heid | _ NATUURLYKE HISTORIE ï VOE UITVOERIGE BESCHRIVING DER DIEREN, PLANTEN B N MINERAALEN, Volgens het SamENsrTer van den Heer LEINE U: id Met naauwkeurige Afbeeldingen. EAT GEENEN EN EENES WREDE DEELS, TWEEDE STUK, DRE: BO OM .EeN. 5 Ene MW rm = ON ASSEN 2 zl DP AIS AN (/ ICN LN Á (fl Wenst DESC ri Zi ili Vlremepnanddan Ùì 1D jn hs] ANS TER D AM, By de ERVEN van A HOUTTUIN. REN TK XTV, Pd nd vi hi Bt le, 4 p € 4 ar KS IJ. odd ie dehik Ô Sn vonsTSnSESTersrsns NÀ & SVA eb dr Od OE Od zi NSESESESESESESZESESA Rem RH Ore. Vets IND IEN BHE U B: k ben, volgens de voorgemelde Natuurlyke Methode , met de befchryving der Planten voortgevaren. De afzondering der Boomen van de Heefters fteunt op alle billykheid, en is ook door anderen goedgekeurd, fchoon zy niet juist ten opzigt van de manier of gronden dier on- derfcheiding overeenftemden. Sommigen hebben gewild, dat de Knoppen hier toe dienftig zouden Zyn , dewyl die aan veele Heefters ontbreeken , maar, aangezien veelen van de grootfte Boomen der Indiën, in ’t byzonder de Oranje- en Citroen- boomen, en zelfs een Afrikaanfe Boom, die van fommigen voor den zwaarften op den geheeien kale! | Aard: _n B WR TM Aardbodem gehouden wordt, geen Knoppen hebben , zo zou hier uiteen groote verwarring fpruiten. Ande- ren zouden die Boomen „ welken geen eigentlyke Bast, maar alleen een dunne Schors of Opper- huid bekleedt, tot de Heefters betrekken :- doch in hoe verre deeze onderfcheiding gevoeglyk plaats zou kunnen hebben, is my onbekend, Ik hebdan, hoe zeer ook eenigen dit onnaauw- keurig mogten oordeelen , de Boomen van de Heefters door hunne grootte getragt te onderfchei- den; zynde dit het gene dat meest in ’tOog loopt, en my daaromtrent voornaamelyk aan den bladz. 3 en 4 gemelden voet gehouden; inzonderheid oplettende , om geen groote Boomen over te (laan. Somtyds heb ik wel goedgevonden, in het zelfde Geflagt ook eenige kleinere Boomen of Heefters te befchryven , die niet gevoeglyk van de groote- ren afgezonderd konden worden, doch dergelyke toegeeflgkheid , ook zo dikwils in het Stelzel der Sexen gebruikt, zal iedereen billyken. Het groot getal der Oost- en Westindifche Boo- men; de onbekendheid van veelen derzelven en het ER) . B: 5 (ps VAN DEN AUTHEUR.: im het belang dat wy daar in hebben, doordien ’er de ‘meefte Houten, Basten, Gommen , Harften, Bal- fems, Oliën en Kruideryên , daar wy, za in de Huishouding als de Geneeskunde, zo veel gebruik van maaken, van afkomftig zyn: heeft de befchry- ving der Boomen, meer dan ik gedagt had, doen uitdyên , en dus hebben zy niet alle in dit ST uk begreepen kunnen worden; maar, het gene ’er van dezelven overblyft, is zo veel niet , of ik zal „ denkelyk , de toezegging, in het voorgaande Voorberigt gedaan , kunnen houden; dewyl de Heefters en Kruiden, meerendeels, zulk een uit- voerige befchryving niet vereifchen zullen. Meer dan voorheen ben ik als ’ ware ge- noodzaakt geweest, in deeze befchryving de naa- „men te gedenken van de Hedendaagíchen. Dik. wils heb ik dit ook , gelyk in de voorige Stuk- ken van het Ryk der Dieren , met een byzonder inzigt gedaan , om myne Tydgenooten , inzonder- heid die my eenige Voorwerpen ‚tot de Natuurlyke Hiftorie betrekkelyk , geleend hadden, ware ’% mooglykte pleizieren. Ik had met veel minder moei- * 3 ste ER B BE K2TMGOR te gebruik kunnen maaken van mynen eigenen Voorraad of van Afbeeldingen uit de voornaamfte Werken; doch heb altoos beoogd, deeze befchry- ving der Natuurlyke Hiftorie wan zo veel belang, - voor de Natuurbeminnaars te doen zyn, als my mooglyk was. Ik ‘verbeeldde my, dat het ook verfcheidene derzelven, anders weinig in gedrukte Nederduitfche Werken bekend , niet onaangenaam kon zyn, met lof en erkentenis dus hunnen Naam, dierbaarder dan Olie, vereeuwigd te zien. On- dertusfchen , gelyk ik afkeerig ben van laffe vleie jery , zo hope ik , dat gedagte Heeren, veelen myne zeer ge - eerde en genegene Vrinden, het my wel gelieven ten besten te houden, dat ik in deezen my veelal, op de manier der Franfchen, te vrede gehouden heb met den tytel van de Heer voor hunner Ed. Naamen te voegen, zonder te fchryven , de Ed. Heer, Wel Ed, Heer, Boog Ed. Heer , de Hoogleeraar, of wat meer van dien aart is. Zo ik deeze Bertytels eens gebruikt heb, dan wevfch ik die begreepen te worden als ftilzwygen- de hun Éd, overal toegedagt. Immers de toevloed van mi VAN DEN AUTHEUR. # van Stoffen „ in dit gedeelte der Natuurlyke Hie ftorie , is zo groot, dat ik noodzaaklyk alles wat mooglyk is dien aan te wenden tot bekorting , mids niet te kort doende aan myn Onderwerp. Ten opzigt van overleedene Mannen , hoe ge. leerd en beroemd ook in hun Leven geweest oordeel ík dat de Tytel van de Leer zelfs niet te pas komt, en anderen, wier beroemdheid de ge= meene maat te boven gaat, fchynen te groot voor een enkelen dusdanigen Tytel. Men zal derhalve de naam van den Ridder , wiens Samenftel ik in de befchryving deezer Natuurlyke Hiftorie, wat de orde aangaat, gevolgd heb, doorgaans enkel by den naam van LaiNNzeus voorgefteld vinden. Ik zou te veel Tytels hebben moeten op elkander fta- pelen , om zyn Ed. Verdienften in *t Oog der Ge- leerde Wereld te omfchryven , en dit was, vol« gens het voorheen gemelde , gant{ch myn zaak niet, Ë Maar , hoe zal ik myne Aanmerkingen, nu en dan zelfs op het gezegde van dien Grooten Man en andere Geleerde Heeren gemaakt, voors Sd al, vr BER: IKG #T al, zo ik eens daar in de befcheidenheid of heufch- heid mogt overtreeden hebben, verfchoonen? Ik hope niet, daar toe het getuigenis van den fchranderen Heer Doktor BerKneEy, thans Lec- tor in de Natuurlyke Hiftorie op onze beroemde Provinciaale Univerfiteit, te behoeven; die my, in een Aantekening op zyn Wel Ed. zeer fraaije Inwydings - Redevoering , den 1 November van * voorleeden Jaar te Leiden in de Akademifche Gehoorzaal uitgefproken, egregium Linnet in Na- ture Systemate emendatorem noemt Waarlyk , ik zou my deeze Eer nooit hebben gangemaa- tigd! Is het waar, dat ik het zo uicmuntende Sa- menftel der Natuur van den Ridder in eenig ope zigt heb verbeterd , dan moet zulks aan zekee re gelukkige Bedenkingen , Waarneemingen of Aanmerkingen , worden toegefchreeven. Immers men zy verzekerd , dat de Liefhebbery tot on- gegronde berispingen niet by my heerfcht. Ik heb zelfs verfcheide maalen myne hoog - achting voor dit Samenftel doen blyken, hoewel ik niet 8e An gern AU TMHEUR. vn geloof „" dat hetzelve zo onwrikbaar of onverbeter- lyk zy „ als fommigen zig in ’t eerst verbeeld hebben. Thans , dit Tweepe Stuk afgedrukt zynde , komt my ter hand de Nieuwe Uitgaave van bet Ryk der Plantgewasfen , welke, wel is waar, de Dertiende genoemd wordt , doch eigentlyk maar , dewyl de Twaalfde uitverkogt was, eene, Herdrukxing daar van is, met invulling van de Supplementen of Byvoegzelen , onder den naam van Mantisfe of Additamenta door den Ridder uitgegeven ; welke de Heer Murray, Hoog- leeraar der Kruidkunde te Gottingen, met kene nisfe, toeftemminge en goedkeuringe van den Heer Linneus, in dit Voorjaar aldaar aan ’ licht . gebragt heeft. Hier en daar komen by dezelven nog eenige Verbeteringen , aan zyn Wel Ed. door onzen Ridder medegedeeld, waar van ik in ‘t vervolg dan ook gebruik zal maaken. De genen, die tot dit Sruk behoorden , heb ik, zo veel gevoeglyk gefchieden kon , agter aan ge- plaatst, Hd Di VI DE R 3 41% Dit was het gene ik noodig vondt den Leezer te berigten, M. HOUTTUYNM: Med. Doêtor, Amfterdam $ July 1774. Ï N- INHOUD van piT STUK, TWEEDE AFDEELING. De BOOMEN, 1, Hoorpsr. De EIGENSCHAPPEN der Boo- _ men in ’t algemeen 3 hunne nuttigheid, dikte, langte, geweldige aangroeijing 3 oirgaak van het dood vriezen , enz. II. Hoorpsr. Befchryving vande BOOMEN , wier Bloemen twee Meeldraadjes hebben, dus tot de DrANDrIA behoorende ; ge- lyk de Olyfboom, Droevige Boom , enz. UI. Hoorpsr. Befchryving van de Boo- MEN , wier Bloemen drie Meeldraadjes heoben, dus tot de TRIANDRIA behoo- rende, gelyk de T'amarinden-Boom , enz, IV. Hoorpsr. Befchryving van de Boo- MEN , wier Bloemen vier Meeldraadjes hebben, dus tot de TETRANDRIA be- hoorende , gelyk de Kornoelje - Boom en anderen. V. Hoorpsr. Befchryving van de Boo- MEN, vier Bloemen vyf Meeldraadjes hebben, deswegen PENTANDRIA ge- naamd ; waar onder de Kinaboom, Koffyboom en veele anderen. VI. Hoorvsr. Befchryving vande BOOMEN, wier Bloemen zes Meeldraadjes hebben, die daarom HEXANDRIA genoemd ywor- den ‚waar onder een Boom, die het 208e- naamde Draakenbloed uitlevert. VIL, Hoorpsr. Befchryvins van de Boo. MEN , wier Bloemen zeven Meeldraad- jes hebben ; deswegen HRPTANDRIA ge- noemd wordende , tot welken de Paarden- Karftenge - Boom behoort. VIJL Hoorpsr. Befchryving van de Boo- MEN s sier Bloemen agt Meeldraadjes Bladz. zr Tern RCaiN a | beha hebben ‚ die deswegen OCTANDRIA ge- noemd worden, waar onder de Balfem-, Sandelhout, Zeepnooten-Boomen , enz. Bladz, 256 IX. Hoorpsr. Befchryving van de Boo- MEN ‚ wier Bloemen negen Meeldraad- jes hebben , deswegen Negenmannige ENNEANDRIA genaamd 5 gelyk de Ka- neel , Kamfer , Benzoin , Sasfaphras en anderen, die tot de Laurierboomen betrokken zyn. —_ 318 X. HoorpsT. befchryving van de Tienman= nige Boomen DeCANDRIA , dus ge= naamd om dat hunne Bloemen tien Meel draadjes hebben ; waar onder de Pok- hout , Katsjoe - Appel , Kampêche- Hout, Kwasfie , Lemisjes, Styrax- , Balfem van Tolu , Copaive Boom „enz. — 367 XI. Hoorpsr. Befchryving van de Boo- MEN > wier Bloemen twaalf Meeldraad« jes hebben , deswegen DODECANDRIA genaamd of T'waalfmannige, tot welke onder anderen de zogenaamde W ortel- of Runboomen, Mangoftans, en anderen betrokken 2yne _— 489 XII. Hoorpsr. Befchryving van de Boos MEN , wier Bloemen twintig Meeldraad- jes hebhen, deswegen ICOSANDRIA ge- naamd of twintigmannige, tot welken de Gojaves, Jamboes , Perfiken , Aman- del-, Kerten , Pruimen , Mispelen , Ap- pel- Peere- en meer andere Ooftbooe men, behooren. 504 A A N- AANWYZING per PLAATEN, en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven 1worden. Praar V. Afbeelding van TwEe: MANNIGE Boomen. tegenover Bladz, 33 Fis. 1. De Ceylonfche Franjeboom, Cbionantbus, bl, 34 mm; 2, De Kormandelfche Dias lium, bl. 39 Praar VI, Afbeelding van VyFMAN- _NIGE Boomen, —_— Bladz, 88 Fig, re De Peruviaanfche Kina- Boom, Cinchona. bl. 86 — 2, De Cerhera Lhevetia uit Westindie. bl.176 Praar VII. Afbeelding van Actr- MANNIGE BOOMEN, Fig. 1. De Fambolifera Favani- camet de Bloemen, b/.273 — 2, De Jumbelifera Coroman- deliea metde Vrugten. Dl275 Praar VIIL Afbeelding van Acre EN TTENMANNIGE Boomen. | mm Bladz. 315 Fig. 1. De Zeepboom , Sapindus van Kormandel, bl.315 Lett, A, de Zeepnoot. B, De Vrugt van den Kaneelboom, C, Het Zaad van — 2, De Parkinfonia, uit West- indie, bl. 381. PraAT IX. Afbeelding van Tren- MANNIGE Boomen. mmm Bladz, 405 Fis, Bladz, 273 Fis. 1. De Catsjoe- Appel dcajou, bl, 409 A. Dezelve, met de Noot » doorgefneeden. — 2, Tweebladige Liemisjes- Tak, bl, 440 Praat, X. Afbeelding van Tren- MANNIGE Boomen, Fig, 1. De Balfem Copayve. Boom. bl, 461 me 2, De Myrobalanifera ci- trina. bl, 486 Praar XL, Afbeelding van Twin- TIGMANNIGE Boo. men. Fig. 1. De Pfidium Cujavillus _ of Gojaves- Boom, uit Oostindie, dl, 528 mm 2e De WestindifcheIcaco- _Pruimene Boom , Chry- Jobalanus, bl, 58r — 3. De Kers - Appel van Siberie, bl, 613 —_ Bladz, 461 _ Bladz, 527 REGNUM VEGETABILE HET KYK Der PLANTEN, BEKENERESTNENENEGENERT AKA TWEEDE KLASSE. B Rb Ook. BS. B O0 MEN. re « " KN (3 Î Besier … Me Ken, ahl " f IN, LPL Pt De ed ar EES AN BEANS N fi ï ' (a hj Hek be AG ae ep te BESCHRYVING ij PLANTEN. TWEEDE AFDEELING. Be BO O.MNLE.N. BOE Diek, De ErGrNsCcHaArPpPeENder Boomen in ’t alge- _ meen ; hunne nuttigheid , dikte , langte, geweldige aangroeijing ;oîrzaak van het dood vriezen , enz. SYLAR olgens de voorgemelde Natuurlyke Vv S Methode maaken de Boomen de Te Tweede - Klasfe in de befchryving raast ger Plantgewasfen uit. Zy volgen , naamelyk , in Rang aan de Palmboomen , en overtreffen dezelven in veele opzigten. Daar die tot de heete Lugtftreek alleen bepaald zyn, breiden de overige Boomen zig over den ges heelen Aardbodem uit , wiens Oppervlakte veelen niet minder verfieren. Wy behoeven maar het Oog te flaan op de Ceders van den Libanon , de Laplandfche Pyn- en Denneboo-  men. El, Deer, ÏI Stuk, ij u. Ärpeer. Een STUKa Nuttig heid van het Hour, De Vrugten, 2 De EIGENSCHAPPEN men , de Linden van onze gemaatigde Lugt* ftreek , wier Kroon en Loof zo wel de Ber- gen als de Valeijen tot Lustprieelen maakt, Niet minder ftrekken ‘de, Bosfchagiën van Ei- ken en ander Geboomte tot bemanteling der kaale ‘Bergen, in ’t midden van Europa. Door het Hout » dat deeze Bosfchen uitle- veren , worden wy van alle noodwendigheden des Levens voorzien. Men maakt “er Sche- per ‚ Schuiten, Rytuigen, Molens en allerley Gereedfchappen van , die in de Samenleeving dienftig zyn. Het hardere en veelal fierlyker gekleurde 3 ook tot polyfting bekwaamere Hout der. Oost- en Westindifche Bofchboomen , komt het andere , daar dit te kort fchiet, te hulp in, de Werktuigkunde ; befchermt het ge- ne in Kisten en Kasfen weggelegd wordt , voor het Gewormte, en is niet minder te achten wegens zyne duurzaamheid , dan we- gens zynen luifter, in het optooizel der prag- tigfte Kabinetten „ Glazekasfen „ Laatafels „ Stoelen en andere Meubilen. „Van zo veel. nuttigheid zyn de. Boomen door hun „Hout alleen. De meeften. draagen bovendien Vrugten, welke voor Menfchen of Beeften eetbaar zyn. Welk een menigte van Zwynen en ander Wiid , wordt niet gevoed door de Eikels der Bosfchen in Duitfchland: hoe veele duizenden Menfchen: leeven in de middelfte deelen van Vrankryk niet van Kar ftengen: terwyl de wilde Appel- en Peereboo- men En „DER BooMEN. 3 men aan. de Engelfchen hunnen Cyder, de Olyfboomen aan de Iraliaanen hunnen.Olie ; Árprele de Oranje- en Citroenboomen aan de San’ Heero jaarden.en Portugeezen een verkwikkelyk Fruit ‚stuk. dat zy door geheel Europa verzenden, uitle- veren. Ik zwyg van de Nooten-, Amandel-;, Pruimen , Kerfen , Perfiken , Appelen-, ren ren- en andere Ooftboomen van onze Gewes- ten, „Hoe ver {fpreidt zig de Geur der Oost- indifche Speceryën; de Geneezende kragt der Westindifche Houten, Schorfen en Boomwor- telen „niet uit ? Het Sasfaphras , Pokhout en de Kina, zyn daar van bekende voorbeel- den. Het Hout en de Takken der Boomen zyn; bovendien, tot „Brandftof byna onontbeerlyk 3 zodanig; dat men „op plaatfen waar de Boo. men. zo wel als Turf -ontbreeken , de dier- baare Vee-Mest uit noodzaaklykheid verbrandt, ens-daar die ook niet valt , geheel verlegen ftaat ,‚ wanneer men geen Steenkolen of iets dergelyks te branden heeft. Welk een menig- te van Goudfmids - Kolen wordt niet van de “Takken. der Eikeboomen , door dezelven gloei- jende te fmooren „ vervaardigd, Niet minder groot is ’t gebruik van derzelver Bast, Run genaamd , «tot bereiding van het Leder; der Galnooten en van veelerley Brafiliaantche , en ‘ andere Westindifche Houten, tot Verfftofen „van allerley „Koleur. Door BooMEN ‚ in onderfcheiding van de je À 2 Heee Le DESLe IE. STUIe IL Afprer, Hoorp: STUK. Eigen= fehappen. Dikte, 4 De EIGENSCHAPPEN Heefters en Kruiden, verftaa ik zodanige Plant- gewasfen , als men gemeenlyk dus noemt; die hdamelyk een enkelen Houtigen Stam hebben, «van aanmerkelyke hoogte, en ten minfte eens Mans langte overtreffende. Die Plantgewas- fen, wier hoogte in ’t geheel minder is dat zes Voeten , al hebben zy eene taamelyke Boom- agtige Geftalte, zal ik, met alle de kleinen, welke verfcheide Telgen uit Éénen Wortel uit- geeven, onder den naam van Heefters, in de volgende Afdeeling befchryven. Men begrypt nogthans lgt, dat hier in de allernaauwkeurig- fte onderfcheiding niet plaats kan hebben, zo min als men die in de gewoone manier van fpreeken waarneemt. Van de Eigenfchappen der Boomen heb ik , in de Inleiding der Kruidkunde , reeds nu er dan gefproken. Ik zal daarom hier niet ftaan blyven op de famenftellende deelen of het maakzel van den Stam, de Wortels of Tak- ken der Boomen , noch op het gene derzel- ver Bladen , Bloemen en Vrugten , betreft , als waarvan reeds door my in ’t voorgaande Stuk breedvoerig is gehandeld. Alleen zal ik van de dikte en hoogte der Boomen, tot vervul- ling van ’t gene daar van in ’t voorgaande Stuk gezegd is, thans wat breeder fpreeken. Men vindt in de Hiftoriën berigt van ver- fcheide Boomen van eene aanmerkelyke Dik- te Een Peereboom, in Engeland, hadt eenen Stam van agttien Voeten omtreks „ en lever- f de ol wt \ DER BooMmEN. 5 ‘de Jaarlyks zeven Ton Peeren uit, Holle Ik Wilgeboomen heeft men gezien, die anderhalf- ARDERRG maal zo veel, dat is negen Voeten dik wa- Hoorp- ren. De Lindeboom , daar RAvy van fpreekt „STUEe hadt eenen Omtrek van zestien Ellen , en moet. derhalve dien Duitfchen , waar van gewag gemaakt is *, in Dikte veel overtroffen hebben. *1, Stur, Die zelfde Autheur hadt eenen Ypeboom in een Engeland gezien , van zeventien Voeten mid- dellyn , en {preekt van eenen Taxisboom van omtrent éwintig Voeten dik, Dit komt nog niet by de Dikte der Eikeboomen in Duitfch- land , alwaar men ’er gevonden heeft van der- tig Voeten over ’t kruis. De Heer ApAN- SON heeft aan de Kust van Senegal Boom- ftammen gemeten van agtenzeventig Voeten omtreks , dat is omtrent yyfentwintig Voeten dik , hebbende eene Kroon van honderdzestig Voeten middellyn (*). Men zal, derhalve „ eenigszins geloof kun- Mon: nen flaan aan de Berigten van andere Relaesork. gers, die tusfchen de Niger en Gambia , aan die zelfde Kust van Afrika , Boomen gevon- den hebben , welken zeventien Mannen , elkan= der de Hand geevende , naauwlyks omvaamen kon- (*) Gedagte Heer rekent van ongevaar 27 Voeten; ge- yk hy altoos, in de berekening van de Dikte der Boos men, meer dan een derde van den Omtrek neemt; daar het doch » volgens de «bekende ruuwe evenredigheid. van de Middellyn tot den Omtrek , als 7 tot 22, minder dan een derde moet zyn 5 > dewyl 7 minder dan een derde van 22 iss A 3 L_ILDESEs IL, STUK 15 200 ArDeeL. Ï ® Hoorp: STUK. Hoogte der Bove mm Ci. 68 Dr EIGENSCHAPPEN konden : zo dat die by de dertig Voeten dik moeten geweest zyn. SCALIGER verhaalt , dat men ’er gezien heeft van zeven -en-der- ‘tig Voeten, Maar deeze Boomen zyn door- gaans fterk gevleugeld , of met zekere uit- ftekken aan den Stam voorzien , en zo zal het mooglyk gelegen zyn geweest met dien Boom , welken men, volgens Rav, in Brafil gezien hadt , van honderdtwintig Voeten om- treks , dat is by de veertig Voeten dik (*). Dien wonderbaaren Boom , daar Prinrus van fpreckt, welke de Dikte hadt van tagtig Voeten, en in wiens holligheid MurTriANUs at en fliep met een-en-twintig Perfoonen 3 zo wel als dien Boom , daar de Chineefche Hiftoriën van’ gewagen , wiens Stam tagtig Mannen naauwlyks omvatten konden , welke bygevolg ver over de honderd Voeten dik zou moeten geweest’ zyn , zal ik tot nader beves- tiging op de Ley ftellen. De hoogte cer Boomen fchynt wat naauwer beperkt te zyn: want die gedrochtelyke Palm- boom van drie honderd Voeten, met een Stam van naauwlyks een half Voet dik, daar Rav uit ‘de Berigten der Reizigers van {preekt, wordt (*) Om een round getal te neemen: want anders moest het maar ruim 38 Voeten zym. De Heer ADANSON „ van wien ik dit ontleen; heeft hier 45 Voeten, ’t welk nog meer wit den haak loopt. ‘ ed 1) De Heer ADANSON {chynt het nfet biadalectlijk te keu» zen. Fam, des Plantes. Pref, p. CCXH 1, DER BOOMEN. 7 wordt voor fabuleus gehouden. Wy hebben gezien ‚dat de Kokosnootenboom , in Oostindie , ÄFDEELe fomtyds wel tagtig Voeten hoog wordt en datHoorn- ter op de Westindifche Eilanden Palmietboo-STUS. men Zyn, van honderd Voeten, De Europi- _fche Boomen fcheenen in hoogte die der ande- re Wereldsdeelen ten minfte te evenaaren , zo niet te overtreffen. Prinius getuigt wel, dat ’erop de Kanarifche Eilanden Boomen- zyn van honderd vier en veertig Voeten hoog ; en die zelfde hoogte wordt door MaArrTHIOLUS aan Boomen op het Eiland Cyprus gegeven 5 maar de grootfte hoogte, welke de Eiken-, Es- fchen- en Cederboomen bereiken , zou on- gevaar honderdvyftig Voeten zyn. De Den- ne-, Lorken- en Pynboomen grocijen waar- fchynlyk nog hooger. PriNius verhaalt, dat ‘er te Rome een Balk gezien werdt van een Lorken-Stam gemaakt, zynde honderdtwintig Voeten lang en in zyn geheel twee Voeten dik. Men begrypt ligt, welk een langte dan de Stam nog daar boven gehad moet hebben. De Mast van zeven Voeten dik, gefchikt voor dat ontzaglyke Vaartuig , waar mede de Obi- lisk voor het Plein van ’t Vatikaan uit Egyp- te- overgehaald werdt , geeft een verbaazend denkbeeld van den Percha ‚ waar dezelve van gemaakt zou zyn: te meer, daar de Mast van. dat ongemeen groote Oorlogfchip ‚ de Roial Sovereign, op bevel van Koning Karel den Ì, in Engeland gebouwd , maar de langte A 4 hadt IT. DEEL IIs STUK IL AFrDEEL. Hoorp- STUK. Verbaa- gende zwaarte, 8. Dr EIGENSCHAPPEN hadt van negen en negentig Voeten (*). De Dwars- Balken van dit Schip, ten getale van vier, uit den Stam van éénen Eikeboom ge- zaagd , hadden ieder vier en veertig Voe- ten langte en vier Voeten negen Duimen dik-- te: zo dat de Stam van dien Boom ten_min- fte twaalf Voeten over ’t kruis moet gehaald hebben , in die geheele langte, Niet minder ontzaglyk groot moeten die Boomen vallen aan de Westkust van Afrika, van Senegal tot aan Kongo, Benten genaamd, van wier uitgeholde Stam de Negers Schuiten: maaken; wan vyftig of zestig Voeten lang, en van agt tot twaalf Voeten breed, die een Laading kunnen voeren van vyftigduizend Ponden. Als men in aanmerking neemt, uit een hoe klein Zaadje of Spruitje de Boomen hunnen oirfprong, hebben , dan moet men verbaasd. ftaan over eene zo geweldige aargroeijing. De laats- gemelde Eikeboom hieldt dan ten minfte. hon- derdveertien Vicikante Voeten in doorfnyding , en de Inhoud van den Stam, op die langte „is meer dan vyfduizend Teerlings - Voeten ge- weest. Neemende de zwaarte van een Teer- lings - Voet Eikenhout op zestig. Pond , dan maakt (*) Men geeft ‘er, wel is waat, de dikte van 35 Voe- ten aan , doch dit zullen Duimen moeten zyn : dan was die Mast omtrent drie Voeren dik, ’t Is jammer, dat men in zaaken , daer het ?er juist op aankomt, zo weinig vestrouwen kan op de opgegeven Afmectingene DER BooMEN. 9 maakt dit een Gewigt van ruim drie - lionderd-. duizend Ponden, ’t welk men voor het overi- ir die ge van den Stam en de Takken ten minfte Hoorp- moet verdubbelen: zo dat deeze Eikeboom, inSTUKs zyn geheel , aan Hout, eene zwaarte van zes- honderd-duizend Ponden gehad heeft (*). Dit alles nu, is, mooglyk in vyf honderd nen _Jaaren tyds, gegroeid uit een Eikel van mis- ai fchien een half vierde Loots gewigt. Zo die aangroeijing alle Jaaren even fterk was , dan zou deeze Boom jaarlyks twaalfhonderd Pond moeten toegenomen zyn : doch het tegendeel is al te blykbaar. Tien Jaaten oud zynde zal de Boom, waarfchynlyk , met Wortel en al, naauwlyks honderd Pond gewoogen hebben. Daar moet dan een geduurige opklimming in de Jaarlykfe aangroeijing der Boomen zyn , nict- tegenftaande zy, naar reden van hunnen In- houd , zo wel als de Menfchen , in de Jongheid , oogfchynlyk en inderdaad , het meefte toenee- men. Want, zo de gezegde begrooting eens wel (*) Ik heb alles zeer fchaars genomen. ADANSON re- kent, wel is waar, den Stam op 1o Voeten , doch dan kon- den ’er , op ver naa, die vier Balken niet uit, Twaalf Voeten is nog te min, Volgens de evenredigheid, van 929 tot Iooo , welke wylen de Heer MUSSCHENBROEK voor het Eikenhout van den Stem opgeeft , zou een Teers lings Voet byna 64 Ponden zwaar zyn , als ’t Water 69 Pond weegt, De verdubbeling , zeloof ik, zal iedereen bila Iyken, ; el Ä S 1, DEEL, II, STUK: u. Arprer L Hoorp- STUK. ro De EIGENSCHAPPEN wel getroffen was, dan zou de Eikel, de Boom op tien Jaaren, en op den gezegden hoogften Ouderdom , in zwaarte tot elkander ftaan, als I —— 25600 —= 6ooo maal 25600 3 waar uit blykt, dat de Boom, in de eerfte tien Jaaren jaarlyks meer dan viermaal zo.fveel, als: in. % vervolg, in zwaarte toegenomen ware, Want in de eerfte tien Jaaren is-hy meer dan vyf- en twintig duizendmaal verzwaard , en in de volgende Jaaren van zyn Leeftyd maar zes- duizendmaal. | Die zeldzaame tegenftrydigheid sân voort uiet het verfchil der weezentlyke en betrekke- Iyke Zwâarte. In weezentlyke zwaarte ‚ dat is in Gewigt, was de Boom, op tien Jaaren Ou- derdom, by de honderd Ponden zwaar: zo hy dus alle tien Jaaren gelykelyk was toegenomen , hadt hy ‚op honderd Jaaren Ouderdom, duizend Ponden, en, op dien ‘van vyf honderd Jaaren, maar vyf duizend Ponden zwaar geweeft. Hy moet derhalve, in ’t vervolg, in weezentlyke zwaarte meer toegenomen zyn, dan in de eer- fte Jaaren. In betrekkelyke zwaarte, in tegen- deel, wordt zyne aangroeijing, als gemeld is, langs hoe minder : waar van de reden blykt, als, men op de afgryzelyke toeneeming der getallen by verdubbeling agt geeft. -Ik-ftel, dat hy in ’t tweede Jaar twintigmaal zo zwaar was als de. Eikel: derhalve, indien hy maar op gelyken voet toegenomen, dat is in ’t derde Jaar veertigmaal, in °t vierde Jaar tagtigmaal ‘zo DER BooMEN, 11 zo zwaar, enz. geworden ware 5 zou hy op zyn twintigfte Jaar reeds twintigduizend , en op zyn dertigfte meer dan twintig millioenen Hoorp- Ponden gewoogen hebben, Hier uit blykt on- STUK. betwistelyk, dat de betrekkelyke aangroeijing der Boomen Jaarlyks in groote trap vermin- dert, terwyl de weezentlyke, even zo zeker, toeneemt. De toeneeming der Boomen gefchiedt niet eenpaarig , het geheele Jaar door. Men zal ligt gelooven, dat ’s Winters de Stammen eer inkrimpen dan uitzetten ; zo dat zy hunnen wasdom jn ’t aangenaame Saizoen moeten er- langen, Hier uit zou men mogen denken, dat de Warmte oirzaak daar van zy, en, in te- genftelling van de Koude, heeft zulks ook plaats: maar de Ondervinding heeft aangetoond , dat die aangroeijing niet evenredig is met den trap der Warmte of Zomer-Hitte. Te Abo in Finland is de omtrek van een Oekernooten Boom, twee Jaaren na malkander, in de Ze- mer-Maanden , verfcheide maalen gemeten. Men bevondt , dat die Stam in Mey zeer weinig of byna niet, in Juny zeer veel, in July min- der eh in Augustus wederom minder was toc- genomen: niettegenftaande men aldaar in July de grootíte Hitte heeft (*). De overvloed van Vogtigheid , die ’s Voorjaars in de Grond | plaats hed (*) Stochholm/e Verband, KKV. Band, 1766, pe 281 , Enz. IL, Deer, IL, SruKe ie De Eer GENSCHAPPEN _ MW. plaats heeft, bezorgt dan het meefte Voedzel ÄPDEEL. gan de Boomen, hetwelke, wanneer dezelven Hoorp. het eerfte Loof gefchooten hebben , verder SEUK, door de Natuur befteed wordt tot uitzetting van den Stam in dikte, Groei. De Boomen komen Natuurlyk over het gehee- Plaats. Je Aardryk voort, in Landftreeken , die- tot | hunne Groeijing bekwaam zyn. Men heeft de meefte Gewesten van Indië, eer zy tot Volk- plantingen gemaakt waren , met Bosfchen be- dekt gevonden van hoogftammig Geboomte. De wilde of Bofchboomen beminnen inzon- derheid de fchuinte der Bergen en de vrugt- baare Valeijen daar tusfchen; gelyk dit in de Andes van Peru, Chili en de aangrenzende Landen, als ook in de Alpen van Switzerland, wier Kruinen meeft .bevrooren en befneeuwd zyn, plaats heeft, Op Gebergten van middel- maatige hoogte ziet men ze dikwils de Top- pen beflaan; doch gemeenlyk vallen zy aldaar zo hoog en zwaar niet, als in het hangen der Bergen of in de Valeijen. De Vrugtboomen beminnen een vetten Grond en befchutzel voor de fchraale Winden, als ook voor Storm. Vee le Boomen, die men meest tot fieraad nahoudt, gelyk de Linden , zyn ook van deezen aart, Bovendien maaken zy een aanmerkelyk ver- fchil in de foort van Grond: fommigen tieren best in een Zandige, fommigen in een Steen- agtige, anderdh in de Kley. De Wortels van eenige Boomen zyn zo teder „ dat zy doorte gro0e { DER BooMEN. 13 &rboten overvloed van Vogt verrotten : gelyk , ke: ‘dit in de Oranjeboomen en dergelyken plaats y heeft: anderen beminnen de Waterkant, gelyk Hoorp- de ‘Kwee- en Hazelnooten : eenigen groeijen TUE zelfs in * Water, gelyk de Elzen en Wilgen van ons Land en de Mangles- Boomen in de andere Wereldsdeelen , bekleedende aldaar de Oevers der Rivieren en zelfs het Strand der Zee, zodanig , dat men ze in de Berbicsjes Zeekants - Hout noemt. En, niettegenftaande de Moerasfigheid van den Grond , heeft men aan de Rivier van Suriname, in de “Kley, Boo- men gevonden, wier Stammen wel drie Vade- men dik waren «en wier hoogte gefchat werdt op 260 Voeten,datbyna zo veel is als die van den Wefterkerks- Tooren te Amfterdam. Van de oirzaak der aangroeijing heb ik reeds omftandig gefproken , en aangetoond , dat dezel- ve afhangt van den Bast der Boomen*, ik, A heb aldaar ook de noodzaaklykheid van den Bastin. p. DL betoogd , en door voorbeelden aangetoond , dat **? “22 dezelve noodiger is tot de groeijing dan het Hout. Niettemin vind ik aangemerkt, dat in een Ypeboom, geheel van Bast beroofd , het Sap nog opgetrokken werde, als ook dat de Bast aan zekeren Boom, daar dezelve rondom geheel was afgetrokken , weder aangegroeid zy (*). Mooglyk zal die plaats hebben in zo= da- (*) Msscell. Berol, Tom. Ill. Pp. 24, Te DEEL, Il, STUK) ij De EIGENSCHAPPEN IL danige Boomen, die jaarlyks hunne Schors af: Ar TPt werpen, gelyk de Kurkboom, waar dan reeds Hoorp- voor de afwerping een nieuwe. Schors aan. ge- STUKe groeid was, Anderszins ziet men de Boomen ; als zy van hunnen-Bast beroofd worden; in-% algemeen „ altoos fterven. Oirzaak Maar , wat is de reden , dat de Boûmea a fomtyds, of geheel of gedeeltelyk, dood vries gele zen 2 Men fchryft zulks gemeenlyk daar aan toe „dat de Vogten , in de Sapbuizen bevriezendes dezelven doen barften; maar alsdan zouden de jonge Boomen, en anderen, die de Sappigften Zyn ‚ meer lyden moeten van ’t- geweld der Koude, dan de oude Boomen. „Hier van nog- thans werdt , na den. harden Winter van ’t Jaar 1709 , het-tegendeel waargenomen, In Vrankryk bevondt men, dat de hardfte Boo- men ‚ en die hunne Bladen - geduurende den Winter. behouden , gelyk, de Laurieren , Cy- presfen; Groen - Eiken ‚en onder de anderen; die tederer zyn „gelyk. de Olyfboomen „ Kars- ftengen- en Nooteboomen,, de oudíten en_fterk- ften sin de grootfte menigte geftorven waren, De reden van deeze fchynftrydigheid- werdt in de Koninglvke Akademie, der Wetenfchap- pen van Parys onderzogt. s; Cassin de. Zoon ;s Opperde een. zeer eenvoudige. oirzaak „ ten s aanzien: van de oude, Boomen. Hy zeide, s, opgemerkt te hebben, hoe de zwaare Vorst > derzelver Bast van het Hout hadt afgefchei- ss den; op welk eene manier dit ook mogte » SE DER BooMEKR 15 ss gefchied zyn. *t Is, inderdaad ‚zeer natuur- HI, „lyk , dat de Bast meer aan het Hout klee- AFDEEL. ss ve in de Jonge Boomen , welke veel meer Hoorns’ s> met Sap, en-met een Sap dat Olieagtiger is ‚STUK. 3 gevuld. zyn. En, aangezien het, volgens Bat ni gemeene denkbeeld der Natuurkundigen , »‚ voornaamelyk door den Bast is, dat de Boo- - » men gevoed. worden, zo hebben ook die ge- s nen, in welken de Bast ligter van het Hout ss afging, te gemakkelyker moeten {terven. De Heer CuoMmrr bragt een andere 9» teden:, die algemeen is , ter baan. Eerst s kwam ’er , in die Winter, een zeer harde ss Vorst „ daar. op volgde Dooy- Weer , en „, hier op een tweede Vorst, welke niet min- „der fterk. was dan de eerfte , verheffende > zig. eensklaps met „groote vinnigheid. De , Voetigheid van den Dóoy , waar mede de „„ Boomen gevuld waren „ bevroos derhalve , „dat ‘is. te zeggen „zy zette zig met een ss groot geweld en zeer fchielyk uit, en hadt ss op de Vezels en alle de. Werktuiglyke dee- s> len der Boomen een zo veel te grooter ss Uitwerking , als zy daar rhinder tegenftand „> aantrof. Nu is het zeker, dat dezelve den s>-grootften tegenftand. ontmoêt in de fterkfte » Boomen. Zy verfcheurde dan en vernielde », deeze Werktuiglyke deelen „ Vezelen , Blaas: s> jes, enz. en maakte die voortaan tot de ss Groeijing «onbekwaam. Voegt men hier, as volgens het Stelzel van den Heer Dr r-a s Hr. EL, DEEL, IE, STUK, veer DE AFDEEL. . HoorpDe STUKe 16 De EIGENSCHAPPEN 53 33 23 23 Dd Hire, dat door den Heer CHoMmrt ge: volgd werdt , by; hoe de Koude beftáar in zekere zeer doordringende Zoutige deeltjes ; moest de wetking daar door’ nog fterker en de uitwerking grooter zyn geweest, ‚> Dat de hardfte of oudfte Boomen meer tegenftand in deezen gebooden hebben; die, om zo te fpreeken, den vyand verbit- terde , Jydt geene twyfeling. Hunne dee- len zyn, noodwendig , digter famengepakt ; en om die reden is het, dat zy hunne Bla- den laater uitfchieten dan de anderen , wan- neer , voor-’t overige, alles gelyk ftaat. De ontwikkelingen, waarin de geheele Groeijing beftaat , moeten aldaar langzaamer gefchie- den, dan in de genen, die hunne deelen zagter, buigzaamer en meer met Sappen ge- vuld. hebben, > Ten opzigte van de oude Boomen gaf de Heer HoMmzeERre nog eene byzondere re- den van derzelver ‘grooteren “ tegénftand. Hunne Vezelen , die den ‘hoogften trap: van” aangroeijing bereikt hebben , en bygevolg ‚naar alle kanten zo veel moogelyk zyn uitge- rekt, zouden geene andere uitrekking lyden kunnen, en kanten zig derhalve met kragt aan tegen de uitfpanning, ’t zy van het Wa. terige Vogt dat zy Natuurlyk bevatten , zy van eene vreemde Vogtigheid. In te- gendecl is “het ‘blykbaar , dat de Vezelen van jonge Boomen nog veel bekwaamheid ‚> heb- Ni Dek Bo ÓMEN. 17 | 55 hebben om zig ‘uit te rekken 3 ‘en veel mes Bp 'de geeven kunnen, tn 1, # Verfcheide Boomen, die het geweld : van HöorD: 5» dieh harden Wi inter fcheenen ontkomen te STUke, as ZYN 5 om dat Zy » door de beweeging van het ä5 Voorjaars Sap; wederom Takken en Bladen 55 uitgaven ; 5 konden daat van in dé Herfst 5, geen nuttigheid, trekken , maar Wèrgiùgen ss teenemâal. Als deeze gekapt werden , bevondt menze Weel zwarter en. meer verbrand iù iss het Hart, dan in het Spint en ‘naär den > Bast toe. Het Hart , dat hardst is; was “sy meer befchadigd dán het Spint ; en réeds ss dood terwyl- ih het Spint nog ‘een weinig > Leven overbleef” Je Men vergeef my deezen uieftap : 3 uit be- getouniig vn gedagten Eikeboom gebooten. Dat de eeftyd van wyfhonderd Jaären ‘niet té gfoot gedomen zy , blykt uit het voorheen Leeftyip gemelde * aangaande den Ouderdom der Boo- zit Deërs meh , ‘waar van PLINrus met veel ophef. eN ui, zeer uitvoerig fpreckt, Josrerrus verhaalt 5 ‘dar meû ten zynen tyde, zes Stadiën van de Stad Hebron , cen Terbenthynboom Zg; die federt de Schepping der Wereld in swezen was geweest. Doch dergelyke Getuigënisfen Zeg. gen weinig. De Heer ApANsON heeft uit Verfcheide Waarneemingen «en Aanmerkingen bee (@*) Hist. de PAcad. R, des Sciences » 171Ó, Päg. iN dez ‘tavo. B MI, Desk, II, SrTÚRs des 4 1, Stuks, 13%a 1 Eg OD EB CCENdS ciwairrEN beflooten, dat de meefte Palmboomen van hon- bn derdtwintig tot vierhonderd en fommigen tot Hoorde duizend Jaaren kunfien leeven , hoedanigen STUK, men ook in zyne Familiën van Karftenge- Lin- den- en Pynboomen vindt, rekenende dat ’er hog anderen zyn ,; wier Leeftyd zig tot vier- duizend Jaaren en daar boven uitftrekt (*). Ziekten! Gelyk de Boomen ten opzigt van’ hunne der Boo- mene Struêtuut , van hunne Groeijing , .Voortteeling , als ook van hunne Sterflykheid , en in andere opzigten, met de Dieren eenige overeenkomst hebben ; zo zyn zy ook aan dergelyke On- gefteldheden , als dezelven , onderhevig. Men ziet ze fomtyds kwynen, uitteeren en fterven, zonder eene blykbaare oirzaak , die dan ge- zogt moet worden in de Grond , welke hun een Onbekwaam , te fpaarzdam „ of te over- vloedig Voedzel uitlevert, Het zelfde wordt in de Menfchen en Dieren waargenomen. Dat de Bladeten geel worden , is een Voorteken vaú deeze Ziekte , die dikwils gepaard gaat „met eene verrotting „ uitdrooging of bederf der Wortelen. Het bloot ftaan voor den „Noorden. Wind of de zogenaamde Zee- Vlam- “men in Ors Gewest , doet de Boomen niet minder treuren , en belet derzelver Groeijing ‘niet alleen „ maar inzonderheid de Vrugtdraa- ging. Sommigen zyn eene uitvloeijing van Wa: €) Fanill, des Plantese Preface P. GEXXIL. - ' DER BooMeEN. 19 Waterige Sappen ‚ Gom of: Harst , uit. den Stam en ‘Takken onderhevig; ’t welk wel als zei iis eene Kwaal aangemerkt kan worden , maar die Hoorp: ons de heerlykfte Gommen en Harften, ge- STUK: lyk de Mastik ,‚ Wierook ‚ Myrrhe, Terpen: thyn en_dergelyke Droogeryén meer ; uitles vert. De Kanker der Boomen is een gevaar- Iyke Kwaal; die in dezelven , gelyk in de Menfchen , uit eene inwendige en verborgene oirzaak ontftaat , en daar mede zo veel over- eenkomst ‘heeft , dat men zulk een Boom ; met het Kwaad uit te fnyden ; zelden daar van geneezen kan , dewyl het zig op andere plaatfen op nieuws openbaart, Zonderling is ’, dat de Kankerige Boomen dikwils in Vrugt: _ baarheid de Gezonden overtreffen , brengende zeer goede Vrugten voorts Die Kwaal, wel- ke men het Puur in de Boomen noemt; is; door haaren voortloopenden aart, ook veel met de Verfterving in de deelen van ’t Menfchee Iyk, Lighaam overeenkomtftig , en niet te hel. pen , dan door het affnyden der aangeftoken Takken. Even als in de Huid der Menfchen en Dieren fomtyds Wormen groeijen > die veel nadeel doen ; 3 zo heeft men ook een Bast- Worm in de Boomen. Dit zyn kleine witte Wormpjes ; die tusfeben de Bast en het Hout huisvesten , en den Bast vaa binnen afknaa- gen , komende meest voort op plaatfen ; daar dezelve gekwetst is of geborften, Zy kunnen de Boomen doen kwynen en fterven, Voorts 4 HAN Bz is IL, DEEE, II, STUKe’ | eo De Etcenschâbre ú IL is het Mos en dergelyk Ontuig, inzóûdetheid hi ea het op de Schors groeijende Bygewas, gelyk Hoors. Marentakken en veele dergelyke Planten ia BEUK. de andere Wereldsdeelen , even als de Onreis nigheid van ’ Menfchelyk Lighaam „wanneer zy niet daär van gezuiverd worden , den Groey en Bloey der Boomen nadeelig , en kan zeef wel eee Onvfugtbaarheid Veroirzaaken , dië echter ook wan andere én dikwils. onbekende Omttandigheden ; even äls in- de Menfchen ; afhanelyk is ; zó wel als het ontydig afvallen der Vrùgten.’ Ik wil nu niet fpreeken van het Ongedierte, dät de Boomen benadeelt en kwyhen doet, óf derzelver Bloem- en Vrugt= rmaaking belet of de Vrugten bederft 3 om dat ik daar van in de befchryving der Rupfen en andere Infekten breedvoerig heb gehandeld. verdee- “Wy hebben gezien, dât doof verfcheidé ing. __ Stelzelmaakers de Boomen van de Kruiden af- gezonderd zyn5 gelyk door den betoemden TOURNEFORT 4; by voorbeeld , in ‘t laatst der voorgaânde „ door BOERHAAVE in ’t begin van deeze Eeuw ‚ en naderhand doot HeEISTERs in °t jaar 1748. Anderen , gelyk pu Hamer, hebben de Boomen en Boom- agtige Gewasfen op zig zelf befchreeven en in 4 zie tzeven Familiën verdeeld * De Boomen, dië zelfde in Vrankryk, en dus ook in de meeften der Zaan “middelfte deelen van Europa, natuurlyk zyn + : woeden door den Heer Roux ook, doch ‘op een DER Boomer mx, er _/een-anderen voet ‚in zeven en ge=, IE, bragt: te weeten aldus (*). ‘ Teens Re 5. Die Vrugten draagen, met’een Dop of Scheede; Hoorn. gelyk de Eiken. , Karftengeboomen, wilde Kar„*TUKe ftengen, Ockernooten, Beuken en Hazelaaren. _@ Die Sappige Vrugten. draagen, met Korrels of Pitten; gelyk de Appelen , Peeren en Moerbes lie Boomen. „8 Die Vrugten draagen met Steenen. of Steenag- _ tige Kernen: gelyk de Kerfen-, Prujm-, Oly£-; Kornoelje. , ‚ Mispelboomen , enz. 4 Die geen Vrugten draagen, welke eetbaar: | zyn, of tot Spyze gebruikt worden: gelyk de Olmen 5; Taxis ,-Esfchen, Haagbeuk’, Schotíe Linden, Platanus, Acacia en Palm, | Se Die Olieagtig Hout hebben; gelyk, de Pyne en Denneboomen, en Cypresfen. 6. Bie het Water af Vogtige Gronden beminnens _ gelyk de Linden, Berken, Abeelen , Popelieren, 7. Die in ’t Water arogijcn., gelyk de Elze. en ti Wilgeboomen. " Deeze verdeling is, gelyk. men gemakkelyk kan zien , gantfch onnaauwkeurig >en ook al. teen tot befchryving van het gebruik des Houts. deezer Boomen , in de Bouwkonst en Werk. tuigkunde , gefchikt. Ik zal my derhalve daar. om met dezelve niet ophouden , te minder s. em dat myn oogmerk , als voorheen gezegd: heb, is, de Methode der. Sezen, in. de onderdee-. linge der Klasfen te volgen, H. HOOF De. 4) Traité des Arbres a ouprer. Patis. 1759. Oftavo, à DD U. Dio Ile STUK4 ok U ÂFDEEL 4 23 TwEEMANNIGE BooMEn. KRO EORORCROROROK EEKE EL B OE D.S.T He EEESEECELE ZEE ZEEEEES ZE Befhryving van de.BooOMEN, wier Bloemen twee Meeldraadjes, hebben, dus tot” “de Dr- ANDRIA behoorende ; B gelyk. de Olpe 5 Droevige Boom, ENZe Ore de Eenmaunige Plantgewasfen’ (Mo- nandria), dat is die maar één Meeldraad- je of Meelknopje hebben , komt geen voor dat den naam van Boom kan voeren. Het bee kendfte van dien aart „ onder de Tweemannigen (Diandria), ds de OLYF BOOM, die, met re- den, dus hier, in „deeze Afdeeling, de eerfte plaats bekleedt ett nd Goor) AL Olyf boom, les Ortrpoom, in t Latyn Olea „ heeft. dien naam van ’t Griekfche woord. Elaia be- komen ‚ dat zynen oirfprong, zo men wil; of van de gladheid der Olyven , of van de gladmaakende, en _verzagtende eigenfchap der Olie, heeft. “Waarfchynlyker is ’% , dat deeze van den Boom of deszelfs Vrugten , Olyven genaamd , dan dat de Boom van de Olie Zy- nen naam zou hebben. De Duitfchers noe- men hem Oelbaum ‚ dat is Olieboom; de Fran- fchen Olivier . de Engelfchen Oblive- Tree, dat is Olyven- Boom, De Italiaanfche naam Ols- vo ‚ de Spaanfche Oliva,de Portugeefche Qley- Vl kro EN sBrRwduAere T 28 vera, zyn altemaal, zo wel als de Boheemfche;, Ie Poolfche „ enz. met den Latynfchen overeen- Tb komftig. H Deeze Boom is, na de Pa of Dadelboo-srTure men „ een der voortreffelykften, niet alleen , maar ook--der beroemdften, zo in de gewyde als, ongewyde. „Hiftoriën.: De. Plantagiën van Olyfboomen „werden geteld onder de Rykdom- men: van. de ‘bezittingen der, Israëlieten. in ’t Beloofde Land, De Boomen, des: Wouds wilden + by ‚gelykenisfe „den. Olyf boom vers kiezen. tot. hunnen Koning; maar de Olyfboom weigerde, dit ‚om izyne Vettigheid niet te ver- laaten»,-die van God en‚de-Menfchen geprecs zen „werdt. (*). Zo. kwamen aok twee Olyf- boomen ter wederzyde —van den Gouden Kan- delaar, in het Gezigte van den Profeet Za- CHARIAS voor (+), welke den Heiligen Geest zouden affchetzen, De Wysheid ver. gelykt zig zelve by een fraaijen Olyfboom , in een. ruim Veld (1), en het Volk, Gods was door. Jehovah. een groene Olyfboom, fchoon van lieflyke Vrugten , geheten (S), Zo ver- blydde zig Koning DAvip, dat hy zoude zyn als een groene Olyfboom in *t Huis van God ) Richtoren: Kap. 9. Vers. 8, 9; (T) Zachar. Kap. 4. (1) Jefus Syrach, Kap. 24. V. 35 3 item. Kap. 50. Vors TTe (6) Ferem, Ir V. 16, | B 4 IL, Drer, II, SrTux, Voor: felheid. OOFD- 4 TwWEEMANNIGE Boomen, He Aroer. Hooi: STUK. Ohf. boom” God. De Olyfberg, in ’ gezigt van Jerafa- lem ‚ was de plaats , welke ’s Werelds. Hei, Jand tot zyne rustplaats verkoos; daar Hy leerde en vän waar Hy ten Hemel voer (*). De Olyfboom, is „ volgens: COoLUMELLA, de eerfte in rang onder alle Boomen; ‘Hy was aan de Kuifchheid- toegewyd en’ daarom: wilden de Grieken, dat de Olyven door Jon- gens en Meisjes » die nog Maagd waren , ZOU-, den geplukt worden, Het was by hun een, Heiligfchennis , zodanige Boomen. moedwillig te befchadigen of te vernielen. Maar vooral was; een Olyftak het zinnebeeld van Vrede , en. het uitfteeken van zulk een Tak ftrekte tot een. zelfde teken , als hedendaags dât van de: Witte of Vrede - Vlag (4). Wyfhonderd Bur- gers van Sidoh Kwamen Artaxertes de Vrede, affmeeken met Olyftakken in de Händ; » Nog heden dient het af beeldzel. van ‘dezelwen daar: toe in de Teken- , Schilder en Bouwkonst.; Men gebruikte weléer Olyfboomen “tot dari wyzing der Landpaalen , eh daar van is het Aarts Spreekwoord', extra Oleas, vagari-, of buiten. * Perk treeden , afkomtftig. | Dat deeze Boomen een hoogen Oudkitdöre bereiken kunnen , blyke uit de Berigten van Pr1- / (*) Montis, Oliviferi Christus de Vertice farfum, „Ad Pa, trem rediit: PRUDEMT, (tf) Paciferzque manu ramum poet Oliva ,, zegt Vv 1e SIE: Ln, 5, Ve 116, BAR BRL, 25 Peinius, die ons verhaalt, hoe de Autheu- ten overeenftemmen , dat’ derzelver Leeftyd*+ II, FDEElie IH. tweehonderd Jaaren beloopt. Ook zyn zy in Hoorp- t groeijen traag, en fchynen by de Eikebog-STUKe men niet te kunnen aarden , beminnende in tegendeel de nabuutfchap der Wyngaarden Se Vygeboomen, Zy worden zelden van Zaa of Pitten voorgeteeld ‚ “maar: gemeenlyk En Uitloopers vermenigvuldigd , welken men dan, gelyk de Appel en Brons ent ‚ doch liefst op hun eigen Plantfoen., Ook willen zy. wel gehavend. en niet ruuw behandeld wor- den; waar. uit nog meer de, Edelheid van dit Goerdi: blykt. MuntrNeG noemt het een: {choon „ aaïtig en met eeuwigduurende aange- aaame groenheid verfierd Boomgewas,, De Kenmerken, volgens Linneus, A de Kelk ecn eenbladerig , buisagtig , klein Bloemkasje ; met eenen viertandigen opgeregten. Mond; afvallende: de Bloem Éénbladig ; zynde een Cylindrifche Buis, van langte als de Kelk, met eenen vierdeeligen vlakken Zoom, die de. Slippen half ovaal heeft: twee Meeldraadjes., tegen elkander over , Elsvormig , kort , met Overend ftaande Meelknopjes: het Frustbegin- zel rondagtig , waar op cen enkele zeer kotte Siyl:, die een tweedeeligen, dikagtigen Stem pel heeft, met uitgerande Slippen. Het Vrugt. huisje, een E vrondagtige ‚ gladde , eenhuizige Pruimvrugt „ bevattende eene langwerpig Ey- B 5 son B, REEL. 1, STUN Olijf vie Kenmerd, ken, 06 TWEEMANNIGE DBOOMEN. _L ronde rimpelige Noot, of Steen , die een Pic Er influit van dergelyke. ganse aan. beide enden Hoorp- {pits. STUKe Drie Soorten zyn er thans in dit. Geflagt bekend , waar. van de eerfte. den Tammen en Wilden Olyfboom beiden bevat. ‚ onder den volgenden Soor (naam, T af B) Olyfboöim met Lancétsivyze Bladeren en Ola Eu Ae rondagtige Takken. ruropifche Ciyiboom, De Tamme p waar van ik zo even {prak , is een groote 5 hooge , Takkige Boom , wiens Bladen, naar de Wrilgebladeren gelsken maat fmaller en kleinder zyn , aan *t end pits, dik en ftyf, met een kort Steeltje , van boven groen » van onderen witagtig zynde , bitter en eenigermaate fcherp van Smaak. De Bloe- men komen aan ‘Frosjes voort , en daar op volgen de Vrugten , die ook verfcheidene by elkander ‘zitten, zynde langwerpig tond, van grootte als een Vingerlid , » eerst. groen, daar- nà bleeker , vervolgens paarfchagtig en ecin- delyk zwatt van Kleur, die men, Olyven noemt. | EER (1) Ofea :Foliis. fanceolatis, Syst. Nan XII, Tom. IL , Gen, 20. Sp. Is Pe 56e Olea Foliis lanceolatis , Ramis teretiusculis. „Fort. Clif. 4e Mat,- Med, 10, ROYEN Lugdbat. 398. Olea fativa. BAUH. Pir. 472. Olea. Don. Pempt. 821. B, Olea Foliis lanceolatis , Ramis tetragonis, Hort. CU. 4. ROYEN Lugdhat, 399, Olea “fylveftris Folio duro fubtus incano, Ce Be Pin, 4720 B « ENE OREN DAR EAA mT of Van den tammen Olyfboom worden veele _Verfcheidenheden , “door de Kruidkundigen , IL, ÄFDEELs: Ï, opgeteld , naar de byzondere grootte en Kleur Hoorp-- der Vrugten. «Die , welke -men Spaanfche STUK- Olyven noemt”, zyn de grootften 5 die in Ge- ‚ nuüa en Provence vallen , Picholines genaamd, zyn kleiner enlangwerpig; anderen „ Olivella genaaind „ in“'Foskane groeijende „ zyn kiein en’ rond, Men heeft witte „ groene en rood- agtige Olwven, In fommigen zit het Vleefch, gelyk in eenige Soorten van Perfiken, aan den Steen vast , wanneer menze „aan ftukken breekt : in anderen is het los, “Ook verfchil- len zy grootelyks in Smaak en hoedanighes k \ den. PrrnNius zegt, dat men de onrype Oly- ven Drupe noemde, en daarvan heeft Line NEUS dat woord in %- algemeen voor zoda- nige Vrugten-; die, gelyk: de Pruimen , een Steen in haar: Vleefch bevatten „ ontleend. Zulke Olyven worden gebruikt om met Zout en Speceryên in te leggen „en dus gekonfyt by de Kost te eeten. De grootften , en die dikst, van Vleefch zyn, worden daar toe 2e. nomen. „Sommigen neemen, na dat de Olyven eenigen tyd in de Pekel gelegen hebben, den Steen daar uit, en fteeken ’er een Kapper- Vrugt in, ’% welk ze dan. zeer bekwaam maakt „ om de’ Eetens-Lust op te wekken, De rype Olyven , die zagt en zwart Zy laaten zig » zonder eenige bereiding , met Pe- Jer IN. DEEL, IL, STUKy Ë E Olyven, Gebrutis 28 TwWEEMANNIGE BoomzEnN,. He per en Zout eeten, Zy zyn wrang en dienen; AFDEEL op zig zelf niet tot Spyze. Hoorps. De Olie, die uit de Olyven. geperst vosdh 5 STUK. is van veel algemeener gebruik en nuttigher ie den, Zy verfchilt. niettemin. grootelyks- naar, ____den aart der Olyven, het Landen de Grond daar zy groeijen, en naar de manier, op wel- ke zy behandeld worden. De witte, dunne „ zagte , zoete Olie wordt uit-rype Olyven; de groene „ wrange of bittere Olie Bit onrype: geperst, Men begrypt ligt, dat, hier tusfehen, een menigte van middelfoorten zyn, die meer of min vnaar ’t geele of. naar ’c-groeneytreke ken. Deozoete Olie is ongemeen verzagtens de en Pynftillende: des tot een Geneesmiddel we 5 An veele ‘Gevallen dienftig „ shoewel;haar over-. maatig “gebruik de Lighaamsdeelen.grootelyks verflapt ven ‚de Spys - Verteering -hindert-„ ver- Oirzaakemder: Walging en Braaken., „De: wrange. Olie; Omphacium: gendamd: , meestal--met-bys voeging svan «groene Takjes, Bladen of Knops pen der Olyfboomen geperst ; is een-dik Lym- agtig Sap „ hetwelke oudtyds van de. Worftes faars, gebruike werdt om hunne, Lighaamen te beftryken, eer zy in ’t Perk traden: dan, met un „Zweet vermengd en opgedroogd , werdt het wan hunne Lighaamen vafgefchrapt onder. den naam van Strigmenta:, die men. verkogt tot uitwendig gebruik, stegen de Barften , Kloos ven en Gezwellen „ zo uit Winterkoude als. anders, in werfcheidg Lighaams-deelên, De. ZOe= Dr änNDeIE 1] goëte Olyf-Olie komt gelyk men weet , in, Îk FDEERS de meefte Zâlven en wordt ook op zig zel” u we gebruikt cot het maaken van famengeftel. Hoorve de Oliën. De Droefem der gemeene Olyf. STUK Olie is insgelyks een verzagtend „ ‘oplosfend Middel , voor uitwedige Ongemakken. In Kalk gemengd zegt men dat hy de Mutren, daar mede beftreeken, niet alleen voor Vog- tigheid of doorflaan , maar ook voor Onge: diert bewaart, De overige nuttigheden van deezen Boom _ Olyven : gaa ik voorby. Alleen zal ik ten opzigt van °° het Hout ‘opmerken , dat hetzelve zeer fraay groenagtig geel met zwart gewolkt is en ge= aderd , hebbende een aangenaamen Reuk „ en Jaatende zig zeer fchoon polyften: des het bok van de Schrynwerkers gezogt wordt, tot het maaken van Kistjes en Kabinetten, Geen Boom is ’er , in wiens Hout de Natuur meet Speelingen maakt, wooral in de Worrelen , ‘door het vertoonen van Beeldjes , Landfchap- jes en Ruinen, gelyk in de Flotentynfche Ste- de-Steenen, of in het zo berugte Steden- Hout (*). Men heeft ‘er een ‘Fabaks-Doos wan gezien, die in fraaiheid de fchoonfte Plaa- ten van Egyptifchen Boomagtigen Porfierfteen Oversrof. De harde Winter van ’t jaar 1709 Kd deeds (*) Zie het IL, DEEL der Uisgezogte Verhandelingen ; bladze 636. en Ille BREL, Pl, XXL. Fl, Dean IJs STUKe sl 6 TwWEEMANNIGE BooMmtn. If. deedt in Vrankryk: veele Olyfboomen ftervens a ae en dit maakte het Hout der Wortelen van Hoorp- dezelven toen overvloedig te bekomen ; doch STUXe naderhand. is het Olyven - Hout daar door fchaars geworden. Anders vielen ’er wel Duims- Planken van , tot negen; tien en elf Duimen breeds wijde — Behalve den’ Tanimen is ’er een Wilde Olyf- Olyfboom.hoom „ die door alle Kruidkundigen van den thans befchreevenen wordt onderfcheiden, Lin- Ne&Us maakt. ’er eene, Verfeheidenheid van ;_ met wierhoekige ‘Takken (**) ‚ daar de ‘Lamme zy- ne Takken rondagtig heeft: Anderen merken aan s dat de Wilde Olyfboomen zo hoog niet groeijen ; en hunne Takken fcherp of Steke- lig , dat is aan ’t end fpits hebben, zynde de Bladen harder dan die van den Tammen Olyf- boom en de Vrugten kleier, Sommigen wil len , dat deeze door het havenen alleen van den Fammen verfchillen zou; invoegen de Tamme , wanneer men hem verzuimt , in den Wilden verandere, Dit is nogthans. van dien met dikke donker groene Palmbladeren. wel- ken-de Hoogleeraar A, vAN Roven op deeze foort ùit BOERHAAVE “aanhaalt > Diet te den- ken. De ‘Olie der Wilde: Olyven wordt van fommigen ‚ tot uitwendige Geneesmiddelen ; beter dan die van de Tammen geoordeeld. C 2) Oly£: 5 (*) ÓLEA Foliis lanceolatis , Ramis tetragonis, Horte Cif 4. Olea Sylvestris, DT AN D Ri A. st 4 (2) Olyfboom met ovaale Bladeren. 1, ag 1 AFDEEL, Behalve deezen „waar dan onze Ridder den „ ÎÌ- Hoor De bynaam van Europifchen geeft, {telt hy nog srux. eene Soort voor , onder den naam van Kaap-. 1. fchen. „Dezelve is door DirreNius onder pa, den naam van Kaapfche altyd groenende Li- Karpfche Bon É Olyf boom, gufter. ; met een-dik rondagtig Blad, befchree- venenafgebeeld. Linneus geeft hem ovaa- le Bladen, en aan den volgenden Lancetswys’ ovaale Bladen, In tien en elf Jaaren maar anderhalf Elle hoog geworden, fcheen het eer een Heefter dan. een Boom te zyn;zegt Dire LENIUS, (3) Olyfboom met Lancetswys ovaale Bladen ren. HI. eAmert- CAN. Een derde Soort van Olyfboom woert thans gn “den maant van Amerikaanfchen. Deeze is van ’ Cartesry voorgefteld, onder den naam van Laurterbladige DMigufter met purperkleurige Besfen. Hy zegt, dat het gemeenlyk een Boom wordt van zestien Voeten hoog, met | | | echen (2) Olea foliis ovariss Hort. Cliff, 4 ROVEN. Luedhat, 399. Liguftrum Capenfe fempervirers; folio crasfo fubroe udon Deur) Elòhe 193 Te.-170s fa, 194. (3) olea foliis lanceolato - cllipticis, Bantisf, p. 2â. Lie guftrum Lauri folio, Fruêtu violzceo , Baccis purpureis. CA- „TESB.' Carole Te p. Óle T, Óte Mondhout met Laurierblae den, SrricMm. Wogglen, 1e Deel, bl, 18, Pl, 22, IL, DEEEn Ie STUS0 ï Bh TWEEMANNIGE Boonrt. eeïien Stam van zes ‘of agt Duinen dik 3 grocijende in Karolina, Volgens de Waar- neeming Van D. GARDEN; heeft deeze Boom de Bladen gepaard, Lancetvormig; al- tyd groen > gelyk van rand, gefteeld , glan- zig : de Bloemeù groeijen , in de oxels def Bladen, by korte Trosjes, ‘die gearmd zyn met Steeltjes tegen ‘elkander over , waar op de Bloempjes ftaan , welken haare Punten ag- terömgekruld hebben , en eenen zeer kortef of bynâ geenen Styl; den Stempel in ‘tweeën werdeeld. De Vrugt is Kogelrond , glad en fraay in ’t aanzien : zy ‘bevat een Eyrond- agtige , eenigermaate geftreepte, van onderen doorboorde Noot. Mannelyke cn Vrouwelyke Bloemen komen ’ef op een zelfde Plantgewas met de Tweeflagtigen voor. Door-C A TE s- BY waren deeze Bloemen gezegd uit vier Blaadjes te béftaan, en volgens D.. GAR- DEN zouden zy haare Punten omgekruld heb- ‘ben , en dus eenbladig fchynen te zyù , gelyk die der Olyfboomen, Mooglyk mâakt het verfchil der Sexen dit onderfcheid. _ De Heer N. L. BurM aNNUs maakt gewag van een Indifchen Olyfboom, met Lancetswyzé Wan onderen Wollige Bladeren (* Dezelvé ‘was door den Heer KLEINHOF, in ‘t jaat 1758, uit Java overgezonden en fcheen weinig van den Europifchen te verfchillen, Cuio- (®) Olea Foliis lanceolatis (ubtus tomentofis, RURM, Fiers Zr, Pp, 6 dement rogerd alt bot edita en rd . eend 2 Deel, PLAAT V. Dof KORUBIN Eh HE, CHIONANTHUS. Franjeboom. IE OL | AFDeEEz, | IH, Deeze Boomen voeren dien naam , om dat Hoorpa hunne Bloemen , door haare fyne Snipperin-STUKe gen , naar Franje gelyken ; hoewel de Latyn- fche Geflagtnaam daar van afgeleid is, dat zy zig, wegens de fynheid van hunne Sneeuw. witte Bloefem , als met Sneeuw ak ver- toonen. Hunne Kenmerken zyn , eene Bieerileds, in vieren verdeeld , met zeer lange Slippen. De Vrugt heeft een Steen, en is Pruimag- tig of als een Bezie. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor , die beiden onder de Boomen geteld kunnen worden „ als (1) Franjeboom met de Steeltjes in drieën r. Ci 5 verdeeld en driebloemig. Deeze Soott is door CATEsBY en naar, Virginie deszelfs Afbeelding ook in * Vogelen - Werk “* van SELIGMANN , op Plaat XXXVI van den Tweeden Band , zeer duidelyk voorge- fteld en befchreeven, In *t Hoogduitfche Werk Was je verkeerdeljk die van PLUKENETIUS aan= (1) Cbionanehus Pedunculis trifidis trifloris. Syste Nat, XII, Tom, II. Gen, or. Chionanthus, Horfe Chf. 17, GRON, Virge 19, Amelanchier Virginiana Laurocerafi folio, PET, Siéc. 24ïe GATESB. Car Ie T, 68, SEI GMANN Vogelem, HIE, De ‘Pi, 369 G IL. DEsm, II Stums 34 TWEEMANNIGE BOOMEN. IL. aangehaald, en dus onbedagtelyk ook in t Ver- AFDEEL, gaalde Werk overgenomen : alzo-deeze Soort Hoorp de Bladen veel te langwerpig heeft ‚om naar STUK. « die van de Cotinus te gelyken. -Zy hebben de figuur van Oranjebooms of Laurierkers- Bladen , gelyk Pe river deezen Boom, onder den naam van Virginifche Amelanchier, opgeeft. Hy wordt van zes tot tien Voeten hoog , en groeit gemeenlyk aan de. Oevers van kleine Beeken en Rivieren in Virginie zo Ca TEsByY aanmerkt. u. (2) Franjeboom met de Steeltjes Pluimswyze Chionanthus ; Ze the geplaatst en veelhlgemig. | Ceylon- nwe Da 1 fche, Deeze Soort is ’t eigentlyk, welke de Bla- Pen V-den van Cotinus, dat is byna rond , heeft , zi gelyk de nevensgaande Afbeelding van dit Ge- was, naar een gedroogd Takje uit de ryke Vere zameling van: den Hoogleeraar B ur MA N- NU s, aantoont. De Wolligheid «aan de on- derzyde der Bladen blykt daar in niet zeer duidelyk-, en de aangehaalde van Pruxr- neTIUS verfchilt door de fmalheid der Bla- den hier van aanmerkelyk. De Bloemen ge- Iyken door haare plgisaaehend ‚wegens de die- (2) Chionanthus Pedunculis paniculatis muleiflorise Flor, Zeyf, 14. Arbor Zeylanica Cotini Foliis fubeus Lanugine villofis', Floribus albis Cucuii modo !aciniatis, PLuw. Alm 44. T. 24is f 4e BURMe Zeyde 3e BURM, Flor, lid, 6, Roven Bagdiote 399e £ \ DL AN BRT A, ss diepe infhydingen en fnipperswyze verdeelin-, IL FDEE? gen, veel naar die van de Plant , welke by de oude Kruidkundigen Flos Cuculi heet; ZOHooFns dat men verkeerdelyk Cuculli fchryft : wantSTUE. Cucullus is een Huik of Peperhuisje, De Heer N. L. BuRMANNuUs betrekt, Runder: hier toe ook den Ghaerithaghas , of Runder- boom uit het Kruidboek van P. HERMAN- NUS, ’t welk in zyn Wel Ed, Vaders bezit- ting is : wordende deeze Boom dus genoemd ; om dat het Hout naar Kunder- Beenderen ge- lykt. Deeze Boom is in de Thefaurus Zey- banicus van den ouden Heer aangetekend, De Bloemen zyn aan het gedroogde Tak- je, hier afgebeeld , bleekroodagtig , en zouden derhalve wel fchynen , Natuurlyk , niet wit maar Rode ste zyn. De ‘Wel' Ed. Heer: A. vÄN Roven fchryft ’'er drie Meeldraadjes aan toe. Derzelver getal kan ik , om dat zy zo klein zyn , met geene zekerheid in deeze ge- ‚droogde Bloemen waarneemen. LiNNAUS zegt, dat derzelver getal ook zeer dikwils drie is : eene veranderlykheid , die de verdee- ling , volgens het Stelzel der Sexen , niet weinig doet waggelen. Zyn Ed. voegt ’er by s dat dit Geflagt naverwant is met den bloei- jenden Esfcheboom. Een zonderlinge Waarneeming wordt hier omtrent te berde gebragt door den Heer ADANSON. „> De Chionanthus nu twee Jaa- » ten geleeden te ‘Irianon ge-ent zynde op en Un eenen Tio DESLe IE STU0 36 TWEEMANNIGE BOoOMEN. ij „… eenen Esfcheboom , is zeer wel geflaagd ren heeft de Koude van 8 Graaden van den Hoorp- »» voorgaanden Winter, die buitengemeen lang» STUKa _„ duurig was, verdragen. Blyft deeze Ent s> voortgroeijen „ dan zal ’er de overeenkomst 9 tusfchen die Boomen nader uit blyken” (*). ij | DIiALIUM, Dialium Indicuim naamelyk , die in hunne Bloem twee Meel draadjes en een Stamper hebben , derhalve Diandria Monogynia genaamd zynde , behoort. een Boom , welke den naam van Dialium voert (1). LINN Zus geeft ’er den bynaam van Indicum aan, als in Indie alleen groeijende, en geeft, voor Kenmerken op, dat de Bloem vyf- bladig is , zonder Kelk, hebbende de Meel- draadjes aan de bovenfte zyde, De Bloemen flaan (*) Zyn Ed, fchreef dit in ’ voorfte van *t Tweede Deel zynes Werks, dat den tytel van Familles des Plantes voert, uitgegeven in ’t Jaar 1763, Ik geloof derhalve , dat die - Heer den Winter van 1762 Een 1763 bedoelt , waar ome trent de Waarneemingen „ door den Heer BRIsSON, insge= Iyks Lid van de Kon. Akademie der Weetenfchappen , aan | my medegedeeld , te vinden zyn in het VIII, DEEL der Uitgezogte Verhandelingen, bladz. 157. Volgens dezelven was de zwaarfte Koude te Parys toen ruim 8 Graaden onder o op den Thermometer van Reaumur, dat is 14 gr. boven o op de Schaal van Faprenteit. (1) Dialium. Syst, Nat, Xli. Tom. Il, Gen, 1240, Sp Ie pe 56. Mdantisf. 1, pe 24. f \ BM EIK UR DURUE IAS | 33 4 ftaan Pluimswyze aan knikkende Risten, Dee- IL. _ ze Boom heeft de Bladen aan de Takken ovcr- ai vg hoeks „geplaatst. Zy zyn Vinswyze famenge- Hoorp-” fteld uiet zeven, langwerpig ovaale , gefpitite , STUK. gefteelde, gladde Bladen ,„ van grootte als de Palm der Hand. | De Heer N. L, BURMANNus geefts in Diatun zyne Hora Indica, een Dialium Javani jum 227 de ops het welk door de Javaanen Coerandje ge-javaanfch. heten wordt, Zyn Ed. befchryft he : als hebbende de Bladfteelen overhoeks , waar aan zeven Handpâlmswyze , langwerpig ovaa- le ‘gefpiefte gladde Bladen gelyk wan Rand, met: zeer kotte Steeltjes 3 de Bloemen rood en Pluimswyze geplaatst: geen Kelk of Bloem- -kasje. De Bloemkrans beftaat uit vvf ovaale, _ftompe, gelyke , ongefteelde, afvallende Plaad- jes. [wee Kegelvormige zeer korte Meel. „draadjes ‚ met ftompe „ langwerpige, als dub. belde , Meelknopjes , zicten aan de bovenfte zyde. van het Vrugtbeginzel, dat Eyrond ís, met eenen Elsvormigen afgeboogen Styl , zo lang als de ‘Meeldraadjes, enz. Als eene Verfcheidenheid betrekt zyn Ed. ratera- hier toe, her Gewas, dat RuMmruius onderbeen. den naam van Talery = Boom voorftelt , wor- dende sin ’t Maleitfch Coelit. Papeda- genoemd, dat is Cortey Papetarius ; dewyl de. Bast van deezen. Boom op Ambon wan groot gebruik is in-de Bry ,… Papeda genaamd , welke’ dè “Iú- wooners kooken van het gaedeeNfeet X Het * Je E be , 8 > W d- dd ïL, DEEL II, STUK bl, 20 ) 3e “ 8% _TwWEEMANNIGE BooMEn. U. Water , naamelyk , waar men deezen Bast in ke ral kookt , wordt daar door rood , niet alleen , Hoorp- maar de Bry krygt dus een vaangenaamen STUK. Smaak , al is het oud Meel , waar menze van bereidt. Deeze verfchilt daarvan zegt zyn Ed., doordien zy getande Bladen heeft , maar bovendien vind ik , dat in de Afbeelding van RumrHius maar vyf Bladen aan de Steelen ftaan. | D. t Gewas , zegt die. Autheur , blyft lang een Heefter, doch wordt door den tyd een hooge Boom „met den Stam een of twee Vademen in t ronde , en dus wel drie of vier Voeten dik. De Bladen zyn drie of Vier Duimen” lang, een Vinger breed, ftyf', glad en hoog groen, met weinige Ribben , aan de kanten wyd ge- vand, doch het jonge Loof is bruin. „Daar de Bladfteelen uit de Looten gepaard ontfpringen, zyn twee ronde Blaadjes: als Paardevoetjes , niet getand , die men Stoppeltjes ( Stipule) noemt, Het Bloeizel komt ‘hier en daar uit de Mikken der Bladfteelen, ‘of ook aän”t ein- de der Takken. voort 5; zynde Staartjes van omtrent een Hand lang , wederzyds met Knop- pen bezet , die zig openen tot kleine Bloem- pjes, meest van Draadjes 5 gelykende naar het Bloeizel van de Cajapoetie- Boomen , by wel- ken dit Geboomte gaarn groeit. Het fchynt derhalve naauwlyks tot de Diandria , die maar twee Meeldraadjes in ieder Bloem heb- ben, betrekkelyk te zyn. Tot ‚DtA ND RI A 59 ’ “Fot-dit Geflagt zou , die Boom fchynen te, A behooren , waar van de Hoogleeraar J. BUR- nj, MARNUS my de Aftekening in ’t groot , uit Hooro- zyn Wel Ed, Verzameling van Aftekeningen*Tö*. in van Koromandelfche Plantgewasfen , heeft me- DE de gedeeld , naar ’t welke die van Fig. 2 En op Praat Ve, in dit myn Werk gemaakt is. deich. Want , fchoon fommige Bloempjes hier met "Fis, ká vier uitfteekende Puntjes vertoond zyn, kan er doch. dergelyke verandering , als by de Chionanthus , in plaats hebben. Haar Kleur is geel , ‘en die der Draadjes of Helmpies groenagtig. De Bladen ftaan hier vyf aan een Steeltje en zyn in ’t groene wit geaderd, Aan de Bloemfteeltjes komen eenige kleine rond- agtige Blaadjes voor, De Takken zyn graauw , zo wel als de Stam , waar vaneen gedeelte met de Wortelen mede in de Tekening is gebragt, en hier uit blykt met zekerheid dat het een Boom Zy: ‚Nrc: FANTHES. Droevige on: De Griekfche Naam , die een by nagt bloei- jend Gewas betekent, is duidelyker dan de Nederduitfche , welke by overdragt aan fome_ migen van dic Geflagt gegeven wordt. Dat zy de Bloem , zo wel als de Kelk, in agten verdeeld hebben, en het Vrugthuis- je tweezaadig., maakt de Kenmerken uit. In dit Geflagt zyn vyf Soorten begreepen , C 4 waar II, DEEL, IE STUKo 4 so TwWEEMANNIGE BooMEn. IL. waar van de eerfte en- vierde tot de; Boomen ii ae behooren. | H Nt 5 \ hl | « „ sro. (1) Nyêtanthes met eenen vierhoekigen Steel, (aa de Bladen fpits ovaal; de Vrugthuisjes NyEtanthbes se Aber triene © vPliezig enhplat- ges zeen ser „Van den Droevigen Boom der Indiën, heb- ben. verfcheide Autheuren gewag gemaakt 5 doch het is onzeker , of zy deeze Soort, dan eene andere , bedoeld. hebben. Sommigen gee- ven ‘er de grootte van een Olyven-, anderen van een Pruimboom aan , en de Bladen wor- den van Crusius by die der Myrthen, van anderen by Pruimboom of Salie - Bladeren ver- geleeken. Allen melden zy , dat de Bloemen fierlyk en van eenen lieflyken -Reuk zyn, doch niet dan ’s avonds ontluiken en ’s mot- gens verwelken , wordende van de Indiaanen geplukt, en als Saffraan in de Sausfén en Spy- zen gebruikt , om dezelven een fraaije Kleur en aangenaamen Geur te geeven, Rajus oordeelt , dat de hier aangehaalde Malabaarfche de regte Droevige Boom van AcosrTa en anderen zy. Het is een Boom die drie of vier Mans langten hoog wordt , met ecn uitgebreide Kroon van digt Loof , groeie (1) NyEFanthes Caule tetragono, Foliis ovatis acuminatis, Pericarpiis membtanaceis comipresfis, Syst « Nat, XII. Tom, IL, p. P, FL Zeyh „rr. Arbor trittis Myrto fimilis, C. B, Pis, 469e Matja-pumerame Port, Mal, Ie p. SST. zie BOE AEN SDE IRANE AA, Ar groeijende op Zandige- plaatfen ín Oostindie, IL’ De Stam wordt omtrent een Voet dik, met ÂFPEELs eene Afchgraauwe Schors: de’ Bladen, die aan Hoorp- Knobbelige Takjes of Looten , tegen over elkan- sTUKx. der , groeijen, zyn dik en ruuw , van boven don- Nyfanthes» ker groen, van onderen witagtig en met eene Wolligheid bedekt , op de zyden een weinig gekarteld. Uit de oxels der Bladen komen ftyve Steeltjes voort , die zig in driën ver- deelen , en welker Takjes ieder vyf witagti- ge Bloemen draagen , die uit zes, zeven of agt Blaadjes famengefteld zyn , welke in de Zonnefchyn zeer glinfteren, Twee Meeldraad- jes hebben zy, met dikke Hoofdjes. De Vrugt is platagtig groen , met twee rondagtig platte Zaadkorrels, De Bloemen zyn- fiet alleen ten uiterfte aangenaam van Reuk , maar ook zeer Hartfterkende en van bitteragtige Smaak, wordende derzelver Pyvpjes door ’t ‘droogen geel, en dan, met Sandelhout gemengd zynde , tot eene Zalve om het Lighaam te béftry: ken , van de Indiaanen gebezigd, (4) Nyétanthes „ die de Blad. en Bloemfteel- Iv, j ; Nyanth tjes ruig heeft. kia Nagtbloe. Deeze wordt in de nn op den men. Ma- (+) NyElanthes petiolis pedunculisque villofie, Syst, Nar, Xl, Tom, Il, p. 8, Rava-pou. Hort, Mal, 1V, p, 99. T. 43, Raj. Hiff. 1602, Burm. Fl, Lod, p, 4 Cs He DEF, u, SK IJ. AFDE El STUK. 42 _ TWEEMANNIGE BOOMEN, Malabaarfen Kruidhof , Imdifche- Besfendraa- gende Fasmyn, met eene groote witte Bloem, welke by nagt: reuk geeft ‚of andere over Dag droevige Boom, en by de Hollanders we: Nagthloemen geheten (*). Het is een hooge Boom , met eenen, dikken witagtigen. Stam,’ die eene donker paarfche Schors heeft, em eene uitgefpreide, Kroon van dergelyke Tak ken. De Bladen, die langwerpig rond zyn s komen gepaard en kruislings aan ronde „ ros=, fe, Wollige Steeltjes voort , zo wel als de, Bloemen „ die met haar drie, vieren of meer + aan ‘[rosjes zitten , gelykende naar die der ‘Tuberoozen en. niet minder welriekende. Zy: hebben „ ten. opzigt van het. verwelken door: de Zonnefchyn „ de zelfde eigenfchap als die der voorgaande Soort. De Vrugt is een Bee zie , welke maar éénen Zaadkorrel fchyne te bevatten. .Deeze Boom ftaat in. Oostindie al toos in Blad en Bloem. Hy. is van elders op Malabar gebragt. De Schors, gepoeijerd en op Zweeren geftrooid…, neemt het Weelige-Wleefch weg. „HI, HOOFD. _*) Comm, Fl, Malab, 145e Er oR ATA:N DE EA 43 ISSSSSSISS SSS IL AFDEEra B HOOEDS WUR JIL Hoorra 4 el À STUKe Befchryving van de BooMEN, wier Bloemen drie Meeldraadjes hebben , dus tot de TRrr- ANDRIA behoorende, gelyk de Tamarinden- Boom, enz. nl Or de Driemannige Plantgewasfen ko- men maat twee Geflagten voor , die den naam van Boomen kunnen draagen , en wel in de Eerfte Rang derzelven, te weeten onder de Eenwyvige , en dus in de Rang der Trian- dria Monogynia , dat is wier Bloemen drie Meeldraadjes (Stamina) hebben en maar éénen Styl of Stamper (Piftillum). TAMARINDUS. Tamarinden- Boom. De Tamarinden- Boom, waar aan ik hier de eerfte plaats vergun „heeft den Latynfchen naam « Tamarindus van het Arabifch woord Tumarhendi, ’t welk zo veel: betekenen zou als Indifche Dadels , weshalve ‚de. Grieken dee- zen Boom ook ‘OZvpenië tytelen, dat is , Zuu- re. Dadelboom. Meer fchynt zulks afgeleid te zyn van het Sappige Vleefch , dan van de overeenkomst der Vrugten , die inderdaad klein is veel min van de geftalte van den Boom. De Kenmerken van dit Geflast zyn , een wenmere driebladige Bloem , welke de Kelk in vierenken. Á 5 , II, DEEL: Il, STUK, ver AA DRIEMANNIGE BOoOMEN. IL verdeeld heeft, en het Honigbakje met twee ee in korte Borftels onder de Meeldraadjes. Dus Hoorp- ftelt 'er LINNZUs maar ééne Soort van BIUK. voor (1), tot welke zo wel de West- als Oostindifche betrokken zyn: want deeze Boom valt in die beide. Wereldsdeelen. L. De Oostindifche is , volgens RuMrPHIuS, „mar een groote wyd uitgebreide Boom , met een doen E dikken hoogen Stam, en eene zwartagtige, difche Ta-ruuwe ; geborftene, Schors. De- Takken zyn muinde, ;n „menigvuldige knoeftige Twygen verdeeld , die een digt-Loof formeeren, met een aange- nadme Schaduw als van een, Linde; weshalve men hem ook wel op Latten leidt en Prieelen daar van maakt. Dus breidt. hy zig meerder vit , dan in ’t wilde, alwaar, hy , door de om en aa ngrocijende ruigte vermagerd, eene fchraa- le en yle Kroon heeft. Aan de Twygen groeie jen de Looten die de Bladen of Bladfteelen draagen ‚ welke daar aân zonder orde , fomtyds enkeld „ fomtyds veelen by elkander, geplaatst zyn, De Blaadjes zitten aan de Bladfteelen zeer regelmaatig, in menigte ten ende toe ge- paard „ omtrent als die der Linzen. Ieder _ Blaadje is omtrent een Vingerbreed lang en _lang- (1) Tamarinduse Horte Cliff. 18. Mat. Med, 28. Hort, Ups. 15. Flor. Zeyl. 14, ROYENe Lugdbat. 465. RUMFH. Amb, 14. p. 90. Te 23e LOEFL. tin. 210, JACQ. Azzer, ps ia T, 10 & T. :79e f. 98. BURM, Flor, Ind, pe 15m Syste Nat, Xil. Tom, IL Pp. 73e EAM OT ADN DR EIA; 45 fangwerpig ovaal, byna driemaal zo lang als breed , doch zeer ftomp aan de enden. Van Ar IL. DEELs UL, veertien tot zeventien Paaren zitten daar van Hoorp- aan een Steeltje, Deeze Blaadjes zyn onge-STUK meen dun en teder, en geeven , door zig des, avonds nederwaards om te buigen en tegen el. kander te fluiten, een voorbeeld van die eigen- fchap, welke men thans den Slaap der Planten Tamarin= Use poemt *; maar zy doen dit zelfs by Regenag- + zie * tig Weer , of als ’er fchielyk een Storm ont-hj 5 {taat , en de Bladíteelen zelf worden by nagt agterwaards, tegen de Takjes aan, getrokken 3 als ’t ware om de Bloemen of Vrugten te be- fchutten, De Bloemen ftaan aan trosfen op rt end der Takjes , en worden door Ru m- ‘puius by de Vioolbloemen vergeleeken ; waar mede hy niet de Bloemen der Violen, gelyk men ’t begreepen heeft , maar die der Violic- ren zal bedoelen. Vier buitenfte Blaadjes, naa- melyk, hebbenze , die in ’ kruis ftaan, zege hy, bleekwit , dikagtig , dat de verdeelingen zyn van de gezegde Kelk, en drie daar bin- nen, op t witte zeer aartig met bruine Ader- tjes getekend, Deeze laacften zyn veel flap- per dan de voorgaande en maaken de eigent- Iyke Bloem uit , die van binnen de gezegde Meeldraadjes en Stamper heeft, De Vrugten, die men ‘Tamatyn noemt »pe vract, zyn korte Haauwen , doch taamelyk rond en Tamaryn dik „ van langte als een Vinger en omtrent een Vinger breed; doch zy vallen in fommige : ji Larn- 1, DEEL, H, STUK) Ti renramd. JB 46 _ DRIEMANNIGE BooMEN, Landen of Landfchappen van Oostindie , zegt ArDEEL. hy , wel wat grooter. Doorgaans zyn deeze L$ Hoorp- STUKe Haauwen wat krom, gelyk de Roomfche Boo- nen, en ook wat knobbelig, gelyk die; maar Tuamarin-in verfcheide Hokjes of Celletjes verdeeld , us, welke ieder een platten rondagtigen Zaadkorrel bevatten ‚ gelykende naar Lupinen, en geelag- tig bruin ven Kleur. De Haauw of Peul is eerst uit den graauwen groen, maar wordt , door de aanryping, vuil graauw „ hebbende een zeer dugne Schors , waar binnen de gezegde Zaaden in hunne Hokjes zitten , omvangen met eene weeke zelfftandigheid. Dit Merg munt, gelyk men weet, in zuuragtigheid uit ; doch heeft altoos ecnige aangenaamheid , inzonder- heid wanneer het met Suiker wordt ingelegd. Van binnen , tegen de Scheede aan, is het met Draaden omvangen , met welken te fa- men het daar uit gehaald , en tot vierkante platte Koeken gemaakt wordt, die men dus in Oostindie ter Markt brengt. Dit is loutere Ta- maryn ‚ met ftukken van de gebroken Bast , Bladen en Steelen, daar onder, welke niet dan van ’t Gemeen of in de Keuken wordt gê- bruikt. Tot het inleggen met Suiker , in Pot« ten, moet men geen witten ‚ maar geelagtigen Suiker neemen, en ‚ die met den bruinen Lon- tar- of Sagueer-Suiker ingelegd wordt, meest ten gebruike * der Indiaanen dienende , hoe zwart ook, is dagrom niet minder aange naam van Smaak, De Yamaryn, tot verzen. din= He, Daer, Ile Stug; Kukon AN DAT A 47 _dinge naar ’t Vaderland bereid , zegt men, dat U. meer gezuïverd en ook wat zindelyker behandeld ArPEEe worde. Hier geeft men , op Java , den naam ne van Asfam aan, en de Boom zelf wordt aldaar stuk. Asfam- Java geheten, ci De Tamaryn is in de heete Landen, zo uit- gebruiks als inwendig , van veel gebruik, « Men wafcht het Lighaam met het Water , waar in zy ge- kookt is, zo tot verkoeling als tot zuivering. „Zy wordt in veelerley Sausfen gedaan, die daar van een aangenaame zuurheid verkrygen. Ook wordt het Suikerbier , dat men veel op Java drinkt , daar mede rinfch gemaakt. Op Zee dient zy grootelyks om het Scheepsvolk voor Scheurbuik te bewaaren. Sommige Menfchen maakt zy loslyvig , en is in ’t algemeen dien- ftig om de kragt van andere Purgeermiddelen „ inzonderheid die laxeerende zyn, beter te doen werken 5 doch op zig zelve kan men ze naauw- _lyks een Purgeermiddel noemen , noch een ze- kere werking daar van verwagten. De Bladen van deeze Boom hebben eene dergelyke eigen. fchap , zynde zuuragtig en verkoelende , doch woornaamelyk de Bloemen , wier Aftrekzel of Conferf van goed gebruik is in heete Koort- fen en Ziekten daar mede gemengd. De Bast is-wat famentrekkende en verfterkende, Het Hout is hard en zwaar , bleek van Kleur, en tot Limmerwerk dienftig. Het heeft by de Knoeften zwarte Plekken , en fomtyds ook der. gelyke Aders en Vlakken, en het binnenfte der Qi Ee DEEL Ile SEUle ei 48 DRIEMANNIGE Boo MEN. IL, oude, Boomen wordt bruinagtig zwart. Te OE Batavia waren , voor eenigen tyd, de Graften Hoorp. En Straaten bezet met zwaare Tamarinden. STUKe Behalve de Eilanden en Vaste- Kust van Oost- „Westin indie, Perfie , Egypte en Arabie, groeit deeze “_ difche Ta- “mannde. Boom ook in Amerika , of eigentlyk op de Westindifche Eilanden , en zelfs in Mexiko, doch werwaards die van elders, zo NrErrM- BERG wil, zouoverbragt zyn. Hy vergelykt den. zelven, in geftalte, by een Esfche of Ockernoo- ten- Boom. De Heer JAcQuin vondt de Ta- marinden op de Velden, in de Tuinen en op gee bouwde pldatfen van de Karabifche Eilanden zo wel , als aan de Kust van Zuid-Amerika 5 maar, zegt hy, mooglyk nergens in ’t wilde. Daar bloeit deeze Boom in Oktober pf No- vember; op Amboina in ’t voorfte van ’t Jaar. Zie hier hoe dezelve door hem befchreeven wordt. 2, Deeze zeer fraaije en groote: Eder maakt s> een digte wyd uitgebreide Kroon , met een s> dikken regten Stam, in veele dunne Tak- s> ken, inzonderheid daar zy jong zyn „ ver- ‚s deeld. Hy heeft gevinde Bladen , wier s Steelen overhoeks geplaatst zyn, vyf Dui- ss men lang , met veertien Paaren , min of meer, > bezet van kleine, gladde , ongekartelde ;, ss langwerpige, ftompe Blaadjes, doch die een 3 klein Puntje hebben ‚en geen oneffen Blaad- 5 je aan ‘tend der Steel. Hy draagt enkel. 2 de, uitgefpreide , hangende ‘Trosfen , zo lang … als (es: hed Gb) 53 33 23 \ RN AND: RT At 49 ‚als de Bladfteelen, van twaalf Bloemen min of meer. De Bloemfteng is Roozekleurig ; de Kelk geelagtig , en de Bloemblaadjes Hoorpe geel met roode Aderen doorweven, De STUK Bloemen zyn zeer aangenaam van Reuk en, veelen misdraagen, De Vrugten verfchillen zeer in geftalte en grootte: hu zyn zy regt, dan krom: fomtyds ‘maar Ééénen , fomtyds twee , drie, of vier Zaadkorrcls bevattende, In het eerfte geval zyn zy by- na rond , in het laatfte zeer knobbelagtig. De Kleur van de Schors is in de rype Vrugten Yzergraauw „ zonder eenig rood , in de onrype groen: weshalve zy niet wel gekleurd in het Kruidboek van Brackwerr, voorkpmen. Het rype Merg is vry van de buitenfte Schors der Peul, en vult, thans verdikt zynde , de ruimte tusfchen dee- ze en de binnenfte Schots niet meer: maar , als deeze laatfte aan ftukken gebroken wordt, zo ziet men hetzelve aan den Steel ges hecht , door middel van eenige weinige fterke Banden, die het omvatten, fchynen- de weleer Voedzel toebrengende Varen ge- weest te zyn: doch waar van men dic Merg met weinig moeite lòs maaken kan. „> De Ingezetenen zyn gewoon twee Soors ten van deezen Boom te maaken: een zoe- te, naamelyk , en een wrange, Sommige ‘Tamarinden , inderdaad , zyn ’er , die alle huone Vrugten Jaarlyks veel zoeter dan an- D de= II, DEEL. II. STUK, Bd FDEEL; Tamarijns 45e 50 DRIEMANNIGE BooMEN. Pr Bn E deren hebben , en het omgekeerde heeft my, >» ook plaats; maar , dewyl zy anders niet Hoorp- 5 verfchillen, oordeel ik, dat dit onderfcheid Piaet _ 5» in Smaak aan den Grond, waar in zy groei- dass jen „ of aan eene andere my onbekende oit- s> zaak, toe te fchryven is. De Amerikaanen ; 9 inzonderheid die van Kurasfau, houden dee- 9 ze Vrugten in de hoogfte waàrde , en zy » worden ‘er in groote menigte raauw gege. ss ten, zonder eenig ander Ongemak, dan dat 9 Zy fomtyds wat loslyvig maaken. De zoe- > te behaagden my genoegzaam 3 niettegen- 2» flaande ik ‘er altoos eenig wrang zuur in > vondt , dat de Tong op eene onaangenaa- 9 me Wyze ptikkelde, Dat die van Martini- > co deeze Vrugten onryp, en dus t&n uiter- „ fte wrang zynde , eeten konden , heeft my verwonderd, Uit de onrypen weeten die van. > Kuba , na dat ’er de Schors afgehaald ‘is , ss met Suiker zeer, lekkere Verfhaperingen of Toefpyzen te bereiden. ‚> Daar de drie Meeldraaidjes , die tot het _midden van hunne langte famengevoegd zyn, zig van elkander fcheiden, komen ook vier » Borftelige Stoppelties voort ‚ beurthoudende ss. met dezelven. Twee andere Stoppeltjes (Sti- pule), eens zo lang als deeze , ontfprins gen uit het Bloemkasje, bykans aan de Rug van het Meeldraadig Lighaam. Deeze Stop- „ peltjes ‚ nu ‚ Kunnen als des beginzels van is s andere Meeldraadjes. ( Stamina ) aangezien » Wor- 99 BENROE ACN DRIE RS SI s worden : zo dat men drie vrugtbaar en de » Overigen onvrugtbaar mogt heeten : waar > door dit Gewas zekerlyk aan de Casfia na- Hoorps STUK. ss verwant zou worden,” De twee laatstgemelde Stoppeltjes merkt rn id kt zen LiNnNe us aan als Borfteltjes van het Honig- bakje , gelyk gezegd is, Voorts zit, volgens JAcQvuin, het Merg der Tamarinden tus- fchen de buitenfte en binnenfte Schors der Scheede , en dus buiten de Hokjes of Cellet- jes der Zaaden, waar van men het tegendeel byna uit de befchryving van RumePraus zoude opmaaken. TouRrRNEFoRT zegt uit- drukkelyk , dat de Zaaden binnen een Peul zit- ten , die van een andere Peul of Scheede om- vangen wordt, wier tusfchenruimte doorgaans gevuld is met een zwart zuur Merg, O rLAx. Drekboom. De Kenmerken van die Geflagt zyn : de Kelk een éénbladig Bloemkasje , dat holrond en zeer kort is, onverdeeld: de Bloemkrans Trech= terswyze , met den Rand in drie ftompe Slip- pen , waar van de ééne langst is , verdeeld « vier ronde gefteelde Honigbakjes , korter dan de Bloemkrans en eenigszins famenluikende, in de Keel der Bloem geplaatst. Drie Meeldraadjes , die Elsvormig zyn, met de Honigbakjes beurte houdende en korter dan dezelven. De Meel« knopjes enkeld. Het Vrugtbeginzel rondagtig 3 D 2 de DJ, DEEL, Ile STUK, se DRIEMANNIGE BOOMEN, IL de Styl als ecn Draad ; langer dan de Meel- ArFpeeL. f zj, draadjes, met een geknopten Stempel. Hoorp- Maar ééne Soort is van den Olax be- STUK. kend (1), die de Ceylonfche genoemd wordt „ | Dee „ als van Ceylon in Oostindie afkomftig zynde. goeylon: In het Mufeum Zeylanicum van Her MAN- che, NUs voert hy den naam van Ceylonfchen Drek- boom ‚ die Eikels draagt, Mella - hola genaamd. Men windt ’er bygevoegd , dat de Cinghalee- zen de Bladen van deezen Boom met Azyn eeten , gelyk wy de Slaa hier te lande. El- ders vind ik gemeld , dat de Takken geelag- tig zyn ; de Bladen ovaal , glad , ongeaderd , ongekarteld, met Steelen, overhoeks geplaatst. Uit de oxels der Bladen komen zeer korte, eenigermaate Takkige, Steeltjes voort , die waarfchynlyk de Bloem draagen en daarna de Vrugten. Stinkhout. De reden van den zonderlingen naam deezes Booms is , dat hy het Hout, ’t welk de Kleur en Reuk van Menfchelyken Afgang heeft, uitlevert. Dus heeft hy ook den Latynfchen naam Olax van den Stank, dien dit Hout uit- geeft, bekomen. Men noemt hetzelve Stink- of Stronthout. De Heer Rreurrrs, als tweede Chirurgyn in ’ voorleeden Jaar van Datavia overgekomen , en aldaar lang zo in de Apo. (1) Olax. Syst. Nat XII. Tom, II. Gen, 45. Flor, Zeyl. 34e Ameen, Acad, T. Pe 587 Arbor Stercoraria Zeylanica Glandifera, Burm. Zeyl, 26, Mella-holla, Z4gs, Zeyhe 13e BurMe Fl, Ind p. 15e DOURO EAT NDE RE As 53 Apotheek als in * Hospitaal gediend hebbende, 1 ‚verhaalt, dat het Afkookzel van dit Hout, een ARDEEL, onaangenaame Zoutige Smaak hebbende, het Hooro- voornaamfte Geneesmiddel der Ingezetenen is STUK. in Heete Koortfen, Dit Hout wordt van hun Ca- joe-Tey genoemd, Het Extrallum Gummeo - Refi- nofum,; door hem zelf daar van gemaakt, heeft hy mede gebragt, onder andere zeldzaame Dro- Beryén, RuMmrPHI A, " De naam is naar den vermaarden Ruwe PHIUSs; die de Natuurlyke Hiftorie , inzon- derheid wat de Plantgewasfen van Oostindie betreft, zo ongemeen verrykt heeft, door on- zen Ridder aan dit Geflagt gegeven, De Kenmerken van hetzelve zyn, behalve de drie Meeldraadjes en enkelen Stempel, drie Bloemblaadjes , de Kelk in drieën verdeeld , en eene Pruimvrugt me: drie holligheden, De eenigfte Soort (1), die den bynaam van 1. \Ambonfche krygt , zoude de Tsjem- Tani van en Malabar zyn , een Boom van groote uitge- fis. Ambon ítrektheid , volgens de befchryving in de Ma- che, labaarfche Kruidhof , met een dikken Stam, die een ruuwen Bast heeft, van buiten Afchgraauw, van (1) Rumphia. 5yit. Nat, XII, Tom, Il. Gene 47e p. 738 Myza Pyriformis Osficulo trispermo, RAF. Hist, 15s6. Tfiem- Tani. Hort. Mal, IV. P. 25e Te II. BURA Bad KA Inde Pe 16e an] 3 | 1, DEFL, 11, STUK IL $4 _DRIEMANNIGE BooMeEn. van binnen rood, Kruiderig van reuk en fcherp AFDEEL, van Smaak, Het Hout is ‘witachtig , net een Hoorn. groenachtig Spint: de Wortel rood, De Bla- STUKe den zyn rondachtig toegefpitst , Zaagswyze getand , bitterachtig en famentrekkende, fterk geaderd. Tusfchen de Bladíteelen , die-rond en ruuw zyn, Komen de Bloemen op Steeltjes van een Span: lang voort, daar zy troswyzê met Wollige rankjes aan hangen. Zy zyn drie- bladig, wit , met geele Meeldraadjes en Styl, de Meelknopjes zwart; bitter doch reukeloos. De Vrugten'van deezen Boom, die, ongevaar de grootte van; Olyven hebben, zyn van, eene Peeragtige figuur, met drie ftompe „kanten en eene groene ftekelige, Schil „bevattende. een rosachtig bitter. Vleefch „waar. binnen een langwerpige „driekantige Steen zit smet, drie bittere Pitten. … Deeze, zyn: laxeerende; en de Bast ‚niet alleen tegen de Koorts, dienttig» maar, „ook. Maag- verfterkende.‚ De Boom: groeit op, Zandige „ Steenagtige, „Gebergten in. ver- » fcheide Gewesten; van, Malabar. ‚ Hy -is-ge- … duurig STOeN > doch draagt maar eenmaal jaars ESKE. tree vpisglows bieder? COO LAAD eL Aorngene “De naam van dit Geflagt, die Camocladia door LiNN sus gefpeld was, moet dus zyn, wanneer men op de. afleiding. acht geeft: want boven de Bladen ei decze Bad als eene Kroon BEU BROH A IDR TK. S5 Kroon van Takken , welke de Bloemftengen zyn. Die naam was van Browne afkom- ftig en door JACQUrN cok dus verbeterd, Hoorp. De Kelk is in drieën verdeeld, zo wel als°*UÉ de Bloem , waar op cen langwerpige Pruim- Vrugt volgt, met eene tweekwabbige Kern, In dit Geflagt komen twee Soorten voors beiden uit Amerika afkomftig , als volgt, (2) Comocladia met effenrandige Vinbladen. Tot. deeze Soort wordt betrokken de Fros- ze. draagende Pruimboom van SLOANE , die den a Stam niet. Takkig heeft , met gewickte onse kartelde Esfchenbladen „en cene roode zoetag. tige Vrugt, de Maagden Pruimboom op Jaraai- ka genaamd. Die Autheur geeft ’er een Stam aan van twaalf of vyftien Voeten hoogte, niet veel dikker dan een Hand - Rotting , en dus zeer broofch.. De Top van deezen Stam was alleenlyk gekroond met gevinde Bladffeelen van anderhalf Voet lang, waarboven zig dun- pe Roedjes, Fakswyze uitgaven, die de Bloe- men en. vervolgens de Vrugten of Besfen droe- Seef De () Comocladia Foliolis integris, Syst. Nat, Klle Tom. II, Gen. 49. Pp. 74. Comocladia Caudice Guplici Ec. RROWN, Fame 124. Prunus xacemofa Ec. SLOANs Fam 1s4. Hist, Ho Pe T3Te Te 222 fe Ee RAJe Derdr. 44, Comuoladia integufoliaa JAcQ, Aers ps £2e D 4 IL DEEL. U. STUKe 1. AFDrELe UL. Hoorp= STUK, 56 DRIEMANNIGE BoOMEN. De befchryving van den Heer JAcQuriw js meer overeenkomftig met die van BROWNE, welke deezen Boom voorftelt met eenen enke- len Stam, en digte ‘Trosfen. van ongefteelde Bloemen , uit de oxels der Bladen voortka- mende. Hy geeft ‘erde hoogte van twintig Voeten aan, en eenen Stam van middelmaa- tige dikte , in weinige Takken verdeeld, die aan ’t end met bosíen bezet zyn van gladde gevinde Bladen, twee Veeten lang, én wedere gyds doorgaans agt Vinbladen hebbende van vier Duimen , met een oneffen Blad aan ’t end, In de oxels van verfcheide deezer Blaa den, zegt hy, hangen Pluimachtige losfe Trose fen , van anderhalf Voet lang , in meer.dan dan twintig kleinere Trosjes verdeelden uit een menigte van kleine Bloempjes beftaande;, waar van de meeften drie , doch {ommigen ook vier Meeldraadjes hebben en de Bloem, zo wel als de Kelk, in vieren verdeeld, De geheele Boom heeft een Waterig Lymerig Sap, dat in de open Lugt zwart wordt en de Handen als met Vlakken van Inkt befinct 5 die 'er naauwlyks af te wasfehen zyn. Op St. Domingo en Jamaika hadt hy deezen Boom gevonden, (2) Cos RV ze RT AN DAN EL A. 51 EN ed á (e) Comocladia met de Winbladen Stekelig getand, | Dit, Hoorp: Deeze Boom was den voorgaanden zo ge-srux,, lyk, dat de Heer JaeQurn niet fchroonde he denzelven , fchoon hy ’er geen Bloemen of ne Vrugten aan zag, tot het zelfde Geflagt te diBC. Beneen. Alleenlyk waren de Bladen , die Vinswyze aan den gemeenen Bladfteel ftonden , dtekelig Zaagswyze getand. Deeze Boom heeft een Melkagtig Sap , dat nog fterker bevlek- kende is dan de ander, zodanig dat het in de Huid niet dan met de Opperhuid afgaat , en uit Linnen met wasfchen niet te krygen is. De Reuk van het Sap is volkomen Drekach- tig, even als ’er ontftaat, wanneer men Azyn „giet by Tinétuur van Zwavel in Wyngeest, Ondertusfchen geeft de Boom, indien hy niet gekwetst wordt , van deezen Stank niets ter wereld uit; maar die van ’t Eiland Kuba, al- waar men hem in de Bosfchen by de Havana aantreft ‚ verzekerden , dat het flaapen onder denzelven „ inzonderheid voor vette en Bloed- ryke Menfchen , wel doodelyk was geweest. Ä RUND O0, De Kenmerken van het Geflagt , dat den ty- (:) Carocladia Foliolis aculeare - dentatis, Jac, Amer, pe Tan Tab, 173, fe 4. | Ds Ue DEEL, Il, STUKs AFDEEL, Hoorp- sTUKe el ri eK, Bambes Eimbee- Zen. 58 DRIEMANNIGE: Boomen, tytel van „Arundo voert, zyn, eene tweekdep- pige Kelk, en famengchoopte Bloempjes, die met zekere Wolligheid bekleed zyn. Het be- vat zes Soorten „waar van de eerfte, die in *t algemeen een Boom genoemd wordt, hier in aanmerking komt, behoorende de overigen, gemeenlyk Riet genaamd, tot de Grasplan. ten. À (1) Arundo. met veelbloemige Kelken en diie ongefteelde Aairen, f Onder den naam van Bog agtig Riet Mam- bu en Bambu genaamd „ komt, dit voor by PruKENErTius. Gemeenlyk. noemt. men het (Bamboes- Riet of Bamboezen. De: Mala- baarfe naam is Jly, Sommigen meenen wel, dat het ‚ wegens de kruipende. en knoopige Wortelen „ die git de Lieedjes Vezelen: uitgee- ven , eigentlyk tot de Soorten van Riet te be- trekken zy : doch de verbaazende hoogte-en de Boomagtige geftalte doet ’cr.my hier plaats dan geeven.. Die van Ceylon noemen het zelfs Unaghas, dat is Koortsboom 3 om dât de Cin: ehalers verzekeren, dat diegenen met de Koorts be- G) Arde Calycibus multifloris , Spicis ternis fesfilibus, Syste Nat. XII, Tom. II. Gen, 93: ps TOO. Arundo Arbor C, B, Pin, 18 Hort, Clif. 25 NA Zeylanice 47e ROYEN ank 67. Tabaxie & Mambu arbor. J. BAum, Hiet, 1. p‚ 22, ly, Hort, Mal. I, ps 25, Te i6, RAT, Hit. IL, De X3ES, BURM, Zeyl, p. 35. BURMe Hi, Ind, p. 30.5 RR OTE A oM BAR jk ok. S5 bevangen worden, welke zig in Wateren baa., IT. Árpre den, waarin de Bloemen van dit Gewas afge- Fru vallen zyn. Hoorp- De Steel of ‘Stam der Bamboezen verheft STK zig tot twee of drie Mans-hoogten, eer al ‘Takken uitgeeft ‚en dan bereikt het, Gewas verder, dikwils de hoogte van: vyftig of zes. tig. Voeten. Jong zynde beftaan dezelven als uit een Merg van fyne Pypjes, met een naat- we Pyp in ’t midden , doch ouder wordende vergroot die ‘binnenfte holligheid zodanig, dat de Bamboezen als holle Buizen zyn. De Stam en Takken zyn rond , met een groenen Bast bekleed, en geeven aan de Knoopen der Le- den langwerpig se ftyve Doornen ‘tit , zynde aldaar” ook. met een Houtig middelfchot 2e flooten. Dit-maâakt , dat de 'Indiaanen ‘zeer bekwaamlyk de ftukken van dikke Bamboezen tot Vaatwerk gebruiken kunnen, om eenig Vogt, gelyk den’ Palmwyn , te ontvangen en te bewaaten. Crusrus befichryfé een “fluk: van een Bamboes , dat zevenentwintig: eneenthal- ven Voet lang was , en vânt onderen’ twintig Duimen ‘in den omtrek hieldt:; datis meer dan een Half -Voet in middellyn of dikte,“ Aan ODE: Kmoopen. komen Bladen ‘vóortigemvan been vo Span ‘lang en een Vinger breed ; {pits toeloo. pende „ „en dus veel naar de Bid aden vari het gewoone Riet gelykendée , aan de kanten ruuw en groen. De Bloemen groeijen ook by Aai ten, naar die van Tw v gelykende , welke trops- \ J Il, DEEL, II, STUK» 69 DRIEMANNIGE BooMmeEN, iL, wys’ aan de Knoopen der Steelen zitten. Maár voor het bloeijen zegt men dat dit Gewas zyn Hoorp- Bladen vallen laat. : „ Bejaard zynde heeft het STUK. de Wanden Houtig en is van buiten geel. Als de Bänboezen nog jong en groen. zyn? Worden zy van de Indiaanen krom geboogen, om te beter tot het draagen der Palankins » waar in voornaame Luiden zig laaten vervoer Ien, te kunnen dienen. Van de Stammen maa- ken zy, op eene zeer eenvoudige mdnier 4 Schuitjes, waar in twee Menfchen „ aan ieder end één , kunnen zitten. De Bamboes- wordt flegts doorgefpleeten , en dan by twee Knoos pen zodanig afgehakt, dat de enden , door de gezegde middelfchotten , geflooten biyven. Hier uit blykt dat de Stam wel twee Voeten dik moet vallen , en de tusfchenwydte der Kef: „pen byna met den omtrek overeenkomende, g lyk men wil , zo kunnen die Schuitjes je längte hebben van meer dan zes of ook van twaalf Voeten, „Zy gebruiken de Bamboezen zeer veel tot Paalen, Stylensen Balken, in het bouwen van hunne Huizen-of Hutten, tot‚het zetten der Fuiken , het uitfpannen. der Netten in de Vifehvangst «en wat dies meer is. „> Bamboes Het aanmerkelykfte , welk dit Riet heeft , is sd het uitloopen van zeker Melkagtig Vogt „ dat door opdrooging hard wordt ‚en den Ouden reeds, onder den naam van Tubaxir » is bekend geweest , welk woord by de Perfiaanen eene Verfteenende Melk betekent. Het fchynt zy- | | ne MRT CAN (DRI LRT Af ne afkomst te hebben van die zoete Vogtigheid, IIe welke in dit zo wel als in ’t gewoone Riet jj plaäts heeft in de jonge Spruiten , wordende Hoorns deeze van de Indiaanen gretig uitgezoogen. Men ST®X zegt dat zy de grondflag zyn van het bekende Atchiaar , ’t welk om zyne lekkerheid zelfs in Europa vermaard is, ’t Gewas nu oud wordende , verandert dit Sap in Kleur, Smaak en zelfftan- digheid , ftkemmende en verhardende aan de Knoopen zodanig , dat het naat Puimfteen ge= Iykt ‚en een byzonderen Smaak , die eenigsziris fa- mentrekkende is, omtrent als van gebrand Y voors verkrygt. De Inlanders noemen het dan Sacar Manihu of Bamboezen- Suiker. Deeze is in A« rabie en Perfie , tot medicinaal gebruik, in zo veel agting, dat menze wel opweegt tegen Goud of Zilver, De Indiaanen gebruikenze tot Wonden van de Testikelen en Mannelykheid. Tegen in en uitwendige Pynen, zo van Kolyk als van de Waterwegen ‚de Roode Loop en wat dies meer is, heeft zy veel naam, Het Afkookzel van de Bast en Bladen acht men dienftig om Bloed , dat in het Lighaam uirgeftort is, op te losfen en uit te dryven, Door ’t verbranden komt ’er een zeer vrugtbaare Asch van: doch ’ is onverbeeldelyk welk een Geraas de Bamboezen maaken onder ’t branden : doordien de Lugt, in de Pypies haarer zelfftandigheid beflooten , dezelven met geweld doer vartten, Zy groeijen gemeenlyk aan de Oevers der Rivieren , en op de Zandige Zee- Stranden van Oostindie, TR 1 II, DEEL, II, STUK» pe Ó» DRIEMANNIGE BooMENs LO | T RIPLARIS. AFDEEL. | | HI, Deeze behoort tot den Rang der Driewyvigen „ Heorp- on 1 p Á STUK, (Trigynia) onder de Driemannigen, gelyk het naastvoorgaande Geflagt tot de T'weewyvigen (Digynia) behoort. De naam is ‘er door Loer- | LING aangegeven. De Kenmerken zyn : een groote in drieën verdeelde Kelk 5 geen Bloemkrans, maar drie Meeldraadjes met Streepswyze. Knopjes. De Vrugt een driehoekige Noot, binnen den Ey- ronden Grondfteun van de Kelk. De Soorten zyn. de (x) Triplaris met regtopfbaande Aairen aan ’t Triplaris d Pyramide. Che biss Pieramie- _Deeze Soort is een fraaije regtopftaande Boom, dale, die den Stam eens Mans langte hoog heeft, met een yle pieramiedswyze Kroon van horizontaale Takken, die naar boven allengs korter worden , loopende aan den Top in eene lange dunne Aair uit. De Bladen zyn zeer groot, Lancetswys’ ovaal en gefpitst, De bruine Kelk bevat een glanzige Noot met drie Sleuven. im, … (2) TFriplaris met Aairen aan de Takken ver- Takbloe- zameld. Or Dit is een Boom met uitgebreide Takken, die de Bladen ovaal of rondagtig ovaal heeft, en aan (1) Triplaris Spicis erettis terminalious. JACQ: Amer. 13. Te 173. f. S, Triplaris Americana. LOEFL Its 256. Syst Nat. X'', Tom, Ile p. ICze (2) Triplaris Spicis Rameis, aggregatis, JACQ; Amer. 14. ' E 5 8 . ì Cats TR ETAUN D RT As 63 aan ‚de Takken vergaderingen van korte digte IM Aairen, De Kelk, die ruig is, niet Haairig, , ge- ern lyk in de andere Soort, bevat een Spíts-Ey: Hoorp- ronde Noot met zes Sleuven, die glad is doch STUK. niet glinfterende, Deeze beide Soorten zyn den Heer JACQUIN in de Bosfchen by Karthagena, in de Spaanfche Westindiën , voorgekomen. Uit de Vrugt ontdek= te hy, fchoon de Bloem door hem niet gezien was,-dät zy tot de Triplaris van LorrLiNg behooren moeften. LinNeus maakt maar gewag van ééne Soort, | SSSSSSSS sessies IV. HOOFDSTUK. Befchryving van de BooMmrNs, wier Bloemen vier. Meeldraadjes hebben , dus tot de T F- TRANDRIA behoorende , gelyk de Kornoel- je-Boom en anderen. vat de Viermannige Pläntgewasfen tel ik vyf Geflagten, daar men den naam van Boomen aan geeven kan , en vier van deeze komen ons in de Eerfte Rang derzelven , te wee- ten onder de Kenwyyige voor, en wel in die Afdeeling van deezen Rang , welke de Plan- ten met Vierbladige Bloemen (Hloribus tetran petalis) bevat. CorNus, Kornoelje - Boom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn: een Omwindzel , aan veele Bloemen gemeen, dat een IX, DEBL, ITs STUK, IL, ÄFDEEL, IV, Hoorp- STUKe 64 VIERMANNIGE BooMeEx, een Steeltje heeft , beftaande uit vier ovaale gekleurde , afvallende Blaadjes , twee kleinere tegenover elkander. Het Bloemhuisje zeer klei ; viertandig , zittende. op het Vrugtbeginzel, af= vallende. Vier Bloemblaadjes, die langwerpig: fpits ; plat zyn ; kleitier dan het Omwindzel, Vier Elsvotmige , regtopftaande „ Meeldraadjes s langer dan de Bloemkrans, met rondagtige op- leggende Knopjes. Het Prugtbeginzel rondagtig met eeh Draadvormigen Styl, zo lang als de Bloem, hebbende eenen ftompen Stempel. De Vrugt is een rondagtige genavelde Befie , bevat- tende een Steentje met twee holligheden, en in ieder van dezelven een langwerpige Pit. Zes Soorten zyn thans in dit Geflagt opge- teld, van welken vier , als Boomagtig en Boomen zynde, hier thuis behooren ; moeten- de de twee overigen onder de Kruiden be- {chreeven worden. De eerfte Soort voert den naam van Bloem» ryke, en wordt onderfcheiden als volgt, (1) Kornoelje - Boom , die het Omwindzel zeer groot heeft, van Hartvormige Blaadjes. _Deeze Soort, die in de Bosfchen van Vire gi (1) Cornus arborea , involucto maximo, Foliolis obcorda- tis, Syst. Nat. XÌIl. Toms ll. Gen. 149. Sp. Ie Hort. Cliff. 38. Hort, Ups, 29, ROYEN. Lugdbat. 249. CRONe Virg. 170 KAL Me Jtine Il, pe. 321. Cornus mas Virginiana, Flosenlis &c. PLUK. Alm, 120. Te 260 fe 3. CATESBe Care Te 27e SELIGMANN Vogelen, 1, Band, Plaat LI, BOR ER A MBR 1 Ar Of _ginie en Penfylvanie groeit, munt uit in groot- IL te van het Omwindzel , dat op zig zelf als EDE een Bloem uitmaakt , waar binnen eenige klei. Hoorp- ne Blommetjes vervat zyn. Het beftaat uitST9Ke vier. Hartvormige Bladen, gemeenlyk groenag- tig wit , doch fomtyds Roozekleurig , en zig alsdan als Roozen of als de Bloemen van Stokroozen vertoonende: want zy hebben om- trent de grootte van een Handpalm. Pru- KENET Ius noemt hem ; derhalve, Virginifche Mannetjes Kornoelje- Boom ; die de Bloemen in Trosfen byeengevoegd , en met een wit vierbladig Bloemhulsje Straalswys omtingd heeft Op deeze Bloemen volgen Bosjes van twee tot zes digt by elkander zittende roode Bes fen; welke zeer bitter van Srmaak zyn. Dee- ze blyven dikwils tot in *t Voorjaar dan den Boom , ef maaken hem des Winters zo wel tot een Sieraad der Bosfchen , als in de Zoe mer, wanneer hy met zyne heerlyke Bloemen praalt, Hy wordt van de Engelfchen in Karo= lina Dogwood geheten. Zyn Hout is wit en zo vast als Palmboom - Hout: weshalve men hetzelve tot Weevers - Spoelen , Wiggen , Schaa, ven en ander ‘Timmermans Gereedfchap, ge= bruikt. De Stam wordt fomtyds wel agt of negen Duimen dik: de Bladen gelyken naar die der Europifche Kornoelje. Boomen, behalve dat zy fraaijer en grooter zyn, E (2) Kors Fi, DEEL, Île STUK, 68 ViEEMANNIGE BooMziN- Jk | (2) Kornoelje-Boom , die de Bloemkroontjes ArDeel. Iv van gelyke grootte met het Omwindzet Hoorp- ___ … heeft. Rid STUK. f En, Deeze voert gemeenlyk den naam var Kor- ornús wascula. noelje- Boom , in *t Latyn Cornus, in’ Franfch’ Gewoone, Corhonillerof Cormier in ’t Italiaanfch Cortúolo s in ’t Engelfch. Cornel - Tree , in ’tHoogduitfch Welfche = Kinfehen ‚Kurkerbeeren en Kornel= baum; om dat men zyne Vrugten alddar: Kor- nels noemt. In Vrankryk en Puitfchland groeit hy op veele plaatfen> in-’twilde’,' inzonderheid in de. Kreupelbosfchen: van ‘Ooftenryk. » Soms tyds wordt - het leen Boon “vam aanmerkelyke hoogte; doch: dikwils blyfe heteen: Heefterag= tig Gewas, waat, van-men zelfs, Heiningen in de: Tuinen kan; maaken. Zyne;, Takken: zyn Knobbelig met eene ruuwe: Schors , en-het Hout ís. ongemeen hard en vast b bekwaam tot Tan- den van Molen-raderen ‚ Handvatzels van al- lerley Gereedfchap „en, wat dies meef is. Van deeze hard- en taayheid des Houts , als Hoorn, zou hy den Latynfchen naam, hebben. De Bla- den zyn langwerpig ovaal , met eene punt aan ‚*t end, gelyk die der Peelo doch by- | na (2) Cornus Arborea „ Umbellis involuerum equantibuss Syst. Nat. Xll. Tom. IL. Gen. 149, Sp, 2. Hort, Chf, ee. Hort. Ups. 9 ROYEN. Lugdbat. 240, DALs Paris. 5e Cura nus fylvesttis mas. C. B, Pix, 447. Cornus mas pumilio, Crus, Blise, Lp. 13. B, Comus hortenfis mas, C‚ B, Pin, 447v Berre ch NeDik tea 6 hi ongefteeld ‚ en met zekere Ribbetjes gea- Ie derd: In begin des Voorjaars; eet. de Bla- kek a den nog uitgefchooten zyn , bloeit reeds deeze Hoorn. Boom, en is alsdan met geele Mosagtige Kwas- STUKe tjes bedekt ; zo dat hy zig. fomtyds- geheel Goudgeel vertoont: „Hier op volgen de Vrug- ten of Befiën, die men orwoaljes. noemt ; eerst groen ; daar /na rood , en -niet ryp wordende voor de Maand. Augustus, Zy komen, ook by: Trosjes. voort „ en hebben de figuut omtrent: van veên.,Olyf.„ doch de, grootte is niet meer. dan de helft vaneen, Kers. | ‘Deeze. Vrugten zyn wrangagtie zuur, van, Dok Smaak’, zeer verkoelende en famentrekkende.; ï weshalve zy tot „Stemping van den Buikloop an al;te groote Onitlastingen , als een Gefeesmiddel gebruikt. worden. Niettemin. kan menze ook als Kerfen en, Aalbesfen, zonder ce hig hinder , eeten $ maar de Byënkorven moet men hiet in de Rafa van deeze Boomen plaatzen „ om dat de, Honig der Bloemen haar fchade elyk is De Kornoeljes worden, gelyk de Olyven , in Vrankryk met Zout ingelegd, of ook gekons fye: men maakt ’er een foort van Kwee-Vleefch van met Suiker of Honig , dat zeer Verfris. fchende in heete Ziekten en de Maag verfter- kende is. De Onrype Vrugten, zo wel als de Bladen van deezen Boom, ZYN inzonderheid zeer wrang en famentrekkende, kine (8) Kore IDEFE, II, STUKe 1. AFDEEL. Cornus San Euinea, Roodtak. kige, 68 VIERMANNIGE BoôMEN., (3) Kornoeljc- Boom , met de Bloemtuiltjes bloot. THrorPraAsTus gezegd hebbende; dat ‘er van den Kornoelje - Boom een Mannétje en Wyfje was, zo heeft men den voorgaänden het Mannetje en deezen het Wyfje geheten. Ten opzigt van de Bloem- ent Vrugtmaaking Komt dit echter niet- in danmerking; dewyl ze beidefì Bloem eri Vrügten voortbrengen. Dee- ze, de Wyfjes Kornoelje - Boom by fommi- gen genaamd „ voert eigentlyk den naam van Virga Sanguwinen of Bloedige Roede , om dat haare Twygen donkerrood zyn. De Bladen zyn wat breeder dan die van den voorgaanden: de Bloemen wit en cok by Tuiltjes groeijen- de 3 de Vrugten eerst groen en ryp zynde zwartagtig; ronder en kleiner dan de Kornoel- jes en naauwlyks eetbaar , door haare bitter- heid. Het Hott van Hen Soort is van binnen voos; en dus van weinig of geen gebruik. Zy groeit ook op ver naa zoo hoog niet, blyvende meest Heefteragtig. DopoNaus noemtze Wilde Kornoelje , volgens den naam, die ’er , A hy , hier te lande aan gegeven wordt ; doch (3) Cornus Arbored Cymis nudis, Jt, Westgothe 32, Core hus Umbellis involucro multoties longioribus, Hort, Clin 38. ROYEN Lugdbhat, 249, HALL, Helv. 463. DALIB. Paris, $2 Flor, Suec. 131, Cornus foemina, C, B. Pin. 447. Vire ga Sanguinea, Dop. Pempt. 