D NATUURLYKE HISTORIE 0e TOER ‘ UITVOERIGE BESCHRYVING DER, _ DIEREN, PLANTEN MINERAALEN, Volgens het SAMENSTEL van den Heer LE NN LED Of, Met naauwkeurige Afbeeldingen, PR Ng an Aa SP Waz Nar Raden ERSTE DEELS, VYFTIENDE STUK. De SCHULPDIEREN. | Te AMSTERDAM, By de Erven van A HOUTTUIN., MDN LANE & DL dass Ie Zes b B OE Pir lk dirt hi 00 1 Le RAe dd Pt Eh) „INHOUD van pir STUK, EO DESDE AFDEELING XXVIII, Hoorpsr. De Eigenfchappen der | SCHULPDIEREN in ’t algemeen, en derzelver- Voortteeling in ’t byzon- der, als ook de vorming en aangroeie jins van de Schaal. WVerdeeling în Geilagten volgens de Geftalte der Hoorens en Schulpen. Bladz. er XXIX. Hoorosr. Befchryving van ’t Ge- | flage der Carrons, waar onder die men Lee-Pisfebedden zoemt. —_ 89 XXX, Hoorvsr. Befchryving van ’t Gee {lage der LEPADEN , gemeenlyk Zee= Eikels, Zee- Tulpen , Pokken, ‘ Myters, Langhalzen of Eende- Schulpen , en Ganze- Mosfelen | genaamd, me 07 XXXIe Hoorvsr. Befchryving van ’t Ges flagt der ProLADEN , die gemeen- lyk Steenfchulpen genoemd worden ; om dat zy in Steenen huisvesten. —— 128 XXXII, Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge= flagt der GAAPEREN, waar onder. de zogenaamde Slikmosfelen en de Paarlmosfelen , die het Onderwerp der Paarlvisfcheryän zyn in Schot- land , Noorwegen, Sweeden en andere deelen van Europa. _— 147 XXXIII Hoorpsrt. Befchryving van ’t Ge- flagt der ScHEEDEN, waar in de Geuten , Mesfehechten , Peul- en Boereboon -Doubletten begreepen zn. Is XXIV, Bet Befchryving van ’t Ge- 8 flagt der TeELLINEN, of Scheef- Jchaalige Doubletten. 203 keen, XXXV. XXV: KKT KKKNVI. XXXVII, XXXIX, XL. XLI. XLI. ® XLI. XLIV. XLV, Hoorpsr. Befchryving van ’t Ges flagt der HARTEN, of Hartgely- kende Doubletten. Bladz. 2o2 Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge- flagt der KorF-LOUBLETTEN. —= a4r HoorpsT. Befchryving van ’t Ge: flagt der. DRIEHOEK - DousLer- TEN. en 246 Hoorvsr. Befchryving van ’tGe- flagt der Kous-DOUBLETTEN. ’ Hoorpsr. Befchryving van °tGe- flagt der LAZARUs- KLAPPEN. Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge- flagt der Kom -DoUBLETTEN , anders Chame of Cames genaamd. == 08 Hoorpsr. Befchryving van ’t Ge- flagt der ARKEN of Arke - Noach: Doubletten. — en SC HoorpsT. Befchryving van ’t Ge- flagt der KAM-DOUBLETTEN „ waar onder de Oestersen dergely- ken, als ten opzigt van”t Schar- nier de zelfde Kenmerken hebben= de, begreepen zyn. —_ $1I9 HoorpsT. Befchryving van ’t Ge- flagt der ANOMIEs, dat Doublet- ten zyn „wier ééne helft in Geftal- te grootelyks van de andere ver- fcmlt. — 363 Hoorvsr. Befchryving van ’t Ge. flagt der MossEr + DOURLET TEN, waar onder de Haanekammen en dergelyken als ook de gewoone Pho- laden. die men Steenmosfelen noemt , zyn thuis gebragt mn 380 Hoorpst. Befchryving van ’t Ge- flagt der HAM-DOUBLETTEN, Pinne genaamd „en derzelver zon- derlinge Eigen/chappen. mn 440 AAN- AAN WYZING per PLAATEN, en der Blädzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befthreeven worden. Paar CXV. Afbeelding van Er JER- NESTEN der Schulpdieren, tegen over Bladz, 17 Fig, 1e Eijerncst van een foort van Hoo. | rentjes, în regelmaatige Cellen werdeeld, bl, 17 _— 2, Een uit Kelkswyze Blaasjes beftaande, ibid, — 3. EenditovanrondeBlaasjes, - Troswyze le famen Zee voegd. bl, 18 praaT CXVI. Afbeelding van veelerley LEPADEN , CnZe mam ene ER QS Fig, 1. Een Zee-Pisfebed van de Franfcbe Kust, bl, 95 — 2. Een dito uit Westindie, _ ibid. =— 3, Het Dier van de Zeepokken, K Triton genaamd, ól. 100 — A, Een aartig Zee- Tulpje. bl, 1io — 5, De zogenaamde Walvifch- ij luis , of eigenibyke Wal des vifch- Pok. bl, r14 — 6, De Myter, een Soort van Lepade, bl. 117 7. Het Pennemes, een dito, bl, 119 8, Aartige Eenden - Mosfe- len “bl. 124 men Oe De Ge oorde Langhals-Le- pade, bl 197 10. Gewoone Pholade met het | Dier, bl, 137 Mig Praat CXVII. || Praar CXVII. Afbeelding van Scure- DEN , HART - DOUBLETTEN , enz. tégen over Bladz, 189 Fig. 1. De Scheedeof Mesfehecht, met bet Dier daar in. bl, 189 — 2, Europifche Telline met bet Dier. | bl, 209 — 3, A. Franfche Hart + Doublet- ten» dito, bl, 230 —- 5, Triangel - Doublet. bl. 247 ……… 6. Venus-Kous met Haair, bl. 254 Praar CXVIIL. Afbeelding van de Kam- DouBLETTEN ) EnZ, wind at Fig. rz, Een Kam-Doublet of Mantel geopend, met bet Dier daar in, bl, gar — 2, Een Poolfche Hamer van bin- „nen gezien, bl, 338 —- 3. Anomie genaamd Kleef - Oes- ter» die geplooid îs. bl. 366 Praar CXIX. Afbeelding van de Oes- „TERS, ENZ Ô mn kde dd Fig, 1. Een Poolfche Zadel met een Snoer van Paarlen, daaraan — wast. Nd bl, 361 … 2, PaÂrl- Oester - Schulp mer een Paarl daar in gegroeid, van binnen, Dl. 387 ln, DE zelfde Schulp van buiten gezien, om het Gaatje te ver- toonen, bl. 389 — 4: Mosfel van Algiers , die groen en geel is, met zyn Haair, en Voet of Tong. bl, AI4 em 5: Roodkleurig Hamdoubletje met zyn fyne Zyden Baard, Di, 442 / BESCHRYVING DIEREN. Sesssssssssssss ZESDE AFDEELING. XXVlii. HOOFDSTUK: De Eigenfchappen der SCHULPDIEREN it t algemeen, en derzelver Voortteeling in ’t byzonder, als ook de vorming en aangroeijing van de Schaal. Verdeeling in Geflagten vol- gens de Getalie der Hoorens en Schulpen. DA Adhe Dieren van den Derden Rang, i inde CD Ò Klasfe der WorMEN , zyn de ge “ nen die men, met regt, SCHULP* s PSP nieREN kan noemen. Sommigen, wel is waar; geeven ‘er den naam aan van Schaaldieren, doch dus worden zy verward met de Crustacea, zo wel die tot de Infekten behooren, gelyk de Kreeften, Krabben, Gar- naalen en dergelyken meer; als die tot den Tweeden Rang der Wormen zyn * huis ge- brafit, deZee- Sterren, naamelyk , en Zee- Ap= pelen. Deeze, immers, hebben eene dikwils Zo harde Schaal, dat ALDRÔVANDUs de Jäatste ij DEiE, xv. STUK; VL Arpezn. XXVIII. Hoorp- STUK. Voortref: felykheid, a De EIGENSCHAPPEN vAN laatstgemelden , volgens ARISTOTELES, ofi- der de Testacea plaatfte; waar in hy dour de hedendaagfchen nog dikwils wordt nagevolgd: terwyl de Schaal der Dieren, van deezen Der- den Rang, fomtyds dezelven in broofchheid ef dunte overtreft (*). De Schulpdieren zyn, van ouds, het On- derwerp geweest van Wellust, Pragt en Over- daad. De Romeinen waren ’er, tot hünne Maaltyden, zo op verflingerd, dat de kost- baarheid deezer Spyzen meermaalen aanleiding gaf tot het doorbrengen hunner Goederen. » De Moeder der Wellust (zegt PrinNius) s, heeft de Conchyliën in Prys byna gelyk 5 gemaakt met de Paarlen”. Zy werden on- gelooflyk ver van daan gehaald, om de Gul- zigheid te tergen: gelyk SENEca; tègen de bedorven Zeden zyner Feuw uitvaarende, ons meldt (f). Men noêmde ze; om die reden, by een Spreekwoord Poma Maris ‚ dat is Appelen der Zee. De Paarlen zelf zyn het voortbrengzel van Schulpen of Schulpdieren, die ten minfte tot Voedfter of. Baarmoeder verftrekken van deeze edele Kleinoodye. De Purperflak, daar de Pragt, tot het verwen der Gewaaden, weleer niet minder gebruik van maakte, was ook de een van een Schulp _ of ‚ (*) Zie het voorgaande XIV. STUK , bladz, 484 _(*) Quantulum ex tot Conchyliis, tam longe advedtis, pee ita Stomachtia inexplebilem Gd, Libt, XIV; Ep, prius DE SCHULPDIEREN. 8 of Hooren. Het eeten der Schulpdieren ; in ’t ‚ VI algemeen, trekte, zo wel als dat der Oeste. si ren en Kreeften, tot opwekking der geile Lus- Hoorp= ten (*). De Zee, die dezelven uitlevert , sTUK- werdt derhalve als het fchadelykfte in de We: teld, tot bederf der Zeden, aangemerkt (+). Sedert een reeks van Jaaren zyn de bekleed. zelen der Schulpdieren het Onderwerp gewor- den van gen ander Soort van Overdaad, die eigentlyk de Beuts betreft. Deeze zogenaams de Liefhebbery heeft de Conchyliën duurder doen worden dan de Paarlen zelf; en Europa opgevuld met een menigte van Kabinetten of Verzamelingen van Hoorens en Schulpen, wier kostbaarheid daar door vergoed wordt, dat Zy van de duurzaamfte zyn, en de minfte op» pasfing behoeven: terwyl haare oneindige Vere fcheidenheid den Geest bezigheid verfchaft, en de Glans der meesten, wanneer zy be- hoorlyk fchoon gemaakt en gepolyst zyn; het Oog verblindt door zyne Schoonheid. ie 6 Cc) AETIUS, qui Venere uti non posfunt , edere Ron öc Conchaxum omnia genera jubet, ALDKOV, (1D Jam quidem ex totâà Rerum Naturâ damnofisfi imum, Mare est ; tot Modis, tot Menfis, s, tot Piscium faporibus, quis bus pretia capientium periculo une Sed quota hee poxtig est reputantibus Purpuras, Conchylia , Margaritas? Parumy feilicet , fuerat, in Gulas condi Maria ; nil Manibus, Auri« bus, Capite ; ‘totoque Corpore, a Feeminis juxta Virisque gestarentur. Quid Marî eum Vestibus? Quid Undis , Fluc= tibusque cum Vellere? Non reête tecipit hac nos Rerum Ne fura, nifi nudos. PLIN, | | 8 Ag Is Deet, XV, SÈUK; VI. ArpDEEL, XXVII, Hoorp. STUK. dorven of verbasterd (*). Oir- fprong, 4 „Der EIGENSCHAPPEN var De Ouden, fchoon in dit opzigt niet zo overdaadig, hebben niettemin Kennis gehad aan deeze fraayheden. Prinrusfípreekt van de ongemeene Verfcheidenheid van Kleuren, die in de Conchylien heerfcht, van het groote verfchil der Geftalte, van het onderfcheid der Oppervlakte: hoe fommigen rond, anderen langwerpig, plat, halfrond, pyramidaal: hoe eenigen glad, veelen ruuw, met uitfteekzels , Takken, Haair, gekamd, gekruld, gehaair- lokt zyn: hy geeft agt op de verfchillende famenvoeging der Schulpen, welke thans een voornaame grondflag is der Verdeeling. Maar het maaken van dergelyke Verzamelingen was het Werk van laater Eeuwen, toen men ont= dekte, hoe zeer. de Natuurlyke Schoonheid der Conchyliën door ’t Polysten aan den dag te brengen ‘ware, die menigmaal door bys tende Middelen , en door afftypen, wordt be= De Hoorens en Schulpen, derhalve, hee aanmerkelykfte deel der befchouwing in dee- zen uitmaakende, zo moeten wy in de eerfte plaats agt geeven op derzelver. oirfprong en vorming. Men ziet wel, dat fommigen, ge- Iyk de Wormbuisjes, Slakhoofens en Kink- _hoos _(%) Ouas Artifeum politura witiande nobilitar , zegt LiN- NEUS. Zyn Ed, heeft het afhaalen of afflypen, om de Op= pervlakte te Paarlemoeren of te Kleuren, hier mede op *t Oog: doch die uitwerking heeft het Polysten niet, hd DE SCHULPDIERE N. 5 hoorens, by voorbeeld, een groote overeen. VL komst hebben met de Geftalte der Schepze- le len, die dezelven bewoonen en wien zy tot een Hooroe pektdtael ftrekken: des men zou mogen den- STUK ken, dat zy, gelykerwys dit in de Zandige Huisjes of Kokers van fommige Zee-Wormen plaats heeft, uit het Slymig Vogt des Schep- zels daar om gegroeid waren; doch in veele anderen heeft een byíter groot verfchil tuse fchen de Geftalte der Hoorens en Schulpen en die van het Schulpdier plaats. Ik neem de Spinnekoppen flegts, met haare uicfteeken- de Takken, de Lazarus-Klappen , Poolfe Ha- mers en dergelyken tot een voorbeeld. Dit heeft veelen doen twyfelen, of het Lighaam des Diers wel in ’t algemeen tot eene Vorm voor de Geftalte van de Hooren of Schulp verftrekken kon, en doen denken, dat deeze laatfte haaren cirfprong had in het Zaad der Schulpdieren , die dan zouden ter wereld ko- men met hun Schulpagtig bekleedzel, ’t welk allengs verhardende den ftaat bercikte, dien het in volkomenheid heeft, De duifterheid omtrent de Voortteeling der Conchyliën heeft oudtyds zonderlinge denkbeelden ter baan gebragt: meest daar in gebrekkelyk , dat men die allen over eene kam fchoor en door geen genoegzaame Ondervin: gen van de byzondere Eigenfchappen der Schul pdieren overtuigd was, Dit deedt Arr- STOTELES, in ’t algemeen, vast{tellen, dat |  3 zy Le DEEL, XV, STUK» ; ú De EIGENSCHAPPEN VAN VL. zy niet paarden, en dat Zy» eigentlyk gefpro- ed ken, geen Eijeren wierpen, maar dat haare de ‚p. Voortteeling, gelyk die der Preijen of Tulp- Srux. bollen, door het uitfchieten van de Jongen gefchiedde: hoewel hy niet ontkennen kon , dat fommigen Teeldeelen, Baarmoeders en Eie jeren hadden. Om kort te gaan, de Waar- neemingen der Hedendaagfchen hebben ont- dekt, dat er, gelyk de Schulpdieren zeer ver- fchillende zyn, ook derzelver Voortreeling geenszins gebragt kan worden tot een alge= meenen Regel. verf:hil In eenige doch zeer weinige Geflagten van van sexee “Hoorens heeft, volgens de Waarneemingen van den Heer ADANSON, een onderfcheid van Sexe plaats, zo dat men er Mannetjes en Wyfjes onder vindt. Dit verzekert die Heer elders (*) van de Tepelbakken aan de Kust van Senegal; doch in de òyzondere bee fchryving, vindik, dat hy dezelven voor Her- maphrodieten Hetsde Cf). In de genen, welken hy Purpure of Purperhoorens noemt; fommi- ge Blaas, Bel- en Rotshoorens naamelyk ; nam hy een aanmerkelyk verfchil van Sexe waar. Men heeft ‘er, zegt hy; Mannetjes >, en Wyfjes onder, waar van de eerften ken= », baar (*) Pag. LVII. zyner Hist, des Coguillages agter Je Woiage «u Senegal. (T) Page 479 de la Descript, des Coguiilages daar op vol. gende, “ En BDE SCHULPDIERE Ne li â „ baar zyn aan de Geftalte van de Hooren, die s, minder uitgezet is en een kleinder getal x VL FDEEL. XVIII, pr van Bulrjes heeft. Zy laaten, zegt hy ‚ Hoorps „‚ bovendien, van tyd tot tyd, aan de regter “TUKe > Zyde, een Roede uic, welke naar een drie- ‚, hoekig platagtig Tongetje gelykt, en ale leen genoegzaam is, om tot een Kenmerk „, van de Mannetjes te verftrekken (*‚”. Die Soort van zyne Purpure, waar van hy zulks verzekert, fchynt tot de Beddetyken te be- hooren. ’t Gedagte Tongetje, dat zyn Ed. ook in de Tollen vondt, zynde driemaal zo lang als breed, was, zegt hy, door eenige Autheuren mede voor het Mannelyk Lid geno. men; doch hy hadt geen gelegenheid gehad, om zig te verzekeren of dat Dier de beide sexen vereenigd, dan onderfcheiden heeft: zynde dat Tongetje hem in allen voorgekos men, die door zyne Handen gepasfeerd wa- ren. Na zyne terugkomst van Senegal, hadt de Heer B. pe Jussieu hem de beide Sexen duidelyk onderfcheiden aangetoond in de ge- woone Aliekruiken, welke naar de gedagte Senegalfche, Marnat genaamd, graotelyks ge- leeken, fehoon zy dat Tongetje op Zyde niet hadden. „, Dit doet my denken, zegt hy, »‚ dat het Beentje, waar mede dit Tongetje 2, gewapend is, een foort van Prikkel zy, ss welke de Wyfjes even zo wel hebben als „de 2) Ibid, pag. 101. (@D lid. pag Ad Ï. DEEL. XV. STUK . 8 De EIGENSCHAPPEN vAN VE de Mannetjes, om elkander in de Paaring gen > aan te fpooren, gelyk wek heeft in de Hoorp- »» Tuinflakken” (*). aen Ik moest dit naauwkeurig uitpluizen, om baarinde dat wievhet Berigt over de Vöortreeling van gen fommige Haoorens en Zee-Infekten, ’t welk de Heer BAsTER aan de Hollandfche Socic- teit der Weetenfchappen medegedeeld heeft, opgemaakt zou kunnen worden, ‘dat de Tepel: bakken, Purper- en Rotshoorens, Tollen en Alykruiken, benevens nog eenige anderen, de beide Sexen zo onderfcheiden hadden, dat die zelfs aan ‘de Hoorens zouden kenbaar zyn: s» zynde (zo zyn Ed. zege), de Hoorens der > Mannetjes iets kleinder en hebbende meer 3, Kringen of draaijingen dan die der Wyf- „jes? G )- ADANSON, van wien het eer- fte door hem fehynt overgenomen te ZYN; {preekt in zyne byzondere befchryving. de algemeene tegen. My zegt ten opzigte van die Hoorentjes, naar- onze Aliekruiken gely- kende, dat men ’er geen verfchil in vinde, dan ’t gene door den Ouderdom veroirzaakt gier „ zynde de kleinen naar evenredig- „ heid korter € breeder, en hebbende ook 9, minder draaijen dan de grooten”: zonder. te zeggen, dat zulks âfhange van het verfchil der Sexe. Ik weet wel, dat men, op ’t ge- ne (*) Ibid, pag. 170 (4) Holl. Maarfih. IV. DreL. Haar. 1758. bl, 476. DE SCHULPDIEREN 9 zag van RuMPHius, van Wyfjes- Boots- VL haaken en van Wyfjes-Krabben fpreekt, en en deeze zeer duidelyk door het gemis der Tak- Hoorp-- ken van de Mannetjes onderfcheidt: doch of stuk. « dit op een weetentlyk verfchil der Sexe van het Dier beruste, is niet zeker. Misfchien zal het ook maar een verfchil van wasdom of aan- groeijing zyn. De meeste , ja byna alle Schulpdieren , Zyn pe mees- Hermapbrodieten , dat is, zy hebben de bei- po 2 de Sexen,in één Lighaam, famengevoegd ; ten phrodie- minste mag men zulks op de Onderftelling , “** dat het Mannelyke en Vrouwelyke altoos tot de Voortteeling vereifcht worde, opmaaken, Van de Doubletfchulpen, in * algemeen, vers zekert de Heer ADANSsoON, dat zy geen blykbaare Teeldeelen hebben en voortteelen zonder Paaring (*). Van fommige Parellen, in tegendeel, hadt hy het Mannelyk Teellid gezien (%). Een tweede Soprt van Herma- Phroditismns noemt hy de gene, welke met ‚die der Tuinflakken overeenkomftig is. leder Dier bezit de Mannelyke en Vrouwelyke Teel- rada en heeft de wederzydfche Paaring tot (*) lest particulier aux Conques, Hist, des Coq. p. LVIL (f) La partie mâle, dans ceux ou j'ai eu occafion de la voir, étoit d'un rouge pâle, Deser, des Coguillages. p. SL. ‚De Heer BASTER zegt , dat men in de Lampjes of Schotelt- jes (Patella) en in de Oesters, geen Mannelyke of Vrou= elke. ‘Teeldeelen vindt. Jbid, As Ye DEEL, XV, STUK. vl. ÁrveeL.. XXVII Hoorp= STUK. io Dr EIGENSCHAPPEN VAN tot Bevr ugting noodig. In zekere kleine Hoornt- jes, naauwlyks grooter dan een Speldekop , welken A pANsox op Moerasfen en Meiren van zoet Water aan de Kust van Senegal dryvende gevonden hadt, was’door hem waar- genomen, dat zy, wegens de plaatzing der Teeldeelen, op elkander klimmen moeten tot de Paaring, en dat die bovenfte dan door een derde bevrugt wordt; waar door het komt, dat men dikwils een menigte van dezelven, als een Ketting Kraalen of Paternoster, aan elkander gefchakeld vindt. Dergelyken vondt de Heer BASTER, dat zonderling is, in groote menigte op ’t Kiland Schouwen, in Zout Water. …» Daar zou (vervolgt ADANsON) aan de > Conchyliën niets ontbreeken, om alle Soore > ten van Hermaphroditismi te vereenigen , dan » dat zy ieder in zig zelf konden paaren, en ‚ dus zo wel Vader als Moeder zyn van een 9, zelfde Dier. De zaak is niet onmogelyk , „> dewyl veele met de beide Werktuigen, „> daar toe noodig „ voorzien zyn, en, mis- ‚ fchien zal eenig Waarneemer, in dezelven, ‚ t'eeniger tyd dat flag van Voortteeling ont- ‚ dekken, welke ons niet vreemder moet voor= ‚ komen dan die der Doubletten, der Zoete … Water. Polypen en van veele andere dergelyke „> Dieren, welke Jongen voortbrengen zon- ‘ss der kennelyke Paaring en zonder eenige > der Werktuigen, die in de andere Dieren om o2, DE SCHULPDIERE N, mr „om de Voortteeling te bewerken worden VL ;, vereifcht”. XXVIIL ‚In de Schulpdieren C*), wier Sexe ver- Hoorp- », deeld is, vindt men de opening van het STUK. Werktuig geplaatst aan de regter Zyde van wed ,, Dier. De Mannelyke en Vrouwelyke dee. Teeldee- ‚> len zyn famen vereenigd, en hebben veel 4 zaaken onder elkander gemeen, in de twee- » de Soort van Hermaphrodieten, [ gelyk de ss Tuinflakken , enz.) Deeze hebben maar » eene gemeene Opening, aan de regter Zy- 5) de, by den wortel der Hoornen. In de » derde Soort van Hermaphrodieten heeft ie- » der Werktuig zyne byzondere Opening , > waar van de eene zig by den wortel der », Hoornen, de andere veel laager bevindt, „, beiden aan de flinker Zyde in de Hoorent- » jes, die links draaijen, [gelyk de gedagte „, Moeras. Hoorentjes van Senegal, door hem „> Bulin en Cornet genaamd}; doch aan de 3 regter Zyde in de genen die den gewoonen s‚ trant volgen”: gelyk hy waargenomen hadt in zekere geele Rivier- Kinkhoorentjes welke door hem in de kleine Rivier des Gos belins, by Parys, gevonden waren. Ten (*) Dans les Limacons, zept ADANSON; doch ’t blyke klaar, dat hy daar door niet de eigenilyke Slakken 3 maarde gedagte Schulpdieren, waar van dan Mannetjes en Wyfjes zouden zyn, zie bladz, 8 , hier voor, verftaat, 1. DEEL, XV, STUKe Ta Dr EIGENSCHAPPEN VAN vI. Ten opzigt van de manier van Baaring is, ÄFDEEL. onder de Schulpdieren, ook een aanmerkelyk XXVII, or - ij : Hoorp. verfchil. Eenigen broeden de Jongen in de srux. Baarmoeder uits ’t welk door ADaANsoN aen verzekerd wordt van de Tepelbakken, onder de Hoorens, ea van de meeste Doubletten. Dat in de Oesters fomtyds Jongen, fomtyds Eitjes, waargenomen worden, ftrydt hier te minder tegen, om dat menze in de Voorzo- mer vol Eijeren, en laater val van levendige Jongen vindt. Ook bevestigt de Heer BA s- TER naderhand haare Jongwerping (*). De meeste Hoorens, in tegendeel, brengen, gelyk de Tuinflakken, Eijeren voort, die buiten Lighaam worden uitgebroed. Men vindt ’er, die by elkander gelegd worden in een foort van Lil of Slym, kyna gelyk de Eijers der Kikvorfchen. Zodanigen komen onder de kleinfte Rivier- en Water-Slakjes voor. vliezige De Zee-Hoorens, in ’t algemeen, baaren een Eijer. Vliezigen Zak, die op eene onregelmaatige Stok, ä E Ü Ô | wyze in Celletjes verdeeld. is, naar die der Honigraaten eenigzins gelykende, Deeze Ei- jerftok, die al van onds Favago of Melicera genoemd werdt , bevat een menigte van Cel- detjes, in ieder van welken fomtyds vyftig, zestig of meer Eijeren zyn: zo dat ‘er, vol- ens den Heer Bas$TER,eenige duizenden van Jongen uit zulk een Eijernest zouden voortko- men. (+) Natuurkandige Uisfpanningen, Ie Deel, blade, 74e DE SCHULPDIEREN As ‚men. Eene Doublet levert, volgens ADAN- VL SON, in ééne Teelt veele duizend Jongen; Swan doch dit geral ís, zegt hy, veel minder, van Haosn- de Schulpdieren die Dekzeltjes hebben, en nog °*’** minder van de meeste Hoorens. Ook komen in die Afbeeldingen, welken de eerstgemelde van eenige Eijernesten of Kijerftokken geeft, ongelyk minder dan vyftig of zestig Jongen voor (*) , in ieder Celletje. Zo groot was om= trent, het getal der Jongen en Eijeren, wel= ken LrsTER in zyne groote groenagtige, ge- bandeerde Rivier-Slak, die leevende Jongen werpt, by inte waarnam ({). Die Eijerftokken, Eijernesten of Baarmoe- ders, hoe menze noemen wil, ondertusfchen, zyn van eene zonderlinge en zeer verfchillen= de Geftalte. De meesten die thans nog be« kend zyn, gelyken zodanig naar Vrugten of Frosfen van Zaadhuisjes , dat menze dikwils daar voor genomen heeft; ja dat veelen, die van de zaak niec onderrigt zyn, dezelven nog heden daar voor houden, Ik behoef dat Ei- ® jernest van de Wulk, een Zee-Hooren van onze Stranden, flegts tot bewys by te bren- gen, ’t welk men weleer voor een foort van Alcyonium aangezien en Veficaria marina ge. noemd heeft. DeGeftalte, inderdaad, zweemt grootelyks naar die van eene Vrugt, en de Groote (*) Zie Natuurks Uitfpanningen, 1. DELL. Plaat. Vs Vl Ct) Exercit, Anatom, altera, Pp. 36 ‚Ee, DEEL. XV, STUK, 14 De EIGENSCHAPPEN vaN _ VL Grootte heeft zo weinig evenredigheid met eend die van het Schepzel daat dit Eijernest van Hoorp- komt, dat men verbaasd moet {taan over de stux. Voortteelende kragt der Natuur. Men heeft gerekend, dat zulk een Eijerrest meer dan honderdduizend Jonge Wulkjes kon uitleve- ren (*). Ondertusfchen fchynt het my, uit de manier van deszelfs vorming, welke de Heer BAsTER opgeeft (f), nog niet zeker, dat het geheele Nest van een enkel Dier af- komftig zy. Het ís, naamelyk; maar eene fa- menhooping van Blaasjes, die verfcheide Da-= gen na elkander, tegen een Steen of iets an- ders aan, gelegd worden, en door hunne Ly- metigheid aan elkander kleeven. Ik bezit ’er eer, dat gehecht is aan een Oester -Schulp. Die driederley andere, zeer wonderbaare Ei- jernesten van Hoorens, op zyne Zesde Plaat, afgebeeld, nog grootelyks van dat, ’ welk LrisrTer in Plaat gebragt heeft (4), verfchils fende , doen ons een regelmaatigheid in deeze waarneemen , die tot verwondering moet ftrek- ken ® Uitgezegte verhandelingen L, Deel ; Amfterd, 1757, alwaar öp de Zevende Plaat een der grootften afgebeeld wordt, bladz, 464. | | | (t) Natuurkundige Uit/panningen. Ie Der, Haal, 1762, biadz, 43e (1) Exercitatio Anatomica altera. Lond, 1695. Tab. 6, Onder den naam van Uterus expofitus, in plures Cellulas, fve Utriculos leves & fubretsndes divifús » guorum margines plane ac obtafe funte DE SCHULPDIEREN, 15 ken van de grootfte Natuurkundigen, Aaa VL Strand geworpen ziet menze dikwils voor ver- KEV hard en verdroogd Schuim der Zee aan, zegt Hoop Dotor WuvyrrT, die een der gemelden, van STUK. de Buccinum ampullatum, uit Zuid- Karolina ontvangen hadt, zynde ten vollen twee Voet lang (*). RumrHrius zegt, dat de Beroafiootens, Eijernes- die hy graauwe Kasketten noemt, in de Maand ef September, by troepen van twintig dertig Hon | e aasjes ftuks vergaderen, en haare Eijeren by elkan- der op de Steenen leggen, ter diepte van twee Vademen onder Water, Deeze Eijeren zyn, volgens hem,ontrent een Duim lang en zo dik als Zeilgaaren, bruínagtig van Kleur, kort, getakt, broofch, naar Hoornwier gely- kende, doch tevens week en flymerig, in’ midden digt gekropt, aan ’t end ftomp. Ber zwaarlyk zal men daar uitde regte figuur op- maaken* maar hy laat ‘er op volgen, dat hy eens, in Oétober des jaars 1694, een andere gedaante van dergelyke Eijernesten gevonden hadt, zynde een Klomp als een Eenden-Ey, van buiten vuilgeel, als vuil Wafch, ruig en uit veele dunne Laagen beftaande, die door Scheidvelletjes een menigte van Hokjes uic- maakten. Doorgefneeden was het van binnen digter, van Kleur Vleefchrood met wit ges | mengd €) en and Obferv, Phy/, and nde Edinb, 17564 vol. IL pe € E, DEEL, XIV, STUEg 16 Der EIGENSCHAPPEN vAN ‚VL. m AFDEEL. engd en men vondt ’er, geene Hoorentjes ins XXVII dan daar zat een dergelyk Kasket boven op “Hoorp- en ter zyden waren nog drie of vier Hoo: STUK. rentjes. Het was op een Steentje vast, gelyk m en dikwils de Eijernesten van onze Wulken vindt be 4 ELLIs befchryft het zyne, dat van Hoo: rens. was, die men Vygen noemt of Ge- to ornde Vygen, menigvuldig aan. fommige Kusten van Amerika, in ’t byzonder. var Nieuw Jork tot Virginie voorkomende ; aldus, 95 9 55 39 ») E)) 39 EEN 2 33 25 3 39 59 39 33 „93 De Huisjes, daar het uit beftaat,. zyn van een famengedrukt Ovaale form, fommigen naar de Kapjes of Patellen gelykende; maar platter aan den top. Ay: zyn aan de eene zyde, door middel van een taay buig- ‚ zaam Ligament ; zo digt aan elkander fa« mengevoegd dat zy op elkander fchynen te leggen , en aan de tegenoverzyde is een gewelfde Deur 8 waar doorde Jongen, als zy in ftaat zyn, om voor zig zelf te zorgen, uitgaan in de Zee. Het Klepje, dat dee- ze Deur fluit, is ongemeen Konftig gemaakt om het indringen van ’t Zeewater te be- letten. Zo lang hunne gevangenis duurt, ‚zyn Zy met een flym, als Eywit, bedekt; waar door, zonder twyfel, deeze Diertjes er worden. Indien wy den Streng van „ deeze Huisjes naauwkeurig befchouwen , 2 zul “_(%) Amboinfthe Rariteitkamiëre bladze gr De - É el 4 . ai n Ae E 5 e ee Fn SDi EERE eten etna reerd gnome maarten erna sand KN. ie en Bic Je ar _ TS zr Erne a epe EN Een en x Rd 3 nn mee mider EEE ze ni = n - c 8 a = 2 ee eg jn eri dl E en 5 ads Er Ss s 5 Ù E LES F7 5 Ë LE _ ’ en - R X d e ‚ D ë 5 ke : : « & En , % 5 - fi n { ï ze De, - / 6 n 5 ks E a F i „ ed En el _ . 5 í Ee . a : , 4 N PLEAAT CEV. | fan 5 95 39 99 5 DEISCHULPDIEREN vÎ7 zullen wy gereedelyk. befluitën, dat: dezel- ven zo wel als de Dieren aangroeijen na dat zy door de Moeder - Hooren geworpen zyn: want zy koten veel te groot voor, om ooit in een der grootften van dit flag vervat te zyn geweest. In de eerfte opflag hebben zy iets dat naar de Vrugt of Zaad. huisjes van een Plant gelykt, inzonderheid naar die wan den Jokboom (Carpinus) @*)e De Afbeeldingen van deezen Eijerftok, zo Haen XXVII Hoorp. STUKe Vreemde wel als dien van Doëtor Wuvyrr, kan men Eier- Nesten. op de gezegde Plaat van den Heer Doktor Praax BasrTErs Uitfpanningen befchouwen. Een ie Eijernest , gelyk dat van Doêtor Lrs Ter ; zelf bezittende, geef ik daar van; zo om dat het Werk van diën Heer niet zeer gemeen is, als om dat het myne zig op een regelmaati- ge wyze in Celletjes verdeeld bevindt, al- hier de Afbeelding Plaat CXV., fig. 1; met die vän een Hoorentje , hoedanigen ’er. veelen in zyn, danmerkelyk vergroot, by Letter A, dáar névens. Het Eijernest is met zodanige Hoorntjes opgevuld. In Fis. 2, heb ik een ander Voorwerp doen afbeelden, ’t welk van my ook vóor dergelyken Eijerftok gehouden _ €) Natural History of Corallines, Lond 1755. P, 8%, „wordt. Het beftaat uit byna dergelyke Kelks- wyze Blaasjes, als die, waar, van BASTER „uit Re WNs in zyne derde Figuur, de Af- beels B T. DEEls XV. STUX4 18 De EIGENSCHAPPEN VAN VL -beelding geefts doch aan ’t dikfte end zyn ae dezelven digt, Vliezig taay, en ongelyk op Hoorp- ‘elkander geplaatst, zonder eenige Geleding , STUK, als waren zy by geval famen gehecht door eenig. Lymagtig Vogt. Schoon ik ’er geen Hoorntjes.in gevonden heb, fchynt het my doch veeleer een zodanige Eijerftok, dan de Vrugt van eenig Gewas te zyn. Aangaande ‘het Voorwerp van Fig. 3, dat uit een menig- te van Blaasjes, die als Ketting-Koraalen fa- mengevoegd zyn, beftaat, zal niemand twyfes len; hoewel doch de Soort van Dieren, tot welken zy behooren, onzeker is, Ik heb het een en andere, tot nadere onderzoeking, uit myne Verzameling hier in Plaat doen brengen. De Geltalte van het gedagte- Hoorentje Letter A , hoedanig ook alle de overigen fchy- nen té zyn, bewyst twee zaaken: eerftelyk, dat de Schulpdieren, eer zy ter Wereld ko- men, reeds met een Hoorentje bekleed zyn: ten anderen, dat zy allengs, en niet aan de Mond- opening zo zeer, alswel naar den Top toe „aangroeiien. Men ziet aan dit Hoorentje;, ”*% welk tot de Pennen of Spillen-moet behoo- ren, duidelyk, hoe de eerfte Winding of grootf{te Gier reeds voltooid is „ hebbende haa- re Knobbels en Groefjes, terwyl aan de an- dere, naar den Top toe, nog veel ontbreekt. Het boventte Vliezige gedeelte wordt, zeer Natuurlyk, door de geduurige aangroeijing des Lighaams van het Schulpdier, uitgezet, " en DE SCHULPDIEREN id en vermeerdert dus het getal der Gie- Vie ren. ÄTDEELs ij | Ra kn Ue oe GAVEN Wy ontkennen wel niet, dat ’er, in t vere Hoorps volg, een nieuwe aangrocijing kan gefchie- STUK, Vorming den aan de Mond-opening; te minder, om der schaal. dat zulks in veele Hoorens blykbaar is en dat ’er bovendien niets tegenftrydigs plaats in heeft; alzo dat Vogt of Slym van het Schulp- dier, ’ welk de Hooreri naar den Top doet aangroeijen, ook in ftaat is, dezelve aan de Mond-opening te vergrooten: maar in de eerfte vorming fchynt de Mond-opening eerst voltooid te worden, gelyk de beftendige Gee ftalte van den Kop des Diers ook vereifchte. Rumeurus, die het in Oostindie waargenoe men heeft, verzekert zulks van de Hoorens, die men graauwe Kasketten of Bezoars noemt; zeggende, dat de dikke Naad, agter derzel- ver omgeflagen Lip, het overblyfzel is van een ouden Mond. Deeze (zegt hy) groeijen s, mede door eene toezettinge, (aanvoeginge 5, wil hy zeggen.) zodanig, dat haar oude s, Lip blyft ftaan, en daar onder een nieus s, we dunne Schaal voortkruipt, dewelke, als ‚le hoeken en kanten aan de overzyde ont- j, moetende, door de kragt van ’t leevende ‚ Dier weder week wordt en zig nederlegts s, weshalve men dikwils de oude Naaden in ‚den Mond voelen kan, daar de nieuwe ek Lip al over heen geloopen is en deeze | hi B 2 sa Ok Ie DEEL. XVe STUK, „ons eo De FiCENSCHAPPEN VAR „nn ‚, oude Lip ziet men fomtyds overde Rugge XXVIII, »» Zaan” (*). Hoorn. Hier zou ik, met den grooten REAUMUR, STUK, wel den Wagen voor de Paarden fpannen , doot van de aangroêijinge der Schaalen eerder dan van derzelver oirfprong , zo de Heer KLEIN Aanmerkt, te fpreeken. Die Heer hadt ech- ter, door deeze manier van aangroeijing te Ontvouwen, alleenlyk bewyzen willen, dat het Schulpdier in zig een Steenwordend Vogt bevat, ’t welk de herftelling uitwerkt van het verlooren gedeelte van de Schaal; zonder daar uit, gelyk de Historiefchryver van de Ko- ninglyke Akademie der Weétenfchappen van Parys doet, op te maaken, dat het Dier »s wel, doch de Schaal niet in het Ey gebo- >, fen worde, als zynde deeze laatfte iets dat ss her Dier formeert en een wonder op zig Zele (le B, REAUMUR, immers, hadt zelf in zyn Ver- irfprong dt uithet Ey. tOO8, over de Vorming der Hootens en Schule pen, gezegd; „, de Slakken komen uit haar „ Eijeren niet, zonder reeds bekleed te zyn > met haare Schaal”. Door de Waarneemin- gen van LEEUWENHOEK, LisTEr, MARr- SIGLI en anderen,was zulks bevestigd. S w A M= ME Res (*) Amboinfche Rariteithamer. bladze 83, (1) T'Animal nait de {on Oeuf mais non pas la Coquille, „ui est une merveille apart. Hist, de Edead, des Sc, de Pa- vie, 17090 BE,SGCHUEPDIER EN 2% MERDAM ontkent, …„ dat de Hooren, ei- (vr, gentlyk gefproken, het Huisje of de Woo» Arprem, ning der Slakken zy: hy houdt dezelve ZR voor een waar Bekleedzel, voor de Huid srux, van ’t Schulpdier, dat zander dezelve zo min kan leeven als een Menfífch, wien de „> Huid is afgevild, een Kreeft zonder haare „> Schaal „of een Schildpad zonder haar Schild: „, weshalve deeze Korst voor een waar Been » te houden is van de Slak, waar aan dere s, zelver Spieren op gelyke manier aange- hecht zyn, als die der Viervoetige Dieren > aan de Beenderen; gelyk zulks in de Mos- ‚> felen zig duidelyk openbaart” (*). ‚Uit de gezegde Waarneemingen befluit de Heer KLEIN, dat de Vrugtjes van alle Hoa= rens en Schulpen met de Schaal ter wereld ko- men: die, hoewel dan by uicftek dun en Vlie- zig zynde, door hem niettemin aangemerkt wordt, als reeds de volkomene Geftalte heb- bende, welsezyin volmaaktheid verkrygt. Zyn Ed. bewyst zulks , onderanderen, door die kleie ne Hoorentjes, welke van den Heer PrLAN- cus aan hetStrand van Rimini gevonden zyn, naauwlyks zigtbaar met het blote Oog, heb- bende nogthans ieder drie of vier Wiudingen. En, dewyl tot de Doorwaafeming of Uitdam- ping de vrye toegang van de Lugt vereifcht | wordt, 332 53 _#) Bybel der Natwure, bladz. 99 b 3 E DEEL. XY, STUK VL ÁFDEEL. XXVII HoorD. STUKe Stru&uur der Schaal. 22 Der ErGENSCHAPPEN VAN wordt, zo begrypt zyn Ed. te regt, dat die Uicdamping geen oirzaak kan zyn van den oïirfprong of aangroeijing van de Schaal, ter- wyl het Diertje zig nog in *t Ey bevindt; zo min als dezelve de oirzaak is van de fotilees ring van de Huid der Dieren. De inwendige ftruêtuur der Hoorens en Schulpen oordeelt hy zyn Gevoelen nog nar der te bevestigen. SrTENo (*), hoe zeer met het denkbeeld ingenomen, dat de uitdame pende Stoffe oirzaak zy van de vorming der Schaalen, erkent nogthans dat dezelven beftaan pie Vezeldraaden , wier figuur hy oordeelt op tweederley manier voortgebragt te kunnen worden; of door de uitwerping zelve in de Pooren of Gaatjes; of door de uitgroeijing van het Lighaam des Schulpdiers. Za dat dan die eerfte Draadjes reeds in het Ey zouden hard geworden zyn. De Oester- Schulpen , by voorbeeld, kunnen geheel gefloopt worden tot kleine Schaaltjes, en die Schaaltjes in Ve- zelen gefcheiden: welke Vezelen hy aanmerkt vweederley te Zyn, verfchillende in Kleur, zelfftandigheid en plaats. In de kleine Schaalt- jes is, volgens hem, de buitenfte en binnen- fte Oppervlakte niets dan het uiterfte der Ve- zeldraaden, terwyl de Rand of Omtrek uit de zyden der Vezelen beftaat. LEEUWEN. HOEK gaat verder, en noemt de Vezeldraa- dea (*) De folido intra folidam, Flor, 1669. pag. 53. | DE/SCHULPDIEREN 23° den van STeENO Buisjes of Kanaalen. Hier VL mede moet men de Aanmerkingen van AN- iT TON. DE HeyDeE, in zyne Ontleeding der Hoor. Mosfelen, vergelyken. Deeze Aucheur meenc STUK. dat de aangroeijing van derzelver Schaalen gefchiedt door een Lymerig Vogt, ’t wek. nieuwe Schaaltjes, uit fchuinfe I)raaden be- ftaande, aan de binnenfte Oppervlakte van de Mosfelfchuipen aanhecht. Doch het is baar- blykelyk „ dat deeze aangroeijing van binnen, door de vernaauwing, die dezelve veroirzaa- ken moest, doodelyk zou zyn voor het Schulp- dier, zegt KLEIN. Hier tegen, evenwel, moet men in bedenking neemen , dat de Lig- haamen deezer Dieren zeer week zyn, en door de gedagte aangroeijing naar vooren, of naar. de Mond-opening toe, zo veel meer plaats verkrygen: ja dat de gedagte aangroeijing by he Mondftuk, met Schaaltjes die van onde- ren voortfchieten, in veele Hoorens en Schul= pen oogfchynelyk blykbaar is, _ De gedagte Vezeldraaden befchryft ST Ee zi No nader ‚en zegt dat dezelven, ten opzigt van de Stoffe, met het Dierlyk Vogt overs eenkomen 5 doch: dat die Stoffe tweederley ; naamelyk harder of weeker zy, beiden Ly- merig en Vezelagtig. Hy wil dat alle Schaalre jes of Plaatjes van de Schulp tusfchen het _Lighaam en de buitenfte Schaal zyn voortge- bragt , hebbende bygevolg de Geftalte van het Dier, en dus befluit hy, dat de binnene B 4 fte Le DEEL, XV. STUK AFDPEL. XXVIII. er Dr EIGENSCHAPPEN VAN fte Plaat of Schaal de grootfte moet zyn. Dit is ook, wanneer men de geduurige aan- Hoorp. groeijing in aanmerking neemt, zeer geloof STUK; baar. En, gelykerwys de Beenderen door het Vogt van hunne Buisjes groeijen, zo heeft: jn de Schulpen, of wel in de Plaatjes, waar zy uit beftaan, door middel van de Buisagti- ge Vezelen, het zelfde plaats: terwyl de uic- _wendige Oppervlakte gedekt is met een Le: deragtig meer of minder dik of dun Vlies, dat met het Beenvlies, in de Menfchen en Viervoetige Dieren , overeenkomtftig is. LisTER (*) onderftelt, insgelyks, dat de Schulpen en Hoorens beftaan uit Schaaltjes af Plaatjes, en dat deeze uit Euisagtige Ve- zelen famengefteld zyn; doch is aangaande de Stoffe, uit welke de Schaaltjes en Vezelen voortkomen, eenigermaate van verfchillend denkbeeld. Hy onderftelt een Levens- Vogt, in de Vezelen, als in zo veele Uitwerpende Vaten, gedreeven, en aldaar door zyne ver-= toevinge, dewyl het zig buiten den loopbaan der circuleerende Vogten bevindt, allengs vere hard wordende. Hy neemt zyn bewys daar van, dat het Levens- Vogt, het Dier door- gefneeden hebbende, daar uit geloopen, zagt-- jes gekookt zynde tot een Klonter ftolt, en cene Melkagtige halfdoorfchynende Kleur aan- neemt; willende dat de Stof, waar uit de ud Schulp (*) Exercit, Anatom, II, p, 21e 5 f Î DE SCHULPDIEREN, 25 Schulp door verdikking en verharding aan= wke groeit, een Levens- Vogt zy, met een Steen: XXVI, maakend Vogt vermengd. Wat nu de Veze- Hooro- len zelf, en de Schaaltjes daar uit famenge- STUEe Iymd, bereft: deeze zouden by den oirfprong van ieder Dier, zo veel ’t getal en de geftalte aangaat, geformeerd zyn. Hier mede ftrookt, ’t gene STENo fchryft verklaard van de Paarlen. ,, Tusfchen de Rokken of SUS s, Plaatjes der Paarlen, en de Schaaltjes zelf ‚ der Paarldraagende Schulpen, is allcenlyk », dit verfchil; dat in de Schaaltjes de Veze- s, len als in een zelfde Vlakte gelegen zyn, > terwyl die der Paarlen zodanig zyn ge- 3, Plaatst, dat zy met het eene end ftrekken »‚ naar derzelver middelpunt, en met het an- s‚ dere end. aan de Klootronde Oppervlakte ‚… komen”. Op de zelfde manier brengt L1s- TER zyn befluit van de Paarlen tot de Schul. pen over. De Paarlen, nu, komen niet buie ten ’c Dier, maar in het Lighaam van het Dier zelf voort, daar geene doorwaafeming noch toegang. van de vrye Lugt plaats heeft, zodanig dat men de Paarlen zou kunnen zeggen verfteend te zyn of door Steenwording geboren. Het gene de Heer KrEin, van wien ik peschaal dit ontleend heb, van de Palen zest, heeft re je een dubbele beproeving noodig. Wy zullen Vezelen. in ’t vervolg derzelver vorming nader ophel- deren. De Steenwording gefchiedt ook zeer dikwils in de Lighaamen en zonder toegang ò 5 van Je DEEL. XV. STUK, 26 DE EIGENSCHAPPEN VAN VL van de vrye Lugt. Dit is Wereldkundigs Kui Maar, ’e gene hy volgen laat (+), op Onder: Hoorp- Vinding rustende, gaat vaster. „, Behalve zo STUK _, veele Waarneemingen en Getuigenisfen der > Natuurkundigen , kan , myns oordeels, ie= s, dereen, zelfs met het bloote Oog, waarnee= „> men, dat de Schaalen der Schulpdieren uit »> verfcheide Buisagtige Vezelen der Sckaalt- „, jes beftaan, te gelyk met ontelbaare doors > gangen en verfcheiderley Celletjes, die in > fammige Schaalen elkander {nyden. Laa- ten, by voorbeeld, Kinkhoorens, Vleugel hoorens , Kasketten , met de Vyl of op een Slypfteen afgefleepen worden, of doorge- zaagd, dan zullen zig, op ftaande voet, Celluleuze, Vezelagtige, Buisagtige Kanaa-- “ len, vertoonen, dic byna ontelbaar zyn, en met wonderbaare draaijingen famenge- hecht. Dit alles, ’t welk zig in de inwen= dige zelfftandigheid der Schulp van zelve, maar op de binnenfte of buitenfte Oppervlakte niet dan in zodanige Hoorens en Schulpen, welke op den Oever verkalkt zyn, opene baart, toont eenige overeenkomftigheid met de Beenderen der Dieren. “Laat hier ook in aanmerking komen de Schaal der Pok- ken (Balani,) zo der gemeene als van die ‚> der 23 23 53 (*) Lucubratiunzula de Testarum Formatione Ge. 6e 15ò DE SEHUELPDIER EN: 27 » der Walvisfchen, welker Zeefagtige ftruc- VL ; ä …_ ÁFDEEL, », tuur zeer bekwaam is om de zelfftandig- XVIII, s‚ heid der Conchyliën te verklaaren, wat de Hooen- s> Sroeijing als die der Planten aangaat, en de “TUX »» nevensplaatzing der deelen ten duidelykfte „ tegenfpreekt”. Die nevensplaatzing zou men onderftellen moeten, indien de vorming van de Schaal was toe te fchryven aan de Slymige Vogten, welken het Schulpdier uitgeeft. Wy ftaan den Heer Krein wel toe, dat ingevaile.die Stoffe zig van binnen aanvoegde, de Hooren wel haast te klein zou worden voor het Dier; maar ingevalle die aanvoeging van buiten ge- fchiedde „ zo zou dit daar van niet te vreezen zyn. Dat, nu, zo lang het Schulpdier in zya Hooren leeft, dezelve voor die Slymige Vog- ten doorgangbaar zy, blykt uit de zo gemeene aangroeijing van veele Hoorens en Schulpen aan malkander; wanneer zy zig zodanig ver- eenigen, dat menze dikwils niet zonder kwet- zing van elkander af kan breeken: ’t blykt uit de aangroeijing van Wormbuisjes, Pokjes, en wat dies meer is, aan de leevende Hoo. rens en Schulpen, die nog gemeener is: % blykt uic de begroeijing van de Hoorens en Schulpen met eene Korst , daar weinigen van uitgezonderd zyn, en welke men wegneemen moet om de Natuurlyke Schoonheid van der- zelver Schaal te ontdekken. Trouwens de Heer Kr EiN befluit, „, dât zy groeit „de “Ee DEEL. XV. STURS VI. ÄFDEEL: 28 De EIGENSCHAPPEN VAN ‚, de Straêtuur van de Hoorens en Schulpen xxvijj,» Vezelagtig is,en, gelykerwys de Beenderen Hoorp- STUK. aan door _ tusfchen: inkomend Vogt, ‚> van andere Dieren, dus geformeerd, op dat s» Zy door tusfchen-inneeming genot zou s‚ kunnen hebben van het Levens- Vogt, dat „, vermengd is met een ander Schaa (aan s> Vogt, en op verfcheide wyzen gefiltreerd > wordt, waar door de Hooren of Schulp, 9 gemeenlyk, onder een zigtbaar Vliezig Pe- s> riosteum , kan grocijen als de Planten. Wel- s, ke groeijing overeenkomftig zoude zyn met s) de vorming der Beenderen” (*). Op deezen grond, die weezentlyk de naas- te is, redeneerende, befluicen Wy, dat het Schulpdiertje . in zyn Ey, door zyne Natuur Iyke Eigenfchap een Vliezig bekleedzel krygt ’ welk allengs de ge. daante aanneemt, die het in Volwasfenheid moet hebben; zodanig dac het in fommigen, gelyk in veele Slak- en Kinkhoorens, reeds de zelfde Geftalte heeft als de Oude Hooren, wanneer het uit zyn Ey te voorfchyn komt (f); doch in anderen min- der draaijen of gieren, en eene onvolmaakte figuur. Dat dit bekleedzel ook in het Ey reeds zekeren trap vanhard! heid aanneemt, doch on- gelyk kleinder dan in de volkomen ftaat, en, altoos, zelfs in volwasfen Hoorens en Schal- pen, verfchillende van die van Steen, en na- der © Lucubratiuncula,ut fupra. p. 14. 5) Vergeljk LisrER Exercitat. Anat. Le Tab, “rg De SeHULPDIEREN. 59 der komende aan die van Talk of Moskovisch ‚ VI. Glas. Dat de uitzetting gefchiedt door in- A neeming „van het Levens: Vogt, uit het Schulps Höórp- dier, welks Lighaam vergrootende de Veze-STUÉe len doet van elkander wyken en dus plaats maakt voor de rtusfchenkomende Vogten , waar van het overtollige, Aardagtige gedeel- ‘te, de Opperhuid of Korst formeert. Dat de aangroeijing in fommigen gefchiedt aan het Mondftuk; doch in de genen, die eenen ge- zoomden Rand hebben, fchynt dezelve aldaar niet te kunnen gefchieden: mooglyk groeijen de Knobbels, Takken en Punten op dergelv- ke wyze aan: waarfchynlyk zullen zy in de genen, die dezelven niet hol of Geutswyze hebben, reeds in het Ey, door een formee- rend Beginzel, gevormd zyn: ten minfte kan men ’t in de zulken, gelyk de Spinnekoppen en Krulhoorens, niet toefchryven aan de Ge- ftalte van het Schulpdier; terwyl die in ande- ren, gelyk de Wormbuisjes en Slak- of Kink- hoorens, baarblykelyk daar toe doet, Deeze Stelling komt overeen met het denk- penkbeeld beeld van Rumruius, die (zekerlyk in dee Oostindifche) zelf waargenomen hadt, dat de aangroeijing van nieuwe Stoffe in fommigen aan den Rand der Mond- opening , in anderen door uitrekking van het Lyf naar alle kanten, en in een derde Soort op die beide wyzen tef= fens gefchiedde. De eerfte manier ftelt hy gemeen te zyn aan de Purper:, Kink- en Slak- # hoo= Te DEEL. XV, STUK, 39 De EIGENSCHAPPEN VAN VE. hoorensof dergelyke dikbuikige: de tweede éi« en gen aan de Porfeleinhoorens: de derde aan de Hoosp- Oesters, Mosfelen en alle Doubletfchulpen, STUK. die niet alleen in djkte toeneemen; maar -ook aan den Rand oogfcliynelyk nieuwe uitzettin- gen bekomen. De afgebroken Takken of Pun- ten van de Spin- en Snippekoppen ; en derge- Iyken, worden; zo hy aanmerkt, nimmer her{teld. Gedagtén De Heer REaAUuMUR, zegt KLEIN, leidt wegens de de aangroeijing nier alleen „ maar ook den oir- fprong der Kleuren, af van de Halskraag of Zoom van ’t Schulpdier, In geen van beide opzigten kon hy zulks toeftemmen; Wy ;, ontkennen niet (zegt zyn Ed.) dat de Die- 5 ren uit zeker gedeelte des Lighaams fom- 3» tyds fterker dan uic anderen doorwaafe- „s men; by voorbeeld nevens de Halskraag s. van de Slak: de Stof, die uitzweet, moet ‚, niet van de Halskraag alleen, maar van het s, geheele Lighaam zyn; cok is de Slym der ‚‚ Rimpelen of Tepelen de Stoffe zelf niet, ss welke tot behoud van het Leven des Diers , doorwaafemt, Dus is de uitwaafeming of „, doorwaafeming en wryving of aanwryving 4 niet een. en ’t zelfde: daar is meer in de ss wryving dan in de doorwaafeming. By al- , dien de rimpelige deelen en Tepelen, van 3 de Halskraag famengedrukt worden , leve- 3» ren zy een overvloedige Stoffe, zeer ge- » Iykende naar het Kwyl des Beks van hec ‘ „> Schulps DE SEHULPDIEREN ôêt ‚ Schulpdier, die ik geen Stoffe noemen zou, , welke uit- of doorwaafemt. Even ’*t zelf- » de gefchiedt, wanneer het Dier de voorfte „, deelen van zyn Lighaam, die uitgeftoken 3, waren, flegts door den Vinger van een 3, Menfch wat onzagt aangeraakt zynde , we= s,-derom binnen zyne Schulp, en wel zo diep 3» verbergt, dat niets dan dat Kraakbeenige, s, welk de Halskraag geheeten wordt, naar s den Mond des Karteldarms gelykende, in s» ‘tgezigt blyve. Ondertusfchen heeft even- s> wel, ’t gene aangaande de Kleur en zware ss te Vlakken van de Halskraag voorgefteld > wordt, een groote waarfchynlykheid: in- ss dien, naamelyk, de Halskraag geel zy of 3 Cirroenkleurig, of de Stoffe die uit dezel. s» ve zweet. zodanig gefchikt, dat dezelve, ss Cen nieuwe Winding maakende, die tevens s‚ een geele Kleur kan geeven, en de Hals- > kraag bovendien met Vlakken bezet is, wel- 3» ke eindelyk, by. voorbeeld, of een zwarte ss Spiraale lyn, of Vlakken die ín een Slange- > trek geplaatst zyn, tekenen, > Aangaande zodanige Verfchynzelen zal ik ss in ’t vervolg myn gedagten zeggen. ‘Thans ss zou ik gaarn weeten; van waar zo vere ss fchillende en gemengde Kleuren famenloo= 2 pen in de gevederde of gefchubde Teke. s Ding van de T'riton- Hoorens, van de Kas. ss ketren, die gezoomd zyn, de Tollen en ss ontelbaare andere zo Hoorens als Schulpen, » iB= FE. DEEEF. XVe STUKe XXVIIE, HoorD.= STUK. Haar wons derbaar verfchile 9 VL. ÄFDEELe KEV IER Hoorp: 5 STUK, hed b pb} 33 EE) » 23 23 43 2) 39 25 59 53 22 Der EicEeNschHaerrÉy ván: inzonderheid der Tooten, en onder dezele ven der Admiraalen? Die van de Toot, by voorbeeld, welke ik eenmaal heb gezien, onder den naam van Cedo nuli? Terwyl, ondertusfchen, alle Halskraägen , of deelen van het Lighaam die daar van de plaats bekleeden, zéer eenvoudig en van een on-« geagte En zyn: Zeer bekend is de Slyk- fchulp of gemeene Mosfel, een Dier van wit- of geelagtige of Oranje-kleur: maar, hoe komt het, dat de Wanden ván deszelfs Schulpen inwendig vuil Paärlagtig, uit- wendig en wel in de Winter zwartagtig, des Zomers Hemelfchblaauw of blaauwag- tig zyn? Met welk Penfeel zyn de Man- tels en Gaaper-Schulpen zo fraäy gefchil- derd? Waar komt het, om voort te gaans, van daan, dat de bovenfte Schulp van de kostbaare Kompas-Doublet aàn den eënen kant gepolyst glad en Leverkleurig , aan den anderen Kant geribd en Melkagtig; de ‚ ándere geheelenal Sneetwwit gevonden wordt? Indien ik wist, op wat wyze de Appelen aan de Schil zo menigvuldig en fraay gekleurd worden, daar hun Vleefch, in ’t algemeen, wit iss zou ik niet hape- ren in het uitleggen van de Kleuringen der Conchyliën en tevens der Pluimpjes, die de Wieken der Kapellen bedekken. Hier ‚in komen wy met den beroemden REA u- MUR overeen, dat, by aldien de Natuur 23 van Be SCHULPDIEREN 33 5 van het Dier zogefchikt is,dat de Schulp, is (welke wy gezegd te hebben een. famen- 5, ftellend deel des Lighaams te zy vn) geel 35 Zy, of blaauw, of anders, of veelkleurig, 3) de Natuur van zulk een Hooren een on- »» gelykaartige Kleur geenszins toelaate, of de » Hooren moet, volgens haare Natuur op ee= s> Ne byzondere wyze gekleurd, uit het Ey zelf > Voortkomen”. De Heer KLEIN leide vervolgens den Oirfprong der Hoorens en. Schulpen van de doorwaafemende Vogten af, die in de fynfte Vaatjes door menging, filtreering, verdunning of andere veranderingen, veelerley Kleuren kunnen voortbrengen: even als uit een Melk: ägtig Vogt het purperroode Bloed. geboren wordt. Bovendien kan, zo hy oordeelt, uit het maakzel der Schaaten, die uit regt of dwars loopende of elkander Netswyze kruiféndé en kromme Vezelen famengefteld zyn, de byzon= dere fchikking der Kleuren verklaard worden. 3, Doch een mengeling (zegt hy;) der Kleu= „5 ren ontítaat , zo menigmaal de Vogten meer s> of min worden verdund en gefiltreerd: tot ss welke mengeling ook de Lymige en Schaal. ‚, maakende Vogten behulpzaam zyn. Dus ss is de Slym van de Kwyl een andere als » die van een gekwerft Schulpdier; ’t geen s3 SCHEUCHZER, LISTER en LrEUWE Ne s> HOEK getuigen. De eerfte fchryft; zy »» geeven gen Slym, ais Speekzel, tot den í Î 2 Mond Í. DEEL. XV. STUK. Ede DEEL, XXVI, Hoorp- STUKe Haar Oirfprong volgens KLEINs 34 De EIGENSCHAPPEN vAR VL, ,, Mond uit, die verfchillende is van de Slym; Arpeen. suis XXV,» Welke vloeit uiteen gekwetfte Slak en blaauw” Hoorp- 3, agtig is, niet op ftaande voet in Vel of Lym STUK. _, overgaande; LrsTerr zegt (*): het Levens= ss Vogt van den Oefter wordt door bymen- ss Sing van Water ligtblaauw, even als in de Slak, en p‚ 37. het Bloed der Mosfelen is ss Op fommige plaatfen rood en geel ja vere », toont de fehoonfte Goudkleur, volgens 't getuigenis van LEEUWENHOEK, Wat my belangt, ik meen gegronde reden te „, hebben om te onderftellen, dat het agter- s‚ fte gedeelte van het Lighaam des Schulp- diers, waar in de Ingewanden zig bevin= den, als het tederfte zynde, of ook des- zelfs uiterfte deel, aan de eerfte winding, die de tederfte is, en in fommige Hoorens in een korter of langer Draadje eindigt, de Mafte oirzaak zy, zo van de aangroeijing „‚ der Schaal, als van derzelver Kleuren” (+). Een Spier. Het gezegde Draadje verdient nog een na- Draadie dere befchouwing. Rereaumur hadt van ’% En zelve, als van een zeer fyne Spier, gewag Hoorens, gemaakt, door welke de Schulpdieren. altoos digt aan den top van hunne Hoorens zyn vastgehecht. Hy merkt aan, dat die aan- hechting in de Jongheid zeer naby den top der Hooren, doch in de Volwasfenheid te vin= 5 (*) Exercitat, Anatoms. UI. p: 78. Cf) Lucnbratiuncula, ut fupra. pe 22a DE SCHULPDIEREN 88 vinden zy tüsfchen de tweede en derde gier, , vi van den Top af gerekend. Ten minfte KEVIIE is zulks in de Historie van de Koninglyke Hoorp- Akademie der Weetenfchappen van Parys ,STUEe als uit zyn Vertoog getrokken zynde, voors gefteld (*). Dit merkt Krein aan volftrekt valfch te zyn, zeggende dat dit Spieragtig Draadje nergens anders vast kan zyn dan in de uiterfte Punt of Top van de Hooren. Het agterfte deel des Lighaams, immers, (zegt hy ) is volmaakt fpiraal , zo dat het noodzaaklyk tegen het eerfte punt van dedraay 3, der Hooren aan moet loopen; en hierom 3, is het geheel onmooglyk, dat die Stip van de weeke Gier , niet ergens anders van af han= gende, de tweede Gier van de Hooren zou ‚ kunnen overftappen , al leefde het Dier hon- derd Jaaren. En, wanneer men het Draad: je eens verplaatst gezien heeft, moet zulks j aan een geweldige rukking toegefchreeven 5, worden: Ondertuffchen is de kwetzing var den Top der Hoorens, zo hy zelf aanmerkt, altoos doodelyk voor het Schulpdier of: de Slak. Indien de groote Gieren ergens gebro- | ken 53 95 (*) Ces Limagòns font attachéz à leur Coquille par un Mufcle, qui, lorfqu'ils font extremement Jeunes, ne peut être qu’extremement proche du Centre de leur Spirale, Cependant il fe trouve toujours entre le ame é 3me tour de cette Spirale, quänd ces Animaux ont pris toute leur maisfnce, Hist. de -P Azad, R, des Sc, de 1709, Ca Is DEEL, XV, STUKe: MI à AFDEE Le XXVIIL Hoorg- STUKé De plaats van des= aelfs aane 36 De EIGENSCHAPPEN VAN ken worden of befchadigd, dan worden zy door het Dier weder herfteld; maar de Top doorgeftooten of een ftukje dan afgebroken zynde, komt ‘er een zeer fyn Zakje uit de Wond te voorfchyn, daar ontftaat het Vuur in, en het Dier fterft onvermydelyk. Is dit ook de reden , dat de meeste „Zeehoo- rens, die men ia de Handen krygt, aan den Jop befchadigd zyn, en hoe veelen ziet men er niet, die aan den Top niet volgroeid zyn: waaruit ik dan veeleer het denkbeeld van RrAUMUR zou toeftemmen, die zegt; „ al- » ZO de Staart van het Dier niet gehecht „is aan den Top der Hooren, gelyk fom- >, migen gemeend hebben, kan dezelve zig pe gemakkelyk verplaatzen „ vooral ten tyde „„âls de plaats , daar het Dier aan zyne „ Schulp kleeft, verandert”. Krein, even- wel, die REAUMUR ook in andere opzig- ten tegenfpreekt, gelyk wy gezien hebben, brengt hier tegen in. „, ‘t Zal zeker bly- » ven, dat het Melkzakje der Slak, van … HArpenus, en het Draadje van de Nau- » tilus, (dat door alle de Kamertjes gaat } , van hèt eerfte punt der Draaijen af hangen, zo dat zy niet van plaats veranderen: veel ‚ minder zullen. de Peezen der Spieren van ss de Mosfelen, die in de Schulpen ingeplant » Zyn, zig verplaatzen”. Aangezien de Heer KLEIN dit Stuk flegts redeneerende tegenfpreekt, zo neem ik de vrys 32 53 DE SCHULPDIEREN. 37 vryheid, van daar tegen in te brengen: dat, vi ingevalle de Geftaltre van de Hoorens, in EER VL algemeen, aan den Top, moest af Deens van Heorp- de Spiraale figuur des Lighaams, ’ welk aan heh zyn end in een Draadagtig Staartje uitloopt ; betwist. alsdan ook alle Hoorens, van een zelfde Soort, even volmaakt getopt moesten zyn. Hoe vee- len, nu, ziet men ’er niet, die geenszins in een fcherpe Punt aan den Top uitloopen: terwyl het uiterfte van de Draay niettemin is geflooten, en geen blyk geeft van eezige onvolkomenheid ten opzigt van het Leven des Schulpdiers. Ten anderen {fchynt de Voor- zigtige Werkmeefter der Natuur dat Staart- end, ze noodzaaklyk tot deszelfs Leven, niet zonder een blykbaar gevaar aan het uiterfte ‘Toppuntje van de Hooren te hebben kunnen aanhechten: dewyl de minfte afflyting, ftoo- ting of afbreeking van een zo fyn Puntje doodelyk woor het Dier moest ‘zyn geweest, Dic moet de Heer Kuri N niet bedage heb- ben, Ook gaat het vast, dat veele Dieren een geheel andere Lighaamsgeftalke hebben, dan de Hoorens, die tot hun bekleedzel ftreke ken, gelyk wy in ’t vervolg zien zullen. Door SCHULPDIEREN verftaa ik, in ’t wat algemeen, die Dieren, welke in de Hoorens EREN en Doubletten, ja ook die in de Wormbuis- zyn. jes, Parellen, Zee-Ooren, of in de Pokken huisvesten: dat is, alle de Schepzels, wier Bitwendige bekleedzel is een Kenfchaalige , Cg Twee: 3, DEEL, XV, STUK VI. ÄFDEEL. XXVIII, Hoorp- STUK. Hunne s8 De EIGENSCHAPPEN VAN Tweefchaalige of Veelfchaalige Schulp. Dit woord komt hier in plaats van ’t Latynfche woord Testa, dat zo wel de Hoorens der Slakken, als de Schulpen der Mosfelen aan= duidt, Dus noemt LinNeus alle die van deezen Rang Vermes Testacea, gelyk hy die van den voorgaanden Mermes Mollusca getye teld hadt. RoNnpeEerLeTIus heeft reeds dic woord gebruikt, dat ten minfte zo eigen is als het gemeener woord Conchylia, welk men dikwils in ’t Nederduitfch navolgt met Con= chyliën, in ’t Franfch Coguillages „ onder wel= ken naam ADANsoN de Dieren zo wel als de Hoorens en Schulpen befchryft , noemen- de derzelver Schaal Coquille. PALLADIUS noemdeze beflooten Dieren van de Zee; dat in verfcheide opzigten gebrekkelyk is. - CicERO gebruikte, veel eigener, de omfchryving, van Bellue nativis Testis adherentes. Dit drukt al- les uit. Printus, in tegendeel, die-ze noemt, Animalia Festis inclufa duriss Siliceâ Testá inclufa; fluit ’er veelen buiten. Wy erkennen wel, met ToURNEFORT , dat de gedagte Bekleedzelen altoos iets hebben, dat naar de hardheid zweemt van een-broofche Steenagtige Stoffe, gelyk die van Porfelein of ander gebakken Aardewerk, maar de hard- heid van Keyfteenen bezitten de Hoorens of Schulpen niet, dan wanneer zy Verfteend zyn. | | Gedagte Dieren verfchillen grootelyks in | Ge. DE SCHULPDIERE NN 50 Geftalte; doch de Werkmeefter der Natuur VL. heeftze niet onverfchillig in allerley Hoorens er of Schulpen geplaatst: *t welk ook niet te zaarn- verwonderen is, alzo deeze harde Huid ze- veen. kerlyk ten dienfte van het Dier, niet het Dier lendheids ten dienfte van zyn bekleedzel is gefchapen, Hoe zeer wy ten opzigt van het gebruik, dat hetzelve daar van heeft, in veele Gevallen en opzigten onkundig zyn, mogen wy doch wel vastftellen, dat hier in niets overtolligs plaats heeft. Dit blyke te meer, om dat Hoorens en Schulpen, die naar elkander ge- lyken, veelal een zelfde flag van Dieren heb- ben. De Pvpagtige Kokers worden van Wor- men of dergelyke Schepzelen bewoond: de Slakhoornagtige van Slakken. Dit ftreket zig tot byna alle zogenaamde Hoorens, die Spi- raale draaïjen hebben, uit. Evenwel is ’er gen aanmerkelyk verfchil in de Geftalte dezer Slakken. fe Doublerfchulpen ftrekken tot bekleedzel van een ander flag van Schepzelen, De meeften bevatten een Dier, dat naar de Tethys, die wy Zee- Haas gedaopt hebben (*), zweemt. Dit heeft zelfs in de gewoone Oes= ters plaats, doch in de Mosfelen komt het Dier nader overeen met de Zee-Scheeden of Zakpypen, zogenaamd (t). Dit laatfte heeft ook plaats in die Doubletten, welke naar Peu» {*) Zie ’t voorgaande STur , bladz, 268, (Ì) Asvidia + zie bladz. 263, C 4 Ee DEEL, XV. STUK Á VI. Arperr. XXVIII, Hoorp-. ‘ STUK, Gebruik € S PyZee 49 Dre ErGENSCHAPPEN VAN Peulen, Scheeden, Meshegten en dergelyken, zweemen. In eenige weinigen, gelyk de Nautilusfen , komt hetzelve met de Zee- Kat- ten of Polypusfen, in de Pokken met onze Steen-Slak, Triton, overeen (+). Deeze Dieren, nu, hebben eene algemeene nuttigheid. Ik fpreek niet van de verfnape- ring, welke de Oesters, Mosfelen en Aly- kruiken, hier te Lande, uitleveren. Hoe dat de Behulbdien aan de Romeinen, van ouds, tot voldoening der Gulzighcid en Wellust ftrekten, is reeds gezegd. De Grieken, ‘in de Oofterfche Landen, gebruiken in de Vas- ten, wanneer hun niet alleen Vleefch, maar ook Vifch te eeten ongeoorlofd is, allerley Schulpdieren tot fpyze, ja zelfs de zogee naamde Tuinflakken, welke de Egyptifche Boeren, tegen dien tyd, in menigte te Kairo brengen, zo HAsSsSELQUIST verhaalt: ja zy voeden die met Tarwe- Meel, om ze altoos verfch te hebben, en houden de Slakken dus veele Weeken in ’t Leven (f)- Onder de Oos- terfche Volkeren niet alleen, maar by de In- diaanen in andere Wereldsdeelen, die om en aan de Stranden woonen, zyn de Schulpdie- ren uiet de Zee een zeer gewoone Spyze, by Behiek van Vifch. Die van het grootfte | Soort, @ Zie ‘t voorgaande STUK, bladz. 529 (1) Reifen nach Paleflina, pag 483. ket Cichlea et Lus TE R Es de ds or DE'SCHULPDIERE N. jn Soort, by voorbeeld het Dier der Tepelbak- vl ken onder de Hoorens , worden in de Schulp ÁFDEEL. XXVII, op Kolen gebraden, gelyk men hier fomtyds Hoorn. de Oefters doet. Uit veel kleinere wordt de sTuxs Vifch raauw gehaald en dus gegeten. RuMmeHius zegt, dat de Dieren of Slak- ken uit de fraaist getekende Hoorens, gelyk die men Paufekroonen, Bisfchops-Myters;, enz. noemt; als ook uit de Porfeleinhoorens, Harpen , veele Dadels, Rollen, Tooten, enz. ziet goed om te eeten zyn, ja van fommigen voor Vergiftig gehouden worden , brengende, als menze gekookt eet, dikwils door verftike king de dood aan. Het gemeene Volk, even- wel, dat ze gebraden eet, zou ‘er geen hin- der van hebben. Die hard van Vleefch zyn, gelyk de Kinkhoorens en dergelyken, hield: men van ouds, reeds, voor eene Spyze, wel- ke de Maag bezwaart. Raauw zyn de Oes- ters, Mosfelen- en andere, zagte Schulpdieren beter dan gekookt: want zy verliezen door ’t kooken hun ziltig Vogt, met welks behulp zy anders de Natuurlyke Ontlastingen, per alvum @& urinam, bevorderen. Ook ftrekken zy tot aanprikkeling der Natuur, en hierom, mooglyk , werdt Venus gezegd in een Schulp te zyn gebooren. | | De zelfftandigheid der Hoorens en Schul zelffan. pen, komt my voor, zeer veel te gelyken died) naar die der Beenderen van de Menfchen en schure Viervoetige Dieren. Allen zyn die door ge- Cs _weld IE, DEEL. XV, STUK, VI. AÄrDEEL: XXVIIL HoorD. STUKe TJaar Gee bruik 42 Der EIGENSCHAPPEN VAN weld breekbaar, doch kunnen niet ligt tot fyn Poeijer gemaakt worden, wegens hunne taaiheid. Dit heeft immers, in alle verfche Beenderen plaats, zo wel als in de Hoorens en Schulpen; maar deeze zo wel als genen, ’t zy door de Lugt, door Water of door Vuur; (de Aarde wil ik uitzonderen, om dat dezelve niet dan door de anderen Elementen werkt,) in meer of minder graad’ Verkalkt zynde, laaten zig gemakkelyk tot Poeijer maaken. Dit openbaart zig in die Hartshoor- nen , welke men, tot Medicinaal gebruik, flegts van den Damp van kookend Water laat doordringen, en dan bekwaam om te ftampen zyn. Natuurlyke Hoorens of Schulpen be- zoedelen ook de Handen of Vingers door ’t aanraaken niet, dat de genen doen die Ver- kalke zyn , en fommige Soorten van Ver- fteende Conchyliën. Voeg hier by de Dier- Iyke of zogenaamde Visfchige Reuk der fris- fche Schulpen, die echter wel ras verdwynt. Kan dit alles niet tot een Kenmerk dienen, om de Verfteende van de Onverfteende te onderfcheiden? Van de genen die in Keyfteen, Agaat, Oker of Mineraal, veranderd zyn, fpreek ik niet, dewyl de zaak alsdan, uit de bloote befchouwing, blykbaar is. Nog be- wyst de eigentlyke Kalkbranding der Schule pen en die der Beenderen gedagte overeen- komst nader. Groot was ’t gebruik, dat men van deeze Be. DE ScHULPDIER E Ne 48 Bekleedzels der Schulpdieren oudtyds in de Geneeskonst maakte. Volgens-GALENUS ge- nas men ’er mede de Traanfistels , Tandpyn, _Paauwworm der Kinderen, Loopende Zwee- ren en Brandingen. LrisTer Íchryft ’er, in ’ algemeen, eene bytende Eigenfchap aan toe, en ’t is zeker, dat zy die door Verkal- king. bekomen. Men kan ’er-ook een Poeijer van maaken, na dat zy eenigen tyd in de Zon gelegen hebben, en dus door uitdrooging ee- nigermaate verkalkt zyn. Gebrande Oester- Schulpen komen in ‘t zo beroemde middel tegen den ‘Steen. In ’t algemeen zyn de Schul- pen Zuurbreekende, welke kragt ook de voor- naamfte is ‚die: de Paarlen en-het Paariemoer bezitten. Dat Mosfelen, wel geftampt, uit- wendig goed tegen de Winterhielen zyn, is zo verwerpelyk niet als. veele andere Eigen- fchappen , welken , ’t zy uit inbeelding of by- geloof „ toegefchreeven worden ‘aan eenige Soorten van Conchyliën. De Dekzels echter van fommige Hoorens, gelyk-de Blatta By- Jantina, als ook die Hoorentjes, welken men Dentalia noemt of Entalia, zyn nog*onder de Winkelmiddelen bekend, Van de Ouden werden Schulpen gebruikt, om hunne Stem te geeven in de groote Ver- gaderingen, en hier uit is de benaaming van Oftracismus , die tot verzending in Ballingfchap te Athene ftrekte, gefprooten. By de Ro- meinen hebben die Hoorens, welke men thans Trom: 1. DEEL, XV, STUK | VL. AÂFDEEL. XXVI. Hoorp- STUK. in * alge- meen, VI 44 De EIGENSCHAPPEN VAN Frompethoorens of Fritons noemt, reeds ge er eniend tot Oorlogsbazuinen; gelyk menze nog Hoorp- heden, onder de Indiaanen , dikwils daar toe STUK. bezigt. De Chineezen bakken, zo men ver- haalt, Porfelein van fommige Schulpen wel- ke men, ten dien einde, eenigen tyd in de Grond begraaft. Oneindig is gebruik, dat ‘er de Wilden van maaken in de andere We- reldsdeelen , tot optooijing van hun Lighaam en Sieraad. Sommigen draagenze in de Oo- ren, aan den Hals, Armen en Beenen of om den Middel: andere Natiën, gelyk de Turken en. Arabieren, verfieren ’er hunne Paardetui- gen mede. In Europa dienen zy, als bekend is, tot veelerley Grotwerken: van fommigen worden Tabaks- en Snuifdoozen vervaardigd : men bekleedt er ook wel Tafels mede. Het Paarlemoer en de Paarlen, die men uit Schul- pen haalt, zyn by ons van veelerley ge- bruik. In Vrankryk en Engeland, zegt Lrss TER, worden de Conchyliën tot het witmaa- ken van Wafch gebezigd. De Engelfchen mesten hunne Landeryen met Schulpen, frifch va ’t Strand gehaald. In veele Pro- vintiën van Vrankryk gebruikt menze om het Linnen wit te maaken. Hier bezigt men die Schulpen, welken de Zee opwerpt, veel tot het vastmaaken van Wegen, Laanen en Voet* paden; daar zy zig , ‘door verbryzeling, tot een gelyken effen Grond fchikken , die ter vens gemakkelyk te bewandelen is, De Oes- terse DE SCHULPDIEREN. 45 ters- en Mosfelfchulpen zyn hier toe te ke broofch, en zo dien(tig niet als de gemeene XXVIIL Berandithinipies ‚ zo effen als geribd, welke Hoorn. Jaacften men, in Zeeland, Kokhaanen noemt, STUK: Van fommige Hoorentjes gelyk de Kauris en anderen, wordt by vreemde Natien, inzon- derheid by de Negers aan de Kust van Afrie ka, gebruik gemaakt in plaats van Geldfpe- cie. In ’t algemeen ftrekken zy, in Europa, tot eene vermaakelyke en duurzaame Liefhebe bery. De grootfte nuttigheid , echter , welke Sole | „branding, men hedendaags van de Schulpen heeft, is, dat menze, zo hier te Lande als elders, ge bruikt om Kalk van te branden. Men ver- zameltze,. ten dien einde, aan onze Zee. Oevers, en brengtze naar de plaatfen waar Kalkovens zyn. Ook worden zy wel naar andere Landen uitgevoerd. De Heeren Staa- ten der Vereenigde Nederlanden vonden, in ’t voorfte des Jaars 17393 goed, dien Uitvoer voor drie Jaaren te verbieden 3 om dat de Noordzee, federt eenige Jaaren, veel minder dan te vooren, en in ’t Jaar 1729 genoeg- zaam geene Schulpen opgeworpen hadt. Zo ziet men dan het aanbelang van dit oogfchyn- lyk geringe uitwerpzel der Zee. Op het Ei. land Schouwen worden jaarlyks, zo van den zogenaamden Schelphoek, als van de kant van Ouwerkerk, tusfchen de twee- en drie® A honk É DEEL, XY. STUK VC ATrDEEL. XXVII. HoorD. STUKe De Deke zels of Schulp- luikjes, 46 De EIGENSCHAPPEN vAN honderd Wagenvragten met Schulpen gehaald; zo de Heer BasTER aanmerkt. Veele Doubletten befchutten, door zig te fluiten, het Schulpdier voor befchadiging, doch de meefte Hoorens hebben een wyd o» penftaânde Mond: zo dat het Dier , daar in vervat, tot zyne befchuttinge iets anders noo- dig hade. De Tuinflakken befluiten zig , tes gen den Winter, met zekere Dekzeltjes, wel- ke zy in ’ Voorjaar weder afwerpen; doch deeze zyn, even als de Dekzelrjes der Aly- kruiken , maar dun en teer. Geheel dikke; zwaare en Steenharde dekzels, die men ge- woonlyk Zee- Navels noemt, draagt het Dier van de Knobbelhoorens, Soldaaten en Maan= hoorens, voor aan ’t Lyf. Dewyl derzelver Opening rond is, zo hebben de Dekzels ook eenen ronden Omtrek, en zyn aan de eene zyde plat en bruinagtig rond: dat is aan die zyde, welke aan het Dier heeft vast gezeten: de andere, die naar buiten komt, is verhe. venrond en dikwils, in de kleinere, van een {choone Regenboogkleur: weshalve men deeze Dekzeltjes, in de Indiën; gemeenlyk Maan- Oogen noemt. Dergelyken vindt men ’er, die ovaal zyn; waarfchynlyk van de Halve Maan hoorens. Van de gedagte Maan-Oogen maa- ken de Irdiaanen bygeloovige gebruiken. Die HBoorens, wier Openingen langwerpig zyns hebben dunne, langwerpige Dekzeltjes, hoes das be SctHULPDIEREN. À} danig een de Blatta Byfantina is, wordende VL jn Indie veel tot Reukwerken gebezigd. De ee besten, daar toe, komen van de Spillen, Tri- Hoorp- tons en Krul - of Purperhoorens (*). In an-STUK, deren is de Reuk, wanneer zy verbrand wor- den, van dien aart, dat men dezelve tegen de Opftyging en Vallende Ziekte dienítig ge- oordeeld heeft, zegt ADANSON, die ook aanmerkt , dat de langwerpige Dekzeltjes op ver naa niet toereiken om de Opening te flui- ten van den Mond in veele Hoorens. Zy verfchillen , daar in, aanmerkelyk van de Dek- zeltjes der Slakhoornen, dat het Dier met zyn Dekzeltje geboren wordt, en hetzelve altoos behoudt, zo lang hee in Leven blyft. Ook zit het Dekzeltje, volgens zyne Waarnee- ming, niet aan den Kop der Slak, maar aan haaren Voet vast, wordende dikwils op eere zonderlinge manier, wanneer het Dier te voor- fchyn komt, omgekeerd en als t'onderfte bo- ven gewenteld: zo dat zulks in fommigen , gelyk in de Nerieten, naâr de Klepfluiting der Doubletten veel gelykt (f). De meefte Schulpdieren , en bygevolg de voorde Hoorens en Schulpen, die zy mec zig ‘om EN draagen, hebben eenige voortgaande bewee. Zing. (*) Zie de XXX, PraAT in het TI, Derr. der Verzameling van afgezette Hoorens en Schulpen door KNoRR, en derzelver Verklaaring. (TD Voyage au Senegal, Des Coquillages, ps XLT, Ee DEEL, XVe STUK, VL ArvrFeL. XXVIIL Hoorp- STUK, %* Peêlines 48 Dr EIGENSCHAPPEN VAN ging. ArisrorerLEs heeft reeds aangete- kend, dat de Kamfchulpen * fpringen. . Ru m- PHrius verzekert, dat de Maleijers dezelveri Vliegende Schulpen noemen, om dat men ze uit het Water fomtyds een Sprong ziet doen; als of zy vloogen. Van die fraaije Hoorens, welke men Nautilusfen of Schippertjes noemt; is ’t bekend, dat zy langs de Oppervlakte der Zee gaan en en. dan, naar believen; wederom onder duiken. , Dit heeft zo wel in de dikke plaats als in de dunne of Papieren Nautilus. Die Hoorens, wier Dieren Slakvor- vormig zyn, zullen waarfchynlyk als de Slak- ken kruipen langs de Rotfen, Zandbanken of op den Grond der Zee. Zulks is ten minften zeker van de Patellen, Zee- Ooren en derge- lyken. Het Dier der Doubletten fteekt een Lid uit, dat naar een Poot gelykt, en baant zig ddar mede een weg door het Zand. De beweegingen, welke het Dier door hulp var deezen Voet, (dien zyn Ed. in de gewoone Strandfchulpen afgebeeld heeft ,) volbrengt, zyn wonderlyk, zegt de Heer Bas Ter. Het keert zig niet alleen daar mede t’onderst bo- ven; maar trekt zig voorwaards en maakt ‘er ook gebruik van, even alsde Varkens van hunne Snuit, om in den Grond te booren (*). Ver- haazend is t, dat fommige Schulpdieren, ge- ‘yk de Pholaden, zig Weooningen weeten uit te (*) Natuurkundige Uitfpannirgen; 1, Deel, blads, 75 DE ScHULPDIEREN: 49 \ te hollen in Rotfen van Kalk- of Zandfteen. V& Op de gezegde wyze, door middel van haa- eN ren Voet of Tong; kruipen ook de Mosfeleni Hoorn. voort, en de Oesters, fchoon dit niet kun= STUK. nende doen, weeten zig doch in de Slik om te keeren en daar uit te redden (*), Meest, echter, zitten deeze laatften vast, en de Schulpen hechten: zig aan Steen of Paalen, ja aan elkander, en fomtyds die der Mosfes len aan Oesters, zo vast; dat menze ’er moet afbreeken. Deeze aankleevende eigenfchap heeft wel meest in het Geflagt der Oefteren plaats, doch men vindt ook de meefte Hoo- rens en Schulpen, zelfs die nog leevende uit de Zee gehaald zyn. begroeid met Worm- buisjes en Pokken ( Balani ) , ’t welk Dieren zyn, die zig niet verplaatzen, zo min als het Dier der zogenaamde Eende-Schulpen. Ge- lyk, men nu, deeze laatften met haaren Hals gehecht vindt, aan Paalen, Steenen of Stuk- ken Houts, zo zyn ’er ook fommigen Schul- pen, die zig met Zyden Draaden vast maa- ken. De Ham-Doubletten leveren daar van een voorbeeld uit. Ook komen, in de Adria tifche Zee, een foort van Hartvormige Dou- bletjes voor, die lang zwart, Hair hebben, *% welk waarfchynlyk mede tot derzelver aan= hechting dient (}). De (*) De zelfde 1, Deer, bladz. 