fit NATUURLYKE HISTORIE OQ F UITVOERIGE BASCHRIZING DER DIEREN, PLANTEN MINERAALEN » Volgens het SAMENSTEL van den Heer B Jk Oe \ Met naauwkeurige Afbeeldingen. ERAAN EEDE GLE RA PEREN TWEEDE DEELS, VYEDESTUK DE HEESTERS, TR AMSTERDAM, By de Erven van F. HOUTTUIN. he DOC LERV. Bin P ie BAS EPEN dl e ä À sl Oe, 7 RENTE Be ON dr 5 nf LEDE MEN hi ord Ô EK: INHOUD VAN DIT STUK. We sns DERDE AFDEELINC. De HEESTERS, VL Hoofpst. Befchryving van de Hre- STERS» Wier Bloemen tien Meeldraad- jes hebben , deswegen DECANDRIA of TIENMANNIGE genaamd, tot welke de „Casfia , Ruta en veele anderen behoo- Ten. 9 \X. Hoorbsr. Befthryving van de TwAAtr- MANNIGE HeEsTERsS , Dodecandria , dus wegens het getal der Meeldraadjes, dat meer dan tien of. minder dan twintig „en veeltyds twaalf i is ‚ genaamd. X | Hoorpsr. Befchryving van de HEE- STERS, die Twin TIGMANNIGE ; Ícos Endre , wegens het getal dèr Meel draadjes, geheten worden, tot welken die Gewasfen , welken men Toorts- planten goeint , âls ook de Granaat - Ap- pelen , Roozen , Myrten , en ver- Jcheide anderen , betrokken zyn. XL Hoorpsr. Bêfchryvitig van de Veere MANNIGE HeEsSTERS , Polyandria „ dus wegens het bnepaard getal van Meeldraadjes genaamd ; waar onder ‚de verfcheide Soorten van Kappers, Bladz. é am 124 3 } Ciftus en in *% byzonder dè Thee boom, voorkomen. * a XI &Í, Hoorpsr. Befthryving van de Twrë- MAGTIGE HEESTERS , Didynamia , dus genaamd, om dat 2), van de vier , Meeldraadjes ; twee langer , twee kor- ter hebben; gelyk onder anderen de La- vendel , Kruizemunt en dergelyken ; die tot de Gekrantte of Lipbloemige be- hooren, en veele Uitheemfchen , waar in het zelfde plaats heeft. Bladz, 279 XIII, Hoorpsr. Befchryving van de EN- KELBROEDERIGE HeesTErs „ Mona- delphia , dus genaamd , om dat de Meeldraadjes in derzelver Bloemen fa- mengegroeid zyn , of uit één Grond- ftuk voortkomens gelyk dit plaats heeft in de Geraniums „ Malva’s en ande- ren. mmm 55 XIV. Hoorpsr. Befchryving van de Hre- STERS , wier Meeldraadjes uit. twee Grondftukken. voortkomen, deswegen. DUuEBELBROEDERIGE „ Diadelphiage- naamd; tot. welken byna alle de Vlin- derbloemige Plantgewasfen betrokken Ys mmm 2D XV. Hoorpsr. Befchryving van de. VEEL- BROEDERIGE HEESTERS „ Polyadel- phia, iz wier Bloemen: de Meeldraad- jes tot verfcheide Lighaamen /umen: gevoegd. zyn , die als de Woetftukken daar van vitmaaken, mmm 5Ó6J A AN. AANWYZING per PLAATEN, en der Bladzyden , alvaar de Figuvren aangehaald of befchreeven worden, Praar XXIV. Afbeelding van TiENMANNiGE Heefters. tegenover Bladz. 7 Fig. 1. De Sophora biflora , een fraay Kaaps Bloemge- was. ; i bl, 8 Lett. A. Drie Vrugtballetjes of Nooten van den Gui- landina of Bonduc-Boom uit Westindie, ohh 46 —_ 2, De Chaicas paniculata of Camuneng van ’t Eiland Java in Oostindie. ld PraAT XXV. Afbeelding van TiEN- EN TWINTIGMANNI- GE HEESTERS. N maman mm ae IOS Fig. 1. Een Kaapích Gewas naar de Cunonia of Oo- flerdykia eenigszins ge- lykende. À b Dl. 106 Lett. A. De Styl en Meel- knopjes van hetzelve zeer fterk vergroot. bl. 107 Fig. 2. Een fimalbladige Myr- tus van de Kaap. bl. 179 Lett. B. Een Blommetje daar van , met fterke Ver= grooting, afgebeeld. 5}, 1go Praar XXVI. Afbeelding, van VEELMANNIGE el TWÈE- MAGTIGE Heefters, amd Mt vR Fig. 1. Een Takje van den 4y- . Asfa Boom of Vifch- % GRE Hi dog= —… „doader, uit Oostindie, 4 net Bloem er! ‘Vrubt. El, 275 Lett. A, De Kelk afzon- derlyk, om de vier Sty- len of Stampers aan te iN WVZED. D], mmm Fie. 9. Een Vrugtdraagend. Takje of Tros van het Oostindifche Gewas , Volkameria „ errata ge- naamd, met het Blad. b/. 337: PraaT XXVII. Afbeelding van TwEEMAGTIGE en ENKEL- zál BROEDERIGE Heefters. tegenover Bladz. &4g Fig. 1. Een Takje van een Kaap- fen Heefter met zyne Zaadhuisjes naar den Kuifchboom gelykende. bl. 350. Fig. 9. Een Takje van de ‘Genda-Poura uit Oost- indie, welker Zaad A4- „belmofch heet: bl. A16 Fie. 5. Een Tuilfjë of Vrugt- Tros van de Abrus of Weeg - Boontjes , uit China gebragt. bl; 436: Lett. A. Twee grooter Zaa- den van den Weegkor- reis of Koraalboom. bl. 438. Praar XXVIII. Afbeelding. van DuBBELBROEDERIGE Hec- $ fters; e UN mn ‘mee 493 Fig. 1. Een Kaapfch Gewas, Polygala _ Ewmpetrifolia door my genaamd. bl. 433. Lett. A. Wyst aan het Zaad- huisje in de twee groote -Kelkblaadjes vervat; b hetzelve kleiner en on. volkomener : c de ove- rige Kelkblaadjes en den Kiel van het Bloempje , met zyne Baardjes, den ° Styl doorlaatende , die by d zig duidelyker en _fterk vergroot vertoont met de agt Meeldraad- jes en derzelver lang- werpige Meelknopjes. By e is de vyfbladige Kelk zeer fterk ver- groot, met de overige Bloemblaadjes, de Kiel weggenomen zynde , voor ’t Oog gebragt. Fig. 2. Een Soort van Aspa- | lathus , die ik Peduncu- lata getyteld heb, van de Kaap. bl. 475» Lett. B. Wyst een vergroot Bloempje aan , van dit Gewas, welks Haaírige Kelk meer vergroot voorkomt by f, met den Stylen de tien Meeldraad- jes, die hier altemaal tot cen Lighaam {amenge- voegd zyn, gelyk zy zig by g openbaaren; zyn- de derzelver Meeiknop- jes aldaar ook zigtbaar , zo wel als de geknopte Stempel. By h is de Kiel, met zyne twee dun- ne Nageltjes of Steel- tjes van aanhechting, ook zeer vergroot zyn- de, voorgefteld. Lett. C. vertoont het Zaad- huisje of Haauwtje wat grooter dan natuurlyk. De Haairigheid is hier zo fyn , dat men die niet overal heeft kunnen af- beelden. ded “4 PLAAT Paar XXIX. Afbeelding van DuBBELBROEDERIGE Hee- | ‘ters, ° jp tegenover Bladz. 499 Fig. 1. Een Tak van de Li- paria Villofa van de Kaap , zynde een zeer fraay Zilverkleurig Ge- ‚was , met een fyne Wolligheid. bl. sor Lett. A. vertoont de Bloem, en b, c, d,e haare Blaadjes: f den Kelk, die zeer ruig is en de ’ Meeldraadjes daar in vervat, die by e en 4 nader zyn aangewee- zen; gelyk ook de Styl en het Vrugtbeginzel byi, zeer vergroot zyn- de. Dit alles is breeder verklaard op bl 598, Fig. 2, Een Tak van den Kaapfen Heefter, ge- naamd Pf/oralea aculeata.ll. 549: Lett. B. vertoont den Kelk , en voorts wyzen de klei- ne Lettertjes de deelen van de Bloem aan en het Vrugtbeginzel ,; zynde by j ook een Slip van den Kelk en by k een Blaadje van het Gewas met fterke Vergrooting voorgefteld ,‚ om de Klierachtige Stippen ,„, die zig daarop bevinden, duidelyk aan tetoanen ; gelyk men dit alles om- ftandig kan leezen op bl. 5so. B E- BESCHRYVING Drs PLANTEN. DERDE AFDEELING De HEESTERS. VIIL HOOFDSTUK. ‚ Befchryving van de HeeEsTeErs, wier Bloemen tien Meeldraadjes hebben, deswegen DreAnN- DRIA of TIENMANNIGE genaamd , bog welken de Casfia , Ruta en veele anderen bee hoeren. Beieieinkeen het voorgaande Stuk zyn de Agts Ee “ 1 % mannigen befchreeven : de Negene % Îe mannigen leveren geen Heefters mek uit: des begin ik dit Stuk mer de Tienmannigen , van wier algemeene Verdeeling reeds gefproken is, ‘Het eerfte Geflagt, in die Klasfe voorkomende , heet Jak SoPuORA, Een vyftandige Kelk , aan de bovenzyde bul- tig, bevat een Vlinderbloem , die de Vleugels | | Á zo Il, DEL Vo SrUÊs 2 TIENMANNIGe HEESTERs. IL. zo lang heeft als de Vlag. ’t Getal der Meels AFDEEL, graadjes is tien , allen van elkander afgezon- Hoorp= derd , ’t welk deeze en de volgende Soort STUK. van de andere Vlinderbloem - Planten ondere ede fcheidt. De Styl is enkeld ; de Vrugt een Peul. … ‘Thans zyn twaalf Soorten, uit de drie ande- re Wereldsdeelen afkomftig , in dit Geflagt begreepen , naamelyk 1 (1) Sophora met gevinde Bladen , de Blaade Sephera „Alopecu= jes talryk E) ruig 9 langwerpig s de Steng ides. Ee Hed Kruidig. tige, Deeze bevondt zig in de Cliffortfche Tuin, zynde onder den naam van Zoethout , met knoopige als gewrichte Peultjes, door Bux- BAUM afgebeeld en befchreeven. “TourNe- rorT hadtze Orientaalfch Ervum-, dat over- blyft , Vosfeftaartachtig , met een zeer lange Vrugt, geheten. De Groeyplaats is in de Oos- terfche Landen, i. (2) Sophora met gevinde Bladen, de Blaad- earn jes talryk „ rondachtig en. Wollig. 7 EN e (1) Sophora Fol. pinnatis , Foliolis numerofis villofs ob- longis, Caule Herbaceo. Syst, Nat. XII. Gen. so3. p. 287 Wer. XIIL, Gen. so8. p. 325. Sophora. Hort. Cliff. 156, Er- vum Orientale Alopecuroides petenne, Frutu longisfimos TOURNF. Cor. 27. DiLL. Elth. 136. Glycyrrhiza Siliquis nodofis ,quafi articulatis. Buxr. Cent, III, pe 25. T.46. (2) Sophora Fol, pinnatis, Foliolis numerofis fubrotundis tomentofis, Soph. tom. fol, fubrotundis, FJ, Zeyl, 163, Ine dîe D È 8 a ND att A $ De Wolligheid der Bladen maakt dit Gewas, HL _ geheel Zilverkleurig , en het is tot de Colu-“Srrr tea’s betrokken geweest door HrrMANNus,Hoorp- die danmerkt, dat het een Heefter van Mans°TU% langte hoog wordt, de Bloemen Aairswyze ver-„; "Ei gaard hebbende , welke naar die van Btem ge= Iykeù , en waar op dergelyke Peultjes volgen als in de voorgaande Soort. Het komt over: vloedig in de Kreupelbosfchen , aan de Zee= Kust van ’t Eiland Ceylon ‚ voor; zynde van een fcherpet; bitteren ‚ walgelyken Smaak. Dat het in de Cliffortfche Tuinbefchryving Indigoe phora gehoemd was; is niet Om dat hetde In- digo zou voortbrengen ‚ maar, om dat het tot dien Geflagtnaam betrokken werdt, (3) Sophora met gevinde Bladen, de Blaadjes _ ttr. | Occidenta. talryk en eenigermaate Hartvormig. Ze 4 Westindi- Deeze, door Enrer te Londen getekend ,fche, is doot TREw zeer fierlyk in Afbeelding ge- bragt, Men betrekt ’er toe de Ongedoornde naaf den Koraalboom gelykende Heefter van SLOANE met Bladen als die der Esfcheboo= met ; doch ronder, de Bladen en Takjes ruig : als digophora Fol. tomentofis. Hort, Clif, 487. Colatea zeilani- ca Argentea tota. HEr.m, Lugdh, 169. T. 171, RAy. Hil. 1720. (3) Sophora Fol. pinnatis, Fol. numerofis fubcordatis. Gan lega fruticofa 8c, BROWN. Fam, 289. T. 31, É£. 1. Corallo= dendron Fol. Pfeudo-Acaciz, PLUM. Sp. 21. Je. tor, Arborî Coral affinis non fpinofa. SLOAN. Fam, 144. Hif?, II. p. 40, T. 107. f. 3. Sophora aïborea &c. TREW. Ehret, p. 27. T. 59e A 2 IL DEEL, V. STUKo 4 TIENMANNIGE HEESTERS, _ HL als ook de Heefterachtige Galega van BROwNE; APDEE ke doch deeze Westindifche verfchilt , zo onze Hoorp- Ridder aanmerkt, zeer weinig van de voor- Ae gaande Soort , dan dat de Bladen veel minder 6 Wye p Ey DE ) en naauwlyks van onderen eenigermaate Wollig ZyD. Wv. (4) Sophora met gevinde Bladen, de Blaadjes keke: talryk , Lancetvormig , van onderen Wol- lie , de Steng Heefterachtig. Deeze , aan de Kaap groeijende , is een Heee fter in de Jongheid Wollig, doch ouder wor- dende kaal , hebbende aan ieder Bladfteel drie- en-twintig Blaadjes, en aan ’t end der Takken een Tros van Witte omgekromde Bloemen , wier Meeldraadjes als met Fluweel doorweven zyn , en de Vrugt is een platachtige Wollige Haauw , bevattende van drie tot zes zeer harde Zaaden. v.'= (5) Sophora met gevinde Bladen; de Blaadjes henithen menigvuldig „ ovaal en glad; de Steng Boomachtig. Deeze valt in Japan , en heeft van zeven tot elf Eyronde, dunne, wederzyds gladde Vin- blaadjes , de onderften een weinig kleiner en kleine Í'rosfen van witte Bloemen, (6) So- (4) Sophora Fol. pinnatis, Fol. numerofs lanceolatis fubtus tomentofis ‚ Caule fruticofo, Aant, 67. Sophora Oroboides, - BERG. Cap. 142 ; (5) Sophora Fol. pinnatis , Foliolis plarimis ovatis glabris 4 Caule arboreo, Jdant, 63 BURM, US Ind, 93. AP TEAN DK Wad su (6) Sophota met gevinde Bladen; de Blaadjes lr, zeven in getal en glad. lek ; Hoorp- Een Chineefch Heeftertje met fmalle Senne- nx. Blaadjes , en een geknoopte Haauw, die een vr. lange Snuit heeft, van PrLuKENET , wordt Hepra hier betrokken , zo wel als de Bortftruik van Zdresbian Rumeaius, Anticholerica, dus genaamd , om dS“ dat dezelve een gezegend Middel uitlevert , tot ftuiting van gevaarlyke Galbraakingen. De- zelve isvry gemeen op Java en de Oostindie fche Eilanden daaromftreeks , als ook op de Molukkes, groeijende aan het Strand ter hoog= te van den gemeenen Ligufter , doch de Stam krygt wel de dikte van een ’s Menfchen Arm of Been, De Takken zyn Wollig, de Blaad- jes ovaal, de Bloemen geel, de Vrugten knoo- pige Haauwen , naar die van den Koraalboom gelykende , en Zaaden als Erwten bevattende, f die een bitteren Smaak hebben, zo wel als het geheele Gewas. De Ternataaten noemen ’t zelve het opperfte Geneesmiddel, als tegen drie aldaar zeer gevaarlyke Kwaalen, het Bort, de Pleuris en Venyn, dienftig zynde, (7) Sophora met drievoudige ongefteelde Bla-_ vtt. den, de Blaadjes fmal, Ganiftoides, B remach- Hier “8° (6) Sophora Fol. pinnatis, Foliolis feptenis glabris. Fl, Zeyl. 167. Fruticulus Sinenfis 8c. PLUK. „Amaltb. 18. T. sr. £, to? Anticholerica. RUMPH. Amb. IV. p. 6o, T. 23. (7) Sophera Fol, ternatis fesûlibus , Foliolis linearibus, Bere. A3 Cap, IE, DEEL „V. STUK, 6 TrENMANNIGE HEESTERS, UL Hier wordt zo wel de Bremachtige als de AFDEFLs Walftrooachtige van Bercrius, beiden aan Hoorp» de Kaap der Goede Hope vallende , t'huis gee STUKe bragt, De eerfte heeft PLuKENer onder Be den naam van Kaapfche Driebladigen Brem met Rosmaryn- Bladen 3 de andere onder dien van Afrikaanfche Brem met fmalle hangende Blaadjes , voorgefteld en afgebeeld. De Kiel van de Bloem is wederzyds gehoornd. PAL (8) Sophora met drievoudige, byna ongefteels Zuidelykee de, gladde Bladen , en Degenvormige Stoppelijes. Deeze heeft een Krüidige leggende Steng;- de Bladen zyn langwerpig VES de Groeyplaats is in Karolina. Len (9) Sophora met drievoudige byna oggefteelde nadi Bladen; de Blaadjes flomp- ovaal en glad, de Stoppeltjes zeer klein. Men heeft deeze voor de Indigo - Plant uit- gegeven „ doch de Ondervinding leerde, vol- gens CLAYTON , dat ’er de Indigo niet van te Cap. 140 B, Sophora Gallioides. BERe. Cap. 141, Genifta Rosmarini folio triphyllos. PLUK. Pbyt. 413. f. s. Genifta àfr. Fol. Gallii, OLD, Afr. 31. (3) Sopbora Fol. ternatis fubfesfilibus glabris , Stipulis En- Sformibus, Mant. 378 (9) Sephora Fol. ternatis fubfesfilibus , Foliolis obovatis gla- bris , Stipulis minutis, Mant. 377. GRON, Virg. 64. Cytiíus procumbens Amer. &c. qui Anil fuppeditat. PLUK. „Air, 129, Ee 36, É. 2. ERRET, T, Ie É, Ja N * we . . hed he Ds : ij < nt je E s - en 5 7 5 = e NS 7 re. k \ ef Et ef 5 5 el 5, 5 pe De, 5 N Ë - t 7 e 2 " ei mes SE 5 E sn \ re Ô é 5 5 rn 1 5 he ee me @ y - k. . hd . R ar Enis » . 8 4 . nj rd « es ri . % v » z . & N pl Te c es Ld - : . , pi k , FS ‚re WS „ & { Se : À . 6 " ei n 5 se REN, ze LE enn 7 - s 5 A THA Bare ont, OUT end 4, & Mi van d NES Tekin red \, hà Rd B Nt + 8 ze . / ko 4 . . he ES B: , e \ / ä } : : K v , k 5 \ ; ES = 7 k : \ ‘ \ In d Ì en . k pe - . Rd 2 p | . pe Kd . le - ì 5 ; N , „el £ IG LA 2 . r 5 nb 7 - 2 2 5 = 5 „ d \ 5 neen ht St EE it Snert dze me ed 2xDeel, PLAAT XXIV. Í b E ï 1 1 4 / &, SD Ee CA ND RITA > te maaken ware, Het is een Gewas, naar het III, Spartium gelykende , driebladig en takkig, met EE. kleine rondachtige Zeegroene Blaadjes ; de Sten-Hoorps gen glad en geelachtig, taay, tot aan het endSTUK- van Juiy kaal ; de Bloemen geel; de Vrugt Hie eene Beate bruine , korte , gezwollene Haauw „ welke twee of drie Nierachtige Zaa- den bevat. De Wortel, die overblyft, geeft in ’t Voorjaar Scheuten als Spargies uit. Het wordt van de Engelfchen , in Virginie , Wilde ‘ Indigo geheten. (1o) Sophora met drievoudige gefteelde Bla- X. den , de Blaadjes ovaal en glad, de Stop- wine, pelijes kort en eenigermaate Elsvormig. Deeze , te vooren Crotalaria genoemd ge- weest, heeft een hooge purperroode Steng : de Vinbladen zyn anderhalf Duim lang. ’ Gee was heeft hangende Trosfen van witte Bloe- men, die een Voet lang zyn. De Groeiplaars is in Karolina. (11) Sophora met drievoudige gefteelde Bla- xr, vi k ef 7 e Lu le d 4 den, de Blaadjes Haatrig en ovaal. Lpinach. Deeze ‚ op Kamtfchatka door DEMIDOFE se- (10) Sopbora Fol, ternatis petiolatis , ellipticis glabris; Sti= pulis fubfubulatis brevibus. Syst. Weg. XIII, Crotalaria alba. Sp. Plant. 1o06. Mant, 440. LEG Garoliniana perennis, MART. Cent. Te 44 (11) Sophora Fol, ternatis periolagis , Foliolis ovalibus pie Jofis. Soph. Fol, ternatis Spicà verticillatâ, Am, „Acad, II, Pp. 350. Á M. DEEL, Ve STUK» 8 TIESMANNIGE- HEESTERS, In. gevonden ‚ heeft een gekranfte Aair en Stop: Apple peltjes zo groot als de Bladen; ’ welk deeze Hoorp- Plant zonderling maakt. De Vlag is , gelyk STUK, in de meefte Soorten van dit Geflagt „ raauw- se Fond lyks zo groot of zelfs kleiner dan de Vleu- gels , en de Kiel tweebladig. Men heeft ‘er eene ‚ die de Stoppeltjes rondachtig en ftomp ; een andere die dezelven langwerpig en Ápits heeft, waargegomen. XI. (12) Sophora met enkelde Bladen. iflora. gok. Deeze Soort zou de Bladen nu ronder dan oi XXIV. langwerpiger , nu Wollig dan glad hebben, doch; Hb dat dezelven enkeld zyn , onderfcheidtze ge. noegzaam van de anderen. Ook zyn de Steel. tjes fomtyds eenbloemig , gelyk in het aange= haalde Takje door Sera afgebeeld, naast over- eenkomende met de mynen van de Kaap onte vangen , alwaar zy haare Groeiplaats heeft, Een gedeelte van één derzelven is hier in Plaat ge- bragt, om de Geftalte naauwkeurig te vertoonen. Hier in openbaaren zig, behalve de Bladen, die eenigszins Wollig zyn , ook de Bloemknoppen zagt als Fluweel ; terwyl de purperblaauwe Kleur der Bloemen nog ftand houdt in myne Sé (12) Sophora Fol. fimplicibus. Jfibi, Sop. rotundifolia: tomentofa , glabra, BERG. Cap. 138 , 139, Crotolaria Fol. fimplicibus ovatis &c. Hore, Clif, 357. R. Lugdhat. 374e Crotal. Arbor Africana Styracis folio, mo!li ‚ incano, PLUK, Alm. 122. T, 185, f. 2. Genifta lonen Afric. HEBM, Lurdbat. 279. T. 27I, SEB. Kab. II. 99. Je Mystor Genifta Cap. Bone Spei, BREYN. Cent. ij 29e DsEsCAM WD-K Ela? 9 gedroogde Exemplaaren van dit Gewas, het-, Ill welk door HERMANNUS, met de Bloem en “War het korte rondachtige Zaadhuisje , is in Plaat Hoorp- gebragt, onder den naam van Boomachtige®tUE- a Afrikaanfche Brem , met een blaauwe Bloem.nia. Deeze behoort zekerlyk tot die Verfcheiden. heid, welke Bere1us de Wollige tytelt, en die van BREYN; welke de Bladen zeer puns tig, dik en glad heeft, byna als der Myrthen, tot de Gladde van BERGIUS5 zynde in deeze de Takjes zeer hoekig en fommige Steeltjes tweebloemig. De Vlag is hier, zo wel als in de Zevende Soort, groot en breed , gelyk ik dit ook bevind in de mynen. In die van BREYN waren de Bloemen Goudgeel, de Zaadhuisjes lang en plat, gelyk de Haauwen van de Brem; zo dat men mag denken , of dezelve geen by- zondere Soort zy ; gelyk BeEererus met re- den vermoedt. Tot deeze laatífte behoort ze= kerlyk dat Takje , uit Zaad van Afrika, naar dat van Brem gelykende geteeld, ’t welk door BARTHOLINUS in Afbeelding is gebragt (*). Immers wegens de Bloemen , Zaadhuisjes of Peultjes en het Zaad, alleen, als ook wegens de Hoekige Takjes, is dit Gcwas door fommie gen tot de Brem betrokken, ANAGYRIS. Eer Vlinderbloem , welke de Vlag regt en Zo (*) Arbor Afticana filiquofa Genifte (emine, BARTH. Hafs. IL, Ons. 13e Pp. 347. 3 | 5 Is DEEL V. STUKe 10 TIiENMANNicE HEESTERS. HL zo wel als de Vleugels korter dan de Kiel ADR heeft ; terwyl de tien Meeldraadjes ook van Hoorpe elkânde afgezonderd zyn ‚ met een enkelden STUK. Styl, die een Haauw voortbrengt , maakt de Kenmerken uit. 1. De eenigfte Soort (1) is een zeer bekend Gd Gewas, groeijende op de Bergen der Zuidelyke Stinkende. deelen van Europa. Immers het komt niet alleen voor, in Ítalie, Sicilie en Spanje; maar ook in Languedok en Provence. ,, Touze 9 NEFORT hadt ons een Boompje , daar van, 9, gebragt van een kleinen Heuvel, die by Ar- „> les is, waar CrLusius dit Gewas hadt s, waargenomen; (zegt GARIDEL,) om hete „ zelve te planten in de Tuin van den Heer „DE BEAUMONT , alwaar men het een lan- 9 gen tyd heeft gehouden,” HassELQUIST heeftze zelfs by Smyrna in klein Afie, op laa- ge plaatfen , groeijende gevonden. BaAunHr- Nus wil, dat het de Anagyris der Ouden zy. Gedagte CrLusius befchryft hetzelve als een Boompje, zelden hooger dan eens Mans langte 5 hoewel hy het ook tweemaal zo hoog gezien hadt ; Heefterachtig met veele Takken , die met eene zwartachtig groene Schors bekleed Zyn; (1) Anagyrise Syst. Nat. XII, Gen, so4. p. 287. Veég. Xlll. Gen. so9, p. 325. CLUS. Hift. i. p. 93. Hisp. p. 188. Icon. Anagyris floribus lateralibus. R. Zugdbat. 371. Anagyris foetida. C. B. Pin. 391e DOD. Pempt. 785. TOURNF. Jnf?. 647. Anag. vera foetida. J. BAUH, Hij. I. 2. p. 364. DD E CG A N DD R FI A. ii gyn, geevende Takjes uit , met Bladen als IL Water- Drieblad, van boven bleek groen, van tr onderen wit, en Bloemen naar die van Brem , Hoorp- in Kleur meer dan in figuur, gelykende; waar Ph op Peulen volgen van een Vinger lang ensia Cel een Duim breed , met drie , vier of meer, Nierachtige Boontjes , eerst wit, dan paarfch en eindelyk zwartachtig blaauw van Kleur, Dit Gewas heeft tot zonderlinge Spreeke woorden aanleiding gegeven door zynen Stank, die onverdraaglyk is, wanneer het Loof gefchud of vertreden wordt. Men zeid’, om die reden, Roer de Anagyris niet (*) : even als men in ons Land aanbeveelt , den Drek ongeroerd te laaten , en met de zelfde betekenis. Evenwel zyn ‘er , die beweeren , dat het Gewas, zelfs in ’t voorbygaan, zo geweldig ftinkt, dat men ter Hoofdpyn van kryge. Dit zal van plaatfen daar het overvloedig groeit, gelyk in Spanje , te verftaan zyn. De Ouden verzekerden, dat het Zaad, gekaauwd zynde , een geweldig Braakmiddel uitlevere, | BAUHINE A Van dit Geflagt , welks naam ter eere van die twee voartreffelyke Broeders , weergalooze Verzamelaars van de benaamingen der Planten en (*) Anagyrin ne moveas. EBasMe Adag. Cil, & Ile DEEL, Ve STUBG ra TIENMANNIGE HEESTERS. UL en befchryvers derzelven, J. en C. Bauar- Aen Nus, ontleend is, zyn de Kenmerken , toen Hoorp- ik de vier laatfte Soorten onder de Boomen STUK. befchreef , uitvoerig medegedeeld *. ‘Thans bed ° En Scum „blyven nog de vier eerften te befchryven over , als bladz. 370e RE é Hé (1) Bauhinia met een Klaauwierdraagende mda Steng. Klimmen: | ge dee Deeze Soort fchynt zo wel in Amerika als in Afia te huisvesten, LOEFLING namze in Kumana waar en de Naga- Mu-/alli van Mae labar, een Heefter, met Ranken van een Duim dik, die zig Slangswyze om de Takken van Boomen winden , wordt daar toe betrokken, Zy zitten ‘er zo vast aan, dat menze ’er niet af kan krygen. Hier mede komt overeen het Tonge- Blad van RuMmrurus, die ten opzigt van de Bladen aanmerkt , dat dezelven naar verdeelde Tongen gelyken ; weshalve de Predie kanten dikwils daar van gebruik maakten om de figuur der verdeelde Tongen van het Pink. fter - Vuur aan de Indíaanen af te fchetzen, Deeze verdeeling der Bladen maakt mede een Kenmerk van. de Bauhiniaas uit. Zy behoort tot de Bofchtouwen , en draagt groote platte Haauwen , waar in Zaaden , als Dubbeltjes , met “_ (1) Baubinia Caule cirrhifero. Syst. Nat, XII. Gen. so6, p. 288. Veg. XIII. Gen, sir, p. 326. LOEFL. Jin. 218. Clemae tis Indica 8c. KAJ. Supp, 328. Foliuam Lingue. RUMPH. Amb. V. p. 1. T. 1e Napa- Mu- Valli, dort, JZal. Vil, p @ 57e Te 29e BURM, je Ind, Pe: 94e DAB OT KNN DT RA DM 13 met een Zilveren Rand, Weinig gebruik wordt HE AFDezer 3 8 er van gemaakt, RT dj, Hoorpe (2) Bauhinia met een gedoornde Steng. pg In plaats van Klaauwieren is deeze met me- 4,snsrs, nigvuldige Doornen begaafd , zynde een Hee. Gedoorn- fter van Mans langte, welken de Heer Jac- QurN omftreeks Karthagena, in de Westin. diën , in ’t Kreupelbofch waarnam. Dezelve hadt de Bladen rondachtig en tweekwabbig ; de Bloemen groot , onaangenaam van Reuk, met witte Bloemblaadjes , vyf in getal en tien Meeldraadjes , de Vrugt eene langwerpige anje Haauw , met dergelyke Zaaden. (3) Bauhinia met Eyronde Bladen , wier 1. Kwabben wyd van elkander zyn. Degsn ‘ , gl £ w. dkwab. Die omftandigheid onderfcheidt deeze , wel. bide, ke niet gedoornd is , een Amerikaanfche Hee- fter , met grootere enals tweehoornige Bladen, door Prumier afgebeeld , tot welke die andere van MirLLER, met Hartvormig ovaale Bladen , welke zeer lange evenwydige Kwabben hebben , als eene Verfcheidenheid is betrokken. (4) Bau- (2) Bauhinia Caule aculeato. Hort, Clif. 156. T. 14. ROYEN Zugdbat, 463, LOEFL, 1. 219. Bauhinia aculeata , Folio rotundo & emarginato, PLUM, Gen, 23e Je. 44e f. 1e Jacq. Amer. Hifl. p. 119, T- 177. fe 24 (3) Bauhinia Foliis evatis, Lobis divaricatis. Bauh'nia Fo= liis quinquenerviis &c, Hort. Cf. 156, T. is. R. Lucdbar, 464, Bauh, ron aculeata , Folio ampliori êc bicorni, PLum. Gen, 23e Ic, 44e f, 20 fp, Bauhinia Fol,'ovato « cordatis , Lobis longisfimis parallelis, maart. Dil, Te 61e Il. DEEL, Ve STUK) Ul ÁFDEEL. VIII. Hoorpe STUKe IV. Ungulata. Gehoefde. 1 Casfta diphylla, T weebla- dige. ia TiEeNMANNicE HEESTERS, (4) Bauhinia met Eyronde Bladen, de Kwab- ben evenwydig. Van deeze Soort, niettemin; ook uit Ame: rika afkomftig , maakt zulks de Kenmerken uit. Zy heeft zig, zo wel als de twee woor- gaande, in de Kliffortfche ‘Tuin bevonden: CASSIA. Een vwyfbladige onregelmaatige Bloem; met eenen vyfbladigen Kelk, maaken ‘de byzondee re Kenmerken uit. Van de Meelknopjes zyn de bovenfte drie onvrugtbaar, de onderfte drie Snuitig. De Vrugt is een Haauw. Dit Geflagt is zeer ryk in Soorten ; alzo ‘ef dertig in gevonden worden , waar Onder wel veelen flegts Jaarlykfe Gewasfen zyn; doch om de overeenkomst zal ik ze allen hier be- fchryven, De zes laatften heeft LiNNAUus; wegens de menigvuldigheid der Vinblaadjes , van de anderen, die hy Sean@& noemt, onder den naam van Chamacrifte afgezonderd, (1) Casfia met éénpaarige Bladen en Hartvor. mig Lancetswyze Stoppeltjes, Dit is een Indifche Heefter, met een ronde Steng, twee ftompe , gefteelde ‚ halfronde Blaad- jes, (4) Baubinia Faliis ovatis Lobis paralielis, Syst. Nar. Bau- hinia Fol. ovatis oblongis re&â lineâ bifidis. Hor. Clf. 157. (z) Casfia Foliis coniugatis Stipulis cordato - lanceolatis. syst. Nart, XII. Gen, so9. P-.288. Weg. XIIl. Gen. s14. p. 326. BURM. Fl, Ind, p. 94. Die CAE NID ERE Hus Ï$ jes, die geftreept zyn, hebbende aan een kort, IL “Steeltje, zynde de geheele Takken met de Stop- var peltjes bedekt. Hoorn. TUK, (2) Casfia met tweepaarige Spatelvormige di Blaadjes en tusfchen de agterflen twee Abfus. E nd Elsvormige Kliertjes. ln Een Haairig Gewas , dat vierbladige Senna, met een platte ruige Haauw en eene Goud- kleurig Bloedroode Bloem, getyteld is door den Hoogleeraar J. BURMANNUS, is de Egypti- fche naar den Lotus gelykende van BaAurr- NUS, welke by ArPr Nus den naam van 4h- Jus voert, Het is zeer laag en groeit ook in Oostindie. (3) Casfia met tweepaarige langwerpig Ey- 0 PD ronde gefpitfle Blaadjes , een langwerpige (atie MIK le Klier tusfchen de agterften „ en onder (che. de Steeltjes flaauw drietandige Doornen. Op Jamaika groeit deeze Soort , een Hee- {ter met eenigermaate Wollige Takken , bren- gende uit de Oxels der Bladen yle Bloemtrose fen voort, (4) Cas- (2) Casfia Fol, bijugis obovatis, Gland. duabus fubulatis ine ter infima. Ml. Zeyl. 143, Senna quadrifolia &c. Burm. Zeyl, 212. T. 97. EURM. Fl, Ind, p. 95. Senna exigua Madergspatae na, PLUK. „Alm, 34ï, T. 6o, f. 1. Loto affinis Egypt. C. B. Pin. 332. Abfus. ALP. ZEgypt. 97. (3) Casfia Fol. bijugis, ov. oblong, acum. Glandulâ obl. in- ter infima, Spinis fubpetiolaribus obfoletis tridentatis. 4m, Acad, V. p. 397. LOEFL, dtine 232. Casfia viminea &c. BROWN. Jam. 223. Ie DEEL. Yo STURe UI, ÄrpreL. VIJL. Hoorp- STUKe 1V. Tagera Malabaat- Sche, Ve Tora Ceylon- fche. ti TIENMANNIGE HEESTERS (4) Casfia met driepaarige Blaadjes, een Steelkliertje en gehaairde fpits Hartvor- mige Stoppeltjes, Een hurkend Heettertje , drie of vier Voeten hoog ‚ op Zandige plaatfen aan de Kust van Malabar voorkomende, heeft Draadachtige Tak- jes en korte Bladfteeltjes, wordende de Blaad- jes op Venynige Beeten ge-appliceerd. (5) Casfia met driepaarige Spatelvormige Blaad- jes, de buitenflen grootst, en tusfchen de vier onderften een Elsvormige Klier, Van deeze is de Steng regtopftaande, niet zeer Houtig , ruuw wegens de Lidtekens der Takken , die zig zeer uitbreiden. Men vindt ’er, door verfcheide Autheuren, de Afbeelding van gegeven 5 inzonderheid van die met krom- me Haauwen, Tala genoemd by de Geyloneee zen, volgens HrRMANNUS , doch de alge. meene naam, by de Índjaanen, is Tora, waar van (4) Casfia Fol. trijugis , Gland. petiolari , Stip. ciliatis , cord, acuminatis, Casfia f. Senna fpuria tetraphylla arborese cens &c. Amm. Herb. 603. N, 33 ? Tagera Hore. Mal, U. p. 103. T. 52? Ray. Hifl, 1743 ? BURM, Fl, Ind, p. os. (s) Casfia Fol. trijugis obovatis , exterioribus majoribus „ Glandulà fubularâ inter inferiora, Mant. 378, R, Lugdbat, 4683. Fl. Zeyl. 152. Hort. Ups. 100, MILL, Dil. T. 32e Casfia Siliqu quadrangalari, Dirr, Elh, 72. T. 63. f. 73e B. Casfia humilis Siliquis Foeni gracie PLUMe Spec. 13. T. 76, f. 2. Senna Orientalis hexaphylla, HERM. Lugdbat. $57. PLUK. Alm. 342. Galega Indica miner hexaphyllos Ammanni, RAF. Hift. 9 Ike BURM. FL Ind. Pe 95 \ 3 D Er MND. Ritek As 17 van het den bynaamdraagt, PruKENErTius, Hls noemt het Oostindifche zesbladige Senna , met REDA länge kromme Haauwen, en, zo het de Laat Hoor: Casfia, met F enegriekbladen , ook is van Pr y- STUK. MER, dan zou deeze Soort in de beide In- diën huisvesten. (6) Casfia met driepaarige Spatelvormige glâd. , dor de Bladen , de binnenften ronder en klei- Ee, ner, met een ronde Klier daar tusfchen, Aa geplaatst.” Deeze Indifche is Boomachtig en zeer glad, hebbende rondachtige Haauwen , taay van Schil ; met een dubbeld rond Hokje. (7) Casfia met driepaarige, gerond Eyvormi- _ vir. ge, witgerande, gelyke Blaadjes. zu Vitgeran- Van deeze , die op de Karibifche Eilandende, valt, zyn dóor StoÁNE de Afbeeldingen ge- geven, zeggende, dat het een Gewas is , ‘t welk veele Ryzen van een Vinger dik , ter hoogte van zes Voeten „uitfehiet, draagende Haauwtjes va anderhälf Duim of langer, van binnen een. pur-= (6) Casfia Fol, trijagis obovaris glabris, inter. rotundior, minoribus , Glandulàâ, interjetà globofâ, More. Clif. 159. Hort. Ups. 100. RK. Eugdbat. 468. Casfia hezaphylla Siiiquâ bicap{ulari, PLUM. Sp. 18. Te 76. f. 1e BURM. HF. Ind, Pp. $5e _ 7) Casfi a Fol. trijagis ovatis rotundatis emarginatis «qua libus. Hort. Cf. 159. Re Lugdbatr. 467. Casfia minor frutie cofa hexaphylla Senne foliis. SLOAN. Jam, 146. Hij? Ile Ps 44. T, 180, RâJ. Dendr, 110. B B Ile DEEL, V, STUKe 138 TIENMANNIGE HEEsSTEns. vee purgeerend Merg bevattende, als de Pyp- Kas- NEEtfie, en de Bladen werden aldaar even als de Hoorp- Senncbladen gebruikt. STULe vir. (8) Casfia met driepaarige Eyronde. ftompacht- ee tige Blaadjes, dee „De Stinkende Casfia met Senncbladen van DrrLrENius van Kuba; de kleine Kruidige Senne , die ftompbladig is, doorgaans zesbla- dig , van SLOANE op Jamaika gevonden ;, wordt hier bygevoegd het Hoenderkruid van RuMmPHrius,dus genaamd , om dat hetzelve op Ambon tegen de Snotterigheid der Hoen- deren gebruike wordt , zynde een Boomachtig: Heeftertje „ met Haauwtjes van een Pink lang , … een Pypefteel dik, waar in kleine Zaaden. IX. (v) Casfia met vierpaarige , Lanceiswys’ Ey- Falcata, ronde , agterwaards omgekromde Blaad- Krombla- é hd dte” jes, en een Kliertje aan het onderfte der steeltjes. Van‘ deeze Soort , uit Amerika afkomtftig , bevondt zig eene Flant in de Kliffortíche Tuin. | | (zo) Cas- aj 3) Casfia Fol. trijugis obovatis obtufinsculis, Casfia foetida , Fol, Senn, Italice. DiLL. Elth, 71. T. 62. f. 72. Senna mi- nor herbacea , plerumque hexaphylla , folio obtufo, SLOAR. Fam, 148. Hifl, Il. p. 47. Te 130, f. s ? Gallinaria rotune difolia. RumeH. Amb, V. pe 283. Te 97ef. 2, BURMe Fl, Ind, Pp. 95. | | ; (9) Casfia Fol, quadrijagis ovato =lanceolatis, retrorfna falcatis, Glandulâ baseos Petiglorum, Hort, Clif. 159e Dt A Hm te (10) Casfia met vjfpaarige Lancetswys Ey-, Ul ronde Blaadjes, ruuw van Rand, de hui. AFDEEL. tenften grootsts meteen Kliertje onder aan Boorn: - de Steeltjes. nn Deeze is, onder den naam van Westindifchef ne Sennà, die den Stank van Heulfap heeft, met Westindis gefpiefte rondachtige Blaadjes , glad zynde at door COMMELYN in de befchryving van den Amfterdamfchen Tuin , afgebeeld, Het Ge- was „ van Jamaika afkomftig, hadteen Steng van anderhalf Voet hoog, met vyfpaarige Bla- den in de jongheid , en maar driepaarigen in de volwasfenheid, De K liertjes der Bladfteelen zyn paarfch. (11) Casfia met vyfpaarige, Lancetswys’ Ey- Pi LK dn ronde, gladde Blaadjes , en een korg pies Á onder aan de Steeltjes. Plathaaús WIge. Deeze, door de platheid van haare Haauwen vitmuntende, ís van PrLuMIER in Zuid- Ame. tika ontdekt, (12) Casfia met vyfpaarige fpits Byronde xir. gladde Blaadjes, de Steeltjes ongeklierd, ii” Diteyp- Kasfië, (ro) Casfia Fol. quinquejugis ovato = lanceolatis , margine fcabris ; exteriotibus majoribus ; glandulâ bafeos Fetiolorum. Hort. Clif, 159. R. Lugdbat. 467. Senna Occidentalis Odore Opii vitofo &c. Comm. Hort, I. p. St. T. 26. “(x1) Casfia Fol, quinquejugis ovato « lanceolatis glabris ; Glandulâ bafeos petiglorum. Pum. Je. 77. R. Lugdbat, 463. (12) Casfià Fol. quinquejugis ovato- acuminatis , glabris B a Perio 1f. DEELe Vo STUKe Hi, AFDEEL. VIII. Hoorp- STUK. Eenwyvi- le 20 TIENMANNIGeE HEESTERS, Dit is het Gewas, dat de gewoone Winkel. Kasfie, of Purgeerende Casfia der Apotheeken, uitlevert, Hetzelve groeit zo wel in Oost- en Westindie, als in Egypte, Ethiopie en Syrie , wordende ons de meefte van Alexandrie of el- ders uit de Levant, toegebraot, Men noemtze daarom Casfia Alexandrina, Casfia Eg yptiaca, @ Il. D. IL. STUK. bladz, 328. E i- rvd en Casfia folutiva of nigra ; door welke benaa- mingen , inzonderheid, deeze van de Casfialig- nea of Hout- Kasfie, te vooren door my reeds befchreeven * , onderfcheiden wordt. Sedert eenigen tyd , evenwel , is ook uit Westindie een menigte van dergelyke Pyp- Kasfie in Vrankryk , aangebragt, doch veel flegter , zegt Gerorrroy. MOonNArpvDez verzekert , dat die van St‚ Domingo en Porto Rico immer zo goed is als de Egyptifche (*). « In Oostindie valt deeze Drogery , niet minder dan de Le- vantfche in hoedanigheid, Gewas , dat dezelve voortbrengt , is door ArriNnus afgebeeld en befchreeven. … De Casfia fifvula, zegt hy, welke de Egyptenaa= ren Chaiarxambar heeten, is een Boom, die in Stan, Takken en Bladen , veel gelykt naar den Nooteboom , doch de Bladen zyn talryker , tien aan eenen Bladfteel , die eens zo » lang Petiolis eglandulatis. Fl, Zeyl. 149. Afat. Med. 199, HAS- SELQ, !tin. 468, 507. Casfia Fifkula Alexandrina. C. B. Pin, 4es. CoMM. Hort, 1. ars. T. rro. Casfia Fiftula. RUMPH. Amb. 1L p. 83. T. 21. Conna. Hort. Mal, I, p. 37. Te Ake (*) Ap. CLUs. in Exoticis. Pe 332e 93 3 a) 3% 93 DE ENGELEN DE ROES AG ar „lang is als in de Nooteboomen en aan tend IE En dkleuri ] ÁFDEEL, „, gedoornd. Hy draagt Goudkleurige Bloe- vir, 2) bb) derwaards. In ’t midden heeft ieder Bloem, veele Draadjes, gelyk de Roozen, waar van allengs dikke Haauwen voortkomen, die regt en rond zyn, van dikte als een Rotting, de grootften byna twee Ellen lang. Een gee „, heel Jaar hebben deeze Haauwen noodig, om aan te groeijen en ryp te worden: want „, de Egyptenaaren zamelen niet in, dan in ’ > Midden van den Zomer, wanneer men reeds > Wederom een menigte jonge Scheedjes aan de s, Boomen ziet, die in Juny by Kairo en Ale« s, Xandrie in Bloem ftaan. Van die kleine ‚‚ Haauwtjes, verfch en groen, gekookt en in s> Suiker gekonfyt , wordt een groote menigte ‚‚ buitenslands verzonden,” | VesrLINGrIus merkt aan , dat de Casfia. Boom veel kleiner dan een Ockernooten- Boom is , en fraaijer, inzonderheid als hy bloeit, kos mende veel oplaage plaatfen , aan den Zeekant „ in Egypte voort, alzo hy de vogt®heid bee mint, Dus vondt ook HAssELQUIST naby het Kanaal , dat het Nylwater naar Alexandrie leidt, op een vrugtbaar Land, tusfchen de Da- delboomen eenigen, wier Stammen van twee tot drie Span dik en twaalf. Voeten lang wa. ren ‚ doorgaans bogtig en glad van Schors. Zy bloeiden ’er de geheele Mey - maand, Deeze B 3 in IL DEEL, V, STUK, men, als die der Violieren, maar veel groo- Hoorp- ter en talryker , hangende aan Trosfen ne- STUK, Monog y= ia, | ee TIENMANNIGE HEESTERS, UL in ’* Arabifch genaamd Hiarfchiamber , hadt AJREL maar vier paar Bladen aan een Steel, die aan Hoorp- de Punt uitgegulpt waren 3 doch een ander , STUK. _ Sopher genaamd , welken hy in.de Tuinen te Kaie pee ro vondt ‚ hadt vyf paaren van gefpitfte Blaad= jes , wordende dezelven, van de agterften tot de voorften, allengs grooter. Een derde, ge- naamd Ketfchta, hadt zes paaren van Lancets- wys ovaale Blaadjes , de buitenften kleiner; maar deeze kwam zeer weinig in de Tuinen van Egypte voor, wordende gezegd de Vrugt vol te hebben van een dikachtig wit Sap, De Groey- plaats van deezenlaatften was in Arabie en Indie, Javaanfche. RumMmrHius befchryft hem, onder den naam van Tronsmelftok «Boom „ die de grootteen fi- guur, in Oostindie, byna van een Nooteboom heeft, en Bladen van vyf of zeven paaren aan een Steel „ ovaalachtig , voor Ípits „ doorgaans vyf Duimen lang. De Bloemen, zegt hy, be- {laan uitvyf geele Blaadjes, ongelyk geboogen , en bevatten veele Draadjes, met graauwe Knop- jes, fteekende vier buiten de Bloem uit, en tuse {chen dezelven komt het Vrugtbeginzel voort, dat, gelyk hy wel aanmerkt, maar enkeld is in ééne Bloem, - De Pypen , die men, zegt hy; in Indie Frommelftokken noemt (*) , hebben de langte van twee Voeten, en de dikte van een (*) Deeze naam is niet alleen vande figuur , maar ook van het rammelend geraas dat Zy , typ zynde en hard , door den Wind aan de Boomen maaken, 't welk Men(chen en BeeÂen ver(chrikken doet „ af komftig, MRE Cr MD RT Be a3 een. Duim , zynde dezelven een langen tyd _ 1. groen, en zo zagt dat men ze buigen kan, ryp Arbeit wordende eerst bruin en eindelyk zwartachtig, Hoorp- Op Java groeit deeze natuurlyk in de Bosfchen „STUEe wordende aldaar Caju Radja geheten, Se De Conna van Malabar, welke ook eene Pyp- mata- Kasfie is, heeft den ten fomtyds zo groot, baarfche, dat een Man denzelven naauwlyks kan GEE demen. De Schors of Bast is Afchgraauw en famentrekkende. De Bladen beftaan uit vyf paaren , met een oneffen Blad aan ’t end, en zy loopen fpits uit, zynde taamelyk dik en glad, De Bloemen komen aan Risten , van twee Spannen lang, voort , gelykende naar die , welke men Hemel- Sleutels noemt : zy zyngeel en bevatten tien Meeldraadjes , waar van drie langer ‚buiten de Bloem uitfteekende, de ande- ren korter, allen met bruinachtige Topjes. Aan de Haauwen wordt, op de dikte vaneen Duim, cok de langte van twee Ellen toegefchree- ven (1). De Hoogleeraar BurRMANNUs heeft, Ofl-koromane der andere gekleurde Aftekeningen van de Kust delfche. van Koromandel , ook eene onder den naam van Caju Conne ontvangen, welke zekerlyk toc de Casfiaas behoort, doch van de gemelden in eenige opzigten verfchilt. ’t Getal der Vins blaadjes is wel doorgaans tien, maar de Stop- pele (+) De Ellen zyn op veele plaatfen korter dan de onagn en fomtyds maar anderhalf Voet lang. B 4 II, DEEL, V, STUK, 24 TFIENMANNIGE HrEEsTERS, UL. peltjes zyn hier taamelyk zigtbaar, terwyl zy Annas E zig in deeze Soort, zo de Ridder zegt, naauw- Hoorp- lyks openbaarcn. ‘Ook heeft de Haauw een rs geheel andere figuur, meer naar Trommelftok- Gou ken gelykende; doch gezegde Hoogleeraar merkt aan ‚ dat ’er een groot verfchil is onder de Kasfie- Boomen en deeze fchynt tot geen ande- re Soort betrokken te kunnen worden. De Pyp-Kasfie heeft in de behandeling meer oplettendheid noodig „ dan veele andere Dro- geryën. Dewyl het Merg der Haauwen , waar inde Zaaden zitten, alleen gebruikt wordt, en hetzelve van eenen ligt bederfiyken aart is, zo wordt , met reden, naauwkeurig gelet op dez- zelfs deugd. En, om goed te blyven, moeten de Scheeden geflooten zyn 5 terwyl men uit- wendig aan dezelven g geen verfchil ontdekken kan, De Egyptenaaren verwierpen die , waar in de Zaaden , by ’t fchudden, nict rammel. den, zegt ALPiNus; alzo Zy Zn » dat de zulken door te groote vogtigheid bedorven waren. Zy bewaarden ze dikwils veertig Jaas ren lang, in Pakhuizen of Kelders opgeftapeld , en dezelven moeften vier of vyf Maanden oud zyn, eermen ze gebruikte, De Europifche Dro- giften verwerpen hedendaags die rammelen , en agtenze , hoe frisfcher menze krygt, hoe beter, By ’t openen van de Scheeden moet het Merg zwart , dik , vet en zoet, geenszins zuur of: befchimmeldzyn. Ziehierhoe HassrErQuIisT bevond , dat men ’er hedendaags in Egypte mede te werk gaat, » De DEGAND REM as ‚, De Haauw of Pyp wordt, nog niet vol- IE komtt ryp zynde, geplukt, en in een agen TgenEe 5 » geenen Huis gebragt , daar menze op eenHoorn. ‚ Bedding van Palmbladen en Stroo, die een°TUK- 8 * half Voet hoog is, ftapelt , misel dan ook; EN, s, de Deur , en de twee volgende Dagen den ‚ Stapel met Water befprengende, Dus veertig „ Dagen op een Hoop gelaten zynde, zyn de ‚ Haauwen volkomen zwart. Anderen begraa- ‚‚ venze in Kuilen, ín ’t Zand; doch, die op „> op deeze manier bereid wordt, is niets ‚, waardig.” Zonderlingis ’t, dat Droscoripnrs,Hrre POCRATES en andere Grieken , niets geweten of gemeld hebben aangaande ’t gebruik van dit Geneesmiddel , hetwelke , door de Arabieren ingevoerd „ thans zo algemeen bekend is door de geheele Wereld. Het Merg, verfch uit de Scheeden gehaald , is een ongemeen zagt Pure geermiddel, dat de Hitte der Vogten tempert, en dus veilig gebruikt kan worden in allerley Heete Ziekten en algemeene of byzondere Ont- — fteekingen, Voor de Kwaalen van de Nieren en Waterblaas wordt hetzelve „ van veelen , zeer gepreezen. In heete Landen, daar de Lighaamen zeer uitgedroogd zyn, en in zoda- nige Geftellen , is het dienftigst , hebbende fom- migen aldaar de gewoonte van , tot Gezond- heid, dagelyks voor het Middagmaal een Le- pel vol te gebruiken van dit Merg. In koude Klimaaten of Saìzocnen en {lymigc Liehaamen, B s is IE. DEEL, V, STURKe 26 TIENMANNIGE HEESTERS, IL, is dit Purgeermiddel op zig zelf te flap en te eten veel verkoelende ; doch door byvoeging van Hoorp« anderen kan het overal gebruikt worden , en STUK. bevordert dan derzelver werking, gelyk die win 9 van de Rhabarber, ongemeen. De Konferf der jigte : ; Bloemen, als ook de ingelegde jonge Haauwen , zyn nog zagter purgeerende. xim, _ (13) Casfia met vyfpaarige, Eyronde, eenis Casfi been germaale Willige Bladen , de Steeltjes GRP rond en ongeklierd, In Amerika groeit deeze volgens den Heer JACQUIN,Onze Ridder heeftze met de Steng Mans langte hoog gehad, Houtig, Afchgraauw en zeer Takkig: de Bladfteeltjes met Roest- kleurige Stippen befprengd: de Bladen wedere= zyds groen en zagt op ’t gevoel: de Takken bezet met Elsvormige Stoppeltjes. In de Ko- ninglyke Tuin, te Upfal , hadtze nog niet ge- bloeid. | XIV, (14) Casfia met vyfpaarige ongeklierde Bla- EU den, half Hartvormige gefpitfte Sioppel- Harige. ed tjes 3 de Steng dun en Haairig. Deeze, op Jamaika door BrowNE waarze- nomen ‚ is een Heeftertje met regtopftaande ‘Take (13) Casfta Fol, quinquejugis ovatis , (ubtomentofis , Petio- lis teretibus eglandulatis. Mant, 68, (14) Cas/ia Fol, quinquejugis eglandulatis, Stip. femicor: datis acuminatis , Caule ftriéto pilofo, Casfia fuffruticofa erec= tahirfuta, Floribus fingulacibus ad alas, BROWN. Fam 225e DD NEACIAANID, Bi Er SF Takken ; die overal zeer ruig zyn door veele HI. Haairtjes ; de Bladen glad hebbende; twee ÎFDEEL, Bloemen by elkander en langwerpige platte Hoorpe Haauwen draagende. ’t Getal der Meeldrgad. STUK jens hier vpfoin (15) Casfia met zespaarige Eyrondachtige XV. ö \ Senna, Bladen, de Steeltjes ongeklierd. Senne, Onder deeze bepaaling komt thans het Gewas voor „ dat de gewoone Senne-Bladen draagt , welks natuurlyke Groeyplaats , zo wel als die der Pyp-Kasfie, in Egypte of Arabie is , hoewel het ook voorkomt in Jtalie, Gemeenlyk, ech- ter , wordt de Egyptifche, Syrifche of Oofter- fche Senna, in ’t algemeen, als de beste, van die, welke men Italiaanfche noemt „ onderfchei- den. Dat de, eerfte de Bladen langwerpiger en fpitfer , de laatfte ftomper en ronder heeft, is zeer blykbaar uit de Afbeeldingen van beiden , by Morison en TABERNAMONTANUS, LoBeEeL en DopoNnéus hebben flegts de Italiaanfche , welke van SLOANE ook in een Tuin, op Jamaika, in de Westindiën, waar- genomen werdt; hoedanig. eene door den ) Heer (rs) Casfia Fol. fejugis fubovatis , Periolis eglandularie, C, Foliis trijugis, quadrijugisque fùbovatis. Hors. CEf. 159. Mat, Med; zoo, R. Lugdhat, 463, Senna Alexandrina £, Fol. acutis. C‚ B. Pin, 397, MOR:s, Hift. 1I..p. zor, S. ze Fe 24. f. 1. B, Senna Italica f. Fol. ohtufis. C. B, Pin. 397, MoRis. /bid. f. 2, Senna utraque, TAB. Senna, Dop. Penpt, 361. TOURNE. Taft. 618, Is DEEL. Ve STUX 28 TIENMANNIGE HEESTERS, IL. Heer N, L, BuRMANNUS, waarfchynlyk uit ArDERL. Oostindie ‘of uit Perfie , in Afbeelding is ge- Hoorp bragt. li Het Gewas is Heefterachtig , met Houtige an Stengen ‚ twee Ellen hoog, die taaïje Takjes uitgeeven met Stoppeltjes , overshands bezet met dunne Bladfteeltjes, van vier , vyf of zes paar Bladen of Blaadjes, naar die van ’t Zoete hout gelykende , bleek groen, korter dan een Duim. De Bloemen komen aan ’t end der Takjes by Risten voort , zynde Roosachtig , geel van Kleur, met paarfche Aderen, en daar op volgen langwerpig ovaale , Zeisfenvormige , zeer platte Haauwtjes, die men dikwils onder de Sennebladen vindt , bevattende Zaaden als Druifkorreltjes. Met de Alexandrynfche komt overeen die van Sidon of Seyde, in * Franfch genaamd Senné de Seyde, wegens de afkomst, of Senné de la Palte , uit hoofde van een Schat- - ting , door den Grooten Heer op deeze Dro- gery gelegd, Die van Tripoli , Senné de Tripoli genaamd , heeft de Bl aadjes breeder en {tomper » ruuw op ’t gevoel, Bovendien komt ’er fom- tyds ook een Mochafe Senna voor, welke , wederom ‚ de Bladen langer , fmaller en fpic- fer heeft : maar deeze laatften, zo wel als de Italiaanfche , zyn veel flapper van werking en dus van minder waarde. De Senne - Bladen zyn een Purgeermiddel , van een geheel anderen aart dan het Merg der. Pyp- D. es cer NAD: Ri ds Ae 65 Pyp- Kasfie. In-Heete Ziekten , Ontfteekin- Ut gen en bederf der Ingewanden, of Borstkwaa- ArDElin len , als ook in zwaare Bloedt(tortingen , kan Habit. menze niet veilig gebruiken , om dat hunne STUK. Purgeerende kragt in fcherpe , Harstachtige 51%: deelen. beftaat. Voort overige verfchaffen Zy een zeer gereed en weinig kostbaar Middel , dat „ door byvoeging van verzagtende, verkoelende dingen, geheel onfchädelyk wordt gemaákt. De Haauwtjes, die eertyds in meer aehting dan de Bladen waren , worden thans, zo wel als de Steeltjes, voor menze in ’t Water werpt, daar uit gezogt. Het Poeijer is, doordien het meer Krimpingen maakt, zo goed niet als het Afkook- zel, of Aftrekzel liever : want zy verliezen door fterk en lang kooken veel van hunne kragt, Bo- vendien komen zy in veele famengeftelde Win- kelmiddelen. | (16) Casfia met zespaarige langwerpige‘gladde XV. Bladen , de agterften kleiner en een Els- vormig Koene tu fchen de alleragterften: B Koen met tweebloemige Bloemfteeltjes. (17) Casfia met zespaarige Eyronde gefpitfte svn Wollige Bladen. Hirfura, Dee- Ruige. (16) Casfia Fol. fejugis oblongiusc. glabris, infer, minorie bus. Gland. fubulatâ inter infima , Pedicellis bifloris. Hort. Cliff. 159. Casf. biflora. dm, Acad. 5. p. 397. Casfia fruticge fa &c. BROWN Jam. 223. Casfia minor arborescens, Siliquis planis articulatis, PLuM. Sp. 18. Ie. 78. fe 1 (17) Cas/ia Fol, fejugis ovatis acuminaris lanatis, Hart, Cf. II. DEELs Vo STURs Rig go _TrIENMANNIGE Hrersteis, u. Deeze groeit , zo wel als de voorgaande, if aid Amerika. Zy heeft den Stank van Heulfap en Hoorp- komt oak in het Loof met de Tiende Soort STUK. overeen. ToURNEFORT heeftze Amerikaari- d oe fche ftinkende Casfia, met grootere ruige Bla- den ; getyteld. xviir. (18) Casfia met zevenpaarige Bladen , #yfman- eid nige Bloemen en Draadachtige leggende Kruidige Stengen. Deeze ; op Jamaika doot BROWNE waar- genomen, heeft de Blaadjes fmalen geftreept en in de Oxelen enkelde Bloemfteeltjes 3 de Takken bezet met Elsvormige Stoppeltjes: de Haauwtjes van eene Ruitachtige figuurs | xix. (io) Casfia met zevenpaarige …Lanceiswyze een Bladen, de uiterften kleinst „en een Kliert- achtige, jeonder aan de Steeltjes. On. iso. R. Lugdbat. 467. Casfia Amer. foetida $ fol, ampliori- bus villofis. TOURNFE. Juff. 619. Senna Occidentalis , odore Opii virofo HERM. Lugdb, 556. (13) Casf/ia Fol. feptemjugis , Floribus pentandris ‚ Caulíbus Filiformibus proftratis Herbaceis. Casfia Herbacea tenu'sfima procumbens , Floribus fingularibus ad Alas. BROWN. Jam, 225: (19) Casfia Fol. feptemjugis iesenlake s Ektimis mineri- bus, Glandulâ bafeos petiolorum, ZÁant. 378. Hort. Chr, 1s9. Hort. Ups, 100. GRON. Virg. 47. Re Lugdbat, 467, Casfia Liguftri folio. Prum. Sp. ro. Dirk. Zilth, 350. Te 259. fs 33%. Casfia Bahamenfis-&c, MARY. Cant, Te är. De DRE ROR DL RAKUG HAT Onder den naam van Casfia wet Ligufter- Bld= UL den vindt men deeze door Dir rLeENrus afgee En beeld. Zy groeit op de Bahama's. Eilanden „Hoorps als ook in Virginie, en heeft breede Haauwen „STUE- die door de rypheid zwatt worden , met een „Moms zwartachtig groen Zaad. De Bladen komen in Purgeerende kragt , volgens CLAYTON, met de gewoone Senne- Bladen overeen, (zo) Casfia met agtpaarige langwerpig ovaale XE. Bladen , de uiterften kleinst; de Steeltjes gevlecscte ongeklierd en uitgebreide Stoppeltjes. de, Van PruMIER is eene Amerikaanfche wil. de ftinkende Casfia opgegeven, die gevleugelde Huaauwen heeft , en deeze fchynt overeen te komen met het Gewas dat MERIAN in Af- beelding gebragt heeft , onder den naam van Zoete - Boonen - Boom , zeggende dat dezelve groot is en groeit in de Bosfchen van Zuid- Amerika, draagende lange Haauwen, waar binnen zwarte Boontjes leggen in een zoet wit Merg. Vol gens haare Afbeelding zouden de Bladen maar driepaarig zyn. Het Dauworms- Boompje van RuMmrPHIUs, dat hier toe betrokken wordt , hadt Bladfteelen van anderhalf of twee Voeten lang, (zo) Casfia Fol. otojugis „, ovali + oblongis , exterioribus minoribus, Petiolis eg!andulatis, Stipulis patulis. Mant. 378. Hort. Clf. 158. Ups. roo. R. Luedbat, 467. Casfia fylvese tris foetida, Siliquis alatis, PLvM. Sp, 18. Faba dulcis, MER, Sar, T. s8. Herpetica, RUMPH. Amb. VII. pe 35. T. 13. Burm. Fl. Ind. p. 96, ‘ u. DESL, Ye STUK, 52 TIENMAMNIGE HEESTERS. II. lang, Geutachtig uitgeliold , met twaalf paarcri zielen Bladen , van vier tot zes Duimen lang, aan Hoorp- ieder zyde én eeh aan ’t end: dus in ’t geheel STUK. __vyfentwintig Bladen. In de Afbeelding , even. WE wel ‚ komenze gehecl anders, en op ’ hoog- fte agtpaarig voot , zonder end - Blad, De Vrugten zyn lange vierkante Hauwen van vyf Duimen , met vier Vleugels op de kanten. Dit, zegt hy, voert in ’t Malcitfch den naam van Daun Curap , dat is Schurftblad, om dat mien met de gewreeven Bladen, äldaar, de In- diaanfche Curap, een Puiftige ‘Haidkwâal, ge- neest. Men noemt het gemeenlyk Daun Coe- pan , om dat de Bladen náar een, Japanfche Maat, Coepan genaamd, gelyken. In de Apo- theek , te Batavia, worden de groene Blaz den , in een Mortier gewteeven en met ver. fche Klapper*Olie tot een Zalf gemaakt zyn de , tot verdryving van roode Vlakken, aller- ley Zeer en Ruidigheid , met-vrugt gebruikt. Tegen ’t Scheurbuik zynze ook dienftig. Het verfche Sap geeft een roode Kleur aan blaauw Papier: By de uit Java gezondene was aangetekend ; zegt de Heer N.L., BuRMANNUS, dat het een Jaarlykfch Gewas is, groeijende zes Voe- ten hoog. LiNNeus meldt thans dien aan- gaande ; dat de. Steng dik, doch Kruidig is, met half Hartvormige Stoppeltjes ; de Blad. fteeltjes geelachtig en diep gefleufd , met van Zestien tot twintig Bladen, die ongeklierd Zyn, Eh ab etilae Weede Rr TR 3% zyn, doch twee zeer korte Borfteltjes hebben, IL wat van elkander af, _- | Eh zi, © AAR Hoorp- Car) Casfia met agipaarige , langwerpig Ey-sruxe ronde ‚ gelyke Bladen, die een Klier heb- gr, Casfia ben onder aan de Steeltjes, _- Harie Ak Dit is niet een tweejaarig maat éénjaarig Maryland hoog Gewâs, met Goudkleurige Bloemen „“** volgens CLAYTON ‚ die hetzelve in Wilnis waargenómen heeft. PLUKENETIUS noemt het Basterd - Senne , die rondbladig is , met ruige Haauwen, Het is door den Heer MARTYN, onder den naam van Marylandfche Casfia, met langwerpige Vinblaadjes en een omgeboogen Bloemkelk, afgebeeld, (22) Casfia met negenpaarige langwerpige … KIT. Bladen , tusfchen de agrerften een Els-Tenuis Mis vormige Klier. Dunpeelie 6» De ongemeene dunte van de Haauwen, on- derfcheidt deeze, die een Heefter is, by de Havana groeijende, (23) Cas- (21) Casfia Fol. otojugis ovato « oblongis , equalibus, Glan- dùulâ bafeos petiolorum. Hors. Clif. Ups, &c. Casfia Mimofe foliis, Sitiqu hitfutâ. Dir, E/th, 351. T. 260. f, 239, Case {a Marylandica. MART, Cexe. T, Senna fpuria Virginiana, PruM. Alm. 542. GRON. Virg, 65. (22) Casfia Fòl,‘ novemjugis oblongis', Glandulâ subulatâ inter Înfima. R. Lugdb. 