van dergelyke kragten, hoe vvel minder weikzaam is, dan de Spaanfche Vliegen. Hier door kan veroorzaakt worden , dat hetzclve dienftig zy tcgen de uitzakking van den Endeldarm , en J DEEL. IX. STUK. N 4 dat 200 Beschryvino van V. tiac zy dus , in Olie van Maftik gekookt , ook Afdeel. jjg pyjj jj^j. y^ambeijen verzagten of wegneemen HooFD- kiicnen. De Oiie , waar in deeze Torren een sTUK. Maand in de Zonnefchyn geftaan hebben , of gekookt zyn , heefc , behalve de verzagtewie, een verfterkende en verflaande kragc , als de- zclve uitwendigaangevoegd wordt, op eenpyn- iyke plaats. Voorts geeven zy ook den naara aan de Olie van Torren , in de Apotheek van Parys , van Scroderus ontleend. (31} Tor die ongehoornd is, met de Dekfcbil' den zeer glad en efftn , den Kop met een XXXI. Voorjaais TQr. Rufts'voyp Scbild, aan de Kruin uitpui knde. Onder de Mefl- Torren komen 'er voor die Kleiner en van een andere Kleur zyn , gelyk Frisch aanmerkc ; r.aamelyk van boven als geblaauwd Staal , en buitendien geheel glad en cffen of ongerimpcld. Hy merkc te rcgc aan , dat dit geen Jongen kunnen zyn van de z^varte Mcft-Torren ; dewyl een Tor, altocs , in zyn volkomene groottc uit de Pop to voorfchyn komt , zo veel bekend is. Doktor Scopoli vondt or.der de Med -Torren , in Karniolie, aanmcrkelyke Verfchcidenheden van Kleur : naamelyk , die de Schilden Kaftanje- bruin had- den en het Lyf van onderen groenagtig blaauw; die (3 1) Scarab-Tiis muticus, Elytris gh'ms Ixviflimis, Capitis clj'pCQ rhombco, Vertice prominulo. Faun. Sttec. 350. DE Torre N. 201 die het Lyf van boven zwart haddcn, van on- V. deren Violet: en die van boven groen waren, ^^,^^^ van onderen Goudgrocn. Die alien, egter, Hoofd- ondcrfcheidt hy van doeze Soort, wclkc even, Jl^^.'* wel in grootte maar zeer weinig daar van, en jn Kleur merkclyk verfchilde van de Sweed- fche J als zynde van boven groen , van onde- ren Violet, met de Dyen groenagtig. LiNN/RUS hceft 'er den naam van Voor- jaarS'Tor aan gcgeven, om dat men hem zel- den dan in die tyd van 't Jaar ontmoet. Hy nam de Roeftkleurige Vlak aan de Voorpoo- ten, welke de andere Meft-Torren hebben, in deeze niet waar : ook vondt hy de Voclert- jes gcheel zwart , zonder roodagtige Stcelt- jes. De Heer Geoffroy merkt aan, dat hicr omtrent , nu en dan , eeuige verandering plaats hceft; doch beveftigt , dat men deezc kleine Pil!en-Tor niet dan in 't Voorjaar vindt (*> Ik heb 'er , evenwel , een , in Auguftus , op de Hey buiten Maardcn gevangen , die met den Kop juifl: zo lang is ais de andere zonder den Kop gemeten : dat is vyf agtfle en dc zvvarte Luis-Tor , die ik hcb , drie vierde Duims. Hy is van Kleur fierlyk glimmend Violetblaauw, en veifchilt door zyne gladhcid genocgzaam van de vporgaacde Soort. Het kon wel zyn, dac (*) On ne Ic rencontre guercs qu'au prinrems. H!J?. Abrtg. dti Inf. eiiv. Paris. Tom. I. p. 77. Tempore folo Vcrnali. Four., Suec. p. 133. J. DEEL. IX. STUK. J>J e 202 Beschryving vak V. djit deeze kleine blaauwe Med -Tor zig mec? Afdeel. ^jj ^q Schaapen-Meft onthield , dan in de Koci- HooFD jen of Paarden-Drek, of Menfchen Vuilighc- STUK. den (*). Luis-Tor- ^y"3 ^°" ^^ vcrzuimd hebben te fpreeken icR- van een zonderlinge Eigenfchap deezer Meft- Torren ; inzondcrheid der groote zv^ane , die men ook wel Luis-Torren noemt. Te vveeten, bchalve de loopende Luisjes , waar aan zy zo wel als de Rhinofter en meer dergelyke Tor- ren, ja zelfs de Kwacwormen zeer onderhevig zyn; hebben zy een Soorc van Luizen, die voornaamelyk aan de oude Torren gevonden worden, en waar door deeze zig geheel Haai- rig of ruig vertoonen , even als een ongefchoo- ren Baard. leder Diertje zit als op een Draad- je, dat vry lang is en buigzaam , zo dat zy 'er, door de wryving van de Tor ergens tegea aan, niet afgaan ; blyvende aan den Tor en fteeds vermeerderende , tot dat hy flerft , wao- neer zy ook fterven , zo 't fchynt. 't Is on- twyfelbaar , dat zy eenig Vogt of Vettigheid nit de Tor zuigen en dus dezelve, geduuren- de zyn Leven , plaagen volgens de Aanmer- kingen van Frisch, die zeer omftacdig is. in de Befchryving van deeze Luisjes, en ook Pooten daar aan meent waargcnomen.te heb- ben (t). , ^ (*) Trahit Stcrcoia Ovium ad foramina uti Scarabsus ri« liilaiius. Sy/l. Nat. X. \\ 349" (t) /«/. IV. p. 19. Tab. IX. D K T o R a E N. 203 (32) Tor die ongehoornd is, met bet Kopfcbild V. iiitgerand en de Dyen der jigterpooten ^^^^^^^* getanH. Hoofd, STUK. Men begrypt ligt, waarom deeze den By- xxxn.. naam van Gcfpoorde voert. Hy onthoudt zig Geipoorde' in Egyptc. (33) Tor^/e ongehoornd IS) zwart, donker en xxxttt.' ' ' Sahtd'jfus. gerimpeld. zaua-xor. Dcczc hccft den bynaam van zync Woon- plaats io Zandige Landftrceken van Europa, Men liceft 'er zodanig een in Deenemar- ken gevonden , die met Knobbeltjes gerimpeld was, hebbende de Spricten aan den Wonel haairig. Ook fchynt my die Tor , welken dc Heer Geoff roy op den klcinen blaauwen Mcft- of Voorjaars-Tor laat volgen, 'er niec kwaalyk naar te gclykcn. Hygeeft 'erden naam aan van de Gepaarldey om dac dezelve op net Lyf vyf ryen hecft van groote ronde Stippcn, die zig op den dofFen zwarten Grond der Dek- fchilden als Paarcltjcs vertoonen, en tuflchen iedcr ry is een andere van kleincr Stippen. Men vindt hem, zcgt hy , zeluzaam by Parys, doch te Fontainebleau is dezelve vry gemeen. C34). " (32) ScaraS.Tus mutiais, Capltc Clypeato cmarginato, Fe» snorlbus pofticis lient^itis. Sy/i. Nat. X. (3?) Scaiahxus tmiticiis nii^ci , opacas , rugofus. Syfi, :NHi. X. 204 Ceschryvino VAU V. ■ (34) Tor die ongeboomd is, docb bet Borjljluh IvT * "^^^ vooren geboornd beeft, en bet Scbili^ HooFD. je balf zo lang ah de Dekfchilden. STUK. XXXIV, In het Kabioct der KoningiD van Sweedeo kS/? t y lis ooii-indi- bevondt zig deeze Ooll - Indifche Tor , die de ftheGoudeng^QQ^jg en kleur van een Gouden Tor, doch het Boiflftuk van onderen voorwaards gehoornd y heefe. XXXV. (,25^ Tox die ongeboomd is i met bet Borjlfiuk Gio'ejiei ^'^'^ agteren gekwabd, den Kop iveerloos , de Borjt van vooren geboornd, Deeze bevondt zig in het zelfde Kabinet, ^^ hebbende een zeer klein Schildje en de Schen- kels niet getand. De Kleur was, groen. Hy komt insgelyks uit Indie. Mooglyk is hy met dergelyke Groene Torren , als ik ;hier in de Kabinetten gezien lieb, overeenkomftig, XXXVI. rn(^\ Xor die ongeboomd en van onderen WoU woUigc. lig is , bebbende den Kop en 'J Borjljhk verguld, de Scbilden geel, Deeze, in het zelfde Kabinet, insgelyks uit Indie afkoraftig; heefc de Lip door een Naad van den Kop afgefchciden en de Dekfchildea Zwavelgeel. (37) (3+) Scarabxus mutlcus, Pcflore antice coriiuto, Scutello Elytris dimidio breviore. Syfl. Nat. X. M. L. U. (js) Scaiabacus miiticus , Thorace poftice lobato, Caplte incrmi, Peflore antice cornuto. Sy/I. Nat. X. (36) Scarabjcus rauticus fubtiis Lanatus , CajTJte Thgraco- qiie aiiratisj Elytris flivis. Sy/I. Nat, X. M. L. I'. j)E Torre N. ^05 CS7) "^^^ ^^ ongtboornd is , zmider Scbildje , Vi en de Borjl zwart gevlakt beeft , met de ^^^^eu Dekfcbilden Rood-Koper kkur, Hoofd- STUK. De Heer Rolander heeft dcezch Aarti* xxxvil gen Tor in Amerika gevonden. De grootte is Aartiue. als die vdn den Molenaar of Mey-Kever, maar korter, met den Kop zwart, halfmaanswyze en onverdeeld : hec Borftfluk eiFen , rood ver- hevcn en Rood - Koper kleur , van agtereii rond zonder Schildje en zwart gevlakt* Daar is, naamelyk, op *c midden van dit Borftfluk, een groote zwarte gelobde Vlak , die weder- zyds een andcre heeft , welke over de zydhoe- Jcen uitloopen, en dan nog een kleinere binnen den hoek, die naar een gedrukte Stip zweemt. De Schilden zyn Rood«Koper kleur , geftreept , en hebben de langte van het Borftftuk, (38} Tor dit ongtboornd is, bebbtnde een geel xxxviil Jireepje dat van den Kop mar bet Scbild- GeflJeepS je loopt. Deeze is, door dien zelfden Heer , in Ameri- ka waargenomen. Hy is zwart doch kleiner dan de Meft-Tor. In het Mannetje zyn de Dekfcbilden ongevlakt: het Wyfjc heeft drie geele Vlakken op ieder Vleugcl verfpreid, en het (17) Scarabaus muticus , Scnrello' nullo , Thorace nigro tnaculato , Elytrisque riibro-xne3s. Syji. Nai. X. (i%) Scarabxus muticus niger, Lineola flavu a Capite ad Scutelhim dufta, Syfi. Nat, X. I. DEEL.. JX. STUK, 206 BescKryving vait V. het Lyf is, agter de Dekfchilden, met gcd ^^ J"'^'^' gevlakt. Beiden hebben zy de Dycn geelag* HooFD. tig'gekleurd. STUK. XXX X. (39) Tor die ongehoornd is en zwart , met het Geftr dde. Borflfiuk en de Schildenbleekrood, hebbsudi agt zwarte Stippe7i» Met regt mag deezeOoflindifcheTor-, uit het Kabinec van haare Koninglyke Sweedfche Maje- fteit , de Geftippelde genoemd worden. Behal- ve de gemelde agt Stippen op de Dekfchilden , is het Borftftuk 00k nog wederzyds met eea zwaite Stip getekend. XL. (40) Tor die ongehoornd en Roejikleurig is-^ mag-Toi. "^^^ ^^^^ Borjljluk en de Scbilden Haairig. In het zelfde Kabinet bevondt zig decze Ooltindifche , van gedaante als de St. Jans Ke- vertjes;maar driemaal zo groot, en vanKleur, waarfchynlyk, uit den bruinen roodagtig. XLi. (41) Tor die ongehoornd is, mei den Kop en '£• sjjiibhc! Borjljluk Haairig groen , de Scbilden aan den Rand Haairig, In even 't zelfde Kabinet was deeze, ookuit dc C}9) Scarabius muticus niger^ Thorace Elytrisque tefta- CCis, piuiftis o6io nigris. Sy/I. Nat. X. (40) Scarabxus muticus ferrugineus, Thorace Elytrisque pllofis. Syjl. Nat. X. M. L. U. C+i) Scarabsus rautlcus, Capite Thoraceque pilofo vlridi» bus, Elytris pilofis ciliatis. Syji. Nat. X. M. I'. V, DE Torre N. 267 de Indiea afkomftig , en van Geflalte als de V. volgende foort. -^"j"^^^- DeKleur der Schilden wordt niet gemeld ta Hoofd' daarom kan ik, gevoeglyk, hier befchryven ^^l*^* , dicn fraaijen uitheemfcheQ Tor , waar van wy ^^. 4. de Afbeelding. geeven uit de gemelde Ver- zameling van den Heer P. Kramer. Dezcl- ve is ruim zo grooc als ecn Gouden Tor: de Kop, het Borftftuk en bet Schildje daar. agter^ dac. vry groot is , vertoont zig , zo wel als 'c Agcerlyf , glanzig groen ; doch de Dekfchilden > en de zyden van 't Borftfluk , zyn fraayKancel- kleur, en zonder eenige Rimpels of Streepen, zcer glad: welk alies daar aan cen (lerlyke Ver- looniog geefc. (42) Tor die ongehoornd is , bebbende de?i Kop klti. en 't Borftjluk Haairig blaauw, de Dek- st.'ilm kc- fc/jilden graaww , dc Pootenzijoart, '"'^^* L iNN^us hade dccze Torretjes , die by op bet Eiland JNordefioge , tot Ooftfricfland be- hoorende , eens zeer overvloedig vondt , in de befchryving van zyne Reize door de Zuidelykc deelen van Sweedcn de Friefche genoemd. Hy merkt aan , dat dezelvcn 00k huisveften in dc Drek der Dieren aan de Wegen : tot de Vobrt. teeliDg mogelyk : want het is cen Tor , zegt hy, (41) Scarab.-Eus mutxus, Capite Thoraceque c*ruleo pilo' fo, Elytris grifeis, Pedibus nigtis. Fgun, 5«fc, Jfi. Scoiabwus Friluis. It. Scan. il.of Drek-Torren overcen, D-' Worm heeft een Kaflanjf -bruinen Kop , eQ aan den Hals twee harde geele Schildjes. He6 Lyf IS met kleine roodc Haairtjes bezet ; en aan den Buik aeterwaards zwart, van wegen de door- " blinkende V^uih'gheden DezesPooten zyngeel, ieder met een ftomp, zwart, Klaauwtje, aaa • 'tend, gewaperd, De Nypers zyn zwart. Hy legt altoos , gelyk de andere Kwatwormeoj krom, (*) FRrSCH. Inf. IV. TH. p. 28, \9t J. DEEJL. U. STf K- O 214 Bkschryvingvan V. ftek, dat 'cr als een Scaart aan maakt. Roe- Afdeel. vondc in fommigen hct Borftftuk van de IV. 9 ° HooFD- zelfde Kleur als de Dekfchilden , naamelyk sTutc. roodagtig , in anderen zwart ; die hy als by- »/ MeyKe- zondcrc SoortCD aanmerkc , welke in 't eene Jaar meer zouden voorkomen dan in 't andere \ doch die zyn, zo de Heer Geoffroy ver- zekerc, loutere VerfcheidcDlieden. Die Borft- ftuk is eenigermaate ruig, gelyk ook de Poo- tcn, waar van de voorlten fomtyds drietandig zyn aan de Dyen, gelyk in de Rhinofter-Tor , fomtyds tweetandig ; de agterlten langft en fterkft. inwendige Eco rond Gat , dat deeze Kever van voorea .^ecien. _ heeft, loopt naar deKeel, en dient hem voor Bek, welke Bek bedekt is met een harde flom- pe Lip. In de Borfl wordt men zekere voo- ze, rondagtige Vleefchklompjes of Kliertjes gewaar , die rood van Kleur zyn , en welke men miffchien voor Longen zou kunnen hou= den. Midden tuflchen dezelven door loopt de Keel, die zwartagtig is, en waar op men 't Hart J als een roodagtige Scip , gewaar v/ordt. Jn het Wyfje heeft de Lyfmoeder twee Hoor* nen, en men heefc eenige Eijertjes daar aan zittende gevonden. De Darmen zyn aartig on- e, of aan hoc- AF^E''-t» pen vccge en vcrbrande. Toe de uitrocijingdcr Hoofd- Wormcn , die de Wortels der l^lanten befizha- stuk. digen, is t belle dat men die , zo veel doen- of MeySe- lyk zy , tegeu den Winter uit den Grond zoe- '^^''' ke , fnydende de Wortels , die door dezclvcn uitgcknaa.gd zyn , wat hooger af. Om te maa- Icen , dat dc Kevers niet aan de Boomen ko- men , kan men dezelvcn berooken met den Damp van Koc-drek , oude Lappen of Hoornen , die men fmeulen laat. Men wil ook, dat zy cenaf- keer hebben van Peonie-Roofen ; wcshalve dat Kruid in de Wyngaarden geplant wordt. In Poitou nocmt men de Wormen , die deezeKe. vers voonbrengen , en niet alleen de Worte- Icn van 't Gewas bcfchadigcn , maar zelf^ tus- fclicn de Baft en 't Gcboomte kruipen , ook Hnnnetons. Hun vliegcn , des avonds , maakc dat *er de Vledermuizcn wakker op te gaft gaan, Sommigen willen , dat de menigvuldigheid dce- zer Keveren cen Voorteken zou zyn van Herfft- ziekten: andcrcn , van cen rykclyken Oogfl;. Ook gceft men voor, dat de Olie, waar in zy hebben (taan trekken , dienftig zy om de Weeg- luizen te dooden of te verjaagen (*_). De Rcdcn zo uel als de Ondcrvindingleert, Gebruik. dat dc Mcykevers veel vlug Zout en Olie be- vatten , (*) J. SCOPOLi, Er.timolo^ia Carr.ioUca. Vindob. ^763. pag. 7. I. Deel. IX. STUK. 220 BesCRRyVING VAN V. vatten , gelyk de andereTorren , endatmenze, Afdeel. mooglyk, toe dergelyke Oogmerken zou kuQ- HooFD nen gebruiken. Evcnwel is 'c , wanneer men op sTUK. het; Voedzel , dac zy nutcigen , age geeft , niet •/ Mey-Ke- tc dcnkcn , dat zy zo fcherp zyn als de Meft' ver, of Drektorren, of Spaaofche Vliegen. Nog meer reden is *er , om die laatfte te vermoe- den , wanneer men hct inwendig ^ebruik der- zelven vindc aangepreezea tegen dc Beet van een DoUen Hond. Doktor Hartmann ver- haalt , dac zekere Dame een Geneim bezat , 't vvelk zy veele Jaaren hadt ingcgeven aan de genen die gebeten waren , en dac niemand der zelven de Water vrees gekreegen had. Eindelyk bekende zy hem , dac heizclve alleenlyk be- ftoHd in hecgcbruik van Meykcvers,en welvol- gens deeze tocberciding (*). e Middei voor Men neemt 'er vyf voor een Volwaflenen en Honcb "beet. ^"^ ^°°^* ^^° J°"S Perfoon : men doetze in Honig (terven , en neemc 'er dan den Kop af , dieu als nutteloos verwerpende. Dan ftampc menze en geeftze den Patient , des morgens , op een nugtere Maag in , met een Lepel vol van den Honig, waar in zy gefmoord waren, De eerfte Gifce neemc men zo dra als 't mooglyk is, na de Beet, en gaac 'er zeven Dagen lang mcde voorc, als wanneer de Pacienc gerekend wordc genezen te zyn. Mcnkan de Meykevcrs, tot dit oogmerk, in hun Saizoen vergaderen, en i*) ^^'^'^ Ephcm, Nat. Curieftr. 1741. pag. 32J. D E T O R R E r?. 221 cn dezelven, tot dat menze noodig heefc,be- V. . waaren, in Honig of OlyfOIie. Het eenigfte '^"^^•^'^• is, dat men met hetgebruik van dit Middel niet Hoofd. wagte, tot dat de Watcrvrees zig geopenbaard ^'^^^' hceft. Aangezien de nuttigheid der vlugge Alka- of^iTeyKt. lyne Zouten., als een Behoedmiddel voor die*'"^ fchroomelyke Kwaal , thans Wereldkundig is ; zo komt my dit Middel niet ongcrymd voor. C44) Tor die ongeboornd is en hleekrcod , met -'^^'^^'• ^ Solfthialh, het Borjljluk Haairig , de Schilden lleek- Juny-Kcvcc geel y met drie ivhte cvenwydige ftreepen. Gemelde Franfche Autheur noemc deczen ds kleine Herffi- Molenaar , en ftelt de langte opze- ven Linien , daar die van de groote Molenaars of Mey Kevers op een Duim , dat is twaalf Li- nien , gefteld was. Men ziet daar uit het onder- fclieid van deeze Kevers, die in Eigenfchappeu minder verfchillen dan in grootte. Immers dee- ze onthouden zig ook op het Geboomte, daar menze fointyds in menigte om been ziet vlie- gen ; inzonderheid des avonds , tegen het end van de Zomer , zegt Geoffroy , die aan- merkt, dat de kleur van het Borftfluk en 'tge- heele Lyf heldercr bruin is dan in de groote Molenaar, cn die der Schilden Barnfteenagtig . gecl, (44) Scarab:Eus mutictis teftaceus, Thorace villofb, Elytri* * luteo-pallidis , lineis tribus albls parallelis. Faun. Suec. 345, MouFF. Inf. i. nius of Juny-Kever ; hoewel dezelve , zc^t hy , wanneer het Saizoen hem niet gunflic is fomtyds ecrft in July,desavonds,dc Menfchea om het Hoofd fnort. Veelen houden dczen , zo hy wii, voordenMey-Kever, daar hy egter in Kleurvan verfchilt, komendei bovendien wel een Maand laater te voorfchyn. Zie hier wat hy omtrent de Veranderiog heefc waargenomen, " De Worm is ongevaar een Duim Jang en een „ vierde Duims dik , witagtig , en op dc Zyden , „ aan iedcr Ring, met een geele Stip of Spie- 9) geltje voorzien , dat door zyn Knopje de „ Zyden voor het wryven tegen de ruuwe „ Aarde befchut. Op de Rug isdczclve glad, „ hebbende den Kop plat en geel , en de Ny- „ pers vcel langer en fpitfer dan andere Kwat- j, wormen. Voorts vertoont hy zig nagenoeg M als (*) Phylhfhagi larvas Lepldopteronim fugant. Surctrti radices Plamarum nuuiunt. Emmal. Camiolka. pag. 2. J. Deel. IX. Stuk. 224- BESCHR7VING VAf? V, „ als de Maskers der Mefltorren , en maakt AFDEEL. ^^ Q^Qj^ 200 weinig gebruik , om te loopcn , HooFD- " ^^° zyne Pooten. DePop is wit, en heeft sTUK ,, van onderen twee kleine Spitfen , met Ste- juny- ever.^^ kcltjcs daar aan. Vtrfcheide zwarte Knopjes „ heeft dezelvc aaa hec Lyf, waarfchynelyk j, om haar voor het wryven tegcn de Aarde „ of in de Tonnetjes te bevvaaren. De Oo- 3, gen zyn bruingeel". XLV. (45) Tor die ongehoornd is , hehhende bet BorfiJIuk Haifichii- yyoLhg en met tisoee langwerptge RimpeUt *^S^* gerand , de Scbilden korter dan bet Lyf» Deze die, vvcgens de gelykheid van Ge^alte met de Wollige Boomtorren , hiercoe fchynt betrokken te zyn , is in Duitfchland gevondea door den Heer Forskaol. Het Kopfchild is aan de tip uitgerand : de Sprieten 7yn pek- agtig, hetLyfzwart. Hec Borftduk is gerand en platagtig , met twee overlangs vcrhevca Rimpels. De Dtkfchildcn waren de helft kor- ter dan hot Onderlyf , dat agter de Sciiilden gemeenlyk Afchgraauw was en de Voeten Pek- zwart» Het Wyfje heeft , aan • den Aars ccn zaagswys getande Stekel. Doktor S c o p o L I fpreekt van een Torret- je , weinig kleiner dan de voorgaande Soort , zig onthoudende in de heetet Landftreeken van Kar- (4.0 Scarabsus muticus, Thorace tomentofb, rugis duabus longitudinalibus margiuato, Elycris abbreviatis. 5^/?. Nas, X, D E T O R R E Ki 225 KarnioHe, en de Blbemen beminnende. Hec V. Borftftuk, met en benevens de gladde geftreep- ^^^^-^^ tc Dckfchilden, was geftippeld; het Lyf, ten FJoofd. minfle van onderen, zwartblaauw. Deeze hadt -->i^^"'^* 00k de Dekfchilden korter dan het Agterlyf , en eeneVerfcheidenheid, daar van, was geheel en al van dc gemclde Kleur, doch het Borft* lluk en de Kop ecnigermaate groenagtig. De- zclve wordt van hem de Twyfelagtige Tor ge- heten (*). (46} Tor die ongehoomd is, met de Sprieten xlVt. in zevm gelyke Plaatjes gckloofd , bet j^ont'eof Lyf zimrt met wit befprenkeld. tl1"lxxiu Fig. 6 , 7. Van waar deeze Tor den Latyrfchen Naam , die Voller betekent, gekreegen heeftj is niet duifter, wanneer men op de fraaije fprenkeling a^t geeft van zyne Dekfchilden, die als mcc Bloemen geweven of geborduurd Ichynen te zyn. Dewyl de Derdcndaagfe Koorts byna voor geen inwendige Geneesmiddclen wykt , zegt Plinius, gebruikten de Tovenaars daar te- gen verfcheiderlcy dingen, die zy op den On- der.Arm [waarfchynlyk op de Poli:] bondcn , en daar onder was , boven en behalven de Meft- of Pillcn-Tor, en ccn Gchoornde, ook die, wel- (*) Scarahxus dubius. Entomol. Camklica. pag. ?. (4(5^ Scirabxus muticus, Antcnnarum lame'lis feptenis x- qualibus, Corpore nigro albedine iriorato. Faun. Suec. 34 j, MOUFF. Inf. I60. f. 4. HOEFN. PiEf. T. 7. F R 1 S C H- /«/. XI. T. 1. f. I. RAT. /«/• 9J. n. 9, •' ■* • 1, DEEJL. IX. STUK. P ^ 'i.1^ Beschryving vah V. welken men Fullo noemt , wic gefprenkeld ; Afdeel, ^eij^e ^ doorgefaeeden zynde , op de beide HooFD Armen gebonden wordt (*). Dus noemt hem &TUK. Raj us ook Fullo Plinii en in 't Franfch geeft Duift'-Kcuer. mcH 'er den naam van Foulon aan ; doch in 't En- gelfch fchynt hy, dewyl men hem 'er naauw- lyks vindc , geen byzonderen Naam te hebben. Op verfcheide acdere plaatfen van Europa is hy zeldzaam, ten minfte in fommige Jaaren, De Heer Geoffroy hadt deezen Tor om- ftreeks Parys niet kunnen vinden , hoewel hy in andere Provincien van Vrankryk niet onge* meen was. Die hy hadt waren hem uit Lan- guedok toegekomen. In Schdnen , of in de Zuidelyke deelen van Sweeden , vindt men hem, zegt Linnaeus, daar hy de Wortelea der Plancen verteert: doch op de Duinen vaa Holland heb ik 'er de meeften gekreegen (f). Van wegen dit laatfte zal onze Autheur hem cene VVoonplaats toefchry ven in de Zandduinen van Europa; doch het is zeker, dat men hem fomtyds ook vindt , waar zodanige Grondea niet zyn. In den jaare 1731, zegt Frisch, in de Maand Julj) heeft menze in 't Mark Brandenburg met fchade leeren kennen; want zy kwamen in groote menigte omflreeks Straufs- berg , (*) HiJ?f Nat. Libr. XXX. Cap. II. 't Woord Fullo, by P L 1 N I u s , wordt dan , verkeerdelyk , Ooxworm vcrtaald , gclyk in Lexka Pitifti. (t) In Belgii dunis omnium fteijuentiflicium Infeiliim le« gi. Faun, Suee, pag. 130. DE Torre N. * 227 berg, en vratcn aklaar de Boombladeren , in- V. zoqderheid der Eiken; zy maakten ook vesle ^^^^^^i- Vrugtboomen kdal, en, vvanneer zy op den Hoofd* Grond kwdmen , wcrdt ze'.fs het Gras van Iran ^'^^^^' Bente of verteerd. Hy noemt dit Inlekt de tczJ gefprer.. ■D:*.-)y--ftra-;/'« kelde , groote Julius - Kever , en \vy de honts of 'Ditin-Ke'uer(^). Elders was dczelve befchrcevea onder den naa:n van Gefcbilderde Tor Cf). Deeze, die iiet Agterlyf aan 'c end fpits en dus de Kenmerken heeft van een Kever , is de grootfle en fraaifte die wy kennen ; zynde om- trent anderhalf maal zo lang en dus veel groo* rer dan de Mey-Kevcr. Hy heeft den Kop eil het Borftftuk zwart , de Schilden een v/einig - minder donker en bruin , akemaal met wittei Vlakken gefchakeerd. Die Vlakkcn, met een Vergrootglas befchouwd zyndc , maaken een aartige Vertooning ^ dewyl zy geformeerd zya door een menigte van witte Vezeltjes, gely- kecde naar iiet Meelagtig Dons van de Wic- ken der Kapellcn. Anders is deeze Tor dc ee- nigfte niec , wiens Lighaam dus bezaaid zy met zodanigc Pluimpjes. Men vindt'erook, maar 7-elden, die roodagtig zyn van Grondkleur, in plaats van zwart. Het knarfcn is , in veele Torren , een Kente. ken van de Mannelyke Sexe ; dcch van deeze knarftj (*) Dc Hccr GROXOVIUS fchryft, dnt deeze Tor in jNcdciland lUienaar genoenid wordt. ACf. Hdvet, Vol. Vj (i; Aa. Nat. Curlofor. Dec. U. Ann. VI, Obferv. zjp» DEEL. \±. Stuk. P 2, 5138 Beschryving van V. knarft, zo wel het Wyfje als het Mannetje, Afdeel. 2eer fterk. Dit Geluid wordc van deeze Kevers HooFD. waarfcbynlyk gemaakt door de wryving mec STUK. het; agterdeel van het Borftduk tegen devoor- Dui7-Kever. kant dcr harde boven ■ Vleugelen. De Maa- nctjes hebben veel grooter Sprieten dan de Wyfjes , aan 'c end als Bladerig. De Wyfjes • kruipen in de Grondi cm haare Eijeren te leg- gen. De Proevcrtjes beftaan uit drie Leden, waar van het middelfte rondagtig, het voorde een Knodsje , het agterfte , aan den Kop , wat dunner is dan de anderen, Onder aan den Bck hebben zy nog een kleiner Paar van dergelyke Proevertjes of Vreetpuntjcs, gelyk hy dezel- ven coemt. De Pooten zyn dun en nict ge- noegzaam fterk cm Pillen van Drek te maaken , gelyk de zwarte Meft-Torren doen, om de Ei- jeren daar in te leggen: weshalve hunne uit- gekomen Kwatwormen haar Voedzel moeten zoeken aan de VVortelen der Planten, en dus kunnen zy een groote pick Gronds kaal maa- ken , indien zy overvloedig zyn. Van deeze Kevers geeven wy, Plaat LXXII. Fig. 6, 7, de Afbeelding van het Mannetje en Wyfje; als waar uit men zicn kan, eensdeels hoe het verfchil der Sexe, in fommige Torren , uit de Sprieten alleen gc- iioegzaam kenbaar is; ten anderen^ hoe aartig de Sprieten , in fommige Soorten van dit Ge- flagt , aan 't end in Blaadjes zyn gekloofd , die men niet dan met veel moeice, dus, van elkaa- deren DE Torre If. 229 deren fcheiden kan, ep uitgefpreid houden in V. de gedioogde Torren. In demccticn, cgter, jy is dc Knods dcr Sprieten niec in zevenen, ge- Hoofd. lyk in decze en de Mey-Kevcrs , maar in drieen ^^^'^ gcfpleecen. ' (47) Tor die ongeboornd fj, zivart met boog F.J^ciltU geek Wolligbeidi de Schilden met i'l^^s xcvcrTe"' geele Bandcny die onafgebroken zyn. ^J- ^^-'^x/i. Deeze gelykt eenigermaate naar den Dood- graaver van de Mol, die in ecn vclgcnd Ge- flagt komc, om dac hyidc Schilden gezoomd heefc. Men vindc hem menigvuldiger , dan dezelve, op de Bloemen, en wel op die der Syringen en Roode Sceenbreeke f ,'zegt Lin- t^/'>?« van de Spiraa Jruncus , en vondc de Dckfchil- stuk den drie Linien lang, omtrcnt twee Lm\'^nv:rt/tT^'' breed. De Kop, hec Borftuuk en Lyf, was digc bezet met ecne rosagtige Wollighcid: de Schilden geelagtig , aan den rand, worcci en top , afgebroken zwarc gebandcerd, met cen rondagtig gelpicfte zwarte Vlak aan den Aars. Hy hadt 'cr ook Vcrfcheidenhcden van gezien ten opzigc van de Klcur , en brengt deeze Soort tot de genen t'huis , die twee Tandjes of Stekeltjes hebben aan de Voorpooten. Zodanige Bloem - Kevertjes heb ik menig- maal onder de Gouden Torren, en dikwils, zo in dc Roozen, als op de Piuis- Akcleijen, gevangcn. Wy geevcn 'cr Plaat LXXII. Fig' 8 3 de Af beelding van. (48) Tor die ongehoornd is, met bet Borjljluk xlviii. ruig ; de Dekjchildm Loodkleurig met mdiaanfche. Iruin gejlippeld. Van deezen Tor , uit Indie af komflig en in het Kabinet der Koningin van Swcedeu bcvin- delyk, is my niets meer bekend, dan dac de- zclve de Geftalte heeft van de voorgaan- dcn, (*) HiJ?, d(s Jn/eH. aux tnvlr. de Paris. Tom. I. pag, go. (+8) Scarabxus muticus, Tliorace hirfutOj Elytris livicUs, fufco-punftatis. Syji. Nat, X. Af. L. U, 1, DEEL. IX. STUK. P 4 aji Beschryving van .V. dcD, met het Borftftuk van agteren uitgerand ^J^^^^- en hec Schildje kaal. sniK* C49) Tor die ongehoornd is, roodagtig van xLix. Kleur, met de Scbilden gejlreept, en bet urixine. Borftjiuk ijoederzyds met een Stip getekeni. la dit zelfde Kabinet bevondt zig deeze, uit ons Wereldsdeel afkom'tig. De Kleur belan- gende , die , dcnk ik , zal roodagtig bruin zyn ; dewyl dit zelfde woord (^Tejlaceus') van onzen Autheur gebruikt wordt ten opzigt van de Mey-Kevers , die Kaneelkleurig zyn. L. Capenfis. (50) Tot die ongihoornd en rood is , hejprengi met witte Stippen. LiNN«us fchynt deezen niet gezien te hebbcn, welken by aanhaalc uit het Werk van Petiver, die verhaalt, dat dii fraaije Tor- retje hem , onder andere Kaapfchc Inlekten , door den Heer Starrenburg was toege- zonden. Hy noemt hetzelve Kaapfche Tor , die Haairig is, hebbende de Dekfchildcn rood CD met veele witte Stippen befprengd. Vol- gens de Af beelding was de langte byna ander- half en de breedte wat minder dan een half Duim, {49) ScarabjEus mutlcus, teftaceus, Elytris ftriatis, Thora- ce utrinque punfto not.ito. Sv/7. Nat. X. M. L. U. (so) ScarabjEus miiticus ruber, adiperfus punftis albis. f, Syji. Nat. X. PET, Caz, T. VIII. f, (J. ROES. Inf. \\^ S:arah. I. T. B. f. 6. DE Torre N. 233 (5O Tor die ongeboornd en rood w, hefprengd V. met zwarte Stippen. Afdeel. IV, Hier van vindt men de Af bcelding in dc Hoofd- I^atuurlyke Hiftorie van 'c Eiland Jamaika door ^l"!^' Sloane; alwaar deeze^Tor, zo wel als in '^'"'•'''^• Amerika , gevonden wordc. Die Engelfche Kidder heeft denzelven genoemd, een graau- Vfe Tor, naar 't roode hcllende, met zwarte Stippen getekend. De langce was omcrent twee derden van een Duim, de breedte 6en derde. Hy hadt den Kop klein ; de Oogen roodagtig : het Borftftuk Ruitswyze met een punt infchie^ t^nde tuffchen de Dekfchilden, (5i) Tor die ongeboornd is en Goudgroen^ heh* ltt. hende het tweede Snyftiik van bet Onder- coude'? lyf aan de Zyden eentandig. Tor. Hier door woiden de gewoone Gouden Tor- ren verftaan , -> Ray uocmc deozelven : Groote Tor , met het Lyf korter , de Vleiigels en hot Borftftuk met cen korftig dekzel, van Kleur als glimmende groeneZyde; waar van, inderdaad, deeze Tor nagcnoeg den luifter heeft. Frisch geeft 'er eenvoudiglyk den naara aan van den groenen Boom-Tor, of zogenaamde Goldkefer; deSma- landers tytelen hem Culdfmed of Goudfmid, zegc onze Autheur. De [leer Geoetroy, die hem rEmcraU" dine Doemt , en de langte geeft van drie vier- den Duims, merkt aan, dat de Worm dc Wor- telen der Boomen en Planten aantaft, en dat de Tor gemecnlyk io de Tuinen op de Bloe- men gevondcn vi^ordt, inzonderheid op die der Roozen en Peonie. Ik hebze altoos meeft ge- vondcn op de PluisAkcleyen, wanneer dezel- ven in een Tuin zyn, of anders op de v«ritte en Gelderfe Roozen; ook wel op de Vlier- en Damafl: - Bloemen : want het fchynt dat zy die welriekendften beminnen. Op de Dekfchilden, • die groen en Bronsagtig glimmende zyn , ziec men dikwils eenige witte Vlakken overdwars. In Geftalte, voegt by 'cr by,'gelykt deeze zeer naar den Mey-Kever, die egter veel fmaller is van Lyf, en van agteren veel fpiifer, heb- bende ook dat Uitltek van vooren aan het Borft. M D E Tor r^e n. fi3J ftuk niet, 't wclk de Gouden Torrcn van dc V. auderen onderfcheidc. jy * Omtrent de Voortteeling en Verandering van Hoofd- deezc Soort zal ik, dewyl die oDcelyk minder^ ^T"^ bekcnd is , vvat omftandig zyn , en volgen daar vcnadcring, in de Waarnecmingen van Frisch, Het is ecn der Pillen-Torreu, cat is van de zodanigen , wier Kwatworm, tot de Verandering, zig eea Tonnetje maakt van Aarde of iets Aardagtigs^ even als de Zwaluvven haare Neftjes bouwen. Deeze Worm zoekt haar Voedzcl in de Aarde en wordc veel gevonden daar men 't Onkruid in deTuinen by een fchraapt, of aan een hoop * laat leggen te rotten. Zo lang het een wicte, dikke Worm is, knaagt hy allerley Wortelen , onder de Aarde, weg. Dc Kop is geel, gelyk ook de zes Poocen ; het overige wit, en de Zak , waar in de half en gehecl vertecrde Spy-- ze is vervat, blinkt zv/artagtig door. De Kny- pers aan den Bek zyn krom en zwart, met twee Tanden en kleine Voelertjcs of Proevcrt- • jcs daar aan , die mede open en toe gaan. De Snuit, dicn de Worm uit kan fchuiven, heeft wederom twee byzondere Spriecjcs, De Voe- ten beftaan icder uit vyf Eyronde Ledcn , waar •van het uiterfte ecn llompe Spits is, met twee Haakigc klaauwijes. Die van hec voorfle Paar zyn dc kortften en de anderen worden allengs langcr. Aan het Lyf zyn , wederzyds, tien uitpuih'ngen , en daar op ticn geele Vlakjes, dat de Lugtfiippen zullca zyn, en tuflchen ie- I. de£i., jx. stuk. der a3<5 Besci^ryving van V. der Uitpuiling is weder eeo Wrong, die den Yy^^' Worm tot het voortgaan in de Aarde dienc HooFD* Op Zyde heeft hy aan de Halskraag een geele c^a^Ttr.^^^^* vvaar vao de punten naar de Rug enBorft geftrekt zyn. Op het geheele Lyf ftaan klei* ne Haairtjes, dunnctjes verfpreid* Volgens de Afbeeldiog; welke hy van dee- zen Kwatworm geeft , zou dezelve omtrenc twee Duim lang zyn , dat niet ongcloof baar is : want hy gceft deozelven op voor een der groot- ften , welke onder een Bofch-Miercn Hoop was gevonden, het welk hem beveiligd hadt voor • de indringende Vogtigheid, waar door zy in baare Aardpillen anders verrotten moeten , zegt hy; weshalve 'er in menig Jaar zo weinigea gezien worden. Ik weet niet , dat men , in dit gedeelte van Nederland , daar omtrent een aan- merkelyk verfchil befpeurt in de Gouden Torr ren , die 'er altoos, in de Zomer, wel te kry gen zyn. Of zy de Afpergie - Bedden en der- 0 gelyke verhevenheden van Med en Zand tot de Verandering uitkiezen, weet ik niet; docli ik meene wel bewuft te zyn, dat dc Torren daar in gevonden worden , en daar uit voortko- men , eer mcnze nog op de Blocmen ziet. Dewyl nu dit Tonnetje, onder den Mieren- Hoop, zegt Frisch, 'er niet anders ui:zag,. dan of het van enkele Muizekeutels te famen was geklecfd, zo hield ik het ook daar voor: maar naderhand bevond ik , dat het de Uit* werpzelen van den Worm zelf waren: want de Worm DE Torre N. S37 Worm hadt zig zulk een Tonnetje of Pil in V* cen Glas gemaakt, daar geen Muizen konden jy^ bykomeo. Eene Pil cen weinig opeBeode, om Hoofd- de VeranderiDg van den Worm te zien , vond g<,Sc« 7*r. ik hem in een Huid, die over alle Leden zo- danig was uirgefpannen, dat menze duidclyk daar door 'been kon zien. Deeze Huid borfl: €erft op het voorfte van de Rug , door hec menigvuldig wryven, door de bewceging van hetOndcilyf en de uitzetting van den Tor, van binnen. Daar op wierdc dc Huid , en de dee- len van den Kop en *t Bovenlyf , te gelyk met de Huid, ftyf en droog, en de Huid ging van *t Bovenlyf af. De Tor haalde de Vieugelea uit haare Scheeden , waar in zy zeer digt te fa- men geplooid hadden gelegen , doch toen fchie- lyk uit elkacder gingcn. De onder-VleugcIs waren Sneeuwwit en langer dan het Agterlyf : de boven-Vleugels kreegen eene Grocnagtige Kleur en w^ierden langs hoe greener, tot dac de onder-VJeugels , na eenige bewceging, zig we- der famen plcoiden , en onder de boven-Vlcu- gels verborgen. Na dat de Pooten flyf genoeg waren geworden , begaf de Tor zig uit de Pil en kroop in de Aarde , daar zy zo lang ia blyven , tot dat het Saizoen warmer wordt, als wanneer zy uit de Aarde te voorfchyn ko- men, en aan 't vliegen gaan. De Verandcring van deeze Kwatwormen ge- fchiedt fomtyds in 't Voorjaar, fomtyds eerft ia de Zomer. De Gouden Torren fchynea * L DEEL. IX. STUK. Lief- 238 Bescuryving van V. Liefhebbers te'zyn van Vogtigheid, om welled Afdeel jj^ jg xuigen zy op en in de Bloemen gaaa HooFD- zitcen; en men zietze 00k aan de Stammen sTUK. cjer Booitien , ter plaatfe daar door kwetzing Ce.iden Tor. . tt - •van de Schors eenig Vogt uitzypclt, vergade- ren. Doktor Scopoli hadcze dus op de Ei- ken waargenomen , en Frisch op den Stam van een VVilgeboom, daar zy in zulk een me- nigte opzaten, dat hec Schynzel van de Zoa dien Boom als van Smaragden dcedc fchittereni Waarfchynlyk zal die op plaatfen en tydea gebeuren , als zy de gemelde Bloemen niet kunncn vinden. Zeker Vrind van hem, die Schoonheid ziende, kreeg luft om een menig- te van deeze Torren te vangen en te verza- melen , en met derzelver Dekfchilden de voor* kant van een klein Kiftje te beleggen , dac daar door zig als keurlyk Verlakt Werk ver- toonde. Dewyl men de Kleuren der Wapen- fchilden nagenoeg altemaal van dergelykc In- fekten kan bekomen, merkt hy aan, kunnen derzelver Vleugelen zeer gevoeglyk gebruikc worden, om die uit te monfteren. Zo blykt dan , dat men van de Gouden Tor- ren 00k eenig gebruik kan maaken, Hy merkt aan , dat zy in Oktober nog wd uit den Grond komen , en dan aazen op het afgevallen Oofr* Dit weet ik niet , dat ik ooit hier te Lande heb gczien. Ik zal my met de omftandige befchry- ving der Geflalte , als iedereen bekend zyn- de, niet ophouden , en letten voornaamelyk cp DE Torre N. 239 op de Verfcheidenheden , die 'er onder voor- V. Icomen. Dat de een vee! kleiner dan dc ander ^^°^^^' zy , weetec de Kinderen zclfs genoegzaam. Hoofd- Frisch oordeelc dit dear van voort tc ko- , stuk. men, dat zy vveinig Voedze'l gebruikt hebben: want dan blyvenze, zegc hy , zo klein als de Juny-Kever. Men wcet , egter, dat de Infek- ten, die de Verandering ondergaan, zo groot uit dc Pop tc voorfchyn komcn , als zy moe* ten zyn en blyven, Het is derhalve waarfchyn- lyker, dat die kleine de Manner jes, de groote de Wyfjes zullen zyn. Wat de overige Verfcheidenheden aan be- langt; Doktor Scopoli merkt aan, dat de twee paar Kuiltjes of Futjes in het Borftftuk fomtyds wit zyn ; de Schilden of ongevlakt , of met witte ftippen en ftreepjes, hier en daar, ovcrdwars , onregelmaatig , gefprenkeld. Die fchryft Frisch toe aan het barften of fcheu- ren van het groen ghmmend Opperhuidje der iDekfchildcn. Het Borftftuk is fomtyds groen', zonder glans. Op eenige Scyftukken of Rin- gen van het Lyf , van onderen, vindt mea fomtyds een paar witte ftippen. Ook zyn de- ze Torren , oud wordende , wel van dcrgeiyke Luisjes geplaagd , als de Meft-Torren. De aanmerkelyke Verfcheidenheden , daar RoESEL gewag van maakt, heeft onze Au- thcur gebragt tot de vojgeade Soorten. I. Duel. IX. Stuk. C533 ft40 Be SCHRYVINO VAI? V. (53) ^^^ ^^^ ongehoornd , glad , doch niet glim* Afdeel. mendy zwaH is, met de Dekfcbilden ge- Ltu* Deeze onthoudt^ zig op de Eikea in Europa » ^""eltderiy- doch zcldzaam; zegt LiNNiEUs. Het Man- . ^'^' nctje is vyfmaal zo klein als het Wyfje. Hy wordt fomtyds uit den rooden of Goudkleurig gevonden. ■ LTV. (54) Tor die ongehoornd is en glad , docb niet 1^^'^" glimmende , hebbende bet Lyf van agtc- Ten nioit gejiippeld. De Kopergroene Tor , met een gevoorde Borfl en de Dekfchilden rimpelig , wordc hy elders ge- nocmd. Roes el geeft *cr drie Afbeeldingea van, waar uit blykt, dat deeze tot de Goudea Torren behoort. Men vindt hem ook op de Bloemen , meefl: van de Kroontjes-Kruideu (*), zegt Doktor Scopoli, die aanmerkt, dat het Borilftuk van deezen zonder Kuiltjcs is, en niet van agteren zo uicgerand als in de ge- woone Gouden Torren* C55:) (si) Scarabxus muticus Ictvis opacus ater, Elytrls piin6ta» tis. M. L U. SyJI. Nat. X. ROES. /«/. II. Scarab. I.T.S, (54) Scarabxus muticus Ixvis opacus , Abdomine poftice albo Punftato. Sy/t. Nat. X. Roes. Inf. II. Scar. T. T. j. f. 3, 4, S. Scarabxus viridi-acneus , Thorace fulcato, Elytris tugofis. U D M M. Dijf. I. (*) In floribus Cimofis, Umbellacis, aliiscjiie copiofus. En., Xomsl, Carniolica. p, g. DE Torre N. 241 (3-5) Tor die ongeboornd is en zwart, met de W Sprieten bleek en de Dekjchildm effen. -^fde^u LiNN^us heefc deezen in SvveedcD gevon- ^^^^ ' den , daar dezelve zig in de Drck onchieldc, lv. Hy vergelykt hem by den Onderaardfchen , die Roodpoor* de Agttiendc Soort uitmaakc van dit Geflagt; inaar de Voortjcs der Dekfchilden , zcgt hy , zyn geenszins gekarteld en hct Borftftuk is zo bultig niet. Hec is een der kleine doeh niet der allerkleinfle Torren; geheel zwart, glad; liiec het Kopfchild ftomp: de Sprieten aan dc uitcrfte toppen voornaamelyk rood, voor 'c ove- rige bleekbruin : de uiterfte Leedjes der Poo- ten bleekrood : de Dekfchilden geftreept , zwart, van agteren ftomp of geboogen: de Wieked lang. Volgens den Latynfchen Bynaam geef jk 'er dien van Roodpoot aan» ($6) Tor die ongeboornd is en pekzwart^ met tvr. de Dekfchilden gefireept , de Sprieten geel- ^^a« w** agtig en Draadvormig, tei-xorrerje, Deeze die , door de Pooten niet tot Zwem- men gefchikt te hebben, van de Water- Tor- ten verfchilt, zou 'er, wegens de Draadagtig* held der Sprieten, nader toe behooren, dani tot dit Gcflagt ; gelyk hy ook zig in 't Water onto (ss) Scarab.Tus muticus atcr , Antennis pallidis, Elytiit Ixvibus. Faun. Sue:. ij6, (j6) Scarabxus muticus piceus, Elytris ftriacis, Antenna flavefcentibus Filiformibus. Faun. Suec, 357. ** ■ h DE£I.. IX. STUK, Q^ a42 Beschryving vaN V. onthoudc , en dikwils voorkomt onder de Infek« c Afpbel ten ygn dat Element. De grootte is als eea HooFD- S^oo^ Ryftkoprencje zegt Linn^,us, en de STUK. Dckfchilden zyn ieder met tien zecr fyne ftreep- jes getckcnd. De Heer Geoffroy noemt deezen de z^mrt^ Tor der MoeraJJen , en geeft 'er de langte aan van een zesde Duims,of twee Linien, de breedte van eene Linie. Men vindt hem , zegt hy , in de flaande Wateren en Meircjes , zyn- de van boven gehcel zwart» De Kop gelykt t'eenemaal naar dien van den Pedel-Tor, maa- kende een Kaper, waar op zig insgelyks drie uitpuilingen vertoonen , in een ry overdwars gcfchikt. Hct Borflduk en de Dekfchilden zyn glimmende, ieder met tien ftreepjes overlangs. Van onderen is het Infekt helderer zvvart, na- by komende aan de famine Kleur. Bmin water- Hier op laat de Franfche Autheur, zo even Tprietje. gemeld , een andere volgen , dien hy de Zwem- c- Tor noemt , zynde byna van de zelfde groot- te, en , vs^egens zyne bruinheid , naauwiyks te onderfcheiden van de kleine Water-Torretjes , doch, by naaukeurige befchouwing, wordt mea gewaar dafdeeze ook geene Zvvernpooten heeft* De Sprieten van dit Infekt zyn veel kleiner dan de Voelertjes of Proevertjes aan den Bek, wel- ken hetzelve zeer lang heeft naar zyne grootte. De Sprietjes , in tegendeel, zyn naauwiyks zigtbaar dan met het Vergrootglas en dan be- e fpeurt men , dat hetzelve behoort tot het Ge- ilagt D E T O R R E N, 243 /lagt del- Torrcn (*). De Kop, het Borflduk V. en dc Dckfchilden zyn Kancclbmin , met zwar- ■^''djri-. ^ te VJakjcs onregelmaatig hiercn daar vcrfpreid, Hoopd' die egter op de Dekfchilden overlangfc ftrce- stuk, pen formeeren, vvetke vry kennclyk zyn. Van ondcren is het van de zelfde Klcur , en heeft de Pooten bruin, Een dcrde Water-Torretje , van dergelyken zcer kicin. aart , befchryfc Geoffroy, onder den caara van Water 'P ami (f). Dit zwemt , zegc hy, onder en met de voorigen, hebbende JDSgelyks de Voelertjes lang, doch de Sprieten ongcmeea klein , waar door deszelfs Gcflagt mocielyk is te bepaalen, Het is halfrond en glimmende, zo dat het naar een Paarltje gelykt. Dc Kop , het Borftftuk en het Lyf van onderen , zyn zvvarc. De Dekfchilden, die, met het Mikros- koop gezien, zig als met Streepen, door een zeer grooce menigte van kleine Putjes gefor- meerd, gcdckt vertoonen, zyn doorfchyncnde en bleekbruin van Klcur , zo wel als de Poo-* ten , en dikwils ook de randjes van het Boril:* ftuk. Het gcheele Diertje is maar een twaalf- de van een Duim lang. Wy hebben hier ook dergelyke Water-Tor- rctjes , van verlcheiderley groote , die van de an- • (*) Hlcr uit bcfluit ik, dat die Sprictjes dan Knodsngtig 2;ullen zyn , niet Draadagtig gelyk in her zwarte Water-Tor- retje , zo even gemekl. ("I"} La Ptrlmquatique. Hijt.des InfeTi. env, Paris, ^i^g. "i^, I. Dr.EL. IX. STUK. Q^ 2 ^44 Beschryving van V, andere Water-Torren , door de Pooten, ligte* ^^P^j^^' lyk te onderfcheiden zyn. i V • 'stuk"' (57^ Tor die ongehoornd h , 772^^ het Borjl^ Lvii. jiuk ruuw, aan de Zyden drietandig, de CeratcnU, o . mj Scbilden graawuo. Op het Gewas, welks Vrugten Sint Jans Brood genoemd worden, heeft Doktor Has- SELQUisT, te Kairo in Egypte, dit lofekt gevonden , 't vvelk , maar een agtfte van een Duim lang zynde, den Naam flegts van een Torretje verdient , als hebbende dus de grootte naauwlyks van een der kleine Lievenheers- Haantjes. Het hadt de Sprieten Knodsagcig, in drieen gekloofd, en behoorde derhalve tot dit Geflagt. De Kop was zeer klein , doch het Borllftuk byna zo groot als 't Agterlyf en even dik; langwerpig, van vooren rond, van agte- ren geknot , van boven uitpuilende en ruuw door zeer kleine Doorntjes, voor *t bloote Oog dnzigtbaar. Het Agterlyf liep een weinig fpits uit. De Kop , Sprieten en Pooten , waren Yzcr- graauw ; het Borftftuk en 't Lyf van onderea zwart: dc Schilden uit eenige bleeker en brui« uer graauwe Vlakken famengcfteld ; de Wifeken witagtig. 'tis zonderling, dat dit de eenigfte ware van het Geflagt der eigentlyke Torren, welken hy in Egypte waargenomen hadt. VIER. (S7) Scarabxus muticus, Thotace fcabro, lateribus triden- tato, Elytris grifeis. t- ^yA ^tt' X. Scaxabasus Ceratoniqp K A S S B I. q. Itin. 40j>. H, 9», DE Torre N. 245 VIERDEARTIKEL. V. Afdeel. Nypers als Hoornen gefatfoeneerd aan den Bek. 1^* (58) Tor die ^^ypers aan den Bck beeft, "ver ^J"^ tiitjleekende als Hoornen en aan 't end Ctrvus. Vliegeiid gevorkU Heiu De naam van Vliegend Hen is zo gemeea voor deeze Torren , dat wy naauwlyks mogen denken om dien van Vliegende Stier., welke *er door fommigen aan gegeven is. Dc Hoor- nen, immers, gelyken veel mcer naar die van een Hertebeeft, dan naar die van een Bui of Stier. Ook kunnen wy deeze Torren eigent- lyk niet Gehoornd noemen ; dewyl de Hoornen weezentiyk Nypers zyn, niet op den Kop, maar nevens den Bek geplaatft , en eeniger- maate met Kaakebeenen overeenkomflig. De Ouden fpraken 'er ook reeds van, onder den Naam van Cervus volans of Scarahelaphus , dat is Hert-Tor, in 't- Icaliaacfcii Cervo wlante, in . 't (S9) Scarabsus maxlllofus, Maxillis exfertis npice bifurcati's. Syjt. Nat, X. Scarabxiis cornlbus duobus mobllibus, acquali- bus, apicc bifurcatis, introrfuin ramis denticulisque inftiuftis. ' FauK. Suec. 3}7» Ccrvus rolans. MouJF. In/, i+g. Aldr. Inf. 151. f. I . J O N J T. Ik/. T. 1 3. f. I , 2. H O E F N, In/ T. 6. Mer. Eur. T. Ui. Worm. Mu/ 242. Raj. In/. 74. Olear. Jfiu/ T. It. f. 5. Taurus volans. Roes. /«/. II. Scar. 1. T. 4 , J. f. 7. 9. B. Scarabxus Maxillis Iuna« tis prominentibns dentatis, Thorace inermi. Faun. Saec. 338, ffoemina). Roes. In/. II. T. j. f. 8. C. Merian« £urop. 168. optime. I, DEEL. IX. STUK, Q 3 J24<5 Beschryving VAtT V. 'c Franfch Cerf wlant, dat is Viiegend Hert; Afdeel. jj^ .^ Engelfcn the Staggfly, Men heefc hem oak HooFD- wcl Lucanus en Carabui getyteld* In 'c Hoog- ^y,^^-. duicfch gcefc men 'er,*ik weet niec om wat re- tint. den, den naam van Scbroter aan (*)♦ Geftalte. Dccze IS de grootfle der Torren van Euro- pa: want men vindt.hem fomtyds vier of zes • Duimen lang. In die Infekc kan men zeer dui- delyk den Kop , hec Borftftuk en hct Agceilyf , De Kop, van elkander onderfcheiden. De Kop is veel grooter , naar reden van het Lyf , dan in ande- re Torren, en breeder dan het Borftftuk; 't welk een zonderh"ng mismaakte Gedalte aan die Schepzel gcefc. Bovendien is dezelve niec . rond , maar overdwars langwerpig vierkant en hoekig , met twee aanzienlyke Hoornen ge- wapend, die zig als Nypers te famen voegeo wanneer de Tor vliegt, of ook wanneer hy iets zal aanvatten en vail houden. Deeze Hoornen moe- (*) 't Woord Schroter , o^Schreuter , gelyk iiicn 't uitfpreekt , en Schrdt of Schroten , heeft in 't Hoogdultfch zo veelerley becckenis , dat men naauwlyks kan laaden , waarom die Naam aan deezen Tor gegevea zy. Het komt my egter niet on* v/aarfchynlyk voor , dat zulks van de Schaaragtigheid zyner Kaaken of Nypers zy af te leiden : want men fpreekt van ab- lefchrdtete Muntz-Schrdien y dat is hoekjes of brokken en rand- jes van de Muntplaaten , daar men Geld van maal %vaar de ontlafting van flymerige of fcherpe L Dt.ZL. IX. SrvK. Vog- i54 Besckryving van V. Afdeel. IV. HOOFD STUK. Vlieger.d Hert. Vogten vereifcht werdt, gelyk in de Water* zugt, Jicht en Graved. De befle manier, oni hetzelve te bereiden , was , volgens H a r t- MANNj deeze Infekten te doen in een Glas, dat behoorlyk geftopt ware, enze daar mode in de Zonnefch^'n te droogen. Bovendiun werdt het Vliegend Hcrt , verfch gekneufd of geftoo- ten , en op het Deel gelegd , of ook in Vet ge- kookt en tot een Zalf gemaakt zynde , bekwaam geagt cm de Stuipen en Zenuwtrekkingen te doen bedaaren. Volgens Scroderus isde OHe, waar in deeze Torren geftaan hebben, druppelswyze in het Oor gedaan, dienflig te* gen Pyn en Doof heid. Ettmuller verze- kert , dat de Olie van 't Vliegend Hert en die van Scorpioenen , by elkander gevoegd , de Vallende Ziekte der Ideine Kinderen geneezen , en in een moeielyke Baaring behulpzaam zyn , door uitwcndig gebruik. Ik kan hier niets in vinden , dat tegen de Gezonde Reden flrydt. Dat het levendig by zig draagen van deeze Torren , de derdendaagfe Koorts , of de Hoor- nen derzelven aan den Hals op te hangen , ia Kinderen , dezelven beletten zou des nagts ia *t Bed te wateren , komt my ook niet onbe- denkelyk voor: wegecs de fchrik of prikkeling door dezelven veroorzaakt wordende , niet we- gens eenige byzondere kragt : noch dat men daarom de Hoornen, zo wel als de Hertshoor- nen , een plaats zou vergunnen onder de Win- kelmiddelen der Apotheeken. ' De DE Torre N. 255 De Hecr S c o p 0 l i geefc aan hct Vliegend v. Hert , in Karniolie Rogatfcb gcnaamd , ondcr '^''•'eel. den cytel van Luc anus , dc cerfte plaars in de Hoofd. Rang dcr Schildvleugdige infektcn; ftcllende stuk. tot Kenmerken : de Sprieten aan de top viertan- HelT" dig en aan de eem zyde gekamd: de Kaaken mJ-va/^dS Jleekende. De Hcer Geoff roy maakt 'crook zyn Ecrde Ceflagt van , dat hy insgelyks door de Sprieten onderfcheidt , als gekamd zynde en Diet aan 't end gekloofd maar nicttemia Knodsagtig, gelyk.in de andcre Torren. Hy geeft, aan die Geflagt, den Hoofdnaam van Platycerus, naar 't Griekfe VVoord nAarvxe^of, betekende een Infekt met uirgebreide Hoornen of met Hertsgewey. In die Gcflagt licit deeze Autheur twee Familien, de eene met geknakts dc andere met ongeknakte Sprieten. Zie iiier , hoe hy zig daar omtrent verklaart. 5, Het weczentlyke Kcnmcrk van dit Eerfle „ Gcflagt dcr Schildvlcugelige Infekten , is , „ dat zy het end der Sprieten, doch alleenlyk „ aan ^6nc Zyde , Kamswyze gefatzoeneerd „ hebben. De Sprieten bcflaan uit elf Leed- ,, jes, waar van de vicr laatfl:en een verlang- „ zcl hcbbcn , dat taamelyk wcl de Tanden „ van een Kam verbecldt. Dceze vicr uiter- „ fie Lecdjes zyn groorcr dan de anderen , zo „ dat het end van deSprict, door dezelven ge- 5, forrnecrd, dikker is dan hctovcrige, en dus „ de figuur derzelve Knodsagtig zy. Nicttc* „ min hcbbcn wy dit Gcflagt in tweeFamUien I. DEEL. IX. stuk. 3, on- 25^ Beschryving VAK V, i) onderfcheiden , ten opzfgt van de form der Afdeel, ^^ Sprieten , die in fommigen geknakc is of in ,j^^* „ 'c midden geboogen en deeze brengen wy sTUK- >j tot de Eerfte Familie. In deeze Vliegen- HfrT*"^ „ de Herten is het eerfte Lid van de Spriet , 5, naaft aan den Kop, zeer lang, maakende al- „ leen de helft der langte uit. Aan het end „ van dit Lid buigt de Spriet zig , en de ande* J, re veel kortere Leedjes maaken een ftompen J, hoek met het eerfte Stuk. De tweede Fa- 3, mih'e bevat de zodanigeo, welker Sprieten „ regt zyn , en geene Knie in het midden heb- 5, ben, zynde het Eerfte Leedje in dezelven 5, ook niet langer dan de anderen. Omftreeks „ Parys hebben wy naar een enkel Infekt van „ de tweede Familie , zynde het laatfte van „ dit Geflagt, door ons genaamd la Cbevretts „ bnme. De Kwat- „ AUe deeze Infekten komen voort van een „ dik, zespootig, wit Masker of Kwatworm, „ hebbende den Kop bruin en Schulpagtig , en a, voor 't overige overeenkomftig met die , daar „ wy van gefproken hebben in de algemeene „ befchryving der Schildvleugelige. Dit Mas- 5, ker onthoudt zig in het binnenfte van oude „ Boomen, het knaagt het Hout, vermaalende „ hetzelve tot een foort van Zaagzel of Run, „ waar in het de Verandering ondergaat , wor- „ dende een Pop , en vervolgens een volmaakc „ Infekt. Men vindt deeze Kwatwormen fom- .