79, (Ì) Men zal de Afbeelding van Zodanig een, naar myne Voosa D TJ. DEEL: XVe STUX4 VL. AFDEEL. XXVII. HoorD: STUK v Yoedzels ® So De EIGENSCHAPPEN vAN De Schulpdieren fchynen het meefte Voed. zel te trekken uit de Slyk of Slibber der Wateren. Sommigen eeten ook Wormpjes en Infekten; ja Vifch of Vleefch gelyk de Aard- Slakken. Eenige Hoorens komen, geduurene de de Zomer, uit het Water, en klimmen by de Takken der Boomen, die in ’t Water ftaan, op, om te aazen op derzelver Bladen en Vrugten. ’t Is niet onwaarfchynlyk, dat de Dieren der Hoorens, die in ’t algemeen naar Slakken gelyken, ook dergelyke Levensma= nier hebben. Men vindtze meest zitten aan de Steelen en Bladen van ’t Zee- Wier en andere Waterplanten in de Indiën, op welken veelerley Infekten huisvesten. Maar, dewyl zy altemaal de Lighaamsdeelen omgekeerd, en den Mond naar beneden hebben, zo komt het Voedzel van onderen in, en de Vuilig= heden, die men Papaver noemt, gaan op- waards uit, zo fommigen aanmerken. Die- der Rivieren eeten kleine Vifchjes en veelen gaan weiden: de Mosfelen leeven van Water en eeten in haar voortgang de Kuit der Vis- fchen, zegt D'ÄRGENVILLE. Dewyl het zeker is, dat de Dieren der Schulpen, die twee Snuitjes hebben, als de Zee-Scheeden , door het eene geduurig het Water influrpen, Een Voorwerpen gemaakt, vinden in het Vyfde Deel tan de Verzameling van gekleurde Hoorens en Schulpen in Quartoa Tab. XIV. DE SCHULPDIEREN 5% en door het andere hetzelve weder uitfpu- VIe wen, zo zullen zy buiten twyfel, gelyk de Teen kleine Vifchies; gevoed worden door de Diert- Hoorns jes, Zaadjes en Olieagtige deelen, die ’er ale STUK, toos in ’t Water zyn (*). De Aardflakken , waar toe ook veelen, wier Hoorntjes men tot Liefhebbery bewaart, gelyk de Lampjes; Topflakken en dergelyken, behooren, eeten;, als gemeld is, Bladeren en Vrugten (+). De gemeenfte Woonplaats der Conchyliën woons is in de Zee of derzelver Stranden: want dat? °° ‘er op den bodem der Zee zouden zyn van eene verbaazende grootte, die wegens haare zwaarte daar altoos leggen blyven, gelyk RoNDELETIUS wil, heeft geene zekerheid, Ondertusfchen is zulks, ten opzigt van de Origineelen der Verfteende Ammons -Hoorens, iet ongeloofbaar, Men windtze byna in alle Wateren des Aardbodems , doch die aan de Kusten der Specery- Eilanden, en daarom- fireeks, in Oostindie, voorkomen, fchynen de voortreffelykften te zyn van Kleur. Dat het Voedzel der Schulpdieren daar van de girzaak zy, is waarfchynlyker, dan dat zulks zoude voortkomen van de fterker werking der Zon: dewyl als dan de Westindifche en die van de (*) Zie BAsSTER Natuurkundige Uitfpanningen. le DEEL, bles : (Ì) Zie het voorgaande XIV. STUK ; van deeze Natuura iyke Hiflorie, bl. 144» Da 1. DELL. XV. STUK, vI. AFDEEL. sa De EIGENSCHAPPEN VAN de Guineefche Kust ten mminfte even zo fiere XXV lyk moesten zyn. De Zonnefchyn, evenwel, Hoorp- STUK. Verbaa- zend ver- fchil in geootte, brengt de bekleedzelen der Schulpdieren , even als de Vrugten der Planten, in zeker op- zigt, tot meer volkomenheid; gelyk men dit waarneemt in de Paarlemoer en de Paarlen, die: veel minder glans hebben in de Noorde- lyke Landen dan onder den Evenaar, Ook fchynen zy aldaar grooter te vallen: ten mine fte van zulke verbaazende Schulpen , als Rumrriusgewaagt, en diehy Vader Noachs- Schulpen noemt, welke men op fommige Eie landen in Oostindie vindt, fchynt elders geen voorbeeld. te zyn. Maar, behalve de Zee, leveren de Rivieren ook veelerley Hoorntjes en Schulpen uit: waar by dan nog de Aard- flakken komen, die een Hooren draagen : want deeze tellen wy ook onder de Testacea of Schulpdieren. Gelyk men, nu, van de gedagte Schulpen, op Amboina, en de Molukkes, verfteende vindt, die zo groot zyn, dat zy gemakkelyk tot een Lykkist kunnen verftrekken voor een Menfch; zo vindt men elders Ammons - Hoo- rens van omtrent een Elle over ’t kruis. Zul« ke verbaazend groote Stukken komen thans niet voor, onder de onverfteende Conchyliën, hoewel men nog Fonteinbakken heeft van ont- zaglyke grootte: om nu niet te fpreeken van Tritons, Kasketten, Reuzen- Ooren Krul- en Lap-Hoorens, Tepelbakken, Nautilusfen en ans BE SCHULPDIEREN 53 anderen , die ook zeer groot vallen. Hier VL mede die kleine Hoorentjes en Schulpjes;, XXVII welke men Speculatie- Goed noemt, vergely- Hoorn- kende, openbaart zig reeds een vwerbaazend STUK verfchil in grootte, ’t welk echter zeer over- troffen wordt, van de kleinte dier Hoorent- jes, door PrLANCDUS in ’t Zee- Zand van Ri- mini, aan d® Kust van Napels, waargeno- men, onder welken men vindt, waar van de honderd naauwlyks een Grein zwaar zyn (*). _ Het niet minder groote verfchil der Con= in Geftate chyliën in Geftalte, heeft al van over lang“ de noodzaaklykheid doen zien, om ’er eenige Verdeeling in te maaken, en dít verfchil is ook het eenige byna, waar op de Syftemati- fche Orde der tegenwoordige Lief hebberen berust. Maar ongelukkig geldt hier het fpreek- woord , zo veel Hoofden zo veel Zinnen. Vierentwintig verfchillende algemeene Stelze. len worden opgeteld door den Hoogleeraar Car. Auer. DE BERGEN, die dezelven be- knopt voorftelt, en daar over zyn oordeel geeft. Wy zullen de voornaamften BOEREN doorloopen. ARISTOTELES hadt, ín zyne eneen Oude Ver. zo wel op het Dier dat de Hoorens en Schul- 85588 *° pen bewoont, als op de Geftalte derzelven agt (*) KLEIN Zucubratiuncula de formatione Testarum, Pp: He Ds TE. DEEL. XV. STUKe NI. AFDEEL. XXVIII. Hoorp- STUK, 84 De EIGENSCHAPPEN VAN agt gegeven, doch zyne Onderdeelingen zyn voor ons niet allen verftaanbaar. PriNius heeft ook daar van geen gebruik gemaakt en befchryft de Conchyliën flegts volgens eenige van hem geftelde Geflagten. GESNERUS, de Oude, die voor twee Eeuwen leefde, volgt Oats Zante in” veele opzigten ; doch ftelc vier Klasfen, var® Eenkleppige, Tweekleppige, Spiraal gedraaide (*) en On- regelmaatige Conchyliën. In de Eerfte Klag- fe waren de Patellen en Zee-Ooren, in de Tweede alle Doubletten, in de Derde alle zogenaamde Hoorens, in de Vierde de Pokken, Weormbuisjes, Zee- Appelen, ja zelfs de Zee- Sterren, vervat. ALDROVANDUS volgde GESNERUS, doch keerde de Orde der Klas- fen of Hoofdverdeelingen om, en de Vierde Klasfe nam hy niet in aanmerking. Dus was zyne Eerfte Klasfe van de Hoorens,’ de Tweede van de Doubletten en de Derde van de Eenkleppige, waar toe hy de Patellen, Zee- Ooren en anderen, in welke de Draaijen niet of naauwlyks zigtbaar zyn, gelyk de Porfe- Jein- Hoorens, Tepelbakken en Wormbuisjes of Pypagtige Kokers betrekt. In ’t algemeene wordt hy door JouNsToN gevolgd, met eeni- (*) Turbinata, Dit zon men gemeen!yk Tolagtig vertaalen, doch de betekenis is algemeener, en fchynt dus eigener uitge= drukt te kunnen wordene „Aläis turbinatio Piri, als vals Ápeeies, zegt PLINIUS, DE SCHULPDIEREN. 53 eenige verfchikking en naauwkeuriger verdee. VL ling der Geflagten. Van CHaRLETON, pe wiens Naamlyst der Dieren nu honderd Jaar Hoorn. geleeden uitkwam (%), zyn de Eenkleppige , STUK. waar toe deeze Autheur veelen betrekt, die daar niet toe behooren, in ’t midden tusfchen de Hoorens en Doubletten geplaatst. Hy hade veel beter gedaan, aan die Klasfe den naam te geeven van Onregelmaatige Conchyliën. In de Tweede Uitgaave van zyn Werk, hoe zeer vermeerderd, volgt hy niettemin de zelfde Verdeeling (+). Omtrent dien zelfden tyd sftelde de Heer Methode Major, Hoogleeraar der Geneeskunde te ee Kiel, een nieuw Syftema der Conchyliën voor (}). Hy merkt aan, dat geen der voor- gaande Autheuren zig nog behoorlyk had toegelegd op deezen arbeid. Niettemin is zy- ne Methode gantích gebrekkelyk;3 doordien hy zig aan eene geduurige tweefplitfing ver- bondt. Twee Klasfen worden ‘er maar van hem gefteld, van Eenkleppige en Meerkleppi- ge, waar van de laatfte zo wel de Doublet- ten als de Veelkleppige, gelyk de Pokken (Balani,) bevatten zou, In de Rangfchikking verdeelt hy de Eenkleppige in zulken die de Monde (*) Onomasticum Zoicum, Lond, 1668. Cuarto, p. 17% (Ì) Oxonie, 1677, in Folio, fub eodem Titulo, ' (1) Annotationes in Librum FAB, COLUMNE de Pare psra.Kilie, 1675 D 4 1 DEEL, XV, STUK, VI. AFDEEL. xXVIL Hoorp- STUK, Methode van ToURs. KLFORTe $6 Der EIGENSCHAPPEN VAN Mond- Opening naauwer en die dezelve wy- der hebben, waar van de eerften wederom in overlangs en overdwars gaapende, de anderen in de zodanigen die een Spiraale draay heb- ben, en die dezelve niet hebben, onderfchei- den worden. Hier uit blykt genoegzaam de onvolkomenheid van zyne Methode in ’t al+ gemeen. Vervolgens hebben SrBBALD en BONANe- Ni geheel andere Verdeelingen ter baan gee bragt, die naauwlyks aanmerking verdienen , hoe zeer ook deeze Autheuren anders zig be- roemd gemaakt hebben in de Natuurlyke His- torie. De vermaarde TouRNEFORT, die de Kruidkunde za veel Lichts heeft toegee bragt, was in deezen veel naauwkeuriger, en de Methode, door hem uitgedagt, fchoon veele Jaaren na zyn dood eerst in ’t licht gegeven, verdient nog onze befchouwing (*). Deeze Autheur heeft allereerst de regte Hoofdverdeeling der Conchyliën , in drie Klasfen, van Kenkleppige, Tweekleppige en Weelkleppige, ontworpen. De eerften verdeelt hy wederom in drie Familiën, van Opene, Spiraale en Pypagtige. Tot de eerfte Familie wordt (*) Hy flierf in ’*t Îaatfte des Jaars 1708, drie-en - vyftig Jaaren oud zynde, en deeze Methode , door hem in Gefchrifte nagelaten , is indruk uitgegeven door den Heer GUALT HIE KJ, in deszelfs Werk, dar te Florence, in ’t jaar 1743, in groot Folio aan * licht kwam, e BE SCHULPDIERE N. 57 wordt door hem, behalven de Patellen, ook, vr, de zoogenaamde Zee-Pisfebed, die hy dus Arprer, voor Eenfchaalig fchynt gehouden te hebben, AVI betrokken. Die van de tweede Familie wor- sryx. den door hem in twee Rangen, naar dat zy de Krultrek duidelyk, of onduidelyk en vers borgen hebben, onderfcheiden. Van de ge- nen, die dezelve duidelyk hebben, telt hy elf Geflagten, genaamd 1. Murex, 2. Buccinum, s. Buccino- Murex , 4. Purpura , 5. Buccino- Purpura, 6. Peribolus, 7. Turbo, &. Verticil- lus, 9. Cochlea, to. Nerita, 11. Auris marina. Tort het Eerfte Geflagt, aan de naauwe lange Mond-Opening kenbaar, werden door hem niet alleen de gewoone Rotshoorens , maar ook de Pieramidaale , chans Tooten genaamd, thuis gebragt. Het tweede Geflagt begreep de ge- woone Trompethoorens , als wyder van Mond en langer van Krultrek nederwaards zynde, dan die van het eerfte, Het derde Geflagt de genen, die in Mond-Opening naar de Rots* hoorens, maar in Spil gelyken naar de ande« ren. Die van het vierde Geflagt waren onze Purperhoorens, aan de Slakhoornvormige Ge- ftalte, met een lange Punt of Steel, kenbaar, zynde die met een korte Steel of Staart in het vyfde Geflagt geplaatst. Die van het zesde waren de Pennen, van het zevende de Tollen, en van het agtftegeeft hy geen voors beeld. Het moesten, zo ’t my toefchynt, Tollen zyn, met een Punt van onderen, die Ds MER Te DEEL, XV, STUKe \ e $8 Dr EIGENSCHAPPEN vAN VL, men thans Spillen noemt. Het negende Ge- Ae flagt begreep de Slakhoorens in ’t algemeen, Hoorp. Waar onder Aard- en Zee-Slakken: het tien- STUK, de de Nerieten en het elfde de Zee-Oorene Van de tweede Familie, die de Krultrek on- duidelyk of verborgen hebben , waren vier Geflagten, bevattende de Porfelein- Hoorens, Tepelbaxken en Nautilusfen. De derde Fa- milie, die de Pypagtige begreep, hadt de drie Geflagten, van Dentale, Entale en Tubuli ma- rini of Weormbuisjes, enz. De Tweede Klas- fe, de Tweekleppige Conchyliën bevattende , werdt door hem verdeeld in twee Familiën, waar van die der eene de Schulpen altoos ge- flooten, die der tweede dezelven altoos open {taande hadden. In de eerfte Familie waren agt Geflagten, naamelyk van 1. Concha, a. Con- cula, 3. Oflreum, a4.-Mytulus, 5. Pinna, 6. Perna, 7. Pholas, 8. Peêtunculus: in de tweede Familie alleen maar twee, van Chama en S.len. Zyn Derde Klasfe , van Weelkleppige, begreep, behalve de Pokken, ook de Zec- „Appelen. Methode _Deeze Methode nu, hoe laat ook aan ’% van A M-licht gekomen, was zekerlyk een Berfteling deezer Eeuw en mooglyk wel de. Fakkel , die anderen eindelyk op den regten Weg gebragt heeft. Van de Manier van RuMmrPunHrius, welke mooglyk meer aan deszelfs Vriend, Doktor SIPMANN, toe te fchryven is, zal ik „ als in het Nederduiskane Werk, de Am- boin- ke Ke DE SCHULPDIEREN. 59 boinfche Rariteitkamer , vervat, en voor ie-, VL dereen bloot gelegd zynde, niet gewagen. KU, Alleenlyk moet ik aanmerken, dat dezelve Hoorp- wel degelyk haare gebreken heeft, en zy wordtSTUKe van de keurigfte Liefhebbers, hedendaags, met regt verworpen, Voorts moet ik hier, in-’t korte, aanmerken, dat zyne Eerfte Klas= fe van de Hoorens, de Tweede van de Een- fchaalige Schulpen, gelyk de Patellen, Zee- Ooren, Pokken, Pypjes; de Derde van de Tweefchaalige of Doublet-Schulpen is; zyn« de door hem het allereerst de Zee- Appelen van de Conchyliën afgezonderd en onder de weeke Schaalvisfchen t’huis gebragt. Voor LANg Ius, wiens Samenftel in ’t jaar? Methode nLAN- 1722 te voorfchyn kwam (*)s heeft niemand ers „en de Gellagten der Conchyliën zo naauwkeurig deren. door hunne Kenmerken onderfcheiden. Hy volgt de Botanifche Methode van TouunNe- FORT en, fchoon 'er eenige duifterheden, door de al te fyne bepaalingen, in zyne Mee thode zyn, heeft dezelve nogthans de Eer genooten , dat er de beroemde GUALTHIE- RI, met eenige verbeteringen of. veranderine gen, gebruik van maakte. Wy zullen dere halve, in ’t vervolg, het voornaamfte van zyne Methode befchouwen, en merken alleen aans € CAR.Ni1e, LANGIT Zlethodus nova Testara mâe zina in Juas Clasfes Genera by. Speciss distribuendi, Lucern. 3722 Quarto, N E. DEEL. XV, STUKe VI, Arpeer. XXVIII. Hoor p- STUK. Methode van BREYNe 6o De EIGENSCHAPPEN vAR aan, dat hy de Zeenavels van BoNANNr, onvoorzigtig, tot Ammons- Hoornen ‘maakt. Op hem is KUNDMANN gevolgd, wiens beknopte Methode vry meer gebreken heeft (*).. De vermaarde VALENTYN, weleer Predikant op Amboina, voldoet wegens zyne Afbeel- dingen , ender welken veele raare Stukken voorkomen, ongelyk meer dan door derzel- ver verdeeling of Orde, waar in hy t’eene- maal de Methode van BoNANNr gevolgd heeft. De fchikking van HEBENSTREIT(f), die wel agt Klasfen maakt, vindt, zo ten op- zigt van de algemeene als van de byzondere verdeelingen, nog minder fmaak. Dus zag men dan, tusfchen de Jaaren 1720 en 1730, drie byzondere Konftige Methoden van Conchyliën- befehryving te voorfchyn ko- men, waar op, niet lang daarna, door den geleerden BREYNIUS, wederom een andere ter baan gebragt werdt (J). Deeze Autheur heeft het Stelzel der Conchyliën volkomener getragt te maaken, met zodanigen, die men piet dan Verfteend aantreft, gelyk de Ortho- keratieten , Ammons - Hoorens en Belemnieten, daar (*) jon. CHRIST, KUNDMANNI, Promptuarium Rer, Nat. & Artificialium, Wratisl, 1726. Quarto, (T) Jo. ERNST. HEBENSTREIT Disfert, de Or: dinibus Conchyliorum Methodicâ ratione inflituendis, Lipf. 1728. Quarto. (1) Disfert. Phyfica de Polythalamiis , novâ Testactorums Clasfe, Gedani, 1732, Quarto, DE SCHULPDIERE N. “6I daar in te voegen , omtrent welke laatften, Vl _ dirnij - De ÄFDEELe zelfs twyfelagtig is of zy van Conchyliën af-x xvm, komftig zyn. Zyne Methode kan derhalveHoorp. aangemerkt worden meer Speculatief te zyn°TUk dan Praktikaal. Ondertusfchen verdient zyne Verdeeling in agt Klasfen nog haare opmere king. De eerfte derzelven bevat de Pypagti- ge Kokers, Tubuli, waaronder dan de Belem- nieten: de tweede de genen die wy Hoorens noemen, in ’t algemeen, onder den naam van Cochlidia; waar onder zelfs de Zee- Ooren ben greepen zyn en de Papiere Nautilusfen, die maar ééne holligheid hebben. De derde van Polyzhalamia, wegens de menigvuldige Hok- jes, bevat de gewoone Nautilasfen , Ammonse Hoorens en Orthokeratieten: de vierde, on- der den naam van Lepas, de Patellen: de vyfde, onder dien van Concha, alle Doublete ten, die uit niet meer dan twee Schulpen be- ftaan: de zesde, onder dien van Conchoides , de Pholaden en Eende-Schulpen: de zevende, onder dien van Balanus, de Pokken of Zee- Tulpen: de agtfte, onder den naam van Echi- nus, allerley Zee - Egels of Zee- Appelen. Twee Jaaren laater kwam het vermaar- Methode de Werk van den Italiaan GuarLT HIERI, Kimes | en | THIER te die Lyf- Arts was van den laatften Groot Hertog van Toskanen, uit het Huis van Medicis, en gewoon Hoogleeraar der Geneess kunde op de Univerfiteit van Pifa, te voor- fchyn le DEEL. XV. STUK. VI. AFDEEL XXVI Û 62 Dr EIGENSCHAPPEN VAN fchyn (*). Hetzelve voldoet niet minder door de keurige uitvoering der Afbeeldingen Hoorp- Een rykheid van Onderwerpen, dan door de STUK / naauwkeurigheid in derzelver befchryving waargenomen, niettegenftaande het eene zon- derlinge manier van Verdeeling heeft, die niet zo zeer Behage Zie hier een korte Schets daar van. Hy onder feheide de Conchyliën in vyf Hoofd- deelen, waar van het Eerfte de genen bevat; die buiten de Zee voortkomen, naamelyk de Aard - en Rivier Slakhoorens: het Tweede de enkele Zee- Schulpen, die zonder Spiraale draaijen zyn of fchynen te zyn3 gelyk de Pa- tellen, Wormbuisjes en Porfeleinhoorens : het Derde de genen; die men gewoonlyk Hoorens noemt, uit de Zee voortkomende: het Viers de de Doublecten: het Vyfde de Veelfchaalis ge, gelyk daar zyn de Pokken en Zee-Appes len. Die Hoorentjes, welke PrLaNcus in het Zee- Zand aan den Oever by Rimini ont- dekt heeft, zyn door hem, onder den naam van Tubulofe polythalamie, t'huis gebragt tot het Tweede Hoofddeel, De Klasfen aangaans de, die zyn ‘er twee in het Eerfte, twee in het Tweede, zes in het Derde, drie in het Vierde, en maar één in het Vyfde of laattte der (*) Index Testarum Conchyliorum , guê asfervantur in Mufzo NICOLAI GUALTHIERI € methodice distribute exhîs bentur Tab, CX, Florent, 1742. in Fol, majorie ° DE SCHULPDIEREËEN. 63 der Hoofddeelen. Zyne Klasfikaale verdeeling VL ‚der Doubletten is beter dan die der Hoo- A5PEEle XXVII, rens. Hoorp= Het Werk van den Franfchen Heer D'AR-STUKe Methode GENVILLE, dat in ’t zelfde Jaar uitkwam (*). van p'AR= heeft, ten opzigt van de Methodifche ver- BeNvie deeling, een algemeener Smaak, Ik zal om die reden dezelve omftandiger voordraagen, waar door men dan ook zal kunnen zien, hoe veel onze hedendaagfche Liefhebbers daar van hebe ben overgenomen, en in welke opzigten zy ‚ daar van afgeweeken zyn. Hy verdeelt alle de Conchyliën der Zee in drie Klasfen; waar van de Eerfte de genen bevat die uit één Stuk beftaan , en in ’t Las tyn Univalvia, in ’t Franfch Univalves, in ’€ Nederduitfcha ook wel Kenkleppige genoemd worden. Deeze benaaming, hoewel oneigen, is doch in vergelyking met de volgende in trein gebragt en door ’c gebruik gewettigd. Zyn Tweede Klasfe bevat de genen die uit twee Stukken of Kleppen beftaan, en derhalve zeer gepast in ’e Latyn Bivalyia, in ’t Franfch Bivalves heeten , en in ’t Nederduitfch Twee- kleppige of Doubltten. Zyne Derde Klasfe be- grypt de genen die uit meer dan twee Stuka ken famengefteld zyn, in ’et Latyn Multivals Vias (*) ZF Histoire Naturelle eclaircie dans deux de fes parties prinsipales , la Lithologie 5 la alde 2 Pasis, ia Quarto 1742 Ee DEEL. XVe STUKe VL Arpeer. XXVIII 64 De EIGENSCHAPPEN vAN via, in ’c Franfch Multivalves of Veelkleppige getyteld. Onder de Rivier- Conchyliën ko- Hoorp- men alleenlyk de twee eerfte Klasíien voor, STUK, Die der Aarde worden door hem in Leven- de en Doode, door welke laatften hy de Ge- gravene of Verfteende, Coquillages Fosfiles , verflaat, onderfcheiden. De Eerden behoo= ren altemaal tot de Eenkleppige: onder de anderen komen ’er voor van alle in drie Klas- fen. Dit is zekerlyk een aangenaame en zeer ge- regelde Hoofdverdeeling. Wy zullen nu zy- ne Onderdeelingen befchouwen. De Zee- Conchyliën, van de Eerfte Klasfe, maaken by hem vyftien Familiën uit, als volgt. 1. Lepades five Patelle; Patelles; Kapjes, Schilden of Patellen, | e, Aures Marine; Oreilles de Mers Zee- Goren. 3. Canales five Tubuli & Vermiculi Marini: Tuyaux @& Vermisfeaux de Mer: Pypagtige Kokers of Wormbuisjes. 4. Navicule five Nautili; Vaisfezux ou Nau- tiles: Schippertjes of Nautilusfen. 5. Cochlee Lunares: Limacons a Bouche ron- de: Maanhoorens. 6. Cochlee Semilunares: Limagons a Bouche” demi-ronde: Halve Maan Hoorens. 7. Cochlee Ore depresfo: Limagons a Bouche aplatie: Tollen of Navelhoorens; liever Plac- monden. ë Bd . Cog- « DER SCHULPDIEREN. »65 8. Conche diële Buccina: Trompes ou Buccins: VL Trompethoorens, Kinkhoorens. Arpeeu; ENE XXVII, ge Turbines feu Strombi: Vis: Pennen. Heg ro. Wolute feu Cuculli : Volutes ou Cornets: stux. Tooten. | xr. Rhombi: Roulleaux : Rollen, Dadels. ra. Murices: Rochers: Rotshoorens. 13. Purpure: Pourpres: Purperhoorens. za. Conche Globofe: Tonnes: Blaas- of Bel- hoorens. rs. Porcellane feu Conche Veneris: Porfelai- nes: Porfeleinhoorens: Onder de Conchyliën van de Tweede Klas- fe, ’t welk de T'weekleppige of Doubletten zyn, telt DVARGENVILLE zes Familiën: te weeten r. Conche ditte Ostrea: Huitres: Oesters; waar onder de Lazarus-Klappen , Poolfe Ha- mers, Haspels, enz. a. Chame: Cames: Gaapers of Gaap- Dou: bletten. | on 3. Musculi feu Mytuli: Moules: Mosfelen ; hier onder de Ham-Doubletten en allen die meer of min puntig uitloopen. 4. Conche Cordiformes: Cwurs : Hartvormig: of Hartgelykende; waaronder de Venus-Har- ten, Paardevoeten, Nagel- Doubletten, enz. 5. Pebtines: Peignes: Kam-Doubletten, om dat zy Kamswyze geribd zyn; gelyk de Man- — tels: enze EÉ 6. Sos IJ, DEEL, XV, STUK: VI. 66 RANGSCHIKKING 6, Solenes: Manches de Couteaux: Scheeden ARDEEL, of Mesfe- Hechten. TUI, il Bord De Veelkleppige, van de Derde Klasfe, STUK. komen wederom in zes Familiëh verdeeld voor; als r. Bchini: Ourfins ou Boutons de Mer. Zee- Egels of Zee- Appelen. a, Oscabrion: Lepas a huit côtes: Zee-Pis= febed. g. Balani: Glands de Mer: Pokken of Zee- Tulpen. 4. Pollicipedes : Pousfepieds: Myters. 5. Conche Anatifera: Congques Anatiferes: Eenden-Schulpen of Ganzen - Mosfelen. 6. Pholgdes: Pholades : Pholaden. De Hoofdverdeeling van deezen Autheur is zekerlyk zeer goed, zo wel als die der Cone chyliën van de Eerfte Klasfe, doch die der _ Doubletten niet zeer naauwkeurig, zo min als Methode van LESSER, die van de Derde Klasfe. Evenwel kan ik niet zien, dat de Heer De BERGEN reden had om te denken, of de Pollicipedes of My-- ters ook onvolgroeide Doubletten waren. De Wormbuisjes zyn door hem als de Tweede Familie van de Derde Klasfe, in plaats van de Oscabrion of Zee -Pisfebed, opgegeven (*). In de Catalogus van een Conchyliën- Kabi- net, dat in ’t Jaar 1743 te Leipfig in open- baare Veiling kwam, werdt wederom een an- dere (® CAR, Aur, DE BERGEN, Clasfts Conchyliorum DR SeHULPDIEREN 67 dere Methode gevolgd, Daar heeft men de VL Zee- Tulpen onder de Fenkleppige geplaatst; BIVR en eene Derde Klasfe gemaakt van gedeelten Hoorp- ú van Zeedieren, waar onder de Zee - Appelen STUK: en Zee-Sterren, dat zonderling en ongerymd is, een groote figuur maaken. De Methode van LESSER verdient nog minder roem. Hy maakt eene Hoofdverdeeling in Buisagtige en Vatagtige Conchyliën, in de eerfte van wel« ken alle Hoorens, in de andere alle Doublet- ten, ja de Pokken , Myters en Eende-Schulpen zelfs , begreepen -zyn (*). De Heer KreEin gaf ook eene Methode merhode uit, die waarlyk eene der gelcerditen en uit= Kram, voerigften is (f). Men dient zyn Werk zelf in te zien om daar van te oordeelen; Ik zal alleen de Aanmerkingen van gezegden Hooge leeraar DE BERGEN, op deeze Methode, hier voordraagen. „, Hy heeft, 1, de Klass s) fen, Geflagten en Soorten, naar 't my toc- ss fchynt, al te zeer vermenigvuldigd, en 3» dikwils den naam van Soorten gegeven aan s, enkele Verfcheidenheden, die van Geflag« ss ten aan enkele Soorten en uit fommige Ge: ss flagten Klasfen geformeerd. 2. Door het 5, invoeren van nieuwe Naamen der Geflag- 5, ten begaat hy den zelfden misflag, dien hy (*) Testaceo- Theologta. Lipf, 1748, Oftavo, p. 196, (T) Tentamen Method: Ostracologica, Lugd, Batav, 17534 E 3 Ì, DEEL, XV. STUK, 68 RANGSCHIKKING VL ‚zo menigmaal aan LINNAus heeft vers rt s> weten. 2. De Soorten zyn, voor ’t ov@- Hoorp. 9» rige, door hem, beter dan door iemand, STUK. _„, in rang gefchikt. 4. De aanbangzels, agter », de Deelen zyner Methode gevoegd, met 9, vitfluiting van de Kenmerken der Klasfen, , zouden beter aan het end geplaatst zyn, s Als overfchot der Conchyliën. 5. In fom- > mige Klasfen zyn geen Geflagten. 6. Het > Derde Deel heeft geen Klasfen, en maar 5 Één Gellagt, te weeten dat der Eende-Schul. > pen. De Tweede Klasfe van het Vierde ss Deel heeft maar ééne Soort, de Schildpaa- > Pok, naamelyk; zo wel als de Derde Klas- » fe, het Mytertje. 7. In het Vyfde en Zes- 9, de Deel zou hy, de. Zee- Appelen s en »‚ Wormbuisjes niet, gelyk hy elders doet, ‚‚ van de Conchyliën uitfluiten willende, ook ‚‚ de Soortelyke Verdeeling van ieder hebben ‚, moeten opgeeven” De Conchyliën, naamelyk, worden door den Heer KLEIN in zes Hoofddeelen ofider- fcheiden;5 waar van het Eerfte, onder den naam van Cochlides, de Hoorens; het Twee- de, onder dien van Conche, de Doubletten - bevat: het Derde, onder den tytel van -Poly- conche, de Eende- Schulpen, als gezegd is, \ alleen : het Vierde, onder dien van Niduli Tes- tacei, de Tulpen en Zee. Pokken: het Vyfde en Zesde, als gemeld is, de Zee- Appelen en Wormbuisjes, Ik vind opmerkelyk, dat hy DER SCHULPDIEREN, 69 hy de Patellen, onder den naam van Mons- Vie conche, geplaatst heeft in het voorfte van het ZEEn tweede Hoofddeel. De onderfcheiding der Hoorn. Doubletten ontleent hy, zo wel als D'AR-STUK. GENVILLE en GUALTHIERI, van de figuur en fluiting der Schulpen: BrowN was, in zyne befchryving der Con- Methode ehyliën” van Jamaika (*);-de eerfte die de Grown, Verdeeling der Doubletten afleidt van derzele ver! Schätnier. Dus ftelt deeze, in zynè ‘Fweede Klasfe, drie Rangen; welker eerfte is van de genen, die flegts door Ligamenten famengevoegd zyn, gelyk de Oesters, Mos- felen, Mantels, enz: de tweede van de ge- nen, die Ligamenten hebben en uitfteekende Tandjes in ‘et Scharnier: de derde van de ge- nen, die alleenlyk met Tandjes famengewricht zyn. Hier mede komt de Hedendaagfche Me: thode, om dezelven in Scharnier - gelykende, Halfgefcharnierde, Gefcharnierde en Onge= fcharnierde te onderfcheiden, eenigermaate o« vereen. ÏÍk zal van andere byzondere Ver- deelingen , hoedanig eene die van HEBEN- STREIT is, welke de Hoorens naar de langte van den Krultrek onderfcheidt (#), niet om- ftandig fpreeken: noch my ophouden met de manier van LisTER, dat eene Methode ‘_zon- C*) The Civil and Natural History of Famaica, Lond, 1756, Folio, (Ì) Disfert, Phyf, de Ordinibus Conchyliorum, pe 29. Ë 3 E, DEEL. XV, STUK, 7o RANGSGHIKKING VL. zonder Methode is, waar in hy de Lief heh- an bers minder voldaan heeft, dan door de naauw- Hoorp- ‘keurigheid zyner Afbeeldingen, BTS, _ De Franfche Heer ApANson (*): die aan vanApaN- de Kust van Senegal zig byzonder toegelegd SON heeft op de ‘kennis der Conchyliën, onder- fcheidt dezelven in de vier Hoofdfoorten van Eenkleppige, Gedekzelde, Tweekleppige en Veelkleppige. Die van de Eerfte Soort, op zyne vyf eerfte Plaaten afgebeeld, Zyn, on- der anderen, de Posthoorentjes, Topflakken, Patellen , Zee- Ooren, Tepelbakken, Pennen, Dadels en Porfeleinhoorens: tot de Tweede Soort behooren alie de overige Hoorens: tot de Derde alle Doubletten of T weefchaalige en tot de Vierde alle Meerfchaalige Conchy- liën. Voorts worden de Hoorens door hem, paar de verfcheidenheid van de Draaijen, den Top, den Mond, het Dekzel, het Paarle- moer. en het Buitenvlies, in Rangfchikking ° gebragt; waar onder hy dan telkens de Ges dekzelde van de Ongedekzelde onderfcheidt. Dus komen ’er, by voorbeeld, van de genen die de Opening met ftompe Randen hebben, zonder uitwendige Zoom, vyf Soorten voor die ongedekzeld en tien die gedekzeld zyn. Le meesten hebben het Dekzeltje Hoorn- doch eenie (*) Hist, Naturelle de Senegal. Co av ILL A GES. Paris 3757, Quate, DER SCHULPDIERE Ne 71 eenige weinigen Steenagtig. Het is in veelen Cirkelrond, in anderen Ovaal, in fommigen Halfmaanswyze, in fommigen langwerpig. De Schulp van eenige Hoorens was van binnen Paarlemoer ; doch ver de meesten wondt hy natuurlyk niet gepaarlemoerd , noch van bin- nen noch van buiten, Eenigen waren van bui- ten zonder Vlies, eenigen hadden het dun, eenige weinigen dik. Tor verdeeling der Doubletten geeft de Heer ADANSON agt op zeven dingen: naamelyk de Kleppen, de T'oppen, het Scharnier , het Ligament, de aanhechtingen, het Paarlemoer en ’t Buitenvlies. Sommigen hebben de Klep- pen of Helften gelykvormig en even groot, anderen ongelykvormig. Eenigen hebben geen Toppen ; anderen hebben die in ’t midden, bo- ven of onder ’t midden der Schulpen, On- der de eerften kwamen niet dan Veelkleppige, onder de laatften niet dan Tweekleppige voor. Ten opzigt van het Scharnier, waren ‘er die hetzelve onkennelyk of zonder Tandjes; die het, met één, twee of drie Tandjes hadden, welke taamelyk egaal waren. In anderen, met ongelyke Tandjes, was derzelver getal van twee tot tien, en zy hadden holligheden, om die Tandjes in te neemen. In anderen hadt diet zelfde plaats, met tien egaale Tandjes in ieder Schulp. Van alle deeze Gefcharnierde kwamen ’er geene voor dan Tweekleppige of Doubletten: alzo de Veelkleppige wel Tand- E4 jes 1, DEEL, XV, STUKe VI AFDEEL. XXVIIL HoOoFDe STUKe VI. Arpzret. XXVII. Hoorp- &TUK,. 72 RANG SsSCHIKKt NIG. jes doch geen holligheden , om dezelven in te neemen, hadden. Het Scharnier, merkt hy aan, is doorgaans by de Toppen geplaatst. Het Ligament is in fommige Doubletten by- na rond, en om of in ’t midden der Toppen, van binnen, geplaatst: in anderen ís hetzelve langwerpig en heeft zyne plaats boven de Toppen, van buiten: in eenigen tusfchen de Toppen en rondom de ‘Foppen, ‘aan de bui- tenzyde van de Schulp. Onder deeze laatften worden ook Veelkleppige geteld. Het Schulp- dier heeft altoos Spieren, die hetzelve aan de Schulp hechten, waar vanmen de Merktekenen vindt in de Schulpen. Van zodanige Vlak- ken hebben ’er eenigen ééne, anderen twee, anderen vier in elke Schulp: maar ver de meesten hebben twee zodanige Vlakken. Zee ven Soorten waren ten minfte van binnen gepaarlemoerd: agt anderen hadden ’er van binnen eenige fchyn van; doch vier-en-veertig, waar onder vier Veelkleppige, hadden geen Paarlemoer van binnen noch van buiten. In omtrent de helft der Doubletten was geen Bui. tenvlies kennelyk, dat in ver de minften ec= ne aanmerkelyke dikte hadt. _ Voorts worden de Hoorens, volgens de hoee danigheden van het Dier, dat dezelven be- woont, door deezen Heer befchouwd, en wel ten opzigt van deszelfs Hoornen, Oogen, Bek, Lugtpyp en Voet. Sommigen, doch zeer wei- uigen’, hebben geene; de meeften twee en ee=. 2 ûie DER: SCHULPDIEREN 28 J nigen vier Hoornen, die of Cylindrifch of Vie Kegelvormig zyn, en voor aan ’t Kop-end Ee of agterlyker geplaatst. Zeer weinigen heb- Hoorn- ben geene, de overigen twee Oogen, die of STUK aan den Wortel der Hoornen, in ’t midden, of aan ’t end derzelven ftaan, De Bek heeft of twee Kaaken zonder Snuit, of een Snuit zon= der Kaaken. Van deeze laatften waren agte tien Eenkleppigen , zes-en-vyftig Gedekzel- de; van de anderen ook agttien Eenkleppige , doch maar drie - en - twintig Gedekzelde Soor- ten. De Lugtpvp maakt in eenigen het Gac aan een der zyden van het Dier; in anderen een lange Buis, die naar de Rug toe uitkomt, De Voet, dat hee gedeelte is, daar de Slak= ken en dergelyke Dieren mede loopen , heeft in fommigen een Groefje aan ’t voorfte ge= deelte overdwars, ’t welk in de minften ont= breekt. Om, de Doubletten volgens de hoes danigheden van het Dier, dat dezelven bee woont, te befchouwen , geeft hy agt op der- zelver Mantel, Lugtpyp, den Voet en de Draaden. De Mantel, zynde het Vlies dat de Schulpen inwendig bekleedt, is of in de ges heele omtrek, of alleen aan de eene zyde in twee Kwabben verdeeld, of maakt een Zak, die flegts aan de beide enden open ís. Som- migen hebben’ maar ééne Lugtpyp, anderen twee, die dan flegts als Openingen zyn , of Buis- agtig. In eenige weinigen ontbreekt de Voec of dezelve vertoont zig uitwendig niet: de Es mees: Je DEEL, XVe STUKe 4 RANGSCHIKEKING yr, meesten hebben dien zigtbaar; doch geenszins | ArgEEt. die Veelkleppig zyn, welke zig ook niet met ee Draaden vasthechten, dat flegts eigen. was. sruxK. aan negenderley Doubletten. | Op alle deeze Methoden heb ik in ’t alge- meen aan te merken, dat de minft Konttige de beste is, dewyl de Natuur zig niet laat dwingen, en fchoon de Heer ApaANsoN zig voornaamelyk toegelegd heeft, om de Stel- zels der Dieren en Planten ín dit opzigt te hervormen, zo fchynt hy my doch, weder- om, de moeielykheid van derzelver Verdee- ling vermeerderd te hebben door te menigvul- dige onderfcheidingen. Men zal ook niet ligt zyne Methode, hoe naauwkeurig anders zyn- de, in gebruik kunnen brengen tot eene gee voeglyke Schikking der Conchyliën in de Kae binetten, ’t welk in deezen een voornaam ver- eifchte is, Die Methode, welke onlangs door den Heer A. VosMAER, Direkteur van het Muféum en van de Diergaarden zyner Door- lugtigfte Hoogheid, den Heere Prince van Orange, aan ’t licht gegeven werdt (*), en volgens welke de voortreffelyke Verzameling® van Hoorens en Schulpen in de Erfftadhoue - derlyke Rariteitkamers is gefchikt, overtreft de meesten door haare duidelykheid, Zyn (*) In ‘de Beredeneerde en Syftematifche Catalogus ‚van eene by wieflek fraaije en weergalooze Verzameling, 's Gravenhage 3765. DER SEHULIPDIEREN, 275 Zyn Wel Edele verdeelt de eigentlyke Con- Vi. chyliën in twee Klasfen, van Een/chaalige en KEV Meerfchaalige. Ieder Klasfe heeft twee Ran- Hoorp= gen, en dus ftelt hy vier Rangen van Con- STUK. chyliën. De Eerfte Rang behelst de Benen Oan fchaaligen die Spiraal gedraaid Zyn,.dat is al. MAER le zoge enaamde Hoorens: de Tweede die niet gedraaid Zyn ngelyk, de Parellen,sénz. De Derde bevat de ‘tweefchaalige of Doublec- ten: de Vierde de Veelfchaalige., gelyk de Eendefchulpen, enz. In deeze vier Rangen zyn dertig Geflagten begreepen, die dus op ‚@lkander volgen. 1. Porcellane , Porfeleinhoo- rens: 2. Globofe , Blaashoorens : 3. MVautilis Schippertjess 4. Semilunares , Halvemaantjes : 5, Lunares , Maanhoorens: 6. Trochi, Tollen: 7. Strombi, Pennen: 8. Cylindri , Rollen: 9. Volute, Tooten: Io, Casfides, Kasketten : 11. Mlate , Vieugelhoorens: 12. Murices, Rots- hoorens: 13. Purpure ‚,Purperhoorens: 14. Buc- cina, Trompetten: 15. Aures, Ooren: 16. Pa- telle „, Schotreltjes : 17, Vermiculi , Wormag- tiges 18. Tubuli, Pypagtigez 19. Peêtines, ‘Mantels: ao. Oftrea, Oefters: or. Chame, Gaapers: oo. Labra, Fonteinbakken : 23. Cor- diformes , Hartachtige: 24. Arce, Noachs Ar= ken: 25. Solenes, Gooten: 26, Mytuli , Mos-* fels: 27. Telline, Dunfchaalige: 28. Anatife- re, Langhalfen: 29. Balani, Pokken: 30. Pho- lades , Steenfchulpen. Op het end zyn twee Geflagten van Zee-Appelen , als een Rang za L, DEEL, XV. STUK. ee 16 RANGSCHIKKING vl, van Weekfchaaligen uitmaakende , byges Aai voogd. | Hoorn. De Heer Legations- Raad F. C. Meu- STUK. _SCHEN, door de fchikking en het opmaaken der Naamlysten van verfcheide Kabinetten be- kend en vermaard in onze Nederlanden, gaf nog laater eene Syftematifche Verdeeling aan ke iche(@)s \ Methode __Zyne Hoofdfchikking , in Een -, Twee- en ee Veelfchaalige, komt met die van D'ARGEN- VILLE overeen. Ín de Hoorens maakt zyn Wel Ed. geene, doch in de Doubletten zo veel te meer verdeelingen „-alzo hy dezelven in de vier Rangen, van Scharniergelykende, Halfgefcharnierde , Gefcharnierde en Niet gefcharnierde, plaatst. Dit zou. men lie= ver als Geflagts Kenmerken mogen aanzien. Ten minfte dunkt my , dat de derde en viers dé Rang veel bekwaamer op den Vyfden had- den kunnen volgen, waar door dan de Dou- bletten in 1. Gefcharnierde: 2. Halfgefchare nierde: 3, Scharnieragtige , en 4. Ongefchar« nierde, zouden verdeeld zyn. Dat zyn Wel Ed. met de Wormbuisjes begint, is niet on* eigen; doch de Patellen en Zee- Ooren zou- den, naar myn denkbeeld, beter op de Por- _fe- (*) Catalogus van het Kabinet van wylen den Heer Ae LEERs, te Amfterdam verkogt in May 1767: thans met andere Cartalogusfen, van zym Wel Ed. Opftel, onder den eytel van Mdeuftheniana, by een gevoegd en uitgegeven. _ DER SCHULPDIEREN 77 felein- Hoorens volgen: te meer, dewyl die, V& zo wel als deeze, Klipkleevers zyn, en dit Re zou een bekwaamen overgang maaken tot de Hoorp- Oesters en dergelyken. Voorts mogt zynTük Ed. de Kenmerken der Geflagten wel aan- getekend. hebben, die door den Heer V os- MAER zeer Omftandig opgegeven zyn (*). Zie hier de Naamen van de Geflagten, vol- gens de Methode van den Heer Mr uscHenN. r. Wormagtige Kookers: 2. Pypagtige Koe kers: 3. Schottels of Patellen:,; 4. Zee - Oo- ren: 5. Zeilers 6. Schippers; 7. Postryders: 3. Halve Maan Hoorens: 9. Maanhoorens: E 1o. Tollen: z1, Penne: 12. Trompetten : 13. Purperhoorens: 14. Rotshoorens: 15. Vleus gel- en halve Vleugelhoorens: 16. Tooten, enz: 17. Róllen of Dadels: 18, Blaashoorens : 19. Kasketten: 20. Porfelein- en halve Por- feleinhoorens: z2r. Mosfels: a2. Mantels : 23. Oesters: 24, Arken: 25. Lazarusklappen: 26. Foelie- bladeren: 27, Fonteinbakken of Paardevoeten: 28, Hartgelykende , enz; 29. Gaa- pers: 30. Dunfchaalen: 31, Gooten; 32. Steen= fchulpen: 33, Eendehalzen en Voet -Teenen: 34, Pokken, Dit alles wordt beflooten met zes (*) Men moet deze Aanmerkingen niet aanzien als beris. pingen, maar áls bedenkingen, omtrent eenige verandering of verbetering, met welke deeze Methode, myns oordeels, zou kunnen volftaan en aangenomen worden, Te DEEL. XV, STUK. VL AFDEE1. XXVIII. Hoorp.- STUK, Methode van LIN- NEUS, vk) RANEGESCHIKKING zes Geflagten van Zee- Appelen, dieten ui- terfte naauwkeurig onderfchieiden zyn. Het Samenftel der Natuur van den Heer LinNdeus by herhaalingen veranderd en verbeterd zynde, zo hebben de Aanmerkin= gen, die ’er op de Eerfte Uitgdaven zyn ges maakt, dikwils geen plaats ten opzigt van de laatfte. Ja, als een andere ArrerreEs heeft zyn Éd. de gedagte Aanmerkingen zig ftil- zwygende ten nutte en daarvan gebruik ge- maakt, tot verbetering van zyn Samenftel; dat, zo veel de Conchyliën aangaat, Hemels- breedte verfchilt van de Eerfte Uitgaave (*). ‘Toen maakte hy agt, naderhand negen Hoofd- verdeelingen of Geflagten , naamelyk van r. Patellen, a, gedraaide Hoorens, 3. Porfe- leinhoorens , 4. Zee- Ooren, 5. Wormkokers, 6. Nautilusfen , 7. Doubletten, 8. Lepaden; 9. Microcosmus: De betekenis van dit laat. tte is duifter en dubbelzinnig geweest, gelyk de Heer pre BERGEN billyk aanmerkt (+), en in de volgende Uirgaaven heeft onze Rid- der dit woord niet als een Geflagtnaam ge- bruikt. In de Tiende Uitgaave is de Orde omgekeerd; Zyn Ed, begint met de Veel- fchaa- (*) CAR. LINN, Syste Naturd, Lugd. Bat. 1735, Folio Regali, (Ì) Annot, in CAR: LINN. Syst, Nat. Ed, VI, Stock- holm. 1748 , edicam, Ephem, Nature Curioforum, ut fupra Pe 82 DER SCHULPDIEREN. “5 fchaalige of Veelkleppige, en eindigt met de VI Eenfchaalige. Dit was ook gepaster; dewyl Eee hy den voorgaanden Rang, der Mollusca, met Hoorp- het Geflagt der Zee- Egels of Zee- Appelen, stux, die weezentlyk Veelfchaalig zyn, doch geen harde Korst hebben, beflooten hadt, en de volgende Kang, van de Lithophyta, uit Een- fchaaligen beftaat. Dus heeft zyn Ed. dan ook die zelfde Orde gevolgd in de Twaalf. de en laatfte Uitgaave van zyn Samenftel der Natuur (*) , welke ik thans gebruik ; met en- kele byvoeging van drie nieuwe Geflagten, die van Maêra, naamelyk, Teredo en Sabella: zo dat het getal der Geflagten van Hoorens en Schulpen of Conchyliën in *- algemeen, by hem, thans zes-en-dertig is. En, dewyl deeze geen Pooten hebbende Dieren, door onzen Ridder, in het algemeen Samenftel der Natuur, en wel in het Ryk der Dieren, met regt in de Zesde Afdeeling, dat is in de Klase fe der VERMES of WorMEN, geplaacst zyn; zo bekleeden zy daar in, op de naakte Slakken en Slakgelykende Dieren volgende, onder den naam van Testacea of Schuipdieren, als gezegd is, den Derden Rang. | ORs … €*) Syst, Nature, Ed, XII, O@avó, Holmig, 1767 Ee DEEL, XV, STUK, Bo _RANGSCHIKKING ol XXVII, Hoord-. ORDO TER TIUS.: STUKe er SSSSISSISSIS SSS SISI ve NSISISisisie TESTACE A. Mollusca fimplicia, que Testâ Calcarcâ obteêta funt, 1. Multivalvia. gòo, Crrron. Testa multivalvís , Tongitudi- naliter Dorfalis: | gol. LerPas. Testa multivalyis, ineguiwalvis, fesfilis. go2, PHOLAs. Testa bivalvis , accesforiis posticis. a: Bivalvia: CONC Hs 503. M va. Teste Cardines Dente crasfo yacuo. | 304. SOLEN. Teste Cardines Dentibus late- ralibus remotis. s05. TELLINA. Teste Cardines Dentibus laveralibus alterius vacuis. 3C6. CARDIUM, Feste Cardines Dentibus - lateralibus remotis penetrantibus. 307 DER SCHULPDIEKEN. êt ss ssSsesssssssÊ VL AFDrEr.. gien | | | XXVII, DERDE RANG. Hoorne STUK: CSCHULPDIEREN. Weeklyvige Dieren, het Lighaam een- voudig, en bekleed miet eerie Kalkwore wordende Schaal. 1. Weelkleppige: gco. Carron. Een Veelkleppige Scháal, overlangs op de Rug. Jot. LerAs. Een Veel- doch ongelyk- Kleppige Schaal, die ergens aange- hecht is. | 302. Proras. Een Tweekleppige Schaal, met kleintjes van agteren. a. Tweekleppige. Sci ULPE N. 303, Mya. ’t Scharnier met een dikke niet fluitende ‘fand. 304. SOLEN. ’t Scharnier met de zyd-Tane den ver van elkander af, 305. TELLINA. ’t Scharnier mee de zyd- Tanden van de eene Schulp niet fluis tende. EEn ae 306. CarDrum. ’t Scharnier met de zvd- Tanden ver af en infchietende. F 397 E. DEEL, XV. STUK, Îe RANGESERIER ING vr. 307, MAcTRrA. Teste Cardines Dente in: et ord termedio complicato. Hoorp- 308: Donax. Tester Cardines Dente lateral; STUK. remoto vacuo. 309; Venus. Teste Cardines Dentibus ap- Proximatis , divaricatis. 310, SPoNDpyLuSs. Feste Cardines Dentibus duobus foraminulo difvinétis. 3iI. CHAMA, Feste Cardines Dentibus duoe bus obliguis obtufis Sig. Arca. Teste Cardines Dentibus numes rofis penetrantibus. 313. OSTREA. Teste Cardines Dentibus nul- lis, fcrobiculo ovato. 34. ANomtra. Feste Cardines Dentibus nul bis, fcrobiculo lineari marginalî. 315. MyrirLus. (Testa Cardines Dentibus nullis , fcrobiculo Subulato diftinto. 316. PiNNA, Teste Cardines Dentibus nul- lis, margine altero coalito. 3. Univalvia Spirâ regulari, COCHLEZ. 317. ArcoNAura. Testa Unilocularis : …___Animal Sepia, 9 id | 318, DER SCHULPDIEREN. 83 307. XN MacTRA. ’ Scharnier met een middel-_ Vi Tand die famengevouwen is, Ee, Kerk 308. DoNax. ’t Scharnier met een zyd- Hoorne Tand die ver af is, niet fluitende, STUK. 309. Venus. ‘c Scharnier met Tanden die _digt aan elkander ftaan, met afwy- | kende Punten. . $10. SPONDYLUS. % Scharnier met twee Tanden, die door-een Gaatje afge= fcheiden zyn. gin, CHAMA. ’t Scharnier met twee Tan den, die fcheef en ftomp zyn. 312, ArCA. ’t Scharnier met een menigte ___ van infchietende Tanden. | 313, OSTREA. ’t Scharnier zonder Tanden, maar met een langrond Kuiltje. 3f4. ANOMIA. ’t Scharnier zonder Tanden; met een Streepswyz’ Kuiltje aan den _ Rand. hits sis. Mvyrivus ’t Scharnier zonder Tan- den, aan een Ae Kuilrje ken- baar. 316, PiINNA, 't Genee zonder Tanden; met den eenen Rand famengegroeide 3 Eenklppige die resshnaarig gedraaid zyn. HooRENS. 317. Arconaura, DeSchaal zonder Hok- jes. Het Diertot de Zee « Katten be- hoorende, F a 818. … T. DEEL: XV. STUK. 84 RANGSCHIKK ING vl. 318 Naurirus. Testa multiloeularis s fe AFDEEL. & XXVIII, ramine communicante. Hoorpe STUKe 319, CoNus. Testa Aperturd effufâ, linea- ris edentulá. 320. CyPRmA. Testa Aperturâ effufú, li- neari, uiringue dentatá. 321, BurraA. Testa Aperturáâ fubcoarëtatá, obliquatá. 322, VoruTA. Festa Aperturáâ effu/á, Co- lumellá plicatá. 823, BUCcINUM. Testa Aperturâ Canalicu- lo dextro. 394. STROMBUS. Testa Aperturá Canalicu- lo finiftro. 925. Murerx. Testa Aperturá Canaliculo recto. 326. TrocHus. Testa Aperturâ coarëtatá fubtetragond. | 327. Turro: Testa Aperturá coarêtatá orbi culari. 328. Heuix, Testa Aperturâ coarfiatá Lu- nart. fi ° 329. NerrTa. Testa Aperturâ coarétatá fe- miorbiculari, 330, Harroris, Testa Aperturâ dilatatâ, Pertufá, 4. Unie DER'SCHULEPDIEREN 85 318, NauriLus De Schaal met veele VL Hokjes, die door middel van een kk À Gaarje gemeenfchap hebben, Ebord. 319. Conus, De Schaal met een wyd uit- STUK. joopende Mond, die {mal is en over= al even breed, zonder Tanden. 320, CyPrAA. De Schaal met een wyd uit= loopende Mond, die fmal is en overal even breed, wederzyds getand, got, BuLra. De Schaal met een naauwer _____toeloopende Mond, die fcheef ftaat. 322, VorLuTA. De Schaal met een wyd uitloopende Mond ; de Spil geplooid. 223. Buccinum. De Schaal met een Sleufe je aan de regterzyde van den Mond. gade STROMBUS. De Schaal met een Slenfje gan de nende van den Mond. 325. Murex. De Schaal met een regztuit loopende Sleuf , by den Mond. 326, Trocuus. De Schaal met een ver. naauwde Opening, die eenigermaate vierhoekig is. 327. T vreo. De Schaal met een vernaauw- de Opening, die rondagtig is. 528. Herrix. De Séhaal met een vernaauw- de Opening, Maanswyze, 329, NerITA. De Schaal met een ver- naauwde Opening, die halfrond is. 330, HarLioTrrs. DeSchaal een wyde Ope- ning hebbende , met Gaatjes doorboord. F 3 4. Eene I. DEEL. XV. STUKa 86- RANGSCHIKKING VL Ar DEEL» XXVIIL. krt n Hoorp. 331. PATELLA. Testa patenti-conica , quies- STUK, GORE Sa erder: porn vak 332 DENTALIUM. Festa „Libera; Subulata, uirogue extremo aperta. Ree 333: SERPULA. Testa adnara Tubulofa, 4. Univalvia absque Spirâ regulari. 234. TrRrEDo. Testa intrufa Ligno. 335. SABELLA Testa granis Arenaceis conn feêta. DER SCHULPDIEREN 87 4. Eenkleppige, niet regelmaatig gedraaid, VL ArFDrer. 331. PATELLA. De Schaal Kegelvormig, XXVIII, wyd open, rustende. U 332. DENTALIUM. De Schaal vry, Els- vormig en aan de beide enden open. 333: SERPULA. De Schaal aangegroeid , … __Buisagtig. | 334. Terrpo. De Schaal in Hout inge- boord. 335. SABELLA. De Schaal uit Zandagtige Greintjes famengefteld. Pa XXXIX, HOOFD. DEEL. XV. STuK, ed 83 BESCHRYVING VAN Arbrit” SISSI S SIE: XEIXn Hoorp- STUK» Naam, Soorten, XXI ED OF DS Tee Befchryvying van ’t Gellagt der Curirtors, waar onder die men Zee- Pisfebedden noemt. NN aast aan de Zee- Onee, die den voor- N_gaanden Rang befluiggn, volgt met reden het Geflagt van die Dieren, welke een Schaal hebben, uit veele Schulpagtige Stukken be-« ftaande, die regelmaatig zyn (amengevoegd en de Rug van het Dier overlangs bekleeden; zodanig dat het zig, deswegen , gelyk een Pisfebed met dwarfe Infnydingen vertoont. Sommige Soorten’ voeren derhalve, in ’ Nee derduiefch ; gemeenlyk den naam van ZEEF- 5 ISSEBEDDEN. Die Schildagtige Rok geeft er den Griekfchen naam van Chiton aan, wel- èn LinNeaus gebruikt, zynde van ouds toegepast geweelt op een Soort van Mot- ten. %i | dh De Kenmerken beftaan in gedagte Schulp- jes , die langs de rug overe geplaatst zyn, en dus het Dier van boven bedekken, dat van onderen zig als een Zee-Slak ver- tOOAb. nn ’ Getal der Soorten, in dit Geflagt, i is ne. gen, waar van eenigen in de Indifche Zee, anderen in de Sr en elders waargenomen zyn | & # zâ (Ce hi- DE CHtToONS, 89 CI) Chiton met eene zesledige gefireepte VvE i AFDEEL: Schulp. KX. Hoorp- De woonplaats van deeze i isaan LiNNZEUS de: onbekend geweest. Ne ie pidas, a z Srekel ie (2) Chton met de Schaal zevenledig, hetze. 7 Eyf geknobbeld. - Tubercus ig latus, Geknob= Deeze heeft, volgens onzen Ridder, het belde, Lyf ovaal, van boven gedekt met verheven Knobbeltjes, die Eeltagtig zyn, Ruitswyze geplaatst. De zeven Schulpjes, meer over- dwars, boogagtig geftreept , zyn naauwlyks gekield, en aan de zyden door een hoek on= derfcheiden ; het eerfte en zevende met ver- heven Knobbeltjes befprengd. Het zou de langwerpige ge-articuleerde Patella zyn van SLOANE en de Oscabrion van Prrivers De aangehaalde Figuur van SEBA heeft agt Leedjes. Men merkt aldaar aan, dat zy van veele onkundigen voor Slangekroonen gehou den worden ; 't geen ongerymd is, dewyl hee Schulp- (1) Chiton Testà fexvalvi firiatâ. FJ Syst. Nate Xil, Gen, 300, « (2) Chiton Testà Eem walt Corpote tulereulato. Syst, Mar, X, XII. Chiton Oscabrion, Muf, Ad. Frid, 1. Pp. 96. Oscabrion, PE TIV. Gaz, Tab, Ie f. 4. Patella oblonga are ticulata, SLOAN: Fam, Ii. pe 233. SEB. Mlu/, III, Te 5 GEA» £ IN 5 Je DIEL, XV, STUK, ge BESCHRYVING VAN VL Schulpagtig dekzel een Dier befluic, *t welk Wi kruipt gelyk een Slak. Hoorp- _» Dit Schulpdier (Coguillage, zegt D'Ar- STUK. ,GENVILLE,) daar weinig Autheuren ge- > wag van Ben. heeft verfchillende Naa= 2 men gekreegen. PeETIvERr noemtze, Os- »s Cabrion van Carolina; dat zeer fraay is, Ane $ Palisniee,s deren * geeven ‘er den naam van Zee- Tosa os Wants (Cimex Marina) aan. Daar zyn ss er, die ze een Schuitje of Zee-Rups ty- 2 telen, en fommigen Zee-Pisfebed of Zee- »» Bootje. *tBlykt, dat het veeleer een ‘foort van langwerpige Lepas zy, met agt van s‚ een gefcheiden Ribben, die zig aan de s, Klippen hecht, zo wel als de andere Pa= »s tellen. Indien zy niet vertoond is in het ‚> voorgaande Gezin der Lepaden, zo komt dit, om dat haare agt afgezonderde Rib- ben haar fchynen uit te fluiten van de » Klasfe der Eenkleppige en Natuurlyk te brengen in die der Veelkleppige. Het Os- _cabrion Carolinum komt van Amerika , en ‚wordt gevifcht aan de Oevers van den grooten Inham, op ’t Eiland van St. Do- s> Mingo. Het Oscabrien Gallicum komt van Dieppe, en verfchilt.van het voorgaan- ss de eenigermaate daar in, dat zyne Ribben, ss fchoon van een zelfde getal, aan ieder End ss kleine Tandjes hebben, die zig verheffen en s> vereenigen aan den Omtrek ven de Schulp”()e Zo door- (*) Faun. Suecica, Ed. II, P. 515 (1) Zy zyn daar aangehaald, | iid A DDL DPI DI DING ES rûn », doorfchynende en door Gewrichten famen-, VL _ » gevoegd zyn. leder Gewricht heeft, aan de ee s» holle zyde, twee ryën Haairtjes. Het Dier Hoorn. is, om zyne prooy te vangen, fteeds be- Zen zig. met het uicftrekken en famentrekken ©“ * van deeze Boogswyze Haairige Klaauwen , die aan ’t zelve voor een Net verftrekken, „‚ De twaalf kleinfte Klaauwen zyn nevens », de grooten, ter wederzyde zes geplaatst en ‚ by paaren verdeeld, zittende twee Klaauwt- ‚ jes aan ééne Stam, gelyk de Schaaren of Klaauwen van een Krab. Deeze zyn buig- > Zaamer en voller van Haairtjes dan de an- » deren, en fchynen aan het Dier den dienst te doen van Handen. ’%t Geheele getal der Klaauwen neemt trapswyze in grootte af, zo voor als agterwaards, van de grootften op de Rug tot de laatíte op één naa we- derzyds van vooren; welke twee laatften van middelmaatige grootte zyn. De Pro- s boscis of Snuit komt uit het midden van ss den Grondfteun der grootfte Klaauwen ‚> voort, en is langer dan één derzelven. „'Het Dier beweegt de Snuit, met groote s Vlugheid, naar alle kanten. Zy is van eene » Buisagtige figuur, doorfchynende, en fa- „> mengefteld uit Ringen die trapswyze, naar „> het end toe, verkleinen, ’ welk omringd is met een Kring van kleine Borftelijes , > die ook beweeglyk zyn naar believen van s, het Dier. Deeze, en andere kleine Haairt- G 3 » jes 33 bi) 53 Le DEEL: XV, STUK, VI, AFDEEL. KK Hoorp- STUKe ZeeoPok, ro2” BESCHRYVING VAN 23 93 33 jes aan de Snuit, verdwynen als het fterft, Langs de binnenzyde van deeze doorfchy- nende Proboscis vertoont zig de Spiraale donker gekleurde Tong zeer duidelyk , wel- ke van het Dier, naar believen, uitgefto- ken en weder ingetrokken wordt. De Mond, naar een famengetrokken Beurs ge- Iykende, is van vooren, tusfchen de voor- fte Klaauwen geplaatst. In de plooijen van deeze Vliezige zelfftandigheid zyn zes of agt Hoornagtige Plaatjes of Tanden, die overend ftaan en ieder een Pees hebben, welke bekwaam is om hunne beweeging te beftuuren. Sommigen van deeze Tanden hebben Zaagswyze puntjes, anderen Kwaste jes van fcherpe Haairtjes ín plaats van In-= kervingen aan de verhevenronde zyde, die in de Mond nederwaards gekeerd ftaan; za dat geen Diertje, ’t welk een prooy van. deeze. Schulpdietren wordt, terugwaards kan ontfnappen. Onder den Mond leggen, behalve de Maag, ook de Darmen en Pee- zen, door welken zy aan de Schaal ge- hecht zyn. Deeze Kenmerken ftrekken. zig uit tot het Dier van dit geheele Ge- flagt, zo wel die op Stammetjes zitten, [gelyk de Eendefchulpen,] als die met den Grondíteun van hunne Schaal ergens vaste egroeid zyn (*)”. geg yn (*) gie: (Cf) Philof, Tranfult, loe. citato, DE LEPADEN, 108 Cri) Lepas die onbeweeglyk vast zit, met VL eene Kegelvormige, geknotte , gladde te Schaal, de Dekzeltjes flomp, Hoorpr, ‚ STUK Deeze onthoudt zig aan de Rotfen van den EN. Noorder- Oceaan , zegt onze Ridder, zynde Eon kleiner maar talryker, en niet hooger dan de Peil van laag Water, gaapende mer de Ebbe en zig fluitende met den Vloed. Het Dier, zegt hy, heeft een weeke omgedraaide Snuit; wederzyds vier lange, ge-articuleerde, Haairi- ge Pooten, en bovendien aan ieder zyde drie Pooten, die dik zyn, naar korte Schaaren ge- Iykende, elk met twee korte gewrichte Bore fteltjes gewapend: de Bek van onderen heeft twee Tanden, met een Lipje, daar op leg-- gende, De Afbeelding van LEEUWENHOEK wordt door zyn Éd,, als zeer goed zynde, aange= preezen „ ten opzigt van het Dier, hoewel zy eenigermaate verfchilt van die van NE ED- HAM, welke de ‘Criton in de Langhalfen of Eendefchulpen heeft doen aftekenen (*). Lrs- TER; (tr) Lepas Testâ Conicâ truncatâ levi fizâ, Operculis ob» tufise Faun, Suec. 2123 *, LIST, Anime Angl, T. z, f. 4d. 8 Conche III. T. 444» fe 237, Balanus parvus vulgaris, PE- T IV. Mluf, 32. N. So2, LEEUWENH, Arc, 474. T, 4650 f. 1,E & f, 7, ARGENV. Conchyl. T. (26) 30 f, C (*) Nouvelles Obferv, Microscopigues, Paris. 1759 Pl, 6e Fig. r. Zie Uitgezogte Verhandelingen, II, DEEL, bladz, 5773 Plaat XVIII. fis. 4. 8 4 G 4 k DEEL. XV. STUK, zo BESCHRYVING VAN VL rer heeft hetzelve, zeer duidelyk en onge: ee meen fterk vergroot zynde , in Plaat vere Foorp. toond (*). Op de plaats , die hier van LiN- stuk. Naus aangehaald wordt , geeft hy de Af- Eed beelding van eene Soort van Zee-Pokken, aan de Kust van Engeland voorkomende, wier Schaal de grootte van een groote Hazelnoot bereikt, Afchgraauw of witagtig van Kleur js en eenigermaate naar €En Patella gelykt. De Schaal, zegt hy, beftaat uit zes geftreep- te Plaatjes, ’t welk de Afbeelding ook dui- delyk aantoont ; des ik niet begryp, hoe dee= ze Soort een effene Schaal kan gezegd wor- den te hebben, in vergelyking met de voor- gaande; ten zy men de Sleuven; tusfchen de Plaatjes, door die oneffenheden verftaan moet. » Ondertusfchen zou het my toefchynen dat die Sleuven door de aangroeijing van het Dier , welke de Schaal doet uitzetten, veroir- zaakt worden; en dus konden de twee eer«= {te Soorten van dit Geflagt wel alleen in trap van aangroeijing of ouderdom verfchil. len. De Heer Baster, immers, merkt aan, dat de Kegelvormige Schulp of Schaal, on- bepaald, drie of vier Streepen heeft, die …__ Vliesagtig geweest zyn, en van boven nog zyn, waar door het Dier in ftaat is, om, gee duurende zyne aangroeijing , zyne Wooning tE (*) Exercitat, Anatomica, 31 Lond, 1696: Tab, 8 me DE LEPADEN. 105 te vergrooten. Dat het waarlyk aan de Re, VL {en gehecht zy, zonder zig te kunnen los er maaken, wil LisTER daar uic betoogen , dat Hoorp- men op Oefters of Steenen het Merk vindt eh. waar de Schaal gezeten heeft; na dat zy daar afgefcheiden is; op welke plaats zy wederom _aangevoegd kan worden. Het gekookte Vleefch van deeze Dieren: hadt hy, uit lief hebbery , rykelyk geproefd, dat hem eerst aangenaam voorkwam, doch vervolgens fcherper dan Pe- per in de Mond wierdt en zyne Tong nog lang daar na prikkelde (*). Onze Vrind verzekert dat de Schaal der Pokken, buiten om het Lighaam des Diers , eene verbaazende menigte bevat van kleine langwerpige Eitjes: zodanig, dat hy woordelyk getuige, het Eijernest beflaat voorts de geheele ruimte van de Schulp. Zyn Ed. voegt ’er eche ter niet by, dat zulks altoos plaats heeft, ’ welk ik ook niet zou denken. Deeze Dieren zullen een byzonder f'ydperk van Vrugtbaare= heid en Voortteeling hebben, gelyk algemeen is aan de Ondermaanfche Schepzelen. Die Eie jertjes moeten zekerlyk in het Lighaam voorte ge- (*) *t Is onbegrypelyk , hoe de Heer AscANIrus, Hist. Nat. Profesfor , nog in ’t jaat 1767 kon fchryven, dat men in die van het Geflagt der Lepaden en dus ook in de Zee Pokken het leevende Dier nog niet gezien hadt, dan in de Concha Anatifera alleen. leon, Animal,iviv, col, expresf. Koppenhagen. 1767. Folio oblongo. Gs 1, DEEL, XV, STUK, Zee -Pokjee 106 BESCHRYVING Vv AN VI, gebragt, en dan in de holligheid van de AFDEEL: Schaal uitgewo . Tot de verdere uits XXX. geworpen zyn I uit Hoorp. werping kan ik geen zwaarigheid vinden; de= perla 54 wyl die, als ’er de Schaal zo vol van is, “door het openen der Dekzeltjes van zelf fchynt te moeten gefchieden, wanneer het Dier zyn Lighaam , dat naar een hollen Darm of mooglyk liever naar den Blinden Parm gelykt, maar een weinig doet zwellen, Dan worden, waarfchynlyk, die Eitjes alom verftrooid, en dus zullen maar weinige zig ergens kunnen aanhechten, Zulk eene onge- regelde verfpreiding komt met de Kuitfchieting der Visfchen overeen, en wordt bovendien bevestigd door de verwardheid, in welke men de Pokken famengegroeid vindt. Ik heb een gewoone Mosfel, die op de beide Schul- pen te famen met een Tros” van Pokken be- zet is, welke haar by de twee Duimen dik maakt. Daàr zitten dertig Pokken op, waar van de helft byna zo groot als Hazelnootens Op Franfche Patellen heb ik ’er kleiner dan Hennipzaad in menigte. Maar het aanmer- kelygkfte is, dat ik op kleine Kokhaantjes of geftreepte Strandfchulpjes, aan de Kust der Zuiderzee, by Muiden opgeraapt, en gefloo- ten ongevaar de grootte van een Erwt heb: bende, zodanige Pokjes vindt, die niet alleen aan de kanten van de Schaal, uitwendig, als gewoonlyk, met kleinder Pokjes begroeid zyn, maar ook op de Dekzeltjes, binnen den Mond der De LEPADE N. 197 der Schaal, één of meer jonge Pokjes heb- VL ben zitten, die fomtyds zelfs de geheele Ope- SEN ning van de Schaal zodanig vullen, dat ZY Hoorp- het Dier van de Moeder-Pok noodwendig STUK hebben moeten doen verftikken, Zou dit fom- Zee Polje migen ook tot het ongerymde denkbeeld heb: ben gebragt, dat de Kwasrìof {Pluimen het Vrugtbeginzel of de Vrugt zelve van het Dier der Pokken zyn (*)? (12) Lepas, die onbeweeglyk vast zit, met ee- xi, ne Kegelvormige, gerimpelde, flompe EL LS Schaal. dea Zee- Tuipe In Oostindie valt een grooter Soort van Zec- Pokken of Zee-Eikels, die men in ’t Maleicfch Gindi Laut en doorgaans Zee-Tulpen. noemt. Zy zitten by klompen aan de Schepen en Klippen, fomtyds wel een knoest maakende van grootte als eens Menfchen Hoofd, Ieder heeft (*) On prefume qu? ce Panache est PEmbrion même de 'A« nimal, zegt de Heer D'ARGENVILLE, dans la Couchy- Biologie, Ml. Part, pe 6s. Zo dat het duister is, of hy dít voor zyn eigen denkbeeld, dan voor dat van anderen, op- ZeEvEn (12) Lepas Testâ conicâ tugofâ, obtufâ, fixâ, M, L. U. 466. N. 3“. Balanus tintinnabuliformi® levis, LANG. Zest, 4e. RUMPH, Muf. T, 41, £, A. GuaLTH, Zest. T. 106, £, H‚ ARGENV, Conch, T, 30 (26.) f. A. Philof, Tranfuit, 1758 Ve 2, T. 54e f, 8, KNORR Verzamel, Ile De El, 23 fig. 6. IV. De Pl, ar, fig. 1e 1, DEEL, XVe STUK. vl. AFDEE Ls XXX : Hoorp- STUKe Zee Tulp. 108 BESCHRYVING VAN heeft de Opening byna als een opgaands Tulp, en daar binnen vertoonen zig twee fpitfe Beentjes, die als Tanden in malkander fluiten, kunnendeieder wederom intweeën ver- deeld worden. . Als deeze Tanden van elkan- der gaan, komt ‘er een bosje uit te voorfchyn van twaalf Haairige Pluimpjes, waar mede het Dier zyn Aas naar zig haalt, ’t welk in de Mos en Slym, die ‘er zig van buiten aanzee, fchynt te beftaan. Deeze Knoesten van de Schepen afbytelende, en die dan in Zeewater zettende’, kan men de werking van deeze Baardjes met pleizier befchouwen, Het Vleefch van het Dier is Slymerig, doch wordt door kooken hard en wit, als wanneer het niet al- leen voor de Indiaanen tot Spyze ftrekt, maar de Chineezen houden het voor een kestelyk Eeten. Men haalt het ook raauw uit, en zout het in als Balatfan; maar het moet dan ten minfte een half Jaar {taan, eer men het nuttige. Men gebruikt de Pokken, als zy van ’t Vleefch ontledigd en gedroogd zyn, in Indie ook wel als Kandelaaren , om ’er Kaarfen in te zetten , enz. Dit verhaalt ons Rumrpnrus van de Oost- indifche Zee-Eikels, hoedanigen aan de t’huis, komende Schepen hier ook wel-voorkomen. Ik heb ‘er zodanigen, ieder op een Oester= Schulp gegroeid, die eenDuim breed zyn, en, by de twee Duim hoog. Een derzelven is be: Mm hd DE LEPADEN. 109 8 ! bezet met omtrent twintig Jongen, van groot: VL te als een Erwt en kleinder. Hier uit blykt, xxx. dat zy fterk moeten aangroeijen. Voor ’t o- Hoorp- verige worden ons deeze Zee- Tulpen, zo en- hs keld, als op verfeheide manieren famenge- groeid, toegebragt 3 fomtyds nevens elkander, gelyk in de afbeeldingen van RumrParus en D'ARGENVILLE3 fomtyds op elkander zit« tende en als cot één Lighaam famengehecht, zodanig, dat menze niet zonder breeken van elkander kan fcheiden. Ik heb van deezen aart een allerfraaist Stuk, dat men, in plaats van Zee-Tulpen , wel een Zee-Roos mogt noemen, Een Pok, van rykelyk twee Duimen hoog, en aan den Grondfteun, die als op een Zand- fteen. vast zit, anderhalf Duim breed, heeft de Opening gevuld met een Tros van kleiner Pokken, (waar onder doch ook van een Duim ‚hoog en een half Duim breed zyn ,) twaalf in getal, die zig dus veel meer uitbreiden, dan de breedte is van den Grondfteun. Een deezer Pokken bevat een aanzienlyke Worm- buis, dikker dan een Pennefchaft; een ande- re, aan den anderen kant, is, door een lang- werpig „geknobbeld Hoorentje, in de groei- jing tot een postuur gebragt, ’t welk dezelve naar een Haanekam-Schulp doet gelyken; zyn- __de dat Hoorentje nog daar in begreepen. De Kleur van dit geheele Stuk is, gelyk die der gewoone Zee- Tulpen, vuil paarfchagrig (*). Fraaie en 1. DEEL. XV, STUKe VL, ArprELs xXx, Hoorp- STUK. Zee Tul De Pl. CXVI; Hizs 4e 110 BESCHRYVING VAR Fraaijer munt de Koleur en het maakzel wan de Schaal uit in die kleiner Soort van Zee- Tulp , welk uie de mynen , in Lig: 4 naauwkeu- rig vertoond wordt. De Heer Eris geeft de afbeelding van dergelyke Zee- Tulpen, van een Schip afges homen dat: van Sumatra kwam, ’t welk de door LiNNeus aangeltaalde Figuur is, en van anderen; komende van een Jamaikaafch= vaarder; die hy de Klokwyze noemt, om dat dezelve ; naar boven, wat finaller toeloopt: als ook een derde Soort, door hem de Tulp- agtige genaamd, maakende een Tros nit; die aan een Stuk Bloedkoraal gegroeid was 3 Zyn de dit zeldzaame Stuk aan de Kust van lta= lie, by Livorho, uit de Zee opgehaald; De geftalte, zegt hy, niet alleen wegens de fpit- fe punten van den Rand ; maar de Kleur, met fierlyk roode Streepen op een witten Grond, maakte die benaaming eigen. Derge- Iyken als in de Indiën zouden dan, gelyk LiNnN aus aanmerkt ; ook in de Europifche “Zee voorkomen, en ik geloof dat dzeze drie {legts Verfcheidenheden van deeze Soort zyn; zo wel als de fcheef gemonde van de Kaap: doch die Soort, welke ErLrrs in zyne figs zr. afbeeldt, ook uit Oostindie afkomftig zyn- de, kan niet wel tot deeze Soort behooren, om (É)- Men zal het in ’t Vervolg van de Verzameling van zen Lleurde Hoorens en Schulpen door Komm, (afgebeeld vindene Dm LE té ADEN. tri gm dat de Wanden van de Schaal dik en Viù voos, en als uit Pypjes famengefteld zyn3 ’ dE, welk grootelyks van de gefteldheid der ge- Hoors woone Zee-fulpen verfchilt. Mooglyk issrus. dit die Soort, waar van Rumruius fpreeke, “TWP zeggende dat zy van buiten niet geribd zyn, maar leelyk graauw, ruig en gegaat, (dat is met gaatjes,) die men zo wel aan de Klip- pen vindt, als aan de Schildpadden. Ik heb ‘er zodanig één, waar op een Kaapfch Zee gewas,” van ongemeene grootte „gegroeid is, (13) Lepas, die vast zit, met de Schaal XIII. „rondagtig zeshoekig ven gegroefd. a r_____ Walvifch. Welke Sehaal- of Schulpdieren het zyn, die ?°* BoccoNE met den naam. van Walvifchluis bedoelt, is > uit deszelfs befchryving en af- beelding, „niet duidelyk op te maaken. Uit vergelyking , evenwel, „van dezelven met het gene SIBBALD van zulk een Dier fchreef , en met de afbeelding, welke LisTer geeft van een Pok of Zee-Eikel, die op de Wal. visfchen fomtyds gevonden wordt, heeft men opgemaakt, dat deeze Schaal een Dier , naar de Polypusfen zweemende, bevat, *t welk de Armen ver buiten de Schaal uicftreke, en de lang- (13) Lepas Test fubrotundâ fexlobata, fulcaed, fixde Syst, Nat, Kil. GÜALTH, Test. T. 106. £, Q. BOCCONE Ree sherches, 294, RUMP He duf. To 14» H‚ je DEEL. XV, STUKe rie BESCHRYVING VAN VL langte heeft van zeven Duimen (+); Hier ÂFDEEL: uit heb ik, het gene elders van de Walvifch- XXXe Ì ê Hoorp- luis gemeld is (f), ontleend gehad. Thans STUK. … kennen wy een ander {lag van Walvifchluizen, Watvifch- … be Pi die door my naauwkeurig befchreeven en in Plaat vertoond zyn (+). Ik noem dan deeze Soort van Zee- Ei kels liever een Walvifch-Pok, en de afbeel- ding, welke ’er door GUALTHIERI van ge- geven wordt ,is veel meer met de gedaante van een Spinrok, (gelyk BocconNe zegt), over- eenkomftig, dan die van RumrPnius, opde aangehaalde Plaat. ’t Verwondert my, dat LiNNeus de zevende Figuur van den Heer ErLrs niet aangehaald heeft op deeze Soort ; welke volmaakt de Geftalte uitdrukt van dee- ze Zee- Pok, zynde té Stavenger in Noorwe: gen van de Lip van een Walvifch afgefnee= den , met zeven zodanige ge- Oorde Lepaden; als de laatfte Soort van dit Geflagt uitmaa: ken, daar op zittende, Hy vertoont ook dé Schaal van onderen, alwaat zy uit Plaatjes beftaat , gelyk een Paddeftoel, wier tusfchen- ruimten gevuld waren met het Spek van der Wal: (*) Dilfionn, des Animauk, Paris 1759; TOM, IL, Ps 573) fub titulo Pou de la Baleine, (f) In het Ill, STUK van deeze Natuurl, Historie; bladz. 457. Zie de Aanmerkingen van den Heer BASTEK Nae. Uitfpann. IL, De bl 155. (1) Naf, Hist, XIII, Stuk, Plaat CIV, f. 4, 5e blada 49 Te DE LEPADEN, 118 Walvifch, en door dit middel (zegt hy) klee= VL f ven zy aan de Kraakbeenige Huid van den ak: Vifch vast. De fimalle holligheden, tusfchen rroorpe de getakte Piaâtjes, (voegt hy ‘er by,) zynstum. de plaatfen, daar de Ligamenten of Peezen, B die de Dekzéls beweegen, haare@ inplanting heb. ben (%). C | Niettegenftaande alle mooglyke oplettend heid komt my doch deeze befchryving van de Walvifch-Pok, door den Heer Erurs, zeer duister voor, Laat ons zien, of wy den Heer Gvar Trieri beter begrypen kunnen, die ‘er dus van fpreekt; „, Balanus compres- 3s Jus; in ’t voorfte deel verhevenrond, daar 5» zes rangen van Streepen, aan den Grond- ‚, fteun breedef, naar def Top in éen koek vereenigd omgekromd. worden, en de Stre 5 pen zelf, in ieder Rang, zyn door vier > dwarfe ftreepen ruuw. Tusfchen den ee- ‚‚ nen en anderen Rang der Streepen is ze- ‚ ker effen en vlak deel geplaatst. Hy heeft ‚‚ een rondagtigen Mond, van welken de s, eerfte taamelyk holronde &n diepe Leger- , ftee inwaards gemaakt wordt, doch die in 55 ’t midden met éen rond Gat doorboord is, ‚, Het agterfte deel is vlak, en met een Le- s> deragtig Vlies, zo ik geloof , bedekt ; waar > van ontbloot zynde, zie ongevaar agttien s, Middelfchotten vertoonen, die van der om- B, | a „ trek C+) Philo/s Tranfalt, for 1758, p. 851, H l. DEEL, X Ps STUK, ri4 BESCHRYVING vAn 4 VL trek naar den rand van het boven gedagte xx 5 Gat famenloopen, en de tweede Legerftee Hoorp- », in zo veel ongelyke verdeelingen fcheiden. STUK. „ leder Middelfchot beftaat uice een dubbeld Walvifch- $ 4 Pok, © 5 Plaatje; dat fomtyds gaapt en aan ’t end ss van een wykt. Deeze Balanus wordt by- ‚, zonderlyk door Boccone befchreeven, „en de Walvifchtuis geheten”. De CXVL, Uit het voorgaande is dan ten minfte blyk- 55° baar, dat deeze Pokken aan Walvisfchen ge- vonden worden; doch, dat zy zig cok wel aan andere dingen hechten, is grootelyks te vermoeden. De Afbeelding fig. 5, vertoont ‘er zodanig één, van de mynen, in deszelfs waare gedaante, zynde een Dier daar op zit= tende verbeeld, hoedanig ‘er zeven op der gelyke Zee-Pok, aan de Kust van Noorwe- gen , voorkwamen, gelyk gemeld is. De Heer EpwaArDs, die ‘er een dergelyke Af- beelding van geeft, fchynt zig te verbeelden, dat deeze Pakken altoos bezet zyn met der- gelyke Dieren, welke de Pooten zouden zyn, die SrBBALD aan de Walvifchluis toefchryft. Het is baarblykelyk, dat zy het eigen Dier niet zyn van deeze Balanus. LiNNsus ftelt de woonplaats zo wel in de Middellandfche als in de Indifche Zee, en zegt, dat de Schaal de Geftalte van een Zee- Appel zonder Pennen heeft. Geen van beiden moet men in de gc ítrengfte zin opneermen. (z4) Lex PE LbeErPADEN. 115 Cra) Lepas, die vast zit, met de Schaal plat- VL agtig verhevenrond, hebbende zes uitge- Lenen holde geflreepte Straalen, zion. STUK. Sarl TV Deeze Pok heeft haaren bynaam daar van , Zepes Tes: tudinariks dat menze gemeenlyk gehecht vinde aan de senitapad. Schilden der Schildpadden. Romrurus ge- Pols tuigt die van de zyne, die men, zo hy ver- haalt, in ’t Maleitfch Kutu votruga, dat is Schildpadsluis noemt, en welke men niet vindt dan aan groote Schildpadden; ja wel meest aan de genen, die zig onthouden aan de Schil- ú pads- Eilanden, vyfentwintig Mylen bezuiden Amboina gelegen. Deeze zyn plaragtig, een Lid van een Duim lang en een halve Vinger- breed hoog, famengefteld uit zes Beenderen, die witagtig en effen zyn, hangende met Naa- den en Groeven aan malkanderen. De vere deelingen tusfchen de Kleppen vertoonen een Ster met zes Punten, zegt ELLis, die aan- merkt, dat, zo men deeze Schaalen in Zeep- fop doet, en ‘er dezelven eenige Uuren in leg- gen laat, dat zy zig dan in zes Stukken of Klep- (14) Depas Testà plano-convexâ fig, Radiis fer excavatis fÎriatis. M. L. U, 467. N. 4”. BONAN N.' Kirch, 1. f. 36. Verruca Testudinaria, Ru MmPH, Muf., T‚, 40. K. GUALT H, Test. Ts 106, f. M‚ N, O, PETIV, Gazoph. Te 9e £, 9 DEN Te tonie PEANG. Contb. Tas. fe 2e KLEIEN OErAts Te To. f, OO, Phil, Tranfalk,' 1758. Vs II. T: 84. f, 12, 134 GINANN, -Adriat, 41, T, 30, £, 175, KNORR Perzaas ll. De Pl, zos.f, 3, 4e H 2 I, DEEL: XV, STUK, VL ÁFDEEL, XXX, HoorpD-= STUK. Schildpad - Pok. 116 BESCHRUVING Vv AN Kleppen van een fcheiden, waar van ieder twee Ooren heeft, gelyk de Mantel-Schul- pen. Hier uit befluit hy, dat deeze Soort haare Kleppen famengevoegd heeft door Vlie= zen, in plaats van Schulpagtige Naaden, gee lyk de meeste andere Pokken die hebben; _ Waarfchynlyk wordt deeze van een’ derge- Iyk Dier bewoond: immers vindt men zulks door PrLANecus aangetekend, ten opzigt van zyne Balanus compresfius major of groote plat- agtige Zee- Eikel, welke men, volgens zyn oordeel, beter Polypus of Polypes, dat is . Veelvoet, zou noemen, om dat zy veele Pooten, als Haairtjes, tot haaren Schulpagti- gen Mond uitgeeft, gelyk cit door hem af _ gebeeld wordt. Het Dief, zegt hy, vertoont zig , wanneer men vanagteren, of van ondêren, een foort van Lederaztig Vlies daar af haalt , gelyk een klein Krabbetje. Na het aftrekken van het Vlies komt de Schaal van onderen zeer fraay, gèlyk een Doolhof uitgehold, te voorfchyn. Gemeenlyk, zegt hy, zic deeze Pok, op zig zelf alleen, gehecht aan de Schil. den der Zee - Schildpadden. LiNNmus zegt, dat deeze Soort van Zees Pokken in de Oceaan, dikwils op de Schild- paddén, en in de Adriatifche Zee zig onthou- de. Thans tekent zyn Éd, aan, dat ‘er een Zee-Schildpad in de Middellandfche Zee huis- vest, die zelden voorkomt in de Adgriatifche; doch deeze heeft een Lederagtige Huid, in plaats DE LEPADEN. 