478. Senna fruzia frutescens Siliquis tehuisfimis, Housr, J5/. C Il. DEEL, Ve STUM 24 TIENMANNIGE HEESTERS. HI. (23) Casfia met tienpaarige Lancetvormige AE Bladen, onder aan een langwerpige Klier. Hoorp: gas Deeze Soort voert den bynaam van Sophe- xx. 78, een Egyptifch Gewas , naar de Galega Shiji. Belykende, door ArPinus afgebeeld „en door ge. CAMERARIUS Onder den Índiaanfchen naam Haxocoguomaclit befchreeven ; doch daar is een aanmerkelyk verfchil tusfchen die beiden en de Afbeelding van de Twintigbladige Sen- na van Ceylon, door den Heer J. Bur MA N- Nus aan ’t licht gegeven , welke de zelfde fchynt te zyn met de eerfte Soort van Hoen- derkruid by RumrPnrus, behoorende de an= dere tot onze Agtfte Soort , hier voor befchree= ven. De fpitsbladigheid onderfcheidt deeze genoegzaam van de meefte anderen. „AXIV. (24) Casfia met twaalfpaarige Stompe gefpit- Aaricula- ta, fle Bladen, en veele Elsvormige Klieren ; send ad. Sroppeltjes Nierachtig en gebaard, (25) Case (23) Casfia Fol. decemjugis lanceolatis, Glanda!â bafeas oblongâ. Fl. Zeyl. rso. Senna vigintifolia Silig. tereribus, BURM. Zeyl, 213. T. 98. Galege affinis Sophera dia, Ce B. Pin, 352e Gallinaria acutifolia, RUMmPH. Amb. V.p. 283. T. 97, f. 1. Ponnam-Tongera. Hert, Mal. IL, p. lor, Te 52 BURM, Ml. Ind, p. 97- (e4) Casfia Fol, duodecim - jugis ebtufis mucronatis „ Gland. fubulatis pluribus , Stip. Renif, barbatis, Ml. Zeyl, Ist, Senna fpuxia Maderaspatana &c, PLUK. Alm, 341, Te SIde É, de Í D BE Cc A ND RI A 85 (25) Casfia met twaalfpaarige langwerpige HL Stompe gladde Bladen en geene Klieren. En Deeze Soort, onder den Latynfchen bynaam sneer van Javaanfche, is de Brafiliaanfche Pyp-Kas- _yyy, fie, of Westindifche , alzo men dezelve ook Jarman op Jamaika vindt , alwaar het een „gemeene sche, Boom is aan de Oevers van Beeken. Men heetze ’er Horfe Casfia , dat is Paarden-, of Wilde Kasfie,. SLOANE noemt dezelve de tweede Soort van Zwarte of Pyp-Kasfie: want de andere of Gewoone is aldaar, zegt hy , ook gemeen, Aan den Zee-Boefem , Cul de Sac genaamd, van het Eiland Sint Domingo, zegt RocHeFORT; ziet men geheele Vlakten , van groote uitgeftrektheid , welke met geen andere Boomen bedekt zyn, dan met die van deeze laatfte , welken hy meent van daar door Zaad op de andere Eilanden overgebragt te zyn, De Brafiliaanfche of Wilde onderfcheidt zig genoegzaam door het Loof en de Vrugten, De gewoone Pyp-Kasfic boom heeft, geïyk wy gezien hebben , maar tien of een weinig meer Vinbladen ; deeze heeft ‘er twintig of victen- twintig aan éénen Steel, BROWNE noemtze Cas- (25) Casfia Pol, duodecim- jagisobl. obtufs glabris , Gland. nullâ. C, Fift, Javanica Fl. carneo. Comm, Hort I, pe, 217, T. 111, C, Fol. plurimis oblongis &c. BEOWN. Fam. 223. Casfia Fift. Brafliama. C, B. Pin. 403, TOURN. Zuf?, 619. Casfia nigra f. Fiftulofa Secunda, SLOAN, Jam, 146. Bit, In Pe 44. BURM, Fl. Ind, p. 97. C 2 IL. DEEL, Vo, STUK, Ni. AFDEEL, VIII. Hoorp- STUK. KN 56 TIENMANNIGE HEESTERS, Casfia met veele langwerpige Bladen , een rood- achtige Bloem en zeer groote dikke Haauwen, met drie Ribben. ík heb een ftuk van zulk eene Haauw , dat anderhalf Duim breed en één Etnwy- Duim dik is, dus in de doorfnyding ovaal , waar aan die drie Ribben, twee by elkander aan ‘de eene zyde , zig zeer duidelyk, dikker dan Pypefteelen , overlangs , vertoonen „ niet alleen; maar door haare grove dwars- Aderen , even als Takjes maakende, die zig met elkan- der vereenigen, zeer zonderling en van de ge- woone Pyp-Kasfie , die ook de Haauw veel ronder heeft , verfchillende zyn, De Wanden van de Haauw , de middelfchotten , en’ alles , is ook veel grover ; de Kleur van buiten niet zwart maar graauwachtig bruin. Buiten twyfel is het deeze, waar van BrEYN de Afbeelding geeft onder den naam van Bra- filiaanfche Pyp- Kasfie met eene roodachtige Bloem (*). ’t Getal der Vinbladen heeft de- zelve, welis waar, niet meer dan twintig , doch dit valt ongelyk (tf). Die Autheur merkt aan , dat het een ongemeen fchoone Boom is, in Brafil groeijende , zo ten opzigt van de Bladen als van de Bloemen , welken kleiner dan in de Egyp- (*) Casfia fiftula Brafilians Flore incarnato. Cent. I. T. 21. (f) De Hoogleeraar N. L. BURMANNUS maakt zelfs» op deeze Soort, van eene Malabaarfe, uit het Kruidboek van GARCIN gewag, die veertienpaarige Bladen heeft, langwerpig gefbitst, eens zo groot als in de figuur van den beroemden COMMELYN, Fl dad, p. 97. BD PIE AIN DER UT AS 87 Egyptifche zyn , doch ook vyfbladig , met IL Meeldraadjes, zwaar getopt, de drie onderften ADEL eens zo lang als de bovenften (*). Wat defoorp- Haauw aangaat , dezelve , zegt hy , van die fi-STUKe guur en grootte, als zy door Lorer en Prso,, Amen is afgebeeld , worde van MARCGRAAF be. fchreeven als twee Voeten lang en vyf Vingeren dik zynde 3 (doch dit zal men in den omtrek moeten verftaan ,) en een weinig omgekromd , als een Poolfe Sabel. Dezelve fpreekt ook van drie Ribben als aangelymde Peezen , overlangs, en zegt dat de doorfnyding ovaal is, gelyk in de myne plaats heeft. Zyn Ed, vergelykt den buitene Bast by de Schors van een Boom; moetende de Haauw met een Hamer aan ftukken geflagen worden , om het Merg te bekomen, dat in Celletjes, van een Pennefchaft wyd , tusfchen de middelfchotten vervat is, waar in een Zaadkor- rel legt , van grootte en figuur als een Aman- del, in een harde Dop een witte Hoornachtige Kern bevattende, Van het Merg deezer Wilde Pyp » Kasfie hadt MarccrAArF gezegd „dat hetzelve ook wel zwart is „ maar bitter van Smaak en famer- trekkende. P1so zegt, dat de onrype wel van dien aart, doch de rype Haauwen Purgeerende zyn. LOBEL; de Haauw van deeze Brafilie aan. r (*) Welke gebrekkelyke Afbeeldingen, van deeze en de andere Casfiaas , in het Kruidboek ‘van WEINMANN Plaat, N, 340) 341. voorkomen, is hier uit Zonneklaar, C 3 ÏL, DEEL Ve STUKe 38 TIENMANNIGE HEESTERS, UI. aanfche Pyp-Kasfie befchryvende, getuigt dat ARDEEL. één Once van derzelver Merg fterker Afgang Hoorp- maakt „ dan twee Oncen van de gewoone Lee STUK. __vantfche Casfia ; ’t welk BAUHINuUS, in zy- zeges ne Pinax, ook aangetekend heeft (*), Waar. fchynlyk voert zy daarom , by de Engelfchen , den naam van Puarden-Casfia 5 (als kon men een Paard zelf daar door doen afgaan ,) en % is blykbaar dat JoHNsToN zeer gemist heeft, met deeze Brafiliaanfche Casfia van de Pur= geermiddelen af te zonderen (í)- En Ë (26) Casfia met wveelpaarige Bladen, een ge- erifta. __ freeld Kiertje aan de Bladfteelen en De- Gekuifde: _ penvormige Stoppeltjes. — 7 Een Jaarlyks Heefterachtig zeer fraay Bloem- gewas , op Jamaika , Barbados en in Virginie groeijende , is door zyne fmalle Blaadjes, die het echter maar twintig aan een Bladfteel heeft , van de anderen ligt te onderfcheiden. Het be- hoort onder de zes Soorten , welken onzen Ridder Chamecrifte, als laage Paruwen= Kuif- Plan- (*) De beroemde TouRNeroRT hadt deeze Pargeerende kragt der Brafiliaanfche Pyp- Kasfie zelf, in Portugal , onder- vonden. Zie zyn Werk de la Mat. Med. Paris 1717. Oâa- vo. Livr, T, ps II. (Ì) Dezelve noemende Casfta Fifula non purgans Brafie dienfis. Hift, Nae. de Arboridus. Libr. VI. Cap‚ 2. Art. 2. Pe 384. (26) Casfia Fol, multijugis , Gland. Petioli pedicellatà, Stipulis Enliformibus. Horr. Ups. ror. Casí Fol. plur. pa- sium linearibas, Stip. fnbnlatis, Mort. Cliff, 158, GRON. Virg. 47: | Dh ECTA. NID EE dE 99 Planten , noemt. De twee bovenfte Bloemblaade , HL jes zyn hier met een paaríche Vlak getekend en * ee de Meelknopjes rood. Hoorp- vonk STUK. (27) Casfia met veelpaarige veelklierige Bla- xxvn. den en Elsvormige Stoppeltjes. G/andula- &. Dip p 8 Geklierde, Deeze door BreyN in Afbeelding gebragt , onder den naam van Amerikaanfche Laage Paaue wenkuif , is een Gewas mer Heefterachtige Stee» len of Takjes, meest naakt , de Blaadjes Lan- cetvormig , by veele Paaren aan een Steeltje, tusfchen ieder Paar een gefteeld Kliertje heb- bende. Uit de Oxels der Bladfteelen komen dubbelde , eenbloemige „ Bloemfteeltjes voort, die korter zyn „en daar op volgen platachtige Peultjes. De Bloemen zyn meest zesmannig met twee zeer lange Meelknopjes. (28) Casfia met veelpaarige finalle Blaadjes ;, ball die een flaauwe Klier onder aan de Steel-des, tjes hebben „ en Borftelachtige Stoppeltjes. tend, 8 Op Ceylon groeit deeze, die tot de Mimo- fa’s is betrokken geweest , om dat zy naar de- zelven gelykt, Zy heeft de Bladfteeltjes on- se- 47. Casfia uffruticofa ereha &c. BROWN. Pam. 225, Chas mvcrifta Pavonis major. COMM. Hlorr. I. p. 53. T. 37e (27) Casfia Fol. maltijugts multiglandulatis , Stipulatis fubulatis. Chamzerifta Pavonis Amer. Siliquâ maltiplici. BEZYN. Cent. p. 66, T 24. (28) Casfia Fol. multijugis linearibus , Glandulâ bafeos Petiolorum obfoletâ , Stipulis fetaceis. Fl, Zeyl. 154. C 4 IL, DEEL: V. STUKe HL ÄFDEEL, VIlL ‚ Hoorp- STUKe XXIX. Flexuofa. Bogtige, XX Ka Miitans, Luikende, 40 LIENMANNIGE HerEESTERS, geklierd; de Steng niet bogtig; de Stoppeltjes Lancetvormig met een Borftel bepaald, (29) Casfia met veelpaarige Blaadjes ‚ de SH ___peltjes half Hartvormig. Door de enkelde Haauwen wordt deeze, ook door BREYN afgebeeld , van de voorgaande Geklierde lige onderfcheiden. Men heeftzé Westindifche Basterd - Senna genoemd. gehad, De afkomst is uit Brafi K (30) Casfia met veelpaarige Blaadjes, vyfmans nige Bloemen en een opgeregte Steng. Deeze heeft haar bynaam van de byna gee flooten Bloemen , die zeer klein zyn in, de Vir- ginifche „ Basterd- Senna genaamd , by PLv- KENRETIUS, tot welke betrokken wordt een Plantje op Ambon groeijende ; ’t welk Rume= PHIUS de Droevige blyde tytelt , om dat het „ heel fierlyk.opgefchooten, tegen den avond, of door ’t uittrekken, aanftonds verfienst. Het is in de befchryving van den Kliffortfchen Tuin afgebeeld, (31) Case - (29) Casfia Fole multijugis Stipulis dimidiato « cordatis. Sen- na fpuria Occldenralis Bec. HERM, Lugdhat. 558. SLOANe Jam, iso. RAJ. Supple 18. Chamgcrifta Pavonis Brafiliana Siliquà fingulari. BREYN Cent. 64. T. 23. (30) Casfia Fol, multijugis , Flor. pentandris , Caule erec- to. C Calyzibus acutis. Hort. Clif. 497. T. 36. Hert. Ups, zot. Senna fpuris Virginiana , Mimofe (oliis, PUK. Alm, 341. T. oe f. 3. Ameena meefta. RuMPH. Amb, VI. Ps 147. Ta 67. £, 1. BURM. Eb Ind. p. 93. iN En DIIECE TAMAN IDR TRES 4 ar) Casfia met veelpaarigo Bloemen , de Ziro IE, jes neerleggende. | sen a 3 E Hoorp- Een Kruidig Plantje , dat op dorre droogesrux. Velden van Virginie waargenomen is, met Bla- XXXL. 8 . 8 Procum- den van Mimofa als het voorige 5 ‘de Bloemen sers, klein , de Haauwtjes fmal en plat hebbende , Herkende. maakt deeze laat{te Soort uit. PorinNecCr1iaANA Paauwe. Kuif, Dit Geflagt heeft den Kelk en de Bloem zo wel vyfbladig , als het voorige „ maar hier is een bovenst Bloemblaadje grootst: de Meeldraadjes zyn lang , allen vrugtbaar en de Vrugt is cen Haauw of Peul, Drie Soorten , altemaal Indifche , komen in dit Geflagt voor, als volgt. (1) Paauwe - kuif met enkelde Doorens, de sy. Blaadjes uitgegulpt. fi nan De Westindifche Paauwe- Kuif , deeze Soort ziee ® vii uiemaakende „ die op Zandige drooge plaatfen van Kurasfau zeer gemeen is, volgens den Heer JaecQurin, wordt door zyn Ed, befchreeven als … (31) Casffa Fol. multijugis , Caule procumbente, Casfia Americana procumbens Herbacea, Af. Petrop, T. XL, Chamz. crifta Mariana Flore minore. Prr. Sicc, 243. N. 40. Á (1) Poinciana Aculeis folitariis , Foliolis emarginatis, Syst, Nat, XII. Gen. sro. p. 290. Weg XIII. Gen, sis. p. 328, Jaca, Amer, zo. Hifl, p. 123. Acacia gloriofù Jamaicenfis éc. PLUK. Afm, 5, Cs IN DBEle V. STUK, 42 TIENMANNIGE HEESTERS. HL als een regtflammig, Takkig „ oraanzienlyk AAE Boompje ‚ fomtyds hooger dan vyfentwintig Voee _Hoorp- ten, met een zwarte Schors en gedoornde Tak- STUK. kens de Bladen tweepaarig , met uitgerande 3 Nd gladde , meer of min Hartvormige , dikwils wanftaltige Blaadjes : komende veelbloemige Steeltjes uit de Knobbeltjes der Takken voort, De Bloemen zyn geel, Reukeloos en maar half zo groot als in de volgende Soort. En (2} Paauwe. Kuif met dubbelde Doornen. BICHET Tie Deeze onderfcheiding gebruike LinNNeus fchoone, om het Gewas te bepaalen , waar van de be- roemde LourRNEFORT een Geflagt maakte onder den naam van Poinciana, naar den Heer DE Poriner, diestyds Intendant der Franfche Eilanden van Amerika. Hy gaf ’er den naam aan, van Poinciana met een overfchoone Bloem, Op de Karibifche Eilanden groeit hetzelve , vol- gens den Heer JACQUIN, een zeer fchoone Heefter zynde van agt Voeten hoog , die wel Doornen aan de oude , doch zelden aan de jonge Takken heeft , en dikwils geheel daar van onte bloot is. De Bloemen zyn heerlyk van Kleur, Saffraan- en Menie-rood, doch walgelyk van Smaak (2) Poinciana Aculeis geminis. Hert. Ups, ror. Poinciana Flore pulcherrimo. TOURNF. Jufl. 619, Acac. Oriente glorio= fa. PLUK, Alm. s. Flos Pavonis, MER. Sur, T, 45e RAJe Hift. 931. SLOAN, Hij. II, p. 49. Frutex Pavoninus, five Crifta Pavonis. BREYN. Cent, 61. T, 22. Hort. Mal, VI. T. 5. RUMPH. „Amb, IV. p. 53. Te 20. ROYEN Lugdbar, 466. ' versen B WoD RA MT URS 45 Smaak en Reuk. De Franfchen noemen het Ja nT. Poinciade of ook Paradys - Bloemen, Het on= SFPEEL. VIII. rype Zaad ceten de Kinders en Wilden raauw 5 Hoorp- maar de Bloemen, als “Thee getrokken, hebben STUK. verdryvende te zyn. MerERrraNn getuigt, dat het Zaad van de Paauwe - Bloemen te Suriname van de Slaavinnen gebruikt wordt, om de Vrugt af te dryven, Hier toe behoort zekerlyk de Ambonfche Heefter, welke BreynNrus zo fierlyk in Af. beelding gebragt heeft , onder den naam van Paauwe - Heefter of Paauwe. Kuif „ zeggende dat die vyf Ellen hoog groeit, en dede komt niet alleen met de Ceylonfche , welke ook der- gelyken naam draagt, en met de Malabaarfe , Tfietti- Mandaru , die de Hollanders aldaar _Paauweftaarten heeten , overeen; maar buiten twyfel behoort tot de zelfde Soort de Paauwene kuif van Rumrrmrius , gemeenivk in Oostin= die de Paawwe- Bloem genaamd , wegens de Kuif van Meeldraadjes , die uit de Bloemen opwaards fteckt , of Chineefche Bloem, om dat er de Chineezen groote Liefhebbers van zyn, hebbende het Gewas van de Vaste Kust van Afie , alwaar het overal beooften de Ganges groeit, op de Eilanden overgebragt. De fchoon. heid der Bloemen , immers, die Goudgeel en rood zyn „ s'avonds niet vegaande en ver- fcheide B in wezen blyvende „ welke ’er de Chineezen , op Bruiloften en Gastmaalen, de IL DEEL. Vs STUK, , 4 een openende kragt, en worden gezegd Koorts „„Afoer- 44 TIENMANNIGE HEESTERS, . HL de Huizen en Kamers mede verfieren deede 3 ar ftrookt geenszins mecde voorgaande Soort, en de Hoorp- memgte van Vinblaadjes, wel tien- of elf paar De aan een Steel groeijende , die, volgens de Af- vise ° beelding, ook geenszins uitgegulpt of uitgerand — zyn, doet ’er dezelve grootelyks van verfchil- len. Be Paauwe-Kuif die ongedoornd is. Gevieuge- Decze, op Ceylon waargenomen, is voors heen als overeenkomftig met de voorgaande aangemerkt geweest ‚ en het fchynt nog twy-= felachtig of de Doornen , die dikwils aan een zelfde Gewas ontbreeken , genoegzaam zyn s om de eene Soort van de andere af te zonde= ren. GUILANDA NA. Van dit Geflagt zyn de Kenmerken reeds opgegeven ‚ toen ik de twee laacfte Soorten, *i.p.die Boomen zyn, befchreef *; des gaa ik nu ib Neen tot de anderen over, als Tr (1) Guilandina die gedoornd is, de Winblaad- Gailandi- jes Eyrond , met enkelde Doornen. na Binduce Balterjese Een Struik, (3) Poinciana Caule inermi, Am. Acad. IV, p. 313. Cent. 146. P. Fo!, bipinnatis , Fol. ovato . oblongis , Caule inermie Horte Cliff, 158. Fl. Zeyl. 159, Crifta Pavonis Flore elegan- tisfime variegato, BURM. Zeyl. 79. Fl. Ind, 98. (1) Guilandina aculeata, Pinnis ovatis, Foliol, acnleis fo- bitariis. Syst, Nat, XIE. Gen, sia, pe. 291. Weg. XIII. Gen. il Si7» PDE CAL ND Ry Tian u 43 Een Geflagt van Planten „door PrumierR HI. | Bonduc getyteld , volgens den Amerikaanfchen SEDERD: naam, komt overeen met de Balletjes. Struik Hoorde van RuMmrPHrtus , een Doornachtig Gewas „STUK dat de Stranden van fommigen der Molukkifche „2987 Eilanden op eenige plaatfen ontoeganglyk maakt, De Stam is dikwils een Arm dik, en breidt zig zydewaards uit met ftyve Takken, die fom- tyds langs den Grond kruipen, hier en daar zig wat verheffende, en aan de dunne Rysjes met haakige Doornen , byna gelyk de Eglantieren , doch yl bezet. Aan deeze Rysjes komen de Bladen by vyf, zes of zeven paaren voort, drie of vier Duimen lang zynde en half zo breed , en aan hunnen oirfprong een krom Haakje heb. bende. Zy fluiten zig by nagt onder den Steel famen,. gelykerwys de Tamarinden en andere flaapende Plantgewasfen, Uit het end der Tak- ken komen gebaarde frosfen voort van Bloc. men, wier Blaadjes agterom geboogen zyn, en op welken platachtige Haauwen volgen van drie of vier Duimen lang en twee Duimen breed, digt bezet met flappe dunne Stekeltjes 3 die echter, door den Ouderdom, aan de bruine droo-= sij. p. 329. Hort. Clif. 158, Bonduc vulgare majus poly« phyllum. PLUM. Gen, 25. Acacia gloriofa , Lentisci folio &c. PLUK. Alm. 4. T. 2. f. 2. Lobus echinatus. SLOANE, Fars. 144. Hift. 2. p. 40. Frutex Globulorum, Rumen. Ab, V. p. 39 T. 48, Czfâlpinia aculeis recurvis , foliolis ovatis, Fl, Zeyl. 157. EI DRELes Vo SEUKo MT. ArFpeeL. VL. Hoorp- STUK, Eenwyvi- st. Te 46 _ TIENMANNIGE HEESTERS drooge Haauwen redelyk ftyf en prikkelende, doch niet kwetzende zyn. Binnen deeze Haauwen zitten twee , drie of vier, rondachtige Zaaden of Nooten , fommigen van grootte als Knik- kers , anderen kleiner , onder een Houtigen Dop een bittere Kern bevattende, Deeze noemt men Klitsjis en gemeenlyk Klictjes , wordende daar van in Indie tot zeker Spel , dae men Tsjoncka heet, dikwils gebruik gemaakt, Uit deeze befchryving van RuMmrPHIus blykt, dat hier mede overeenkomt de Stekelige Haauw van SLOANE, afkomftig van het Gee was, dat men op Jamaika de Geele Knikker. boom noemt, om dat de Nooten, geel zyn; doch of tot deeze dan tot de volgende Soort de Stekelige Haauw van CrLusrus behoore , is duifter. (2) Guilandina die gedoornd is, de Vinblaade Borducella, jes langwerpig Eyrond „ met dubbelde Groore Ralierjes, Pr. XXIVe Lett. A. Doornen. Tot deeze tweede Soort van Bonduc, welke Prumier de kleine genoemd heeft, wordt | be- (2) Guilaudina aculeata , Pinnis oblongo=ovatis , Foliol, Aculeis geminis, bid. Fl, Zeyl, 156. Horte. Ups. ror. Bon- duc vulgare minus polyphyllum, Prym, Gen, 25. Crifta Pa- venis, Glycyrrhizz folio ‚ minor repens {pinofisfima &ec. BREYN Prodr. UI, App. 33. T. 238. Globuli majores. RumPH. Amb. V.pe 92. T. 49. f. 1. Lobus echinatus Fr. celio. SLOAN. vts. Caretti. Hort, ddal, II. p‚ 35. T. 22. BURM. El, Ind, De 99. DE UAA NED RIE TA AT betrokken de kleine kruipende zeer fterk ge- nt. doornde Parwen- Kuif van BRreyN, met zeer vien kleine geele ge-aairde Bloemen „ zeer. breede aoorpe Stekelige Haauwen en een rond Afchgraauw sTux. Zaad, De gedoornde Haauw van SLOANE Mongy- met langere Bladen en cene blaauwe Vrugt, ko- “% mende van den Afchgraauwen Krikkerboom , die gemeen is op de Velden van Jamaika, hoort hier ook t’huis 5; zo wel als de Groote- Balle. tjes Struik van RumrPHius, die Doornachtie ger dan de andere is, brengende Haauwen voort van een Vinger lang en twee Duim breed, mee grooter Nooten of Balletjes daar in, Van deeze Balletjes getuigt Ru mruius, dat dezelven regt Afchgraauw , fommigen blaauw- achtig, ook eenigen naar het zwarte trekken. de, glad, blinkende en Steenhard zyn, van f- guur uit den ronden wat langwerpig en aan de zyden ingedrukt. Onder een menigte ven dergelyke Balletjes , dice ik bezit, vind ik zoe danige verfcheidenheid van Kleur en figuur, zynde fommigen langwerpig Eyrond , fommigen plat of Knolrond 5; eenigen grooter , anderen kleiner dan Hazelnooten , met flaauwe Kringe- tjes getekend en een bruin plekje van aanhech= ting hebbende. ‘Twee van de grootfte Afche graauwe en een kleine geelachtige zyn hier op Praar XXIV, by Letter A, in Af beelding gebragt „ waar uit derzelver verfchillende ge- Îtalte blykt, Ik heb ook een aanzienlyke Vrugte ‘Tros van dit Gewas, in myne Verzameling, met ile DEEL» Vo STUE» 48 TIENMANNIGE HEESTERS. UL. met zeven Haauwen beladen, âan welken nog AFDEEL. meer Haauwen zyn geweest, gelyk uit de Hoorp- afgebroken Steelen blykt, en aan het Takje STUKe . vertoonen zig ; naar ’t fchynt;, dé merktekens ‚Euwe an afgeworpen Doorntjes , waar mede het bo- wige. ij 5 venfte digt is bezet. De Kleur van deeze Haau- wen is graauwachtig , bruin etì zy zyn digt bezet met rosfe Doorntjes. HI. zaage __(q) Guilandina die den Stam ongedoornd heeft, praatjes. de Bladen en gemeenen Bladfteel, van on- deren , met dubbelde Stekels bezet. RuMPHIUSzegt, dat men den zonderlingen uaam van Praatjes der Bosfchen geeft aan dere gelyke Struiken als de voorgemelden; *t zy om dat men; in dezelven verward raakende „ niet met geweld , maar met geduld zig kan ontware ren „als wanneer al het vloeken, tieren of taazen , niet helpt; ’t zy, gelyk ik eer zou denken, om dat die Gewasfen geen het minfte nnt doen met al het Geraas, dat de rammelende Nooten in de Haauwen maaken; even zo min âls yde- le Praat of Beuzelaarye. De laatst befchree- vene noemt men de Groote Praatjes, en deeze tegenwoordige de Kleine Praatjes der Bosfchen : zynde wel het kleinfte in Gewas van de drie, doch het haatelykfte, Het flingert zig door Û al. (3) Guilandina Caule inermi, Foliis Petiolo primario fub- sus Aculeis geminis, Nuge Sylvaram, Runen, db. v. B Ide Te Ren BURM, Fi. Ind, P. 9, IN EEN DR rk dg allerley ruigte heen met zyne dunne Ranken , IIIe die by den oirfprong der Bladfteelen , van on- AED deren, overal twee Haakjes hebben, waar mee Hoorp- de het zig vasthecht aan de Kleederen of in den STUK naakten Huid, De Blaadjes zyn fpits Eyrond , „Momer- omtrent een Lid van een Duim lang, by vier, vyf of zes paaren groeijende : de Bloemen , fchoon. geel, maaken fierlyke Trosfen of Aairen en de Vrugten gelyken wel naar die van de voorgaande Soorten ‚ maar Zyn veel kleiner en geheel onge- doornd „ langwerpige Boontjes bevattende. In de Strand - Soort hebben de Bloemen een lieffc= Iyken Reuk.. De Land- Soort is yler van Loof en niet minder kwetzende. R uv Tr A. Wvynoruit. Een vyfdeelige Kelk , de Bloemblaadjes hol; tien Meeldtaadjes en een enkele Styl: het Kasje met tien Honigftippen omringd : doch in fom- migen alles vier en agt: met een gekwabd Zaad= huisje: maakt de Kenmerken uit, Dit Geflagt bevat vier Soorten, als volgt (a) Wyrruit met famengeftelde Bladen, de L zydelingfe Bloemen in vieren gedeeld. Ruta, Dit graveolens, Sterkrui= (1) Ruta Foliis decompofitis ‚ Floribus lateralibus Rr fidis. Syst. Nat, Xl, Gen, 517. p. 293, Veg. XIII, Gen. s23. pe 331. Hort. Cliff. Ups. Mat. Med, R. Lugdbat. 41e Ruta fylv. major. C. B. Pin. 336, MOR, Hij?. II. p. so7. S. s. T, 14. f, 3. B, Ruta Hortenfis altera. C.B. Pin. 336. Raj Hifk. 874. y, Ruta Hortenfs latifolia, C, B. Pin. 336. Rua Us DEEL, V, STUKe ui. ArpreL VIII. Hoorv- STUK. Eenwy- vige, so TIENMANNIGE HEESTERS, Dit Gewas is door geheel Europa gemeen » en groeit in ’ wilde, op drooge dorre plaat- fen, zo in de Zuidelyke deelen als in Barba- rie. Het is, onder den naam van Peeganon » aan de Grieken bekend geweest; hoewel zy het ook Rutee noemden, waar van de Latyn- fche naam Ruta zynen oirfprong heeft, welken men in de meefte Taalen van ons Wereldsdeel navolgt. Dus noemen het de Italiaanen Ruta; de Spaanfchen Ruda , de Franfchen en Engel- fchen Rue, de Duitfchers Raute en wy Ruite of Wynruit. Volgens Corpus is het een Heefter, die een Stam of Steng maakt van één of twee Ellen hoog , een Vinger dik, Afchgraauw van Kleur, in veele Takken verdeeld , welke ’s Voor- jaars veele groene Takjes uitgeeven, waar aan de Bladen en Bloemen groeijen. Maar , ei- gentlyk gefproken, komen van dit Gewas aan- merkelyke Verfcheidenheden voor, die de hoog- te onbepaald doen zyn. Men heeft eene Breedbladige of Gemeene , die hier te Lande zeer wel voort wil, en den Vorst zelfs in de open Grond verdraagt: eene Portugaalfche Ruite , veel fterker van Reuk , doch zeer te= der, moetende des Winters in Huis gezet wore den en eene. Smalbladige Ruite , die men ge= meene Ruta graveolens Hortenfis. Dop. Pempt. 119. d, Ruta Hort, latifolia Arbuscule fimilis, Born. Lugdb, I. p. 260. Ruta Afticana maxima. SCHWERe Hor?, 24. 9, Ruta fylveftris mie Rore C, Be Pin, 336, GAM. Epit. 495. DOD, Pempt, 120. DARE TA LN Or Rik A: SE meenlyk Berg- Ruite noemt, welke ’s Win- IL 1 3 1 ot on ters, in deeze Gewesten, nooit overgehouden Urnen kan worden , wat moeite men ook daar toeHoorps aanwende, zegt MUNTING, STUK, Jfonogye Deeze zal, waarfchynlyk, de Bergruite zyn 5,54, waar van Cr usius meldt, dat het een laag gerg. Gewas is, , verfcheide Stengen uit den Wor-Euite: s tel fchietende , in zyn geheel van een zeer 9, zwaaren Reuk en zo fcherp, dat hy het door „> driedubbelde Handfchoenen aan de Handen > dikwils gevoeld hadt, verwekkende hetzelve, s, wanneer iemand met de Hand, daar hy het »‚ mede afgeplukt hadt , flegts zyn Aangezigt » Wreef ; daar in op ftaande voet een hevige ss Ontfteeking , gelyk Droscorines zeer ss Wel gefchreeven heeft” CAMERARIUS onderfcheidt dezelve , doordien zy naar de ge- meene Tamme Wynruit, in Stengen, Takken, Bladen , Bioemen en Kroontjes , wel gelykt ; doch het Loof veel dunner of fmaller heeft , ‚ maar den Stam, in tegendeel , dikker en Houtig. De Heer Harrem hadt uit Italie en Provence een zodanige Ruite bekomen, welke door Ges- NERUs op den Pilatus- Berg in Switzerland ge- vonden zou zyn, en die hy aldus befchryft. ss De Steng is Takkig , twee Voeten hoog: s> de Bladen zyn blaauwachtig groen , fyner s, dan in de Gewoone verdeeld , met de uiter- s» fte Slipjes der Bladen niet rond maar zeer 9» Ímal, liniaal: de Bloemen ineen korte Aair, », kleiner dan die van de T'uinruite, uit den D 2 2 ZeLe N Hi. Ärprrt. VIII. Hoorp- STUK, Eenwy. Vigee. * Zie ‘t II. D. IL STUK, bladze 99: 52 — TiENMANNIGE HEESTERS. s».geelen groen , volgens Crusrus, en ins- »» Zelyks met gefroníte Blaadjes, zo M ad be ’) LIUS aantekent.” In de Hof-Ruite zyn de Blaadjes byna rond, in de Wilde Ruite fmaller en Libema of Liniaal. Ten opzigt van de Bloemen ko- men zy overeen , dat de meeften beftaan uit vier holle Blaadjes, op de kanten alsmet Frane je, en agt Meeldraadjes , in welker zonderlinge. fpeeling , tot een bewys van de Minnaary der Planten , iedereen zig gemakkelyk kan-verlustie. gen, gelyk ik dit omftandig befchreeven heb*. Het Vrugtbeginzel , daar binnen, of deszelfs Kasje, heeft onderaan agt Stippen, die altoos met Honig, als een foort van Balfem , bevog- tigd zyn. De Vrugt ís rondachtig met vier {lompe toppen , en beftaat dus als uit vier fa- mengevoegde Huisjes , door een Kruiswys’ middelfchot verdeeld , en veele zwarte Zaadjes bevattende, , Aangezien HiPPocrATEs meer dan der= tig maalen van de Wynruit in zyne Werken fpreekt , en dezelve inzonderheid voor de Kwaa= len van de beminnelyke Sexe aanpryst „, zomag men onderftellen , dat dit Gewas oudtyds vaa veel gebruik geweest zy in de Geneeskunde. Dioscoriprs, ondertusfchen , verhaalt , dat het, te veel ingenomen zynde , van eene doodelyke uitwerking zy. De zwaare Reuk, zekerlyk , en de ongemeene bitterheid van Smaak , die ‘er in heerfcht, wyzen een over- vloed d DELIG MOND IR EL Ae 53 vloed van fcherpe Olie in dit Kruid aan, waar HL van men de Vergaarplaatfen zeer duidelyk in de ARDERES Blaadjes, tegen den Dag gehouden , kan be- Hoorp- fchouwen. De vlugge Geest, hier in vervat, STUK: zaakt een fterke prikkeling der Zenuwen 4%) verdunnende de Slymige , dikke , koude Vog- ten en de fchadelyke dikwils door ’ Zweet uitdryvende. Uit- en inwendig is hierom het Loof der Woynruit, in veele Gevallen, een voortreffelyk hulpmiddel. In ’t algemeen wordt hetzelve aangemerkt een byzonder Tegengift te zyn van de Pest en ingenomen Vergiften , die een Flaauwte of Hartvang veroirzaaken , gelyk de meeften doen (*), en hier mede heeft de byzondere kragt van dit Kruid, in de Vrouw- en Vryfter - Ziekten of Moeder. kwaalen „ zo genaamd , veel overeenkomst. Merk hier uit , wat de reden zy, dat hetzelve in Mannen en Vrouwen eene tegenftrydige uitwerking hebben kan (f). Wanneer de Men. fchen door Zwaarmoedigheid als betoverd zyn, zal dit Middel dikwiis hun tot herftelling bren- sen, In allerley Kwaalen , daar de kragt der Natuur tot uitwerping van ongeftelde Stoffen door de Zweergaten moet geholpen worden , gelyk de Kinderziekte, Mazelen en dergelyken, is het , maatig gebruikt zynde, voortreffelyk, Men (*) Salvia cam Rutâ, faciant tibi Pocula tuta, Schol, Salern. (Ì) P. facit caftum, incenditque libidinem V : Eaders, D 3 MH. DEEL, Ve STUK, s4 TrIENMANNIGE HEESTERS, III. Men trekt de Bladen als Thee, en den Damp ArDEEL- daar van ’s morgens in de Oogen ontvangende, Hoorp- wordt het Gezigt hier door verfterkt en opge- STUK helderd, volgens het oude Spreekwoord (*). vrt Het dient ook tegen de Vallende Ziekte „ | Hoofd- en andere Stuipachtige Kwaalen. Het gedeftilleerde Water en de Olie , daar van , wor- den meest inwendig voorgefchreeven. Het Aftrekzel van de Bladen in Azyn of Wyn, met Brandewyn en Zout geappliceerd op zwaare Ontfteekingen of beginnende Verfter- vingen , is een der kragtigfte Middelen om dezelver te doen verflaan, en zonder Verette- ring te geneezen: even als dit door de opleg- ging van het Kruid, op de Gezwellen van Vroue wen Borften, plaats heeft, Men kan het, zone der gevaar , uitwendig tot afwending gebruiken, in de ailerheetfte Ziekten, Het Zaad wordt als een Middel tegen de Wormen aangepreezen. u. (e) Wynruit met meerder famengeftelde Bla- chat den, de Bloemblaadjes gehaaird, ie Aleppilche, Alle de verfcheidenheden van Wynruit, die de Bladen uiet verfcheide Steeltjes met Bladen famengefteld hebben „ zyn door den Ridder tot de zelfde Soort betrokken geweest. Thans wordt (*) Nobilis est Ruta, quia Lumina reddit acuta. (2) Ruta Fol, fupradecompofitis , Petalis ciliatis. Mant. 69. Ruta Chalepeníis latifolia, Petalis Villis fcatentibus. TOURNF. Ínft. 257. Eadem anguftifolna, MOR1s, „Ai Il, Pp. 508. Se se T. 35e fe 3 Mij PEN DE GA ANN Di Ro Ae 55 wordt als een nieuwe voorgefteld de Aleppifche III. van TouRNEFORT , die de Bloemblaadjes AND ERL. vol Haairtjes heeft en breedbladig is, waar toe Hoorp- de Ridder, als eene verfcheidenheid, de Smal-STUK. bladige Aleppifche ‚ met dergelyke Bloemblaad- ee: jes, van Marrsens, betrekt , tellende de Groeyplaats in Afrika; doch Aleppo legt in Sy- tie. s Zy gelykt zeer naar de Sterraende Ei ( dent zyn Ed), en is daar van voortgeteeld, De eerfte Bloemen zyn in vyven , de anderen in vieren gedeeld: de Bloemblaadjes holrond, „> aan den rand gegolfd, gelyk in de gemelde, 9, maar aan den rand gehaaird. De Steng is s) hooger en de Kwabben van het Zaadhuisje 5 zyn fpits, ftomp. De andere verfchilt door s> de Bloemblaadies langer genageld te hebben , » en de Kwabben der Zaadhuisjes niet zo ver van elkander af , gelyk men in de Tuin van Upfal waargenomen heeft.” Met reden zou men dan ook van de eerfte Ulysfipen Soort mogen afzonderen , die Berg- Wynruit **r/ d met dubbeld geyinde fmalle Bladen, de Bloemen £he ne ep Aairswyze over de eene zyde , de Aairen met van elkander wykende Trosíen; welke de Heer LoerLiNG op de Begraafplaats der Proteftan= ten te Lisfabon , reeds verdord zynde, gevon- den hadt en omftandig befchryft, aanmerkende , ‚ dat het Zaadhuisje in dezelve meer vierkwab- ‚ big is, met de toppen Stomp gerond; terwyl s, de Gemeene , zegt hy, die ook op de Ber= „ gen by Lisfabon groeit , het Zaadhuisje alleen- D 4 » lyk 39 39 9) IL. DEEL, V, STUKe 56 TIENMANNIGE HEESTERS. II, lykaan den top in vieren verdeeld en’ fpits ArpDrEL, „ heeft 3 zynde de Stippen op hetzelve , in Hoorp= 5, deeze Lisfabonfche „ ook zigtbaarer,” LIN- STUK. NEUS fchynt dezelve met de Bergruite van Emwyvi- Cr usius overeenkomftig teachten, doch dan zal het niet zyn met de kleine , hier voor be- fchreeven ‚ maar met de groote Portugaalfche , daar MuNTING van meldt, UIT. (3) Wynruit met drievoudige ongefleelde Bla- Patavina. Paduafche, den. | Deeze is door den Kruidkundigen Heer Mr- CHELIUS , op een Berg by Arqua, niet ver van Padua in Lombardie , overvloedig groeijende gevonden , en tot een byzonder Geflagt ge- maakt onder den naam van Basterd-Wynruit. Zy verfchilt in de deelen der Vrugtmaaking. alleen , doordien zy een vlak vyfbladige Bloem heeft, zonder Franje of Haairigheid. De Bladen zyn Lancetvormig , komende by drieën uit de Steng voort , gelyk men in zyne Afbeelding kan zien. SEL (4) Wynruit met Lancetvormige onverdeelde Linifolia. Bladen. Vlafchbla- 4 In dige. (3} Ruta Foliis ternatis fesfilibus. Pfeudo- Ruta Patavina trifolia; Fl. luteis umbellatis. MicH. Gen. z2. T. 19. (4) Ruta Foliis lanceolatis indivifis. Syst. Weg. XIII. R. foliis fiaplicibus folicariis. Hort. Cliff. 146. R. fylveftris Li- nifolia Hispânica. Bocc. Jfus. IJ. p. 32. T. 73. BARR. Jeon. 1186. g, Ruta montana foliis integris fubrotundis. BUXB, Cent. II. p. 30. T. 28. R. Orientalis , Linarie folio , Flore patvo. TOURNF, Cor, 19. DE CAN DERIA Vk, In Spanje „ als ook in Italie en in de Oofter- IIs AFDEEL, fche Landen, is eene dergelyke Soort van Wyn- “vr, ruit waargenomen. Zy heeft de zyd- Takken Hoorp- van de Pluim gegaffeld , driebloemig, met de STUK. middelfte Bloem ongefteeld. De Bloemblaad-,,Aenos3- jes zyn onverdeeld , gelyk in de voorige. De Meeldraadjes , aan den Wortel Haairig , beflui- ten digt het Zaadkasje , dat doorboord is met Honiggaatjes. De Vrugt heeft verhevene Stip- pen, zegt onze Ridder, CHA LIC A Se Een vyfdeelige Kelk, een Klokswyze Bloem uit genagelde Blaadjes beftaande, en een Stem- pel als een Wrattig Hdoofdje; maaken daar van de Kenmerken uit. | De eenigfte Soort, hier van bekend (1), on- der deezen Geflagtnaam eerst voorgefteld door £ bis den Hoogleeraar N., L. BuRMANNUS) Wordt Camu- in Oostindie gemeenlyk Camuneng genaamd of "©" Daun Cammuni, waar van gemeld wordt, dat het een Heefter zy , wel twintig Voeten hoog groeijende , dien men in de Tuinen houdt, we. gens- zyne licflyke Bloemen , en ook aldaar tot Haagen „ waarfchynlyk SED onzen Ligufter , gebruikt. By RuMrPHIus komt de Afbeele ding voor van Gig Gewas , door hem ondere {chei- (1) Chalcas. Syst. Nat. XII. Gen, zr26r, p. 293. Mant. 63, Veg. XIII. Gen. 1261, pe 331 BURMe EL, Jnd, 10 RUMEH, Amb. Vp. 25. T. 17. D 5 II. DEEL. V. STUK 58 TIENMANNIGE HEESTERS. _ HL fcheiden wordende in een Ambonfch Camuneng , hit dat een flaptakkige Heefter is,en een Javaanfch, Hoorp- hetwelke een fierlyk Boompje wordt, van hoog- STUK. te als een Granaatboom, met een digte Kroon, Eenwjy- 4 : wige. en zeer welriekende Bloemen , die des avonds een geheelen Tuin, waar in zy ftaan, met haa- ren Reuk vervullen, De Bladen zyn een weinig bytende op de Tong, gelyk Limoenbladen. De Ambonfche wordt meest geacht wegens de fraai- heid van het Hout, dat fierlyk gevlamd is, geel met zwartachtige of bruinroode Plekken , digt en zwaar als Palmhout en dus tot allerley Draai- jers Werk bekwaam : dewyl men ’er ftukken van krygt , die eenige Duimen dik zyn. pe. xxiv. Van dit Gewas, en wel van het gedagte Ja= Pie 2 vaanfche, een Takje , dat door den meergemelden RicnrteER medegebragt was, zig in de Verzameling van den Hoógleeraar Bonn bevindende, geef ik daar van ‚ om dat de gefteldheid van de Bloem zig aan hetzelve zeer fraay vertoont, alhier de Afbeelding in Fig. 2. op PraarT XXIV. Men ziet daar in , het getal en de grootte der Vin- blaadjes, vyf aan een Steel ; als ook de Spits- heid der Verdeelingen van den Kelk , en hoe van de tien Meeldraadjes vyf korter dan de an- deren zyn, hebbende geen ronde maar als dub- belde of Beursachtige Meelknopjes. Daar on- der komt het uitgezette Vrugtbeginzel , dat eene Befie wordt , na het afvallen van de Bloem te voorfchyn. | Mur- De, CoA NSB: Rr Eds 59 MURRAY A UI. | ÁFDEELs In Kelk en Bloem komt dit Geflagt, naar ae den Hoogleeraar Murray te Gottingen ge-sruw tyteld , met het voorgaande overeen , maar heeft. id het Vrugtbeginzel met een Heee omringd, en de Besfen ecnzaadig. De eenigfte Soort (1) , ook in Oostindie #1. Murraya] aroeijende , is een kleine Boom met een Witten, sea Bast, de Bladen famengefteld hebbende uit ze- vreemde, ven Kelteetde ‚ gladde, ftomp ovaalachtige Vin. blaadjes , en verfchilt , zo LINNA Us aan- merkt , zeer veel van de Camuneng voorgemeld, Zou het ook de Japanfche, by Rumrurius insgelyks afgebeeld , kunnen zyn ? ZYGOPHYLLE UM. Dubbelblad. Van dit Geflagt zyn de Kenmerken reeds op= gegeven , toen ik de Soort, die een Boom is, befchreef *, ‘Thans zal ik drie Heefterachtigen 4 1, p, van de Kaap voorftellen , fpaarende de overigen jj de rot de befchryving der Kruiden. kr Cs) Dubbelblad met gepaarde , byna gefleelde „ Bladen, die lomp Eyrond zyn; de Steng Zygepbyt- Heefterachtig Aas | o Jana Eervierbladie 8e (1) Maurrza. Syst. Nat, XII. Alant. 563, Murraya. Syst. Nat, Weg. XUI, Gen, Ede Ps 331, RUMEH. Amb. V. Tab. XVIII. Fig. 22 (s) Zyzopbyllum Fol. conjugatis (ubpetiolatis , Foliol. obo- vatis „ Caule fruticofo. Syst, Nat. XIl, Gen. 524: p. 295. Vege II, DEEL, Ve STUKe f HIL ArDEEL. Vi. Hoorp- STUKe Een wy- Vijls VI Sesfiifo= lim. Onrge JORE fieelde, 6Oo TiIENMANNIGE HEESTERS, Een Afrikaanfche Heefter met Porfelein-Bla- den, twee uit een kort Steeltje, wordt onder deezen bynaam , die van Syrifche afkomst fchynt te zyn , tot dit Geflagt betrokken. Zy is door den Hoogleeraar J. BURMANNUS in Afbeele ding gebrage , onder den naam van drie- en vierbladige Fahago, met eene vierbladige Bloem en eene Vrugt, die vier Vliezige hoeken heeft, Zyn Ed. verhaalt, dat dezelve op de Zand- Dui. nen, by de Kaap aan Zee, vier Voeten hoog groeit, komende de Bladen by tropjes van drie of vier uit de kanten der Takken voort , met zekere « Doornachtige Stoppeltjes daar onder, Zy zyn ftomp Eyrond , dat is, hebben het breedte van de Eyvormige figuur uitwaards. De vierbladigheid der Bloemen en de Vliezige Zaadhuisjes onderfcheidtze van de anderen, (5) Dubbelblad met ongefteelde Bladen , die Lan- Weg. XII. Gen. s3o. p. 333. Mdant. 379. Fabago triph. & terraph. Fi. tetrepetalo , Fr, membranaceo quadrangulari. BURM. Afr. p. 7. Te 3 f. 2. Fabago Cap. frutescens major. Dirt. Elth. 142. T. 116, É, 141. Planta Afr. frutescens &c. PLUK. Amaltb. 173. T. 429. fa -g. (6) Zygophyilum Fol. conjug, fesfilibus, Foliolis lanceolaton ovalibus, margine Ícabris , Caule fruticofo, Hort. Cif. 160. R. Lugdhat. 460, Fabago Capenfis frut, minor. Dii. Eleh. 142. T. 116, fe 142. Fabago humilis quadrifolia glabra &c. item Fab. Flore Inteo &c. BURM, Afr. T. 2 & 3. f. 1. Fab. Afr. arborescens, Fl. fa'phureo Fru&a rotundo, Coma, Kar. ps 10. T. 10, DIESENK WDR er ss 6E Lancetvormig ovaal, aan den Rand ruuw irt; zyns de Steng Heefterachtig. Hen Tot deeze wordt, behalve de Laage piensisoene bladige Afrikaanfche , met witachtige Bloemen’ jn en ronde Vrugten van gedagten Hoogleeraar „ia, ook thuis gebragt deszelfs Fabago met geele Bloemen en eene gefleufde fpits langwerpige Vrugt, als eene verfcheidenheid aangemerkt zynde. Beiden komen zy ook op Zandige plaatfen aan de Kaap voort. De Steng is hoe- kig: de Bloemfteeltjes enkeld , langer dan de Bladen , en de Bloemblaadjes zyn gekarteld s zegt LiNNeus. Dit laacfte, echter, vindt men in de Afbeeldingen, zelfs ín die van COMMELYN; welke de Bloem zeer groot vertoont, geenszins aangeweezen, Deeze geeft ’er de hoogte van drie of vier Voeten aan en zegt, dat de Vrugt rond is, plat als een Kaas en vyfhokkig, bevattende vyf platte Zaaden. (7) Dubbelbad met ongefteelde fmalle Bladen, vri. die Vleezig zyn, van boven plat; deeifen, steng Heefterachtig. Deeze Kaapfche Heefter fchiet, volgens den gemelden Hoogleeraar , eene regte , ronde, gladde, bruine Steng, welke zig in veele Tak- ken (7) Zygopbyllum Fol. conjugatis fesfilibus, Foliolis linearie bus, Carnofis fupra planis; Caule Fruticofo, Mfant. 380. Fae dago tenuifolia fpinofà , Frutu rotuudo, BURM, Afr, p. 5e Ke 3. frras IL DEEL, V, STURe 62 TIENMANNIGE HEESTERS, UL ken verdeelt , met Blaadjes die zeer final en ÄrDEEL. „ontig zya , twee paaren tegen elkander over, Hoorp- groenen glad. De Bloemen zyn vyfbladig , geel; STUK de Vrugt is rond en plat, vyfhokkig gelyk in Eenwye wist. de andere Soorten. HEIsSTERIA. De Geflagtnaam is den vermaarden Hei STER , wylen Hoogleeraar der Genees=- en Heelkunde niet alleen , maar ook der Kruidkun- de , in welke hy ook aanmerkelyk gearbeid *zieu.p.heeft *, toegewyd. de: Kermerkels behalven die van tien Meel- draadjes en een enkelen Styl te hebben, zyn; een vyfbladige Bloem met eenen vyfdeeligen „Kelk , die vergroot zynde en gekleurd tot een bekleedzel {trekt van de Vrugt. De eenigfte Soort (1) is door den Heer Jae- Heifteria QUIN; die den gezegden Geflagtnaam overge= ien dragen heeft , in de Westindiën, en wel aan roode. Beeken in digte Bosfchen, op ’t Eiland Marte= nique, waargenomen. Uit zyne Afbeelding is blykbaar , dat dezelve als Laurierbladen heeft, doch het is een gantfch niet fraaije Takkige Boom , zegt hy „ van twintig Voeten hoog. Met reden mogt dezelve dan van my onder de Boomen befchreeven zyn geweest. „De In- ss ZE- (1) Keifveria. Syst. Nat. XII. Gen. s33. p. 297. Wez. Xilke Gen. 535e Pp. 336. JACQ: Amer. Hijl. p. 126. T. 81, DCN D REK 63 gezetenen noemen hem (zegt zyn Ed.), IL za ix, dat is Tortelduiven- Boom , ÁTPEELs „, Bois Perdrix , ! ken „, om dat die naat de Vrugten zeer gretig zyn”’.Hoorp- De Bloemen die klein, op Steeltjes, in de°TUK: Oxels der Bladen voortkomen , hebben een ‚Meer klein, groen Kelkje, dat in de Vrugt hoogrood wordt, met een zeer grooten uitgebreiden Rand, geevende den bynaam aan deeze Soort. Die zeldzaame Vrugt , een Ïöyronde ftompe Noot bevattende , heeft zyn Ed. in Plaat vertoond. QuisQuvALIS Wartftruik. _De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn , een vyfdeelige Draadachtige Kelk; vyf Bloemblaadjes, een vyfhoekige Vrugt. De Geflagtnaam , door Rumentus ver- .E … iet Quirgualis. zonnen om de wonderlyke veranderlykheid vanidica. die Gewas uit te drukken, is door den Riddergoostinei behouden en met den bynaam 4ndica toegepast op eene Soort (1), tot welke zyn Ed. zo wel de ruige of Wollige als de Gladde Quisqualis, die beiden door den Heer NL, BURMAN- Nus in Afbeelding gebragt zyn, betrekt, Van deezen waren zy door de plaatzing der Bloem- fteeltjes „ overhoeks „ of tegenover malkander, onderfcheiden. Die van RumrPHiusis een Gewas, dat eerst als een klein Boompje uit den Grond (1) Quisqualis. Syst. Nat. XIJ. Gene s34, Pp, 297, Weg. XIII, Gen. 539 Pe 336. RUMPH. Ab, V. p. 71. Te 38e BURM. Fl, Ind. p. 1o4, pubescens, T, 35. f. 2e glabra, Te 28. f. ze IL. DEEle Vo STUEe ni. ArpreL VIII. Hoorp- STUK. Eenwy- wi Zee 64 TrIENMANNIGE HEESTERS, Be! Grond fchiet , doch vervolgens flingerende of liever kruipende Ranken voortbrengt, gelyk de Bofchtouwen ; aan welken de Bladen anders ge- plaatst zyn ‚ dar aan de gezegde Boomachtige Scheuten. Zy hebben eene ovaalachtige ge- fpitfte figuur en zyn effenrandig. Aan ’t end der Ranken komen Bloemfteeltjes voort , die uit een trop Schubbetjes of Blikjes Bloemen uitgeeven , naar die der Thymelea gelykende; met eenen Draadachtigen van buiten ruigen Kelk. ’t Gewas groeit op verfcheidene der Eilanden van Oostindie, wordende te Batavia , in ’ Portugeefch , Catappa de Mato geheten. De Vrugten , die van grootte als Eikels zyn, in Bosjes by een hangende, vallen ryp zynde van zelf af, en bevatten dan een Pit, zo zoet als een Hazelnoot; maar, onryp zynde, fmaa- ken zy wat Radysachtig , en zyn dan voor een goed Middel bekend, om de Kinderen in te geeven tegen de Wormen ; de rype heb- ben , in grooter veelheid , de zelfde , en in fommige Menfchen zeer biehaagte uitwerkine Sone Daris De Bloemen, in dit Geflagt in vier of vyven verdeeld , hebben een vierbladig Omwindzel en de Vrugt is eene éénzaadige Befie, Twee Soorten komen ’er in voor, een Kaap- fche en een Oostindifche, als volgt. (1) Dais De BM En EizAn: Pe A nde or Ós (1) Dais met Bloemen die enen zjn „Ee ’ in vyven gedeeld. ES Deeze heeft de Bladen gepaard, ftomp ovaal ;; en effenrandig , glad en gefteeld ; de Bloemen aan I. * end der Takken Bondelswyze vergaard ck je Wollig, met een Knopachtig, vierkleppig Om: Kaapfches windzel. In geftalte kome zy de Pasferinaas naby. (a) Dais met Bloemen die agtmannig zyn, mr „ hd D / in vieren gedeeld. Ollandra, Oostindie De Heer N. L. BuRMANNUS heeft een fche. Afbeelding van deeze, die op Java groeit, ge. geven, in welke nogthans de Bloemen in Vy- ven gedeeld voorkomen. Het vierbladig Om- windzel van de Bloemtrós is aldaar zeer blyk- baar. De Bladen zyn gepaard, Habbers Ovaal , gefpitst » gefteeld en glad, zo wel als de Bloemen, die agt Meeldraadjes boven het Pyp- je hebben, langer dan de rând van de Bloem, KArMI A Een Trompetswyze Bloem , die den tand wân onderen vyfhoornig heeft, in een vyfdee- lige Kelk , welke een vyfhokkig Zaadhuisje wordt, zyn de byzondere Kenmerken van dit — Ge. (1) Dais Floribus quïnquefidis- decandris, Syst, Nat. Xlls Gen. 535. p. 297. Weg. XIII, Gen. 540. p. 336. ( 2) Dais Florihus quaedrifidis , oftandris, Mant, 69. BURM, Fl. Ind. p. 104e T. 320 É. 2, E ’ II, Dern V, StUis, 66 TIENMANNIGE HEESTERS. IN. Geflagt, welks naam ter vereering ftrekt van | AERREL den Sweedfchen Heer KArm, door wien de Hoorp- Natuurlyke Hiftorie van Nods Amerika „zo STUK. veel is opgeluifterd, Het bevat twee Soorten, beiden aldaar huise vestende , naamelyk. 7. (1) Kalmia met Eyronde Bladen; de Trosfen Kalmia : Beiifelia. endelings. de Dit Gewas groeit nataurlyk in verfcheide Provinciën van Noord- Amerika. Door Pr v- KENET en CATESBY waren ’er Afbeeldin- gen van gegeven, doch die aanmerkelyk ver- beterd zyn door EnrReET, van wien ook het maakzel der Bloemen ten naauwkeurigfte is af. getekend. KALM, wiens naam onze Ridder goedgevonden heeft daar mede te vereeren „ zegt dat men het overvloedig vondt in Penfyle vanie, alwaar de Sweeden het Lepelboom noem= den , om dat de Wilden , weleer in dat Land gewoond hebbende , daar van hunne Lepels plagten te maaken. De Engelfchen noemden het Laurel, om dat de Bladen eenigszins naar die van den Laurierboom gelyken. Zy be- minnen een laagen vogtigen Grond , en be= hou- (1) Kalmia Foliis ovatis Corymbis terminalibus. Syst, Nat. XII. Gen. 537. p. 298. Pig. Xllle Gen. 547, p- 337. Am. Acad, TIL. p. 13. KALM, Jtin, Il, pe 476. III. p. 168. GRON. Virg. 6s. Chamz- Daphne Foliis Tini, Car, Carol. II. p. T. 98. Ledum Floribus bullatis confertis in fummis Caulibus. TREW. Ehret. T. 38. f. 1. Ciftus Chamerododendros Ma Naua Laurilolia &ce PLUMe Ahm, 49. T. 379. f. Ge Dt BÀ NR Dai A 67 houden zelfs in de Winter hun Loof , waar IL door zy van de andere Boomen der Bosfchar Aes giën gemakkelyk te onderfeheiden zyn, In ’t Hoorns laatst van Mey begönnen zy te bloeijen , enSTUE. dan overtroffen zy in fchoonheid, door de A2 ss groote Trosfen van hoogroode Bloemen; die naar Schenkbordjes gelyken , byna alle andere Gewasfen. Door de Zonnefchyn, echter , vere bleeken die wel dra en worden eindelyk byna geheel wit, Ook vallen de Bloemen fomtyds Roozekleur. Op eenige plaatfen heeft men ter de gewoonte, van op Kerstyd en Nieuw= jaarsdäg, de Kerken met het Loof te verfieren; Het is; ondertusfchen, voor Scháapen en Kal- vers, die ‘er van eeten , even als de Taxis hier te Lande , dikwils doodelyk, Voor de Herten; in tegendeel, ftrekken de Bladen ds Winters ; wanneer dezelven geen andere Groente vinden , tot Voedzel: zonder dat hun Vleefch de Menfchen kwaalyk bekomt. Ook worden dezelven van zekere Berkhoenders ge- geten, Het Hout is zeer hard en glad, wore dende deswegen tot Asfen in Katrollen ; of ook tot Wevers - Spoelen en Wieldraaijerse Werk, in plaats van Palmboom Hout gebrüuikt, Het valt fchoon geel met eenige Straalswyze Streepen: Sommigen verzekerden, dat, wan. heer by Zomer eens brand ontftond in de Bos. fchen, het Loof daar van niet aangetast werde; _ Ë 2 (@) Kals it. Brik, Vo Stux. 68 TIENMANNIGEHEESTERS, _ HL (2) Kalmia met Lancetvormige Bladen, de ee Trosfen op zyde. Hoorp? Deeze , op de zelfde plaatfen vhalkermehdt je din verfchilt bovendien door de kleinheid der Bloe- Kalmia men en Bladen van de voorgaande. Zy wordt ge {ee niet minder fchadelyk geacht te zyn voor het Re tan Wolvee. LE DU, M. Dit Geflagt heeft een vyfdeeligen Kelk , eene vlakke vyfdeelige Bloem , en een Re, Zaadhuisje, dat van onderen gaapt. 1. De eenigfte Soort (1) is een Heefter , die ín Ledum _Moerasfige Poelen der Noordelyke deelen van aluftre. Moerasige. Europa , volgens den Ridder , groeit , doch niettemin ook bekend is in andere Landen. CAMERARIUS, die ’er , onder den naam van Wilde Rosmaryn , eene Afbeelding van geeft , zegt , dat het groeit op Moerasfige plaatfen in Poolen en Boheme. Het fchynt ook die Plant te zyn , welke Cuusrus uit Sie (2) Kalmia Foliis lanceolatis , Corymbis lateralibus. 1bid. TREW, Ibid. f, 2, Châme- Daphne fempervirens. CAT, Car, II, p. 17. T. 17e f. 1e Ciftus fempervirens Laurifolia &c. PLUK. Alm. 106, T. 16r. f. 3, Anonyma. CoLD, Noveh. roo. (1) Ledum. Syst. Nat. XII, Gen. 538. p.- 299, Weg. XIII. Gen. 546. p. 337, Fl. Lapp. 160, Ledum Fol. linearibus , fubtus hirfutis , Flor, corymbofis. Fl, Succ, N. 341, 3 in. Ciftus Ledon Fol, Rosmarini ferrugineis. C. B. Pin, 467, Ledum Silefiacum. Crus, Pann. 68. Ledum Fol, Rorismarint alt, LoB, Jeon, II, 124, Rosmainum fylveftre, CAM, Epit, 546 haal Bac ED PIC AEN DRI 69 Silezie ontvangen hadt , en derhalve voorftelt onder den naam van Silezifch Ledum „ aldaar HI. FDEEL, VUIL. zeer gemeen. Het was een Hecfter met Hou- Hoorp- tige Stengen, fomtyds een Elle hoog, die zig in veele. Takjes uitbreidden , de dunften met … zekere rosfe Wolligheid bekleed , hebbende lange fmalle Bladen , grooter dan die van de Rosmaryn, doch ook aangenaam van Reuk en fcherp van Smaak. De Bloemen, Troswyze op Steeltjes aan de enden der Takjes voort- komende , beftonden uit vyf witte Blaadjes , met tien Meeldraadjes en in ’ midden een Styl , zynde de Vrugt een vyfhokkig Zaad- huisje, ros van Kleur, De Steeltjes, met de Bloemen overend ftaande , boogen zig met de Vrugten om; des de gaaping van het Zaadhuis- je alsdan naar boven was gekeerd, Dit geheele Gewas, in bloem ftaande, hadt een zo fterken Reuk, dat het tegen de Motten by de Kleederen gelegd werdt, zo M Ar THIa- Lus verhaalt, Het Afkookzel wordt in Swee- den gebruikt om de Luizen der Runderen en Varkens te verdryven 5 het Loof tegen de Wandluizen 3 geevende de Olie, daar van door neerdruiping gehaald, den Reuk aan ’t Rusfifch Leder, zegt LiNNmus. Zyn Ed. voegt daar by, dat het in plaats van Hoppe in ’t Bier ge- daan fchrikkelyke Hoofdpyn veroirzaakt , die, nende wederom het Gedeftilleerde Water, uit= wendig , tegen dat Ongemak. Men wil dat het Kruid, tot een Bad gebruikt, van grooten E a dienst Me DEELS V, STUK STUK, Manog y= zo TFrIENMANNIGE HEESTERS. _ HL dienst bevonden zou zyn tegen de famentreks annen: king der Gewrichten. De Sweeden noemen het Hoorp- Squatram , in West - Gothland Lwmmer; de STUK. _ Duitfchers Kuh- Rust. „Eenwye f vige, RHopDoODENDRON, Roozelaar. Een vyfdeelige Kelk , de Bloem byna Trech- terachtig en van den Styl afgeboogen Meek draadjes , benevens een vyfhokkige Vrugt ; maaken de byzondere Kenmerken uit. Zes Soorten , meest Europifche Plantgewase fen, komen in dit Geflagt voor, als volgt. EA (1) Roozelaar met gladde van onderen Schurf- odoâene Pee \ e dron ferrue tige Bladen , de Bloemen TFrechterachtig. gineurm, ke Om dat men den Oleander Rhododendron pe dat is Roozeboom; in’ Franfch Laurier-Rofz of Rooze - Laurier noemt, geef ik aan dit Ge- flagt , welks Griekfche naam niet gemakkelyk uit te fpreeken‚is , den naam van Roozelaar, De vermaarde TourNeErFoRT hadt den naam van Chamarhedadendsos „ die zo veel zegt als Laa- (1) Rhododendron Foliis glabris {ubsus Leprofs, Corollis infundibalifotmibus. Syst. Nat. Xll. Gen. 539. p. 299. Vig, XIII. Gen. 548. ps 337- Jacq. Ops. I. p, 26. T. 16, Azalez raaculis ferrugineis, SAUV. Monsp. 57. Ledum Alpinum , Fol, ferreâ rbigine nigric, C‚ B. Pin. 468. Raj. Hiff. zoos, Le- dum folus glabrtis Flore tubulofo, HALg. Helv. 417. Ledi Alpini genus alterum, Crus. Pann. 7s , Chamarododendros Alpina glabra, TOURNF. Jnfl, 604, Ch. montana Ailobrogum Lentiscifolia, LOB, Jeon, 366, Evonymas Theophrasti, DAL. Hift, 27e DR CrtA. NM: DR, Ee Ay ar Laage Oleander , van LoBrL overgenomen. Ss en daar van ook een Geflagt geformeerd , waar “yn” van dit mede de eerfte Soort is, Zy komt Hoorp- voor op de Alpen van Switzerland , Ooftenryk ,STUE Savoije en de Pyreneen. De af Harren,  ME) befchryft het als een kromtakkige Heefter van | één of twee Ellen hoog „ de Bladen aan de toppen digt by elkander , droog en hard, ovaal aan beide enden fpits, van onderen ros en met bruine Stippen befprengd hebbende. De Bloe- mean, die by Trosfen uit de toppen voortko- men , zyn hoogrood met geele Vlakjes, Pype achtig met den rand in vyven gedeeld , maa. kende een zeer fraaije Roosachtige vertooning. Van de Meeldraadjes zyn vyf langer, vyf kore ter. De Vrugt is pieramidaal , vyfhoekig , in vyf hokjes verdeeld , die veele Zaaden bevat- ten. SCHEUCHZER heeft aan deeze en de derde Soort veele Galletjes waargenomen (*). De Heer JaAcQuiN geeft een zeer fraaije Afbeelding van dit Gewas, dat hy op de hooge Bergen van Ooftenryk niet ongemeen vondt. Op de hoogfte toppen, aan den rand der Kloven met Sneeuw gevuld, groeide het onder de laage Pynboom- Bofchjes , beminnen= de in de fchuinte der Alpen fteile vogtige met Mos of Gras begroeide Rotfen, breidende zig al- (*) Met reden merkt de Heer HALLER aan, dat de „4za- lea, door Linnaus op de Laplandíche Bergen gevonden, van deeze verfchilt: zie bladz. 