782 ETH AN DIRT ON, 69 doch men heeft den voorigen ook in Wilden . U. k ÄFDEELe en Tammen onderfcheiden. De Italiaanen gee- EV ven ‘er den naam van Sangwino en Sanguinello Hoorp- aan; de Franfchen noemen hem Sanguin, de °TPEe Duicfchers Hartriegel , Spindel - Holtz of Scheifs- beeren. ’t Gewas is in de Noordelyke deelen van Eutopa, Afia en Amerika , in Kreupel- bofch , gemeen ; komende ook omftreeks Parys , hier in de Nederlanden en in Sweeden , ìn ’t wilde voor, In Westgothland nam LiNNZ us waar „ dat de Bloem van deeze Soort in ’t ge- heel geen gemeen Omwindzel had, Mooglyk gal het ’er afgevallen zyn geweest: want elders zegt zyn Ed., dat de Bloemen ongelyk langer dan het Omwindzel zyn. HarrLeERr evenwel zegt ook , dat het Kroontje geen Omwindzel heeft, en brengt het verhaal te berde van MATTHIOLUS , dat uit de Befiën van dic Gewas, by die van Trente , Olie geperst wordt , om in de Lamp te branden. Hy geeft *er de hoogte van tien Voeten aan. De Vierde en Vyfde Soort moeten onder vr. de Kruiden befchreeven worden. Als eene sp” Zesde Soort geeft LINN&us thans eenen hen Witten Kornoelje- Boom op (6), die zo wel Boom, ge in Kanada als in Siberie groeit, zynde van den Roodtakkigen alleen verfchillende , doordien de Be- (6) Cornus Arborea Ramis recurvatis , Cymis nudis Syst, vat, XII, Tome Ile Gene 149. Sp, 6. Mant, p. 40, Cornus fylvestris Fruâu albo, AMM, Ruth. 277, ls Nl J Ii, DEEL, IE, STUK, zo VIERMANNIGE BooMEN, IL Befiën wit zyn en de Takken omgekromd, Hy MEDEEL geeft pevens den Stam veele Uidoopers , die Hoorp- zig op den Grond leggende uitfpreiden. BEUK. 1 | FAGARA. Zadelboom, De Kenmerken van dit Geflagt zyn : een Vierbladige Bloem; met de Kelk in vieren verdeeld , en de Vrugt een tweekleppig Zaad- huisje, met één Zaadkorrel, Vier Soorten komen ‘er thans in voor, waar van de drie eerften tot de Heefters behooren ; en de Vierde alleen, als een Boom, hier plaats verdient, | iv, __ LINNEus, naamclyk; heeft hier dat Plant- kk gewas t'huis gebragt, het welke door-den Heer Wolligee JACQUIN Elaplrium genoemd is (4): niet- tegenftaande hetzelve agt Meeldraadjes heeft. Het is een Boom van weinig fraaiheid , niet zelden hooger dan twintig Voeten , die op Steen- agtige en Zandige plaatfen van ’t Eiland Kuras- fau groeit, zynde geheel vol van cen welriekend , Balfamiek en lymerig Sap, dat zeer naby komt aan de natuur van het Sap van den Westindi- {chen Gomboom. De Stam levert een witte vooze Stoffe uit , waar van'de Wilden op Bo- nayre en Aruba Zadels maaken , welken zy bloot , enkel met een Schaapen Vagt gedekt, tot het te (4) Fagara Foliolis tomentofis, Syst. Nat. XII. Tom, He Mant, p. 40, Elaphrium tomentofum, JACQ: Amer, 105. Te jen ) IO5. Te Je Ë Ì- 3e SA j 24 4 Merde R AN DR 1 A sr te Paard ryden gebruiken. De Nederlanders noemen het derhalve Zadellout. ) In dikke Takken fpreidt zig deeze Boom uit, H IV. OOFD- ‘hebbende Gevinde Bladen , aan beide zydenStTUE, Wollig ‚met eenen gewiekten Bladfteel, Jaarlyks “afvallende „die uit de enden der Takken met de Bloemen te gelyk ‚of kort na dezelven , voortko- men. De Bloemen zyn kleinen geel , met witte Kelken en groeijen troswyze, De meeften heb- ben een klein Vrugtbeginzeltje „ met twee Steme pels zonder Styl ‚en misdraagen, De Vrugten , die de erootte van een Erwt hebben , en eroen | 8 5 8 Zyn , laaten , wanneer haare Klepjes opgebro- ken zyn, den Balfem uitdruipen. Het Zaad in dezelven is vervat in een rood Vleefch, Behalve dit. Wollige Zadelhout „-was aan dien Heer ook een Glad Geboomte (*) voor- gekomen , dat by Karthagena, in de Westin. diën, in het Kreupelbofch , aan Strand groeide, hebbende de zelfde Bloem en: Vrugt , die in «November . fryp_ wierdt. De Blaadjes waren „Jangwerpiger ovaal en „{tonden. ylder, aan het Steeltje „en hy hadt den Boom wel takkiger , „doch.niet „zo hoog als den voorgaanden, waar- genomen. | Toe (*) Elaphrium (glabrum) foliis glaberrimis. „Auer, 1060 EA Tab, Zie fe, 4 EL, DEEL. II, STUKs Gladdes Ik ArpeeL. Te Tomax goventofa. Wollige, 72 VIERMANNIGE BooMEN ToMEX Viltboom. De Kenmerken van dit Geflagt zyn : de “Bloem beftaat uit vier langwerpige ftompe Blaadjes, langer dan de Kelk, die Buisagtig is en eenigermaate viertandig. De Meeldraadjes s vier in getal , zyn eens zo lang als de Bloem- krans , en hebben ovaale Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel is rondagtig , met eenen Draa- digen Styl, zo lang als de Meeldraadjes ; de Stempel uitgerand. De Prugt een Befie. Van dit Geflagt is maar ééne Soort be- kend (1) 5 een Boom, naamelyk , die op Ma- labar Zia genoemd wordt, en wiens Bast de Indiaanen in plaats van Betelbladen kaauwen, Hy groeit ook op“ Ceylon. Deeze Boom is zonderling en mooglyk zonder wedergaa. Een dikke Wolligheid , naamelyk, als Vilt, bekleedt de Takken, Twygen en Looten, en deswegen noemt men hem te regt, in ’ Nederduitfch , Viltboom. De Bladen zyn ovaal , van grootte als de Handpalm , gepaard, gefpitst, ongekar. teld, Lederagtig , rimpelig, van boven kaal , van onderen Wollig met Aderen , gefteeld, De Vrugt wordt niet befchreeven 9. | BR Ae (1) Tomex, Syst, Nat. XII. Tom. IL, Gen, rsr. Tomer tomentofa, Fl, Zeyl. soe Ameen, Acad, Ie p. 389. Arbor Man Jabarica Zila dia, Burm. Zeyl, 26 Burm, Fl. Ind, 56, (*) Linneus oordeelt thans, dat men dit Geflagt tot de Catlicarpa zou kunnen den! Mant, alt, RER CA ON BR ER 13 \ BRABEJUM. IA AFDEEL, De Kenmerken zyn een vierbladige Bloems „;0ivet | gonder Kelk , onder het Vrugtbeginzel , datsrux. eene Haairige Pruimvrugt wordt. Maar ééne Soort is in dit Geflagt aange- 1. tekend (1) welke door PLUKENETIUS an voorgefteld wordt, onder den naam van Ethio- el Pifch- Boompje , dat met tusfchenwydten zesdige, Bladen , Sterswyze , rondom den ‘Steel ge- plaatst heeft, en overeen fchynt te komen met den Ethiopifchen Amandelboom van BREYN, met eene Fluweelagtige Vrugt. Die Autheur geeft een fchoone Afbeelding van dit Afri. kaanfch Gewas , groeijende aan de Kaap der Goede Hope, en de gedaante van een Aman. delboom hebbende , doch fierlyker van Blad „en Vrugt. Volgens hem ítaan ’er niet zes maar zeven Bladen, by Verdiepingen , rondom den Steel , gelykende volmaakt naar die van Oleander , maar fterk geaderd en Zaagswy- ze getand. De Vrugten kwamen aan Takjes, effen boven de Krans der Bladen uiefpruiten- de , voort, en geleeken veel naar die der Eu- ÏC- (1) Brabejum, Syste Nat, XII. Tom, Il, Gen, 160, p, 227. Hort, Clfs 36, ROYEN Lugdhat, 400, Amygdalus MEthiopica Fruêtu holofericco. BREYN Cezt. T, 1. Arbor JEthiopica hexaphylla &c, PLUK, Alm. 47, T. 265. f£, 3, LINN, Mant, Ie p, 137. Mant, alt, Ps 29%. \ Eis il DEEL, EE STUK; il, (ÄFDEELe 74 VIERMANNIGE BooMEN. ropifche Amandelen , in de Bolfter, doch wa- ren met eene Kaneelkleurige Wolligheid bee » kleed. Daar binnen zat een. Steen, met zyne Kern , welke fommigen verzekerden zo lek- ker te zyn als die der gewoone „Amande- Ten. De Brabyla Capenfis , door den Ridder na- derhand befchreeven , wordt van zyn Ed, als „de zelfde Boom of mooglyk. het Mannetje en die ander het Wyfje zynde, aldus be- fchreeven. Hy heeft de Takken ftyf , paarfch- agtig, geftreept en Wollig: de. Bladen Krans- wyze , zeven by elkander , gefteeld , Lancet- vormig » ftyfagtig , met Zaagswyze ‘Tanden vervan elkander , een Handpalm groot , van boven glad , van onderen Netswyze geaderd ; met regte , Wollige Steeltjes. « Langwerpi- ge, Rolronde, gefteelde , zydelingfe „ regtop- taande Katten , komen ’er binnen ieder Blad dikwils twee voort , welke korter-dan de Bla- den , twee: Duimen lang zyn, en uit op él- kander leggende , ovaale , fpitfe, ruige, veel- bloemige Schubben. famengefteld, «De Bloem- pjes zyn Trechterachtig ‚ in vyven verdeeld , hebbende vyf Meeldraadjes en êénen Styl, LIiNNdus voegt ’er thans uit anderen by : dat dezelve de Takken dik heeft : de Bloem in wieren verdeeld , met vier Meeldraadjes s _ waar uit de reden blykt, dat zyn Ed. den- zelven nog Onder de Tetrandria zyn plaats heeft laaten behouden. H A- \ EMT IR KM Rele. ZF HAMAMELIS. In de Rang der Tweewyvigen , onder de Hoorne Viermannige Plantgewasfen „ ftaat dit Geflagt “TES welks Kenmerken zyn, een Bloem van vier Blaadjes , in een vierbladige Kelk , met een driebladig Omwindzel. „De Vrugt een twee hoornige , tweehuizige Noot. De eenigfte Soort van dit Geflagt (1), is LL | Hamamelis by Mirecmerius voorgefteld onder den pirginia, naam van Trilopus. Zy wordt ten anderen derne. Zwarte Virginiaanfche Pistache , met Hazel. nootenbooms Bladen, van D. BANISTER, by PruKENerTius getyteld, ’t Is een Boom amet breede Hazelnooten - Bladen , die een droog Zaadhuisje heeft met twee Hollighe- den , dat door de rypwording dubbeld open Íplyt , bevattende eene langwerpig ovale » zwarte gladde glinfterende Pit, die aan ’t end met een witte Vlak getekend is, van binnen Olieagtig, in elke holligheid. Hy bloeit op laatfte van den‘ Herfst en wordt Tover- Ha- gelaar in Virginie geheten: volgens GOLDEN. De (1) Hamamelis, Linn. Syst, Nat, XIle Tom. II, Gen, 169 pe 129. GRON, Virg. 139. COLD. Novel, 18. CA- TESB. Car, Ill p. ze Tw 2e DU HAMEL, Arôr, 1. Pe 287. Te ïi4, Trilopus MiTCr, Gens 22, Pistachia Vire giniana nigra Coryli foliis, PLUK, Alm, 299, 16 VIERMANNIGE BOOMEN. ovaal , met ftompe hoeken uitgefneeden, ge- Iykende naar Hazclaar- of Elzen-Bladen ; de onderften ftomper , de bovenften fpits. De Bloemen , die geel zyn, ftaan in Trosfen bee neden de Bladen. De Knoppen of Schubbige omwindzels , die de ongefteelde Bloemen bes vatten „ zitten ieder op een eigen Steeltje , zegt de Heer Gronovrus. Een Heefter, naar deezen zeer gelykende, die geen Bloem: krans of Bloembladen , maar een menigte (van twintig tot veertig) Meeldraadjes heeft, welke geel, Draadachtig dun en lang zyn, met zeer kleine Knopjes , is door D. GARDEN gee zonden zegt LINNaus, en vraagt, of dan ook de Bloemen in Sexe verfchillende zyn ? V. HOOFD. PEN Tr ANDREA 7f SSS SSS „IL. Nr ROO DST UK, | Hoor o« | STUKe Befchryving van de BooMEN, wier Bloemen vyf Meeldraadjes hebben , deswegen Vyfman- nige PENTANDRIA genaamd; waar on- _ der de Kinaboom, Koffyboom en veele andes ven. De Afdeeling der Pyfmannige Bloem Plan- ten , in het Stelzel der Sexen, is zeer uitgebreid. Men vindtze in Rangen van Een- wyvige Tweewyvige , Driewyvige , Vier, Vyfwyvige en Veelwyvige gefimaldeeld , naar dat zy één, twee, drie, vier, vyf of meer Stylen of Stempels (Stigmata) hebben, Die van den eerften Rang , de Eenwyvigen naae melyk , zyn wederom gefialdeeld naar de ge. fteldheid van de Bloem, of dezelve Eenbladig , dan Vyfbladig i is 3 boven of onder het Vrugtbe. ginzel geplaatst , en naar die der Zaadhuisjes of Vrugten ‚ die in eenigen bloot, uit één, twee, vier of vyf Zaaden famengefteld , in an. deren en wel de meeften in een Huisje vervat zyn, of ook de gedaante van een Befie hebben, Tot de Eenwyvigen behooren de meefte Boo. men van deeze Afdeeling, onder welken eerst dat Geflagt voorkomt , het welke den naam voert van VEEo: I's DEFL, II, STUZ, Dd 78. VvrmaNNieE Boon: Te : ÏHrEOPHRASTA, ÁrpeeL, | | B, De Kenmerken hier van Zyn: ‚een Klokswyze srux, _ Bloem, met ftompe Slippen en verdeelingen : het Prugthuisje met ééne holligheid , Kogel tond, zeer groot, waar in veele Zaaden vervat Zyn. | L By PLU MIER vindt men de Afbeelding ; Theopbras- an dar 4 ï : Bh in doer Onder den naam van Erefia met zeer lange ie AR Hulstbladeren. Erefia, op ’t Eiland Lesbos; kaanfche, was de Geboorteplaats van den vermaarden Tregs. | PHRASTUS ; die allereerst de Krüidkunde; onder de Gfiekén s op een goeden leest gefchoeid heeft; Onze Ridder heeft derhalve de benaa= ming van dien Pater, welke onduidelyk en dub: belzinnig was , in deezen duidelyken Geflagt- naam herfchapen (1). ’t Gewas , immers, verdiene de wel vereerd te worden met de gedagtenis van dien ouden Kruidkundigen, ’t IS, naame- lyk een Boom , in het gedeelte van Zuid - Ame: tika, ’t welk onder de Linie legt, groeijehde ; die den Stam als van een Palmboom heeft , bren- gende op den Top, in ‘t middelpunt eener Kroon van lange Bladen, de Vrugten voort, die rond’ zyn als cen Bal of Kloot, en van binnen veele. rondagtige Korrels bevatten , in ’t ronde om eenen Stoel geplaatst. s Nav: (1) Theopbrasta, Syst. Nat. XII, Tom. IT, Gen. 207, ROYEN, Lagdbat. 528, Erefia Foliis Aquifolii longisfimise” Frum. Gen, 8, dc, 126s PO UNTO A OA NAUCLE a. IL Arpreers dp dit Geflagt is de Bloem éénbladis Treg- id Vv. terswyze , met één tweehuizig Zaad onder de Wee Bloem , en het gemeene Huisje van beiden vonmer Klootrond. ken. Van „hetzelve is ook maar ééne Soort (1) be- menattes kend, die in Oostindie grocit , zynde onder de Ceylonfche Planten aangetekend by den naam Ce- phalanthus , om dat de Bloemen zekere Hcof- den of Bollen op ’t end der Steelen maaken; waar. van ook de benaaming Platanocephalos J door. VAILLANT , afgeleid is , als zynde deeze Bollen met die van den Platanus over- eenkomftig. Ray noemt hem de Zndifche Boom met eene famengchoopte Bolagtige Vrugt, en hier toe wordt ook de Katu - Sjakka van den. Malabaarfen Kruidhof betrokken , zo wet als de Bancal-Boom van Rumrurus s aldus befchreeven. ket. Het is een Boom , rond en dun van Stam , Bancatg metveene digte Kroon , in veele korte rysjessoom, verdeeld, De Bladen zyn effen en glad, gelyk van tand ;-ovaal met: een pùnt ;-naar de Citroen= booms - Bladen gelykende „ vier of. vyf. Duimen . | lang (1) Naucka Orientalis, Syst. Nat, XII Tom. IL, Gens 222, Cephalanthus foltis oppofitis. Fl, Zeyl, 53. Sp, Plane; Ta p‚ 95e Platanocephalos Citri Foliis bijugis , Capite majore, VAILL. Mem. de 1722. pe 259. Arbor Indica Fruêtu agerega. | to globofo. RAy. Hi/?. 1441. Katu-Tsjacca, Hort, Mal, III, Pe 29. T, 33, Bancalus, RUMPH, «Amb, Il, pe 24e To 55 2 Ne DEEL, II, STUKs ms ÁFDEEL, Hoorp= STUK to .VrramaNnNier Boomen.” lang en twee of drie Duimen breed, Zy ftaaf eenigermaate Vinswyze tegen elkander over aan de Takjes , van drie tot zes Paaren , die fomtyds een fchüins Kruis maakeu. Op ’t end der Takjes ftaat eerì Bloembolletje , naar de Hoofdjes der Scabiofa of Globulariä gelyken- de, en als ineen Kelk van veele Schubberjes een menigte kleine Bloempjes bevattende, welke het Hoofdje Wollig maaken, Deeze Ta Portlandia zrandiflo- _ 44. Groot- bloemige, Wolligheid kleeft hog de Vrugt aan, die de grootte van een Kers ‘heeft , bevattende in zyn Vleefch een menigte van Zandig Zaad, De Vrugten, ieder op het end van een Tak- je zittende , zyn wegens haare bicterheid niet eetbaar: de Bladen, cok bitter , worden tot ver- koeling in Koortfen , om het Lighaam daat mede te wasfchen, gebruikt, en het Hout van oude Stämmen , mooy geel , digt en fyndrade dig , is tot Schrynwerk bekwaam. POR TEA NADA Be ts De Kenmerken van dit Geflagt zyn; een ge: knodfte Trechterachtige Bloem, met de Meel- knopjes overlangs : het. Vrugthuisje vyfhoekig, ftomp ‚ met twee Holligheden en veele Zaaden , gekroond met eene vyf bladige Kelk. Twee Soorten komen ‘er in voor, die ik bei. den hier zal befchryven. (1) Portlandia met vyf Meeldraadjes in de Bloemen. Dee. (1) Portlandia Floribus pentandris, Syst, Nat, XII, Gene a2Ós PEN, TSA NoBmR gl id 81 Deeze voert ‚by Browne den;naam van Port- IL Jandía. met groote , gladde ovaale Bladen, die Ee d gepaard zyn ‚ en zeer groote Bloemen. Zy munt, Hoorpe naamelyk, door de grootte en fchoonheid van STUK. haare Bloemen boven de meefte Plantgewasfen uit. Het is tevens een zeer fraay gekroonde Booms. die zelden meer hoogte bereikt dan vyftien Voe- ten. De Stam is doorgaans regt, twee Duimen dik, met een Kurkagtigen Bast overal gefcheurd zynde; doch niet afvallénde, De'Takken zyn kort en trekken: zig waterpas uit , bezet met ovaale gefpitfte Bladen; van ongevaar vyf Duimen lang. Uit de Oxels der Bladen komen enkelde Steelt- jes voort, die doorgaans drie Bloemen draägen , welke een half.Voet lang zyn, en de een nà de andere; open .gaan..Zy hebben eene Trompetag- tige figuur , zynde wit, doch aan den Mond rood» agtig, met geele Meeldraadjes. Over dag zyn deeze Bloemen reukeloos, doch verfpreiden by nagt een zeer dangenaamen Geur? zelfs als men een Tak in ’t Water zet en dien in Huis houdt „ hebben zy doch deeze eigenfchap, De Zaadhuis- jes zyn zwartagtig en blyven lang aan den Boom, De Heer JacQuiN vondt de Zaaden meest van Infekten opgegeten , zelfs ook in tedere en nóg onrype Vrugten , en meent dat derzelver Uitwerpfelen , die zy in de Zaadhuisjes overlaa- ten, voor Zaaden in de Afbeelding van Browne zyn 226. p. 164. Portlandia Foliis majoribus, nitidis, &c, BROWN, TAMe 164, Te Ief, hr ae anda pandora A9 Amer, 62, T.44o IL, DEEL. U, STUK, 83 VerMANNICE Boomen. u. zyn vertoond, Hy vondt dit Gewas overvloedig a ll aan den voet der Bergen, op Rotsagtige plaat= _ Hoorp- fen, en zelfs op de kaale Rotfen van Jamaika. ii (2) Portlandia met zes Moridae in de Hexandra, Bloemen. Zesmannie ge. Dit was een Heefter van zes Voeterr, die hen in ’t Kreupelbofch ‘by Karthagena doorgaans voorkwam, en in alle opzigten zo veel overeen- komst met de voorgaande Soort hadt, dat men- ze wegens ’t enkele verfchil in ’£ getal der Meeldraadjes niet van elkander kon fcheiden (®) De Bloemen waren drie Duimen lang „ van bui+ ten Vleefchkleurig, van binnen wit en overlangs geftreept , als in de andere , ook niet mindér aangenaam van Reük, en de Zaaden- werden ins- gelyks van Infekten opgevreten, CENCHONA. Kina - Boom, De Kenmerken van dit Geflagt zyn: een Trechterswyze Bloem ; die aan den:Top Wol- — lig is ; het Zaadhuisje beneden, tweehuizig , met een evenwydig middelfchot. 1 ___ Van de Soort , die Chnchona Officinalis door Cmt. den Ridder geheten wordt (1) geeft zyn Ed, Gewoone, de (2) Portlandia Floribus hegandris. Syst. Nat, XII. utfupra, Portlandia hexandra, JacQ, Amer, p. 63. T. 182. fe 20 (*) Tanta profeto' in uttaque Planta est Floris „ totiusque adeo habitus fimilitudo „ut ultro liqueat , fub eodem este Genere locandas , etiamfi €lasft artificiali discrepent; zegt de Heer JACQUIN, Met nog te meer reden mogt ik dan deeze Soort, hoewel wat klein, onder de Boomen plaatzen. (1) Cinchona Officinalis x Sys/a Nate Xll, Tom, IL, Cene are KM EUNOT IOINABDUK 1 a, 83 de volgende befchryving „, De Bladen ftaan te- „s genover elkander , zyn gefteeld , ongekaár- IL, AFDErL? steld, “van “onderen Wollig : de Bloemen gooros > Pluimswyze by een , op Steeltjes; de Kelk sTux. ss is ‘éénbladig , zeer klein , Klokvormig ; s, zeer flaauw vyftandig. De Bloem is Trech- teragtig', van buiten Wollig; beftaande uit een Cylindrifche Buis , veel langer dan de » Kelk 5 hebbende den Rand, korter dan de s Buis, in ‘vyven verdeeld , met de flippen 5 langwerpig ovaal, wyd van elkander , de 5 tip van binnen en den rand Wollig. « Vyf s Borftelige Meeldraadjes komen uit het mid- 5, den van de Buis voort , met langwerpige Meelknopjes , die boven den uitwendigen Grondfteun in de Keel van’de Bloem aange. ss hecht zyn. „Het Zaadhuisje fplyt zig in > twee’ deelen; aan ’t middelfchot evenwydig, > van de binnenzyde” Gezonden door D. Mv- Ser rev Mk. Dit is de Boom „ die den zo vermaarden Pe. ruviaanfchen Bast uitlevert, in Peru, daar zyne woonplaats is, Gannana Peride genaamd; waar vande „allereerfte naauwkeurige befchryving , door-den Heet DE LA CONDAMINE, aan de Koninglyke Akademie der Weetenfchappen van 227. Cinchona Paniculâ brachiatf, Sp» Plant, IT. p. 244, Cinz chena, Mat, Aled, zi, Quinquina, CONDAM, Meme de 1738, Pl, 6, GrorFR. Mat. Med, 1. p‚ 180, Acbor febrifuga Perus viana. RAJ,-Hijt. 1796, Ë a A DEEL. 11, STUKG Kinabogra, L 34 VyYFMANNIGE BoóMEN. AL van. Parys. medegedeeld , en op ’t jaar 1738 ARDEN in derzelver Vertoogen uitgegeven werdt, met Hoorp- de afbeelding vaneen 'Takje van deezen Boom STUK, met Bladen, Bloem en Vrugt; op de groeiplaats d Kinaboom.,clve door dien Heer „getekend , waar dan ook verder de,afbeelding van de deelen der Bloem- en Vrugtmaaking » in ’t byzonder, bygevoegd zyn. Het weezentlykfte van deeze befchryving in de Tegenwoordige Staat van Amerika, Le Deel, bl 538, omftandig voorgedragen hebben- de, zal ik hier alleen , maar aanmerken „hoe die van den Spaanfchen Heer p’Urroa daar ‚van in eenige opzigten -fchynt ‘te verfchillen ‚gelyk. men uit, het volgende kan „opmaaken. „Terwyl de Franíche, Akademist „gezegd hadt, ‚dat de Kina- Boom,zyne Kruin boven alle ne- vensftaande Boomen verheft, zegt. de Heer p’'UrLoa daar. van. … s, : De “Booms ‘die deeze „‚ ‘berugte Schors, voortbrengt , is. niet” groot-: „‚ hy heeft op ’t meest de hoogte van vyftien „> Voeten. tot/aan zyn Top.” Dit kan tegen- woordig. waar ‘zyn ‚ nu, men de Ouden , die welde dikte van een Mans-Middel haden sen die hoogftammige. Boomen: waren „-door het af: {chillen van den. Bgstsmeest allen fop'-dat “Ge- bergte, daar de Kina- van daan moest komen, uitgeroeid hadt: zo dat men ’er toen naauw- Iyks dikker van Stam vondt , dan een Mans Arm, en vyftien Voeten hoog. D'Urroa zest verder , dat men eerst de Boomen omkapt, en dan ‘er de Schors of Bast af haalt, die men laat MUDAM OP LAT ON HDLARS TT oÂ, È5 laat droogen ; vervolgende dus. „, Poor het ML. ss menigvuldig omhakken deezer Boomen zou \FPEEL- ‚> men federt een geruimen tyd reeds geen roorp- ‚. Kina meer hebben , indien ’er geen anderen STUZe „> vie het Zaad , dat zy op den Grond laaten Zator ss vallen , voortkwamen : ’t welk maakt, dat ze, men ’er geheele Gebergten mede bedekt 5, ziet, zelfs in andere Diftrikten’, dan dat van ‚5 Loxd vof. Loja” Dit kan wel waar zyn, doch het is ook zeker , dat men Kina overge- voerd heeft, welke aan de verwagting niet voldeed 5 zo de Heer nr LA CoNDAMINE aanmerkt , jen. zodanige ‘is zelfs voor eenige Jaaren hier te Amfterdam gekomen: des men zig vervolgens wederom aan de Kina van Lo- xa, of van het naby gelegen Gebergte Cajanu- ma, bepaald heeft ; moetende zulks blyken by eene Notariaale Akte , als die Drogery te Pa- ama aangebragt werdt. De laatstgemelde Heer merkt aan , dat de Kina in haar Vaderland toen byna al haare achting hadt verlooren : maar p’UrroA zegt , ‚, dat zy in dat Land nooit als > een Geneesmiddel 1was gebruikt , niettegenttaan- „ de het Klimaat aldaar zo veelerley Koortfen 5 Als“elders veroirzaakte.” Dit zou geheel firydig zyn met de Hiftorie der Ontdekkinge, door den Heer DE LA CONDAMINE opgee geven: of men moest onderftellen , dat het Ge- rugt van deszelfs kragten , in % jaar 1640 in Europa overwaaijende , federt in Amerika ver- Jweenen ware; als hebbende de .Indiaanen Bag toen. IL, DEEL: II, STUK, 86 VyrMANNIGE BooMEK, IE, toen meer gedagt om hun voordeel te doet ÄrpeeL. iet die Drogery tot zulk een hoogen Prys Hoorp. te verkoopen, dan zig daar mede van de Koorts STUK. te geneezen , en in dier voegen. zou het Be- Kinaboom, rigt van d’ÜrLrLoA daar mede beftaan kunnen, mids men nooit name voor een bepaalden tyd, van mooglyk omtrent een Eeuw of honderd Jaaren , en dat hy dus zeggen wilde, dat de Kina aldaar, by Men/chen geheugen, onder de Indiaanen niet was in gebruik geweest (*). gefialte. De Kina-Bcom wordt in Geflalte en manier Na des van groeijing by onze Kerfeboomen vergelee- ken , en de Bladen by die der Appel- en Pee- reboomen : de Bloemen, aan tuiltjes groeijen- de , zyn omtrent van figuur als die der Syrin- gen, en de Vrugt , welke eene langwerpig Ey- ronde gedaante heeft , fplyt door de rypwor- ding in tweeën , even als de Vrugt van fom- mige Kroontjes- Kruiden , en geeft platagtige Zaaden uit, welke naar die der Olmen gely- ken (}). Dit alles openbaart zig in de gezegde Afbeelding , door den Heer de LA CONDAMI- NE op de plaats zelve getekend , en hier (Plaat VI. Fig. 1.) overgenomen , om dat ’er, myns weetens , anders nog weinig goede Af beeldingen van zyn: want het Takje, dat men kwanswys van deezen Boom in ”* Werk van WEINMANN vindt, heeft Bloem noch Vrugt, en \ _(*) Zie d'Urroa Voyage au Perou, Tom. I. p. 275. (Ì) Ad ordinem Contortorum fpeftat Succo inquinante , unde vis inquinans obfervato Gee infufo fubnarcotico. En Mansisf, altera. p. 339, Í Deel, PLAAT VI. 2) ee Ë A \ 5, verg mene PE RT AND RI A 87 Sen daar aan fchynen ook alle blyken van echt-… Ie Arprees, _ heid te ontbreeken. Vv. Ten opzigt van de Schors of Bast , daarHoorn” „het om te doen is, heeft een aanmerkelyk ver-STUK- Schil plaats, dewyl fommigen die wit „ anderen @ne*m geel , anderen bruinrood hebben, ’t Is my on- bekend, of dit verfchil eenigen invloed heeft op de uitwendige Geftalte van den Boom. Zo wy de Kina hier krygen is de buitenfte Schors wWitagtig graauw „ en de eigentlyke Bast ziet in de beste geelagtig ros of rood, In ’t algemeen hebben de Stukjes veeleer de gedaante, als of zy van dunne Takken afgefchild, dan op zulk eene manier van den Stam des Booms afgefchraapt waren , als CONDAMINE meldt 3 wordende ook de fynfte en dunfte voor de befte gehouden. „De Koorts-verdryvende Kragt van deezen pe schors Bast is , volgens het verhaal van dien Heer Peter aan de Índiaanen bekend geweest , voor dat dezelve aan de Spanjaarden ontdekt en door toe= doen der Jefuiten „omtrent het jaar 1649 , in Eu- ropa vermaard werdt , en vervolgens duur bee taald, Die duurte , nogthans, en de weinige uitwerking , welke men 'er dikwils, door een „te fpaarzaam gebruik , van vernam, deedt dit Middel byna geheel in vergetenis geraaken, tot dat het, in ’t jaar 1679, door een Engelfchman , Taror of TarBor genaamd, in Vrankryk wederom in trein gebragt werdt. Deeze Heer gaf de Kina niet by Scrupels of Drachmen , maar by Looden en Oncen, en verkreeg door F 4 de KE DEELe Ie STUio &inaboons. Eigen- fchappen. 88 VyrMANNIGE BooMEN.” de kragtige uitwerking een grooten-naam;, ver= “bergende zorgvuldig wat het ware, daar zyn Geneesmiddel uit beftond: maar Koning Lope- wyK de XIV. wist-door Belooning agter het Geheim te komen , en federt is deeze Bast alom in gebruik geraakt. Door Chvimifehi Ontleeding heeft men be- vonden, dat de Kina van cen Zuuragtigen aart is: want, behalve dât haar Aftrekzel, in Wa ter, blaauw Papier rood maakt, geeft het Poei- jer, door Overhaaling , een derde deel van zyn Gewigt aan Zuuragtig Water; vervolgens komt ‘er een weinig dikke Olie uit , en het zwarte overblyfzel, in de Kromhals, gekalcineerd zyn» de, geeft een weinig Zout, dat niet volkomen Alkalyn is. Hier uit, mag men onderftellen, dat de byzondere vereemiging van het Zuure met het Aardagtige en de Olie, welke deezen Bast eene Aromatiek bittere en tevens wat fa- mentrekkende hoedanigheid geeft „de oirzaak zy van deszelfs bekwaamheid tot het verdryven van de Koorts. Dezelve, immers „ bevat eene Harstagtige zelfftandigheid , welke) door Wyn.- geest dear uit gehaald zynde, omtrent het vier- de deel van het Gewigt des Poeijers uitmaakt; doch deeze is tot Koortsverdryving zo bekwaam niet, als het Extrakt met Water gemaakt, het Afkookzel of. het Poeijer zelf: waat uit blykt, det de vereeniging der gezegde Grondbeginze- len met een fynen Geest , de Kina eigentlyk Koorts verdryvend gaakt, Het POETINS TA NSDAR TI “Ae Eg MN Nn „Het -is nog maar weinige Jaaren geleeden , Me, ‚ f he 4 a je DEEL, dat men zeer befchroomd was voor nadeelige y, Gevolgen van deezen Bast en de uitwerkingenHoorp= van die befchtoomdheid aan het Middel toe-STUK: fchreef. De Lyders achtten zig half verge-Ainaboor, ven, wanneer zy bemerkten, dat zy Kina in= genomen hadden. Hedendaags , echter, is men van dat vooroordeel nagenoeg bevryd , en fom- migen gebruiken zelfs de Kina in Gezondheid, om hunne Levenskragten te verfterken, ’t Ìs zeker, dat dezelve met vrugt alseen Maagmid- del ingegeven kan worden , wanneer menze met andere Geneesmiddelen mengt , verdryvende de Winden, doodende de Wormen en helpen- de de Spysverteering ongemeen. Oek vindt men haar inwendig gebruik, toc ftuicing der Verftervingen in de Buitenleden des Lighaams en veele andere Kwaalen , aangepreezen (*). Thans is door den Heer LiNNmus die Cinebona Soort van Cinchona weg gelaten , welke ZyDkeiile, Ed. te vooren opgegeven hadt, zynde door den Heer JacQUuINde Karibifche getyteld (*), Dezelve maakt een Takkig Boomgewas van tien €*) Sommigen fchryven dit, zo wel als het in algemeen gebruik brengen van deezen Bast tegen de Koorts, aan den vermaarden Doktor SLOANE toe. Zie deszelfs Levensbe- fchryving in het 1, Deer der Citgezogre Verhandelingen , by F. HourruyYn , bladz. 13. (Ff) Cinchona Pedunculis uniflorise JACQ: Amer, Ol, SP Plant. 11. Pp. 245. / EM IL, DEEL, II, STUKS dje) VvYrMANNIGE BooMEN, U. tien Voeten hoog , met Läncetswyze, gefpit- Ar dd fte , ongekartelde , gladde , gefteelde Bladen , Hoorp- die tegenover elkander ftaan en de punten _&TUK, omgeflagen hebben , zynde twee of drie Dui- Kiaaboon, men lang. Enkelde , korte Steeltjes , in de Oxels der Bladen , brengen ieder een zeer wel- ziekende bleek Vleefchkleurige Bloem voort ; van anderhalf Duim lang. De onrype Zaad- huisjes zyn groen en zeer bitter, vol van een Sap , hetwelke op de Neusgaten en Lippen een Vuurige prikkeling veroirzaakt. Deeze Boom groeit in Kreupelbofch by de Stad Has - vana en op St. Domingo , bloeijende in Sep- gember en Oktober. Cor reaA. Kofy-Boom, Van dit Geboomte zyn de Kenmerken , een ‘Trompetswyze Bloem , met de Meeldraadjes boven de Buis geplaatst, en de Vrugt een Be- zie daar onder met twee Zaaden , die ín een Huidje of Schilletje de Pit bevatten, Deeze Zaaden zyn het gene men Koffy - Boonen noemt. In dit Geflagt zyn twee Soorten bekend , waar van de eerfte de eigentlyke en gewoone is, de andere een minder bekend Gewas, tot dit Geflagt betrokken. I. (1) Koffyboom, met de Bloem in vyven ver- pl | deeld, en de Vrugt tweezaadig. Arabifche, De (1) Coffea Floribus Ss dispermise Syst, Nat. XII, e Toms BREN! PAN DIRT A OE De bynaam is afgeleid van het Land, waar ÏÌ uit dit Geboomte, thans in Westindie zo ge- AFDEEL meen, en gemeener mooglyk dan in zyn Va- OOFD= derland , zyne afkomst heeft. Men plagt het srux. weleer tot de Jasmyn te betrekken , en dus Zoffyboors werdt het voorgefteld onder den naam van Arabifche Fasmyn met Laurier- of Karltenge- booms Bladeren , en eene Witte zeer welriekende Bloem. Anderen vergeleeken het Gewas by ’% Paapen Mutfen Hout, en gaven ’er een Vrugt aan als de ‘Laurier - Besfen, Naderhand werde dezelve „ door den Heer ner JussreEus gezegd byna de grootte en figuur te hebben van de Kerfen „ Bigarreaux: genaamd „ dat is Rouaanfche Kerfen. De Bladen gelyken wel naar die van den Laurierboom , doch zyn min- der droog en zo dik niet , doorgaans breeder en puntiger aan het end, dat dikwils over zy- de helt; zynde van boven glanzig helder groen , van onderen bleek groen ; aan de kanten een weinig gegolfd, niet Kruiderig naar in ’t geheel Grasagtig van Smaak, De grootften hebben ongevaar de langte van vyf of vier Duimen, op de breedte van twee Duimen ten hoogfte, Zy Tom, IX. Gen. 229 Sp. T. Disf. Tite Coffea. Arcen, Acade VI, Coffea, Hort, Cliff. 59. Hert, Ups. 41 Jar Med, 70, Royen Lugdiat. 239e Jasminum Arabicum Lauri folio, Juss, Mem. 1713. Pp. 398. T. 7. Jasminum Arabicum Castaner folio, TILL, Pis, 87. Te 52 Evonymo fimilis ZEpyptiaca , Frutu Baccis Lauri fimili. BAUHs } Pin, 498, PLUK, Pyt 272, fs 1, Bon » ALP, dEgypt, ps 93. He DEEL: Il, STUK, é 2 VyYFMANNIGE BooMmzEs, IL. Zy zyn zeer kort gefteeld (*) ‚ zo wel als de Bloe- AFDEEL, men , die by troppen ten getale van vyf of | Hoorp- minder voortkomen uit de oxels der Bladen, „STUK. _zynde geheel wit, en gelykende zeer veel Kefjboem, naar die -van de Spaanfche Jasmyn, uitgeno- men dat haar Buisje korter is en fmaller flip- pen heeft, Bovendien is de Bloem der Kof- fyboomen met vyf Meeldraadjes voorzien, ter- wyl de Jasmyn er flegts twee heeft. Die Meeldraadjes komen buiten den Rand van de Bloem uit , en omringen een gevorkten Styl die op het Vrugtbeginzel ftaat, dat in een groen Kelkje met vier punten is begreepen, en vervolgens de gedagte Befie wordt, De Koffyboom , naar welken “de gemelde Heer , inde, Koninglyke.-Kruidhof. te Parys , deeze befchryving opmaakte, was vyf Voeten hoog en een Duim dik. De Stam is Boom- agtig en zeer regt, enkeld , dikwils twaalf Voeten en daar boven hoog , zegt LinNZus (Fe Elders wordt gezegd, dat de Koffyboom agt of. tien Voeten hoog groeit GH). De Heer So- LANDER ; die zig naauwkcurig op het on- derzoek van dit Geboomte , in Suriname toe- gelegd heeft, zegt, dat hetzelve doorgaans Bofch- (*) Folia fubtus punâo cretorio in Alis nervorum cose talium, Mant, ait. p. 338. (+) In Horto Cliffortianoe. Vid. Disfert, Tit, Potus Coffexe Amon. Acad, VIe p. 163 (1) Tegenw. ftaat van Arabie, Hedond, Hist IV, Deel, bladz: 480, alwaar een Afbeelding van een Koffy= Takje met Bloemen en Vrugten, is gegeven, MPLVELINCOT! A ON/ DAR ST A. 9% ‚_Bofchagtig groeit en zelden een groote Boom It _ wordt , zynde de Stam regt, knobbelig , met ArDEEL. eerie Schors, die ’er uitziet als Kurk, bekleed, Hoei en hebbende de onderfte Takken naar densrux. Wortel nedergeboogen , de bovenften fterk Aofybosre uitkroonende (*). Deeze Kroon wordt heden- daags , om ’t gemak van de Koffy te plukken, op de Plantagiën te Suriname meestal van de Boomen afgenomen, zo dat men de Takken naar beneden kan trekken en dus in de Boo- men niet behoeft. te klimmen, ’t welk dezel- ven ook minder nadeel toebrengt, „Van de manier, op welke deeze Boomen voortgeteeld , geplant en gehavend worden ,-als ook , hoe men de. Vrugten , na’ dat die ge- plukt zyn, eerst van den buitenften weeken Bolfter zuivert „ dan verder pelt, fchoonmaakt en droogt , zal ik niet. fpreeken: „om dat dit elders.genhôegzaam is verhaald (}). Ik zal hier flegts acht geeven op de Groeyplaats. In Gez lukkig Arabie , alwaar het Vaderland is ‘van den Koffyboom , zegt men, dat hy wel de hoogte krygt van veertig Voeten , wordende de Stam byna een half Voet dik. “Men ziet “er , byna altoos, Bloemen en Vrugten aan: des hy twee of driemaal’s Jaars eenen over- vloedigen Oogst uitlevert „ beginnende daar mede reeds op het derde of vierde Jaar. | | HOE 7 Uit (*) Stokholves, Verband. voor % jaar 1757 of XIX, Band, bladz, 227. (Ì) Zie de Tezenwe Staat van Am:rika, U, DEEL, blade, 543 3 ENZ, il, DEEL, II. STUK, O4 VuerMANNiecE BooMEn. ‚IL Uit Arabie werden Plantfoenen te Batavia 5 Ange en van daar in Nederland overgebragt. Hiet Hoorp- van daan zyn zy in Vrankryk en Engeland ; STUK. als ook in de Westindiën gekomen. Het iss Koofjbaom. naamelyk ‚ de aart van deezen Boom, dat de Vrugten frifch in de Aarde moeten geftoken worden ‚ om uit te fpruiten, Met gedroogde Boonen gelukt dit niet. Toen Pater LABAT zig, in ’t laatfte der voorgaande Eeuw , op de Franfche Eilanden in de Westindiën bevondt;, waren aldaar nog geene Koffyboomen, Nader: hand zyn die Boomen aldaar dermaate vermet nigvuldigd „ dat de Uitvoer van Koffy, inzon- derheid op Martenique, niet minder eene Goud: myn voor. de. Franfchen is , als te Suriname voor onze Natie. Op Jamaika en elders wordt zy door de Engelfchen ook geteeld ; zo wel als op Java in Oostindie door de Nederlanders wordende deeze , naast de Mochafche., voor de beste „-en -de Surinaamfche beter dan de Marteniekfe gehouden. Het is een Gewas van de heete Lugtitreek, en de Vrugt wordt door de Turken ongemeen fterk gebruikt, De Herbergen van gelukkig Arabie, zo in de Steden als ten Platten Lande, zyn eigentlyk Koffyhuizen (*): Omtrent twee Eeuwen, verhaalt men, heeft het drinken van _ Koffy in Afia reeds in zwang gegaan, en is, nu rykelyk honderd Jaar geleeden, reeds in Eu- IO- C*) Uitgezogte Verband, X, DEEL , bladze 349, Pe KR T ANR DE IA O8 fopa overgebragt. Het Aftrekzel dat Koffy- il boonen met kookend Water is in deeze Eeuw , ÄFDEEL door Europa, byna algemeen geworden, als Hoorps een dagelykfe Drank, over wiens woor- of na-STUK. _ deeligheid geen vast befluit op te maaken is, 4/5t0ors De Boonen , uit zig zelf, zyn Meelagtig , en kunnen derhalve; flaauw geroofterd ; een voed zaam Afkookzel geeven; maat, als zy zwatt ges — _ brard of geheel verbrand zyn , heeft het Aftrek- zel eene Loogzoutige feherpe eigenfchap. Wan- neer dit laatfte van Menfchen gebruikt wordt 4 die niets dan Slappe „ Waterige Spyzen nutti- gen, en de Ingewanden dus gevuld hebben. met taaije , verzuutende ; Slymige Stoffen, veroirs zaakt de Koffy dikwils braaken, dat datt ook wel tot wegneeming dient van Hoofdpyn, Ko lyk en andere Ongernakken , afhangelyk wan de opgaaring en het bederf dier Stoffen. Op gelyke manier kan de Koffy een Maag, die te veel met zwaare Spys of Drank opgevuld is, verlieten , doordien zy de Spanning doet verdwynen. Dus vermindert zy dikwils de Dronkenfchap , en neemt de Benaauwdheden weg, welke in zwakke Maagen op den Maal- tyd ontítaan, Zelfs bevordert zy dus, in ze- ker opzigt, de Verteering aanmerkelyk , neemt de Vadzigheid weg en belet den Slaap. Wan. neer echter dergelyke Ongernakken uit eenen overvloed van Gal , ’t zy in de eerfte Wegen of in ’ Bloed , voortkomen , dan is ’t gebruik van Koffy doorgaans nadcelig; dewyl zy de , Qifa Hs DES, il, 9TUI 96 VZ rMANNIGE BOOMEN.- VIE oirzaaken van de Kwaal aanzet. … Hierom is AEDEELe ook. deeze Drank, zelfs voor dagelyks ge- Hoorp: bruik, zodanige Menfchen niet aan te pryzen; STUK. _ vooral niet, wanneer men fterk gebrande Kof- „Eofyboom, fy neemt 3 kunnende anderszins het Aftrekzel met Melk en Suiker zagt gemaakt-en zodanig toebereid worden , dat het minder nadeel in ons- Klimaat doet, dan verfchaald en zuuragtig Bier of flegte Wyn of flappe Thee, In ’tal- gemeen echter moet. men aanmerken, dat de veelheid van warm Water „ by -herhaaling in 2% Lyf komende, altoos verflapt „en kort daar- na in „veele Geftellen verkoelt „ja int ver- volg veele Kwaalen veroirzaakt ; waar onder de Opftyging „ Miltzugt „ verftopte Winden , Zenuw- trekkingen ‚ Waterzugt , niet van deminften zyn. Mooglyk.. is ook het menigvuldig gebruik der Koffy in ons Klimaat „ welde naafte. oirzaak van de gemeenheid dier Ongemakken hier te Lan- de. Van de Arabifche en Egyptifche. Vrouwen , ondertusfchen „ wordt de. Koffy, volgens A r- PINUS tot voortzetting van de Maandelykfe Ontlastingen der Natuur, inzonderheid van de genen „ die dezelven op haar tyd niet hebben, veel gedronken ,.en is daar toe, zelfs in deeze Landen , niet ondienftig, wanneer men flegts ‘vooraf de noodige Purgeermiddelen gebruiken Jaac. De Arabieren noemen het Afkookzel der Koffy-boonen Caova, en daar van is zekerkk de naam van Koffy afkomftig. (2) Kof- BURNT AND, R TeA. © 97 (2) Koffyboom , met de Bloemen in wieren TI,” gerdeeld, en de Vrugt eenzaadig. AR Hoorp= Dit Gewas is voorheen door Linneus STUKs tot het Geflagt van Jxora thuis gebragt ge- mn. weest (*). BROWNE geeft ’er den naam En van Pavetta aan. PLuMrer heeft het Boorn-ö“ Se agtige Jasmyn met Laurierbladen , en eenêlie witte zeer welriekende Bloem, geheten. Dus kwam het al nader aan den Koffyboom, waat toe de Heer JACQUIN het eindelyk, niette- genftaande het verfchil van de Vrugt , heeft betrokken ‚ en daar in door onzen Ridder is nagevolgd. Het maakt een Boom, die regt van Stam enì Takkig is, zes Voeten hoog, met Lancetswys ovaale Bladen, die in een ftompe Pune uitloo- pen, vier Duimen lang. Deeze Bladen, alleen aan. de jonge Takjes of Looten groeijende , ftaan tegenover elkander; zy hebben geene de minfte inkervingen , zyn glanzig en gefteeld, Tusfchen ieder Paar Bladen ‚ ter wederzyde van het Takje, is cen fpits Elsvormig Stoppel: tje ; (2) Coffea Floribus quadrifidis , Baccis monoëpermis, Jaca. Amer. ps 67. T. 47» Paverta, Foliis oblongo -ovatis oppofi- tis 3 Stipulis Setaceis. BROWN, Jam, 142, Te 6e fig. 1. Jas= minum arborescens Lauri foliis ‚ Flore albo odoracisfigio, _PLuM. Spec, 17 Jcons 156, Fig, 2. (*).Ixora Foliis lanceolato = ovatis ; Flortibus paniculatis, Syst. Nat, X, Tomi, Ils p. 893. G II. DEEL: 1 StTüK; 93 VYrFMANNIGE BoOMEN. MW. tje, dat regtop ftaat, Verdeelde ‘Trosfen , ik fomtyds Pluimagtig, doorgaans aan ’t end der Hoorp- Takjes , maar dikwils ook in de Oxels der STUK, Bladen geplaatst ; onderfteunen Bloemen , wit van Kleur , die zeer welriekende zyn, Deeze beftaan uit een lang , dun Pypje, dat aan % end vier omgeflagen Slippen heeft , die zeer lang zyn. Het ftaat in een zeer klein Kelkje; dat op een Vrugtbeginzel zit, ’t welk een Draadagtigen Styl heeft , met twee Elsvormi- ge dikagtige. Stempels. De Meeldraadjes zyn vier in getal, de helft korter dan de Styl, uit den bodem van, heet Pypje ontfpringende, en aan deszelfs Wanden over ’t geheel aange- groeid „ hebbende lange , fmalle, opleggende Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel , dat onder ‘het Kelkje zit, wordt eene Bezie, die platag- tig rond is en genaveld , met een flaauw Kroon- tje, bevattende een rondagtigen Zaadkorrel of Boontje. ‚> De overeenkomst van dit Gewas met den s gewoonen Koffyboom , is, zegt de Heer 2 JACQUIN , wânneer men het gêtal der > Zaadkorrelen alleen uitzondert „, zo groot , 3 dat ik in ’t minfte niet getwyfeld heb, om s, hetzelve tot een zelfde Geflagt te betrek- »» Ken,” Zyn Ed. mogt ’er ‘echter wel by- gevoegd hebben , dat hetzelve geen vyf maar vier Meeldraadjes heeft. Ook hadt hy groote- ‚_ Ìyks gewenfcht de proef te neemen , of niet de gebrande Boonen van hetzelve \een aan- Se PEBE AN tT ACR DRT A 09 genaam Aftrekzel gaven 3 maar hy vertrok, U. voor dat dezelven ryp geworden waren, van %t ““TPEELe Eiland Hispanjola , alwaar dit Gewas in ’tHoorp. Franfche gedeelte, St. Domingo genaamd, bySTUXs Kaap Francois , op de met Kreupelbofch be- dekte Heuvelen groeit , bloeijende in de Maand December. De Paarden en Geiten eeten graag deszelfs jonge Takken en Bladen, In t Werk van PrLuMIER,'waar de deelen van de Bloem en Vrugtmaaking , en een Blad , alleen, zeer duidelyk zyn voorgefteld , wordt aangemerkt , dat de Zaadkerrel in vieren is verdeeld, Het is door den Hoogleeraar J. BuRMANNUS als een zelfde aangemerkt met de Bemfchetti van den Malabaarfen Kruidhof , die echter geele Bloemen heeft. Het fchynt met de Djarong ; van RumrHrius Flanmula Sylyarum gehe- ten, veel overeenkomst te hebben , en, dewy! het maar vier Meeldraadjes heeft; zal het mooglyk veeleer tot de Pavetta behooren. . Mor tinp aA. Braamboozen- Boom, De Latynfche naam is van de Vrugten af- geleid, die naar Moerbeziën gelyken, als Mo- rus Inda, in ’t Franfch Meurier d’ Inde; doch om de gelyknaamigheid te vermyden geef ik ’er den gemelden naam aan. De Kenmerken „ behalve hèt getal der Meel. draadjes talig in ttoswys’ fie a eenbladige Bloempjes ; den Stempel Vorkagtig G 2 heb. IL, DEE II, STUKs 100 VYFMANNIGE BoOMEN. U, hebbende, en eene Vrugt die uit famengehaops AFDEELe te Befiën beftaat. Hen. Van dit Geflagt zyn drie Soorten bekend, stuw. allen Boomagtig , de twee eerften uit Oostin= die, de derde uit Zuid - Amerika. ME (1) Braamboozen- Boom , die regt op flaat , Arg met Lancetswys’ ovaale Bladén en trops- Smalbladi- io ; Baren. wyze Steeltjes. die « Booms RuMmrPHius noemt deezen Bancudie-Boom s en wel de Smalbladige , dien men, zegt hy, voor het Mannetje hiaat, Het is een middel- maatige Boom ‚ met eenen regteù doch niet dikken Stam , hebberide zyne “Takken taay ; van agteren rond ‚ van vooren kantig , eeni- germaate in lange Leden verdeeld, waar aan de Bladen tegen elkander over ftaan , maaken- de doorgaans ieder Paar met het andere een kruis, gelyk in de’ Koffyboom. De Bladen zyn agt of negen Duimen lang, twee of drie Duti- men breed ; aan s’t end ípits „en, dus nent Amandel - Bladen taamelyk zweemende. Aan ’t end der Takjes komen rondachtige groene Bol- letjes, van grootte als Braamboozen , te voor- fchyn, welke uit een famenhooping van Wrat- ten beftaan, die ieder op ’t midden een Knop- je (1) Morinda ereâ&a, Foliis lanceolato - ovatis ‚ Pedunculís Eonfertis, Syst, Nat. Xlle Tom. II Gen. 234. Fior, Zeyl, 81, Bancudus anguftifolia, RUMPH, Arbon IL, pe 157. Ee 938, BURMe Fl, Ind, 53e Lj \ EE ON CP ACN DER E A, lor je of Tepeltje, en daar nevens een lang Blaad- _I, je hebben. Dit Tepeltje, zig openende;, geef “ee een wit Bloempje uit, en ‘vervolgens , die gooro= Bloempjes afgevallen zynde, zwelt het Bolle- stux. tje ‘en heeft, ryp wordende , de grootte van eene Walnoot. Het blyft lang groen en herd, doch op ’t laatfte wordt het geelagtig ; de Schubben vallen af, en de Wratten behouden de Kleur van rype Druiven. Binnen ieder Bezie zit een harde Steen, die bruin is gelyk de Kwee- Pitten: zynde- het Vleefch Kruidig, wrang en wat bitter van Smaak. Het Hout is Witagtig uit den geelen , en naar de Wor- tels toe rood, die, tot het Verwen van Ga- ren , Linnen en andere Stoffen, van de In- landers gebruikt worden , doch zy mengen dit. Bancudu doorgaans onder Sapanhout, waar door de Kleur fchoon Krabrood- wordt 5 gec- vende hetzelve aan alle roode Bren de vastigheid en hoogte. De Vrugten worden fomtyds aan de Kinderen ingegeven tegen de Darmwormen, Als deeze Wortels in Zee dry- ven ‚ wordenze van zelf hoog rood. Men: voertze als een Koopmanfchap, van Amboina naar Java, om tot roodverwen te gebruiken 5 alzo dít Geboomte op de Molukkes menigvul- diger en beter groeit dan op het Eiland Java, G 3 (2) Braam us NI. DEEL, Il STUK, 102 VYrMANNIGE BooMEN,. U 2) Braamboozen - Boo j je . 9 n ms die Boomgetie is. Aiaibns (2) ; gU8 153 Vv. oet enkelde Steeltjes, Hoorp- ehips srux., … Deezen noemt RumrPHrius de Breedbladige nr Bancudie Boom , en zegt, dat ze het Wyfje Citrifolia, geheten wordt, ’t welk echter geen eigenfchap ha heeft, Ik weet ook niet , om wat reden Lin= NEUS. deezen in ’t byzonder Boomagtig noemt ; daar hy den Stam, volgens gezegden Autheur, zo hoog en regt niet, als de voorgaande, maar dikker en meest bogtig , met een donkere Schors heeft, Hier zyn de Bladen ten minften een Span lang en breeder dan die van den ande. ten > zo. dat zy naar Citroenbladen gelyken, lonker groen, met een zwaaren Reuk, als de Vlierbooms Bladen. De Vrugten, van dergee Iyke geftalte, als gezegd is, zyn in, deeze veel grooter , omtrent als een middelmaatig Ey, en zo bitter. niet als. die anderen „ cok Sappiger van Vleefch : des zy van de Inlanders wel gege- ten worden, Het Hout heeft weinig roods en de Wortels zyn tot verwen niet dienftig. Men vindt deeze Soort zo. zeer niet in de Bosfchen maar meest omtrent de Negeryën en Bouw- landen, wordende ook in de Hoven , wegens it ZyA (2) Morinda Arborea, Pedunculis folitatiis. Flor, Zeyl, Oo, Morinda Malabarica amplisfimo Citri folio, VAILL, Jem, de P Acad, des Sciences, 1722. Bancudus latifolia, RUMEHs Amb. III, p. 158, Te 99, Coda- Filava, Horte. Malab. Ie p. 92. T. 52e Ray. Hift. 1442 Arbor Conifera, Macandou Javanene fium, BONT. Fav, 97. BuRMe Flor, Ind, 52, DE hin rs 4 EE de Makis ) EN TA NDR XA, 103 _gzyn Medicinaal gebruik, dikwils aangekweekt. IL Men neemt , naamelyk , van de grootfte Bla- \FPEEL den , die fomtyds twee Spannen lang vallen Hoorp- en ééne Span breed, Zulke Bladen, met Klap-STUK pus-Oly befineerd zynde en tegen ’t Vuur ge« watind , worden op de Rug, Buik of in de Lendenen gelegd, om de Pyn te verdryven , die in de Bekleedzelen , Spieren of inwendig plaats heeft, Op de zelfde manier gebruikt men dit Middel tegen de Perfing en Roode Loop. Het is by de Indiaanen zeer geagt. Tegen c Pynlyk Wateren geeft men ’t Sap van de Vrugten in, De Vrugt van den Macasfarfche: _Bancudie- Boom, aldaar Baya genaamd , is zo groot als een zwarte Limoen, en wordt veel raauw , als Komkommers , tegen de Miltzugt genuttigd. BoNttus noemt deezen Boom in Javaanfch Maccondou of Macandou, en pryst de Vrugt tegen de Bloedfpuuwing, hebbende de Bladen, in ’t Batavifch Hospitaal, met vrugt uitwendig gebruikt, tot het geneezen van Won- den en Verzweeringen. De Heer J. Bur- MANNUs verzekert, dat het de Coda -Pilava van den Malabaarfchen Kruidhof is, (3) Braamboozen - Boom , die nederlurkende mt. is ' Morinda ie Boyoc, Aan (3) Morinda procumbens. Hort, Cliff, 79. ROVEN. Lucd. bat, MN, DEEL JE, STUK, UH. ÁFDEEL, V: Hoorpe STUKe 104 VYrFMANNIGE BOOMEN, Aan dit flag van Morinda heeft PuuMIER den naam gegeven van Royoe , dat op den Grond legt , met eene Cypresfen- Vrugt, An- deren noemen het een Kurasfaufchen naar den Laurier gelykende Boom, die klimmende Ran- ken heeft , met eene Moerbezie = Vrugt en Saffraan geele Wortelen, uit welken de Ame- rikaanen Inkt maaken : noemende het Gewas Morilje. Sommigen geeven ’er eene Braam- boos-agtige Vrugt aan. Van PLUKENETIUS wordt het onder de Periclymend geteld. Hy denke dat het misfchien de Pada-Vara van den Malabaarfchen Kruidhof zou kunnen zyn. VAILLANTzegt, dat dezelve een Soort fchynt te zyn van de Morinda. ConNocarrys, Mangles- Boom, De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vyfbladige Bloem , waar van ?er veelen tot één Hoofdje famengevoegd voorkomen. De Zaaden naakt , enkel , beneden de Bloem ge- boren. De Latynfche naam is van de gedaan- te der Vrugt ontleend, Drie Soorten bevat hetzelve, die altemaal in de Westindiën huisvesten, (1) Man- bat, 137. Morinda Americana humifuft Laurifolia, VAILLe Alem, utlüpra, Royoc humifufum , Fruêu Cupresfino, PLUMe Sp 1, T, 26, Periclymenum Americanum , ex cujus Radice Atramentum fit, PLUK, Alm, 287. T, 212, f, 4e EEN AN DREI A. 165 (1) Mangles - Boom , die regtop STe ; oale IN, _ Lancetswyze san | ie Hoorpe ‚„Deeze wordt van de Spaanfchen Mangle srux. Zaragoza genoemd „ zegt de Heef MEO TTN T groeïjende op overftroomde plaatfen en aan de 67577? Zeekust der ‘Karibifche Eilanden, als ook van Reen het nabuurige Vaste Land van Zuid- Amerika, °° Hy behoort tot die Boomen, welken de Fran-. fchen Mangliers noemen , en de Engelfchen- Mangrove , en waar van in de Westindiën verfcheide Soorten zyn. De Engelfchen gee- ven aan deeze Soort, op de Bermudes - Ei, landen, om dat de Vrugten als Knoopen zyn , den naam van Buttomwood, … Sommigen heb- ben het een Els genoemd, met Laurierbladen, CarTEsBy beeldt een Kurasfäufchen Boom af , met Wilgenbladeren , welke tot deeze Soort van Mangles- Boomen betrokken wordt, zo wel als de Zee-Els der Lederbereideren van | Cr) Consoarpus ereta Foliis lanceolatis. Syst, Nat, Xie Tom. II. Gen. 235. Conocarpus, Hort. Cliff. 485. Conocar= pus Foliis oblongis , Petiolis brevibus, Floribus in caput-co- nicum collettis. BROWN. Fam. 159e Alnus maritima Myxtifos Na Coriarioram, PLUK. Alm, p. 13, Te 240, f, 3, Alni Fruc- tu Eaurifolia arbor maritima, SLOAN. Jam, 135 Hift U, p. 18. T.1Ótef, 2. RAy. Dendr, 11, Rudbeckia Laurifolia arbor maritima, AMM, Herb, s8r. Innominata. PLum. Je, pe 135 IT. A44. fe 2, Conocarpus Manghana arbor Curasfavica Foliis Salignis, CATESB, Care Il, p. 33. Te 33, JACQ, Amer, p. Jie Te 54 fe La | Î G 5 U, DEEL IL, STUK, n 106 VZrMANNIGE BOOMEN, il van PETIVER, met de Bladeren als van ad Myrthus. Hier uit zou men mogen denken , Hoorp- dat de Bast tot Leertouwen gebruikt werde. ne Het is een regtopftaande- Takkige Boom ; neden die dikwils hooger wordt dan dertig Voeten „ met eene witagtige Schors , hebbende de jone ge Takken hoekig, de Bladen langwerpig Lan- cetswyze ‚ fpits , ongekarteld, vet op ’t aane raaken , elkander vervangende, gefteeld ‚ me= nigvuldig. Uit de Oxels der. Bladen en aan de enden der Takjes komen losfe Trosfen voort ‚ welke dikwils Bladerig zyn, beftaande uit Steeltjes, die de ‚Zaadhuisjes in een ronds agtig Hoofdje of Knoop vergaderd draegen. De Bloemen, die klein en geel zyn, beftaan uit enkele Meeldraadjes , zonder Krans ; vin een Klokswys’ Kelkje, dat op het Vrugtbeginzel zit, vervat. Het getal deezer Meeldraadjes verfchilt. Op Marreníque hebben zy ’er tien, ie eens zo lang als de Kelk zyn: elders maar vyf , niet langer dan de Kelk, doch den Styl eens zo lang. Het Hoofdje is bloeijende Klootrond „ Zaaddraagende ftomp Kegelvor- mig. I. (2) Mangles- Boom , die nederluurkt „ met rond. CenocarpUs Kek ] led procambens agung ovaale Bladen. Hurikende, Dit (2) Convearsus procumbens , Foliis obovatis, Syst, Nat, Xlle ij Gen, De NTA Ne De Bkudee Me _ O7 „Dit is een zeer Takkige Heefter „zegt JAC- IL, QUIN ‚ welken hy voor eene Verfcheidenheid “F2EELe van den voorgaanden Boom zoude gehouden Hoorn. hebben , indien hy, onder de menigte derzelven , STUK. welken hem by de Stad Havana, op ’t Eiland Pines an Kuba, voorkwamen » flegts Cênen. regtopftaan- den had kunnen vinden. Want ; hoe verder hy dit Gewas, van het Strand en van de Klipe pen af , ontmoette , hoe meer de Bladeren naar die van den voorgaanden Boom geleeken, en zo veel te meer Takjes vondt hy regtopftaan. De fchraalheid van den Grond , of kleinheid van ’t Gewas, kon zulks niet veroirzaaken ; aangezien, ter plaatfë daar de voorgaande Soort groeide, hem ontelbaare kleine Boompjes daar van „ ook maar twee Voeten hoog, voorgeko» men waren, die zelfs bloeiden. Hierom houdt zyn Ed. het dan voor eene byzondere Soort. Het Gewas, dat uit veele Takken beftaat , Tegt byna geheel op den Grond, voegende zig haar de Sleuven en bogtigheden der Rotfen. Het heeft Bladen , die ovaal maar aan ’t end rond, zyn, fomtyds byna rondagtig , fromp met een puntje , glanzig , ongekarteld „elkander vervangende, gefteeld, een Duim of anderhalf lang , aan den voet wederzyds met een lang- wer- Gen. 225. Conocarpus procumbens, Foliis fubrotundis, Spec. Plant, Me pe 25te Sp, 3. Conocarpus procumbens, Jacq, Amer. p. 79. Rudbeckia fupina Foliis fabratundis, AMM, Herb, sô, Dd #9 DEEL, Il. STUKS» VES / 108 VyEMANNIGE DooMEn. W. _werpige Klier voorzien, De Bloemen zyn vyf= AFDEEL: on zesdraadig + komende voor *t overige met’ Hóoes- die der voorgaande Soort overeen, doch in al- sIUK. le opzigten kleiner. | IT. (3) Mangles -Beom, met ovaale Stompagtige Conscar us en B Bladen en afgezonderde Vrugten. Trosdraa- gende, Deeze Mangles- Boom , die op de Zandige en Slykerige Stranden van de Karibifche Ei- landen en van de nabuurige Kust haare groei. plaats heeft , wordt van de Spaanfchen Man- gle bobo, dat is Zotte Mangle , en van de Engelfchen White Mangrove of Witte Mangles- | Boom geheten. Wy geeven qr hier den naam. van Trosdraagende aan, om dat haare Vrugten niet in rondagtige Heoofdjes vergaard , rnaar Troswyze by een gevoegd of liever van el kander afgefcheiden zyn. Het is een hooge Takkige Boom, dertig of veertig Voeten hoog , doch by den Grond dikwils in drie of vier Stammen verdeeld, met een gladde bruine Schors, De jongfte Tak- ken zyn glad, rood en ftaan tegen elkander 3e, 20 rat over. (3) Conocarpus Foliis lanceolato - ovatis obtufiusculis, Fruce tibus fegregatis. Syst, Nat. XlIie Conocarpus Floribus comple= tis remotis. JACQ, Amer, p…- 80. Te 53. Conocarpus Foliis elliptico- ovatis, Petiolis biglandulofis , Racemis laxis , Fruc- tibus fejunêtis, BROWNe Jam. 159. Mangle Julifera, Foliis ellipticis ex adverfo nascentibus. SLOAN: Jam, 156, Hist, Ike PiB6, T. 187, br Rags Dendr. 115 BEN PAN D'R Td, io over. De Bladen zyn bykans ovaal, amps U, _ongekarteld, glanzig , dikagtig ‚ op ’t aanraa- sn ken vet, donker groen, gepaard, drie Duimen Hoorns Jang ‚ hebbende een roodagtig Steeltje , van STUK. boven met twee Kliertjes bezet. Aan de en- Den den der Takjes komen de Trosfen voort, die kleine Bloempjes draagen ván eene niet onaan. genaame Reuk , welke in deeze Soort beftaan uit een Krans van vyf Blaadjes, die wit zyn » en altoos tien Meeldraadjes hebben, doch waat van vyf -byfter klein zyn en naauwlyks zigt- baar. Het Zaad is vervat in een Lederagtig Vrugthuisje , en beftaat uit twee groenagtige Plaatjes, die van onderen tot een lang, rond- agtig Lighaampje famengerold Zyn, hetwelke; wanneer het Zaad in den Grond geftoken is , de Wortels uitgeeft. Somtyds hadt zyn Ed. twee Zaaden in eeh en ’t zelfde Vrugthuisje gevonden. Van de Ingezetenen des Lands wordt de famentrekkende Bast van deezen Boom tot Leertouwen gebruikt Errrrmârtrs. Westindifche Sandelboom. Dit Geflagt draagt den naam van ZEritha: dis, die door Browne gebruikt was en reeds door de Ouden aan zekere Plant gegeven. Ik noem hetzelve , wegens de benaaming van Prumier, welke hier toe betrokken wordt , de Westindifche Sandelboom , te meer, dewyl ik vind, dat 'er Geel Sandelhout op de Fran- fche: Eilanden in de Westindiën valt, De il, DEEL, u. STUKe To VyFMANNIGE BooMrnx, Wk De Kenmerken zyn, de Bloem in vyvei ÄFDEEL. verdeeld , met eene Napswyze Kelk, en de Hoorp. Vrugt een Befie met tien holligheden, STUK, De eenigfte Soort (1), welke LIN N& u saan- Bore ‚ Fraticofa, eene Íchoone , regtftammige , getakte Boom; Heefter- ! 5 bs achtige, Van vyftien Voeten hoog, die de Bladen ftomp ovaal met een klein Puntje , glanzig, Onge= karteld , donker groen, gefteeld heeft , ítaan- de tegenover elkander, drie Duimen lang, Uit de Oxels der Bladen komen famenge= ftelde Trosfen voort , van ligt afvallende wit- te Bloemen , niet minder liefiyk van Reuk dan onze Syringen, Zy zyn grootendeels zes- mannig , hebbende de Kelk en Bloemkrans in zesfen verdeeld , en ‘worden niettemin hier Onder de Vyfmannige geplaatst. Het Vrust- beginzeltje , dat onder de Bloem zit, gaat over tot een rondagtige paarfche Bezie, die met de Kelk gekroond is , bevattende eenige hoe- kige aan de eene zyde ronde Zaaden. Hier- om geeft PLUMIER ’er den naam aan van Vlierboom met hard zeer welriekend Hout , of trosdraagende Sandelboom, met ftompe Bla- den, F(x) Erithalis Fruticofa, Syst, Nat. Xll. Tom, Il, Gen, 237, Etithalis fruticulofa , Foliis obovatis crasfis nitidis oppo- fitis, Peduneulis ramofis ad alas fuperiores, BROWN. Jam, 165. T. 17. f. 3e Sambucus Ligno duro odoratisfimo, five San- talum racemofum Foliis obtufise PLUM, Ze. T, 249 fe ts Erithalis (odorifera) Arborea ereêta, JACQ, „Amer. pe 73e TEA 23, tekent , is, volgens den Heer JACQUIN ; BEEN PCA RDR Ib 1If den. *t Gewas en de Trosfen , zo wel van U, - de Vrugten als van de Bloemen , zyn in des- id zelfs Werk afgebeeld. ‚_ Hoorpe | De Heer JACcQuIiN vondt deezen BoomsTUK. op Martenique » En Op Kurasfau kwam zyn bend ER Ed. een Boompje van ’t zelfde Geflagt voor , dat flegts twee Voeten hoog was , met uitge- fpreide neerhurkende Takken. Dit hadt de Bladen dikker, de Besfen wit en kleiner, de Bloemen zonder Reuk ; doch fcheen voor ‘t overige met gedagten Sandelboom zo overcen- komftig te zyn , dat hy het naauwlyks voor een byzondere Soort durfde, opgeeven , den- kende dat het verfchil wel ontftaan mogt uit de fehraalheid van den Grond; alzo dit laatfte de Kloven der Steenrotfen aan het Strand , zonder eenige Aarde byna, bewoont. Mise fchien, zegt hy, maakt de Eritbalis van BRow- NE , die hy niet gezien hadt „ eene Verfchei denheid van deeze uit 2 GBN TP A De Kenmerken van dit Geflagt zyn: een Raderagtige Bloem , met eenen geknodften r. : 8 oe din cl Genipa Stempel side Vrugt eene Bezie met twee Hol. grs: lieheden , waar in Hartvormige Zaaden neftelen,, Ameri- Ris ï . kaanfche, De eenigfte, Soort (1), de PFaripaba der Bra- (2) Genipa Americana, Syst, Nat, Xl, Tome Il, Gen. 2404 Ges EL DEEL, IL, STUK ii _ VYFMANNIGE BooMÈN, Md à Prafiliaanen en de Genipat van Tuevers zou de Panitsjika- Maram van den Malabaar- Hoorp: fen Kruidhof zeer gelyken , zo CoMmMrri- STUKé, Nus aanmerkt,, TouRNEFORT geeft een zeer goede afbeelding van de Bloem en Vrugt uit PLUMIERs door wien het Gewas ook is voorgefteld, „Het ls „een Boom ‚ met Bladen als die der Walnooten „ en troswyze Bloemen aan de top- pen der Twygen , op ieder van welken een Eyvormige Vrugt volgt, die aan de beide Enden puntig is, Volgens Tnr=ver zyn ’er verfcheide Soorten van Genripat in Zuid-Ame- rika , onder welken voorkomen , wier Vrug- ten van de Índiaanen gekaauwd worden, om ‘er dan, door het uitgedrukte Sap , de Huid zwartagtig blaauw mede te verwen. In de befchry ving van den Clifortfchen Tuin was dic Gewas Theveiia door onzen Ridder ge- noemd geweest, Zodanig eene Plant werdt, uit den Tuin van Chelfea, in *t jaar 1755, door het Genootfchap der Apothekeren te Londen , aan de Koninglyke Societeit der Wee: tenfchappen aangebooden. DA TEUIR AR, FE genmers De Kenmerken van dit Geflagt zyn : cefi ken, Frech- Genipa Frutu ovato, PLUM» Spec, 20, Ze. 136, Janipabe. MARGCGR, Dfas, 94, Dis, Brase 159, BEEN TD AN Dek ded. 118 Trechteragtige geplooide Bloem, voortkomende, IL : ne ; , JAFDEELò uit een Buisagtige, hoekige, afvallende Kelk,” v ” waar in veele Niervormige Zaaden, Hoorps Het bevat zes Soorten, van welken hier TPE alleen maar de laatfte in aanmerking komt (*). Deeze wordt daar door van de andere Soor- en ten onderfcheiden, dat zy de Zaadhuisjes on” zoomartis gewapend en knikkende, den Steel Boomagtig;®* heeft, Pater FEUILLEE noemt het een Boor. agtig naar den Doornappel gelykend Gowas , met een langwerpig onverdeeld Blad en eene glad- de Vrugt, Hy hadt hetzelve in Chili menig- vuldig gezien , alwaar men ’t gemeenlyk Flo- ripondio noemt , wegens de voortreffelykheid. van deszelfs Bloemen, , Wy hebben in Eu- % ropa geen Boom , die deezen (zegt hy) in s fchoonheid evenaart. Als zyne Bloemen ont- » looken zyn s dan overtreft haare Geur die van alle onze Bloemen , en Één van deeze Boomen is genoeg in een Tuin, om de Lugt daar geheel te balfemen.” Het is een Boom, die een vryen Windvang heeft , zig verheffende ongevaar tot twaalf Voeten hoogte. De Stam is byna een half Voet dik , regt en in verfcheide. Takken uit= loo- 55 33 53 (*) Datura pericarpiis tvermibus nutântibus, Caule arboreo, Syst, Nat, Xil. Tom, IL, Gen, 245, Stramonioides Arboreunt, oblonga & integro Folio, Fruêtu levi. FrurLL, Perat, Toät. le Pe 7Óle Te Te 46. H AL, DEEL IK STUG, U. ÁFDEEL. rel Hoorp= STUK, 114 V{YrMANNIGE BooMEN: loopende , die met elkander een fraaije ronde Kroon maaken, De Bladen groeijen by boss fen, zynde puntig ovaal, ruim zeven Duimen lang , met een Steeltje van derdhalf Duim ; dat in een ronde middelrib eindigt , welke wederzyds een fierlyk geaderd Netwerk uit geëft , zynde de Oppervlakte met eene zagte Wolligheid bedekt” Uit de Oxels der Bladen komen Steeltjes woort, die een groene Schee- de drdagen , bevattende een Bloem, ais die van den Doorn- Appel, zynde een half Voet lang, aan ’t end wyd , en in vyf witte Slippen ge- fheeden , die fpitfe enden hebbett, welke eert weinig krom zyn. Dus is deeze Bloem aan ’c end zes’ Duimen breed, Hy heeft vyf witte Meeldraadjes met Knopjes van een half Puim lang, en de Styl zit opeen Vrugtbeginzel, ’ welk een Zaadhuisje wordt , dat Eyrond is » ruim twee Düimen lang en breed , in twee holligheden de Zaaden bevattende. De Bladen worden met veel uitwerking tot typmaaking van Gezwellen gebruikt , zynde zeer verzag= tendé en tevens oplosfende, De ON De Bloem is Trechteragtig, met echen goa plooiden, Rand : de Meeldraadjes geboogen z het Zaadhuisje eem ‚ in twee Helin verdeeld, | In rte ge gekartelde Bladen , de Bloem- en Vrugt- rens. B Nor. A aRubemniih wis in dit Geflagt zyn Zeven Soorten; wäar va ‚ UL de laatíte alleen hier in aanmerking komt (1). "ot Deeze wordt onderfcheiden door de bez Hoorp- naaming van Tabak met gefteelde. Harcvormi- “TUE Nicotiana trosfen omigekromd', den Steel Jeukerig ge- Brandende; doornd en Heefteragtig. Het is, volgens Pa- ter PLUMIER, een Boom. Hy noemtze Boont- agtige wuitermaate Dootnige Tabak , met tent $witägtige Bloem, De Bladen zyn zeer groot ; de Bloemen Gryhsagtig , en het geheele Ge- was Stekelig gedoornd of brandende op ’t äan- raaken , gelyk de Brandenetelen. Het groeit in Zuid Amerika. STRLYCHENoO ss De Bloem is in vyven verdeeld: de Vrugt eerì Bezie met ééne Holligheid en een Hous tigen Bast. , De beide. Soorten van dit Geflagt zäl iks wegens. haare overeenkomftigheid in eigene Íchappen ; alhier befchryvens, Gis Ery= £ (1) Nicotiana Foliis petiolatis cordatis crenatis; Racemis recurvatis ; Caule aculeato, pruriginofo , frutcscente, Syst. Nat, Xll. Tom, Il, Gen. 247, Nicotiana Arberescens fpi- nofisfinia, Flore exalbido, PLUM. óp, 3, deone 21Ie … He II, DEEL, Ile STUK; 116 VLZrMANNIGE BooMEN. 4 IL. (1) Strychnos met ovaale Bladen en den Steel FDEEL. BEE 0 Vv. ongedoornd, Hoorp- stux. _… Deeze Soort , Caniram genaamd op Mala-- EEn 14 * 1 1 1 Edas bar, is een hooge Boom, met wyd uitgefprei- Nax Ve de Takken 5 de Stam twee Vademen in de MICA, Omtrek , met eene Afchgraauw zwarte of rood. agtige Schors, De Takjes, die rood. of geel zyn ‚ geeven tot hunne Knoopen de Bladen uit, die langwerpig rond zyn , met drie we derzyds uitpuilende Ribben, overlangs, De Bloemen, die Zonnefchermswyze groeijen , zyn Trechteragtig, met wyf Meeldraadjes en éénen Styl. De Vrugten zyn ronde „Appelen, die Goudgeel worden , bevattende , binnen een har-= de Schors , een wit Lymerig Vleefch , en in deszelfs midden ronde platte Zaaden , welke de Nuces Vomice der Winkelen zouden zyn. De Appelen , zo wel als de Bast, Bladen en de geheele Boom, zyn by uitftek bitter , en niettegenftaande het Afkookzel der Wortelen, als ook het Sap der Bladen, op Malabar tot een Geneesmiddel worde gebruikt , fchynt doch hetzelve, ten minfte rykelyk gedronken, niet vry te zyn van Venynige hoedanigheden, Een of (1) Strychnos Foliis ovatis, Caule inermi, LINN, Pl, Zeyl, or. Mat. Med, 77 Strychnos Foliis quinquenerviis. WA- CHEND. Uftr. 32. Nux Vomica Officinarum. C, B. Pine 51r, RAy, Hij? 1814, Colubrini Lignl tertium genus in Malabar, C. Be Pir. zor, Câniram. Hort, Mal, Ie p. 67, Te 374 RAJe Hift. 1661e MBIENT ASN PERWRI TTA, mT 6 of twee van de Zaaden , in tegendeel, dage- _H. lyks door een Menfch gegeten, twee Jaaren AFDEEL, lang „ zouden denzelven veilig ftellen voor de Hooro- uitwerkingen van den Beet der Brilflangen. STUX Hoe ongelooflyk dit fommigen mag voorko- pe Braaks men, is het doch van ouds bekend, dat het?" dagelyks inneemen van Vergift , den Meních In ftaat ftelt , om hetzelve zonder. nadeel te gebruiken. De Zaaden, nu, de gedagte Braak- nooten zynde , hebben cene Vergiftige eigen- fchap voor Viervoetige Dieren , en inzondcr- heid voor Vogelen. Het Poeijer van dezel- ven , met Vet, Kaas of gekaauwd Brood ge- mengd en tot Balletjes gemaakt , dient om EL Rotten en Muizen van kant te helpen. Men oordeelt ook derzelver inwendig gebruik voor Menfchen onveilig ; niettegenftaande zy in eeni- ge Samengeftelde Winkelmiddelen, by de Ou- den beroemd , komen. De Arabieren hebben er, zelfs, een Tegengiftige kragt aan toege- fchreeven en ze in het Eleêtuariwm de Ovo gemengd. Sommigen hebbenze ook tegen de ander- en derdendagfeche Koorts aangepreezen. (2) Strychnos met fpits ovaale Bladen „ en rL enkelde Klaauwieren. ShArohud Colubrina, Deeze tweede Soort, Modira « Camiram in de Ma- (:) Stryehnos Foliis ovatis acutis, Girrhis fmplicibus, LiNN H q Alat, II. DEEL, IT, STUK, : f i. AFDEEL, V. Hoorp- STUK, 118 VyYrFMANNIGE BooMEN. Malabarfche Kruidhof genaamd, by de Portu- geezen Pao de Solor of Pao da.Cobra , komt met de voorgaande byna in alle opzigten over- een ; doch het is een Boomagtig klimmend Rankgewas , dat de Vrugten roodagtig zwart heeft, Modira genaamd , wegens de gelykheid van Knevels, Het zou de Doornagtige Indie fche Clematis van BaAuHINus zyn, met geele Bladen, en de Indifche Doornagtige Nagt- fchade met grootere meer gefpitfte Bladen en eene harde ronde Vrugt , van BREYN. De Groeyplaats is op ‘Timor , Ceylon en de Kust van Malabar, De Bladen van dit Gewas met Gember en Melk tot de dikte van een Zalf gekookt, zo wel als een Baading , daar van gemaakt, ge- neest de Jicht. Van de cene zo wel als van de andere Soort zyn de Zaaden Nuces Wom’ ce en het Hout Lignum Colubrinum, volgens de Aantekening van CoMMELYN op den Malabaarfchen Kruidhof, Het fchynt, echter , wat twyfelagtig , of de gedagte Brdaknooten en het Slangenhout wel van een zelfden Boom ko« Bat, Med. 78. Aman. Acad. II. p‚ 119. Sttychnos Foliis trinerviis ovatis binetis, WacH. Ultras, 32, Clematis Indica {pinofa , Foltis luteis, C. B, Pin, 301, Fruêtus orbicularis ma- jer fuscus Ariatuse Ce B. Pin, 405. Modira- Caniram, Horte Malat, Vll, p. zo. Tes. RAJe Hil, 1661. BURM. Fiore Ind, p. 58, - PEEN MGT Ar A LID komen , en dit is, zelfs, ten opzigte van het AEN gene men tegenwoordig gebruikt, wat onwaar- _v. fchynlyk: dewyl men op Java de Nooten van deorp- de Kust van Malabar, het Hout wan de Am. bonfche Eilanden krygt. Hierom heeft onze Ridder ook de eerften als afkomftig aange- merkt van de voorgaande Soort , het laatfte van deeze Soort van Strychnos, welke , volgens den Heer J. BuRMANNUS (*) de Slangen- hout - Boom van RumrPHius zoude zvn, doch dezelve gelykt het allerminfte niet naar een klimmend Rankgewas. Het is een Boom , die gemeenlyk voorkomt pe sian „met den Stam zo dik als eens Menfchen Dye „genees fomtyds als het Lyf om den Middel, niet fond , maar met hoeken en Kuilen, hebbende een hard, vast en bleck geel Hout , met eene graauwagtige Schors, Aan de Takjes ftaan de Bladen, die naar Limoenbladeren gelyken , doch overlangs drie Ribben hebben, ongekarteld of gelyk van rand, twee Duimen lang, één Duim breed. De Bloemen zyn door RumrPnHius niet befchreeven , doch de Vrugten groeijen aan ‘TFrosfen , van twee, drie of vier ronde Appeltjes, die, in *t eerfte groen zynde, door den tyd bruin worden, en drie platagtige Zaa« den (*) Arbor Ligni Colubrini. Rumem, Herb. „Amb, gi Cap, XLV le Tab, 37e Vid, Ind, alter. Herb, „Ambaine tit. Fien, H a Colubrinte IL, DEEL, Il, Srns- 120 VyrMANNIGE BOOMEN. Ik den bevatten , welke naar de gewoone Braak. ÁrpreL, RUK wg y. Poeten wel eenigszins gelyken , doch kleiner Hoorp- ner zyn, bekleed met een graanwagtig Dons, STUK, als Satyn , en wan binnen een taaije zelfftan- -__digheid hebbende, gelyk de Limoenpitten , welke zig ook in tweeën verdeelen laat, Alles , wat deeze Boom heeft , is bitter 5 doch de meefte bitterheid proeft men in de Vrugten en Wortels , voornaamelyk in der- zelver Bast. Zy worden in ftukken van een Voet of een Elle gekapt , en dus naar andere Gewesten verzonden. Die niet dikker dan cens Kinds Arm zyn , houdt men voor de beste, en van deeze kan men, om dat de Boom zy. ne Wortelen wyd uitfpreidt, veelen bekomen, Het is in Oostindie een gewoon Geneesmiddel tegen de Derdendaagte Koorts, en wordt ver- der ook wel , gelyk andere bittere Kruiden, tot verfterking van de Maag, tegen Winden „ en zelfs tegen de Wormen , gebruikt. Dit Slangenhout valt op de Ambonfche Ei. Janden en wordt derhalve Lignum Colubrimum Timorenfe genoemd , zegt Rumrarus, die dit verzekert het cenigfte en opregtfte Slangen- hout te zyn, dat men hedendaags gebruikt, Evenwel erkent hy, dat 'er ook Slangenhout van Ceylon komt, waar mede hetzelve in bit- terheid, Kleur en in de uitwendige gedaante der dunne Wortelen , wier dwarfe rimpeligheid eenigermaate den Buik van een Slang verbeeldt, zoude overeenkomen. ’t Is wonder , dat hy van EEN WEA ON DIR TA. or van die gefprenkeldheid van binnen niet {preekt , en IL, ,: eenigermaate naar een Slangenhuid gelykendes v,,” waar aan wy het Lignum Colubrinum hier ken- Hoorn. nen : ten minfte heb ik het nooit volkomen °7P& geel gezien. ’t Gewas, dat in ’t Kruidboek van WEINMANN voorgefteld is, als waar van de Braaknooten komen zouden (*), gelykt in ’% allerminfte niet naar de een of ander der gedagte Soorten van Strychnos , welke Griekfche naam: der Nagtfchade , om eenige overeenkomst van de Vrugt en eigenfchappen, aan dit Geflagt is gegeven, Offchoon het Slangenhout van onze Apo- theeken , behalve de gemelde Eigenfchappen , door fommigen. ook als een byzonder Middel tegen de Beeten van Vergiftige Dieren , ja tegen de Venynen in ’t algemeen, gepreezen wordt , zyn ’er doch anderen , die deszelfs inwendig gebruik niet minder gevaarlyk, dan dat der Braaknooten, aanmerken. Verfch zyn. de, zou het Braaking, Buikpyn en Stuipen ver- oirzaaken, Een half vierde Loots daar van in- genomen, zou een Vrouwsperfoon fimpcl heb- ben gemaakt. Evenwel is een maatig gebruik van ’t zelve, in Aftrekzel, inzonderheid tegen de Koorts, niet te mispryzen. GolR- (*) Solanum arborescens Molucanum, feu Bori, de qua Nuces Vomice Pl N/ 926. Hs 122 VYFMANNIGE BooMEx. i. AFDEEL. 6 0 DAE Ve | 8 Hoorp- De Naam van diet Geflagt is aan de gedag- STUK, tenis van den ouden vermaarden Kruidkundi- gen VALERIUS CORDUS toegewyd. De Kenmerken zyn , een’ ‘Trechteragtige Bloem, met vyf Meeldraadjes en den Styl in tweeën verdeeld: de Vrugt Pruimagtig met Steenen die twee Holligheden hebben, De vyf Soorten van hetzelve behooren al- temaal tot de Klasfe der Boomen , als volgt, 1 (1) Cordia met ovaale Bladen , die van boven B) glad zyn ; met zydelingfe Trosfen3 de Kelk 8 bb: met tien Streepen. | Deeze Soort maakt een Boom van middel- baare grootte ‚ met een dikken Stam, die in Egypte en Afie groeit, en ook bekend is aan de Kust van Malabar, ArpiNnus fchryft, dat van den Sebesten - Boom , die in Egypte groeit , twee Soorten zyn , de eene Wild en naar een Pruimenboom gelykende , de andere Tam, die de Bladen breeder en dikker heeft. Bef- (x) Cordia Foliis ovatis , {upra glabris , Corymbis lareralibus , Calycibus decemftriatis. Syst. Nat. XIL. Tom. Il, Gen, oss, Cordia Foliis fubovatis ferrato -dentatis, Mort, Clif 63. Mlars Med, 171. Sp. Plant. I. p. 190. Sebestena fylvestris & domes- tica. C, B, Pin, 446. ALP, Zigypt. 30, Seb. Domestica feu Myxa, Comm. Mort. Amfle Ie pe 139: Te 72« Vidi- maram, Fort, Make IV, Pp, 774 Te 37e BURM. Flor, Ind, pe 58, é BOT! A Np amAr A, 199 Beiden brengen zy kleine witte Bloemen voort, waar op Vrugten volgen, die naar ronde Pruim- IT, ÁFDECL. pjes gelyken , met drieribbige Steenen. Aan goorp- den Tammen zyn dezelven wat grooter. Het sTux, geheele Jaar ziet men Vrugten aan den Boom, uit welker Sap of Vleefch een Soort van Lym bereid wordt , door dezelven te ftampen en af te melken. Deeze Lym gebruikte men uitwen- dig tot verzagting van harde Gezwellen; in- Wendig tegen de Hoest en allerley Borstkwaa- len, in welken nog de gedroogde Sebesten , die wy uit de Levant bekomen , met vrugt gebezigd worden. Inzonderheid plagt menze, met Jujuben en andere Middelen , in Borstdran- ken te kooken; doch wy hebben verfcheidene van dergelyken aart, | ‚ (2) Cordia met langwerpig ovaale , rond uit- gerande, ruuwe Bladen. Zo wel uit de Afbeelding , in de Philofo- phia Botanica, als uit de befchryving en figuur | der (2) Cordia Foliis ablongo -ovatis , repandis, {cabris, Hasse SELQ, Zlin. 458. Cordia Nucis Juglandis folio, PL um. Gen, 13. le, 105,, Cordia Foliis amplioribus histis > tubo Floris fubequali, BROWN. Fam, 202, Sebestena feabra , Flore mi niato crispo, DILL, Elth, 341, T. 255. f. 331, Caryophyllus {purius inodorus , Folio fubrotundo fcabro , Flore racemofo hexaperaloide coccineo, SLOAN, Fam, 136. Hist, II, p. zo, T. 64. RAJe Suppl, 86, CATESB, Car. U, T, gr, Novella nigra, Rummen, Amb, II, p: 226, E, 75. BURM, F/s Ind, ps 52e IL. DEEL, u. STUK IL. Cerdsa Sebcsterna. 1. AFDEEL. V. Hpvorp: STUK, 124 VYFMANNIGE BooMEN. der Plant, is ’t blykbaar, dat onze Ridder door Folia repanda, Bladen meent, die aan de kan- ten niet fcherp of hoekig , maar met ronde Cirkelftukken uitgerand zyn. De voorige Soort, zegt zyn Ed. heeft Zaagswys’ getande hoeki- ge Elzenbladen , die van onderen ruuw zyn. In de Afbeelding van A rLrPrinus, ook, zyn de Bladen van den Sebestenboom ongekarteld, HassrrQuis befchryft dezelven als volgt, > De Bladen zyn zeer verfpreid , ovaalagtig, s> aan den grondfteun een klein endje ver- ss fmald , aan den tip gefpitst , aan den rand ss geheel gelyk , onregelmaatig gegolfd , heb- bende eene Korftige Oppervlakte; van agte- ren met fterk uitpuilende Ribben gepeesd 3 zeer droog en byna Lederagtig 5 van boven »> donker groen , van onderen bleck groenag= s tg, met witagtig Roestkleurige Aderen”, Het is, volgens deezen Autheur „ die denzelven in Egvpte waargenomen ‘heeft , een groote , luchtig getakte Boom, welken men aldaar in de Hoven nahoudt , brengende in de Maand -No- vember rype Vrugten voort, die de Sebesten der Winkelen zyn. Met welk regt men nu de aangehaalde Westindifche Boomen , van PruMmrier met Ockernooten - Bladen , van SLOANE en CATESBY met hoogroode Bloe- men en rondagtige Bladen, hier thuis gebragt hebbe , blykt my niet: zo min als aangaande le Novella nigra of Zwarte Nieuw Blad Boom van RumrPHIUS , op de Ambonfe Eilanden vale 23 53 N NBA ODA NOD NRU MA. I29 vallende , wiens Vrugt de minfte overeenkomst ir, niet fchynt te hebben met de Sebesten. EN Dit is een Gewas, dat met cen of ver- oor. fcheide Stammen opfchiet , die krom zyn ensrux. overzyde hellende. Het is luchtig van Loof, an hebbende Bladen als een Piekyzer gefatzoe- sl Blad-Boouw neerd „ zes of zeven Duimen lang , vier of vyf Duimen breed, licht groen, zonder eenige ruigte of tanden „ met eenige weinige Aderen fchuins doortoogen, De Bloemen, die troswy- ze groeijen , hebben de geftalte van die der Doornappelen (Stramoniwm) , doch de grootte maar van de Peruviaanfche Wonderbloem (Mira- bilis Peruviana) , Oranje of Goudsbloemkleur , aan den Rand zeer gerimpeld of gekreukeld. De Vrugten , aan Kleine Frosfen eroeijende s zyn Eyrondagtig met een Puntje ‚ naauwlyks een Vingerlid lang , meest groen , doch door den tyd bruin of zwartagtig wordende en aan de Pugt open fcheurende. Daar binnen zit eene bleek Houtkleurige pieramidaale Steen „ met Punten en Holligheden , als of hy uitge Ineeden ware, lrebbende de Holtens met eene Kurkagtige zelfftandigheid gevuld. Volkomen Iyp zyndes Kan menze in vier of vyf deelen fchéiden , die ieder een Kerntje bevatten , dat eetbaar is en aangenaam van Smaak. Het Hout van deezen Boom is op de gedagte Eilanden in veel gebruik, en zeer geagt ; zo wegens de duurzaamheid , als de fchoone Vlammen die het heeft , op eenen zwartagtigen Grond ; zynde OD MEDEEL, U, STUK, hi 126 VyYrMANNIGE Boomen: IL. ook wegens zyne ligtheid tot het maaken van Arg Snaáphaanen zeer bekwaam. en. De Cordia Sebestena is door den Heer Tac: STUK. __QUIN in *t Kreupelbofch dan den Zeekant, by Karthagena in de Spaanfche Westindiën 3 groei- jende gevonden, Dezelve maakte aldaar een Boomgewas van tien Voeten hoog; miet zeer groote rondagtige Blädeh , en de Bloemen aanì t end der ;Takken famengehoopt ; hebbende eenige Renk. Derzelver Kelk was zestandig ; de Rand in zesfen of zevenen verdeeld , nooi | in vyven, gelyk hy dien in de Broeyhuizen te Weenen hadt waargenomien, ’t Getal der Meeldraadjes vondt hy doorgaans zes; zelden vyf of zeven. De Kelk veranderde in een dikke, gladde, witte , Sappige Pruimvrugt; een Noot bevattende, Door deeze Nooten, áls zy fchoon gemaakt en gedroogd zyn; wordt; zegt zy Ed, , deeze. Boom gemakkelyk in andere Gewesten voortgekweekt , hebbende te Weeneù reeds type Vrugten gedragen: mu. (3) Cordia met Lancetswys ovaale , ruuwe Cordia Bladen, de Steelen aan ’t end gepluimd, Gerascan et ed s : thus, de Kelk met tien Streepen, Vol. (3) Cordia Foliis lanceolato - ovatis fcabris , Paniculâ term. náli , Calycibus decemftriatis, LINN. Spec. Plant. II. p. 273, Sp. 2e Gerascanthus Foliis ovato= oblongis utrinque produêtis , Racemis terminalibus, BROWN. Jam, 170, T. 29 fs 3. Geê rafcanthus, Foliis lanceolato - Ovatis fcabris, Paniculâ termië thali &cce JacQ, Amer. 43e bd At if PORT ANRA INU DURA. 187 Volgens de Waarneemingen van den Heer, Il JACQuIiN is dit cen hooge Boom, regt wan AFDAEEs Stam , die zig ter hoogte van dertig Voeten Hoorne dikwils eerst in Takken uitfpreidt. De Bloemen sTUxe hebben den Rand in vyven gefneeden , met lange Slippen. Haar Kelk ís altoos vyftändig, groenágtig ‚ met tien Streepen: de Bloem wit-_ agtig, zonder reuk, bevattende vyf Meeldraad- jes’, en ’t Vrugtbeginzel zit als op zyn eigen Kasje: Van ’t Hout madken de Ihgezetenen der Karibifche Eilanden , daar deeze Boom in Bergagtige Woeftynen groeit, veel werks, Men noet ‘hetzelve , in ’t Franfch, Bois de Chypre dat is Cypers- Hout, (4) Cordia met ovaale ruige Bladen, van af- rv, derhalf Voet lang. | nahe i ia. De ontzaglyke grootte der. Bladen onder- ged fcheidt deeze Soort , welke van Browne den Onùgewoonen naam van Collotoccús, zo wel als de voorgaande dien van Gerascanthius gekree- gen hadt, SLOANE noemtze , eenvoudiger, Trosdraagende Pruimboom , met zeer groote langwerpige ruige Bladen en een roode Vrugt, De (+). Cordia Foliis ovacis villofis fesquipedalibus. LiNN- Syst; Nat. XI, Tom, MI, Gen. oss, Spe 4 Collococcus platyphyle lus major ‚ Racemis umbellatis, GROWN, Fazg 168, Prunus acemofa, Foliis oblongis , hirfutis, maximis , Fruêtu rubro, LOAN. Jam, II. p‚ 1302 T. aar, G, 1. Raj, Dender, 43. IL. DEEL, II, STUK, 128 VyrMANNIGE BooMEN: H. De Groeyplaats, zo. wel als die der volgende AFDEEL: Soort, is op *t Eiland Jamaika. Hoorp-  sTure __ (5) Cordia met Hartvormig ovaale onverdeelde Ve Bladen , de Bloemen eenigermaate aan C 5 N . B teu Trosfen , de Kelk van binnen Wollig, Lymvrug- tige, Hier toe wordt de Boom betrokken , welken SLOANE getyteld heeft ; naar een Karfenboom gelykende . die Trosfen van Beziën draagt, de Bloem vyfbladig , groenagtig ‚ met Druppen ; de Vrugt hoogrood , Lymerig , met éénen - Steen of Korrel, het Zaad gerimpeld hebbende. Dezelve was door onzen Ridder, weleer, Glads de Cordia genoemd geweest. Van de Lymerig= heid der Vrugt, met die der Sebesten overeen-- komende , zal BRowNe den naam ontleend hebben. Cordia de, ruuwe Bladen, wier Steeltjes eenigere Jpinescens, Doornige, maate gedoornd zyn, Deeze nieuwe Soort , uit Oostindie , heeft de Takken Wollig en Roestkleurig: de Bladen overhoeks ‚ Zaagswyze getand en Wollig, van groot- Ls) Cordia Foliis Cordato-ovatis &c. Syst, Nat, XÌL. Te MN. p. 176. Collococcus &c, BROWN. Jam. 167, Cerafo- afs finis &c. SLOAN, Pam. Hist, 2. p. 25+ Te 203. (6) Cordia Foliis ovatis , acutis , Serratis, fcabris, Petiolis fubfpinescentibus, LtNN, Mfantis/, alt, pe, 206, vi. _ (6) Cordia met fpits ovaale , Zaagswys getan= Dd PEN T ABR D Ê i A. 129 grootte als Kerfen- Bladen. Uitderzelver oxels, U. komen enkelde Steeltjes voort, draagende een “Por Klokswyze Bloem, die in een dergelyke Kelk Hoorp= zit, met vyf Meeldraadjes en een enkelen Styl, STUK gelyk in alle die van deezen Rang. De Vrug- ten hebben de grootte van Aalbesfen: zy zit- ten hier en daar verfpreid; en zyn zwart vaú Kleur: EHRETI A: … Van den hedendaagfchen Kruidkundigen , der: Heer Enrrr, door wien zo veele zeldzaame Plantgewasfen , te Londen in de Tuinen en Broeykasfen det Liefhebberen onderhouden wor: dende , ten naauwkeurigfte in de Natuurlyke Kleuren afgetekend , en by dië gelegenheid ; ten algemeenen dienfte, door den Heer TrEw aan ’t licht gebragt zyn; heeft dit Geflagt zy- nen naam bekomen. De eenigfte Kenmerken , behalve die van een Bloem met vyf Meeldraadjes en eenen enkelden Stempel „ aan deezen Rang eigen; beftaan in de Vrugt, welke een Bezie is met twee holligheden , waar in enkelde Zaaden bevat zyn van dergelyken aart : als ook, dat de’ Stempel uitgerand is. Vier Soorten komen in dit Geflägt voo 4 die altemaal tot de Boomen behooren. en (1) Ehire- AL. DEEL 11, Stus, {30 VYrMANNEGE BooMEN.” We (1) Ekretia met langwerpig ovaale Bladen, die ÄFDEEL é En — volkomên gelyk van rand zyn en glad 3 Hoorp= de Bloemen Tuilswyree «_s STUKé _ L Deeze Soort is het, waar aan de Keizerlyke Ebretia fomaifoïia, Hofraad en Lyf: Arts T'rrew den naam. van goSnEe- _Ehretia , uit aanmerking dat gedagte Heer Enrer dit Gewas het allereerfte in Afbeelding gebragt en deszelfs Kenmerken befchreeven hadt, toe- eigende, Hier uit was gedagten Heer Hofraad gebleeken, dat het geenszins tot de Calaba van Prumrer betrokken Kon worden’, niettegen= {taande men het. Zaad „ daat dit Gewas uit geteeld werdt, onder dien naam uit de Spaan- fche Westindiën ontvangen hadt: te meer s dangezien die aartige geftreeptheid der Bladen , om welke gedagte. Plant Kalloplnjllum doot VarLLÂNT en Znoplryllum door den Hoogleeraar J. BurMANNus genoemd was, in het tegens wootdige ontbreekt. Zyn Ed. gaf ’er den naam aan „van: Ehretia met overhoekfe langwerpig: gefpitfte Bladen, een losfe Bloein-Aaïr ‚de Bloems blaadjes omgeboogen , wit van Kleur, De Heer | | JAC (CH 73 (1) Ehpetta Föliis oblongo - ovatis integerfintis gldbris ; Floribus paniculatis, Syst. Nat, Xil. Toms lie Gens 256, Spe Ie Ps 276. Arbo Acad, V. ps 595. Ehtetia foliis alternis &c. TRÈw. Ebrét, T. 25, Ehretia Arborea &c. BROWN. Jam, 168. T. 16. fe te Cerafo affinis Arbor baccifera ricemofa &cc. SLOAN, Jam, II. p. 94» T. 203, £- TI, RAJe Dendr, 45, Ehretia Tie ‚nifolia inermis, LINNe Syste Naf, X. p‚ 936. JACQ; Amers Pe 454 PoE NT AN DR i A i9D dacetins die dit Gewäs op de Eilanden: ii, Kuba én Jamaika waarnam, betrekt ’er toe den ÄFDEELe Basterd- Kerfehbodm van SLOANE 3' met eene Hloors- witte vyfbladerige Bloem en eene geele eetbaa=sTuk,. re zoete Vrugt, welke één Korrel heeft en aan Trosfen groeits Zie hier hoe zyn Ed. het” zelve befchryft. t Is een regtopftaande bois van twintig 85 òf dertig Voeten hoog , met eene langwer- ss pige digte Kroon, hebbende de Bladen ftomp 5» ovaal, gelyk van rand, overhoeks geplaatst 4 5, kort gefteeld ; ongevaar Wier Duimen lang. ss Aan ’t end der Taâkken zyn groote lang- » werpige getuilde Trosfen „ tuit ontelbaare; 5, kleine witte Bloempjes famengefteld; zwaar 5, van. Reuk.” De Besfen hebben ; volgens SLOANE, de grootte van kleine Erwten, en wordem aldaar van de Kinderen veel gege: ten. (2) Ebretia, die de Takken gedoornd heeft. it. Eöretid Deeze Soort is door den Heer Team. omftreeks Karthagena in de Spaanfche West. 8 indiën ; in digte Bosfchen waargenomcü. De Stam ; dikwils drie of vier Duimen dik, ver- deelt zig gemeenlyk , kort boven den Grond ; meest in drie Takken, die, als zo veel a men 3 (: df Eee Spinofa, JACQ. Amer, <55 T, 80, £, 18, Te xt. DEEL, 11, STURé IL 132 VYrFMANNIEGE BOoMEN. men; de hoogte krygen van vyfentwintig of EE à Aran he dertig Voeten. Maar, naauwlyks tien Voeten Hoorp- hoog geworden; buigen zy zig om, en leunen STUK. tegen-de Takken van andere Boomen. Deeze Stammen hebben veene Afchgraauwe- gladde Schors, en korte: zytakjes hier en daar, zo wel als de Stammen, bezet met dikke Doornen, De Bladen zyn langwerpig, glad , kort gefteeld , drie of vier Duimen-lang, tropsvryze uit een zelfde. Knobbeltje voortkomende en jaarlyks afvallende, - Die -Knobbeltjes geeven, tot hun middelpunt, ‘Takkige trosfen- uit , van veele. kleine geelag- tige. Bloempjes , die eehbladig zyn , met eene veelbladige « Kelk. „De figuur is ‘Frechtcragtig „ aan den Ränd in vyven gedeeld , met {tompe. omgeboogen Slippen. De Meeldraadjes zvn Elsvormig en - hebben: langwerpige . Knopjes 5 wederzyds gegroefd... De Styl, die op het Vrugtbeginzel zit, is, zonder blykbaaren Stems pel, in tweeën verdeeld , en zo diep, dat men, met een gewapend Oog, een doorgang tot dan het Vrugtbeginzel waarneemt, De Vrugten zvn rode Besfen , van groôtte als Erwten, ieder vier Zaadjes bevatreride.- De Ingezetencr noemen dit Gewas Cacaracera. Het bloeit in Augustus en de Vrugten worden in ‘de Maand Oktober ryp. | ' F an ot} ) Ehfe- en 5 133 PVEN OE AT NLB ER ZT/ A, (3) Ehretia met geheel effenrandige , gladde, 1. ovaale Bladen, de Bloemen Trosagtig ie ae de Kelken glad, , Hoan Nd STUK. De Heer JACQuIN heeft, in de Westin- Hi, Dret:a diën , twee Soorten waargenomen van een Gc- Beurreria, was ‚ waar aan door Browne de naam vanStPP's eurreria is gegeven, De ecríte ncemt hy, wegens den aart der Vrugten, Sappige, en de- zelve komt overeen met den Mmerikaanfchen Enurierbladigen MispelhoomvanCoMMELYN, die een Lymerige roode Vrugt draagt: als cok met de Geitenbladsbladerige Fasmyn van SLO A- NE ; die witte Bloemen en geele vierkorrclige ï Vrugten heeft. Hy vondtze op de Karibifche. Eilanden, alwaar de Besfen van de Wilden ge- _geten worden. Volgens SLOANE wordt het een Boompje van agt of negen Voeten hoog , met veele Stammen opfchietende, die een geelagtige Schors hebben ; maar volgens JacQuinN grocit het- zelve op Kurasfau wel ter hoogte van vyftien Voeten , dagr het op Martenique zelden de ‘hoog:- (3) Ebretia Foliis Ec, Syst, Nat XI. Tom, IL p. 276. Cordia Bourreria. Amon, Acad, V. ps 395. Beurreria Feutie bus fuccutentis. JACQ: Amer, p. 44, Beurteria Arborea , Foliis ovatis alternis 8ccs BROWN, Pam. 168 Te 15. f. 2. Mespilus Americana &c. COMM, Hort, Arfl, E, p. 153. T. 79e Pittoe nig fimilis Laureole foliis &c, CarrsB, Car, IL, T. 79e Jase minum Periclymeni folio , &c. SLOAN. Fam, 169, Hist, 11. ps, 96. T, 204. É. Ie Ray. Dendre 65, | Ì EN NM. DEEL. IL, STURs bi 134 _VYrMANNIGE BOOMEN, II. hoogte van vyf Voeten bereikt, Het vertoont dl zig, als van de Zon verbrand zynde , en is Hoorn. derhalve niet fraay in ’t aanzien, hebbende een STUK. … knobbeligen Stam en een gefcheurden : Bast. De Bladen verfchillen zeer, komende ftomp, fbits , uitgerand, op de Rotfen glad, op Zan- dige plaatfen ruuw, en nu sten dan kleiner voor. Op Kurasfau hadt hy ’er een van tien Voeten hoog gezien , dat met een Stam van twee Duimen dik uit een Splect van de Rots by Hato voortkwam, De Bloemen , die het end der Takken kroonen, zyn zeer welrieken- de, Van de Franfchen wordt dit Bois Crabil batard of Basterd Steenbokken of Rheetjes- Boompje; zegt hy , geheten C. mz, (4) Ehreria met Beitelvormig- Lameetswyze , ee aan den Rand umgehoogene Bladeren, exfucca, Ontap pige, Beda Ì Dit is een Gewas wan vyftien Voeten hoog, fomtyds regtop grocijende , fomtyds tegen an. dere Boomen leunende , doch zeer naar ’t voor- gaande gelykende. Het heeft de Bladen fpits ovaal, zeer glad, gefteeld , twee Duimen lang: de (*) De Heert jacquin zegt five Arbuseula Capreolorura Jpurtùa. De betekenis van ’r woord Capreolus is. niet zeer bepaald, Zie deeze Nat, Hijfte L. DEEL „ UL, STUK, bladz, 182 : zoaar, indien het Franfche dear mede overeen ‚zou komen : dan woest het Bais Cabril zyne (4) Epretia Folitis Cuneiformi - lanceolatis, margine refle- xis. Syst, Nat, Xil. Tom, Jl, p.-275 } Beurreria exfucca, JACQUIN. Amer, p‚ 45, Rhamnus Cunianenfis, LOEFLe tin, 182 BE MAT A N-Dark ak A. ESS ‚<< met Hartvormige Slippen, de Meelknopjes Ey- Hoorr- W, rond en groot, De Besfen zyn groen , vier-STUX | kantig „ zonder eenig, Vleefch , wordende cin- delyk rosagtig zwart, en dan met de Zaaden in vieren fcheidende, | Zeer veel kwam dit Gewas den Heer Tac- QUIN in de Bergagtige Bosfchen wan Kartha- gena voor. Hy oordeelde ‘de Kumaneefche ‘Rhamnus van Loerrine tot het zelfde Geflagt te behooren; ’t welk een middelmaatige Bocm is, op ’t Vaste Land van Zuid- Amerika 5; dat tusfchen-Kurasfau en Suriname legt, greeijen- de. Dezelve hadt cok de Vrugt eenhuizig, met vier Zaaden; gelyk de Ebretia en Beurrc- ria beiden, die ik my niet minder verwonder, door den Heer JACcQurN van elkander afge- zonderd te zyn, dan dat Linneus, die de- gelven met reden famengevoegd heeft , een Bezie met twee Holligheden opgeeft voor. cen der Kenmerken van dit Geflagt, AENANCR PROM ECA De naams-afleiding is waarfchynlyk van den vermaarden VARRO,"die ten tyde van ’s'Hei- lands. Geboorte te R e geleefd : Narl- lards Geboorte te kome geleefd en een Werk over de Zaaken der Landlieden , dat verfchei- de maalen herdrukt. is, gefchreeven heeft. De. Kenmerken, behalve die van vvf Meel- | Li | Pr dtaad. U. DEsL, MH. STu, 196 VyrMANNIGE BOOMEN. IL. draadjes te hebben en eenen enkelen Stempel, ie beftaan in de verdeeling van de Bloem in vy- Hoorp- ven, en dat de Vrugt een Steen heeft met vier STUK. _holligheden. Vyf Soorten komen in dit Geflagt voor, die altemaal tot de Boomen kunnen betrokken wor- den, í, (1) Varronia met geftreepte Lancetswyze Blg- Wiarronid Kneata. den , de Bloempfteeltjes op zyde aan het Stucepigc. Bladfteeltje gegroeid , met Balronde Aai- ven. Pit ns; volgens PLUKENETIus, cen Ge- was , dat de ‘gedaante van den Smalbladerigen Olmeboom heeft, met Bladen van boven ruuw, van onderen ruig, en zeer kleine geele Bir pies. SLOANE zeet, van de gene die uit zyn Werk, onder den naam van regtopftaande Gei- tenblad , met grootere dan Satie - Bladeren , aan- gehaald wordt; » de Takken van de cezen Boom ss waren met eene gladde zwartagtige Schors » gedekt „ waar onder een glad witagtig Hout, s‚ Naar de Toppen fchooten de Bladen uit , … meer dan een Duim van elkander , twee Dui- s‚ men lang , in ’t midden één Duim breed, ss met kleine Sgecltjes, aan de randen getand, ss Val “_ (1) Parronia Foliis lanceolatis lineatis &c, Syst, Nat. Xlle Tom. IL, p‚ 275. Ameen, Acad, V, p. 394, Lantâna Corym- ‚bofa &c, Sp. Plant, Ed. Je p. 628. Ulmi angustifolie facie Baccifera Jagaicenfis, Ec, PLUK, Almag. 393. Te 328e f, 5, * en PABLO OE. A CNS DMMTE A. 137 van boven rimpelig, gelyk de Bladen van, EL A FDECLe … Salie of Brandenetelen , van onderen Wol" y, 0 lig en fterk geribd. Uit de Oxels der Bla- Hoorn. ‚ den kwamen gheelties voort ; twee Duimen UE: 5 lang ‚met rosfen van kleine Bloempjes.” Hy hadt dit Gewas in de NoordelyKe deelen van Jamaika waargenomen, ge @) Varronia smet ovaale geaderd -rimpelige mn. Bladen, en Balronde Aaîren, Varronia bullata. Gebabbel. Deeze Soort maakt, volgens JACQUIN „de. een Heefter dikwils van twaalf Voeten hoogte, de fraaifte van aanzien in dit Geflagt, Hy noemt- ze Mirabiloides , om dat de Bloemen, gelyk ook uit zyne Afbeelding blykt , veel zweemen naar die van de Mervelje de Peru. Zy zyn wit , _fchoon en Reukeloos , voortkomende uit een bolronde Aair van Kelken, De Stempel is aan ’t end in vieren verdeeld. De Vrugt; van grootte als een Erwt, maakt eene lymerig zoe- te Bezie uit, met een platten Korret. Op St. Domingo komt dit Gewas veel in het Kreupel. bofch rondom de Stad Port au Prince voor. (3) Var. (2) Warronia Foliis ovatis Venofo-rugofis, Spicis globofis, Amen. Acad, V‚ Pps 394. Varronia (Mirabiloides) Spicis fubs' rotuudis inequslibus , Corollis gnoes amina: Jac Ainer, Al. Tab, XXXIII, Ïs NU, Derte IL STUK 138 VyYFMANNICGE BOooMEN, 4 IL _ (Q) Varronia met langwerpig - Lancetswyre 4 zin Bladen , en eenen gevorkten Stam, geo Hoorn» vende lange kaale Steeltjes uit de Oxe- STUK. len, met Balronde Aaîrens 1u Warronid N 5 gif, Het Gewas van deeze is eens Mans langte od hoog, en heeft de Aairen altoos Balrond, Men vindtze aan de Zeekust der Karibifche Eilan- den. ‚y__… (4) Varronia met Lancetswyze Bladen en lang- Er arrohi® werpige Áairen. Eurasfavis CA, Kurastu- Deeze , wegens de plaats , daar menze ge. WE& vonden heeft, de Kurasfaufche genaamd, komt overeen met de Rankige klimmende van Brow: NE ‚doch maakt, volgens SLOANE een Boom, wiens Stam , ter hoogte van tien of ‘twaalf Voeten zig verheffende , de dikte van eens Menfchen Been ‘heeft , en verder fterk uit- kroont , met Takken, wier Bladen zo zeer naar die van Salie gelyken , dat menze ‚ op Barba- dos, de grootfte Soort van. Wilde Salie noemt. | De (3) Varronia Foliis lanceolato-oblongis &c. Syst, Nat, XII, Tom, Il. p. 127. Varronia Spicis equalibus, JAcQ. Amers Pe 4Le | (4) Warronta Foliislanceolatis , Spicis oblongis. JAcQ. Amer, Pe 41, Varronia asfurgens farmentofà , 8e. BROWN. Fam, 172, Lantana Foliis alternis Sptcis oblongis, “Sp; Plazt, 1. p. 627. Fericlymenum retum Salvi Folio, &e, SLOANe Jaz, 1. p, 81, Ray, Dender. 31, PORAN OPA N DIN Er Ae 199 De Bloemen zyn wit: de Vrugten langwerpi- IL E FDEE ger dan in de anderen. TV | Hoorp« (5) Varronia met Hartvormige Bladen en desrux. __ Bloemen aan Toppen. v. Warronig „rs alb. Deeze heeft haaren bynaam van de Witheid wiste der Vrugten, CoMMELYN hadtge Ameri: kaanfche Mispel , met Elzen- of Hazelaar-Bla- den en eene Liymerige witte Vrugt, geheten. Volgens de Waarneemingen van jACQUIN is het dikwils een Boom van dertig Voeten hoog , met een Stam van een half Voet dik en een uitgebreide Kroon: doch, als men het aan Haagen plant, dan blyft het Heetfteragtig. De Bladen zyn ovaal, vier of vyf Duimen lang. Aan de enden der Takken komen de Bloemen in Toppen voort, die niet zelden een half Voet breed Zyn » uit een menigte van Klokswyze witte Bloemen famengefteld, De dubbelde Pun- tjes van den gevorkten Styl , loopen in ftom- pe Stempels uit. De Vrugt, die langwerpig is, omtrent een half Duim lang , en half door- fchynende , bevat een zoet lymerig NVleefch , wordende op Kurasfau gegeten. By Karthage- na heeft hy dit Gewas ook gevonden. | (6) Var. (Cs) Varronia Foliis cordatis , Floribus Cymofis. JAcQ: Amer, P: 41. Mespilus Americana, Alni vel Coryli foliis, Fructu mucaginofo albo, Comm. Hlort, Arfl, Te po 1554 Te Bo, IL DEEL II, STUK) Y40 VYFMANNIGE BROKEN, IL. (6) Varronia amet fpits- baai Bladen ; de Aan Aaïren langwerpig. Hoorp- STUKs Gelyk de voorgaande Vierde Soort, van de vl, Groeyplaats haaren naam heeft, zo ook deeze , odd die van de derde in hoogte en geftalte zeer Pe (Wels verfchilt. Op Martenique , aan de kans ziekte. ten der Bosfchen , heeft de Heer JACQUIN dezelve waargenomen. LAUGEERTA. Deeze Geflagtnaam is door den Heer Ja c- QUIN in de wereld gebragt, ter eere van den Heer RorerT LAUGIER; Hoogleeraar in de Chemie en Kruidkunde op de Univerfitcit van Weenen , die allereerst aldaar een openbaaren Kruidhof in orde gebragt en ’er iid in ge- geven heeft. | De Kenmerken , behalve de gemelden, ZyE, „een Bloem die in vyven verdeeld is, en eene Pruimvrugt met een Steen, die vyf holtighe- den heeft. De eenigfte Soort ( A in dit Geflagt bekend’, Lesgiriavoert den bynaam van odorata , dat is, Wel edorata. Ke Welrieken= zr 4 4 Tre. de, (6) Warrenia Foliis ovatis acuminatis , Spicis oblongis. Sysz. Nat, XIl. Tom, ll. p. 176. Varronia Spicis oblongis, Foliis ovato- acuminatis, JACQ: «Amer. p. 41. Tab. XXXIL, (1) Laugieria odorata. «Syst, Nat XlIl, Tom. M, p. 177, Baca: Amer, pe 64: Te 37Ze É. 31e LOEFS Jt, Hisp. pe 259 „ 271 3 306 PUR IN IT A- Ne DelRrIVE Tdi tiekende , om dat de Bloemen by nagt een Ii. fterken Reuk verfpreiden. De Heer Jacqui „AFDE: die dit Gewas by Karthagena en de Hävariä ; Hooro-_ in Bofchjes aan den Zeekant , waafgenomensTuzx, heeft, zegt dat het een regtopftaande , Takki- ge Heefter is, van tien Voeten: hoog, met evaalagtige 3 gefpitfte , effenrandige ; gladde , gefteelde , gepaarde Bladen van twee Duimen lang. Uit de Oxels komen rosjes voort van vuil roode ‘Bloemen. De Vrugten zyn geheel zwart, grooter dan een Erwt en week, Uit de Zäâaden, in de Westindiën verzameld zyn te Weenen, in de Broeyhuizen, Heefters voort- gekomen met en zonder Doornen ; weshalve de Gedoorùde eh Ongedoornde vän Loe r- LING, zo zyn Ed. oordeelt, beiden hier thuis te’ bfengen zyn; niettegenftaande hy in de _Westindiën geehe Gedoornde hade gezien, De laatstgemelde Heer , naamelyk, hadt dic Gewas in Ztid- Amerika , by Cutataguiche „ gevonden , en hetzelve voorgefteld onder den naam van Edecliia, Het groeide aldaar twee Mans lengten hoog. De Bloem was cenbladig , Trompetvormig , in vyveh verdeeld , met vyf Meeldraadjes „ den Styl met een rondknoppt: gen Stempel. De Noot of Steen, der Vrugt» hadt in de eene Soort vier of wyf, in de an dere maar twee holligheden ; zo dat de Ken. merken, daar van afgeleid , gantfch onzeker ZYN. / | sk AP E NEN 5 î DEEL IL-Srug. iás VorMANNIGE BooMEN. ie C Es T vit Árprer: kli: De Bloem is; in dit Geflagt , Prechteragtig srugs de Meeldraadjes geeven in ’t midden een T'and- je uit : de Vrugt beftaat in cene Bezie met ééne holligheid. Drie Soorten komen ‘er thäns in voors die dus onderfcheiden worden. ED (1) Cestrum met gefleelde bloemen. Cestrumn Á noêturnums, os Ji « HiEV Le Deeze Soort ; de JFasminoides van DirLE- TUIKENGE, 7 NIUus met eene groenagtige by nagt zeer wel: riekende Bloem, komt by SLOANE voor, on- der den haam van Jasmyn- met Laurierbladen b eene bleekgeele Bloem „ en eene. donker blaau- we weelkorrelige. Vrugt. Deeze zyn, by de Engelfchen op Jamaika , onder den naam van Poifonberries , dat is, Vergiftbesfen , bekend; t Is een Boom, die een Stam van zeven of agt Voeten hoog heeft , met een. gladde wit- agtige Schors. De Besfen zyn omtrent zo groot als een kleine Erwt. Dat ’er de Geele Syring ; by de Mexikaanen Totoncapatli genaamd , toë behooren zou, gelyk PLuKENETIUS wils komt (ì) Ceserum Floribus pedunculatis. Syst, Nat. XlL Gen. 260: pe 177. Jasminoides &c,DiLr. Eith. 133. T- 153. fe t8s, Jesminum Laurinis foliis 8e: SLOAN, Jam. 169. Hifi, Lp. 96. T. zo4. f. a RAj. Derdr. 