117 4 plaats van Schild. De gewoone Zee- Schild- fi VL padden weet ik niet, dat in die Wateren zig KX onthouden. Men vindtze zo veel te meer in Hoorn. de Westindiën. De Heer Eris vondt vere “Schildoa En fcheide dergelyke, doch kleiner Pakken , zit= Fok, ten aan een Krab, die van % Eiland Nevis in Engeland gebragt was en daarom worden zy van hem getyteld Amerikaanfche Krabs- Wratten. Zy fchynen ook tot deeze Soort te behooren. (15) Lepas , die de Schaal Jumengedrukt _ xv, verheven, en ongelykvormig geftreept GLi. heeft. Myter, ko Pl, CXVI, Fig, 6, Woord compresfus wordt, in tegenftelling ‚van depresfus, door LiNNeus gebruikt, om eene famengedruktheid der zyden te beteke- nen, en daar door onderfcheidt zig deeze Soort zeer duidelyk van de voorgaande, die by PLANCUs, om dat zy platagtig neder- gedruk wel, (voegde die Heer ’er by ,) eenige Worse ‚‚ men onder Water, niet in Schulpen maar 2 in rottend Hout voort, en kleeven daar s> Cnbeweeglyk aan vast, tot dat zy» zekere > grootte erlangd hebbende, de Geftalte van ‚‚ Vlinders verkrygen, die, op het Water 5, Zwemmende, allengs in Vogels verande- …… ren” (*). Het enkele voortkomen van die Vogels uit Schulpen onder Water kwam dien Heer zo belachelyk voor: terwyl hy de His- torie nog ongerymder maakte door zyn Bee rigt. Ondertusfchen ziet men ligtelyk, dat die Geftalte van Vlinders haare betrekking heeft op de Haairige Vezeltjes, welke het Dier van deeze Eendefchulpen daar buiten uits geeft, gelyk in de Af beeldingen blykt (}). Dee- An account of feveral rare fpecies of Barnatl es. Philof, Trane Jatt, 1753. (*) Recreat, Mentis & Oeuli. p. 96e (Ì) Zie dezelven byD'ARGENVILLE) Couchyl, Pl, 26, AE Ee DEEL, XV, STUK 104 BESCHRYVING, vaN _ VL Deeze zal men aangezien hebben voor uitkgs GEEL. mende Veertjes, toen zodanig eene Schulp, Hoorp- met den Vogel daar in zittende, aan Koning Pe Franciscus vertoond werdt, zo SCALIGER Schulp, verhaalt (*). SiBBALD noemde ze, veel ì beter „ cene famengedrukte Vyfkleppige Schulp, die met zeker Buisje aan Houten of Zeewier gehecht is, en een byzonder Dier met veele Krulletjes voorzien, Derks wordende valfchee | lyk de Eenddraagende getyteld (a È a Uit de befchouwing van zodanige Voorwer- Te pen. Adie van tyd tot tyd op onze Stranden aangefpoeld zyn, kan ik chans deeze algemeee ne Aanmerkingen maaken, Tot derzelver Voortteeling of Rustplaats wordt geen Rottig Hout vereifcht: men heeftze hier ín menigte gezien, die aan een Stuk van een redelyk gaaven Scheeps- Mast gegroeid waren. Ook komen zy dikwils aan brokken van Wrakken voor, die aan den Oever opfpoelen , en -de t’huis komende Schepen, die wat vervuild zyn, hebbenze gemeenlyk aan de Kiel zitten. Voorts hebben zy, aan een zelfde {tuk Houts, niet E: by Enis Phih/, Tranfalt, 1758, Tab, 54e fig. 54 Ge Alsook in het Il. Deel der Uitgezogte Werhandelingen, Pl XVIIL bladz. 576 en vervolgens, alwaar dit Schulpdier ten naauwkeurigfte is afgebeeld en uit NEEDHAM befchree ven, (%*) BONANNIs % /äpr& CÌ) Sibb, Maf, 170, Ne 20 DE LEPADEN: res niet allen de zelfde grootte; gelyk my geblee- vi, ken is in veele duizenden, die alhier onlangs Arprer: leevende vertoond werden; dewyl menze in eenden” een Trog of Bak hieldt, daar het ftuk Houts srur. nu en dan met 3E water bevogtigd werdt, Schaist Eenigen hadden Steelen, Stammen of Dar- men van meer dan een Voet lang en rykelyk als een Vinger dikte; anderen hadden die Stee- len zeer kort, en zulks fcheen van de plaats der aanhechting meer. af te hangen dan van indrooging of intrekking. Ook was 'er een ‚ aanmerkelyk verfchil in de grootte der Schul- pen, zynde fommigen wel anderhalf Duim lang en aan den grondfteun een Duim breed: anderen naauwlyks een half Duim lang. Hoe klein zy fomtyds voorkomen, en hoe kort van Steeltjes, kan men uit het Groepie in Fig. 3 afgebeeld, dat ik gedroogd bezit, en waar zy een gemeenen Grondfteun met twee zonder- ‚ linge Pokjes hebben, opmaaken. De Haairige Vezelen zyn in de grootfte alleen uit andere Voorwerpen , om het Dier eenigermaate te vers toonen, hier bygevoegd. Het Dier der Benden-Schulpen , (zege OsprckK die dezelven, op zyn Oostindifchen Reistogt, by hect fchoon maaken van het Schip door de Matroozen, in de Oceaan voorby de Kaap, kreeg, ) „, Triton genaamd, s, heeft tien paar Kamagtige Armen, welke ss ZIE Schroefvormig naar elkander neigen , »» graauw of zwart van Kleur, aan den Grond- {teun fe DEEL, XVe STUK, / 126 BESCHRYVING VAN 7 A” XXX. 2 HoorD= 5 EE Schulp, 9» 23 23 55 25 33 59 53 53 53 23 53 53 bb 22 33 923 33 29 59 35 99 35 EE) fteun te famen hangen en de längte van een Duim hebben. Een ieder enkeld Paar is famengegroeid en geheel, Buiten deeze tien Armen bevindt zig een enkele in het midden, die van Wormagtige gedaante, korter, aan de Punt Haairig en misfchien het Werktuig ís, om de van de overige Voelhoornen aangevatte Spyzen tot den Mond te brengen. Bovendien zyn aan ie- der zyde een paar Armen, welke naar de eerfte tien gelyken, doch wat verder ftaan, korter zyn en eene Waterkleur hebben. De Smoel is uit zeven ingeboogene Blaad- jes , welke aan de binnenzyde gekarteld zyn, famengefteld. Aan de zyden van den Smoel zyn help- Blaadjes, welke naar de voorgemelden gelyken. Zy hangen alle aan een langwerpig ronde Blaas. De Schaal hangt aan het Schip door middel van een Lederagtige gerimpelde Buis, van eene on= volkomen Spongieuze zelfftandigheid, die taay en blaauwagtig is, en tien of meer Ringswyze kreuken heeft. De Schaal is tweekleppig, ovaal, famengedrukt, Water- kleurig met geele Naaden. Ieder Klep wordt door een dwars- Naad in twee dee- len gedeeld, waar van het gene, dat de Punt uitmaakt, het kleinfte is De zig o- penende Zyde heeft geele byna Streepagti- ge Randen, doch de Rug maakt byna een 2 Cirkel uit : haare Rand is bruinagtig en heeft a> WE De LEPADEN. 127 3, wederzyds zwarte en geele Naaden. De , Grond is Saffraangeel”. (19) Lepas, met een Vliezige Buikige Schaal, die op een Buis zit, den Bek agtkleppig getand hebbende, en ge-Oord zynde met een dubbeld Buisjes Op de Walvifch- Pok , waar van ik gefpro- ken heb, die aan de Kust van Noorwegen van de Lip van een Walvifch afgefneeden werdt, waren zeven zodanige Langhalzen gegroeid, als wy hier in Fig. 9, vertoonen: zynde die Walvifch aldaar, ín ‘t jaar 1757 , op den Oe- ver gefmeeten. De Heer Errrs noemt dit Dier de naakte Vleezige Bernakel met Ooren, om dat het, zegt hy , geen Schaalige wooning, en alleenlyk een Kraakbeenig of Vleezig be- kleedzel heeft. Op deszelfs top zyn twee Buisagtige figuuren, als Ooren, die overend ftaan en gemeenfchap hebben met de inwen- dige holligheid van het Dier. Dit was hem door de Opening van het Lighaam , dat Blaas- agtig is, en een dergelyk Dier als de anderen bevat, gebleeken. Ook bevondt hy de Steel of (19) Lepas Testà Memlranaceâ Ventricofà Tubo infidente, Ore otovalvi dentato; Tubulo gemino Aurita. Syst. Nat, Xlle Lepâs nuda Comofa aurita, Philof, Tran. 1758. Te 34e fo Ie Enwe Jv. IL T. 286, f, A, SEB. Mfuf, IKl, Te £69 £, 5e I. DEEL. XVe STUK, vi ÄFDEELe p0d ) Hoorp.= STUK. Lepas dua ritâa Ge- Oorde Langhals. Pl, CXVLs Fig. 9e 108. BEsSCHRYYING GAN VL of Hals vol te zyn van eene zagte, Spons en gieuze , geele zelfftandigheid , welke, vere Hoorp- groot zynde, fcheen te beftaan uit regelmaa= STUK. tige ovaale Lighaamen , door veele kleind Ve- zeltjes te famen verbonden; welken hy vaste ftelt de Vrugtbeginzels te zyn vân het Dier. Ik vind niet, dat hy gewag maakt van de agt Schulpagtige Klepjes, die den Mond, welke aan ’t ed van de Blaas is, völdens Lin- NEUS zouden fluiten. In de afbeelding vän een dergelyk flag van ge-Oorde Langhalzen, by Sena, wordt maaf van twee Schulpjes gefprokerr, KRK HO OT DS. UE Befchryving vin "t Geflagt der PHOLADEN, die gemeenlyk Steenfchulpen genoemd worden; om dat zy in Steenen huisvesten. Naam, De Geflagtnaam Phôlas is afkomftig van een Griekfch woord, dat verbergen bex tekent; en wordt mêt reden daar van afgeleid, _dat deeze Schuipdieren binnen Steenen gevon- den worden, alwaar zy in holligheden zitten, die naat de grootte en geftalte va haare Schulpen gefatfoeneerd Zyn, hebbende maar een klein Gaatje van buiten zigtbaar. in de Steen, door ’t welke zy hun Voedzel var Lugt DE PHOLADEN. 128 Lagt en Water fchynen te ontvangen. Van wi zodanige Pholaden, die men in de Kraalftee- Arpret, nen , gr genaamd, in Oostindie ont- Bea moet, en die niet te voorfchyn komen ; dan STUKe wanneer men deeze Steenen, om Kalk daar van te branden, aan Stukken flaat, maakt Rumrnrus gewag. Ook vindt menze geens« zins in alle zodanige Steenen. In de weeke Krytfteenen , aan de Oevers van Groot Brit= tannie, worden Zy van de Visfchers opge- zogt, om het Dier voor Aas aan den Hoek te flaans elders maakt men ’er ook gebruik van tot Spyze (*). By Haftlepool worden zy veel gevonden, als mede in verfcheide Zeehavens aan de Kusten van Vrankryk. In Normandie noemt men ze Pitaut, in Poitou ‘en ’c Land van Aunis gemeenlyk Dails of Da- dels, te Toulon Dattes, en. Piddocks in En- geland. Haar gewoone naam, te Parys, is Pholades, dat zo veel zegt als Pholaden. De zonderlinge Woonplaats van deeze rigen. Schulpdieren, heeft de Natuurkundigen ver. fchappend deeld gemaakt over hunne Eigenfchappen. Sommigen hebben zig verbeeld, dat de Pho- laden ‘alleenlyk zig een wooning uitholden in weeke Steenen: anderen dat Zy in Gaten, die reeds door het Zeewater in de Steenen uite {*) Phetades multum alunt & Talato fuaves ‘fant, fed vicus olent & mali fant fucci, ATHENE US Ï L DEEL. XV, STUK» 1qô BESCHRYVING VAN _VL uitgehold waren, kroopen en nestelden aút re deren dat de Steenen ‘er om heen groeiden: Hoorp- eindelyk, dat zy zig, weezentlyk, eene woon- STUK. plaats uicholden zelfs in de harde Steenen. Dit denkbeeld, ’t welk VarLIsNIER1 geop- perd heeft, vindt thans een algemeene goed- keuring. De Heer DoNATtr vondt op zyne Reize door de Gebergten, die de Grenzen van Piemont en Provence, aan de Zeekust, bepaalen, eene klomp van Rotfen, die, op:ee- ne aanmerkelyke;hoogte , t'‘eenemual doorboord is van Pholaden (*). Bovendien fchynt die {tuk door de Waarneeming van den Heer Bo- HADscH omtrent de Marmeren Kolommen van een ouden Tempel, die te Pozzuoli by Napels, met ongelooflyke Onkosten, door den Koning van Napels ontbloot is en te voor- fchyn gebragt, op een geheel vasten voet ge- fteld te zyn. Hy vondt, naamelyk „ deeze Kolommen, op drie Voeten hoogte, van Pho- laden doorboord, die nog daar in zaten. Nu zou het ongerymd te denken zyn, dat de Ou- den uit zulk Marmer die Kolommen gemaakt hadden: weshalve hy waarfchynlyk oordeelt, dat dezelven eenigen tyd door de Zee zyn befpoeld geweest, en dat, by die gelegenheid, de Pholaden zig, daar in, wooningen hebben ‘ uite (*) Zie het IV, Deer der Uisgezogte Verhandelingen, bladz, 624, DE PHoLADE MN 181 itgehold (*). Te minder is dit onwaarfchyn- , VL Iyks déwyl men weet, dât ’er meer Schulp En dieren zyn, die dit doen, ja zelfs Wormen Hoorpe of dergelyke Weeklyvige Dieren. In de Stoke STUKe _holmfe Verhandelingen vindt men een Brief van Doktor KAnLER, van Marfeille gezon= - den aar den Koninglyken Lyf-Arts Back, over een nieuw Soort van Water-Polypen die Steenen uitknaagen. Dit Dier; dat LiN= NA&us Terebella noemt; heb ik, in ’ voor= gaande STUK deezer Natuurlyke Historie, . onder den naam wan Steenboorder befchreee ven. By gelegenheid van eenige doorboorde Steenen, die nu weinige Jaaten geleeden aan de Stranden van ’t Eiland Walcheren gevons den werden, nam de Heer BASTER waar, dat zulks aan Steenmosfels of Pholaden toe te fchryven was, die men vindt aan de Strans den; niet alleen van Europa, maar ook van de andere Wereldsdeelen (+). Onze Vrind verzekert, dat deeze Schulp: Delen dieren, fchoon in ’t begin kleinder dan een schulps Mostaardzaadje zynde, in de hardfte Steenen weeten in te booren, en, naar maate dat zy groeijen, hunne verblyfplaats te vergrooten, door middel van hunne Schulp, die als een Vyl getand is, en uit vyf Stukken beftaat. Of; (*) BomaApnscH de Animalibus Marinis, Caps XI. (Ì) Zie zyn Wel Ed. Vertoog over de Steenmosfels, Vas tuarkundige Uitfpanningen. Il. D EEL, bladz, 70e „12 Te DBEL. XVe STUK. Vi. AFDEELe XXXL. Hoorp. STUKe 132 BESCHRYVING VAN Of, nu, deeze Schulpdieren, reeds in de tes derfte jongheid, de Schaal zo fterk hebben, dat zy die als een Vyl gebruiken kunnen, om Steen te fchaaven: of zy zelfs in kid, Ou= derdom en Volwasfenheid, in een Holligheid beflooten zynde, die twee of driemaal zo groot is als het Lighaam met de Schulpen be- kleed (*), evenwel zulk een kragt daar op kunnen oefenen: dan of het niet waarfchyne Iyker is, dat zy de vergrooting van hunne Woonplaats door een bytend Vogt verrigten : terwyl Rumrarus aanmerkt dat de Sreen- fchulpen, in Oostindie, binnen den Steen, in „eene Meelagtige zelfftandigheid als een Papje leggen en dat, hoe minder die is, hoe glad- der en zwarter de Schulpen zig vertoonen; terwyl zy anders ruig, ruuw en doodfch van Kleur zyn? Dit alles daar laatende, zal ik {legts agt geeven op *t getal der Deelen van de Schulp, waar omtrent D' RGENVILLE dus {preekt (Ì). > ALDROVANDUS erkent twee Soorten ‚ van Pholaden, verfchillende van die van s, RONDELETIUSs: de eerfte is gehecht aan ‚‚ Rotfen, en bevindt zig menigvuldig in een … Zelfde Steen: zy heeft twee Stukken of ‚‚ Schulpen , die rood van Kleur zyn, naar ’t ss bruine trekkende (J): de Geftalte is lange (G) LisTrR Exercit. Anatom. TIL p‚ 89. (7) La Conchylinlogie, p. 319, &c. (}) Coloris funt rubri, ad album tendentisx zegt Ake DROVANDUS, Cap‚ 74e De 1 DE PHOLADEN 1533 „‚ naar de Vrugt van een Dadelboom,. De % XXI 3» tweede Soort, uit zes Stukken beftaande, is Hoorp- s> Afchkleurig en vyf Vingers lang, met een STUK» s, klein Steeltje. Die, daar LrsrTERr van 5 fpreekt, heeft vyf Stukken, Hy bekent zelf js zig bedrogen te hebben tenopzigt vande Pho- ;, las, alzo hy die niet levendig gezien hadt”. Dezelve heeft geen drie Schulpen, gelyk ik zelf gemeend heb [ zegt Lisrer ] , veel min- der maar twee, gelyk andere Aucheuren, on- der welken ALDROVANDUS zelf, hebben geboekftaafd , maar vyf ; naamelyk twee voor- naame en grootere zydelingfe, gelykerwys al- le Doubletten, en twee kleinere op de Rug; die breedagtig zyn, doch met de Toppen bui- tenwaards of regt ftrydig met de twee andee ren geplaatst, en, eindelyk, een .vyfde, die met een zeer lange fmalle Schaal zig tot bes neden het Scharnier uitftrekt. …, Deeze drie z laacfte Stukken , die kleiner zyn dan de v, twee voornaamfte, zyn door Ligamenten ys aan de. Rug van de Schulp gehecht, en s» gaan ’er, zo dra de Pholade uit de Zee komt, ss af. Men leest in ’t Jwêtariwm Balfouria- 3s Ay dat de Pholaden van Engeland vyf 3 Kleppen hebben: zy hebben ’er zelfs een 3» zesde, die LisTrRr en de meeste Natu- ss ralisten is ontfnapt. Hier van ben ik over- » tuigd door nieuwe Waarneemingen, gelyk ig 3 MEN Is DEEL, XV, STUK. 134 BESCHRYVING vaN „VE ‚men het in de Figuuren op myne Zesen- ae > twintigfte Plaat, kan befchouwen”. Hoorn. —_ Verfcheide Autheuren hadden opgemerkt, dat STUKe _ de-Schulpdieren, die men, aan de Kusteù van Italie en. Provence, uit Steenen haalt „beter van fimaak zelfs dan de Oefters zyn. BroN- DEL voegt ’er by, dat te Coulon Steenen Zyn, die keurlyke Oesters uitleveren. Ande- ren maakten ‘er Mosfelen en veelerley andere Doubletten van.” D'ÄRGENVILLE zelf ver- - fcheide zulke Steenen, zo in de Haven van Toulon als in die van Ancona, aan ftukken flaande, om den Vifch te kunnen eeten, be- vondt die altemaal Tweekleppig in harde Stees nen ingekast en geen Opening uitwaards heb- bende, dan een klein Gaatje.. Men vindt ’er ook wel Oesters, zegt hy, in Gaten van de Klippen onder Water, doch die Gaten. zyn door dezelven niet gemaakt. Voorts wordt door hem verzekerd, dat gedagte Doubletten een geheel andere Geftalte hadden dan de Mosfe- len; gelykende naar een Cylinder, die aan de twee Enden naauwkeurig fluic. „Die van Rochelle, Poitou en van Engeland, (zegt hy) hebben zes Stukken. Men brengt ’er uit Amerika, die geheel wit zyn, van zes of agt Duimen lang en dik naar evenree digheid, altemaal Zeskleppig. Daar zyn dan zekerlyk twee Geflagten van Pholaden, het eene met zes, het andere met twee Klep- ‚> PED) Eh) 99 33 39 ‚Dr PnOLADEN 135 „s pen,-zonder die te willen verwarren met, VL ‚ de Oesters en Scheeden of Mesfehechten; ee. s, waar vande Smaak ’er naby kan komen , Hoorp. »» doch wier verfchil zeer aanmerkelyk is, zo “TUS ‚s in de Geftalte als in de Eigenfchap van voot ss zig zelf een Gat uit te hollen in de Steen, ‚en geen Water in te neemen dan door een ‚‚ zeer klein Buisje”. De ongemeene kleinte van dit Gaatje wordt dn wederom, ten opzigt van de Engelfche Phoe Jaden, in twyfel getrokken door LrsTERr, die ook getuigt, dat zy aan de beide Enden gaapen, kunnende zig daar niet fluiten (*). Haare zonderlinge Eigenfchap, om in den duister Licht te geeven als de Phosphorus; zodanig, dat zig dit Licht in de Mond der geenen die ze kaauwen, aan de Handen, en zelfs door afvallende Druppelen op- de Klec- deren en op den Grond vertoont, daar Prr- NIUs van fpreekt, is, zo wel als haar Steen- boorend vermogen, door den Heer Rrauv- MUR bevestigd (Te De Kenmerken van die Geflagt, door Lr N- kenmer. N&Us opgegeven, zyn. Het Dier behoort ker tot de Zee - Scheeden ( Ascidie). De Schaal beftaat uit twee Kieppen, die van elkander wyken, met kleintjes daar by komende, die van ongelyke Geftalte zyn, aan het Schar- nier, (*) Exerzit. Anatom, III. p. 89: Ct) Bist. 5 Mem, doe V'Aead, Royale des Bien de YAn. 1712. p. 126, T4 EL, DEEL, XV, STUISG VI. ÄFDEEL. _XKEXKE Hoorpe STUKe Soorten. Ke Pholas Daltyluse Gewoone, 136 BESCHRYVING VAN nier, ’c welk agter waards ‘omgekromd is, en door een Kraakbeen zyn verband heeft. Zes Soorten van Pholaden komen ’er in dit Geflagt bor die hier volgen. (20) Pholas met de Schaal langwerpig Mets: wys geftreept aan ’t ééne end De zes deelen, waar uit de Schaal van dee- ze Steenfchulp of Steenboorder famengefteld is, zyn zo fraay en duidelyk in Plaat ge- bragt door den Heer GUALT HIERI, dat men geenszins. daar aan kan. twyfelen, Het. moet derhalve, die niet zyn > welke uit D'AR- GENVILLE aangehaald is, maar wel die by Letter H, waar van deeze Autheur de vier kleine Stukken. by Letter 1 vertoont. Lise TER noemt de zyne Pholas roftratus major Diepenfis „ en zegt dat het een zeer finaakc- lyk Voorjaars-eeten is, wordende de genen, die deeze Schulpdieren uit de-Klippen hak- ken, Pitoguiers genoemd. Ik ‚heb ’er zodani-, gen van Dieppe, die inderdaad Snyitagtig uits loo: (zo) Pholas Testâ oblongâ, hinc reticulato-{triatâe Syst, ‘Nat. XII. Gen. 302. Faun, Suec. 2124 RONDe Zest, 23, fo, BELL. Ag. 414. LisTe Angl. App. T. 2. f. 3. BO- NANN. Reer. Te, Ilf, 25, 26) 27. GUAL TH, Test. 105. CoA B, CGC, De ARGEN We Conch.T. Sop (26e) £ Ke GINANN. Adrsat. 44, “Ts 3lë Éf. 1840 „SE Be-dluf, HI. T. 16, f: 6, REAUMe Aff, Paris, 1712. PLANG. Crick, A 53, N. 3e A Fn DE°PHOLADEN. r32 _ jJoopen; en waar aan nog eenigen van de ge- VE dagte Schulpjes zyn. | Ee De Pholade, waar van de Afbeelding met. Hoorp-- het Dier uit D'ARGENVILLE, in Fig, to, STUK. ontleend is, was hem van Rochelle toege- ee. bragt onder den- naam van Pitaut of Dail; s> zynde van de Soort der genen die zes s Kleppen hebben, Uit het midden van der- „zelver Schulpen komt een groote Tromp sy Of lange dikke Buis voort, die in twee on- > gelyke holligheden verdeeld is, waar van „shet eene Gat tot de loozing der Vuilighe- „den, het andere tot Ademhaaling-en innee- 2, ming van Voedzel dient. De Eijerftok en 9) deelen der Voortteeling zyn onder deeze „‚ Buis geplaatst: Nooit {luit ‘het. Dier de ‚„ Enden van zyne Schulpen, wier Opper- „ vlakte naar eene Rafp gelykt, wegens de > menigvuldige ‘oneffenheden „ die ’er-op de „‚ geheele Schaal , doch meest naar het Hoofde ss end toe, zyn. “’e Schynt ‘dat -hetzelve met ‚ zyne Wapenen de Steenen doorboort, en „> zyn Graf vergroot, naar maate dat het in „, grootte toeneemt. BoNANNI wil, dat ‚, het de Opening maakt met zyne Tanden. „, Ik heb cen groote Maltheefche Oester door „, en’ door geboord gezien, in zyne twee 9 Schulpen „… van eene Pholade, ‘Te veel »‚. Water ingenomen hebbende , werpt het s> dat met geweld uit. Naar maate-dit Dier »s aangroeit, holt hetzelve zyn Gat uit mee oe in: ik | „> EER 1. DEEL. XV. STUK, XXIe Cofiatus, Gezibde, I38 BESCHRYVING VAN s, Een rond en Vleezig deel, naar eene Tong, ss gelykende, dat zig in ’t bovenfte van de ss Afbeelding vertoont, en het is geenszins „> met.zyne twee Kleppen, noch met zyne ,, Tanden, dat het-deeze werking verrigt”, Zie daar eene zonderlinge verklaaring van het doorbooren der Steenen door de Phola- den :: zodanig befchreeven „ als of die Heer dezelve had bygewoond. Prancus zegt, ‚ daar is een groote en kleine Pholas, maar ;, op de Rug van beiden heb ik twee beweeg. 6 es Kraakbeenderen waargenomen „ die als ‚ Wieken of. Hengzels zyn, op-welke het Dief zig binnen den Steen gemakkelyker „, beweegen kan, om denzelven beter uit te „, knaagen en te doorbooren, en een Steenen „ Gevangenis , die echter gemakkelyk zy, „ voor zig te bereiden. In ’t hardfte Marmer, 3 naamelyk. verfchuilen zig {omtyds Pholas 9 den, om niet van Zandfteenen te fpreeken: xt welk waarlyk wonder is , daar zy ’er niet 65 den met fterke Svecnholkatik Werktuigen. ss uit te breeken zyn”. Men heeftze-thans-ook in de Klippen, van N Noor wogen waargenomen. (ei) Pholas. met een Eyvormige Schaal, die geflreept is door verhieven Ribben. Volgens de zangehaalde Afbeelding van GuUaAr- (21) Pholas Testâ ovatâ , Costiselevatis ftriatà. GU ALTHs Test, To 105 fe Ge KNORR, Verzam, IL, De Bl, 25. forte P PE PHOLADEN. « 139 GUALTHIER1 wordt hier een zeer fraaije A vl Soort van Steenfchulpen bedoeld, welke echter sa xr”” in Geftalte niet. zo, zeer van de voor gaande en Hooros gewoone Pholaden verfchilt „om de Schaal Ey-STUE vormig te noemen, De Schulpen van deeze Zyn ongevaar driemaal zo lang als breed, zo wel als die der voorgaande Soort. De Holte en ma- nier van fluiting is ook nagenoeg de zelfde. Ik.heb ‘er van/deeze, die meer dan vyf Duim lang zyn, twee Duim breed en één Duim ciep sert welk eene aanmerkelyke grootte is. ‚Getal der Ribben, die zeer verheven en gekarteld zyn, op zulk eene Schulp, is vyf of zesentwintig. Elders vinde men ze geplooide en gedoornde Lang hals-Doubletten getyteld (*)5 voor. welke. benaaming ik doch -geen reden vind. Zy zullen waarfchynlyk , zo wel als die van BoNANNI, welke hy de Brafiliaan- fche Schulp. noemt or uit de Westindiën afkamftie Zyn, (22) Pholas met. de. Schaal Eyvormig en veele XXm, voudig gefsreeps. he Verd | Geleen. | Volgens _de aangehaalde afbeelding van GUuALTHIERI fchynt „deeze Soort Overeen (*) Catalogus van LmERs, blade, 142, : ek BONANN, Reer, Clasf, 1, N, S5TeP, 163e (22) Pholas Testâ ovatâ , multifariam Rriarà, Syst, Net, zi. GUALTH, Zest. Tab, 105, f, E. 1, DEEL, XV, STUKe — vl. AFDEE Ls XXXL, HoorD- STUKe 140 BESCHRYVING WAN te komen met dat Schulpdier , *t welk onlangs door den Heer Parsons, onder den naam van Pholas Conöides , is voorgefteld en befchree- ven (*). Hy oordeelt hetzelve de Pholás Lig= noTUm of Hout-Mosfel te zyn vanRumenrus, die getuigt, “dat zy in verrotte Paalen groeie jen, welke in Zouct Water ftaan. Ontelbaare zodanigen zaten begraven in de Kiel van een Spaanfch Schip, dat uit de Westindiën ge- bragt werdt. Hy oordeelt de Schaal van dee= ze Pholade te beftaan uit vyf, niet uit zes Stukken, zeggende dat zy anderhalf Duim lang en drie vierden Duims breed is aan het dikfte end; zynde dit, zo ’t hem toefcheen, de uiterfte grootte, die’ zy beréiken. Zie hier de befchryving, welke hy ’er van geeft. De ‘groorfte Kleppen zyn donker wit, «, trekkende, aan het dikfte End; naar eene „ Purperkleur. Aldaar zyn de Streepen zeer fyn en klein, opwaards te gemoet toopen- ‚„ de aan die, welke grooter zyn op het Lig- z, haam , met eenen Golfagtigen krommen „, koers, en de effene deeten van deeze, zo » wel als de andere Stukken, zyn volmaakt 2 Wit, zonder eenige Streepen in ’t geheel, 4 Heb ‘dikfte End van deezen Vifch fchynt „… bedekt te zyn met drie Plaaten, die wit en »> effen zyn: doch dit zyn-alleenlyk de twee s> Effene Stukken van de groote. Kleppen, be- ij Hoan: ethers ‚_(*) Phil, Tranfult, for 1765, LV. Ps Ie DE PHOLADEN. 14ï $) evens de Cirkelronde agterfte Plaat, te 5, vooren gemeld. Daar deeze famenkomen 5 ek FDEElé XXI. 2» Zyn twee nederdrukkingen, eindigende ín Hoor: » twee Kuiltjes , die ‘er in de grondíteu-STUK nen der groote Kleppen zyn, welke half » bedekt zyn door het agterfte Cirkelronde 3, Stuk, De Top is rond en platagtig en for« $) meert bykans een fcherpen kant door de ss famenlooping der twee groote Kleppen: » Zynde de voor- en agterkanten vereenigd > door de lange Stukken, waar van voorheen s> gefproken is. De Heer PARsoNs, naamelyk, hadt ope gemerkt, dat de Schaal, in deeze Pholaden; behalve de twee groote Kleppen of Schulpen, van vooren, zo wel als van agteren, een lang Stuk heeft, die door middel van eén Cirkelrond Stuk, aan het dikfte End, famen- gevoegd zyn. ‚‚ Het geweefzel van de Schaal, >» (vervolgt zyn Ed.) is zeer dun en broofch , ‚> en derhalve is het verwondérlyk te zien, », dat de Holletjes, daar zy in leggen, zo „ Effen en eenvormig zyn, als of zy met een ss hard en fcherp Werktuig geboord waren, „, Het dikfte End legt altoos inwaards, en de », Holligheid heeft uitwaards maar een zeer ss klein Gaatje. Dit is het geval met ges » Soorten, die dus gehuisvest zyn in Hout 3) Steen: waar uit men befluiten moet, dat ss Zy 'er zeer klein of jong, en geenszins in 9 de Ílaat van volwasfenheid, zyn ingekomen: „) Want X. DEEL. XVe STUK» ‚ VL ÂFDEELs XXXL, Haorn « STUK; ig2 BESCHRYWINE va È s> want, dus daar ín boorende met haar dikfte »> End; zou de Holligheid Cylindrifch;, of van gelyke wydre, moeten geworden zyn. Doch, hoe deeze Dieren de Holligheid in ftand doen blyven en door hunne üiczer- ting vergrooten, is een Vraag, zeer moeie- lyk op te losfen, die veele verftäandige s‚ Naturalisten in het onderzoek verbyfterd streeft”, De Heer ADANsON vondt ook ee Ke- gelvormige Pholas, die hy zig verbeeldt met de Hout- Mosfel van RumrPHius overeen- komftig te zyn, aan de Kust van Senegal, by het Eiland Goeree en aan Kaap Verde menig- vuldig voorkomende; Men treft, zegt hy, dezelve niet aan dan in troppen van Zee- Pokken; wier Schulp zy tot haare huisves: ting doorboort, doch daar niet dieper indringt dan haare langte is, laatehde altoos de punten van haare Kleppen uitkomen, om gemeenfchap te hebben met het Water. Zy bekleedt het Gat, dat zy zig uitgehold heeft; met eene taamelyk dunne Schaal, in de gedaante van een Pypje, naar dat van den Zee-Houtworm gelykende, maar ’t welk aan die der Pokken zo vast gehecht is, dat men hetzelve ‘er niet - Van affcheiden kan, Haar eigen Schaal be- ftaat uit twee Stukken of Kleppen ; die een Eyvormig Lighaam formeeren van een Duim of daaromtrent lang en maar een derde Duims breed, Zy zyn zeer dun, egaal, zonder | Schar- 3% 23 33 DE PHoLADEN taî Scharnier, en fluiten volmaakt digt. De Op- Vi. pervlakte iseffen, fomtyds vaal of bruin, maar pede | doorgaans witagtig. Hy heeft dezelve Ro- Hoors- pan oemd, of zy werdt aldaar dus gehe-STUK. ten €”). (23) Pholas, die de Schaal langwerpig heeft, XXit overal met gekruifte Streepen gedoornd, vrees Uit de Afbeeldingen van Lister 3 zo wel als uit de befchryving, zou het fchy- nen, dat hier die’ voorheen gedagte Soort van Pholaden bedoeld werde, welke D'ARGEN- viLLE aanmerkt tweekleppig te zyn, zon- der eenige bykomende Stukken, en volmaakt te fluiten. Die Soort, welke hy de tweede noemt, veel te Toulon in Provence en te Ane cona in [talie voorkomende, zit aldaar in de hardfte Steenen , en voornaamelyk in Mars mer: zo dat het een weezentlyke Steenboor. der is of Steenmosiel: doch LiNN&us heeft dezelve thuis gebragt in het Geflagt der Mytuli of Mosfelen, zo wel als die der Agt- entwintigfte figuur van BoNANNr, welke hier mogt fchynen bedoeld worden; alzo de Vierentwintigfte geheel iets anders is. Zyn Ed., (*) Poyage aa Senezal. COQUILLAGES. ps 267 (23) Phalas Testà oblongâ, undique friis decusfatis murie &atâ. M, Le U, 469. Ne 7. BONANN, Recr.T. II. 24. G Ue ALTH,. Zest, T. 105, f, Ee LISTe Angle 193 To So fe 394 “pp. T. 2, f. 4, 6. EL, DEEL, XVa STUKe i44 BESCHRYVING HAN ‚VL Ed., die de voorgaande Soort in de Zee-Klig: A pen der Zuidelyke ‚deelen van Europa ge- Hoorp- Plaatst hadt, geeft aan deeze de Klippen van STUK. Europas in algemeen , en die van Ameri. ka, tot eene woonplaats. Ik geloof dat de eerfte en laatfte van deeze vier, Europifche, en de twee middelfte Amerikaanfche of West - indifche Pholaden zyn. „Eve (24) Pholas, die de Schaal langwerpig, Ze- zjcllus, Kleine. rond, en Boogswys’ geftreept heeft. _LiNNmus, die deeze Westindifche uit BrowN aanhaalt, hadt dezelve niet gezien. Hy merkt aan, dat dezelve de bykomende Klepjes op de Rug van de Schaal enkeld heeft; en vraagt, of zy ook tot een byzonder Ge- flagt behoore. xxv. __ (25) Pholas, die de Schaal Ovaal, aan ’% Gekruide. eene End flomper en Krulagrig geftreept heeft, met een krommen Tand aan ’% Scharnier. Van deeze Schulpen zeid LisTer, dat zy. een < (24) Pholas Testà oblongâ, rótundatà, arcuaco-flriatà. f- BROWN. Fam. 417, Tab, 40e fs Ile (25) Pholas Testà ovali, hinc obtufiore crispato -ftriatà , Cardinis Dente curvo. M. Li, U. 459, N. 8. Mya crispata. Faun. Succ, 212, LIST, Angl. T. se fe 33 App: Ta 2e ft. kn DE PHOLADEN 145 “een zeer ongewoone figuur hebben , zo dat VL hy haar gelyke nog nooit gezien hadt. Of ek deeze Doubletten derhalve ook tot de Pelo- Hoorps rides der Ouden te betrekken waren; zo omstux. dat zy van een monftreus maakzel zyn, als ‚om dat Zy natuurlyk altoos aan beide enden gaapen , werdt door hem onbeflist gelaten, __De Schaal, zegt hy, is taamelyk dik, heb- bende iets meer dan twee Ne eerkeeten Jangte en ééne Vingerbreedte overdwars. Ik _ heb 'er die wel drie Duimen lang zyn, en meer dan anderhalf Duim breed. Die Sleuf, welke de buitenfte Oppervlakte overdwars verdeelt, is taamelyk diep, en van dezelve loopen naar den eenen kant eenvoudige Boogs- wyze, naar den anderen kant dergelyke Golfse wys’ gekrulde {trecpen. Aan den eerstgemel- __den kant eindigt de Schulp. met een rond, aan den anderen kant met een puntig end. Van binnen is de Oppervlakte effen en gelyk, doch ter plaatfe van de gedagte Sleuf aan merkelyk verheven. Bovendien heeft ieder Schulp een verwonderlyk Tandswys’ Uicftek, dat fmal isen byna een half Duim lang, naar de holte van de Schulp, die zeer diep is, ge- kromd. Menigvuldig kwam dit Schulpdier , zo Lrs- „TER aanmerkte, voor, aan den Uicloop van ‚de Rivier Tees, en wel aan den Yorkfchen Oever. Naderhand, diet Schulpdier in zyne 0d K Schul- 1, DEEL, XV, STUK. vl. AFDEEL, XXXL. Hoorp- STUK» 146 BESCHRYVING VAN Schulpen afbeeldende (*), zegt hy, dat hee ook een Pholas is, die in Rorfen van Kryt beflooten gevonden wordt by Dieppe aan de Franfche Kust, alwaar menze Piteau noemt, „, Dezelve komt ( vervolgt hy ) in een Aluin- 5 Steen zeer menigvuldig voor, nevens Hunt- s ley Nab. Zy heeft, (dat men wel opmer. 3, ken moet,) ook een derde klein Schulpje ‚; aan het Scharnier der Kleppen, en dit heb ‚s ik flegts in t leevende Dier waâargenomen. ‚, De Schaft van hetzelve, daar het Dier „ Water door uitfpuit, ís ook met twee Ope- , hingen doorboord; en heeft dwarfe Purper: 3 agtige Streepen. In * midden heeft de „, Schulp een ingedrukte Sleuf; Zy wordt „‚ gebooren en leeft binnen in de Klippen. ‚, Haar dikfte End heeft zy in ’t bovenfte , gedeelte. Zou het ook de derde lange „, Schulp van ALDROvVANDUS zyn?” Van die Dier heb ik een Exemplaar, dat in Moutwyn is bewaard. Het maakt als een overgang tot de Gaapers van het volgende Geflagt, tot welken het voorheen was thuis gebragt geweest (}), en daar het thans, meest uiet aanmerking van het gedagte derde Schulp» Jes (*) Tab, IL. Fig. 2, der Appendix Antmaliun Anglie, die agter GOEDARTIUS de Infeêtis, in Methodum redaëtus per Listerum, Anno 1685, te Londen, in Otavo uitgegeven ; is geplaatst. (f) Onder den tytel van Mfya crispatas Syst, Nats Ke Be 670 DE PHoLADEN. 147 je, van fchynt afgezonderd te zyn. Ik heb en “er ook van Dieppe met het gedroogde Dier vsi,’ daar in; Men ziet dan, dat her zig in de Hoorps Noorder Oceaan onthoude. STUK, KIL HOOFDSTUK. Befchryving van ’t Gellagt der GAAPEREN, saar onder de zogenaamde Slikmosfelen en de Paarlmosfelen, die het Onderwerp der Paarl- visfcheryên zyn in Schotland, Noorwegen s Sweeden en andere deelen van Europae ib Weerd Mya is van de Ouden voor een Naam; Soort van Schulpvifch gebruikt, naast overeenkomende met de Mosfelen 5 doch zoeter van Smaak, kleiner, ronder en ruig van Schaal, en nog in andere Eigenfchappen daar van verfchillende, volgens PrLinrus en ATHENmus. Ik vind het derhalve, hier, niet oneigen, van LiNNZUs tot een Geflagt- naam gebezigd voor de Schulpdieren van dit _Geflagt; die wy onder den naam van GAA- PERS zullen voorftellen, Een voornaam Kenmerk van dezelven, naa- Kenmem melyk, is, dat zy altoos gaapen aan *t ééne End, gelykerwys de Pholaden, waar van zy eensdeels door de Woonplaats , andersdeels ‚door niet meer dan twee Schulpen te hebben; K 2 verg Ks DEEL, XV, STUK, VL AFDEEL. XxXXIT. Hoorp- STUK. Soortene XXV Ie Mya Truncatâ, Stompe Gaapere I4S BESCHRYVING WAN verfchillen. De meesten hebben tot. Scharnier een dikken breeden Tand, die niet fluit in de overftaande Schuip. Het Dier behoort, zo” wel als dat der Pholaden , tot de Zee= Scheeden (*). \ Van deeze komen zeven Soorten voor, waar onder vyf Europifche zyn, als volgt. (26) Gaaper , die de Schaal Eyrond, van ag- teren geknot; den Tand van het Schar- nier voorwaards geftrekt en uitermaate flomp heeft. De aangehaalde afbeeldingen toonen ge- poegzaam de Geftalte der Schulpen van dees ze Doublet, wier ééne End zig als afgefnee- den, het andere zeer breed en rond vertoont. LisrER vondt die aan den Mond van de Ri- (*) De Heer ASTER maâkt een aantmerklng op de bés {chryving van dit Schulpdier, door LINNEUs, als of die hetzelve tot geen byzondere Ciasfis gebragt hed, ddar het, volgens zyn oordeel , tot de Tethydes behoorde, Nat, Uit/pann, II. D. bladz, 73, 74. Doch in dit geval fchynt zyn Ed, niet bedagt te hebben, dat de Ridder tusfchen de Mollusca en Testacea onderfcheid gemaakt had, en dat overzulks de Schulpdieren, met haare Schulpen éen Lighaam uitmaakene de, volgens zyne Rangíchikking geen Tethydes konden zyn, (26) Mya Test ovatà, postice truncatà , Cardinis Dente antrorfum porre&to obtufisfimo. Faun. Sac, 2126, It, Westa gotthe 199 Ne 3. T. 5e £, 3. Concha levis, alterà tantum parte claufilis. Lis T, Anins Angl. 19e Te 5e £,36e GUALTH, Mest, Te: Ole fa De » DE CG AAPERS, 149 Rivier Tees, in de Noordelyke deelen van vr, Engeland, overvloedig. Niettegenftaande de AFDEEL, „menigte, die men ’er van in Sweeden, op Le de Bergen, Verfteend aantreft; waren zy al- srux, daar nog niet Natuurlyk voorgekomen, eer onze Ridder dezelven, op zyn Westgotthi- fchen Reistogt, zeer gevallig ontdekte. Zie hier, wat hy dien aangaande fchryft. „Als wy op den Zeegrond liepen, zagen 5 Wy, 'dat ‘er in dezelve, op verfcheide- >, plaatfen, Gaten waren, niet zo breed als ») een Vinger, als ook twee nevens elkander, nooit enkelde of drie te (amen. Wy wier- > den daar by geene opgeworpene Aarde ge- 5 waar, en konden derhalve niet befpeuren, s, waar de Aarde of het Zand uit deeze Ga« , ten gebleeven ware. Wy vonden deeze Ga- » ten, meestendeels, in eene diepte van on- „ gevaar een Elle op den Zeegrond, langs „, het Strand heen. De nieuwsgierigheid dreef >, my aan, om te onderzoeken, wat in dee- …, ze Gaten zyn mogte. Ik ftak ’er een Ta- „… bakspyp in, welke een Vierendeel Elle diep s nederging, doch dan op wat hards ftiet, ’c_ …, welk naar ’t gevoel wel een Steen fcheen > te zyn. Ik boorde met myn Degen in het > Zand, en deeze ging ’er een gantíche Elle z» diep in, zonder een Steen of Rots aan te „treffen. Zo dikwils ik met de Pyp in een „… Gat flier, was ’t even ’t zelfde, en nog- s thans kwam ‘er geen Worm te voerfchyn. K 3 ss Wy 1 DEEL. XV. STUKe 150 BESCHRYVING vAn ad s, Wy begonnen dan met de Handen te graa- XxXxif »> VEN, daar wy twee zulke Gaten by elkander Hoorp- >, zagen, en‚als wy op den Grond derzelven STUK. _, kwamen, vonden wy flegts een groote Mos. „ fel en geen Worm. Zo dikwils wy ze na- „> groeven, was altoos zulk een Mosfel onze ‚, buit. Het ís dan zeker, dat deeze Gaten » van dergelyke Schulpdieren vervaardigd worden; doch, hoe zy dezelven beginnen , ‚‚ en op welk eene manier zy zo diep in het , Zand indringen kunnen, is naauwlyks te s» begrypen”. xxvin. (27) Gaaper, die de Schaal Eyvormig, van den hi agteren gerond; den Tand van het *__Gaaper Scharnier voorwaards gefbrekt en rond heeft, met een zydelings Tandje. ‚ Hier haalt de Ridder, thans, die bladzyde van zynen Westgotthifchen Reistogt aan, welke ik zo even gebruikt heb, op de voor- gaande Soort. Zyn Ed. naamelyk, hadt al- daar , bladz. 199, gezegd , dat die een zelfde ware met zyne Concha fubarenaceo -.Marina welke hy thans fchynt gelyk te {tellen met die Zeeuwfche Schulpdieren, waar van de gak Heer (27) Mya Test ovatà postice rotundatâ, Cardinis Dente antrorfum potreto, rotundato , Denticuloque lateralie Faun. Suec, 2127, Mya Arenatia, BASTER Sabfec. Ile p. 69. Te 7e 61223 Sr lt. WWestgotth. 1870 DE GAAPERS 151 Heer BasrTeR ons, onder den naam van, VL Gaapers of Slikmosfelen, eene zo naauwkeu- REE keurige afbeelding en befchryving geeft, tot Hoorp. welke ik de Liefhebbers wyze (*). Alleen- STUK. Iyk. zal ik, het gene zyn Ed, zo naauwkeu- rig omtrent de beweegingen , die het Dier met zeker Deel, de Voet genaamd, maakt, om in het Zand te booren , en welke men, hetzelve in een Glas met helder Zeewater gedaan hebbende, zo zyn Èd, aanmerkt, met pleizier befchouwen kan; hier bybrengen, als waar door de duifterheid, in welke zig LIN- NZ Us daar omtrent bevondt, geheel wordt opgehelderd, niet alleen, maar ook de Le- vensmanier van dergelyke Schulpdieren ver- klaard, „, Als een Gaper of andere diergelyke Schelp- ss Vis, (zegt zyn Ed), op het Zand of Slyk „, eenigen tyd, met gefloten Schulpen, ftfl ;, geleegen heeft, dan begine hy, evenveel ss Zyude op wat zyde hy legt, deze Voet na „, alle kanten uit te {teken, tot dat hy het „, Slik of Zand voeld; dan fteekt hy die een », weinig in het Zand, en weet zig daar me. ‚de zoo te keeren, dat de onderfte randen „, van zyn Schulpen op het Zand leggen; ‚> vervolgens fteekt hy de Voet als een ftyve „, fcherpe Punt uit en boord een holligheid hi de (*) Natuurkundige Uitfpanningen, UI, DEEL) bladz. 72e Pl, VIL | ne 4 I, DEEL. XV, STUKs VL ÁFDEEL. XXXIL. Hoorp- STUKe 152 BESCHRYVING VAN ‚in het Zand, die ky, die Voet als een By: „‚ tel verbreedende, breeder en dieper maakt, >, waar door hy allenskens dieper in ’ Zand „, zinkt. Verkiest hy, diep genoeg zynde, voorwaarts te gaan, hy fteekt de Voet als een Schop of Spade vooruit, drukt het Zand aan wederzyden weg, en trekt Zig 3 door middel van die zelfde Voet, die dan ‚ vooruitftekende, en het onderfte gedeelte daar van als een Lip wat omkrommende, ‚en in Dee Ran Zand hegtende, al meer De gezegde väet is dat platagtige witte Deel, ’t welk zig in onze Afbeelding van de Pholade, in Fig. ro, Plaat CXVI, zeer duidelyk tusfchen de Schulpen vertoont. De meeste Schulpdieren hebben ’t zelve van on- deren, en het dient hun allen tot de voorte gaande beweeging , gelyk in de Slakken. Hee is in eenigen veel grooter, breeder, fteviger dan in ‘anderen, Voor ’t overige komt her Dier van deeze Gaapers veel met dat der ge- woone Mosfelen overeen. Zy zitten, fomtyds, een Voet diep onder ’ Slik, en zyn te vin= den door één Gaatje, ter grootte van een Stuiver. Uit het Zeewater gehaald, werpen. zy, door de grootfte Opening aan *t end van haare Snuit, het Water eenige Voeten ver. Wit dit alles blykt, dat zy verfchillen van de gezegde Sweedfche Gaapers, in welken de ééne Schulp maar een uitfteekende Tand heeft 8 vii î hed Jb laf Ea, 2 De GAAPERS 153 heeft, met een evenwydig Tandje naar de gaaping toe. De grootte worde by die van een Ganzen-Ey vergeleeken. (28) Gaaper, die de Schaal Eyvormig heeft, met den voornaamften Tand van het Scharnier gekarteld, den zydeling!chen overlangs geftrekts die van de andere” helft tweevoudis. De fchrandere BoNANNr geeft reden van de benaaming. , Zy wordt, zegt hy, Con- bb) 33 23 33 25 29 53 93 9 3 99 29 53 99 EE) cha Piëtorum geheten; niet wegens de Kleur, maar, wegens het gebruik dat ’er de Schil- ders van maaken, om Verwen in te bergen, waar toe deeze Schulpen, die in de Rivie- ren gevonden worden, beter zyn dan de Zee-Schulpen. Zy zyn, naamelyk, van die Zoutige deeltjes bevryd, door welken, an- ders , veele Verwen verbasteren en be- derven. Van buiten hebben zy een geel groenagtig bekleedzel, van binnen zyn zy Zilver- of Paarlemoerkleurig: fomtyds rood- glanzig, fomtyds met een blaauwagtige VL AFDEELe XXXIL HoorD- STUK. XXVIII. Mya Pisa LOr Uma Verf- chulps Huid overtoogen. In zodanige Schulpen „ die de Tyber naar Rome voert, heb ik kleine Paarltjes gevonden”, ‘ Tot (23) Mya Testâ ovatâ ; Cardinis Dente primario crenulato ; Iyterali longitudinalis alterius duplicato, Faun, Succ, 2129. BONANN, Recreat, II, Je 41, List, Ansl, App. T, Ip f, 4e Ks IL. DYEL. XV. STUK, 154 BESCHRYVING vAn vl. _ Tot deeze Soort fchynen die beide te be- En hooren, welke Doktor LrsrTer in Fig. 4 en Hoorp. Ó heeft doen afbeelden, en, die hy in de Ris STUKe vieren van Engeland gevonden hadt, De eerste gemelde, zynde de kleinfte, was bleekgroen en veel fmaller, dan de andere, die zwartag- tig groen was, en de langte ongevaar van drie en een half Duim, de breedte van an- derhalf Duim hadt, weegende ieder Schulp, van den:Vifch gezuiverd en fchoon gemaakt zynde, byna twee Loot, Hier uit kon men van de dikte oordeelen. Aan ’t Scharnier hadt deeze een Tand, die in tweeën verdeeld was, en zo wel Zaagswyze gekarteld als in de an- dere, daar deeze Tand niet was verdeeld, Het een zo wel als ’t andere bevind ik plaats te hebben in zulke, welke men tot Verffchul- pen te Neurenburg gebruikt, hoewel de dik- te of zwaarte geenszins met die der gedagte Engelfche Schulpen ftrookt. KIK. (29) Gaaper, die de Schaal Eyvormig, van en vooren fmaller, met den hoofdtand van tif er de ° e . dk t Scharnier Kegelagtig en de Billen ont- Mosícl, bolfterd heeft. In de voorgemelde Gaaper hadt LisTERr (29) Mya Testâà ovatà antice coaratâ, Cardinis Dente primario con‘co, Natibus decortieatis, Faun, Suec, 2530. LIS Ts Conch, Tab, ‚149, fe 4, Angle, Appa pe 15, T. L É. Le KLEIN Ke SDE GAAPERS 155 op eens gevonden zestien Paarltjes,. van de Ak grootte van Papaver of Slaapbollen-Zaad tot x xxit. die van Peper, zynde van de kleinften fom- EL migen zeer rond, doch de grootften altemaal Pad ruuw en ongelyk van figuur, Haar zitplaats Hosfih was in ’t laagfte der Banden, als in Kastjes, niet anders dan de Steenen in de Nieren, of elders in ’t Menfchelyke Lighaam, of in dat der Dieren, gehuisvest zyn. Want zy heb- ben, zo wel als de Dieren der andere Dou- bleeten, twee dikke en fterke Peesagtige Li- gamenten, door middel van welken het Dier aan de Schulpen vastgehecht wordt, dezelven opent en weder toe fluit, Zodanige Paarlen nooit gevonden hebbende dan in groote Dou- bletten, befluie hy, dat: het een gebrek des Ouderdoms zy; in de Schulpdieren (*). De Paarl-Mesfel, daar Lis TEr van fpreekt, en die, met den zelfden tytel, door KLEIN is aangehaald en afgebeeld, wordt genoemd Zwarte Doublet, met de allerdikfle en zwaarfte Schaal. Ter langte van vyf en een halve, ter breedte van drie Duimen , woog de ge- heele Schaal, van Vifch gezuiverd zynde, omtrent zes Oncen, en hadt de dikte onge- vaar van een Oester- Schulp. Het meest uit- fte- KLEIN Ostrac. T, X. f. 47. KAR Ieren, IV. DEEL, BL XXV. fig. a. (£) Hec fine Senescentium Musculorum vicia funt, &c. App. P. 19, 1, DEEL: XV. STUK, Vl ÄFDEE!. XXXII, Hoorp. STUK. Paarl- Mosfel, 156 BESCHRYVING VAN ftekend Tandje aan ‘t Scharnier was glad en fpits, naar de Punt van een Hondstand gely= kende, Ook is de Schulp, byna in ’t mid» den van den Omtrek, tegen ’t Scharnier over, ingeboogen. Men vifchtze fomtyds met het Net, in diepe Kolken van de Rivier Tees, niet ver van Dinsdale in ’t Graaf{fchap York, in Engeland. | | Het zullen, waarfchynlyk, zodanige Schul- pen zyn, die de Schotfche Paarlen, anders ook wel Mosfelpaarlen genaamd, uitleveren. Ten minfte komen ’er zodanigen in de groot- fte Rivieren, inzonderheid van Lapland, voor, alwaar menze meest vindt in de Draaykolken, wordende van de Sweeden Paarlmosfel gehe- ten, zegt LiNNaus, die ze dus befchryft. ze Schaal is langwerpig ovaal, zwaarwig= ‚tig, van vooren. Stompagtig famengedrukt, van buiten zwartagtig ruuw, met de fmal- {te of bovenfte zyde ruighaairig, de Billen zeer ontbolfterd: door uitdrooging, cok van zelf, wordt zy broofch. Van binnen js de Schaal witagtig, met twee Lidtekens voor de inplantinge der Spieren. De Fand van het Scharnier is Kegelagtig, ftomp, uitgeftrekt : geen zydelingfe heeft ‘er plaats; maar in de kleinere een overlang{e, die gekarteld is, Zouden deeze kleine cok een byzondere Soort zyn? Over de natuur en eigenfchappen van dee- ge Paarlmosfelen zyn den Heer PoNToPPI- DANS; 23 29 33 ee en Bet. EE DE GAAPERS 157 DANS, Bisfchop van Bergen in Noorwegen, PE door den Inípeéteur of Toeziender op de XXxri Paarlvisfcheryën, in dat Ryk, van wegen de Hoorn» Kroon van Deenemarken , eenige Aanmerkin- ent gen medegedeeld, van dnciken ik hier, als x/% inzonderheid ter zaake dienende, gebruik zal | maaken, met dezelven woordelyk te vertaa- Jen. ‚‚ De geftalte der Schulpen is bekend. Zo s lang zy in ’c« Water ftaan, zo lang bevindt » zig de Vifch of de Slak bykans geheel > buiten de Schaal, omtrent op die zelfde ‚… Wyze als een Aardflak ,:wanneer zy haat » Huis draagt. Derhalven zyn de Schaa- » len ook, zo lang zy in ’* Water zyn, > open; doch zodanigerwyze, dat men van » den Vifch niets gewaar wordt: want hy » heeft zig, met de helft zyner Schaal, in 2» t Zand verborgen. Wanneer men het > Schulpdier fchielyk opneemt, dan ziet men » dat de Vifch, als gezegd is, zig buiten de ‚ Schaal bevindt, die zig alsdan langzaam in- » trekt en de Schaal toefluit. Men neemtze s, met de Hand , met Tangen of Houten » Klemmers, op. Men kanze ook met een > puntigen Stok opneemen, aan welken zy »» zig vast knypen, wanneer men dien regt „» in de Opening fteekt, en zy blyven daar „aan hangen; zo dat men ze dus ophaalen 2, kan. Indien men daar mede de Opening niet », Op taande voet treft, maar de Schaal aan- , TOENE ; Es DEEL, XV, STUK, TVE AFDEEL. XXXII, Hoorb STUK. Paarl- Mosfet, ij8 BESCHRYVING VAN „… roert, zo fluiten zy zig toe. Zy kunnén „op een harden Grond, gelyk op Steenen „en dergelyken, nier flaans offchoon de ; Vifch er uit kruipt; en zig aldaar tragt vast 5» te maaken: maar in Zandgronden kunnen 5 ZY» levendig daar op geworpen wordende, „… zig binnen vierentwintig Uureni weder vast 5» Zetten; anders moeten zy op de Zyde leg- s‚ gen. Het dikke End der Schaal is het voorfte deel, ’t welk in ’t Zand ftaat: het agterfte deel, als het fmalfte End der Schaal, fteekt boven het Zand uit, en daar aan wordt men ze gewaar; Klein zynde vindt men ze geheel in ’t Zand verborgen. Op eenen zuiveren Zandgrond kunnen zy voorts gaan; doch dit gefchiedt zo langzaam. dat men het niet gewaar wordt dan aan het Gaatje of Sleufje, ‘et welk zy als een Spoor agter zig laaten. Daar de Grond Steenig is kunrien zy het niet doen. Een andere beweeging; dan de voorgemelde, wordt „‚ men ’er niet dan gewaar, Dus is het valfch, „ dat fommigen meenen; als of zy zig naaf de Oppervlakte des Waters begaven, om ; van den Daauw bezwangerd te worden. „ Even zo onregtmaatig js ook het Gevoes „len, dat de Paarlen het Zaad zouden zyn; „ waar door deeze Schulpdieren voortgeplant ‚… worden: want, ware dit ZO, dan moesten, s, ter plaatfe waar de meeste Paarlmosfelen $ Zyn, ook de meeste Paarlen gevonden wore ‚‚ dens \ DE GAAPELS. isö s den: doch de Ondervinding leert het tegen= ‚„‚ deel. Wy willen geen andere bewyzen daar „> tegen ophaalen. s visfchen; gelykerwys andere leevende Die- » ren, door de vermenging van Mannetje en s, Wyfje voortgeplant worden. Evenwel heb ‘9 ik geen het minfte onderfcheid;, ten aan- 2, zien van de Teelleden, tusfchen dezelven ‚, kunnen waarneemen. Alleenlyk wordt men in 't midden van de Zomer aan dezelven, „> en wel inwendig op de Schaal, eenn Ware- + rige zelfftandigheid gewaar, die zig als het ‚ helderfte en witfte Vorfchen-Schot of Zaad „vertoont. Deeze wordt vervolgens 5 nop tend van de Zomer, gelyk men dezelve „ bevindt, wat Korrelig, en ziet ’er uit als _‚ of zy zig in kleine ronde Bolletjes verdee- ‚len wilde, Deeze Stoffe, nu, fchynt haar „, Zaad te zyn. De plaats, waar men eigent- lyk vermoeden kan de Paarlen te vinden, „ is aan het agterfte End der Schaal , in dat ‚ gedeelte van den Vifch, *t welk men in „, de Oesters de Baard noemt, en wel in de > beide Schulpen. Men vindt ook wel fom- „> tyds Paarlen in het voorfte deel , doch dee- 4, ze zyn altoos aan die zyde plat, waar mc- „de zy tegen de Schaal aan leggen. Hier vin Arprets XXXIE. Hoorp- „ Het is buiten twyfel zeker, dat de Schulp-sT ore aarl Mosfel. — De Paarlen zyn het Zaad der Mosfelen niete s, uic kan men vermoeden, dat de Stoffe, ‚uit welke de Paarl beftaat, eertyds week » moet zyn geweest, en dac de Vifch, die z, daar Is DEEEn XVe STUX4 160 BESCHRYVING vaN VI. „daar ter plaatfe uitkruipt, en ze gevolge. AFDEEL. „ Iyk tegen de harde Schaal aandrukt, zulks ‚> veroirzaakt hebbe. Niet zelden bevindt STUK. >, men, dat de Paarlen aan de Schaal vastge- „ groeid zyn; ‘en dit zo wel de genen, die „het regte Water hebben, als de roodag- 5, tig bruine, Dewyl, nu, deeze Kleur op s, de Schaal gevonden worde, en ook ieder ; vastgegroeide Paarl de Kleur vertoont van >» de Schaal, waar op zy gegroeid is, zo „ kan men daar uit befluiten, dat de Paarl en de Schaal van eenerley zelfftandigheid 2» ZYR: Zykomen „ Geen Mosfel kan de Pan daneen uit de Schaal _ 9 liezen, (gelyk doch eenigen dit meenen, } voorke „zonder eenig geweld te ondergaan, of van Menfchen Handen, of door andere Werk= tuigen, of van veelerley Toevallen. Het Vlies of de dunne Schaal; die de Paarl omkleedt, is aan de Zyde, welke naar de Schaal gekeerd is geweest, zo helder, dat men zeer duidelyk het Water: of den Glas van de Paarl daar door keen kan zien: doch aan de andere Zyde gaat dit zo goed niet. aan, en, fchoon men met een Inftru- ment wat van de Slymige zelfftandigheid afkrabt, welke de fyne Schaal bedekt , kan men doch niet zo ver daar mede komen, om de gebreken, midden over de rondte, te bemerken. De Schulp, op welke de ‚‚ Paarl legt, heeft dikwils een gebrek iù „> haa- Ml osfcle be hd 52 kk 59 DE GAÁPERS. 16r 55 haare geftalte, zynde of krom geboogen, VI, BE korter dan de andere Schulp. Hoe en ri 9 grooter de Paarl en hoe kleiner de Schulp #oorp- ss is, hoe duidelyker zig dit gebrek voordoet. Pur. s, Niettegenftaande zulks kan men doch wan Mes? 3, büiten niet daar toe komen, om, eer de „‚ Schaal geopend worde, te verzekeren, of 4) zy een Paarl bevatte of niet, en nog mins s, der, welk Water de Paarl hebbe: want de „> Mosfel kan, door toevallige omftandighe- 3, den, een gebrek aan haare geftalte hebben 5» bekomen; dewyl zy, nog klein en week bo zynde ‚ door een Steen Ee iets anders ge- z drukt kan zyn geworden. In ééne Schaal „> kan men fomtyds meer dan ééne Paarl vin- s den, die of allen goed, of waar van ten „, minften eenige goed zyn. De meeften van deze Paarlen zyn bruinrood, veelen wit- ‚ of graauwagtig, eenigen zwaärt, doch de ‚, minften hebben het regte Water of den „, behoorlyken Glans. Wanneer de Mosfel op een Grond ftaat, daar het Water ee. nen onrustigen en fterken Stroom heeft; „s ZO is zy altoos uitwendig bruingeel, doch - op een Modderigen Grond, en daar het „ Water als *t ware ftil ftaat, daar is zy op „‚ de Schaal zwart. Men nit »> zeggen, of de Grond, dan de Kleur der 3 Uitwendige zyde van de Schaal, de oïrzaak ss ZY» dat de Paarlen grooter of kleiner, be- 3 ter of flegter, menigvuldig zyn, of ont- LE, ; Drees Ks DEEL, XVe STUK, vL ÄFDEEL. XXXIL. Hoorp- STUKe Paarl- Mosfel. Paarlvis: fcheryen / - 162 BESCHRYVINC VAN N ») breeken. Men kan de Mosfel openen, zone ‚> der ze te dooden; en dezelve kan nog in », 't leven blyven , na dat men ’er de Paarl s> Uitgenomen heeft: maar, als menze van alle „> Paarlen beroofd heeft, dan kfygen zy ‘er sa ZEENE meer’: De meefte Rivieren der Noordelyke deelen van Europa leveren Paarlmosfelen, en derhale ve ook van deeze Paarlen uit. Op die plaat- fen in Schotland daar men Zalm vangt, wore den doorgaans ook Paarlen gevonden , in Zwar- te Mosfelen. Sommigen zyn zo fyn, zuiver, en zelfs ruim zo helder, als de Orientaalfche: ja men heeft wel honderd Ryksdaalders gege- ven voor eene Schotfche Paarl (*). In Noor- wegen zyn ook dergelyke gevonden, doch de meesten, die men voor de besten houdt, zyn Melkwit, met eenen Zilverglans. In ’t Stigt Christiaanzand zyn verfcheide Rivieren tot de Koninglyke Paarlvisfchery beftemd, en de echte Paarlen, die jaarlyks, omtrent Sint Jan, en vervolgens, in die Wateren gevon- den worden, behooren, als een Eigendom van de Kroon, aan haare Majefteit, de Koningin van Deenemarken. Het Schulpdier, waar men- ze uit krygt, is van de Zee-Mosfelen, die fomtyds ook wel een enkele Paarl geeven, daar in verfchillende, dat het de Schaal ovaal rond , (*) Zegenu, Staat van Schotland, Amfterd. 1755» Lladze Al2e \ 5 Wa DE GAM MERS? | 163 rond, en aan de beide enden breed en vlak VL heeft; zynde anders de Schaal, in dikte en KEN XXII, kleur, met die der Zee- Mosfelen OVEreen- Hoorp- komftig (*). | Net De Paarlvisfcheryën in Sweeden hebben vee: Mosfdl. lerley toevallen gehad, Het bevel van Ko- gin» ning KAREL den X1., van ’t jaar 1691, an zy aan de Kroon toebeheoren zouden , werdt wel door de Ordonnantien des Ryks, van ’% jaar 1723, verhietigd, maar vervolgens we. derom op zekere manier, door het verbod van 1731, bevestigd. Het Koninglyke Re- glement, vat ’t jaar 1736, laat alle op Schats= en Kroons-Gronden bevindlyke Paarlvisfche- ryén, voor den tyd van drie Jaaren, aan ze- kere Onderneemers over. Eindelyk werdt, door de aanfchryving van het Koninglyk Kom- mercie- Kollegie en Staats- Komptoir, aan den Landshoofdman, in de Herfst van 1739 en in het Voorjaar 1740 verklaard, dat de Paarl« visfchery in Hallands-Leen ter proeve op ei- gen rekening van de Kroon zou worden uite gevoerd. Men kreeg; echter, in dat Jaar niet meer dan vyfentagtig fluks Paarlen. In ’ jaar 1741 vifchte men op de Lahomifche Elbe vyf- enzestig ftuks beste en zevenenvyftig ftuks flegtere Paarlen. In ’c volgende Jaar kreeg men ’er flegts drie-en- dertig. In ‘t jaar 1743 werdt , (@) PONTOPPIDANS Nadit Hist, von Not wegens IJ; Th. p. 310, enz, TL IL. DEEEs XV. STUXs Î VI. AFDEEL. XXII. Hoorp- STUKe Paarl- Mosfel, 164 BDBESCHRYVING vAn werdt, op den Ryksdag, geene Paarlvisfchery voorgenomen. Men kreeg ’er, in ’t jaar 1744, niet meer dan zes ftuks. Hoe het, in ’t jaar 1745 ‚ daarmede toegegaan zy, weet men niet, doch met dat Jaar hieldt de geheele Paarlvis- fchery in Halland op, dewyl zy de Onkosten niet kon goedmaaken. Halland is. maar een zeer klein gedeelte van Sweeden, dat benoorden SchÔnen aan de Sond legt. In de overige deelen van dit Koning- ryk, inzonderheid in ’t Noordiand en Lap- mark, heeft men veel ryker Paarl-Rivieren , en de Laplanders zyn de grootfte Paarlvis- fchers van hee geheele Ryk. Niettegenítaane de zulks is het veel, zo men aldaar onder de honderd, ja duizend, Mosfelen ééne aantreft, die Paarlen bevat. Hier uit begrypt men; welk een menigte van deeze Mosfelen ver- nield wordt, om ééne Paarl te bekomen, die men ’er gemeenlyk als Speldekoppen, doch fomtyds ook van grootte als Zwaluwen - Eit- jes aantreft. Van de kleinen , die als Zand- korrelen zyn, vindt men ‘er wel meer dan twintig in één Schaal, doch van de middel- maatigen zelden meer dan twee of drie. Her Vleefch deezer Schulpdieren wordt niet gege- ten, maar tot Lok-aas voor Visfchen aan den Hengel gebruikt, Onder de Sweedfche Geleerden, -die over dit ftuk der Naruurlyke Historie gehandeld hebben ; verdient de Heer Doktor GisLERr, Lec- SOM mate DE GAAPERS TRE 165 Leétor van de Natuurkunde te Hernofand, VI den meesten roem. Ik zal uiet zyn Vertoor over de Paarlvisfcheryën (*) het voornaamfte hier te berde brengen. In de Bergen vindt men geen deugende Mosfsh, Paarlmosfelen , maar wel in de Dalen of Val- leijen, waar de Rivieren van de Bergen fa- menvlieten. De meeste Schulpen komen voor in de Rivieren die Oost en West loopen, doch men zal de beste en fynfte Paarlen in zodanige Rivieren aantreffen, die Noord- of Zuidwaards vloeijen, en in Kuilen, daar de Zon dikwils op den Bodem fchynt. Aan de Zuidelyke Oevers leggen zy, echter, veelal in de Schaduw, by Steenen, omgevallen Boo- men en meest in diepe Holligheden. Onder de beroemdfte Paarlttroomen in Angerman- land, de Noordelykfte Provincie van Sweeden, _aan Lapland grenzende, is de Gideaô-Rivier, welke by Grunfund in Zee valt. Hier heeft men de grootte Paarlen, en in zulk een me- nigte gevonden, dat oudtyds een half Stoop daar van voor vyftig Plaaten verkogt werdt. Tegenwoordig is die geheel uitgevifcht, hoe= wel 'er nog eenige weinige Paarlen in Zyn; van zo aanmerkelyk grootte en fraaiheid, dat men zyn Reize wel betaald vindt, als men een C*) Der Königl, Schrwed, Akad. der Wisfenfchaften Ab. bandlungen auf das Fabr 1762, XXIV, Band, Hamb, & Leipf, 1765, pâge 64, | L3 de DEEL. XV, STUK, VL ÂFDPEEL: XXXII Hoor p- STUK. Paarl- Alosfel, Geftalte der Paarie masfelen. 166 BESCHRYVING VAN een half dozyn Mosfels met Paarlen- daar in aantreffen kan. De meeste andere Paarl- Ri- vieren, zo van deeze Provincie, als van-die van Medelpad en. Jemtland , - Zuidwaards daar aan grenzende, zyn ook uitgevifcht: Inzon- derheid. die van het Dorp Borgfio „welken de: Paarl - Infpeêtor DBEeresTROOM, in de Jaaren 1741 en 174*s tot den bodem toe van Paarlmosfelen deedt zuiveren, dezelven alte- maal op den Oever fmyten en door ’t ope- nen van de Schaal om ’t leven brengen, Dit is een voornaame reden van de vermindering der Paarlvisfcheryên in Sweeden , welke nog daar door vergroot wordt, dat men de Dame men, die gemaakt zyn-om de Schulpen. ve kunnen vinden, in: de Rivieren laat- flaan: waar door zy dan in drooge Zomers geheel uiedroogen, en dus ook het jonge broed. ver- nield worde, Zo is mede de Paarlvangst, in kleine Rivieren, geheel te niet gegaan, waar Molendarnmen sid dergelyke Gebouwen in laa- ter tyden zyn aangelegd, fchoon men op die plaatfen weleer een_aanzienlyke veel hes aan- trof van Paarlmosfelen. „De grootften , die een weete Elle ‚ lang en een dwarfe Hand breed zyn, en op ss Mos en Slibber zig aangezet hebben, zyn „, de besten, De kleine, die men hier in de ‚> Meiren en ondiepe Rivieren vindt, verdie- s‚ nen niet geopend te worden. ( Derzelver 3, SChaalen zyn kleiner, aan ’t fimalle of bo- „, VER- ä DE G AAPER Ss. 167 3 venifte End meer famengedrukt en langwer- VL ‚Pig, doch aan het onderfte of ftompe End ee | ‚. meer Buikig of rond,) in ’t midden agter Hoorp. » aan de Rug der Schaal bevindt zig een dri SR. s> Vingerbreedte lange Hoornagtige Hand of Hie. > Scharnier, welk de Schaalen famenhoudt. „ Onder dit Scharnier zitten, binnen den Kand, „aan de regter Schulp twee Uitwasfen als » Tanden; tusfchen welken een ander derge- > lyk Uitwas van de {linker Schulp infchiet; gelyk die Geleding, welke Ginglymus ge« ss noemd wordt. Daar aan hangt de onder- „fte Vingerdikke Pees of dwars- Band, met s> welken her Dier, te gelyk met eenen klei- „> neren en dergelyken dwars- Band, aan het > bovenfte End der Schaal, de Schulpen zo >, ftyf te famen trekt, dat zy bezwaarlyk, „‚ zonder een-Mes of dergelyk fcherp Werk- > tuig, te openen zyn. Twec andere Pees- ‚‚ agtige Banden, in de langte van het Dier, » zyn als de tegenwerkers daar van, en diee ‚nen om de Schaal te openen. Zy is van „binnen zeer fyn glanzig en Zilverkleurig, „ gelyk ander Paarlemoer, doch aan den ‚ Rand bevindt zig een graauwe Zoom, van » een vierde Duims breed, welke zig in de »„ beide Schulpen rondom de Randen uitftrekt, s, Zynde: in ‘t midden breedst. De beide ‚‚ Schaalen zyn van binnen met een dun Vlies, „> als een Periosteum, overtoogen,.dat aan de s Randen dikker, en een weinig plooijig of L4 als B ‘1, DEEL. XV, STUK» VI. AFDEELe XXII, Hoorp: STUK Paarl= Mosfel, 168 BESECEHRLZVING VAN 2) als met Franje is, en uitgefpannen wordt; »… wanneer de Mosfel gaapt; maar, als zy de 2) 23 53 33 ik 2) 2) 22 2) 3 33 Schaal toefluit, zig te famen trekt, Door deeze Plooijen weert zy Zand en andere Vuiligheden ef, die met den Stroom haar tegen komen, Aan gedagte Huid vertoo- nen zig twee Bladerige graauwe en bruin- agtige Vliesjes, ter wederzyde van het Lig: haam des Diers , met welken het aange- hecht ís aan de Schaal, en deeze maaken; alt ct ware, de Kieuwen of Longen uit, waar mede zy het Water, gelykerwys de Vifchen, inhaalen of inlaaten. ‚> Het Lyf van het Dier zelf vertoont zig zeer eenvoudig, fpongieus, T'ongagtig, uit den witten of bleekgeel van Kleur, langs den buitenften Rand in twee helften ge- deeld, daar inwendig, in de tusfchenw yde te, twee paar lange fmalle Uitfchietzels of rimpels aan zitten. Voorts ziet men duie delyk de Ingewanden, Bek, Maag, Lever 5 Darmen, het Hart met gafie holligheid, gelyk in de Visfchen, de Kuitzak, enze Het Dier fteekt zyn Tongagtig Lighaam fomtyds, ten deele, door het bovenfte End der Schaal, maar meest en menigvuldigst van onderen , aan het onder- End , een goede Handbreedte uit, daar mede zig on- der aan den Grond vast houdende, naar andere plaatfen voorttrekkende, en wat dies meer is} zo dat dit eenvoudig Werkftuk sp aan MN DE GAAPERS, 169 „ aan het Dier voor Snavel, Buik en Pooten, VI > te gelyk dient. De Mosfel {taat altoos op re, 5, zyn End fchuins, met de Opening naar Hoorn- „, den Stroom gekeerd. Aan de zyden der pr ik | Kuilen ftaan zy meest met de Opening Atsrk naar de diepte. Wanneer de Mosfel zig ‚in Vryheid bevindt, dan is zy altoos een „, half Duim wyd open, en dan worde men … ter een langzaame en gelyke Ademhaaling „‚ of beweeging in gewaar, door welke de ‚ Schaal zig, met ongevaar een Stroobreedte , verandering, meer of minder opent en toe- Koog, | Uit het Spoor ’t welk zy in ’t Zand maa- ken, blykt in deeze, zo wel als het in onze Slikmosfelen is opgemerkt *, dat zy voort-* Bladz, gaan, niet alleen, maar ook dat zy, by ** Paaren, elkander naderen. By verandering van den Wind wordt men gewaar, dat zy de Schaalen uitfpannen, zig los maaken en veele Vademen ver door den Stroom laaten voortrollen; zettende zig dan weder fchrap. Als zy van den Grond opgenomen zyn, ftees ken zy haar bleekgeel ‘longagtig deel uiet, en zuigen zig op nieuws vast. Komt menze 23 23 op een Vierendeel Elle met een Stok of Tang naby, dan fluiten zy aanftonds de Schaal, doch, als men het dunne End van den Stok voorzigtig in de Gaaping fteekt, dan knypen zy de Schulpen zo vast toe, dat menze met den Stok uit het Water ligten kan. Zy fchy- | Ls nen «/ IE. DEEL, XVe STUK, VL AFDEEL. XXXH. Hoorp- STUK. Paarl Alosfel, Uitwend'e ge Kente- kenen der Paarlen, iz DBESCHRYVING war nen, derhalve, ‘het Zintuig van ’t Gevoel zeer fcherp te hebben (*), Deeze Schuipdieren beminnen, inzonderheid, zuiver, helder , koud en een weinig ftroomend Water, op een Kleijigen Grond, die mec Zand en Steengruis bedekt is. Als het Rivier. water zeer bezet is met Yzeragtige of Oker- deelen, of dat het Dier geel Vieefch heeft, dan vindt men ‘er geen goede Paarlen in. Die Mosfelen , welke van de gezegde grootte, zeer breed, en aan ’t kleine End dik zyn, en wit Ingewand hebben, ftaande op een Kley - Grond in kleine Stroomen, geeven goe- de hope tot deugdlyke Paarlen. Dat zy Paar- len bevatten ontdekt men fomtyds aan een Groefje, ’t welk van de heldere Vlak naar den Rand loopt, en eer het den Rand bereikt eindigt. In de flinker Schulp, aan ’t kleine End, zitten de meeste Paarlen,- die aldaar ‘verfcheidentlyk by den Kand der Schulpen, tus. {*) Dit meen ik, volgt uit het gezegde cer, dan dart zy anders geen. ziteriyken Zin, dan het Gevoel alleen, fihynen te hebben, gelyk GIsZLER zegt. Met reden merkt KALM aan, dat zy zekerlyk ook van Smaak niet onbegaafd wroeten zyn, en my dunkt dat uit dit fluiten der Schulpen, voor * zannaderend gevaar, een aandoening, naar Gezigt gelykene kende, is op te maaken, om nu van de Reuk en ‘t Gehoor niet te fpreeken, Natices gui capiunt , non adverfo fata fed fteundo adeunt, quoties Fscam perfeguuntur, nec voce ulla fed Jlentio agunt ; utpote cum E olfaciant & audiant, ADE Oe VAND. \ DEIGAARERS 1E tus{chen de beide dwars-Banden „geplaatst zyn. VL Aan hee grootfte End en onder in de Schaal AMPERE komen zelden Paarlen voor, en, die men ’er Rita vindt, deugen niet. „De Heer FrisscHerÊ-srum. STROOM brengt de volgende Kentekenen ln by. (£). , Wanneer de Mosíel, aan de ééne ss Zyde, vyf, zes, of meer, fcheef neder- 9 gaande Srreepen heeft: wanneer men op „de zyden verhevene Knobbels aantreft; wan- ») neer de Schulpen zig, aan ’t kleine End, r-ongewoonlyk. omkrommen, en cen diepe „Voor dwars “over de Schaal loopt. Hoe „meer en dieper Streepen of Groeven, en »y hoe meer Knobbels voor handen zyn, en ‚‚ hoe krommer de Schaalen , hoe waarfchyne- sä by ker het is, dat men ’er-Paarlen in. zal. vin- 5 den”. ” „Over den oirfprong en de aangroeijing dee raar ofr- zer Mosfel-Paarlen, redeneert, de. Heer Gys. fvrongen aangroei. SLER aldus, 5, In de Exkrementen. van het jing, 5 in bevinden zig dunne, byna onzigtbaa- » te glinfterende Schubbetjes , die in zelfftan- 451 dieteid en kleur. de inwendige witte Schaal 5 volkomen gelyken In de Darmen en dee- „> len die den Endeldarm aan hee ftompe End „> naast zyn, zitten, by een zeer groot Deel, s eenige zeer. kleine, zeer fyne, doorfchy- s, nende, ronde Paarlen, zo groot, als Spel- ; de. ) Gezegde Abhandlangen auf das Pahr 1759. blade I42e I, DEEL. XV, STUK, VL ArFDEEL. XXXII, 172 BESCHRYVING VAN 93 2) dekoppen; ja ook wel grooter dan Hennep- zaad; benevens eenige hoekige, heldere en Hoorp, ‚‚ en mismaakte Paarlen by elkander. Vervol- STUK. Paarl . Hoifd, 3 3) 33 99 2) 99 gens vindt men altoos. grooter Paarlen ín de Huid, welke de Schaalen bekleedt, tus= fchen de Schyven der Huid zelf ingefloa- ten, De weg en voortgang, nu, der Paar- Jen hangt ten deele af van de zitplaats in de Huid, ten deele van de Geftalte der Schaalen zelve. De regte weg is, van het onderdeel en middelpunt des Lighaams van het Dier, fcheef uicwaards tot aan den Rand, alwaar de Paarl altoos volkomen ryp zit, of in de Huid beflooten zynde, of. vastgegroeid aan de Sehaal. In *t laat- fte geval bekomt zy haare Luaagswyze toe- neeming met de Schaal, zynde ook bruin of helder, naar dat het gedeelte der Schaal is, by het welke zy zig bevindt: in ’t an- dere Geval wordt zy ook langs de Schaal naar den Rand voortgefchooven, ’t welk uitwendig de gedagte Groef veroirzaakt , welke een Kenteken is van de tegenwoore digheid der Paarlen. Dat de Paarl, in haar befchreeven koers, tusfchen de Huid uite waards gedreeven wordt, kan alleenlyk vere oirzaakt worden ,„ door de gedagte naat Ademhaaling zweemende beweeging: dat zy Laagswys’ aangroeit komt met de Struc= tuur van het inwendige bekleedzel der Schulpen overeen: en haare verfchillende }) Ge: „DE GAAPER á 173 Es Geftalte is van de zitplaats afhanglyk. In ek ij 3 de holle Schaal is zy rond, doch naar den XXX; » Rand voortgaande wordt zy in meer lang- Hoorp- K j werpige en op verfcheide wyzen rondagti- Paars » ge Geftalten gerold. Mosfels „ Eene regte goede Paarl, derhalve, is een in de onderfte deelen van de Mosfel eerst aangevangen , en mêt derzelver Schaalagti® ge natuur overeenftemmend, rond toebe- ss reid, zeer klein en helder ftukje Paarlee „, moer, dat door de Levensbeweegingen des Diers, inzonderheid de Ademhaaling; te gelyk met de fyne Vezeltjes tot de glinfte- ‚rende Schaal, tusfchen de Laagen der lee- vendige Schaalhuid gedreeven wordt, en onderwegs eene Laagswyze Jaarlykfe aan- „> groeijing bekomt, tot dat het aan den ui- terften Rand der Schaalhuid ftaan blyft, of onder zynen voortgang van een Schyfje der Schaalhuid wordt terug gehouden, groeijene …‚, de daarmede aan de Schulp vast, en dan vervolgens daar zitten blyvende. Naar dar; nu, deeze aangegroeide Paarlen een langer tyd in de Schaal gezeten hebben, zyn ook de Laagen boven aan dezelven menigvuldig over de Paarl zelve heen vermeerderd, zo ‚> dat zig eindlyk aan de Schaal als een Bo-= „‚ chel vertoont, en‚ wanneer men dezelve ;> opent, daar in een graauwagtige Paarl ge« s> vonden wordt. De vast gegroeide zyn ook, »» altoos digt aan den Rand gedreeven, waar > de Le DEEL, XV, STUK. VL AFDEEL. XXXIT. Hoorp- STUK. Paarl- Mosfel, 174 BESCHRYVING VAN s de Schaalhuid ftrakker gefpannen, en de ‚; Schaal niet zo hard en glad is. Somtyds :‚ vindt men verfcheide Paarlen, tot zeven s, toe, in een zelfde Mosfel, doch flegts aan s, het bovenfte en onderfte End op eene Ry, 4» nevens elkander aan den Rand, ieder ín „een Beursje der geplooide Huid, die in », deugd en grootte verfchillende zyn, gelyk „> twee witte en één graauwe, of allen graauw, sr ENZ Manierom De Paatlvisfchery beftaat in het ophaalen de Paarl. Mosfelen te beko. inen, der Paarlmosfelen, en in het openen derzele ven om naar Paarlen te zoeken. Daar ’t Wa- ter ondiep is, kan men ze met de Handen grypen: daar *t dieper is gaan de Paarlvis- fchers fomtyds langs een Stok neder, en vat- ten de Mosfelen met hunne Toonen. Anderss zins wordt ook wel een Vlotje gemaakt, met een Gat in ’t midden ; door ’t welke men een Houten Tang tot op den Grond fteekt en dus de Mosfelen ophaalt: Het Vlot is van on- deren wit geverwd, en wordt door een Steen zodanig tegengehouden; dat het maar lang- zaam afdryft met den Stroom; Een Man, met zyn Aangezigt over ’t Gat leggende, kan de Mosfelen zien en m@t de Tang vat- ten. Door middel van zulk een Toeftel kan hy wel duizend Mosfelen in een Dag ophaa- len: doch, daar het eenige Ellen diep is of troebel Water, gaat zulks níet aan. Dus een menigte van Paarlmosfelen beko- men DE GAAPER Ss, 158 men hebbende, zo is de Vraag, hoe’erde vi. Paarlen best uit te haalen zyn. Smyt menze Arpreus op ’t Land, zo gaapen zy wel draa, en ftor- HOE ven, zo zy in de Zonnefchyn leggen , binnen sryx. ’ half Uur. Veelen fteeken ’er het Mes in , SM en fnyden de Banden los, waar door het Dier ook onfeilbaar fterven moet. Dit heeft een ongelooflyke vernieling van deeze Schulpdie- ren, tot groot bederf van de Paarlvisfchery in Sweeden, te weeg gebragt. De Heer Grs- SLER ftelt derhalve een Manier voor, om de Schaal te openen, en de Paarlen uit te haa- len, of naar dezelven te zien, zonder befcha- diging van het Dier: als volgt. „> Neem eene enkele Mosfelfchulp, met het toe de. s ftompe End, in de regter Hand, en, de hel- a ss dere Zvde ‘naar u toekeerende, zo fteek > voorzigtig het kleine fpitfe End der Schaal, ‚, fcheef tusfchen en langs de ongevliesde s> SChaalranden der Mosfel, die men wil ope- s‚ nen, tot aan de Huid, twee Duim boven > dendwars-Band aan het ftompfte End, Men „> houdt, inmiddels, de Mosfel met de flin- ‚‚ ker Hand, en, de Schulpen dus een Vin- s gerbreedte van elkander geboogen hebben de, brengt men de Slinker Duim midden « in de Schaal, dwars over de Opening, en „ Ónderftut tevens de beide Schulpen, dat zy 9» zig niet te famentrekken: dan beziet men > voor in de Schaal, aan de Randen, op de », gedagte plaatfen, naauwkeurig, of zig ee- | 2) H@ L DEEL, XV. STUK. VL 176 BESCHRYVING v AN EE) ÁFDEEL. XXXIL, ° HoorD= 3» STUK. Paarl« Mosfel; EC} 3% EE) 53 23 3 E)) 35 eb) ER) 35 3 2 Ss) $3 ne ronde verhevenheid aan de Schaalhuid vertoone; in welk Geval men de Paarl met den Vinger uitneemt, zonder de Huid verder los te fcheuren of meer te befcha- digen, dan wat de kleine Opening aangaat, door welke de Paarl uitfpringt: Wil men de Oogen niet alleen betrouwen, maar de begeerde kostbaarheid tevens met den Vin- ger voelen, zo opent men de Schaal een weinig wyder met de enkelde Schulp; dan kan men den Vinger voor in de Gaaping ftecken en voelen rondom langs den rand van de Schaâlhuid heen, als wanneer men alles gewaar kan worden, tot het kleinfte Zandkorreltje toe, dat zig daar bevinden mogt. Ter plaatfe, daar men de Schulp tusfchen de Randen in fteekt, aan het ftom- pe End, is de kragt van de Mosfel; doch in ’t midden , daar men de beide ‘Schulpen met den flinker Duim onderftut „ hebben zy de miníte kragt, zo dat men daar ge- makkelyk de Schulpen van elkander kan houden. Wanneer men de enkelde Schulp ; op gedagte manier, voor zigtig inbrengt , en zorge draagt van de Schaal niet te brce. ken, noch de Peezen in ’t Scharnier te be- fchadigen, zo blyft de Mosfel leeven, en, nadat zy dan weder fpoedig in ’t Water geworpen zyn, ziet menze des anderen daags wederom met de ftompe Enden in de Grond ‚_ftaan, om te arbeiden tot haar Leevens-on- derhoud en Voor tteeling”’. ss Ïk DE GAAPERS 177 5 Ïk heb gezegd, dat men: de Mosfelen o- VI. $, penende, die Paarlen hebben, altoos de xx $, Paarlen in de ‘geplooide of gekreukelde Hoorn. 