191 , hier voor, E 4 UL. DEEL. Vv. STUK: HIL, Arpzer, VIII. 72 TIENMANNIGE HEESTERS. aldaar uit éénen Stoel dikwils zeer wyd uit, dewyl de kleine Takjes, op den Grond leggen- Hoorp- de, zeer ligt Wortel fchieten. Hierom kan STUK. men het Gewas, fchoon de Pen- Wortel, niet ee BK ligt te rukken is uit de Spleeten der Rotfen, gemakkelyk in de Tuinen overbrengen , daar het echter niet veel tier heeft en weinig Bloe- men voortbrengt. Zyn Ed, meent, dat die Roestkleurige Schurft der Blaadjes , van onderen. met zwarte Vlakjes , door den Ouderdom ver- oirzaakt worde ; als zynde de jonge Blaadjes aan beide zyden groen, | . 1. (a) Roozelaar met gladde wederzyds. kaale. Bertel Bladen , de. Bloemen Raderachtig. Gladde. _ De Heer AMMAN heeft deeze fchoone Soort , de Rusfifche Velden in Afie verfierende, he door den Heer GMmerIiN in Aftekening van Irkut toegezonden , in Plaat gebragt. Uit de befchryving blykt , dat dezelve, uit een knob- beligen Wortel , verfcheide Ryzen fchiet van een Elle tot eens Mans langte hoog, die in ’t midden Takjes maaken , zynde verder , tot aan den top , ieder met een, of twee Bloemen verfierd, Zy wordt ook , onder den naam van Groen- landfch Ledum, afgebeeld door OrpeErus, | ed Á. (2) Rhododendron Fol, glabris utrinque nudis, Corollis ro- tatis, Ch. Fol. glabro majusculo ampla Flore Rofeo. AMM» Ruth. 181. Ts 27. Andromeda Fol. ovatis utrinque puntatis , GMEL. Sib, IV. p. 124. Ledum Graenland'cum. Oep. Dar, ie ei 567. ’ DE SeZANEDER ET MAA 797 en befchreeven, als diebbbënde een naakte Steng, HL AFDEELe - die getakt is, aan den top Bladerig , met ge-"" hr fteelde Bladen , langwerpig van boven kaal ,Hoorp- wederzyds digt , en van onderen zeer digt,T%% Roestkleurig geftippeld zynde ; de «Bloemen, 27 Violet, grooter dan de Bladen, met uitgebreide Meeldtaadjes ; zo lang als de Bloem en eenen Bloedkleurigen Styl. Zonderling is ’t,‚ dat de Rusfen , in’ Daurie woonende , deeze Styltjes gebruiken zouden om de Visfchen dronken te maaken , gelyk men aan MrssersCcHMID hadt verhaald. Ook hadt die zelfde Autheur aangetekend , hoe cen Priefter ‘der Tanguten hem zeid’ , dat ‘dit Gewas, in hunne Heilige Taal S/urnak genaamd , tot Reuk- Offers aan de Afgoden, in Tangue, zeer veel gebezigd werde, (3) Roozelaar met kaale op de kant gehaair- 1m, hadod, de Bladen en Trechterachtige. Bloemen. ps Ea, Ruige, Deeze Soort wordt van de Herders Alproo- zen of Bergroozen genoemd , volgens Cr y- SIUS, die ’er den naam van Ledum Alpinuúm aan geeft, komende overeen met de Alp - Bal- fem- (3) Rhododendron Fol. cil. nudis , Corollis Infundibuli- _ formibus. Ledum Fol. glabr, ciliatis, Flore tubulofo. Hatun. Helv, 418. Ledum Alpinum hirfutum. .C.'B. Pin. 468. Raj. Hijl. roos, Ledum Alpinum. Crus. Pann. 73. Ic. 745 Balfammum Alpinum Gesneri. LoB. Jee 367. Cham. Alpina villofa, TOURNE. Jn/t, 6o4 E s U, DEEL. V, STUK, ui. AFDeEEL. VI. Hoorp- STUK wige. Iv. Rhodsed. Chamacie us. Laage, 74 TIENMANNIGE HEESTERs, femboompjes van LoBrrL , dus genaamd wer gens den voortreffelyken Reuk, In beide op- zigten is deeze Heefter een Juweel der Berg- Woeftynen. Hy groeit, zo wel als de ecerfte Eewy- Soort, op de toppen der Alpen en Bergen van Ooftenryk „ doch, komt een weinig zeldzaamer voor „ hebbende veel met dezelve gemeen 5 dan de Bloemen zyn kleiner en bleeker , meest Vleefchkleurig , zo de Heer HALLER aante- kent. (4) Roozetaar met gehaaîrde Bladen en Ra- derachtige Bloemen. In laagheid van Gewas verfchilt deeze meest van de voorgaande , als een Heeftertje zynde van naauwlyks een half Voet hoog, met veele dunne Takjes als Heide , die zeer digt bezet zyn met Blaadjes als der Myrthen, op de kane ten gehaaird ; de Bloemen taamelyk groot, en zig als vyfbladig vertoonende. Crusrus vondt deeze op de toppen der hooge Bergen van Ooftenryk , en zy groeit ook in ’t Saltzburg- fche, alwaar Mrienrerrus, die ‘er mede een Afbeelding van geeft , haar met Bloemen be- laden , nevens den gemeenen Weg, by Rei- chen= (4) Rhododendron Fol, ciliatis, Corollis rotatis, Ledum fol. Serpylli ad margines Cilii inftar pilofis, Micm, Gen. 225. Te ro6. Chamzciftus hirfuta. C. B, Pin. 466. Chamaciftus Myf- tifolius, Crus. Pann. 65. Ie. 64. Cit. pumilus Montis Baldi. 1. B. Hil. IL. p‚ 19. Raj. Hil. toos. Cift, Chamzroded, &c. PLUK. Alu. 106. Te 23 f, 4e ie D ECA ND RT A 75 chenthall, gevonden heeft in de Maand Augus- HL tus, en in zyn Tuin overgebragt, in welke zy rg twee Jaaren lang gegroeid heeft en niet alleen Hoorps Bloemen , maar ook Vrugten voortgebragt, ‘STUK welk Crustus vrugteloos hadt onderno- Wil MES MED. Dit flag van Gewesfen „ naamelyk , ’t welk in de fpleeten van. hemelhooge Rotfen en als in een eeuwigduurende Winterkoude groeit , is moeielyker aan een zagten Grond en gen maatigde Lugtftreek te gewennen „ dan de meefte Oost- en Westindifche Planten. Men is niet in ftaat, om ’er een dergelyke Groey- plaats aan te bezorgen, en dit maakt, dat wy deeze zeldzaamheden van ons eigen Wereldsdeel in onze openbaare en byzondere Kruidhoven, hoe keurig ook , en hoe uitvoerig van alles voorzien , niet leevend kunnen befchouwen, (5) Roozelaar met glanzige, Lancetvormige, vv. wederzyds gladde Bladen en endeling/e fte, Bloemtrosfen. | Levante fche, Aan de Kust der Zwarte Zee, by Trebi- zonde, nam de vermaarde TOURNEFORT deeze zo wel als een ander Plaotgewas, dat by mede tot dit Geflagt betrokken heeft , doch tot de Azalea behoort * , waar. De hoogte + mre wasbliadz. 134 hier voor, (5) Rhododendron Fol. nicidis lanceolatis utrinque glabris , Racemis terminalibus. Ch. Pontica maxima , Lauroceraû fo- lio. TOURNF. Cor. 42. Jt. IL, p. 392 op. IL, DEEL, Ve STUKe 1 76 ZT IENMANNIGE HEESTERS, … HL was omtrent zes Voeten , de Stam zo dik als er eens Mans Been, met een gryze Schors; het Hoorp- Hout wit en broofch; de Takken digt , en STUK. aan de Toppen alleen met Bladen als die van EE den Laurierkers begroeid , van aanzienlyke grootte , waar binnen Trosfen voortkwamen van wel cwintig of dertig Bloemen, ieder op een Steel van meer dan een Voet lâng, zyn= de de Bloemen anderhalf Duim breed , meest blaauwachtig paarfch , fommigen bleeker, an- deren geheel wit, doch altemaal met geele Stippen, zeer kleverig eer zy ontlooken , heb- bende een aangenaamen Geur, die fchielyk verdween. Dit Gewas werdt voor fchadelyk gehouden 3 weshalve het van deeze Soort nog minder te verwonderen was, dat de Honig op derzelver Bloemen door de Byëén vergaderd, zodanig eene bedwelming onder de Soldaaten van het Perfiaanfche Leger, als gemeld is, kon veroirzaaken. | Men vindt dit deeze Soort ook, volgens ÂLrT- STROEMER , by Gibraltar , op vogtige bee fchaduwde ‘plaatfen , en dus wordt daar van door den Ridder gezegd: ,, de Bladen zyn als van den Laurierkers , niet afvallende „ ‚ fpits, met korte gladde Steelen : de End. > Tros heeft de langte der Voetjes of Blas ‚ den, met overhoekfe , naakte, Voetfteelen: „de Kelk is zeer klein : de Bloem Klokvor- ss mig > van et als die des Oleanders , », paarfch: DPO AND Kr an 7 s… paarfch : de Meeldraadjes, van den Stylaf- 1. 9 geboogen, hebben de langte van de Bloem.” teld f ok H % (6) Roozelaar met glanzige, ovaale, flompe , ed geaderde Bladen, die een fpitfen omgeboo- vr. _ gen Rand hebben , en éénbloemige Steel- „Astatade tjes. | Virginis J fche. Deeze Virginifche is aldaar twintig Voeten hoog waargenomen , zo dat zy te regt den Latynfchen bynaam voert, DirLENrus, evenwel , merkt aan, dat zy met de voorgaan- de Soort overeenkomftig is. De Steeltjes ; naamelyk ‚ zyn wel éénbloemig , maar maaken door hunne vergaaring ook end - Trosfen uit: de Bladen als die wan den Citroenboom, we- derzyds glad, byna een Span lang. Corrin- ‘soN noemt dit Gewas Berg - Laureola of Chamserhododendros van Penfylvanie. Ande- ren geeven ‘er Bladen van den Laurierkers aan; dat weinig verfchilt. De Bloemen zyn, volgens CLAYTON, {choon rood ; de Bladen zeer dik en glad, van onderen Roestkleurig , volgens MiLLERr. ’t Gewas blyft altoos groen en groeit op de Berg-Rotfen in Noord - Ame- rika. À N- (6) Rhododendron Fol. nit. oval. obtufis venofis , margine acuto reflexo, Pedunc. unifloris, Ledum Laurocera fol. Az, „Acad. II, pe zoo. Kalmia Fol, lanceolato. ovatis &c. MILL, Dit. T. 229. Chamerodod. Laurifolia fempervirens sw bullatis , corymbofis. CAT‚ Car, III. p. T. 17. Azalca Flor. pulcherr, fpeciois rubris, CLAYT. Ne 832, GRON, Wirg. 66. HN, Deer. V, Stum; HIL, AFDEEL. vILt. HoorD= STUK Een nwy- wige. „3 TIENMANNIGE Ìerkstùkö, ÄNDROMED As Zekere Planten , die in de eerfte opflag grootelyks naar de Heide gelyken, en op even de zelfde plaatfen voortkomen , zyn, wegens de verfchillendheid der Teeldeelen, daar van afgefcheiden,. RKAjus en Mieret rus wil denze onder den naam van Ledum begrypen; Buxraum noemdeze Chamedaphne en Poliie folia; Heister Ericoides en DirLenNius Ericonia, ToURNEFORT begreepze, met Rupeycxen Periver, onder ’t Geflage van Efica of Heide, waar van zy echter; wegens de verdeeling van den Kelk; de Bloem en ’t Zaadhuisje , in vyven , en wegens het getal der Meeldtaadjes, behoorden afgezonderd te wordert, zo LiNnN&us ootdeelt, die, dat zonderling is , zo veel overeenkomst tusfchen dit Gewas en de bekende Maagd der Fabel Hiftorie vondt , dat hy ’er den nedm wan An: dromedá aan toegeeigend heeft (*), Dit Geflagt, welks Kenmerken , behalve de figuur der Bloemen; (die echter in allen niet Eyrond ís, met den Mond ín vyven gedeeld) met die van ’t voorgaande overeenkomen ; be: vat thâns twaalf Soorten , meest Eurtopiíche en Virginifche Gewasfeh , als volgt. by (2) An. (®) si Ovidio, fabulam de Andromeda conferibensi , hac anre Oculos funisfer Planta, vie melius quadracent attributss qui more Poëtieo ex humili twmulo pioduxis(er Olympumt. Fl, Lappe P. 1374 De wlan RUK 79 (1) Andromeda met enkelde zydeling fe Bloem- II. FDEELì fleelijes en Klokswyze Bloemen; de Blaad- En Ean jes gepaard, opleggende , flomp, somgekruld, Hooros Maar eenmaal was deeze Soort den Riader wien in de Laplandfche Gebergten, en wel in ’t mid- gti hi den van den Nagt , (zo men ’t Nagt mag noe- a men „ zegt zyn Ed., wanneer de Zon boven de * Kimmen is, en zo fterk fchynt, dat haar Straas jen ’t Gezigt belemmeren, ’t welk tevens door de fterke Schaduwen van het-laage Schynzel als beneveld is ,) voorgekomen. Op zekere plaats, vier Uuren gaans ten Noordwesten van *% Gebergte Wallivari , in ’ Diftrikt van Lu- la, groeide dezelve in groote menigte , doch was meest in ’t Zaad gefchooten, zo dat hy daar aan flegts een enkeld Bloempje vondt. *t Gewas zweemt veel naar Heide, geeven- de tot een Houtigen Wortel veele dunne Stene getjes uit, ongevaar twee Voeten hoog, die in Takjes verdeeld zyn , veel dikker door de Blaadjes van een half Duim lang , dezelven Schubswyze bekleedende, In ’t eerst meende zyn Ed. dat dezelven driekantig ; doch be. vondt- (1) Andromeda Ped. folivariis lateralibus , Cor. campanula- tis, Fol. oppofitis imbricatis obtufis revolutis, Syst, Nat, XII, Gen. s4o. ps 299. Peg, XilI, Gen. s49. pa 338. Andre Fol, guadrifariam imbrieatis , obtufis, Fl. Suec, 123. Andr, Fol. triquetre imbric. obtufis, ex Alis florens. A, Lappe 166, T.I. f. 4, ZZort. Cliff. 163. Il. DEEL Ve STUK) 5 TaiENMANNIGE HresTEns. _MUL wvondeze naderhand vierkantig geplaatst te Zyn: zin Hier uit komen enkelde Steeltjes woort „ Draad- Hoorp- achtig dun ; een Duimbreed lang , met eeri STUK. _ kmikkend Bloempje , dat Klokvormig is, wit, te, de jn vyven gefneeden en zeer naar die der Lelie- tjes van den Dalegelykende , met eenefì Vleefchs kleurigen Kelk en tien geelachtige Meelknop- jes, omringende een wit Styltje, dat een wei- nig kofter was dan de Bloem, nog overblyven= de op een Zaadhuisje van ronde figuur, vyfe hokkig , in de ‘Kelk vervat, if (2) Andromeda met enkelde endelingfe Bloem-= En fleeltjes , de Bloempjes Klokswyze ; de Mosachti- Blaadjes Elsvormig en digt geplaatst. gea Een der gemeenfte Plantjes in de Laplande fche Alpen is deeze Soort , welke bloeijende een zeer fchoone vertooning maakt, doch an= ders naauwlyks van de gemeene Mos is te on= derfcheiden, Het heeft naauwlyks de hoogte van een Span, doch is niettemin Heefterachs tig, bekleed met zeer finalle Blaadjes als Naal. den, hebbende insgelyks Klokvormige Bloem- pjes en ronde Zaadhuisjes. De Meelknopjes, zyn in deeze Soort gebaard, (3) Ans (é) Aridromeda Ped. folitariis terminalibus , Coroll, campá- nulatis , Fol. confertis fubulatis. Orp. Dax, T, ro. Andr, Fol. Aciformibus confertis, Fl, Lapp. 165. Te If, 3 Fi, Su26, 3373 335 D E-t AN BD RÍ A Sí (3) Andromeda met. vergaarde , en Eyvormige Bloemen; verfpreide , fmal- le, flompe , platte Blaadjes, Deeze groeit ook overal in-de Laplandfche Gebergten, van waar dezelve door RupBeEckK aan PrerrvrERr bezorgd was, zynde nader- hand, zo wel als de voorgaande, in Noorwe- gen gevonden, en insgelyks door OrprRrus afgebeeld, Onze Ridder, naamelyk , heeft deeze die Soorten allerèerst waargenomen, en zeer naauwkeurig in Plaat doen brengen. De tegenwoordige is van de beide voorgaanden grootelyks , zo in Gewas , als in Blad en Bloem, verfchillende, De Stengetjes , die ruuw en bruin zyn, groeijen fomtyds een Voet hoog. De Blaadjes zyn ongevaar een Lyn breed, een halve Nagel lang, en ftaan byna in den winkel. haak aan de Takjes , elkander geenszins bedek= kende ‚ maar byna als in het Empetrum , glad en groen, Van twee tot vyf Bloemfteeltjes komen uit de enden der Takjes voort, zynde Draadachtig , een Duim lang , ieder met een enkel Bloempje » dat eene Eyvormige figuur heeft en hoog blaauw is, met eenen paarfchen Kelk , zynde het Mondje famengetrokken , met eener (3) Andromeda Ped, aggregatis, Corollis ovatis, Fol. {para fis linearibus obtufis ane OzD. Dan. $7. Fl. Lapp. Ì6S: T.1f. s. Fl. Succ, 335, 354. Hort. Clif. 163. Androme. da rarior Norvegica Burfer. Amcen. Acad, 1. p. 332, Ericà folio Abietis Flore Arbuti, BUXB. Cent, IV. p: 26. Te éôs F . MH. Deer. V. STUK. te ÁrpDeets VIlLs Hoorps STUKe HI, Caruli: laauw®s as TIENMANNIGE HEESTERS, IL. eenen vyfdeeligen Rand, en de Vrugt een vyfe ADEL. hoekig Zaadhuisje, met het Styltje ook daar Hoorp- op. Dat topje, daar in ’t eene Jaar de Bloem- STUK. _ pjes uitkomen , fchiet Takjes in ’ volgende HEt Jaar. De Meelknopjes zyn hier ongebaard. BuxrauMm heeft dit Gewas, onder den naam van Heide met Dennebooms- Bladen en Aarde beziebooms - Bloemen , voorgefteld,* iv. (4) Andromeda met vergaarde Bloemfteelijes erdee en Cylindrifche Bloemen, de Bladen over- fe, ae: hoeks , Eyrond en onverdeeld. Een Marylands Boompje , met kortere Paa- penhouts Bladen , die bleek groen zyn, bren- gende uit een zelfde Knoopje verfcheide Aarde beziebooms Bloempjes voort, die Aairswyze over den eenen kant uitbotten , van PLUKE- NETIus in Afbeelding gebragt, maakt deeze Soort uits welke de Meelknopjes als laatst ge- _ meld en de Bloemen Rolrond Klokvormig heeft; De Bloemen zyn groot en wit van Kleur; de Bladen ‘Lederachtig en glinfterende, de Zaad- huisjes vyfhoekig en aan ’t end gaapende, zo men nader in Virginie, alwaar het ook groeit, waargenomen heeft, (5) An- (4) Andromeda Ped, agsregatis , Cor. cylindricis, Fol. alter nis ovatis integertimis. Arbuscula Mariana, brevioribus Evo- ymi foliis &c. PLUK. A{ant. 25. T. 448. Andromeda Foliis evatis ôcC,‚ GRON. Wirge 493 664 De Cs ND, EEM Bâ C5) Andromeda met vergaarde Bloemfleeltjes Uls _ en Eyronde Bloemen , de Bladen over- ier. hoeks , Lancetvormig en omgekruld, Hoor» STÜKe Onder den naam vah Rosmarynbladige Heide v. is deeze voorgefteld door PLUKENET, maar rit BuxBAuMm noemtze Poliifolia. Zy komt in bladige, de Veenige Moerasfen der Noordelyke deelen van Europa, Lapland, Sweeden ‚ Noorwegen; niet alleen , maar cok in die van Switzerland en elders voor; zelfs in Engeland , volgens Ray, die het Moeres- Ledum van zyn Land noemt. Het is de Ericoides van Heister; de Ledoides van anderen. HaALLER noemt het een regtopftaande Heefter , van een Elle hoog. LiNNeus vondt hetzelve door geheel ‚Lapland en Sweeden , zelfs in de Gebergten, op vogtige plaatfen, in de Bosfchen met veele, doch anders dikwils met maar eene Bloem aan een Stengetje , welke door haare fchoonheid van Kleur de meefte anderen van dien oord overtrof, De Meelknopjes zyn in deeze ; volgens Or Dn ee RUS; gebaard, (6) An- (5) Andromeda Ped.” aggregatis , Coroll. ovatis , Fol, al- ternis lanceolatis revolutis, Andr, Fol alt. lanceol, margie ne reflexis, PL Lapp. 163. T.I: fi 2. Bl. Súec. 335 353% Hort. Cf. 163. R. Lugdh, ago, HALL. Helv. a16, Opusc, 140. Poliifglia; BUxB. ACF. Peér. It. p‚ 345. Cent. V. pizse T. 494 É. 1, Vitis Idee affinis Orn, Dan, T. 54. Eticà humilis Resmarini folio. PLUK. Alm; 136. T, 175. £. 3e F a He DEEL, V‚, STUK, HI. AFDEELe VI. : Hoorp=. STUK. VL Bryantha. siberifche, Vil. Dabeocia. terland- fche, 84 TiENMANNIGE HEESTERS) (6) Andromeda mef getuilde Bloemen, ovaale Bladen en neerleggende Stengen. Deeze, door den Heer G MELIN in de be- fchryving der Planten van Siberie afgebeeld , groeit in Kamtfchatka , onder het Empetrum , de Rotfen, by dikke plaggen gelyk de Wilde Thym, hebbende veelbloemige Steel. tjes. De Meelknopjes zitten loodregt aan de Rug der Meeldraadjes vast. (7) Andromeda met hellende Trosjes , vier- deelige Eyronde Bloemen en overhaekfe Lancetvormige omgekrulde Bladen. Deeze, die te vooren, met reden, door den Ridder tot de Heiden betrokken was, wordt thans, om dat de uitwendige Geftalte veel naar die van de Vyfde Soort zweemt , hier t’huis gebragt , niettegenftaande het getal, in de dee- len der Vrugtmaaking , volmaakt met de Hei- de ftrookt. De Kelk is vierbladig, de Bloem in vieren gedeeld met agt Meeldraadjes ; het Zaadhuisje vierhokkig en vierkleppig. En, dewyl dit getal, van vieren en vyven , het eenig- (6) Andromeda Flor. corymbofis , Foliis ellipticis , Caule proftrato. Jfant, 238, Bryanthus. GMEL, Sib. IV, pe 133, Derse 3e (7) Andromeda Racemis fecundis , Flor, quadrifidis ovatis, Fol. alternis lanceolatis revolutis. Syst. Weg. XIII. Erica Ra- cemo terminali, Foliis alternis , fubtus tomentofis, Sp. Plant, sos. Erica Cantabrica , Flore maximo , Fol. Myrthi fubtus incanis, TOURNF. Jn/?, 603. Erica five Dabeoci Hibernis, Ray. Dendr. 98, DE CN D'R TA, 85 eenigfte onderfcheidend Kenmerk van de Ge. HL, flagten van Erica en Andromeda uitmaakt, niet “Var alleen „ maar ook verfcheide Soorten van dit Hoorp- Geflagt zodanig naar Heide gelyken , dat men- STUÉ ze ‘er naauwlyks van onderfcheiden kan; zo he di deeze overbrenging zonderling, Men vindt dit Gewas op zekere Bergen van Ferland , in een Veengrond, Het heeft Hee- fterachtige, Haairige , Roestkleurige Stengetjes, die aan ’t end enkelde Trosfen uitgeeven, van eenbloemige Steeltjes ‚ met Violetkleurige Cy- lindrifch Eyronde Bloemen , eens zo groot als die van de Rosmarynbladige. De Meeldraadjes zyn wit, de Meelknopjes bruin , Pylvormig , ongebaard ‚ aan den top geknot, met twee Gaa- tjes. De Styl, die Draadachtig is, van langte als de Bloem , heeft een ftompen Stempel, (8) Andromeda met hellende Trosfen, de Bla- den liniaal met eene kleverige Haaïrig. Drafroi heid, Kaapfche, Hier wordt dus thuis gebragt de Lymerige Heide van de Kaap , door Bere 1 us befchree- ven, welke het Loof byna als dat van een Soort van Zonnedaauw heeft , waar van de bynaam ontleend is. Het getal komt, in de deelen der Vrugtmaaking , fomtyds de Heide nader, zegt de Heer Murray en de Meelknopjes zyn gebaard, (9) An- (3) Andromeda Racemis fecundis, Pal, linearibus pilofis vie fcidis. Mant. 239. Erica glutinofa. BERG. Cap. 99, Chamae ciftus Roris Solis foliis, Perry. Mus. 22. T. 161. Ë 3 ‚ We DEEL. Ve STUK4 26 TIENMANNIGE HEEsTEns. NI, (o) Andromeda amet naakte, gepluimde, - hele ÄFDEEL. . lende Trosjess en Rolrondachtige Bloem- Hoorp: Pjes, de Biaden overhoeks, langwerpigsen STUK. brartpln a gekurteld. Panieala- (ro) Andromeda met hellende TProsjes , die ta, Brie . Gepluim- Blikjes hebben , de Bloemen bultig Rol A8, ; rond, de Bladen overhoeks langwerpig , Bitburs. met Tandjes. Gerro: te. xr (11) Andromeda met hellende naakte Trosjes, Arhorca, 7 : : te de Bloemen rondachtig Eyvormig. tige. Deeze drie Soorten vallen in Neord- Ame- rika, en verfchillen zeer in grootte van de an- deren, inzonderheid deeze laatfte , welke Boom: achtig is, ja van den Heet CLaYTON oe- noemd wordt een Boom met kleine witte: Blòë- men; als Bekerachtig , naakt, Aairswyze over de eene zyde gefchikt, de Bladen langwerpig gelpitst ; het Zaadhuisje klein , Kegelvormig , in vyven gedeeld. Het Afkookzel deezer Blae den, die zuur zyn , merkt zyn Ed, aan tot ver- koeling en dorstlesfchinge in de #litte van de Koorts (9) Andromeda Rac. fac, nudis paniculatis, Coroll, (abeye linde: ‘Fol, altermis oblongis crenulatis. Frutex Fol. ferratis &c, CATESB, Car. Il, p. Ts 43e Vitis Idza Amer, PLUK. Alm. 391, GRONe Virg. 66a (1o) Andromeda Rac, fec. Brasteatis, Cor, lk cylin= dricis , ‘Fol. alrernis oblongis ferratis. i (11) Andromeda ac. fec..nudis, Corollis rotundo - ovatig. Andvomed: Arborca &sc, GRON. Virg: 67. Frutex Fol, obloar gis acuminatis ,Floribus (picatis ano verfu dispofieis, CAT. Car. L, pe Te 71 SELIGM, Vog, HIJ, De bl. 360 El. XLLhe Ds eci Mo Dijle lp ds 87 Koorts te dienen. Men noemt het deswegen II, de Zuuringboon , die , volgens CATESBY EDE, wel een Stam krygt. van een half Voet dik Hoorp- en twintig Voeten hoog. STUK. C12) Andromeda met hellende Trosfen , die xn. Bladerig zyn , de Bloemen Rolrondachtig are de Bladen overhoeks „ flomp Lancetvor- Groot mig „ geftippeld. ns Volgens den Ridder zou deeze zo wel in Vir- ginie en Kanada , als in Siberie en Rusland, huisvesten, Het is een Heefter met Leder- achtige Bladen , van gezegde figuur , die de Trosfen uit byzondere Takjes uitgeeft , met ovaale Blaadjes , de Bloempjes gefteeld voorte komende uit derzelver Oxelen, die den Kelk bedekt hebben met twee Blaadjes. Zy knike ken over eene zyde. De Meeldraadjes hebben langwerpige Meelknopjes, in tweeën gedeeld en ongebaard, Nog drie andere Soorten van Andromeda , in Noord-Amerika groeijende , zyn , volgens de Berigten van den Heer C LAYTON, door den Heer Groxovius opgegeven. De eene, uit (12) Andromeda Racem. fecundis foliaceis , Coroll. fubcy- lindricis , Fol, alternis, lanceolatis, obtufis punétatis. PZ, Smec, II, N. 357. GomT. Fl. Ingr. 64. Ciftus Ledon. f. Andromee da Fl, monopetalis , parvis albis tubulofis , fpicatim &c, GRON. Pirg. 212 Chame= Daphne. BUXB, ABZ, Petr. Ie pe z4le Te 3, f. 1e GMEL: Sib, IV. p‚ 119. E 4 Me. DRELe Ve STUKa 88 TIENMANNIGE HEESTERS, UL vie de Westelyke deelen , in de Winter , aan Arib denzelven gezonden , fchéen veel naar'-deeze Hoorp: laatfte Soort te gelyken: de andere „op de STUK. toppen der Bergen groeijende, hadt eene roos- Pew) de Schors: de derde ‚ met wyde fpitfe Kelken, Uize, | wordt van hem de Roodknop - Boom. gelieten CA E PIG EA, De uitwendige Kelk is in dít Geflagt drie- bladig , de inwendige in vyven verdeeld : de Bloem Trompetachtig: het eri met vyf Holligheden. Ld De eenigfte Soort (1) iseen ‘kaligend Hee. ALEA fter- Gewas, altyd groen , op drooge ‘dorre? Kruipende. Gronden van Virginie en Kanada; in de Pyn- boom - Bosfchen , groeijende. De Takken van hetzelve zyn rond, met rosfe Haairtjes bezaaid , en overhoeks bezet met Hartvormige, odin achtige , effenrandige, gefteelde Bladen, Het bloeit in ’t vroege Voorjaar, geevende , aan ’£ end der’ Takken , Trosfen uit van Bloemfteel= tjes, met Pypachtige Vleefchkleurige Bloemen ; die den rand in vier of vyf Slippen verdeeld hebben. Mrircuerr heeft hier van een nieuw Geflagt, onder den naam van Memecylum, ge- maakt, id Guar- (*) Gron, FL Virg. Lugdb. 1762. p. 67. (1) Epigza, Syst, Nat. XII. Gen. sar, p. 300, Peg. XIIIe Gen. sso, pe 339 Am. Acad. ML. Pe 17. Memecy!um, MrircH. Gen. 13, Arbutus Fol. ovatis integris. GRON Pirga 49: 67. Pyrole affinis repens fruticofa &c. PLUK. Alm. 309 Ts 107. f. Ee RA). Suppl. 596. Deere Go AIN Deore Ji Aa 89 GUALTHER IA, de Hi. EEL, F Dit Geflagt heeft ook een dubbelden Kelk Er den buitenften tweebladig , den binnenften iig vyven gedeeld, de Bloem is Eyrond, Het Ho- wd nigbakje heeft tien Punten, De Vrugt is eennia. vyfhokkig Zaadhuisje , bekleed met den bin- nenften Kelk in een Befie veranderd, De eenigfte Soort (1) door den Heer Karm 1. op dergelyke plaatfen van Kanada waargeno- pen men, alwaar het van de Wilden Pollom gehe-centens. | a Hurkenda, ten wordt, heeft den gedagten Geflagtnaam ‚ naart den Franfchen Geneesheer GUALT HIER, aldaar gewoond hebbende, en in de Kruidkunde zeer ervaren , bekomen. De Sweeden , zegt KarM ‚noemen het Thebuske ‚ Om dat zy het Af- trekzel der Bladen in plaats van Thee drinken. Het heeft naauwlyks meer dan een Span hoog- te, is Takkig en altyd groen, met ovaalachtige Blaadjes, die glad zyn met fpitfe Tandjes; ko- mende de Bloemen enkeld uit de Oxelen voort, aan Steeltjes hangende en ‘wit van Kleur, De Vrugt is een roode Befie, ARBO TUS, De figuur der Bloem, die Eyrond of liever Bel- (1) Gualtheria, Syst, Nat. XII. Gen. 542. pe 300, Wig. XII. Gen. ss1. p. 339. Am. Acad. III. p. 14. DU HAM. Arbr. Ie p. 286. T. 113. Vitis Idaa Canadenfis Pyrolz folio, TouRrNE, Juf. 608. Anonyma Pedunculis arcuatis, COLD, Nvveb. 98, f F p He DEEL, Ve STUKe oo TIENMANNIGE MEESTERS, HL Belvormig is , maâkt een voornaam Kenmerk AEN van dit Geflagt uit, maar in dit. opzigt ver- Hoorp. fchilt zy weinig van die der Andromeda of STUK, Heide , ja zelfs weinig of niet van de Bloem vige dee Bofchbesfen*, Hier is het getal der Meel: * Pacndraadjes tien, en de Bloem aan den Mond in ian vyven gefneeden „ van onderen. doorfchynen- de (*): de Vrugt een Befie, met vyf Hollig- heden , in de Kelk aanrypende, terwyl in de Bofchbesfen die Kelk zelf de Befie wordt, Vyf of vier Soorten komen in dit -Geflagt voor ‚„ meest in Europa en Noord - Amerika huisvestende , als volgt, L. (1) Arbutus , met gladde Zaagswys getande nd Bladen, en veelzaadige Besfen. Europi- , Sche, In de Bosfchen , zo der Zuidelyke deelen j van (*) Corolla ovata: ore baft pellacid vindt men in Syste Nat, Ed. Xil: het welk de Heer MurRAY, hoe onverftaan- baar ook, in Syst, Nat. Weg. Ed, XI! flegts nagefchreeven heeft, zonder te letten , dat daar het woord guinguefide ontbrak, en dat het moest zyn Ore guingueftdo, Bafs pelluci- dâ: gelyk men in de Optelling van de Kenmerken aan ’ Hoofd der Klasfe, Cor. avata, Bafi diaphana heeft, De Bafis is immers regt het tegengeftelde van den Mond. 4 Zac- cinio differt Fruêtu intra Florem, eogue perpetuo guinguefids;, Campaniformì, zegt de Heer HALLER. (1) Arbutus Caule Arboreo , Fol, glabris ferratis , Baccis polyspermis, Syst, Nat, XIl. Gen, 543. p. 300, Veg. XII, Gen. ss2, p. 339e Hort. Clif, 163, R. Lugdhat. 440. SAUV, Jonsp. $9. GOUAN Monsp. 207. GER. Prov. 439. GRONe Orient. 137. Arbutus folio ferrato. C. B. Pin, 460, MILL. Dik, T, 48. f. I, 2. Arbutus, CAM, Epit, 168, DODe Pempt, 804, RA}. Hifl, 1576. - ERE CHA ND RT A, OI , van Europa, als der Westelyke deelen van III. lerland , en in de Levant ‚ komt deeze Soort SFDEEL, voor , welke in ’t Italiaanfch Albaro , in’ Spaanfch Hoorp- Mandronhw , in ’t Franfch Arboufier , getyteld’TUE- wordr. In de Noordelyke deelen van Europa {mer voert hy , in ’t Hoogduitfch , den naam van Erdbeerbaum, dat is Aardbefie- Boom, 't welk de Engelfchen met Strawberry - Tree navol« gen, Schoon dezelve , in Griekenland , fomtyds een Boom wordt, naar het getuigenis van Ber- LON 1us,blyft hy doorgaans maar laag en Hee- fterachtig , groeijende op de manier der Kwee- Boomen, De Stam en Takken zyn bogtig met een ruuwe Schors : de Bladen als die van den Laurierboom,op de kanten fcherp getand, dik, groen, aan de enden paarfchachtig: de Bloem- pjes wit van Kleur en aangenaam van Reuk , komen aan Risten voort, en daar op volgen de Vrugten , naar Aardbefiën gelykende , maar grooter , volkomen rond, ruuw van buiten , ryp zynde fchcon rood en in vyf Holligheden vee- le Zaadjes bevattende , niet grooter dan GEErsE (A). Deze Vrugt fchynt Unedo van Prinrus genoemd te zyn, ’t welk daar van afgeleid / wordt, (*) Bacce polysperme, tebereulis Serinum exasperata , zegt LiNNzus „ door overhaafting : want het zyn geenszins de Zaadjes die deeze Vrugtea ruuw maaken, gelyk uit de fraaije Afbeelding van TOURNEFORT , als anders , genoegzaam blykt. HK. DEEL. Ve STUme UI, ArpeeL. VIII. Hoor n- STUKe Á. Andrachne. Syrifche, 92 TIENMANNIGE HREESTERS. wordt, dat men’er, wegens de wrangheid , maar eene Bne van zou kunnen eeten. Dit moet dan zien op de onrype Vrugt: want anders is dezelve _ zoet , doch tevens laf , byna als de Lyfterbes-= fen, gelyk zy ook tot Aas ftrekt voor dergelyk Gevogelte, Zelfs kan de Landaart en Grond daar in een aanmerkelyk verfchil maaken , ge- lyk men dit aan fommige Peeren , en Haagap- pelen, ziet. Hoe zou men anders de Bladen; Bast en Vrugten, als een Stoppend Middel , te- gen den Buikloop kunnen aangepreezen vinden, Zo dikwils ik van die Vrugten gegeten heb, maakten zy my Pyn in de Maag, zegt J. BAu= HINUs , maar Crusrius getuigt , dat hy ’er veelen van , zonder eenig hinder, genuttigd heeft, zynde dezelven zo aangenaam als Aardbefiën s hoewel niet zonder wrangheid en van een bye zonderen Smaak. Te Padua komen zy op de Markt te koop, en worden ’er , van xt Gemeen \ niet minder gretig gegeten , dan in Spanje. (A) Arbutus met gladde effenrandige en gen kartelde Bladen , de Besfen veelzaadig. Het verfchil tusfchen deeze en de voorgaande is naauwlyks genoeg , om ‘er een byzondere Soort (A) Arbutus Caule Arboreo Fol, glabris integerrimis ferra- tisque , Baccis polyspermis. Andrachne frutescens, Spicâ erec- tâ, Fol. ovat. integerrimis & {erratis. EHRET, Phil, Trans. Vol, LVII. p. 114: T. 6, Opts \ Dr MWD Rr WE 93 Soort van te maaken ; weshalve zy ook thans HE van het getal is uitgemonfterd, De keurlyke AFDEELe Afbeelding van den Heer EHRET toont niet- Hoorp- temin een weezentlyk verfchil aan. Behalve °TUEe dat de Bladen maar weinig en veelen in ’ ge- „481 heel niet getand zyn , hangen de Trosfen ook zodanig niet , en hebben ruige Steeltjes, met eene aanmerkelyke Liymerigheid, Uit Zaad, dat van Aleppo , nu ruim twintig Jaar gelee- den, door Doktor RusseL overgezonden was, is deeze te Londen geteeld en door het enten op den gemeenen Aardbefie- Boom wat veran- derd. Die Doktor fchreef ; dat de Schors van den Stam en de dikfte Takken, eenige Maanden in ’ Jaar, heerlyk Karmozyn-rood was; gelyk men de jonge Takjes in die uit Zaad geteeld ook bevondt te zyn. De Heer Enrer heeft- ze onder den naam van „Andrachne befchreeven,. (2) Arbutus met hurkende Stengen, de Bladen rr. Eyrond eenigermaate getand; de Bloemen ers verfpreid, de Besfen veelzaadig. Deeze is, onder den naam van Akadifche Vosfe- Besfen, met Bladen van Alaternus , door TourNerFoRT voorgefteld. (3) Arbutus met hurkende Stengen, de Bladen Ö III. gerimpeld en Zaagswyze getand, „Alpins, Dee, Alpitche. í (2) Arbutus Caulibus procumbentibus, Fol. ovatis fubferra- tis, Flor. fparfis , Baccis polyfpermis, Vitis Idea Acadienfis Foliis Alaterni. TOURN. Zzf?. 603. (3) Arbutus Caul. procumb, Fol, rugofis ferratis. Fl, Lapp. SHEC. 1. DEEL, V. STUK , 94 TiENMANNIGE HEESTERS, HI, Deeze groeit niet alleen op de Bergen van SAREL, Lapland, maar op de Switferfche Alpen en ín Hoorp- Siberie 5; ja, zo het fchynt,-ook in Engeland, STUKe Zy heeft Stengen van een Voet lang en ge- wize S fleelde witachtige Bladen , met zwarte of blaaus we Besfen; welke, (zo het deeerfte Vitis Idea van Crusrus is, door hem op den top van Schnealben of Sneeuw = Alp, boven Newberg, waargenomen ‚) Vrugten draagt, die fomtyds de grootte hebben van Kerfen, niet onaange- naam van Smaak, De Laplanders agten ze weinig en noemenze Kraaijen » Besfen, WN (4) Arbutus met hurkende Stengen en geheel Uva Ur fi. E Beerens ongekartelde Bladen. druif, Het Gewas, dat Crusrus onder den naam van Uva Urfi of Beerendruif afgebeeld, en waar van TouRNEFORT dus een byzonder Geflagt gemaakt heeft, komt in Switzerland en in de Noordelyke deelen van Europa , niet ale leen, maar ook in, de Gebergten van Langue- dok, Provence en zelfs in Spanje, voor, Al- daar Succ, H. Cliff. R. Lugdbat. 440. HALL. Helv, 41s. Oep. Dan. 73. Vitis Idea Fol. oblongis albicantibus, C. B. Pix. 470. Vitis Idea I. CLUS, Hijt. 1, p. 61. Pann. p. 77, 73. (4) Arbutus Caul, procumb. Fol. integerrimiss Fl. Lapp. 162. T, 6. £, 3. Fl. Succ. H. Clif. &c, Mat, Med, z11. HALL, Helv. aïs. Uva Uri Crus, Hift. IL p, 63, Hisp, p- 79. Icon optima, item, LOB: Jeon. 366. & OED. Dan. Te 33e Radix Idxa putata & Uva Utfi, J. B. Hi. I. p. 5240 Arbue tus Noveboracenfibus Bearberry, Corp: Nóveb, 104. De mr CTA Wer Be MA cs daar was het een Heeftertje , met buigzaame I. Takjes „ongevaar een Voet lang, op den Grond OER leggende, en Bladen als die van den Aardbefie-Hoorps Boom, doch naar ’tend breeder of Spatelvormig, a zynde, niet. getand. Het is, door geheel Lap-ria. pr land en Sweeden zeer gemeen , groeijende op de droogfte dorre Zandvelden, en aldaar MMeel- besfen genoemd. wordende. Sommigen hebben het aangezien voor een Soort van Vosfebes- fen (Vitis Idea, ) daar het in geftalte weinig van verfchilt * De Bladen zyn wat langer of « zie langwerpiger , zo de Heer HALrER aan-°t% #5 merkt , en de Bloemen komen by T'rosjes uit de Toppen der Takjes voort. LiNNaus heeft bevonden , dat de Stengen van een tot drie Voeten lang zyn, en, de jonge inzondere heid, rood van Schors: het Loof , altyd groen, beftondt uit Eyronde Blaadjes, den rand omge- boogen hebbende en byna Wollig: aan ’t end der Takken kwamen enkelde Trosjes voort , van twee tot agt Bloemen , elk op haar eigen Steeltje, met een Schubbetje onder ieder Bloem. De Kelk was zeer klein , in vyven gedeeld, ftomp , ftandhoudende , paarfchachtig : de Bloem Eyvormig , wit , met een vyftandigen, omge boogen „ ftompen , Vleefchklevrigen , Mond: ‘t getal der Meeldraadjes tien , de Meelknopjes tweeborftelig : het Vrugtbeginzel Eyvormig 5 de Styl langer dan de Meeldraadjes; de Stem-= pel ftomp ; de Vrugt een ronde gladde Befie met een droog Vleefch. Of JI, DEEL, Ve STUKe 06 TIENMANNIGE HerEesTiRg, IL Of deeze Plant de Beerendruif van GArr- an NUS zy; gelyk Crusrus zig verbeelde, is Hoorp- geene zekerheid, Sommigen houden daar voor STUK. een foort van Mispelboom *5 anderen wat an- oi ‘ders f. GALENUS zegt, dat dezelve cen * zie laag Heefterachtig Gewas is, ín Pontus of Klein Stur Afie groeijende met Bladen van Memecylon , en een ronde , roode , op den Smaak voorbladz. wrange Vrugt. De Besfen van-deeze Soort 495 zyn inderdaad van eene famentrekkende hoeda- nigheid , en komen uit dien hoofde onder de Geneesmiddelen in aanmerking. Zy worden in Sweeden nooit gegeten zegt onze Ridder , maar het Kruid verzamelt men in menigte in de Noor- delyke deelen , en voert het naar Stokholm, alwaar het, als de Smak , gebruikt wordt van de Leertouwers, Sommigen willen , dat het de Idea radix van DroscorIiprs zou zyn, waar aan een fterke Samentrekkende kragt toe- gefchreeven wordt (#). In deeze beide Soorten zyn de Besfen niet veelzaadig, gelyk de Vrugten van den Aardbe. fie- Boom , maar bevatten alleenlyk vyf Zaad- korrels. Het fchynt dat de laatfte de zelfde zy, welke men in Nieuw Jork Bearberry, dat is Beerenbesfen , volgens COLDEN, tytelt. CLETHR A. De Kelk in vyven gedeeld ‚ met vyf Bloem” blaad- (*) Darzcm. Hij. des Plantes Lyon 161s, Livr. Mo Chap. 36. „, BC AN ;Py Rijk Aa Di blaadjes een driedeeligen Stempel en een Zaad- tid DN huisje dat. driekleppig is, mec drie holligheden, _ viu. „maakt de byzondere Kenmerken uit. Hoorp- Maar ééne Soort is van dit Geflagt , tot Tk nog toe , met zekerheid bekend (1), die men Clecbra door CaTEsrvy afgebeeld vindt, zeggende eo Lute dat het een Heefter'is met Bladen als der Haag- appelboomen ‚ welke op vogtige plaatfen van Carolina of Virginie in ’t Water groeit. Hy voegt ’er by, dat dezelve ook het Klimaat van Engeland in de vrye Lugt verdraagt, De Hooge leeraar BurMANNUs heeft dit Gewas op zyn Ed. Buitenplaats , onder veele andere zeld- zaam voorkomende Planten , in de vaste Grond ; alwaar ik het Bloeijende gevonden heb , en my een: Takje met Bloemen daar van door zyn EJ, _is medegedeeld, | De bynaam „is ontleend, van Ptuken es Tius, die het Amerikaanfche Elsbladige noemt ; zynde dit mooglyk eene verfcheidenheid : want de Bladen gelyken , in het gemelde , naar die der Elzen “weinig. Het is, volgens den Heer GroNovtus „in Virginie een taamelyk „hooge Boom met ronde Takken, de Bladen s fpits Lancetvormig , gefteeld, de boven{ten s) bree- (1) Glethra. Syst, Nat. XII, Gen. 944» ps 301. Vee. XIIL, Gen. 553 pe: 340e GRON. Wirg. 473-67: DU HAM. Arbr, I, p. 176, T. 7ie MILLER Jc. 281, Alnifolia Americana fer- rata&c. PLUK, Alm. 13. T. 2isef.T, CATESB: Car. Is Te 66. SEL. Vog. IL. Band. Pl. 42, G U. DEEL, V. STUKs ® fis 98 TrENMANNICE HEESTERS. HL „ breeder en fcherp getand, de onderften, [die En ‚ meest naar Elzen Bladen zweemen,] ftomp Hoorp- , Eyrond , doch ook met Tandjes. Aan ’ STUK. _, end der Takken komen losfe Aairern voort, EE ‚> naauwlyks een Span lang , van onge- fteelde Bloemen , ieder gevat in een Elsvor- ‚… mig Stoppeltje en met êen gryzen Kelk ge- s‚ Wapend”, Het Zaadhuisje is, volgens Cray- TON , vyfhoekig, droog, gevuld met zeer klei- ne , dunne Zaadjes. Clethra is de Griekfche naam van den Klzeboom. 33 SAM YD A, Een vyfdeelige gekleurde Kelk , zonder Bloem= blaadjes ; maar een Honigbakje in tienen gee deeld, het Vrugtbeginzel omringende : het Zaad- huisje van binnen Befie- achtig , driekleppig met ééne Holligheid , waar in de Zaaden nestelen. Dus zyn de byzondere Kenmerken voorgedra- gen. Vyf Soorten , altemaal Westindifche Planten , komen in dic Geflagt voor, als volgt. L. (1) Samyda met tienmannige Bloemen en Lan- Samyda IJ parviflora. ceiswys’ Eyronde, wederzyds gladde Bla- Kleinbloe- den. | Van mige. ; (1) Samyda Floribus decandris , Foliis ovazo - oblongis , utrinque glabris. Syst. Nat, XII. Gen. 547. p. 301. Weg. XIII. Gen. 543, p. 340. Samyda parviflora, LoErL: Jt. 260. Samy- __da Fol, ovatis 8c. BROWN, Jam, 217. Cafearia Flor. decan= dris, JACQ. Amer, 21. Hif?. 133. Te 85. Arbor Baccifera Fol. oblongis &c, SLOAN. Fam, 173. Hift, Il. p. 108, T, zin. £, 3. Ray. Dendr, 75, OE Ger MOD HF de 65 Van Sroane wordt deeze een Besfendraa- HL gende Boom genoemd ,dochde Heer JACQÙIN ta zegt dat het een Boompje is van vyftien Voe-Hoorn. ten- hoogte ; waar van zyn Ed, een Takje af.**UE beeldt „ hebbende hetzelve tot een nieuw Ge-;£ 0 flagt , van Cafvaria, betrokken. De Takken zyn dun en niet gedoornd , de Bladen als ge. zegd is, Zaagswyze getand, gefteeld , een Duim lang, aan de jonge groene Takjes. Vergaarde eenbloemige Steeltjes komen aan de oude Blas derlooze Takken voort ‚ met cen menigte van witte Bloempjese Volgens SLOANE is de Vrugt zeer klein en Saffraankleurig. ’t Getal der Mecldraadjes is tien, | (2) Samyda met agtmannige Bloemen ‚en Hart- _u. vormige gladde Bladen. A De Bladen zyn in deeze Soort flaauw ge. kerteld, en uit de Oxels komen dunne Bloem- trosfen. voorts. Het is mede een Boompje van vyftien Voeten volgens JACQUIN, ’t welk zyt Ed. in bet Kreupelbofch by Karthagena veel hadt aangetroffen. (3) Samyda met agtmannige Bloemen en ge- _ ini. doornde Takken. Dic SAtels, Gedoorr- (2)- Sanyda Flor, o@tandtis, Foliis cordatis glubris, Cafearia ie nitida inermis Fl o@andris. JACQ. Amer. Hift. 132. Samyda “Fol. nitidis cordatis &c. BROWN. Jane 117. T. 23. fé 3e (3) Samyda Flor. ofandris , Ramis (pinoûs, Cafearia acu'ecatd Flor, o&tandris. JACQ. Amer. 21. Hifl, 133. Guidonia Aurantiì foliis aculeata, PLuMm. Gen. 4. 1e. 147. Éf. ho G 2 Ik DEEL, V, STUK, roo TIENMaNNIGE HEESTERS, u. Dit is een Boompje van zeven Voeten , vole vii gens dien zelfden Heer , waar van de onde Roon, Takken hier en daar met Doornen zyn gewa- STUX. pend, de Bladen Eyrond fpits, anderhalf Duim Eee lang, geevende omtrent twaalf zeer kort een- bloemige Steeltjes uit ieder Oxel; zo dat de jonge Takken als geheel bedekt zyn met Bloe- men wit van Kleur, de Kelkjes uit den paar- _fchen groen , een Pap bevattende die Oranje- kleur verwt, Het was zyn Ed. menigvuldig op St. Domingo voorgekomen, iv. (4) Samyda met twaalfmannige Bloemen, de Pubhescens. d js wollige. Bladen flomp ovaal, van onderen Wollig. De Samyda met ruige Eyronde Bladen, de Bloemen aan tropjes geplaatst, van BROWNE, komt hier bedenkelyk thuis, zo wel als de Befiedraagende Heefter met effenrandige lang- werpige Bladen en vyfbladige bleekgeele zeer welriekende Bloemen', van SLOANE op Ja- maika waargenomen. De Vrugten van deezen laatften werden ‘er Cloven- Berries, dat is- Na- gel- Besfen, getyteld. e (5) Samyda met twaalfmannige Bloemen , de Serrulata, | ‚_ _Blg« Gekartel- de, (4) Samyda Flor. dodecandris, Foliis obovatis fubtus- tomen- tofis. Samyda Fol, ovatis villofis &c, BROWN. Fam, zi8 ? Frutex Baccifer folio oblongo integro, Flore pentapetalo , pallide luteo, odoratisfimo, SLOAN, Jam. 173. Hifi. II. p. 109 ? Raj. Dendr. 75? (s) Samyda Flor. dodecandris, Foliis ovato-oblongis fer- rulatis, Samyda Flor, dodecandris. Jacq. Amer, 21. Hifi. EE BED Ot NCN LA ONE VD ARS vAn AT ICI en ds Bladen langwerp:S Eyrond en fyn gekar ÄFDEEL- teld. | NE ad Hoorp- Dit is een Heeftertje van twee of drie Voe- sur, ten hoog volgens den Heer JACQUIN, die AMonogy- hetzelve op St. Domingo hadt gevonden De” Guidonia met Olmen - Bladen en een Sneeuw. Wikte Roosachtige Bloem , van Pater Pr v- MIER, wordt hier t'huis gebragt. Het zonder- linge Honigbakje, dat zig als een Bekertje ver- toont, maakt het voornaamfte Kenmerk uit van dit Geflagt. De Tweewyvigen onder de Tienmannige Plant- Gewasfen , dat is die tien Meeldraadjes en twee Stylen of Stempels hebben , leveren ook eenige Heefters uit, als RoYEN A, Een Geflagt , dat benoemd is ter Eere van den beroemden Leidfchen Hoogleeraar den Heer Apr. VAN ROYEN, die de Kruidkunde , zo door zyne Onderwyzingen, als anders, ook niet weinig heeft voortgezet, De overige Kenmerken zyn; een Bekerzeitie ge Kelk; een éénbladige Bloem, met een om- geboogen rand ; een eenhokkig vierkleppig Zaad- huisje, Het behelst thans vier Soorten , altemaal van 132. Guidonia Ulmi folio, Flore rofeo Huge: PLUM, Gen, 4 Ie. 146. f. 2. G 3 © _ ÌE, DEEL. Vo STUK. - 102 TriENMANNIGE HEESTErs, U. van de Kaap afkomttig, doch in de Opcene ArpeeL. ee oi or, baare Kruidhoven overgebragt; naamelyk ront) Royena met Byronde ruuwachtige Bladen. md Deeze maakt in de Hortus Medicus alhier lscida. een Takkig Boomgewas uit , van. ruim zes SUBS Voeten hoagte , doch bereikt anders fomtyds wel de grootte van den Laurierboom. De Schors is Afchgraauw ; de Bladen zyn fpits ovaal , omgek romd , twee Duim lang en een Duim breed , van boven glanzig donker groen, van onderen helder groen, digt bezet met een menigte van zwarte Stipjes. Of dit laatfte na- tuurlyk zy , dan toevallig, kan ik niet verzeke- ren. Het bloeit jaarlyks met fraaije paarfche Bloempjes , doch draagt hier geen Vrugt, die volgens CoMMELYN , welke het Gewas uit Zaad van de Keap geteeld hadt, rond is, met vier driehoekige Steentjes, | en (a) Royena met Lancetvormige gladde Bladen, Royena } eeen Van deeze Soort is ’t Gewas, in de Hortus “alhier , wel zeven Voeten hoog : de Blaadjes zyn (1) Royena Fol. ovatis fcabriusculis. &yst, Nat. XII. Gen. sso. p. 302. Weg. XIII. Gen. sss. p. 341. Hoet. Cliff. 1495 R. ZEugdbat. 441, Staphylodendron Aft. (empervirens, Fol, fplendentibus. Comm. Hort. 1. p. 187. T. 96, Staph. Afr. folio fingularí lacido. HFRM. Par. T. 232. Pifacia Africana, PLUK. „Alm. 298. T, 63. Éf. 4. Te 317. É. 5 (2) Royena Fol. lanceo}atis glabris. R. Lugdlat. 441. Herk. Cliff. 149. BERG. Cap. 544. Vitis ‘dea Athicpica, Buxi mie noris folio , Floribus albis. Comm, Horz. I. p. 12s. Te 65. Vie ED ne RR CoA ND RT Ale ZO9 zyn de helft fmaller ‚ taamelyk ftyf doch regt HIL en glad in vergelyking met de volgende: de AEL, Bloempjes veel kleiner en niet onaangenaam van Hoorn. Reuk. In de Afbeelding van Commeryn STUE gelyken zy meer naar die van Palm, dan in de De tegenwoordig hier leevende. Hy hadt ’er een Vitis Idea van gemaakt , naar welke Plant zy in Bladerloof zweemt. Berrtus befchryft deeze Soort omftandig. (3) Royena met Lancetvormige ruige Bladen. —_ vir. Royena De Blaadjes zyn in deeze Soort zo Lancet: pirfura. vormig niet , als in de voorgaande ‚ en meer Ruige, ovaalachtig 5 ook zeer weinig naar die van Ros- maryn gelykende , geelachtig groen, aan beide zyden Wollig of met een zagt Dons bezet en flap met veele Adertjes. Zy bloeit ook hier te Lande. (4) Royena met langwerpig Hartvorimige van _ IV. 8 Rovena onderen Wollige Bladen. villofa, Weilige, Deeze gelykt naar de eerfte Soort , maar heeft de Takken ruig : de Bladen zyn langwer- Pig Vitis Ida ZEthiopica Myrthi foliis, Flosculis dependentibus. PLUK. Alm. 391. T. 321. Éf. 4. (3) Royena Fol. lanceolatis hirfutis R, Lugdb, 441. Arbutus Fol. lanceol. &c. Hors. Cliff. 163. Staphylod, Afr. fol. lanu- ginofo Rosmarini latiore. BOERH. Zugdb. 1. Pe 235. (4} Royena Fol, cordatis oblongis, fubtus tomentofis, Syst, Weg. XIII. Royena Fol. ovato- lanceolatie fcabris. Herb, Of. genl. Burm. Fl. Cap, Prodr. G 4 Ile DEEL, V, STUK» 104 TIENMANNIGE HEEsTEns. HL pig ovaal, van agteren Hartvormig, van onde at ren Wollig, ftompachtig , met korte ruige Stecl= HooFp: tjes. De Bloemen in de Oxelen , enkeld , STUK. _ knikkende , hebben ook ruige Steeltjes , niet vin °F langer dan de Bloem, Onder der Kelk zitten twee fpits ovaale , ruige, afvallende Blikjes, Het fchyot die te zyn, waar van onlangs een Takje aungebragt was, met ftomp ovaale ruu- we Bladen , en Besfen in de Oxelen, volgens den Heer N. L, BURMANNUSs. Maar, hoe kan een Gewas met eene Befie -achtige Vrugt tot dit Geflagt behooren? Een dergelyke thans in de Hortus zig bevindende, heeft Bladen als van den Laurier. Kers Boom , Lancetvormig ovaal, van onderen Wollig maar niet ruuw, dik en ftyf , wel vyf Duim lang en by de twee Duimen breed. HYDRANGE A, Een vyfbladige Bloem , een vyfdeelige Kelk boven het Vrugtbeginzel, dat een tweehokkig , tweefnuicig , rondom befneeden Zaadhuisje wordt, zyn de byzondere Kenmerken van dic Geflagt. \. De eenigfte Soort (a), ir Virginie huisves= Hydrargea gende , is een Heefter , niet zeer hoog van arborese gens. Stam , met vierhoekige Takken , Hartvormige Baomach- — bn i zige. ; Sé (1) Hydranger, Syst. Nat. XII. Gen. ssr. pe. 302. Pig, XIII. Gen, ss7. p. 341. DU HAM, Arbre], p. 198. T. ii8e GRON, Virg. so, 63. ü Ö alt gie El dd Wi je af A} \ | / Á | vr bile Rel, b hid 4e 2 Deel, PLAAT XXV. NI NN SN AIN € en NEEN AN N VE 5, 5 NN) NN NG | N es il gefpicfte , Zaagswys’ ‘getande ‚ gladde Bladen, Île EN NS ‘4 - er wii Ì Eerd BED EC A RD RITA 105 FDEEL, de bovenften Eyrond. De Takken loopen uit “vin: ineen trop van gepaarde Steeltjes , die langer Hoorp- dan de tusfchenwydte der Bladfteelen , zeer me 7" nigvuldig , verfcheide maalen verdeeld, een dig- te Tuil maaken , van kleine witte welriekende Dig ynia, _Bloempjes. Het Zaadhuisje , dat in twee hol ligheden vol is van kleine Zaadjes, heeft twee kromme Hoorntjes. ’s Winters verliest dit Gee was zyne Täákjes. Van deszelfs figuur zal de Geflagtnaam,een Water- Kruik, Emmer of iets dergelyks betekenende, afkomftig zyn. ’s Win. ters raakt dit Gewas zyne Takjes kwyt. C u xo NIA, De Bloem en Kelk zyn in dit Geflagt bei. den vyfbladig , met de Stylen langer dan de Bloem. De Vrugt is een tweehokkig gefpitst . Zaadhuisje , dat veele Zaadjes bevat, De eenigfte Soort (1), aan de Kaap groci« ' jende , is Ooflerdykia genoemd geweest door Curoria le Capenfss. den Hoogleeraar JJ. BURMANNUS, ter eere Kaapfche, van de beroemde Heeren OosrTERDyK, Va, der en Zoon, Zy maakt aldaar, zo zyn Ed. aanmerkt , een grooten Boom ,die bruin cù ruuw van (1) Cunonia. Syst. Nat, XII. Gen. ssz. Pp: 302 Weg, XL Gen. ss6. p. 342. Oofterdykia Flor. fpicatis pentapeta- lis, Fol, oblongis fubincanis ferratis. BURM. Afr. 259. T. 96, Arbuscula Arburi alatis foliis Africana. PLUK, Afm. 45. Te I9I, £, de G 5 IL DEEL. V, STUK, 106 TIENMANNICE HEESTERS. UL van Schors is, en wiens Hout, aldaar gemeen- ein Iyk Esfchen- Hout geheten wordende, tot de. Hoorp- Timmeragie zeer dienftig íe. De Bladen gely- STUK. _ ken taamelyk naar die der Esfcheboomen, als nn zynde paarswyze aan een Steel geplaatst, met een oneffen Blad aan ’t end, doorgaans ze= ven in getal. Maar het byzondere, dat deeze Boom heeft , zyn zekere Spatelachtige , ge- fteelde Klieren in de Oxels der Bladen. Boven- dien draagt hy dubbelde Aairen , naar die van Vosfen- Staart Gras gelykende , geheel uit de Bloempjes famengefteld , met zekere uitftec- kende Puntjes, dat de Stylen zyn, rondom be- zet, waar van vervolgens Vrugt- Áairen wor- den, beftaande uit kleine tweehoornige Zaad- huisjes. Het Afrikaanfch Boompje , met ge- wiekte Aardbezie- Booms Bladen , van Pru- | KENETIUS, is hier thuis gebragt. Pr. XXV, In verfcheide opzigten komt daar mede dat nn Takje overeen, ’t welk zig onder myne Kaapfe Planten bevindt, hier nevens, op PLAAT XXV, afgebeeld, De Bladen zyn zeven of meerbladig gevind , en hebben íeder op zig zelve byna een Vinger langte, gelyk ten opzigt van de eerfte Oofterdykia door den Hoogleeraar J. BUR MA Ne Nus gemeld wordt; maar van gedagte Spatel- achtige Klieren openbaart zig niets ‚of het moe- ften de Lidtekens daar van zyn, die zig boven aan het Takje vertoonen. Hier zitten de Blad- fteelen tropswyze , van aanmerkelyke langte , eer zy de Bladen uitgeeven , die ongekarteld. ZyDs DEGAND: RS Tv AZ 107 zyn; byna als in de gemelde, De Bloempjes . UL komen aan Aairswyze Pluimen uit derzelver and Oxelen- voort , omtrent zo als-in de tweede Hoorp- Oofterdykia , welke hier van den Ridder aange- STUK haald is ; maar volgens gezegden Heer Bur- Pie MANNUSs Mannelyke Bloemen hadt. De Bloempjes heb ik ten naauwkeurig{te onderzogt, en bevind, dat zy den Kelk in vyven gedeeld , en fommigen de Bloem vyfbladig hebben , uit vyf holle Blaadjes beftaande, waar binnen tien langwerpige Meelknopjes , van gedaante als een Hoern , ongefteeld , den Styl omringen, die pieramidaal , dik en zeer Haairig is ; wie met een rondachtig bruin Hoofdje als Stempel , wor- dende van de Meelknopjes overdekt, Deeze deelen zyn hier, met fterke Vergrooting, op de Plaat vertoond, Of dit Gewas tot de gezeg- den behoore , dan een byzonder Geflagt uits maake , zal door nader Waarneemingen blyken kunnen. Ik heb het hier, fchoon tot de Een- wyvigen betrekkelyk , ter Proeve voorgefteld en kan nog dit zonderlinge daar omtrent be- rigten , dat eenigen van de door my onderzog- te Bloempjes zes Blaadjes hadden en niet meer dan negen Meelknopjes (*) DrPANTEHE US Anjelier. Een Cylindrifche Kelk, dieeenbladig is, van on= (*) Dewyl de Stamina, gelyk bekend is, fomtyds in Pe- tala Veranderen , zo moet het evenwel tot de Decandria behooren. II. DEEL. Ve STUKe IL, ArFpeer. VIT. Hoorp- STUKe T'weewy- wige e 108 TIENMANNIGE HRESTERS. onderen met vier Schubbetjes , bevattende vyf genagelde Bloemblaadjes: de Vrugt. een Cylin= drifch Zaadhuisje met eene Holligheid; zulks zyn de byzondere Kenmerken van die Geflagt, welks gewoonen naam Caryophyllus:onze Ride der met veel oordeel , wegens de gelyknaariig- heid met dien van den Kruidnagelboom; vere anderd heeft in den Griekfchen: naam” Dian- thus , op derzelver Oor Se zinfpec- lende, Onder de veele Soorten komen maar weinige Heefters voor, naamelyk de drie laatften: , als “ volgt. XVII. Dianthus „Arboreus. Boome achtige. (18) Anjelier met een Heefterachtige Steng , Elsvormige Bladen en Zaagswys’ getande Bloemblaadjes. Deeze Soort, op ’t Eiland Candia in de Mid- dellandfche Zee groeijende, is door ArLPrinus in Afbeelding gebragt, onder den naam van Boomachrige Wilde Anjelier , die vyfbladig is. Hy zegt , dat dezelve op de Bergen van dat Eiland twee Ellen hoog en hooger groeit, heb- bende een lange , harde: Steng, van een Vin- ger Gi: witachtig van Kleuren zeer knobbelig , Tak- (18) Dianthus Caule Fruticofo „ Foliis fubularis , Peralis Sere ratis. Syst. Nat. Xll. Gen. s6o. p. 307, Veg. Xlil. Gen. s65. Pp. 348. Caryophyllus Arborescens Creticus. C,B, Pin. 208. Prodr. 