„ tyds in de holten van rottige Boomen , die „ rond- woiin. b E 17 0 R R E K. 25^ ,j rondom met Gatcn doorboord zyn, co rond- V. „ om die zelfde Boomen ziet men , inzondcr* -Afdeeu „ heid des avonds, deTorren vliegen en zwie- Hoofi> „ rer, die daar in haarc Eijeren Icggen". r,ivK. . De grootfte der Vlicgende Hcrtcn , welkea Herf!' deezeHccr omflreeks Parys vondtj was minder zJgenaSSd! dan twee Duimen lang en iets meer dan ecn half Duim breed : doch hy erkent , dat die Soort, van hem le grand Cerf volant genaamd, veel grooter voorkomt in Landen waar veele Boflchen zyn. Als een tweede Soort ftelt hy, onder den naam van la grande Biche , of de groo- te Hinde, dien Tor, welke van Linn^ujj en anderen gehouden wordt voor hct Wyfjd van'tVliegend Hert (*). Geoffrov ontkent zulks, hebbende dikwils zodanigen als decze, die eien weinig kleiner en ongehoornd zyn , of maar korte , ongevorkte , Nypertjes aan deti Kop hebben, met elkander gepaard gevonden. Bovendicn , zegt hy, is de gedadnte van het Borftftuk de zelfde niet in beiden: doch wy weeten dat dit verfchil der Scxe in de Rhinos- ter-Torren zig aan de Hoornen niet alleen, maar ook • an het Borftftiik zeer duidelyk open- baart. Dit is dan geen bevvysrcden om het al« ge (») De Hcer LiNN.BUs, Immers, heeft 'cr agtcr gczec T«m'may dnt is Wyfjc: maar in de Fauna Suecka, uitgeko- men in 't jaar 1746) h-idt zyn Ed. met kragc bewecrd , eve« als de Heer Gkoffroy thans doet , dat dceze een byzon- dete Soor len niet hec Wyfje zy van 't gchoornde Vliegerii Hcrt. 1. DliEL. IZ.. SXUK. R a58 Beschryving van V. gemeen Gevoelcn om ver te ftooten ; zo min Afmel. gis ^3^ j^y jgg^e Bicbes, in en om de Stanimen HooFD- van 'half verrotte EfTcheDboomen , in menigte ^I>W S^vonden hade. Wy gelooven vaft , dat de HerX ongchoornde, hoewel kleiner, de VVyfjes zyn van het Vliegend Hert. Het bruine Zyne twee andere Soorfen van die Familie ^"•'^* behooren tot twee volgenue Soorten van on- zen Autheur. Ik zal dan alleen maar fpreeken van die der.tweede Familie, door hem genaamd la Cbevrette hrune, dat is het bruine Rheetje, 'c welk hy omflreeks Parys waarnam. Dit ver- fchilt van de gewoone Vliegende Herten , niet alleen doordien de Schildcn der Vleugelcn ge- ftippeld en geftreept zyn, maar bovendien door de fi^uur der vSpricten , welke in 't mid- den niet geknakt zyn en het eerflc Leedje nict langer hebbcn dan de andere Leedjes. Ook zyn de zydelingfe Blaadjes , aan 'c end der Sprieten , zo lang en kennelyk niet, als in het gewoone Vliegend Hert. Het Borflftuk, breed en weinig gezoomd , heeft een zonderlioge ge- daante ; zynde voorwaards vicrkant en agter- waards rond. Het vertoont zig, door 't Mi- kroskoop gezien , met Stippelen of indruk- zels , zo wel als de Kop , waar van de Nypers Hooraagtig getakt en vry groot zyn , aan 'c end Vorkagtig verdeeld met twee fcherpe Spiq- fen , waar tulTchen nog een klein Tandje. De langte, van het geheele Infekt, was lets meer dan een vierde Duims. De DE Torre N. t$9 De Vlicgende Hcrtcn zyn in alle Bofchagti- V. ge dcclcn van liuropa, zo t Icnynt, gemecn. jry Men vindcze in Italic, in Vrankryk, inDuitfch- Hoofd* land en zelfs in Sweedeu, alwaar menzs Horn- .11"% oxe of EkoxBi dac is, Eiken-Siier noemt; zo ^^^^'' wegens de Koorncn , als om dat zy zig meed op de Eiken onthouden. Dus vindc meuze ook in 't Sdgc , in Gclderland , in Overyflel en an- dere deelen van ons Ncderland , vvaar Eiken Boflchen zyn. Ray merkt aan , dat zy in fom* niige Landilreeken van Engeland zeer gemeea 2yn; gelyk by Bran/on , alwaar mcnze noem- de Bran/on- Bucks; als ook by Colchefter in 't Graaffchap Eflex , van waar hy een groot Wyfje had gekrecgeu en een Mannet je viermaal zo klein. Daar is , inderdaad, can opzigt van de Groot- uitheera* te deezer Dieren een aanmerkelyk verfchil. ^Vam." Een hcb ik 'er, van drie Duim met de Hoor- nen lang, twee aoderen van twee en nog twee anderen van naauwlyks anderhalf Duim langte, L I N N ^ u s mcrkt aan , dat zy driemaal zo klein in Amerika voorkomen : doch onder de Gehoornde Torren, welke JufFrouw Merian in de Weftindien gevonden heeft, is 'er geene die volmaakt naar het Vliegend Hert gelykt^ of hot moefl: naar het Wyfje zyn. In de Ver- handelingcn, egter, der Koninklyke Societeic van Londcn, wordt gefproken van een Tor mec Hoornen, naar die der Herten gelykende, wel- ke in Virginie en Nieuw Engeland , van de Eu- ropeaanen , die aldaar woonen , het Viiegend I. dbel IX. STua. R a Hert 260 BESCHRYVZNO VAPf V. Here wordt geheten , en de Af bedding , die Afdeel. j^gQ »£,. yajj vindt, fchynt met onze Torren HooFD. van dien naam vry overeenkomftig te zyn. STUK, intilf^us. C59) Tor die Nypers aan den Bek beeft, de Afgebroke- Sprieten boogswyze f bet Lyf langwerpig plat, den Kop eenigermaate -gehoornd, bet Borjijluk en Agterlyf ver van elkaiider^ Het Lyf van deezen Tor vertoont zig , der- halve, als afgebroken, 't welk aanleiding gaf tot den Bynaam. Men vindt hem in 't Kabinet der Koningin van Sweeden , zynde afkomftig uit Weftindie, en veel gelykende naar den Tor hier boven Wydbeen genaamd ; gelyk hy 00k, by Petiver, daar nevens afgebeeld is, en by JufFr. Merian voorkomt onder de lufek- ten van Suriname. Browne brecgc hem t* huis tot de Dermejies of Knaagtorren (*^, en Eoemt hem de Groote , zwarte Boorder: dewyl hy zig , met gemak , een Weg baant of een Gat boort, in eenig Boom of Hout; waarom- trent hy aanmerkt dat deezen Tor een byzon- dere zorgviildigheid fchynt ingefchapen te zyn » cm te maaken dat hec Regenwater dit Gat of Hoi (S9) Scarabacixs maxillofiis , Anteanls arcuatis, Corpore oblongo depieflb , Vertice fubcornuto , Thorace Abdomineque lemotis. M. L. U. Sy/i. Nat. X. M E R i A N. Sur. T. 50, f ET. Gaz. T. 17. f. 7. Dermeftes, B«.Q WN. Jam, 429. T. 44- f. 7. (*) Dermeftes I. major deprefliis, atro-nitens, Scuta Dorff ftiia longitttdinali nonta , Elytris ftxiatis at,• Dit^fraaije Vliegend Hert is vyf Linien Het teauwe»» ^^"^ CD twce Linieo breed, van Kleur ge- Rheerjc. „ heel blaauw , een weinig naar 't paarfch trelc- ,♦ kende; de Sprieten zyn , in 't klein, even „ als die der gewoone Vliegends Hcrten: de „ Nypers fteeken voor uit en zyn aan de „ binnenzyde getand : het Borftftuk heefc een „ aanmerkelyken zoom en vertoont zig, door ,, een Vergrootglas gezien , geftippeld ; de 5, Schilden zyn als van Sagryn en langwerpig. „ Wy hebben , zegt hy , eene Verfcheiden. „ heid van deeze Soort , die een weinig bree- „ der en van onderen bminagtig doch van bo- „ ven groen is ; zo dat men dezelve het greg. J, ne Rbeetje zou kunnen noeraen ". (*; La Chcvrette bleue. Ibitt, pag. a. V. HOOFD. D 2 T O R R E T J E 8, 265 V. HOOFDSTUK. Ho^'fd- STUK, Befcbryving van H Geflagt der Torretjes, fwaar onder eenigen bunnen Bynaam krygen van de Sloffen die zy knaagen of opvreeten , gelyk Spck , Brood-, Hout- en Unid of Bout. Tor- retjes; anderen van bet Geluid dat zymaaken, ah bet Wandtikkertje, of van de plaats daar • zy zig ontbouden , gelyk Bloem-Torrecjes , of van de Geflalte, gelyk Vloo-Torretjes , enz, DEd algemeenen Naam van Torretjes Naam. geef ik aan de Schildvleugelige Infekcen van die Geflagt, cm dat zy gemeenlyk daar by bekend zyn, en in den eerften opflag inzon- derheid in kleinte verfchillen van de meeftcn van 'c voorgaande Geflagt: terwyl de verfchil- lende Woonplaats niet toelaat , dien naam door een byvoegzel nader te bepaalen. Dewyl ee- nigen van deeze Torretjes Huiden of Leder knaagen, zo is de Naam van Dermeftes, dien men in 't Griekfch voor zulke Diertjes gebruikc heeft, niet oneigen, daar aan gegeven. De Heer Geoffroy heeft dien Naam ook wel tot een Geflagtnaam gebruikt , doch hy be- trekt 'er de Doodgraavers onder. Ik zal hier opgeeven , wat hy van de Kenmerken en Ei- geufchappen der Infekten van dit Geflagt , die hy in 't Franfch ook Dermeftes nocrat , ver- haalt. I. DxF.i. IX. 9TUK. R 5 De &66 BttSCHRYViNG VAN V. De Kenraerken vertoonen zig duidelyk in de Afdeel. j.^gg eerfte Soorten (de Doodgraavers naame- HooFD- lyk,) doch in de anderen , die meeftendeels ' ^'^^'^' vry klein zyn , heeft men dikwils een Vergroot- glas noodig omze gewaar te worden, Dezel- ven beftaan in de figuur der Sprieren, welke Knodsagtig zyn , of veel dikker aan het end dan by den Kop , en waar van de dikte gefor* meerd wordt door verfcheide Plaatjes, ten ge- 'tale van drie of vier, overdwars geplaatft, en als aan een Draad gereegen of aan een Spil ge- Itoken , gelyk men fomtyds Palm- of Taxis Pieramieden gefchooren ziet. Deeze Knods, dus overdwars Bladerig, eindigt met een on- verdeeld Leedje , dat een Kuopjc maakt van onregelmaatige figuur. ooifprong De Wormpjes of Maskers, waar uit deeze fchappcn* Torrctjes voortkomcn , hcbbcn zes Pooten en een Schulpagtigen Kop, gelyk dc Kwatwormen der Torren ; maar veelen zyn een weinig Haai- rig en fommigen , gelyk die der geftippeldc , hebben zelfs aan het end , of by dc Staart, een vry groote veelheid van deeze Haairtjes, die aanmerkelyk lang en digt by elkander ftaan , zo dat zy een Soort van Kwaftjc maaken , even als aan de Staart der Runderen. In de Krengen vindt men doorgaans de meeflen van deeze Wormpjes , en, hoewel fommigen zo vuile plaatfen niet bewoonen, houden zy zig doch meed op met het knaagen vin gedeelten van Dieren. Dit ondervinde.i dagclyks de Lief heb- bcrs INSERT FOLDOUT HERE DE TORRETJES. 267 bers der Natuurlyke Hiftorie, die veel moeite V. hebben om de gedroogde Dieren , welke zy '^^^'^^el. bcwaaren willen , voor de aanranding van dee- Hoofd. 7,e Infckten te bcfchutten. Of zy daarom ook ^'^^^' Stokvifch-Torren gcnocmd worden, is my niet gebleeken: doch die weet men, dat het Bont door fommigc Soorten van deeze kleine Diert- jes woidc aangetaft, die 'cr de Haairtjes doen uicvallen door het knaageu van de Huid ; wes- halve men cenigen , met reden , Huid- of Leer- vreetcrs zou kunncn noemen , dat met hec Griekfch VVoord Dermejies overcenkomftig is; anderen Spek-Torretjes ; anderen zelfs Penne- vrecters, die de Pennen, welke men in een Leflenaar of Laade bewaart, niet ongefchon- den laatQp. Daar zyn evenwel Soorten ondcr die minder fchade doen, die zig in rottende Stoffen en Vuiliglieden of in de Meft onthou- den, anderen onder de Baft der Boomen, en ^6ne Soort , welke ik den Naam van de Ge- oorde geef , in 't Water. In deeze verfcheiderley Stoffen is het, dat venndering. de Wormen van deeze Torretjes de Veran- dering ondergaan; daar zy Poppen worden en eindelyk den Staat van Volkomenheid berei- ken. Alsdan vliegcn deeze Diertjcs op de Bloe- men , die 'cr dikwils mede bedekt zyn , en ko- men in onze Huizcn , zonder nogtans hunne eerfte Woonplaats geheel te vcrlaaten, naar welke zy van tyd tot tyd terugkeeren, waar- fchynlyk om hunnc Eijertjcs te Icggen. Deeze I. DrEL. IX. Stuk. Tor- 2 dat dit Diertje in grootte verfchilt , zynde fom- tyds een zcsde , fomtyds een agtfte Duims lang. Deszelfs Wormpje, dat Haairig is, zegt hy, en famengefteld uit geelagtige en bruine Rin- getjes , onthoudt zig in Krengen zo wel als in Bon- (i) Dermeftes niger, Coleoptris puriilis albis binis. Faw.t Succ. J 61, F R I S C H. Ik/, V. Tab. g, I. Dr.Ei.. IX. Stuic. S S74 Beschryving van V' Bonte Vagten , waar aan het veel nadeel doet. Afdeel. jjgj. Xorretje , dat daar uit voortkomt , vindt HooFD- nien dikwils ia de Huizen , als ook in de Tui- STUK. nen op de Bloemen. Het is geheel bruin , zwarc- agtig , glimmeode, hebbende alleen op icder Dekfchiid een witte Stip, door kleine Haairt- jes van die Kleur geformeerd. Op 't midden van deszelfs Borftftuka naby het Schildje, en aan de beide zyden van iietzelve, vertoonen zig nog drie andere kleinere witte Stipjes. In de Afbeelding, vvelke Frisch ons raee- deelt van zodanig een Torretje (*) , zyn vier Tvitte Stippen duidelyk zigtbaar , en oagenoeg even groot getckend, Hy befchryft het Mas- ker , daar het uit voortkomt , en deszelfs Veri andering , volgens eigen Waarneemingen , zeer omftandig, onder den naam van Motworm met een langbaairige Staarty als volgt (f). Mot-Worm. „ Met den algemeenen Naam van Worm ben Pl lxxiii Fi^. z. >j iJ^ inzonderhcid gewoon die kruipende Infek- „ ten te betekencn, welke de kortfte Pooten 5, hebben , en niet tot de Rupfen behooren » „ onderfcheidende dezelvcn van de Maden « die „ geen Pooten in 't geheel hebben , en einde- „ lyk ook in een andere Geftalte overgaan. „ Motten noem ik zodanige Infekten , die ge- woon (*) In/e&. v. TH. pag. 22. Tab. VIII. (■)■) Dewyl weinig Autheuren zig zo naauwkeuiig hebben toegelegd op het ondeizoek der Huishouding van deeze kiei- ne Diertjes , kon ik niet nalaaten de Waarneemingen V3H P R I s c H aan onze Lief hebbers niede tc deelen. IDE TORRETJES. ^7^ „ woon zyn allerlcy-Diogcn ^ welkc men in V. 3, KalTen, Killen of Laaden, leggende bewaart, ■'^^'^s^' „ vveg te knaagen. Ondcr zodanige Motwor- Hoofd* 5, men kao men de gcmeldc wcl bovcn anderen stuk. „ fchadelyk noemen , dewyl dczelve tot de „ langleevende behoort* De meefte Infekteo ,, fterven binnen een Jaar na hunne Gcboortej „ doch deezG Wormpjcs 'icb ik over de twee „ Jaaren in een Tinnen Doosje , (dewyl zy „ door Hout been vrccten,) met een weicig ,, Wol levendig gehoiidtn. „ Wanneer deeze Motwormen , dus , in een Middeien J, Woilen Gewaad of Dckens , ecnmaal geko- ^^ *^^'^"' J, men zyn, blyven zy niet alleen lang daar in ,) en vcrmenjgvuldigenontelbaar, wanneer men ,, 'er Diet naar zict, tot dat zy allcs weg ge* ,5 vreeten hebben ; maar zy kunnen zig ook „ lang behelpen met zeer weinig Voedzel, en „ wagten , tot dat zy door Hout , en andere ,, ScofFen doorgcknaagd en nicuwe Spyze ge« „ vonden hebben. Eenig fterk gelymd Pak- „ Papier kan evenwel zodanige StofFen , die >, zy zoeken , befchutten voor bet Torretje ^ „ daar deeze Motwormen van af komftig zyn , „ als men dczclven daar te deeg in berolt. Het a WolIen Goed, uaamelyk, wordt in de Lugt', „ of op dofFe plaatfen , wel dra vogtig, en ,, gccft dan een mulFe Reuk van zig, waat „ door deeze Torretjes worden aangclokt , of „ fcboon wy die Reuk niet eens gcwaar wor- )> den. Het omgewonden Papier, nu, beleC L deel. u« Stvk.. S 3 ^, die ft7^ Beschryvihg van V. „ die Reuk zig zodanig uit te fpreiden , al was Afdbel ^^ .J jjaj i^et Wollen Goed begon tebederven, HooFD. »» en verhindert, bovendien, hec inkomen" van sTUK. ^j de Torretjes (*). Geftaite. „ Dit Mocwormpje is bruia van Kleur, en „ ziet'er, kort nade Vervelling, uit, als ver- „ guld Leder , hebbende tien uitpuilende Rin- „ gen, en op ieder Ring veelkleine Korrelc* „ jes , als van grof gedrukt Sagryn. De Voe- „ gen, tulTchen de Ringen^ zyn witagtig, en ,, gedekt door Haairt jes , die aan den rand vaa 5, ieder Ring ilaan ; omze te befchutten voor J, het gene daar tuflchen in kon vallen ; Vuu- „ rig rood van Kleur. Deeze Haairtjes ftaan 3, beurt om beurt, 6en korter en e6n langer; „ doch de punten zyn altemaal gerigt L^aar de 5, middelftreep van de ronde Rug. De zes „ Pooten van dit Wormpje ftaan voor aan het „ Lyf , onder den eerflen Ring, van den Hals „ af gerekend. Zy hebben geen bulging of „ Knie, en aan 't end maar een enkele Klaauvv, „ die omtrent een derde deel der langte van „ den Poot heeft , en niet aanmeikelyk of 5, Haakswyze krom geboogen is. Van agterea „ zyn zy met kieine Haairtjes, in de geheele „ langte, bezet. De Staart heeft zo lange Haairt- ,, jes als het Wormpje is, tot veertig in getal, wel- (*) 't Zal mooglyk ook daarom zyn , dat men Lavendel- bloemen in de KalTen of Laadcn der Kabinetten legt tegen de Motten ; als waar door dc muffe Reuk wcggenomcn of be- let wordt zig te verfpteiden» BE TOURBTJES. 277 „ welke, by ZoDnefchyn, den glans vertoo- v. 3i nen van de Regenboog. Deeze Staart houdt Afdeel „ dc deeltjes der fyn gcknaagde Wollc, die hoofd- J, op het fpits toeloopend Lighaam leggen, stuk. „ in dc hoogce, fchuifc en drukt dezelven, in „ *t voortkruipcn , wat in 't ronde by een , ea „ duuwtze een weinig plat, dac hec gat, waar a, het Infekt (^orvreet , open blyve. De Buik 3, is wat witagtiger bruin, doch 00k als ver- 5, guld Leder, met kleine ftyve Haairtjes digt „ bezct, wegens de gefladige wryving van hec a, Lighaam. De Gang is by Verdeehngen of „ als Scbietende. Wanncer, caamelyk, ieder „ paar Pooten een Schreede gedaan heeft , „ moet het lange Lyf nagehaald worden : want „ het Agterlyf wordt niet , gelyk in fommige 5, VVormen , door zekere Werktuigen voortge- 5, fchooven, maar de Voegcn, die tuflchen de J, Ringen zyn , laatcn zig uitrekken j en trek- „ ken zig wederom te famen, tot aan zekere „ Knopjes op ieder Ring , waar op eenige Haairt- 3, jcs zyn geplaatft". „ Dewyl het viermaal vervellen van deezen „ Motworm, (zegt Frisch,) met zo lange „ tuflchenpoozingen gefchiedt, en zy eenige „ Jaarcn kunnen Iceven , zo ben ik dikwils „ moede geworden en hebzc weg geworpen, J, als niet meer ftaat maakende op hunne Ver* „* andcring , en hunne Vervelliog aanmerkende J5 gelyk die der Kreeften , welke daar door niec „ van Geftalte veranderen: totdat ik, in 'tjaar I. Deel. IX. Stuk. S3 „ 1 722, 278 Besgrryving vau V. i, 1722, na herhaalde onderzoekingen , deeze Afdeel. ^^ Wormpjes , eindelyk , de Geftaltewiffeliog Hoo'fd- j, zag ondergaan op de volgende manier. sTUK. ^^ De drie eerfte Vervellingen gcfchiedenzo, J, dac hec uitgezette Lighaam de oude Huid, „ bovcn op de Rug , over de drie voorfte Rin- „ gen , in de langte doet barften ; waar op ver- „ volgens de Huid, door veele beweegiogen „ die het Wormpje maakt , allengs geheel „ wordt afgefchooven. De afgelegde bruine „ Huid is altoos, van binnen, nog met een 5, witte Huid gevoerd, De Verandering tot eca „ Popje gefchiedt in de vierde Huid ; wanneer „ deeze van boven open barft, komt 'er hec 5, Popje uit voort. Dit heeft den Kop zeer ne- j, derwaards geboogen , zynde rondom Wollig „ of ruig door fyne korte witte Haairtjes , en 5, hebbende op de zes middelfte Ringen kleine 5, bruinagtige Oogjes, van binnen wit. Ter- „ wyl deeze Pop nog wit is, ziet men 'er ook „ reeds de bruine Oogen van het Infekt aan, „ dat, wanneer zy bruin geworden is, als een i, glimmend zwart Torretje daar uit kruipt, ,, hebbende op de Schildjes , van boven , ieder „ een witte flip". IV. (4) Torretje dat bruin is , met de Sprieten Js."'"*^' S^^h ol^ Penneveertjes, Veder- sprietig. Y2Q ^eczc Soort van Torretjes , ook in ons We- {4) Dermeftesfi^fcuSj, Antentiis luteis pennatis. Syjl. Nat. X. DE TORRETJES. 279 Wereldsdeel voorkomende , heeft de Heer V. Geoffroy ccn byzondcr Gcflagt gefor- ^^^eel. meerd , onder den Latynlchen Daam van Ptili- Hoofd- nus, en den Franfchen Panache, dat zo vecl stuk, zegt als Pluini-Torretje: want de Sprictcn ver- tooDcn zig Vederagtig. Zy beftaan uic elf Leed- jes, waar van dc tweejdigft aan den Kop, zon- der, de overigen ieder met een lang byhang- zel zyn , dat dezelven zig, eenigermaate, als gezegd is doet vcrtoonen. De Wormpjes van deeze Infckten onthouden zig > volgcns hem, in deStammen van Boomen , waar in z.y kleine, diepe, ronde Holletjes boo- ren , en in dezelven ondergaan zy hunne Ver- anderingen , tot dat zy,, Torretjes gevvordea zynde, daar uit komen vliegen op de Bloemen, alwaar men deeze Soort fomwylen onimoet, die , op gelyke wyze als de Spcktorretjes , wan- neer men *er aanraakt , den Kop en Pooten in- trekt , en zig als dood houdt. Ook kan men , in oude Stammen van Wilgeboomen , fomcyds de Maskers, Popjes, ja de Torretjes zelf, ge. reed zynde tot het weg vliegen , vinden. Een andere Soort van Veder - Sprietig ofpL. lxxiii. Pluim-Torretjc , door dcezen Autheur , zo^'*^'^' in natuurlyke grootte-als door een Vcrgroot- glas afgebeeld (*), dat vry gemcen op de Bloemen omftreeks Parys voorkomt, heeft de Schil- (*) Hi/l. des Infect, env. Paris. Tom. I. p. 66. Tab. I. . DEEL. IX. Stuk. S 4 ftSo Beschryving van V. Schilden der Vleugelen geel , doch is voor *c Afdeel. overige geheel zwarc. Zyn Ed. verbeeldc zig HooFD. dat hec door LiNNiEUs onder de St. Jans Vliegen becrokken zy , met den zelfden By, naam (*)♦ STUK. V. (5) Torretje dat zwart is , en de Sprieter^ ^ Knods-''" Knodsagtig , 7net Haairtjes heeft. Sprietig. De Knodsagtigherd van dc Sprietcn zal, in hctzelve, waarfchynlyk veroorzaakc worden, door de gemelde Haairtjes. Dewyl, evenwel, die Koodsagtigheid , door onzen Autheur als eca algcmeen Kenmerk van dit Geflagt is op- gegeven ; zie ik niet hoc deeze Bynaam toe een Soortelyke onderfcheiding kaq ftrekken. Het onthoudtzig, volgens heoi, ook in Europa. VI. (6) Torretje dat bruin is , met Draadswyze •n rctje. S™";:?^. Spriiten. De Sprieten zyn in deeze zo Knodsagtig, dat is zo dik aan *t end niet als in andere Soortca van dit Geflagt, gelyk de Af beelding aantoont; doch ook Diet volkomen als Draadjes. Die heeft den Heer Geoffroy, wederom , een by. (*) Cantharis Peftinicornls. Sy/i. Nat. Ed. X. Gen. 181. Sp. z6. (s) Dermeftes nlyer, Antennis clavatis pilofis. S^-T?. Nat. X, (6) Dermeftes fufcus , Antennis filiformibus. Sy/l. Nat. X. Cafllda nigra , Antennh Setaceis, Corpore teretiusoulo. Faiof. Suec, jg^.. DE TORRETJES. 281 byzonder Geflagt daar van doen formeeren on- V, der den naam van ByrrhuSy in 'c Franfch Vril- ■^^^,^^^' lette; om dat hct in 'c Houc gaatjes boort als Hoofdt waren zy *er met een Fret in gemaakt. Voor „ stuk. ' tiout:irretji, my, beken ik, is de toepafling hicr van zo duifter , als het gebruik en dc afkomft van den Latynfchen of Griekfchcn Naam. Ondcr- tuflchen moet die Infekc een van de gemeenften zyn, want hy merkt daar van het volgende aan (*). „ Men ziet , dagelyks , oude Tafcis in de 5, Huizen , en ander Huisraad van Hout , door- „ boord met een oneindig getal van kleine ron- „ de Gaatjes en t'eenemaal vermolfemd door „ d©eze Infekten. Indien men, aan de ope- „ ning van een deezer Gaatjes , een hoopje „ fyn gemalen Houtftof gewaar wordt, gely- „ kcnde naar verfch Zaagzel, kan men giflen, „ dat het Masker van dit Torretje zig daar „ binnen bevindt: dat Stof is van de daade- ,, lyke booring en vernieling, welke hetzelve „ in 't Hout aanregt , afkomfliig; wordende ,, van dit Wormpje, naar maate het in zyn „ Werk vordert, uit het Gat geworpen. Het „ Hout allengs weg fnydende, om aan den bo- 5, dem van het Hoi te komen, dat het Infekt „ geboord heeft, zal men weldra het Masker „ vinden; dat een Wormpje is, gelykende s, naar een kleinen Kwatworm , week of zagt „ vao (*) HiJ?. dts Ir.f. tr,v. Paris. Tom. I. p. lop. X. DEEL, JX. STUK- S 5 282 Beschryving van V. „ van Lyf, met zes Schulpagtige Pooten, Afdeel. ^^ jjgjj j^Qp jj^uio en insgelyks Schulpagtig HooFD- ,9 hard, met twee fterke Nypers daar aan, 5*^"^* ,, om het Hout fyn te vylen of af te bree- HouttQrretje. " , n ^ , ^ „ ken, waar op net aalt, en dat hetzelve we. „ der looft als zeer fyne Korreltjes, die het „ gemelde Zaagzel maaken , waar van wy ge- „ fproken hebben. Dus holt zig dit Wormp- „ je, onder het gebruiken van zyn Voedzel, „ tevens een Woonplaats uit , noodig en dien- 5, ftig om zyn teere Lighaam te huisveften en „ voor uiterlyk geweld of nadcel te befchut- „ ten • * „ In onze Huizen is 't niet alleen, dat het „ Hout wordt doorboord van de Masker^ der 5, Houttorretjes : andere Soorten taften de le- „ vendige Boomen op het Land en in de Tui- „ nen aan , waar in zy dergelyke Gaatjes maa- „ ken. Daar is ook een Soort, die Meelag- „ tige StofFen tot Voedzel verkieft en van dee- j, ze worden de Ouweltjes , die men in Laaden „ wat lang bewaart, op gelyke manier door- „ boord; als ook de Styfzel en fomwylen zelfs „ het Brood : waar in dat Infekt dergelyke „ Gaatjes maakt , als de andere Soorten in het 5, Houtwerk'% ,, Als deeze Wormpjes tot hunne Grootte „ gekomen en verfcheide maalen van Huid ver- „ wiffeld zyn , zo veranderen zy van Geftalte a, in het diepfte van 't Kanaal , dat zy zig heb- „ ben uitgchold ; na dat hetzelve , vooraf , ,, doo DE TORRETJES, 2S3 „ door hun bcfponnen is met eenige Zyden V. „ draadjcs , die uic hucDcn Bek voortkomen. ^^^"^^^^ „ Alsdan ncemcn zy de Gcdaantc van een Pop- Hoofd. „ ie aan , en vervolgens die van een volmaakc „ ^'^"^' ^ _, . , ^ , Ileuttorretje, „ Infekc of Torretje, dat men fomtyds, by „ het le voorfchyn komen uit zyn Flolletje, „ betrapt. Dceze Infektcn hcbbcn de raeer „ gemelde Eigenfchap, van , als raenze aan- „ raakc, zig dood te veinzen, met de Spek- „ torretjcs gemeen". Onder de Soorteu van Byrrbus is deeze dePL. lxxiii. Vierde by den Franfchen Autheur , die haar '^' '*'* nocmt la Vrilktte Sawyarde of het Savoyaard- feFretjci cm reden, zegt hy, dat het bruin en donker geel, op deszelfs Lyf, naar de Kleur van Roet zwcemen. Men heefc, gelyk bekcnd is, niet alleen hier, maar inzonderheid, tePa- rys, vecl Schoorfteenveegers , dat Savojaarden zyn. Een fraaije vinding waarlyk! En hy hadt het genoemd Byrrhus die geheel z'voart bruin is (*), VVaar blyft dan het geel ? Dewyl het Wormpje zig , volgens de Aanmerking van zyn Ed., in Krengen en rottig Hout onthoudt, zo zie ik niet , dat de boorende of Fretagtige Ei- genfchap der Houttorretjes in hetzelve plaats heeft. In de bcfchryving der Sweedfche Dieren was dit Torretje, van onzen Autheur, onder eea ander Gcflagt betrokken, en genoemd Schild- padje (*) Byrrhus totus nigro-fufcus. Ut /upra. pag. iiz. 1. Deel. IX. Stuk* a84. Beschryvinc van V. padje dat zwart is , met de Sprieten borjlelig m ■Afdeel. ^gj j^y.^ langwerpig rond. Hy haalt daar , uic HooFD- de Vcrhandelingen der Akademie van Upfal, sTUK. gjjnj een Dermeftes met bet Lyf langwerpig, de Dekfcbilden gejlreept , den Kop met een Schild gedekt. „ Het onthoudt zig (zegc de Ridder), „ in de Huizen , daar hec de Kleederen ver- „ Dielt; een wonderbaar Diertje, *c welk, als „ het iemand aanraakt , den Kop en Pooten in- j, trekt, zo dat de Kop door een Schild be- „ fchut vvordt en zig niet openbaart. Het ,, buigt zyn Pooten aartig , zo dat de Dyea „ zig ais geknoc vertoonen. In deeze ftaat „ blyft het een geruimen tyd, kunnende door „ gcen geweld of pyniging tot vlugten of be- 3, weeging van eenig het minfte Vezeltje ge- 5, bragtworden; noch door Water, noch door „ Vuur , noch door fcherpe Vogten , noch door 5, lets v/at het ook zy , kunnen deszeifs Zenu- • „ wen dermaate aangedaan wordcn , dat het die „ alles niet verdraagt, fchoon men het ook ter „ dood toe foltcre. De ftraalen der Zon , eg- „ ter, kan het zo veel niet lyden". Derhal- ve wordt deeze Soort, door den Heer Lin- N /E u s , met den Bynaam van Hardnekkig Tor- retje getyteld ; doch wy geeven 'er licver den algemeenen en gewoonen naam aan van Hoiit- torretje: dewyl anderen ook die Eigenfchap heb- t)en, alsgemeld is. (7) DE TORRETJES. 285 (7) Torretje dat roodagtig is, met de Oogen Afdebl. bruin t de Sprieten Draadswyze. ^, ^• ^ HOOFD. STUK, Dewyl dc gemelde Houttorretjes zeer hard yii. zvn , zai a-^n die , om dat het gemakkelyker te zagt Hout- . , T^ r, Torretje. verpletteren is, de Bynaam van Zagt gegeven zyn. GaOFFROY betrekt 'er toe, een, dat hy noemt het 'uaale Fretje^ waar vac hy het Wormpje in een Pynboom , in de Koninglyke Tuin te Parys, gevonden hadt. Het Torretje, zegt hy , was ongevaar een vyfde Duims lang. LiNN^us zegt, dat het naar de Goudhaant- jes veel gelykt, doch de Gedalte heeft van dc Houttorretjes. C^') Torretje dat zwart is , met de Dekfcbil- viir, ^ y ■> ' ^ Capucinus. den en bet. Lyf van onderen rood , JbefKapucyn. Borjljluk Jlomp uitgerand* Uit die Geftalte zal men h'gt de rcden be- vroedcn van den Bynaam. Het onthoudt zig mede in ons Wereldsdcel , kiezende dc Stam- mcn van Boomen en de Houten Befchotten tot zyne Woonplaats. Het fchynt derhalve wei. nig van de Houttorretjes te verfchillen. C9) (7) Dcrmcftes tcftaceus, Oculls fufcis, Antennis filiformi- bus. Sv/7. Nat. X. (%) Dermeftes niger, Ely tris Abdomineque rubris ; Thorace emarginato retufo. SyP, Nat, Xi J. DF.EL, IX. STUK. fi86 Beschryving van A ^' (^) Torre tje dat roodagtig is en Haairig, met ^ ' de Dekfcbilde?i gejlreept, fiomp, en ah of HooFD- zy afgebeeten waren getand* STUK. IX. Ray hadt dit Beeftje onder de Torren ge^ Typogm- phus. teld, wegens de figuur der Sprieten, dieKnods- ter. ^' ^ agtig zyn , en niec overdwars Bladerig, ja ook niet aan *t end gekloofd, maar onverdeeld j mec een Ovaale tip, op zyde famengedrukt : weshalve het eer behooren zou tot het volgende Geflagt. Men vindc het in Europa niet alleen , raaar ook in Amerika, volgens de VVaarneeming van den Sweedfchen Heer Kalm. Het Masker ont- houdt zig op de Stammen der Pynboomen , tuffchen de Baft en het Hout, waar het Dool- hoven formeert en Letters maakt of Karakters , brengendc ook Stof of Meel voort , gclyker- wys de Houtiorretjes. Zie daar dan de reden van den Bynaara. X. (lo) Torre tje dat roodagtig is en glad, met fhus. de Dekjchilden^ aan het end, Haairig en Schryf-Tor- ^. . recje. btomp, Een dergelyke reden zal 'er voor de benaa- ming van dit Torretje zyn , 't welk binnen de Baft van doodc Boomen gevondcn virordt, en moog- (p) Dermeftes teftaceus pllofus , Elytris ftriatis rerufis pri- morfb - dentatis. Faun, Suec. i66» It. Oel. 26. 195. Scara* barus. Raj. Inf. 100. N. 10. fio) Dermeftes teftaceus glaber, Elytrls apice villofis obtu- fis. Faun. Suec. 367, deTorretjes. 287 mooglyk wat fynder Karakters maakt , gelyk V. in 't Schryven. Onder de Sweedfche Dieren, ^^J^eel. cgter, hadt Linnaeus gcmeld, dat het zig Hoofd- in KrcDgcn onthoude, ectende 00k Infckteo. ^'^^^' Die zal miflchien van het Torretje , en het an- dere van deszelfs Masker te verftaan zyn. Het Lyf is Spilrond, van grootte als een groote Luis, geheel bruinrood (*) en glad* (11) Torretje dat roodagtig is en ruig , met xr. Jshus. Tekenaar. de Dekfchilden Zeegroen en Jlompagtig. -phlsF^' Ik neem de Vryheid van dien Bynaam dus te verduitfchen. Het onthoudt zig 00k coder de Baft der Boomen in ons Wereldsdeel , en maakt 'er Doolhoven die gevind zyn : waar uit ik befluit, dat het eenigcrmaate de Tekenkonft oefent, ten minfte zo wel als de voorgaande die van Schryven en Letterzetten, (la) Torretje dat zijcart en een loemg ring xir. 1 IS 1 r 1 •! 1 1 f P:niperda. is^ met de Dekjcbild.n pekzwart en gaaf; pynooom. het onderjle der Pooten ros, ^ ^^^' Dit Diertje onthoudt zig in de onderfte tak- jcs der Pynboomen in Sweeden , vvelken het door- (*) Tctum teftaceum, Dit zelfde Woord hadt onze Autheur gebruikt ten opzigt van de Dekfchilden der Meykevers of Mo« lenaars , die Kaneelkleurig zyn. (11) Dermeftes teftaceus pilofus, Elytris glaucis obtufius- culis. Syji. Nat. X. (12) Dermeftes nigcr fubvillofus , Elytris piceis integiis, plantis rufis. SyJi. Nat. X. L DliEI. IX. StuK, 288 Beschryving van V. doorboort en doet verdorren, Anders zou men y^^ • mogen denken of het die Soort niet ware , wel- ■ HooFD- ke in de Fauna Siiecica genoemd wordt; Der- STUK. j^e(];es die zwart is, met rojje Voeterii zynde eens zo groot als een Luis j doch , in 't Water, zig tulibhen 'c Kroos onihoudende. Kon dezel- ve ook, uic de Boomen, daar in gevallen zyn geweefl? Hoe 't zy; de Heer Geoffroy nam de laatftgemelde , omftreeks Parys , ook op de Wacerplanten waar, en nocmc dezelve le Dermefte en deuil, dat is: in de Rouw: we- gens de zwartheid waarfchynlyk : de langte was omtrent een dendc Duims. Dit Torretje hadtde Dekfchilden geftrecpt, doch twee, by- na van de zelfde grootte, kleur en geftalte, op de Planten huisveftende, hadden de Dek- fchilden glad (*}. ^'"' (13) Torretje dat uit den zwarten blaauwa^. Biaauwagtjg. tig is , met het Borjljluk Haairig^ In de Zuidelyke deeien van Sweeden was dit Torretje door den Heer Leche gevonden , zynde van grootte als een Ryftkorrel , van bo- ven geheel blaauw, van onderen zwartagtig^ met het Bordfluk Haairig. Doktor Scopoli vondt 'er, in Karniolie, 6en op de Bloemen ert (t) Le Dermefte Jayet & le Dermefte noir a longiies An« tennes. H'/}. des Inf. env. Paris, Tom, I. pag. 107. (13) Dermeftes nigro- ccerulescens , .Thorace villofo. 5v/?, Nat. X; Dermeftes nigro-carulciis. Faun^ Suec. 373. bfc ToRRETJES. 289 eti Planten, omtrcBC een ticnde Duims lang, V. en van dergelyke Kleur, hcbbende het Borft- Arosr^u ftuk en de vSchilden ruig. Een ander, wac kici- Hoopd- ncr en zwartagtig blaauw, docl« glad van Borft- s"^"*' llukj werdc door hem, den 17 April, op een Hyacinth Bloem gcvangen. Dit hadt, zo wel als 'tanderc, de Pooten ros. Een bruin Tor- rctjc, zcgt hy, van grootte als die laatfte, ge- flippcld , blinkende , met de punt van 't Ag- terlyf en de Pooten Yzergraauw ; was in die zelfde Maand op de Blocmen van de Moeras- GoiiJsbloem niec zeldzaam (*). De geftalte der Sprieten en de figuur van het Borft ftuk heefc den Heer Geoff roy deeze Soort , wederom , doen betrekken tot een Geflagt, waar aan hy den naam geefe van Clenis in 't Franfch Chiron. Het dikke end der Sprieten beftaat, zegt hy, in deeze uit drie Leedjes, weike, volgens zyne Afbcelding Ct)» 'er volmaakt de Kenmerken aan geeven van die ons Tweede Geflagt , als overdwars Bladerig zig vertoonende. Bovendien is , 20 hy aan- .'rnerkt , het Borftftuk ten naaften by Cylindrifch of rolrond, zonder Zoom, en de Voeten zyn met Kufl'entjes voorzicn , a!s in de Vliegen. Tot dit Geflagt betrekt deeze Heer een zeer fraay Baftcr'd-Olyphantje, glinfterend blaauw^ dat men op de Bloemen vindt, en waar van de {*) Entomolopa Carniolka. p. ig. (t) PL. V, Fig. I. Hiji. des Inf. er.v. Paris, Tom. I, p. S03. I. DEEL. IX. stuu. T apo Beschryving van V. de Wormpjcs huishouden in de Byea - Nefteo. Afdeel 2,yn tweede Soort van Ckrus of Clairon is dec- ze, died Ray telt onder de geknodfte Tor- V. HOOFD' STUK. XTV. TeKeJfralis. Venfter- Torretje. Roodfchil- dig. ren, en welke veel naar dat Bafterd-Olyphant- Je gelykt, doch naauwlyks een derde of een vierde van deszclfs groottc heefu Het ver- bergc den Kop en Pooten , even als de Hout- torrctjes: men vindt het op de Bloemcn, en dikwils in de Huizen: het Masker leeft van Krengen. Die noemt hy k Clairon bleu, en een ander , 't welk hy overvloedig op de Bloemen der Refeda vondt , wordt , wegens de Haairig- heid, die hetzelve, fchoon zwart zynde, zig grys doec vertoonen, le Clairon Satine gcheten. (14) Torretje dat Kajlanje-hruin is, met den Kop zwartagtig en het Borjljluk hruin. Vender - Torretje wordt dit van onzen Au- theur genoemd, als in 't Voorjaar in de Ven- ders woonende. Het Lyf is kleiner dan dat van een Vloo en langwerpig. In Deenemarken hadt de Heer Muller 'e^ ook in een Ven- • fter gevangen (*). De Heer Geoffroy maakt een byzonder Geflagt van Torretjes, daar hy den naam aan §eeft van Bojlrichus , om dat het Bsrftftuk ruig is (1+) Dermeftes caftmeus, Capicc nigricante, Thorace fuf- co. Syji. Nat. X. Chiyfomcla fufca , Capite nigricante. Faiir^ Suec. 443, , (*) Fauna Fridrkbsdalina. p. 3. DE TORRETJES. ^Ql is en met Haairtjcs bczcc, die door het Ver- grootglas zig als gefrifeerd vcrtooncn. Deeze verfchillen van dac van Clenn of Ciairon , door- dien het Borflftuk Tceiiingvormig is , waar in de Kop zig geheel kan verbergen , en dat het onderfte dcr Poocen gecn KulTcntjes of Spons- jcs heeft , zynde Itekeiig. In de Geftalte der Sprieten komen zy volmaakt daar mede over. ecn. Eene Soort daar van , wclke hy biTcfcryft en af bceldt , komt , omftrecks Parys, doch zeer zcldzaam voor, en fchynt te behooren tot de Houttorretjes , maar is vry grooter , als byna ecn half Duim lang zynde en een zesde Duims breed, van Kleur zwart, met de D.ckfchilden rood en glad , doch hier en daar geflippeld. Gccn andere Soorten heeft hy daar van te Pa- rys gevonden , maar eenige zodanigen gezien , die van Senegal kwamen (*). Ik moet Dog erinneren , dat deeze twee Ge» flagten behooren tot zyn tweeden Rang van Schildvlcugeligen , (die de Dekfchilden hard en het geheele Lyf daar mede gcdckt hebben :) aangezien 'er maar vier Leedjes in hunne Voe- ten zyn; terwyl de Dermejies, Byrrbus en an- dere Geflagten , even als de Torrea , met 'oyf Leedjes in de Vocten , of het onderfte deel der Pooten, zyn voorzien. V. Afdeel v. HOOFD- STUK* (IJ) (*) HiJ}. des Inf. env. Farts. Tom. I. p. 302, li Deel. IX. Stui^. T 3 Kloptorretje. spa Beschryving van . • (15) Torretje dat zwart is, bebbende de Dek- V. fchilden graauw en zwart gerand, bet ^i7k' Borjljluk ruig, XV. Domejikus.^ Deeze Soort van Torretjes was in de Vcrhan- deliogen der Akademie van Uplal in Sweeden genoemd Dermejles, rolrondagtig van Lighaam zynde , met een dikke ruigagtige Halskraag, de Schilden roodagtig. Hec hadt de Spriecea rosagtig , het Lyf en de Footen zwarc, zyn- de niec veel grooter dan een Luis. Men vindt hot in verfcheiderley Huisraad en in de Huizen. Thans voegt onze Autheur 'er by , dat het Borftftuk .zeer bultig, en byna half-Klootrond zy. Dd Heer G E o f f u 0 y betrekc hetzelve tot zyn eeiTte Soort in het Geflagt van Byrrbus, die hy in 't Franfch noemt Vrilkttei of Fret- torretjes , voorgemdd ; onder den tytel van Vrilktte des Tables, of Tafel-Frettorrecje. De langte is, volgens hem, een agrfte of een zes- de Duims : men vindt 'er die donker bruin en die lichter zyn van Kleur: zy hebben de voor- gedagte eigenfchap der Houttorrecjes, van, als menze aanraakt , den Kop en Pooten in te trek- ken, even als of zy dood waren. Deeze zyn het, zo hy oordeelt , inzonderheid , welker Wormpjes de ronde Gaatjes in het Hout boo- ren, C15) Dermeftes niger, Elytris gcifels] margine nigrls, Tho- lace vlUofo. Faun, Suec, i6t. deTorretjes. fip3 ren, daar onze Kaflen en Kiften, en wel voor- V. naamelyk Tafels en Stoelen , van doorbcord en ^^^^^^' nllengs zodanig verteerd vvordcu , dan zy aan Hoofd- ftukken breeken : des men deeze lofekten niet ^ ^'^U'^- dan ce menigvuldig in de Huizen ontmoet. 'pforretje, „ Onder de Soorten van die Geflagt verdient * „ de Eerfte, zegt hy , onze opmerking, zo J, zeer niet wegens deKleuren,'die geen Glans 5, iiebben , of wegens de Geftake , daar niets „ byzonders in fteekt, als uit hoofde van een 0 J, zonderling Geluid<, welk die Diertje maakt, „ tot ongerudheid , fomwylen , van ecnige 3, Menfchen, Ipdien men zig in flilte bevindt „ in een Vertrek, [gelyk by het bewaaken van „ Kranken ,] hoort men fomtyds , inzonderheid „ naar de Venfteren toe, een regelmaatig klop- „ pen , dat dikwils lang aanhoudt , en zccr ge- „ lykt naar het tikken van een Zak-Orlogie. „ Sommigcn hcbben deeze Kloppingen aan „ Spinnekoppen , andercn aan een Soort van ,, Lui.-jes toegefchreevcn , die in oud Houc ' „ voorkomen, deswegcns Klopluisjes gcoaamd. 5, Anderen, zonder het Infekt te kennen , welk „ die Geluid maakt, of daar om te dsnken, „ hebben dit Tikken gcnoemd het Uunverk „ des Doods, hetzelve als een kwaad Voorte- „ ken aanmcrkende. Maar, noch de Spinne^ J, nekoppen, noch de Houtluisjes kunncn oor- 5, zaak zyn van dit Kloppen ; het welk veroor* „ zaakt wordc doorde Fretjes, die by herhaa- „ lingcn op het cud? Hout flaan , om hetzelve I. Deel. IX. Sxmc. T 3 te 294 B E S C H R Y V r N O V A If V. „ te doorbooren en zig daar in te huisveflen, Afdeel. ^^ Deplaats, naaraelyk", onderzoekende, vvaar HooFD. „ dit Geluid van daan koint , is hec zeldzaam sTUK. „ggQ k\em Gaacie te vinden , waar in een /i.loptorre:jc. " o ' ,f van deeze Infekcen arbeidt. Hec Tikken .„.houdr, wel is waar, dikwils op, by de min* 'j, fte beweegicg dieraen maakt, waarfchynlyk „ om dat daar'door het kleine Diercje verfclirikt „ wordc; maar, als men zig wedcr ftii houdc, „ hervat het zynen arbeid wel dra en men kan „ hen fomtyds daar in betrappen. Ik moet bekennen , dat my dit Gevoelen veel waarfchynlykcr is, dan dat van onzen /\,utheur, die de Houtluisjes, hierom in een Geflagt, met den naam van Termes beftempeld , c' huis ge» bragt zynde , voor de Oorzaak van dit Tikken blyft houden. Ik neem derhalve dit Houttor- retje voor den Wandjchmied van Rolandeh, en geef 'er den naam van Kloptorretje aan , om dat men het zo wel in ander Hout- werk , als in de Wanden , hoort kloppen. Die Hecr verbeeidt zi'g, dat het Bseftje, aao de agtcrkant van een Plank gekomen zynde , zulks veroorzaakt door tegen een Splintercje aan te werken, als hebbende zelfs het Diertjs agter zulk een Spliutertje zien zitten kloppen , en hy mecnt, dat het de Houtluisjes zyn die dit doen (*). Derham fchryft de oorzaak van dit Geluid , dat men zeer verkcerdelyk Fit' (*_) A(l. StoXholn. I751-. p. 152. DE TpRRETJES. 295 Piepend noemt , niet alleen aan de Houtluisjes V. toe, maar ook aan zekere Torretjes (♦). De ^ Ondcrvinding van iemand hier tcr Stede beves. Hoofd- tigc die laaclle, als hcbbende hy zulk ecn Tor- ^^,^^^'J"^JJ^'^^-.^ retje, dat eerft in hec Befchot getikt hadt, daar uit^ckomcn, tegen ceo Papieren Raam, met den Kop zien kloppcn , en hct tcvens een der- gelyk Geluid hooren maaken. Zwaitkop. (i6) Torretje dat Eyuormigj zwart en glad xvi. is , 7net de Dekjcbilden graauw, phlilr^"' Men vindt dit Torretje waarvan het Wormp. je zig onthoudt in Vuiligheden, ook in Euro» pa. Het is niet grooter dan een Vloo , in de geftalte van een Tor, maar de Sprieten zyn ovcrdwars Bladerig en het heefc de Schildcn Kafhnje- bruin , den Kop en het Borftftuk zwart. (17) Torretje dat Wollig en langwerpig is, xvn. bruin en Jfcbgraamv ge=wolkt, met een ^j^^sS' geel Scbildje. Dit Torretje wordt Muisvaal genocmd we- gens de Kleur der Dekfchilden. Van ondcren ' is (*) Bradley W^^sgcer. F"i?rZ',7«i. Amfterd. 1744. bladz. (16) Dermeftes niger ovatus glabcr, Elytris grifcis. Fauy:, Suec. 3n , dat men dezelve ook wel Tutkfcb Kcom noemt. (1) Dit hee^t een aanmerkelyke overeenkonift y met dtf Eigenfchap der Kalanderen of Koornwormen , die geen fterke Togt of Wind kunnen verdraagen ; v/eshalve niet allcen het ge- bruik dot Togtmaakers of Ventilators van den Meer HALES, inaar zelfs het Verfchicten of Lugten der Graarten , zo nuttigf is om dezelven te bewaaren en gced te houden. Zie het VII< DEf.L der Uh^ezo^te Vtrhanddingsn ^ bladz, jzz. DE ToRr. ETjEa 305 ,, tuflbhen de Velletjcs, die den Wortel maa' V» „ ken van den Graankorrcl j welke aig alsdan y^' ' „ nog in hcc Merg van den Steel bevindt, en Hoofd- „ ondcr dat bruine , fyne en doorfchynende ^^^^* „ Velletje, het welk den Wortel van het Vrugt- j, beginzel als een Kuif bekleedt, wanneer de „ Korrels te vogtig zyn geworden* Ik heb^ „ geen 66nen Graankorrel, zegt hy, ledig of „ doorknaagd gevonden , niettegenflaandc de J, Hcngaaren , in de Landbouw bcdreeven $ en ,, die een menigce van Mayz teelen j my mon- ,y deling hebben verzekerd , dat in Hongarie „ het Infekt der Spaanfche Tarwe zig een weg y, door de Graanen baanc, dezelven uitknaa- „ gcnde, en bygevolg het Vrugtbeginzel niet „ verfchoont, gelyk in Provence het Gekruifi» „ Infikt de Erwten , volgens de Aanmerkingea „ van den Heer Ledermuller". Het gemelde Torretje , dat de grootfie 0!^» trent van een Luis heeft, loopt zeer fncl. Het - hceft, volgens zyne fterk vergroote Af bedding, die wy hier j grootelyks verkleind , hebbeo overgenomcn, de Geflalte inderdaad van een Olyphantje , doch zonder Snuit, en op den Kop is hec voorzien met Sprieten die even dik bly- ven van 't begin tot aan het end, bellaande ie- der uit tien Leden. Twee groote Netswyze blaauwagtige Oogen zyn aan den Wortel der- zelven geplaatft. De Hoornagtige | Dekfchil- den, roodagtig of rosgeel van Kleur, zyn als met glinftcrcnde Facetten verfierd , uit hec raid* L dkel. i:;. stuk. V ^eu S06 BESCHRYVICtG VAN V. den van ieder van welken een witagtig Haairt- Afdeel, je voortkomt. Het Infekt heefc zes Poocen , HooFD. nict witte Haairtjes bezet, en het derde Lid STUK, uit vier Leedjcs beftaande, met twee haaks- wyze Klaauwtjes aau 't end gewapend. De Bek is met twee Proevertjes en twee Nypers voor- zien , die het naar believen intrekt en uitbrengc, om zyn Voedzel te nuttigen. XXII. (22) Torretje dat Tzergraauw is , met de Oo 1 Bwodtonet. g^n TOOdagtig. Dit Torretje voert dien Bynaam, om dat het in 't Brood zig onthoudt, dat van 't zelve uit- gegeten wordt , zegt Linnaeus. Het heeft de grootte van Gcerftzaad , is ftomp , geheel KaftaDjcbruin , zelfs de Sprieten , en naauwlyks Haairig: de Oogen zyn wat roodcr. Muller vondt hetzelve in Deenemarken 00k. De Heer Geoffroy heeft omftreeks Pa- rys een Torretje in het Meel ontdekt , van 't welke de Ouweltjes , die men in Laaden houdt, fomtyds doorknaagd worden. Dit brengt hy tot zyn Geflagt van Byrbus of Vrillette , zeg- gende (*) dat het van de Houttorretjes in Gc- ftalte zo zeer niet verfchilt als in de Kleur, die glinfterend, roodagtig bruin, en dat het wat kleiner is, zynde naauwlyks een Lioie lang» Hy nocmt hetzelve roodagtig , glad Fretje met ZWOT" (22) Dermeftes fcrrugineus , Oculis luSs. Sy/l. Nat. X. (*) Hi/i. des'Inf. em; Paris. TOM. I. pa^. m. ' DE ToRRETJES. ^(37' zvoarte Oogen , dat egter wederom merkelyk v. verfchilc. . Afdeed, (23) Torretje dat zwart is en glad , zeer ^^^?^' Jlomp, met de Pooten Tzergraauw. xxiii. Eu.^ alius. Die Beeftje is van den Heer Roland ER,jSTone"re!'° in de Paddeftoelen of Kampernoeljcs , op 't Ei- land St. Euftatius ontdekt. Hec heefc de groot- te van een Luis, is zwart en zeer glad, van agtercn by uitftek ftomp, doch niettemin mc^ Schllden gedekt. (24) Torretje dat langwerpig^ glad en rood- xxiv. ^ /^ StercoreuS. • agtig ts , met zwarte Oogeru Dtektorretje* Dit kleine Torretje, niet grooter dan cen Luis , wordt in de Paarden - Drek aan de We-« gen gevonden , waar van hec den Naam heeft« De Geftalte zweemt veel naar die van een Tor, doch de Sprieten brengen hetzolvc t'huis tot dit Geflagc. Meefi; ontmoet men hec in 'C Voorjaar en hec komt ook fomtyds in de Hui- zen voor. (25) Torretje dat langwerpig en roodagtig is^ xxv. met de Dekfchilden korter dan bet Lyf, Luiswiretjsl* Dit . (23) Dcrmeftes aterglaber, obtuCfllraus , Pedibus ferrugi- heis. S)/I, Nat. X. (2+) Dermeftes oblongus glaber teftaceus , Oculis nigris. Faun. Suec. 375; • (zs) Dermeftes oblongus teftaceus, Elytris ablueviatis. Syjfi Nat.X. Chryfomela dilute teftaceahemiptera. Faun.Siuc.'^i, I. DEEL. IX. Stuk. V 2 • . 3o8 Beschryving van V. Dit heeft wegens de gemelde kleinheid zyn Atoeel. gyuaau^^ jjgt was te vooren onder de Goud- HooFD- haantjes betrokken geweeft. Men vindt het 5TUK. dikwils in de Bloemen menigvuldig. XXVI. (26) Torretje dat langwerpigis enzwart, met v^iwlSe." ^^ Dekfcbilden korter dan bet Jgterlyfy 't ixelk /pits uitleoptt Onder den naam^van zeer ktein Bloemtorretje was dit Beeftje , in de Verhandelingen der Ko- ninglyke Societeit van Upfal in Sweeden , voor- gefteld. Rat fchyuc hetzelve te bedoelen met de benaaming van Scarabceus met de Sprieten Knodsagtig , de Knods in Ringen verdeeld. Het is weinig grooter dan de voorgaanden , en ont- houdt zig 00k in de Bloemen , daar het zeer vlug is, zo wel in 'c vliegen als in *t loopen, ZCgt LiNNvEUS. ' De Heer Geoffroy maakt een Geflagt van Torretjes , die de Sprieten Knodsagtig heb- ben en waar van het dikke end uit drie Leed- jes beftaat, zynde het Borftftuk breed en ge- zoomd , de Voeten met Kuflentjes voorzien, Hier geef t hy den naam van Antbribus aan, om dat zy de Bloemen af knaagen en klein maaken (*). Tot de vierde Soort daar van , die hy , ik weet niet waarora , Antbribe des Flmrs noemt , betrekt hy (16) Dermeftes oblongus niger, Elytris abbreyiatis, Abdos» mine acuto. Faun.Suec. 370. RA J. log. (*) Hijl. des Inf. mv, Paris^ TOM. I. bladz. 308, D E T O R R E T J E S. 30O hy dit Viootorretje; doch erkent, dat hetzelve V. 't Agterlyf niet fpits heefc, en derhalve hec ^^P^^^' zelfde niet fchynt te zyn , dat onze Autheur Hoofd* bedoclt. STUK. (27) Torretje dat Eyro?id en zwart u, met xxvir. bet Agterlyf Stomp, bet Borjljluk en de ^fy'^'"-'* Scbilden gezoomd^ Dit Bloemtorretje fchynt met het zo even gemelde overeenkomftiger te zyn. Doktor Sco- poLi hceft 'er een, dat vry naby komt, on- der den bynaam van Carbonarius , of Houtsko- len-Torretje, 00k in de Bloemcn huishouden- de, befchrecven. (28) Torretje dat bruin is, met bet Borjljluk xxviii. bruinrood, Scar.icus, Dit Sweedfche is in Sch6nen gevonden door den Heer Leche , hebbende omtrent de grootte van een Lais. Q29) Torretje dat de zyden van bet Borjljluk xxly, geel beejti de Dekfcbilden graauw met """' een zwarte Stip^ Dit is ook een Europifch Torretje , Eyrond van (27) Dermeftes ovatus niger, Abdomine obtufo, Thorace Elytrisque inarjinatis. Syjl. Nat. X. (28) Dermeftes fufcus, Thorace teftaceo. Faun, Suec. 375, (29) Dermeftes Thoracis lateribus flavis , Elytris grifti^ punclo nigro. Sy/l. Nat, X, • I. Deel. IX. Stuk. V 3 310 Beschryving van V. van Lyf, met den Kop zwart, het Borftftuk Afdeel. j^J.^JJJ gjj gggj Qp 2ycle, do Dekfchilden don^ HooFD- ker rcodagtig of graauw , met een zwarte Stip STUK. jjj 't midden, naar den onderden rand toe. XXX. ^30) Torretjc dat bndnrood is , hebbende de ^urinamenfts /• , 1 n 1 n n ^ Sarinamifcii. Dekjcbilden gejtreept , en bet B@rjtjiuk aan de Kanten getandy met drie verheven Ribben. Van dit, het welke volgens den Heer Ro- LANDER in Surinamezig onthoudt, is verder niets bekend , dan dat liet langwerpig zy en do grootte van een Luis heeft. XXXI. (31) Torretje dat de Schilden korter dan bet mitschii' Lyf beeft , aan den Wortel uitwaards en ^^' aan de tippen bruinrood* Men vindt dit, volgens dien zelfden Heer, in Suriname. De grootte is ook a!s van een Luis: de Sprieten zyn geknopt ; de Pooten Yzergraauw of Roeftkleurig ; de Dekfchilden de helft korter dan het Agterlyf , ieder met een Beitelswyze Zeegroene Vlak aan de tip-, en (jo) Derraeftes teftaceiis , Elytrls ftriatis, Thorace ftriis* iribus elevatis marginibusque denticulato. 55^?. Nat.\X. Cji) Dermeftes Elytris abbicviatis , bafi extcriore apiceque teftaccis. S.yjl. Nat. X. DB Torre TjEs. Sir en een Zeegrocne Stip aan den Wortel van de V. Dekfchildcn, uitwaards (*> Afdeel. » HOOFD- ^}^^^/^<>^S^^,^^^^S^^4^^^<^^^ STUK. • VI. H O O F D S T U K. Befchryving 'van "t Geflagt der M e s t k e v e R T- jEs, die men, wegens de KleuTt ook wel ziioar- te Meft-Torren, en, zeer oneigen, Spek-Ke- vers fioemt. DEwyl de naam van Mefl-Torren , en Meft* n^'^* of Drek- Torre tjes, tot Soorten van de voorgaande Geflagtcn behoort, heb ik aan dee- ze dien van Mestkever tjes toegewyd: want dit was eigener , dan de benaaming van Zwarte Spek-Kever, gelyk men dit Geflagt van den Hecr Sulzer vindt getyteld. Offchoon alle tot nog toe bckende Soorten van hetzelve zwart zyn , maakt de Kleur geen Kenmerk der Geflagten, en dewyl men, ten minfte de eer- fte Soort, in de Drek en Aardi vindt , kan menze naauwlyks Spek-Kevers nocmen. De Ge- Italtc (*) Alzo wy geen andere befchtyving van deezc twee laatfte Soorten hebben, zo valt het moeielyk cenige nadere verklaaxing omtrent de Kleur te geeven. Ondertuflchen komt hctWooid Claucus , dat ik hicr, volgens't gewoone Gebruik, Zeegroen veiraal, zeer weinig oveteen met Tejldctm , dat roodagtig , bruinrood of Kaneelkleurig betekent. Mooglyk heeft dit laatftc Torretje een verandcting van Kleur , naar dat men 't das of zo , ten opzigt van het Licht , befchottwt. I. DEEL. IX. STUK. V 4 ^l^ Besohryviso van V. ilalte van het Lyf fghynt eenigermaate Keve;> Al^EEL, ggjjg jg 2yD. »HooFD Met reden worden deeze Torretjes , die van 6TVK, onzen Autheur te vooren tot de Lievenheer»- Haantjes betrokken waren , thans in een by. zooder Geflagt geplaatfl: want zy vcrfchillen ^oor de figuur der Sprieten zcer van de voo?