3, Huid vindt, aan den buitenften Rand van STUK. 2 dat Vlies, *t welk de Schaal bekleedt, Pe noet 3» Tiosteum van my genaamd. Zit de Paarl Verchil ») boven het witte der Schaal, zo is Zy wit 5 Paarlen. s,-doch, in het Vlies boven den graauwen Zoom zittende, aan!den uiterften Rand van de Schulp, dan is zy graauw, en dus, hoe verder inwaards zittende, hoe beter. ‚ Heeft de Paarl haare zicplaats midden tuss {chen het uiterfte der Schaal en den graau- wen Zoom, zo is zy ten deele wit, ten deele graauw. De Paarl aan de eene kant plat zynde, zo befpeurt men, dat de Huid ‚aan de platte zyde zeer dun is, en de Paarl zelf tegen de Schulp afgewreeven, het welk zonder beweeging niet gefchieden s, kans Uit de zelfde oorzaak zyn eenige ; Paarlen, ja de meeften, zo wonderbaar mec verheffingen en verdiepingen gekromd, veelen rond, halfrond, langwerpig, Kegel. vormig, enz: andere aan beide Enden wit, ‚ met een graauwen Ring in ’t midden, daare om heen; eenigen als van elkander gezaagd en weder te famen gedrukt, rimpelig en 5, mismaakt. Ík heb nooit een witte Paarl sj gevonden die vastgegroeid ware: alle aan de Schaal vast zittende waren graauw of anders wanftaltige {tukken. Hoe verder M > GE 23 35 53 1. DEEL: XV, STUKe VL. AFDEEL XXXL. Hoorp- STUKe Paarl- Mosfel. 178 BESCHRYVING-Vv AN »„ de Paarl inwaards zit ín de glanzige Schulp, ‚ hoe harder zy is: terwyl die, welke ge. „s heel digt aan den Rand zitten, zo voos ss Zyn, dat men dezelven met een Mes door- > fnyden en de Laagen tellen kan. In ’t al- 93 32 iss 33 gemeen zyn alie graauwe Paarlen voozer dan de witte, en, wanneer een graauwe Rand om de Paarl zit; laat zy zig met de ‘fFanden doorbyten. | 39 Om een deel witte Paarlen groeit een graauwe Laag, wanneer zy taamelyk groot ‘geworden zyn: doch men kan dezelve ge- makkelyk met een fcherp Mes affchillen, als wanneer de Kern, inwendig, zeer goed en helder ís Op een Kleijigen Grond val- len de heldere Paarlen blaauwagtig wit, maar op-een- Zandigen. en zuiveren Steen- agtigen Grond geheel wit en klaar. Som- tyds vindt men de Kern inwendig graauw, ‚met witte nog taamelyk goede Laagen van buiten daar om heen. Dit komt daar van, dat zy, eerst aan, den ‚graauwen Zoom des Rands’ gezeten hebbende, naderhand , groot geworden ‘zynde, door de famenknypende „Lippen ‘van de Schaal, inwaards , naar den helderen bodem is gedreeven; daar zy al- toos een witter Kleur bekomen. Somtyds wordt de uiterfte Huid, aan den rand der Schaal, gefpannen, en zy vallen uit, zo dat zig inde Schaal flegts de Weg ver- toont, dien de Paarl gegaan heeft. Der- ‚‚ hal- pe GAAPERS: 179- 3, halve vindt men ook, nu en dan, eene{ VE _ „ Paarl vry leggende in het Zand, en treft peer ‚ by geval ook wel eene Paarl aan in de Krop Hoorp: „, van Eenden en Ganzen, die klaar en glin- en 5, fterend Kwartszand verflinden, Mosfel. ‚De graauwe Paarlen kan men verbeteren moe de 3, door het gedeelte der Huid; waar in zy en ss beflooten zyn; in de levende Mosfel ren. 3, voorzigtig los te maaken; waar door de 3, Paarl in de holte van de Schaal valt, en 3, dus vervolgens, zekerlyk; witte Laagen, s‚ by haaren volgenden wasdom, verkrygts 35 Zodanig eene Paarl vertoont zig blaauw- ss agtig ; wanneer zig maar weinige Laa- 3 gen daar om heen gezet hebben; Dof wit: - ss te Paarlen' worden een weinig zuiverer;, , wanneer menze in een Flefch met Water ss'in de Zonnenfchyn zet. Als men de bin: „> nenfte Laag neemt van de glanzige Schaal, 3, dezelve: fyn floot, en zulk eene Paarl, ;; daar in gebonden; in een ftukje Lywaat in ss de Zonnefchyn plaatst; bevogtende die das ‚ gelyks met eenig Water, zo worden zy ook „‚ nader tot de begeerde helderheid gebragt : »> doch, *t gene de Natuur zelf uitvoert, is $s ‘altoos het beste”. De Heer GissLEr zegt dat de Ouderdom der Paarlmosfelen omtrent aan- de evenwydie ge Streepen , die ze op haare Schulpen hebben, af te neemen is, en dus befluie hy , dar zy honderd Jaar ea daar over kunnen leeven. M a Wat Daed 1. DEEL, XV. STUKe VL AFDEEL. XXXII. Hoorp- STUK, Paarl- Mosfel, paarlen in Duitfch- land ge. wonden, 180 BESCHRYVING VvA N Wat bewys hy hier voor hebbe, is ons on- bekend. Voorts merkt hy aan, dat buiten, op de hoogfte uitranding, digt aan hee {tompfte End, altoos een glinfterende Vlak is op alle oude Schaalen, door het affprin- gen of af{lyten van de buitenfte graauwe Laag. Zulke Mosfelen , zegt hy, behooren onder de oudften van haar Geflagt. Hy fchryft zulks toe aan de afflyting op een Zandgrond, en zegt, dat de genen, die tusfchen Steenen in de Grond vast zitten, zulks niet hebben. Hoe kan LiNNEUs dan, als een algemeen Kens merk van deeze Soort van Gaapers, opgeeven, dat zy de Billen ontbolfterd hebben: ja, hoe kan hy deeze Doublecten , die zig weezentlyk aan beide Enden fluiten, tot dit Geflagt t’huis brengen 2 Die, welke Paarlen in hebben, zien ‘er al- tyd van buiten ruuw; oneffen en leelyk uit, zegt GIssLERr: ook merkt hy aan, dat zy wel van Wormen doorboord worden : des het bedenklyk is, of niet de zelfde oirzaak te ftellen zy van de groeijing der Mosfelpaarlen, als wy vervolgens zien zullen plaats te hebben - in de Oefter . Paarlen. In Sweeden niet alleen, maar ook in andee re deelen van Europa, worden Paarlen get vonden in Zoet Water Schulpen, Men heeft in Lyfland en Ingermenland Paarlvisfcheryën, doch in geen andere Beeken of Rivieren, dan wier Water frifch en helder is, en waar in zig EF U J : DE GAAPER S, 18 zig Forellen onthouden, Men vindtze flegts VL daar in van het midden van July tot het mid- xr. den van Augustus. In Oosterbothnie, dat cot Hoorp= Finland behoort, zyn verfcheide Stroomen .sTUK. waar men om St. Jan Paarlen vifcht. in EN EEL Hertogdom Luneburg, in de Luhe by Win- fen, worden Mosfelen gevonden, die Paarlen draagen , wier fchoonheid de Oofterfchen trots feert. Niet ver van Augsburg is een Meirt- je, waar in veele Zoet Water Schulpen leg- gen, die geelagtige Paarlen bevatten, met eenen Zilverglans, In ’t Bisdom Pasfau, by de Stad van dien naam, worden in de Rivier Ilfe Mosfelen gevifcht, die fchoone Paarlen draagen, waar onder eenigen de Indifche niet ongelyk. Sommige Rivieren van Beijeren leveren Paarlmosfelen uit. In de Rivier van Bohemen, Watawa genaamt, vindt men ook fchoone Paarlen , die onder de Europifchen niet van de geringfte zyn. De Moldau zou dergelyke Paarlfchulpen voeren. In het Zand van de Rivier Queifs, tusfchen de Lausnits en Silezie, worden fomtyds Paarlen gevon- den, die van zodanige Schulpen uitgeworpen zyn. De Elfter, in Voigtland, ís rykelyk voorzien vanPaarlmosfelen. Niet ver van Oels= burg vindt men, in deeze Rivier, zo fchoo- ne Paarlen, dat de voorige Koning van Poo- len, Hertog van Saxen, Strandryders aanftele de, om toe te zien, dat niemand, dan de M 3 gee I, DEEL, XV, STUK. VI ÄFDEEL, XXXII. Hoorn- STUK Paarl: Mesfel. 132 BESCHRYVING CvAy genen, die daar toe bevoegd waren, dezelven opzogt (*). | ») Ik zelf, (zegt Lesser (*), van wien 5» Wy dit ontleenen,) bezit daar van een „> Paarlen- Trog, (gelyk men die Schulpen 2, noemt, ) in wier ééne zyde, vooraan , een s> Paarl zit, die zo groot is als een Erwt, glad, ss En byna geheel rond. Zy ís Zilverkleurig, s, dech, wanneer men haar op verfcheide wyzen tegen ’t Licht draait, fpiegelen zig os veelerley Regenboog-Kleuren , daar op; , als in een Opaal- Steen. Onze Wateren (vervolgt de Pastoor ) fleepen ook, doch ss zeldzaam, Mosfelen met zig, die kleine ‚> Paarlen in hebben, waar van ik weleer het 9, volgende Berigt gaf (1). > Toen ik, voor eenige Jaaren, een Vyver ‚ liet uitdiepen, bevonden zig in de Slyk > veele Mosfelen, die de gemeene Man ale ‚> hier Padden- Mollen noemt. Ik liet ’er „, een deel van openen, om Waterverwen voor myn Schilderwerk daarin te doen, >en men vondt in ieder Schulp byna eene ‚, Paarl, zo groot als een Anys-Zaadje, die >, Aangegroeid. was. Dit bewoog my, om | k 33 zelf va 23 {*) In Lotharingen en elders in Vrankryk zyn ook Paarls visfcheryên, zie de Tegenw, Staat van dat Ryk, Tweede Deels Register, (}) Testaceo- Theolozie p. 966 , Enz, Gj amb. Gel, Ber, van 4735. Pp, 726a DE GAAPERS, 183 zelf hog eenige Mosfelen open te maaken, , Vl _ en te onderzoeken; doch ik vond ‘er in Eert ‚ geenen, dandie regt groot waren „nog eeni- Hoorp.. ‚ge. Ik lier daar op in de volgende Maan- STUK, den, en naderhand, nog twee das lanes in alert, alle Maanden, als de Vyver niet toege- vrooren was, eenigen van de grootfte Mos- felen daar uithaalen, en zag ze naa, doch „ heb ’er nooit Paarlen in aangetroffen, dan „> alleenlyk op ’t end van July en in ’t begin. van Augustus, en nooit meer dan ééne in. „ieder Mosfel. De meefte Paarlen-zyn ais halve Kogeltjes, met eenen Zilverkleurigen „ doch doffen Glans op haare rondte; !zynde » aan die zyde, waar mede zy aan de ‚„ Schulp vast zitten, geelagtig. Ik ben, ver- s volgens, in dit ftuk bevestigd geworden, „> toen ik in de Rob van een Forel een Paarlt- „ je, wat grooter dan een Geerstkoorn , aan= „> trof , dat vermoedelyk zulk eene Paarlmos- fel ontvallen en van den Vifch ingeflokt „> zal zyn. ‚ Hier valt nu de Vraag, of de Oostindi- waaray ine Paarlen beter dan de Kuropifchen zyn? le „ De Heer Doktor EBERHARD mag hier op Palen, > antwoorden, die, in zyne Verhandeling over „» den Oirfprong der Paarlen (&), aldus fchryft, 2) Dewyl wy dit byzondere geluk hebben , ‚> dat (*) Abbandl, von den urfprung der Perle, Halle 1751, Oca “tavo. Cap‚ VI, 6, Ór, p. 142. M 4. / IL, DEEL, XV« STUK, 184 BESCHRYVING vAn dn B dat wy niets hoog fchatten willen, ’t geen xxx, 7 Riet ten minfte duizend Mylen ver van ons Hoorp- 5, afítandig is, of eenen Ouderdom van eeni= Os ge honderd Jaaren heeft: zo moeten de Mosh se Oostindifche Paarlen zekerlyk de besten 9 Zyn, offchoon de Europifche niet minder … voortreffelyk waren. Fenige Juweliers be« », dienen zig van dit vooroordeel, om de ge- ‚‚ nen wat duurder te verkoopen, die in geen > agting zouden zyn, als men wist, dat zy „» in onze nabuurfchap gegroeid waren. Dus „ moet menig Europifche Paarl haar Vadere +) land verloochenen, en zig onder een groot s getal Indifche als nacuralizeeren laaten, ‚, Doch andere Natiën gaat het in dit Stuk , niet beter, De Chineezen moeten onze s> Salie hoog fchatten, dewyl die uit zo ver- ‚re Landen komt, en onze. benevens de A- „ merikaanfche Paarlen worden, om die zelf. „de reden, in Oostindie voor wat raars ge- ‚houden. Doch dit vooroordeel heeft zig niet van alle Européers meefter gemaakt. > TAVERNIER, die zeer groote kenner der ‚ Edele Gefteenten, verhaalt, dat eenige in „ Beijeren gevonden Stukken duizenden waar- » dig zyn. Dat ook de Lyflandfche Paarlen „ niet flegt zyn moeten, kan men reeds daar „… uit zien, dat, zo de Heer Jrrse berigt; „de Keizerin aan de bezitters der Vyveren, », waar in de Paarlen gevifcht worden, voor- „ Ce l er ps EN EE, hi IAS dl Ì BE GAAPERS: 185 „ieder Loot Paarlen van de eerfte grootte wr, ss zestig Roebels betaalen laat”, AFDEEL, XXXIL. NERD . Hoorpe A aape Y chac eaf (5o) Gaaper, die de Schaal langwerpig en con breed, aan den, Grondfteun finaller en fa- xxx. mengedrukt heeft. ed Ea Breede Deeze , die D'ÄRGENVILLE la grande gn Moule de Magellan noemt, heeft, zegt hy, een Violetkleur , gemengd met Purper en Agaat. Zy is by de Straat van Magellaan afkomttig , en mag wel den naam voeren van de grote Magellaanfche Mosfel. Wy hebben ’er, van vyf Duimen lang en drie Duim breed: die Purper, Violet en Roozekleurig, of fchoon blaauw zyn, met verfcheiderley veranderin- gen. ; (31) Gaaper, die de Schaal Tongagtig, aan’t xxxr. | . Mya Vole end met een lang Scharnier heeft, dat Pila. halfrond is. Baard. Knypere bd Tot deeze Soort behooren die langwerpige Doubletten , daar men den naam van Peul- of Doe- (30) Mya Testâ oblong dilatatà , Basfi anguftiore compresfâ, M. L. U. 470, N, 10 %, ARGENV, Conch, T, 25, (a2, } f.N. KNORR Verzam, V, DEEL Pl, 25. fig, 1e 21) Mya Testâ Linguiformi , Cardine terminali depresfo femi-orbiculato, M, L. U. 471, Ne IIe AZu/, Tesfin. Te Gs f, 3e RUMPH. Juf, T. 46e f. A. GUALTH, Zeste, Te 90, f, H‚, KNoRa Verzam, Ve. D, Pl 2, M 5 L DEEL, XV, STUKe VL AFDEEL: xXXII, HoorDe ETUKo XXXII, Mya Arce tiChe Noordfch Boontje, / 186 BESCHRYVING VAN Boereboon - Doublet ; en, volgens Rumrurus, dien van Baardknyper aan geeft. De groot- ften zyn, zo die Autheur aanmerkt, drie en vier Duimen lang, doch zo fraay niet als de kleinere, die beter naar een Tang of Chinee- fche Baardnyper gelyken, Deeze zyn een kleine Vinger lang, wat krom als een Zabel, donkergraauw of Aardverwig. Men vindtze in groote Klompen, van zeventig of tagtig, by een, door middel van een ruig Mos te fa- men gegroeid zynde, Zodanig is de langte, omtrent, van dat by GUALTHIERt, ’t welk veel breeder is, naar reden van de langte, dan ’t gene ik , volgens een zeer fraay Ex- emplaar, op de Tweede Plaat In’ ’c Vyfde Deel der Verzameling van gekleurde Hoorens en Schulpen, ftrekkende tot een Vervolg van KNorr, heb doen aftekenen. (32) Gaaper, die de Schaal geftreept heejt, de Kleppen met twee eenigszins gedoorn= de Ruggen; ’t Scharnier ongetand. Aan de Kust van Noorwegen, in de Noor- der-Oceaan, onthoudt zig zodanig een Dou- bletje, dat de grootte van een Boon heeft en de Geftalte van eene Noachs Ark, bleek en ruuw. Van vooren is het ftomp en platagtig; van (32) Afya Testà firiatà , Valvulis carinis duabus fpinulofis, Cardine edentulo, Syst, Nat, Xll. ‘ ' pE GAAPER S 187 van agteren korter en eenigermaate fcherp. VL, Het enantie deel loopt, van de Billen af, uit SKXIE in twee ver af{tandige hoeken, die aan den Hoorps voorkant eenigermaate gedoornd zyn, Van STUKe binnen is de holligheid Melkwit. Het heeft naauwlyks een Scharnier. SISSI SSISSSISISS SSS XXXIIL HOOFDSTUK. Befchryving van ’t Geflagt der SCHEEDEN, “waar în de Geuten, Mesfehechten, Peul- en Boereboon-Doubletten begreepen zyn, % in Solen, dat hier tot een Geflagt- Naam. naam gebruikt wordt,is zuiver Griekfch, en heeft, in die Taal, een Geut of Water. leiding betekend, By de Heelkundigen werdt het gebruikt voor die holle Spaanen of Laaden, waar in men een gebroken Been of Arm legt; by de Ontleedkundigen voerde het Kanaal van ie Ruggemerg deezen naam. Men vindt der- halve ook, dat de Ouden reeds getwist heb- ben, of de Solenes eenkleppig dan weelkleppig waren 3 gelyk RumrPrrius dus de Worm. buizen Solenes folidi, als uit één ftuk beftaan= de, getyteld heeft. ‘Thans noemt men flegts de zodanigen , als die van dit Geflagt „ Soienes of SCHEEDEN, in ’t Franfch Manches de Cous teaux , dat is Meshechten, Ei Ë I, DEEE XV, STUKe 138 BESCHRYVING VAN VL De Kenmerken beftaan in een Schaal die Sn langwerpig en tweekleppig is, wederzyds gaa Hoorp- pende, hebbende tot Scharnier een Elswyzen, stuk. _omgeboogenen , dikwils dubbelen Tand, niet EMO fluitende in de tegenover-Schulp: den zyd- rand flaauwer. Het Dier behoort tot het Ge- flagt der Ascidie, gelyk in de voorgaanden. soorten. Tien Soorten zyn ‘er thans van dit Geflagt bekend, waar onder zes voorkomen in de Eu ropifche Zee, Wateren. xxx (33) Scheede met eene overal even breede, reg- Solen Va: te Schaal; het ééne End gerand;s de ind, 3 » VN, e Get. Scharnieren ééntandige Doublet, Aan deeze Soort geeft men gemeenlyk den - naam van Geut-Doublet, en ook wel van Mesfeliecht, daar de geflooten Schulpen niet kwaalyk naar gelyken. Ook ftaat by Rum- PIUS, dat menze in ’t Neerduitfch Orgel pypen noemt. Zy hebben, zegt die Autheur, de langte van vier en vyf Duimen, de breed- te van een Vinger, zyn dunfchaalig, uic den - ronden wat plat, aan de eene zyde door een D Vel- (33) Solen Test lineari re&hâ ; extremitate alterâ marginde tÀ; Cardinibus unidentatis. M. L, U, 472. N. 12, Syst, Nat, XI. Gen, 504. RuMPH. Muf. T. 45. f. M GUALTHe Testar. T. 95 Ff. D. ARGENVe Conch. T, 27. (24) "f. Ke KLEIN, Ostracol, T, IIe fe Ó5e KNORR, Verzame Ts Do Pl 28, E 9e PLAAT CXVII. jk iT fp Zap SN li gp mw MMM MI MN ou Arn, NAAN OL MO DE SCHEEDEN, 189 Pe Vélletje wat famengevoegd, aan de andere, VE. Jos, doch niet wyd gaapende , dewyl al- ee daar, kort agter de Gaaping, ook een Vel- Hoorn. letje is. De beide Enden zyn open, doch hetSTUX eene is regt, het andere fcheef rondagtig af ‚__gefneeden. Men vindtze overend ftaan in een zuivere Zandgrond, aan den rand van ’% laag= ‚fte Water, daar de Wal begint fchuins af te gaan, doch zitten zo diep, dat menze uit- __graaven moet, wordende het Dier, dat ’er in “zit; anders zeer hard en onverteerbaar zynde, van de Chineezen ingepekeld en gegeten. De __ Kleur van de Schaal wordt gezegd lichtbruin te zyn, fomtyds met witte Plekken en Straa- Jen. Schoon gemaakt zyn de Oostindifche Geut - Doubletten Roozerood of geclagtig van Kleur ‚ met witte Streepene ne ie (34) Scheede met eene overal even breede, gxxiv. regte, Schaal, het ééne Scharnier twee- Den Sitie tandig. Mesfe- è hecht, 4 Pl.CXVIL, Dewyl hier de regte Scheede bedoeld wordt, Fi te zo moet het de Afbeelding M zyn van D’Are GE Nes (34) Soden" Testà lineari rectâ , Cardine altero bidentato, Faun, Suec, 2131, M. L, U. 473 N. 13, ROND, Zest, 43e BELLON, Agaat, T, 414. fe 2. LISTe Arngl, Te 5e f. 37e _ BONANN, Recer. II. Te, 57, GUALTH, Test. T, 95. f, C ARGENV, Conch, T. 27. (24.) f, M, PLANC. Concha T.3.f, 6, GINANN, Adriat, Ile ps 37. Te 27. fe 170 , I, DEEL. XV. STUK, 199 BESCHRYVING VAN Vi GENVILLEs door hem het Wyfje getyrelds Eet daar die Heer dan verder de Afbeelding van Hoorp. geeft met het Dier, welke door my in Fig. ts STUKe Praar CXVII, is overgenomen. Men ziet daar dit Schulpdier van onderen , en in die ge- daante, zegt hy; welke het heeft, wanneer het zig wil intrekken binnen zyne Schulp: als dan trekt het zig zo geweldig op zyne Punt famen; dat aldaar Zulk een zonderlinge zwel- ling veroirzaakt worde. De twee Buisagtige openingen, aan het voor-end, dienen tot A- demhaaling;s zo hy aanmerkt, eù tot inhaa» ling van Water. ‚De twee Schulpen, (zegt „hy verder; die als twee helften zyn van $, een hollen Cylinder, zyn met geplooide „ Vliezen bedekt en famengehecht door een ‚, Veerkragtig Ligament, dat zig in de Figuur vertoont. Zy befluiten, in het onderfte ge- deelte, eene Poot, die; niet in het Zand fteekende, zig tot aan de helft der Schul- pen wegtrekt, en beftaac uit een week Vleefch, uit Cirkelronde en overlangfë Ve= : {trekken van het Dier. Alles kruipt bin- ‚nen die Schulpen, uitgenomen de Knob- „ bel, die dikker is dan de wydte van de ‚„ Schaal. Boven deeze Poot, en in het bo- ;, venfte gedeelte van binpen , zyn verfcheide „ Vliezen, in haar Natuurlyke ftaat, ge- ‚‚ plaatst, die de twee Buizen van den Kop. ‚‚ formeeren. Twee Voere= diep boort zig dit bp) * Ee 3 IJ zelen, welke tot de voortgaande beweeging TE DE SCHEEDE N IQ «5 dit Schulpdier in het Zand, en maakt dus , ‚een rond Gaatje, waar men het uit kan „9 doen komen, door middel van. eenige Kor- Hoorn. Vi. FDEELs XXIÉ, » reltjes Zout ‘daar in te werpen: want het “TUKs „ kan geen Zout verdraagen, en fluit daar ‚ voor de Openingen aan ‘t end, die het, > als gezegd is, tot de Ademhaaling fchynt 3, open te moeten houden. Zonderling is ’t, ss dat dit Schulpdier, in Zout Water leeven- „ de zulk een afkeer heeft van Zout. Men „, haale het dan uit het Zand met een puntig > Yzer, Dardillon genaamd”, De gewoone Kleur der Schulpen , zo hy ek is vaal en Agaatagtig: men vindt ‘er ook, die Violet en bruin gefpikkeld zyn. „De Oostindifche, voegt hy ‘er by, zyn Roo- gekleur. RumrPurus heeft reeds deeze met die van de Middellandfche Zee vergeleeken ; alwaar zy -by de Grieken Sulinees, en by de Ttaliaanen, zegt hy, Languetti geheten wor= den. By JorNsToN vonde hy den Vene- tiaanfchen naam Cappa longa, en den Bononifchen Pefche Canèlla. Prancus getuigt, dat de Mannetjes Solen, volgens ATHENZEUus en PriNrus, ja RONDELETIUS zelf, een blaauwe Schaal heeft, met witte dwars- Streepen en geele Streepen overlangs gete- kend: daar het doch de zelfde fchynt te zyn als deeze Soort, die aanmerkelyk van de vol- gende verfchilt. (35) Schee- L DEEL. XV, STUKe t 192 BESCHRYVING vam vl. (35) Scheede met de Schaal overal even breed ned en een weinig gekromd 3 het ééne Schar- Hoorp< ! mer twetandig. STUK, Sips De kromte, die ’er bekwaamelyk den naam fis van Peul-Doublet aan kan geeven, onder- Peul-Dou- blet, fcheidt deeze Soort genoegzaam van de voor- gaande, en ik oordeel, dat alle de Solenes van LrisrTER hier toe te betrekken zyn: zo wel als die: welke D'ARGEN viLLE het Man- netje noemt, in zyne Figuur L vertoond, hebbende de helft van haaren Rok Violet, de andere helft bruin gefpikkeld. Van de zoda- nigen, die echter in Kleur meest uit den groenen bruinagtig zyn, hebben wy ze niet alleen kleiner dan de voorgaande, maar zelfs veel grooter. tot by de zeven Duimen lang en één Duim breed. LrsrEer hadt ’er van agt Duimen. Zie hier, wat hy van dezelven zegt. | >, De Schaal is dun en glad, taamelyk hol. ‚, De beide Schulpen zyn famengehecht door > een zwarte Pees, die het Scharnier uit- ‚> maakt, dat naast is aan ’t ééne End. In de ss Ééne Schaal zyn twee Tandswyze uitíteek- „> zels, in de andere als een dun Plaatje, dat s tusfchen de gedagte Tandjes infchiet. De ‚… beie (35) Solen Testà linearì fubarcuat , Cardine altero biden- tato. M. L. U. 473. N, 14 *, LisT. Angl, App. T. 2. fe — Ce ARGENVILLE Conch. Te 27e (24-) fe Li KNORR Veridrme YL D, Pl, Ze fe Te PE | De SenEEDEN: 163 5 beide Enden , ftomp en als afgebroken rn 5 ftaan altoos open. Van deeze Schulpen is KE 2 de uitwendige Kleur > ook in ’t leeven, Hoorp-. 2» uit den bruinen of groenen geelagtig: het STUKe » Vleefch van het Pe: geheel wit of wit- »» aZtig als Room van Melk. Men vangtze ” levendig, by zwaare Ebben, die omtrent 2 de Volle Maan gewoonlyk plaats hebben > A8 inzonderheid in de Maanden February en 12 Maart, menigvuldig aan het Strand, op » fommige plaatfen van Engeland. Zy zyn 5 gewoon zig op het ééne End in ’c Zand „op te regten, dan kan menze met weinig >, moeite in menigte ‚ ja by nagt als met Kaarslicht vangen”. Hier zal hy , waars fchynlyk, het oog hebben op dat Phosphoriee ke Licht, t welk deeze Schulpdieren uitgeë. ven; dat zig zelfs in de Mond der genen, diè dezelven eeten, vertoont, Zo D'ARGENVILLE meldt. > Van deeze Visfchen (vervolgt LisTER;) is men gewoon een Soupe te bereiden ; welke fommigen voor lekker houden. Ook fmaakte my haar Vleefch, toen ik het proef: de, beter dan dat van eenige andere onzer Zee- Schulpen > en kwam, myns oordeels; zeer naa aan de Garnaalen, Onze Visfchers ; ‚ evenwel, tellenze maar onder het Aas, dat 3 men aan den Hoek flaat, om andere Visfchett » te vangen (*) ‚„ De ( £) At nostris Piscaroribs ss inter Esecas tantam nomeranter. 1. DEEL. XV. STUIG ed 194 BESsSCHRYVING VER AE. 19de Vifch, nu, binnen de Schaal, is dus Xxx.» gefteld. Uit het wydfte deel, dat digest Hoorp- 5, aan het gedagte Scharnier is, komen twee STUK. _, ronde Openingen voort, het bovenfle twee: »> maal zo groot als het onderfte, doch bei- s‚ den als met een ruige Sluitfpier geflooten s> Zynde. De Huik, nu, van een gehaald of s» doorgefneeden zynde, (want in veelen be- s» dekt die den geheelen Vifch,) komen dub: 5, belde Kieuwen en ik weet niet welk een s> Lid, naar de Mannelykheid zweemende, ss te voorfchyn. Dit Lid, het welke, zelfs. ss zeer famengetrokken zynde, vier Vingeren ss Of daaromtrent lang, Peesagtig, eeniger- s> maate ftyf en ftomp is , kan ook ver buiten s> de Schulp uitgeftoken worden, het welk ik s Heb gezien, > Nog een andere Solen is ‘er, (mooglyk ss die men te Venetie gemeenlyk Cappa longa noemt, volgens ÄLDROVANDUS,) welke, zo men my verhaald heeft, op de Banken van de Rivier Severn, aan den Oever van t Graáffchap Wales, overvloedig voors komt. Derzelver Schaalen, my toegebragt, waren veel finaller dan de zo even gemel- de, en, daar voornaamelyk op te letten ftaat, naar de Rugzyde gekromd: (ik noem ;, de Rugzyde daar het Scharnier is”.) Lrs- TER 53 App. Pe 35. Ik hope dat ik hem wel begreepen zal heb- ben. DE SCHEEDEN; 195 TER wyst hier tot zyne Afbeelding, welke VI door LiNN&Us aangehaald We op deeze zoe XII Soort. Hy wil daar door nie t zeggen, dat Hoorp- anderen over de andere zyde gekromd zyn,srTux. ®imaar alleenlyk, dat deeze krom zyn of krom- ier dan de voorgaande. Ik heb ’er zodani- gen van vyf Duim lang en een half Duim breed; ik heb ’er van geen drie Duim lang en iets meer dan een Kwartier Duims breed: beiden aanmerkelyk gekromd en dus Lemmer. agtig, geelagtig bruin gemarmerd: boedani- gen men ook aan onze Stranden vindt. De Vraag zou zyn, of deeze in Soort van el- kander of van de gedagte groote Scheeden verfchillen ? 2 (56) Scheede ; : met de Schaal evenbreedig KXXVL ovaal , regr t Scharnier bweelandig Siln Lj in de ééne Schulp Vorkagtig gefplee. Beers, ten, Boons Ia de Middellandfche Zee is deeze Dou- blet, die zeer naar een Peultje of Boere - Boon gelykt, waargenomen door Fr, Locre, van Algiers, die veel Conchyliën van zyn Vader, Tand bezat. Zy is korter dan de woorgaan- den, (36) Sclen Test lineari -ovali reâs Cardinibus’ bidenta- dis, alterius bifido, Syse, Nar, XII. PLA NG, Conch. T, 3, £, 5. GUALTH, Ttstar, T, or f, Ac ADAN S, Sen, T. 19 £, 3. N 3 I DEEL. XV. STUK, VI, Arpeen. XXXIII. Hoorp- STUK. 106 BESCHRYVING; vaN den, en heeft het Scharnier naar het midden van de langte der Schaal, niet aan ’t end, gelyk de anderen. Deeze noemt PLANcCUs; evenwel, de Wiyfjes Solen, volgens de Ouden, en wel om reden, zo hy oordeelt, dat zy, altoos kleiner is van Schaal, eenkleurig of geheel geelagtig. , Het is een Schulpdier, s> Zegt hy, dat zeer menigvuldig by ons voor= s) komt; wordende van de Landlieden, die s> aan ’t Strand woonen, by zeer laag Wa » ter ui het Zand gegraven: maar geen ven » beiden, de Mannetjes noch de Wyfjes, is „ by ons zo zeer getrokken, als by de Na-_ 9» politaanen, die verfcheide Geregten en Toe- s Ípyzen maaken van zodanige Schulpdieren, 3 welke zy, even als wy , Canaliculi of Geut- 95 jes noemen. Ik heb waargenomen, dat » de Solenes, die men Mannetjes tytelt, in > de Darmen eene witte Vuiligheid bevatten; > de Wyfjes een zwarte. Deeze Solen, die ik het Wyfje noem, heeft LIsTER niet er- s> kend, fchoon dezelve naar ’t leven afgete- ;, kend hebbende: want hy betrekt die tot de >, Pholaden, wier aart het niet is in Zand te »> huisvesten, maat in Steenen”. Aan den Mond van de Rivier Niger, in Afrika, vondt de Heer ApANsoN een Dou- * bletfchulp in het Zand zitten, genaamd Mo- lan, die zeer overeenkomftig fchynt te zyn met deeze, Anderhalf Duim was de langte en de breedte half zo veel: de Schaal plats ag= Be DE SCHEEDEN, 197 agtig, ongemeen dun en broofch, glanzig en_ VL zeer doorfehynende, witagtig, als de Kleur KKH van Hoorn hebbende, met het Scharnier optoorn- een derde van het End, STUK. €37) Scheede, die de Schaal langwerpig hk: ovaal , en eenigermaate krom heeft. on Poolfch Mesje, De aangehaalde Afbeelding van RumeHrus: is een Peuldoubiet, die het Poolfch Mesje ge« noemd wordt, zo egens de Geftalte, als om dat de kanten fnydend fcherp zyn: maar men geeft ’er, ook wel, den naam van Boere Boon Doublet aan. Men vindt ze, doch zeld- zaam, aan de Oevers der Molukkifche Eilan- den, in ’t Zand overend fteekende, en uit den bovenften Mond Water fpuitende, als men ‘er naar graaft, waar op zy dieper zak- ken in het Zand. Zy zyn op de witagtige Schaal, zeer fraay, met bleekbruin en ros, of ook, gelyk GuALTHIERI zegt, met Violet gefpikkeld. Zeer zeldzaam komen deeze Dou- bletten voor, in de Verzamelingen van Na- wurlyke Zaaken. (38) Schec- (37) Lofen Tesrâ ovali-oblongà fubarcuatà. M,‚, L. U, 474» Ne iS. RUMPH, Jfuf, T. 45e f‚ Fo GUALTHe Zess, To 90, f. E‚, N 3 3’ Je DEEL: XV, STUX, VL AFDEELe XXX Hoorp.': STUK: XXXVII, Solen Ra: dintus. Blaauwe Zonne.” itraal, 18 BESCHRYVENG YAR (38) Scheede, die de Schaal ovaal, regt en glad, met een laage Rib overdwars daar aan gegroeid heeft, Somtyds noemt men deeze de Purpere, doch meest de blaauwe Zonneftraal; ’t welk ruim zo eigen is, om dat de Kleur altoos naar ’t blaauwe of Violette trekt. De algemeene naam is afkomftig van de vier witte of wit- agtig geele Straalen, die altoos vän ’ Schars nicr af naar den omtrek loopen, gelyk men dit in ’ Eerfte Deel ván KNormrs Verzamees ling van gekleurde Hoorens en Schulpen, zeer duidelyk, in Fig. 5. op.de Zesde Plaat, kan zien. “Aldaar is opg emerkt, dat de fmalfte witte Streep, aan de binnenzyde, een foort van Ribbetje overdwars maakt, dat mede tot een Kenmerk ftrekt van dit flag van Doublet- ten. Rumeurivs hadeze Tellina Violacea ge- tyteld, doch de Geftalte niet alleen, maar ook, dat zy aan de beide Enden open zyn, geeft ‘er gevoeglyker plaats aan onder de Schee. den. , Men vindtze ook overend {taande in ’t fyne Zand, alwaar zy aan cen Gaatje kene baar zyn; maar niet menigvuldig, en dit maakte Ze zeldzaamer dan de gewoone Zonneftraalen. (59) Schee. (38) Solen Testà ovali reâ levi, Costà transverfali adnatâ depresfâ. M‚ L. U. 474 N. 16, RuMPH. Mfufs 45. f. E. GUALT H, Test, T, 91. f. B, ARGEN Ve Conch, Te 25e (eze) f‚P. KNoR K Verzam, Ie D, Pl. 6. Ë 5e RE SCHEEDEN. 199 (39) Scheede, die de Schaal ovaal en fchuins wr, geftreept heeft. AFDrEL. kv XXXHL De fyne Voortjes, door welken deeze Dou. Hee blet zig als geroskamd vertoont, geeven ’er XXX. den Latynfchen bynaam aan. Zy heeft de Schaal … Vleefchkleurig of Roozerood met Rooze: twee breede witte Straalen , en een kromme zonne- inwaards uitfteekende Tand aan het Schar- fr nier ‚‚dat fterk uitpuilt. Men vindtze in de Middellandfch2 Zee, BoNANNI fpreekt ’er dus van, … De Schulp, die RoNDELETIUS > de Lange noemt, zullen wy, om dat ’er ‚‚ veelen van die langte zyn, liever Chama s> Peloris tytelen: en wel Chama om dat haa- „> re Kleppen niet volkomen fluiten; Peloris, > om dat menze overvloedig vindt by den Siciliaanfchen Berg Pelorus , of , om dat Pe- loron, volgens ÄTHENZEUS, iets groots en wonderbaars betekent. Zy is evenwel niet zeer groot, maar zeer fchoon van aane Zien, met een witte Kleur aan ’t Scharnier en Roozekleurige Banden , daar twee witte Straalswyze ftreepen van ’t Scharnier over heen loopen. De Rimpels, waar mede zy als omflingerd is, worden van andere fy- ie „> nere (39) -Solen TestÀ ovali obliqae flriatâ, M,‚, L‚ U. 475. N, 17e Concha nigra. ROND, Zest, 14. BONANNe Becreat, 2e Te, 77, GUALTH. Zest, T. or, f, C. ADANSe Seneg, To T, 19. f 2, KNORR, Werzam. Vl. De Blo 5e £ 4w N 4 Ke DEEL, XV, STUK, NL. ÁFDEEL. pO AA Hoorpe STUKe Dd OP Solen Ana Linus. Eendeb bek, so BESCHRYVING VAN ‘ss nere zadanig overdwars doorfneeden, dat „ de Schulp een dubbelde Bast fchynt te heb- ss beni De Heer ADANsoN, die een ‘dergelyk Doublet, Golar genaamd , in de Zanden aan den Mond van de Niger, in Afrika, flegts ruim twee Duimen lang en anderhalf maal zo breed zynde; fchoon rood {van Kleur, ge- vonden hadt, verwart dezelve met de blaau- we Zonneftraalen, die dikwils ZO donker ge- kleurd zyn, dat zy móoglyk meer naar de Concha nigra of Chama nigra van RoNDerr- Tius, welke hy ook aanhaalt, gelyken. Die ondertusfchen , welke ALDROVANDUS on- der deezen naam voorftelt, heeft de Schaal hard en dik, als Marmeragtig: ’t welk weinig met de gefteldheid van deeze Roozeroode Zon= neftraal ftrooke. Men zal dezelve, in *t Zes= de Deel der Verzameling van KNORR, naar te leven afgebeeld vinden, ets £40) Scheede, die de Schaal Eyrond en Vlie- zig met Haair; aan ’t Scharnier een kromme Jcherpe Rib heeft. De naam van Eendebek , die by Rum- purus aan deeze gegeven wordt, is, wegens | | “de (40) Solen Testâ Ovatâ membranzce inflatâ Piiolâ, Car: dinis Cosrâ falcatâ. M. L. U. 475e N 18, rans” Anarise Ru MPH, Muf. T, 45. £, Û. PES C:HE,E:D-E‚N, 2oï de Geftalte, niet oneigen. Hy verbeeldt zig, VI dat het mooglyk de Wyfjes Solenes van je Len Nius zyn. Zy worden in Oostindie, op de Hoari wyze der andere Scheeden, in grof Zand, daar srux. egen Moerasfige Grond onder is, gevonden, en niet tot fpyze gebruikt. 1) Scheede, die de Schaal rondagtig opge xr. Solen; Bale blazen, eenigermaate 'geftreept en van ype" vooren als met Tandjes gaapende heeft. Bles Een Doublet, welke Rumrpnius Pelten bullatus tytelt, om dat dezelve een Blaasag- tige figuur heeft, en zeer dun is van Schaal, wordt ‚ wegens de algemeene Kenmerken, tot deeze Soort betrokken. De Tandjes, naame- Iyvk, van den Rand, fluiten niet volmaakt in malkander en de figuur is langwerpig. Aan ‘t Scharnier heeft zy maar éénen Tand, ter- wyl de twee aan den Rand ver af geplaatst Zyn, EN als op zyde plat gekneepen. Van buiten is zy ligtros en geelagtig , met flaau- we Kamribbetjes en kleine Tandjes, van bin- nen licht rood van Kleur. Hier van zal men insgelyks de gekleurde Afbeelding vinden in ’t Zesde Deel van ’t gedagte Werk. (42) Schee- fat) Sofen Testà fubrotundâ Inflatâ , fubftriatà , antice cre- nato-hiante. Syst, Nar Xi. RUMPa, Juf, Te 44. N, KNOREB. Verzam, VI. D. Ple 7. fe Óo Ns 1. DEEL. XV. STUK, 22 B5ESCHRYVING- vaN & VL _ (42) Scheede, die de Schaal langwerpig rond KRK heeft, met de beide hoeken van de Schaal Hoorp. Laagswryze gerand., STUK. ia Deeze in de Zee , aan de Kust van Noor: ziee wegen, gevonden, heeft de Schaal flegts van “5 grootte als Komkommer- Zaad, overlangs ge- ftreept, aan den Top geknots Van ’t Schar- nier naar den Top zyn van elkander afwy- kende, fcherpe , Zaagswys’ getande Kielen. zt (43) Scheede, die de Schaal langwerpig ovaal ©, oi Ee lié heeft, met de Kleppen in 't midden gee Groenagtis zwollen, ge Schee. ue. f } î Van deeze Oostindifche is de, Schaal onge- Iyk van Kleppen, langwerpig ovaal, bultig uitgezet aan de zyden , wit, van buiten groen- agtig „ zeer broofch, doorfchynende, van ges ftalte als de Verwfchulpen, aan den Top eù Grondfteun naauwlyks geflooten. ’t Scharniet van de ééne Schulp: heeft twee Tanden digt aan elkander zonder tegenwerkers, en boven- …— dien is een Eelt in ieder ‘Schulp, die zig als een afgefleeten Tand van de Schaal vertoont. XXXIV. HOOFD- (42) Selen Test ovali, Valvularum angulis utrisque ferras tis. Syst, Nat, X1I. (43) Solen Test ovatoe oblonga, Umoonibus tumidis, Syste Nat, Xlle \ DE bag hb Nia 2C3 VI. SISSI SIS SISSI SISSI SES ArDik KNN HOOFDSTUK. Heen STUKe Befchryving van ’t Gellagt der TELLINEN, of Scheeffchaalige Doubletten, js leon men het woord Tellina , als een Geflagt. Naams naam aangemerkt zynde, gewoon isdoor Dunfchaalen te vertolken, zal ik echter, om dat die benaaming zo min aan de Kenmerken voldoet, als toepasfelyk is op alle Soorten van dit Geflagt, zulks niet navolgen. Men zou ze beter Scheef fchaalen kunnen tytelen; - doch , dit niet gebruikelyk zynde „zal ik, gelyk de Franfcken, van Telline Tellines maaken, en met een Nederduitfchen uitgang, Terrr- HEN. pn De Kenmerken beftaan in een tweekleppige genmer. ‘Schaal, die van vooren, aan de ééne zyde , ke”: naar den anderen kant is omgeboogen. De Schulpen zyn fommigen langwerpig, anderen byna Cirkelrond. Het Scharnier heeft drie Tanden, waar van de zydelingfe plat zyn, in de ééne Schulp. Her Dier behoort tot de Tethydes zegt LINNAUS. _ Van deeze Doubletten geeft hy thans neger soorten. en-twintig Soorten op, waar van zes langwer- pig rond en taamelyk dik; twaalf van de zelf. de figuur en dunner; de overigen byna Cir- kelrond zyn. Tien of twaalf van deeze Soor- ten Ie DEEL, XV. STUK, ) 204: BESCHRYVING WAN VL ten zyn uit de Indiën afkomfltig; agttien kos AFDEEL. XXIV, men ‘er voor in de Europifche Wateren. Hooro: STUK, I. Tellinen, die Ovaal en dikagtig zyn. X LIV. (44) Telline, die de Schaal rondaetie Ji $ Tellina Garzadia, mengedrukt, yvan vooren rimpelig heeft, Sens | met eene getande Spleet. Doublet, Deze wordt van KLEIN thuis gebragt tot de Venus-Schulpen en gemeenlyk de getande Venus-Doublet geheten, zynde in de et ep Geftalte aan dezelven gelyk, maar door de omgeboogen Lip, die als in de andere Schulp fluit, te onderfcheiden. Volgens Kumrnrus behoort zy tot die Schulpen, welke in ’t Ma- jeitfch Remies genoemd worden, waar van ftraks nader. Deeze worden van hem witte Remies Schulpjes, die Zaagswys getand zyn, geheten, ek Áj El (45) Telline, die de Schaal ovaalagtig en an, ruw heeft, met halfmaanswyze Schuba Segryn- betjes Ruiiswyze geplaatst. Dovublet, ie f Ö . Deeze , zo wel als de voorgaande Soort uit (44) Teilina Testâ fubrotundâ compsesfâ antice rugofd, Rimâ dentatâ. Syst. Nat, XI. Gen, 305, M. Le Ue 476, N. 19. Remies Gargadica, RUMPH, Jluf, T, 43 f. N, KLEIN Ostrac. T. 11. f. 555 ‚ (45) Tellina Testà_ fubovatà fcabrâ , Squamulis Lunatis quin= DE „Tr he HI. NsE NG oo. 285 wit Oostindie afkomftig , voert gemeenlyk den VÉ. naam van Sagryn-Doublet wegens haare ruuw- SK xxiv, heid, Zy is anderhalfmaal zo breed als lange zoorn- Het zyn breede platte Schulpen, aan de eene “TUE zyde regt rond, aan de andere zyde met een hoek, wit van Kleur, met Roozeroode Straa- len, die aan ’t Scharnier famenloopen, hoe- wel men ’er ook geheel witte vindt. De Kat- te- Tongen zyn hier van verfchillende, (46) Telline, die de Schaal ovaal heeft , XLvE lina Te set kromme overdwarfe Streepen, van virzard, \ Lee vooren gehoekt; de zyd- Tanden uitpui- 4) Tone lende. neftraal, Deeze is, onder den naam van Ceylon/che Zonneftraal , bekend, en verfchilt van de an- dere zo blaauwe als Roozeroode, hier voor befchreeven , niet alleen maar ook van de gewoone rood en geel geftraalde, aanmerkee Iyk. Men heeft ‘er die wit, die geel of bleek van Grond zyn; doch de Straalen, in ’c al= Ben. » Zyn ros of roodagtig en fomtyds bruin- qu'ncuncialibus, M‚ Le U, 476. N, 20. RuUMPH. Muf. Te XLV. f_ G. GUALTH, Test, T, 76, f. B, KLEIN Ostrac, T. XI f, 62: KNORR Verzam, II, Deel „Pl. -.e, f, z. (46) Tellina Testâ ovali, ftriis transverfis recurvatis antice angulatâ, Dentibus lateralibus prominulis, M, L‚, U. 477, Ne, 21, Tellina virgata. RUMPHe Muf. T. 45, H. ARe GENVY, Conch, T. 25e (22%) G, KNORR Merzam, Ml. _ Deel, PL. or, É. 4. IV De 25e Pl, fe do E, DEFL, XV, STUK, 206 BESCHRYVING van VL bruinrood. Men vindt ’er ook die rood vän OERS Grond zyn met witte of geele Straalen; ja Hoorp- die geheel wit zyn van Kleur. Zy. vallen STUK. vecl in de Ambonfche Inham, op vlakke en harde Stranden, doch worden niet gezogt tot Spyze, zegt RuMPuHius. De Schaal is op ’ gevoel zo ruuw, dat fommigen ’er den naam aan geeven van fyne Robbetonger. SLVIL 17) Telline, die de Schaal ovaalagtig Ls arden met kromme overdwarfe Streepen, van ng + Witte, vooren gehoekt , zonder di zyde Fandens Van de gemelde Ceylonfche Zonneftraalen komt hier de gedagte Witte in aanmerking, die minder langwerpig is en meer gehoekt, zonder eenige Vlakken of Straalen, hebbende ook geene zyd- Tanden; srvar, (48) Felline, die de Schaal ovaal heeft, met Tellina kromme dwars-Streepen en zeer flaauwe ‘Gar. ant Ten zyd- Tanden. Boublet, De Indiaanfche ibenaaming van een foort van lar Tellina Testâ abovat Striis transverfis recurvatis , dte tice avgulatÂâ;s Dentibus lateralibus nullis, Syst. Nat. Xlle (43) Tellina Testâ ovali, Stetis transverfis recurvatis, Den tibus lateralibus obfoletis. M, Ls, U, 478, Ne 22, Tellina Gari, RUMPH. Jfuf, T. 45. D. ARGENVe Conch. T. 25e (22,) 1. KNORR Werzam, 1e Deel EL oo, f£, 5. IV: Dect PETE. 2, be TELLiNEN. 207 van Kaviaar, gelykende naar het Garum der VL _ Romeinen, welke zy Bacasfan of Bocasfan en noemen, geeft den Latynfchen, zo wel als goorn. den Nederduitfchen naam, aan deeze Dou-SsTUK. Bacasfan. bletten. De Garum werdt oudtyds, gelyk de ponbrer, Kaviaar ten huidigen dage, aan de Middel- landfche , Zwarte en Kaspifche Zee, gemaake van Kuit van Steur of andere Visfchen (*). De Bacasfan , welke de Amboineezen gebrui- ken als een voortreffelyke Toefpyze, om de Eetenslust op te wekken, inzonderheid by ’t Gebraad, en die van daar door geheel Indie vervoerd wordt , « heeft haaren grondflag te danken aan dit Schulpdier. Zy maaken, naas melyk, daar van een witte en zwarte Bacas- fan, waar van de eerfte door de Europeaa= nen, de anderen door de Chineezen en Ma- leijers meest bemind wordt, Alle de Bacas- fan - Doubletten, zo de geftreepte als de on- ‚geftreepte, zyn byna zo dik als breed, en bevatten derhalve taamelyk veel Vifch. Zy hebben die eigenfchap, dat zy in het Zand zitten, zo ver hetzelve door de Zee befpoeld wordt, en met het Ty kruipen zy het Strand op en af. Zy moeten derhalve, daar een ftil- le Zee is, uit het weeke of Modderige Zand gegraven worden. Dan laat menze eenige Dagen in Zeewater ftaan, om ze van Zand te (*) Zie het V.S Tum deezer Natuurlyke Hiftorie , bladze 552 Fe DEEL, XV, STUKa YI. ÄFDEEL. XXXIV. Hoorp- STUKe Bacasfan- Debit, acg BESCHRYVING WAN te zuiveren; voorts opent men de Scliulpen ; neemt het Dier daar uic, fnyde al het zwarte of bruine weg; wafcht het witte Vleefch, dat meest in Velletjes beftaat, en; agt Dásen in ’t Zout gelegen hebbende, met’ Azyn, Pe- per en andere Kruideryën of ook met Loök toegemaakt wordt, doende daar boven op wat Oly in de Potjes: dan kan men het wel een laar goed houden. ‘Tot de zwarte Bacasfan neeme men geen Azyn, en behoudt het zwar- te Vet, alleenlyk het zogenaamde Papaver of den Zandzak wegfinytende , en het Vleefeh fterk inzoutende: weshalve deeze zwarte Ba= casfan meest naar de Kaviaar of naar’ het Garum der Romeinen zweemt. De Bacasfan- Doubletten zyn veel breeder, dan de langte is, van het Scharnier af te ree kenen, en komen daar in nagenoeg met dé Ceylonfche Zonneflraalen overeen. Men vindt- ze naar den Omtrek toe zeer fyn geribd en doorgaans donker paarfchagtig blaauw ge- ftraald; doch aan den fcherpen hoek is de Schulp van binnen en van buiten doorgaans donker blaauw. Zulks openbaart zig voor- naamelyk in de genen díe afgefleepen zyn ; welke dan praalen mê@t een fchoon glanzig geele of roode Kleur, . Het Dier fteekt, zo’ Rumertus aanmerkt, twee holle Pypjes, die aan de Opening met een roode Franje gezoomd zyn, aan den langften of fcherpen boek uit3 doch aan den ronden hoek is de uic- gang DE TEL LANE NS 200 fag der Vuiligheid, door eene andere Ope- VL ning. Bovendien heeft het nog een Vleezigen XXIV. ‚Voet, om zig väst te zetten en voort te gaan, Hoorp- gelyk ‘de andere Schulpdieren. In Zeewater “TUe geleed zynde, werpt het door één van de ge- dagte Pypjes het Water zo fterk uics dat het iemand, die ’cr by komt; in’”t Aangezigt kan fpuiten. Deeze uitwerping veroirzaakt een rond Gaâtje in ’t Zand, daar zy, gelyk alle Tellinen, overend ín ftaan;, op ’t hoogfte een Voet diep; doch, ais het Water wast, ryzen Zy naar boven, en dan, maar half zo diep {taande ; zyn zy het beste uit te graaven, (ag) Telline, die de Schaal Eyrond sit en Ed gebult heeft, met kromme dwarsftree- fragilis. À Broofche, pen, de Billen geelagtig. Pl. CXVLÉS  ik ) | Biz, 2 Deeze Europifche, die de grootte van het uiterfte Duimlid heeft en buitig is, met de Streepen cenigermaate ruuw , doet my hier de Afbeelding te pas brengen, welke de Heer D'ARGENVILLE geeft van een dergelyk Schulpdier, als zo even ten opzigt van de Bacasfan -Doubletten is gemeld, zictende in een Doublet, die men in de Zeehavens van Vränkryk ontmoet, en aldaar bekend is on- Ider den naam van Palourde, De Oppervlakte der (49) Teilina Testà ovatà albâ gibbâ, Striis transver(is tee eurvatis ; Natibus (lavescentibuse Syste Nat. X, Xl 0 1 DEEL. XV, STUK ero BESCHRY VIN GTWAN VL der Schaal heeft een zeer fyn Netswys* Ge- AFDEEL EA : f ; xxxiv, weeizel van Ribbetjes, zynde bleekgraauw, Hoorp. met eenige donkere Vlakken. Het Dier doet, STUK uiet het langfte end van zyne Schaal; een glad Vliezig Lighaam voortkomen, dat zig in twee Pypjes verdeelt, die dun en wit, doch aan ’t end geel zyn, met witte Haairtjes gezoomd. Deeze twee Pypjes hebben van binnen ge= \__meenfchap met elkander, zo dat het Water, % welk door eeh van beiden ingezoogen wordt, zig eensklaps ontlasten Kan door het anderes Dit gefchiedt met zulk een kragt , dat het _Schulpdier zyn Water fomtyds wel uitwerpt tot den afítand wan vyftien Voeten. Voor ’t overige beftaat deszelfs geheele werking , oogíchynelyk, in zig te begraaven in het Zand, waar toe het zynen Voet gebruikt, dien regt voorwaards uitfteekende, en dus zig eenen Weg baant, daar het langs hoe dieper indringt met de fcherpte van zyne Schulpen. Men haalt deeze Doubletten uit het Zand, met een lang puntig Werktuig, om ze te eeten, dewyl het een zeer aange- naame Spyze is, zegt D'ARGENVILLE, die ze nogthans tot de Cames betrekt (*). L. 2. Tellinen, die ovaal en platagtig zyn. Tellina al- 2 Ee (so) Telline, die de Schaal ovaal heeft en roode, | effen, de Nymphen uitfleekende. a ee (*) Conchyliolgiee Ie Partie- pe se, (so) Tellina Testâ ovali levi , Nymphis prominentibus, M. L‚ U. 479. N. 23e KNORR WVerzam, IV, De Pl. 3, fe 4 Ve De Pl, 9e fo 3e DE PE LLANE Na ei E ‚ Deeze Europifche heeft, woor en agter Es Vl Scharnier, een Naad van rosfe dwars - Strecp- XXI. jes. ‘ct Scharnier beftaat wederzyds uit drie Hoorp Tanden, waar van de twee voornaamfte in STUK. de andere Schulp vereenigd zyn; die geene zyd- Tanden in ’t geheel heeft. De Schaal heeft de grootte van een Ky en is roodagtig wit, van buitén met zeer flaauwe dwarse Streepen; hebbende de voorzyde naauwlyks blykbaar krom geboogen, noch gefpitst. AT) Telline, die de Schaal ovaal heeft, met tt Tellina fo- de Spleet Zaagswyze, aan de Randen le TUUW. Goude : Tonga ‚ Deeze Oosindifche zeer fraaije; daar men ‚ weleer den naam van Blad aan gaf, van wegen haare dunte, noemen wy thans, zo wegens de Geftalte, ‘als wegens de Goudgeele Kleur, een Goude Tong Doublet. €52) Telline, die de Schaal Jamengedrukt Eys zi Met ko 8 Plas vormig heeft, overdwars eenigermaate noon gefireept en glad; met fcherpe Randen, doudrer, ruig aan de Spieet, O 2 De 51) Tellina Test ovali ‚ Pube (cabrâ, Rimä ferratÂ, M, L. Ue 479 Ne 24, Folium, RUMPHe Maf T. 45. £ Ke ARGENV, Conch. T.25. (20) fe E‚ KLEIN Ostrac, T, XL; 5 64, KNORR Verzam. Ve Ds Pl, 29, fe 2, } ‘ (52j Zellina Test ovat” compresfà, transverfim fubftriatâ levi, marginibus acutis, Pube fubtometofä: Me L. Ue 4803 M. % I. DEEL. XV, STUK aI2 BESEHRYVINGCUER NK VL. De Schaal van deeze is, zo LiINNzus ln aanmerkt , zeer vlak, doorfchynende, Vleefche Hoorp- kleurig of Roozerood, weinig omgeboogen en STUK. uitermaate fcherp gerand. Men vindtze zo wel aan de Europifche Kusten in ’c algemeen, als in de Middellandíche Zee. Het moet, vol= gens de Afbeelding van GUALTHIERI, een taamelyk groote Doublet zyn. Ek heb kleine Roos-Doublerjes van de Franfche Kust. Lum (53) Telline, die de Schaal Eyvormig en Lavigata, Indifthe. glad heeft, met de zyd-Tanden gerand, aan de fpleet Srreepagtigruuw ; de Nym- - phen omgeboogen. „Deeze, die zo wel aan de Indifche, als dan de Europifche Zee-Kusten voorkomt, behoort _ ook onder de Roos - Doubletten. rtv. (54) Telline, die de Schaal langwerpig en Radiata. Gefiraaldestins overlangs zeer fyn geflreept en glanzig heeft, met een Buisagtig Naadje aan den Aars, Dic Ne, 25e GUALTH. Zest, Te 98 f, G. REGEN Fe Conche T. 3, f 28, KNORR Verzam. Vle De Pl, Ize fo Te (53) Zellina Testâ ovatâ levigatâ, Dentibus laterali bus margi- natis, Pube ftriato-fcabrâ , Nymphis inflexis, Me Le,U, 4305 N. 26, Téllina ievise Ru MPHe Juf, T, 45, f. Te (sa) Tellina Testâ oblongâ longitudinaliter fubtilisfime fube Îtriatâ , nitidâ, Suturà Anali canaliculatâe M‚ Le U, 481e Ne 2e Faure Suece 2132e Ke DE TELLINE Ne 213 Dit is een-Europifch Doublet, hebbende de. VE _ Schaal met’ roode Strâalen en zeer flaauw KXXIV. geftreept zynde. Aan de Spleet zyn gaapeo- Hoorp. de en niet uitfteekende Nymphen. Men vindt- “TUKe „ze aan de Kust van Noorwegen. Mi 4 j pe 7 LV, vGsshsBelline, die de Schaal langwerpig, Hoste vooren hoekig en als-met een Snuit Banker- . Hammetje. heeft „ de hoeken eenigermaate getand “S8=9 zynde. By Rumru heet. deeze Petafunculus of Hammetje, maar men geeft ’er gemeenlyk den naam aan van Banket- Hammetje, wegens de Geftalte en Kleur, die Roozerood is, of geclagtig. Volgens D'ARGENVILLE zou menze Koorntangetjes mogen noemen. Zy koe men uit Oostindie, | (56) Telline, die de Schaal langwerpig en, LVL met een Snuit heeft, de ééne helft vlak. vies Platzydie In de Middellandfche Zee komt diet Dou- £* bletje voor, zynde een Duimbreed lang, Melk- wit en doorfchynende. Het heeft de Rug- naad _ (55) Tellina Testâ oblongâ, antice angulato - roftratà , ane gulis fubdentatis, M, L. U. 481, Ne 28, ARGEN Ve Conche T, 25. (22,) f, O. GUALTH, Te 838. T, RuUMPHe Muf/, T. 45. L. KNORR Verzam. IV Deel, Pl, 24 fr 3) 5e (56) Tellina Testà oblongo=roftratâ , Valvulà alter planâ, Syst. Nat, Xll, Ee DEEL, XV, STUK, rf BESCHRYVING VAN i VE naad regt uitloopende in een ftompe gaapen. RFDCELe XKLIV. de Snuit, maakende een fcheeven hoek gelyk Hoorp. in dit Geflagt algemeen is. De ééne Schulp. SIUKs js vlak, de andere een weinig verheven: % Scharnier tweetandig, zonder zyd- Tanden. „EL d 5 „) Telline, die de Schaal eenigermaate cda glsd, Eyvormig , met drie Bloedkleuri- ran ge Straalen heeft, aan de Spleet gee js rimpeld. De aanhaaling van LirsTER is fout. Veel meer komt hier mede overeen die Doubler , welke DA RGENVILLE onder de Franfchen, met het Dier daar in, voorftelt en befchryft by den naam van Felline, zeggende dat men ser in Poitou twee Soorten van heeft, de ee= ne als een, Koorntangetje , en dus naar de gezegde Banker - Hammetjes gelykende, de b ATEN >, die door hem by M afgebeeld Wort, met drie Straalen op de Schulp; doch groo- ter dan een Nagel, zo LiNNAUs de groote te bepaalt, indien hy ’er eens Menfchen Nas gel door verftaat, Zy komt, volgens denzel- ven, voor in de Europifche Oceaan. LVUN ar 8) Hellings die de Schaal Eyvormig , van Tucarnatâs 500 Road kl Juffertje, Á (57) Tellina Testà ovatà leviusculâ , Sanguineo - edi Pube rogefd. Faun, Succ, 2153. LIST Angle Apps Pe 32e fe 8. ARGENV, Conche Il, Pattie. Tab, 5. Ma, , (58) Tellina Tesià ovatà, antice productiore compresfo- plae DE LELLINE N. 215 wooren langer, en platagtig fumenge- drukt heeft, met de Billen eenigermaa- ze gefpitst. „Van deeze, die zo wel in de Europifche Oceaan vals in de Middellandfche Zee gevon- den wordt, heeft de Schaal de grootte van het uiterfte Duimlid, en gelyke veel naar de Europifche Roos-Doubletten. (59) Telline, die de Schral Eyvormig , plat- agtig famengedrukt heeft en eenigermaa- ) Tellina Testà fubglobofâ pallidà, cin&â fris obliquis uniformibus. Syst, Nat. XII. (za) Tellina Testâ globofâ glabrâà Cornei coloris, Sulco transverfali, Baun, Succ, 2138. LIST. Angl, App. Pe 22e Te EE, eo I. DEEL, XV, STUKe Vl ÄFDEEL. XXXV,. Hoorp. STUK. Naam, Kenmêre ken, Soorten, 82 BESCHRYVING ee waä NN Le XAXV. HOOF DSTEUER Befchryving van ’t Geflagt der HARTEN, of Hartgelykende Doubletten,. De Latynfche benaaming , Cardium, af. komftig van hect Griekfch woord Kar- dia, dat eens Menfchen Hart beteekent , doet ons Natuurlyk,den naam van HARTEN gee. ven aan de Doubletten van dit Geflagt, die altemaal , meer of min; Hartgelykende zyn; dat is, de figuur uitdrukken van een Harts Sommigen derzelven zyn Onder de Chame , anderen onder de Peêtines betrokken geweest, gelyk men ze dus by Rumemrius nog ge- plaatst vindt; doch de Geftalte onderfcheidt ze genoegzaam. De Kenmerken beftaan in een tweekleppige Schaal, die omtrent gelykzydig en volftrekt gelykkleppig is: het Scharnier heeft: in de eene Schaal twee middeltanden en de Zyd- Tanden ver af, infchietende, Het Dier is een Tethys, of Zee Haas, Belyk in de voorgaan. de en volgende. Van deeze Harten zyn een =en-twintig Soorten opgegeven, onder welken agt gezegd worden voor te komen in de Middellandfche Zee of Europifche Oceaan, (73) Hart- pe HART-DOUBLETTEN. 808 “1(73) Hart- Doublet, die de Schraal rond uit- gezet en gelyk van Kleppen heeft, met verhevene , fcherpe , holronde , Vliezige Ribben. Deeze, compleet zynde, behoort onder de raarfte en kostbaarfte Doubletten 3 doch dus ontmoet men ze zeer zeldzaam. De Heer ADANSON, die oneindig veele Schulpen , daar toe behoorende, aan den Zandigen Zee Oe ver van de Kust van Senegal aantrof, kon ‘er ‚ door veele honderden op elkander te pas« fen, naauwlyks ééne Doublet van maaken: dus zyn ook de meesten, die men in de Ka- binetten vindt, maar enkele Schulpen, of on« volmaakte Doubletten: ’t welk hy daar aan toefchryft , dat het Dier, zig dieper in Zee ontheudende, zelden gevangen wordt, en dus de Schulpen niet dan ledig en van elkander afgefcheiden , aan ‘tStrand gefineeten worden. ’e Schynt of deeze Schulpen, die men, by uitneemendheid, Conche exotice, dat is Vreem- de of Uitheemfche Schulpen, tytelt, nergens voorkomen dan aan de Afrikaanfche Kust. Hy noemt (73} Cardium Test gibbâ zquivalvi , Costis elevatis carí- natis concavis membranaceis, Syst, Nat, X11, Gen. 306. M,‚ L. U. 483. N, SI. COLUMN, Furp. 26, T. 27, RUMPH. Mfuf, F4 fs 6, LisT. Conch, Ie T, 327: £.-164. GUALT He Test. T, ze, f. D. Concha exotica. ARGENVILLE Conch, T,26,f. A. ADANS, Seneg. Ie Ts 18, £, 2, KNORR Vere zam, I, De Pl. 28. £. 2, E, DEEL, XV. STUK, VI. ÄFDEELs X XXV Hoorp- STUK. LXXII. Cardium Costaturns, Geribde Venus Doublet, vl. AFDEEL. XXXV. HoorD- STUK. Geribde Venus- D èublet, 22A BESCHRYV ENG wAN noemtze Kaman, en zegt dat de Schaal by uicftek dun en broofch is, vooral in die Jong zyn; wordende in ouder Schulpen nogthans wat fteviger en ondoorfchynende. Hy hadt zodanig een Doublet van byna vier Duimen in de langte, breedte en dikte; zo dat zy nas genoeg Klootrond was , overtreffende de breed- te geen vyfde deel de andere’ afmeetingen in Jangte en dikte, die egaal waren. Een der- gelyke is in ’t Jaar 1767, hier te Amfterdam; in openbaare Veilinge ven voor honderd Guldens. ss leder ‘helft: van=-deeze Doublet ; die ge- s lykkleppig is, maakt dan een halve holle s‚ Kloot. Haare fchoonheid beftaat in agt- ss tien zeer breede ronde Geutswyze uithol- s, lingen; die zig van den Top allerwegs naar s> den Omrrek uitftrekken. Elf van deeze 5,-Groeven, de laagften naamelyk, zegt A- ss DANSON, verheffen zig ieder met eene ss Driehoekige zeer fcherpe Rib, van een, „ vierde Duims koegte, die van binnen als s‚ een Pypje is uitgehold. De zeven anderen; 4, van het bovenfte End, zyn met een klein 5 Kammerje verheven, en cindigen op de kant s> in even zo veel Tandjes, welken tusfchen s> elkander een taamelyke gaaping overlaaten, ‚> wanneer de Schaal geflooten is, Gedagte »s Ribben maaken wyde platte Groeven, waar > van de vyf eerften, naast aan het bovenfte Ape eelte; vaal zyn ín plaats van wit, ge | „ lyk getande zyn, blykt uit D'ARGENVILLE. pE HART-DOUBLETTEN: 225 „> lyk de Ribben en het overige van de Schulp. VI. » Ín de regter Klep zyn, dat aanmerkelyk is, Zn 3, zes Groeven dus gekleurd, Hert Scharnier Hoorn. overtreft in langte veel de breedte van destTux. … helft der Schulpen: men vindt een der Tanden van het middelfte paar, in de flin= s… ker Klep, by uitftek lang en puntig’. 33 (74) Hart- Doublet, die de Schaal Hartvor- vxxv. mig heeft, met famengedrukte Zaagse jr ys’ gekielde Kleppen; de Billen digt venus. Vv Harts by een, Rumrmius merkt aan, dat dit de fraaifte en mooifte zyn van alle Chama, waar toe hy dezelven ten onregte betrekt... Driederley zo= danige Venus - Harten komen ’er, volgens hem, in Oostindie voor, De gemeente zyn onder en boven Buikig, doch van onderen minst, aan de kanten getand , wicgeel van Kleur: anderen zyn witter en ongetand: een derde foort is van onderen wat hol, maar boven zeer gebult, ook meest ongetand en met rood- agtige Stipjes. Dat ’er van deeze laatíten ook Het (74) Cardium Test Cordatâ, Valvulis comipresfis dentata- catinatis, Natibus approximatis. M.L, U. 484, N. 32% Coe LUMN. Aguat, 16, Cardisfa, Rum PHe Muf. Te 42% fe E‚ GUALTHe Zest, T, 84, f. B, C,‚ De Gor, Vencris, A Re GEN Ve Coche T. 26, (23.) fe Ie, KLEIN Ostrac, Te 10e fe 39e KNORR Verzaám, 1. Deel El, 18e £. 33 4w P T. DEEL, XV. STUK, î 226 BESCHRYVING VAN A, Het Dier daar in is meest Slym, zwartag- XXxV, Ss en, als men het een Nagt in verfch Wake Hoorp- ter legt, ligt uitvallende. Sommigen hebben STUK. een gladden, anderen een gedoornde Zoom. Die van aanmerkelyke grootte zyn, drie of vier Duim hoog, worden veel waardig geagt; inzonderheid die roode Stipjes hebben en de Citroenkleurige. LXXV. (75) Harc-Doublet, die de Schaal Hartvor« Cardiuns hob mig heeft, met geftreepte gekartelde een St sj ) Da hd the nigermaate gekielde Kleppen; het Aarss Hart. — gat halfmaanswyze Hartvormig ingee drongen. Deeze, in Indie voorkomende, volgens SPRENGLER, heeft de Schaal als middelflag tusfchen het Driezydig Venus- Hart en de Aardbey- Doubletten , van Kleur Melkwit: de Kleppen met een hoek eenigermaate ge kield, geftreept, en overdwars gekarteld: het „Aarsgat diep ingedrongen met een halfmaans= wyze uitfnyding: den en Plooyswyze ge« tand. rxxvi, (76) Hart- Doublet, die de Schaal Hartvor: ig mis en byna vierzydig heeft, met de Driezydig Klep: Venus: Hat, (75) Cardium Test Cordatà ‚ Valvulis firiatis crenulatis fabcarinatis, Ano Lunato Cordiformi intrufo, Syst, Nat. XII. (26) Cardiums Testà Cordatà fubquadrilatera Valvulis carie na mr an DE HART-DoOUBLETTEN, 22} Kleppen gekield en de Billen ver van VL bele Arprer. XXXV, | Hoord- Dewyl één’ der kanten, die van het Schar- srux, hier naar de Punt loopen, in deeze weinig verheven is, zo heeft het gebruik gewettigd, dezelve Driezydig Wentis- Hart te tytelen : Het is een fraay Doubletje uit Oostindie, dat van den eenen kant zeer veel naar ’t ge- woone Venus- Hart gelykt; des men de Af- beeldingen , by D'ARGENVILLE, naauwlyks kan onderfcheiden; doch van den anderen kant verfchilt het grootelyks daar van. By Rumrurus wordt het ook ; onder den naam van het Dubbelde Venus- Hartje, zeer wel van ter zyde verbeeld en aangemerkt, dat men, weleer, voor één dat roode Stippeltjes of Vlakjes op de Schaal hadt, zestig Dukas tonnen betaald heeft, Tegenwoordig zyn zy op ver naa zo veel niet waardig. (77) Hart-Doublet, die de Schaal eeniger- rxxvu. maate Hartvormig en Hoekig heeft, met Cartier medium, gehoekte Kleppen, die gegroefd zyn en Middel, Ig. eff ene Van natis, Natibus diftantibus, M. L, U. 484, N. 38. RUMPH, Muf. T. 44e f. He GUALTHe Zest. T, 23e f, C. AR- GEN Ve Conche T, 26e (23.) L, KNORR Verzam. VI Deel, Pl, 5 fige 2e (27) Cardium Testà fubcordatâ; fubangulatâ , Valvulis angua Betis Sulcatis levibus, M. L, U. 485, Ne 340 Pa Ie DEEL. XV, STUK. VI. APDEELes XXXV, Hoorp- STUK, LXXVIII, Cardium „Aculea. tun, Gedoorn. de Nagel. Doublet, LXXIX, Cardinm Echinas EU, Stekelige, 02% BESCHRYVING väâN Van deeze , ook Oostindifche, gelykt de Schaal zeer veel naar die der naastvocrgaane de Soort, doch is witagtig uit den paarfchen bont, met ongedoornde Groeven en de Hoe- ken niet fcherp. | (78) Hart- Doublet , die de Schaal bej maate Hartvormig heeft en verheven= ronde Ribben, die met een Streep in- geploegd zyn witwaards met krommê Doornen gewapend. Blykbaar is ’t, dat hier die Doublet bee doeld worde, welke wy de Gedoornde Nogel- Doublet noemen, afkomttig zynde uit de Mide dellandfche Zee of van de Spaanfche Kust, Zy komt naby aan die, welke D'ARGEN vILe LE le Ceur de Beruf, dat is het Osfen- Hart tytelt. Het Kenmerk , dat de Ribben als keet een Streep ingeploegd zyn, heeft duidelyk in de myne, die een Genueefche genoemd wordt, en een kleine Vuist groot is, plaats. (79) Hart-Doublet, die de Schaal eeniger- maate Hartvormig heeft, de Ribben Be (28) Cardiuin Testà (ubcordatâ; Sulcis convexis lineâ exa ratis, exterius aculeato-ciliatiss Syst, Nat, XII. Cardium muricatume Me Le Us 485 N. 35- BONANNe Recr. IJ, Ts 96,97. GUALTH. Te 72. f, A. Cor Boviss ARGEN Ve Conch. Te 26. (23.) fB. KNORR Perzam. VI, De Pl. 3, fe Te (79) Testà fubcordatà 5 Sulcis exaratis lineâ cilia:â Aculeîs in. LJ DE IARTs-DOUBLETTEN. — 229 geploegd, door eene Streep, die bezet VL _ is met een menigte van kromme Ste- xyxy. keltjes, Hoorp- | STUK. Of LiNNmus met reden twyfelagtig ftelt, dat. deeze wel eene verfcheidenheid kon zyn van de voorgaande, ís, aangemerkt het groo: te. verfchil der Afbeeldingen, niet. zeker, On- dertusfchen is ’t ook waar, dat men in de Gedoornde Nagel-Doubletten veel verfchil ontmoet. Deeze komt voor in de Noorder- Occaan en de-gewoone grootte wordt door LisTERr gefteld op twee Vingerbreedten; maar hy hadt ’er wel grooter gezien, De Geftalte komt veel met die der geribde doch ongedoornde Doubletjes van onze Stranden overeen, __ (80) Hart- Doublet, die de Schaal eeniger= vxxx, ; hae seobants Cardium maate Harvvormig heeft, en driekantie Gi;sre. ge Ribben, die aan den Rand van deScherp E JCranúe. “chulpen gedoornd zyn. e Dee. | inflexts plurimise Faun, Suec, 0130, Me Le U. 486, Ns 360 Concha êchinata, RoNp, Test, 22. LIST. drel. T. 5e É. 83. Conche T« 324, f. IÓïe BONANN. Recr, 2. T, 90e GESN, -Âg4at. 13T, 152, GUALTH. Zest, Te 72e f. Be KLEIN Ostrac, T, 10. fs 40, GINANN. Adr, 2, Te 19a f. 130, (So) Cardium Testà fubcordatâ; Sulcis elevatis triquetris, extimis aculearo- ciliatis. GUAL TH Zest, T, 72e fe Ca …P3 L DEEL: XV. STUX, 230 BESCHRYVING VAN Vi Deeze gelykt veel naar de voorigen, doch neen is kleiner en Sneeuw - wit met geele dwars. Hoorp. banden, komende voor in de Middellandíche STUK, ZEE Cardiuns LXXXL (81) Hart-Doublet, die de Schaal eeniger- tuberculas maate Hartvormig heeft, en overdwars dln gebandeerd, met flompe Knobbelige Rib- geeníche, ben, By RuMreHius vindt men aangetekend, dat zig deeze Doublet volmaakt fchoon, zo van Kleur als Tekening, in ’* Kabinet der Heeren Feitama, bevondt. Hier van zal zy dan ook den naam hebben. Gewoonlyk zyn zy bruingeel met witte dwarsbanden, en meer of min geknobbeld op de Ribben. Zy wor- den thans niet hoog gewaardeerd, en dik- wils, met de volgende, Karthageenfche Dou- blet-Schulpen genoemd, als afkomftig zynde van de Spaanfche Kust. Franfche Tot deeze Soort fchynen die Franfche Hart- xv, Poubletten betrekkelyk te zyn, van welken Fis. 3)4-de Heer D'ARGENVILLE de afbeelding geeft mer het Dier daar in, onder den naam van Boucarde of Osfen-Hart. Hy zegt dat ‘er twee Soarten-van zyn, de eene taamelyk groot , (81) Cardium Testâ fubcordatâ , Sulcis obtufis nodofis transe verfim ftriatis, M‚. L. U. 486. Ne 37e RUMPH, Mdu/. Te 48, Elie KNORR Werzam, We De Pl 29. fe 4e DE HART-DOUBLETTEN. 23I groot, met, diepe Sleuven, die van ’t Schar- VL nier naar den Omrtrek loopen; de andere klei- ge ner en met tuuwe Knobbeltjes op de Stree- Hoorn. pen. Deeze wordt door hem in dat poftuur STUK. vertoond, gelyk wy die, in Fie. 4, hebben overgenomen , om te beter het Doornagtige Lighaam te onderfcheiden, waar uit de twee Pypjes met hunne Haairtjes, in Fig. 3 zigt- baar, voorkomen. „Hy merkt aan, dat dit Schulpdier een zonderlinge handgreep heeft, daar hy dus van fpreekt. s, Aan: de uitgeftrektfte zyde van zyne Schulp, s‚ die het Scharnier draagt, verlangt het een s, byna driehoekig Lighaá'n, dat famengefteld z Ís uit twee afgezonderde platte Buizen, », doch welke Cylindrifch worden, als *t Wa- » ter van. de Zee door ’% onderfte end in- »‚ komt en uitgaat door het bovenfte. Dit », deel van zelf, of wegens eenig geraas, dat s‚ het verneemt, intrekkende, fpuit hetzel= s, ve ’c Water tot.den af{tand van een Voet, >> Deeze Buizen zyn bezet met een oneindig > getal kleine Haairtjes, die de Mond - ope. >, ming bezoomen, hebbende eene Goudgeele > Kleur. Het Dier trekt deeze Hoornen in, s, wanneer het zyn Afgang maaken wil en s> Zyn Water uitwerpen, om zig van frifch s> Warer te voorzien, Om van plaats te ver- »» Anderen, doet het voor uit de Schulp en » van onder zyn Lighaam ‘een nieuw Lid s> voortkomen, dat eene aanmerkelyke langte P 4 ‚> heeft, I, DEEL. XV. STUEs VL, AFDEEL, XXV. Hoorpe STUK LXXXIJ. Cardium Ji scardias Gefchub= de Nagele Doublet, 232 BESCHRYVING VAN s, heeft, en zig uitftrekt, als in de afbeel- ss ding Fig. 3. Dit is een waare Voet of „‚ Poot, waar van de dun uitloopende Punt „, altoos een fteuning zoekt, daar zy zig vast ‚, kan hechten, en dan doet dat Lighaamsdeel de geheele Klomp van het Dier, met zyne „ Schulpen, in ééne Stap omtrent twee Dui- men voortgaan. Ontrust wordende trekt „, het zig binnen de Schulpén in, gelyk een ‚ Slak in haare Hooren; ‘waar toe de Wan den of Randen met ftevige Vliezen„ die ‚‚ een weinig uitfteeken, bekleed zyn. Som- „‚ wylen- doet het ook op zyde een korter ‚, Poot uitkomen, die mede in de afbeelding is vertoond”. (82) Hart-Doublet, die de Schaal Hartvor. mig heeft, de Ribben met gewelfde wordenze voor cen lekkere Kost gehou- „ den, en in haar eigen Sop gaar gekookt ‚‚ met een Peul Spaanfche Peper, als wanneef „de Ryken zo wel als de Armen ’er greetig 5, naat Zyn’, De aanzoomingen, om welken LinNaus deeze Soort antiguata noemt, als konde men de jaarlykfe aangroeijing, en hier door den Ouderdom van deeze Doubletten , dus onder= fcheiden ; zyn allerzigtbaarst in de afbeel- ding van LisTER, die getuigt, dat men dee- ze Schulpdieren in ’t Engelfch Cockles tytelt, ’t welk veel met de benaaming van Kokhaa- „hen fchynt te ftrooken. Hy geeft er de ge- XCL Cardiuns FUSLICHH Boerfche, woone maat flegts van een Vingerbreedte aans gelyk zy by ons vallen, Zesentwintig Ribe berjes hadt hy ook op deeze Schulpen geteld, zo wel alsde Heer BASTER en LINNZus, Ons Volk verzameltze, zegt hy; van de Herfst tot laat in ’t Voorjaar , dat is den geheelen Winter door, op de Zandige Stran- den, alwaar zy overvloedig voorkomen, Zeer aangenaam zyn zy van Smaak, en worden, zo wel raauw als gekookt , even gelyk de Oefters gegeten, f (91) Hart-Doublet , die de Schaalaangezoomd heeft s (91) Cardium Testâ antiquatà, Sulcis viginti cemotis, inter- ftitiis rugofis, Syst. Nat, !Xll, Concha firiata, RONDE Le Test, Te C. 19. RUMPH, Mufs Te 44» fe Ke GÜUALT Ho Tests DE HART-DOUBLETTEN, 239 heeft, met twintig Groeven ver van dar Ml 7 jj 7 FDEELs de Ribben rimpelig, Ss HOOFDe Wegens de grofheid van de Schaal, zalSTUÉ _mooglyk deeze, door LiNNmus, des Boer- fche gebynaamd zyn. Of het ook die zy, waar van Ru MPHIUs zo even gewaagde, zou men mogen twyfelen. Zodanige Schulpen zyn niet ongemeen, vallende op de Kusten der Zui- delyke deelen van Europa, zo aan den Oceaan, als aan de Middellandfche Zee, in menigte, Sommigen zyn Roestkleurig of ros geel met bruine; anderen, die kleiner zyn, wit met rosagtige Banden. Men vindt ook dergelyke geele aan onze Kust, onder de Strandfchulpen, en de Karthageenfche, zo genaamd, hebben insgelyks twintig Ribben. (92) Hart-Doublet , die de Schaal byna Harts xen. vurig en gekamd heeft. | Pella EN Ryst- De Ryst- Doubletten, dus naar de Korrelt- öner, jes, waar mede zy als begroeid zyn, niet on- eigen genaamd, verfchillen van de Scherfjes, die tot de Kousjes zyn t'huis gebragt, De binnenholte, onder de Navel, is geel, het | Aars est, Ts 71, Le Me REGENT. Conche T. 8. f, 23, 24 & Te 12, f. 77, 78, KNORR. Verzam, VI. Deel, Pl, 8. £, 3, (92) cardium Testâ fubcordatìà , peêtinatà, M, L, U. 492. N, 47. GUALTH. T, 75e fe Ae KNORR Verzams VIe Deel, Ple 3 Zet Je 1. DEEL: XV. STUK. VL AFDEEL. XXXV. Hoorp- STUK. XCII Cardsuns Virgie MEUNDe Maagde. ly kee 240 BESCHRYVING VAN Aarsgat ovaal, ingedfukt met uitpuilende Randen: de Schaal heeft dikke Ribbetjes, die opwaards ruuw zyn, en de Geftalte is lang- werpig rond of ovaal, meer naar die van een Amandel in zyn Bolfter gelykende; doch het Scharnier maakt het voornaamfte onderfcheide Gekamd noemt LiNNaus de genen die van vooren Streepen hebben, welke uit een ander Punt fpreiden , dan die op de verhevenheid der Schulpen: anders zouden de Kokhaanen ook gekamd zyn. (93) Hart-Doublet, die de Schaal driehoe- kig rond en gelykaydig heeft, met dwar= fe Wliesagtig omgeboogen Rümpels, het Scharnier blaauw. De Schaal van deeze is fraay, gebandeerd met Streepen die ruggelings over elkander ge- plooid zyn, ver van een, met een Zee-groen- — agtige Korst bedeke. De Holligheid is wit, maar de Scharnieren blaauw. Zy heeft de zyd- Tanden in de langte en evenbreedig, byna als in het volgende Geflagt, doch het Scharnier doet ze hier thuis brengen. Haar afkomst js uit de Middellandfche Zee. XXXVI. HOOFD- (98) Cardium Test triangulo-ratundatà zquilaterà, rugis transverfis membranaceo - recurvatis, Cardinibus caruleise Syste Nat, XIle KNoRR Werzame Vie De Pl 5e É ze pe KorF-DourLErTEN: oat SSS SISSI SNN VI. FDEELa. 4 XXXVL k XXXVL H OOEDSTUK. Haar. STUKe _ Befthryving van ’t Geflagt der Korr-Dou- BLETTEN. M= den Kacynlchen naam Matra, wel- Naam, ke, volgens fommigen, een Bakkers- Trog, volgens anderen een: Broodkorf bete- kend zou hebben, ftelt LiNN mus thans een nieuw Geflagt voor, ’t welk ik, derhalve, ons der den naam van Korr- DovsLErTEN zal befchryven. Zy komen met die ván het vaorzaande Kenmer. Geflagt in de meefte Kenmerken overeen ,°*- doch: zyn geheel ongelykzydig , hoewel zy. de Kleppen gelyk hebben. In plaats van twee heeft het Scharnier eenen famengevouwen middel - Tand met een Kuiltje daar nevens: de “zyd.