104, Betonica Coronaria Arborea Cretica. |, B. Hift. Ml, p. 328. Car. Arboreus fylveftzis, Are. Exer, 39. T. 3% D EC A NM D R TI A. TO9 Takken. vitgeevende die zig in kleinere verdee- Ike len, hebbende hier en daar troppen van fimalle GRDERES Blaadjes , en aan ’t end Bloemen als Apnjeliers Hoorn. TUK h, van een aangenaamen®tUEe tjes, witachtig paarfc g sn Reuk, (19) Anjelier met een Heefterachtige Steng EE e zantpa en Lancetvormige Bladen, Tet Heefter- Het eenigfte Berigt van deeze Soort heef tachtig: men van den fchranderen TOURNEFORT } ‚die op zynen Levantfchen Reistogt deeze fchoo- ne Anjelier- Struik waarnam, groeijende in de _ Kloven van afgryzelyke Rotfen op ’t Eiland Serpho , van waar zy door Zaad was overge= bragt en voortgeteeld in den Koninglyken Tuin te Parys. Dezelve hadt een kromme Steng van twee Voeten hoog en omtrent twee Duimen dik, Houtig , met eene zwartachtige Schors, als geringd. De Takken waren ook bruin , doch aan ’t end groenachtig „ en aldaar digt be. groeid met Spatelachtige Bladen , dik en Vlee. zig, zo bitter als Gal. De Bloemen waren vyfbladig en volkomen Anjelierachtig , bleek graauw met paarfche Streepen. Dezelven kwa- men fomtyds enkeld , fomtyds by Tuiltjes , uit de enden der Takjes voort. Het Zaadhuis= je geleek naar dat der Anjelieren. (20) An- (19) Dianthus Caule Fruticofo Fol. lanceolatis, Caryophyle lus Grecus Arhoreus Leucoiji folio peramato, TOURN. Cor. 23. Jtin. I. p. 183. T. 9e’ II, Deer, V, STUK. rio TiENMANNIGE HeErsTERs, im, (eo) Anjelier met eene laag Heefterachtige rif a Steng , de Bladen final Elsvormig , de Hoorp- Bloemblaadjes niet ingefneeden, 5 ek vo Aan de Zeekust van Spanje is dit Gewas Diantbusontdekt , dat de Bladen eenigszins de Steng P iseken- omvattende heeft , zynde dezelven platachtig , dee _fmal, gefpitst. De Bloemfteeltjes , die van één- tot driebloemig zyn, komen uit de enden der zyd- Takjes voort, hebbende de Kelk vier Lancetswyze Schubben , en de Bloemblaadjcs zyn aan den rand niet ingefneeden, gelyk in de andere Anjelieren. BAN IS TIE R Lok Onder de Driewyvige Heefters komt eerst in aanmerking dit Geflagt van klimmende Gee wasfen , ’t welk den naam naar den Kruidkundi- gen BANISTER voert. Hertzelve heeft den Kelk in vyven gedeeld , van buiten met Ho. niggaatjes: de Bloemblaadjes rondachtig, gena- geld ; en brengt drie Zaaden , welke Vliezig gewiekt zyn, voort, * Getal der Soorten, altemaal in de West indiëns-of in Amerika huisvestende; is zeven; als volgt, | 1. _(x) Banifteria met hoekig uitgegulpte Bladen. Banifteria An A (20) Dianthus Caule fuffruticofo, Fol. lineari- fubulatis, Petalis integris. Jfant. 240. / (1) Banifteria Foliis Gnuato . angulofis, Syst. Nat. Xlle Gen. Demel KOM Da RUIM Li «De eerfte Soort is, volgens Prumren, HK een Gewas, beftaande uit lange Raken „ van “Speke weinig meer dikte dan een Schryfpen, die we- Hoorp= derom dunnere Rankjes uitgeeven, en hier aan FeE _ zitten de Bladen, tegenover elkander, op lange 175% Steelen, byna een Handpalm groot. Uit der. zelver Oxelen komen Trosjes voort of Tuil- tjes, van zes of zeven Bloemen, die uit vyf Lepelachtige Blaadjes beftaan, De Vrugten gelyken naar die van de Schotfche Linden en hebben een heldere ‘Faankleur. De Groey- plaats was op ’t Eiland Dominika, (2) Banifteria met Eyronde Bladen en zyde-_ u. lingfe Aaîren, de Zaaden overend, Brteldrnn De byzonderheid der Bladen die Gevindzyn, naar het Loof van de Basterd- Acacia gelyken- de, onderícheidt deeze Soort veel meer dan de Kleur der Bloemen , welke paarfchachtig is of Purperkleurig. Die Pater heeft deeze in Zuid- Amerika waargenomen. (3) Banifteria met langwerpig Eyronde flyve ur. ‚_Laurifolia, Bla Lauriero bladige, Gen. 568, p: 314. Weg. XIII. Gen. 573. p. 356. Acer fcan- aid dens Folio angulofo. PLUM. Sp. 18. Clematis angulofo Folio „ Aceris fruêtu. PLUM, Amer. 77. T. 92. Ray. Suppl. 328. (2) Banifleria Fol. ovatis, Spicislateralibus , Seminibus erce- tis. Ban. Fol. pinnatis &c. MiLL. Diëf. Acer fcandens Píeudoe Acacie folio, flore purpurascente. PLUM. Sp. 18. Je, IS. (3) Banifteria Fol, ovato- oblongis rigidis, Racemis termi- nalibus. Mirt. Diëf. Acer fcandens Fol. Laurinis, SLOAN. Fam, 137. Hift. IL. Pp. 26, RAJ. Dendr, 94e IL, DEEL, V, Stux,. ii TIENMANNIGE HEESTERS. II, Bladen en Bloemtrosfen aan ’t end der ÄFDEEL, Ranken. VII. de Op ’t Eiland Jamaika kwam deeze den bee Driewy- Foemden SLOANE voor, die fomtyds drie zo vigt. __danige Zaadhuisjes , als de Europifche Efchdoorn , by elkander draagt. ’t Gewas is , uitgenomen wat het Blad betreft , met de voorgaanden zeer overeenkomftig, Dj (4) Banifteria met langwerpig Eyronde ge- gn fpitfte Bladen, zydelingfe Trosfen en uit- ‘Citroen ak Ene gebreide Zaade De Bladen van deeze onderfcheiden zig duis delyk van die der voorgaande Soort , niette. genftaande ‘er de Laurierbladige van PLukr- NET ook toe betrokken wordt. In Oostindie, in ’t byzonder in Bengale, wordt deeze Soort oak gevonden , Loo- Utan genaamd by de Ja- vaanen, v. (s) Banifteria met Eyronde Bladen en gegaf- Beag felde Takken. MA. Winde. hladige. Dé (4) Banifleria Fol. ovato - oblongis acuminatis , Racemis lateralibus , feminibus patentibus, Fl, Zeyl, 176. Acer fcanm- dens Fol, Citri , flore coeruleo fpicato. PLUM. Je. 14. Acer Benghalenfis ‚ Laurinis foliis, fruêtu tergemmino, PLUK. Alm. 7. T. 3.f. 1. BuRm, Fl. Ind. p. 1o6. (s) Banifleria Fol. ovatis , Ramis dichotomis, Banift,. Fol, ovatis , Ramis dichotomis &c,- Hort. Cliff. 169. Acer fcan- dens Convolvuli folio , Flore ex Aureo ceccineo, PLum, Sp: 18. Je. 3e DE C A ND RI A” 118 „De Zaadhuisjes van deeze zyn met hunne, Ul Vleugels uitwaards gekeerd. Zy was Klimmen- ARDER kg de Efchdoorn met Bladen van Winde en Goud- Hoorp- kleurig roode Bloemen, van Prumier ge- “705 tyteld, Ärigynia, (6) Banifteria met Eyrondachtige , van onde- ab ren Wollige, Bladen , gearmde Takken Hens en Kroontjeswyze Bloemen, )ladige. Hier wordt de Klinmende Amerikaanfche Triopteris , met eene groote Goudglanzige Vrugt, van PLUKENETIUS, thuis gebragt, zo wel als de Kleinere klimmende Efchdoorn , die de gedaante van Hondendood heeft, met rondachtige Bladen, van SLOANE, ’t Gewas heeft, volgens BROWNE, de Bladfteelen met twee Kliertjes; uit de Oxels komen de Bloem* trosfen byna als Kroontjes voort, en de Zaa- den zyn gerimpeld met ééne Wiek, (7) Banifteria met Eyrondachtige Bladen, ge-_ vri. en >, Drachiaid. armde Takken, en de Zaaden inwaards smarzasc. Jmaller. De 8“. (6) Baxifleria Fol. fubovatis , fubtus tomentofis ‚ Ramis brachiatis > Pedunculis umbellatis. Banift. Fol. ovatis, Ramis raimofis &c. Hort. Cliff. 169. Banift. Fol. orbiculatis. BROWN. Jam. 231. Acer fcandens minus , Apocyni facies, Folio fu brotundo. SLOAN. Jam. 138. Hift. IL. p. 27. T. 162. fs 2. Triopteris Americana fcandens , Fruâu fulgente majore Aureo, PLUK. Mant. 185. (7) Banifteria Fol. fubovatis , Ramis brachiatis , Seminibus introrfum anguftieribus, Ban. Fol, fabovatis , Ramis ramofis &c. Hort. Clif. 169. Ban. Fol, ovatis acuminatis &c, Mit Dit, H IL. DEEL. V. STUK. ul. AFDEEL. vil. 114 TIENMANNIGE HEESTERS, Dewyl de Takken, in de voorgaande Soort , ook gearmd zyn, en de Bloemen in de Vyfde Hoorp- Goudglanzig, zo acht ik dezelven bekwaamer STUK. Driewy- wige. door myne Bynaamen onderfcheiden. Deeze laatfte Soort heeft de Bloemen in losfe Aairen, en de Zaaden geeven inwaards geen Wiek uit. Het is mede een klimmend Rankgewas, dat in de Westindiën valt. , HIRa A, Dit Geflagt , door den Heer JACQUIN geopperd, is van zyn Ed. dus genoemd ter ge- dagterisfe van den vermaarden N, pe LA Hr- RE , van wien verfcheide Natuurs en Kruid- kundige Vertoogen, in de Verhandelingen van de Kon. Akademie der Weetenfchappen van Parys, aan ’t licht gegeven, en van wiens Hand de Afbeeldingen zyn van Plantgewasfen , door een byzondere Konst’ gemaakt , vier Boekdeelen vullende, die in- de Keizerlyke Bibliotheek be- waard worden. epa Een vyfbladige Kelk, vyf rondachtige lang genagelde Bloemblaadjes : een Zaadhuisje be- ftaande uit drie’ ronde Hokjes, die ieder twee groote Vliezige Wieken op de Rug hebben, en enkelde rondachtige Zaaden bevatten: zyn de byzondere Kenmerken (*). De (*) De Heer MURRAY geeft een driehokkig Zaadhuisje met drie Wieken en twee Zaaden op: doch zulks ftryde tegen de Opgave van den Heer JACQUIN , van wien zyn Ed. dit _Geflagt ontleend heeft. LiNNdus zelf hadt gezegd, drie twee- wiekige Zaaden. Syst. Nat, Veg. XII ters N D,Rook Âo drs „De eenigfte, Soort:(E)» doof gedagten. Heer Hi Oiftrecks, ‚„Karthagena in de Westindiën twaar- Agaat genomen, is van zyn Ed. dus gebyhaamd, om Hoorps dat het Gewas ‚ een Boompje dat zelden hoo- STUK ger worde dan vyftien Voeten , zyne Takken, En die lang en taay zyn; naar den Grond of op kite de byftaande Ruigte neder laat zakken, Het boogen. heeft een Afchgraauwe Schors. De Bladen zyn langwerpig , om hoog een weinig breeder, aan beide enden ftomp ; cffenrandig , van on- deren glad, van boven met een fyne Wollig- heid of Dons bekleed, tusfchen de drie en zeg Duimen lang. De Bloemen die zonder Reuk, doch fraay , geel van Kleur, een Duim breed zyn „ komenvaän fierlyke Trosfen voort. Het bloeit in Juny, de Zaaden worden in Septem- ber ryp. | TRrRtoPtenRis, \ Van de drie - Wiekigheid der Zaadhuisjes heeft dit Geflagt zynen naam. Dezelven, niet= temin, zyn drie in gecal, en hebben ieder twee Vleugels, welke zes Wieken ookaan het Vrugts beginzel, even of het Blóêmblaadjes waren ; zig vertoonen; Tedèr Zaadhuisje bevat een en-= kel Zaad. De Kelk is in vyven gedeeld. Het eeh en ander maakt de byzondere Kenmerken uit, (1) Hirza. Syst, Nai. XII. Gen. s6o. p. 315. Pig. Kills Gen. 569. p. 356. JACO; Amer. Hifk. 137 T. 176; f. 42: Hs IE. DEEL. V. STUK. 116 TIENMANNIGE HEEsTErs, UL De eenigfte Soort (1) is een Gewas, dat op ÄFDEEL, Jamaika zal waar zn genomen zyn. Hier mede Hoorp- fchynt overeen te komen de Driezaadige klim- STUK, mende Efchdoorn van Pr u Mier met Citroen: Triopterisbladen en een kleinere Roosachtige Bloem , Jamaicen-. pegno A Zuid- Amerika groeijende. Het heeft bek, „make: windende Steng; de Bladen zyn puntig Ey- rond , en de Bloemen komen by Tuiltjes of Kroontjes aan het opperfte van de Steng voort. Onder de Vyfwyvigen van deeze Klasfe is maar één Geflagt , dat eigentlyk hier t'huis behoort , genaamd C orYLE Do N. Navelkruid. Een vyfdeelige Kelk , een eenbladige Bloem met vyf Honigfchubbetjes aan den Voet van ’*« Vrugtbeginzel , maakt de byzondere Ken- merken , met de vyf Zaadhuisjes, uit welken de Vrugt beftaat. Zeven Soorten komen thans in dit Geflagt voor , onder welken eene Europifche , als volgt. 8 (1) Navelkruid met rondachtige, platte, ef« On __fenrandige Bladen , en eene Heefterachti- Rondbla- ge Steng. dig. De (1) Triopteris. Syst, Nat, XII. Gen. s7o. p. 315. Veg. XIII, Gen, 574. p. 356. Hort, Cliff. 169. Acer fcandens tricoccos Fol. Citri , Flore rofeo minore. PLuM Ze. 9.T. 162 (1x) Coryledon Fol, orbiculatis , carnofis , planis, integerrimis , Cau- | D EC AN DR TA 117 De meefte Soorten van dit Geflagt hebben, MIL wegens de dikte der Bladen en manier van “sij groeijing , een aanmerkelyke overeenkomst met Hoorp- de Sedum, genaamd Huislook of Donderbaard, STP: . P BE Deeze wordt van HERMANNUS Afrikaans „5, "6d fche Heefterachtige Sedum , met rondachtige Bladen , geheten. ’t Is een Kaapfch Gewas, op drooge Zandige Vlakten aan de Zeekust Heefterachtig groeijende , met eene dikke, witachtig groene Steng, die van onderen met dikke rondachtige Bladen digt begroeid is, geevende van boven dunne Takjes uit, aan welken Klokswyze Bloemen hangen , die zig als uit: vyf roode omgekrulde Blaadjes famen- gefteld vertoonen, en op dezelven volgen vyf Haauwtjes ‚ die het Zaad bevatten. Onder de vreemde Gewasfen in onze ‘Tuinen is het gee meen. (2) Navelkruid met Spatelvormig Lancetswy- an otyledon ZE fpúria. Langb}a- Caule Fruticofo. Syst. Nar. XII. Gen. 574, p‚ 316, Veg, dig. XIII, Gen, 573. p. 357. Hore. Cliff. 276. R. Lugdbar. 454. Got. Afr. frutescens incanum , orbiculatis foliis, Herm. Lugdbat, s49. T. SST. MoRis. Hif?. LIL. p. 474. S. 12, T. Je f. 39: (2) Coryleden Fol, alternis Spatulatis carnofis integerrimis , Caule Fruticofo. Cot. Afr. frutescens , Fol. longo & angufto , Flore flavescente, Coma. Rar. T, 23. BURM. Afr. Tab. 18, zo.f. 1. & T. 22e f. 1. Cot. Afr, fol. depresfis , cruciatis, WarLrH. Hort. 16. Sedum Afr, teretifolium , Flore Heineroe gallidis. MoRis. Hij, III, p. 474 S, 12, T. 7e É. 40, Hs bi El, Die Ve STUK 213 TIENMANNIGE HEESTERS, | TIL, ze Bladen , die Vleezig en effenrandig a rn zjn, de Steng Heefterachtig. — HooFD* _ Behalve de Afrikaanfche Cotyledon met een STUK. : rafuy- lang en fimal Blad en geelachtige Bloemen , van vga ComMerLYN, en verfcheidehe van den Hoog. leeraar J. BuRMANNUS ín Plaat gebragt , wordt hier ook het Afrikaanfche Vingerbladige Huislook van Morrison betrokken, De Steng is zeer dik , met ftompe Takken, welke aan ’ end alleen bezet zyn mer dikke , langwerpige , gefteelde Bladen , geevende een Aaír uiet van een Voet lang , met knikkende geelachtige om- gekrulde, Bloemen , wan binnen food geftippeld. De Meeldraadjes zyn een weinig langer dan de Styl en de Meelknopjes rood. TL (3) Navelkruid met half- Klootronde Bladen. Herispha« TE Deeze is ook een Kaapfche, door DiLLs- [ 4 e . e bladig. ius in Afbeelding gebragt, Iv, (4) Navelkruid met ovaale gekartelde Bladen en en eene ge-aairde Steng. dig. Van den zelfden is deeze, onder den naam van Cretifche, als van ’: Eiland Kandia afkom. {lig zynde, met een langwerpig Blad met Frane je, afgebeeld, (5) Nae (3) Coeyledon Foliis feraiglobofis. Horst. Cf 176, R, Lugdb. 454e Cotyledon Capenfis 2 Folio femip!tobato. DIL. Elihe z12. Te 95. 6, IIe , (4) Coryledon Fol. ovalibus crenatis, Caule fpicato, Hort. CE. 407. R. Lugdbat. 454. Cotyledon Cretica Folio obien- go Ámsbriato. Dirt. Bltb, 113. T. 95. £, 113. ER BCA NDR ROE A 119 Zaagswys’ getande: overhoekfe Bladen,een «van. Takkige Steng , de Bloemen overend. Hoorp- Deeze Soort is wan ouds bekend onder den yv. naam van Cotyledon of Umbilicus Veneris, dat hadi. is Venus- Navel. Men gaf ’er ook wel den Europifch. naam van Acetabulwm ‚ met het Griekfch over- eenkomftig , wegens de Holligheid der Bladen aan. De Italiaanen noemen het Gewas Bellico di Venere; de Toskaners Copertojole, de Span- jaarden Vafillos, de Franfchen Escudes , dewy! de Bladen Schildvormig zya , de Duitfchers Frawen- Nabel of Nabelkraut „en de Engelfchen Navelwort. Tweederley vindt men het ; de eerfte noemt J. Bavuinus de. Echte, met een Knobbeli- gen of Bol- Wortel, Dit heeft Morrison Geel Huislook der Muuren , dat geaaird is, met ronde genavelde Bladen, getyteld. Som-= mi- (5) Cotyledon Fol. cucullats - peltatis, ferrato - dentat?s alver- mis, Caule ramofo, Flor. ere@tis, GRON, Or, rar. Wir, Clif; 39. R. Lugdbat. 454. Cot. Flore luteo, radice repente. Do- DART Mein. 265. T. 73, Cot. Rad, tuberofä longà repente. Momis. Prael. 257. Raj. Hift. 1878. Umbilicus repens. Cam. Epit. 858. B, Cot. vera Rad. tuberolà, J. B, Hi, IL. p, 683. Cotyledon major. C. B. Pin. 285. Cot. Umbilicus Ve= nêris. Crus. Hif?, II, p. 63. Hisp. 332. GOUAN Monsp. p. 220. GER. Prov. p. 429. TOURN. Jnff. go. Don. Perpt. 131, Sedum luteum murale fpicatum, Folio umbilieato rotundo, Moris, Hiff, III, p. 479 S. 12. Te 10, £e 40 H 4 … Ms DEEL. V, STUK, ur, Ärpeer. VII. HoorD- STUK. Vyfwye 120 TiIENMANNIGE HEESTERS. migen hadden verzekerd , dat het nooit voors kwam dan op oude Muuragiën , maar C r v- sius nam hetzelve , in het doorreizen van Spanje- en Portugal, niet alleen op dezelven, maar ook op Daken, Rotfen , Aarden Wallen en zelfs fomtyds in een vrugtbaare Grond , aan den Voet van Olyf- en Dadelboomen , als ook op de Stammen van oude Kurkboo- men „ waar. De Wortel geeft een trop Steelen uit, van een Handbreed lang , die aan *t end het mid delpunt fchraagen van een rond hol Blad, en tusfthen deeze Steelen fchiet hy twee of drie Stengetjes , welke Aairswyze bezet zyn met groenachtige Bloempjes. Deeze Stengetjes geeven fomtyds verfcheide Aairen uit. Het Zaad, dat op de Bloemen volgt, in vyf Hok- jes vervat, is “klein, In de Zuidelyke deelen van Provence vindt men dit groote Navelkruid, volgens GERAR p; nevens de Muuren , maar GAR I DEL merkt aan, dat het omftreeks Aix zeer gemeen is in de Gaten van oude Muuragiën „ zonder Kalk gebouwd, De Bladen zyn door de oude Ge- jeeskundigen als zeer verzagtende aangemerkt , inzonderheid tegen Ontfteckingen, als ook te- gen ’t Graveel dienftig , komende , wegens hunne Sappigheid , daar in overeen met de gewoone Huislook of Donderbaard , die thans, n plaats van dezelven , in de Popeljoen - Zalf gebruike wordt, EEn. re De DEE KK NDR UT a, I2t De andere , die ook in Paleftina en in En- HL geland zou gevonden zyn, heeft geen Bolron-“ “er den maar een langen kruipenden Wortel enHoorn-- geele Bloemen. DopARrT merkt aan , dat°TUKe dezelve de Bladen gekarteld heeft, ’s W inters, £ idee 1 groen blyvende , maar in Mey verdorrende , — cusfchen welken een dunne ronde Steel opftygt , die in verfcheide Takjes , met Bloemen bela- den, is verdeeld, Of dezelve een weezentlyk verfchillend Gewas uitmaake van de voorge- melde, is niet zeker. (6) Navelkruid met verdeelde Bladen en vier vr. Laciniata, deelige Bloemen. en | k e 4 difch, De Bladen zyn in dit Gewas zodanig ver- deeld , dat RvumrPunrus hetzelve de Kende- Plant noemt , doch dit was beter gezegd Een- de - Poot , en hy moet hier zyn Oog gehad hebben op een byzonder flag van Eenden , Duikers genaamd: want in de gewoone Eenden is de Voetzool gewebd en onverdeeld, Ieder Blad ftaat op een langen dikken Steel, en is _ doorgaans verdeeld in drie Lappen, welke , zo by (6) Cotyledon Fol. laciniatis , Flor, quadrifidis. Cot. fol. trifidis &c, Hort. Cliff. 175. R. Lugabat. 454. Cot. Afra , Folio crasfo lato laciniato, Flasculo Aureo. BOERH. Lugdb. TI, p. 233. T. Teleph. Afr, anguft. folio, Flore Aurantiaco, PLUK. Alm, 362. T. 228. f 3. Telephium Indicum, BoNT, Fav. 132. Planta Anatis, RUMPH. Arb, V. pe 275, Te 95e BuRM. PF. Ind. p. 106, H 5 _ 1 DEEL, Vs STUKe $ 122 TIENMANNIGE HEESTERS. _ HL hy aanmerkt, elk op zig zelf naar een. Haane- HERE, kam gelyken. Zy ftaan digt om den middel- Hoorp- Stam als een Kroon , naar ommige Soorten STUK. van Kool gelykende. ’t Gewas heeft fappige en Stengen, cen Vinger of Duim dik, im Leden, verdeeld en veelal op den Grond leggende , maeakende te famen een Struik die vier Voe- ten hoog wordt. Zelden geeft het Bloem of Zaad : maar is vol van een dergelyk Sap als de Huislook , van dergelyken aart. Het heeft, naamelyk, een zeer verkoelende kragt , worden= de het Sap daar van uitwendig op het Lighaam gefmeerd , om Oatfteekingen te verdryven, of ingenomen in Heete Koortfen, als wanneer het de Hitte tot verwondering maatigt. De Bloe- men zyn in vieren gedeeld en hebben agt Meeldraadjes. Het groeit niet alleen in Oost- indie , maar ook in Afrika, zo LinNaus aanmerkt ; zullende dat Gewas zyn, het welke BOERHAAVE Afrikaanfch Navelkruid met een dik breed gefnipperd Blad en Goudgeele Bloempjes, getyteld heeft. De Heer Govan tekent aan , dat de onderfte Bladen Wigvor- mig , in drieën verdeeld , de bovenften lang- werpig en onverdeeld zyn (*). VIL (7) Navelkruid met langwerpige byna Spil- Hispanica, ere spaaních, rende Bladen, de Bloemen aan Tuiltjes. Aan (*) Cotyledon laciniata. Hort. Monsp. pe 220. (7) Coryledon Fol, oblongis fubteretibus, Flor. fasciculatis, LOEEL, Jt. p. 77. Te 1e Cotyl, maritima Sedi folio, Flore car- N ‚DEC AN DR I A 123 ‚Aan de Zee- Kust van Spanje, als ook in ’t IL Noorderdeel van Afrika of Barbarie seh de Levant, valt eene Soort van Navelkruid , Hoorp- die van alle anderen verfchilt, doordien de Bla-STUE- den byna-Rol- of Spilrond zyn, SH aw heeft 7") À dezelve Moeras - Cotyledon , met Loof van Don- derbaard en lange roode of geele Bloemen, gc- tyteld, ’t Is een klein Gewasje , met Vezelige Worteltjes , hebbende een enkeld rond opge- regt Stengetje , dat op den top Tuiltjes draagt van Trechterachtige Bloempjes , aan den rand in vyven gedeeld , roodachtig, met dikke uit- fteekende Meeldraadjes, die zeer kleine Krop- jes hebben , en een korten Kelk. In de be- fchryving van LoerFLiNGs Reistogt , naar de Spaanfche Gewesten , is het afgebeeld ge- lyk hetzelve uit overgezonden Zaad in de Ko» „ninglyk Sweedfche. Akademie - Tuin te ‘Upfal was opgekomen , hebbende aldaar gebloeid. Die’ Soorten van Sedum, welke Heefterach- tig zyn, zal ik billyker in ’t vervolg, met de anderen , onder de Kruiden befchryven. De Suriana, die fomtyds klein voorkomt, is reeds voorgefteld onder de Boomen * Des gaa ik *1.D. lj. thans tot de Klasfe der Twaalfm annigen oe ar El 1 HOOFD. carneo , fibrofa radice. ToURNE. Jnf?. go. Cotyl, teretifolia Hisp. Sedi teretifolii folio &c. MINUART. Sch:d, 3. Cotyle- don paluftre Sedi folio &c, SHAW. Afr. 177 « f. 178 1, DEEL, Vv, STUK, 124 TWAALFMANNIGE HEESTERS. abs SNS ISIS SISSI IX. Hoorp= IX, HOOF DST ORS STUKe Befchryving van de TwAALFMANNIGE HresTErs, Dodecandria , dus wegens het getal der Meeldraadjes , dat meer dan tien en minder dan twintig is,en weeliyds twaalf , genaamd. HE eerfte Geflagt, tot de Heefters be- hoorende „ dat hier voorkomt, voert , paar den vermaarden Ïraliaan BocconeE , door wien de Kruidkunde, zo wel als de Natuurlyke Hiftorie in ’t algemeen, grootelyks bevorderd is, den naam van BoccoNtiIa. Behalve de algemeene van deeze Klasfe zyn deszelfs Kenmerken een tweebladige Kelk , zonder Bloemblaadjes; de Styl in tweeën gedeeld: de Vrugt een drooge éénzaadige Befic. 1 De eenigfte Soort (1) is een Amerikaanfch Beeconia : , Fruteitolt. Gewas , door Prumter Tukkige Bocconia Heefter- met Wollige Bladen van Beerenklaauw gety- achtige. teld > (1) Bocconia. Syst. Nat. XII. Gen, sor. p. 325. Weg. XIII. Gen. sor. p. 367. Hort. Cliff. zo2, JACQ. Amer, Hift. p. 146. Bocconia ramofa Sphondylii folio tomentofo. PLuM. Gen. ss. TREW. Ebhret T. 4. Bocconia ramofa &c. BROWN. Jar. 244. Chelidonium majus Arboreum Foliis Quercinis, SLOAN. Jam. 82, Hifl. Ie Pe 395. Te &25 Gocoxihuitl, HERN. J4ex. 158 Do pere aA Ne» RIA 199 teld, en ook door den beroemden Trew in, HL, Afbeelding gebragt. Men vinde hetzelve , door "DEELS SLOANE, Groote Boomachtige Chelidonium , Hoorps , met Eike- Bladen , getyteld ; die wil, dat dit STUEe het Bytende Kruid van Mexiko;, by Hen: „An NANDEZ , zou zyn , hetwelke fomtyds twee of drie Ellen hoog wierde, hebbende Bladen als die van Boomvaren. De Heer JACQUIN, dit Gewas op de Westindifche Eilanden aan- treffende , bevondt het een Boompje te zyn van negen Voeten hoog, hebbende den Stam oneffen , hol , gevuld met een wiet Merg, ge= lykerwys de Vlier, en het Hout gaf een rood- achtig Sap uit, zegt zyn Ed., gelyk de Stin- kende Gouwe. De Stam was boven in wei- nige, ronde , broofche Takken verdeeld , met Vinachtig uitgefneeden Bladen , een half Voet lang , gefteeld , van onderen Wollig. Aan ’ end van ieder Tak kwam een Pluim van een Voet lang, met menigvuldige Bloemen, groen= achtig van Kleur, Eyvormig zo lang de Kelk geflooten blyft, ’t Getal der Meeldraadjes hadt hy altoos twaalf of zestien, zeer zeld- zaam tusfchen beiden , en nooit minder of meer bevonden. Na ’ afvallen van eenigen, zegt hy , blyven ’er vier over , welken men in de Afbeelding van Pr uMrER voor Bloem- blaadjes heeft aangezien, Dit hadt onze Ridder ook gedaan, gelyk de beroemde T'REw te regt aanmerkt (*). | De (*) Gen. Plant, Ed, I. & Il. , zegt deeze , en men vinde zulks IL, DEEL. V. STUK, u. ee Haonbé STUK ‚ Eenwy- ins. vig. 126 TEWAALFMANNICK HEESTERS, De Heer JAcQurin hadt de Vrugt niet gezien ‚ doch , volgens de Afbeelding van den Heer Earrer , is. die zeer aartig, „Ben gee fteeld Vrugtbeginzel , met een Styltje en dube belen Stempel gekroond „wordt een droog Zaadhuisje, van grootte en figuur byna als een Druif , het Steeltje en den Styl behoudende, Door de rypheid fplyt hetzelve in twee afval. lende Doppen „en dan blyft een Ring Over; die in zyn midden een glanzig zwart Zaad bee vat, zittende op eén rood Sappig Vleefchheu- veltje, waar aan het vervolgens , úit ‘den Ring takkende, gaat nederhangen. BaAssIAa, De Wrabtidere Kenmerken hief van zyn, een vierbladige. Kelk , een agtdeelige Bloem mét een gezwollen Pyp,‚ en zestien ‘Meeldraadjes 3 benevens een vyfzaadige Pruinivrugt. Volgens het fchryven vanden - Heer Ko t= NIG is dit Gewas (1), op Malabar groeijene „de, en aldaar Jllippe genaamd , een hooge Boom, met de enden der Takken krom, dike achtig en grys Wollig. De Dladen, die het aldaar uitgeeft, zyn Eyrond Laâncetvormigs cfenrandig ,.fpits , geaderd , kaâl, een half Voet cl aka ande 1 met hamke be korte | Steel. zulks nog in Ed, € Stoch. 114 ; aat in Syst. Nat. Ed. XII. is het verbeterd, 165 (1) Basfia. Syst. Nat, Veg. XIII. Gen. 1347. p. 367, Mant. ER / D op tE ANB R TE A, 137 Steeltjes. Uit derzelver Oxelen komen van een_ EE, À : tot vyf enkelde, Draadachtige , eenbloemige , en regtopftaande Steeltjes voort, die na den tje * e tyd lang nederhangen (*). gn BLAKEA nia, Een onderfte Kelk , die zesbladig, een bo- veníte die onverdeeld is : zes Bloemblaadjes : een zeshakkige Veelzaadige Vrugt, maaken de byzondere Kenmerken uit, Deeze, op Jamaika door BROWNE waarge- Lr nomen (1), is een Heefter met langwerpig, Bets Eyronde, gefteelde „ effenrandige, gladde Le- ta derachtige ‚ gepaarde Bladen, die van onderen” drie uitpuilende zwartachtige Ribben hebben 3 waar van de bynaam is ontleend. De Bloemen zyn gefteeld , enkeld , tegenover elkander op de zyden der Takjes geplaatst. BER AR T A. De Kelk is hier ín zevenen gedeeld , met zeven Bloemblaadjes en veertien Meeldraadjes: de Vrugt een Befie met zeven Holligheden en „veele Zaaden. Dit (*) Dit Geflagt in de XII. Uitgaave van het Syst, Naa niet gevonden wordende , heb ik in de befchryving der Boomen „ toen ik de Ed, XIII, Vegetabilium van den Heer MURBAY nog niet had, niet kunen plaatzen, (1) Blakea, Syst. Nat. XII. Gen. s93- p. 326. Vig. XIII, Gen. 593. p‚ 363. Blakea Fol, ellipticis trinerviis &ec, BROWNe Jam. 323. T. 35e Ie DEEL Vs STUK. 128 TWAALFMANNIGE HEESTERS, um, Dit Gewas, waar van ook maar een enkele Wren, Soort, in Nieuw Spanje of Mexiko groeijen= Hoorp: de , bekend is (1); komt voor als een Heefter STUK. van twaalf Voeten hoog, met rondachtige uit- Biraiia gefpreide Takken, de Bladen digt' aan elkan- fuer. der, langwerpig Eyrond, ftomp, effenrandig , fe. glanzig, van onderen Wollig , met zeer korte, platte , Steeltjes: de Bloemen meest aan ’t end der Takken , op ruige takkige Steeltjes , Vleefch- kleurig. VA TT CW De Kelk is vyfdeelig , met vyf Bloemblaad- jes en vyftien ongefteelde Meelknopjes , die ieder vier Holligheden hebben, waar van de binnenften kortst, | 7. Dit is, zo wel als ’ voorige, een nieuw. Ee lings ontdekt Gewas (1) , in China groeijen= Chmnee- de , dat in Geftalte naar den Citroenboom ene zweemt. Hetzelve heeft de Takken geftreept of hoekig en eenigermaate Wollig; de Bladen overhoeks ‚ gefteeld, Hartvormig ovaal, effen- randig , wederzyds glad , geaderd , een Span lang , een Hand breed: de Bloemen komen Pluimswyze , meest aan ’t end der Takjes; van grootte als die van den Citroenboom, H a. (1) Befaria. Syst. Nat. Veg. XIII. Gen. 1310, p. 36%. Mant. 242 (1) Vatica, Syst. Nat. Vege. XIII. Gen, z3Ir. p«- 308. Alant. 242. „Dop EC A N-D-R F A, 139 HALESTA mi, Arpeeus EE, oabin ae IX, Dit Geflagt, dat naar den vermaarden H Á- Hoorp. Les , door zyne Weegkunde, der Plantge- srux, wasfen bekend , getyteld is , heeft den Kelk Aang: viertandig , boven het Vrugtbeginzel ; de Bloem his in vieren gedeeld , en de Vrugt is eene vier- hoekige, vierzaadige, Noot (*). Twee Soorten, beiden uit Noorde Amerika, komen in hetzelve voor, als volgt. Cz) Halefia met Lancetswys’ Eyronde Bla: LL k Halefra den, de Steelen geklierd. terrapterds Vierwiekt Dit Gewas is door CATESBY afgebeeld en 8% befchreeven als een Heefter , in Karolina door. gaans tien Voeten hoog wordende en dikwils met twee of drie dunne Stammen opgroeijen- de, hebbende Bladen als die der Peereboomen of. Vogelkerfen en witte Klokswyze Bloemen. De Heer Exurrs heeft ‘er, naar die uit Zaad jn Engeland opgekomen waren „ ook een Af. beel. {t) Zo wel in Ed. XII, Wég. door den Heer MURRAY, als in Ed. Xi, Syst, Nat. ftaat wel Nux 4 angularis 2 fpers ma; maar in de Optelling der Geflagten „ Peric. 4 fpermums 4 angulatum 3 ’t welk met de opgegevene Kenmerken van ELLis en met de befchryving beter rookt. (1) Halefia Fol, lanceoläto - ovatis , petiolis glandulofis. Syst, Nat. XII. Gen. 596 p. 326. Veg. XIII. Gen. 596. ps 369, Halefia Fruêtibus membranaceo- qaadrangulatis. Eer: Phil, Trans. VOL, Lle p. 931. T. 22. fs A. Frutex Padí foe lis f@rratis &c, CATESB, Cat. 1, T. p. 64 SELIGM. Vogéls Ï Ä. DEELs Vs STUK, 340 TWAALFMANNIGE HEESTERS, 1, beelding van gegeven ‚ met het volgende Be- ‘AFDEEL. vigt, zyn Ed, dien aangaande door den Heer ffoorp- Doktor GARDEN uit Karolina toegezonden. STUKe Eenwy- wize. u. Halefia Aiptera, Tweewie- kige, 9 ‚, Deeze fchoone Boom groeit vry gemeen „ langs de Oevers van Santee- Rivier, en ver- „ heft zig dikwils tot de hoogte van middel- „‚ maatige Moerbefie - Boomen. Ik heb hem „ fomtyds Zuidelyker gezien , naby de kleine „… Waterbeeken ; maar veel kleiner dan die , ‚ welke aan Santee groeit. Zyn Hout ís hard „en geaderd: de Bast van eene donkere „ Kleur , met veele onregelmaatige ondiepe „, Scheuren. De Bladen zyn ovaal en fcherp „‚ gepunt, met het midden ingedrukt, groei- „‚ jende overhoeks op korte Steelen. De Bloe- … men, waar van ieder Knop ‘er van vier tot „… agt of negen voortbrengt, hangen by Tros- ‚> jes langs de Takken; zynde Klokvormig en „, volkomen zuiver Sneeuwwit. Alzo dit Ge- „was vroeg in ’c Voorjaat, eer de Bladen „ uitgefprooten zyn , bloeit , en twee of drie „ Weeken in Bloefem ftaan blyft, maakt het. ‚ zelve een allerfierlykfte_ Vertooning. Op „de Bloemen volgen redelyk groote vierwie= „‚ kige Vrugten, die insgelyks by Trosfen han- „ gen, ieder vier Zaadkorrels bevattende , zeer „, aangenaam van Smaak,” (2) Halefia met Eyronde Bladen, de Stelen ejfen. Hier (2) Halkefia Fol. ovatis, Petiolis levibus, HaleGa Fruêtibus alatis. ELL. Phil, Trans. utlupra. Fig, Be Do DEC AND RE AIS, „Hier van, heeft, Eru rs de Vrugt nevens, 16 die der andere in Plaat vertoond, om het ons ARE derfcheid aan te wyzen. Dee heeft twee Hoorp- groote fpitfe Wieken tegen elkander over, en °TUE- daar tusfchen twee kleine Wiekjes, De Bla- gn den zyn zesmaal zo groot als van de voorgaan- de Soort, en van onderen hebben zy geen de mintte Wolligheid , zegt onze Ridder, die aan- merkte ‚ dat dit Gewas , in de Natuurlyke Rangfchikking ‚ naast komt aan den Styrax- boom. DECUMARIA, Dit Geflagt heeft een tienbladigen Kelk , boven het Vrugtbeginzel en tien Bloemblaad: jes, maar de Vrugt is tot nog toe onbekend, zegt de Ridder , die twyfelt , of het ook tot de Tweehuizigen behoore, De eenigfte Soort (1), die uit Afrika of van zr de Barbaryfche Kust afkomftig fchynt te zyn, Deens is in de Tuin der Geneeskundigen te Helmftad ra. naauwkeurig, waargenomen door den Wel Ede- 12°! len Heer FArricius, die dezelve de Clu- fia met geaderde Bladen meende te kunnen zyn van LINNAus, door my reeds befchreeven *5 #17 o. doch dit is onmooglyk, Dezelve, naamelyk , Ei STUEs heeft, ik (1) Decumaria. Syst, Nat, KIT. Gen. so7.p. 326. Weg. XIlle Gen. 597. p. 369. Sp. Plant. 1663. Mant, 391, WILLICH. Obs, 75. Tinus Flore pleno. FABR. Helmftad. Ed. Ie 216, Clufia Fol, Venofis. Ed, II, p‚ 392, Clufia minor, TRAME, Orig; la II r82 TWAALFMANNIGE HEESTERS, heeft , volgens den Heer JACQUIN, een ArDpale vierbladigen Kelk en vier Bloemblaadjes 5 ’t welk Hoorp- STUK. Eenwy- vige. zeer tegen de Kenmerken aanloopt. Eerst hade Farrictus de tegenwoordige Tinus met dub= belde Bloemen geheten ,en de Bladen komen, inderdaad , veel met die van den gewoonen Taurier- Tinus overeen. Zyn Ed. vondt den Kelk in megen of tien punten verdeeld: ’t gee cal der Bloemblaadjes van tien tot vyftien, af- vallende „ fmal, ftomp en fcheppende: de Meeldraadjes twaalf , dertien, twintig en meer wit, van langte als de Bloemblaadjes , met witte Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel was groen , Klootrond , groot, den Kelk vervullen- de, met een groenen, korten, dikken, ronden Styl en een knobbeligen, breeden Stempel. Al- le Jaaren bloeide dit Boompje , dat knoopige kromme Takken hadt, in de Helmftadfche Tuin, doch bragt geen Vrugten voort. Het is een Boom, zegt LINN&us, die de Bladen gepaard , gefteeld, ftomp Eyrond, ef fen , fpitsachtig , getand , de Knoppen ruig heeft „ brengende gearmde ongebladerde Tui- len voort, van witachtige zeer welriekende Bloemen ‚ naar die van den Lindeboom gely- kende, wier Kelk agt of zestien Tandjes heeft, De Bladen, zegt zyn Ed, thans, zyn geaderd, Lederachtig, van agteren wyd getand, Hy heeft geen Stoppeltjes. P E- MOD: IE O0: ACN DR LE, Ae L98 PeEGANUuUM. Wildruit. A Arpern Í Moe i IX. Een vyfbladige Bloem, met een vyfbladigen Si, of in * geheel geen Kelk; een driehollig spr, driekleppig Zaadhuisje , dat veele Zaaden be- arongy- vat, zyn de byzondere Kenmerken, ha Twee Soorten bevat dit Geflagt ; waar van de eerfte wel geen Houtige Stengen heeft , doch wegens de andere en om dat de Tam- me Ruite hier befchreeven is, mede in deeze Afdeeling komt. (12) Wildruit met fyn verdeelde Bladen. 1 d ' Pegansm By den Griekfchen naam Harmala is een Hermala, Gewas bekend, dat veelen voor een Wige ee Wynruit gehouden hebben , en daarom gebruikt de Ridder ook den eigen naam der Wynrui- te, Peganon , tot een Geflagtnaam. BAUHr- Nus noemt het Gewas Wilde Ruit met een groote witte Bloem. Hetzelve groeit in de Zuidelyke deelen van Europa, doch niet over- al, Crusrius, die het in Spanje, omftreeks Madrit en elders, op de Heuvelen vondt , zegt dat het een Heefterachtig Kruid is, veele Sten- gen uit den Wortel voortbrengende, die zwart- ach- (1) Peganum Foliis multifidis. Syst, Nat. XII, Gem, 6or, Pp. 327 Veg, XIU. Gen, bor, p. 370. Hort, Ups, 144. GRON. Orient. 165. Peganum. Hurt, Cliff, 206. Ups, 144. R. Lugde bat, 461. Ruta fylveftris Flore magno albo, C. B, Pin. 336. Harmala, Dop. Pempt, 121, TOURN, Juf. 2574 Ï 3 U, DEEL. Vo STUK 134 T WwAALFMANNIGE HEESTERS, it. achtig groen zyn, met Bladen breeder dan die ADE van Venkel , en omtrent als van de fmalbla- Hoorp- dige Napellus of het Monnikskappen « Kruid , STUK. _taay en Gommig , bitter en eenigszins byten- wen de van Smaak, hebbende, aan de toppen der Stengen en Takken, witte Bloemen van vyf Blaadjes ; en veele geele Draadjes in derzel« ver midden; waar op Zaadhuisjes volgden , grooter en zagter dan die van de W'ypruic , driekantig, gevuld met zwartachtig roode, hoe= kige, oneffene Laaden. De Reuk van dit geheele Gewas, zegt hy, was zwaar en om die reden onaangenaam. In ons Nederland gezaaid , bloeit het zelden en js zeer vatbaar voor de Koude. Die van Ka- ftilie noemden de Zaadhuisjes, daar van, Kleie ne bittere Augurkjes, BELLONIus verhaalt, dat het op Zandige plaatfen by Alexandrie in Egypte groeit, en in verfcheiderley gebruik is by de Arabieren en Turken , doch inzon« derheid uit hoofde van eene beftendige gewoone te onder hun, om ’s morgens zig alle Dagen daar mede te berooken , waanende dus voor alle listen en Jaagen van den Duivel beveiligd te zyn: weshalve men aldaar ook, in alle Winkels van Kruiden en Drogeryén , deeze Plant of derzelver Zaad te koop vond. Dit Zaad werdt, met Honig, Wyn, Saffraan , Sap van Venkel en Hoenderen- Gal, gewreeven tot opheldering van ’t Gezigt, zo Droscomt- pes verhaalt, [ (3) Wilde à IL RE E « é , pr _ sd À 4 fe OD BC AN. DR I&) 195 (se) Wildruit met onverdeelde Bladen. U Ed | ArDEEla | Nynruit met enkelde over- … E Deeze wordt W's enkelde over- ore hoekfe Bladen van GMELIiN geheten. Zy srux. was van MessEerscHMID Daurifche Perg- In Harmala, die overblyft en veelfteelig is, met Bld Bladen van Polygala en witte Bloemen , ge- Siberifche, noemd. Dezelve hadt een flaauwe Reuk en eenen Grasachtigen Smaak. Hier wordt byge- voegd de Berg-Harmala, met Bladen van Po- lygala en geele Bloemen , welke GMELIN, in ’t Gebergte aan den Mond van de Rivier ‚Borfa, in’ ’t voorfte van Augustus verzameld, onder den tytel van Scorodoprafum met Vlafch- bladen, dus befchryft. ‚‚ Uit eenen Wortel komen veele dunne 9 Steeltjes voort, twee Handbreedten hoog , 3 groen, rond, met talryke Blaadjes ongefchikt „> bezet , en van boven in eenige korte Takjes s uitloopende , waar van ieder een geele Bloem »s draagt , die van buiten groenachtig is, uit „> zes Blaadjes beftaande , welke aan ’t end ‚> ftomp zyn, en waar op driehockige Zaad= „, huisjes volgen , in drie Holligheden vers gydeeld.” Hup. (2) Peganum Foltis indivifis, Harmala montana Daurica perennis multicaulis , Polygale foliis , Flore albo & Flore luteo, AMM. Äutb. N, or , 92, Ruta Foliis fimplicibys al ternis, GMEL, Siver, IV, p. 176. T', 68 f. 2e s 4 II, DEEL, V, STUK, 1 * (36 TWAALFMANNIGE HEESTERS, _ SIL Hup sont AFDEEL: Hot Dit Geflagt heeft een vyfbladigen Pypachti-. srux. gen Kelk , zonder Bloemkrans , met vyftien Einwy. Meeldraadjes en een enkelen Styl, waar van vigen het Vrugtbeginzel een Zaadhuisje met ééne Holligheid wordt , dat driekleppig is en drie Zaaden bevat. n De eenigfte Soort (1), hier van bekend , KS ein wordt geacht te zyn het Heyachtig Virginifch Heyachtie Heeftertje met kleine Bloemen en een lang- Be werpig in drieën verdeeld Zaadhuisje van Pru- KENET: weshalve ook deeze den bynaam van Heyachtige voert, Het is een Heefter, die de geftalte van Heide heeft, zegt onze Ridder, met Draadvormige verfpreide Takjes en Naalds- wyze ruige Blaadjes, De Bloemfteeltjes , uit Bladerige Knoppen voortkomende, zyn enkeld, langer dan de Bladen, met regtopftaande Wol- lige Kelken, N 1 TRAR TIA Salpeter-Struik, Een vyfbladige Bloem , de Blaadjes aan ’ end gewelfd hebbende , met den Kelk in vy- wen gedeeld en vyftien Meeldraadjes: de Vrugt een eenzaadige Befie: maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit. E De eenigfte Soort (1), aan Zout - Moerasfen Nier arta / in Scho'eri. Ì giberifche. (1) Hudfonta, Syst. Nat. XII. Jfaut. 74. Syst, Nat. Vege XIII. Gen. 1263. p‚ 370. Ericeformis Sufrutex Virginianus, Floribus exiguis &c. PLUKe Mant. 3%, Cz) Nitraria, Syst, Nat. XII, Gen. 6o2. P‚ 327. Weg. XII Gen ODIE CAN DE RAT AA 137 in Siberie groeijende , en derhalve als met Sal- HL peter bezwangerd, werdt Cafia met een zwarte SFDEEL, Vrugt getyteld van den vermaarden GME Lin „Hoorn- die haar befchryft als een Heefterije , dat zel.STUKe den een Elle hoog wordt , met verfcheide Hou-,;1°*”3- tige Steelen , wit van Bast: zo dat dikwils ‚ twintig en meer Takken uit éênen Wortel zig in ’t ronde verfpreiden , maakende dus één Gewas een Bofchje uit. De Takken zyn by troppen bezet met kleine Blaadjes ‚ ongevaar een half Duim lang, Lancetvormig, van een zouten Smaak, De Takjes loopen aan ’t end als in Doernen uit. De Besfen hangen ’er Troswyze, gelyk die der Nagtfchade, van vyf tot vyftien by elkander aan , en zyn grooter dan die der Berberisfíen, van Smaak, zegt hy; zo zoet als Kerfen, De fraaije Afbeelding van dit Gewas, door STELLERUS getekend , is door dien Kruidkenner aan ’ licht gegeven. LiNnNdeus hadt het bevoorens Osyris met ftompe Bladen getyteld. Het groeit aan de Wolga, by Astrachan en elders in Siberie. ‚Door Doktor Scuorerus eerst ontdekt zyn- de, voert het daar van den bynaam. De fchrandere Hoogleeraar ParrLas, op zynen onlangfen Reistogt door de Landen om- ftreeks Gen. 602, p. 370, A. Nov. Petrop, VII. p. 315. T. ro. MURR. Gott. p. ror, f. 2. Ofvris Fol, obtufis. Hors, Ups, 295. GMEL. Si. Ile p‚, 237. Te 98, Calia Fructu nigro, AMM, Ruth. 256, I5 Il, DEEL: Ve 'STUXe 138 TwAALFMANNIGE HEESTERS: flreeks de Kaspifche Zee, dit Gewas ook waar. ‘ neemende , befchryft de Vrugtmaakende dee- len op de volgende manier. , Het heeft naauw- » lyks eenigen Kelk, De Bloem is vyfbladig, “5 Wit, zeer vlak uitgebreid; de Blaadjes lang« werpig ‚ hol , met een ftompe Huikswyze tip. ’t Getal der Meeldraadjes is van twaalf s tot vyftien, zo lang als de Bloem , met s> langwerpige geele Meelknopjes, van. onderen s in tweeën gedeeld, Het Vrugtbeginzel is »> Kegelvormig , in een drietepeligen Stempel »» Uitloopende ; de Vrugt een Sappige, don= s) kerroode Befie, welke door aanryping zwart > wordt , van een Zoutachtigen Smaak , be- vattende een Kegelachtig Steentje, zeer fpits », aan ’t boven en rond aan ’t onder = end , van buiten met twaalf putjes, van binnen een enkele Kern bevattende, die rolrond is > En geel , met een geftreept geel bekleedzel. Weinige en gegaffelde Tuiltjes, die als de s, Vrugt afvalt overblyven, maaken den Hee. s fter Doornachtig. De Bladen zyn Sappigs ‚> Zeegroen ‚ langwerpig ‚ van agteren dunst; ss Als zy afgevallen zyn met een bruine Stip s op het Lidteken van het Steeltje gemerkt” (#), G iNokRr IA. Rivier- Roos, De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn: een zesdeelige Kelk en zes Bloemblaad. jes: (*) Parras Reizen, IT. Deel, Anhang. p. 494. WD UTPIE CG A NDR TA, 139 jes: de Vrügt een Zaadhuisje met ééne Hol- UL, ligheid , vierkleppig, gekleurd, veelzaadig, — AFDEELs De eenigfte Soort (1) maakt een GewasHoorp- uit, ’t welke den Heer JACQUIN op de Zan-STUE: dige Oevers der Rivieren van ’t Eiland Kuba is eef voorgekomen , wordende van de Ingezetenen feria Rofa del Rio, dat is Rivier- Roos, genoemd. Westindi- Hy hadt dit nieuwe Geflagt dus getyteld ter ilk gedagtenisfe van wylen den Markgraaf Gino. RI, Keizerlyk Gouverneur van Livorno, een Heer de Natuurlyke Hiftorie zeer genegen , door wien met groote Kosten te Florence een Tuin van uitheemfche Plantgewasfen is aange- legd. Het maakt een zeer fraaijen Heefter „ van drie of vier Voeten hoog, die zig in ron= de Houtige Takken verdeelt , met fpits Lan- cetvormige effenrandige gladde Bladen, zeer kort gefteeld , gepaard , anderhalf Duim lang. Eenbloemige Steeltjes komen uit de Oxelen en aan ’t end der Takken voort, met fchoone Bloemen, byna een Duim breed, die een roo- den Kelk hebben en blaauw van Kleur zyn , uit zes Blaadjes betaande. Twaalf Meeldraade jes, met Nierachtige Knopjes , die groot zvn; omringen het Vrugtbeginzel, dat een Zaadhuis- je wordt, ’t welk na het uitvallen der Zaadjes , met den Styl en Kelk, nog lang, als een rood- achtige Befie; aan de Takken ftaan blyft, Dus (1) Ginoria. Syst. Nat, XII. Gen. 6os.p. 329. Pig. Kille Gen, 6os. p. 372. JACQ. Amers 22, Hil, p. 148. T. gro 1, DEEL, Ve STUKe 140 TWwAALFMANNIGE HEESTERS. UI. Dus de Eenwyvigen voorgefteld hebbende ARD ERLe van deeze Klasfe , gaa ik over tot de Twee- Hoorp- Wyvigen , waar onder het eenigfte Geflagt , hier STUK, t’huis behoorende, den naam voert van HeELIiÓCAR?P US, Zobnevidk Een vierbladige Kelk , vier Bloemblaadjes , twee enkelde Stylen : het Zaadhuisje tweehok« kig, famengedrukt , wederzyds in de langte ge= ftraald 3 maakt de byzondere Kenmerken uit van dit Geflagt, welks naam van de figuur der Zaadhuisjes , die als Zonnetjes zig vertoonen , niet oneigen is ontleend, A De eenigfte Soort (1), ook in de Westin« Heliocare pus Ame- diËn zig onthoudende, waar van zy mede den art. g.bynaam heeft, is Boomachtige Montia met Zaags- he. __wys getande Bladen van Abutilon en eene Tros- achtige Vrugt , genoemd geweest van Ho u- STONs, en onder deezen naam in MILLERS Tuinboek gebragt: doch die Autheur geeft 'er een TFrechterachtige Bloem aan, het bovenfte in vyven gedeeld ; terwyl in de Afbeelding van EuRET de Bloem en Kelk, beiden , zig vierbladig vertoonen. Dat het getal der Meel- draadjes veertien of zelfs meer is, ftrydt niet tegen de opgegevene bepaalingen van deeze Klas= (1) Heliocarpus. Syst. Nat. XII. Gen. 606. p. 329. Vege XII. Gen. 606. p‚ 372. Hort. Cliff. 211, T. 16. TREWe Ebret. 14. T. 45. Hir, Hift. Pl. 481. R. Zugdb. 477, Montia arborescens Arbuti folio ferrato , Fruêtu racemofo „ Houftoni. Mill. Dil, led 4 DO D/E TO AIN ID: RIA IAK Klasfe, De figuur der geftraalde Zaadhuisjes, HI die by troppen groeijen, is zeer aartig. iron De Euphorbia en Sempervivum leveren ook Hooroe wel verfcheide Soorten uit, die Heefterachtig STUEe zyn, maar aangezien dezelven weinig hoogte hebben, en niet Houtig zyn, zal ik die beide Geflagten tot de Kruiden betrekken , en dus hier de Klasfe der Twaalfmannigen ten op- zigt van de Heefters befluiten, ansennnnk GECECESECROKSECRORSEORSEE KORTER EEE et HOOF DSL Ui Ke Befchryving van de HEESTERS, die TwIn- TIGMANNIGE , lcofandria, wegens het ge- tal der Meeldraadjes , geheten worden , tot welken die Gewasfen , welken men: Toorts- planten noemt, als ook de Granaat- Appelen, Roozen , Myrthen , en verfcheide anderen ; betrokken zyn, VV" de onderfcheiding en Onderdeelingen deezer Klasfe , in Eenwyvigen, Twee-, Drie, Vyf- en Veelwyvigen, is reeds gefpro- ken; doch daar omtrent komt nog in aanmer: king , dat de Meeldraadjes hier in den rand van den Kelk ingeplant zyn, De meeften van de gedagte Rangen leveren Heefters uit, en daar onder komt eerst voor, het Geflagt van Or IL. DEELe V, STUKs u. AFDEELe Een wy- wigee ; Ml Calfus BÎamillas Tis. Getepelde. 142 TWINTICMANNIGE HrEsTERs. CAcrTyus. Toortsplant. De Kenmerken daar van zyn: een veelbladie ge Bloem 5 een Kelk die eenbladig is en ge- fchubd , boven het Vrugtbeginzel , dat eene Befie of weeke Vrugt wordt met eene Hollig- heid en veele Zaaden, De vier- en- twintig Soorten , hier van voors komende , altemaal Amerikaanfche. Heefterach- tige Gewasfen, zyn verdeeld in vier Rangen , die door byzondere naamen onderfcheiden wor- den, als volgt, * Echinomelocatti, Meloen- Distels, (1) Toortsplant , die rondachtig is , gedekt met Eyronde gebaarde Knobbels. Onder den naam van Knobbelige of getepelde Meloen - Diftel is deeze inde Openbaare Kruid- tuinen bekend , en fchynt die te zyn, welken de beroemde BornmaaveE Kleinere Ameri- kaanfche Meloen- Diftel getyteld hadt, De Ne- derduitfche naam is maar eene vertaaling van den (1) Caëlus fubrotundus , teftus tuberculis ovatis barbatis. Syst. Nat. XII. Gen. 613. pe 338. Veg. Xllle Gen, 613. Pe 382. Hort, Cliff. 1831. Ups. 119. R‚, Lugdhat, 278. Echino- Melocaâtus minor lagtescens , tuberculis f. mamillis majoti bus, HERM, Par, 136. T. 136. Ficoïdes f, Melocaêtus mar millaris, glabra , Sutcis carens, Fr, fuum undique fandens. PLUK, Alm, 148. T. 29.f, 1. Ficoides f. Ficus Americane {pherica tuberculata laêtescens, Flere albo, Comm, Hort. Ie p. Ios. T. ss. BRADL, Succ, Ille p. IIe T, 29e Conf. Me- loc, minimus lanuginofus 8e tuberofus, PLUM. Sp. 19 Jes zoï. fs Ee / B BE 10:07 5: A rN DRT AT 149 - den Griekfchen Melocaëlus, aan deeze Planten, ÏlL gegeven „ om dat zy naar een gedoornde Mee hl loenvrugt gelyken, Het voorzetzel EchinosHooro- kan ftrekken om door verdubbeling de Steke-STUE ligheid deezer Gewasfen, als een Egel of Pen- „;5, ne-Varken , te kragtiger uit te drukken , of ook wegens de Egelachtige geftalte , die de- zelven van de eigentlyke Toortsplanten on= derfcheidt. Deeze Soort is Amerikaanfche, Klootronde , geknobbelde Melkgeevende Picoides of Pyg- plant, met een witte Bloem, van Co MMr- LYN genoemd geweest. Zy heeft naauwlyks Sleuven , maar is, in plaats van dien , met groote Tepels, die Doornen draagen , bezet „en draagt een roode, puntige Vrugt. De natuurlyke Groeyplaats is op Rotfen en Klippen in Zuid- Amerika, Hier mede fchynt eenige overeenkomst te hebben, de Zeer kleine Wollige Meloen - Diftel of Vygplant van PLUMIER, die zagter Door- nen heeft, en geheel beftaat uiteen Klomp “van Tepelige Knobbels, aan ’t boven-end met eenige Doorntjes , in Wolligheid, gewapend , geevende de Bloempjes en Vrugten , waarfchyn- Iyk, tot de enden van deeze Tepels uit. Monozys (2) Toortsplant die rondachtig is, met veers _n. 7 CalFus tien hoeken, da Deee sus. Geribde, (2) Calas fubrotundus quatuordecim e angulatus, Horta Clif. IL. DEEL, V, STUK, Eil, bn 144 TWINTIGMANNIGE Heesters; Deeze is van over lang bekend, en Westin Pe difche Meloendiftel getyteld by Baunrinus,- oe die aanmerkt, dat dezelve als van een Meloen , STUK Eenwy- wige. Pepoen en Diftel, famengegroeid fchynt te zyn. Wat denkbeeld , echter , hy daar van gemaakt hebbe , blykt niet. Crusrus, verhaalende , dat in ’t jaar 16or verfcheide zodanigen , van Pena en Loser Echinomelocattos genaamd, met Schepen , uit vreemde Landen, in Holland gebragt waren, twyfelde , of het ook een Vruge mogt zyn. Hy heeft ’er een, die twaalf Dui- men hoog was „en by den Grond eenen om- trek van vyfentwintig Duimen hadt , doorge- fneeden „en een dikke, taaïje, weeke, witte Zelfftandigheid daar binnen gevonden „ welke eenigszins den Smaak hade van Kaauwoerden; doch zonder eenige holligheid , zegt hy, of Zaad, Om hoog gaf dit Gewas een dikke Klomp van Wolligheid uit, zo fyn van Draad als As. best, met eenige paarfche Doorntjes, daar boe ven uitfteekende , en van binnen Bloedroode Blaasjes hebbende , met een zeer fyn Zaad, als dat van Amaranthen, gevuld , zynde in het bovenfte van die Blaasjes als het overblyfzel van een Bloempje, Hoe de Bloemen en Vrugten als in een Wol- ligen Kop famengehoopt worden , is door den vere Cliff. 131, Ups. Ec. Calfus humilis fubrotundus fulcatus et coronatus, Spinis confertis. BROWN. J4m. 238. Melocactus Iad, Occidentalis. G. B. Pin. 334e Echino « Melocaêtus, CLUS. Exot, T, 92. BRADL. Succ. IV. p. 9. Te 32. MERELS TE ON DOR A TA rs wérmiaarden TourNerForrT zeer duidelyk IL vertoond ; maar het onderfte of Lighaam van BEE den Melcën Diftel maakt zekerlyk den Stoel Hooi: uit van dit Gewas , als in de Aarde geworteld°TUEe zynde of Wortelfchietende , zo Monrino „Zever afbeeldt. Het is, derhalve , zekerlyk een Plant- gewas , van eene Meloenachtige figuur, uit- wendig van eene groene Kleur , met veele Ribben, en dus gefleufd, hebbende op die Rib. ben geregelde Knobbeltjes , uit ieder van wel. Ken verfcheide Doornen Sterswyze fpreiden, Crusrus telde negen zulke Sterren van Doornen op elke Rib; doch het getal derzel. ven is onzeker. In een andere vondt hy maar elf Ribben, en op ieder Rib twaalf zulke Knobbeltjes. Ook is de figuur van fommigen ronder , van anderen bvna pieramiedaal; de Groey- plaats op de Westindifche Eylanden en aan de Vaste Kust van Zuid-Amerika. Zy kunnen hier te lande niet dan met veel zorgvuldig- heid, in Potten , worden gehouden, en blye ven meest in de Brocikasfen, gelyk de overi- gen van dit Geflagt, welken de minfte Koude met nattigheid of Regen krenkt, Drie Verfcheidenheden zyn hier , in het’ Kruidkundig Woordenboek van den Heer Mir- LER» bygevoegd , maar van de eene Veertienhoe- kig is ‚met lange witachtige , kromme Doornen ; de andere Vyftienhoekig met breede, zeer me- nigvuldige , kromme Doofnen ; de derde ook K Vyf- | He DEEL V, STUK: ® 146 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. Vyftienhoekig met regte Doornen, de hoeken Spiraalswyze omgedraaid. Wat deeze Planten aangaat, ’t is zeker , dat die van de Eerfte Soort ver de gemeen- ften zyn ‚ komende dikwils voor, op ftukken van Rotfen of Steenen , waar op zy, zonder eenige bevogtiging of oogfchynlyk Voedzel dan dat haar de Lugt toebrengt, Jaaren lang in ’t Leven blyven. Die van de andere Soort groeijen in Potten met Aarde en worden door Afzetzels , welken zy rykelyk uitgeeven , voort- geteeld , doch fterven ligt en kunnen naauwlyks eenig Vogt verdraagen, Zy zyn hier ook uit Zaad gewonnen , door den Hovenier van on» zen Stads Tuin, den Heer SrorMm, die my ten opzigt van een zeer grooten Meloen- Diftel van deezen aart , zig thans daar in bevin- dende , verhaalt , dat dezelve ’er, zo hy wel meent te weeten, reeds dertig Jaaren geweest is,en in die tyd mooglyk niet meer dan de helft aangegroeid, Het Gewas heeft Öngevaar een Voet diameter en drie vierden van een Voet hoogte , met een Kop die veertien Dui- men hoog is en vier Duimen dik. Op het bovenfte van deezen ruigen, fierlyk bruinen Kop, vertoonen zig thans paarfche Bloempjes. De Stoel of Plant fchynt my ten minfte viers entwintig Ribben te hebben: in een andere 3 die kleiner is, hebbende den Kop naauwlyks een half Voet hoog , is ’t getal der Ribben , die veel dikker zyn, dertien, en in de jonge, van En KN Or SAM Beekdal DE47 een Vuist groot , komt cok het getal der Rib- HIL ben op twaalf, dertien of veertien uit, Hier on uit blyke , dat het getal der Ribben in cen Hoorp- zelfde flag van deeze gE DSe Planten, on- STUK. zeker is. 5 is * % Cerei, angulati ereêtí. Toortfen , die hoekig zynen regtopftaande. } Ur. (3) Toortsplant » die overend flaat, langwer- Ii, pig is en zevenhoekig. beprago- NHS. b ° Z jd (4) Toortsplant , die overend flaat, vierhoe- en ok kig is en lang, met de hoeken famenge- iv, | drukt. Tetrago- NHS, Viechoek?- (5) Toortsplant , die overend flaat, zeshoe- ge. kig is en lang, met de hoeken afftandig. PRE ENA Ge (6) Toortsplant, die overend ftaat , byna vyf- ve hoekig is en lang , met Geledingen. ige, Vi, (7) Toorts- Pensago: (2) Caëlus ereltus oblongus , feptemangularis. Hort. Cif ‘Wyfhoe- 181, Re Lugdbat. 279. kige, (4) Caëlus quadrangalaris longus erettus , angulis compres» fis. Hort, CUP 181. Ups. 119, R. Lugdbat. 280. GC, ereétus minor, Fruêu Ípinofo , Coftarum numero varians. HER Me Par. 117. (s) Calfus eretus (exangularis longus, angulis diftantibus. Hort. Cliff, Ups, R. Lugdh. Cereus Surinamenfis. Eph. Ne C. III. p. 394. T.7,8.C. ereétusaltisfimus Sur. HERM, Paro 116, RAj, Dendr, 23, Cor. er. maximus Americanus hexangus laris, Flore albo radiato, ERADL: Succ. IE, P. Ie T. 1. Melofac= tas monoclonos &c, PruM. le. 1o1? (6) Callas ereus fubquinquangularis longus articulatus, H. Cliff. 132. R. Luedbat, 280, | K 2 1, DEEL, Ve STUK ui. ÄFDEEL. ERN GS HoorD= STUK. VII. Repandus, Gegolfde. VIlL Lanugino us. Wollige. IX. Peruvia- nus. Peruviëdns {che. X%. Royene Van Royens Gereus. i48 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, (7) Toortsplant , die overend fbaat, lang ís en agthoekig , met famengedrukte gegolfde hoeken , de Doorens langer dan de Wol. (8) Toortsplant , die overend flaat ‚ lang is en byna negenhoekig , de hoeken flomp „ de Doorens korter dan de Wot. (9) Toortsplant , die overend flaat, lang is en byna agthoekig , de hoeken ftomp. (ro) Toortsplant , die overend (laat, Gele- dingen heeft en negenhoekig is; de Le- den ovaalachtig ; de Doorens met de Wol gelyk. Peeze zonderlinge Gewasfen worden Cerêus, dat (7) Caëfas eredtus longus oétangularis, angulis compresfis uadatis, Spinis Lanâ longioribus. H. Cliff. 