- gaande. Hunne Sprieten zyo wel Knodsagtig ■of gekQopt, maar dit Knopje is niet gekloofd, noch overdwars in Blaadjes verdeeld. Wanneer men, even wel, hetzelve met ecn fterk Ver- grootglas of Mtkroskoop 'befchouwt , vertoont liet zig uit Ringen te beftaaH , die digs tegen elkander aangevoegd zyn , zo dac menze niet van een kan fcheiden ; hebbende , aan den rand, iwieine verhevcn glimmende Stipjes. Op'tOog, derhalve, maaken zy een onverdeelde Knods uit, waar van de Steel geknakt is, of met een vry fcherpen hoek naar iiet Lyf omgeboogen aan het onderfte Lid of Bosje, 't welk lang, platagtig en zodanig neergeboogen is , dat men ^e geheele Sprieten naauwiyks kan zien. Zy kunnen den Kop intrekken, als wanneer zig ilegts de Nypers, die vry groot zyn naar re- den van het Lyf, vertoonen. De Dekfc.hil(jen hebben zy , gelyk de Kevers , korte? dan hpjp Agterlyf. sof^(.^^^ De Heer Geoff Roy geeft, willekeurig, aaa dit Geflagt den naam van Attclabus , in 't Franfch Escarbot en betrekt daar toe twee Soor- $,en van onzen Autheur , die 'er vier hceft in DE Mes T K E V ERT J ES» gl^ dit Geflagt , waar aan , door hem , de naam v. van Hijler is toegeeigend : mooglyk om dat ^^^^'-i" hem deeze Torretjes zo veel fpels gemaakt I-Joofo' hebben, cer by een vaft befluic nam, hoe de- stuk;. Eelven te plaatzen, of wegens de Geflalte. De Ouden hebben , volgens L i v i u s , dat Woord gcbruikt , om een Springer of Potzemaaker te -betekenen. (l) Meftkevertje dat geheel zwart is, met d? t. Dekjcbilden een ixeinig gejlreept. EeSieudg. PL. LXXIII. Deeze Soort wordt , in de Vcrhandelingen ^'^- 7- der Societeit van Upfal , tot de Dermejies *t huis gebragt ; in de befchryving der Sweedfche Dieren komt zy voor onder den naam van Cec. cinella of Lievenheers-Haantje, dat zwart is en glad, met de Schilden korter dan het Ag- tcrlyf , aan den rand omgcboogen, Het Diert- je onthoudt zig" in de Aarde, in Zand, en in de Drek der Paarden is het gemeen. Hetzel- ye heeft het Lyf zwart , weinig langer dan breed , zeer glad en glinflerende : de Dekfchil- den korter dan het Agterlyf, ftompagtig, met eenige flaauwe Streepen : het Borftftuk onge- Ilreept , maar omringd met een klein geutje. De Kop is zeer klein, en wordt van het DiertjCj als het verfchrikt, even als in de Houttorrec- jes, (i) Hiftcr totiL'! .Iter , El;^f.-is fiibftriaris. S\/l. Njtt. X Gen. i72. Coccinella atra glabra , Ely;ris abdoiuiue brcrioribiis uaargine inflexis. Faun. Sac. +ig. 1. Deel. IX. 5tuk. V 5 314 Beschryving van V. jes , geheel ingetrokken , zo dat hetzel-ve zig Afdeel. g|g onthoofd vertoont. De Bek heeft , tot Ny- HooFD- pers, twee fcherpe Tanden. De Sprieten zyo sTUK, Knodsagtig onverdeeld. Het Agterlyf fteekt een weinig buiten de Schilden uic, en is zeer ftomp. Doktor S c o p 0 L I , die dit Torretje , in Kar- niolie , hy de Tuinen (*) vondc , merkt aan , dac de Geftalte, uitgenomen de Sprieten, vol- komen met de Torren overeenftemt. Mul- LER nam hetzelve, by Koppenhagen, op ds Planten waar (f). Geoffroy zegt , dat men hetzelve , omdreeks Parys , fomtyds in de Drek, en dikwils op het Zand ontmoet ([§), en noemt het VEfcarbot noir. In grootte was het zeer verrchillende , als zynde e6n ; drie of vier Linien lang: 66n , twee of drie Linien breed ; zo dac het gene hy af beeldt een van de grootflen moetzyn. De befchry ving , die Lin- naeus 'er van gceft, oordeelt hy zeer goed, doch merkt aan , dat het Borflftuk van vooren een uitranding heeft , waar in de Kop geplaatft is, dien men dikwils niet kan zien , dewyl de Nypers zig alleenlyk vertooneo* Onze Autheur zegt, dat men dit Mertkevert- - je tie'nmaal zo groot vindt in de Indien : twaalf- maal zegt Doktor Sulzer, en voegt 'er by, dat (*) Circa hortos. Entomol. Carniol. p. rz , ij. (t) In plantis. Faun, Inf. Friirkhsdal. p, 4, {^) Wfl. des Inf. env. Parts, TOM. I. p. 94. DE Mestkevertjes. 315 dat de geen , dien hy vergroot af beeldt , dan V. wel voor den Indifchen kon gehouden vvorden : -^^deel. doch volgens de proportie van zyne- Figuuren Hoofd- zou dezclve wel veertig maal grooter zyn dan ^"^^^^ het nevensgaande Dwergje. C2) Meftkevertje dat gebeel zimrt is , met de n. Scbilden njolkomen glad, Dwcrgjc' PL. Lxxiir. Fi^. i. Decze Soort is in Sweeden gevonden , zyn- de aan de andere volmaakt gelyk, doch vier- maal zo klein en de Schilden in 't gehcel niet geftreept hebbende, ten zy , mooglyk, met 66r\e boogswyze ingroeving. Ten opzigc van de grootte zou men dit verfchil genoegzaam vindcn , in de genen die omftrecks Parys waar- genomen zyn. In de holte van cen Paddeftoel voudt Doktor ScopoLi, tegen 't end van September, een Meftkeveitje dat ongevleugeld was, doch zeer fnel in 't loopen, kleiner dan een Menfchen- Luis, langwcrpig, vaal, met zwarte Oogen en halve Dekfchilden , de Pooten glad en dikag- tig (*). (3) Mcflkevertje datzwart is, doch de SchiU in. dm aan 't end rood beeft, T^-Zy\£'' In^'S- (2) Hiftcr totus ater, Elytrls h-cviflliiiis. 5)7?. Nat. X. (♦) Enttmol. Carniol. p. ij. (3) Hifter ater, Elyttis poftice rubris. Sy/}. Nat. X. Coc- ciiiella atra glabra, Elytris abdomiiic brevioribus , maculis diiabus rubris. U d d m. DiJJ', 20. I. Dr.£L IX. STL'K, 3i6 Beschryving vak V^ In een byzondere Verhandeling daar over Afdeel. wordt het genoemd Coccinella die zwart en glad HooFD- ^^ » "'^^ ^^ Dekfchilden korter dan het Lyf en STUK. twee roode Vlakken. S c o p o l i vondt 'er in de Koeijendrek een , dat de Schilden aan 't end ros hadt , met agt fyne ftreepjes ; het Lyf ovaal glimmende , wat kleiner dan de eerfte Soort. Dit fchynt tot deeze derde Soort te behooren, Geoffroy heeft omftreeks Parys 'er een gevonden , met eene bruinroode Vlak op ieder Dekfchild, 't welk by noemt I'Efcarbot a taches rouges of de roodvlakkige. Het ont- hieldt zig by de zwarte. IV. (4) Meflkevertje dat zwart is , met de Deh Quadrmact. JcUlden tiveevlakkig, yiervlukkig. Tor die Ovaal zwart en glad is, met twee roode Vlakken op ieder Dekfchild , was die Meftksyertje elders getyteld* Het is grooter dan de anderen zegt LiNNiEUs, en heeft op 't voorfte van het Dekfchild een ongelyke , doch op het agterfte een Halfmaanswyze roode Vlak. By Koppenhagen zou de Heer Mul- LER deeze Soort, in dc Aarde, gevonden heb- ben. Koperkieuiig De meergemelde Franfche Autheur heeft , ^"^"^ omftreeks Parys, niet dit Viervlakkig Meftkc- vert- (4) Hlfter ater, Elytris bimacuhtis. Syft. Nat, X. Scara- fejeus ovatus niger glaber , maculis diiabus rubris in fingulo £•> lytro. G A D D, Satag, 7^. , DE Mestkevertjes. 317 vertje , maar een andcr oncdekt, 't welk hy V- VEfcarhot bronze noemt , wegens de glanzige ^^"''^el. Koperkleur, die hetzelve op de zwarte heefc. Hoofd- De Kop daar van was onder hec Borftfluk niet ^^uk. zo zeer verborgen , dat 00k geen zo fterke uic- • randing hade , als de andcren. In de Mannetjes vondt hy het Agtcrlyf , dac veel buiten de Schilden uitfteekt, fpitfer dan in de Wyfjes. De laogte was een zesde , de breedte een twaalfde Duims. Van deeze Soort hadt hy 00k eene Vcrfcheidenheid , die geheel zwart was. Men ontraoetze, zegc hy, op dergely- ke plaatzen. VII. H O O F D S T U K. Befcbryving mn 't Geflagt det DoodcraA- VERS, dus voegens een byzondere Eigenfchap , doch anders ^wegens de plaats, ivaar zy zig ont' bouden , gemeenlyk Kreng - Torren of Vuilnis- Torren getyteld. "1T7Y zyn dikwils genoodzaafct, den Geflagt- Naam. * • naam af te leiden van €6n of meer voor- naame Soorten , fchoon die eene Hoedanigheid behelzen mogt, welke op alien niet toepalTe- lyk was. De Lief hebbers zien niet ongaarne', dat dus andcren als toe die Hoofdroort betrok- kjcn worden; ja liever dan dat men 'er een ge- heel onbekendcn en ongebruikelyken Geflagt- 1. DErx. IX. stuk, naara 3i8 Bescrryving van V. naam voor fmeede. Dit deedt my befluiten, Afdeel. Qj^ hier den Tytel van Doodgraavers HooFD- te gebruiken, die voornaaraelyk tot de eerfte sTUK. Soorten van dit Geflagt behoort, gelyk wy zieu zullen* 't Woord Silpba is, in 't Griekfch, voor een Infekt gebmikt geweeft. Kenmerken. De onderfcheidende Kenmerken zyn, vol- gens onzen Autheur ; de Sprieten, naar 't end toe, dikker; de Dekfchilden met randen; de ICop uitfteekende; het Borftftuk platagtig en gezGomd. Wegens de zonderlinge figuur van dat Lighaamsdeel heeft Geoff roy een by- zonder Geflagt gemaakt, onder den naam van Pehis, in 't Franfch Boiiclier of Schilddraager, waartoe eenige Soorten van Linnaeus, door hem , betrokken worden (*). Ik vind iiet ook niet ongegrond, dat hy de eigentlyke Dood^ graavers , wegens de figuur der Sprieten , in het ^ Geflagt van Dermejtes plaatfl:: alzo derzelver '3' Perfoliate Sprietcu , inderdaad , overdwars gebladerd * zyn. Doktor Scopoli fpreekt, onder de Ken- merken, van de gerandheid der Dekfchilden niet, doch merkt aan, dat 'er een fpits fteun- zel is aan de hojis van de Agter-Dye (f). Dit Geflagt heeft zesentwintig Soorten , als volgt. CO (*) Hlji. des Inf. env. Paris, Tom. I. p. (I) Fulcrum acuminatum ad bafin femoris poftlci. Eraom, Carniol, p. 19, DE DOODGRAAVERS. 319 (i) Doodgraaver die laiigwerpig is en z dat de Kleur dof is, niet glin3men--(-Bi3(J2,3,j, de en dat hy een andere Stippeling heeft. Men roerkt aan , dat de middelfte Streep langer dan de andercn zy. Het uiterfte Leedje der Sprie- ten is Eyrond zegt Doktor S c o p 0 l 1 , die de Dekfchilden een derde Duims lang bevonden hade (*) Tcnehrio atn , Elycris ftriis quinque utrimque deata^. tis. Hiji. des Inf. env. Paris. Tom. I. pag. jjo. (17J Silpha nigra, Elytris punftaiis, lineis elevatis tribus | Clypeo truncate. Syfi. Nat. X. Caffida ovata nigra , Elytrij iinsis tribus elevatis, media longilliraa. UOOM. ^iff^> 4» I. DEE!.. IX. STUK. y a 340 Beschryving van V, hadt in Karniolie. Miffchien komt *er die Soort Afdeel. van Schildpadjes medeovereen, welkein Drot- HooFD- tingholm gevonden was door B. Kallen- STUK. B E R G J QU dooF dc ODgctandheid der Stree- pen inzonderheid verfchilde van de voorgaande Soort, xvni. (1 8) Doodgraaver die ro'odagtig w, met zes Roeiikleii- verheven Streepen op de Dekfcbilden, bet *'S«« Borjljltik uitgerand, Roeftkleurig Schildpadje , dat de Dekfchilden met uitgeholde Stippen , en bcurtelingfe verhe- ven Streepen heeft, wordt dit getyteld in de befchryving der Svveedfche Dieren. Het was van raiddelbaare grootte, glad, met den rand van 't Borftftuk en dien der Dekfchilden blee- ker* 't Schynt dat de Heer de Geer dit in Sweeden ontdekt hadt. Scopoli vondt, in Karniolie, een dergelyk Torretje, onthouden- de zig in de ruigte van wilde Plantgewaflen , met zes flaauwe Streepen op ieder Dekfchild. XTX. (19) Doodgraaver die zijoart is , met de Dek' ovaaie*. JcUUen digt gejlippeld en drie verbe'ven Streepen, bet Borfijluk uitgerand. Deeze ,die in Vuilnishoopen gevonden wordt, vcr- (ig) Silpha teftacea, Elytris lineis elevatis fenis, Thorace emarginato. Faun. Suec. 387. (19) Silpha nigra, Elytris confertim punflatis, lineis ele» tatis uibtts ; Tboiace emarginato. Syji. N^t. X, BE DOODGRAAVERS. 341 vcrlchilt van den volgenden daar in , dat hy Ey- V. rond is en niec langwerpig, met de Stippen op ^^f.^^' zyn Lyf verwardeiyk en ongeregeld , niec over- Hoofd- langs geplaatft. stuk. (20} Doodgraaver die zwart is , met de Schil- xx. den op een ry gejlippeld en zes ve\heven Lai^'gvrit' Streepen , bet Borjljiuk uitgerand. P'^^* Deeze is langwerpiger en heeft het Borftftuk minder uitgerand dan de voorgaande. Men vindc hem fomtyds op dergelyke plaatfen. In de bcfchryvicg dcr Sweedfche Dicren heeft hy tien verheven Streepen en wordt mede geteld onder de Schildpadjes of SchilddraagerSj gely- kende veel naar de Elfde Soort. xxr. (21) Doodgraaver die AJchgraaiiijo is, met de Dekfchilden flaauw geftreept , het Borfl- ^?^^''<^*« jluk uitgerand en overlangs gerimpeld teeiije. gro'enagtig. Dit Waterbceftje, dat naar een Agree -Tor *gelykt maar klein is, heeft de Heer Geof- FROY ook in de Wateren omftreeks Parys, in de Flap, gevonden. Hy Jbetrekt hetzelve toe ' de Dermejtes, en noemt het le Dermejle hronji of (20) Silpha nlgm, ElytrJs ftciis pun<3:atis, llnels elcvatis ^- nis, Thorace cmarginato. Syji. Nat. X. Cafllda atra, Elytris ftdis decern elevatis, punfiis excavatisflriatis. ici. (ti^ Silpha cinerea, Elytris fubftriatis, Thorace einargina- to longltudinaliter rugofo virefcente, Syfi, Nat, J. I. DfiEL. IX, SXUK' , Y 3 3|2 Beschryving van V. of het gebronfte Torretje, om dat de Kleur ^^v^?^' ^^"^" ^^ ^^^ ^^° §^^^^ ^^° Brons, Id grootte HooFB- verfchilt het zeer , zegt hy ; als zynde van een STUK. agtfte , tot meer dan cen vierde Duims , laog , gevonden. Op ieder Dekfchild zyn tien over- langfe Streepen , door ryen van Stippen ge« maakt, Hec heefc de Sprieten Knodsagtig, aan 't end overdwars gebladcrd. torretje met Wy mogen hier byvoegen een zonderlinge en niet minder fraaije Soort van Torretje, zig ook des Voorjaars in 't Water onthoudende, dat die Autheur le Dermejte a Oreilles noemt, om dat het twee Byhangzels , die eenigermaate naar Ooren gelyken , als geknakte Sprieten, voor aan den Kop draagt , welken het al loo- pende beweegt, De regte Sprieten , van de zelfde langte , zyn minder dik, en veeltyds daar onder verborgen , het welk in de eerfte opflag kan misleideu. Onder aan het Borftiluk , van vooren , op de zyden , bevinden zig twee , taamelyk kenbaare, zwarte Stippen, naar den Kop gerigt $ en daar tuffchen twee andere , minder kenbaare. Dit Infekt komt ook fom* . tyds buiten 't Water (*> XxiT. (22) Doodgraaver die zwart is, en de Dek- Jchilden Roejlkleurig bont beeft, met bet Borjl' (*) Hiji, des Inf. env. Paris. Tom. I. pag. 103. {zi) Silpha nigm, Elytris ferrugineo variis, Thorace emar- ginato, Tcigo duplici puncio impreflo. S^jfi, Nat.X, DE DOODGRAAVERS. 345 JBorJlJiuk uitgerand en een dubbelde inge' V, drukte sup op de Rug, Afdeel. ' HOOFD- Deeze wordt ook in ons Wereidsdeel gevon- stuk, den. Ik vind de reden van den Bynaam niet aangetekend, (23) Doodgraaver die Roejlkkurig is , met de xxiir. Dekfcbilden glad en bet Borjijliik uitge- m£' rand, Dc Bynaam zal van de plathei'd van zyn I. yf afgelefd zyn. Men vindt deezen ook, volgens onzen Authcur, in Europa. (24) Doodgraaver die graauw is, met de Deh xxiv. fchilden glad en bet Borjljluk uitgerand, q^^^:^' Ten opzigc van de Woonplaats heb ik het zelfde te berigten. De Bynaam is baarblykelyk van de Kleur af komflig. (25) Doodgraaver die roodagtig en Wolligis, xxv. met de Oogen zwart. zS^Z^hc Dit Beeftje verfchik , ten opzigt van de Woonplaats, met de anderen van dit Geflagt, die veelal in Krengen en Vuiligheden van ver- rotte (23) Silpha ferruglnea, Elytris Ixvibus, Thorace cmargina' to. Sy/}. Nat. X. (i+) Silplia grifea, Elytiis latvibus, Tiiorace emarginato. Syji. Nat. X. (zs) Silpha teftacea fubtomcntoft , oculis nigds, Sjjf, Nat, X, I. DahL, IX. Stuk. Y 4 544 BfeSCHRYViNG VAN V. rotte Planten zig onthouden , vry veel ; de- Afdeel. ^yi j^gQ j^et op de Bloemen vindt , gelyk HooFD- MoCler hetzelve , ia Deenemarken, daar sTUK. op ook waargenomen hadt. Waarfchynlyk zal hec zeer kieio zyn. xxvT. (26) Doodgraaver die'zvuart is met de Dek- S^fge!' fcbilden glad en bet Borfijluk gezoomd, De kleinte geeft den Bynaam aan deeze laaf fie Soorc van Doodgraaver , die niet grooter is dan een Luis, doch ftomp, en bleeker zwart dan de anderen. Dezelve komt ook voor m ons Wereldsdeel. VIII. HOQFDSTUK. redcn. hjrhfyuing van 't Geflagt der S c h i l d p a d- J £ s , ijoaar onder eenige EuropJLfche , docb tneeji Ooft- en Weftindilche hifekten, dmixse- gem de Gejtalte genaamd, Naams- T\E figuui' Van dcze Infekten maakt dat raenze J--' gemeenlyk Schildpadjes noemt,om dat, naamelyk, hun geheele Lyf, gelyk by de SchiJdpadden , als onder een Schild is verbor- pcn. De Latynfche Geflagtnaam , Cajftda , welken Linn^us gebruikc, is qf komftig van 't (z6) Silpha nigra, Elyt;is kvibus,Thorace margliiato. Sji/f, Nat. X. DE SCHIDPADJES. 345 *t Woord CaJftSf dac een Helm betekent, en V. wordt aan deeze Infekten gegeveo , om dat het ^y^rf^* Kopfchild hun als toe een Helm op 'c hoofd Hoofd- verftrekt. In 'tHoogduicfch noemc menze Scbild" ^'■"•^^ kaefer , dat is Schildtorretjes, De Infekten van dit Geflagt komen jZeer na- Kenmcrken. by aan die van het voorgaande, welken men Schilddraagers noemt , doch de randcn van hun Borftfluk en die dcr Dekfchilden zyn veel bree- der , en bedekken byna den geheelen Kop, De figuur der Sprieten verfchilc niet veel , als ioo- pende dezelven ook naar 't end toe dikker. Het weezentlykfte ondcrfcheid beftaac in 't getal der Leedjcs van de Voeten , die in de Doodgraa- vers vyf in getal, doch in de Schildpadjes maar vier zyn , zo de Heer Geoff roy aanmerkt. De Maskers van deeze Infekten , zegt die De Maskers. zelfde Autheur, zyn nog veel zeldzaamer danF^;^. n. a.* het volmaakte Dier. Hun Lyf is kort , breed en plat, op de randen met Doornagtig getak- te puntjcs gewapend, Zy hebben zes Pooten en hunne Staart , boven het Lighaam omgeboo- gen , eindigt in een Soort van Vork , tuflchen wiens twee punten het Aarsgat zig bevindc. Dit is de reden, dat de Uitwerpfelen van het Infekt , wanneer zy uit het Lighaam komen , als opgeftapeld vi'orden gelyk het Hooy op een Hooyvork-, en een Soort van Zonnefcherm maa- kcn , die over het Lyf is uitgeftrekt. Ten einde van zekeren tyd , egter , ontlafl het zig daar van, ^n dan vs'orden wederom nieuwc in de plaats ver- i. DF.F.L. IX. stuk. Y 5 za- 34<5 Bescrryving van V. zameld. Dergelyke Wormpjes ontmoet men Atoeel. (jikvvilsop de Difteleo, op de Kroontjes-Bloera HooFD- draagende PlaiiteD , enz. Aldaar vindc men ook STUK. het wonderlyke Popje van dit Infekc, dat niet in de Grond kruipt om te veranderen. Da Pop, He t Popje is breed en plat, byna ovaal, en F/j. i2.b,B. jjj zyn Omtrek met Byhangzels, die veelpun- tig zyn, vcrfierd, gelyk men 't zelve in Fig. 12 , volgens dc natuurlyke grootte , en drie- maal in langte en breedte vergroot, daar ne* yens J ziet afgebeeld. Gemeldc Byhangzels ge- lyken naar een Soort van Bladwerk, en aan 'c - voor- of boven-end is het bepaald als een Hals- kraag , met takswyze puntjes. Dit doet hec Popje veel meer gelyken naar een gekroond WapeDfchildje , dan naar een Infekt of Worm. Deeze zonderlinge Pop is bleek groen van Kleur, met eenige bruine Vlakken op de Hals- kraag , en de Vinnen , op zyde , zyn wit. Ten eindo van veertien Dagen ziet men daar uic het Schildpadje of Schildtorretje voortkomen, 't welk door de Bovenhuid aan liet voorfte gedeel- te uitbreekt , en waar van men , van onderen , reeds den Kop, Sprieten en Pooten , onder omwindfelen verborgen, in de Pop had kun- den zien. Pletzelve legt zyue Eijertjes op de Bladen der Boomen , die door de Wormpjes van onderen worden afgegeten. . , , In Europa vindt men maar weinige Soorten van deeze Infekten, doch uit de Indien komea 'er die zeer fraay en grooc zyn. LiNNiEUS hceft ■f Verticilla- DE SCHILDPADJES. 347 heeft van de eerftcn drie, en van de anderen • v. vyftien Soorten aangetekend. Verfcheidene , -'^pdeel. die, in de befchryving der Sweedfche Dieren , HoofdI tot dit Geflagc betrokken waren , zyn thans, stuk. door hem, gelyk wy gezien hebben, toe dc voorgaanden t'huis gebragt. (i) Schildpadje dat groen is mn Kleur, ■(. Viridis, Deeze Soort, die door haare Groene kleur ^™^"- van de anderen onderfciieiden wordt, is zeer gemeen in Europa. Men vindtze op de Plan- ten die gekranfte Bloemen draagen f , gelyk de Kruifemunt en dergelyken, als ook op de Dis-^« telen. De langte is fomtyds een , fomtyds an- derhalve Linie; de breedte wat minder: dat het Lyf ovaal maakt. Het Borftftuk is zo breed van rand , dat de Kop daar door gehcel bedekt wordt , even als het overige des Lighaams door de Dekfchilden , en dit geeft 'er de gedaante van een klein Schildpadje aan. Van onderen vertoont zig het Lyf, dat geheel zwart is, uit- genomen de Pooten , welken bleek zyn van Kleur. Onder de vroegere Autheuren, heeft Bla n- Dcworra KAART, GOEDAART CH JufFr. MerIAN van (1) Caflidn viridis. Syjl. Nat. X. Gen. 174. Faun. Smc. 377' Raj. /«/. 107. n. J. Go ED. Inf. I. p. s4. T. +}. FaiscH. Inf. 13. p. 3 J. T. 29. Blank, Inf. 89. T. • II. f. F. REA UM. Inf. III. T. 18. MEKIAM. Europ. T, II J. Roes. Ik/. II. Scat. III. p. 13. T. , f. 4. I. DEEL. IX. stuic. 54S Beschryving van V. • van dit Infekt en deszelfs Verandering gewag Apdeel. gemaakt. Roes el geefc 'er ook de Afbeel* HooFD. ding en Bcfchryving van. Frisch die, op STUK, 't allerlaatfte van zyn Werk over de Infekten , het Wyfje af beeldc, onder den naam van Groe* nen Scbild > Marien - Worm i hadt de huishou- ding van dat Infekt reeds omftandig voorge- fteld C*)- ^"s noemt by het Masker, dat hy in 't end van Juny op de zwarte Melde vondt , welker Bladen deeze Wormpjes doorknaagden, De Kleur was verfchillende , naar het Kruid , waar cp zy gevonden werden , fomtyds bleek groen , fomtyds bruin of zwartagtig , met een witte Streep langs de Rug, gelyk op de Salie hem zodanige voorkwamen. Hy heeft de Vork- agtige Spitfen, aan de Staart, welken deeze Worm altyd opgeheven houdt , wel waargeno- men , doch zig verbeeld , dat de afgelegde Haid , na de Vervelling , door dit Wormpje op de gemelde puntjes gedragen wordt , om het- zelve te befchutten voor Regen en Ongedierte. De Heer Reaumur hceft de Hiftorie van deeze Infekten grootelyks opgehelderd (f). Hy fteltze voor , onder de Maden of Motten , die zig bedekken met haare Vuiligheden , en laat- zc dus volgen op de Wormpjes van de Lelie- Torrctjes, en op die Motten door welken de Bladen van het Gerft- en Haver-Koorn wordeu door- {*) Inf. IV. Th. pag. so. Tab. XV. '. (l; Mm. Tom. ills Part. i. p. 300. Otaavo, Tab. u. DE SCHILDFADJES. 349 doorgeknaagd en uitgevreeten , leverende ver- V. volgens een Soort van Torretjes uit, welke y^i^^ met die Koorn- of Broodtorretjes vry overeen- Hoofd- komftig fchynen te zyn , waar van reeds is ge- ^'^^^' fproken *. Het Wormpje der Schildpadjes »Bia(}z.'3o<. kwam hem , in de Zomer , voor , op de Bladen der Ardsjokken en andere Diftelige Planten: fomwylen vondt hy 'c zelve geheel bedekt door zyne Vuiligheden , als een hoop van zwarte Korreltjes, ruftende op de Vorkagtige Spitfen van de Scaart, en dus een foort van Dak of Zonnefcherm maakende over 't Lyf. De Kleur is nu eens bleek dan bruinagtig groen , en fom- tyds zo zwart als de Vuiligheden die het bcdek- ken, welke door een Tepelagtig Uitflek, dat aan 't end van 't Lyf is en het Aarsgat maakt , worden uitgeworpen. Dus (tapelen zig de Uit* werpfelen op de gedagte Vorkswyze Puntjes, die zig byna tot over de helft van 't Lyf uit- flrekken, De Heer Reaumur raerkt aan, dat de af- gelegdc Huid fomwylen tot een Grondfleun dient van de opgeftapelde Vuiligheden ; alzo men , met een Vergrootglas, duidelyk de Doornt- jes gewaar wordt aan het onderfte derzelven: waar uit dan 00k blykt, dat dit Infckt de Ver- veiling ondergaat voor de eerde Verandering. Deeze gefchiedt op de Bladen der Planten, waar het Wormpje aosde, en , zonder eenig Tonnetje of Bcklcedzel te maaken, legt het alsdan zyn oude Huid, en tevens die Vorks- L DKJsi, IX. si-uK, wy« 35^ Beschryving vah V. wyze puntjes af , welken voor hetzelve van Afdeel. gggjj gebruik meer zyn. De Pop , evenwel , HooFD. is niet minder gedoornd, dan het Masker of 6TUKi Wormpje v/as geweeft, maar de Doornen zyn . breeder en plat. Het Menfchelyke Aangezigt- je, met een Soort vanKapje overdekt, volgens de Af beelding van Goedaart, heeft decze Heer niet daar in kunnen vinden ; hoewel zy fomtyds , aan de Halskraag , eenige Vlakjes heeft , die men voor Oogen en Mend zou kun- nen neemen, Het Schildpadje, ter wereld ko- mende , is van boven fraay groen , doch wordt vervolgens geelagtig : terwyl het Lyf en de Pooten zwart blyveu. Tuflchen de genen , die op de Artisjokken en Diftels leefden , nam hy geen ander verfchil waar , dan in de grootte , en hy hadt fomtyds Wyfjes gezien , zo kleia als de Mannetjcs, Ti. (2) Schildpadje dat bleek gewolkt is van Kleur* Uehulnfa, Gewolkt. Uit de Waarneemingen van den Heer Reau. MUR zou men haaft mogen beflaiten, datdee- ze een enkele Verfcheidenheid was en geen vsr* fchillende Soort. Linn^us zegt thans wel, dat men dit op de Diftelen vindt en het groene Schildpadje op deKruiden met gekranfle Bloemen * vertunU' * ; doch dan is zyne aanhaaliog van Goedaart regc (2) Cafllda pallido-nebulofa. Syfl. Nat. X. Scarabxits nu- iior fordide fulvus. Faun. Suec, 378, GOED, /«/. I. p. pS. T. 44.. R.AJ. Inf. 88. DE SCHILDPADJES. 351 tegt tegenftrydig ; die getuigt, dat het laatft- V. gemelde voorkomt op de Melill'e , en het eerft ^^^eel. befchreevene op de Diftels. In de befchryving Hoofd. der Sweedfche Dieren hadt zelfs onze Au« stuk. theur getwyfeld , of het verfchil van Kleur niet maar een Kenmerk der Sexe ware: voegende daar by, dat dit bleak gevvolkte Schildpadje zig in de T'uinen onthield op de Moeskrui- den en dergelyken, De Hecr Geoffroy maakt van deezeook een byzondere Soort , onder den naam van bruin Schildpadje, en betrekt daar toe, insgelyks, dat Infekt, het vvelke van Ray genoemd wordt Torretje dat vuil Goudgeel is, met eenige zwar- te Stippen en Vlakken hier en daar befprengd. Geen ander verfchil , mcrkt hy aan , dat tulTchea *t zelve en 't voorgaande zy , dan in de Kleur , zo even gcmeld. Hy heeft evenwcl deeze bruine Schildpadjes ter langte van twee of drie Linien, en dus veel grooter dan de groene, doch op de zelfde Planten, waargenomen (*). *t Is zonderling dat men , in Sweeden , de twee- de Soort half zo groot vondt als de eerfte (•]■), (3) Schildpadje dat graaww is, met een zeer m. blinkende blaawwe Streep op de DekJcbiU s£\yk. den. Men (*_) Hiji. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. 313, (■fj Faun. Suecic. Ed. I. p. 1 3 9. (3) Cafllda grifea, Elytris line4 carulei nltldifllma. 5;^?, Nat. X. I. DiEl,. IX. STUK. 352 Beschryvinc van V. Men kan die, met reden, het Sierlyke noe« VUl^' ^^^ » wegens de gemelde Tekening , die eg- HooFD- ter, met het fterven, daar in verdwynt. Geof- STUK. pi^oY vondc de gedagte Streep Goudgroen, en noemt het deswegen Goudkleurig gebandeerd Schildpadje. Hetzelve , dat hy omftreeks Parys vondt , was wederom van de voorgaanden al- leenlyk in Kleur verfchillende en in Grootte kwam het tuiTchen beiden. De Kleur was vuil bleek.geel , trekkende een weinig naar het vaa- le, en de.Goudgroene Streep verdween allengs in het Infekt, naar raaate dat het uitdroogdc. Groenen Van gemelde Franfchen Heer worden nog f'l. lxxiii.'-^^^ Soorten van Sehildpadjes opgegeven , jpig. 12. c. ivelken hem voorgekomen zyn op een byzon- dere Plant , die in het Najaar bloeit op de Broekige Landen en Wollig Sterrekruid ge« noemd wordt (*). Men mogt deeze niet min- der Sierlyk noemen; want het eene hadt de Dekfchilden groen, en 't Kopfchild of Borft- ftuk roodagtig bruin, in het andere waren de Dekfchilden zo wel rood van Kleur als hec Borftftuk ; doch hy vondt 'er ook geheel groe- ne onder en van aanmerkelyke Grootte, als zyn- de meer dan een vierde Duims lang. Deeze laatfte hadden , zo wel als de gewoone groene Sehildpadjes , die men veel op de Kliflen vindt, het Lyf en de Pooten zwart, de Dek- fchil- (*) After PratenHs, Autumnalis, Conyzs folio. Tournef. Ir:^. Rei Heriar. DE SCHILDPADJES. 353 fchilden zwart geftippeld. Tot verklaaring van v. derzelver Geftalte dient de nevensgaande Af- Apdrel, beeldiBg. HooFD, „ Dceze Vlakkcn, zegt hy, (laan, ten ge- srmt, ,, tale van vyf of zes, langs de Naad, daar dCvJJicStnaM „ Dckfchilden elkander raaken , en loopen dik- j*^" °"'*^^- „ wils in 6en met die van de andere zyde, hec „ geen alsdan een lang, zwart, getand en ge- ^ 5, flJDgerd Bandeerzel maakt, Bovendien zyn 5, er twee grooie lange Vlakken naby den uit- 5, waardfen hoek aan het opperfle der Dekfchil- 5, den , en verder twee of drie kleinc zwarte „ Stippen op het midden derzelven. Deeze J, beide Infekten vindt men by elkander, en iii J, grootc veelheid, aan de Moeraflen, op het „ gemelde Sterre-kruid. Hunne Wormpjes o£ 5, Maskers zyn aan die der gewoone Schildpad- j, jes gelyk ; platagtig, naamelyk, van Lyf, ,j en Stekelig, vooral op de Zyden: zy hcb- 3, ben een gevorkte Staart , waar mede zy hun- „ ne Uitwerpzcien boven 't Lyf houden. De „ Bladen van dat Kruid vvorden door hun ge- j, knaagd. Ik heb 'er verfcheidene opgevoed, ,, daar ik altoos gepluimde groene Sctiildpad- „ jcs uitkieeg, en dit hecft my doen vermoe- 5, den, dat de rooden en de grocnen niet daQ „ in Ouderdom verfchilden, zynde de laatflen a joDgft. Om my daar van nog meer :e ver« „ zekcrcn , hob ik ook gewoone groene Schild- „ padjcs opgevoed, en het grocn van derzel- 5, ver Dckfchilden wicrdt allengs geelagtiger, I. DtEL. i::. STUK. Z )) YCfa 354 Beschryvikg van V, 3i vervolgens langshoe rooder: 't welk bewyft AFOEEL. ^^ dat hun verfchil van Kleur alleen daar uit HooFD- 5> ontftaat, dat zy joDger of ouder zyn ". STUK- IV. (4) Schildpadje dat hleek is en een bruin Kruis GekxifiA.* ^^^^fi ^P bst middeljtuk der Dekfchilden, Van de Europifchc komen wy nu tot de uit- ° hcemfche Schildpadjes , waar onder deeze Soort met Regt den Bynaam voert van Gekruift. De bleeke Dekfchilden, naamelyk, op deRug van hct Infekt bruin, geeven een dergelyke Streep af , die wederzyds loopt naar de hoeken van het Borftftuk, en een derde over de Schilden agtcrwaards. v. (5) Schildpadje dat hleek is, het Lyf met twee Tweebandig. ' bruim Streepen gebandeerd, Dit Beefije, dat cm de gemelde reden Twee- bandig wordt genoemd » onthoudt zig , volgens den Heer Rolander, in Zuid - Amerika. ■ VT. (6) Schildpadje dat ongeulakt geel is, met bet Geel. Lyf roodagtig. Men vindt dit geele Schildpadje, volgens dien zelfden Heer, zo wel als het Gekruille, in Amerika. (7) (4) Caflida pallida , Elytris difco fufco-criiclato. Sy/l. Nat. X. (s) Caffida pallida , Corpore fafciis duabus fufcls. Sy/i^ Nat. X. (6; Caffida flava iraraaculata, Corpore teftaceo, Syjl. Nat. X. DE SCHILDPADJES. 35^5 V, (7) Schildpadje (lat geel iSy en boven op 'tLyf Afdeel paarfcb. VJII. HoorD Een breede paaifche Vlak , boven op 't Lyf , ^xn^' geefc den Bynaam aan die kleine Beeftje, 't ^^^Z^' welk anders zyn geheele Beklcedzel geel heefc. Niec onwaarfchynlyk zal dat vcrfchil van Kleur 00k raaar een Verfcheidenheid zyn, in dceze Weftindifche Infekcen. (8) Schildpadje dat roodagtig is, met den rand vitl mn bet Borfijluk en van de Dekfcbilden ^cl£l^'' geel. Omtrent de Kleur heb ik de zclfde Aanmer- kingen. Het fchync een weinig grooter te zyn dan het Paarfche Schildpadje. (9) Schildpadje dat geel is en Netswyze zix)art ix. De reden, dat men dit Geftippeld noemc, in onderfcheiding van de andere Wellindifche, is 't over blykbaar. De Heer Rolander. ' heeft die, zo wel als de vyf voorgaanden, in Amerika waargecomen. (7) Caffida flava , dipra Corpus pnrpurea, Sy/i. Nat, X", (g) Calllda tertaccii, margine Thoiacis Elytroruuiijue flavff. Syjl. N*t. X. (0) Caflida flava nigro punilato reticulata, Syji, Nat, X. 1. DhF.L. IX. Stuk. Z 2 356 Beschryving van V Afdeeu C^^) Schildpadje dat ros is , met de Dekfcbil' VIII. den zwart bont, en de Zyden gebandeerd. HOOFIH X. ' Die onthoudt zig, volgens dien zelfden Heer , ^""ST' ^'° ^^^ Wereldsdeel. Het is veel grooter dan de anderen , en heefc twee zwarte Banden op den breeden Zoom , aan de Zyden. "^h Cii) Schildpadje dat Bloedkleurip^ is, de Deh Crojfa. ^ ' ^ ^ ^ o » Groot. Jchilden op 't Middeljluk met zwarte Jiip- PL.Lxxrii. - - J , , jRf,ii.d. pen bejprenga, aan den rand met zwarte takkige Streepjes^ , Dit, zegt LiNNi^iis, is het allergrootfle der Infekten van dit Geflagt. Hetzelve heeft het Borftfluk ongevlakt. Het onthoudt zig , volgens den beroemden Heer de Geer, in Indie, Onze Afbeeldiog is ontlcend van den Heer Sulzer, die het gene, naar welk de- zelve gemaakt is , opgeeft als het grootfle van de Schildpadjes hem bekend , zynde Staalkleu- rig met een roodagtig Borftfchild , en zig ont- houdende by doodc Krengen. XTT. (12) Schildpadje dat Roejlkktirig isy met dea ClathratA. Gctralied. g^ (ro) Caffida mfa, Elytrls nigro varlegatis , lateribus fa(cia- tis. Syjl. Nat. X. (11) Caffida fanguinea , Elytrls difco punftis nigris fparfis, tnargine lineis ramofis nigiis. SyJl. Nat. X, f 12) CaflGda f'erruginea, Elytris margine omni, linea IoB« Eiwduiali» fciijiqiie uansveifali nigris. Syjl, Nat, X. DE SCHILDPADJES. 357 stheekn rand der Scbilden , een overlane- ^* r o , 1 J r ApnEEL. Je Streep, en een halve dijcaije, zwaru VJII, HOOFD- Men kan de reden ligt bevroeden van den stuk. Bycaam deczer Soorc, die, gelyk het voor- gaande, in Indie voortkomt, volgens dicn zelf- den Heer. Het Borftftuk is ongevlakt. De Dck- fchilden zyn zeer breed, aan den rand overal, zelfs bezyden de Naad, zwarc, en, bovccdicn, loopt een zwarte Streep , overlangs , door het midden van icder Dekfchild. Door een zwar- te dwarsftreep worden de overlangfe famen- gevoegd, Het Wyfje hceft drie halve dwars- ftreepeu over 't Lyf. (13) Schildpadje dat Kopergeel iV, bebbendc xni. de Dekfcbilden ongevlakt, met uitgeholdeJ^SlJ^^ Stippen getekend. Dit wordt in Amerika gevonden , volgens Sloane. (14) Schildpadje dat Koperig blaauw is , heh. xiv. bende de Dekfcbilden ongevlakt en gete- coufgwen. kend met uitgebolde Stippen. ^^' Y^"'* Volgens Petiver onthoudt zig in Brafil dit Schildpadagtig Beeftje, dat Goudgrocn is van (ij) Caflida litteo-snea , Elytris immaculatis excavato punc- tatis. Sloan. Jam. ii. p. zog. T. 233. f. 27, 28. (1+) Caflida cj'aneo-inea, Elytris immiculatis cxcarato- piiiKaatis. Pet. Caz. T. S9- f- ^• I. Deel. IX. STUK, Z 3 358 Beschryving van V. van Kleur , zynde twee derde Duims lang ^V*nr* ^°^^° ^^^^ ^"'"^ breed: doch hec is niec op HooFD- Pl. LVII. maar op Pl. LIX. vaa hem af. §TUK. gebeeld. Onze Afbeelding is naar zulk eea uitheemfch Beeftje, in de natuurlyke grootce, gemaakt. ^^- ('5) Schildpadje dat Roeftkleur . Koperig is, oneffcn.* beobeiide , op bet midden van de Dekfchil- den, een langwerpig ronde geek Flak. Id de befchryvicg van 'c Petersburgfche Ka- binet wordt hier van gefproken. Het Infekt onthoudtzig, volgens Rola^der, in Ame- rika. Het vocrt dien Bynaam wegeos de on- effenheid der Oppervlakte van de Dekfchilden. XVI. C^O Schildpadje dat bruin -Koperig is , met z^-dvfakkig. ^^^^ Zydelingfe geek Flak der DekJcbiU den. Om die reden wordt dit Zydvlakkig door my getyteld. De Heer Rolander heeft het- zelve, insgelyks, in Amerika waargenomen. XVII. (17) Schildpadje dat groen - Koperig is, met Dlfcoidis. Middelvlak- J'W'tf* kig. (ij) Offidi fermgineo-arnea, Elyttis maciila flava fubova- ti difci. Muf. Petrop. 6jo, N. 130. (16) Caffida fufco-xnea, Elytris macula flava latecali, S-jft. Nat. X. (17) Caflida viridi-aenea , Elytris maculis daabirs flivis dif- ci. Syj-i, Nat. X. DE SCHILDPADJES. 359 fwee geek Vlakken op bet Middeljluk der V. Dekfchilden. VI U. Men is de ontdekking van dit Middelvlakkig g^uK. Schildpadje, dat in Amerika woont, aan dien zelfden Heer verfchuldigd. (18) Schildpadje rffli zwart is, en vier neel. ^viir. agtige Vlakken op de Dekfchilden beeft, »um. Petiverfch. Het onthoudt zig in Afie , dat is in Ooflindie waarfchynlyk, volgens Petiver, wieus Af- beclding de langte heeft van een Duim en de breedte van drie vierde Duims. IX. HOOFDSTUK. Befcbryving van 't Geflagt ^«r L r r v e n h e e r s- Haantjes, die meejlal door bet getal der Siippen, Vlakjes of Pukkeltjes, *voelke zy op de Dekfchilden bebben , onderfcbeiden ijoorden. Nader bepaaling van derzelver Kenmerken, DE benaaming die , hoewel zeer vreemd en ongerymd, mooglyk fraaiheids halve, aan deeze Diertjes is toegeeigend, gebruik ik tot een Geflagtnaam. In Vrankryk, immers, gee- ven dc Kinderen 'cr, nog vreemder, den naara aan (is) Cafiddt nigrn, Elytrls maculis quatuor flavefcentibus. Pet. Gaz. VII. T. 71. f. r. Aa. An^l. 271. p. S6i. ' I- DEEL. IXi STUIC, Z 4 Naams- rcdcn. 360 B E S C H R Y V I N G VAN V. aan van Bete a Dieu , Facbe a Dieii of CheDal '^a?^* fl Dieu: dat is Gods Beeftje , Gods Koe of HooFD- Gods Paard , en , dac zonderling is , de Engel- STUK. fchen Doemen het Lady Cow of Lieve Vrouwe Koe. In Duitfchland geeft men het den Eer- tytel van Marien Kejer, dac Lieve Vrouwe Tor* retje betekcnt,- doch die heizclve Lieve Vrou- we-Vogeltje noemeo, gaan wat ver (*). De Latynfehe Geflagtnaam Coccinella , komt met die der Konchenilje byna overeen, waar van het Infckc egcer hier niec t' huis hoort (f), Kenmerken. T)q Kenmerken , die de Heer Linnaeus hier voor opgegeven hade, warcn zeer onbc- paald. De geknot Knodsagtige figuur der Spric- ten, inderdaad, onderfcheidt deeze Infekten naauwlyks van fie Torretjes of Torren, Hier- om voegc hy *er thans anderen by, die egter, uitgenomcn de half Klootsrondheid van het Lyf , weinig te beduiden hebben, Hy zegt, dat zy met VoelcrtjeS of Proevertjes zyn voorzien , wclker end Knodsagtig is als ecn half door- gefneeden Hart (§) ; het Borftduk en de Schil- den (*) Bradley Werken der Natuur. Amft. 1744. bl. 231. {t^ Sommlgen hebben zig veroceld , dat de thans zo be- kcnde Verv/ftof, genaamd Konchenilje of Cochenille, in f^c "Weftindlen van deigelylte Inlckren kwam , om dat 'er wel eens Vleugelen van Lieven'nccrs Kanntjes in gcvonden zyn; doch men meent thans te wecten , dat die Vsrwftof met de l,ighaamen van dceze Infekten , en mooglyk wel eens by toe-. val, door de Indlaanen veivalfcht wordjt, Deeae noemt mca jjemeenlyk Ctcciontlla. {^) ^3'pi Clav* Semicoiciata, DR- LlEVENMEERS HAANTJES. 36! den gezoomd ; het Lyf van onderen plat. De 7, beide voorgaande Gcflagten hebben het Borft- Afdrel. ftuk en de Schilden veel duidclyker gezoomd Hoo'fd. dan de Lievenheers-Haantjes. stuk. In deeze duifterheid heefc de Heer Geof- FROY het geluk gehad een Straal van Licht te ontdekken. Hy vindt dat deeze Infekten de Voeten van diie Leedjes hebben, 't welk dezelven van de andere Torren en Torretjes , ja van de Schildvleugeligen in 't algemeen, onderfcheidt. Ook naerkt hy aan , dat derzel- ver Sprietcn kleiner zyn dan de Proevertjes, die zy aan den Bek hebben ; 't welk een niet minder aanmerkelyke Byzonderheid is. In de meefte Schildvleugelige Infekten zyn de Sprie- ten , die men omtrent de Oogen geplaacft vindt, ongelyk kenbaarder dan die Proevertjes; in de Lievenheers Haantjes moet men de Sprie- ten zoeken cm ze tc zien , en de Proevert- jes loopen aanftonds in 't oog. Indien men hier by de half Klootsrondheid van het Lig- haam voegt, zo zullen de Kenmcrken taame- lyk vaflgefteld en bepaald zyn. Onder de Europifche Soorten van dit Geflagc zyn 'er geenen van aanmerkelyke Grootte , doch de meeften zyn zeer fraay getekend en gckleurd. Het fchynt hem ook twyfelagtig, of niet vcelen llcgts Vcrfcheidenheden zyn of mooglyk van verfchillende Sexe; dewyl hy *er hceft zien paarcn , die grootelyks in Kleur verfchilden. Hy telt zcven - en - tvyiatig Soor- 1. DEEt, IX. STUK. Z 5 ten , 362 Beschryving vaw V. ten, omftreeks Parys. Lin n^ us geeft zes- ix!^* ^°-^^^^^& Soorten op , waar onder maar een of HooFD- twee Uitheemfche of uit andere Wereldsdee^ sTUK. jgjj^ jjy onderfcheidt dezelven in vier Artikc- len naar de Kleur , als volgc. EERSTE ARTIKEL. De Dekfchilden rood en geel , met Zwart gevlakt. J- (i) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden t*. ^^ geelagtig heeft , jnet een gemeene zwarte Met e'en „ . Stip. cUp. Dit Beeflje fchynt door onzen Autheur in die Wereldsdeel gevonden of hem bezorgd te zyn; dewyl hy getuigt, dat hetzelve zig ont« houdt in Europa. Ti- Qi) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden Bipunflata. , , r r> ' Met twee rood heeft, met twee zwarte Stippen, Stippen. Deeze Soort, die de grootfte en gemeenfte niet is onder de Infekten van dit Geflagt , wordt door Petiver het Engelfche Tweevlakkige of (r} Coccinella Coleoptcis flavesccncibus , pundo communi nigro, SyR. Nat. X. Gen, 175. (1) Coccinella Coleoptris rubris ; pun£iis nigris duobits. Faun. Suec. i%l. PET. Gaz. 3+. T. 21. f. 4. MerIAN. Inf. 69. T. ii6. List. loqu. 38 3. n. 8. RAJ. Inf. 16. II. 2. B R / D L. Natur. T. 27. f. 4. F R I S C H. Inf. IX. f. j3. T. 16. f. 4. RIAUM. hf. Ill, T. 31. f. itf. V. Afdeel. IX. HOOFD. STUK, DE LlEVENHEERS HAANTJES. 363 of kleincr roode Lieveoheers Haantje genocmd. Juffr. Meuian heefc hetzelve afgebeeld op het Kruid, dat men JufFertjes in 'c Green ty- telt, en merkt aan, dat de Worm van 't zelve op byna alle Plantgewaflen gevonden wordc, aazeode op de Plantluizen. Men heeft evcn- wel naderhand waargenomen , dat die van dee- ze Soort meed huishouden in de Elzen liofch- jes, welke doorgaans rykelyk met zulkt- Luizen zyn voorzien. Dus zyn zy ook op de Wil- gen, en Pruim- of andcre Boomen, niet zeld- zaam. Deeze Infekten , zegt Geoffroy, zyn ceftaite, een vyfde Duims lang en een zesde Duims breed ; van onderen geheel zwart , zo wel als 't Borftftuk , dat twee groote witte Vlakken op zyde heefc, en eene kleine, van gedaante als een Hart, op het agterfte gedeelte, dac aan het Schildje raakt. Op den Kop , die ook zwart is, vcrtoooen zig insgelyks twee witte Stippen. De Dekfchilden der Vleugelen zyn rood , en hebben ieder op het midden een aan- merkclyke zwarte Stip. Het Infekt van onde- ren, daar zy plat zyn, befchouwende, zo vcr- toont zig duidelyk de rand aan den omtrek van het Borlifluk en de Schilden. Doktor ScopoLi heeft in deeze Tweeflip. vcrfchei pelige Lievenheers Haantjes wel vyf Verfchei denheden waargenomen , waar onder eene met dc Schilden geelagtig of bleek gee! gelyk wit- te Erwten ; hoedanigen Frisch als de ge- I, Di£L. IX. SXUK, mccfl- denheden. 364 Beschrvving van V. meenften fchynt aangemerkt te hebben: doch Afdeel. j^y vondt 00k anderen, naamelyk zwane mec HooFD- twee geele of met twee roode, en roode mec STUK. tvvee of meer zwarte Vlakken; die altemaal, zo hy zig verbeeldde, van de zelfdeWormen of Maskers voortkwamen. De Worm. De Heer de Reaumur, die van deeze Torretjes by gelegenheid van de befchryviog der Wormen , die op de Plantluizeu aazen, fpreekt, geefc weinig agt op deeze Verfchei- denheden van Kleur , of andere Verfchillen : maar hy is te naauwkeuriger in de befchou- wing van iiet Masker en deszelfs Verandering, als omcrent de Levensmanier vanhetzelve, ge- weefi:. Deeze Wormen, zegt hy, zyn lang- Werpig aan 't end fmal, en naar den Kop toe alle.ngs verbreedende, doch platagtig rond van Lyf , voor aan met zes Pooten. Men vindt 'er van verfchillende Kleuren , fommigen witagtig, anderen zwart, bruin of graauw, Onder deeze laatften ziec men 'er gcmeenlyk , die op het Lyf vier of zes geelagtige Stippen hebben , err het is van de meeften deezer laatften dat de half Klootsronde Torretjes voortkomen, waar van de Dekvleugelen uit den bruinen rood zyn , ieder met eenige zwarte Stippen gete- kend. Yeraitdcring. Deeze VVormen loopen op de Planten en Boomen , tot dat zy eenige plaats vindcn daar Luizen by elkander woonen , en dan houden zy 'er eveneens huis > als eeo Wolf wanneer hy DE LlEVENHEERS HaANTJES. 365 hy in een Schaapflal komt; met die verfchil, v. cgtcr, dat zy niet dooden dan 'c gene zy op- ■^J'^eel. vreetcn. Toe hunne voile Grootte gekomen Hoofd- zynde, lymen zy zig met de Rug tegen eenig stuk, Blad, waar zy de Huid afleggen en ecn Pop wordeo. Deeze is reeds korter van Lyf dan de Worm was , doch blyft gewoonlyk met het agterfte zitten in de afgeftroopte Huid. Na verloop van veertien of vyftien Dagen veran- dert die Pop in zulk een Torretje, als gezegd is, waar van het Wyfje, na dat de Paaring is gefchied, Eijertjes, die Barnfteenkleurig zyn en langwerpig, legt op de Bladen van Boomen of Planten , daar de Jongen , kort na dat zy uitgekomen zyn, op de Plant- of Boomluizen ter Jagt gaan. (3) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbildtn in. rood beeft , en met drie zwarte Stippen^y'"''^'^ is getekend» ^^f '^"e ° Stippen. Zodanig een als dit , dat aan ieder punt der Dekfchilden een zwarte Stip hecft , fchync door anderen niet waargenomen te zyn. Het onthoudt zig, volgens LiNNiEUS, mede in on5 Wereldsdeel. C4) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden iv. Hebrxa^ geel He- breenwfcl^ (3) Coccinella Colcoptris rubris, punftis nlgtls tribus. S>y?. Is'au X. (4) Coccinella Colcoptris luteis, macixlis nigds Icx longi« tudinalilius difformibus. Syjl. Hat. X, I. DEEL, IX. Stuk, 3(56 Beschryving van V. Afdeel. IX. iloOFD. STUK. ■ V. fun&ata. ' Met vyf Stippea. VI. Trifafciat*. Met drie lianden. geel heefty met zes overknee zwarte Vlak' ken, die mismaakt zyn. Het laatftgeraelde zal miflchien aanleiding ge- geven hebben tot den zonderliogen Bynaam, Ik vind niet dat dit Beeftje door iemaad anders waargenomen zy. (5) Lievenheers Haantje met de Schilden Bloedkleur, en vyf zwarte Stippen, Op de Sleepruimen onthoudt zig dit Vyfftip- pelig Lievensheers Haantje volgens onzen Au- theur. De Heer Geoffroy merktaan, dat men hetzelve in de Tuinen te Parys , doch zeldzaamer dan het Tweeftippelige vindt. Het is van gelyke Grootte, en verfchiit in andere opzigten naauwlyks daar van, zo min als de Worm, die hetzelve voortbrengt, (6) Lievenheers Haantje met de Dekfcbilden rood en drie zwarte Banden* Vyf zwarte Banden waren 'er aan toegefchree- ven in de befchryving der Sweedfche Dieren , alwaar men 'er toe betrekt het kleine Half- klootsronde Torretje van Ray, met de Dek- fchilden witagtig blaauw, en met zwarte Streepjes op (s) Coccinella Coleoptris fangiiinels, pun6Hs nigrls quln- que. Faun. Suec. 392. - (6) CoccinelU Coleoptris lubris; fkfclis nigris trlbus. i'U^K. Suee. 390, de Lievenheers Haantjes. 367 op de Rug getekend. Hec was in de Wilder- V. DJlTen van Lapland gevonden. Afdeel, • (7) Lievenheers Haantje dat de Bekfchilden stvk,' geel bee ft met twee zwarte Vlakken die r,T"-- gegolfd zyn, overlangs, fhica. Met Karak- tcrs. Zodanig een heeft de Heer Muller 'er 00k ia Deenemarken waargenomen. Het ont- houdt, zig volgens Linn-eus, in Sweeden. (8) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden vin. rood beeft, met ze'ven zwarte Stippen. ^'P'^''"p>*»^' ■ •»■« lata. Met zeven Dit is het algemeenfte en grootfte, 20 het ^"PP^"- fchync , door geheel Europa : des men het 00k by -de meeftc Autheuren, en zelfs by Roe« SEL, afgebeeld ec befchreeven vindt. Pater Pod A geeft in zyn Kabinet van Griekenland de geheele Verandering daar van op , die 00k door anderen omftandig is befchreeven. Peti- V E R tele het onder de Infekten van Engeland', als daar zeer gemeen zynde: zo 00k Ray, Reaumur heefc het afgebeeld, .zo wel als dac (7) Coccinella Coleopttis luteis; maculis duabus nigris lon- gltudinalibus finuatis. Syji. Nat. X. (i) Coccinelh Coleoptris rubris ; puniiis nigris feptem. Faun.Suec.i9i. FRISCH. In/. IV. p. i.T, i.f. 4. Raj. Ik/. 96. n. I. Pet. G4tz. 33. T. 21. f. 3. Mf.rian. Eur. 2+. f. II. GeED. In/. II. p. 58. T. Ig. ALB. In/, 61. f. C. ROES. In/. II. Scar. III. p. 7. T. 2. ReaUM. Ik/, in. T. 31. f. 18. BRAOJL. Nat, T. ij. f. 4. I. DEEL. IX. STUK, 368 BESCHRTVIHG VAN HOOFD- STUK. Geftaks. V. dat met twee Stippen ; dooh fchynt het ce^ Afdeel. j^|g ggjjg Verfcheidenheid aao te merken , daa als een byzondere Soort. Goedaart geefc cen zeer ruuwe Af beelding van hetzelve. Het Torretje heeft, volgens de Waarnee- mingen van den Heer Geoffroy, omftreeks Parys de langte van een vierde of een derde Duims , de breedte van twee en een half of drie Linien. De Kop is zwart met twee witte Stippen: het Eorftftuk, dat insgelyks donker glimmend zwart is, heeft ook een geelagtig wit Merkteken op ieder Zyde. Elk Dekfchild is met drie zwarte Stippen, die in een Drie hoek geplaatft zyn , getekend , en aan hec Scharnier derzelven is een zevende Vlak, hua beiden gemeen. Dit maakt dat men op ieder Dekfchild vier Vlakken kan tellen , en dan zou het Beeftje 'er agt hebben , gelyk F r i s c h 'er aan toefchryft. Deeze Autheur heeft waargenomen, dat de fchoon roode Kleur van dit Lievenheers Haanc- je of Vrouwen Beeftje na de dood verdwynt ; dewyl het dan geelagtig wordt. Hy fchryfc den oorfproDg der voorgemelde Naamen aan de onfchadelykheid toe , en wil dat die van Marien Refer daar van af komftig zy , dat deeze Torretjes in fommige Jaaren kort na Vrouwen Dag of Maria Lichtmis , dat is in 't begin: van February, wanneer men dikwils eenige zagte Dagen heeft, reeds gevonden worden: gelyk men dus aan andere lufekten ook den naam geefc Kleuri INSERT FOLDOUT HERE I)E LlEVENHEERS HaANTJES. 369 geeft van den tyd des Jaars , waar in zy meefl: V. voorkomcn. Doch ikgeloof veeleer, dat zulks ^'-deel. van Devotie der Roomfchgezinden voor de Hoofd- Moedermaagd is af te leiden. stuk. Van den Worm, waar uit die Infckt voort- Deworm. Pl. I XXIV komt, geeven wy, om dat hy zo bekend niet%. u is als heczelve, de Af bedding, wat vergroot. Hy is t'eencmaal gelyk aan die der gemelde Soorten, doch grootcr. Men ziet lioe hy van agteren final uitloopt; van vooren breed en dik zynde, met zes Pooten, graauwagtig van Kleur, met zwarte en witte Vlakken over *t Lyf. Men viodc dcnzelven op allerley Boo- men , maar inzonderheid op de Linden , aazen- de op de Boomluizen , gelykerwys de anderen , en, ten dien einde, den Kop met fcherpe Ny- pers gewapend hebbende. VVanneer hy veran- deren wil , zet hy zig met het Agterfte vafl op een Blad en zwelt uit; de Huid wordt ftyf en hard, dat een Popjemaakt, waar van het Vel, eindelyk , aan de Rug open barftende , het vol- maakte Infekt uitlevert* Deeze Licvenheers Haadtjes vindt men op de Velden , en in de Tuinen , op verfcheider- ley Plantgewallen. Doktor Scopoli heeft de Zyden van het Borftfluk, welken Linn^us in Sweeden wit vvaarnam , in Karnioh'e 00k gecl« agtig gevonden. Het Masker, dat onze Au- theur Afchgraauw noemt, was door Pater Po- DA, in Griekcniacd, blaauwagtig en door hem I. DKEL. IX. STuic. A a zwart- 37^ Beschryving van V. zwartagtig waargenomen , veranderende in eea Afdeel. Goudgeele Pop, met zwarte Vlakken. HOOFD- STUK. (9) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbildeii Nlvem- ^^^^ ^^^f^ » '"^^^ negen zwarte Stippen, 'fun&ata. ^tippenf " Dit wordc als in de Jeneverbofchjes van Eu- ropa voorkomende opgegeven door L i n n ^e u s. Daar is 'er 00k ecn met negen Stippen , op de Wilgeboomcn, in Karniolie waargenomen door Dokcor ScopoLi; dat is te zeggen met vier Stippen op ieder Dekfchild en 6ene Stip aan beiden gemeen. Muller vondt 'er in eea Bofch in Deenemarken met agt Stippen , wel- ke hy Agtftippelig noemt. De Heer Geof- FRO Y ,. die het omflreeks Parys op de Boomen waarnam, merkt aan, dat het in alle opzigten met het voorgaande fchynt overeen te komen , uitgenomen dat het wat kleinder is, en ten cp- zigt van het getal der Stippen , die niet zeven , maar negen en miflchien elf zyn. Op ieder Sckild, zegt hy, zyn drie groote zwarie Vlakken, en een kleinere naaromlaag, ,'t vvelk met de gcmeene Stip, die boven aan, r.aby het Borflfluk , zig bevindt, negen Stippen maakt : maar bovendien wordt men aan den rand der Dekfchilden, wederzyds, een klein zwart plek- (9) Coccinella Coleoptrls ru^ris , punftis nigris novem. SyJi.Nat. X, Coccinella nigra , Ely tdsiubiis , pundis novcia nigris. UDDM. DiJJ', i+. DE LlEVENHEEfeS HaANTJEs. 