63. BROWN. Fan. 173 Syringa Laurifolia Jamaicenfis. PLUR, «Alz, 359. T. 64. £, Î4 Parqul, EEUIEK ‘Per, TIL pe 52. Te 32. f, ie Paar AN BERNE va. _ 143 komt my uit de afbeelding en befchryving niet HM waarfchynlyk voot; alzö die gefternde Bloes ATPEFL, men en geheel andere Zaadhuisjes heeft: Wat noors- de Parqui van Pater FruiLrLÊE aatigdat „sTURe- deze ftrookt beter, De hoogte van ’t Gewas; de. Bladen en Bloemen, komen taamelyk over: een , en van de Vrugt zegt die Autheùr; dat dezelwe ovaal is, een half Duim lang ‚ Worden: de in (de rypheid zwart, en bevattende vyf of zes, Zaaden, Van het Sap daar van, fehoon vios let zyndé , hadt hy zig bediend in: afle zyne Tekeningen: Hy vondt dit Boomgewas in de Bergen, van Chili, op * 33 Graaden Zuidef - Breedte, (2) Cesttum iet ongefteelde. Bloemen, in ï Cestyum Deeze Soort, by DitrenNius Jasminoi- etend des met eene witte over dag ruikende Bloem de: getyteld , voert byPLUuKENETIüS den naam van „Amérikaanfche Laureola , die altyd groen iss Het zou de Hediunda met Jasriynbloenien zyn van Pater FEUILLÈE, zynde een Boom van. twaalf Voeten hoogte , met eenen Stam van een half Voet diktes; die Bladen van detgelyke lang- (2) Cestrum Flortbus fefilibus. Hott, Cliff, 191, Jasminoides 8 Lauteole folio , &c, Diun, Elth. 186, Te 154. £, 186. Laureola fempervirens Amer. &c, PLUK, Alm, 209, T, 95. £, 1, Ray Dendrs 53, Hedianda Jasmini Flore, FautLr, Perso, Ih Pease 1.204 1, DEEL, II, STUER, « / 144 _VyYFMANNIGE BoOMEN. Ik _ langte heeft, en twee of drie Duimen breed; Ate van cene ovaale wederzyds toegefpitfte figuur ; Hoorp» EN fterk geaderd, Van boven zyù zy bly groen stuw en glad, van onderen witagtig ‚ en haat op Steelties van byna een Did Jang. > die aan hunnen cirfprong twee kleine Blaadjes of Stop- peltjes als Ooren hebben. De Bloemfteeltjes zyn met Ïrosjes van Witagtige Jasmynbloemen beladen ‚ wier Stampef een Eyronde Vleezige Vrugt wordt, van een zesde Duims dik, die gevuld is met kleine bruine Zaadjes. De Bloc: men zyn by nagt zeer welriekende, doch ftin- ken den geheelen Bag: t welk tegenftrydig is met de eerst aangehaalde , en den bynaam \ ook niet zeer vii maakt, ‘ Ba (3) Cestruskis mel zydelingfe eenitirmaûte gee abend aaïrde Bloemen en ovaale Dladen: \ MLUNRe Avonds Deeze Soort, ook in Amerikà voorkomende, is een Boom van twaalf Voeten hoogte, De Bloe- men. zyn zeer dun van Pypje, doch wyd van Mond, groenagtig wit van Kleur; CurYsSOPHYLLUM. Guldenblad. Dit Geflagt heeft van de Bladen, die in de ééne Soort Goudkleurig zyn ; den naam bekomert, | rab (2) Cestruym rloribus’ lateralibris ribfpicais; ‚ Faliis eligtieis, 8 Alantisf, altera, Pe Gestrum Foliís oblgngo= ovatis, Fidribus Alaribus confertis tuba tenuisfimo, MIL, Dik s. MEENT A NOD RT ‘A, T45 ER De Kenmerken beftaan in eene Klokswyze ee: zE tienfneedige Bloem, met de Slippen beurtlings final en breed: de Vrugt een tienzaadige Bezie, Hoorn. Hier van zyn thans twee Soorten bekend, STÖE beiden in Zuid - Amerika haare Groeyplaats hebbende, (z) Guldenblad met ovanle , evernwydie ge oke oDhya fhreepte „ van onderen Wallig - glanzige tn Gr E On Bladen. LNE bladig De Wilden der Karibifche Eilanden geeven den naam van Cainito aan een Boomgewas ; dat door de Franfchen , op Martenique en St. Domingo , Caimitier en Cabimitier genoemd wordt. Onder de Vrugtboomen der Westin- difche Eilanden ftelt Pater LoaBAT deezen als, den eerften en fchoonften voor. De Heer „JAcQuin heeft aanmerkelyke Verfcheidenhe- den van dit Gewas waargenomen, van welken hy de eerfte, die de gedagte Kenmerken heeft, aldus befchryft, Deeze zeer hooge en fraaije Boom breidt zyné Kroon zeer wyd uit, De zelfftandigheid is tros ‚ taay en Draadig , bekleed met eene rosachtige gefcheurde Bast, die vast kleeft aan het Hout, Hy heeft ovaale, effenrandige , fpit- ; cr fe (1) Oryfopbyllum Foliis ovatis , puallele ftriatis , fubtus tomentofo - nicidis. JAcQ. Amer, p. st. Ts 37. f 1 Cainito Folio fubtus Aureo, Frutu Maliformi, Plum. Ge 1On K Ie DEEL: Ile STUKs IL AFDEELe Hoorp- STUKe 146 VyrMANNIG GE, Boomen. fe, Lederachtige Bladen , die wederzyds geftreept 3 van boven glanzig en donker groen , van on- deren met ecn fyne Wolligheid ; die Kaneel- kleurig is met eenen weerfchyn van Goud, be- kleed zyn. Zy ftaan overhoeks, zyn kort ges fteeld en vyf Duimen lang, Uit de Oxels der Bladen komen enkelde Bloemfteeltjes voort „ ieder met één Bloem, die Klokagtig, aan den rand in vyven verdeeld is, en vyf korte Meel. draadjes heeft. De Steeltjes ftaan by elkander aan losfe Trosjes , en draagen ook wel meer dan één Bloempje , dat witagtig ‘is en zon= der Reuk , hebbende een vyfbladerig Kelkje. Het Vrugtbeginzel , zo groot als de Kelk, een korten Styl hebbende , met eeten byna in vy= ven gedeelden Stempel , verandert in een zeer groote’ platagtige Vrugt, die Rooskleurig is met eenig geel en groen gemengd, veranderlyk naar dat hy meer of min befcheenen wordt door de Zon. Deeze Vrugten hebben tien Zaadhuis- jes, doch zelden worden meer dan drie of vier Zaaden, in eene Vrugt, typ. Onder een dunne gladde Schil , bevatteh zy een week, Iymerig Vleefch , dat voor de rypheid Melk geeft, ver- volgens aan de kanten Vleefchkleurig, naar ’£ midden witagtig is, van eene laf zoete Smaak. Hier uit is op te maaken , dat deeze Vrug- ten , zo wel uit- als inwendig, veel naaf onze Zoete Appelen gelyken , en dus is het niet te verwonderen , dat de Europeaanen ’er zo veel _werks niet van maaken als de Wilden. Hoe meer= BER Ot AONIBAKT /a, 14) meerdet overvloed vari Spys ‚ hoe meerder Ii, kiefchheid : doch die walgelykheid , welke de Árpeer. Eutopeaanen in ’t eerst in deeze Vrugt vinden 3 goor. verandert , zo Pater LABA T aanmerkt, wel drasrux, in eene alen tot den hoogften traps Ook worden. deeze Vrugten, die zeer verfris- fchende zyn ; „ zonder eenigen fchroom aan de Zieken gegeven; en , niet zuur noch winderig zynde „bezwaaren zy , zegt hy ‚ ook de Maag niets De eerfte verfcheidenheid , welke onze Rids der opgeeft uit Miurers Woordenboek (b) ; heeft de Bladen langwerpig ovaal, van boven glad ; van onderen Roestkleurig ; de Bloemen grocijen aan Trosjes in de Oxels. der Bladen. Of dit genoegzaam zy, om denzelven van den voorgaanden te onderfcheiden , daar de Bloe- men in. dezelve ook by ‘Frosjes groeijen 3 fchynt_ wat duifter, De tweede is , die de Heer JACQUIN Zes star-Áge noemd heeft, Guldenblad van Famaika met eene Plboom, paarfchie Vrugt (c). Zyn Ed, betrekt ’er toe de Anona van SLoOANE, met de Bladen van onderen Roestkleurig „een groote gladde Vrugt het Zaad zwart, ten deele rimpelig, ten deele glad: (6) Chryfopbyllum Foliis oblongo=ovatis , fupêtne glabris 4 fubtus ferrugineis , Floribus alaribus Corymbofis, MILL. Dief, (ce) ebryfopbyilum Jamaicenfe Fruêtu purpureo, Jacd, Amer, 52, Chryfophyllum Fruêu globofo , Foliis fabtus feirugineis, BROWN. Fame 171. Te 14: É, 2. Anona Foliis-fubtus ferzagi- ‚heise SLOAN, Jam -Ile ps 170, T, 229, î Ì dis DEEL, It. STUK 143 VYFMANNIGE BooMEN. 7 * glad. De Stam van deeze is een Voet dik , en wordt dertig of veertig Voeten hoog, met uitgebreide Takken , waar aan Bladen van vyf Duimen lang, in ’t midden twee Duimen breed, van boven groen’, van onderen bruin, en als de fchoonfte Zyde glimmende. Hy draagt Ap- pelen, die naar Pippingen gelyken, in welken ; als menze doorfnydt , zig een Star vertoont ; en deswegen noemen die van Jamaika denzelven Star - Appelboom, Het geheele verfchil van dees zen met den eerst befchreevenen beftaat , vol- gens JAecQUurin, in de Figuur en Kleur dee- zer Vrugten, die ovaalagtig zyn, hebbende een paarfche , groene of gemengde Schil, en een paarfch , eenigermaate Melkgeevend Vleefch , van wat beter Smaak dan dat der andere , maar de Lippen , van den genen die ze eet, met Lym bekleedende. Deeze zyn op Jamaika, met de groote Citroenen , doorgaans in het Nage- recht allermeest geacht. De derde heet Guldenblad met eene blaauwe Klootronde Vrugt (d). De Boom komt weder- om in alle opzigten , zelfs ook wat de even- wydige dwarfe Streepjes der Bladen aangaat, met den eerften overeen , zegt J ACQUIN, maar verfchilt doordien de Vrugt geheel blaauw, byna volkomen rond en driemaal kleiner is; hebbende ook het Vleefch blaauw, weeker en Melk- (4) chryfophyllam (caeruleum) Frau coeruleo globofo, JaêQ» atmer, 52. Te 37% PE BEN ST A’ DEN A TAO Melkgeevende. De Smaak is eveneens, en de IL Vrust, welke de Ingezetenen van Martenique ** SD de Gros Bouis heeten , wordt ook als een Nage- Hoorp- recht opgezet, hete Een vierde Verfcheidenheid wordt door ge- ie dagten Heer Kleinbladig (e) getyteld, om dat zy de Bladen kleiner heeft, Dit is flegts een Boompje. van tien Voeten hoog , met. Bladen van haauwlyks anderhalf Duim lang, doch hier aan hadt hy geen Bloem of Vrugt gezien. Het groeit te Havana veel in de Kreupelbosfchen, g inzonderheid op de Heuvelen, die over de Ha- ven heen ten opzigt van de Stad gelegen zyn. Dan volgt by hem een Tweede Soort, welke, ik weet niet om wat reden, door LiNNaus niet opgegeven is, naamelyk. Cine 5e (2) Guldenblad, met Zeisfenswys ovaale Bla- TW. Ä 7e Co ryfon den , die van onderen Wollig glimmende 21, ph hs Argenteum, Ziuiverbla- Dit maakt een Boom, van geftalte als de ais. voorgaanden , maar de Kleur van hect Hout en de Schors is Afchgraauw : de Bladen zyn ovaal met eene haakige Punt ; effenrandig , kort ge- fteeld , van boven groen en glad , van onderen met een Zilverglanzige Wolligheid, Deswegen noe- Ce} Chryfapbyllum (microphyllam) Foliis minoribus, Jacq: Amer, 53, Te 37 fs 2e (2) Chryfapbyllum Foltis falcato- ovatis , fubtus tomentofo- nitidis, JACQ. Amer. 53, Te 38, £, I. K 3 IL, Dear IL, Stums 150 VyYrMANNIGE BOOMEN, WM, noemen de Ingezetenen van Martenique dit Anger. Gewas Bouis ‚dat is Palm. De Vrugten, die Hoorp- het draagt > Zyn van srootte als een middelílag STUK, van Pruimen , rondagtig , uit den paarfchen blaauw „ met een week blaauwagtig Vleefch , eetbaar , en van Smaak byna als de voorgaan. den. | pj, {3) Guldenblad, met de Bladen aan beide Chr fo- zyden zeer glad. gpyllun: Elda, Dit is een Boom van vyftien Voeten hoog, 5 Smet dergelyke Bladen als He voorgaande ‚ maat naauwlyks twee Duimen lang, Hy draagt blaau- we Vrugten, van figuur en grootte als een klei- ne Olyf , van Smaak als de anderen „ doch die niet dan van Kinderen en Slaaven gegeten worden, «In de Bosfchen van Martenique Ì komt dezelve voor, Deeze laatíte of de naastvoorgaande zou de Caynito met eene Olyfagtige Vrugt \ van PLUMIER „kunnen zyn , indien dezelve ‘niet. maar éénen Steen of Zaadkorrel had ; het welke in de eerfte, met eene Appelvormige Vrugt, by hem ook plaats hebbende , zo is het zonderling, dat dezelve rot dit Geflagt betrokken worde. Mooglyk zullen de Pruimen, Jcaques genaamd , aan den Golf van Honduras groeijende (*)» tot deeze of de voor- gaande Soort behooren. ek vi | | S Ie C2) Cr yfophylium Foliis atrinque glaberrimis, JAcQ: Amer, pe 53, T. 33 f. 2e (* ) KOGHEEORT. Hift, des Antilles, Chap. di Arte 8 Pp. 56. T, 5% EEN TA NONE LK, TST SIDEROXYLON. Yzerboom. ir De hardheid: van het Hout , dat als Yzer- Hoorn. aptig aangemerkt wordt, geeft den Geflagt-stur. ‚naam, "De Kenmerken zyn, eene in tienen verdeël. de Bloem’, met de eene Slip, beurtlings, omge- ktomd, de andere regt: den Stempel enkeld: de Vrugt eene Bezie met vyf Zaadkorrels, ‘Agt Soorten zyn thans in dit Geflagt op- gegeven , welke altemaal tot deeze Afdeeling behooren, (2) Yzerboom , die ongedoornd is ‚ met onge- be sik | Side roxylen freelde Bloemen. , Onge- ° Hier mede wil onze Ridder; dat men verge- doornde lyken zal het Afrikaanfch Lauriërblädig en me uit den Amfteldamfchen Kruidtuin van Co m- MELYN ‚ hetwelke thans, door zyn Ed. , tot de vierde Soort betrokken wordt : maar, zegt hy , de Bloemen hebben geen Tandjes tusfchien de Meeldraadjes , volgens D. vAN ROIJEN: hier aan volgt GD NY zerboom , die ongedoornd is, met over. blyvende flomp ovaale an en ronde Bloemfteeltjes. Dit noemt zyn k Ed. thans Sn inerme | het- id fr) Sideroxylon i inerme , Floribus fesfilibus, Syst, Nat. XL ‘Fom. IL, p. 173, (1*) Sideroxylon inerme , Foliis perennantibus obovatis , K 4 5 NI, DEELs Ue STUKo 152 VyrMANNIGE BOOMEN. _ 1, het welk te vooren de eerfte Soort was, by _AFDEEL. welke aangehaald werdt de Yzerhout - Boom Hoorp- van DirrLeNius voorgefteld „ die: uit Hol STUK, land , onder den naam van Coria Indorum, in | den Elthamfchen Kruidhof was gekomen. Het Gewas, negen of tien Jaaren oud zynde, hadt reeds de hoogte. van drie Ellen en daar bo- ven, met den Stam een Duim dik, regt; de Bladen als Laurierbladen , maar ftomper, dik en ftyf, van boven glanzig donker groen , van onderen, wat bleeker. Aan de Takken kwamen de Bloemen, in ’t jaar 1729, toen hy de eerfte- maal aldaar bloeide, uit het Hout of de Schors voort. Zy zaten op kleine Steeltjes, en waren eenbladig ‚ Klokvormig: het volgende Jaar over- vloedig in de Oxels der Bladen. Het Hout was vast en hard : de Takken afgefneeden ga- ven Melk : de Bladen waren wrang en famen= trekkende, u. (2) Yzerboom, die gedoornd is , met afvallene Sideroxys | jaar de Lancetswyze Bladen. des. jn Smalblade- ik Ì ge, Deeze Soort, door pu Hamer in zyn Werk Pedunculis teretibus, bid, pe 178, Sideroxylon primum, five Cotie Indorum nomine data arbor, DiLr. Hort. Elth, 857e F.208sife SA4 | (2) Sideroxylon fpinofum Foliis deciduis lanceolatis. Ibid, ps 178, Du HAMEL, drbr. Ìl, p. 261. Te 68, Lycioides, Hort. clif, 488. Arbor Folia Salicis vizidi &ce B@ERHe Lugde bat. Part, Île pe 263% PAESINI TA ONDER A. ZI53 Werk over de Boomen befchreeven , is door IW BorrHaave voorgefteld onder den naam van ÁTDEEL, Boom , met bveroltië groenglanzige Wilgc Hoorp. „bladeren en lange Dootnen aan de Oxels derSTUEe Bladen. De Groeyplaats is in Kanada, (3) Yzerboom, die gedoornd is , met afval: zr CAts de ovaale Bladen, An Tienmane da Noord - Amerika komt deeze voor , dienige. ook een Boom is , met dergelyke Bladen en Doorens als de voorgaande, en in de Oxels der Bladen veele eenbloemige Steeltjes uitgeeft, welke een Kelk en Bloem voeren, beiden in vy- ven verdeeld , en een vyfbladerig Honigbakje hebben-, zittende aan ieder Slip van de Bloem, Kwabswyze. De tien Meeldraadjes , die ’er den bynaam aan geeven , hebben Pylswyze Helmpjes. Op het Klootronde Vrugtbeginzel ftaat een Draadagtige Styl , met een zeer klein Stempeltje. Een zwarte ronde Bezie, met drie of vyf Holligheden , die meest misdraagt , maakt de Vrugt uit. Met de voorgaande Soort heeft deeze veel overeenkomst. (4) Yzerboom , die ongedoornd is ‚met aanbly- rv. wende Laancetswyze Bladen en hoekige gg Bloemfleeltjes. Zwarte Bastigee Dit is een Boom met dikke Takken, aan de k Kaap (3) Sideroxylon fpinofum Foliis deciduis ellipticis, Ibid, p 178. {4) Sideroxylon inerme , Foliis perennantibus lanceelatis , K 5 Pe WN. DEEL, IL, STUK, M. AFDLELs Tak. Hoorp: STUKe. 154 VYFMANNIGE BooMEN. \ Kaap der Goede Hope groeijende , die naar de eerfte Soort , de Weertlooze bygenaamd, zeer. gelykt, maar de Takken niet geftreept of met Wrattige Stippen heeft, en tusfchen de Meel. draadjes ook geene Tandjes, De- Bladfteeltjes zyn zeer kort en niet rond. Men hadt dit Ge- was van de Kaap gekreegen, volgens Com ár E- “LYN, onder den naam van Zwarte Bäst; we- gens den zwarten Bast, dien de Stam heeft ; zynde de Bladen als Laurierbladen van figuur’, verdroogende en famentrekkende ; de Wortel rood. | | Tot deeze Soort oordeelt LINNaUus’, thans , nader dan tot de eerfte , te behooren’, dat. Kaapfche Boomgewas , van. zes Voeten hoog, in ’t Boek van Wirsrn Melkgeevende Boom met groene Bloemen genoemd wordende, het welk aan de Twygen langwerpige „ onge- kartelde , dikke , geaderde , groene Bladen heeft, met zeer korte Steeltjes, tusfchen welken vee- le Bloemtteeltjes voortkomen , twee of drie uit een zelfde Punt , ieder met een vyfbladig Bloempje ‚, dac lange Meeldraadjes heeft , en waar op een ronde Bezie volgt, die ryp zynde, blaauw is, bevattende een gefpitften hoekigen Zaadkorrel. j (5) Yzer- Pedunculis angulatise Ibid, pe 178, Padus Foliis oblongis FruQa folitario, BuRMme fr. 238, Te 34, fe p‚ Lautifolia Aficana. Comm, Hort, Amft, Je pe 195. Te 199, £ OUT MTN A NID URE) He I55 (5) Yzerboom , die byna ongedoornd is, met. U, … safvallende Lancetswyze ‚ van onderen ÄFDEEL, Wollize Bladen , en Draadagtige Bloem- roore freeltjes. STUK, 4 9 In drooge Landftreeken van Karolina komt Beeren dg deeze voor, volgens D. GARDEN, zynde „19 een Boom. van twintig Voeten hoog, met eene witagtige Schors en zeer taaije Takken, De Knoppen , die. overhoeks ftaan, geeven ieder verfcheide eenbloemige Steeltjes uit , tusfchen welken langwerpige , ftompagtige , van onde ten Wollige, Bladen voortkomen, die een Vin- ger lang en breed zyn. De Bloemen zyn klein: de Kelk Eyvormig , vyfbladerig hebbende , en eene Buis van langte als de Kelk, met den zoom in vyven verdeeld, zo wel als het Ho- nigbakje, in de Keel van de Bloem. Het Vrugt- beginzel , dat vyfhoekig is , met een enkelen ‚Styl en Stempel, wordt. een Eyronde Vrugt , met een dergelyken glanzigen Steen, die aan ’% breedfte end twee gaten heeft, door een boogs- Wyz’ middelfchot van een gefcheiden. Somtyds zyn de Takken hier en daar bezet met korte Doorntjes, RA / (6) Yzer- Cs) Sideroxylon fab inerme , Foliis deciduis lanceolatis ‚ fùbtus tomentofis ‚ Pedunculis Filiformibus, Syst, Nat, Xlle Tom, il, p. 178, k | M. DEELe II, STURe 156 VyYrFMANNIGE BOOMEN. IL (6) Yzerboom, die ongedoornd is , met de ÄsDEEL. Bladen byna tegen elkander over, de Bloe- mGorD- men zeer groot. STUK. Bena: Dit is, volgens den Heer JACcQuiN, die je het in Bergagtige Bosfchen op St. Domingo flinkende, waargenomen heeft, een Boom van twaalf Voe-= ten hoog , met een regten Stam , niet Melk- geevende. De Bladen zyn langwerpig Lancet- vormig, ftomp, dikwils een weinig uitgerand, doch ongekarteld , glanzig „ eenigermaate gegolfd , gefteeld, vier Duimen lang. De Bloemfteel: tjes komen dikwils twintig te gelyk in de Oxels der Bladen en aan de Takken voor, draagende ieder éne Bloem, die wit is en Trechteragtig:, met eenen platten Rand , omtrent een half Duim breed , in vyven verdeeld. De Bloemen ftin- ken zeer. De Vrugt heeft byna de grootte van een Kers, nu ronder , dan langwerpiger. Zy worden in January ryp en de Boom bloeit in Oktober. j Een ander Boomgewas, van twintig Voeten hoog, heeft die Heer op de zelfde plaatfen waargenomen „ het welk verfchilt door altyd {tompe platte en inderdaad overhoekfe Bladen, met maar drie of vier Bloemfteeltjes , de Bloe- men minder ftinkende, Hy noemt het derhal- | ve (6) Sideroxylon inerme, Foliis fub -oppefitis, Florivus pas - tentisfimis, JACQ: Amer, P. 55» Pean eT CA NoDileers A 187 ve Sideroxylon pauciflorum , doch twyfelt of, | y AFDeEeLs het wel een byzondere Soort zy. Vv. Î f ___Hoorpes (7) Yzerboom , die gedoornd is, met aanblj- sTuxs vende Bladen. VIL Spinofans à } Gedoorne. Aangezien verfcheide andere Soorten ook ge- dee doofnd zyn , zo maakt dit een beuzelagtige onderfcheiding. Linnaeus betrekt hier toe den Bezie - draagende Indifchen Heefter, uit den Malabaarfchen Kruidhof, met eene ronde veelkorrelige Vrugt , op Malabar Curo- Moellë genaamd , dat een Boompje is van vyf Voe- ten hoog, draagende Bloemen met een menigte Meeldraadjes , die rond uitgefpreid zyn, in ’t midden van groenagtige ftinkende Bloempies, ‚waar op Besfen volgen, eerst groen dan rood en in de rypheid zwartagtig; op welken de In. landers zeer verlekkerd zyn. Van den Bast, in Olie gekookt , maaken zy een Smeering te- gen de Jicht. Het Afkookzel der Bladen zou tegen den Beet der Slangen dienftig zyn. De Groeyplaats is derhalve in Oostindie; doch de Heer N. L. BurMANNuUs betrekt hier toe den Jamaikafchen Ebbenboom van Pruxr- NETIUS», die ook in andere deelen van de ‚West- C1) Sideroxeylon fpinofum Foltis pevennantibus, Mort. CHF. €9. Curo- Moellie Hart, Mal, V, p, 77. T. 39 R AJ. Hist, 1634, BuRM. HL. Ind, p. 59, Lycii fmilis Frutex Indicuss CoMmM.. Hort. Amt. le p, 161, T, 83, if Ii, DEEL Ile STUK, IL. AFDEcL. Kaapíche Yzerboo- men, i58 VyrMmANNIGE BoóMmeEù: Westindiën en Zuid-Amerika voorkomt: ft zoude dus het Ebben- Hout wan deeze Soort afkomftig zyn, Linneus heeft den Ebben- Hout Boom, die weinig van deezen in Gewas en Bladen , fchynt te verfchillen , Om dat de Bloem- en Vrugtmaaking geheel anders is, tot het Geflagt van Aspalathus thuis gebragt. De Heer J. BürMANNus heeft tweeder: ley Boomen van de Kaap , volgens overgezon: den Tekeningen, afgebeeld en befchreeven (*) De eene Soort heeft de Bladen langwerpig 5 effenrandig: de Vrugt is in fommigen rond, in anderen langwerpig „ doch in beiden Bezie-ag- tig. De andere Soort hecft de Bladen, diep getand, en de Vrügt , zynde ech tonde Bezie iet éénen Zaadkorrel, is geel , in de andere blaauw. Beiden zyn het zwaare Boomen, die aan de Kaap in de Bosfchen groeijen ; en een zeer hard Hout uitleveren, weshalve men- ze aldáar Yrerboomen noemt. De Teeldeelen der Bloemen , die vierbladig zyn, niet weetens de, kan menze ook met zekerheid niet tot eenì zelfde Geflagt betrekken. CeprrEtr a, Westindifche Cederbooms De naam is van de gelykenis naar den ge- woonen Cederboom afkomftig, De Kenmer- ken C) Bora. Pidnt, Afric, Decades, p. 233e Tab, SI; Ga. Ë Po Be Me AAN Delwteh, Tip ken beftaan. in eene verdorrende Kelk; een vyf-, Ïl bladerige Trechteragtige Bloem ; die van on- ATDEEL, deren tot een derde B secto is aan het Hoorns Vrugtbeginzel , hetwelke. een Houtig ; vyfhüui-sTUKs zig, vyfkleppig Vrugthuisje worde, bevattende nederwaards gefchubde Zaaden, met eene Vliee zige Wick, Maaf ééne Soort komt voor in dit Geflagt, EN die den naam voert van Welriekende of Cedre-sdrats. la met Pluimswyze Bloesfern (1). BROWNEN et noemtze Cedrela met gevinde Bladen en los Trosagtige Bloemen; het Hout ligt en welrieken. de. Men vindtze elders Ceder van Barbados getyteld ‚ met gewiekte Esfchenbladen, die niet gekarteld zyn, praalende met eene zonderlinge Vrugt „, welke in vyf dikke , fterke , Lepels: wys’ holle omwindzels, even zo veel Zaaden's door Vliezen vergroot en aan eene uitgeholde; vyfkantige zeer groote Kolom aangegroeid zyn= de, bevat. By SLOANE heet het een zeer. groote, ‘Boom „ misfchien den Pruimboom na« verwant. 5 hebbende een Jos, rood , welriekend Hout! De. groeyplaats „ is, gelyk men ligt be- ty pt, 1 de” Westindiën en Amerika, En 2 \ vig 2 hi gd E (1) cedréla Floribus pâniculatis. Syste Nat, XII, Tomi, IT, Pa83. Gedrela Cedro, Loerr. It, 183, Gedrela Foliis pin- matis, &c. BROWN. Pam. 153, Te 19, f, Ie Cedrus Barbae denfium &c. PLUK, Alm, O2, T. 157 fe, Fo Pruno forte afie his arbor &c. SLOAN, Jam, 1924 EZ IL p‚ 128, T. 220, £. 2e Raj. ‘Dendr, 43. | in DEEL ir, STUK, \ hal II, i6o VyYrMANNIGE DooMEn. ’t Is een der grootfte Boômen van -Jamaiká s Afpesn die op dat Eiland in de Bosfchen menigvuldig Hoorp. groeit, vallende ook op Barbados, de Betmu- STUK, , des, in Virginie en aan de Vaste Kust van Zuid- Amerika. Hier vondt hem LoEFLINGs- met eenen Stam van fomtyds vier of vyf Voe- ten dik; met Bladen van twee of drie Voeten Jang en Bloemen byna als die der Hyacinthen. De Spanjaarden , zegt hy, noemen het Cedro; en onder dien naam {taat hy reeds bekend by Ovrirepus, Zo het de Crea is van NIE- REMBERG; gelyk Rajus wil, dan zou men het Hout daar van tot Koffers gebruiken , om de Kleederen te bewaaren voor de Mot. Het gene men hier grof Cederen Hout noemt , zal waarfchynlyk daar van afkomftig zyn. M ANeIr1reER A. Mangas- Boom. Dit Geflagt heeft zynen naam van den In- diaanfchen naam der Vrugten , Manghos of Mangas genaamd , bekomen. - Behalve de alge- meene Kenmerken van deezen Rang, vyf Meel. draadjes naamelyk en een enkelen Stamper , komt hier by, eene vyfbladige Bloem en eene Niergelykende Vrugt. De Groeyplaats is door geheel Oostindie , zo aan de Vaste Kust als op de Eilanden, al- waar Verfcheidenheden daar van voorkomen , die niet genoegzaam bekend zyn, em daar van byzondere Soorten te maaken, Derhalve is door P ENT AN DRiÍÁ i6f door Linneus maar ééne Soort voorgefteld (1); D L welke Rumrurius de tamme Mangas noemt waa, en ‘welke by Rayus den naam voert van Hoorp= Indifche Manga ; met eene groote Niergely-STUK, 1 kende Vrugt: Plangiferg Het is eef Boom , die wel veertig Voeten Es its hie en agttien Nlokten dik wordt, zegt Ray ;fche, volgens den Malabaarfen Kruidhof ; doch dit komt my wat onevenredig voor, Hy fpreide zyne Takken wyd er zyd uits die; met eene glad- de donker groene Schors bekleed ;, door infny= ding een bruin , welriekend ; fcherp ; bitter Vogt uitgeeven ; zo wel als de Stam ; waar van het Hout wit; zagt en ligt is, Het uitzy- pelende Vogt verandert door de Zonnefchyn in eene Gom; De Wortel, met eene paarfche, van binnen geele Schors bekleed; is ook bit- ter van Smaak en van eene Kruidige Reuk. De Bladen; die met hun tweeën; drie of vieren uic- een zelfde Steeltje voortkomen, zyn een Span lang 5 een Hand breed; lengwerpig rond; glad en groen, dangenaam van Smaak en Reuk; De Bloemen, troswyze aan ’t end der Takjes groei jende ; zyn klein en gelyken naar die van den Wyn- (1) Mangifera. Syst. Nat. Xile Tom. IL. Gen, 276. p. 183, Mangifera arbor. Bont. Fav. 95. Se Zeyl. 471, Mane ga domeftica. RumPH. Amb, I. p. 93. T. 25. Mangd Iridica 4 Frutti magno Reniformi, Ráy. aen 1550, Perfice fimilis putamine villofos, C. B Pin, 440. Mao £, Maas fs Manghoss Hort, Mal, IV. ps Pe ta Te Io 24 L il, DEris IL STUS, 162 VyYrMANNIGE Boomen, is Re Wyngaard, De Vrugten wan Nieragtige figuur, * grooter dan een Ganzen-Ey , zyn glad em Hoorp: glimmende, eerst groen met witte Stippen , ver- STUK. volgens geelagtig en eindelyk Goudgeel worden- de, met een geel en Sappig Vleefch, als dat van Perfiken of Pruimen „ zynde: rinsagtig zoet van Smaak, Daar binnen is een langwerpige! Steen vervat, die een Pit heeft, naar een A- mandel gelykende en wat-bitteragtig. Deeze Boom is altoos groen en van het zesde of zevende tot aan zyn honderfte Jaar Vrugt- draagende. Hy brengt één of tweemaal ’s Jaars rype Vrugten voort, die men in de heetfte Lan= den in April of Mey, in anderen wat laater „ en fomtyds ook , voor de tweede maal, in Ok- tober of November inzamelt. Deeze Vrugten zyn van een groot gebruik door geheel Indie. Zy worden meest raauw gegeten , en zyn zo lekker, dat men ’er zig naauwlyks aan kan ver- zadigen. Men fchilt ’er alleenlyk den buiten- ften Bolfter af, en zuigt dan het Sappige Vleefch van den Steen, die met eenige Haairigheid be- zet is. Sommigen fnyden deeze Vrugt ook? wel aan Stukjes , die- men dan in Wyn legt. De onrype Mangas worden veel în. Suiker ge- confyt „ of met Azyn en Peper ingelegd, om ze dan als Augurkjes tot de Spyzen te gebrui- ken. Men neemt ?er. den, Steen, uit „en. ftopt de holte vol Gember en Knoflook, ‘t welk dee zelven Kruidig maakt, en zeer bekwaam tot Toefpyze , inzonderheid by de Ryst, Voorts | wordt Kd BANT ANB RT Ke. 109 wordt ’er ook een Conferf van gemaakt, en IL, men laat het uitgeperfte Sap gisten tot Wyn ÄFPEEL. of Azyn, even als met de Europifche Zuurag-Hoorp- tige Boomvrugten gefchiedt. (7 BEUK. Van de Mangas zyn, gelyk van onze Appe- an len, Peeren, Pruimen, enz. veele Verfcheiden-vrugten. heden, Men heeft ‘er, Spek- Mangas genaamd, van grootte als eens Kinds Hoofd , en niette- min zeer goed. Deeze vallen aan- de Vaste Kust.. De WVleeftch-Mangas zyn wat ronder dan de anderen , en blyven groen, offchoon zy Yyp zyn, van binnen Vleefchkleurig en wat laffer dan de gewoone , voorheen gemeld. Noch deeze , noch de voorgaande hebben die Draa- digheid aan den Steen , waar van gefproken is, Twee andere Soorten , op Java en Makasfar gemeen, worden Kleine Mangas genoemd. De eene heeft de grootte van een Hoender- Ey en minder , wordende in de rypheid bruin of zwartaetig „ met rood Vleefch, fimaakende wat Rookerig of brandig, Dezelve groeit in ’% wilde , doch wordt ook wel gehavend en on- derhouden. De Aapen - Mangas , zynde de kleinften van allen, groeijen meest in ’t wilde, en zyn ook bruin van Kleur, moetende, zó wel als de voorgaande , geheel ryp zyn; eer zy gegeten kunnen worden, Deeze vyf Verfcheidenheden komen onderde winde zo genaamde ‘Tamme Mangas voor. Behalveg anges dezelven zyn ’er ook, die men Wilde Mangas Boomen noemt, wier Vrugten altyd zuur bly. kins ven ; IL. DEEL: IE STUR II, AEDEEL Vi Hoorp- STUK, 164 V YFMANNIGE „BOOMEN. ven , en derhalve weinig gebruikt worden , da door de Indiaanen , en meest by Vifch ge- kookt. De Mangas Stinker- Boom draagt 1on- de Vrugten van wel een Vuist groot; die ook eetbaar, doch wat Harstagtig en dus heeter dan de regte Mangas zyn; weshalve zy in de ge- nen, die hitte of fcherpheid in ’t Bloed hebben ; dat zig door Koortfen of uitwendige Sweeren openbaart , niet veilig te gebruiken zyn. Men merkt aan, dat deeze Boom zeer fchadelyk in de Tuinen ís , dewyl hy zo veel Voedzel naar zig trekt, dat ‘er rondom denzelven nicts groei= jen wil, Ook zyn de Mangas- Boomen, in ’t algemeen ‚ op Ambon en elders in Water- In- die , zeer bemind , om in de Straaten te plan- ten, dewyl zy door hunne Vogtigheid het over- flaan van de Vlammen naar de andere zyde bee letten, en dus dienen tot ftuiting van den Brand. Zy worden dan wel, door anderen te dienen, zelf verteerd $ maar fpruiten, afgebrand zynde, wel haast weder uit , en herleeven dus als uit hunne Asfche. Een andere Boom, die op Ja- va Want genoemd wordt, draagt langer Vrug- ten, niet van eenen zo fterken Reuk en minder heet ; ook fmaakelyker ; zittende het Vleefch aan eene langwerpige Noot of Schaal, van vier Duimen lang en twee Vingeren breed. Dit is te Batavia een gemeene Vrugt, die ook voor gezonder gehouden wordt dan de Stinkert. Hire MEN D CAS MEER NRE TSA. 109 Harker. 08 ArpreLs dpa 8 2 V Se) pn À aa rt 3 7e webbed 4 De Naamsreden van dit Geflagt is van de ruig- EEn. heid der jonge Takjes afgeleid. De Kenmer- stu. ken beftaan in eene wyfbladige Bloem: zeer Tange, fpiraale » blyvende M Elorg djs. 5 den, Styl .zydelings, De Vrugt eene Bezie n ct één Zaad, | Ka De eenigfte Soort (1), daar in voorkomende, 1 js door den Heer JACQUIN in de Bosfchen hal da van Marteniquc „aan de Oevers der Becken, en tn en elders , waargenomen. Het is een Takkie vh Boom; van, twintig Voeten , zegt hy; of ike wils „minder. hoogte , met langwerpig ovaale, gefpitfte, onverdeelde, glanzige, gefteelde Bla- den , overhoeks geplaatst ‚ vyf Duimen ‘lang. De Bloemen zyn zonder Reuk ‚met witte Blaad. ESE Meeldraadjes en den Styl kruislings ge plaatst „ maakende losfe „ ruige Trosjcs sven een „half Voet lang , aan ’t end der Takken, De Vrugt.hadt. zyn Ed, niet ryp gezien (*). HPT UR GE (1) Hirtella, Syst, Nat, XII. Tom, IL, Gen. 277e p. 183, fort. Cliff. 17. Frutex innominatus, MARCGR. Bras, 78. £ 2, mala, Jacq. Amer, p. 8 T. 3, (*) Te vooren hadt LinNzus dit Gewas, gelyk de Heer JACQuiN nog doet, als maar drie Meeldraadjes heb! vende, On. der de Triandria geplaatst, Ee: ? af IL, DEEL, II, STUK) ' Ht AFDEEL. V» Hoorp- STUKe L. PleEfronta Ventof/a. Kaap{che, 166 VyrMANWNIGE BOOMEN. Pr E ÉTR OM AA: De Kenmerken zyn vyf Bloemblaadjes, in de keel van de Kelk hunne inplanting hebben- de. De Vrugt een tweezaadige Bezie , om laag. zittende. é iet In diet Geflagt komt maar ééne Soort voor (r), aan de Kaap der Goede Hope groeijende , welke door den Heer J. BURMANNUS, in zyne befehryving van Afrikaanfche Plantgewas- fen , afgebeeld is en befchreeven , onder den naam van Rhamnus met rondagtig gefpitfte Bla- den en de Vrugtenaan Trosfen groeijende, Het is een Boom , aan zynen Stam en de groote "Takken met lange , fterke , fcherpe Doornen gewapend , alwaar hy geene Bladen heeft. De ieine Takken „ Twygen en Looten, geeven gefteelde langwerpige Bladen uit , die gepaard zyn vier Duimen lang en drie Duimen breed. _Úit de oxels der Bladen ontfpringen Trosfen van Bloemen, ndar die van den Vlierboom gee lykende, waar onder het Vrugtbeginzel zit, dat in eene Bezie verandert. Tot het maaken van Haagen ‚ ter befchuttinge voor den Wind, is dic Boomgewas zeer bekwaam ; waar van het mooglyk. den bynaam heeft, ; R A U- (1) Plettronia. Syste Nat, XII. Tom. IL, p. 183. & Mart, $2, Rhamnus Foliis fubrocindo -acuminatis, Fruâu racemo. fo. DURMe „Afre 357, Te 940 \ Pr AP AN, Dijk Lyd. E07 RAUWOL FIA. is ÄFDEELà MORE ijs Ht Vv. De benaaming is , ter gedagtenisfe van den goorpe vermaarden Kruidkundigen , RAUWOLFIUS, STUKe die zig door zyne Reizen in Palestina, en de Planten , door hem aldaar waargenomen , heeft beroemd gemaakt, door Pater PL uMIER ont- worpen. „Een Sappige Bezie, met twee Zaaden, in eene. Holligheid vervat , ftrekt tot onderfchei- ding van dit Geflagt , waar in thans drie Soorten voorkomen, als ri) Rau wolfia, die zeer glad en glanzig is var I. ( ) el & ai 8 ge Rauwolfis Lof. | nitida, Gladbladie. Deeze is, in de befchryving van den Clif fortfchen Tuin , zeer omftandig befchreeven door, LINNAus. Zy maakt de Smalbladige van PruMIER uit, die vierbladig genoemd wordt, zo wel als de andere „ om dat de Bladen in ’t kruis om den Steel ftaan „-zynde zeer fterk geaderd, Tort deeze gladde Soort, niettemin , wordt de Breedbladige van P Lu Mier betrok- ‚ken door den Heer JACQUIN, die het Ge- was (1) Rauwelfia glaberrima nitidisfima, Syst, Nat, XII, Tom, II, ps 188. Jacq, Amere 47. Rauwolfiae Hort. Ch, 75. T 9. Rauwolfia tetraphylla angustifolia, PLUM, Gen, 19, He 236. fe Le ; vit La Il. DEEL, Ie STUKe 168 VSrFMANNIGE BooMern,. _ U. was in de Bergagtige Bosfchen van St. Do- A mingo waargenomen heeft en aldus befchree- Hoorp- vcn. STUK, Het is eene glanzende » tegtopftaande Boom; van twaalf Voeten hoog , vol van eef witte Lymerige Melk. De Bladen, aan de Knoopen der Twygen of Looten; zyn Lancetswyze , on” gekarteld, gefteeld en puntig, flaande met bun __ vieren in ús kruis , waar van de twee naaften eens zo láng ‘zyn’ als de anderen, Aan xt end der Takken komen. Trosfen van twee of drie Bloemfteeltjes. voort , draagende kleine witte Bloempjes. De Vrugten , driemaal zo groot je als een Erwt , zyn eerst geel, en worden verz volgens zwartagtig purperkleur, oe (2) Rauwolfia > die eenigermaate Haairig zis. Rauwelfia $ fubpudes- A j | Hin ú Deeze ‘zou de Breedbladige van PruMirr dn zyn, volgens -LINN&Eus, doch de Smalbladi- ge volgens JACQUIN ; die dezelve de ruige noemt „ daar de Bladen, volgens BROWNE, {legts bezet zyn met zeer fyn Dons. De aan- gehaalde van SLOANE, een Heefteragdig Ge. was (2) Rauwolfis canescens. Syst, Nat, XII, Tom. II. pe 288, Rauwolfia hisfuta. JACQs Amer, 1, p. 47. Rauwolfia frus ticoa, Foliis verticillafis tenuisfime villofis; BROWN. Jam Ie P- 189. Rauwolfia tetraphyìla angustifolia, PLUM, Gen. 19 Ie, 236, f 2, Solani Fruêu fruticofa, SLOAN. Eijl. Fam. II, pe 107. T, 188. f, 1, RaAJe Derd. 75. Arbor Sycophora Jamae cenfis, PLUK, Phyt, pe 266, £, 2 id BE OD A NDL IVA, MQ was met de Vrubten van „Nagtfchade , hadt, IL langwerpige cfenrandige Laurierbladen , die, van sie a onderen ruig zyn. PLUKENETIUs noemt Hoorp- het een Vygdraagende Jamaikafche Boom, met “*UEe kleiner Bladen. De Heer JacQurn,die dit Gewas op drooge Velden en in open Bofchjes van de Karibifche- Eilanden en de nabuurige Vaste Kust aantrof , befchryft hetzelve aldus, Het is een regtopftaande Heetter , geheel Melkgeevende , die, naar ’ verfchil van plaats en Grond , van ‘een tot agt Voeten hoogte be- feikt. Hy heeft ook vier Bladen, Kranswyze om den Steel, die ruig zyn, de twee naaften insgelyks langer dan de anderen , met ronde ruige Steeltjes. De Bloemfteeltjes, op ’t end der Takken, in vieren verdeeld, draagen kleine roodagtige Bloempjes ‚ zonder Reuk. De Vrugt, eerst rood dan zwart , bevat twee ruige Steenen, ieder met twee Holllgheden, doch zelden meet dan ééne Pit, (3) Reiwolf, die met Wolligheid is bezet, _ ur. Rauwslfia Schoon „deeze een Heefter is van minder Wollie” hoogte „ kan ik doch dezelve hier. niet uitflui- ten; om dat zy, buiten haare Woiligheid , in alle opzigten byna overeenkomt met de cerfte Soort. Haare Vrugten zyn van grootte als Erw- ten. (2) Rauwolfia tomenzofa, JACA. Armer. p. 42, Obs, EL, Te 35e E ew IL, DEEL, IL, STUK u. AFDEEL, Yv. Hoorp. STUK, it Carisfa Caraudas, „170 VyYrFMANNIGE BooMEN. ten, Op Rosagtige plaatfen in de nabuurfchap ja zelfs op de Steenen Wallen van Karthagena in Westindie en de Poorten der Stad, is deer ze aan den Heer JaACcQUuIN overvloedig voor- gekomen. s CHAURCT SIS As Dit Geflagt wordt door eene Vrugt, die uit twee veelzaadige Befiën beftaat, onderfcheiden, Het bevat maar ééne Soort (1), die by R U Me PHIUS den naam van Carandas voert. zynde door. den Heer N.L. BuRMANNUS voor- gefteld onder den naam van „Echites fpinofa, waar … toe. betrokken wordt het Lycium, van Malabar, met rondagtige digtere. Wintergroens Bladen Jasmynbloemen, en fterke-regte Doo- rens , twee over elkander , van PLUKENE- PIUS. Het is een Boom met gegaffelde Takken … 9 twindig Voeten hoog groeijende: de Bladen ge- paard, gefteeld ‚.ftomp, glad , effenrandig. De Doorens , die uit de oxels , doch niet overal voortkomen, zyn korter dan de Bladen. Meest aan ‘ket end der Looten komen de Bloemfteel- tjes voort „ die ieder drie Bloemen „ naar de Jas- (2) Carisfa. Syst. Nat, Xil, Tom, IL, Gen. I251. pe 189, Carandas. RuweH Ault, five Tom. VIl. Herbe Amb, ps 57e T. 25 Lycium Malabaricum &c, PLUK, Phyt, 235 Te 3050 £, 4. Echites ípinc. BURM. Fl, Jud, p‚ Co, EU AN: Deir, RIT Jasmynbloemen gelykende, draagen. De Vrug- II ten zyn als Kerfen, Men gebruikte dit Gewas rn tot Heiningen in de Tuinen te Batavia, Hont k | | STUK, ; CERBER A De naam, van Cerberus den Helhond der Ou- den afkomftig , is wegens de klinkende of Ver- giftige hoedanigheid hier aan gegeven. Aan dit Geflagt wordt door LiNNeaus op de eene plaats een Eenzaadige,op de andere een Tweezaadige Vrugt toegefchreeven. De Bloem is Irechteraetig,met eene geknodfte Buis en den Rand groot , in vyven verdeeld , de Keel vyfhoekig. Drie Soorten komen ’er in voor, als volgt. (1) Cerbera met ovaale Bladen, eo dÁÂhouai, Rinkel« Deeze Soort is de zo vermaarde Ahouat vannoom, TueverTus, Wiens Vrugten, benevens der- zelver gebruik en eigenfchap, men by Dop o- N&us en anderen afgebeeld vindt, In ’t Werk van Ra Jus wordt aangemerkt , dat decze Vrugt ' van eene driekantige figuur is , van grootte als een middelmaatige Karfteng , met twee Hoornen die als famengedrukt zyn, voor ’t overige Buik- ag- (3) Cerbera Foliis ovatis. Syst. Nat, X1ls Tom. 11, p. 189. Thevetia, Hort. Cliffs 75e ROYEN, Lugdbat, 413, Ahouai, THEV. „Antaréf, 66. TOURNEF. Just, 658, Rays Hist. 1676. Ahouai major. Pis. Bras, 49, Arbor Americana, Foliis Pomis Frutu triargulo, C. B, Pin, 434e IL, DEEL, IL, STUR, u. AFDEEL, ve Haoorpe STUKs 172 VYFMANNIGE BOOMEN, agtig , bleek van Kleur, de Oppervlakte een: weinig ongelyk, en tusfchen de twee Hoornen. om laag een Spleet. hebbende, die inwaards- doorgaat. Van den opperften Top, waar in een doorlgopend Gaatje is, gaan Sleuven af; die de Vrugt in vieren, verdeelen, welke. door ’t ram- melen de tegenwoordigheid van cén Noot of Steen doet blyken, De Boom groeit in Brafi jl en heeft, volgens Trever, de hoogte van een Peitidehk 8 net cvaale Bladen » die altoos groen blyven, drie of. vier. Duimen lang en ‘twee Putter breed. De Schots is, witachtig, Uit de ge- kwetfle Takken vloeit een Mell vaatig Vogt, en, als dezelven afgefneeden zyn , dan ftinken- ze zo geweldig naar Menfchen Drek „dat de Ingezetenen as Lands ’er geen gebruik van maaken „zelfs niet om Vuur te ftooken. LerEry zegt, dat de Ahouai een wilde Boom is in Brafil, wiens Hout een zo, yzelyken Look- flank heeft „ dat men denzelven , wanneer het verbrand wordt ‚- niet verdraagen kan. R Ay vraagt, of niet het zogenaamde Stronthout uit Oostindie van deezen Boom zou kunnen zyn 5 doch ik antwoord , dat. het van „cen «anderen Boom is, die Olax of Drekboom genoemd wordt, hier voor befchreeven. t'Is zonderling , daar men-’t Gewas in Ide openbaare Kruidtuinen gehad heeft „ dat ‘er nog geene Afbeeldingen ‘van zyn. Ten minfte wordt deeze Soort in de Prodromus van den Leidfchen Akademie- Tuin aangehaald, De le DEN TAN Derut LA 173 De Vrugt is zeer Vergiftig en van eene doo- Ue delyke hoedanigheid ‚ wanneer zy ingenomen APDEELs . wordt , voornaamelyk de Kern derzelve ; weshalve por. de Indiaanen die ’er wit neemen „ en dan vervol-$TUK. gens de ledige Doppen ; aan ‘Louwtjes gereegen ; met Snoeren famen verbinden, doende dit Tuig dus om de Beenen ; het welk in * loopen en draaven een rammelend Geluid maakt , byna ge- lyk de Bellen van onze Arreflee- Tuigen, (2) Cerbera met Lantetswyze Bladen, die 1: | Ë Corbera dwars geaderd zyn. Blauchat, Oostindie Onder den naam van Melkgeevende Manchas „°°“ met dikke geaderde Oleanderbladen, de Bloes mer van Jasmyn ; en een Venynige naar een Perfik gelykende Vrugt, is dit Gewas in de Thefaurus Zeylanicus van den Heer J. Bur. MANNUS voorgefteld, Hier toe wordt de Melkboom van Ru meu iuss alsook de Odol- lam van den Malabaarfen Kruidhof, thuis ge- bragt. Zie hier, hoe de Hoogleeraar J. Bur- MANNUs dit Gewas befchryft. 3, ’t Is een Boom,in verfcheide Takken ver- ss deeld (2) Cerbera Foliis lanceolatis „ Nervis transverfalibus. FA Zeyl, 106. OsBe Jrin, Qie Manghas lafteseens, Foliis Nerii. crasfis Venofis, Jasmini Flore, &c. BuRM, Thes. Zeyl, p. 150, T. 7o, f. 1. Manghas Fruu venenatoe Ce B, Pin. 44C. RAJe Hiff. 1552. Arbor ie&taria, Rummen. Am, ll, p 245, T. 81. Odollam. Mort, Mal, l, pe 71, FT. 59+ Gerbera Manghas, DURM, Flor. Ind. p‚ 66. TED EEL: 1e STUK, 1 AFDEEL. Hoorp- STUKe 55 33 3 “4 NVyrMANNIGE BooMEn. deeld , met Lancetswyze Bladen als van den Oleander , wederzyds ftomp ; gelyk van rand; dik, hebbende aan de onderzyde een regtop= {taande verhevene Rib, met enkelde Ader- tjes , die Vinswyze in de winkelhaak uit de Rib komen. De Bladen zyn boven effen ‚en overdwars volgens den loop der Aderen ge- fleufd. Uit de verdeelingen van den Steel ontfpringt een effene Tros, van regtopftaan. de Bloemen , wier Kelk in vyven verdeeld is , bevattende een Trechteragtige Bloem van één ftuk, volmaakt als die van de Jas- myn in vyven verdeeld, met vyf Meeldraad- jes. Opde afgevallen Bloem volgt een groo- te ronde Vrugt, op zyde gefleufd , waar in twee Eyronde Beenige Zaaden. Het ‘komt derhalve {grootelyks met de Jasmyn overeen , uitgenomen de Meeldraadjes, Het gantíche Gewas is vol van een fcherp Melkagtig Vogt waar door het, zo wel als wat de Bloem aan- gaat, met de „Apocyna ftrookt. Zo die Melk naar de Konst bereid wordt, maakt zy Ont- lasting naar boven en beneden, kunnende daar door dikwils- van grooten dienst zyn in de Waterzugt”, Dit komt overeen, met hetgene RuMmrurus van zynen Melkboom getuigt , groeijende door geheel Water « Indie , dat is op alle Eilanden van Oostindie. Veelen, zegt hy, houden hem voor een Soort van Mangas, om dat de Bla- den niet alleen, maar óok de Vrugten naar die der P BEN T A NDE 1 a, 278 der Mangas- Boomen, hier voor befchreeven*, tr gelyken ; vallende fomtyds wel zo groot als een ei zen Granaatappel : doch de hoedanigheid verfchilt — …, » veel. Onder een groenagtige Schil verbergen srux. deeze Vrugten een Haairige zelfftandigheid, waar in een witte Kern is beflooten , van groot= te als een Karfteng, die voor Vergiftig gehou- den wordt. Men vindt dikwils twee Vrugten by elkander gegroeid, als Testikels en dikwils zyn ‘er twee Pitten in elke Vrugt. In zyne Afbeelding gelyken de Bloemen zeer veel naar die van het Apocynum „ doch in ’t geheel niet naar die van de Jasmyn. Men ziet derhalve den oirfprong van den bye naam, alzo de Portugeezen dit Gewas Mangha brava noemen ; doch de algemeene naam, in Indie, is Cafu- Susfu of Melkboom. Op Moe- tasfige plaatten groeijen zy zo groot en wild, als de grootfte Mangasboomen. De Heer Os- BECKs, in ’t jaar 1751 langs ’t Strand van Java maar Angeri gaande , vondt aan een Beek een Boom van deezen aart , die ongevaar tien of twaalf Voeten hoòg was, draagende zo wel Bloemen als Vrugt en van de Javaanen Vienta- ro of Bintaro genoemd wordende. Het Vrugt- beginzel vonde hy Eyvormig en den Stempel, gefpleeten. „ De uitwendige Schaal der Vrugt, 3 zegt hy , bevatte een Melkagtig Sap , het ‚welk dezelve verdagt maakte, en buitendien » waarfchouwden my de ingezetenen des Lands ‚ meer dan eens; dat. dezelve. Vergiftig ware.” r Ò Bie Dn En AA Eke II. DEEL, II, SUM. E] 17e _VYrMANNIGE BooMEN. U. De Fernataanen zyn zo bang van deezen Boom 4- N ÁFDEEL, y, dat zy ’er niet onder gaan zitten rusten, noch Hoorp: eenige Spyze daar onder kookeni willen, zeggen. STUKe de dat dezelve daar door eene kwaadaartigheid bekomt, en het was ook niet onmooglyk; dat ‘er van deszelfs Melk iets in kwam druipen. Hier uit blykt 5 hoe ligt de Wateren der Bee« ken en Plasfen in Indie; met voordagt of by toeval ; kunnen vergiftigd worden; Uit de Pit- ten der Vrugten , niettemin; wordt eene geele welriekende Olie geperst; die zeer goed is om in de Lamp te branden, en van het uitgeperfte Deeg maakt men Kaarfen op Java. zj. … (3) Cerbera met een digt Loof van fmalle zeer Cerbera lange Bladen. T'hevetiae westindi- | : {che. Van deeze Soort de Afbeeldingen niet naauws PLAAT VL; Fig, zo keurig zynde , heb ik hier dezelve in Fig. 2, op PLAAEnls volgens de Aftekening van den. Heer JACQUIN medegedeeld, Hy heeft dit Gewas op de Westindifche Eilanden Kuba en Martenique , doch zeldzaam , gevonden; en befchryft het aldus. Het is een fraay Boompje, van twaalf Voe: ten hoogs met eenen regten Stam, en ronde zwakke Takken; vol van Knobbeltjes; die de voct- (3) Cerbera Folis Iinearibus longisfimis confertis. Jacq. Amer, vp. 48. T. 34. Ahouai Nerii folio, PLUM, Jc. 18, Nee rio affinis anguftifolia lattescens ‚ Floze Iuteo, PLUK, Als ZS je IJs 2074 fs Se Pie AoNuDiR:EaA -1f woetftappen’ der afgevallen Bladen zyn. De wle Blädén:; daar deszelfs digte Loof uit beftaat v. Ee zyn zeer lane en fmal, aan * end fpits, gelyk Hoorps van fand, glad en gefteeld, vier Duimen min of- meer lang , zittende tropswyze aan ’t end der Takken. Uit derzelver Oxelen komen de Bloemfteeltjes voort, meest met ééne , fomtyds verfcheidë Bloemen , welke groot zyn en Trech- teragtig , den Rand in vyven verdeeld hebbende met breede omgeflagen Slippen. Zy -komen uit cen vyfbladig Kelkje voort, en hebben in de Mond een vyftandig , gefternd, Wollig, Ho- nigbakje. Het Vrugtbeginzel, dat rondagtig is, heeft een Styl met een geknopten Stempel, aan de Tip gefpleeten. De Vrugt is rondag- tig, platageig, glanzig, aan den Top met twee genavelde Stippen en een dwarfe Sleuf, die van de eene naar de andere loopt, Deeze Vrugt is groen, geheel Vleczig eh vol van Vergiftige Melk, zo wel als de gantfche Plant. Zy bevac een platagtige Noot, die eenigermartte vierhoe- kig is en langwerpig , twee holligheden en vier Kleppen hebbende, De Bloemen van deeze Plant zyn geel en zeer welriekende, BEU MIER TA: De gedagtenis van den vermaarden Pater PLuMIER, die de Kruidkunde met een groo. ger getal van Amerikaanfche Plantgewasfen dan il M … demand II, DEEL. II STUB. U Hoorp- STUKe 1. Plumeria rubra. Roode, R ij8 VormANNTeE BooMEN. En iemand zyner Voofgangeren of Navolgeten # AFDEEL: verrykt heeft, is in dit Geflagt vereeuwigd, De Kenmerken zyn, een Trechterswyze Bloem , twee omgeboogen Blaasjes „ dat de Zaadhuüisjes zyn, bevattende een mênigte van gewiekte Zaaden, Drie Soorten zyn in dit Geflagt door LiN- N & Us opgetekend „als volgt. (1) Plumeria met langwerpig ovaale Bladen, wier Steelen twee Kliertjes hebben, Onder den naam van Plumeria met een Roos zekleurige zeer welriekende Bloem is deeze Soort door T ouRrNeErFoKRT voorgefteld , welke SLOANE gehoemd heeft Boomachtige Oleander met een zeer groot ftomp Blad, en de Bloe- men Vleefchkleurig. PruKeNeTius geeft er den naam aan van Boomagtige Amerikaan- fche Clematis , met zeer groote Laurierbladen „ en eene zeer welriekende Bloem , van Kleur als Lak. Onder de Surinaamfche Planten is hy, door Juffrouw MrRrRrAN, de Indifche Fasmyn- 8c- (1) Plumeria Foliis ovatoroblongis, Petiolis biglandulofis. Hort. Cliff. 76. ROYEN’ Lugdbat. 412. JACQ: Amer. pe 35e Plumeria arborescens &c, BROWN, Fam. 131e Pl, Flore rofeo odoratisfimo, TOURNEF. Jnf?. 659. CATESBe Car. 11. T, 92, EHRET, Piël. Te. 10. TREW, Ehret, Nerium arboreum &cc. SLOAN. Fam. 154e Hil. Il, p. 61e Te 183e fe 1 & 186. É‚ re Jasminum Indicum, MER. Surin. Te 8. Clematis, Arborea- Americana Bec, PLUK: Jdante soe dlmeg, zoe, Te 207 f, ze P ENT AND RIA 176 genoemd ; ; gelyk de Engelfchen op Jamaika en 7 U Barbados hem de Yasmynboom heeten. De Kleur Rn gal in trap van roodheid eenigermaate vetfchil- Hoorn: lende zyn ; doch de welriekendheid is zo groot „STE dat. de Franfchen den Boom ‘deswegen Fran- hipanier tytelen (*). „Aan de Vaste Kust van Zuid-Amerika is het , zo de Heer JACQUIN aanmerkt , een hooge, Takkige Boom ‚ met eene uitgebreide yle Kroon, ‘Men heeft hem , zo ’{ fchynt zegt hy, van daar op de Karibifche en andere Eilanden overgebragt , alwaar hy zelden vyftien Voeten hoog wordt: Hy draagt een menigte van fchoone Bloemen, daar het Vrouwvolk, in eenige Gewesten van Amerika; gewoon is zig het Hoofdhaair mede te verfieren. Door afge: fneeden Takken wordt hy zeer Benaukkelik voortgeteeld , inzonderheid wanneer men die veertien dagen, eer zy in den Grond geftoken worden ; op een drooge plaats bewaart, Voor zes Jaaren door hem uit Martenique overgezon. den, bloeide hy Jaarlyks, in de Keizerlyke Tuin, zeer fchoon. Anders is hy, in de Kruide hoven van Europas hiet gemeen, (2) Pli (*) Franchipan? is weleer een Italiaanfche Parfumeur te Parys geweest, naar wien nog eenige Reukwerken den naam voeren, | M e IT. Dési Ît, STUE: | : Ed ijo * VYFMANNIGE BooMEN. i LO __(e) Plumeria met Lancetswyze omgekreukte Ev ï Bladen; de Bloemfteeltjes van boven knob- Hoorp= belig. STUK DE Deeze Plant is onder den naam van Zeer ge hoyge Boomagtige Oleander , met fmalle Bladen “en witte Bloemen ‚door den Heer SLOANE voorgefteld , die dezelve in zekere Landftreek van Tamaika overvloedig groeijende hade gevon- den. De Heer JACQUIN nam ze op Rots- agtige plaatfen aan de Zeekust op-’t Eiland Martenique waar. Hy zegt, dat het een Boom is, van geftalte als de voorgaande Soort, doch niet zeer Takkig en zelden hooger groeijende dan vyftien Voeten, De Bladen maaken een digt Loof uit. De Bloemen zyn wit met een geelagtige Keel en ongemeen aangenaam niet alleen ‚ maar ook zeer fterk van Reuk, De geheele Plane is vol van een Melkagtig Sap, gelyk de ande- te Soort. Koert voor zyn vertrek was ’er een Gerugt , dat men ontdekt hadt, hoe het Ge- heim der Wilden in zekere Ziekte, Epian ge- paamd , welke een Soort van Spaanfche Pok- ken fchynt te zyn, te geneezen, alleenlyk in het >) Plumeria Foliis lanceolatis revolutis , Pedunculis Kuperne tuberofis. Syst. Nat, XI. Tom, Il, pe 190, Plumeria Flore niveo &c. PLUM. óp. zo, Je, 231, Apocynum Amer. frutes- cens „ &ce, COMMe Hurt, dmft. IL. p. 47. Te 24e Nerium arboteum altisfimum , Bec SLOAN, Hifl, Fan. lk p. 62, RA}, Dendr, 114. HERM, ea: 19, WE Ta MD A. 1ër het he van ’*t Afkookzel der Wortelen van deezen Boom , dien de Franfchen Fran- Aran. _chipanier blanc erder ‚ beftond. In de Keizerlyke Tuin te Weenen tierdesrux. deeze Witte Westindifche Jasmynboom ook zeer wel , doch hadt ’er nog niet gebloeid. Het zelfde verhaalt CoMMELYN, aangaande den genen, welken men alhier ín de Hortus Medicus ‘bezat , die door hem zonder Bloemen is ver- toond. ‘De Heer BuRrMANNuUs, die de Af- beeldingen vän deeze , zo wel als van de voor- gaande , uit de Werken van Prumirr aan ’ licht gegeven heeft , merkt aan , dat ‘erf van dit Geflagt aanmerkelyke Verfcheidenheden zyn, zo ten opzigt van de Bladen en manier van bloeijen, als van de Kleur der Bloemen, wel- ke , zo het Gewas nog al aan ’t bloeijen’ ge- bragt wordt in onze Broeihuizen „ doorgaans bleek en klein blyven, verdwynende eer zy tot wolkomenheid geraakt zyn , zonder dien aange- naamen Geur, Dus heeft de Heer JAcquiN nog een der- Planeria e 270 1OT Ae gelyk Gewas waargenomen , dat een Boompjereuketooa maakt van agt Voeten hoog, met eenen regten2 Stam en zeer weinige Halten! Hetzelve hadt de Bladen van de Roode Plumeria , maar de Bloemen waren Reukeloos en wit ; eens zo groot als die der anderen. Dit kwam by Karthagena veel in de Bosfchen voor. Aan den anderen kant fpreckt hy wederom Ptumeris pudt CB, M 5 VAD gelchaam. 0e) Me DEEL, II, STUK, Ld Plumeriae mi. Kaup tompée ijk VyYFMANNIGE BooMEN. van eene Soort, welke de voorigen in Geur te ‚ boven ging. Die hy ‘er van gezien hadt, waren Melkgeevende Boompjes van. vyf Voeten hoog met dergelyke Bladen ‘en Geftalte als de voor- gaanden. Deeze gaven, twee Maanden lang ; Bloemen uit , die op elkander volgden, zynde geheel geelagtig ‚ doch wier Rand, zelfs na ’% afvallen , opftaande en geflooten bleef , zynde op dergelyke manier byna omwonden, als dit in de Malvaviscus plaats heeft , die voor het afvallen zig fluiten. Deeze Bloemen ruiken niet- temin veel lieflyker. dan de anderen, hebbende; zyns oordeels , eenen Geur , welke dien van alle andere Bloemen At Op Kurasfau , daar men deeze in veel waarde houdt , geeft men ‘er den fierlyken naam van Donzellas of Maagden aan, dewyl zy nooit ontluiken Ce, (3) Plumeria met Lancetswyze 3 gefteelde 5 flompe Bladen, Die Soort , tot welke de Heer J. Bur- MANNS de Roode Plumeria betrokken heeft , wordt hier door Linnus als eene derde ek Soort (+) Jacq. Amer. Hift, pe 37. (5) Plumeria Foliislanceolatis petiolatis obtufis, Syst, Nat, XII, Tom, II, pe Too. Plumeria Flore niveo, Foliis brevio= rbus obtufis, TOURNF, Ju/?. 659. CATESB. Car, 11, T, 93e PLUM. Ie. 232, Flos convolutuse RUMPH, Amb, IV. Pp» 85. T, 33. BURM, Fl, Ind, po 68, PrE'N TT AN Dirk: I-A. TÔ3 Soort voorgefteld, onder den bynaam van Stam- , ÏL pe, dewyl zy de Bladen wat korter en aan ’t“"5r end eenigermaate ftomp heeft Hier toe zou Hoorns een Bloemdraagende Heefter van RumrPHimusStux. ‘behooren , die den onderften Stam een Been dik: heeft’, zig dan drie of vier Voeten boven den Grond in drie Takken verdeelende , welke ieder wederom ‘drie Takken uitgeeven ; zo dat de verdeeling van dit Gewas altoos een Drie- fprong maakt. Het Hart is voos , de Schors Afchgraauw en’ broofch, als Olieagtig. Aan de uiterfte Twygen , ie groen en dik zyn, komen Bladen woort , wel twaalf of veertien Duimen lang en eenigermaate naar die. van de Mangha brava gelykende , gefteeld, doch, wolgens de Afbeelding , geenszins {tomp aan tend. Het end van die Twyg geeft een, dik- ken Bloemfteng, uit welke, op zynen Top; ‚een Kroon of Krans heeft van Bloemen , naar die der Narcisfen gelykende, Voor dat ld ven open gaan , zyn de Bloemblaadjes als in malkander gedraaid, en dit is de reden , dat RuMmrHius ‘er den naam van Samengerolde Bloem aan geeft. De Bloemen, zegt hy, beftaan ieder uit vyf Schulpjes, aan de kanten wit, van binnen hôog geel en zeer lieflyk doch geil van Reuk „hebben geene holligheid of Draadjes 3 ‚zo dat dit waarfchynlyk onvrugtbaare Bloemen betekent. Immers het Gewas droeg op Ambon ook zelden Vrugt, wordende aldaar en op an- M 4 de- Ïle DEEL. Ile STUKe u. AFDEeL. Ve Boorn * ETUKe Ds Echites Caudata, Geftaarte, 124 VyrMANNIGE BooMEN.! dere Eilanden van Indie, alleen tot Sieraad en on: den Geur, in de ‘fuinen nagehouden. Men oordeelde , dat. hetzelve uit China; of van de Philippynfche Eilanden , afkomftig. ware. Men hadt het doch. eenmaal Vrugt zien, draagen „ welke een langwerpig ronde Peul was, met gewiekte Zaaden; gelyk in de andere:-Soorten. Ook ftort deeze, zo wel als die , eene Sneeuw. witte Melk. a buC HT Eys. De naam is van de aanvattendé en vasthor- dende eigenfchap. deezer Plantgewasfen afgeleid, De Kenmerken van dit Geflagt Zyn; twee lan- ge regte Blaasjes ‘of Zaadhuisjes : een Îrechs teragtige Bloem , die de Keel naakt heeft, en Zaaden met Kuifjes van Pluis, Het bevat elf Soorten waar van de meeften klimmende of Rankgewasfen zyn , doch de twee laatften tot de Boomen behooren. | (ro) Echites met Trechterswyze Bloemen”, “die zeer dn Draadagtige Punten heb= ben. „Deeze is zeer’ duidelyk in Afbeelding ge- bragt en uitgegeven door den-Heer N, L. Bur. | MAN (zo) Echites Corollis aGuelibelte „ Apicibus linea- sibus longisfimis, Syst. Nat. XlL. Tom, 11, Pr 190 Alant, 52, BURMe Flor. Ind, pe 68 T, 86, PENS: A ON/DARSEA, „Pes Ï. id MANNUS; in zyn Ed. befchryving der Planten “van Indie,’ ‘Het is , volgens de berigten van den Heer Kr EiNuHOF; die de gedroogde Plant Hooro- overgezonden heeft , een Heefter „ die met zy-“ TUE ne Klaauwieren zig aan andere dingen hecht; óp hooge plaatfen van *t Eiland Java voorko- mende, en by de Ingezeten Comonga of Man- goenong genaamd, De Heer LinN&us zegt, dat het cen Boom is, die de Bladen gepaard, gefteeld ‚ Lancetswys’ ovaal , effenrandig en paakt heeft : de Bloemen uit de oxelen; ge- dteeld , regtopftaande , van grootte als die der Oleander ‘en Trechteragtig , met den Rand in vyven verdeeld, en aan de Típpen met Draad- agtige byhangzels. „ langer «dan de geheele Bloem: ’t welk deeze Plant, zegt zyn Ed, ‚ van alle bekende Planten onderfcheidr, “C11) Echites >. met eenigermaate, gekransde xt. dangwerpige Bladen „ zeer, lange Draad- ee agtige Blaasjes en gamengrjdalde Zonne, Schools gehenmens Ditis nd LiINNRUS , een Boom s die de. Takken alleenlyk aan de Knokkels gebla- derd heeft. De Bladen, die Lansetgmme ovaal en t Ki mr) Echites Foliise fubverticillacis oblongis , “Ealltoulfs fil? formibus Iongisfimis , Umbellis compofitis. Syst. Nar, XII. Tom, II, p. 190, Alant, 53. Lignum Scholiere, RumuPH. Amt, B ps 246, Te 82e M 5 1. DEEL. Tis STUK» In. AFDEEL. Vi Hoorp- 6TUKe - 186 VsrMANNIEGE BOoMEN, en Lederagtig overdwars geftreept „ effenrandig en gefteeld zyn ‚maaken met-hun vyven of-zee venen een Krans rondom het Takje, De Bloem- fteeltjes , tusfchen. de Bladen voortgefprooten , k en zo lang als.die , draagen een famengeftelde Zonnefcherm van kleine Bloempjes. Twee Blaas- jes ‘heeft -dit-Gewas,-die Draadagtig zyn, an- derhalf Voet lang, of driemaal zolang, als de Bla- den, -en derhalve langer dan alle my bekende Blaasjes „zegt onze. Ridder, Volgens het gene ik. by Rumrmius vind, zo zyn deeze Blaasjes de Zaadhuisjes, die zekerlyk- wel langer’ voor- komen in andere. Planten. « Zy zyn van binnen met een „wit, Merg gevuld, veranderende in platte Zaaden „ met Pluis „het welk dezelven door den Wind verftuiven doét. De Boom; welken deeze:-Autheur onder de Melkboomen telt, is dik van Stam, en fchiet in % wilde, taamelyk hoog op ; ‘hebbende alsdan ook Vlerken. by den Wortel, „Men kan hem van: andete‘ Boomen ligt-daar ‘aan onderfchei- den, dat hy verfcheide Kroonen"boven elkander heeft , als een Kandelaar. Ook wordt hy, te- gen den avond , door den Tieflyken Reuk zy- ner Bloemen vertaden. De Melk, die hy ge- kwetst zynde uitgeeft / is bitter en-onaangenaam van Smaak, doch niet fcherp of bytende, ge- Iyk die HEE anderen Melkboomen. Hy groeit op de Eilanden en aan de Vaste Knst van Indie, Het aanmerkelykfte 5 dat dk Boom heeft, is BREN TE A N DIR TA TB is het gebruik van zyn Hout, waar van: de II. naam is afgeleid, *t Is het zagtfte en witfte vân AFDEEL: __ alle Ambonfche Boomhouten , zeer fyn van HeoRs: Draad , en laatende zig, gelyk het Lindenhout,stuxe zeer gemakkelyk bewerken. Men zaagt Plan- ken en Ribben van den Stam ‚en de Kamers, of Wooningen, daar van gemaakt, zyn zeer net door deszelfs witheid , hebbende ook een fchoo- nen weergalm 5 maqr niet duurzaam, om dat er zo ligt de Worm ín koimt en de Witte Mieren beminnen ’t zeer, om zyne zagtheid. Daar worden zekere Plankjes. van gemaakt , een Voet lang en een Vinger dik, waar men de Kin- deren op leert fchryven , en het gefchreevene kan, even als op een Ley , met zekere Boom- bladen weder worden uitgeveegd. Dit is dan de- reden ‚ dat men het Schoolhout noemt. De - Malcijers en Javaanen maaken van dit Hout ook Kistjes , Doosjes en andere Snuifteringen, De Schors. of Bast is in veel gebruik tot een Maagmiddel ‚wegens zyne bitterheid en wordt, met Azyn gewreeven, tegen de Koorts ingeno- men. _Dergelyke eigenfchap hebben. cok de dunne. Wortels van deezen Boom, EAB ER NEMON TD ANA De gedagtenis van den vermaarden Genees- heer en Lyf- Arts van den Keurvorst van de Paltz, zynen Geflagtnaam van zyne afkomst uit Berg -Zabern in het Tweebrugfche hebben- de Tl Deele Ile STUX $ 188 VyrMANNIGE, BooMEN, U, de, die nu omtrent ve hak Jaar geiee- Rn den bloeide, en een voornaam Werk overde Hoorp- kragten der Kruiden, in ’t Hoogduitfch uitge-” 6BTUK. _ geven heeft , is in dit Geflagt van Planten door Pater PLUMIER vereeuwigd, De Kenmerken zyn; een T rechteragtige Bloem : twee Vrug gtbeginzels „ veranderende in twee horizontaale Bläasjes , dat de Zaadhuisjes zyn „ bevattende een menigte van, langwerpig ronde » ftompe „ Zaaden, die in zekere weeke zelfftandigheid of Pap binnen 38 gezegde Blaas- jes huisvesten. Van deeze. vind ik. as zes ‘Soorten aange- tekend , waar van de meeften tot de Boomen behooren, als volgt. den ha Ld je 1 f zel E) Taberreemontana met ovaale gepaarde Bla- abhern ler BROMDE de Bloemen zydelings in platte Tros- Citrifolia, f Citroen- d es, Jadigee Indien het deeze is; welke Pr vMIER Ta- berrsemontana met gegolfde Citroenbladen noemt en afbeeldt ‚hebbende twee Bladen tegen el- kander over, zo fchynt hier ten onregte thuis gebragt te zyn, het Boomagtig Malabaarfe Apocynium van Rav’, dat de Pala is van | A a den (1) Teberndmontana Foliis oppofitis ovatis, Floribus latera- libus glomerato - -umbellatis, Syst, Nat. XI. Tom, 11, Gene 298. pe 191. Tab, Fol, lanccolatise Hort. CHR. 76, ROYEN Lugdhat, 413. Tab, Citri folijs undalatis. EFLUM, Gen, 18, Ze. z43. fe z, JACQ: Amers 38 PEN Or AN Det den ‘Malabaarfen rabe: sen veel ónbillyker 11; hog de Codaga-Pala , die tot de Oleanders he behoort , en daar toe ook is betrokken (*). HoorDs LiNNnmus, beken ik, heeft het zelfde ge-sTUK, daan ten opzigt van de Pala; die de Pyfbladige Melkgeevende Malabaarfe Boom door Sven is getyteld. Men zou dit eenigszins daar door kunnen goedrmaaken , dat die vergaaring van ‚drie, vier, of vyf Bladen wel alleen plaats kon. hebben aan dé toppen der Takjes , terwyl zy langs dezelven flegts gepaard waren; doch hee kan het uitgeeven der Bloemtrosfen uit het end der Takjes , en uit het midden van die Ster, met de opgegeven Kenmerken ftrooken ? Vier of vyf groene Bloemftengetjes komen, in de Pala, uit de gezegde Toppen voort, die ieder vyf of meer groenagtig witte Bloempjes draagen , beftaände uit vyf rondagtige Blaadjes, aan den Hind omgekruld , en vervat in eene vier- bladige Kelk. De Reuk deezer Bloemen is lief. Iyk, doch fterk en zwaar, verwekkende Hoofd- pyn en bedwelnring der Herfenen. Vyf Meel- draadjes , met geele Knopjes , omringen een witagtigen Styl, die wit geknopt is en op een groen Vrugtbeginzeltje ftaat. De Vrugten zyn Hulfen of Scheeden, van byna een Elle lang (*), vol Melk , bevattende een menigte van Kleine a AE (*) Zie N. L. BURM. Flor, Ind, ps 68, 69. (Ì) Hier door wordt myne aanmerking , bladz, 185 , bevestigd: want een Elle is veel langer dan anderhalf Vost. II, DEEL. U, STUK, £ i60 __ VxrMANNIGE BooM, U, _ Zaadjes die overlangs leggen in de Scheede eù Ane: fyne Zilveragtige Draadjes uitgeeven, geelagtig Hoorp- groen of ros van. Kleur. De Schors is als een STUK, __ Maagverfterkend en Windbreekend Middel in gebruiks.-r ons tvdrde & en Deeze Malabaarfe Pala is een zeer hooge Boom, met wyd. uitgefpreide Takken en diepe Wortelen; doch de Citroenbladige Tabernemon- Zana, Welke de Heer JACQUIN in de West- indiën, op Martenique, waarnant, is flegts een Boompje van ágt Voeten hoog, met eenen regten Stam, en gegolfde Bladen , die fterk geaderd zyn en wel’ groen, doch zodanig dat de Melk , die dit geheele Gewas bezwangert ; daar, als ’t ware, fchynt door te blinken. Op de Bloemen ; die wit eh aangenaam van Reuk zyn, volgen groene Zaadhuisjes, waar men de Zaaden, die rimpelig en bruin zyn , in eene Oranjekleurige Pap geplaatst vindt. De Fran- fchen noemen dit Bois Laiteux of Melkboomps Je. T (2) Tabernemontana met gepaarde flompagtig Laurifvlia, ovaale Bladen, “__Laurtére bladigee / bt | Hier wordt de Heefteragtige met gladde ovaa- le (2) Tabernamontana Foliis oppofitis ovalibus obrufiuscu- lis; Syst, Nat. XIl, Tom, Il. p. I9ïe Tab, Laurifolia Flore albo Frutu rotundo, AMM, Herb, 212% Nerium acboreum Kee SLOANE Pam. 154, Hist. II, pe 162 T. 1S6. f, 2, Tae berneimontana frutescens Foliis nitidis ovatis Venofis, BROWN. Fame 182, JAC@- Amere pe 39e Pek N A Rhead dói je geaderdé. Bladen van BROWNE thuis ge- U bragt door den Heer JACQUIN, die dit Ge- Arpreis was als een Boompje van vyf- Voetén hoog, Froorps dat- Melkagtig en Takkig is, met zeer welrie- STUK kende geele Bloemen en groene Vrugten; in de Westindiën waafgenomen hadt : maar de Boomagtige Oleander van SLO ANE, hier door Linneus aangehaald, was veel grooter: Aan de Oevers van Rio Cobre, op Jamaika , was die denzelven voorgekomen als een Boom van vyftien Voeten hoog, met een Stam zo dik als eens Menfchen Been, hebbende een witagtige Schors, gelyk ook de Takken , die meestal krom waren , aan ’t end bezet met glanzig groene Bla- den , van vier Duimen lang, zeer fterk gea- derd, De Bloemen die geel waren, op Takki- ge Steeltjes ‚ uit de oxels der Bladen voortko- mende , en zeer welriekende , waren als om= gedraaid (*), en werden gevolgd van lange Hulzen, als twee Hoornen op de ‘Steeltjes zit- tende , zegt hy , gelyk in de overige Oléan- ders, (3) Tabernsemontana met de Bladen oyérhoeks _ ur. en eenen Boomagtigen Steel. iin | ADE (*) Die zal waarfchynlyk de oirfprong zyn. van die zons derlinge Natuurlyke Orde van Contorzti , (zie bladz, 186 „ fn ’t voorgaande Stuk) om dat die Plantgewaslen, naarzelyk , de Bloemen als omgadraaid hebben, (3) Tabernamontana Foliis alternis , Caule Arborescente, Syst. Nat, XII. Tom, IM, p‚ 191, BURM, El, Ind, Pe 69, Cu- rutue Pala, Mort, Mak Iep, 33. T, 46, RÁJs Hit II. P, 17540 IIe DEE Ue STUK | 105 - VyrMANNIeE BooMEr. U — De Heet N. L. Bur Maänsus betrekt tot hei deeze Soort den Melkgeevende, zeer grooten; Hoorp. vyfbladigen , veelbloemigen , Malabaarfen Ole: STUK, ander van BREYN , die zeef kleine ‘Trosagtis hoekinsdi 2e» groehagtig witte; welriekende Bloempjes ge. heeft , eù uitermiaate lange neerhangende Peu- len. Ook heeft zyn Ed. hier het Schoolhout van RuMrPHius thuis gebragt, dat door on- zen Ridder tot het voorgaânde Geflagt betrok- ken wordt, en aanmerkelyk verfchillende is van den Curutu- Pala van Malabar, die aldus wordt befchreeven. | Het is een Boom , vafi één of twee Mans langteh hoog , den Stam een Voet dik hebben- de, met een bruine Schors : de Bladen larg- werpig rond , op korte dikke Steeltjes zittende, van boven donker groen. De Bloemen zyn gen heel wit en van een flaauwe doch aangenaame Reuk. De Vrugten , daar op volgende , zyt lang- werpig ronden: dik (*) , aan ’t end- puntig „ en aldaar omgeboogen , met baar tweeën by elkander zittende , gelyk gewoonlyk en onryp zynde vol van een Melkagtig Sap; gelyk het -gantfche Gewas ; dat vervolgens een Oranjc- kleurige Pap wordt, waar in de Zaaden vervat zyn, die een byzonder Koraalagtig Vliesje heb- ben , en van ‘binnen een Beenagtig Steentje „ 6 4 het (*) De Hulfen of Scheeden van het Schoolhout zvn, gelyk wy gezien hebben , Draadachtig dun en zecr lang, bevace tende gewiekte Zaaden; ’c welk in ’e geheel niet hiex mede frookt, | PME NOTA Nuke, 103 het welk een, witte Kern bevat. Hy bloeit het U, geheele Jáar, De Schors der Wortelen in Wa- ÄrDeel.; ter gewreeven of in Melk gekookt , wordt te- Hoorn. gen’den gewoonen of Rooden Loop ingegeven. STUKe tg) Tabernemontana ‚ die de Bladen over- zv. hoeks en de Steelen eenigermaate Kruidig en heeft. Schoon deeze Soort in grootte aanmerkelyk by de anderen te kort fchiet , kan ik echter daarom dezelve hier niet uitmonfteren. Zy heeft- de Bladen overhoeks , zo wel als de Takken ; aan wier Enden famengeftelde Tros- fen zyn van Bloemen, wier Meelknopjes bin- nen de Keel zig verbergen; maar de geknop- te Stempel verheft zig boven een Vliczig Schyfje. „Twee omgeboogen, lange, rolronde, gefpitfte Blaasjes; bevatten. ruuwe Cylindrifche Zaaden.. De Bladen zyn breed Lancetvormig, glad en byna ongefteeld. Het fchynt als een middelflag tusfchen. diet en * volgende Geflagt uit te maaken. De Groeyplaats is in Virginie, Aangezien de door. CLAYTON ‚aldaar ge- 4, vedan vondene Oleander - Soort „met blaauwe Bloe-ëhön men „ ‚Wilgen - Bladeren hadt, zo fchynt hierbiataee de Amandelbladige Tabernemontana wel gedagt te mogen worden , welke de Heer JAcQurin in (@ Tabernamontana Foliis alternis, Caulibus fubherbae eeis. Syst. Nat. Xil, utfpra, Anonymus Suffrutex. GRON, Virg. 35e N UL DEELs IL. STUER, 104 VYFMANNICE BoomEr. H. in bet Kreupelbofch by Karthagena veel heeft Arpeer, A: | . yv, aangetroffen. Dit was een Boompje van zes Hoorp- Voeten, met Witte zeer welriekende Bloemen. STÚK& en Haauwen naar die van de Eerfte Soort ge- lykende , doch: veel kleiner, Hy onderfcheide dezelve daar door , dat de Meeldraadjes met haare Knopjes- uitfteeken buiten de Pyp van de Bloem: Vv, (5) Tabernemontana met gepaarde Bladen ; Grande Oras eenen geeafrelden. Steel; de Kelken onge- Grootbloes eo yk en zeer Tuin» Wegens de grootte van de Bloem: hers dee: ze Soort den bynaam. - Het is een „Boompje van agt Voeten hoog, dat de Bladen ‘ovdalen wederzyds gefpitst ke effenratdig”, glanzig; ger fteeld heeft, zeer ongelyk: van grootte. De Bloemen , ’t welk im dit Geflagt iets zeldzaams is ,-geeven geen Reuúk, De Blaadjes. van de Kelk Zyn zeer ongelyk en de Pyp vari de Bloem , daar boven, is omgedraaid» De Stem- pel is groot en Vorkagtiggefpleeten. In de Bosfchen by Karthagena kwam deeze ook „ zo wel als de volgende, voors vr. (6) T abernzemontana met gepaarde Bladen en rn ronde Bloemtuiltjes. Dit (5) Tabernanontana Foliis oppofitis , Caùle dichotomo , Calycibus inequalibuslaxisfimis, Syst, Nat, Xll, utfupra, JACG „Âmer, p 40. T, 31. ( 6) Tabernamontana’ Foliis oppoficis, Fioribus cymofi is, hi Nat, Xlle ut{upra, Jacq; Amer, pe 359% Porc AonvDimrf/A. 10e Dit is een fraay Boomgewas ‚dat dikwils vyf-, UW tien Voeten hoog wordt „hebbende Lancets- "5 wyze Bladen , van een half Voet lang , en in Hoorpe de oxels groote, fchoone; digte, ronde Bloem- “TUE tuiltjes. De Bloemen zyn zonder Reuk: men Bae vindt ‘er omtreùt veertig in ieder "Tros. De Vrugten beftaan bit zeer groote , larigwerpig ronde „ omgekromde , Blaazen , roodagtig met Roestkleurige Vlakken, vol van een Oranje- kleurige Pap „ waarin de Zaaden zitten. Dat zys natuurlyk gepaard zynde, als twee Zaad- Ballen. uitmaaken, heeft de Spanjaarden ecn oneerbaaren naam doen geeven aan dit Gewas, Cen A TA De gedagtenis van CAMERARITUS, Weleer Doktor te Neureimburg, die onder de Kruidkun- digen geteld wordt, heeft Pater PrLUMIER net dit Geflagt vereerd. Hy ftierf in ’ laatst der Zestiende Eeuwe, Het verfchilt van de Tabernemontana door de figuur der Zaadhuisjes , die een foort van Kwabben hebben, en doordien de Zaaden in hun eigen Vlies fteeken, en daar door zig als gewiekt vertooncn. Ïwee Soorten zyn ’er van, beiden Boomage tig, als. volgt, | Pa eN (2) Ca- FI, DEEI, 1, STUK) r98 VYEFMANNIGE BOOMEN. ‚Ie (1) Cameraria , die de Bladen ovaal, weder: Ke zyds gefpitst en overdwars geftreept heeft. Hoorn: Prumrier heeft deeze eerst onderfcheiden , STUK. en de Heer JACQUIN geeft zeer naauwkeu- Canerariarig de Kenmerken op’, betrekkende ddar toe Ae ed de Boomachtige Cameraria met fpits- ovaale gee glanzige„ ftyve , ombuigende Bladen , en ge- wiekte Zaaden , van BROWNE op Jamaika waargenomen. Het is een hooge , fraay ge- kroonde Boom, met eenen regten Stam, die de Takken gemeenlyk Gaffelachtig heeft , ge- heel vol van een Melkachtig Sap : de Bladen als gezegd is, ftyf en zeer glanzig. De Bloen:- fteeltjes , die dun en lang zyn, komen uit de oxels der Bladen of uit de mikjes der Takken voort, draagende witte Bloemen. De Vrugte huisjes zyn bruin en wel van. maakzel tweeklep- pig »_doch die hy nooit gaapende gevonden hadt. Op Kuba, Jamaika en St. Domingo , was hem dit Gewas voorgekomen. IL (2) Cameratia met lange fmalle Bladen. smalbla- _ Deeze , daar Prumter de Bladen van dee __ Wlafchkruid. aan geeft, heeft de Bloemen” en Vrug- _{1) Cameraria Foltis ovatis, utrinque acutis , transverfe Striatis, Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen, 207 pe 191, Can, lato Myrti folio. PLum, Gene 18, Ze. 72 fe Ie Came arborea 8e. BROWN. Jam, I, p‚ 182. Cameraria latilolia, Jacq. _ Amere DP. 37e (4) Cameraria Foliis Knearibus, Syste Nar. XII, Cameraris angufto Linarix Folio, PLUM, Ger, 18, ds, 72, £, 2 Pr NT A ND RT A, 197 Vrugten even als, doch veel kleiner dan in de Pr je voorgaande Soort, De Woonplaats is in Zuid- wy,” Amerika. Hoorp. STUK» Bos EA De Kenmerken van dit Geflagt zyn , eene vyfbladige Kelk, de Meeldraadjes bevattende zonder Bloem of Bloemkrans (Corolla), en het Vrugtbeginzel wordt eene Bezie met een enke- len Zaadkorrel, | Hier van is maar ééne Soort bekend (1) ; B een Gewas uitmaakende , dat in de Bofeaanfche Tervanee Kruidhof Yerva-mora genoemd is. CASPAR Bose was Hoogleeraar in de Kruidkunde te Leipzig. In ’t Jaar 1734 kwam aldaar een Vertoog in de Verhandelingen der Geleerden uit, met eene befchryving en Afbeelding van de Pifang-Plant, in zyne Tuin gegroeid. Van dien Hoogleeraar heeft derhalve dit Geflagt den naam. | Hier wordt de Trosdraagende Boom t’huis gebragt, welke SLOANE mooglyk tot de Lins den agtte te behooren , hebbende een lang Blad, van onderen witagtig met purpere Ade- Iens (1) Bofta, Syst. Nat. Xi. Tom, ll, p. 197. Tilia forte Arbor racemofà , &c‚ SLOAN, Fame 135. Hifl, Il p‚ 19, Te 153 fe 3. RAJ. Dendrol, 83, Frutex peregrinus Horto Bofeano Yervamora diétus. WaLrH. Hort. oa. Te 10, Arbuscula Bace gifera Canarienfis, Ec, PLUK, Alm, 42, | | Nos | Il, DEEKe Il. STUK, 198 VyYrFMANNIGE BOOMEN. IL. ren, en een vyfbladige paarfche Bloem. De is Kelk moet door hem dan voor de Bloem geno. Hoorp. men zyn: ’t welk doch wel meer gebeurd is, STUK. en dikwils twyfeling veroitzaakt heeft, Het was een taamelyke Boom, waar van hy de Vrugten niet hadt gezien, . In de Bosfchen van Jamaika kwam hem dezelve voor, PLUKENETIUS noemt het een Bezie-draagend Boompje van de .Kanarifche Eilanden , met Bladen van blaauwe Syringen , die paarfch geaderd zyn , en eene eenkorrelige Vrugt , de Yerva- mora der Span- jaarden (*). „UL Mus, Olm- of Ypeboom, De vermaarde TourNeErFoRrT fchreef aan dit Geflagt: eene Klokswyze éénbladige Bloem toe , doch dit zal nu de Kelk zyn, volgens on- zen Ridder , welke hier ook in vyven is ver- deeld gelyk in de voorgaande Soort en vyf Meel- draadjes bevat, benevens een dubbelen Styl; *t welk hem dit Geflagt en het voorgaande in den Rang der Tweewyvigen (Pentandria digy- nia) heeft doen plaatzen. De Vrugt , zegt hy, is een Sappelooze „ famengedrukt Vliezige Be- zie. Weinigen , geloof ik, zouden uit die be- fchryving de gedaante van de zo bekende platte dh | Zaad. @) De Spaänfchen betekenen met dit woord , dat eigentlyk Mloerbezie- Kruid zeggen wil , de Alkekengi of Krieken over . Zee, anders ook wel, in B > Zenaemd Winteze Oe » dat is Winter- Kerfen, Pin. NT A ND RX, A, To9 Zaadhuisjes van dit Geboomte, welken wy by duizenden van millioenen , in ’t Voorjaar, op Aron de ‘Straaten , Wegen en Wateren zien , op- Hoorpe maaken, Wat gelykenis hebben die naar een ST9Ee Bezie © Van den Olm- of Ypeboom zyn doot zyn Ed, drie Soorten opgegeven , waar van de tweee de een Virginifche , de derde een Siberifche is, De eerfte maakt het Geflagt van onze Europi- Sche Olmen of Ypeboomen uit, (1) Olmeboom met dubbeld getande Bladen , die by ret Steeltje ongelyk zyn. ee Europitch&, De bynaam van deeze Soort is beter Euro- pifche dan Weld- Olm, dewyl ’er alle Verfchei- denhedert der Olm- en Ypeboomen, in ’% alge- meen , onder begreepen zyn, Men ondbedheiae, naamelyk „ in de eerfte plaats, de Olmen vaa de Ypen, en dan zyn ’er van beiden nog ver- {chillende. PrLinrus heeft reeds van vierder- ley Ulmi gewag gemaakt. De Grieken, zegt hy, kenden ’er twee, een Berg- Olm, die uit- gebreider was , en een Veld- Olm, die als een Heefter gtoeide,”” DE derde Soort, door hem de (1) Ulmus Foliis duplicato « Serrat's „ Bafi inequalibus. Syst, Nate XÌl. Tom, Ìl, Gen, 313, p. 198, Ulmus Frutu mem- branaceo, Hort. Cliff. 33e Fl, Succ. 219 „226. Mats Aled, 105, ROYEN. Lugdbat. 223. DATaB. Paris, 82. Ulmus Campestris &z Theophrasti, C. Be Pin, 246. Ulmus. Dom, Pempt. 337. Dop. Kruidbe p. 1309, N 4 Ee Deez, IIe STUK, IL 200 VYrFMANNICE BooMEN. de onze , dat is de Italiaanfche , genaamd, hadt AFDEEL. dikker Bladen en was digter van Loof: de vier- Hoorp- STUK. de tytelt hy de Wilde Olm of Ypeboom. De Kenmerken van onderfcheiding der Boo- Ofm- of men van dit Geflagt, die natuurlyk in Europa Dpeboom, groeijen, zyn door TourNeEFoRT uit PAR- KINSON dus opgegeven. Kerst komt die met breede ruuwe, dan die met allerbreedfte ruuwe ; dan met fmalle ruuwe , en eindelyk die met gladde Bladen, De eerfte en tweede maaken de gewoone en Berg - Ypen ‚de derde de zogenaam* de Olmen uit. Van de vierde komen ’er een menigte in Engeland voor, die anders byna niet van de gewoone Ypen verfchillen ; -hoc- wel zy een weinig minder ‘in de hoogte groei- jen, hebbende. de Bladen niet alleen glad , maar ook donkerer groen, Hier voegt PLUKENE- Trus neg een Groote Hollandfche Olm of. Yp by, welke een zeer breed ruuw Blad heeft , met fmaller en meer gefpitfte Zaadhuisjes (*). De Zaadhuisjes van onze gewoone Ypeboo- men komen in figuur vry wel met die, welken TourNerForT in Plaat gebragt heeft, over- een: zo dat dit een byzondere Verfcheidenheid moet zyn. In Vrankryk kent men driederley Boomen van dit Geflagt: den Berg- Olm, die de (*) Ulmus major Hollandica , Folio latisfimo fcabro, ane guftis & magis acuminatis Samarris. PLUK. Alm, 393. De Zaadhuisjes ‘der Olmen noemt PLINIUS Samara of Samar& en COLUMELLA Samerâe NE NEPA ON DIT As 202 de Takken wyd uitgefpreid en yl van Loof Ce heeft, zynde het Gewas zeer woest: den Veld- yv, Olm of Franfchen Olm (Orme), hebbende een Hoorp- wel geflooten Loof en den Bast zeer dik: een °T®* derden , eindelyk , Ypreau genaamd, om dat Ard, hy van Iperen in Vlaanderen derwaards over- gebragt zou zyn; die hoog ‘van Stam is, en den Bast dun, helder en effen heeft. De eer- fte worde gemeenlyk , doch zonder Lt IC- den, het Mannetje, de laatfte het Wvfje g heten. lt Volgens T HrOPnHRASTUS was de naam der Ypen in ’t Griekích Pteléa, daar hy een Berg- en eene Veld-Soort van maakt, welke laatíte nog naar hem genoemd wordt. De Berg- Yp of Olm heeten de Italiaanen , zegt Prr- NIUS, Atinia , en den gemeenen Olmo, de Spaanfchen Ulmo, de Engelfchen Elmtrée, de Sweeden Alm, en die van Boheme Gilm. De Groeyplaats is door geheel Europa, uitgezon- derd de Noordelyke deelen van Sweeden, Noorwegen , Lap- en Finland, Van de Gee ftalte in ’t algemeen behoef ik niet te fpreeken , om dat men deeze Boomen zo menigvuldig de kanten onzer Graften ‘en Buitenfingels, hier te Amfterdam en in andere Steden , als ook de Wegen ten platten Lande, ziet bemantelen. De zodanigen noemen wy gemeenlyk Ypen; doch die, daar men tot Laanen op de Buiten- plaatfén , cù tot beplanting van de Wallen in {ommige Steden; gebruik van maakt, zyn meest N 5 Oi 5 Ï1, DEELe IIe STUK, 202 VYFMANNIGE DooMmrEns. Arnen h, Olmen , aan de witheid van hunne Schors en de fraaiheid van het Loof kenbaar. Buitendien en hebben wy nog een laage Yp , die klein van STIK, Blad is en Knoeftig van Takken, welke fom- ed tyds tot Heiningen gebezigd wordt, Herfelaar of Hersleer , doch; beter denk ik Hertsleder ge- naamd , wegens de zagtheid van zynen Spon- gieuzen Bast: weshalve fommigen ’er ook den naam aan geeven van Kurk- Yp. - Den woeften Bofch- en Berg - Yp noemen de Duitfchers Ruster , Rust of Roestboom, om dat de Schors zo ruuw en Roeftig is. Dit zal de Roode Olm van fommigen zyn , die anders tot de Ypen betrokken wordt , welken zy Iffenbaume hec- ten, en de Olmen Ulmen, Alle deeze en nog meer Verfcheidenheden ko- men voort uit het Zaad der cigentlyke Olmen: zo dat men de Ypenflegts als wilde Olmen, of de Olmen als tam gemaakte Ypen heeft aan te merken. Zelfs zyn de Olmen de minften in getal van het Gezaay wan derzelver eigen Zaad , waar uit meest Ypen en Hertsleeren geteeld worden, , De Wortel - Uitloopers van de Ol- men, bovendien, leveren niet dan Ypeboomen uit, aan ’t Blad kenbaar, even of de Olmen op Ypen ge-ent waren. Ik heb dit zelf dikwils. met verwondering gezien. Dus blykt dan, dat de Ypen en Olmen, van Europa, hier te regt tot éêne zelfde Soort zyn thuis gebragt. De Ypeboom geeft een voorbeeld van Vrugt- baarheid , aanmerkelyker , mooglyk , dan in eenig Gee PE NT AND RI A 203 Geboomte, en ’t welke, niettemin, meest zon. ÏL, der oplettendheid wordt befchouwd. Ik heb “FREE daar van reeds omftandig gewag gemaakt (*), toorp- Aan den anderen kant levert hy ook een fchyn- STUK: baar blyk uit, van eene verkwisting van Zaad, pain zi door de Natuur , die boven alle verbeelding gaat, Als men eens in aanmerking neemt, hoe veele duizenden van deeze Boomen in ons Land zyn;, die door malkander, ieder, miîs- fchien , in een Voorjaar wel honderdduizend Zaadhuisjes ftrooijen , waar van naauwlyks één gelegenheid gegeven wordt om uit te fpruiten : zo komt die verkwisting nog grooter voor dan van de Eytjes in de Kuit der Visfchen, Onder- tusfchen zyn ‘er , onder de Ypen en Olmen ; dat zonderling is, die zig geheel onvrugtbaar vertoonen „ geevende noch Bloem noch Zaad. „De reden hier van zou wel nader onderzoek werdienen, Naast aan de Eiken, mooglyk, komen de Ye pen door hunne verbaazende dikte en hoogte, Die voorbeelden , welken men daar van, nu en dan, in deeze Stad, aan den Duinkant en elders in ons Land ziet , zyn niets, by het gene de vermaarde Ray dienaangaande ín Engeland waäargenomen heeft, Verfcheide zodanige Boo- MCD, (*) In ’£ IL, SrTuK van dit TWEEDE DEEL der Natvarlyhe Hiftorie, bladz. 124. De aanmerking aldaar behoudt zyn kragt , nietregenftaande het gene hier gezegd is; om dat de eigent- Jyke betekenis van ’t woord óeors niet zegt 5 bepaald. Il, DEELe IIe STUKe 204 VSEMANNIGE BOOMEN. M men, verhaalt hy, aldaar gezien te hebben, die ‚ArDrEL. op de hoogte of langte van veertig Voeten nog Hoorp- drie Voeten dik waren. Een was ’er, als ge- STUK, meld is*, die den Stam van onderen hadt, ze- Pied ventien Voeten over ’t kruis. De hoogte zal, Bladz, „Raar evenredigheid, nict klein geweest zyn. Dat zy verfcheide honderd Jaaren leeven kunnen is zeker; doch de meeften worden hier te Lande, gelyk bekend is , voor den hoogen Ouderdom afgekapt. | Er Het Hout maakt wel de grootfte nuttigheid van dit Geboomte uit, Het is zwaar, vast en hard, ziende wat uit den geelen, en hebbende zeer weinig Spint, dat wit is en dus te regt den 4zie’t naam van Alburnum verdient f, zegt RAvy. MLDEEL, Dic Hout is derhalve bekwaam tot het maaken bladz, zó, van allerley Werktuigen. Dat der Ypen, ech- ter overtreft, in deezen , ver het Hout der Ol- men ‚ waar van men meest Planken zaagt tot Paneelen van Karosfen en andere Rytuigen: daar het Hout der Ypen dient tot allerley grove Ge- reedfchappen , Molen - raders , Wagen - Asfen , Affuiten , Kaapftanders, Hysblokken , Perfen , Dommekragten , enz. Het Hout van de knoe- figfte en mismaakfte Ypen of Roestboomen wordt nog het allerfterkfte en duurzaamfte be- vonden. Dat der Hertsleeren of Kurk- Ypen is van niet minder waarde: doch het verfchilt veel, of zy op drooge of natte Gronden ge- groeid zyn. De Ouden hebben dit Hout reeds tot Planken voor Deuren en Venfters, en tot Ribe DOON ATIIA-N- Bilgi Aj 205 Ribben voor Kozynen: aangepreezen. „Het is ih U, gelyk men weet, tot Brandhout zeer dienítig , hei geevende grootte Hitte en goede Kolen, HoorD- Voor het overige heeft men van onze Europi-STUE- fche Ypen of.„Olmen weinig dienst. De Bladen oarkd zyn een lekker, Voedzel voor het Vee. De Bast is tegenwoordig zo. veel niet in achting als van ouds, toen men zo van denzelven, als van de Wortels en Bladen , gebruik maakte om de Wonden: te doen fluiten. ’t Is zeker dat in al- le deelen van deezen Boom eenige Samentrek- kende kfagt plaats heeft. Het Afkookzel van den middelften Bast der Wortelen zou oplos- fende en afdryvende zyn; en dienftig tegen de Waterzugt.. Men heeft een Pap van deezen Bast, met Pekel gemaakt, uitwendig tot verzag- ting der Pynen van het Podagra aangepreezen, In fommige Landen, inzonderheid in de Zui- rd delyke deelen van Europa, groeijen aan de men, Bladen van deeze Boomen zekere rondagtige holle Blaasjes , die in ‘t eerst een Lymerig Vogt bevatten, dat vervolgens tot eene Gom opdroogt. Van dit Vogt plagt men oudtyds veel wetks te maaken tot blanketting van het Aan- geziet en tot het doen fluiten van kleine Won- den, Het moest in de Maand Mey worden in- gezameld , voor dat ’er Wormpjes in geboren werden „ die ’s Zomers in Vliegen of Wespen veranderden, _RereauMur fpreekt van een Bladwespje van de Olmen , doch dit maakt er flegts kleine Wratjes op * Linne oee heeft vladz, 1639 Me. DEEL, Il, STUK, 506 VvyrMANNiee Boorn: Ù. heeft een Bladzuigettje in de Galletjes der Of: ÂFDEEL. S hont ne * yv men , in Schonen waargenomen (*), … Hoorp- | daat 5 STUK. (2) Olmeboom met egaal getande Bladen, dis Je, by het. Steeltje ongelyk zyn. ‚ Americanas ne Deeze Soott is in Vifginie waargenomen 4 __en onder den naant van Olm, die minder hoog en dik is; met breeder rimpelige Bladen; voor= gefteld door den CLA YTON. De uitkomen de Bladen zyn naauwlyks een Vingerbreed lang; en aan den oirfptong der Steeltjes hebben zy’ {malle ; bleeke , afvallende Stoppeltjes ; ‘evenrals de-Europifche Olmen; waar deeze van verfehiilt door de Bladen hiet dubbeld of ongeregeld ; maar eenvoudig getand te hebben; De Vrugt- huisjes zyn aan den rand overal ruig; en tot aan het Vrugtbeginzel of Zaad toe verdeeld; In de Europifche vertoont zig de Stamper in de vers deeling van het Vrugtbeginzel 5 maar dit heeft geenszins plaats in de Amerikaanfche , alwaar de top der Slippen den Stempel fchynt te draagen 3 volgens den Heer GRO NOV IUS. (3) Ol (*) Zie Uitgezogte Verhandelingen. Il. De. biadz, geo: als vaar dit een Ziertje en het voorgaande een Bladerwrat ten= Vlieg genoemd wordt. LinN&ús maakt nog gewag van een Bladzuigertje , zittende tusfchen de opgerolde Bladen, als ook van Schild- en Plantluizen der Olmen, Zie Nat, ijl, I. Da X, SruK. bladz, 479 (2) Ulwus Foliis equaliter ferratis, bafi inzqualibus, Syst, Nat, XII, p. 198, Ulmus Frutu membranaceo, Foliis Amplis sisfime {ertatise GRON: Virg. 145e P ENOP RK NDR TK. df (3) Olmeboom „ met egaal getande Bladen, yi die by het “Sidelije gelyk zjn. AFDEEL, Deeze zou de Laage Olm, met kleine gladde Ee Bladen en eenen Kurkagtigen of. Spóngieuzen rit LEUS Bast Zyn van PELUKENETIusS, Men vindt de denzelven „ volgens AMMAN, in Siberie, _ Siberihe, RH vs. Dit Geflagt behoort tot de Pentandria Tri- gyma „ dat is , tot de Planten wier Bloemen vyf „Meeldraadjes hebben en drie Stylen of Stempels, deswegen Driewyvige genaamd, Het tegenwoordige heeft naauwlyks Stylen , maar drie Hartvormige: kleine Stempels. … ’t Getal der Bloemblaadjes is vyf , de Kelk in vyven verdeeld , en de Vrugt een Bezie met éénen Zaadkorrel. De vier eerfte Soorten , welken de; verande. ringen van de gewoone Rhus of Sumach, den Boom van een bekende Verwftof, uitmaaken , zalik + zo wel als de vyf laatíten, onder de Heefters befchryven. (5) Rhus met gevinde effenrandioe Bladen, de v Stgeltjes onverdeeld en gelyk, Rhus 6 kl Or 8 jk Vernis Dee- (3) Ulmus Foliig «equaliter ferratis „baâ zqualibus, Syst, Nate Xi, Ulmus humilis. AMM, Ruth, 260, Ulmus pumila Foliis Pärvis, glabra, Cortice Fungofo, PLUK- Alm, 293, (5) Rhss Foliis pinuatis integerrimis , Perialo integze quae lis le DEEL, 11, STUK, AN 208 VyxrMANNIGE BooOMmEn, Deeze Soort is een Gewas , dat de Engel- rt fchen in Noord - Amerika den Vergiftigen of ® Hoorp- STUK. Amerie kaanfche Vergift. boome Vergift- Houtboom heeten. Het is door Pr v- KENETIJS de Amerikaanfche Boom , met gewiekte Bladen , die een Vergiftig Melkagtig Sap heeft, getyteld, Zie hier hoe dezelve bee fchreeven wordt. $ » De Vergiftboom groeit alleenlyk in Moe- + rasfen of laage natte Gronden. Hy gelykt s> Wel wat naar een laagen Esfchenboom, doch 54 meer naar de Sumach , en wordt derhalve ‚> van fommigen Moeras - Sumach getyteld; Nooit 9 wordt zyn Stam dikker dan een Mans Been; 3, en de hoogte is op ‘t meefte als die van den > Vlierboom , maar hy fpteidt zyne Takken » wyd uit; en ‘maakt een 'Bofchje van Stam- s, men uit den Wortel van cen die afgehou- 5 Wen is. Hy groeit fpoedig , doch is niet s, lang van duur, De binnenzyde váân- het „ Hout is geel, ch vol van een Vogt zo Ly- „ merig als Honig of Terpenthyn. Het Hout zelf heeft een fterken onaangenaamen Reuk , s, maat het Sap ftinkt als een Kreng. Het werkt „, zo wel door aanraaken en behandelen als door sj. de li, Syst. Nat, XI, Toms 11, Gen. 356, pe 217, Mar Med, 1s1. Rhus Foliis pinnatis integerrimis. Hort, Cif. 11e. Hort, Ups. 68. GRON. Virg. 148. ROYEN Lugdbat. 244. Corn, Noveb, 64, Toxicodendron Foliis alatis , Frutu rhomboide, Dir. Elth. 392. Te 292. £, 377e Arbor Americana, &c, PLUK. Aln, p, 45. T. 145. f, Ie Arbor venenata, KALm, Z4, IIa Ps 21e Poylon Weod Tree, Phil, Trans. Ne 567 Pe 1454 BE Won AomPelsivA, 209 de-Reuk, Verfcheide Perfoonen zyn door het, 1. 95 Arnpeie 9 in de Bosfchen af te hakken „ of door het op 5 ‘t Vuur te leggen, tot een zeer hoogen trap ls. s… vergiftigd geworden. De werking is naar de STUK. gefteldheid der Menfehen verfchillende : op en sich den eerten heeft het aandoening „ op den _an- deren niet ; fommigen maakt hee eenige Da- gen blind; anderen doet hetzelve het Lighaam zwellen ; maar nooit heeft men iemand daar door zien fterven, Men zegt dat het Hout 9» zo koud als Ys is, wanneer men *t aan- A 5 _ Deeze befchryving door eenen Engelfchman, DuprLey genaamd , nu ruim vyftig Jaar ge- leeden overgezonden , is bevestigd door’ de Waarneemingen van den Sweedfchen Heer Kar Mm, die zig in ’t jaâr 1748 in Penfylvanie bevondt , alwaar ‘die Vergiftboom taamelyk gemeen Was in de Moerasfige Landftreeken, Deeze Heet befpeurde, dat dezelve in een zelf de Perfoon zeer verfchillende uitwerkingen naär de gefteldheid heeft. Hy hadt zig verfcheide maalen met deszelfs Sap beftreeken , Takken daar afgefneeden of afgebroken , de Schors daar afgeftroopt en tusfchea de Handen gewreeven ; daâr aân gerooken ; de Stukken lang by zig ge=" dragen „ en was niettemin van alle fchadelyke werking bevryd gebleeven. Eenmaal, nogthans, moest hy ondetvinden , dat de Vergiftige eigen- fchap van deezen Boom geen {prookje ware, Op eencn heeten Zomerdae, wat bezweet Zy is 0, de ò EI. DEEL. IL STUK: \ 3) 33 99 32 59 33 <9to VSrFMANNIGE BOOMEN.- H. de, fneedt hy een Rysje van den Boom af, ‘AFDEEL. en droeg hetzelve omtrent een half Uur in Hoorp: de Hand , ruikende nu en dan eens daar aan. STUK. Op dien zeta Dag wierdt hy niets, en te- _ «Wergifte foom, gen den avond maar iets weinigs gewaar; doch den volgenden motgen ontwaakte: hy door een. “fterke Jeukt der Oogenleden en“ rondom dezel- ven: zo dat hy ’er naauwlyks de Handen af ‘kon houden. Die Jeukt ging wel over, toen hy de Oogen een poos met Yskoud Water ge= wasfchen hadt, maar de Oogleden waren, den geheelen Dag » zeer ftyf. Tegen den avorid voelde hy nog een weinig Jeukt, die den vol- ‚genden ochtend, by het ontwaaken, niet mine der-fterk was als ’sdaags te vooren. Hy ge- bruikte ’er her zelfde. Middel tegen: doch dit hieldt een gantfche Week. aan ; de Oogleden _waren ftyf en de. Oogen rood, ‘Toen verdween dit Ongemak. teenemaal. Van -het Sap dies- tyds ook eem menigte op zyn Hand geftreeken hebbende ‚ kwamen ‘er flegts kleine Blaartjes op de Huid „die. zonder nadeel verdweenen. „Hier uit blykt, det de Vergiftige hoedanigheid -van-deezen „Boom niet veel om ’t Lyf heeft. Jepanfche > LINNZEUS hadt „op deeze: Soort , de Sitz gk of: Sitädsju ‘der. Japoneezen. aangehaald, doeh de Heer Eurts aangetoond hebbende ; dat die daar van verfchillende is (*), zo, berigt zyn À | Ed, (*) Philaf, Tranfatt. Vor. KLIK. Pat, 2e Pe 866, PEN T AAN Dok As A LM N Ed. thans, dat men hem daar van moet uitflui- 1E _ ten. „Dezelve „ ook, Urus no ki-genaamd, heeft, Â7 ik volgens de Waarneemingen van K.&.MP.F ER Hoorps gevinde Ockernooten Bladen , en Trosfen. van” "9% Vrugten ‚welke naar de Cicers gelyken : doch ren E de” Zaaden, ‚die door de Tefuiten uit. China aan de, Koninglyke „Societeit van Londens; voor sLaaden, van den Vernishboom gezonden waren, „bragten. niets, voort dan een wilde Soort , Fafi oki by de-Japoneezen genaamd , waar van het „Vernis in. weinig. agting was. Deezen {telt onze „Ridder-thans- voor , met „den bynaam van Suc- cedanea (*) „ven wil „dat men denzelven van de Rhus Vernix, daar: hy. naby aân komt , on- derfcheiden zal, niet: alleen door de grootte der Bladen, maar ook. doordien hy dezelven ftyf. agtig, wederzyds glanzig, en zelden aan beide kanten: gelyk- heeft : zynde die van de Rhus Vernix: donkergroen , welke ook de Vrugten van grootte alseen Erwe heeft en wit van Kleur; daar dië vanden Japanfchen Bafterd Vernisboom van groötte als een Kers en niet wit zyn. De manier , op welke men de Vernis, vol- pens KAMPEER , inzamelt , is opmerkelyk. ‘Men fnydt, zegt hy , den Bast op verfcheide | | plaat- hl (*) Rhus Foliis pinnatis integerrimis perennantibus lucidis, Petiolo integro quali, Mantisfa altera, p, 221. Arbor Vernich „fera fpurias fylvestris anguftifolia, KmmPF, Amen, Exot, p. 94e Te 75e O2 li. DEEL, ME, STUK» IL AFDEEL, Wernise boom. Chinee: {che Vere nisboom, 212 VYFMANNIGE Boomen, plaatfen van de Takken af, dan vloeit daar eeh Lymerig Vogt uit, het welk wel dra zwart wordt door de aandoening van de Lugt. Dit Vogt ontvangen zy in Houten bakjes, die zy ‘er ont der zetten, en „ indien ’er eenige vuiligheid on- der vermengd mogt zyn , wringen zy hèt door een groven Doek’, hebbende het geen andere bereiding van nooden. Zy doen het in Houten Vaatjes , bedekken het met een weinig Olie, en hete zelve ai met eén Blaas toegebonden hebbende’, wordt het door geheel China en Japan verzon- den. … Dit Vernis (zegt hy) geeft een” vergifti- gen waafem uit, die zwaare Hoofdpyn *veroire zaakt; en de Lippen. van degenen, ‘die hee. zelve behandelen , doet zwellen : weshalve de „Werklieden een Doek binden voor hunne Neus en,Mond. « st Uit het Zaad van den Verdi die in. de Provincie van „Nankin in China” groeits “door den Jefuitfchen. Pater. D'INCARVILLE Over- „gezonden , zyn. by Londen, Boompjes voortger komen , die de Bladen ook gevind, doch by het Steeltje Landswys'. ingefneeden hebben : weshal- ve de Heer ELrLrs dit Gewas noemt. Chinee- fche Rhus met gewiekte Bladen , wier Blaadjes langwerpig en gefbitst zyn, by het Steeltje rond- agtig en getand (*). Deeze laatfte fchynt vry veel \ | =_(*) Rhus /Sinenfe) Foliis alatis, Foliolis oblongis acuminae tis, ad bafin fmbrotundis et dentatis, Phil, Trans, VOL: XLIX. Pe 870 PENN TEA ND Ae. (213 ee naar de derde Soort, Rhus Javanica by, IE LiNNAUs genaamd, te gelyken. E in Hoorpe (6) Rhus met gevinde effenrandize Bladen , de sTUx ho En Steeltjes Vliezig met Gewrichten. AAM Copallina, Hier wordt dat Gewas bedoeld , hetwelke Gom Copal PLUKENET Ius genoemd heeft Amerikaan- fche Boom naar de Sumach gelykende, die een witte Gom uitftort , hebbende de Bladen niet Zaagswyze getand , maar derzelver Rib in ’ midden gewiekt, Hy meent, dat dit de Gom Copal Boom zy, die van HERNANDEZ aldus wordt voorgefteld en befchreeven. Het is een hooge Boom , met Bladen naar die der Bilboninen gelykende, maar, als uit de Afbeelding blykt, aan een gewiekten Steel Vinswyze geplaatst. RA yv geeft ‘er de Bladen aan van den Mastikboom en wy zoudenze, in dit opzigt, by die van de groote Lathyris ver- gelyken kunnen. Maar deeze Bladen zyn aan- merkelyk ingefneeden , hetwelk tegen de opge- gevene Kenmerken flrydt , en tegen de be- fchryving van Ray, die zegt, dat zy geens- | zins | (6) Rhus Foliis pinnatis integerrimis, Petiolo membranaceo articulato, ROYEN Lugdbar. 24, Mar, Med, 152, Rhus clatior , Foliis impari- pinnatis &c, GRON. Virg, 145 Rhus Virginiae num Lentisci Foli's, Ray, Hist, 1799, Rhus obfoniorum fimie lis Africana , SER LEU. Ale 3130 Te Sort, Le GreE Qushiutl. HERNAND. Mfex. 45e Os U. Der. IL, STUK. EN eiA VyYrMANNIGE BOoMEn, 4 IL. _ zins getand zyn. De Vrugten zyn ij ii ak rig en rondagtig, Hoorp- De Gom, die uit deeze Boomen rset BIUK wordt door haäre witheid onderfcheiden van de Gom Animé, en was by de Indiaanen van Mexiko in gebruik om hunne Afgoden en voor- naame Helden te berooken. Zy moet in dat Land niet ongemeen en ook niet onbepaald geweest zyn , aangezien HERNANDEZ agt Soorten optelt van Copaldraagende Boomen, Waarfchynlyk hebben de Indiaanen aan veelerley witte of helder doorfchynende Gommen of Harften; in ’t byzonder aan ’t gene men thans Westindifche Barnfteen noemt „ dien zelfden naam gegeven. De regte Gom Copal, die men weleer tot Vernisfen gebruikte, is tegenwoordig zeldzaam in Europa , en voert ten onregte den naam van Gom, dewyl zy, Harstagtig is, gee- vende door Destiilatie veel Olie uit, In Virgi- nie is deeze Boom ook gevonden. | VIT. de Rhus met in yyyen gevinde , effenrandi- Rhus e, rondastige, eladde Bladen, Meropiume 8 5 gl 88 ’ 8  Kleevende Î Ed De Egyptenaars gaven aan een welriekende _ Zal- (7) Rhus Foliis pinnatis, quinatis , inten fubrotundis glabris,! Ameen, Acad, V. p. 395. Metopium Foliis fubrotundis pinnato quinstis , Racemis Alaribus, BROWN. Jam. 177. Te 13. f. 3. Terebinthus maxima &c. SLOAN, Jam. 167, Hife IL, Pe 9o, T. 199, fe 3e RAJe Dendr, sie Borbonia Fruêu Gordllino, ELum, Jee Óbe DEET KON! DIR 4 /A, TS Zalve den naam van Metopion, om dat’erde Il. _ Galbarfum in kwam, zegt DIOSCORIDES, bi mo wordende de Boom of het Hout, dat die Gom Hoorp- gitleverde, in-’t Griekfch dus geheten. Die STUK. naam is zekerlyk van ’t Voorhoofd , als cen eed _ Blanketzel, afgeleid, BRowNE heeft denzel- ven, om eene dergelyke reden , op deezen Westindifchen Terpentlrynboom toegepast, welke dus door SLoANzr befchreeven wordt, In dikte en hoogte komt hy met onze Eike. boomen overeen, bereikende wel de hoogte van vyftig Voeten. De Stam , die regt is, geeft op” twintig Voeten hoogte, en vervolgens, een menigte van Takken uit. Eens in ’t Jaar werpt hy zyne Bladen af. Eerst komen de Bloemen , die uit Meeldraadjes beftaan , aan t end der Twygen voort; dan-volgen de Bla- den , die gevind zyn, uit twee paaren van Blaadjes en één aan ’t end beftaande, De Vrug- ten zyn roode Befiën , aan Trosfen verzameld en op Steeltjes ftaande , hebbende ieder Bezie éénen Zaadkorrel, De Schors van deezen Boom is witagtig of grys en byna glad; doch hier en daar fcheidt zig de oude by brokken van den Stam, aan welken men op verfcheide plaatfen zwarte Vlakken ziet , niets anders zynde dan de glinfterende Gom, welke, zo zy, door den Regen nat geworden , aan de Huid komt te kleeven, door ’t afrukken de Opperhuid mede neemt, Men wil dat de Zwynen daar van ge- bruik maaken om hunne Kwetzuuren te genee. OA, zen. 5 Ie DEEL. II, STUK, 216 _ VrrMANNIGE BooMEN.: W. zen, en deswegen noemen de Engelfchen. hem ArBEiL, Hog - Doêtor- Tree, of Boar- Tree, datis Beer Hoorp: boom. Hy groeit in digte Bosfchen op Jamais STUK, ka binnenslands, De Duiven zyn naar de Bes fiën zeer gretig, | De Borbonia van PrLuMIERrs met eene Koe rallyne Vrugt en een vyfbladige Bloem, is hiet door LriNnaus thuis gebragt. De Hoog: leeraar J. BuRMANNUS hadt te regt geoot- deeld , dat die Boom niet behoorlyk betrokken kon worden tot het Geflagt der Laurieren. Heg getal en de rondagtigheid der Bladen, uit wel, ken de Vinbladen famengeftteld zyn „ als ook de Bloem en Vrugt , ftrooken. taamelyk met dees ze Soort, Vilt. (8) Rhus met drievoudige Bladen, die elk in BE t byzonder gefteeld , ovaal, glad en ef- Amen fenrandig zyn, met Wortelende Ranken. Aan deeze Soort van dit Geflagt moet ik. en wegens haare Eigenfchappen , en em dat zy fomtyds ook Boomagtig groeit, hier plaats geeven. Zy heeft haaren bynäam daar van, dat de Ranken, zig om de Gewasfen of iets anders flingerende , daar in „, even als de Klyf of Klim- Op ;, __ (8) Rhus Foliis ternatis , Foliolis petiolatis ovatis nudis integerrimis , Caute radicante, Hort. Clif IIo, GRON, Virg, 33. ROYEN Lugdbhat. 244. KALM, Jt, II, Pp. 296, 214. Toxis codendron amplexicaule &c. DiLL. Elth. 390. Toxic, ere&um: &c. Dir Elib, 389, Te 201, fe 375 EN PEN TA ND RI A, 217 op, Wortel fchieten , en dus beklimt zy dik- IE wils den Top van de hoogfte Boomen, DeAFDEErs Heer Kar M noemt deêze Soort een Heefter Hoorp= of Boom, welke in Penfylvanie zeer overvloe-STUXe dig groeit. Afgefneeden of afgekapt zynde , zegt hy, loopt ’er een bruingeel Sap uit, het welk zo fterke indrukzels maakt op Linnen of Papier, dat men de zwarte Vlakken of Merk. tekens daar van niet weder uit kan wisfchen, Ten opzigt van de behandeling heeft het de zelfde hoedanigheid als de eerstgemelde Soort : des hy dit Gewas ook eenen Vergiftigen of Giftboom noemt. (9) Rhus met drievoudige Bladen, die gefteeld, ix, hoekig zyn en Wallis > met Wortelende sien Ton je ron, viend Vergift. boom, Uit den Griekfchen bynaam, die eigentlyk Vergiftboom betekent , zou men befluiten mo- gen , dat deeze Soort de Vergiftigfte in dit Ge. flagt ware. Hy wordt by Ray ook voorge- ft-ld onder den naam van Driebladige Virgini- fche Vergiftige Boom, met ruige Bladen, ‘welke van (9) Rhus Foliis ternatis, Folfolis peticlatis angutatis pubese centibus, Caule radicante, Syst. Nat, X11, Rhus Foliis ternatis 5 &c. GRON. Wirg. 149. Toxicodendron triphyllum > Folio ‚ finuato pubescente. TOURNF. Inf?, 611, Vitis Canadenfis, MUNT, Phytogr. T. Go. Edera trifolia Canadenfise CORN. Canad. Te 97, BARR: Jeon, 228, Arbor trifolia Venenata Virginiana, Foliis hirfutis, Rape Mist. 1709. Os IL, DEEL, EI, STUKe 218 VvYrFMANNIGE BOOMEN. © _ WM van de Virgimifche Dricbladige Wyngaärd al- AEDPEL Joenlyk door de- ruigte der Bladenen de rood-_ Pin’ heid, zo van de Steelen als van de Ribben en STUK. « Aderen der Bladen , zou verfchillen. M u N= boef pane fchryft aa zynen Wyngdard van Kana- da ook geene Vergiftige Eigenfchappen toe; en de Driebladige Kanadafche Klimop van Comr- NUrus zou de gladde, niet de ruige of Wol: lige T'oxicodendron. ven TOURNEFORT zyn. ‚ Deeze is eigentlyk de Driebladige Rhus, met de Bladen gefteeld, fpits ovaal en Wollig ruig ; nu geheel, nu uitgegulpt, van den Heer Gro- NOVIUS ; die door CLAY TON was voorge- fteld , onder den naam van Klimmende Vergift- ‚boom , met’ drie hangende omgeboogen Bladen aân één: Steeltje ; waar van getuigd wordt, dat dezelve een Melkagtig Sap laat druipen, het- welke aanftonds een zwarte Kleur krygt door de aandoening van de Lugt. Vergiftige Dam- pen waafemen, zegt hy, uit alle de gekneus- de deelen van deezen Boom, die Jeukerige Puisten , Zwelling en Pyn in ’t Lighaam ver- oirzaaken. Deeze , zo wel als de naastvoor- gaafde en de eerst befchreevene: Soort , zou-: den, volgens MILLER , tweehuizig zyn 5 dat is, Bloem- en Vrugtdraagende op byzonde- re Stammen (*). | eN (zo) Rhus (*) Over deeze Vergift- en Vernisboomen kan men nog sader bedenk ngen vinden, in het Ille DEEL der Uitgezogte Verhandelingen, bladz, 371, Enza PBT TS AN ART A, ATR (to) Rhüs met drievoudige Bladen, die ge U ÁFDEEL, fleeld, ovaal, zeer wyd getand en van on “yr, deren Wollig zyn. Hoorp: STUK. De bynaam is van Browne afkomftig > pis door wien een” Boomachtige Cominia voorge-Cominia. fteld wordt, met gegolfde drievoudig gevinde Bladen en zeer kleine Bloemen , de Trosfen- aan ’ end der Takken. Dit onderfcheidt dee- ze Soort, niet alleen , van de voorgaande; maar het is ook een hooge Boom , die een dikken Stam heeft , beftaande uit een geelagtig wit Hout, zo wel in Oost- als in Westindie groeis jende , en aan de Kust van Malabar Malago- Maram genoemd wordende. Deszelfs Blocfem beftaat uit een menigte van kleine Bloempies, die op lange Steeltjes zitten. Hy draagt ron- de, eerst zwattagtig, dan witagtg groene Bese fen , met één Korrel, zoet van Vleefch. SP THE LTA, De Bloem: en Kelk zyn in dit Geflagt bei- den vyfbladig £ het Zaadhuisje driehoekig en met Cio) Rhus Foliis ternatis, Foliolis petiolatis ovatis remotis- fime ferratis , fubtus tomentofis. Anoen, Acad, V. P. 395 Cominía arborea &c. BROWN Jam, 205, Bacciferag Indica trifolia, SLOAN. Jam, 170, Hijt, Il. p\ 1co, T, 208. .f 1, Raj, Hift. 1593. Malago- Mafam, Jort. Mfah, VW. p. 49, T, 25. BuRM. Pl, Ind, p‚ 75. EL, DEEL. IL STUK 220 VZFMANNIGE BooMEN, IL met drie Holligheden , bevattende enkclde Zaz- Aaen. Ben: Hoorp- De eenigfte Soort, hier in voekdnbnd: (ax STUK. voert den bynaam van eenvoudige of enkelde , sparbe „om dat dit Gewas een enkelen Stam heeft , Á ied die , volgens SLOA NE, maar een Duim dik mige, is en niettemin, ongetakt, tot de hoogte van veertig Voeten ftygt; zynde zelfs ‚ tot byna een half Voet van den Top, ongebladerd „ gelyker- wys de Palmboomen. De Bast is glad en wit- agtig , doch om hoog de merken der afgevallen Bladen vertoonende , even als de Koolftruiken. De Bladen , die den Top omringen, zyn zeer groot, met eene middelrib of Steel van drie of vier Voeten lang, waar aan wederzyds Bladen ftaan van een half Voet, een Duim breed; doch fpits uicdloopende , zagt en ruig. Boven de Bla- den geeft de Top veele Roedjes uit, naar al- le kanten fpreidende, van zes Voeten lang, op welker enden veele, zeer fchoone , vyfbladige paarfche Bloemen , met geele Meeldraadjes en daar op volgen gladde Vliezige Blaasachtige Zaadkuisjes. Op Steenachtige Heuvels aan Ho- pe- Rivier by Leguane op Jamaika hadt hy dees zen Boom aangetroffen, Dezelve fchynt veel naar de Comocladia te gelyken. Á R A- fr) Spathelia. Syst, Nat, XII. Tom. IT. Gen, 570, p. 219. Spathelia Caule fimplici rc. BROWN. ‘Jam. 187, Acerù aut Paliuro affinis Arbor &c. SECAN, Jan. 153, ijk, U. pa 28. T. 171, RAF, Desdr, 94. ela TAN DRT a eer ARAET A elk ameda. IE. € Árprrr; “Van dit Geflast , ook Kroiden bevattende, Ve Hoorp- on de Kenmerken, behalve de Vyf Stylen , die hetzelve in een anderen Rang dan de voor- gaande brengen ‚; een vyftandige. Kelk boven het Vrugtbeginzel , en eene vyfbladige Bloem , waar van veelen een Kroontje of Zonnefcherm famenftellen, die een zeer klein eigen Bekleed- zel heeft : zynde de Vrugt eene vyfzaadige Befie. De twee eerfte Soorten, die Beomietie zyn en onder den naam van Boomen voorkomen, zal ik hier befchryven. STUKe (1) Aralia , die Boomachtig is > met enkelde- Bladen „ hebbende ééne Klier aan ieder kn Straal van het gemeene Kroontje. nak Ì 18Se ‚ Dit laatfte heeft BROWNE! in-zyne. bepaa- ling van dit Plantgewas ook opgemerkt, doch in de afbeelding of ‘befchryving wán den Klim- op - Boom met Piekswyze Bladen, door Pruv- MIE R 5’ vind sik geen het minfte gewag van deeze Klieren. Het wordt „äldaar gezegd een Boomachtig Gewas te'zyn , dat de Bladen fpits- ovaal, (1) Aralie Gaule Arboreo , Faliis fimplicibus , umbelle univerfäli Radiis uniglandalofis. Amen, Acad, V. p. 896, ‚Aralia arborea êc, BRONW, Fam, 189, Hedera ‘Arbor , Folie hastaco. (FLUM. Spec, 18, Ie, 148, IL, DEEL: IIe STUK JI. Arperr. Hoor» STUK, „222 VYEFMANNIGE BOOMENe ovaal, gefteeld ‚ overhoeks geplaatst en effene randig heeft, met eene Kroontjeswyze Aair van Bloemen , ‚die eigen Zonnefchermen uitmaaken ; elk.op eene byzondere Straal van de algemeene gelde Zo het de Laurierbladige „Boom is van SLO ANE , die aldaar aangehaald „wordt , dan heeft ‘hetzelve regte Takken, met eene gladde „donkerbruine Schors ‚ waar onder een. wit Hout legt: de Bladen. worden. naar. ’t end-breeder ‚de -„Bloemen,zyn geel , en maaken „zo wel als de Vrugten , dat roode Besfen zyn , zeer fraaye sKroontjes.uit, „In de „Noordelyke deelen van ‚ Jamaika hade hy -deezen Boom „gevonden. HH. Arafia Gee edoorn- (2) Aralia, die Boomachtig is, met den Stam, „zowel @ls de Bladen , gedoornd. De Doornagtigheid onderfcheidt voornaame- yk deeze Soort , welke ik in de Amtfteldamfche “Fuin „door «COM MELY.N 3 Boömachtige ge- doôrnde „Angelica , of Indifché ‘Boom: met „Es- fchen veele \) ENKA CN DRT iA, kels) 5 s, dagen, het gedagte Vogt, dat tot een roode H veele Scheuren en Barften , waar „in de Honds- 4 anaer, VL. Harst verdikt , uitzypelt. De Takken zyn Hoorp? N  STUK, „> vol Vogt en week van zelfftandigheid , ZO 7 azte ss wel als degeheele Kruin van den Boom, dien boom. men even als de Kool der Palmboomen eeten „s zou kunnen , indien de bitterheid zulks niet - ‚… verhinderde”. CrLusrus zag deezen Boom , nu rykelyk twee Eeuwen geleeden , te Lisfabon , agt Palmen dik, agter zeker Kloofter ftaan, en kreeg ver« volgens een Takje met Vrugten beladen, die van grootte en figuur als kleine Kerfen waren, geclachtig van Kleur en wat zuur van Smaak. Ten dien opzigte kwam dezelve met den Draa- kebloeds- Boom, dien anderen op de Kanarifche Eilanden gevonden hadden, overeen; doch ver. fchilt van den Indifchen Boom , dergelyke Harst uitleverende , van K&MmrPrFeR befchreeven, die tot. het Palmriet van Ru MPH1us behoort; en van anderen. RuMentus, naamelyk , geeft drie Oostindifche Boomen op , die een Bloedrood Sap uitftorten , en HERNANDEZ maakt van twee Westindifche gewag, In ‚ Zuid- Amerika, aan de Rivier Oronoque, vondt LOEFLING een zodanigen Boom met een Vlinderachtige Bloem, gevinde Bladen en Peuls- wyze Vrugten : JACQUIN in Tierra Bomba een dergelpken , dien de Ingezetenen Sangre de Dragon noemden. Wanneer men hier en daar Infnydingen maakte in den Stam, was in ’ kort E3 de RJ TLDEEL. IL, STUK 1. AFDEEL aje te) ZESMANNIGE DOoMEN. de Boom bezet met glinfterende roode Druppels s als Traanen, die door de Hitte van de Zon in weinige Minuuten ftremden tot een Harst als het gewoone Draakenbloed der Winkelen. BoEerHAAVvE betrekt den Draakboom van CrLusrus tot de Palmboomen: hy geeft ’er een gladden Stam aan , met zeer lange neer- hangende ongefteelde Bladen, Dus komt een Gewas in onze openbaare Kruidhoven voor ; t welk CoMmMELYN in de Naamlyst van den Amfterdamfchen genoemd heeft, Pruimdraagen- de Palmboom, met de Bladen van Yucca en eene Tros van Vrugten, die de figuur van Kerfen hebben „ en een hard Afchgraauw Steentje, van grootte als een Erwt. Het zou dan fchynen } dat die Hoogleeraar de Vrugtmaaking had ge- zien; ten ware zulks van Crusrus ontleend mogt zyn , die elders van eene dergelyke Vrugt gewaagt. Ondertusfchen hebben die Draakboo- men, welken men in Europa heeft, in Geftal- te met den gemelden van BOERHA AVE OVCI- eenkomíftig ‚ en van aanzienlyke hoogte , in Duitfchland reeds gebloeid en Vrugt gedragen. By gelegenheid , dat zulks , nu zes Jaaren ge- leeden, te Weenen, in de Keizerlyke. Tuin ge- beurde , heeft de Hoogleeraar CRANTZ (*) daar van een nieuw Geflagt gemaakt , onder den naam van Storckia, dat dan de Draakboom van (*) De deabas Draconis Arboribus, Vienne 1768, Quarto, BEA NDR EgAs oai van CrLusIus zou zyn, Betzelve van de Oe-- IL dera onderfcheidende , welke in % jaar 1756 » en ook te Weenen, in een andere. Kruidhof , ge- HoorFn- bloeid hadt , en door hem voor den gedagten*TEk. Palmboom van BoERrHa A vE gehouden wordt?’ hae De Bloem van deeze was Klokvormig. en groo- ter; de Vrugt, naar die van de andere gelyken- de, bevatte een rond, glad , witachtig Steentje, * welk hy zelf twyfelt of het van dat der Storc- kia verfchille: zo dat Linn us deeze beiden voor een zelfden Boom verklaart *#): te meer , dewyl men in de laatfte bevonden heeft s dat de Takmaaking , die in de meefte Draak- boomen ontbreekt , toevallig is. Men heeft ook waargenomen, dat dezelve door overlangfe Scheuren , die van zelf ontftaan, in ’t vroege Voorjaar een roodachtig Sap uitgeeft , t welk opdroogende een hoogroode Harst uitlevert. De Bladen zyn in deeze laatfte zo dik niet , en fimal- ler dan in de gewoone; weshalve de Tuiniers hem den Smalbladerigen Draakboom tytelen. De natuurlyke groeyplaats wordt gefteld op de Kanarifche Eilanden. Het Draaken - Bloed. Sangwis Draconis , dat ret de Ouden Ciznabaris noemden wegens zyne Draaken Bloed, TOO= (*) VANDELLI Arbor Draconis five Dracena, Ulysfip 1768, Quarto, BFRENS Draco Atbor, Goett, 1770, Quarto, CRANTE., Scheduia Oederia eadem cum Schedulá Storchia, LiNN, Mans tisf, altera. Ie DEEL, II, STUKe 262 ZESMANNIGE Boomen. IL,“ roode Bloedkleur s ‘t Zy dan van deezen of AFDEEL, van een anderen Boom ‚ komt voor in ronde Hoorp. Bolletjes , van grootte als een Hazelnoot , die - STUK, _Paternosterswyze in geclagtige Riet- of Palm- booms Bladen famengeknoopt zyn. Men vindt het ook in Brooden , ja zelfs week en vloei- baar , flegter , onzuiverer en van. minder waar- de. Het heeft Smaak noch Reuk:, uitgenomen » wanneer men ’t brandt. Wegens zyne famens trekkende hoedanigheid heeft het de voornaam- fte plaats onder de Bloedftempende Middelen , die men’ inwendig gebruikt Uitwendig droogt het Zweeren op, doet de Wonden fluiten , maakt de losfe Tanden vast en verfterkt het flappe Tandvleefch. IL (2) Draczena , die Boomachtig is, met fpitfe Dracâna or Ae Lancetswyze Bladen. Yzerboom, ij Hier wordt de Yzerboom bädoeld ‚dien de Chi- neezen Tatsjo noemen , volgens den Heer O s- BECK, EN door hem in China waargenomen is , dien hv aldus befchryft. Dezelve was zo hoog , dat hy de Bloemen ; die aan den Top van een regtopftaande Struik zaten , niet bereiken kon. De Takken waren met Staaken van Bamboe- zen onderftut, Hy moet niettemin de Bloe- men (2) Dracana arborea Foliis fanceolatis acutis, Syst, Nat, Xil. Tom. Ile, p‚ 246, Convallaria ftuticofa, Sy®, Nat. Xe Pe 954, Arbor Ferrea. OSB, 12, 251. - PA BUGA MND MRT A, 038 men bekomen hebben: want hy zegt, dat der- zelver Kelk éénblaadig en tweetandig is 5 zynde de Bloem Trechteragtig en beftaande uit een ÁFDEEr. V JUN & Hoorpe Draadachtige Pyp, met een breeden Mond , dieSTUK: in zesfen verdeeld ís, met langwerpig ronde Slippen , waar van de drie buitenften een weinig grooter zyn, en de drie binnenften de zes Meel. draadjes inwikkelen. Deeze zyn korter dan de Bloem , en hebben langwerpig ronde, fmalle, overendftaande Knopjes. De Stamper is langer dan de Meeldraadjes , en heeft een onverdeel- den omgekromden Stempel. Dan zegt hy: de Boom was meer dan twee Mans langten hoog, hebbende den Stam zeer knoeftig , kaal en ruuw: de Takken zyn krom , kaal, doch hebben aan tend bosfen van Bladen, die Lancet- Degen. vormig, roodagtig zyn met gevoorde Steelen of met agterom geboogen Randen, De Bloeme: zitten aan de Punt der Takken, by Dollen of Trosfen , zynde ieder derzelven klein en rood. Die Heer betrekt hier toe den Asparagus terminalis van LiNNeus, en dienvolgens ook de Witte Limiet - Struik van Rumrerius; doch deeze beiden fchynt onze Ridder thans afgezonderd te wiilen hebben, om uit te maa. ken de volgende Soort, welke echter door hem piet duidelyk wan de andere onderfcheiden is. P 5 (5) Dea. 11, DEEL. II, STUK, Tzerhoome 234 ZESMANNIGE BooMEN: u. (3) Dracena die Struikachtig is, met Lan- ArpreL, cetswyze Bladen. VL Hoorp- Ie bele : a De Witte Limiet- Struik van Ru Mmrurus; ur is een Heefter van agt of negen Voeten hoog ; elke den Stam naauwlyks een Arm dik heeft, eer, met weinige regte Takken, die als in korte Leedjes verdeeld zyn. De Bladen zyn met den Steel een half Voet lang, aan beiden enden fmal uitloopende , van boven licht Zeegroen, van onderen purperachtig, en de jonge Bladen zyn fchoon licht rood. Aan ’t opperfte der ‘Takken komt een Tros uit van Sterswyze Bloemen, van zes witte Blaadjes, met even zo veel Meel- draadjes en een Stvl in ’t midden, op een Vrugt- beginzel zittende , hetwelk een roode Befie wordt , gelyk in de Aspergies, en decze Tros verfiert den Boom niet weinig. Zyne ‘Takken worden ook veel, op Bruiloften, ten dien einde gebezigd. Hy heeft een voos wit Hout, met een Waterachtig Hart. De Inlanders planten dit Gewas veel aan de kanten van hunne Bofch- tuinen, als tot een Heining of Grensícheiding , en daar van heeft het den naam van Limiet- Struik bekomen, doch de Ternataanen noemen het Naasfi, dat is Leugenblad , om dat het zig aan de eene zyde groen, aan de andere paarfch vertoont. NS 'A- (3) Dracena herbacea caulescens , Foliis Lanceolatis Syste Nat. Xil. p. 246, Terminalis alba, RUMPA, Amb, IV. pe 7 Te 4e BEUNK NO Dm E, 235 Cia rib R As IH. AFDEEL. mhd , Vi. Dit is een nieuw Geflagt , door LINNAUS jen thans voorgefteld , waar van de Kenmerken zyn. STUK. Geen Kelk : de Bloem eenbladig, Pypachtig , met den Rand in zesfen werdeeld , de Slippen rond. Zy heeft naauwlyks Meeldraadjes , maar zes Meelknopjes, die langwerpig zyn, binnen de Buis vervat. Het Vrugtbeginzel zit boven , is driehoekig rond , geknot , met eenen Rol- ronden zeer korten Styl, en eenen Klootagtigen Stempel, Het Zaadhuisje is misfchien cen Pe- zie, | De eenigfte bekende Soort (1) is een Boom in Indie groeijende „ met gearmde paarfchagti- ge Takken ; de Bladen gepaard, eenigermaate gefteeld , ovaal, cffenrandig, fpitsachtig , jaar- Iyks afvallende. De Bloemtrosjes zitten in de Oxels der Bladen, zyn korter dan dezelven en paarfch van Kleur, NBE AENRUACS, Dit Geflagt heeft eene Kelk van zes Bladen en eene Eyvormige Bloem in zesfen verdeeld, met even zo veele Schubbetjes beurtlings van binnen. De Vrugt een Appel met tien Hok- jes, waar in enkelde Zaadkorrels, die het Pick- je op zyde en de punt genageld hebben, enn rie (1) Capura, Mfant, altera, p. Iggy & 2259 II, DEEL. IL. STUK, 256 ZESMANNIGE BOOMEN. gn Drie Soorten komen in dit Geflagt voor, bi die altemaal tot de Boomen behooren, als volgt. Hacorpe STUK. (1) Achras met enkelde Bloemen , de Bladen L _ Beitelvormig Lancetswyzee Achras Mammofa, a By SLoOANE voert deeze den naam van zeer groote Perfikenboom, met eene langwerpige ruuwe Vrugt: by PLUKENETIUs van Jp- peldraagende Amerikaanfche Boom, met groote, lange, ftompe, harde en geaderde Bladen, die ongelyk van Rand zyn. De Spaanfchen, zegt JAeQvINs», noemen hem Sapota, de Engel- fchen en Franfchen Mamei- Sapote, Hier van is vekerlyk de bynaam , op de Vrugten ziende , die van figuur als Prammen zyn, afkomftig. Het is een regtftammige en zeer fraaije Boom , die zyne Kroon wyd uitbreidt , zegt de Heer JaAcQuiNsiets Melkgeevende, Gedagte Kroon beftaat uit L'wygen , wier Looten aan ’t end “dik en rond zyn , en aldaar-bezet met groote langwerpig ovaale Bladen, vanagt Duimen lang- te. Onder het Loof zyn de Takjes digt bezet met eenbloemige Steeltjes , die kleine witagtige , Klokswvze Bloemen draagen „ naaf die van de Smeers (1) Achras Floribus folitartis , Foliis Cuneiformi - lanceolatis , Syst, Nat, Xil. Gene 435. Pp 251 Achras Fruêtu maximo evato &c, BROWN, Jame zot, Achras Floribus pentandris, JäcQ: Amer, p. 56. T. 182, f. 19, Malus Perfica maxima 8cc, SLOAN. Jam, I's pe 124. T. 218, Arbor Americana Pomifera Be. PLUK, flv. 89e Te 2600 Smeerwortel wat gelykende, De Vrugt die IL, Eyvormig is, drie , vier of vyf Duimen lan Rt heeft eene rosagtige , ruuwe , doch geenszins goorp- gefchubde Schors ‚ waar onder een week Vleefch stux. is, bleekrood en eetbaar , doch laf- zoet van Smaak. _ De Zaaden zyn zeer groot, bruin en {terk glanzig , met eenen witagtigen ruuwen Rand, en bevatten eene witte Pit, die met een fterken Reuk van bittere Amandelen ís bezwan- gerd, De overeenkomst van deeze Soort met de vol. gende, zegt JACQUINS, is zo groot, dat ik deswegen het voornaame Kenmerk der Sexen ben overgeftapt , betrekkende dezelve, fchoon hy maar vyf Meeldraadjes heeft , tot dit Ge- flagt. Misfchien zal men ze , t'avond of mor- gen , in een andere Klasfe plaatzen. Zy was hem by Karthagena , op Kuba en Jamaika , voorgekomen, (2) Achras met enkelde Bloemen, en Lancets. 1. , „Achras wys’ ovaale Bladen. Si Sapodilfe. k boom, Deeze is ’t, die onder den naam van Sapo- ta.by Ptùu MIER voorkomt en door BrRow- NE (2) Achras Floribus (olitariis , Foliis lanceolato « ovatis. Syst. Nat. X1l, Achras Floribus hexandris, JACQ_ Amer. p. 57, Te gt, Achras, LOEFL. df, 186, Sapota Fructu ovato majore, PLUM. Gen, 48: Achtas Fruêtu elliptico {cabro majore &e, BROWN. Jam, 200. Te 19. G 3, GN Dreu. ll. STUG. U. ArprcL. iii A Hoorp- STUK, / 938 ZESMANNIGE,BOOMEN. NE genoemd wordt Achras met eene grootce re Eyvormige tuuwe Vrugt, enkelde Bloemen , uit de Oxels voortkomende , trekkende het Lidteken van het Zaad zig voorby-de Punt vit. Hier toe wordt ook , als eene Verfchei: denheid , de Sepota met eene kleine Vrugt; van SLOANE ende gedagte Autheuren , betrok- ken. De Spanjaarden noemen de een zo wel als de andere MNispero , de Hollanders Mispel- hoom; doch de Franíchen noemen die met gT00- te, Vrugten Sapotier , met kleine Vrugten Sapo- tillier : de Engelfchen geeven aan de eerfte den naam van Sapodille- Tree ‚dat is Sapodille-Boom ; en de laatíte van Misberry. Het is een Boom , niet minder fraay dan de voorgaande , die dikwils de hoogte van vyftig Voeten bereikt, zvnde geheel vol van eene wit- te zeer taaije Melk. Het Hout ís wit, de Schors bruin. De Bladen fchynen weinig van die van den voorgaanden te verfchillen , doch zyn fleets half. zo lang „ en meer Lancetachtig , dat is {maller en fpitfer. De Bloemen komen op ge- lyke wyze voort en openen zig ten tyde der Be- vrugting meer , hebbende bevoorens een Eyron- de en dan eene Klokvormige gedaante. De Vrugt, die nu grooter ‚ dan kleiner, ronder of langwerpiger valt „ heeft. eene bruine ruuwe Schors , en daar. onder een witachtig Vleefch, welk zo aangenaam van Smaak is, dat fommi- gen deeze Vrugt zelfs lekkerer dan de Ananas- fen keuren. Men kanze echter niet eeten, of wd ER UM SOA IN! DA RIA A, 239 Zy moeten eerst beginnen te rotten, gelyk de Il. Mispelen. De Pitten of Zaadkorrels, waar van Ein zelden meer dan vier voldraagen, zyn glinfte-Foorp= “tend zwart en uitermaate bitter. Die van Mar-STUKe tenique gebruiken dezelven , gepeld zynde , als een Geneesmiddel voor de Ongemakken der Waterwegen , wordende, ten dien einde , een Emulfie met Wyn of Water daar van gemaakt, “doch ‘nooit meer , tot ééne Gifte , dan van twaalf Korrels. De Bast van den Boom is fa- mentrekkende , en wordt wel, in plaats van de Kina, tegen de Koorts gebruikt, By-nagt verftrekken deeze Boomen tot huis- vesting voor Rotten en Vledermuizen, die naar hunne Vrugten niet minder gretig zyn , dan veelerley Vogels uit den Rang der Hoenderen, op welken derhalve de: Vogelaars onder deeze Boomen zitten te loeren, en ze hunne Snoe- pery duur betaald zetten. De Vogeltjes, die hangende Nesten maaken, fchynen deeze Boc- men ook te beminnen, en de Kolibrietjes bou- wen dikwils in de Toppen der Takken, welke naar den Grond hangen , hun zeer aartig van verfcheide deelen der Bloemen vervaardigd Nestje ‚ broedende daar in onder befchutting van de overhangende Bladen, Op de Karibifche Eilanden en de nabuurige Vaste Kust, komt dit Geboomte voor, IL, DEEL, IL, STUK, 240 ZESMANNIGE BooMEN, Fe (3) Achras met Troswyze Bloemen en Lan- VI celswys’ ovaale Bladen, _Hoorp- ke STUK, Aan de voorige Soort hadt SLOANE Lau- 1, rierbladen gegeven, en aan deeze geeft hy Satioifolas W ilgenbladen 5 daar zy doch weinig van die ne anderen verfchillen, Hy noemt dezelve een Boom met een breed glanzig Blad van Wilgen, en kleine bleekgeele vyfbladige Bloemen , die troswyze voortkomen uit de zyden der Takjes of Looten. BROWNE geeft ’er den naam aan van Achras met langwerpige glanzige a uitgerekte Bladen, de Bloemen ‘Froswyze ene onder het Loof verfpreid. De EE bladigheid ftrydt tegen de algemeene en byzon- dere Kenmerken van dit Geflagt. De Boom valt in Zuid - Amerika, PRINOG De Planten van dit Geflagt hebben den Bloem éEnbladig en Raderachtig , met eene Kelk die in zesfen verdeeld is, en de Vrugt is een Bezie met zes Zaaden. Twee Soorten komen ’er in voor, die beiden tot de Boomen betrokken worden , als volgt. (1) Pri- (3) Achras Floribus confertis, Foliis lanceolato ovatis. Syst, Nat. XIl. Achras Foliis oblengis nitidis utrinque pro- duêtis, &c. BROWN. Jam, zor. T. 17. f. 4. Salicis Folio lato {plendente Arbor , Floribus parvis „ pallide luteis pentapetalis , Bec, SLOAN, Fam, 170, Hijl, IIe p. 93e Te 206, £ 2 BEWEER KIIA ND ir Ie A. - 243 (1) Prinos met de Bladen in de bangte Zaags- de je | wyze getande hok rg Hoorp. Hier wordt de Groote breedbladige Alcanna , STUK. van MuNTine, thuis gebragt en de Hulst met afvallende Bladen van pu HAMEL, in verzicillara, deszelfs befchryving der Boomen, De Heer S“*wafs GronNovius ftelt het Gewas voor, onder den naam van Prinos , en brengt de befchrye ving van CLAYTON by, die hetzelve een Boom noemt, met een Kleinen zwakken Stam ; welke taaïje Ryzen of Teenen uitgeeft , met eene glàdde Schors , Bladen als van den Lau- tier en vyfbladige witachtige Bloemen, die ongefteeld uit de Takjes voortkomen , met Bes- fen en Zaaden als van de Hulst. Volgens dé befchtyving van gezegden Heer, zyn de Tak. ken effen en käals de Bladen ovaal, geftecld, elad, fcherp getand , loopende de Tandjes in Elsachtige Punten uit; zynde ook de bovenften fpits , de onderften ftomp. Voorts zegt zyn Ed,, uit ieder Oxel komt een gemeen Bloem - Steeltje voort , korter dan het Bladfteeltje , met witte. Bloemen. In ’t Kruidboek van COLLINSON vindt men ’er Mannetje en Wyfje van (*). De woon- (:) Prinos Foliis longitud'naliter ferratis, Syst, Nat. XIE,. Tom, If, Gen, 436, p 251. Prinos, GRON. Virg, Alcanna major latifolia dentata, Munt. PAye, 213. T, st, Aqu:folivza Foliis deciduis. Du HAMEL. Arbr. 1, p, 62. T. 23, ne) GRON, Fl, Wirgin Lugdbar, 1752, pe 5% @, hond IL. DEEL, IL STUK zen Jae 842 _ ZESMANNIGE BooMEn, II. woonplaats is in de Moerasfen van Virginie kn zegt LINNZUSe ê Hoor 5- } STUK. (2) Prinos met de Bladen aan de Tippen ge- u. tand, | Prines glaber, 8 Gladde, Deeze is de Casfine met overhoekfe , Lan- cetswyze , altyd groene Bladen, en de Bloemen in de Oxelen , van MirrLERS als ook de Echte Casfine van Florida , door den Heer C a- TEsSBY voorgefteld als een Boompje dat Be- fiën draagt, byna de gedaante van den dlater- nus hebbende , met de Bladen overhoeks ge- plaatst en eene vierkorrelige Vrugt. Volgens den Heer KarM groeit hetzelve natuurlyk in Kanada. Het is een Boom, zegt LiNNAUS, die de Bladen overhoeks, gefteeld , langwerpig , glad heeft, aan de Punt dikwils met twee Zaags- wyze fpitfe Tanden , in de gedaante byna van de Myrica, met altoos fgroenend Loof. Uit de Oxels der Bladen komen kleine, meest drie- bloemige Steeltjes voort. De Bloemen hadt zyn Ed, niet gezien. BuRrRsER A, De naam, of eigentlyk die van Burferia, is ter gedagtenis van den Heer J. BURsERUS, Wee (z) Prinos Foliis apice ferratis. Syst, Nat, XII, ioid, Cas= Sne Foliis lanceelatis alternis, &c. MILLER. Dilf, T. 83. £, ze Casfins vera Floridanoram ‚ &c. CATESE, Car, IL, pe 57, Te 570 Plm Acm Dhatrik dis wegens zyne Reizen uit Liefhebbery voor de , IL Kruidkunde vermaard , door den Heer Jac- En zk QUIN aan dit Geflagt gegeven, Hoorp. De Kenmerken Zyn „ eene driebladige Kelk “TU en Bloem en eene Vleezige Vrugt , welke driekleppig is en éénen Zaadkorrel bevat. De cenigfte Soort (1), daar van beketid ; ep 1 voert den naam van Terpenthynboom by de Gaammife. Autheuren. SLoANE noemt heim Groote Te “com vebinthus , met Berkenboom- Blad en eene drie- Ge hoekige Vrugt. LiNNaus heeft hem zelfs m het Geflagt det Terpenthynboomen geplaatst gehad, onder den naam van Piftacia met afval- lende gevinde Bladen, de Vinbladen ovaal heb- bende. Hy fchynt de Amerikáanfche Berken- boom , met Zaaden naar die van ’t Lithosper- mum Frumentaceum gelykende, te zyn van Pr v- KENETIus, De Spanjaarden noemen hem Al- macigd of Mastikboom 5; de Engelfchen Birch tree of Berkenboom en de Franfchen Gonumnier , dat ís Gomboom. Het is een Takkige Kroonboom ‚ die dik- wils 2) Barfrra, JÀCQ. Amer, Pp. 94, Te 65, Terebinthus Foliis cordato-ovatis &c. BROWN. Jam. 345, Terebinthus major Betule folio &c. SLOAN. Jam, II. p. 89. T, 199. CATESP, Car. 1. p. 30. T, 30. SELIGM, Vogel, II. De bi. 49. Pl, 6o, Terebinthus Americana polyphylla. Comm, Hort, Amf?. T. ps 149, T. 77. Betula Arbor Americana, Semirtibus Lithospetmi Frumentacei emulis, PLUK, Alm. 67, T, Iste F, 1, Pifticia Foliis pinnatis deciduis » Foliolis ovatis, Sp4 Plane, Ie p. 1026, Mer, Med, 533? Os Ka IL DEEL II, STURe TJ AFDEEL. VI. Hoor p- STUK, 244 ZESMANNIGE Boomen. wils zeer hoog wordt, zegt JACQvuIN, hebe bende eenen regten Stam , die in een dunne Schors eene witachtige zelfftandigheid bevat, vol van een Waterig , Lymerig „ Balfamiek Vogt, dat Ferpenthynachtig ruikt. De Bla- den, die ovaal met een punt , glanzig , -effen- tandig, gefteeld en anderhalf Duim lang zyn , {taan met hun drieën „ vyven, zevenen of en- keld aan een Steel. Hy heeft kleine, Reuke- looze, witte , Bloemen, aan Trosjes uit de O= xels der Bladen voortkomende, en op verfchei- de manieren gefchikt. De Vrugten zyn groen, paarfch , of fomtyds van gemengelde Kleur : (nooit hadt hy dezelven blaauw gezien, gelyk zy in de Afbeelding van CATESBY voorko- men) en meer dan andere deelen des Booms miet Balfem bezwangerd : de Zaaden fomtyds driekantig, glanzig, van eene Vleefchkleur, De Vrugtmaaking is in dit Geflagt verfchil- lende. Op Kurasfau heeft die Heer Boomen gezien , met Bloemen en byna rype Vrugten beladen , die de Kelk in vyven verdeeld , vyf Bloemblaadjes , agt Meeldraadjes , geen Styl en den Stempel byna in drieën gedeeld hadden, By Karthagena heeft hy ‘er waargenomen ; die lange Trosfen van dergelyke Bloemen hadden, maar deeze misdroegen altemaal, Hier onder groeiden andere Boomen van ’t zelfde Geflagt, waar van alle de Bloemen zodanig waren , als in de Kenmerken befchreeven is, aan zeer korte Trosfen groeijende, Moet dan deeze Boom. MENE CH AS NIDI A. ds Boom », zegt hy, Tweelwizig genoemd worden, IL of Veelbeddig? Dit laatfte denk ik niet: wan EELS die Bloemen waren. van beiderley Sexe , wel-Hoorn- ke; om cen my onbekend gebrek , overal mis-STUEe droegen. Ik heb derhalve een Zesmannigen vrugtbaar „ een Agtmannigen onvrugtbaar , en bovendien eenen gevonden, die zesmannige Bloemen „ welke zo ik meen vrugtbaar waren , en onvrugtbaare agtmannige te gelyk droeg. Tienmannige , dat is met tien Meeldraadjes „ welken: Browne verzekert: gezien te ‘heb- ben , of. vyfmannige , hoedanigen het Geflagt van-Piftacia vereifchte „ waren «zyn Ed. nooit voorgekomen. Het Terpenthynâchtige säp;: dát in de Stam. en andere deelen van deezen Boom vervat is, verhardt. «tot cen: foort. van: Gom of liever Harst „-zynde. bruin en zo. dik-als “Ferpenthyn. Men houdt „dezelve voor een zeer goeden Wond -Balfem „ welke van veel-gebruik is voor de Paarden,-zegt CATESBY, die verzekert » dat deeze Boom gemeen-is op de Bahama’s - Ei- landen. De Heer JAC@&UIN vondt hem op ‘verfcheide Eilanden van de Westindiën en aan de Vaste Kust. Hy wordt thans voor den Gom Elemni Boom gehouden.(*). In * jaar 1713 is.de.eerfte maal van Cayenesimaronbas ne een Bast in Europa gebragt, die men Sima-Bsst. FO (*) Arcen. Acad. Vor, VIT, p. 56. „ Sn IT-Tg T Le Ake AIERLe In. Ds TUe 246 ZESMANNIGE BooME Ne IL rouba noemt. De Heer Jussieu bragt den- ÁrEEl. zelven in trein tegen de Roode Loop en an- Hoorp- dere Weeklyvigheden , waar in dat Middel STUK. {edert , tot heden toe , van goede uitwerking bevonden is. Deeze Bast is witachtig geel van Kleur, een weinig famentrekkende van Smaak, doch zonder eenige fcherpheid , veeleer tevens verzagtende., Men is nog niet verzekerd , van welken Boom die Bast afkomftig zy. Een Evonymus , met een zwarte vierhoekige Vrugt, werdt daar eerst voor gehouden 3 doch fommi- gen willen thans, dat het deeze Boom zy. De Heer JACQ UIN nam de proef van deszelfa Bast , en bevondt dien wel wat famentrekken- de , doch veel zwakker. Ook vernam hy, dat men er in de Westindiën geen gebruik van maakte tot dat oogmerk , waar toe de Inlan- ders op Cayenne den gemelden Bast reeds van te vooren gebezigd hadden : zo dat dit ftuk nog in ’t onzekere blyft , en de Simarouba- Boom fchynt volgens de befchryving „ welke er LINNAEUS van geeft , aanmerkelyk van deezen te verfchillen. VIL, HOOFD- He Pr T A ND R I A. 247 SSISSSSsSsSisssssis SE. VIL EO EF DST UK, Hoorp- STUK. Befchryving van de BooMENs, wier Bloemen zeven Meeldraadjes hebben , die deswegen HEPTANDRIA genoemd worden , tot wel= ken de Paarden - Karftenge- Boom behoort, De Klasfe der Zevenmannige Planten (Hep- tandria) in het Stelzel der Sexen , is zeer bekrompen , als tot nog toe niet meer dan vyf Geflagten ‘en maar zes Soorten bevattende : weshalve in deeze Klasfe ook geene Onderdee- lingen gemaakt zyn. Zy is hier de Zesde Rang in de Afdeeling der Boomen, Het eenigíte Geflagt, daar onder voorkomen. de, voert den naam van FS CUL OS, De Heer LinNaus gebruikt dit woord , dat by de Romeinen bekend was, hier toc een Geflagtnaam ‚doch de Heer van R ove N heeft het woord Eseulus , in navolging der voorige zesde Uitgaave van het Samenftel der Natuur, gebezigd, Prinrus befchryft den Esculus omftandig en telt hem onder de Eikeldraagen- de Boomen , met zeer breede Bladen , wier Vrugten aangenaam en goed om te eeten zyn. Dit past geenszins , gelyk men weet , op de Q 4 Paar- IL, DEEL Il, STUK, 248 ZEVENMANNIGE BooMEN. HL. _Paarden- Karftengen. De Burgerkroon te Rome AFDEEL, was eerst van Eiken Takken , naderhand van Hoorp:: die van den ‘Esculus gevlochten (#). Men STUKs , maakte ’cr Plantagiën van tot Hakhout „om te branden : maar het Hout deugde niet om te ver- werken. Uit dit alles is *t meer dan waarfchyn- lyk,-dat men door den Msculus een geheel an- deren Boom verftaan heeft, als van de hardheid van wiens Hout fommige Autheuren gewag maa- ken, terwyl ook Varruvrius van Msculini Aves Ípreekt en Ovrprus van eene Frons Lsculea. Virerurus befchryft de ongewoo- ne diepte, tot welke deszelfs Wortelen in de Aarde zonken (4) en een ander Autheur ge- bruikt deezen Boom-tot een zinnebeeld van de aangroeijing der Zonden (J). Volgens de uit- " drukking van deeze tdat{ten moet het een hoo- ge Boom geweest zyn „die in Italie gemeen was , met breede Bladen en eetbaare Vrugten , en van wiens Takken Roeden gemaakt werden, Zo. wordt hy dan, ten enregte » van fommigen voor den Mispelboom (S) , van anderen voor den Groen- Eik (Lex) gehouden, In ’t vervolg: gs zul (*) Civica (Sc. Corona) Iigna primo fuit , poftea magis placuit ex Esculo , Jovi facrâ. Hift. Nart, Libr. XVI. Cape 4. (}) Esculus imprimis , que quantum Vertice ad „Auras Zihereas, tantum Radice in Tartara tendit. Georg. ze (4) Tenuta ne fpernas Vitiorum Semina: qur nunc Zscus lûs est, alio tempore Virga fuit, Nov AR. ($) BscuLus Mespelbaum, KöNiG Gazophyl- Latinita- Êi5e / HE er iASN DURSTJA. 249 zullen wy den Esculus als een Soort van Eiken IL De Kenmerken van dit Geflagt zyn : een Hoorp- „Vyfbladige Bloem „ die ongelyk gekleurd is ,STUKe en waar van de Blaadjes ‚ met fmalle Nageltjes, ingeplant zyn tusfchen de verdeelingen van de Kelk , die eenbladig en buikig of Blaasachtig uitgezet is, met vyf Tandjes, en de Vrugt is een Bolfter met drie holligheden. Twee Soorten komen ’er ín voor, waar van de eerfte zeer bekend is, "als volgt (1) MEsculus met zevenmannige Bloemen. 1. LE sculus De gewoone naam van deeze is Hippocafta-;, dpa, num, hier tot een bynaam gebruikt , en even ’% hen zelfde als Paarden- Karftenge- Boom, gelyk wy ee hem gemeenlyk noemen, betekenende. M ar- THiorLus geeft de Afbeelding zegt Da r e= CHAMP van eene nieuwe Soort van Karttenge- boom , ‘daar noch de Ouden, noch de heden. dnetchdn melding van gemaakt hebben » en die men noemt Chaftag ne Chevalline. Deeze Boom groeit in de Levant , en deszelfs Karftengen zyn goed voor Dampige Paarden en die de kuch hebben, om welke reden de Turken de= 4 Zeb (1) Lseulus Floribus heptandris. Syst, Nat, XII. Tom, IT, Gen. 457. Pp. 259» Hors, Ups. 92 Esculus. Horte, Clif, Taz. ROYEN Lugdbate 463, Caftanea Folio multifido, CLUS, Hift. Le ps 7e C. B. Pin 419. Raj. Hijk Il, p, 16830 Qs II. DEEL, II, STUK» aso ZEVENMANNIGE BooMEN, IL zelven Paarden - Karftengen heeten (*). Dit en verhaalen MATTHIOLUS en Crus1ius vol- Hoorp- gens RAy, die zegt, dat men in de Engelfche STUK, Tuinen deezen Boom van Conftantinopolen o- vergebragt heeft. Linnaus ftelt de over- brenging in Europa , ik weet niet op welken Grond , in ’t midden van de Zestiende Eeuw, Hy is thans , gelyk iedereen bekend is, zelfs in onze Provintiën zeer gemeen en zodanig ge- naturalizeerd , dat men hem als een Ínboorling of Natuurlyk Plantgewas der Nederlanden voor- gefteld vindt (}). Het is een Boom , die de hoogte en dikte ten minfte van onze Lindeboomen bereikt, zeer weeldig in * groeijen , wanneer hy niet- al te veel aan guure Winden is bloot gefteld en den zwaarften Vorst hier te Lande verduuren- de , zonder eenige bedekking. Inzonderheid munt hy uit door eene digte Bladerryke Kroon, die in de Voorzomer met fchooner Bloemen praalt dan eenig ander van onze buitenftaande Boomen , ’t zy tam of wild. Zyn Schors is witachtig in jonge Boomen en aan jonge Tak- ken, doch die der oude Stammen, hoedanigen ik gezien heb van drie Voeten over ’t kruis , is graauw ‚ met barften , byna gelyk die der oude Ypeboomen. De Bladen breiden zig , aan ’t end van een dikken Steel , Vingerswyze uit (+) DarrcrAme Hift, des Plant, Lyon 1615. Tom. I. p‚ 28. (1) DE GORTER Flora Belgica, Ultraj, 1767, p‚ 108, — ETR Ge rra NRM REVEA 251 uit, en gelyken dus wel eenigermaate naar die, IL van *t Vyfvingerkruid , doch men vindt ’er door- ik gaans zevenop een Steel, die van het punt der Hoorp. vergaaring allengs verbreeden , en de grootften STUK, byna een Handpalm breed worden aan ’t end, alwaar zy uitloopen in een ftompe punt, De Steel is fomtyds wel een Voet en ’t grootfte Blad ook byna zo lang. In de Herfst, als de Bladen afgevallen zyn , vertoonen zig aan deeze Boomen dikke langwetr- pig ronde bruinroode Knoppen, die den gehees= len Winter bezet zyn met een Kleverige Harst en de Botten befchutten door middel van zekere Doppen, welke, in ’t vroege Voorjaar afvallen- de, gelegenheid tot uitfpruiting geeven. Dit heeft zo zigtbaar in geene andere van onze Boo- men plaats. De dunfte Twygen, die niettemin, in vergelyking met andere Boomen „ zeer dik Zyn » geeven aan ’t end een Bloemfteng uit 3 welke op zig zelf een zeer fraaije Tuil of Ruiker is van Bloemen, die Kandelaarswyze op Steeltjes aan deezen Bloemfteng ftaan , welke aan ’t end ook met dezelven gekroond is, en dus de gezegde fraaiheid aan deeze Boomen byzetten, | | De Geftalte van deeze Bloemen vereifcht on- ze opmerking. RAvy zegt, in navolging van DopoNeus, dat dezelve uit vier witte Blaad- jes beftaan , waar van de twee bovenften , een weinig grooter dan de anderen , ín ’t midden twee roodachtige Vlakken hebben, terwyl het mid. U, DEEL 11, Stug, bs2 ZEVENMANNIGE BOoMEN. IL ‘midden van de Bloem met verfcheide geele Ve- vir, Zelen, die vergulde Toppen hebben , praalt. Hoorp- Î OURNEFoOR T bepaalt het getal van de STUK. _Bloemblaadjes niet: BoERHAAVE noemt het een Roosachtige „ vyfbladige- onregelmaatige ; als dubbeld gelipte Bloem , en het getal der Meeldraadjes zegt hy vyf, zes of zeven te zyn. LEDERMULLER, niettemin, door wien het maakzel en de inhoud der Knoppen van deezen Boom, niet alleen , maar ook, en wel inzon- derheid, de deelen der: Vrugtmaaking ten naauw- keurigfte-onderzogt zyn (*)s ftelt. vyf Bloem- blaadjes en zeven Meeldraadjes, gelyk de Heer LINNAUs.. De Eijerftok „ zegt BOERHAAVEs op den-bodem van. de Kelk, geeft een lange, dikke. Buis uit, die een. Haakachtigen. Top heeft ‚en. wordt. een Stekelige Vrugt veelvou- dig fplytende., met eene holligheid, die Zaaden bevat, naar-Karftengen gelykende, Deeze Karftengen zyn „-gelyk- men weet; hoe. fchoon- van aanzien ook, door haare -bitter- heid niet. bekwaam tot Voedzel voor de: Men- fchen. ‘Voor de Paarden zouden zy» als-gezegd is, een. Geneesmiddel zyn. «Het roode Schille- tje, dat de witte Kern bekleedt , is famentrek- kende. «Het Poeijer van deeze Karftengen is een goed Niesmiddel ,‚ wanneer men het als Snuif neemt. Men gebruiktze ‚ op-fommige plaats (*) Zergbed. und Vorftellung einer Winterkvespe des Hig- pocaftani , &c, in Folio Neur. 1764 DES DT AN DIREK BEA plaatfen, tot mesting van het Vee. Tendien, Úe_ einde boort men ’er Gaten met een Priem in, men legtze eenige Dagen in de Kalk, en trekt Hoorn« ‘er vervolgens met Water de Kalk weder uit,STUK. Dit zal dezelven , waarfchynlyk „ de grootfte bitterheid beneemen. De Byën aazen gaarn op de Bloemen van deezen Boom, en men ziet ze dan, als met Laarzen van het roode Stuifmeel derzelven beladen , terugkeeren, Onder de Afchgraauwe Schors der Takken zit een groe- ne, gelyk aan den Vlierboom, en dezelven zyn geer voos; doch het Hout van den Stam wordt met dat van den Efchdoorn en Linden gelyk gefteld, omdat het zeer fyn van Draad is en zeer glad bewerkt kan worden , zynde inzonder- heid voor de Plaatfiyders in Hout bekwaam. (2) ZEsculus met agtmannige Bloemen. IL MEiscuiu3 Pavia. Of de eenigermaatige overeenkomst der Bla- pavias den een genoegzaame reden zy geweest , om dit Boomgewas , het welk door den grooten BOERHAAVE » op zig zelf, aan de gedagte- nis van den Leidfchen Hoogleeraar Pe rTrus Paauw was toegewyd, hier , tegen de Sys- tes (2) Lsculus Floribus otandris, Syst, Nat, Xil. Tom. II, pe 259, Pavia, BOERH, Lugdbat, 2, Te 260 Hort, Angl. s4. T, 19. Hort. Clff. 143, ROVEN Lugdbar, 463, TREW. Ebrer, T. 15. MILL. Ze, 199, Du HAMEL Arbr. IL. pe 98, Saamouna Pifonis Ec. PLUK, Alm. p. 326, Te 56. £, 40 EI, DEEL: II, STUK, Ds4 ZEVENMANNIGE BooMEN. IL _ tematifche orde; by dit Geflagt te voegen 3 Ae zulle mooglyk anderen beter dan ik beoor- Hoorp- deelen. Het fchynt , zekerlyk ongerymd, de STUK _Grondflagen van zyn eigen Stelzel, buiten eeniz ge noodzaaklykheid , te overtreeden : álzo dit Gewas zeer gevoeglyk tot de Klasfe der Oc- zandriá , wäar toe het eigentlyk behoort, be- trokken hadt kunnen worden. Doch ter zaake. Het heeft, volgens BorErRHAA VvE; Paarden- Karftenge Booms Bladeh , die gepaard zyn , maar zodanig , dat de Paareh een kruis met elkander mdäaken, De Bloemen groeijen, op detgelyke manier, Aairswyze tot het end der Twygen uit. Het end van een Bloemfteeltje wordt ech lan- ge Buisachtige roode Kelk , die den rand in _zesfen verdeeld heeft: Dir uit komt een vyf- bladige Bloem , van de zelfde Kleüt, voort; dic onregelmaatig famengefteld is uiet vyf Blaadjes , waar van de twee bovenften een foort van Helm maaken, de twee zydelingfen de Keel befluiten en het onderfte haar een Baard gelykt. Agt Meeldraadjes , met hunne Knopjes voorzien ; zitten binnen de Bloem, Het Vrugtbeginzel , op den bodem van de Kelk, geeft een lange , Cylindrifche , roode Buis uit, die de Styl is , en wordt een ongedoornde Vrugt met drie Hol- ligheden , welke ieder een rondagtig Zaad be- vatten. Niettegenftaande meh niet twyfelen Ze of deeze deelen der Vrugtmaaking van de Pavia, zo keurlyk in Plaat gebragt ; zullen door den 2100- HE ForsA Nempimtink aj grooten Bo r RHAAVE naauwkeurig opgegeven Ile zy, zegt onze Ridder thans , dat dit Gewas ee de Kelk en Bloem Bloedkleurig ; de Bloemen Hoorn. Zonnefchermswyze, en de Bloem vierbladig, ge-STUKs_ flooten heeft, dikwils met agt Meeldraadjes (*). Is dit door zyn Ed, zelf waargenomen ; dán verfchilt het gtootelyks met de gedagte Afbeel. ding, en de eenkleurigheid van de Bloem eu Kelk maakt de Geflagts- Kenmerken gebrekke- Iyk. Aan den zelfden Bloemfteng , zegt hy ‚ zyn volgens den Heer Davip vaN ROYEN 5 aber der Kruidkunde op Hollands Hooge School te Leiden, Mannelyke en T'wecflagtige Bloemen. Het kan geenszins de Ricinoides met Karftengebooms Bladen van PLUMIER Zyn s dewyl die enkele Bladen heeft. Wat de Sag- mouna van Prison aangaat , een Brafiliaanfche Peuldraagende Boom , met gevingerde Zaags- wys’ getande Bladen , en paarfche Bloemen als van de Teucrium : dezelve fchynt meer naar de Pavia te gelyken, dan de Virginifche Vyfbladige Boom van Rav, met Aairswyze éénbladige Bloemen , welke doch als overeenkomftig met de gedagte Saamouna opgegeven wordt, zo wel als een Peuldraagende van Brafil, met den Stam gedoornd en in ’t midden uitgezet. In Karolina werdt dezelve van de Engelfchen Poifon - Root ; dat is Vergiftwortel , geheten. VIII. HOOFD- (*) Linn. Mant, altera; _ II, DEEL, II, STUK; 256 AGCTMANNIGE BOoOMEN. Es SSSSSSISISISS SIS ss; VL. Hoorp- viil. HOO E D'S STUK. | Befchryving van de BooMEN, wier Bloemen agt Meeldraadjes hebben , die deswegen Oc- TANDRIA genoemd worden , Waar onder de Balfem-, Sandelhout, Zeepnooten- Boomen 5 EN Ze De Agtmannige „Plantgewasten (Otlandria) in het Stelzel der Sexen, dus genaamd s om dat derzelver Bloemen agt Meeldraadjes hebben ‚ zyn in de Rangen van Eenwyvige » Tweewyvige , Driewyvige en Vierwyvige on: derfcheïiden , naar dat het getal der Stylen ‚of Stempelen één , twee , drie is of vier. De eer- fte, die der Eenwyvigen (Monogynia) naamer lyk , levert wederom „ gelyk ver de meefte Planten , zo ook de meefte Boomen uit ‚ en daar in komen eerst voor twee nieuwe Ge: flagten „ als volgt. DopoN AE A. Die Plant, aan welke Pater Pr.uMIER dees zen naam ; ter gedagtenisfe van den vermaar- den Keizerlyken Arts DopoN&Us, wiens Kruidboek zekerlyk van veel dienst geweest is voor de herftellers van de Kruidkunde , gege- ven hadt, bevondt onze Ridder te behooren tot ORNE DA Na Da Mer KAK 257 tot het Gefieet der Hulst (*): maar , om niet- ‚ 1 temin dezen Autheur niette onteeren, gaf zyn nf Ed, dien naam aan een ander Plantgewas, van Hoórp- PLUMIER Staplmylodendron met {malle Lau- STUK. Hierbladen genaamd (+) dat hy echter, in na- volging van den Heer Jussreu , weder in het Geflagt van Pielea bragt; doch thans, op ’t voetfpoor van JACQ UIN goedgevonden heeft, als een nieuw Geflagt te doen verryzes (1). De Kenmerken dan van de Dodonea zyn: De Kelk viertandig plat; geen Bloemblaadjes ; maar agt zeer korte Meeldraadjess Het Vrugtbegin- zel is driekantig: de Styl enkeld, aan ’t end ín drieën verdeeld: het Zaadhuisje gezwoller , met drie uitfteekende Vliezige kanten en drie Hol- ligheden „ bevattende twee rondachtige Zaaden. De eenigfte Soort (1) voert den bynaam van 1. AID 2 Ly- B | Lymig®, ( *) Zyn Ed. oordeelt evenwel thans wederom anders, zege gende dat die Soorr van llex , met gevinde Bladen, moet uitgeflooten worden van dat Geflagt , als misfchien een Soort van Comocladia zynde, Mantisfa altera, pag. 333. (Ì) In Horto Clifortiano & Flor, Zeyl. p. 58e (}) Mant, alt, p. 149, 2780 (1) Dodonaa. LINN. Mant, alt, p. 228, Hort. CH (144 Fl. Zeyl. 141. ROVEN Lugdbat. 206. Dodonea viscofa. Jacq. Amer. 109. Thlaspidioides arborescens. BAR R- Lige 109 Staphylodendron Foliis Lauti anguftis. Plum, Sp. 18. Ie. 247, ‚£, 2e Triopt@ris-&c. BROWN. Jam. 19t, T. 13. fe Ie Aceri five Paliuro affinis êcc, SLOANE, RA), Derdr, 94. Caryophyl- laster lictoreus. RUMPH. Ab. IV, pe ite Te 50e Carpinus viscofa Ze. BuRM. Zeyl: 5s. Te 23, Arbuscula viscofa. PLUK: Pbye, iât. ft, Pfelea visctfa BURM. FL, Ind, 36, \ n Ld DEEL, Il STUK: 258 “AGTMANNIGE BooMEN, U. ÄFDECL. SAVALL Hoorp- STUK, Dodsnaa. mige wegens de Lymerigheid , daar aan toege- fchreeven; hoewel het nog niet zeker fchynt , dat alle de Boomen , daar toe betrokken , van dien aartzyn. In de bereienend van den Strand-, Nagelboom , door Rumrrius, wordt geen gewag gemaakt van die Liymerigheid, “Wat de Bladen aangaat, komt dezelve wel «wat overeen „met het Gewas, dat de Heer J. BURMANNUS Carpinus Viscofatytelt, doch daar van hadt zyn Ed. geene Bloem of Vrugt gezien, Het Ly- merige Boompje van PLUKENETIUS » met Bladen van Eleagnus, en een driezaadig Vrugt= huisje als dat van de Ricinus, fchynt my , ten minfte wat dit laatfte belangt , zeer weinig met den gedagten Strand - Nagelboom ; of met de Kenmerken, die hier van de Dodonea opgege- ven zyn , te ftrooken. Men zou, naamelyk , niet zeggen, dat de Vrugt, gelyk Rumrurus die befchryft en afbeeldt , eenigszins naar het Zaadhuisje van den Ricinus of Chamelea gely- ke, of de Bladen naar die van den Eleagnus. Volgens den Heer JACQUIN, die aan dit Gewas den Geflagtnaam van Dodonea herfteld heeft , behoort daar toe de Triopteris van Brow- NE, ZO Wel als het naar den Efchdoorn of Paliurus ‘gelykende van SLOANE , met een langwerpig fmal Blad als van Ligufter en eene vierbladige groene Bloem ; welke de gedagte Kelk zal zyn: als ook het ‘Stab lnal on met {malle Laurierbladen van PLU MIER, hier voor gemeld. Die van SLOANE op Jamaika waar- ge- O € T A ND Rit Á * 259 genomen is een Gewas, dat niet meer dan IL tien of twaalf Voeten hoog groeit, en niette min één of meer Stammen heeft , ter dikte Hoorp- van eens Menfchen Been, hangende de Schors STUE- of Bast dikwils los eù by draaden aan shet De%* Hout, De Bladen zyn ongefteeld , glad en don- kergroeh ‚ komende niet dan aan het end der ‘Fakken of Twygen voort. Aan ’t begin zyn zy fmal, en hebben by het end hun grootfte breedte : alwaar zy een half Duim breed zyn; op drie Duimen langte (*). Hoe deeze figuut met die der Bladen van de Ligufter , Amandel- boom of Wilgen ftrooke , zie ik tot nog toe niet, Doch daar wordt aangemerkt „ dat dit Gewas naar den Ouderdom en de Groeyplaats in veele opzigten zeer verfchille. Ondertusfchen komen de Zaadhuisjes vry wel met die van deïì Strand -Nagelboom van Rumrgrus overeen. Het zyn twee „ drie of vier bruine Erwten, die in een platagtig Blaasje zitten, dat drie of vier Wieken heeft, byna gelyk het Zaadhuisje van *t Paapen Mutfen - Hout of van de Laferpitium; zig fomtyds als een Windmolen vertoonende. Men vindt het ook op de Stranden van dat Eilánd zo wel als op Rotsachtige Heuveien. Deeze verwardheid ten opzigt van dit Ge- was ; Waat PLUKENETiUS, mooglyk niet | teiì C*) Folia pleraque tres circiter Uncias longa , Semunciam lata » lacisimâ prope apicem parte, RAM Dendrof, p. 94 R e & IL, DEEL, II, STUKe U. AFDEELe VILI, Hoorp- STUKe LToo) ÄAGCTMANNIGE BoomrEN. ten ontegte , drie of vier byzondere Soorten van gemaakt heeft, fchynt de Naam - verkiezing, te billyken (*). De Heer JacQurin heeft veel moeite gehad , om zig op de plaats zelve daar uit te redden. De Dodonea, welke zyn Ed. op Zandige Oevers van Jamaika en by Kartha= gena vondt , was een regtopftaande. Takkige Heefter van vyf Voeten , geheel kleverig en ftinkende , met langwerpige ftompagtig gepunte Bladen en trosachtige Bloemen , uit eene drie of vyf-, doch meestal vierbladige Kelk beftaan= de. ’t Getal der Meeldraadjes is agt: men vindt ‘er ook fomtyds maar zeven of zes , doch dit laatfte zeer zeldzaam. In ’t Zaadhuisje , dat gee wiekt en driehuizig is, komen fomtyds maat twee en ook wel maar één Zaadkorrel tot vol- komenheid. GUARE A’ De Naam van dit nieuwe Geflagt is afgeleid van het Westindifch of Spaanfch woord Gua- ra, waar mede de Inwooners van Kuba dit Gewas betekenen, Het is voorheen als eene Soort, in het Geflagt van Trichilia, door Lrn- Naus onder de Dekandria geplaatst geweest. De Kenmerken beftaan, volgens JACcQ UIN; in vier langwerpige, {lompe , wyd uitgefpreide Bloem- (*) Vergelyk het voorgaande II, DEELS. 1, STUK van deeze Natuurlyke Hiflorie, bladz, 1644 ú ERN DRT 261 Bloemblaadjes ‚ met een Honigbakje dat Rolrond, He is, zo lang als dezelven, ftaande tegt ovet- win, end: de Kelk is eenbladig , -viertandig ‚ zeer Hoorp= klein: ’t getal der Meeldraadjes agt , die zeer? TUK kort zyn , in * Honigbakje, beneden deszelfs gekartelden rand „ ingeplant , hebbende lang- werpige Meelknopjes. Op het Vrugtbeginzel ftaat een rolronde Styl met een geknopten Stem- pel. Het Zaadhuisje is rondagtig, ftomp, met vier Holligheden , ieder. een Zaadkorrel bevat- tende, De eenigfte Soort van dit Geflagt (1), is Me- lia genoemd door den Heer JACQUIN , die Trichilisis het befchryft als een regtopftaande Kroonboom** van vyfentwintig Voeten hoog ‚ welke Vinbladen heeft van één of anderhalf Voet lang ; zynde het getal der Blaadjes, aan ieder zyde van de Rib , van zeven tot veertien. geteld. Uit de Oxels der Bladen komen yle Bloemtrosfen voort , wier Bloemen op Steeltjes ftaan , hebbende groen- achtig witte Blaadjes, zonder Reuk. De Vrugt, die reeds een half Duim dik was, en vier Zaa- den bevatte, hadt hy maar Onryp gezien. Tor deeze Soort wordt betrokken de Grootfte Guidonia, met Ockernootenbooms- Bladen, van Pa- (1) Guarea, Mant, alt, p. 15o, 228, Trichilia Guara. Spe Plant, Ed, IT. p. 55 Le Trichilia Foliis oblongo-ovatis &c. BROWN: Jam, 279s Melia Guara Floribus o&tandris, JAcQ. Amer, 126, Guidonia Nucis Juglandis Foliis major, Prarm, Gen: 4. Je. 1470 fe 2, Jito, MARCGRe Bras, 169. Pis. Bras, 79, T. 80e ED) II, DEEE, IL, STUK, he 262 AGTMANNIGE BOOMEN, IE, Patet PruMIER, Welke Linneusbevooe be arn rens tot het Geflagt van. Samyda heeft. thuis Hoorp» gebragt ‚ en die » volgens. de aanhaalingen, de STUKs __Samyda pubescens zou moeten zyn als waar, toe de Besfendraagende Heefter van. SLOANE met eene vyfbladige, bleek geele, zeer welriekende Bloem , behooren zou : doch dit komt met de Reukeloosheid ‘van den befchreeven, Boom niet overeen, … Ik merk alleen uit de-Afbeelding van, PruMrERr aan, dat het gezegde Honigbakje een holle Buis maakt , in ’ midden van de Raams gelyk in de .Narcisfen, — ALROREYLL US NR en De. Kenmerken van Ge ‘Gefiäst enn een, Vierbladige Bloem , wier Blaadjes kleiner zyn dan de BA van de Vierbladige Kelk, die rond zyn en van ongelyke. grootte, RD: zal mooglyk reden, tot de benaaming. gegeven ‚ heb- ben. De Stempel is ín vieren gedeeld e en het Vrustbeginzel dubbeld. 1 Maar ééne Soort is hier van bekend CI). ea welke gezegd wordt een Ceylonfche Boom te Geylon- ZyN ; gen den Perfea gelykende, dle door CLu- Che srus is befchreeven, thans onder de Laurieren betrokken. De Takken zyn rond: de Bladen ovaal, gelpiat ‚een Span lang, effenrandig , Blad (1) Allophyllus, Syst, Nat, XII. Tom, IE, Gen. 469. Ps 2ós, Flor, Zeyl. 140,7 | OC, TAA ON Bk ds AN 263 glad, ge-aderd, gefteeld , overhoeks. geplaatst, - IL De Trosfen, die klein en zeer kort zyn , Hee en men uit de Oxels der Bladen voort. Hoorp- STUK, OLNE N IA. De naam is door PL u MIER aan dit Geflagt gegeven , ter eere van den Spanjaard X 1 ME- NES, ‘door wien over de kragten der Boomen en Kruiden van Nieuw Spanje vier Boeken uite gegeven zyn. De Bloem is ook vicrbladig en heeft de Blaadjes haarig, omgekruld, doch de Kelk in vieren gefneeden , en eene Pruimvrugt met één Steen. Twee Soorten zyn ’er van ‚door LINNZEUS; opgetekend , die hier volgen. (1) Kimenia met langwerpige Bladen en veel- _ 1. ij Kimenia bloemige Bloemfleeltjes. Pe Gedoornde. Van Pater Prumrierr wordt deeze Soort Gedoornde Ximenia, met eene ruige Bloem en gcele Vrugt , getyteld. Linnaeus geeft ’er den-bynaam aan van Amerikaanfche, doch wee gens de volgende Soort past die van Gedoornde: veel beter. JACQUIN noemtze Weelbloemig:, i (1) Ximenia Foliis oblongis, Pedanculis multifloris. Syst, Nat. XI. Tom. Il, Gen, 470. ps 265, JACQ- Amer, 106, Hort, Cliff, 1193, Ximenia aculeata „ Flore villofo, Fruêu lateo. Plum. Gen, 6, Je. 2x. f. 4, RA IL. DEEL. II, STUK, IE. Arprer. VILl. Hoorp- STUK. Fe . Kimsenia. 264 AGCTMANNIGE BoOME nye % welk ook veel eigenêr zou zyn; alzo de vol- gende de Bloemen enkeld heeft, Hy zegt, dat het een regtopftaand ‘Takkig Boompje is, ge- meenlvk de hoogte van vyftien Voeten berei kende ‚ met langwerpig ovaale , effenrandige , gladde , gefteelde Bladen „ van twee Duimen inh dan met hun drieën of vieren te gelyk leen uit overhoeks ftaande Knobbeltjes , op zyde met een fcherpe Doorn gewapend. Dee: ze Doorens , echter , ontbreeken fomtyds aan voornaame Takken, Uit die Knobbeltjes ko- men drie of vier Bloemfteeltjes voort , ieder doorgaans vyf Bloemen hebbende, De Bloemen gelyken veel naar die der enkele Hyacinthen , doch zvn vierbladig, van binnen ruig, aan de tippen omgekruld , en komen uit een klein Kloks- wys’ Kelkje voort. De Kleur is wit ‚ en de Reuk zeer aangenaam , bewierookende als % ware de geheele nabuurfchap. De Vrugten, van grootte als een Duiven- Ey; zyn glad en geel, met een zuutachtig zoet Vleefch , en gelyken dus veel naar witte Pruimen. Zy worden van de Wilden en van de Kinderen gegeten , bevat- tende een Steen , wiens Kern naar eene Mos- kaatnoot gelykt. ’t Gewas voert by de Opge- zetenen van St. Domingo den naam van Croc of Haak 3 misfchien , zegt JACQUIN, wegens zyne Doornen. PruMrer, merkt zya Ed. aan , heeft verkeerdelyk de Bloem driebladig ge. tekend, Volgens de Afbeelding en befchryving zouden de Bloemen Klokvormig , eenbladig en ie WOP Kk NIB AR TS A 265 in drieën verdeeld zyn , ’t welk nog meer van dar \ de Kenmerken deezer Soort afwykt. Hy hadt” vr het in een Bofchje by Karthagena, en op St. Hoorp- d Ke Domingo , gevonden. al (2) Ximenia met ovaale Bladen en éénbloemige IL. , Xrmen:â Bloemfteelijes | inermis, dloemfleeltjes. ed Á doornde, Dit Gewas, by BROWNE genaamd Boomach- tige Amyris ,-met gladde ovaale Bladen , de oudften digt by elkander, de Steeltjes eenigere maate gerand , de Bloemen enkeld hebbende; is door Linneus hier tot een tweede Soort gemaakt. De Heer JACQUIN merkt aans dat het een derde Soort daar van fcheen te zyn; ‚op ’t Oog hebbende een Amerikaanfch Gewas met vier. Kranswyze en: Kruiswyze om den Steel geplaatfte Bladen, ’t welk door den Hoogteeraar J. BURMANNUs , bedenkelyk, tot de Xime- nia is thuis gebragt , wegens'de Vrugten , als zynde de Bloemen, door PLUuMIER , niet daar by vertoond. Die Patet fchynt zig verbeeld EG, hebben, dat pe Gom dit-de Caragna van R rc arus was, een Boom et die de Gom Caranna zoude uitleveren, De be- fchryving » inderdaad „ van deezen Boom. de Boom (2) Kimenia Foliis Bvatis, Pedunculis unifloris, Syste Nat, XII. utfüpra, Amyris arborescens , Foliis ovatis glabris , ve. tuftioribus confertis , Petiolis {ubmarginatis , Floribus folitariis, BROWN. Fame 209 R A 5 Il. DEEL Ile STUUR 266 AcTMANNIGE Boomen. IW. Boom der Dolheid van de Mexikaanen genaamd , Kr welke men by HERNANDEZ vindt , komt Hoorp=- wat de Olyfachtige Bladen aangaat, die met hun _STUKe vieren om den Steel of Takken ftaan „ taamelyk overeen, P, HERMANS zegt , dat de Vrug- ten naar Kleine Appeltjes gelyken. Wy zullen dan dien Boom ; tot nader opheldering , hier plaatzen, MIiMmusor s. _De Kenmerken beftaan in eene Agtbladige. Kelk met zestien. Bloemblaadjes , zegt Lr n- NAUS thans, doch bevoorens hadt hy ’er agt aan toegefchreeven en fpreekt thans van ’t getal der Meeldraadjes niet: maar zegt dat zy Elsvor- - mig, zyn » het Vrugtbeginzel rond, wordende een gefpitfte Pruimvrugt. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor , beiden haare Groeyplaats hebbende in Ooste indie. (1) Mimufops met de Bladen overhoeks, ver Mimafips yan OD De naam van dit Geflagt is daar van afkom. ftig, (1) Mimufops Foltis alternis remotis. Flor, Zeyd, 138. Flos Cuspidum, RumPHe „Amb, II, p‚ 189, 'Te 63. Rauki-Indorum, PLUK, Almar, 203, BREYN. Cent: p. 20, Te 3e Elenpi. Hart, Male Es. p. 34, Te zo, Prunus Malabarica. Fructu Calyculato, RA mi Hift, 1564 Burm. Fl, Ind, p‚ 86, DO CEP MODI NART. 267 {ig dat de Bloemen van deeze Soort eeniger- IL maate naar eens Menfchen Aangeziet gelyken Vi zouden. Met die omfchryving, naamelyk , is Hoorp- een Gewas in-het Mufeum Zeylanicum voorge-STEE» fteld, dat den Ceylonfchen naam Munamal, ih hier mede overeenkomtftig ‚ voert, ‘en verzekerd wordt de Elengi van den Malsbearfchen Kruid- hof te zyn, tot een bynaam hier gebezigd. De Hoogleeraar J. BURMANNUs, evenwel , merkt aan; dat de Bloemen van dat Gewas niets min- der dan eens Menfchen Aangezigt vertoonen. Zy hebben een aängenaame REK en worden van de Vrouwtjes op Ceylon als een Krans om den Hals gedragen. “In de Aantekeningen op den Malabaarfen Kruidhof , wordt dit een Malabaarfe naar den. Obyfboom gelykende » met Peerebooms - Bladen en eene welriekende gefternde Bloem, geheten. Dic komt niet kwaalyk overeen metde Afbeelding van BREYN, die aanmerkt , dat dit Gewas, il geftalte en grootte , veel naar den Linde- boom zweemt ‚ doch-RuMermius, vergelyke hetzelve by. den Limoenboom , zeg geende, dat het-na, den, Nagelboom een van de fi erlykften is van, Kroon en Loof in. geheel. Oostindie, Bo- vendien wordt het van de Maletjers Longa, Tan- jong genoemd, als de Princes van alle, Bloem- boomen, Evenwel moet zulks, meest wegens den lieflyken Reuk -der Bloemen Zyn , die door haare kleinte den Boom weinig Sieraad kunnen byzetten. RumrHrus noemt het den Boom der Il. DEFLs IE, STW, Hét ÄFDEEL. EDEN Hoorpe STUK. Xx Auke 268 _AGCTMANNIGE BoOMEN. der fpitze Bloemen , even of de Bloemen fpits waren, doch hy wil daar mede zeggen Bloemen. van Spitzen of Puntjes gemaakt, en het fchynt my toe, dat men dezelven eer Borftel- Bloemen of Bloemen van Borfteltjes zou mogen noemen. De Bloemknoppen , die uit de Oxels der Bladen voortkomen „ zyn wel is. waar toegefpitst , ge- Iyk hy zegt , maar zy openen zig , en vertoos pen dan een Borfteltje van kleine Puntjes, dat omtrent de grootte van een Nagel heeft, Dit Borfteltje, ’t welk uit de Bloemblaadjes beftaat 4 en niet kwaalyk zweemt naar de Bloemen van t Elychryfum „ Conyza,-Tanacetum of dergê- lyke Kruiden, is van buiteù met eene veelbladi- ge Kelk omringd, en van binnen gekranst met de Bloemblaadjes. , die eene. dubbele ry. uitrnaa- ken, waar binnen de Meeldraadjes geplaatst ZyDe Dit geheele Borfteltje of Kroontje valt te gelyk af en ontbloot het Vrugtbeginzeltje, dat eene Vrugt wordt als een, Vogel- Ey, aan den top fpits, van agteren in een Kelk vervat en dus veel naar de Vrugt der Pinaneboomen . SRT dE voorgaande’ Stuk afgebeeld , gelykende : maar deeze Vrugt is Pruimachtig , beftaande uit een _ Goudgeel „ droog , zoet” Vleefch met eenige famentrekking ‚ dat men kan eeten , en waar binnen een Pit vervat is, die naar een Lupinene Boontje of Tamaryn - Zaad gelykt. Deeze Boom: wordt Kaukî genoemd by de Javaanen , die hem in de Tuinen nahouden ; zo dat hy waarfchynlyk derwaards gebragt zal Zy ONEK MIA INI DIR ME (Ke 20y zyn van de Kust van Malabar, alwaar hy onder wan 0 den naam van Elengi bekend is, groeijende ia” vins,” t wilde, op Zandige plaatfen ‚ en een groote Hoorns Boom wordende „ zeer digt en uitgebreid vanSTUf. Loof. De Stam fomtyds wel drie of vier Voe- ba ten dik, heeft een ruuwe: Schors en beftaat uit Hout, dat zeer duurzaam is onder Water, De Reuk der Bloemen is zo aangenaam , dat men ‘er Water van ftookt, gelyk van Linden - Bloes« fem hier te Lande. Men brengt de Bloemen; aan een Draad gereegen, te Batavia op de Markt te koop. De N. L. BurRMANNUs betrekt hier toe ook den Bonga - Tanjong- Laut van RumePHiuss die op de Ambonfe Eilanden in ’t wilde groeit , zelfs op de bloote Klippen van het Strand, Som- migen verbeelden zig dat de Tamme, hier be= fchreeven , van deezen Wilden afkomftig zou zyn, doch RuMmrHrus acht zulks niet waat- fchynlyk. Ondertusfchen komt dit Gewas, niet alleen wat de figuur der Bladen betreft, maar ook ten opzigt van de Bloemen, die flaauw van Reuk zyn , en van de Vrugten, met den Elen- gi overeen, Het wordt een Boom, die eenen Stam van wel een Vadem in den omtrek heeft s groeijende loodregt, zelfs op de barre Klippen, zonder eenigen blyk van Aarde. Het Hout is ongemeen vast en hard , zonder aanmerkelyke Aderen, in digtheid naar Lever gelykende, en van binnen een Purperkleurig Hart hebbende , dat in oude Boomen meest den geheelen Inhoud bee TL DEEL, I. STUB, 20 AGTMANNIGE BooMEN. … beflaat , hebbende maar weinig wit Spint. Zou het dan ook het gene zyn, ’t welk men hief te Lande droog en vet noemt, om dat een Stukje daar van, uit Hout en Spint beftaande ; zig byna als Vleefch en Spek vertoont? Ik heb; in myne Verzameling van meer dan honderd verfchillende Houten , een Plankje daar van; dat ongemeen digt is van nerf, De Indiaanen gebruiken dit Hout, wegens zyne taaiheid , veel tot Pennen, tot Steelen van Spiesfen , Pylen en ander Gereedfchap. Het is ook voor de Schryn= werkers of Kastemaakers , in ’t algemeen , van goed gebruik , doch valt wat hard in ’: bewer- ken, Men vindt ‘er fomtyds, aan ’t Strands omgevallen Boomen van, wier Bast en Spint geheel vergaan is, doch waar van het Hart {chier een Mans dikte heeft , zyndefchoon ; hard, bruin, en glad als Marmer. jk Alimufops auki. Nani, (2) Mimufops met diet by een geplaatfte Bla- den. De bynaam van Kauki, dat de Javaanfe naam van de voorgaande Tamme Soort is , wordt door eene verplaatzing , den Ridder niet onge- woon, aan deeze Soort gegeven. Was het niet veel beter, dat hy hetzelve Nani genoemd hadt, °t welk de eigentlyke naam ís van dee- zen (2) Alimufips Foliis confertis, Flor. Zeyl, 137, Merrofsde- tos Macasfarienfise RUMPH, Amb. Ill. Pe 19. Te 8, BURMe JA Ind, Pe 85e OFC EE ON DIRKID KR BR zen Boom op de Eilanden omftreeks Amboinas, Ii, dan hier een verkeerden naam , aan de voorige wir Soort eigen „op toe te pasfen ? Immers dit baart Hoor niets dan eene onnoodige en onverfchoonlykeSTUKe verwarring, Folies Rumeurus telt deeze Soort onder de Yzet- boomen en merkt hem als den voornaam- ften daar van aan; weshalve hy denzelven, in navolging van SCALIGER ; Metrofideros ty- telt. Hy komt zodanig met den Bonga - Tan- jong overeen ‚ dat men deeze Boomen „ jong zynde , naauwlyks van elkander onderfcheiden kan. De Stam groeit wel zo dik , dat twee Mannen te gelyk hem ter naauwer nood om- vaamen kunnen. Hy heeft de Schors effener dan de voorgaande, Hy heeft de Bladen klei- ner of grooter en dienvolgens wordt hy in ee- nen Klein- en Breedbladigen onderfcheiden. De Bloemen worden by die van de enkele Madelie- ven vergeleeken. De Vrugten zyn grooter dan Geneverbesfen en kleinder dan Krieken , vol van kleine Zaadjes , naar die van de Salade eenigzins gelykende, doch kleiner en bruin ros , ** welk de Besfen, ryp zynde en open barften- de, uitwerpen. | | De hardheid van het Hout deezes Boom, voor welke ’er den naam aan geeft, is verbaazende, hout. De Chineezen noemen het Thi Seeof Yzerdraad, en Famtsfa of zout Hout , om dat het in ’ Vuur knapt als Zout 5 *t welk het niet alleen met dat van den Strand» Tanjongboom „ maar ook IL, DEEL, Il, STUK mr AFDEEL. VIII, Hoorp- STUK. Nani zi2 (ÂGTMANNIGE BooMen. ‚ook met het Mauritiaanfche Ebbenhout , ges meen heeft. Het valt op de Molukkes best en overvloedig , zynde in Indie beftendiger te- gen Weer en Wind dan Yzer, en in ’t Vuur zelfs byna onverganglyk. De Chineezen bemif- nen het deswegen zeer , tot Roers en Ankers voor hunne Jonken: want men begrypt ligt, dät het in ’*t Water zinkt, zynde het roeften noch den Paalworm niet onderhevig. Zy neemen maar dikke Planken, waar zy een Gat in ’t mid- den maaken , en dan een Ankerftok daar in ftee- ken: ’t welk aanftonds het fatfoen van een An- ker geeft. Een Roer tot een groote Jonk, van zulk Hout, plagt hun wel vier of vyfhonderd en een Anker by de tagtig of honderd Ryks- daalders te kosten. Het heeft een dergelyk Spint als het voorgaande , en het Hart ziet uit den rosfen of donker Aardachtig bruin , met korte Adertjes geftreept ; en is wel zwaarder en hat- der, doch zo fyn niet van Draad als het voor- gaande, JAMBOLIFER As De Kenmerken van dit Geflagt zyn; een viet- bladige Trechterswyze of Klokswyze Bloem , die det platachtige Meeldraadjes bevat, welke Ey- ronde opleggende Meelknopjes hebben , en een Draadagtigen Styl , die enkeld is. De Bloem is begreepen in een viertandige Kelk, welke op het Vrugtbeginzel zit, en de Vrugten, die naar Olyven gelyken , kroont, Maar 2Deel, PLAAT VII. il I HE ii Hi li A HI) | ij ij TN: BANNER INNS ANNEN | De NI | | \ \\ | / Áy SN PEN NN ENE A ND RT A 273 „ Maar ééne Soort is door L1NNsus van dit 8 IL, Geflagt opgegeven (1), welke den bynaam ván rn Gefleelde voert, om dat de Bloemen en Vrug- Hoorp= ten Trosachtig aan lange Stecltjes zitten, De °TU5 Vrugten , die men Fambolones noemt, geeven ambin ‘er den naam van Pambolifera aan, Zy zyn Tia ie _ reeds lang in Oostindie bekend geweest, bevat. Gelieelde, tende onder eene dunne Schil een Vleefch als Fi. 1, de Pruimen , dat zuur is en famentrekkende ; weshalve men deeze Vrugten meest by Ryst gekookt , of ín Pekel ingelegd, gebruikt. De Kleur is eerst licht groen, daarna purperrood en op % laatfte zwart , als wanneer zy de Smaak hebben van zuurachtige Druiven, en dan Zynze zeer verfrisfchende en verkoelende , doch wor- den, om dat men aangenaamer en beter Vrug- ten van dien aart heeft, weinig geacht, Een ‘Takje van den Boom , die deeze Vrug- ten draagt , door den Heer Ricu TER van Batavia medegebragt, ’t welk met de Bloemen beladen is, geef ik hier in Afbeelding, Men ziet ’er uit hoe de Bladen, gelyk de Heer N. L. BuRrMANNUSs aangemerkt heeft » van verfchillende figuuren zyn, vallende ovaal of rond- (1) Jambolifera, Syst. Nar. XII,* Gene 472, p. 266, BURM, Fl, Indica, p. 87, Jambulones. C‚ B. Pin. 460, Jambolanz. RuMPH. Arnbe TI. Pe 131, Te 42, Prunus Indica , Fruêtu nigro , Olive magnitudine , Jambolones Acoftg. BURM. Zeyl, 197, Caryophyllus languescenre vi aromaticus Malabaricus &c, PLUK, Alm, 88 AA Dendrof, p, 34. Hin IIs pe 14990 ds 6 DEEL, TE, STUN, II. AFDEEL, VIII. Hoorp- STUKe 274. AGTMANNIGE BooOMEN. rondachtig met een ingefneeden punt, maar al- toos den rand Kraakbeenig hebbende met de Adertjes van de middelrib evenwydig naar den tand loopende , gelyk RumrErus verhaalt , doch in Plaat niet duidelyk aanwyst. De oude Heer J., BuRMANNUs oordeelt hier toe te behooren , de Pruim- of ‘Nootdraa- gende hooge Amerikaanfche Boom , met fmalle bly- groene Laurierbladen, die een welriekende Mattik uitgeeft, van SLOANE aldns be fchree- ven. », Het ís een der grootfte en hoogfte Boo- „‚ men van ’t Eiland Barbados, daar men hem „> overvloedig vindt , en tot het bouwen van , Huizen gebruikt. De Takken zyn bruin en s> glad , met kort gefteelde Bladen bezet, van ‚… drie Duimen lang, naar beide enden {mal toe- „> loopende, glanzig groen, hard en weinig Sap „, hebbende. De Vrugt is van grootte en figuur ‚ byna als een Hazelnoot , bevattende onder de ‚ buitenfte Schil een weinig Vleefch , en daar ‚ binnen een Steen met een witte Kern.” De jonge Heer BurMANNus betrekt hier toe, in zyne Flora Indica, den Kruidnagel- boom die flaauw Aromatiek is van Malabar , welke aldaar Perin- Niara heet, volgens Ra yv, zynde in de Malabaarfche Kruidhof , onder dee- zen naam, befchreeven, en voorgefteld als een Boom, van omtrent veertig Voeten hoog , met eenen witten Stam, die eene vaale Schors heeft , en eenen rooden Kruiderigen Wortel. De Bla- den zyn langwerpig rond en puntig, bitter van Smaak Grt ACNIDAMTILA, PS Smaak, - De Bloemen sdie, met haare drie of _ I. vieren of meer by elkander, op lange Steeltjes zn groeijen, beftaan uit een klein rond Kelkje , met Hoorp- veele witte Meeldraadjes , die geel getipt zyn , STUKe van binnen. Op de Bloemen volgen Vrugten naar Pruimen gelykende , eenigermaate krom ; Cr welk RumPHIUS ten opzigt van de zynen _ook aanmerkt ,) en aan den Top een klein Na- veltje hebbende , donker paarfch, glad, gian- ‚zig, van binnen met een Sappig Vlecfch, dat bitterachtig zoet en Kruiderig is ‚gevuld „en eene groene Noot bevattende, van eene fcherpe , bits tere Smaak. Men kookt ’er een Gorgeldränk van, tegen Ongemakken van de Keel, Van Kruiderigheid en bitterheid maakt R v m- pHIius geen gewag in de Javaanfche Jambolons. Niettemin, fchynt het een zelfde Boom te zyn, wat de Vrugten aangaat , wordende dezelven „ volgens COMMELYN , Katersballen geheten, Gedagte Hoogleeraar heeft my , uit zyn Wel Ed. Verzameling van Koromandelfche Planten , eene Tekening medegedeeld van den Tak eenes Booms , die eenigermaate fchynt tot dit Geflagt te behooren , en waat van een Takje hier în Fis. 2, op Plaat VIL, is afgebeeld. Deeze Boom moet nogthans dan een geheel verfchil- lende Soort van dit Geflagt zyn (2). De Bla- m, den zyn in * groene geel geaderd, puntig ovaal michft ra Coroe mendelieas Kormane » delfche. (2) Jambalifera Floribus & Fruftibus fegregaris, Pl. VIL | Sg Fig. « El DEEZe 1, STUK. 876 AcTMANNIGE BooMEN. il. en aan de kanten als uitgegulpt, zittende over- en hoeks aan de Looten. De Bloemen fchynen Hoorn. agt Meeldraadjes te hebben in een viertandige stux. Kelk, gelyk het Kenmerk is vandiet Geflagt. Zy zitten boven aan de Looten of Takjes, en on- der aan dezelven komen hier en daar puntig Olyfachtige Vrugten voort, waar van eenigen » „inde Tekening, geel, anderen donker paarfch gekleurd zyn, en de Schors van het Takje graauw. Voor ’t overige weeten wy niets daar van, dan dat de Inlandfche naam Machiela - Ma- rom ‚ en by de Portugeezen Foel, de Cawecienha opgeven wordt te zyn. MeELrLreoece a De Kenmerken van dit Geflagt beftaan ín eene vierbladige Bloem , wier Blaadjes omgeboo- gen zyn beneden de Kelk , die in vieren ge- deeld is: de Stempel eenigermaate Schildachtig en zeer groot, De Vrugt Pruimachtig, met eene taaije Schil. HE De eenigfte Soort (1) voert den naam van. Bijsga, _ Amerikaanfche Nooteboom met gewiekte in twee- Tackboom.ën verdeelde Bladen , by ComMELYN, en uit de benaaming van PrukKeNeTrus blykt, dat 'er byhangzels zyn aan de Rib der Bladen. De (2) Melicocca, Syst. Nat, XII, Tom, II. Gen. 473, Ps 266, Melicoccus bijugatus, JACQ, Amer, zo8e T, 72. Melia Coccus Ec, BROWNe Jame 210, Nux Americana &e. PLUE, Alm, 26se Te 2070 fo Ae Comme dlorte dmt, Le Po 183 Te 94e OC T A N DR 4 A. 277 De laatfte zegt , dat de Hollanders hem Tauck-. Île boom heeten. Volgens den bynaam ftaan ter GOE doorgaans twee paar Bladen aan ééne Rib of Hoorn. Steel, De Heer JACQUIN zegt, dat dit Ge-STUK. was in de Bosfchen by Karthagena in ’t wilde groeit, en op Kurasfau gemeen is in de Hoven, doch op Jamaika zeldzaam; wordende de Vrug- ten, van wier zoetheid de Boom zynen naam heeft, van de Spanjaarden Monnos , van de Hol- landers Knippen genoemd, Het is een hooge, Takkige, fraay gekroonde Boom ‚ met Bladen als gezegd is, De Bloemen komen by Trosfen aan ’t end der Takjes voort : zy zyn klein , witachtig, en van eene zonder- linge geftalte. Van fommige Boomen geeven de Bloemen een zeer aangenaame Reuk , welken de Kurasfauwers Mannetjes - Boomen noemen, zeggende dat die geen Vrugt voortbrengen : van anderen hebben dezelven in’t geheel geen Renk, en deeze noemen zy Wyfjes - Boomen, welke vrugtbaar zyn. Aan ieder Tros komen by de dertig Vrugten , die rondachtig zyn , omtrent een Duim dik, hebbende een groene, drooge Schil, waar onder het Vleefch geheel los zit, hetwel« ke, daar uit genomen zynde;, in alle opzigten naar het Doijer van een klein Hoender -Ey gee lykt. Het is Lymerig en eetbaar , zoet met een weinigje zuur en wrang gemengd, De Ingezee tenen des Eilands doen den Bolfter van deeze Vrugten , die tusfchen de Tanden fteekende ; ia twee ftukken fpringen, en dan de bovenfte 83 helft Ss ) 678 AGCTMANNIGE BooMEN. U. helft weg fmytende, haalen zy met de Tanden Ár ern het Vleefch , dat eenigermaate aan den bodem Hoorp- kleeft , daar uit „’t welk zy inzuigen; en de STUK, daar in vervatte Noot of Steen uitfpuuwen, even als wy doen met de Kerfen en Pruimen, Naar de rypheid van de Vrugt is dit Vleefch min of meer Lymerig; doch hoe ryp’ dezelve ook zy , altoos blyft 'er eenig Lym van in de Mond over , ’t welke de Kwyl niet kan ontbin- den. De Nooten eet-men als Karftengen, in ’t Vuur gebraden, * In de grootfte Vrugten zyn fomtyds twee of drie Nooten vervat, hebben» de dan ook eene verfchillende figuur. . - Atm vr rs. Balfemboom: - ‚Van de Balfemachtige Vogtigheid of Gom- Harst, welke de meefte Boomen van dit Ge- {lagt uitgeeven', is de Latyníche of Griekfche Geflagtnaam afgeleid. - Billyk mogen zy derhal. ve den naam van Balfemboomen voeren. De algemeene „Kenmerken zyn: een Bloem uit vier langwerpige Blaadjes {taande „ die in eene viertandige. Kelk vervat zyn: de Stempel vierhoekig «en de Vrugt een Pruimachtige Be- zie. Agt Soorten komen in dit Geflagt thans voor, die wel niet allen hooge Boomen zyn „ doch welken ik doch, uit hoofde van de overeenkom. ftigheid , hier zal befchryven, (1) Bal EN OCM A NOD Rol Ae A79 (2) Balfemboom met drievoudige, gekartelde, Le _fpitfe Bladen, VAL | Hoorp= Aan deezen was ten onregte de naam vansrux, Elemnifera gegeven , zo de Heer JACQUIN LE aanmerkt , dewyl het Gewas wel een Terpen- dk thynachtig Sap bevat , van eenen fterken Oe, aangenaamen Reuk, doch de Gom Elemni niet uitlevert. - Het is de driebladige Harftige Hee- fter ‚met vierbladige witte Trosbloemen, van CA- TEsBY, . Het groeit tot vyftien Voeten ‘hoogte. in de digte Bosfchen , aan den Zeekant , by Karthagena , zo gedagte Heer aanmerkt , en geeft een Vrugt van grootte als een Erwt, die rood is en rood-Sappig, doch aan den Boom uitdroogt tot een Lederachtigen Bolfter, (oe) Balfemboom met drievoudige fyn gekartel- HW: Amyris de ftompe Bladen, ek. Zeekanti- 5 4 Ce Deeze , hoewel maar een kleinen Heefter uit. maakende , welken de Heer JACQUIN by de Havana, op ’t Eiland Kuba , in Rotsachtige Streeken aan de Zee vondt, heeft de Vrugten wel (a) Amyris Foliis ternatis crenatis acutis, Syste Nat. Xil. Gen. 474. pe 266. Elemifera Foliis ternatis, Hort, Cliff. 86, Jacq. Amer, 107, Frutex trifolius refinofus &c. CATESBs Carll, Te 33 fs 3 (2) Amyris Foliis ternatis crenulatis obtufis. Syst, Nat, Ibid, JAcQ; Amer. 108, Amyris fruticofus minor , &c, BROWN» Fam. 299e S 4 Il, Deer. Ue STUK; 280 ACTMANNIGE Boomen. U. wel eens zo groot , zwart en met een purper- EE kleurig Sap. Het Vogt, in het Gewas, is niet Hoorpe zo onaangenaam, van Reuk. Hy twyfelt of het STUK, wel een verfchillende Soort zy. db 5 (3) Balfemboom met gevinde Bladen , de Blaad: ree. jes plat en gefteeld. Zwartfap- EE Deeze was Elemnifera met gevinde Bladen, in de Cliffortfche Tuin, geheten. Het is de Giftboom , dien CATESBY op de Bahamaas- Eilanden vondt , een Sap zo zwart als Inkt uitgeevende. De Vogels eeten niettemin de Bes- fen, die Peerachtig en Purperkleurig zyn, be- vattende een harden Steen. Men wil thans, dat hy niet Vergiftig zy (*). (4) Balfemboom met twee paaren van Bla- IV. Bal/ami= sos dens ferâ. Welriekene \ ; TVD a de, Uit de bepaaling , Foliis bijugatis ,‚ van Braw- NE afkomftig „ begryp ik, dat ’er twee paaren van (3) Amyris Foliis pinnatis, Foliolis petiolatis planis, Syst, Nat, utfupra, Elemifera Foliis pinnatis, Hort, Cliff, 486, To- xicodendron Foliis alatis &c, CATESB. Car, IJ, T, 40, SELIG* MANN Vugel, IL, D. bl. 64, Plaat 80. | nj (*) Amon, Acad. Vor, VII. p. 66. (4) Amyris Foliis bijugis, Syst. Nat. utf, Amyris arboreus BROWN. Jam, 208, Lauro affinis &c, SLOAN. Fam, 137. Hist. Ml, p. 24e 'T, 168 f, 4. RAy Dendre 88, Lucinium Arbor Tilie foliis minoribus, Americana, PLUK, Alm, 228, f 3e \ ET KON D BEE As e8r van Bladen aan een Rib of Steel ftaan zou- IF. den , doch de Lauriergelykende met gewiekte vrij, Terpenthynbooms- Bladen van S Lo AN E ‚ wordt Hoops gezegd wel drie of vier of meer paaren van Bla-STUK den te hebben aan êén Steel , zonder oneffen Blad aan ’% end. De Boom, die wel twintig Voeten hoog valt, heeft den Stam van dikte als eens Menfchen Been, met een bruine Schors; en is fomtyds met korte Doorens gewapend, De Bloemen, aan ’t end der Takken Tuilswys’ groeijende , gelyken naar die van Vlier, zynde wit en driebladig ; waar op een Peperachtige Bezie volgt , met een rond, zwart Zaad, dat byna den Reuk van Laurierbesfen heeft, Het Hout van deezen Boom is inzonderheid. Roozen: geacht wegens zyne witheid , gladheid en aan.” _genaamen Geur, die het verbrand wordende geeft: weshalve de Planters van Jamaika hetzel- ve Roozenhout noemen. Anders geeven de En- gelfchen ’er, om dat het zo ligt is, den naam van Light-Wood aan. PLUKENETIUs ver- beeldt zig , dat de Indiaanen ’er daarom tot hunne Kanoes gebruik van maaken zouden, en wegens den Reuk tot Afgods- Beelden. Het een en andere is niet onwaarfchynlyk; doch hoe zyn Lucinium met kleine Lindebooms- Bladen tot deeze Soort behooren kan, is my duifter , of ook de naar den Popelier gelykende Tocotgebit van Brafil, die een Harst, witter dan Wierook „ zou uitleveren , om zyne welriekendheid het Gewenfchte Hout genaamd. Anderen willen , De dat 1, DEEL II STUKe 282 AGTMANNIGE BooMEN, F0 dat Lichtwood een Lichtgeevende Boom zou be- VIIl, tekenen, gelyk Ray van een zodanigen Ja- Hporp: maikafchen fpreckt, welke de Boom der Lich- STOK gende of Vuur „Vliegen van JoHNSs TON mis- {chien zou kunnen zyn (*), v. (5) Balfemboom met drievoudige effenrandige ella: Bladen en éénbloemige zydelingf Steeltjes. Balfem van Gilead Boom. Met den pant van deeze Soort fchynt LinNmaus den Boom, die den zo berugten Balfeim van: Gilead voortbrengt, te willen be- tekenen. Gilead, een Gebergte in Judéa, was oudtyds vermaard , wegens ’t voortbrengen van een voortreffelyken Wond - Balfem (}). Men bragt van daar denzelven , die deswegen den naam ook voerde van Balfem van PFudéa of Jood- íche Balfem, als een Koopmanfchap , in Egyp- te (1). Naderhand , toen deeze Balfemboo- men in ’t- Beloofde Land „door: deszelfs’ ver- woeftingen „ misfchien uitgeroeid of verwaars loosd waren ,„ heeft. men dezelven op zekere | be- (*) Arbor lucens Jamaicenfis noftras.. Ray, Hifl. Plante Arbor Muscarum fplendentium, JonNst. Dendrol, 47e (5) Amyris Foliis ternatis integertimis , Pedunculis aniflae ris lateralibus. Syst, Nat,-XII. Mfantisf. p. 65, Disf, de Opo- balfamo, Amen. Acad, Vol, Ville pe 55. (4) Is ‘er geen Baifem in Gilead ? ís geen Heelmeefter aldaar? JEREM. VIll, Vers 22 , Gaat henen op na Gilead en haalt Balfem, Gy Jonkvrouwe ‚Gy Dogter van Egypte. JEREM, XEVI, Vets 19% (1) Zie GEN. XXKI Va Vers. 25e VO MET EON DAR DD JA. 253 beflooten plaats in Egypte aangekweekt;dochdit IL is ook door den tyd vervallen: misfchien , om it il dat men den Balfem gemakkelyker ,‚ door mid: Hoorp.- del der Reistogten van de Turkfche Karavaanen STUK. naar Mekka, vaú de Arabieren kon bekomen. dre “ Dus heeft dezelve dan ook, federt, den naam van Balfem van Mekka gevoerd (*). … Aangaande den oirfprong van deezen Balfem is men nu onlangs eerst wel onderricht gewor- den. Zvyne tegenwoordige Deenfche Majefteit , goed gevonden hebbende eenige Geleerde Man. nen af te zenden naar Arabie, ten einde, door een naauwkenrig onderzoek van dat Gewest des Aardbodems , verfcheide duifterheden , die ‘er nog in de Natuurlyke Hiftorie van den Bybel Zyn , ware 't mooglyk , op te helderen , zo werdt de Sweedfche Heer ForskKaAor , een groote Natuurkenner „ tevens in de Oofterfche _ Taalen zeer ervaren en tot Hoogleeraar te Kop- penhagen verheven zynde , daar in betrokken, De Groote L1NN&us, nu, niet minder ieve- Tig (*) Ik heb evenwel, voor eenige Jaaren , op een Verkoo= ping eens een Flefchje gekogt , dat thans in myn Simpliciën- _ Kabiret berust, omtrent een Once bevattende van cen Bal- fem, met-een aanhangend Briefje Balfem Gileat , Ulrich Eca ken, 1736 , Sept. 20. Dit zal waárfchynlyk door dien Perfoon , in dat Jaar , uit de Levant medegebragt zyn, Die Balfem , derhalve by de veertig Jaaren oud, is thans nog zeer aange. ‚ naam van Reuk , Goudgeel en vloeibaar; ja veel vloeibaarder dan de Balfm van Mekka , zogenaamd , welke ik uit een groote veelheid , voor omtrent tien Jaaren hier aangebragt; daar nevens bewaar, ILDEEL, IL, STUR, 284 AGTMANNIGE BoOMEN, U, rig tot opluiftering van de Natuurlyke Hiftorie AFDEEL. in * algemeen en de Hiftorie der Geneesmiddee VILL, É Hoorp. len in ’t byzonder, hadt gedagten Sweed, zy-= STUK. nen waardigen Leerling „ verzogt, zig ieverig Gila, vantoe te leggen, om nader kundigheid aangaande den Echten Balfem- Boom, van ouds tot heden vermaard, te bekomen. De Heer ForsKAOL bleef hier omtrent niet in gebreke ; maar zondt , eenige Dagen voor dat hy ’t ongeluk had in de Arabifche Woeftynen te fneuvelen, een Brief , met een Takje van den Echten Balfem » Booms daar Bloem en Vrugt aan was „den Ridder toes dus luidende, s Aangaande * Geflagt van den Belfemboom van Mekka hebt Gy begeert dat ik U , ter= wyl Gy nog leeft , zekerheid zou bezorgen, Een waar Berigt „ dien aangaande, vertrouw jk thans UEd. daar van te kunnen geeven., t welk ik nogthans uit het binnenfte van myn Harte hoop ‚ dat Gy nog lange Jaaren geluk: kig overleeven zult. Dezelve behoort tot het nieuwe Geflagt van BROWNE, ’t welk men ss Amyris noemt. Ik heb den Boom met Bla- den,doch zonder Bloemen, te Gidda geziene „ De Bladen waren allen drievoudig en derhalve > fcheen de Afbeelding van ArrPiNus niet ‚> naauwkeuriger ten opzigt van de Bladen dan , de Vrugt te zyn. Ieder Takje verfpreidde , En wanneer men het kwam te breeken , een zeer ss fterken Geur van den Balfem van Mekka, s De Boomen groeijen , in eene zeer groote me- Oe T A N/D RT A, " 29f 4 menigte ; van zelf , naby Medina, waar al. If, „> leen men uit dezelven den Balfem vergadert. Aer » Hier, by Yemen, heb ik een Boom gevon- moorp- „> den , dien de Arabieren Abufchám, dat is desrux. Welriekende, noemen. Deeze kwam in de „> den en Reuk volmaakt met den Balfemboom , î 3 te Gidda gezien , overeen , uitgenomen dat s, alle Bladen gevind waren (*), en de Vrugten 9 volftrekt naar het Karpobalfamum, gelykende , even als ArPtiNus hem wel voorgefteld > heeft. Ik heb de Bloemen daar van gezien, »» die de Kenmerken van ’t Geflagt van Amyris 3, volkomen hadden. Nog een andere Soort van ss dat Geflagtis hier by Yemen, waar van het ‚‚ Hout , tot in Egypte toe, om Drinkbekers „„ en Lykbusfchen geurig te maaken , verzonden 3, wordt.” Uit deezen Brief blykt , dat ’er in Arabie tweederley Balfemboomen zyn ‚ waar van de eene drievoudige , de andere gevinde Bladen heeft, en mooglyk een derde, met drievoudige en gevinde Bladen, gelyk in de Afbeelding van ArriNnus, De eerfte komt hier voor, onder den naam van Amyris Gîleadenfis of Balfem van Gileadboom , en deeze wordt aldus befchreeven, Het iseen Heefter met paarfchagtige Takken, die (*) In de Brief ftaat hier ook wel terneta, dat is drie- voudig , doch dan kan ik hier geen tegenftelling met het voors gaande vinden, } AJ EL. DEEL, EI STUE 986 ACTMANNIGE BooMEns. die eenigermaate geftreept zyn, en uitpuilende Anke Knoppen , welken troppen uitge Blad- VIII ô pp geeven van Bla Hoorp- fteelen, ieder met drie effene ongefteelde , niet STUK. gekartelde, Lancetswyze, fpitsachtige Bladen , Zld het ongepaarde wat grooter dan de anderen, en eenigermaate Wigachtig. Drie Bloemen komen uit de gezegde Knoppen , tusfchen de Bladen, voort, ftaande ieder op zyn eigen Steeltjc, dat korter dan het Blad is, onder Scheedachtig , met een zeer klein, byna tweedeelig Lovertje. De Kelk is eenbladig, halfrond, effen, viertandig ; de Tanden ver van elkander en zeer kort, De Bloem heeft vier ovaale ongefteelde Blaadjes: in % midden een Vrugthuisje , dat gerand , hol- rond , paarfchachtig is, Agt Elsvormige Meel- draadjes , die zeer kort zyn, komen uit den rand van het Vrugthuisje voort, hebbende langachtie ge, dubbelde , Rolronde Knopjes, die regtop {taan en geel zyn. Het Vrugtbeginzel in het Vrugthuisje , binnen den bodem van de Kelk, heeft een Kegelvormig Cylindrifchen paarfchen Styl, en een ftompachtigen Stempel. De groey- plaats is in Gelukkig Arabie, VI. (6) Balfemboom met gevinde Bladen, de eg Amyris Opobalfae jes ongefteeld, aak Dat (6) Amyris Foliis pitnatis , Foliolis fesfilibus. Syst, Nat, XI utfupra, Balfamum., BELLON, Je, 110. ALPIN. Egypt. P- 48. T‚ pe Goe Opobalfamum five Balamum judaicume GEOFFR, dia, Med, Il. Pe 47 3e OE TANN UD ARNO A BE Dat de Bladen van deeze Soort ongefteeldzyn, 1. is hier in de bepaling, gebragt, om dezelve te Wilk onderfcheiden van de Derde Soort, welke ge- Hoorp= vinde Bladen met gefteelde Blaadjes heeft: zoSTUKe wel als de effenrandigheid in de bepaaling done van voorgaande dienen kon , om dezelve van de Boom, Eerfte en Tweede Soort te onderfcheiden. Ten aanzien van de naast voorgaande zou de onge- fteeldheid geen Kenmerk van verfchil zyn. On- ze Ridder bedoelt hier den Balfemboom der Ou- den , en haalt de Afbeelding van ALPINUS aan , doch twyfelt of het wel verfchillende Soor- ten zyn, fpreekende aldus (*). , De nako- ‚‚ melingfchap zal mooglyk zien, of onze Ámy- > ris Gileadenfis door nieuwe voortteeling gee- ‚> ne Gevinde Bladen uitgeeven kan; zo dat deeze twee ; als Verfcheidenheden , ondereen ‚, zouden fmelten, Want het is zeker , dat Ge- > vinde en drievoudige Bladen zeer naa ver- ‚> maagfchapt zyn, brengende de meefte Plan- se ten, die Gevinde Bladen hebben , ’er eerst >, drie aan één Steeltje voort. Zo dit gebeur- ‚> de, dan zou de Afbeelding van ALPiNus „, zeer valfch zyn , als waar in de Bloemen tros- „> achtig gepluimd voortkomen aan het end der s) Steelen. Tot dit denkbeeld , nu , hel ik ‘te >meer over , om dat ArPiNus niet duidelyk … zegt, van waar zyne Afbeelding ís ontleend. ‚ Met \s (*) Disf. de Opobalfamo declaratoe Amen, Acad, VIL, p. Go, Vid, Disf, noftram, zept LINNAUS, Mlantisf, p‚ 65. 18 AFDEEL: VHI. Hoorp- STUK, Belfem à van Al ekke 238 AGTMANNIGE BoomeN. > Met één woord: de Vrugten van den Balfem » van Gilead- en van den Opobalfamurm - Boom ss van ALPINUS zyn volmaakt de zelfden; de ‚ Blaadjes elkánder zeer gelyk, en de Knoppen », van beiden geeven Balfem uit. Het is waar- ‚ fchynlyk, dat ArLrPriNnus de Bloemen nooit ss gezien heeft, maat dat dezelven ’er, uit het verhaal van anderen, bygevoegd zyn. Hier uit maaken wy op , of dat het Planten van een ef de zelfde Soort zyn, of dat ’er niet meer verfchil in plaats heeft , dan tusfchen de Fasminum Officinale en grandiflorum , of tusfchen de wilde en tamme Nigella , en dat zy beiden den zelfden Balfem , in meer > of minder veelheid , voortbrengen.” Het is nogthans naauwtyks te gelooven , dat die Afbeelding van A rrriNùus valfch zou zyn, _ wanneer men derzelver overeenkomst in aanmer- king neemt, met de befchryving , welke hy daar ‚van geeft; te minder, dewyl ForsKkâor, in zyne Brief , de echtheid van die Afbeelding bevestigt. >, De Balfem (zegt AL P1Nus) is „ een Rankdraagend Boompje , ’t welk ter hoog: ‚„ te van de Elhanna of Ligufter of Cytifusop- ‚> groeit (*) ‚ draagende zeer weinige Bladen „‚ naar die van Wynruit gelykende, doch niet gelyk DroscoRIDES zegt, witter dan de- is zel (*) geLLONIUS die dit Gewas in de Tuin der Balfemboo-« men , te Materea by Kairoin Egypte, befchouwde, geeft ’er de hoogte van twee of drie Ellen aan, ES BAE TAN, De Rid, A zelven, maar veeleer naar de Bladen zwee. IL, > mende van den Maftikboom, te weeten , en s achtig groen en nooit verwelkende, Deszelfs Hoor ee „‚ Hout fchynt Gommig en ligt te zyn „ vanstuk- » buten roodachtig , welke Kleur ook de Tak- Ran » jes hebben, die lang en dun en regt zyn, met »s Weinige Bladeren zonder orde bezet. Drie » vyf of zeven Blaadjes ftaan aan een middel s Tib, op de wyze der Bladen van den Maftik- „‚ boom, De Takjes zyn welriekende en zo s> Gommig, dat zy , wanneer menze behandel: . ‚s vast aan de Vingers kleeven, Hy draagt klei- ») Be witte Bloemen , zeer gelykende naar die ‚‚ van de Acacia, drie by elkander als een Zon- » nefchermpje , zeer welriekende , doch die „ Geur is kort van duur, Hier op volgen geele 2, Zaaden, in roodachtig zwarte Blaasjes vervat ; hiet minder welriekende, en van binnen een „ Honigachtig geel Vogt bevattende „dat bittcr- > achtig van Smaak is en een weinig fcherp op > de Tong. Zy hebben de gedaante en grootte „, der Vrugten van den Terpenthynboom , zyn= de in ’t midden dik enaan de enden Puntig, Zy hebben den Reuk van Opobalfamum „ welk in de Zomer uit de infnydingen van den Bast zypelt, en in de eerfte opflag wit is van Kleur » wordende vervolgens groen , dan Goudgeel en eindelyk eene Honigkleur aan: „ neemende. Uitzypelende is het dun, wor- „‚ dende vervolgens troebel , dan wederom hel als ader. Il DEEL IT, STUKe 300 AcTMANNIGE BooMENs If. „ der, en eindelyk door den Ouderdom zo dik Ln °, als Terpenthyn.” Hoorp. HasserLQuisT, die ih Paleftina en Egyp- STUK. te geweest is, den echten Balfem van Mekka eo of Opabalfamum befchryvende , zegt, „, dat ‚ deszelfs Kleur geelachtig doorfchynende is; ‚ de Reuk Harstachtig Balfamiek , zeer fterk s» en aangenaam: de Zelfftandigheid zeer taay , ‚ de Vingers vast aan elkander doende kleeven: ‚, men kan haar in lange Draaden uitrekken, en > dezelve wordt, in het Klimaat zelfs van Na- „> tolie, door de Hitte van de Zon naauwlyks „> ooit vloeibaar.” Hy hadt dien Balfem dus; door een Turk regtftreeks van Mekka aangebtagt zynde, gezien en befchreeven , en vernomen; 9» dat men denzelven onder de Turken voor een » groot Maagverfterkend Middel houdt , tot » drie Greinen daar van inneemende, en voor 9, een uitmuntend Weondmiddel ‚mids eenige 5, Druppels daat van laatende druipen in een s> verfch: gemaakte Wonde, die daar door in % kort tot Heeling gebragt werde.” Maar, hoe die gefchieden kan, als deeze Balfem zelfs door de Hitte van de Zon niet vloeibaar wordt, ver= ftaa ik niet, ’t Is waar , men zou ze ten dien einde door Vuur kunnen fmelten , doch dan moet die zyne voornaamfte kragt verliezen ,en hy laat ‘er op volgen , hoe men de Proef van de Echtheid deezes Balfems theemt , zeggende; ‚, men laat s een Druppel daar van in een Glas met zuiver ‚> koud Bronwater vallen; indien deeze Druppel s> OP Oer  KBR A OT ss Op ééne plaats blyft, dan is de Balfem van IL > weinig waarde : maar zo dezelve zig op het rts oogenblik der invalling als een Vlies uitbreidt , Hoorp- en men kanze met een Haair of Zyden Draad sTUK. van het Water zodanig afneemen , dat het- pda zelve even helder als te vooren liet dan is 5» men verzekert, den oprechten Balfem te heb- > ben” Arrrnus ondertusfchen hadt aange- merkt, dat het waare Kenmerk van deezen Bal- fem daar in beftond, dat het Water, waar in men hem liet druipen , troebel eh Melkachtig wit daar door wierd (*). | Het een en andere kan men overeenbrengen ; wanneer men op een andere plaats van dien Autheur leest ; 55 dat deeze Balfem, Wegens zy- 3, ne dun en ligtheid, in ’t eerst niet onder Wa- 5, ter zakt „ maar zig Op de Oppervlakte uit- ‚ breidt ‚ en vervolgens door de Koude verdik- ‚ kende zinkt : dan kan menze met een Stokje pn geheel daar uitneemen, doch het Water he ‚ Melkwit en troebel.” Voorts vind ik by Ge ber ROY uit de Brieven van Lirrus, die ook in Klein Afie geweest is, aangemerkt, dat ‘er heden drie Soorten van Opobalfamum zyn: de raarfte zo dun als Water „ die door infnydingen | van ze) 33 53 5 (® Succum Balfami in Aqu inftillatum et liquatum ‚Co= lorem Laêtis accipere Dioscorimss feriptum reliquit, quod verisfimum est : quinimo hoc est fignum infeparabile proprium quod fidelius ostendit verum fuccum Balfami , ab aliis vitiaris pro Opobalfamo a multis acceptis. De Plant, Agypri, ps 55e ie Il, DEEL II, STUK: 202 AGcTMANNIGE BOoMEN. IN. van den Bast 'uitzypel:, doch naauwlyks te be- AFDEEL. yjjj, komen is: een tweede die men door kooking van Hoorp- de Takjes en Bladen des Balfembooms in Wa- STUK. ter krygt, welker dunfte ook ten dienfte van de Belfom van Vrouwen der Turken, om het Aangezigt en het exkas 4 d f is Haair te zalven, gebruikt wordt , maar de dikfte tot den Uitvoer naar Europa ftrekt. Mooglyk ; echter, zou het wel kunnen zyn, dat men, by wyze van Gefchenk , of over Perfie ook iets van den besten Balfem kreeg (*). De Opobalfamum, Balfem van Mekka of van Gilead , is onder de Europeaanen thans weinig in gebruik, nu men Westindifche Balfems , ge- lyk den Peruvianum , Copayve en Tolutanum heeft, die beter echt te bekomen , minder kost- baar , en mooglyk ruim zo kragtig zyn. Men kanze nogthans zeer wel ingeeven tot een Borst- middel. De Carpobalfwmum ‚ dat de Vrugten zyn van den Balfemboom, dienen tot de zelfde oogmerken , en het Xylobalfamum, zynde des- zelfs Hout , is van dergelyken aart, doch veel minder kragtig. Het eerfte komt in de Theriaakt. het andere in de Mithridaat en in zekere Koek- jes, die ook in de bereiding van de Theriaak plaats hebben, | (7) Amy- (*) Waarfchyalyk zal her eene dergelyke of van de twee. de Soort van Balfem geweest, zyn, waar mede de Zondaares des Heilands Voeten uit een Alabafter - Flefchje zalfde, Luce VII, Vers 37, 38, Welken Balfem zy anders om haar Hoofde haair of Lighaam te zalven, uit Wellust , gebruikt zou hebben volgens de gewoonte der Oofterlingen, AMOS, VI, Vers. 6. rÁ BEEP AN PRA MR (7) Amyris met gevinde Bladen, de Blaadjes EL gefleeld en aan den rand gegolfd. Vall. Hooro- Dit Oostindifch Gewas, t welk RuMmr HIOSSTUK VIT, ; jp onder den naam van Tingulong befchryft en af- Bees beeldt , was onder den Geflagtnaam van Pro- erpel tium voorgefteld door den Heer N. L. BUR- qifche, MANNUSs, van wien de volgende befchryving door den Ridder ontleend is. De Bladen zyn gepaard , gevind, uit vyf of zeven gladde, gefteelde , Lavrieragtige Blaadjes famengefteld. De Bloemen maaken een veelvoudige Aair uit. Zy hebben een viertandige , ftompe, blyvende Kelk: vier ongefteelde, ovaale , fpitfe Blaadjes: agt Elsvormige Meeldraadjes, die korter dan de Bloemblaadjes zyn, hebbende langwerpige , als vierdubbelde , Meelknopjes. Tusfchen de Meel- draadjes ishet Vrugthuisje, dat een Eyvormig Vrugtbeginzel bevat , met een rolronden Styl , en een enkelen Stempel: zynde dit Vrugtbegin- zel nog begreepen in een Bekerachtig Honig- bakje. | (8) Amyris met gevinde Bladen, die uit drie VII. Anzyris Of Elemifcras Brafsliaans RER 8 B), … fche, (7) Amyris Foliis pinnatis , Folialis petiolatis undulatis, Mant. 6s. Tingulong. RumeH, Ab. Vil. p. 54e Te 23. fo Ee „Protium Javanicum, BURM. Fl, Ind, p. 88, (8) Aryris Foliis ternatis quinaro- pinnatisque, fubtus to- mentofis. Syste Nat, XII, Tom. 11, p. 266. Cornus racemo- fa tricolia & quinquefolia, PLuM, Joe 100, Icicariba, MARGGR, Braf. 93 ie Rs) Ii, DEEL. II, STUK, 294 ÄAGTMANNIGE BOOMEN, RE of. vyf Blaadjes ‚ » vam onderen Wollig , er Jarergereje zjn. Hoorp- ’ STUK. De drie- en vyfbladige Kornoeljeboom van Prumier wordt thans betrokken tot deeze Soort, welke de Zceicariba van MARCGRAAF is, een Brafi liaanfche Boom ; die eene Gom > naar de Gom Elemnt cli kenden uitlevert. Dee- ze Boom groeit hoog ‚ doch is niet dik van Stam, en heeft byna de geftalte van den Beu= keboom : doch de Bladen, by drieën en vyven aan eene middelrib , zyn dik als Parkement en groenglanzig , ovaal. Uit de Oxels der Bladen komen Trosjes van Bloemen voort , die uit vier groene Blaadjes beftaan met eenige geele Meel- draadjes. De Vrugt is van grootte als een Olyf, “van Kleur als een Granaatappel, hebbende van binnen een zelfftandigheid van dergelyke Reuk als de Traanen van den Boom. Want de ge- kwetfte Bast laat in ééne Nagt een Harst uitzy- pelen, die den Reuk van vers geftampt Dille- Zaad uitgeeft en de dikte heeft van Manna s zynde uit den groenen bleek geelachtig van Kleur, en kunnende zeer wel behandeld worden, Deeze Gom - Harst zegt Prso de Gom Elem- ni te zyn, en op dien grond heeft LiNNA&us., dezelve ‘er ook voor te boek gefteld (*).- % Is zekerlyk een uitmuntend Wondmiddel en ook Hart- of Maagfterkend , wanneer zy in Pleifter. opgelegd wordt; kunnende aan het gebruik van. de gezegde Gom in alle opzigten voldoen, en, | mis= (\) Mat. Bied, Stockh. 1749. Pe 182, OE VA OND REM 28 misfchien kragtiger zynde dan die; doch voor IL _ den eigentlyken Gom Elemni Boom wordt tn thans een ander Gewas gehouden (0), Hoor STUKe SA NT ALU M, Oostindifchc Sandelboom. Den Westindifchen Sandelboom teeds be- fchreeven hebbende , zo noem ik den genen , die dit Geflagt uitmaakt , den Oostindifchen, om dat hy weezentlyk in Oostindie groeit, Maar ééne Soort , naamelyk , komt ’er in voor (1) s wier Latynfche naam van ’t Arabifch woord Sandal afkomftig zou kunnen zyn. De Ken- merken daar van befchryft LIiNNezus aldus. De Kelk, een Bloemkasje dat flaauw viertan- «1, dig is, heeft een Rand, die het Vrugtbeginzel athurz. kroont. De Bloem is eenbladig, Klokvormig , Mison » delboome met een platten fcherpen Zoom, die in vieren gedeeld is, De Meeldraadjes zyn agt in getal, diein ’t bovenfte der Buis van de Bloem zitten beurtlings het een korter dan het andere, met enkelde Meelknopjes voorzien. Het Vrugtbegin- zel, dat Tolrond is, zit onder het Kasje van de Bloem, en heeft een Styl zo lang als de Meel. draad. (*) De Burfrria of Burfera naaimelyk, zie bladz, 2424 hier voor (1) Santalum, Syst. Nat, XII. Tom, II. Gen, 475. page 266, Mat, Med, 183, Santalum verum, BREYN, Zoe 94. Te So £, Te, Santalum album. C. B, Pin, 592, RUMPH. db, Ile Po 42, BURM. Bor. Ind, p, 87. Ï 4 IL, DEEL: I. Sruke 296 AGTMANNIGE BooMEN. Ils draadjes met een enkelden Stempel. Het Zaad- SE huisje is een Bezie, Hoorp- Daar moet dus van de deelen der Vrugtmaa- STUK, king meer bekend zyn, dan RumeParus op- Nid geeft , die aanmerkt , dat de Boomen van het Witte en Geele Sandelhout wel bekend zyn, doch die van“het Roode Sandelhout niet. De eerften , naamelyk , groeijen overvloedig op Ti- mor en eenige omleggende Eilanden „ als naar het Westen op. Souw „ het welk deswegen het Sandelhofch genoemd wordt, en op de Zuidzyde van. „Ende; doch het is aldaar, zegt hy, niet in achting. ‘Timor behoort tot een reeks van Ei- landen, die beoosten Java leggen, en den Indi- fchen Archipel aan de Zuidzyde als befluiten, Het Sandelhout groeit op veelen van die Eilan- den en zelfs op Java, doch het valt overal niet even goed , en fommig meest wit ‚hetwelk wei- nig. geacht wordt en Garzias - Hout genoemd, Aan de Noordzyde van Timor valt het best in de Havens van Mena , zynde meest geel en wegens de Vertiering van dit Sandelhout op China en doorgeheel Indie, als ook wegens den Slaavenhandel , is het dat de Nederlanders cene Vastigheid houden op dit Eiland , dat voor ’t overige ten deele onder de Heerfchappy der Portugeezen , ten deele onder die der Makasfaa- ren ftaat, Het Geele Sandelhout is hier door op Java zo gemeen , dat Vermogende Luiden te Batavia daar van Doodkisten laaten maaken ; tcf= OCT ANDREA 297 terwyl het witte overvloedig op het Gebergte IL of in de Bovenlanden groeit. Sn Je Ik moest van deeze beide Soorten te gelyk Ho: ep fpreeken, om dat, zo RumrPurus aanmerkt „TUR de Boomen van hetzelve meest in de Groey- Geer plaats verfchillen. Zelfs verklaart hy, van de ‘Timoreezen verftaan te hebben, dat ’er aan het Hout der jonge Sandelboomen geen Kleur of Reuk is , komende de Geelheid niet daar in dan door den Ouderdom, en flegts plaats hebbende in het Hart , terwyl het Spine of buitenfte al- toos wit blyft : doch in de Witte Sandelboo- men komt nooit iets Geels te voorfchyn. Men wil dat het onderfcheid tusfchen deeze Boo- men, wanneer zy ftaan te groeijen, niet te ont- dekken is. Men kanze ook van andere wilde Boomen , op eenigen afftand, naauwlyks on- derfcheiden , dan daar aan, dat de Schors licht graauw is met eenig ros gemengd, Zy hebben de hoogte van Ockernooten - Boemen , en de Takken verdeelen zig in veele dunne Rysjes, waar aan de Bladen in ’t Kruis tegen elkander over ftaan. Zy gelyken naar Pilsebo om - Bla- den , zynde omtrent vier Vingerbreedten lang en drie breed, met veele evenwydige Aderen , die fchuins van de Middelrib af loopen ; in de jonge Boomen hoog groen , aan de ouden wat naar ’t geele trekkende. Van het Bloeizel wise ten hem de Timoreezen niets te zeggen, De Vrugten hebben de figuur en grootte byna van de Laurierbesfen ‚ zynde eerst groen, en wor- Aj 5 den= HM, DEEL IL STUK, 208 ACTMANNIGE BoOMENe IL dende , als zy ryp zyn, blaauwachtig zwart „ Ene verwende ook het Speekzel , wanneer menze Hoorr- gedroogd zynde kaauwt , met eene dergelyke STUK. Kleur, Meest echter worden deeze Besfen van mdk Vogels , die naar Spreeuwen gelyken, opgege- ten, en deeze zaaijen dan deeze Boomen, door hunnen Afgang, in de Bosfchen, In de Tuin of Plantagie van zyne Hoog Edelheid , den Gouverneur Generaal van Nederlandích Indies by Batavia „ bevindt zig, zo de Heer RrcH- wER my verhaalt , een groote Witte Sandel- boom. De Stammen van deeze Boomen vallen wel drie of vier Voeten over ’t kruis dik, en daar aan is zelden meer dan de helft in dikte Geel San- delhout. De Timoreezen plagtenze weleer eeni- ge Voeten boven den Grond afte kappen , doch naderhand hebben zy dezelven, op ’t verzoek der onzen, met Wortel en al uitgeroeid , dewyl by den Wortel het beste Hout is. Onder het groeijen van deezen Boom , en zelfs kort na het kappen, is er pog geen kennelyke Reuk aan , dien dit Hout droeg wordende krygt, en, op dat dezelve niet vervliegen zou, wordt van het witte Spint iets daar om gelaten. Somtyds valt het Geele Sandel zo hoog van Kleur als Eijer- doiren » hebbende zelfs rosfe Aderen „ en dit wordt „ als het welriekendfte , voor het beste gehouden. In Indie, zo wel als in Europa; js het Sandel- hout meer om zynen Geur als om zyne kragten in ct OB PAC NU DIER ESA 299 jn gebsuik, Men acht het eene verkoelende Re k eigenfchap te hebben , en hierom, zo wel als Vall, om den Reuk , maaken ’er de Indiaanen, als het doorp- fyn gemalen of geraspt is, een Pap van ken Water , en beftryken daar hun Lighaam mede, hek Eh Het Afkookzel, zo van het Witte als van het Geele, dient in verdunnende , Zweetdryvende Dranken , inzonderheid ook tegen de Venus- Kwaalen. De Makasfaaren gebruiken het San- delhout niet, dan om de doode Lighaamen in de Kisten te beftrooijen. De Benjaanen en an- dere Indiaanen maaken ’er Houtmyten van tot het verbranden hunner Dooden. Een kort woord moet ik hier nog te berde Road brengen , aangaande het Roode Sandelhout, DijStndelhourg valt op de gezegde Eilanden niet, maar wordt van de Vaste Kust in Water-Indie gebragt, Ze- ker Heer , die tegen ’t end der voorgaande Eeuw de Landen door gereisd hadt, daar het valt, heeft aan RuMmenrus verzekert, dat de Boo- men van het Roode Sandelhout en Kaljatours- Hout alleen in Ouderdom verfchillen. De oudften , naamelyk , zouden het eerfte uitleve- ren, De Heidenen van de Kust van Koro. mandel noemen het Kaljatours - Hout, fchryfe die Heer, Rakta- Tsjandanam „ dat is Rood Sandel , zynde de benaaming Tsjendan, door de Arabieren in Sandal veranderd , van hun eerst afkomftig , en dus, met dat Hout, eerst in Perfie en Arabie, en vervolgens in Europa, overgebragt. By het kappen, zegt hy, geeft het Il. DEEL, IL, STUK. 200 AGTMANNIGE BOOMEN „Ik heteen fterken Sandel- Reuk, dien het echter AE droog wordende verliest , en derhalve by de Hoorp- Indiaanen weinig geacht wordt. Ook fchryft STUK. _GARZIAs zeer duidelyk, dat het Roode Sane Pa delbout op de Kust van Koromandel groeit , alwaar men hedendaags geen andere , dan de Kaljatours- Hout Boomen vindt. Evenwel ver- beeldt Rumrumrus zig , dat het Roode San- delheut der Winkelen daar van verfchille, en misfchen wel van Madagaskar, of van de Kust van Afrika , daar tegenover, afkomítig mogte zyn. Hoe ’t zy, de Boom, die ’t zelve uitle- vert, is ons tot heden onbekend. ME MEC YLON. Saffraanboom. De Kenmerken zyn, een Klokswyze Kelk, boven het Vrugtbeginzel, hebbende den rand onverdeeld: de Bloem éénbladig : de Vrugt een Bezie, die met een Cylindrifche Kelk gekroond ER 1. (1) Saffraanboom met ovaale Bladen en Knoops- Ee Hen ie wyze Bloemen, LUI. Kaoop=- Á : «7 Ù j \ bloemige. Ik weet niet of ik my ‘meer over de zon- der- (1) Memeeylon Foliis ovatis. Syst. Nat, XII, Tom II. Gens 476. p. z67. FL Zeyl. 136, Cornus fylvestris Foliis Croceum colorem tingentibus, &ce BURM. Zeyl. 76 T. 3e, Crocus fylwestris. Zeyl, feu Arbor Walikaku, HERM, «dus Zeyl, 7 Burm. Fl, Ind, 87, OMGE IN BREE A. Soi derlinge toepasfing van deezen naam, dan over JE de verwarring in de Kenmerken moet verwor- yr deren. Memecylon fchynt by PLiNius welHoorp. een Gewas te betekenen , dat niet hooger wierdt STUK. dan de Kwee-Boom ; doch elders blykt, dat, deg hy met de Grieken Baftenc. door wien de Vree, van den Aardbeziënboom (Arbutus) , dien zy Komaros noemden , dus geheten werdt. Of. fchoon het, nu, wel gebeurt, dat de Boom den naam van zyne Vrugt krygt : zo is doch hier geen overeenkomst. Wat de Kenmerken aan- gaat : men vindt in de Genera Plantarum de Bloem vierbladig aangemerkt te zyn , ’t welk overeenkomt met de ondervinding van den Heer J. BurRMANNUS , door wien dit Ceylonfche Gewas zeer fraay in Plaat is voorgefteld. Zyn Ed. noemt het een Wilde Kornoelje- Boom , en merkt aan, datde Bloemen uit vier kleine Blaad- jes beftaan, met Éénen Styl en vier Meeldraad- jes. LiNNEusgeeft'er , in de Flora Zeyla- nica, agt Meeldraadjes aan. De Bloemen zyn in de Oxels der Bladen , op kleine Steeltjes tot ronde Bolletjes of Knoopen famengehoopt, Wat den Ceylonfchen naam van dit Gewas aangaat, dezelve betekent eigentlyk Zand- Saf- fraan, ’t welk daar van daan komt, dat deeze Boomen op Zandige plaatfen groeijen, en dat derzelver Bladen, afvallende en verdroogende , hoog geel worden: zo dat men dus de Saffraan als uit het Zand kan raapen. Ook worden zy tot Geelmaaking der Spyzen door de Ceylo- nee. ile DEEL, 1E: STUIo 303 AGTMANNIGE BooMEn. NE neezen , ín plaats van Kurkuma , gebruikt, vol- vijg gens eene gefchreevene Aantekening in ’t Kruid- Hoorn boek van HER MANNUS, STUK, . (2) Saffraanboom met ovaale Bladen en Kroons- Memecylon sonbeliarumd wyze Bloemen, die naakt Zyn. 