182, Re Lugdbat, 279. Caltus er. cylindr. fulcatus tenuior &c, BROWN. Jam. 238, Cereus altisfimus gracilior &c. SLOAN, Jam, 197. Hift, Il. p. 158. R. Dendr, 22, Trew. Ebret, Te 14. | (3) Calfus erebtus longus fubnovemangularis, angulis ob« foletis, Spinis Lanâ brevioribus. He» Clif, 182. R. Lugdh, 279. Cer‚ Curasf. erebtus maximus, Fr. rubro non fpinofo , Lanugine flavescente, HERM. Par. T. IIs. (9) Catus erettus longus fuboftanguleris , angulis obtufis, HI. Ch Ups. R. Lugdb, Catus cylindraceus ere@tus, fulca- tus major „ fummitate obtufus , Aculeis confertis. BROWN. Fam, 238. Cor, er. Fr rubro non fpinofo. HERM. Par. 114. Cereus Peruvianus fpinofus, Fr. rubro Nucis magnitudine, C. _ B. Pin. 458. Euphorbii arbor-Cerei effigie. LOB. Jc, II. ps 25e (ro) Catus ereltus articulatus novem » angularis , Articulís fubovatis , Spinis Lanam equantibus. R. Lugdh. 279. Cer,er, zacilis fpinofisfimus &c, BOERH. Lagdb, Is 293. HERM. Pars 1l5e Ere OTS ArN: DR: Teek TO dat is Wafchkaars of Toorts-Plant , genoemd; mm, om dat veelen de geftalte van een. Flambouw Arprer. hebben of ook, zo fommigen willen, om dat Hoorne ‘er de Amerikaanen, wanneer zy gedroogd zyn „srox. als „Toortfen gebruik van zouden. maaken ; ’t oro welk zekerlyk gefchieden kan. Of alle de op". genoemde byzondere Soorten zyn , Is duifter, PrLuMIERr heeft nog veel meer Verfcheiden-. heden daar van in Afbeelding gebragt. Het ge- tal der. Ribben of Hoeken is hier- ook niet be. ftendig , „geevende die vierhoekig zyn dikwils vyfhoekige Takken uit , en aan. een zelfden Stam is met de zyd-Stengen wel verfchil in ’t getal der Hoeken. De Vierhoekige „komt van Kurasfau „ en de Zeshoekige. van. Suriname, De Negende voert , naar haare Groecyplaats , den. bynaam van Peruviaanfche , hoewel een, dergelyke ook op Jamaika-groeit, welke digt bezet is met Doornen. Men heeft ’er in on= ze Akademie- en andere Tuinen, waar uitheem- fche Gewasfen gekoefterd worden „ die dikwils Mans langte, ja fommigen twintig Voeten hoog zyn ‚ en veel’ hooger groeijen. zouden , indien menze niet affneed; gelyk daar van zodanigen zig in de Hortus Medicus alhier bevinden. In de optelling der Planten van den Leidfchen Tuin, 25 door den voormaaligen Hoogleeraar Borm- HAA VE, als door den nog leevenden Hoog geleerden Heer vaN Royen, (naar wien de laatstgemelde, ik weet niet om wat reden, in ‘t byzonder den bynaam voert, ) zyn van deeze | K regte HN. DEEL, V, STUK, 5 8 ui. AFDEEL. X Hoorp- STUK, Eenwy- vige, 15o TWINTIGMANNIGE HEESTERS. regtopftaande Toortsplarten verfcheide Soorten voorgefteld. Wat de groeijing deezer zonderlinge Gewas. fen aangaat : daar omtrent is in ’t algemeen bekend , dat zy beftaan uit enkelde of meer- voudige dikke Stammen , bleek groen van Kleur, die of op zyde, of aan den top , een ongeregelde Kroon van dergelyke Takken heb- ben, of zig hier en daar in Armen verdeelen, waar in de bepaalde of natuurlyke Groeyplaats veel verfchil zal maaken; gelyk uit de Afbeel- dingen van Pr umier, die fommigen als gee Heele Kroonboomen voorftelt , te befluiten is. Ook is in ’t algemeen waar, dât zy geene Bla- den draagen , maar ep de hoeken der gedagte Stammen , die als Kantzuilen” of titgegroefde Kolommen zig vertoonen , veelal met geftefn- de Doorens , en fomtyds ook met Wolligheid bezet zyn, De natuurlyke dikte en langte is ongemeen verfchillende. De Boomachtige van Loren, die de Peruviaanfche heet, zou fome tyds de hoogte bereiken-van twintig Ellen; Op de één of andere plaats, van den Stam of Tak= ken, geeven zy nu en dan een Bloem uit, die groot is en veelbladerig , van eene Trechter- achtige figuur, meer of minder uitgebreid, uit Hartvormige of langwerpige Blaadjes , die veelvoudig op elkander leggen , beftaande en een menigte van Meeldraadjes bevattende , in welker midden een lange Styl uitfteekt.. De Vrugt , die hier op volgt, is rondachtig of lang- A0 20 SU AIN DORIA Ke I51 langwerpig ‚ fomtyds gedoornd , fomtyds an- Apeit. gedoornd ; en van grootte, in fommige Soot- ten, als een Noot of Appel, in anderen als Hoorn. een Meloen; van binnen vol Zaad en niet’ per f onaangenaam van Smaak. In *t midden van „a, den Stam is als een Stok of Staak , van Hou- tige zelfftandigheid , vervat, welke rondom zig een zagt doch taay Vleefch heeft , met een lymerig Sap, dat onfchadelyk fchynt te zyn , gevuld. * % %& Cerei repentes, Radiculis lateralibus, Toortfen , die kruipen „ met zydelingfe Worteltjes. (ri) Toortsplant , die kruipt , en byna vf- XI. rvd CaëFus hoekig is. gren Dus wordt door den Ridder een foort van Groosbloe- Cerëusfen bepaald , welke uitmunt door haare i8° € ongemeen groote en fierlyke Bloem, voerende daar van te regt den bynaam, By anderen is dezelve door de Geledingen onderfcheiden geweest, In de keurlyke Afbeelding van Earer, komt (r1) Calfus repens (uhquinquangalaris, HeRM. Par. 120, Ca@us fcandens , angulis quinque pluribusque abtufis, Horte Cif. 182. Hort, Ups, 121. R. Lugdbat. 280, Cereus (cane dens minor polygonus articularis. MiLL. Joon. T. go, Cere fcandens ramofus , plerumque fexangularis, Fl. ingenti atque fragranti. TRrw. Ebret. T. 31, 32. E‚ N, C. 1752, VOLe IX. App. 134. T. 11, 12, 13. Cereus Amer, major atticula- tus. VOLK. Hesp. 1. p. T. 134 Ka Ik DEEL, V, STUK Kle 52 TT WAALFMANNIGE, HEESTERS. komt dit Gewas voor , onder den naam van Arprel. Groote Amerikaanfche Cerëus met. Geledingen , Hoorp- gemeenlyk zeshoekig , draagende een groote STUK. vige. Bloem, welke ’s avonds open gaat en ’s Nagts Eu) eenen zeer aangenaamen Geur verfpreidt. Die Geur , gelyk ik thacs in een ontlooken Bloem bevind, heeft veel van den Reuk van -Benzöin , en vervult een geheelen Kamer. De Bloem zweemt naar de zogenaamde Zon- nebloemen , als een Kelk hebbende die zig met Goudgeele Straalen tot byna een Span in mid= dellyn uitfpreide , en daar binnen een Sneeuw- witte Roos, met geel getopte Meeldraadjes gevuld, die ten deele uit de Pyp der Bloem, ten deele van de kanten des Monds , voortko= mer. Gedagte Bloempyp tot den Kelk bes hoorende , een half Voet lang „ is van buiten geribd , met fchubachtige Blaadjes, lange Haair= tjes en fyne Doorntjes bezee, die de Hand prike kelen. Het Vrugtbeginzel , waar op die Pyp gevestigd is, heeft eenen Styl, ‘welks Stempel zig als een Kwispel uitfpreidt, Dus maakt deeze Bloem , op dít wanttaltige Gewas, een zeer pragtige en als betoverende Vertooning, doch welke piet-meer- dan ééne Nagt duurt: alzo zy met het opgaan van de Zon verflenst. Zo menigvuldig als deeze Ceréus - Plant bloeit, zo zeldzaam draagt zy Vrugten in Eu- ropa. Wel vyfentwintig Jaaren hadt de ver- maarde Natuurkenner, BREYNIUS, te Dante zig, het Gewas ’s Jaarlyks bloeijende in zyne Tuin AE Ort SN Dar Be Tei ee 153 Tuin gehad , doch zonder Vrugten , tot dat, U, in ’t jaar 1748; aan ’t zelve een Vrugt » Op de de En! Bloem volgende, verfcheen 3 waar van de Afte.Hoorp- kening, ook door den beroemden -T.REw in Pe Plaat gebragt iss Dezelve heeft de fguur als. vansia. een Pynappel of Ananasje, bevattende , binnen de Schil of Huid, in een witte Lymerige Pap , een menigte van kleine Zaadjes als Druivenkor. sels. Voorts was deeze Vrugt nog met het over- blyfzel van de Bloempyp gekroond. De Bloem= knoppen. vertoonen zig, eenige Dagen voor zy open gaan , als ruige Kwastjes. Het Gewas, dat uit enkel flingeragtige Ranken , van ruim een Vine ger dik , die hoekig zyn en met Doorntjes bezet, beftaat , geeft op zyde , hier en daar, zekere dunne Worteltjes uit , wordende, gelyk alle andere Ceréusfen , door afgefneeden of afge- broken Stukken der Takken „die men in den Grond fteekt „ gemakkelyk voortgeplant, De afkomst is van Jamaika en Vera Cruz in de Westindiën, Gedagte Afbeelding met Kleuren, door Trw op twee Plaaren aan ’t licht gegeven, is dienftig om een denkbeeld te krygen: van -deeze ver- wonderlyke Bloem „ doch, wat de byzondere deelen aangaat, zo ’t my toefchynt, niet zeer paauwkeurig. *t Ovarium is, in myne doorge- fneeden Bloemen , veel grooter „ met Zaadbee ginzeltjes gevuld, die ieder zyn Strengetje hebben , en het loopt door tot op den Tak, gelyk het doen moest , wanneer het van het Ks | Merg IH. DEEL. V. STUK. ui. 154 TWINTIGMANNIGE HeEEsTErs. Merg der Plant zou afkomftig zyn. De laagfte Ar BEE Meeldraadjes komen een Duim boven hetzelve Hoorp uit de Wander van den Kelk voort. De Styl sTU K e Eenwy= wige, is niet groen , maar bleekgeel , gelyk de Sta- mina. De Franje, aan zyn opperfte gedeelte, welke den Stempel (Stigma) uitmaakt, heeft in ’t midden zulk een verbaazend Gat niet , maar evenwel een zeer zigtbaar Gaatje, dac open is’ en den geheelen Styl doorloopt , maakende een Pypje of Geutje daar binnen „ wyd genoeg om een menigte der Bolletjes van het Stuifmeel, die geen tiende deel der wyd. te van dat Geutje beflaan , door te laaten : waar uit dan blykt, dat de Bevrugting in fome mige Planten ook dus gefchieden kan (*). Het fchynt my toe, dat de Vrugt van dit Gewas op de gedagte Plaat byna de helft kleis ner dan natuurlyk ís vertoond. Immers, in vers= gelyking met een andere afgetekende Vrugt van hetzelve, fchynt de Vrugt wel rykelyk_ zo groot te zyn, als een der grootfte Ocker= nooten in de Bolfter. Inmiddels is het te vere wonderen , dat de Natuur hier tot het formee= ren van ecn zo kleine Vrugt een zo verbaazend groot Bloemgeftel gebruikt „daar in zo veel an- dere Gewasfen , gelyk de Ooftboomen, Mee loenen en dergelyken , een‘klein Bloempje de Vrugtmaaking uitvoeren kan. det Gewas bloeit al. (*) Vergelyk myne Bedenkingen hier over in het II, Desxs ; 1, STUK, bl. 94, en elders. | RICL OC SMN ID OR TEI 498 alhier in de Hortus Jaarlyks wel fterk, doch IE, heeft ‘er nog nooit een rype Vrugt gedragen. En oe Ì a Hoorp- (re) Toortsplant , die kruipt en tienhoeesTux. kig Î$. 0 gr Callus Flagellifore Deeze , veel kleiner van Gewas en Bloem os, is niet minder fraay. Men vindtze Ameri Gggepecne kaanfche Ficoides of zeer kleine kruipende * ‘Foortsplant van PLUKENET getyteld; zynde dezelve ook door den beroemden SLOANE op Jamaika waargenomen , welke aldaar by de Boo- men opklimt. Zy is veel Doornachtiger en wilder van Gewas, donker groen van Kleur en niet zonder Geledingen, hebbende Ranken van ruim een Vinger dik, die zeer digt bezet zyn met tropjes van fyne Stekeltjes , welke Koperkleurig zien. Uit deeze Takken komen, naar de behandeling , menigvuldiger of min- der Bloemen voort, van een Vinger lang, fchoon Raozerood van Kleur, die dikwils in menigte te gelyk dit Gewas verfieren, bly= vende zo wel over Dag als by Nagt open, en niet fchielyk verflenzende , doch zonder Reuk. In Geftalte verfchilien zy aanimerkelyk van die der voorgaande Soort , als zig van bo- ven (12) Caêlus repens decem - angularis. C. fcandens anguis decem obfoletis. H, Ups. tar. Cer. min, fcandens polygonus , fpinofisfimus. TREw. Ebret, T. 30, EHRET Sel. Il. £, 2. Ficoides Americanum &c. PLUK. Alm, 143. T, 158. É, 6, SLOAN. Jam. 197. Hijt, IE p. 15% TH, DEEL, V, Stu Hil. ÂFDrEEL: X. Hoorp- STUK. Eenwy- Wijte Xie Caëtus Parafiti Ce Bygewas. I56 T WINTICMANNIGE HEESTERS, ven niet zo zeer uitbreidende. Dus fpreeke ‘er EHRET van. »‚ De Kelk is uit verfcheide onregelmaatige s, Slippen famengefteld , doch de Bloem be- … ftaat uit twaalf reguliere Bloemblaadjes, van „> buiten en van binnen heerlyk purperkleur. s> Uit het midden van de Bloem komt een s, Styl voort, die insgelyks paarfch is , met me- » bigvuldige Meeldraadjes omringd , wier Draad- s, jes ook paarfch, doch de Toppen geel zyn. > Deeze Bloem ontluikt over-Dag en blyft s» drie of vier Dagen open; waar door het s, Gewas zig van de andere Soorten van dit > Geflagt onderfcheidt , wier Bloemen niet dan by Nagt ontluiken en nooit langer dan agt of » tien Uuren haaren fieur behouden,” Wy kunren hier byvoegen , dat in het Ge- was en de Kleur der Bloemen een weinig vere fchil is naar de behandeling en Groeyplaats , brengende hetzelve fomtyds ook Vrugten voort, die weinig grooter dan een Hazelnoot , met een dikke Wolligheid bezet zyn. , en van bin- Den, in een geele zelfftandigheid, eenige Zaad. jes bevatten, 7 (13) Toortsplant die kruipt, rond is en ge- flreept , zonder Doornen, Een (13) Ca8us repens teres flriatus muticus. Catus parafiticus inermis &c. BROWN, Jam 23%. Opuntia minima Flagellie formis, PLUM. Sp, 6. de. 197. £. Ze RRS 709 MRANN ID ORS T Met PI Een zodanige door Browne op Jamaika, HI FDEELs gevonden, welke als een Bygewas op Boomen x. 2 groeit, en met dunre Takjes van dezelven ne- Hoorn. e ST A derhangt , fchynt overeenkomftig te zyn met’ ak . > . On0z ja de zeer kleine Zweepachtige Opuntia van Pa- „ia, a ter Pr uMIER, die Bloempjes aan ’t end van de Takjes uitgeeft , vertoonende zig de Vrug- ten als geknotte Kegeltjes. (14) Toortsplant, die kruipt en driehoekig is, _ Xiv. Calfus trêa Dit Gewas is in de Kweekeryën van Uit-sraateris. heemfche Planten door geheel Europa bekend ge, en van verfcheidene afgebeeld. Men vindt het in een byzonder Vertoog , dat in de Switzer. fche Verhandelingen geplaatst is, door den Heer RrsLerus , van Muhlhaufen , alwaar het in ”% jaar 1762 gebloeid hadt , (dat in Europa iets zeldzaams is ten opzigt van deeze Soort „) om- ftandig befchreeven. Het was reeds twintig Jaaren in een Broeihuis gekoefterd , zonder Bloem te geeven „ maar toen, des Zomers in de vrye Lugt geplaatst zynde , vertoonde zig een Bloemknop , welke den s September een vol. (14) Caltus repens triangularis. C. triangularis fcandens ara ticulatus, Hort, Cliff. 182, Ups, 121. R. Lugdbat, 280 C, debilis brachiatus equalis triquetrus fcandens f. repens, BROWN, Fam. 468. Cer‚ Americanus triangularis radicofus,. BRADL. Sucte le p. 4. T. 3. Eph. Nar, Car. 1752 & 1754. JACQ: Amer. Hift, 152. AÉF. Helu. V. p. 263, T. 2. Melocactus Amer. repens-trigonus , Flore albo, Frutu violacco, PLUM. Jeon. 199, 200? Ike DEEL Vo STURS ui, ÄFDEEL X. Hoorp- STUKe Eenwy- wige. 158 TwWINTIGMANNIGE HEESTERS, volkomen uitgefpreide Bloem wierdt, ruim zó groot als die van de Soort, welke Grootbloe- mig wordt getyteld: want de middellyn der Kelk - Kroon was grooter dan een Parysfche Voet. Het Gewas ítrekte zig ter langer van zes Voeten uit. Het fchynt dat hier toe “hos zy, de Amerikaanfche Kruipende Metoendiftel , van Prv- MIER » die driehoekig is , met een witte Bloem en Vioolkleurige Vrugt , welke van de meefle Kruidkundigen overeenkomftig geacht werdt met de Driehoekige Gewrichte Cerêus van HER- MANNUS , draagende een zeer aangenaame Vrugt; doch in verfcheide opzigten daar van verfchils de volgens den Hoogleeraar J. BurMAN- Nus, die van de Toortsplanten in ’t algemeen , nu by de twintig Jaar geleeden, aldus fchreef, ‚, De zuurachtig zoete Vrugten van deeze ‚‚ Gewasfen , ftrekken in de heete Landen van 2 Zuid- Amerika tot een ongemeene verfris- », fching voor de Ingezetenen , vallende dik- » wils zo groot als Oranje- Appelen : zo dat », deeze Planten, hoe onbevallig en akelig ook ‚> door haare Slangachtige geftalte en Doornen, ‚‚ wegens haare lekkere Vrugten, inzonderheid >, in het doorreizen der Bosfchen , alwaar zy »> aan de Boomen hangen , beminnelyk voor > de Menfchen zyn. Want alle deeze krui- s> pende Soorten , geen Steunzel vindende , 2, loopen langs den Grond en klimmen anders 2 by ä Re Os A ND RE Ae 159 », by de Boomen op, in welker Bast zy 0 ‚ vast hechten met haare zydelingfe Wortel- Toortsplanten, zyn ten opzigt van de groote te zeer klein, ’t welk duidelyk in de overe „> Endftaande blykt , die dikwils maar als aan , de Rotfen geplakt zyn mec haaren Stoel , », zonder aanmerkelyke Wortelen , en ’er zo , vast aan kleeven, dat men veeleer het Ge- s, was fcheurt, dan het ’er af te kunnen ruk- ‚ken. Diet Geflagt van Planten fchynt dere ‚ halve naauwlyks door Vezelworteltjes zyn „„ Voedzel uit den Grond te haalen; het welk s, in andere Sappige Gewasfen, de Aloë, Fie », coides en dergelyken, ook plaats heeft.” De Heer JACQUIN nam in de Westin- diën een dergelyke Soort van Toortsplant waar , welke de Boomen, zo wel als de Steenrotfen, tot eene aanmerkelyke hoogte beklom en on- gemeen lekkere Vrugten droeg, van grootte en figuur als een Hoender-Ey, wordende deswee gen ‚ op Martenique, Poires de Chardon , dat is Diftel- Peeren , genoemd, en aldaar veel gee acht wegens haare aangenaame Rinsheid, Op ’t Eiland St. Euftathius kwam een zodanige Toortsplant voor, die gebladerde, roode, on- fmaakelyke , doch niettemin eetbaare Vrugten droeg. By Karthagena, in ’t Kreupelbofch aan den Zeekant , vondt zyn Ed, een Gewas van dee. 53 U, DEEL. V, Stu; Grond. De Wortels , naamelyk , van alle; HL nd tjes en dus Bygewasfen worden , muidende rb: haar Voedzel zo wel daar uit als uit den°T®E Monogys ni, 160 T'WINTÍGMANNIGE HEESTERS. deezen aart, door de Ingezetenen Pitahaije gc. Beele neemd wordende, hetwelk LiNNeaUs thans Hoorp* STUKe Eenwye wize, XXIV. Catus Pitahata, Kartha: geen{che, als een byzondere Soort , met dien bynaam , voorgefteld heeft onder de EE ge eû genoemd (24} Toortsplant , die overend fbaat en drie- hoekig is. Gedagte Heer merkt aan , dat dezelve in Geftalte met de voorgaande overeenkomt , doch zig overend houdt tot de hoogte van agt of tien Voeten , maar hooger wordende het Steuns zel van Boomen noodig heeft , eù nogthans geen Worteltjes op zyde uitgeeft; zo dat het een van de Kruipende verfchillende Soort moest zyn. Zy geeft by Nagt een Bloem, die zeer fchoon is en witachtig, zonder Reuk, een half Voet breed , met een Kelk van agt Duimen lang. De Vrugt, die de figuur en grootte heeft van een Hoender - Ey, is geheel hoog- rood en glad, met eenigg Kelkblaadjes van buis ten bezet, van binnen een wit, zoet en eet- baar Vleefch hebbende , vol van kleine zwarte ‘glanzige Zaadjes. „, Kortelyk zal ik hier nog ‚ byvoegen., (zegt hy) dat van alle de Soor- ‚ten van Cerëusfen , welken ik in Amerika ‚‚ gezien heb , de Vrugten eetbaar zyn, doch ss V&H (24) Calfus eretus triangularis, JACQ. Amer. Hij. 151. Ficoides Americanum f, Cereus ere@&tus criftatus , Foliis «i- } angularibus profunde canaliculatis. PLUK. «dl. 147. T. 20. Ek. „avise-0O-S-A ND R E A. “16E » van weinigen maar, fmaakelyk voor een Eu- IL , fopeaan.” on Sn Ik moet aanmerken , dat men hier uit met Hoorpá oplettendheid, en de reden gebruikende , eenig°TUK. denkbeeld kan maaken’, wat de oirzaak zy van ek de ondoordringlykheid der Westindifche Bos- fchagiën. Wanneer men by de Bofchtouwen , waar van hier voor gefproken is, die den eenen Boom aan den anderen ftrengeten, deeze ge- doornde Slietten voegt , inzonderheid de Krui- pende , en in acht neemt, hoe dezelven dike wils , by gebrek van Steunzel, digt langs den Grond loopen, alwaar zy ten halve of geheel met Mos en Ruigte bedekt zyn » waar onder wederom Slangen en ander Venynig Ongediert nestelen; zo beest men ligt, dat zy als nae tuurlyke Voet- Angels en Valftrikken maaken, gevaarlyker dan die men door Konst wervaar= digt , en befpeurt het gevolg van het doorreie zen of doordringen van zodanige Bosfchen , ef Heijen en Woefte Gronden zelfs, zo lang die niet opgeruimd zyn;ten duidelykfte, Thans gaa ik tot-de Vygplanten over, KKK Opuntie. Vygplanten. Cx5) Vygplant met Kogelachtig ronde, ge=. vv, doornde Leedjes. Calas monidi or= | Vankeaatacht (xs) Caêtus articulato- prolifer , Articulis globofis re i glomeratis. Melocaêtus ex plurimis glabalis &c, PLUMe Je, 198, 4 Ii, DEEL V, STUK, Il AFDEEL. X. Hoorb- STUK, XVI, Opuntia, ‚@Gewoone, 162 TwINTIGMANNIGE HEESTERS Van deeze zeldzaame Soort van Vygplanten vindt men de eenigfte Afbeelding by Pru- MIER, die dezelve in Zuid - Amerika met waargenomen. (16) Vygplant , met platte ovaale Leedjes 4 die bezet zyn met Jappe Borftelige Doors nen. Deeze Soort maakt dat Gewas uit, *t welk men gemeenlyk Opuntia of Indiaanfche Vyg noemt , zynde reeds van over lang bekend by de Kruidkundigen. Het Gewas heeft zynen naam van een Stad Opuns in Griekenland „ by welke , zo. PLiNrus fchreef , een Kruid groeide, hetwelk Wortels fchoot uit zyne Bla- den en dus voortkwam , zynde voor de Men- fchen aangenaam van Smaak. De Eigenfchap van Wortelfchieting en Groeijing heeft plaats in dit Gewas en alle deszelfs mede - Soorten. Het wordt anders ook Indiaanfche Wyg gehe- ten; want , hoewel het thans in de Zuidelyke deelen van Europa gemeen is, wordt het nog- thans uit de Nieuwe Wereld zyn afkomst gee rekend te hebben. Maar het verfchilt onge= meen van die Indiaanfche Vyg , waar van THE- OPHRASTUS fpreekt , zynde een Boom , door Zy- (16) CaëFus articulato- prolifer latus, Articulis ovatis, Spfe nis Setaceis, Catus compresfus articulatus ramofisfimus &c, Hort. Cliff. Ups. GRON. Virg. Re Lugdbat, 280, Opuntia vulgo Herbariorum. J. B. Hif. 1. p. 154. MILL. Jee Tors Ficus Indica Folie fpinolo, Fruêku majore, C, Be Pine 453 fat, | LC e Ss AN DRI A 163 zyne Erortelnkers. uit de Takken ver- IL maard (J- Ár Tone Het Gewas beftaat uit op elkander gegroei- Hoorps de Stukken , die men naauwlyks Bladen noe-°TUE- men kan, hoewel zy doch het naafte daar aans "5 komen , en heeft anders geen Stam of Tak- ken, niettegenftaande het een Boomachtige ge- ftalte aanneemt. Men wil ook, dat het, uit Zaad geteeld, fomtyds een weezentlyken Stam bekome. Gedagte ftukken of Bladen zyn dik- wils een’ Handpalm groot , ovaal en meer dan een Vinger haalende in dikte , gemeenlyk be- get met Stekeltjes. Uit deeze Bladen komt nu “en dan een Bloem „ van aanzienlyke grootte „ voort , die zig Roosachtig uitbreidt, en waar van het onderfte gedeelte een Vrugt wordt ; naar een Vyg gelykende en niet veel kleiner. Deeze Vrugten zyn van buiten groen, bevat- tende een Vleefch dat zeer aangenaam van Smaak is , maar het Water van de genen, die dezelven eeten , Bloedrood kleurt » ja ook de Handen befimet, even als de Moerbeijen, In Virginie komt deeze voor , met eene Purper- kleurige Vrugt , die men ’er Prickly - Pear noemt, In Spanje en op fommige Kilanden in de Middellandfche Zee, gelyk op Minorka jn ’ byzonder , wordt het Gewas tot Haagen gebruikt, om de Akkers of Hoven af te fchucten, (17) Vyg- (*) Zie het IL. Deers, II. Sruw van deeze Nat, Hiffos ie, Dl. 675. La ut, AFDEEL. Xx. Hoorp- STUK. Xv II. Ficus Indi- ca. Langwet= pige. 164 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, (17) Vygplant ; die de Leedjes langwerpig ovaal heeft, met Borftelige Doornen. (18) Vyeplant ‚ die de Leedjes langwerpig ovaal heeft, met Elsvormige Doornen. Deeze beiden Verfchillen van de gewoo- ne Opuntia door de langwerpigheid der Bla- den, en van élkander door de gefteldheid der Doofnen , welken in deeze laatíte zeer lang „ fcherp en fterk zyn. Zodanig eene heeft SLOANE in Afbeelding gebragt, als ook Dir- LENIUs, die dezelve noemt Groote Tuna, met fterke geelachtige Doornen. Men maakt ’er op ’t Eiland St. Euftathius gebruik van, tot befchutting der Verfchanfingen (*). Tuna is de West. (17) Calfus articulato - prolifer , Articulis ovaró» oblongis 4 Spinis Setaceis. Caêtus Coimmpresfus articulatus ramofus &c._ Hort. Cliff. 183, Hort. Ups, 120. Re Lugdbhat. 280. (13) Calles articulato - prolifer „ Articulis ovato- oblongis ; Spinis Subulatis. CaCtus compresfius articulatus ramofus , Ar- ticulis ovato-oblongis, Spinis Subulatis. Mort. Cliff. 1838 Hort. Ups. 120. R, Lugdbe 280, Caâtus brachiatus articula- tus &c. BROWN. Jam, 237. Tuna major, Spinis validis flavie cantibus, Flore gilvo, DiLL. Elth 396. T. 205. f‚ 238, Opuntia major. Folio eblongo rotundo, Spinis longis & va- lidisfimis Flore luteo, SLOAN, Jan. 193. Hifl, IL. p. 149. Tsaadaf. te (*) Munimenta Urbiuns in Ins. St, Euftachii, JAcq. 92, + Dit heeft de Hoogleeraar MURRAY, in Syst, Nat. Veg. Ed. XIII, daar agter gevoegd, even als of 'er verfcheide Steden waren op dat Eiland, alwaar men zelfs geen ééne Stad heeft, saar een Fort, 't welk de Haven dekt, De Heer JACQuIN \ 8 hade le Ic 0 SAN DR F.A 165 Westindifche of Amerikaanfche naam van dee-, HL ze Gewasfen, eend (19) Vygplant, die de Leedjes langwerpig Hoorn” ovaal en byna ongedoornd heeft. Mi, Dus wordt die Soort onderfcheiden , welk eren de zo bekende Cochenilje uitlevert. Dirre de N Ius noemt dezelve zagtere ‘Luna met cenegende. Bloedkleurige Bloem, en SLOANRE dllergroot- fle Opuntia, hebbende een grooter langwerpig rond Blad , dat met eenige niet kwetzende Doornen bezet is, de Bloemen rood geftreept hebbende. Oirfpronkelyk groeit deeze in Nieuw Spanje ‚ alwaar zy de Voedfter van de Infekten s, die de thans zo bekende en gebruiklyke Verwítof, welke men Conchenilje noemt, uit- leveren 5 zynde van daar op Jamaika en ook in Europa overgebragt. Het is , volgens HER- \NANDE Zy in Indie een Gewas , Nopal genaamd, van ongevaar drie Ellen hoog (*). j (zo) Vyg- hadt ook niet gezegd, dat de Verfchanfingen uit zulk Gewas beftonden , ’t welk belachelyk zou zyn, Het ak maar als tot Palisfaden. (19) Caëtus articulato - prolifer, Articulis ovato - oblongis fubinermibus. Horte Ups. I21e Tuna mitior, Fl, Sanguineo , Cochinillifera. DILL, Elih, 399. T. 297. f. 333. Ficus Indie ca major levis f. fpinofa, Vermiculos profereas. PLUK. Alm. 146. T. 281. f. 383. Opuntia maxima, Fol. oblongo rotun- do majore, Spinulis nonnullis &c, SLOAN, Jam, 194. Hift, 1. pe1sz. Te 8. fe 1, 2 (*) Zie dien aangaande het 1. DERLs, X. STUK, van deeze rara Hiftorie , bladz, soa: als ook de Afbeelding. van L 3 de U. DEEL. Ve STUK. ld 166 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. TI. (zo) Vygplant , die de Leden Rolrondachtig ArDiMe plat heeft. | loorFD= brl p Ee Men noemt deeze , een. van de kleinften xx. Onder de Opunciaas zynde, de Kurasfaufche , ied „naar de Groeyplaats, Zy heeft. het Gewas es Heefterachtiger dan de andere Soorten, voor. Bufche.. gemeld ; met Afchgraauwe fterk gedoornde Take ken, en bevindt zig hier te lande in de Broey= huizen van uitheemfche Planten, - xxi. (er) Vygplant , die het Loof Degenvormig Caët ee: Pijls | plat en Zaagswyze uitgegulpt heeft. zaan. Deeze bepaaling duidt de gedaante aan van Se eene Soort van Opuntia, gemeenlyk met Bla- den van Hertstonge getyteld, die geheel onge daor is , brengende Bloemen voort uit de Tands- de Inzameling deezer Infekten en Plantagiën van deeze Vyg- plant, ín LEDERMULLERS Mlikroskoopifche Vermaakiykheden. (zo) Caëtus articulato- prolifer, Articulis cylindrico- Ven- tricofis com presfis, Caûtus tereti- compresfus articulatus ramo- fus. Hort. Clife Ups. R. Lugdbat. z8o. Opuntia minima Americana fpinofisGma,. BRADL. Succ. Ie Te 5. É. 4. Ficus Ind. £. Opunt. Curasf, minima. Comm. Hort. I, p. 107. T, s6. Fic, Ind. f, Op. minor caulescens &sc, PLUK. Alm. 147. T.2ër.cf. 35 | (zr) Callus prolifer Enfiformis compresfus ferrato= repan- dus, C. Fal. Enfiformihus „ obtufe ferratis, Hort. Clif. R. Lugdbat. 281. C‚ mitis minor. BROWN, Jam. 237. Cereus Scolopendrii folio brachiato, DILL, Elth. 73. T. 64. f. 740 Opuntia nen fpinofa minima &c. SLOAN. Fer. z1i6. Hit. z. Pp: 159. Phyllanthus Amer, finuofis foliis longis. Pruk. Alm. 296. T. 247. f. s« Ficus f. Opuntia non fpinofa, Scelopendriz ‚folie finuate. RA). Dender, are den. Hier van heeft zy den bynaam;, die ech- f { BEE Os A N D B I Aeù 162 Tandswyze inkervingen der zogenaamde Bla- ul. AFDEELe X ter doorgaans aan een geheel ander flag van Hoorp- Planten gegeven wordt. ’t Gewas heeft een STUKe buigzaame ronde Steng „ waar aan de gezegde Bladen groeijen, Het valt in Brafil, Suriname en verder in Zuid- Amerika , zo LiNNaus aanmerkt, … | (22) Vygplant met een ronde Boomachtige Monogy= XXII. C aëlus Steng „ dubbelde kromane Doornen en Lan- poreskia. cetswys’ ovaale Bladen, ie erige. “* Gewas, dat onder den naam van Pereskia een byzonder Geflagt uitgemaakt heeft , is thans tot eene Soort van het tegenwoordige gefteld, By COMMELYN wordt hetzelve, in de be- fchryving der. vreemdfte Gewasfen van den Amfterdamfchen Tuin , Gedoornde Amerikaan- fche Appelboom , met Porfeleinbladen , eene gee bladerde Vrugt en een Nierachtig glinfterend Zaad, getyteld. Dus is de Geftalte taamelyk uitgedrukt: doch het Gewas valt zo Boomach- tig niet, gelyk PLUKENET aanmerkt, die het Amerikaanfche breedbladige Porfelein noemt, wel- (22) Cuëfus Caule tereti Arboreo , Ac, geminis recurvis „ Fol. lanceolato-ovatis. H. Ups. 122. BROWN. Jam. 237. Pe» reskia. H, Cliff. 122. Re Lugdbat. 281, DiLre Elth. 3os. Te 227. f. 294. COMM. Hort, I. T. 7o. Portulaca Amer. PLUK. Alm, 135. T. zis. f. 6, Groslularia Frutu majore Arbor fpi« nofa. SLOAN. Jam. 165. Hift, II, p. 16, Hij? Ile p. 86, RAJ- Dendr. 27. 4 IL DEEL. V. STUK. u. HPDEEL. HoorD- STUK Eenwy- 5 wige. 168 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. „welke aan den oirfprong der Bladen met Wol. ligheid bezet is, en fchroomelyk wegens de lange Doornen. SLoANE noemt het even- wel een Gedoornde Boom met cen grootere Kruisbefie= Vrugt , die groenachtig wit en ge- bladerd is, Het komt , volgens BROWNE , op Jamaika voor met Ranken , die gebladerd XX Ille Catus Portulaci- felius. Stompbla- _derige, zyn, hebbende dubbelde kromme Doörnen en zagte Eyvormige. Bladen. De Groeyplaats. is in Amerika , op Jamaika en St, Margriet (*) zegt onze Ridder. „(e3) Vygplant met een ronde. Boomachtige Steng en Wigvormige flompe Bladen, _ Zeer fterk gedoornde Opuntia = Boom, met Hartvormige Porfelein - Bladen , wordt deeze by PruMmrer getyteld, Uit derzelver Afe beelding door hem blykt, dat de Vrugten hier met geen Bladen bezet zyn, gelyk in de voor- gaande Soort , die alom bekend is in de opens baare Kruidhoven, PurLADELPHUS Een vier- of vyfdeelige Kelk , boven het Vrugtbeginzel : vier of vyf Bloemblaadjes be- —__ vat- (*) Dit Eiland legt aan de Kust en op den hoek van Zuid- Amerika „omtrent in ’t midden tusfchen Kurasfau en Suriname. (23) Caffus Caule tereti Arboreo fpinofo , Fol. Cuneiformi- bus retufis. Opuntia Arbor fpinofisfima , Foliis Portulaca cer datis. PUM, Spec, 6, Te. 397. fa Te are os" KIN DR TE T0D \ _wattende ; waarop een- vier= of vyfhokkig. III Zaadhuisje volgt , dat veele Zaadjes bevat : SFDEBL. zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt „Hoorn: xt welk zynen ouden naam behoude. Twee TU Soorten zyn ’er van, als volgt. (1) Philadelphus met eenigermaate getande RN, Bladen. phus Caro= marius. De aangenaame Reuk der Bloemen , van ditWeliekens Gewas , heeft ’er in * gemeen den naam van Fasmyn aan doen geeven; hoewel het geens- zins tot de Jasmynen behoort, Anderen noces men het, om die zelfde reden, Witte Syring , ‘t welk eene groote verwarring maakt met het Gewas, dat den naam voert van Syringe, hier voor befchreeveu * ; hoewel die naam, moog- «1. D. yk, niet minder Baten zou op het tegenwoors{}° dn, dige, dat ook Pfeiffenftrauch genoemd wordt, alzo men de holle Takfteelen tot Pypen ge- bruiken kan. Anderen noemenze Fluitenboom, of Honigbloem , wegens de zoetheid van den Reuk. Crusrus befchryft hem, onder den naam van Frutex Coronarius, aldus, > Het is een zeer fraaije Heefter, die veele 2 ICS” (1) Philadelphus Foliis fubdentatis. Syst. Nat. XII, Gen. 614,p. 339. Vig. XIII. Gen. 614. p. 383, Hort. Cliff. 188. Ups. 122, TORNE. Jnf?. 617. Dop. Pempt. 777. Don. Kruidh. 1219. Syringa alba f, Philadelphus Athenzi. C, B. Pin. 399, Frutex Coronarius. CLus. Hit. I, p. sse Hip. pe 124. Icons Pp. 125, fab nom, Syringa alba. / Ls U, DEEL, v, STUK. Ii. (AFDEEL. % Hoorp- STUKe Eenwy- wigte 1jo TwINTIGMANNIGE HEESTERS. » tegte Stengen , met eene Afchgraauwe Schors , „ uit den Stoel voortbrengt , welke doorgaans ‚>een Duim en daar boven, ja fomtyds wel s> een Arm dik worden, knoopig en vol Merg. ‚‚ Deeze geeven groene ‘Takken uit, welke > altoos bezet zyn met gepaarde Bladen, don- 9, ker groen , langwerpig, aan ’t end gefpitst , „> eerst bitter dan fcherp van Smaak. Drie , ‚> vyf, zeven of meer Bloemen, komen Trose s> Wyze aan ’t end der Takjes voort, beftaane s, de uit vier gefpitfte Bloembladen , die wite s> achtig zyn, met veele bleeke Vezeltjes, van „> een zwaaren doch aangenaamen Oranje- Ape ‚‚ pelen of Citroen-Reuk, Hier op volgen ‚‚ Hoofdjes , als uit veele Klepjes famenge= », fteld , die door de rypheid zwart worden en s‚ een fyn Zaad verfpreiden ; het welk , op „‚ den Grond gevallen , in ’t- volgende Jaar 2» dikwils nieuwe Plantfoenen geeft.” Niettegenftaande de Afbeelding volmaakt on- zen Philadelphus uitdrukt , valt op deeze be- fchryving het een en andere op te merken : in ’t byzonder, dat ’er Bloemen aan voortko= men , die den Kelk in vyven gedeeld hebben en vyf Bloemblaadjes (*). Het Gewas heeft geen Knoppen. Het komt hier te Lande, en overal , als een Bloemboompje in de Hoven voor, en verdraagt zeer wel de Koude en Vorst van (*) Perala aflivantia obveluta cam Sole, zegt LIN-= N EUS. Nn SZ bw ro is ZAIN: DART WWA IJE wan ons Klimaat in de open Grond : doch de HL natuurlyke Groeyplaats is onzeker. Crusrosy eren die,het grootfte gedeelte van Europa hadt door- Hoorns gereisd, zegt, dat hy deezen Heefter nergens ‚STUK: in ’t wilde groeijende , hadt aangetroffen. Be-, Een denkelyk ftelt Linneus de Woonplaats ie Verona in Italie; gelyk ook Loger ‘er den naam van Jtaliaanfche Syring aan geeft, en die van Languedok heeten hem ; volgens GOUAN ; in de Landtaal, lou Siringua;, maar men zegt; dat hy uit Spanje gekomen zou zyn, volgens DopoNaus, (2) Philadelphus met geheel effenrandige Blas nm. > ° phus inodoe Dit Gewas is door den vermaarden CAT Es- Reùkeleo- By in Karolina ontdekt, die hetzelve Phila-** delphus, met een groote witte Reukelooze Bloem, getyteld heeft. „MyrrTus, De byzondere Kenmerken van dit Geflags zyn: een vyfdeelige Kelk met vyf Bloemblaad- jes ‚ en de Vrugt een Befie , die in twee of drie Holligheden eenige Zaaden bevat (1). e (2) Philadelphus Folis integerrimis. Mir. Did. a, Ehil- flore albo majore iaodoro. CATEsB. Car. IL. p. T. 34, (4) Bacca 2 f. 3 parma zeet LINNmus aan *c hoofd van het Geflagt: Bacca 3 loeularis monosperma, in de optelling , aan ’t hoofd der Klasfe: Bacca trilocularis » Semina folitaria in Gen. Plantarum: zy is veelzaadig. _ Me DEEL, Y‚ STUKS ij Sp 172 TWINTIGMANNIGE HEersrrErs, Im. De meefte Soorten als Boomachtig of Boo- hiene men zynde, heb ik reeds befchreeven + , zo dat Hoorv- alleen daar van nog de volgende voorkomen. STUK. sy.p. (4) Myrtus met enkelde Bloemen in een twee- IN. STUK die indzel. biadz. de bladig Om 837» CZ De Myrten , door geheel Europa byna on- Myrtus der deezen naam, wiens oirfprong nog onzeker conamunis, Gemeene iS (f)» bekend , zyn van ouds tot heden in Myrtus. achting geweest, wegens de fraaiheid van haar altyd groenend Loof, Men vindt ’er, in de Heilige Schrift , onder de fierlyke Boomen , die men tot het maaken der Loofhutten gee bruikte , gewag van gemaakt ; alwaar in ’t Griekfch | 5 AVGDE (1) Myrtus Floribus folitariis, involucro diphyllo. Syst. Nat. \ XIl. Gèn. 617. p. 340. Weg. XIII, Gen. 617. p. 384. Horte Clif.a2 H. Ups. 123. Mat, Med, 224. Re, Lugdb. 269 TOCRN. Jaf?. 640. e, Myrtus Fol, ovatis , Pedunculis longio= ribus. Mirr. Dil. T. 134. f. 1. Me latifolia Romana. C. B, Pin. 463. B, M. Fol. ovatis , Baccis rotundioribus. Mirr M. minor vulgaris C. B. Pin. 469 %» M, Fol, ovato- lanceglae tis acutis, Ramis reêtiorisus MiLr, M‚ communis Italica. C. B. Pin. 468 d. M. Fol. ovato- lanceolatis confertis, MILLe M, latifolia Boetica fecunda. C. B. Pin. 469. Ckus. Hift. Ie P. 65. &. M. Fol, ovato-lanceolatis acutis, MiLL. M. fylveftr. Fol. acutisfimis. C. B. Pin. 469. Crus. Hift. 1. p.66. f. Ia & M Fol lanceolatis acuminatis, MILL. M. latifolia Belgica. C. B. Pin 469. ’. M. Fol, l:neari - lanceolatis acuminatis. MILL» M. Fol. miniwis ê& mucronatis, C. B. Pin. 469, CLUs. Hij?. 1, p. 67. (Ì) Sommigen leiden dien , wegens den Reuk , van de Myrrha af, doch de Grieken noemen die Gom- Harst Smyre za, en waarfchynlyk zyn de Myrten eer bekend geweest. Myron was by hun de naam van welriekende Zalven, Tc osaNDeRIA 133 voor den Hebreeufchen naam Hadas, in plaats HE, van Myrtos ; die van Myrfine gefteld is. Durers heette een Meisje van Athenen , dat wegens Hoorp- haare fchoonheid was om ’ en gebr: t en TUE volgens de Fabel- Hiftorie in zulk een Boom,;£ 8 veranderd , die door een droevig aanzien als haar dood beweenen zou. Van Minerva was derhalve de Myrteboom niet minder bemind dan de Olyfboom. VrirciLrus fpreekt van Oevers, die verrukkelyk fchoon waren wegens de Myrten- Bofchjes , daar op groeijende (4) Volgens Pr 1iN1us waren de Myrten aan Vee nus toegeheiligd, die zelfs, onder den naam van Venus Myrta , een eigen Altaar hadt. Zy were den tot Kroonen gebruikt, om de Hoofden der genen , die ’s Lands Vryheid befchermd , bevogten ; of verzekerd hadden, te verfieren. De Weyn van derzelver Besfen door Gisting bereid, was by de Romeinen , onder den naam van Vinum Myrteum of Myrtites , bekend, In ’t algemeen kan men zeggen, dat het een Heefterachtig Gewas is, ’t welk door kundige behandeling een fraay Boompje wordt, laaten- de zig van Stek voortteelen , gelykerwys de Rosmaryn , Jasmyn en Oleander. De Takken van hetzelve zyn taay en buigzaam, met eene roodachtige Schors: de Bladen hebben eene ei gene Lancetswyze figuur , en zyn in de ge« mee- (@) Littora Myrtetis IetisGma, Vie, George IL vo 122, II. DEEL Ve STUKG _ u. AFDEEL: HoorD- STUKe Eenüye Bige., 154 TWINTICMANRIiGE HEEstTEnrs, meene Mwyrten niet veel grooter dan Palm- blaadjes, donkergroen van Kleur en welrieken- de. Uit de mikjes der Bladen komen enkelde Bloempjes voort, die als een Kwastje of Pen- feel van Meeldraadjes uitgeeven , hebbende de Blaadjes omgeboogen , aangenaam van Reuk De Kelk verandert in een langwerpige Befie , die als gekroond is, en drie Holligheden heeft ; met Nierachtige Zaadjes bezwangerd. Groot is het verfchil der Myrten, naar de Groeyplaats niet alleen , maar ook naar den aart. Men heeft ’er die in Grootte en Blad, als ook in de figuur en Kleur der Besfen, vers fchillen, Dus is ’er, volgens MuNTiNG, een Groote , Middelbaare en Kieine Tarentynfche Myrtus bekend : een Laurier- , een Palm- en _ een Rosmarynbladige: een die de Besfen lang werpiger dan de gemeene, en eene die dezelven wit heeft, met de Bladeren vol Gaatjes of Blaas- jes, gelyk die van ’ St. Jans Kruid, Men vindt ‘er ook met dubbelde of volle Bloemen, welke zeer raaf zyn ‚ en die den Reuk van Citroenen hebben , deswegen Citroene Moyrtus genaamd. Onze Ridder maakt , in navolging van den Kruidkundigen Mirrer, zeven Verfcheiden- heden van dit Gewas , welken zyn Ed. met naamen onderfcheidt, 1. De Roomfche, die de Blaadjes Eyvormig , de Bloemfteeltjes langer heeft: 2, De Tarentynfche , zynde de Gemee- ne kleine met ronder Besfen: 3, De Ztaliaan- Sche , met de Blaadjes fpitfer, de Takken reg- 8 ter: ( MEO Suardi n:t a Wijk ter: 4. De Spaanfthe met dergelyke Blaadjes, HL geer digt by een: 5. De Portugaalfche met Aneehs zeer fpitfe, doch tevens breede: 6, De Neder- ten, landfche met fpitfe fimalle, en 7, De Gefpitfte , “TUF met zeer kleine, finale , fpitfe Blaadjes. Dee. „5”6* ze laatfte is de gene, wêlke men Rosmaryn- bladige Myrtus noemt. Alle de twaalf Soorten van Myrtus , by ToUuRNEFORT, zyn hier in begreepen. Waarfchynlyk hangt dit meest van de Voorte teeling en Behandeling af; doch eenigen dere zelven fchynen oirfpronkelyk te verfchillens - gelyk de Breedbladige Roomfche, de Spitsblak dige Spaanfche , en de Tarentynfche of Gee meene kleine Myrtus voorgemeld , zo Ray oor« deelt, die de twee laatften overvloedig in Pro- vence, in de Haagen en Wildernisfen , groeie jende gevonden hadt. Volgens GERARD _ komt de Gemeene , in de Zuidelyke dorre „ _ongehavende Bosfchen , als ook aan de Zeee Kust, uit de Spleeten der Rotfen voert. Men noemtze, in de Landtaal van Provence, Nerto en in die vat Languedok, Murtra ou Herba daou Lagui, dat is Kruid der Meiren of Moes ' rasfen ; aan welker Oevers zy veel voorkomt in dat Land, Die met dubbelde Bloemen zou door PrerresKius, by het Dorp Castellet , wild groeijende gevonden en van daar overgebragt zyn in deszelfs keurigen Hof, alwaar die Heer dezelve lang gekweekt , en uit denzelven aan de Vorften en Liefhebbers van fierlyke Ge- was Il. DEEL, Ve STUM) 176 TWINTIGMANNIGE HEESTERS TIL wasfen , door geheel Europa , medegedeeld ike heeft, zo GAssSENDI in zyne Levensbefchry- Hoorp* ving verhaalt (*). dek Van ouds was de Myrtus veel in gebruik ; Eenwy- om dat men ze in die Landen , waar de Ge- V&E neeskunde haaren oirfprong heeft gehad , over- ____vloedig vondt. Het Loof; dat zeer welriekend is, bevat een Kruiderige Olie, met veele Aarde achtige deelen gemengd; waar door de Bladen een famentrekkende kragt hebben , dienende , gekaauwd of in Aftrekzel , tot Geneezing van * wecke Tandvleefch, in Scorbutieke Kwaalen, De Besfern , die zuurachtig van Smaak zyn, bezitten een dergelyke en tevens verkoelende kragt:-weshalve het verdikte Sap of de Syroop derzelven zeer dienftig ís in overmaatige Vloei= jingen , die uit verflapping der vaste deelen ontftaan. Dikwils worden zy, in famengeftele de Middelen, in plaats van de Bacce Myrrillé gebruikt, gelyk wy gezien hebben +, en ook ar doorgaans voor dezelven verkogt (f). De bladz, 486. Olie (*) GARrmeL dès Plantes d'environs d'Aix. pag. 323. (Ì) Dit befluit ik, om dat dezelven met geen anderen dan met de Myrte- Besfen overeenkomen. PomEr verhaalt, dat hy van Kooplieden , in Languedok en Provence reizende, vera ftaan hadt hoe de Bacce Myrtilli, die men van daar kryg, allen voortkwamen van de gemeene kleinbladige Myrten. Hy zegt ook wel , dit die door ’t droogen haar Kroontje verliezen , doch ik vind hetzelve nog duidelyk aan eenigen der grootften van de gezegde Bacce , uit myne Simplicie. Kas; in vier van welken , geweekt en dan doorgefneeden „ ik Kal ji 4 0 Arce OS A NIDA IRS Te ADN T 17e Olie van Myrthe s Bestéins doôrInfufie'gemaakt, IE is een ongemeen verfterkend, Middel „door uits ri oan wendige Smeering op verflapte Lighaamsdeelen. Hoorns.” „In Sclavonie ‚ dat bezuiden Hongarie en be.STUÉe ooften Karniolie legt, gebruiken de Ingezete- ;, du nen de Bladen der Myrten tot het bereiden der Runder- Huiden , volgens BELLONIUS ; even als dit hier te Lande met de Run of Eis ken- Bast , en elders met de Smak of andere famentrekkende Stoffen , gefchiedt. Hier uit ziet men, dat de Myrten ook overvloedig moe- ten gtoeijen in dat gedeelte van Europa. Zy komen in Afrika en zelfs in Afie natuurlyk voor ; maar die van RumrPHius,; welke de Ambonfche-Myrteboom genoemd wordt; en waar aan men in ’t Maleitfch den naam van Caju- Poeti of Witten Boom, zo wel als aan ande- ten „ geeft, fchynt van de Gemeene Myrten „… ong aanmerkelyk te verfchillen *, IL. DEELS (6) Myrtus mét driedelige Bloemfteeltjes „de? 223. Bloemen gepluimd ; de Bladen langwerpig. Mei Dustieica rweehuie ik telkens drie Holligheden bevind, gevuld met Niervormige zie Zaaden zo als TourNeronT afbeeld:, wier geral onzemèen verfchiliende is , niettegenftaande die vier Besten nagenoeg even groot waren. « Uit-eene derzelven kwamen vier zeee groote Niervormige Zaaden, uit een andere zes veel kleinere, uit een derde agt, en uit een vierde dertien zodanige Zaa- den, Hoe kan dan de Vrugt der Myrten gezegd worden twee ef driezaadig , of driehokkig te zyn met een Zaad of met en= kelde Zaaden; gelyk LiNNmus op verfchillende plaaten doet? (6) Myrtus Pedanculis ttichotomo - paniculatis » Foliis obs longis , Floribus dioicis, Syst. Nat, XI, 1. DEEL, Vv. STUK e vil. Afyrtus Chytraeu- ha. Vi, Myrtus Zuzygiun. Gegaffel- de, 178 TWINTIGCMANNIGE HEEsTEns, Dus ftel ik de bepaaling van deeze Ameris _kaanfche Myrtus, die Mannelyke en Vrouwes lyke Bloemen op byzohdere Stammen draagt; de Bladen dik en gepaard of tegenover elkan= der heeft, Lancetswys’ Eyrond 5 geevende uit derzelver Oxelen en aan ’t end de Bloemfteel. tjes uit, die dus een Pluim formeeren. ’t Ge- tal der Bloemblaadjes is klein, (7) Myrttus met tweedeelige Steelsjes, de Bloe- men Wollig gepluimd; de Bladen dubbeld ; byna Eyvormig aan ‘t end der Takken. (8) Myrtus met veelbloemige Steeltjes , de Bladen dubbeld , byna Eyvormig, aan '$ end der Takken, die gegaffeld zyn, De Griekfche naam zal in de eerfte deezer twee, welken de vermaarde BROWNE beiden op ’t Eiland Jamaika gevonden hadt , van de figuur der Besfen afgeleid zyn, Delete was Boomachtig en deeze laatfte Heefterachtig , met witachtige Takken. De Dertiende Soort , zynde de Kajapoeties Boom , (7) Myreus Pedunculis dichotomis paniculatis tomentofis, Foliis geminis fub-ovatis terminalibus, Ans, Acad. V. p. 398. Chytraculia Arborea, Foliis ovatis glabris oppofitis , Bacemis terminalibus, BROWN. Jam, 239. T. 37. fe 2. PLUKe Phyt. T. 274. f£. 2. ve (3) Myrtus Pedunculis multifloris, Fol. geminis fubovatis terminalibus , Rainis dichotomis. Am. Acad, V.p. 393, Zi zygium Fruticofum „ Fol. ovatis nitidis 8e Kemulis ecn; caf gatis, BROWN. Jam, 240. Te Je fe Zo Î eos aAxrBDRIA 179 Boom ; thans , als gezegd is, van het Geflagt der IÌL É Myrten uitgemonfterd zynde , ftel ik in plaats die „ ig: nd welke de Hoogleeraar N. L. BURMANN Us Hoorps genoemd heeft; Myrtus Capenfis, en waar vanSTUE- zyn Ed. de volgende bepaaling opgeeft. se (13) Myrtus met tweebloemige Steeltjes, die Xi. de Bladen Lancetvormig en van onderen dagenfiù, aen Wollig heeft. hk Kadpfche, Want deeze verfchilt dan zekerlyk van de volgende Kaapfche , door den ouden Heer Bur- MaNNUs afgebeeld en genoemd, Phillyrea met lange van onderen geele Bladen en eene afvallende Vrugt : waar van LiNnnaus de Veertiende Soort gemaakt heeft, dezelve hoe- mende (14) Myrtus met Kroontjeswyze Bloemfteel- xv. tjes , de Bladen fmal Lancetvormig en Seite byna ongefteeld, Smalbladi Deeze, door den Heer ScngEBEr aan de“ Kaap waargenomen, is een Boompje met rone de Takken, de Takjes vierkantig hebbende en glad ; ‘met Bladen als die van de Smalbladige Phillyrea , byna ongefteeld , lang , liniaal - Lans cete (13) Myrius Pedunculië bifloris;, Foliis lanceolatis fubtuê tomentofis. Prodre Fl Capenfis. p‚ 14. | (14) Mjrtas Pedunculis umbe!latis , Foliis lineati < lancêde ‚atis fubfesfilibus, Syss. Nat, Xil. Veg. XIII, Mant. 74e Phillyrea Fol, longis fubtus flavis ; Frutu deciduo. BURMs Afr. 237. Te 33. fe à, Mys ur (AFDEeL. Xx. Hoorp. STUK. Eenwy- vige, Pl. XXV. Fig. 2, 130 TWINTIGMANNIGE Heesters; cetvormig , effenrandig , glad, verfcheide mats len langer dan de tusfchenwydten ; de Bloeme fteeltjes zydelings , gepaard, kort, naauwlyks langer dan de gezegde tusfchenwydten der Bla- den , voerende een Kroontje , dat enkeld is , gelden. famengefteld , klein , uit veele Bloem- pjes beftaande, die de Bloemblaadjes rondach- tig hebben en korter dan de menigvuldige , Borftelachtige , regtopftaande Meeldraadjes. Het Gewas; waar van ik een aanzienlyken Tak van de Kaap ontvangen heb, in Fig. 2; op Plaat XXV, afgebeeld , komt nader met deeze befchryving , dan met den Hoogleeraar BurMANNUS Overeen , die duidelyk zegt , dat de Steeltjes Jang en enkeld zyn, met wei- nige Bloempjes of Besfen , welke ook, volgens zyn Ed., éénhollig zyn en een enkel Zaad be- vatten. Aran de. Vrugt wordt in gedagte be- fchryving, d door ScHREBER, niet gefproken. Ik bevind dat de Bloempjes , van mynen Tak, den Kelk vyftandig hebben , uit welks Brabiek yyf Bloemblaadjes -en aan de binnenzyde ten minfte twintig Meeldraadjes voortkomen , die Jang zyn , met aanmerkelyk groote Knopjes 8 terwyl in ’% midden van het Bloempje zig een enkele Styl bevindt, op een rond Vrugtbeginzel geplaatst, dat van den Kelk is afgefcheiden , en in ééne Holligheid verfcheide Zaadjes be- wat. Zulks ftrydt , wel is waar , eenigszins tegen de. Kenmerken van dit Geflagt; doch niet meer , dan He hebben van één Zaad in ééne Tr: 5 CA eN DER er As 18 &éne Holligheid „ gelyk de aangehaalde Bur- IL mannifche, Het Loof , ondertusfchen , en de enten Geftalte , benevens de roodheid van de Schors ‚Hoorn heeft veel overeenkomst met de Myrten, De°TUE. « Bladen zyn opt hoogst twee Duimen lang zt gepaard :-de- Kroontjes in de Oxelen beftaan fomtyds wel uit twaalf en meer Bloempjes , en zyn zeer kort gefteeld;3 hebbende de eigen- Bloemfteeltjes fomtyds enkeld , fomtyds twee: of drievoudig. P u Nic a, Granaatboom. De Kenmerken zyn , insgelyks, vyf Bloem- blaadjes „een vyfdeelige Kelk boven het Vrugt- beginzel, dat een Appel wordt met veele Hol- ligheden en veele Zaaden. hi) A ‘Twee Soorten behelst dit Geflagt, waar van de laatfte uit de Westindiën afkomftig is. (1) Granaatboom „ die Boomachtig is , met a E URzC Lancetvormige Bladen, Granatum, Gewoone, î De (1) Punica Foliis lanceolatis , Caule Arboreo. Syst. Nat, XII. Gen, 618. p. 341. Weg, XIII, Gen, 618, pe 385 Mort. Cliff. Ups. &c. Mat. Zled, 223. R. Lugdbat, 267. GRONe Or, 144. RUMPH, Amb. II, p. 94, T. 24. f‚ 1, Malus Puni- cafylveftris , fariva, C. B. Pin. 438, TOURN. Jnft, 636. Malus Granata. {, Punica. TABERN, Jcon, 1033, CAM, Epiz, 130, 131. B, Balanftia Flore pleno majore && minore, C. B. Piu. 43%. TREWe Ebret, T. 71, 72, | M 3 Ms DEEL. Ve STUKe / 182 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, De Granaat - Appelboom is van ouds niet minder bekend dan de Myrten. Zyne Vrug- ten werden , met de Druiven, Vygen en Oly- ven, onder de heerlyke voortbrengzelen van ’ Land Kanaan gerekend, Ook blykt uit de verbloemde uitdrukkingen in hect Hoogetied van den Wysten der Koningen , in hoe veel waarde deszelfs Bloesfem gehouden werdt Zyn Latynfchen naam , Malus Punica , wil men dat hy van ’t Land omftreeks Karthago, daar de besten voortkwamen , zou hebben beko- men (*), en die van Granatum zal waarfchyn= lyker van de Korrels, daar in vervat, dan van het Landfchap Granada in Spanje af te leiden zyn. In ’t Spaanfch , evenwel ‚ noemt men hem Granadero , in ’t Italiaanfch Granataro , in ’ Franfch Grenadier , in ’t Engelfch Pome Granate- Tree , en in ’: Hoogduicfch Granat- baum. De Hebreeufche naam was Rimmon, de Griekfche Roa of Roia. Hy groeit natuure lyk in de Zuidelyke deelen van Europa, ia Paleftina en in Barbarie , in een Krytachtige Grond. Gemeenlyk is het een Heefter , die fomtyds, echter, een taamelyke hoogte krygt. Men ge= bruikt hem in Languedok en Provence tot af. fchute (*) Dat de Kleur, die men Puniceus noemt , van de Kleuz der Granaat - Appe'en haaren naam heeft, is, myns oordeels „ ‘ veel waarfchynlyker , dan dat de Granastboom zynen naam zou hebben van die Kleur, gelyk fommigen willeg, Bie :O0, SAN DR 1, Aar 183 fchutting der Wyngaarden en plant ’er Haagen IL van in de Tuinen en Lusthoven, Door op- ore fnhoeijing worde het een redelyke Boom, met lädep. eenen regten Stam, die de Schors roodachtig “TUE en eene Kroon van dunne Takken heeft, ge- „A wapend met eenige ftyve Doornen, De Bla. den gelyken naar die der Myrten of der Olyf. bovinen, zynde grooter dan de eerften en klei- ner dan de laatften. Hier en daar geeft de- zelve hoogroode Bloemen uit, hebbende een grooten Klokvormigen Kelk van de zelfde Kleur , met vyf Bloemblaadjes bezet en van binnen gevuld met een menigte van Meel. draadjes, wier Knopjes laager zyn dan de rand van de Bloem, Het onderfte van deezen Kelk wordt een groote ronde Vrugt, die onder den naam van Granaat- Appel algemeen bekend is, hebbende een Lederachtigen Bast , waar bin- nen in eenige Holligheden , die Sterswyze van het middelpunt fpreiden , doorgaans negen of tien, de Korrels vervat zyn, welke den Smaak geeven aan deeze Vrugt. De Kleur des Ape pels is van buiten roodachtig, het Merg van binnen geel; de Korrels zyn paarfchachtig , en deeze bevatten in een Vlies, ’t welk hun bee kleedt, een rins Sap, omringende het Zaad in ieder Korrel. Van ouds zyn de deelen der Bloem en Vrugt, van deeze Boom , met byzondere naamen on- derfcheiden geweest, Cytinus werdt de gefloo- ten Bloem of de Kelk geheten : het Huidje M 4 dat Ne, DEEL, Ve STUKo, 134 TWINTICMANNIGE HEESTERS, dat de Korrels afzondert , Cicus, Nog heden ‘ noemt men de Bloemen, wanneer zy ‘gedroogd ZyN, Palauftia, en den Bast van de Vrugt Ma- licorium ; ziende dit laatíte op de Lederachtig- heid van deeze Schil: die ook’ wel tot Leder. bereiding gebruikt is; waar van fommigen de benaaming afleiden. Deeze Bast is ‘wel het meefte by de Geneeskundigen ín gebruik , We. gens, zyne uitmuntende famentrekkende hoeda- nigheid, De Bloemen hebben die een weinig minder , doch zyn niettemin ook zeer goed tot {tremming van alletley Vloeijingen , die uit eene flapheid der Vaste deelen ontftaan. Zy komen in verfcheide famengeftelde Winkelmiddelen, Dergelyke cigenfchap heeft in"de Pitjes der Korrelen of in het Zaad plaats. Het 'Sap is by uitftek verkoelende en tevens verfterkende; weshalve het in Galachtige Koor fen met groo- te verzwakking , daar geen Ontlasting noodig is, kan dienen. Dus vindt men het tegen de Hartvang ‚ Hoofdpyn , Bedwelmdheid en: der- gelyke Hwidlef ‚ aangepreezen. Tot bedwang van de Maagpyn ‚ die uit Galachtige Stoffen ontftaat , is het van de Ouden gebruikt. Het onderfchefd tusfchen de Wilde en Fam- me Granaatboomen zou alleen in de behande= ling of daar in beftaan , dat de Wilde flegts Bloemen ‘dra agt én geen Vrugten, Men vindt ‘er ook ‚ die geen Zaad in de Korrels hebben; doch dit is zeldzaam. De Appelen zyn aan fommige Stammen grooter en zoeter, die men daa paÂres Ors, A,-N Do R: Iy Ast 185 dean.Zoete, "of kleiner. en rinfer , welken men HI Zuure ‘Granaat.