3^1 plekje gewaar , dat ook naar cen Vlakje of Stip V. gelykt. Die laatfte Merkteken fchynt byzon- -^^P^ELi der te zya aan deeze Soort, die met zeer ge- Hoofd- ireen is. ' ^y^* Decem- (^lo) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden ^"(^fj-Jf' Goudgeel beeft met tien zwarte Stipyen. st pperti MuLLER heeft dit Eeeftje in Deenemarken gevo'jden, en Doktpr Scopoli ram hetzel" ve waar in Karniolle, zynde van grootte tuf- fchcn die met zeven en met negen Stippen in » en eer langwerpig te noemen dan Ovaal* Hy vondt 'er vyf Verfcheideoheden , van wel* ken dc eene wel vyf Stippen op ieder Dek- fchild , maar twee aan de tippen grooter en fa- menloopende hadt» (ii) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden xr. rood beeft, met elf zwarte Stippen* putihatT." Met clf In de Haagen ontmoet men deeze , die on- '^* der de kleinflen geteld wordt van dit Geflagt, bcbbende het Bor(lfl:uk zwart met twee witte Stippen. Van dc Vlakken is de elfde grooter en aan beide Schilden gemeen. (12) (lo) Cocdncll.i Coleoptris fulvis , punclls nigris decern. l^yjl. Nat. X* (ii) Coccinella Coleoptris tubris; pundis nigris andedixli - Faun. Suec, 394. M F. ft I A N. Eurr'p. ifij. I. DEEL. IX. STUKi A a 2 S7!i Beschryving van pen. . V. ri2) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden AFDEEU ,,, 11 r J • ^ JX^ bkek geel beejt y met dertieti zwarte Sup- HOOFD- STUK. T^decim. ^^' laatflgemeldc heeft ook plaats in deeze ^«ff«/^. Soort, die op de zelfde plaacfen voorkomt, stippen. en van middelmaacige grootte is. Men heefc ze in Deenemarken gevonden op de Mieredik- Bladen. Ook is dit Beeftje in Karniolie waar- genomen. Omftreeks Parys vindt men 'er twee aanmerkelyke Verfcheidenheden van , volgens Geoffroy; waar van de eene Iiet Borftlluk geel bont , de andere hetzelve rood , met zwarc gebandeerd heeft (*> Deeze Lievenheers Haantjes , evenwel , had- den de Dekfchilden rood, en Doktor Scopo- Li getuigt, dat hy die met dertien Stippen nooit geel gezien hadt : des daar omtrent een aanmerkelyke Verfcheidenheid fchynt plaats te hebben in byzondere deelen van Europa: ten ware het een Drukfeil zyn mogt: want in de befchryving der Sweedfche Dieren worden de Dekfchilden rood gezegd te zyn. In de Ver- handelingen der Akademie van Upfal zyn 'er maar twaalf Stippen aan toegefchreeven, XIll. Quatuorde. (13) Lievcnhecrs Haantje dat de Dekfchilden Stippen. (^'■^ Coecinella Coleoptris luteis, punftis nlgris tredeclm. Faun. Sutc. 395. (13) Coecinella Coleoptris flavis , punftis nigris ^ quatuor- decim, quibusdam contiguis. Faun Suec. ^96. (*) Hiji, dts. Inf. env. Paris. Tom. I. p. 323, 32+. DE LlEVENHEERS HaaNTJES. 373 geel beeft , met 'veertien zwarte Stippen , ^» ijoaar van eenigen aan elkander raaken, |^^ ' HOOFD. Deeze Sodrt is in Sch6neD, aan de Zond, stuk. gevonden door D. Leche, en Muller heefc dezelve 00k , by Koppenhagen, op hec Veld ontdekt. Men moeft dezelve onder de kleinen tellen van dit Geilagt. Op ieder Dek- fchild waren twee paar langwcrpige Stippen, door een zwarte Naad overlangs verdeeld , aan welkc een Vierkantige Vlak vafl: was op hec midden van ieder Dekfchild , en vervolgens een andere, met de tegenoverftaande in de geftalte van een Driehoek famengegroeid. De Stippen aan het end der Dekfchilden waren 00k aan de overlangfe Naad paalende. Het Borftftuk hadt van agteren een groote zwarte Vlak. De Heer Geoffroy, die dit Beeftje in Vrankryk nagenoeg zo groot vondt als het roo- de Lievenheers Haantje met twee zwarte Stip- ^• pen , noemt hetzelve Scbaakbordagtig (*), en zegt , dat het zeer gemeen is op de Velden en in de Tuinen. Het heeft den Kop, zo wel als het Borftftuk, dat van agteren zwart is, geel. Op ieder Dekfchild zyn zeven Vierkante zwar- te Stippen , en bovendien maakc de famenvoe- ging der Dekfchilden een overlangfe zwarto flreep. Veel verandering, voegt hy 'er by, heeft in verfchei- dit '^^^^w. (*) Cocclnelle a I'cchiqiuer. Hid. pag. 32J, I. deel. IX. stuk. Aa 3 . - 574. Beschryving van V. die Infekt plaats. Somtyds zvd de zwarte Stip« Afdkel. pgjj 2eer groot, en met elkander, zo wel als IlooFD. rnec de Middelftreep van de Rug, famenge- STUK. voegd ; zo dac 'er zeer weinig Geel op de Dek- fchildea overblyfc , en hetzelve is aldaar by Vieikante Vlakken verdeeld, Somwylen heefc het Geel de overhand, en zelfs in eenigen zo- danig, dac de Vierkante zwarte Stippen zeer klein, los, en taamelyk ver van elkander af- llandig zyn. Niectegenftaandc die Verfchei- denheden is deeze Soort aan de Vierkantheid van haare Stippen of Vlakjes gemakkclyk te ODderfcheiden. Die alles komt vry wel overeen met de Waar- Deeming van Frisch, die dit Lievenheers Haantje, in zyne Veifcheidenheden , by Ver- grooting, afbeeldc, zo wel als het Masker of Wormpje, waar uit hetzelve voortkomt, dat zeer verfchillende is van de Wormen dcr be- ichreevene Soorten. Het is aan ieder Zyde ge- tekend met een dubbelde ry van Vierkante Vlakjes, die uit zwarte Ruitjes beftaan, in 't Uiidden groenagtig, hebbende ieder eenDoorn- 9gtig Kwaftje , en aan de zyden des Bulks , zcgt hy , is op ieder Ring een zwarte Vlak met 66n zulken Doom. Wegens de gemelde figuur der Stippen noemt Doktor ScopoLi dit Beeftje Coccinella Tejju'. lata,, en merkt aan, dat de onzekerheid van het getal en de plaatziog der Vlakken , die 4lkwil.s famenloopeo > zodani^ dat d^dx door e- vea DE LlEVENHEERS Ha ANTJES. 375 ven zo kleine Vierkante geele Vlakken gcfor- V, meerd worden, hem.'er liever den naam van ^^^^e^** Dobbelfleenig of Geruic , dan van Veercien- Hoofd- ftippclig Lievcnheers Haantje aan heeft doen ^'^^'^» geevcn. Ik voeg 'er by, dat die Stippels, in- derdaad , niet gemakkclyk ce tellen zyn in die kleine InfekCj waar van ik 'er heb; dan met cen Vcrgrootglas of Mikroskoop, (14) Lievcnheers Haantje dat de Dekfcbilden xiv. bleek geel beeft , met 'vyftien zwarte uetoosicsi Stippen, Zodanig 66n, met de Dekfchilden rood, was fomwylen in de Akademie-Tuiu te Upfai waar- genomen; zynde van de grootfle Soorc, mec den Kop zwart , iiet Borftftuk zwart , doch wederzyds wit, met een zwarte Stip, gelyk in de meeflen: op ieder Dekfciiild zeven Stip- pen en ^6dc Stip , beiden gemeen , naby het Borftftuk geplaatfl:. De Heer Geoffroy vondc *er, op het Land, in de Ruigte, 66a met elf Stippen, geheel rood; het welk hy deswegens Argus tytelt. Ieder Stip (londt in een geel Kringetjc. Het was ook van de groot* lien, als zynde een vierde Duims lang , en niet zeer gemeen (*). Dit (14) Coccinella Coleoptris lufels, punftis nigtis quindc- dm. FauK. Suec. jpg. Coccinella Elytris flavo-Iuteis, punfti« quindccim nigrls, ocello flavo cinctis. G ADD. Sat, 2i. M£- R I A N. /«/ 48. f. J. (*) Hiji. da Inf. tnv. Paris. Tom. I. p. jz^, I. deel, jx. stuk. Aa 4 576 Br. scHRYviNo van ^ V. Dit laatfte heefc inzonderheid plaats omtrent Afdeel jjg Lievenheers Haantjes , waar van de Heer T. IX Hpofd- ^- Philips hec nevensgaande , in de natuur- sTUK. lykegrootte, Fig.i. afgebeeld, eens te Mui- i%A. 'derberg gevangen heefc; zynde zeer wel met deeze Soorc overecnkomftig, XV. (15) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden Novey.decim- pgg/ jj^^fi jjtet mgcntien zwarte Stippen. Met negen- tieji Stippen. Zodaoig ^6n , dat rood was van Kleur, ea maar cen zesde Duims lang, vondt gemelde Autheur omftreeks Parys. Doktor Scopoli nam 'er waar met agttien en met twintig zwar* te Stippen , de Dekfchilden gecl : dg laatli:- gemclden op de Wilgeboomen. xvT. C^^) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden Stippen, Deeze behoort onder de kleinflen, volgens LiNN-iEDs. De Heer Geoffroy vondc geele met zeftien en twintig Stippen , die veel naar elkander geleeken , doch inzonderheid verfchilden , doordien de Naad in de eerften zwart was, in de laatften niet; in welken bo-» vendien twee Stippen op 't midden van dea Zoom (is) Coccinella Coleoptrls flayls,punftis ni'gtis novendecim. Sy/}. Nat. {\6) Coccinella Coleopt:is flavis^ punftis nigiis viginti duobus. Faun. Suec. 401, Met twce- en-r.vintig Stippen, DE LlEVENHEERS HAANTJES. 377 Zoom der Dekfchilden waren , die men nice V. dan van ondercn kon zien. Dezelven meent ^""P^el. hy dat Linn^ds mede geteld zal hebben, Hoofd. wanneer die van twee-en-twintig Stippcn fpreekt; stuk, dewyl 'er andcrs op de Dekfchilden maar twin- tig zigtbaar zyn. Dit laatfte was lang een agt- fte, het ander een twaalfde Duims; zynde hct Borftftuk in beidcn geel, met eenige zwarte Stipjes (*). (17) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden XVIT. rood heefti met mer-en-twinti^ zwarte ^^'f^'^'^H"*- ° tuor punEla- Stippen, ta. Met v!cr-en- Dit Beeflje, dat men op de Bloemen vindt, pei?"^ ^''^' is ook onder de kleinften van dit Geflagt te tellen, zegc Gkoffroy; zynde zeldzaam in dit Land. Van de gemelde twaalf Stippen op ieder Dckfchild, zyn eenigen met elkander fa- mengevoegd, het welk ook in Sweeden waar- genomen was. De Heer Muller vondt het in Deenemarken, op het Gras. Doktor Sco- poLi nam hetzelve ook waar in Karniolie. (18) Lievenheers Haantje dat de Dekfchildeji xvnr rood beeft) met vyf-en-twintis zwarte ^'^'"''■^"''" •'■' ** f«f pun£ia- Stippen, ta. Tp_ Met vyf-en- twintig Stip- pen. i*) Ibid. pag. 329. (17) Coccinella Colcoptris rubris , punftis nigris vlgintiqua- taor. Faun, Suec. 402. (is) Coccinella Colcoptris lubrh , piinftis nigris viginji i|uinque. Syjl. Nat. X. I. deel. IX. stuk. Aa 5 378 Beschryving van V» Icdien 'er geen ander verfchil in is , dan die Afdeel. ggj,g Sdp , zal men dit mooglyk voor eene UooFD- Verfcheidenheid van het voorgaande kunnen STUK. houden, Ik vind het door niemand anders waargenomsn , dan door onzen Autheur. XIX. (19) Lievenheers Haaotje dat de Dekfcbilden [et veeie rood beeft , Sf'PP^"- hefprengd. MeVveeie rood beeft , metveele zwarte Stippe?i digt Dit fchynt veel overeenkomft te hebben met het Lievenheers Haantje, dat Veertienllippelig genoemd wordt: ten minfle merkte Frisch het als eeo Verfcheidenheid daar van aan. Ge- OFFROY niettemin heefthet, onder den naam van gezoomd (*), daar van ooderfcheiden : de- wyl de Naad der Dekfchilden, als die famen- gcvoegd zyn, een breede zwarte ftreep, o- vcrlangs , formeert. Een dergelyke Naad hade Gok in het voorgemelde plaais , dat egter ken- nelyk is aan de Vierkantheid van de VJakken (f). XK. C^o) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden CcKgiomera- geelagUg bceft , met zeer veele zwarte Met de.stip- Stippen , die aan elkander raaken. pen veiee- ^^ ' ^g^' Naauw- (19) Coccine'la Coleoptds rubris, punftis nigris plurimis fubcontiguis. Fa/tn. Sutc. 40;. FriSCH. Inf. IX, p. 34. T, 17. f. 6. (;o) Cocclnella Coleoptrij flav^escentibus , putK^is nigris plurimis contiguii. Faun, Suec. 404. RAJ. Inf. 87. n. 15. List. loq. 303. n. 9, Frisch. /«/. IX. T. 17. f. 4, j.- ■•(») Coccinelle a bordure. Inf. env. Paris, Tora. I. p. 3Z6, (t) Zie hier voor, Bladz. 573. DE LlEVE NHEERS HAANTJES, 379 Naauwlyks kan men deeze Soort van de v. voorgaande onderfcheiden , indicn menze niet -^fDEEU. by elkander heeft, en dan dient menze nog, Hoofd- noodzaakelyk , met een Vergrootglas te be- stuk. fchouwen, als beiden zeer klein zynde. Zie hier wat Linn^us daar van zegt (_*). Hec is aan *t voorgaande in grootte en ge- flalte zeer gelyk ; maar hct Borftduk is met verfcheide witte Vlakken getekend , op eea zwarten Grond; [niet van vooren rood en van agteren zwart , gelyk in het andere , of geel met zvvarte Stippen , gelyk in dat van Gkof- FROY.] leder Dekfchild is met cen Kruis ge- merkt, daar alle de Vlakjes of Scippen byna in famenloopen. TWEEDE ARTIKEL. De Dekfchilden rood of geel, met witgevlakt. (21) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden xxr. rood beeft , tnet veertien witte l^lakjes p^^^alT' €11 drie zwarte. Met witte en zwarte Vlak" Ik viud Diet dat dccze Soort door iemand anders waargenomen zy , dan door den Hcer L I N N ^ u s. jes. (22) (*) Faun. Suec. Ed. I. p. 14;. •(21) Coccinella Coleoptris rubris , piinftis tUbis quatuorde- iin, nigiis ttibiis. Syji. Nat, X, I. DziL. IX. Stuk;. 380 Bescrryving van V. (22) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden Afdeel. ^^^^ ^^^j^ ^ ^^j veertien witte Vlakjes^ HooFD- sTUK. Deeze is op de Wilgeboomen gevonden in Q^uatuor'de- SweedcD ; in Deenemarken in de BoITchen ; in M^CSenKarniolie in de Tuinen en op de Velden. Dok- viakjes. ^^j. ScopoLi mcrkc aan, dat in het doode Beeilje de Dekfchilden Roeftkleurig worden. Pod A hadtze, in Griekenlaod, geel gezien: Lister noemtze rosagtig en R a y Goudgeel of vaal. Omftreeks Parys vondt men het rood, gelyk in Sweeden , met zeven witte Vlakjes op ieder Dekfchild , den Kop wit , de Oogen en het Borftfchild zwart. Een ander hadt, bo* vendien , de Dekfchilden met wit gezoomd (*). xxTii. (23) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden uf^'^^j"'' '^'^^^ heeftt met zejlien witte Vlakjes* Met zeftien Vlakjes. j^ ,j. Bofchagtige deel van Lapland is die Beeftje gevonden , van taamelyke grootte zyn- dc; zo 00k in Karniolie, alwaar het de Dek- fchilden een vierde Duims lang hadt en half zo breed , met agt witte Vlakjes op ieder Dek- fchild, en rosagtig geel van Kleur. C24) (iz) Coccinella Coleoptris rubtis , pundiis quatuordecim al- bis. Faun. Saec. 397. LIST. loq. 383. n. 10. (*) Hijl. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. 317. (23) Coccinella Coleoptris lubris, punftis albis fedecim. Faun, Suec, 3 pp. DE LlEVENHEERS HaANTJES. 38I (24) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden "^• rood be eft , met agttien witte Vlakjes, jx!. •waar van de twee voorjlen halfmaans' Hoofd. STUK. WJZ?. XXIV. Onodecint' Deeze Soort onthoudt zig, volgens L i n- Meragttiea N^us, in Sweeden. viakjes. (25) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden xxv. rood beeft en twintig wiite Stippen. guulfa!" Met twintig Deeze Soort is op de Bouwlaoden in Swee- ^ "'"* den gevonden. Zy behoort, gelyk de voor- gaanden, onder de grootfte Lievenheers Haant- jes van Europa. Het Borftftuk , dat ook rood is, heeft aan den rand een wit Streepje en op het midden vier witte Stippcn, gelyk 'er tieu op ieder Dckfchild zyn; waar van twee, in 't midden , bykans tegen elkander aan. (26) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden xxvr. rood beeft y met witte Streepjes en Stippen. ^JlatZ^"' Met lang- Lievenheers Haantje met de Dekfchilden rood viakjes!^^ en vier witte Streepen overlangs, was dit in de befchryving der Oelandfche Reize getyteld. Het (14) Cocclnella Coleoptris rubris, punftis albis oftodecim , duobus primis lunatis, Syji. Nat, X. (z$) Coccinella Coleoptris rubris , punftis albis viginti. faun. Suec. 4.00. (z6) Coccinella Coleoptris rubris, linels punilisque albis. Faun. Suec, jgp. I. DEEL. IX. STUK. 382 Beschryving van V. Het is ook cen der grootftea van dit Geflagt, Afdeel. ^jg ^jj Europa voorkomen, ^STUK. (27) Lievenheers Haantje dat de Dekfcbilden OHhet^n'a S^^^ ^■'^^^^ ' ^'^ '^^^^ '"^^•^^ Stippeu , de wor* Met fliauwe /jg^ 2;eer Raauw* Vlakjes, '' "^ By geen andcr Aucheur vind ik dit waarge- nomen of aangetekend. DERDEARTIKEL. De Dekfchilden xwart, met rood gevlakc. XXVIII. (28) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden Met twee* zwart beeft t met twee roode Stippen en PuiUceitjes. j^gj £^yj ^^^ onderen Bloedrood, Men heeft deeze Soort in Sweeden gevon- den op den Sorbenboom , zynde klein , rond van Lyf, en zodanig breed gezoomd, dat zy tot de Schildpadjes byna fchynt te behooren. Geoffroy noemtze, dcrhalve, la Coccinelle Tortue , en , om dat de twee roode Stippen als met elkander vereenigd zig vertoonen , a hande rouge y dac is , rood gebandeerd Schildpadagtig Lievenheers Haantje. Hy twyfelt of het niet maar (27} Cocclnella Coleoptris flavis, punftis quatuor rufis, «nticis obfoletis. Syft. Nat, X. (2g) Coccinella COleoptris nigris, punftis rhbris duobusj Abdomine langaineo. Faun. Suec. ^9. F R i S C H. Inf. IX. p. 3+. T. 16. f. 6, Roes. /»/. II. Scar. Ill* p. 10. T. 5. DE LlEVENHEERS HaANTJES. 383 maar een Verfcheidenheid zy van de volgende v. Soort. Men vindtzc beiden , zegt hy , zeer Afdeel. dikwils op de Planten , Boomen , Bloemen ; Hoof'd- inzonderheid op de Brandenetelen. Het Mas- stu&. ker of Wormpje is ftekelig gehaaird, even als dat van het geel Dobbelfteenige of Veercien- ftippelige, door Frisch befchreeven en by Vergrooting afgebeeld. leder Vlak , merkt L i n- N^us aan, dac uic dric lamengefteld is. Kalm hceft dceze Soort ook in Noord - Amerika ge* vonden. (29) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden y^Tx zwart beeft, met vier roode Siippen, de il"'''^". inwaardfe langer dan de anderen. Met vier Pukkeltjes, Deeze is , gelyk wy opgemerkt hebbpn, zeer gelyk aan de voorgaande Soort. Doktor ScopoLi nam dezelve ook in Karniolie niec alleen waar, maar vondt 'er zelfs eenige Ver- fcheidenheden van ; by voorbeeld met den Zy- rand van 't Borlllluk witagtig , de voorfte Stip- pen of Vlakjes Goudkleur, of den tip van 'c Agterlyf rood (*}. (30) Lievenheers Haantje dat de Delfchilden z met rood gevlakte, Beefrjes Hoofd. zyn. STUK. ^36) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden xxxvi. zimrt beeftf met twiiitig witagtige Sirp-ce^feX pen. Men heeft 'er zodanig 6en, dat tivee.en- twintig of op ieder Dekfchild elf Stippen hadt j in Sch6nen en Smaland, Provincien van Swce- den , gevonden ; zynde middclmaatig van groot- te. Ten beiluite zal ik hier by voegen de Af- pl. ixxi% beelding van een vreemd Torretje uit de laatft- ■^'■^* ^' gemelde Verzameling , dat wegens zyne Bochel- agtige Geftalte niet alleen , maar ook wegens zyne Tekening, zeer aartig is. De Dekfchil- den zyn, ten grootften deele , bleekgeel, met fyne zwarte Stipjes : en hebben bovendien aan de tippen, op de Zyden en in 't midden, groote zwarte Vlakken. De Kop , het Borftltuk ea de Pooten , zyn altemaal zwart. X. HOOFD= (*) FauK, Fridrkhidallna. pag, 7. (i6) Cocciiiella Coleoptris nigris, piinftis albidls vigirtt?. Faun. Suec. 40 j. Coccinella Coleoptris nigris, punftis vigiit" ti albis. Uddm. BiJ/] ii. I. Deel. IX. Stuk. Bb 1 388 BeschryviNg van Afdeel. ^ * Ho^FD- X. HOOFDSTUK. STUK. Befcbryuing van 'J Geflagt der G o u d h a a n t- J E s ; dus wegens de Jierlykbeid van de Kleur , inveelen, genaamd; hoewel mm 'er ook andc' ren toe betrekt , die niet zo fraay zyn : gelyk de Lelie-Torrctjes, enz. Menvindt 'er onder die Springen, en daar toe met dikker Agterpooten zyn worzien* Naams- "V^J Y geevcD dcezen Naam aan een Geflagt men. W ^^^ Infekten , onder welken verfcheide- ne zyn die in fierlyivheid van Kleur uitmunten , fchitterende als met een glans van Goud, waar van ook de Latynfche Geflagtnaam zyne Af- leiding heefc. Cbryfomela nocmdc men oudtyds de Oianje-Appelen of Kwee-Peeren, maar voor een Infekt vind ik dit Woord nergens gebruikc dan by LiNNiEUs; uitgenomen by de genen die hem gevolgd zyn. Dus maakc 'er ook de Franfche Heer Geoffroy gebruik van toe een Geflagtnaam; hoewel hy *er verfcheidene van uitmonilerc en tot andcre Geflagten brengt, gelyk wy zien zullen. Keiimerken. De Kenmerken , waar aan de Goudhaantjcs van de andere Schildvleugclige Infekten onder- fcheiden worden , befliaan voor ecrft daar in , dat de Sprieten Draadagtig zyn , en naar 't end allengs verdikkendc; niet Knodsagtig gelyk in die van 't voorgaande Geflagt, Ook verfchil- DR GOUDHAANTJES. 389 len zy van de Schildpadjes doordiea de Dek- V. fehilden niet gezoomd of met randjcs zyn; 't ^^^^■^' welk 00k derzelver onderfcheiding maakt van Uoofd- de Lievenhecrs Haantjes. Bovendicn verfchil- stuk, len zy daar van , door geen drie maar vicr Le- dcn tc hcbben in alle de V^oeten. Dc Sprietea zyn, in de Goudhaantjes, als uic Kraalen, aan een Draad gereegen , famengefteld , met een weinig grootcre aan 'c end, en zy hebben hec BorfKluk gezoomd ; hec Lyf doorgnans verhe- venrond of Ey vorniig : gelyk ook de figuur is van de Worrapjes, daar zy uic voortkomen* Cm dat zy zig meefl: op de Boomen en Plan- ten onthouden, worden zy in 't Hoogduitfcb Blattkaefer genoemd. Men vindtze byna van allerley en zecr fchoo- Efcenfchap. neKleuren; groen, blaauw, mecce;> glans van^^"' Goud of van Brons, ook rood en geel-Kope- rig, blaauv/agtig zwart, en vvac dies meer is. Onder de Europifchen zyn de meeflcn zeer klcin, en de Uichccmfchcn niet groor. De Gang is taamelyk langzaam, en de bewecging der Sprieten beurtwiflelende. Eenigen laaten een geel Vogt , dat niet onaangenaam ruikt , uit den Bek loopen. Het Wyfjc Icgt dc Ei- jertjes mcefl: aan de onderkant der Bladen , en maakt die vervolgcns met een taaijc Lym daar aan vaft. Uic de Eijcrtjcs komen zespootigq Wormcn voort, die de Bladen dermaace vcr- niclcn, dat alleen het Geraamte van dezelven overblyfc , ja eenigcn vrecten dat ook op. Daar I. deel. IX. stuk, Bb 3 zyn 390 Beschryving vai* V. zyn 'er , die alleen tnaar het onderfte Vlies der Afdeel. j^iajen af knaagen ; waar door zy voor de Vo« HooFD- geltjes, hunne Vyanden, en voor den Regen STUK, eenigermaate zyn beveiligd. Dit doen do Wormpjes der Springende Goudhaantjes mees- tendeels, Eer zy voor de derde maal van Huid I verwiflelen kruipen zy in den Grond , en wor- den daar een Pop , waar uit het volmaakte In* fekt, vervolgens, voortkomt, sporten. Ten opzigt van 'c getal der Soorten is die Geflagt een der uitgebreidften van de geheele Afdeeliag der Infekcen. Men vindt 'er agt-en- zeventig in gebragt door den Heer Linn/eus, die dezelven in vier Arrikelen verdeeld heefc: het eerfte van de genen die het Lyf Eyrond hebben : het tweede van fpringende , met de Pyen der Agterpooten zeer dik : het derde van die met het Ly? Rolrofid; het vierde en laatfte, eindelyk, van de genen wier Lyf langwerpig, en het Borftfluk fmaller is. EERSTE ARTIKEL. De zodanigen wier Lighaam Eyrond is. J (i) Goudhaantje dat Eyrond en zwart is^ / ^^"'^^^'i^f'^' met de Footen blaauwagtis:, Goiidhaantje ° '-' van Got tin- ten. Dit Beeftje is in Duitfchland, en waarichyn* ly k omftreeks Gottingen s door P. Forskaol waar- (i ) Chryfomela ovata atra , Pcdibus violacals. R o K s Inf, II. ^car. HI. T, s. DE GOUDHAANTJES. 39I waargenomcn. Het wordt door Roesel af- V. gcbeeld en befchrecvcn , die aanmerkt dat men •'^eel. het VVormpje, 's Voorjaars, in de Weiden, Hoofd- vindt op het zogenaamde Duizendblad of Ge- stuk. ruvve , in 't Hoogduitfch Scbaafs - Garbe ge* naamd ; waar op 00k hec Torretje , welk hy de dof-zwarte Graskez'er noemt , zig ont- houdc, en 'er, even als het Wormpje, opaafl:, De grootte is omtrcnt als der gewoone Lieven- heers becftjes. (2) Goudhaantje dat Eyrond en zwart gejlip- ir. _ peld iSf met de Sprieten en Pcoten zwart, van 'tRd- nsvaren. Op het Kruid, dat men Reinevaren noemt, is deezeSoort, zeer overvloedig, op Gothland waargenomen , zynde een der grootflen van die Ceflagt, volgens Linn^us, die aanmerkt, dat de rand der Dekfchilden uitfteekt , het welk tegen de Kenmerken der Goudhaantjes fchynt te ftryden. De Sprieten , zcgt hy, bcflaan uic elf Leedjes. De Heer Geoff roy bctrekt dit Goudhaantje tot een Geflagt van Torretjes , die de Leedjes van de Sprieten altemaal Kraal- rond , en even groot hebben . onder den naam van Galeruca; welker Borftftuk, bovendien, ruuw of onefFen is. De eerftc Soort daar van , door (2) Chryfijmcla ovata atra pimftata, Antennis Pedtlinsqiie nigris. Sy/i. Nat. X. Chiyfomela atra , puaclis cxcavatis con' tigiiis. Faun. Suec. 41 J4 It, Goth. iyo. L DE£t. IX. stuk, Bb 4 392 Beschryving van V. door hem la Galeruque bnmette getytcld, zege Afdeel. j^y^ J5 Qp ^Q Velden taamelyk gemeeo ; eea liooFD- derde Duims laog, een vierde Duims breed, sruK, eQ jj^s de grootfte. Voorts heefc hy 'er nog die Bloedkleurig zyD: een bleeke met zwarte Banden, welke op de Olmeboomen zeer veel voorkomc, en het Loof daar van kragtig be- fchadigc; een graauvve en een die blaauwagtig Violet is, meefl: gclykende naar onze eerfte Van het Soort. Eene Soorc, welke hy de Water. Gale-' Fontein- r u -i • • i- i ^ruid. ruque noemt , verlchilt zeer weinig van die der Olmen; als zynde geelagtig bleek, doch zon- der de gemelde Banden, Deeze was gevonden t p^tdmoge- op het Fonteinkruid f aan de kant van 'c Wa- ter, en het Wormpje of Masker daar van leef- de op die zelfde Kruid, zelfs in het Water, zynde geheel zwart, en, fchoon uit het Wa- ter gehaald wordende , niet nat. Op zekere tyden dcs Jaars , merkt zyn Ed. aan , zyn de Bladen van dat Kruid geheel bezet met zoda- dige Infekten, die dezelven opvreecen. Deeze Torretjes waren omtrent half zo lang als die van het Reinevaren (J^y iH. (3) Goudhaantje dat Eyrond en glimmend g^srioj. zwart is i met de Sprieten van onderen koodgatje, gg^;.. (*) Il'tji. its Inf. env. Paris Tom. I. p. 252. (3) Chryfomda ovata nigia nitida, Antennis bafi ftivescen» tib.iis , Ano fupra rubro, Syfl. Nat. X. Chryfomela nigra gla- bra, Antennarum baf^ fub^ra. Faun. S.uei. 415, DE G0?TDHAANTJES. 393 geelagtig , bet Agterlyf aan 't end van bo. V. ven .rood. Afdpel. A.. HOOFD . Men hcefc dit Beeflje , middelmaatig van stuk, grootte J op de Elzcboomen in Sweeden gevon- den, zynde van Kleur een weinig blaauwagtig. In de Zuidelyke deelen van Europa vondtDok- tor ScopoLi 'er 00k een, dat de Dekfchil- den meer dan een vierde Duims lang hadt, op de Bindwilgen , in de Maand April. Hetzelve hadt ncgen overlangfe rySn van uitgeholde Stip- jes op ieder Dekfchild (*}. Deeze Heer betrekc dit en eenige andere Goudhaantjes, wegens de korcheid dcr Sprie- ten } mede tot de Coccinellcs of Lievcnheers Haantjes, onder den naam van Eenklcurige; gelyk hy 'er dan verder Tweekleurige en Ge- vlakte heeft, de laatften met de Dekfchiiden rood , geel , zwart of van een andere Kleur. Dus verdeelt hy de gemelde Beeftjes; zo dat de meeften van zyn eerfte en tweede Artikel, zo wel als die van zyn Geflagt van Chryfomelcs^ tot .onze Goudhaantjes behooren, Ik wil niet betwiften of zyne Onderfcheiding , zo wel als die van Geoffroy, in ditopzigt niet naauw- keuriger zy: doch te groote uaauwkeurigheid kan, in Zaaken van enkele Liefhebbery, niet . DEEL. IX. STUJl. B h 5 3P4 Beschryving van V. Afdeel. X. HOOFD- STUK. IV. Craminis. Groen, (4) Goudhaantje dat Eyrond en glimmend groen iS) met de Sprieten en Pooten van die zelj* de Kleur, Onder den naam van Blaauwgroen Goud^ haantje was die voorgefteld in de befchryving dcr Sweedfche Dieren : als zynde van Lin- naeus overvloedig in 't Voorjaar op de Gras- landen, by Hernofand, gevonden. Het one- houdt zig , zo wel als dc Eerfle Soort , 00k in Deenemarken. Doktor ScopoLi tekent het- zelve als de Eerfte van zyne Eenkleurige Lie- venheers Haantjes aan , in Karniolie voorko- mende op hec Kruid der Velden, en befchryfc die Soorc als volgt. ,, Het is gliofterend groen, met de Wieken 5, roodagtig , en door het groen , inzonderheid 3, van de Dekfchilden, die een derde Duims „ lang zyn , fchynt een Goudglans been. Het J, Borflftuk is geftippeld, zo wel als de Dek- 5, fchilden, doch op deeze laatflen zyn deStip-^ 9, pen grooter* Het Agterlyf is van boven „ zwart : de Sprieten , langer dan in anderen , „ maaken hec zeer overeenkomftig met hee 5, Haantje der Elzeboomen ; zo dat het- „ zelve hier toe 00k betrokken zou kunnen „ worden, blyvende dus voor het Geflagt der J, Goudhaantjes gcenen , dan die Springen , 0- „ ver". C5) (+) Chryfomch ovata viridis nltida, Antcnnis Pedibusqae coucoloribus. Syft. Nat, X. Chryfomela viridi-ccerulex Faujt. Suec, 419. DE GOUDHAANTJES. 395 (5) Goudhaantje dat Eyrond is en gUmmend V- groen , met bet Lyf mn agteren Roejt- ^ ''x!^^ kleurig, HooFD- STUK, De Heer Geoff roy ftek eenige Soorten J- van de grocD-glinfterende Goudhaantjes voor , Kopcixian. onder welken het zo even gemelde, dac hy hecPL.Lxxiv. groote groenblaauwe nocmt , als een derde Duims '^' ^' lang zynde, en dus zo gr«oc als de St. Jans Ke- vertjes, de eerfte is. Dan befchryfc hy een klein groenblamiiv, ruim half zo lang zynde, en een verguld Goudhaantje; welk laatfte het Borftfchild niet rond uitgefneeden heeft; ten minfte zo veel niet , als de anderen. Het klei- ne groenblaauwe verfchilt allermeeft van de voorgaanden, die alien fchoon verguld ofGoud- groen zyn, door drie breede blaauwe Stree- pen , op de Dekfchilden , overlangs. Voorts heeft hy 'er een, dat van hem het gegalon- neerde f wordt getyteld , om dat 'cr tien Ko- t ^^ <^f>n' perkleurige Streepen over heen loopcn , die Ioks door een dubbele ry van Stippen zyn verdccld. Dit was 20 groot als het eerftgcmelde , en komt, zo zyn Ed. aanmerkt, met alle de ove- rigen voor, op de Doove Netelen en andere Kruiden met Lipswyze Bloemen, Door een Mikroskoop gezien, zegthy, is deszelfs Schoon- held onvcrbeeldelyk. Niet minder fchoon was het (s) Cluyfomela ovata viridis nitlda, Abdomine poftice fer- rugineo. SyJ}. Nat. X. Cliryfoniela viridis nitidn , Thorace antice excavato. FauK. Sutc, 420. I. Df.el. IX. Stuk. 395 Beschr^vimg VArr V. het gene hy noemt de vergulde Harlekyn f , Afdeeu die op den Goudgroenen grond beurtelings HooFD- blaauvve en Rood-Koperige Banden heefc , mer STUK. glinfterend Geel daar tullchen, zynde de Poo- Xrff^'^''^'"" ten , Sprieten en het Lyf van onderen , paarfch- agtig of Violetkleur ; niet green , gelyk in hec gegalonneerde Goudhaantje (f). Deeze alien fchynen my tot de Soort van Koperglanzige betrokkcn te kunnen worden: zo wcl als dat ■\ Coccinelia van ScoPOLi, \itt pragtige j; genaamd,zyn- fafiuofa ^^ geheel Goudkleurig of met Groen gemengd en fierlyk gezoomd (*). Zodanig een is dat van onzeAfbeelding, 't welkophet fierlyk Goud, groen heerlyke banden heeft van Brons. VI. (6) Goudhaantje dat Eyrond is en Violet, Pei Eken. wjef 'verfpreide putjes op de Dekfchilden, Onder den naam van blaauw en groen Tor- retje der Elzen is dit door F r i s c h befchree* ven en afgebeeld ; doch hy merkt aao , dat het fomtyds ook / op de Wilgeboomen voor- komt. Hy hadt de blaauwen, in 't eerft, al- leen voor de Wyfjes gehouden , en zy zyn het, zegt hy, meeft; doch naderhand hadt hy me- Digmaal gezien, dat ook de groenen Wyfjes wa- Ct) Hifi. des Inf. env. Paris. Tom. I. pag. z6o"Z6i. (*) Eintomol. Carniol. p, 74. N. 232. (6) Chryfomela orata violacea , Elytris punftis excavatis ij>arfis. Faun, Suec, ^16* DE GOUDHAANTJES. 291 waren, en de blaauwen Mannetjes. Id 'c be- V, gin van Juny vindt men deeze Torretjes over* '^^°^^^* vioedig op gedagte Boomen, als wanneer zy Hoofo- paaren. Hec Wyfje is dikwils zo vol Eijeren , ^^^^* dat het Onderlyf ver onder de Vleugelen uit- fteekc. Deeze Eijertjes, die langwerpig geel- rood zyn , worden van hetzelve op de Elzen- Bladen nevens en tegen elkander aan gelcgd. In agt Dagen komen daar Wormpjes uit , die naar Rupajes gelyken , doch , even als de Kwat- wormcn der Torren , maar xes Voorpooten hcbben, en van agteren een Spitsje, cm hec Lyf voort te fchuiven. De Kop is klein , ea kan zig onder hec zwarte Hals - fchild , tot aaa het voorlte toe, verbergen. De Eijertjes flaan regt op en neer ; zy hebben van boven een zwarte punt , en van onderen kruipen 'er de Wormpjes uit ; zo dat de Doppen fhan bly- ven. Van de Wormpjes wordt het Blad , daar om been , afgeknaagd ; doch zy houden zig maar een korten £yd by elkander, vcrdeelcnde zig wel haafl:, en fommige Bladen veel, an- dercD wcinig befchadigende. Hunne Huid is groenblaauw, zo veel men wegens de zwarte Stippcn kan zien. Op ieder van de tien Rin- gen zyn op de Reg zwarte randjcs overdwars, en midden onder dezelven is, aan beide Zy- den , een zwarte Stip , en daar onder een uit- puilcnd Koopje. Decze Worm, nu, op dea beflemdcn tyd van Huid verwiflclende , komt eindelyk toe de Verandering, en hangt zig e- I. deel, IX. stuk, veo 39S Beschryving van V. ven als de Wormen van de roode Lievenheera- Afdeel. Haantjes, in zyne Pop , ergens aan. HooFD- Deeze Torretjes, groen zynde, hcbben een STUK. gliDfterend Groen , gelyk de Spaanlche Vlie. gen , doch de blaauwen zyn Violet en vertoo- nen zig als geblaauwd StaaU De Kleur verfchiet in geen van beiden, gelyk die der roode Lie- vcnheers Haantjes; maar blyft, als zy vee- le Jaaren oud zyn, nog even zo fchoon, als toen zy leefden. Derhalve zyn deeze Beefl- jes, die men, als 't in de tyd is, by duizen- den kan bekomen, dienftig tot het verfieren van Wapenfchilden , Muilbladen, Doosjes en Kasjes , door dezelvcn daar op te lymen tot in- gelegd Wcrk, gelyk men 't noemt (*), wyngaard- De Heer Geoffroy heeft deeze en een Torretje, ^j^^q^g Soort van ODze Goudhaantjes, wegens de figuur der Sprieten , die niet uit Kraalronde maar lange Lcedjes beftaan , tot een Geflagc betrokken , waar aan hy den naam geeft van Cryptocepbalus ; om dat zy den Kop intrekken en verbergcn kunnen, gelyk veele Torretjes, Men kent eenigen daar van, in Vrankryk, on- der den naam van Gribouri , en dit, van den Elzeboom, rekent hy een derde Duims lang. Bekender is aldaar de Gribouri 'uan den Wyn. gaard , van de helft ditr langte , en zwart met de Dekfchilden rood, met veel kleine Haairt- jes bezet ; dat de Pooten zeer lang heeft, Dit ver- (^} FRISCH. Ik/. VII. pag. 13. Tab. VIII. DE GOUDHAANTJES. 399 veroorzaakt de Wyngaardenieren ecn groot oa- V. deel ; doordien het Wormpje de jonge Scheu- ^^^^^» ten vcrniek en den Wynftok doet misbloeijen. Hoofd . Dc andere Soorten zyn niet zo gemeen. stvk. Die zelfde Autheur brengt in een ander Ge- oimcn- ,f]agt , onder den naam van Ltiperus , zekere Tor- ^"^^J^* retjes, die men op de Olme- en veel andere Boomen vindt, van Kleur zwart, en met de Pooten roodagtig , gelykende ook veel naar de Goudhaantjes , en , wegens hunnen zwaaren Gang , dus van hem getyteld. In de figuur der Sprieten zyn deeze met de Gribouri's over- eenkomftig; maar het crflfiuk, dat dezelven balfrond en bochelagtig hebben , is in hun plat en gezoomd (*). (7) Goudhaantje dat Eyronden Violet is, met „^'""- de putjes der Dekfchilden op ry'e'n geplaatjt. van de Beiken. Zulks maakt byna het eenigfle verfchil, zo de Heer LiNWiEUs aanmerkt, tuflchen dit en het Goudhaantje der Elzen : maar gemelde Franfchman brergt deeze Soort t'huis tot een gcheel ander Geflagt , waar van de Sprieten aan 't end dikker worden , en uit Leedjes als Kraalen befraan; dat der CbryfomeU naamelyk, die ook het Borftftuk efFen en gezoomd hebben. Dus is het de Zeventiende Soort van zyne Goud- (*) Hi/}, dcs Inf. CKV. Paris. Tom. I. p. 231. (7) Chryfomeli ovata violacea , Elytris punftis excavatis flilatls. F/iuK. Suec. 41 j. I. CtEL. 12. SI UK. 400 Beschryving Van V. Afdeel. X. HOOFD STUK. Blaauw derWilgen. Goudhaantjes, welke hy noemt het blaauwe tier Wilgen , om dac men het zo wel daar op als op dc BerkcQ vindt , zynde de langte maar anderhalf of twee Linien. 2ie hier wat hy daar van zegt (♦). 5, Hec Masker, dat dit Infekt voortbrengr* 5, gelykc veel naar die der Lievenheers Haant- „ jes. Op ieder van deszelfs Ringen is een „ Band van kleine Punt jes, die die Wormpje „ zig als Itekelig doeu vertooneu. Wanneer „ men deeze Puntjes met het Vergrootglas on- „ derzoekt , wordt men gewaar , dat zy aan het J, end een weinig Haairjg zyn, en eenig Vogc J, uitgeeven. Dikwils vindt men de Bladen „ van de Wilgen en der Berkeboomcn, van „ onderen, geheel beladen met zulke kleine ,j Wormpjes, wdlke het Sappige der Bladen „ afknaagen , zonder het Vezelagtige of boven- „ (le Vliesje aan te taften. Tegen de Veran- „ dering hechten zy zig ftyf aan het Blad met „ het agter-end vanhunLyf, en blyven onbe. ,, weeglyk en als rond gemaakt, geduurende „ den cyd van veertien Dagen : na verloop „ van welken de Fluid vandiefoort van Pop of „ Paapje, by het Borflftuk, open fplyt, en „ men ziet daar het volmaakte Infekt of Goud- „ haantje uitkomen. Hetzelve is taamelyk i, rond, van Purperkleur naar het Violet trel^- „ kefide , fomtyds blaauw- of groenagtig , zel- j, dCD (») Jkd, pag. i64. BE GOUDHAANTJES. 401 3, den zwart: want in dc Kleur hecrfcht een V. „ groote Verfcheidcnheid* De Kop , het Borft- '^•'^^^'^^• ,, (luk en de Dekfchilden, zyn met oneindig Hoofo- „ vecl kleinc Piitjes bczec, die, met het Ver- ^'^*^* „ grootglas befchouwd zynde , op dc Dek- „ fchilden vry regelmaatige Streepen fchynea „ te maaken." Het Goudhaantje of Eenkleurig Lievenheers Haantje der Berken , 't welk Dokcor S c o p o l i tot deze Soort betrekt, vondt hy de Dekf(jhil- den drie en-cen halve Linie lang te bebben; des het geheele Beeflje wel zo groot zai zy^ geweefi: als dat der Elzeboomen , naamelyk eea derde Duims lang en dus ruim de helft langer dan het zo even gemelde. Dewyl hy ook daar in de Dekfchilden niet geftreept vondt ^ maar met Putjes hier en daar verfpreid, op dezel- ven : zaI hy miflchien het een voor 't andere genomen hebben. Mooglyk onthouden zy zig ook oDverfchillig op de Elze en Berkcboomen. De Wieken waren « dat aanmerkelyk is , in *6 zyne in 't gehecl niet rood (*). (8) Goudhaantje dat Eyrond en Violet iStHxll^ur met de Wisken rood. Roodwickje. Dceze Kenmerken geeven genoegzaam re- den van den Bynaam, wclken dit Beeflje voert, dat van G e o f f r o y gcnocmd wrordt hec Vic lette (*) A\x fine rubore. Entomol. Camiol. p. 71. N. zzx. (g) Chiyfomela Ov-ata vlolacea, Alls rubris, S^ft. Nat. X, I. Deel IX. Stuk. Cc ^ 40a Beschryvinc van V. lette Goudhaantje. *t Schynt dat Doktor Sco- Afdeel p o l I dit Woord voor Hemiptera , dat is Half- HooFD- fchildig, aaogezien heeft. In een dat hy het STUK. Geftreepte, en in een ander, dat hy het Ge. polyfte noemt , waren 00k dc Wieken rood (*). Het is te verwonderen , dat de Heer G tt o N o V I u s dit als het eenigfle opgeeft van de zogenaamde Goudhaantjes , die in Nedcrland door hem waargenomen zyn , behalve het Le- lie-Torrecje (f). IX. (9) Goudhaantje dat Eyrond is en Koperag- Occidentals. . j n n ■ i weftindifch. tig groen , met de rooten en Spneten geeU Dit Beeftje, dat naar de Veertiende Soort zeer veel gelykt, heeft de Heer Rolander in Amerika gevonden. X. (10) Goudhaantje dat Eyrond is en zwart. Van de'vo- ^^^ ^^ DekfcUlden aan 't end Loodkleur, gelkeifen. Men heeft deeze Soort, zelfs in Deenemar- ken, gevonden op de wilde of Vogelkerfen* Dezelve is wat grooter dan een Vloo zegt LlNK^US. 00 (*) Coccinella liturata & Coccinelln polita. ibid. p. 73. (t) An. Helvet. Bafil. 176Z. VOL. V. p 124. (5) Chrylbmela ovata viridi-snea , Pedibus Antennisque flavis. Syff. Nat. X. (10; Chryfomela ovata nigra, Elytris apice lividis, Sy/i. Nat. X. OE GOUDIIAANTJES. 403 (ii) Goudhaantje dst Eyrond is en blaauw- V. green, van cnderen zwart, Afdeel* A. HooFt>- Op de Mieredik.PIanten fchynt dcezc, zo ^"""^^ tvel in Deenenr.arkcn als in Sweeden, zig te ^rmfjj-: onthouden. J'an de Mieredik, (12) Goudhaantje dat Eyrond 4n vergiitd is, ^". met de Sprieten zimrt en de DekfchildendJf°''^'' korter dan bet Lyf. ' S.'iS, Dit Beeflje is in Schdncn, een Sweedfche Provintie aan de Zond, gevonden op zekere Soort van Havikskruid , wclke de Bloemfleelen cnkeld en langwerpig ronde Bladen heeft , die vlakkig en op de kanten met Tandjes ingefDce- den zyn. (13) Goudhaantje daz langwerpig Eyrc?id is xm. en blaauw, met de Sprieten aan 't wzri^r- ^'^^|^'/^^'*^' end Roejikleurig. meenft. Of dit iti ons Wereldsdeel algemeener zy dan eenig arder Goudhaantje, weec ik niet. De Heer GEOFFRor fchynt hetzelve , omftreeks Pa. (11) Catyfomela ovata coerulco-viridisj fubtus nigra. Syjf. l^at. X. (iz) Chryfomeh crt'ata aurata, Antennis nigrls, Elytris ab* brcviatis. It. Scar.. 210. (li) Chrylbmela oblongo-ovata cxrulea, Antennis bafi fer- lugineis. Sy/i. Nat. X. J. Deel, IX. Stuk. C C 2 404 BftSCHRYVIKC VAN V. Parys, niet gevonden te hebben; zo mia als de Heer M u l l e R in Deenemarken. Doktor HooFD- ScopoLi haalc het aan, wel is waar, als in STUK. de woefte Plaacfeo , of Boffchagien , niet zeld- zaam zynde, doch het zou kleiner zyn dan dat der Berken ; terwyl L i n n ^e u s aanmerkt , dat het grooter en langwerpiger is dan het vol- gende. xiY. rii) Goudhaantje dat Byrond is en Koper* Vitelline. >• •>' ' ■* ■* GeelGoLid- kkUT, haaatje. De Koperkleur , zou men zeggen ; wat heefc die gemeens met de Kleur van Eijerdooiren. Doktor S c 0 p 0 L I , evenwel , verklaart zulks , met aan te merken, dat de Kleur is , naarGeel Koper trekkende, met eenig Rood daar onder gemengd. Meteen Glansals van gepolyfl Koper, zegt L I N N iE u s. Het zou op de gladde Wil- gen en Popeh'eren voorkomen, de Bladen van onderen verteerende; 't vvelk opde Maskers of Wormpjes ziet , die onder het eeten zig fchik- ken op evenwydigc lynen, De Af beelding van R o E s E L vertoont zulks ten duidelykfte ; doch die geeft de Kleur op , als tuflchen donker groen en donker blaauw fpeelende ; 'c welk vcel van Geel verfchilt. De Heer Geoffroy twyfFelt, of hier toe ook 04-) Cliryfomela ovata jenea. Sy/i. Nat. X. Chryfomeh x- cei colons. Faun. Sutc, ^z6. RoES. Inf. i\. Scar. III. p. ;.t.i. DE GoUDHAANTJEs. 405 ook te betrekken zy een Goudhaantje van bo- V. ven Rood Koper kleur , van onderen glanzig Afdbel, zwart, 'c welk zyn Ed, la Cbryfomele Briquette Hoofd. Doemc , en waar van de Wieken fchoon rood siuic. zyn. Het heefc de Dekfchilden bruin rood een weinjg gebronft ; welke Kleur hy niec betcr wift te vergelyken , dan met de Kleur van die oude Koperen Medailles waar op door den tyd een foort van Vernis gegroeid is. Het ee- nigfte Infekt, van deezcnaart, omftrceks Paiys gevonden , was langer dan een derde Duims (*). (15) Goudhaantje dat Eyrond en hlaaiiw /j, xv. met bet Boijfjluk , de Scbenkeh en bet Lyf yf^'i^s^f* van agteren, roodagtig. kensgras. In dat geknoopte Kruid , met klcine Blaadjes, 'c welk zo gemeen is aan de Wegen , en Var- kens-Gras geheten wordt , zou dit Goudhaant- je zig onthouden. Te vooren was gezcgd, dat het zyn Nefl: maakt in de Gallen van den Wijge- boom (t). Het Torretje van Reaumur, dac hier aangehaald wordt , komt van een Wormp- je , het welk zig gelyk die der Lelie-Torretjes onder zyne Uitwerpzelen verfchuilt , knaagende de Bladen van de Stoelen der Gerfl: en Haver, met ftreepen in de Jangte, daar het Blad zig een (*) Hiji. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. z6i. (15) Chry-foraela ovata cirulea, Thorace, Femoribus, A- Upque rufis. Faun, Suec. 440. R. £ A U M. Inf. 111. T. 17. f. 1$, (j) Faun. Suecic, Ed. I. p. 15 3. 1. DERL. IX. Stuk. Cc 3 405 Beschryving vaii V. cen weinig geelagtig en als drooger dan elders Afdeel. yertoonc. De Geftalte van hec Torretje is HooFD- langwerpig > dc Kleur Hemelfchblaauw , van STUK. vooren rood , en hec moec onder de kleincn getcld worden ; gelyk ook hct Wormpje klei- ner is dan dac der Lelie-Torrecjes, maar vande zelfde Gedaante. De Heer Geoffroy een Geflagt -gemaakt hebbende , waar in de Leiie-Torretjes aan 't hoofd zyn , onder den naam van Crioceris ; be- trekt daar toe ook deeze en anderen , gelyk wy zien zullen. Hy twyfelt alleenlyk , of die wci het zelfde zy als dat van LiNNiEUs,- de. wyl , het gene hem ontmoet was op de gemelde Graanplanten , de Dekfchilden geftreept had en getekend met zekere ingedrukte Voortjes of Groefjes. Dit kan, v/egens de kleinte, van onzen Autheur gemakkelyk over 'c hoofd zya gezien. siekeiig. Wy zullen hier agt geeven op een zonderling Beeflje, door gemelden Franfchman waargeno- men op de top der Stammecjes van het Gras ; zynde moeielyk te krygcn , om dat het zig op de Aarde Jaat vallen , als men hetzelve nadert, Het is geheel zwart, en rondom met Stekelc- jes bezec , die lang en ftyf zyn , naar de groot. te van faet Infekt , dac maar cen agtfte Duims langte heeft. Het houdt zyne Sprieten regt voorwaards uit (*}, (*) Crioceris tota atra , Spinis horrida. La Chateigiie no^? |C. i^iji. de^s Inf. env. Faris. T O M. I. p, 2+3, DE GOUDBAANTJES. 407 (16) Goudhaantje dat EyroTid en gebeel geel- V. agtig is , met de Oogen zivart. Afdeel. r LI 1 J • HOOFD- Dit graauwe ot bleekroode is op de VVilgen, stuk. in Sweeden , gevonden ; hcbbeode op icder xvi. Dekfchild putjes of ingcdrukte ftippcn , op ne- Bicek.' gen ryen gefchikt , niec hier en daar verfpreid , gclyk het naaftvolgende. (17) Goudhaantje dot Eyrond is en gebeel xvu. donker of bruin roodagtig, Eruiniood,* Wegens de gelykheid van de Klcur met het Zaad van een Boompje, dac men Stapbylodew dro7i Doemt , heefc L i N n ;E u s 'er dien by- paam aan gegeven; als kennende geen ander Zaad van die zonderlinge Kleur. Het Infekc, vroeg in 'c Voorjaar in rottig Hout gevonden, hadt die Kleur aan alle Lighaamsdeclen , de Oo- gen uitgezonderd » die zwart waren , en de Voetzoolen wit. ^ C18) GoudbsiSLm]e dat Eyrond is i metbetBorJl. xviii. Jluk verguld en de Dekfcbilden ros, cepoiy'ft. Deeze Soort heeft men, in Sweeden, op,de Wilgen en Popelieren : in Karniolie vondt Dok- tor (16) Chtyfomela ovata flavescens rota, oculls nigris. Syji, If at. X. Chryfbmela pallido-grifea. Faun. Suec. 423. (17) Chryfomela ovata obfcure teftacea tota Faun. Suec, 412. (1%) Chryfomela, thorace aurato , Elytrls rufis. Sy/f. Nat, X. Chryfomela vixidi-xnea, Elynis rubicundit, F/iu», Suee, 427. I. D££i.. ]X. Stuk. Cc 4 4o8 Beschryving van V. tor ScopoLi *er op de Water-Kruifemuot. Afdkel. Geoffroy noemt het Kopergroen, om dat HooVd. hec van onderen zodanig is, met den Kop en STUK. jjej; Borftfluk Koperkleurig verguld , de Dek- fchilden vuilroodagcig, gelykde KleurderDak^ pannen of roode Moppen is , met Putjes hier en daar geftlppeld. Het was tuflchen eender- de en vierde Daims laog (*). Of het met meer regt Gepolyft mag heeten , dan die der E|zen en anderen , reeds befchrecven , is niet y^er blykbaar. Ik heb 'er dergelyken , die zeer fraay zyn , met de Dekfchilden Kaneelkleur. iix. (19) Goudhaantje dat Eyrond is en zwart^ Cl^vicorms, _^ . , Knodshoor- met de Dekfchilden en het Lyf van onde-- ^^' ren rood , de Sprieten Knodsagtig, Deeze Soort is door den Heer Rolander in Amerika waargenomen. Zy heeft de Geflal. te van de volgende , maar aan het end dec Sprie- ten is een Knopje , dat uit drie zwarte Leed- jes beflaat, XX. (20) Goudhaantje dat Eyrond is , viet het fopuli. J) fl per Popelie- ^OrjUy (^) Chryfomela viridi &nea , Elytris rubieundis , punHis fparfts, Ls Chryfomele rouge a corcelct dore. Ibid, p. 257. (19) Chryfomela ovata nigra, Elytris Abdomineque rubrisj Antennis clavatis. Syji. Nat. X. (20) Chryfomela ovata Thoracc ccerulescente , Elytris ru- bris apice nigris. SyJl. Nat. X. Chryfoii\ela nigro-caerulea Et Jytrls rubris apice nigris. Faun. Suec, 428. /;. Od, H, Ma- li 1 A N /k/ 14. t. 27. A^.B, Jr^, 63. f, C. PE GOUDHAANTJES. 409 Borjljluk blaauwagtig , de Dekfcbilden V. rood) can de tippen zwart, -Afdeel, HOOFD- Deeze Soorc onthoadt zig op de Popelieren stuk, Ratelaars genaamd, waar van hct Wormpje dc Bladen afkoaagt, maakende daar van de zoge- naamde Geraamten , uit enkele Vaacjes of Ve- zelen beftaande. Het Wormpje geefc zekere geelagtig Vogtigheid uit , die onverdraaglyk ftinkt. Het Torretje, daar uic voortkomende , is mooglyk het grootfte dcr Goudhaantjes van Europa, als fomcyds ecn half Duimlangteheb- bende. De Sprieten zyn Draadagtig en beftaau uit ronde Leedjes , die naar 't end dikker wor- den. Somtyds komen 'er van deeze Soorc voor, met de Dekfchilden geel ; dac mooglyk cenc Verfchcidcnheid is van Scxe. Men vindt 'er 00k , die geen zwarte Vlakken aan de tippen hebben, (21) Goudhaantje dat Eyrond is en zwart, bebbende op het Borjljiuk t-wsc Vlakken ;r;JS;j tn de Scbilden roodagtiq. DerBindwii- geji. LiNN^us hadt het Borfllluk en de Schil- den rood genoemd , in dc befchryving der Swcedfche Dieren. Hy merkt aan, dac het Yoor 't overige geheel zwart is , en tv/ee brui- ne (21) Chtyfomela ovata nigra, Thorace bimaculato, Elytrk tcft:iceis. Syjl. Nat. X. Chryfomcla Thorace Elytrisque ru* bris. FauK, Suec. 429. I. DIEL. IX. STUK. CC J' 4io Beschryving van V. ue Vlakken op het Borftftuk , digt aan de Dek- Afdeel. fchildcQ , heeft , zynde op ieder Dekfchild ne. HooFD. gen ryen van Putjes, die naauwlyks zigtbaar STUK. 2yn. Doktor Scopoli heeft hec voorgaaa- de Goudhaantje op de Bindwilgen waarg«ino- men (*). (52) Goudhaantje dat Eyrond is , hehbendg Decempune- bet Borfljluk Tood , Van agtcrm zwart ; Met tien ^^ ScbUdenros , met vy/StippeUj of daar stippen. ^ omtrent , op ieder ^ Eenig verfchil fchynt *er te zyn tufTchen dat Goudhaantje, het welk de Heer de Geer op de Popelieren waarnam, en dat, het welk naderhand op de Wilgen gevonden werdt door Hags T ROE M. Dit laatfte hadt vyf zwartc Stippen op ieder Dekfchild. DeHeerGEOF- FROY heeft 'er zodanig een, met dertien Stip- pen, op de Aspergie-Planten waargenomen, het welk van hem in hetzelfde Geflagt wordc t*huis gebragt als de Lelie-Torretjes , naar wel» ken het, inderdaad, zeer gelykt , als hebben- de het Borftftuk Cylindrifch of Rolrond. Het is (^) In Salice Viminali. Entomol. Camiolica. p. 7J. (22) Chryfbmela ovata, Thorace nibro poftice nigro, Ely- trisrufis; punftis fubquinis nigris. Syft. Nat. X. Chry/bme- la fupra rufa, Thoracis pundis nigris duobus, Elytrormn plu- jiibus. Faun. Suec. 435. FRISCH. Inf. XIII. t. 28. Chry- fomela rubra, Elytio iingulo maciiUs c[uln^ue nigris* i^aun, Suee, I35^« DE G0UDHAANTJE8. 411 is omtrcDt ecn vyfde Duims lang, Doktor V. ScopoLi vondt eenjge Verfcheidenheden van ^^^^^^» deeze Goudhaantjes , welker Scliilden, zo hy Hoofd» aanmerkc , veeleer Goudgecl dan rood zyn. ^"^^^^ Ook Doemt Frisch dczelven geel-rood. Deeze Autheur vondc, in 'c midden van Ju- ly, het Masker of Wonnpje, dac hy afbeeldt en befchryft onder den naam van Aspergie-Rups. Het is, zegc hy, bruin, met zwarte glinfte- rende Stippen befprcngd. De Kop en het Borll- fluk zyn zwart. Het heeft van vooren , gely- kerwys de Kwatwormen , zes Pooten , en van agteren een Spits, tot voortfchuiving van het Lyf, voor welke nog twee paar Pooten flaan, gelyk in eenige Span-Rupfen ; doch midden aan 't Lyf zyn 'er geene. (23) Goudhaantje dat Eyrond is en bet BorJl<* xxiii. Jluk groen be eft , de Dekfchilden I'ood ^ ^^^^^^"^f- met een hlaauwen Band tiijjcben eene Stip en baljmaamwyze Vlah Goudhaantje dat het Borflduk groen heeft , de Dekfchilden rood met een blaauvv Kruis daar op ; was dit in de befchryving der Swced- fche Dieren getyteld. In de Verhandelicgc^] dcr Akademic van Upfal wordt het gecoemd, Goud- (23) Chryfbmela ovata Thorace vifidi, Elytris rubris; fas- cia inter punftum maculamque lunatnm coerulea. Syfi, Nat. X. Cliryfomela Thorace viridi, Colcoptns tubris cmcc caruka, FauK. Stitc, 4ii. I. DEf.L. IX, S-XVK, 412 BlE S c"H RYVING VAN V. Goudgroen en rood bone. Men heeft hetze!. Afdeel. ^g jQ Lapland gevonden. Het komt in figuur HooFp. CD gedaante zcer naby aan dac der Popelieren. STOK. xxtv. (24) Goudhaantje dat Eyrond is en znioart, ^'boUil hebbende op de Dekfcbilden drie breede Sjef""^"" geele Banden, Torretje dat glinflerend zwart is en de Dek- fchilden zwart heeft, met twee geele gegolfde Streepen ; was deeze Soort genoemd. Zy one- houdt zig in Europa , en waarfchynlyk op die foort van eecbaare Kampernoeljes , welke men Mmljes nocmt. S c o p o l i geeft 'er den by- naam van gebandeerd aan. (25^ Goudiiaantje dat Eyrond is en Violet y cf^ris ^^^- ^^^ Borjljiuk aan de randen geel ^ en qekraagd. op betzehe een zwarte Stip. Deeze , op de Wilgen gevonden » is in groot- te en gedaante, ja zelfs in Kleur, zeer over- eenkomftig met het Goudhaantje der Elzeboo- men ; uitgenomen die geele of roode Rand , welke het Beeftje als gekraagd zig doet vertoo- nen ; (24) Chryfbmela ovata nigra, Elytrls fasciis tribus flavisre- pandis. Syjl. Naj. X. Dennettes acer nitens , Elytris ni- gtis , fasciis duabus flavis undulatis. U d D M. ■Diff'. IV. t» I. f. 3. (zs) Chryfbmela ovata vl»lacea, Thorace marglnibus lu« teo, punfto nigio. Fastn. Suec. +17. DE GODDHAANTJES. IJ .nen; hebbende in hetGeele, aan het Borflftuk, V. wederzyds, een zwarte Stip. Afdeel, A* HOOFD- (26) Goudhaantje dat Eyrond is en zwart, stuk. met de Dekfcbilden aan den rand Bloed- xxvi. Sanguinolett" rood, ta. Bloedkleurig De Heer Muller vondt deeze Soorc in^^>^f^'7* Deenemarken, en Geoffroy omllreeks Pa- rys , noemende dczelve zwart Goudhaantje met een roode Rand. Hetzelve , zegt hy , is vyf Linien of omtrent een half Duim lang , Ovaal en vry breed, gelykende door de blaauwagtig- heid van den Kop en 'c Borflftuk , en door de grootte, zeer naar hec Goudhaantje der Pope- lieren ; zclfs nog mccr wegens een indrukzel aatj de zyden van het Boiftfluk, dat hetzelve als gC70omd maakt; maar de Dekfciiildcn zyn donker zwart, en vertoonen zig, door 't Ver- grootglas bckeekcn zynde , als Sagryn-Leer, we- gens een menigte van Stippen. Op de Zyden hebben dezelven een taamelyk breeden Rand, die helder rood is. Ook zyn de Wieken rood. Dit aartige Infekt wordt in Boflchagie gevon- den. Wy geeven de Afbceiding van zodanig een, dat hier teLande is gcvacgcn, en hebben ^ hetzelve vliegende vertoond, (27^ Goudhaantje dat Eyrond is en zwartag- xxvir. AJarginata. tig Gezoomd, (zs) Chrj'fbmela ovata nigra, Elycris margine Sanguineis. Syji. Nat. X. (ij) CbrjTomela ovata nigro-arnea, Elytris margine lureii. Faun. Suec, +37. I. DEI;l. IX. stuic 414 Beschryving van V. tig Koperkleur , met de Dekfchilden aan Afdeel. ^g^ ^^jj^ tleekgeel. HOOFD- 'STUK. Deeze Soort , die , in andere deelen van Sweeden , door anderen waargenomen was , heefc LiNNiEUs, teUpfal, gevonden op ze- kere Plant. Het Beeftje was van middelmaati- ge grootte , langwerpig van Lyf , van onderen zwart , als ook de Pooten ; van boven als ge* meld is, hebbende aan 't Borflftuk, zo wel als aan de Schilden , een geelagtigen zoom. XXVIII. (qS) Goudhaantje dat langwerpig Eyrond en blaawwagtig zwart is , 7net bei en de Dekfchilden geel gerand* cSidf* blaauwagtig zwart is , 7net bet Borjljluk Die Goudhaantje verfchilt dan van het voor- gaande , alleenlyk , in de hoofdkleur. Geel gerandc fchynen *er , dat zonderling is , in Vrankryk niet waargenomen te zyn. XXIX, (29) Goudhaantje dat la?igwerpig Eyrond en Gegolfd. roodagtig ros is , met vier geelagtlgs Vlakken , beurtlings geplaatjl , op de Dekfchilden. Dit Beeftje heefc de Heer RoLANDERia Ame- (is) Chtyfomela oblongo ovata nlgco-coeralea , Thorace E- lytrisque imrglne lutels. Syjl. Nat. X, (29) Chry(bme!a oblongo-ovata rufo-tcftacea , El}tris'm> culls quatuOx flayefcentlbus. al terms. SyJl. Nat, X. OE GOUDHAANTJES. 