'E__Deeze Soort voeg ik ’er by, uit de Flora Indica van den Heer N. L. BuRMANNUS: Zvw was door den Ouden Heer ook Wilde Kor- noelje geheten en afgebeeld. Uit den Stam ko- men , zegt zyn Ed, , Takken voort met cen Afcheraauwe Schors „ in de jonge Takjes wit- achtig, aan welken de Bladen, naar ’t end toe; alcoos gepaard voortkomen , en laager , daar geen Bladen zyn, de Bloemen, die klein zyn en in Kroontjes of Zonhefchermpjes geplaatst. Of nu deeze Boom ook tot Geel verwen die: ne is onzeker ; niettegenftaande Hem MA N- Nus hem insgelvks Ceylonfchen Saffraanbooms getvteld heeft, *Wat de reden zy, dat men de Bloemen van deeze Soort naakt noemt, begryp ik niet: want zy zyn in vierbladige Kelkjes be= greepen; zo wel als die van de andere Soort in Kelkjes ten halve in vieren verdeeld; Coc- (2) Memeeylon Foliis ovatis Floribus nudis umbellatis. BURM, Fl. Ind. p: 87. Cornus fylvestris altera Korakah1 dia. BURM, Zeyl. 76. T. 31. Crocus Zeylanica arbor Sylvestris , Koraksha dilta. HERM, Zeyl, 40. E OER ANR DRE A,: HOF C ocecorosa, Druiveboom „le ÁFDEEL, De. Kenmerk ‚ een Kelk die in Vyven goors: e. Kenmerken zyn, een Kelk die in Vyven moorp- verdeeld is, en gekleurd , zittende op het Vrugt- stux. beginzel , dat eene Bezie wordt, die Druifagtig is famengehoopt , tot een foort van Trosfen 3 terwyl de Bloemkrans geheel ontbreekt. Bes halve de agt Meeldraadjes hebben hier drie Sty- len plaats , weshalve dit en het volgende Geflagt tot de Oëlandria trigynia behoort. Het begrypt zeven Soorten , altemaal in Ame- tika of in de Westindiën groeijende, als volgt. (a) Druiveboom met Hartvormig ronde gladde s. Coccolobd Bladen. zi Ì Rond- Byfter heeft dit Gewas gedwaald , eer hetbledige Druivee onder eenen byzonderen naam tot dit Geflagtboom, gebragtwerdt. TA BERNE MONT ANUsnoem- de het de Amerikaanfche Popelier: SLOANE een Trosdraagende Pruimboom , LiNNAus een Druifboom (Uvifera) in navolging van P r v- KENETIUS , doch naderhand bragt hy het, dat (1) Coccoloba Foliis cordato fubrotundis nitidis, Syst. Nat, XII. Tom. 11, Gen, 491, p. 27ó, Coccoloba Uvifera, JACQ. Amer. p‚ 132e Te 73. Coccolobis &c BROWN, Fam. 203, Polygonum Foliis fubrotundis, Sp, Pl Ed. L p. 36s. Uvifera Sc. Horte. Cliff. 487. Uvifera Littorea, PLUK. Alm. 394. Te 236 f, 7. Guajabara racemofa, Prum, Jc, T. 145. Populus Americana, C. B, Pin, 430. Prunus maritima racemofá, SLO- ANE, Jam. 183, Elst, IL, p. 129. Te 2200 fo 3e Ray, Dendra 49, CATESB. Cars II. Te 96, IL, DEEL, II, STURe u. ÄFDEELs Vill, HoorD STUK. Druive- boom. 304 AGTMANNIGE Boomen. dat zonderling begreepen was, wegens de gee ftalte tot het Geflagt van Bisbeam: thuis; en dit, daar hy de Bloemen nog niet eens ge- zien hadt (*). PruMier heeft het onder den Amerikaanfche benaaming van Gwajabara voorgefteld, doch BROWNE gaf ’er den naam van Coccolobis aan, die op de Kwabbigheid van de Kern der Vrugt betrekking heeft, en hier ook , door den Ridder , met Coccoloba is nas gevolgd, Het is een hooge Boötuss die 3 zyne Takken ongeregeld uitbreidt, op de manier der Ypen; doch aanzienlyk door zyne Bladen en Vrugten. Hv groeit op de Zandige Zee - Oevers der Ka- ribifche Eilanden en van de nabuurige Vaste Kust , ja zelfs tot in de Baaren. De Bladen zyn byna rond, Lederachtig taay , donker groen en zeer glanzig , met roode Rib en Aderen. Zy hebben korte Steeltjes en omvatten de Takjes Scheedswyze met hunne Ooren. Uit de Oxcls der Bladen komen lange Trosfen voort van wit- achtige Bloempjes, naar die van den Kerfenboom ruikende , hebbende den Styl fomtyds enkeld {omtyds in drieën verdeeld, fomtyds weezent- Iyk drievoudig. Op dezelven volgen paarfche Vrugten, wat langwerpig rond, van grootte als Kerfen , met een Waafem alsde Pruimen en aan (*) Ex habitu huc rêtuli, Flores non vidi, zegt zyn Ed, Sp. Plant. 1. ps 365; noemende hetzelve Polygonum met ° rondachtige Bladen , een Boomachtigen Steel en de Vrugter als Befiën : volgende dit op de Boekweit (Hagopyrum), { Î Orne AN: Deme: 308 aân Trosfen hangende als Druiven of Aalbesfen., IE. Het Vleefch van deeze Vrugten is zuurachtig ii zoet „ bekwaam om te eeten en niet onaange- Hoorp- naam „ doch geplukt zynde beginnen zy, naSfuke doop van een of twee Dagen , te flinken 3 zonder verandering van de Smaak. De Steen heeft drie holligheden en bevat dus een Kern met drie Kwabben. Hoe ryper hoe ronder dee- ze Vrugten zyn, die men in eenige deelen der Westindiën op de Markt verkoopt, Sommigen trachten zig, door de Bladen binnen den Hoed op ’t Hoofd te doen; tegen her fteeken der Zonneftraalen te befchutten. Men wil dat dee- ze Boom , ver van de Zee geplant zynde , zel- den bloeije en nooit Vrugten voortbrenge. De Franfchen noemen hem deswegen Raifinier du bord de la Mer , dat is Druiveboom van den Zee- Oever. De Heer JACQUIN erkent, dat de Takken van deezen Boom dikwils gefteund zyn ; moog- Iyk op Rorfen of Klippen rustende: ten minfte verhaalt RocHEFOR*T, dat de Raifinier door de Karaibers Ouliem genaamd, laag is en byna op den Grond kruipende aan den Zee- Oever; maar dac dezelve, in goede Aarde geplant zyn- de, een der fchoonfte Bofchboomen wordt ; hebbende de Stam, onder het Spint, een vast Violetkleurig Hout, tot allerley Schrynwerk be- kwaam. Dit onderfcheid van de Groevplaats zal mooglyk de reden zyn, dat JacQuin het Hout wel rood en zwaar, doch te grofdraadig j zeiden V votidt 1, DEEL, IÌ, STUK, 0 ET 306 AGCTMANNIGE BOOMEN. IL. vondt tot dergelyk gebruik, SroANE merkt ZEN aan, dat dit Gewas verfcheide Sfammen maakt , Hoorp- van tien of twaalf Voeten hoog , met rondach- STUKe tige Bladen van een half Voet middellyn. Hy geeft er een zesbladige Bloem aan, en Besfen als Druiven, die wat trekkende zyn van Smaak ; inzonderheid derzelver Steenen of Pitten, wel- ken men tegen de Loop gebruikt. De Bladen, voegt hy ’er by ‚ worden door de Spaanfchen wel, uit gebrek van Inkt, tot Papier gebezigd ; om met een Yzeren Griffie op te fchryven. Hier van de naam Papierboom , welke ’er door J. BAUHINus aan gegeven wordt. Anders heet hy, by de Engelfchen , the Mangrove Grape- Tree of Mangles Druiveboom. 1. (2) Druiveboom, met ronde ruige Bladen. Coecoloba Garter De Grootbladige van den Heer JaecQuin Gi he geeft deeze Soort , welke Bro wNE genoemd hadt Boomachtige met ronde Bladen, en Pr v- KENETIUS Lederachtige Amerikaanfche Boons met zeer groote Bladen, die aan de agterzyde uitpuilende Aderen hebben. De Bladen zyn twee Voeten breed volgens den eerstgemelden , die ’er geen Bloemen of Vrugten aan gezien hadt, Het was een regtftammige Boom , van zestig of (2) Coecoloba Foliis orbiculatis pubescentibus, Syst. Nat, XI utfupra, Coccoloba grandifolia &c, JACQ Amer, 113. Coccolobis Arborea , Foliis orbiculatis, BROWN. Jam, 210, Scortea Arbor Americana, amplisfimis Foliis &c, PLUK: P5yte 222 £ 3e ve AT He Hem Ps, » PEREN A or Nen BRU TAU 307 of tagtig Voeten hoog ; met eene Kroon vän I. twee of drie dikke Takken, gantfch niet fraay, vi Hi geevende de Stam , op de halve hoogte , fom- Hoorp= tyds ook hog wel een Tak uit, Het Hout, STUK dat donkerrood , zeer zwaar en hárd is, door zyne broofchheid. onhandelbaar , wordt gebruikt tot Balken, Stutten eh Paalen, die byna onver- ‘ ganglyk zyn, en het end, dat inde Grond ze heeft, vindt men fomtyds in Steen veranderd, Zou nu de Vraag zyn , of dit aldaar ook geen laa had met ändere Houten, in de zelfde Grond? Dit Boomgewas,in de Bosfchen op Martenique groeijende , en door den Heet JA cQUurN over- gezonden , hade in de Keizerlyk dit is ook een echte Kaneel, (hoewel mis- „> fchien zo voortreffelyk niet als de eerfte,) „> gelyk derzelver Kruiderige aangenaame Reuk, > in de gewteeven Bladen, blyken doet, Van het eerfte werfchilt dit Gewas , dat het de Bla- ‚‚ den veel kleiner, fmaller , fpitfer , van onde- „> ten blaauwachtig , byna altoos twee tegen cΫ s5 kander over heeft, en de Bloemen niet langs > de Steelen of Takjes verftrooid , maar aan den ‚> Top veelen by elkander gevoegd, die op de > volgende manier voortkomen. Uit een Buis- » achtige , langwerpige , eenbladige Kelk, die s> aan den rand in vyven is verdeeld, ontfpringt » cen enkelde Trechterachtige Bloem, in vv- > VEN EEN ON OW AN DE TA 520 s, ven gefheeden, met vyf Meeldraadjes van de IL >» zelfde langte als de Bloem, en een enkelen ÄFDeer, » geknopten Styl. Het Vrugtbeginzel, bene- Hoor: », den de Kelk , wordt eene genavelde Bezie „STUK. » die eenzaadig is en rondachtig”, ag Dit verfchilt zeer van de opgegevene Kenmer- Boome ken van dit Geflagt. Het Vrugtbeginzel behoort in de Laurieren tot den Styl, en is dus ver bo- ven; hier zou her beneden de Kelk zitten , waar van, zo min als van de Vrugt, ik in het afge- beelde Takje eenig blyk befpeur , en die van den Laurierboom ís eene fpits Eyronde , geens- zins genavelde of gekroonde Bezie, Indien het in bedenken kwam , of deeze niet het Manne- tje zyn mogte , dan zou men denken dat die Bloemen, waar in zig geen het allerminfte blyk van een Vrugtbeginzel vertoont , onvrugrbaar waren, Ook verzekert LINNa us thans, dat de Kaneelboom tweehuizig zy (*). Onze Hoogleeraar is over dit Stuk , door een Engelfch Heer, FavrorR Warre ge- naamd „ nu zestien Jaar geleeden , onredelyk gehavend (f). Deez’ zegt, dat het geduurig of altyd bloeijende te zyn , waar van de Heer BorMANNus fpreekt, ontwoyfelbaar tot beiden behooren moet: doch hy begrypt niet, dat het dus | on. (*) Laurus Cinnamomum dioica. Jant, alt. (f) A Discourfe on the Cinnamom, Casfia or Canella, by TAYLOR WH'TE Efq. F. Re S. Philo/oph, Tran/alt, VOL» L. Part. IT, for 1758, p. 860, Ks II. DEEL. U Sruu. 230 NEGENMANNIGE BoOMEs, onzen Hoogleeraar moest geleuterd hebben ; toen zyn Ed. dat fchreef, en let niet, hoe het bekend is, dat in de echte Kancelboom het fchillen eerst na het Bloem en Vrugtdraa- gen gefchiedt: terwyl ’er zelfs, volgens het Be- rigt van den Opper- Infpekteur van den Kancel- handel op Ceylon, een altoos bloeijende Soort is van Kaneelboomen , deswegen Mael Coronde ‚genaamd. Niet minder ongerymd is het, wan- neer die zelfde Engelfchman zegt, ‘dat de Heer BuRMANNUSs in die twee Afbeeldingen, de Plantgewasfen uitermaate verfchillende gemaakt heeft. ‚, In die van Ceylon (zegt hy) heeft ‚ hy al de Bladen ovaal gemaakt, en, om het s; verfchil nog grooterste smaaken; heeft hy de > Vrugtbeginzels der Beziën getekend, voegen= hi de daar by de Bloefn of een-gedeelte daar z, van, aan den Top van den Styl of het Vrugt- ‚ beginzel , en in die van Malabar heeft hy de ‚ Bloemen aan Kroontjes groeijende getekend.” Uit dit alles moet men vastftellen , dat hy ge- dagt of gewild heeft , dat die beide Afbeeldin- “gen door den Heer BRM ANNUs eigenhandig gefabriceerd waren , en het fchynt dat hy geen Latyn verftaan heeft , want anders zou hy heb- ben gezien, dat onze Hoogleeraar die twee Tak. jes uit het Kruidboek van den beroemden He r- MANNUS, ’t welk zyn Ed. nog wel in order bezit, (gelyk ik hetzelve gezien en doorbladerd heb „) naar de Natuur heeft doen aftekenen , zynde het eene zo wel als het andere van Cey- lon EE DS er Ï E‚N/NE A N‚D RI Ae 33 jon afkomftig (*). Ook zou hy anders Been IL, hebben, dat de negen Soorten van Ceylonfche PEEL Kaneel , voorgemeld , weezent!yk in Bladmaa-Froorn- king of Foliatwur verfchillen. Zelfs zou hetsTuK. Deel der Verhandelingen van de Societeit der pk Weetenfchappen , daar hy een Lid van was op ’t Jaar 1729 uitgegeven, uit het Berigt van den gedagten Opper -Infpetteur „ hem geleerd hebben, dat het ongerymd ware, (wanneer hy meldt; hoe Doêtor W ArTsoN den Hoogleeraar BuRMANNUs aanhaalt , noopens de gedagte negen Soorten van Ceylonfche Kaneel (+), waar van de beste, zynde de genen die men overvoerts Rasfe Coronde genoemd wordt:) te fchryvens maar „, wat de verfchillendheden tusfchen deeze „ Soorten waren , blyke niet, noch in Blad sof Schors ‚noch in de manier van behandeling. s, Al dat van Ceylon komt noemen de Hollan- » ders en de Winkels Kaneel; dat van onze „steelt is altoos Casfia”, Het (*) De Hoogleeraar j. BURMANNUS heeft de goedheid gehad, van my die beide Takjes , naar welken de Afbeeldingen in zyn Ed, Thefaurus Geylanicus Tab „27 , 28, gemaakt zyn , op nieuws te vertoonen , en ik , dezelven vergelykende met die Afbeel« dingen , bevind ze daar mede volmaakt overeenkomftie , zelfs war het verfchil van den Bloesfzm betreft , die in het laatfte veel Trosachtiger is dan in het eerfte, (f) Dit heeft de Heer wATSON gedaan by het vertoonen van een Kaneel-Tak , met de Bast nog om het Hout zitten= de, tert grootte van een Rotting, aan de Koninglyke Societeit , wanneer hy tevens eenig Berigt van den Kaneelboom gaf, Zie Phil, Trans, VOL, XLVII, ps 30Ts IL, DEEL.II STUKe 4 U, 332 NEGENMANNIGE BOOMEN. Het hoofd - oogmerk van gedagten Engelfchen kee zn Heer is, te bewyzen, dat de ovaale figuur der Hoorp- Bladen geen Kenmerk van den echten Kaneel- STUK, Hout- Casfia Boom, Mala- baarfe, boom is, zeggende dat de Aftekening van den Heer BuRMAN met geene der gedroogde Takjes of Bladen in het Brittannifch Mu/éum ftrookt. Hy brengt ten dien einde de Afte- kening van die Specimina te voorfchyn ‚ waar _ onder één uit BoerrHaave’s Verzameling, het welke de Bladen immer zo breed heeft naar de langte , als die van onzen Hoogleeraar in Plaat gebragt zyn. Hier is door hem een Takje bygevoegd , dat de beroemde Heer EnreETr afgetekend had, en ’t welke de Bladen , wel is waar , veel fmaller heeft , doch dit zegt niets : want hy geeft geen bewys , dat-hetzelve van den Echten Kaneelboom ware; welk bewys ook ten opzigt van al de anderen ontbreekt. De Bladen van. dat Takje gelyken veeleer naar het Malabatlrum. Ik gaa thans tot de befchryving van den Malabaarfen Boom, Carva genaamd, *t zy dan een tamme of een wilde Kaneelboom zynde, over, Deeze bereikt wel de hoogte van vier of vyf Mans langten, De Stam, dien men met éénen Arm kan omvatten , heeft een groenen Bast, die in de Ouderdom rood wordt , zynde met een Afchgraauwe Schors bekleed, zo wel als de ‘Takken. Het Hout van den Stam is wit en zonder Reuk , maar de Wortels. ruiken naar. Kamfer. De Bladen komen zo wel by Paaren als EN Net. A NDR xt. Ar 348 als enkeld voort, hebbende korte dikachtige, He Steeltjes. De figuur der Bladen is langwerpig “ix. rond „ byna eens zo lang als breed, aan ’t end Hoorvs puntig, in ’t midden breedst, doch kleiner en °TUKe teerder zynde by het Steeltje , loopende dar es dunner naar de Punt, ’t welk dezelven Lancet- Boor. vormig maakt. Zyzyn een Span en daar boven lang, plat van Oppervlakte , aan denyrand met een witachtig Draadje , dat uit het Steeltje voort- komt, gezoomd , van boven hoog groen , van onderen bleeker, en als zy nog jong zyn Le« verkleurig. Drie geelachtige Ribben , uit het Steeltje voortkomende, eerst met elkander vet- eenigd , loopen vervolgens afzonderlyk door het Blad, tot naby de Punt, daar de twee zydeling= fe, ieder aan een kant, in kleine Adertjes vers dwynen , maar de middelfte loopt ten einde uit. Aan de onderzyde zyn deeze Ribben boven de Oppervlakte verheven. De Bloemen komen Kroonswyze, veelen by elkander, op Steeltjes - uit de Oxels der Bladen voort, Zy hebben eene Sterswyze figuur , beftaande uit zes Blaad- jes , die bleek groen zyn, en bevatten een dub- belden Krans van Meeldraadjes , zes kleinere bin- nen zes grootere in ’t Hart van de Bloem ge- plaatst , omtingende het Vrugtbeginzel : zynde de Bloem van buiten in een Kelkje begreepen, De Vrugten langwerpig rond , van figuur als een Eikel, zyn in een zespuntig Dopje gedeel. telyk vervat. De Kleur is groenachtig ‚ met witte Stippen , en zy bevatten onder haare Schil IL, DEE LI, STUK) IL, Arpeen. IX 334 NECENMANNIGE BooMrn. Schil een weeke Stmeetige Pap, van eene fcher: pe famentrekkende Smaak , bedekkende een Hoorp- langwerpige Noot , die een roodachtig week STUK, _ Hout: Casfia Boonig Vleefch heeft, van dergelyken aart. Ryp zyn- de , hebben deeze Vrugten eene blaauwachtige Kleur, Eenmaal ’s Jaars; in January naamelyk , bloeit hy. Deeze Booms nu, wiens Bast de Malabaarfe Kaneel is, zou de Casfia lignea der Winkelen uitleveren, Men ftelt zulks in ’t algemeen vast 5 doch of het onderfcheid tnsfchen deeze Boo- men ‚ en de genen, die de echte Kaneel uitle- veren , enkel in de Groeyplaats beftaat, dan of ‘er weezentlyke Kenmerken tot onderfcheiding zyn5 is, als ik reeds aangemerkt heb , nog on= zeker. De Engelfchen beweeren ret kragts dat die Kaneelboomen, welke op Malabar, Suz matra en elders buiten Ceylon groeijen, de zelfden zyn als de Ceylonfche: zy meenen; dat die minder Geur , de Lymerigheid en famen- trekking ‚ welke de Hout- Kasfie duidelyk van de Kaneel onderfcheidt, flegts aan de behande: ling is toe te fchryven, en, zo dit waat is, dank heb de Hemel , dat het hun tot nog toe zo min gelukt is onze Natie uit den Kaneelhandel als uit de Haringvaart te bonzen! De Regeering van Batavia heeft ook , nu om- trent twintig Jaar geleeden, den Handel van de Casfia Lignea, ten minfte wat de fyne Pypach: tige betreft, mooglyk uit voorzorg , geliecl aan zig getrokken, Die Past is naauwlyks in ge- daante BNN re ANDeITM 388 daante ven de echte Kaneel te onderfcheiden ;_ II. maar zy heeft doorgaatús zulk een aangepaamen \FnEEL Geur niet , en fomtyds eenige Lymerigheid , Hoorp- wanneer menze kaauwt. Onder de gene, dieSTUEe van de Engelfchen overgebragt wordt , is ‘ergs byna zo fterk als Kaneel, Ik vind daar in, on- Booms der ’t kaauwen „ een byzondere aangenaamheid en zoetheid , zonder iets dat naar Bitterheid ge= lyke: weshalve zy tot een Hartfterkend middel , en tot Geurigmaaking der Spyzen en Dranken 4 weinig by de Kaneel te kort fchiet: maar men kanze door ftampen naauwlyks fyn krygen en zy maakt eenige gruizeligheid in de Kost, De Bladen van den gedagten Malabaarfen Ka- he neelboom, die de Casfia Lignea uitlevert , worsbatbris den gezegd een fterken Kaneelreuk te hebben, Zy kunnen dan de Folia Malabathri niet zyn, welken van ouds onder de enkele Geneesmid- delen behoorden. Daar is doch geene zekerheid ; welke Bladen de Oüden bedoeld hebben met hun Malabathrum. Men neemt ’er thans Bla- den voor, op ’t oordeel van GARzZTAS, wel- ken de Indiaanen Tamalapatra heeten, en deeze komen van den Wilden Malabaarfen Kaneel- boom , Katou-Karua genaamd, die aldus bee fchreeven wordt. Dezelve is van den anderen of tammen Ka- wilde neelboom weinig, dan in hoogte en grootte , waarin door hy denzelven overtreft, verfchillende. De Bladen heeft hy zeer groot, langwerpig rond, twee IL DEEL. II, Stu | 896 NEGENMANNIGE BOOMEN,’ IL. ArFDEEL. IX. Hoorp- STUK. Houte Cas/id Boor, twee Spannen lang, en ongevaar twee Handen breed. Drie dikke Ribben loopen ’er ook over- langs door heen, die veele kleine Adertjes overdwars uitgeeven. De Blommetjes , in Kroon- tjes aan het end der Takjes voortkomende, zyn witachtig groen, zonder Reuk, vyfbladig, met vyf korte groene Meeldraadjes , die geelachtige Topjes hebben, in *t midden. Op deeze Bloem- pjes volgen kleine Besfen, van grootte als onze _Aalbesfen , ryp wordende in ’t laatst van ’t Jaar, De Bloeityd is in July en Augustus. De Boom is altyd groen, en komt op Bergachtige plaat= fen voort. Uit de opgegeven langte en breedte der Bla. den, befluit ik „-myn Span en Handbreed afimee- tende, dat deeze Bladen nagenoeg eens zo lang als breed zyh. Dit zelfde bevind ik plaats te hebben in de Bladen van een Tak, welken de Hoogleeraar J. BURMANNUSs, onlangs, ons der een Verzameling van uitmuntend fchoone groote gedroogde Plantgewasfen , van Ceylon ont. vangen heeft, en waar aan de Vrugtmaaking zig eveneens als in de door zyn Ed, op Tab. 27, in de Dies. Zeylanicus afgebeelde Kaneelbooms= Tak vertoont ; maar de Bladen zyn zo ovaal niet , loopende wat puntig uit, ’t geen eigen js san de Folia Malahathri, die men in de A- potheeken of by de Drogisten vindt, en onder dezelven komen ’er voor, die veel fimaller en volmaakt Lancetvormig zyn. Dee. re all , n de ‚ » / ; B / N be EN Nie A N-DeRr #s 899 Deeze Bladen konten nog ; volgens de oude A He Voorfchriften , in de Theriaak van Andromachus , FBE î de Mithridaat en andere famengeftelde Winkel- Hoorn. middelen, Voor ’t ovetige hebben zy, heden- ee ' > daags ; weinig achting. Dat zy voor de verlam- eelboovd. ming van de Tong een byzonder Middel zou- den zyn, gelyk LinNeus íchryft, is my wat ongeloofbaar. Dat men ’er, met warm Water, een goede Beading of Stooving van maaken zou kunnen tegen de Pyhen der Gewrichten, is niet onwaarfchynlyk. Het Afkookzel wan den Bast der Wortelen van deezen Boom, met Kardamom en Noote Moskaat, in Water , zou tegen de Buikpyn met vrugt gebruikt kunnen worden, De Bast van den Boom , Syndok by de Indiaänen genaamd, is zeer dik en heeft een Kaneelachti- ge Kleur , maar de Reuk en Smaak trekt naar Kruidnagelen , zynde , zo ik bevind, heet ett fcherp op de Tong en niet aangenaam. Deezé Bast wordt in Indie dikwils voor de Corten Coe: bilaban genomen. Op Java en andere Rilanden, zyn nog andere Wilde Kaneelboomen, die wederom een ander flag van Bast, maar weinig met den Reuk en Smaak van Kaneel bezwangerd ; uitleveren, ____Mooglyk zal die Bast , welke de Portugeezen Canello di Matto noemen , ook daar toe behoos rens De Bast van den Oord deezes Booms zou, volgens GRIMMIUS, een dller- uitmun- tendst tegengiftig, verdunnend en zweetdty vend Middel zyn , leverende zeker vlug Okieachtig Y Zout HM. DEEL: Il, STUR, 838 NEGENMANNIGE BoOMEN. IL, Zout uit, dat de Smaak en Reuk van Myrthe ei in heeft. In zekere Bast , Mafoy genaamd , door Hoorp- den Heer RricHrTeRr my gegeven, welke van STUK. Ambon komt, en te Batavia als een Zweetmid- del in de Rotkoortfen wordt gebruikt, vind ik jets dergelyks , en dezelve fchynt wel van Boom. wortelen te zyn, in bruinheid meer gelykende naar de flegtfte Soort van Kina, NI. (3) Laurierboom met drievoudig geribde Lan- a cetswys’ ovaale Bladen. Kamfer- inten De Kamferboom , reeds door K A EMP FER ons der de Laurieren thuis gebragt , wordt dus van onzen Ridder door de figuur der Bladen van de Kaneelboomen onderfcheiden. Zyn Ed, hadt zulks te vooren duidelyker gedaan ‚ wanneer hy ‘er den naam aan gaf, van Laurier met ovaale Bla- den, aan beide enden gefpitst, drieribbig , glan- zie, met flappe Steeltjes. De Bladen, immers, van deezen Boom; gelyken , zo veel de Afbeel- ding van BREYN ‚ met myn gedroogd Takje overeenkomftig , aanwyst , veel meer naar Lau- tierbladen , dan die van de twee voorgaande Soor- (3) Laurus Foliis triplinerviis lanceolato - ovatis. LINN, Zat, Med, 192. Laurus Foliis ovatis, utrinque acuminatis , triner- Viis nitidis, Petiolis laxis, Hort. Cliff. 154. Laurus Camphori- fera, KAEMPE. Jape Te 770. Camphora Officinarum. C‚ Be Pine soo, Arbor Camphorifera japonica, BREYN. Exot, Cent, IL, ps 12e T. 13, BURM, Pl, Ind, p. 92, COMMe Hert, dnfig Epe 1854 Te O5. Ee ‚me p ze EW EAR Drakede MN, 539 Soorten; en men zou ze, myns oordeels, vry duidelyk ‘onderfcheiden ' Been: wanneer. men * die van de eerfte eenvoudig ovaal, die van de Hoorp- tweede Lanceiswys ovaal , en die van deeze of STIK. de derde ovaal, aan beide Enden fpits of enkel nde Lancetvormig noemde (*). De groeyplaats van deezen Boom is in Japans alwaar hy de hoogte van de Linden, hier te Lande, wel bereikt, Zyn Stam is regt, in jon- ge Boomen groen en glad , in vude Eoomen ruuw, wrattig en Afchgraauw van Schors , heb- bende het Hout wit, doch dat droogende rood- achtig wordt , grofdraadig , bruin gewolkt en zeer aangenaam van Reuk, De Bladen ; ge= wreeven zynde niet minder Kruiderig , zyn aanmerkelyk , om dat zy aan ’t end fchielyk verfinallende een lange Punt maaken. De Kleur ‘is van boven glanzig donker groen, van ondes ren bleek , met paarfchagtige Aderen. Zy ftaan overhoeks aan de ‘Takjes en geeven uit ‚de oxels een ‘Steeltje, met een. Frosje van kleine witachtige Bloempjes , die eenbladig zyn, in vyven of zesfen zo diep verdeeld, dat menze vyf- of zesbladig zou oordeelen te zyn, Negen korte Len ers CÌ) Dat is; in ’t Latyn ; DL, Cinnamomam , Laurus Foliis Elliptieis five ovalibus: L. Casfia, Laurus Folis ovali- lanceos latis : £. Camphora, Laurus Foliis lanceolatis, De Ribben maaken geen onderfcheiding , gelyk LINNzus zelf ; Annd 2748; in de Flora Zeylanica erkende , toen hy zelfs de Cams phora niet van de Casfia wist te onder{cheiden, Y 2 31, DEEL, II, STUER) 340 NEGENMANNIGE BOOMEN, korte geknopte Meeldraadjes hebben Zy ‚ met eenen Stamper in ’t midden van de Bloem. Op Hoorp- de Bloemen volgen Vrugten, die fryp wordende donker paarfch , glanzig , Houda) rondachtig , "de grootte hebben van een middelmaatige Erwt. Van deeze Vrugten des Kamferbooms waren den Heer BREYN door W. TEN RHYNE, Geneesheer , Botanicus en Chymist van den Keizer van Japan, een menigte toegezonden ; die een fterker Kamfer-Reuk dan de Bladen hadden. Zy geleeken naar Genever - Besfen , doch zaten in een klein gefteeld Kelkje, even als een Eikel in zyn Dopje. Onder een blee- ken, in fommigen, die als Zwarte Peper ge- rimpeld waren , bruinen of zwarten Bolfter , bevatten zy een rondachtig , bruin, niet zeer hard Nootje , ’t welk eene witachtige , in tweeën verdeelde , vette Kern hadt, van eene Kruiderige Smaak , met eenige prikkeling op de Tong. Aangaande de manief , op welke men de Kamfer uit deezen Boom bekomt , hadt zeker Heer , die verfcheide Jaaren Opperhoofd van de Hollandfche Logie in Japan geweest was, aan den Leidfchen Hoogleeraar S vEN het volgende gemeld. … Als de.Boom afgekapt sis > graaven zy de Wortels uit , die men ‚> klein gehakt in een Koperen Ketel met Wa- > ter doet, en op ’t Vuur zet , dekkende » denzelven met een Muts of Helm van Stroo , » aan wiens Wanden zig de opgeheven Kam- ss fer BINON! 1E A NIDRA S94T fer aanzet, wordende nu en dan deeze Helm, Le AR » verwisfeld , om die Drogery daar uit te haa- naa ss len en te bergen. De menigte van Kamfer- Hoorp- Ze zo die Heer berigtte, verbaazend groot, en, fommigen derzelven wierden wel zo hoog als » de grootfte. Eiken.” Dewyl het Kamfer. Hout, dat wy hier heb- ben , dikwils zeer fterk met den Geur van die _Drogery bezwangerd is , zo is ’t niet onwaar- {chynlyk , dat de Japoneezen ’er van dat Hout in de Ketel bydoen, gelyk KarMrPreRr meldt. Zy bekomen dus de zogenaamde ruuwe Kamfer , in *t Franfch Camphre brute , en dus ook wel by de onzen Kamfer brut genaamd, welke zig byna als vuil Zout vertoont , moetende gerefi- neerd worden om ze in Brooden , dat is als een Koek famengepakt , zuiver, helder, wit, gelyk menze in de Winkelen verkoopt, te bekomen, Tegenwoordig is deeze Drogery ongemeen laag van Prys. boomen was, in zekere Provincie van Japan ,STUK. KX, us Op de Eilanden Borneo en Sumatra grocijen Kamfer Boomen, die in hun Hout weezentlyk gelloldend neo. Kamfer hebben , en deeze wordt „ door het Hout aan flukken te kappen of te vergruizen , daar uit gehaald, De Boom heeft Bladen als de Kruid. nagelboom, doch langer gefpicst, en eene zeer wyde Tulpachtige Kelk. De Vrugten zyn van grootte als Hazelnooten, en worden, gekonfyt zynde , voor, een lekkerny gebruikt. Deeze Kamfer , echter, maar zeer weinig in zodanige - y 3 Boo. IL, Der. IL. STUKe van / 342 NEGENMANNIGE DOOMEN. PEN zn voorkomende , is uitermaate fchaars en- ix, duur, kostende daar van een Pond wel zo veel Hoorn. als honderd Ponden Japanfche. Zy vervliegt STUK. niet, gelyk de gewoone Kamfer, maar, wat de vn mfer-geden zy dat menze in Indie zo veel hooger acht > __*__ hadt gedagte Heer niet kunnen ontdekken. De Harstachtige natuur van de Kamfer, door haare brandbaarheid , en dat zy zig in Wyn- geest Ímelten laat, zig openbaarende , is be- kend: doch zy verfchilt van andere Harften, doordien het Sterk Water haar niet verharden doet; het Loogzout ‘er geen vat op heeft , en het Vuur ’er geen Zuuren Geest uit te voor- fchyn brengt. Zy kan in Brand geftoken worden door Elektrikaal Vuur , van een Elektrizeer * Ma- chine. Men zegt wel, dat zy de Minnelust en Vrugtbaarheid in Menfchen zou verminderers doch de Ondervinding leert, dat de genen, die met de Kamfer te behandelen en te zuiveren geduurig omgaan, 'er op deeze manier geen aan- doening van hebben. ’t Is ondertusfchen zeker, dat de Kamfer, inzonderheid derzelver Reuk , wanneer zy verbrand wordt, tot een Vergift dient voor de meefte Infekten of kleine Dier- tjes, ja zelfs voor Vogelen en Viervoetige Die- ren. Een Mofch ftierf door het ingeeven van twee Greinen 3 een Duif van zes Greinen, en een Kat van omtrent een half Drachme Kam- fer C't Schynt , echter, dat haar nadeelig. heid (*) Zie de Proefneemingen met de Kamfer op weelerley Dige BINNE A ND IA (343 heid in deezen meer aan de ongemeene fcherp-, HU. heid van deeze Drogery , dan aan een weezené-“ “Tx Iyke tegen ’t Leven der Dieren ftrydige Natuur , Hoor. is toe te fchryven: want eenige weinige Grei- STUK. nen zyn in Menfchen heilzaam bevonden , als, #e/- een Zweetdryvend middel , zelfs in gevaarlyke Omftandigheden. Men pryst ze inwendig aan in Pestilentiaale Ziekten en Rotkoortfen : by het inflaan of niet uitzetten der Kinderpokjes; als ook in Moederkwaalen. Doch twee; drie of vier Greinen moeten de hoogíte Gift zyn. Men gebruiktze met Salpeter gewreeven of in Amandelmelk (*). Als iemand by geval eens te veel Opium heeft gebruikt, dan zou de Kamfer een behoedmiddel zyn voor deszelfs kwaade uit- werkingen (+). Ook wordt de Kwyling verwek- kende eigenfchap van de Kwik daar door getemd en de Kwyling zelve weggenomen of gemaa- tigd. Jafommigen willen de Venus-Ziekte ge- nezen hebben door de Kamfer alleen. Anderen pryzen dezelve grootelyks, in hooge Giften, te- gen de Dolheid. Uitwendig doet men de Kam- fer met Vrugt in Oogwatertjes , alzo zy de fcherpheid der Vogten en de- Ontfleeking dus vermindert. (3) Laue Dieren , in het VIII, Dear der Uitgezogte Werbandelingen aan % begin, (*) Zie den Heer A, VAN HALLERS Waarneemingen over de Kinderziekte, Uitgez, Verband, 11, Deer, bladz, 335 ; ENZ (Ì) BARBER Nuttig gebruin van 't Afikroskoop. ble 195a Nd Ie DEEL, II, STUKe 844 NEGENMANNIGE BOOMEN. i (3*) Laurier met drievoudig geribde Bladen , de die gepaard zyn. Hoor 5- es oek et en a STUK. De Boom , die in Oostindie Koelilaban of mt. Culitlawan geheten wordt, is door Linneus ESES thans tot dit Geflagt betrokken. Zyn Ed. geeft en van- evenwel in bedenken , aangezien dezelve de Blas *__den tegenover elkander , dat is by Paaren heeft , ‘t welk in het Geflagt der Laurieren vreemd is, dat de Vrugtmaaking naauwkeuriger verdiende onderzogt te worden, Waarfchynlyk , als de- zelve die byna onzigtbaare Kliertjes aan de Meeldraadjes had , zo zou men hem onbes {chroomd voor een Laurier erkennen. Deeze Boom is hoog en rege van Stam, wel twee Voeten dik, en gelykt veel naar een Laus tierboom zegt RuMmrPmHIuss terwyk de Bladen veel overeenkomst met die van den Kancel- of liever van den Casfia -Lignea Boom hebben, gynde van figuur als een Piek- Yzer ; waar door nog nader het opgegevene verfchil bevestigd wordt CG). De Takjes ftaan met hun drieën by (3*) Laurus Folüs triplinerviis oppofitis, Mantisfa altera pe 237. Cortex Caryophylloides, RUMPH, Amb. Il, p. ó5. Te 4. Coclit Eawan, Eph. Nat, Cur, Dec, 2. Ann. 3. p. 53e (*) Zie bladz, 359. RumePHius zegt, dat hy de Bladen by elkander gehad , en vergelecken hebbende 5 dezelven allen bevondt drieribbig, glad, ftyf en Aromatiek te zyn van Reuk en Smaak. Die van de Kaneel waren korter, breeder en ronder; die van de Casfia lignea langwerpig en fpits; die van de Koelilaban kwamen naast daar aan, doch waren de langfte en fivífie, en fchoon alle deeze Bladen naar Kaneel {maakten , hadden de laatfte doch iets byzonders in de Smaak, Mat Ni 4 \ je, 4 Ù A î / \ | BNN EAN DRT A — 94S by één, doch de Bladen aan dezelven by paa-, IL _ fen „ zodanig dat het ééne Paar met het andere fe en een Kruis maakt. Ik kan doch die Gepaardheid Hoorp. niet naauwkeurig in zyne Afbeelding waarnee-STUK. men, Ieder Blad is aan jonge Boomen een Span „ J0 lang en vier Vingeren breed , maar aan oude boom, Boomen zyn zy kleiner. De Kleur is aan de bovenzyde hoog groen en glad , van onderen naar het gryze trekkende. Dedrie Ribben, die er overlangs door heen loopen, puilen ook aan de bovenzyde uit; ’t welk geen plaats heeft in de voorgaande Soorten, De Vrugten gelyken veel naar die der Laurieren, zynde langwerpige groene Beziën, van grootte en figuur als de Ei. kels , bevattende van binnen als een Bakelaar- Boontje , dat rood is en in twee deelen fplyt. Maar , als deeze Vrugten omtrent de grootte van een halfwasfen Olyf bekomen hebben , dan krygen de meeften zekere uitgroeijing , van eene geele Meelachtige Stoffe , die ’er als uitbarftende u't voorkomt , en de geheele Vrugt allengs be- kleedt; waar door dezelve wanftaltig wordt en misdraagt; zynde het Zaad daar in geheel ver- teerd. Mooglyk is zulks aan de werking van zekere Infekten toe te fchryven. Ook hebben dit alle Besfen niet, en in de Kaneelboom heeft dat ook wel plaats. Hoewel deeze Boom zynen naam daar van heeft, dat de Bast naar Nagelen ruikt, weshal- ve ook RuMmrPHrius denzelven Cortex Caryo- phylloides tytelt: zo heeft hy doch met de twee Hs eer- EL. DEEL, II, STUKe 546 NEGENMANNIGE BOOMEN, U, eerfte Soorten van dit Geflagt veel overeen- ArDEEL. komst, en de Bladen fmaaken naar Kaneel. Hy Hoorp. merkt aan, dat de Groeyplaats der Hout - Kas- STUK. fie Boomen, in Water- Indie, meest is op de Koeli. Eilanden benoorden , en die van de Koelilaban- labane Ì Se beo, Boomen bezuiden en onder de Linie, op de Oofterfche Eilanden en die tot de Molukkes be- hooren. Op Ambon vindt men ’er tweederley , naamelyk met een witte en roode Schors, die beiden even goed en Speceryachtig zyn, hoewel de witte dikker en in grooter Stukken valt, Om deezen Bast te bekomen worden de Boomen ge- fchild, en dan moetenze fterven 3; doch de over- vloedig opfchietende Jongen vergoeden dit ver« lies. Deeze Bast is heeter dan anderen, niet alleen dan die , welke de Indiaanen Syndok noemen, maar ook dan de Ma/oy , waar van hier vcor gefproken is; maar deeze komen allen overeen in eene verwarmende eigenfchap , zo dat zy met elkander gebruikt worden tot het bereiden van eene zeer welriekende Zalf , genaamd Bokori, waar mede de Indiaanfche Vrouwluy haar Lig- haam beftryken tot een goeden Reuk; wordende die Zalf , om door befmeering Jichtpynen en koude Gezwellen te verdryven, wat heeter ge- maakt. De Olie van Koelilaban is niet minder kragtig dan Kanecl- Olie. De Bast der Wor- telen heeft bovendien een Venkelachtige Smaak , en komt zodanig met de Sasfafras overeen , dat menze daar voor in Indie fomtyds in de Gee neeskunde gebruikt, (4) Lau SES RNN OE A ND RIK. 347 (4) Laurierboom met drieribbige ovaale Le- Ed dE / derachtige Bladen , de Ribben in de Punt “jy” famenloopende. Hoorp- Pe STUK, Deeze Boom, op Jamaika voorkomende , _1v. heeft BrowNeE afgebeeld en beichreeven on- chioroey- der den naam van Chloroxylon , dat is Groen-#® hout, met ovaale , gladde , ftyve, drieribbige sour Boom, Bladen en enkelde Bloemen, A (5) Laurierboom met Lancetswyze, genderde, _v. 7 4 Laurui niet afvallende Bladen , de Bloemen in syst wieren verdeelde Gewooi® Laurier, „ De Laurierboom , onder deezen naam bekend, werdt in ’t Griekfch Daphne genoemd , in ’t Hoogduitfch Lorbeerbaum , welke benaaming , zo wel als de Italiaanfche Lauro, de Spaanfche Laurel, de Franíche Laurier en de Engeliche Laureltree , altemaal van ’t Latynfch woerd Lau- rus afftammen. Zyne natuurlyke groeyplaats is in de Zuidelyke deelen van Europa, alwaar hy de (a) Laurus Foliis trinerviis ovatis Coriaceis , wervis apicem attingencibus, Syst, Nat, X!1, Chloroxylon Foliis ovatis „ glabris &c, BROWN. Jam, 187, T. 7. f. Ie (5) Laurus Foliis Venofis lanceolatis perennantibus, Floribus quadrifidis, Syst. Nat, Xil. dioicis. Sp. Plant. Ml, p. s29. Hors. Cliff, T55. Horte, Ups. 98. Mar, med, 194. ROYEN Lugdhat, 98. Laurus vulgarise CG. B. Pin, 460, Laurus CAMe Epit. 6e, TOURNF. Inft, 597, Dope Pempt, 849, Raj, Histe ‚IL p. 1688. u. DEEL, 1. STUKe AFDEEL. Hoorp- IJ. IX, STUK, — 248 NEGENMANNIGE BooMEN. de gewoone Winterkoude verdraagt ; doch in de middelfte deelen en Noordelyker , moet hy ’s Winters in huis gezet worden, In Enge- land, evenwel, kan hy, op luuwe plaatfen , de gg gewoone Winterkoude wederftaan, fchietende, wanneer de Stam eens door fterke Vorst ge- troffen is, aan den Wortel weder weelig uit. Deeze Boom was by de Ouden zeer ver- maard. Men oordeelde hem aan Apollo gehei- ligd te zyn, om dat Daplme, een Maagd door die Godheid bemind , wanneer zy denzelven niet ontwyken kon, om haare Eer te bewaa- ren in een Laurierboom veranderde, Men _hieldt hem deswegen voor een Gewas, dat zig door geene ongefluimigheid van het Weder of Saizoen lict overweldigen , en hier van moog- lyk is de gewoonte afkomftig, dat Lauriertak- ken van ouds gebruikt zyn tot een zinnebeeld en teken van Overwinninge en Zegepraal, niet alleen , maar dat ook eene Laurierkroon tot vereering ftrekt van de genen, die opentlyk in de Vrye Konften tot eene hooge Waardigheid bevorderd worden, Op fommige Akademiën van Europa kroont men nog heden: den Kan- didaat, wanneer hy Doktor in de Geneeskun- de wordt , met takken van een Laurierboom, Ook krygt iemand , die zyne eerfte Proef in eenige Weetenfchap heeft doorgeftaan , en des- wegen bevoegd is , daar in hooger. bevorderd te worden, om die zelfde reden den naam van Baccalaureus , in ’t Franfch Bachelier, Dus Nets Á EN NEA N DIRCT A 840 werden oudtyds de Deurkofynen of Venfter-, OEE 5 FDEELe Raamen van voornaame Luiden, om dezelven” ry, Eer te bewyzen „ of tot een bygeloovige be- Hoorp- fchutting voor het Onweer , met Lauriertakken STUK. beftoken en verfierd (*). | ld In Gewesten, daar de Laurier in de open Grond kan groeijen, levert hy aanzienlyke Boo- men uit, wordende zelfs op plaatfen , daar men hem bedekken moet voor de Winterkoude , ja in Bakken, al vry groot, en ftrekkende door zyne Kroon van altoos groenend Loof tot een fieraad der Winterhuizen. De Bloemen zyn éénbladig , in vieren gedeeld , en het getal der Meeldraadjes ís wan agt tot veertien. Ik zal van de Geftalte , noch ook van de figuur der Bladen, als iedereen bekend zynde, niet fpree- ken. Men vindt een Soort, die laager wast , geevende aan de Wortels veele Uitloopers , en deeze heeft de jonge Takken rood, De Breed. “bladige of Koninglyke Laurier heeft, volgens TouRNEFORT,z0 wel Mannetje en Wyfje, als de Gemeene Laurier, daar MuN ring een derde Soort byvoegt, onder den naam van Ame- rikaanfche , zynde de fchoonfte en tederfte. Den eersC.- ï (*) Laurus Triumphis proprie dicatur , vel gratisfima Domibus , Janitrix Cefarum Pontificumque, fola & domos exornat & ante limina excubat, PLin, Hist, Nat, Libr. XV. Cap. 30. Poftes Laureati. Quinr, Laurus & Laurea pro Vic» toriâ infigni ; Laureola pro ludict fumitur: ut Zaureolam in mustaceo qudrit. Proverb, Cie, de ie Hy zoekt ’er een Pluimpje door te verkrygen, 1, DEEL, IÌ, STUK, 559 NEGENMANNIGE BooMmzr my. „IL eerstgemelden noemt hy het Mannetje, den Arpeen. Ln Ix, anderen het Wyfje. ’*t Is zeker, dat men onder Hoorp- de Laurierboomen vindt die enkel Bloemen en STUK. die niets dan Vrugten draagen, In de Koning- BAAT Iyke Tuin van Montpellier bevondt ’er zig een met dubbelde Bloemen , en in die van Parys een met gegolfde Bladen, De Vrugten van deezen Boom , in ’t Latyn by vitneemendheid Bacce , in ’c Hoogduitfch Lorbeeren , en in ’t Nederduiefch Bakelaar- Boontjes genaamd , naar welken de geheele Boom, die Vruet draagt , ook wel Bakelaar , in *t Engelfch Bay-Tree geheten wordt, zyn in de Geneeskunde van ouds vermaard. Zy komen in Pleifters en Ele@tuariën, die ’er zelfs den naam van voeren, De Olie, uit dezelven geperst of afgekookt , die den naam van Oleum Laurinum heeft, zynde dik als Zalf en groen, is van nog meer gebruik in Smeeringen, Door Deftillatie krygt men uit de Bakelaar - Boontjes - een heldere Olie, die ongelyk kragtiger is en beter , zo in- als uitwendig. De voornaamfte kraet derzelven ís verwarmende en Windbree- kende: weshalve ook de beftryking met deeze Olie in Kolykpynen , Lammigheden of Jicht , geer dienftig is. Het allermeest heerfcht dee- ze kragt in de gedestilleerde, zy is minder en werkt zaeter in de geperfte Olie, en ‘heeft het allerminfte plaats in de Bladen, die nogthans in Aftrekzel , tot een Baading of Stooving s biet ondienftig zyn, Men kanze ook met Vifch | of BN SM ES ACN DROIT A SST of andere Spyzen, om den Geur, zonder eenig IL nadeel kooken, of de Schottels daar mede ver- AFDEEL, fieren. Men fchreef den Bast der Wortelen Hoörbs oudtyds als een Geneesmiddel voor. STUK. (6) Laurierboom met geaderde Lancetswyze Je | aanblyvende , platte Bladen, de Takjes red ps door Lidtekens geknobbeld , de Bloemen he aan Trosfen. Laurier Buiten twyfel zal deeze de Amerikaanfche Laurier zyn , daar MunNrTiNG van fpreekt, Men zoude wel kunnen twyfelen , of het de Koninglyke Laurier van den Parysfchen Tuin ook ware , volgens PLUKENETIUs ; doch die verwart ’er zelfs de volgende Soort mede. Eer denk ik, dat het de Azorifche Laurier met Kaneelreuk zy van CoMMELYN, die by hem de Koninglyke Laurier van Madéra heet, In ’% Werk van SEBA komt een T'akje voor van deeze Soort, met Bladen naar die van den Kruidnagelenboom naast gelykende, de Bloemen Troswyze op Steeltjes. Het Hout en de Bast van deezen Boom hebben een fterken , doch wat bitteren , Kaneelfmaak. CrLAYTON geeft ‘ek (6) Laurus Foliis venofis lanceolatis perennantibus planis, Ramis tuberculatis Cicatricibus , Floribus racemofis, Hort. Cliff, 184, GRON, Virg. 159, Laurus Indica, PLUK. Alm, 210, Te 351, £. 1, Laurus latifolta Indica, BARR, Raar. 123. Te 8774 Cinnamomum fylveftre Americanumg SEB, Kap, U, p. 99. Te 84. f. 6, óf IL, DEEL, II, STuBo IL ÁFDEELe IX. Hoorpe STUK, VII, Laurus Perfea. Advokaat- Peer, 352 NEGENMANNIGE BeoMEn, / ‘er zwattachtig paarfche Besfen aan , die op roode Steeltjes zitten. Hy groeit in Virginie en wordt van BOERHAAVE Indifche Laurier of Basterd- Kaneel genoemd, zo SEBA wil, (7) Laurierboom met geaderde , ovaale, Le- derachtige aanblyvende Bladen , de Bloe- men Tuilachtig. De Otden hebben, onder den naam van Perfea,een Boom voorgefteld , in Egypte groei- jende , die zeer groot en fraay in ’t aanzien was ‚ meest naar een Peereboom gelykende 3 door zyne Takken , Loof en Bloesfem ; maat altoos groen ,‚ en eene Vrugt draagende van grootte als een Peer, van figuur als een Aman del , groen van Kleur, van binnen een Noot of Steen hebbende, en zeer zoet van Vleefch, Deeze Vrugt zou in Perfie nadeelig , in Egyp= te eetbaar zyn, Sommigen hebben hem met den Perfikboom verward, die zyne afkomst uit Perfie heeft ; doch de gedagte naam {wordt thans aan een Amerikaanfchen Boom gegeven. Crusius, die zulks ter baan bragt, hade ‘er in ’t geheele Ryk van Valentia, in Spanje ; maar (7) Laurus Foliis venofis ovatis Côriaceis perennantibus , Flotibus Corymbofis. Syst: Nat, XII, Perfea corymbofà, CLu ss Rar, I. ps ze Perfea Americana, C. B, Pin, 441 Pyro fimilis dc. C, B, Pin, 439, Prunifera arbor &c. SLOAN. Fam. 1954 Hist, Il. p. 132 Te 222. f, 2. RAJ- Dendr, 43, Axbor Ames ticana, PLUK. Alm, 39. T. 267 É de es. ‚ 5 ONN FE A MW DIE TA 8e8 maar één, en wel by een Kloofter, niet ver- ir, re van de Hoofdftad , groeijende , gezien , daar Árprez, hy, een ‘Takje van afbeeldt. Dezelve hadt goorp. Laurierachtige Bladen, die van boven groen „srux. van onderen Afchgraauw , ftevig en fchuins dockaas geaderd waren, van Reuk en Smaak zeer aan- genaam, doch met eenige famentrekking prik- kelendeop de Tong. De Bloemen, naar die van den Laurierboom gelykende, waren bleek, en groeiden aan Trosfen, beftaande ieder uit zes Blaadjes. De Vrugt langwerpig als een Peer, zwart van Kleur en zeer lekker, bevar- te een Hartvormige Noot, naar Karftengen of zoete Amandelen fmaakende, gelyk een Ge- neesheer en Hoogleeraar van Valentia hem ver- haald hadt, Dewyl het , nu, reeds byna tweehonderd Jaaren geleeden is , dat Cr usrus zyn Hifto- tie der Zeldzaame Gewasfen in Spanje waare genomen ‚, onder welken dit niet van de min= ften was, aan Keizer MAXIMILIAAN det II. opdroeg: zo kan ik niet begrypen op wat grond LINNAEUSs zegge , dat deeze Boom eerst in den jaare 1620 in Europa ,en wel in den Farnefiaanfchen Tuin, zoude gekomen zyn (*). CasPrar BAUHINUs verhaalt , dat hy de Bladen daar van reeds in den jaare 1622, van een (*) Laurus Perfea accesfit Europe in Horto Farmeliano, 1620, ant, altera. Z il, DEEla Il, STUKs Bd ( 354 NEGENMANNIGE BooOMEN, 1. een voornaamen Geneesheer en Kruidkundigen Arp Efe Befangon in Bourgogne, gekreegen hadt. Hoorp- Zyne naar een Peer gelykende Vrugt uit Nietw STUK. Spanje, met een groote Kern, wordt hier 't huis geschat ocbraat. Zo ook de Pruimdraagende Boom van SLOANE in Jamaika waargenomen , wel. ke een zeer groote, Peer gelykende , groene Vrugt draagt, waar van het Vleefch in de Mofid als Boter fmelt , bevattende een zeer groote Kern, niet beflooten in een Steen. Dit is een Boom, die twintig of dertig Voe- ten hoog wordt , hebbende den Stam zo dik als een Menfch om zyn Middel, De enden der Takken zyn bezet met veele donker groene Bladen , van de gezegde figuur. De Bloemen zyn geelachtig groen , en daar volgt een Vrugt op als een Vuist, van buiten groen, het Vleefch een Duim dik hebbende, waar in een Kern ver- vat is, grooter dan een Walnoot, zeer onge lyk van buiten , en zig in twee Pitten fchei- dende. Dit laatfte , weet men, is aan de Laurierbesfen ook eigen , doch de Vrngt ver- fchile wat veel. Men noemtze in ’t Engelfch the Adyocado Pear , dat is Advokaat - Peer , en deeze zyn in onze Volkplantingen aan de Vas- te Kust van Zuid-Amerika , ja mooglyk door geheel Westindie tot in Peru, voor zeer lek» ker Ooft vermaard, va (8) Laue Ee ì a ki 5 EE KN NSE ANDRE: A 355 (&) Laurierboom met geaderde Lancetswyrxe IL. Bladen , de Kelk van de Vrugt als een sene Bezie. | Hoorp= STUKe Pater Pr umrier hädt den naam van Bar- iso ur lonia aan een Gewas uit Zuid-Amerika gege- Borbonia, ven, ‘t welk door LinNeus in het Geflagt hee der Lauyrieren is geplaatst, en deeze Soort uit- nifchee maakt, welke daar van den bynaam heeft. Hy noemde ’% zelve Borbonia met eene langwerpige zwarte Vrugt en eene hooeroode Kelk. Men betrekt ‘er toe, den Karolinifchen Laurier van CarTrsBY met gefpictte Bladen en blaauwe Besfen , die op. lange roode Steeltjes zitten, Volgens deezen komen aan ieder Steeltje twee of drie Besfen , doch volgens PLuMmreR zelfs vier en vyf of meer. De Bloemen zyn in zes. fen verdeeld. De Vrugt is Vleezig en bevat eene Kern of Pit, die zig in tweeën fplyt , gelyk in de Laurieren. In Karolina is dit Ge- was zeer gemeen, Doorgaans blyft het klein, doch op fommige Eilanden , en aan den Zee kant, groeit het op tot een hoogen Boom, die ongemeen fchoon geaderd Hout uitlevert. Het wordt aldaar de Roode Laurierboom geheten. (9) Lau- (8) Laurus Foliis Venofis lanceolatie , Calycibus Fru@us baccatis. Hort. Cliff. 154. GRON. Virg. 46. ROYEN Lurdbat, 926, Laurus Carolinienfis &c. CATESB., Care I. To 63, SE- LIGMANN Vogelen, WI, D. Pl. 26 T. or, Borbonia Fruôa eblongo nigto, Calyce coccineo. PLUM. Gen: 4e Jo, di 42 EI, DEEL, II, STUKe 556 NEGENMANNIGE BOOMEN 1. (9) Laurierboom met geaderde , langwerpige » tn gefpitste , jaarlyks afvallende Bladen, die Hoorp- van onderen rimpelig zjn. STUK. „ij Dit naar den Laurierboom gelykend Gewas Afivalis. groeit aan de Oevers der Beeken in Virginie. Len Dat de Bladen niet geribd zyn, komt in de Kenmerken van GRroNovIus , en dat zy jaarlyks afvallen ís de reden van den Latyn- fchen bynaam, welke Zomer - Laurier betekend. De Bloemen zyn ongefteeld en geelachtig, en Troswyze vergaderd met een vierbladig Om- kleedzel , gelyk ín de Kornoeljeboom „en de Vrugrdraagende Steeltjes gekleurd. Het Mane netje zou , volgens MILLER, zes Meel- draadjes hebben. ’t Schynt dat de Kornoelje- boom, met fpitfe Laurier- Wilg bladen, witte Bloemen en eene Sasfafras - Vrugt, van Ca- TESBY, hier thuis behoore. he) (1o) Laurierhoom met ongeribde „ ovaale , aan Laurus \ Ee Benfoins bei Benzöine A Boom, (9) Laurus Foliis Venofis oblongis acuminatis, fubtus rue gofs ‚ annuis , Ramis fupra - axillaribus. Syste, Nat. XII, Laurus Foltis lanceolatis enervibus annuis, GRON. Virg, 159e ke, Foliis eniervibus ovatis utrinque acutis, GRON. Virg. 46. Cornus Foliis Salicis Laure@ acuminatis , Floribus albis , Fruce tu Sasfafras. CATESB, Car. II, T. 28? (10) Laurus Foliis enerviis ovatis utrinque acutis integri, annuis. Hort. Cliff, 154, Mat, Med. 195. GRON. Virg, 46. ROYEN Lugdbat. 226, Atbor Virginiana Citrex vel Limonii folio, Benzoinum fundens, CoMmM, Horf. Amf. 1. p. 189, T. 97e Arbor Virginiana Pishaminis folio &c, Pryx, Almag, 2e T, 139. fo 92 de ENNE A NDR A. 7857 beide enden fpitfe, effenrandige ‚ jaarlyks A TL, FDEEL, afvallende Bladen, IX. HoorDs Zekere welriekende Harst, die wel gemeen- STUK, _Iyk in de Apotheeken, Benzöin en Afa of Asfa 5; He dulcis , doch by de oude Autheuren Belzöim, Benjöin, Benivi enz. genoemd werdt , geeft den bynaam aan deeze Soort. Het is, volgens GARCIAs,een hooge, groote , fchoone Boom , met Bladen als die van den Citroen- of Limoen= boom , doch kleiner , zo glanzig niet, en aan de agterzyde witachtig. ‚, De Bloemen gely- 9, ken naar Laurierbloemen , weshalve LI N- 9, NAUS hem onder de Laurieren geteld heeft , » (wordt by GerorrRrOoY gezegd) , als heb- ss bende een ongefteeld vierbladig omwindzel , ‚‚ naar dat der Bloemen van den Kornoeljeboom „> zeer gelykende, * welk vyf gefteelde Bloem- pjes influit , van langte als het omwindzel , met een eigen Kelk voorzien, die in zesfen gedeeld is en geel, de Slippen zeer fmal heb= bende, en agt of negen Meeldraadjes , van langte als de Kelk , met byhangzeltjes op zyde , omringende een Eyvormig Vrugtbe- ginzeltje, binnen de Kelk geplaatst, met een „ enkelen Styl” Wie dit in *t Werk van ge. dagten naauwkeurigen Franfchen Heer, tus- fchen [ J ingevoegd heeft, is uit de Voorrede niet zeer blykbaar ; doch gedagte invoegingen fchynen van den Kruidkundigen Heer pr Jus- SIE afkomftig te zyn. Ondertusfchen is de L3 Over. 35 HK. DEBLe II, STUK» 858 NECENMANNIGE BOOMEN. „IL overeenkomst van zodanige Bloemen met die wi ain van den Laurierboom my uitermeate duifter: Hoorp- want daar ontbreekt niet alleen het algemeene STUK. _omwindzel , maar ook de byzondere Kelk aan : geen zy zyn doorgaans in vieren verdeeld en heb- ben de flippen rondagtig + ’t getal der Meeldraad- jes is onzeker, De Vrugten, (volgt daar op) zyn, volgens ’t verhaal van RuMrPnHIUS, Nooten , van grootte als de Moskaatnooten , platagtig rond , beftaande uit een Wleezigen Bolfter , doch welke niet zo dik als in de Oce ker- Nooten valt , van buiten ruuw en Afch- graauw, van binnen groen, met eene Kern die eenigermaate famengedrukt is, hebben den Dop dunner en teerder dan eene Hazelnoot, van Afch- graauwe Kleur , waar in een Pit zit met eene roode rimpelige Huid bekleed, die van binnen wit is of bleek groen, Zonderling ís ’t, dat men van deezen Boom ; in Oostindie groeijende , geen nader befchry- ving heeft, Die, welke in de Amfterdamfe Tuin zig bevondt , was , volgens CoM ME- LYN; een Virginifche Boom, met Citroen- of Limoen - Bladen, De aangehaalde van Pr u- KENETIUS was uit dat zelfde Gewest en ftrekte tot een byzonder fieraad van den Comp- tonfchen Tuin, zegt die Autheur, Een Takje daar van was in ’t vroege Voorjaar beladen met Mosachtige zesbladige Bloempjes, groenachtig geel, veelen by elkander uit de oxels der Bla- den voortkomende , waar op Beziën volgden _… met BENN OE A ND RAI A: 3s9 met éénen Zaadkorrel. BorerRHaAaAvE,dietGe- IH. was in de Leidfche Akademie- Tuin onderzoe ÂFDEEL ‚ kende, bevondt, dat uit een vierbladig Kelkje Hoörp- drie zeer kleine Bloempjes voortkwamen, ieder STUK. beftaande uit cen lang Pypje, dat boven zig in goeste een Hoofdje uitbreidde, met agt diepe verdee- lingen, en daar binnen eenige korte Meeldraa- djes. Van de Vrugt, niet ryp wordende in dit ons Klimaat, hadt hy alleen het Beginzel, in ’t midden der holligheid van het Bloempypje, ge- zien. Die groote Man wist derhalve niet , waar hy dit Gewas zou thuis brengen, dat men nu onbefchroomd onder de Laurieren plaatst, Baunrinus heeft reeds aangemerkt , dat ’cr verfcheide Soorten van Benzöin zyn, onder welken die de beste geacht wordt, welke witte Vlakken heeft , en dus zig vertoont als of ’er doorgefneeden Amandelen in waren, op Ceylon voortkomende 5 zynde roodachtig bruin. Pen andere Soort, die bruiner is en flegter, valt in Siam, op Sumatraen Java, zegt GEOFFROY, Volgens GarziAs zou de Amerikaanfche, hoewel zwart van Kleur, welriekender zelfs dan de eerfte zyn. GRIMMIUS wil, dat het ver- fchil van Kleur meest uit de manier van Behan- - deling ontftaat. Hy zegt, dat deeze Harst , op Sumatra zelfs, wit is als zy uit de Infnydingen van den Benzöinboom zypelt , maar te lang daar aan blyvende bruin en zwart wordt. Hier uit is licht te begrypen , waar die Vlakkigheid en on- Ld gee 1. Deez. II, STUK, EPE E "5 bh AA 260 NEGENMANNIGE BooMEeEN. A gelykheid van Kleur in fommige van deeze ‚x‚ Harst aan toe te fchryven zy. Hoorp. De Benzöin heeft niet minder vlugge deelen STUK, dan de Kamfer, doch is daar in aanmerkelyk ver- fchillende , dat zy door Chemifche Opheffing, haar Wezen verliest , veranderende in zogenaamde Bloemen, welke veel fterker en fcherper zyn, en dus bekwaamer tot verdunning der Slymige Vogten in Borstkwaalen , maar minder verzag- tende in zwaare Hoest en gevaarlyk met Ont- fteeking. Voor ’ overige is zy van gebruik in Reukballen , of ook, in Wyngeest ontbonden ; tot het maaken der Maagde- Melk , een bekend Blanketzel. XI. (11) Lautierboom met onverdeelde en drie _ Laurus l pi zi sraraäs. kwabbige Bladen. Sastafras Poeme Deeze Soort maakt den Boom uit , die het bekende Sasfafras- Hout uitlevert. Hy is door verfcheide Autheuren afgebeeld en befchreeven,. PLUKENETIUS noemt hem Welriekende Mannetjes Kornoelje- Boom ‚ met een driefnces dig Blad, dat vlak gerand is, Sasfafras geheten wor. (11) Laurus Foliig integris trilobisques Morte Clif, Es4e Alat, Med, 193. GRON. Virg, 46. ROVEN Lugdbat. 227, Corp, Noveb. 94. KALMe Itin, IL, p. 270, 434. Hoogd. pe 290, 481, Cornus mas odorata &c, PLUK. „Alm, 120 Te 2224 £. 6, CATESB, Car. Ie T. 55. SELIGM. Vig. Ile pe 9» T. 10e Sasfafras arbore C. B, Pin. 431. Cornus maas, f, Sas(afras Lau» zinis foliis indivifis, PLUK. Amalth, 66, TREWe Ebret. Ta 69 70e \ BENN EA NM DRA d6T wordende, BaumiNnus hadt 'er Vygebooms- Bladen ‘aan gegeven , en hem een Boom uit Flo- rida geheten, van waar hy afkomf{tig is en waarHoorpe hy Palame genoemd werdt. In Virginie, daarSTUK. hy ook groeit , noemen de Ingezetenen het Winauk of Winanke, Nu twee Eeuwen gelee- den werdt hy reeds in Europa bekend, en is in deeze Eeuw in, Engeland, alwaar hy de ge- woone Winterkoude, in de open Grond, ver- draagen kan , zodanig aangefokt , dat de Heer Enrer in de Tuin van zekeren Hovenier , Gor- DON genaamd, ’er meer dan vyftig vondt, Door deezen Heer is de volmaakfte en fraai- fte Afbeelding van deezen Boom, zo in zyne geheele Geftalte, als ten opzigt van de Bloem en Vrugtmaaking aan een byzonder Takje, ge- geven ; welk laatfte ook ten opzigt van de Afbeelding door CATESBY, en tenopzigt van de Bladen , Bloem en Vrugten door T Rr w gefchied was (*). Men verzekett dat het in Florida, Virginie en Kanada, een groote Boom wordt, met een regten Stam als een Pynboom opgroeijende , en aan den Top alleen zyne Tak-_ ken uitfpreidende. Op fommige plaatfen , in te= gendeel , blyft hy Heefterachtig. De Heer Ca- TESBY zegt » dât ‘de Sasfafras - Boom in de meefte Landftreeken van Noord-Amerika, die benoorden Vitginie leggen , voorkomt, groei | jen. 9) Uitgezogie Verband, VIT De bie 564, PL, XLVI ner 45 1, DEELe II, STUe k 362 NEGENMANNIGE BooMEN. M. jende gemeenlyk in de beste Grond. Dit Aant fchynt te ftryden met de Ondervindingen van Hoorp- den Heer KarMm in Penfylvanie, die hem al- TUK. daar welig groeijende aantrof in eene drooge Pe "AS Josfe Aarde , van eene bleekroode Kleur, be- ftaande meest uit Zand, met een weinig Kley vermengd. Misfchien zal dit het voorgemelde onderfcheid van het Gewas in deeze Boom ver= cirzaaken. Men ziet het immers dus hier te Lande plaats hebben met veele Boomen, dat zy ‘paamelyk in fchraale Gronden laag en Heefter- achtig blyven ; in zwaare en vette Gronden hoog opgroeijen en zwaare Boomen worden. Nooit hadt hy deczen Boom op laage natte plaatfen gezien. Zie hier , wat hy van deszelfs gebruik , daar te Lande , aantekent. De Sweeden, in Penfylvanie, zegt hy , noe- men hem Saltenbras, om dat het Hout, op * Vuur gelegd , niet doet dan knappen, zonder eene aanmerkelyke Hitte te geeven, Het is derhalve tot branden niet dienftig , maar men gebruikt het tot Paalen van Hekken op de Lan- deryën ‚ om dat het in de Grond zeer duurzaam is, hoewel het in de Lugt leggende zeer fchie- lyk van Wormen doorgevreten wordt, Het heeft niettemin , zelfs verfch van den Boom gefneeden , een fterke aangenaame Reuk, doch die heerfcht voornaamelyk in de Wortelen , waar van de Bast voor het brouwen in het Bier gedaan wordt , om hetzelve kragtiger en gezonder te maaken. Ze- kere Sweed verhaalde hem, dat zyne Moeder, met REN UN B CANE D RITA, 363 met ket Afkookzel der Wortelen, veelen van de Waterzuet genezen hadt, De Geur van de- zelven en van het Hout verdreef de Wantzen noorp. en Motten. De Olie, door Vuur uit de Bes-sTuz. ; B HE Sas/afrasu fen gebraden , was door beftryking van het pk Pynlyk deel tegen de Jicht dienftig bevonden, Het Aftrekzel der gedroogde Bloemen werdt als Thee gedronken. Uit den Bast des Booms, in een Koperen Ketel met Pis gekookt, werde een Verw gehaald , die eene fchoone Oranje- kleur gaf aan de Wol, Waarfchynlyk zal de Landaart veel verfchil, ten opzigt van den Geur, in ’t Sasfafras - Hout veroirzaaken. Immers , dat uit de Westindiën of Zuid- Amerika ons toegebragt wordt, is, zo wel als de Schors , fterk van Reuk, gee- vende door Deftillatie een zeer welriekende Olie uit, welke, tegen de natuur vanjandere gedeftil. leerde Oliën, in ’t Water zinkt. Men weet, dat dit Hout van veel gebruik is in Dranken, die tot verdunninge en zuivering des Bloeds, als ook tot wegneeming van Verftoppingen en tot be- vordering van de Doorwaafeming, dienen, Het enkele Aftrekzel met kookend Water is van dergelyk gebruik. Men vindt van deezen Boom aanmerkelyke Verfcheidenheden. MunrTine beeldt , bee halve dien met Vygebocms- Bladen , 'er een af, met drievoudige diep gekartelde Bladen , of die in drieën byna zo diep verdeeld waren, als de Bladen van de Pasfiebloem. Deeze was de te- dere Il, DEEL, IJ. STUKe ArpreL. IX. ‚ Hoorp- STUK, Sasfafras- 00 B, 864 NECENMANNIGE BooMEN, was deeze uit heeter Landftreek afkomftig , want de Afbeelding- van den Safafras - Boom door HerNANprz heeft dergelyke Bladen (*). Prso befchryft, behalve den gewoonen , Anhuiba genaamd ‚ twee andere Soorten , de eene met fmalle , dunne, de andere met Laurierbladen , doch wat kleiner. Misfchien zou deeze de aan- gehaalde van PLUKENETIUS; met onver. deelde Laurierbladen, kunnen zyn. Doch men is, ten opzigt van die beiden, niet verzekerd aangaande de Vrugtmaaking , welke in de eerst- gemelde , wiens Hout ook Lienum Pavamum heet, naar den Westindifchen naam, zeer veel overeenkomt met den Karolinifchen Laurier of agtfte Soort : alzo de Besfen van den Sasfafras- Boom ook op roode Steeltjes en in roode Dop- jes zitten , ryp zynde blaauw van Kleur, Omtrent de Teeldeelen der Bloemen van den bekenden Sasfafrasboom , met onverdeelde en driekwabbige Bladen, is men nog vry onzeker. De Heer Euret bevondt dat dezelve Man- netjes- en Wyfjes Bloemen hadt, de eerften — eenbladig , in vyven of zeefen verdeeld , door- gaans negen Meeldraadjes hebbende , met kleine Kliertjes daar aan : de anderen met niet meer dan zes Meeldraadjes. In de eerften was wel een Styl, doch geen Vrugtbeginzel, in de an- dee (%) MA, Blexicana, Pe Ore BEN ONE AN DNI TA. 365 deren , die derhalve Tweeflagtig waren ‚een, Il Vrugtbeginzel met een Styl en Stempel. ‘Thans AS wordt door den Heer Mirrer gezegd, dat Hoorn. de Mannetjes- Bloemen van dit Gewas vyfbla- “TUE dig zyn met agt Meeldraadjes en dat de Twee. {lagtige Bloemen zes Meeldraadjes hebben, 4 EINU s, De Kenmerken van dit Geflagt zyn: de Kelk en Bloem beiden in vyven verdeeld, Een Naps- wyz’ Honigbakje , fluitende het Vrugtbeginzel in, dat een Bezie wordt met drie holligheden;, ieder een enkelden Zaadkorrel bevattende, Men moet niet denken, dat hier de beken- de Laurus Tinus gemeend worde : neen, de- zelve komt onder de Pentandria in Geflagt van Viburnum , en ik zalze onder de Heefters befchryven. Het is een Westindifche Boom à die de eenigfte Soort (r) in dit Geflagt uit- - maakt , zynde van BRrowNEe genoemd Boom-_ Tinus achtige Molkameria , met langwerpig EA overhoekfe Bladen 5 die van boven glad, van sE onderen wat ruig en geribd zyn, met Takkige haanboom, Aairen aen de enden der Looten, Hier toe wordt betrokken de Beziën met Kelken draagende Boom van “ (1) Tinus, Syst, Nat, XII. Tom, II, Gen, 499, P. 28r. Volkameria arborea. &c. BROWN. Fam, 24e Te are Baccifera Arbor calyculata &c. SLOAN, Jam, 165, Eijk | Pp: 86, Te 193. É 2e RAJ, Dender, dPa Zn 366 NEGENMANNIGE BooMEN, IL. van SLOANE, met Laurierbladen en Trosfen a van Vrugten, die rondachtig , met één Kor- Hoorp- vel , bleek geel en eetbaar zyn. De Engel- STUK. {chen op Jamaika , noemen hem, de Basterd ig Sprinkhaanboom, Zie hier deszelfs befchry- haanboerz, VINS, | Hy heeft een zeer dikken Stam „ met eene gladde geelachtige Schors , de Takken in ’% ronde uitgefpreid , en aan de enden alleen be- zet met gefteelde Bladen , die vyf Duim lang zyn en in ’t midden half zo breed , donker groen en glad. De Vrugten komen , aan % end der Twygen , verfcheidene aan een ge- meen Draadje voort. Het zyn gladde groene, rondachtige Besfen , grooter dan Erwten, zit- tende in een vyfbladige bruine Kelk, Haar Vleefch is wit en Meelachtig , zoet van Smaak , bevattende een hard bruin Steentje, dat zeer gelykt naar een Peperkorrel, Zy vallen in Auguftus van de Boomen af, en worden inge= _gameld , omze tot eene Verfhapering op de Markt te brengen. Ke X, HOOFD. ‚„DECANDRIA, 367 ij SSS | 1 | FDEELe RE HOOEDSTUK. X, Hoor p= . =d es _ STUKe Befchryving van de Tienmannige Boomen Dr- “CANDRIAs dus genaamd om dat hunne Bloemen tien Meeldraadjes hebben; waar on- der de Pokhout, Katsjoe- Appel , Kampêche- Hout, Kwasfie, Lemisjes, Styrax. , ‘ Balfem van Îolu, Copaive Boom, enz, De Tienmannige Plantgewasfen zyn door LiNNAUus, naar het getal der Stylen of Stempelen , in Een-, Twee-, Drie-, Vyf- en Tienwyvigen onderfcheiden, De Eenwyvi- gen, tot welken wederom ver de meefte Boos men behooren , verdeelt zyn Ed. naar de ge- fteldheid van de Bloem ; die of Weelbladig is, of Eenhladig , of zonder Blaadjes onvolmaakt, De Veelbladigen hebben de Blaadjes regelmaa- tig of onregelmaatig. De meeften van deeze laatften zyn Boomgewasfen. CER CTS: De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een : Vlinderachtige Bloem met cen kort Vaandeltje onder de Wieken: zy komt voort uit een vyf- tandige Kelk , die van onderen bultig is. De Vrugt heeft de figuur van een Peul, Twee Soorten komen in hetzelve voor, waat van de eene in Europa, de andere in Ameri« ka groeit, (1) Cer- 11, DEEL, U, STUK, 868 TIENMANNIGE BooMEn. IL (x) Cercis met Hartvormig ronde , gladde AFDEELe Bladen. v Hoorp- $ STUKe De reden, waarom deeze in” Latyn Arbor Suda, dat is Judasboom , genoemd wordt, is aen duifter, Misfchien zou men ze beter, met J. on ) geb AUHINUSSs Fudaica Arbor, dat is Joodíche JudasboomeBoom , tytelen. Immers, hy is in ’ Beloofde Land en in ’t Ooften overal gemeen; zodanig dat men in Turkye naauwlyks Begraafplaatfen vindt, waar van hy niet mede het Sieraad uit- maakt ; wordende , wegens zyne fraaije Geftal- te , ook wel in ’t Sn Arbor d’Amor , dat is beminnelyke Boom, geheten. De Franfchen noemen hem, Wegens zyne naaf Scheeden veel gelykende platte Haauwen , Guainier , en de Spanjaarden Algarroba loco, dat is Dol St. Jans Brood. De Grieken heeten hem Kouchouchia. Sommigen willen, dat het de Kerkis van Trro- PHRASTUS zoude zyn , doch Crusrus heeft daar’ van het tegendeel aangetoond. Hier van, niettemin, is de Geflagtnaam afgeleid. In Tuinen of op gebouwde plaatfen wordt het een taamelyke Boom , doch. anders blyft het Gewas Heefterachtig. De Stam, die niet Zeer (1) Cereis Foliis cordato- orbiculatis glabris. Syst, Nat X'Ie Tom, IL. Gen, so5, p. 287. Hort, Cliff. 156. Hort, Ups 99e ROYEN Lugdóar. 463: GRON. Orient. 131, Siliqua fylvestris rotundifolia. C‚ B, Pin, 4oz, Arbor Jude, Dop. Pempt, 787. Dop. Kraidb. 1231. Arbor Judaica, J. BAUH, Hf, Ke, pe 4330 Siliquaftruim, TOURNE, Inf, 646, ESC: AN D/RGI A, 360 zeer dik is, geeft het eenige Takken uit, met n, eene donker paarfche Schors; die bezet zyn met AFprers groote , byna ronde , lang gefteelde Bladen, naar Hoorn. “die der Mans-Ooren gelykende , maar bleeker stuz. groen. Onder de Bladen komen trosjes van Bloemen voort, die Vlinderachtig zyn als de Bloemen van de Turkfe Boonen, doch op een byzondere manier, gelyk in de Kenmerken ge- zegd wordt. De afbeelding van CrLusius vertoont de Bloem vierbladig , met het bovenfte Blad alleenlyk in tweeën verdeeld. Hier op volgen Haauwen, die ruim een Vinger lang en een Duim breed zyn, bevattende ronde, bruine harde Zaaden, wat grooter dan Linfen. In de eene Soort zyn de Bloemen paarfch , in de an- dere witachtig, Hy groeit door geheel Spanje en Italie, doch fchynt van geen gebruik te zyn: waar van mooglyk de naam van Judas- Boom af-- komftig is , als betekenende een geveinsden Vriend 3 fchoon op'’t Oog maar valfch in ’% Hart, (2) Cercis met Hartvormige Wollige Bladen. Cercis Ken, 5 Canaden fiss Dit is de gene, die van Rav genoemd wordt kanadsfehe Ame. ludasboome 4 (2) Cercis Foliis cordatis pubescentibus, Hort. Cliff, 156, Hort. Ups. 89. ROYEN Lugdbat 463, Gron, Virg, 47 Ce« ratia agrestis Virginiana Folio rotundo minori. RAy. Dendr, roo, Siliquastrum Canadenfe, TOURNE. Jnf?. 647. Siliqua fyl vestris rotundifolia Canadenfis. TOURNFe Schol, 26, Acbor Ja- de Americana, Ray, Hif?, Me 1718, Aa il. Der. 1e Ba II. ÂFDEEL. Ed Hoorp- STUK Fudasboont, \ „ 870 — TIENMANNIGE BooMEN. Amerikaanfche Judasboom , waar aan CLAY- TON roode Vlinderbloemen geeft en korte platachtige Haauwen, die wederzyds famenge- drukt zyn, met Hartvormige Bladen. Dit kan naauwlyks de aangehaalde van SLOANE zyn, genaamd een Haauwdraagende Boom, die naar St, Jans Brood gelykt, met Olyfbladen en eene buikige rolronde Peul, wier binnenfte Rok Sly- merig is en fraay Menie-rood : wordende deeze Boom zelfs Wilg, die Blaasjes draagt ‚met ftom- pe witachtige Bladen, by PLUKENETIUS ge- heten. Deeze bereikt, op Jamaika , de hoogte van dertig Voeten. Die van Barbados noemen denzelven Roodboon, om dat de Haauwen, ryp wordende en opengaande, zig omkrullen , waar door de roode binnenzyde zig openbaart. BAUEINIA. De Kenmerken van dit Geflagt zyn ; eene veelbladige Bloem , uit langwerpige, wyd gaa- pende, genagelde Blaadjes famengefteld , waar van het bovenfte meest afftandig is, allen in de Kelk vervat, die in vyven is gedeeld en afvalt. De Vrugt een Peul of Haauw, Agt Soorten komen ‘er in voor, waar van de vier eerften tot de Heefters , de anderen tot de Boomen behooren , als volgt, (5) Bau- OE C AND: RI: A 3711 _{5) Bauhinia met Hartvormige Bladen, diede MH. AFDEeLs Dl Hoorp. _ Deezen noemt men de St, Thomas - Boom STUK. onder welken naam een Takje daar van door _ Ve Bauhinie P, HERMANNUS aan SY&N uit Ceylon over- variegata. gezonden werdt. Hy gaf voor reden van dienen zet benaaming , dat in de Bloemen zig bloedige Streepen, welken het Bygeloof wilde uit het ge- plengde Bloed van den Apoftel ‘Thomas voort- gekomen te zyn, vertoonden. Deezen, nu » ftelt men vast, op Malabar en Ceylon gepredikt en aldaar ook den Marteldood ondergaan te heb= ben. ZANoNtr geeft ‘er een Afbeelding van , hem noemende Asfitra of Boom van St. Tho- mas, in het Arabifch Kethesnar genaamd. Hy oordeelt dat het de St, Thomas - Boom van AcosTa niet kan zyn. De eerfte Chovanna Mandaru van den Malabaarfen Kruidhof voert deezen naam. Het is een Boom van ruim twin- dg Voeten hoog ‚ met den Stam ongevaar cen Voet dik, hebbende een uitgebreide Kroon van digt Loof. De Bladen zyn rondachtig , aan *% end gefpleeten „ weshalve ’er de Portugeezen den naam van Geiten - Poot aan gegeven hebben. De _ Kwabben flomp en famengevoezd hebben. As (5) Bauhinia Foliis Gordatis, Lobis adunatis obtufis, Syst, Nat. Xil, Gen. so6. p« 238, Arbor S, Thome five Asfitra, ZANON, Hiff. 26. T. 15. Chovanna - manderu, Mort, alah, Ie p. 57, Te 32, RA] Hij? 1752. BURM, Flor, lass Ps 94e Aaa IL. DEEL. A srux, Tk AFDEEL. X. Hoorp STUK. gee ne VT: Baubinia purpurea. Paarích- bloemige. ‚872 TIENMANNIGE BooMEN. De Kleur is dof groen , van onderen blaauw- achtig , en aan den Rand met een bleek groen Koordje gezoomd. Uit het Steeltje komen vyf Ribben voort, die ter wederzyde van de middelfte zig door het Blad uitfpreiden. De Bloe- men ftaan op lange Steelen , die uit ‘den wortel der Bladen fpruïten: zy hebben een fterken Roo- zen-geur ; en beftaan ieder uit vyf rondachtige Blaadjes, meest naar de ééne zyde geplaatst, waar van het eene grooter ‚ breeder en ronder dan de overigen , die byna Roozerood met Strees pen zyn, overend ftaat, hebbende eene paarfch en geel bonte Kleur, ’t Getal der Meeldraadjes wordt gezegd vyf of zes, doch het zoude, vol gens deeze Klasfe , tien moeten zyn. De Kelk ; die eenbladig is , omgordt de Bloem aan de zy- de’ van het opftaande” Blaadje. Daar volgen Scheeden op , die’ ongevaar zeven of agt Dui- men lang en zeer plat zyn, bevattende platte” langwerpig ronde Boonen, die donker rood zyn ; elk in zyn eigen Hokje zittende , met een klein Naveltje aan de Rug der Peulen gehecht. Het gcheele Jaar bloeit deeze Boom , en meest in de Regentyd. Zyn Bloemen „ met Suiker ge- kookt, ftrekken tot een zagt Laxeermiddel. (6) Bauhinia met byna Hartvormige, in twee én (6) Baubinia Foliis fubeordatis , bipartitis, rotundatis , fube tus tomentofis. Syst. Nat, XII. Chovanna= mandaru (ecunda, Hort. Mal. %. p‚ 59. Te 33. Mandau fecunda fpecjes, PLus, «dim, 240, BURM, Flor, Ind. p. EN MIE Cr AND, Rb Es Ae 373 ‘én gedeelde , rondachtige , van onderen II Wollige Bladen. | ÁFDEELs ® Hoorpe Deeze tweede Soort ‘van Mandaru is « OOK ror. “een taamelyk hooge Boom , die insgelyks aan se. Thomas de Kust van Malabar op Zandige plaatfen groeit, Prom. Hy verfchilt van den voorigen, doordien hy de Bladen grooter en dieper ineen heeft. De Bloemen hebben fmaller Blaadjes , en zyn zeer hoog purperrood , uit een groenagtig geele Kelk, ‘die van onderen gevenfterd ís , voortkomende. De Meeldraadjes zyn dikker en de Zaadpeulen zeer groot , wel anderhalf of twee Span lang. Hier kunnen derhalve die groote, platte, ronde Boonen , welken men het Hart van St. Thomas noemt , gevoeglyk in vervat zyn, mids dat de breedte evenredigheid hebbe tot de grootte. ‘Men maakt van de Wortelen , Bast , Bloem “en Vrugten, zo uit als inwendig gebruik. Indien “het de zelfde is, die op het Eiland Antégo, in de Westindiën , groeit, zo noemen de Engel- fchen hem Hoopwood ‚ om dat men de Takken daar van, gefpleeten , tot Hoepels om het Vaate “werk bezigt, (7) Bauhinia met Wollige. Bladen , die Hart- vir vormig zn, de Kwabben halfrondachtig. mees D Ruigblan dige, (7) Baubinina Foliis cordatis „ Lobis (emi « orbiculatis to- «anêntofis, Syst. Nat. X1l, Bauhinia Foliis cordato « fubrotundis, ‚ Faciniis rotundatis, Horte Clif. 157, Horte Ups. 99e Flo Zeyla | Áaa 447 II, DEEL II, STUK» 474 TIENMANNIGE BooMEN.- _M, . De Hoogleefaar J. BuRMANNus heeft AFDEEL. ; , f i “in zyn Ed. Thefaurus Zeylanicus, eene Afbeel- Hoorp- ding van deeze Soort, die onder den naam van Rij a Chanfchena - pou int de Malabaarfe Kruidhof , als Bom, de vierde Soort van Mandaru , befchteeven wotdt, zynde een Boom van by de twee Mans langten hoog, met den Stam byna een half Voet dik , en eene zeer uitgebreide Kroon. De Bladen zyn veel kleiner dan in de voorgaanden , zeer zagt en Wollig, fterk van Reuk, en fluiten zig by nagt met de twee Kwabben tegen elkander aan te trekken. De Bloemen zyn bleekgeel , hebbende één der Bloemblaadjes , dat overend {taat , een paarfche Vlak aan de Nagel, Dit vind ik niet by den Heer BurRMANNUS op- gemerkt ‚ die alleen zegt, dat de Bloem geel- achtig en geftreept is, met tien Meeldraadjes voorzien, en den Styl byna de helft langer heb. bende: zyndedeeze Bloemen zeer groot en over de ééne zyde hellende , gelyk in de Soorten van Senna, waar toe dit Gewas in het Kruidboek van HERMANNUS betrokken was. De Peu- len, van taamelykelangte , bevatten zeer kleine Boontjes. Deeze Soort komt voor ia de Euro- pifche Kruidhoven, (8) Bau- 147, ROYEN Lugdbhat. 464. Bauhinia Foliis fubrotundis, Flore flavescente ftriato, BURMe Zeyf, 44. Te 18, BURM, Fl, Ind. p. 94. Canfchena= pou, Hort, Mal, 1, Pp. Ó3. Te 35e DEC A:N DRI A 375 (8) Bauhinia met ovaale Bladen, de Kwabben IL ÄFDEEL, gefpitst en half ovaal. X. Hoorn. __Deeze Soort verfchilt van de anderen meestsrux. door de figuur der Bladen. Zy wordt elders vir genoemd Bauhinia , die ongedoornd is, Meteren aen. Hartvormige ten halve gedeelde Bladen , de Slip- na pen {pits „ Ovaal regtopftaande en gapende. BROWNE zegt, dat zy losfe Aairen aan ’t end der Takken heeft, Sr OA NE maakt van derge- lyken Boom gewag, die naar de Basterd - Senna of Aspalathum gelykt , met zodanig verdeelde Bladen , dat zy zig als twee op één Steeltje ver- toonen. De Velutta Mandaru, van den Mala- baarfen Kruidhof , behoort hier toe, Dezelve ís laager en Kleiner van Gewas dan de voorgaan- de, eens- Mans langte hoog , met den Stam een Arm dik ; de Bladen fterk geribd , en zeer diep ‘ ingefneeden , maar met fpitfe Punten; de Bloe= men zeer wit, ongevlakt en zonder Renk, zeer fyn geftreept: de Peulen of Haauwen kort doch ook plat en cen weinig krom, met Boontjes die wat minder plat zyn en geelachtig van Kleur. Voor ’ overige, wat de kragten aangaat , komt dee- (3) Baubinia Foliis ovatis, Lobis acuminatis, femi- ovatis. Syst. Nat, XII, Bauhinia inermis &c. Horte. Clifk 157. Fl. Zeyl, 143. Bauhinia Foliis. bilobis &c, BROWN, Jam, 286, Senne ípurie aut Aspalatho affinis, &c. SLOAN. Fam. 150, Hift. IL. p. ste Velutta Mandaru, Mort, Mal. le Pp. Óle Te 34e Aa 4 IL, DEEL. Il, STUK, 376 TrIENMANNIGE BooMEN. U. deeze met de anderen overeen. Mer noemtze AE volgens SLOANE, Berg - Ebbenbout, Hoorp. | STUK. HyYyMENE A Vyf Blaadjes , die omtrent egaal zyn, maa- ken de Bloemkrans uit. De Kelk is in vyven gedeeld: de Styl omgedraaid : de Vrugt een Houtige Peul , met een Meelachtige zelfftan- digheid gevuld. rien . In dit Geflagt komt maar ééne Soort (1) Bride CUD welke den naam van Courbarii by Pr u- Gom Ani-MIER voert, zynde uit Zuid-Amerika afkom meBoom. fig, Hy noemt dezelve tweebladig , met eene pyramiedaale Vrugt. LiNnNaus betrekt ’er toe de Tweebladige St, Jans Brood Boom van Antigua, met een zwarte Vrugt van den groo= ten Ricinus , in een groote Peul beflooten , by PruKENETIUsS gemeld en voorgefteld als een hooge Boom , met dubbelde. Bladen, die zodanig aan malkander gevoegd zyn , dat zy naar een Gehoefde Poot gelyken. Dezelve heeft Haauwen , welke een weeke Vezelachtige zelf- {tandigheid bevatten , daar de Zaaden in leggen, | die / (1) Hymenza. Syst. Nat. XI, Tom. Il, Gen, 507, p.28ge — Hort, Cliff. 484, Hort. Ups, 505. Mat, Med, s15, BROWN. Fam. a21. Courbarii bifolia, Fruêtu pyramidaro. PLuM. Gene 49» Ceratia diphyllos Anteguana &c, PLUK. Alm, 96 T, 82, f. 4. Arbor filiquofa ex qua Gummi Anime, C. B, Pin, 404, Itaiba, Pis. Bras, 123. Arbor Brafilienfis Siliquofa & Gummis fera, RAJ. Hist. 1760, BEE k À DRE AN DRS IJ A, el die wegens haare aangenaame Zuurheid in veele 4 IL “Spyzén gebruikt wordt. De Engelfchen noe- “5e ‘men hem de Sprinkhaanboom. Hoorp- De Vrugt van deezen Boom is door Cr u- TUE sius voorgefteld onder den naam van Haauw Gom 4nt: wit Wingandecaow, thans Virginie genaamd, in „Noord- Amerika, zynde vyf of zes Duim lang, twee of derdhalf Duim breed en één Duim dik, Dezelve beftonde uit een harden, Houti- gen bruinen Bolfter , aan de ééne zyde met twee Ribben, van binnen, in een weeke zelfftandig- heid, vyf of zes Zaadkorrels als Boeren Boonen bevattende ‚ met een witte Ímaakelyke Pit, J. BauHinNus beeldt een dergelyke af , die hem in ’t jaar 1608 vereerd was, en welke een wei- nig fcheen te verfchillen van die van Crusrus, welke Autheur van nog een kleinere gewag maakt, hem in den jaare 1598 toegezonden , als de Vrugt zynde van den Gom Animé Boom ; doch zonder melding van de plaats der Af- komst. Deeze Gom is weleer uit Ethiopie gebragt geweest volgens GARZIAs, maar tegenwootre dig wordt de Harst van den Amerikaanfchen Caurbarii daar voor genomen, Men wil dat de- zelve de Jtaibaof PFetaiba van P1rsoen Marc. GRAAF Zy , een Brafiliaanfche Boom , onder de hoogften en nuttigften van Amerika te tel- len , wegens de ongemeene vastheid en duur- zaamheid van zyn Hout, dat roodachrig is, met eene zwartachtig Kastanje -bruine Schors. De Aa 5 Fak- II, DEELe IL, STUK, U. Árp LEL: X Hoor: STUK. Gom Antie me Boom, 378 TIENMANNIGE BOOMEN, Takken fpreiden zig wyd uit, en de Looten zyn bezet met Bladen , die wel zeer naar Lau- _ rierbladen gelyken ‚ maar twee aan twee zyn famengevoegd , gelyk een Geiten. Poot. Zy hebben eene bleek bly-groene Kleur; en , op de manier der Bladen van ’t St, Jans Kruid, een ontelbaare menigte van doorfchynende Stip- pen. De toppen der Takjés zyn met paarfch- achtige Vlinderbloemen Pieramiedswyze bezet, wier Stamper een Haauw wordt van een half Voet lang en verder als hier voor befchreeven. Deeze Boom wordt gezegd op alle Amerí- kaanfche Eilanden vry gemeen te zyn. Ro- CHEFORT maakt ’er; in zyne Natuurlyke Hí- ftorie der Antilles, gewag van onder den naam van Courbary, doch oordeelt de zelfftandigheid der Vrugten wat bezwaarende voor de Maag te zyn: maar de Wilden, zegt hy, maaken ’er een Drank van , die wel bereid zynde niet on- aangenaam is, Hy noemt het een Pappig Vleefch, geel als Saffraan, waar in twee of drie Zaaden zitten, Anderen verzekeren, dat de rype Vrug- ten gretig van de Slaaven worden opgezogt , wanneer dezelven van de Boomen afgevallen zyn, om zig te vergasten op het zoete Meel , dat zy bevatten. In onze Volkplantingen, aan de Kust van. Guajana , worden deeze Boomen Cannarie- Boom geheten. Ly geeven een doorfchynende , nu witte dan geclachtige Harst uit , welke smet eenen Portu- geefchen naam Anime genoemd wordt, zynde, in ME CRN DD KTA 379 in hardheid en Kleur, van Baárnfteen weinigver- IL {chillende. Deeze geeft, op het Vuur gelegd, ie een zeet aangenaame Reuk , doch verteert GE erse Iyk. Uit twee Pond kreeg men , door de Scheid-sTUK. kunde , wel zesentwintig Oncen van eene zo@ ar: heldere en geelachtige , als dikke bruine Olic. De Brafiliagnen maaken ’er gebruik van tegen _Hoofdpyn : want de Reuk verfterkt. de Herfc- nen. Ook kan men ’er, in Olie of Geest ge. {molten, veel dienst van hebben, door beftry- king der Ledemaaten, tegen allerley Ongemak- ken, waar een maatige verwarming en doorftraa- ling wordt vereifcht. Sommige Indiaanen maa- ken ’er Armringen, Kraalen en Baggen van, die fraay glanzig en aangenaam van Reuk zyn. Verfcheide dergelyke Haauwen, als die van CrLusius en BAUHINUS afgebeeld en be- {chreeven zyn „ onder de uitheemfche Vrugten en Zaaden van myne Verzameling bezittende , heb ik twee derzelven geopend, en bevind in de eene juist zodanig eene Vezelachtige , thans gc- heel uitgedroogde , zelfftandigheid , als zy be- fchryven. In de eene zaten hier ín twee Pite ten, Kastanje-bruin van Kleur , de eene van grootte en geftalte als een Turkfe Boon , doch wat dikker , de andere een Duim lang , drie Kwartier breed en een half Duim dik. De an- dere Haauw „ die de langte van vier Duimen, de breedte van twee en de dikte van één Duim heeft , open geflagen , vertoont een dergelyke zelfftandigheid met kleiner Pitten , doch, dat aan- II, DEEL: II, STUK: 880 TIENMANNIGE BOOMEN, ik aanmerkelyk is, onder het opfplyten van den AEREEL Houtigen Dop, die aan de Rug wel een Kwar= Hoorp- tier Duims dik is, met een Beitel, vertoonen STUK. zie in de fplyting , overal, in de buitenfte Gom, Ani Schors of Opperhuid van deeze Haauw, zeer duidelyk kleine Korreltjes, die, door het Mi- kroskoop gezien , volmaakt de gedaante van brokjes of klontjes Gom Animé hebben. Dit niet alleen , maar in twee anderen zit reeds de Harstachtige Gom „ by Plekjes, als uitgebor- ften, buiten aan de Schaal, Waar uit ik dan befluit , dat die Haauwen weezentlyk van ge= dagten Boom zyn, PAR KIENS OG Nue Vyf Bloemblaadjes, die ovaal zyn, in eene vyfpuntige Kelk zittende , het onderfte van eeme Nierachtige figuur , maaken de Bloem in dit Geflagt , zo wel als in de voorigen, onre- gelmaatig. Zy heeft geen Styl op het Vrugt- beginzel, dat eene gekettingde Peul wordt, De Naams - afleiding is duidelyker dan die van ’t voorgaande Geflagt. De gedagtenis van den vermaarden PARKINSON , die nu byna twee Eeuwen geleeden Apotheker te Londen was, en over de kragten en ’t gebruik der Plan. ten, zo in de Geneeskunde als in de Huishou- ding en tot Liefhebbery voor de Reuk en *% Gezigt, uitvoerig gefchreeven heeft, is hier, door Pater PLUMIER, vereeuwigd, De / ROE AND KEA Gt De ecnigfte Soort (1) ‚ ook in Zuid- Ameri- „Je ka en de Westindiën thuis, is door den Heer x, JAcQUIN op de Karibifche Eilanden zo wel Hoorpe als aan de nabuurige Vaste Küst waargeno- Be, men „ zynde naar ’t Leven ten opzigt van de Parkinfss Bloemen en Vrugten afgebeeld. Zyn ERE befchryft dit Gewas, dat men ook in de open- noor. baare Kruidhoven van Europa heeft, als volgt. Boon, Het is een ‘regtílammige Takkige , zeer fraai.Pl. vit. je Boom, van twaalf Voeten hoog, die den ©” Bast, aan Stam en Fakken , lang groen behoudt , wordende dezelve eindelyk , in de oude Boo. THEN, bruinachtig en. geftreept. Het Hout is wit. Aan de ‘Takken zyn hier en daar fcher- pe Doornen. Vier of vyf Bladen komen’ by elkander voort , van eene zeer zonderlinge fl. guur , gelyk de Afbeelding Pl. VIII. Fig. 2. aanwyst. Zy gelyken wel , wat de langheid en fmallieid aangaat, naar die van de Europiíche Brem , weshalve de Franfchen , in de „Westin- diën , ook dit Gewas Genet epineux , dat is Gedoornde Brem , tytelen : naar zy zyn, over de geheele langte , van byna een Voet, met een menigte van ongemeen kleine ovaale Blaad- jes wederzyds bezet, zo dat menze als Gevind kan (1) Parkinfonia. Syst, Nat, Xl. Tom, II. Gen. 508, p. 288, Hors. Cliff. 157. T, 13, Hort. Ups 99, ROYEN Zugde bat 465, BROWN. Fam. za2. Jac. Amer. Tat, Te 80, Pare kinfonia aculeata, Foliis minutis, &c, PLUM, Gen, 25. Par. kinfonia aculeata Foliis Mimofis &c, WALT, Mort, 6. Te 13» Île DEEL, IL. STUK» 382 _TIENMANNIGE BOoMEN,. , kan aanmerken. De enden der Takjes geeven er Aairen uit, van tien Bloemen of daar omtrent , Hoorp- Welke geel zyn, groot en aangenaam van Reuk ; STUK, _beftaande uit vyf Blaadjes , wat ongelyk van Erk grootte „ en waar van het bovenfte, om laag » Boon, _roode Vlakjes heeft. ’t Getal der Meeldraad- jes is tien , met een enkelen Draadachtigen Style De Vrugten zyn langwerpige , malle ronde Haauwen , als uit Zaadhuisjes , die ieder een Eyvormig Zaad bevatten, famengefteld , en daar tusfchen zeer naauw en plat famengetrokken. Uit deeze , onder de Zaaden van de Poinctana gezaaid ‚ komen op Martenique ongemeen fchoo- ne Heiningen voort. Zy bloeit ’er verfcheide maalen in een Jaar, en draagt dan rype Vrug- ten. ik A CE SALPIN TT Ax De naam is ter vereering van den grooten C&sALPINUS» door zyne Hiftorie der Plan- ten en andere Werken vermaard , die in de Zestiende Eeuw te Rome leefde, aan dit Ge- flagt gegeven. De Kenmerken zyn eene vyfbladige Bloem, die het onderfte Blaadje fraaist heeft 3 een Kelk , die in vyven verdeeld is , met de on- derfte Slip grooter dan de anderen en de Vrugt een Peul, | aid Vier Soorten komen ‘er in voor, als volgt. ) €, Ce: ERNENC KN DROP 983 (1) Cefalpinia met den Stam en Bladen on-_ U. Árperrs gedoornd. î Hoorp- Linraus wil onder deeze Soort begree-STUKe pen hebben de Boomen, zo wel die het Roo- … I Cefalpins de als die het Geele Brafilie- Hout uitleveren. grafZiene Zyn Ed. betrekt ’er , naamelyk , in de eerfte/* Brafilie- plaats toe de Boomachtige ongedoornde Cefalpi- out nia van BROWNE, met kleiner Bladen en Karmozyn- rood Heut: in de tweede plaats de Ceefalpinia “met dubbeld gevinde Bladen , de Blaadjes uitgerand en tienmannige Bloemen, van MiLLER: in de derde plaats het Geele Basterd- Sandelhout van SLOANE, dat echter naby fchynt te komen aan het Letterhout , ko- mende van een Gujaanfchen Boom , Piratimi- nere genaamd. Het voert op Jamaika den naam van Braztletto, en de Boom is ’er op de Velden en Heuvels gemeen, Dic Gewas fchynt , inderdaad, veel overeen- komst te hebben met den regten Brafilie- Hout Boom van MARCGRAAF, by de Brafiliaanen Ibiri- pitanga genaamd of Rood Hout. Dezel ve is hoog en fomtyds zo dik , dat hem drie Man naauwlyks omvaamen kunnen , maar hy | heeft (1) Ca/falpinia Caule Foliisque inermibus, Spec, Plant. Ed, H. p. 544. C. Foliolis obovatis integerrimis. Mat, Med, oos. C‚ Arborea inermis &c, BROWN, Fam. 227, C. Faliolis due plicato - pinnatis &c, Mir, Diëf, Pfendo. Santalum croceum, SLOAN. Jam. 213e Hifl, II, p‚ 184, CATESB. Carol, IIe Te St, II, DEELII, STUK) Boom, 384 _TIENMANNIGE BooMÉn. _ We heeft een bruinen Bast met korte Doornen Anne gewapend: anderszins heeft hy ook de Bladen, Hoorp naar Palmblaadjes gelykende , dubbeld gevind; STUK, de Bloemen groeijen Aairswyze aan kleine Tak- Brafilie jes : zy zitten op kleine Steeltjes en beftaan ut . Boom, _ uit vyf Blaadjes , waar van het eene omgekromd is en rood , de overigen geel 5 ruikende naar Lelietjes van den Dale, Daar volgen langwer- pige platte Peulen op, die eenige kleine glim- mende Boontjes bevatten. Hy groeit in ’% midden des Lands, en het Hart alleen levert dat bekende Verfhout uit, ’t welk van de Stad Fernambuck , daar men ’t affcheept ‚ zynen naam heeft , zynde tot het Verwen van Stoffen veel in gebruik. IL, … (@) Cefalpinia met een gedoornden Stam, de Ed Vinblaadjes ovaal en vyfmannige Bloz- he MEN. Ce De Doornachtigheid zou deezen, op ’t uiter- lyke aanzien, van den voorgaanden onderfchei- den 5 doch het fchynt dat die Kenmerken in malkander loopen , alzo de gezegde van S r-o A- NE tot deeze Soort van PruMrer betrokken wordt. Ondertusfchen zou de Vyfmannigheid der Bloemen een zekerer Kenmerk kunnen uitles veren. De Vrugt aangaande, die is een platte; se- (2) Cafulpinia Caule aculeato , Foliolis ovatis , Floribus pentandris. Syst. Nat, XIL, MiLL: Dil, Caflàlpinia poly phylla aculeis horrida, PLUM, Gen. 20e Jcone 68, WDUEOE A:NicDiRgEIA 985 gefpitfte gladde Peul, waar in langwerpige Boon- U, tjes begreepen zyn, Arpeer; Hoorp 3) Ceefalpinia met een gedoornden Stam, destux, Blaadjes rondachtig Hartvormig. De Boomachtige gedoornde Basterd Senneboom, met Takkig gewiekte of dubbeld gevinde Bla- UL. efalpinsd Veficaria, den van SLOANE, die door Linn aus hier, Stek-ruês aangehaald is, wordt van Ray de Zndiaanfche Savelboom genoemd, wegens den Reuk, welke naar dien der Sabina gelykt. ’t Is een Boom van vyftien Voeten hoog , met den Stam een half Voet dik , wat krom en zeer Takkig: de Vinbladen aan Bladíteelen , die wederom ande. re Bladfteelen op zyde uitgeeven , zyn hoog groen, glad en rond, doch met’ een infi nyding aan ’t end , byna als die der Bauhinia’s, ’t welk dezelven wat Hartvormig maakt. De Bloemen, uit zes Blaadjes beftaande , en Aairswyze aan x end der Takken voortkomende, zyn geel: de Vrugten maaken korte gevoorde Haauwen uit, die zwart zyn, een Duim lang. Hy groeit op Jamaika. (4) Cee (3) Cefalpinia Canle aculeato , Foliolis obcordatis fubros tundis. Syst. Nat. Xil. Cafalpinia {pinofa Foliis minoribus ebcordatis bipinnatis, BROWN. Jant, 227, Senna fpuria arbos rea fpinofa &c. SLOAN. Fam. 149. Hif?, Ie Pe 59 Te 1855 Ff. 2, 3e RA]: Dendr. zin, Bb WW. DEEL, Ile STUKa kende, 386 TiIENMANNIGE BOOMEN, u. (4) Cefalpinia met een gedoornden Stam, dé En in Blaadjes langwerpig ongelykzydig, uitge- Hoorp- rand. STUK. Cefelpinia Dit is de Boom, die het bekende Verwhout s - Sappen. _Sapan genaamd, uitlevert. De Heer J. Bur- Sapaûkout. | MANNus heeft hem getyteld , Groote Ceylonft he Verw- Acacia, Panfapan genaamd. HERMAN- Nus gaf ’er den byzonderen naam van Erys throxylon , of Indiaanfch Roodhout aan , dat zeer fterk gedoornd is, met Bladen van Colu= téa, geele Bloemen en zeer gfoote Haauwen. Dit laatfte fchynt echter niet zeer toepasfelyk op den Sapanhout-Boom van RuMPHIUS ss wiens Peulen naauwlyks een Vinger lang en anderhalf Duim breed zyn, doch gezwollen , aan ’t end met eene kromme Haakige punt. Het wordt fomtyds een Boom, van redelyke hoogte, maar-het groeit veelal met dikke Struis ken , leggende de Hoofdftam en voornaame Wortels gemeenlyk op de Aarde, De jonge Takken zyn zodanig met dikke Doornen bezet ; dat zy naar die van de Roozeboomen gelyken ; doch (4) Ca/üipinia Caule aculeato , Foliolis oblongis, ingqui, lateribus „ emarginatis. Fl, Zeyl, 158, Mat, Med, 203. Ligno Brafiliano fimile, C‚ B, Pin, 393e Lignum- Sappane RUMPÉe Amb. IV. p. 56. T.21, MRasr, Jt. 90s Tífiam =pangam, Hort. Mal. VL, p. 3. T, 2, Acacia major tinétoria Zeylanica , Pan= Japan dilta, BURM. Zeyl. 3e Erythroxylon five Lignum ru- brum Indicum fpinofisimum, BEAM, Par, 332. Cefalpinia Sappan, BURMe Flore Ind, 99, DE C A NDR E A. 387 dechaan de dikke Takken zyn daar veelal de IL Punten afgefleeten , zo dat men die beter be-A*PEEL handelen. kan, Aan de ‘Bladfteelen ftaan Blaad- Hoorp- jes, van naauwlyks | een Vingerbreed lang „ zeer STUK. digt gevind ‚en dan wederom Vinswyze aan een Sapanhoas: gemeenen Bladfteel geplaatst. ‘Tegen den avond fluiten zy zig „ Vedérswyze , naar boven toe, op de manier van de Bladen der Tamarinden, en men kanze dan met geen geweld openheuden. De Bloemen groeijen Aairswyze of aan Tros- fen, en beftaan uit Blaadjes van ongelyke groot- te, die aartige Bloemen uitmaaken, niet onaan- genaâm van Reuk. De Haauwen, vân grootte âls gezegd is , bevattende twee of dtie platte Boonen. De afkomst van deezen Boom is uit het Ryk van Siam, doch men heeft hem op de Eilanden van geheel Water «Indie uit Zaaden aangefokt, zo dat hy thans menigvuldig in de Bergtuinen der Indiaanen groeit. Het Hout heeft alleen een rood Hart , dat niet veel plaats in de Stam beflaat , gelyk het Brafilie - Hout ; des ’er veel weg gekapt wordt , om het eigentlyke Verw. hout dat fchoon rood is, te bekomen. Ten opzigt van deszelfs waarde wordt naar de {aroey- plaats een aanmerkelyk verfchil gemaakt. Dat van de Philippvnfche Eilanden of de Manilhes js het beste ; waar aan, het Bimaas Sapanhout volgt ; ‚dat op het sch cele Eiland Cumbawa groeit, en waar van de Stukken zelden dikket Bb 2 da U. DEELó IL, STUi, U, AFDEEL. Xx Hoor n- STUK. 989 TrENMANNIGE BOOME #. dan een Arm of Been , of langer dan een ge= meene Handfpaak vallen. De befchryving vau den Malabaarfen Boom 3 Tfiam- Pangam genaamd, komt taamelyk met deeze overeen „en Ra v oordeelt, dat de Boom van het zogenaamde Kampéche- Hout , ’t welk de Ingezetenen van Jamaika zo menigvuldig in de Baay van dien naam gaan kappen, om het Hout onder den naam van Logswood tot de Verwery van Stoffen in Engeland en elders te flyten , niet met deezen overeenkomftig zy: ’t welk echter LiNNaus, in zyne Materia Medica , fchynt vast te ftellen ; voegende op dien grond daar by , dat deeze Boom ; die het Sapan- of Sapon-Hout uitlevert, op Ceylon, Malabar en Jamaika , huisveste (*): thans zegt zyn Ed, beter , en onbepaald, in de Indiën, GUI LAN DIENA Dit Geflagt heeft zynen naam van eenen GUILANDINUS , Hoogleeraar te Padua, die in ’t jaar 1590 overleedt , en van wien ver- (+*) De plaats van RAr is duifters; doch als men aanmerkt , dat die Autheur eerst, p. 1737 van zyn II. DEEL , gevraagd had, of dit Hout ook het Zogwood der Engelfchen, het Rasp= hout dert Hollanderen was ‚zo blykt dat zyn volgende zeg- gen, P. III, p‚ rog , niet anders verftaan moet worden ; dan zodanig, dat dit Sapanhout geenszins dat gene is, *t welk de Engelfchen Log wood noemen , of Kampêche- Hout, dewyl zy het kappen in de Baay van Kampêche ; welk laatfte doog SLOANE , Cat, Plant, Pare pe 213, voorgefteld wordt, ND Ee ACN Duker 980 verfcheide Werken over de Kruidkunde aan ’*% HE _ licht gegeven zvn, BEDEL De Bloemblaadjes zyn byna even atboe ‚ inge- Hoorp= plant in de Hals van een eenbladige ‘[rompet- STUK. achtige Kelk, De Vrugt is een Haauw. Het bevat vyf Soorten , waar van de drie eerften tot de Heefters, de twee laatften tot de Boomen behooren , als volgt. (4) Guilandina, die cngedoornd is, met eeni- … W. wilandss germaate dubbeld gevinde Bladen, de on-na D derfte Blaadjes drievoudig. eh boom, Een Boom, die in de Indiën den naam van Morunga, van ’t Portugeefche woord Moringa afkomftig , voert, en onder denzelven door den Hoogleeraar J. BUR MANNuUs is voorgefteld , maakt deeze Soort uit. In de Malabaarfe Kruid- hof heet hy. Mouringou , en wordt gezegd al. daar vyf Mans langten hoog te vallen, en zo dik, dat hem een Menfch pas kan omvademen, De Schors is zwartachtig , van binnen wit , in Reuk en Smaak naar Tuinkers of Mierikswortel gelykende. De Bladen komen met die van den Mastikboom byna overeen : de Bloemen zyn Lien= (4) Guilandina inermis , Foliis fubbipinnat!s , Foliolis in ferioribus ternatis. Flor. Zeyl. rss, Mat, Med, ocz, Lignum peregrinuin Aquam coeruleam reddens. C, B, Pin. 416, Moe tingha Zeylanica &cc, Burm. Zeyl. 162 T. 75. Murungu. Hort. Mal, VI, p. 19, Morunga, RUMPH, Amb, I. p‚ 184, T. Zas 75e | | Bb.3 IL Dern. IL. STum, IL. Arre. Mibor- STUK. ze re boor 390 TIENMANNIGE BooMEN. tienbladig en hebben tien Meeldraadjes , zeer, aangenaam en Honigachtig ruikende: de Vrugten zyn veelkantige Haauwen , van anderhalf Elle lang, bevattende Zaaden , die wegens de lekker- heid gegeten worden. Aco sTA merkt aan, dat de Takken zeer broofch zyn , de Vrugt een Voet lang ‚ ter dikte van een Radys en agtkantig (*). Gedagte Heer BurMmANNus geeft de Af- beelding van een Takje der Ceylonfche Morin- ga, waarin zyn Ed. ook tien Meeldraadjes aan- getroffen heeft , en het Gewas fchynt, buiten- dien , veel te verfchillen van de Moringa of Kellorboom van RumrPuHrtus, die zegt dat de Bloem daar van maar vyf Meeldraadjes heeft. Deeze Autheur noemt het een Boom, die niet dik maar regt van Stam is, «en van een byzon- dere ‘Takmaaking, groeijende de Takjes en Blad- fteelen in de winkelhaak en gepaard of tegen el- kander over, ’t welk ’er ten minfte dubbeld ge= vinde Bladen aan geeft, De Blaadjes zyn zeer klein en teder, byna als die van de Tamarinden. De Boom is door zyne regt opgaande Takken gemakkelyk van andere Boomen te onderfcheie den. De Bloemen hebben één Blaadje wat lan- ger dan de anderen, en als een Tongetje neer= hangende. Die van het Mannetje deezer Boo- men vallen ef , zonder Vrugt te geeven; maar die (*) Dewyl deeze Vrugt zo weel van die der andere Soor- ten verfchilt, twytelt L1NNmus of hier van geen byzonder Geflagt behoorde gemaakt te worden, Mant, altera, ! DEC ANDRI A. 591 die van het Wyfje worden gevolgd door kanti- ge Peulen, van één of anderhalven Voet lang, £ in zekere weeke zelfftandigheid kil Zaadkorrels bevattende , byna van grootte alsSTUÉ- __Lupinen. Door geheel Indie, zegt Rumrrrius, zyn deeze Boomen gemeen, laatende zig, even als onze Wilgen , van Stek voortteelen. De In- ‘landers noemenze Kellor, ‘t welk daar van af- _ komftig kan zyn , dat zy de Bladen tot Moes _kooken , of ftooven als Spinagie, met Melk en Olie: maar van de Vrugten weeten zy nog veel fmaakelyker Geregten te bereiden. ’t Is zeker , dat deeze Boom een vluggen, fcherpen Geest bevat, die allerminst in de Vrugten, en allermeest in de Wortelen heerfcht, wier Af kookzel , door uitwendige, Stooving of Baading, tegen Jichtpynen en inwendig tot afdryving der Stonden , wegneeming van koude Slymige Verftoppingen „ en wat dies meer is, gebruikt kan worden. De Portugeezen hebben ’er zelfs een Tegengiftige eigenfchap aan toegefchree- ven. | LiNnNmaus geeft deeze Soort als den Boom boon, é js Graveel.= van het Graveelhout op ; waar van ik dit echter HOE nergens anders gemeld vind, Wel is waar, indien de Uitheemfche Boom , die ’t Water blaauw maakt, van C, BaumiNus, hier toe behoort , dan zou het deeze fchynen te zyn; doch die daar aangehaald. worden zyn Westin- difche, gelyk die Boom in Mexiko groeijende , B Kk 4 waaf t 1 Derr. II. STUK, 592 _ TIENMANNICE Boomen. pe IL. waar van HERNANDEZ onder den naam van DEEL. X. Hoorp- STUK. Keller. boom, Coatli gewag maakt , dat een Waterflang, bete- kent , zeggende , anderen heetenze Tlapalezpatlî, dat is hoogrood Geneesmiddel van het Bloed, fourNerFoRrT befchryft hem dus. 5 Hy >, gelykt in Hout en grootte naar een Peere- „‚ boom; de Bladen, overhoeks aan de Takken 9 groeijende , hebben de gedaante van die der > Ciceren , maar zyn dikker , een half Duim s lang, vier Lynen breed, niet gekarteld, van > boven donker groen, en met zagt Dons be- » fprengd „ van onderen een Zilverglanzi- ‚, ge Wolligheid hebbende , met een dikkere > Rib in ’t midden” De Bloemen zaten op den top der Takjes, welken , als uitgedroogd zynde, hy niet befchryven kon. HERNAN- DEz noemtze verflaauwend geel , klein, lang- achtig en Aairswyze famengehoopt. De Kel- ken in vyven verdeeld , naar een Korfje gely- kende, zyn met een rosfe Wolligheid overtoos gen. Hy groeit in Nieuw Spanje. | Het Hout , dat men Graveelhout noemt , is tegen de Ongemakken der Waterwegen aange- preezen. Het dryft, naamelyk, de Pis zagtelyk af; beneemt dezelve haare fcherpheid tevens en ontbindt de Slymige Verftoppingen. Klein ge- kapt of gefneeden laat men het in laauw Water eenige Uuren aftrekken, en dan het Aftrekzel, tot een Bierglaasje vol , met een nugtere Maag gebruiken. Dit Aftrekzel , blaauw of geel naar dat men het tegen ’t Licht befchouwt , is we- | gens / PE CAN DRE KR 9O8 gens zyne fchoone verandering van Kleuren Hs FE ï vermaard, Ea Hoorp- (5) Guilandina , die ongedoorna is, met dub-sTUKe beld gevinde Bladen, die van agteren en _ Vv. P Guilandin& aan °t end enkeld gevind zyn, ms | 1 Kanadae Veelbladig ongedoornd Bonduc van Kanada ak Mannetje en Wyfje, wordt deeze van Du HA- MEL, in deszelfs Werk over de Boomen, ge- noemd. LinNmus geeft ’er derhalve den bynaam van Dioica , dat is Twechuizig, aan, welke immer zo wel zou pasfen op de voorgaans de Soort, | GUAJACUM. De Kenmerken zyn, een vyfbladige Bloem , wier Blaadjes ingeplant zyn in eene Kelk, die ongelyk in vyven verdeeld ís, De Vrugt ecn hoekig Zaadhuisje met drie of vyf Hollighee „den. Drie Soorten komen in dit Geflagt voor, als volgt. (1) Guae (s) Guilandina inermis , Foliis bipinnatis , bai apiceque fimpliciter pinuatis, Gen, Plant, 2, p. 518, Bonduc Canaden- fe polyphyilum non fpinofum , mas & feemina, DU HAMELe Arbr, Ie pe 108, Te 42e | Eb s IE DEEL IL, ISTUKe 394 TIENMANNIGE BOOMEN. en (1) Guajacum met flompe paar vinnige Bla- ArperL. den. Dit is de Boom van ’t gewoone Pokhout, ín 1 Westindie Gwuayacan genaamd , waar van het eg den Latynfchen naam Guajacum bekomen heeft , Pokhout- en in ’t Nederduicfch den naam van Pokhout » cad __om dat het , door de Geneezing van de Venus. Ziekte in Amerika , eerst bekend geworden is in ons Wereldsdeel, Pater PruMier, de Kruidkunde in Ameri- ka oefenende , heeft het Guajacum aldus be- paald. , Het is een Geflagt van Planten met 9, een Roosachtige Bloem, die uit veele Blaad- 9, jes in ’t ronde geplaatst beftaat, en uit wier > Kelk een Stamper zig verheft ‚die vervolgens > overgaat tot een rondachtige Vleezige Vrugt, 9, met één of meer Eyvormige Beenachtige > Korrels, die ingewikkeld zyn in een zeer te- , der Vleefch.” Hy telt ’er twee Soorten van op, wier eerfte hy noemt Guajacum met een blaauwe Bloem en eene rondachtige Vrugt. Dee. ze komt overeen met den naar een Pruimboom of Evonymus ge'ykende van SLOANE , die al- dus befchreeven wordt, Naar (1) Guajacum Foliolis bijugis obtufis, Syst. Nat. XIIe Guajacum Foliis pinnatis, Foliolis quaternis obtufis. Hort. Cliff, 187, Mat. Med, 207. Guajacum &cc. BROWN. Fam. 2250 Gen. 39. PLUK: Alm 180, T. 35, f. 3, 4. Guajacum mag- nà matrice. C. B. Pin, Pruno vel Evonymo affinis &c, SLOAN, Jam, 186, Guajacum. SEB, Kab. 1, p. 86. Te 53, DEC AN DRE A 395 _Naar de vrugtbaarheid van den Grond, wordt 1, deeze fomtyds een zeer groote Boom ; doch irDEeL) blyft fomtyds ook maar middelmaatig. De Stam Hoorp. is doorgaans rond „, maar op St. Domingo in deSTUx. doorfnyding Peetichtis, De jonge Boomen heb- „othoat- ben een rimpelige , de ouden een gladde Bast , befluitende een vast en zwaar , Olieachtig , rui- kend Hout, dat in ’c Hart groenachtig is, naar den omtrek geel , met weinig Spint. Hierom noemt BAUHINUS deeze Soort, Pokhout met een groote Moer. De Takken zyn dikwils Knoo- pig, geevende aan de Knoopen twee Ribben te- genover elkander uit, die ieder twee Paar Bla- den draagen. Sommigen noemen daarom deeze Soort Vierbladig. Ieder Blad is rondachtig , an- derhalf Duim lang , een Duim breed , onge- fteeld, glad en digt als Parkement, bleekgroen, van onderen met vyf Ribbetjes, die een weinig uitpuilen, bitterachtig van Smaak. De Bloemen groeijen Troswyze op ’t end der Takjes: zy gelyken naar die der Citroenen , als uit vyf ge- Iyke Blaadjes beftaande. Zy zyn blaauw van Kleur en hebben den Stamper met omtrent twintig Meeldraadjes omringd. De Vrugt , weinig grooter dan de Nagel van een Vinger , is Hartvormig ‚ Vleezig , boogrood van Kleur, een weinig Lepelswyze hol, Vleezig, met een harden Olyfachtigen Steen, Men vindt deezen Boom op byna alle Antillifche Eilanden, Decze befehryving is taamelyk overeenkomftig met de Afbeelding, welke Cr vs rus ‚ in zyne Aan- 1, DEEL Il, Srum, 806 TiIENMANNIGE BOoMES, _IL _ Aantekening op MoNArpus, gegeven heeft AFDEEL. van ‘een Takje van den Pokhout-Boom ‚ dat HborD- door een Chirurgyn uit de Westindiën overge- STUK. bragt, en door PerTrus GARETUS aan De pe hem gefchonken was (*). Die Afbeelding is vervolgens in ’t Kruidboek van DonoNZAus overgenomen. ‘Naderhand heeft de vermaarde SEBA;, in het TI, Deer van zyn Kabinet, ook een Afbeelding van een Pokhout - Booms Takje gegeven , dat hem van St. Domingo, met Bla- den, Bloemen en Vrugten beladen, was toege- zonden. Dit kwam vry wel met dat van Cr U- sius overeen, ftrookende ook taamelyk met de voorige befchryving , uitgenomen, dat hy drie Pitten vondt in fommige Vrugten , doch in an- deren twee of maar ééne Pit, 1, (2) Guajacum met flompe meervinnige Bla- Gauajacum Sanbtume den.  