- Tanden zyn ook ver van elkander af en EE etends | L Onder de agt start welken die Geflagt soorten, ME zyn weinige, die, in fraaiheid 'uit- “Munten. Een Kaapfche, een Oostindifche en &en Afrikaanfche Soort, wordt ’er onder op- geteld, (94) DEE. Doublet, die de Schasl efen, Zen. / £ de Sorenglerd, ù Sp: renelerse ' 4 (94). Matra TestÀ levi, Valvà planâ, rimà Lunulâ hian= Schulp, te, Syst. Nat, Xi, Gene 507. EL Dier, KVSTUK: e Ek) BESCHRYVING vAn R VE de Klink vlak, de Spleet met een gad- KKENT pend Maantje heeft. | Hoorp- d STUK, Deeze is aan de Kaap der Goede Hope door den Heer SPRENGLER waargenomen. De Schaal, byna de grootte van een Hand hebbende, is wat Driehoekig van Geftalte, eften, bleek en eenigermaate doorfchynendes Haar voorzyde, met een hoek gekield , is van de Randen onderfcheiden, De Klink, aan de Billen Maanswyze fcherp, is geheel gaas pende in het Spleetje van ’t Scharnier; de ag= terzyde plaragtig en geftreept: de Billen zyn omgekromd: de zyd- Tanden van ’t Scharnier driehoekig. XCV, (os) Korf-Doublet, die de Schaal overdwars Matra plicataria Rimpelagtig geplooid, doorfchynendes de Ree Klink platagtig, het Aarsgat famenge- drukt langwerpig heeft. De Schaal heeft de breedte van een Ey; Zy is wit, dun als Papier, overdwars geplooid met evenwydige Rimpels : de zyd-Tanden van ’t Scharnier beftaan uit twee evenwyvdige Vliezen: de Billen zyn krom en omgeboogene Deeze is van Java afkomftig. Aj (96) Korfe (95) Meaëtra Test transverfe rugcfo « plicatà diaphanâ, Vulvà planiusculâ, Ano compzesfo oblongo, Syste Nate xls pE Korr-DoUBLETEEN 243 EC 96) Korf-Doublet „ die de Schaal effen en VL } doorfchynende, de Navels eenigermaate En geftreept, de Klink met een effen înge- Hoorne drukte: Kiel omgeven heeft. STUK. NNC VT ie Matra Van deeze, uit de Middellandfche Zee, is ie de Schaal wit, van breedte als een Walnoot: te, de Navels zyn geltreepte (97) Korf - Doublet, die de Schaal doorfclry- ECI, nende, effen, geftreept; de Navels uie gimvarrd, termaate glad , de Klinken Aars geftreep: Shade. heeft. | De Schaal van deeze, die men van de Afri- kaanfche Kust bekomen heeft, is van grootte als een Hazelnoot en wit. Zy heeft de Billen en Navels zeer glad en niet geftreept: de Klink niet gekield, (98) Korf Doublet, die de Schaal byna door- xcvur, Jchynende, effen, en wit heeft, met mie Corallinas Melkwitte Banden: Ä Koraalag- De 8 (96) Mattra Test levi diaphanâ , Umbonibus fubftriatis, Vulvâ levi impresfâ Carinâ circumfcriptà, Syst. Naz. Xll. (97) Matra Testâ levi diaphaná ftriatâ, Umbonibus Iz- visfimis, Vulvâ Anoque firiatis, Syst, Nat, XII, ie 93} Maëtra Testâ lavi fubdiaphanâ albâ, Fasciis laêteis. BONANN, Recreat, II, T, 55. ROND. Zest, Ie p. 32 T. BING VAL TH, Zeit. Te 7i, f, De PLANG, Conoh, Te-3 LF, 4? | Wa | 1. DEEL. XV. STUK 244 BESCHRYVING vaN VL De bynaam zou daar van afkomtftig zyn , AFDEEL: | Det | x XXVI. dat de Schaal van deeze uitwendig een Koraals Hoorp- kleur heeft, volgens BoNANNIij of. Koraal- STUK. agg is; doch dit fchynt my met de Afbeel- ding van GUALTHIERI ZO min te ftrooken, els met de befchryving van PLANCUs, die van een groote verfcheidenlieid van Tellineù fpreekt , waar toe ook deeze door hem betroke ken wordt, aan de Kusten van de Middel- landfche Zee voorkomende ‚ en een eetbaar Dier bevattende 5 waar Onder ook de Concha fasciata van RoNDELET IUS, met roode Stree- pen. Eh €90) Korf -Doublet , die de Schaal byna ZACHT Á Rulroram. doorfchynende effen en flaauw geftraald - Geftrauldee heeft , met eeh bultige Klink; zynde van binnen paarfchagrig. Waarom deeze den bynaam voert van Stul- torum, begryp ik niet, dewyl zy geenszins naar de Zorskappen gelykt. Wy geeven ’er derhalve liever den naam aan van Geftraalde: want zy is weezentlyk geftraald, Men vindt= ze doorgaans bruinagtig met bleeke Straalen. Zy komt voor, aan de Kusten van Europa. (roo) Korf- (95) Ataëtra westâ fubdiaphanà levi, obfolete radiatà, ins tus purpurascente , Vulvà gibbâ. Syst. Nat. X. p. C81. N. & KNORR Festa VIe De Pl 5, fe Te pr KorrF-DoUELETTEN. 245 (109) Korf-Doublet, die de Schaal eladag- VL Lig s Eb nerde » eenigermaite aan- Zee gezoomd heeft, | ri, STUK €. Tot deeze Soort fchynen onze gewoone maëra Strandfchulpjes, welke de Heer BasTEr metde d, het Dier afgebeeld en befchreeven heeft, te Strand- L. fchulpjes. behooren. Zy hebben een groote verfchei- heid van Kleuren, gelyk iedereen bekend is, doch vallen meest geel of blaauwagtig, en zyn doorgaans wat gezoomd-op haare Ope pervlakte, van bivnen naar de Kleur van bui- ten is. De opgegeven Kenmerken komen vry wel overeen, (roi) Korf - Doobie. die de Schaal lang- ‚CL 2 Mafra serpig, ovaal, glad; het Scharnier Lurrarias | zonder zyd- Tunden heeft. seh De aangehaalde van RuMmrurius, door hem de Groote Eendebek genaamd , dat een Oostindifche Gaaper is, fchynt het niet te kun- (roo) Matfra Test opacâ leviusculâ fubantiquatâ, Syste Nat, XIL. Cardium folidum. Faun, Suec, 2140, BONANN, Recre Ile Ts Sie ROND. Zeste 1, Cap, 7. LiST. Angle 174, T. 4. f. 24. BASTER Uiifpang, IL. D, p. 7% KNORR Verzam, VI. Deel Pl, 3. £, 5» (zor) Malfra Testâ ovali oblongâ levi, Dentibus lateralis bus nullis, Syst, Nat. XI!. Mya Lutraria. Faun, Suec. 2128. M. L, U. 470. Ne 9, LIST, Angle 170, Te 4 f. 19. Boe NANN, Re ger. IJ. Te 19e RuMPHe Jfufs T. 45e £. Ne Qs _L, DEEL. XV. STUK, 246 BESCHRYVING VAN VL kunnen zyn. Deeze, naamelyk, komt voor eeen aan «de Monden der Rivieren van Europa, Hoorp zegt LINNEUS, alwaar LIsSTER dezelve, STUKS meer dan vier Puimen lang, en omtrent twee Duimen breed, gevonden hade. Zy gelykt veel naar ‘de voorheen befchreevene Slyk- Mosfelen , en is wegens de Banden, waar het Dier de Schulpen mede fluit, als ook wegens een Peerswyze holligheid , in het Scharnier van ieder Schulp , opmerkelyk. De Kleur deezer Doubletten is van binnen witagtig, van buiten geelagtig bruin; doch men vindt- ze, wegens de dunte, zelden ongefchonden. SSSSISSIS SESSIE: XXXVIL ‘HOOFDSTUK. Befchryving van. ’ Geflagt der. Darenoex- DouBLETTEN, Naam, D: at men ’t woord Donax, als gelyknaamig met Svlen , gebruikt vindt by Prinròs, om de Hlod of Geut- Doubletten te be- tekenen , komt niet ongerymd voor; alzo men ‘er, van ouds, een Soort van Riet of Rotting door veritaan heeft: maar de toepasfing van dat zelve. woord is duifter. op dit Geflagt , daar men, met meer reden, den naam” van DRrrenorK-DoOUBLET TEN aan kan gees ven. De eerfte Soort, naamelyk , voert reeds DE DRIEHOEK-DOUBLETTEN. 247 reeds dergelyken naam, en de ftompheid aan VE % ééne vend, geeft aan alle Soorten eene de Driehoekige Geftalte. Hoort De algemeene ‘Kenmerken beftaan daar in 1 Uk Kenmere dat de Schaal haaren. voorften kant zeer ftomp ken. heeft en zig als geknot of ademden Vere toont: zynde het Scharnier met twee Landen voorzien, de zydelingfe enkeld , eenigermaate ver af, bier den Aars. Soorten komen ’er tien in dit Geflagt voor, Soottente onder welken drie uitheemfche zyn aangete- kend, ; (102) Driehoek- Doublet, die de Schaal drie= „CH hoekig Hartvormig heeft, met eene Scortun, platte Klink. Eee Fig, 5 “Sommigen tellen deeze mede onder de Ve. nus-Doubletten, doch wy geeven ’er den naam van Triangel aan, wegens de fpits ges punte Driehoekige figuur. Door het witte is een Violette weerfchyn over de geheele Op- pervlakte, die geftraald is en overdwars ge- ftreept.. Zy kome uit Westindie, (103) Piehoek : Double: die de Schaal Van Ee: vooren ruig heeft, met Doorntjes, ah Van Ruige (ro2) Donax Testà Triangulo- Cordatà, Vulvâà planâ, Syst. Nat. Xll, Gen. 308, Me L. U, 493, N. 49° GUAL TH Test, Te 85. f. F. ARG EN Ve Conche T. 24. Cal.) f, L. (103) Donax Testâ antice Spinis ciliatà, Me Le Ue 493. N, 49, Q 4 I. DEEL. XV. STUK: 248 BESCHRYVING WAN VI. Van deeze Oostindifche bevindt zig in ’% ÁFDEELs zen: BR yexvij, Kabinet van de Koningin van Sweeden een Hoorn. Exemplaar, dar de Schaal fcherp, kruislings STUK. _ geftreept heeft, van vooren ook plat zynde;, doch met den hoek der Zyden,gekield, en aan de Top met Doorntjes bezet. CIV. (roy) Priehoek-Doublet , die de. Schaal. van Donax : fl vd 7 ragofia, vooren rimpelig gebult, aan de Randen Rimpeli» de D | gekarteld heef. De Schulpjes gelyken zeer naar, die der Zaagertjes , zynde aan den Rand getand en van ‘binnen HKaarfchagtig blaauw. Uit den Zuider - Oceaan was deeze afkomítig. bos (ros) Driehoek- Doublet „ die de Schaat onax \ . e B la wan vooren effen, van binnen Violet, SEO pJee en op de Randen gekarteld heeft. … Van de zogenaamde Zaagertjes, die onder , de Tellinen behooren, zyn deeze niet gemak= (rog) Donax Testà antice rugofà gibbâà, marginious cre mariss ML Ee Ue'494e Ne 150 GUIRL TH Täste Te OO, f. D. cat wd (105) Donax Testâ antice levi, intus violaceâ , marginibus crenatis. Faun. Suec, 2142 M, LS°U. 494. Noe SL: LAST Angl. 190. Te 5- f. 35. BONA NN. Reer, II. Te 47. KLEIN Ostrac Te It. £. 61e AD ANS. Seneg. 1. Te 18,f, 1e GUAL TH. Tat Ts 88 £. O. ARGENV, Conch T. 25e (22 EE An A KNORR Verzame Ile Diplo ae Ap. Zy Botta tser Vie De pl. Ze E, 3e / DE DRIEHOEK-DOURBLETTEN. 249 kelyk. te onderfcheiden, alzo zy daar van ook , VI het voornaame Kenmerk , den gekartelden een Rand, en van binnen een Violette Kleur heb- Hoorn- ben. ApaAnsov beeldt die aan de Kust van dali: Senegal vallen af, met het Dier daar in. Ar- GE NVILLE vertoont de Doublet zodanig , dat zy te regt den naam van Stompje of Stompe verdient. zeggende dat dezelve ge+ heelenal met wit en Violet geftreept is. Bo- NANNI, van deeze Schulpjes fpreekende, » noemtze eene Telline, die zeer gemeen is 2) Aan den Oever van Antium, met bleekgeel > Em tevens met vaal of hemelsblaauw en > eene Aardagtige kleur getekend. Oncclbaa« a> TE, zegt hy, die hier zouden. befchreeven s, kunnen worden, flaan wy over , als zo veel mo@ielyker te befchryven’ zynde, hoe fchooner zy voorkomen van Kleur. Some > migen, naamelyk, uit den Wester - Oceaan > aangebragt, zyn zo doorfchynende, dat zy s niet uit eene Schulpagtige zelfftandigheid > fchynen te beftaan, maar uiteen wit Doek, dat aan den Rand verdubbeld ware, ‘t welk s, ‘er een weinig meer dikte en witheid op die 19 Plaats aan geeft. Sommigen zyn met een ‚> Honig-geele of Citroenkleur overtoogen: ‚> Ontelbaare hebben de witheid van de aller » Zuiverfte Sneeuw”. Van dit verfchil kan men eenigermaate uit de Afbeeldingen by KNorr oordeelen, 33 Q5 (ro6) Dries 1, DEEL, XV. STUK. 250 BESC HRYViEN GIN VL. (106) Drichoek-Doublet , die de. Schaal van A\rDEEL ) àl j ‚ 7 XVID vooren zeer flomp heeft en overal ge Hoorne fbreept ‚ met den Rand getand ende STUK: Slab G En Klink ovaalagtig. Donax DE Aan de Kusten der Zuidelyke deelen van tes Europa komt deeze voor, die. bultiger is dan de voorigen, en; uitgezonderd de Hillen, t'ee- nemaal geftreept en wit, | Cv. (07) Driechoek-Doublet ; die de Schaal van edn | wooren zeer flomp, de Lippen overdwars Gerande. gerimpeld, den. Rand met Tandjes, de Lelletjes Tandagtig heeft. In de Middellandfche Zee is deeze Soort door den Heer Locte waargenomen. Zy heeft de Schaal Wigagtig, effen, overlangs met Stippen geftreept „ bleek en als 't ware met paarfchagtige Banden, van binnen witag- tig met een zeer kleine rondagtige Klink. cvur. (408) Driehoek-Doublet, die de Schaal Wig« Cuneata, agtig en de Randen zonder eenige Tunde Wigagtigee jes heeft, Zou (106) Donax Testá antice obtufisfimâ undique ftriatd, Mar- gine denticulato, Vulvâ ovatâ, Syst Nat. Xil. (107) Donax Testâ autice obtufisfimà ‚ Labiis transverfs zugofis , margine denticulato , Nymphís dentiformibus, Syst. Nat, Xl, (To8) Donax Testâ Guneiformi , marginibus integerimis. Me Le Ve 495. Ne 529 pe DrIEHOEK-DOURLETTEN. aosi Zou niet deeze onder de Verfcheidenheden VL. AFDEEL, te tellen zyn van deeze Schulpjes, waar van xxxviu, BoNANnr fpreekt? Het zyn kleine, ovaale, famengedrukte Loublerjes, van eene Violette of verfcheiderley Kleuren, zegt LINNAEUS, verfchillende van de honderd-vierde en hon- derd-vyfde Soort alleenlyk door den ongetan- den Rand, (109) Driehoek-Doublet , die de Schacl lang- MOOrD- STUK, CIX, ON AX werpig rond, ue en effen , jripza. met Ee Streepen die als gegolfd: zjn „ befchreeven ; met eene fcherpe Spleet en de Randen gekarteld, heeft, Van deeze komen, ten opzigt van de Te. kening, zo veele Verfcheidenheden voor, dat men daar alleen een geheel &abinet mede zou kunnen vullen. Zy vallen op de Xulaneefche Eilanden, in Oostindie, en hebben daar van den Nederduitfchen bynaam; terwyl de naam van, Letter. Doublet haar met anderen gemeen is. Men kan ’er, op fommigen , een foort van Gotthifche Letters uit maaken. Die zeer fyn Sé „C109) Dorax Test ovatà compresf levi , (criptâ lineis pur- pureis undatis , rimâ acutâ , marginibus crenulatis, M. Le Ue 495. Ne 53e Literata Xulanenfis, RuMPH. Mu/. T, 43 fo "EM, GUAL TH. Test, T. 88e f. Qe List. Couch, T. 379e fe 222e BONA N Ne Recr, Il. Te 43e KLEIN Ostrac, To IIe f. 59e KNORR Verzam, Vl. De Plo Ze fe 24 43 5e TI, DEEL. XV, STUKe Xulanes- clie Leze LEt- Dou. biet. vl AFDEELe XXXV Ile HoorD- STUK. CKS Donax anuricatâe Gedoorn. de, CXI, Donax Jrus. Schraale, 252 BESCHRYVING VA nx getekend zyn , veelal de kleinften , worden Tour de Bras of Armringen getyteld. Volgens BoNANNI zyn dergelyke Schulpen ook imm de Napelfche Zee vry‘gemeen. (tso) Driehoek-Doublet, die de Schaal Ey» rondagtig heeft, met gedoornde Str eepen en den Rand gekarteld. Deeze, uit Oostindie , heeft eene bulcige rosagtige Schaal, met een gaapende Spleer, van vooren wederzyds door een famengedruk- ten fand bepaald: het Aarsgat ontbreekt. (irr) Driehoek-Doublet , die de Schiaal lange werpig rond heeft , met Wliezige overend flaande. geftreepte Rimpels omgeven. , Deeze, in de Middellandfche Zee door. BRANDER waargenomen , heeft de Schaal van grootte als een Turkfche Boon , ovaal, wit, van vooren rimpelig en zeer ftomp. Het Scharnier heeft wederzyds twee zeer kleine Tandjes, waar van het ééne tweepuntig is. XXXVII HOOFD- (ria) Donax Test ovatÂ, ftriis muricatis , margine dentie Culato. Me j En U. 496, Ns 54e ri (iii) Donax Testâ ovali, rugis membranaceis frriatis cin&à, Syst, Nat, Xile PE pr Kous-DoUBLETTEN. 258 SSS SS SSS SSS Anr EEL& XX {ville XXXVIIL HOOFDSTUK, Hoorn. f STUK, Befchryving van Geflagt der Kous-Dou- BLETTEN,. Oe den naam van Venus ftele Lin- Naams Naus Eeen Geflaget van Schulpdieren voor, die van anderen onder de Chame of Ca- mes betrokken worden. Sommigen derzelven noemt men enus-Koufen of Kousjes, wegens de Geftalte, die meer of min de Natuur- lyke deelen der Sexe uitdrukt. Hierom geef ik ’er den naam van Kous- DoUBLETTEN aan. De onderfcheidende Kenmerken beftaan daar kenmer. in, dat de Lippen met den voorften Rand op k“*- elkander leggen „en dat het Scharnier drie Tan- den heeft, allen digt- by een; de zydelingfen met de punt van het midden AE vekende Ook js de Klink en Aars van elkander äfgézon- derd In dit Geflagt komen negen en dertig Soor» soorten. ten voor, waat van vier ruig of ruuw zyn aan de Klink; de overigen niet, en van deeze zyn ‘er twintig Hartvormig , elf rondagtig,en vier ovaal, boven de Spleet gehoekt, Ver de mees- ten komen uit de Indiën. L Die Ie DEEL: XV. OTUKe VI. AFDEEL. XXxV Ille Hoorp- STUK. CXIÉ, Venus Dione, Venus- Kous, Fl, CXV Is Figs 6e ss BESCHRYVING VAN I. Die aan de Klink ruig of ruuw zyn. (1r2) Kous-Doublet die de Schaal byna Hart- vormig, overdwars gegroefd, de kanten gedoornd heeft. a Dat Venus een Dogter van Dione, of uit het Schuim der Zee in eene Schulp gebooren was „ hebben de Poeëten verdigt gehad. Zy heet de Moeder der Wellust en van alle geil vermaak. Hierom voert deeze Doublet, welt ke onder den naam van Venus-Kous bekend is; dien bynaam. dj | ’ Zy heeft ceù Driehoekige half Hartvormi; ge geftalte, zynde tevens rondagtig , van vooren en van agteren ; Op zyde met diep uitgeholde Groefjes, die met den Rand even- wydig loopen, En als Schubswyze over elkan- der leggen. Dic maakt, doordien de grond der Groefjes roodagtig is en de kanten wit zyn, dat de Doublet cen geheel andere Kleur heeft , naar dat men ze van onderen of van boven befchouwt. Van vooren is de Klink paarfchagtig of Bloedrood, en op de zyden, in (112) Venus Testà fubeordat eransverfe fulcatà ; Pube fpie nofÂ. Syst, Nat. X'L. Gen. 309. Me Le U. 497. N. 55e LIST. Conch, T. 307, f- 1409 RU MP He Muf, Te 43e fe Ge OLEARe Muf, 29, f. as Per. Gaz T, St,fe 9. GUALTH.Zest. T. 76. f‚, D. Concha Veneris Occidentalis, ARGEN Ve Conche in 24e (2tdukenke KNORR Verzame Ï, Deel ; Ple def fe 35 de “pe Kous-DourLETtEN 288 in de genen die compleet zyn,.bezet metlan- VI ge Loornagtige Stekels, ’t welk de aartig- ADR heid en kostbaarheid van deeze Doubletten Hoorpe uitmaakt. Binnen een bleekeren Zoom zyn de STUEe Lippen nog gewapend mert eenige kleine Punte jes. Men zegt, dat zy uit Westindie afkom- flig zyn. (113) Kous-Doublet , die de Schaal byna cxur, Hartvormig heeft met dikke Rimpels Parl de aan de voorxyde dunner gerimpeld ; de Gerimpel. Lippen famengevouwen, Dois blets Paphia werde de Godin der Minne geby- naamd naar een Stad van Cyprus, alwaar Zy een voornaame Tempel hadt en gewierookt werdt van honderd Altaaren; doch was haar Beeld, volgens TAcirTus, aldaar flegts een ronde Schyf , zig allengs, en by verdiepingen, verheffende als een Suikerbrood. Dus fchyne jets overeenkomftigs met deezen naam te vin- den in dit flag van Doubletten, die men in ’ Franfch la Vieille ridée, in ’t Latyn Vetula, en in t Nederduietfch Gerimpelde Oude Wyven noemt, BONANNI, die aanmerkt dat deeze } ü Dou- (13) Wenus Testà (nbcordat , Rugis incrasfatis , Pube rugis attenuatis, Labris complicatis, Syste Nate Xil, BONAN Ns Reer, Ile T. 75. RUMPH, Muf. Te 48e Ff. 5, GUALTH, eit. Tas. f, A. ARGENV. Conche Te 24elzii)ife B Rms GEN F,Conch. T. 7, f. ile KNORR Werzams 1E Deel Pl, 28 fe 2 VID, Pl 6e f; 2e IE, DEEL, XV, STUMe 256 BEsCHRYVING VAN ‚Jt Doubletten op eenen witten Grond fierlyk FDEEL sl e 5 xxvijs. Met rood, hoog, bleek en Stroo- geel getes Hoorp= kend Zyn, zegt dat de fchooníten aan de Kust STUK. van Portugal voorkomen. ki (114) Kous-Doublet, die de Schaal, byna enus He Î { Marica, Hartvormig en „Kruislings geftreept pi | heeft, aan de voorzyde met Plaatjes. _De Kleur van dit Doubletje, dat zig in ’t Kabinet van haare Koninglyke Majefteit van Sweeden bevindt, is Afchgraauwagtig wit, met bruine Vlakken. Het is overdwars ea overlangs diep geftreept, en heeft de Klink van vooren, die taamelyk effen is, omringd met opftaande fchuinfe Plaatjes. Het komt uit Westindie, exv. _ (115) Kous-Doublet, die Ee byna Dale id Hartvormig heeft , met dwarfe omgeboo- Geplooide. gen Ribben ver van elkander; den Rand gekarteld, " | In (114) Venus Testâ fubeordatà decusfatiun firiatt, Pube la- mellofâ M. IL, U. 497. N: 56, (115) Wenus Testà fubcordat , Sulcis transverfis remotis reflexis, Ma:gine crenulato, M.L U: 498. N, 57, LIST. Conche T. 278, f, 115, 122, 123. PET, Gazoph, T, 93: f. 174 Con- cha Veneris Orientalis. AR G EN Ve Conch, Te 24 (ar,) fe K. ze. LISTER Couch ' Te 277 fo II4. KLEIN Ostrace T to, £. 48, 49. Â. ARGRENV, Couch. T. z4e (2e, fo Qo KNORR Werzam, 11 D, Pl, 28, f. 35 IV D, Ple 24, fs 5e Pd DE Kous-DouBLETTEN. 857 … fn het Kabinet van de Koningin van Swee- VI. __ den bevinden zig agt Verfcheidenheden var En deeze Oude Wyfs Doubletten , naar dat de Hoorp: Ribben ftomper of fcherper, en de zydenSTUEe meer of min gerimpeld zyn, de Klink ruig of getand, enz. De aângehaalde figuur van D'ARGENVILLE, Letter K, fchynt byna overeen te komen met de gerimpelde Oude Wyfs- Doublet, hier voor befchreeven. Ook merkt LiNNAUs aan, dat ‘er weinig ver= {chil tusfchen die Soort en deeze zy. Ge- meenlyk noemen wy, alle die gerimpelde en geplooide, Oude Wyfs Doubletten, fchoon zy zelfs Vliezig dunne Rimpels hebben, ge- lykerwys de volgende Soorten. Zy komen Zo wel uit de Oost- als uit de Westindiën. 2; Die niet rüig zyn, Hartvormig. (116) Kous-Doublet, die de Schaal byna cxvr, ann eN Veuus Hartvormig heeft, 7 Vliezige &é- Verrucofa, ftreepte omgeboogene Ribben, die van Wrattige. vooren inzonderheid Wrattig zyn; den Rand gekarteld, In Geftalte en Vlakken komt deeze naby aan de Gerimpelde, Paphia gebynaamd, zo | | dat (116) Wenus Testâ fubcordatà, Sulcis membranaceis ftriatis reflexis , antice imprimis Verracofis , margine crenulato, GUALTH. est, T. 75e fe He R Ll, DEEL, XV. STUK. 058 BESCHRYVING van VL dat het dezelve misfchien wel, maar afge. si fleeten of afgefleepen,, konde zyn. Men Hoorp- vindtze aan de Zuidelyke Kusten van ons STUK. Wereldsdeel. CXVIL (417) Kous-Doublet , die de Schaal byna Harts dap! vormig —_ met kronvme fcherpe- Ribben Gefleufde, overdwars ‚ den agterften Rand gekar« teld en agter den Aars met een Sleufje heeft. ‚In de Europifche Oceaan komt deeze voor, die men dikwils ook onder de Verfteende Zaa- ken ontmoet. (218) Kous-Doublet , die de Schaal byna CXVIII. Venus 8 at Cancelian Hartvormig ‚ met dwarfe Vliezige Streea En pen ver vanelkänder af ; den Aars Hart- Getraliedee vormig heeft. Van deeze, uit de Zee Van Afrika afkome flig, is de Schaal Afchgraauw en flaauw gee ftreept van dé Billen naar den Rand toe; hebbende dwarfe Streepen, ver van elkandet af, die verheven en Vliezig zyn, regt-op- ftaan= (117) Wenus Testà fubcordatâ, Sulcis transverfis recurvis acutis, wmargine postico crenulato, pone Anum canaliculato, Syst. Nat, XI, | (118) Wenus TestÀ fubcordatâ , Striis transverfis membrana. ceis remotis» Ano Cordatoe Me Le U. 506e Ne 7Ie GUALT He Test, 88. f. De KNORR Verzame Vie De Pl, IO f, 2e Ke be Kots-DourLETTEN. 259 | ftaande, breed. De Rand is eenigermaate ge Vi Karteld. De dee overlangs ontbreeken ArPrel. vIlls fomtyds. - Hoorne STUK. (119) Kous- Doublet , die de Schaal byna Cx:x, Hartvormig en gefbraald heeft, met fr flompe dwarsftreepen ; denagterften Tand: Nea van ’t Scharnier zeer Rleins den Rand gekarteld. In de Middellandfche Zee, ook aan de Kust van Noorwegen en in Oostindie , onthoudt zig dit Schulpdier , waar van de Schaal met verfcheiderley Kleuren getekend , dikwils zeer glad is, hoewel geftreept, en de Streepen vertoonen zig gekarteld, fchoon zy het niet zyn; De fchoonften van dit flag komen in de Zee by Tarencum voor, volgens BoNANe, Ni, alwaar menze, om die van de anderen te _onderfcheiden , met een inlandfeh woord Camag- die tytelt, (120) Kous-Doublet, die de Schaal byna exx, Hartvormig eenigermaate gegroefd; den GN Rand gekarteld, de Spleet ovaalagtig Gaapende, gaapende en de Leilen fcherp heeft, Dees (119) Venus Testâ (ubcordatà radiard,Striis transverfis obtufss, Cardinis Dente postico minimo, Matgine crenulaco. Faun, Sec. 2143, BONA N Ne Reer. Ile T. 64, 65e (120) Wenus Testâ fubcordatâ fubfulcatâ , Margine crenulato Rimà fubovatÂà hiante, Nymphis acutis, Syste Nat. XII, KNORR, Verzam, IV D. Pl: 24, f. a? Ra L. DEEL, XV. STUK, VL AFDEEL, XXXVII, Hoorp: STUK, CXXl. Venus Flexuofa. Scherije, CHXII, Wenus Erycina, Kwaaker, c6o DBESCHRYVING VAN Deeze is wit en bruin gewolkt:: zy- heeft de grootte van een Hazelnoot en de Aars is langwerpig. Men vindt ze aan de Zuider-Kus= ten van ons Wereldsdeel. | (rar) Kous- Doublet, die de Schaal byna Hartvormig met flompe dwars-Groeven; de Lippen van de Klink met een verhe- ven hoek onderfcheiden heeft In de Indiën is deeze waargenoomen door den Heer SoLANDER. Zy heeft de Schaal ontrent van grootte als een Eikel, witagtig met rosfe Stippen en dwarfe Streepen, die naauwlyks gekarteld; ftomp, nevens de Klink dikwils gevorkt zyn. De Klink is ftomp ; roodagtig, fchuins geftreept, met de zydhoe= ken bultig verheven: de Rand naauwlyks blykbaar gekarteld; nevens de Klink omge: boogen. Volgens de aangehaalde figuur van RumruHrus zouden zy tot de Scherfjes be- hooren. (122) Kous- Doublet, die de Ccliaal Hart: vormig, en overdwars evenwydig gee sro zi) Venus Testà fuhcordatâ, Sulcis transverfis obtufi is, vulva labiis angulo elevato distinétis. RUMP H, Mufs Te are EO: (122) Wenus Testà Cordarâ ; transverfim parallele Sulcatâ, Sulcis obtufisfimiss Valvâ glabrâ, Ano ovato. Syst. Nat. XlIs KNORR Verzam, V De Pl. is. fs 2e VI De PL, 10, fe 5e pre Kous-DoUBLETTEN. 961 groefd heeft, met de Rüibbetjes zeer VL flomp, de Klink glad, den Aars ovaal, Ee Hoorp- , In Europa is deeze waargenomen, die veel STUK naar de Chineefche Speeldoubletten gelykt , maar menigvuldige Sleufjes, welke veel die- per Zyn, heeft, (123) Kous-Doublet „ die de. Schaal Hart- cxi. Nd hd 5 7 nz vormig, dik, overdwars flaauw gefdreept nrrsera. en effen, aan den Rand gekarteld enria. ran - . Amerie daar binnen Violetkleurig heeft , met kaanfche, den Aars ‘ovaal, In Penfylvanie komt deeze voor, volgens KarLMm, wordende van de Wilden voor Geld gebruikt , waar van de Latynfche bynaam. Men eet aldaar den Vifch, daar in woonen. de. In Noorwegen heeft menze ook overe vloedig aan de Inhammen der Zee, en op de Bergen van Sweeden graafc menze uit den Grond. ‘ t Is eene grove, dikke, zwaare Schulp, volgens LisTERr, haalende by de drie Duim in breedte, en byna rond van omtrek zynde, Zo lang ’er de buiteníte Huid nog om zit, is zy uit den bruinen rosagtig of Kastanje- kleur en (123) Venus Test Cordatâ folidâ transverfe fubftriatà levi , margine crenuleto, intus violaceo 5 Ane ovato. Fuun, 5427. 2i44e LisT. Angl, 229, T. 4. É. 22, I. DEEL, XV, STUX, 262 BESCHRYVING VAN VL en glad, doch, de Schors ‘er afgehaald zyn. ep de, komen eenige flaauwe Streepjes of Rimes Hoorp- peltjes te voorfchyn, inzonderheid in de klein- STUKe ften. Zy zyn zeer hol; de Top loopt: fpits en Snuitagtig uit, Men vindtze overvloedig op den Zandigen Oever, aan den Mond van de Rivier Tees, in Engeland, CEXIV. (124) Kous- Doublet, die de Schaal Hart- Fenus 5 4 Tstandica. VOrMIg ; overdwars geftreep Len TUWw Ysland. — heeft ; met de Lellen gaapende en geen Íchee Aars. Deeze Soort, op Ysland voorkomende, is naauwlyks grooter dan een Hoender-Ey en wit van Kleur, EXEN, (125) Kous-Doublet, die de Schaal Hart. Wenùs . B nn . Cóbvne: VOrMIg 3 overdwars EEN WEI SETI hd peld, effen, den agterften Tand van aub EL e . Pe het Scharnier Lancetvormig heeft, Deeze zyn bekend onder den naam van Speel-Doubletten, om dat menze in China en (124) Wenus Testà Cordatâ , transverfim ftriatà rudi, Nym: phis hiantibus , Ano nullo, Syst Nat (125) Testâ Cordatâ, transverfe fubrugofà levi» Cardinís Dente posteriori lanceolato, Me. Le U, soo. Ne 58. RU MPH, Muf. “T.'42s f.' Ge GUALT He, Zoest, Toen deet A Re GEN V. Conche T, 24. (21e) C. REGENF. Couch, T, 8, fe 17e KNORR, Verzam, VL De Pl 4e fo Ie DE Kous-DouBLETTEN, 263 om te raaden;, welke Figuurtjes daar in ge xxx. fchilderd zyn. Zy zyn op ieder zyde zo bul. Hoorp- tig, dat menze gemakkelyk tot Doosjes kan “TUE gebruiken, en vallen niet alleen groot, maar ook dik van Schaal. Sommigen zyn van bui- ten witagtig, met eenig geel; anderen rood- agtig met bruinere Straalen, die van ’t Scharte nier af loopen, en de witagtige Kringen overe dwars doorfnyden. Vanbinnen zyn deeze dof _wit van Schaal, (126) Kous -Doublet , die de Schaal Hartvor- oxxvr. mig en effen, met flaauwe Vlakken be- gs fprengd heeft. Tyger- Doublete Deeze voert den bynaam naar de Vlakken, waar mede de Schaal ten fierlykfte getygerd is, en die niet alleen de meesten vierkantig, maar ook als op ryën geplaatst zyn, maaken.» de de voornaamften als Straalen, die van de Scharniertoppen naar den Rand loopen. Some tyds zyn deeze Vlakken zwartagtig , fomtyds vaal of geelkleurig. Dit Schulpdier fchynt zig in de Westindiën en aan de Afrikaanfche Kust (126) Weuus Test Cordatâ levi, maculis exoletis fparfis, M.L. U, suo N, 59. LisTe Conch, T 270. f, 106 A- DANS, Sen, Ie T. 17e Éf, 15 GUALTHe Zest. Te 36, £, ARGEN Vv, Conche T. 24e (21°) £, He REGENE. Conche T, 8. f, 16. KNORR Verzam, II D. Ple 28, fe 5e V‚ D. TAA Al E00 EA R 4 à II. DEEL. XV. STUKe 064 BEe:SCHRYVING VAN VL Kust te onthouden. De Schulp valt fomtyds FEDEEL: rn wat langwer piger. HOOEFD- exxvir, _ (127) Kous-Doubler, die de Schaal Hart- dias vormig en glad heeft, met de Klink Erefrixe Bruinlipe gezwollen bruins de Lellerjes Saapen: de, Deeze heeft de Schaal wel glad, doch met flaauwe Kringen. aan den Rand evenwydig , gebandeerd; zynde de Grondkleur wit. Haas re bruinblaauwe Lippen, van vooren, geeven ‘er den bynaam aan. D'ÄRGENVILLE zegt dat menze Gourgandine,. dat is Ligtekooy , tytelt. De afkomst is uit de Indiën. | cxxvim (128) Kous- Doublet , die de. Schaal byna bon Hartvormig dik, zeer glad, met witte Blaauwlip, Straalen en de Lippen omtreut Wiolet- kleurig heeft. Deeze komt ë volgens LINN us, zo. wel in de Middellandfche Zee voor als in de In- diën. De Schaal is geelagtig 1 met eenige bree- de (127) Venus Test Cordatâ glabra, Vulvâ fuscâ gibbâ, Nymphis hiantibus, Me Le U, 5ole Ne. Go, ARGENV* Conch, T. 24. (2x.) f‚ F. KNORR Verzam. VI De Pie Ca fs (128) Venus Testà fubcordatà tumidà glaberrimâ alho ra dietâ, Labiis fub-Violaceis Syst, Nat. XlL. GUAL TH, Testa T, 88. f, V. KNORR, Verzam. VLD, Ple 6. É, 4. PE Kous DOUBLETTEN. 265. de witte Straalen; de Lippen zyn donkerer, VL het Aarsgat ovaal. Zy valt niee groot, dn Hoorpe (129) Kous-Doublet, die de Schaal drie- stur. hoekig gerond, bultig, zeer. glad, en A met hoekige Karakters befchreeven heeft. ad A Doudler. In % algemeen is de.naam, van deeze be- kende Soort, Griekfche A Doublet; om dat men iets, naar een zulk een Letter gelyken- de, op dezelven aantreft; doch de Tekening verfchilt in de Oost- en Westindifche aan- merkelyk. De eerstgemeiden ftelt RumPHIus onder den naam van Perfpeltiefjes voor, noe- mende die Chama. Optica, om dat men ’er als Huizen, Tenten, Boomen, in perfpeltief. Gezigten, met zwartbruine ftreepjes op gete. kend vindt:'de anderen die de Tekening gro- ver, doch ook niet onaartig, met roodagtige of bruingeele Kleuren hebben, zyn in ’t Werk van KNorr, met Natuurlyke Kleuren,’ ge- Iyk ook in dat van ReceNrusz, afgebeeld en nader befchreeven, Men noemt de laatíten ook wel Ar: abifche- Letter Doubletten. (130) Kous- (125) Wonus Testà trinngulo-totundatâ gibbâ glaberrimâ, Charaêteribus angularibus infcripta. M, L, U. sot. N, Gi. List. Conche T.262, f. 98. BONANN. Reer, IIIe T, 376. RUMPH. Mu/, T. 42. f. K. REGENE. Cozch. Ile Te Ie {3,48 T. 4, f, 41. KNORRVerzam, I, De Plo ate f, 5 VRD eo fa, VI, Det Pl 61 fa'rs564 | KR 5 a66 BESCHRYVING VAR VI, (130) Kous-Doublet , die de Schaal. byna nn Hartvormig en effen, van vooren en Hoorp. asteren overdwars geflreept; den Aars be ‚_— fcheef Hurryormig heeft , met Violette Venus „Aderen, Phr yne. (13:) Kous-Doublet, die de Sehaal Eyrond CXXXle Pb heeft en famengedrukt, overdwars ge- en ftreept, met de agterfte Naad gaapen- dessen Deeze beiden komen in de Zuidelyke O= ceaan voor. De laatfte, die-de Schaal wit heeft met bleekbruine Aderen, gelykt veel naar de Xulaneefche Letter - Doubletten. cxxxit, (132) Kous- Doublet, die de Schaal ovaal dig ie heeft, overlangs gerimpeld; van vooren bj orá » Á ed Bloedige, Violet , met de Lelletjes zwart. Van deeze Europifche, die de breedte van een Ey heeft, is de Schaal wiragtig. doch van vooren, en meest aan de binnenzyde, Violet. Zy fchynt dus veel te gelyken naar de Bacasfan - Doubletten. (133) Kous- (130) Venus Testâ fubcordatâ levi, antice posticeque transe verfe firiatÂ, Ano obcordato Venis Violaceise Syst, Nat, Xll. (131) Venus Test ovatà compresfâ transverfe ftriatà, Su- turà posticâ hiarte M, L. U, 502. N. 62e (132) Venus Testà ovali longitudinaliter rugofâ antice vior laceà, Nymphis atris. Syste Nat, X1le pre Kous-DoUBLETTEN. 267 (133) Kous-Poublet, die de Schaal ovaal, VL j FDEELs en bultig , overlangs geflreept, over Een dwars gegroefd heeft, aan den Rand Hoorn- STUK. gekarteld CXXXIIT. Venus fin ai ‘Deeze worden van fommigen met de Wa-; felyzers verward. Zy komen uit Ooa Denn Men noemtze Lip-Doubletten, om dat haare Randen als met fyne Tandjes digt in één flui- ten. (134) Kous-Doublet, die de Schaal bynaGrXXW. Venus Hartvormig ‚ met verheven Streepen ge- verieulasa, Wate kruist, den: Aars ook Hartgelykende , yer. en den Rand ongetand heeft. Deeze is zeer aanmerkelyk wegens de ver- heven Streepen, die ’er, als men een klein gedeelte befchouwt , volmaakt de gedaante van een Wafelyzer aan geeven, Om dat | A DANe« (133) Penus Testà ovalt gibbâ, longitudinaliter ftriatà , transverfe fulcatà , margine crenulatoe M, Le, U, 502. N, 63. List. Conch. T. 336. f. 172, RUMPH, Muf. T. 43 É.F, GUALTH. Zest. Te 75: É, G. ARGENV, Conche T. 24e (21e) G. KLEIN Ostrac. Te. to, fe 52% KNORR Verzane VI De Pl, To. f, 3e (134) Winus Testâ fubcordatà , Striis elevatis decusfatis, Ano Cordato, margine integro, M Le U, 503. Ne 64e BO-+ NANNe Recr, Ile T. 69, LIST. Conch, Te 3370 f. 174, GUALTH, Zest. T, 77. f. Ae ADANSe Senez I. Ts 16. £ 3. ARGENV. Conch. T, 26, (23.) f, F. KNORR Vers zan, VE D, Pl, ro, f.-T, 1. DEEL, XV, STUKe 263 BESCHRYVING VAN VL A pANsoN een dergelyke waargenomen heeft AEDEEL, gan de Kust van Senegal, ftelt Linneus Höorp- de woonplaats in de Afrikaanfche Zee3 doch SEU % is zeker, dat menze ook in de Indiën ont- moete ' CXEXV, € 35 Kous-Doublet, die de Schaal byna Bak zn Hartvormig „en Netswyze gefdreept , Sgu ni0 ° Gefchub. ° naar agteren Schubbig heeft dee Volgens Rumrmrus zou deeze uit Oostin= dië afkomftig zyn. 3, Die niet ruig zyn en rondagtig. CXXxvh (136) Kous- Doublet ‚ ldie de Schaal Lins= EZ 5 5 Tisha. agtig , met gekruifte Streepen, den Gekorrel,: Aars Eyrond ingedrukt heeft. Deeze wordt van KLEIN genoemd de Ge- korrelde, om dat de Oppervlakte als met Kor= reltjes is bezaaid, die door de kruislingfe In- {nydingen veroirzaakt zyn. Dit is, zekerlyk, van RumrHrus afkomftig, die ze Chama Granofa tytelt, en byna geljk ftelt mer de Lip= 35) Venus Testâ fubcordatâ, reticulatoeftriatâ, zretror= fum en, Syst, Nat. Xll, RUMPH., Maf. T, 44e f. M. __ (236) Venus Test Lentiformi, fris crenatis decusfatis, Ano impres ovato. M. L. U, 503: Ne 65: RU MPH, Mu/s Te 45e Í. H. KNORR Werzam, Vl. De Pl, 28, fige Tei DE Kous-DouBLETTEN: a6ò | Lip- Doubletten of Tygers- Tongen. Die wy vi St. Domingo- Schulpen, of witte Venus- Las Arpa baaren noemen, komen hier mede overeen , Hoorp- doch zyn uit de. Westindiën afkomttig. Hier Stvx- van ftraks nader, (137) Kous-Doublet, die de Schaal rond- exxxvtt. agtig en overdwars gefireept „ de Lippen asrara ruuw Vliesagtie heeft. Alea Van Tranquebar is deeze overgebragt , “die de Schaal ruuwagtig en flaauw Tegelrood heeft met witte Straalen; de Billen omgeboo- gens een langwerpige gaapende Spleet; den Aars Hartvormig. (133) Kous- Doublet ‚ die de Schaal Lins-cxsxvir, agtig, rimpelig glad en wit, van voo- heft en wederzyds met een ì Penfylva« 7 zyd eene _overlangfe nf Sleuf heeft. Hier worde de Afbeelding aangehaald van eene Doublet , welke de Heer D'ARGENVILLE zegt de Jamaikafche genoemd te worden en zig in weinige Verzamelingen te bevinden. Lin- (137) Venus Test orbiculatà transverfe firiatâ , Labiis (cabros mmeinbranaceis. Me. L, U. 504, N. 66e (133) Venus Testà Lentiformi glabro » rugofà albâ ,antice u« trinque Sulco longitudinali, M‚, L. U 504, Ne 67, AR GEN Ve Conch. Te, 24. Éf. Na 6 Y, DEEL. XV, STUIE. ejo BESCHRYVING vÂânr VL LinNaus getuigt, dat zy zig in Noord: AFDEELe Amerika onthoude; Ten Amerika de; HoorD- STUK. (139) Kous-Doublet, die de Schaal Linsag. Se vig, zeer glad en effen, met uitgeholde crastatûs Stippen heeft. | / Korftiges dig f Van binnen is de Schaal van deeze met ec- he dikke witagtige Korst bekleed, en daar van heeft zy den bynaam, Deeze en de vol- gende zyn uit de Indiën. cxi, _ (14e) Kous-Doublet, die de Schaal Lins- oen agtig overlangs gegroefd, van binnen Geftippe geftippeld heeft. Ce De witagtige Korst, welke deeze van bin- hen bekleedt, heeft dikwils plaats in de St, Domingo- Schulpen , doch, of die dezelven Natuurlyk eigen Zy; is my onbekend. Die weet ik, dat de aangehaalde Afbeelding var Rumrrrus hier weinig ftrookt. CXLI. (141) Kous-Doublet, die de Schaal rond en Gh glad, geelagtig met Roozekleurige Rane Venus= den heeft. Labaar, 8 By- (139) Venus Testâ Lentiformi glaberrimà levisfimâ ‚ punêis excavarà. M. Le. Us 505, N, 68, (r4o) Wenus Testâ Lentiformi , longitudinalieer fulcatâà, ins Eus punâarà, M, L. U. 505. N. 69, RUMPH, Mfuf, Te 43. Ge (141) Venus Testâ Lentiformi decusfatim ftriatâ , Ano ova- te DE Kous-DoUrLErTEN. ati _Byna de zelfde Kenmerken en aanhaaling Vi. hier gebruikt zynde, als op de Honderd zes „Epraln en dertigfte Soort , ja de zelfde benaaming ; Hoorp» heb ik de andere in plaats genomen, die by-STUKe gebragt wordt uit de voorige Uitgaave van het Samenftel der Natuur en de Kenmerken _gefchikt naar de Venùs- Labaaren, welke door afllyping gemaakt worden van de St, Domin- go-Schulpen. Deeze, weet men, zyn zeer glanzig geel en dikwils met breede Rooskleus rige Zoomen verfierd, ’t welk ’er een groote fraaiheid aan geeft. De naam is afkomftig van den Halsdoek, dien de Vrouwlieden oud- tyds, hier in ’t Land, plagten te draagen, en de jonge Kinderen, nog wel aangedaan wordt, Labaar of Labaartje genaamd, naar welken deeze Schulpen wel wat gelyken, Ci42) Kous- Doublet ‚die de Schaal Linsag- cxuir. zig, bleek, overdwars geftreept , flaauw 5E, - geftraald en den Aars Hartvormig heeft, Siet. Deeze by Guernfey en aan de Kust van Noor- to impresfo, M, Le U, 503. N. 65. RUMPH, Jfa/, T. 43, f. H. 8. Venus orbicularis, Syste Nat, X, pe Óùö, Ne 18, KNORR Zerzam, IV De Pl. 2e fer. f (142) Winus Testâ Lentiformi transverfim ftriatà pallidà, ohfolete radiatâ, Ano cordato. Faun. Suec, 2145. Me Le U. 506. N. 70 LrST. Conch, T. 262. fe 93e PRT, Gaz, 29T. f 127. GUALTH. Zeste, T. 75e fe F2 G, ADANS. Senege J, T. 16. £. 4. Venus Lupinus, Óyste Nat Xe Pe 689. N, 1237 1. DEEL, XV, STUK 272 BEsSCHRYVING var VL, Noorwegen voorkomende, is van binnen met Able een dikke witagtige Korst bekleed, en heeft Hoorp- den Aars Roestkleurig. De onaartigheid geeft STUK >er den gedagten bynaam aan. Zy gelykt veel naar de Korftige en Geftippelde Kous- Doubletten; voorgemeld, CXLUÍ. (143) Kous- Doublet, die de Schaal Linsag- Wenus Borealis tig, met dwarfe Vliezige Streepen heeft, braad die overend ftaan en zeer ver van elkan- der zyn. De Schaal van deeze is wit en hoekig, aan de Spleet regt en als ’t ware geknot, met on= gelyke Vliezige Streepen zegt Linnaus. Ik kan niet zien, dat de aangehaalde van Lrs- TER, Of in afbeelding of in befchryving, hier eenige overeenkomst mede heeft. Zy komt voor in de Europifche Oceaan. crx, _ (144) Kous-Doublet, dié de Schaal eeniger- Ais maate Linsagtig ‚met rimpelige Streepen Gekamdee overlangs, en by de Spleet voorwaards Lakkig heeft. Van de Scherfjes en Rystdoubletten is dec- Ze s (143) Venus Test Lentiformi , Striis transverfis membrana- ceis erettis remotisfimis. LysT. Ansl. 174e Te 4» fe 23e (144) Woanus Testâ fublentiformi , Sulcis longitudinalibus rugofis, Pube antrorfum ramofâ. M. Le U. 507. N. 72e RUMPH, Auf. Te 42. f‚ De GUALTHe Test, Te 72e fe E, F, ARGEN V, Conche T, 24e (21) fs De ‚pr Kous-DoUBLETTEN: 273 ij ge, zo door de Geftalte, als door niet gekor- VL nt } nh: ÄFDEELS reld te zyn, eenigermaate verfchillende. Men „vir. vindtze in de Indiën. Hoorp: ; 7 STUK. Cr45) Kous-Doublet, die de Schaal Linsage cxiv. ie mensed 1, Venus tig Jamengedrukt en geftreept heeft, ee _maakende van agteren een regten hoek; nasterde Strik- 4 Doublets Deeze worden niet veel gevonden, en zyn derhalven raar. volgens RumrPunrus, die haa- re ftreepswyze Tekening by de Benten M en ms vergelykt. MC 140) Kous- Doublet ‚ die de Schaal. Kloot- Cxuvr, Ts dla rondagtig Linsvormig heeft, met Rim odentuta, pels en Tandeloos , den Aars Eyvormig, Tandeloo- | Ín de Indiën komt deeze voor. Zy heeft de Schaal doorfchynend wit, den Aars zeer = titgehold met een fpitfen hoek. | 4» Die niet ruig zyn en ovaal, boven de de Spleet eenigermaate gehoekt. (147) (145) Ventis Teftà Lentiformi comprelà ftriatd , poftice an- gulo reto angulatá, M. Le U. 507 Ne 73, Chama litetata rotunda, RUMPH. Muse T, 43 f. Ce GUALTH, Zeft. T, 27e fs Ce Chama optica, ARGEN V, Cozche Te 24e (21) fa M. KNORR Verzam. Ve D. Pl. 15e fe 3 (146) Venus Teft Lentiformni fubglobofo Lenticulat rue __gofà edentulâ, Ano ovato. M, L‚ U. 508, Ne 74, 5 E. DEEL. XV, STUK in oi Bis HR Y VIN GAN VL, (147) Kous- Doublet , die de Schaal Eyvor- ÁFDerLe 5 XXXVII mig van vooren gehoekt, en met dwarfe Hoorn Golfagtige Streepen getekend heeft. STUK: Sars aber haet verfcheidenheid heerfcht onder terata. deezen, die men gemeenlyk-Strik-Doubletten Diniet. noemt; zo ten opzigt van de Kleur „ die door- gaans meer of min bleek geelagtig is, als ten opzigt van de Tekening, om welke zy dee- zen naam voeren. De meeften zyn met Striks= wyze door elkander loopende fyne zwarte Streepen, als met de Pen getekend, doch an= deren hebben groote Vlakken op de Schaal; hoewel zy nietteinin, wegens de Geftalte en_ Kleur, hier t'huis behooren. De grooten heb- ben dikwils, van vooren, Rimpels overlangse Men vindtze , volgens LINNZEUS, zo wel aan de Europifche Kusten als in de Indiën. Som- migen zyn veel Haauwer en op een andere ma- , nier geftreept ; des men die ook wel basterde Strik-Doubletten noemt. Allen behooren zy onder de Letterfchulpen. CXLVIOL (148) Kous-Doublet, die de Br BE: zuwidata. k mig Geronde ke (147) Veius Te ovatâ antice angulatà, Striis transverfis fubundalatis, Faun. Suec. 2146. Me Lu U. 503 Ne 75, Boe NANN, Recr. II, f. 67, Chama literata oblonga, RU MP He Mus. Te 43.6 B, GUALTH,. Tefl. T. 36. £, E, Fe Chama literata, ARGEN ve Conche Te 24, (21.)f, A. REGEN F. Couch, 16. T, 4. fe 39. KNORR, Werzame Ie D. Pl, ó, fe 4e 1e-Di Kle, 280 fe,4s Vlo DA Blaat. (148) Venus Tel ovarà anftice fuba ngulatâ;. Striis transvers fis, Cardinis Dente intermediobifido, M‚ Le Ue 509, N. 76e « Ee De Kous-DourLErTTEN, 275 mig van vooren eenigermaate gehoekt, , VE , S > d * AFDEEL. f | met dwarfe Streepen getekend; en den xxx van müddelften Tand van het Scharnier Hoorv- ‚_ Vorkagtig heeft. STUK. (149) Kous-Doublet , die de Schaal Eyvor- Cxumx, Af … mig , van vooren hoekig en kruislings ar f vgeflreept heeft. Rn Van. deeze is de Kleur van binnen witägtigs dikwils „met. eenig Saffraangeel geverwd. Zy komt, zo wel als de naastvoorgaande en vol- gende, uit de Indiën. (15o) Kous- Doublet ; die de Schaal byna „Ck Eyvormig , van vooren eenigermaate ge- pa A Joekt , met ongelyke dwarsftreepen , de pee Klink gezwollen heeft, Zy gelykt veel naar de gekruiste , maar is _ ronder en bleek Vleeschkleurig rood, naauw= lyks geftraald, en heeft de teelen van vooe ren meer gezwollen, dan in de overigen „ met fchuinfe „treepen. XXXIX. HOOF D- “„(149) Venus Teftâ ovatâ antice angulatà , decuflatim ficids _tâe Mo L. Us 509. Ne 77e | (1so} Wenus Teftâ fubovatâ antice fubangulatâ , transverfis inzquilineatis, Vulvâ tumidà, Sy/fe Nat, XI S 2 Striis tT. DEEL: XVe STUK Vie AFDEEL 276 BESCHRYVING vaN XXXIXe Ìoorps ST UKe Naaiit, KentmCte kens XXXIX. HOOFDSTUK, Befchryving van ’t Geflagt der LAZARUs: KLAPPEN. F eer eigen heeft LeiNNzùs hier den Griek- fchen naam van Sphondylos of Spondylos tot eenen Geflagtnaam gebruike voor de LA Z A- RUS-KrLaPPEN. © Wy verftaan , naamelyk, daar door ; zekere Doubletten, die eene zo vaste Geleding hebben, door het enkele Schar- nier, zonder Banden of Vliezen, dat men de eene Sehulp in de Hand kan neemen, en met de andere daar op klappen „ zonder die vast te houden; even als met een Lazarus-Klap ge- fchiedt. De Spondylus, zegt ALDROVAN- pus, beftaat uit een dubbelde Schaal , die van binnen hol en effen is, van buiten ruuw en naar de figuur van een Ezelshoef gerond, door een zeer vaste Geleding famengevoegd: want iede Schaal heeft twee Knobbeltjes „ „welke van twee Hollerjes in de andere wor- den ingenomen, en dan zyn zy verder door. cen fterk zwart Ligament aan één verbonden. Haar Vleesch niettemin , met een geplooid Vlies omringd, geleek naar dat der Oesteren, tot welken hy deeze Doubletten, gelyk foin- migen nog heden doen, betrokken hadt. De onderfcheidende Kenmerken zyn; een fter- * DE LAZARUS-KLAPPEN, 277 ke ongelykkleppige Schaal , hebbende in het ‚Scharnier twee kromme Tanden , met een Gaatje daar tusfchen in. Het Dier behoort tot de Zeehaazen. Van dit Geflagt zyn maar drie Soorten op- gegeven, als volgt. C 151) Lazarus-Klap , die de Schaal weinig ge-Oord en met Takken heeft. De naam van Gederopus werdt in Grieken. land aan zekere Oefters gegeven, die naar een Ezels-Hoef geleeken, volgens BELLONIUS, gro@ijende aan Klippen der Oeveren van de Hellespont, Egeifche Zee, Mer di Marmora, en andere Wateren , die altyd nagenoeg even hoog blyven. In ’t Franfch noemt menze Huitres Epineufes , dat is Gedoornde Oefters, hoewel de meeften maar Getakt of Gebladerd Zyn. ‘ Dewyl LinNaus duidelvk aantekent, dat deeze zig in de Middellandfche Zee bevindt; zo moet hy ’er de zogenaamde Maltheefche La- (151) SpondylusTeltâ fubrurità Spinofà, Syf?, Nat, XII. Gen. 310, Me L. U, 510, N. 78, Goncha Hiftricina. Bocc, Ob/irv. 1674. Ts 30, ROND. Pisc, Ie Te 40, RU MP Hs Muse T. 47e f, E‚ BONANNe Recr, Il, T, 20,21, GUALTH: Teff T,1oo,1or. f,A,B. T.99.f.F, G. ARGEN Ve Conths Te 23 (20) f. G, B, Le KLEIN Ofrac, T‚ 9 fe 37. REr GENE. Conche 16, T, 4. f. 48, SEB. Mus, IL. Te 88, fo ITPROT Oe L. 8, As 4e S 3 _ 5. DEEL: XV. STUK: VL ÄFDFEL. X XXIX, Hioorpe STUK, Soorten. CLI. Spondylius G edero- US Getakte, 278 BESCHRYYVING vaN VL Lazarus-Klappen mede bedoelen, wier voor ze naame Kenmerk is, dat zy de bovenfte Klep Hoorp- platagtig en van buiten fchoon paarfch , de STUK. _onderfte vuil wit hebben. Zodanig eene was die, daar BoNANNi op N, er, de befchry- ving van geeft, zeggende dat het onderfte ges deelte eenkleurig is met de Steenrotfen, waar aan menze gehecht vindt, het bavenfte-als met een Wollige , vette , donkerroode Korst ekleed. Zulk één komt-ook onder die van GUALTEIERI voor; maar de overigen, en ‚die van Rumrarus, KreriN alsook de mee- ften van SEB A, door LiNNeusaangehaald, zyn Oostindifche, en duidelyk genoeg van de Mal- theefche te onderfcheiden ; hoedanig eene ook die moet geweest zyn, naar welke de be- fchryving van deeze Soort, in het Kabinet van de Koningin van Sweeden;, is opgemaakt; dee wyl zyn Ed,’er de figuur van RuMmrPnIius,en die van D'ARGENVILLE Letter L, byzon: derlyk toe betrekt, en aanmerkt, dat de Kleur wit, Afchgraauw , rood of Goudgeel, en on« gemeen verfchillende is, dikwils wit en bruin geftreept, ’t welk plaats heeft in de Indifche Lazarus-Klappen. Het algemeene Kenmerk hadt beter uit de Geftalte en Kleur kunnen gehaald worden, dan uit de Ge-oordheid, al« zo men in de meeften de bovenfte Klep met Ooren „ de onderfte geheel zonder Ooren vindt. Cok hebben zy allen dit Kenmerk , door onzen * Ridder geopperd , dat één der Dillen ven de Dou- pu LAZARUsS-KLAPPEN. 279 Doublet veel langer dan de andere en aan den é&nen kant plat is, als of zy door Konst af. gezaagd en afgevyld ware , doch di werdt £ tot een vrye DEWwWECgINg » En tEVEns tot een ftevig fteunzel, van de bovenfle sch up, ver. eifeht, Ook is de grootte geen Kenmerk tot genoegzaame onkentenies ng, dewyl men on- der de Maltheefche vindt van meer dan een half Voet middellyn. Tegenwoordig zyn ‘er, eigentlyk gefpro- ken , drie, Sooften van Lazarus-Klapp en be, kend , welke men in Malcheefche , Oost- en wir estindilene; onderfcheidt. De eerstgemel- den hebben de bovenfte Schaal platagtig en ’ Purperkleur, als gezegd is; de onderfte vuil wit of graauwagtig, dik en grof , dikwils bes od met die zogenaamde Foeliebladeren , of ook met Wormbuisjes en Zeegewasfen , ja zelfs met Koraalen en Steenen; terwyl de boveníte meest alleen maar Takken of Pun- ten heeft (*), Zodanigen vindt men ’er van een of twee Duimen tot meer dan een half Voer breed en drie of vier Duimen dik. De- wyl zy hier en daar aan de Klippen groeijen, „zo is het waarfchynlyk dat zy, gelykerwys de Oesters , waar toe zy ook weleer betroke … ken zyn, zig door zeker Zaad, dat Spatswy- | ze C*) KNoRR Verzam, Ve De Pl, 13e f Te ARGENVe Á Conchyle Te 19, f. He S 4 k, DEEL, XV, STUK. Vs ÁFDEELe KXKKIAs HBOOrDe aant td STUKe Maltl.ce. fche, vI. AFDEEL. XXIX kn de. SAL 8 A Ae 23o BESCHRYVING vaN ze aan Steenen zig vastzet , vermenigvuldts gen: temeer, dewyi de Vifch, in deeze Schuls Hoorp- pen beflooten, veel overeenkomst met de Oes- STUK. Westindi= che. Oostindi- che, ters heeft, De Westindifche Lazarus- Klappen, waarvan eerst onlangs een menigte overgevoerd zyn, komen met de Maltheefche in grootte, grof- heid en aangroeijing van de Schaal, overeen: zy hebben ook die Foeliebladeren aan de ons - derfte Schulp , doch de bovenfte is ronder. Voorts vindt men in de Kleur weinig verfchil tusfchen de bovenfte en onderfte , zynde die beiden veelal , op eenen vuilwicten Grond, meer of minder Rooskleurig of hooger Rood getekend 5 inzonderheid aan de Billen , by ’ scharnier , die dikwils allerfchoonst Oranje- kleurig zvn. De langfte Bil is dikwils als een Vogelsneb omgeboogen; de Lippen vindt men, van binnen , paarfch of raodagtig gezoomd ; doch de holligheid is, voor 't overige , dof wit als in de gewoone Oesters. Van deeze foort komen ’er voor, die geheel Oranjekleu- rig en byíter lang gerakt zyn, ’t welk ‘er een ongemcene fraaiheid aan byzet (+). Zodanige , als de laatstgemelden , mankeeren ook niet onder de Oostindifche, en zyn dan van: zeer veel waarde. ’t Schynt dat D’Ar:- GENVILLE , met Letter G, zulk eene be- doeld ) KNORR Verzam, Vo De Pl. 9e fet, VIe De Pl 9e fe In Nn ‚ DE LAZARUS-KLAPPEN, 23e „doeld heeft ; zeggende dat het een der fchoon- VL é AFDEELs __ften en zeldzaamften is, door de Autheuren xxxix, befchreeven onder den naam van Oester met Hoorp- roode Wlammen. Niet alleen de Stekels, zegt °TU* hy , maar de geheele Schaal , is Vuurkleur. Volgens zyne Afbeelding zou de bovenfte zo wel als de onderfte Schulp ge- Oord zyn, ’ welk ook in die roode van GUALTHIERI, Pl. og. Letter F en G, fchync plaats gehad te hebben , zo wel als in die van Rum- PHIUS, genaamd Oflreum echinztum, welke LINNmUs tot deeze Soort heeft t'huis ge- bragt. Zodanig is zekerlyk ook die van Fig. 1. op de Agtentagtigfte Plaat van SEpA, geweest , welke uitermaate hoog was van Kleur : om van andere aangehaalde niet te fpreeken. Myne Oostindifche, eindelyk , heb- ben de onderfte Klep, zo wel als de bovene fte, met Ooren voorzien. Voeg hier by de Afbeeldingen in ’t Werk van KNorr, waar uit zig de verfchillende Kleur openbaart (4). Van deeze fpreekt Rumerurus, onder den naam van Oftreum echinatwm, in ct Maleitfch Bia Trjoeppo, aldus. „, Zy heeft twee holle „> Schaalen , donkerbruin, en overal met Ste- kels of Takken bezet, gelyk een Zee-Ap- ‚ pel, van ongelyke langte. Sommigen zyn „breed (FJ) Zie KNORR Verzam, IL. D, Pl, 7, £. TI. Pl, 9e f, zo v D, El. 7e fs 23 Sa VI D, Pí, Oe fs Ze 1, DEEL. XV, STUK, VL Ar DEEL: xXXXIX, H OOED-* STUK. | ELI. Spondybus Rerzus, c3edoorne gie 282 BESCHRYVING VAN ‚> breed, fommigen rond. Zy zyn moeielyk ‚‚ om aan te vatten, behalve agter by ’t hoofd, 5 alwaar zy de kortfte Stekels hebben. Een „ andere foort is diep als een Kommetje of Fheekopje,- met een vlak Dekzel daar bo= > ven op, dat ‘met korte Stekels yl bezet is, „> De zodanigen zyn aan de kanten een weis … nig gekarteld, en fommigen van buiten zo s) rood als Koraal. Men vindt ’er nog van » flegter fatfoen , met korte breedagtige Schub- ‚‚ ben en een klein Dekzel, dat wit-graauw en ‚‚ Kalkagtig is en daarom niet mooy. Alle ‚ Tsjoeppi hebben van agteren een breed Gat, ‚ als een Kotalfeefien aanwas ‚ waar mede s zy aan de Klippen vast zitten. De mooi- s> fte zyn de Kastanje-bruine „ die niet zeer ‚> hol zyn , vol Stekels en zonder piek. „, waar van men {omtyds twee en drie mer de ‚‚ Billen aan elkander gegroeid vindt (G). Zy 9 Zitten aan harde rosfe Keyfteenen ; op: het „, Strand, en veelen hebben ook een Krabbete >, je tot een Wagter: Het Vleefch wordt‘wei- >> nig of niet gegeten, dewyl het’ een kleine ‚ Duizeling of benaauwdheid aanbrengt ”. (152) Lazarus-Kiap , die de Schaal onge- Oord en met Stekels heeft, Dat (ÌT} Vergelyk: ARGEN VALLE Conchyl.Dl…23,-{z0) fe B. Zie ock by hem de Oostindifche, Pl. 19, £, G, (152) Spondyius Teftâ inauritâ Spinofâ. Me L. U. sir. Ne 79. RUMPHe duf. pe 156, N,8, GUALTH. Tef?, Te 1009 f, A, Be KNORR Verzuim, V. D, Pl. 6, É£. 2, DE LAZARUS- KLAPPEN. 283 Dat ’er, evenwel , onder de Indifche ook VI, AFDEEL, voorkomen die weinig of niet ge-oord zyn, is XXXI, zekerer „ dan dát RUMPHIUS zodanig eene Hoorne bedoeld heeft met zyn Ofdreum echinatum magi- STUEe mum monftrofun , waar hy aldus van fpreekt. » Dit fehynt de Koning van aile Tijoeppi te 55 Zyn „ waar van ik maar één gezien heb, » die ongemeen groot was en van eene wans ‚> flaltige gedaante; zynde de Schulp zelf een ‚‚ Hand lang , en overal bezet met lange Ste- 5 kels, ‘die fommigen een Vinger lang, ande- ren korter waren; eenigen plat en fcherp, als Vlymen, eenigen rond als Doornen ,’ wit en graauw , allen naar vooren gekeerd. Dus ‚> kon men de Schaal nergens aanvatten, dan s Alleen, en dit nog naauwlyks, zegt hy, by 'thoofd. Zy klonk als fyn Porfelein en geen Inlander hadt dergelyke meer gezien. We- gens de zeldzaamheid werdt dic ftuk, in % jaar 1682, aan den Groot Hertog van Tos- kanen gezonden ”. Niet onwaarfchynlyk zal het dan deeze zyn, daar GUALTRIERI, op zyne honderdfte Plaat, de Afbeelding van geeft ; noemende ‚dezelve Mllergrooïfte, dikfte en zwaarfte Laza- rus- Klap, die op de Rug door flerke Doornen of Beenige Punten zeer Stekelig is , fomtyds met Plaatjes en geflreept , wit den Witten en Rooze- rood en bont 3 hebbende van binnen ,aan den Rand, een. breeden paarfchen Zoom. Die , ‘waar van 2 2) 2 I. DEEL: XV. STUK. 284 BESCHRYVING WAR vj. van Linneus deeze Soort heeft afgeleid, Arpeet. in het Kabinet der Koningen van Sweeden, RER was inzonderheid door de grootte, als van ecn srux, Kinderen-Hoofd, de fterke Doornen en Sleu- ven, van de voorgaanden verfchillende, heb-e bende ook de Ooren niet zeer blykbaar. - Dit > alles, echter, ontmoet men ook in fommige Westindifche Lazarus- Klappen, Bebe (153) Lazarus-Klap , die de Schaal onge= plicatas, Oord en ongedoornd , met Plooijen heeft. Geplooide, ' Onder de Oostindifchen komen Lazarus-Klap- pen voor, die niet ge-Oord noch gedoornd zyn , maar de Schaal als geplooid hebben. Dat deeze een byzondere foort uitmaaken is waarfchynlyker , dan dat zy door RumrHius bedoeld zouden zyn met den naam van Barn- fteen - Oesters. Zy hebben, naamelyk , de doorfchynendheid noch de Kleur niet van Barnftecn, en, die Rumrnrus zo met zyne befchryving als met zyne afbeelding bedoelt, zyn tot het Geflagt der Anomies betrokken, en my zeer wel bekend... Ik heb € ooks zodanigen als deeze, die rood, geel of Oran- jekleurig zyn, waar van GUALTHIERI een zeer goede Afbeelding geeft, onder den naam van Spondylus met eene taamelyk dikke ge. ftreepte Schaal, die rimpelig is en Purper. kleurig. ikje - XL, HOOFD- (153) Spondylus Tetà inaurità muticâ plicatâ, M, E‚ U. Sille Dr KoM-DOUBLETTEN. 285 SISISISNSINSISSSISISISISIS Re OMO E D'S TT UK Avotike XL Hoorps STUK Befchryving van 't Geflagt der Kom- Dove BLETTEN , anders Chame of Cames ge- naamd. e oude benaaming van Chame wordt al- naam, DD gemeenlyk, door de Samenftelmaakers of Rangfchikkers, en zonder eenige hapering, vertaald door Gaapers of Gaap-Doubletten te, Hi je, Dat zulks, echter; niet eigen zy, blykt, omzs, dat men een Geflagt van Doubletten heeft, die weezentlyk altoos gaapen *: aan welken * zie bl, derhalve deeze benaaming eerder toebehoort ,'*” dan aan Doubletten , die maar Chame ge- noemd zouden‘zyn. om dat zy fomtyds gad« pen; ’t welk alle Doubletten doen. ' En fchoon men, wel is waar, de Chame , op den Oever, meest gaapende aantreft, gelyk Rum- PHrUS zegt ; kan dit doch niet tot een Ken- merk verftrekken voor de Liefhebbers , die deeze Schulpen, volmaakt fluitende, in hun- ne Kabinetten hebben: ja de benaaming van Gaapers, in 't Hoogduitfch Gienimuf/chten, komt aan hun, in dit Geval, gantfch onver{taanbaar voor, Ook meenen fommigen, dat die van de hol sti, Ne, 80, Oftrea Eletica. RUMPH, Mfus, T. 47. GUALTH. 7ef. T. os. fe E. KNORR Merzam, Ie De Pl, Oe fe je VIe D. Pl, 120 f, 3e — VL ÄFrDEEL: XE: Hoorp- sTUKe 586 BESCHRYVING dun holte der Schulpen in deeze Chame afkomftig kan zyn (*), en daarom heb ik ‘er den Ge- flagtnaam van Kom-DovBrLrETTEN aan gegeven. De Franfche naam Came is van % Latyn of liever van het Griekfch ontleend, om dat de Ouden zig van ftukken deezer Schulpen bedienden, tot het graveeren hunner figuuren ; genaamd Camées of Camayeux, die men in ’t Griekfch Moregewmd , dat is Kenkleu- tige, noemde(S); hoedanigen nog heden voor- komen: Andere benaamingen der hederidaag- fche Taalen zyn juist op dit Geflagt niet toe- pasfelyk, waar in men door de meesten een menigte van Doublerten geplaatst ziet, die ten op (*) CHaâRLETON Onomaflicon Zoicùm; item ÄLDRo= VANDUs,&c,Sed videri poteft (ut Zoographus indicat; nomen Chamz a verbo zw derivariin utravis {ignificatione, five quo- niam hiant, five a capacitate, Cava quidem & capacia ome nia hiare videntur, ficut ê&c cava inarimantium Ora hiant cum accipere aliquid avent: & licet Conche omnes tum ca« vz, tum ad capiendum apt fint, Chamis tamen privatim hoc nominis contigit , forte tanquâm majufculis &c capaciorie bus. Caterum prater ecteras Conchas id fibi peculiare adící- vére Chamz , quod plerumque in Littore hiantes inventuntur, ALDROVANDUS. De Teflaceis. Cap. 58. Ceferoit une erreur, de croire avec les Anciens & quelques Medernes ; que la Came a toujours ft Coquille onverte où beante, L’A- nimal, qui Lhabite, Fouvre & la fermea fon gré , comme font tous les autres Bivalves , dont les battans ferment exac- tement, ADANS. Seneg. pe 220, Melior eft oculatus teftis unus, quam auriti decem. (S)ARGENVe, Conchyl, I. Parts pe 2940 4 DE dgn DoUBLETTEN, 387 bpziet van «het Scharnier grootelyks werfchil- a eh Jen, en derhalve door onzen Ridder tot de ““" voorgaande Geflagten thuis gebragt zyn (*). Hoorp. Volgens hem, naamelyk, beftaan de Ken- STUX. merken der Chame in een Tweekleppige gron Gamer vere of grootere Schaal, en het Sehemnitr is niets dan een Eelcige Bult, die fchuins infchiet in een fcheef Geurje, De Klink is geflooten en heeft geen Lelletjes. Maar twaalf Soorten zyn door zyn Ed, in soorten. die Geflagt opgetekend, waar. onder byna de helft cf meer voorkomen aan de Kusten van Europa. ( 154) Kom-Doublet, die de Schaal rondag- chin” vig Cars (*). Zodanig zyn, onder anderen, die welken in de eerfte en tweede Afdeeling, onder het Geflagt der Kous- Doublet- tén, voorkomen, Oude Wyven genaamd; aan fommigen van welken de Franfchen » volgens ADANSON, te Marfeille, den naam. geeven van Clonis/2, de Genueezen dien van Arfelke 3 de Venetiaanen van Bivirone, en die de overige Italiaanen, volgens BELLON IUS, groot zynde Peverozass en kleiner zyude Peveronos tytelen ; ‘t zy wegens den fcherpen Smaak of eerder om dat zy met Peper worden ingelegd, by de Spaanfchen Armilla genaamd, De Franfchen noemen deze, in ’t algemeen, Flanmes of Flammettes, volgens Beuwo NIus, die ’er byvoegt , dat °t geen de Latynen Chama noe men, de Traliaaren Cappa heeten, en de Franfchen Coguila Je; ‘waar uit men zict, in hoe ruime zin ’t Woord Chama plagt gebruikt te worden, (154) Chama Teftà fubrotundâ levi , Natlbus recnrvas | ús 5 IT, DEEL. XV, STUKe 2838 BESCHRYVÍNG väN VL vig en effen, met de Billen omgekromd A en een gaapende Spleet heeft. HoorD= k ; à STUK, De naam, dien deeze Doublet voert, is van Zetskap. de Geftalte afkomftig, welke, ín ieder Schulp Double op zig zelve, door de omkrulling by ’t Schar- nier, zeer wel de figuur van eere gewoonlyke Zotskap uiedrukt. Het is deeze waar van Bo- NANNI zegt, Bucardia wordt deeze Doublet genoemd wegens de gedaante, die naar een Osfen- Hart gelykt. Zie daar , om wat reden LiNNeus er den bynaam van Cor aan geeft: want van de andere zyde , daar die Krullen niet zigtbaar zyn , vertoont zy de Geftalte van een Hart. Aldaar heeft zy ook de Spleet een weinig gaapende. By GuaLTHIERI is de Geftalte volmaakt uitgedrukt van deeze Doublet, en van de Schulp; die zeef Komagtig is , wegens haare holte. By Serra heeft men ze, op de aangehaalde Plaat, en uit derzelver groot- te, van ongevaar drie Duimen in langte, breed: ‘te en dikte , hoedanige ik ook heb , blyke, dat het die van D'ARGENVILLE, id kleing Osfen- Hart genaamd, welke ‘er ook in andere opzigten van verfchilt, niet zyn kan; zo min j als tis, rimÂâ ;hiante, Syst, Nat. XIL Gen. grt. M. Le U, 516 N, 88- BONANN, Reer, 1, T, 88, RUMPH. Mas, T, 48e f. ro, GUALTH. Tefl. T. 71, f, E‚ Cor Bovis ARGEN Vs Conch, T, 26, (23) fa K‚ G IN ANNe „Adriat. T. IT. Te 19, f. 129, SEB. Mus. 1, T.86, fte KNORR Verzam Vie Deel , Pl, 8 fig, re (a DE Kom-DoURLETTEN. 289 als die, welke in ’*t Werk van RumePuius, VL door den Uitgeever was ingevoegd, en toen Re hog nooit Doublet gezien, derhalve flegts Hoorn- dubbelde Zotskap- Schulp getyteld. STUK, Dit Schulpdier onthoudt zig, volgens B o- NANNI; in de diepten van de Adriatifche Zee of Golf van Venetie, by de Kust van Dalma- tie. Het heeft de Schaal dun en broofch, in haare holligheid als Yvoor; van buiten met «eene vast aankleevende Huid, die rosagtig is, bekleed; wordende, hoe rn van ’t Schar- nier af , hoe geeler en Roestkleuriger. Wy hebbenze thans wit, bruin of geel, doch meest witagtig met geele Banden, en dikwils met fterke zanzoomingen van de Scháal , naar de Opening der Kleppen toe. Men vindt ook, doch zeer zeldzaam, Zotskappen met eenen paarfchen Mond, (155) Kom-Doublet pe die de Schaal geplooid cuv. heeft en als een Gewelf met Schubbhen ; Chama 3 Gigas. den Aars gaapende en getand. Fonccinis baka Ín geene Doubletten is, tot heden, zulk een C 155) Chama Test plicat fornicato- fquamofì, Ano hiante Crenato, M. L. U. 512. Ne SI. OLEARe. Jfus, T, 29. f.6. BONANNe Recrs U. £.83» 84e Chamafquamata, Ru MPH, Mus. Te 42. f. A, Be GUALTHe Zeist, T, 92, É. A°G. Te 93. fe B. Imbricata aut Faitiere, ARGEN Ve Conch. T. 26. (23.) f. E. REGENE. Conche Te 10e f, 4îe KNORË, Verzam. Ie Ds Pl. 19. f, 3e | rp 1. DEEL. XV. STUK. VI. ATFDEELs XL, Hoorp- STUKe Fontein. buk 295 BESCHREVEN GTM een verbaazend onderfcheid , ten opzigt van de grootte , gevonden , als in deeze. Men heeft ’er , die weinig grooter dan de Nagel van een Duim zyn terwyl“anderen zo groot voorkomen, dat een enkele Schulp-naauwlyks van twee Man kan worden gedragen, In ’ Kabinet van de Koningin van Sweeden be: gondt ’er zig eene van over de vyf honderd Ponden zwaar. De twee berugte Wy waters- Bakken, als men van de zyde der Orgelen in de Kerk van St. Sulpice te Parys komt ‚ zyn gemaakt van twee {ftukken. eener Doublers Schulp van deezen aart, die aan Koning Frar= gois den IL. prefent gedaan werdt door de Re- publiek Venetie, Zegt D'ARGENVILLE. Den aantekenaar op ’t Werk van RuMPHIUS ger heugde het, voor eenige Jaaren, op ’t Oostin- difch Huis hier te Amfterdam, drie zodanigen gezien te hebben, die volkomen Doublet wes ren, weegende ieder wel driehonderd Ponden. Deeze zyn het, daar RUMPHIUS zelf „onder den naam van ader Noachs Schilpen , van fpreekt, hebbende een enkele Schulp, daar zes Mannen genoeg aan te draagen hadden , in ’ jaar 1663 uit een Gebergte op Amboina ge- haald , en aan den Oud Gouverneur behan- digd. In ’ jaar 1682 was een kleine , onder zyne andere zeldzaamheden ‚ door hem aan den Groot Hertog van Toskanen gezon den. Men vindtze, zegt hy, meest op al- Ie Eilanden en Kusten van het Ambonfche Ge- DE KoMm-DoOUBLETTEN. . oöt Gebied; en, zo hy gehoord hadt, ook in de Molukkes $-zittende veelal aan de Steenrotfen zodanig. vastgegroeid, dat „menze ’er zelden onbefchadigd van. daan kon. krygen 5 doch hy bevondeze volmaakt overeenkomttig met die, welken aldäar nog dagelyks frifch uit de Zee gehaald. werden, Haar ‘werblyfplaats. op die ‘Bergen worde , door-hem, alseen. bewys van de uitgeftrektheid van den Zondvioed, ten ty- de van Noach, over den- geheelen Aardbodem, aangemerkt, sen daar van- zouden zy ook den naam hebben. De grootften van -deeze Doubletfchulpen, daar de naam van Gigas, als van Reusagtige grootte zynde, op toepasfelyk:is, noemen wy hedendaags, zo: wegens de Geftalte , als we- gens haar Gebruik, veelal Ponteinbakken. Het is niet ongewoon, zodanigen te zien Van an- derhalf of twee Voêten breed, en één Voet lang , van ’t Scharnier naar, den Omtrek toe gerekend. Die kleiner zyn voeren, wegens de Schubagtige oneffenheden , waar mede de Schaal: van buiten bekleed is, den naam van Nagelfchulpen : doch daar komen ook voor , die geheel ongenageld zyn. De Kleur is door - gaans wit, maar ouder de kleinere dikwils geel en fomtyds hoog geel of roodagtig als Marmer van Tivoli; hoedanigen BoNANNI aanmerkt uit de Roode Zee aangebragt te wor- den, fomtyds van vyftien Ponden zwaars | AE De Je DEEL, XV. STUK, VL AFDEELs Hoorp- STUK: Fonteine bak, Nagele fclizipen, 203 BÉSCHRYVINGSVEEN. __De Oostindifche Nagelfchulpen worden doot Rumrurus onderfcheiden in zodanigen die Hoorp. aan den Oever én die in Zee voorkomen. De Oeverfchulpen zyn zeer langwerpig , een Hand lang, en men vindt ’er , zegt hy, Mannetjes en Wyfjes onder. Het Wyfje, dat gemeenst is, heeft de Schaal verdeeld in vier of vyf uitfteekende ronde Ruggen , tusfchen beiden diepe Vooren maakende , behalve aan de eene zyde , daar zy een naauwe Opening hebben, welker kanten gekarteld zyn. Hee Mannetje is langwerpiger, in negen of tien Ruggen of Ribben verdeeld , en op hetzelve ftaan de Schubben digter , doch zyn zo lang niet als in’ Wyfje, en de Opening aan de Voorzy- de is veel grooter. Deeze verfcheidenheden neem ik onder myne Nagel-Doublerten wel “ duidelyk waar. Die uit Zee komen, genaamd Pelagia, worden, zegt hy, van drie tot vier en vyf Voeten lang , en hebben de Schubben niet alleen zeer groot, maar ook wel twee Mesruggen dik, meest ftomp en afgebroken ; gelyk zy ook zodanig begroeid zyn, dat men= ze kwaalyk fchoon kan krygen. Deeze Dou- bletten vallen wel een half Voet dik, en dus van ontzaggelyke zwaarte Het zyn de Fon- teinbakken, waar van ik heb gefproken. Zo menze aan ftukken flaat, bevindt men dat de Schaal uit verfcheide Laagen gemaakt is, die buiten twyfel over elkander heen of onder el- Kander voortgroeijen, en, dewyl de jongfte Laag DE KoM.DoUBLETTEN. 293 Laag tevens de voorfte is, zo zyn de Kanten, VL in de onbefchadigde, dikwils zo fcherp, dat en men de Schulpen niet behandelen kan, zo lang zoorp- het Beest ’er in is, zonder gevaar van zig te srux.… kwetzen. Iemand zou ligt zyn Hand kwyt Fozrein- raaken, indien die tusfchen de gaaping der “ Schulpen in kwam: ja by de Molukkifche en Papoefche Eilanden vallen deeze Dieren zo groot , dat zy dikwils het Ankertouw van de Sloepen en kleine Vaartuigen af knypen, even als of het afgekapt ware. De Duikers weeten ‘er een Touw om te brengen als een Strop, en dan , het Sehulpdier met kragt opgeheesfen hebbende, maakt men met een Mes de Pees los, waar door de Schulpen open gaan. Dus kan men niet alleen het gene verlosfen , dat ’er in bekneepen is, maar ook den Vifch uithaa- len. De Visfchers maaken van de grootften Rookvleefch „ dat zy dan te koop brengen, maar uitermaate taay is, een lekker Kostje voor Yzeren Tanden en dikke Tongen, flimmer als gedroogde Zeekatten, zegt RumPurus,doch * wordt meest by den Theebak opgefchaft , om daar aan te peuzelen. (156) Kam-Doublet , die de Schaal geplooid vr, en, Chama Hippopuss Paarde- (156) Chama Testà plicatâ muricatà , Ano retufo clau{ò Bie, dertato. M, L. U. 513. N. 82, BONANN. Recr. II, f, êr, 82. RUMPH, Afus, T. 42.f.C. GUALTHe Zeste T, 93. fe he A. I. DEEL. XV. STi ike VL Ar: vEELe 4 bei Hoorp- STUK. Pua rde - VOEE. og BESCHRYVING vAn en gedoornd heeft , met den Aars Jtomp, gefloten en getand. Deeze , ook afkomftig uit Oostindie , ver- fchilt door de gedagte Keane van de voo- rige, BONANNI noemtze eene Indifche Dou- blet, zeer fchoon voor % Oog; zwaarwigtig uit hoofde van de Marmeragtige zelfftandig- heid, die zy heeft, en in Kleur naar Parifch Marmer zeer gelykende, Daar loopen , naa- melyk, hoog geele en Rooskleurige Vlakken, zonder eenige orde, bogtig over heen, en van het middelpunt naar den Rand ftrekken zig zeer dikke Ribben en diepe Sleuven uit. De plaat- zing van deeze Streepen aan de platte Voorzy- de doet ‘er, niet oneigen , den naam van Pere fpectief- Doublet aan geevens doch gemeenlyk noemt menze, wegens de figuur van die Voor- zyde, Paardevoets Doublet. Wegens den loop der dikke Ribben opde Schulpen geeft er p’ re GENVILLE den naam aan van Feuille de Choux , dat is Kools-Blad. Rumrurus hadtze reeds Chama Striata, in ’t Maleicfch Bia Corgerong , in ’t Neerduitfch Peerdevoetjes , geeyteld. Die, welke hv Chama aspera obtufa noemt,is deeze niet, maar behoort tot de Nagelfchulpen en maakt daar van eene Verfcheidenheid uit, met zeer | digt A: ARGENVILLE Cogch. T.26, f. He REGEN. Cob, DE kB Re KNO Re Pet zjn. Ie D, PL. 22, fe Is Ze Vie De Ple 9. f, 3e à DE-KoMm-DOURLETTEN, : 205 digt geplaatfte Rimpelen overdwars, en niet VL zo zeer gefchubd of genageld. EDEN De Faardevoeten hadt Rumrerrius nooit Hoorp. grooter gezien dan een Span lang, doch de STUX fraaitten, “merkt ‘hy aan ,- Zyn die de grootte Het Dier. van een Ey hebben,” Aan de meest doorfchy- nende , dat is‘aan de Voorzyde , welke een Paardehoef voorftelt, hoewel die byna gefloo- ten is, hebben zy echter een dunnen Baard uithangen, waar mede zy haar aan de Klippen hechten. Het Dier is van ’* zelfde maakzel als dat der Fonteinbakken of Nagelfchulpen en dus ysfelyk van aanzien: want , als menze ziet gaa- pen , vertoont zig een gefpannen Vel, vol zwarte , witte, geele en Loodverwige Aderen, en dus als een Slangenhuid gefchilderd. In ’ geopende Beest ziet men twee Gaten; het eene klein en meest geflooten , waar door het Dier zyne Vuiligheden loost; het andere grooter en rondagtig, waar-uit een lange Kwast hangt, van grove en taaije Draaden gemaakt, weike men een Baard noemt, daar zy zig zelfs aan ’t Zand mede vasthouden. Midden in de Schaal is een dikke Pees, die de Schulpen aan malkan- der hecht, en waar mede het Dier de Schaalen zo vast te famen trekt , dat men die, in de grooten , met geen geweld kan openen. Rondom deeze Pees, die naar een Pylaar gelykt, legt een ronde Schyf , van vast hardagtig Vleefch , zynde het beste dat men van hetzelve tot Spy- fd a Ze FE, DEEL, XVe STUKe 206 BESCHRYVING VAN VL. ze kan gebruiken , hoewel de Indiaanen ook zeer Seen verflingerd zyn op het Vet , daar aan zittende, Hoorp- 't welk een geele Klomp uitmaakt. Daar onder STUK. [egt een Zak van zwart Siym, met Zand en haan: Steentjes gemengd, dat men ’t Papaver noemt in de Schulpdieren, en waar van dezelven ge- zuiverd moeten worden, even als de Visfchen ‘van de Gal, wanneer men ze tot Spyze wil bereiden, Paarlagtige Deeze Doublecten Zyn, zo wel als de Fon- Steentjes, teinbakken , nog om een andere reden merk- waardig: In de gedagte Pees of liever in de Vleezige Schyf , daar om heen leggende, wor- den fomtyds Steentjes gevonden, die oneffen en hoekig zyn ‚en meerendeels geelagtig. RuMme Prius noemtze Chamites , als Steentjes van de Chamz, in 't Maleitfch, zegt hy, Mesticabia garu Son: ‚‚ In de Amboinfche , voegt „hy ’er by, vindt menze weinig , maar meer „, in de Makasfarfche en Papoëfche. Zelfs in het ») gerookte Vleefch van deeze Schulpdieren, „, daar te Lande Dendeng genaamd, hadt hy „, kleine haÎf doorfchynende aangetroffen Die ‚‚ niet boven een Erwt dik zyn, zyn de zui- „ verfte en witfte, maar, die de grootte van „‚ een Knikker hebben, zyn hoekig en vuil wit. „ Die met visfchen en Schulpen zoeken de kost ‚ te winnen , draagen deeze Steentjes gaarn by >» zig: want de Amboineezen vallen wat bygee s loovig, om degze groote Schulpen in hunne z, Vaartuigen over Zee te voeren, vreezende | ) dat DE KoM-DourLErTTEN. og ‚ dat zy anders Storm en Onweer zouden on- „, derhevig zyn. In de grootfte Schulpen » vindt men altyd maar één zodanig Steentje , EEn rt ‚ dat dan dikwils de grootte heeft van een stus: ‚ Turkfe Boon: doch in de Papoëfche en Ke- „ ramfche Schulpen komt nog een andere Cha. s mites voor, langwerpig als een klein Vin- s, gertje, fchoon wit van Kleur, en met een > rOodagtig rond Bolletje aan ’tend, dat een ‚, Paarlagtigen weerfchyn heeft”, Zo ziet men dan, dat deeze Steentjes min of meer overeenkomen met de Mosfelpaarlen; ’ gene daar door bevestigd wordt, dat Ru- PHIUsS Chamz gehad heeft, die van binnen, aan de onderfte sc, een Uitwas hadden, zeer. hoekig en kartelig, fchier als een Haane- kam, en van zelfftandigheid als de Chamites. Dergelyke, immers, ontmoet men in fommige van binnen gepaarlemoerde en Paarldraagende Schulpen. ’t Verfchil der Stoffe, derhalve, doet deeze' Steentjes verfchillen van de Paar- len, en ik twyfel niet of die genen, welken fommigen Perli de Concona of Schulp - Paarlen noemen, daar ik 'er twee van heb als ordinaire Kaggen groot en Melkwit van Kleur, zullen van dergelyken oirfprong zyn, (157) Kom. Doublet , die de Schaal byna cuvu. Hart: gOhama (157) Chama Test fubcordara , Sulcis longitudinalibus dk 5 Seriis 1 DEEL XV, STUK VL AEFEDEELs v Zn kde Hoorps STUKS CLVIlIe Chama Frapezia, Zce-EiWte 293 BESCHRYVIEING v AN „Hartvormig ; met Sleuven overlangs en Streepen overdwars heeft. Van de aanzoomingen kan ik noch in de aafgehaalde van ADaNsoN, noch in die van GUALTHIERI, eenig blyk vinden. Bon Ane NI fpreekt ’er alleenlyk dus-van. ,, De Zee- s Noot noemt men de ‘hier afgebeelde Dou- s> blet, welke in de Zee van Tarentum en el- 9 ders gemeen is, met zeer dikke en ronde > Witte Streepen „ getekend met Vuurkleurie > ge of rosfe Vlakken”, Sommigen brengene ze thuis onder de Aardbey- , anderen onder de Amandei- Doubletten, (158) Kom-Doublet , die ‘de Schaal fcheef vierkantig en bultig heeft, met Ribben overlangs die gekarteld zyn. Deeze Noorfche, van grootte als een Erwt, heeft de Billen eèn weinig omgekromd en twintig Streepen overlangs , die met ftompe Knobbeltjes voorzien zyn. De Rand is als met kleine Tandjes gekarteld, (159) Striisque transverhse. M. L. U. 514. N, 84. GUALTH. Tests Ten Zie f. Ley RON AN Nii Reet. Ue Gr. 08: CAE BREE 446. 