4.T5 Amerika gcvondcn. Het fchynt my toe, dat V, die bfcurtliDgl'e plaaizing der Vlakken 'er den AFDEELi Bynaam aan heefc doen geeven. Hoofd* STUK, (30) Goudfeaantje dat Eyrond is , met het xxx. 1 r 1 • J Coccines, BorJtjLuk uitgerand en Bloedkleurig , zwart Rood. gevlakt; de Scbilden tok Blcedrood, met wcee ztxarte Vlakken. Omftreeks Parys vondt men 00k een rood Goudhaantje, dat twee zwarte Stippen op het Borflftuk , en de Naad der Dekfchilden , daar zy zig famenvoegen , zwart hadt : weshalvehec van Geoffroy genoemd wordt, Coudbaant' je met een zwarte Naad {*y Dit zou miflchien we\ een verfcheidenheid kucnen zyn van hec Bloedkleurige, voorgemeld. (31) Goudhaantje dat Eyrond en groen ^^ t p^^^^i^)j, bebtende de Dekfthiidev eeeL met sroen <'^- -' ft > 5 UitPenfylva' agtige langwerpige Siippen getekend, denis. , Sprieten en Pooten Roejtklew'ig. Zonderling fraay meet de Tckening zyn van dit Penfylvanifch Goudtiaantje, hec welke zig 10 (io) Chryfomela ovata, Thorace emargmato Sanguineo ma- cula nigra , Elyfiis Sanguineis , maculis duabus nigris. S;\^, Ntt. X. Coccinella Coleoptris rubris , maculis quatuor nigris. UDDlVt. Dijj: 13. (*) Hi/l. dts Inf. tnv. Paris. Tom. I. p. 26J. (31} Chryfomela ovata viridis, Elytris flavjs , punftis vi* resccntibus oblongiusculis, AntenniS Pedibusque feriugineii- S-^Jl. Nat. X. I. Dezl. IX. Stuk. 4i6 Beschrtving'vak V. in de Verzamelicg van den Heer de Geer ^^^^^^' bevondc. HOOFD. STUK. (32) GQ\idhamt']e dat Eyrond is , blaauwagtig XXXII. groen , met drie roode Streepen op dc Dek-^ Amett-^' fcbilden, de JViehen Bloedkleurig, kaanlch. Dit Beeftje heeft men gevondcn in de Kon- chenielje, uit Amerika overgebragt. Hetzelve hceft het Lyf geheel glinfterende, groenagtig blaauw, Eyrond, van onderen c'eenemaal zwarc of donkcrbruin: den Kop, het Borflfluk en de Dekfchilden , uit den zwarten blaauwagtig groen ; ieder Dekfchild met drie overlangfe Streepen, waar van de middelfle regt naar de tip uitloopt; de buitcnfte, aau den rand, ver- dubbeld is. XXXIII. (33) Goudhaantje dat Eyrond is en vanhoven Vaif'THciiir '^^"> ^^^^^^-^^^de 6671 Jlrcep op 't Borjlftuk, ^^^' fwee Stippen en de Naad der Scbilden zwarU Doktor HAssELquisT heefc dit in Pale- ftina gevonden. De Wieken waren Bloedrood. XXXIV. (34) Goudhaantje dat Eyond is en zimrt^ Zeer klem. C?2) Ciiryfomela ovata vlridl-coerulcscens, Elytiis lineis tti- bus mbiis , Alis Sanguineis. SyJ}. N^i:. X. (33) Chr^'fomela ovata fupra riifi. Thoracis llnea punifbis duo'jus Elytroramque futara nigris. Sy/l. Nat. X. C34) Chryfomela ovata nigra, Elytris, Pedibus, Thoracis- que iatctlbas grifeis. Sy_,^, Nat. X. HOOFD. STUK. XXXV. Olerace, Der Mc kruiden. DE GOUDHAANTJES. 417 Viet de Dekfchilden , Pooten , en zyden van V. bet Borjljluk , graauw. Afdeel. A. Dit Beeftje onthoudt zig op Waterige plaat- fen in Europa, zcgt Linnaeus. Het is, in Geflalte , aan de VVatertorren zccr gelyk , be- halve dat het de Pooten genageld heefc. TWEEDE ARTIKEL. Die fpringen , met de Agtcrpooten zeer dik. C35) Goudhaantje dat fpringti met bet Lyf ^roena^tig blaauw* ouracea. o ^ ^ Der Moes- Dit Bceflje , veel kleiner dan een Vloo , van boven geheelzwart, met een Koperglans , was in 't vroegc Voorjaar gevonden in de Aarde, voornaamelyk in de Spruitjes van de Boek- weic (f ). Thans fchryft L i n NiE u s het eene Woonplaats toe in die van de Kruiden in 't al- gemeen. Doktor Scopoli vondt het op verfcheiderley Planten , in Karniolie, en de Heer M u l l e r , in Deenemarken , op de Moeskruiden , zynde groenagtig blaauw van Kleur. Van deeze Springende Goudhaantjes maakt de Heer Gkoffroy een bj'zonder Geilagt onder den naam van Altka , in 't Franfch j^lti- (f) In Coryledonibus , Helxines prxfertim. Faun. Suec. (jj) Chryfomela faltatoria, Corpora virescente - eoeriileo. Syli. Niu. X. Morddla fubrotunda atro-cotrulea. Faun, Suee, Si9. I. DF.F.L. IX. STUK. D d 4^3 Bescrryving van V. Je ; waar van deeze Soort , die hy de blaauwe Afdeel. pQgjjjt ^ by hem de eerfte is (*). Zy worden , HooFD- zegt hy , in 't algemeen , overvloedig in de STUK, Moestuinen gevonden, vooral in 'c Voorjaar, welke zy , of mooglyk hunne Wormpjes , raec gaatjes doorbooren en afknaagen. Dc vlugge Sprongen , vvelken zy maaken , fchryfc deeze Autheui- , niet zonder reden , toe , aan de dik- te der Dyen , die byna rond zyn in deeze Beeftjes , gelyk uic zyne Afbeelding blykt. Hy (telt zulks als een der Kenmerken van dat Geflagt, 't welk bovendien de Sprieten over- al van gelyke dikce heefc , doch ten opzigt van de Vierledigheid der Voeten overeenkomc met de Goudhaantjcs. Van da ^P ^^ blaauwc Altife , die zeer gemeen is in Kaasjes-Bla- ^^ Tuinen , laat hy een zwarte volgen , met de Dekfc'iilden blaauw , het Borftftuk en de Poo- ten rood, welke op de Kaasjes-Bladen en der- gelyke Pianten overvloedig gevonden v^ordt; zo wel als een andere , die hy V Altife bidaudi tytclt, hebbende de Schildengeftreeptenzwarc met een Koperglans, het Bordftuk rood en iL. Lxxiv. de Pooten zwart. Daar van geeven wy de ne- •f^. 8- vensgaande Afbeelding , in langteomtrent drie- inaal vergroot; als zynde dit Beeflje maar an- derhalve Linie lang. Men ziet daar in duide- lyk de dikte der agter XLiii. (43) Goudhaantje datfpringt, zynde blaauw y^SipSije.. ^« Eyrondagtig , met bet Borjljluk , ds Pooten J Kop en Sprieten , ros, Gn- (*) Ibid. pag. 2+S. (■43; Chiyfomelii faltatoria coerulea obovata, Thoracc Pciil- btts Capita Antenniscjue mfis, Syjf. Nat, X. DE GOUDHAANTJES. 423 Geoff ROY heeft 'er 6<^n, dat naar de Al* V. A Fr^ pp r tifc van de Kool veel gclykc, doch met on- ^ ' geftrecpte Dekfcliilden , hebbende de Pooten Hoofd- ros , f n blaauvv van Lyf. Op de Gcbergren ^"^^^^ van Karniolie heeft Doktor Scopoli, in 't jaar 1761, een dergelyk Beedje gevondcti, dat hy ook Rufipes noemt,,doch die was glimmcnd zvvart , en hade de Dekfchildcn , met het Ver- grootglas befchouwd zyndc , zccr fyn gcpurfti- Icerd (*). Op de Bloemen en Planten vondc hy een Roodpootig Goudhaantje , hebbende dc Dekfchilden zwarcagtig blaauw en geftieept met ryen ieder van ticb putjes (f). Dit laat- fte meet, volgens zyne Kcnmerken, de Sprie- ten veel langer hcbben gehad dan het andere , *t welk hy tot de Lievenhcers Haantj?s betrekr. (44) Goudha&Tit]e dat fprifigt i zynde glimmend zwart , met een roode Stip aan bet end Hoi/atka. ^ Uic het Hol- der Dekjchilden. fteinfchc Dit onthoudt zig onder of tulTchendeMoes- kruiden , zeer zeldzaam by ons , zegt L i n- N.5ius, doch in het HoHleinfche hebbcn vvy het waargenomen zeer gemeen te zyn. Dit Beeflje vs^as , in de Verhandelingen der Aka- demie van Upfal, ook Gyrinus genaamd ge- weeft. (*} Entomol. Camiolka. p. 73. (t; Pag- «9. (4+) Chryfomela faltatorla nigra nitlda , Elytrlsapicepunfto • rubro. Syjf. Nat. X. Moidella nigra, Elytus apicc rubris. faun. Suec, 544. L DF.Ei. IX. stuk, Dd 4 424 Beschryving van V, weed. Het is van grootte als een groote Luis. Afdeel. Hoof'd. ^4^) Goudhaantje dat fpringt, met het Lyf STUK, zivart en half Klootsrond , de Footen Pek^ XLV. _ zioart. Ilemisph&rl- ta. Rondagtig. J)jt onthoudt zlg , VOlgCDS P. FoRSKAOHL, in Duitfchland. XLvr. (46) Goudhaantje datfpringt, engeelagtig is, surmaamfch. mst de DekfchUden Bloedkleurig gerand en gehandeerdt Deeze Soort van Goudhaantjes , grooterdan de voorgaande , is door den Heer Rolander te Suriname waargenomen. De Spriecen en Pooten warcn bleek van Kleur. xx-vii. (47) Go\i^h2Zvii\Q dat Jpringt ) bleek van Kleur Letters.' wzef zijoarte DekfchUden , en een witte kromme Streep o'uerlangs, Deeze Soort, wier Kenmerken van gemelde Streep , als een S geboogen , afgeleid zyn , onthoudt zig , volgens dien zelfden Heer, te Suriname, en is mede niet van de kleioften. ^45) Chryfbmela faltatoiia, Corpore nigro hemisphirico , • " Tibjis piceis. Syji. Nat. X. (46) Chryfomela faltatori* flsvescens , Elytris raarglne fas- ciacjueSanguineis. Syft. Nat. X. (47) Chryfomela faltatoria pallida , Elytris nigris , lin<^ Jongitudinali flcxaof4albl. Syji, Nat. X« DE GOUDHAANTJES. 425 (48) Goudhsiant]e dat fpringt , rood van Borjl' V^ jhik, met de Dekfcbilden Violet en vier ^''^eel. ivitte Flakken beurtlings daar op ge- Hoofd- plaatft, STUK. XLViir. Dit Beeftje, dat de grootte heeft van bet/;5. Lievenheers Haantje met twee Scippen, ont- ^^^"^^'* h^udt zig 00k in Amerika. De Sprieten en Pooten van hetzelve zyn zwart: de Vlakkea der Dekfcliilden rondagtig. Als een algemeene Aanmerking kunnen wy hier by voegen , dat de meefle fpringende Goud- haantjes de eerfte fcheuten of uitfpruitzels der Plantgewaflen , en derzelver tedere Blaadjes, afknaagen of zeer befchadigen, DERDE ARTIKEL. Die het Lyf rolrond hebben. ("49") Goudhaantje met bet Lyf rolrond, het „ xlix. ^^ ^ •' JJ * Trident at a. BorJIJluk blaauw, de Dekfcbilden bruin- ■Dnttindig. rood, Wat de reden zy , dat deeze Soorc drietan- dig genoemd wordt , is my onbekend. Zy oDLhoudt zig op de Plant, genaamd Xylofleony die afkomftig is van de Pyrencefche Bergen. (50) {48) Chryfomela faltatoria, Thorace rubro, Elytrls viola- ceis , maculis quatuor albis alternis. Sy/l. Nat. X. (49) Chryfomela cylindrica, Thorace coeruleo, Elytris tes- acels. Sy/f. Nat. X. I. deel. IX. stuk. D d 5 j^26 Beschryvino van V. (^o) Goudhaaatje met bet Lyf rokond , het ^FDEEL. Borjljluk zwart behbende , de Dekfcbilden ' lIooFD. rood met twee zwarte Stippen endeSprie' STUK. j^„ f^Q^f^ L. Quadripmc' lata. Deeze Soort , grooter dan alle andere Goud« stippeir. haantjes in Sweeden, en tevens langwerpiger, hade de agterfte Stip of Vlak cenigermaate o- ycrdwars geplaatfl:. Die openbaarc zig zeer duidelyk lb de Afbeelding , welke de Hcer Geoffroy daar van geeft onder den naara van Melolontba, die anders gemeenlyk aan de Mey-Keveis gegeven wordt , en met welken hy een Geflagt van Torretjesbetekent, dat van de Goudhaantjcs verfchilt , doordien de Sprie- ten Zaagswyze en voor de Oogen geplaatfl zyn. De eigentlyke langte van dit Infeki , dat hy omftreeks Parys op de Prumelle-Boomen gevonden hadt , was ongevaar een derde , de breedte een zesde Duims. Hec was geheel zwart , uicgenomen de Dekfchilden die rood van Kieur waren , een weinig geelagtig , met een zwarte Vlak , klein en rond , boven aan ; een grootere langwerpige onder aan ieder Dek- fchild. De Sprieten , naauwlyks de langte van , het Borfllluk hebbende , konden daarom met leden kort genoemd worden, Deeze zyne eer- fte (;o) Chryfomela cylindrica, Thorace nigro, Elytrls mbris, punftis duobus nigris ; Antennis brevibus. Syji. Nat. X. Chry- fomsla oblonga nigca, Coleoptrls rubiis, maculis qiiatuor ni- seis. Faun, Suec, 'fjz. DE GOUDHAANTJES. 427 (le Soort wordt van hem Melolontbe Quadrille . V. met een zwart Borftftuk , genoemd. Afdeel, Wy geeven hier de Afbeelding van een der- Hoofd- gelyk Beeftje, dat 00k vry groot is en de Dek- ^'^^^- fchilden Kaneelkleur of bruinrood heeft , doch Jtj.^p.''^^* zonder eenige Vlakken ; het Borflftuk en den Kop groenagtig glinfterend blaauw, Het is 00k veel grooter dan de gewoone Goudhaant- jes en hier te Lande gevangen. (51) Goudhaantje dat rolrond is 'uan Lyf, li. met bet Borjljluk glimmend zwart; de MTttwee Dekfcbilden rood en met twee zwarte^^?^^'^' Stippen getekend; de Sprieten lang, Dewyl deeze zo wel op ieder Dekfchild twee en dus vier Stippen in 't geheel heeft , als de voorgaande Soort , is de reden van de onder- fcheiding blykbaarder uit de Sprieten, dan uit het getal der Stippen. Dit Beeftje onthoudt zig ook in ons Wereldsdeel. (52) Goudhaantje dat rolrond is , met bet lit. J, n 31or£i. JJorJt- Roodvlak- (ji) Cliryfbmela cylindiica, Thorace nigro nitldo, Elytris ^'S* rubrls , pundis fluobus nigris , Antennis longis. Sy/i. Nat. X. Chryfomela atra , Elytris rubris , punftis quatuor plgiis. U d D m. Dijf. 21. B. Chrj'fomela nigra, Elytris mbris-.iacula nigra Ion- g^tudinali. Uddm. HiJ]'. 21. Caffida nigra ilytris flavis niti- dis, maculis quatuor nigris, quarum dux pofteriores majores & quad ex duabus aliis connatK. G ADD. DiJf. 25. ($1) Chryfomela cylindrica, Thorace nigro, Elytris nigris maculis duabus rul)ris marginalibus. Syjl. Nat. X. Caflida ni- gra nitida, clypco Caput fere integrum tcgcnte, maculi ad aplcem & bafin Eiytrorum lutca. G ADO. DiJ^. zi, 1. Deel. IX. Stuk. • V. Afdeel. X. HOOFD" STUK. LUl. Nitidtt. Glinfterend. 418 Beschryving van Borjljluk ah 00k de Dekfchilden zwart, en twee roode Vlakken ami den rand, Glimmend zwart Schildpadje, waar van het Schild byoa den geheelen Kop bedekt , en dat cen geele Vlak heeft aan de tip en wortel der Dekfchilden , was dit Europifch Beeftje elders getyteld. Scopoli heeft hetzelve toe de Bu- prejiis t'huis gebragt, met den zelfden Bynaara (♦), die afkomftig is van eenen J oh. Mo- R iE u s , door wien dit Infekt , dat te Upfal in Sweeden zeldzaam voorkomt, is gevonden, (53) Goudhaamje dat rolrond is , met het Borjl' Jluk glinjlerend y en, gelyk de Dekfchil- den , Hemelfcbblaauw , de Pooten Ka- neelkleur. Onder de Melolontha's , waar van de twee eerflen Melolonthe Quadrille door Geoffroy genoemd worden , heeft hy verder een Lijette, die zwartagtig groen is, metdeSchilden bleek- geel 5 en dan volgt la Melolonthe hleuette ; waar toe deeze Soort van LiNNiEUS door hem be- trokken wordt. Dezelve, cgter, hadt het Borft- ftuk zo wcl als de Pooten bruinrood, en den Kop donkerblaauw. Dc langte van dit Beeflje was maar anderhalve Linie , en weinig ver- fchillende van die van een volgende Soort, wel- (*) Buprcftis Morxi. EntOm. Carmol. p. <5y. (jj) Chryfomela cylindrica, Thorace coeruleo nitldo, Ely tris coeraleis, Pedibus teftaceis. Syjl, Nat. X. D i' GOUDHAANTJKR. 429 welke hy Melolontbe Mouche heeft getyteld , om V. de zoDderliDge Geflake (f). Afdeel. HoOFD. (54) Goudhaantje dat rolrond is , met bet stuk. Borllftuk blaauw , de Dekjcbilden en Poo- l^"^* Siricea. ten green. Ais zyde. Dit Beeftje is , van kleur als groene Zyde , op de VVilgeboomen , in Sweeden , gevonden. Men heeft, by nader befchouwing, ontdekt, dat de Dekfchilden digt bezet zyn met uitge- holde Stippen of Putjes : zy gaapen van agte- ren. Het Borftltuk is zo veel niet geftippeld: de Sprieten. en Pooten zyn zwarc. Ik fprak hier voor * van de Kenmerken van*Biadz.39«. den Cryptocepbaliis , in 't Franfch Gribouri , vol- gens Geoff ROY, door wien deeze Soort , onder den naam van le Velours vert, tot dac Geflagt betrokken wordt. Dit Diertje, even- wel, fchynt vry grooter te zyn, als de Jangte hebbende van een vicrde of een derde Duims. Ook denk ik, dat, in de Latynfche Opgaaf der Kenmerken , een font is in de Kleur der Dek- fchilden; want hoe kon het andcrs Groen ge- nocmd worden. (t) ■^'7^' "^^^ ^"/- ^*'' Paris. Tom. I. p. 197. (54) Chryfomela cylindrica , Thorace coeruleo , Elytrls Pedi- busqiie coeruleis. Sy/f. Nat.X. Chryfomela viridis nitida, Thotace xquali , Elytris pim^tis ^xcavatls cojitiguis. Faun. Suec. 41 8, I. Deel. IX. Stuk« V. Afdeel. X. HOOFD- STUK, Lv. Cory It. Van den Ha- zelaar. Lvr. Pint. Van den Pynboom. '430 Beschryvincs v^n (55) Goudhaantje dat rolrond is \ met bet Borfljtiik en de Scbilden Kaneelkkur, da Pooten zwarU Dit onthoudt zig op de Hazclnoote Boomen. (5(5) Goudhaantje dat rolrond is en KaneeU kleur , met de Scbilden bleeker , de Poo. ten van de zelfde Kleur en de Sprieten bruin. Men viodt dit op de PynboomeD^ LVIT. Bethca. "Van Eothnie. LVin. Cordi^era. Hartdraa- gend. (57) GoudhaaDtje dat rolrond is en zwart, met een roode Streep op bet Borftjiuk over- langs. In Wefler-Bothnie is dit door den Heer So- LANDER gevonden, Het verfchilt van 'tvol- gende meer in Kleur dan in Gedaante , en hceft , voor op den Kop, een vierkante roode Vlalc. (58) Goudhaantje dat rolrond is , met het Borftjiuk bont , de Dekfchilden rood en met twee zwarte Stippen, Om (ss) Chryfomela cylinddca, Thorace Elytrisque teftaceis, Pedibus nigris. SyJ}. Nat. X. (56) Chryfomela cyllndricR teftacea , Elytris pallldioribus , Pedibus concoloribus , Antennis fufcis. Sy/l, Nat. X. (s?) Chryfomela cylinddca atra, Thorace linei longitudi- nali rubra. Syji. Nat, X, (j8) Chryfomela cylindrlca, Thorace variegato, Eiytris ru- bns punilis duobus nigds. S7/?. Nat. X. Chryfomela nigra, Elytris fttbflaris , punftis quatuor njgils. Uddm. Z)j^ 23; E E- G O U D H A A N T J E S« 43I Om dat de middel-Vlak op het Borflflukvan V. vooren in tweeen gefpleeten is, zal het dien ^^^^^ Bynaam hebben. Elders waren de Dekfchilden Hoofd- geelagtig waargenomen te zyn* stuk, LIX. (59) Goudhaantje dat rolrond is , met bet ^'M^ttil^' Borjtjluk hont , de Dekfchilden rood en^^'PF^n* drie zwarte Stippen, LX. Boven en behalve die Kenmerken vind ik ^e<^em»iacu' lata. aangcmeikt , dat de KDieties der Schenkelen Met tien Vlakken met een witte Stip getekend zyn, (_6o) Goudhaantje dat rolrond is , met het Borjlftuk hont , de Dekfchilden geel met vyf zwarte Stippen, opJJ;^^ Dit onthoudt zig , zo wel als de voorgaande en vojgende, in Europa. (61) Goudhaantje dat rolrondagtig is , met het Borfljluki de Dekfchilden en Pooten^ ah temaal zwart, De uitwaardfe hoeken der Dekfchilden aan hetBorftftuk , zynbultigerof een weiuig uitpui- lende, gelykerwys in de Olyphantjes. V I E R. (ss>) Chryfomcla cyllndrica , Thoracc variegato , Elytiis ru- bris maciilis trihus nigris. Sy/}. Nat, X. (60) Chryfomela cylindrica, Thorace variegato, Elytris fla- vis, pundlis quinquc nigris. Syji. Nat. X, (61) Chryfomcla fubcyliiidrica , Thoiace nigro , Elytiis pcdibusque nigris. S-)J}. Nat^ X, J. DF.EL, IX. Stuk. Donker. 43^ Beschryving van V. VIERDEARTIKEL. Afdeel. ^- t>ie het Lyf langwerpig hebben en het Borllftuk fmaller. HOOFD* STUK, LXII. Meri'igera. Lelie-Tor- retje. (62) Goudhaantje dat langwerpig is en rood, met bet Borjijtuk wederzyds ingedrukt. Dat men dit Beeflje zo menigvuldig op de Lelie-Bladen vindt, heeft 'er den naam van Lelie-Torretje aan doen geeven. De Latynfche Bynaam is afgeleid van de Eigenfchap welke dcszelfs Worm of Masker heeft, om zyn ei- gen Vuiligheid op zyn Lyf op te ftapelen ea met zig te draagen. Immers deeze was de voor- naamfte, die den Heer Reaumur aanlei- Iciding gaf om een Vertoog te maaken van de Wormen of Motten , die zig bedekken met hunne uitwerpfelen : 't welk dat Infekt nict al- leen op het oog , maar inzonderheid in het be- handelen, affchuwiyk maakt. Deworm. De Heer Gkoffroy brengt deeze Torret- jes, als gezegd is *, in het Geflagt van Crio- ceris, 't wclk zynen naam daar van heeft, dat de Sprieten uit ronde Bolletjes, als Kraalcn, famengefteld zyn» Het Masker van dit Infekt is een logge dikke Worm , die niet dan aan de Staart twee Vliezige Tepels heeft , welke hem in (6i) Chryfomeh oblonga rubra , Thorace utrimque impres- fo. Faun Suec. 425. BLANK. Inf. 91. T. il. f. J. V A L- LlSN Nat. I. p. z6s- t. 32. MER 1 AN/«/;6i.RE AVm. /«/. 111. T. 17. f. 12. * Bladz 405. DE GOUDIIAANTJKS. 433 "^ in 't loopen behulpzaam zyn , en op de Zyde V. een ry van zwarte Stippen, zyndc deLugtgaat- "A'deel. jes, twee op ieder Riog, uitgenotnen de twee- Hoo^fo. de. Om de teerhcid van Huid fchynt de Na- stuk:. tuur hetzelve geleerd te hebben z]> een Rok d-'^'". of Dekklced te maaken van zyne Vuiljgheden waar door het befchut wordt tegen de aandoe- ningen der Lugr. Ten dien einde is het Aars» gat van die Dior nict onder aan het Lyf ge« plaatft, gelyk in de nieefte andere Infekten > maar van boven , tuflchen den laatften Ring en den laatllen op htn naa, en dermaate gefchikt, dat de Vuiligheden, onder 't uitwerpen, geen anderen weg kunnen neemen » dan dien van over 't Lighaam op te ftygcn , wordende t'el- . kens door de genen die volgen voortgeftuwd , zo dat zy eindelyk tot aan den Kop toe ko- mcn. Die voortgang der Vuih'gheden wordc verder geholpen door de Golvingen , welke * het Infekc met zyne Huid maakt, om dezcl- ven opwaards voort te dryven; biyvcnde dc Kop , allcen , onbedekt. In 't eerfl zweemt dit Bekleedzel niet kwaalyk naar een hoopje ge- kneusde Bladen ; het wordt vervolgens bruiner, hard en droog, alsdan ontlaft zig het 'Worm- pje daar van door een ligte wryving tcgen ee. nig Glad en bedekt zig met een friflcher be- kleedzel. Als dccze Wormpjcs tot hunne groottc geko Vcrandcring, men zyn, bevindcn zy zig niet zo bedekt; zy zyn ook zo log niet , loopendc fnellcr , en hua I, DEEL. IX. stuk, Ee Lig, 434 BfiSCHRYVING VAN V. Lighaam wordt een weinig roodagtig. Daa A^EEL. jjrmpen ^y , toe de Verandering , in den Grond, HooFD- maakende zig een Tonnetje , waar van de Wan- STUK. jjgj, ^ ggjj jg binnenzyde , met een Zilveragtig Ttrretje. Vcrnis als opgeluifterd zyn. Dit Vernis beftaat niet uit Draaden van Zyde , gelyk in de Ton- netjes van veele andere Infekten plaats heeft : het Wormpje der Lelie-Torretjes fpint niet, maar werpt uit den Bek een foort van Kwyl , dat, hard wordende door het droogen , dien glans aanneemt , en waar mede hetzelye de Wanden van het Tonnetje beftrykt. Men vindt deeze Tonnetjes niet gemakkelyk, om dat zy van buitcn naarklompjcs Aarde gelyken. paaringen Een byzondere Smaak fchynen deeze Worm- ling. pjes te hebben in de Bladen der Lelie-Planten , die 'er dikwils geheel door afgeknaagd en af- fchuwlyk gemaakt wordeu* Wanneer, naame- lyk , de Torretjes , die fraay rood en niet on- aartig zyn , van de Leiien niet opgevangen wor- den , paaren zy wel dra , en de Wyf jes leggen Eijertjes onder aan de Bladen , waar uit dan de gemelde Wormpjes voortkomen , in de tyd van omtrent veerden Dagen , en zig over de Bladen verfpreiden. De Paaring van deeze Torrecjes duurt zeer lang; men zietze dikwils aan elkanderen gckoppeld. Als menze vangt, wordc zeker piepend Geluid door hun gemaakt, dat eenigermaace vcrfchilt van het knarfen der Keveren , en , hoe meer men op de Dekfchil- dea dmkc, hoc flerker is: des de Heer Re- DE GOUDHAANTJES. 435 AUMUR meent, dat hetzelve door de wryving V. der agterfte Ringcn van het Lyf , tegen de ^fdeel. Dekfchilden, veroorzaakc worde; doch ande- Hoofd- ren Ichryven het toe, aan de wryving der fa- stuk. menvoegzelen van het Eorftftuk met den Kop xormju en 't Agcerlyf. Dit laatfte , inderdaad , is waarfchyclyker ; want men befpeurt, dat het Torrctje , middelerwyl , van vooren zig fterk beweegt. (63) Goudhaantje dat langwerpig bruin is, lxiit. met de Dekfchilden aan dm iiitpuiknde ^^yll''^" Rand geelagtig. piompen^ Men heeft dit Beeftje , dat van middelbaare grootte, zeer log en traag is, omtrentSt.Jaa overvloedig op de Bladen der Plompen, in de Rivier by Upfal , en veelal gepaard gcvonden. Het heefc den Kop bruin , het Borftftuk geel- agtig, ODgeiyk: de Dekfchilden platagtig, on- doorfchynende , metuitgeholdeStippen, aan den zydelingfchen en agter-rand , doch niet naar de Naad toe , geel : de Pooten geel ; de Sprietea beurtlings geel en zwart , half zo lang als hec Lighaam : de Wieken bruin , met zwarte Ade- ren : het Agterlyf op de Rug geelagtig met eea breede dwarfe Streep, die zwart is, op ieder Ring; maar aan de zyde naar onderen zwart, Hec (55) Chryforaela fusca, Elytris marginc promlnulo flavej* ccntlbus. Faun Suec. 44+. I. DEtL. IX. STUK. Ee 2 435 Bjeschryvthg vau V. AFDEBIm X. HOOFD- STUK. LXIV. Caorea, Bokjes- Goudhaaij^ LXV. Quadrimt' eulatM, Met vi«r Vlakken. LXVI. Cyanella. Hemellch' blaaiiw. Het Masker of Wormpje is zwart en glact, van onderen geel. (64^ Goudhaantje dat langwerpig is , met bet Borjljluk en de Dekfchilden graauw , ds Sprieten lang en zwart. Die was als ecn Lelic'Torretje opgegeven, doch thans merkt men aan , dac hec zig op de Wilgeboomen onthoudt, zynde kleiner dan de meefte Goudhaantjes, (65) Goudhaamjc dot langwerpig is , met het Borjljluk en de Dekfchilden geel , waar op ieder twee zwarte Vlakken , zeer 'ver van elkander, Dit is, gelyk de voorgaande en volgende, Gok ecn Beeftje , dat in Europa gcvonden wordt. (66) Goudhaantje dat langwerpig is en blaauw, met bet Borjljluk rolrond , aan de Zyden uitgezet^ Een (64.) Chryfomela oblonga, Thorace Elytrisque giifcls , An- tennis nigris longls. Syjl. Nat.X. Chryfomela nigra, Tliorace Elytrisque grifeis. Faun. S: de Zonnefchyn zee , geeven zy van zig een O- Pahikf-' ^'^» ^^^ ongemeen is tegen de Jicht, en voor- ^o'- naamelyk dienftig tot verzagting van de Pyn der Aambeyeu. Ten dien einde moet men het krankc Lid daar mede beftryken , en een warm gemaakten Linnen Doek *er overheen leggen: want de Olie wordt niet warm gemaakt, op dat zy niet fcherp zou worden of haare kragc verliezen. RuMPHius noemt hem deWorm van den Sago-Boom, en geeft 'er, in de Afbeelding, de langte van maar anderhalf Duim aan, enaan het Tonnetje, daar de Worm zig in befpint, die van twee eneen vierde , de breedce of dikte van ^6n Duim ; doch ik geloof dat hy die , zo wel als den Palmictboom, verkleind heefc. Ook is deTor met de Snuit, ftldaar, flegts anderhalf Duim , en in 't Werk van Seba{*} ruim twee Duim lang getekend. Wy hebben 'er hier van dergelyke langte, doch ze niet doen afbeelden, om dat 'cr zo veel Afbeeldingen reeds van zyn. P £ T I v E R , die deezen Tor noemt allergrootjle rosagtige Olypbant- of Snuit -Tor 'van Bengale, zegt dat het de grootfte ware die hy ooit gc- zien hadt. Volgens zync Figuur was de Tor, in 't geheel, twee Duim lang: het Agterlyf , zon. (*) IV. DEEL. Tab. XCV. Fi^. 3. DE Olypmantjes. 449 ponder Kop , Snuic en Boidfluk gcrekeod , cca V. Duim, loopendc Kcvcragtig fpits aan 'c end. ^^^f:^ De Snuit is krom nedcrwaards gcboogen. Wy Hoopd- vindcn hec nice vrecmd, datdezeTor van fom- ^'•'^'** migcn Sagoaar- Tor wordc gcnocmd , dcwyl hy 7-,^^'"""* van den Worm der Sagoboomen zyne aflcomll heeft, en in 't Latyn CoJJus Saguarim getyteld wordc (*). , (2) biyphantje met een lavge Snait, z het cerfte zeer groot, doch het uiterflc vandc Spriet is nog langer en rolrondagtig. Van de Pooten zyn de twee voorften ongelyk langer en zwaarder dan de andcren « de twee middelftea kortft. In de v6orllen is de Dye drie vierde Duims lang , de Schenkel met den Voet omtrent een Duim : de middelfte Pooten zyn , in 't geheel, wat minder dan een Duim. In a!ie de Pooten , docii in de voorften blykbaarft, zyn de Schen* kels van onderen met fcherpe Stekeltjes gewa- pcnd, en hebben, aan het Gewricht van den Voet, een fterke Klaauw. De Voetcn zyn vicrledig en als Bladerig : want het derde Lid, inzonderheid, loopt in tvVceen zeer breed L DEEt. IX. stuk, Ff 2 uit. 4sa Beschryving van V. uit, wiar tuffchen deKlaauw, dielangendub- Afdbbl. jj^IjJ jg^ haaren oorfproDg hecfc. Ikbelluitdat Hoopo- dit Geftelder Pooten dienftig is om deezeTor- STUK. jgj, ^ gyen ais de Vliegen , in ftaat te ftellen , om zig vaft te houdeu aan degladde Schors vaa Boomen , Vrugten of Bladen ; wanneer de Haak- jes *€r , wegens de hardheid , geen vat op heb- ben. Men vindt in de Palmiet-Torren iecs der- gelyks, III. Cs) Olyphantle met eenlange Snuit, vanKleur Sicffii". ^^er paarfcbagtig; de Dekfcbilden kortsr dan bet Lyf e?i gevlakt. In hct Kabinet der Koningia van Swecdea bevondtzig ook deezeTor, insgelyks uit Indie afkomftig, hebbende drie zwarte S deepen op hctBorftftuk, overlaags. IV. (4) Olyphantje met een lange Snuit, dat Vio- vidcr. * l^t is "Von Kleur , en de Snuit zo lang beeft als 't Borjifhih Dit Olyphantje met uitgeholde Stippen ge- llreept, en van middelmaatige grooLte, is in Sweeden vvaargenomen. Doktor Scopoli Tondt *er dergelyk een, wat de Kieur belangt, in de Zuidelyke deeleo van Europa. Cs) (j) Curcullo longiroftris obfciue purpurafcens , Elytiis ab- Lreviatls maculatis. SjJ?. Nat. X. M. L. U. (+) CurcLilio loagiroftiis violaceus , fioboscide Thoracis Itnglmdinc. Fauk^ Suk. 4ji, DE OLYPHAWTJES. 453 (5) Olyphantje met een Jange Sntdt , gebeeU V. ' en-al Violti. [An^tL. HOOKD- Dit heeft men in Sweeden gevonden op de «tuk. Kruiden wclke een fcherpe Reuk hebben , naar y. die van Look gelykende. Het is van groottevsnde Look als een Vloo , doch Ipringt nice. ^^^ (6) Olyphantje met een lange Snuit , dat zioart tt. is , docb de Dekjcbiliin VioUt heeft , met Hcmdlid. bet Scbildje 'wit, "»'""• Men vindc dit Beeftje, van dergelyke groot- te ala 't voorgaande, ook in ons Wereldsdeel, inzonderheid op de Wilgebooraen. (7) Olyphantje met een Imge Snuit , dat zwart vrr. is en de Dekfcbildtn glinjlerend heeft. zceTs'^Mt'.* Die is in Schdnen waargenomen door D. L ECH£, zynde dc helfc kleiner als ccn Vloo. (h) 0\y]ph^ut]e met een langt Snuit , datzwart vi.i. is en de Dekfcbilden langwerpig beeft , dof oeTiKeire. van Klettr, ^^°'^^"- Die (s) CiKCuIio lonjixofttii Tiolsccus totui. Syjf. Nat. X. Ciuculio nigro-corrulesccns, Fmm. Suet, 4(s, ' («) Cuictilio loDsiiofttla tt«jj EJytris riolaceif , Scotclloil- Lo. Faun. Sut, 467. (j) Curcuiio loagiiodus atet, £lyciis oitM2i<. Faun. Snte. (s) Curcuiio Idmgirofltis arer, Elp^ttit opaci* oUo»Sis, /^mm. S:t!C. +6 J. It. Scan. J5J. I. DIFL. IX. SrVK, Ff 3 454 Beschrtving van V. Die zelfde Heer heeft dicBeeftje, dat eens Afdeel, j^q gj.QQj. j^ ^jg ggjj Vloo, in 'c zelfde Land HooFD gevonden , alwaar hec z\g onthoudt op de STUK. giaden der Kerfe- en Peereboomen , hec Op- perhuidje uitknaag:cnde, bevlekkende. 'X. (p) Olyphantje met een lange Snuit , Pek- Acridulus. Scherpfaj)pig. % XIX. (ip) Olyphantje met een lange Snuit , AJch- Ruuw.* graauw, de Pooten ros, de Dekfchilden ruuw. Naar deeze Soort zou zyn Gepoeijerd Oly- phantje wel fchynen te gelyken , dat in de Bloemen voorkwam , en door derzelver Stuif- meel zig als befprengd vertoonde. Dit moet, volgens de maat der Dekfchilden , ten minfte een half Duim lang zyn geweeft (f ). Ik heb *er, die Afchgraauw zyn en ruuw, vs^elke zig ook als gepoeijerd of met geelagtig Stof be- fprengd vertoonen, vanongevaar een half Duim lang en zelfs langer; doch derzelver Pooten zyn niet ros en de Dekfchilden loopen fpits uit, Geeiengiad. Van die zelfde grootte omtrent is een Oly- hi 12. ' phantje , geelagtig van Kleur over 't geheele Lyf, de Pooten ingeflooten , doch het Borftftuk van agteren bruinagtig hebbende en de Dekfchilden gegroefd, maar zeer glanzig. Hetzelve is in ons (*) Curculio Auratus. Entom. Carnielka. p. z6. (19) Curculio longiroftris cinereus, Pedihus rufis, Elytris fcabris. Syfi. Nat. X. ' (t) Curculio pulverulentus. ibid. p. ay. DE OlyPHANTJES, 463 ODS Land gevangen , doch komt zeldzaam V. voor. Wy geeven daar van de nevensgaande Afdeel, AfbceldiDg, in de natuurlyke grootte* Hoofd. STUK. (20J Olyphantje met een lange Smit , zwart, xx. bet Agterlyf op z-^de en van agterenD^ wuITt. Melhwit, In Wefter-Bothnie vondt de Hear Solan- D E R deeze Soort , grooter dan een Luis , aaa de zyden van hcc Agterlyf, nevens de Borft, V7ederzyds met een witte Streep , naar de Let- ter T gelykende, getekend* Doktor ScopoLi heefc een Olyphantje, dat by de Witte C noemt, zycde Koperig en zwarc hont, aan den uiterften hoek des Grond- fleuDs van ieder Dekfchild getekend met een boogswyze witte Streep , die naar een C ge- lykt. Zodanig een was hem 00k uit Grieken- land, van Pater Pod A, toegezonden. Dit Infckt moet egter vry veel grooter zyn dan dat Sweedfchc; dewyl het de Dekfchilden langer hadt dan een vierde Duims. (21) Olyphantje viet een lange Snuit, Week' ^^^ geel van Kleur , de Oogen zer2aacl. fcbilden een Hartvormige loitte Flak. huisje*. (24) Curculio longiroftris nigricans , Coleoptiis maculis qua- tuor albidis. Syji. Nat. X. (25) Curculio longiroftris grifeus , Coleoptris maculis quin- que albidis. Sy/}. Nat, X. (♦) Le Charnnfon quadrille a longue & a courte trompe. Hift. del Inf. e»v. Paris, Tom. I. p. 287. (z6) Curculio longiroftris fubglebofus nebulofus, Coleop- tris macula cordata alba. Faun. Sufc. 46 1. I. DEEL. IX. STUK. Gg 4(55 Beschryving van V. * (27) Olypbantje met em lange Smit , bol- Afdeel. rondagtig , bebbende op de Dekfcbilden Hoo'fd- twee zwarte Vlakken , aan de Rug. STUK, xxvir. Het Speenkruid voedt, zo 't fchynt, byzon- Seropbula- ,".,1 ru. dere Soorcen van Olyphantjes , waar onder van speikiuTd. taamelyke grootte. Men heefc 'er, in Swee- den, deeze en de voorgaande Soort op gevon- den ; waar van het Wormpje, dat blaauwagtig en gehecl met Slym overtoogen is , als een Slak; een Bolroad Neftje maakt tuITchen de Zaadhuisjes, wanneer hec Zaad nog onryp in de Knoppen zit. Lister inEngeland, en Reaumur in Vrankryk , hebben zodanig Infekt op het witte Wollekruid vvaargenomen. De eerftgemelde noemt het klein Afchgiaauw Torretje, met twee zwarte Vlakken op de Vleugel Schilden getekend. Omftreeks Parys vondt de Heer Gkoffroy, op het Speenkruid , driederley Olyphantjes. De eene Soort , van een vierde Duims lang , wordt door hem de Scbeefruitige Kalander van het Speenkruid getyteld : om dat de zwarte Vlak op 't midden van de Rug, half op 't ee- ne , half op 't andere Dekfchild, de figuur heefc (17/ Curculio loTigiioftils fubglobofus , Coleoptri's macuiis ^uabus atiis Dorftllbui. Syji. Nat, X. Curculio fubfjlobofus piuiftis duobus nigils Sutiirx longitudinalis Coleoptrorum , Tho- race exalbido. Faun. Suet^^6o. Scarabacus exiguus cinereus , duabus maculis nigas. H S T. /c?. i9S. RIAUM. /«/. III. t, a. f. u. DE OlYPKANTJES. 467 heeft van een fchccve Ruic. Dit daar van hct V. Soortclyk Kenmerk zynde , kan ik niec zien ,^ -^''df.eu waarom hy een zelfde Soort maake van het Hoofd, Olyphantje van 't witte Wollckruid, welksbei- ^'^^^'^* de Vlakken , zo de Heer Reaumur aanmerkt, rond zyn. Voorts heefc dit Olyphantje., volgens G e o f- FROY , agter die zwarte Vlak een witte die vry aanmerkelyk is, en een andere insgelyks zwart , [wit , zegt hy , dat een mifllag zal zyn,] op ecnigcn affland , nader aan het uiterfte der Dekfchilden. De Pootcn zyn zwart en de Voeten vaaL Het Lyf is taamelyk Klootrond: het Borftftuk fmaller, gcdekt met kleinc gcel- agtige Haaircjes : de Snuit zwart en glimmen- de , zeer fyn en langer dan het Borllfluk. Op de Dekfchilden, die zwartagrig bruin zyn, loo- pen vyf Streepen , waar tufTchen verhevea zwarte Lycen zyn , met witte Scippen door- fneeden , van kleine Haairtjes gcformeerd : 't welk aan dit Infekt een zeer fraaije Vertooning gceft. Het heeft de Eigenfchap van , als men het vatten wil of aanraakt, de Pooten in te trekken , gelykcrwys de Houttorretjes. De Heer Reaumur maakt van dit laatfte wormen m neen gewag in zyne befchryving van het Tor- '''^ ^/^^^." '-' V o y;^^ t Witte retje met een Snuit , dat voortkomt uit de mi. "vveiieiauij. fieerende Wormen van het witte Wollekruid, welke , wegens de dikte der F?laden, zegt hy, grooter zyn dan die van de mecfle andere Plant- gewalTen. Witagtig zyn deeze Wormen, vry I. DEEL. IX. stuk. Gg 2 korc 468 Beschryving van V. korc naar de dikte , hebbende een bruinen Kop, Afdeel. gjj gg^ jgj^ ggj^ j.^gg Nypers, die, te famen HooFD- gevoegd zynde , een Driehoek formeeren , wer- STUK. ifende eveneens als de Nypers van eenige Rup- fen. Tegen 'c end van Auguftus vindt men deez^e Infekten meed op dat Kruid , en ontdekt dezelven daar aan , dat de Wolligheid , op fom- mige plaatfen, als afgefchooren is; zo dac de Vezelen der Bladen dikwils blootleggen. Men vindt fomtyds maar 66n VVormpje , ibmtyds drie of vier by elkander. Gemelde Vezelen zyn alsdan zwartagtig , niet alleen door uic- drooging, maar inzonderheid door befmetting met de vloeibaare uitwerpfelen van dit iDfekc, Tot de Veranderiog fpinnen dceze Wormpjcs zig een fraay Tonnetje, dat Eyrond is en wit- agtig van Kleur, zo digt van geweefzel dat hec zig als Vliesagtig vertoont» Sommigen maaken *t zelve binnen het uitgeknaagdeBlad zelf ; an- deren hechten het aan de Oppervlakte, van dit of eenig ander Blad. Verfcheide van dee- ze Wormpjes hebben hunne Tonnetjes zelfs vafl: gemaakt , zegt Reaumur, aan de Wan- den van het Suikerglas , waar in ik ze hield. Tea einde van zeven of agt Dagen , of eerder zelfs, kwam uit ieder Popje een Torretje, 't welk zig een uitgang baande door het los maaken van een rond Dekzeltje aan het Tonnetje. Het was vry lang van Pooten en VIeugelen , rond- agtig van Lyf met een Snuitjet.aan den Bulk bruin en glad, 'van boven Haairig, met eene wic. DE Olyphantjes. 4^9 witagtii^e Wolligheid ; hebbende, zo op het mid- V. den van het Lyf , als digc aan het agterfte, op '^'""^EEfi. de Dekfchildcn, een rond zwart Vlakje. Hoofd- De Afchgraauwe Kalander vac het Speen- ^"''"k. kruid, welkcD de Heer Geoffroy hier op i^^d"^!^^'^^:^^^" volgen laat, was maar half zo lang en op de J^^^P'^<^"- Dekfchilden , die geftreept waren , getekend met witte en bruine Stipjes. Dit en 't verfchil der grootte , toont genoegzaam , dat liet een ande- re Soort zy : gelyk ook die , welke maar eene Linie, of een twaalfde Duims , lang was, door hem genaamd de Hartdraagende (*) , om dac dezelvc een witte VJak, die eenigermaate de figuur van een Hart heeft , aan 't bovenfte van de Naad der Dekfchilden draagt. Linnaeus heeft dergelykc zwarte Vlak, op een uitheemfch Olyphantje , waargenomen *: zo wel als dee-^Biadz.jjs. zc witte in de voorgaande Soort. (28) Olyphantje met eenlange Snuit, de Beh xxviii. fcbilden ijoit en geel gejtreept, Gefnoerd/* In 't Werk van S l o a n e , die deezen noemt Olyphact-Tor met een lange neerwaards ge- kromde Snuit , de Dekfchilden bont met witte en geele Banden ; is de langte omtrent een Duim, en die der Sprieten een derde Duims. Op (*) Le Charanfon porte-coeur de la Scrofiilaire. bl. 298. (zi) Curculio longiroftris , Elyttis lineis albis luteisque. S^y?, jNat. X. Scarabxus Curculio, proboscide lorga deorfum arcu- atd, Elytris fasciis albis & luteis variegatis, SLOAN. Jfaw, II. p 210. I. DEEL. IX. STUK. G g 3 470 Beschryving van V. Op de Schilden of Vleugeldekzelen zyn veele Atoeel. jjuifjes Qf kciobbeltjes , met twee witte en twee PIooFD- geele Banden , die overlangs loopen ; zo dat SI UK, jjg -pQj. 2jg ais gefnoerd vertoont. De Pooten, zegt hy, zyn zwart, aan de endengraauw, de Vleugelen bruin. Men vindt hem inAmerika. XXIX. C25>) Olyphantje met een lange Snuit , roU Parapkai. y^^^^, ^^ Jfcbgroauwagtig , de Dek/chil. Groot £uro- ^^^ g^fpitfi hthbende. Dit Infekt, dat zig onthoudc op de Watcr- £ppe, welker Steel door het Wormpje dik- wils onder Water uitgeknaagd wordt, mecnc men dat nadeelig is voor de Paarden , die lam zouden worden, wanneer zy dat Kruid, met deeze Wormpjes, eeten. Dit is een zaak, die nader onderzoek vereifcht. Wy noemen 'c het Groot Europifch Olyphantje, alshetgroot- lle zynde onder die van Sweeden. Omftreeks Parys vondc men hec omtrent een half Duim lang. Het is langwerpig en zwart van Kleur , zegt Geoffroy ; met de Snuit dik, zolang als 't Borftftuk; het buitenfte Leedje der Sprietenzo groot niet als in de andere Soorten. Op 't Borftftuk heeft hetzelve vier graauwagtige flree- pen, (Z9) CurcQlio lonjlrofti cylindricus fubcinereus , Elytrls mucronatis. Syjl. Nat. X. Curculio fuscus oblongus, Elytii* leAis acuminatis. Faun. Suec. 445. //. Scah. 1S4. DB Olypkantjes. 4/1 pen , die een weioig gegolfd zyn , door kleinc V. Haairtjes geformeerd. De Dekfchilden zyn ^fdeei. Afchgraauw, doch langs de Naad zwart, en Hcofd- op ieder Dekfchild een docker Vlakje. Zyzyn ^^"^^^ gcdrecpt CD loopen fpits uit. Die zelfde Hecr hc^fc , cmdreeks Parys, Bonte oiy- verfcheidc bonte Giyphantjes waargecouien , ^'^"'"^"* van een weinig mincer groctce : cenigen bruin met vaaie Vlakkcn ; aLderen ir.et witte Stip- pen; andcren zwarcngtig nietAfcl-grcauwe ban- deerfelen overd«?vars. Van dergelyke gedaante komen 'er ia ons Land ook voor ; doch , die men gemcenlyk bcnte Olyphantjes notmt , fchy- nen my verder t'huis te hcoren , wegens de korthcid van de Snuit. Moc£,lyk zullen die, waar van ik hier voor * gemeld heb, tot dee.*Biadz,39j. ze Soorc betrekkelyk zyn. (30) Olyphantje met een lange Snuit , dat rol- rondagtig is , glad en bruin , met uitpui- knde Stippen befprengd. De Heer Brander heeft decze Soort by Algiers , in Barbarie , waargenomen. Zy is van grootte als de voorgaande , maar van ag. teren zo fpits niet, en Afchgraauwagtig van Kleur. (3O Olyphantje met een lange Snuit, Goud- xxxi. kkw ^'"^'''' (jo^^ Curculio longiroftris fubcyllndrlcus , latvis , fuscus , punftis prominulis adfperfus, Sy/i. Nat, X. (31) Curculio longiroftris. Aureus, Roibro flantisijue nigrii, Sy/i. Nat. X. I. DEW.. IX. STUK. Gg 4 XXX: Aig,irus. Algicrfch. 472 Beschryving van V. kleurig , hebbende de Snuit en VotUn HOOFD* STUK. Dit onchoudc zig op de Wyngaarden, waar van hec den Bynaam heefc. xxxir. Betul.i. Dcr lierken. XXXIII. Pepuli. Der Pope- ieren. (32) Olyphantje met ten langs Snuit , datbet Borjljluk van vooren dikwils gedoornd, bet Lyf, in 't gebeel , Goudgrom beeft* Deeze Soort is te Fahlun waargenomen op de Bcrkeboomen. Zy heefc een middelbaare grootte ; zynde het geheele Lyf als met glin- flerend groene Zyde bekleed, en overal met zeer kleine ingedrukte (tippekjes: de Oogen en Sprieten alleen zwart. In de 66ne Sexe is hec Borfrftuk gedoornd , in de andere niet , zegt onze Autheur, , (33) Olyphantje met een lange Snuit, bebben* de bet BorJlJiiLk van vooren gedoornd , bet Lyf Vuurig groen , van onderen zvoartagtig. Hier heeft hec Mannetje hec Borflftuk we- derzyds ftekelig , hec Wyfje niet, zo Lin- naeus getuigc. Hec Beeftje is gevonden op de (32) Curculio longlroftris , Thorace antrorfum fspefpinofb, Corpore viiidi Aurato , fubtus concolore. Syfi. Nat. X. Curcu- lio coeruleo-vlridis nitens, Antennis atris. Faun. Suec. ^$6. (33) Curculio lonKircftris, Thorace antrorfiim Ipinofo , Coi- poi£ viridi Ignito fubtiis fubatro. Syji. Nat. X. DE OlYPHANTJES. 473 de Popciieren en op de Hafelnooten Boomen. V. AFDEBi. TWEEDE ARTIKEL. ,/^- HOOFD- Die lang van Snuit zyn , en fpringen , met de agter-Dyen dik. (34) Olyphantje met een lange Snuit en Spring- xxxi v. pooten; de Scbilden Loodkleurig met twee Dunlea, donkere Vlakken, Dit Diertje, dat de grootte van een Luis heeft, is in Sweeden op de Elzeboomen ge- vbnden. Omftreeks Parys vondc men zodani- gen op de Olmen, tuflchen de Vliesjes van welker Bladeren hec Wormpje Blaasjes maakt , welke zig gezwollen en uitgedioogd vertoonen. Hec hadt de langte van een agtfte Duims. Be- hal,ven deezcn wcrdc op die Boomen nog een andere Spring-Kalander gevonden , die rosag. tig bruin was, zonder Vlakken (t^ (35) Olyphantje met een lange Snuit en Spring- xxxv. })eoten; de Dekfchilden zijoart met iiweeDefwiigcn. iioitte banden* Dit (j4) Curculiolongiroftris', Pedibusfaltatorils, Ely tris lividis, maculis duabus obscuris. Syji. Nat. X. Curculio lividus , Co- leopcris maculis quatuor obscuris. Faun. Suec. 473. ("f^ Le Chaiajilbn fauteur brun. Hijl, des Inf. tnv. Paris, p. i%6. (iS) Curculiolongiroftris, Pedibus faltatoriis, Ely tris atn'j, fasciis duabus albis. SyJi, Nat. X. . I. DiEl, IX. Stdk. Gg 5 Aaiien. 474 BfiscMRtviNo VAW V. Dit onthoudt zig op de Bloemen der Wilge* Afdeel. boomen. Alt HOOFD- STOK. (363 Olyphantje met een lange Snuit en Spring- XXX vr. pooten; bet Lyf zwarti de Dyen bleeL Der Beuicen. Op de Bladen der Beukeboomen is dit in Sweeden waargenomen. ScopoLi hadt 'er, in Karniolie, een gevaogen op den Hafelaar, dat zwarc was en geheel Haairig , doch geen laoge Snuit hebbende (♦). xxxvii. (37) Olyphantje met een lange Snuit en Spring- Dei^'Koorn> pooten ; bet Lyf Pekzwart , de Dekfcbil-' den langijuerpig. Men vindt dit Beeftje op de Koorn-Aairen , op 't Veld, en 't Wormpje huisveft in de Graankorrels , die *er door uitgeknaagd worden. Het is weinig grooter dan een Luis, rolrond, met de Dyen Knodsagtig en de Voeten donker Roeftkleur. DER. (ii) Curculio longiroftris, Pedibus faltatoriis, Corpore a- tro, Femoribus pallidis. Faun. Suec. 469. It, Scan, iii. (») Een lange Snuit worden de Olyphantjes'gezegd teheb- ben , wanneer dc Snuit , van de Oogcn af gemcten , langer is dan het Borftftuk. (37) Curculio longiroftris, pedibus faltatoriis, Corpore pi- «eo, Elytris oblongis. Faun» Suec. 464. deOlyphantjes. 475 DERDE ARTIKEL. ^J;^^^ XI. Die lang van Snuit zyn t met de Dyca #Hoofd« ftekelig. '™^- (38) Olyphantje met een lange Snuit , dat de xxxvin. voorfie Dy'in jlekelig heeft 3 en bet Lig- van de Ap- , -n-f T . pelbloeflem. baam Ne'velagtig graauw. Zeer bekend is dit Diertje , wcgens de fcha- de die hec aan de Boomvrugcen toebrengt. De Bloemen der Appelboomen , inzonderheid , ziet men, eer zy open gaan, dikwils in me- nigte geel worden , verflenfen en geheel ver- dorren ; wanneer men, bet bovenfte van de Bloemknop afplukkende, daar in een Wormp- jevindt, dat bezig is, het binnenftederKnop- pen uit te knaagcn. Hetzelve is witagtig met cenige Vleefchklcurige vlakjes , en beweegt zig, in dc vrye Lugckomende, zeerflerk. De Verandering moet fchielyk gefchieden , dewyl men zelden het Popje daar van vindt , en hec Torretje doorgaans reeds uitgekomen is, voor dat die verdorde Bloemknoppen afvallen ; ge- lyk men aan de doorgeboorde opening in dc vcrflcnfte Bloemblaadjes befpeurt. Dit Olyphant- of Snuittorretje is 00k weinig groo* (;i) Curculio longiroftris , Femoribusanticisdentatis , Cor- pore grifeo ncbulofo. Faun. Suec, 4jg. Curculio in floribus Arboruni. F R i s C H. Inf. I. p. 32. T, S. I. DF./.L. IX. STUK. STUK. 476 Beschryvinc van v. grooter dan een Luis ,♦ van Kieur Mevelagtig Afdeel. Qf Afchgraauw , met een dubbele dwarfe ftreep HooFD- ^ver de Dekfchilden , waar van de eene wit is met roode gladde Haairtjes , die eenige roodag- tigheid aan het Beeftje geeven , hebbende een zwart zoompje. Hec Borftftuk is langwerpig en graauw met zwart befprengd, gelykerwys de Dekfchilden. De Kop is zwart , zo wel als de Snuit, die door een middelfchot in twee- en is gefcheiden , hebbende , niet ver van het end, twee zeer lange geknakte Sprieten ; waar van hetgedeelte, dat tegen de Snuic aan legt en tot digt by de Oogen komt, dun en lang is; het tweede Lid kort en dik , als een Hart, waar in weder een lang gedeelte fteekt, daar het Knodsje aan is, De Pooten hebben 00k dit byzonders, dat de Dyen aan de Kniejen dikker en als Knodsagtig zyn , van agteren flekelig, en de Voorpooten langfl:, even als in de voorheen befchreevene Gepluimde Oly- phant-Tor. Indrooge, fchraale Gronden , opoude, kvvy- neude Boomen , als 00k met koud , guur Weer, worden deeze Infekten meed op de Appeiboo- men gevonden. Wanneer de Boomen fterk bloeijen , doen zy weinig nadeel , om dat 'er dan alleenlyk de overtollige Bloemen door be- dorven worden. Het behoorlyk fnoeijen der Boomen, 't welk dezelven meer kragt geeft; als ook het-fpuiten met Tabaks- en inzonder- heid DE OLYPHANTJES. 477 heid met Kalk water, fchynt 'er het befle hulp- V. middel tegen te zyn. Afdeel. HOOFD- (39) Olyphantjc met een lange Snuit, datalle stuk. de Dyeti fiekelig beeft, bet Lyf Eyrond xxxix. "^ Ovatus. en znjcart met tjoitte Vlakken. Eyrond. Doktor ScopoLi twyfelt of ecD Olyphant- je van dergelyke gefta!te, dat hy op de Bran- denetelen vondt , Diet toe deeze Soort behoore. (lo) Olypbantie met een lame Snuit , dat al- ^^' le de Dyen Jlekelig beeft , het Lyfzivart, Kooizwart. lang'ucerpig i met gejlreejte Dekfcb'iden, Zodanig een dat vry groot was, als langer dan een vierde Duims van Dekfchilden , vondt gemelde Authcur in Karniolie, (41) Olyphantje met een lange Snuit, dat de xLr. 'Dier voorfie Dyen Jkkelig beeft , de Dek- sSFmSg. fcbilden met geelagtig Stof, boven de tip bultig, Deeze Soort , uit Indie afkomflig , bevondt zig in het Kabinet der Koningin van Sweeden, (42) ("39) Curculio Iongiroftr:s , Femoribus omnibus dentatis. Corpora ovato nigro albomaciihto. Syji. Nat. X. (40) Curculio longiroftris , Femoribus omnibus dentatis , Corpore nigro obloiigo, Elytris ftriatis. Sy/}. Nat, X. (41) Curculio longiroftris, Femoribus quatuor anterioribus dentatis, Elytris pollinc flavesccntibus', fupra apicem gibbofus. Sy/}. Nat. X. M. L. U. I. DE£I.. IX. STUK. 478 Beschryvinc van V. Afdeel, XL HOOFD. STUK. XLII. PufiO. Klein. XLIIT. Vaginalis. Schcedagtig. XUV. Stigma. Gehrand- jnerkt. (42) Olyphantje mtt een lange Snuit , dat de vier agUrfle Dyenjlekelig beeft , de Dek- fchilden zwart, gefireept, met een bree, den graawwen hand, Dit Indiaanfche was in *t zelfde Kabinet. De gemelde graauwe band loopt op ieder Dek- fchild, overlangs, ten einde uit. (43) Olyphantje met een lange Snuit , de Dy- en Jlekelig, de Dekfcbilden gejlreept en met 'uerfpreide biohbehjesy die aan de tip- pen Spits zyn. In het zelfde Kabinet bevondt zig dit Ame« rikaaofche, van Suriname. Hetzclve heeft in 'c Borftftuk een fleufje, daar het de Snuit, als in een Scheede , kan verbergen. De (Ireepen der Dekfchilden beftaan uit Haairige ftippen , die zig als ingedrukt vertoonen. (44) Olyphantje met een lange Snuit , dat de Dyen Jlekelig beeft , en een Roejikleurige vlak op de Dekfcbilden* Dit (42) Curculio longlroftris , Femorlbus quatuor pofterioribiis dentatis, Elytris nigris ftriatis, linea lepanda grifea. Sjyy?, A'^f. X. M. L. U. (■43) Curcidio longiroftrls , Feniorlbiis dentatis, Elytris ftri- atis ; tuberculis fpatfis juxta apicem mucronatis. Syjl. Nat. X. M. L. U. (■44)' Curculio longlroftris, Femoribus dentatis , EIytri$m«- ciila ferrugiuea. Sy/t. Nat. X. M. L. U. DE OlYPHANTJES. 