- Appelen. noemt, Ook heeft AFDEEL, men ‘er van een middelbaaren en Wynachtigen Hoorp- Smaak. Dit zyn flegts veranderingen, gelyk STUK. in de Ooftboomen blykbaar ís. De Granaat- boom „met dubbelde of volle Bloemen wordt van LinN&us als eene Verfcheidenheid aan- gemerkt. (2) Granaatboom, die Heefterachtig is met malle Bladen. Men heeft den gewoonen Granaatboom ook in de beide Indiën , die weinig of niet van den Europifchen verfchilt , doch in de West- indiën groeit een Kleinere, welke niet boven de vyf Voeten, hoogte bereikt, de Bladen kor- ter en fmaller heeft, bloeijende den geheelen Zomer. Hier te Lande, in Potten aangekweekt heeft dezelve die hoedanigheden behouden. Van deeze zyn de Bloemen , benevens die van den -gewoonen- Granaatboom „ zeer Íraay door Enrer afgebeeld, PRrunNus. Pruimboom, In de befchryving van dit Geflagt +, heb @ Jionory- IL. Nana Laags, Î IL D5, bl, sss, ik ééne Soort voor de Heefters gefpaard, naa-{L Sr. melyk. (14) Pruim- (2) Punica Foliis linearibus , Caule Fruticofo. Mirr.. Dië, Punica Americana nana & humillima, TOURNE, Jnf?, 636, M 5 To DEELe Vo STUMe 186 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. HI (14) Praimboom met byna Kroontjeswyze srt Bloemen en fmal Lancetvormige Bladen. ene Hier worde bedoeld de Laage Kanadafche xiv, Kers, met lange fmalle Bladen en eene kleine Br Vrugt, van DU HAMEL, welke overeenkomt Naantjes-met de Virginifche Wilde MNaantjes - Pruim ; Fruin, met eene kleine roode vroege Vrugt en eenen kruipenden Wortel , van GroNovius, Het is een Heefter, die de geftalte van den Naante jes - Amandel heeft, met paarfche Teenachtige Takken, de Bladen van onderen bleek. Drie eenbloemige Steeltjes heeft dezelve, in de Up- zalfche Tuin, uit ieder Knop uitgegeven. MesrPirus. Mispelboom. Drie Soorten van dit Geflagt zyn onder de t1.D. 1. Boomen befchreeven + , zo dat ’er nog vier ‚bl, 600, Srl 9% Overblyven , als volgt. iv. (4) Mispelboom die ongedoornd is , en de Bla- ln den ovaal, Zaagswys’ getand „ van onderen chier. ruig heeft. Ooften- S { iykfche, In Provence en Montpellier , daardit Gewas op (14) Prunus Flor. fabumbellatis , Fol. angufio« laneeolatis. Syst. Nat. Xil. Vig. XIII. Mant, 7s, Cer. Canad. pumila &c. Du HAM. Arbr. 149, N. 17. Prunus fylv. humilior &c. GRON. Virg. U, p. 76. (4) Mespilus inermis Fol, ovalibus ferratis Cauliculis hirfu- tis, MiLL, Di. 178. f. ve Hort. CUf. 139. Re Lugdbas. 271. Aini effigie Lanato folio minor. C, B. Pin, 452, Vitis Idza Tertia. CLUS. Paan. 80, BARR, Je. 527, \ KET OS! A MDR COH 187 op Bergachtige plaatfen gemeen is, noemt men UL t zelve Ainelanchier, Het groeit ook in Svp POE zerland, Oofterryk en elders, Van Cr us1us,Hoorp- die het als een derde Soort van VosfebesfenSTUE. voorftelt en afbeeldt, wordt gezegd , dat de, 2*48- Ooftenrykfche Boeren het Fliegenbaer , dat is Vliegenbesfen , heeten. Het geeft uit den Wor- tel verfcheide Heefterachtige Stengen , drie , vier en fomtyds vyf Ellen hoog , dik en zeer Takkig , meest bedekt met een zwarte Schors, De Bladen zyn aan de jonge Scheuten wit en Wollig , doch vervolgens kaal en groen, en uit derzelver Oxelen komen Trosjes van witte Bloemen voort, waar op ronde, zwarte, ge- kroonde Vrugten volgen , grooter dan die van den Haagedoorn , Sappig en Honigzoet, met tien of meer langwerpige Zaaden, De Tanden van den Kelk zyn langer dan zyn Pypje. (5 ) Mispelboom , die ongedoornd is , met _v. ovaale fpits getande gladde Bladen en El Trosachtige Bloemhoofdjes, _ Alpifche, Deeze verfchilt van de voorgaande weinig , zynde van Crusius voor den Cotonafter van GESNERUS aangezien, en groeijende veel OB (s) Mespilus inermis Fol. ovalibus acute -ferratis glabris, Flor. corymbofoecapitatis. Mant, 398. JACQ. Wind. 2430 Cratzgus Foliis ovalibus , utrinque glabris , plicatis &c. H, Cfr. 497. Vir. 43. Re. Lugdut, 272. HALL, Helm. 355. Cotoneafter Folio oblongo ferrato. C, B. Pin, 452. Cotou. forte Gesneri. Crus, Hiff. I. p. 63. Pann, 83. Ic. 84. u. DEEL, A STUK) 188 TwINTIGMANNIGE HEESTERS, _ UL op de Switzerfche Alpen en Pyreneen, alwaar AFDEEL. pet een laage Heefter ís, Het vóornaamfte Hoorp- verfchil beftaat daar in , dat de Tanden: van Aen den Kelk korter dan het Pypje zyn. Ook is Bd “de Bloem aan de Heeren HALLER en Jac: QUIN tweewyvig voorgekomen, | VL (6) Mispelboom die ongedoornd is met lang- PE werpig Eyronde „ gladde , getande fpits- za achtige Bladen. Deeze heeft die zelfde eigenfchap „ van in de jongheid Wollig, in de wolwasfenheid glad te zyn van Loof, gelyk de twee voorgaande. De Bloemen zyn hier in langwerpige Trosfen: vergaard. De bynaam, duidt de Groeyplaats: aan. | | hs (7) Mispelboom , die ongedoornd is, met ze- Coronea heel effenrandige Eyronde Bladen. | „ET. maligna: Volgens Crusius is de Chame- Mespilus { of Laage Mispel van GrsNenus , welke deeze Soort uitmaakt, niet alleen op alle Al pen, maar ook op fommige Bergen naby Wee. te Den; (6) Jespilus inermis, Foliis ovata -oblongis glabris ferrae tis acutiusculis. Wig. XIII. Mesp. Fol. fabtus glabris , obverfe ovätis. GRON Virg. 54e Ile p. 76. (7) Mespilus inermis,”Fol. ovatis integerrimis fubtus to- mentofis. Veg, Xl. H. Cliff. 189. Fl, Saec, 403, 438. Re Lugdbat. 271. HALL, Helv, 352. Cotoneafter Fol. rotundo non ferrato, C. B. Pin. 452, Chama - Mespilus Gesneri, Crus. Hifl. 1. pe 6o, Panne 83, Ghame- Mesp. Cordi, Ce B. Pin-482e! : Hen, zeer gemeen. Deszelfs Gewas bereikt Is twee Ellen, één Elle en fomtyds minder hoog- ie on te, beftaande uit buigzaame Takken of Rys , Hoorn. Riet Geene zwarte Schors. Heétzelve heeft deSTUKe Bladen veel naar die der Kwee- Boomen gely-, Za kende , maar kleiner en dikker ,’ van boven groen, van onderen met eene witte Wolligheid bezet, groeijende overhoeks. De Bloempjes zyn groenachtig , by drie of vieren getrost , en leveren vervolgens een ronde Vrugt uit, van grootte als Myrten- of liever Haagedoorn- Besfen, die van buiten rood is in een Spon- gieus Vleefch vyf Steentjes bevattende De Bloemen (wordt thans gezegd ,) komen zyde- lings in deeze Soort: zy zyn korter dan de Bladen en hangen nederwaards,. Deeze Mispel groeit ook op Klippige Gebergten in Switzer- land en in Sweeden. TETRAGON IA Vierhoek- Plant, „Een Kelk in vieren of vyven gedeeld , zon- der Bloemblaadjes ; waar van het onderfte ge- deelte een Pruimvrugt wordt, die vier of vyfe hoekig is , met vier of vyf holligheden , zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt , dat twee Soorten , beiden uit Afrika afkom- ftig , bevat. (2) Vierhoek - Plant met lange fmalle Bladen. 16 De Zetragonia Fruticofa. I Tetra onta Foliis li ibus. Heefter- (1) gonia Foliis linearibus. Syst, Nat, Xll, Gen. 637. achtigee El, DEEL. V. STUK, ur. Ioo TWINTIGMANNIGE HeEsSTERS, De vermaarde COMMELYN heeft gedage AFDEEL: ten naam, zo van zyn Ed.-gezegd werdt, aan Hoorn: dit Gewas gegeven, wegens de vier Vleugelen ETUKe of zyden van de Vrugt. Het maakte een Steng Fyfuydievan een Voct hoog, in verfcheide Takjes vere IL Tetragonia Herbacea. deeld, die eerst groen en naderhand bruin was ren , met lange, groene, Sappige Bladen, One der alle Afrikaanfche Gewasfen kon het, zo hy aanmerkte , de mecfte koude verdraagen, De Afrikaanfche Plant , naar het Paapenhout gelykende , met geele Bloemen en Bladen als van de Porfelein, by SEBa afgebeeld, worde hier t'huis gebragt door den Ridder, die zegt, dat ‘er drie eenbloemige Steeltjes uit de Mik: ken, die de ‘Takjes met de Steng maaken , voortkomen, In de gezegde Afbeeldingen, als ook in myn Exemplaar, komen de Bloemfteel- tjes uit de Oxels der Bladen. (2) Vierhoek- Plant met ovaale Bladen, Deeze , insgelyks door gezegden Kruidkenner Kiuidige, afgebeeld, heeft een dikken Wortel, die zoet van Smaak is, uit welken eenige Stengetjes voort= P. 344. Weg. XIII, Gene 627. p. 339. R. Lugdh. 250. Te- tragonia. H. Cliff. 138. Ups. 126. Tetragonocarpos Afticana , fraticans , Foliis longis et anguftis, Comm. Hort. IL. pe zos. T. ro3. Evonymo affinis Africana Portulace folio. SEB, 7bess Nn. p. 1% T.I 6 B (2) Tetragonia Foliis ovatis, R. Lugdbhat. 450. Tetragono- carpos Africana, Rad, magnâ crasfà & carnofâ. ComM, Mors, il. p. 203. Te 103. 1 ce os AN D RI A. sor voortkomen , die op den Grond leggen, met IE dikke Sappige Bladen , eenigszins zuurachtig "gtr als die van Porfelein. De Bloemen , aan de Hoorp= toppen der Takken, ftaan op lange Steeltjes „TUE zynde de Kelkbladen geel, met een groenen „‚5°"23- Styl en geele Meeldraadjes, Hier op volgt een vierkantige harde Vrugt, met vier uitíteek- zels of Vleugelen. De kundige Hovenier Mìr- LER heeft deeze beide Soorten op nieuws in Afbeelding gebragt. In het Geflagt van Mefembryanthemum , 't welk de gewoonlyk zogenaamde Ficoides bevat, komen wel veele Heefterige Soorten voor, doch de Geftalte van ver de meeften Kruidig zynde „ zal ik die tot de volgende Afdeeling befpaaren , en kome dus tot de SPIR EA, Waar van de Kenmerken zyn , een vyfdee- lige Kelk , vyf Bloemblaadjes en een veelzaa- dig Zaadhuisje. Die van den eerften Rang in dit Geflagt zyn altemaal Heefterachtig en maaken thans negen Soorten uit, meest in de koude deelen des Aardkloots huisvestende, als volgt. (1) Spiréa met Lancetvormige, effenrandige, _L Pir&â ON-levigara. ki Gladbladíi- (1) Spirea Fol, lanceolatis integerrimis fesfilibus , Racemisge, eompofitis, &yst. Veg. XII[. Gen. 630. p. 392. Syst. Nat, XII. Mant. 244. Spirza Altajenfis. 4E, Petrop. 1770. p. 555. Ta 29. f. 3 B. D5EL, V, STUK, 102 TWINTIGMANNIGE HregsrErs, UI, ongefteelde Bladen en ‘famengeftelde Tros: ArpreL. fen EL X. s Hoorp- erik Deeze in Siberie , volgens den Petersburg- Pyfwy- fchen Hoogleeraar LAXMAN , groeijende , is wige. een Heefter met ronde -Takken , de Bladen als gezegd is , ftompachtig met een puntje en zeer glad; de Bloemen getrost hebbende aan * end der Takken ‚zodanig , dat de Tros of Aair uit kleine Aairtjes beftaat , met Blikjes onderfchraagd ; zynde de Bloemen langer dan de Steeltjes , wit, ende Meeldraadjes langer dan de Bloem. IL C2) Spiréa met flomp Lancetvormige, Zaags- lk. sys getande Bladen, en dubbeld getroste Wilgbladi- Bloemen, ge. Zo onbekend als de voofgaande ‚ zo bekend js deeze, die een zeer gemeen en niet onaartig Bloemboompje in de Tuinen uitmaakt. Mer noemt het gemeenlyk Druifjes- Wilg , om dat de Blaadjes veel naar die der Wilgen gelyken , en de Bloemen als Druiftrosjes zyn, Cru sius heeft het voor de Spirea van T ne o- PHRASTUS, waar van men weinig zekerheid heeft , gehouden , en die naam zou ’er , we- “gens (2) Spiraa Fol. lanceolatis obtufis ferratis nudis, Flor. du: plicato- racemofis, Syst. Nat, XII, Gen. &30. p. 247. H. ‚Clif ror. Ups, 131. R. Lugdb. 277. Spirza Salicis folio. TOORNE. Jnfl. 618. BOERH. Lugdb. 238 Spirza forte Theo- phrafti. Crus. Hifl. 1, p‚ 80. Frut. Spicatus Fol. ferratis St lignis. C‚ B. Pin. 475. spirza Salicis folio longo (ecrato , Flo: ribus rubris, AMM. Ruth. 265, Leo) sAArN: Bek Ir Air KA98 gens de bui iezaamheid van de Takken, op toe- Ui, pasfelyk zyn. De afkomst is, volgens M un- nn TING, uit Silezie: maar de natuurlyke Grocy- Hin: plaats wordt thans gefteld in Siberie en Tarta-SUE rie, De Heer AMMAN , immers, WErzekórt NE dat het Gewas, ’t welk de Heer MEsSER- scHMID aan de Rivier Jenisceà groeijende vondt, het zelfde zy als de Spiréa met Wil ge-Bladen van TOURNEFORT, Ik zal des- zelfs befchryving „ áls te wydloopig, hier niet inrukken. Die ; waar van GMELIN de Af- beelding gezonden hadt, zynde door gedagten Heer op de zelfde plaatfen waargenomen, vér- fchilde weinig van de gewoone Druifjes- Wilg ; miaar hadt de Bladen wat grooter en wederzyds groen. Zy werdt zo wel als die , van de Rus- fen en Tartaaren , aan gedagte Rivier woo- nende, Tawalgah genoemd. _3) Spiréa met Lancetvormige , ongelyk ge- un Spirea tande , van onderen Wollige Bladen en,‚lnva. dubbeld getroste Bloemen, Wolbl.die | Eel Deeze , in Philadelphia groeijende, volgens Kar M, verfchilt van de voorgaande door de Bladen dieper en ongelyk getand, van onde- ren zeef Wollig en derhalve dik te hebben : de (3) Spirea Fol. lanceolatis inzqualiter ferratis btus tos mmentofis , Flor, duplicato- racemofis, Ulmaria pentacarpos, integris ferratisque foliis &c. PLUK. Alm. 3931 T. 32in fe 5e Ray Suppl. 330. MorIs. Hift. UI, Pp. 323e N 1 DEEL, Ve. STUKo 104 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. HL de Endtros is digter en langer; de Bloemen zyn wiki rooder en agtmaaal zo klein zegt LiNNaus, Horn. STUK. (4) Spiréa met flomp Eyronde effenrandige ze | Bladen en ongefteelde Kroontjes. en Het Kanadafche naar de Slee Pruim gely- se lms kende Gewas, van BAUHINUS , was doof dige. _ TouRNEFORT reeds tot dic Geflagt betrok- ken , onder den naam van Spirea met onge= kartelde Bladen. als die van ’t St. Jans Kruid. Van de voorgaarden verfchilt het bovendien, door enkelde Bloemfteeltjes. v. (5) Spiréa met Eyronde diep Zaagswys inge- Chamadri- Ì bn 4 Jneeden Bladen en gefteelde Kroontjes. Gamanders , lynbladige, Onder de Soorten van dit Gewas, die ir Siberie gevonden zyn, komt deeze voor, wel. ke de Bladen naar die van ’t Kruid, dat men Gamanderlyn noemt , gelykende heeft, De Bloemen zyn wit, en komen by Kroontjes , op Steeltjes van één of anderhalf Duim lang, niet Aairswyze , maar langs de Takjes voort. (6) Spi- (4) Spiraa Fol. obovatis integetrimis Umbellis fesfilibus, Floret, Ups, 131, Spir. Fol, integerrimis Pedunculis fimpl, H. Cliff. 19o. Re Lugdb. 277. Pruno fylveftri affinis Canadenfis. C, B. Pin. 517. PLUK. Alm. 303. T. 218. fs 5 (s) Spirea Fol, ovatis incifo - ferratis glabris , Umbellis pedanculatis, Spirga Chamedryos folio, AMM. Ruif. 269. Dr en B Ö- OTS Ar Dori 1, Ae 108 {6) Spiréa- met langwerpige, aan de Punt UL gekartelde „ Bladen en 1 zydelingfe Bloem. el ee twiltjes. À Ho okbe STUKe __De Spaanfche, met gekartelde St, Jans Kruid vr. bladen van BARRELIER, wordt tot een zelf- BS di, de Soort betrokken als de Siberifche , met Bla- Gekartele den grooter dan die van het St. Jans Kruid ,““ hu gaaf , nu getand, Van deeze laatfte zyn de Bladen één of anderhaif Duim lang, byna een Duim breed , glad, geelachtig groen, en de Bloemen komen aan Kroontjes op lange Steelen voort. Door de menigte van Bloem- tuiltjes ; aan ’t end der Takken , wordt de geheele Heefter Sneeuwwit gemaakt ; Zegt on« ze Ridder. €7) Spirêa met gekwabde gekartelde Bladen, vr. en Kroontjes aan ’t end der Takken. add Driekwabe Deeze , in Siberie door LAxMAN gevon- en den, is een -Heefter met ronde Takken, zeer Takkig , wiens Bladen naar die van de Gel- derfche Roozen gelyken , doch klein en rond» achtig zyn; met drie Kwabben; waar van de bynaam,s (8) Spi- (6) Spirea Fol. oblongiusculis apice ferratis , Corymbis Jateralibus. Sp. Hispanica Hyperici folio crenato. BARR. Rers 1376. T, 564, Spirea Hyperici folio ampliote, mado integro ; modo dentato. AMM. Ruth. 270. (7) Spiraa Fol. lobatis ecrenatis , Umbellis terminalibug, Mant. 244. Spirza ramofisfima , parvo (ubrotundo Opuli folio, Amm. Ruth. 271. N [ ‚Na RL. DEEL, V, STUG 106 TWINTIGMANNIGE Heestrers, UL. (8) Spirêa met gekwabde getande Bladen, en ÄFDEEL. E Tuiltjes aan ’t end der Takken, HoorD- ST De Bladen van deeze Soort gelyken naar vi, die van de Gelderfche Roozen 5; zynde het Opslifelia. Gewas door CoMMELYN Paapenhout van Geld.Roos …… … bladige. Wirginie met Aalbesfen Bladen en fierlyk ge- bobbelde Zaadhuisjes getyteld. Het wordt aldaar Sivenbark genoemd, volgens CLAYTON, waarfchynlyk om dat men van den Bast Zee- ven maakt. det groeit ook in Kanada, Deeze Soort is hier ook in de Tuinen bekend. ix. _ (9) Spiréa met gevinde Bladen , de Blaadjes Bt getand, eenvormig ; de Stene Heeflerach= dige. tig; de Bloemen gepluimd. De Bladen hebben de figuur van die der Sorben- of Lyfterbefie- Boomen. Deeze Soort door MesserscHMID in Moerasfige Bos- fchen aan de Rivier Jeniscea, in Siberie , menig- vuldig aangetroffen, is een Heefter zelden Mars Jangte hoog ‚ met Stengen opfchietende van byna een Vinger dik , die taay zyn , en Bla- den hebben ; met verfcheide Paaren gevind ;, don- (3) Spirga Foliis lobatis ferratis, Cerymbis terminalibus. Spicza Fol, incifis angulatis , Flor. corymbofis, Hort. Cliff. 19o, GRON. Wirg. S5e!Re Lugdhat. 277. Spirra Opuli folio, TOURNEE Jnff. 618. BOERH. Lugdbat. 238, Evonymus Virginiana Ribefi folio „ Capfulis eleganter bullatis. Comm. Hort. I, p. 169. Te. 87° (9) Spirza Foliis pinnatis , Foliolis uniformibus ferratis, Caule Fruticofo, Floribus paniculatis, Sp. Foliis pinnatis, Arm. Acad, II. p. 352. Spirza Sorbi folio tenuiter crenato, Flori bus in Thyrfo albis. AMM, Ruth, 264. x HEC! OS SLANG DR: A, 197 donker groen , van de gezegde figuur. De HL Bloemen „ zeet hy, komen Arirswyze , op ÖTPEELS korte Steeltjes, aan ’t énd der Takken; zy Hoorp= zyn klein , wit , vyfbladig, met veele Meel=° TUE dreadies , in ’t midden een Styl hebbende „ie? die een Vrugt wordt uit vyf Hoorntjes beftaan- de, in de Kelk vervat en als met een Kroont- je van de verflenfte Meeldraadjes omringd. Dus komt deeze Soort ook overeen met de Ken- merken van dit Geflagt , tot het welke ver- fcheide Kaapfe Gewasfen , die men thans Di- osma noemt , wegens de gelykvormigheid van de Bloem en Vrugt , zonder op het getal der Meeldraadjes [te letten , door CoMMELYN en anderen zyn betrokken geweest *, * Zie ’t Onder de Veelwyvigen van deeze Klasfe nas. doa komt ons in de eerfte plaats voor, het zeer be-?*?» kende Geflagt, dat den naam voert van R os A. Roozeboom, Vyf Bloemblaadjes : een Kruikachtige Kelk, die Vleezig is , met een vernaauwden Hals: veel Zaaden, die Stekelig zyn, aan de binnen- zyde van de Befie- achtige Vrugt gehecht: dit maakt de byzondere Kenmerken uit De Roozen , die haaren Latynfchen naam, van den Griekfchen Rodon afkomftig , welke van den aangenaamen Reuk, dien zy verfprei- den , afgeleid wordt, in alle Taalen van ons Wereldsdeel behouden , zyn van ouds beroemd, Men vindt ’er wel, in de Gewyde Bladeren , N 8 zo Ie. DEEL. Ve STUXe m. ÄrDEEL. SE Hoorp- STUK, Veels vige. RM Suh Roe fa diëlun 198 TwWINTIGMANNIGE HEESTERS, zo veel gewag niet van gemaakt, als van de Myrten en andere geurige Kruiden; doch hee blykt niettemin , dat zy onder de Israëlieten ook in achting zyn geweest, De Turken vere beelden zig, dat alle Roozen in ’ eerst wit ‘waren , en door het Zweet van Mahometh rood geworden zyn : weshalve zy niet lyden , dat de Roozebladen op den Grond leggen. De Fabel - Hiftorie onder de Romeinen leidt zulks van ’t Bloed van zekere Godheid af, De Roo- zen waren toegewyd aan de ‘Godin der Min- ne, die ’'er van gegeven hadt aan Harpocra- tes, om haare Gunften te bedekken, en hier van is het Spreekwoord afkomftig ‚ dat men nog heden gebruikt, wanneer men iets geheim wil houden; het blyv’ onder de Roos, of onder de Roos gezegd * $, Zo Jupiter een Koning wilde over de Bloemen ftellen „zegt Acarr- „ Les Tarrus, zou de Roos zekerlyk die Eer », verkrygen 5; want zy is het Sieraad der Aar- ‚> de, de Glorie der Planten , het Oog der «Bloemen „ enz.” (*). Van een zagte Lie- gerftee en aangenaamen Slaap wordt gezegd , dat men in de Roozen legt; even als in de +4 In Rofis Roozen te leeven + , oudtyds , een onbekommerd, wiuere genoeglyk Leven betekende, Tevens is in deee ze Bloemen een Zinnebeeld opgeflooten van de verganklykheid van ’s Werelds fchoon (4); de- wyl (*) Rofa est princeps Florum Gr maximum Terra Hortoe rtemgue decus , item Panacea Morborum, zegt NLINUUSg (1) Sic tranfie Gloria Mand, wr Me ONS, AUN Do RI A vahdoo wyl zy zo fchielyk verwelken ‚en dan door Ill het afvallen der Bladen niet meer te vinden \*DEEL zyn; Hier van komt de Zinfpreuk , dat men Hoorp- een afgevallen Roos niet weder vinden kan ;°TUEe aanduidende ‚ dat een Kans, die voorbygegaan Bed ola) is , hoe fchoon ook ,-niet kan herhaald wor- den (}). Dewyl het Gewas der Roozen fterk gedoornd is en men dus met deeze Bloemen te plukken zig ligt kwetst ‚ wordt hier op acht geflagen , wanneer men betekenen wil, dat iets heerlyks zelden zonder moeite te bekomen iss zeggende: Geen Roos zonder Doornen, Mooglyk is daar op wel met de Roos, in ’t Koninglyk Wapen van Schotland, gedoeld geweest. Behalve dit laatfte komt nog, ten opzigt van de Roozen in ’t algemeen, in aanmerking, dat het Gewas derzelven altemaal Heefterach- tig is, in fommigen hooger, in anderen laager , doch niet veel boven eens Mans langte groei= jende, en niet dan door opfnoeijing Boomach- tig te maaken zynde. Zy worden alle van Uit- loopers of Afzetzels door inleggen, als ook van Wortelftukjes , die men twee Duimen diep in de Aarde plant , voortgeteeld. Veelal moet men de oude Stammen, na verloop van eenige Jaaren , weg Ínyden, om van de Uitloopers nieuwe fleurige Stammen te bekomen. ’t Gee was beftaat uit hard Houtig Rys , inzonder- heid (Î) Rofam, que preteriie, ne quzre iterum, N 4 HE. DEEL, V, STUIW 200 TWINTICMANNIGE HEESTERS, IT. heid de Wortelfcheuten , met kromme Doornen Arrats bezet , waaraan men zig ligtelyk kwetst. De Hoorn- Bladen hebben zy allen gevind , ovaalachtig , Tan vyf of zeven aan een Steel: de Bloemen als Re Ke gezegd en bekend is, op een rondachtig Voet- ftuk zittende, dat zig doorgaans in vyf ongelyk gebaarde Slippen uitfpreidt C#). BT Rede Mn zyn oudtyds agt deelen door de Geneeskundigen dh dertendiadn geweest. I. Calyx heetten zy , dat men tegenwoordig den Knop noemt van de Roos, ’t zy reeds ontloo- ken of nog geflooten : o, Cortex de gedagte Slippen , die de Roos omvatten, van anderen Alabaftri genaamd: 3. Apices de Meelknopjes, die men in de Winkels Anthere tytelt: 4. Ca- pillamenta de Meeldraadjes, hedenda ags Stami- na genaamd: 5. Folia de Bloembladen, (Peta- la „) ) wier onderfte gedeelte; 6. Unguis geheten werdt, als naar een Nagel van de Hand gely- kende: 7. Lana de Wolligheid , waar in de Zaaden: 8. Semina, vervat zyn. _t Gebruik der Roozen is naar de Soorten verfchillende , waar van zeventien , meestal Europifche Gewasfen , in dit Geflagt opgetekend zyn ; hebbende daar van de tien eerften de Knoppen of Vrugtbeginzels byna Klootrond, de zeven laatften Ey rond, Hier volgen Zy: (1) Roo» (*) Duo fut barbatìi; duo fine Crins creati; Quintus habet Barbam , fed tantum din sita. Dat ise Twee zvn gebaard ; twee hebben gant{ch geen Haais : De vyide heeft den Baard, aan ééne zyde maar, ET eo SCK N BRT AL dor (1) Roozeboom met ronde, gladde Knoppen, Bloem- , en ruwwe Bladfteelen, de Vin- Hls ÁFDEEL, Xe bladen Jpits, de Steng dun bezet met Hoorp- regte Doornen. Deeze, een zeer bekend Gewas, gemeenlyk de welriekende Bladen van de andere Rooze: boomen onderfcheiden. Men kan ’er fierlyke Kroonboompjes van maaken, om dat het fyner Takjes heeft en de Bloemen geel. Ray houdt den Eglantier voor een zelfde Gewas met de Hondsroozen, fchoon hy erkent, dat daar van hier en daar een Struik, aan de ronde Knoppen én welriekende Bladen kenbaar , in de Haagen van Engeland wild voorkome. De Reuk, in- derdaad „ der Bladen kon iets toevalligs zyn , maar de rondheid der Knoppen en de regte Doornen onderfcheiden dit Gewas genoegzaam , dat men, in Engeland niet alleen, maar ook in Vrankryk en in onze heen sja an Duitfchland overvloedig , volgens den Heer HALLER in ’t wilde aantreft. Somtyds ech- ter wordt de Hondstoos , met dikke korte kromme Doornen (*) , fomtyds de fterk ge- doorn- (1) Re/a Germ, globofis , Pedunculisque glabris, Caule acu= leis fparfis re@kis , Petiolis fcabris , Foliolis acutis. Syst. Nate Gen. 631, p. 348. Weg. XIII. Gen. 631. p. 393. Rofa fl. vefieis Foliis odoratis. C. B. Pin. 483. Rofa Eglanteria. TAg. de, 1087. v (*) Als by LA Court , Aarm, over Lusthoven en Planta- zièn, Amft, 1737. bl. zog. N 5 IL, DEEL, V, STUK, STUK, Ros Eglante- Eelentier of Neglantier genaamd „ wordt eh Eglantiere oo2 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, UI, doornde witte, die men Duinroos noemt, voor ArDEEl: den Eglantier genomen (})- A (2) Roozeboom met de ronde Knoppen en Blad- ir. fleelen gedoornd ,aan ’t Gewas kromme PES Doornen , de Bladen van onderen Roest= Roestblas kleurig. dige, Dus wordt door den Ridder thans die an- dere Eglantier onderfcheiden , waar toe zyn Ed. de Tiende of Welriekende Wilde Roos van Doponéus betrekt , die aan deezen in Vrankryk of de Nederlanden nooit wild, maar alleen in de Tuinen , voorgekomen was. Dee= ze zal het zyn, daar GoUAN van meldt, als in Languedok, en GARIDEL als in Proven. ce groeijende , met bleekroode Bloemen, die men aldaar Eglantier , doch het gemeene Volk Gratecuou noemt, De Bloemen , zegt;LINNAUS, zyn paarfch of Purperkleur, en niettemin be- trekt zyn Ed, daar toe de Geele Roos van BauuiNus: mooglyk om dat de- Roosjes, | daat | (Ì) WEINMANN Kruidboek. Pl. N, 371, Ro/a /ylveftris fen Cynosbatos. Eglantier, Wilde Rofe. Schoon het Takje aldaar Ongedoornd is voorgefteld, met een witte Bloem, De naam zal van Franfche afkomst zyn. Aofa Eglanteria is daar van by TABERNZEMONTANUS ; Eglantina by anderen gemaakte doch Eglantier noemt men in ’t Franfch de Wilde of Honds- roos, firaks volgende onder den naam v3h ARofa Canina: za dar die naam verfcheidelyk wordt toegepast. (2) Ro/a Germ. glob. Pedunc, aculeatisque aculeis recurvis Fol. fubrus rubiginofis. Mant. 564. Rofa Spinis aduncis, Fol. fubt. rubig. HALL. Flor, z1io3e Rofa fylv, odorata, decime Dop. Pempt. 1874 / Breno ls tA AN DIR: TC AN 1203 daar van, aan de eene zyde rood , aan de an. LIL dere geel zyn ‚ gelyk wy dit zien in fommi- Ane gen van onze Eglantieren. Waarfchynlyk isHoorp= het gok deeze , welke de Heer Harrrr in°*öEet Switzerland aangetroffen hadt, die door den 8% Reuk der Bladen de nabuurfchap vervulde (*), | (3) Roozeboom met de ronde Knoppen en Ir. Bloemfleelen glad , de Steng met Doorn- AL. achtige Stoppeltjes , de Bladfteelen bn0 Roet. ongedoornd. Roos, Gemeenlyk voert deeze, wegens den byzon- zonder lieffelyken Reuk , den naam van Kg- geel- Roos. Weinig verfchilt het Gewas van „de Eglantieren voorgemeld, De Bloem is klein, met kleine Bladertjes , doch vol van Blad, hoogrood van Kleur, In de Zuidelyke deelen van Europa heeft zy haare Groeiplaats, LOBEL fchyntze met de Hondsroos verward te heb- ben, dewyl hy haar in de Velden van Vrank- ryk, Engeland en de Nederlanden , wild groci- jende ftelt,. Zy is ’er in de Tuinen gemeen. | (4) Roo- (*) Hier van zegt zyn Ed. Flos exiguus imarnatus (ilk denk incarnatus) Ungue albo, & Odor Pomorum ztotam Plantam, etiams eminus ‚ prodit, Dit zalzekerlyk Odor Foliorum wil- en zyn, dat is de Reuk der Bladen „ aan welke men het Gewas zelfs van verre ontdekt; genaamd Roja Foliis fubrus rubiginofis et odoratis. Helv. p. 3so.- (2) Rofa Germ. glob. Pedunculisque glabris , Caule Acul. Stipulartbus , Petiolis fubinermibus, Rofa faxatilis Flore ruber- rimo, CAM. Epit, 99. Rofa Cinnamomea , Flor, fubrubensie bus, fpínofà. J. B, HiZ, IL. p. 39, U. DEEL, V‚ STUK 204 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. TI (4) Roozeboom met de ronde Knoppen en r RORE Bloemfteelen glad , de Steng en Bladftee- Haoorp- len gedoornd , de Bloemen aan Kroonijes. STUK hd iv. Deeze zal de Witte Akker - Roos zyn van An Ar. BAuHINus, welke Ray onder de inlandfche Noordíche. Gewasfen van zyn Vaderland opgetekend heeft, Door OEDERUS is ’er de Afbeelding van ge- geven. LinNmus ftelt de Groeiplaats in Engeland en in Sweeden, Ve (5) Roozeboom met de ronde Knoppen en rend Bloemfteelen glad, de Bladfteelenruuw ‚de En Blaadjes ftomp; de Steng met verftrooide regte Doornen. Deeze heeft de Takken zeer fterk gedoornd , en is een laag Gewas, met Bladen naar die van Pimpernel gelykende , waar van zy den naam draagt , komende by Weenen, in Ooftenryk , overvloedig voor. De Heer JACQUIN, im- mers „ heeft waargenomen , dat de Knoppen niet Eyvormig maar Kogelrond zyn , gelyk LinNmus dezelven bevoorens hadt opgege- ven (1) (6) Roo- (4) Ro/a Germ. glob. Peduncu!'sque glabris, Caule Petio- lisque aculeatis , Flor, cymofis. Jfant. 245. Ozn. Dan. T. 398. HUDS. Angl. 142. Rofa Arvenfis candida. C- B, Pin. 4340 Rofa fylv. altera miner, Fl. albo. RAJ. Angl. III. p. 455. (5) Rofa Germ. glob. Ped. glabris, Caule aculeis fparfis reftis,Petiol. fcabris, Foliolis obtufis. Rofa pumila fpinofisfis mis Fol, Pimps glabris , Florealbo, J. B. Rofa Pimpinelle Folio. GERARD. Prov, (*) Enumer. Plant, Windobonenfiurs. p‚ 89, 8 KRAM. Aafire Pe 144. Ere: Olsza: MN: Di KI: As ° 205 (6) Roozeboom met de Knoppen rond englad, im, de Bloemfteelen ftekelig , de Takken en ÄrperL, Bladfteelen uitermaate fterk gedoornd. _Foorne Dit zou een Verfcheidenheid van de Pits Tr pernelbladige , volgens HALLER; en de wel- Ro/z Spz- riekende Veld- Roos van Crusrus zyn, ko-"% LR mende byna door geheel Europa voor. Ziegsdoornde, hier de naauwkeurige befchryving van het Ge- was, dat ook in Sweeden groeit, door onzen Ridder. ,, De Steng heeft Elsvormige, regte , 9 horizontaale , ongelyke Doornen, zeer digt „> by een: de Blaadjes zyn klein, ftomp ovaal, ‚> negen aan een Steel, die ongedoornd is: de > Bloemfteelen zyn het Somtyds , maar fomwy- s> len ‚en de Vrugtbeginzels dikwils, van onde- ss ren ‚ gedoornd ; de Bloemblaadjes wit, aan snde Nägels geel ”'(+). (7) Roozeboom met de Knoppen rond, ens Ne zo wel als de Bloemfteelen, ftekelig ; En rolina, Bladfteelen gedoornd, de Steng met Doorn=arolini- achtige Stoppeltjes. Deee (6) Rofa Germ. glob. glabris, Pedunc hispidis, Caule Pe» tiolisque aculeatisfimis. Orp. Dan. T, 398. Rofa Campeftris odora. Crus. Hif?. I. pe 116. Rofa Campeftris fpinofisfma Flore albo odorato. C. B. Pin. 433. (T) Mantis/. alt. p. 399. (7) Ro/a Germ. glob. hispidis, Pedunc, fubhispidis , Caule Aculeis Stipularibus , Petiolis aculeatis. Rofa Carolina fragrans , Foliis medio tenus ferratis, Dirk. Elth. 325. Te 245. fa 316. II, DEEL: Vo STUKS 206 T WINTIGMANNIGE HEESTERS; IL Deeze Noord- Amerikaanfche , door Dir: aak LENIUS afgebeeld , heeft zeven langwerpig Hoor ovaale, gladde, Vinblaadjes , die maar ten hal- STUK, ve Zaagswyze getand zyn: de Blaadjes van den Kelk onverdeeld; de Bloem is rood en bloeit laat in de Herfst, VIII (8) Roozeboom met ronde gedoornde Knop- oe ka pen ; de Bloemfteeltjes ftekelig; de Blad: Ee fteeltjes en Takken gedoornd, de Bladen Wollig ruig. Deeze , die in Duitfchland, Engeland „ Swits zerland en zelfs in Sweeden groeit, wordt de Appeldraagende genoemd , om dat de Vrugten groot, als Appeltjes zyn , van ecne zwarte Kleur, rond en ftekelig ; *t welk dezelve van andere Appeldraagende, die de Vrugten rood, als Peertjes, en dus Eyronde Knoppen; gelyk de volgende, hebben, onderfcheidt, IX. (9) Roozeboom met byna Klootronde gladde iedeen Knoppen ; Stekelige Bloemfteeltjes ; de Steng Íâ. Chinee- en Bladfteelen gedoornd ; de Kelkblaadjes {ches Lancetvormig eenigermaate gefteeld, (ro) Roo- (3) Rofa Germ. glob. Pedunculisque hisp. Caule aculeis fparfis, Petiolis aculeatis , Fol. tomentofis. Jfante 399. Roft Fol. utrinque villofis, Fr. fpinofo. Harn. Helw. 35o. Fl Suec, 11. p. 1295. Rofa fylv. Pomifera major, C‚ B. Pin. 484. (o) Rofa Germ. fubglob. glabris, Pedunc, aculeatis hispidis „ Caule Petiolisque aculeatis, Calycinis Foliolis lanceolatis fgb= petiolatis, Syst. Weg. XIII. REEL SKAN DR CY rAR BOY (1o) Roozeboom met ronde Knoppen , die zo apel als de Bloemfteeltjes ftekelig zyn; de ui. ee Ji Steng en Bladfteelen gedoornd; de Bloe- Hooie men Kroontjeswyze. Deeze blyft ‚, wanneer menze in Potten houdt, en ’s Winters in huis zet , niet alleen Jaen groen , maar geeft ook het geheele Jaar door“ Bloem en Vrugt, mids menze voor den Vorst bewaâre : zo dat die met dubbelde Bloemen, van deeze Soort , een fieraad der Winterhui= zen is, hebbende de Roosjes wit of bleekrood van Kleur, (11) Roozeboom met Eyronde Knoppen, die, STUKo Xe Ro/a jes ET VITENSa se leyd OCH Se XT. Rofe Cena zo wel als de Bloemfteelen ftekelig zyn 3rifora. de Takken gedoornd ; de Bladfteelen onge- doornd. Een der bekendften en gemeenften is deeze onder onze Roozeboomen , daar men wel veel bladige , van bleekroode witte en geele of hoog= roode Kleur ; doch weinig enkelde van heeft. Crusrus heeftze de Honderdbladige Holland- | Jche (zo) Ro/a Germ. globofis Pedunculisque hispidis , Caule Petiolisque aculeatis , Flor, fubumbellatis. Rofa Mofchata fem. pervirens. C. B, Pin. 482, Rofa fempervirens Jungermanni. Crus. Hift. II. App. altera. DrLr. Elth. 326. T. 246. f. 313. (ar) Ro/a Germ. ovatis Pedunculisque hispidis , Caule hise pido aculeato, Petiolis inermibus. Rofa multipleg media. C, B. Pin. 482. Rofa Centifolia Batavica fecunda. Crus. Hit. 1. Pe 114 U. Dezer, Ve STUK. Provence. Roos, 208 TwWINTIGMANNIGE HEESTERS. il. (che Roos getyteld. Gemeenlyk noemt menze AFDEEL, KS Hoorp- STUKe Veelusy- mige. XII. Rofä Gallica. Franíche Roos, Provence- Roozen , waar van de Naamsreden zo wel als de af komst onbekend is, Ik zalze niet nader befchryven (4). Van de bleekroode worden de Bloembladen hier te lande , daar menze te Noordwyk in onverbeeldelyke me- nigte teelt, tot het destilleeren van Roozewater gebruikt. Men maakt ’er ook een Conferf en Syroop van, die zagtelyk laxeerende is, welke hoedanigheid dermaate in deeze Roozen heerfcht , dat fommige Menfchen door den enkelen Reuk, in een Tuin vol van deeze Roozen, tot Afgang worden aangeperst. Derzelver Geur vervult de geheele nabuurfchap „ en maakt dus eene Roo- zengaard nog heden, gelyk van ouds, beminne- lyk, zo voor den Reuk als voor ’t Gezigt (1e (12) Roozeboom wet de Knoppen Eyrond , en, zo wel als de Bloemfteelen, ftekelig , de Takken en bladfteelen frekelig gedoornd, Deeze, hier Franfche Roos getyteld, is onder den naam van Roode Roos algemeen bekend , daar Cf) Flos gaaf? tornatus, zegt de Heer MURRAY. De Bloem is als een gedraaide Knop. (1) Amcena Rofaria, Ovin, Punicea Rofeta. Vire. (iz) Ro/a Germ. ovatis Pedunculisque hispidis, Caule Pes tiolisque hispido -aculeatis. Rofa rubra multiplex. C. B. Pine 431. Rofa rubra flore femipleno. J. B, Hij. II. p. 34» 84 Rofa preneftina variegata plena, MILL. Di. T. zar. £‚ 2. Rofa verficolor. C. B. Pin. 481. Rofa praneftina alba & vers ficolor, J. B, Hil, II. p. 32. WE IÓ! KOAUNS DIR TE Al 1409 daar men zo wel enkelde als dubbelde van, EL heeft , die zo fterk niet van Reuk zyn als de as voorgaande. Het Gewas komt ’er, in ’ uiter-goorp- Iyk aanzien , nagenoeg mede overeen, Vansr!É deeze Roozen wordt een Konferf . gemaakt , ee olysyr die eene regt tegenftrydige , naamelyk famen- trekkende of ftoppende en verfterkende hoe- danigheid heeft , als ook de Honig van Roo= zen, en derzelver Bladen zyn in de Apothee- ken gedroogd te bekomen. Mooglyk waren het die, met welken de Romeinfche Vorften en Veldheeren Kusfens lieten vullen, om ge-- makkelyk op te zitten, zo Cie erò verhaalt, Wat de reden zy , dat deeze den bynaam van Franfche voert, is my onbekend. De Rofa Preneftina, die haaren naam van de Stad Pra- nefte „in Italie of Griekenland, heeft , wordt hier als eene Verfcheidenheid thuis gebragt. Men vindt daar van Witte en Bonte. Van de Roode Roozen worden de Meelknopjes , by den naam van Anthere Rof/arum, en het Zaad, onder de Winkelmiddelen geteld, (13) Roozeboom met de Knoppen Eyrond en de Takken ongedoornde Switzes. C13) Rofa Germ, ovatis glabris , Pedunc. Petiolisque hispidis Caule inermi. Rofa Campeftris Spinis carens biflora, C. B. Pin. 484, Rofa rubello Fl, implici non fpinofa, J. B. Hif, U. Pe 39. Rofa mon fpinofa, HALL. Opase, 218. | O Il DEELs Ve STUR, 210 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, ui. Deeze ongedoornde Roos: is door den Heer Arpeel. Har LER in de Bosfchen der Switzerfche Al- Hoor: pen waargenomen „ zynde zeer Takkig ‚ hard STUR. _ van Bladen , met een welriekende Bloem „ hoog zige Karmozyn-Kleur, in ’t midden bleek, de Vrugt met zagte Doornen , meest van onderen, ge= wapend en de Bloemfteeltjes , alleenlyk „ een weinig ruig of ftekelig. ’t Gewas verheft zig tot een of twee Ellen hoogte. Bn (14) Roozeboom met Eyronde Knoppen, die nina. zo wel als de Bloemfteelen glad zyn; de af Takken. en - Bladfteelen gedoornd. Deeze „ gemeenlyk Honds- Roos genaamd , groeit in ’t wilde door geheel Europa, en is zelfs in Sweeden zeer gemeen; alwaar menze Niupon noemt. Ook valt zy, in ons Land, op de Heijen , aan de kanten der Akkeren in Zandgronden , en in de Haagen by Naar- den, op de Veluwe, in Vriesland en elders, overvloedig ; wordende by Harderwyk Wipe- doorn geheten. ’t Gewas is fterk gedoornd en bereikt fomtyds wel tien Voeten hoogte , zynde ‚de Bloemblaadjes als in tweeën. verdeeld en bleeker of hooger rood-met witte Nagels; de Bloem redelyk groot, zo wel als de Vrugt , die Kegelachtig rond is, glad en rood, De ier | Vrug= (14) Rofa Getm. ovatis Pedunculisque glabris , Canle Pes tiolisque aculeatis. Mant, 399. Rofa fylv, vulg. Flore odorato incarnato. C. Be Pin, 483e Rofä, Ganina vulgo dita, DOD: Pempt. 187. Í k-G 40118 11 Arae De Rt VENT AT OTE Vrugten zyn - inzonderheid van deeze Soott in ML gebruik , om dat zy in grootte uitmunten gn wordende dezelven , onder den naam van Cy- Hoorps nosbaton of Cynorhodon , na dat het Zaad ’erSTUE- uitgenomen is, gedroogd zynde, ’t zy in Poei. „Poley jer of in Afkookzel , als een Bloedzuiverend „Middel aangepreezen. Een geheel Werkje is over de kragten van dit Gewas , onder den naam van. Cynesbatologia , in ’t licht gegevens et Gedeftilleerde Water der Bloemen is niet minder geurig, dan dat van de gewoone Tuin- roozen, De Konferf heeft een famentrekken- de hoedanigheid ; maar het voornaamfte gebruik , dat men ‘er van heeft, zyn de ingelegde Vrug= ten of Roozenknoppen en derzelver Geley tot verfrisfching en verfnapering : want dat het Sponsachtig Uitwas, op de Takken van deeze Roozeboomen groeijende , genaamd Spongia Cynosbati , of de Wortel derzelven tegen de Hondsdolheid of Watervrees zou dienen, vinde by. verftandigen weinig geloof, Deeze Spons- jes, die men ook tot andere gebruiken heeft aangepreezen , zyn Nesten van zekere Gall- Wespen , gelyk een ander glad Uitwas der Hondsroozen of dergelyke Wilde Roozeboo- men „ ’t welke door zekere Boor - Wespjes voortgebragt wordt ({). Verkeerdelyk zyn dee- ze % (1) Zie het IT, DEFLs XII. STUK van deeze Naruurlyhe dliflorie, bladz. x12 en 209, | Oa He DEsL, V. STUK. ars TWINTIGMANNIGE HEESTERS ML. ze Uitwasfen voor het Bedeguar der Arabieren Anbeel. gehouden en dus in de Winkelen genoemd Hooro- geweest ({). STUK. xv, (15) Roozeboom met de Knoppen , die Ey- Rofa Indi- pi rond zyn, zo wel als de Bloemfteelen Oe glad, de Bladfteelen gedoornd, de Takken Ee byna ongedoornd. Deeze groeit, zo wel als de Negende Soorts in China; doch beiden zyn zy van de gemeen- Iyk zogenaamde Chineefche Roos wel te onders ícheiden. Perriver beeldt deeze onder den naam van Rofa Cheufan af , en fchryft ‘er een Vrugt als Geneverbesfen aan toe, Zy heeft de grootte van de Lyfterbesfen , volgens onzen. Ridder. De Bladen beftaan uit vyf Vinblaade jes, van onderen Wollig, van boven glad: de Bloemfteelen zyn lang en enkeld: de Takken hebben hier en daar een fyn Doorntje. zat, (16) Roozeboom met Eyronde Knoppen die ere pred er Hangende, (1) Bedeguar funt Galle hispide , in quibus reperiuntur Tenthredines, LINN. Fl, Suee, p. 148. Bedeguar Fungus Nie dus Infetti. Jlas. Med, Vid, HOFFMANN, de Mledicam, Offpe ginalibss & DODON, (rs) Rofa Germ. ovatis Pedunculisque glabris , Caule fubia nermi, Petiolis aculeatis Rofa Cheufân glaura Juniperi fruêtu. Prr. Gaz, 56. T. 35. f. 11. (16) Rofa Germ. ovatis glabris , Pedunc, Cauleque hispidis , Petiolis inermibus , Fruêtibus pendulis. Rofa Sanguiforbe mas joris folie, Frutu longo pendulo, DIL, Elihe 325e Te 2450 f, 317e Ic: Os :A NED RT A 913 glad zyn, de Bloemfteelen en Takken Sten IÌÌ kelig , ongedoornde Bladfteelen en hangen- neen de Vrugten. Hoorp- STUKe Onder den naam van Roos met Bladen als _Potygy= van de groote Pimpernel, met eene lange hans gende Vrugt, is deeze door DILLENIUSaf. gebeeld en befchreeven, Haare Groeiplaats wordt gefteld in Europa, | (17) Roozeboom met Eyronde gladde Knope _ Xvr. pen ; de Bloemfteelen ftekeligs de Takken Rofa alba, en Bladfteelen gedoornd. Roos Ruim zo gemeen als ééne der gemelden is deeze Soort, die men Witte Roos noemt, in de Lusthoven van Europa, alwaar zy de Bloeme perken en Wandellaanen niet minder verfiert, doordien zy een Boomachtig Gewas maakt , veel hooger dan de Provence of de Roode Roozen, komende daar in naast aan de Eglan- tieren, Indien het de eerfte van DopoNnéus js, gelyk de Heer Murray vastítelt , dan fSchynt zy ook niet in t wilde te groeijen in ons Wereldsdeel, hoewel de Heer JACQUIN haar in ’t Kreupelbofch by Weenen vondt en GeErRARD in Provence. Ray heeft opge- merkt, dat ‘er, behalve de groote, die in de Haa. (17) Rofa Germ, ovatis glabris, Pedunc, hispidis, Caule Petiolisque aculeatis. Rofa alba vulgaris mijor. C‚ B. Pin, 482. Rofafativa prima. Don. Pempt. 1860 Be Rofa alba Floxs pleno, BEsL. Eyste Vern, 6, T. 3. Gus O3 1. DEEL, V. STUKe u, AFDEEL, X, Hoorp- STUK. Veelwy- vige. Roozen van Damask. ei TWINTIGMANNIGE HEESTERS. Haagen van Engeland, zegt -hy.s- zevenvof agt Vaeten hoog groeit, een vkleine is, die de Roozen ook wit, doch in ’t midden\een wei- nig rood heeft , welke hy daar van in Soort niet oordeelt te verfchillen. De laatfte, ook in Provence voorkomende , daar men de ge- woone Witte Roos in de Tuinen heeft , hadt , volgens GARIDEL,"niet meer dan anderhalf of twee Voeten hoogte. De Bloemen zyn, gelyk-men weet , ongemeen zoet van Keuk en lieflyker dan andere ‘Roozen, Het Water, daar van gedeftilleerd „ wordt in t.byzonder tegen de Oog-Ontfteekingen aangepreezen. De naam van Roozen van Damask (Ro/e Damascena) wordt dikwils aan de genen die men Provence -Roozen noemt , als of dezelven van Darmaskus in Sytie afkómftig waren, gee geven. Sommigen fchryven dien naam aan de gewoone Witte Tuin - Roozen toe. “% Is ze- ker. dat de afkomst ‘der Roozen, die-men in Europa ‘heeft „ niet even zeker is; doch dat zy allen uit ééne Soort zouden gefprooten zyn, gelyk de vermaârde Doktor GERARD wil , is uit het aanmerkelyk en weezentlyk ver= fchil der Takken, Bladeren en Knoppen , en an- dere hoedanigheden , hier opgenoemd , niet waarfchynlyk. Men kan ligt toeftemmen , dat de zes eerfte Soorten veel overeenkomst met de Hondsroos hebben , maar «het verfchil van deeze, van de gewoone. Roode, bleekroode en Witte Roozen , als ook derzelver verfchil on- der Hescti0 m0 A Do Rikie BIS der malkanderen , in ’t byzonder de tegondiey. dige eigenfcháppen , doen blyken, ‘dat ’er weet zentlyk verfchillende Soorten zyn ,-tusfchen Hoorn. welken men ‘wederom veele Verfcheidenheden TUE heeft; zo dat ‘het eigentlyke onderfcheid der‚£ elzen Soorten van Roozeboomen, van welken Mun- TING ’er dertig. gekend hade, «waar onder éne met ech: purperblaauwe Bloem , naauwlyks te bepaalen, en misfchien door de Natuur niet bepaald is. Jij idd Le X. R u B us, Braamboos, ‚De Kelk is hier ook in vyven gedeeld, met vyf Bloemblaadjes , maar de Vrugt een Befie, die uit eenzaadige Korrels beftaat, Het getal der Soorten, thans vyftien , is in elf Heefterâächtigen en vier Kruidigen verdeeld. De gewoone Braamboozen maaken daar vande ‘Eerfte uit, als volgt. (1) Braamboos met vyf- en drievinnige Bla- zE den , de Steng gedoornd, de Bladfteeleniien Gewone met Sleuven. shin boos. Deeze brengt de Gewoone Braamboozen voort , van roode en witte Kleur, wordende naar (1) Rubus Foliis quinato- pinnatis ternatisque, Caule acu- leato, Petiolis canaliculatis. Syst. Nat. Kil. Gen, 632. p. 3490 Weg. XIII. Gen. '632, p. 395, Fl. Suec. 408, Mat, Jled. 242. Hort. Cliff. &c, R. Idzus fpinolis. C‚ B, Pin. 479. Item Fruêtu albo 8 levis, C,‚, B. Pin. 479, O4 IL, DEEL, Ve STUKe ai6 TWwINTIGMANNIGE HEESTERS, _ WL naar dezelven in ’t Franfch Framboifier, in edn Epgelfch Rasberry- Tree getyteld. De Vrugten Hoorp- zelf noemen de Duicfchers Hunbeeren of Hin- STUKe Veelwy- wige, beeren , en wy ook wel Hinnebefiën, In Sweeden , alwaar zy ook groeijen, is behalve de gemeene naam Hallon , die van Bringbaers Fallhaer en Brombaer of Ullbaer bekend. De Laplanders heeterze Gappermurie „ * welk eenigszins naar den Spaanfchen naam Cargamo= _ras fchynt te gelyken. De Latynfche Rubus _Jdeus, by welken ’er DroscoriDEs van fpreekt, zou van den Berg [da in Griekenland afkomftig zyn. Op Steenachtige Gronden, die „woest leggen , komen de Braamboozen in Swee- den, Engeland , Duitfchland , Vrankryk en Ita- lie , ja zelfs aldaar in de Bosfchen , wild voort ; doch hier te lande vindt men ze niet dan in de Hoven. | | ’t Gewas beftaat uit Stengen , die veelen te gelyk uit eenen Wortel fpruiten , welke in * voortloopen naauwlyks te bedwingen is. De Takken zyn met fcherpe Doornen gewapend, en draagen Bladfteelen wan drie of vyf ovaale Bladen, van onderen wit en Wollig, van bo- ven helder groen. De Vrugten, iedereen be- kend, zyn zeer Sappig en aangenaam rins van Smaak , van eene verkoelende hoedanigheid. De Syroop daar van gemaakt , als ook het ge- deftilleerde Water en.de Geest, worden onder de Winkelmiddelen geteld. Een geurige en zeer kragtige Wyn kan ’er van gemaakt wore den. EC O's TANIN DUUR: EAA WIJ den, De Toppen , Bladen, Bloemen en ón- II. AFDRELS rype Vrugten, zyn wegens de famentrekkende x, hoedanigheid vermaard, nld (a) Braamboos met drievönnige van onderen u. Wollige Bladen , de Bladfteelen rond, de Dn Steng gedoornd. sk da In Virginie en Kanada groeit deeze Soortihe- van Braamboozen „ welke zeer aangenaame Vrugten draegt , en door een blaauwen Waa- pn fem, die op de Steelen legt, van de gewoo» - ne of Europifche, welke in Virginie ook groeit , onderfcheiden wordt. In Penfylvanie vondt KarM dezelve een groot Onkruid op de Zaaylanden te zyn , maakende, door haare langs den Grond voortloopende Ranken , de woest leggende of verlaatene Akkers gevaarlyk te bewandelen : want het Gewas hadt onge- meen fcherpe kromme Doornen. De Vrugten , die het draagt , zyn gewoonlyk zwart, doch fomtyds ook rood , rinfer en aangenaamer dan de gewoone Braamboozen, zegt onze Ridder, Daar te Lande wordt ‘er Wyn van gemaakt, (3) Braam- (2) Rubus Fol. ternatis fubtus tomentofis, Caule aculeato , Petiolis teretibus. KALM. Je. II. p‚ 233 Bubus Fol longiorie bus &c. SLOAN. Jam. 173. Hit. I!, p. 1o9. Te 213. f. 5e Ray. Dendr, 76. Rub, Idzus Fr. nigro Virginianus. Dire Elth, 327. T. 287. f. 319. Rub, Amere magis ereâus, Spinis rarioribus, Stipite coeruleo. PLUK. Alm, 325, GRON, Wirs. II, p. 78. Os il, DEEL, V, STUK, 518 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. u (3) Braamboos met drievinnige kaale. Bladen, ser de Strengen en Bladfteelen met fiyve. Hoorp- Haaïîrtjes bezet, STUK ni -Deeze , in.Kanada alleen door Ka LM ge- KS ao” vonden „ kan daar. van te regt den „bynaam Ruige, voeren. Haar verfchil van de voorgaanden is uit de bepaaling blijkbaar, Iv. ora) Braambos met drievinnige ‚ van onderen rard ie Wollige Bladen, de Steng ruig , hebben- Molakki de , zo wel als de Bladfteelen „ kromme fl Doornen. By Rumrarus is deeze, Onder den naam van Kleinbladige Molukkifche , voorgefteld, in vergelyking met de Grootbladige Braamftruik , die aldaar ook groeit ‚ en Bladen als van de Wilde Wyngaard heeft. De Bladen zyn geens- zins kleiner dan in de Furopifche Braamboo- zen, naamelyk cen Vinger lang en twee Vin- geren breed , ZO hy zegt, en daarom is de bynaam van Kleinbladie hier verkeerdelyk overe genomen. ’t Gewas wordt een hooge Heefter, die fterk gedoornd is, met kruipende Worte= len, en draagt Vrugten als onze Braamboozen, doch Waterig en laffer van Smaak, (5) Braam. (3) Rubus Foliis ternatis mudis, Caulibus Petiolisque hise pidis. (4) Rubus Fol. tern. fubtus tomentoús, Caule hirto, Petios lisque Aculeis recutvis. Rubus Moluccanus parvt ifolins, KUMPH. Arab. Ve p. 38, Te 47a fe Ie PEEN Ke ; à k (5) Braamboos „met drievinnige ‚ van onderen II, ___Wollige Bladen , de Steng, Bladfteelen Arpeers en Bladen, walli met kromme Doornen. Hoorns. : „STUK, Deeze, door “SLOANE Op ’t Eiland Jamai- Bus Pae ka gevonden „kwam in alle opzigten, byna , mt met, de gewoone Evropif fche Brummelen, thans jemaika- te befchryven, overeen; doch hadt de Takken en Bladen Wollig , de Bloem en Vrugten kleiner. Hier is de Braam met dubbelde witte Bloemen ‚ van M AGNOLIUS, thuis gebragt. „@ Braambos. met drievinnige , bykans kaale vr. . Bladen , de. aydelingfe tweekwabhig „ de it Takken rond en gedoornd, Blaauwe Bramme: „Jen, wa De Vrugten van deeze ‘Soort, die op de Veluwe , in Gelderland en elders: op de Hei- jen voorkomt , noemt men Blaauwe Brunime- ben; Het Gewas fchynt weezentlyk “van het volgende te verfchilten 5 hoewel men het mede dikwils onder den naam van Braamen begrypt, op plaatfen daar het een zo wel als ’t andere groeit; gelyk in Sweeden, alwaar die van Goth- land (5) Rubus Fol. tern. fubt. tomentofis, Canle , Petiolis Fo- liisque pubescentibus recurvato = aculeatis. Sd 7s. Rubus Fol, longioribus fubtus-molli- lanugine obduttis Bec SLOAN, Jam 1. p. rog. (6) Rukus Fol. tern, fübnudis, lareralihus bilobis , Caule aculeato tereti, Rubus repens Frudu cefio. C. B. Pin. 479. Rubus minor. Don. Pempt. 742. Rubus Caule-aculeato Fol, ternatis. HALL. Helv, 344. + UH, DEEL V, STUK. 220 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, NI land hetzelve P/almbaer , de Smalanders Bi- Arzel. oernbaer heeten , enz. Het Loof is laager, Hoorp minder Takkig en donkerer; de Takken zyn STUK, zeer fyn gedoornd, de Vrugten blaauw, vit. __ (7) Braamboos met vyfvinnig gevingerde en teid. drievinnige Bladen, de Takken en Blad- BEEN: fteelen gedoornd. Men noemt deeze , die Heefterachtiger en hooger is van Gewas, gemeenlyk Braamen of ook Brummelen , in Vriesland Tonbeijen. De gewoone naam is in Engeland Brambles of Blackherries , in Vrankryk Ronce en in Duicfche lana Braemen, Zy groeijen in ’t wilde door geheel Europa. Zeker. Bofch, by Bern in Switzerland , wordt , wegens de menigvuldig. heid van deeze Braamen, Bremgarten geheten , ‘zegt de Heer HarLrer, De Vrugten, vol. komen ryp zvnde , zyn niet onaangenaam „ en dezelven kunnen , als men niets anders heeft, in ’t gaan door drooge Zandige plaats fen , tot verfrisfchinge {trekken, Rav ver= haalt , dat menze in Engeland Schaldberries noemt ‚ dat is Schurftbesfen , om dat zy in Kin. (7) Rubus Fol. quinato-digitacis ternatisque » Caule Petio- lisque aculeatis. FL Suec. 4oy , 444. Rubus Caule aculeato, Fol tern. ac quinatis. Hort, Clif. 192. GRON. Virg. 163. R. Zugdrat. 273. Rubus vulg. f. Rubus Fruêu nigro. C. B, Pin. 479. B, Rubus vulg. major Frutu albo. Ray. Ang). Ille P: 467. 9, Rubus Flore albo pleno, MAGN, Hert. 175,, NG He fÓl S GAAND ER:E! Al. at Kinderen , die dezelven veel eeten , de Dau- worm en Zeere Hoofden veroirzaaken zouden. HI, Arveer; X Onryp zynde , bevatten zy zekerlyk een on- Hoorp- gezond ‚ wrang , Sap , dat echter als een Sq- STUK. | mentrekkend Middel dienen kan, wordende de he obygy- Bladen daar toe ook wel, inzonderheid in Gor- geldranken voor Kwaalen van Mond en Keel, gebruike, De Groote Wilde Braamen worden in ’t Griekfch Batos genoemd en derzelver Vrugten heeten deswegen Mora Bati, die men in ’ Rob en Mel Diamorum behoort te gebruiken en niet de Braamboozen, ten zy men dezelven rood en onryp neeme : want in die Winkel. middelen wordt een famentrekkende kragt vere eifcht. In de Wildernisfen van ons Land, in. zonderheid in de Voetpaden , daar door loo. pende, veroirzaakt het Gewas van deeze Wil- de Braamen, ’t welk, aan den Grond raakende ; weder Wortel fchiet , als natuurlyke Voetan- gels, die een onverhoedfen Wandelaar ligt doen tuimelen en dus dezelven niet gemakke- lyk maaken te begaan ; terwyl men zig ook deerlyk kwetzen kan aan derzelver fcherp ge- doornde Takken , die oud wordende eenigere mnaate hoekig zyn. t Gewas is ongemeen fraay met de natuur- Iyke Kleuren uitgegeven ‚ door den Erlangfen, Hoogleeraar ScHMIDEL, die de Afbeeldine gen van alle andere Autheuren , zo ten opzigt van Te DEEL. Ve STUEs ‘aan TWINTICGMANNIGE Heesters. Tl. ÄTDEEL. %. Hoorp- STUKe _Peelwy- Wizte van het Loof en de Geftalte, als van de Bloert en Vrugtmaakende deelen vergelykt, en aän« merkt , dat de Bloemblaadjes zeer flap en têder zyn, waar van het getal dikwils meer en van zes tot tien , doch doorgaans vyf is, in deeze Soort , zynde het getal der Meeldraadjes om. trent anderhalf honderd. Van de Stylen en Vrugtbeginzels komen doorgaans tot veertig of vyftig in ieder Bloem voor, doch waar van het derde deel, op ’t hoogfte, tot Besfen of Kor- tels voldraagt , zynde derzelver Stoel rondach- tig, niet pieramidaal gelyk in de Braamboo: zen. De Bladen zyn digt aán den Wortel meest vyfvinnig , naar boven toe drievinnig;, én aan den top komen fomtyds enkelde voor. De groorften , zegt hy, hebben dé Rib ge- doornd, de kleinften fomtyds ongedoornd. In zeer drooge Gronden vindt men de enden der Takken, de Bloemfteelen en Bladen, met eene gryze Wolligheid bekleed. By den’ oirfprong van ieder Bladíteel zyn twee Stoppeltjes. Hoe vetter de Grond is , hoe zwaarder getrost de Bloemen en Vrugten voorkomen. De Stengen of Hoofdtakken leggen, in het wild groeijende Gewas, altyd neder of kruipenlangs den Grond ; doch de kleine , jonge Takken verheffen zig opwaards, Behalve de Verfcheidenheid die wite te Vrugten draagt, en die met dubbelde wit- te Bloemen , als iets raars in de Tuinen ge: houden wordende, heeft zyn Ed, ook een ons Se Tetto KIK ONEB REEK BIG gedoornde en anderen opgetekend (*). Mec EL dubbelde Bloemen zyn deeze Braamen in den ie Elfaz in ’t wilde waargenomen {+}. Hoorp- STUK. (8) Braamboos met gevingerde , tien-, vyfen vi, drievinnige Bladen, de Tukken onge weed doornd. Kanadas fche. Van deeze Kanadafche , ook door den Heer Kar M waargenomen, zyn de Takken paarfch- achtig , de Bladen Lancetvormig , wederzyds kaal, zeer dun, met fcherpe Tandjes: de Blik« jes Lancetvormig;s de Stoppeltjes {mal en fpits. Mirren heeft 'er de Afbeelding van ge- geven. (o) Braamboos met enkelde gepalmde Bladen; IX- Is de Takken ongedoornd , veelbladig en veel-odsratus. ; Welrieken- bloemig. ie j Deeze, in de Openbaare Kruidhoven bekend, en (*) SCHMIDEL con. Plant. Norimb. 