Heilig ed Dit is de andere Soort van PLUMIER, welke hy noemt Guajacum met een blaauwe Fran= je (*) Crus, Exot. Pe 314e (2) Guajacum Foliolis multijugis obtufis. Syst. Nat, XII, Guajicum Foliis pinnatis, Foliolis obverfe ovatis integerrimise ROVEN Zugdhat, 208, Guajacum Flore coeruleo fimbriato , Fruân tetragono, PLUM. Gen, 39. G, Americanum Lentisci foo. domm- Hort, Amfl, dl, pe 171. T. 88, Guajacum pro« pemedum fine mâtrice. C, Be Pin, 448« Jasminum vulgo Americanum, f. Evenymo affinis Occidentalis , alatis Rusci foltis , Nucifera , Cortice ad genicula fungofo, PLUK, Alm. 139, T. 04. fe 4e Die AMD WTA 307 ge- Bloem , en eene vierhoekige Vrugt. Men wil dat dit de Hoaxacan of Heilig Hout Boom van Hs, Arprer} >, HERNANDEZ zy. Hy valt zo groot niet als Hoorn. ‚ de voorgaande, en het Hout, hoewel niet min- der vast en Hart „heeft maar de Kleur var Palm: hout , en weinig of niet van het gedagte groene Hart. Hierom noemt BAUHINUS hem: Gua- jacum byna zonder Moer. De Takken zyn ook Knoopig ‚„ maar aan derzelver Ribben komen vier of vyf paaren van Bladen, die wat dunner en kleiner, als ook een weinig {pitter zyn. De Bloemen zyn zo wel blaauw als die van de voo- rige Soort ‚ maar hebben eenige Franje, en de Vrugten zyn vierhoekig, van Wafchkleur , van binnen in vier Hokjes verdeeld, ieder een roo- den , Beenigen, Zaadkorrel bevattende, Op ’ Eiland St. Domingo, omftreeks Port Paix, komt deeze voor, De Afbeelding van den grooten Pokhout- Boom by WEINMANN (f)» ftrookt taame- Iyk met deeze , doch de rood en geele Kleur der Bloemen , en de donker paarfch bruine Kleur der Vrugten, welke buitendien vierkantig, zyn, bederft alles , en maakt , dat die Tak noch tot deeze ; noch tot de voorgaande Soort behooren kan, Weinig ook, komt de geftalte der Bladen , indien men die met fom- migen obverfe ovata noemen zal, met de Bla. | den (*) Titulo Guajacum, Tab, N, 56e, 1, DEEL, U. STUG) STUK, bekhaats tif AFDEEL. Hoorp- STUK. tld Boor 408 _TIENMANNIGE BooMEn. den van den Mastikboom overeen; daar Co ms MEL Y N dezelven mede vergelykt. Die wels ke PLUKENE T I Us als een andere Soort van Pokhout woorftelt, naar den Evonymus ge- lykende , Nootdraagende, met gewiekte Bladen van Ruscus, den Bast aan de Knietjes fpons- achtig hebbende , fchynt ook aanmerkelyk té verfchillen. Uit de Stainmen van den eenen zo wel als van’ den anderen Pokhout- Boom, zypelt, als men ‘er in hakt of fnydt, een Olieachtig Vogt, dat een bruine doorfchynende Harst wordt. Het Hout, de Bast en deeze Harst, zyn by de Ge- _neeskundigen in gebruik, Het eerfte, dat doot den onfterfelyken BorRHAAVvE zo naauw- keurig door de Scheidkunde is ontleed Cs plagt het voornaamfte Ingredient te zy van de Afkookzels, om de Pokken door Zweetdry- ving te geneezen : maar; ’t zy de Mondjes der Zweetvaten in de Huid hier te naauw geflooe ten of de Vogten te taay zyn in de koudere Gewesten 5 immers men heeft allengs bevon- den, dat de Venus-Ziekte, die in de Westin= diën daar voor wykt, in Europa niet grondig zonder: Kwikzilver te geneezen is, en dat zulks hier veiliger met byvoeging van zagte „ vers dunnende , dan van zo fcherpe Harstachtige iniddelen „ gefchiedt, « Mooglyk zal ook het ver- (*) Zie Chemie Vor IL, pe 133 dik DE C AND RIA. 599 verfche , groene Pokhout, zo als men het in IL Amerika kapt; daar toe bekwaamer zyn. tik Ondertusfchen is niet te ontkennen , dat dit roorps Hout, of wel deszelfs Afkookzel, tot wegnee- sTux, ‚_ming van Verftoppingen , Pynen, Ontfteckin- den gen , Uitflag „ voortkomende uit eene koude verdikking , Slymerigheid en fcherpwording der Vogten van het Lighaam , zeer dienftig zy. De Schors of Bast is Harstachtiger en fcher= per; bevattende meer vlugge deelen : de Harst. heeft; in een kort begrip; de zelfde hoedanige heden. Voorts weet men , dat de ongemeene digtheid en taaïheid van het Pokhout , hetzelve boven alle andere bekende Houten bekwaam maaken , om zonder fplyting het allergrootfte geweld uit te ftaan; en dat hetzelve, daarom, tot Schyven in Hysblokken byna onontbeerlyk Ís hierom een aanmerking van fommigen ; die op reden fteunt , dat men het veeleer zeer nuttig dan Heilig Hout behoorde te noemen : doch ik denk dat die bekende naam ‘er wegens de Geneezing vaneen zo vuile en lastige Kwaal , als de Venus- Ziekte , door de Spanjaarden zal aan gegeven zyn. (4) Guzjacum met fpitfe- meervinnige Bla-_ mm. den Guajacums „ Afrum, Basterd. Pokhout, (3) Geajaeum Foliolis multijugis acutis. Syst, Nat, XII. Guilandinoides. Hort. Cliff 489. Acacia Africana, &c. WALTHg Hort, T. 2, Afra arbor &c, BOERH, Lugdbat, Ile pe 57% EI, DEEL, II, STUK, ÎL ÁFDEEL, Hoorp- STUK, _ Basterd Pokhout, 4oo _TIENMANNIGE Boomer. In de befchryving van den Cliffortfchen Tuift hadt onze Ridder deezen Guilandinoides , als naar de Guilandina gelykende, getyteld. Zyn Ed. betrekt daar toe, de Afrikaanfche Acacia 4 met kleine gedoornde , gevinde , Myrthebladen , en eene hoogroode vierbladerachtige Bloem , van WALTHERUS: als ook de Afrikaanfche naaf den Sleedoorn gelykende Boom , met glanzige gedoornde Myrthebladen, van BOERHAAVE; befchryvende thans het Gewas aldus. „ De ss Takken zyn ftyf: de Blaaden overhoeks, ge- s Vind , agtpaarig : het gemeene Bladfteeltje is » gerand, gewricht, gefleufd: de Blaadjes zyn »> langwerpig ovaal „ gepaard , gefpitst, effen= s» fandig , glad, een weinig ftyf nict afvallen- s> de, aan den inwaardfen grondfteun een klein s weinigje verkort : de Stoppeltjes, tegen de 9, Takken aangedrukt , zyn Elsvormig en zeer woukleldef. | De’ gedoorndheid der Bladen “moet dan al- leenlyk in de fpitsheid van derzelver Punten beftaan, Ik zoude haast gedagt hebben, of. de tweede Afbeelding in ’** Werk van WerN- MANN , Welke als van den kleinen Pokhout- boom voorgefteld wordt , tot deeze Soort be- hooren mogte ‚ maar de Kleur der Bloemen, die men aldaar blaauw gemaakt heeft, ftrydt ’er te- gen. Ondertusfchen is onder deeze Soorten gee- ne, die zo veel Vinblaadjes heeft, als daar af- gebeeld zyn, naamelyk van twaalf tot zeventien Paaren aan ieder gemeenen Bladfteel, Men kan ne DTe A ND RIET Be 4O1 kan uit de befchryvingen , aldaar voorkomen- de, van de Pokhoutboomen , met de gedagte FDERELs Afbeeldingen , en met de menigvuldige hier Hooro- voor aangehaalde Autheuren vergeleeken, niets dan verwarring opmaaken „en het is zonderling, dat in de laatstgemelde Afbeelding de Bloemen zo zeer naar die van Bernagie gelyken. CYNOMETR A. De Geflagtnaam is eene verandering van ’t woord Cynomorion „door R uMmrnHriusgebruikt, om den naam ‚ dien men ’er in ’t Indiaanfch te Bataviaop de Markt aan geeft , en welke Honds- votten betekenen zou, te bewimpelen. De Kenmerken zyn, een veelbladige Bloem, voortkomende uit een vierbladige Kelk , heb- bende de Meelknopjes aan den top gefpleeten. De Vrugt een Vleezige, Halfmaanswyze, een- zaadige Haauw, Twee Soorten komen in dit Geflagt voor , als volgt. (1) Cynometra, die de Bloemen uit den Stam STUKe Ì. witgeeft. Cynamerrg ii Cauliflora, Nam - nam Deeze in ’t Maleitfch Nam -nam, in ’t Am- Boom bonfch (1) Cynometra Trunco Florifero, Syst. Nat XII, Gen. 514 p. 991. AE. Ups. 1741. p. 79. Fe Zeyl, 166, Cynomorium, Rumea, Amb. I. pe 163, T‚ 62. BURM, FJ, Ind. p. zoo, Cc Je DEEL, Il, STUE, 402 _TIENMANNIGE Boo MEN. U. bonfch Ladmmut genaamd , heet Nam - nam A Boom by Rumrurus. Hy zegt , dat dezelve Hoorp- niet zeer hoog groeit , geevende uit den Stam STUK. veele dikke Stronken , met eene zwartachtige BO ongelyke Schors, gelyk de Limoenboomen. De dikke Wortels fteeken boven de Aarde uit en veele kleinen krommen zig opwaards , als Vars kens- Staarten ; ’t welk een vreemde Vertooning maakt. Niet minder ongewoon is de figuur der Bladen, die altoos twee by elkander groeijen, hebbende de middelrib zo fcheef , als of zy van elkander gefneeden waren. Zy groeijen aan kleine Rysjes , welke de Kroon van deezen Boom maaken. Het allervreemdfte, dat hy heeft, is dat de Bloemen niet uit de Takken, maar hiet en daar uit den Stam fpruiten. Zekere Knob- bels geeven Houtige Steeltjes uit, op ieder van welken een vyfbladig Bloempje ftaat, met tien Meeldraadjes. De Vrugt, uit het Vrugtbegin- zel van de Bloem voortkomende , gelykt naar een Vleezig Beursje , dat platagtig en zeer knobbelig is, aan den eenen kant rond, aan den anderen als regt afgefneeden , en aldaar een in- gedrukte Sleuf hebbende, die dus eenigermaate de Klink van een Teef voorftelt , en dit geeft erste regt, den naam van Cynometra aan, Geo- pend zynde vindt menin deeze Vrugt een Zaad- korrel of Boon, met eene eetbaare Pit, en om- tingd met een droog zuur Vleefch, dat van de Indiaanen veel tot Toefpyze by Vifch of andere Kost ; doch door de Hollanders meest met | Wyn D Ee CA ND R Í A 403 Wyn en Suiker geftoofd gegeten wordt, als IT, wanneer deeze Vrugten zeer verfrisfchende en AFDeEt, door haare famentrekkende kragt ook Maagvere Hoorn. fterkende zyn. Zelfs worden zy ook wel raauw STUKs gekaauwd en dan weder uitgefpoogen, tot zui- vering van den Keel en Mond, De Stam, die deeze Bloemen en Vrugten uitgeeft ; is wel dik, doch zelden meer dan twee Voeten hoog : niettegenftaande de Stronken , daar hy zig in verdeelt, 'er eene Boom van maaken ; die niet: onaanzienlyk is. inzonderheid doordien de jonge Bladen rood zyn, en zig van verre als Bloemen voordoen, De natuurlyke Groeiplaats is op fome migen der Molukkitche Eilanden, (2e) Cynometra, die de Bloemen aan de Takken rh draagt. od, Wilde Deeze wordt, ‘van Rumpuius, de Wilde pon," Nam -nam Boom geheten, Hy geeft de Bloeme trosjes op dergelyke manier , niet tot den Stam, maar aan de Takken uit. De Vrugten zyn klei- ner „ ronder , dikker , doch zeer met ronde Knobbeltjes , als Pokken, bezet, Hy groeit op. de Ambonfche Eilanden en is van geen ges bruik, Hier (2) Cynometrè Ramis Floriferis, A, Ups. 174r. p. 79. Fhs Zeyl. 167, Cynomorium fylvestre, RUMPH. Anib. 1. p I64ò T, 63e Iripa, Mort, Mal, IVe po 65e Te 31e BURM, £/, Inés Pe ICC Ce 2 Il DEEL, 1, STUE, 404 _TIENMANNIGE Boomen. IL Hier toe wordt de Malabaarfe Boom Jripd A betrokken , welken RA v indifche Appelboom Hoorp- noemt ‚ met eene Kalabas- achtige eenzaadige- STUK. Vrugt. Dit wordt een Boom van wel zestig hind Voeten hoog, met een dikken Stam, die eene zwartachtige Schors heeft , van binnen roods zo wel alsde Wortel, waar van de Bast geel- achtig is, De Bladen zyn ook dubbeld, met de middelrib fcheef. ‘De Bloemen komen hier en daar aan de Takken voort, en worden ge- zegd klein te zyn, uit vier Blaadjes beftaande met agt Meeldraadjes , die roode Knopjes heb- ben. De Vrugten gelyken naar fommige Ka- labasfen , die ook fterk geknobbeld zyn , zy heb ben een dikken , Lederachtigen , Vleezigen , Bolfter, waar binnen een witachtige Noot, zo wel als de geheele Boom van eene famentrek- Ae kende hoedanigheid, uitgenomen de Wortelen . die Afgang maaken. ÄNACARDIU M,. De naam van eene Vrugt, die door de Ou- den is voorgefteld en dus wegens haare gelyke-. nis naar een Vogel- Hart genoemd werdt , is door LiNNmus aan dit Geflagt gegeven , welks Kenmerken zyn: de Kelk ín vyven ver= deeld , vyf omgeboogen Bloemblaadjes ; een Niervormige Noot , zittende op een Vleezige Vrugt, De 2 Deel, PLAAT IX. « DRE Kk NDB nia. Mos „De eenigfte Soort (r) voert den bynaam, IT van Westindifche, om dat zy Natuurlyk afkom-“* ank ftig fchynt te zyn uit Amerika, en in ‘t byzon- Hoorn. der uit Brafil. Prso noemtze Acajou of Ca- STUK. jou, en MARCGRAAF Acajaiba. De eerfte , L Anacara getuigt dat het een Boom is , die zyne Kruin dizm Occidentale; verheft boven alle anderen, hebbende een dik- catsjoe« ken Stam , en Bladen als die der Walnooten- Appa Boomen. Hy wordtvan Pater PL uMmIrier bee fchreeven als de grootte byna van onze Appel. boomen hebbende, zeer [akkig en fterk gebla- derd, met eene Afchgraauwe rimpelige Schors; de Bleden rondachtig , ongevaar vyf Duimen lang en drie Duimen breed, met een kor- ten Steel, een middelrib , die evenwydige zyd= Ribben uitgeeft , glad en aan beide zyden bly- groen. De Heer JACQUIN zegt dat het een fraaije Boom is, van twintig Voeten hoogte , met den Stam zelden dikker dan anderhalf Voet (*). | Aan fx) Anacard'am. Hort, Clâff, 161, Fl. Zeyl. 165. Mat. Med, 206. Hort. Ups. 102, ROYEN Lugdbat. 463, BROWN. Jar, 227, JACQ, Amer. 124. Anacardii alia fpecies, C‚ B, Pin, 512, Poinifera £. potius Prunifera Indica Nuce Reniformi, CATESB, _ Car. IilL p. 9e T. 9. Acajou, Pis. Bras, 58, Mant 193. Casfuvium. RUMPH. Amb, le p: 177, T, 69. Caschou. MER, Sur. 16. T, 16. Kapa- Mavae Hort, Mal, Il, p. 65. T, 54 Anacardium Occidentale Cajous diétum, Osfsculo Renis Lepo= gis figura. H. Lugd, Bat, 36. BURM. Zeyl. 19, BURMe FL, Ind p. 1co, (*) Waarfchynlyk zal de Natuurlyke Groeiplaats en de aart Cc 3 van d IL, DEEL Ul, STUK) 406 TIENMANNIGE BOoOMEN. Ì LA Árpert. 9 Hoor p- STUKe Catsjoe- Appelboome Aan het end der Takken geeft deeze Boom Trosfen uit van menigvuldige , roode , zoetruie kende Bloemen , die op een lang Steeltje zit- ten, dat zig uit het midden van de Kelk ver- heft. De Bloem beftaat uit vyf Blaadjes en bevat doorgaans tien Meeldraadjes , die het Vrugtbeginzel omringen , dat eene Niervormige Noot wordt , terwyl het gezegde Steeltje , daar de Bloem met dit Vrugtbeginzel op rustte, uit- zwelt tot eene Vrugt, die de grootte en figuur van eene middelmaatige Peer heeft , van een roode , geele of gemengelde Kleur, Dezelve heeft een wit , Spongieus , Vezelig Vleefch ; dat Sappig is, en ryp zynde van eene Wynach- tige, zuur zoete, zeer aangenaame Smaak , doch anders wrang en de Tanden eggerig maakende. Men zuigt er gewoonlyk het Sap uit, en werpt dan ‚ het geen niet fmelten wil , weg : doch fommi- geneeten de geheele Vrugt op. De Dop der Noot bevat eene zeer brandige vergiftige Olie, waar door de geheele Mond van een onvoorzigtigen Proever ontfteekt , zwelt en met groote Pyn Velleloos wordt. Als men zulk een Noot aan de Kaars houdt , geeft dezelve een Konftig Vuure werk uit; doordien de daar in beflooten verhitte Lugt, tevens uitgefpannen , de brandende Olie naar alle kanten doet uitfpatten, De Pitten zyn zeer van den Grond dit verfchil veroirzaaken, De Fikeboomen, by voorbeeld, kommen in onze Gewesten nooit tot die zwaarte en hoogte als in de Bergagtige Landftreeken van Duisfchland en heoger op naar de kant van Moskovie, DEC iAr NBD ikl: As Bo zeer wit, met een bruinachtig Vliesje overtoo- d Kal d gen, mals en zoet. De Ingezetenen der Kari. x *) bifche Eilanden en van de nabuurige Vaste Kust , Hoorp- fhyden deeze Nooten met een Mes door, nee-"*UE — e sas Catsjoes men de Picten daar uit en leggen die ín koud „apestoor, Water, waar na men dezelven veilig kan eeten ; en dus zvnze misfchien Smaakelyker dan alle an- dere Nooten. De Nooten worden ook wel ge- braden, en onder ’t Nagerecht opgezet , wan- neer zy fmaaken als Karftengen. Men kan ’er een foort van Chokolaad van maaken, die niet onaangenaam is, De grootte en Kleur baart Verfcheidenheden , welken fommigen voor by= zondere Soorten tellen, doch my is dit zo niet voorgekomen, zegt de Heer JACQUIN. Deeze Autheur hadt het gemelde nu onlangs ten naauwkeurigfte in de Westindiën waargeno- men, alwaar men deezen Boom op de Franfche Eilanden overvloedig vindt, De Indiaanen , zegt RocHeroRrTs; maaken ‘er een Drank van, die weinig minder is, van aangenaambheid en fterk- te, als onze Franfche Wyn. De Noot geeft door. braaden een Olie uit, welke zeer dienftig is om de Lykdoorens aan de Voeten weg te neemen, Uit onze Volkplantingen krygen wy genoeg van deeze drooge Nooten , en federt eenigen tyd zyn zo veele Flesfchen, waar in men de Appe- Jen van deeze Boomen hadt laaten groeijen, en: dan dezelven met Liqueur gevuld , om ze te bewaaren „ herwaards overgezonden , dat men die thans weinig acht, Ik heb ’er eene met drie „ Gerd eene II, DEEL. 11, STUK, 403 TIENMANNIGE BOOMEN. U. eene met twee, en eene met één zodanigen Ap= ÁrFDEEL. X. Hoorp- Zy zyn allen beladen met dergelyke Niervormi- STUK, se Nooten, in welke, droog zynde, ik de Pit- deoprdbnom Len niet onfmaakelyk bevind, Men noemtze, in ’ Nederduitfch, Cadjoe-, Cachou-, Caschou of Catsjae- Appelen. In het Werk van Juffrouw MERIAN, over de Veranderingen van fommige Surinaamfe In- fekten, Pl, XVI, is eene op ’t Oog heerlyke Afbeelding van deezen Boom gegeven , doch die gantfch niet paauwkeurig is. Immers, wat de plaatzing der Bladen aangaat, welken zy zegt Kroonswyze om den Boom te groeijen „ vere fchilt zy met alle andere Autheuten, en ’t is te denken , dat zy daar in niet minder bedroogen zal zyn geweest, als ten opzigt van de Vrugten , die geheel onnatuurlyk aangegroeid vertoond zyn, Ik wéet wel , zy zegt, dat die Appelen tegen den Boom aan leggende verbeeld wor- den 35 doch dit komt my in de Afbeelding zodanig niet voor, en het is , in allen gevalle , maar een Tak, welken zy vertoont. Naar alle waarfchynlykheid heeft zy een Takje van dien Boom gekreegen , met zodanige Bloemen en Schepzels van Vrugten , als daar boven aan te zien is , en heeft gemeend , dat de Voet der Zaad- Nieren van die grootte bleef, en dat de Appel aan ’tandere end van de Nier uitgroeide ; gelyk zy dus het gezegde Ondeiftuk van de Nier, als aan den Tak gegroeid , vcorftelt, In- pel, welke laatfte een aanzienlyke grootte heeft, % Y k Î ° BNO KN Wi Ee 409 Inderdaad , de meeften , die de gezegde Ap- IL pelen , zo als zy ons overgebragt worden, be-#*SEELe ‘fchouwen , zullen een dergelyk denkbeeld HED-Hoorp. ben: want het end, daar de Nier niet is, ver-TUX. toont zig zo gefronzeld en met een dergelyke koe zat indrukking of Oog als in veelen van onze Ap-zyn raige pelen; doch dat het tegendeel , overeenkomftigimen met andere Autheuren, plaats heeft, bewys kees, hier, door de Afbeelding van een anderen groo- ten Catsjoe - Appel , dien ik in een Fleích , met Een naauwen Hals, waar ín hy gegroeid is, bewaar, Dezelve , naamelyk; zit nog vast aan zyn Tak, welke naby den Appel Takjes met Bloemen uitgeeft. Om verder te toonen, dat de gezegde Nier het eenigfte Zaad is van deeze Vrugt , heb ik zodanig een Appel door- gefneeden , en bevonden niets dan eene Pap- achtige doch vaste zelfftandigheid te behelzen, gelyk men dus denzelven , by A» ziet, met zy- ne daar aan zittende Nier, die ook doorgefnee- den is, om de Pit, met haar Vliesje en de dik- te van de Schaal , waar het Vergiftige Voet in zit, voor ’t oog te brengen, en tevens te doen zien dat deeze Catsjoe . Appel naauwlyks een Oncfanger (Receptaculum), gelyk men gemeen. lyk de Zaadhuisjes der Planten noemt , mag heeten ; dewyl deeze Noot het eenigfte Zaad is van den Boom, Hoe zeer dit Nierachtig Zaad van het bekende Anacardium verfchille , is reeds door CLusrus aangetoond (*). ’t Is (*) In notis ad Garciam de Aromat. E'xor, Pp. 198, Giers EL, DEEL, STUK, 410 TiIENMANNIGE DOooMEN. U. Is verder zonderling , dat deeze Vrugten AFDEiL. met het dunfte end aan den Steel zitten, waar toogp. door zy meer naar Peeren gelyken. Ik vond, stux. onder het doorfnyden , een fterken Reuk daar irelioss ‚ meest trekkende naat dien van fommige rottende Appelen. Juffr. MERIAN zegt, dat er tweederley Boomen van zyn, met wit Bloei- zel en geele of met rood Bloeizel en roode Appelen, De meeften, die Wy hier krygen’, zyn bruinrood, Op de Bladen vondt zy een zeer ruige witte Rups, met lange witte Haair- lokken , welke haar de Glas-Kapel uideverde. Aan de Kust van Malabar groeit een Boom , Kapa Maya genaamd, die overeenkomftig fchynt te zyn met den Acajou - Boom. De Vrugten , immers; worden eveneens befchree- ven, en men merkt aan , dat de Boom, ge- kwetst zynde, een heldere Gom, zeer naar de Arabifche gelykende , uitgeeft, ’t welk ook in de Westindifche plaats heeft. RumrPHius {telt vast , dat de Cadjoe- Boom ; dien men in Oostindie heeft, aldaar „ door de Portugeezen, uit Westindie is overgebragt, en dus niet Na- tuurlyk aan Oostindie. Dezelve blyft ’er laag „en brengt wel een Nieragtige Noot voort, doch de Peer is zeer klein , naauwlyks de grootte hebbende van een Eenden-Ey, zynde ook niet zo geel of zoet als de Westindifche of Cey- lonfche , en doorggans wrang , zo dat menze weinig eet: maar van de Pitten der Nooten wordt aldaar veel gebruik gemaakt. De Indiaa-! nen Ì A E É 4 v ® a dt en a en nd DAESG AND tk 4Ir gien werpen de Nooten op gloeijende Ko- II, len; dan barften die open, en dus krygen zy en ter de Pitten uit , welke van hunne Prinfen en Hoorpe voornaame Luiden veel gegeten worden totstUKe opwekkinge van de Minnedrift, LinNzus heeft den Boom „die deeze Vrug- ten draagt, als gezegd is, onder den naam van Anacardium voorgefteld , en aan den Boom, die het weezentlyk van ouds bekende Anacardium draagt, den naam van Avicennia gegeven; be- trekkende tevens de Acajou - Noot of deszelfs fcherpe Olie, in de Dop vervat, by omkeering Melligo genaamd , ook tot de Geneesmiddelen, als dienftig zynde tegen Schurft en dergelyke Huidkwaalen (*). Deeze veranderingen zul- jen buiten twyfel veelen zeer oneigen voor- komen , en baaren in de beoefening der Kruid- kunde een groote moeielykheid. Ik zal den ge« dagten Boom en Vrugt in ’t vervolg , op zyne plaats, befchryven. TU RER WE A. Van dit nieuwe Geflagt zyn de volgende Ken- merken opgegeven. Uit een Klokswyze een- bladige kleine Kelk , die vyftandig is, komt een Bloem voort , uit vyf lange fmalle Blaad- jes beftaande , hebbende in ’t midden een Pyp- achtig Honigbakje , binnen welks Mond tien geer korte Meeldraadjes , met Eyronde Knopjes. Het (*) Pharm, Anacard. Occident, Nux (Tefte melligo), alat, Jed. N. 206. p‚ 70. iT, DEEL, IL, STURrv IL ArpeeL. Turrea UITEN Se Groene, 0 Toluifera -Balfamum, Balfem van Tolu Boom, ALs TIENMANNIGE BOOMEN, Het Vrugtbeginzel , dat rondachtig is, heeft een Draadigen Styl , met eenen dikken Stem- pel. Het Vrugthuisje is rondachtig, en bettaat uit vyf Besfen, die twee Nierachtige Zaaden bevatten. De eenigfte Soort (1) , in Oostindie haare Groeyplaats hebbende , is een donker groene Boom, die de Bladen zeer kort gefteeld , Lan- cetswys’ ovaal en effenrandig heeft, doch uitge= rand, glad, van onderen bleeker, zonder Stop- peltjes: de Bloemen komen met kleine Aairtjes uit de Oxels der Bladen voort; zynde geel van Kleur, met eenige kleine Blaadjes daar tusfchen in, ToLtVUIFE Rd, De Kenmerken zyn: een vyftandige Klok- vormige Kelk ; vyf Bloemblaadjes , waar van het onderfte grootst en Hartvormig: geen Styl. De naam is aan dit Geflagt gegeven , om dat de ecnigfte Soort , daar in voorkomende (x), den zo vermaarden Balfem van Tolu voort- brengt. Dezelve wordt ook Amerikaanfche Balfem , Balfem van Karthagena, en harde of - drooge Balfem genoemd, Het eerfte ziet op de plaats der afkomst , uit de Honduras, by de Indiaanen Tolu genaamd, een Provincie of Land. (1) Turrza. Mantisf, altera. p‚ 150 237. Gen, 1306. (1) Toluifera, Syst. Nat, KIL, Tom, Il, Gen. s18, p. 293. Plat, Med, 201. Ballamum Tolutanum Foliis Ceratie fimilis bus. C, B, Pin. or, Balfamum de Tolu, Je BAUH. IL, 206, Balfamum Provincie Tolu , Balfamifera quara. HERNAND, Miers ee U, DEEL, IL, STUKe DE C-A IN DR A 413 Landftreek van Zuid-Amerika, bewesten Kar- u, thagena gelegen : het andere op de hoedanig-Afpern heid van deezen Balfem , die doorgaans droog goorp- tot ons komt, zynde niettemin van een byzon-sTUKe dere zeer aangenaame Reuk, als van Benzoin Aen gemengd met Citroenen, De Smaak is zoet Buon, en aangenaam, niet walgelyk als die van ande- re Balfems : de Kleur donker - rood naar 't Goudgeele trekkende. De Natuurlyke zelfftan- digheid is omtrent als die van dikke Terpen- chyn. Men houdtze voor een zeer goed Borst- middel, inzonderheid wanneer eenige Verzwee- ring inwendig plaats heeft, en daarom is zy in Engeland zeer in gebruik tegen de Teering. Uitwendig dient zy ongemeen tot heeling der Wonden , daar Pees- of Zenuwachtige deelen gekwetst zyn. Geen fcherpheid hebbende en gemakkelyk in te neemen zynde, acht men haar zelfs beter dan den Balfem van Peru. Daar wordt een Balfamieke Stroop van gekookt, die zeer in gebruik plagt te zyn in Engeland, De Boom , die deezen Balfem voortbrengt; heeft Bladen als van’t Jans Brood zegt Mo- NAR Dus, en gelykt, in geftalte, naar cen klei= nen Pynboom. HERNANDEZ, die hem voor den vierden Balfemboom opgeeft , zegt dat hy voorkomt op bewerkt Land, en dat hy een dun- nen tederen Bast heeft. Men maakt daar Infny- dingen in op ’t heetfte van den Dag, en vangt het nitloopende Vogt in Lepels van zwart Wafch gemaakt ‚ hetzelve dus in Glaasjes of Potjes , daar f 414 TIENMANNIGE BoomtEne: IL, daar toe bekwaam , opgaarende, Sommigen ged=- AFDEEL, ' : =, x ven ’er den naam aan van witte Balfem , ten Hoorp- einde hem dus van anderen die bruiner zyn; STUK, gelyk de Balfem van Peru, te onderfcheiden. HAEMATOXYLUM. De Kenmerken van dit Geflagt , dat zynen- / Griekfchen naam van de roodheid des Houts heeft ; zyn: een in vyven verdeelde Kelk, vyf Bloem- blaadjes : het Zaadhuisje Lancetvormig , met ééne holligheid en twee Kleppen, die Schuit- achtig gevormd zyn. 1, ___ Men vindt ‘er maar ééne Soort van (1), wel. Hemato- pv 8 f xvton ke het zo bekende Kampéche- Hout uitlevert , Canpécht gat van de Baay van Kampêche, in de na- sene buurfchap der laatstgemelde Provincie van Zuid. Amerika, gelegen, zynen naam heeft. Sro as NE ftelt deezen Boom voor, als een Soort van Brafilie- Hout , ’t welk in Engeland den naam van Logwood voert , wordende jaarlyks in me- nigte door de Ingezetenen van Jamaika aan de Baay van Kampêche gekapt, en tot Verwhout naar Engeland gezonden. De Heer JacQuin merkt (1) Hematoxylum, Syst, Nat. XII. Tom, II, Gen. 51Qe p. 293, Hort. Cliff 160 ROYEN Lugdbat. 465, Lignum Cams pechianum , Species quedam Brafilienfis. SLOAN- Fam, 213, Hif. Ll. p. 183 T. 10e f, 14, CATESR. Cars III -T. 66» Jacq Obfirv: Bot, p. zo, Hematoxylon {pinofum, Foliolis pvatis, Racemis terminalibus. BROWN, Fam, Ip. 22 —& E IL, DEEL, II. STUK. BRIE KEN DANEL Dre merkt aan , dat decze Boom weleer op de Ka- IT ribifche Eilanden niet gevonden werde. Hy is\TDELe op St. Domingo, uit overgezonden Zaad , in En de Tuin van den Franfchen Gouverneur eerst STUK. voorgeteeld ‚ en naderhand daar door zodanig „Zé vermenigvuldigd , dat men thans aan de zyden van den Koninglyken Weg , loopende van Kaap. Frangois naar Jaquefi, digte Haagen vindt, die zig verfcheide Mylen uitftrekken , van deeze Boomen met Citroenbeomen vermengd of beurt- lings geplaatst , en door afkappinge op een egaas le hoogte gehouden wordende. Op Temaika heeft zyn Ed. ’er ook in de Velden van King- {ton een menigte gevonden; doch deeze had- den , zo wel âls die anderen , niet voort gewild, voor dat menze geteeld hadt uit op het Eiland gewonnen Zaad. Hy heeft ’er wel duizend, van Zaad, dat naauwlyks een Jaar oud was, in de Broeybakken van Europa te vergeefs gezaaid, Als men deezen Boom niet havent , dan „> groeit hy gemeenlyk tot de hoogte van twaalf ‚ Voeten, met den Stam op ’t hoogfte agt Dui- men dik , zynde geheel bezet met korte Door- nen. Hy heeft de Bladen ovaal , klein en s paarvinning. Aan de enden van byna alle de „> Takjes of Looten zitten Aairachtige Trosfen, ss dige en langwerpig, beftaande uit geele Bloe- 9 men van een zeer aangenaame Reuk. De. 9, Zaadhuisjes zyn Vliezig en vuil witachtig. ‚> De Stam en Hoofdtaklren zweeten een Gom 9» uit, die dikwils ter grootte van een Hoender- Ey / 416 — TIENMANNIGE BooMEn, * AE Dn » Ey aan de Schors hangt, zynde eerst week; xs dan flyf wordende en eindelyk broofch , zo Hoorp- ‚‚ dat menze met de Vingers tot een grof Poei- BR jer kan wryven. Deeze Gom is zeer door- che Hose, »> fchvnende , doch door haare hoogroodheid » vertoont zy zig zwart en donker, Ik hebze » Smaakeloos bevonden, en zonder eenige Sa- mentrekking ; die echter Browne verzekert „> daar in plaats te hebben, In Water gefimol- ten , maakt zy ’t zelve zoetachtig en allengs meer en meer rood , fimneltende daar in lang- zaam, doch op ‘t laatst geheel , en verfchei- > de Weeken noodig hebbende , om weder dik s te worden.” é De Heer ‘JACQUIN twyfelt ‘zeer tof nd Boom , door CarTeEsBYy verbeeld , wel met den zynen en dien van SLO ANE in Soort over. eenkome. , Takken zonder Doornen (zegt hy ,) „ Trosfen uit de Oxels , die al te los en lang „ zyn; de Bladen zo groot en van eenezo Hart- … vormige figuur, vallen niet ons Gewas. Op „de nieuwe Plaat van BLACKWELL , zyn de Bloemen rood , allen zesbladig, en met meer dan tien Meeldraadjes voorgefteld , een Joeijende Tak van een Bladerigen afgezone derd, daar hy doch op den zelfden tyd zou Bloemm- en Vrugtdraagende , en een altoos groene Boom zyn , als ook de afwezigheid der Doornen: dit alles maakt, dat ik niet be- grypen kan, welk Gewas men daar mede be= doeld hebbe” ek | 55 53 De EI. DEEL, II: STUK. Aasts DONEC AcNuDuRiitA. 413 De Heer Sroane geeft de Afbeelding van, Île een Takje met Bloem en Zaad van den Kampê. sh che- Hout Boom ‚ hem van Jamaika toegezon- Hoorv= den, met de volgende befchryving (*). ‚‚ DeSTUE ä », Bladen van deezen Boom zyn gewiekt, zit DE tende by twee of drie Paaren aan eene mid- del- Rib, zonder een oneven Blad aan ’t end derzelve. Ieder kort in figuur en andere op- zigten veel met de Bladen van Palm overeen» Uit de Oxels der Bladfteelen komt een Rist , van twee of drie Duimen lang, voort, bezet met veele Bloemen , gelykende in groeijing naar die van den Sycomorus. Zy zyn zes- bladig met één Styl, en hebben Meeldraad- jes van eene geelachtig bruine Kleur, waar op Peultjes of Blaasjes volgen op de manier van de Sleutelbosfen der Efchen , zynde van eene lichtgroene Kleur , ieder van gedaan- te als een Piekyzer. Zy gaan in ’t midden overlangs open „ en daar uit komen kleine 9 platte Zaaden, De Takken zyn met een > Afchkleurige dunne Schors bekleed , en heb- , ben , by het uitgaan der Bladen , Doorens >, van een of twee Duimen lang,” Deeze Doo- rens maaken het Gewas tot Haagen zeer bee kwaam, waar toe het op Jamaika veel gebruikt wordt. Zeker Heer , naamelyk , aldaar, het gevaar overweegende, waar aan de Engelfchen , in 95 29 2 bL) PE) 22 33 23 2 2 33 39 23 (*) See zhe Introdulfion to his Natbral Hiftory of Fa Maica. JI. DEE, El STUKo u. 418 TIENMANNIGE BOOME Ne in het kappen van dat Hout , aan de Baay van ei an Kampêche , onderhevig waren, hadt een Neger Hoorp- STUKe derwaards gezonden , met order om Zaaden van dat Gewas in te zamelen , die men in ’% jaar Kampé-1715, voor de eerfte maal, op dat Eiland ge- che Hout. zaaid heeft, en waar van ’er federt geheele Plantagiën zyn aangefokt, als gemeld is, Aangaande het Hout zegt de Heer SLOANE; dat men het gemeenlyk kapt tot Stukken van om- trent een Elle lang en twee of drie Duimen dik, van buiten , door de Lugt , Modder of zout Water , van eene morfige bruine Kleur , van binnen bleek bruinrood. Het is zeer zwaar , wordende , na het afhaalen van het vuile gedeel« te , in ftukken gehakt. Men plagt het weleer te laaten raspen , doch thans wordt het door Molens , dáar toe gefchikt, fyn gemalen, ftrek- kende vervolgens, in de Verweryën, tot een grondflag van alle Kleuren , die naar het paar- fche trekken. Het verfchilt van het Sapanhout weinig ‚ dan dat het donkerer is, hebbende een Oranje - bruine Kleur, PRO SO:P: HiS4 De Kenmerken zyn : een half Klootronde, viertandige „ Kelk : een enkelde Stempel: een opgeblazene Peul , die veele Zaaden inhoudt, Te 3 je 5 - Profipis De eenigfte Soort (1), kortlings ontdekt, is Spicigera, Aairdraa. gende, vol. (1) Profopis, Syste Nat, XII, Tom, IIe Gen. 1260, p. 293. Mant, 63, DEC AN DR. 419 volgens L INN & us een Boom in Indie natuur- „iP. DEEL, Iyk groeijende , die de Bladen overhoeks, ge- X. paard, met de Blaadjes agtpaarig gevind, zon- Hoords der Sluitblaadje , naar die der Tamarinden gely- gn kende heeft, met de Vinnen langwerpig en flomp. De Aairen, die frmal en lang zyn, ko- ‚men zo wel aan de enden der Takken als uit Ì de Oxels der Bladen voort. De Bloemen zyn klein, ÂDENANTUER A. De Kenmerken zyn; eene vyftandige Kelk; vyf Bloemblaadjes: de Meelknopjes gehecht aaïì de uitwaardfe tip van een ronde Klier, De Vrugt een Vliezige Peul. | ‚De Naamsreden blykt hier uit. Bevoorens hadt LinNeus maar ééne Soort gefteld, die naderhand door zyn Ed. in twee Soorten gefplitst werdt, als volgt. - (1) Adenanthera met de Bladen wederzydsglad. 5, Dee Adenanth: Za 74 Pavos LNA, (1) Adenanthera Foliis utrinque glabrise Syste Nart, XIL, Ga Tom. II, Gen. soo, p. 294, Ad. Foliis decompofitis, ROYEN bd Lugdbat, 62 Vir. Cfr. 56. Flor, Zeyl, z6o, Ad, Fol. dee comp, utrinque glabris, Spec, Plant, II. p. 550. BURM. Flor, Ind, p. 100, Poinciana Foliis duplicato- pinnatis , Foliolis ale ternis. Hort. Chr 158, Phâseolus alatus Arboreus , Fruêtú örbiculato , compresfo , coccineo, HERM. Lügdbat, 495. Crista Pävónis , Glycyrrhfze' folio Bec. EREYN, Prodr, Me p. 30: Crifta Pavonis Atbor , Foliis fubrotundis altesnis ; Flore Ípi- Dd 2 ero JI. DEEL. II, STUK, U. 420 TIENMANNIGE BoOMEN,. Deeze Soort zal ik, ín navolging van Rv m- Arg pHrus, de Koraalboom noemen. Hy ftelt eenen Hoorp- STUKe Koraal- boor, fmal- of kleinbladigen en eenen breedbladigen voor ‚ waar van de eerfte hier thuis behoort. Men vindt hem, wegens zyne Zaadpeulen, on- der den naam van Phaseolus voorgefteld doof HERMANNUS , daar echter BRRINIUS hem met reden van afgezonderd heeft , dewyl de Bloemen , Bladen en de gantfche gedaante ‘er grootelyks van verfchillen: des die Autheur hem de allergrootfte Indifche Crifta Pavonis noemt, met Bladen van Zoethout en zeer klei- ne geelachtige Aairswys’ geplaatfte Bloemen , enz. Hier van ís de bynaam Pavonina, welken onze Ridder gebruikt, afkomtftig. De Hoogleer- TJ. BuRMANNUs heeft hem op dergelyke ma- nier voorgefteld ‚ noemende hem … Crifta Pa- „‚ vonis - Boom ‚ met rondachtige overhoekfe ‚‚ Bladen, eneene Aairswyze Bloem; de Bloem- „ pjes vyfbladig geel; de Vrugten lange Haau- > wen , met een rond hoogrood Zaad.” Hoewel de Bladen hier flegts rondachtig ge- noemd worden , is het uit alle de aangehaal- de Autheuren blykbaar, dat dezelven gevleu- geld of dubbeld gevind zyn: hoedanig zy ook in Afbeelding voorkomen by Rumrurus, die den cato pentapêtalo flavo, Lobis longis, Fruêtu osbiculato coca cinco, BURMe Zeyl, 79, 80, Corallaria parvifolias RUMPH, Ambe Ill. p. 173, T. 109, Mandûindie Horte Jâal, Ve pe 25e Te 14e RAJe Zijt, ll, 1752, wed EE CAN DRAA UR, 421 den kleinbladigen Koraalboom zegt een taame- IL Iyk hoogen Boom te zyn , naar den Tamarinden-AFDErLe Boom wat gelykende , welke by de Huizen ge-Hoorn- plant wordt om zyne fchoonheid. DezelveSTuk. maakt een fierlyke Kroon , beftaande uit een, „raaf digt Loof van groote Bladfteelen , die overhoeks aan de Looten ftaan , zelf bezet met gepaarde kleinere Bladfteeltjes , agt of negen Duimen lang, aan ieder van welken drie of vier paaren {taan ‚van Lancetswys’ ovaale Vinbladen , die gemeen- lyk anderhalf of twee Duim lang zyn. Deeze Bladen hebben deeigenfchap van de meefte der- gelyken , dat zy zig s'avonds fluiten , ’t welk men den Slaap der Planten noemt. Voorts is deeze Kroon verfierd met dergelyke Riften van Bloemen , als die men by ons noemt Hemel- Sleutels, en bovendien geeven zyne lange Haau- wen, openbarftende „ en zig omkrullende, door haare hoogroode Zaaden, die zig dan bloot ver- toonen , een niet minder fierlyk aanzien als de Peonie door haare Zaadknoppen. Deeze Zaaden , naar de Lupinen-Boontjeszaga- of’ wat gelykende ‚ doch kleiner en niet volkomen gjsCsker: rond , als een driezydig half gevuld Beursje, Steenhard en hoogrood, worden van de Goud- {meden tot het foldeeren van Goud gebruikt , maakende daar van een Meel, dat het Soldeer- zel doet vast kleeven. Men rygtze aan Snoeren als Kraalen, daar het Vrouwvolk zig mede vcer- fiert , en gebruiktze op Java tot kleine Ge. wigtjes, noemende dezelven Zaga, hoewel ‘er Dd nog II. DEEL. IT, STUIGe 422 TIENMANNIGE BOoOMEN. Z IL nog andere Zaadkorrels zyn, die te regt deezen AFDEGL. naam voeren , by de Maleijers Condorins, by de Hoorp. Chineezen Tychjong - Sedji genaamd. Deeze STUK. _laatften komen in de Zuidelyke Landfchappen spraak van China voort : zy zyn ronder, harder, vas- ter, zwaarder dan, de Ambonfe, en worden ci- genyk tot het weegen van Zilver gebruikt, als van eenpaarige zwaarte zynde, Deeze groeijen aldaar ook aan hooge Boomen , maar die de Haauwen korter hebben, naauwlyks een Vinger lang en krom als een Zabel. Van zulke Condo- rins maaken ro een Maas en roo een Tayl, dat js tien Drachme: zo dat de tien een Vierendeel Loots zyn ; doch van de Ambonfche gaan ’er 15 in een Maas, De Malabaarfche Boom , Mandsjadi genaamd, Steekt zyne Kruin boven de meefte andere Boo- men uit , hebbende een Stam van drie of vier Voeten dikte. Het Houd is hard , met een bruin Spint, en de Takken hebben eene bruin groene Schors, De Bladen zyn langwerpig, dun en zagt ‚ aan groene Steelen gepaard zittende , die uit een dikkere Bladfteel voortkomen, en dus, even als gezegd is , gevleugeld zyn, naar Boonen ruikende en bitter van Smaak. De Bloe- men ‚die vyf Blaadjes en tien Meeldraadjes heb. ben, groeijen ook aan Risten , en ruiken naar Honig. De Peulen zyn drie Palmen lang, een dwarfen Vinger breed , door de ingeflooten Zaad- korrels uitpuilende, welke Beenhard, hoogrood en glanzig zyn, fmaakende naar Boeren Boonen. Dee- DE CA ND Rrjkadie 423 Deeze Boom bloeit niet voor zyn twintigfte Jaar, rz en men rekent dat hy twee Keuwen leeven kan, Arprrr. De Zaaden worden ‘er van *t Gemeene Volk orn. gekookt en gegeten ; of ook van de Goudfme- srux. den , als gezegd is, tot het Soldeeren, en tot Gewigt gebruikt, alzo zy ieder vier Aas weegen, Dus fchynen zy nog wat ligter te zyn dan de Ambonfche , voorgemeld, _(@) Adenanthera met de Bladen van onderen — u, Adenant hee Tuig e ra Falcata, Schilde Deeze is onder den naam van Schildboom °°” woorgefteld door RumrPHius, of wel van den Witten Schildboom, in ’t Maleitích Caju Salo- wacko Poeti , dus genaamd, om dat de Indiaa- nen hunne Schilden maaken van deszelfs Hout, Het is een hooge regte Boom, rond van Stam, die zeer kennelyk is, om dat zyne Kruin naar eene Parafol , op een Stok, gelykt. De Bla- den, in gedaante met die der Tamarinden veel overeenkomende , ftaan gepaard aan de Bladftee- len, die wederom in menigte aan andere groo- tere Steelen groeijen : zo dat de Bladen van deezen Boom ook dubbeld gevind of gevleugeld zyn. De Bloemen zyn klein, beftaande uit vier geelachtige Blaadjes , met veele Meeldraadjes : de (2) Adenanthera Foliis {ubtus tomentofis, Syst, Nat, Xl, utfupra, Aden, Fol. decompofitis fubtus tomentofis. Spec, Plant, IL. p. 550, Clypearia alba, Rumer, Amb, IL, De 476, To Alin Burm, Fl, Ind, ror, Dd a IT, DEEL IL, STUK. 424 TIENMANNIGE BOOMEN, Il de Vrugten platte Haauwen, vier Duimen lang , ArpreL. an s x, één Duim breed, met langwerpige zwarte Zaa- Hoorp- den. ’ dan Deeze Boom groeit op de Ambonfché Eilan- Schildlooneden. Behalve de gedagte Schilden, maaken de Indiaanen ook Praauwen of Schuitjes van het Hout, dat ligt en taay is , doch Draadig en fterk afvezelt. Van de Schors worden Geuten ge-« maakt. Daar is ook een roode Schildboom , doch die behoort niet tot dit Geflagt. Men zou mooglyk , volgens de laatere aanmerking van LiNNmus(*), daar toe betrekken kunnen den Lugt- of Hemelboom (Arbor Cali) van Ru Me PHIUS, aldus genaamd , om dat hy zynen. Top alstot in de Wolken verheft, en befchree- ven als volgt, De Hemel. Het was de hoogfte Boom, hem op de Moluk- boom, __kifche Eilanden voorgekomen. Zyn Stam , die van onderen zo dik is, zonder Vleugels, dat tweeof drie Man hem naauwlyks omvademen-kunnen „ fchiet zonder Takken op , tot de hoogte van vyfentwintig of dertig Vademen , dat is onge- vaar anderhalf honderd Voeten (4), De Schors is graauw „ effen „ van Hoornachtige zelfftanz dig- (*) In Mantis/a altera, An hujus Generis Arbor Cali, RumPH. Amb. Ill, p. 205, T, 132 (Ì) Als men een Vadem op zes Voetén neemt, za hy wat hooger zyn. Ondertusfchen zou dit byna de maat zvn der hoogte Boomen in Europa ; zie bladz, 7: maar in Amerika vaïten zy veel hooger: zie bladz. 13, hier voor, BE CC KN DRM ADS digheid: het Hout, ligt, voos, wit en draadig, IL bitter van Smaak. De Takken zyn bezet met DG _gevinde, langwerpig ovaale Bladen, aan de en- Hoorp- den {pits , die glâd en dikachtig zyn, met Rib-STUKe ben. Het Bloeizel gelykt naar dat van de Cafsiooa ficum, beftaande ieder Bloempje uit vyf of zes Sterswys’ geplaatfte Blaadjes, groengeel van Kleur, met tien Meeldraadjes , van eenen fter- ken geilen Reuk. De Vrugten zyn platte Haau- wen, die zo ongemeen naar de Bladen van den grooten Kajupoeti- Boom gelyken , dat menze daar van niet onderfcheiden zou kunnen . in= dien Zy in ’ midden niet een ronde uitpuiling hadden , daar het Zaad legt, dat een platte rondachtige of Hartvormige Korrel is. Deeze Boom komt ongemeen zeldzaam voor, en wordt daarom van de Índiaanen ook als iets raars be- fchouwd en in achtinge gehouden, ER DE HT LE TA. De Draadigheid van het Honigbakje heeft zekerlyk den Geflagtnaam ter baan gebragt, De Plantgewasfen , hier toe behoorende, heb= ben de Kelk eenigermaate vyftandig en vyf Bloemblaadjes : het Honigbakje Cylindrifch , van digt aan elkander gevoegde Vezelen , zo lang als de Bloemkrans, in zyn Mond de Meel. knopjes draagende. De Vrugt een driehuizig, driekleppig Zaadhokje , met Befieachtige Zaa- den, | Dad 5 Vier IE, DEEL, II, STUK. nn. | 426 TrTENMANNIGE BooMEN. Vier Soorten waren hier van LiNN&Aus ÁFDrEL- opgegeven , doch de vierde , Trichilia Guara Hoorp- STUKe getyteld , heb ik, volgens zyn Ed. laatere aan- wyzing, hier voor *, als een byzonder Geflagt, * Bladz.onder den naam van Gwarea , befchreeven, Niete 260 IL. Trichilta birta. Ruige bladige. temin heb ik ’er wederom een Vierde Soort, uit het Werk van den Heer JACQu IN, by- gevoegd, (1) ‘Frichilia, die de Bladen gevind en eeniger- maate ruig heeft. Hier wordt bedoeld een Heefterachtig Boom- gewas, dat SLOANE in de Bosfchen van Ja- maika gevonden hadt, met verfcheide Stammen twintig Voeten hoog groeijende , eer het Tak- ken uitgeeft, Hy noemde ’t zelve Evyonymus met den Stam zonder Takken, de Bladen ge- wiekt, en een ronde driekorrelige Vrugt. Brow- NE gaf ‘er den naam aan van Trichilia die eeni= germaate ruig is ‚ met ovaale gevinde Bladen en ‘Trosfen uit de Oxelen. De Heer Jac- QUIN tytelt het Spondioides, en befchryft het aldus, ‘t Is een Boompje , tien Voeten hoog, ja zelfs laager voorkomende , dat den Stam regt en (1) Trichsia Foliis pinnatis fubhirfutis, Syst, Nat, XII, Tom, IT. Gen. 52r. Pe 254. Trichilia fnbhirfuta Sc. BROWN: Pam 278, Evonymus Caudice non ramofo. SLOAN, Fam, 171. Hift,1l, p. 103 Te 210. fe 2, 3e RAJe Derdr, 70, Trichie lia Spondioides. Jacq. Amers 123 BEC AND eR abee A27 en in zeer weinige Takken verdeeld heeft; de IL Bladen gevind , glad of wat ruig, overhoeks Ee aan de enden der Takken verfpreid , met de Hoorne Vinblaadjes ovaalachtig , ftomp gefpitst, cffen- STUK randig , gefteeld , twee Duimen lang, de mid« delften allengs grooter wordende. De Bloemen, klein en Reukeloos , groeijen aan Risten , die met de Vrugten dikwils een half Voet lang zyn. De Zaadhuisjes zyn bruinachtig , met drie Sleuven en bevatten doorgaans twee Zaaden, De Fran- fchen noemen het Mombin batard of Basterd. Spondias , waar van de bynaam. Het groeit ook by Karthagena. (2) Trichilia met gevinde gladde Bladen. 1. … Trichila labra. De Heer JAcQurnN noemt deeze de Ha- gapke 5 1E» vanafche , als hebbende haar omftreeks die Stad , pe in Bergachtige Bosfchen, aangetroffen. Het is een hooge Takkige Kroonboom, die een zeer onaangenaamen Stank uitgeeft. Hy heeft gee vinde, glanzige Bladen , die naar ’t end toe al- lengs vergrooten , en zeer korte Bloemtrosfen in de Oxels der Bladen, De Vrugten zyn ronde groenachtige Doosjes, (3) Tri- (2) Trichilia Foliis pinnatis glabris. Syst. Nat. XIL, urfupra, Teich, Foliis pinnaeis glabris , Foliolis extimis majoribus, JacQe Amer. 129. Te 173s ji 534 ILDEFLe IL, STUK, 428 TIENMANNIGE BooMEN. IL (3) Trichilia met drievoudige Bladen, id k LorrLinGs;, die ze Prichilia Halefia ty- … telt, heeft deeze Soort in Zuid- Amerika ge- ii, vonden, in de Landftreek van Cumana, alwaar Trfolia. de Spanjaarden haar Cerafo macho, dat is Groo- dige, te Kerfenboom noemen. De Heer JACQUINS; die het Gewas op drooge Velden van ’*t Eiland Kurasfau waarnam , zegt dat het een Boom is wan vyftien Voeten hoog ‚ hebbende ook eenen onaangenaamen Reuk, De Stam is, dikwils van den Grond af , zeer bezet met Takken. De Bladen, die ook ovaalachtig , maar aan ’t begin breed zyn , ftaan drie aan een Steeltje. De Bloemen zyn klein en wiet: de Zaadhuisjes rond en groen, met bruinachtige Stippen , bevatten- de enkelde Zaaden. Van den Wortel wordt door de Slaavinnen, in Afkookzel, gebruik ge= maakt tot afdryving van de Vrugt. iv. (4) Trichilia met de Bloemtrosfen aan ’t end Terminalis, der Takken. Endbloe- mige, Een Boom van twintig Voeten hoog , met een uitgebreide Kroon van Takken, die byna op den Grond neerhingen, en zeer gladde, ge- vinde Bladen „ hebbende de Bloemtrosfen aan ’t end der Takken , werdt door den Heer JAc- (2) Trichilia Faliis ternatis, JACQ. Amer. pe 129, T. 82 Trichilia Halefia, LOEFL. /tin, 188. (4) Trichilia Racemis terminalibus. JACQ Amer, p. 130, ME: CAN DURE EN Ben «029 JACQUIN by Kingfton op Jamaika, aan den ME _ Weg, in de Maand January bloeijende gevon- “Tie den. De Bloemen waren zeer talryk, zy fton- Hoorp. ken en geleeken in de eerfte opflag naar die der “TUXe Melia , doch by nader onderzoek bevondt hy dat de Meeldraadjes niet vereenigd waren, Ver- volgens, de Vrugt willende onderzoeken , vondt zyn Ed, tot zyn leedweezen , dat die Pane was afgehouwen. SWIETE NIA Dit Geflagt heeft zynen naam naar den ver- maarden Heer, Baron vaN SwirTEN, Lyf- Arts en Raad van Haare Keizerlyke Majefteit , door wien niet alleen de Geneeskunde te Wee- nen zeer opgeluifterd ,‚ maar ook de Kruidkunde aanmerkelyk bevorderd is , alzo hy by de Kei- zerin heeft weeten te bewerken, dat de Uni- verfiteit dier Stad met eenen Kruidtuin voorzien werdt: zynde de gedagtenis van dien Heer dus door JACQUIN vereeuwigd, Hy is in ’ voorleeden Jaar den weg van alle Vleefch ge- gaan. De Kenmerken beftaan in een Kelk die in vyven gedeeld is, met vyf Bloemblaadjes: een Cylindrifch Honigbakje met de Meelknopjes aan zynen Mond: het Zaadhuisje met vyf Hol- ligheden , Houtig, van onderen gaapende, en gewiekte Zaaden, die op elkander leggen, be- vattende, ; De IX. DEELs Il) STUKo iT. ArpErL. X. Hoorn. STUK. ig Swietenia Miahagont. Mahony Hout Boome 430 " TiENMANNIGE Boomen. De eenigfte Soort (1) is de Boom , die het zo bekende, doch niettemin kostbaare , Maho= ny-Hout uitlevert. BROWNE hadt denzelven voorgefteld onder den naam van Cedrela met ge= vinde Bladen , verftrooide Bloemen en welrie- kend Hout. CATESsBY noemt hem , Boom met Bladen die gevind zyn zonder Blad aan ’t end; de Rib naaf de eene zyde uitloopende , met een groote hoekige Vrugt en gewiekt Zaad. De Heer JacQurin befchryft hem aldus. Het is een hooge , zeer takkige Boom , die een aanzienlyke Kroon maakt , hebbende de Bla- den famengefteld uit Lancetswyze Vinblaadjes „ wier getal doorgaans drie of vier , zelden vyf Paaren is, zynde wat krom , anderhalf Duim lang. Uit de Oxels der Bladen komen platach- tige Trosfen voort , doorgaans van agt wite Bloemen , van de gezegde hoedanigheid. Het Zaadhuisje is zeer groot, Eyrond, ftomp, van buiten Roestkleurig, van binnen in vyf hollige heden verdeeld , met zeer dikke Houtige Klep- pen. Ieder holligheid bevat verfcheide Zaaden , die een Vliezige Wiek hebben , langwerpig en ftomp. De Bloem is derhalve als- die van de Melia en de Vrugt als die vande Cedrela , merkt hy aan. Het groeit op de grootften der Voor- Eilanden van Amerika, Het Hout is rood, hard en | (r) Swietenia. Syst, Nat, XI, Tom, IL, Gen. 522, p. 294. Cedrela Foliis pinnatis &c. BROWN. Pam. 159, Arbor Foliis Pinpatis , nullo impari , Netvo ad latus, CATESB, Car, 1Ì, Te 81, Swietenia, Jac, Amer, 127e MEC AND RPM: AST en zwaar, zeer bekwaam tot de polyfting, wot- IL dende derhalve in Engeland zeer veel tot Kabhi. ÂFDEEL, netten en ander Schrynwerk gebezigd. » Hoorn. STUK, MEE U'I A, De Kenmerken van dit Geflagt zyn 5 een vyftandige Kelk met vyf Bloemblaadjes : het Honigbakje Cylindrifch, zo lang als de Bloem ; met den Mond tientandig: een Pruimvrugt, met een Steen , die vyf Holligheden heeft. ___ Van dit Geflagt zyn twee Soorten , die door de figuur der Bladen verfchillen , als volgt. (a) Melia met dubbeld gevinde Bladen. En ei4 Azedarach; De Arabifche naam Azedarach , van A v 1-Azedarach. CENNA afkomftig , is aan deeze Soort gege- ven. Men vindt dezelve by BAuHrNus voor. gefteld onder den naam van Boom met Esfchen- Bladeren en blaauwe Bloemen. Doponaus befchryft dit Azedarach , als een hooge Boom ZyDe= (1) Melia Foliis bipinnatis, Syst. Nat, XII, Tom. 11, Gen, 523. p. 294: Melia Foliis duplicato- pinnatis, FJ, Zeyl 162. Melia Foliis decompofitise Fort. Clif. 161, ROYEN Lugdbate 462, Azedarach. Dop, Penpt. 848. BURM, Zeyl, so. B, Azedarach fempervirens et florens, TOURNF. Jrf?, 616, Azed, Flor, albis fempervirens, HERM, Lugdbac, 652. Azed. Fruêtu polypyreno Mangoferos fylveftris, BURMe. Zeyl, 40. Azedarache= ta Indica. Comm, Hort, Amft, 1, T, 76, Olca Malab, Nimba dicta. RAy, Hil. 1545. IL, DEEL: Il, STUK, | 432 TIENMANNIGE BOOMEN, U. zynde, die Straalswyze Bloemen heeft , en Vrug= AFDEEL. ten naar de Jujuben gelykende, doch bleek geel Hoorp. en van eene bitterachtige Smaak, wier Steenen STUK. _fommigen aan Snoeren, rygen tot Roozekränfen. Azedarach, De Groeyplaats van deezen Boom was in de Zuidelyke deelen van Europa en in Syrie. De Bloemen werden gehouden voor een goed Ge= neesmiddel , inzonderheid tot zuivering der Hers fenen , maar de Vrugten voor fchadelyk en Ver- giftig. Sommigen hebben deezen Boom verkeerdelyk aangezien voor den Sycomorus: anderen noemen hem Barterd- Sycomorus , onder welken ndam hy in de Hortus Epftettenfis voorkomt volgens de aanmerking van den Hoogleeraar Je, Bur MA N- Nus, die zegt, dat het de Kúrikolomba der Ceyloneezen is. Dus valt hy dan ook op Cey- lon, ja zelfs op Java, alwaar de Inlanders hem Folla- morgatje, of Acriku noemen ,zo de Heer N. L. BurRMANNUSs aantekent ; zynde hy in Reuk en Smaak de Syringen niet ongelyk, Deeze Boom laat in de Kruidtuinen der mid= delfte deelen van Europa jaarlyks zyne Bladen vallen, en daarom zou hy wel fchynen te ver- fchillen van den altyd groenen en bloeijende van TourNeErFoRrRT, doch LINN Aus vondt geen Kenmerken van Soortelyke onderfcheiding, Dus wordt dan die ook tot deeze Soort betrok- ken, en bovendien de Ceylonfche Azedarach met eene veelkorrelige Vrugt van den Heer J. BUuRMANNus; Wilde Mangoferos genaamd; tot KC A-NoDaRaloar 493 tot welke de Aria Bepou van Malabar, door 1% CoMMELYN onder den naam van Azadirach. © TDEEL. ta Indica, in de Amfteldamfche Kruidtuin af- Hoorn. gebeeld , verkeerdelyk betrokken was, als zyn. TUKe, de deeze volgende Soort. Ee (2) Melia met gevinde Bladen, in, ne | Bare en Dat de Bladen eenvoudiglyk gevind zyn, en rachra. dus zeer naar die der Esfchenboomen gelyken- zg de, onderfcheidt deeze zeer duidelyk van de andete Azedarach, en veel beter dan de bynaam Azidarachta , welk eigentlyk maar een woord= fpeeling is, door CoOMMELYN gebruikt om deeze Soort te betekenen. BAumrNus noemt dezelve Indifche Boom „ naar den Esfchenboom gelykende, met Vrugten als Olyven, en Pr u- KENETIUSs Malabaarfe Olyf boom met Esfchene blader. Hy worde dan in *t algemeen Es/chen- bladig aangemerkt te zyn. Onze Hoogleeraar JT. BuRMANNUS heeft ’er een zeer naauw- keurige Afbeelding van aan ’t licht gebragt, en de Jonge Heer , zyn Wel Ed, Zoon, merkt aan, dat hy op Java Zntarram Cesf/a heet. Op Ma- (2) Melia Fols pinnatis. &yst. Nae, XII. utfupra, Hart, Elf, 161. Flor. Zeyl. 161. ROVEN Lugdbat, 462. Olea Mala. barica Fraxineo Folio. PLUR, Alm. 269. Te 247. f, 1. Arbor Indica &c. C.‚ B. Pin. 416. Azadicachta Indica Folio Fraxini, BREYN. de, 21e T, 15. Azadiracha Indica. &c. Comm. Arft. Lp. 147- Te 76. Aria Bepou, Hort, Mal, IV, p‚ 107. T. 52, Azedarach Foliis falcato - {erratis, BURM. Ze)l, 40. T. 15e EuRM. Fl, Ind, p‚ ror, ij | Ee U, DEEL: 1, STUK, U, ÄrpreL. XK, Hoorn- STUK, Azedae- rach, 434 _ TIENMANNIGE Boomen. Malabar noemt men hem Aria Bepou, en on- der dien naam wordt hy aldus befchreeven. Het is een hooge Boom, met een dikken Stam, die het Hout uit den witten geelachtig heeft , maar met een zwartachtige Schors be- kleed. De Wortel is bitter en fterk van Reuk , zo wel als de Bladen , die langwerpig rond , gefpitst, aan den omtrek gekarteld zyn, dun; glad en glanzig , met de middelrib meest naar de ééne zyde fterk uitpuilende, De Bloemen, die klein , wit en Reukeloos zyn, komen T'ros- wyze aan Steeltjes voort. leder Bloempje, uit vyf Blaadjes beftaande , zit in een groen Kelk- je, en heeft in * midden , in plaats van Styl; een Trompetswys’ Kokertje , aan ’t end met Franje, daar de tien Meeldraadjes in zyn en een dunne Styl uiefteekt ; byna gelyk in de Jonguilles. De Vrugten komen ook aan.'Tros- fen voort, zynde langwerpig rond, en gelyken- de naar kleine Olyfjes , eerst geelachtig, dan paarfch , met een dun Vliesje bekleed, waar in een Olieachtig , fcherp , bitter. Vleefch vervat is «en een langwerpig Steentje met een witte Piet. Men perst ‘er een Olie uit , dienende om Kleuren te maaken tot het fchilderen van Katoenen en Linnens. Het Sap der Bladen is fterk Wormdryvende , en wordt ‘derhalve van de Malabaaren , die veel met Wormen bezet zyn, of op zig zelf , of met Wyn, Water of Vleefchnat , ten dien einde ingenomen. zv RMC A CNEDAREEIA Ást Mec der HET Ume % Ii, ÁrDeers bi Kenmerken zyn; dat zo wel de Kelk goorn. als de Bloem vyfbladig is ; het HonigbakjestTur. tienbladig , dekkende het Vrugtbeginzel , *t welk een Zaadhuisje wordt met vyf Holligheden. ‚Van de negen Soorten, thans in dit Geflagt voorkomende ‚ behoort hier alleenlyk de Agt- fte , naamelyk: (8) Zygophyllum met gevinde Bladen en eenen A, Boomachtigen Stam. bg reum, … … Jukbeoms De Heer JacQuriN heeft deeze Sooft in) de Bosfchen by Karthagena in de Westindiën waargenomen. Het is een Boom, van veertig Voeten hoog , met een zeer fierlyke , digte, uitgebreide Kroon , van dunne Takken. De Bladen zyn -gevind, glad, en ftaan tegenover el- kander , beftaande uit een afgebroken Rib, van drie Duimen lang , die bezet is met zes of ze- ven Paaren van langwerpige Blaadjes, Uit de oxels der Bladen en aan de enden der Takken komen losfe Risten voort, van groote fchoone Bloemen , Oranjekleurig in een groenachtige Kelk. Het Vrugtbeginzel heeft een lang Voet: je en het Zaadhuisje is met vwyf zeer gfoote Vliezige Wieken voorzien; 9 Als (8) Sygopbyllum Foliis pinnatis.Caule Arboreo, Syst, ‚Var KI Gen. 524. Pe 295e::Zygophyllum Caule Arboreo Folie pinnatis, “Jacq. Amer. 139, À, È3, Ee il. DEEL, H, STUER u. ÂFDEEL, X. Hoorp- STUK. Fukboors, L Cuasfsa &marâ. Kwasfie- Hout, 436 TIENMANNIGE BooMEN. ‚, Als deeze Boom bloeit , zegt zyn Ed. , geeft hy een zeer fraay aanzien , doordien „… deszelfs digte en hoog groene Kroon aan alle ‚ zyden als bedekt is met Bloemen. Voor het > uitkomen derzelven fchynen de Bladen ais ;, dubbeld gevind te zyn. De Ingezetenen »‚ noemen hem Gwayacan, ’t welk by hun een > Algemeene naam is van alle hard Hout, tot > Werkhout zeer bekwaam. Men geeft ook 9 voor, dat de Stam, onder den Grond begra- » ven zynde, niet bederft, maar in Steen ver- ws andert,? A2 Quassra, Dit Geflagt heeft zynen naam van eenen Nee ger, genaamd Kwasje ‚ door wien het Hout in Geneeskundig gebruik gebragt is. Het bevat ook maar ééne Soort (1) wegens de ongemee- ne Bitterheid vermaard zynde en daar van den bynaam draagende. De Kenmerken zyn, dat het de Kelk, Ren en ‘t Honigbakje, altemaal vyfbladig heeft, vyf Zaadhuisjes , van elkander afftandig, ieder met één Zaadkorrel bevrugt. Aangaande dit Gewas is een omftandige be- fchryving gegeven in een Redevoering, welke in (s) Quasfia, Syst. Nate XIT, Tom, II, Gen. 225e p. 295, Eipnum Quasfia. Amen, Acad, VI. pe 4zte T. p. 429. Het Quasfie- Hout uit Suriname. Uitgez. Verband, IX. Deel, Ame Sterd, 1764, pe 394, Ple LA le DEE AK NEDER Th, A87 in den jaate 1763, door den Student C. Brom, U, te Upfal , opentlyk, onder de Voorzitting van * FEEL. LinNe=us verdedigd werdt. Aangezien de- rroorn. zelve reeds voor eenige Jaaren , in ’t Neder-STUK. _duitfch vertaald zynde, met de Afbeelding, het Dr licht ziet in de Uirgezogte Verhandelingen , zó zal ik hier maar kortelyk melden „ dat het een Boom is, in de Landftreek van Suriname groei- jende, waar van de Wortels thans bekend zyn onder den naam van Quasfie- Hout. Hetzelve is, ruuw zynde „ naauwlyks van ander Hout te onderfcheiden ; doch ik heb ’er een Plankje van, ter grootte van een Kaarteblad en van ordent- Iyke dikte, doen maaken, het welke, ín myne Verzameling van meer dan honderd verfchillen- de Houten geplaatst, van die allen in Kleur zo- danig verfchilt , dat ik het by geen derzelven vergelyken kan , noch aan de gepolyfte, noch aan de ongepolyfte zyde, Het ziet een weinig uit den geelen, naar ’t graauwe trekkende, zon= der eenige Wolkigheid of Aderen. Het Stuk, daar het afgezaagd is , omtrent een Arm dik, heeft eene roodagtig bruine, wat ruuwe Schors, De Bladen van deezen Boom zyn gevind, maakende drie of vier Paaren van Lancetvormig ovaale Blaadjes uit, aan een gemeenen Steel, die in een Puntje eindigt. Gedagte Bladfteel is op zyde met Vliezige Wieken bezet. Deeze hoedanigheid hadt het Gewas, dat men reeds genige Jaaren in de Akademie. Tuin te Upfâl hade gehad; en aldaar de hoogte van agt Voeten E € Ö bee Il. DEEL, II, STUKe \ 438 TIENMANNIGE Boomrs. ÏL bereikte, eerst voor een Sapindus, daarna voor ie a een Soort van Zygophyilum doen aanzien , doch Hoorp- de gefteldheid van de Vrugt deedt blyken , dat STUK, men ’er een byzonder Geflagt van, maaken da moest; gelyk het dan alhier verfchynt. Lris- NeUS vraagt (*) » of niet de Amerikaanfche Nooteboom van CoMMELYN ,; met gewiekte in tweeën verdeelde Bladen, tot deeze eer dan tot de Melicocca * te betrekken zy : doch dees ze zelfde is door zyn. Ed, ook als overeenkom- ftig met de eerfte Soort van Sapindus opgege- Î Zie ven f , tot welke hy insgelyks door den Heer bledz Site NT, L. BURMANNUs wordt thuis gebragt. Dit is zo zeer niet te verwonderen , aangaande een Boom, die geen Bloem of Zaad in onze Lugtftreek voortbrengt (+). bladz, 2764 LIMO NT A. Lemisjes- Boom, De gelykenis naar de Limoenen, die tot het Geflagt van Citrus behooren , heeft deezen naam opgeworpen. De Kenmerken zyn , een Kelk in (*) Append, Spec, Ed, 1, p. 1679, ‚ (1) Het is niet zeer veilig , daar omtrent befluiten op te maaken; anderszins zou het iemand kunnen vergaan als Pru- KENETIUS, die aan SLOANE gevraagd hebbende , welke Vrugt de Ebbenboom van Jamaika voortbragt „en verftaande van een Peul als de „Aspatathds , daar ep een Gewas in de Tuin van Celfea , ’t welk hy zig verbeeldde. die Ebbenboom te zyn, in Afbeelding deedt brengen met zulk een Vrugt; wore dende , toen dit Gewas vervolgens Besfen voortbragt, miet ree den uitgelachen. Zie bladz, 157, 158, hier voore D.E C A ND _R I A. — 499 in vyven verdeeld, vyf Bloemblaadjes; een Be- He fie of Sappige Vrugt met drie Holligheden, ie- ““TetLe der een enkelen Zaadkorrel bevattende. ’t Ge- Hoorn. tal der Soorten is thans tot drie of vier ver- STUKe meerderd , als \ (1) Lemisjes - Boom met enkelde Bladen en Ws imonia Doorens. monopbyl- la. er Van deezen” heeft de Hoogleeraar J. Bur MANNUSs een Takje met Bloemen dei Aen rig afgebeeld, onder den naam van Ceylon/che Wilde Limoentjes. ZynEd. dit Takje in het Kruidboek van HeRMANNUS, met den Cey- lonfchen naam Dehighaha daar nevens gevoegd , bezittende , zegt ’er van, », de Stam van dee- >» zen Boom is rond, effen en Houtig: de Bla- s, den zyn fpits, dik „ geaderd, effenrandig g overhoeks geplaatst op zeer korte Steeltjes; onder welke cen zeer fcherpe Doorn uitkomt, en een Tros van kleine Bloemen , tien of ‚twaalf «te gelyk , waar op de Vrugten volgen,” LiNNEus niettemin ‚ heeft het zodanig bee fchouwd, als of de Bloemen voor eene uit de Oxels der Bladen (*), en ik kan, om de waarheid te zeggen, in de Afbeelding ook niet Gen zien, 59 33 35 (1) Limonia Faliis fimplicihus Spinis folitariis, Mantisf: alt. pe 237. Limones pumili Zeylanici fylvestres, BURM, Zeyl, 143. Tab, 65. fe Ie ú (*) Pedunculi Axtillares conferti uniflori, Mant. alt eine d, Een 1, DEEL. IH. STUK, 440 TiENMANNIGE Boomen. IL, zien, dat zy, of de Doorens, onder de Blad- { Aro fteelen uitfchieten zouden, Hoorp- ij | STUK. (2) Lemisjes- Boom met dubbeïde Bladen. 1, | it De Heer RrcurTeRrs; van wien ik meermaa- giweebla-len gefproken heb , heeft ons van Batavia een rLix, ‘Takje medegebragt van den Boom, die aldaar „ zo hy verzekert, de regte Limmefjes of Lemis- jes voortbrengt. Het is geenszins de Limonel- lus of Limon Nipis van RuMmrHrus , maar een Gewas, dat twee Bladen by elkander heeft op een zelfde Steeltje , en, aangezien ik ’er geen van dien aart ergens afgebeeld of hefchreven vind, zo heb ik het hier niet alleen als eene nieuwe Soort ingevoegd: maar geef ‘er ook de Afbeelding van. De Vrugten zyn niet grooter dan een Duiven-Ey en by dezelven heeft het kleine Doorntjes. Het wordt Crandang genoemd van de Javaanene Hij. (3) Lemisjes - Boom met drievoudige Bladen Jimonia en dubbelde Doorens. ‘rsfoliata. f Drebladi- 5e. Deeze is door den Heer N. L. BURMANe NUs eerst afgebeeld en voorgefteld , onder den naam van Limonia met dubbelde Doorens in de Oxee (2) Limonia Foliis binatis. 2fi5% (3) Limonia Foliis eernatis Spinis geminis. Mant! aft. pe 237. Limonia Spinis axillaribus geminis, Foliis ternatis evatis &c, BURM. Fl, 1nde 103. FT. 35e fa Ie D EE EC AN DR TA Aät Oxelen, drie Bladen aan een Steeltje, waar van IL het middelfte grootst , en enkelde Vrugten. Lin- IN N/EUs zegt , ‚ dat het een Boom is, die naar HOR »» den Citroenboom gelykt , met bogtige Tak-STUK. ‚> ken, hebbende de Bladen ook als met Gaat- „oemije jes doorboord „ van grootte als die der Hee- fterachtige Jasmyn , de zydelingfe klein en Ongefteeld, Dezelve heeft Stoppelachtige Doornen, langef dan het Blad, De Vrugt is een kleine, gladde, ronde, roode Bezie , > van grootte als die van ’*t Vaccinium.” Dit verfchilt aanmerkelyk van de Afbeelding en befchryving van gezegden Hoogleeraar, door _ wien aangemerkt wordt, dat ‘er nog meer Soor- ten van dit Geflagt by Rumrnrius, in het Tweede Deel van deszelfs Ambonfche Kruid- boek , van Hoofdft. 36 tot 4I , voorkomen 3 van welken ik ftraks zal fpreeken, 23 (4) Lemisjes- Boom met gevinde Bladen en yv, enkelde Doorens. Limonia ir . Met geen reden ter wereld kan deeze Soort Vinbladi- den®” (4) Limonia Foliis pinnatis Spinis folitariise Afant, alt. p. 380, Limonia Spinis axillaribus folirariisretis, Foliis pinnatis , Periolis alatis, BROWN. fau. 102, Limonia acidisfima. Sp, Plant, 11. p. 554. Limonia Malus fylvestris Zeylanica , Fruâu pumilo. BURM, Zeyl, 143, DURM, Fl. Ind, rog, Schinus Foliis pinnatis Petiolo &c, Fl, Zeyl, 175, Anififolium, Rumra, Amb, 1, p. 133, T, 43, Catu Tsfiera Naregam, Horte. Mal, IV. p. 31. T. 14: Malus Limonia indica, Fruta pufillo, RAs, Hift, 1658, Ee 3 IL, DEELS IT, STuz, ‚An 442 TIENMANNIGE BoOOMEN, den bynaam van acidisfima , dat is uitermaate Ke an zuure, voeren, indien het ‘de Boom is, welken Hoorp- STUK. Lemisjes CON, Rumeurus Anysblad noemt, wegens den Reuk der Bladen, hebbende de Portugeezen ’er den naam van Folho d’Anis aan gegeven. Om- trent Batavia , daar dezelve groeit, wordt hy Boa, Balangan , in ’ Javaaních Cabeftan gehe- ten. De Bladen beftaan uiet Vinblaadjes, heb- bende een gemeenen Steel die fterk gevleugeld is. De Vrugt, die rond is met een fmallen Hals, heeft een. Houtige Schaal, en van binnen een zoet eetbaar Vleefch. Men noemtze, in ’t Nederduitfch, Klaver- Appels. De Heer N.L. BurMANNUs merkt aan, dat het volgens KrLeriINHOrF een Boom is van dertig Voeten. hoog en tien Duimen dik, die op Java de Blad- fteelen zo fterk nict gevleugeld of met Vliezige Randen heeft, als in de Afbeeldingen. De Malabaarfe , welke Ray Oostindifche Limonia met een zeer kleine Vrugt noemt, ús een Boompje van maar zes of zeven Voeten hoog ‚ met gedoornde Takken en geelachtig Hout; de Bladen ook gevind , en de Bladftee- len zodanig gevliesd hebbende , dat men die by- na voor Bladen zou aanzien. Voorts zyn veelen driebladig 5 zo dat het Loof zig byna als de Veld. Klaver vertoont. De Bloemen zyn zoet van Reuk , doch, dat zy naar Anys ruiken zou- den , vind ik niet gemeld, De Vrugten , als kleine Limoentjes of Lemisjes , hebben de grootte van Druiven , zynde eerst groen met | wite DBI A Na Duuk rr 443 witté Stippen ‚ vervolgens Goud- of Citroen- IL geel, vol van een Zuurachtig bitter , Kruiderig AFDEEZe Sap, en derhalve Maagfterkende „ niet alleen , Hoorn. maar ook tot uitdryving der kwaade Stoffen in STUK. Uitflaande Ziekten dienftig, Lensjes. Tot deeze Soort worden de Boomen der” Lemisjes , die in de Westindiën zo gemeen zyn, t'huis gebragt. De Hoogleeraar J. Bur MAN- haalt den Oranje - Appelboom , met een ‘zeer Kleine Limoen- Vrugt, die by uitftek zuur is, vän SLOANE , aan , welke die Autheur zegt overal in de Haagen der Tuinen , op de Vel- den en in lugtige Bosfchagiën op de Voor- Ei- landen van Amerika , voor te komen; betreke kende’ daar toe ook de Wilde Limeenboomen , in Syrie , Egypte en Afrika menigvuldig , met zeer kleine uitermaate zuure Vrugten, van Scas LIGER en anderen; als cok die Wilde Limoe- nen van BELLONIUS, niet grooter dan een Duiven- Ey , onder de Puinhoopen van Kairo in Egypte voorkomende: zo wel als een Soort van Limoenen in Spanje groeijende , met de Vrugten naauwlyks zo groot als Nooten, doch beter van Reuk en hooger van Stam , door CAESALPINUS, BaUHINUs en anderen ge. neld, Onder alle deeze , vind ik geen blyk van’ Gevinde Bladen: weshalve ik hier van een Soort zal maaken onder den naam van Er (5) Lee U DEEL, IL, STUK, E/ 444 TIENMANNIGE Boomen, Pe 5 (5) Lemisjes- Boom met de’ Bladen enkeld en FE Hartvormig aan het Steeltje gevleugeld ;de Hoorp- Takken gedoornd. STUK. v. Tot deeze Soort kan men met Recht de Láe Limonza asidisfima, monellus of Limon Nipis van RumPHruss Oranjes bladige, welken hy Liemis - Boom noemt , draagende Vrugten van grootte als Abrikoozen, benevens zyne Limon- Maas of Goud-, zyne Buik-Li- moenen , Wilde , Pap - Limoenen, Buffels- Lie moenen „ enz. thuis brengen, als welke alte- maal aan Boomen groeijen, die gedoornde Take ken hebben , met de Bladen Hartvormig aan den Steel gevleugeld; een Kenmerk, dat, vole gens TOURNEFORT , de Oranjeboomen van de Citroenboomen onderfcheide. En tot bevesr tiging hier van behoeft men flegts de XVII. Plaat in ’t Werk van Juffrouw MrRIAN, over de Surinaamfche Infekten , te befchouwen, al- waar een Takje van den Surinaamfche Lemise jes-> of zo zy zegt Limmentjens- Boom afge beeld, is met Bloem en Vrugt. Zy verhaalt dat het een Boom is, in ’t wilde groeijende , zo hoog als een braave Appelboom, met, Bladen half zo groot als de Gitroenboomen, en het Bloeizel ook naar proportie kleinder, ij waart (5) Limonia Foliis fimplicibus , Petiolo Cordiformiter ala- te; Ramis fpinofis. Jfibi, Limonellus five Linron - Nipis, RUMPH. Amb, II. p‚ 107. T. 29, Limon Ferus, Limon Pae peda, Limon tuberofus , Limon Aurarius &C, ejusdegn Tab, 25-32, MERIAN. Surina Tab, XVIe MO BC A NrDrRemkriAk 4458 waar van een kostelyke Olie wordt geftookt , IIs gelyk men ook uit de Schillen perst. Dit zyn Epen de gemeenfte Vrugten, zegt zy, in Suriname, Hoorp4 wordende tot alle Spyzen genuttigd „en in Sui- STUK. ker: gekonfyt. Ik voeg ‘er by, dat menze ook, Ek alleenlyk in Pekel ingelegd of gezouten , naar Europa overzendt , en dat de Slaavinnen het Lighaam tot verkoeling en zuivering met het Sap van Lemisjes beftryken , eer zy zig in de Rivier gaan baaden. Eindelyk meldt zy nog; „> de Boomen hangen het geheele Jaar door vol s Bloeizel, rype en onrype Vrugten , gelyk in 5, Duitfchland de Geneverboomen; zo wel als ‚> alle andere Boomen in Suriname, alzo het 3 daar nimmer Winter is”: doch ten opzigt van de laatíten fpreekt zy te algemeen. MELAS TOM A, De naam is daar van ontleend, dat de Bese fen, ten minfte in fommige Soorten van dit Ge- flagt , den Mond, van den genen die ze eet „ zwart maaken , en zodanig, dat men in eenige Weeken die Kleur niet weder kwyt wordt. De Kenmerken zyn vyf Bloemblaadjes, inge. plant'in eene Klokswyze in vyven gedeelde Kelk: de Vrugt eene Bezie die vyf Hollighe- “heden heeft, met de Kelk omwonden. Twaalf Soorten bevat dit Geflagt, die allen Boomachtig of Boomen zynde hier plaats vin- den, | (1) Me- IL, DEEL: IL, STUKé | 446 KIENMANNIGE Boomen. HW: (2) Melaftoma met gekartelde, eenigermaate hik a drieribbige , ovaale fpitfe Bladen, Hoorp- zu R, STUK: Aaïbesfen - Boom met de Bladen van Weeg- Ll bree, en verfpreide Violette Vrugten, ís deeze’ Melaftoma 5 Ie Acinoden-by Pr UMIER getyteld, Behalve de Ácinoden= dron. . drum of Besfenboom van PrLUKENETIUS boom. met dikke ruige Bladen, die aan den omtrek luchtig getand zyn , behoort hier toe de zeer groote ongedoornde Boom met „Aalbesfen-Vrugt, van SLOANE s die zeer groote Bladen als van Malabathrum heeft , en witte Troswyze Bloe- men, De Stam van deezen Boom, zo dik alg eens Menfchen- Dy 5; wordt twintig Voeten hoog, en geeft‘dan vierkante Twygen uit, twee tegen elkander over , met Bladen van een half Voet lang, die met vyf Ribben overlangs door- toogen zyn.” In de befchryving van den Clif- fortfchen Tuin merkt LiNN «us aan , dat de twee büitenften van deeze Ribben flaauwer dan de anderen zyn. Overvloedig groeit-hy op de Bofchachtige Heuvels van Jamaika, (2) Me: (1} Milaftomaroliis dentieculatis fuberinerviis „ ovatis'acutis. Syst. Nat. Xlle Tom, Il, Gen. 536, ps 293, Melaftoma Foe tijs--ovato= lanceolatis- &c. Hort. Clif. 162. “Acinodendram Americanum &c, Pum. Mant, 4 T. H59. É. re Grosfularia alia’ Plantaginis Folio &c: Prums Ie, 142. fe 2e Grostulariz Fruêu Arbor maximz non fpinofa &c. SLOAN, Jam, 164, Hist. Ile ps 8de FT. 196, Ge Ta RAT Dendr, 26 … DEE ACNADS RIE 5 Add (2) Melaftoma met gekartelde drieribbige, MH. ovaale gefpitfte Bladen. AFprer, Hoorpe Wmierikaanfthe Boom met een breeder ge-sTux, {pitst drieribbig Blad , dat wederzyds glad en ss aan den rand flaauwtjes gekarteld is , wordt dee- _Grospu. ze genoemd door PLUKENETIUS, die aan- Vros merkt dat de Hollanders , te Suriname, den- achtige. zelven Mispelboom heeten, en vraagt of het ook de Mispelboom met Laurierbladen uit Surina- me is, van- den Amfterdamfchen Tuin? Hier voor is een Boom , dien onze Natie in de Westindiën Mispelboom noemt, befchreeven*. * nladzs 233, (3) Melaftoma met gekartelde vyfribbige , im. Hartvormige , ruuwe , van onderen Wol- ren lige Bladen , de Takken Wollig ruig. aes ige, ad Deeze, door Browne genaamd Ruigachti. ge, met Hartvormige , ruuwe, zeer fyn getan- de ‘Netswyze Bladen en kleine Trosfen in de- Oxelen, komt hier voor als de derde Soort, N (4) Mee C:) Melaftoma Foliis denticulatis triplinerviis &c, Syst, Nat, XII, Arbor Americana &c, PLUK. Abm, 40, Te 249 Ër. (3) Melaftoma Foliis denticulatis quinquenerviis 8c, Sysza Nat. Xll, Mel, fubhirfuta &c, BROWNE Fam, 219, Te 24e. fe 3e A DEEL: II, STUK: U. 'AFDEBEL. pe Hoorp- STUK. TV. 448 TIENMANNIGE BooMEn. (4) Melaftoma met effenrandige, drieriblige , spatelvormige „ ongefleelde „ van onderen eenigermaaïte Wollige Bladen. By PLUKENETIus heet deeze Amerikaan- De En fche Boom , wiens Bladen door de famenloo- ele ping der Ribben van agteren verlangd zyn en van onderen met eene witachtige Wolligheid bezet. Die van Suriname noemen hem, zegt hy, Rotennisfade. Browne heeft denzelven ook op Jamaika gevonden. (5) Melaftoma met gekar.elde , wyfribbige e Laneiswys’ ovaale Bladen en een ruigen Star Deeze is by Pr vMIER Aalbezie met fmal- lere ruige Weegbree- Bladen, getyteld. Pr u- KENETIUS fpteekt ’er van , als een Jamaie kafch Boompje met vyfribbige zeer fyn getan- de Bladen, dat dezelven, zo wel als den Stam; ruig heeft , brengende twee Bloempjes uit de Oxels voort. Het voert by SLOANE den naam van Ongedoornd Gewas met Aalbesfen- Vrugt (4) Melaftoma Foliis integerrimis trinerviis Sc. Syst, Nate XÌ1l, Mel. Fol, ampliotibus &c. BROWN. Fam, 219. T. 24. fa 1, 2, Arbor Americina &c. PLUK- Pyt, 249, f. 2. Alm, 40. (5) Melaftoma Foliis denticulatis &c. Syst Nat, X!T. Grosa falarla Plantaginis folio &c. Plume fe. 141. Grosfularie Fruc- tu non fpinofà Sc, SLOANE, Fam. 165. Hij. Il. p. 85. T. 197. fs 2. Arbuscala Jamaicenfis quinquenervis &c PLUK» Alm. 40, DE C A ND RI A 449 Vrugt en Bladen van Malabathrum , die eehe IL’ lange rosfé ruigte hebben , met eene grootere een blaanwe Vrugt. Men vindt het ook in Zuide Hoorp: Amerika , wordende Caagiyuyo genoemd vanStTUK. de Brafiliaanen: (6) Melaftoma met effenrandige, drieribbige, Vr» langwerpig ovaale , van onderen Wollige ed Bladen ; de Takken ge-armd en în twee- Fluweel ® 16 achtige: en verdeelde Aairen: hi De Amerikaanfche Besfenboom met eef groò= ter drieribbig Blad, van onderen bezet met eenê witte Wolligheid , van PLUKENETIUS; komt overeen met den Brafiliaanfchen Tros: draagenden Boom van BrryN, met Bladen van Malabathrum , en met de Muiva der Brafí- liaanen. Deeze is, volgens MARCGRAAF ; een Boom van middelmaatige grootte , met ges paarde Bladen , die langwerpig ovaal, drierib- big, van bowen glad en donker groen, van oft- deren wit Wollig zyn. De Vrugten gelyken naar kleine ronde Peertjes , alzo zy op een Steeltje zitten en een Kroontje hebben , als ee overblyfzel van de Kelk der Bloem. Ryp (6) Melaftoma Foliis inteperrimis trinerviis &ec. Syst, Nats XII. M. Foliis iritecerrimis êzc. Hort, Clf". 162. Acinodens drum Americanum &c, PLUK Jant. 4, T. 250, f. 2. Arbof racemola Brafiliana Folio Malabathri. BREYN. Cent. 3, T, 23 «, Muiva, MARCGR, Bras, 117. BURM, Fl, Ind, 3045 Ef 11, DEEL 1e STUKe Aso _TIENMANNIGE Boo MEN. _ IL Ryp zynde is de Kleur paarfchachtig en zy dt bevatten een witachtige Pap ; vol kleine Zaad- ier: jes, die zoet is, doch van de Brafiliaanen niet STUK. genuttigd wordt. Men vindt deeze Soort ook op Jamaika en te Suriname, zegt LINNAUS,. VIL (7) Melaftotna met effenrandige , vjfribbige, rag Lancetswys’ ovaale ruuwe Bladen. thrica, 4 grlabaat Deeze zou de Kadali van den Malabaarfchen Kruidhof zyn, overeenkomende met de Afbeel- ding van den Heer J. BURMANNUS, die dee zelve geheten heeft, Vyfribbige grootere Me- laftloma, met Fluweelachtig Haairige Knopjes» en aanmerkt , dat de Portugeezen dit Gewas Bocca preto genoemd hebben , ’t welk Zwart- mond betekent ; om dat de Jongens , door de Besfen te eeten ; een zwarten Mond krygen, en dit is de reden van den Geflagtnaam. Zyn Ed, noemt het maar een Heefter , en dus komt het ook voor in de Malabaarfe Kruidhof, alwaar het nogthans geheel glad is afgebeeld, zonder zyne Natuurlyke ruigte. LrINNeaus zegt van deeze Soort, het is een Boom met ruuwe Tak. ken, die de Bladen gepaard , gefteeld , breed Lancetvormig ‚ van boven door ftyfachtige Haair- (7) Melafloma Foliis integerrimis quinquenerviis &c, Sysr, Nat, XIL. M. quinguenervia hirta major , Capitulíis Sericeis villofis, BURM, Zeyl, 155. T. 73, Kadali, Hort, Mal, IV, P‚ 37. T. 42. Fragarius niger, RUMPH. «inb, IV, Te 72e BURM, Fi, Tad, TO 4e Prim eik eMrDkrsi dst Hdairtjes ‚ van onderen voornaamelyk aan de IL Ribben ruuw heeft, hoedanigen ’er vyf door AF een het Blad loopen ; doch in de Afbeelding vind ik goorps ’er maar drie, De Kelken aan ’t end der Tak-STuxe __ken zyn bezet met witte Haairtjes. Volgens _den gedagten Hoogleeraar heeft het de Bloemen Roosachtig vyfbladig , doch in de vii met de Bladen van Malabathrum door Bray n,wae ren dezelven Klokachtig en eenbladig , naar die van het Bilfemkruid gelykende, Ondertusfchen js daar in blykbaar „ hoe dat de buitenfte Rib zeer digt aan den Rand loopt, gelyk Linneus aantekent. Volgens den Heer BurMANNus behoort hier toe de Zowarte Aardbezie - Struik van Rum PHIUS , die aan de kanten der Bosfchen op de Molukkifche Eilanden groeit, wordende in ’ Maleitfch Roemta Kricki, dat is de Woonplaats van Krekels geheten, De Vrugten , die men gelden vindt, zyn aangendam van Smaak , doch het Hout is niet geacht dan tot Brandítof, Men gebruikt de Kolen van het Malabaarfe Kadali , zegt die Autheur, tot het maakeú van Buspoe- der: (8) Melaftoma met efenrandige, wjfr ibbige, vu. lan Melaftoma 5 {avi igata. Gladbladie (3) Afelaftoma Faliis integerrimis quinquenerviis êzc. Syst, E° Nat, Xi!, M, Fruricofa mirior &c, BROWN. Fam. 219. Grose {àlarie frutu Arbor non fpinofa Bec, SLOAM, Jam. 165. Hifle ike pe 85. T, I97s fe Ie RAj. Dendr, 26, Grosfiularia Plantae Ef 0 i ginis ÏI, DES IL, STUBs 452 TIENMANNIGE BooMmzrEN. U, langwerpig ovaale , gladachtige, gefpitfle AFDEEL, Bladen, die den Rand niet ruig hebben. Hoorp- STUK, Deeze, onder den naam van Kleinere Hee- flerachtige Melaftoma voorgefteld door Brow- NE, heet niettemin by SLOANE een Booms die ongedoornd is, met Aalbesfen- Vrugt en een zeer groot Malabathrum- Blad , dat glad en glan= zig is. Deeze Autheur noemt het zelfs een Groote Boom met kromme Takken, hebbende de Bladen zeer dun , doch vyfribbig, van bo- ven bly - groen en glad, Dezelve kwam in Berg= achtige Bosfchen van Jamaika onder de anderen voort. Men betrekt ’er toe de Aalbezie met breede Weegbree. Bladen , en een zeer kleine blaauwe Vrugt, vanP rvu Mrer. Deeze brengt de Bloemen en Vrugten by groote Trosachtige Aairen voort. | ix. (9) Melaftoma met ef enrandige » vfribbige , Melaftom4 discolor. lanwerpig ovaale gladde Bladen, die aan Bontdlae den Rand niet ruig zjn, dige. Deg-= Ni ginis folio lato , Fruêtu minimo coeruleo, PLUM, Sp. 18, Jc, 140. (9) Melaflama Foliis integerrimis quinquenerviis 8e. Syst, Nat. Xil. Mel. Floribus o@tandsis , Foliis quinquenervis, JAcq, Amer. 130. T, 34. Grosfularia Plantaginis Folio &c, Prum, Te. taz. f, 1, Grosfularie Fruêtu non fpinoía &c, SLOAN, Fam. 165, Hift. II, p‚ 86, Te 198. f. 1, Arbor Americans quinquenervia &C, PLUKe -Almag. 4% T. 264e fe 40 BNIENCC ACN DROGE MSD Deeze Soort , die onderfteld wordt overeen IL. te komen met de Aalbezie, die Weegbree-Bla-“*P55= den met witte Tippen en Zeisfenvormig heeft ien: van PLUMIER, is door SLoANE voorge-STUK fteld onder den naam vau Ongedoornde met Aalbesfen - Vrugt en Malabathrum- Bladen, die van onderen Sneeuwwit zyn , hebbende de Vrugt in Trosfen Zonnefchermswyze gefchikt, De Heer JAcQUIiN vondt dezelve op Marte- nique, en zegt, dat het een Boom is van vyf- tien Voeten hoog , die de Bladen van boven groen , van onderen bleekbruin heeft ; twee Trosfen aan ’t end der Takken ; de Bloemen klein en geel , zonder Reuk , hebbende maar agt Meeldraadjes, De Besfen bevatten een paarfch Sap. (io) Melaftoma met effenrandige , drieribbi- Bd elaftoma) ge, Lancetswyze ruuwe bladen, aspera, j Ha:dhladie De Heer -J. BURMAN Nus, die deeze af.“ gebeeld heeft , bevondt den Steel van zyn Tak- je hard en ruuw, vierkantig, Afchgraauw , gee- vende kleine Takjes tegenover elkander uit, n onder welken twee Bladen, die hard in ’t aan- taften , ruuw , drieribbig , van boven donker groen , (10) Melaftoma Foliis integerrimis trinerviis lanceolatis {cas bris. Fl, Zeyl, 172e Fragarius ruber, RUMPH, Amb. IV. po 135. T. 7t. Katou -Kadali. Hort, Mal, IV. p. 91, Te 43, Burm. Zhef, Zeyl, 154 Te 72e BURMs Flo Ind, 1050 Ff 3 IL, DEEL, WL, STUKe Asa _ TIENMANNIGE BooMEn. MN. groen, van onderen bleeker waren „ zittende op ne korte Steeltjes. De Bloemen komen of enkeld, Hoorp- of by weinigen tevens, uit het end der Takjes STUK. voort: zy. zyn groot, Roosachtig „ wyfbladig „ paarfch , met tien groote, zwartachtige „ krom me Meeldraadjes en een dunnen Styl, in, een gtoote ruige Kelk vervat. Daar op volgen ronde gladde Besfen , met veels bieine ‘Zaadjes in een‘zwarte Pap, - Met deeze Ceylonfche nas zo min de Ka tow- Kaáali van. Malabar , die-duidelyk gezegd wordt vyfrbbig: te zyn „ overeem tekomen, als de Roode Aardhezie- Struik van RumrrHius, wier Bladen ook vyf Ribben hebben: De Stam van deezen is amtreüt zo dik als eens Menfchen, Arm, geevende aan zynen Top een-yle-Kroon van dunne ‘Takken uit. De Vrugten, dat roode Besfen zyn, dienen de: Reizende Luiden tot verfrisfching. | rad sf zj (rr) Melaftoma met effenrandige, drieribbi- Helafroma ge, ovaale gladde Bigden, die aan den jede d | Rand jdekdlig zn, | gee De Bladen van deeze den ondenfchekien dezelve van de voorgaande. door haare- Stekelig- heid aan den Rand, waar van ik geen blyk vind, noch Ì in de Afbeelding » noch in de del van. (11) Melaffama Roliis integerrimis trinerviis ovatisglabris, margine hispidis, FL Zeyl, 373, O5E line aj» Burm. Fl, é 105 ee DE GC A-N-B RA: dâ. 455 van den Heer j. Bur MANNUSs,die ook, IÌ, duidelyk van tien Meeldraadjes gewag maakt, gen Niet zonder reden , echter, heeft. de jonge Hoorne Heer BURMANNUS dezelve- naderhand tot STU deeze Agtmannige betrokken. In China, im mers ‚ nam de Heer, Osrrck deeze Soort waar, en befchreef de deelen der Vrugtmaaking omftandig. De Kelk was Bekerachtig , van buie ten Borftelig, in vyven gedeeld: de Bloem vyf- bladig met agt Meeldraadjes : het Zaadhuisje een byna ronde of Bekerachtige Bezie, van bui- ten zwart, van binnen rood, in de Kelk zitten- de, met menigvuldige kleine Zaadjes. Dit Ge- was, zegt hy ‚ by de Chineezen Te- imm ge= naamd „ verfierde de dorfte Heuvels met zyne. roode Bloemen , die ook des nagts, ten minfte. nog lang na der Zonne ondergang , open blee- ven. Het groeide Heefterachtig, met de Tak- ken op den Grond leggende, ronde Steelen „ ovaale Bladen, en de Bloemen aan ’t end of op den top der Takken, (x2) Melaftoma met effenrandige, vyfribbige XI Bladen, by vieren om de Takken, die ge- elafloma Crispata. À Gekroam krinkeld zyn, sch, a Het zogenaamde Aalen - Touw van Rum- PH I= (22) Melaftoma Foliis integerrimis quinquenerviis quater= nis, Ramis ciispatis, T Syst, Nat. XII, Funis Murenarumé RUmen. Amb, V‚ p. 66. T, 35, BURM. Fl Ind, 105, Ff 4 1. DEEL. II, STUK, 456 TIENMANNIGE BOOME Ne IL purus, dat deeze Soort ùitlevert , kan wegens AFDEEL, qe overeenkomst van Blad- en Vrugtmaaking Hoorp- ook niet van de anderen afgezonderd worden: STUK, te minder , dewyl het ook Boomachtig groeit; en fomtyds opklimt tot den top der hoogfte Boo- men, Van deeze krinkeling heeft het zyn naam , als ook daar van , dat na ’t affchraapen van de buitenfte graauwe Schors tot op de binneníte groene, de Stokken zo flymerig als een Aal zyn, Het heeft de Stengen vierkantig , omtrent een Duimdik, geevende overdwars veele regte Tak- ken uit, aan welken de Bladen in ’t kruis tegen- over elkander gfoeijen , zynde even zo geribd als de voorgemelde, De Bloemen , die Tros- wyze uit de Knoopen voortkomen, BErtadà uit vyf witte Blaadjes , die , omgeboogen Zyn, En tien Meeldraadjes bevatten , Zikkelswyze krom, De Vrugt is een Bezie, naar die der Taxisboo- men gelykende, van buiten hoog purper - rood , van binnen Grasgroen , met veele paldonter: tjes gevuld. Het groeit op Ambon en andere Eilanden. xr. … (23) Melaftoma met zevenribbige Bladen. de ptemner. e wide Zevencib. De Heer Ta CQUIN heeft op. Martenique biss. nog eene Soort waargenomen, welke ik als de Dertiende hier voor ftel, Het is een regtftam- sein | mige men (13) Melastoma Foliis feptemnerviis. JACQ, Amer, 18To DR CASN DRT A57 mige Boom, zegt hy, van poftuur als de an- II, dere Soorten, met de Bladen ovaal, fpits, van Ärpeer. onderen Wollig , hebbende zeven Ribben , en Hoor. evenwydige Aderen overdwars, De BloemenSTUKe zyn met tien Meeldraadjes voorzien. ST YRAX. De Kenmerken van dit Geflagt beftaan in een Frechterachtige Bloem , zittende in een Kloks- wys’ getand Kelkje , en bevattende het Vrugte beginzel , dat cene tweezaadige Bezie wordt. Ook is het getal der Meeldraadjes thans tien bevonden, j „De eenigfte Soort (1), hier voorkomende ‚ Sryrax voert den naam van Styrax met Kwee - Ap-OfBeinake, pelbooms Bladen , by BAaumiNus. Het Ge-zoon was is zeer fraay door Logrrr in Afbeelding gebragt en TOURNEFORT vertoont de Bloem- en Vrugtmaaking ten naauwkeurigfte, Men wil dat het den Griekfchen naam van het uite zypelen der ftollende Harst, die deezen naam voert, heeft : wordende in ’tSpaanfch Estora- cue, in %t Ïealiaanfch Storace genaamd. De natuurlyke groeiplaats van deezen Boom is in de Zuidelyke deelen van Europa, Om- » trent (1) Styrax, Hort. Clif, 187. Horte. Ups, 123. Mat, Med, 227. ROYEN Lugdbat, 265. SAUV. Monsp, 306, GRON. Oriente 149. Styrax Folio Mali Cotonei. C. B. Pin, 452, Styrax, CAM» Epit. 38 LOB. Jeon. I5t a. TOURNF. Jnffe 598, Ff s BL,DEEL, Ile STUK, 458 TrtENMANNIGE.,BoOOMEN. His … trent Soliers, zegt LOBEL;, is een zeer lug=. Är ak » tig Betgje „ daar zeer. veel Styraxboomen Hoorps > groeijen , welke diestyds aldaar aan niemand STUK. _, bekend waren voor dat wy dezelven aan veele zie »> Apothekers en Studenten , als ook aan de »» Doktoren van Montpellier getoond hadden : - v> want wy hadden: dien Boom al lang te voo- 9 Fen, te Venetie, in de Hof der Minderbroe- „> deren gezien. De Stam is gelyk die van eenen > Berken of Kweeboom,” Hy heeft de grootte van een Olyfboom in de Bosfchen. van Proven- ce, inzonderheid omftfeeks Toulon. Naar den Kwee- Boom gelykt hy door zyne Stam; Bast en Bladen, zegt TourNerForT, De Bladen zyn uit den ronden gefpitst , anderhalf Duim lang, maar niet zo breed , glanzig groen, van. onderen wit en ruig. De Bloemen, die, vier s vyf of zes, by elkander , aan Jaarlykfe Lootjes groeien 3 Zyn Wit en van een aangenaamen Reuk, naar die der Oranjeboomen gelykendes maar éénbladig + van onderen Pypachtig, van boven in zes puntige Slippen. gefneeden, De Kelk bevat een rond Vrugtbeginzel , % welk overgaat in ‘eene Vrugt, van grootte en figuur als cene Hazelnoot , die Vleczig is, eerst zoet dan bitterachtig , waar in één of twee harde gladde Zaadkorrels vervat zyn, met een witte ; Olieachtige Pit, den Reuk van de Harst deezes Booms ecnigermaate hebbende, doch fcherp en onaangenaam, van. Smaak. Drooge In de Zuidelyke deelen. van. Vrankryk leve- Styraxs ren \ Dr geeta: MB: muitte 459 ten deeze Boomen geene of zeer weinig Harst ÎL uit. De Styrax , welke in de Apotheeken ge- "5e bruikt wordt, is afkomftig van Boomen , die in Hoorns heeter Landen , gelyk Syrie en de overige dee. STUKe len van-Klein-Afie, in: Paleftina of ook in Arae Een bie grocijen, en dus krygen wy ze uit de Le: vant of uit Indie , onder den naam van Ssyra% of. Storax „ die tweederley is , naamelyk de zo= genaamde Calamita, dus genaamd, zo men wil, om dat zy; zo GALENUS getuigt, weleer in Rieten uit Pamphylie gebragt werdt: of in Traae nen , dat is famengeloopen „welke fommigen Refina Styracis noemen, beiden van een zelfde Reuk en Smaak. De eerfte is gruizelig en zeer broofch 3 de andere een vaste Harstachtige, zelf- ftandigheid , beftaande. op het Oog uit glinftes rende deeltjes ‚doch ever ’t geheel bleek rood. achtig. Zy-heeft eenen fcherpen doch niet ons aangenaamen Smaak en ruikt lieffelyk „ inzon- derheid gebrand wordende ; fmeltende fpoedig, als menze op een Blenerde Kool werpt s €En aan de Kaars ook ligt Vlam vattende. Men heeft door de Scheidkunde ontdekt , dat het een Harst zy, die veel dikke Olie en een weinig, zuuren Geest behelst. De veelheid van vlug Zout is er kleinder dan in de Benzoin „ maar van dunne Olie heeft ze. meer , geevende daar door wat fterker. Geur af , doch minder verdunnende, Hierom is zy, tegen Hoest en Borstkwaalen , wel zo kragtig niet als de Benzoin , doch ín fommi- ge Gevallen veiliger te: gebruiken. Tot verfters king 460 TIENMANNIGE BooMrn. PRE ‚, king van de Herfenen en opwekking der Dier- Xx. Iyke Geeften wordt zy , zelfs uitwendig, met Hap: berooking of op Hart gelegd , grootelyks aan- ‚ gepreezen, en dikwils met de Benzoin gepaard. Zy komt ook in veele Samengeftelde Winkel- middelen. Vloeibaare In de Apotheeken is een vloeibaare Zelfftan= hek digheid, Styrax liguida genaamd, bekend; die gemeenlyk, als afdruipende, Staête is genoemd geweest , doch over welker oirfprong zeer ge- twist werdt ; willende eenigen dat het flegts vere dunde Myrrhe , anderen uitgeperfte of afgekook- te Olie van den Styraxboom zou zyn: terwyl fommigen het voor een Konftig Bereidzel, uit- verfcheide zaaken , hielden. De vermaarde Londenfche Apotheker , Pr TIiver, nogthans, verhaalt (*) , dat de Styrax liguida , van de Turken en Arabieren Cotter - Mija genaamd, het Sap is van zekeren Boom, dien men Rofa Mallos noemt, groeijende in de Roode Zee op * Eiland Cobrofi » by Cadefs, drie Dagreizen van de Stad Suez afgelegen. Den Bast van deezen Boom, zegt hy, fchillen zy jaarlyks af, en kooken dien, geftampt zynde, in Zeewater tot dat het een Lymige zelfftandigheid wordt , fcheppende dan het Olieachtige daar boven af, t welk , nog veel vuil bevattende, op nieuws door kooking met Zeewater gezuiverd, en ein. - de= ) Phil Trans, N, 313 Abridg. VoL. Vv, Pe 47e Pd lS) + 4 Ei Ax il dlle Y PD, A la PDE: C ASN Di ReBia ÁGI delyk in Vaatjes naar Mocha, de Koopftad van MU. Arabie, gebrägt wordt, Deeze is tot Reukwer- = Seg “ken by de Oofterlingen in veel gebruik, en meer Hoorp- of min waardig naar haare zuiverheid, De Heer STUK. Rticurer heeftze, in Oostindie , geheel wit gezien. Inwendig, by eenige weinige Druppe= len teffens gebruikt, fchryft men ‘er een byzon- dere kragt aan toe , tot het zuiveren van Ver. fweeringen. Men gebruikt ook, in het Gasthuis te Parys, met Vrugt, een Smeering , die daar van den naam draagt (*). COPAIFER A. / … De Kenmerken zyn, vier Bloemblaadjes , zonder Kelk, het Zaadhuisje een Evvormige Haauw , waar inéén Zaad meteen Befie. achtige Pir. Het Geflaet heeft zynen naam van het uitle- veren der Balfem Copayye door de eenigfte Soort daar in bekend (r),welkedoor MARCGRAAF, LE in deszelfs Natuurlyke Hiftorie van Brafil, be- in fchreeven wordt en van Ray genoemd Balfem- , Balfem geevende Brafiliaanfche Boom, met de Vrugt BEM Doo zaadig, Hv is taamelyk hoog, hebbende ee nit Fis 1. regten zeer dikken Stam , het Hout hoog rood ge I en (*) GroOFFROY, Mat, Med, Tom. II. p. «92, (1) Copaifera, Syst. Nat, Xil. Gen, 543. ps 3c2. Copaïva, Mat. Med 513, VACQ Amer, 133. T. 86. Copaiba, MARCGR, Bras, 13C. Lis, Bras. 118, Ray, Hit, 1593 13, DEEL, II, STUK, 4ó2 TIiËNMANNIGE BooMEN: én ván hardheid als Beuken - Hout, De Bladeù ÄFDEEL- zyn ovaal , vier of vyf Vingerbfeedten lang 5 Hoorn. met uitpuilende Ribben en Aderen ; de Bloemens aan ’t end der Takken troswys’ voortkomende 3 vyfbladig 5 waaf op langwerpige ronde Peulen volgen ‚ die typ zynde door drukking het Zaad uitgeeven , dat de grootte en figuur heeft van een Hazelnoot , van buiten bekleed met een zwartachtig Huidje , waar binnen een geelachtig Vleefch en een Pit , die Hoornachtig taay iss zynde een lekkerny voor de Aapen. Deeze Boom groeit in digte Bosfchen van Brafil, binnenflands , als ook op *t Eiland Ma- ranhon en de nabuurigen, alwaar , in ’t heetfte- van den Zomer, door middel van diepe Infny: dingen , een Olieachtige Harst uit den Boom vloeit, die ín *t eerst helder is als verfch gedess tilleerde Terpenthyn - Olie , doch vervolgens dikker en uit den. witten geelachtig wordt, Een dergelyk verfchil heeft ook plaats in het begin en end der vloeijing , wordende die eerst uits komt voor den besten gehouden, Wanneer de Boom op den tegten tyd en diep genoeg inge fneeden wordt, kan men in drie Uuren wel twaalf Ponden Balfem daar uit bekomen, en; dan de Wond met Wafch of Kley digt ftryken- de, zo loopt ‘er , als men dat wegneemt, nd verloop van omtrent veertien Dagen wederom een aanzienlyke veelheid wan ’ gedagte Vogt Uit. De Heer Ja cQu_N vondt zodanig een Boom op pan DE ta N DÈ IK 468 op Martenique , en geeft een zeer fraaije Af- Ik beelding van cen Tak daáar van met de Bleed ren, doch de Vrugten hadt hy niet ryp gezien, zooro: Hier uit blvkt dat de Bladen gevind zyn wansrux. drie of vier Paaren zonder oneffen Bläd aan °t, Bee end , Lancetswyze ovaal , glanzig , ftetk SCA-Bolr “derd: de Bloemen als gezegd is, wit van Kleur, „ De Boom groeit, (zegt zyn Ed.) , overvloe- s dig by de Stad Tolu, dertig Mylen van Kar= „s thagena af , vermengd onder die Boomen, daar de Balfamum Tolutanum „ Peruvianunms en anderen , uitzypelen. De laatstgemelde;, naamelyk, heeft zynen regten naam niet, als … nergens in Peru vallende, maar in ‘Terra fir- , ma, van waar men hem derwaards gebragt, > en uit Peru wederom in Europa overgevoerd „ heeft : weshalve de Europeaanen meenden ; dathetzelve zyne Groeiplaats was, Dit kan ik „> op ’t bericht der Ingezetenen van Karthagena „ verzekeren. Tot myn leedwezen had ik geen ‚ gelegenheid ‚ om die Boomen op de plaats „ zelve te gaan onderzoeken ‚ hoe naby ik my ook daar aan bevond” | Aangaande den Balfem Copaïve merkt hype zetfem aan, dat door het inwendig gebruik van denzel-Compaïve, ven , door middel van Eijere Doijer met Water gemengd, en Infpuitingen van den louteren Bal fem in de Waterwegen, de Amerikaanen zig op veele plaatfen van eenen Vuilen Zaadvloed wee- ten te geneezen, Dergelyke dienst van deezen Balfem is in ‘Europa ook niet onbekend, doch | men 33 23 bb 23 | Ie DEEL: Il, STUK, 464 TIENMANNIGE BOOMEN. {; men oordeelt deszelfs menigvuldig gebruik niet AFDEEL. altoos veilig ; dewyl hy dikwils te fcherp bevonden ee wordt en dus fchadelyk in plaats van heilzaam , sruK. _ ZO lang ’er nog een fcherpheid plaats heeft in Balfea het Wateren , die men eerst verzagten moet, Eper” Voor het overige kan deeze Balfem ook in Borst- kwaalen en tot zuivering van Verzweeringen ges bruikt worden. “ Braflie- Het Hout van deezen Boom is wegens zyne Hout, _ fraaije roode Kleur niet alleen tot Schrynwerk; Befchot van Kamers en ander Timmerhout bee kwaam , maar men gebruikt het ook tot Verf- ftoffe, Of het nu eigentlyk dat gene zy, ’t welk men Fernambukhout noemt , dan een andere Soort van Brafilie- Hout , durf ik niet verzeke- ren. Het zou, volgens MARCGRAAF, een Kleur hebben die naar Menie trekt, welke ik niet vind in de my bekende Verfhouten; doch t is mooglyk en zelfs niet onwaarfchynlyk ; dat de Kleur door ’t droogen aanmerkelyk ver: andert ; zo dat het evenwel *t gewoone Fers _pambuk- Hout zou kunnen zyn, | BuerpDA, De Kenmerken zyn , een rn Kelk boven het Vrugtbeginzel , geen Bloemkrans, De Vrugt en Bezie met een enkel Zaad. Le De eenigfte Soort van dit Geflagt (1) i Rucida d Bukeras. Cor Leertou WeErse (1) Bucida, Syst. Nat, Kil, Tom, II. Gen, 549 Pp, s025 Boom, Arsaan JN EOC AND TEK 465 door BrowNe in Plaat gebragt en genoemd, Ik _ Buceras met bogtige dunne Takjes, de Bladen Ee evaalachtig digt by een en veele Aairen aan ’t Hoorp- end der Takken. SLOANE noemt dezelveSTUE Katdraagende Manglesboom , met rondachtige et Bladen, die zeer breed zyn, digt te famen groei- jende 5 wiens Bast bekwaam is tot Lederberei- den. Men ziet daar uit , dat hy tot de zoge- naamde Manglesboomen , waar van reeds eeni- gen befchreeven zyn, en nog anderen in ’t vol- gende Hoofdftuk befchreeven zullen worden, _ behoort. Zie hier de Geftalte, | xt Is een Boom, die dertig Voeten hoogte krygt, met den Stam ongevaar een Voet dik, hebbende een ruuwe Schors, De Bladen, die aan ’t end der Takken grocijen , zyn aan ’t end byna een Duim breed en twee Duimen lang. Tusfchen dezelven fchiet een Kat uit of Rist van kleine Bolletjes, als Speldekoppen, wit en met kleine Pluisjes , dat de Meeldraadjes zyn, Hier volgen de Zaaden , op , die naar Korrels van Druiven gelyken , maar grooter en hoekig, De Bast wordt gebruike om Koehuiden tot Zoolleer te bereiden , waar van hy den naam heeft , Amen. Acad, V‚ p. 397. Buceras Ramulis flexuofis &xc, BROWN, Fam, 22. T. 23. fe In Mangle Julifera, Foliis fubrotundis, Ec, SLOAN. Fam. 156. Hil. II. p. 67e Te 189, fs 5, RAje Dendr, 116. Gg iL. DEEL, IL, STUIKe 466 TrENMANNIGE BOOoMEN, IL. AFDEEL. X Hoors- STUK, heeft , groeijende aan de Oevers van een Ri: vier op Jamaika, | De Boomen die tien Meeldraadjes en een en- kelen Styl of Stempel hebben , zyn thans be- fchreeven. Nu gaa ik over tot de genen die drie Stylen of Stempels hebben , als volgt. „MALPA GHI As De Geflagtnaam ftrekt ter eere van den ver- maarden MALrLPIGHIius; door wien zo veele Ontdekkingen ten opzigt van de Planten zo wel als van de Dieren Wereldkundig zyn. De Kenmerken beftaan in eene vyfbladige Kelk, die aan den Grondfteun van buiten Ho- niggaatjes heeft, en vyf rondachtige genagelde Bloemblaadjes : de Vrugt eene Bezie met ééne Holligheid en drie Zaaden, E Malpichia slap ra. Gladde, Dit Geflagt bevat negen Soorten , waar van eenigen Boom. anderen Heefterachtig zyn : dus (1) Malpighia met effenrandige ovaale gladde Bladen , en Zonnefchermswyze Bloemfteel- Les. za Deeze Soort vindt men by Browne Hee- fler- (1) Mfalpighta Foliis ovatis integerrimis glabris &c Syst Nat. XI, Tom. u: Gen. 567, p. 314. Hort, Câf 196. Hort, Ups. 108, ROYEN Lugdbhat. 459. Mil. Dil. T, 185. f. 2, Malpighia Fruticofa erecta 8e. BROWN. fam. 230, Arbor Bace cifera 8c. SLOAN. Fam, 171e Hih, IL. P. 106, T 207. fs 2e RaJe Dendr, 74, BREE CC CAr NID Ru WAA 467 flerachtige met een regten Stam genaamd, doch 1. SLOANE noemtze een Beziedraagende Boom , met ÄFDEELs rondachtige Bladen en Vrugten als Kerfen, die rroorp. = food zyn met veele Zaadkorrels ; de SteentjessTuxe met Sleuven, Men noemtze op Jamaika, daar deeze Boom overal in de Tuinen gekweekt wordt, Barbados - Kerfen. Hy heeft de hoogte van cm- trent vyftien Voeten. De Vrugten hebben de grootte van Kerfen , zynde zoet en eetbaar; van binnen met Steentjes , die tegen elkander ge- voegd zyn, even als in de Mispelen, (e) Malpighia met effenrandige, ovaale, glad- _ v, de Bladen , en Sueeltjes met ééne Bloem, Evricifoliae Granaste appel « blae Hier wordt thans de Malpighia van Pru.®e° MIER, die naar den Granaatappelboom gelykt , thuis gebtagt : zo wel als de Amerikaanfche Kerfenboom van PLUKENETIUS, met ge- paarde Myrthebladeren en eene wrange vierkor- relige Vrugt. De natuurlyke Groeiplaats, zo wel als die der voorgaande Soort, is in Zuide Amerika. (3) Malpighia met effenrandige , Lancetvora mr, é Nirida, Glanzige, (2) Malpighia Feltis Bec. pedanculis unifloris, Syst, Nat, M, Foliis ovatis integerrimis glalwis. Mort, Ups, 109, Frutico= fa erefta %e. BROWN. Fam, 23e. Malpighia Mali Punici farie, PruM, Gen. 166. Te, 166, f, 2. Cerafus Americana &c, PLUKe Alm. 94. Te 157, fs 7a (3; Malpighia Foliis Lanceolatis &ce &yst, Nat, XII. Male É GZ 2 pie Île DEEL Ue STUKs 468 TIENMANNIGE BOooMEn,. 