479 Die Indiaanfche , uit het zelfde Kabinet , v. heeft een dergelyk Sleufje tuflchcn de Pooten, -^^deeu tot ianeeming van de Snuit. Hoof'd. STUK. (45) Olyphantje met een lange Snuit , dat de x^v DySn ftekelig heeft , het Borffltuk plat , ^//'^/"'^ 1 in , r > Platagtig. aan de zyden Jtomp gehoekt. In 't zelfde Kabinet bcvondt zig die Ameri- kaanfch Olyphantje, hebbende het Lyf graauw, met gladde , zwarte , uitpuilende Stippen. (46) Olyphantje met een lange Snuit , dat de ^^lvi. Dyen ftekelig heeft y het Borftftuk en de ^Gak.gi JDekfcbilden met ftreeps zwart, met de Snuit twecpuntig, den Kop glad , de Dekfchilden ruuw en fpits , meer dan een derde Duims lang : doch 't zelvc hadc de Dyen geknodft en niet ftekelig. FttiscH befchryft een Snuittorretjc van de derde grootte (van dekleinflen af gerekend), dat zig aan de fmalle Blaadjes der Pynboomen onthoudt, en het groene daar van afknaagt, maakende dus die Blaadjes vlakkig. Hetzelve vondt hy in Auguftus , hebbende de Sprieten , gelyk de andere Olyphantjes, aan het laatfte derde deel van 't Snuitje. Wanneer dit Tor- retje voovtgaat, fleekt het de Sprieten uit, zo dat zy tot yoorby het end van de Snuit flrekken , en bevoelt daar mede, zo'clchynt, de plaats, wer- (♦) Curculio Nemoreus. Habitat inter Abietes. Kntom^ C*r- ritl p. 31, 3 3^ A. Dlill., U. Stuk, fl « 4B2 Beschrtving van V. werwaards het kruipen wil. De Snuit is gliri- Afdeel, fterend zwart ; daar neveus ftaan de zwarte Oo- HooFD- gen aao den bruinen Kop, en het Borftfchild, STUK. waar aan de Vleugels gehechc zyn , is wat hel- derer bruin , wegens de fyne witagtige Haairt- jes, die daar op fiaan. De Dekfchilden zyn ook bruin, met enkele ftreepen, die aan dc Ruggenaad evenwydig loopen. Dewyl deeze Torretjes zig, wegens de omgeboogen Snuit, moeten ophefFen , als zy iecs plats beginnen zullen af te knaagen, zo hebben zy fterker en langer Voorpooten , in tegenftelling van de an- dere Torren , die veelal de Agterpooten langft hebben. Onder aan de Voeten hebben zy, behalve de dubbele Klaauwtjes , nog breede Zoolen of Kuffentjes , om zig aan de Bladen vail te kunnen houden , tegen het afwaaijen door den Wind (*)♦ L. (50) Olyphantje met een lange Snuit, de Dy enftekelagtig i bet Lyf Eyrond , er lejprengd met bminroode Stippen. Ccrmanus. en ftekclagtig t het Lyf Eyrond, en zwart, Dttitfch. De Heer Forskaohl heefc deeze Soort in Duitfchland gevonden , die een dcr groot- ften is van de Europifche Olyphantjes. Zy heeft den Snuit dikkelyk; het Borftftuk rond- ag. (*) FRISCH Inf. XI. Th. bl. 30. N. 2 p. Tab. XXIII. rig- I- -(50) Curcuiio longiroftris, Femoribus fubdentatis , Corpo- ic ovato nigro , piuKais teftaceis adfperfo. Syji. Nat.X. DE Olyphantjes* /j83 agtig en wederzyds met diie Rocftkleurigcflip- V. pen: de Schilden , die het Agterlyf bcdekken, ^^^^^^^, ovaal , zwart meL Roeflkh urige (lippen be* Hoofd. fprepgd : de agterfte D>en fl.iauw ftekclig, die ^'^^^' der Voorpooten geheel (tonip , mec het begia** zel van een Stekehje. Die Olyphantje gelykt naar dat der Pynboo- men , zegt L i n n ^e u s. • (51) Olypbantje met een lange Snitit , dat de Li. " n 1 7- t r T r ■■- Nucunt. Dyen Jtekelig beejt , bet Lyf graauw ter Der Noctcn. langte van de Snuit, Elders wordt deszelfs Snuit, w&gens de lang- te en dunte, Draadvormig gcnoemd, en Ge- offroy geeft 'er, dcswegcns, den naam aaa van Char an/on trompette (f) Hoc Bccflje is gemakkelyk kenbaar, zegt die Autheur, zo aan , zyn wit Schildje, als aan de Snuit, die EIs- vormig en dikwils wel een derde Linger is daa het Lyf. Het Lifekt zelf vcrfchik zeer in grootce, zy nde fomtyds een zesde, fomcyds byna een derde Duims lang. Het Lyf loopc fpits aan 't end. Het is donker ros van Kleur, met de Deklchilden flaauwelyk geftreepr en beladen met een donker rofle Wolligheid, by plek- (Si) Curcalio longiroftris , Femoribus dentat.'s , Corpoi* pifeo longitudine Roftii. Syfi. Net X. Curculio ovatus grile- ^ us, Roftto ffliforini longitudine Corporis. ,Ud dm. B^Jf. 24* B.OES. Ir.f. Suppl. 38y. T. 67. f. J6. {'\) Hifi. des Inf. tnv, Paris ^ Tom. I. p. 2pS. I. DEEL. IX. 5TUK. H h 2 484 BESCHRYVIKG VA«t V. plekken verfpreid, *t geen hetzelve als gemar- Afdeel. j^gp^jj maakt. De Pooten zyn groot en lang naar HooFD. het Lighaam. Het Masker of Wormpje boort STUK. in de Hafelnooten. Doktor Scopoli heeft hetzeive in Karniolie 00k waargenomen , met een Snuit van meer dan een vierde Duims lang. Op deeze Soort laat de Heer Geo.ffroy "^ *er een volgen, die hy le Cbaranfon Damier noemt, om dat de Dekfchilden , geelagtig van Grond- kleur, met Vlakjes zyn getekend, die bruiner zyn en eenigermaate Vierkantig; 't welk 'er de gedaante aan geeft van een Dambord. Die In- fekt vfas maar een zesde Duims lang, doch geleek in geftalte zeer naar den Trompet-Kalan- der , hoewel de Snuit maar de halve langte had van het Lyf, DerKerfe- In *c jaar 1733 werdt door den WoliFen- teenen. ^yttgifchen Hofraad , den Heer W e i c h m a Ji N, aan F risch gezonden een Torretje, 'c welk uit de Steenen der groote zuure Kerfen of Mo- rellen voortkomt. Dit Torretje boort , eer het Vleefch van deeze Kerfen fappig wordt, een gaatje tot op en verder in den Stcen, daar hetzelve dan een Eytje in legt. De uiterlyke Kwetzuur fluit vervolgens ; ' en uit dit Eytje komt een Wormpje voort, dat wit is, met twaalf Ringen , en uitfteekende Nypers , om den Steen, die al harder wordt, verder uit te knaagen. Het verteert denzelven niet geheel, maar , als het ongevaar de helft daar van heeft opgevreten, ondergaat hec de Verandering, wor- DE Olyphantjes. 4$5 wordende een Popje, aan het welke de Snuit, V. Pooten, VIeugelen, ja ook de zwarte Oogcn Afdeel, van het Torretje, zeer kenbaar zyn. Hoof'd- Ik heb dergelyke Wormpjes , in zulke Pit- stuk, ten , vervoIgCDS meer gcvonden , zcgt F r i s c h , en gedagt , dac zy als Wormpjes uit de Scce- nec kroopen. Derhalve leid ik ze op eene tvat vogtige Aarde, in welke zy zig aanftonds inboorden : doch , dewyl zy in beflootene Luge, binnen den Steen , geleefd hadden , konden zy de uitwcndige Luge niec verdraagen. Zy heb- ben daar in gehuisveft even als de Vrugt in 's Moeders Lighaam, en al het Voedzel tot hun- nen Wasdom aangelegd, zonder eenig blyk van Excrementen , zynde ook zeer teder en ge- voelig. Het Gat, welk het Torretje in den Steen geboord hadt , ziet men duidelyk , is met andere StofFe , dan die van den^Steen , ge- vuld; 't welk het Wormpje zonder twyfel zal gedaan hebben, op dat hetzuure Sap daar niet in mogt ioopen. Het is een Snuittorretje als dat der Pynboo- men , doch byna van de allcrkleinfte Soort. Het legt de Sprietjes tegen de Snuit aan, wan- neer het niet loopt; zo dat dezelven alleenlyk met het gedeeUe,'t welk voorbydeBogt is, uft- fteeken. Met dit gedeelte kan het de Oogea afveegen , doende het Kolfje of Kammetje van de Spriet daar over heen gaan ; en de Sprieten zelf worden gezuiverd door middel van de Spits, die aan de Knie der Pooten uitfteekt^ L de£i.. IX, stuk, Hh 3 De 4S5 Beschryvino van V. De Kleur vaifden Kop en Snuit is bruinrood; AroKEL. ^jg ^^j. i^ei-fchilden roodagcig geel, met age Streepen overlangs , waar van de langflc onder famenloopen , en vier hebben, beiirtlings, twee ryen van bruine lyotjcs (*). Hoof D- STUK. LII. furJJiilus. Met vyf Stippen. Hispidus. Stekei.g. LTV. KeU'-roiTris. Met een reg. tc Snuit. LV. Pcdic:ilarlu$ Luisagtig. (52) Olyphantje viet een lange Snuit ^ dat de Dyen jlekelig heeft ^ de Dekfcbilden met een witte Naad en twee Vlakken. Dit onthoudt zig, zo wel als de volgeode, in ons Wereldsdeel. (53) Olyphantje met een lan^^e Snuit ^ dat de Dyen {lekelig heeft , bet Lyf gegroefd , met regtopjlamde Scbubben daar over ver» fpreid. (54) Olyphantje met een lange Snuit y dat de Dpn Jlekelig heeft, de Fnuit rood, de Scbilden flaauw gebandeerdt (.55) Olypbancje met een lange Snuit , dat de Dy?n Jlekelig bee ft , bet Lyf rood , de Scbildsn Jiaauw witagtig gebandeerd, VIER- (*) FRl SCH. Ir.f. XI. Th. p. 31. N. 30. (52) Curculio longiroftris, Femoribus dentatis, Elytris fu- tura alba , maculisque duabus. Syji. Nat. X. (si) Curculio longiroftris , Femoribus dentatis , Corporeful- cato adfperfo Squaifcis eiedis, SyJi. Nat. X. (54J Curculio Longiroftris , Femoribus dentatis , Roftro ru- bro Elytris obfolete fasciatis. Sy^. Nat. X. (ss) Curculio longiroftris, Femoribus dentatis, Corpore wbio, Eljtris albido fabfasciatis. Sy^^. Nat. X. DE OltPSANTJES. 487 VIERDEARTIKEL. v. Afdeel, Die cen korte Snuit hebben en de Dyen , ^*' HOOFD. ftekelig. STUK. (56) Olyphantje met een korte Snuit , de Dy'in lvl etnigermaate Jlekelig , bet ^gterlyf Ey vS'^La. rofidagtig Muisvaah '^^*' Die wordt op de Lavas-Planten gevonden. (57) Olyphantje met een korte Snuit, dat de lvii. Dyen Jlekelig beef t, van kleur Koperagtig r^rPeere- bruin, boomen, Dit Diertjc is vry gemeen in Sweeden , al- waar het gevonden wordt in de Bladen der Peereboomen. De Heer Geoffroy betrekt daar toe een Soort, die men dikwils op de Boomen en Planten, omflrceks JParys , ont- moet, zynde twee of drie Linien lang, van Grondkieur bruin , doch het geheele Lyf door- zaaid met kleineSchubbetjes, dieKoper-Brons- agtig zyn , 't welk dit Olyphantje eene zeer fraaije kleur en luifter geeft* Zy gaan 'er door 't wryven af. (58) (56) Curculio brevlroftris, Feinoribas fubdcmatls, Abdo- iniiis fubovato murino. Sy/l. Nat. X. (57) Curculio brevlroftris, Femoribus dentads, xneo-fui- Gus. Faun. Suec. ^S9' Curculio viridis opacuS, Pedibus Aa- tennlsque magis fuscis. Faun. Suec. 4;;. U, Scan. iSi. I. DKEL. IX. STUK. Hh 4 488 Bescrryving van V. (58) Olyphanrje 7net een hrte Snuit, dat de Afdeel. j)y.^ pj^^iig j^^^jj. ^ ^g Dekfcbilden^ HooFD- Sprieten en Footen, Roejtkleurig, STUK. Lviii. Dit onthoudt zig , volgens den Heer S o- Lmigwlipig. I* A N D E R , in SweedcD , en heefc de groocte van een Tonetje ; dat zeer onbepaald is uit- gedrukt. Lix. (-cp) Olyphantje met een korte Snuit, dat de vsrziiveid. Dym Jlekelig beeft , bet Lyf groen ver* zilverd. Tot deeze Soort betrekt de Heer Geof- FRO Y een Olyphantje met Goudgroene Schub- betjes, doch zwartagtig bruin van Grondkleur; zo dat het zig als gebronft Kopergroen ver- tooDt, en weinig, dan in grootte, fchynt te verfchillen van het Olyphantje met groene Schubben , 't welk zig op de Peereboomen onthoudt ; gelyk deeze Soort , een derde Duims lang, zo hy aanmerkt 00k in de Tuinen op 'c Geboomte gevonden wordt. Het Verziiverde Europifche onthoudt zig, volgens Liwwveus, op de Brandenetelen. De Heer L. '1'. G r o n o v i u s brengt dit te berde (*) als een dcr twee Olyphantjes , in Ne- ' (si) Curculio brevlroftris i oblongiis , Femoribus dentatis, Antennis Elytris Pedibusque ferrugineis. Sy/t. Nat. X. (59) Curculio breviroftris , Femoribus dentatis , Corpore ▼Iridi-argentato. Faun. Suec. 449. Curculio Femoribus omnibui ienticulo notatis, Corpore viridi oblongo. Faun. Suec, -}.jj(, (*) yl£f. Helvetica^ BaliJ, 176a. Vcl. V. p, »2+, DE OlyPHANTJES. 489 derland door hem waargenomen , zynde het an- V, dcrc dac van 't Speenkruid , met een lange ^^eeu Snuic , hier voor befchreeven *♦ Wy hebben Hoofd- in ons Land , boven en behalve de Kalanders stuk. van hec Koorn , en die der Appclblocfems,*^^'^****' vvclke zeer gemeen en bekend zyn, nog veele andere Soorten van Olyphantjes , klein en groot. Die groen verzilverde heb ik van een vierde Duims lang, met de Sprieten en Pooten rood- agtig, en alle dc Dyeo met een Klaauwtjege- wapend. De gemelde Verzilvering fchynt, door het Vergrootglas , uit een menigtevan fy- ne Haairtjes te beftaan. (60) Olyphantje met een korte Snuitf dat de lx. Dyen Jlekelig beef t, het y^gterlyfEyrond e/xoSJ zwart , de Pooten en Sprieten ros. Men vindt dit, zo wel als 't volgende, ia ons Wereldsdeel (*). Lxr. Cervinus. (61) Olyphantje inet een karte Snuit , dat de Dyen flekelig beeft , dc Sprieten van onde- '^^'■*"'«« ren rosagti^, Dit {60) Curculio bteviroftrls, Femoribus dentatis, Abdomine ovato nigio, Pcdibus Antennisque rufis. Sy/f, Nat. X. (*) Daar ik de Woonplaats van de Infekten niet gemeld heb, kan men verzekerd zyn , dat zy, door onzen Autheur, voor Europifchc opgegevcn worden. (61) Curculio breviroftris, Femoribus dentatis, Antennis bah rufescentibus. Sy/l. Nat. X. 1. DSEL. IX. Stuk. H h 5 490 BESCHR TYING VAN V. Dit zal mooglyk , in gedaanre , naar het Afdeel, -yiiegen^j jjerc gelyken , volgens den By- tlooFD. naam, STUK. VYFDE ARTIKEL. Die kort van Snuit zyn , met de Dyca Diet ftekelig. LXIT. Argyreus. Zilveragtig. LXIIT. Gtoen. LXIV. Spectofus, Sierlyk, (62) Olyphantje met een korte Snuit, dat de Dyen weinig ftekelig heeft , bet geheele Lyf groen-Zilver-Goudkleurig gevlakt. Dit Indiaanfche, uit het Kabinet der Konin- gin van Sweeden , gelykt zeer veel naar het Verzilverde. Het heefc , alleenlyk, onderaan de Dyen der Voorpooten een afgefleeten See- kel. (63-) Olyphantje met een korte Snuit, dat de Dyen niet Jiekelig beeft, bet Lyf van hoven donker , van onderen geelagtig groen, Dit Europifch Beeftje heeft de grootte en geftalte van het Olyphantje der Peereboomen 5 en verfchilt in Kleur eenigermaate. Ook zyn de Sprieten en Pooten van hetzelve zwart. (64) Olyphantje met een korte Snuit, dat de Dy (6z) Curculio brcviroftris , Femoribus fubmuticis, Corpore toto viridi Argento-Aiueoque maculato. Syjf. Nat, X.M. L. U. (6i) Curculio brcviroftris, Femoribus muticis, Corpore vi- ridi fupra obscuto, fiibtus flavidiore. Sy/f. Nat. X. (64.) Curculio brevlioftxis , Femoribus muticis , Corpore lu- DE OLYPHANTJES. 491 Dyen niet Jlekelig beefty bet Lyf geel- V. agtig glimmmd groen , met doomtjes op de -^^^eel. Dekjcbilden bier en daar verfpreid, Hoofd- STUK, Dit Indiaanfche , uit het Kabinet dcr Konin- gin van Sweeden, heeft vyf doorntjes, aan ie- der Dekfchild, op de Rug. (65) Olyphantje met een korte Snuit , dat de lxv. Dyen niet Jlekelig beej't , bet Lyf zwart , Roodfpiie- btt Borjfjtuk met twee Knobbeltjes y de^^^' Sprieten rood, Dit onthoudc zig in Europa. (66^ Olyphantje met een korte Snuit » dat ^xvi. it. zwart is y van vooren en van agteren wit, wiu«/' bet Borjljluk knobbelig. Drie doorens worden elders aan het Borft- ftuk tocgefchreeven. De Kleur is omtrcnt als die van 't Olyphantje van de Patich, naame* lyk zwart en wit bont» Doktor ScoPOLi tekent], onder' deezen bynaam , een Olyphantje aan , dat drie Knob- beltjes op het Borftfluk heeft, voorkoraende io. tco viridi-nitente , Elytris Tpinis fj)arfis. M. L. U. Sy/l. Nat. X. (6 s) Curculio breviroftris , Femoribus muticis, Corpore a- rro, Thorace bituberculato, Antennis rubris. Sy/l. Nat. X. (66) Curculio breviroftris niger, Fronte Anoque all)is , Tho* lace tuberciilato. Syji. Nat. X. Curculio nigcr, aculeis Tho- racis tribus , Elyrrorum fei U D D M, ■DiJJ'. zj* I. Dr.KL. IX. STUlt. 494 Beschryving van V. inde Tuinen en Boomgaarden : doch deKleur, Afdeel. ^gjj boven Muisvaal , van onderen wic , fchynt HooFD- my veel te verfchillen. STUK. Lxvii. (67) Olyphantje dat kort van Snuit is en cSTcep't. graauwagtig, viet drie bleekere Streepen op bet Borjljluk, Dit, 't welk veel voorkomt in de Tuinen en Velden in Sweeden , is tweemaal zo groot '^ als een Luis, hebbende het geheele Lyf graauw : het Borftftuk zwart , met bleeke Streepen ; de Oogen zwart: de Dekfchilden Afchgraauw en op ieder vier Streepen: de Snuit zeer kort. Indien de grootte zo veel niet verfchilde, zou hier zeer veel na gelyken , een Olyphant- je, oraftreeks Parys gevonden , 'twelkdeHeer Geoffroy leCbaranfon acorcelet raye noemt; doch dit was omtrent een vyfde Duims lang, en hadt op ieder Dekfchild negen Streepen: de Snuit zo lang als 't Borftftuk. LxviiT. (68) Olyphantje met een korte Snuit , dat Afchgraauw. Afchgraauw en langwerpig is , met de Dekfchilden Jlompagtig, Onder deeze Kenmerken wordt een Beeftje voorgefteld , dat men in Sweeden veel vindc op de Plantgewaflen, en zwart is van Grond- kleur , (6-j) Curcullo breviroftiis grileus , Thorace ftriis tribiis pal. lidiorihus. Faun. Suec, 4^0. (6%) Curculio breviroftris cinereus oblongiis, Elytrls obtu- fiuSCUlis. FttUK. Suii. ^S-' DE Olyphantjes. 493 kleur, maar met fyne Haairtjes overal befprengd; V. waar door hetzelve zig Afchgraauw of grys ^''°^^^» vertoont. De Dekfchilden zyn langwerpig , Hoofd- maar niet fcherp, en hebben eenige Streepea *'*'"''• cverlaDgs , van uitgeholde Stippen. De Poo- ten zyn van de zelfde Kleur als de Dekfchilden, de Sprieten naar den Kop toe rosagtig. De Heer Geoffroy betrekt hier toe een Olyphantje , dac zeer gemeen is in de Tuinen en Boflchen , omftreeks Parys , 't welk hy den naam geefc van graauwe gejtreepte en ongevleu' gelde Kalander; in 't Latyn , Olyphantje dat afchgraauw is, gefcbubd, zonder Wieken, met de Dekfchilden gejlreept. Men vindt hec in groot- te verfchillende, van een vyfde tot een derde Duims lang, van anderhaif tot twee en een vierdeLinie breed. Wat de Geftalce belangt: de Snuit is korter dan het Borftftuk : hec Lyf taamelyk dik, rond en ftomp van agteren met de Dekfchilden breed en krora , zo dat zy een gedeelte van het Lyf van onderen bedekken. Dit belet dezelve wel te werken, zegt by; doch zy hebben dit niet noodig, dewyl 'cr geen Vleugels of Wieken onder zyn. Het Lyf (daar zyn Ed. denkelyk de Dekfchilden door verftaat, ) voegt hy 'er by , is bruin , maar ge- heel bedekt met graauwe Schubben , min of meer donker, die aan dit Diertje een graauwe als gcmarmerde Kleur geeven. De Kop en 't Borftfluiv- zyn Sagrynagtig, en de Dekfchilden I. deel, IX. STWK. heb- 494 Beschryving van V. hebben ieder tien Streepen , door ryen van Stip- Afdeel. p^j^ geformcerd. HooFD- Ik zal hier plaats geeven aan de befchryving STUK. yjjjj ggj-j infckc van ons Land, dat taamelyk m^'merd.^^" gemeen is op de Wilgeboomen , en evenwel PL. Lxxiv. jjjg^ y^^ L I N N iE n s of anderen fchynt gekend te zyn. Ik noem hetzelve het graauw gemar- merd Olypbancje, om dat het, op 'c uiterlyk aanzien, zig zodanig vertoont; hoewel men, by nadere befchouwing met ecn Vergrootglas, hetzelve veeleer zwart en wit bont zou noe- meo. DeGrondkleur, naamelyk, vandeDek- fchilden, fchynt zwart te zyn, en holletjeste maaken , waar in een menigte van flompc wit- te Schubbetjcs , die zeer naar Vifchfchubben gelyken, ingeplant zyn. 'c Is niet te be- fchryven , welk een fraay Voorwerp deeze Dekfchilden aan 't Mikroskoop uitleveren , in- zonderheid wanneer men ze met behulp van de Zonnefchyn op den Spiegel van onderen gevan- , gen , en door het Zilveren Spiegekje van bo- vcn teruggekaatft , befchouwt. Behalve het Net- werk met ronde Gaatjes, dat zwartagtig is, vertoonenzig dan, hier en daar, doorfchynen- de Vuurig roode Vlakjes , en de Schubbetjes ver- Ceren het Voorwerp ongemeen. Ik heb de laatftgemelden , die zig voor 't bloote Oog als Stofjes vertoonen , ter grootte van een Nagel vergroot befchouwd, en dezelven in de langte gellreept , wat langwerpig bevonden , aan 'c cene end ftomp en breed zyude , aan 't andere eea DE Olyphantjes. 495 eec puntje of ftompje hebbende tot inplanting. V. Die zelfde Schubbetjes ftaan ook op 't Borft- ^^^^^' ftuk en aan de Pooten , doch allerdikft aan 't Hoofd. agterfte gedeelte der Dekfchilden , *t vvelk daar s'*'"^» door het Beeftje een wit Gatje fchynt te gee- ven. Zy gaan *er , zo 't my toefchyut , door wryving , even als het Dons van de Kapellea af , en die maakt dat deeze Olyphantjes fom* tyds v^itter , fomtyds bruiner , en meer of min gemarmerd zig vertoonen. Voorts zyn de Bor. Iteljge ftompe Haairrjes aan de Voeten, zelfs tot de uiterrte Klaauwtjes toe , zeer opmerke- lyk. Dit Olyphantje is van Lighaam Eyrond en dik, en rond van Borftftuk, draagende het Snuitje nederwaards; zo dat het, in de cerfte opflag , niet kwaalyk naar een Spinnekop ge- Jykt. Het Lyf heeft de laugte van een vierde Duims ; het Borflftuk en de Snuit ieder onge- vaar van een agtfte Duims : zynde het Snuitje "krom, zwart en zeer dun, de Sprietjes rood- agtig. Onze Afbeelding vertoont hetzelve in de natuurlyke grootte* Ik moet hier by voegen , dat ons Olyphantje weczentlyk gevleugeld is : ik heb Wieken on- der de Dekfchilden vandaan gehaald : zo dac het de gemelde gefchubde Soort niet kan zyn , van den Franfchen Autheur. Of het die van L'i'NNAUs ware, zou men kunncn twyfelen, indien de ruigtc niet aan Haairtjes toegefchrep- ven werde. I. DEii.. IX, stuk. (69) 49(5 Beschryving van V. (.69^ Olyphantje met een korte Snuit , dat Afdeel, zwart is ^ hebbende de Sprieten en Pootm HooFD- Tzergraauw, STUK. Lxix. I^if wordt 00k in Europa gevonden, heb- cioropus. bende ^aar de grootte van een Vloo. Graauwpoot. ° Lxx. (70) Olyphantje met een korte Snuit , dat iSodpoot. langwerpig is en Afchgraauw , met de Pooten ros, Dit verfchilt van het voorgaande zeer wei- cig; doch het heeft de Pooten roodagtig en Diet gehaaird, zynde alleenlyk de tweeSchub- betjes , die zig in alle de Pooten aan den wor- tel der Klaauwtjes bevinden , zwart. Mooglyk is *t het Wyfje van 't voorgaande. Lxxr. (71) Olyphantje met een korte Snuit , dat Soiku langwerpig is en grys , de Dekfchilden met fcbuinfe zwarte Banden, Zwart en wit bont Olyphantje, hebbende de Snuit platagtig en gekield, ter langte van het Borftftuk, was deeze Soort genoemd door den Heer de Geer, of van hem in Sweeden ge- (69) Curculio breviroftris niger, Antenni's Tibiisque ferrui jineis. Syjl. Nat. X. (70) Curculio breviroftris citiereus oblongus, Pedibus rufij, faun. Suec. 4jj, (71) Curculio breviroftris oblongus canus, Elytris Fasciis obliquis nlgris. Sy/i, Nat. X* Curculio albo nlgroque varius, Proboscide planiuscula carinatS , Tiioracis longitudine , Faun. Suec. ^8. FRiscH. /»/ II. p. 32. T. 23. f. 5. I) E O L T ]f S A N T J E S. '49^ gevonden. Uitgenomcn de Kleur, kwam dc V. zelve volkomen overeen met het Olyphaotje, ^i^f^^' dat over het geheele Lyf grys en- graauw ge- Hoofo* ftiengeld was , met een grooce Roeftklcutige *tok. Vlak op 't midden vaaieder Dekfchild; zynde het Schi'dje of de tip van het Borftftuk wit. L I N N /E u « hadt dit op een Wilgeboom huis- veftendc gevondcn, en het fchynt wcleeniger- maate overeen te komen met het onze, dac ik befchreeven heb ': doch de Geftalte was,Ehdz.49+. getuigt dc Ridder , als die der I'ynboomen of Denneboomen , maar de helft kleiner(*). Onze Autheur betrekt tot deeze Soort eea Olyphantje, 't welk Frisch genoemd hcefc een Tor met eene kortagtige Snuit , van taame- lyke grootte , graauw of bruin van Kleur , doch met drie witte Streepen op de R.ug , waar van de middelfte een voortzetzel is van de witte Streep , die langs dc Snuit loopt. Op de Dekfchilden zyn , bovendien , nog andcre wit- te Streepen* en dezelven hebben een wittea Rand. De Made, daar hy uit voortkomt, kan kruipen , en zig op de gladde Bladen vaft- houden , befpinnendc zig , tot de Verandering, aldaar een halfrond Tonnetje dat geel is en zo dun van gewcefzel , dat men de Pop daar bin- cea (*) Volgens de F4un% Suec. Ed. I. p. 1^4, ijj; alwaar egrer dc v/oonplaats van dat Olyphantje gcfteld v/ordt in zC. ker Onkruid ran de Haver. Vcrgclyk het geno op N. 49 hicr voor, geacgd is. I. deil. IX. stuk. li 498 Bkschryvi no van V. nen duidelyk kan zien. Het Torretje , daaruit ^Y?r^^^* gekroopen, begon eerft dit bekleedzel op te HooFD. vreeten (f). nuK. Dq Heer Geoffroy maakt , onder dea naam van Kalander met een gegroefde Snuit , van dit Olyphantje zyne Perfte Soort , en geeft 'er een Af beeldiog van die omtrent de helft in langte vergrooc is , als zynde hetzelve een hal- fL. Lxxiv.ve Paryfche Duim lang (§). Onze Afbeelding Fii» i+. j's van dergclyke Olyphantjes, hier te Lande gevangen , die men te regc Bpnte kan noemen> in de natuurlyke grootte ontleend. Lxxii. (72) Olyphantje met een korte Snuit , dat 2w«t. langiverpig en zwart is , bebbende de Sprieten roodagtig. De Heer Geoffroy heeft een Olyphantjs omftrceks Parys gevonden , dat langwerpig en geheel zwart is , met het Borftftuk geftippeld en de Dekfchilden gegroefd. Van de Kleur der Sprieten vind ik, by hem, niets aangetekend; maar de Pooten waren een weinig vaal, Het was een zesde Duims lang (*). Het Sweedfche heeft maar de grootte van een Luis. Nu • ft) InC. XI. Th. p. li, 33. N. 31. (■$; //»/?. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. zyi. PL. IV. Fig, t. (yz) Curculio bievirofirls oblongus ater, Antennis rufis. Sy/i. Nat. X. (*) Le Charanfon noir ^i Sillons. ///,?. des Inf. env, Paris, Totti. I. p« 282. DE Olyphantjes. 459 Nu gaan wy over tot de befchouwing van V. nog cenigc uitheemfche Olyphantjes, die tot ■^^['eei<» die Artikel zyn t'huis gebragt. Hoofd- (73) 0]yphant]e met een korte Snuit t dat bet Lxxiir. Borftjluk en de Dekfchildengedoorndbeeft, c^yazZ' bet Voorboofd uitgeholdi en zwartisvan Kleur, Dit Beeflje, uie de Indien afkomftig, be- vondt zig in het Kabinet van de Koningin van Sweeden. Het ziet 'cricelyk uit , als een Spin* nekop , hebbende de Dekfchilden , die het Ag* terlyf zeer bedekken, met Haairige Wratten befprengd. Men ziet dan de reden van den Bynaam. Wy geeven hier(PL. LXXIV* Fig. I5.)pI" i-Xxiv, de Af bedding van een uitheemfch Oiyphantje, '^' *^* uit de Verzameling van den Hecr J. C. Phi* LIPS, het welk, wat de Dogrnagtige Wrat* ten belangt , veel naar deeze Soort fchynt tc gelyken ; hoewel de gedaante van een Spin- nekop veel meer te vinden is in een ander uitlandfch Olyphantje van dien Liefhebber , waar van wy de Afbeelding (Fig. 16.) mede- ri^. u, deelen ; maar dit is rood en glad van Lyf, aan *t Borftfluk knobbelig gcdoornd , gelyken- de daar door eenigermaate naar de volgende Soort. De Kleur van beiden is zwartagtig bruin. (73) Curculio breviroftiis niger^ Thorace Elytrisque IpLoo* (a , Frontc cxcavata. Syjl. Nat. X. M. L. U. J. DKii.. IX. STUX4. li a 500 BftSCHRtVTNC VAIT V. bruin. Ook zyn zy zeer dik van Pooten naat Afdeel. j^uQue grootte. HOOFD* ., STUK. (74; Olyphantje met een korte Smtt , dat Lxxiv. zixiart is en bet Borjljhik eenigermdate Xarbwyfchc. gedoomd beeft , de Dekfcbilden met em dubbelen boek omgekruld, De Heer B k a n d e r heefc dit Olyphantje to Algiers waargenomen. Het heefc de grooc- te byna van de Meft-Torren , het geheele Lyf zeer zwart ; den Kop , het Borftfluk en de Pooten , met uitgeholde Stippen befprengd. De Dekfcbilden, aan 66a gegroeid, gaapen naauw- lyks , en hebben pukkeltjes onder aan de Zy- den: van boven zyn op ieder twee verhevea Streepen met fpitfe bultjes gewapend. Het Borftftuk is op verfcheiderley wyze uitgehold , en als met een ronde Doom v/ederzyds be- (lempeld. ^ ^ LXXV. Cornutus. Gehooind. (75) Olyphantje met een korte Snuit , dat Afcbgraaiiix) is , hebbende het Borjljluk en de Dekfcbilden eenigermaate gedoornd^ den Kop gehoornd. In het Kabinec der Koningin van Sweeden be- ("7+) Curculio breviroftris atct , Thoracefublf>inofo, Elytrig angulo duplici crifpato. Syji. Nut. X. (ys) Curculio breviroftris cinereus, ThoraccElyttisquefwlH Ipiaofi», Capite coomto, Sy^. Nat. X, D E O L Y P H A N T J E $. 501 bevondt zig dit iDdiaanfch OJyphantje , het V, welk gehoornd wordt geheten , om dac het aan ^^DEKi. den Kop vier uitfteekende hoeken heeft, ^6n Hoofd- wederzyds boven de Sprieten, en 66a van ag- stvic, tercD. De SchildcD zyn als (lekelig gemaakc door Stippen , met een bosje Haairtjes daar by, (76) Olyphantje met een korte Snuit , dat txxvr; blaauwagtig is , hebbende vier zwarte tltl'"'^'^'" Stippen op bet Borjljtuk en op de Lek- gj^'^f^zeftica fcbilden twaalf. Die Indiaanfche was in 't zelfde Kabinet ^ hebbende de groocte van een Paardevlieg ; den Kop met een groefje, en aan het Agterlyf, van onderen , ook een of twee zwarte Vlakken. (77) Olyphantje met een korte Snuit , dat txxvir groen en g te Stippen, groen en gejlreept is, met verbeven zwaV' ^f^-kci"'' Dit heeft de grootte van den Meft Tor en komt ook uit Indie, zo wel a!s 't naaftvolgen- de , beider. in 'c gedagte Kabinet bevindelyk. Uit de Verzameling van den Heer P. Kra- mer hebben wy het nevensgaande Olyphantje, dat zeer wel met deeze Soort overeenkomflig fchync (76) Curculio br<:vIroftris coerulescens , Thoriice punftis ni- giis quatuor, Coleoptiis duodecim. Syji, Nat. X. M. L. U* C77) Curculio bieviroflris vuidis ftiiacus, punftis nigiis als met een graauwe Vagt overtoogen. LxxTX. (79) Olyphantje met een korte Snuit, dat Chkcefchi graauw is en de Dekfchilden ingekort beeft , de Sprieten gekamd , bet Lyf van agteren licit. Veelerley Soort van Erwten , uit China naar Sweeden gezonden zynde , om daar te zaaijen, bevondt men dezelven altcmaal uitgegeten door zeer klcine Torrecjes , die de geftalte hadden van Olyphantjes , en waar van veelen nog le- vendig waren. De Hear Baeckner be- fchryftze, onder den naam van Cbi?ieefcb Oh- pbantje y dat bruin is, met de Dekfcbilden Tzer- graaww , (yt) CurcuIIo brcviroftris fubfuscus grifeus, llriis atrisgla- 1)11$ clevatis abbrevi^tis. Syjf. Nut. X. M. L. U. (79) Curculio brevlioftris grifeus , Elytris abbrcviatis. An* tennis peftinatis, Podicc albo. Sy/i. Nst. X, DE OlyPHANTJES. 503 graauw , en bet Scbildje tuff , als volgt ("*). v. Het heefc de grootte van ecnLuis; denKop ^^^eel. en 'c Borftfluk bruin , en de tip van 't zelve Hoofd- met een driehoekige VJak. De Dekfchilden ^^uk. zyn korc en byna ftomp , Roeftkleurig ; de Dycn dik. Het Agterlyf is aan de zydcn , naar de tip toe, met een witte Vlak getekend. Van geftalce en grootte als dit Olyphamje, is 'er een in Sweeden ontdekt , dat <3e Dek- fchilden zvvart hceft met klefne witte Stipjcs , onthoudende zig op de Planten Cf). (80) Olyphantje met een korte Snuitf dat de lxxx. Pooten niet ftekelig beeft, betLyfzwart, oJgevTeu- bet Borjijliik gedoornd , de Dekfcbilden ^^^^' "jereenigd , bet Jgterlyf gejlippeld, Zo omflandig zyn de Kenmerken voorgcfleld van dit Olyphantje, uit Indie afkomftig, en door den Heer d E G e e r aan onzen Autheur medegedeeld. Het hceft het Borflfluk als met een Kruis van Stippen gebrandmerkt : het Ag- terlyf is van onderen drievoudig rood geftip- peld. Voorts is 't een dcr grootften van dit Gedagt. XII. (») j4moen. Acai. VOL. III. p. J4«« (t) CurcuUo Atomarius. Faun, Suec, Ed. 11. p. ijj, N. 62%. (to) Curculio breviroftrls, Tedibus mutlcis, Corporc atro, Thorace Spinofo , Elytris coadimatis , Abdominc pun^ato. Syjl. Nat. X. I. deei. II, STVK. I i 4 J04 Beschryying van Naarm. H^oFD. XII. HOOFDSTUK. STUK. Befcbryving van 't Geflagt der B A $ t A A R d'- Olyphantjes, ijoaar onder ook de Byen- vreeter geteld wordt. Den naam van After ' Rujjelkaef er ^ die door d^ Hcer Sulzer aan dit Geflagt gc- Ijeven wordc, heb ik nagevolgd met dien van Basta ard-Olyphantjes. De Kop, oaan)elyk>loopt in dezelven eenigzinsSnukag- tig;, weshalve men ook de Eprfte Soort onder de, Suuittorrqtjes plagt te tellen. 't Woord Attelahm , dac L i n n ^ u s hier tot den Ge- flagtnaam uitgekoozen heeft , plagt oudtyds voor een klein ongevleugeld Soort van Spring- haanen gebruikt te worden (*), De Heer G e, OFFROY heeft hetzelve op de Meftkevertjes van onzen Autheur , in 't Franfch Escarbot , toe- gcpa(l(|),- Dokcor Scopoli heeft deLelie-, Spergie-Torretje? , en anderen , daartoc bctrok- ken, Kentnetken, De Kenmcrken der Baftaard-OIyphantjcs be^ ftaatv daarin , dat zy den Kop agterwaards , of naar het Lyf toe , verdunnende hebben en ne- der- /♦) Locuftarum miniinz fine pennis, quos Attalabos vo.i cant. Pli N. Nat. Hi/i. Libr. XllX. Cap. 4. . (t) H'Jl' (Its Inf. env. Paris. Tom. 1. p. 93. Zie black. 311. hicr vcor. Sooiten. DE Bastaard-Oltphantjes. 505 derwaards geboogen : de Sprieten loopen naar V. 'c end toe dikker. Onze Autheur geeft daar '^^/j^'" van tien Soorten op, waar onder eenige Uit- Hoofd- landfche zig bevinden. stuk*. Ci) Badaard-Olyphantje, dat zwart is, met i roode Dekjchilden* Dct H«f». laaieii. L I N N iE u s hade , in de befchry ving der Die- ^^>,^f ^^y* ren van Sweeden, reeds opgemerkt, dat die BeeftjCi toen van hem tot de Olyphantjes be« trokken , merkelyk van de anderen verfchilde, doordien het raaar een zeer kort Snuitje hadt, en den Kop nict als in hct Borftftuk ingekaft, maar vry ver uitfteekende , geheel gitzwart en gelykende naar den Kop van cen gevilden Vos. De Sprieten , daar aan zittende, hadden oolc het onderftc Leedje niet langer dan de overi- gen. De Dekfchilden waren donker rood, langwerpig, met uitgeholde Stippen geftrcept: het Borftftuk van boven rood, van onderen zwart, gelyk 00k het Schildje en de Pooten. Dit alles bevindt zig in het Beeftje van onze Af beelding , 't welk anderzins eenigermaate ge- lykt naar de Loh'e-Torretjes. Geoffrot hecft hetzelve betrokken toteenGeflagt, waar aan hy den naam van Rbinomacer, in 'tFranfch Becmare geeft , en dat hy getuigt van de Oly- phant' fi) AtJcIabiis niger, Elytris rubris. Sy/f. Nat.X. Gen. 17$.' Curciilio niger , Elytris rubris , Capitc pofticc clongatOi FauH. Smc. 476. It. 0(1. I J 3. I. DERL. IX. STUK* li 5 50(5 B E S C H R Y V I N G V A N V. phantjes of Kalanders alleen te verfchillen, ^FpEEL. tjoordien de Sprieten niet geknakt, maar ge- HooFD. heel regc zyn, insgelyks op een lange Snuit 3TVK. geplaatft. Die laatfte dat in de Eerfte Soort, van hem Becmare Levrette genaamd , op de Diftelen huisveftende en een vierde Duims lang ; als ook in anderen , die kleiner zyn en zig op de Bloemen onthouden, plaats heefc, kan niet toegefchreven worden aan zyne Elfde of laatfte Soort, welke dit ons Baftaard-Oly- phantje is , 't welk hy noemt Becmare a tete ecou cbie, of met den gevilden Kop , hetwelke, volgenshem, zig bevindc op de Ahornboomen , ' in de BofTchen. Onze Autheur zegt, dat bet in de Bladen der Hafelaaren of Hazelnoote-Boo- men huisvefl, die van hetzelve, [van het Mas- ker denk ik,] tot een Cylinder opgerold enwe- derzyds geflooten worden. ir. (2) Baflaard-Olyphantje, m;t de Dekfcbilden fts. aan de tippen tweetandig. Suri- .naamkh. jj^ ^leet Rolander heeft dit in Surina- me waargenomen. Het is kleiner dan 't voor- gaande, hebbende vvel den Kop en het Borft. lluk zwart, maar de Sprietjes wit en bruin geringd ; de Pooten Roeflkleurig, de Dyea aan 'tbovenfte met een witKringetje; de Dek- fcbilden bruin, geftreept, aan de tippen met twee tandswyze puntjes. - C3> (1) Attebbus Elytrls apicc bidentatli. Syji. NaT, X. DE Bastaard-Olyphantjes, 507 (3) Baflaard-Olyphantje , dat zwart is, met v. de Dekfcbilden rood, eneen zwarte divars- AfdeeL. Jlreep in 't midden zo luel als aan de tip. Hoofd. pen beefu stuk III. Die is in Penfylvanie door den Heer K A lm ''"/y^*"'- tus» gevoDden , zynde cog kleiner dan het Suri- Penfyiva- naamfche , zo even befchreeven , en daarvan verfchillendc , niet alleen door gemelde zwarte dwarsflreepen op de Dekfchilden, maar ook doordien de Nypers ros, de Spricten aan den wortel geelagtig en de Pooten uit den rooden zyn. (4) Baftaard-Olyphantje, met Springpooten , iv. bebbende bet gebeele Lyf zwart. van 'de Serken. Dit onthoudt z?g op de Bladen der Berke- boomen , doende dezelven , door het knaagen , fierlyk kruilen, volgens den Heer Ro lan- der. Of het in Europa dan elders waarge- nomen zy , wordc niet gemeld, (5) Baflaard OlyphantjCj. dat zwart is, met v. een dubhelen witten band op de DekfcbiU "^Sngti? ien 5 die aan 'f Borjljluk rood zyn, Dit (j) Attelabus nigcr, Elytris tubtis, fascia media apicisque iiigra. Syjf. Nat. X, (4) Attelabus Pedibus faltarotlis, Corpore toto atro. SyJT. Nat. X. (5) Attelabus niger, Elytris fascia duplici albi , bafirubris. SyJ?. Nat. X. Curculio niger. &C. Faun. Suec. 477. JO NST, Inf. t. Ij. List. mut. T. Ji. f. i. RAJ. Inf. lej, N. 29, I. DE£I., IX. STUK, 5oS Beschryving van V. Dit was , zo wel als de Eerfte Soort , onder "^Yu^^' deze Olyphantjes behoorende, volgenshetgene HooFD- de Heer d e G e e r aao onzcn Ridder getoond STUK. hade; blykende zulks, zegthy, uit de hard- heid van het Infekt, de ftyfheid van de Poo- ten, de inplanting der Klaauwtjes enSprieten, en deszelfs vrugcelooze pooging om te byten, Het is zeer gemeen en loopt zeer foel, Het gelykt vcel naar een Micr, in geftahe en in grootte, hebbende den Kop zwart en plat, zonder Snuit, met de Sprieten op 't end, die ook zwart zyn en Knodsagtig; het Borflftuk ros en zwart gerand: de Dekfchilden lang- vvrerpig, ftomp en zwart, ruuw door verheven Stippen, en, als gemeld is, wit gebandeerd. Doktor ScopoLi heeft het ook in Karniolie gevpndcn > op het Land. vr. , (0) Baflaard-Olyphantje, dat groen is, met ooSrich. ■ • «f» dubbelen geelen ajgehroken hand op dt DekfcbildsTif bet Borjljluk ruig. In het Kabinet der Koningin van Sweeden be- vondt zig dit Baftaard-Olypantje , dat de Heer Hasselquist op den Berg .S'z)!)yMJ gevon- den hadt , zynde van grootte en geftalte als het voorgaande Mieragtige. vii. (7) Baftaard-Olyphantje , dat blaawwagtig rV, Apiarius, Ujcovrcctcr. " (6) Attelabus ririJIs, Elytrls fascia duplici fiaya interrup- , ta , Thorace hirfuto. Sjft. Nat. X. M. L. U. (7) Attelabus ccerulejceni , Elytris rubtis, fasciii tribus ni- jjtis. CB Bastaard.Oltphawtjes. 509 en de Dekfcbilden rood beeft , met drie V, znvarte banden, ArDEEit XIL Daar zyn wilde Byen , die haare Neften van ^°°'°* Steen maaken, aan de Muurcn, en derhalvea van den Heer Reaumur uitvoerig befchree- ven worden onder den naam van Metzelaars (^yibeilles mapnnes)y en van den Heer S c h i« p- F E R gcnoemd worden Maurer-Biene , dat is Muur-Byen. Niettcgenftaande de vaftheid hun« ner Neften , die uit aan tbn gelyinde brokjes Steen beftaan , zyn doch de Jongen 'er zo min voor dc verflinding van andere Infektcn bevei- ligd , als in de Honigraaten. De Wormen, die dezelven meeft aantaften, zyn wel de ge- ncn waaruit een foort van Boor- Wespen voort- komen, en deeze vergenoegen zig met ecu Celletje of Hokje uit te vreeten : niaar een andere foort van Worm of Made is 'or , die vervolgens , met zyne fterke Nypers , defi Wand van het naafte Celletje doorboort, ea dus verfcheide Jongen van deeze Byeo opvreet, cer by tot zynen vollen wasdom komt. Ik Weet het juifte getal niet van de Byen Wor- men en Poppen die door hem vernield worden (zegt de Heer Reaumur;) maar ik geloof dat hy 'cr wel vier , van de eencn of de ande« ren, tot zyne aangroeijing noodig heeft: de- wyl hy ten minfte zo groot wordt als een Worm jm. SwAMM. Bibt. T. 26. f. 3. E.SAVM. Inf. «. T. S. f. 10. I. Dux. IX. 5TUJB, 5IO B « i C H R Y V I M C V 1. M V. Worm der Muur-Byed , die aan het verande- HooFD- Hec geheele Lyf van dcezen Worm is fchoon .STUK. food, mec een fterker glans dan van Roozq- Deworm. ^^^^^ ^^ is glad , hebbcndc alleenlyk hier en daar eenigeHaairtjes op hec Lyf. Zyn Kop is zwart , Schulpagtig , en gewapend met fterke Nypers, bekwaam, gelyk die der Metzelaar- Byen, om met vrugt te werken op de Kalk der Neften. Zes Schulpagtige Pooten heefc hy , en zyn Aars kan hem voor een zevende dienen, maar die Vliezig is. Aan het agterfte draagt hy twee Schulpagtige Haakjes, diefchep- pende naar elkander zyn toegekeerd. De Worm , daar wy van fpreeken , is aan SwAMMERDAM niet onbekend geweefl: , die, in den Jaare 1666, zig te Iffy in Vrankryk bevindende, in het Landhuis van zyn goeden Vriend, den Heer Thevenot; aan een der Koiynen van de Venfteren, in 't byzyn van Doktor Steno, een Neft van zuike Muur- Byen waarnam , en in een Hokje van hetzelvc zulk een rood Wormpje vondt. Ik weet niet wat hem deed denken, dat dezelven de Kalk van 't Neft tot hun Aas gebruikten ; doch als hy 'er bewaard had , die nog Voedzel noodig hadden, in Neften met Wormen en Poppen van deeze Byiin voorzien, zou hy wel haaft ontdekt hebben , dat zy veel zagter en fappi- ger Spyze, dan Kalkj behoeven. HctTorrctjc. Deeze Worm verandert, in 'tvcrvolg, in. een DE BaSTAARD«OL YPHANTJES. JII een zeer aartigTorretje, iuFig. jp, afgebeeld, V. dat laDgwcrpig is gelyk de gewoone Spaanfche '^y^f *^* Vlicgen en van weicig minder grootte. DeKop Hoofd. en 't Borftftuk van hetzelve, ^yn zeer fchoon ^"^^^^ blaauw ; de grondkleur der Dekfchiiden is rood/* ^^fJ^^^^/ maar dceze Kleur vertoont zig niet dan in de tuiTchenruimten van drie breede baaden, welke donker Violet zyn , loopecde fchuics ; zo daD die van de cene zyde met die van de andere een hoek maaken, naar den Kop toegekeerd. Van onderen is de Kop, het Borftftuk en hct Lyf, t'ecncmaal ruig, doch, doordewitagtige Haairtjes been, w^ordt men gewaar, dat het Agterlyf van onderen Hemelfchblaauw zy. Men vindt dit Infekt zo wel in Duitlchland als in Vrankryk , volgens Linnaeus, die aan- merkt , dat bet de dubbele grootte hceft van het Mieragtig Baftaard-Olyphantje ; zynde des- zelfs geheele Lyf blaauwagtig zwart, maar de Kop en het Borftfluk ruig door zwarte Haairt- jes : van onderen glinfterend blaauwr , zo wel als de agterfte Dyen, die langer dan de ande- ren zyn. Dc Dekfchiiden rood en zwart gc- * bandeerd ; de Sprieten zwart en knodsagtig. / Doktor ScopoLi nam dit fier lyke Torretje, het welk hy zwartblaauw en ruig nocmt, met de Dekfchiiden rood , in Karniolie waar op verfcheiderlcyBloemen, welkerHonig enStuif* meel het tot Voedzel fchcen te gcbruiken. De Heer Geoff rot bctrekt hetzelve tot zyn Ceflagt van Clerus of Clairon, reeds geraeld*;*fiiadz.2J5. I. DEIL. IX. STUS. Vfiit 512 Bbschryvino van V. waar van hetde Eerfte, grootfle en fraaifle ^Z^f"^^' Soort uitmMkt, onder den naam van ruighaai- •HooFD- rig bemelfcbblaauw , met roede bandeerzekn. De *TUK. tulTchenruimte van het- rood fchync fomtyds helderer , fomtyds donkerer blaauvv , Violet , en zelfs zwartagtig te zyn (•). - Dit Torrctje weet dat 'er Metzelaar-Byen zyn, vervolgt Reaumur, en het weet dat de Worm , die uit hetEy zal voortkomen , vrelke het gereed is te Icggen , om in 't vervolg een Tor te worden , noodig heeft geplaatft te zyn in een Celletje, door een van deeze Vliegen gemaakt: het weet, eindelyk , dat, om het Eytje daar in te kunnen leggen , het oogenblik moet waargenomen worden , wanneer de Met- zelaar is uitgegaan , om Kalk en Steen te haa- len of Voorraad op te doen van Levcnsmidde- len. De Heer dv H a m e l heeft waargeno- men , dat , wanneer het Celletje aan deeze By genoegzaame ruimte geeft, om daar in te kun- nen huisveften , dezelve de. Nagt daarin door- brengt , met den Kop nederwaards gekeerd. Zou dezelve niet veeleer daar blyven , om te beletten , dat ecnig ander Infekt zyne Eyeren daar in kwam te leggen , dan om zig een Lo- gi. (*) Gemeldfi Heer ftemt daar omtrent nIet met zig zelf ovcreen ; r.lzo by het in de Tytcl noemt Clerus nijrro VieU' ceas y {y*. , en in de Befchryving zegt, d« de Dekfchildcn ^ zo wel a!s 't Borftftuk , d'un heau bUu brillant zyn. Tom, I. p. 30+, Hy geeft 'et de langte aan van eon half Duim. ■ t>E Bastaard-Olyphantjes. ^IJ gimcDt te bezorgen , gemakkelyker dan dac Vi van het Gat dcs Muurs, waar in zy zig, op ^^^eeu andcre tyden, te vrede houdt. Hoofd. Als de roode Worm zig tot dc Vcrandering ^^tuk* fchikt, maakt hy cen afgefchooten plaats in het ^,^n""n"'"^ Celletje daar hy zig in bevindt, door middeP^o"^^' van een plat , wel uitgefpanncn Dock , dat de dikte en (lyfce heefc van Parkement , en van een heldere Koffyklcur is. Met Zyde, van die zelfde Klcur , bekleedt hy de Wanden van het Logiment , waar in hy zig bepaaid heeft* Ik heb ten uiterfte verbaasd geftaan over den tyd J dien een van deeze Wormen by my doorbragt, voorenaleer hy de laatfte Vcran- dering onderging. Het was niet, dan ten cinde van omtrent drie Jaaren , dat hy zig onder de gedaante van een Torretje vertoonde. Ik zoii daar uit nogthans niet beiluitcn durven , dat de volmaakte Verandering van deeze Wormen liooit dan in zo lafig een tyd gefchiede; al wifl: ik niet , dat S w a m m e r d A m 'er een ge'- had heefc, die veel fchielyker de Verandering onderging. Het gene ik, voorheen, aang^an- de de middelcn tot verlauging en verkorting van het Leven dcr Infekten verhaald hob , tooutj dat deeze roode Worm van de genen moet geweeft zyn , wier Leven verlangd was; zo dra men wect , dat hy gehouden zy in eea Kamcr zonder Vuur. Geduurende den Win- ter is hy aldaar, mooglyk, wac warmer ge- weeft, dan in het Stccncn Ncft aan denMuur; I. Dx£L. IX. stuk. Kk docU STUK. fr4 Deschryving vaw V. doch by Zomer heeft hy zekerlyk die flerke Afderl. jjjjjg gemifl, welke plaats grypt aan Muuren, Hoopo> daar de Middag-Zon op fchync. DeMetzelaar- By weet zeer vvel , dat de Warmte tot uit- breeding van haare Jongen noodig is , en draagt daarom wel zorge, van haar Neft niet te maa- ken aan Muuren, die tegen 't Noorden flaan. Hierom heeft zy ook veel moeite om haar Neft tegen lofekten die naar Honig gretig zyn (♦), inzonderheid de Mieren , te verdedigen. VIII. Mollis. Zagt, IX, Ceramboides, Bokagtlg. (8) Baftaard-Olyphantje dat. graauw is met Flu-wet lagtig dons , en drie bleeke Banden op de Dekfchilden heeft. Langwerpig rood Olyphantje, met de Dek- fchilden zwart , en daar op een drievoudigea . wicagtigen Band; was die elders genoemd. Het Fluweelagtig dons , daar het mede bekleed is , geeft 'er den Bynaam van zagt aan. Men vindt het in Europa. (9) Baftaard- Olyphantje dat zwart is , met gewnpelde Dekfchilden, (*) De Heer S u L z E R heeft dan wel mis , wanncer Jiy van deeze Byen zegt . 0/ zy fchaon geen Honig ntaak'n , hib- ben zy doch haare Celletjes , waar in zy haare Eijeren leggen ^ enz. Kenz. der Inf. 6urich i7 (♦) Inf. XIII. TH. p. 25. T. XIX. 1. dekl. IX. STUK. Kk a 51^ BESCHRYvING VAI* V. 99 zeer kleine putjes daar over verfpreid. De rXn^* " Sprieten zyn draadvormig , dikagdg, nietlan- HooFD- ,> ger dan het Borftftuk, *t wclk geeoszins ge- ^^"^' „ zoomd is, hebbende aan de Gewrichtiog, „ van vooren en van agteren, zeer kleine ros- „ fe Haairtjes. De Kop, die daar buiten uit- „ fteekt , heefc , met het Borftftuk , de lang* „ te byna der Dekfchilden , op ieder van wel- „ ken twee of drie verheven Streepen zyn. 5, De Agterpooten ftaan verder van de overigen „ af , dan in eenige ons tot nog toe bekende 5, Infekten. Maakt het een nieiiw Geflagt uit, 3, of behoort- het ook tot de Zandloopers?" De Afbeelding van Frisch vertoont een Torj van drie vierden Duims laog , die den Hals byna zo dik als 't Lyf , en dikker dan den Kop heeft, doch zonder Schild, dat is. Diet gezoomd of platagtig , gelyk in veele andere Torren. Het Borftduk is rond , en glimmend zwart, gehcel glad, zonder eenige onefFenhe- den. De Voelers bertaan uit ronde Knopjes, zegt hy , en zyn niet lang. De VIeugels heb* ben de twee evenwydige middelgraaten zeer verheven. Het Vogt, dat deeze Tor in zyn Lyf heeft, ta(! de Kopcren Spelden zeer aan; 20 dat zy fterk met Spaanfch groen beloopen. Niettegenftaande de grootte zeer veel ver- fchiltjvind ikgeen beter gelegenheid , dan hier, om gewag te maal>,en van een Geflagt van Tor- retjes, het weike de Heer Geoffroy ons opdifcht onder den Latynfchen Naam van My- DE BaSTA ARD-OL^yPHANTjas. 517 Mris, in 't Fismkh Mylabre. Hetmaakc, zegt V. hy , als een middel-Gcflagt; uic , tuflchen dat ^^^,^^* der Goudhaantjes en der Olyphantjes. Zyn Hoofd- Sprictjes naameiyk , die hec 'er vier heeft , ge- ^"^^^^ lylvcn naar die der Goudhaantjes, als naar 'c end toe dikker loopende , en famengefteld uic half klootronde Leedjes, die een vveinig drie- hoekig zyj3 : maar zy flaan op een Soort van Snuit, welke van die der Olyphantjes niet ver- fchilt, dan dagj in, dat dezelve breed en kort is, Ook is 'c aanmcrkelyk, dat zy nice aande zyden maar op 't end van de Snuit 5:eplaatfl: zyn. Hier kan men byvoegen, dac de Dek- fchilden byna rond en zo kort zyn , dat zy het Agterlyf voor een; groot gedeelte bloot laaten. Men vindt deeze Infekten vry gemeen op de Bloemen. Drie Soorten wnren llegts van dit Geflagt Eioembeeft bekend, waar van de eerfte [?ram , 4fcbgraauw ^^L lxxiv gewolkt, met een unt Kruis aan de tip van ''t Ag- ^'i- *°- terlyf. Deeze was maar een zesde van een Parysfchen Duim lang en is derhalve ongevaar viermaal kleiner in langte en breedte, dan de nevensgaande Afbeelding het Infekt vertoonc. De twecdc Soort is geheel bruin , en heeft hec Agterlyf meer bedekt, zynde een vierde Duims lang. De derde Soort, geheel zwart en glim- mende, van hem le Mylahre Satine getytcld, om dac 'er een Soon van Zydagiig dons op hec Lyf legt, dac het Agterlyf zig wit doec ver- tooncn; is maar een twaalfde Duims lang, en I. DjtKLi IX. stuk. i^k 3 op 5i8 Beschryvingvande V. op de Bloemen, omltreeks Parys, zcer me* An)^«" nigvuldig (♦). HOOFD- 5TLK. ^r^-^'^a^-^d-n.s.^^^hi^nt^-^i^^rni, XIII. II O O F D S T U K. Befchryuing'Van 't Geflagt der Bok*Torrkn of zogenaamde B o k k e n, dus wegem de Hoorn- agtige Sprieten genaamd ; onder welken ver^ fcheide raare Oofl:- en Wcflindifche voorko- men, in 'f byzonder de zogenaamde Letterhou- te Bokken : onder de Inlandjcbe de Rooze. Bokjes, enz, Naaiu. "1X7 y ko'Tien tot een zeer aanmerkelyk Geflagt * » van Schildvleugclige Infekten , die men gemeenlyk Bokken of Bok-Torren noemt, om dat hunne wSprieten cenigermaace , in zekcr poftuur , de geftalte hebben van de Hoorens van een Bok. De Duitfchers noe- mcnze Holtz-Bocken of Holtzkaefer , om dat dc Wormen, daar zy uit voortkomen, meeftal lecven en hun Voedzel vinden in het Hout van holle rottige Boomftammcn. Men noemtze, in 't Franfch , Capricornes , naar het Litynfch woord Capricomus, dat volkomcn 't zelfde als het Griekfehe Aiyom^ug betekent , naamelyfc een Steenbok, Het woord Cerambyx^ 't welk tot den Gcflagtnaam is gebruikt, diende oud- tyds {*) Hiji. des Ir.j. env, Paris. Tom. I. p. ziy-26;). BOK-TORREN OF BOKKEN. 519 tyds om cen Infckt aan te duideo , het welk, V. aan den Vygeboom vaftgemaakt zyDdc, door Afdeel. zyne Stem de Muggen wegjoegC). hooJo. Bovenen behalvc de fi^juur der Sprietcn, die ^tuk. lang, dun en Borftelagtig ftyf zyn ; die van 'c Borftftuk, het welk gcdoornd is of bulcigrond* en die der Dekfchilden , wcike aan de Zyden lynregt loopen : onderfcheiden de fterke Ny- pers hun ook van de meede anderc Torren. De Bokken geeven ecn Geluid van zig , wan- neer raenze aanraakc of drukt , zo knarfcnd fcherp als dat van de bonte Duin-Kevers ea Water-Torren. Men noerat hun , in fommige deelen van Uuitfchland , deswegen Geiger of Vioolfpeelders. Bovendien hebben zy de Sprie- ten zodanig geplaatft, dat dezelven uit het midden der Oogen fchynen voort te komen, dewyl het Oog derzelver inplanting omringt. Men heeft het Masker van deeze Infekten oud ■ pc Hout- tyds bcter gekend, dan de Torren. Het werdt Coffus genoemd, en hedendaags geeven wy 'er den naam van Houtwormen aan. Decze ver- fchillen van de Kwatwormeu; zo, doordien zy in hetHout der Boomen, en niet in deGrond, gevonden worden, als dat zy zo fnotterig week niet zyn, en dan verder, om dat zy, in den eerften opllag, geen Pooten in 'tgcheel fchynen te hebben. Evenwel, als menze op ecn Vlak- tc legt, wordt men ,• in het voortkruipen, de zcs (*) Lexicon S C A P U L it, I. deel. IX. stuk. Kk 4 worm. 540 Beschryving van de V. zes Pooten , die zeer kort zyn , duidclyk ge- Xlfi!