'f, 95. ADANS: Seneg. Ie T- IÓe f, 2, KNORR Vern zum. Ï1,’D: Pl. 20e f. 3. VIe D Ph 14, fand (158) Chama Testi trapezià gibbâà, Suicis longitudinalibus Crenulatise Sysr, Nut, Xil, pE Kom-DoOUBLETTEN. 299 € 59) Kom-Doublet , die de Schaal -half rondagtig famengedrukt en ruuw ‚ kruis- en \ lings geiraeps heeft. Hoorp- STUK Van deeze was de woonplaats aan LiN- CLUE bama fe NE Us onbekend. bet en lata, Zee=Boon. (160) Kom-Doublet , die de Schaal Jang- Ln werpig en van vooren fromp heeft, MEt ChamaCa. lyculatas Dakpanswyze Sleuven. Eikel. Deeze oordeelt ADANsON naby te komen aan de Ham-Doubletten , maakende zig op dergelyke wyze met een Soort van Zyde vast. De Schaal heeft de grootte van het uiterfte Vinger-Lid 5 zy is wit en aan beide Enden vry ftomp, ’t welk ‘er de gedaante van een Eikel aan geeft. De woonplaats ftelt LrN- Naus in de Middellandíche Zee, (161) Kom-Doublet , die de Schaal Hart- crxt, vormig, overdwars geftreept , aan den En f eenen kent lang witloopende en Jamen- Hartvar. migee gedrukt heeft. De (159) Chama TestÀ femivorbiculatâ compresfà rudi decusfâte flriatâe M. Le, Ue 5t4e Ne 85, (16o) Chama Testâ oblonga, Sulcis imbricatis antice retue fà. GUALTH. Tests T. goe f. Fe LIST. Conch. T. 347 fa 184, 195, ADAN S, Seneg. 1. Te 1sa far3. (161) Chama TestÀ Cordatâ transverfim firiatà, hinc elone gatà compresfâ. M, Le U, 515» Ne 86e | Ll. DEEL. XV. STUIKe soo BESCHRYVING VAN „VL __De Schaal van deeze is Roestkleurig of ee Geelagtig of Tegelrood, hebbende van boven, Fróeikse doch niet naar den buitenften Rand toe, ftom- STUK. pe Ribberjes ‚ die egaal zyn; overdwars. erxm. _ (162) Kom-Doublet, die de Schaal rondags sot, tig „ met getande Ribben , welke door Stip- volrgudee … pen onderfcheiden zyn, en den Aars flomp heeft, De Schaal van deeze is wit, van buiten rosagtig, en aan den Rand gekarteld. erxur. (163) Kom-Doublet , die de Schaal lang- Cé nn: werpie , van vooren gehoekt, mei de Ramen woorfle Tanden fcherp heeft. Pi5ée Deeze is zeer fyn kruislings geftreept cn wit, van binnen Melkwic, van vooren weder= zyds met een hoek uitloopende. De Woen:. plaats der drie laatstgenoemden was onzeker. CLXIV. (164) Kom= Doublet , die de Schaal Dak- Chama Lazaruse Lanss Foelice Doubiet, (162) Chama Testâ fubrotundâ, Sulcis dentatis Punêis in= terftin&tis, Ano retufo. Syst: Nat, XiL. (163) Chama Test oblongâ antice angulatâ , Dentibus anti. cis zcutis. Me Le Ue 515: N. 874 k (164) Chama Testâ imbricatâ Lamellis laceris.» Nate oblique fabfpirali, M, L. U. 513. Ne 83, RU MPH. Muf, 48. f. 3e Placenta foliacea, ARGENVs Conche Te 23e foo.) fe F; K BROWN. Jam. Te 40: f. 9e SEB. Jfuf. Il. T, 89: fg. 11,6. KNORR. Verzan, IE. De Pt. 3. fo ze Ilke De Pl. Ós Es Ve Di Tl. 14e fo Te br KoM-DoUBLETTEN, get panswyze gedekt heeft met alsafgefcheur. VL. de Plaatjes, en de ééne Bil fcheef by- Ehr za Spiraal gedraaid; De me STUKs Schoon de Lazarus-Klappen fomtyds als met Foelieblaadjes begroeid zyn, ’t welk de- zelven dan zeer verfiert, komen ’er doch an- deren voor, die men in ’t byzonder Foelie- Doubletten noemt. In ’t Franfch geeft men ‘er den naam aan van Gateaux feuillettéz of gebladerde Koekjes, ’t Scharnier is het voor- naamfte Kenmerk van onderfcheiding. Men vindt ’er die paarfchagtig rood of Roozekleu- rig, die hoogrood of Oranje, en ook die geel of bleekrood zyn. Dit Schulpdier onthoudt zig in Westindie en in de Middellandfche Zee. (165) Kom-Doublet, die de Schaal rondag- CLXY. Cham: KA tig en gedoornd heeft , met de ééne Gryphoi- Klep platter , de andere lang uitloopen- &s. Rots-Dou- de in een kromme Snuit. blete De Kenmerken, die de Rors- Doubletten van de (165) Chama Testà orbiculatâ muricat , Valvulâ alterà pla- niore, alter Nate produ@iore fubfpirali, Syst. Nat. Xl. BONANN.' Recr, Ile T- 22, GUALTH. Zess Te Ioïe fa C-1. Comha rugata, RoND. Zeste Le C, 25, GESN. Ag, 316, ALDE, Exf/ang, 158, LIST, Conch. T. 212. f, 47. & Reels fe-48 &Ts21s: fe 5053. SLOAN: Fam Te: z4t. fa 4-7. ADANS. Steg. I, Te 15: 6 I, KNORR, Verzam, VI. DAPL 16. £, ie Es DEEL, XV, STUK, vi. goe BESCHRYVÍING vAn de. Foelie- Doubletten onderfcheiden kunnen; ie a zyn hier zeer duidelyk voorgefteld Evenwel Hoorp- WOI den zy dikwils by de Lief hebbers met el- STUKe kander verward , doordien de Kenmerken in malkander loopen. Sommigen zyn fterk ge- doornd, anderen geheel ongedoornd, en flegts ruuw of rimpelig , gelyk de Conchárugata van RONDELETIUS, en die van GuArrurert. De Kleur verfchilt, gelyk in de Foelie - Dou- bletten, en is fomtyds, zeerfraay, rood, geel of Oranjekleurig. Inzonderheid hebben deeze Rots- Doubletten de eigenfchap , van aan al- lerley Schulpen, Zeegewasfen; Steenen, maar inzonderheid aan de Klippen of Rotfen vast te groeijen , waar van de naam af kom- {tig is. Die aangroeijing nam ADANsoN ook in zyne Senegalfche Jataronus waar, die zeer gemeen was omtrent het Eiland Goeree en el: ders by Kaap Verde, inzonderheid in de Maand April, wanneer dezelve , zegt hy, door ’t geweld der Baaren wordt afgerukt van den Grond der Zee. Hy betrekt tot dat Ge: flagt zo wel de Concha rugata van RoNDe- LErTius, als de Gryphoides van GuaLTHie- Rr en de Globi van LIisTER: welke benaa- mingen elk van een byzonder deel der Ge- ftalte af komftig zyn. Deeze Doubletten zyn byna Klootrond en byfter dik van Schaal, op ’t hoogfte, zo hy aanmerkt ; twee Duimen middellyns, en fchoon Rooze- of Vleefchkleurig van buiten, van bin » \ De Kome DounrLETTEN. 563 binnen wit, doch fomtyds’ ook Purpefagtig VL of Violet. De onderfte Klep heeft tot Schar- EE nier een dikken Tand , die van een Kuiltje, Hoorn - dat in de bovenfte. vlakkere Klep is, ingeno-STUE. men wordt. De Natuurlyke plaatzing van de Doublet is; den Top nederwaards-te hebben, en, als dan de Schulpen een weinig gaapen, _Openbaart zig, in de gaaping; de Rok van het Dier, welke naar een gefpannen- Zak gelykr, en bezet ís met een menigte van geele Puk-= keltjes. Voorts heeft deeze Zak drie Ope- ‚ pingen, waar van de ééne, aan de voorzyde, den Voet doorlaat; de twee anderen, aan de agterkant of Rugzyde, de Lugtgaten zyn of ook dienen tot in- en uitlaating van Water en uitwerping der Vuiligheden. Deeze laatften zyn rondagtig 5 doch de eerfte ís een lange fmalle Spleet , welke zeer zeldzaam den Voer uitlaat, die zig dan doorgaans onder de ge- daante van een halfmaanswys Byltje vertoont. Het Lighaam van het Dier is wit, en gelykt veel naar dat van een Oester, doch het Vleefch wordt niet gebruikt, In plaats van ééne Spier , die de Schulpen famenhecht , ziet men ‘er hier twee, die taamelyk groot en fterk zyn; het welk de zwaarheid, moogs _Iyk, vereifcht zal hebben van de Schaal; die van binnen , in de onderfte Schulp , de ge. daante van eens Menfchen Oor heeft. / CTG) EL, DBEL. XVe STUKe B ÄFNFELs Dd Li. HOOED= STUK GLXVI;: Chama bicornis. Tweeloors. nige, CLXVII Chama „Arc? nellae Gedeorne de Paars devoete 302 BESCHRYVENG V AN (166) Kom-Doublet, die de Kleppen ward de Schaal Kegelvormig heeft, met fclruins fe holle Uitfteekzels als Hoornen, die langer dan de Klep zjn. | Een zonderlinge Vertodle maakt ieder Klep van de Schaal, op zig zelve, in deeze Dou- blet, die men zig verwonderen moet, indien zy in de Middellandíche Zee voorkomt, aan de Icaliaanfche Autheuren niet bekend geweest te zyn, dan aan COLUMN A alleen. (167) Kom - Doublet , die de Schaal ge- groefd, gedoornd, met uitgeholde Svipe pen heeft: een de Bult in’t Scharnier, Deeze vondt SPENGLER in de Zee van Amerika. De Schaal heeft de grootte van een Pruim, de Billen omtrent egaal, den Rand ge« karteld. De Eelt van ’t Scharnier is zeer zon- derling, wegens vier {malle Groefjes , daat vier Plaatjes van de andere helft infchieten. Het Aarsgat is Hartvotmig ingedrongen, Te- pelagtig gerimpeld. XLI HOOF D. (166) Chama Teste Valvulis Conicis, Natibus Corniformie bus obliquis Tubulolis Valvulâ longioribus, Syst. Nat. XIT Cor. de Purpe C‚ 19, LisT. Conche T. 214. f, 49e KLE IN Öftrac, 274. Te 12. f. 87, 39, (167) Chama Testâ Sulcatâ muricatà excevato-punêats, Cardinis Cailo fesfili, Syste Nar, Xlle KNORR #érzar. Ig Ds Pl, 14, £, 1: VI, De Pl, 260 É, Ij 2e = 8 DE ARKEN. 325 SSS ES SISSI: WEL HOOFDSTUK. Befthryving van ij Geflagt der ARKEN of Ar- ke- Noach Doubletten. benaaming is , volgens het algemeene denkbeeld , dat men van de Ark van Noach heeft, zeer overeenkomftig met de Geftalte van de zodanigen in dit Geflagt. waar van dezelve oirfprongelyk is, en die men iù ’t Franích ook Arches, in ’t Latyn Arce dat is ARKEN noemt. D'ÄRGENVILLE, evenwel, brengt deeze tot de Hartgelyke Doubletten , of Har- ten , t'huis | De Schaal is gelyk ván Kleppen, en heeft het Scharnier met menigvuldige, fcherpe, wee derzyds infchietende Tandjes: dat is, in ieder Schuip is een Zaagswys Scharnier, waar van de Tandjes zeer klein zyn, en tusfchen die der andere Schulp infchieten. Het Dier, dat ’er in huisvest, fchynt ook tot de Téihydes te be- hooren. Vier afdeelingen maakt LiNNaus in dit Geflazt, waar in dé zeventien Soorten zodanig gefchikt zyn, dat ’er de eerfte één, de tweede vier , de derde en vierde ieder zes bevatte. Weinigen komen uit Indie, Vv Is Met 1. DEEL. XV. STUK, VIe AFPDEEL. XE Hoorpe STUK» Naam, Kenimeêr. Cil» Soorten; 306 BESCHRYVING vAn ‘ VL r. Met den Rand zeer effen; de Billen om- LFDEELe . XLI gekromd. Hoorp- | | AP Bei STUK, (168) Ark-Doublet, die de Schaal als fcheef CLXVIII. gekreukt ; met Streepen , fchuins ge- ss 1 kield, en den Rand zonder eenige Tand: Haspel- jes of infnydingen heeft: Doublet, De Geftalte is zo zonderling, dat menze; deswegen, den naam van Haspel of Haspel. Doublet heeft toege-eigend. In ’t Latyn noemt menze Oftreum tortuofum, dat is gee draaide Oester: in ’t Franfch Arche torfe, of kromie Noachs- Ark. Deeze, fraay zynde eri groot, worden van de Lief hebbers nog zeer duur betaald. Nu omtrent vier Jaaten gelees den werdt ’er in openbaare Veilinge één, van drie en een half Duim lang, verkogt voor twee=en-zestig Guldens. RuMrnrius merké ook aan, dat zy zeer zeldzaam zyn, zelfs in Oostindie , vallende voornaamelyk aan één der Papoes- Eilanden , behalve dat men ’er eenige weinigen op Kerams Noordkust aantreft. In ‘ Noore (168) Arca Testâ parallelepipedá Striatâ ; Valvuiâ oblique garinatâ, Natibus recurvis, margine integertimo. Syst, Nat, XII. Gen. 312. M‚, L, U. 517. Ne 86. BONANNe Kirch, II. T, 122, Ofttreum:tortuofum. RUMPH. Mu/, T. 47. fe Ke GUAL TH, Zest. T, 95, f. B, KLEIN Offrac. T, 8, fe 16, ARGEN Ve Conche Te, 19, f. Ie KNORR Verzam. Ie De E23, fo 34 ( DE ARKEN. __doy Noorwegen komt een dergelyk Doudlerje,, vr pk | | zeerilei ie Ovoör dln zegt LINNAUS, dat klein is, woor XL Hooro- 2, Met den Rand effen ; de Billen ge= srox. boogen. (169) Ark- Doublet, die de Schaal langwer- CLXIX. pig, geflreept, aan den Top uitgerand; Arca Noa, de Billen krom en zeer wyd van elkan- A der ; den Rand zonder eenige Tandjes en gaapende heeft. In ’ Werk van Rumrmrùs is deeze door den Uitgeever ingevoegd: zo dat het geen Oostindifche fchynt te zyn. LiNNaus ftelt de woonplaats Ì in de Roode Zee , in de Middel landfche en in de Indifche. Niet onwaarfchyn- Iyk komt zy ook van de Amerikaanfche Kus- ten. Het is de regte Noachs Ark, waar van BoNANNi omftandig fpreekt , haar noemen- de „, Een Schulp diede figuur van een Scheepje ‚> heeft „, Rhomboides by fommigen genaamd; ‚… Mus- (169) Arca Testâ oblongâ Striatà apice emarginatâ, Natie bus incurvis temotisfimis» margine integerrimo hiante, M. Ls U, 517, Ne 90, Concha Rhoimboides, ROND, Age 2, Pe 27e Musculus Mathiolie Lis T, Conche 3, B. f. 6, C Ie Te 5e Cone cha Rhomboides. BoNANNe Recr. IIe T, 32, Arca Noxa RUMPH, Muf, T, 44. fe P. GUALTH, Zest. T. 87. f, H, 1, G, ARGENVe Conchyl. T, 26 (23.) f. G. GINANN, Adr. II,T, 23.f. 159. REGEN F, Conche Te Ief. 73, KNORKE Verzam, 1, D. Pl 16, f. 1 > 2e Va Í. DEEL, XV. STUK, 308 BESCHRYVING VAN VL , Musculus Striatus by MArTHriorus, by id ‚, anderen Mytulus. Dezelve onthoudt zig Hoorp diep in Zee, onder de Slyk, hebbende een STUK, _,, foort van Kiel, daar zy zig mede vasthecht „aan de-Steenen, als een Zeegemas — HEE „> Vleefch, in de Schulpen beflooten, verbas= so tert allengs in een keltagtige zelf{tandig- „ heid, die zo veel te harder is, hoe nader s, aan den Steen. Met Slyk en Tarter omkleed, , is zy van eene Aardagtige Kleur, daar van „, Ontbloot zynde vertoont zy zig witagtig , met „‚ Kastanje- bruine Plakken, hebbende de zy- > den met groefjes geftreept, die te ondieper > Zyn, naar maate zy het middelpunt of dat der famenloopinge meer naderen. Het bo- „ venfte gedeelte, daar de twee Kleppen met 4 kleine Tandjes zig famenvoegen , is vlak en >, met Streepen getekend, die zodanig gefchike — 3 zyn, dat zy als de Punten van Spiefen , cp „ elkander gelegd , uitbeelden’, CLXX. — (170) Ark-Doublet, die de Schaal langwere road pig heeft, met Streepen gebaard , de Gebaardee Bil- (170) Arca Testâ oblongá Scriis barbatâ, Natibus incurvis ápproximatis , margine integerrimo claufo, Funne Succ, 2147, M. L, U 518. N.-9te" Muf, Tesfs 116, Ts Ge f‚ 1. Chama aspera ROND, Zeste 14. BONANNe," Keere II, Te 79. GuAr TH, “Test..T.gr. fs F, ARGENV: Cozch, T. 25, (22) f, Me, GINAN Ne Adriat, 11. T-2gef. 1608 SEB. Maf, Ill. T. 88 £, 13, KNORR Vérzam, II. De Ple 2, fe 74 DE ARKEN- 509 _ Billen krom en diet by een, den Rand ongekarteld en geflooten. VI. ÂFDEEL. XxX | Hoorp. Gedagte Kenmerken onderfcheiden deeze stux. Soort genoegzaam van de voorgaande, onder welke ook voorkomen die ruighaairig zyn. ARGENVILLE noemtze eene Lelline , en GUALTHIERI betrektze tot de Niosfelen, gelyk fommigen ook de regte Noachs Arken doen. Zy komt voor, aan de Kusten van Eu- ropa en in de Middellandfche Zee. In ’t Ita- liaanfch noemt men deeze lange, fmalle, ruis ge Schulpen, Cozze, zegt BoNANNI. De Kleur is Kastanje-bruin en wit. Het moet deeze of de voorgaande zyn, daar ADANSsON van zegt, dat de Venetiaanen haar Mousfolo of Muzzolo heeten, de Grieken, in de hedendaagfche ‘Taal, Calognone of Calagnone , en dat zy by de Ouden onder den naam van Ba- lanos is bekend geweest, hebbende den tytel gevoerd van Glans, datis Eikel, by de Lacy- nen. Ik weet wel, dat zyne aanhaalingen de gewoone Noachs-Ark betreffen, en dat zyne befchryving van de gaaping meldt , door welke de Pees uitgaat, die deeze Schulpdieren aande Klippen hecht; maar zyne Afbeelding van de Doublet komt nader overeen met deeze laatfíte Soort. Waarfchynlyk heeft Linneus hem, om deeze twyfelagtigheid, hier niet aange- haald, Wada (171) . DEEL. XV, STUK, sio BESCHRYVING VAN VL (171) Ark-Doublet, die de Schaal langwer- XLI Bl Sr pgen gefireept „en van vooren gehoekt Hoorp- heeft STUK. Pres vol Deeze , in de Middellandfche Zee gevon- dioluse den, heeft ruim de grootte van. een Boere Hoekig Boon, zynde van buiten geelagtig , van bin- nen wit of blaauwagtig paarfch en volftrekt van Geftalte als de Guineefche Mosfelen. Het Kenmerk der kleine Tandjes in % Scharnier onderfcheidtze van dezelven. | erxxu. (172) Ark- Doublet, die de Schaal Eyrond, Pella, door.fchynende ‚ een weinig gefdreept; Eyrondee met de Klink uitpuilende en onderfcheie den; den Rand geheel effen en’t Schar- nier als met Haaîrige Tandjes heeft. Deeze, in de Middellandfche Zee door EF. Loc gevonden, is van grootte ongevaar als het Zaad der Zaay - Zonnebloem. 3. Met den Rand gekarteld en de Billen _omgekromd, (273) L (171) Arca Testà oblongâ Striatà , antice angulatâ. Syste Nat. Xile (172) Arca Testà ovatà pellucidâ fubftriatâ, Vulvâ pro- minente distin@&à ‚ margine integerrimo, Cardine ciliari, S ja Nats XI. Ans DE ARKENe 3i1 (173) Ark -Doublet > die de Schaal Ruitag- , he DEEL tig Vierkant , flaauw kruislings gefbreept * LL en doorfchynende ‚ met de Billen omge- Hoorp- kromd en den Rand gekarteld heeft. “TUE CLXXIIL, In de Middellandfche Zee is deeze ook ge-7/%, wonden, van grootte zynde als een Paarde- Melkwitte, boontje. (174) Ark-Doublet, die de Schaal Jcheef ©] BEEEDK aane Hartvormig heeft met veele Stompe u Basterd= Ribbens de Billen omgekromd , den Rand au, getand, Deeze is bekend onder den naam van Bas- terd- Ark, om dat zy veel gelykt naar de waa- re Arke-Noachs Doublet, doch in andere op« zigten, wederom, daar van verfchilt, inzon- derheid door een uitfteekende hoek , aan de ééne zyde. Deeze Doubletten komen uit Oost- en Westindie, en vallen ook aan de Kust van Afri- (173) Arca Test fubrhomboideâ, obfolete decusfatim Stria. tà, diaphanâ , Natibus recurvis , margine crenulato, Syste Nat. XII, (174) Arca Testâ oblique Cordatà multifulcat Sulcis mu= ticis, Natibus recurvis , margine crenato, M, L‚ U. 518 Ne Or. BONAN Ne, Recr. II, f. 74» LIST. Conch, Te 2360 f, 70, RumrPHe Muf. T, 44. f, IL, SLOAN. Jam. T. 24le fe 143 Is, 16. GUALTH. Zef. Te 37 f, C, ADANS. Senez, Ie Te, 18, f, 6. KNORR Verzam, Ie D, Pl, 24e ie 3» 4e V 4 | l. DEEL. XV, STUK. VI. Arpeet, XL. Hoorp- STUK, _ CUXXV. Arca Senilis, Breed ge. gibde, st DBESCHRYVING VAN Afrika. ja, zo ’t {chynt, zelfs in de Middel- Jandfehe Zee. Men vindtze taamelyk groot. Uit Zee komende zyn zy, zo wel als de ech- te Arken, met een graauwagtige Wolligheid bekleed, welke men ‘er met Zand af kan wry- ven, en dan worden zy byna wit van Kleur, zegt RUMPHIUSS die ze tot de Kam-Schul- ‚pen betrekt en aanmerkt. dat men ‘er een Steentje in vindt, genaamd Ctenites. van groot- te als een Erwt, ’t welk de Indiaanen, uit bygeloof ‚met zig neemen, om gelukkig te zyn in 't opzoeken van Mosfelen en Schul- pen. Het Vieefch, zegt hy,-is hardagtig en heeft een Menie-rood fpits Handje , waar me- de het Dier groot geweld kan doen , van zig geevende een ligt rood Vogt, dat men by de Maandftonden vergelykt en deswegen dit Schulpdier, in *t Maleicfch, Bia Anadara ty= tele. Deeze benaaming heeft A pANsoN der. halve ook voor een Doublet gebruikt , hem aan de Kust van Senegat voorgekomen, welke naar deeze Soort zeer gelykt. DN (175) Ark-Doublet, die de Schaal fcheef Hartvormig heeft met agt effene Rib- ben; (175) Arca Testâ obliqne Cordatâ oftofulcatà levi , Natie bus recurvis , margine plicato M, L. U. 518 Ne oz: LIST, Concb. UI Bef 2, C,ielTe ge Gu AD EE BAER TE. Bra Ee_D. KLEIN Oftrac, Te 10, fe45e ADANS. Séneg. K. Te 18. fe 5e DE ARKEN, A HS ben s de Billen omgekromd, den Rand VI. / Arrr geplooid. XLE” Hoorns Van deeze, als een klein Osfen Hart Dou- STUK blet aangemerkt, en aan haare agt breede Ribben kenbaar, vondt ADANSON een groo- te menigte in het Modderige Zand aan den Mond van de Niger , alwaar de Negers ’er fterk naar zoeken. Hy noemtze Jagan, en merkt aan dat de Kleur, wanneer men deeze Schulpen fchoon maakt, ook Sneeuw wit is. (176) Ark- Doublet , die de Schaal byna crxxvr, Hartvormig met gedoornde Ribben , de 72 7 fi Jranofa., ‚Billen krom , den Rand met Tandjes Korrelige. heeft. Onder de Basterd-Arken komen voor ‚ die zeer Hartvormig zyn , gelyk de gene welke van de Franfchen deswegen getyteld wordt Ceur d'Homme en volute, Deeze fchynt het te zyn , die D'ARGENVILLE den naam toc- eigent van la Corbeille of de Korf; waarfchyn- Jyk , om dat de Bekswyze omkromming der | Top- (176) Arca Testâ fubcordatÂâ Suleis murieatis , Natibus re» curvis, margine crenato, Me L, U, 519, N. 93, COLUMN Purpe 21e Te 20e f.3e BONANN. Reer, IIe T. 73, GUALTHo Teft. T. 87. fe Ee ARGENV. Conch, Te 26e (23) fe Co KNoRR Verzam, IV, D, Pl, 14, fe 20 Mias 1. DEEL, XV. STUKe si4 BESCHBYVWING van 5 Toppen ‘er eenigermaate de gedaante van ee VI q Arpeet, Korfje met een Hengfel aan geeft. Daar by „ALL komt de Korrelige infayding van de Ribben, Hoorp. srux, die ze nog meer naar een gevlochten Korfje dbet vzweenten.:t De gedagte Korrels „ evene wel, komen my veel duidelyker voor in eene Basterd - Ark, ‘volmaakt gelykende naar die van Ruse stun: Letter K‚ welke hy Peêten Granofus noemt , vallende niet op Ambon, maar op Kerdáms Noordkust en op Celebes by Makasfar. De andere gelykt meer naar die van BONANNI uit de Middellandfche Zee. Waarfchynlyk zullen dit Verfcheidenheden zyn van de Basterd» Arken, ELXEVIT. (177) Ark-Doublet, die de Schaal Linsvor- le ag _ mig en kruislings eenigermaate geftreept te heeft , met de Billen krom, den Rand gekarteld en de Spleet digt. CLXXVIIL (178) Ark- Doublet, die de Schaal Linsvor- end mig , wat fcheef en kruislings gefbreept Poffz. heeft , met de Billen krom, den Rand gekarteld, de Spleet by witflek naauw. Dee- (177) Arca Testâ Lenticulari decusfatim fubftriatâ , Natií- bus curvis, margine crenato, Rimâ claufâ. M, L, U, s19. Na 94, KNORR, Werzam, Ve De Pl, 30 fe 3, (173) Arca Testâ Lenticulari fubobliquâ decusfatim Srriaa tâ, Natibus recurvis, ntargine crenato, Rimâ angustisGmâ, M.L, U. 520, N. 95, KNORR Verzam, Vie De Pl, 244 fe 3e DE ARKEN, 315 5 Deeze beiden, in ’ Kabinet der Koningin VL van Sweeden zig bevindende , waren uit de ÄFDEEL, | E ECR Indiën afkomftig. De eerfte is wit met brui- Boorp- ne famenvloeijende Vlakken, de laatfte bleek stux. van Kleur, Zy behooren tot de Poffer - Dou“ bletten ; wegens de rondheid en dikte dus ge- naamd, / 4, Met den Rand gekarteld » de Billen ge- boogen. (179) Ark-Doublet, die de Schaal Linsvor- cuxxix. Ve , Undata, mig ongeoord en taamelyk effen heeft, egolfde, de Billen geboogen en den Rand ge- plooid. De Schaal van deeze is dik en naauwlyks gerimpeld, in ’t geheel zonder Sleuven, aan ’t Scharnier rondagtig en aan den rand ge- plooid, met een Golfswyze geele Tekening. Zy komt uit de Westindiën. (130) Ark- Doublet , die de Schaal Linsvyor- cuxxx. Arca Pec- mn 35 tunculus. (179) Arca Testà Lenticulari inaurità, leviusculâÂ, Natie Gen bus inflexis , margine plicato. Syst, Nat. XII. BoNANNe Res create II. f. Gr, KNORR Verzame VIe D. Pl. Tell 4e {180) Arca Testà Lenticulari fubaurit fulcatâ Sulcis fub- imbricatis, Natibus infiexis, Margine plicato. M,‚ IL. Ue 52c. N. 96. LIsTe Conche Ill, B‚f, 2. C‚ 2. Te Ie fo 1, 2. GU- ALTH. Zefl. T, 72, fs He ARGEN Ve Conche T, 27e (24e) f,BÌ KNORR Verzame Ve De Ple 124 fo 4e | L DEEL XV, STUK 316 BESCHRYVING VAN Î VI, mig „ eenigermaate ge Oord , met Sleuven Aben „en oneffene Ribben heeft; de Billen ge- Pee boogen, den Rand geplosid. STUK. | k ë Deeze is wit van Schaal , met breede dwar-= fe Banden, die als gegolfd zyn, overdwars; van binnen bruin met een foort van ftompe Tandswyze verheffingen aan den Rand. De Billen zyn ftomp en niet fcheef. Die van D'ARGENVILLE is twyfelagtig hier c'huis ge= bragt. erxxxr, (181) Ark- Doublet, die de Schaal rondag= Arca Gly= : ; wi dg tig dik gebult en eenigermaate geftreept glide heeft, met de Billen omgekromd en den EN Rand gekarteld, Den Bynaam Glycymeris, voor deeze of der- gelyke Schulpen van ouds gebruikt en afgee leid van de zoetheid van derzelver Vleefch met eenige bitterheid gemengd ; zou ik eer- der van de gladheid en fyne Streepjes op de Schaal , afkomftig agten. Hier in verfchilt dee- (131) Arca Testâ fahorbiculatâ gibbâ (ubftriatâ, Nartibus Sncurvis , Margine crenato, M,‚, Le U. 521. N, 97. BELL. 44. 403, ROND, 7efl. 31 BONANNe Reere II f. bo, Ól, RUMPH. Mus, T, 47. fe 1, Chama Glycymeris, LIST, Conch. MDB. Blot Te de GUA rf T MOER TB fe C‚D, ADANS, Sez, IL, T, 18. f, 10e KNORR Perzam, Il, D, Pl 23, fe 6e Vie De Ple 12, É.°4o] ee ee DE ÂRKEN, | 817 deeze niet zeer veel van de Gegolfde Poffer- V' Doublet 3 doch de Kleur onderfcheidtze aan “Tork merkelyk,als zynde deeze Gladde niet Golfs- Hoor. wyze gebandeerd. Een menigte Verfcheiden-sTus. heden van Kleur worden evenwel door A pAN- SON tot zyne Vovan , zynde een Schulpdier „dat hy menigvuldigin de Zanden aan de Kust van Goerée en Kaap Verde vondt, betrokken, daar hy dus van fpreekt. „,De Grondkleur is hier zeer verander- „> yk, famtyds wit, fomtyds vaal of Vleefch- “‚, kleurig. Ik heb ‘er waar van de Top wit „, is, in de gedaante van een Ster, gelyk de ‚‚ Verfcheidenheid waar van B oNANNi1fpreekt, „, die ik aangehaald heb ; terwyl-het overige „, der Oppervlakte drie of vier breede rond », gaande Banden overdwars heeft, die zeer „> donker vaal zyn. De witte of Vleefchkleu- > tige Gronden worden dwars doorloopen van ‚, een groot getal kleine roodagtige Streepjes, „, die op eene wonderlyke manier hoekswyze „ geplooid zyn, doch zeer bevallig”. De Doublet is rond van Omtrek , twee of drie Duimen middellyns, en byna zo dik, van buiten met een fchoonen Glans. Men vindt- ze ook aan *t Eiland Guernfey, op de Fran» fche Kust, volgens LINNZEUs, (182) Ark- Doublet, die de Schaal rond, ge- cuxxxrr, yk- Arca Jk Pilfa, (132) Arca TestÀ orbiculata, equilaterd, pilofà, Natibus Haairige. ine IE, DEEL. XV, STUK, Ó 313 BESCHRYVING vAN VL Iykzydig en Haairig heeft | met de Bil. A len krom en den Rand gekarteld. Hoorb. ak | Keta tl STUKe Deeze, die in de Middellandfche Zee voor- komt, gelykt zeer veel naar de voorgaande maar heeft de Schaal volmaakt rond, en van buiten als met Fluweel bekleed. brxexrie, (183) Ark-Doublet, die de Schaal rondag- En tig „effen „ eenigermaate ge-Oord en overs Platte. dwars geftreept heeft, met de Billen krom en den Rand gekarteld. ‚De Schaal heeft de grootte van een Nagel; is ros gegolfd , niet volkomen Linsagtig, naauwe Iyks blykbaar overdwars geftreept , met wei- nig of geen Ooren:; Men vindtze in de Middel- landfche Zee. erixxive (I 84) Ark -Doublet À die de Schaal Scheef Nachrast Eyrond heeft en gladagtig, met de Bils Ronde, len krom „den Rand gekarteld, het Schar= nier Boogswyzes Dee- incurvis ; Margine crenato. Syst, Nat, XIE, Nux Pilofa, Bo- NANNe Reer, II. T, 80, Ponderofa Sériceo indumento, G u- ÄL TH. Test. T,. 73, fe Av (183) Arca Testà fubrotundâ levi fubauritd, transverfia - Striatà, Natibus incurvis , Margine Crenulato. Syst, Nate. XI. (184) Arca Testà oblique cvat leviusculâ , Natibus in= eurvis-s Margine crenulato ; Cardine arcuatoe Syste Nate XllIe DE ARKEN. 519 Deeze Europifche, de grootte hebbende Vt van een Hazelnoot, heeft tusfchen de Billen tre, een driehoekige verhevene Spleet. Hoorps= STUKe BERIL HOOEFDST UK, Befchryving van ’t Geflagt der Kam-Dov- BLETTEN, waar onder de Oesters en der- gelyken , als ten opzigt van ’t Scharnier de zelfde Kenmerken hebbende, begreepen zyn. een Linneus hier den Geflagtnaam Naan:; RJ Oftrea heeft, die van ouds gebruikt is om de Oesters te betekenen, heb ik echter beter geoordeeld, aan die van dit Geflagt den naam te geeven van KAM-DourrertEN. De Oesters; naamelyk, maaken een zeer gemeene figuur aan ’t end van dit Geflagt, en de Paarl- Oesters zyn tot de Mosfelen thuis gebragt: daar de Kam-Doubletten, Pebtines, die door haare fraaïheid van Kleur de meefte anderen overtreffen; byna drie vierden beflaan van het getal der Soorten. De Kenmerken , behalvedie den overigen ge- Kenmer- . meen zyn, beftaan zo zeer niet in een onge- Ae Iykkleppige en ge. Oorde Schaal , ’t welk niet in alle die van dit Geflagt plaats heeft, als ‚in degefteldheid van *t Scharnier. Dic is T'an- deloos en beftaat uit een ovaal Geutje, met zy- de: I. DEEL. XV. STUK: Eigen- ichappen. + Zie ee 320 BESCHRYVIÍNG vaN delingfe dwars-Streepen. Zulks heeft eenigen de Kam- Doubletten met de Poffer-! ‘oublecten, _ zo even voorgefteld, doen verwarren; doch de Tandeloosheid maakt eene genoegzaame on= derfcheiding ; aangezien de gedagte dwars-Stree- pen, zo LinNeus aanmerkt, in de Kam-Dou- blecten niet infchieten of fluiten in de Sleufjes of Kuiltjes van de andere Schulp. Zy hebben ook geen Klink of Aars. De algemeene Eigenfchappen der Kam - Dou bletten beftaan daar in, dat zy dikwils uit het Water opfpringen , waar toe de ligtheid en dunte , benevens de platheid deezer Doubletten, gelegenheid kan geeven. Dic Springen, nus wordt ten deele door de werking der Gol- ven veroirzaakt , en door de eigen bewees ging van dit Schulpdier : ja fommigen fchry= ven: het daar aan toe, dat zy zig met zulk een kragt ontfluiten. Men zegt, dat zy langs hee Water ftrykende een foort van knarfend Gee luid maaken. PriNrus meent te kunnen bee wyzen , dat het hun aan geen Gezigt ont- breekt , doch den Oesteren {chryft hy hette- gendeel toe. Of hy, de Peëlunculi als een Pyl doende voortfchieten ,. uit het Water , ook de Peêlines bedoele, zou men met reden mo: gen twyfelen ; ; hoewel het fchynt ‚ dat men ondtyds die naamen niet zo zeer onderfchei- den heeft, als heden, nu men de Kokhaanen en anderen, die reeds befchreeven zyn, door Peêtunculi verftaat ft. Zy worden in ’t En- bladz.237* gelfch PLAAT CXVIII. He 7 1 5 d 8 \ - u N Ï Ee Ld > e _ Ve zaken Eren man deling a mm wm dd Pp ntetin rn: 3 4 : si \ - E a 4 4 e mad En ee af twee groote bruine Vliezen , welke zig ieder ss hechten aan één der helften van de Schaal. > Derzelver bruine omtrek , die met egaale ga Vlakjes beladen is, geeft in ’t Zeewater eene „ verbaazende menigte van. witte Haairtjes uit, lang genoeg om over den Rand van de ‚, Schulp heen te komen. De tusfchenruimte „> van deeze Haairtjes is gegarneerd met ron- 5, de, giinfterend zwarte Stippen, gelykende ‚‚ naar Paarlen, welke aldaar ingekast mogten sa ZD HCE Dente van deeze Vliezen om- ‚, kleedt én befluit vier dunne Plaatjes , die ‚> overdwars beladen zyn met zeer fyne Streee >, pen, welke taamelyk zweemen naar een ge- ‚‚ deelte der Longen. Boven deeze vier Bla- , dertjes ziet men een klein week Vliezig »» Klompje, dat men kan denken de Buik of „ Ingewanden te zyn. Hetzelve ver bergt, „, onder een taamelyk dun Vliesje, een foort ‚> Van Voet, van vyf of zes Lynen, welks ‚> Punt, die geen byzondere beweeging heeft, „ „zig uicftrekt naar het middelpunt van het ‚> Dier. Dic Deel heeft doorgaans de zelfde ‚, Kleur, als * gene, waar van het omkleed X ho wordt: 1, DEEL, XV. STUK. VL AFDEELs XLI, Hoor p- STUK, Soorten. 322 BESCHRYVING VAN 2) 3) 3: 23 3 wordt 5 maar , ten tyde van de Kuitfchie- ting , zwelt het en verandert van Kleur, wordende fchoon donker geel : vervolgens krimpt het in, en krygt wederom zyn vooe rige Kleur. | ‚, Met de voortgaande beweeging van dit Schulpdier is het dus gefteld. De Kam= Doublet op 't drooge zynde, en naar Zee willende, opent zig, zo veel de uitgeftrekt- heid toelaat van haare Kleppen, en, dezel- ven een Duim of daar omtrent ge-opend hebbende , fluit zy die wederom zo ge- zwind , dat aan de onderfte Klep een fa- mentrekking medegedeeld wordt, welke haar , door de Veerkragt van de Schulp, vyf of zes Duimen hoog van den Grond doet fpringen. Door de fchuinsheid van het Strand valt zy altooslaager, en bereikt dus , met herhaalde poogingen, wel haast haar doelwit. Dergelyke beweeging doet haar op de Oppervlakte der Zee als hup= pelen of langs dezelve loopen, gelyk Ro x- DELETIUS aanmerkt: doch die Kam - Dou- bletten, welke aan andere Lighaamen vast zitten, gelykerwys de Oesters , hebben dee- ze beweegingen niet , offchoon zy op de zelfde wyze gaapen.” Onder de een-en-dertig Soorten van dit Ge- flagt, zyn 'er negen, die men gemeenlyk tot de Oesters betrekt: de overige twee-en-twintig zyn pe KAM-DouBLETTEN. 323 zyn gefmaldeeld in drie partyën, gelyk wy VL De ÄFDEELs zien zullen. | XLil ie ale ; Hoorp- 1. Met Ooren die aan beide zyden gelyk srux. zyn. | (185) Kam-Doublet, met een ongelykkleppi- CLXXxXxV: ge Schaal , de Straalen rond en over- DR langs geftreept. le De helften van deeze zyn, onder den naam van St. Fakobs- Schulpen, zeer bekend, en de Doubletten; fraay van Tekening zynde , nog taamelyk geagt, Men heeft ‘er die Rooze- kleurig gewolkt en gebandeerd zyn, ook bruis ne, doch de meeften zyn wit. Aan de Kus- ten van den Oceaan, in ons Wereldsdeel , kos men zy alomme voor. LisTER geeft ’er den haam aan van Grootfte Kam - Doublet, met veertien dikke uitpuilende Streepen ‚ die zelf ook geftreept zyn, voorzien, in ’t Engelfch a Scallop genaamd. ’t Is bekend, dat zy de eene helft plat en als een Dekzel van de an- dere holle Schulp hebben , die veel gebruike wordt ( 185) Offrea Testâ inequivalvi, Radiis rotundatis longitu= dinaliter Striatis. Syst, Nat. Xl, Gen, 313, Faun. Suec. 21480 M.L. U, 522. N. 98. List, Conch. T, 161. fe se Angl. Te 5. f. 29e Peten maximus. GUALTH. Test. T, 98. f,A Bô KNORR Verzam, Ie De Pl, 4. fe 2, XlVe fo 13 zo UI‚,De Pla Ide fe Ts Pl. 17e fs Is 3e Pl, 18. Ê 5e X 2 Il. DEEL, XVe STUKe 324 BESCHRYVING VAN VL wordt om Oesters in te braaden. De Vifch | TEN daar uit is zelf ook aangenaam van Smaak. Hoorp- By Portland, en elders in ’t Kanaal, worden STUK. zy veel gevifcht, ja meer, zo ’t fchynt, dan aan de Franfche Kust. erxxxvie (186) Kam-Doublet, die de Schaal ongelyk- Ec kleppig met veertien hoekige Straalen, spaaniche, die overlangs gefdreept zyn, heeft. De hoekigheid der Ribben is het eenige , dat deeze Soort van de voorgaande onder- fcheidt. Zy zou, om dat menze aan de Kust van Spanje, in de Middellandfche Zee , aan- treft, meer betrekking fchynen te hebben op de gewoone benaaming van St. Jakobs-Schul= pen : des menze ook de Spaanfche noemt. BONANNI zegt, dat menze in Italie Cappa Santa, f. di S. Giacomo tytelt, dat is de Heili- ge of St. Jacobs-Schulp. Men vindt ’er , zegt hy; die by de tien Duimen breed zyn. ’ Schynt dat hy de een met de andere ver- ward heeft: want die in de Oceaan voortko= men, voegt hy ’er by, hebbende platte Schulp met een fchoone mengeling van veelerley hoo- ge (186) Oftrea Testà inzquivalvi, Radiis quatuordecim angu- latis , longitudinaliter ftriatis, M.L. U. 522. N. 99. GUALe FHIERI Zest. T, 99. f‚ B, REGENF. Conche 6, T 2 É, 19. BONANN. Recr. IL. T, 3, 4 GINAN Ne -Adriat, IL T, 16, f. 123, KNORR Verzam, Ile Deel, Pl, 22, f, 3e A pE KAM-DOUBLETTEN. 325 ge Kleuren verfierd, Ik heb ’er van deeze VL Spaanfchen één, die de ronde Schaal zuiver Ks wit heeft , en de platte Vleefchkleurig bleek Hoorp- rood. „De Ooren zyn in deeze, zo wel als in STUK. de voorige, wederzyds even groot. (137) Kam-Doublet, die de Schaal ongelyk= cqxaxvin kleppig heeft met agttien platagtige Joppen breede Straalen. D oublet, Deeze bevindt zig in ’t Kabinet van de Koningin van Sweeden. De Schaal heeft de platte Klep met flaauwe Straalen , maar van binnen, naar den Rand toe, zyn eens zo veel Plooijen zigtbaar. De gegolfde Strecpjes gee- ven ’er den bynaam aan. Wy noemenze Jop- pe - Doubletten. (188) Kam-Doublet, die de Schaal ongelyk- SEL kleppig heeft, met zestien verfleeten strinruta. Straalen , die overdwars Vliezig geftreept Seftreepee zyn: den Rand ongekarteld, Deeze uit Indie, in ’t zelfde Kabinet, heeft de ronde Schulp maar weinig bultiger dan de | an- (187) Offrea Testà inequivalvi, Radiis oGtodecim exp!a- natise M. Le U, 523, N, 100. KNORR WVerzam, II. D. Pl, Tos f. 3 Pl: oo, fs Te af (188) Oflrez Testà inaquivalvi, Radtis fexdecim obliterae tis, transverfe membranaceosftriatis ‚ margine iter, M, Ls U, 523e.N».IO fe X 3 I, DEEL. XV. STUK, 326 BESCHRYVING VAN VL. andere, en is van binnen geelagtis, tusfchen ÄFDEEL. 1 xLij, de Straalen wit. Hoorp- | | STUK. (189) Kam-Doublet , die de Schaal ongelijke dd kleppig heeft , met twintig verheven Kleties Straalen. Deeze, insgelyks uit Indie, heeft de Schaal bultiger, zeer verhevenrond en klein; de plat- tere helft is ook diep geplooid en plat-verhe- venrond, Deeze laatfte is witagtig met bruin gewolkt ; de andere wit. De geheele Schaal heeft de grootte van een Hazelnoot, CXC, _ (190) Kam-Doublet , die de Schaal gelyke Pleurunec. zee kleppig met twaalf verdubbelde Straalen Dale en van buiten glad heeft. Deeze is by ons zeer bekend onder den naam van Kompas- Doublet , welke van de Streepen, die zy van binnen heeft , en uit het Scharnier fpreiden , af komftig is. In fommigen zyn dee- ze Streepen van buiten geheel niet, in anderen vol- (189) Offrea Testâ inxquivalvi , Radiis viginti convexis, Me L. Us 524. Ne I02e (190) Offrea Testà equivalvi, Radiis duodecim duplicatis , extus levi, Me Le U. 524. Ne 103, Amufium of Kompas- Schulp. RUMPH. Mus. Te 45. A, B. GUALTH Zest, _T. 73. f, Be Umbella five Sole. ARGEN Vv. Conch. Te 27, (24) fl. G. KLEIN Offrac, T, gef. 30, BONANN IJ, 354. KNORR Verzanm, Ie, De Pl, 20e f, 3) 4e V. De Ple 21e fe Ge DE KAMeDOUBLETTEN, 327 volkomen zigtbaar, die ze dan rood, bruinof VL zwart geftraald maaken. De eene helft is in Aen de gemeenften Leverkleurig, de andere helft Hoorps Spierwit, gelyk ook de binnenzyde van de STUK. eerstgemelde meest wit of witagtig is. In an- deren is de eene helft zo wel doch flaauwer gekleurd als de andere helft. Men vindt ’er die tot vier of vyf Duim in middellyn haa- len, en deeze, dan fraay roodgekleurd of geel getygerd zynde, worden veel geagt. Behalve de rondheid is de dunte en platheid van deeze Doublet zeer opmerkelyk , zo dat de Fran- fchen, die ’er, wegens de gedagte Streepen, den naam van Eventail, dat is Waaijer, aan geeven, haar ook wel Sole, dat is Tong, een bekende dunne Platvifch, heeten, en daarom geeft LiNNeus ‘er den bynaam van Pleuroe nettes aan. De Latynfche naam , Amufium , zou weleer een Zee- Kompas betekend heb- ben. Men plagtze ook Maan- Doubletten te tytelen, RKRumrprrus merkt aan , dat de eene en wel de witte helft, van de gewoone Kompase Doubletten, vry veel holler is dan de ande- re; ’t welk men ook nog heden kan waarnee- men, Agter in de Wervel, zegt hy, by de „twee uitfteekende hoeken , zynze met een Bandje vast, gelyk andere Peëtines of Kam- Doubletten , en bevatten een week geclagtig Vleefch, byna gelyk de Pinne, Het zonder- X 4 linge IL, DEEL, XV. STUK. VL AFDEEL: XLIL Hoorp- STUKe CXCTe Offrea R 2 d zl Ae Weirafche Doublet, 528 BESCHRYVINGON lingfte was, dat menze in Oostindie zo zeld- zaam vindt of vangt, weetende haare regte woonplaats niet. Op fommige Kusten ziet menze by geval, in Zee , omtrent de Stranden dryven, meest met de witte of bultige Schaal boven, doch zy keeren zig by wylen om, en fct nieten in ’t Water nederwaards als een Pyl uit een Boog. Men zietze maar in weinige Maanden van ’t Jaar en zulks met een Ooster of Zuidooster Mousfon , wanneer die een Op- perwal maakt aan de gezegde: Kusten. | (191) Kam -Doubler, die de Schaal omtrent gelykkleppig heeft met twaalf verheven- ronde Straalen , kruislings geftreept « en gekarteld; de ha gek De gelykheid der Ooren betrekt deeze na- der tot de St. Jakobs- Doubletten dan tot de Mantels , en, volgens de aangehaalde figuur van RuMPHIus, zouden het Oostindifche St. Jakobs- Schulpen zyn. Die, welke hy Radu» la noemt, heeft byna geen Ooren en is een geheel andere; gelyk wy ftraks zien zullen. Ondertusfchen komen van deeze , ook, die naauwlyks ge-oord zyn, voor. Men noemtze Wei- (ror) Oftrea Testà fubaquivalvi, Radiis duodecim con- vexis, Striis decusfatis crenatis, Auriculis «qualibus Ms; L. U. 25e N. 105, RUMPH. Mus, T. gaf, Ao KNORR. Zer zars. IIe D, Pls 18, fe “Se Pl. 19, É 4, Ve De PL, 5. £, de = pre KAM-DoURLETTEN. 320 Weitafch -Doubletten , in *t Franfch Gibeciére, VI. wegens de Geftalte , die naar eens Jaagers ten Tafch gelykt, : Hoorp= STUK. (192) Kam-Doublet , die de Schaal omtrent cxcu. gelykkleppig , met zes verhevenronde Erg gladagtige Straalen heeft , kruislings Wase anCl, geftreept. Die breed geplooide met weinige Ribben, welke men weleer Gewolkte Bonte Mantels plagt te noemen , heeten wy thans Faagers Man- tels. De Geftalte geeft ’er, met reden, die benaaming aan , zo wel als de Kleur, die in het graauw, geel en paarfchagtige, meer dan in ’t roode valt. Zy zyn met groote verfcheidene heden gewolkt , en het getal der Straalen is dikwils grooter, 2. Met de Ooren ongelyk ; het één aan de binnenzyde als gedoornd. (293) Kam- Doublet » die de Schaal geljke EA klep- Pallium, Konings- (192) Oflrea Test (ubequivalvi, Radiis fex convexis le- Mantel, viusculis » decusfato -ftriata. M. L, U. 526. Ne 106. Pallium maculatum. RU MPH. Muf. T. 44 f£,O. ARGENV, Couch, T 27: (24.) f. C‚, KNORR. Verzam, Vv. D. Pl. 9. fe 2e Pl, Io, fe 5, 6, (193) Offrea Testà ENEN Radiis duodecim convexis , ftriatâ (cabrâ, Squamis imbricatâ, M.L, U, 526. N. 107, Peten Secundus, RumrPH, JZuse T. 44, f, Be GUALTHe Zest, Db € S ; Te EL. DEEL XV, STUKe „330 BESCHRYVING vAN VL AFDEEL, Xiali Hoorne STUKs CXCIVe Offrea Nodofa. Koraal - Doublete kleppig met twaalf verhevenronde Straa- len, gefdreept en ruuw heeft, bezet met Schubagtige puntjes. ’t Zy men deeze de Konings - Mantel of met de Franfchen Manteau Ducal, dat is de Hertag- lyke Mantel, noeme; ’t is onbetwistbaar, dat zy in fchoonheid uitmunt onder de Mantel« Doubletten. RumrPnrius, die van deeze Schubbige vierderley Soorten maakt, merkt aan , dat de vierde Koraal- en Menie- Rood is , fomwylen ook Citroengeel , dieper geplooid en ruig gekarteld op de Plooijen ; wordende zelden gevonden, en daarom voor een groote rariteit gehouden. Niet minder Lof geeft ’er D'ÄRGENVILLE aans Zy komt uit Oostindie, (104) Kam- Doublet , die de Schaal ongelyke kleppig , met negen Blaasagtig geknob. belde Straalen heeft. De Koraal- Doubletten :wyken in fraaiheid voor de naastvoorgaande niet. Wy zagen ’er im- T. 74 f‚ F, Pallium Ducale, ARGEN v. Conch. T, 27. (24.) fe REGENF, Conch. 26 T. 6e f. 59e- KNORR Verzanm, LD.Pl. 10. fe var Ile De Ploczr. fastores VarDs Blas feng. (194) Offrea Test inaquivalvi, Radiis novem nodofo ve- ficularibus, M‚ Le U, 527. Ne 108. Concha Corallina, ROND Test. 25e BONANN. Recr, IL. f. 18, RUMPH: Mus. Te 48. N. 3. GUALTH. Zeste T. 99 f. C‚D, Petten Corale linus. ARGENVv. Conch, T. 27, (24.) f. Fo KNORR Vere zan, Ie De Pl, s. fe zr. III. D. Pl, 24, 25e É. ie "& | DE KAM-DOUBLETTEN. 331 immers, nu vier Jaaren geleeden, ééne, die VI. zeer groot eù ongemeen fraay Oranjekleurig en it fterk geknobbeld was, publiek verkoopen voor Hoorpe by de vyfdig Guldens, De meeften, echter, STUK. zyn bruinagtig rood, en dit geeft ’er, benevens de Knobbeltjes, den naam aan, dien men in ’t Franfch navolgt met la Coralline, Het zou de Concha Corallina van RoNDELETIUS zyn; die in de Egéifche Zee haar woonplaats hadt , volgens ARrisTOTELES. Somtyds komen ’er ook voor, die wit- of geelagtig zyn en bonre, LiNNmus merkt aan, dat de Koraal - Dou- bletten huisvesten in de Afrikaanfche en Indií- fche Oceaan, (195) Kam-Doublet, die de Schaal ongelyk= cxov. kleppig heeft, met negen ruwwe geftreep- dig ze te Straalen, het ééne Oor zeer klein, Kattee Poot, Deeze , uit de Afrikaanfche Zee, hadt de Schaal kleiner en doorfchynende, met negen Straalen allengs gegolfd, (196) Kam-Doublet, die de Schaal bynage. CXCVvte ' rea lyk- pellucens, Doorfchys (195) Oftrea Test inequivalvi, Radiis novem flriatis fca= nendee bris , Auriculâ alterâ minutâ, M. L. U. 527, Ne 109, KNORR Verzam. IV. D. Pl. 13. f. 5. (196) Gffrea Testà fubequivalvi, Radiis novem, levi; fora ‘nice Squamis Cochleari-heinisphetricis. M‚ Le U, 528, Ne tro, “Petten femieauritus. ARGENV, Conche T. 27.6, H. KNORR Verzam. Vv. D. Pi, 13e f‚ 2e Vi, D, Pl. Je fe 4e k. DEEL: XV, STUKe | 332 BESCHRYVING VAN Vk. à … dykhleppig „ met negen Straalen, glad; Az be „de vlakte met Lepelswys halfronde Schub- Heen. ben heeft. STUK. el | _ Van deeze hebben wy ’er die hoog-en bruin- rood , Oranjekleurig of bont zyn „ volmaakt met de afbeelding van D'ARGENVILLE over- eenkomftig. Tegen den Dag gehouden zyn zy doorfchynende, CXCVIL. (197) Kam-Doublet, die de Schaal met viere ow [rea . . « AEK vna entwintig verdubbelde Straalen, van buis Gettraalde. ten effen heeft. Van binnen telt men in deeze agtenveertig Straalen. De platheid maakt, dat zy veel naar de Kompasdoubletten gelykt. De woonplaats “wordt gefteld in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa. Van binnen isde Kleur geelagtig-, van buiten wederzyds roodagtig paarfch, zegt Lin- Naus. Hier toe fchynen die men gemeenlyk de Zonnewyzer noemt of dergelyke fraay ge- ftraaide en gekleurde Mantels te behooren. CXCVII. . (198) Kam - Doublet , die de Schaal gelyke Oftrea Sanguineâe klep- Bloed100= : dee (197) Opflrea Testâà Radiis viginti-quatuor duplicatis , extus levi, M. L. U. 525. Ne 1044. GUAL TH. Zest Te 7owbidge KNORR Verzam. TI. D,Ple 4,.f. 1, PL. Sefo 2, Vo D.Ploa5 far, (193) Oflrea Testà equivalvi , Radiis viginti duobus fcabris , femiezuritâ. M. Le U. 529. N, III. GUALTH. Zest. T. 74e ÍN. KNORR Verzam, Ile De Blo 3, fe Zie Zar Ver De Pledde Bisa De rleis6. be zeen RNR | « de den Rt DE KAM-DoUunLETTEN. 333 kleppie „ met twee-en-twintig ruuwe Straa- VI len, en half ge-oord heeft. He XLI __ Hoorp- Deeze zyn eenigermaate ruuw van Schaal,srux. _ Men vindt dezelven , gemeenlyk ; hoog , bleek of bruin rood, en gon wel paarfch of geel van Kleur. (199) Kam-Doublet , die de Schaal gelyk- CXC'X, kleppig met dertig ruuwe, platagtige B gedoornde Straalen heeft, en maar één Bonte, Oorlap, Hier zou men alle die moeten thuis brengen, welke gemeenlyk Bonte Mantels genoemd wor- den, en onder welken eenigen voorkomen, die de Schaal eenigermaate gedoornd hebben , doch ik vind dezelve in de meeften glad en ook aan- merkelyk verfchillende in ’t getal der Straalen, De Kleur is een groote verandering onderhevig. De meeften komen uit Westindie, (200) Kam-Doublet, die de Schaal gelyk- CC: Oflrez kleppig met veertig Draadagtige Straa- Be len, en maar ééne Oorlap heeft. Kleine, By (199) Offrea Testà «equivalvi, Radiis triginta fcabtis com- presfis echinatis, uni-auritâ, M‚ L, U, 529,N, 112, GUALTH, Test. T. 74e F. Re KNORR Verzam, IIe De Pl. 4, fo 2, 3. Pl, 18E 3: V. De Ple fre fs 3. (200) Oftrea Testâ zquivalvi, Radiis quadraginta Filiformi« bus; uni-aurità, M, L. Ue 529, N. II3. KNORR Verzam,. IV, D. Pl. 12. f, 2, V. De Pl, 28, ie 3e Le DEEL, XV, STUK, VI AFDEEle XLIL, Hoorp. STUK. Cl. Oftrea g'abra, Gladdee CCI, Oftrea Operculaa rg AT Dikkee 334 BESCHRYVING VAN By de grootte van een Hazelnoot wordt deeze , die wederzyds even verhevenrond is , vergeleeken. De kleine Oostindifche Bonte Manrteltjes , die om zo te fpreeken maar één Oor hebben, fchynen hier ’ huis te hooren. (aoi) Kam-Doublet, die de Schaal gelyk- Rleppig , met tien gladde platagrvige Straalen , de binnenfte verheven met dubbelde Streepen heeft. Deeze fchynt meer of min overeen te kos men met de gevlamde of geftippelde Mantel- tjes; want dat ‘er de Streepen ook van buis ten zigtbaar op zyn, en dat de Kleur niet al- toos roodagtig is, blykt uit de aangehaalde figuur van GUALTHIERI. De Ooren, bo= vendien, zyn gelyk. (eo2) Kam- Doublet , die de Schaal onge- Dykkleppig met vwintig Straalen, byna rond van Omtrek heeft, en door kruis- lingfe Streepjes ruuw , met het Dekzel verhevenronder. Die (zor) Offrca Testâ equivalvi, Radiis decem levibus, pla- niüusculis ; internis Striis elevatis duplicatise M. L, U. 530. Ne Il4, GUALTH. Test. T. 73. f. H‚. REGEN F. Conch. Te 1. f. to. T. 2e fe 16° KNORR Werzam, Il. D, Pl, 19e fe 44 De 1Ve De Blitraufs: Se (202: Offrea Testâ inequivalvi Radiis viginti, fubrotundà , decusfat im ftriarosfcabrâ , Operculo convexioree M, Lb. Ue 530 Ne 115 KNORR Werzam, Ve De Ple 28° fe 4e pr KAM-DoUBLETTEN. 835. Die Schulp, welke de bovenfte is of het VI. Dekzel uitmaakt in deeze Kam-Doublet, is Keng verhevener rond, of bultiger dan de onderfte Hoorn. Schulp. Deeze worden wel Oranje - MantelssTux, genoemd, om dat zy zo hoog gekleurd voor- komen : doch men heeft ’'er ook die Citroen- geel, die byna wit, die Roozekleurig, bruin- rood of bont zyn. Zy vallen wel een hand* breed groot. (203) Kam-Doublet „, die de Schaal gelyke CCI, kleppig heeft , met twintig gladde Straa- oe len, en bultig 15: Adama- Doublei. Deeze voeren den naam van Adama- Dou- bletten. Zy zyn gemeenlyk Bloedkleurig of ook wel hooger en fterk Menie-rood. De beide Schulpen zyn even bultig en naar ’% Scharnier toe wat bleeker of blaauwagtig paarfch , en de Ooren zyn byna even groot, Zy komen uit Westindie. 3. Met de Kleppen fcheef of aan de ééne zyde ronder. (204) Kam-Doublet, die de Schaal omtrent gn. Frea gelijk: vO Geelagtie (203) Offrea Test «quivalvi Radiis viginti glabris, gibbâ,ge, M. L, U, s3ï. Ne, 116, BROWN, Jam, T, 40. fe Io, KNORR Verzam, II. De Pl, 5, f, 4. Pl, 17, f, 2e (204) -Oftrea Testâ fubequivalvi gibbà, Radíis o&oftriatis » margine altero rotundato, M, L. U, 53Ie Ne II7e I, DEEL. XV. STUIGe VI. AFDEELe XLI, HoorFpD= STUK CCV, Oftrea Faftiata, Ys Dou- blet, 336 BESCHRYVING vAn gelykkleppig en bultig heeft met agt geftreepte Straalen , den eenen Rand gerond. Deeze , uit den Zuider- Oceaan , heeft de Schaal als fcheef , en aan den eenen zydkant ronder: het ééne Oor zeer kort: de Kleur is witagtig , bruin en rood bont, van binnen met geele Straalen, die ’er den bynaam aan geeven. (2c5) Kam- Doublet , die de Schaal gelyk. kleppig en bultig met twintig ruuwe Straalen heeft, de tusfchenruimten ge- flreept 5 de Oorlappen gelyk en als af- gefleeten, Men noemt dezelve „ wegens haare Kleur, gemeenlyk de Yr- Doublet, alzo zy zig, regt fchoon en zuiver zynde, byna als Ys ver- toont. De Geftalte heeft aan deeze of der= gelyke ook wel den naam van Katte- Tong doen geeven. Zy heeft zekere Kringen als van aangroeijing, waarvan zy den Latynfchen bynaam draagt. Waarfchynlyk zal zy uit Westindie afkom{tig zyn. (206) (os) Oflrea Testi equivalvi gibbâ, Radiis viginti fcabris» interftieiië ftriatis, Apriculis equalibus exoletis. M. L. U. 532. N, trg, SUALTH Zest. Te 74e fe EE, Te 88e fe Fo KNORR Verzam, VI, D, Pl, 24, f, 4e Gie “Er KAM-DOURLETTEN: 037 (206) Kam-Doublet, die de Schaal gelyke kleppig en bultig heeft met twee-en- twintig Straalen , die met Geutswyze Schubben bezet zyns hebbende maar den éénen kant rond en de Ooren als afge- fleeten, Aan deeze geeft DARGENVILLE in ’t gee heel geen Ooren, die ook inderdaad zeer klein Zyn, en noemtze le Rape ou Ratisfoire , dat is de Rasp of Schrabber. Rumr rus befchryft, onder den naam van Radula of Rasp , eene Dou- blet, die als naar een half doorgefneeden St: Takobs-Schulp gelykt, te weeten aan de ééne zyde regt zynde aan de andere rond , diep ge- voord of getand , en met holle Schubbetjes als een Rasp bezet, voorts geheel wit zynde en zonder Tekening. Een andere Soort; zegt hy, heeft fyner Kammen en heel fyne Schub- betjes, gelyk een Zoetvyl; waar mede hy de Ys-Doubletten of Katre- Tongen zal bedoes Jen. De dangehaalde van GUALTHIERI be= hoort volftrekt tot deeze Soort. Die van Bo- NANNI;s uit de Middellandfche Zee, is zekers Iyk een Rasp - Doublet. 4. Ons | (206) Of?rea TestÀ equivalvi gibbâ, Radiis viginti-duo im- bricatis Squamis, altero margine rotundato, Auriculis oblitee ratis, M‚, L. U. 532, Ne 119, BONANNe Recr. IIe T. 71e RUMPHe Mus, T. 44. f, D, GUALTH. Zest. T, 58, f. Fé Lima. ARGENV, Conch. T. 27e (24) Éf. Ee KLE IN Offrac, T, 9, f, 34e KNORR Verzam, VI, D, Pl, 24. É. 35 Y Is DEEL, XV. STUK. vi. FDEELs XLI; Hoorp » STUKe CCV Oftrea Limo, Rasp- Doublet, VL AFDEELs XLI, Hoorp- STUK CCVII. Oftrea Mfalleuse Poolfche Hamer, 833 BESCHRYVING VAN 4» Ongekamde,of OrESTER-DousLeEr- TEN. (207) Oester, die de Schaal gelykkleppig , in drie Armen verdeeld heeft ‚… maakende een Kruis. Deeze komen uit Oostindie, gelyk LiNNZEus te regt aanmerkt ‚en zyn kostbaar. Men geeft ; voor de genen die fraay zyn, van vyftig, zes- tig tot tagtig Guldens. Dit hangt voornaame: lyk van de grootte en langte der Armen af, of van de evenredigheid van het Kruis tot den Steel, ‘welke zeer verfchillende is. In de Af« beeïding van DARGENvILLE heeft het Kruis de dubbelde langte van den Steel, in die van GUALTHIERI is de Steel veel langer dan het Kruis. Enkelde Liefhebbers hebben ’er die wit zyn en byna onfchatbaar. Doorgaans vallen deeze zogenaamde Poolfe Hamers zwart, Zwartagtig „ donkerblaauw „ of bruin naar ’ paarfch trekkende. Sommigen zyn ook met eenig wit of ros gemengd; naar dat menze meer of min fchoon gemaakt heeft, Gewoon- Iyk (207) Oflrea Testâ equivalvi trilobâ , Lobis transverfis, M. Le U, 533. Ne Iar, BONANN, Märche II. f. 130. Oftreum die vifum, RuMmPH, Muf, T. 47-f. H. GUAL TH. Zest T. 96. f, D, E‚ Malleus brachiatus. AR GEN V- Conch, Te 22, {19.)f, A. LIsT, Conch.3 Be S. 1u Te Ief, 1e KLEIN Oflrac, T. 8.fe 14, SEB, Mus, UI, T. or fe 4, 5 & Te 93e fe 13 KNORR Verzam, III, DePle 4e fe Ee VI, De Ple 13, fe Le pe OESTER-DOUBLETTEN 339 Ìyk ftaat het Kruis fcheef op den Steel ,„diezeer vl. gelden regt is. Van binnen heeft deeze Dou- Heen blet, in de Steel naby het Kruis, eene Holte; Hoorn. die een Schulpdier naar een Oester gelyken- srTux. de, het welke eetbaar is, bevat. Zy wordt thans gemeenlyk de Poolfthe Hamer, en ook wel de Aruis- Doublet , of ’t Krucifix, getye teld, (208) Oester met de Schaal ongelykkleppig ; CCvriu van buiten geplooid, aan den Rand met De oM opftaande fcherp gelekte Tanden, Kam:- Oester, Deeze bevindt zig Verfteend in de Kalkber: ben van Sweeden, hebbende de Schaal zo groot en grooter dan een gewoone Oester; zegt LINNZEUS. (aog) Oester , die de Schaal ongelykkleppig 5 cort. Eyrond heeft, met de kanten flomp ge- Sh plooids ergens aan vast zittende, Lauer ade Dewyl Crates een Egge, Hark of Ploegyzer betekende, zo begrypt men gemakkelyk, om wat reden RumrPuius deeze genoemd heeft Oftré- (208) Offrea Testâ inequivalvi extus plicatà , Margine Dene tibus ereétis acutangulis, Sy/?, Nat. XII. (209) Offrea Testâ inzquivalvi ovatà, lateribus obtufe plis catà: parafitica. Mè Le U. 534. N, 122, Oftreum cratium, RUMPH. Mus, T. 47e fa A, REGENFEe Conche T. 22, f, Fo KLEIN Offrac, T. 8, fe 22, KNORR Verzam, Ie De Pls ET U YY 3 Ee DEEL, XV, STUK. f VI. AFDEELe ALI Hoor p- STUKe 340 BESCHRYVING vANR Oftrewm Cratium , dat men verftaan kan als Geploegde Oester. Dit kómt met de gedaante taamelyk overeen, die echter ook. wel naareen Blad, en, zo men wil, naar een Laurierblad gelykt: weshalve men ze dus gemeenlyk thans noemt , geevende ‘er, in ’t Franfch, den naam aan van la Feuille. Dat dit, echter, daar van afkomftig zou zyn, dat deeze Oesters aan Tak- ken var Boomen groeijen , gelyk D'ARGEN- VILLE ons wil wysmaaken (*), heeft flot nog val. In de eerfte plaats , is dit groeijen van Oesters aan in ’t Water hangende en ftaande ‘Takken of Stammen van de Boomen, die men Mangoos of Duizendbeenen noemt, in de In- diën, ten opzigt van de gewoone Oesters , zeer gemeen. Ten anderen zyn het zelden Tak- ken of Hout, maar meest broofche Rietjes of dergelyke dingen; waar aan men deeze Dou- bletten gegroeid vindt. Rumrunrus noemt- ze, in ’t Neerduitfch , Sery-Oesters, om dat zy, zegt hy, met de onderfte Schaal de Stokjes of Rietjes omvatten van de Sery’s, die omtrent een half Jaar in Zee geftaan hebben. Aan dee= ze Rieten wasfen ze met Klompen boven mal- kander, zo dat men de Stokken mede af{nyden moet ; doch de mooiften zyn ‚die enkeld groeijen. Deeze zyn omtrent een Vinger lang, met ge- plooide en gekartelde Randen, van buiten graauw en (*) Elle s’attache ordinairement a des branches d’Arbres , d’ou elle a pris le nom de Feuille, Conchyl, Ie Parte pe 277» ne 25 / DE OESTER-DOUBLETTEN. 841 en Schilferig , doch, fchoon gemaakt, mooy « VL paartfch. Men vindt ‘er evenwel , ook, zo hy eN getuigt , aan de Wortelen van allerley Man- Hoorn- gium fruticans , dat de gezegde Duizendbee- STUK. nen zullen zyn, maar die zyn klein, fcherp, en zeer gekarteld. ’t Is niet onmooglyk, dat zy ook wel, by famaika, aan de eigentlyke Zee. Heefters of Zeegewasfen groeijen, gelyk Lr N- Naus zegt, die ’er byvoegt, dat haar Schar- nier een Putje of Kuiltje (Lacuna) is, waar door zy te onderfcheiden zyn van de op dere gelyke wyze aangroeijende Mosfelen, (ero) Oester , die de Schaal rond en plat, À A met den rand miet ingefneeden of gee bicutaris. plooid , maar gekarteld heeft, Sost „Van deeze , uit GUALTHIERI ontleend, heeft de Schaal de grootte van een Duimlid, en is platagtig famengedrukt, zegt LINN &us. Gedagte Autheur noemtze Oester van eene byzondere Geftalte , platagtiger , rondagtig met Knobbeltjes en kleine Gaatjes, hebbende den Omtrek met zeer kleine Plooitjes fraay omgeven, witagtig van Kleur, (arr) Oester, die de Schaal ongelykkleppig „, Pe half -edutis, Gewoone (210) Ofdrea Testâ orbiculatà planâ, margine integro crena= Oester, to, GUALTHe 7Zest, T, Ioge f. Ge Carr) Oftrez Test inequivalvi, femi-orbiculatâ , Membrae Y 3 nis _I, DEEL: XV, STUK, VI, ArDEELe XLI. Hoorpe … STUK. sy2 BESCHRYVING VAN halfrondagtig „ met over elkander Golfs« wjys leggende Schilfers ; de ééne Klep vlak heeft en geheel, | ij Deeze Kenmerken zyn niet te duidelyk om de Geftalte te bepaalen van ’t bekleedzel van een Schulpdier ,„ ’t welk zo bekend is en in algemeen gebruik door de geheele Wereld, De oude Komeinen hebben reeds met elkander getwist over de plaatfen, die de beste Oesters uitleverden. . Sommigen gaven aan die-der Dardanellen den voorrang, anderen aan -die van de Adriatifche Zee, of de Kust van Napels en Kalabrie. Tegenwoordig wordendie van Bre- tagne voor de lekkerften van de Franfche Kust gehouden; doch men is-in ’t algemeen van denkbeeld, dat de Engelfehe Oesters die van Vrankryk, Duitfechland en Italie, overtreffen. Hierom is *t, dat veele Oésters ‚ die men in de Nederlanden eet, door zekere Schepen , Oesterhaalders genaamd, uit Engeland worden overgebragt; hoewel men ‘er ook menigvuldig opde Zeeuwfche Banken, en by Tesfel vifcht. | Dus nis imbricatig undulatis , Valvulâ alterà planà integerrimâ, Faurd Suec, 2149. M. L. Un 554: N. 123, RONDEL, Age 2e PD. 370 Óftreuin vulgare, GUALTH, Zestar, T, 102. f, Be Oftrea, GESN, Ag. 2. p. 37. Oftrea Rondeletii marinae AL DRO Ve Exfang, 482. Oftzeum vulgare maximum. LIS Te Angle 176e T. 4 f 26. Offrea major fulcata , inequaliter utrinque ad Cars dinem denticulata, LisT, Hist. 103: 20, KLEIN Offraca Ts. fs2r. Oftrea BONA N Ne Reer 1o8- T.70, GINANN, Adr, IL. T, 18, f 127, ‘BASTER Opu/ts Ie p, 62e T.8, KNORR Verzar, Ille De, Pl, 24, 25e Vie De Ple 19e É, Ie DESOESTER-DOUBLETTEN. 543 ‚Dus is ook. de benaâming deezer Schulpdie-, VL ren, in de/-meefte Taalen van Europa, zeer XE gelykluidende. De Latynfche naam Oftrea Hoorp- komt zekerlyk van het Griekfch woord Oftreon STUK. of Oftreion, dat echter een algemeene benaa- Naam. ming. is» geweest van «de. Zee- Doubletten 5 wordende de Oesters, in ’t byzonder, van de hedendaagfche Grieken Aftridia. of Oftridia geheten; volgens ALDRoOvANDUs, De Ita- liaanen noemenze Oftriche, de Spanjaarden Oftia of Oflra, de Franfchen Huitres , ’t welk van het oude woord Oweftre is af te leiden; de Engelfchen Oysters , de Duicfchers Ju- ftern. De beste Latynfche Autheuren geeven er, in 't eenvoudige, niet den naam aan van Oflreum, maar van Oftreas gelyk BONANNI te regt aanmerkt, zeggende dat Oflreum van een algemeener betekenis is geweest (*). Deeze Oesters leggen veelal los in de Slib- poen: ber, Slik of Zand, der gedagte Banken, ger op den Grond der Zee; doch hebben de be« kwaamheid om zig onbeweeglyk aan Rotfen, Klippen, Steenen , Paalen, Ankers, vast te hechten ; ’t welk dan ook byzonder blykt in die (*) Concha fatis nota in‘Coenis, Oftrea Latinis dicta nos Oftreume Significantur enim hac voce, ut BELLONIUS notat, omnium Concharum Teste, que fcabrofz fuut & ime mobiliter Terre adhaerescunt, Huic [{cilicet Ofke} admodum crasfa , valida et ponderofa Testa est , &c‚ Recreat, p, 108, Y4 1. DEEL, XV. STUKe VI, ÂrDEEL. XL Ns Hoorp- STUK. 314 BESCHRYVING vAm die der andere Wereldsdeelen, alwaar menze - zeer gemeen „, en by troppen ; vastgegroeid vindt aan de Takken of Stammen van zekere Boomen , Mangroves of Duizendbeenen ge- naamd, die op de Stranden, en aan den Mond der Rivieren, in ’t Water groeijen, en hunne Takken laaten nederhangen , welke dan Worte- len fchieten, en als nieuwe Stammen worden, die men afhakken en met Oesters beladen op schouder draagen kan. Dit heeft in de Westin= diën niet alleen, maar ook in Guinée , en el- ders aan de Westkust van Afrika plaats. Te Cayenne, evenwel, en op alle Gronden, die Steen- en Rotsagtig zyn , worden de meefte Oesters aan de Klippen vast zittende gevonden, en moeten met een Yzeten Werktuig los ge- maakt worden, omze te bekomen. In die zelfde Wereldsdeelen, niettemin, treft menze ook los op het Zand of in de Slik leggende aan, even alsop de Kusten van Europa.» Zo blyke dan „ dat dit flag van Schulpdieren of onbe= weeglyk leeven kan , of zig eenigermaäte vere plaatzen, ’t zy, door ’t geweld der Golven of door eigen werking en beweegkragt; waar van men in zeer Jonge Oestertjes , volgens de Waar- neemingen van LEEUWENHOEK , duidelyke blyken heeft, die zelfs, zegt de Heer Bas- TER, zeer vlug kunnen zwemmen (*). | nt ie (*) Op ’t end van ’t Tweede Deel zyner Natuútirkurdige litfbanningen , alwaar ik met verwondering zie , dat een vol wasfen Oester alroos, zonder van plaats"te veranderen, moet bye DE OESTER-DOUBLETTEN. 345 ‚s Die Schulpdier, onbeweeslyk door zyne VI 3» zwaarte (zegt D'ARGENVILLE,) opent ie > zig niet meer dan een Duim breed tot rióorof Ademhaaling, om Water in te neemen door STUK. > Zyne Zuigers en het Voedzel hem benoodigd, st zy de Sappen van kleine Diertjes en van „, Planten of zekere Korreltjes van eene Slyke- rige Aarde. Zyn bovenfte gedeelte js ’t al- s, leen dat beweeging heeft : het onderfte blyfe „‚ onbeweeglyk en dient tot Steunpunt. De „» Oester zou zyn Water verliezen, indien hy „niet op de Rug lag. De opening van zyn „, Mond is tusfchen de Kieuwen: zy isgezoomd > met twee groote Lippen die met Zuigers „ voorzien zyn, ’t geen een Soort van door« ‚… fchynende harde Franje maakt, die aan bei- „, de zyden den inwendigen Wand der twee ‚, Kleppen bekleedt. Zyn Gedarmte is lan- „, ger dan in eenige andere Vifch, om te lane ‚ger zyn Afgang te kunnen ophouden. In« … dien hy veel Water in zigbeflait, dir {trekt „om hem te langer buiten de Zee te doen „, leeven”. Want deeze Schulpdieren zyn het, die men, tot lekkerny , zo LINN AUS aätts merkt, levendig verflinde Cf). ie blyven ftil leggen „op den Grond der Zee: *e welk echter het vermogen niet uitfluit , van uit de Slik te kunnen kruipen en zig omkeeren van de platte op de holle Schulp. Zie bladz, 80 , van zyn Eerfte Deel, (T) Frequentes in coenis Afotorum, vivg Epule, Syst, Nat, XII, Ys I, DEEL. XV, STUKs Vb AFDEELs XE Hoorp: STUK, Verfchil der Gese LEIChe Kleur, 346 BESCHRYVING VAN Offchoon men een taamelyke overeenkomst, naar oogenfchyn., mogt vinden tusfchen de Lighaamen der Dieren , wier bekleedzels de Doubletten der laatfte afdeeling van dic Ge- flagt zyn, zal ik echter die der Poolfche Ha- meren ‚ Zadelen, Winkelhaaken , Laurierbladen of andere Soorten , niet voor Verfcheidenhe- den aanzien, noch aanmerken, dat ’er negen= entwintig of een-en-dertigderley Oesters zyn , omdat LiNnNeus zo veel Soortenoptelt in dit Geflagt. Mentrekt de befchryving van Ap an- SON zelfs te ver , als men verhaalt , dat hy omftreeks Senegal zeven byzondere Soorten van Oesters heeft waargenomen; alzo hy zelf bekent , dat eenigen derzelven niet tot het Geflagt der Oesteren , maar, gelyk blykbaar is, tot de Lazarusklappen of Haanekammen behooren, en van hem verzekerd wordt, dat de eerfte Soort alleen, die hy Ga/ar noemt, eetbaar zy of in gebruik tot Spyze. Dit is de Boom- Oester , welke Rumrrrius Stok- Oester tytelt , en die men thans Guineefche Oesters noemt, door haare langwerpigheid kenbaar. | In de gewoone Oesters is een aanmerkelyk verfchil van Kleur. Men heeft ’er, in Spanje, die ros of rondagtig van Schaal; in Italie die bruin zyn, en elders zwart zo wel van Vleefch als van Schaal; doch de groenagtigen worden meest geagt , en niet alleen aangenaamst van Smaak maar ook gezondst bevonden. Deeze Groen- DR OESTER-DOURBLETTEN. 847 Groenheid weet men ‘er door- Konst aan te VL geeven , met ze te fpeenen in zekere bewaar- AET ke plaatfen „ die Oesterputten genoemd worden. Hoorp- hoedanigen men niet alleen te. Petten aan de STUK. Noordzee, en in Zeeland, maar oak „ en wel Oester- hindi, aan de Engelfche usttn heeft, “e Dit zyn Gebouwen of Plaatfen , alwaar de Oesters in groote langwerpige , opene Bakken, of in Greppels van omtrent drie Voeten diep , op de Zandbanken , worden geworpen. Tot een goede eigenfchap van deeze Putten wordt vereifcht, dat er het Zeewater alleenlyk met de hoogfte Vloeden inftroome, kunnende, naar believen, tot zekere hoogte. wederom daar uit gelaten worden, In de eerfte plaats fchuurt diet Water de Slyk en: Vuiligheid van de Oes- ters af «ten anderen ,, worden deeze Grep- „> pels „zegt Winris, door huip der Zone ‚> nefchyn, groen , en deelen die Kleur, bin- … nen drie of. vier Dagen , aan de Oesters …> mede. Men laatze echter, doorgaans, zes >> Weeken-of twee Maanden in zuike Grep- „> pels blyven ; om fterk groen te worden”. Dat de werking der Zon deeze groenwording veroirzaakt, tragt hy verder te bewyzen, en voegt ’er by, dat de Oesters zig , by ’t in- en uitvloeijen van het Water , t'elkens om- keeren , en zig niet van hunne plaats bewee- gen, dan by koud Weer, om zig te begraa- ven in de Slyk C#). j De CO) LisTER Anin, Angl, pe 18 le DEEL, XV, STUKe 848 BESCHRYVING VvaAnN VL AFDEELe XLI Hoorp. STUK. Grootte. Het Dire De Oesters zyn zeer ongelyk van grootte, Men vifcht ’er, tusfchen de Klippen van Schote land , die de Schaal zeer breed, dik en zwaar hebben. In de Indiën komen voor, die meer dan ‘een Voet breed zyn. ’t Is dan niet te verwonderen, dat men ’er aldaar vindt, wier Vleefch in verfcheide ftukken moet gefneeden worden, om het-te nuttigen (*). Gemeenlyk echter bepaalt zig hier te Lande de grootte van de genen, die gegeten worden, tot een Handbreed of minder ; gelyk iedereen bekend js, en van deeze kan men zeggen, dat zy de Schaal niet zeer dik of zwaar , platagtig en byna rond hebben, van binnen wit en eenigs- zins Paarlemoeragtig , van -buiten- ruuw en Schilferig , ziende uit den groenen. Zeer dikwils vindt men aan deeze Oesterfchulpen eenige Schulpjes of Zeegewas, en het gebeurt ook wel dat geheele troppen voorkomen van Oesters aan elkanderen, of Oesters aan Mose felen vast gegroeid. | Zo algemeen bekend: het ís, dat het’ Dier der Oesteren Baarden of Kieuwen heeft, waar van de buitenfte als Kraakbeenig is met kleie | ne (*) In de Koninglyke Konstkamer, te Koppenhagen;, vers toont men, onder anderen, twee Oesterfchulpen , die by Goa met een Ankertouw. uit de Zee gehaald zyn. Ieder is 224 Ponden zwaar en over ’t kruis derdhalf Elle breed, Van den Vifch, dien men daar in vondt , kreeg ieder op het Schip een Stuk. PONToOPP, IL, Theil, p. 805, Aantcke DE OE STE DoUBLETTE N. 349 he Tandjes voorzien; als ook dat hetzelve met VL. eene Pees gehecht is aan de Schaal, gelyk an- Rn dere Schulpdieren; zo weinig zal het aan vee- Hoorps len, die duizendmaal Oesters gegeten hebben, STUK: bekend zyn, dat het Vleefch deezer Dieren famengefteld is uit een Keel, Maag, Gedarm- te; Darmfcheil, Lever, Hart en Aderen: al- le welke deelen men te gelyk gaat inzwelgen. » De Oester , zegt D'ARGENVILLE, heeft een week Vleefch en een wit Vlies, dat ee- ne Stoffe bevat, die geel en donker bruin gemarmerd is, ’t welk de Ingewanden fchy- nen te zyn. ’t Is zonder twyfel uit deeze „> dikke en geftremde Stoffe, dat het Melkag:- „tig Vogt voortkomt, ’t welk derzelver ‚ Soort voortplant en het Zaad teelt. Dit ‚‚ Melkagtig Vogt pasfeert door verfcheide trappen van aangroeijing, voor dat het de s, twee Schulpen zien laat, die beflooten zyn ‚> in het middelpunt van deszelfs omkleedzels ‚> Deeze Slymerige Stoffe, verlevendigd door ‚ kleine roode Worpjes, en door de Winden ‚en Golven op de Takken gevoerd van de > Mangles-Boomen , die de onvrugtbaare Zee- > kusten van ’t Biland Cayenne bezoomen , „ brengt Oesters voort die Paarlen geeven en s, fchynen te hangen aan de takken van dee: se ze Boomen; (*) ”, Deeze aanmerking , hoe duifter ook en on- voorttee= ge- ling. (*) La Conchyliologie, Seconde Parties pe 49. L DEEL, XV: STUIG,. 35o BESCHRYVING VAN VI, gerymd, brengt ons tot befchouwing van de en Voortteeling deezer Schulpdieren. Sommigen Hoorp- en wel de meeften hebben gewild, dat onder STUK. de Oesters Mannetjes en Wyfjes zyn zouden. LrsrTer zelf befluit zulks uiet zyne Waarnee- mingen. en zegt dat de Visfchers, aan de Ens gelfche Kusten, die Oesters, welke gen zwart Broed bevatten, voor de Mannetjes houden, en dezelven Zwartziek noemen; de genen, die ‚een wit Broed bevatten, voor de Wyfjes, noe- mende dezelven Witziek. Dit komt daar van daan, dat zy, op dien tyd, niet goed om te eeten zyn. Anderen, in tegendeel, houden de Oesters, gelyk de Schulpdieren in ’t algemeen, voor Hermaphrodieten, bekwaam, om zonder Paaring voort te teelen. Dit is te waarfchyn= lyker, om dat men geene verfchillende Teeldees len in dezelven kan ontdekken. DeEije-. Wanneer men in de Voorzomer levendige her Oesters opent, zo vindt men in eenigen een Melkwit Vogt, naar Zaad gelykende, zo dik als Honig „doch in de meeften een dunner Vogt; *% welke , door een Mikroskoop befchouwd zynde , uit ontelbaare kleine Eytjes, daar in dryvende, beftaat. In veele anderen zag L rs- TER) (die zulks te laat, in ’t midden van July , naamelyk, deedt ,) de Kieuwen als befprengd met een fyn Meelagtig Poeijer, dat paarfchag- tig was van Kleur, zynde, zo hy oordeelde; de Eytjes in volwasfenheid. De zodanigen voor 't Mikroskoop brengende uit een Oester ; wel- DE OESTERe DOUBLETTEN. 35ï welke hy op ’tend van July opende, bevondt Vi. hy, dat in ’t midden derzelven reeds het Jonge Een, Oestertje zigtbaar was. In ’t begin van Sep-Hoorp- tember wederom andere Oesters openende „sTuxe bevondt hy dat ‘er nog waren die witte en anderen die paarfchagtige Eytjes hadden, en derhalve nog niet hadden geworpen (*). In *t begin van Augustus nam LEEUWENHOEK, in Engelfche Oesters , een menigte waar van levendige Jonge Oestertjes , die met haare Baardjes zulk eene beweeging in ‘t Water maakten, dat zy reeds {nel zwemmende kon- den voortgaan. Deeze Oestertjes waren za klein, dat ’er , naar zyne rekening, meer dan anderhalf millioen te famen konden huisvesten in een Bolletje van een Duim middeilyns. Dus was het getal van deeze Jongen, in een Oes- ter, die boven de anderen in grootte uitmunt- te, zo onverbeeldelyk, dat hy het niet durf- de uiten. Veelen zaten tusfchen de Baarden; anderen fcheenen aan zekere fyne Deeltjes ge= hecht te zyn 5 anderen lagen door de Schaal hier en daar verftrooid (+). | De Eytjes , Zegt de Heer BAsTE R, Zyn Wormpjes în de Maanden July en Augustus reeds leven- 5d dige Oestertjes , welke de Moer tusfchen de Baarden heeft uitgebroed, en die zy zig, door de enkele beweeging deezer Baarden, genoeg- zaam (*) Exercitat, Anatom, INI. p‚, 79-34. (1) Ob/ervat, Microscopice Parte IKle p…566e KE. DEEL, XV, STUK. 553 BESCHRYVING v AN vl. zaam weet kwyt te maaken, zonder daar tod HE die roode Wormpjes te behoeven , welken de Hoorp. Franfchen, heel grappig, voor Vroedmeesters STUK. om zo te fpreeken van de Oesters houden, die door Prikkeling van de Teeldeelen be- hulpzaam zouden zyn in ’t Jongwerpen. On- ze Vrind durft verzekeren , dat men hier te Lande nooit dergelyke roode Wormpjes, in deeze Schulpdieren, heeft gezien (*). Hoe zouden de Franfchen , en REAUMUR zelf; daat zo veel gerugt van kunnen maaken, in= dien men zodanige Wormpjes , aan de Franfche Kust, niet in de Oesters gevonden had 2 Doch de Waarneeming van DEsLANDEs; om te bewyzen ; dat deeze Wormpjes tot de Vrugtbaar- heid der Oesteren noodzaaklyk zyn, fchynt nader bekragtiging te vereifchen. Glinfteren. Van deeze Wormpjes zyn t'eeneniaal die op de © witte Diertjes verfchillende , welken menopde Schaal, Oesters vindt, zynde voor honderd Jaaren reeds, door eenen Ingenieur, te Brest, onte dekt. Zy gelyken naar een dikken Speld, en zyn van vyf tot agt Liniën lang. Niets ís moeielyker dan deeze Wormen geheel te on- derzoeken : want op de minfte aanraaking of ftoot ontbinden zy zig in eene Lymige Was terige Stoffe, die zig zelfs aan de Vingeren hecht. ’t Is byha onmooglyk die Oesters te behandelen , zonder dat men eenigen weg: neemt (*) Nat. Uitfpanningen, I, De bladz, 74 | | DE OESTER-DoUeLETTEN. 