1 mige , gladde Bladen , de Aairen zu ArpreL. Tabeh X,. ings. Hoorn STUK. Deeze is door den Heer JacQu rin voot- gefteld als een Boompje , met Bladen van vier Duimen lang , ’t welk hy in Kreupelbofch by Karthagena vondt. den (4) Malpighia met langwerpig ovaale Bladen, Brandende, die flyve nederleggende Borftels hebben, en éénbloemige Steelijes by elkander. Deeze voert den bynaam van Brandende, om dat de Bladen van onderen met kleine Stekel- tjes bezet zyn , welke , wanneer menze aanraakt , inde Huid en in de Kleederen blyven zitten , zynde niet dan met moeite daar uit te krygen. Dat deeze Stekels Jeukt verwekken , is uit de Planten, die men daar van in onze Kruidtuinen heeft blykbaar , volgens den Heer J. Bur MAN- Nus. Hier toe , naamelyk , wordt de Breed- bladige Malpighia met de Bladen van onderen Doornachtig van PLUMIER , betrokken; zo wel als de Amerikaanfche Mispelboom van Tour- NE- pighia Foliis oblongo=ovatis utrinque nitidis, Racemis axils laribus. JACQ, Amer. 136, (4) Malpighia Foliis oblongo- ovatis, Setis decambentibus rigidis , Pedunculis unifloris apgregatis. MiLL. Dil. T. 181, £, 1, M, latifolia Folio fubtus fpinofo. Pum, Gen. 46. Ic. 167, f, 1, Mespilus Americana , Folio lato fubtus fpinofo, Fruâu zubro. TOURNF. Znf?. 42e Arbor Baccifera Folio oblongo &c, SLOANe Jam, 172, Hift, IJ, pe 106. Te 207, É. 3 IME CC ACN De BiBiA 469 NEFORT, met een breed van onderen gedoornd IL Blad en eene roode Vrugt. De Bezie- draagen- ARDEL: de Boom van SLOANE, hier aangehaald, hadt Hoorn. een Stam van dikte als eens Menfchen Been. STUK De Heer JacQuIN ftelt, onder den bynaam van Marteniekfe ‚eene Soort van Malpighia voor, s, welke de fterkst brandende (zegt hy,) van 9 allen is , komende in gedaante volmaakt met » de Gladde overeen , waar van zy alleen door > de Stekels kan onderfcheiden worden , en 3 door een minder aangenaame Smaak der «> Vrugt. Alle de Soorten hebben wel eetbaare > Vrugten , doch die van de Gladde en Bran= dende alleen zyn in gebruik. De laffe Vrug- > ten van deeze worden raauw door de Kindee > ten en Wilden gegeten; maar die van de an- dere , welke Zuurachtig zyn en een byzon- deren Smaak hebben , zet men met Suiker ge- kookt op Tafel: raauw maakt men ’er geen „, werks van. ’tÍs my echter gebeurd , dat ik langs het Zandige Strand van Venezuela rci- zende , en byna verfmachtende van Dorst, by gebrek van Water om dien te lesfchen , met myne twee Medgezellen een groote mes nigte van deeze Vrugten raauw op-at, zon- der eenig kwaad gevolg.” Je 9 s2 (5) Malpighia met fmalle Lancetvormige Bla- Vv. Anguffifo- den ‚ta, Smalbladia (5) HMalpigbia Felis lineari=lanceolatis, Setis utrinqueS“* IL, DEEL Ile STUK, 470 TIENMANNIGE BOOMEN. ee den , die wederzyds flyve nederleggende en Borftels hebben , en Trosdraagende Steel. Hoorpe ves. STUKe Pe Heer JACQUIN vondt deeze op Rots- achtige plaatten van ’t Eiland St. Marten, eens Mans langte hoog ‚ met bleek Rooze - roode Bloe- mene VI, (6) Malpighia met ovaale effenrandige Bla- Crasfifolia, ej di bren Wanieen Ri T Dikbiadie den, die vanonderen Wollig zyn , en Tros- 8e Jen aan de enden der Takken. Deeze is de hoogfte van alle de Malpighiaas, BRrowNEnoemtze Boomachtige, en SLOANE paar den Lindeboom. gelykende met Laurierbla- den en Bloemen van den Aardbezie- Boom, die wit zyn en welriekende , groeijende by ‘Tros- fen; de Vrugt vyfhoekig, ’t Is een Boom, zegt LiNNezus , met ovaale, gefteelde, effenran- dige Bladen, van grootte alsde Palm der Hand, van boven ruig , van onderen Wollig , dikwils’ overhoeks geplaatst. Aan de enden der Takken komen lange Wollige Trosfen voort, Deeze / zyn Ec. Syst. Nat, Xi, M, Foliis lanceolato « linearibus, Setis decambentibus utrinque rig'dis. JACQ: Amer, 135. M. anguse tifolia Folio fubtus fpinofo, PLUM, Gen. 46. (6) Meipigbia Foliis ovatis integerrimis fubtus tomentofis &c. Syst Nat, XII M, arborea &c, BROWN, Fan, 230, 231. M. latifolfa Gortice Sanguineo. BARR. Ziguine 71? Tilie af. finis Luurifolia &c, SLOANE Jam, 136. Hifl, il, p. 20, T, 165, fe Le ER Ren EE ON EDR HIA 471 zyn het , buiten twyfel, welke BrowNnr IL Aairen noemt. De natuurlyke Groeiplaats is © DEEL, in de Westindiën, Hoorp. TUK, (7) Malpighia met Lanceiswys’ ovaale, Wol-__ vir. Verbascifse lige, effenrandige Bladen, enn Trosfen aan ; *% end der Takken. Ee De aangehaalde van BARRIER, onder den naam van laage Malpighia , met Bladen en gee daante van Wollekruid , en een zeer dikken Steel , fchynt aanmerkelyk te verfchillen van den Boom van SLOANE, dice Besfen met Kel- ken draagt , maakende een Trosachtige Vrugt uit, die eetbaar ís en rondachtig , met eenen Zaadkorrel, bleek geel van Kleur, LiNnNaus zegt, dat deeze Soort Lancetswys’ ovaale Bladen heeft , van een Voet lang , gefteeld , ruig van onderen en met een dikke Wolligheid bekleed, Hy ftelt de Vrugten en Groeyplaats als in de voorige Soort. (8) Malpighia meë Lancetswyze, getande, ge= VII Asuifvlias doornde, van onderen Stekelige Bladen. Aistbian dige, Zo- (7) Malpigbia Foliis lanceolato- ovatis &c, Syst. Nat, XII, M. humilis Verbasci folio & facie, BARR. Eg. 71. Baccife:a Arbor calyculata &c, SLOAN iff. IL. T, 198. £ 2, (8) Malpighia Foliis lancealatis 82, Éyse. Nat. XII. M, an- guftis & acuminatis Aquifolii foliis, Purse Gen, 46, Jee 168, fn. | Gg 4 3E DEEL, Ile STUK: 412 TIENMANNIGE BOOMENR. _ IL Zodanig eene Soort is door Prumier zeer fraay Ann voorgefteld , uit wiens Afbeelding zig de Le- Hoorp- pelswyze gedaante der Bloemblaadjes en de fi- STUK. vuur der Vrugten , zeer duidelyk openbaart. ee (o) Malpighia met ovaalachtige , getande 5 Bee gedoornde , Bladen, bladize, De figuur der Bladen zweemt in deeze meer naar die van Hulst „ doch dezelve worden by die van den Kermesboom vergeleeken. Beiden vallen zy in de Westindiën, Ik heb deeze Soorten , fchoon laag van Gewas, niet van de anderen willen afzonderen. ER YTHROXYLO N- Roodhout. De Kenmerken van dit Geflagt zyn ; een Klokswyze Kelk; de Bloemblaadjes aan den Grondfteun een uitgerand Honigfchubbetje heb- bende: de Meeldraadjes van onderen famengee voegd: de Vrugt eene éénzaadige Bezie, Het bevat thans twee Soorten, als volgt, 1. (1) Roodhout met fbomp ovaale Bladen, Erytbros D xylon € Carthagi- Kd oe EN, (9) Malvigbia Foliis fubovatis &c, Syst. Nat. KIL. M. hue geenfch, milis llicis Cocciglandifare foliis Plum Gen, 46, Ie, 158, f. ze (1) Erythroxylon Foliis obovatis. Syst. Nat. XII. Tom. IT. Gen, s71. pe 315 Aman, Acad, V. p. 397. JACQ: Amer, 134, T« 87. £ 1 Erythroxylon Foliis ellipticis, lineis binis longitu- dinalibus fubrtus notatis / Fascicylis Florum {parfis, BROWNe Jan, 278, Ts 38. fi Ze NE DE ACN DEREK 473 De bynaam is van den Heer JACQUIN U, afkomftig , door wien deeze Soort in de Zan- ÄFDEEL, dige Landftreeken , by Karthagena in de West Hoorn. indiën , aan den Zeekant, veel gevonden stux. werdt. LINNe=us hadtze Areolatum ge- noemd, om dat de Bladen , van onderen, door drie overlangfe Streepen als in Beddetjes ver- deeld zyn. Van deeze Streepen loopen twee ter wederzyde van de middelrib , zig met dezelve aan ’t begin en aan hetendvereenigende; ’t welk de benaaming van BROWNE uitdrukt, die dit Ge- was op Jamaika hadt waargenomen, en ’er den gedagten naam aan gegeven , wegens de Rood- heid van het Hout , doch welke ’er de Heer JACQvurIN nooit in ontdekt heeft, Deeze Karthageenfche is een Boom van twaalf Voeten hoog , met uitgefpreide Takken , die dikwils effen boven den Grond reeds uit den Stam voortkomen , zynde het Hout bruinachtig en vast. De Bladen zyn ovaal, aan ’t end rond- achtig, en daar een weinig uitgerand, ongekar- teld, glanzig , van boven groen , van onderen grys ‚ anderhalf Duim lang. Aan de Houtige Takjes komen korte Steeltjes , T'roswyze , voort, ieder met eene Bloem, die uit vyf ovaale Blaad- jes beftaat en tien Meeldraadjes heeft, met drie Stylen op het Vrugtbeginzel. De Bloemen, die door haare menigvuldigheid dikwils de Takjes geheel bedekken , zyn omtrent een half Duim breed, wit van Kleur, en hebben een zeer aan- genaame Reuk, niet veel van dien der Jonquil Gas jes IL DEEL, II, STUKe 474 TIENMANNIGE BooMEN. IL jes verfchillende , doch flaauwer en ligt verdwy- Az Bek pende, De Vrugt, die eenigermaate vierhoekig Hoorp- is, week en rood, bevattende eene ftomp vier STUK. hoekige Noot , hadt een rood Sap, en fcheen van geen Gedierte, zo veel hy verneemen kon, genuttigd te worden. Els Ê Hlavanenfte (2) Roodhout met fpics ovaale Bladen. Hava- Baplch, Deeze kwam in Geftalte zeer met de voor- gaande overeen ‚ maar hadt de Bladen fpits ovaal (*), van onderen zonder eenige Streepen 5 de Vrugten Oranje - kleur. Zy was aan den Rotfigen Zeekant, by de Stad Havana, op Eiland Kuba, door zyn Ed. waargenomen , zyn- de een Heefter van maar drie Voeten hoogte. Waarfchynlyk zou dezelve , in een vrugtbaare Grond groeijende , ongelyk meer hoogte bereie ken, Ik gaa thans tot de ‘Tienmannige Boomen, die vyf Stylen of Stempels hebben, en daarom Vyfwyvige genoemd worden , over, AVERR- (2) Erythroxylon Foliis ovatis, JACQ, Amer, 135. T, 87e f. 2e (+) Ovata obtufa heeft wel de Heer JACQUIN, maar uit zyne Afbeelding blykt, dar de Bladen van deeze Soort fpits of puntig ovaal zyn, en daarom ftel ik vast, dat.zyn Ed. zig daar niet wel uitgedrukt hebbe; te meer, om dat die van de voorgaande Soort weezenilyk lomp ovaal zyn, ERMEE BOND ARM DA. 473 8 IE, ÁVvVERRHO A AFDEEL. Dit Geflagt heeft zynen naam van den Ara- Ee, bifchen Geneesheer AvERROËës , die in ’(STUK midden van de Elfde Eeuw of omtrent dien tyd bloeide , en van de hoedanigheden der Plante gewasfen , welke in de Werken van GALE- Nus vervat wâren , fchreef, De Kenmerken zyn , een vyfbladige Kelk, waar in een Bloem, die-uit vyf Blaadjes be- ftaat, wyd gaapende. De Vrugt een vyfhoeki- ge Appel met vyf Holligheden. Drie Soorten behelst hetzelve , als- volgt, „(r)Averrhoa , die de Vrugt uit den blooten 1, Stam witgeeft „ zynde langwerpige foomp= gna hoekige Appelen. Blimbing, De Bilimki van den Malabaarfen Kruidhof, hier aangehaald, wordt gezegd een Boompje te zyn van agt of tien Voeten hoog, niet dik van Stam, het welke op Malabar in de Tuinen gehouden wordt om de Vrugten, die van groot- te als een Hoender- Ey en dus langwerpig rond „ eenigermaate flaauw vyfhoekig zyn. RuMerrus | noemte (1) Averrhoa Caudice nudo frutiicante, Pomis oblongis obtufangulis. Syst. Nat, XIt, Tom, MY. Gene 572, p 315 Flor, Zeyl, 177. Blinbingium teres. RUMPH, Amb, L, p. 118. T. 36. Bilimbi. Hort, Mal, Illa p 55. Te 453 46. BURMe Zeyl. 147e FL, Ind, 106, II, Deer IL, STUK, Jl. AFpeEeL. pf Hoorp- STUKe Blimbing, 476 TIENMANNIGE BOoMEN. noemtze Ronde Blimbing, volgens den Maleit- fen naam , en zegt dat men deezen Boom op op Java, Baly, Celebes en verder op de Mo- lukkife Eilanden , doch nergens dan met Men- {chen Handen geplant vindt, Hy zal dan mis- fchien uit China afkomftig zyn. ’t Is de klein- fte Soort van dit Geflagt, maakende een Gee was van weinig fraaiheid, zo RuMmPHius aanmerkt, met korte kromme Takken , die aan de enden alleen bezet zyn met bosjes.van Blade fteelen , waar van de Bladen gevind zyn, tot zeventien en agttien Paaren aan een Steel, zyn- de niettemin ongevaar drie Duimen lang en twee Vingeren breed , met een oneffen Blad aan ’t end, De Bloemen komen by Trosjes uit de Knobbels van den Stam en de Takken en dit in zulk een menigte voort, dat zy dikwils den ge= heelen Stam bekleeden. Dit doen ook de Vrug- ten, die de gedaante van Eijerpruimen hebben, ryp zynde » Grasgroen en van binnen met een Waterachtig Vogt gevuld , zo zuur als men zig kan verbeelden, doch niettemin de Tanden geenszins eggerig maakende, wanneer men ’er in byt. Men eet ze ook niet raauw, maar by Vleefch , Vifch of andere dingen gekookt en zy worden ook in Pekel ingelegd of gekonfyt , als wanneer zy aangenaam zyn om te gebrui- ken: In de geftalte van deeze Boomen moet, naar de plaats waar dezelven groeijen , een groot werfchil zyn, en misfchien willen zy beter na- by DIE NC Ar NID Ri A. 417 by de Vaste Kust voort dan in Water-Indie. IL, Immers ik vind van GRIMMIUS aangete-ÄTDESLe kend, dat de Blimbing een zeer fchoone Boom Hoorn. is, wordende van het Sap der Vrugten eenstux, zeer verfrisfchende en verkoelende Syroop ge- maakt , en de Bloemen , die rood of Violet zyn „leveren een gedeftilleerd Water en Con- ferf uit, van dergelyke eigenfchappen. (2) Averrhoa, die de Vrugt uit de Oxels der U. Bladen voortbrengt , zynde -langwerpige en Carambola, fcherphoekige Appelen. Vyfhoeke Boom. Dit is de gewoone Blimbing , op Malabar Tamara Tonga of Carambolas genaamd, meest van de voorgaande verfchillende door de hoe- kigheid der Vrugt, welke RumrPurus Prunum Stellatum , dat is Gefternde Pruim noemt ‚ om dat dezelve zig op de doorfny- ding als Gefternd vertoont. BAUHINUS, de- zelven voorftellende onder den naam van Goa- fchet Appelen met een agthoekige Vrugt, heeft daar in misgetast, zo COMMELYN in zyne Aantekeningen op den Malabaarfen Kruid hof (eo) Averrhoa Axillis Folisrum fru@ifcantibus , Pomis obe longis acutangulis, Flor, Zeyl. 178. Mala Goënfia , Fruêta oétangulari Pomi vulgaris magnitudine. C. B, Pin. 433, Pru- num ftellatum, RUMPH, Amb. I, p. rise T. 35, Tamara Tone ga five Carambolas, Hort, Mal, II, pe 5te Te 42, 44. BURM, Zeyl. 148, BURM. Fl, Ind, 106, IIs DEEL, IT, STUKs 473 TIENMANNIGE:BOoMEN. hof aanmerkt 3; doch LinsecuaorrN hadt zulks verhaald. Acosra meldt, dat de Vrugt welke de Malabaaren en Portugeezen Carambo- las , de Maleijers en andere Indiaanen Bolimba -poemen „ door Sleuvén als in vieren verdeeld is, ’t welk teeds een aanmerkelyk verfchil maakt met RuMmrPHiIius, die deeze Blimbing, welke men op Malabar Pyfhoek noemt , aldus befchryft, Het is een Boom, die den Stam ongevaar eens - Mans langte hoog heeft , met eene fierlyke Kroon , als een Zonnefcherm uitgefpreid, gee- vende dus een aangenaame Schaduw. De Blad- {teelen hebben vier of vyf Paaren van Bladen, die wat naar Pruimbobms - Bladen gelyken , doch veel kleiner zyn, wordende naar ’t end al- lengs grooter , en hêt uiterfte allergtootst. Van boven zynze bly- groen, doch van onderen wat graauwachtig , fluitende zig by nagt nederwaards, De Bloefem komt Trosachtig zo wel uit de Tak- ken afs uit het bovenfte van den Stam voort. De Bloemen , die roodachtig zyn , komen uit een Klokswyze Kelk , en beftaan uit vyf Blaad- jes, De Vrugten, grooter dan de grootte Pruis men, zyn wel doorgaans in vyf, doch fomtyds ook in vier , zes of meer Ribben verdeeld, % welk al naby aan de agt Ribben komt. Haare Kleur is, ryp zynde, geelachtig, en dan bevat- ten zy een Sappig Vleefch, zynde van een rin- fen Smaak. Men vinde ’er zoeten «en zuuren van, de eerften worden raauw gegeten , en zyn dus BEN GBIC AS Ni D'ARIVINNAL 478 kj dus zeer gezond , voofnaamelyk in heete Ty- den, en zelfs in Koortfen ; maar de zuuren ge- Amr bruikt men niet dan by de Spvzen gekookt of Hoorn. ingelegd en gekonfyr, even als van de voorgaan-STUK. de Soort gezegd is, » (3) Averrhoa die de Vrugten aan de bloote un 4 Takken draagt, zynde rondachtige rl Uien len. Zuure knoope Boom, Dit laat zig zeer wel dus bepaalen, doch de manier der. Vrugtdraaging kan niet tot een on- derfcheidend Kenmerk verftrekken in dit Gee flagt; welks algemeene Kenmerken wel mogten opgegeven zyn , dat de Vrugt ín alle Soorten voortkomt uit de bloote Stam en Takken: iets *% welk maar in weinige Boomen plaats heeft. Men noemt dit het Cheramela - Boompje , en zegt dat hetzelve een taamelyk dikken Stam hadt „ doch laag bleef op Ambon, alwaar het van Java gebragt was. De Heer J. Bur MAN- Nus noemde het, Indifche Appelboom, me een kleine; ronde , zuure, geftreepte Vrugt „ wordende Nelli of Nellika geheten by de Cey- loneezen. Op Malabar noemt men hetzelve Ne. (3) Averrhoa Ramis nudis fruêificantibus, Pomis (ubro- tándis, Flor. Zeyl. 179. Cheramela. RumePa. Amb. Vils Pe BRAUN. 33. f, 0, Neli Pen, Hote. “Mal, Ilk'p.'s7, T. 475? 48. Ad: Hit. 1450 BUR M, Zejk 148, BUR M. Fl, Ind, ós ) II, DEEL, 1Uo STUKa L 480 TM TENMANNICE BoOMEN. Neli-pouli , in *t Nederduitfch Zwurknoopen s en onderfcheidt het in twee Soorten, waar van de eene wel bloeit doch geene Vrugten voort- brengt, wordende deswegen het Mannetje, de andere het Wyfje geheten. Geen van beiden groeit veel hooger dan agt of tien Voeten. De Stam is ongevaar een Voet in de rondte , heb- bende een dikken bast: de Bladen zyn gevind, als jn de andere Soorten : de Bloemen klein „ zoet van Reuk en zuur van Smaak. De Vrug- ten , die uit de bloote ‘Takken doch niet uit den Stam voortkomen , zyn plat rondachtig , van grootte als de groote zwarte Kerfen , hebben- de zes of agt Ribben , glanzig groen en door- fchynende , gevuld met een Sappig Vleefch, van eene aangenaame rinfe Smaak , een Steen bevattende met eene langwerpige Pit, die uit zes of agt dunne Zaaden, welke in een Huidje beflooten zyn , beftaat. Dus ziet men dat de opgegeven Kenmerken , van dit Geflagt , ten op- zige van de Vrugt zeer weinig ftrooken. Men eetze in Índie tot verfhapering, gelyk in Eu- ropa de Kerfen, zo raauw als ingelegd, gekon= fyt of „gedroogd. | SPON DI A's, De Kenmerken zyn ; een vyftandige Kelk, een vyfbladige Bloem ; een Pruimvrugt met een vyfhollige Noot of Steen, Twee MD Ee AND RT A AÌr Twee Soorten zyn daar fin opgegeven, als Il. kern, FDEELs volgt. ie D&A | d | | Hoorp. (1) Spondias , wier Bladen den gemeenensrur. Steel famengedrukt hebben. 1 Dit Soortelyk Kenmerk, zo wel als de Geflagt- nd naam „ is afkomftig van B ibis ‚ die “vanPiuim, een Gewas BAE ‚ door hem afgebeeld , ’% welk hy noemt, Spondias die uitgebreid is ‚, met veele kleine gevinde Bladen , hebbende de Schaft famengedrukt en gefleufd , vroeg bloeijende. Hier toe betrekt onze Ridder de Kleine Myro- balanus van SLOANE met gewiekte Esfchene bladen, en eene paarfche Vrugt, die een groo= ten Vezeligen Steen heeft: als ook den Amerts kaanfchen Pruimboom van dergelyken aart , by PLUKENETIUS voorkomende; geevende ’er den bynaam van Mombin aan , die tot de vol- gende Soort behoort , gelyk de Heer JACQUIN denzelven ook billyker daar aan geeft, Ik bee houd derhalve de voorige bynaamen, Op Jamaika , zegt SLOANE , wordt deeze Boom maar tien Voeten hoog, doch JACQUIN, die hem (1) Sporidias Foliis petiolo communi comptesfo. Syst. Nat. Kll, Tom. Il, Gene 573. Pe 316: Sp. Petiolis communibus compresfis Sp. Plant. IL, p. 613, Spondias diffufa &c, BROWNes Fai, 208. Myrobalanus minor &c, SLOAN. Jam, 182. Hifk, Ik 'p.'126, T. 219. f. 3, 4) 5. RAJ. Derdr. 43. Prunus „Americaaa Ec. PLUK. Alm. 307. T, 218 fo 3e Spondias Raa cemis fpatfis „Foliis multo brevioribus, JACQ: «Amer, 1393 T. 88. H h II, DEEL, Il. STUK he 482 TIENMANNIGE BooMmrn. IL. hem omftreeks Karthagena in ’t wilde groeijen- AFDEEL de vondt ‚ merkt aan , dat zyne hoogte zeer Hoorp- verfchilt naar de Groeiplaats, vallende fomtyds STUK. tot dertig Voeten. Hy is op fommigen der An- pref Petillifche Eilanden, gelyk op Jamaika, St, Domin- go, St, Marten en Kurasfau, wegens de Vrug- ten aangefokt, De Stam is natuurlyk regt, met weinige dikke Takken, en gevinde Bladen, die jaarlyks afvallen , inzonderheid wanneer de Vrug- ten ryp worden. De Vinblaadjes zyn klein , ovaal , doorgaans tien of elf aan een gemeenen - Steel. Aan de Takken komen Trosjes voort van kleine roode Bloempjes, De Vrugten zyn langwerpig , Evyrondachtig , fomtyds ftomps {omtyds met een uitpuilende top. Onder ecne paarfohe, of ook geele, of gemengelde Schil , hebben zy een geel Vleefch „ dat zoet is met eenige rinsheid ; dus niet onaangenaam van Smaak , en bovendien zoet van Reuk : weshalve deeze Vrugten , onder den naam van Pruimen, veel op Tafel komen in de Westindiën, Behalve den zonderlingen, uit Houtige Veze- len Netswyze famengeweven Steen of Noot, die het grootfte gedeelte van deeze Pruirhen opvult, heeft deeze Boom nog eene zeldzaame eigenfchap. Indien men een afgefneeden Tak, met jonge Vrugtjes of Schepzeltjes beladen, in de Aarde fteekt , zo worden dezelven dikwils ryp. De Ingezetenen maaken Heiningen van Stekken deezer Boomen „ die zy dan nog in ’t zelfde Jaar met Bloemen en Vrugten beladen zien. ED CA AN- De Merde  483 wien. Als deeze Boom op zekere hoogte af- IE gekapt wordt, dan geeft hy lange Takken uit En welke over de geheele langte met Bladen be- Hoorbe zet zyn; zo dat hy zig als een geheel andersTUK. Gewas vertoont. De Engelfchen en Franfchen geeven ‘er den naam van Spaanfchen Pruimboom aan. Het zyn de Pruimen Zcagues genaamd, van RocHeErFoRT, niet, die tot het Geflagt van Chryfobalanus behooren. (2) Spondias met ronde Bladfteelen, waar aan enn Í ê gladde gefpitfe Winbladen. lursa, Varkens- v Pruim Decze Soort noemt BRrowNE Spondias met veele ovaale Vinblaadjes, Trosfen aan ’t end der Takken, de Schots aan de binnenzyde roòd. Geen ander verfchil ftelt ‘er SLOANE in, dan dat de Vrugten geel zyn. Het is de Ameri- kaanfche Pruimboom, door Juffrouw MrriAn zeer wel afgebeeld , zet onze Ridder, die ’er, ik (2) Spondias Petiolis teretibus, Fòliolis nitidis acuminatis, Syst, Nat, XÌl, Spondias Foliolis nitidis, Spec, Plant. IL, pa 613. Spondias Foliis plurimis 8 paucioribus 8&c, BROWN. Fame 229, Myrobalanus Folio Fraxini alato, Fruétu luteo, SLOAN, Jám. 181, Hefti ll, Pe 125. Te 219, fe Is Ze RAfe Dendr. 43. Prunus Americana, MER, Sur. T, 13, Mombin Arbor Folio Eraxini &c, PLUMs Gen, 44. Prunus Brafilienfis Fruâtu Race- mofo, Ligno intus pro Osficulo, Ray, Hiff, 1154. Spondias Racemis terminalibus longitudine Folia ‘equantibus, JACQ, Amer, 138, Spondias Hobos, LOEFL. Jt, 209, Arbor Nuci Juglandi fimilis, fen Hobos. C, B, Pix, 417e + Hh 2  Te DEEL, IE. STUK, 484 TIENMANNIGE BooMen. U. ik weet niet om welke reden , den byndam’ x‚ van Myrobalanus aan geeft. De Engelfchen Hobrp- noemen hem Varkens - Pruim ‚ om dat ’er die’ STUK. Dieren door gemest worden , zynde dezelven parkens by de Menfchen zo gewild niet, wegens het wei- nige Vleefch , dat ’er om den Houtigen Steen zit, die van de zelfde hoedanigheid is als in de voorgaande Soort, ent het Gewas heeft de zelf: de eigenfchappen. «De En noemen het Hobos zegt LorrFLING, die het aan de Spaan- fche Küst, in Cumana, wild groeijende vondt, en aanmerkt , dat het een taamelyk groote Boom wordt, zynde met de Acaja van Marc- GRAAF en LABAT , zo hy oordeelde , overeen= komftig „ en dus ook de Brafiliaanfche Pruime boom van Ray, De Heer JACQUIN » die ser den Indiaanfchen bynaam van Mombin aan geeft, befchryft denzelven als volgt, „Het is een hooge fraaije Boom; met eene zeer uitgebreide Takkige Kroon, die een goe- de Schaduw geeft , en daarom ook dikwils in de. Weiden. geplant. wordt „ om «aam het Vee tot befchutting:te {trekken voorhet fteeken van 3 de Zon. Men kan hem, even als den voor- gaanden, zeer gemiakkelyk van Stek voortteelens tot Heiningen, en tevens tot afperking der Lane deryën. Hy heeft den Bast Afchgraauw «en met Barften; het Hout witachtig doch zagt, en niet dan tot Kurken of tot brafded bekwaam. De Bladen zyn gevind ; zy {taan aan eene Rib van een Voet lang , meest van negen Bladen, die lang: WAR Ce AN DAAT BM. Ss langwerpig ovaal zyn met eene ftompe BE, IL glad en gefteeld , de middelften omtrent drie SFDEELS Duim larg. Aan ’t end der Looten komen zoorp- Trosfen voort , van kleine witachtige Bloem-STUEe ‚pies, die vyf Blaadjes hebben, in een vyftan- en dige Kelk, bevattende tien Meeldraadjes en een Vrugtbeginzel met vy£ Stylen , wier Stempels frhdigedruke zyn en beftaan uit twee Plaatjes. De Vrugten komen ook ‘Froswyze voort, gelyk men dit in de Afbeelding van Juffrouw Me- RIAN ziet, welke den Bloefem vergeleek by dien van Vlier, behalve dat dezelve geen Reuk heeft, De Vrugten , zegt zy, zyn famentrek- kende en Zweetdryvende, en maaken een geel Zweet, worden gemeenlyk Geele Pruimen ge= heten. Zy zyn eetbaar doch zeer draadig van Vleefch. De Heer }. BurRMANNUss inzyn Ed. Vere zameling van gefchilderde Koromandelfche Plan. ten ook eene Aftekening bezittende, daar de naam van Caddecoy , Arbor Myrobalan. Citri, by gefchreeven is, zo heb ik dezelve, aange- zien de onbekendheid van dien Boom, hier wil- len medeleelen , en dewyl deeze benaaming nog tot geen Geflagtnaam gebruikt is , zal ik hem noemen M YROEBALANIEFER A De Kenmerken daar van kan ik uit de Afte- kening niet naauwkeurig bepaalen, ’t Is uit de- Hh 3 „zel II, DEEL II. STUK, 486 TIENMANNIGE BOOMEN. _ IL zelve veeleer te denken, dat hy tot de Decan- AFDEEL. grjg , dan tot de Icofandria, die ten minfte Hoorp- twintig Meeldraadjes hebben, gelyk de Pruim- sTUK. boom, behoore. ’t Gene , daar. dezelven: uit ae voortkomen , fchynt maar een Kelk te zyn „die , vrobala ! Dis sifera ci. zO,Wel als de Draadjes , geelachtig is, zonder r, . _Bloemblaadjes. De Vrugt is Pruimachtig. Fig, ze Maar ééne Soort is derhalve daar van be- kend (1), aan welke ik den bynaam van Ci- trina geef ; doch deeze fchynt niet de Myro- balanifera Sorbi foliis , dat is met Bladen van Sorbus te zyn , van JOHNSTON, als in wel- ke de Bladen gevind zouden zyn, gelyk die der Esfchenboomen , en welke Boom de groote te zou hebben van een Wilden Pruimboom(*®). Men vindt daar van nergens een nadere befchry- ving. Hier {taan de Bladen tegenover elkan- der aan de Takjes: zy zyn volmaakt ovaal , effenrandig , glad , bly-groen en geel geaderd , met Aderen die evenwydig fchuins van de middelrib naar den rand loopen, Aan ’t end der Takjes komen lange Risten van Bloemen voort ‚ waar tusfchen zig de Vrugtfchepzeltjes niet alleen , maar zelfsde byna volwasfen Vrug- ten , die echter hier nog maar groen zyn, voor- doen. Men ziet, dat dezelven redelyk wel de figuur hebben van de Myrobalant citrina, in onze Winkelen bekend, die zelfs gedroogd nog een {_ 4) AfyrohalaniferatFoliis toonjugatis ovalibus , Floribus Racee mofis, Fruêtu ovato fulcato. Mihi. (*) Myrobalanifera Sorbi foliis, Jormsr. Dendrals BEE C A N D REA, 487 en een weinig grooter , doch op dergelyke manier 1, ik 1 de aan ’* end > ÄFDrErs geribd zyn , loopende aan ’ end wat puntig”; uit, Hoorn. Wat nu de overige Myrobalanen aangaat ; de STUKe De Myro- Emblice worden gezegd van een Boom te ko.,n5 My men, welken LinNmus tot het Geflagt van Phyllanthus betrokken heeft. Deeze zyn de kleinften en verfchillen meest in figuur van de anderen door haare rondheid, De Chebule zyn grooter dan de Citrine , en ook wel de allere grootften. JoHNsSTON zegt, dat dezelven van een Boom met Perfik- Bladen komen, De Bellirice zyn rondachtig en taamelyk groot , doch hebben een foort van Halsals de Vygen: de Inde of Andice zyn klein en Olyfachtig van geftalte , wordende ook wel Zwarte geheten. Deeze zouden komen van een Boom met Wils gen Bladen; doch tot heden is van alle deeze met zekerheid niets bekend, Deeze Vrugten zyn van ouds in de Genees- kunde vermaard als den Stoelgang bevorderende doch tevens de Ingewanden verfterkende : met welk inzigt zy dan ook in de Confeêtio Hamech komen, en in verfcheide Samengeftelde Pillen, Op zig zelf wordt het Afkookzel beter dan het Poeijer geoordeeld, Zy groeijen altemaal aan de Vaste Kust van Oostindie; alwaar de In- landers dezelven , in Pekel ingelegd , als een Verfnapering gebruiken, Ook bereiden zy ’er Leder mede en maaken Inkt van deeze Vruge ten. Hh 4 S U- Il, DEEL, IJ, STUK, = 488 TrENMANNIGE BooMEN, U. SOR 8 Arpvzrr. kN Hoorn. De Geflagtnaam is tot vereering der gedag=_ STUK. _tenis van den Marfilifchen Geneesheer SurIan , die onder den tytel van Koninglyken Kruidkun- digen naar de Westindifche Eilanden gereisd iss om de kragten der Plantgewasfen te onderzoes ken, door PL um ier ter baan gebragt. De Kenmerken zyn een vyfbladige Kelk en vyf Bloemblaadjes : de vyf Stylen aan de bin- nenzyde der Vrugtbeginzeien ingeplant: vyf bloote Zaaden. | IL. Maar ééne Soort komt daar van in âanmer- sd 7 king (1), welke een zeer verfchillend Gewas goe moet zyn, ten opzigt van de grootte, naar den. Boom, _ Landaart en de Groeyplaats. Op de Bermudie fche Eilanden heeft het de grootte en geftalte- van een Berkenboom , voerende aldaar ook dien naam, volgens PLUKENETIUS. SLOANEs die het op ’t Noordelyke Zeeftrand van Jamai. ka vondt bloeijen en Vrugtdraagen, noemt het een Heefter , die de gedaante van de Thymelaa heeft , en vierzaadig is met een vierbladige Bloem. De Heer JAcQuin verhaalt, dat | het en (5) Surians. Syst. Nat, XII. Tom. II. Gen. 577. p. 318 Hort. Cliff. 492. Sur. Foliis Porculace. anguftis, PLUM. Gen. 27. le. 249. f. 1. Suriana maritima Foliis lanceolatis. &c. BROWN. Jam. 190. Thymelez facie Frutex matitimus tEtza- fpermos, SLOAN. Fam. 138. Hifl. II. p. 29e T. 162. fe 4. Atbor Americana Salicis folio frondofa, PLUK. Alm. 44. Te zál, f, 5. Suriana, JACQ, Amer. 340, OI Pe IC \A-N- Dieks Indei 489 hd het op de meefte Zee-Stranden der Karibifche Rs Á Eilanden als een Heefter van drie Voeten hoog gesl groeit 3 die regt op ftaat en fraay is, met ron- Hoorp- de Takken. Zyn Ed. getuigt niettemin , dat° TU het Hout rood is en uitermaate hard. De Bla- den zyn langwerpig, van boven breedst, fpits , effenrandig , taamelyk dik, zagt, bleek groen, _verfierende de toppen der Takken: de Bloemen zonder Reuk , geel , en doorgaans met tien, doch ook wel met minder Meeldraadjes. Het brengt vyf Zaaden voort, die rondachtig zyn, in de holligheid van de Kelk. SISSI SISSI SESSIE HOOFDSTUK, Befchryving van de BooMeEN, wier Bloemen twaalf Meeldraadjes hebben , deswegen D o- DECANDRIA genaamd of Twaalfmannige, tot swelken onder anderen de zogenaamde Wor- tel- of Runboomen, Mangoftans, en anderen betrokken zyn. De Klasfe der Twaalfmannige Plantgewas- fen , in het Stelzel der Sexen , bevat maar vierentwintig Geflagten , waar onder de Eenwyvigen , dat is die maar éénen Styl of Stempel hebben, ver de meeften zyn, en on. der deeze alleen komen de volgende vyf Geflagten van Boomen voor, Doch men moet in’ aanmerking, neemen „ dat de Bloemen der Hh s Plan: IL, DEEL: Il, STUK, 490 TwAALFMANNIGE BooMEN. …_ Ue Planten van deeze Klasfe niet juist twaalf Meel- Ae EL: draadjes hebben : neen. LiNNaus heeft Hoorp. goedgevonden daar in alle de zodanigen te be- STUK, _grypen, waar het getal der Meeldraadjes meer dan tien en minder dan twintig 5 derhalve tot elf en negentien, of daar tusfchen, is bepaald. RuHrizorHokr a. Wortelboom. De Kenmerken van dit Geflagt worden op= gegeven te beftaan, in de Kelk en Bloem , beiden , in vieren gedeeld te hebben en een zeer lange Haauwachtige Vrugt, die Vleezig ís aan den Grondfteun. Zeven Soorten komen ’er in voor , welken ik, als tot de Boomen behoorende , altemaal hier zal befchryven. De Boomen van dit Geflagt behooren tot die genen ‚ welke natuurlyk , in de beide Indiën , op den Zee- Oever of aan de Monden der Ri- vieren , in het Water groeijen , en dus de Stran- den niet alleen befchutten voor den flag der Golven , maar cok het Land byna ongenaakbaar maaken. Van deezen aart heb ik reeds twee Geflagten, het eeríte onder'den naam van Man: * Zie Sla het andere ender dien van Leertouwers- ed Boom +, befchreeven , en dit , wegens de ver- 464: warring zyner Wortelende Uitloopers vermaard , en daar van den Griekfchen Geflagtnaam draa. gende , zal ik derhalve den algemeenen naam van Wortelboom , welke in ’t Nederduitfch by {ome gr ED E CAN PBR WA 4OI fommigen gebruikclyk is, en duidelyker dan die IL. van Runboom, geeven. bn Hoorp- (1) Kk orteipenln s die de Bladen langwerpig stuk. ‚ovaal , flompachtig , effenrandig , de Kel- Ef opn ken ongefteeld, de Wrugten Rolr ondachtig-} ra conjus Elsvormig heeft. gata, Gepaarde, Dit is een Boom , op Ceylon groeijende , die de Bladengefteeld, glad, langwerpig ovaal, ftompachtig heeft 5 de Kelken dubbeld met kleine Steeltjes: de Vrugten Cylindrifch Els- vormig dun, uitermaate lang en knikkende, (2) Wortelboom, die de Bladen Lancetswys’ ovaal „ effenrandis , de Wortels op deza, Aarde leggende heeft. à Hooge Runabooimm en EN Dit is de eigentlyke Mangi- Mangi volgens Rumrgmrus, die hetzelve Mangium celfum noemt , om dat het de hoogfte der Mangles- boomen ís, en dewyl men Rn Boomen , we- gens het gebruik van hunnen Bast tot Leder- be- (1) Rhizophora Foliis ovato= oblongis Sc, Syst. Nat. Xlle Tom, 1, Gen. 592 p. 325. Anonyma, HERM. Pill, 279, Fl, Zeyl. 181. BURM. Fl. Ind, 108. (2) Rhizophora Foliis ovato-lanceolatis, &e, Syst, Nat, XI. Rhiz, Calycum laciniis perfiftentibus patentibus verfus Fruâum incurvacis. WACH, Ultr. 89, Mangium celfum. RUMPH. Amb, IIL. p‚ to2, T. 68, Cande'!, Hort. Mdal, VL, p. 57. Te 31, 32. RAJ. Mijl, 1769. BURM, B, Ind, 103, II. DEEL, Il, STUK, 492 TWAALFMANNIGE BooMEN. IL, bereiding , volgens den Malabaarfen Kruidhof, AxDERLe in ’ Neen Runboomen noemt, zo geef Hoorp- ik 'er den naam van Hoogen Runboom aan. STUK. De Malabaarfe- naam is Kandel ; de Ternaatfe nn Lolaro ‚ en daarom noemt onze Natie, in Oost- indie, hetzelve Lalary- Hout. Hy heeft een regten Stam; van eens Mans dikte, boven met eene lugtige Kroon, en eene dikke , ruuwe , zwartachtige Schors, De Bladen _gelyken naar die van den Laurier; zynde vyf of zes Duimen lang, half zo breed, en ftaan- de meest tropswyze aan ’t end der Takken, uit welken ‚agter de Bladen, langwerpige Knop- pen voortkomen , die zig in tien Spitfen of Straa- len openen, bevattende tien Meeldraadjes. Dit ftrookt zeer weinig met de opgegevene Kenmer- ken. Van den Malabaarfen #oom is de Bloem Roosachtig ‚ uit twaalf Blaadjes beftaande , die in een Kelk, welke ook in twaalven verdeeld is, begreepen zyn. Dit komt een weinig nader aan de Twaalfmannigheid; doch het getal der Meeldraadjes wordt aldaar niet bepaald. Deeze draagt Vrugten van een Span lang en een Duim dik ; die van Rvmrurus Haauwen van een Voet lang en een Vinger dik, aan ’t begin rood- achtig en zagt, naar ’t end be Houtig , en van binnen een Merg hebbende , dat droog, doch eetbaar is. Deeze Haauwen van den Boom af- vallende, en met de Punt in de Aarde komen= de, fchieten aldaar Wortelen , geevende tot hee agter -end Bladen uit, en dus jonge Boomen. wore Pd DE ECA'K DER LTA AOB wordende. Ieder Haauw fchynt derhalve-op nn. zig zelf een Zaad te zyn. en Deeze Boomen groeijen altoos op Moerasfi- zoorp- ge Stranden of Oevers, daar het Zeewater met srur. de Ebbe en Vloed geduurig op en af loopt, Hoog? waar door de Aarde of Modder van de Wortels Avro affpoelt ; des het niet te verwonderen is, dat dezelven bloot leggen. Men kan dergelyke Stranden naauwlyks pasfeeren ; want , van de Wortels afglippende, zinkt men tot den middel in’t Moeras, Van onderen hebben die echter een harden Steenigen Grond , en als zy in het Zand groeijen zyn ook de Wortels ten deele bloot. De Eilanden van Oostindie zyn op ver- fcheide plaatfen , aan ’ Strand , begroeid met Bose {chen van dit Geboomte , ’t welk een zeer goed Brandhout uitlevert, Het is onder Water zeer duurzaam , en wordt derhalve veel ge. bruikt. tot de Grondflagen der Gebouwen, als ook tot Paalen en Palisfaaden , maar het ver- rot zeer fchielyk tusfchen Wind en Water. Van de Schors maakt men gebruik tot zwart Verwen en tot het taanen van Netten, als ook tot Lederbereiden, gelyk als van onzen Eiken- Bast of Run. De Vrugt dient , op plaatfen daar weinig Sagoe valt of ook in tyden van ge. brek, wanneer de Sagoe- en andere Vrugtboo- men door de Vyanden vernield Zyn, tot Voed. zel der Indiaanen , die alsdan zelfs ook de Schors en Bladen eeten, de De Hoogleeraar J. BuRMANNuUs oordeel de IE. DEEXe Ile STUKS ! A94 TwWAALFMANNIGE Boomen. _ Ik de, dat deeze Soort met den Westindifchen ArDEEL, Mangles- of Oefterboom , dien de Franfchen Hoorp- Paletuvier noemen, overeenkomftig ware; doch STUKe alzo men , in derzelver befchryving , van de menigvuldige nederhangende Takken , welke maa- ken, dat men daar by de onzen den naam van Duizendbeenen aan geeft, geen het minfte ge- wag gemaakt vindt, zo is ’t my waarfchynlyker ; dat die tot de vierde Soort behoore, HIL (3) Wortelboom met flompe Bladen, de Bloem- dn fleeltjes tweemaal verdubbeld , de Vrugten Laage Elsvormig. Runboom, Aan deeze , die de Tfierou- Kandel of Laagé Runbcom van den Malabaarfen Kruidhof is , geeft LiNNaus den bynaam van Candel. Het is een Boom, die maar zeven Voeten hoog wordt „anders met den volgenden veel over= eenkomst hebbende ‚ en groeijende in brakke Wateren en Moerasfen, daar de Zee op en af- fpoelt. Hier wordt een vyfbladige Bloem aan gegeven , die als een Ster is uitgebreid , komen- de van tusfchen de Blaadjes een menigte witte Meeldraadjes met bruine Knopjes voort; niet onaangenaam doch flaauw van Reuk, De Vrug- ten zyn aan die der volgende Soort gelyk, (4) Wor- (3) Rhizophora Foliis obtufis, Pedanculis bigetninatis Folie longioribus , Frutibus fubulatis, Syste Nat, XII. Túierou- Kandel, Hort, Mal, Vl. p‚ G3. Te 35 RAJe Hij?, 17703 BRM. FJ, Ind, 103. DO NDE 'C7 AIN Dir) DEN A. dOS (4) Wortelboom met fpitfe Bladen, de Vrug- IL _ ten Eisvormig geknodst. — ne ij ‚_Hoorpe Deeze Sooft ‚ wegens de Wortels , die zysTux. tot haare Takken uitgeeft, aanmerkelyk, is op _ 1v. de Kusten en aan de Monden der Rivieren ,f/%4% van Afia , Afrika en Amerika , gemeen. MenRunboom, noemtze in Oostindie, gelyk de anderen , Man- gi Mangi; in Westindie Mangle , of Mangles- Boom , zo wel als de voorgemelden *; by de *rradz, Franfchen Manglier of Paletuvier, by de En«*?® gelfchen Afangrove , by de Portugeezen, in Brafil, Mangue of ook Salgueira, en Guaparei- ba by de Brafiliaanen. De onzen , in Suriname, noemenze Duizendbeenen , en in de Berbiesjes , met algemeener naam , Zeekants - Hout ; doch by alle de Europeaanfche Natiën worden zy ook wel Oefterboomen geheten , op Malabar Wilde Runboomen. De manier van Groeijing deezer Boomen is zo zeldzaam , dat de Heer JACQUIN dezelve waardig geoordeeld heeft, om ze zeer uitvoerig te (4) Rhizopbora Foliis acutis, Fruêtibus fubulato - clavatis. Syste Nat, XII. Pedunculis bifidis trifidisque. JAcQ. Amer, 341, °T. 89, Rhize utringue brachiata 8c. BROWN, Fam, 211, Mangle arbor Pyrifolia &rc, PLUK, Alm. 240, T. 204, fe 3e Candela Amer. Foliis Lautinis, CATESB. Car, Il, T. 62 } __Mangle Pyri foliis &c, SLOAN. Fame 1s5. Hif?, II, p. 63e Mangium Candelarium, RUMPH. Amb. Ill, p‚, ro3. Te 71 3 72, Pee- Kandel. Hort, Mat, VI, p‚ 61, Te 34 RA}. Hij, 1770, BURMe fl Inde 1080 Ì IE, DEEL. Il, STUHy) H. ÁFDELLe XI, Hoorp- STUK. Wilde Runboome De Vrugte 496 TWAALFMANNIGE BOOMEN. te befchryven, Ik zal hem kortelyk op de hielen volgen. Het is een Boom , zegt hy » die doorgaans vyftig Voeten hoog wordt „ al- leen tot Brandhout dienftig, en de Bast tot Lc- derbereiding. De Bladen zyn ovaal, glad, Le- derachtig , van drie tot zes Duimen lang, van boven donker , van onderen geelachtig groen , gefteeld, tegenover elkander. In de Oxels der Bladen komen Steeltjes voort , doorgaans met twee en fomtyds met drie Bloemen beladen , die fomtyds cen weinig Reuk hebben , doch zelde zaam. De Kelk is in vieren gedeeld en geel- achtig , bevattende vier fmalle witte Bloem blaad- jes „ en altoos agt Meelknopjes ( Anthere ), zonder eenige Meeldraadjes (Stamina). Deeze Meelknopjes fplyten aan hunnen Grondfteun Veerkragtig in tweeën , en vallen derhalve ligt af. Het Vrugtbeginzel , dat rondachtig is, heeft een Styl zo lang als die Meelknopjes en veran- dert in een Vrugt , van een zeer zonderling maakzel , als toine. ‚ Men kan in de Vrugt van deezen Boom ; ‚ bekwaamelyk , vier deelen , die weezentlyk „, byzonder maar aan elkander vast zyn , ondere > fcheiden: te weeten de Kelk, den ‘Schenkels ‚ de Huik enhet Zaad. De Kelk, diegeen enke: ‚ le Ontvanger, maat een weezentlyk Zaadkasje ss (Pericarpium) is , dewyl daar. uit. de Styl >, voortkomt in de Bloem , ís een langwerpig 9 Eyrond Lighaam, van onderen buitig, Vlee-- 9» Zig, langer dan een Duim; van buiten bruin en LANDE AND: Ri IeA. 497. sen ruuwachtig , aan den Mond wederzyds rg} 9 met het verdeelde gedeelte van den Styl ge- Árpreus kroond, van binnen tot onderen, toe hol, De 0: Schenkel (Crus) is een Rolrondachtig, glan- srux. ie bleek groen, Lighaa tn » zig bleek groen, Lighaam , naauwlyks ander- „152 De we \s », half Duim lang , doch altoos langer dan het , Zaadkasje, van boven toteen Hals verdund en ss eindigende in een krom ftomp Hoofdje, dat s> Oranje- geel; is, van binnen uitgehold tot een », gefpitften Kegel, die aan den Hals toe reikt , „> hebbende de Oppervlakte glanzig wit. Dee- s ze Schenkel, nu, beftaat uit witachtige over= » langfe tedere Vezelen , het Hoofdje uitge= „> zonderd , in welks zelfftandigheid geene Ve- »> zelen zig vertoonen. De Huik (Calyptra) 5 is een wanftaltig, Klokvormig , Oranjekleurig », Lighaampje , van eene Klierachtige en tedes s‚ te zelfftandigheid „ zittende als een Muts op 3, het Hoofdje van den Schenkel , en aan den rand een Zoom hebbende, die hetzelve om den Hals doet fluiten. Het bultige gedeelte », der holligheid van het Zaadkasje wordt ’er »> naauwkeurig door gevuld. Het Zaad (Semen) , eindelyk , is het grootíte deel der Vrugt, »> Spilrond , zwaarwigtig , doorgaans tien Duis men lang , op zyn dikfte als een Vinger , meet of min krom , donker groen , aan de Punt roodachtig , en fomtyds geheelenal zwart » achtig rood, Het loopt Elsvormig fpits uit, en „naar het Zaadkasje toe allengs verdunnen: 9 de „ neemt hec aldaar eindelyk de gedaante li 3» van 18, DEEL, ile STUKe IL ÁFDEEL. XI. Hoorp- STUK, Wilde Runboons. Âo8 TwAALFMÁNNIGE BóooMmEn. ‚ van een gefpitften Kegel aan, die in de hok „ ligheid van den Schenkel past. De Smaak is ‚> famentrekkende : de Bast broofch „ een Linie 9 dik, van binnen witachtig: het Merg beftaat » uit veele overlangfe Vezelen, die overdwars 9 zig niet gemakkelyk fnyden laaten, wit zyn; ‚ maar in de open Lugt aanftonds rood wote ss den , volmaakt gelykende naar jong Hout. ;, Daar het end van het Zaad aan den Schen= » kel raakt, eindigt de Bast of Bolfter in een s> witachtigen rand , maar het Merg loopt voort » in den gedagten groenen Kegel , die uit eeni= a ss ge geplooide en op gerolde Blaadjes, welke » ligtelyk te ontwikkelen zn ; is _famenge- 5 flelds7 peVrugte Dewyl dan dit Zaad reeds daftlvke Blade- maakinge ren heeft, zo blyke dat deeze Kaarsdraagende Mangie - Boomen, (want dus noemtze Ru M- PHIUS wegens de figuur der Vrugt:) met groot recht onder de Plante vivipare te tel- len zyn (*). De Heer JAcQurn heeft uit zyn Ed, Waarneemingen nog een ongemeene byzonderheid ‚ die mooglyk zonder voorbeeld is, in de Vrugémaaking van dit Gewas opge- maakt : (*) Dat onder de Planten, zo wel als onder de Dieren , eenigen Jongwerpende (Vivipare) zyn, wordt door LIN- NEUS in zyn Ed, beantwoording der Vraag van de Akade: mie van Petersburg „ (zie het vobrg, Srux deezer Nat, Hift. bladz , 69, 70) vastgefteld ; hebbende zyn Ed,, onder de Grasachtige Planten, zulks in een Soort van de Fefluca, dira Er Poa, deswegen vivipara genaamd, waargenomen, Doùeete AND Ri À 400 fmaakt: dat, naamelyk, van de Bevrugtinge der 1, Bloem, tot aan de volmaakte rypwording der Arpezie Vrugt, byna een Jaar verloôpt, ;, Geduurende moor. 5, de eerfte Maand heeft, zegt hy , het Vrugt- srux, s, beginzel; in ’t midden van de Bloem, naauw- _ Wijde s lyksde grootte van een Erwt: de Kelk wordt Fte „> ruuwer en groener: de Bloemblaadjes en »> Meelknopjes zyn weg; voor ’t overige is de 2, Bloem naauwlyks veranderd, In de derde s, Maand komt de Top van ‘’t Zaad te voors »> fchyn , welke dan twee Maanden lang klein s> blyft , tot dat het Zaadkasje volgroeid is, sj Vervolgens puilt het Zaad , alle Maanden 3 5» Ongevaar anderhalf Duim verder uit. Ge- „> duurende de tiende Maand openbaart zig dé 5» Schenkel, en in de twaalfde of daar omtrent 55 valt het rype Zaad van den Boom:” Vervolgens merkt gezegde Heer aan, hoe het Bgedagte Zaad, ryp zynde, met de Punt itn deri Grond; die meestal week en Modderig is; val- lende, aldaar Wortelen fchiet en de Bladen aari het andere end , dat eigentlyke Zaadblaadjet zyn, ontwindende, opgroeit: Dit gebeurt zelfs; zegt hy; wanncer het Zaad in Water; dat een half Voet op het Land ftaat , komt te vallen ; dewyl het dan mede in den Grond blyft zitten 4 gelyk hy hetzelve ook in Wateren van drie of vier Voeten diep zag doen. », Die Elsvormige ss Vrugt ; (zegt zyn Ed.) is derhalve de wadré 3 Stam van den toekomenden Boom; Doof 35 den tyd worden de Wortels Houtig , en * AL, DEEte Îls STUK, 500 TwAALFMANNIGE BOOME Ke IL zy de Zee , dezelven geduurig befpoelende An Ee „en overloopende , door het wegvoeren van Hoorp- „> Slyk en Zand, daar van de oirzaak mag zyù; STUK. _… ’tzy de Wortels zelf zo wel naar boven als gee „> nederwaards door-aangroeijing verlangd wor- s. den: men zietze, na weinige Maanden, hoo- ‚s ger dan de Grond en Boogswyze gekromd ; ;, den Stam van het Boompje , als opgeheven ; ‚> onderfteunen.” - Die verheffing der Wortelen boven den Grond , heeft dan in deeze zo wel plaats als in de Tweede Soort. De Wor: 3, Het jonge Mangles - Boompje heeft (ver- ne volgt die Heef , naauwlyks de hoogte van Takken, … twee of drie Voeten bereikt en een Kroontje ss begonnen te maaken, of uit den Stam komen, > wat hooger dan de anderen, nieuwe Wortels » Voort, welke , Boogswyze naar de Aarde ge- 3, kromd ‚ en met de enden daar in gelaten, », tot voeding en fteuning dienen van den Boom. „ Op die zelfde manier gaat hy gewoonlyk tot jsede twaalf Voeten hoogte voort , als wanneer ‚> zig een Bosfchagie van Wortelen vertoont , „, die uiet den Stam en de oudfte Takken tot „ vyf Voeten boven den Grond voortgekomen „zyn. De Boom, deeze grootte bekomen „ hebbende, geeft weinige Wortels uit „ maar ‚, begint alsdan zyne Kroon naar alle kanten ;, uit te breiden, als geheel bezig met het voort- „brengen van Takken. Eindelyk geeft hy ‚ook „ zelfs tot de hoogfte ‘Takken, Wortels »» vit, zonder ecnige bepaalde plaatzing, T'ak- » kig ERD ETC RAON DURA. sor ss kig zynde en gereed om t'eeniger tyd in den 2, Grond te booren. Alle deeze Wortels, gelyk Ar s> ook veelen der voorgaanden, met een hoek Hoorn- 2» van omtrent tagtig Graaden of wat binnen ebs ss, GEN winkelhaak uitgefprooten , gaan eerst regt Ri », Voort, dan krommen zy zig, door hun eigen » Zwaarte , naar den Grond. Zy zyn rond, 9, Roestkleurig ‚ eerst broofch , dan taay en 5, vast, met eenen dikken Bast en een Vezel- », achtig Merg ; aan hunne ftompe Punt bekleed > met een Klokswys’ , Hoornachtig , zwart ‚> Vlies , het welke ‘er afgaat als zy in den ‚9 Grond gekomen zyn. Door kneuzing of breuk > deeze Punt verlooren hebbende , groeijen » zy niet meer uit, maar boven het gekwetfte s> deel krygen zy drie , vier of meer, nieuwe „> Worteltakken,” > Uit het gezegde kan men opmaaken, hoe ‚ digte en uitgebreide Bosfchagiën deeze Boo- ze men, door den tyd, op onbearbeide en over- ftroomde Oevers kunnen voortbrengen en ‚ welk een verbaazende Vertooning zy aan de ‚‚ Europeaanen uitleveren, Naby dezelven te ‚ overnagten , op dat ik niet zegge te woonen, „, zou, wegens de fchrikkelyke menigvuldigheid . van de kwaadaartigfte Muggen , voor onze Natie tot een groote Straf verftrekken kun- „, nen , hoewel de Wilden taamelyk gehard daar s, tegen zyn ; maar midden in die Bosfchen 9 zelf zou het naauwlyks een Menfch kunnen », uitftaan, Hier onthouden zig menigvuldige Reí- | ii EU » SCIS; EL DEEL, Ale STUG! iu. ÁrpeeL. XL, Hoorp- STUK, Walde Runboom, so2 TwAALFMANNIGE BooMEN, s gers , Koeten en ander flag van Vogelen, 2) Men vindt’er fchoolen van Krabben en Kreef« s ten onder. Het famenweefzel der onderfte ‚ Wortelen verfchaft de Indiaanfche Jaagers ‚, Een vasten Grond en als een Brug, waar me- > de zy zonder gevaar over Modder en Water s. kunnen loopen. Aan de boogen der Wortes „, len, die onder Water {taan groeijen de in „>, de Reisbefchryvingen zo vermaarde Boom- > Oefters , naar welken de Amerikaanen niet , minder gretig dan wy naar de onzen zyn. De > Vrugten worden „zo wel als de Bast ,tot het , Leertouwen gebruikt, Ik ben breedvoerig geweest in de Befchryving van deezen Boom , den wonderlykften , moog= lyk , op den Aardkloot bekend , en tevens een der nuttigften , als men aanmerkt , hoe hy tot befchutting dient van de Zee - Kusten der Indiën en tat een wykplaats voor een menigte Wilde en Waterdieren , die zekerlyk van de Vrugten , zo wel als de Menfchen , gebruik maaken: doch men moet hem wel onderfcheiden van den Won- derboom der Banjaanen , een Soort van Vyge- boomen, aan de Vaste Kust van Indie, die der= gelyke Wortels uit de Takken laaten nederzak- ken en daar door ook geheele Bosfchagiën maa- ken, in welken de Moederftam naauwlyks te vinden is, Deeze , naamélyk , behooren tot het Geflagt der Vygeboomen , gelyk wy in ’% vervolg zien zullen , en daarom wordt de thans befchreevene Soort , door SLOANE , Mangle met AoDEELe Il STUK fi DePiP:E C.A ND R‚l A. 503 s IL. met Peereboomsbladen en lange Haauwen, die 4 nt» vaar den Indiaanfchen Vygeboom gelykt , gety=- XL teld. Het Hout is wegens zyne Knoest- en Hoorne Kwastigheid tot Timmerwerk niet bekwaam de doch zo zwaar , dat de Indiaanen wel Ankers maaken van de Wortelen, die zy dan ook dike wils met Dryffteenen tot een Boey voorzien, zo RuMPHaus aanmerkt. (5) Wortelboom met flompe Rolronde Vrug= DE ste ten. Cylindrica, Kaarsdtaae gende, Hier wordt bedoeld de Karil- of Kanil-Kan- del (}) van Malabar, welke Ray genoemd heeft Kaarsboorwp met driebloemige Steeltjes enì eene dunnere Vrugt dan in de Kandel, dat is inde Tweede Soort , welke de Vrugten een Duim dik heeft, Volgens CoMMELYN wordt deeze in’t Nederduitfch de Tamme Runboom , in ’t Por- tugeefch Salgeira fatiyo, mooglyk om dat men hem uit Zaad voortteelt , geheten, De Vrugten vallen niet dikker dan de Pink , en worden, jong en mals zynde , tot Spyze gebruikt, By RumeHrius voert dit Gewas den naam van Klein (5) Rhizophora Frukibus Cylindricts obtufis, Syst. Nat. XII. Karil- Kandel. Hort, Mal, VI, pe 56, T. 33. Ray. Hif. 3770, Margium minus, RUMPH. Amb, Ill, pe 106e T. 69e BwRMe, Fl, Ind. 108, (Ì) Ik denk dat het deeze is, die met Kari - Kandel door LINN/us gemeend wordt : de Heer J, BURMANNUS zegt Kave- Candel, Ind, Mal, 6, \ | li 4 Io DEEL) Ile STUKo “ U. Arpveer. me Hoorp- STUKe Kaars. Beorn, Vit, Rhizophoa ra Caftolas 735, Kaasjese draagende, He Z so4 TWwAALFMANNIGE BooMEN. Kleine Mangie - Boom , om dat het den Stam zeer laag heeft, niet dikker dan eens Menfchen Been, verder Struikswyze veele dunne Takken uitgeevende, De Vrugten van deeze Soort, ver van Rolrond en ftomp, zouden , volgens de befchryving van dien Autheur , by haaren oir- fprong fmal zyn , omtrent een Schaft dik, al- lengs uitpuilende tot de dikte van een Pink, daarna weder fchielyk toegefpitst, In de Af- beelding , nogthans ‚ komen zy taamelyk Rol- rond voor; gelyk hy ook zegt, dat zy by paa- ren aan de Boomen hangen, als kleine Wafch- kaarfen , zynde omtrent een Voet lang , ge- ftreept, donker groen , daarna geel , en einde- lyk bruin wordende. De Boom groeit in Wa- ter- Indie verder van het Strand , doch altoos in zodanige Moerasfen en Inhammen: die door overvloeijing van het Zeewater veroirzaakt zyn , en, derhalve vind ik het zonderling , dat on- ze Ridder de woonplaats juist tot Malabar be. paald heeft; niet minder, dan dat de voorgaan. de Soort , die alom op ’t Strand groeit, door zyn Ed. gezegd wordt in de Moerasfen van de Karibifche Eilanden en Malabar te huisves ten (*®). (6) Wortelboom met flomp ovaale Bladen, de (*) Habitat in uliginofis Malaharie,. 4, Habitat in Paludie s Caribzarum „ Malabariz, Spec, Plant, Ed. IL, p. 634, 635. (6) Kbizophora Foliis ovatis obtufis Se Syst, Nat, XII, | Man. TO DE CC AN DRS TET Ae SOS de Bloemen enkeld, de Vrugten platach- IL S 4 AFDEEL, tig rond met puntjes. | Xi. | Hoorps Deeze Soort voert den naam van Mangium stuk, Cafvolare , dat is Kaasjes.draagende Mangi, by rade Rumreurus, die aanmerkt, dat ’er een witte en roode vanis , welken hy beiden in één Hoofd- ftuk befchryft. De Witte Brappat, gelyk hem de Indiaanen noemen, heeft de geftalte van een Eikeboom , met eenen Stam gemeenlyk van twee Voeten of dikker, die bogtig is en zwaare Takken uitgeeft, hebbende eene ruuwe gebor- ftene Schors, De Bladen zyn breeder en rond- achtiger dan in de andere Soorten, vier Duim lang, dik , glad en breekbaar , gelyk die van Porfelein , ziltig van Smaak. Zy ftaan tegen over elkander of by paaren aan de Looten, even of de Boom gevinde Bladen had, Het Bloeizel zyn in ’t eerft groote groene Knop- pen, die zig openen tot een Kroontje, van zes zeven of agt Straalen , de verdeelingen zynde van de Kelk , die van binnen gevuld is met wit- te Meeldraadjes , hebbende graauwe Knopjes en in ’t midden een Styl , met een groenen Stempel. De Vrugt, in de gezegde Kelk aan- rypende, vertoont zig als een Kaasje, met een Punt daar boven op , ’t welk de Malcijers de- zel. Mangium Cafeolare. RUMPH, Arb, LIL, p. 1, Te 73 3 24e Burm, Fl, Ind, 103. li s Ue DEEL, II, STUKe i. AFDEEL. XÌ, Hoorp- STUK. Kaasjese Boom, vil. Rhizopho= ra Curnicus lata. 506 TwAALFMANNIGE BOOMEN, zelve by een Lamp doen vergelyken , hoewel zy deeze Appeltjes Boa Rembang noemen , doch de onzen Sterrebollen. De Roode Brappat ver- fchilt in Gewas , doordien hy zig als een Ap- pelboom vertoont, en de Bloemen rood heeft; maar de Vrugten zyn in beiden, zelfs ryp gee worden „ groen. Zy worden van ’t Gemeene Volk gegeten. Het Hout van den Witten Brap- pat is tot den Scheepsbouw, inzonderheid tot Knies en Kromhouten, zeer bekwaam. Rondom deeze Boomen komen uit den Grond zekere Bygewasfen voort, die men, om dat zy aan ’t end gefpleeten zyn, Splitshoorens noemt „ van eene Kurkachtige zelíftandigheid. Men heeft ontdekt, dat deeze, door zekere dunne Vezelen , gemeenfchap hebben met malkander en met de dikke Wortelen van den Boom. De Bladen van den Rooden Brappat dienen tot Voed- zel voor een Rups, die een fchoone Gostindi- fche Spiegel - Kapel uitlevert, @ Wortelboom met ovaale Bladen en Tros- achtige Bloemen , de rugten Sikkelswyze krom en _fpitse Hoornd:aa= gende, RumrHrius merkt aan , dat ‘er tweederley Heefterachtige Mangies op de Molukkife Ei- Jan- (7) Rhizopbora Foliis ovatis, Floribus confertis, Fruêtibus arcuatis acuminatis. Syste Nat. XII. Sp. 4, ép. Plant. IL, Sp. 6, Mangium Fruticofum Corniculatum, RUMPHe „fsb, 1lle Pp. H17, T, 77: BuRM. Fl, And, 108. DO BE € AN D RI A, 507 landen groeijen, waar van de eene door bem IL, _Gehoornde wordt genoemd „ wegens de figuur ÁTPEEL der Vrugten ; die zy draagt. Het Gewas js Hoóip: twee Mans langten hoog, met verfcheide Stam-STUZ. men, van dikte als,eens Menfchen Been , op- fchietende , die een menigte van dunne Rysjes uitgeeven, Hier aan groeijen de Bladen , die ovaal zyn, van drie tot vyf of zes Duimen lang en twee Vingeren breed , ook dikachtig, glad en ziltig van Smaak, Uit de Leedjes, by de Bladen , komen Knopjes voort , waar uit de Bloemen Troswys’ groeijen , ieder op een by- zonder Steeltje , dun zynde en een Duim lang, Deeze Bloemen zyn wit, van vyf ftyve Blaadjes gemaakt en vyf Meeldraadjes bevattende , met een Styl, die langer is, in ’t midden, liefelyk van Reuk. Hier op volgen kleine kromme Haauwtjes, een Schaft dik, twee Vingerbreed- ten lang , aan ’t end fpits toeloopende, als Oly- phants- Tandjes , ryp zynde rosachtig bruin en een groen Merg bevattende, dat als uit famenr gerolde Wortelblaadjes beftaat , gelyk ook het- zelve , als zy op den Grond vallende geborften zyn, het Zand raakende , aanftonds Wortelen fchiet en een nieuw Boompje voortbrengt. De Groeiplaats is op Steenige vlakke Stranden , be- ftaande uit Zand en roode of bruine Keyftee- nen, daar de Zee geduurig op en affpoelt : nooit op ’t drooge Land, ten zy hetzelve weleer door de Zee bedekt geweest zy, Men vindt het der- hal. EI, DEEL, He STUKe 508 TWwAALFMANNIGE BooMEN. IL, halve aan de Kusten van de Molukkifche en alle ADE de Oofter - Eilanden van Oostindie, meest by Hoorp- en tusfchen het Brappat of Kaasdraagende Man- STUK, gie groeijende , ’t welk ook zodanigen Grond bemint. Van de Bloemen maakt men , wegens derzelver uitmuntende Reuk , gebruik. Vin (€) Wortelboom met ovaale gefpitfte Bladen, Rhizopho= : Ee. Troswyze Bloemen en Kegelvormige ge- te kroonde Vrugten. gelachtigee Ik zal hier, met den Heer N.L, Bur MAN. Nus, als eene Agtfte Soort byvoegen het Man- gium Caryophylloides of Nagelachtige Mangie van Ru MPHIUS,dat veel overeenkomst fchynt te hebben met den Witten Runboom van P r v- KENETIUS, die een dik en rondachtig glad Blad heeft , en eene Vrugt naar Kruidnagelen gelykende , doch grooter , in de Westindiën groeijende. Men ziet daar uit de reden van den naam. Het kan echter de Pou- Kandel van den Malabaarfen Kruidhof , gelyk die Autheur zig verbeeldde , niet zyn, welke, door zyne kromme Vrugten en ten uiterfte welriekende Bloemen nader komt aan de voorgaande Soort, In groei- jing (8) Rhizophora Foliis ovaris acuminatis , Floribus confere tis, Fruêtibus Conicis coronatis. BuRM. Fle Ind. 109. Mane gium Caryophylloides, RUumem- Amb, III. pe 119. T. 78e Mangle alba Coriaria , Folio denfiusculo fubrotundo glabro , Fruêtu formâ Caryophylli Acomatici majore, PLUK, Afm, zel. T. 204, f, 4e BED IDE CAN. D Rol A. #09 jing gelykt het ook naar de Nagelboomen, zegt, Ils Rumruius, en de Bloem is als een bloei-“ "yette jende Nagel , agtbladig met agt Meeldraadjes , Hoorp- _ de Vrugt uitwendig als een Moernagel, doch“T®E inwendig even zo gefteld als die der andere Mangie « Boomen. Het komt zeldzaam voor, doch daar zyn byfoorten van , die men op de Stranden der Molukkifche Eilanden aantreft. GARCINI A Á De Kenmerken van dit Geflagt zyn : een vierbladige Kelk onder het Vrugtbeginzel; vier Bloemblaadjes ; een Schildvormige Stempel : de Vrugt een Bezie die gekroond is , bevattende agt Zaadkorrels. Twee Soorten komen ‘er van voor, beiden in Oostindie groeijende , als volgt. (z) Garcinia met ovaale Bladen en eenbloemige _ 1. Ï Garcinia Sieeltjes. ge nA Dit is de Mangoftan - Boom , in Oostindie een groeijende , welke de grootte ongevaar van een Appelboom heeft en Laurierbladen. De Bloem Is (1) Garcinia Foliis ovatis , Pedunculis unifloris, Syst, Naf. XII. Gen. 594, p. 526. Hort. Clif. 182, Mangoftana. GARC, Phil. Tranfalt, N. 431, T. 1. BONT. Fav, 115. RumPH, Amb, 1. p. 132, Te 43, Laurifolia Javanenfis, C. B, Pin. 461. Ra]. Hiff, 1662, u. Arden) Hoötb. STUKe Mangoe Pan- Boom. sio fwAALFMANRIGE BooStE is als die van den Btappat, hier woor befchrees ven, als beftaande uit verfcheide puntige Sttaa- len, gelyk een Sterretje , waar binnen eenige geele Meeldraadjes vervat zyn en een Vrugtbe-= ginzel , dat eene Vrugt wordt, van grootte als een kleine Appel, en ook van dergelyke figuur 3 donker bruin van Kleur. De Kelk der Bloem blyft het fteunzel van agteren, en van vooren heeft deeze Vrugt een Sterretje , welks Straa- len aantoonen; hoe veele verdeelingen daar bin= nen zyn , in het Vleefch, *t welk groote Zaad- korrels of Steenen aan ’t middelpunt, even als de Mispelen , heeft ‚ doch fomtyds vindt men ’er niet éénen Korrel in , die bekwaam is om te planten, Onder de edelfte Vrugten van. Oontidilie wor- den deeze geteld , die een wit „ Sappig Vleefch bevatten, dat in de-onrypen wat rins ; doch in de rypen zo lekker als de keurlykfte Druiven iss Ongemeen verfrisfchende is het Sap van deeze Vrugten , en zo weinig bezwaarende ;. dat men die in Ziekte zo wel als in Gezondheid gebruis ken kan : maar de Schil is bitter én fämentrek- kende. De Boom groeit op Malacca; Sumatra en Java, doch weinig of niet omftreeks Batavia is zo dat menze van Bantam in menigte derwaards brengt. Men heeftze ’er ook niet op alle tyden van het Jaar ‚ meest in November en Decem- ber. Het Gewas is wat kiefch ; willende piet op alle plaatfen groeijens vereifchende een roo- de, vette; Kley, met wat Steen gemengd, Op Am, Der DD RC ASN!D RI A, SIT Amboiná heeft men deeze Boomen , fchoon le- IL vendig aldaar gebragt , niet kunnen voortkwee- Î* en keú,!:… ” Hoorp. STUK, (o) Garcinia met Lancetswyze Bladen en drie-_ 11 Garcinia bloemige Steeltjes. Gelbica, Kirasboom. Op Celebes, een groot Eiland in Oostindie, groeit een Soort van Mangoftan, welke Ru M= PHIus deswegen de Celebifche noemt, doch die anders den naam van Aras voert. Dezelve wordt geen hooge Boom, doch maakt een fier- lyke breede Kroon, van Takken met gepaarde Bladen , die wel gelyken naar de Bladen van de andere Mangoftan , doch fmaller en fpitfer zyn, met minder uitpuilende Aderen. Uit de Oxels der Bladen komen takjes voort , met eenige Blaadjes en Bloemfteeltjes ‚ drie by elkander, De Bloem „ van grootte als een Dubbeltje, bee ftaat uit vier groote en vier kleine Blaadjes, in t midden ; zo het fchynt , vier Meelknopjes heb- bende, díe het Vrugtbeginzel omringen, dat een dergelyke Vrugt wordt, als in de andere Man- goftan, van dergelyken aart. Men eet de rype Vrugten en de Schil dient, door haare Samen. trekking , tegen de Roode Loop. Het Hout verandert ‚ wanneer het op de Makasfarfche Rysts _ (2) Garcinia Foliis lanceolatis , Pedunculis tr'floris, Syst. Nat, X11, Mangoftana Celebica, RUMPH, Amb, 1, D, 154, Ts 44. -BURM, Fl, Ind, p. 109 IE. DEEL II, Site si2 TT wAALFMANNIGE BoOMENs … WM, _Rysc-Velden, onder *t Kaf van Ryst, begraven AFDEELe wordt, zo RuMeuHr1us aanmerkt ‚ in drie Jaa« Hoosp. fen tyds in Steen ; doch waarfchynlyk zal het sTUK. dit gemeen hebben met andere Houten. WINTERANIA. De Kenmerken zyn, een driekwabbige Kelk ; vyf Bloemblaadjes en zestien Meelknopjes , die aan een Bekerachtig Honigbakje aangegroeid zyn. De Vrugt een Bezie met drie Hollighe- den en twee Zaaden. ï Maar ééne Soort komt in dit Geflagt voor (1); aren welke er tevens den naam aan geeft, als de Witteka- Boom zynde die de Witte Kaneel, gemeenlyk neel Boome Orte Winteranus genaamd , uitlevert. Som- migen willen echter, dat de Witte Kaneel van deezen Bast verfchillende zy. De Kapitein van een Engelfch Schip, WiNnTER genaamd, die den Zee-Held DRrAKF, in ’t jaar 1578, op deszelfs Togt naar de Groote Zuidzee verge- gelde, de Straat van Magellaan bereikt hebben= de, kwam in ’t volgende Jaar te rug, en bragt met "_ (a) Winterania, Syst, Nat. XÍl, Gen, 558, p. 326. Mort. Cliff, 488, Winteranus Cortez. Crus. Exot, 75, Laurus Foe lis enerviis obovatis obtufis. Mat, Med. 196, Sp, Plant. le p. 371, Canella Foliis oblongis obtufis nitidis, Racemis ter minalibus, BROWN, Jam. 21$. Te, 27. f, 3, Gaslia lignea Jamaicenfis &c. PLUK. Alm. 89, T. Bref. T, Casfia Cinna- momea 8&c. lbid, T. to, f. 7, Arbor Baccifera Laurifolia Aromatica, Fruêtu viridi calyculato racemofo. SLOAN, Jam. 165. Hifi.ll p‚ 87e Te 191. fe 2e CATESB, Care Ile To 50e DENDE CIA MID: REK sI3 met zig deezen vermaarden Bast „ aldaar inge- M_ zameld; die federt naar hem den naam gevoerd ÄFDEELS heeft, Men noemtze ook wel, naar de plaats Hoorns der. afkomst , Magellaanfche Kaneel, als eenigeSTUR. overeenkomst met de Kaneel hebbende in Reuk Ne maar veel fcherper en bitter van Smaak, Cru« sius, die zulks verhaalt, kreeg in het voorfte der Zeventiende Eeuw een nader Berigt van dee= zen Boom , en een ftuk van een Tak daar van „ met den Bast daar om zittende , dathy afbeeldt, Het waren Boomen , in menigte groeijende aan een Inbam van die Straat , tot zulk een hoog- te en dikte, dat ’er Planken van gezaagd wer- den , twee en een half Voet breed. De Bladen des Booms hadden den Reuk van Laurierbladen , doch waren veel breeder en ‘groener , en de Boom bleef , gelyk de meeften aan dien Inham » altoos groen. Zv hadden ’er, fchoon meer dan drie vierendeel Jaars in die Straat vertoevende;, nooit Bloemen of Vrugten aan vernomen. Het Hout was door hun tot Brandítof gebezigd, en van den Bast hadden zy, in plaats van Spece. „ryën gebruik gemaakt , inzonderheid by de Mosfelen , daar zv meest het Leven by hielden in de gedagte Straat; dewyl hun Peper ont- brak ; en op ’t Schip tegen het Scheurbuik. Van jonge Boompjes , van deezen aart, maakten de Ingezetenen des Lands hunne Pylen, derzelver Stammen daar toe in ’ geheel gebruikende, „Te vooren hadt LiNNeus den Boom, die Kk de —M,. DEEL, Ile STUKo si4 TE wAALFMANNIGE BooMEN. 1 de gedagte Schors uitlevert , tot de Laurieren Arpzer. betrokken , doch tegenwoordig maakt zyn Ed, niger, als gezegd is, een byzonder Geflagt van , sruk. _ ’t welk verfcheide Boomen begrypt , die in Ame-= Witte Ka-rika, hier en daar, naderhand ontdekt zyn, en _ neel Boom. wier Bast meer of min fchynt te ftrooken met den Magellaanfchen. Hier onder bevindt zig de Kaneel - Kasfia of Wilde Kaneel van Barbados , welke men meent met den Peruviaanfthen, Bast overeen te komen ; doch inzonderheid de Jamai- kafche Boom, die van BROwNE genoemd wordt Kaneel met langwerpige , ftompe , glanzige Bia- den , en TFrosfen aan ’t end der Takken; van PruKeNETius Casfia lignea- Boom die den. Bast fcherp heeft als Peper; van SLOANE Kruiderige Boom met Laurierbladen , wiens Vrugt uit Trosfen beftaat van groene gekelkte Besfen. Die Autheur befchryft denzelven bree- der als volgt. xt Is een: Boom. van maatige grootte, die een weinig naar een Appelboom gelykt , met een uitgebreide Kroon, en eenen dikken Bast, die van binnen ros is ‚, van buiten Afchgraauw; de laden anderhalf Duim lang , een Duim breed, - wederzyds toeloopende , doch aan *t end ftomp en als gevorkt ; bleek groen , met een kort Steeltje. Uit de Oxels der Bladen komen twee „ drie, vier of meer Bloemen voort, op een ge- meen Steeltje , zeer wit, vyfbladig, hebbende een fterken Jasmyn-Reuk. Hier op volgt een Fros van eenige bleekgroene Besfen, bevatten- | de DopkeAwpat sr de zwarte welriekende Zaaden, iets gelykende . naar de Korrels van- Druiven. Arpretg XI, Wy zyn dus niet verzekerd den regten Bast Hoorpe _van Winter of de Magellaanfche Kaneel te heb- STUK. ben, maar Witte Kaneel, die in Smaak en krag- ten veel overeenkomst daar mede heeft. Het is een goed Maagmiddel, inzonderheid om kou- de Slym; in de Ingewanden of deelen der Chyl- maaking vergaard, te verdunnen, en dergelyke Stoffen door Zweet uit te dryven, CRATE VA. De Kenmerken van dit Geflagt zyn3 eene vierbladige Bloem, die de Kelk in vieren vere deeld heeft: de Vrugt een Bezie of Appeltje met ééne holligheid, waar in veele Zaaden. Drie Soorten komen ’er in dit Geflagt voor, als volgt. (1) Crateva , die ongedoornd is , met effen. 1, e Bladen e Crateve randigs Bladen en Manwyvige Bloemen. die, De oitz zak wan den zonderlingen bynaam is, zé, dat de Martie: niet uit den bodem van de Bloem voortkomen , gelyk gewoonlyk ; maar dat € 1) Crateva inermis , Foliis integetrimis, Floribus gynan= dris. Syste Nat, Xlle Gen. s99e-p« 326s Crateva arborea trie phyla Sec. BROWN Jam. 246. Arbor Americana triphylle Bic, PLUK, Phoyes JAde fa Oe vs, Kk a IL, DEEln II, STUÉ» 516 TT WAALFMANNIGE BOOMEN, U. dat zy zitten op een Kolom, die uit het mid- AFDEEL. den van de Bloem, in plaats van Stamper; Hoorps Opryst; even als in die Klasfe van het Stelzel STUK; der Sexen , welke den naam van Gynendria, dat is Mianwyvigen , voert. Dus wordt het Ge- was van PLUKENETIUsS genoemd , eene Driebladige Amerikaanfche Boom , met een menigte van Meeldraadjes,; die paarfche Top- pen hebben , beflaande de Navel van de Bloem. Browne geeft ‘er ovaale gladde Bladen aan, en Trosfen op het end der Takken. Lin- NA&LuSs merkt «aan, dat deeze Soort boven. dien, door de dunte der Bladen en de langwer- pigheid der Bloemblaadjes , van de kes ver- {chille, mu (2) Crateva, die ongedóornd is , met effen- eK _\__randige Bladen , de zydblaadjes aan den Sunke voorften grondfteun korter. Appel boom, Deeze heeft haaren bynaam van den Brafili- aanfchen Boem. Tapia genaamd, door Mar c- GRAAF en Piso befchreeven dien Rav _ noemt, (z) Crateva inermis, Foliis integerrimis , Foliolis lateralibus Bafi anticâ brevioribus. Syst, Nat. X'l, Cr inermis Fl, Zeyhs 211. Sp. Plant. L. Pe 444 Hort Clf 484. Apioscorodon, fe Athor Americana triphyllos ‚gc. PLUK Alm. 34 Maius Amer, trifolia &e. Comm Amf. 1. p‚ 129. T. 67. Anona trifolia, Flore Stamineo 8zc, SLOAN, Spam 205. Hifl, II p. 169. Ray. Dendr. 79 Nurrvala. Horte Mal, lil. Pp: 49 Te 22, BURMe El, Ind, p. 109. MEDED E C VAN IDR AIK CST7 noemt ‚ eene Driebladige Brafiliaanfche, welke een Vrugt draagt als een Oranje. Appel , binnen welker Schors de Appel gevuld is met Steenen, 4oorpe als Kerfen - Steenen , doch langwerpiger , zitten-STUX de ieder. in zyn eigen Velletje. De Apioscoro- don van PLUKENETI1US, Wilde Orarje-Âp- pel by de Indiaanen genaamd , draagt Appelen , die naar Knoflook flinken Dien zelflen Reuk hebben de Vrugten der Driebladige Anna van SLO ANE,welke deswegen , by de Engelíchen, op Jamaika, genoemd wordt, de Knoflook #ee- ren Boom. Dezelve groeit omtrent dertig Voeten hoog, hebbende den Stam var dikte als eens Menfchen Dye , met eene donker groene Schors. Na eenige Maanden Bladerloos geweest te zyn; geeft hy aan de enden der Takjes Bloemen uit; welke op Steeltjes van twee Duimen lang zit- ten , en lange groenachtige Meeldraadjes heb: ben, met paarfche Knopjes, den Styl omrin- gende, Daar volgen Vrugten op, van. grootte als een Kaatsbal , die onder een ruigen Bast een Meelachtig Vleefch „ als van éen Peer , bevat: ten „ dat zoetachtig is en naar Knoflook ftinkt By het middelpunt zyn veele groote zwarte Zaa- den geplaatst. Deeze fchynt dan van de gedag. te Tapia te verfchillen, en de Appelen van de Nurrvala van Malabar, welken COMMELYN daar mede vergeleek , hadden een Wynachtigen ‚-Reuk en Smaak. Men noemt dezelven, zo zyn Ed, aanmerkte „in ’t Portugeefch Pee do Mor- Kk 3 10, Il. DEEL. IT, 7 inb iks Pr pelbuome SI8 TWAALFMACNNIE BooMEN, Aa to, in ’t Nederduitfch Bombeenen ‚ voor welke, benaaming ik in de befchryving geen reden vind, Hoorn: en heb ze derhalve Stink- Appelen getyteld, STUKe | ir (3) Crateva, die gedoornd is, met Zaagswys. rateva ì N Ù i ' Marmelos. getande Bladen. Slyme=Ape pel Boom, Hier toe behoort de Uitlandfche Kwee-Ap- pelen Boom of Marmelos , uit het Muséum Zey- Janicum van den beroemden HERMANNUS, dus genaamd, wegens de verfcheiderley Mar- meladen , die men van deszelfs Vrugten in Oost- indie bereidt. Het is de Driedoornige Indifche Kalabasdraagende Boom vanP LUKENET LUS; wiens Vrugt een Merg heeft naar dat van Kwee- Appelen gelykende , zynde Covalam, in de. Mas labaarfe Kruidhof getyteld , dien de Nederlen- ders Slym-.Appel noemen. Hy groeit op Ma- labar en Ceylon, Het is een hooge Boom, met eenen geelachtig witten Stam, en veele Tak- ken, die fterk gedoornd zyn , wordende in de ouderdom bruinrood, Drie Bladen draagt hy op één Steeltje, en zes of zeven Blas van eenen aangenaamen Reuk , uit vyf aten groene Blaadjes beftaande, De Vrugten gelyken ronde Appelen , met eene dunne groenachtige Schil, " (3) Crateva Spinof& Foliis ferratis. Flor, Zeyl, orz. Cu. eurbitifera trifolia fpinofa Indica &c. PLUK. Alm, 125. T, 170» £, 5. Cydonia exotica. C. B, Pin, 455. Bilacus, RUMPH, Amb. J. pe 197. Te 81. Covalam, Hort, Mak 1II. T. 37, BURM, FI. Ind, p. 109e DOD E-C AN D RTM: sIg Schil, waar onder een harde Houtige ja by B, II. Beenige Bolfter , die een Lymerig week Vleefch „ Â: Deet, van eenen zuurachtig zoeten Smaak bevat, en Hourp- platte langwerpige witte Zaaden, î TUK. Uit de Afbeelding van den Zilakhoom Td Ap. RumePeHius, die de zelfde aapgemerkt wordt te zyn, ziet men de figuur van deeze Vrugten, en dat dezelven .wel van grootte als een Gan- zen- Ey, maar ook kleiner vallen. Zy meeten niet over-typ worden aan den Boom , dewyl zy dan vergooren en onbekwaam zyn om té eeten : maar , vroeger van den Boom gefchud E geplukt, kunnen zy wel een Maand leggen , ‚ dus ryp geworden , vervullen zy een ge. Bede Kamer met haaren fterken Reuk, De Europeaanen winden ’er raauw weinig Smaak in, doch gebraden , gekonfyt of tot Marmelae fe gemaakt, is het eene zeer lekkere Vrugt, Be Boom groeit op een gedeelte van Java en de nabuurige Eilanden; maar op Amboina wilde hy niet aarden, mooglyk wegens de droogheid wan den Grond: hebbende zulks met de Man. goftans en andere Vrugtboomen gemeen, ILrLIetI vuM, De Kenmerken van dit Geflagt beftaan in eene vierbladige afvallende Kelk ; agt Bloem. blaadjes; agt Honigbakjes , naar Blaadjes gely- kende , Elsvormig : zestien Meeldraadjes met Kk 4 da IN, DEEL, IL, STUK, So TWAALFMANNIGE BOOMEN, HU. de Meelknopjes gefpleeten : Eyronde , famen- Arg | “gedrukte eenzaadige Zaadhuisjess | HoorD- De eenigfte Soort „ welke den bynaam van STUK: — Anifatum voert (1), is door onzen Ridder ge- zis Doekftaafd, zo zyn Ed, aanmerkt, op het gezag Oe van KAEMPFER , door wien dit Gewas in Boom, _ Afbeelding gebragt is en befchreeven. By de Chineezen of Japoneezen voert het den naam van Somo , gemeenlvk Skimmi , Fanna Skinvmi & Fanna Skiba of by uitmuntendheid Fanna ; dat: is Bloem, - Het- is, zegt hy „ een Wilde Boom ‚met eenen Kruiderigen Bast, Laurierbla- den, Narcis - Bloemen en Zaaden van Ricinus;, die in agt Zaadhuisjes vervat zyn, Sterswyze famengegroeid , als in het Paapenmutzen - Houte Deeze Boom bereikt de hoogte van een Ker- fenboom , hebbende eenen regten Stam ‚ met eene donker. Afchgraauwe Schors , het Spint groen en Vleezig , een weinig famentrekkende en Lymerig van Smaak: het Hout ros, hard, broofch ‚ met een weinig Spongieus Merg. Op eene zelfde plaats geeft deeze Boom veele don- ker groene Looten uit, die met dikke langwer- pige Bladen bezet zyn, welke aan troppen by elkander groeijen, De Bloemen zitten op ron- de Steeltjes meest enkeld, zynde byna ander- halven Duim breed, bleek wit, van gefteldheid als (5) Uieium, Syst. Nat, XII, Gen. Ó1r. p 335. Somovulgo Skinami, KAEMPFERe, Ameen, Exot, pe 880, T. 881, Ee La 4 3 en IRO Dr CIALN DIR ANA. SOF: als boven , uitgenomen dat hy duidelyk zegt , dat het end van het Steeltje, in het midden IL, ÄFDEELs omtrent twintig Meelknopjes , die op. geeneSTUKe Meeldtaadjes ruiten, De agt Ribben van het „dns 97e Vrugtbeginzel zwellen uit en maaken agt Zaad huisjes , van eene Sikkelswyze figuur, ieder met eene opwaards gekromde Punt, als een Doorn 5 dus een Schyf van een Duim middellyn uitmaa- kende, groenachtig van Kleur en van eene voo- ze Sappige zelfftandigheid. Sommigen van dee- ze Zaadhuisjes teeren uit en breeken; de overi- gen, met een fterk Vlies digt omwonden, be- vatten enkelde Zaaden , van figuur als Appels. Pitten , in.’t bleeke glinfterende , welke , als hun harde bekleedzel komt te breeken , een wit- te Vleezige Kern uitleveren , die week is: en laf van Smaak, van de Bloem uitpuilende, omringd is metHoorn= - kn De Bast van deezen Room is zo Krdte see Anys. zeet KarMPHER, dat men het Poeijer daar van gebruikt om de Afgoden te bewierooken: doch ik kan niet begrypen, op wat grond de bedenking rufte van LiNNmuss, of deeze Boom niet wel de Ster - Anys der Winkelen uitleveren mogt. Het Zaadhuisje en Zaad, im- mers ‚ zo even befchteeven , fchynt daar van de minfte hoedanigheid niet te hebben, en ik vind niet gemeld van eenige Anys- Reuk in de geheele Boom. De Ster- Anys is eene Vrugt, die de gedaante van eene Ster vertoont , wier Straalen uit zes of zeven harde Houtige Zaad- Kk s hok- IL, DEEL UI: Stux, É n, 522 TwAALFMANNIGE BooMEN. hokjes beftaan, ieder een hard Zaad bevattene AFDrEL- de, dat naar Lynzaad gelykt, van een aange- Hoorp- STUK. Anys- Boons, naamen zoeten , doch niettemin fterken Anys- en Venkel - Smaak Het Zaadhuisje zelf heeft eenen Smaak van Venkel met eenige Zuurheid gemengd „ en dergelyken Reuk, maar fterker, Dezelve \wordt ons uit Tartarie , China en de Philiopvofche Eilanden toegebragt. Men noemt ze , derhalve , Anys van China of Siberie en Zaad van Badian (*). Pe Boom, die deeze Zaaden voortbrengt , door Linneus zelf weleer Badianifera ge- tyteld , is de naar den Paapen-Mutíen Hout Boom gelykende van PrLUKENETIUS, af- komftig van de Philippynfche Eilanden , naar Anys ruikende, Nootjes draagende in Sterswys’ vergaarde Hokjes: de Panfipanfs van CAMEL- LI. Dezelve wordt dikwils hooger dan twaalf Voeten , met een dikken Stam. Uit de Tak- ken komen Bladfteelen voort ‚ van een Elle lang, met elf , dertien of vyftien. Vinblaaden bezet , die dun, gekarteld , gefpitst, anderhalf Duim breed en langer dan de Handpalm zyn. De Bloemen zyn witachtig , by Risten groei. Jen- (*) Anifum Indicum flellatum , Bad'an ditum, Offic. Ani- fum peregrinum, C, B, Pin’ 159. Anifum Philippinarum Ine futarum. Crus. Hit, os, Zingi Fructus Stellatus, five Anifums Indicum, Je B, Hil. I. pe 485. Foeniculum sinenfe RFD% Exp. natur, Cardamomum Siberienfe Patavinorum. AMM ANN Hort. Bos, Evonymo affinis Philippina Anifam fpirans, PLUK, Alm, 140. Badianifera, LiNNe Mat, Med, p‚ 3 800 D opPBErC AN BR I A, 523 jende met Knopjes van grootte als Peper, die IIs Katswyze meest uit Meeldraadjes beftaan, ebr De Ster- Anys geeft door Deftillatie veel goorn- Olie , welke helderer , fyner en welriekendersTux, dan de Anys - Olie is. By de Oofterlingen Anse wordt het, in alle opzigten, beter geacht dan Anys- en Venkelzaad. De Chineezen zyn ge- woon, na den Maaltyd , van dit Zaad te kaau- wen , om de Verteering te bevorderen , de Maag te verfterken , en inzonderheid tot het bekomen van een frisfchen Adem. Dikwils maakt men daar, met den Wortel Ginfeng, een Aftrekzel - van in warm Water, dat zy als Thee drinken; tot de zelfde oogmerken : inzonderheid tegen de verzwakkingen van Lighaam en Geest, Zy doen het ook wel , om de aangenaamheid, by Koffy en Thee, en de Anys- Arak wordt ’er;, in Oostindie, van bereidt. Daar zit meer Geur en Kragt in de Zaadhuisjes dan in de Zaaden, Ik heb een Stukje onder den naam van Cortex Anifs Stellatt, dat den zelfden Smaak heeft, I/ XI. HOOFD: IL, DEEL IL, STUER 524 TwWINTIGMANNIGE BooMENn,. XI HOOF D S/E Befchryving van de BooMmrN, wier Floemen ting Meeldraadjes hebben, deswegen Ic o- SANDRIA genaamd of twintigmannige , fat avelken de Gojaves , Jamboes, Perfiken, A- randel- erf en, Pruimen . Mispelen „ Ap- pel. Peere- en meer andere Coftboomen , be- hooren. De Plantgewasfen , waar in het getal der Meel- draadjes twintig of daar omtrent is , maaken, onder den naam van Zcosandria „de Twaalfde Klas- fe uit in het Stelzel der Sexer. Zy worden , naar het getal der Stylen of Stempelen , in één „twee, drie, vyf of veelwyvigen , verdeeld. Onder de daatften alleenlyk komen geene Boomen voor. Ps rp rum. Gojaves- Boom, De byzondere Kenmerken van dit Geflaet zyn: een Kelk die in vvven verdeeld is boven het Vrugtbeeinzel: vyf Bloemblaadies : de Vrugt een Appel met ééne Holligheid en veele Zaa- den. Geral der Sooreh istwee , of drie, de eerften zo wel in West- als in Oostindie voorkomende, (1) Go. BE CO SLALN DORE Ae) Jog (1) Gojaves- Boom met geftreepte flompachti- IL : | f Ô 8 FDEELa ge Bladen, en eenbloemige Steeltjes. Be | Hoorn. De Gofaves , anders ook Cuj:vos genaamd ,°TUK. zyn. zeer bekende Vrugten der Indiën , waar Pfilian van men ’er heeft die langwerpig en die rond Pyriferume se zvn, De eerstgemelde , in deeze Soort ge-s plaatst , is volgens RuMrPHrus een Boom, wat krom van Stam. met lange buigzaame Tak- ken, waar aan de Bladen wat verward geplaatst zyn, van figuur ovaal , zes Vingerbreedten lang en ftomp van Punt. Deeze Bladen hebben , ter wederzyde van de middelrib, evenwydige fchuinfe Ribbetjes , ’t welk dezelven zig als ge- ftreept doet vertoonen. De Bloemen, veel naar Appelbloeizel gelykende , komen uit de oxels der Bladen, op één of meer Steeltjes voort, Het groene Knopje , daar de Bloem op rust , verandert in eene Vrugt, welke de geftalte en grootte van een middelmaatige Peer heeft , ryp zynde Citroengeel van Kleur, doch men plukt- ze (:) Pfidium Faliis lineatis obtufiusculis , Pedunculis uniflo= zis. Syst Nat Xi. Gen Óls, p. 339e Pfidiuimm Caule qua. drangulo, Horst. Clif 184. Fl, Zeyl 192 Guajava Foliorum angulis quadrangnlis, Fruêta ablongo, TREW ERRET. T- 43e Píid Fruticofum Fol, ovaris venafis- BROWN, Fam, 238, Malo Punice affinis Pomifera &c, SLOAN Hifl, E,p 163. Guaja va alba dalcis. Comm. Amf t. p. tzr. T. 63, MER, Sure T. 19. Cujavus domeftica. KumPH Amb. 1 P. 140 Te 47. Pela, Hort. Mal. TIL. pe 31 T.-34 Guajavos Fractu pallide dulci. BURM, Zeil. ria, BURM, Fl, Ind, 1130 EI. DEEL, Ile STUKs’ “06 TwINTIGMANNice Boon. IL. ze doorgaans voor de rypheid af, en laatze in ien huis murw worden , om dat zy alsdan fimaake: Hoorp- lyker zyn; even als dit met onze Poirfeigneurs STUKe. cr andere Peeren gefchiedt. Het Vleefch is an- ders wat hard, doch zonder famentrekking , en de Schil zo dun, dat men ’er die 4 onder t eeten niet behoeft af te doen; maar de Pitjes, in het midden ‚zyn wat hinderlyk en de Hooy - Reuk 3. daar deeze Vrugten zelfs een Kamer mede vere vullen , niet aangenaam. Zeer fraay is een Tak van deezen Boom ; met de Vrugten, door EureET in Afbeelding gebragt en door TRrrw genoemd Guajava 3 met vierhoekige Takken en éene langwerpige Vrugt (*). Van geen van beiden vind ik een blyk in de aangehaalde Afbeelding van Juffr. MrerraAn, die aanmerkt, dat decze Boom te Suriname zo hoog als een Appelboom in Duitfch- land groeit. Op Malabar valt hy wel twintig Voeten hoog, met eenen regten Stam, vanan.= derhalf Voet dik, zyndefterk getakt, Men noemt hem aldaar Pela, en Pera op Ceylon, alwaar hy door de Portugeezen zou overgebragt zyh. Hier fchynt de Vrugt witachtig of bleek te val len; doch dit verfchil maakt de trap van ryp: heid , volgens RumPHrus, en waarfchynlyk heeft dezelve ook invloed op de Kleur van het Vleefch, dat in fommigen Bloedrood, in andes fen (*) Guajava Ramis guadrangulis Frufu oblongo; niet ge- lyk Linnaeus het aangehaald heeft; mee de hoeken der Bladen wierkant, 2 Deel, PLAAT XI. EN 4 « ” ie ns e : & : wr ent 5 0 N hi \ Ee En lide ij Ì nn en AAN aL | RBT Os AN DR TU SOF ren wit gezegd werdt te zyn; ten wate zulks 1, L het verfchil mogt maaken met de volgende AE Soort. | Hoorpe TUK, A Kas (2) Gojaves- Boom met geftreepte fpisfe Bla- mn. EN ° s Pyidî den en driebloemige Steeltjes. alen Appele Dit zal de Soort zyn, die ronde Appelachtige chrize. | Vrugten draagt of de Bofch- Gojave - Boom van Rumeurus , door wien de voorgaande de Tamme getyteld wordt : doch hier mede heeft hy alleen op ’t Coe, dat deeze Soort in ’ Wilde groeit ; wordende niettemin, zo wel als de andere , in Oostindie voor een uidandfch Ge. was gehouden. De Westindifche , van veele Autheuren , met een wit Vleefch, fchynt wel hier mede overeen te komen, en zouden die volgens gemelde Mererran, wat beter dan de anderen. zyn ; doch men vindt ook gewag ge- maakt van Wilde Gojaven , met ronde Vrug- ten ‚die van buiten groen , van binnen rood zyn. Immers die van deeze Soort gelyken naar ronde Appeltjes of Pruimen ,en werden derhalve van de onzen , in Brafil , Granaat« Pruimen genoemd. vol. (2) Pfidium Foliis lineatis acuminatis, Peduneulis triflae zis, Syst. Nat, Xile JACQ, Obs, II. p. 7 Ts 3f, Guajava alba acida , Frutu rotundiore. PLUK. Alm, 181. Te 193, £, 4. Guajabo Pomifera ‘ndica , Pomis rotundis, C. B. Pin, 457. Cujavus agreftis, RUMPH, Amb. 1, p. 142. T. 48. MER, ° Sur. T. 57, Malacca-pela, Hort, Mak III, p, 32. Te 35e Burm, Fl. Ind, 113. Ie DEELs Ile, STUK, 528 TwWINTIGMANNIGE Boomen, ‚_ ML volgens Marceraar: want het Kroontje Ar Hr doeize veel naar Granaat - Appelengelyken, en de Hoorn. grootte is omtrent als die van cen groote Pim; STUK, zo RuMrPHius aanmerkt, voegende daar by» dat deeze Gojaven - Boom , in de Hoven van Oostindie geplant zynde, veel grooter en mur- wer Vrugten, dan in ’ wilde groeijende voort- brengt. RocHErFORT zegt, dat deeze Vragt _de grootte van een Reynet - Appel of Franfche Reynet heeft , en in ééne nagt ryp wordt: zo- danig , dat zy den éénen Dag groen, wrang en famentrekkende is , den volgenden geel, zoet > en laxeerende , wit of rood van Vleefch. In Oostindie worden de Wilde Goyaven in geen waârde gehouden , doch in Westindie -fchynen de ronde het meest geacht te zyn, Men eetze raauw , gebraden of geftoofd : van het uitgeperfte Sap wordt Geley gekookt: men konfyt de Vrugten of legtze in, enz. TI. Podium weys’ ovaale Bladen en Jomtyds toveebloemi- rn ge Seeeltjes, | Pl. te FigE _ Onder deezen tytel is een derde Soort van Pfidium voorgefteld door den Heer N. L Bur- MANNUS welken zyn Ed. overeenkomttig oordeelt te zyn met de Cujavillus of kleine: Go- (3) Pfidium Foliis lineatis, ovato «lanceolatis,' Pedunculis fubbifloris. BURM, Fl, Ind, p. 114, Cujavillus, RUMmPu. „Anbo LT, 49% x (3) Gojaves- Boom met .geflreepte Tancetr. EO BIRMA DEREEIA: VOD Gojaves- Boom vanRumrPnrus, welke geen if, drie Voeten hoogte ‘op *t Eiland Arbon be- SPEEL reikte, hebbende de Bladen op * hoogfte een Hoorne Vingerlid lang, en de Vrugten niet groöter danSTUK. Kerfen. De meergcmelde Heer RicurTeEr heeft een Takje onder dien naam medegebragt , welks Bladen wel een Vingerlid breed en drie Duimen lang zyn, van boven Roestkleurig bruin ; van onderen Wollig witachtig, en zegt dat her- zelve van een Boem is. Ik heb de Afbeelding daar van hier, op PL, XI, in Fig. 1, medege. deeld , waar uit blykt, dat het getal der Meel« draadjes ver boven de twintig loopt. E vc ENIia, Jamboes- Boom. De. Kenmerken zyn : een Kelk in vieren werdeeld , boven de Vrugt 5 vier Bloemblaad- jes : de Vrugt vierhoekig , met eenen Zaad- korrel. (1) Jamboes-Boom met effenrandige Bladen Edna ‚en Takkige Bloemfteelijes , op zyde VAN; Malaccen; de Lootên. raritte Jam boes. ‚Booms 5 (1) Eugenia Foliis integerrimis , Pediinculis Ramofis late ralibus, Syst. Nat, XI, Tom, II, Gen, Ó16, p‚ 340. Fl, Zeyl, 187, Perfici Osficulo Fruêtus Malaccen&s rubens, C‚ B, Pin, - gar, Jambofa domeftica. RuMPH, Amb, ls p. tan, T. 37 5 38 Nati=Schambu. Hort, Mal, I, P, 29. To 18, Raj. Hi lin BURM, Me Jud, p, 114. Li EL Der, 1. STUK» s30o TWINTIGMANNIGE BooMENn, II. De Jamboes- Boomen van Oostindie zyn hier, Arora door LINN&us, onder den Geflagtnaam Eu- Hoorp- genia voorgefteld, Men vindt ’er verfcheider- STUK. ley, onder welken de zogenaamde Tamme ver ak het meefte geacht zyn , wegens hunne lekkere Vrugten. Zy komen thans op de meefte Eilan- den van Water - Indie voor, doch moeten in de Tuinen opgekweekt en wel gehavend wor- den. Het is een Boom , die omtrent de hoogte van een gemeenen Appelboom heeft, met een fierlyke doch niet breede Kroon van fchoon glanzige Bladen , zynde aan zyne byzondere gedaante en zwartgroene Kleur van verre kene baar. Het Loof is zo digt, dat men iemand in de Boom zittende naauwlyks kan zien, we- gens de groote Bladen, die fommigen wel een Span of een Voet lang zyn, en anderhalve Hand breed , ovaal, met een fpitfe Punt. De zy- Ribben of Aderen loopen aan den Rand in een breeden Zoom uit , en de Bladen zyn ge- paard , maakende met het volgende Paar een Kruis : welk een en andere een byzonder Ken- merk van de Jamboes - Boomen is, zo RuM- ‘PH Ius aanmerkt. De Bloemen, die met haar dn of vieren aan Takkige Steeltjes voortkomen , gelyken naar Penfeelkwasten , uit een menigte van Rooskleu- rige Meeldraaden famengefteld , van dikte en langte als dezelven in de witte Leliën zyn, en vervat in een Krans van vyf of zes witachtige Bloeme RR SS A De Reit, Ar Sat Bloemblaadjes: waar door het eenigermaate naar II, Appelbloeizel gelykt , doch veel grooter , en dit kk din maakt , dat de Grond onder den Boom , met Hoorn. afgevallen Bloeizel bedekt zynde , zig als EEN STUK, roode Sprey vertoont. Het Vrugtbeginzel, nn dikke pieramiedaale Knop onder de Bloem , daar dezelve even als in de Appelboomen op rust: verandert in een roode , rondes langwerpige Vrugt, die iets van een Appel en van een Per- fik heeft in zyne geftalte , of veeleer gelykt naar fommige Peeren , maar oneffen, en aan den Top een Oog hebbende, dat ingedrukt is, gelyk de Appelen ; van binnen wederom een Steen , gelyk de Perfiken , en bovendien een zeer dunne Schil, De Kleur is witachtig met Roozeroode Streepen , het Vleefch ongemeen lekker en fappig, zo welriekend , als of ‘er Roozewater in was, van Smaak uit den zoeten en rinfen , wanpeer zy wel ryp zyn, doch an- ders wat fcherp zuur. De besten wan deeze Jamboezen zyn van rekkere grootte als een gemeene Europifche Appel. Zy \"®& worden omtrent Nieuw Jaar aan de Boomen ryp, doch duuren wel tot in Mey, Het is een zeer fmaakelyke, gezonde, verfrisfchende, en mOog= lyk wel de lekkerfte Boomvrugt van geheel Ooste indie. Men meent, dat zy natuutlyk van Mae lakka afkomítig zyn, en daar van is de Latyn. fche bynaam ontleend. Op Malabar noemt men deezen Boom MNati-Schambu , en daar draagt hy tweemaal ’s Jaars Vrugten. Prso merkt aan . Ll a É das U, DEELe IL STUKo 532 ET WINTIGMANNIGE BooMeEr, IL dat altoos de helft van deezen Boom Bloeme xur, en Bladerloos ; de andere helft met type er Hoorn- onrype Vrugten beladen Zy 5 des men ’er ge- STUK. durig, zo wel in ’ Voorjaar als in de Herfst, ze 0 gebruik van kan maaken Van deeze tamme Jamboezen zyn aanmer- kelyke Verfcheidenheden , ten opzigt van de Kleur en Smaak der Vrugten, hoedanig ’er in onze Appel-, Peer-- en Pruimeboomen zo mee nigvuldig plaats hebben , door Rumrmius opgetekend , die een byzonder Geflagt maakt van de Zwarte Famboezen, hier ook tot deeze Soort betrokken, De Booin, daar van, groeit hooger dan onze Ockernooten ; de Bladen zyn langer en wat fmaller: de Vrügten zyn zo donker purper - tood , dat zy van verre zig zwart vertoonen ; doch niet minder lekker en fappig dan de voorgaande. Men vindt deeze Zwarte Jamboezen veel op de Oofter- Eilatie den van Indie, ue (2) Jamboes - Bool > met effenrandige Bla= Ee den en Takkige rade aan ’t end wilde der Looten. | witte jam. bkoezen. Zonderling is ’t» dat onze Ridder den by- naam (2) Eugenia Foliis integerrimis, Pedunculis Ramofis termi- nalibus. Fl, Zeyl. 188. Perfici Osficulo Fru@us Malaccenfis ex candido rubescens. C. B, Pin, 441, Jambofa fylveftris alba; RumPH. Amb, I, p. 1274 T. 39, Malacca Schambu. Horta Mal, I. p. 27, T. 17. RAJs Hi, 1478, BURM, Fl, Ind, 114, WEB BnM pend n 533 gaam van: Yambos , in-’t byzonder, gegeven U heeft aan deeze Soort ‚die de Wilde Witte fame LEDER hoezen van Ru MmrHr1us begrypt en de Ma-Hoorp. _Jacca-Schambu van den Malabaarfen Kruidhof Tvr. is, welke zekerlyk dan ook geacht moet wor- pe den van Malakka afkomftig te zyn, zo wel als de. voorgaande Soort, Deeze is laager van Stam dan de Tamme , doch heeft de Bladen niet kleiner, fomtyds wel een Span lang en zes Vingeren breed. De Bloemen komen meestal by paaren aan ’t end der Twygen voort, doch fommigen: ook. daar. de Bladen afgevalien zyn. De Vrugten hebben de gedaante van een Raap en zyn op ver naa zo lekker niet als de voor- gemelden, wordende daarom ook niet veel, dan by gebrek. van beter, of gekonfyt zynde, ge- geten © want. zy zyn zo Sappig niet en een weinig, bitter, „De witte-Kleur onderfcheidtze inzonderheid. van de voorgaande, Het ‚kan der- halve de Ceylonfche Jambos met een Goudgeele Wrugt van de Thes. Zeylanicus niet zyn. De Bladen. en het Bloeizel zyn ook zuurachtig , en dienen derhalve tot veelerley gebruik, (3) Jamboes-Boom met effenrandige Bladen ui. en eenbloemige Steeltjes op zyde, Eugenia A On- Hoen Tens boezen, (3) Eugeria Foliis integerrimis, Pedunculis unifloris latera- libus. Fl, Zeyl. 189. Eugenia. Roven Lugdbat, 265. Eugenia Indica Myrti Folio deciduo &c. Micx. Gen, 226. T. rog. Myttus Indica „ Foliis tigescentibus Bec, TILL. Pis, 117. T, 44e Lal 3 IL, DEEL. Ile STUK, 584 TwINTIGMANNIGE BooMen. IH. Onder de getekende Plantgewasfen van Her- AE L: MANNUSs Kwam deeze woor , tot welke de Hoorp- Indifche Eugenia met afvallende Myrchebla- STUK. den, een witte Bloem en eene Roozekleurige IVe vagte , flaauw gegroefde, welriekende Vrugt van MicHerius, betrokken, wordt. Zy worde van de Indiaanen Jamboù Oudang geheten ; zo de „Heer N: 1 BURMANNUS aanmerkt ; dat is“ Wilde Jamboes : welken naam ook de voorgaande en volgende voeren. As (4) Jamboes-Boom met gekartelde Bladen ; en:4 : à ein de Bloemfteeltjes aan ’t end; de Vrugten Boeton. bien met fchèrpe hoeken, Boom De Beeo', Boom. van RumrPHrusis hier tot dit Geflagt betrokken , hoewel. dezelve;, ten opzigt van de Vrugten , wel in Áiguuren ten opzigt van den Steen of Zaadkorrel , daar in vervat ‚maar niet ten opzigt van den Smaakt of ‘andere ‘hoedanigheden s overeenftemt,” Het is een taamelyk hooge Boom, den Stam van dik- te als een Man hebbende, met Bladen van één of anderhalf Voet , het Bloeizel aan Aairen , die door de Vrugten nederhangende Risten worden, Het zyn vierkante Appeltjes, van ag- te« (4) Eugenia Foliis crenatis ,Pedunculis terminalibus, Po- mis oblongis acutangulis. Fl, Zeyl, 190, Butonica terreftris rubra, RUMPH, Amb, III. p. 181e Te 115. Tsjeria - Samfraa vadi. Hert, Mfal. IV. pe s1. Te 7: RAJe if, 1430, BURM. Fl, Ind, pe 114. Comm, Fl, Mate Ile PE Osta N pini erg teren met een fallen Hals, van vooren een, Ik Kroontje hebbende , omtrent een Handbreed Re lang en half zo bteed , bevattende een Pit als Hoorns een Karfteng, doch zo wel als de Vrugten, dieSTUKe eene bittere onaangenaame Smaak hebben, niet gegeten wordende, (5) Jamboes- Boom, met gekartelde Bladens Ve j P Eugenia zeer lange Trosfen en Eyvormige ADPes Racemofa, le Bedelfnogs ie Ien, De voorgaande is de Roode, deeze de Witte Boetonboom van RumrPHrus, die, uitgeno- men de figuur der Vrugt, weinig van elkane deren verfchillen. Tot deezen laatften wordt de Samftrayadi van den Malabaarfen Kruidhof thuis gebragt, welke echter de Vrugten ook vierhoe- kig heeft, en die ‘van den Tsjeria- Samftravadi van Malabar noemen de onzen Bedelf/noeren vol- gens COMMELYN , ’t welk zo veel zegt als Roozekranfen of Paternosters: de anderen Wit de Jamboezen. Misfchien zullen de Jamboecs- Boomen van Ceylon; met Vrugten van grootte als Kerfen , by den Heer J. BURMANNUS, als ook de Water - Famboezen vanRumruius, flegts (5) Eugenia Foliis crenatis, Racemis longisfimis, Pomis evatis, Fl, Zeyl, 191, Butonica terrefttis alba, RumpH. Amb, MI. pe 181 T, 116, Samftravadi {, Caibatfiumbu, Hort, Mal, IV. pe Il, T, 16, RAJe Hil, 1479. BUR. Fl Ind, p. 315e Ll4 MH. Deer, II, Sru, ih ÄFDLEELs XLl, Haorp= STUK, Geel. kleurige, 536 TWINTIGMANNIGE Boo MEN. flegts Verfcheidenheden zyn Van, deeze of de voorgaande Soort. BL IJN IE As Dit Geflagt , dat zynen naam van den zo vermaarden PL1Nrus heeft, behoort, volgens de laatfte aanw yzing van den Heer LINNBUS; tot deeze Afdeeling ‚en. is, dus thans van de Veelmannigen afgezonderd. j Deszelfs overige Kenmerken beftaan ook in een vyfbladige Bloem en eene in vyven verdeel- de Kelk ; de Vrugt een Bezie die gefleufd is, met één Za | Twee Soorten zyn daar van thans opgetekend : als volgt, t (1) Plinia met vyfbladige Bloemen. Dit Amerikaanfche Gewas, door Pater Pruv« MIER, ten opzigt van de.Bloem- en Vrugtmaas king, zeer fraay afgebeeld, is een Boomdie eet= baare Vrugten geeft , welken. eene geribde Be- zie vitmaaken , met‘agt of tien Sleuven ‚en eene Pit of Steen bevatten, die een gefpleeten Pune heeft, De Bloemen zyn ongefteeld en zitten langs de dikkere, Takken verfpreid. De Bladen zyn Lancetswys’ ovaal, als Vinnen aan een ge mee Cr) Pfnia Floribus pentapetalis, Mantisf. alt. P. 244: Plinia p'nnata. Syst, Nat, XII, Tom, IF. Gen, Ó71, Pe 365. Ste Plant, U. p. 735. BACO SAN DN UT A. 5837 meenen Steel, zonder oneffen Blad aan ‘tend, IL _ Om die reden hadt onze Ridder 'er den by-£ XI, naam van Vinbladige aan gegeven „ doch na- Hoorp. derhand is een andere Soort, of ten minfte een STUK. voornaame Verfcheidenheid „ ontdekt , te wee= ten, (2) Plinia met vierbladige Bloemen. zi Deeze fchynt de ‘Thipitanga der Brafiliaanen dn Zyn, door Marceraar befchreeven , anders“ ook. de Brafiliaanfche Kers genaamd. Men vindtze ook in Suriname. Volgens den Heer ArLLAMAND heeft dezelve de Bladen ge= paard , als afgebroken gevind , ongefteeld , o- vaal , gefpitst , effenrandig, ftyf, De Vrugt is rood, van Smaak als Moretlen, MYRTUS De Kenmerken zyn, een vyfbladige Bloem, vérvat in eene Kelk, die in vyven verdeeld js, zittende op het Vrugtbeginzel, dat eene twee- of driezaadige Bezie wordt, “In: het Geflagt der Myrteboomen, * welk twaalf Soorten bevat , zyn wel veelen Heeftere achtig , gelyk de gewoone Myrten, doch eeni« gen moet ik hier onder de Boomen befchryven , als volgt, (2) Myr- (3) Plinia Floribus tetrapetalis, Mfartisf, alt, p. zin Ibíe pitanga, MARCGR, Bras, 187. Ll 5 1, DEELe II, STUKe u. AFDEELe XL, Hoorp- STUKe Ii. Mlyrtus Brafsliana. Zilver- boom, 538 TWwINTIGMANNIGE DOOMEN. (e) Myrtus, met enkelde Bloemen op naakte Steeltjes , de Bloemblaadjes eenigermaate Haairig aan den rand, Indien de Appeldraagende Myrtus van Pru. MIER , wegens de gehaairde Bloemblaadjes , hier thuis behoort, zo zou de Vrugt van deeze Soort vry grooter fchynen te zyn, dan die der gewoone Myrten. Doch dit was maar een Hee- fterachtige. Plant ; en die- van SLOANEs op Jamaika groeijende , welke aldaar Zilwerboom genòemd wordt, een Boom van omtrent twin- tig Voeten hoog, aan den Stam eene witachtige Schors hebbende , met glanzig' witte Stippen gefprenkeld, waar van de naam. De Bladen, “tegen elkander. over, aan het begin breedst en verder naar de Punt verfmallende , byna-onge- fteeld en ongekarteld , verfchillen zeer veel van de figuur der Bladen by LiNnNeus, die zegt: „, de Bladen ovaal, ftomp , gefteeld, glad, te- s» genover elkander : de Bloemenenkeld, uit » de Oxels , op Steeltjes die Bladerloos zyn 3 „ hebbende de Bloem vier of vyf.Haairig gee ‚… kartelde Blaadjes en omtrent - veertig Meel. | », draad- cz) Myrtus Floribus folitariis , Peduneulis, nudis , Petalis fubeiliatis. Syste Nat, Xl. Gen, 617, p, 340. Myrtus Pomi« fera latisfimis Foliis. PLUM, Sp, 18. Je, 207. f. 1. Philadelphas arborescens, &c, BROWN. Jam, 240, Myrti Folio arbor &c, SLOAN Fam, z62 Hij. Il. p. 78. T,287 f. 3. RAJe Dent!r. 35, Arbor Brafiliana Myrti Lamrex foliis inodoris, Comm, Hort,l. Pp, 173. Te 89. - ed Î € os AN D RIA 580 4 „ draadjes.” ’t Scheelt veel , zegt men, dat IL de helft fcheelt. Dus zou men mogen vraa- À Ki gen : waarom deeze Boom dan hier onder de Hoorp- Twintigmannigen geplaatst ? STUK. (9) Mvyrtus met tweebloemige Steeltjes en üön: AL cetswyze Bladen. Bon T weebloë. mige, „Deeze is onder den naam van Heefterachtige Caryophyllus ‚ met Lancetswys’ gepaarde Bla- den en dubbelde Bloemen uit de Oxelen , van BrowNe opgetekend en afgebeeld. (4) Myrtus met de Steeltjes byna driebloemtig , _ mv. de Bladen aaeeid, Lancetswys’ verfmal- Ge: lende. mige. Aan deezen waren door den Heer Ror a n- DER te Suriname zodanige Bladen, alsS ro A« NE aan zynen gemelden Zilverboom geeft , waargenomen, en de bynaam, Lucida, fchynt wel iets dergelyks aan te duiden 5 des ik hier in plaats gefteld heb den Driebloemigen Myrtus, welken de Heer JAcQUuIN menigvuldig in de Bosfchen by Karthagena vondt en aldus bes fchryft. Hee (3) Myrtus Pedunculis bifloris, Foliis lanceolatis. Am, Acad, V, p. 398. Caryophyilus fraticofus &tc, BROWN. Jar, 245, Zin Kn 3e (4) Myrtus Pedunculis fuberifloris , Foliis fubfesfilibus lanceolatis attenuatis, Syst, Nat XII. 5e Pliant, le Pp, 674 11. Deen IJ STUKs 549 TwINTICMANNICE BooMEN. U. … Het iseen hooge Boom, in geftalte naar den XI Laurierboom gelykende , met zeer hard Hout, Hoorp. De Bladen zynlangwerpig , aan *t begin fmalst „ STUKs __uitgerand „ onverdeeld , glanzig , Lederachtig van boven donker- , van onderen bleeker groen, gefteeld overhoeks geplaatst , agt Duimen lang. Dezelven geeven , gewreeven zynde. een fter- ken, zwaaren, Kruiderigen Reuk. Uit de Oxels komen Steeltjes „ dikwils drie , ieder met drie Bloemen , voort, welke een allerlieflykften ‘Geur van Hycirithen verfpreiden. De Bloemen zyn ongefteeld ; tweederden: Duims- breed, beftaan- de uit vier witte Blaadjes , in een vierbladige Kelk vervat , en een groot getal Draadachtige Meeldraadjes hebbende) die wit zyn met gee- le Knopjes. Het Vrugtbeginzel wds Eyrond- achtig ‚ hebbende van boven een breede platte vierhoekige Oppervlakte ; ; doch de Bloemen misdroegen altemaal, zo dat hy geen Vrugt aan deezen Boom gean hadt. v. (90 Myrtus met veelbloemige Steeles de ig Myrtas den '‘-Lantetswys ovaal. Cunit. Sterk- zuikende. Hier heeft LiNN Ze us den Ceylonfchen Boom ; die naar Komynzaad ruikt , van den Heer J. Bur- / (5) Myrtus Pedunculis multifloris „ Foliis lanceolato « ovatis. Syst, Nat. XÌl. Fl, Zeyl, 135, Arbor Zevlanica Cuminum redolens. BURM. Zeyl. 27. Ankaenda. HERM, Mus. Zeyl. 23. Jambofa Ceramica, KUMPH, Amb. 1, p. 130, Te 41, BURM, Fl. Ind, p. 115. VREE O AN DRE AL sar BuRMANNUSs , aldaar Ankaenda genaamd, IL huis gebragt. HeRMANNUS hadt by dees AEN zen naam gevoegd; de Besfen ruiken naar Ko- roorp. ínyn, geevende een Geeftige Komynzaad- OliestTux, uit. Ik vind daar van geen gewag by R um- PHIUS, ten opzigt van den hier aangehaalden Ceramfchen Sfamboes- Boom, op het Eiland Ce ram in ’ wilde groeijende, wiens Vrugten de grootte van een Duiven - Ey hebben of zelfs ‚nog grooter zyn, zo als gewoone Pruimen , en aan Trosfen hangen, zynde droog, zuur of wrang en famentrekkende als de Sleen, en wel niet lekker , doch niettemin tot verfrisfching dienende voor de reizende Lieden, Zy bevat- ten in ’t midden een Korrel als een Olyffteen;, en derhalve fchynt dit Gewas veeleer tot het voorgaande Geflagt te behooren. Van de Zesde , Zevende , en Agtfte Gdóse blykt my niet, dat het Boomen zyn: des gaa ik Over tot de (9) Myruus met veelbloemige Steelijes , de 1x. Bladen ovaal en eenigermaate gefteeld, ziee Welries Dee. kende, (9) Myrtus Pedunculis multifioris , Foliis ovatis (ubpetiolatis. Sest, Nat, XÌl, M. Foliis ovatis acuminatis obtufiusculis, Fl, Zeyl, 182e Myrtus Zeylanica odoratisfima &c, HERM, Lugdbat p‚ 434. T. 435. Myrtoides Foliis ovatis, Hort, CH 489. ROYEN Lugdbat, 535. Vitis Idea Zeylanica odoratisfima, TOURNF,. Jrff, 608, DURM, Zeyl. 230, BURM, Fl, Ind, p. kate 1, DEEL, II, er: HH. ÄFDEEL. XII + s42 TwINTIGEMANNIGE BoOMEN, Deeze is, onder den naam van zeer welriekene de Ceylonfche Myrtus, met Sneeuwwitte een- Hoorp- korrelige. Besfen , door wylen den Hoogleeraar STUK, P, HE RMANNUS,; in deszelfs Catalogus van den Leidfchen Akademie- Tuin, afgebeeld , en - dus zeer duidelyk befchreeven, », Op Keizeli- 5» ge Zandige plaatfen van ’t Eiland Ceylon is dit fchoone Geflagt van Myrtus gemeen, ’ > welk door zynen aangenaamen Citroen - Reuk s» tot verfrisfching ftrekt van de voorbygaanden. > In zyne geheele Geftalte zweemt het zeer s, naar de Kanadafche Myrten met volle Bloe- > men van CoRNUTUS. Het Hout is zeer > Wit en glad als Elpebeen , vast en zwaar , met > een dunnen ruuwen Bast en menigvuldige … Takken, die, door een gewelfden omtrek te > vormen , een heerlyke ronde Kroon maaken, »> De Bladen zyn ftvf , gefpitst, een Vinger s lang , fchoon glanzig groen, met eenen fter« s> ken Citroen = Reuk , en eenen zagtelyk fas > mentrekkenden Kruiderigen Smaak. Aan de » toppen van de Takken komen tonde, door- „) fchynende , witte Bekertjes , naar de Bloe« ‚> men van den Haagappelboom gelykende , die s> tot haar Mond ontelbaare Meeldraadjes van ‚> de zelfde Kleur uitgeeven. Als deeze ver- >) flenzen gaan de Bekertjes over in Besfen , s van grootte als een groote Efwt, die zagt, »> Sneeuw - wit en van eenen Kruiderigen zoeten ss Smaak zyn , bevattende een enkelen, brui- » ten, hoekigen Zaadkorrel, De Besfen wor- 35 den Ì C O0 s AND RI A 5483 5 den van de Kinderen gegeten. Het Afkook- Anpmer, ‚ss zel der Bladen ftrekt , wanneer men tevens Xi. » een fchraale Dieet waarneemt, tot een krag- Hvorps he f STUK. » tige wegneeming van de Venus- Ziekte. Het Hout is zeer begeerd , tot het maaken van „, Kasfen, Kisten en ander Huisraad,” De Hoogleeraar J. BURMANNUS, die dit “Gewas Vitis Idea van Ceylon , Sneeuwwit en zeer welriekend zynde, noemt, merkt aan, dat men ’er, op Ceylon , den naam van Maranda of Marada aan geeft, en dat BRRYNIUS hete zelve onder den naam van Boomachrigen Ceylon- fchen Ligufter voorftelt. LiNNaus noemt het een Boom. (ao) Myrtus met driederley veelbloemige Steel. _X. y7tns tjes, de Bladen ovaalachtig en ongefteeld. bk maoides, Deeze , onder den naam van Boom met bree- dere Bladen van Androfemum , die veele Bes- fen aan de toppen der Takjes draagt , door gedagten Hoogleeraar uit het Werk van Hrr- MANNUs voorgefteld , was zo wel een Cey- lonfche als de voorgaande Soort. Linneus zegt, dat het een Boom is met ronde Takken, die de Bladen gepaard, als de Handpalm, dat is zeer groot, (te weeten onder de Myrten ) on. (1o) Myrtus Pedunculis trifido « multifloris , Foliis fub- ovalibus fesfilibus. Syst, Nat, Xll. FZ, Zeyl, 184, Arbee Foliis Androfgmi &cc, BuRM, Zeyl, 29, Burm, FL, Ind, TISs Nl. DEEL, IL, STUKe 44 TWINTIGMANNIGE BooMEN. _1L ongefteeld , Eyvormig ovaal, ftomp en glad Sn heeft ; en een famengeftelde Pluim , die in Hoorp- drieën verdeeld is, aan ’t end der Takken. STUK. en (Ir) Myrtus met driedeelig veelbloemige Steels ab tjes, de Bladen Spatelvormig ovaal. ata Westindi- ú MED 7 CheKruid, Tot deeze Soort wordt thans de Westindifche HEEE, _Kywidnagelboom van PLuKENETIUS, die de zogenaamde Caryophylli Plinii uitlevert ; welke voor het Amomum verum in gebruik zyn, t’huis gebragt. -Hy geeft ’er ronde Bladen en Vrugten aan ‚ die tweekorrelig zyn ; met Zaaden byna fchyfrond., Hy betrekt ’er toe de zoet ruikende Jamaika - Peper of All- Spice der Engelfchen, dus genaamd , om dat men ’er den Geur, als ’ ware, van Kaneel , Nooten en Nagelen , by el- kander in heeft. Te waarfchynlyker is ’t, dat dezelve hier toe behoore, dewyl de beroemde Crusrus uit Takjes, die hy by de Bladen in deeze Kruidery vondt, befloot, dat ’er die Bla» den gepaard aan gezeten hadden. Maar , hoe hier toe de Ceylonfche Laáge Kerfeboom, met eene Vrugt Mortinghos genaamd , die eetbaat is, van den Hoogleeraar J. BuURMANNUS , behooren kan en de woonplaats dus met reden op Ceylon gefteld worde, is my duifter. (12) Myts (rr) Myrtus Pedunculis trifido « multifloris, Foliis obovatis, Ël. Zeyl, 183e Mat. Med, 225, Caryophyllus Aromaticuse Ind, Occid, Fol, & Fruêtu rotundis, PLUK, Alm, 88, Te 855: É£, 3e ndr ad rn lenen deren somme mid 348 yr (12) Re rtus met de Bladen overhoeks ge- IL _ Ari Hoorp- De plaatzing niet alleen , maar ook de figuursrux. der Bladen pe welke in BE Soort als die van xr. den Laurierboom , en niet Spatelvormig ovaal of idg aan ’t end breed en rond zyn , onderfcheide deeze Jamai: Soort van de voorgaande, Het is de Ameri kaanfche Kruidnagelboom met gefpitfte Laurier- bladen van PuurenNnererruss tot welke de Boomachtige Kruiderige Myrtus met Laurierbla- den, van SLOANE ; behoort „ zynde dat Ge- was, welks Vrugt de Engelfchen Pimenta of Famaika - Peper noemen. Denzelfden Boom fchynt BRrowNe te bedoelen met de benza- ming van Myrtus die de Bladen langwerpig Ovaal , glad , overhoeks geplaatst, en Trosfen van Vrusten zo wel aan ’t end der Takjes, als op zyde, heeft. Dezelve wordt door den Hoog- leeraar N. L. BURMANNUs ook onder de Indifche Planten geteld, als door Linmaus, in de Flora Zeylanica , opgetekend zynde. Wat den Ambonfchen Caju poetie Boom aan- gaat, die te vooten door den Ridder, onder ‚den naam van Myrtus Leucadendra , mede tot dit (re) Myrtus Foliis alternis. Fl, Zeyl, 186. Mat, Med, 2254 M, Calicibus absque appendiculis, Hort, Clff, sor. M. Arbo= rea Aromatica Foliis Laurinis, SLOANs Jam. 161. Hift. Ils Pe 76. T. 191. f© Te Caryophyllus &c, BROWN, Jem. 2475 Câr, Arom &C PLUK. Alm, 88. T. 1554 É. 40 Mm Île DEEL, Il, STURe 546 TWINTIGMANNIGE BooMENn. „ ÌL dit Geflagt betrokken was; dezelve heeft , met ÂFDEEL, xj, veel reden, thans een geheel andere plaats, en Hoorp- welin de Agttiende Klasfe van het Stelzel der STUK, Gexen , onder de Veelbroederige Veelmannige Planten bekomen; dewyl de Bloem noch Vrugt het allerminfte niet naar die van den Myrteboom RE AMYGDAL Us. Amandelboome De Kenmerken zyn, vyf Bloemblaadjes; een Kelk, die in vyven verdeeld is ‚, onder de Bloem: de Vrugt een Noot met Gaatjes doorboord ine fluitende, Vier Soorten komen in dit Geflagt voor , de eerfte de Perfikboom zynde, de tweede de ge= woone , en de volgende t twee Naantjes Aman- delen, ú ei 1 (1) Amandelboom met de Zaagswyze Tand. En jes der Bladen allen Scherp, de Bloemen Week ongefleeld en enkeld, JOO , Schoon men de Perfiken by ons doorgaans laag (1) Amygdalus Foliorum ferraturis omnibus acutis, Flori- bus fesfilibus , folitariis, Syst. Nat, XII, Gen, 619: p‚ 54te Hort. Cliff, 189, Hort. Ups, 123, Mat, Med, 030, ROYEN Lugdbat. 