^ waar. Zy houdcn zig regt uitgcftrekc , en leg- HooFD- gen niec krom , gelyk de Kwatwor men doen , STUK, gjj j^yjj Lighaam is nagenoeg Rolrond, of naar ggteren verdunnende, niet met een Zak aan 'e qgterend(*). De Kop is Schulpagtig en gewa- pend met fterke Nypers. Veelal zyn deeze Mas- kers uic den geelen vvic van Kleur , en zelfs hoog geel of uic den bruineh. Zy onthoudcn zig, gemeenlyk, in de Boomftammcn , of in Hout , waar van zy de zelfflandigheid uicknaa. gen of tot poeijer vermaalen , maakende daarin cen Gat van grootte als hun Lyf. pe Pop. Sommigen van deeze Houcwormen verande- ren in die zelfde Gaten, door hun geboord; andercn kruipen in de Aarde. Het fchync dac cenigen wel twee of drie Jaaren leeven , eer zy de Verandering ondergaan. Men kan hun daartoc brengen , mids zulk een Houtworra in het Glas of Potje, daar men hem in bewaart, Spaantjes by zig geevende van Hout , dat hem tot Voedzel (trekc , of ook eenige kleverige Aarde ; waar van hy dan een Tonnetje , Pil of Bal maakt , gelyk fommigc Torren doen. De Poppen der Bokken zyn kenbaar aan de knob- bclige Sprieten , die zig aan haar duideiyk ver« toonen. Onder de Bok-Torren vindt mm de aanzien- lyk-' (♦) Hier uit kan men met rcden befliilten , darde Afbecl- ^Jingcn van de Wormen der Bokken , op Tab. 3^CII. van hec ^Y. DEEi- v.in Sel>a , lyer echt zyn. BoK-ToRREIf OF BOKKEN. 52I lykften van alle Schildvleugeligc Infekten. De V. Geftalte is onczaglyk. zonder affchuvvlykheid : xill'^' de Klcur in veelen oogerocen fraay : fom- Hoofd. migen hebben een aangeijiaame Reuk, gelyk ""^* deRoozebokjVs, die daarom dus genoemd wor- den : de grootte der Uitlandfchea is verbaa- zende. Men vindt *er, in de Verzaraeling van P E T I V E R , een afgebeeld van tuflchen de vier en vyf Duimen (*^, enSwAMMERDAM heefc 'cr , onder anderen , twee gehad , waar van de een over de vier en een half, de ander meer dan twee Duim lang was (*). Ik zwyg thans van de vcrbaazende langte der Sprieten , in fommigen, die, hoe langer, hoe meer hunnen Kop verfieren. Onder dc tweeenvyftig Soorten van dit Ge- sooncn. flagt , die de Heer Linn^us opgceft, zyn wel de meeftcn Europeaanfche , doch veelen , en dc voornaamflen inzonderheid , Uitheem- fche. Hy onderfcheidt hctzelve in vier Artike- len X waar van het eerfte de zodanigen bevat , die aan het Borftftuk, op zyde, beweeglyke Doornen hebben ; het tweede de genen wier Borftftuk op zyde met Tandjes is gezoomd ; het derdedie, welker Borftftuk rond is, met vajle Doornen op zyde gewapcnd ; en het vierde zoda- nigen wier Borftftuk rolrondagtig is enongedoornd. EER- (*) Dc langte der Afbeelding vnn r e T 1 V e R , Tab. XLVII. Fi^. I. is eigentiyk vier en een halve Rynlandfchq Duimen. (X) Bybil der Natuur , I. Def.L, h\. zgj, J. DiEL. IX, stuk. K k 5 5a2 Beschryving van de V. EERSTEARTIKEL. Afdeel. XIII. Met beweeglyke Doornen, op zyde, aaa "™™' het BorfWuk. I. (l) Bok Tor, die beweeglyke Doornen aan bet Ungimanus. Borfijluk teeft , dc Dekfchilden aan den wor- aimdc sok. *^* eentandig , en aan de tippen tweetan- dig, met de Sprieten zeer lang. Sloane, die deezen allergrootfte zwartag- tige Bok- Tor noemt, met de Dekfchilden hoog- rood, en geel gebandeerd, hadt hem van Ja- maica, en Mr. Courten hadt 'er een van de Rivier der Amazoonen. Hy geeft de Af- beelding niet , maar haalt die van M e r i a n aan, welke deezen Bok afbeeldt, zyndefchoon rood en geel gevlakt , drie Rynlandfche Dui- men lang van Lyf. Van dergclyke grootte , of kleinder, vindt men deeze Bok-Torren thans vry gemeen by de Lief hebbers. De Gellalte van dit Weftindifche Infekt is cenigermaate Springhaanagdg ; weshalve het, door den Heer Scheuchzer, in zyne Na- tuurkunde der Heilige Scbrift, ook voorgefteld wordt (i) Cerambyx Thorace fpinis inobillbus, Elytris bafi uni- dentads apiceque bidentatis , Antennis longioiibus. Syjf. Nat, X. Scarabacus Capricornus maximus nigricans, fasdis Elytro- xum coccineis & flavis. SLOAN. Jam, z. p. 2,09. Grew. Muf. 163. t. 13. MERIA^T. Surin. t. 28. VINCENT. 3iuf. t. I, fig. imfima media. Roes. Inf. z. Scarak, 2. p. n, T. I. f. a. BOK-TORREN OP BOKKEN. 523 wordt als ecn Springhaan. De langte van zyne V. Voorpooten is, zo wcl als die der Sprieten , ^^^ j ^J*' aanmerkclyk , doch verrchillende naar dat het Hoofd . Mannetjes of Wyfjes zyn. Sommige hebben de ^"^vk, Dyen der Voorpooten langerdan hetLyf, zeer dik en fterk. Het daar aan volgende deel , de Schenkcl genaamd, is wel dunner, doch van agteren bezet met eene ry van zeer fcherpe Stckeltjes; waar mede zy zig, zo 'c fchynt, in het klauteren iangs de Stam en Takken der Boomen, vafl: houden. Te noodiger was die, cm dat de Schors van veele Amerikaanfche Boomgewaflen niet, gelyk die van veelen on* zer Vrugtboomen , ruuw en rimpelig , vol Bars- ten en Klooven , maar geheel glad is» Waar toe hero zyne lange Hoorens of Sprieten die- nen , is, gelyk in alle Infekten, duitler. Ik vind niet waaifchynlyk , dat de Bok-Torren zig, gelyk Mouf fetus wil, daar mede aan de Boomen zoude haaken , of dat die hun , in het loopen , zouden behulpzaam zyn. Het on- derfte deel der Pooten, of de Voet, is door de Hartvormige figuur der Leedjes zeer opmer- kelyk en zonderling in de Bok-Torren ; waar- van deeze Soort , wegens de grootte , als tot een Voorbeeld dient, Hier voeg ik by, dat in dezelve de Nypcrs , die het Gebit uitmaaken, wel niet groot , doch taamelyk fcherp en fterk zyn. Ik heb 'cr gezicn, waar in het bruine,, voor aan , op de Dekfchildcn , digt bezet I. Deel, IX. Stck. was. 524 Beschrtving van de V. was met verheven zwarte glimmende puk- HOOFD- sTUK. (2) Bok-Tor , die heiveeglyke Deornen aan bet II. Borjljluk heeft, de Dekfchilden bruin en Trochlearis. to- Katroi-voe- grys bont , met verheven otippen. cende. Deeze Bok-Tor , zo 't fchynt in de Verza. meling van denHeer de Geer zig bevinden* de, was uic Ooftindie afkomftig. TWEEDE ART,IKEL. Het Borftfliuk , op zyde , met Tandjes gezoomd. HI. (3) Bok-Tor , die het Borjljluk , op zyde , met LetteT'^'^'te! Tandjes gezoomd heejt , en uitgejtrekte Bok. . Hoornagtige Schaaren of Nypers , we^ derzyds gedoornd, de Sprieten km, Deeze Bok is twee Duim lang afgebeeld by Sloane. Browue, die h^m de Macacca- Tor noemt, heefc hem met de Nypers, by de drie Duim, of ,zohyzegt, twee en een half Duim laog en ^6n Duim breed, vcrtoond; zyn f i) Cerambyx Thoracc f{)Ims mobilibus , Elytrls fusco ca« noque variis, punftis clevatis. Sjjl. Nat. X. (3) Cerambyx Thorace margIn»to dcntato, Maxillls porrec- tis , corniformibus. utrimquc fpinofis , Antennis brevibus. Syfl, Nat. X. Sloaw. Jam. 2. T. 237. f. 6. MbriAN Surin. t. 48. Ron. Inf. 2. Satrab. 2. p. li. T. i. f. 13, PET. Caz^ t. 4+. f, I, BUOWn. Jam. ^29. t. 4+. f. g. Bo K- Tor REN of Bo kk en. "^25 zynde het grootfte vliegende Infekt, dat hy ^V. op Jamaika waarnam. Die, voegt hy 'er by, ^viiY^' teelt voorc in oude Stammen , inzonderheid Hoofd- van Pruim- en KatoeDboomen , alwaar de VVor- Stuk. men door eenig Vclk worden opgezogt , dat dezelven tot Spyze nuttigt en gebruikt. Zy zyn omtrent drie en een half Duim lang , en ongevaar van dikte als een Pink of kleine Vin- v ger van een Menfeh. Het Lyf is wit van Kleur, en hecft een klein bruin Kopje, dat men 'er gemecnlyk affnydt , als menze wil cetcn. Men opent, ontweit en wafcht dee- zeWormen altoos, eer men die toebereidt, en, wel gebraaden zynde, worden zy vanfom- migen gehouden voor een dcr grootfte Lekker- nyen in Amerika, JufFr. Merian vertoont deezen Bok-Tor, dien men, wegens de Kleur, gemecnlyk, en met regt, de Letterboute Bok noemt, vliegen- de, wel vyf Duim met de Schaaren lang. De Afbeelding, welke Roes el geeft van ee- nen , die hem door een Apotheker van Bre- men , om uit te tekcnen , in Vogt gezonden was , - heeft de langte van vier Duimen Ryn- landfch. In deeze zyn de Nypers zeer kort, gelyk ook in de Afbeelding van Petiver(*), alwaar die Bok de langte heeft van vier en een half (*) Tab. XLVII. Fiz- i. naamelyk : want Tab. XLIV. Fig. %, die door L i N N .^e u s aangehaald wordc , is van een Kapelletje. I. Deei.. IX. Stus. / 5^6 Beschryving van de V. half Duim: doch dezelve is te ruuvv, om mec Afdebl. zekerheid op deeze Soort te kunnen toegepaft HooFD- worden. Hy hadt die Infekc ontvangeo van de sTux. Philippynfche Eilanden ; de Dekfchilden waren taanig bruio, het overige zwart; de Hoorens en Pooten glimmende. De Schenkels en Dyiin , zelfs de Sprieten , die ook veel laoger dan in deeze Soort zyn, heeft men akemaal ftekelig afgebeeld; dat geen overeenkomft met deezea Letterhouten Bok heeft» Lxxv By de Lief hebbers alhier is hy zo gemeen ^'S' »• niet , als de Eerfte Soort. Men vindt hem eg- ter ook in de Verzamelingen , en veelal met ^ korte Nypers ; doch die van den Heer N. Struyck, welkc tot onze Afbeeldiog is ge- bruikt, heeft de Nypers ontzaglyk groot, by- naeen Duim lang, zeerdik en fterk, metgroo- te Tandjes aan de binnen zyde. Aan het Borfl:- ftuk, dat ongevaar een Duim breed is, zyn wederzyds drie lange, fcherpe Doorens, be. halve een menigte van kleine Tandjes. De Dekfchilden, ieder een half Duim breed en dcrdhalf Duim lang , zyn in 't geheel niet gedoornd, noch van onderen, nbch van bo- ven; 't welk een wezentlyk verfchil maakc met de Eerfte of lang gehoornde Weft- indifche Lctterhoute Bok, die ook de Pooten ftekelig heeft, dat dezelven in deeze weinig of niet zyn. De Sprieten reiken naauwlyks tot de helft van 't Lighaam , agterwaards. De langte van het geheele Infekt is , met de Ny- pers INSERT FOLDOUT HERE BOK-TORREN OF BoKKEN. 52f pers gemeten , ongevaar vier Duimcn Ryn- V. landfch. Op de Nek , langs den Kop en het '^xml^ Borftftuk, loopt een breede ftrook van kleine Hoofd- zwarte Knobbekjes. De Kleur is zwartagtig stuk, tuflchen het ligt Kaneelkleurige , waar mede de Dekfchilden geftreept zyn; bruiner op het Borllfluk en den Kop , roodagtig aan de Poo- ten. (4) Bok-Tor , die bet Borjljluk , op zyde , met jv. Tandjes gezoomd beeft , bet Lyf Pekzwart,i^Q^c^igtise. de Dekfchilden gejpitjly de Sprieten kor- * ter dan bet Lyf. Dit is een der grootften van de Europifche Bokken ; gelyk 'er ook die , welken Ray Doemt allergrootfte Bok , met groote Hoornen, welke uit Leedjes beftaan en omgeboogen zyn » toe betrokken wordt. Men wil dat het die zy , welken F r i s c h noemt , de Zaaghoornige zioarte IIout-Ke'ver(*y DeGeftalte, zegtmen, gelykt naar dien Oelandfchen Tor, met het Borilftuk drietandig , hier voorbefchreeven* ,*Bladz.2fii, hebbende vecl overeenkomft mctde Wyfjes der Vliegende Herten, R 0 e s e l flelt hem voor, on* (4.) Cerambyx Thorace marginato-dentato , Corpore piceo, Elytrismucronatis, Antennis Corpore brevioribus. Sy/f. NaT. X. Cerambyx niger, Thorace plaiiiutculo niargine utrincjne tridentato, Coleoptris piceis. Faun. Suec. 480. ROES. Inf. a. Scarab, z. T. i. f.« i , 2. Cerambyx cinerco nigricans , An- tennis & Pedibvjs rufis. G A D D. Sat. 7S>, (♦) Inf. XIII. Th. p. ij. T. IX. I- DEEi. IX. StuK* 5^8 Bescrryving van dk V. onder den naam van zwartbruine Hout-Kever^ ''xm^^* ^^^ voortkomt uit den Eikenboom , of ander HooFD- hard Hout* Volgens de Afbeelding vak de STUK. Kleur in hetPaarfch of Violet, en is geenzins zwart. Elders zou dezelve uit den Afchgraau- wen Zwartagtig waargenomen zyn , met de Sprieteo en Pooten ros of roodagtig. L i n n iE u s fchryft 'er de rottige Berkeboomen tot cene Woonplaats aan toe , en merkt aan , dat hct Mannetje het Borftfluk 66ntandig, het Wyfje hetzelve drietandig heeft ; 't welk echter nocli uit de Afbeelding , noch tiit de befchryving van Roes EL blykt, die de geheele Vcrande- ring , Worm , Pop en Eijeren van deezen Bok- Tor voorftelt, aanmerkende dat het Mannetje wat fmaller is dan het Wyfje, 'twelk de Sprie- ten Koraalagtiger en niet zo Zaagswyze ge- knobbeld heeft. Groote verfchillen, waarlyk, omtrent eene zelfde Soort. ZMg. De Zaagswyze figuur der Sprieteo gaf den Sprict. Heev Geoffroy aanleiding, om van dit In- fekt, dat hy eensopden Grond, in het Bofch van Boulogne, in de Maand Auguftus gevon- den hadt, een Geflagt te formeeren, van dat der Bokken afgczonderd , onder den naam van Fnoniis , in 't Franfch Prione ; waar in deeze de eenigfie Soort uitraaakt. Het hadt de langte van 66n en een vierde Duims , zynde een half Duim breed. Men kan het, zegt hy, aanmerkcn als een der zonderlingften ten opzigte van de Gedaante. lies BOK-TORREN OF BOKKEN. 5^9 Het is zeer groot, gelyk men zieo kan uit dc v. afmcetingen die ik 'er van opgeef , welke van ^^^esl. het Mannetje genomen zyn, dat ik hcb, en Hoofd. het Wyfje is nog grooter. Het geheele Lyf stuk. is vry glanzig, van cen bruine Kleur naar het zwart trekkende : de Kop hecfc fterke Nypers, onder welken men vier Proevertjes ziet , twee grootere, uit vier Leden bcftaande , en twee kleinere, die 'er niet meer dan drie hebben. De Sprieten zyn famengefteld uit elf Leedjes, waar van de negen laatften byna driehoekig zyn, hebbende, niettemin, haaren uitwendigea hoek langer en puntiger, het geneaacde Spriet 6e gedaanccvan een Zaag geeft. Deeze Sprie- ten zyn byna half zo lang als het Lyf. Der- «elver plaatzing, in 't midden van het Oog, korat met die der andere Bok-Torren overeeu en doet om eenig byzonder gebruik deezer VVerktuigen denken. Het Bosje> egter, daar zy zig in beweegen, wordt maar ten deele van het Oog omringd , dat de gedaante byna -van een Nicr heeft. Het Borflftuk is breed , taamelyk plat , aau de zyden fcherp , en we- derzyds gewapend met drie fcherpe Doornen. De Dekfchilden hebben vry breede randen : zy zyn glanzig en als Sagrynagtig , zonder eo. Dige Strecpen (•). Doktor ScoPOLi, die deezen Lederagtigen Bok ook waarnam in rottige Berke- en Eike- boo* (*) Hiji. Jes Inf. env. Paris. Tom. I. p. ipg. I. Dl'EX.. U.. STUK< L 1 530 B«SCHRYVING VAIT DE V. boomenV merkt aan, dat dc meeHc Leedjes ^Z?f^^' dcr Sprieten naar een half Zaadhuisjc vaD dat HooPD- Kruid, 't welk Herderstafch -j- genocmd wordt, sTUK. zweemen > hoewel zy den bovenflen hoek fcher* fl/iH-h^'' per hebben. De Leedjes van de Proevertjes Tvaren aan de tippen Roeftkleurig; het uiterfte geknoc. In beide Sexen vondt hy het Borft- ftuk driecandig , dat wederom een aanmerkelyk verfchil uitlevert, en de Dekfchilden waren meer of min donker Kaftan je-bruin (*). Het een en ander komt met die van Ro£S£l o- vereen. V. (5) Bok-Tor, die bet Borjljluk gezoomd en cinnsmo' ^^j Tandjes bezet beeft , bet Lyf Roeft- meus Kaneelkleu* kkuHg , de Dekfchilden gedoornd, JufFrouw Merian vondt, den 26 Maart des Jaars 1701, in de Weftind.en, een Iborc van Wormen in verrot Hout, diewitagtiggeel waren : deeze verandcrden alleqgs , zo dat men het zien kon , in Torren ; zodanig dat het On- derlyf nog ten deele naar een Worm geleek. De Tanden van den Worm, zegt zy, worden tot Hoornrjes van den Tor. De Kleur van de Vleugelen was in 't begin Okerverwig , en wierdt daarna zwart, naar maate het Beeft tot de (*) EntomoL Carniol. p. jo. (5) Cerambyx Thorace marginato dentlculato, Corpolefer* rugineo, Elytris mucronatis. Syji, Nat. X, JMBiliAN, Surg T. 24. f. 1 , 2, BOK-TORREN OP BOKJtEN. 531 de volkomenheid naderde, Volgens de Afbeel,* v, ding was het omtrent drie Duim lane:. Lin- '^^^^^^# UiEUs merkc aan, dac het agterfte zydelingfe HooFd. Tandje van hct Borftftuk flerker zy , en dat de .*iun. gj Deklchilden de KIcur van Kaneel hcbben. ' By den Heer W. van der Meulen vind ik twee Weflindifche Bok-Torren , die waar- lyk Kaneelklcurig zyn , en eenigermaate fchy- nen overeen te komen met deeze Soort. Hun- ne laogte is vier Duim, en die der Dekfchildea drie Duim : zy zyn egaal van die Kleur , zon- der eenige Vlakken, maar flerkgeribd, als met vier daar door been loopende Aderen , en niet gedoornd, Aan het Borftfluk zyn alle de Tand- jes klein en fcherp, egaal van grootte, doch fommigen , in de een , dubbeld en als gevorkt. De Nypers zyn dik en fterk , een half Duitii lang : de Pooten ruuw : derzelver Dyen ea Schenkels altemaal flekelig, ja ook de Sprie- ten, die tuflchen drie en vier Duimen langte hebben. Om kort te gaan, het zyn aanzien- lyke en zeldzaame Infekten van die Geflagt. (6) Bok-Tor, die bet Borjljlukwederzyds tnioee- vr, tandig beeft , de Dekfcbilden met tvjee ^^^ Doornen , groen en geel gejlreept. De Heer Rolander heefc deeze Soort in Amerika gevonden. Deszelfs Borflfluk was rood en (6 ) Cerambj-x Thoiace utrimque bidearato , Elytm bidea- tatis viridibus, lliiea lutea. Sy/}. Nat. X. I. D££I. U. 2TUK. L 1 2 534 Beschryving van de V. en zwart bont ; de Sprieten aan den Wof- ^S^I^ tel rood, naauwlyks langer dan het Lyf : de HooFD- Dekfchilden aan 't end twectandig , groen, STUK. jjjgj. ggjj jubjjeie verhevene Rib. Langs den buitenrand der Dekfchilden liep een geele Streep ® overlangs, VII. (7>BokTTor, die bet Borfiiluk met Tand^ GeUnTeerde. J^^ gezoomd heeft , de Dekfchilden zwart met witte Lyntjes , de Sprieten Jamenge- drukt en met lang. :. Browne, die deezen, gemeenlyk, om- treuc andcrhalf Duim lang vondc, zegt dat het de grootlte was van het Bokken-Geflagt, die hy ooic op Jamaika gezien hadt , en noemt hem de groote geftreepte Bok. Hy moee dan den Letterhouten niec ondcr de Bok-Torrea geteld hebben* DeHeer Sloane, die dezen, op fommige tyden , in de Boffchen op dat Ei- land vondt; geefc 'er de langte aan vac om- trent een Duim, en zegt, dat dit Infekt eea breeden zwarten Kop heeft , twee rondagtige, dikke, famengevoegde Spriecen van een half Duim lang: een breed Borftftuk met weinige Prikkels : de Dekfchilden fpits uitloopende* De Tor was, zo hy getuigt, van Klcur blin- kend (7) Cerambyx Tliorace marginato dentato, Elytris nigris lineis albis ,.Antennis compreflls hrevioribus. Syfi. Nat. X. S L o- AN. Jam. 2. p. 2op, T. a}7. f. 34. B.RQWN jfam. /^io, T. +3. f. 7. BOK-TORREN OF B 0 K K E N. 533 kend zwart , met drie witte Streepen overlangs, v, CD hade de Pooten rood. Afdeel. XIJI. (8) Bok-Tor, die bet Borjljluk gezoomd en stuk,' een weinig gekarteld heeft , den Kop on- vin. der de Nypers Doornig ruuw, de Sprie-B^zlSd. ten kort. Deeze Amerikaanfclie heeft het Lyf zwart en de Sprieten korter dan hetzelve. DERDEARTIKEL. Het Borflfluk rond, met vafte Doornen op zyde. (9) Bok-Tor, die bet Borjljluk rimpelig en ix. met Doornen beeft , de Bekjcbilden tixee- £ui. tandig , de Sprieten lang met baakagtige "P"^'« Putitjes gedoornd. Zwarte gehoornde Bok-Tor is deeze Ooflin- difchc in het Kabinet van Petersburg getyteld* De vyf Lcedjes der Sprieten , digfl aan den Kop , zyn van onderen gewapend met een kromme Doom. (10) (g) Cerambyx Thorace marginato fubcrcnulnto , Capite fubMaxillis Spinofb fcabro, Antcnnisbrevibus. Syjf. Nat. X. (r>) Cerambyx Thorace Spinofb rugofo, Elytris bidentaris^ Antennis longis uncinato-aculeatis. Syji. Nat. X. M. L. U, Capricoinus niger cornutus. Muf. Petrop, 6si, N, 15+. I. DEEL. IX. 5TUK. L 1 3 534 Beschryving van D1 V. Afdeel. Xlll. HOOFD- STUK* X. Jtuius. Doorn- Sprlet. (lo) Bok-Tor , die bet Borfijluk metDoornen^ de Sprieten van onderen gedoornd en de Dekfcbilden tweetandig beeft met vier witte Stippen* Deeze Ooflindifche is groot , en heeft aan hetBorftftuk, bovendienj van onderen een wic« teStreep: de Dekfcbilden zyn, naar vooren toe , pukkelig ruuw , en voor 't overige glad. Zodauig een, dien wy DoornSpriet noemen, was in de Verzameling van den Heer d e G e e r. De zodanigen , die wy hier hebben van om* trent twee Duim langte, zyn aan't Borftftuk, wederzyds , onder den Doom , mec een breed© witte Streep getekend en hebben de Sprieten vry lang. XI, "Firru^it'.ius, Lang-Spriet, (11) Bok-Tor, die bet Borfijluk rimpeltg en met Dbornen beeft , de Dekfcbilden verm beven en ee^iigermaate Roefikleurig^ de Sprieten lang. Ten opzigt van dit laatfte munten de Oofl- indifche Bok-Torren uit, welken deHeer vam DER Meulen heeft, van de raarften die ik ooit gezien heb, De langte van het Lyf is drie Duim, en die der Sprieten meer dan een half Voet, jamooglyk wel zeven Duimen Ryn- landfche Maat. Met rcgt mogen wy dan dee- zea (lo) Ceram1)yx Thorace Spinofb, Antennis fulitus aculca- tls, Elytris bidentatis pun&is quatuor albis. Sy/i. Nat, X. (ii) Cerambyx Thorace Spinofo rugofb , Elytris faftigia*. ti$ fubfetrugineis , Antennis longis, Syji. Nat, X. BOK-TORREN OF BoKKFN. 535 zen Lang'Spriet noemen, Het eerfte Lid van de v. Spriecen is 66a en een vicrde Duims lacg. V'oorcs -Afdeel. zyn dezelvcQ, naby denKop, zeerdik, ruuw Moofd- cn met HaaksvvyzeStekcltjes bezec, De Kop is six'k, dik en groot, met kleine JSIypers : de Voor« pootcn zyn 00k vry lang : het hiorftltuk rol- rond met twee Stekels of Doornen. Tegen- woordig vallen de Dekfchilden in 't bleek graau- we of zyn eenigermaate grys-bont ; doch hec komt my niet oawaarfchyniyk voor, dat zy weleer rosagtig zyn geweefl. De Dekfchilden zyn eigentlyk niet fpits toeloopcnde van bo- ven, en ook niet platagtig , maar rond, en hebben ieder een Doom, De Heer L 1 n N ^ u s bctrekt tot deezc Soort een Bok , welken F r i s c h de lajig gehoornds zijoarte noemt (^♦) , en welke ik , te meer om dat deeze een Indiaanfche of Ooftindifche ijoorc is, met anderen veeleer tot den Schoenlapper , die volgt , meen te behooren. (12) Bok-Tor, die het Borjljluk glad en met xn. t Doornen beeft, de Dekfchilden verheven cmuw Viet twee ivitte Viakken , de Sprieten 'van onderen gedoornd en taamlyk lang. Anderhalfmaal zo lang heeft deeze Ooftindi- fche, volgens LiNNiEUS, de Sprieten dan het Lyf (♦; F R I s c H /«/ XIII. Tab. VIII. Zle Addenda ad Cal- cem, (12) Cerambyx Thorace Spinofo Iivi, Elytris faftigiatis, biguttatis, Anteniiis fubtus acuJeatis longioribus. S^y?, Wtff , X, i. DEEL. IX. stuk. L 1 4 535 Beschryving van de V. Lyf , dat graauw is. Veel korter zyn derhalve ^■v'Jfr^' '^^ Sprietea , Daar evenredigheid , in deeze HooFO- Soort, dan in de voorgaande. De Dekfchil- STOK. deu 2yn , voor aan , door verhevene Stippen ruuvvagcig, en hcbben twee witte Vlakjes, die fmal zyn, overlangs. Een witte Streep loopt, van de Sprieten af, langs de zyden van hec Borilfluk en Agterlyf, naar agteren* ^^^^- (13) Bok-Tor, die zwart is, met bet Borjl. Meeiagtlite. J^"^ gedoomd , Bu Witte Meelagtige Slip- lir^z^^' V^^ ^P ^^ Dekfchilden verfpreid. Van kleine Wormen met zwarte Koppen en zwarte Staarten was deczeBok.Tor afkomftig, volgcns de bcfchryving van JufFr. Merian. Hec is een VVeftindifche* Wy geeven hier de Afbeelding van een Bok Tor, die van middel- maacige grootte is , uit de Verzameling van den Heer ?. Kr am er, en toe deeze Soorc fchynt te behooren. De Leedjes der Sprieten zyn, van onderen , een weinig witagtig , en de onderfle Leedjes der Pooten blaauwagtig of Afchgraauw. Voorts is de Kleur als boven gemeld wordt. XTV. (14) Bok. Tor, die bet Borftjluk met ijier Platagt ge. x/wr- p- ' , ' (13) Cerambyx Thorace Spinofo niger, Elytrls puiKSis al- bis fparfis farinofiJ. Sy/f.. Nat. X. Merian. Surin. t. 2+, f. infima. (i^) Cerambyx Thorace quadiifpinofb, Dot(b depreflb, E- lytris Hcbulofis, antice punftis elevatis fparfis. Sy/i. Nat. x. Bok-Torren of Bokken. 537 Doornen» de Rug plat^ de Dekfchilden y, gewolkt en van vooren met uitpuiknde ^^deel. Stippen daar op wrfpnid beeft. I-Joofd. STUK Deeze Ooftindifche was , zo wel als de voor- gaande, in de Verzameling van de Heer de Ceer. Wy gecven hicr de Af beelding van ^ eenen Bok Tor van den Heer Kramer, die meer fcliync overeen te komen mec de gekleur- de Afbeeldingen van JufFr. Merian, weike ik gezien heb, dan de voorgaande; hoewel 'er doch een merkelyk verfchii is in de Tekening. Hy heefc de Dekfchilden plac van bovec, bruin met Zwavelgeele Stippen, en de Sprieten zya zeer lang, Ook merk ik in deeze op , dat de Voorpooten de langfte en de Agtcrpooten de kortfte zyn ; verfchillende daar in met veel an- dere Bok-Torren. Het Borftftuk heeft geen vier, maar twee Doorens of Spitfen. (l 5) Bok'ToT f die Zeegroeji h en bet Borjljluk xv. met vyf Doornen beeft , de Dekfcbilden zeegroene. Jlekelig gedoornd , aan de zyden zwart en z'wart gebandeerd, de Sprieten vry lang, Dit Infekt is van boven witagtig Zeegroen , van onderen bruin. Het heeft het Borftfluk van boven met vier Doorften en een vyfden van agtcren in 't midden. De Dekfchilden zyn ge- (is) Cerainbyx Thorace quinquefpinofb glaucus , Elytris muricatis latere fasciaquc nigris, Antennis longioribus. Syjl. Nat. X. 1" Deei. IX. Stuk. L 1 5 53^ Beschryving van DE V. geknot, eencandig , van vooren ftekelig gc- Afdeel. doornd , aan de zyden zwart met een btreepje , XIII * ' ' HooPD- van agteren als met een Band , die de Dek« STOK. fchilden fnydt. De Sprieten omtrent eens zo lang als het Lighaam. Rolander heefc het- zelve in Amerika gevonden. XVT. Lamed. (i6) Bok-Tor, die bet Borjljluk ruig gedoornd hseft, de Dekfchilden verbeven en Loodm kleurig, met een donkeren bogtigen Band overlangs , de Sprieten kort, Volgens de befchryving der Sweedfche Die- ren is deeze Bok-Tor groot en heeft het ge- heele Lyf zwart ; zo ook de Dekfchilden , die by het Borftftuk en in 't midden buitenwaards Loodkleurig zyn , of met twee breede , fchuin- fe , bruine Banden getekend (*). Waarfchyn- lyk zullen deeze de figuur van de Hebreeuwfche Letter Lamed , meer of min , uitdrukken. Icdel-Bok. Het is onbegrypelyk , hoe dat de Heer G E- o F F R o Y deeze Soort betrekken kan tot zyne tweede Familie in het Geflagt van Stemcorus, dat dien naara heeft naar de verfmalling der Dekfchilden agterwaards, en van de Bokkcn afgezondcrd wordc, doordien de Sprieten , aan haar (*) Faun. Suec. Ed. 11. p. 1 8 7. N. 6^9, (ic) Ccrambyx Thorace Spinofo pubescente, Elytrls fiiftl- giatis lividis, fascia obscura longitudinali flexuofa , Aiitenni^ brcvioribus. Sy/?. Nat. X. Leptura nigra, Ely trig nigdcante H« vido4]uc variis. Faun^ Su4C, 45X. BOK-TORREN OF BoKKEN. 539 haar inplanting , Diet door het Oog omringd :» v. wordec , maar voor hetzelve geplaatfl: zyn. ^IR^f^* Die Kenmerk kaa wel plaats hebben ; doch het Hoofd- andere zou het Infekt brengen tot ods volgen- stuk. de Geflagt. Evenwel , om daar niet veel op te ftaan, kome ik maar alleen tot de Soorte- lyke Kenmerken ; daar hy het gebragt heeft in de twcede Familie , welke de zodanigen be- vat , die het Borflftuk nioeerloos hebbcD , en het- zelve noemt , Stenocorus , die zwart is , met de Dekfcbilden roodagtig , aan de tippen en tot di belft van de Naai zwart (*). Sommigen van deeze Soort, zegt hy, zyn meer dan eeu half Duim lang , ongevaar eea vyfde Duims breed ; anderen raaar half zo groot. De Sprieten , die zy zo lang als *t Lyf hebben , zyn aan 't end weinig dunner dan aaa den wortel. Het Borftftuk is Kegelvormig , en zonder Stekels of Knobbekjes op zyde. Het geheele Lyf is zwart, uitgenomen de Dek- fchilden, die bruinrood zyn, maar aan 't end zwart , en van agteren , tot een weinig over de helft, langs de Naad, zwart gebandeerd; zodanig dat die zwarte Band of Rand allengs , naar de tippen toe, verfmalt, tot dat hy aaa het andere zwarte gedeelte raakt. Dit moet 'er , naar my dunkt , meer de tekening van een Romeinfch Kapitaale L , dan die van cen Hebreeuwrche S op maaken, C17) , (*) Tn 't FrAnfch le Stcncorc bedcau. hijl^ its Inf. tnv, Pdtris. Tom. I. p. ^^6. I. DF.EL, IX. 5TVK. 540 Beschrtving van de V. Afdeel* XIII. HOOFD' STUK. XVII. Jfcbulofas. Gew^olkte, XVIIT. Hifpidus. Stckelige. (17) Bok-Tor, die bet Borjljluk gedoorndj de Dekfchilden verbeven , met zwarte Stippen en Banden beeft , de Sprieten lan» ger dan bn Lyf, Deeze js klein van ftuk, hebbende den Kop zwartagtig , de Sprieten anderhalfmaal zo laog als 't Lyf , aan *t end zeer dun ; het Borftftuk wederzyds getand. Een dwarfe zwarte Band , die vry breed is , loopt midden over de Dek- fchilden been. Men heeft deezen Bok by de Mynen van Burwick , in Gothland , gevonden. Doktor ScopoLi nam een dergelyken waar in Kar. niolie , die de Dekfchilden meer dan een der- de Duims lang en een agtfte Duiins breed hadt(*). (18) Bok-Tor, die bet Borjljluk gedoornd , en met drie Jlekelige Stippen beeft , de Sprit* ten ruig en lang. Deeze , die in Sweeden dikwils in de Hui- zen voorkomt , heeft de grootte van een Huis- vlieg, raaar is fmaller; geheel Afchgraauw met zwar* (*} Entomol. Carniol. p. J4.. (17) Ceratnbyx Tliorace Spino(b , Elyirls Hiftigiatis punftis fasciisque nigris, Antennis Corpore longioiibus. Faun, Suec, 48 J. It Gotl. 2 7 J, (is) Cerambyx Thorace Spinofo Elytcis fubprxmDrfis , panftisque tribus hispidis , Antennis hirtis longioribus. Syjl, Na'i. X. Ccra;pbyx cinetcas, Elytris prxmorfis nigris fasciaque alba, Antennis fesquilongloribus. F zyn Ed. niet begrypen , waarom dat onze Au- *tuic. thcur de Sprieten zegt regt andcrs gefteld te ^'"'^''""'^'*^ zyn^ dan in dc overige Bokken; alzo dezclvea 'er volmaakt mede overeenkomen ; uicgenomen dat het end der Lcedjes een weinig minder dik is. De Sprieten (voegt hy 'erby) hebben ten minfte de langte van het Lyf (*). Ik heb, ook, op die bcfchryving veel aan' te merken. In mync Roozebokjes zyn de Wie» ken niet zwart , maar bruinagtig geel , gclyk in de Gouden Torren en veele anderen. De Pooten zyn , wel is waar, blaauwagtig, doch 20 blaauw niet als het Lyf van boven. F r i s c h j die deeze Soort de hlaauivagtig groens H(!ht- Kcvernoemt, merktzeerwel aan , dat het Borfl- i\uk veel Goudglanziger is dan de Dekfchilden 5 doch die verandering van Kieur, welke wy inde laatften waarneemen , als zynde fomtyds dof en donker, fomtyds helder, glanzig en Goudgroen^ fchynt niemand der gedagte Autheuren opge- merkt te hebben. Doktor Scopoli, alleen^ tckent aan , dat dit Infekt geheel glanzig is en blaauwgroen , met dc Dekfchilden en fomtyds , ook het Borftftuk groenagtig. In het groene heb ik nooit blaauwigheid befpeurd , maar wel aan hec Lyf en de Pooten. Het Borftftuk heeft de gezeg- da C*) Hiji. des Inf. er.v. Pails. Tom. 1. png. so;, 1. dkejl. IX. stmk. M in 54(5 BescBryving van de V. <^e Knobbeltjes niet , (dat L i n n ^ u s ook niet Afdeel. zegt,) van onderen (*) , maartuflchen deSpit* HooFi>- feq^? die het op zyde heeft agterwaards, naby sTUK. cie Dekfchilden, en is door dezelven en de an- ^oozebQkje. ^^^.g ^leine Knobbeltjes , voorwaards geplaatft, van boven oneffcn. De overlangs verheven Streepen, op de Dekfchilden, zyn in de my- nen zeer moeielyk waar te neemen. De JSprie- ten zyn, gelyk Doktor Scopoli wel aan- merkt, fomtyds langer , fomtyds korter dan het Lyf van dit Bokje. DeFigimr De grootfte zwaarigheid blyft hog over: te ^'^*^'^'"^"* wee ten, wat onze Autheur bedoelt, wanneer hy zegt, dat, ten opzigt van de Sprieten , in de Roozebokjes het tegendeel plaats heefc van andere Bokken. Frisch, die een zeer opltctend ondcrzocker was, fpreekt ten dien opzigte, woordelyk, aldus. " De Sprieten on- 9, derfciieiden hem ook duidelyk van de ande- „ ren. Zy zyn niet zo lang als het Lyf, „ maar, van het eerfte dikke Lcedje af, komt „ aanftonds het langfte, (daar het omgekcer- „ de in de tot dus ver bcfchreevene doorgaans „ plaats heeft,) en de volgende negen zyn „ geduurig wat korter dan het voorgaande ". Het is of L I N N iE u s dit nagefchreeven had (f), Nti (*) Sur k has du Corcdet, hecfc deHeer Gf.offroy; dat ten minfte , op het laagfle of benedenfle gedeclte , fiAeeii te moetea bctekenen. (t) AuttnncE vix longitudincm Corporis adtingiint ; harura At- BOK-TORREN OF BoKKEN. 547 Nu heeft ditzekerlyk plaats in de Roozebokjes; ^* maar de Vraag is, of men het ook waarneeftit xill. in de andcre Bokkcn? In verfcheide Soorten Hoofd- vind ik die trapswyze afneeming niet , gelyk in *t byzonder in de zwarte Duitfche Bok blykt, dien ik op N. 26, zal befchryven ; alvvaar dc Leedjes, naar'tend derSprieten toe, allengsia langte toeneemen, en de vier eerflen allerkortfl: zyD» Dus zyn ook in de Hout-Kever met de langfte Hoornen (N. 24.;, dien Frisch Tab, XII. af beeldt , de alleruiterfle Leedjes de langften. Zelfs in de Afbeelding van dea blaauwagtigen fraaijen Bok-Tor , (N. 23.), die de Heer Geoffroy zeif geefc , is die traps- wyze afneeming der Leedjes, in langte, naar 't end toe , niet blykbaar (*). Evenwel beken ik , dat 'er zo wel inlandfche als uitheemfche zyn, waarin het zelfde nagenoeg, als in de Roo- zebokjes, plaats heefc. (23) Bok-Tor, die het Borjljluk gedoornd, de xxirr. Dekfcbilden Jlomp met ten zwanen Band ^pScI en Artlculi , per gradus , vcrfus cxtremitatem breviores fiint, coiitririo ac in reliquis modo. Faun. Suet. Ed. I. p. i die beiden naar de bepaa- ling van LiNNiEUs zyn Schoenlapper gelee- ken , doch vry veel van clkandcr verfchilden ; jDzonderheid , dewyl de een geheel zwart, en dric of viermaal zo klein was als de ander, die dc Dekfphilden Kaflanjebruin hadt, een Diiim (z6) Cerambyx Thorace Splnofo riigofo nudo , Corpore Bigro, Afltcnnii longis , articulis ^uataor primis clavatis^ §yji. Nat, X. BOK-TORREN OF BoKKEN. 553 Duim lang , wordeode van hem de Held • v. getyteld (*). De vier eerfte Leedjes der ■'^^deel. Sprieten waren in deeze zeer glad , in de Hoofd. andere ruig en koiccr dan de overigen. Om- «tuk. ftreeks Parys vondt de Heer Geoffrov * ^'^qs 00k , dat opmerkelyk is , een grooten en klci- nen zwarten Bok-Tor , de een andcrhalf Duim, de ander drie vierden Duims lang , en vry vecl donkerer van Kleur (4-). De eerfle en grootfte fchynt ray , zo wel als die lang gehoornde zwar- te Hout-Kever van F r i s c h , waar van hy de Afbeelding (f) aanhaalt , tot den gemelden- Schoenlapper te behooren, diendelieer MuL- L e r , zo wel als den Schoenmaaker en Tim- merman , ook in Deenemarken > in de BolTchen, Vpndc (S). (27) Bok-Tor , die bet Borjijluk gedoornd xxvir. beeft, de Dekfchilden Jlomp, verheven- wccvV. rond en zwarti de Sprieten van middel- maatige langte. Men zal , mooglyk , niet meer reden vinden voor den zonderlingen Bynaam van deezen, alsi ' (*) Er.temol. Carr.iol. p. y« , ji. (1) Hijl. des Inf. env. Paris, Tom, I. p. 200. (t) I"/. XIII. Tab. VIII. {$) Faun. Friiriehsdalina. p. IJ. (27) Cerambyx Thorace ffinolb, Elytrls obtufis convekija« tris , Antennis medlocribus. Syji. Nat.X. Cerambyx fbrdide ni- gcr, punftis elcvatis fparfis , Antennis cr.iflii, Corporii Igngitn- dinem fubacquantibus. U D D M. lyij/l n. zf, h DrsEL. IX. stuk. Mm 5 V. Afoekl xni. HOOFD- XXVIll. Fuiipttater. Sciioorlteen- vceger. $^^ Beschryving van de als voor dicn van de voorgaanden. Hy wordt elders gecoemJ Bok-Tor die vuilzwarcis, mec verhevcn Stippen daar over verfpreid , de Sprie- ten dik en o.Titrent zo lang als 't Lyf» Die 1q- fckc onthoudc zig ook in Europa. (28) Bok-Tor, die zwart is 9 hehhende het Borjljluk eenigermaate gtdoornd , de Dek- fcbilden Afcbgraauwagtig , de Sprieten vry korU De Heer Forskaol vondc deezen in Duitfchland, kleiner dan een Honigby en ge- heel zwart ; met de Sprieten naauwiyks zo lang als 't Lighaam ; het Borllftuk rond en wsinig gedoornd ; de Dekfchilden niet zeer fpits , en met een vuile Afchkleurige Waafem befmet. XXTX. Coquuf, Kok. (29) Bok-Tor , die bet Borfljiuk ruig en eeni' germaate gedoornd beeft , de Dekfchilden jlomp , gegroefd , zwart en van voeren Roejtkleurig , de Sprieten middelmaatig, De Heer K a l m hecft deezen in Kanada gevonden ; zo dat men hem als een Amcri- kaanfchei moet aanmerken. Dc Doornen of See. (2$) Cerara'jyx Thorace fubfpinofo niger, Elytris cmeras- ccntibus, Anteniiis brcvioribus, Sy/l, Nat. X. (zp) Cerambyx Thorace fubfpinofo hirfuto, Elytris obtufis fulcJtig attis, aatlce fcrrugineis; Antenftis mediocribus, Syji, Nat. X. BOK-TORREN OF BOKKEN. ^^^ Stekels van het ruigc Borftftuk zyn kenbaarder V. op 't Gevoel dan op 't Gezigt. Afdrel; (30) Bok-Tor, die bet Borjljlukgedoornd beef t^ stuk. de Dekfcbilden Jiomp , ros , aan den rand xxx. zwart en met een zwarts Streep , de Sprie- LoopS ten middelmaatig. In de befchryving der Sweedfche Dieren was deeze Soort genoemd: Rofle Bok-Tor , met drie zwarte Streepen op de Dekfchilden over- langs. Men viudt dezelve in verfcheide Land- Ichappen van Sweeden , zynde een der grooc- ften onder de Europifche Bokken. Men heefc dezelve ook in Karniolie waargenomen. (31) Bok-Tor, die z In Deene- marken is dceze Verklikker ook gevonden, (33) Bok-Tor> die het Borjlftuk gedoornd en ^™^* Bocbelagtig heeft ; de Dekfchilden cvaal , oicf. met een duhhelen njoitagtigen Band ; de Sprieten Draadswyze en van middelmaa* tige langte> Een klcin roodagtig Torretje , van grootte als een Luis , dat wegens de langte van zyne Sprie- ten tot de Bokken fcheen te behooren , is van den Hecr L i N N iE u s hier t'huis gebragt ; hoe- wel hec hem twyfelagtig voorkwam, tot welfc Geflagt men het betrekken moede, om dat het den Kopa omgekromd , binnen het Borftfluk kan jntrekken, gelyk de Knaagtorretjcs doen. Ook heeft het de Eigenfchap van veelen derzelven , hou- (ll) Cemmbyx Thorace Spinofb gibbofb; Coleoprris ovatls, fascia duplici alhida; Antennis filifbrmibus mediocribus, Syfi, Nat. X. CcmmLyx teftaceus , Elytrorum fascia duplici albidl Thorace fpinofo. Faun. Suec. 4J7. (*) Hi/}, des Ik/, tnv, Paris, Tom, I. p. 200^ I. DS£L^ JX. STUK. 558 Beschryving van de V, houdende deerlyk huis in de Verzamelingen Afdeel. yjjQ gedroogde PlantCD , Infekten , Vogelen, llooFD- Bonte Vagten , Kleederen en allerley Eetwaa- Stuk. reQ^ Zelfs wordc de Tabak 'er van opgevree- ten. Men kan het dooden door middel van Rottekruid met uitgebrande Aluin. Onder de Schildvleugeligen die de'Sprieten Draadswyze , dat is niet keonelyk geknobbeld veel min geknodft hebben , maakt Geoffroy hier van een nieuw Geflagt , dat hy beftempelt met den naam van BrucbuSf waar mede men oudtyds den Molenaar of Meykever beteken- de. De byzondere Kenmerken daar van zyn , dat iietzelve het Borftftuk met een ronde Boch- el en het Lyf bolrond met een verheven Rug heeft. De Afbeelding, die hy *er by vergroo- ting van geeft , toont de zonderlioge Geflalte van dit Roofagtige Infekt , dat men dikwils in drooge Bladen, in Hooy, en elders vindt, daar het Wormpje op fchynt te aazen, raaa- kende zig, tot de Verandering, eetiTonnetje, dat zeer wit is , als van fyne Zyde. ongevieu- Dit noemt hy het gebandeerde , en de ande. gel Bo je. ^^ gQQft;^ welke geheel bruinrood is, het onge* vleugelde , welks Dekfchilden vereenigd zyn. Dit wordt op dergelyke plaatfen gevonden; het is kleiner en zo gemeeo niet. Het gelykt naar een klein Klootje , waar aan naauwlyks lets zig vertoont , dan de Pooten en een Kopje , 'c welk Sprieten heeft byna zo lang als 't Lyf. De Dekfchilden, die gepolyft Kadanjebruin zyn BOK-TORBEN OF BCKKEN. 559 ZyO , bekleeden het ook gedeeltelyk van onderen: V. zo dat hecDiertjezigals geharnaft voordoet(^*). '^^viTf^ Hier mocc ik fpreckcn van drie Bokjes die Hoofd* taamelyk groot , doch insgeJyks otigevleugeld ^"^^^* v?arcn, en yvelken Doktor Scopoli in Karni- olie waarnam. Het eene, dat van hem het Zandbokje * getyteld wordt ; als op de Wegen en Duinen, in 't heetfte gedeeke van dat Land- * ■^'*^«<»^w. fchap , voorkornende ; hadt de Dekfchilden vyf Linitjo langj zwart doch witgerand, gelyk 'er ook een witte Streep liep over den Kop en 'c BorMuk heen. Linnjeus hadt 'er, in een Brief , reeds van gefproken , zeggende : " de 5, ongevleugelde Bok-Tor, dien ik uit Spanje „ en Vrankryk gekreegen heb, wordt by ons 5, niet gevonden." Het andere, dat Scopo- ri de Moor f tytelt, was gehcel zwart, en hadt de Dekfchilden over 't half Duim lang. t ^ti-ops Deeze beiden hadden de Sprieten kort. Voorts was door hem een Goudgeel § Bokje waarge- Bomen, met de Dekfchilden iets korter, half$ fuhns dooifchynende , (lomp , glanzig , en zo lang Diet als 't Agcerlyf (f^. VIERDE ARTIKEL. Het Borftfluk ongedoornd en Rolrondagtig. Q4) Eok-Tor die bet Borjfjluk OTij^edcornd en ° XXXIV. Rol' Carchiir-ai. (*; Ihid, pa^. i«4. Gcftippelde. (1) Enlomolcfr. CarnioUca. p. jj. 0+) Ccnmbyx Thoracc mutico cylindrico , Corpore grifeo I.Deel. IX. Stuk. ly. S6o BfiSCHR'S^VTRC VAW V. Rolrondheeft, betLyfgraauwmetzwifft Afdeel. gejiippeld , dt Sprieten middelmaatig, JVl 11* HOOFD- sTUK. Deeze gelykt zo zeer naar den .Schoenmaa-« ker , hier voor befchreeven (*) , dac ik ze voof deszelfs Wyfje zou gehouden hebben, zegt LiNNAUS, indien 'er niet de Spitfen , op zyde van het Borftduk, aan ontbraken. Hy hceft het Lyf ook watdikker , en de Nypers zwart. Naderhand is het Wyfje ontdekt, dac graauw is van Kleur , en het Mannetje Afch- graauw , wegens een bleekgeelagtige WoUig- hcid , die het Lyf omkleedt , en waar tufTchen de glinfterende zwarte Stippen uitpuilen. Dit doet hem , eenigermaate , naar den Stern- of bonte Haay gelyken. Die van P e t i v e r was zwartagtig , en hadt de Dekfchilden geftippeld en met bleeke Vlakken befprengd ; dat regt het tegendeel is van Kleur ; hocvvel men den een , zo wel als den ander , gejiippeld kan noe- men. Dit Infekt was hem uit Noorwegen ge- zonden, drie vierde Duims lang, en hadt dc Sprieten langer dan he: Lyf. Uit de aanhaaling van dien Autheur blykt, dat de Heer Geoffroy deezen geflippelden Bok bedoelt , met den naam van Sagrynagtigc Leptura; zynde dit een Geflagt waar toe alio de Bok-Torren , die het Borflftuk ongedoornd hebben , van hem betrokken worden. Zyne Bok , nlgro putiiSlato, Antennls medlocribus. Faun. Suec. ^95. G o ed. Inf. II. T. 51. List. G ox d. f. log, pet. Caz, T. 2. f. i. BOK-TORREN OF BOKKKN. ^61 Bok, een Duim lang, heefc ook de Wollig- V, heid Afchgraauw icn dc Stippen , die zig daar ''^v?h*^* in vertoonen, glimmend zwait. Hy merkt aan, Hoofd.- datLiNN^os zig bedroogen heefc, wannecr stuk. die aantekent, dac de Lccdjes dcrSpricten vaa onderen graauw of grys en van boven zwart zyn ; aizo omflreeks Parys regt hec tegcndeel plaats heefc (*). (35) Bok-Tor, die bet Borjlfluk cngedoornd y^^^^y tn Rolrond beeft , de Dekfcbilden met een ^ll^i'^u't geele getande Streep en geele Stippen, £?ePi- lxxv. Sprieten middelmaatig. Die Bokje ontmoec men ook in Europa , doch het is niet gemeen (f). Men vindc fora- tyds eene vcrfcheidenheid die de Streep blaauw- agtig heefc, in plaats van geel: doch deAfch- graauwe, die wic gebandeerd is, uic de Ver- feandelingenderAkademie vanUpfal, dunktmy, moec (*) Hip. des Inf. env. Parts. Tom. I. p. log. Oj) CcrambyxT Horace mutico cylindrico, Coleoptiis liao4 fl.ivd dentata punftisque flavis, Antennis mediocribni. FauK» ^ Smc. 41(4. Ct) Mooglyk 7.al dit de rcden zyn , dat L i n M a:u s het- zcive, in dc tweede Uitgaave van de Faun» Sutcka , van dc Swecdfche Dieien heefi uitgcmonf.erd. Dat evenwel, naax 't wc'kc onze Afbcelding gemaakt is , was hier te Lande ge- VTingcn. Dc Heer Gronovius gceft de Roozebol G° wegens de verwarriDg die in *t HooFD. voorgaande fchynt plaats te hebben, als ook STUK, Qju dac zy nergens wel fchynen afgebeeld tc J^iwf I.' ^y° > vertoon ik dit Infekc , van beide Sexen. Het Mannetje CFig. 7.) is doorgaans vry veel . klciner dan het Wyfjc QFig. 8.) Het eerfte heeft de Sprieten ten minfte zo lang als \ Lyf ; het andere heefc dezelven veel koner. In beiden zyn zy witagtig met zwarte Knopjes aan 't end van ieder Leedje. De Kleur van ' het geheele Infekt is geel, doch de menig- vuldige verheven zwane Pukkeltjcs of Stippeu op de Dekfchilden , doen dezelven zig Sagryn- agtig graauw vertoonen. Het Borfiftuk is , ge- lyk het Lyf van onderen, met VVolligheid be- zet. De Pooten zyn alien nagenoeg even lang en de Voetea Loodkleurig. Een kleine Soort van inlandfchePopelier-Bokjes, die niec meer dan half zo lang zyn als deeze, komc nagenoeg met de Kenmerken van onzen Au- theur overeen. xxxvii. (37) Bok-Tor, die bet Borjljluk ongedoomd cyi'indri-"^' ^" RokoTid bssft , imt cenc njoitagtige Streep , de Dekfchilden Daksivys' ver- himn,'jle 'voorjle Pooten bleek. Dit (17) Cerambyx Tfiorace mutico cylindrico linea albidd> Elytri$ faftiglatis nigris , Pedibus ancicis pallidis. SyJ}. Nat^ Z. R0£5. In/. II. Scarab, z, T. z. fcne. BOK-TORREN OF BoKKEN. 565 Dit vindt men thans op de Lyfl dcr Sweed- V, fche Dicren , als zi;^ onthoudende in het Houc Afwf ^'^^ der Hazelnooteboomcn (*). De Sprietcn cm- Hoofd. trent van langte als hec Lyf , dac zwart is ge- *'^''''^* flippeld, met de Pcoten eeoigermaate Roeft- kleurig. Roes EL befchryfc een kleine zwarte fmal- Biaanw iyvige Houtkcver , voonkomende van een Oran- *" '^^' jekleurig Wormpje , dat zig onthoudc in dc verdorde Takjes dcr Hazelnooteboomen ; doch de Af beddings welke hy daar van geeft, en die hier aangehaald wordc , gelykc vtclcer naar onze blaauwe Bokjes, die het Eorlinuk, Poo. ten en het Lyf, Oranjc hebbcn , deKop zwart, de Dekfchiiden Loodkleurig blaauw : maar het Borftfluk is in dezclvcn met twee zwarte Stip- jes, gelyk in de volgende Soort. C3S) Bok-Tor, die bet Borjljluk cngedoornd xxxviir. en geel beeft , met fuoee zwarte Stippen ,. q^"^,"'!!!' de Dekfcbildefi Dah Vooris wcrdt daar te berde gebragt een Streepswyze of Regtlynige (f), die de Pooten altemaal geheel geelheeft, endusmeefl: raar onzc blaauwe Bokjes fchync te gelyken* In deeze evenwel waaren dc Dekfchilden niet Dakswys' verheven, maar van boven plat. J.XXIX. Gebandeer- de. Yl. lxxv. Fig. 9- (39) Bok-Tor, die het Borjljluk ongedoornd, Rolrond en rimpelig heeft , 7net de Sprie- ten i)ry lang, de Dekfchilden ftomp eii hruin , met een Jlreepswyze ivitagtige Band. Dceze Weflindifche Bok was in bet Kabinet van haare Sweedfche Majefteit. De Hccr P h i- Lips bcefc, in zyne Verzameling , eenigeKa- flanje bruinc uithecmfchc Bokjes , die op der- gclyke manicr gcbandecrd zyn , met een geel- agtigBandje ovcrdwars, dat egaal van brcedte is, gelyk de Afbcelding aantoont," die naar een derzelven is gemaakt. V Y F- (*) FauK. Sufc. Ed. II, p. 192. N. eemgennaate tLyrond , bet Lyf vuil bruin, nis. de Sprieten op zyde plat, Zaagswyze engc.^^^^^^'^^' 'van middelmaatige langte heeft. Deeze Soort onthoudt zig in de BofTchen van Sweeden. Zy hecft de Sprieten zeer pht en Zaagswyze , het geheele Lyf bleckbruin (*). By Geoffroy zou dezclve, miflchien, tot het Geflagt van Prionus behooren *. *^fj^ ^'*'^* (41) Bok-Tor, die bet Borjljluk ongedoornd en xli. rondagtig kaal beejt, bet LyJ hejniod- Boerfchei deld , de Sprieten Elsvormig en wy kort, Bruine Bok, met ingedrukte Stippen op het Eorftlluk , wordt deeze genoemd in de befehry- ving dcr Sweedfche Dieren. Hy komt in de BofTchen dikwils voor. De Sprieten zyn een weinig korter dan het Lighaam j »t welk aan de (40) Cerambyx Thonce mutico fubovali , Corpore Inrido fusco , Antennis compreflis fcrtatis mediocribus. Syji. Ndt, X. (*) Faun. Suec. Ed. II. p. 192. N. 5^5* (41) Cerambyx Thorace mutico fubrotundo nudo, Corpo- le lurido, Antennis bievioribus fubulatis. Syjf. Nat. X. Ce- Eambyx fuscus, punftis Tlioracinis imprcflls. Faun, Suec, 4S2. I. deil. IX. stuk. N n 4 5^8 Beschryving van de V. de zyden regtiynig loopt en byna glad is , heb- Afdeel. beufje op ieder Deklchild twee verheven Stree- llooFD- pen. Het Agterlyf is Roeftkleurig bruin , mcc STUK. t^eg ingedrukte Hollighedeo op de Rug, bo- ven en behalven de overlangfe Streep. xLi. (42) Bok-Tor , die het Borjtjluk ongedoornd RTOiibcenl- en rondagtig beefty bet Lyf zivart, de 8*' Dyen rood , de Sprieten middelmaatig, Dcezc is in Duicfchland gevonden , zyndc half zo grooc als de volgcnde en fmallcr, met de Dyen alleen rood en de Sprieten naauwlyks zo laog als 't Lyf. XLiii. (43) Bok-Tor , die het Borjljluk {ongedoornd vToktce." en rondagtig heeft, bet Lyf Fioletkleur , de Sprieten middelmaatig^ Dit fchynt niet de zelfde te zyn, als die ge- ■ heel Violetblaauwe Houtkever van F r i s c h, welke aangehaald word : wane deeze Auchcur zegc uitdrukkelyk, dat dezclve wel fchoon , doch Diet glanzig blaauw is, zynde de Dek- I fchilden Sagrynagtig geftippeld. In de bcfchry- ving (42) Cerambyx Thonce inermi fubrotundo , Corpore atro, .femoribus rubris, Antennis mediocribus. Sy/f. Nat, X. (f. Bok.-Torren op Bokkin. 5/1 de Sprieten van langte als het Lighaam, en zo V* wel als de Pooten en alles bruin rood. '^vm^^ Deezc wordt betrokken tot cen foort van Hoofd- Bokjes omftrecks Parys voorkomende, welke stuk. dc Heer Geoffroy noemt bruinrood met bet Borjljluk glad C) > zynde dezelve omtrent twee vyfden Duims lang en over de Dekfchilden fyn gepointileerd, zonder cenige Streepen. Wat de Kleur belangt zyn de Sprieten , de Kop, het Borftftuk en de Pooten , vuilrood , of uit den bruinen vaal: de Oogen alleenlyk, en, in fommigen , de Gcwrichten der Dyen zwart, welke laatflen de Mannetjes, zegt hy, zyn. Dc Dekfchilden hebben een helderer vaale Kleur. Het Lyf is van onderen geel , een wei- nig blaauwagtig en met zwart gemengeld. Men vindt dit Infekt op de Bloemen. Dcvvyl gemelde Heer het, in 't Franfch , Lood- verando kleurig noemt (f ) , zo zal ik hier gewag maa- ken van cen Bok, die in de befchryving der Sweedfche Dieren de Vermderlyke wordt ge- tyteld (§) ; als varieerendc in Kleur , die nu ecns Violet, dan blaauwagtig is op het Borft- fluk en de Dekfchilden, zynde, in beiden , de Dyen met een zwartc Knods voorzien. De- zelve onthoudt zig, aldaar, in de Boflchen. (48) (♦) Lcptura teftacea , Thorace glabro. IHJl. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. 2ig. Ct) La Lepture lividc a Corcclct llfTe. Jhid. (^) Cerainbyx variabilis &c. Fuun Suet. Ed, II. p. 129. N, 6^:9. I. Dkf.l. IX. Stuk. 57^ Beschrtving van de V« (48) Bok-Tor met bet Borjljluk ongedoornd, Xiii,' rondagtig en ruig , met twee knobheltjes HooFD' en de Sprieten kort^ STUK. 'r^JuLI' Twlederley Bokken worden hier aaogehaald Laftdraager. ujc de bcfchryving der Sweedfche Dieren, die egter zeer weinig verfchillen dan in de Klcur dcr Dekfchilden ; welkc de een zwartagcig , de ander bruinrood hade. Een ander, in de Ver- handelingen der Akademie van Upfal aangetc kend , hade dc Dekfchilden Afchgraauw, Men vindtze in de Stapels van gekapt Brandhout , zo vi^el in ons Wereldsdeel als in Noord-Ame- lika, alwaar de Heer Kalm die waargenomea heeft, MuLLER zegt , dat deeze Soorc in Deenemarken gemeen zy , en Dokcor S c 0 p o- Li vondt dcrgelyken in Karniolie. De Bok-Tor van F 11 1 s c h , die hier toe be- trokken wordc , nocmthy, Houtkevermecklei' ne Sprieten, en een graauw Halslchild , datge- merkc is met tweeScippen, Deeze is, zegt die Autheur , van de yyfde grootte , en beeldt hem byna een Duim lang af, hebbende boveu op hec Borftftuk twee bukjes of fchoon glinfterend zwarce Kaopjes. Door de kieine witte HaairC' jcs, (48) Cerainbyx Thoracc mutico fabrotan:b villofo, tuber- culis daobus, Aatcmis brevibus. SyJI. Nat, X. Ceratnbyx ni- gricans, Thorace villolb cincreo, puncT:is daobus glabris. F/**^, 5«?c. 4.89. FUISCH. /n/; XIII. T. 10. B. Cerambyx tefla- ceas, T.D.Ks 7iiIo:'> cinsrco, Ilneolis duabus glabris. Fa^^n. S*.'.-. 49=. • BOK-TORREN OV B 0 K K E N. 573 3€S, waar medc het Borfllluk bezet is, wordt V. de Kleur van 'c zelve watgraauw, andeis isal- v^f/'^" les deDanderen gclyk* waar uit ik befluic, dat Hoofd- hy zeggen wil , zwart. Link jeus zegt, dat *'^"'^* deze Bok geheel zwart is , met ccDige mcDgeling van Alchgraauw. Het Wy fje , merkt F r 1 s c H aan , heeft , aan 't end van 't Agterlyf , een Leg of uitftek,, en eenig geel of bruin op de Schilden, wanneer de Haaircjcs daar afgewree- ven zyn. In fommigen zyn dezelven , by hct Borftftuk, zegchy, geplcoid, als een Vrouwe Onderrok. Een fcort of vcrfcheideDheid , daar van, hceft wjtte Vlakkcn op de Vleugclen, waar van de bovenften een hoek inaaken , die wat fpits loopt. (49) Bok-Tor, die bet Borjljluk ongedoornd, nux. rcndagtig beeft, met fiaowvce Rcejikku'rinh^ikhe. rige Knohbeltjes , de Dekfcbilden Violet en vry lange Sprieten. Decze , die in Finland gevondcn is , heeft het Borflftuk zwart en platagtig, aan de zyden ros, gelyk de Pooten, welkerDyen zwart zyn. (50) Bok.Tor die bet Borfljiuk cngedoornd , rond-> (■49) Cerambyx Tlioracc muticofubrottirdo, tul;ercu]]s fub* fcrruginco obfolctis, Elytris violacds, Antcnnis Jongiusculis.. Sy/i. Nat. I. Cerambyx Elytris nigro-cxruJcis apicc Abdomi- nii ferrugir.eo. uddm. BiJJ", ij. (50) Cerambyx Thorace mutico lubrotundo tuberculato, E- lytris fascjis duabus undulatis, Antcnnis fubmcdiociibus. Faun. Sutc. 4? I. I. D&SL, iX. STUK. L. Ur.iatus. 