333 heemt van deeze Diertjes ; welke gekneusd VL zynde fterk glinfteren; doch met alle Oesters Ren gelukt deeze Proefneeming nier. Men vondt zoorp: Per, in een Korf van twee- of driehonderd; stus. naauwlyks twintig of vyfentwintig, die met glinfterende Wormpjes bezet waren, en dit hadt nog maar in zekere Saizoenen, ja in ee- nige Jaaren , plaats. Bovendien heeft Des- LANDES ontdekt, dat de groote Oesters meet dan de kleinen glinfteren (*). De kleinheid , nu, der reeds bevrugte Eijer= Het Zui: tjes in aanmerking neemende, zo is het nietin Seoeg, ongeloofbaar , dat men in China de Oesters aan ftukken kapt of kneust, en, het Sap daar uit drukkende ,. dezelven daar mede, Drup- pelswyze , in eenige Meiren zaait. Het een of ’t andere zal dit Broedzel niet befchadi- gen, ’t welk echter veel grooter is, wanneer ien het op de Zandbanken van onze Kusten ; of die van Zeeland, tot het Zaaijen der Oes- teren gebruikt. Dit Broed groeit meest op Steenige Gronden, en wordt daarom zelfs met Vaartuigen uit Engeland afgehaald; gelyk de Grieken het jaarlyks met Schepen plagten te brengen en te zaaijen by Konftantinopolen. Het Zaad der Oesteren, naamelyk, of de Eytjes; of (*) Vergelyk het Hoofdítak over *t Licht aan de Ôesters3 in ’t Werk van BAKER , het Mikroskoop gemakkelyk ohz Amft, 1744, bladze 2340 Z Tl, DEEL3 XV« STUK, Vi. AFrDerL, XLil. Hoorp- STUK. Vyanden der Oes. tercne 354 BESCHRYVING-VAR of de Jongen, hechten zig aan Steenen en veelerley andere dingen , naar: ’t vcorkomt, gelykende dus naar een druppeltje Kaarsfmeer. Dit Broed , wat harder en grooter geworden zynde, wordt door de Visfchers van den Stoel afgefcheiden , of met denzelven opgenomen; en dus op andere plaatfen gebragt. Ook fchier men de Oesters uit, die maar twee of drie Jaaren oud , of anders tot verzending onbe= kwaam zyn , en ftrooit dezelven op de Oess terbanken , daar men dan vervolgens ’t ge- dagte laarige Broed over heen zaait. De re- den is baarblykelyk , aangezien men dus Jaar-_ lyks daar van een Teelt van Oesters krygt, die tot gebruik bekwaam zyn. Geen Dier is 'er op Aarde, dat niet zyne Vyanden heeft. Onder de gevaarlykften , voor de Oesters, telt men de Zeeftarren, die zeer behendig haare: Armen of Pooten tusfchen de Schulpen in weeten te krygen, en dezelven uit te zuigen: des ook de Oestervisfchers , in Groot Brittannie „ volgens de Wetten verpligt zyn, deeze Schepzels dood te trappen. of op * Strand te fmyten 3 alwaar zy dan moeten fterven. Voor de Kreeften en Krabben. zyn de Oesters , wanneer zy die bekomen kun= nen ‚ een lekker Aas: zo ook voor de Poly- pusfen. De Historie van drie Muizen, welke, zig te famen op éénen Oester vergasten wil- lende, deerlyk in de knip raakten, is wereld= kundig. Bovendien wordt het Jonge Broed door pe OrsTter-DoubLETTEN. 555 doot Slyk en Vuiligheid ook kragtig onder- drukt en als verfmoord. ’t Verfchil van Grond ví. AFDEEls XLI brengt insgelyks een groot onderfcheid in de Hoorn- aart der Oesteren te weeg ; naar ’t gene wy zien kunnen in ’t volgende Berigt van den Heer PONTOPPIDANS. » De Oesters vallen hier zo voortreffelyk, > inzonderheid aan de Westkust van Noor- >» wegen , zo wel ten opzigt van de menig- „> vuldigheid ; als van de grootte en deugd; > dat men ze naauwlyks ergetis, in eenig ge= ‚‚ deelte van Europa, naar my bekend is, zo 5» goed zal vinden. Dit Geflagt is ; ondere »» tusfchen , zeer verfchillende: De genen, 5, die van de gewoonlyke Geftalte zyn , ko- > men driederley voor, naar t verfchil van »> den Grond , daar zy opgenomen worden 3 > naamelyk Beli) ; Zand- en Kley- Oesters: 5 Deeze laatíten zyn de flegtíten en_ worden 3 weinig geagt; wanneer men de anderen kan ss bekomen ; want de dikke Slibberige Zee- 3) grond; waar van zy leeven; maakt dezele „> ven wat Modderig van Smaak. De Zand- > Oesters zyn beter: zy zyn naamelyk van 3» die Soort, welke men in Deenemarken, by ‚, Tonderen en Fladftrand, op de Zaändgron- 5, den vindt. De Smaak is zuiver en goed, 5» doch zy zyn zo groot en vol niet als de 5, derde Soort , te weeten de Berg - Oesters; 3s die men dus noemt, dewyl. zy aande zy- 5 Z-2 „vogrden 1. DEEL. XV, STUK. STUKe Noorfch& Oesters. vi. AFDEEL: x LITE, Hoorp- STUKe 355 BEsSCHRYVIN hin Ck var 9 den der Bergen zitten , onder den Vlöed* s, Peil, waar door de paalen verftaan worden $, van het daaglyks ryzende en vallende Wase s, ter , dat is van Vloed en Ebbe. Deeze; „ inzonderheid de grootfte Soort derzelven ; , die de Hollanders Groenbâarden noemen ; „hebben een veel dunnere Schaal, doch de 5 Vifch wel eens zo groot, als in de Ton= 5 derfche of Fladftrandíche Cescers; (zo dat ss by ook in twee Beeten kan verdeeld wor- ss den:) uitgenomen in de vier Zomer - Maan- 3) den „ als wanneer de Oesters , gelyk hier 5 en elders ‚; ziek Zyn, De Zand- en Kley- » Oesters zyn wel drie- of viermaal zo dik 5, van Schaal, en ondoorfchynende, daar men s> gemeenlyk dóör de Berg - Oester- Schulpen , den Dag kan zien, gelykerwys door Hoorn. ‚> Daarom gaan ’'er ook veel meer van deeze in een Ton. Men rekent hier te Bergen … een Ton Zand- Oesters maar op drie of ss vierhonderd fluks, terwyl in een Ton Berg- 5 Oesters , die hier doorgaans twee Marken s, Lubs , dat is byna agttien goede Grofchen «> kost ; zes of zevenhonderd Oesters gaan. ss Zy zyn zeer vet en goed van Smaak. 5, Om dezelven van de Klippen af te bree. »> ken worden Houten Knyptangen gebruikt, 9, daar men op eenmaal één of meer van dee= 5 ze Oesters mede aanvat, Buiten de genen; ss diemen hier te Lande tot Spyze gebruike, » Worden veelen ingezouten ‚ en in Glazen „5 of ld „DE OESTERsDOUBLETTEN. 357 „of Vaten, die het zestiende deel van een vr. „ Ton uitmaaken, naar verfcheide plaatfen in AFDEELe s> de Oostzee: verzonden. De Paarlen , die zoorp. »„ men ’er in vindt; zyn fomtyds taamelyk srux. s» groot, doch zelden zo ryp, dat zy haaren »… vollen Glans hebben bekomen” (*). » In Holftein, daar de Oesters op den Grond oester. » der Zee leggen, gebruikt men, om die te '®"8* > Visfchen , de volgende manier. Men vaart 2» met Kaanen of Scheepjes, by gelegen Wind, ‚‚ op de plaats, waar Oesterbanken te vinden 5» Zyn ‚en heeft een zwaar Werktuig , dat 2 uit twee Yzeren Staaven beftaat , die van s‚ vcoren famen komen, en vervolgens, daar 2» Zy verder van elkander wyken , met een ‚… Yzeren Staaf verbonden zyn, op dat men ss naamlyk het Net, ’t welk uie Riemen van », Osfen- Huid gemaakt is, aan zulke Staaven s‚ zou kunnen hangen, die aan haar geboogen », Enden een fcherp Yzer hebben, waar me- », de men de dingen met geweld van den ‚… Grond der Zee kan afrukken, za dat zy tevens in het Net vallen. Wanneer men dus „…‚ het Net meent vol te hebben , zo haalen » Zy het op, en zoeken de Oesters uit de > Vuiligheden. Dit herhaalen zy zo dikwils, tot dat zy genoeg gevangen hebben, Het » gefchiede niet zonder groote Ongemakken, | 9 WE 53 €*) HMaturl. ift, bon Maoewrgen. IL, Theil.ps 303, ENZ 43 } L DEEL. XV. STUK VI. ÂFDEEL XLI. Hoorp- STUK, Gebruik der Cese tCIene os HESSE RE ING VAN „, wegens den flank, dien zy moeten uit{taan, ‚‚ en het geduurig blaken dat deeze Luiden ‚ Allengs krom doet. worden (*)”. Dus, ziet men, is de Oester Vangst naarde omftandigheden zeer verfchillende, - Aan het Eiland Sky, bewesten Schotland, blyven in zekere Inham, als 't een” Spfievlded is ge- weest , met het af loopen van ’c Water „door- gaans verfcheide Wagenvragten: Oesters op heet Strand leggen , die men, zo wel els op de byna droogloopende Zandbanken van onze Stranden, gemakkelyk met de Handen kan op- raapen, Hier uit blykt ook, dat de los op ’ Zand leggende Oesters kragtig door de Baa- ren worden voortgefmeeten en dus wel dege- Iyk van plaats veranderen. — De Oesters leveren , een groot gedeelte van ’t Jaar, eene lekkere verfnapering uit. Sommigen zeggen wel, dat zy indetydder Kuitfchieting of Jongwerping onfmaakelyk en ongezond zyn ; zo dat menze in Spanje, en elders , niet ter Markt mag brengen, voor dat die tyd is ge: pasfeerd : doch de Romeinen hebben de ge- nen, die met veel Melkagtig Vogt bezet wa- ren of bevrugt, voor de lekkerften gehouden. De Speening en zuivering in de Oesterputten maakt deeze Schulpdieren zeer bekwaam tot Spyze. Goed zynde bezwaaren zy niet; ’ zy menze des middags of des avonds, of ook wel des (*) Lessen Tesraceo. Theologie. Pe 957e CDE OEsSTER-DOUBLETTEN. 359 des morgens tot een Ontbyt gebruike. By vr. voornaame Luiden is het wel de gewoonte „ÄEDEELe Ö f XE de Maag, voor het Middagmaal , door eenige goorp- raauwe Oesters te bereiden, ’t Is bekend, dat srux. menze ook dikwils braadt of ftooft. In Zee- land wordenze , menigvuldig, in T'onnen gefla- gen, en dus naar Duitfchland verzonden. De Oesterfchulpen zyn , offchoon men ‘er geneezene weinig gebruik van maakt, in de Geneeskunde de Kraat. niet ondienftig, De Zuurtemperende kragt pen. van tot Kalk gebrande en tot Poeijer fyn ge- meakte Schaalen , wordt door fommigen boven die van het Koraal en Paarlemoer aangepree- zen, om dat zy ligter zig ontbinden in zuure Vogten: doch, of zy daar in de gewoone Kreef:s. Oogen overtreffen , zou nog te onderzoeken {taan. Haare uitwerking tegen den Steen in de Waterblaas is zeer geroemd geweest. Men heeft, in Vrankryk, zeker Middel tegen de Dolle Honds Beeten opgegeven, dat grooten- deels beftaat uit het Poeijer van gebrande Oes- terfchulpen, en dit laatfte alleen, met Wya gebruikt zynde, zou de droevige Gevolgen van dien Beet voorkomen. Zulks waar zynde, zou ‘ereen byzondere Zweetdryvende kragt dienen plaats te hebben in dit Poeijer. Het doet ge- makkelyk Wateren , en droogt uitwendig de loopende Zweeren, die Oppervlakkig zyn, naar wenfch, Sommigen willen, echter , dat het niet van uitgebrande maar flegts gedroogde Schul- pen gemaakt moet zyn. Zo (212) Je DEEL, XV, STUK, VL AFDEEL XLI. Boorpe eTUK, CCXil, OfFrea Jerai- aurie ta. half ge-Ooide, CCXIIIL. Offrea Perna. Hain-Oe€se WEle C _XIV, Offrea Lfigonums Winkel- haak, 263 DESCHRYVING Van (are) Oester, die de Schaal Eyrondagtig half ge-Oord en effen heeft , van onderen Jcheef N Van dit zonderlinge kleine Oestertje , heb= bende de Schaal byna doorfchynende en zeer fyn in ’t ronde geftreept, geeft GUALTHIE® Rr de Afbeelding, zeggende dat het van buiten uie den bruinen groenagtig , van binnen fomtyds L ilverkleurig is. Hec Hoda ‚ dat men in ’ Kabinet van de Koningin van Sweeden vondt, was geel Tegelrood, Het komt uit den Zuide- lyken Oceaan, zegt LINNAUS. (e13) Oester , die de Schaal gelykkleppig en dwars Eyrond ongelyk heeft; aan den éénen kant ronder; het Scharnier met egen menigte van Groefjes. Van deeze, die in de Indiën huisvest, is de Schaal eenigermaate doorfchynende , van Kleur als rottig Hout of als Yzer- Roest. Zy heeft de Geftalte van een Ham- Doublet. (214) Oester, die de Schaal gelkkeppig heeft; (212) Offrea Testà ovat femi-aurità levi , Baf obliqguà, Mus. L, Us s55 Ne I24, GUALTH, Test, T. 84 fe H (213) Offrea Testà equivelvi obovatà inzquali, hinc rotune diore, Cardine multeties fuicato. Syst, Nate, Xlle (214) Oflrea Testâ equivalvi Lobo larerali majore , Cardine maultoties fulcato. M, L. U, 523e N. 120. Ifogonum, RU MP He Hus, Te 47, fele GUALT He Zifs T. 27. fe A, SEB, Mus Hie el AE 3 Te ide, er wf ra % en 4 k , ij ien, EEC eel EE NN % PAAR N NN Gj pr OrsrER-DOUBLETTEN. 36t - heeft , met een breede Punt op zyde ; Vl het Scharnier met een menigte van” er Galejjes, HoorDe STUKe - Deeze zeer raare Oostindifche Doublet, valt werfchillende, gelyk de aangehaalde Afbeeldin= gen aanwyzen. In die van SEBA komen ’er voor die krom zyn, en de zydpunt zeer lang hebben : die van GUALTHIERI is regt met de zydpunt zeer kort. RumPHrus zegt, dat menze Winkelhaak noemt ; en dit komt met de Geftalte van fommigen taamelyk overeen. An- deren geeven ’er ook wel den nadm van Venus: Schaft en van Baardknyper aan ; doch wy heb- ben thans andere Conchyliën van die naamen. Fraay zynde overtreffen zy nog de Poolfche Hamers in kostbaarheid. (215) Oester, die de Schaal gelykkleppig rond ECE, en Viiezig famengedrukt heeft, het Doin. Scharnier met veele Groeffes overdwars. dn OCE Zadel, De aangehaalde Afbeelding van Rumruius ei cxx, toont dat hier de zogenaamde Poolfthe Zadels ®% te | be- wijn bi / HER NT ed de bie } ® TL. T. Bd 6, 7,8. KLEiN Offrac. T.8. fe 15. KNGRR Verzam, IV D= Be iof, 142. re (ars) Offrea Testà equivalvi orbienlatà, on hoeald nem branaceâ, ä Cardine Sulcis transverf s pluzibus. Me L. U, 535 | N,-125e RUMPH, Alus. T. 47 f. Be KNORR / Ferzam. Vo Ds BLog fe 1” 4 Z5 À 1. DEEL, XV STUKe 562 BESCHRYVING VAN VL bedoeld worden; die in Oostindie drie of vier LT Vademen diep onder Water voorkomen , en Hoorp meestal Paarlryk zyn. Aan de Xulaafche en &TUXs _Papoefche Eilanden vifcht men ’er met Paar- len, die byna zo fraay zyn als de Ceylonfche. Sedert eenigen tyd zyn hier veelen van deeze Poolfche Zadel-Schulpen bekend geworden, die, gelyk hy zegt, van buiten uit den graau» wen ros, van binnen Paarlemoeragtig zyn, met eenig rood gemengd; za dat zy zig byna als glad gebruineerd rood Koper vertoonen. In eenigen derzelven komen enkelde Paarlen voor; doch naauwlyks zal men de weergade vinden van zulk een fraaije Poolfche Zadel- Doublet, als waar van de ééne helft alhier in Fig; 1 ‚op Plaat CXIX, van binnen ver toond wordt , met een Snoer, van fchoone witte Paarlen daar in gegroeid. Deeze Dous blet, welke byna de helft in breedte verkleind heeft moeten worden op onze Plaat , houdt de maat van RumePHius, die van zes of geven Duimen middellyns fpreekt. Van bui- ten is zy Schilferig, van binnen glad en taas melyk dik van Schaal, die een zeer fchoon Koperkleurig Paarlemoer , met een aartigen weerfchyn, uidevert. Het Scharnier, evene wel, beken ik, zou deeze eer fchynen te be- trekken tot het naastvolgende Geflagt, als na- der overeenkomende met dat der Transparan- ten ; hoewel men ’er doch veele Groefjes in vindt. XLIII HOORD: ZT DE ANOMIES 363 VL SSSSSISSS SISSI SISSI Krolik XEINL HOOEDS TR Befchryving van ’t Geflagt der ANOMIEs, dat Doubletten zyn , wier ééne helft in Geftalte _grootelijks van de andere verfchilt, MI heeft zekere Verfteende Conchyliën, & waarfchynlyk wegens haare onregelmaa- tige figuur ,-nu eenige Jaaren geleeden Con» che Anomie , in ’% Beth Anomies geheten. Somtyds geeft men deezen naam, zegt Ber- TRANDs in ’t algemeen, aan alle gegravene Hoorens en Schulpen, wier Origineelen uic de Zee nog onbekend zyn. Volgens D'Är- XLI, Hoorps STUKe Naam, GENVILLE is een Concha Anamia zodanig eene ‚ wier ééne Schulp van de andere ver- fchilts-dermaate , zal hy willen zeggen, dat de eene geheel niet naar de andere gelykt. Het een of andere heeft plaats in de meeften, die door LINN&us tot dit Geflagt betrokken zyn , en welken ik derhalve , in navolging van zyn Ed., hoe zeer zy ook van de gewoone ANoMmiEs of Terebratulieten verfchillen mo= gen, onder deezen Geflagtnaam zal begrypen. De Kenmerken beftaan in een ongelykklep- ie pige Schaal, waar van de ééne helft platagtig, A de andere by ’ Scharnier bultiger is, en één van beiden aldaar dikwils met een Gat door- boord. 1, DEEL. XV. STUK, vl, ÁFDEEL. XEN, Hoorp= STUK, Scortene „ CCXVIe Arnorig Craniola= ris. Rekkee necir jes 364 BESCHRYVING- VAN boord. ‘ct Scharnier is ongetand, hebbendeeen Strecpswys’ naar binnen uitpuilend Lidtekentje , met een zydelingfen Tand; doch dat van de plattere Klep is in de Rand zelf. ‘Twee Been- agtige Straalen dienen tot rusting van het Dier; welks Lighaam beftaat in een uitgerand, ge- haaird Riempje met de Haairtjes aan de bo- venfte Klep ‘vast. Hetzelve heeft twee Armen die fmal zyn en langer dan het Lyf, wederzyds gehaaird en met de Haairtjes elk gehecht aan een byzondere Klep. ’t Getal der Soorten van dit Geflagt iszevene en-twintig, waar onder twaalf , die tot nog toe niet waargenomen zyn dan onder de Delf- ftoffen. — (216) Anomie, die de Schaal rondagtig ‚ met de bultigfte Klep Kegelagtig verhevene rond en de platfte by ’t Scharnier met drie Gaten heeft. Voor omtrent veertig Jaaren is , onder den naam van Brattenburgfch Penningje , zeker rond plat Steentje befchreeven , dat in Sweden ge- vonden worde , en aldaar bekend is by den | | naam - (216) Anomia Testâ orbiculatâ , Valvulà gibbofiore conicos convexâ, planiore Bafi foraminibus tribus. Faun, Suee. 21508 Syst. Nat, XIl, Gen 314, Nummulus Brattensburgenfis. STo= Bet Disf. Eoift. Lund. 1732: f. 1,2. Idem, Ace, Up/al. IL. p‚ 560, T, 152e fe à. Manlekard, BRUCKM. Cent, Lie Epifte 38, p. 390, T. 17, f‚ 10, DEVA ROMEEs tE 30e naam van Marlekard of Marlekank. Van bei- , VL | k pe E FDEEL, de zyden vertoont het naauwkeurig de 8e Xu daante van het Bekkeneel van eenig Diertje , Hoor». waar van het ook den bynaam heeft. In Scho- STUÉ. nen worden een menigte vän zodanige Steentjes aai de Oevers van zeker Meir opgeworpen: ook komen zy in een Groeve van Kalkfteen, twee Mylen bewesten Chriftiaanzund in Noor- wegen, voor. Eerst meende men dat het Vers fteende Patellen of Lepaden waren , maar niet Jang geleeden heeft de Heer Lrcne twee fa- mengevoegde Schaalen gevonden, waar van de eene het gezegde platte Penningje was, de an- dere een veel holler ftuk, Van beiden heeft LinNeAUus zeer naauwkeurige LEET te voorfchyn gebragt. (217) Anomie,. die de Schaal langwerpig coxeu, heeft , met takkige Sleuven , de bultig- Aronde fte Klep van agteren met twee Gaatjes, Gekamde Deeze en de voorgaande waren onverfteend nog niet voorgekomen. A) Anonmie, die de Schaal rondagtis heeft cexvm. Anori ei itn ie ( 217) Anomia Testà oblongâ ramofo-fulcatâ , gibbofiore Kleef. postice poris duobus. Syst Nat. XIl. Oester, (218) Anomia Test faborbiculat tugofoeplicatâ „ planiore perforatâ. Syste Nat, XIL, BONANN. Reer II, Te 56. AR= GEN Ve Couch, Te 22: (19.) f, G. Gi: NANN. Adr IL. T. 27. f. 172. le DEEL: XV, STUK. > 266 BEsSCHRYVING VAN vI. en rimpelig. geplooid, de platfbe met een AFDEEL. 7 $ XLIE Opening. Hoorp- Mie Kd Rs | De STUK. Deeze , die men Kleef-Oesters noemt, ko- Pl. exvar. men in verfchillende Geltalten voor. Eenigen Big, 3e zyn zodanig dun, dat men ‘er den naam van Pelure d’Oignon, of Uijen- Schil, aan gegeven vindt, BoNANNI betrektze tot de Gaapers ; om dat zy niet volmaakt fluiten. Hy zegt; dat ‘er veele verfcheidenheden, van zyn; fom- migen zeer hol ; anderen vlakker en eenigen byna volkomen rond. zynde 3 eenigen met Sleu- ven van buiten , anderen met. zodanige ge- krulde Bladeren, dat men het haast zou aan- zien voor Boerekool! of.„Endivie. Van binnen, zegt hy, is de Schaal , met eenen Zilverglanss fomwylen groen fomwylen tood of geelagtig: eenigen zyn Goudglanzig ; anderen Paarlwic met eenen Pürpergloed ; veelen vertoonen Spaanfchgroen, Barnfteen geel of Koperklea- | rig rood, als bedekt met een doorfchynend Vernis of Emailjeerzel. De fraaiften vindt men op de Oevers van Dalmatie; aan de Stee: nen kleevende ; doch elders worden zy ook wel van de Galven op ’t Strand gefmeeten; Van deeze; die voorkomt in de Middelland- fche en Amerikaanfche Zee- Wateren, zegt LiNNAUs, is de Schaal wit, van grootte als de Handpalm, van binnen zeer glanzig Zil- verkleur, de platíte Klep met een groot Gat: Ieder helft heeft dikwils vyf Plooijen over- langs ; DE A NOMIES 367 _Jatigs, die aan ’t Scharnier niet famenloopen. VL De mynen, van onze Afbeelding Pl. CXVIIL. a Je Fig. 3, hebben ten minfte tien of twaalf Hoorpe Plooijen. STUK, (219) Anhomie, die de Schaal dwars Eyvor- ceux, mig oneffen heeft en Violet ; de boven- Clan fie helft verhevenrond , de onderfte Uiien- Schilte met een Gat doorboord, In de Middellandfche Zee komt deeze voors zegt LiNNUs, die de grootte van een Muse kaat-Noot , en de ééne Schulp plat heeft, Zou dit niet wel de Uijen- Schil van p'Ar- GENVILLE kunnen zyn? Ten minfte fchynt dezelve in Soort van de voorgaande te ver. fchillen. (220) Anomie, die de eene Schulp rondag CetÉ, Anomia vig „ geel en glad , de andere bultig Breriea, werhevenrond heeft, haanfieen- hd De Oostindifche Barnfteen - Oestertjes , die hier uit RuMmrrnius aangehaald worden: vinidt men naauwlyks ooit Doublet; om dat de (219) Anòmia Testà obovatà inequali violaceÂ, {uperiore „convexâ, inferiore perforatà, Syst, Nat, Xll, KNORR Vere zam. VI, D. Pl, 9. fe 5, (220) Anomia Testà fubrotundà flavà levi , alterà convexos gibbofâ. Syste Nats Xll. Oftreum Eleêricum ? RUMPH. Afus, T. 47. f. L, KNORR Verzam, Ve D, Ple 25. £, I, DEEL. XVe STUK, 363 BESCHRYVING van VL de onderfte helft, welke een plat dun Plaatië en “is, volgens hem aan de Klippen zitten blyft. Hoorp- De fraaije Kleur en Glans doet ‘er de Indiaaz STUK. _ nen gebruik van maaken aan hunne Hoofd- _dekzelen of in het Haair. Dergelyken uit de Middellandfche Zee zyn my niet bekend, cexar. _ Caer) Anomie, die de Schaal rond en plat, rope zonder infnydingen , aan den éénen sl + e Schub- Rand bultig en effen heeft. berje, Dit Schulpje ; dat men voor een Patelletje heeft aangezien gehad, komt aan de Kust van Sweeden voor, op de Schaalen van Kreeften en op allerley Zeeplanten. CCXXIL (222) Anomie, die de Schaal Eyvormig vers En Re 4e heyenrond , gefbreept „ byna doorfchrynene Patelsage de , met den Topagterwaards omgekromd LEEN ; E én glad, heeft. Aan de Kust van Noorwegen is deeze doot MARTIN gevonden Zy gelykt zodanig naar een Patelletje of Kapje, dat men, zo het éés ne dunne platte Klepje weg is, haar niet van de Patellen onderfcheiden kan. De grootte is om- ‘(zzi) Anomia Testâ orbiculat integerrimà planâ, margine altero gibbo levie Faun, Suec, zist1, Patella. Ze, Westgotth, 171, (199-) (222) Anomia Testâ ovat Convexâ, fi bdiaphanâ ftriatâ ; Vertice postico recuivo levi, Faure Succ, 2152 DE ANOMIES ii 34 ‘bmtrert als een Lid van een Vinger. De Schaal. VL FDEEL, is witagtig, broofch, met fyne Streepjes gete- “ra kend en byna doorfchynende, ____Hoorp: : STUK (223) Anofmie, die de Schaal rondagtig en cexxin, Scobinatas glad, van binnen rwuw heeft, met een Gevslde: Gaatje in de Bil. id Indien \cobina een Vyl is, moet Scobinata gevyld betekenen, 't welk op de rauwheid van binnen ziet. GUaALTHIERI noemt deeze Terebratula —intus fcobinata, (224) Anomie, die de Schaal dwars- Eyrond , ccxxiv, De Ânomia gefbreept , eenigermaate ge - Oord en een Grime Guatje in de Bil heef Ge- Ootde; Van GUALTHIERI wordt deeze ook Te- rebratula getyteld. Zy is langwerpig . zeer broofch „ doorfchynende en fyn geftreept, ongevaar van grootte als een Hazelnoot; eú dus klein, gelyk de voorgaande. (225) Anomie, die de Schaal dwars- Eyrond cexiv. Anomia 4 retufa, Stonipee €423) dAnomia Testâ (ubrotundâ levi, intus (cabrà, Nate perforatÂ. GUALTH. Tes, T: 96. F.A, (224) Anomia Testâ obovat ftriatâ fubanriiÂ, Nate perfos tatâ, GUAL vH, Test. T. O6. f, B, (225) Anomia Testâ obovarà ftriatà retufä , Conyalle longis tudinali , Nate petforatd. Faun. Sueo, 2153. Aa T, DEEL, XV. STUK. g7o BESCHRYVING VAN VL en Stomp, geftreept, met een _Groef ed overlangs en een Gaatje in de Bil heeft. Hoor p- n 4 | STUKe Aan de Noorfche Kust, op de dAlcyonia; is deeze door den Heer PENNANT waarge- nomen. Deeze agt, derhalve , zyn als Na- tuurlyke Zee - Schepzelen bekend: cexxvr, (226) Anomie, die de Schaal langwerpig en Anomia . Ì | EAD effen; de eene helft meteen flaauwe zyd | Gryphiete plooy en de Bil omgekromd; de andere helft kort en platagtig heeft. Deeze zyn, onder de Verfteende Zaaken , geer bekend by den naam van Gryphieten, die ser aan gegeven wordt, om dat zy , door haare kromte, eenigermaate naar den Bek van eenen Gryphus of Griffioen, dat een Soort van „zie Roofvogelen is *, gelyken. Die by R um= Na Hist. pmIus voorkomt, wordt de Verfteende Zors- bladz.98. kap getyteld; van welke men ook dubbelde gezien had; dat echter in geenen deele ftrookc. De eene helft van deeze Schaal is een zeer dun klein plat Plaatje , ’t welk ‘er fomtyds aan vast verfteend, fomtyds los en op zig zel- ve voorkomt; ja in zekere Landftreek van En- (226} Anomia Test oblongâ levi, alterà Plicâ taterali ob- foletâ, Nate incurvatà; alterâ brevi planiusculê, Syst. Nat X1L Mus, Tesf, 92e Te 5, fe OLEAR, Mus. 67. T. 33. f. 3e RumeH. Mus, T. so. f. B. LIST. Angl, 238. Te 8- f. Ads COLUMN, Age 54e T. 52 BONAN Ne Reer, Ile f, 3Ie DE ÂNOMIES, 374 Engeland worden, zo LrsTer aanmerkt ,dee- _ VL. ze platte Dekzeltjes alleen gevonden, zonder Denk de Bekswys’ kromme Schulpen, deden eigent- HoorDs lyk Gryphieten noemt; Of het Origineel reeds stuw. ontdekt zy, durf ik niet verzekeren; Die van BoNANNI onder de Conckhyliën afgebeeld is ; was zekerlyk een Verfteende Schulp (*). (227) Anomie, die de Schaal halfrond en plat, ecxxerr: met zeer veele Streepens de ééne Klep Ane mia flens vlak heeft. Pectiniet, Op een ftuk zwarten Leyfteen , uit de Steen» koolgroeven by Hallifax , zyn de zodanigen als deeze, fommigen twee Vingeren breed, door LrisrTer waargenomen , die eene Koperagtige Goudkleur hadden, doch niet uitpuilden boven bf buiten de plaatjes ven den Steen. / (228) Anomie, die de Schaal rondagtig uit cexxvrit, gebreid , wederzyds bultig en geftreept Brrr heeft; met egaale Kleppen. AE en NG) Sommigen twyfelen daat aan: Zie KNORR over de Werfteende Zaaken, Tweede Deel, bladz, 79: doch het is uit de befch:yving tover blykbaar, (227) Anomia Testâ Semi- orbiculatâ depresfâ- multiftriatà ; Valvulâ altérâ pland, Syst, Nat, XII. LisTe Angl. 243. T, ge fe 49. (228, Anomia Testâ fubrotundo-dilararà ; utringue gibbâ Striatâ , Valvis zqualibus, Syst. Nats XIX. Aa z 1. DEEL, XV. StTUX, o7ô BESCHRYVING v AN VL Deeze heeft de Schaal gerond, tweemaal zò Den ‘ breed als lang , van agteren bultiger, van voo- _Hoorp- ren met eenen Zeer dunnen Rand. Zy worde; STUK. zo wel als de voorgaande, alleenlyk Verfteend gevonden. cexxix (229) Anomie , die de Schaal rondagtig en EE flaauw geftreept „ aan ’t Scharnier g°- Geknotte, knot heeft. Van deezePeltiniet vondt LisTER veele en- kelde Schulpjes in Engeland, die wegens haare fyne Streepjes zeer fraay waren. Ìn de Zee van Noorwegen heeft men ze op de Koraalch € A Ed waargenomen. Het Diertje heeft Maanswyze Armen, die byna geringd zyn, neergedrukt en met Haairtjes voorzien, cox, (230) Anomie, die de Schaal Hartvormig en ria kruislings gefbreept, met de kortfle Klep larise bultiger heeft. Netswyze, Van deeze kwam flegts de Verfteening voor in ’t Kabinet van den Ryks Hofraad TEssIN. Zy heeft de zyden van de Schaal platagtig uit- puilende en het Klepje van de platfte Bilfteeke wat Over. (231) (229) Anomia Testá fuborbiculat obfolete ftriatâ , Cardine truncato, Syst. Nat. Xlle LisTe Angl. 245. T- 9 f. 50. 230) Anomia Testà Cordatà decusfatim friatà, Valvuê breviore gibbofiore, Afuse Tesfine 88. Te 5e fe 54 DE ÀÂNOMIES, 474 {a31) Anomie , die de Schaal breed Maans- VL wyze geplooid heeft „ met overlangs ge- XLUL flreepte Sleuven, waar van de middelfte Hoorn. de breedfte. STUK. CCXXXL, pe s É e ‚ F'licatella, (232) Anomie, die de Schaal breed driehoekig geptooide. geplooid heeft, met rimpelige Sleuven , CCxxxite waar van de middelfte breedst. EA 5 : | A on CCXXXII. (233) Anomie , die de Schaal rondagtig met Lao veele Sleuven, de Kleppen aan den Top B geplooid 3 de eene korter en met Kuil tjes, aan ’t end Viertandig heeft. Deeze, van ListTrr Peétuneulites anomius trilobus getyteld , heeft, volgens hem , een zeer zeldzaame figuur, alzo de beide Kleppen, doch opseene verfchillende wyze , driekwab- big zyn: zo dat her , aan den eenen kant, naar cen Vogeltje met uitgefpannen Vlerken selyke. De langte is omtrent een Duim. de breedte een weinig minder, Men vindt deee Zes (e31) „Anomia Testâ dilatato-lunatâ plicatâ , Sulcis longie tiudinaliter ftriatis, mediâ latiore, Syst, Nat, Kil, (232) Anomia Test dilatato=triangulari plicacâ , Sulcis ru= gofis, medio latiores Mus, Tesfin, T. 5e fe 7e LIST» Angle FT. 9, fe 56e (253) Anomia Testâ fubrotundà multifulcatâ , Valvalis apie ee plicatis, alterà breviore lacunofâ , apice quadridentatâ. Mus, Tesf. Te 5e fe 6, LIST, Angle 249 Te 9e fe 57, GRE We Muse Te 19. fo Óo Aa 3 hk DEEL, XV. STUK, Nl vL. Arpe EL XEN Hoorp- STUKs GEXEXIVe Arnor nia peabescens. akil zee CCXXXV, Anomia farita, Likkee da BEsCHRYSVING VR ze zo wel als de voorgaande Soort, menig- vuldig en altoos woublet , ongemeen dik van Lyf, onder de Verfteende Zaaken in Engeland, en deeze twee, benevens de twee voorgaande, chynen my Ver fcheidenheden te zyn van die Perrefakten uit Switzerland , welke men ge- meenlyk Anomtes noemt. (234) Anomie, die de Schaal dwars Eyvyor- mig met Sleuven, de eene Klep met een gaapende Bil aan ’t Scharnier heeft. Op de Plantdieren van den Noorfchen Oceaan is een Doubletje waargenomen „ van grootte naauwlyks’als Komkommer- Zaad en wit. De beide Schulpen van *t zelve zyn elkander gelyk en, met het Mikroskoop bezien wordende,overal dunnetjes bezet met korte overend {taande Haairtjes. AN (235) Anomie, die de Schaal rondagtig met veele Sleuven, de Kleppen verhevenrond en aan de Tippen agttandig heeft. — Deeze komt onder de Verfteende Zaaken voor. (236) (234) Anomia Testà obovatà fulcatà , Valvulâ alterà Nate ad Cardinem dehiscente aperturà, Syste Nat XII. (225) Anomia Testâ fubrotundà multifulcatâ, Valvulis cone vezis, apice ottodentatis, Syste Nate XI, DE ÂNOMIES 375 (256) Anomie ; die de Schaal dwars Eyvor- Ô VL ê Û De 1, ÂFDEELe mig geftreept en ruig » de ééne Klep XLIE met een langere Bil, die doorboard és, Hoorne heeft. STUK. ij CCXXXV Ie Anamia In de diepte der Zee van Noorwegen komt Copuz ser. deeze voor, die de Schaal van vooren famen- 41775. gedrukt, overlangs geftreept en wit heeft. De Kope beide Kleppen hebben den Rand gekarteld en het Scharnier heeft, in beiden, wederzyds een uitpuilende Tand. De naam zal zekerlyk van de Geftalte afkomftig zyn. (237) Anomie , die de Schaal dwars Eyvore cexsxvrr. Ân0n212 mig, efen, verhevenrond, de ééne Klep Torosrarn. drievoudig , de andere tweevoudig heeft, Rn gaais-Bek; In fommigen van deeze Soort , die men, Verfteend zynde, Terebratulieten noemt, zyn de Kleppen eenigermaate geplooid , doch in an- deren heeft dit niet plaats, welke men echter betrekt onder dien zelfden naam. De aange. haalde van LisrTER, by voorbeeld, zyn in | dit (236) Anomta Testâ obovatâ ftriatâ tomentofâ „ Valvuld al- terà Nate longiore perforatâ, Faun, Suec, 2154. COLUMN, Purp, 22e f. 2. GUAL TH. Zoef. T. 96, fo C, (237) Anomia Testà obovatâ levi convexâ, Valvulâ alterâ triplicatà , alterâ biplicatâ, Faune Suec, 2155, CoLu MN, Burp. 22. f.I. LISTe Ang/. 240 T.S.f.4ó. KLRIN Oftrac, Te 11, fe 74e KNORR Perzam. IV, D. Pl, 30, £, 4e, Aa 4 ) DEEL. XV. STUKe VL ArDEEL. XLI. Hoor p- STUE. 876 BESCHRYVING' VAN dit laacfte geval , en komen overeen met de Anomia Vertice roftrato van CoLuMrNA, hier ook bygebragt. In Engeland vallen zy onge- vaar een Duim lang en wat fmaller, fommigen geheel vast en doorfchynende als Keytjes, an- deren hol, doch altemaal Doublet. In een Zandige Bode ‚ omtrent een Myl van Gran- tham, vondt hy daar van een groote menigte. Aanmerkelyk is, het gene LisTER hier van zegt. ;, Nooit heeft men onder de Zee-Schul- „, pen dergelyke gevonden. Dus fpreekt F A« 9 BIUS COLUMNA, een Italiaan van Adelyke s) afkomst. ’t Is wonder, zegt hy, dat zoda- s, hige Schaalen verfch en levendig, hedendaags … niet gevonden worden: weshalve wy veeleer 2 vermoeden , dat dezelven door de langduuri- » ge aanfpoeling der Zee herwaards gevoerd KZyas dán dat de Natuur opgehouden zou „, hebben, zodanigen voort te brengen.” “t Vermóeden van dien Italiaan is, in onze Dagen , grootendeels bewaarheid. De Franfchen, game » voor weinige Jaaren de Malouines Eilanden bezittende „ en aldaar naar Conchy- én visfchende , hebben het onbetwistelyke Origineel gevonden van de Terebratulieten, 'c … vgelke men thans le Coq et la Poule, dat is, de Haan en Hen ‚ of eigener, gelyk D'ARGEN- VILLE meldt, le Bec de Perroquet, dat is de Pappegaais - Bek, tvtelt. Het komt ook in de Zee van Nidaa voor, zegt LINNZEUS Voewel au, dus, nog op ver naa niet alle Ver- fchei- DE AUNOMIESs: 377 feheidenheden van Anomies, in ’t Origineel, VL ontdekt zyn, blykt echter hier uit, dat men AETR ten dien opzigte niet moet wanhopen , om Hoorp- door den tyd ook de Origineelen der andere tot STUK. dus verre nog enkel Verfteend voorgekomene Conchyliën te vinden: als wanneer onze Na- zaaten zig over ons, zo wel als wy ons tegen- woordig over die van voorigen tyd , zulien verwonderen, dat wy daar aan getwyfeld heb- ben. De Terebratulieten zyn , zo wel als de zo even gemelde Anomies, in ons Wereldsdeel gemeen, en dus is ’t of de Almagtige, om de ondoor grondelyke diepte van zyne Wysheid aan ons te openbaaren en de gedagtenis daar van te vereeuwigen, den boezem van den Oceaan in Europa had uitge{chud! (238) Anomie, die de Schaal aan den Grond- ecxxuvarz, ie à Of eÂnomia fleun der Zyden Jamengedrukt heeft anzalnsa, van vooren geplooid zynde , in ’t mid Hoekige, den drietandig. De langwerpige Anomie wordt deeze van den Heer Tessin genoemd, hebbende de Schaal Wigagtig of Beitels wyze; de voorfte Klep met twee, de onderfte met drie Plooijen , en hee ééne Scharnier uicpuilende. \ (239) …_ (238) Anomia Test bafi larerum compresfà, antice plica» tâ , medio tridentato. Mus, Tesfin. 9oe Te Se fe 4e Aa s I, DEEL. XV. STUK, 378 BESCHRYVING vAn VI, (239) Anomie, die de Schaal breed , glad, Arnrzr. XLI. verhevenrond » geflreept , b yna driekwab- Hoorns big heeft , van vooren nedergedrukt , STUK, met een fcherpen Rand, „4 CCXXXIXe „Anomia Hoflerita, Een zeer zonderling Soort van Verfteende Hjterien Zaaken zyn die genen, welke men Hoyfterieten of eigendlyk Hoyflerolithen noemt. De Ge- ftalte van de Natuurlyke deelen der Sexe, zeer duidelyk hier in zig openbaarende, gaf aanleiding tot die benaaming. Van veelen worden zy thans voor Kernen van een Soort van Anomies of andere Schulpen gehouden, Men vindt ‘er, ten opzigt ván de langte, breedte en dikte, aanmerkelyke Verfcheiden= heden onder (*). ECXL. (240) Anomie, die de Schaal in twee gelyke Anont De bahad Kwabben verdeeld en geftreept heeft. Kevere Schu! 4 EE Offchoon men, de Concha Triloba van de Hvyfterolithen onderfcheïdende , daar van Kee verfchulpen maakt, fchynt my doch de benaa- ming van „Bilobe op dezelven toepasfelyker te (239) Anomia Testâ dilatarâ levi convezà Striatâ fubtrilobâ, antice depresfâ,. margine acuto, Aus. Tesfin. ge. Te 5e fe Ip a. 3. Trilobose COLUMN. Purpe az. £ 3? WoLF,. Ha, io T. 3. fe. 3, 43 5: WoRMe Zus. T, 83e (*5 Zie ’t Tweede Deel van KNORR over de Verfleende Zaaken, door den Heer Profcsfor WArcH, bladze ot. (240) Anomia Testâ bilobâ equali flriarà» Sy/7e Nate XIle DE ÂNOMIES 379 te zyn. Deeze vallen ook flegts verfteend VL C+ es Ärr: EEL XLI, Hoorp- (241) Anomie, die de Schaal geheel plat, srur. rond, doorfchynende , heeft; beftaande ccxrr. het Scharnier uit twee fmalle Eeltag- 41° df tige verheffingen, die van binnen aan Gen Schaal gegroeid zyn, De meefte Afbeeldingen der Negentigtte naan van SEBA hier toe betrokken worden- „zo blykt dat LriNnNzus hier die Dou- joE/en verftaat , welke men hedendaags Ez Kine Zadels noemt. Zy zyn zo krom ge- boogen niet als de Poolfche en veel dunner van, zelfftandigheid , die als Talk of Mosko- vifch Glas affchilfert , en dus wordenze dat gene, 't welk mén Transparanten noemt, als zynde geheel doorfchynende. Ik heb ’er zo= danigen , daar men alles byna door heen Kan zien. Haar buitenfte Rok nog hebbende, zyn zy eenigermaate Goudglanzig of Koperkleu= rig , met zwarte Vlakken zo van binnen als , van (*) Zie de Afbeelding in dat Werk Plaat B, V en de be= {chtyving , bl. 95, (eat) evanomia Tostâ orbiculatâ planâ pellucidà, Cardinura Callis linearibus binis, Testa interne adnatis. Me Le U. 536, Na e120: Iens telConch.. 3. B. Se 2e Ca oe Te Te GUALIT Ein Test. T., 104, f, B. SEB. Mus. III. Te, goe fe plerzque, KNORR Verzam, II, De Ple 24, fig, Te IVe De PL 190 6 ZRD El TO. f, Te 1. DEEL, XV. STUK, / 580 BESCHRYVING VAN „VL van buiten, en gelyken dus veel naar die van Ki GUALTBIERI, welke door deezen Autheur, Hoorp- echter, met den Poolfchen Zadel van Rum: STUK purus, op ’t laacfte van ’t voorgaande Ge- flagt aangehaald, gelyk gefteld wordt. ccxru, (242) Anomie, die Doornen heeft zo lang als dn de Schaal d Gedoorn- gee Door den Heer SOLANDER is deeze, one der de Verfteende Zaaken, in Engeland waar- genomen. Elders komt een Gedoornde voor, doch die de Doorntjes veel korter heeft (*). SSS SESSIE XEIV. “HO OF Dm ak. Befchryving van ’t Geflagt der Mossrre DoUuBLETTEN , waar onder de Haane- kammen en derglyken als ook de gewoone Pho- laden , die men Steenmosfelen noemt , zyn thuis gebragt. Naam. i gebruik den Geflagtnaam van MossEr- DoUnLETTEN, om dat de meeften van die Geflagt niet alleen in Kenmerken , maar ook fo4z) Ancwia Testâ Spinis longitudine Testa. Syst. Nate ZI. (*) Zie WarcH als boven, Plaat B, IV, fig. 4» bladze go, onder aan. pe Mosser-DOURLETTEN, 481 Ook in Geftalte , veel overeenkomst hebben _ VL met de gewoone Mosfelen , welken ééne Soort Poe in hetzelve uitmaaken. Dus zal ik van de Hod Naáms- afleiding in ’t vervolg nader fpreeken, STUKe De Kenmerken beftaan in een Schaal die twee kenmer. kleppig en ruuw is, meestal met Zyde aange- ““* hecht. Het Scharnier hebben zy Tandeloos, onderfecheiden door een Elswyze uitgeholde Streep overlangs. Het Dier is een dscidia. Men vinde ’er onder die als met Klaauwen zig vast krammen , gelyk de Haanekammen en Lau- rierbladen , zogenaamd; die Ooren hebben en plat zyn, gelyk de Paarl- Oesters: als ook die langwerpig en dikbuikig zyn, gelyk de Phola- den, Mosfelen en dergelyken. Van deeze laatíten komen vyftien Soorten soorten. in dit Geflagt voor, dat van de anderen maar vyf en dus in ’t geheel twintig Soorten bevat. 1. Aangegroeide, met Klaauwen vast kraimd. | Od ai Le) (243) Mosfel- Doublet, die de Schaal ge-CcxEuL hd e, s, e Ai vzilus plooid heeft en gedoornd , met de beide Crijn Lippen ruw. Gass. ‚_ Haane Hier kam.. (243) Mytilus Testâ plicatà Spinofâ , Labro utroque fcae bro M, L. U 537. N. 128, Oftreum plicatum minus, RumPH, Mus, T, 47. f. D, GUALTH. Zest T. 1040 f. C‚D, E‚ Auris Porci five Crista Galli, AR GEN Vv. Conch, T. 23. (20) f. D, SLOAN, Famaik. le T. 18. fe L KNORR Verzam, 1e D. Pl..2o, f‚ 2e IV, D, Bk 8 :fe3 ee Pl To, 6, 305 Ver DPI. 16,17. EL: DEEL, XV, STüik. 82 BESCHRYVING VAN „VL Hier door worden die Doubletten beoogd, ee welke men gemeenlyk Haanekammen noemt ; Hoorp- hoewel fommigen ‘er ook den naam aan geeven STUK, van Varkens-Ooren, in ’t Franfch Oreille de Cochon. RumrPHius befchryftzes eenvoudig. lyk, onder den naam van Geplooide Oesters ; doch zegt, dat zy een groote Zeldzaamheid uitmaaken. GUALTHIERI betrektze tot de Oesters van een byzonder maakzel. Linneus heeft opgemerkt, dat de Lippen aan den binnen- ften Rand ruuw zyn, ’t welk ik ook in de my- nen waarneem; doch ik heb een groote, dic uit twee aan elkander gegroeide Doubletren beftaat, en daar in heeft de kleinfte , die ook een weinig in Kleur verfchilt , de binnenfte Randen geheel glad en effen. Deeze neeft zo wel van onderen als van agteten een foort van Doornen of Punten, welken als tot Klaauwen dienen , om zig aan de Zeegewasfen , in de Zee, te hechten. Laar komen ook Groepen voor; van drie en vier Haanekam - Doubletten aan één gegroeid , die dan in groote waarde worden gehouden, inzonderheid wanneer zy fterk ge- takt zyn. Zy vallen in Oost- en Westindie. eer. (244) Mosfel-Doublet , die de Schaal ge 1yrilu . rhed Á plooid Geblader- ar A ABNER de, (244) Myrulus ‘Test plicatà imbricatâ Squamis compresfis patulis, Labro utroque Javi. M. Le U, 538. Ne 129, Oftreum plicatum majuse RuMPHe Jus. T. 47e £. C. Oftreum fyl- ‘vestre, ARGENV. Conch, T, 23. (20) f, H: KNORR Ver= zan, IT, De Lle 29. f, Te be MosseL- DoustefrTEN 383 plooid en gedekt heeft met uitgefpreide VL platagvige Schubben, de Lippen beide VE glad. Hoorn: | STUKe Om dat P'ÄRGENVvILLE deeze Ofbreum Jylvestre tytelt , zou men ’er den naam van Wilde Oester aan geeven kunnen ; maar hy zegt; dat die naam daar van afkomftig is; dat zy zig aan ftukken Houts hecht. De aan- gehaalde figuur van RuMmrPnius is een Ge- takte Haanekam , doch zyne befchryving {preekt van een dikfchaalige Oester , met verheven Plooijen ; de Rug bezet hebbende met lange Schubben , die als Nagels famengerold zyn , zeer ruig en modderagtig van Kleur ; ’t welk weinig met de fchoonheid der Getakte Haa nekammen ftrookt. De Kleur is, volgens D'ARGENVILLE, naar het groen trekkende en zeer gemeen. Men vindtze ‘ook gehecht À aan Zec- Gewasfen. (e45) Mosfel- Doublet , die de Schaal gee coxuvs Ön looid en eladastie heeft . met de ééne E das Ë 3 Ulstd Lip TUUW. Gekamd Laurier. blade Onder de zogenaamde Laurierbladen komen ‘er voor , die zeer naar Haanekammen gely- ken, daob niettemin eene Bladerige Geftalre heb- (z45) Zlytilus Testà plicatà leviusculâ, Labro altero {can bro, M.L. U, S37..N. 127. Cratium fiye Foliunt, ARGENV, Conch, T. 22, (19.) f. De Is DEEL, XV. STUK, 384 BESCHRYVING vaN VL. hebben, en aan een Takje zitten. Nog zelde ter zaamer zyn deeze dan de andere Haanckam- Hoorp- men. en fchynen hier bedoeld te worden. Het STUK, Scharnier is een enkele Streep, zonder Kuiltje, 2. Platte, die eenigermaate ge-Oord fchy- nen te zyn. ) eCxLvi. (246) Mosfel-Doublet , die de Schaal für 1yeil 7 5 hen mengedrukt plat en rondagtig heeft, fera, aan ’t Scharnier dwars afgefneeden , aarle- je 4 moer- Schubswyze bekleed met getande Rokken, Schulp. De Paarlemoer-Schulpen worden hier tot eene zelfde Soort gebragt met de Paarldraa- gende Schulpen of Paarl- Oesters. Het fchynt ook niet ongevoeglyk te zyn , dewyl men in de Paarlemoer-Schulpen , op zekere plaatfen en tyden en in zekere omftandigheden ‚ vol= gens Rumrnrius, Paarlen aantreft. Zeker Landfchap , Solok genaamd , aan de Noord. zyde van Borneo, heeft een vlak Strand, daar Paarlemoer- Schulpen vallen, die niet alleen altee maal , maar ook de Visfchen zelfs, die zig aldaar op- (246) Mytilus Testâ compresfo - planà fuborbiculat , Baf. transverfà , imbricatà Tunicis dentatis: M. Le U, 538. N. 130, BONANN Recr. 2, T. 1, Concha Margaritifera, 1MP Ee RAT, Nat, 905 LisTe Conche Te 223e f 57, Matrix Pere larum. RuMPH. Mus Te 47. f,F. GUALTHe Zes, T. 34e f. E‚F , G, Gallina guttata ou la Peintade, ARGEN Ve Conch. T. 23. {20:) f. A. KNORR Verzam, II. D, Plc 25; fe 1, 2,8.1V. D, PL 18, fe 1e EE + ral k ha) pe Mossrr-DouBLErTTEN, 385 4 ophoüden, zo hem verhaald was, Paarlen in VL _ hebben : weshalve ook de Koning van dat HIG Land ‘dit Strand door fterke Wagten deedt Hoorp- bewaaren, op dat ‘er niemand visfchen mog- STUK: _ te. Aan de Molukkifche Eilanden komen in Zgerk- eenigen Paarlen voor, doch in de Amboinfche schaip: Tafelborden, gelyk hy de Paarlemoer-Schul- pen noemt, hoedanigen hy ’er gehad hadt van een Span breed, vindt men, zegt hy, geene Paarlen. Als deeze Schulpen Paarlen bevat. ten, dan worden zy gevonden omtrent Stran- den en Kusten die gantfch bar en droog zyn, „zonder eenig verfch Water, en daar de Grond ziltiger is dande Zee zelve. Dergelyke Paar- lemoer-Schulpen , voegt hy ’er by, worden ook uit Westindie in de Nederlanden overge- bragt, doch de voornaäamften komen voor ia de Golf van Perfie, inzonderheid aan de zyde. van Arabie , alwaar weleer de vermaardfte Paarlbank is geweest, eù zy worden aan ’t Perfifche Strand te koop gebragt, dienende meest om ’er Oesters in te braaden. Zodanige Schulpen zyn by geheele Partyën; en van ontzaglyke grootte, onlangs uit Ooste indie herwaards overgebragt. Men hadt ’ef onder , van rykelyk een Voet over ’t kruis en meer dan een Vinger dik. Zy hebben de gezegde Kenmerken, van , naamelyk; by ’% Scharnier als dwars afgefneeden en Schubswy- te bekleed te zvn met getande Rokken. Haat Bb | Paars E, DEEL, XV, STUK, VI. AFDErr XLIV. Hoorp-, STUK. Paarle- HOLT. Schulp, Met Paar: lemocre 386 BESCHRYV ING vAN Paarlemoere bekleedzel , van binnen, is zo dik en ftevig , dat men, wanneer de buiten- fche Schors is afgevyld of afgefleepen, nog eene Schulp van bekwaame dikte behoudt , die uit- en inwendig geheel Paarlemoer is. Aan ’t Scharnier zit een Zoompje van donker- blaauwe Kleur, met een groenen weerfchyns waar van men platte Stukjes heeft gemaake die verkogt zyn woor Slangefteenen. | Deeze Schulpen leveren het zo bekende Paarlemoer uit, dat dus niet zeer dik kan val- len , en derhalven meest en menigvuldig ge- bruikt wordt of plagt te worden, tot het in- leggen van Stukjes, in allerley figuuren , op de Tafelbladen , Kasfen , Kisten en ander Schrynwerk „ fteekende zeer fraay af op Eb- ben en ander bruin glad Hout, Men maakt er zelfs Lepeltjes, Vorkjes, Pennetjes , Knoo- pen en andere Snuisteryën van. In de Genees- kunde houdt men het voor een goed opflure pend Middel , dat ín de zelfde Omftandighe= den gebruikt kan worden, als de Oesterfchul- pen , voorgemeld. Ten dien einde plagt men ‘er , door middel van Azyn , een Zout en Poeijer van te maaken , dat echter weinig meer dan een nuttelooze Kalk of Doodekop is, en var weinig kragt tot beteugeling van het Zuur in de Maag en Darmen. Paarlemoer komt in het Borstpoeijer, en in de Bloedftempende Pleifter van de Parysfche Apotheek. Men. noemt het Mater Perlarum, om dat de Paar- : ten pr MosseL-DouBrerTTÈN 387 len zelf Perle heeten, in ’t Franfch Perles,in VL _ Engelfch Pearls ; hoewel menze ook, naar dn _% Griekfch, Margarite en Uniones tytelt. Hoorp- __‚ De regte Moeder der echte fchoone Paat- STUK s)lens zegt Lesser; zyù de Padrlemoer: Peerke ‚», Schulpen; doch het fchynt ook allé andere Schu/p. , Mosfelen en Oesteren gemeen te zyn, der- s gelyke fchoone Kinderen te draagen.”’ Aan- gaande die der Mosfelen of van zekere Gaa- per= Doubletten, welken men gemeenlyk Mos- fel-Paarlen of Schotfche; ja ook wel Noord fche Paarlen noemt , heb ik reeds uitvoerig gefproken in de befchryving der Paarlmos- felen * Dat de gewoone of eetbaare Oesters * zie fomtvds Paarlen bevatten; is insgelyks ge- kn. meld f. Ook hebben wy gezien, dat andere + aiaz, Doubletten wel een foort van Steentjes in 557 hebben, die naar Paarlen zweemen J In de, nas, Zee-Ooren ontmoet men zeer dikwils Paarl- 2263 gewasfen en in de Poolfche Zadels zeer fchoo- ne volgroeide Paarlen; gelyk ik dit in Af- beeiding heb aangetoond, Evenwel zyn ’er, van ouds tot heden , zekere Doubletten be- kend , die men in *t byzonder Paarl- Oesters noemt; waar van ik nu gaa fpreeken, De Paarl- Oester wordt van ANDROS*THE- paart. KES, volgens ATHENEUsS, in de Indifche 926% Scheepstogt aldus befchreeven; „, Het is een Fig: ; 3 > Oester, gelykende naar een Kam - Doublet, 3 doch niet geftreept, maar plat, dik en fte- Bb a ss kels Ie DEEL. XV. STUI, 293 BESCHRYVINGCHNAN — VI. kelagtig ruuw; niet wederzyds maar flegts en ‚aan den éénen kant ge-Oord. In derzelver Hoorp- », Vleefch is een dubbeld Samengroeizel, ges STUK. , Iyk ‚de Gortigheid in ’t Spek der Varkens, Paarls _ , fomtyds Goud- fomtyds Zilveragtig van Oester, df ; : „, Kleur en fomtyds ook geheel wit als Vifch- > Oogen”. De Schulp, welke RoNDELE- rius als de Moeder der Paarlen voorftelt, is groot , taamelyk hol en dik , naar de Kam- Schulpen gelykende, hebbende aan de eene zyde een Oor, en van buiten kleine Gaatjes, die niet doorgaan. Van binnen is zy Zilver- kleurig en zeer glanzig, doch naar den Rand toe een weinig geel: gantfch effen en glad, even als de Paarlen.- ÂLDROVANDUS ver- beeldt zig, dat deeze de zelfde zy „als de Ber- beri der Indiaanen , hoedanig eene hy , met een Paarlgewas beladen, in Plaat vertoond hadt. Deeze Schulpen, zegt hy; vallen in de Indiën zo groot, ‘dat er in de Zee by ’t Eiland Bor- neo één gevifcht ware, wier Vleefch zeven- en-veertig Ponden woog.. Men gebruikte het- zelve aldaar tot Spyze, en onder de Indiaanen waren allerley Verfierzelen van Paarlemoer in ongemeene agting. | De Paarl- Oesters, in de Westindiën, zyn ook grooter dan de gewoone Oesters , dach tevens platter en dunner, zo dat zy meer fchy- nen overeen te komen met die, welken wy voor de regte Paarl - Oesters houden, in Fig. 2 en 2, op Plaat CXIX, afgebeeld. Sommigen wil- | - len DE MossrL=-DoOUBLETTEN. 399 len en verzekeren, dat in de kleinfte Schulpen VL de grootíte Paarlen vallen: doch dit zal met sl XL ‘eenige bepaaling te verftaan zyn. Wy hebben } ep er zodanigen van de grootte der gewoone Oes« sTUX. terfchulpen, en kleiner met aanzienlyke Paar- Hes len; zo enkeld, als by troppen , van binnen daar aan wast zittende: als ook daar byna on- telbaare beginzels van Paarlen , als groote Zandkorreltjes, in verfpreid zyn, Hetaanmer- kelykfte verfchil van deeze met de Paarlemoere Schulpen is, dat zy het Paarlemoere bekleed- zel veel dunner hebben , en van buiten eene ‚ niet zo. zeer groenagtige als paarfchagtig bone te Schors. Wanneer de Schors afgehaald wordt van Oirfprong zodanige Paarl-Oesters, dan wordt men wel £ or baars haast gewaar, dat zy meteen menigte Worm: gaatjes bezet zyn, gelyk dit onze Afbeelding, Fig. 3, vertoont. ’t Schynt dat zekere Zee- diertjes tusfchen de Schubben van de Schors in kruipen , en dan de Schaal, zo ver hun mooglyk is Ss, doorbooren. Zy ftuiten gem Leene lyk tegen ‘c Paarlemoere bekleedzel, dat ech» ter dikwils voor hun wyken moet , en dus den aanleg maakt der Paarlen. Hier zal niet te- gen ingebragt worden, de ongemeene hardheid van het Paarlemoer ; nu men weet, dat ’er Wormen zyn, die niet alleen het hardfte Hout, maar zelfs Steenen doorknaagen. In veele Paarl- Oesters , die Paarlen aan zig hebben, Bh Si wordt I, DEEL, XV, STUKe VL, ArDEEL XLIV,. Hoorp- STUK. Paar! Oester. 5go BESCHRINVING ERN wordt men de oirzaak blykbaarlyk gewaar, wanneer zy afgevyld zyn, doch nergens mis- fchien duidelyker dan in de onze van Fig. 2, alwaar men aan de andere zyde , juist tegen de Paarl over, een rond Gaatje ziet, als in Fig. 3. Die wordt bevestigd door de aanmer- king van RuMmrumrius, dat de Paarlen eerst met een Halsje aan de Schulp gehecht zyn, en vervolgens daar af gaan door het lekken van het Schulpdier: doch de plaats der Paar- Jen kan niet zyn, waar de Pees heeft vastge- zeten , alwaar het Paarlemoer zig doorgaans wat oneffen vertoont. Wy vindenze onver- fchillig aangehecht op andere plaatfen van de binnenfte Oppervlakte. Lisrer heeft dus ook mis gehad, met den omtrek van die Plek der aanhechting van de Pees, in zyne Afbeel- ding, voor de eigen zitplaats der Paarlen op te geeven (*), | Hoe ongerymd dan het denkbeeld der Ou- den is, dat de Paarlen uit den Daauw:, die in de gaapende Schulpen valt, zouden geboren worden ; niet minder ongegrond acht ik het Gevoelen van laatere Autheuren, dat zy haa- ren oirfprong zouden hebben in *t Lighaam. van den Oester, in deszelfs Vleefch of Pees, of dat zy een gedeelte der Eijeren zouden zyn van deeze Schulpdieren , gelyk men voorom- trente (*) Bexercitat, Anatomica tertia, Tab. ga DE Mosser-DouBLETTEN. 30Ï trent honderd Jaaren beuzelde (*), STENo, VE inderdaad , redeneerde veel beter over de ee Paarlen, zo als ik dit heb aangehaald *. De Hoorps reden van derzelver groeijing, evenwel , (niet STUKs âan de Schulp, noch aan het Schulpdier , als Baert: cen Ziekte van herzelve of een Gebrek van „ „gs, Cuderdom zynde, gelyk fommigen willen (+), 25 maar aan uitwendige oirzaaken , die de Schulp van buiten befchadigen, toe te fchryven zyn- de,) hadt hy niet begreepen , offchoon de- zelve nader bekragtigd worde, door eeneaan- merkelyke Waarneeming van hem. Op order van den Groot Hertog van Toskanen eenè Paarl openende , of doorzaagende , bevondt hy , dat dezelve , die van buiten fchoon wit was , van binnen een zwart Lishaampje be- vatte, dat de grootte van een Peperkorrel hadt, (*) SANDIUS hadt een Brief deswegen gefchreeven , die inde Poile Transalt, van ’t jaar 1674, is geplaatst. Dit ziet op de Eijeren. KLEIN getuigt, dat de Paarlen in ’t Lighaam van het Dier geboren worden, Lucubrat. de Test. formatione , ps 13e Zie bladze 25 , hier voor. Jam vero Margarite non extra Animal, fed in Corpore Animalis gignuntur et eformantur , 8e. Doch vervolgens zegt hy, page 31, 32 Jam in Oculos cadit, Uniones ex ipfà Subftantià Testa , prout Verrucas € Cute prodire, Dit laatfte is veel beter getroffen, (j) WoRrRmius was van dit Gevoelen ,’twelk BoNAN-= N 1 fchynt behaagd te hebben, PLANCUS oordeelde dar het Gebreken waren van de Schulpen, en“dit is, in zekere zin, waat. Uniones , (zegt hy) que reipfa nil aliud funt nifi Concharum Vitra, De Conch, Prefs, p: 4e Bb 4 1. DEEL: XVe STUK, 4 eg BESCHRYVING VAN VL hadt. Waarfchynlyk zal hetzelve door de BR Opening ‚ die een Wormpje van buiten in de Heorp Schors gemaakt hadt, tot in de knobbel van STUK» _ Paarlemoer , welke door: de aanftooting van Zaari het Wormpje geformeerd werdt , doorgedron= “gie gen zyn. De groeijing der Mosfelpaarlen * bladz. 189,{chynt zulks nader op te helderen. - Veelepaar. «De Paarlen, inderdaad, vertoonen zig, ge« leaindenelyk Krein het zeer gepast uitdrukt , op de PEhUiDe - : | - i Oppervlakte van het. Paariemoer , als Wratten op de Huid. Dit heeft inzonderheid plaars in die ‘Paarlgewasfen of troppen van Paarlen, welke men dikwils aantreft in deze of gene Schulpen. Gedagte BONANNr hade aanges merkt ‚dat zy ten onregte Untones genoemd worden, als of ’er maar ééne tevens gebo- ren werde ; anderen willen , dát, deeze naam daar. van afkomftig zy, dat men ’er nooit twee , welke volkomen eveneens waren, zou vinden. Die eerfte afleiding , nogthans, komt my aanneemelyker voor; hoewel het zeker is, dat fommige Schulpen ’er veel meer dan ééne ‘bevatten , zelfs die vry groot zyn. Wy be= hoeven thans niet te fpreeken van twee, drie of vier , zeven of agt , gelyk ter in-de op Plaat CXIX , Fig. 1, afgebeelde Poolfche Zadel. Schulp zyn; maar van geheele Heirlee gers van Paarlen, Honderdtwintig hadt Gas= Per MorareEs, in tegenwoordigheid van zy- ne Soldaaten , geteld in ééne Schulp. AMme- Ricus Vrsrucius fchreef in een Brief uit de A pr Mosser-DoOUBLETTEN. 393 de Westindiën , aan den Koning van Spanje, Vhs hoe hy aldaar zekere Oestertjes gekogt hadc* ÁFDEELe van de Indiaanen „ in eenigen van welken hy noor. honderddertig Paarlen Bende. De Ingezete-srux. nen van ’t Eiland Margareia, dat wegens de Paart- Vesters menigte van Paarlen, die daar omftreeks vie= len, deezen naam of ook wel dien van Paar- len- Eiland voerde, vergeleeken de voortbrens ging derzelven door de Oesters met die der Eijeren door de Hoenderen, en meenden, dat dezelve niet minder om een geregelden tyd gefchiedde. De Paarl- Oesters, echter, aan die Kust, bevatten gemeenlyk ieder tien of twaalf Paarlen van verfchillende grootte, Op dergelyke wyze, als wy het verval van de Visfcheryën der Mosfel - Paarlen in Swees den gezien hebben, fchynt het, dat ook die der Paarls Oesteren „in andere deelen des Aard- bodems, door het dea opzoeken en ver- pielen van deeze Schulpdieren, afneemt. Van die aan de Kusten van Perfie, immers, wordt — gemeld, dat zy op ver naa zo niet bloeit als weleer. Die aan de Noordkust van Zuid - Ame- rika, waar toe jaarlyks een Vlootje van Car- thagena plagt af te vaaren, tot aan la Trinidad, is ook zeer vervallen. Tot vergoeding hebben de Spanjaarden, federt eenigen tyd, in de Baay van Panama, en elders aan de West- Kust van Zuid- en Kaes Amerika, doch wel inzonders heid aan die van California, Paarlvisfcheryén Bb 5 ope Je DEEL, XV. STUKe vl, AFDEEL. XLIV, 304 BESCHRYVING VAN opgeregt , welke, en wegens het gemak van de Paarl- Oesters aan den Oever te kunnen Hoorp: opraapen , en wegens de rykheid derzelven, STUKe Paarlvis- fchery e thans meest in trein zyn. Anderszins , en wanneer men op diep leg- gende Paarlbanken moet visfchen , zo gefchiedt dic op eene byzondere manier, De Paarldui- ker gaat uit het Scheepje, dat zy aan zwaare Steenen als met Ankers vast leggen ; langs een Touw fomtyds ter diepte van vyftig Va- demen neder, met een Korf of Zak, waar in zy zo veel Oesters, als hun doenlyk is, op- raapen. Eenigen tyd te vooren hebben zy hun Lighaam dagelyks met Olie gefmeerd , en meest drooge of gebraden Spys gegeten. Zy klemmen zig de Neus toe, floppen de Ooren met Boomwol in Olie gedoopt en binden voor den Mond zekere drooge Wortel, welke Oliee agtig is en dus den indrang van ’t Water in den Mond belet. Eenigen zyn , door de ge- woonte , zo ver gekomen , dat zy hunnen Adem lang kunnen inhouden ; doch neemen den Mond vol Olie, waar van zy , onder Wa- ter zynde, nu en dan eens wat uit den Mond laaten gaan, als hunne Oogen donker wordens om dus wederom eenig Licht te bekomen. Sommigen , die de Ademhaaling niet lang ont- beeren kunnen , hebben een Lederen Kap op t Hoofd, waar aan een lange Pyp is, die bo- ven de Oppervlakte der Zee uicfteekt en hun dusnieuwe Lugt verfchaft. Anderen, wederom, gee r pr Mossrr-DoUBLETTEN, 395 gebruiken een Duikelaars Klok: doch die het VL op de eerfte manier kunnen doen, zyn verde “Sriv: bekwaamfte Paarlvisfchers. Ondertusfchen Hoorp. ftaan zy een groot gevaar uit, om gebeten of STUK. verflonden te worden van verfcheiderley Vis. Paarker {chen en Zee- Monfters, gelyk groote Poly- pusfen, die zig veel op deeze Oesterbanken bevinden. Eenigen zyn zo kundig, dat zyde Paarlryke Oesters onder Water van de ande- ren weeten te onderfcheiden , die zy dan al- len maar in hunne Zak of Korf doen en bo- ven brengen. Men heeft de Paarl- Oesters ook wel met een Net gevifcht, doch dit is buiten gebruik geraakt ; hoewel het dus nog wel gefchiedt in eenige Rivieren van Bohe- men. De Oesters, met het Scheepje op ' Strand gebragt zynde , worden in *t Zand be- graaven, tot dat zy door de Hitte der Zonnee fchyn fterven en gaapen, als wanneer men’er de Paarlen uit haalt. Zo begrypt men ligte= Iyk , welk een menigte van volwasfene en mooglyk vyf of zes-jaarige Oesters, hier door vernield worden. De tyd om te duiken naar Paarlen is van Oktober tot aan Maart, en de Oogst valt in ’t ééne Jaar veel beter dan in ‘t andere uit, Ongemeen groot is het onderfcheid der Paar- verfchit len. Men vindt ’er die Peeragtig of langwer- jen, pig en die platagtig of Knolrond zyn. Som- migen hebben ook een geheel andere Geftalte Hof 1 DEEL. XV. STUK Í Ld 396 BESCHRYVING vAn VI, of zitten in menigte aan elkander, en dan Aroril noemt menze Paarlgewasfen *. Men vinde in iS Ei eee e E Hoorrpe de Indiën, zo wel als in Europa, ook Paars STUK, … Jen die in ’t bruine of roode vallen, en van » Hoepes andere Kleuren. Ovrrpus verhaalt, dat hy def cries E an Paarlen gehad heeft, zo zwart als Houtsko-= len, en Goudgeele met of zonder Glans, ook blaauw- en groenagtige. Onder alle deeze geeven de Afiatifche Volkeren voor de Goud- geele den hoogften Prys, geloovende, dat die de rypíten zyn; doch by de Europeaanen wor- den die, welke Kogelrond , zwaarwigtig, fchoon en zuiver van Water zyn, dat is helder wit en half doorfchynende , het hoogfte gewaar- deerd. De Groote De Grootte , echter, maakt wel het aan- Es merkelykfte verfchil in de waardy der Paar« len. De kleinften , die men Stamp =Paarlen noemt , worden by ’t Loot verkogt, daar men de grooten, in tegendeel , by Karaaten rekent. Een Karaat houdt vier Grein , en de Juweliers zyn gewoon den Prys der Paarlen in dier voe- gen te bepaalen , dat zy telkens het getal der Greinen in zig zelf vermenigvuldigen, ’t welk den de waardy der groote Paarlen ongemeen verhoogt. Een Paarl van één Grein, by voor- beeld, een Schelling waardig zynde, dan is’er een van één Karaac of vier Greinen zestien, en van twee Karaaten of agt Creinen vier-en- zestig waardig, enz. TAVERNIER fpreekt van eene Paarl , die vyftig Karaaten „ dat is twee ile be MossEr-DoupLETTÊN. 307 tweehonderd Greinen, hieldt. De grootften, VL die men by Kaap Commorin , in Oostindie, B vifchte,woogen honderd Garstkoornen en kost- Hoorp- ten het ftuk wel anderhalve T'onne Gouds en STUK. daar boren (1). Te Rome is eene Paar, ;die Fearimn de grootte van eene Hazelnoot hadt, verkogt voor vier-en-veertig duizend Scudi, dat meer is dan een Tonne Gouds (}). Anderen fpree- ken van Paarlen zo groot als Ocker- Nooten, als Duiven- ja als Hoender-Eijeren. Ik zelf „heb in een groot Zee- Oor een Paarlgewas, van ongeregelde Geftalte, doch weinig minder Grootte. Ook is my verhaald , dat door de Koningin van Engeland aan den Heer OveEre vyfentwintig Paarlen, waar onder zo groot als Hazelnooten. Die ’t my verhaalde hadt deeze Ketting zelf afgerekend, en wist, dat gedagte Heer dezelve verkogt heeft aan zeker Hof, voor vyfentwintigduizend Guldens. BEEK een Ketting prefent gedaan werdt, van De Afiatifche Volkeren inzonderheid de Oncemee- Perfiaanen , de Egyptenaars en Romeinen, hebben nog veel hooger Prys gefteld.op deeze Kleinoody. CLeoraTra, de laatfte Konin= gin van Egypte, hadt twee ongemeen groote Paarlen bezeten , waar van zy de eene, ten gevalle van haaren Minnaar ANTONIius, in | een ej) CYPRIANUS ad Frantz, Hist, Anim, Se Script. Pe 9261, Lesfer, Test, Th, 982, (Ì) BONANN. Recreat pe 94. Ie DEFL. XV, STUK, neWaardy’g VL AFDEEL, XLIV. Hoorp. STUK, Paarlen, 393 BESCHRYVING VAN een fcherp Zuur liet fmelten, en toen binnen floeg. Deeze Paarl zou op tweehonderd-en- vyftig-duizend Kroonen gefchat zyn, Pero- zes, Koning der Perfen , droeg eene kost: baare Paarl, welke hy in de ongelukkige Veldflag met de Hunnen wegfmeet ‚ om niet bekend te zyn, en, wanneer men die vervols gens vondt, wilde Keizer JUSTIN1ANUS dezelve hem afkoopen voor honderd Marken Gouds, TAVERNIER getuigt, dat de fchoons fte, hem in de Wereld bekend , van een Aras bifch Vorst bezeten werdt; zynde zo helder; dat men ’er byna door heen kon zien: Zy woog maar iets meer dan twaalf Karaaten en nogthans werdt een Bod van veertigduizend Ryksdaalders, ’t welk ‘er de groote Mogol voor deedt , door dien Vorst afgeflagen. De Koning van Perfie hade eene Paarl in bezits ting, welke Iby , in ’t jaar 1633, van eenen Arabier kogt voor eene Somme van veertien- honderdduizend Franfche Livres , dat is om- trent zeven Tonnen Gouds, De Paus van Rome , Paurus de II. hadt aan een Vene= tiaanfch Koopman, voor een Orientaalfche Paarl, betaald honderdveertigduizend Dukaa- ten, In de Kroon van den Roomfch Keizer zou eene Paarl geweest zyn, van grootte als een. Muskadelie- Peer en zeer fchoon van Wa- ter , weegende dertig Karaaten, dat is een half Loot. Het Franfche Hof heeft drie ons gemeen fchoone Paarlen bezeten, en de Ko. nins , pE MossEL-DOUBLETTEN. 8399 pingin van Spanje droeg, toen in ’t voorfte VL der Zeventiende Eeuw ,na het fluiten der % re- Ar ER de met Engeland , te Madrit Bal gehouden Hoorn. werdt „ eene Paarl van een-en-dertig duizend Tux. Dukaaten: doch de Spaanfche Dukaaten, die Paarfens men in de Rekening gebruikt, doen maar half zo veel als de onze. In die ongemeen groo- te Paarlen wordt ook meer op de zeldzaam. heid gezien, dan op de eigentlyke Waarde (*). De Paarlen zyn by de oude Grieken in de Gebruik Geneeskunde weinig bekend of in agtinge gee LCS weest. By HrirpPocRraTEs, Droscoriprs,d% of GALENUS, wordt ‘er, zo veel wy wee- ten , onder de Geneesmiddelen geen melding van gemaakt. Zy zullen, waarfchynlyk, in trein gebragt zyn door de Arabieren of door de Chymisten van laater tyd , die een won: derbaare krast ftelden in derzelver Bereidin- gen 5 zodanig, dat de Gepaarlde Suikerkoekjes den naam kreegen van Manus Christi. Behal- ve de Hartfterkende kragt van het fyne Paar- len-Poeijer , werdt het Zout of de. Kalk der- ‘zelven, Magifterium genaamd, voor een by-- zonder Behoedmiddel tegen de Jicht en Poda- gra (*) Op de onpemeene Waardy der groote fyne Paarlen wordt in de Heilige Schriftuur ook gezinfpeeld, Neem het Voor- beeld ven den Koopman die Paarlen zogt, of het werpen van Paarlen voor de Zwynen, in ’t Euarz. van Matth, De Poors ten van ’t nieuwe Jerufalem, in de Openbaaringe , waren ies der uit eene Paarl gemaakt, 1. DEEL, XVe STUK, 409 BESCHRYVING Vvän _ Vk gra gehouden (*). ’t Is waar, dat zy Zuur- Ee breekende zyn, en dat die Ongemakken hun- Hoorp- nen oirfprong dikwils hebben uit een inge- STUK... worteld, fyn, fcherp, Zuur: doch, dewyl die Paarlen, krage der Paarlen, in gedagte Bereidingen, door den Azyn reeds gebroken is, zal men ‘er minder op vertrouwen mogen, dan op het enkele Poeijer van Stamp- Paarlen, en wel van „Orientaalfche, die de zuiverften zyn. Even: wel wordt gerekend, dat zy meer dienen , om de Geneesmiddelen kostbaar te maaken , dan tot eene weezentlyke nuttigheid (f): dewyl niet alleen het Poeijer van Paarlemoer , maàâr ook dat van Oesterfchulpen , en de gewoone Kreefts. Oogen ; mooglyk ‚ ruim zo kragtig Zyn. Cd valfche Men heeft reeds van ouds gefproken van Paarlene joe maaken van valfche Paarlen. Zeker Au- theur verhaalt, dat de Arabieren , aan de Roo- de Zee , de uitvinding hadden van de Schaal der Oesteren, na dat die als dronken gemdakt waren door zeker Aas , met een Yzeren Pen te 4 (*) Sal five Magifterium Perlarum Riverii, prater vires ale latas, fummum est prefervativum Arthritidis, SCRODERUS, Pharm. p. 343e fi (Ì) ReNopwus heeft te Parys een Kwakzalver gekend, die zes Louiefen eifchte voor het zetten van twez Bloedzui- gers aan een Patient, en, wanneer dit veelen buitenípoorig voorkwam , zeid’ hy, dat hy een veel grooter Loon zou kunnen eifchén , dewyl hy een geheele Maand die twee Diertjes met Vogt van Paarlen gefpyzigd hadt, be Mossrte DoOUBLETTEN. 401 te doorbooren , en het uitloopende Vogt in, VE _ een Vorm te ontvangen , daar hetzelve dan En ftolde tot een ronde Paarl, Zekerer is ’t, dat Hoorp- menze wel gemaakt heeft en nog heden maakt, STUK van Paarlemoer; die, indien hetzelve niet te dun viel tot groote Paarlen , van de echte naauwlyks te onderfcheiden zouden zyn: want nu worden zy maar halfrond gemaakt en dan de twee helften op elkander gelymd, zegt Ar- DROVANDUS, die ’er byvoegt, hoe men ook op Een byzondere manier Paarlen maakt van Riviers of Moeras-Mosfelen. Sommigen, zegt hy, kooken dezelven in een fcherpe Loog; tot dat de zwarte Schors 'erafgaat ; dan ftam- pen zy het overblyvende fyn , en kneeden dae Poeijer met Daauw, maakende daar Balletjes van, die zy in de Zon laaten opdroogen, na dat zy dezelven doorboord hebben, en dus bekomt men Paarlen „ die reeds gegaat zyn, eer zy ter wereld kwamen. Men maakte ze ook van Vifch- Oogen, en van Glas; doch he- dendaags is ‘er veel gemakkelyker maânier om ‘voor weinig of niets Kettingen te kunnen le- veren van fchoonfchynende valfche Paarlen, Men maaktze, naamelyk, van Wafch, dat met het Lugt- of Zwemblaasie van zekere Vifchjes overtrokken wordt (*). (247) (*) Zie het Ville STurx van deeze Naruurdyke Historie, bladz, 258 CE T. DEEL: AVe STUK, 402 BESCHRYVING Vv AN VL (247) Mosfel, die de Schaal rondagtig „ over. ÄFDEELe XLIV. langs geflreept , doorfchynende en eeni- HoorpD= k / | phi germaate ge-Oord heeft, | CCXLVIIe Myr:lus Ditis een klein Doubletfchulpje , van groot- U, « fi . Nasel te als de Nag& van eens Menfchen Vinger, rondagtig , zeer broofch of teder, doorfchy= nend wit , in de langte zeer fyn geftreept en van binnen Zilverkleurig. Het gelyke veel naar de Paarl- Oesters en wordt in de Middelland- fche Zee gevonden. RE Taamelyk dik Buikige, « cexevrr, (245) Mosfel » die de Schaal Cylindrifch; Mytilus 7 ü, Löbopbe- aan de Enden wederzyds afgerond heeft. _ Z%S, Steene ws Mosfet, In de befchryvinge der Pholaden hebben wy reeds opgemerkt , dat. ’er van dezelven Tweekleppige zyn, die geene kleine Schulpjes # nladz. hebben aan ’t Scharnier *, Van de zodanigen 143, wordt hier gefproken. Zy hebben de alge- meene eigenfchap der Pholaden of Steenimos- felen, (247) Mlytilus Test fabrotundà longitudinaliter ftriat , pellucidâ , fubauritâ, M. L. U. 539. N. 131s (z43) Mytilus Testà Cylindricâ uêrinque extremitatibus ro= tundatis. M, L. U, 539. N. 132, Pholgs, ROND, Age 2, Pe 49, LIST. Angl, 235. T. 8. Éf. 37e BONANNe Reer. II, T. 28, Pholas, RuMPHe Muse T. 46e fe F, GUALT H, Tefl. T. go, f, De Daîtyluse ARGENV. Conch, Te. 30e (26) É K, ns Dr MössEL-DoUbrLETTEN; 4o3 Celen , en wórden dikwils daar mede ver ward, VI. om dat zy; zo wel als die , in de Steenen On booren of daär in huisvesten +: Var’ dé Hoorde Oostindifche getuigt Rumeniùs, dat het stux. langwerpige zwarte Mosfelen zyn, hebbende hen de langte en breedte van een Vinger, dochens meest kleiner en fomtyds ook een Hand lang zynde ‚ met eenige Kringen by het bovenfte End , dat fcherp en plat toeloopt , beneden ftomp en witagtig: Deeze vindt men (zegt hy) nergens bloot, maar altyd in de groote Koraalfteenen , Katskoppen genaamd, daar zy fteeken in een Kuiltje, zo net op den Mosfel pasfende; als of het uitgehouwen ware. Zy ftaan met de Punt altyd overend , of een weis nig hellende, en hebben daar een klein Gaa- tjes ‘ce welk door den Steen gaat, waat door zy het Water inzuigen en uitfpuuwen. Van de Papágtige zelfftandigheid, waar in. zy lege gen, heb ik reeds gefproken *. Men krygtze * nladz; nooit, vervolgt hy ‚dan wanneer mende Kats- °** koppen of Kopfteenen aan ftukken flaat , om Kalk daar van te branden; als wanneer men met verwondering ziet, hoe deeze Mosfelen daar in verhoolen zitten, zonder dat men uit- wendig eenig blyk daar van befpeurd hadt: dewyl die kleine Gaatjes, daar zy Water door inhaalen, naauwlyks zigtbaar zyn5 ten minfte niet zeer in ’t Oog loopen. Men moet ook wel drie of vier Steenen openen; eer men ’et | Ce 2 éen 1 DEEL. XV; STUK. VL: ÄFDEEL. XLIV, Hoorp: STUK, * Zie bladze 134 404 BESCHRYVING VAN één vindt, die ze heeft, In de kleinen zitten kleinere, in de grooten grootere Mosfelen, - Sommigen van de Oostindifche Philofoophen, zegt die zelfde Autheur, vermoeden, dat de Pholaden ’er eerst zyn; en dat dan de Steenige zelfftandigheid om dezelven heen groeije, wor- dende door zekere byna onzigtbaare Zeedier- tjes by een gebragt en laag op laag aangeplakt, even als de Byën doen in het maaken der Ho - nigraaten. Hy kon zulks niet toeftemmen , om dat men deeze Steenmosfelen niet tropswyze of naar ’t viel, maar regelmaatig geplaatst vond in de gedagte Steenen , die , volgens hem, eveneens groeijen als de Zeegewasfen. Zouden zy niet in de Weeke Klomp, die vervolgens tot Steen verhardt, kunnen gedrongen zyn, of daar in verward zyn geraakt, even als de ge- woone Oesters en Mosfelen in Zand en Slyk ? ‘t Vleefch is, zo hy aanmerkt , Slymerig , doch wordt door ’t kooken hard en eetbaar, hoewel het doch naar de Klippen {maakt. De Phola- den, die men Dadels noemt te Toulon en ele ders aan de Middellandfche Zee , worden, ge- lyk wy gezien hebben; wegens haare lekker- heid gepreezen *. LiNNmus merkt aan, dat de Schaal der Indifche Steenmosfelen zagter en byna als Leder buigzaam ; die der Europifchen broofcher is. | De aangehaalde Figuur befchryft BoNAN- _N1 onder den naam van Daêlylus , dus genaamd, om dat dezelve naar een Dadel gelykt , als volgt. pE MossEL-DoOUBLETTEN. 465 volgt. „ Zy is met eenen fynen Rok bekleed, VL „> van Kastanje- Kleur, en wordt ook Pholas EL >> geheten , om dat zy binnen Steenen, doch Fioorp. „> die zo hard niet zyn , haaren oirfprong heeft, STUKe > Zy beftaat uit twee dunne Schulpen , de eene ‚> op de andere pasfende, die van binnen wit s> zyn of Afchgraauw en glad, Op veele Oe. j» Vers van Italie komt deeze menigvuldig > voor.” Dit fchynt doch even de zelfde te zyn, welke anderen aanmerken in Marmer en andere harde Steenen te huisvesten, zodanig; dat men die met Yzeren Hamers aan ftukken moet flaan en flaat, om deeze Steenmosfelen tot Spyze te bekomen. (249) Mosfel, die de Schaal Ruitagtig ovaal, CCXLIx, rimpelig flomp , met ‘aangroeijingen on Verf. ME Ín zoute Plasfen, digt aan de Zee, in Noor- wegen, onthoudt zig een Mosfeltje, van groot- te als het uiterfte Lid van de Pink; ovaal, maar aan de Enden zeer ftomp, droevig van Kleur, met Sleuven, die aan den Rand even- wydig zyn, geheel bedekt, waar van de by- naam. ’t Scharnier is aan den Rand een wei- nig bultiger. Hier (249) Mytilus Testà Rhomboideà-ovali , rugofâ , obtufà an= tiquatâ. Syst. Nate Xlie GUAL TH. Test, T, 7. f.D. LIST. Angle T. ge fe ZI. Ce 3 na „ke DEEL, XV. STUK, VvE, AFDEEL. XLIV,. HuorD- STUKe 406 BESCHRYVING vAn Hier mede wordt een Doubletje vergelee- ken, daar LisrER van ípreekt , onder den naam van Pholas noster, dat is Engelfche Pholade, Hier van, zegt hy, worden de Schulpjes by Hartlepool dikwils gevonden en verfchuilen zig, van hunnen oirfprong af, in de Holletjes van zekere Kryetfteenen ; daar menze niet uit kan neemen, zonder den Steen aan ftukkente breeken, Hy hadt waargenomen, dat die Hol- lerjes gemaakt waren in een zagte Steen, zynde grooter of kleiner naar de meer of min- der grootte van het Dier, doch met de Ope- SCL Mytulius bilccularis, Verdeelde, ningen doorgaans twee of drie-maal zo groot als deeze Mosfeltjes, die hy niet: veel groo- ter, dan een halven Vinger lang, neel 8 vereifchen zouden tot enkele huisvesting: die= nende zulks , buiten twyfel, op dat zy de Schaal zouden kunnen openen. De langte der grootfte Holletjes beliep twee Duimensde breede te, daar zy wydst waren ‚iets meer dan een hal- ven Duim. Van buiten waren de Schulpjes rimpelig, van binnen glad. De Kleur der doo- de en verouderde: want anderen hadt hy niet gezien, was wit, {eso) Mosfel , die de Schaal geftreept , de __ Navelen gewelfd heeft met eenwit mîd- delfchot, Bap ter Dees (25e) Mytilus Testà cerule flriatâ, Umbonibus fornicatis disfepimento albo. M, Le U. 5400 N, 193. ee pre MossErr-DoOUBLETTEN. 