267, Perfica molli Carne & vulgaris, C. Be 440e Perfica rubra. CAM. Epit. Terfenboom, Dop. Kruidb, p. 12470 Nuci=Perfica, quz Nucum Juglandium faciem zeprzfentat, C, B, Pin, 440, Raj, Hifk. 1516, al sE EN, DoR It 1e sar jaag houdt , worden zy nogthans , in andere An e Landen , redelyk groote Boomen meteentaa- Xil, melyk dikken Stam en uitgebreide Takken, Hoorvs bruinachtig rood van Schors. Zy zyn hier, we- dak: gens de gezegde Kenmerken , tot het Geflagt zoom. ad der Amandelboomen betrokken, hoe zeer zy ook, door het lekkere bekleedzel van den Steen, daar van verfchillen. En de Ridder heeft naauw- lyks anders kunnen doen , aangezien ’er een Ge- was is dat ten opzigt van Blad en Vrugt byna volmaakt in *t midden ftaat tusfchen de Aman- delen en Perfiken , wordende by J.BAUHINUS de Amandel < Perfik genaamd. Het Vleefch daar van is taaijer en dikker dan in de Bolfter der Amandelen, doch zo dik en fappig niet als in de Perfiken: de Steen oneffen gelyk i in dezel- Ven , maar de Pit fmaakelyk gelyk in de Aman- delen. Hoewel nu dit Gewas waarfchynlyk door inenting of afzuiging is geteeld ; 5 toont zulks niettemin de vermaagfchapping van die beide Boomen aan. De Perfikboom , in % Latyn Vn Penfica,; heeft, volgens de algemeene toeftemming der Autheuren zynen naam van de afkomst uit Per- fie, en moet wel van de Perfea van T HEO- PHRAsTUS onderfcheiden worden * De + zie Grieken hebben ‘er reeds den naam van Per-Piadz 352 fiaanfchen Appel aan gegeven, DovoNAus hoemt hem Perfenboom , en de overige benaa- ‘ mingen in Europa komen 'er min of meer fede M m 2 | over. EL. DEELa le STUKs 548 TWINTIGMANNIGE Boomen, II, overeen. Dus noemen de Franfchen hem Pea AFDEEL. (cher, de Duitfchers Pferfich en de Engelfchen Alt. ‘Perche- of Peach- Tree. STUK. De Geftalte , door de Tuinierkonst meest Perfik- gedwongen voerkomende , zal ik niet befchry- We ven De Bladen ‘hebben die fimalle fpitfe , langwerpige figuur , welke Linnmus Lan- cetvormig noemt. Het Hout is ros, omtrent het midden rood , taamelyk hard en derhalve tot Draaijers Werk zeer bekwaam, In Vrane kryk oculeert menze gemeenlyk op Amandelen: hier te lande worden daar toe Pruim- of Abri- koos - Stammen verkooren: maar die op Pruim geoculeerd zyn hebben het kragtigfte Gewas, pe verg. De Vrugten maaken de voortreffelykheid en ken. het voornaamfte verfchil deezer Boomen uit. Men vindt ?er die klein als Abrikoozen , en an- deren die zo groot als een Vuist zyn, beiden fmaakelyk. Men heeft ’er gezien van over de vier Duimen dik en meer dan twintig Loot zwaar. Die de grootfte Vrugten voortbrengen hebben , dat aanmerkelyk is , ook doorgaans de grootfte Bloemen. De Lak- Perfik, evenwel, wiens Vrugt vry gtoot is , heeft maar kleine Bloempjes ‚ met ronde paarfchachtig roode Blaad« jes, die zig zelden volkomen openen, bevat- tende gemeenlyk agt-en-dertig Meeldraadjese Maar in het getal der Draadjes en de Kleur der Bloemen is onder de Perfiken in ’ algemeen eenig verfchil. De Vrugten zyn , naar de Groey- plaats en Grond ‚ meer of min fmaakelyk ; en zy Ï € 0 s A N D R IT A. 549 zy verfchillen ook in weezentlyke hoedanighe-, Ue _ den. Het Vleefchderzelven moet vaardig in de Xi Mond fmelten. Dat het Vleefch wel van den Hoorp: Steen fcheidt, gelyk in de Zwolfche en Berg-°Tö& of Montange - Perfiken , is een voornaame deugd. | | De meefte Perfiken zyn met eene Wolligheid,, Meda: bekleed ; doch daar zyn ook Kaale, by ons Én- gelfchie Perfiken genaamd, by de Franfchen Brug- nons of Péche- Noix , welke de Engelfchen Nettarins noemen , en voor de geurig{ten vau allen houden; maar by ons hebben die geen bye zondere achting. Zy gelyken veel naar Eijer- pruimen, Deeze zullen de Vrugten zyn van den Boom, dien BauHiNus Nuciperfica ty- telt, om dat de Vrugt ook wel naar een groe- ne Walnoot zweemt, Men vindt ’er van, die groen „ rood , geel zyn en van’ gemengelde Kleur. Het Gewas is kleiner dan dat der ge- woone Perfiken 3 de Schors van de Takken wit, en de kleine. Takjes of Looten , als ook de Bloemen , rood, De Kleur der Perfiken , ryp zynde, is, in ’% algemeen, gelyk wy weeten, bleek groenachtig geel met eenig purper-rood , gelyk de Zwol. fche , of byna geheel wit, gelyk de witte Mon- tange; doch men heeft ’er die fterk rood zyn, gelyk de Lak-Perfik , en Franfche Perfiken , hier te lande Mirlicotons genaamd, welke onder allen de fchoonfte bloozendfte Kleur hebben en wit Vléefch , dat hard en onfmaakelyk is. Men Mm 3 _ vindt ‚II, DEEL» II, STUK, 550 'TWINTIGMANNIGE BooMEN. WK. vindt Perfiken met dubbelde Bloemen , die meer Erge om het Sieraad dan om de „Vrugten worden Hoorp- nagehouden. STUKe De Perfiken, hoe aangenaam ook , worden aangemerkt niet ligt verteerbaar te zyn; ’% welk inzonderheid plaats heeft omtrent de ge- nen, aan wier rypheid of. hoedanigheid iets ont- breekt. Rype, befte Perfiken, niet te veel ge- bruikt , zullen zelden de Maag bezwaaren , en zyn een zeer verfrisfchende Snoepery. De Bloe- men, van den Perfikboom, zyn zagt purgeeren- de. Men vindt een Gedeftilleerd Water , een Conferf en Syroop daar van, onder de Winkel. middelen. De Bladen geftampt en op de Na- vel gelegd , zouden de Wormen doen afgaan in jonge Kinderen. De Ouden hebben van de Vrugten een Eleftuarie famengefteld. De Pit- ten komen in hoedanigheid veel met de bittere Amandelen overeen, en geeven door perfing ook een Olie uit. Hen aangenaam Liqueurtje, genaamd Perfico, wordt ’er van bereid, de AE (2) Amandelboom met de onderfte Tandjes gerendlas der Bladen geklierd , de Bloemen onge- Te d Te da in fleeld en gepaard Dl (2) Amygdalus Foliorum Serraturis infimis Glandulofis-, Floribus fesfilibus geminie, Horz. Cliff. 186. Hort. Ups. 123. Zat. Med, 229, ROYEN Luzdbac, 267. GRON, Orient, 146. Amygdalus filveftris, CB. Pine 442. 9, _Amygdalus fativa, C, B. Piz, 442, Amygdalus. Dop, Pemps, 798, ye Amvg- ‘ clalus amara, TOURNE. Jrfte 627. ve bie BGG SHAVN/DORTEIA Ser dd, Deeze Soort bevat den gewoonen Amandel- ‚ll boom , van welken aanmerkelyke Verfcheiden-” sry, heden zyn. Dus vindt men Wilde en Tamme Hoorp-= Amandelboomen ; fommigen brengen zoete , an-**b* deren bittere Vrugten voort , die in eenigen hen klein, in anderen groot, platter of ronder zyn, met een dunnen , broofchen , of harden en naauwlyks breekbaaren Dop. ’t Is de vraag, of deeze verfchillendheden niet meer de Vrugten betreffen dan den Boom, die, in de Zuidelyke deelen van Vrankryk en Spanje, gehecle Vlak- tens bedekt met zyne Bosfchagiën, en in Bar- barie een wild Gewas is. ’t Kan zyn, dat zy ten tyde van Caro in Italie nog onbekend wa- ren , en derhalve Griekfche Nooten genoemd werden. RaAuworrIius verhaalt , dat by Tripoli in de Haagen Wilde Amandelen groef- jen , welken CasrAr BAUHINUs van de ‘“Tammen Soortelyk onderfcheidt, zo wel als de Bittere Amandelen. Ondertusfchen fchynt dee- ze laatíte hoedanigheid meest af te hangen van de eigenfchap van den Grond of van ’tKlimaarc. THEOPHRASTUS zegt, dat zy natuurlyk bitter zyn, en niet zoet worden dan door het havenen , of mesten en bearbeiden van den Grond, Deeze Boom groeit vry wat hooger dan de Perfiken , en breidt zyne Takken meer uits doch maakt een zo lugtig Gewas, dat men in Îtalie en elders Koorn daar onder of daar tus- fchen teelt, De Bladen zyn wel, op dergelyke manier , Zaagswyze gekarteld of met fcherpe Mm 4. Band. = IDEE, II, STUK,: 552 TwiNTIGMANNIGE BOOME Ne iu, Tandjes ingefneeden , maar fmaller en groener ÁrDEEL. dan die der Perfikboomen. De Bloemen zyn Hoorp, Cok weinig verfchillende, en de Vrugten , hoe- srux. wel langwerpiger, komen in ’t uiterlyk aanzien zi Fig veel met de nog onrype Perfiken overeen: maar “de Bolfter, die ook met eene witte Wolligheid bezet is, heeft weinig , hard, taay en niet eet- baar Vleefch: de Dop, daar binnen, is glad en - niet ruuw , gelyk de Dop der Perfiken Pitten, doch ook met een menigte Gaatjes of Putjes doorboord, Wat de Pit daar binnen betreft, die eigentlyk de Amandel is , deeze heeft een bruinroode Schil, van eene famentrekkende hoe= danigheid , en is zelf grootelyks met Olie be- zwangerd , in de bittere Amandelen, bitter , in de zoeten zoet, doch licht rans en dan ook bit- ter wordende. Dit maakt in de Eigenfchappen een aanmerkelyk verfchil, pe Amane De Amandelen zyn, op zig zelf gegeten , hard delen, om te kaauwen » niet alleen , maar ook mocie- lyk verteerbaar, en maaken Verftoppingen ; doch de Melk uit gepelde Amandelen is van eene zeer voedzaame , zagtelyk verfterkende en te- vens ongemeen verzagtende hoedanigheid. De Olie van zoete Amandelen , nog verfch zynde, js zeer dienftig in de Hoest en andere Onge- makken van de Borst , als ook tegen veelerley andere Kwaalen, die uit een overmaatige {cherp- heid der Vogten ontftaan , inzonderheid tegen die der Waterwegen. De bittere Amandelen zyn fterk afzettende van *t Graveel ; derzelver Olie Nerd SCAN DORIELA TT 553 Olie kan , door uitwendige beftryking van het IL Onderlyf , fomtyds het moeielyk Wateren ge- XI, neezen , of ook de Wormen verdryven en het Hoorp- Kolyk wegneemen. De Gom, die uit deezeSTUK. Boomen zvypelt , en in Klonten ftolt, is, gee lyk die van den Perfikboom, veel met de Arae bifche Gom overeenkomftig. (3) Amandelboom, met de Bladen naar ag- ur, Amygdalus teren fmaller. nana, Naantjes Amand Tot de hier aangehaalde van Prugene-“ Tide TIius worden de Peruviaanfche Amandelen thuis gebragt , welken de vermaarde Cr u- siUs uit Spanje hadt gekreegen. De Heer AMMAN noemt het een Abrikoos met Per- fikbladen en eene drooge Vrugt, die ongefteel- ‚de roode Bloemen heeft , twee of drie by el- kander , komende menigvuldig aan de Wolga voor. De Heer GMELIN geeft de hoogte van twee Ellen aan den Stam, (4) Amandelboom met Aderachtig gerimpelde _ yv. Bladen, Am ygdalus Ri Í D Pumila, Afr ikaane fche, (3) Amygdalus Foliis bafi attenuatis. Syst. Nat. XII. Hort, Cliff. 185, Hort, U'ps. 124. ROYEN Lugdbat, 267, Amygdae Jus indica nana, PLUK, „Alm, 28, T. Ir, f. 3e MILL: Dit, _ T. 28, £, 2, Armoniaca Perfice Foliis, Frutu exfucco. AMM, Ruth, 273. T, 30. BURM, Fl, Ind, p‚ 117. (4) Amygdalus Foliis Venofo - rugofis. Syst, Nat. Xll. Alant, p. 74. HERM. Lugdbat, 487, T. 489, Perfica Afticanz Mm 5 na MU Deer, II, SrTuK. 554 TWINTIGMANNIGE BoocmEn, IL De Heer LiNNeaus voegt"’er. thans , als ee een byzondere Soort, by ; de Afrikaanfche Hoorp- MNaantjes - Perfik van ToURNEFORT, met STIK. eene volle Roozekleurige Bloem , als ook de Naantjes- Derfiaanfche Naantjes- Amandel van PrukKe- Amandel, NETIUS; zeggende , dat dezelve de Takken twee of drie Voeten lang, effen, zwartachtig paarfch heeft; de Bladen Lancetvormig, ge- fteeld , geaderd , rimpelig , met Zaagswyze Tandjes 3 de Bloemen dikwils twee uit één Knop, ongefteeld : de Kelk rosachtig : de Bloem- blaadjes uitgegulpt, Vleefchkleurig rood ; de Meeldraadjes bleeker: het Vrugtbeginzel en de Styl van onderen, ruig: de Stoppeltjes dieper Zaagswyze getand. Hy komt ook met dub- belde Bloemen voor. Anders volgen ‘er zeer kleine ronde, ruige Perfikjes op, die niet zeer aangenaam van Smaak zyn. De vermaarde HERMANNUSs vondt dit Boompje in * wil- de groeijende aan de Kaap der Goede Hope, en, van daar in Europa thuis komende, trof hy het ook menigvuldig in de Tuinen der En- gelfchen aan, van waar hy hetzelve in Neder- land deedt overbrengen , daar het nog tot Sie- raad nagehouden , en door aflegging gemak- kelyk voortgeteeld wordt. Prv- nana Flora incarnato pleno, TORNE. Jn/?. 625. Amygdalus Perfica nana Flore Carneo pleno, PLUK. efln. 28, Te Ile Es de Ree ot SOKON DER ENM 555 P rRuNus. Pruimboom. IL, De onderfcheidende Kenmerken , van dit Sh 5, Geflagt en het voorgaande, heeft onze Ridderstux. alleenlyk daar van afgeleid, dat de Steen der Vrugt uitpuilende Naaden heeft. Voor ’t ove- rige is de Bloem zo wel vyfbladig en de Kelk in vyven verdeeld , als in de Amandelboo- Meh | | In dit Geflagt zyn , behalve de gewoone Pruimboomen, ook anderen , en niet alleen de Abrikoozen maar ook de Kerfen van meer dan Eéne Soort, thuis gebragt; gelyk hetzelve daar mede begint , naamelyk (1) Pruimboom, die de Bloemen aan Trosfen rv, heeft, de Bladen afvallende, van agteren Ln om laag met twee Kliertjes. Vagela kerfen, Onder den naam van Padus is deeze by de Autheuren bekend, of ook wel onder dien van Vogelkerfen, welken hy by Do poN «us voert, die zegt, dat fommigen het Gewas voor den opregten Kuifchboom hadden aangezien. Hy noemt (1) Prunus Floribus Racemofis, Foltis deciduis, Bai (ubtus biglandulofis. 5yst. Nat. XIT. Gen. G2o. Pe 345. Padus Glane dulis daabus &c. Hort. Cil 185. Fl, Suec. 396, 431. ROVEN Lugdbat. 269. HALL Helv. 597. Padus Fol is ennuis. FL, Lapp, 198, Cerafus racemofa fylvetris Frutu non eduli, C, Beo Pin, 451. TOURNE. Jrf?, 626. U. Dear, II, STUK, Xl, Hoorp- STUK, Wi ogel. kerfen, 556 TwINTIGMANNIGE BooMEN. noemt ‘het , ín ’t Latyn , Pfeudo- Ligufbrum, Het is in de middelfte en Noordelyke deelen van Europa , doch meest in Bergachtige ftrecken t'huis, vallende in Ooftenryk en Switzerland, ja zelfs in Sweeden en Lapland, overvloedig, De Heer D. pe GorrTERr merkt aan, dat men deeze Vogelkerfen, gemeenlyk Wilde Syringen genaamd „ ook by Harderwyk op de Veluwe aantreft. Volgens den Heer HALLER is het een Loofryke Heefter van tien Voeten hoog, die de Bladen effen , zagt, fyn gekarteld „ en uit den wanftaltig ovaalen in een lange Punt uitloo= pende heeft: de Bloernen aan lange Risten , on- aangenaam van Reuk , beftaande uit kleine, flap- pe, witte, byna ronde Blaadjes , en van twin- tig tot drie-en-dertig Meeldraadjes , naar de holligheid van de Kelk gekeerd. De Vrugten zyn fchraal en zwart, van grootte als Aalbes- fen. Men vindt ’er ook een met roede Vrugten by TABERNAEMONTANUS afgebeeld, wel ken gedagte Heer voor tamme Vogelkerfen aan- ziet ; doch van beiden zyn de Vrugten voor oneetbaar „ of niet gegeten wordende , uitge- maakt , daar niettemin LinN us getuigt, hoe er de Kinderen , in de Noordelyke deelen van Sweden, zeer gretig naar zyn, eetende deeze Besfen met een weinig Zout Elders vind ik aangemerkt, dat men den Boom in de Zuidely- ke deelen van Vrankryk Putier noemt . om dat de Vrugten, onder ’t eeten, zeer ftinken ; tere MCO SOA LM DERDE Sen terwyl niettemin de Bloemen zeer lieflyk, ja IL zo liefliyk als die van den Citroenboom, ruiken “ "ores zouden (*). Van eenen aangenaamen Reuk der Hoorns Bloemen ,is ook door DoponNnEus gewag ge-STUKe maakt. De Duitfchers geeven ’er den naam van Eltzen- of Klxen - Baum aan. «Men verhaalt dat zy denzelven , om dat het Hout en de Bast „gewreeven zynde , flinken , wel Tolpelgense Baum heeten ; wordende de Besfen aan kleine Kinderen tegen de Stuipen om den Hals gehan- gen (}). De Landlieden , is elders aangemerkt ; planten de Vogelkerfen meest, om dat men ’er groote: kragten ‘tegen de Tovenaars en Kwaad. doenders aan toefchryft (1). (2) Pruimboom , die de Bloemen aan Trosfen Ie runus heeft, de Bliden afvallende, by het Steering aa, ooren gekl Virginie dje van vooren geklierd. ee, Dit Gewas , in Virginie en Karolina natuur- lyk , fchynt zeer weinig van de Europifche Vogelkerfen te verfchillen, Het is, zeet onze Ridder , een voortbrengzel van den Padus , maar (*) DALFCHAMP, Zil. des Plantes, Lyone Tom. L Pe 24. (f) Rureix FL, Fenens, pe 108, (1) Byvoegzel op DODONEUs, (2) Prunus Fl, vacemofis Fol, deciduis , bafi antice glandua lofis. Syst. Nat, XII. Cerafus fyiveftris , Fruêtu nigricante gece GRON. Virg. 54, ROYEN Lugdbat, 557, Ceralus latiore folie SC, CATESB. Car, II. T, 94. MH ,DEELe XL, STUK, 553 TwINTIGMANNIGE Boomen, IL maar heeft de Wratten aan de Takken eens zo AFDEEL. st : xii groot; de Steeltjes van vooren aan de Punt met Hoorp: twee paar Kliertjes ; de Bladen van onderen STUK. minder Netswyze en byna glad ; zynde rond; niet Spatelvormig 5; de Vrugten viermaal zo groot en rood, Die nogthans, daar de Heer CrLAYTON van fpreekt, waren zwartachtig. II. (3) Pruimboom „ die de Bloemen aan Trosfen Canaden- ve de heeft , de Bladen breed Lancetvormigs ts gerimpeld, wederzyds Wollig ruig. Deeze ‚in Noord «. Amerika voorkomende , is door den, Heer pu HAMEL genoemd „Kleine Kanadafche Kers ‚ met langwerpige {malle Bla- den en eene kleine. Vrugt 3 waar toe betrokken wordt de „Amerikaanfche Tros- Kers met Aman- delbladen van PruxkenerTrtus; welke de Capolin zou zyn van NiIEereMBERG en de Zoete Kers van HERNANDEZ, Clufter- Cher- ry by die van Barbados genaamd. Hoe dat dan de Bladen breed Lancetvormig kunnen zyn, is wat duifter, iv. (4) Pruimboom, die de Bloemen aan Trosfen Lufitanica. | | ë Re bigee. heeft „ de Bladen altvos groen en onge che, klierd. if aA | ; We: (2) Prunus Fl, Racemofis , Foliis -lato= Lanceolatis &cs Syst. Nat. XII, Cs pumila Canadenfis. DU HAMEL, Arór, Te p- 149. Cerafus Racemofa Foliis Amygdalinis. PLUK. Alm. 97e As 153 Es, (4) Pranus Fl, Racemofis 8e, MIEL. Ze T3re Te 196e fe de REB TO SIM DORTDINL S59 Wegens de blyvende’ groenheid der Bladen ke wordt deeze de kleine Portugeefche Laurierkers “ xr,“ getytêld van DiLLENIius. LiNNausHoorpe hadtze voorheen betrokken tot de Vogelkerfen STUKe en Padus met altyd groene Eyvormige Bla. den geheten. Zy komt in Portugal voor en in Penfylvanie, (5) Pruimboom, die de Bloemen aan Frosfen Ve Laurós heeft , de Bladen altyd groen en op de erfde AU Le ‚Rug met twee Klieren, Kerse Onder den naam van Lauro - Cerafus, dat Laurier - Kers betekent, is deeze bekend. Case PAR BAUHINUS noemtze Kers met Lauriere bladen; waar uit de reden der benaaming blykt. De vermaarde TourNE FOR T maakt ’er een byzonder Geflagt van , en merkt aan , dat de Vrugt zweemt naar een Kers , de Bladen naar die der Laurieren, doch voegt ‘er de gedaante by; Te padus Foliis Glandala deftitutis. Wir, Cl if: 42. Fort, Ups, 126. ROYEN Laugdbat. 269. Padus Foliis fempervirentibus ovatis, Hort, Cliff. 185. Lauro = Gerafus Lufitanica minor, DHL, Elth, 193. Te 159, (3) Prunus Floribus racemofis , Foliis fempervirentibus dorfo biglandulofis, Syst, Nat, XII, Padus glandulis duabus dorfo Foliorum innatis, Wir. Cf. 42, Hort, Ups. 126. ROYEN Lugdba:. 269. Padus Foliis fempektvirentibus &c. Wort, Cl: fe 18s. Cerafus Folio Laurino. C, B, Pin, 450, Laurocerafus, Crus, Hijf. Pann, p‚ 1, CAM. Hort, T, 23, TOURNE, A 627, Dop, Äruidb. 1330, Il, DEEL II. Stur, ek ÂFDEELs XII. 560 TWINTIGMANNIGE BOOMEN, by, welke dit Gewas genoegzaam onderfcheidt. Crusrus kreeg, in ’t jaar 1576, een Boom- Hoorp: pje daar van , met en benevens een jong Paar- STUK, ET Ss den- Karftengen - Boompje ‚ levendig uit. Tur- Lauriere : l aurierekye in Ooftenryk over ‚ dat verder is voortge- teeld, en dus den Laurier-Kers door geheel Europa vermenigvuldigd heeft. Het voerde den naam van Trabizon Curmafi, en fcheen door BeEerLLoNIius reeds als een Trebizond- {che Kerfeboom ‚ Lauro = Cerafus , genaamd s gemeld te zyn; waar van die Autheur nader- hand een grooten Boom , te Genua, in de Hof van den Prince Doria , gezien hadt, Dere halve acht Crus1ivs het waarfchynlyk, dat dit Gewas eerst van Trebizonde te Konftanti- nopolen, daat hy het van daan gekreegen ‘hadt ; gebragt ware. | Ke Het is een Boom (zegt hy») van bekwaame grootte, die een regten Stam met veele Takken heeft , welke met eene zwartachtig -groene Schors bekleed zyn, doch de jonge Looten ge- heel groen. De Bladen, die overhoeks aan de Takken ftaan, vallen niet jaarlyks af en behou- den hunne groenheid, zelfs des Winters, wan- neer dit Gewas een niet al te ftrengen Vorst „ hier te Lande; in de open Lugt verduurt. Zy gaan, door hunnen bevalligen donker groenen Glans , het Loof der Laurieren, wief Bladen zy ook in breedte overtreffen ‚ ver te boven. Het bloeit hier te Lande niet dan in een voor- deelige plaatzing en draagt.zeer zelden Vrug- tens ENNE 0 SCAN De RS EJA SOI ten. Dezelven zyn Eyrond, van grootte als de IL Sebeften , van buiten zwart, hebbende een zoet ÄrDeer, en eetbaar Vleefch. Het gedeftilleerde Water Hoorne van de Bladen , dat men in Engeland wegens densTux, Geur en Smaak , of ook tot Hartfterking , on- der de Spyzen en Dranken mengde „ is nader- hand Vergiftig bevonden (*). (6) Pruimboom , die de Bloemen aan Tuiltjes AL heeft , de Bladen Eyvormig. Mabaleb. | Welrieken. Kers met Eyronde Bladen wordt deeze genoemd, %° £°1S- welke de Mahaleb is der oude Autheuren. ‘Ca- MERARIUS geeft ’er de Afbeelding van, uit MarTruioLuss, die zegt, dat het een nict zeer hooge Boom is „ met Bladen niet veel van ‚die der Linden verfchillende en witte Bloemen, waar op zwarte Besfen volgen , een Steen , wei- nig kleiner dan een Kerfen- Steen, bevattende, met een Pit, waar van in de welriekende Zal- ven gebruik gemaakt werdt, Het Gewas groei. de op de Bergen. Het is in Switzerland, zegt de Heer HALLER, niet zeldzaam , en lige | ken. (*) Zie Uitgeleeze Filozoofifche Verhandelingen. 1. Deel A bladz. 131,enz. of Phil. Trans. N. 413. (6) Prunus Floribus corymbofis, Foliis ovatis. Syst, Nae, Xi1. Cerafus Foliis ovatis. Wir. Cliff. 43. Hort. Ups. 125. HarL. Helu. 360. ROYEN. Lugdbat. 268. crenatis. Hort. Clif: 437. Cerafo affinis. C. B. Pin. 4s1. Mahaleb. Cam. Epit, or. Cerafus fylveftris amara Jfacaleb putata. J.B. 1. 227, LOR, Je. 133. Nn Il, DEEL. la STUK Z 562 WwiNTIGMANNICE BOOMEN: IL kenbaar aan zyn welriekend Hout, met lange ArDeik, Roeden, die yl bezet zyn met rondachtig ges Hoorp:- fpittte, fterke , fyn getande Bladen, Trosachtie STUK, ge witte Bloemen, en ronde, zwarte, magere Vrugten , die een paarfch Sap uitgeeven, be vattende een enkelen Steen, Het gedeftilleerde Water, en het Zaad in Zeep gewreeven, zyn wegens den aangenaamen Geur bekend. Van het Hout worden, in Lotharingen , Mesfehech- ten en- Tandeftookers gemaakt. vir (7) Pruimboom met ongefteelde Bloemen en dae byna Hartvormige Bladen. Armenië- CA, Abrikocs. De figuur der Bladen onderfcheidt deeze Soort genoegzaam van de Kerfen en Pruimboomen,: Het is de gewoone Abrikoos, daar TOURNE- FORT», wederom „ een geheel Geflagt van ge- maakt heeft , onder den naam van Armeniaca „ welke de afkomst deezer Vrugten uitdrukt, die men gemeenlyk Mala Armentaca, dat is Arme- nifche Appelen, tytelt. Anderen noemenze Per- fica precocia of Vroege Perfiken , om dat ’er de geftalte van de Vrugt wel wat naar gelykt , en hier van fchynt de Franfche naam Abricots , ‚daar de Nederduitfche zyne geboorte aan fchul= dig (7) Prunus Floribusfesfilibus, Foliis fubcordatis. Syst, Nat. XII. Prunus Folis ovato -cordatis, Hort. Cliff. 136. Hort. Ups. 124. ROYEN Jughet. 2683. Mala Armeniaca majora C. B, Pin. 442. Nucleo dulci & minora. /bid. Armeniaca, TOURNE. In/l. 623, Don. Kruidh. 1243. ' 60 Ra! mee 0 SAN D R TAS, SOS dig is, afgeleid te moeten worden. Men noemt-_IÌ, ze, in ’t Franfch , ook Avant - Pefches , in ’ KIL Hoogduitfch St. Jans Perfiken of Molletten , in Hoorn % Engelfch Apricocks. De Italiaanfche, Spaan-STUEe fche en andere naamen;, hebben teer of min Abrikoots overeenkomst hier mede, | Deezê groeijen hoogef , met zwaärder Tâäk- ken, en worden gtooter Boomen datí de Perfie ken. Zy worden ook best op Pruim geoculeerd 3 _zynde dus beter dan van hufi eigen Steenen ge- teeld , niettegenftaande het Hout zig nooit ver- eenigt. De Bast van den Abrikoos, die krage tiger van Gewas is, overgroeit den Pruimftam ; en maakt een Knobbel op de plaats der Ocula- tie. De Vrugt verfchilt in Smaak van de Perfi- ken zeer veel , doch is niettemin zeef geuries inzonderheid de Kleine , hoewel anderen de Witte beter keuren, Wy zullen, hiet, ovet de Smaaken. geenszins twifteú. Men heeft ’er , die van grootte als een kleine Perfik zyn. Deé Kleur is in de meeften geel, in veelen: Oranjes kleurig, fommigen met hoog purper roode Vlak. ken; cok ten deele geel, ten deele rood, In fommigen zyn de Pitten bitter, ih anderen zoet: Ook komen ’er voot, die de Vrugten niet groo- | ter dan Hazelnooten hebben: De onrype, groe= ne, Abrikoozen , gekonfyt , zvn een byzondere Lekkerny. Van gebrande Abrikoos - Steene wordt, zo fommigen willen , door de Chinee- zen de Oostindifche Inkt gemaakt, | OND 3 (8) Prins — IL, DEEte II, STUK: 564 TWINTIGMANNIGE BoOMEN, n. (8) Pruimboom met ongefteelde Bloemen en Arprer- ne langwerpig ovaale Bladen, Hoorp- STUK: Onder den naam van Abrikoosboom met Bla- vit „den en Geftalte van den Berkenboom , hebben- Siberifche de een Sappelooze Vrugt , is deeze door den Abriko®. Heer A MMAN in Siberie aangetroffen. Li N- NA&US vraagt, of dezelve genoegzaam van de voorgaande Soort , die de jonge Blaadjes in ’ Voorjaar o} Beente heeft , onderfcheiden zy: doch my dunkt , dat zulks uit de Afbeelding niet alleen „ maar ook uit de befchryving ge- noegzaam blykt. In Siberie groeit dezelve, vol= gens den Heer GMELIN; maar twee Ellen hoog. Pt (9) Pruimboom met byna ongefteelde Kroon- En tjes , de Bladen Lancetvormig ovaal, ver- en dubbeld, glad. De Kerfenboomen maaken insgelyks , met hunne Verfcheidenheden , een Geflagt uit by | | den (8) Prunus Floribus fesfilibus, Foliis ovato- oblongis Syste Wat. XI. Armeniaca Betule folio & facie, Fruêtu exlucco, AMM. Ruth. 272. Te 29e (9) Prunus Umbellis fubpedunculatis , Foliis ovato - lanceo= latis conduplicatis glabris. Syst. Nat. XIl, Cerafus Foliis ovae to-lanceolatis, Wir. Clif. 43. Hort. Ups. vas. Mat Med, 233. ROYEN Zugdbat, 267: HALL. Hel. 356. Cerafa fativa rotunda rubra & acida, C. B, Pin, 449. Cerafus Hortenfis fl, zofeo, pleno; alba dulcia ; Carne tenerâ: acid'sfima Sanguie neo fucco; pumila & racemofa Hostenfis, C‚ Be Pin, 450, BE 0 SOACN DR PA - 56s den vermaarden TourNEFORT, onder den II, ‚paam van Cerafus , en deeze Verfcheidenheden Ärprer. heeft onze Ridder waardiger geoordeeld te ge- roorpe denken, dan die der Abrikoozen. Wy merkenstur. ‘er drie Hoofdfoorten van aan, te weeten Krie-, Eer/ens ken, Kerfen en Morellen , gelyk de Franfchen le dezelven ook in Guign”s, Cerifes en Griottes ; onderfcheiden ; doch de Krieken behooren tot de volgende Soort, . Men wil dat de Latynfche naam afkomtftig zy van Cerafonte, een Stad aan de Zwarte Zee, van waar de eerfte Kerfenboomen in Italie overs gebragt zouden zyn door LucuLuus, na de Overwinning door hem op MiTAaRIDATES daar omftreeks behaald. Pe Franfchen geeven ‘er den naam van Cerifier aan , de Duitfchers noemen hem Kirfchenbaum , de Engelfchen Cherry= Tree. De eigentlyke Kerfenboom groeit niet zeer hoog: hy heeft een witachtige Schors -— en de Bladen zyn als gemeld is, op de kanten duidelyk getand. De meeften hebben enkel- de Bloemen , die Troswyze aan de Takken groeijen; doch daar zyn ook met zogenaamde Dubbelde of volle Bloemen , die men om ’t fieraad en den Reuk nahoudt, vallende laager van Gewas en daarom genaamd „Naantjese Kerfen. Van deeze laatften groeijen ’er in Bo- heme, Moravie en Ooftenryk , veelen aan de Wegen met enkelde Bloemen, die ook Vrug- ten draagen ; gelyk men ’er met Dubbelde | | Nn 3 | Bloe. Il DEEL IJ, STURe h u. AFDEEL: XI. Hoorp- STUKe Ke hale: buars Verfchül der Kerlen, 566 TWINTIGMANNIGE Boomen, Bloemen heeft , die niet minder groot van Ges was Zyn, dan de gewoone tamme Kerfen, De hoog- geleerde Heer HALLER befchryft den gewoonen Kerfenboom, die men in Swit- zerland overvloedig aan de Wegen vindt, al- dus. Het is een taamelyk hooge Boom, met eene witte Schors. De Knoppen, uit drie groo= te en drie kleine Steeltjes beftaande , geeven drie Steeltjes uit , ieder met ééne Bloem, die een Klokvormige Kelk heeft , en holle, ftom- pe, rondachtige Blaadjes , bevattende omtrent dertig Meeldraadjes. De Kelk is omgeboogen en valtaf, De Bladen van den Boom zyn breed ovaal, gefpitst en dun. De Vrugt is, ryp zynde , zoet en doorgaans zwart; zo dat hy den Krie= kenboom fchynt te bedoelen. Ongemeen groot is het. getal der Verfcheiden- heden van de Vrugt der zogenaamde-tamme of Tuinkerfen. Men heeft, in de eerfte plaats , Vroege en Laate Kerfen: men heeft Kerfen die laf en Smaakeloos zyn. : men heeft ‘er die zagt en Sappig:en. die hard zyn van Vleefch „ ge- paamd Knapkerfen; gelyk de zogenaamde Rou- aanfe,, Gatropfeen Spaanfche Kerfen: fommigen zyn grooter ‚ anderen kleiner; fommigen rond, anderen langwerpig , gelyk de Praagfe Muska- del- Kers „ die voor een der besten, gehouden wordt: fommigen zwart , anderen, rood , eeni- gen wit of. bont. Voorts zyn fommige Kerfen cot het inleggen of konfyten bekwaamst , ge- Iyk-de Volgers en kort gefteelde Zwolfche Ker- fen Os AN DR Eiä, 567 fen, en dergelyken, Deeze Verfcheidenheden MH. maaken ook eenig verfchil in de groeijing der ae Boomen. h | | Hoorne De Kerfenboom is in de Geneeskonst niet STUK: ontbloot van nuttigheden, Zyne Gom is ver- Rn zagtende , dienftig tegen de Roode Loop en ’% Pynlyk wateren , ja tegen dên Steen zelf, zo men BoccoNe gelooven mag. Het gedestil- leerde Water der Bloemen is hartfterkende: der= zelver Aftrekzel tegen ’t Kolyk dienftig. Som- migen willen dat de middelfte een Koortsmiddel zou zyn. De Pitten zyn Pisdryvende. Het Hout is , wegens zyne fchoone Kleur, by Draai- jers, Kastemaakers , doch inzonderheid by de Stoelemaakers zeer in achting geweest, voor dat men zulk een menigte van gladde Houten uit de Indiën bekomen hadt, Maar de voornaamfte nuttigheid heeft in de Vrugten plaats, die niet alleen een zeer verfrisfchende gezonde Verfna- pering uitleveren , maar door haare zagtelyk lax- eerende hoedanigheid in de Geneeskunde ook niet ondienftig zyn. „De Morellen maaken een Vrugt uit, die wel pe Mo. het meefte van alle de gemelde tamme Kerfen “liens fchynt te verfchillen. Het zyn die , welken BAuHINUs allerzuurfie of liever uitermaate zuure Kerfen noemt, met een Bloedrood Sap (*). De Duitfchers noemenze Amarellen, Wiechfelrn en (*) Cerafa acidisfima, Sauguineo Succe, CG, B, Pin, 450» Nn 4 IE, DEEL, 11. STUK AFDEE, XI Hoorp- STUK, Ke Prunus A vium, 568 TwiNTIGMANNIGE BOOMEN. - en Weinftell of Bloderkirfchen , volgens Tra- cus; de Franfchen Griotes. Deeze zyn het, welken de onzen tot het maaken van Kerfene= “Wyn gebruiken , zegt BAUHINUS. Zy val- len grooter en dikker dan de gewoone Kerfen , hoog bruinrood wan Kleur , en hebben; regt ryp geworden zynde , eene rinsheid, die naar den Smaak van fommigen meer is, dan de Smaak der Kerfen. Ook zyn zy zo laxeerene de niet. De Boom wordt zo groot niet als de Kriekeboomen ; en alleen door Entinge op Krieken - Stammetjes voortgeteeld: daar de an- dere Kerfenboomen door zaaijing van Pitten, Uitloopers, Afzuiging of ook op andere manie= ren, gemakkelyk te vermenigvuldigen en tot goede Boomen te maaken zyn, LrnNaus merkt aangaande de Kerfebooe men in ’ algemeen aan , dat zy de Bladen verdubbeld en getande Stoppeltjes hebben aan den oirfprong der Bladen ; de Blikjes aan de Bloemfteeltjes in drieën gedeeld , Zaagswyze gekarteld , het middelfte Bladerig : de Knop- pen aan het end der Looten Blad-, die aan de zyden Vrugtgeevende. (1o) Pruimboom met ongefteelde Kroontjes , de Bladen Lancetswys’ ovaal, verdubbeld, Krieken= van onderen Wollig. Jom. Tot (ro) Prunus Umbellis fesfilibus , Foliis ovatoe lanceolatis conduplicatis fubtus pubesgentibus, Fl Ssee, II, pe 474 HUD$» MIE Oos AMON DER HA. 569 Tot deeze Soort behoort de Kriekeboom, in Il * Franfch Merifier genaamd , die veel hooger A groeit dan de andere Kerfeboomen , ja fomtyds Hoorn. de grootte byna van een Eikeboom bereikt, stux. Men vinde ’er door J. BauminNus, onder „Artie den naam van Wilde Kerfenboom met een zwarte en roode Vrugt, melding van gemaakt, en C.‚ BaumiNnus ftelt hem voor, als een Groote of Wilde Kerfenboom, met eene zoets achtige Vrugt, die met eene zwarte Kleur be- fmet. Dus is hy ook door Ray befchreevens als by de Engelfchen Zwarte Kerfeboom Maz= zards genaamd , zynde de gewoone Zwarte Krieken 5 doch men vindt ook Roode Krie- ken , hoedanigen hy aanduidt met den naam: van Wilden Kerfeboom der Noordelyke deelen van Engeland, met een kleine , roode, laate Vrugt. De onze, zegt Linneus, heeft rood en niet zwart Sap 5 zy komt vroeg , niet laat; en tart in grootte den Eikeboom. Zyn Ed. betrekt ’er toe de Rouaanfe Kerfen , in ’t Franfch Bigarreaux , die grooter dan de gewoone en bont van Kleur zyn, zeer hard van Vleefch ; als ook die men oudtyds Duracina plagt te noemen, mOOge Hups. Angl, 187. Cerafus fylveftris Fruâtu nigro & rubro. J. Baum. Hifl, Ie Cerafus major f. fylveftris &c, C‚ B, Pin, 450, C. fylv, fept, Angl, Fruâu tuhro , parvo ferotino, RA}, Hift, 1539. Variete esfe videntur Cerafa Duracina & Bigas zella, q. Cerafus major Fruêtu Cordato magno. RAj, dif, 1539. Nn s Il, DEEL, IL, STUKe 510 TwWINTIGMANNIGE BooMmEN, 1. masBlyk de Krieken van den Broek of derge- ArpreL. Iyken, in ’t byzonder die de Engelfchen Hearth- ee Cherries heeten , wegens derzelver Hartvormige STUK. gedaante 5; zeggende daar van: deeze draagt de > Bladen verdubbeld, een ongeftceld Kroontje „, dat byna driebloemig is en gefteelde Bloemen s> met een viërbladig Omwindzel” (*). Die met de roode Vrugten komt ook in de Neder- landen voor (Ì). (rr) Pruimboom met byna enkelde Steeltjes; Prunus domefticas de Bladen Lancetswys’ ovaal, omgekruld ; Pruim- de Takken ongedoornd. OOM, Hier zyn alle de. Verfcheidenheden der gee woone Pruimen , in Europa vallende , thuis gebragt, De Pruimboom, in *t Franfch Pru- nier of Prunelier, in ’t Engelfch Plumb- Tree genaamd, is een Boom van middelmaatige hoog- te, wiens Bladen veel naar die der Appelboomen gelyken, en de Vrugten zyn iedereen bekend. Men moet in de eerfte plaats aanmerken, dat | de (*) Mantis/a altera, (1) DE Gorter Fl. Delgica, (11) Prunus Pedunculis fubfolitariis „ Foliis lanceolato - ovas tis convolutis, Ramis muticis. Syst, Nat,-XIl, Prunus inere mis Foliis lanceolato - ovatis. Hoort. Cliff. 136, Hort. Ups. 124, Mat. Med. 932. KOYEN Lupdhat, 268. Prunus fylveftris Frutu majore. VAILL, Par. 140, Prunus, C. B, Pin, 443e Pruna majora, dulcia; magna fubacidas oblonga caerulea: nie gras coloris Cere; rubra; flava; parva pracocia; Amygdalina, &zc. ibidem, Prunus cognominata Myrobalanus, CLUS. Pans, Fijt. pe 9% INE OS AN D _ RT A STI de Pruimboom wild van aart is,en een in- boorling der middelfte of Zuidelyke deelen van IL FDEELé Europa , zynde door verplanting in de Hoven Hoorns tam gemaakt. Hy heeft, zelfs van enkele Uit- STUKe - doopers voortgeteeld , die hoedanigheid, dat hy „ goede Vrugten voort kan brengen , doeh ge- ent zyvnde of gezoogd is hy beter , en flaagt best op Stammetjes van zyn eigen Soort, De Perfiken en Abrikoozen worden, gelyk wy ge- zien hebben , meest ge - ent op Pruimítam- men (*). Van de Pruimen is een ongemeene V erfchet- denheid , naar. de grootte en figuur der Vrug- ten , de Kleur, Smaak en vast- of fappigheid van Vleefch. De gemeenften zyn , die men Kroosjes noemt, rondachtig van figuur, Violet- blaauw of paarfch van Kleur , en onder deeze komen de kleinften en grootften onder de Prui- ‚men voor. Zy draagen fterk, doch de Smaak is zeer gemeen ; des men die meest gebruikt om te konfyten, Tot de blaauwen behooren ook de Damast- en Sint Kathryne Pruimen , die zeer langwerpig zyn en taay van Vleefch, wordende hier te Lande zelden ryp. In deeze Pruimen is de zogenaamde Daauw of Waas. fem, dien zy met de Druiven gemeen hebben, zeer aanmerkelyk. Van de Geelachtigen , gee meeile (*) Deeze Soort, bevattende alle de tamme Pruimboomen , heeft de Bloemdraagende Knoppen ongebladerd, älantisfa afz Zer:da II, DEEL, Is STUKe Ae XII. Hoorp- STUK. Pruis. boom. 572 TwiINTIGMANNIGE BooMEN. meenlyk Witte Pruimen en Eiüjerpruimen, ko- men groote en kleine voor, Dubbelde en En- kelde Boeren Witte genaamd , die ongemeen fappig, geurig en lekker zyn. De groene Prui- men, of Mirabellen , inzonderheid de Pubbel- de, zyn ook niet onaangenaam, zo min als de Abrikoos- Pruimen, geel van Kleur, met roode Scippeltjes. In Engeland heeft meh ook Perfik-, Dadel- , Noote Moskaat-, Kaneel- en Peer-Pruie men; naar de figuur of fmaak der Vrugten : anderen Tarw- Pruimen genaamd naar den tyd der aanryping: als ook Marokkifche, Barbari- {che , Turkfche naar de afkomst , en Prinfee« Pruimen, wordende het laatfte ryp. Onder de gedroogde Pruimen, die men in de Winkelen verkoopt, is ook een aanmerkelyk verfchil. ‘Tweederley van deeze zyn in ons Land gemeen : naamelyk de ronde Fran/che Pruimen , die zuurder zyn, en de Duitfche Pruimen of Pruimen uit de Levant, die langer en zoetet zyn, en geweekt of gekookt meer uitzwellen. Zy voeren den naam van Prüung Damascena „ alzo zulke meest te Damaskus in Syrie plagten ingefcheept te worden’, en _daar- om noemt menze ook wel Pruimen van Da- mast. De Steenen van deeze zyn meer plat dan rond. Men houdtze voor meer laxeerende dan de Franfche , voorgemeld ; des ook in fom- mige Voorfchriften van het D'aprunum der Apotheeken de Pruna Damascena worden ge- eifcht; df He OS AN DE BiA sj __eifcht; doch anderen ftellen maar zuurachtig, We _ fl A. ÁFDEEL, zoete Pruimen. De Hongaárifche en Prunes vir. Dattes of Dadelpruimen, zyn nog lieftyker enHoorp= veel raarder. RN: Eindelyk behooren hier ook de Prunellen of so” Prumellen , die ons in Doozen gekonfyt, van den Steen beroofd , uit Provence toekomen , en van eene zeer egaale , zoete, verfrisfchen- de , rinfe hoedanigheid zyn; zo dat zy op zig zelve niet alleen voor den Smaak , maar ook voor de droogte van den Mond in kran- ke Menfchen dienen. Men gebruiktze ook wel in de Nagerechten. Deeze neemt men in *t Franfch Brignoles, en zekere Stad in Provene ce genaamd Brignole , omftreeks welke zy overe vloedig geteeld worden, voert er, zegt men ; den naam van; wordende deeze Pruimen, in de Over. Alpifche Taal, Brignes geheten (*) Men vindt ze evenwel ook in onze Tuinen , zegt BAUHINUS, Voorts worden hier toe betrokken de Prui- men , die men Myrohalanen genoemd vindt, door Crustus afgebeeld , van welken die Autheur drie groote Boomen in de Keizerlyke Tuin gezien hadt , zonder te kunnen ontdek- ken , van waar dezelven afkomftig waren. De | Stam , (*) Pruna ex flavo rufescentia mixti Saporis , gratisfima, C, B. Pin, 443, Prunus Brignonienfis Frutu fuavisfime, TOURNF. Jnf?, 622. Prunus Brignola, LiNN, 1. DEEL, IL, STUI5s 1 _ÁrDerL. Hoorp- STUK Prains Boone. N $74 TWINTIGMANNIGE BOooMENn, Stam heeft een veel gladder Bast dan de oves rige Pruimen, en de Takjes zyn zeer dun, de Bladen als een middelflag tusfchen die der Pruimen en Kerfen: de Bloem wit, de Vrug- ten, daar hy om ’t andere Jaar rykelyk mede beladen was, rond en ryp zynde donker paarfch zeer Sappig en aangenaam van Vleefch , hebben- de den Steen niet zeer groot. BAUHINUS noemtze derhalve, Pruimboom met een ronde; zwartachtig paarfche , zoete Vrugt, Ik vind geen reden om te denken, dat dezelve tot de Myrobalanen der Winkelen behoort, De Pruimen , in ’t algemeen, raauw gese= ten, hebber , onryp zynde, zeer hadeelige ei- genfchappen , veroirzaakende , door haar fcherp verzuurende zelfftandigheid, dikwils zwaar Kos lyk , uiet verftoppinge der Ingewanden. Ryp zynde, in tegendeel, is deeze Vrugt zeer lax- eerende , doch inzonderheid gedroogd, en in dit geval wel meest de lange, zoete Pruitnen, die uit de Levant komen; terwyl de gewoone Franfche , wegens haare zuurheid, dit mindér doen. De Bladen verkoelen , droogen op ch floppen den Buikloop. Derzelver Afkookzel in Wyn maakt een Gorgeldrank, tegen koude Zinkingen in de Mond, De Gom van den Pruimboom , in Azyn ontbonden , wordt ge- zegd zeer dienftig te zyn tegen Jeukt er tot zuivering van Verzweeringen aan de Bee: nen. Voorts komt dezelwe met de Arabifche Goni FC o18: A RUB!ROETA, Wk Gom naast overeen. Het Hout der Pruime- I- boomen werdt, ondet de Europifchen , het beste ALDE geoordeeld tot ingelegd Schrynwerk ; en derhal= Hoorne ve Satyn * Hout genoemd , doch tegenwoordig STUK. js het weinig in gebruik , dan by de Draaijers en Stoelemaakers, (12) Pruimeboom met tweevoudige Steeltjes, zin de Bladen Eyvormig ovaal , een weinig ;„j en ruig „ omkrullende ; de Takken eeniget-… Wilde uime maate gedoornd, De groote Wilde Pruimboom, die in de Hoven overgebragt zynde een taamelyk groote Boom wordt en Vrugten dradgt niet alleen twee of driemaal zo groot, maar ook Sappiger, ‘zagter en zoeter van Smaak dan de Slee - Prui- men, zwart of wit van Kleur, wordt door Rav van de volgende onderfcheiden „als hebbende ook minder Doornen. Hy wordt in Engeland Bul. lace- Tree geheten. De Heer H ALLER, niet. temin, betrekt deezen tot de Sleeën of gedoorn= de Wilde Pruimen. Zo men hier de tamme Pruimen op ent of zoogt, dan is de bynaam toe- pasfelyk, (13) Pruim- (12) Prunus Pedunculis geminis , Folits ovatis fubtus villee fis convolutis, Ramis fpinescentibus, Angen. Acad, IV. p. 273. HUDS, Angl, 196, Pr. fylveftris major, Räj. Hif, 152 8, Fruna fylveftria pracocia, C, B, Pin, 444, 576 TwWINTIGMANNIGE BooMEN, pen (13) Pruimboom met enkelde Steeltjes, Lan- HporD- cetswyze gladde Bladen en gedoornde Take XI, ken. STUK. XIII. Prunus De Duitfchers onderfcheiden ‘de voorgaan- ren den, onder den naam van Haberfchlehen, van Doom, deezen, die zy enkel Schlelsen noemen; en dus geeven wy ’er den naam van Slee- Pruim , Slee of Slee-Doorn aan. Zy isin Duitfchland zeer bekend , en wordt derhalve Acacia Germanica geheten. Men vindtze ook veel in Vrankryk , alwaarze Prunier fauvage genoemd wordt , en in Enge- land , daar menze Sloe - Tree tytelt of Black Thorn, dat is Zwarte Doorn. In onze Provin- tien komt zy ; zowel als de Kroosjes - Pruimen , op verfcheide plaatfen , in Duin - Hey- en Bofchachtige Landsdouwen , in Vriesland, Gel- derland , Utrecht , ja zelfs in Holland , in *% wilde voor; zynde ook in Sweeden gee meen. In Switzerland , alwaar zy groeit in alle Haagen en Kreupelbosfchen „ wordt. zy door. < den Hooggeleerden Heer HALEER, dien ik hier één voor allen neem , aldus befchree- ven. ‚, De Bladen zyn gefpitst ovaal, geaderd , „> maar teder en fyn getand. Het Gewas heeft ‚» zeer (13) Prunus Pedunculis fo'itariis , Foltis lanceolatis glabris „ Ramis Spinofis, Hort. Chff 186. Fl. Suec. 397, 432» Jfat. Med, 231, ROYEN Ziugdbat, 268. HALL. Helv, 355. Prunus fylveftris. BAUHe Pin. 444. TAB, Jcon, 992. LOBe Jee 176, TOURN. Joffe 623e { j WEEG COS A N BOR HA 577 ss zeer fterke Doornen. Uit de Oxels der Bla. IW , den komen enkelde of gepaarde Bloemen En s, voort, die de Bloemblaadjes wit, rond, on- Hoorp= s» gefteeld hebben , den Kelk niet omgeboo- sTux. 3 gen , een lange Pyp met een Klootronden Ste > top. De Vrugt is Eyvormig, uit den blaau- ki wen zwartachtig. De Bladen zyn bitter en 9, ftoppende. De Vrugt is uitermaate zuur. », De Bloemen , gedeftilleerd , geeven Water, s> dat zagtelyk laxeerendeis, en de zelfde kragt > heeft het Aftrekzel der verfche Bloemen in „> Water of Melk; zo ook de Syroop daar van, >> Het Wynachtig Warer is, volgens CHO MEL; ss Zweetdryvende ; doch , dat van de jonge » Botten druipt, wordt tegen de roodheid des ss Aangezigts gepreezen door S. Paurr. De >> Vrugten geeven een zeer fterken Azyn, en ss derzelver verdikte Sap is de Acacia der , Winkelen in Duitfchland, welke een famen- „> trekkende kragt heeft, zynde uitwendig , doch 5) zeldzaam, in gebruik. Inwendig is de Gifte „> een Vierendeel Loots. Door dit dagelyks in „) te geeven heeft CARRICHTER FERDr- >, NAND den Kerften ‚die een Borstkwaal hadt , , om ’t leven geholpen: Craro in ZEpift. » De Kwakzalvers geneezen met den Bast af- „, loopende Koortfen, en dezelve wordt daar „, toe van SLOANEs, in zyn Brief aan Rav, >, gepreezen. De Wortels , in Wyn getrok- „, ken, geneezen den Mond, als dezelve door Oo de Ile DEELe 1e STUK 378 TWINTICMANNIGE BooMEN. IL. de Venus- Ziekte bedorvenis: MaTTHIOor. MEDE sp. 267. Men maakt ’er dikwils een Aftrekzel Hoorp- 5 van met Wyn, of konfytze met Suiker. In STUK. ‚ „ Bier gedaan zegt men dat zy ’er een aange Deet naamen Roode Wyn Smaak aan geeven. Dat 2 Zy Pisdryvende zyn, wordt door Fr. Horr- 9) MANNUS verzekerd” (*), ToOuRNEFORT, die de Eigenfchappen der Planten omftreeks Parys groeijende door Proe- ven onderzogt heeft , verhaalt , dat de Slee- Pruimen wat zuurachtig , doch verfchrikkelyk famentrekkende zyn, maakende het blaauw Pa- pier zo levendig rood als de Aluin doet. Men maakt ’er in Duitfchland een lekkeren Wyn mede , doende gedroogde Sleen in de Most , en dezelve dus laatende gesten ‚het welk ‘er dan een aangenaamen Geur en Smaak van Rooden Weyn aan geeft; Dit plagt by voornaame Lui- den, in de Elzas , zeer in gebruik te zyn, en werdt die Wyn dan Slehen - Weinn genaamd : terwyl het Gemeene Volk zig met de Sleen by de uitgeperfte Druiven, met Appelen , Ber- berisfen en dergelyken , te doen , en dus te laaten geften , een minder Soort van Weyn of Bier, Leure genaamd , tot hunnen Drank daar van maa- (*) Dat de Takjes van dit Gewas , de Stoppelt jes (Stipula), aan den oorfprong der Bladen, zeer mal , Zaagswyze ge= karteld , met de punten der Tandjes als door ’t Vuur aans getast hebben , ie door onzen Ridder in Sweeden waargeno= men. WEEG OS AN Di ReljAe 579 maakte. De Vrugten (by de Duitfcherg ook IL _ Spinling en Bilfen genaamd) wel ryp zynde Nike a laxeeren zegt GrorFFROY 5 doch de onrype ver-Hoorpe koelen en ftoppen. Men begrypt daar uit, dat#TUK. het Sap van de onrype Vrugten genomen moet worden , om het Rob of Succus Ácacie der Winkelen , waar in de Samentrekkende kragt gezogt wordt, te bereiden, Schoon menze ook wel Prunella genoemd vindt (*), zyn het toch de genen.niet , die onder den naam van Prunellen of Prumellen in Doozen herwaards gebragt, en of om de lekkerheid of tot verfrisfchinge ge- bruikt worden 5 gelyk wy hebben gezien, De Gom van den Slee - Doorn verdient ook De Axs= nog eenige opmerking : niet als of zy die Van Genk de andere Pruimboomen, voorgemeld , overe treffen zou , maar , om dat onze zo bekende Arabifche Gom van dergelyke Boomen komt. De Heer ADANSON, immers, die voor wei- nige Jaaren aan de Rivier van Senegal geweest is, en daar zo veele Waarneemingen betreffen» de de Natuurlyke Hiftorie gemaakt heeft, vere haalt , dat ’er benoorden het Meir, waar uit de= zelve haaren oirfprong heeft, drie groote Bos. fchen zyn, wier Landvolk deeze Gom inza- melt, die 'er op gelyke wyze aan groeit , als aad (+) Wilde Pruimen zyn de Slehen, in ’t Latyn Prunus Jylveftre, Pruneolum, Prunelluns, Don, Kruidb, bl, 1265, 1381, Zie ook BAUHINUsS en andere, Oo 2 TE Arpeer. XI. 580 TWINTIGMANNIGE BoOoMEN. aan de Pruim -en Kerfeboomen in Europa, en dezelve dan flyt aan de Mooren , uit Marokko , Hoorp. die ’er met Karavaanen komen , of aan anderen; STUK, hebbende zyn Ed. dit Geboomte zelfs overvloe- diglangsde Rivier gezien. Het isde zelfde Gom, die men thans noemt Gom van Senegal , be- {taande het verfchil flegts in de groeiplaats of uitkiezing : alzo zy op de Boomen wit, geel en rood, valt. De Arabieren kooken de Melk , tot hunne Spyze, ’er doorgaans mede. Een gehee- le Karavaane van Kooplieden heeft, in de boe venfte deelen van Egypte, by gebrek van Eet- waren, eers het leven behouden door een ges deelte van deeze hunne Koopmanfchap te nut- tigen. Voor Gedierte , dat door fcherpen Af- gang aan den Loop raakt, is deeze Gom zeer dienftig : zo ook in Menfchen. Ik zwyg van de memigvuldige gebruiken „ die zy in de Sa- menleeving heeft. Wegens de overeenkomst moet ik hier laa- ten volgen het Geflagt, by LINNzeus gety- teld CHRYSOBALAN Us, Niettegenftaande het Gewas van fommigen flegts als een kleine Heefter is waargenomen : terwyl anderen het befchryven en afbeelden als een taamelyken Boom, die de Vrugten wit, rood of Violet heeft. Derhalve begryp ik ook geens- zins PRC OTSIKENIDINE Te 5% geenszins de reden van deezen Geflagtnaam „ zi van BrROwNE afkomftig , die een Vergulde of He. AFDEEL. XII, Goudkleurige Noot of Eikel zou betekenen. Hoorps De Kenmerken, welken hetzelve van ’t voor- STUKs gaande onderfcheiden , beftaan enkel daar in, dat de Vrugt , die ook een Pruim is , een Steen heeft met vyf Sleuven en vyf Klepjes. De Heer JACQUIN, die ze op de Groeiplaats waargenomen heeft , zegt maar dat de Steen flaauw vyfhoekig is en omtrent vwyfkleppig , hebbende fomtyds ook zes of zeven hoeken. Zie onze Praar XI. Fig. 2, van hem ontleend. De eenigfte Soort (1) dan , of wel de Ver- zameling van Verfcheidenheden, (want Lr N-,, N&Us is daar over in ’t onzekere;) voert den <9 Chrahds anus Ica-= Icaco- bynaam van Zcaco, diende Wilden, in de West- Praimene indiën, aan deezen Boom en deszelfs Vrugten geeven. ROCHEFOR * verhaalt , dat ’er een geheele Natie aan den Golf van Honduras is, welke men JZcaques noemt , wegens het werk dat zy maaken van deeze Pruimen , die hun tot Voedzel ftrekken. Men wil zelfs dat zy , tegen den tyd der rypwordinge van dezelven , hun Land (1) Chryfobalanus. Syst, Nat, XII, Tom, Il, Gene ózr, Pp. 342, JACQ. Amer, Hif?, 154. T. 94. Icaco Frutu ex albo rufescente nigro, purpureo, PLUM. Gen. 44. Ïc, 159, Chryfobalanus Fruticofus , Foliis orbiculatis alternis , Floribus laxe racemofis, BROWN. Fam, 250. T. 37, f. s. Frutex Folio Cotini crasfo, in fummitate deliquium patiente, Fruâu ovali coeruleo. CATESB, Car, I. T, p. 25. SELIGMAN. Vogel, Ie Da Guajera, MARCGR. Bras, T, 2, C, 4» k Oog Ti DEEL, Ie STUK, Pl, Er ei IE 82 TWINTIGMANNIGE BooMER, Land met Wagten bezetten , op dat hunne Na- it buuren hun die niet ontrooven mogen. Zy zyn Hoorb STUK, Tcace- Ps aimen,” tweemaal ’s Jaars , zegt hy , met witte of Violette Bloemen bêladen , waar op dan Vrugten volgen van even de zelfde Kleur. CaTrsBy zegt, dat de Vrugten meeftendeels blaauw „ doch eenie gen ook geel of rood zyn; de Bladen Hartvor- mig, en hy maakt ’er een!Heefter van, die vyf tot tien Voeten hoog wordt. Pater LABAT zegt, dat fommigen het een Appelboom heeten; om dat de Bladen meer naar die van de zodae nigen, dan van Pruimen, gelyken zouden. Hy hadt ‘er nooit gezie, wier Stam meer dan zes Duimen dik was: de Bladen waren byna rond, blinkend geelachtig groen. Hier van dan moog- lyk de Geflagtnaam. De Groeyplaats was meest op Zee - Oevers en Steenrotfen. De Heer JACQUIN zegt, dat dit Gewas op de Karibie fche Eilanden ‚en aan de mabuurige Vaste Kust, in Kreupelbofch en open Velden aan den Zee- kant, natuurlyk gtoeit, bloeijende byna hetge= heele Jaar, doch in Juny en December de meefte Vrugten geevende. Zie hier, hoe zyn Ed. het befchryft, Het is een ongeregeld Takkig Boompje, van drie tot tien Voeten hoog, hebbende een Roest- kleurige Schors met Afchgraauwe Stippen ; de Bladen rondachtig Eyvormig , ftomp, effenran= dig, Lederachtig , glanzig, zeer kort gefteeld , overhoeks geplaatst , twee Duimen lang : de Trosfen Takkig , Tuilachtig „los en kort, aan de enden WIC OS MN: MD Rn a, s83 enden en in de Oxelen :jde Bloemen Reukeloos, U klein en wit, zeer naar die der Pruimen gely- An kende: de Vrugten rondachtig , ongevaar een Hoorn- Duim dik , nu eens effen , meest met vyf ‚doch STUK. ook met zes of zeven Sleuven; de Kleur, naar 0D ’t verfchil van Plaats en Grond, rood, paarfch , geel, witachtig of gemengeld, zynde nooit van hem blaauw gezien : waar uit zyn Ed, vermoedt, dat de Heefter van CaTrsBY mooglyk hier van in Soort verfchille, Onder een dun Huidje hebben zy een weinig wit Vleefch , dat zeer vast aan den Steen zit, wan zelfftandigheid als gekookte Appelen , zoet en wrang, doch niet onaangenaam van Smaak. De Steen , die altoos fpits Eyvormig is , bevat een zoete eetbaare Pic. De Vrugten worden op de Markten ver- kogt en raauw gegeten ; hebbende zyn Ed. zelf, eens zeer dorftig zynde , een groote menigte daar van, zonder eenig kwaad gevolg, verflon- den. In Suiker gekonfyt acht menze veel, en Jaarlyks wordt een groote menigte daar van naar Spanje overgezonden. De Spaanfchen noemene ze Tcaco , de Franíchen Jcaques en de Engel. {chen Cocco- Plumbs. C RAT A&G Us. Haag - Appelboom. Onder de Twintigmannige Planten komt maar één Geflagt van T'weewyvigen voor, en dit is het, dat den naam voert van Cratagus, afkom- ftig van THEOPHRASTUS, die de Eerfte Soort zou bedoeld hebben. Oo 4 De Ei. DEEL, lo 584 TwiINTIGMANNIGE BooMEn, _ 1 De Kenmerken beftaan , voor * overige, Agde wederom, in een vyfbladige Bloem en in vyven Hoorp- verdeelde Kelk „ waar onder de Vrugt een twee- STUK, _ zaadige Bezie wordt. Het bevat negen Soorten , die allen Boom- achtig zyn, als volgt. L (1) Haag -Appelboom , met ovaale ongelyk Crataegus : Mers getande, van onderen Wollige „ Bladen. Italiaane fche. De Boom, die, van de twee naar de Elzen gelykende by C. BAUuHINUSs, de grootfte is wordt van fommigen Aria geheten , en daar van de bynaam, CLUSIUS zegt, ‚, dat om- > ftreeks Weenen en in de verdere Bosfchen ss van Ooftenryk , inzonderheid tusfchen Stee- ‚> nen en ‘Rotfen, dat flag van Sorben gemeen ss is, ’*t welk fommigen achten de Aria te zyn », van THEOPRASTUS , met Bladen byna , van den Hazelaar of Els, maar van onderen s, volkomen grys, een Vrugt draagende, welke », naar die van den Sorbus torminalis gelykt , s> doch in de Kleur verfchillende „ die rood, is, 9 voor (1) Crategus Foliis ovatis, inxqualiter ferratis, fuubtus to= mentofis, Syst, Nat, XII, T. IL. Gen, Ó22s p 342, Hort. Cliff. 187- Fl, Suec. 398 , 433. Vir. Clif, 43. Mat, Med, 234, ROYEN Zugdbat, 271. SAUVe Monfp, 306. Alni effigie lanato folio major. C. B. Pin. 452, Aria, DALECHe Hift. 202e Sot- bus Alpina, }. Baum, Hifl. Le p. 65. $. Crataegus inermis, Foliis ellipticis ferratis &c. Fl, Lapp, 199. Sorbus fylvetris Anglica, RAY. Fijt, 1459 ma adr ed BENE COL EUMM NS Dot TR: 585 » voor Menfchen niet tot Spyze dienende, en IE „ van geenerley Dieren dan van de Vogelen Ki » begeerd,” Loser geeft 'er een zeer goede Hoorp« Afbeelding van (*) „ alsook ALrPrNus , on-STUK. der den naam van Cerafus Idéa, of Kerfen- „ii boom van den Berg Ida, op ’t Eiland Candia; in de Middellandfche Zee, hebbende de Bladen met Tandjes, van boven geelgroen, van onde- ren witachtig (}). Rurrius wil, dat hy op hooge Bergen by Gotha en in het T'huringer- Woud zou groeijen, en op den Haarts , als ook by Frankfort 5 zeggende dat de Italiaanen hem Metallo noemen , wegens de hardheid van het Hout en dat veelen de Vrugten in plaats van de Jujuben gebruiken (4). Hierom wordt hy van fommigen Berg - Sorbenbhoom genoemd, De Heer HALLER , die dit Gewas in de Bosfchen aan den voet der Alpen en elders in- Switzerland , alwaar hetzelve zeer gemeen is, waargenomen heeft , geeft ’er de hoogte van tien tot vyftien Voeten aan, zeggende dat het Hout broofch is en de Schors roodachtig , de Bladen groot , ovaal, evenwydig geaderd, van onderen zeer wit, Zaagswyze en fomtyds vry diep getand : de Bloemen Zonnefchermswyze, in twee of drie hokjes even zo veel Zaaden be- vat- (*) Lop. Icon, IL. 167, (f) Cerafus Idéa Arp. Pl, Exot. p‚ 2 (1) Cratagus & Mesp. Alpina , Alni Lanato a major RurP. Flor, Jen. Ps to9, 110. Oo 5 IL. DEEL, Il, STUKe U. AFDEEL,. XI, Hoorp- STUK. Sweed. fehc, 586 TwINTIGMANNIGE BOOMEN. vattende. Dit doet hem van de Mispelen vere fchillen. Ondertusfchen vind ik geen gewag gemaakt van de grootte der Vrugten, die moog- lyk als Kerfen zullen zyn. De Heer Linneus betrekt hier toe, als eene Byfoort , onder den naam van Sweedf/che Haag - Appel - boom, dien, welken zyn Ed. in de Noordelyke deelen van Sweeden waargenoe= men hadt , voerende aldaar den naam van Oxel , en hier van zouden de Besfen , onder den naam van Sorben „in de Apotheeken bekend zyn, wordende “ook met Smaak, van de Jongens en van het Landvolk , gegeten, Dit zelfde wordt verze- kerd van de Wilde Sorben in Engeland, welken men aldaar Red Chesf - Apples of Engelfch Wild Fruit noemt, volgens Ray, die getuigt , dat de Vrugten de grootte van Wilde Peeren hebben „ en zeer wrang zyn, wordende door het leggen eetbaar. De Bladen zouden breed zyn en rondachtig, aan den rand geenszins gee tand of ingefheeden. De andere, dien hy de — Witte Straal Boom tytelt , naamelyk de Aria van THEOPHRASTUS, maakte in de Wes telyke deelen van Engeland een grooten Boom uit „ aldaar gemeen , met roode, Wollige Ap- peltjes, kleiner dan Hazelnooten: terwyl dezel. ve niet meer was dan een Heefter, en moog- Iyk nader met de volgende Soort overeenkom- fig. (2) Haags k er” ae deden enn CS PE Oo SNN D'R WA 987 (2) Haag-Appel-boom met Hartvormige ze. IL venhoekige Bladen, wier onderfte Kwabben “PEEL van elkander wykene Hoor. ï STUK, De Latynfche bynaam daar van zyne af. m. komft hebbende; dat de Vrugten, wegens het zus {toppen van den Buikloop, de Pynen en Krim" pingen in ’t Gedarmte (Tormina Ventris) weg- sorben- : b boon. neemen; zo moet ik deezen en niet den voor- gaanden voor den Sorbus der Apotheeken hou- den, dien de Franfchen dlizier of Niacoulier noemen , de Engelfchen Service - Tree of Sorb, de Duicfchers Aresfel of Wilde Sperberbaum. Van TourNeEFoRT wordt hy Crategus mee Slipperig uitgefneeden Bladen getyteld en is by BauniNus onder den naam van Mispelboom met Sellerie - Bladen, die wild is en ongedoornd, of Sorbus Torminalis , geboekftaafd. Behalve Engeland , Vrankryk en Duitfchland , komt deeze Boom ook in Switzerland overvloe- dig voor, ToURNEFORT vondt hem in de Bosfchen van St. Germain en Fontainebleau ge- meen, De Heer HALLER befchryft hem, als cen (2) Cratagus Foliis Cordatis feptangulis, Lobis infimis divaricatis. Syst. Nat. XII. Crat. Fol. Cordatis acutis, La- cinulis acutis ferratis. Hort. Cliff. 187. ROYEN Luzdbhat. 271. SAUV. Morsp. 286. Sorbus torminalis & Cratzgus Theo- phrasti. J. BAum. Hijk. 1. p. 63. Cratzgus Folio feptangulo, fubtus fubhirfuto. HALL. Hel. 354. Sorbus torminalis. Cam. Epit. 162. EnW. Av. 212. Mespilus Apii folio, &c. C. B. Pin. 454. Soxbus torminalis. Dop, Pempt, go3. Kruidb. 1257. II, DEEL 1, STUK, u, ÁFDEEL, Xil. „Hoorp= STUK, Wilde Sorben- De Sorben. 588 TwiNTIGMANNIGE BooMEN, een Boom van tien „Voeten hoog ‚ met een paarfchen Bast , de Bladen byna als van den Ahorn, ftevig , met vyf of. zeven Kwabben ; taamelyk diep ingefneeden , het eerfte en twee- de paar egaal, kort getand , van boven glad en groen , van onderen een dunne Wolligheid heb- bende, die in de oude Bladen ontbreekt. De Bloemen ftaan Zonnefchermswyze vergaard s hebbende rondachtige, witte , geftreepte Blaad- jes, twintig Meeldraadjes en twee als aan el- kander gelymde Pypjes. De Vrugten , ryp wordende ros van Kleur , met witte Stippen en twee Zaaden bevattende , zyn eetbaar en van een aangenaamen zuuren Smaak. Deeze Vrugten zyn roodachtig volgens Do- DON AEUs en hebben ongevaar de grootte van een Hazelnoot, De Latynfche naam is Sorbum ; de Italiaanfche Sorbole & Sorbe, de Spaanfche Servas & Sorbas, de Engelfche Sorbs, de Fran- fche Corme, de Duitfche Speierling of Spór- apfrel, en de Nederduitfche Sorbens Zy heb- ben een verkoelende en famentrekkende kragt, des menze als een Geneesmiddel, gelyk gezegd is, in fommige Gevallen tegen den Buikloop dienftig vindt, doch tot Spyze worden zy niet goed geoordeeld , dan wanneer zy door het leggen murw getand zyn. Men kentze wei- nig in de Nederlanden. Het Hout, welk rood is met zwarte Adertjes en zig zeer Fran polyften laat , inzonderheid dat der Wortelen , wordt tot veelerley klein Werk , gelyk Fluiten, Mesfes | hech- PVE Oo ASA VN ODE RD UE 589 hechten, Tanden van Raderen, Tabaksdoozen IL, enz., of ook van de Draaijers gebezigd, en ) Haag- Appel Boom met Eyvormige , witgen nn G __gulpt-hoekige Bladen, die getand zyn en kn glad. Coccinea. Hoogruoe ‘Deeze, reeds aan BAuHINUs onder dens paam van Zirginifche Mispelboom , met eene Vuurkleurige Vrugt, bekend, is die met Selle- rie- Bladen en fterk gedoornd , van PLUKE- NETIUS, welke een groote hoogroode Vrugt heeft. Men vindtze Gedoornde Mispelboom gee heten , of Haagdoorn van Virginie die zeer groot is, en Ray befchryft hem als den naam voerende van Heilige Doorn, zeggende, dat uit de Oxels der Bladen ongemeen lange, fcherpe en fterke Doorens voortkomen, dikwils zo dik als de Takjes daar de Bladen aan zitten , die taamelyk naar Aalbesfe- Bladen zweemen : maa de Vrugten , zegt hy, van deezen Boom, be. vatten vyf harde Steentjes, digt tegen elkander aan gevoegd , gelyk de Mispelen , en, dit zo zynde, dan moest hy tot dat Geflagt betrok- ken (3) Crataegus Foliis ovatis, repando - angulatis , ferratis, glabris. Hort. Clff. 187. Hort. Ups. 126. GRON. Virg. s4. ROVEN Lugdbat. Mespilus Fol. Cord. &c, Mirr. Dir. T. 179. Mespilus Apii folio &c. PruK. Alm. 249. T. 46. f. 4. Mespilus Virginiana Colore rutilo. C. B. Pin. 453. M. fpino- d fa, £. Oxyacantha Virg. maxima. Arel. Hor. 49. T, 13. £ 3. Oxyacantha Spina fanta dicta. Ray. HIP, 1759. Il. DEEL, II, STUSe soo TwINTIGMANNIGE BOOMEN. IL, ken zyn. De Heer LiNNAus merkt aan 4 u be dat deeze Soort fomtyds fterk gedoornd is, Hoorp- fomtyds ongedoornd , hebbende de Stoppeltjes STUK, f{mal, de onderfte Bladen eenigermaate Wigach- tig, die der Knoppen Spatclvormig, en „zo wel als de- Stoppeltjes en Steeltjes , Klierachtig gee haaird (*). Iv. (4) Haag - Appel = Boom met Lanceiswys’ Eye Cras Gali. vormige ‚ Zaagswys’ getande gladde Bla- Haane- den, en gedoornde Takken. poot. De ongemeen fterke , dikke Doornen , van twee of drie Duimen lang , als Spooren , welken dit Gewas heeft, doen ’er den naam van Haa- nepoot aan geeven. Men gebruikt het in Pen- fylvanie, daar de regte Haagdoorn ontbreekt , zegt de Heer Kar M, tot omtuininge der Lane den. De Besfen waren rood , hebbende de zelfde figuur en fimaak als in de gewoone Haag- doorn ‚ maar de Bladen vondt hy vroeg afgeval. len. Dezelven gelyken in de jongheid naar Peer- | of (*) Sp. Plant. II. p. 632. In Mantisfaaltera maakt zyn Ed. wederom een andere aanmerking, zeggende. Rami adfperfi Punêtis vagis , patentisfime Ramorum e@ rudimentis. Folia cu- neato -ovata „ fublobara ferrata, Pedunculi pubescentes Go- rymbofi. (4) Crataegus Foliis lanceolato- ovatis ferratis glabris, Ra- mis fpinofis. KALM. Jt, II. p. 244. Mespilus Fol. ferratis &c, Mir. Diëf. T. 178. f. 2. Mespilus aculeata Pyrifolia &c. PLUK. Alm, 249. T. 46. f. 1. Mespilus Pruni feliis , Spinis longisfimis foitibus &c. CLAYT. Virg. 55 BEOS ACN DR IT A SOI of Pruimboom - Bladen , doch door den ouder- I ï = d FDEEL - dom krygen zy diepe infnydingen, zo Pru' zn. KENETIUS aarsenoimen hadt, Hoorps STUK, m5) Haag - Appel - Boom met widachtis Ey- v. Cratazus vormige , getande „ eenigermaate hoekige »‚mensors. van onderen Wollige Bladen, en gedoorn- wollige. de Takken, Van deeze is een zeer fraaije Afbeelding gee maakt door Enrer, welke de Heer TRE w uitgaf , zeggende , dezelve gelykt naar de ge- woone Europifche dermaate , dat deeze Karoli- nifche ’er een enkele Verfcheidenheid van fchynt te zyn, met eene geele Vrugt. Zyn Ed, moet dan de tweede Soort van dit Geflagt of Wilden Sorben - Boom , die ook Mespilus Apii folio getyteld wordt, bedoeld hebben. PLUKEN E- NE Tius geeft ’er Aalbesfen - Bladen aan. De- zelve heeft de Kelken Bladerig , de Bloemen enkeld, volgens den Heer MirreEr, (6) Haag - Appel - Boom met Lancetswys’ Ey- vr. yor- Wiridis. Groene, (s) Crataegus Foliis Cuneiformi - ovatis &c. Syst. Nat, XIL Mespilus inermis , Foliis ovato - oblongis &c. GRON. Virg. ss. Mespilus Carolinia &c. TREW. EHRET. T. 17. Mespilus „… Virg. Grosfularie Foliis. PLUK. Phyt. roo. T. 1. (6) Crataegus Foliis lanceolato- ovatis, &c. Syst. Nat. XII. __Mesp. inermis , Foliis ovlongis integris acuminatis &c. GRON. Virg. 163. El, DEEL, II, STUK, 592 TwINTIGMANNIGE BOoOMEN. AE gE vormige ‚ byna driekwabbige , getande, XI gee Bladen , en eenen ongedoornden Hoor D- Lam. STUK. Deeze is een Verfcheidenheid van de Der- de Soort , volgens den Heer GRONOVIUS; zegt onze Ridder thans , daar benevens aanmer- kende, dat deeze Soorten van den Haag - Appel- Boom, in Noord- Amerika voorkomende , zeer veel verandering onderhevig zyn , zo in het hebben of niet hebben van Doornen, als in ’% getal der Stylen en de figuur der Bladen : maar de twee eerfte en de nu volgende Soort van dit Geflagt , zegt zyn Ed. , zyn ongedoornd (*). VII. (7) Haag- Appel - Boom met Lancetswyze ges Re tande Bladen, een ongedoornden Stam en Schubbige Trosfen. Deeze, in Indie voorkomende , is een Hee- {ter met ongedoornde Tekken; de Bladen breed Lancetvormig ‚ ftomp getand „ dikachtig , ge- fteeld; de Trosfen aan 't end, met Schubbige Steeltjes en Elsvormige blikjes , hebbende. | | (8) Haag- (°*) Mantis/a altera. (7) Crategus Foliis Lanceolatis f erratis ,„ Caule inermi , Corymbis Squamofis. Syst. Nat, XII, Sp. Plant, IL. pe 683, UE O Ss ArNe DiR T-A 593 (8) Haag - Appel - Boom , met de Bladen WU Stomp, byna in drieën gedeeld en Zaags- "REE A wyze getand. Hoorns STUK. Dewyl de voorgaande Virginifche Soorten ook crassus Haagdoorn genoemd. worden, geef ik aan dee- a Ze, die by ons zeer bekend is, den naam van Gemeene Gemeene Haagdoorn. De Duicfebers noemenze goon Hagdorn of ook Weifsdorn dat is Witte Doorn, in onderfcheiding van de Sleen = Boom , die Zwarte Doorn geheten wordt. Dus noemen haar de Franfchen Zpine blanche of Aubespine; de Engelfchen White - thorn of Haw- Thorn ; de Italiaanen Bagaija , Aimperlo , de Spanjaar- den Pirlitero. Wy geeven’er ook, eenvoudig „ den naam van Haagdoorn aan. Dit Gewas is door geheel Europa , in alle Kreupelbosfchen , en ook in onze Provinciën, gemeen, De Heer HALLER befchryft het , als een wanftallige Takkige Heefter, het Hout byna zo hard als Palmhout , de Bladen ftevig hebbende en aan den omtrek getand, fomtyds geheel , fomtyds aan den tip driepuntig, fom- tyds driekwabbig als de Aalbesfen - Bladen , met de Kwabben op nieuws verdeeld. De Bloemen Kroonte (3) Crataegus Foliis obtufis fubtrifidis ferratis. Syst. Nat, XII. Hort. Cliff. 188. FI. Suec. 309 , 434. ROYEN Lugdbart, 272. Mespilus Apii folio, (ylveftris , Spinola five Oxyacantha. C. B. Pin. 454. Oxyacantha five Spina acuta. Dop. Pempt, 7s1. Kruidb. 1176. TOuRNeF. dnft, 642. HALn. Hely. 354 Pp MU,DeeEr, IL, STUK, | 504 TwiNTIGMANNIGE BOOME Ne ml, _Kroontjeswys’ vergaderd, fterk van Reuk (*); Arpeer. hebben een omgeflagen Kelk ; rondachtige , aan XI den rand gekrulde, fyn getande Blaadjes; v Hoorne ’ jes; van sruK. _Agttien tot twintig Meeldraadjes en twee lange Gemene ENkelde Pypen. De Vrugt is rood, hebbende Haagdoorn. en, twee en fomtyds ook vier Steentjes ; niet fmaakelyk , doch Meelig: verftrekkende dus dan het arme Volk tot Voedzel , niet alleen, maar dienende hun ook tot het maaken van Bier of Weyn. Veelerley flag van Vogelen hebben daar van hun Winter - Aas. Het zyn, gelyk wy weeten „ Besfen , die op fommige plaatfen in ons Land Spinnekoorns genoemd worden. Het Water der Bloemen werdt door D, RATCLIFF alseen groot Steenbreekend Middel gebruikt (4). IX. (o) Haag-Appel- Boom met ftompe, byna in Cratagus helde drieën gedeelde , eenigermaate getande Bla- Azarol- — den. Boom, Behalve den gemeenhen Haagdoorn is ‘er in Italie nog eene die Azarolo genoemd wordt; wel- (*) Stinkende zegt de Heer HALLER , doch wy zoudenze aangenaam keuren: ten minfte zynze fterk van Reuk. (tf) Aquâ ex Floribus pro magno Lithontriptico ulus est D. RarcLrer. Id, (9) Crataegus Foliis obtufis fubtrifidis , fubdentatis. Syst, Nat. XI. Mespilus Apii folio laciniato. C. B. Pin. 453. Mespilus Aronia Veterum. J. BAUH. Hift. L p. 67. B, Mes- pilus Orientalis Apii folio , fubtus hizfuto, Poe. Orient, 189. ET. 85. DEET ò st ARD Rm Eg welke in alle opzigten grooter is, inzonderheid’ IT. wat de Vrugt aangaat. Men vindt ’er by de Ren Ouden gewag van gemaakt onder den naam van goorpe Aronia en hy wordt, wegens de Vrugten , ooksTus. betrokken tot de Mispelboomen, Hy bereikt £27%% omtrent de grootte van een gewoonen Appel- boom , en is in ’t wilde gedoornd, doch als men hem in de Hoven houdt, en behoorlyk fhoeit , dan verliest hy byna alle zyne Doornen , en geeft Vrugten , weinig kleiner dan Mispelen, met drie Zaadkorrels of Steenen, welke van een aangehaamen rinfen Smaak zyn en van de Itali. aanen, niet alleen gekonfyt, maar ook raauw , met Smaak gegeten worden, Van de Franfchen wordt hy dzerolier geheten. De Heer LinNnmus betrekt hier toe den Orientaalfchen Mispelboom wan Pocock met Sel. lerie - Bladen , die van onderen ruig zyn, De vermaarde ToURNEFORT vondt in Armenie dergelyke Mispelboomen , welken hy voor den Mespilus Aronia verklaart , den Stam zo dik als Eiken hebbende; de Bladen zeer. diep inge- {needen en ruig, zo wel als de Vrugten;, die naar kleine Appeltjes geleeken ‚ Meloenswyze geribd eh van binnen met vyf Steenen, gelyk de Mispelen. Hy geeft, in zynhe Reize , de Afbeelding van dit Gewas (*), Ik vind daar, by LiNNEus, geen gewag van gemaakt. | Ons ij (*) Reize naar de Levant. 11. Deet, bladz. 154, Epe Je DEEL, IE, STe dl 586 TwiINTIGMANNIGE BOOMEN. U. Onder de Plantgewasfen van deeze Klasfe , xij, ín welken het getal der Stylen drie is, komt Hoorp- voor de STUKe S oR BUS, Sorben- Boom. Behalve dit, zyn de Kenmerken, wat de Vrugtmaaking aangaat , wederom de zelfden. De Kelk is ín vyven verdeeld en ’t getal der Bloemblaadjes vyf : maar de Vrugt een drie- zaadige Bezie. Dit hebben echter ook verfchei- dene van het voorgaande Geflagt , in welken het getal der Stylen onzeker is, Men moet der- halve, tot onderfcheiding , de Bladen te hulp neemen, die in hetzelve allen min of meer ver- deeld, in het tegenwoordige gevind , en in het volgende onverdeeld zyn. / Hier komen drie Soorten in voor, als volgt, (a) Sorben-Boom met gevinde Bladen , die Sorbas wederzyds glad zyn. | Aucuparid. ) 6 ) Lyfter- bezien- Onder den naam van Lyfterbezie - Boom is Boom. Hd deeze bekend , dien hy deswegen voert, dat men (1) Sorbus Foliis pinnátis utrinque glabris. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 623. p. 343. HALL. Helv. 250. Sorbus Foliis pinnatis. Hort. CU. 183. Fl. Suec. 4oo , 435. Mat. Med. 235. ROYEN Lugdbhat. 274. GRON. Orient. 151. Sorbus fyl- veftris, Folis domeftice fimilis. C. B. Pin. 415. Sorbus fyl= veftzis. CAM. Epit. 161. Sorbus aucuparia. TOURNF. Juf? 634. Sorbus fylveftris Alpina. LOB. Icon. 107. Ornus. Dom Pempt. 334. Kruidb. 1306, WE Oo SALM DE RE DSA SOY men de Besfen,daar van, veel tot Lyftervangen Ik gebruikt. De Lyfters , Sneppen, Spreeuwen Aan ak en ander Gevogelte , naamelyk, zyn ’er gretig Hoorp- naar, en dewyl dus deeze Boom den Voge-STUE: laaren dienftig is, zo voert hy den naam van En Sorbus Aucuparia , of ook Ornus , in ’t Ira. Boor. liaanfch Ornitelli , in ’t Franfch Fresne fylve- flre of Wilde Esfchen, wegens de Bladen; by ons Haver- Esfchen'of Qualfter- , ja ook wel Kwartelboom , in ’t Engelích Quickel- Tree. By fommigen wordt hy Wilde Sorben-Boom ge- noemd, en, wegens de gelykheid van zyn Loof met dat van den tammen of echten Sorben- Boom , die ftraks volgt, komt hem die naam beter dan den voorgaanden Haag - Appel - Boom toe, De Duitfchers noemenze WVogelbeeren , dat is Vogelbesfen , of ook Maalbeeren , de Sweeden Runn. | De eigentlyke Groeyplaats van deezen Room zyn de Bergen , zo van Europa als van de Oofterfche Landen, en ín de Laplandfche Wil. dernisfen is hy zeer gemeen; doch hy wil ook wel groeijen ‚in laager Gewesten, gelyk onze Nederlanden. Men ziet hem aldaar dikwils tot Sieraad , of ook om ’t gebruik der Befiën, rondom de Hoven en Boomgaarden geplant, De Stam wordt wel een Voet en daar boven dik. De Bast is witachtig. Hy maakt een digte Kroon van dunne Takken , wier Bladen uit zeker getal van Paaren , dikwils wan agt Blaadjes , die ovaal en g@tand zyn, aan Pp 3 eenen 1, DEEL. Il, STUKe 508 TwWINTIGMANNIGE BOoMEN, IL. eenen Bladfteel beftaan, hebbende een oneffen ADE Blad aan ’t end, De Bloemen, en vervolgens Hoorp- ‘de Besfen , maaken groote , platte Kroontjes STUK, uit, De Bloemen zyn wit , met geele Meel- draadjes : de Vrugten hoogrood , wan grootte als Vlierbesfen „ voor de Menfchen walgelyk , en gedroogd fterk famentrekkende, Sommigen {chryven ’er eene Pisdryvende kragt aan toe, Van het uitgeperfte Sap wordt een foort van flegte Cyder gemaakt , en de Geest, daar van overs gehaald , tegen Borstkwaalen aangepreezen. RK: (2) Sorben- Boom met half gevinde, van on- be deren Wollige Bladen, Bafterd- IN 5 ° . Sorben, Een nieuwe Soort , uit den Italiaanfchen Haag- Appel - Boom „ Aria genaamd en den Lyfterbe- zie - Boom gefprooten, thans in Gothland voort- groeijende , maakt deezen Bafterd Sorben- Boom vit, De Bladen zyn gevind, doch de buitenfte Blaadjes loopen famen ; zy hebben het Geweef- zel van de Aria, en de Smaak der Vrugt is rins- « achtig zoet, 1. (3) Sorben- Boom met gevinde Bladen , die Sorhus 4 domestica. van onderen TUS zy Tamme ‚Dee. Sorhen- Ln li (2) Sorbus Foliis femipinnatis fubtus tomentofis. Sysz, Nat. XII. Crataegus Fennica. PF}. Suec. II. N. 433. Y. (3) Sorbus Foliis pinnatis fubtus villefis. Sysr. Nat. XII. HarL. Helv. 351. Sorbus fativa. C. B. Pin. 415. Ebw. Av. z1ir. Sorbus legitima. CLus. Hijl. 1. p. Io. TOURNF. Jr? 3 3, Dop. Pexpt, 803. ; / BPO LSsuAAN Dorr kig soo, bez is eigentlyk de Echte of Tamme Il, Sorben- Boom , by de Duitfchers Sperberbaum Te getyteld , en vreemd in onze Nederlanden , Hoorn. ja zelfs in Switzerland , zo de Heer HAr-STUK. LER te kennen geeft „ alwaar men evenwel in <52 de Hoven nahoudt. In Ooftenryk is hy ge- Boon. meen en zyne Vrugten worden ‘er met Smaak genuttigd , inzonderheid van het Vrouwvolk en de Kinderen, zegt Crusrus, die hem den Echten Sorbenboom tytelt, by de Hongaaren Berkinije fa, by die van Ooftenryk Afchritzen genoemd wordende. In Italie fchynt zyne voor- naamfte Groeyplaats te-zyn, en GESNERUS zegt, dat men hem ook aantreft op de Switzers {che Bergen. Het is een hooge Takkige Boom, met een, De Sor ruuwe geelachtig witte Schors, de Bladen ge- vind hebbende met zeven of agt paar Blaad- jes, niet veel van die der Lyfterbezie - Boo- men verfchillende, doch eenigermaate Wollig. De Bloemen komen aan Trosfen voort, zo wel als de Vrugten, die de figuur en grootte hebben van een kleine Suikerpeer , zynde meer of minder rood, naar dat zy van de Zon be- fcheenen zyn. Men vindt ’er ook die eene ronde figuur hebben en dus gelyken naar klei. ne Appeltjes of Mispelen. Het Vlees is geel. achtig en in de onrypen zo wrang , dat het by- na in de Keel blyft zitten , doch de rype Sorben zyn eetbaar en minder famentrekken- Pp 4 de IT, DEEL Il, STUK IH, ÁFDEEL, XII, Hoorp. STUK. Tamme Sorben- Boem, 6oo TWINTIGMANNIGE BooM EN, de dan de’ Mispelen, inzonderheid de ronde 5 want de Pecrachtige behouden altoos een aan- merkelyke Wrangheid, Gekookt, en in Suiker gekonfyt ‚ zynze niet minder aangenaam en Hartíterkende dan het Kwee-en- Vleefch. Men laatze, om ze te eeten, murw of beurs wor- den , gelyk de Mispelen , en dan wordt het Vleefch ’er flurpende uitgezoogen ; waar van zy den Latynfchen naam hebben zouden, De onrype verfchaffen goede Geneesmiddelen tot het ftempen van den Buikloop en verfterkinge der Ingewanden. Hierom worden de Sorben onder de Winkelmiddelen geteld. Het Hout van deezen Boom is niet minder fraay en tot Schrynwerk bekwaam , dan dat van den Wil den Sorben- Boom , hier voor befchreeven (*). ‘Thans overgaande tot de zodanigen der Twin- tigmannige Boomen , die Vyfwyvig zyn, als in de Bloem vyf Stylen hebbende , zo komt ons eerst daar in voor, het Geflagt van den Mes Pp rL U s. Mispelboom. De Kenmerken hier van zyn de zelfden als van de voorgaanden , maakende „het gemelde en de vyf- Zaadigheid der Vrugten het eenige fte verfchil in de Vrugtmaaking uit (f); waar by (*) Sorbus domeftica non nifi grandeva fruttificat. Harr. zegt de Heer LiNNmus Mant. altera. Dat is. De tamme Sotben- Boem draagt niet dan oud zynde Vrugt. (Ì) De Heer HALLER merkt aan, dat de Vrugt der Sor- ben- BE SMN DR a. GK by men voegen kan, als gezegd is, dat de Bla-, Il FDEEL; den onverdeeld zyn. Ee je In hetzelve komen zeven Soorten voor, als Hoorp- STUK, volgt. Cr) Mispelboom, die ongedoornd is „met Lane zjsspijus celswyze van onderen Wollige Bladen , de Germanica, Gewoone Bloemen enkeld en ongefteeld. Mispel. boom, De gewoone Mispelboom, die zynen naem van den Latynfchen Mespilus , met den Griek- Íchen Mespilos overeenkomftig , heeft, bekleedt hier de eerfte plaats. De Franfchen noemen hem Meflier, de Italiaanen Nespolo, de Engel- {chen Medlar- Tree en de Duitfchers Mespil- baum. Zyne natuurlyke Groeyplaats fchynt in de Zuidelyke deelen van Europa te zyn. Men vindt hem ook in de middelfte deelen, gelyk in Duitfchland, Switzerland, Vrankryk, Enge- land ben - Boomen ook vyf- Zaadig is, fchoon eenige Zaaden mis- draagen: weshalve het onderfcheid alleen inde Stylen, die zvn Ed. Twbe noemt, beftaan zou. Add. - Cx) Mespilus inermis, Fcliis lanceolatis fubtus tomentofis:, Floribus fesfilibus folitariis. Syst Nat, XII. Gen, 625, p. 343. Hort. Cliff. 189. Hort. Ups. 129. Mat. Med. 236. Roven _Lugdbat. 270. Bormm. Lips.…174. Mespilus Germ. Fol. Lau- tino non ferrato. C. B. Pin. 453. Mespilus. Dop. Perpt. 3oï. TOURNE. Jafl. 641. @, Mespilus Folio Laurino major, CIB. Pin. 453. Ep's LDA DEEL, 1. STUK» LA: 602 TwINTIGMANNIGE Boomen, IL. land en onze Provinciën , doch waarfchynlyk AARDDEN js hy aldaar aangefokt , niettegenftaande hy op. Hoorp- de geringfte plaatfen , aan de kanten der Sloo- STUK. ten en zelfs in Ah ‚ Weelig groeit en Mispel- draagt. DO, Hy maakt geen hed Boom, noch ook een fraaijen Stam, met taaije kromme Takken. De Bladen zyn langwerpig , niet gekarteld „ van bo- ven geelachtig groen , van onderen Wollig: de Bloemen groot , uit vyf witte Blaadjes beftaan- de , waar op Vrugten volgen, die wy Mispe- „Jen noemen , iedereen bekend , uitermaate wrang, maar door het leggen murw wordende en dan niet onaangenaam van Smaak. Men heeft ’er „ die alsdan zeer zoet zyn ‚doch anderen blyven zuur, en onder de zoeten zyn groote en kleine Mispelen. Best worden zy ge-ent op haar eigen Stammen „ dat is Mispel op Mis- pel. Altoos heeft ‘er eenige famentrekkende hoedanigheid in deeze Vrugten plaats, For s- Tus verhaalt , dat veelen door het eeten van eene groote veelheid van groene Mispelen zig zelf van een hardnekkigen Buikloop genezen hebben. Men wil ook dat de Steenen, ge- droogd en tot Poeijer gemaakt , tegen ’t Grass veel dienftig zouden zyn, Het Hout is zeer taay ‚en dus in ’ Molenwerk byzonder ge. wild. (2) Mis- OBE US Airp Ark 605 (2) Mispelboom die gedoornd is ‚ met Lan. , i 5 ; FDEElLg cetswys’ Eyvormige gekartelde Bladen en sry,” flompe Vrugt - Kelken. ‚ Hoorp= Sen | STUKe Deeze is de Haagdoorn met Peerebooms- _ 1. Mespils Bladen van BAumiNus en de Gedoornde Mis- po um. pel met Amandelbooms Bladen van Tour-'’ Gedoorn. NEFORT. Men houdtze voor den Beeredruif de. van GALENUS. ’t Gewas wordt van LoBrr afgebeeld en befchreeven onder den naam van Derden Rhamnus van DrosCoORIDES; zeg- gende dat het een laag Boompje is, in de Haagen van Provence en Italie voorkomende , hetwelke , uitgenomen de figuur der Bladen , veel naar den Haagdoorn zweemt, (3) Mispelboom die ongedoornd is, met Lane ceiswyze, gekartelde , van onderen Wolli- ge Bladen. De Virginifche Lyfterbezie met Bladen van den (2) Mespilus fpinofa Foliis lanceolato- ovatis crenatis, Ca- iycibus Fractus obtufis, Hort, Cliff. 189. Vir. Cliff 44, ROYEN Eugdbat, 271, Oxyacantha Dioscoridis {. Spina acuta Pyri fo- liis C. B. Pin. 454. Uva Urfi. DALECH. Hif?, 164. Mespilus aculeata Amygdali folio. TOURNE, Jn/?. 642. Rhamnus tertius Dioscoridis. LOB. Zon. II. 182. | : (3) Mespilus inermis , Foliis lanceolatis „ crenatis , fubtus tomentofis. Hort. Cliff. 139. ROYEN Lugdbat, 271. Crategus Virginiana Fol. Arbut. MirL. Dilft. T. rog. Sorbus Virg. Fol. Arbuti, HERM. Lugdbat. 578. T. 698. Sorbus Aucupatia Vire giniana Foliis Arbuti. BREYN. Prod, p. st, 11. DxEL, II. STUK. UI. Mespilus Arbutifos lia. Virginie fchie, 604 TWINTIGMANNIGE BooMEN. IL. den Aardbezie- Boom, van BREYNS, door den ner berÖemden Hoogleeraar HERMANNUs in Plaat Hoorp- gebragt , maakt deeze Soort uit , welke door STUK, den Heer Mirren ook is afgebeeld. __De volgende Soorten te laag van Gewas zyn- de , om onder de Boomen geteld te worden, gaa ik over tot het Geflagt van P yv Rus, Ooftboom. De Kenmerken daar van zyn wederom, wat de Vrugtmaaking betreft , zeer weinig van die der voorgaanden , en in ’t byzonder het laatíte verfchillende, Hy heeft de Kelk in vyven ge- deeld, vyf Bloemblaadjes ; het Vrugtbeginzel daar onder, wordende een Vrugt met vyf Hol- ligheden en veele Zaaden, Behalven de Peeren- en Appelboomen, zyn hier ook de Kweeën en anderen thuis ge- bragt , zo dat ’er zes Soorten in begreepen Zyn. L (1) Ooftboom met gekartelde Bladen , de Rel sl Bloemtrosjes gefleeld. | Peere- boom. De (1) Pyrus Foliis ferratis Pedunculis corymbofis. Syst, Nat. XII. Gen. 626, pag. 344. P. Foliis ferratis, Pomis baf pro- duêtis. Hort. Cliff. 190. Hort. Ups. 130. Fl. Suec. 401, 436- ROYEN Lugdhat. 266, HALL. Helv. 351. Pyrus fylveftris. Ge B. Pin. 439. Dop. Pempt. 799. Var. Pyrus Bergemotta; P. Boni Chriftianis P. Mofchatellina ; Pyra dorfalia eademque Libralia dia. . BAvum, Hif. 44-53. WEE. 5, AúN. De Rik Asn GO6 Deeze Soort bevat de Peereboomen , die ge- Us woonlyk door de Vrugten van de Appelboomen A onderfcheiden worden , doch aan Blad en Bloe- Hoorp : fem ook kenbaar zyn. De Vrugten , naamelyk „STUEe hebben doorgaans een Hals waar mede zy aan, Pere. het Steeltje zitten of ten minfte geene hollig- heid of indrukking aldaar, gelyk in de Appelen plaats heeft. Hier door , en door middel van de byzondere gedaante , die des Winters zelfs deeze Boomen van de Appelboomen onderfcheidt „ maakte de beroemde TouRrNeErFoORT van ieder een byzonder Geflagt. Men vindtze in ’t Griekfch Apios genaamd; de Franfche naam, Poirier , fchync van den Latynfchen Pyrus afkomftig , daar de Hollandfche Peereboom , de Engelfche Pear - Tree , en de Hoogduitfche Birnbaum ook hunne afleiding van hebben. De tamme zyn naast denkelyk hunnen oîr= fprong fchuldig aan den Wilden Peereboom, die natuurlyk in Europa groeit. Men vindt denzel- ven in Sweeden, in Engeland, Duitfchland en Switzerland , ja zelfs in onze Provinciën. De Heer HaLLER, die deezen , weleer Pirafter genaamd , aan de kanten der Bosfchen en op dorre Landen waarnam, zegt, dat het een groo. te Boom is, gedoornd, hard van Hout, de Blae den fpits ovaal „rondom getand en glad ; de Vrug- ten Peerachtig , doch zeer wrang en byna on- eetbaar hebbende. Daar van zyn echter aan- merkelyke Verfcheidenheden, ten opzigt van de hoedanigheden der Vrugt , doch op ver na zo veel II, DEEL, II, STUK, 6oë TWINTIGMANNIGE BOoMEN. II. veel niet als van de Tarúme Peereboomen, waar xj, van men ’er, op een Hofftede by Harderwyk; Hoorp- volgens den Hoogleeraar D. DE GORTER STUK. ómtrent honderd heeft. In het Hoveniers- Bah Woordenboek van den Heer MILLER wor- den ’er tagtig opgeteld. Men onderfcheidt deeze Boomen , naat den tyd der aanryping van de Vrugten , in drie Hoofde foorten , van Zomer-, Herst- en Winter = Pees ten, Van de eerften telt TouRNEFORT zesentwintig; van de tweeden vierentwintig, en van de laatften vierendertig Soorten , meest met Franfche naamen onderfcheiden. Naaf de hoe: danigheid van de Vrügt, worden deeze allen wederom in Boterachtige fappige of licht fmel- tende in de Mond: in vaste of minder fmelt- baare en in harde of Korrelige verdeeld, Som- migen zyn ’er die aan den Boom, anderen die door ’t leggen typ en murw worden, derhalve - raauw cetbaat, en hierom Tafelpeeren genaamd : veelen , inzonderheid van de Winterpeeten ; moeten gebraden , of geftoofd, ja dikwils lang gekookt worden , om fmaakelyk te zyn, hee- tende daarom Stoof- of Braadpeeren, en eenige weinigen hebben ‘den aart der Wilde Peeren ; dat zy het , naamelyk, nooit worden. Onge= meen hangt de hoedanigheid af vanden Grond, het Klimaat en Saizoen. Ondertusfcheh is het zonderling, dat zy niet aärten in de heete Luet- ftreek. Gedagte Verfcheidenheden zyn altes maal uit Zaad geteeld , het welk ’er dagelyks Dog rlr C0 6 A NiDoiRukvAs 66 nog meer uitlevert , wordende deeze Plantfoe- IL, ‚ pen door Enting of Oculatie tot tamme. Vrugt- art draagende Boomen gemaakt, Veelal ent men Hoorp- hier de Peeren op Haagdoorn , en door Ocu- STUK: latie kan men zo veelerley Peeren , als men, 4°7* wil, op éénen Stam bekomen, _ De Heer LinNaus telt vier Verfcheiden- heden, als aanmerkelyk van den gewoonen trant afwykende , op. De eerfte , door hem genaamd Pyra Falerna, bevat de genen die de Franfchen . Bergamotta noemen. Deeze komen naast met onze Sappige Groentjes overeen , en verfchil- len in de figuur niet alleen, welke Appelachtig rond is , maar ook in Kleur grootelyks van de Suikerpeeren , by voorbeeld , en dergelyken. Zy werden by de Romeinen Koninglyke Peeren genoemd, wegens haare lekkerheid. De twee- de, onder den tytel van Pyra Pompejana , be- helst de zogenaamde Bon Chretiens, die in ‚Vrankryk den eerften Rang hebben onder de Peeren, doch hier te Lande zelden genoeg aan. rypen; hoewel de Gezegende Peeren, Poires de Ja Reine of Koninginne- Peeren genaamd, dik- wils daar voor genomen worden. De derde Verfcheidenheid , Pyra Favonia getyteld, be- vat de zogenaamde Peeren van Jefüs of roode Moskadel- Peeren , tot welken de Saffraanpees ren , Kaneelpeeren en dergelyken fchynen te behooren. De Gratiool- Peeren eindelyk , die men ook wel Pond-Peeren noemen, om dat zy dikwils een Pond weegen , zynde tevens by IL, DEELe IIe STUK» 608 'TWINTIGMANNIGE BooMmEN. U. by den Steel als gerugd of gebocheld , maaken ; xr, Onder den naam van Pyra Volema, de vierde Hoorp- en laatfte Verfcheidenheid by onzen Ridder STUK. wit, De hoedanigheid der Peeren baart in dere zelver eigenfchappen een ongemeen verfchil, De Sappigften en geurigften , volkomen ryp zynde , ftrekken zo zeer tot bevordering van de Verteering , door de zagtelyk laxeerende kragt van haar Sap, als de harde, wrange, on- rype Peeren tot bezwaaring van de Maag , het verwekken van Kolyk en dergelyke Ongemake ken. Veelen , die raauw oneetbaar zyn, wore den door Kooken, ftooven , braaden, lekker en gezonde Spyze (*). Dergelyke verandering brengt het leggen in fommige Peeren te wege. Veel Voedzel, nogthans , moet men niet verwagten van deeze Vrugten „ die voor zwakke Maagen en koude Slymige Geftellen ook dikwils fcha= delyk zyn. De wrangachtige gedroogd kunnen tot flopping dienen van den Buikloop. In En- geland wordt ’er een foort van Wyn van ge- maakt, dien men Perry noemt of Peeredrank, meest met den Appeldrank overeenkomende, u. (2) Ooftboom met gekartelde Bladen , de dh Bloemtrosjes ongefteeld. boom. | Dit (*) Cruda gravant Stomachum, relevant Pyra coêta grava- tum. Schol. Salern, (2) Pyrus Foliis ferratis , Umbellis fesfilibus. Syst. Nat. XII. Py- / Foe ars, A,N/D;R AI A 60 Dit onderfcheid is in de Bloefem der Appel- mz, boomen blykbaar, wier Vrugten ook aanmerke- Arae dyk van,de Peeren werfchillen, door de kort- Hens heid. van het Steeltje en de indrukking of hol. srux. te, daar hetzelve in den Appel gaat. De La Apps tynfche naam is Malus , van ’t Griekfch af= 4 komittig, de Franfche Pommier, van ’t Latynfch woord Pomum „ dat een Appel betekent. De Engelfchen noemen hem Apple- Tree, de Hooge duitfchers Apffelbaum , dat is Appelboom, gen dyk zy de Appelen Apffles heeten. By de Romeinen was Pomum een algemeene naam ‚om Ooft of Fruit te betekenen; gelyk nog tegenwoordig die naam op andere Appelen niet alleen, maar ook op Vrugten van eene Appelachtige figuur, hoewel van geheel andere eigenfchappen, gelyk de Appeltjes der Liefde, by voorbeeld „ toegepast wordt. ’t Woord Pomus hadt derhalve , myns bedunkens, hier beter gepast tot een Geflagtnaam. Pomarium betekende een Boomgaard of ook een Maga- zyn van Ooft „en Pomarius was een Fruitverkoo- per. Pyrus Fol. ferr. Pomis ba concavis. Hort. Ch, 189. Hart. Ups. 130. Fl. Suec, 4024437. Mat. Med, 237. ROYEN Lugds bat. 266. HALr, Helv. 351. Malus fylveftris. C. B. Pin. 433. Dop. Pempt. 790. B, Malus pumila. C. B. Pin. 433. v. Malus prafomela. Ibid. &, Mal. fativa, Fruêg-fang. Colore TOURNE. Jut. 635. €, Mala Cartipendula. J. B. Hif, 1. p. zn C. Mala fariva Fr. mmagmno intenfe rubente, TOURNE. lbid. a, Poma orbiculata. RWELL. Stirp. Qq EL, DEEL, U, STUKS TA. von PA 8 4 6oî TWwINTI GMANNIGE BooMern. per. Wy geeven zelfs den naam van Appel aan Asper andere dingen van eene Appelachtige figuur 5 HOED gelyk den Appel van een Tooren, enz. stuw / Schoon de Appelboom in Salomons Hooglied Appel.) boom, De Ap- pelen, voorkomt als uitmuntende onder de Boomen des Wouds, ís het toch zeer bezwaarlyk te denken, dat hy onzen Appelboom gemeend zal hebben ; die in Paleftina niet natuurlyk groeit, en wild zynde ook weinig fraayheid heeft. Dezelve gelyke veel naar den Wilden Peereboom, vol- gens den Heer HaALLER , die hem in Swit- zerland op de zelfde plaatfen waarnam; doch heeft het Blad wat ronder „ minder getand , van onderen Wollig. ’t Geil der Meeldraadjes is dikwils over de twintig , en de Bloefem van buiten rood. De Vrugten , die hy uitlevert ; zyn, zo wel als de Wilde Peeren, wrang. Van zodanige Wilde Appelboomen: groeit in de mid- delfte deelen van Engeland een menigte langs de Wegen, die niets dan kleine bittere Appel. , tjes draagen , welken men best bevindt tot het maaken van den Cyder of Appeldrank. Dezel. ve wordt aldaar de Crabtree of gag ge. noemd. Van de Tamme Appelboomen , die op der- gelyke manier als de Peereboomen voortgeteeld worden , zyn ook een menigte Verfcheidenhe- den, ten opzigt van de Vrugt. De Heer L rn- Naus telt zes als de voornaamften op. «De eerfte, onder den naam van Paradifiaca , bevat de Paradys- Appelen , die vroeg rypen en aan laas EI, DEEL, Il, STUKe TT € 0 8 AND RI A, 609 Jaage Boomen groeijen 3 hier van heeft men IL witte en roode, De tweede , Prafomela van A BAUHINUs genaamd, in't Hoogduitfch Gru- Hoorp- nicher , dat is Groenlingen , hebben een bleek- STUK: groene Kleur en zyn langwerpig , rins van Smaak, ,,4/#"% duurende den geheelen Winter, De derde, Ru. belliana wegens hunne Bloedkleurige roodheid , zyn uit den wrangen zoetachtig. Men noemt- ze, in ’* Franfch, Pommes de Rouveau , vol- gens LouRNEroRrT. De vierde, Ceftiana ge. naamd , Curtipendula by BAUHINUS, noemen de Franfchen Carpendu of Capandu. Van der= zelver Sap wordt, volgens dien Autheur, in de Geneeskunde tot een Syroop , en in ’t byzonder te Montpellier in de vermaarde Confeêtio Al. chermes ‚ en van de Vrugten om te konfyten gebruik gemaakt. Hy noemtze dus, om dat zy zeer korte Steeltjes hebben. De vyfde Ver- fcheidenheid maaken de Cavillea uit, hebbende een groote fterk roode Vrugt , die naar Violen ruikt. De Franfchen mikemen deeze Calville & Automne. De vyfde, genaamd Zpirotico, zyn die , welken RurLtrius Klootronde Appelen tytelt. Uit de Vrugten niet alleen, maar ook uit het Gewas, zyn de byzondere Soorten van Appel. zo wel als van Peereboomen, door Kenners, lige telyk te onderfcheiden , en deezen zullen zig, in dit opzigt, ten minfte tusfchen een Appel- en Peereboom, fchoon geheel Bladerloos, byna nooit bedriegen. Deeze Kenmerken zyn moeiee Qg bp) lyk Ee DEEL, IL, STUK 610 TWINTIGMANNIGE BooMEN, _M. Iyk in *t algemeen te befchryven, Het Hout Re der Appelboomen is tot Brandhout beter, doch Hoorp- tot Werkhout zo goed niet als dat der Peeree STUK. /poomen, hoewel het, inzonderheid datder Wil. — hee) de Appelboomen ; gepolyst zynde een zeer. _fchoone Kleur heeft, veel dat der Peereboomen overtreffende. Van den Bast wordt in Sweeden — gebruik gemaakt, om het Linnen Citroenkleur te verwen. De Appelen zyn in ’t algemeen , uit de hand genuttigd, minder bezwaarende dan de Peeren, inzonderheid de rinfe en geurige ; ja de zuurte zelfs kunnen tot een goede Verfnapering dienen, voor gezonde fterke Menfchen, De zoete Ap- / pelen worden geacht zeer verzagtende op de Borst te zyn. Gekookt of gebraden zyn de Appelen gemakkelyk te verteeren , doch zo Winddryvende niet. Behalve de welriekende Zalve , Pomatum genaamd , is in de.Apothee- ken ook een Afkookzel , een Conferf en eene Syroop van Appelen bekend. Van deeze laate fte vindt men veelerley Voorfchriften. Daar js een enkelde, een famengeftelde , een Meefter- Iyke, een Hartfterkende , purgeerende, laxee= rende Syroop; als ook een famengefteld Water, een Geest en Extrakt van Appelen, wereldkun- dig (*).- Hier uit blykt, dat men veel op ge- had heeft met derzelver kragten in de Genees- kunde; Het Merg van gekookte of zelfs van | TOt- (*) Zie ErarvienR Apothekers Voordenbeeh , op Pomuur, AM TC OS ANDER A ÓIE Í rottige Appelen, is zekerlyk tegen fommige II Ontfteekingen der Oogen dienftig. Voorts le AE veren de Appelen, door Gifting , dien vermaar-Hoorp:- den Cyder of Appeldrank uit, welke by de°TUKe Engelfchen inzonderheid veel in plaats van Weyn gedronken wordt, en goed zynde weinig daar by te kort fchiet in kragt , geur en fmaak. (3) Ooftboom met hoekig gekartelde Bladen Le: _en gefteelde Bloemtrosjes. | Coronaria. Anau Che, Onder den naam van Wilden Appelboom met welriekende Bloemen is deeze door den Heer CLAYrTON voorgefteld en door MrrLeEmr de Virginifche Crab- Tree met zoetruikende Bloes fem geheten. De Bloemtrosjes zyn gefteeld en hebben gladde Steeltjes: de Kelken zyn glad en van binnen Wollig: de Bladen als die van den Appelboom , maar fcherper getand, (4) Ooftboom met effenrandige Bladen en en- _1v. kelde Bloemen. neen Bern. Boom. (3) Pyrus Foliis ferrato-angulatis , Umbellis pedunculatis, Syst. Nat. XII, Pyrus Foliis ferrato- angulofis, Sp. Plant, I.ps 430. KALM. Jt, III, p. ro, Malus fylveftris Floribus odoratis. GRON. Zirfe 55 (4) Pyrus Foliis integerrimis, Flotibus folitariis. Hort, CU. 160, Mat. Med, 238, ROYEN Lugdbhat, 267, KALM. Tt, TEK p. 107. Malus Cotonea fylveftris, C..B. Pin. 435. B. Malus Cotonca major. lid, 434, 4, Malu Cotonea minor. lbid, Cotonea & Cydonia, LoB. Hif, 580 Quee « Appelen en Kwee- Peeren, Dop. Kruidb. 12450 Qas Els DEEL» IH, STUK, u. 612 T‚wWINFTIGMANNIGE BooMEN. _Deeze Soort bevat den Kwee- Boom , in ia Latyn Cydonia of Cotonea Malus, by de Ita Hoorps laanen Mele Cotogne, by de Franfchent Coignier STUK ee, Marmellos ‚ by de Engelfchen Quince s __Duitfchers Quitten- of Kuiten- Apifel getyteld, of Coignasfier ; by de Spanjaarden id oe, of — y de De natuurlyke Groeyplaats fchynt aan de Stee= nige Oevers van den Donau te zyn. Het is geen hooge maar laage Boom, dik- wils Heefterachtig groeijende en met een ruu- we Schors bekleed, die gereed is om af te fchilferen. De Bladen zyn Ovaalachtig, ge- lyk die der Appelboomen , van boven groen en glad, van onderen witachtig en zeer Wol. lig: de Bloemen groot en paarfchachtig wit. Deeze hebben de Kelk wyd , Zaagswyze ge= tand, van langte als de Bloemblaadjes,. Men vindt ’er met ronde Vrugten, en deeze worden van fommigen Mannetjes Kwee- Boomen of Kwee - Appelboomen : ook vindt men ’er met langwerpige Vrugten , en deeze worden Wyf- jes of Kwee- Peeren- Boomen getyteld. Sommie gen merken aan , dat de laatften eerder ryp worden , en dus verkiest men deeze boven de anderen. Men teeltze door uitloopers of afleg- gers voort, die men door ver - entinge op Haag- doorn verbetert, Men oculeert ‘er ook wel Peeren op. | | De Kwee- Appelen of Peeren, van welken de Portugaalfe , zogenaamd , de besten zyns hebben eene byzondere Woligheid, die ’er den naam ven, Haare hoog-geele Kleur doet verzeke- EN _# GRO MS TA,ND OR Fods- 613 naam van Katoen «Appel aan heeft doen gege. Ik FDEELe ten, dat zy de Poma Hesperidum der Ouden Hporpe geweest zyn (*). Haare hoedanigheid is zo°TUK. fterk’ famentrekkende ‚ dat men de gewoone zÂ* Soorten raauw niet eeten kan , doch gekookt worden zy eetbaar, en geeven aan de Peeren, waar by zy geftoofd worden, een aangenaamer Smaak. Het Kwee-Vleefch ook, of de Mare melade , die men met Suiker van dezelven maakt, is niet alleen zeer lekker , maar verfter-- kende en dienftig voor het Bloedfpuwenen an- dere Vloeijingen , inzonderheid tegen de Loop. Heete Koortfen verbieden het gebruik daar van niet, om dat deeze Vrugten zeer verkoelende zyn. Van dergelyken aart is de Syroop, die men ’er van maakt, Uitwendig opgelegd is het Slym der Zaaden in Aambeijen, Brand en ‘andere Zweeren , een groot Pynftillend middel, byzonderlyk in Oogkwaalen, (5) Ooftboom met gekartelde Bladen, de _v. Bloemen vergaard , de Vrugten als Bes- Pyrus bascata, ee Kers- Á Appel, Pl. XI, Dee. PE ze (*) Pyrus Cydonia Poma Hesperidum antiquoruim. LINNe Alant. alte (5) Pyrus Foliis ferratis, Pedunculis confertis , Pomis bac» catis. Syst, Nat, XII, Mant, 75, Crataegus Cerafi Foliis , Floribus magnis, AMM, Auth, 274. T. 31, MILEe Joe Te 2690 Q a Ie DEEL IIe STUK: | 614 TwiINTIGMANNIGE BOOMEN,. I, Deezen , in Siberie voorkomende, heeft de ae Heer AMMAN befchreeven, en de Afbeelding Hoorp. daar van, volgens de Waarneemingen van den stuk. Heer MerssERSCHMID , uitgegeven: zie’ el /Praar XI, Fig. 3. Het is een Boom, die den Stam niet hoog heeft, de Takken effen, Bla- den als die van den Kerfen-of Kornoelje - Boom ; welke fpits getand. zyn en wederzyds glad , met lange Steelen. De Bloemfteeltjes „ die Draad- achtig dun zyn, komen uit de Oxels der Bladen digt by elkander voort, Zy draagen maar ééne Bloem , die uit wyf rondachtige, holle, witte Blaadjes beftaat, welke vry groot zyn, en twin= tig Meeldraadjes bevat, korter dan de Stylen, die zy ’ervyf heeft. De Meelknopjes zyn geel. , De Vrugt is een roode ronde Bezie , met vyf Holligheden , in ieder van welken twee Eeltach- tige Zaadkorrels of Pitten zyn. De Kelk is klein en valt af. Daed: De Heer LinN&us merkt aan , dat zyn Ed. dit Gewas tot den Mispelboom betrekken zou , wegens de Bezie - achtige Vrugt, doch dat hetzelve, uit hoofde van de dubbelheid der Pitten, tot de Ooftboomen behoort. De Vrugt, door hem in de Tuin van Upfal waargenomen , hadt de figuur , vastigheid, Kleur en Smaak , van een klein zuur Appeltje, doch de grootte flegts van een zwarte Aalbezie , niet van een Kers, gelyk dezelve door M rr rr was afge- beeld. Zy wordt laat ryp. Het Sap is, vole gens den Heer AMMAN, zo rood, dat het die Deo S.A M PRIN 615 die Kleur aan Lywaat geeft. De Rusfen, in IL, „Daurie , maaken 'er een Drank van, dien zy ARDERTe „Quas noemen ; en de Vrugten heeten zy Jab- Hoorn. likis’ dat is Appelen. Aan de Rivier Schilka TUE heeft MESSERSCHMID ze in July gevon= den. (6) Ooftboom, met de Bloemen aan: Trosjes, _vL. : Pyrus de Bladen Zaagswys’ getand, van onderen, poyp rra. Wolk Po'lwiller. ollig, Peeren, _ Deeze Soort heeft ’er thans onze Ridder by- gevoegd „ daar toe betrekkende de Pyrus Pol- willeria by J. Bauminus voorgefteld , en dus befchreeven als een zeer zeldzaam en fchoon Geflagt van Peeren, in ‘bezitting der Baronnen van PoLLwWILLER zynde , en Rotbirle ge- naamd. Zy groeiden aan een Boom van niet minder hoogte dan de grootfte Peerenboomen, doch de Bladen kwamen nader aan die der Ap- pelen of liever aan die van den Berg- Sorben. boom , Aria genaamd , maar kleiner, langwer- pig, van onderen witachtig en met eene digte Wolligheid bekleed , van boven ook Haairig , donkergroen en glanzig, Zaagswyze getand. De Bloemen kwamen in groote Trosfen, fomtyds | veer: (6) Pyrus Floribus Corymbofis, Foliis ferratis {ubrus to- smentofis, Jfant, alt. p. 244. Pyrus Polwilleria, J. BavH. Hif, K. ps 59. Habitat in Germania, Orro MUNCHAUSEN,. L. B, Zie WEINMANNS. Kruidboek, Pl, N, 844. €, IN, DaezLe Ie STUKe 616 TWINTIGMANNIGE Boomen. il. veertig by elkander , uit dikke Stronkjes voort, APDEEL: piet lange Steeltjes, die wederom kortere uits Hoorp- geeven , vry aangenaam van Reuk, Zy bee STUK, /ftonden uit vyf Blaadjes , gelyk die der Peerce ‚ boomen , doch kleiner en wat naar *t geele treke kende , met de tippen roodachtig. De Vrugten gelecken naar Wilde Peeren , zynde rondach- tig, rood van Kleur, fomtyds met witte Stip= pen en van binnen geel , dikwils niet grooter dan een Hazelnoot , en van binnen met Pitten even als de Peeren, zeer aangenaam, van Smaak. DRUKFEILEN. Bladz. 6. Reg. zo. Lees fteilen (T). meme 23, Aantek.{*) Lees Richteren. __ 40. Op de kant Lees Arbor. mm 52. Reg. 25. Zees RICHTER. em 57 Op de hant Lees dentata, en 60, Beg. Is. dees blyven, _—__— 65. Reg. 13. Lees Bloemhuisje. —— Iro. Aant, Reg. 3. Lees pedunculis, ee 13e Rep, To. een Gewas, weeen 114. Reg. to. Lees als. —_— ris. Reg. 2. Voor, de laatfte alleen , Lees „flegts eene, —___— 1zo. Reg. 3. Doe uit ner. —_ 168. Op de kant, Lees fubpubescens, a 169. Reg. 24 mennen Wolligheid, weeneen 184. Aant. Woor Te 86. Lees, B. 26. Bp 206, Reg. 8. Leesden Heer. Sisi s 214. Reg. 19. Lees Deftillatie. danae 221. Reg. 11. Voor twee Lees dries chen 257. Reg. 9. Lees verryzen. , ges: 292, Reg. 18, Lees Carpobalfamunt, nen 1203 Reg, 3. Lees RUMPHIUS. oen 304. Reg. s. Lees , de, voor den ls eee 456. Laatfte Reg. Lees voorftel. Ô Ed 463. Op de kant, Lees Balfem Copayvé. BYVOEGZELS rn VERBETERINGEN, Bladz. 34. Reg. 11. Voeg by, de Vrugt is paarfchachtig. mmm 55, Op de kant , Lees, Comroct, integrifolia, Kffens __bladige, Onder aan, Voeg by, Het Hout is uitermaate hard, mmm Oe REL: 3. Voeg by, onder den bynaam van Sericea , een nieuwe Soort, die ook Boomachtig is, en van den Witten verfchilt, doordien de Bladen van onderen een fyne Wolligheid, als Zyde , hebben, en de bloedroode Takken befprengd zyn met Afchgraauwe Wratachtige Stippen. __ men 93, BRABFJUMe Dit Geflagt is onder de Polygamia mo. foikia verplaatst. | mmm 123, Rez, 16, Hier komt by, onder den bynaam van fpineseens, een Soort, die de Bladfteeltjes Doorn» achtig heeft, Mant. alt. 206. me 143. Reg. 14. Hier komt byseen nieuwe Soort, onder den naam van Gestrum vespertingm , die de Bloe- men eenigermaate Aairswyze op zyde of uit de Oxels der Bladen (pruitende heeft. Loidem amen I55e Aante Voeg by, Chryfophyllum Carolinenfe, Jacq. Ojs UL Ps Je df S4e mem TÓS5: ante Voeg bye Doch in ’t Kruidboek van Prso …— heeft het vyf Meeldraadjes, mum 170, Hier komt by, een nieuwe Soort, onder den naain van Carisfa Spinarwmn, tot welke de Doorens- Boom van Rumerius, Herb Amb. VI. p. 26. T. 10. £, r, betrokken wordt. Zy heeft de Bladen gefpitst ovaal; de andere heeft de Bladen ftomp. Wegens de yzelyk lange , fterke, fcherpe Doorens, waar mee de de Stam en Takken bezet zyn, voert hec den gedagten naam, maen 317, Onder aan. Hier komt hy, een nieuwe of Vierde Soort, met den bynaam van Chinenfis, dat is Chi. neefche Zeepboom , welke de Bladen gevind met gefnipperde Vinblaadjes heeft ; dus naar die van den-Haagdoorn gelykende. De Heer Laxman, Hoogleeraar te Petersburg, heeft dezelve opgege- ven, mm 368, 404. De Katsjoe - Appelboom Anacardiuen is „om dat van de tien Meeldraadjes één geen Knopie | heeft; thans onder de Negenmannigen geplaatst, mm 418, Aante Voeg by. Burm, El. Ind, 102, T. asf z. 7 Ri BiEdZs / Bladz, 436, Dat de Kwasfie tweehuizig zy, de eene Boom Bloemen de andere Zaad voortbrengende, is men _ /door nieuwe Waarneemingen verzekerd, mm 509, Hier komt by een derde Soort, onder den naam van Gareinia Cornea, tot welke het Hoorn - Hout van Rumrr. Amb, IL, p. <5. Îe 30, behoort. Zy heeft de Bladen ongeaderd ; de Steeltjes eenbloe- mig en knikkende. mmm) 519, Het Geflagt van lllieium is onder de Polyandria tolygynia verplaatst , met byvoeging van een nieue we Soort, welke de Bloemen rood, de Vrugten zeer welriekende heeft. Phil, Zrans. Vol, LX. p. Sade Teler —_ 534. De Eugenia krygt, onder den naam van Cotini- | | folia, een nieuwe Soort” zie Jacq. Obs, ITL, pe a. T. 53. Dezelve heeft de Bladen ftomp Eyvor- mig. effenrandig en éénbloemige-Bloemfteeltjes, —_ 580, De Veertiende Soort behoort tot de Heefters, — 591 De Crategus tomentofa heeft lange, {malle Doo- rens. _—__— 592, Laatfte Reg, Voeg Zy. Dit is een-groote Boom, zegt LINNZEUS, De PrAATEN zyn dus ingevoegd: Paar V. tegenover. Bladz, «33. zeem PES Vil ee 273. … « … VIJL, 315. e . ee © VL vane wijt ende IX. ma AO Se Ket al elden \ 2 mmm mn nn Se peat Ren : e EAB EAN kh Ve ra Ed 1 nf ) en an nad