1762, ad Tab. IL, p. 8. &c. Flore Albo zegt zyn Ed. wel , haalende TouRNe- FORT, GARIDEL , en anderen , die het dus ook hebben, aan ; doch, dewyl de Bloemen in de gewoone Braamen ten naast- enby wit zyn, volgik HALLER , die ten deeze opzigte zegt, Fruêtu alho, en Rav , die de Wilde Braamen met wicte Vrugten in Engeland gevonden heeft. (1) Mare. Al/at. p. 272, (3) Rubus Fol. digitatis denis, quinis, ternatisque , Caule inermi. MiLL. Ze, 223. (9) Aubus Fol. implicibus palmatis, Caule inermi multi- folio multifloro. Hors, Cliff. 192, Ups, 133. Re Liusdh. 274. MiLL, Ze. 223. Rubus odoratus, CORN, Canad, zap. To Iso. IL, DEEE, Vo STUIe „à 224 TWINTIGMANNIGE HEESTERS, U. en insgelyks uit Kanada afkomftig , voert by AFDEEL. Cornu mi, die haar in Afbeelding „gebrage Hooi»- heeft , den naam van Welriekende Braam- STUKe boos, pkweea. (To) Braamboos met enkelde Hartvormige ge- wnd kwabde Bladen, en neerleggende gedoorn- Pae de Takken, Dit is de Breedbladige Molukkifche Braam- boos van RumePHius, die te regt deezen. naam mag voeten, om dat zy veel breeder van Blad is dan de voorgaande Soorten, Het gee heele Gewas is met fyne Doornen zo digt be- zet , dat men het naauwlyks kan aanraaken , zelfs de Bladen, die de langte hebben van zes of zeven Duim ,en nog meer breedte, in figuur gelykende naar het Loof van den Wilden Wyngaard. De Vrugten zyn beter dan die van de gemelde Kleinbladige, groeijende ook op Ambon. xr. (11) Braamboos met enkelde langwerpig Hart- ih Ad vormige , Zaagswys’ getande Bladen; de 8 Takken ongedoornd, ’t Gewas Heefter- achtig. Dit is een klein Heeftertje , in Japan groeie | jen- (1o) Rubus Fol. fimplicibus cordatis ublobatis , Caule acu- leato decumbente. Rubus Moluccanus latifolius. RUMPH, Ambe V. pe 88. Te 470 !f. 2 (11) Rubus Fol, fimplicibus Cordatis eblongis ferratis Caule ipeemi fuffruticofo. Mant, 245e Te os AN D K I A. vaay jende, met eeh regtopftaande, gladde, weinig HE _ getakte Steng, waar aan gefteelde Bladen over- Ae hoeks , die wederzyds glad zyn. Aan ’t end Hoorp- der Takken komen enkelde Bloemfteeltjes voort, “TUKe _ draagende Bloemen met ronde witte Blaadjes „5 "783 in een kleine Kelk, « De vier laarfte Soorten , àls geheel Kruidig zynde , laat ik voor de volgende Afdeeling Over: BATEN TILL Ke Een Kelk in tienen gedeeld ; vyf Bloem: blaadjes: Zaaden die rondachtig en naakt zyn; aan een kleinen Sappeloozen Stoel gehecht ; zyn de Kenmerken van dit Geflagt , welks Bloemen veel naar die der Aardbefiën gelyken,; Het bevat zeer veele Soorten , waar onder alleenlyk de Eerfte Heefterachtig is, naamelyk (1) Potentilla met gevinde Bladen, de Steng , d,, Heefterachtig hebbende. pit Heefter= Deeze, in de Tuinen van Eutopa bekend „°h“8“ groeit (1) Potentilla Foliis pinnatis, Canle Fruticofo, Syst, Nat. XII. Gen. 634. ps 350» Veg. Xill. Gen. 634. pe 396, H. Cliff. 193. Flor. Suec. 416 ‚451. R. Lugdbat, 275, Hus. Angl, 195. KÁLM. Jiin. II, p. 263 Pentaphylloides eretum Fruticofum Eboracenfe. Morts. Hift, II. p. 193, S. 2. Ts 223 £‚ s. Hortul. Angl. T. p. s4, Pentaphylloides re&tum frutess cens. WALTM. Hort. os. T, 17, Ray. Hift. p. 616. Pentaphì, fruticofaelatior, AMM. Ruth, 88. T. 17 & 89. T. 13, f. 2, 5 YI. DEELe Va STUK 226 TWINTIGMANNIGE HRESPERS, II. groeit nätuurlyk in Engeland, als ook in Swee: AFDEEL. den en Siberie. Het onderfcheid, dat zig tus- Hoorp- fchen de Engelfche of Jorkfche en de. Siberie STEK. _fche openbaart, naamelyk, ís niet grooter, dan wig “Vct gene ’er in: verfchillende Planten, daar van; uit Siberie wordt waargenomen. De Autheu- ren hebben het Gewas onder den ‚naam ‘van Pentaphylloides befchreeven, en het is by vere fcheidene in Afbeelding vertoond, wordende van de Oelanders Tok gebeten, Zonderling;, dat hetzelve dus de koude deelen van Europa alleen verkiest «tot zyne Woonplaats. G ME- LIN heeft het ‘in Siberie gevonden , met Rys van een of twee Ellen hoog, bezet met Steel- tjes , waar aan een Blad, diep in vyven ge- deeld, van boven groen, met witte Haairtjes , van Onderen geaderd en minder Haairig, en dus veel naar die van het Vyfvingerkruid gelyken- de: doch in het gedroogde Exemplaar , door zyn Èd. uit Daurie overgezonden , waren de Bladen weezentlyk gevind. De Bloemen kwa- men enkeld aan: ’t end der Takjes voort, die van het gezegde Rys zydelings uitgefchooten waren. In een laager Gewas van dien zelfden aart, niet hooger dan een Voet opfchietende, waren de Bladen dikwils uit zeven Vinnetjes;, even als in het Jorkfche , door R a y befchreeven en Heefter -Wiyfblad genaamd, waar in de zelf- de eigenfchap als in de Siberifchen , van naa- melyk aan de Takken af te fchilferen , wáar- genomen werdt. ‘ C A- nde adh abri Bark rÊsr Beorn SKC Car ycanNrHus. Kelkbloem. UL den Eet wyfbladige, Kruikachtige Kelk, met ge- kleurde Blaadjes fchubbig bezet, ‘Veele Stylen sryz, met een geklierden Stempel. Veele Zaaden, pogygy. die geftaart zyn , binnen een Sappigen Kelk” vervat. Dus zyn de Kenmerken van dit zon- derlinge Geflagt van Planten opgegeven , waar toe men twee Soorten betrokken vindt, (1) Kelkbloem met de binnenfte Bloemblaads _ r. , en Calyéan- jes langst. rd Flori= Dit Gewas , in Karolina groeijende; mâakt Kevolint volgens Caresey een Heefter van agt ofl** tien Voeten hoog , met Bladen als van den Kornoelje - Boom, welks Bloemen , uit dikke Ko- perkleurige Bloemblaadjes beftaande , veel naar die van de Gefternde Anemone gelyken , heb- bende een Kelk met omgeboogen Blaadjes; van de zelfde Kleur. Gedagte Aùtheur heeft het Gewas „welks Bast. Kruiderig is, naar Kaneel ruikende , in Europa ingevoerd, alwaar het driederley Naamen bekomen heeft, die been van allen door onzen Ridder goedgekeurd Zyn; (1) Calycanèhus Petalis interioribus lorigioribus. Syst. Nar, XIL, Gen. 639. p. 353. Weg. XII, Gen. 639, p. 400. But- heria Anemones Flore. Du HAM, Arbr, 1. p. 114, T. 45. Baftetia Fol. ovatis acuminatis ,‘Caule fruticofo. Mir. Dit. T. 6o.:Beureria Petalis Coriaceis oblongis &c. EHRET. Pi, T. 13. Fratex Corni foliis Stc. CATESB, Car/1. p. T: dé: SELIGM. Vog. Pl. 92. p Fa HH. DEEL. V, StTUR Höör. s 23 TWINTIGMANNIGE HEESTERS. II. zyn. Dus hadt de Heer pu Ha Mer hetzelve ArpEle Butneria met Anemones Bloem , en de Heer Hoorn, EnreT Beureria geheten. De Heer Mir- STUK. LER hadt hetzelve Ba/teria, naar mynen thans Veluy- overleeden Vrind, Doktor BAsSTER te Zi- in: rikzee, getyteld „ en gaf daar van voor reden, ‚ dat hy zulks uit Vriendfchap en Achting voor ‚, denzelven hadt gedaan, om dat die Heer in s, zyne kostbaare Tuin veele ongemeene Plan- ‚> ten bezat , welken hy niet kaarig was, aan 9 zyne goede Vrinden mede te deelen.” Lin- Neus hadt, geloof ik , niet beflooten „de Naame geeving zo ver uit te breiden, of alle de zoda- nigen „ die wel in Geleerdheid uitmuntende , doch geen byzondere bevorderaars der Kruide kunde waren , daar ín te begrypen. Onder tusfchen is evenwel naderhand , door wylen mynen Vrind , niet weinig ten dienfte van de Kruidkunde uitgevoerd (*). IL (2) Kelkbloem met de binnenfve Bloemblaad- Calycan- jes kleinst. thus pra= CO%e Chinee- _ Dit Gewas , door den vermaarden KA r M- Che. __ prER in Japan waargenomen , was van Nan. quin en dus uit China derwaards gebragt, en werdt , (*) Die Naamsverandering , door den Heer LINNZAUS, is reeds voor den Jaare 1762 gefchied : wylen de Heer BAse TER flierf in Maartdeezes Jaars 1775: zynde, in ’t jaar 1768 , een Brief van zyn Ed. over 't Kruidkundig Samenflel van LINNAUS uitgekomen. (2: Calyeanthas Petalis interioribus minutis, te Qbai five, Robay. KAEMPF, dien. 878, T. 879. Ì C os AN DRI A 220 werdt, wegens zyne fchoonheid, aldaar in de ed Tuinen aangekweekt. Het hadt de Takken x, ” vol Merg ‚ ongeregeld bezet met dunne Tak- Hoorp- jes en Lancetswys ovaale Bladen , effenrandig „*75 fterk geaderd, wederzyds glad. Voor het uit- „sa, en komen derzelven, in ’* vroege Voorjaar , open- baarden zig de Bloemen, van eene Sterachtige figuur „ uit agt groote Bloemblaadjes beftaane de, en van binnen even zo veel of meer kleis nere Bloemblaadjes hebbende , geelachtig met Bloedkleurige Stipjes, omringende een pierami- daalen Styl of Stamper, De Reuk der Bloemen was als die van Violen , doch lastig, zo men ze veel rook. Het Zaadhuisje was anderhalf Duim lang, met Schubben bekleed , Koffykleu- rig bruin, in een weeke Pap eenige Zaaden als Turkfe Boontjes bevattende, wan een Olie- achtigen, bitterzoeten Smaak, | KOORD STUK, Befchryving van de VEELMANNIiGE Heer- STERS , Polyandria , òus wegens het onbe- paalde getal van Meeldraadjes genaamd ; waar onder de verfcheide Soorten van Kappers, Ciftus en în ’t byzonder de Theeboom, voor- komen, DD: Plantgewasfen , in deeze Klasíe , wore den VEELMANNIGEN getyteld, om dat het getal der Meeldraadjes in dezelven zeer Hg root KL. DEEL, Ve STUK) 5 230 VEELMANNIGE HEESTERS. ni. groot is, zynde die altemaal op het Vrugtbe- ArDEFl ginzel geplant, en niet in den rand van den Hoorp- Kelk , gelyk in de voorgaande Klasfe plaats STUK. heeft; welke onderfcheiding van meer belang jee js, dan het eigentlyke getal der Meeldraadies, Onder de Eenwyvigen, gelyk byna alle Heefters zyn , komen ’er voor die de Bloem. Een-; Drie-, Vier-, Vyf-, Zes , Act, Negen, Tien en Veelbladig hebben. Het getal der Geflagten van Heefteren is hier veel kleiner, dan dat der Boomen is geweest. MARCGRAVI A Dit Geflagt heeft een Eenbladige geflootene Bloem , met eenen zesbladigen gefchubden Kelk, zynde de Vrugt eene veelhollige , veele zaadige Befie, L De eenigfte Soort (1), in Zuid- Amerika of Jareerg: ook in de Westindiën groeijende, is een Ge- lata. was dat langs de Boomen kruipt en op dezel- een ven Wortel fchiet, als een Bygewas, zynde Heefterachtis , met neergeboogene of hangende Ranken. Klimmende Marcgravia, met de Vrug- ten Straalswyze geplaatst, heeft PruMIiEr deeze (1) Marcgravia. Syst. Nat. XII, Gen. 640. p. 358. Peg XIIIe Gen. 640. p. 4os. JACQ Amer, Hiff. p. 156. T. 96. Marcgra- via fcandens &c. PLuM. Gen, 7. Ic, 173, Marcgravia fcandens , Foliis Caulinis fabrotundis &c, BROWN, Fam. 244. T, 26. Phyllitidi fcandeniti affinis major, Folio crasfo fubrotundo, SLOAN. Jam. 15. Hij, I pe 74, T,28, É te DR Ten LTA NE Bi Far ear deeze getyteld. De Bladen zyn in byzondere II Planten van geheel verfchillende figuur, zo de ÂFDEELe Heer JacQuiN aantekent , Lancetvormig , Hoorpe Eyrond, ovaal of Zeisfenvormig. De Bloemen °Tt% maaken Kroontjes uit, aan ’t end der Ranken „24° beftaande uit menigvuldige Steeltjes , van gely- ke langte , in ’t ronde geplaatst en horizontaal uitgebreid. De Bloemen verheffen zig , zynde naakt, met een afvallend Blad en Kelk. Het midden van het Kroontje wordt beflagen doar Honigklieren, ongefteeld , dikwils vyf in getal, opgeregt , de figuur hebbende als van een Helm of van het bovenfte Bloemblaadje der Bloem van het Kruid, dat men Wolfswortel noemt „ met den Mond naar den omtrek geplaatst, fom- tyds Bloemdraagende, fomtyds niet. De Vrugt is doorgaans in tien Holligheden verdeeld, be- vattende het Zaad in een hoogroode Pap, vol. gens den Heer JAcQUIN, die dit Gewas in de Bosfchen der Kartibifche Kilanden vondt , wordende hetzelve van de Franfchen Zois des Couilles geheten. D'r LT Ks ‘ In dit Geflagt is de Bloem en Kelk , beiden, driebladig , de Vrugt een vyfhollige Befie met veele Zaaden, De hen Soort (1), Jacquinia door Mv- TIS, Die 4leâ. Geelg, (1) Trilix. Syst, Nat, Veg, XIIT. Gen, id 405. Mant. alt. 247. Jacquinia, Muris, Ms. P 4 BL, DEEL. V. STUEs 232 VEELMANNIGE HRESTERS, NI. ris genaamd „ groeit by Karthagena ín de AFDEEL. Westindiën. Het is een Heefter van twee Hösrst Vadem hoog , zeer Takkig , met ronde ruuw- STUK. achtige Takken. De Bladen , overhoeks ge- win plaatst, zyn Hartvormig ovaal, gefpitst, Zaags- wyze getand, eenigermaate ruig, byna Schilde vormig op Steelen, die rond en glad zyn. De Bloemen ; door de Meelknopjes geel, komen meest aan ’t end der Takken voort, en hebben vi ieder haar eigen Steeltje, dat rond en ruig is, C A rrPARISs. Kappers. De Bloem en Kelk zyn, in dit Geflagt 2 beiden „ vierbladig ; de Kelk Lederachtig; de Vrugt een Doppige Befie, die gefteeld is, met ééne holligheid., | Het bevat thans dertien Soorten , onder wel- ken de Gewoone de eerfte is, als volgt. 1 (1) Kappers met enkelde eenbloemige Steel- Pek tjes, Doornachtige Stoppeltjes , afvallende „Sedoorr Bladen en ovaale Zaadlvuisjes. Ce, Peeze Soort groeit in de Zuidelyke declen van (1) Capparis Pedunculis folic. unifloris , Stipulis {pinofis, Foliis annu's , Caps. ovalibus, Syst. Nat, XII. Gen. 643. p. 358. Weg. XIJI. Gen, 643. Pp: 405. Capparis aculeata, H. Clf. 203. Mat. Med. 259. R. Lugdb, 476. GRON, Orient, 1s4. Capparis Folio rotundo 8e folio acuto. Ce B. Pin, 430 LoB. leon. P. 634, 635- TOURN. Juft. 261. T. 139. DOD. Pempt. 746. Capparis Sicula duplicatâ Spinâ, folio acuto, Bocc, Dic, 79e Te 44e É; de WAO EES VAL NMID UR Er A - 233 van Europa, in de Levant en in Barbarie, GARIDEL zegt , dat menze omftreeks Aix in Provence overvloedig in de Muuren ziet Hose. groeijen, en niettemin verbeeldt hy zig , dat dit Gewas uit Italie of van elders derwaards „ia, overgebragt zy , wordende omftreeks Toulon in menigte aangekweekt. Natuurlyk groeit het op ’t Eiland Galeta , als ook omftreeks Tripoli en Aleppo in Svrie, zo RAuworr aantekent, Men geeft het in de meefte Taalen van Eu ropa, met eenige verandering , den Latynfchen of Griekfchen naam 5 gelyk het dus de Ítaliaa- nen Capparo, de Franfchen Cappres , de Engel- fchen Capper en de Duitfchers Kappern hee- tene Het is een Heefter , wiens Takken niet minder haakig en fcherp gedoornd zyn dan die der Braamboozen , fpreidende zig, wanncet menze niet onderfteunt, ook in ’t ronde langs den Grond uit. De Bladen, daar aan groei- jende, zyn in de eene fpits ovaal, in de an- dere ftomp en byna rond , ’t welk eene Ver- fcheidenheid uitmaakt , by Lorer duidelyk afgebeeld, Tot de eerfte behoort die , waar van Boccone fpreekt, als op Sicilie groei- jende, met dubbelde Doornen, Uit de Oxe« len komen enkelde Steeltjes met ronde Knop- pen, die open gaande witte Bloemen uitgeeven, tol lange Meeldraadjes, met een zwaar getop- ten Styl, en daar op volgen Eyronde Vrug- IJ. DEEL, V, STUG, UI. ten, vol kleine Zaaden, die rondachtig of Nier- AFDEEL. k xi. Vormig zyn. Hoorp- De vermaarde TourNeErFoRrT heeft deeze STUK: Bloem en Vrugt der Kapperen zeer fraay in Eenwy- : À wige. “ Plaat vertoond. Men gebruikt, in de Genees- konst, noch de een noch andere ; maar de Knop- pen worden afgeplukt, eer de Bloemen onte looken zyn , en dan, eenige Uuren gedroogd zynde, in Azyn gezet, met eenig Zout. Dee- ze ingelegde Kappers gelyk menze noemt; ftrekken tot opwekkinge van de Eetlust en tot verfrisfchinge of tot Toefpyze inzonderheid by Vleefch of Vifch. Sommigen hebbenze , als een openend Middel , tegen de Miltzugt aan- gepreezen. De Bast der Wortelen , gedroogd zynde, is onder de Geneesmiddelen in gebruik , komenda in verfcheide Samenftelzels der Ouden, im. (2) Kappers met enkelde eenbloemige Steeltjes, nd Doornachtige Stoppeltjes , en Eyronde wee Geylon- derzyds gefpitfie Bladen. íche., 294 VEELMANNIGE HEESTERS. Een Ceylonfch Gewas , dat naar het voor- gaande veel gelykt, doch door de fmalheid der Bladen, die by Wilgenbladen vergeleeken wor- den, daar van verfchilt , zou deeze Soort uite maaken. fp (3) Kap- (2) Capparis Ped, folit. unifloris, Stip. {pinofis , Fol. ovatis, Utrinque acutis. Fl, Zeyl. zro. Capp. Zeil, duplic. Spinis, Fol. acuto, Per, Afus. 625. Capp. fpinofà Fol, oblongis. BURM. Zeyl. 53. BURM. Fl, Ind. 513 gr ES Brarvs ilk Rumi) des (3) Kappers met Kroontjes-Bloemen, gedoorn- IL de Stoppeltjes en Eyronde , uitgegulpte , ÄrprEn. Faarlyks afvallende Bladen. deks STUK. Een Malabaarfch klimmend Boompje, dat irr. gedoornd is , met bleeke Palmbladen , van Pru- „i//eri. KENETIUs afgebeeld , maakt deeze Soort uit , ge. welke de Bloemen aan Kroontjes van Silene Bloemfteeltjes, op ’t end der Takken, draagt, en Befie-achtige Vrugten, (4) Kappers met Kroontjes- Bloemen, de Bla. rv. den doorgaans digt by een, an jd 4 ; ge, Onder verfcheide nieuwe Soorten van dit Ge- flagt, welken de Heer JACQUIN in de West- indiën waargenomen heeft , is deeze een Boompje doorgaans zeven Voeten hoog, ’t welk in digte Bosfchen dikwils twintig Voeten hoogte bereikt. Het heeft Lancetvormige Bladen , tropswys’ groeijende, de Bloemen. zyn een Duim breed, en de Vrugten donker paarfche Peultjes van een of anderhalf Duim lang , bevattende, in een witte zelfftandigheid , eenige weinige Nier- achtige Zaaden. (5) Kap: (3) Capparis Ped, umbellatis , Stip. Spinofis, Fol. annuis ovatis emarginatis. Arbuscula Baccifera fcandens fpinofa, Fol. Buxi pallidioribus. PLUK. Jfant. 27. T. 3380 f, 3. 'BURM. Fl, dnd. x18. (4) Capparis Ped. umbellatis , Fol. pasfim confertis. Sp, Plant. 1674. Cappais frondofa, JACQ, Amer, Hift, 162, T, 104 ll, DEEL. Vo STUKe 236 VEELMANNIGE HEESTERS. II. (5) Kappers met Kroontjes - Bloemen 5 blyven- admin de Lancetvormige Bladen, die van onde- Hoorp-= ren Wollig zyn , en agt Meeldraadjes, STUK. En De Takken van deeze Soort zyn Roestkleu- Ferrugirig en ruuwachtig ; de Bladen Lancetvormig , Roache gefteeld , effenrandig, Hier wordt de Heefter= zige. achtige Crateva thuis gebragt , welke Doktor BROWNE op Jamaika waargenomen heeft, hebbende Trosjes van Bloemen in de Oxelen. VI. (6) Kappers met eenbloemige Steelijes, blyven- gate de langwerpig Eyronde, bepaald getropte , baarfe. naakte Bladen, Dit Gewas groeit aan de Kust van Malabar ; alwaar men ’t Baducca noemt, en daar het een Boompje maakt van byna eens Mans hoogte, met den Stam ongevaar een Arm dik , wordende wegens de fraaiïheid der Bloemen in de Tuinen gehouden en Quetbloem van de Hollanders ge- heten. Hier toe betrekt men de Laurierbla- dige Kappers , die Boomachtig is , met eene langwerpig Eyronde Vrugt van PLUMIER en ( 4 (5) Capparis Ped, umbellatis , Fol, perfift, lanceolatis, fub= tus tomentofis , Flor. oîandris. Am. Acad, V. p. 398. Cra- tava fruticofa &c. BROWN, Jam. 247. T. 28. £ 1. (6) Capparis Ped, unifloris, Fol, perenmant, ovato - oblon: gis , determinate confertis nudis , Capp‚ inermis &c, Hort. Ciff. zo4. Capp. alia arborescens, Lauri foliis &c. PLUM, Ze, 73. f. 2, Breynia fruticofa &c. BROWN. Fam 246. T. 27, f. 2. Baducca. Hort. Mal, VL, p. Ios. Te 57. RAJ. Dendr, 1630. Bunu. Fl Ind. 118. b P o L LT AN DRI A 237 en de Heefterachtige Breynia, met kleine ronde IL Haauwtjes, door Browne op Jamaika gevon- AFDEELs den. De Bladen zyn wederzyds glad en meest Hoorp- van onderen flaauw geaderd, _ STUKe (7) Kappers met veelbloemige gehoekte end- VI Steeltjes, de Bladen blyvend ftomp ovaal. oplet Langhaau« Tot deeze Soort betrekt men de Laurier-wige. bladige Kappers met een zeer lange Vrugt van PruMIER , en de Karibifche Boom , met rondachtige Bladen, die Haauwen draagt met Pap gevuld, naar een Honden - Schaft gelyken= de, van PrLuUKENET, deswegen Cynophallo- phoros genaamd. Het is de Boom naar de Acacia gelykende , met enkelde rondachtige Bladen, en ronde gezwollen Haauwen draagen- de, wier binnenfte Schil Slymerig en hoogrood is, hebbende een witte Vezelige Bloem, wel- ken SLOANE in de Bosfchen op Jamaikaaan= trof. De Heer JACQUIN nam denzelvenop de Karibifche Eilanden van zeer verfchillende grootte en gedaante waar, doch altoos iets byzonders, dat den Kapperen eigen is, in zyne Geftalte hebbende. De Bloemen waren zeer welriekene de, (7) Capparis Ped. multifleris terminalibus, Fol. ovalibus obtufis perennantibus , Gland. axillaribus, Capp. arborescens Lauri foliis, PLUM, Jc. 73. f, 1, Breynia fraticofa , fol. oblon= gis obtufis. BROWN. Fam. 246, T. 27, f. 1. Cynophallopho- rus. PLUK. Alm. 126, T. 172. f. 4. Acacie affinis Arbor fi liquofa &c. SLOAN. Fam. 153. Hif. UI, P: 59 „a. Dendr, zoz. JACQ: Amer. Hift, 158. T. 93, II, DEEL. Ve STUKe HL ArpeEEL, XI. Hoorps STUK Eenwye wize. VIII. Puicherri- ma Schoon- bloemige, 23% VEELMANNIGE HEESTERS de , hebbende de Meeldraadjes dikwils vier Duimen lang en den Styl nog langer , welke een Vruge wierdt van een half Voet lang; omtrent een Vinger dik, van buiten groen met een rooden Naad en tweekleppig. Dezelve gaat aan ’t Gewas open, en de beide Klepper rollen zig naar ’c Steeltje op, laatende allengs de Zaaden uitvallen , die in een rood Vleefch zitten, en aanftonds uitfpruitens zo dat menze niet groeibaar in Europa overbrengen kan, Van de Franfchen , op Martenique, werden deeze Zaaden Pois Mabouia of Duivels- Erwten ge heten. | (8) Kappers met getroste Bloemfreeltjes N langs werpige Jtompe Bladen en Befieachtige Vrugten. Met verwondering zie ik deeze, die een Be- fieachtige ronde Vrugt heeft, op dé voorgaan= de volgen, Zy is zeer flidnk van JACQUIN genoemd ‚ wegens de fraayheid haarer Bloe- men , die geelachtig wit en aangenaam van Reuk zyn , hebbende de anderhalf Duimfe Meeldraadjes den eerften Dag wit , den vol. genden fchoon paarfch. Zy maaken Trosfen of Aairen aan ’t end der ‘Takken, en in ieder Tros komt een of twee Vrugten voort , van twee (2) Capparis Ped,- Racemofis , Fol, oblongis obtufis, Fruê. Baccatis. Sp, Plant, 1674. Capparis pulcherrima. JACQ: 4 Hift. 163. T, 196. EROP LITT AONCDARiE A 299 ____stwee of vier Duimen middellyn , ryp worden-, Ile de zo walgelyk en ftinkende, dat ’er geen Dier “Gie fmaak in heeft, Men mogtze dan wel Duivels- Hoorn : ____ Appelen heeten. By Karthagena kwam hem dic°*®E | Gewas op de fchuinte der Bergen voor, be-„;£ "51 reikende in de Bosfchen twaalf Voeten hoogte, 7 _ (©) Kappers met byna getroste Bloemfteeltjes IX. ENEAT So en Viniaale Bladen. shaalsladie Deeze die de Bladen zeer lang en fmal heeft de was een fraaije Kroonboom, van vytcien Voe.- ten hoog , gedagten Heer menigvuldig voorko- mende in de groote Zandige Valey, in welke de Hoofdftad van Venezuela in Amerika , Coro genaamd , is gelegen. De Bloemen zyn in ‘deeze Soott , zegt zyn Ed., zonder Reuk en het Vrugtbeginzel is hier zo lang gefteeld niet, als in de andere Soorten van dit Geflagt , wordende de Vrugten kleine kort gefteelde Peultjes, De Bladen zyn „aan de waterpasfe Takjes , allen opwaards geftrekt en aan derzel- ver end komen de Bloemen Trosvryze voort, (ro) Kappers met getroste Bloemen, die agte Xx, mannig yn; blyvende langwerpige Bladen , AE hk de Kelken en Bloem/teeltjes Wollig. wige, Cé- (9) Capparis Ped. fubracemofis , Fol, lincaribus, Sp, Plant, 1674, Capparis linearis, JACQ. „Am. Hift. 161, T. 1o2. (ro) Capparis Ped, Racemoflis, Fol. perüift, oblongis, Cal, Pedunculisq. tomentolis , Flor. oëtandrs. Capparis Breynia. Jacq: Am. Hift. p. x61, T, 103, Breynia Fol, oblonge - ovas Í lie LEDEEL, V, STUKe Ais DAE 'ArDEEL. XL. Hoorp- STUKe Eenwy= wigte 240 VEELMANNIGE HerEsSTERS, Deeze, van dien zelfden Heer afgebeeld en befchreeven , komt ook by anderen voor. Dit Gewas is het, van welks Bloem Pater Pr y- MiERr den Geflagtnaam Breynia gevormd heeft , zo hy oordeelt, begrypende ook; dat de Agtmannige , naar de Breynia gelykende Boom _ van LOEFLING , niet hier toe behoore, De XI. Haftata. Pylbladie , ge. XI. Flexuof, _ Kremtek- kige. Bloem immers hadt in deeze veel meer dan agt Meeldraadjes. De Vrugt is cen zeer lange, dunne, Wollige Haauw of Peul, Het maakte _ een Boompje van tien Voeten hoogte, niet onaanzienlyk, op de Karibifche Eilanden en de pabuurige Kust , veel aan den Zeekant en el- ders groeijende. (11) Kappers met veelbloemige Steeltjes en Pylswys’ Lancetvormige gladde Bladen. Deeze is van den Heer JACQUuIiN Capparis haftata genoemd , wegens de Pylvormigheid der Bladen. Zyn Ed. vondt dit Gewas by Karthagena in de Bosfchen, en merkt aan, dac het Vrugten draagt even als die van onze Zee vende Soort. (12) Kappers met vergaarde end - Trosjes ; ‘ bly- libus. R. Lugdh. 475. Sp. Plant. I, p. 503. Brevnia Eleagni Foliis. PLUM, Gen, 40. BREYN Jee 13. (1x) Capparis Ped. multifloris, Fol, haftato- lanceolatis nitidis, Capp. haftata. JacQ: Amer. Hifl. 159, Tab, 174. f. 56. (12) Capparis Ped. congeftis terminalibus , Fol, perfift. ob- longis obtufis glabris , Ramis flexuofis. Morifonia flezuofz, Am. Acad, Vo p. 39%. Pl Oren As BerDe Ro Id 24Ì _blyvende vangwerpig flombe gladde Bladen Hi. en bogtige Takken. s se En } „__Hoorp- ‘__\Deeze, op Jamaika gevonden, heeft de Bla srx den fmaller dan de Breynia, knikkend, Leder- aronogss achtig en gefteelds de Vrugt is mede zeer” lang. Men heeftze Morifonia genoemd gehad, (13) Káppers met veelbloemige platachtige vi. Steeltjes , en blyvende , langwerpig Lan-Stigvoft. Rondhäaue cetvormig gefpitfte , van onderen geftippelde wige, Bladen. Boomachtige Breynia , met Eyronde wedet= zyds gefpitite Bladen, en een zeer lange , ron- de Haauw, is deeze van Browne, die haar op Jamaika vondt , getyteld. Het Gewas ge- lykt veel naar dat vân de Zevende Soort en fchynt naast Overen te komen met die Soort van Kappers, welke door deù Heer JacQuin op ’t Eilard St, Euftathius gevonden is, zynde door denzelven onder den naam van Capparis Euftachiana voorgefteld , als een van alle de anderen verfchillende Soort (*), M U N- (13) Capparis Ped, multifloris compresfis, Fol, perfiftenti= bus lanceolate - oblongis, acuminatis 3 fubtus punétaris. Breye nia arborescens &c. BROWN. Jam. 247. Planta forte &c, Prum. Phyt. 327, f. 6. (*) Capparis Ped. multifioris , Fol, avatis , acuminacis, utrinque nitidis, Fruêtibus glabris. Jacq. Am. Hij. 159, Oostindifch Gewas , door Rumerius Carardas geheten; dat men té Batavia veel tot Heiningen gebruikt, is wel door. den Heer Ns L. BURMANNUs tweemaal voorgefteld, onder Q den IL. DEEL, Ve STUK, 242 VEELMANNIGE HEESTERS, ut. MUNTINGi A AFDEELe XI. De Kenmerken van dit Geflagt. ’t welk naar Hoorp-= srux. den vermaarden MuNrine , weleer Hoog- „Eewy- leeraar in de Kruidkunde te Groningen, zynen Y8. _ naam draagt , buiten de algemeene van deeze Klasfe en Rang , beftaan in een vyfbladige Bloem en een vyfdeelige Kelk ; zynde de Vrugt een veelzaadige Befie, | 1 De eenigfte Soort (1), hier van voorkomen. rialen de, voert den bynaam van Calabura, om dat be zy onder den naam van Witte Calabura voore OEI. 5 e gefteld was geweest. Muntingia met een Fiu- weclachtig zagt Blad en eene grootere Vrugt is zy by PruMIreER getyteld. De Plant met fmallere Lotus - Bladen , een Braamen - Bloem en een veelzaadige genavelde Vrugt, welke de beroemde SLOANE op Jamaika vondt, wordt hier t‘huis gebragt. De Heer JACQUIN, dic Gewas op St, Domingo waarneemende, heeft deszelfs Kenmerken naauwkeurig opgegeven 3 en aangemerkt , dat het een Boompje is van twaalf den n>am van Capparis Carandas ‚doch zyn Ed. hadt het- zelve bevoorens Echites fpinofa genoemd. Zie-'t voorg. STUK 3 bladz. 398. | (1) Muntingia. Sysc, Nat. XII, Gen. 65ste p. 361e Vege XIII. Gen. 6s1. p. 408. JACQ: Amer. Hift, 166, T. 107, Hort, Clff, 203. Muntingia fruticofa villofa &c. BROWN. Fans. 245. Munt, Fol, Sericeo molli , Fre majori, PLUM, Jc. 20se Calabura alba, PLUK, Alm. 75. Mant, 34. Phyt. T. 152. fe 4. Lotí arboris folio anguftiore &c, SLOAN. Jam, 162, Hijfte IL p. %0, Te 194, fi 5. Raj. Dender, 32, Borus An Bir, ok Ar Ao Z48 twaalf Voeten hoog, met lange ruige Takken, IL die de Takjes bezet hebben met langwerpige, “*OniLe gefpit{te , Zaagswys’ getande Lymige, fcheeve Hoorn. Bladen , vier of vyf Duimen lang, brengende STUEe git de Oxelen twee Bloemfteeltjes voort , waar „is, add van het eene na het andere zig van agteren naar vooren keert, wanneer de Bloem ontluikt, Dee zelve is zonder Reuk , wit, Roosachtig , een Duim breed , met een Krans van Meeldraad- jes, die in ’t midden een rond en dik Vrugt- _beginzel hebben zonder Styl , met een Schild- vormig geftraald Hoofdje, dat vyfhoekig is, in *%& midden van de Bloem uitíteekende, zo lang als de Meeldraadjes. Men kan hier uit eenig denkbeeld krygen van de reden van gedagten bynaam. De Vrugt is een geelachtig roode Be- fie, welke in de eerfte opflag eenhollig fchynt te zyn ‚ doch in Water gedrukt, dat ’er het Zaad en de Pap uitgaan , baarblykelyk in vyf Holligheden verdeeld bevonden wordt, De Mallam- Toddali van Malabar, die be. voorens tot de tweede Soort van Celtis betrok. ken was*, wordt thans hier t'huis gebragt doof «zier, LiNNAus, indien echter de Besfen van dien D. oi ST. Boom eenzaadig zyn, en de Bloem op het Vrugte mood Ár beginzel zit, gelyk de befchryving duidelyk aan- Zn wyst„ zo kan dezelve niet tot dit Geflagt be- hooren 5 te minder , dewyl deszelfs Bloem twee Pluimachtige Draadjes heeft , die ‘er de onzen den naam aan doen geeven van Maanen - Pluimen. Voeg hier by, dat alle de andere aanhaalin= Q 2 BED 3 IE. DEELe V, STUK, 844 VERLMANNIGE HEESTERS, UI. gen, hier gebruikt , van Westindifche Gewas ant fen zyn. xr. Hoorne STUK. Me De byzondere Kenmerken van dit Geflage ige. zyn; een vyfbladige Kelk, zonder Bloemblaad- jes en een tweezaadige Befie, | Hier van is maar ééne Soort (1), op Ceylon DeELIM As soma groeijende, door de waarneeming van den vere Sanik maarden HERMANNUS bekend geworden , die den bynaam van Rankige draagt; fchoon het, volgens de befchryving,een Boom is, met : Beukebladen , geplooid , geribd en gefteeld , brengende uit ieder Oxel een losfe Pluim voort, van gefteelde Bloemen, die langer is dan de Bladen. De Ceyloneezen noemen dit Gewas Koroswael , om dat zy van de Bladen , die hard en ruuw zyn, tot glad wryven of polyften gebruik maaken. De Hoogleeraar N, L. Bum- MANNUs heeft een fraaije Afbeelding daar van uitgegeven. Dewyl RurrepeE maar vyf Meeldraadjes aan het Malabaarfe Gewas, ge- naamd Piripu, geeft, zo is die aanhaaling twyfelachtig. tr | L A (1) Delima. Syst, Nate XIl. Gen. 672. p. 364. Weg. XIllIe Gen. 672, p. 411. Fl, Zeyl, zos. Am, Acad. 1. p‚ 403. Pis zipu. Hort. Mal: VIL. T. 34. BURMe Fl, Ind, p. 122, T. 37e f. 1. Frutex Indicus farmentofus, Foliis hispidis zigidis, Buma, Zeyl, zor, PEOlner: A Men otra V e49 LAGERSTROEM IA UI, | ÄFDEELs Een zesbladige gekrulde Bloem; een zesdee- … X1- lige Klokvormige Kelk ; veel Meeldraadjes end waar van de zes buitenften dikst en langer dan aronoggs de Bloemblaadjes : maaken de byzondere Ken.” merken uit, De eenigíte Soort (1) van dit Geflagt, dat r. _ naar den Sweedfchen Heer LacensTrorM, Be8r/jen die de Kruidkunde door zyne Reizen in Oost- Oostindie indie veel bevorderd heeft, genoemd is, komt Rie by RvmrPmius voor, onder den naam van Tsjin- Kin, baarblykelyk van Chineefchen oir= fprong. Die Autheur zegt , dat het een fierlyk Boompje is , met verfcheide Stammen opfchie« tende , omtrent Mans langte hoog, wordende wegens zyne fraaiheid in China in de Tuinen en Bloemperken nagehouden, De Sibi van KAEMPFER» die hier aangehaald wordt , in Japan groeijende , was een Gewas als de Gra- naatboom , met langwerpige gladde Bladen, digt by elkander aan de Takjes, die aan ’t end groote Bloemtrosfen hadden, van twee of meer Spannen omtreks. De Bloemen waren zeer fraay, rood van Kleur, als Anjelieren, uit zes Blaadjes, aan den rand gekruld, beftaande , en aan lange Steeltjes buiten de Kelken uiefteeken- de; (1) Lagerftroemia. Syst. Nat. XII. Gen, 667. p. 365. Vigo Kill, Gen. 667.-p. 412. Mant. 402. Tsjin- Kin, RUMPH, Amba VII. p. 61e T. 28. Sibi. KAEMPF. Art, pe 355a Q 3 ir. DEEL, Wie STUKe 246 VEELMANNIGE HEESTERS, UI. de, met veele Meeldraadjes gevuld, Van de AFDEEL Vruge van dit Gewas wordt niet gefproken, Hloorpe STUK. Ban De Kenmerken van dit Geflagt zyn ; een | zes- of negenbladige Bloem 3 een vyf- of zes- bladige Kelk , en een Zaadhuisje dat uit drie Bolletjes is famengegroeid, TH E A, Thee- Boom, Van hetzelve zyn twee Soorten bekend s naamelyk L (1) Thee Boom met zesbladige Bloemen, Thee bohea. , Thee-boe. Deeze. Soort is het Gewas , door verfchetie de Autheuren afgebeeld en befchreeven, dat de gewoone Thee of Theeboe uitlevert, De eerfte leevende “Theeboompjes werden den 3 Oktober des jaars 1763 door den Sweedfchen Kapitein ExkrrerGs in Sweeden gebragt, zynde uit Zaaden , die men, by ’t vertrek van ’t Schip uit China , op ’t zelve in den Grond geftoken hadt, opgegroeid , en aldaar in ’t leven gehou- den. Sedert weinige Jaaren heeft men ze thans ook in onze Provinciën uit Engeland beko- | men , (1) Thea Floribus hexapetalis. Syst. Nart. XII. Gen. 668. P. 365. Vege Kill. Gen, 66%. p. 412 Am, Acad. Vli, p‚ 239. T. 4. Hort. Cliff 204. Afas. Med. 264. Hil. Exot. FT. 32e KAEMPE. Exor. pe. 6ose T 606. Thee Frutex. BARTH, fet, Hafn. IV. p. r. T. 1, BONT. Jav 87. T. 88. BARR» Rar. 128. T. 9°4, Thee Sinenfiam. BREYN Cent, T. 112e de.- 17. 'T.3e BOGC Miss 1145 Ter, Ghadï C: B. Pins 147. Evonyimo affinls Arbor Orientalis Nucifera , Flore rofeo, PLUK. Alm. 139. Te 38. fe 6e eN nen Er Ao ND Rooks Ae 247 men, alwaar men ze duur verkoopt. Natuur- _ HL Iyk groeit die Gewas in China en Japan, aan “TWEE de kanten van Heuvels en aan de Oevers der Hoorp- Rivieren-wild „ doch meestal worden ‘er Plan-STP%e tagien van aangelegd. Men vindt het van Can- „;/”52° ton,af tot aan Peking, de Keizerlyke Zetel, “toe, die. op gelyke Hemelsbreedte byna als Rome legt, en waar het niettemin, volgens de Waarneemingen der Jefuiten, ’s Winters dik- wils kouder is dan in de middelfte deelen van Europa, ja zelfs dan te Stokholm : zo dat men ’t mooglyk by ons wel houden zou kun- nen in de open Grond. De gewoone naam is zekerlyk wan den Ja- panfchen Zheh , of van den Chineefchen Tsjaa _ afkomtftig. Het is by PrLuKENETIUS, one der den naam van een Oofterfche naar het Paapenhout gelykende Boom , die Nootjes draagt en een Roosachtige Bloem heeft , taamelyk wel afgebeeld , als ook by BREYNIUs, wiens Af. beelding in het MNatuur- en Konst - Kab'net van Doktor RA NouUuw is nagevolgd ; doch een der besten vindt men by Kar MpPrFER in deszelfs Uiilandfche Vermaaklykheden. Gezegde R a- NoUw heeft, wel, zo omftandig van de Thee in ’t Nederduitfch gehandeld , dat het genoeg zou zyn , den Leezer derwaards te wyzen ;_ maar alzo hy geen gebruik fchynt gemaakt te hebben van ’t gezegde uitmuntende Latynfche Werk van KarMmrPreEr, die alles op de plaats Q4 zel: IL DEEL. Ve SrUK, 248 VEELMANNIGE HEBSTERS UI zelve onderzogt heeft, zal ik daar van het Zaäs vei kelyke hier plaatzen. Höör: De Thee- Boom is een Heefter , he meer STOK dan zes Voeten hoog wordt, vertoonende zig vige, je ‘als cen Boompje, dat op de manier der Elzen van onderen af Takken uitgeeft , hebbende een zwartachtigen „, Houtigen , Wortel. De Stam is met een grysachtige Schors bekleed , doch de ‘Takken zyn Kaftanje-bruin , en de jonge Lootjes- groenachtig. Het Hout is hard en Draadig, met weinig Merg. De Bladen, naar die der Kerfenboomen, welken men Morellen noemt ‚ volmaakt gelykende als zy volwasfen zyn, en altyd groen blyvende , komen, jong wynde, gelyk menze plukt, misfchien meer met die van het Paapenhout, uitgenomen -de Kleur, overeen. De Bloemen fpruiten in’ de Herfst uit de Oxels der Bladen , van gedaante als de Wilde of Duin- Roozen , een Duim en meet breed , wit, van een flaauwe Reuk, uit zes holle Blaadjes beftaande, en gevuld met een menigte witte Meeldraadjes die gêele ‘Fopjes hebben , waar van hy 'er tweehonderd en dertig in eene Bloem geteld hadt. Zy zitten op Steel. tjes van een half Duim lang, en hebben een klein Kelkje , dat vyf. of zesblâdig is, Het Vrugtbeginzel , binnen de Bloem, wordt een Vrugt, als gezegd en bekend is. dew menze fomtyds in de gedroogde ‘Ehee vindt. Zy be- ftaan , naamelyk ‚ volkomen zynde , uit drie Zaadjes of Nootjes , tegen elkander aange- | voegd ; 6 POE TR MODDER IF ME LAG voegd „ waar van de Pitten zeer Olieachtig UL zyn, fchielyk rans worden en dan een zeer ze rg onaangenaamen Smaak verwekken. HooFpe De Thee- Bladen hebben , verfch zynde „STUK: jets nadeeligs voor de Herfenen in zig , als Duizeling en Beeving veroirzaakende; welke eie genfclrap men, door eene rooftering in Pannen of op Yzeren Plaaten over ’t Vuur, terwyl men t Kruid voor ’t aanbranden geftadig met de Handen roert, en dan verder door ’t zelve op een Tafel of Mat ftyf te rollen , zo dat eenig Sap daar uit gedrukt worde; aan ’t zelve be- neem Hoe langzaamer die rooftering gefchie- de, en hoe meer dezelve herhaald worde, hoe beter, Vervolgens droogt men de Thee - Bladen op nieuw en paktze in. De Japanners zouden ‘er geene drinken , die niet een Jaar belegen zy. Vervolgens is de Thee van haare nadeelige eigenfchap geheel ontdaan, en wordt zelfs Hart. fterkende geacht te zyn, inzonderheid bekwaam om de Geeften op te wekken door haaren aangee naamen Geur : want de Bloedzuiverende en Waterafzettende hoedanigheid, die men ’er ge- meenlyk aan toefchryft , zal meest afhangen van het menigvuldige warme Water, waar me« de men de Thee gebruikt. De zelfde nadeelen, die men daar van onder ’t Menfchelyk Geflag. te plaats ziet, hebben , zyn over den geheelen Aardkloot gemeen, De beste dingen worden, te veel of in tegenftrydige omftandigheden ge- | Qs | bruikt LtÔ DEEL, Vv, STUK: ij Manog ye nia. 250 VEELMANNIGE HEESTE RS. 1. bruikt zynde „ fchadelyk. De Chineezen, die, ArpeEt. veel Varkens - Vleefch en Spek en overmaatig Hoorp- Ver by de Spyzen eeten, drinken den gehee- STUK. len Dag zonder nadeel Thee. De Europeaanen - EU volgen dat gebruik daar te Lande „en bevin- ì den zig wel daar by. Het gemeene Volk kookt, op eenige plaatfen , de Ryst in Thee- Water, en dan is dezelve, zo zy zig verbeelden, veel voedzaamer. Luiden van Vermogen hebben ’er piet minder op , dan wy, met Thee - Gezel- fchappen, zo dat ’er zelfs in de Toeftel en de manier van de Thee te fchenken groote Lief. hebbery plaats heeft; wordende die Konst den Kinderen , wanneer zy wat Jaaren krygen, on» derweezen , om zig daar van te bediener: in de Minnaary. Op reis hebben de Japanfe Grooten altoos een Koffertje by zig, mer ál het gene tot ‚het zetten en drinken van Thee vereifcht wordt, Sommigen doen de Thee, tot een fyn Poecijer gemalen, by een Lepeltje vol in een Schotteltje of Kommetje met heet Waâter en roeren dat Poeiier daar in om , ’t welk zy dan dus inflürpen. De gemeenfte manier, onder Burger- of Hand- werkslieden , is, dat ’s morgens een Yzeren Pot óp 't Vuur gehangen worde, daar men, als ’ Water kookt , eenige Handen vol Thee in- werpt „ zettende dan een Mandje , dat in de Opening fluit, daarop ‚uit hetwelke een ieder , die Dorst heeft , den geheelen Dag, naar be- lieven, gaat fcheppen 5 want die Pot wordt ge- duurig warm gehouden. De flegtfte of verot- | derde BOLT AN D RT ,än ost derde Thee , dient tot het verwen van Zyden ris Stoffen met eene bruine Kleur , wordende „ArDEEt. ten dien einde, een groote menigte daar van Holle byna Jaarlyks, uit China naar Suratte , overge srux. fcheept. rss: Van de manier van ’t gebruik of misbruik der Thee- Wateren in ons Wereldsdeel, als iedereen bekend, zal ik niet fpreeken, Alleen merk ik aan , dat de menigte van Thee, die Jaarlyks overkomt , verbaazend groot , doch tevens het gebruik algemeen is. Men kan ook niet zeggen, dat het geheel af te keuren zy: want in veele Menfchen , en in veele Omftan- digheden , is zekerlyk de Thee nuttiger dan Bier, Wyn of dergelyke Dranken. Maar of zy inons Klimaat algemeenlyk gezonder dan de Koffy zy, gelyk fommigen zig thans meer en meer verbeelden , zou ik niet durven beflis= En), | Van de Thee zyn aanmerkelyke Verfchei- denheden in Indie en ook alhier bekend, die zeer veel in Geur en Smaak verfchillen: doch welk (*) Men kan daar omtrent nazien ; het Uitvoerige Vertoog » dat den Tytel voert van Potus Thee, in den jaare 1765, onder de Voorzitting van den Ridder LinNmus, door den Heer PB. C. TiLLEUs te Upfal verdedigd. Am. Acad. VoL. VIL. Holm. 1769. p. 236. als ook J. N. PacH: INI de Pors Thee Dialogus, item P. Pueruri & P. FRANCH Carmina in Laudem Thea Sinenfis. Quarto. 1685. Zie. Ook RANCUw Natuur. en Konst- Kabinet ,om van her Werkje van BONTEe KOE tot Lof van de Thee, niet te fprecken, - Ile DEEL Vo STUKe 252 VEELMANNIGE HEESTERS. HI. welk verfchil mooglyk alleen van de manier eh van bereiding of ook van de Groeyplaats af Hoorp- hangt. Men doet ‘er drie Inzamelingen van, STUK. waar van de eerfte, omtrent het begin van Rl Maart , altemaal jonge Blaadjes uitlevert en hier van komt die overfyne Thee , Keizers- Thee genaamd , en dus, door de geheele We- reld, als de beste T'hee-boe beroemd, worse dende ook wel Bloem van Thee geheten. De tweede Inzameling , omtrent het begin van April, levert Thee van goede hoedanigheid. De derde , die een Maand laater gefchiedt, geeft niet dan flegte Thee, ten gebruike van *t Gemeene Volk, Dus gefchiedt de Inzamee ling in Japan , maar in China plukt men ge= meenlyk de jonge en oude Bladen ondereen, die dan uit malkander gezogt worden , en in vierderley Soorten onderfcheiden. Ook iser in Japan een Berg, by ’t Steedje Udfi, geheel begroeid met Thee . Boomen, ten dienfte van ’t Keizerlyke Hof , alwaar dezelven, netjes ge- plant zynde en ten uiterfte zinnelyk behandeld wordende, een Soort van Thee uitleveren , zo uitmuntende, dat men ze ongemeen hoog waar= deert. Die Thee in Porfeleine Potten gedaan, en in andere Thee gepakt zynde , wordt dus ; onder een aanzienlyk Geleide van Krygs- volk , naar ’t Hof gebragt, alwaar men ’er geen minder -werks van maakt, dan van de kostbaarfte Wynen en Speceryën in Europa. ss In ’t Keizerlyke Hof, zegt KAEMPFERs … werdt WERO iT A ON Dak En A 999 werdt my een Kommetje van deeze Thee HL te drinken aangebooden, en daar by gezegd: REEL s> Gebruikze met lust en fmaak, dit Kommetje Hoorps s> kost een Itzibo; dat een vierkante GoudenSTUE. ss Munt is, meer dan een Guinje waardig (*#).” Monsgys Uit het gemelde ziet men , dat het onderfcheid van de figuur der Theebladen , waar van wel twintig veranderingen door RANouw in Plaat gebragt zyn (tf) , grootendeels kan afhangen van de jongheid of ouderdom deezer Bladen, Ten anderen kan de Groeyplaats en behandeling van de Boomen veel daar in doen; gelyk men dit in ons Geboomte waarneemt, Ondertusfchen komen deeze Bladen zo zeer met die van het voorbefchreeven zogenaamde T'heeboompje of de Egyptifche Wilg * , met die van de Ca. * zie mellia of Chineefche Roos f, met die van een ke, Soort van Casfine en anderen overeen, dat men dl En dergelyken voor den regten Thee-Boom ge- © houden heeft; ja het Gemeene Volk, in Chi- na, gebruikt ’'er wel de Bladen van een Soort van Wegedoorn J , en fomtyds gedroogde Mos } rv. sw. en andere dingen voor. Men heeft zelfs debl 276. Eerenprys , in Duitfchland , daar toe, in een byzonder Werkje, als byna van de zelfde uit. were (*) Vergelyk hier mede LINSCHOTEN Oostind. Woyagie, IL. Deel. Kap. 28. C. Be Pin. 147. Item Ture. Obferv. Med. IV. 59, Deeze laatfie zegt, dat de Japanfche Thee niet zelden het Pond honderd Ponden Zilver golde, (T) Natuur. en Konst a dCabinet, 1721. Te 3%e He DEEL V, STUK, d TL, AFDEEL ós4 VEELMANNIGE HeEEsTEns, werking zynde , aangepreezen gezien (*). Ïú Peru is zeker Boompje , dat dergelyke Bladen heeft, ontdekt , die men aldaar op de zelfde manier gebruikte, enh dit was, toen ik dat Land verliet , aldaar reeds zo gemeen , zegt Pater FeuiLLér, dat men ‘er alom fprak van de Thee van de Rivier van Lima. Behalve het zoe genaamde Kruid van Paraguay , daar men een groote Vertiering van heeft in Zuid- Amerika, is in de Westindiën ook een wild Gewas, C4- praria genaamd, welks Bladen aldaar by fommi- gen voor Thee gehouden en gebruikt worden. De Heer OsBreck; die, nu vyfentwintig Jaar geleeden, in China was, zegt, dat de Thee aldaar zo veel verfchillende naamen heeft, als ‘er Plaatfen zyn , waar ze van daan komt, en nog anderen naar de verfchillende toebercie ding. > De Thee- Kongo of Kong fo der Chi- > neezen, (zegt hy) heeft de Bladen fyner dan ‚, de Thce-boe en is wat duurder : de Sut- „> fchong, die de Chineezen Soatjang noemen, , is de duurfte onder de bruine Theeën, gee- ‚, vende het Water een geelachtig groene Kleur > en een aangenaamen Smaak 3; doch zy moet , niet fterk gezet worden. Onder deeze is s, Padre- Sutchang de beste Thee die men drin- ‚> ken kan, niet minder dan de beste Rusfifche , Thee, welke met Karavaanen over Land in > Mos- (*) J. FRANCE Peronica Theezans, Lips, 8 Coburg. 1790 Duod, ! PETE EL DER TA 255 … „, Moskovie komt. De Bladen van deeze Thee Ile zyn groot , geelachtig , niet in een gerold Ald maar uitgebreid , en by halve Ponden , inHoor:- Papier, gelyk Kardoes = Tabak , mek delen Back-hao of Packhao , die wy Thee Pecko;s, Mongg, noemen, beftaat uit geftippelde Bladen, Dee zelve is zagt » wel fmaakende, en, zo men zegt, het minst verhittende, De Linkifuom, een Soort van Thee met fmalle ruige Bladen en Steelen 3 worde zelden dan tot verbete- ring van andere Thee gebruikt. Hier mede „, kunnende Chineezen Thee- Kongo tot Pecko „> maaken. Dit is eigentlyk geen Thee, maar „, die Soort van Chineefche Roos , Sa/angua „> genaamd *, aan welke de vermaarde Karmep- ZIE D. s FER dat sebtuik toefchryft. Blas Voorts zegt de Heer OsnrekK, dat ’er een flegte Soort is, omftreeks Kanton groeijende, Haonam- Thee of Kuli- Thee genaamd, die niet dan van de Chineezen gedronken wordt. De T heeboompjes , die daarin Potten verkogt wer- den, bereikten naauwlyks de hoogte van een ‚Elles en derzelver Bloemen beftonden meest uit zeven witte Blaadjes , waar van de drie on- derften kleinst. Men maakt in China, zegt hy; ook Thee- Koeken , die duur verkogt worden , mooglyk met den Thee- Bol overeenkomftig , welken RaNouw afbeeldt en befchryft, als een Medicinaale Thee , met verfcheide Gom- men tot een Bol famengeftampt: of het mög- ten Koekjes zyn van het verdikte Afkookzel van Ho DEEL, Ya SIUK 256 _ VEERELMANNIGE HRESTER ss UL van Thee, daar ik van heb, waar van de groot- xj. te van een Erwt in een Trekpot gedaan , het Hoorp- Water kleurt en Thee uitlevert , die wel te STUK. drinken is, maar gantfch niet aangenaam van E en EE, Thee- Boom met negenbladige Bloemen. dis. 6 Groene Van over lang, reeds ‚ Is eene Groene Thee Thee. pekend , die men gehouden heeft voor een byzondere Hoofdfoort. Sommigen echter heb= ben gedagt, dat het verfchil alleen beftond in de manier van bereiding ; dewyl men in de Bladen geen meer onderfcheid, tusfchen deeze en de Thee-boe, dan tusfchen de Soorten van Thee - boe onder malkander „waarnam. De Heer OsBEcK meende , dat het enkel daar van daan kon komen ; dat men de Groene Thee in Koperen Pannen roofterde, en achtte zulks niet onwaartfchynlyk , aangezien de Groe- ne Thee laxeert,. De Heer Hrrur ondertus- fchen verzekert, dat de Bloemen van dien Thee - Boom negenbladig zyn. Van zulke Bloemen hadt onze Ridder, of de Heer Mur- RAY „ eens een geheel Pond ontvangen, Hier zou de Stamper ook niet enkeld , maar uit drie Stylen famengevoegd zyn. De Heer OsBrcxKzegt, dat men van Groene Thee deeze Verfcheidenheden heeft. De Hey- Jang: (2) Thea Floribus enneapesalis, HiLr. Exor. T, 22 BROMT MND DA RIT: A. 257 fang- Thee , op ’t Chineefch Hey-tiann of IL Hay-kiong. genaamd : de Singlo of Soanglo „en naar de Plaats, van waar zy komt: de Bing of Hoorp- of Keizers- Thee: de Tio- Thee , als Erwten STUK te famen getold: de Heyfan uichin, die van, {°F de Hey/an-fkin door de fmalle en korte Blaad- jes onderfcheiden wordt, en de Go-be, heb- bende lange fmalle Bladeren (*). Cis TU Ss De Bloem vyfbladig , in een vyfbladige Kelk , die twee Blaadjes kleiner dan de anderen heeft: % getal der Meeldraadjes, als boven , menigvul- dig , met een enkelen Styl: het Zaadhuisje rondachtig : zie daar de een van dit Geflagt. Het bevat meer dan veertig Soorten, byna altemaal Europifche Gewasfen , onder welken ik alleen de dertien eerften, als tot de Heefters behoorende „ hier befchryven zal, Deeze zyn altemaal zonder Stoppeltjes. (1) Ciftus , die Boomachtig is, met Lancets- 1, ys Eyronde, gefteelde , drieribbige , ge- be. tande, wederzyds naakte Bladen, Kaapfche, Aan (*) Osrck Reifen nach Ostindiën und China, Rost. 1765. pe 203. (2) Citus Arborescens ezftipnlatus, Foliis ovato « lanceola- tis , petiolatis , trinertviis „ denticulatis, utringue nu dis. Sysz. Nat. Xll, Gen. 673. p. 366, 4 XIII, Gen, 673, pe 412. RK El DEIn Vo STUKe HI AFDEEL. xfe Hoorp- STUK II. Villofus, Haairige. 253 VEELMANNIGE HEESTERS. Aan de Kaap der Goede Hope komt deeze voor , die van de volgenden door de Tandjes der Bladen verfchilt, (2) Ciftus, die Boomachtig is, met Eyronde, gefteelde ruige Bladen. De vermaarde Crusrus maakte onder de menigvuldige Soorten van Ciftus , die hem in Spanje en Portugal voorkwamen, drie Afdee- lingen, waar van hy in de Eerfte, die roodache tige of Purperkleurige Bloemen hadden, plaat- fte, noemende dezelven Mannetjes Ciftus; in de Tweede, die de Bloemen bleek hadden, en deeze noemde hy Wiyfjes- Ciftus ; in de derde, eindelyk , die de Bladen kleverig of als met Gom befmeerd hadden, en daar gaf hy den naam van Ciflus Ledon aan. Onder de Man: netjes telde hy vyf Soorten, waar van deeze, die de Bladen ronder en ruig hadt, zyne Vier- de was , door hem nietafgebeeld. Deeze wordt, derhalve , te regt de Haairige gebynaamd., als hebbende de Bladen van grootte en figuur byna als die der Peereboomen , wederzyds groen , gefteeld , rimpelig en met witte Haairtjes dun befprengd; de Bloemen , die gelyk in de ande= ren als kleine Roosjes zyn, paarfch, *t Gewas, dat (2) Ciftus Arbor, exftip. Fol, ovatis, petiolatis hirtis. Cis ftus Mas Folio rotundo hirfutisfimo, C‚ B. Pin, 464. C. Mas major Folio rotundiore. J. B, Du HAM. Arbr. IT. p. 167. T« 64, Ciftus Mas Mathioli. DAL. Hif?. 222. Cift. Mas quartus, Crus. Hispo 136, ROERHe Lagdbat. 275. TOURNE. dif? 2595 Boots € AIN Dimora dat de Takken eenigermaate grys heeft, groeit UL Mans langte hoog en valt, zo hy gehoord hade zo wel in Îtalie als in Spanje. Hoorps STUK (3) Ciftus , die Boomachtig is , met Hart- mm. vormige ‚ gladde, gefpiijte, gefteelde bla-, Foral ‚den. Weken bladige. Deeze maakt de tweede Soort van Ciftus Ledon by Ctusius uit, waar van hy een groote en een kleine, beiden op het Gebergte, dat men , van Lisfabon naar Sevilie trekkende, over moet, gevonden hadt, De eerfte groeide twee Ellen hoog , met Bladen als die van Klyf of van den zwarten Popelietr, vry dik, alleen- Iyk in de oude Gewasfen Vettig. De Bloem- blaadjes van deeze Soort zyn wit met een paarfchachtigen rand; de Meeldraadjes geel ; de Kelken , voor dat de Bloem open gaat, drie- kantig. (a) Citus, die Boomachtig is, met langwerpig «IV. ovaale, gefleelde „ drieribbige van boven DAN. gladde Bladen , de Bladfteelen onder famen-"**: Lauriet= gegroeid. | Deeze bladige. k (3) Ciflus Arbor. exftip, Fol. cordatis levibus acuminatis petiolatis. Mort. Clff. zos. R. Zuedbat. 274. Ciftus Ledon Fol. Populi nigre major & minor. C. B. Pin. 467, Ledum Jatifoliuma fecundum majus & minus, Crus, Hit, L. p. 7%. Hispe 1583. (4) Ciftas Arbor. exftipe Fol. oblongo- ovatis petiolatis trie nerviis, fupra glabris, petiolis bafi connatis, C. Ledon Fol. Laurinis, C. B, Pin. 467. C. Ledon primus latifolius, CLts, …_Hift, Lp. 77. Hisp. 156, en OR, ne We DEEL Ve STUK» TL AFDcEL. Xl, Hoorp- STUK- Eenwy- Uige. Vv. Ciflus Ladan:fea rus. Wilgenblas dige, 260 VEELMANNIGE HrESTERS. * Deeze is de Eerfte Ciftus Ledonh by dien Autheur , welken hy zegt de allervetfte , in Spanje groeijende , te zyn, wordende van de Spanjaarden Xara en van de Portugeezen Zften pa geheten. De voorgaande Soort noemden zy Xaron. ’t Gewas groeit aan de Zee Kust van Spanje, langs den Weg naar Mallaga , overvloedig, (5) Ciftus , die Boomachtig is , met. Lancet- vormige van boven gladde Bladen , de Steeltjes onder als een Scheedje famenges groeid. Deeze is in ’t byzonder Ladanumdraagende genoemd, hoewel zy zulks met de voorgaande gemeen heeft, en van geen van beiden die Gom in Spanje of Portugal wordt ingezameld, *t Ge- was groeit Mans langte hoog , heeft Houtige Takken, en iszo gemeen op het Gebergte , dat het van de Bakkers veel tot het ftooken der Oe vens en van Ket Land- Volk om op den Haard te branden, wordt gebruikt, De Bloemen van hetzelve vertoonen zig als Witte Roozen , ’ welk den Reisweg, dien Crusrus eens, wel twintig Mylen lang , door zulk Kreupelbofch afleid , ongemeen verfierde ; zynde tevens de Lugt gebalfemd door den aangenaamen Reuk der Bladen , die met een vet doorfchynend Vogt , in (s) Ciftus Arbor. exftip. Fol, lanceol. fupra levibus , Petiolis _ bafi coalitis vaginantibus. H. Cliff. zos, SAUV. Monsp, 147 3 tso. C. Ladanifer1, Hisp. incana. C. B, Pin, 467. GC. Ledon primus anguftifolius. CLUS. uefupra, PROCTER KITA SÓE in de heete Zonnefchyn , zo overvloedig be- Ile daauwd zyn , dat men het van verre kan zien. inbe De gedroogde Plant is wat witachtig , doch Hoorpe behoudt , Jaaren lang, haaren aangenaamen ’*®r- Reuk. De Bloemen hebben ook aan den Na-„;£°“£ gel der Blaadjes een paarfche Vlak, die in de derde Soort ontbreekt. Zy zyn zo groot als Papaver- Bloemen : haar Vrugtbeginzel heeft tien Beddetjes , en een ongefteelden Stempel , zonder Stvl. ’t Gewas is door COMMELYN in Afbeelding gebragt, (6) Ciftus , die Boomachtig is, met Liniaal Vi. . 