574 Beschryving van de V. Yondagtig en geknobbeld heeft, de Dek- Afdeel. Jchilden met twee gegoljde Banden, de HooFD Sprieten omtrent middelraaatig. STUK. Men heefc deezen in ruigte gevonden in Swee- den. De Dekfchilden zyn zwart, naar de tip. pen bleaker, met uitgeholde Stippcn of Putjes, uit het midden van welken een Haairtje opryft. LI- (50 Bok-Tor , die bet Borjljiuk ongedoornd , bSS. rondagtig beeft , de Dekfchilden Bloed. rood , bet Lyf zwart , de Sprieten mid- delmaatig* De Hecr Uddman heeft deezen te Upfal in de Wanden waargenomen. De geftalte is t'eenemaal als die van den Laftdraager, doch het Borftftuk boven 't Schildje, de Dekfchil- den, het Agterlyf, zyn akemaal Bloedrood , met eene naauwiyks zigtbaare Wolligheid; het overige zwart. Het Borftftuk is ook platter dan in de gemelde Bok. De Heer Geoff roy betrekt deezen tot een Soort van Bokje, dat hy noemt la Lep- ture 'ueloutet couleur de feu , oni dat het de Dek- fchilden zd wel als 't Borftftuk bekleed heeft met Wolligheid , als Fluweel , en Vuurkieurig rood. Het heeft de Sprieten korter dan "het Lyf en de laogte is omtrent een half Duim. Dit (jl) Ccrambyx Thorace mutico fubrotundo, Elytrlsquc (an- 2"^fcis , Corpore nigio, Antennis niediocribus. SyJI. Nai. X.. BOK-TORREN OF BOKKEN. 575 Die lufekt , zegt hy , komt uit oud Hout voort; V. men vindc hec op de Brandhout'Werven , en '^v^ff^* fomtyds 00k wel in Huis (*). PJoofd- Stuk. (52) Bok'T or, die bet Borjljluk ongedoornd en l^i- CaJfMneus, rondagtigheeft, bet Lyf zwart ^ deDek- Kaftanjc- Jcbilden , Sprieten en Footen , Roejlkleu- ^"'°'^ rig , de Sprieten kort, Deeze onthoudt zig in de BoiTchen van Swee« den. Hy is van grootte als de gegolfde , maar een weinig fmaller , aan de zyden van hct Borftftuk roodagtig. Hy zweemt naar den* Boerfcheu Bok *, maar is kleiner. *Biadz. ^e;. XIV. HOOFDSTUK. Befcbryving van 'c Gellagc der B o k j e s , onder ixelken' verfcbeide kleine Inlandjcbe , en tvcee raare Uitbesmfche , de eene Langhals of Ka- meel-Bok genaamd , albier zyn afgebeeld. TTan de Bok-Torren hecft Linnjeus 'cr Naam- ^ eenigen afgefcheideu onder den naam van Leptura; om dat zy naar agteren , dat is naar 't Staart-end toe, verfinallen of drcner \Norden in (*) IltJJ. des Inf. tnv. Paris. Tom. I. p. 220. (51) Cerambyx Thoracc mutico fubtotundo, Corporcquc nigro, Elytiis Antsnnis pedibusquefcrrugineis, Aiucnnis bic- vioiibus. S-\Jl. Nat. X. L Dkkl. IX. Stuk. 576 Beschryvinc van V* in de uiterlyke gedaante, wanncer deVleugelec ^XI V^^* gsfloo^^^ ^y° » ^^^ ^^^^ ^^^ Griekfche Woord tJooFD- uitdrukt* Dien zelfdennaam, egcer, heeftGE- . ^^"^* o F F R o Y op allerley Bokken , welke hec Borft- fluk efFen of zonder Doorens hebben, toege- pad; hec welk oneigen is. Doktor Scopoli onderfcheidt zyne Lepturce van de Cerambyces , doordien hetBorftftuk, dat rondagtig is, geen Geluid maakc in 't wryven tegenhet Schildje; en van de Cantharide<: , door de hardheid der Dekfchilden. Hipr van maakc Zulser ook gewag ; doch hoa kan hy zc dan Weicher Holtz- hok noemen ? Ik ^ie ook niec dat de Sprieten ia deeze meer naar die der Gemfen gelyken, dan in de andere Bok-Torren ; maar geef 'er , ora dat zy veelal klein zyn , den naam van B o k* jEs aan. Kenmerken. Boven en bchalve de gemelde verfraalling der Dekfchilden , die zodanig is , dac dezelven, gemeenlyk , aan 't end , zig niet volkomen kun- nen famenvoegen , laatende aldaar een GafFels- wyze gaaping : komc hier in aanmerking , dac de Sprieten Borlleliger zyn of minder buiizaam, dan in die van 'c voorgaande Geflagt. Zy heb- ben hecBorftfliuk, van boven op gezien, Spil. rondagtig. soorten. LiNNisus hecfc 'cr twee-en.twlntig Soor- ten van, waar van twintig tot ons Werelds- deel behooren. Hy onderfcheidt dezelven in twee Artikelen, naar dac zy het Borftftuk Ey- rondagtig of voorwaards langwerpig en fmal- ler DE BOKJES. •577 kr hcbben , met de Dekfchildcn aan 't end als v. afgebrokcn : of het Borftfluk byna Klootrond , ^^,*^ en voorwaards niet dunner ; de Dekfchilden aan Hoofd. 'c end flomp en rond. '^"*« EERSTE ARTIKEU Met het Borftfluk Eyrondagtig: de Dek- fchilden aan de tippen geknot. (i) Bokie, dat verguld is, met de Sprieten i- Leitura zwart en de Dyen der Agterpooten gtmAquatUa. doornd. ^ Dit Infekt onthoudt zig op vogtige plaatfen, en komt dikwils voor, op de Bladen van de Plompcn of zogenaamdc Pannekoekcn , als ook aan 'c Riet, Biezen en de Water- Eppe, aan wier Wortel de Pop fomtyds zit, binnen een bruin balletje. Hoe kan het dan de Purper- Goudkleurige Boom-Tor zyn vac F R i s c h (*) ? Geoffroy, niettemin , betrekt denzelvea ook tot deeze Soort , zo wel als M n l l E ii. Dit Waterbokje is , wanneer men 't zelve van naby bcfchouwt, een der fchoonften van ons Wereldsdeel. Over deszelfs gehcele Lyf , van (i) Leptura deaurata, Antennis nigris, Femorlbus pofti- cis dentntis. Fmuh. Suet. 509. Cantharis Arundincs frequea- tans. Raj. Inf. J 00. B. Leptura fubacneo-violacea, Femo- lihus poAIcis dentatis. Faun. Suee. 510, (♦) /«/. XII. Th. p. jj. PI. in. Tab, VI. Fig. a. I. Dt£i. IX. STUI^, OO 578 Beschryving vaw HOOFD- STUK. V. van boven , zyn een raenigte Putjes of uitgc- ^Yf\f^* holde Stippen verfpreid, die op de Dekfchil- den tien evenwydige ryea maakcn. De Oo- gen zyn zwart , de Sprieten bruin. De Dek- fchilden, verfch, zyn roodkoperig van boven, aan de zyden groenkoperig , en hec Lyf van CMiderenj naar agceren gezien zynde, vertoont zjg wit verzilverd, naar vooren gezien zwarc, De twee Agterpootcn zyn eens zo lang als de Voorpooten. Het verfchik in grootte zeer: men vindt'ef die een vyfdc, een vierde en een derde Duims lang zyn. De Heer Geoffroy betrekt dit Bokje tot hetGcflagt v^u Stenocorus , dat zyccn naam ook hceft van de verfmalling der Dekfchilden naar *c end coe, en noemt hec k Stencore dore , dat is de Vcrgulde. Hem zyn 'er , naamelyk , wel van verfcheiderley Kleur, rood, groen, geel, paarfch , violet en zwart voorgekomen ; doch alcoos met een glans van Brons of Koperige weer- fchyo. Een Doom of fcherpe Tand, aan de binnekant van de Dyen der Agcerpooten , maakt het byzonder Kenmerk uit van deezc Soort, Pater P o d a he eft , in Griekenland , deeze Bok- jes van zeer verfchillende Kleuren gepaard ge- vonden ; naamelyk blaauwagtig; Goudgroen^ rood, ros; bruin en violet. ti. Jilelanitra. Zvvart- gecipte, (2) Bokje dat zwart is, met de Dekfchilden rood' (1) Lepmra nigra, Elytrls rubescentibus livid'sve , apice nigtis, Fatn, Smc fi?j^.|Scaiab*uj Arborcas major , violaceo ru- ber- INSERT FOLDOUT HERE DE BOKJES. 579 ^ roodagtig of bruin Q*), aan de tippen V. zwart. 'xi'v^'" HOOFD- De eene Autheur heeft de Kleur der Dek- stuk, fchilden van deeze Soort roodagtig ; een an- dcr geel ; een ander, wederom, vuil geel of bruin waargenomen. Geoffroy geeft 'er de Af beelding van, en noemc hetzelve de zwar- te Siecocorus met roodagiige Dekjchilden ; aan- merkende , dat die zeer in grootte verfchilt, doch in 't algcmeen kleiner is dan de Pe. dcl-Bok *. Hy voegt 'er by , dat de zwarte * Biadz. tippen deMannetjcs vandeWyfjes onderfchei-^^*' den, Frisch fprcckt van hruinroode Hout- kevers , groote en kleine , die de Wyfjes , en bcr. FK t SCH, Irf. XII. T. %, Ic. 6. f. 6 Cerambyx niger Elytris flavis cxcremitatibus nigrls. R A J, Inf. 499. Capricor- nus exiguus , v^glnis lubentibus apice nigro. P f. t. Gaz. T. 3*. f. 5. Leptura Thorace nigro oitido, Elytris oblblete foi- dideque flavescentibus. Gadd. Lijf. 27. (*) Rubeicentibus lividisve heeft LlNN^EUS. GeoF. IROY en SCOPOLI volijcn hem hier in , en de laatfte, inzonderhcid , fpreekt van lividus, als of het een bepaaldc Xlcurwas; daar het doch, in deeze Bokjes , iiaauwlyks Looi- kleurig of blaauwagtig maar vee'.eer bruin of geelagtig fchync te betckcncn ; gelyk de Plekken , van een Stoot of Slag aaa 't Menfchelyk Lighaam , van blaauw of paarfchagtig , zo zy in 't cerft geweeft zyn , naderhand worden. Het v/are tc wenfchcn , dat S c o p o L i , die zo omftandig van de bepaa- ling der Klcuren , door Pater POD A, fpreekt, zelf die van Tefl actus ^ Fulvus en Lividus, om dubbclzinnigheid en twy- fclirg tc ontgaan, al was 't maar door vcrgeJykirg, had bfr paald. 1. De£L. IX. STUK. Oo 2 58o BESCHRYVIWGVAlf V. Afdeel. XIV. HOOFD. STUK. bruingeek die de Mannetjes waren , van welke fommigen zwarte tippen hadden. Van ondC' ren was het Lyf zvvait, doch digt bezet met glanzig- gcel Haair, Men vondtze op de ruig- te in dc Boflchen » en dikwils op de Braamen of ook op de Bloeraen der Kroontjes-Kruiden, ecz* Zeer fraay is de bcfchryviDg , welke onze Autheur 'er van geeft, zo als hy deeze Becft- jes in Swecden hade gevonden. Hec geheele Infekt , met dc Pooten , Sprieten , en allc dee- Icn , uitgenomen de Dekfchildcn , zegt hy , is zwart, langwerpig, agterwaards veifmallende : het Borftftuk ongedoornd. Het Lyf is van on- dcren wel zwart, maar, als men 't op zekere manier tegen 'c Licht houdt, en van vooren bekykt , wit. De Dekfchilden zyn aan 'c end dunner en als afgebroken , doch met de beide hoeken van de tip fcherppuntig. Zy verfchil- len in Klcur: want Ibmrnigen zyn hoogrood, zonder eenige zwartheid, en dit zyn de Wyf- jes; anderen rood met de tippen als ook deu uit. en inwendigen rand der Dekfchilden , zwart: anderen bruinrood met de tippen , maar allcen. lyk den buitenltcn rand van de Dekfchilden, zwart , en dit zyn de Wannetjes. Met ontal- lyke putjes zyn de Dekfchilden bezet, doch die niet op ryen ftaan, en met naauwelyks zigtbare Haalrtjcs , in 't byzonder naar agteren toe, befprengd. Het Borftftuk en de Kop> hebben , in fommigen , een fooit van geele Wol D E B O K J E S. 581 WoUigheid of Ruigte. Aan alle Schenkels zit V, op 't end een Scekel of Doom. Het Maune- A^?,^^^' lyke Lid van dceze Bokjes is zeer lang. Hoofd- Wy geeven hier de Afbeelding van een ^"^^^ Mannetje en Wyfje, die vry wel met deeze ^'^^ """ Y^^' befchryviog overeenkomftig zyn. Het Man- netje is vuil gcel, het Wyfje roodagtig. (3) Bokje dat z^mrt is^ met het Borjljluk, nr. de Dekfcbilden en Pooten paarfcb* Roodf* In het Rood zyn verfcheidc trappen, gelyk bekend is: men heeft docker, hoog- en bleek- rood; Karmozyn , Scharlaken , Rooze. en Blocd- kleur. Dergelyke veranderingen hebbcn in dce- ze Bokjes plaats ; gelyk omtrent de eerfle Soort reeds is opgemerkt. Dus heeft men 'er 00k gevonden die Bloedkleurig , die Kaneeikleurig of bruinrood en die Purper of paaifchagtig , ja zelfs ros zyn: aUemaal nagenocg van de zelfde gcftalte (♦). (4) Bokje dat groenagtig getl is , met da jy. Sprieten geel en groen bont, ^toZ'il Deeze is een der grootflen van dit Geflagt , wel- (3) Leptura nigra , Thorace, Elyttis, Tibiisque purpureis^ Faun. Suec. yoo. Lcptura nigra , Thorace Elytrisquc ruiis. Faun. Suec, +97. Scaraba;us Aiboreus major piujiuxeo-ruber. PRISCH. Inf. XII. T. 3. Ic. 6. f. 6. (*) Zie FauK. Suec. Ed. II. N. 679, 6go, (Js i, p, ip^, (+) Leptura viridi-flava, Ant^nnis luteo vitidi>juc vaiiisg Faun, Sute. ^96. 1. I>BKL. IX, STUK, O O 3 XIV. HOOFD STUIC. 582 Beschryvinc van V. welke men in Sweeden gevonden heeft. Mea A^?5^*" ^^^^ '^'* ^'^ geheel groenagtig zyn , doch andc- ren hebben een gedeelte van 't Lyf zwart, en, als men wel toekykt, wordt mengewaar, dat het groec-gcele flegts beftaac in een Be- kleedzel of Vlies , dat men 'er af kan wry vee » en dan zyn de Dekfchilden zwart. De Kleur der Sprieten is ongemcen fierlyk. De Dyen der Agterpooten zyn zonder Tandje en het Borft- ftuk is zonder hoeken. Van agteren loopc het Lyf fmal en de Dekfchilden zyn als afgebro- ken. V. Serke*. Blaauw. (5) Bokje dat groenagtig biaauiv is , met de Dekfchilden, op de rug, een weinig verbeven. Dit korat zcldzaamer voor, en heeft degeflal- te van het Waterbokje, maar is geheel glin- llerend blaauw, met de Dekfchilden ftreeps- wys' g^ftippeld. De Sprieten hebben omtrent de langte van het Lyf en zyn zwart. vr. (6) Bokje dat zwart is , en de Dekfchilden eSata"""' blaauwagtig bruin heeft, mttvierzwar^ > viexvi^idg. ^g yiakken, Dit Bokje , zynde een der grootften van dit Ge- (j) Leptura virldi-ccerulea , Elytrls fubfaftigiatis. Sy/l. 2iat. X. ■ ( jes. XI. (\i) Bokje dat de Dekfchilden Dakswys'verhe- 'imtig!"' ven, verfmallende en Goudgeel beeft , met vier zwarte Banden ; de Voeten bruinrood. Het Lyf is , aan 't agter-end, zeer dun;de Kop (9) Leptata nigra , Coleoptrls teftaccis , maculis fex nigris margine connexis. Faun. Suet. 504. (10) Leptura nigra, Elyttis teftaccis , fasciis guatuor ni- gris. Fautt, Snec. s°S' (11) Leptuia Elytris fafligiatis attenuatis fulvis , fasciis quatuot nigris, ?edibu$ teftaccis. Syfi, Nat. X. r E B o K J E 8, 5S5 Kop en *t Borftftuk zwarc ; het Agterlyf Roeft- v. kleurig mec een zwarte tip: de Dekfchilden ^"Je^'^ hcbben vier geele en even zoo veel zwarte Hoofd- Banden, overdwars. jtuk. (12} Bokje dat de Dekfchilden Dakswys^ vev xir. 1 be'uen , bet Lyf glimmend zwan , en bet ^wml Agterlyf ros heeft^- Het Borftfluk is van agtercn geftipt, voegt *cr LiNN^us thaDs(*) by, en merkt aan dat het die geheel zwarte Soort is , wclke van d e G K E R was waargenomen by zckere Baden of Staalwateren in Sweeden (f). Deeze is vry groot en heeft de Dekfchilden fmal. De Klcur, alleen , zou aanleiding geevcn langiiais. om het zonderlinge Bokje, dat ik Langhals JJ^^'jf ^^* noem, hier te plaatzen. Hetzelve hceft zyn Borftftuk waarlyk Spilrond, en nagenoeg zo lang als *t Agterlyf, dat iets zeer zeldzaams is in deeze lofekten. De Kleur ten grootften deele zwart , met een groenagtigen glans op de Dekfchilden, die zeer Sagrynagtig geflippeld zyn: doch het Lyf is gehecl zwart, De Voorpooten zyn in deeze de laogften , en de Voeten Afchgraauw. Deeze foort van Bokjes heeft de Sprieten byfter lang , gelyk uit de Af- beel- (ii) Leptiira Elytris faftigiatis, Corpore nigro lytido, Ab- domine rufo. Sy/l. Nat. X. (*) Faun. Suec. Ed. 11. p. 19I. N. iif. (t) Ad Acidulas Medcvienfcs. I. deel. IX. Stuk, 905 53(J Beschryving va» V, bselding biykt , die naar het Voorwerp is ge- ^XIV^^' "^^^^^* Sommigen geeven 'er den naam van HooFD* Kameelbok aan. 5TUK, TWEEDE ARTIKEL. Met het Borftftuk bolrondagtig en van voo- ren niet verfmallende : de Dekfchildea aan de tippen ftomp. xm. (13) Bokje dat bet Borjijluk bolrond en zwart Sde'* beeft, de Dekfc ^° ^^ van onderen ros. MaS'* heeftf de Dekfchilden Violet , bet Lyf In Sweeden onthoudt zig deeze Soort in de BoITchen onder aan de Bergen. De Dekfchil- den waren blaauwagtig groen, glimmende, en met uitgeholde Stippen befprengd: het Lyf agter de Pootcn Goudgeel , het overige zwart waargenomen in een Infekt, dat thans hier toe betrokken wordt (*). Yiy. - (i4) Bokje dat bet Borjijluk bolrond en, zo Roodhairig. *wel ols 'f Agterlyfy rood beejt , de Dek- fchilden zwart, Dit geheele Beeflje is zeer glad en Xwart > uitgenomen het Borftftuk dat Roeftkleurig is, ge- f C13) Leptura Thorace globofo nigro, Elytrls violaceis, Ab- domine rufo, Syjf, Nat. X. Lcptura nigra, Eiytris coerulei- ccntibus , toto Abdominc rubro. G A D D. D!f. z6. (*) Faun. Suee. Ed. II. p. 198. N. fgo. (14) Leptura Thorace globofo Abdomineqae r»brls, Elytxls aigtis. Syji, Nat. X. DE Borjis. 587 gelyk 00k hetLyf van oDderen , agter dePoo- v. ten , doch vao boven geel (•). Aj,?,^.^^* HOOFD- (15) Bokjc dCLt bet Borjljluk bolrond en ruig stuk. beeft, de Dekfcbilden Afchgraauw, met xv. Jlreepsivyze Banden , die gegolfd zyn. uSciL* Dit komt , in de Boflchcn van Sweeden , zeldzaamer voor , dan hec naaftvoorgaande. Het is van middclbaare grootte. (16) Bokje dat het Borjljluk bolrond en ruig xvr; beejt, de Dekjcbilden bruin ylfchgraauw, cchcimr* van vooren ros, met Jlreepsijoyze krcmme en em breede Bandy grys van Kleur, Eenige witte Streepen loopen met een fcher- pen hoek te famen aan de Rugnaad, en by de tip heefc het een witten Band, Dit is 00k in Sweeden gevonden. (17) Bokje dat het Borjljluk bolrond heejt, xvir. de Dekjcbilden Elswyze, gejpitjl en hebbende de Dekfchilden bleekgeel en het Borftftuk ongevlakt ; de Oogen zwart, zegt LiNNiEUt. In dat alles vind ik wcinig redea voor den Latynfchcn bynaam. Doktor S c o- poLi beefc 'er ook een, die bruinrood ofKa- ncelkleurig was , onder den zelfden tytel ge- boekftaaf d. Geoffroy heeft insgelyks eenc Cicindela met het node BorjlJluk , waar van eene de Dekfchilden zwartagtig hadt , een andere geelagtig, en die beide, zegt hy, vindt men dikwils gepaard, op de Bloeraen, en fomtyds wederom elk in 't by zonder gepaard: waar uit zyn Ed. bcfluit , dat het enkele Verfcheiden- heden en geen byzondere Soorten zyn, De langte was omtrent een half Duim. (12) '(*) Ihld. p«£. 80. (ii) Cantharis Thorace marginato , tota teftacea. Syji, Nat. X. Candiaiis Elytris telUceis , Thorace rubro immacu- lato. F^un. Snec. 5 8 J. Canthaiis feplarlui major, e lufo flj« vicans. Raj. /«/. s+. n. z6. DE St. Jans Vliegbn. dop (12) St. Jans Vlieg die bet Borjljluk gerond V» heeft, zynde geheel ros, docb met bet xvj^ Bovenlyf en de Wicken zixjart, Hoofd- STUK, Deeze vindt men ^eldzasmer in Swecden xn. dan fie voorgaande. Dcktor Scopoli heeft Rofe een Goudgeele of vaale (*) (ik weet Diet wat hy bedoek); weiko hy bedeckelyk ftclt de zelfde te zyn als ds RofTe van Linn^ds. Zy kwam op dc BIoemcQ van Krooncjcs draa- gende Kruiden vocr, • (13) St. Jans Vlieg die bet Borfljlul gerand xiii. beejt , m-Jt cm zwcrte Flak . en f-chcel BfolSkicu* rood is , met dz Dckfchildcn Bloedkleurig, "^"^^ Frisce, die deeze foort noemc de Tegel- roode klcinc Houtkever, ofEckje, met I Ian. ge boven- Vleugelen , en cen zwartc Strcep op hee (»^ Cantharis FuWa. Kntem. C^rn. p. 35- N. i;+. Dit lean Vaal , het kan 00k Goudgeel betckcnen : dat indcrdaad eene Verwarring is, doch zo groot nog uict, nis wanncethy vun de Cantharis Livida N. iiz, regt t»tA TeJlMe*^ en Tan de Cantharis TeftAtta N. iij. Elytra Liviia, wie zal my dit ontkaoopcn? (iz) Can'haiif Thoracc marginato, tota rufa, EpigaililQ Alis-que nigris. Sjjl. Nat. X. (13) Cantharis Thoracc marginato, macuii nigra, tota rii» bra, Slytris fangiiincis. Sy/i. N*t. I. Cantharis Elytris riu brU, Thorace rubro macuIA nigra. Fam, Suec. si7> AAf. Inf. loi. n. 4. F8.ISCH Inf. XII. T. j. Ic, 7. i, I. DE£L. IX. stuk. Q q 5io BfiSCHRYVIMG VAN V. het Halsfchild; oordeelc, dat zy eenige over- Afdeel. eenkomll heefc met de Olyphantjes. De Heer HooFD- Ceoffroy betrekt dezelve tot zyn Geflagt STUK. van Lampyris of Glimwormen , en wel tot de derde of laatfte Soort derzelven, die hy de roode noemt, zynde omflrecks Parys gevon- den, ruim een derde Duims lang. Zy fchynt vry zeldzaam te zyn: hoewel menze,in Swee- den, op verfcheide plaatfen en inzonderheid te Dannemoer in de hoopen Yzer-Erts, dik- wils ontmoet : want Doktor S c o p o l i heeftze in Karniolie, en de Heer Muller in Deens- mar ken, niet waargenomen. Ok/cura, Donkere. XV. Lateralis, Geelzydige. (lO St. Jans Vlieg die bet Borjijluk met roode randen gerand beeft^ en de Dek' fcbilden zwart, Te Upfal heeft men decze waargenomen. Zy zweemt zeer naar de Bruine St. Jans Vlieg, doch is de helft kleiner, en heeftj de laatfle verdeelingen , van het Agterlyf , niet rood maar zwart, hoewel de zyden ros zyn. Het Borft- ftuk is Vleefchkleurig met een bruine Vlak in *t midden, of liever zwart, met de randen al- leenlyk op zyde rood. (15) St. Jans Vlieg die bet Borjijluk rood ge- (1+) Cantharls Thorace marglnato marginibus rubris, Ely- tris nigris. Syjl. Nat. X. (is) Cantharis Thonce margmatorubro,CorporefufcD,Ely- ttU niargijic atoiwc flavcfccntibus. Sy/}, Nat, X. DE St. Jans Vliegen* 6n gerand , bet Lyf bruin , de Dekfcbilden V. aan de buitcnkmit geelagtig heefu ^^^\f^* HOOFD- Deeze, die men ook te Upfal , in Sweeden , stuk. vindt , is insgelyks klein , en bruin , maar heeft het gc-heele Borftftuk, de Stuic, en de rand der Dekfchilden , ros : wordt in de befchryving der Sweedfche Dieren gezegd (*). (i6) St* Jans Vlieg die het Forjljiuk gerand, xvr. bet Lyf groen Koperig, en de DekfchiU-Ko^^it den , aan de buitenkant , overal rood beeft. In Sweeden vindt men deeze, vryzeldzaam, opdegroote Brandenetelcn , als ook op aodere Kruiden. Doktor Scopoli heefcze, in Kar* niolie, op de Spinagie en fomtyds ook op de Aairtjes van het Gras ontmoet: Geof. FROY, omftreeks Parys, op de Bloemen. Deeze laatfte Autheur noemt Iiet la Cicindele hedeau , en vondt dezelve een vicrde Duims lang. Hy merkt in de Sprleten eene byzonderheid aan : dat naamelyk het tweede Lid een puntje heeft , en het derde een haakje- De voorge- melde * zonderlinge Blaasjes , zyn in deeze Soort * Lladz. tfo^; waarneemelyk. De Heer Schaeffer geefc van (•) FauK. Saec. Ed. II. p. 2«i. N. 707. (16) Cantharis Thorace marginato, Corpore vindi-ineo, Elytris extrorfum undique rabcis, Faan. Suec. siS. Scanhzus minor , Corpore lonj^iusculo £]ytris rubicundis. KAp I>t/, 77^ S C H * F F. JMonoir^ 1754. T. II. f. lo. ii_, I. Deel. IX. STUXt. Qj5 % 614 Bb"schryving van V. van deeze Lighaamsdeelen , zo wel als van het Afdeel. xorretje zelf,een zeer fraaje Afbeeldiog (*)» HOOFD* STUK. (t/) Sc. Jans Vlieg die het Borjljluk gerand XVII. beef t, bet Lyf Koperig proen, de Dek- mpujlulata. "^ I Inato, Corpore «neo firidi Elytris npicc rubris. Fam.Suec. jsj. It.Oel. 127. Raj, Inf, lor. n. 7. (i«) Cantharis Tiiorace maxginato, Corpoic atjo, Elytn apicc rubris, ^yji^ Nat, X, DE St. Jaus VLiECEt?. 613 bet Lyf z I. Deil. IX. Stuk. Q_1 2 614 Bkschryving van V. ze laatfte betrokken heefc een Infekt, het weike, XV^^* in de befchryving der Sweedfche Dieren,door HooFD- denzelven genoemd was Necydalis of Baftaard- STUK. ^oklc met deDekCchWden geelgetipt. Hymeent, dac ODze Authcur een van beiden niet gezien zou hebben: doch dezelve tekent thans de Woonplaats aan in de Zonnebloemen , die Aardpeeren aan de Wortels draagen. Ook be- gryp ik niet , dat 'er een groot verfchil in zy , ten opzigt van de Kenmerken van ons Samen- llel: wane Geoffroy getuigt zelf, dat hy hetzelve tot de Cicindeles gebragt zou hebben , daar het veel naar geleek; ware het niet ge- weeft wegens het getal der Leedjes van de Pooten, en dat de VIeugels wat buiten de Dekfchilden uitfteeken: weshalve hy 'er een byzonderGeflagt van gemaakt heeft onder den naam van Necydalis, waar van zyn Ed, twee Verfcheidenheden , omflreeks Parys, opdeEi- ken zwervende, doch van elks maar 66n, gevon- den hadt. Die beiden waren geel getipt , doch het eene hadt het Borflfluk geel, het andere zwart (*). XXII. (22) Sc. Jans Vlieg die bet Borjljluk gerand Bruimcwde. ^w geel met een zwarte Flak , bet Lyf deDekfcbilden en Pooten, Loodkleurig heeft. Deeze (*) Hijl. des Ir.f. env. Paris. Tom. I. p. 372, (iz) Cantharis Thorace marginato flavo macula nigra , Corpore nigro, ElytrisPedibusque lividis. Sy/l. Nat. X. Cau- tharis nigra, Elytris livIdiSi Faun, St^e, s'Ji. DB St. Jans Vliegen 615 Deeze gelykc veel , zegt men , naar dc Lood* v. kleurige , doch is vierraaal kleinder en een der ^^^^^ kleinften van die Geflagt. De overeenkomft Hoofd- van die kleuren is my duifler, *tuk, (23) St. JansVlicg diezwartis, metketBorJl- xxiir. Jtuk aan de zy den , m de rand der Dekfcbil- ^'^'^■^^^» Gekatudc. . den , bleekgeel ^ de\ Sprieten Kamswyze, Decze is, zo wel als de volgendc Soort, door den Heer RoLANDERin Amerika waar- genomen. De Sprieten zyn zwart , en ils een Kam, Zaagswyze, getand ; de Dck'^hilden zwart en geftreept met uitgeholde Si.'] ^tn» C24) St. JansVlicg die geelagtig is, hehben- ^ ^xiv. de de Dekfchilden gejlreept met drie zwar- zaigsprie- tire te handen en de Sprieten Zaagswyze, Dit is dan ook een WeftindiCche. De Sprie- ten zyn platagtig en zwart ; zo lang als 'c Lyf, (25) St. Jans Vlieg diz bet Borjljluk gerand xxy. heefty aan de zyden rood\de DekJ'childen'^^S^ix.c zwart met een witten band , de Sprieten gekamd, Deeze (23) Cantharis atra,Clypei lateribus bafique exteriore Ely- troium luteis, Anteniiis pcftinatis. 5^7?. Nat. X. (2<|.) Cantharis flavelcens, Elytris ftriatis, fafciisque trit bus nigiis, Antennis ferratis. Sy/I. Nat, X. (25) Cantharis Thorace marginato lateribus rubro, Elytrit n]giis faicii alba , Antennis peftinatis. M, L, U, Sy/if Nat. X. I. DEEU IX. STOK. Q<1 4 6l6 BESCHRYVINC VAN V, Deeze St. Jans Vlieg , uit Ooftindic af kom- Afdeel. ^jg^ bevondc zig in 'c Kabinet der Koningin vaa HooPD- Swecden. Zy, heeft de Dekfchilden breed ed STUK. viiesagtig , naar de cippen verbreedende en rond aan 'c end* XXVI. (26) St. Jans VHeg die het Sorftfiuk Tond, ■^Kamhoor'' ^^ DekfcbUdeji uit den roJJ'en bruimood nigc. en de Sprieten gekamd heeft. Doktor S CO POL I zou 'er zyne Zaaghoor- nige (•), indien de Sprieten gekamd waren, mede overeeokomflig agcen, Dezelve was in Karaiolie niet zeldzaam , voornaamelyk in de Tuinen. Men vondtze,in Sweeden , op de Plan- ten, gelykende vcel naar de Bloedklcurige St, Jans Vlieg , doch de Sprieten waren zcer ge- kamd. Die is dan een Europifch Infekt. DERDEARTIKEL. Het Eorftftuk Spilrondagtig. xxvir. (27) St. Jans Vlieg met het Borjljluk Spib cceruiea. TondagLig CTi bst Ljf hlaauw^ In Sweeden is deezc in de BofTchen gevon- den ,(*) Canthatis Serraticornis. Entomol, Carniolica.p. 41. N.13 j. (26) Cantharis Thoracc orbiculato, Elytris rufo - tcftaccis , Ajitcnnis peftinatis. SyJI. N*tt X. (47) Cantharis Tlioracc tcr«tiusculo , Corpors cociuleo, SyJl. Nat. X. DE St. Ja Ns Vliegen, ^17 den: zo 00k in Deenemarken. Dohcor V. S CO POL I nam, in Karniolij, cen blacuwe AmEu St. Jans Vlieg waar, op dc Bloemen van de Hoofd. Kruifcmunt en van de Wortelen. stuk. (28) St. Jans WWegmet bet Borjtfiuk Spilrond- ;jjxviii. agtig en let Lyf groen» Viridijjima. Zeer groene. Dcece, die de helft kleiner is dan dc voor- gaande , hceft het Lyf grocn als gknzige Zy- de , doch den Kop alleen Goudgroen* (29) St. Jans Vlieg viet het BorJlfiuJ: Spih ^xix. rondagtig, bet Lyfgeel, dc Dekfcbilden, sciiceps,' aan den rand en de tippen, zwart. Om dac deeze in de gcvelde Stammen dcr Eikeboomen huisveft: , en dus zecr fchadclyk is voor den Scheepsbouw, wordt zy dus geby- naamd. De Borfl: is met een verheven- rondc Plaat gedekt. (30) St. Jans Vlicg mec bet Borjljluk Tond, xix. bet Lyf geel, de Dekfcbilden aan de tip' 'z^var'* pen zwart. 8'"?"* Zeer blykbaar is de reden van den Bynaam. Het (28 1 Cantharis Tlioracc teretiulculo , Corpore riridi. Sy/f Kat. X. (29) Cantharis Thoracc terctiufculo , Corpore lutco, Ely- tris marginc npiccque nigris. I:. VTeJIgoih. lyj. t. i. (30) Cantliaris Thoracc lotundato, Corpore lutco, Elytrls apice nifris. Syfi. Nat. X. I. DiiEL. IX, Stu«, Q^q 5 6i8 Beschryvinc van V. Hetlnfektgelykc veel naar dat der Eiken,doch ^xv!^* heeft hec Borftftuk platter en den Kop niet HooPD- zwart* Het onthoudt zig ook in de Boomen. STUK. pg jjggj. Alxstr6mer heefc op het ^Cardiaca Hartgefpan * een Sc. Jans Vliegje gevonden, niet grooter dan een Luis ; hebbende de Dek- fchilden , aan de tippen , met een roode Stip , en de Sprieten gekamd. XVI. HOOFDSTUIC Befcbrymng van 't Geflagt der Springke- VEREN, anders Kniptorren genaamd, waar onder verfcbeide Uitbeemfcbe voorkomm^ Naam. "P\s Geflagtnaam van deeze Infekten onder. J-^ fctieidt hun zeer duidelyk van de^mees- fteu. Men vindt, wel is waar, ook andere Torretjes die fpringen; gelyk wy dit gezien hebben in de Goudhaantjes en Olyphantjes: doch hetSpringen is hun niet in 't algemeen ei- gen , en ook zo geweldig niet. Hec Werktuig- lyk Geftel , waar door onze Kever zulke v?r- baazende Sprongen doet, in evenredigheid die der Springhaanen overtrefFende , is elders in 't breede verklaard en door Afbeeldingen opge- helderd (*)♦ Wy letten hier flegts op den Naam (♦) Zie de Waarneetningeti van den Heer Weiss omtrent dsn Springkevet , ult de A&a Helvet, ^ol. II. overgenomen cti vertaald in het H, Deel der Uitgczogtt Verhand, bl. 399, cnzi DE Springkeyers, 6fp Naam , die in *t Latyn Elater is , in 't Griekfch V. Notopeda , (om dac die Infeict alleenlyk op de ^^^f^" Rug leggende fpringt,) waar van men hes Hoofd. Franfch woord Taupin afgeleid heeft , zegt ^tuk, Geoffroy. Men geefc 'er ook wel den Naam van Kniptorren aan. Het voornaamftc Kenmerk beftaat dan daar Kenmcrken, in , dat zy van agteren een punt aan 't Borft- fluk hebben , waar mede zy dien Sprocg volbrengen; doordien dezelve terugfpringt uic een Sleuf van 't Agterlyf. Het is niet de enkele bulging van 't Hoofd tegen de Borft, die hun deezen S prong doet maaken. De Sprieten zyn in de Mannetjes Zaagswyze getand , in de Wyfjes Draadagtig , en kunnen zig verbergen in een lange Sleuf, die onder aan dcnKop en het Borftftuk is. Behalven de gemelde punt aan 't Borflftuk, moet men agt geeven op de zonderlinge ge- daante van dit Infekt, die hetzelve zeer ken- baar maakt. Deszelfs Lyf is Eyrondagtig o- vaal , van agteren fpits , van vooren ftomp , en het Borftftuk, dat langwerpig vierkant is, heeft ook wederzyds een punt, in fommigen vry fpits. De Maskers fchynen zig te onthouden en de Verandering te ondergaan in de Stammen van rottige Boomen , alwaar ook dikwils fommigen van deeze lofekten gevouden worden, en ec- nigen op de Bloemen. LiNNiEus heeft in dit Geflagt vierentwin- sookch; I. DE£t. IX. stuk, tig (520 Bkschrtvtng vaw V. tig Soorten, waar onder niet meer dan vier '^Yvr^^' Uitheemfche zyn, de overige twintig altemaal HooKD. Europifche , en , benevens nog verfcheide na- «Tor. derhand ontdekce , in Sweeden waargenomen. In de Zuidelykc deelen van Europa vondt Dok- torScopoLi wel vyftienderley Spriogkever^: Gboffrov xeftien omitrecks Parys. Het . is dan te verwon deren , dat de Heer G r o n o- VI us dezelven van de Infektcn van ons Land hceft iiicgemonfterd (*) ; daar men 'er zeker- lyk verfcheidene vindc I. (i) Springkever met tixjee zwarte Oogjes^ ofuUtus. ' die in witte Kringen Jtaan , op bet Borfi Ge-oogdc. j^^^j^. ^^j j^y^ zwanagtig. By PetivEr is, onder den naam van Flu. weel-Oogigc Virginifche Knip-Tor; dit Infekt een en drie vierden Duims lang en ecn half Duim breed , met geftreepie Dekfchilden afge- becld. Hy betrekc 'er toe twee zodauige In- fekten, hec cene van Maryland, het andere uit VirginiS ; dus beiden uit Noord-Amerika afkomftig. De eerfte viel gemeenlyk ander- half Duim lang , waar van het Borftftuk , of voorlte gedeelte , een derde uitmaakte , zo wel in (■♦) Aa. Helv. Vo L. V. pag. 12 j. (1} Elater Thorace otcllis binis atris, Iridibus albis; Cor- porc nigricantc. M.L. U. Syjl. Nat, X. Gen. IJ2. Scarahaiui elifticiis major, Capite biiniailato. Pet. Gmz. Tab. X. fig. 4.. Pf>il. Tr*a/acl. N, z+6. p. J5<. n. IJ & N. 270. p. S12. n. 33. DS SprINGKEVERS. ' (10) Springkever die het Eorjljluk bruinrood ^ .x- . Caftartus, en Wollig beeft, de Dekfchilden gf ^Z Koirykieu- met zivarte tippeU) bet Lyf zwart. ' Zulke Springkcvers , met het Borflftuk Flu- Tveelagtig, heeft men ook omftreeks Parys ge- vondcn, fommigcn met de Dekfchilden gecl-, fommigen roodagtig. In Sweeden is dezclvc zeer gemecn op de Koornakkers en Weiden. (11) Springkever die bet ^ebeek Lyf ^f^^fl- j:„^\^, kleurig of Tzergraauw beeft, Roeitiueu- ligC. Deeze is aldaar , wederom j zo gemcen niet en van de grootften. Ik heb '^r von omtrenc cen half Duim lang. Het zal mooglyk de ' zwarte, met bruine Dekfchilden zyn, die mea omftreeks Parys vondt. Die Doktor Scopoli onder dcezen tytel befchryft . verlchilt merke- Jyk,en is ook vccl kleinerdan de Sweedfche, die (*) Elater ateriimus. Faur,. Suec. Ed. II. p. zo6. N. ji6. (10) Elater Thorace teftaceo pubefccr.ie, Elyrris flavis api- ce n.'friy, Corpore atro. Faun. Suec. 573. Scarabarus ex futco lufesccrs, five Caftaneus. LIST. ioj. 387.- (11) Elater Corpore toto lc"-ugiiico. Sj./?. Nai. X. 3. Di: EL. IX. Stuk. R r 626 Beschryving van * V. die 'feen der grootflen is , hebbende de Sprie- Afdeel. fgQ Zaagswyze getaud en een weinig langcr HooFD- dan het Borftlluk. sTUK. Een SpriDgkever,die in Duitfchland gcmeen doch by Upfal in Sweeden zeldzaam is , des- wegen de Duitfche genaamd (*}, heefc het Borllftuk en de Dekfchilden donkerblaauw. xn. (12) Springkever die bet Lyf en Borjfjluk afSoSc. ^"^^^^ ^'^-^^ ' "^'^ ^^^^^ Dekfchilden. De Dekfchilden van deezcn zyn met zeer fync Streepjes van Stippen verficrd en het zwarte Borftftuk is glanzig. Men vindc 'cr zo- danigen omftreeks.Parys, inde BoITchen onder de baft der Booracn. Doktor S c o p o l i nam , in Karniolie, een Bloedrooden vvaar, op de Wilgen en op de Pinkftcrnakclen. Zulk een Springkever krecgen wy onlangs hier in dcStad, van ruim eenvierdeDuims lang; met de Dekfchilden zeer fraay rood en ge- flreept, hec Borflftuk Sagryn en het Lyf van onderen glanzig zwart. Dc Dekfchilden heb- bcn zwarte Tippen. Hier toe zou ook die te betrekken zyn, welken deHeer Schaeffer afbceldtjndien dezelve niet zo wcl het Borftftuk,als dc Dek- fchilden, geheel rood had, met breede bruine Strec- (♦) Elater Germanus. ibid, p. 207. N. 730. (12} Elater Thorace stro, Elyras rubris, Corpore nigra* Faun Suit, J 74., DE SpRINCKIVEIS. 627 Streepen ovcrlangs. Daar in wyft hy twee, v. uit deszelfs Lyf van agtercn voortfchictende , ''^^^^^i' Kegel vormige deelijes aan (♦). Hoofd XTUK* C13) Springkcver die bet Lyf en Borjljluk xjir. zwart beeft , de Dtkfcbilden in de voor- G«j«pte. Jle be/ft rood. Deeze was cen van de kleioflcn in Sweedea en hade de Sprieten Draadagdg. Die Spring- tor van Ray, klein, lang en fmal van Lyf, met de Dckfchilden tweekleurig Goudgeel en zwart, wordt van Geoffroy betrokkcn tot een Springkcver , omftreeks Parys voorkomen- de, welken liy noernt, le Taupin hedeau, Der- gelyk een Bynaam geeft die Autheur aan ze- kere Mefttorretjes *, ook rood en zwart, dat^gij^^. loa. wy Poolfche Rouw noeraen. Deeze Springkc- ver , lang een derde Duim« , maar nu grooter dan kleiner, hadt den Kop , het Borftftuk en het onderfte van het Lyf, als ook de Dckfchil- den zwart ; doch op ieder van dezelvcn , oyer- langs, een taamelyk breedevaale Strcep, Hy is sildaar , op de Velden , vry gemeen. Hoewel het de zelfde nict is , eal ik hier egter ?i^.^^f ^^* plaats (*) AhhdHdl. vtn InftEien. I. BAND. II. Vertoog.Tab. 11. Fig. 9. Cn) Flatcr Thoricc atxo, Elyttis antice dimidi'ato - rubrls , Corporc nigio. Faun, Sust. sto. Scirabeus minof , longo & angufto Corpore, Elytiis bitoloribus e fulvo ScpigrOjfiiltatru. Raj. Ins. 7t. N. I J. I. Dr.r.L. IX, Stuis. R F 2 $29 Beschryvinc van V. plaats geeven aaa een zeerfraaijen Springkever Afdbbl uic de Verzameling van den Heer P. Kuamer, XVI HooFD. '^^ P^S' 14- afgebeeld. Deeze is ongevaar dris STuK, vierde Duims lang en vry fmal , hebbendc hec Borftftuk roodagcig in 't midden zwartjde Dek- fchilden zwarc , doch van bovcn rood , mec een Streep, die allengs geel wordt, op ieder Dekfchild^ ten einde uitloopende. De Sprie- ten zyn Kamswyze: de Pootcn roodagcig. (14) Springkever die bet Borjijluk bminagtig, de Dekfcbilden bruin Gcrande. zwartc randcu beejt. XIV Marpnatus. de Dekjcbikkn bxuinrood en overal met XV. Deeze, die men 00k in Sweedeii vindc, is klein. (15) Springkever die bet BorJlJluk glanzig Sputtt'or. bruin beeft, de Dekfcbilden bruinrood, spuuwcnda. btt Lyf zwart. Men vindt deezen op de Veldcn in Sweeden. Hy heefc de z.ouderlinge eigenfchap van, ge- plaagd zynde , terwyl hy knarfl: , tevens eenig Spog of Kwyl ver uic te fpuuwen. Doktor ScopoLi vondt *er op de Wilgcn,in Karni- olie, ook een,dien hyde Spuuwer noemc (*). (16) (14) Elater Thorace fubfusco, Elytris tcilaceis, margin* undigue nigris. SyJ?. Nat. X. (ij) Elater Thsracs fufco iiicido, Elytris teftaceii , Corpo- re nigro. Syjl. Nat. X. (*; Elater Spiuror, Entovi, C (i(5) Springkever ib« Borjlftuk donkerbmin V. heeft en dt Dekfcbilden donker bruin- ^IJ^f^' rood, HooFD. STUK, Zecr mcnigvuldig, zegt Linn^us, ont- xvi. ... Ohfcuius, houdt zig deeze by ons, zyode den voorgaan- Donkcre. den zeer gelyk doch metkorcer Sprieten. Zul- ke donkcre of bruinagtige zyn overal, waar- fchynlykjio Europa, vry genneen, en verfchil. len mooglyk, allecn, in trappcn van klGur,van de Bruine of KofFykleurigen en Yzergraauvven* voorgemeld. C17) Springkcver die bet Borjljluk glanzig xvir. zwart heeft, de Dekfcbildejj van moren Jjo'^yj^ en aan den buitenkant bruingeel, Deezc is in Swceden zeldzaaincr,onthouden- de zig in rottig Hout. Ci8) Springkcver die bet Borjljluk zwart en xvnr. bleek bont heeft, de Dekfcbilden zuwj- cc-SndcCT- agiig met eenwitten gegoljden Band C*).''''^' Dee- (i6) Elaj:cr Thorice fufco obfcuro, Elytris obscure tcfta* eels. Sy/l. kat. X. (17) Elatcr Thorace atro nicido, Elytris bafi, margincquc extcriore, lividis. Sy/i. Nat. X. (il) Elatcr Thorace nigricante, Elytris nigticamibus , fas- cia alba undulata. Sy/i. N*t. X. (*) YAitcx fafciatus y Thorace nigro pallidoque varlo , Ely* tfis nigricantibus fafcla alba undulata. Fann, Sute. Ed. II* p. loj. N. 137. I. DEr.L, IX. STUK. R r 3 630 BiSCHRYVIIfO VAN V. Afdeel. XVI. HOOFD. STUK. XIX. Jfurinus. Muisra^lt. XX. Tijjellatus. Yl*kkige. XXI. XXII Teninicomis. Kamhoor- uifiC Deeze is, wederom, gemeenercn taamelyk groot. Doktor Scopoli heefc hem ook, ia Karniolie, op de Boomen gevonden. (19) Springkever die bet Borftjluk dmker Jfcbgraouw » de Dekfcbilden Afcbgraaww gfwolkt, de Voeten tn Sprieten ros beeft. (20) Spriogkever die betBorJlfluk donket-'Ko- perigf de Dekfcbilden bruin beeft, dfgt bezet met bleekere Vlakken ; de Klaaw^u jes rood. (41) Springkever die bet Berfijluk en de Dek- fcbilden Uaaiiwagtig Koperkleur , de Voe' ten Bloedrood beeft. (22) Springkever die bet Borjljluk en de Dek- fcbilden Koperkleuri^ , de Sprietm gekamd beeft. De (19) Flater Thorac* obfcura clnereo, Elytiis cineieo»iie- bulolis, plantij rufis. Sy_ft, Nat. X. (zo) Elatcr Thorace obfcure jEneo ; Elytris fufcis , macii- lis i»allidiotibus confertis; Unguibus riibris. Syji. Nat. X* Llatcr «iger , pflii minimis flavo » acncis jmifttm intcrmiftis. Cadd. Smt. »o. (ji) Elatcr Thorace Elytcisqne coerules«enti-2neis, P«di- bus fangiiincii- Syjl, Nat, X. Elater Tiridi - acnciis , Tcdibus fulvis. Fsun. Sute. 57 j. (21) Elster Thorace, Elytri$que aneis, Aniennis peftinatls 5)7?. Nat. Elater fusco - vitidi-xneus. Faun. Snec. s7S. Scara- katus nigro « virefccns , cornicolis altero tantuiu verfupeftinatis. l,!ST. U^, 3«7j««« T, XVII. Jig. 14. DE SpRIN CKEVERt. ^^l De dric laatftgemelden verfchillcn llegts in v. de gemelde byzonderheden. De allerlaatfte Afdef.l. oDthoudt zig in Svveeden op de Pynboomen en Hoofd- leefc van deizelver Stuifmeel. Doktor Scopoli Stuk vondtook Koperklcurigen iDKarnioIie,dochdie hcc onderflc der Pooten niec rood hadden. Door G E o F F R o T is die met gekamde Sprie" ten , in de Mannetjes , zo wel als doo hem , omllreeks Parys gcvonden,een halfDuim lang. Wy hebbenze ook in ons Land , doch kleijier, ^ van dergelyke Kleur. (23) Springkever met bet Borftjiuk, de Dek' xxiir. fcbilden, Voeten enhetLyf, zwart. z^Zit. Ecn zwartagtig bruine wordt bier bedoeld door onzen Authcur. Behalve de zodanigen vindc men *er ook die geheel zwart zyn , zo met de Sprieten gekamd of Zaagswyze getand, als Draadagiig. (24) Springkever die bet Borjljluk glanzig ^tiiv z^vart, de Dekfcbilden donker zwrnt ^f ^'"*'"* beeft, Naauwlyks de dubbele grootte van een Luis hecfc dcczc. De kleinftc, welken Geopfroy om- (13) Elater Thorace ,'^Elyrris , Pedlbus, Corporcque nigris. Sy/i, Nat. X. Elatcr totus nigro - fufcus. Fauk, Suec. syj, (2+) Elatcr Thorace nigro nitido, Elytris nigris obfcuris, £-,J}. Nat. X. I. deel IX. STUK. Rr 4 '632 Beschryvinc van V. omftrecks Parys vondt,was een twaalfde Duims -A-FDBEL. i^j^g^ gj^ bruin, met de Sprieten Zaagsvvyze, HooFD- en Koodsagtig, gelykerwys in de Houtcorreu STUK. jesj de eenigfte van die Geflagc, daar zulks plaats in heefc. XVII. HOOFDSTUK. Bejclrymng van 't Geflagt der Zandloo- p E R E N , meejlal Europifcbs Infekten^ Nasm. Zander den tytel van Cicindela , die, gelyk ^^ wy gczicn hebhen , vi'eleer gegevcn werdt aan den Glimworm , heefc L i n n ^e u s zekcre Infekten geboekftaafd , die wy , in 'c Nederduitfch , Zandloopers gewoon zyii te noemen. De naam, inderdaad, van Lucb- tmde Kaefer, dac is Lichtgcevende Tor, wel- ken dc Heer Sulzer aan die Geflagc geefc, is. voor decze Infekten zeer oneigcn. DeHecr Geoffroy heefc deeze met de Aardcorren in een zelfde Geflagt betrokken , wegens een aanmerkelyke dikte of Knobbel onder aan de Dyen der Agterpootcn , hun met dezelven ge- meen ; doch de uitwendige Geftake doetze grootclyks daar by uitmunten. Ook heefc hy dezelven , wegens de fmalheid van hec Borllfluk , in een byzondere Familie van dat Geflagt geplaatfl:, Kenmcrken. Dc KenmerkeQ der Zandlooperen , waar door zy DE ZaNDLOOPERS, 633 zy van de anderc Schildvleugeligen verfchillen , v. beftaan in uitfteekcndc Nypers , die getand Afdef.l, zyn; uitpuilende Oogen en het Borftftuk rond- hoofd. agtig met cen rand. Hunne Sprieten zyn Bor- stuk, ftelig. De zo even gemelde Knobbels , aan het onderfte der Dyen , vind ik in de mynen niet blykbaar. Zeven is 't getal der Soorten van Zandloo- soorten. pers by onzen Autheur , die onder dezelven , behalve een Duitfchcn , maar 66n Uitheemfchen heeft aaDgetekend. (i) Zandloopcr die groen is y met 'vyf ixsitte i- Stippen op de Dekfcbilden, 'SLZ'.' Onder de Schildvleugeligen , van ons Land , n. lxxvi. is dit Infekt een der fraaiften. Behalve de^^'^' '^* Fluweelagtig groene Klcur der Dekfchilden , met witte Stippen uitgemonfterd , hcefc het. zelve het Lyf van onderen, benevens dePoo^ ten en Sprieten , Bronsagtig , niet Goudkleuri^, gelyk GKOFFRoy zegt. *c Gctal der witte Stippen vind ik ook op de mynen maar vyf op ieder Dekfchild , daar van hem 'er twraalf aan dit Infekt worden toegefchreeven. Vooraan de Dekfchilden is nog wel een Stipjc, doch die vcrtoont zig als een Zilverklcurig Schubbetje. Het (1) Cicindela viridis, Elytiis punftis quinque albis. F*m. Sute. 548. Syfi. Ndt. X. Gen. isj. J ON ST. Jr/. T. IVI. MoUFF. /«/; i+y, fig. infimd. LiJ}. loq. 31 tf. rsut, T, XVII. f. 12. I. Di-.EL. IX. STUK. R r 5 634- Beschrtving van V. Het Borftftuk, dat ook groen is , hcefc van Afdeel. vooren en van agteren een gebronften rand, HooFD- die zeer fraay affteekt, wanneer men'clnfekt, sTUK. in de Zonncfchyn , met een Vergrootglas be- fchouwt. Alsdan ziec men ook de keurlyke Scippeling van hcc grocn derDekfchilden. Van onderen heeft het Lyf een blaauwen weer- fchyn. Het is zeer vlug om anderc Infekten ic vatten tot zyn Aas. De Maskers Dc Maskers of Wormen van de Zandloo- of WOiinen. . . t • r, it pers zyn tot nog toe aan v/einig Lief hebbers bekend gewceft. In deeze Soort heefc dc Hccr Geoff ROY, zo hy verhaak, het geluk ge- had van dezclven te oncdekken. Om ze te vinden , zcgt hy , moet men de rondc Gaatjes , die dikwils in dc Grond voorkomen » maar op- wroeien, fteekcndc ccrfl: daar een Stokje of Rietje in , om het kanaal Diet te vcrliezen. Op den bodem komende , zal men dikwils het Masker vinden , dat, 'cr uirgchaald , zig in bog- ten ploolc. Het is een laogc, witte, weeke, roodcWorm, met zes harde Pooten, die, ge- lyk de Kop, bruin zyn. Aan den Bek, waar agterdcKop een rond Schulpagtig Plaatjc heeft, zyn twee fterke Nypers , waar mede deezc Worm de anderc Diertjes , die over de opening loopen , tragt te vatten. Hy onthoudt zig, ten dicn einde,digt aan de Oppervlakte der Aarde; doch kruipt, zo dra hy geftoord wordt, oaar benedcn, doende dikwils ook dc gedagte In- fekten in zyn Hoi tuimelen. Uit de openin- gcn DK Zahdloopers. 6^5 gen van dcrgelyke Gaatjes in de harde Padcn V. van Zaodige Gronden , ziec men dikwils ook xvff ^ de Infekten zclf voortkomen , die , wegens Hoofd- hun gezwiod loopcn cu vliegeD, nice geniak- *tuk, kelyk te vangen zyn. (2) Zandlooper dit paarfcbagtig is^ met een "• ■n !• ■ nr Hyhridit, Wit Bandje en twee wute Maantjes oppaarfch*. de Dskfchilden, Dccze wordc inzonderheid onderfcheiden door de Kleur, weike bruin is met een paar- fchen weerfchyn. Hy is ook grooter dan de voorgaande in de mynen, 'cvvelkDoktor Sco- poLi getuigt, in zyn Land, alcoos plaats te hcbbcn» De Oogen zyn niet gcelagtig, gelyk in de grocne, maar gianzig zwart. De teke- ning op de Dekfchilden is omtrent zodanig als onze Autheur aanwyft. (3) Zandlooper die groen ist Ijcbbende twee "^-. . ivitte Stippen en een StreepJ* a^n *t $nd DmtCchc. der Dekjcbilden, De Hecr Forskaol hcefc deezen in Duitfchland gevonden. Hy gelykt zeer naar de eerfle Soort, maar is dricmaal zo klein en ge- (z) Ciclndela fubpurpurascens , Elyttis fJsciS lunuliique duabus albis. Syji. N^t. I. (3) Cicindela viiidis , Elytris punftis duobus albis coin li^ ncola apicum. SyJ}. Nm(. X. I. Dekx,. IX. Stuk. 636 IJeschryvino van V, geheel Koperglanzig groen. Het Streepje , aaa Afdeel. .j. gjjjj jjgp Dekfchilden , is witagcig ea de twee witte Stippen flaan digc aan den buitenrand der HOOFD STUK. IV. Sylvatk*. Dekfchilden. (4) Zandlooper die z^wart is met een wit Ban- deerzel en tixse ivitte Stippen op de Dek' Jchiiden. Deeze Soort gclykt in gefcalte naar de Eer- fle, doch is grootcr en geheel zwarc, zegt LiNN^us, zelfs het Lyf en de Pooteo. Men vindcze menigvuldig in de Pynboom- boflchen van Wefl-Bothnie , alwaar dit In- fekt, even als de andercn , zyn Voedzel zoekt, hebbende grootc uitfteekende Nypers, die met veele Tandjes gewapcnd zyn, Ook loopen de Schcnkels in twee Scekels uit. Ten opzigt van de Tekening der Dekfchil- p.i Lxxvr.,dcn komc met deezen of met den voorgaanden naafl overeen die Soort van Zandlooper, wel- ken Wy de Bruinc noemen , hoewel hy elgcnt- lyk groenagtig bruin is, en van onderen Kope- rig groen. Van de Tekening of witte Ban- decrzelen en Stippen kan men uit de Af beel* ding oordcelen. Zy bedaan niet uit Pluimp- jes of Haairtjes, maar blinkcn als door de bo- vcnkorfl der Dekfchilden been. De Schenkels heb- (4) Cicuidela nl^n , Elyttis fascia pun^Isque dao!us aU his. Sy,'?. Nat, X. ClchiJela acra , CoUoptds macalis fex , flisciiqus albis. Faun. Su:e, 5^9. Bruine. DE ZANDLOOPERS. 637 hebben , in deezc, by my ook de Stekeltjes vcel V. blykbaarder en langer dan de anderen. Dus xv'iT^* hebben wy ten minftc drie Soorten van Hoofd* Zandloopers in ons Land : daar dit gehcele Ge- ^"^^^^ flagt van den Heer Gronovius is overgc- flagen (•). De Hcer Geoffroy vondt, omftrecksPa- rys , tweederlcy van deeze Infekten , die hy Iruingroen zegt te zyn van Dekfchilden, hct Lyf en de Pooten verguld , dat is gebronft (denk ik) of Koperkleurig, met een paarfchen, groenen of zelfs blaauwen wcerfchyn, gelyk de Onzen hebben. De eene hadt een wit Bor- duurzel van zes gegolfde banden ; de andere was getekend met zes wicte Stippen. De eer- fte was een half Duim , de laatfie een derde Duims lang (f}. In Karniolie vindt men dried erley Zandloo- pers, waar onder ^6n, die met den gemeldcn Duitfchcn taamelyk ovcrcenkomftig is, volgens Doktor ScopoLi, door wien de Eerfle Soort Diet met Wicte maar Goudkleurige of Vergul- de Scippen op de Deklchilden, is waargeno- men. Die, welken hy tot de Twcedc Soort bctrekt , fchync niet de Paarfche , maar de Bruirgroene, zo even gemeld, te zyn (|), (y) C) J^. Hektt. Vol. V. p. iij. (tj ■Wi/I. da hf. cnv. Ptris. Tcm. I. p. \SS,^l6. (j) Cicindeh Hylr'.dl. Ent, CatkIqI. f. ;S. 1. Deel, IX. SiXjV^ 63S BESCH* TVINC VAM V. Afdeel, XV 11, HOOFD' STUK. V, M'XJrlche. VI. Ocverfche, (5) Zandlooper die zixart is , met zes value Stippen op de Dekjcbildm , njoaar van de derde en vierde famenloopen, Decze Soort vindt men te Algiers , volgens B R A N D E R. Hy komt met de eerfte vry vrel overeen , maar heefc den Kop van vooren wit en de Dekfchildcn zwarc, waar op zes witte Stippen, in iedcr, aan den buitcnnrnd, over- langs geplaatft. (6) Zandlooper die Koperglanzig groen is met breede uitgebolde Stippen op de Dek' fcbilden. Dit Infekt onthoudt zig in Swceden me- nigvuldig in het natte Zand, aan de Oevcrs der Watei;en : het loopt zcer fncl , zelfs onder Water, doch zwemt niet. Het is klein, en van onderen Bronskleurig , gelyk de gcwoo- nen , doch de Schilden zyn Koperglanzig groen met uitgeholdc Stippea of Putjes, uit het midden van wellcen cen Hcuveltje opryfl:, dat groen is op een. Koperigen grond» Hieruitkan men bcgrypen, hoe dc Heer Geoffhov deeze Soort betrekt cot zyn Buprefte a rnammelons', van omtrent een vierde Duims lang. (7> (<) CIcindeli nigra, Elytris pur.iStls fex albls, tertio & qtinrto confluentibiis. Sy/i. N*t. X. (6) Cicindela viridi - /Enca , Elytris pondis Luis excavatis. Faun, Suee. 5jo. It, Oel, ar, 12 1. Scarabxiis parvus in-au^ latiis. List. l»q. 3 J J. DE ZaKDLOOPERS. 63P (7) Zandlooper die gUmmend Koperglanzig V. if Afdeel. XVII. Die zelfde Autheurbetrekt deeze Sooit^wel- ^°°!°' ke zig 00k op Eatte plaatfen onthoudt , tot zy- ^u. nen Buprejle atete Canndk of met cen gcgrocf-^J^^_^'^j_ den Kop; wclk Kenmerk by oordeelt datW". denzelven zeer onderfcheidt van de anderen. Deeze is omtrcctvan grootte als do laaftgemel* de. Men heeft in Sweeden nog een Gedpooti. gen Zandlooper gevonden, van dergelyke groot- te, en een Viervlakkigeni die zeldzaam voor- komt, zynde niet grooter dan cen Luis (*> De Heer Geoffroy brengt het Sweedfch Infekt, dat LinNjEds genoemd hadtAardtor met de Pooten en Sprieten zwart, tot deeze • Farailie , onder den naam van Bronsagtige Bu- preftis met twee ingedrukte Jiippen, Somtyds was dezelve zwart, fomtyds bruin, fomtyd* blaauwagtig gebronfl; ; doch men vondt altcos op de Dekfchildcn twee hoUetjes , aan icder zyde 66n. Deeze kwam zeldzaim^r Jan de an- deren voor, en was rhaar een zesde Duims lang; dus een van de allerkleinften. Linn/eus betrekt denzelven thans tot die Soort van Aard- torretjes , welke hy de Gewoone noemt , en daar alom, gclyk wy vervolgens zullen zien, aan- mcr- (7) Cidadcia JEnca, nitida. Sy/l. Ndt. X. Bupreftis fus- co-vCnca nitida, Thoracc fubmaiginato. Faun, Suee. jjg, LrST. Mut.r. X]iXl. Fig. 13. (*) Faun. Suec. Ed. II. p. 21 1* N, 7je, 751, 1. DE£I. IX. STUK, 640 DE Zand LOO PERS. V. ' merkelyke verfcheidenheden in voorkomen. Afdeel. j)jf zal|ieder Liefhebber, die zig aan bet op. HooFD- zoEken van zodanige Infekten begeeft , on- sTUK. dervinden. VERBETERINGEN: liladz. 24.0. N. j+. Vtor niet glimmeade: Le»s Goudkleurlg en voor Opacas , Auratas. Ycrbctenng van L i N w yR tJ s zelf. , 2.S7' Onderaan. Lees Dat decze cen byzonderc Soort, en ^2j. N. s. f^oeg by: Het hceft dc grootte en geftalte byna van dc allerklelnftc Watcr-Torretjes en loopt zcci ihcl. , 3S^. Reg. IX. in dz: Lees zo in de. . J9Z, Ond. Rej. ^eor 419: Lees 414. ^ip, N. J4. Cceruleo deleatur , Tolgens de Errata. Derhalven moet het zyn : met hct Borftftuk , de Dckfchil- . dca en Pocten , blaauw. i 542. Op de kant. P'ear Geflreeptcr. Lees Geftrcepte. yovr Gebandectdc; Lees Gebandeerde. De P L A A T E ^ zyn dus ingevoegd : P L A A T LXXI. tegcnover Eladz. 143. , . . . LXXir. 179. .... LXXIII. 267. , . . . LXXIV. 3<59. . . * . LXXV. 525. .... LXXVI. 519'