407 „Deeze heeft de Schaal Eyvormig en dik, , VE _ FDEELs met den voorften rand holrond, den agterften si, Cirkelrond en aan de tip witagtig. Zy komt Hoorp. uit de Indifche Zee, STUK, (asr) Mosfel, die de Schaal geftreept heeft , „cu: ytulus met een hoekigen Buik, aan den Randexustus, gekarteld, ee Deeze heeft, zo wel alsde voorgaande, een flaauw Tandje in ’t Scharnier, aan de tip van de Mosfel , wier Kleur als Yzerroest en in de meesten als gebrand, doch in fommigen ook witagtig is. Zy komt van Jamaika,. Deeze beiden waren in ’t Kabinet van de Koningin van Sweeden. (Casa) Mosfel, die de Schaal. gladagtig Roest- CCLrr, | Meul k kleurig, van buiten aan de tip gebaard pa bats: heeft. Gebaarde, Buiten de Kleur en de gedagte Haairigheid gelykt deeze zeer veel naar de gewoone Mos- felen. Zy komt voor, in de Middellandfche Zee en aan de Kust van Noorwegen „ wor- dende (2sr) Mytulus Testà ftriatà Ventre angulato , Margine cre« nato. M.L. U, 540. Ne 134. C252) Myralus Testà leviusculâ Ferrugine , extus apice barbatâ. Faure Suec, 2157, Musculus obfcurus pilofus, G r- NANNe Adriat. 3, pe 36. Te, 27e fe 169, GUAL TH, 7est, Te 91, H‚ Figure medie, Cc 4 I, DEEL. XV. STUK. VL. AFDEEL. XLIV, Hoorp- ST UKe CLI Mytulus edulis. Gewoone Mosfel, 408 BESCHRYVING VAN dende des ook onder de Dieren van Sweeder geteld, (253) Mosfel, die de Schaal gladagtig Vio- let, de Kleppen van vooren eenigermaa- te gekield , van agteren flomp, de Bile len puntig heeft. Deeze Soort begrypt de gewoone of eetbaa- re Mosfelen, die niet minder bekend en in ge- bruik zyn tot Spyze, by ’t Gemeen, dan de Oesters by Luiden van Vermogen. Men vinde ‘er ook byna aan alle Zee- Kusten van de We- reld. In ’t Latyn heeten zy Musculus , welke benaaming tevens aan de Spieren van ’t Men- fchelyk Lighaam gegeven wordt, en zy fchynt in beiden van ’t woord Mus , dat een Muis betekent , afkomftig te zyn. Tusífchen de Musculi en Mytuli ftelt RoNpErLETIius dit verfchil , dat de laatften grooter, de eerften. ronder zya. PrinNivs hadt van Myzuli ge- {pra- (253) Zfytulus Testà leviusculâ violaceÂ, Valvulis antice fubcarinatis „ postice retufis, Natibus acuminatis, Faun, Suec, 2156. Me Ls U« 54te Ne 135 Jte Oel. 45. It Westgoth. 170, List. Argl. 182, fe 28e Conche Ille T. 362e fa 20, BONANNe Reer, Ile Te 39 GUAL TH. TestoT, ore f, E. AL DRO Va Exzfang. 512, RoND, Jguat, 2e pe 46e Mytuluse GES N. wEgtaf, 277. Mvytulus, BELLe Agaat, 397 GINANN, Adriat, 1e p, 36.:T. 23e f. 468. ACF. ParifinA7ile Te 3e fe 455. DASTER Natuurk. Uitfpanningens L. Deel. Pe 117 Tab. Xl £. 9,107 Ile KNORR Zirzam, IV, Be Ple 15. £ 1 3 2% 5 DE MossErL-DoUBLETTEN. 4C9 {proken , die zout van {maak envergiftig zyn, VL en van Myje , welke rond zyn , wat kleiner ke en ruig, dunner van Schaal en harder van Hoorn: Vleefch. Mudion noemen de hedendaagfche srux. Grieken een Mosfel ; dat zekerlyk van Mòs , een Muis, afkomtftig is, zegt ALDROVANDUS: doch men zou het beter Muidion fchryven, zo GEsSNERUS oordeelt. Eenvoudiglyk worden de kleinen Musculi genoemd, waar van de Hol- landfche benaaming van Mosfelen , de Engelfche van Muscles en de Franfche van Moules of Moucles, afkomftig zyn Te Rouaan worden - zy, dat zonderling is, Cayeux geheten, en in ’* Hoogduitfch , daar men de Schulpdieren, in ’t algemeen, Mufchlen noemt, geeft men’er, tot onderfcheiding, den naam van Miesf- Mu- fchlen aan. „> Driederley Mosfelen , zegt PoNTop p r- Vertchit. „> DANS, vindt men in Noorwegen of aan de ‚‚ Noorfche Kust. De gemeenen, genaamd „> Krake - Skael , of Kraaijen - Mosfelen . dewyl » de Kraaijen, die dezelven gaarn eeten , haa- s, Te Konst, om dezelven te openen, daar aan s, toetfen; doordien zy een Mosfel in de isek ss neemen „ daar mede in de hoogte vliegen en ‚> ze op een Klip of Rots vallen laaten , dat zy s. aan ftukken breekt. Deeze worden inge- > Zouten, en, gelykerwys de Oesters, tot »> verkooping buitenslands gezonden. De an- s) dere Soort, Oes. Skael genaamd „ onder- Ces » fcheidt Te DEEL. XV STURe gio BESCHRYVING VAN VL, feheide zig van de voorigen ten deele doot Ene) » haare grootte , als zynde ruim eens zo groots. Hoorp= 3, ten deele daar door, dat zy niet deugt, ten STUK _ ,, minfte heeft niemand lust om ze te eeten; ss doch zy wordt, even als de voorgemelde ss Oesterfoorten, uitgenomen, en tot lok-aas >» voor de Visfchen aan den Hoek geflagen. In > haare Schaalen vindt men fomtyds Paarlen;, s> die ryper en beter zyn dan de genen, welke s, men in de Oesters aantreft, De regte Paarl= Mosfelen , echter, zyn de derde Soort , doch zulke komen alleenlyk voor in de zoete Wa- teren van Rivieren of Beeken. Deeze zyn ss ook in Geftalte van de Zee-Mosfelen ver- ‚ fchillende , gelyk wy:daar' van omftandig #zichier 2» gefproken hebben *. Haare Schaal, naa« AE ‚ melyk; die in genen flegts aan ’t eene End »‚ Fond is en fpics uitloopt aan ’t andere End, > hebben ‚deeze byna overal rond, doch aan „> de beide Enden breed en-plat. Anderszins «+, komt derzelver Schaal, in dikte, en kleur, so met die der Zee -Mosfelen, overeen, zynde ‚s van buicen zwart, inwendig met een witten „‚ en blaauwen Glans” (*). | In dit Geflagt zyn door LinNaus twintig Soorten gerangeerd onder den naam van Mosfe- len, doch waar van ten minfte de vyf eerften geenszins de Geftaite hebben. Van eenige Ri- vier - Mosfelen is reeds onder de Gaapers (Mya) ehan- \e Vaar Kleur, (+) Maturt. Liff. bon Hogwegert, U, Theil, pe 309e pe MossEL-DoURLETTEN. Art gehandeld ; vaa anderen zullen wy in ’tver-, VI volg fpreeken, als maakende daar in twee by- AE zondere Soorten uit. Hier hebben wy flegts Hoor. de Zee- Mosfelen op’t Oog, die wel zwartag= STUE: tig of donkerblaauw , doch gepolyst zynde on- gemeen fchoon Violet of Hemelfchblaauw zyn, met fierlyke Banden en Streepen. In Oostin- die kamen ‘er voor , die een graauwe Korst heb- ben. Sommigen uit de Middellandfche Zee zyn gepolyst zynde ongemeen fchoon groen van Kleur, Onder de Marfiliaanfche vindt men ’er die hoog rood, Vleefchkleurig of Roozerood , Leverkleurig en geel zyn. Aan andere Kusten van Europa heeft menze van andere Kleuren GB: mat | LiNNZus merkt aan, dat de Mosfelen bin- Grootte, nen de Keerkringen zeer groot, doch binnen de Poolkringen zeer klein vallen, gelykerwys de overige Schulpdieren of Schulpen. Uie Oost- indie, evenwel ‚ komen ’er die niet zeer groot , ja klein zyn : zodanigen vallen ’er ook in de Westindiën en aan de Kust van Afrika: terwyl de Magellaanfche , in tegendeel, by uitftek groot zyn. Aan de Kust van Noorwegen, za- gen (*) Testâ foris ex ceruleo nigricat , intus ex ceruleo albes fcit, utrinque vero levis almodum, E littore tamen Drepanie tano & Lufitanico multi ad me delati {unt , quotum aliqut partim vivido Cinnabarino et Sandychino Coloretincti „alii vee to Argenteo , Thalafino Venetoquegnire impregnatie BONANN, Recr. p‚ 102 le, DEEL, XV, STUKs VL 'AFDEEL. XLIV, Hoorp- STUKe Geftalte, 4i2 BESCHRYVING v AN gen wy, dat 'er voorkomen van meer dan mid- delmaatige grootte: doch die ongemeene groo te, daar de Ouden van fpraken, fchynen tot de Rivier- Mosfelen te behooren. Welke die van Brafil zyn, zo groot, dat de Vifch, uit de Schaal genomen , een half Pond zou weegen, Is my onbewuste | De Geftalte der Mosfelen is te bekend, om zig daar mede lang op te houden. Witepêns de- zelve betrekt ApANsoN deeze Schulpdieren tot het Geflagt der Jambonneaux of Hamme- tjes, en zy verdienen dien naam, inderdaad, beter , dan fommigen van ons volgende Ge- flagt. Van eene ftompe Punt breidt zig de Schaal meer in breedte naar de eene dan naar de andere zyde uit, en heeft, daar tegenover, cen breede, Cirkelronde , fluiting. De dikte, zig fchielyk van de gedagte Punt verheffende, Joopt allengs af en eindigt in een dunnen Rand, De langte overtreft meer dan eenmaal de breed- te, aan welke de dikte byna gelyk is. De éé- ne zyde is zo regt, dat de Schulpen , nevens elkander gelegd , in de langte, ten naaften by, tegen elkander aan fluiten: doch de zyde , daar » Scharnier is, maakt bykans een halven Cir- kel uit. voortgaan- De Mosfelen veranderen niet van plaats; al- de bewee- ging. zo zy met zekere Vezels of Draaden als aan de Klippen vast groeijen,zegt LISTER. De Heer REAUMUR, in tegendeel, berigt ons, in een Vertoog over de Voortgaande bewering der Schulp= / DE MossErL-DOUBLETTEN. 418 _ Schulpdieren, dat de Zee - Mosfelen , fchoon , Vie gemeenlyk aan Steenen of aan elkander gehecht Bae zynde door middel van zekere Draaden , niet- Hoorp- temin het vermogen hebben om zig te bewee-STUKe gen en te verplaatzen. Hoe zouden zy an- ders, los in zekere Meiren geworpen zynde, of op de Banken , daar menze vifcht , tot groo- te Troppen famengroeijen, of zig aan Paalen, Ankers , Zee= fonnen, Touwen, ja wat het zyn mag, op dergelyke wyze hechten kunnen. Men ziet dat zy fomtyds , onaffcheidelyk , vast groeijen aan Oesters en andere Lighaamen, ’ welk dan de beweeglykheid buiten fluit. De Heer BasrTEr omhelst het Gevoelen De Tong van REAUMUR, en befchryft ons zeer duide- Iyk, hoe dat de Mosfelen voort kunnen krui- pen, door middel van zeker Lighaamsdeel, ’e welk men de Tong noemt, maakende zig dan met Draaden vast, welke zy fpinnen, en dus, zig eenmaal vast gehecht hebbende, verplaat- zen Zy zig niet weder (*). Hier door wordt de fchynftrydigheid , tusfchen die twee vere maarde Mannen, opgehelderd: want het is zes ker „dat de Mosfelen , los zynde , eenige bewee- ging moeten maaken , om zig te hechten aande Paalen of aan elkander , wanneer haar de bewee. ging der Golven, dieze anders van haare plaats vervoeren kan, ontbreekt. Mooglyk zullen zy in haare Jongheid , even als de Oesters , bekwaam om C*) Nat, Uitfpanningene IT Deel, bladze raes Ie DEEL, XV. STUKe vi. ÄFDEELe_ XLIV. Hoorp- STUK. ‚ Maairige Praaden. Pls CXIX, Figs 4e zig BESCHRYVING VAN om te zwemmen, en dus in ftaatzyn om Zelfs aan dryvende Lighaamen, gelyk de Zee-Toti- nen, enz, te gaan zitten en vast te groeijen, * Zelfde virerkeuig dat aan de. Mosfelen tot haare voortgaande beweeging dienen kan, verftrekt haar ook tot eef Spintuig. Dic Schulpdier doet de zogenaamde Tong, die ir onze Fig. 4, op Plaat CXIX, afgebeeld is, uit de opening der Schulpen voortkomen, en maakt dezelve , door uitrekking ; fomtyds wel twee Duimen lang. In het Sleufje van deeze Tong wordt, zo ’t fchynt, een vloeibaare Stoffe , die haar bewaarplaats by derzelver Peesagtigen Wortel heeft, door die bewee: gingen gepêrst of opgezoogen, en geformeerd tot een Draad, welke zig met het ééne End aan eenig Lighaam hecht. In een Glas met Zee- Water kan men deeze werking wan de Mosfel zeer duidelyk befchouwen, en tevens waarneemen, hoe die Draadeh, ieder, aan ’ end een foort van Zuiger hebben , welke hun doet kleeven, zelfs, aan de gladfte Opper vlak- ten (*). Naar den meer of minder afftand worden deeze Draaden langer of korter gefor= ‚ meerd , en de menigte derzelven maakt een bosje Haair ; gelyk in onze gedagte Figuur. Deeze Draaden komen in dikte en fterkte ons Hoofd- (*) Zie LisTeER Esxercit, Anatom. Il, Tab, IVe Fig 5s en de Afbeelding, vanLEEUWENHOEK ontleend , aldaat Fig, Se’ De MosserL-DoUurLETTEN, 418 Hoofdhdait- zeer naby ; en zyn dus veel êto- VL ver dan de Zyde, welke de Ham - Doubletten Ae fpinnen. RrAUMUR telde ’er meer dan hon- Hoor derdvyftig , die tot aanhechting dienden van STUK. ééne enkele Mosfel. Zy maaken zig, door middel’ van dezelvens cok aan elkander vast, en daat uit ontítaan die Klompen, by welken men de Mosfelen famengegroeid vindt. | Sommigen, wederom, hadden hier van een oester- ander denkbeeld. Zy ftelden dat de Mosfel heise: met Haair gebooren worde, en dat dit Haair dus een noodzaaklyke ; geen willekeurige , aan- hechting maakt. Zulks meenden zy door on- _dervindingen, die men in de Oesterhokken te Rochelle, Bouchots genaamd , met dezelven Jaarlyks heeft , te kúnnen betoogen. Deeze Hokken beftaan uit beflooten Perken , van Paa- len met Juffers overdwars aan elkander ge- voegd. De Visfchers maaken de Mosfelen met een puntig Yzer van elkander los, en werpen ‘er dan de losfe Mosfelen in, die zig vervol- gens tropswyze aan de Paalen gaan hechten, De Inzameling wordt in de Herfst gedaan ; en omtrent een Jaar is ‘er noodig, op dat het Hok voorzien worde; zodanig dat, indien ’er eens veertigduizend in zyn, daar van vyf= of zesduizend in het Hok gelaten worden, dan heeft men ’t andere Jaar wederom een nieu- we Inzameling. Hier uit blykt, nu , dat de Mosfelen , los gemaakt zynde, zig wederom | | kun- Es DEFL. XV. STUK. 416 BESCHRYVING VAN VL kunnen vast hechten met haare Draaden ; doch Ei dat zy uit vrees, dat dezeiven te oud of té Hoorp- zwak mogten worden, wederom nieuwe fpin« STUK. nen5 fchynt wat veel begaafdheid en overleg te onderftellen in deeze Schepzelen. Ame ‘ct Is byna een Eeuw geleeden , dat de Zeeuw: fche Doktor ne Hereripr eene Ontleding van den Mosfel uitgaf , welke tot nog toe de bes- te is, die men heeft. Hoe gemeen ook, ime mers „ deeze Schulpdieren zyn, zy worden zelden met een Ontleedkundig Oog befchouwd : waar toe mooglyk het gemeene zeggen wel iets gedaan heeft, dat men een Mosfel , onder t eeten, niet moet bekyken. Hy heeft waar- genomen ‚ dat zy , behalve de Tong , een Maag, Darmen en Lever; ja een foort van Hoornen hebben , welke zy kunnen uitfteeken en intrekken even als de Slakken doen. Twee Paar Spieren hebben zy tot fluiting van de Schulpen, die aan ’t Scharnter door een taaijen Band famengehecht zyn, welke fchynt te die- nen, om door zekere Veerkragt de Mosfel te doen gaapen. Voorts loopen nog veele Spier- agtige Vezelen door haar Lighaam heen. Hy geeft een Mond of Bek aan dit Schulpdier , van welke een Spieragtige Band afkomftig is, die zig hecht aan de binnenfte Monden der Schulpen, en dezelven geheel en al omzoomt. Voorts heeft het Dier wederzyds Kieuwen, welke zo dun als Spinnewebben zyn , beginnende van de Keel en tot den Aars doorloopende. | Men DE Mosstr-DounLETTEN. 41} _Men noemtze Baarden, belalve welken aan, vij den Rek nog vier Vederagtige of gepluimde er Vezelen * zyn. Hoorps In alle die Deelen, behalve het Vet en desTu«s Spieren, heeft hy zekere drillende of beeven. Ee. de. beweeging befpeurd, die hy Straalagtige +} mes noemt, om dat zy by wyze van Straalen voort- Trillendé komt uit den geheelen omtrek der Baarden. uc Zy houdt eenige Dagen ftand; wanneer men tr, de Baarden in Zeewater bewaart. Ook komt zy ‘er weder in , wanneer men de Baarden, niet al te droog zynde geworden, op nieuws bevogtigt: Door die beweeging werpen de Mosfelen , uit de Baarden; zegt hy ; eene overs vloedige. Wateragtigheid, daar rondagtige Pol- letjes in dryven; doch nooit hadt hy befpeurd , dat Lugtbelletjes van haar uitgeworpen wers Dit brengt os tot de Voortteeling der Mos- sesé, felen. De Ouden meenden, of dat zy van zelf voortkwamen, of dat zy op de wyze der Bols planten haar Geflagt vermenigvuldigden ; de- wyl men dikwils kleintjes op de groote Schuls pen cf aan dezelven vondt zitten. Tot heden toe is haate manier van Voortteeling duifter, Lrisrer vermoedde, dat zy van beiderley Sexe S waren, om dat zy allen een zelfde Teellid 6 4náry hadden : zynde daar tegen de Oesters; Kok.4°** haanen en Rivier- Mosfelen , volgens hem ; ze- | Dd _kefs 1. DEEL, XV, StUR: 418 BESCHRYVINGC VAN VL ‘kerlyk van verfchillende Sexên (*). Ap ax- kn SON, die zig zo vlytig op het onderzoek der Hoorp- Conchyliën, aan de Kust van Senegal, toege- STUK, legd heeft, meent te kunnen verzekeren , dat | de Dieren der Doubletfchulpen, ten minften, * zie altemaal Hermaphrodieten Zyn *&. De Heer blacz, 9. BAsTER, een niet minder oplettend Waarnee- mer van de Zee-Schepzelen onzer Stranden, fchynt over te hellen om te denken, of niet onder de Mosfelen en Oesters Mannetjes en Wyfjes zouden zyn. Zyn Ed. befloot zulks uit een Melkagtig Vogt, dat een Mosfel, die door hem in een Flefch met fchoon Water werdt gehouden, door hetzelve heen verfpreid- de, en welk Water vervolgens door ’t Mikros- koop bevonden werdt, een onbegrypelyke me- nigte te bevatten van uitermaate kleine bewee:- gende Lighaampjes , die door LEEUweEN- HOEKSs in de Oesters, gehouden ‘worden voor Mannelyke Zaaddiertjes (}). | Bevrug- Dit zo zynde, kunnen wy eenigszins begry- ting. pen , om wat reden de Mosfelen zo digt en tropswyze by elkander kruipen. “ Ook kan dee- ze Onderftelling beftaan, fchoon zy; zo wel als de Oesters en andere Schulpdieren , Her- RES maphrodieten zyn tf: fchoon men haare Tong bi, 550, voor het Mannelyk Lid mogt houden: want hier flegts eene befproeijing der Eijeren door ILO 404 rvi de het C°) LrsTra Exercite Anat, IU, pe 56e (TD Nat, Uitfpanningen. 1, Deel, bladz, 122, DE Mosser-DoUuBLETTEN. A19. het Mannelyke Zaadvogt noodig is, zonder VL blykbaare Paaring , gelyk in veele Visfchen. Vn Mooglyk ontvangt ieder Mosfel dit bevrugtend Hoorn. Zaad van anderen die zy wederom op haareSTUK. beurt bevrugt: gelyk dit oogfchynlyk vernomen wordt in de Hoornflakken. De Eijertjes , naamelyk , of de Kuic der jongwers Mosfelen , worden in de Mosfel zelf bevrugt , PPE zo dat dezelve, die uitwerpende, reeds leeven- de Mosfeltjes baart. Dit heeft de Heer Bas- TER zeer duidelyk waargenomen , en afge- beeld (*); zo dat men daar uit ziet, dat die uitwerping als door perfing en m@t eene aan- merkelyke kragt gefchiede : ook dat het vere moeden van LEEUWEN HOEK geenszinsplaats kan hebben; die zig verbeeldde, … dat-deeze », Schulpdieren mooglyk zeker Werktuig had- > den, waar mede zy, als met de Hand, die > Eytjes zeer ordentlyk konden nederleggen s, op haar eigen of op een andere Schulp: op » die wyze als dit gedaan wordt door veeler= » ley vliegende Diertjes, welke, een Ey zul- », lende leggen , eerst een langwerpig Werk- > tuig voortbrengen uit het Lighaam , daar dic „> Ey dan uit voortkomt , gelyk hy dit in de », Motten hadt afgebeeld.” Niet geloofbaarer is, het gene hy van den je haarer Eijerlegging verhaalt. … De Mos- ‚> felen (*) Natuurk, Uitfpanne Ie De Plaat XI, Fig, 9; 10; Ile Dd 2 IL. DEEL, XV. STUKe ÁFDEEL 40 BESCHRYVING VAN , felen leggen-haar Eijeren op de Schaalen in . XLIV, s» 't midden van de Winter, en draagen die zo Hoorp- STUK, Schaal begroeid, 2 lang met zig om, en houdenze op de Schaal, , Zelykerwys de Garnaalen , tot dat de ‚‚ Vrugt daar in volwasfen zy” _Niettee genítaande hy zulks in Plaat vertoont, ennog verder daar over redeneert, begrootende zelfs het getal der jonge Mosfeltjes of bevrugte Ey- tjes , welken hy op ééne Mosfelfchaal hade waargenomen: oordeelt doch de Heer BASTER met veel reden, dat die fcherpziende Au- theur zig grootelyks daar in bedroogen en zeker Korstagtig aangroecizel , dat men dikwils op de Mosfelen vindt, met deszelfs Diertjes of Po- lypen, voor zodanige bevrugte en onbevrugte - Eytjes of Eijerdoppen heeft aangezien. Te waarfchynlyker is dit, om dat hy zelf zig op ’ laacfte niet in ftaat bevondt de Geftalte dier za- genaamde jonge Mosfeltjes in Plaat te vertoo- nen, en daar op werdt hem door een Mosfel. Visfcher gezegd, dat hy die Schulpen fomtyds begroeid gevonden had met zekere naderhand weder van dezelven afvallende Stoffe (*). Behalve het Vlies, naamelyk, dat de Mos- felen omkleedt , zetten ’er zig dikwils vreemde Lighaamen en leevende Schepfelen aan. De gezegde Korst met Diertjes bezwangerd, en vcelerley Plantaartige Zeegewasjes, zyn het \ | niet (*) Obferve Mlicroscops Part, Je LiSTER ExercitsAnate MI. pe Ór, Br MosSeL-DOUBERTTEN, © dE niet alleen ; maar men vindt ze menigvuldig „ VL met Zee-Pokken , «en wel zo dik begroeid, XLIV. dat de Klomp derzelven veel grooter is en Hoorn- zwaarder dan de geheele Mosfel *, Onge- STUK. looflyk is het getal van vreemde Dieren , wels,» Zie £ ken dus één zulk Schepzel op zyne Schouders torst. Hier van, echter, fchynt het uitwen- dig niet te worden aangedaan, maar de Heer ReauMur vondt dat ’er zekere Hoorndier- tjes waren , die zig op de Schaalen zetten, daar in een Gat maaken , en dan de Mosfel uitzuigen met hun Snuirje, ct Is zeker , dat ’er ’t een of ander moet Vergiftige zyn, ’t welk de Mosfelen fomtyds ongezond den en zelfs Vergiftig maakt, Verfcheide Waare neemingen bevestigen , dat Menfchen , die Mosfelen gegeten hebben, in Benaauwdheden zyn vervallen met Stuipen en Uitflag van de Huid; waar van men ze niet verlosfen heeft kunnen dan door Braakmiddelen, Purgatiën en Zweetdryvende Medicamenten. Men heeft ‘er gezien, die naderhand eenige Dagen een Walging behielden, Of zuiks door Infekten, die in de Schaal gekroopen zyn, dan door eene Ongefteldheid , of door ’ fterven en bederf ven de Mosfelen veroirzaakt worde, is nog niet beflist (*). Mooglyk zal ‘er nu eens die dan deeze oirzaak van zyn, Gemeenlyk fchryft men (*) Epberm, Nat, Curiofirum, Vol. 7, Ann, 174% Pe 215 Dd 3 k DEEL. XV, STUK VL ÂFDEEL: XLIV, Hoorp- STUK, 402 BESCHR'EVING AAN men het daar aan toe, dat ’er de een of an-= dere Vergiftige Mosfel onder den hoop zy ge- weest, Dat eenige befmerting van het Water, daar’de Mosfelen in leeven , door het fterven van Vifch of andere oirzaaken , daar toe gele- genheid geeve, is niet zeer waarfchyniyk : want dan zouden ’er zeer. veelen moeten ver- giftigd zyn. Het is een Verfchynzel, dat meest voorkomt in Menfchen met een voor- oordeel bezet, die zwak van Maag zyn, of dezelve met andere Spys en Drank Overlaaden hebben. Veel Wyn op Mosfelen te gebruiken Gebruik is niet raadzaam ; een Glas Brandewyn flaagt doorgaans beter : anderen pryzen iets anders aan. Deeze benaauwdheid zal op ’t moment overgaan , zo de Lyder maar een of twee Le- pels vol Wyn- Azyn inneemt , zegt Doktor BasTER (*), Of het om deeze of om een andere reden zy, LiINNzeus ten minfte verzekert , dat men in Sweden geene Mosfelen tot Spyze, maar wel om die tot Aas aan den Hoek te faan, gebruike. In fommige Provinciën van Engeland vallen zy zo overvloedig , dat men ze met Karren van ’ Strand haalt tot mesting der Landeryën. Onder ’t Gemeene Volk wor= den zy aldaar zo wel als elders gegeten ; doch in Vrankryk en hier te Lande komen zy ook wel op den Tafel van Vermogende Luiden, ce Is (*) Natwark. Uit/panning: 1, DEEL) bladz. 126, DE MossErrL-DoUBLETTEN. 423 % Is ondertusfchen eene zwaar verteerbaare VL Spys , die men niet te dikwils moet gebrui- IV. ken , en geenszins met eenige Onsenaane Hoorpe van de Maag. Men eetze wel raauw, even STUK. als de Oesters, doch meest gekookt , met ee- ne bekwaame Saus. Samtyds worden ’er ook Pottagiën van gemaakt, die niet onfinaakelyk noch ongezond zyn. Dat ’er in de Mosfelfchulpen eenige byzon- in de se- dere Kragt zoude fteeken tegen de en Hee daagfe Koorts, is niet zeer waarfchynelyk. Ten dien einde worden de Schulpen eene Nage over in Azyn gelegd ; des anderendaags van alle vuiligheden gezuiverd, een weinig gekal- cineerd , en dan tot Poecijer gemaakt. Een half Drachme daar van wordt met Water van den Gezegenden Distel of met Wyn ingege- ven, by ’t aankomen van de Koorts. De Pa tient zweet dan zagtelyk en is fomtyds nas ‘derhand de Koorts kwyt. Men gebruiktze ook, enkel gezuiverd, gedroogd en fyn ge- ftampt zynde, om de Waterloozing te bevor- deren, en tegen een Buikloop ; in welke beie de Gevallen , wanneer die uit een overvloed van Zuure Stoffen voortkomen, dit Poeijer niet ondienftig zal zyn: want de Mosfelfchaa- len hebben zekerlyk een Zuurbreekendekragt, gelyk de Oesterfchulpen en Slakhoornen. Te- gens de Vlakken, die op de Oogen der Paar- den ontftaan, kan dit Poeijer, van tyd tot Dd 4 tyd 1. DEEL. XV, STUK. 424 BESCHRYVYING VAN VL tyd daar in geblazen wordende , door zyne SKLIV. zuiverende en opdroogende kragt ook dien- Hoorp. ftig Zyn. STUKe CCLIv. (254) Mosfel- Doublet , die de Schaal glad Mytilus Ungalatus, en eenigermaate krom heeft, met den Magel! arne r eboosen. ’ charni fche Mose agie flen Rand 8 OREE …, S harnier fe’. aan ’t end en tweetandig, De twee helften van een Mosfel- Doublet, nevens elkander gelegd zynde met de holte nederwaards, vertoonen zig als de gefpleeten Hoeven van het Vee, zo LINNAus aan- merkt. Dit heeft in de gewoone Zee - Mos- felen ook plaats, doch in dezelven komen de Punten dan by elkander, daar dezelven in dat groot flag van Mosfelen , welke men Magel- laanfche noemt, van elkander afwyken. Zulks maakt een byzonder Kenmerk uit van deeze Soort , en onderfcheidt eenigen der genen, die voor weinig Jaaren ons van de Eilanden, by de Straat van Magellaan leggende, toege: bragt zyn, en thans nog een rariteit in de Ka- binetten uitmaaken, van de anderen. Sommi- gen van deeze zyn ook fmaller en dikker naar de langte , dan de gewoone Mosfelen ; doch ol ) DE (254) Mytilus Testà levi fubeurvatâ , Margine posteriore inflexo, Cardine terminali bidentato. M, Le U. 54r, N. 136, LrsT. Conche T. 360. GUALTH, Fest. T. gr. f‚ E. dupl, REGEN Fe Conch, 16, Te de f, 47e KNORR Werzam, IV, D, PL, 15. £ 4) Se PE MossEL-DOUBLETTEN. 495 indien de aangehaalde van GuvaArrTuierI VL hier thuis behoort , zouden zy tevens bree- LIV der zyn. Door het polyften worden zy uiter- Hoorp= * maate fraay. LiNNgzus ftelt de woonplaats “TUE aan de Kaap der Goede Hope en in de Zui- delyke deelen van Europa: de Kleur, zegt hy, is groen of blaauwagtig: zo dat hy ’er ook de Mosfelen van Algiers en die, welke ééne Soort onder de Gaapers uitmaakt *, toe, * Zie ble 185. fchynt te betrekken, _ (ess) Mosfel-Doublet , die de Schaal ge- „ECLYV. __frreept en eenigermaate krom heeft , met pn ded den agterften Rand geboogen , ’t Schar- Seribdes nier aan ’t end en tweetandig. Dewyl de voorgaande ook het Scharnier met twee Tandjes heeft, zo is bidens geen ge- paste bynaam voor deeze Soort, die van de voorgaande alleenlyk verfchilt door de Stree- pen overlangs , welken dezelve eenigerma:te doen gelyken naar de blaauwe geribde Magel- laanfche Mosfelen. De Kleuk nogthans, van diet Exemplaar, in de Middellandfche Zee ge- vonden, was Afchgraauwagtig, als Hoorn: de grootte niet meer dan een Duim breed, (256) (255) Alysilus Testâ firiat fubcurvatì, Margine posteriore inflexo , Cardine terminali bidentato. Syst, Nat, Xlle KNORR Herzam. IV, De Bl, 30e f. 3. V. D. Pl. 13, fe Go Dd s IL. DEEL, XVe STUKe VL AFDEEL XLIV. Hoorp. STUKe CCELVL, Myrilus Afodiciuse Papoes- Mostel, “* Afoule de laterre des Papous Guinee: fche Moses fele 426 BESCHRYVING VAN (256) Mosfel, die de Schaal glad heeft ‚ aan den voorften Rand gekield, de Billen bultig ‚ het Scharnier eenigermaate op 2de | De aangehaalde Afbeeldingen toonen duide lyk, dar hier de Mosfel van ’t Land der Pa poes *, gelyk D'ARGENVILLE zegt, be- doeld worde. Dit Land behoort tot Nieuw Guinea , bezuiden Oostindie. By de Liefheb= bers zyn deeze onder den naam van Papoes= Mosfelen bekend. Met de Schors zyn zyrood- agtig bruin, doch dezelve afgenomen zynde krygen zy, door de polyfting , de fchoontte Agaat- Violet- en Roozekleur, die men zig kan verbeelden. Eenisen zyn ook, op eenen witten Grond, overlangs getekend mer fierly- ke roode Streepen 5 gelyk die , welke in ’% Werk van KNormr is afgebeeld. PeTrtvER noemt deeze de Geftraalde Mos- fel van Bahama: die van LrsTrr kwamen van Jamaika: waar uit blykt, dat men zoda- nigen ook in dé Westindiën heeft. A pa n- SON (256) Mytulus Test levi , Margine anteriore carinato, Na- tibus gibbis , Cardine fublaterali. M, Le U, 542, Ne 137, RUMPH, Mus. T. 46, f. B. Musculus Papuanuse ARGEN Ve Conche Te 25. (22) f, C‚ BRADL: Nat, Tab. 3. fe Ie LisTe Conche Te 256. f. 195, & Te 359. f. 198. PET, Gaz, T. 71, f. It. GUALTHe Zest, Te 91e £. He exterior, KLEIN O/lrace Ts II. f 67, ADANS, Senez, I, Te 15, fe te KNORR Verzars, IV. D, Ple 15, fe 3e JN pe MossEerL-DOUBLETTEN. 427 soN bevondt aan de Kust van Senegal in Afri- VL ka, dat deeze Mosfelen, die hy Lulat tytelt, En zeer gemeen waren in de Rotfen der Eilandjes Hoorp- de la Madelaine en van Kaap Manuel, zynde STUK. aldaar aan ’* geweld der Golven bloot gefteld en van den Oceaan, die kragtig daar op bruifchen. | . Zy blyven niettemin op haare plaats, als aan de Rotfen. vastgehecht zynde door middel van dere gelyke Draaden als de gewoone Mosfelen. Hy geeft 'er de langte van byna drie Duimen aan. De bruine Schors afgehaald zynde, vertoonen zig, zegt hy, op de Schaal vierderley Kleu- ren, wit, Violet, Roozerood en Purper, die zonder vermenging elk haare plaats behoudens Van binnen heeft de Schaal een Paarlemoer, dat wit van Grond is, met Violet gemengd, neemende, naar dat men ’t zelve tegen ’t Lichc houdt, een weerfchyn aan van geel en groen, ss De Schulp zit doorgaans (vervolgt die peMmantel, ‚> Autheur) met den Top om laag en ’t andere „> End opwaards vastgehecht. Haare twee ‚ Kleppen openen zig weinig, doch genoeg- / >, zaam, om haar Mantel te laaten zien. Dit s, is een zeer dun Vlies, geheel en van één s) ftuk, langs de Rug van her Dier uitgeftrekr, ‚, maar van vooren over de geheele langte in », twee Kwabben verdeeld, die ieder op haare ‚, Randen in twee zeer korte Bladen gefcheiden ss Zyn, waar van het buitenfte met de Schulp, ss zeer digt by derzelver Rand, is vereenigd. ds Het JT. DEEL. XVe STUK, VI. AFDEEL. XLIV. Hoorp- STUK. Papoes= Pijl os/el, De Lugt. Pypen, 428 BESCHRYVING van » Het binnenfte Blad draagt, van hetbavenfte - > End der Schaal af tot een vierendeel van haas ‚re langte, een Franje famengefteld uit vyf= » tien Cylindrifche Draaden, die zeer kort, » beweeglyk en op een enkele ry geplaatst 5 Zy s, Twee Lugtpypen heeft het Dier , waar > van de grootfte of voorfte geformeerd wordt s, door de vaneenwyking der Kwabben van den ‚, Mantel, in deszelfs met Franje bezette ge- 5, deelte. Door deeze dringt het Water in ’t » Lighaam van het Dier, om hetzelve van ‚s Voedzel te voorzien. Zy is driemaal zo „, kort als de Schaal. De agterfte Lugtpyp is ‚ op de Rug van het Dier doorboord, ter plaat- s fe waar de Mantel van één enkel ftuk is, »> Zy vertoont een Ovaal, tweemaal zo lang „‚ als breed , en viermaal korter dan de Schaal. ‚ Deeze Opening ontvangt het Water , dat ‚„ agter de Kieuwen pasfeeren moet , om de- „, zelven de Lugt toe te voeren , weike het „ Dier noodig heeft. Zy heeft geene gemeen= », fchap met de andere Lugtpyp, maar alleen s met het Aarsgat, dat men in haar onderfte ‚‚ hoek gewaar wordt, en naar derzelver mid-. , den ziet men een gedeelte van de groote ‚‚ bovenfte Spier, die de twee Kleppen famen- 3, hecht”. Geen zo duidelyke befchryvingnog gevonden hebbende van deeze Lighaamsdeelen in de ge- woone Mosfelen van de Europifche Kusten , | waar - pE MossEL-DoUBLETTEN, 429 waar mede deeze ten opzigt van de Tongof wr; Voet, en wat dies meer is, fchynen overeen te AfDezr. ftemmen , kon ik niet nalaaten dezelve hier van Be ADANSON te ontleenen. Dergelyke dan, alssrux. de Papoes- Mosfelen , die volgens Ru mp HIusPapoess de gewoonen fchynen te zyn in Oostindie, ko. Mo men niet alleen in Westindie, maar ook aan de Kust van Afrika voor. LIiNNaus, dat zelde zaam is, ftelt de woonplaats van deeze Soort in de Middellandfche Zee, en aan de Kust van Noorwegen, alwaar dezelven, zegt hy, ect- baar zyn (*). ‚‚ De Schaal (vervolgt zyn Ed.) „ is dikwils een half Voet lang , eenigermaate „, Violetkleurig met een zwarten Bast, heb= „, bende de Navels gezwollen langwerpig ; de ‚‚ Billen agterwaards uitpuilende; de plaats » der Klink kromlynig geftreept;5 het agterfte s, gedeelte een weinig buiten de Billen uit- ‚ fteekende, Voor de Billen heeft zy een „, Kraakbeenig Scharnier , daar agter geen, >, Zy verwisfelt met eene Afchgraauwe, gees ‚‚ le en zwarte Kleur”, 57) Mosfel- Doublet , die de Schaal Eye cervm, vor- 4e yrilus VELZEN , : PE Riviere (*) Dat zy ’Er tot Spyze gebruikt worden , durf ik uit het Mosíél, woord edulis niet opmaaken, aangezien PONTOPPIDANS van dergelyke groote Mosfelen aan de Noorfche Kust getuigt, dat menze niet wileeten. Zie bladz, 302, hier voore (257) Myrilus Test ovatâ antice compresfiuscula, fragi- lisfimâ , Cardine laterali. Syst, Nat, XII, Musculus latus maxie mus. LIST. -Angl, App. 29. Te Ie fe 3e Conch, T, 193, fe Za GUALTH. Test. T, 7, f, F, KLEIN Oflrace T. 9e f, 260 k, DEEL, XV, STUK, VL AFDEELa XLIV. Hoorp _STUKe Riviere Mosfet, 430 BESCHRYVING VAN _yormig, van vooren eenigermaate famen- gedrukt en zeer broofch, met het Schar- nier. op zyde heeft. Volgens. de befchryving ; welke Lister van zyne: zeer groote breede Mosíel geeft, zou dezelve ongevaar vyf Duimen lang en half zo breed zyn. De Schaal was zo dun en ligt, dat de beïde Schulpen van de aller- | grootften , wel gezuiverd zynde, weinig meer dan vyf Drachmen woogen. Zy. waren van buiten bleekgroen „ van binnen Zilverglanzig. Het Dier , in dezelven begreepen , hadt een roodagtig Vleefch. Meest kwamen deeze in de Meiren of Moerasfen, en zelden in de Rie vieren van Engeland voor. In fommigen der oudfte Schaalen hade hy zekere Pukkeltjes waargenomen. » ‚van grootte als Slaapbollen- Zaad, die eenigermaate naar Paareltjes ge- leeken… j leven “In onze ftaande: Wateren, Vyvers en Sloo- ten „ heb ik meermaalen zodanige groote „ brece de, broofche, groenagtige Schulpen, gevon= den, Misfchien zullen-het die zyn „ over welken de Franfche Heer Merry, onder den naam van Rivier: of Meir- Mosfelen , een Vertoog heeft uitgegeven (*), waar in Zyn Ed, be= weert, dat dit Schulpdier agt Spieren heeft , die gehecht zyn aan de inwendige Oppervlak: (5 Men. de PAcad, Royale des Sciences, de LAn 5710, \ pE MossELsDOUBLETTEN. 431 te van deszelfs twee Kleppen: dat het zyn wv. Voedzel inneemt door het Aarsgat , en door “yertLe XLIV. t zelve Ademhaalt , hebbende geen Kanaal , Hoorp- dat van den Bek naar de Longen loopt. STUK. Iets dergelyks zagen wy zo even in de Gui- Mg neefche Mosfelen. De Heer D'ARGENVIL- Ì LE zulk eene Mosfel, op den Oever van de Marne , geopend hebbende , fcheen dezelve hem aan haare twee Kleppen gehecht te zyn door middel van een Vliesje of Opperhuids welke zig over de geheele langte uitftrekte van de Klep , daar zy aan kleefde. Zy hieldt zig aan haare twee Kleppen door middel van vier Peezen, geenszins van agt Spieren, ge- Iyk de Heer Merry gezien hadt (*). Haar Arm , zegt hy, is omtrent een half Duim Jang, ‘door wiens middel zy zig eerder voort- fleept, dan dat zy loopen zou. Zy opent ten dien einde haare Schaal, en dan ziet men daar een Tong uit voortkomen , welke zy uitrekken kan tot anderhalf Duim langte; om daar mee de langs den Grond te kruipen , gelykerwys _ de Zee- Mosfelen. PourARrT zegt (f), dat de Rivier. Mosfel, door herhaalde beweegin- gen; van dien aart, met de Punt voorwaards wel drie of vier Ellen wegs aflegt: alzo men Spooren van die langte in het ZandderRivieren vindt, waarin zy half verborgen zitten. Die zelfde Tong of Voet dient haar tot het {pinnen | | ‘van (*) Conchyliologies 2. Pattie, pag. 77e CT) Mem. de PAcad, de V'An 1706: 5, DEEL. XV, STUK, vl. 432 BESCHRYVING VAN van haare Draaden, gelykerwys aan de Zees AFDEEL, Mosfelen: XLIVe HoorDe STUK De ‘nge- wandene Deeze Schulpdieren zwemmen, volgens den eerstgemelden , fomtyds langs de Oppervlakte van het Water. Zy zyn Hermaphrodieten en kunnen zig zelf bevrugten. Haar Bek -beftaat uit twee Vleezige Lippen, in welker diepte de Darm aanvang neemt, die door de Herfe- nen pasfeert en zyne omwindiagen in de Le- ver maakt. By- het uitkomen befchryft dezel- ve een regte lyn , en; dwars door het Hart heen gaande, eindigt die Darm in het Aars- gat. Zie daar een wonderlyker famenftel van Ingewanden; dan wy nog in eenig Dier gezien hebben! Maar, zyn, het gene die Heer Herferen en Hart noemt, wel zodanige Lig- haamsdeelen.? Dit laatfte fchynt men niet aan te kunnen twyfelen; alzo hy dus de Geftaite van het Hart befchouwd heeft in deeze Mos- felen, met zyn Ontleedkundig Oog. “Hartder 5, Het Hart is onmiddelyk onder de Rug Mosfelen, „‚ der Schulpen , en boven de Longen geplaatst : deszelfs Grondfteun is gekeerd naar de zy- „, de van ’t Aarsgat en de Punt ziet naar den „ Kop van de Mosfel: het heeft flegts ééne ‚, Helligheid en niettemin twee Ooren , maar vs men ontdekt ‘er geen Klapvliezen , ders , noch Slagaders aan. Het is met zyne Oo- zo ten beflooten in een Hartzakje gevuld met >, Water. Even de zelfde beurtlingfe bewee- 3 Zingen van Samentrekking en Uitfpanning ») kos be Mossrr-DovererTEN. 433 5, kamen ‘er in voor als in het Hart der Schild-_ Vl, >, padden 3 doch met die aanmerkelyk verfchil, XLIV: > dat de Holligheid van ’t Hart der Schild. Boorp: 3, padden hect Bloed ontvangt uit de Ooren , STUK. s> daars in tegendeel, de Ooren van % Hare rs „ deezer Mosfelen het Water ontvangen uit „> deszelfs Holligheid,. Dic is een Natuurly- » ke uitwerking van ’t. maakzel van het Hart s> van dit Schulpdier, welks Ooren geen Ade- z, ren hebben om hun ’t Water toe te voe: 3, ren, terwyl die van de Schildpad ’er heb- 5, ben die hun het Bloed aanbrengen.” 5 ‚> Het maakzel der Longenis, in de Riviere pe Lon. „3 Mosfel , niet minder ongewoon; dan die S“*- ‚5 van derzelver Hart, en de Weg, door wel- 3, ken zy Ademhaalt, is regt tegenítrydig met 5, dien der Visfchen. In de Karper en Snoek j komt de Lugt door de Neus of door den 3, Mond in ; daar dezelve; in de Mosfelen, ‚> haaren ingang door het Aarsgat in de Lon- 5» gen heeft; die geplaatst zyn tusfchen ’t sonHartzakje ende ‘deelen der Voortteeling, ss de. ‘eene ter -regter, de andere ter flinker », Hand ; doordrongen van een zwart Vogt, ss daar zy de Kleur van aanneemen. Dewyl ò, nu de Mosfel geen Kanaal heeft, dat van s, haaren Bek naar de Longen loopt, zo is 3, het klaar dat dit. Sehulpdier geen Adem 3, haalen kan dan door den Aars. s, De Deelen der Voortteeling ben ini Deelen des Voorttee- E e 93 de ling, Ts DEELS XV, STUMe 434 BESCHRYYING. VAN vl. Arpren. XLIV. Hoorp= STUK. Rivier. Mosfel, ‚» de Rivier- Mosfelen , uit twee Bijerftokken ‚> en twee Zaadblaasjes, die ieder; haar eigen ‚‚ Kanaal hebben. Door deeze vier Kanaalen ‚‚ is het dat de Eijeren en ’c Zâadvogt der- ‚> zelven, zegt de Heer Mrrvys zig in het »> Aarsgat, onder ’t uitwerpen, vêreenigen of ss famenvoegen , ’ct welk genoegzaam is tot „> de Voortteeling. Voor het overige “moet »‚ men opmerken, dat de Eijerftokken ‘van de ‚‚ Mosfel zig niet van Eijeren ontledigen dan in ’t Voorjaar, en nict daar mede opvullen dan ‘in de Herfst : waarvan het komt, dat s, menze altoos in de Zomer ledig van Eije- > ren en ’s Winters altoos vol Eijeren vindt.” Ik weet niet, dat deeze Mosfelen, die vol- gens LiNNaus in de. Monden der Rivieren huisvesten, van een aanmerkelyk gebruik zyn. Zy kruipen in de Zandige Slyk, daar zy zig met het Scharnier om hoog in plaatzen , vol- „gens LISTER, Zodanig dat maar een klein hoekje van ‘het ftompfte gedeelte , waar de Kop van het Dier ís, buiten her Slykerige „Zand uitfleekt „ maakende een: Spleetje, waar door menze gemakkelyk kan vinden en mag- tig worden. De Kraaïjen zyn ‘er zeerop vers flingerd, breekende de: Schaal: me haären Bek. Mooglyk worden zy ook tot Aas van:de Vis- fchers gebezigd. Het Vleefch ziet uit den ros- fen (*). | al …_ (258) (C*) Animal. Angl, p. 147. LISTER lieeft zesderley Rivier- Mostelen in Engeland waargenomen, die in zyn Synop/is Cone ebyliorum afgebeeld zya, ve MossErt-DoUnLETTEN. 435 (258) Mosfel- Doublet , die de Schaal Ey- VL vormig , eenigermaate fümengedrukt en EEN zeer broofh, met een Vliexigen Rand, Hoorp- de Billen ontbolfterd heeft. STUK, CCLVI1Fe ERD IE P3 p d aten, 7 Dit is een kleiner Soott van Rivier - Mosfe- AN, len, niet minder broofch dan de voorgaande ‚Bauen en veel gelykende naar de Verffchulpen, die onder de Gaapers befchreeven zyn *;, maar, * Zie | ge bladze 153% broofcher en grootelyks daar van verfchillen- de, doordien het Scharnier geen Tanden heeft, - en flegts uit een enkele Streep beftaat; Op … deeze vergasten zig de Eenden , en daar van heeft zy haar naam. In Sweeden geeft men ‘er den naam van Sjo-Musla of enkel Musla aan. f (259) Mosfel-Doublet ; die de Schaal glad court, en Eyvormig, Vliezig , doorfchiynende sr met het Scharnier aan ’t End heeft, Groen De Schaal van deeze , die uit den Zuidelyken Oceaan afkomftig was, hadt maar de grootte: van een Nagel, en was uitermaate dun: zo dat (258) Mytulus Test ovali compresfiusculâ fragilisfim Mar gine membranaceo, Natibus decorticatis. Faun. Suec, 2159, LisTe Angl, App. 30e Te te £, 2. Conche T, 154, f. 90 GUALTHs Test. T, 7 f, Es (259) Mytulus Testà levi ovatà Membranaceâ pellucidâ, Cardine terminalie M. L, U. 542. N, 1334 Eea TI. DEEL: ÄV. STUK, 436 BeEsCHRYVING VAN a dat zy veel verfchilt vande Barbary{che groe: xLiv. ne Mosfelen, voorgemeld. HOOED= ar (260) Mosfel-Doublet , die de Schaal rim. CCLX, î Liytulus | pelig heeft , met fcheeve Kleppen van weet vooren uitgebreid 5 den Rand „ daar ’t Mosfeltje, Scharnier is, egaal met de Punt. Uit de aangehaalde Afbeelding van D’A r- GENVILLE blykt 4 dat’ dit een zeer breed Mosfeltje moet zyn, roodagtig van Kleur. Het kwam ook uit den Zuidelyken Oceaan , en bevondt zig, met en benevens het voor- gaande, in ’t Kabinet van haare Majefteit de Koningin van Sweeden. cerxt, … (261) Mosfel - Doublet, die de Schaal ovaal Mytulus s en Hoornastie omtrent doorfchynende discors. y E) Ongelyk van vooren overlangs , van agteren over- geftreept, dwars gefvreept heeft. Aan de Kusten van Noorwegen en Ysland is dit Mosfel- Doubletje waargenomen, Het heeft de grootte van een Boeren- Boon: ’t is Hoornagtig bruin van Kleur, met groenagtige ú Ran- (260) Mytulus Testâ rugoft, Valvulis obliquis antice. dilte tatis, margine Cardisali apicem aquante, M. L. Us 543: Ne 139. ARGENV. Conch, Te 25, (22) fe Q‚? KNORR Ver zam, Vl, D, Pl, 4. Fig, 2? (261) Mytulus Test ovali Corneâ fubdiaphanâ, anticelon: gitudinaliter , postice transverfaliter ftriatâe, Syst. Nat, XIL, KNORR Verzame, VI, De FP], 4, Fig. 3? NK DE Mossrer-DouRLErTEN, 437 Randen , en de Billen ruggelings geboogen. , VL _ De Schaal heeft drie Perken, waar van het XIV, voorfte beftaat uit overlangfe , het agterfte Hoorn. uit byna dwarfe, het middelfte uit zeer flaay- STUK, we of in ’t geheel geene Streepen. lets der- gelyks heeft in eenige Oostindifche Mosfel- tjes plaats, (262) Mosfel-Doublet, die de Schaal effen corxrr. eeft en de Kleppen met twee Kwabben, en waar van die aan ’t Scharnier de lang- Vogel- 4 ublete fie is en dunfte. u ‚, Uit twee zeer dunne Kleppen beftaat dee. vi Ze Doublet, die byna plat zyn „, gelyker- wys de Schubben der Visfchen, zegt Bo- …, NANNI, Dunfchaalig fchynt zy derhalve genoemd te moeten worden , van buiten ruuw zynde en geel, van binnen Zilverag- tig uit den blaauwen , allengs naar ’t rosfe trekkende met een weerfchyn. Men vindt- ze overvloedig aan den Oever van Sicilie, by Trapani, alwaar zy van de Ingezetenen „> Sartanielio geheten wordt.” De (262) Mlytutus Testâ levi, Valvulis bilobis , Lobo Cardí- nali longiore tenuioreque, Me L. U. 543, N, 140 LIST. Conche $. B. f, I.'T. Te f° 2e BONANNs Reer. IIe T. 58e Avicula, RuMPHe Jus, Te. 46. fe G. GUALTH. Test, T. 94. f. A, B. Avicula five Hirundo. ARGEN Ve Conch. Te 22. (19) fe B. KLEIN Offrac. T. 8, fe 13. KNORR Vere Zane Me DD. Ble 8e fes. V‚ De Pl To, fe Ts 2e VID, BL Ze Ee g I, DEEL. XV, STUKe VI. AFDEEL. XLIV. Hoor p- STUK, Vogel Doubler, 438 BESCHRYVING VAN De Oostindifche Vogel - Doubletten „die men in ’t Maleicfch noemt Asfusfeng Burong, zyn - zwarte Mosfelen, in de gedaante vaneen Vo- geltje of Zwaluwtje, (volgens Rumrurus,) t welk de beide Vleugels opwaards fteekt, - doch , als menze , aan ’t Scharnier famenge- hecht blyvende, plat uitfpreidt, dan gelyken=- ze naar een vliegend Vogeltje, met een lange Staart. Men vindtze dikwils aan Stokken die in Zee ftaan, of ook aan de Zeef leefters met haare Staart gehecht, zvynde zelden meer dan een Vinger lang, fommigen zwart, fom- migen rood, en haar Vleefch is even als dat der andere Mosfelen, ' Hier mede worden die bedoeld , daar men in ’ Franfch den naam van Z/’Oifeau of PHi- rondelle, in ’t Hollandfch dien van ’t Gevlerk- te Vogeltje aan geeft, en welken DAR GE Ne VILLE zegt van binnen Paarlemoer , van bui- ten vuil rood te zyn; doch de Schulp, bloot gemaakt zynde , voegt hy ’er by , heeft een zeer fchoone Goudgeele Kleur (*). In zoda- nig een Exemplaar uit myne Verzameling , dat ik in ’t Werk van Knorr, in t Vyfde Deel, 't welk nog onder handen is, heb doen aftekenen en in Plaat brengen, openbaart zig iets van deeze Kleur, onder de buitenfte ros- agtig bruine Schors, die het Paarlemoer van de Schaal dekt. In dit Exemplaar ziet men ook, (*) Quand cette Coquille est decouverte , tien n'est au desfus de fa Couleur Aurore, pe MosseL-DOUBLETTEN, 459 ook, dat deeze Schulpen tot aangroeijing be- de VL kwaam zyn , als hebbende ieder een Haane- rv: kammerje, dat paarfchkleurig is, op. haar zit- Hoorp: ten. Ik heb ’er ook die zwartagtig van bui- STUK. ten zyn, met Pokjes of Zee- Tulpen begroeid. en De beide helften der Vogel-Doubletten zyn niet volkomen even groot, zo LINNZUS aan- merke (*). | Tot dus verre heb ik gefproken van de ge- woone Vogel - Doubletten , hoedanig eene door GuaLTHIErI by Letter B is afgebeeld; doch behalve deeze komt een veel zeldzaamer flag voor, die tevens veel grooter zyn, waar van de Afbeelding by Letter A door hem gegeven wordt. Deeze is, volgens zyne befchryving, platter, rimpelig en broofch, van buiten uit den bruinen zwartagtig, van binnen blaauwage tig Zilverkleur, en met een breeden gitzwarten zoom omgeven. Zodanig een Exemplaar bezit ik, dat de zyde van ’ Scharnier wel korter, en niet boven een half Voet lang , maar den gedag- ten Zoom veel breeder, en dus dien Vleugel wel agt Duimen uitgeftrekt heeft, zynde voor ‘t overige ongemeen fchoon Paarlemoer en aan den rand Koperkleurig. Men zal het, op de Tweede Plaat, in ’t Zesde Deel van't Werk van K Norm, over de Hoorens en Schulpen, afge= beeld vinden. Het is elders, niet zeer eigen, een Winkelhaaks- Schulp getyteld (+). XLV. HOOF D- C*) Testa bafi contraêta , alterius Valvulx magis, (T) Catalogus van LerRrs, bladz, 153, We 1. DEEL. XV. STUK. VI AFDEEL. XEV, Hoorp- STUKe Naam, 440 BESCHRYVING VAN SISISISISISISI SS SISSI SIS: EVO OT Det ten Befchryving van t Geflagt der Ham- da ge BLETTEN , Pinne genaamd , en derzolve zonderlinge Eigenfchappen. ht Latynfche benaaming, Pinna, waar mee de dit Geflage beftempeld wordt, is in algemeen gebruik voor de Vinnen der Visfchen, Slagpennen, Veders of Pluimen der Vogelen, en andere dingen, die eene Pen- -agtige figuur “hebben. Men zou, derhalve, byna denken, dat in overeenkomst met dezelven dit Woord op deeze Schulpdieren toegepast kon zyn; doch, om dat de Grieken dezelven reeds Pinna ge- noemd hebben , willen eenigen de benaaming afleiden van Pinos, ’t welk Vuiligheid betekent, - Wy erkennen wel, dat de Schulpen der Pinne altoos met Vuiligheid bekleed gevonden wor-= den, wanneer men die uit de Zee haalt, doch, dewyl zy dic gemeen hebben met veele andere | Conchyliën, en de Geftalte, in tegendeel, haar niet alleen van alle anderen öner fcheide , maar zelfs zeer kenbaar maakt; zo is de Naamsaf- leiding daar van veel Natuurlyker. Om dat zy “met het dunfte end als Pennen Ì in de Grond ftee= ken,worden zy van de Duitfehers Steck- Mujch- len geryteld. De Venetiaanen noemenze Aftu- ra, die van Marfeille Nacre, die van Napels Per- DE HAM-DOURLETTEN, 44I Perna, en dit laatfte woord, ’t welk in ’t La- VL tyn een Ham betekent, heeft aanleiding gege- Aen ven , om deeze Doubletten in ’t Franfch fam. Hoorns bon, in ‘t Neerduitfch HAM-DougLerTENSTUX: te heeten ; hoewel menze dikwils ook, een- voudiglyk , den naam van Pinne , Pinna of Pinna Marina, geeft. Die klein zyn worden, in ’c Franfch, Sfambonneaux , in ’t Neerduicfch Hammetjes genoemd. In ’t Maleitfch heeten Zy, volgens RumrPHius, Bia Mantsjado , naar de gedaante van een Indiaanfche Byl, in ’t Am= boinfch Kima Omin , in ‘t Neerduitfch Holfter= fchulpen. f De Kenmerken der Ham-Doubletten beftaan kenmer: voornaamelyk in de Geftalte , die min of meer ken naar een Ham gelykt. Zy hebben eene ligt breekbaare Schaal, die “wel eenigermaate twee- kleppig is, doch zodanig, dat de Kleppen alste famengegroeid zyn, en naauwlyks kunnen be- weegen in ’t Scharnier, ’t welk T'andeloos is. Op het puntige van de Schaal ftaan zy overend in de Grond, en geeven een Baard van fyne Zyde uit. j Agt Soorten worden thans door L1NN &U S Soorten; in dit Geflagt opgegeven, waar onder de zes eerften, zo hy aanmerkt, nader Verfcheiden- heden zyn, dan byzondere Soorten. (263) Ham-Doublet, die de Schaal met Sleu- CCLXUT, nn VEN rudis, ‚ Ruuwé, (263) PinnaTestâ fulcatà ; Squamis fornicatis per Series die d Ees Bes, _ 1, DEEL, XV. STUK, VI. & FDEELe KLM Haorp. STUK, Cefatre, Pi. CXIX, b | dig. Se 442- BE'SCHRYVING Y AN ven en gewelfde Schubben , welke op ryën. geplaatst zyn, heeft. Door deeze worden zekerlyk die groote Ham-Doubletten verftaan , welke de Schaal ruuw hebben en van Hoornagtige Kleur, Zyn; de. overlangs uitgegroefd met. van Sleu- ven, doch fomtyds ook geheel effen en zon- der Sleuven , zo LiNNeus aanmerkt. De Geftalte, voegt hy 'er by, is als die van cen Varkens - Ham, zwart van binnen en van bui- ten, en aan den bovenften rand, in de genen die tot zekeren trap van volwasfenheid geko. men zyn, hier en daar bezet met gewelfde Schubben , die zeer yl ftaan. Zulks kan zyn Ed van RuMmruius ontleend hebben, in wiens Werk, nevens de oude, een Jong Hammetje is afgebeeld , zonder zodanige Schubben; doch in de befchryving verzekert Rumrurus het tegendeel. Zie hier, wat hy van de gewoone Pinne zegt. „ Zy hebben de langte van één of ander: ‚ half Voet en zyn boven de vier Duimen breed, beneden fpits toeloopende en met de „, helft regt nederwaards in deSlykerige Grond ‚… verborgen. De ééne lange Zyde is gefloo» 9, ten , de andere los en opent zig omtrent een Vinger breed , hebbende om laag een ‚, Baard 33 33 gestis, ME, L. U, 544. N, 141, Pinnalata, RUM PH. Mus, Te 46 f, TL, Perna, ARGENVe Conch, T, 25. fe Fo GINANNe „Adr, He do 25e fs 166, A DE HAM-DoOUBLETTEN, 443 „> Baard van zwartgroene Draaden , die men s> Bysfus noemt, waar mede het Dier zig vast VI, ÁFDEELe. X LA ‚, maakt aan Zand en Steengruis, De boven- Hoorn: » fte Zyde gaapt altoos en loopt wat rond ,STUKe zynde de Schaal aldaar zo dun en fcherp > als een Mes, zo dat men zig geweldig daar s> aan kwetzen kan, met onvoorzigtig daar op » te-trappen of naar te duiken, De buiten= s, fte Schaal is zwart, of met wat bruin ge= > mengd , en, zo ver zy boven den Grond s, uiefteekt , vol Zeegruis of Kalk; het ove- rige zuiver, bezet met korte yle Schubben, die op ryëén ftaan, en aan de ouden {chier geheel afflyten. De onderfte Spits ís wit : binnen is de bovenfte helft mede zwart, „de onderfte Zilververwig. Het Dier heeft „een groote Callus, benevens een groote „, Klomp hoog geele of Menie-roode Vettig- heid , welke men het Ey noemt: voorts breede zwartagtige Lappen , door de gehee- le Schulp verfpreid , beflaande ’t Vleefch niet meer dan de Zilververwige Plek en daar onder legt een groote Zak van zwart Bloed en Zand, De jonge Pinne noch geen half Voet lang zynde , is wit van Schaal, ‚, zeer dun en doorfchynende, van buiten in „, de langte geribt of geftreept en met fchere „ pe Schubben bezet, allengs een bruine Ko- , leur aanneemende. Ook is derzelver boven- s'fte Zyde niet rond, maar regt, zo dun en ‚> broofch als Glas.” Hoe- TI. DEEL. XV. STUK. VL AFDEEL, XLV, Hoor D- STUKe Grootte, Kieure 444 BBESCHRYVING VAN Ì Hoewel deeze van RuMmerPurus niet Letters Iyk door LiNNeUs aangehaald wordt, zo’ blyke echter dat hy de gewoone, groote , ruu- we Ham- Doubletten bedoele, De woonplaats worde door zyn Ed. gefteld in de- Zuider en Indifche Oceaan; als ook in de Middellandfche Zee. Men vindtze aan de Kust van Proven: ce ongevaar een Voet, en aan de Kusten van — Italie van twee Voeten en daar boven. Ik. heb ’er van die beide langten ; waar van de grootfte negen Duimen breed is en drie Dui- men dik. Dit maakt een ontzaglyke Holfter- Schulp: doch GUALTAIERI zegt dat’er zyn van over de vier Voeten langte. Zulks over- treft nog die van BoNAN NI, welke van den- zelven Pinna magna getyteld wordt, de lang- te hebbende van drie Palmen „dat omtrent een Elle is, aldus door hem befchreeven. „ Een Schulp in ’t Zand of in Slyk woort- , komende, mert veelerley naamen van de Aus theuren betekend. Van buiten zweemt de ge- daante naar een Kluit Aarde, alzo zy; in de Slyk voortgekomen zynde, zig geheel mor- fig vertoont. Van binnen is zy roodagtig of glanzig bruin rood ; doch het fpitfe gedeel- te , waar het Dier aankleeft „ is Paarl- of Koperkleurig. Maar „ zo zy haare'ftand- plaats heeft in Zand, dan is zy van buiten … minder ruuw, van binnen blaauwagtig Zil- … verkleur. De Schaalen zyn byna plat in het ‚… breedfte gedeelte, doch naar de Spits toe £ 0 93 „DE HAM-DoUBLETTEN, 445 ss formeeren zy als tt wate een bena VL Kegel.” ÄFDEEL, rid KLV Ik verwonder my , dat deeze Autheuren geen Hoorps gewag maaken van een weezeniclyk onderfcheid, STUK dat tusfchen deeze groote ruuwe Ham -Dou- Verfchil. bletten en de kleine fynere plaats heeft. De groote , naamelyk, fluiten zig aan ’t breedte end volkomen, gelykerwys de Mosfelen ; en dit zal de reden zyn, dat BELLONIUS kon zeggen: die nimmer een Pinna heeft gezien; behoeft zig flegts een Mosfel te verbeelden van een Voet lang en een half Voet breed. Inder= daad deeze Soort gelykt zeer naar een gewoone Mosfel: terwyl de volgende, die aan * breed- fte end altoos gaapen, grootelyks in Geftalte daar van verfchillen, Dat ’er fomtyds bruine , fomtyds blänke Paar- paarten Jen in de Ham-Doubletten voorkomen verze- dt in: kert GUALTHIERI op ’t gezag van ALDRO* VANDUS, die dienaangaande aldus fpreckt, s> De zogenaamde Pinna brengt Paarlen voort > in Acarnie, volgens PLiNtus, en THEc- 5 PHRASTUS by ATHENA us verhaalt, dat ‚… een Oester, die naar de Pinna gelykt, maar »> kleiner is, de Moeder zy der Paarlen. In ‘ss zekere Indifche Ham - Doubletten, die in de », Zee van Orotigna en der Eilanden , welke zig „> aldaar bevinden, Chira, naamelyk Chara en 3» Procofis, gevonden worden , komen Paarlen 2» voort, die niet zeer goed noch fraay van z hleur k DEEL, XV. STUK, VL, ÁFDEEl. ; XEVs Hoorp. STUK. id Bladze 337 446 BESCHRYVING vAn », Kleur zyn: want men vindtze tos of uit den » zwart. Men vindt ’er ook witte; doch die », de Keur niet kunnen uitftaan. Deeze echter verwaarloozen de Indiaanen niet, wanneer zy de Pinne geopend hebben : maar men- genze onder de beste Paarlen, om de menig- te en zwaarte daar van te vergrooten; even als of iemand, onder Terw, Gerst of Ha- ver mengde. Bedreven Kooplieden, echter , ontdekken ligtelyk dit bedrog , en geeven ser daarom ook zo veel Gelds niet voor. Zy 33 93 53 33 33 22 33 93 93 ) kort, ’ welk veelen wonderlyk fehynt , daar de Ham-Doubletten langwerpig zyn, en menze in andere Pinne meest langwerpig 3 9) be} ‚ Oesters doorgaans rond vO Dat de Ham- Doubletten Paarlen voortbren= gen kan , inderdaad , niemand bevreemden ; alzo dit gemeen is aan demeefte Doubletten, inzon- derheid de Oesters en Mosfelen , gelyk wy ge- zien hebben *. Dat zodanige Paarlen, ech- ter, minder in waardy zyn, wegens de Kleur; . kan men ook , aangemerkt de bruinheid van het Paarlemoer, waar mede zy bekleed zyn, ge- makkelyk begrypen : want de fynheid der Paar- len is zekerlyk met de zuiverheid van die bin- nenfte Huid der Schulpen , welke dezelven voorts (%) ALDROV, de Testaceise Libr, III. Cap, 42e ‚ rooden zwartagtig, ja fomtyds byna geheel fchieten in rondheid by de anderen’ niet te aantreft, gelyk zy in de ronde Schulpen of on Ba ndnade nde DE HAM-sDOUBLETTEN. 447 voortbrengt, evenredig *, Des dan de Ham- VL Doubletten, in dit opzigt, zelfs van de Mos-ASDrEL. felen; die taamelyk fyne Paarlen uicleveren tT, Hoorp- overtroffen wordefi; doch in een ander opzigtsTur. gaan zy dezelven oneindig te boven. * Zie ; bladz. 297e Wy hebben gezien dat de Mosfelen zekere + Blade. Draaden uitgeeven , die dezelven aan elkander , 154, euze aan Hout, Steenen of zelfs aan den Grond hechz Pe Zyde ten J. Dit zelfde heeft in de Ham- Doubiet- ein ten plaats, maar:de Draaden, welke deeze tot a Blu een Baard ftrekken, werfchillen in fynheid zo veel van de Draaden der Mosfelen , als Hennip- Garen of Touwwerk van de fynfte Zyde. Het is een zeer zagte fyne Wol, die in langte evenredig heid heeft tot-de grootte der Ham - Doubletten, welken dezelve voortbrengen 3 ‘zynde in de -grootften wel-een Voet lang, volgens RoN- ‘DELETIUS. Men noemtze, zegt BONANNI, Bysfus marinus , om ze te onderfcheiden van het Vlafch en de Zyde, welken het Land voortbrengt. Zy ís dienftig tegen de Vogtig- heid van den Winter, en ín de Ooren geftoken tegen de Doofheid. Men maakt ’er , tegen- woordig , te Palermo op Sicilie, Handíchoe- nen, Koufen en zelfs Stoffen van, die wegens haaren. bruinrooden glans de ongeverfde Zyde overtreffen. Sommigen hebben, derhalve, de Ham- Doubletten, of aan het Schulpdier, dat dezelven bewoont, een Slak zynde volgens Lr N- NAUS, den naam gegeven van Zee - Zydewor- men. es Ie DEEL, XV. STUKa vl. Î [AFDEEL. XI, Hoorp- STUKa Haar Voedzel, 448 BEsSCHRYVIÍNG VAN Zeker is ’t, dat deeze Schepzels gedagte Drads den ook op zekere wyze {pinnen , en onbes twistbaar , dat dezelven dienen, om hun iù postuur en op hunne plaats te houden; doch fommigen hebben gemeend, dat die Draaden hun nog tot een ander gebruik {trekten. ,, Dee= ss ze Bysfus, (zegt v'ARGENVILLE) trekt Gebruik. „, tot haar de Slyk of Modder ; en ander Voed- 3, zel, dat haar dienftig is (*);” Dit denk- beeld van RoNnperETius heeft ALDro- VANDUs reeds wederlegd, zeggende: „, dat ‚ deeze Haairigheid niet dienen kan om Slyk 4, en Vuiligheden aan te trekken, blykt, dee ‚> Wyl zy geenszins om den Bek geplaatst is; ‚, maar uit een Zenuwagtige zelfftandigheid voortkomt, als ’t ware aan ’t midden van ‚ den Buik.” Ook ftryde hier tegen, dat zy zig, gelyk de Mosfelen, met deeze Dfaaden vast hechten aan harde Lighaamen. HassrE- QUrsrT vondt, in de Schaalen van deeze Ham- Doubletten, verfcheiderley Korallynen, Zee- gewasjes, zo Bladerig, Houtig als Steenagtig, en brokjes van bogtige Eusing van Zeewor- men {T). Den Grieken dient het Dier, zegt die zelfde Autheur, in de Vasten tot Spyze, gelyk alle andere Schulpdieren en Plantdieren; dew yl als= dan (*) Ce Bisfus ate encore a lui, le Limon et les autres nourritures , qui lui conviënnent, Cosichyl. IIe Parts Pe 5% Ct) Wieife nach Paleftina. Roft, 1762 page 489° A * pe HAM-DOUBLETTEN. 449 dan niet alleen Vleefch, maar ook Vifchte VL eeten , hun Godsdiensthalve ongeoorloofd is. En De Schulpvifch, die meest in Griekenland ge- Hoon geten wordt , is, behalve de Oesters en het STUK. Dier der Lazarus Klappen , volgens Toure NEFORT, de Pinna (*). De Negers vis- fchen ‘er naar, by de Kaapen of Uithoeken der Kust van Senegal, zegt ADANSON, waar men op drie Vademen diepte deeze Schulpdie- ren aantreft , die gekookt en wel toegemaakt lekker zyn 5 en van den fimaak zo wel der Furopeaanen als der Inboorlingen des Lands (f). Zo dat men dan de Ouden wel geloo- ven mag, die ons verhaalen, dat zy altemaal wel goed en eetbaar, doch de jongen of klei« nen, als ook die ’s Voorjaars gevifcht worden en in de Zomer, best zyn. Zy hebben als- dan zekere klomp van Vettigheid, by ARrr- STOTELES het Ey genaamd , waarfchynlyk de Hom of Kuit, die de lekkerheid vermeer- dert. Zy worden ook , met Azyn en Peper ingelegd, gegeten. Men heeft ’er Geneeskun- dige Kragten aantoegefchreeven, en de Schaal zal daar in met die der Oesteren en Mosfelen naast overeenkomítig zyn. Een Ham-Doublet , haare Jongen verto0- voortteee nende, was een Beeldfpraakig Zinnebeeld by lire | de (*) Reize naar de Levant. III. Brief, pe 46, (f) Voyage au Senegal, Coguill, Pe 2134 EE I, DEEL, XV, STUKe 450 BESCHRYVING VAN VL de Egyptenaaren, (zo Prerrus VALERIA- ee Nus verhaalt,) om iemand te betekenen, die Hoorp. van zyn vroege Jeugd af begonnen heeft te STUK. dartelen en zig te buiten gaan in ’t Minne- fpel. Deeze Doubletjes , naamelyk , in de Poublet gebooren , worden gezegd reeds te paaren , voor dat zy ter wereld komen: des men de Schulpen niet ten onregte aan Venus toegewyd , en die gefchikt heeft tot haare Baarmoeder. Ik, echter, bevind, dat niet ale le Schulpen , maar flegts fommigen van de fraayften , aan Venus geheiligd zyn geweeët, zegt ALDROVANDUS, ecLxiv. (264) Ham „Doublet, die de Schaal ten hal- nia ye overlangs geftreept , aan de andere Gekamde, zyde overdwars gerimpeld heeft. Deeze houdt Lin N ze us voor Indifche Ham- Doubletten. Men zou ‘er met regt den by- naam van Dunne aan kunnen geeven, in ver- gelyking met de voorgaande Soort, van welke zy ook door haare gaaping ‘aan ’t end verfchil. Jen, en daar in met de volgende overeenkomen. (265) Ham-Doublet, die de Schaal gefbreept- CCLXV, Pinna heeft 3 nobilis, Edele, (264) pia Testâ dimidiâ longitudinaliter ftriatâ , Latere „altero transverfe fubrugofo. Syst, Nat. XII. GUAL TH Zeste T.79 fl. A. KNORR Werzam, II, De Ple 26, f TI. (265) Pinna Testâ ftriatà , Squamis canaliculato-tubulofis fub-imbricatis, M. Le, U. 544, N, 142, BONANNe Recrs IL, f 24. ARGEN Vv. Conche Te 25, (22) f, Be KNORR Vire zam, Ile De Pl, 260 f, ze DE HAM«DOUBLETTEN: AST. heeft ; met Schubben die Buisagtig Geuts- wyze als Dakpannen geplaatst zym Deeze Pinna, zegt BONANNt, noemt Ar: DROVANDUS de Gedoornde , doch wegens de Schubben, die wel niet volmaakt ptat leg= gen, maar een weinig uitpuilen en Buisagtig hol zyn, fchynt metze veeleer Gefchubdete moeteú heeten. Aan de holle zyde heeft zy, Onder ’t geele doorfchynende;, een glinfteren- de Zilverkleur 5 doch aan den buitenkant vindt menze met een Aard- of Steenagtig aangroei zel befinet. Dit is een taamelyke befchryving der zoge. naamde Banket- Hammerjes , die , wanneer zy Oranjekleurig of rood zyn; veel geagt wore den. Dezelven, echter, komen uit Indie, en Linneus ftelt de woonplaats van deeze Soort in de Middellandfche Zee, (266) Ham-Doublet, die de Schaal gefdreep? heeft , met Ba 5 Eyvormig es fchers pe Schubben, Dee- (266) Pinna Testâ friat Squamis concävis ovatis acutis, Me L. Ue 545: N, 143, Pinna tenuis ftriata muricata, LIST, Conch, T. 370. f£, 215, Pinna lata altera, RUMPH, Mus. Ts 46. f, M, GUÁLTH, Zeste Te 79, fe D. Conchia Pinna HASSEL Q: Zrin, 447e Ne 1374 KNORR Verzam. Vl, Dô Kla zor Te 4 F f à Í. Ufer. XV, STUK vi FDEELs LV. Hoorp- STUK: CCLXVI, Pinna Murie atd, Gedgoin. de, Hoorp- STUK. D) BESCHRYVING VAN. Deeze mag dan te regt de Gedoornde hee. ten. Zy is tevens breed en dun van Schaal, gelykende ook veel naar een Westfaalfch Ham- metje volgens Rumrmrus, die ze voor het Wyfje der gewoone Ham-Doubletten houdt. Hy hadt ‘er gehad van zestien Duimen hoog en een Voet breed, aan de opene zyde een weinig uitgehold met een Bogtje, daar de Zy=- de uitkomt. De Schaal was zwart of Aard- verwig, op ryén met fcherpe fmalle Schubben bezet, welke zy ook in haare Ouderdom bee houden. Men vindtze enkeld, en van de voos rigen afgezonderd: want zy beminnen een hare der Grond en vryer Zee; komende ook niet altoos voor, in de nabuurfchap van Rivieren, gelyk fommige Schryvers, zegt hy, verkeers delyk van de Pinne gemeld hebben. Ik heb zodanig een Hammetje, dat zekers Iyk uit Oostindie afkomftig is, zynde vyf Duim lang en drie Dûim op ’t breedfte, bruin= agtig Olyfkleur, vry dik en eenigErmaate mis= gegroeid, Men kan daar hiet gedagte Bogtje, waar Rumrurus van fpreekt, zeer duidelyk in waarneemen ; doch de Schubben zyn niet ícherp , gelyk zy in anderen zyn, byzonder- Iyk in die Pinna der Afbeelding van Gvar- THIERI, welke bruinrood was van Kleur , en de plooijen op de kant gedoornd hadt, gelyk ook die, welke HassErQuIsT in de Middel. landfche Zee waarnam. Deeze hadt de Schaa- jen aan ’t breed{te End rond, zeer breed en - aan DE-HAM-DOUBLEITKEN 453 Id aan den Top fpits g gehoekt, Men vondt’er rood _ VL en geelagtige Paarlen in, van grootte als Lin- Rie zen- Zaad. Zie hier de befchryving, door hem Hoorp- van het Dier gegeven. STUK, ‚ Het heeft twee Lippen, die Lilagtig , in= Het Dier, » waards dun zyn en doorfchynende met wit- » agtige Aderen gekleurd; aan de zyden drie- » voudig geplooid en rimpelig ; de plooijen van „> de bovenfte Lip Tegelrood, vande onderfte » bruin. De Ooren zyn klein en halfmaans- s‚ wyze , aan de Fippen dun , van onderen s‚ breeder en Tegelrood- De Bek is Kraakbee- » hig, Buisagtig, van onderen wyd, aan de Tip dunner, witagtig. De Maag langwer- s> Pig, groot, Vliezig, zwartagtig, met eene «> Zwarte , poeijeragtige , eenigermaate dorre »> Stoffe gevuld, Twee Kraakbeenagtige Lig- s‚ haamen zyn ’er; waar van het eene ’t Lig- > haam des Diers doorboort en de Schulpen ss famenhecht, Dit is lang, dik en fterk. Het » andere, aan den Top der Schaal de Kleppen », vereenigende , is zeer kort, niet zo dik, > doch ook fterk, Nevens het eerfte Kraak- «> beenige Lighaam komen uit het Lighaam des s Diers ontelbaare Draadswyze Vezelen, die »» ZO zagt als Zyde zyn, naar een Baard ge- » lyken , en zig buiten de Kleppen, beneden ‚‚ het midden van de langte, uitftrekken , hech- sv, tende de Schaal vast aan den bodem van de » Zee,” | Ff 3 hs De 1. DELL. XV, STUK, VI. ÄFDEEr. XIVe Hoorp. STUK, Pinné. wagtere * Zie XIV, STUK bl, 360e ‚| bl áâsá DBESCHRYVING v ÄÂN ‚‚ De Sepia met agt Armene welke de he- » dendaagfche Grieken Ozrazdia, [en wy ges meenlyk Polypus noemen *,] is een doode- lyk Vyand voor dit Dier ; dewyl zy, zo dra hetzelve de Schaal opent, daar in kruipt „en het Schulpdier vernielt, indien zy niet ‚ belet wordt. In ieder Schaal, naamelyk „ woont een klein weekfchaalig Garnaaltje: ja fomtyds hebben meer dan één zulk Dier- tje daar in haare huisvesting. Terwyl, nuy de Ham- Doublet begint te gdapen, plaatst zig dit Garnaaltje altoos in de gaaping, en, wanneer het den Vyand ziet naderen, gaat het aan * loopen ; door welke beweeging BE Schulpdier gewaarfchouwd zynde, fluic het zyne Schaal en vermydt zyn Vyands dus zyn behoud alleen aan dien zeer aan- genaamen Gast toe te fchryven hebbende, Een wonderbaare fchikking van den alwv- zen. Schepper | * Van dit Krabbetje; dat men zelfs om die reden Pinnophylax of Pinnoteres , dat is Pinne= wagter of bewaarder van de Ham - Doublet- Vifch noemt, en ’t gene ’er de Ouden van 53 ‘gezegd hebben , heb ik reeds omftandig gee t: zie Kie STUK bl, 323: fproken +. Het is, inderdaad, wat duifter, hoe men die Huishouding zo naauwkeurig heeft kunnen waarneemen , om van zo groot een overleg en gedienftigheid verzekerd te zyn in deeze Schepzelen. Bovendien, dewyl de Pins úg op haare Punt overend ftaan , Zo zou het wos DE Ham-DoUBLETTEN. ASS __wonderlyk zyn, dat deeze Krabbetjes of Gar- VL naaltjes altoos de Polypus konden zien nade- XLV. ren : want dan moeften zy geduurig over de goorp« kanten heen kyken, als een Loorenwagter,sTUKe en ftellen zig in het grootfte gevaar, om zelf vernield te worden, door het fchielyk toeflui- ten van de Schulpen. BoNáNNi, evenwel, „verzekert zulks (*), en Rumrurus vere haalt, dat in ieder Ham - Doublet- Schaal „ulk een Garnaaltje. woont, ’t welk door zyne knve ping het Dier waarfchouwt voor gevaar of om zyne Schaal toe te trekken, wanneer ’er Aas'in de Schaal gevangen is, Zouden niet deeze Krabbetjes zelf wel het Aas kunnen zvn van die Schulpdier (f) , en is zulks niet waar- fchynlyker , dan dat hetzelve , volgens de Ouden , alleenlyk leeven zou van Water en Slyk? C267) Ham- Doublet ; s die de Schaal met CCLXVII, flaau: Rl Geronde, (*) In utraque Concha Cancellum femper commorari refert Zlianus ac Plinius, qui e fummâ o1 Testa, quafi e Specu. lâ vigilans, Piscem pungendo confcium periculi facit, Recr, Pp. 1OI. (T) Pinnam pascit, Pinnamque tuetur, OPPIANUS, Doch hy meende, dat dit Krabbetje voor het Schu'pdier Vifchjes en Wormen ving , en dus hetzelve Voedzel verfchafte, (267) Pinna Testà Squamis ohfoletis Margine rutundatâ. M. L, U, 545 Ne 144, GUALTH, Zeste Te 79e fe Co KNORR Verzam. iT, D. Pl, 23, f, Ie I. DEEL. XV. STUK, 456 BESCHRYVING VAN i VI. flaauwe Schubben „ aan den Rand Zi FDEELe KN. rond heeft. HoorD- RA ; STUK. Het Exemplaar , dat zig in ’t Kabinet van de Koningin van Sweeden bevondt , hadt de Schaal langwerpig, witagtig, overlangs gerim- peld, met de Rimpels gegolfd en evenwydig. De Rand was van den top uitwaards gerond: de Oppervlakte naar den boveníten Rand be- „zet met holronde , fcherpe „ zeer kleine en naauwlyks blykbaare Schubben. Die van Gv- ALTHierr heeft, aan het breedfte End, bob- belige en gedoornde Streepen overdwars.” Tot deeze Soort fchynen die Oranjekleurige , wel= ke ongefchubd en ongedoornd zyn , ook te behooren. | # cerxeur. (268) Hame Doublet, die de Schacl effen en Pinna A RE _ met een Zak , regtop flaande en eeni- Buikigte germaate getopt heeft. De witte Pinna, hier uit RumPuIius aan gehaald , is, volgens dien Autheur, veel klein- der dan de anderen, en wordt ook voor ’ Wyfje gehouden. Zy is wit of lichtgeel van Schaal , dun en als Glas half doorfchynende, niet volkomen driezydig, maar in ’t midden bog- (268) Pinna Testâ levi Saccatâ ere&tiusculâ fubfastigiatâ, M. L‚ Ue 546, N. 145. Pinna alba, RUMPHe Jfuse Te 46e f.Ne GUALTH, Test. T, 79, f, Fe Vlek. pre HAM-DOURLETTEN. 457 bogtig, als of zy famengevouwen ware: van orn buiten glad , doch een weinig geplooid, De syy. grootften zyn een Hand lang; anderen drie of Hoor: vier Duimen. Zy fteeken niet in de Grond, STUE- maar hangen met de Baarden aan Steenen el worden zelden gevonden. Volgens LiNN&us loopt de Rand, aan ’% breedfte End, in deeze Soort dwarfer dan in de anderen, en de Kleur is wit, Violet, geel of Yzergraauw. Zyn Ed. merkt aan, dat alle _deeze zes Soorten van Ham-Doublettgn zeer naa aan elkander vermaag{chapt zyn: doch ik oordeel , dat ’er weezentiyke Verfchillendhê. den onder plaats hebben, gelyk reeds is ge- zegd. (269) Ham-Doublet, die de Schaal effen en corxixs Bwisagtig, van Geftalie als een kromme Band ‚Winger heeft, met den bovenften Rand Vingeags Vliezig. ge Deeze, uit de Indifche Oceaan, bevondt zig in het Kabinet van de Koningin van Swee- den. De Schulpen van dezelve zyn dikwils zodanig famengegroeid, dat de Schaal eenklep- pig fchynt te zyn. De Kleur is wit of ros- agtig. (279) e Ld A KJ \ e . + A . fa6o) Pinna Testâlevi Tubulofâ Digitiformi incarvâ , Mars gine fummo Membranaceâ, Ms L, U. 546. Ns 1460 I, DEEL. XV. STUK, { 455 BESCHRYVING vÄN AVL 4 (275) Ham- Doublet, die de Schaal náakt en” Arnen. ': Hr | XLV. met Kwablien heeft. Hoorp 4 STUKe Van deeze, ook uit den Indifchen Oceaan, CCLXX, in ’t Kabinet van haare Koninglyk Sweedfche ban Majefteit zig bevindende, was de Schaal zeer giekwab: dun en Vliezig, met breede Kwabben-op zy- de en een kleine fpitfe in ’t midden. De groots te overtrof naauwlyks die van eens Menfchen Nagel , zo dat zy ver de kleinfte is in dit Geflagtg De Kleur is zonderling: bleek met paarfchagtige_Streepen , die van ’t Scharnier raar de Kwabben loopen. (270) Pinna Testà nudàâ lobatâ. M, L, U, 547, N, 147, EN TT mn | De PLAATEN zyn dus ingevoegd: Praar CXV., tegenover Bladz, «17 . eve CAV, ee _ 95 Bee ee CXVIL Tre I59 . « «. CXVIIL == —_—_— 321 se CXIX. a 361 DRUKEBIDEN: Bladz. 185, Reg. 17, voor lang Scharnier, Res laag ve Seharnier,: == 338, Op dekants mankeert Pu, CAVIILeFig. 2. K Ih kn