5 : $ Ciftus Lancetvormige , ongefteelde , wederzyds » ef Slet e Lien /bSa ruige, drieribbige bladen. smolblae dige, Tet deeze Soort wordt betrokken de V yfde Ciftus Ledon van Crusrus , denzelven zo gemeen als eenig Gewas in het geheele Ryk van Valence in Spanje , als ook, in Languedok en Provence, waar hy geen ander Ledum waargenomen hadt, voorgekomen; hoewel het in de meefte andere Landftreeken van Pore tugal en Spanje groeide. De voergaande Soort evenwel, of de Wilgenbladige van To uu ne- FORT, is door GoUAN ook, alseen inlandfch Gee (6) Ciflas Arbor. exftip. Fol. lineari- lanceolatis fesfil:bus wtrinque villofis erinerviis. H, Chff. Ups. &e. C. Ladan. era Monfpelienlium. C. B. Pin. 467. Ledum. DAL. Hif?. 230 Se C. Ledon Fol, Olez fed anguttoribus C. B, Pin 467. Ledan Quinturm. CLUS. utfupra, GOVAN. Monsp. 255, GER. Prov, 397. GARID. dix, 114, j Kk 3 ÎT. DEEL, Ve STUKe ul 262 VEELMANNIGE HEESTERS, Gewas , omftreeks Montpellier groeijende „ AFDEEL. voorgefteld ; zo dat aan deeze , in ’t byzonder, Hoorp- niet billyk de naam van Montpellierfche ‚ door STUK BAUHINUS, gegeven, was, De Bladen zyn on zeer fmal , zwartachtig of donker groen, en, zo wel als de jonge Takjes , met een taay Vogt bedaauwd : de Bloemen in dit Geflagt byna de allerkleinften , wit van Kleur, ‘t Gewas groeit met Houtig , donker bruin Rys, rykelyk een Elle hoog. Op de Wortels van hetzelve werde de zogenaamde Hypocistis door hem ges vonden, wit (7) Ciftus, die Boomachtig is, met Eyronde , sctlias gefteelde , wederzyds ruige Bladen, dn __ Hier toe behoort de Wyfjes = Ciftus van den gezegden Autheur , draagende witte of geele Bloemen, Deeze was hem op eenige plaatfen van Spanje en omftreeks Bayonne; de witbloes mige door geheel Spanje, Portugal , Languedok , Provence en in ’t Dauphiné, overvloedig voors gekomen. De Spanjaarden noemden dezelve Xara- Eftepa , als een middelflag tusfchen de Mannetjes Ciftus en Ledon , zo hy aanmerkt; die van Languedok Mougés ; welke naam, als daar , volgens GOUAN , aan de voorgaande &e- (7) Ciftus Arbor. exftip, Fol. ovatis , petiolatis utrinque hirfutis. H. Clif. &c, Ciftus Foemina Folie Salviz. C. Ee. Pin, 464. Cift, Foemina. Crus, Hift. 1. p. 7o, Hisp, 14de GOUAN. Ibid. Gan. Prov. Ibid, GAmip. Jbid, BS ele Wij NIDA RNI A. 265 gegeven wordt, Het is een Heefter, zelden Il, meer dan een Elle hoog, met zwartachtige Ariel. Takken en rondachtige Bladen , ruuw en hard , Hoorps doch groen; de Bloemen van middelbaare groot-STUK. te, op lange Steeltjes, De Vrugt, in de Kelk … Monegys aanrypende , was een platrond Zaadhuisje , met ‚zwarte taamelyk groote Zaadjes, De Bladen bevondt hy in deeze Soort van een wrange famentrekkende Smaak , gelyk in alle zyne Mannetjes - Ciftus, (8) Ciftus , die Beomachtig is , met Spatel- VOL « vormige Wollig ruige Bladen, de onders ine ften onder tot een Scheede famengegroeid, Sn De Tweede Mannetjes- Ciftus , hier aange. haald , in Spanje groeijende , is een Heefter van Mans langte en fomtyds hooger , zeer Takkig , doch minder witachtig dan de Eerfte, en de Bladen ook fpitfer hebbende, de Bloe- men Lyfkleurig rood, Dit komt zeer weinig met de bepaaling overeen, LiNNzus geeft aan deeze Soort paarfche Bloemen. (9) Ciftus , die Boomachtig is , met Spatel- EE EIT US VOT- Crericus, ê Kandige (3) Ciflns Arbor. exftip, Fol. fpatulatis tomentofis rugofis , (che, inferioribus bafi eonnatis vagi nantibus, H. Cliff. &c. C. Mas anguftifolius. C. B, Pin. 464. Ciftus Mas fecundus. CLUS. Hijt. 1. p. 69. Hisp. 137. (9) Ciflus Arbor. exftip. Fol, fpatulato-ovatis petielatis enerviis fcabris, Calycibus lanceolatis, Ciftus Ladanifera Cre- tica, TOURNF. Cor. 19, BUXB, Cent, 1II, p. 34e T. 64 fo 1. | R 4 Ci HE, DEEL, Ve STUK) 264 VEELMANNIGE HEESTERS. U. vormig = Eyronde gefteelde, ongeaderde , En ruuwe Bladen , de Kelkblaadjes Lancete Hoorp- vormig. STUK. Eeuwy- Op deeze Soort, die op Kandia in de Mid- ge delland{che Zee en elders igroeit , wordt de vermaatde Gom, Ladanum genaamd, van wel- ke zo veele Soorten by Crusrus haaren naam Ledum of Ledon hebben , ingezameld. Het is een deefter van omtrent een Elle hoog of hooger, volgens ArLPiNus, die denzelven afbeeldt, en befchryft, als veele Houtige Tak- ken uitgeevende ‚ met Bladen bezet, naar. die van Salie gelykende , twee tegenover, of ook verfcheidene by elkander. Dezelve groeit menig- vuldig op ‘t Eiland Kandia of Creta, alwaar ToauRrNEFORT denzelven waarnam, met een Bloem van vyf Roozekleurige Blaadjes , ander= half + Duim middellyn (*), die geele Nagels hebben , en daar binnen een menigte Meel- draadjes met bruinachtige Topjes, welke den Styl omringen, De Kelk beftaat uit vyf {pita fe Blaadjes , byna drie Kwartier Duims lang Hier op volgt een ovaal , ftomp, bruin, hard | Zaad- Ciftus Ledon Cretenífe, C‚ B. ‘Pin, 467 Ladanum „Creticum, ALP. JExor. 89. Te 88e (*) In de door P. LE Crercg. vertaalde Reize van TOUR- NEFORT „aar de Levant, vindt men, dat de Bloem anderhalf Woet middellyn zou hebben; ’t welk zekerlvk een groote misfi:g der Vertaaling is, niet minder , dan dat de Bladen zouden getekend zyn met een geel Haakje, Zie 1. DEBE , biadz, 33e ze  BRO TVA ENE DART TAN 3E Zaadhuisje , binnen de Kelkblaadjes beflooten , AE oel in vyf hokjes verdeeld, die veele Zaadjes x1 bevatten. De Bladen bevondt hy van de gE zegde figuur, aan de Kanten Golfswyze gekrin. mono keld en dik geaderd, byra een Duim lang, nia. Van ouds heeft men reeds de Vettigheid , die op het Loof van deezen Heefter legt, op Creta ingezameld. De eerfte en eenvoudigfte manier was , dat die Gom van de Baarden en van de overige Wol der Bokken en Gei- ten ‚ welken daar op gingen. weiden, werdt afgefchraapt, gelyk Droscoaroes verhaalt. Naderhand is daar toe, door de Grieken , een Werktuig uitgevonden , dat zy Ergafliri noe men, gelykende naar een Hark, waar aan een menigte Riemen van onbereid Leder gehecht zyn, die ’er een Soort van Dweil van maan ken (*). Het Landvolk veegt hier mede, in de heette Zonnefchyn , geduurig deeze Heefters af ; ’t welk een ongemeen zwaare arbeid is , dien TourNErFoRT heeft zien verrigten , en, als die Dweilen wel met Vet- tigheid beladen zyn, wordt ’er dezelve afge- fchraapt en tot een Deeg gekneed 3 kunnende dus één Man , in goed Weers, ruim drie Ponden op een Dag vergaderen 3 welke veel. heid op de plaats zelve een Ryksdaalder goldt. Crus. (*) Dit Werktuig kan men aldaar, bladz, 20, in Plaat ven toond zien. R s Ie DEELe Ve STUK 266 VEELMANNIGE HeErsrers. HL. Crusrïus verbeeldde zig ‚dat men, in Spanje; lant die Drogery met veel minder moeite zou kun- Hoorp- nen verzamelen, en veelen hebben vastgefteld , STUK. dat de Ladanum draagende Ciftus in Spanje en en Portugal, of zelfs ook in Provence en Langue- dok groeide, waar van de Zesde Soort haaren bynaam bekomen heeft: doch , ’t zy men daar den arbeid nict gelufte , of geen genoegzaam voordeel daar in zie, of dat gedagte Vettigheid ‘er niet genoegzaam toebereid of van geen goe- den aart valle; de gedagte Inzameling gefchiedt , zo veel bekend is, daar te Lande niet (*). De Gom Ladanum, in ’t Griekfch Ladanon , deezen naam van ’t Arabifch woord Loden of - Laden hebbende , is , wanneer menze zuiver bekomen kan , een taaije, vettige en zo wel. riekende zelfftandigheid , dat de Griekfche Vrouwtjes Balletjes daar van alleen , of met Amber grys gemengd „ tot vermaak, wegens den aangenaamen Geur, by zig draagen. Onder. de Reukballen , tot afweeringe der befmetting van een Peftilentiaale Lugt, wordt deeze Dro- gery gemengd. De Parfumeurs bereiden een welriekende Olie , die er den naam van voert , van Ladanum en Amandel- Olie. Zy komt in Balfemns tegen de Beroerdheid , in Hoofd- en | Maag- (*) TouaneroRr zelf hadt het bevoorens zig verbeeld, zepgende Le Ciflus, gui porte le Ladanum,est Commun en Espagne C Portugal ; en geevende ’er Bladen van maar,3 of 2 Lin:ën langte aan, Zraite de EUfage des Medic, Tome Me, Pe IS2. WOR Or Lr VTA ALD Din AR En AL < ABZ Maag - Pleifters, en in ’t byzonder in zodanie UL gen, die de rypmaaking der Gezwellen of ook hen derzelver Oplosfing bevorderen, gelyk die wel. Hoorp- ke Ladanum- Pleifler* genoemd wordt. ag wendig is deeze Gom weinig in gebruik. Jammer, pe is, dat dezelve reeds in haar Vaderland zo/: Lebdanee vervalfcht wordt, met Aardachtige Stoffen, en zo men wil met zeker fyn zwart Yzerachtig Zand, dat in een Pond van de gewoone ge- draaide Ladanum naauwlyks vier Oncen zuivere Gom vervat zy, ’t welk de Scheidkundige on- derzoeking heeft doen blyken (*). (io) Ciftus , die Boomachtig is , met Lan- X. cetswys’ Eyronde , ongefteelde , Wollig ash gryze, byna drieribbige Bladen. oane De Eerfte Mannetjes - Ciftus van CLUSIUS, door denzelven afgebeeld en overgenomen door Doponréus, gelyk menze ook by LOBE Lr. vindt , maakt deeze Soort uit, Dezelve ver- fchile van de Agtíte, doordien de Bladen breeder zyn en niet Scheedachtig om de ‘Takken fluiten , ook (*) SrorFRoOY Jlar. Med, Tom. U. p. 542. (zo) Ciftus Arbor, exftip. Fol, ovato - lanceolatis tomentofis incanis , fesfilibus , fubtrinerviis. SAuv. J/onsp. 150. GOUAN. Mansp. 255. GER. Prov, 398. GARID. „Aix, ii4. Ciftus Mas Fol. oblongo incano, C, B. Pin. 464: Ciftus Mas quartus Monspel, Fol. oblongo albido. j. B. Hij, H. p. 3. Ciftus Mas primus. Crus. Hij. Ie p. 68° disp. p. 135, DOD. Pempt, ipi., LOB. Je, Ile p. I1Ite Il. DEEL, V. STUK, 268 — VEELMANNIGE HEESTERS, UI. ook bleeker van Kleur of witachtig, gelyk de gm Eel: Salie- Bladen ; de Bloemen niet paarfch, maar Hoan Roozekleur. De Zaadhuisjes zyn in deeze gn beiden fpits, niet plat, gelyk in veele anderen, dad t Gewas groeit gemeenlyk Mans langte hoog ; vallende in Spanje, Portugal, en de Zuidelyke deelen van Vrankryk, Een fraay Bygewas;, dat men Hypociftis noemt , vervolgens onder de Kruiden, en wel onder de Soorten van Afa- rum , te befchryven , groeit op de Wortelen van deeze Soort. 5, Crr) Ciftus, die Boomachtig is, met Lancets C: rn __ vormige, Fluweelige, drieribbige, gegolfde Gekrulde, Bladen. De krinkeling der Bladen maakt dat deeze Ciftus zig byna als met Bladen van Gamandere lein vertoont, Hy màâakt den vyfden Mannete jes Ciftus van CrLusius uit; een laag Gee was , met Takken , niet veel meer dan een Voet lang, die, zo wel als. de Bloemfteeltjes en Kelken , met een Fluweelachtig „wit , Dons; bekleed zyn. De Bloemen komen by Kroon- tjes aan ’t end der Takjes voort, zynde wat kleiner dan die van de voorgaanden , fierlyk paarfch van Kleur, In Portugal alleen was. | hem, (11) Ciflus Arbor. exftip, Fol. lanceclatis pubescentibus ‘ trinerviis, undulatis, Hort. Cliff. 206. R, Legdb. 475. SAUV. Monsp. 147. GOUAN. Monsp, 255. GER. Prov, 308. Ciftug Mas Fol. undulatis & crispis. TOURNF. Inf? 259. C ftus Mas Folio Chamedryos, C‚B. Pin, 464. Citus Mas quintus, CLUS, Hij, I. p. 69, isp. p. 139» d' / P or YT AN Da IA 269 hem deeze Soort, in een Zandige Grond, doch IL hergens overvloediger dan by een Kloofter „ATDEELe wvvf Mylen boven Lisfabon , voorgekomen ; Hoorpe zynde deeze de eenigfte die niet hadt voort ge-STUKe wild, uit Zaad , in de Nederlandfche Hoven. ‚4% De Mannetjes -Ciftus , in ’t algemeen , wordt van de Spanjaarden , zegt hy, Eftepa , doch deeze van de Portugeezen Ro/ella geheten. Hy valt ook in Languedok en op de Hierifche of Goud- Eilanden voor de Kust van Provence. (12) Ciftus , die Boomachtig is , met Lan- xir, cetswys’ ovaale Bladen ,. hebbende twee indo Kelkblaadjes zeer fmal, Hus Porfeleine Eenige andere Soorten van Ciftus hadt CLu- SIUSs in Spanje en Portugal waargenomen, die niet tot den Mannetjes noch tot den Ciftus Ledon te betrekken waren , naast komende aan den Wyfjes- Ciftus, Men zouze fmal of klein- bladigen kunnen noemen. De eerfte derzel- ven , hier bedoeld , hadt Bladen als van de ‘Halimus of Zee-Porfelein, en voert daar van den bynaam. Dezelve, zegt hy, heeft Takken df Rys van een Elle hoog , met Blaadjes als van de (12) Ciftus Arbor, exftip. Foliis ovato - lanceolatis „ Foliolis duobus Calycinis linearibus, H, Châff. R. Lugdh. Sauv. Adonspe 147. Citus foemina Portulacg marine folio. C. B. Pin, 4650 Ciftus Halimi folio primus & fecundus. Crus. Hit. 1. p. 71. Hisp. p. 144 , 145. Ye Ciftus fruticofus erettus, Foliis oppea fitis fes(ilibus utrinque incanis, MiLL, Je. Te 290, Ile DEäL. Vo STUK, 330 VEELMANNIGE HeEEstTeEns, UL de Halimus , die geheel grys zyn , van eeì a zuurachtigen famentrekkenden Smaak ; gelyk in Hoorp- meest alle Soorten van dit Geflagt, De Bloemen STUK: zyn vyfbladig, klein, geel van Kleur, even als wig Yde Hypocittis, die op de Wortelen groeit , welke de Kinderen en Herders kaauwen. Een andere Ciftus, van dien aart, groeide hooger , met {ly- ver Takkeü ; hebbende de Bladen wat langer, fimaller en fpitfer , doch was ook geheel witachtig grys , van den zelfden Smaak. Deeze beiden hadt hy in Portugal , aan de Zeekust, in cen Zan- dige Grond , tusfchen de Hey ‚ niet ver van Lisfabon, en nefgens anders, waargenomien. gur. “23 Ciftus!, die Boomtachtig iss niet Jmalle p. Cifus omgekrulde Bladen, de Bloemen aan Kroon- fi gnotië, e Rosmaryn- ijes. bladige. De Citus met Een fmal Blad van Libanotis , en efikelde Bloemen , door BARRELIER af: gebeeld, wordt hier Ge gebragt, zo wel als de Smalbladige Ciftus Ledon van BAUHINUS, tot welke de Vyfde Ledon van Crusrus is betrokken, De Heer LoErFLiNgG vondt het Gewas in Spanje, zynde een Heefter van ge- ftalte als de Rosmaryn , welke oudtyds ook Libanotis is genoemd geweest, wegens den Reuk. De Takken waren paarfchachtig ; de Bladen (13) Citus Arbor. exftip, Foliis revoluto-linearibus, Flo- ribus umbellatis. Ciftus angufto Libanotidis folio , Flore fingt- lari. BARRe Zee 294. Ciftus Ledon anguftis foliis. C‚, B, Psn 467, pt BIO NM MAN AD IR OE Ko ati Bladen ongefteeld , liniaal , wederzyds omge we kruid , aan de toppen der Takken digt by el- xr, kander , alwaar Steeltjes voorkwamen „ langer Hoorp- dan de Bladen, met eenige witte Bloempjes "22 hebbende Eyronde Iymerige Kelken (*). sat en De overige Soorten van dit uitgebreide Ge- flagt tot de befchryving der Kruiden fpaarende , gaa ik thans over tot de PRIO CIK 1 A, Waar van de Kenmerken zyn, een Kelkdie 1,” driebladig is, boven en behalve twee Grond 7250 blaadjes, hebbende geene Bloemblaadjes, maar, Van 8 St, Cruz, veele Meeldraadjes , met een enkelen Styl en de Vrugt is een vyfhoekige veelzaadige Befie, De eenigfte Soort (1) voert naar het Eiland Santa Cruz , daar zy natuurlyk groeit , den by- naam. Hetiseen Heefter met ronde Takken; de Bladen overhoeks, gefteeld , Eyrond, ge- fpitst, Zaagswys’ getand en glad hebbende , met fmalle Stoppeltjes , draagende eenige endbloe- men , die gefteeld zyn, overhoeks „ door fmalle Blikjes onderfchraagd. \ SEGUIERIA Een vyfbladige Kelk , ook zonder Bloem- __blaad- '_(*) Agter deeze Soort is, in de Nieuwe Uirgaave van het Syst. Nat. door den Heer MURRAY „ gevoegd, Flores dutei ; gelyk apter de voorgaande, doch dit za! een misflag ayn , dewyl het tegen de befchryving van LINNZUs ftrydt. (1) Prockia. Syst. Nat, XII. Gen. 674, Pe 36% Wee. XIII Gen. 674. p. 416. Ie DEE Vo STUK) 392 VEELMANNIGE HeEEsTEns. út. blaadjes , heeft deeze , zynde de Vrugt ech AFDEEL, eenzaadig Huisje ‚ dat een groote Wiek heeft, Hoorp- met kleine zyd- Wiekjes bezer. kende, Hier van is ook maar ééne Soort bekend(1), Le welke de Heer LorrLiNG aande Vaste Kust Seguieria Americana. van Zuid - Amerika waarnam , een Heefter GE zynde van een of anderhalve Vadem hoog, en de Heer JacQUIN vondt by Karthagena der- gelyk Gewas, ter hoogte van twaalf Voeten , geevende uit zynen Stam zeer lange, ronde , groene „ glanzige Looten , waar mede het op de nabyftaande fteunt. Somtyds hadden zy, aan de zyde van ieder Bladfteel , een klein krom Doorntje. De Bladen waren Byrondachtig , uitgerand met een Puntje, glad, gefteeld , twee of drie Duimen lang. Aan ’t end der Takken kwamen Bladerige Trosfen voort, van menig= vuldige , witte, ftinkende Bloemen, De Vrugt hadt zyn Ed. niet ryp gezien. CURATELE A, Dit Geflagt, tot de Tweewyvigen onder de Veelmannigen behoorende „ heeft een vyfbladi- gen Kelk ; vier Bloemblaadjes ; twee Stylen ; een Zaadhuisje in twee Holligheden verdeeld, ieder twee Zaaden bevattende, sf De eenigfte Soort (1), wederom „ door den Curazella Heer Americana. d deer Ameri kaanfche. (1) Seguieria. Syst. Nat, XII. Gen. 676, p. 396. Weg. Xlile Gen. 676. p. 417, LOEFL. tin. 191,253e JACQ. Amer, Hift, 179. (1) Curatella, Syst, Nart, XII. Gen. 679, pa 370. Weg. XII, Gen. 679, Pe 417. LOEFL, Tein, 260, 335e Po L'_Y;A,N,D,R I Ac 273 Heer LOEFLING in Ziid- Amerika waargeno-, le men „ en aldaar gemeenlyk Curata genaamd ‚was “a een Heefter van middelbaare hoogte , krom van Hoorp: Stam, met weinige Takken, den Bast, als die 1E van den Pynboom , Schubbig, of Schilferig heb- erge bende , en Bladen van een Span, langwerpig , verfcheidelyk geboogen en gegolfd; ruuwachtig hard „ met korte Steeltjes. Uit oude Takjes kwamen Trosjes voort van witte - Bloemen , op Steeltjes van een Vinger lang, die gevolgd wer- den van zodanige Zaadhuisjes, als boven is gee meld. (*). ISP ERGE Brad nsv Een geknotte, niet ingelneeden of verdeelde Kelk „ zonder Bloemblaadjes: het Vrugtbegin- zel in tweeën. gedeeld ; een tweehollig Zaade huisje, met enkelde Beenige Zaaden: dus zyn de byzondere Kenmerken opgegeven van dic pieuwe.Geflagt (1), in Karolina door Doktor GaRrpen ontdekt, dat van hem den bynaam „rg: Ö voert. … Het is, zo zyn Ed. aanmerkt „een Gardens, Boompje ‚dat in Blad en Vrugt naar de Ha. mamelis, hier voor befchreeven *, gelykt ‚doch * rm, p. eene. Bloem daar van grootelyks verfchillendeij, en er dj (*) Zyn Ed, zegt, dat de Geftalte als van het Polygonam arborescens is en geeft *er Folia tota palmaria aan. Thans wordt gezegd Statura Coceolabe, Ik kan ‘daar bezwaarlyk iets nit opmaaken. (1) Fothergilla. Syst. Nat. Veg. XIII, Gen, pe 41% S Is DEEe Ve STUKe 274 VEELMANNIGE HEESTERS: NL heeft. Het zal waarfchynlyk die Heefter zyn ; AFDEEl, waar van de Ridder bevoorens hadt gefproken *, Hoorp- en welken zyn Ed, dagt tot dat Geflagt te be- STUK, hooren. » Bl, 76. CALLIGO NUM, Hier, heeft een vyfbladige Kelk , zonder Bloemblaadjes of Stylen plaats , welke een fte- kelige eenzaadige Vrugt draagt. | ú De eenigfte Soort (1) heeft Linneus Polskemoin gevonden in het Kruidboek , van wylen den des. ouden Heer GRroNovius, onder den naam , van Polygonoides. TOURNEFORTI:, waar van zy dan ook den bynaam voert. Zyn Ed, evenwel twyfelde ’er met reden aan , of het die wel ware : want het Gewas, dat gedagte Kruidkenner aan den voet van den Berg Aras vat, naar de Ephedra zeer gelykende, vondt, hadt de Bloempjes niet alleen vyfbladig, met fpiesbladige Kelkjes, maar het getal der Meel- draadjes was flegts vyf ; zo dat het zelfs niet tot deeze Klasfe zou fchynen te behooren, De Vrugt alleen kwam ’er mede overeen, Tot de Vierwyvigen behoort een Gewas, waar van ik thans een Takje uit Oostindie ontvang, onder den naam van Ay-Asfa, ’ welk ik, dewyl het zekerlyk Heefter- of Boom- achtig is, hier invoeg onder den Geflagtnaam van Ä s- C1) Calligonum. Syst. Nat, XII. Gen. 680. p. 370, Zig. | XIII, Gen. 68o, p. 418. Polygonoides Orientale Ephedra facie. TOURNE. Cor, 47, Jtin, II. pe 147. 2Deel, PLAAT XXVI. za he aad Balzakje van een Kat , [of eigentlyk gefproken \ SRNOrTart! MONuBaARkeM 295 “Ass A, Vifchdooder, nb ÄFDEELs De Afbeelding van hetzelve gaat hier ne- nn ; vens in Fig 1, op Pl. XXVI. Daar uit blykt , srux. dat de Bladen , gelyk RuMmrPnHius van den Feerdiye Ay- Asfa Boom zegt (f) , veel naar die van i*- den Kanary - Boom gelyken, en, hoewel geen ee he zeven Duimen lang zynde en ruim drie Vin- geren breed, gelyk hy dezelven befchryft , nog- thans die proportie byna hebben , zynde van eene Lancetswys ovaale figuur, Van het Bloei. zel zegt hy weinig. De Bloem beftaat hier uit eenen Kelk die vierbladig fchynt te zyn , doch waar van de Blaadjes een famenhechting hebben, om het Voetftuk, waar op het Vrugt- beginzel rust. Deeze Kelk, die men eigentlyk Perianthium. mag noemen , bevat een groote menigte van geknodfíte Meeldraadjes, byna on- telbaar, Ik denk dat ’er bykans tweehone derd zyn „ voortkomende van het Voetje, on- der het Vrugtbeginzel , en tusfchen dezelven vertoonen zig de. vier Stylen , ieder op een Germen zittende, gelyk dit in de Kelk, na het gitplukken van de Meeldraadjes , een weinig ver- groot zynde „by. À zig duidelyk openbaart, Wae de Vrugten aangaat, die zyn altyd twee, zegt. hy, aan malkander gegroeid, verbeeldende het van __(Ì) Rumea, 4ul?. five Tom. VII, Cap, 39, p. 20 S 2 MM. DEEL, Ve STUKe ui. AFDEEL: Hoorp- sTUKe „Vierwy- vigt. 276 VEELMANNIGE HEESTERS, van een Kater ‚| in de rypheid ‘donker geel , openende zig met een Naad, en dan het eene Beursje ledig zynde, het andere een Korrel als een Bakelaar - Boontje, bevattende. Hier komt een dergelyke Vrugt aan het Takje te voor- fchyn, waar van ook het eene Beursje zig geo- pend heeft en ledig is, het andere nog geflooten ; met een Puntje en een dwarfe Naad , zynde een klein onvoldragen Beursje ‚ dat de ge- lykenis niet vermindert, daar agter. De Vrugt js, eenigermaate, in de vierbladige Kelk vervat. Deeze Boom „ zegt RUMPHIUS; wordt taamelyk groot en dik, hebbende een hard Hout en eene witachtige Schors ‚ met vuil graauw gemengd , van een fterken Vifchachti- gen Reuk. Hy groeit veel op ’t Strand der Ambonfche Eilanden, Men gebruikt meest daar van de Schors, die , klein geftooten en met Afch vermengd, op de ftaande Plasfén van Zeewater , door overftrooming vetoitzaakt, ge= {trooïìd worde, om de Visfchen daar in te dooe den , ten einde dezelven gemakkelyk te kun- “pen bekomen.” “ Indien dergelyke eigenfchap nietin meer ’Iúdifche Boomen plaats had, zou men te regt denzelven V'ifchdooder noemen kun- nen (Te De (f) Vergelyk ten opzigt van dergelyke Westindifche Boo- “gen, mya II. STUK, bladz. 170: want de eigenfchap van de visfchen dronken te maaken, denk ik, zal op ’t zelfde gitkomen. Ook beeldt RUMPHIUS ;, onder den naam van Iehebyoktenos , twee zodanige Boomen, op de Molukkes groeijende , af. / BEN I UT AAN DE RIEL AN 297S . î \ De Vrugtmaakende deelen van dit Gewas IL, _ waren ‚ zo veel my bekend is, nog niet on- ri a | derzogt , veel min aan ’t licht gebragt en het Hoorpe was nog niet afgebeeld. De byzondere Ken-STUK- merken zyn, een Kelk die vierbladig is of in, 24727 vieren gedeeld , het Zaadhuisje gaapende met een dwarfe Naad, De vyf en zeswyvigen, onder de Veelmane nige Plantgewasfen , leveren geene Heefters uit of zyn reeds onder de Boomen befchree- ven ; maar hier komt, onder de Veelwyvigen, in aanmerking het Geflagt van ILLICTIU M, Welks Kenmerken thans door den Heer Er- Lis uit het leevende Gewas verbeterd zyn 3 blykende daar uit, dac hetzelve tot decze Klas- fe en wel tot den laatstgemelden Rang be- hoort. Zyn Ed:, naamelyk, zegt, dat de Kelk - zesbladig is , omvattende een Bloem van ze- venentwintig Blagdjes, op drie ryên of in drie Kringen geplaatst , ieder van negen Blaadjes, de middelften korter, de binnenften kortst, waar binnen zeer veele korte Meeldraadjes , met langwerpige , ftompe Knopjes, en twine tig Vrugtbeginzeltjes in ’t ronde geplaatst, met zeer korte Stylen , die een langwerpigen Stem pel , aan den top, op zyde hebben , en de Vrugt beftaat uit veele Eyronde , famengedruk- te, harde, tweekleppige Zaadhuisjes, met en= kelde Zaaden. IE, DEEL. Vo STUKe 9 3 Mier 273 » VEELMANNIGE HEESTERS, ul Hier van komen thans twee Sootten voor , AFDEEL: | ere volgt. HoorD= REE (z) Wliciem met geelachtige Bloemen, T, = en | | Tien Deeze is de Oostindifche Boom ‚ welke de Arifatun. Ster- Arys zou uitleveren , voerende in Japan Japaniche. 5 China den naam van Somo of Skimmi vole gens KAErMPFER; waar van ik te vooren ges * il D-noeg gezegd heb *. IL. STUK ; 4 bl. szo. Hr 65 Ca) Wlicium met roode Bloemeu. Florida- DLL « \ T at Ì . ] EN £ ele Kladarnen: Van deeze, natuurlyk in Florida groeijende;, Anysboom. is de Afbeelding en befchryving door gedagten Engelfchen Heer , in het Zestigfte Deel der Philofophifche ‘FransaCtiën , op ’t jaar. 1770 5 gegeven. Zyn Ed, merkt aan, dat de Bloe- men van dit Gewas rood en de Vrugten zeer welriekende zyn. XIL. HOOFD- (ax) Ulicium Floribus SRR 664. Syste Nat, Veg. XIII. Gen. 61r. p. 422. o velgo Skimmi. KAEMPH. Am. T. 880. Anilum flellatum. Mat. Med. sio. (2) Mliciem Floribus rubris, ELL. Phil, Trans. 1779 Vor, LXe pe 5244 Te 1de Kn LE / DDI NN, A, MI Má 299 SSS SES SSS SSS SEE IL ArFDEEL, Ns OOSFSD STUK, MEE Hoorpe Befchryving van de TwWEEMAGCTIGE Hre-STUKe STERS, Didynamia , dus genaamd, om dat zy, van de vier Meeldraadjes, twee langer, twee korter hebben 5 gelyk onder anderen de Lavendel, Kruizemunt en dergelyken; die tot de Gekranfte of Lipbloemige behooren En weele Uitheem/chen, waar în het zelfde plaats heeft. An de onderfcheidende Kenmerken der Plant: gewasfen in deeze Klasfe is reeds gefpro- ken, toen ik de Boomen, daar in voorkomen- de, befchreef. Veele Geflagten van dezelven leveren wel Heeftertjes uit , doch die te klein zyn, om van de Kruiden afgezonderd te wor. den. De algemeene verdeeling is in de twee Rangen van: Blootzaadige en Schuilzaadige , naar dat de Zaaden, wier getal gemeenlyk vier is, in de holte van den Kelk bloot aanrypen, of als verfchoolen blyven. Onder de eerften behoort het Geflagt van LA VvANDULr A Lavendel, De byzondere Kenmerken van dit Geflage zyn , een Eyronde, weinig getande Kelk, met een Blikje onderfchraagd ; een omgekeerde Bloem; de Meeldraadjes binnen ’t Pypje heb- bende. - S 4 Van Nemen Fe) @) TwtEMACTIGE HEESTERS, UI Van hetzelve komen vier Soorten’ voor , al. rn. temaal Europifche Gewasfen , naamelyk. Hoorne en Cr) Lavendel met Lancetvormige ah, L Bladen, de Aairen naakt, Lavandu!a | Spica, Deeze maakt onze gewoone Lavendel vit s Gewoone,. NES 4 die men in fmal- en breedbladige onderfcheidt. Ju de Zuidelyke deelen van Europa groeit dic Gewas in 't wilde, in de middelfte en Noorde- lyke deelen houdt men ’t in de Hoven. De Breedbladige isop de Bergenen aan de Wegen , in Provence, zeer gemeen. Dezelve wordt een Boompje van taamelyke hoogte, dat uit een Houtigen Stam een digt Kroontje maakt van dunne digte Takken, anderhalve of fomtyds ook: twee Ellen hoog, met Bladen van twee of drie Duimen lang , een half Duim breed , zeer fterk van Reuk en bitter van, Smaak. . Uie dit Kroontje komen lange , dunne ; Steeltjes voort ‚ die aan ’t end een dikke-Aair hebben, N van eenbladige , blaauwe , Pypachtige Bloempjes „ in twee Lippen verdeeld , waar van de bovenfte grootst is, regtop ftaat en in tweeën , de on- derfte kleinst , nederkangt en in drieën is ver- deeld, (1) Lavandula Foliis lanceolatis integtis , Spîcis nudis. Syst, Nat. XII. Gen. 711, p. 390. Weg. XIII. Gen. 711, p. 443e Fort. Cliff. 303. Ups. 162. Mar, Med. 296. R.Lugdbat, 222, Sauv. Mensp. 143. GOUAN Mfonsp. 276. MAGN. Afonsp. Is te Get. Próv. 273. GARID. Aix. 272. TOURNF. Jnf?. 198, POD. Pempt, 273. Lavandala lacifolia & anguftifolia, C‚B. Pik, 216 $ SD TDA Mm rde 081 deeld. Dit maakt dat de Bloem zig als omge= IL _ keerd vertoont. Vier Vrugtbeginzeltjes , in een ii an Peperhuisachtige Kelk zittende , rypen in de= Hoorp- zelve aan , en, blyven ongedekt; weshalve dic°TUX Gewas tot de Blootzaadigen behoort. ai De fmalbladige Lavendel blyft kleiner in alle opzigten , dochis witter of gryzer van Loof, en heeft de Bloem- Aaíren veel gedrongener, zo los niet, derzelver Steeltjes korter, doch de Bloempjes zyn in dezelve grooter. De Reuk is niet zo fterk, noch het Hoofd bezwaarend, zynde aangenaamer : des ook deeze boven de andere in de Tuinen verkooren wordt, Van beiden komt eene verfcheidenheid met witte Bloemen voor. Wegens de gedagte Aairen wordt de Laven- del, die anders in de meefte Taalen van Eu- ropa haaren Latynfchen naam ten naaften by behoudt , ook wel Spica of Spica Nardi, in ’t Franfch Spic of Aspic, geheten, en de Olie, uit haare Bloemen gedeftilleerd, voert den naam van Oleum Spice, in ’t Neerduitfch Spyck- Olie, De vlugge Geest, hier in vervat, drukt de voornaamfte hoedanigheid van de Lavendel uit, wordende dezelve een kragtig Middel geacht , tegen Hoofd. , Zenuw- en Moederkwaalen, ’t Is zeker , dat; in. alle Gevallen , daar eene te groote flapheid der Vezelen en Vaten , eene taaiheid of overvloed van koude Vogten heerfcht , een maatig gebruik van de Bloemen, Bladen of van het Zaad , op-de een of d'andere manier , 9 5 in Il. DEELe Ve STUEe HL 282 TweEEMAGTIcE HEESTERS. in of uitwendig , van dienst’ kan zyn : doch ADEL, wanneer de minfte verhitting in ’ Lighaam Hoorp: plaats heeft „, dan is ’t niet raadzaam veel gee STUKe Bloot» zaadige, Zavandila muitifida. Fynbladie ge. bruik daar A te maaken: ’t welk van alle Kruideryên gezegd kan worden. Gedagte Spyck- Olie, ondertusfchen , die ons uit Provence ge= ‚ deftilleerd wordt toegebragt , is een byzonder Middel tot verjaaging en vernieling van Ongee= diert, wordende de Lavendel- Bloemen en Bla- den, als bekend is, ten dien einde, met vrugt » tegen de Mot, in Kleerkasfen, Koffers en Kis- ten, gelegd. De Olie gebruiken veele Konfte. naars om een glans te geeven aan Houtwerk en andere dingen. > (e) Lavendel met dubbeld Vinswyze verdeelde Bladen. Zodanig eene Soort van Lavendel , met fyn gefnipperde Bladen , is den vermaarden Cr u= sius in Spanje, doch zeldzaam , voorgekomen. Zy groeide ’er fomtyds ter hoogte van een Elle, hebbende Wollige Afchgraauwe Bladen, fcherp van Smaak en aangenaam van Reuk, en droeg de Bloemen , die blaauw van Kleur wa. ren, in Aairen by een , even als de gewoone La. (2) Lavandula Foltis duplicato-pinnatifidis. Hort. Clif. &c. &c. Lavandula Folio disfeto. C‚B. Pin, 216. Lav. multifido folio. Crus. Hijt, I. p. 345. Hisp. 235. B. Lavandula Fol, longiore tenuius et elegintius disfeto, COMM. Rear. p. 27, T. 27. Ye’ Lavandula Canarienfis maritima , Spicà multiplici cosruleâ, PLUK. Alm, zog. Te 303. fa Se / DrptNAMIA 283 Lavendel, maar als op vier ryën gefenike. en ill dikwils kwam de eene Aair uit de andere voort, SPEEL, In onze Kruidhoven is deeze Soort bekend , Hoorp- tot welke , als eene Verfcheidenheid, betrok" TUE ken wordt de Kanarifche Lavendel, onder depends zeldzaame Planten van den Amfterdamfchen Tuin door CoMMELYN in Afbeelding ge= bragt, welke van de Kanarifche Zee- Laven- del van PLUKENET; met veele Aairen van blaauwe Bloempjes by elkander, weinig fchsyne te verfchillen, (3) Lavendel met Pinswys’ getande Bladen. yy Lavandula Een ongemeene Siechas ‚ door CLUSIUSdtertera, afgebeeld „ welke hy op den top van ’t Ge-g ggd bergte Calpe gevonden hadt, maakt deeze stoned uit. De Portugeezen , zegt hy, noemden de- zelve „Alichrin Francés , dat is Franfche Ros- maryn 5 waar mede zy de vreemdheid van dit Gewas wilden uitdrukken. Hy hadt het, door den naam van Stechas ferrata, willen onder= fcheiden. De Groeyplaats is , zo LiNNZus aanmerkt , ook in ’t Ooften, (4) Lavendel. met fmal Lancetvormige Bladen rv. en gekroonde Aairen. ee Stoechas, Ditste échas, (3) Lavandula Foliis pinnato-dentatis. Horre. Clif, 303. R. Lugdhar. 323, Stcechas Folio (erraco. C. B. Pin. 216. Stoe- chas crispo folio, {© Stoechas ferrata. CLus, Hiflll. p. 346. Hsp. 233. Stoechas folio ferraro, DoD. Pempt. 275. (4) Lavanduia Foliis lanceolatoelinearibus, Spic comofâ, die II, DEEL. V. STUK, 234 TWEEMAGTIGE HEESTERS, II. Dit Gewas voert van ouds den naam van nn, Stechas , welke van Arabifche afkomst zoude Hoorp- Zyn. Sommigen willen , dat het dien ‚naam STUK. van de Hieres- Eilanden , by Toulon, welke en den naam van In/ule Stechades plagten te voes ren, hebben zou, gelyk DrIoscORiDES vers zekert. Hoe ’t zy, men kan niet ontkennen , dat dit Gewas op die Eilanden in menigte groeit , hoewel het ook genoeg voorkomt in Spanje en Portugal. Langs de geheele Zeekust van Provence is het zeer gemeen, wordende aldaar , van *t Landvolk , Quercillets geheten, maar de gewoone naam in Vrankryk is Stéchas in Spanje Tomani, Tomillo of Cantuesfo , in Duitfchland Stichas- Kraut , en in Engeland French Lavender. | Het heeft een kort Stammetje, dat Heefter- achtige , Houtige, Takken, van een Elle lang, uitgeeft , welke met Bladen bezet zyn, grys als die van de Lavendel , doch fmaller en kleie ner, bitter en heet van Smaak. Zy loopen uit jn vierkante Roedjes , die naakt zyn, en lang- werpige Hoofdjes draagen , nu korter en dik- ker , dan fmal en langwerpig , geevende tus- fchen de Schubbetjes of Blikjes, waar zy uit beftaan , kleine Bloempjes uit, als die van de Lavendel, maar donkerer blaauw, De Toppen van H. Cliff. Ups. &ec. Stoechas purpurea, C. B. Pin. 216. Stoe- chas brevioribus & longioribus ligulis, Ctus. Hif, I, p. 344. Hlisp, 232. Stoechas, Don. Pempt, 2750 „D--r-D Y-N A M IT A. 285 van deeze Hoofdjes zyn met zekere Riempjes , IL gekroond, fomtyds. vry lang, van eene blaau- “nr we of paarfche Kleur, fomtyds kort en naauw- Hoorp- Iyks te befpeuren. Ook zyn de Bloempjes in*TUE- deeze Aairen regelmaatig op ryën gefchikt. heren Het Zaad komt in figuur byna met dat van de Lavendel overeen, zyrde glad, klein en zwart. | De Bloemen van Stéchas zyn uit de Voor- fchriften der Ouden onder de Winkelmiddelen bekend, er komen in allerley Samenftelzelen, byna, tegen Beroerte, Geraaktheid, Lammig- heid, Vallende Ziekte en dergelyke Herfen- of Zenuwkwaalen. Op die plaat{en , daar het groeit, zyn zy nog heden veel in achting , maar hier te Lande maakt men van bekender Middelen meer gebruik. Sommigen willen , dat zy in Reuk en kragt zelfs de Lavendel - Bloemen overtreffen zouden, Eigentlyk is het de gehece le Aair, die men onder deezen naam bekomt, $ Z SIiDERITIS, Yzerkruid. De Meeldraadjes zyn, in dit Geflagt, bin: pen het Bloempypje vervat. Het heeft twee 4 Stempels , waar van de kortfte den anderen omwindt. Getel der Soorten is elf, meest Europi. fchen , en de drie eerften behooren tot de Hee- fters ‚ naamelyk (1) Yzers Île. DEL, Ve STUWs 086 TweEEMAGCTIGE HEESTERS, | UI (1) Yzerkruid, d.t Heefterachtig is en ruig, kk San met fpits Hartvormig langwerpige gefteel- Hoorv- de Bladen , wyd gemikte Takken en ge- SrUEs kranfte Aairen , die voor het bloeijen Sideris krikken. / C, je (as Ë i nen “De bepaaling wyst nagenoeg de geftalte aan van deezen Heefter, die by P LUKENE T voors komt onder den naam van Stachys met zeet groote Wollekruids Bladen , kleine witte niet gehelmde Bloemen, en de Aairen van Betonie- Kruid, De Bloemen zyn talryk , met ruige gefpitfte Kelken Op de Kanarifche Eilanden is. zyne Groeiplaats, | He 1300) Yzerktuid „ dak Heefterachtig is , met Kendis < Dons bekleed , de Bladen fromp. Hartvore Ách, mig gefteeld, de Takken wyd gemikt, de Aairen Kranswys hebbende, Aangezien de Breedbladige Kandiafche Stachys vaan TourNerFoRT bier thans uitgeflooten wordt, zo blyft: van de aangehaalde alleen de Kanarijche Heefterachtige Stachys , ook met | Wok (1) Sideritis Fruticofa villofa, Fol. cordato» oblongis petio- latis, Spicis verticillatis ante florescentiam nutantibus, Ramis divaricatis. Syst. Nat, Xl. Gen. 712.p. 391 Pag. XIII. Gene 712. pe 443. Stachys fruticofa Be, H. Cliff. 3ro. Stachys am- plisfimis Verbasci foliis &c. PL'm- Alm. 356. T.- 322. £. 4. Cz) Sideritis Fruticofa tomentofa , Fol, cordato- oblongis obtufis periolatis , Ramis divaricatis. Spicis verticillatis, Sta- chys Canarienfs fruticans ‚ Verbasci folio. Comm. Mort, Il pe 197. T. 99 — Dn DOYN. AM TA 8 Wollekruids - Bladen Van COMMELYN,Over, IL die den naam van Kandiafche niet fchynt te en kunnen voeren. De Ingezetenen der Kanarifche Hoorp- Eilanden geeven ’er, volgens dien Hoogleeraar, STUK. \ den naam van Arvida falya aan, In de Amfter- had _damfche Tuin hadt het Gewas een Stam van drie Voeten hoogte en hooger, verdeelende zig in vierkante Wollige Takken , met lang gefteel. de, gepaarde , van onderen Wollige , breede Bladen. Dezelven zyn van boven groen, van onderen wit. Uit de Oxels der Bladen komen Kransjes voort van witte , gelipte Bloemen , met ftompe Kelken ; waar op vier zwarte Zaadjes volgen, De Bladen, gewreeven wor- dende, geeven een zwaaren onaangenaamen Reuk. (3) Yzerkruid , dat Heefterachtig is met yr Donsachtige Wolligheid, de Bladen Lan-_ Syriaca, / 5 è _Sytikch, celvormig effenrandig , de Bloemen ge- kranst hebbende. Hier is de Kandiafche zeer wit gewolde Sideritis van TournNerForT, thuis gebragt , | tot (3) Siderizis Fruticofa tomentofo-lanata , Fol. lanceolatls integerrimis, Flor, verticillaris, Cunila Calycibus inermibus lanigeris. H. Cliff. 313. Sideritis Cretica tomentofa , candidise fima, Fl. luteo. TOURNF. Cor. 12, B. Stachys Fruticofa &c, Hort, Cliff, 310, Stachys minor Italica. C. B. Pin. 236. Sta- chys Eychnoides incana anguftifolia, Fl. Aurco, BARR, le. 1187, Pilofella maxima Syriaca, LoB. Ze. 479» II, DEEL. Ve, STUK, 238 TwEEMACTIGE HereEsTprs. HL tot welke als eene Verfcheidenheid betrokken den wordt, de Gryze Smalbladige Stachys Lychnoie Hoorp- des, van BARRELIER ‚ met een Goudgeele Bloem , ige als ook de Syrifche Pilofella van BauHINUS, zand naar welke de Soort den bynaam voert, Het wordt befchreeven als een Heeftertje , dat de gedaante van Salie heeft, maar langer is, met dergelyke Bladen , die Wollig en wit zyn, de onderften gefteeld , de bovenften ongefteeld , en Eeen witte Bloemen, ' Me NT HA Kruifemunt, Het Bloempypje is hier byna gelyk in vieren gedeeld , met de breedte Slip uitgegulpt, heb- bende regtopftaande Meeldraadjes, die, gelyk- / jn alle,de Bloemen van deeze Klasfe, vit de wanden van het Bloempje voortkomen, en van elkander afftandig zyn. …— Dit Geflegt, door zynen naam zeer bekend, bevat thans zeventien: Soorten waar onder ie Wilde, Water. en Tuine Kruifemunt „Poley en andere ‚ byna altemaal Europifche Kruideri- ge Planten , vervolgens te befchryven, De twee laatfte Soôrten’, alleen, komen hier in aanmer= king, Baarelyk’ EVT. (16) Kruizemunt met gegaffelde Bloemhoofd- en E Ee jes Canariens y (16) Mentha Flor. capitatis axillaribus dichotomis, Fol-ova- tis crenatis, Caule arborescente , Stam, Corollâ brevioribus. HL. Cliff. 307, Mentha Canarienfis frutescens &c_ PLUK, Alm. 248. T. 307. Ff, ze Heliotropiam Eol. ovatis, crenatis, ore S. B nilhes x LD TN A Mr A akà jes uit de Onelen, Eyronde gekartelde UL je Bladen, een Boomachtige Steng, de Meel. ADRI draadjes korter dan de Bloem, | Hoor: STUKe Van dit Gewas is, onder den naam van Boom Gymnes achtige Kanarifche Heliotropium , met Bladen/Pr”ias, | van Water. Look, de Afbeelding door Co are MELYN gegeven. Het was te vooren in de Hollandfche Hoven, zegt hy , onder den naam van Sideritis altera Canarienfis , bekend geweest. Het hadt den Stam drie Voeten hoog , zig in Takken verdeelende, die eerst vierkantig, vere volgens rond , bruin en Wollig waren, met de Bladen tegenover elkander , op lange Steelen , ovaalachtig , diep ingefneeden , zwaar geribd, van boven groen , van onderen grys , en aan beide zyden, zo wel als de Bladfteelen, ruig s hebbende , gekaauwd zynde „ een Speceryach= __tigen Smaak, De Bloemen, aan Bolletjes by _ elkander grocijende , waren wits eenbladig en Pypachtig ‚ met een ruigen Kelk ; doch Type Zaaden hadt het in de Hortus Medicus , alhier, niet voortgebragt, - Behalve de Heefterachtige Kanarifche Krui- zemunt van PLurENeEr, fchynt naar deeze ook te gelyken de zeer hooge Bloemhoofdjes draagende Melisfe van PùuMmier, hoewel de. | zel. oppofitis &c. MirL. Dik. Ns. Heliotropium Canarienfé arboresceas , Scorodoniz folio, Comm. Hort. IL p. 129. T, 654 Conf. Melisfa altisfima globutaria. PLum. Ze, 163, fz d, Te DEEL. V. STURe’ 290 … TWEEMAGCTIGE HEESTERS, _ II. zelve, zo de Hoogleeraar J. BURMANNUS AFDEEL: te regt aanmerkt , doordien de Bloemhoofdjes Hoorp. op enkelde Steeltjes uit de Oxels- der Bladen STUK. voortkomen , daar van verfchille, ’t Is onder- afhan ontwyfelbaar , dat die mede: tot het dige, Geflagt van Kruizemunt behoore. im €11) Kruizemunt met zydelinge Bloemtrosfen. ent pa di (Sd Een Ceylonfch Gewas , bevoorens. tot het fche, Geflage van Ocymum betrokken, is thans hier t'huis gebragt. Het was, onder de Malabaarfe Planten , zo men wil, door RHEEDE afge- beeld, aldaar den naam van Cottam voerende, en zoude door PLUKENETrus bedoeld zyn, met den naam van allergrootst Ocymum der beide Indiën , dat Melde - Bladen heeft van een zeer onaangenaamen Reuk, Doch de kleinheid der Bloempjes maakt deeze Gewasfen, ten min- fte uit de gedroogde Voorwerpen en uit de Af. beeldingen, niet gemakkelyk te onderfcheiden. Hier zyn de Meeldraadjes korter dan de Bloem. pjes, zo de Heer MurmraAY aantekent. PE DTE KK De Kenmerken , waar door dit nieuwe Ge- p | flagt (17) Mentha Racemis Secundis lateralibus. Syst, Veg. XIII. Ocvmum fratescens. Sp. Plant, 332. Ocymum maximum 4 petenne „ utriusque Indie , Fol. Attriplicis ingrati odoris. PLUK. Alm. 263. T. 308. f. 4. Cottam, Hors, Mal, X. p. 153» Te 77e Der IN DAG Me Es Ae APE flapt onderfcheiden worde, zyn, dat de boven- Hls fte Slip van den Kelk zeer kort is3 voorts zyn AFDEEDS ‚de Meeldraadjes hier ook afftandig ; maar het Hoorpe heeft twee famengevoegde Stylen. STUKe De eenigfte Soort hier van (1) maakt een en Gewas uit, het welke met den bynaam van ocymoides. allergrootfte Melisfa voorgefteld is door Ar- ra DUINUS Dezelve heeft de Bladen lange werpig Eyrond , Zaagswys’ getand , aan bei- de enden fpits , van agteren met fpitfe Klier. tjes , en de Aairen hangen over zyde , even als in het laatst befchreevene Gewas , het- welke tot deeze is betrokken geweest ‚ en ’etr naar gelykt , voerende daar van den bynaam, De Bloemen zyn klein , wit, GRA of drie, voudig, PRA ST UM / Behalve de algemeene Kenmerken deezer Klasfe zyn de byzondere van dit Geflagt, dat de Vrugt beftaat uit vier eenzaadige Besfen, Het bevat de volgende. (1) Prafium met langwerpig Eyronde, getan- 5 ee 4 de, Bladen. del, majus. Groof, Hemon (1) Perilla, Syst. Nat. XII, Gen. 1236: p. 392. Vig, XIlle Gen. 1236. p. 445. Melisfa maxima Felis ovato oblongis ferratis &c. ARD, Sp. 2. p. 28- T. (1) Prafium Fol. adkabionste relies Syst, Nat, XII, Gen. 737, p. 404. Vig. XIII. Gen, 737, Pe 458, Hort, Cliff. {2e 309r II, DEE V, STUK RCN 29% TWEEMACTIGE HEESTERS. HL ÁFDEEL: XIL. Hoorpe STUKe Blootzaae dige. Een Boomachtig ongevlakt Lamium, met een blyvende Wortel, hadt ZaNoNr uit Zaaden , van ’t Eiland Kandia overgebragt , op gekree» gen , doch ’t welke naderhand ook in verfchei- de deelen van Ïtalie, wild groeijende , gevon- den werdt. Hy geeft ’er de Afbeelding van, en zegt , dat het Heefterachtig anderhalf Elle hoog groeit, met Houtige Stengen, van dikte als een Schryfpen, onder bruinen boven groen. De Bladen gelyken veel naar die van het ge- woone Lamium , maar blyven ’s Winters over: de Bloemen zyn gelipt, en komen uit een Kelkje voort, waar in vier zwarte Zaaden ‚naar die van de Wilde Nigelle gelykende;aanrypen, zo Z A- NONI fchryft. Ik begryp derhalve de overeen- komst van het gezegde Kenmerk niet, Ook hadt ToUuRNEFORT dit Gewas Spaan/che Heefterachtige Galeopfis , met het Blad van Teucrium , geheten , en BARRELIER Ztali- aanfch Heefterachtig Teucrium, met een zi te witte Bloem. IT. Prafiuus aninus. Klein, (2) Prafium met Eyronde, wederzyds dubbel gekartelde Bladen. Of 309e Ups. 173. Lamium arboreum perenne Creticum. ZAN. Hij. 112. T. 46. Ray. Hifl. s6r. Melisfa fruticofa Cretica. Mor. Hift. IL. p. 408. S. ir. T. 21. f, 3. Teucrium fruti- cans &c. BARR. Je. 895a (2) Prafism Fol, ovatis crenâ utrinque duplici, H, Clif, 309. Lamium fruticans Teucrii folio lucido &c. Cur. Caa thol. 1o6. nina eiken 293 Of deeze een byzondere Soort zy , dan eene Am. Verfcheidenheid van de voorgaande, is twyfel- ARGERLe achtig. Zy heeft dergelyk Bladerloof , dat Hoorps elinftert, en de Bloem ver fchilt weinig in jer. en Op Sicilie is dit Gewas gevonden. foermal CRANIOLAR IA, Bekkeneel-Plant. Dit Geflagt en de volgende behooren onder de Schuilzaadige, dat is, die de Zaaden in een beflooten Vrugt hebben. De Kelk is dubbeld, een vierbladige , die de Bloem omvat en een eenbladige Bloemfcheede: de Bloem heeft een uitermaate lange Pyp. Het Zaadhuisje komt met dat van de Martynia overeen. Twee Soorten zyn ‘er van, beiden in Ame- rika of in de Westindiën natuurlyk, als volgt. (1) Bekkeneel-Plant met Lancetvormige ge- _ T. Craniolas tande Bladen. Tia Frut?e cofa, Dit is een Boomachtig Gewas, in Zuid- A. Heefter. merika door P LuMreER waargenomen, hoewel ES het ook by de Havàna groeit. Het werdt Cra- niolaria door LiNNdaus geheten, om dat de Vrugt of Noot naar het Bekkeneel van eenig Beest gelykt. Men mag het onder de fraaifte Planten tellen ; zo wegens den grooten wyden Kelk, als de langte van de Bloem, en de aar- tige (2) Craniolaria Foliis lanceolatis dentatis. Syst, Nat. Xll, Gen. 752. p. 412. Weg, XIII, Gen. 7524 p. 467. Gesnera arbores- sens amplo flore fimbriato & racemofo, PLUM, Ze. 137. me RE 3 Ile DEELe V, STUKe 204 TwerMacrice HEESTERS, in, tige Franje aan derzelver Mond , als ook om Arpeer. dat dezelve van binnen zo fierl he geftippeld is, Heorkt Zy komen op zeer lange Steelen voort, 't welk srux. de fierlykheid nog vermeerdert, (a) Bekkeneel- Plant met hoekig Hartvormige Bladen, de buitenfle Kelk tweebladig. IL a De Heer JAcQuiN nam deeze Soort by Kruidige. Karthagena in Amerika op de Akkefs en in de | afgekapte Bosfchen waar, welke van hem afge- ‘beeld en befchreeven wordt, Het was een Jaar- Iyks Plantgewas , van twee Voeten hoog, ge- heel Haairig en zeer kleverig. Uit den Stam gaf het dikke ronde ‘Takken , en groote gefteel. de Bladen , byna in vyf Kwabben , als die van de Komkommer - Planten , of als die wan de Wilden Wyngaard , maar dieper verdeeld, en by den Steel Hartvormig, In alle mikken der Takken komen losfe Trosfen voort, van onge vaar tien Bloemen , die byna een Voet lang zyn, beftaande ieder uit een opgeblazen Kelk, welke een Bloempyp uitgeeft van een half Voet lang, zig Klokswys uitbreidende aan den Mond, en aldaar twee Lippen hebbende, waar van de bovenfte in tweeën , de onderfte in drieën is verdeeld. Vier Meeldraadjes, twee langer dan de (2) Craniolarta Fol, cordatis angulatis, Calyce exteriore diphyllo. Jacq. Amer. Hift. 173. T. 110, Martynia annua villofa & viscofa, Aceris felio Flore albo, Tuba longisf NGe EHRETe 4 PiEË: L. fs Ze er Det. AAM, Ae 205 , x de anderen „ komen uit den Keel voort, heb- HL FDEELe _ bende dubbelde, langwerpige , hangende Meel- £ ST knopjes. Het Vrugbeginzel , dat klein is ,Hoorp: heeft een Styl, die dé geheele langte van de °TU5- Bloempyp doorloopt, en een weinig verder uit- prei fteekt dan de Meeldraadjes, met een dubbelen : Stempel gekroond. De Kelk is groen „de Bloem wit, maar in de holte van den Keel getekend met drie groote donker. paarfche Vlakken. Het Zaadhuisje , of de,Vrugt , wordt ryp zynde geel, en is een Bolfter , die een zwarte Noot van een zonderlinge figuur bevat, om welke het Gewas tot dit Geflagt betrokken wordt. Zy fchynt vierkleppig te zyn, doch gaapt niet, hebbende dus Naaden als het Bekkeneel en bevattende vier Pitten in de middelfte holligbeid , in de wier anderen ieder één, De Keel, zynde het Iymerigfte deel van de geheele Plant , heeft gedagte Heer altoos vol kleine Vliegjes gevon- den ‚ die daar in als gevangen fcheenen. De Wortels van dit Gewas ‚ zegt hy, wit zynde met een bruinen Bast ; werden van het Volk aldaar met Osfen- Vleefch gekookt gegeten , of in Suiker ingelegd tot Lekkerny, niet alleen: maar ook in plaats van Scorzoneer- Wortels gan de Zieken voorgefchreeven en in de Apos theeken nagehouden: zo dat de Ingezetenen hetzelve Escorzonera noemden. T 4 MaARr- He DES, Ve STUK 206 TwrrMmactice HeEesrTErs. HL MARTYNIA ÁFDEEL. moni.” Dit Geflagt heeft cen vyfdeeligen Kelk; een srux. _Smoelachtige Bloem ; een Zaadhuisje dat Hou- Schuil. tig iS, met een Past en een Haakige Snuit s Raadge. _driehollig , tweekleppig.- Drie Soorten worden thans van hetzelve op- gegeven, als volgt, WE (1) Martynia met een enkelde Steng en Zaags= Mfarrynsa be wys’ getande Bladen, Overhly- vende, Deeze door Linneus in de Cliffortfche Tuinbefchryving „als ook. door EnrRer in Afbeelding gebragt , is een Heefterachtig Ger was, met ronde rimpetige Bladen , den. Worse tel getand hebbende met fpitfe Knobbeltjes en eene blamuwe Bloem ; groeijende omftreeks Kare thagena in Amerika, it. 2) Martynia met een ‚“Takkige Steng en Joe Aartynia’ dont: kige ongekartelde Bladen, , jaarlyk&e is (1) Martynia Canle fimplici Foliis fèrratis. Syst. Nat. XIT, Gen. 753. p. 412, Veg. XIII. Gen, 753. p- 467. Martynia Foliis ferratis. Hort. Cliff. 322. Te. 18. Marbe perennis cos Enrer Pill. IX. fag. | res Martynia Caule Ramofo, Fol. integerrimis angulatis, FABR: Helmft. 240, Mart. C. Ramofo , Fol, cordato- ovatis , pilofis. MiLL. Jc. T. 236. Mart, Fol. deptatis. H. Cliff, 3 12e Mart. annua &c. EnRET. Pill, 1. f. 1. MART. Cent. Te. 42e Moartynia Caute , Petiolisque filtulofis , Floribus hibratteatis, GAVAN Monsp. 303. C raniolaria. LOEFK. It. 235a Deeze , van Vera Cruz, in Amerika afkomftig , pe amie de hntemnehear 4°e 4 9, ER Air ee ED ED NE A wk 08% js ecn Jaarlykfe of Zaay - Plant, die zig zo HL gemakkelyk vermenigvuldigt , dat menze ook nde Akkers , by den Koninglyken Tuin te Hoorp= ‚ Montpellier , aantreft „ zo dat zy aldaar als in-STUK: landfch is geworden, Zy heeft een ruige Steng , be met Hartvormige lang gefteelde Bladen , en witte Bloemen, als ’t ware in vyven verdeeld ; zynde de twee bovenfte Slippen met paarfche Stippen getekend , zo wel als de twee onder-= ften, doch de middelfte van de-laatften met zes of zeven Saffraankleurige Streepen. ‘Als men aan den Stempel raakt , fluit hy zig : de Bloe- men zyn van buiten ftekelig; de Kelken drie- kwabbig „ en” hebben ovaale of Elsvormige ‘Blikjes. Van binnen is een blyk van een vyfde Meeldraadje, gelyk in de voorigen. Het zonderlingfte is de Vrugt, welke in een haakige Snuit uitloopt, die, van één fplytende, ‘er de geftalte van Bokshoornen aan geeft, welken naam het Gewas daarom ook by fommi- gen voert, FaABRICIUS wil, dat de geheele Vrugt eenigermaate naar den Kop van het Oost- indifch Hoorn - Varken , Babyrousfa genaamd , zou gelyken. De kundige Heer SCHMIEDEL noemt het deswegen Proboscidea: want het gee ne zyn-Ed. zo fraay in Afbeelding gebragt en: zo omftandig in alle zyne deelen befchreeven heeft ‚ hoewel in eenige byzonderheden ver. fchillende , kan, myns oordeels , tot geen ander Geflagt behooren (*). (3) Mar- (*) Vi, scrmrep, Leon. Plant, Norimb. 1762, Tab. XII. ds id 1. DEFL V, STUK, 298 TWEEMAGCTIGE HEESTERS, Aer (3) Martynia met een enkelde Steng, en ron= XIL de witgegulpie Biaden. ‚ Hoorp- STUKe Deeze Kaapfche , door den Hoogleeraar Da. HI Vv, Roven aan den Ridder opgegeven, heeft hoet een opgeregte , ruuwachtige Steng van twee bn Voeten, met gepaarde , gefteelde, drieribbige Bladen, en enkelde Oxelbloemen, die kort gee fteeld zyn. In plaats van Stoppeltjes bevindt zig, aan den voet van het Bloemfteeltje , een Klier of Napje, omvattende een Bolletje, dat als met een korten Styl en Stempel begaafd is. De Kelk is zeer klein en vyftandig: de Pyp van de Bloem zeer lang, in ’t midden bekrompen , van onderen aan de Rug gebocheld, Het Vrugt- beginzel , in de Bloem vervat, heeft een Styl zo lang alsde Pyp,‚ met twee fmalle omgeboo- gen Stempels. Het Zaadhuisje heeft naauwlyks een Snuit, maar aan den Voet, wederzyds , een dik Tandje, De Zaadjes, daar in vervat, zyn klein. BESLERIA. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zvns een Kelk in vyven verdeeld, en een onge. Iyke Bloem; waar van het Vrugtbeginzel eene Bezie wordt, die ééne Holligheid heeft, en daar in veele Zaaden. í Drie Soorten , altemaal Amerikaanfche , komen daar van voor , de volgt. (1) Be. { (3) Martyniu Caule fimplici , Foliis orbiculatis zepandis, er rr Pl Nib AMrom dt 2de „{1) Besleria met getakte Bloemfleeltjes , de UL Bladen Eyvormig. ii Hoorp- De benaming van dit Geflagt is op deezesrun, Soort en de volgende toegepast door Pater +. Beslerta ; — PruMmrer, ter gedagtenisfe van den vermaar- „sp. den BesLERUS, Apotheker te Neuremburg , de De, die “dat. pragtige Werk , Hortus hd Tb de genaamd , aan ’t licht gegeven heeft. Van hein werdt zy Besleria met Bladen der Melisfa van Tragus getyteld , dat is de gewoone Meliste, ook wel Melitta genaamd ; waar van zy der- halve den bynaam voert, Zy heeft een Hou- tige, gladde Steng met Geledingen, geevende getakte Bloemfteeltjes uit de Oxels der Bladen, De Bloemen zyn Pypachtig , eenbladig, van ongeregelde figuur aan den Mond: de Vrugt is een Eyronde Bezie met kleine Zaadjes be» „zwangerd, { (2) Besleria met enkelde vergaarde Bloemfteel- in ijes „ de Bladen Lancetvormig. Besleria lutea | Smaibladt- „Aan deeze zyn , door gezegden Pater, Bla-ge. | den van Gouden Roede , en geele Bloemen , k | toe. (1) Besleria Pedunculis ramofis, Foliis ovatis. Syst, Nat. XII. Gen. 755. Pp. 413. Meg. XIII. Gen. 755. p. 468. Bes- leria Melisfe Tragi folio. PLum. Gen. 29, 1e. 43e (2) Beskeria Pedunculisfimplicibus confertis, Foliis lanceo- latis. Besl. Virge Aurez foliis Flore luteo minor & major. PLM. Gen, 29. Je, 49. JACQ. Amar, Hijt, 137. Il. DEEL. V. STUK. { \ 300 TwEEMAGTIGE HEESTERs. UI. toegefchreeven. Hy vondt 'er een Kleine en zen een Groote van, welke laatfte de Bladen veel Hoor. langer en fmaller , en dus zeer Lancetvormig STUK. hadt, zynde meer gekarteld dan getand. Ook diane waren de Bloemen van een verfchillende fie “guur, gelyk men in zyne Afbeelding kan be- fchouwen, De eerfte is menigvuldig in lom. merryke vogtige Bosfchen , op Martenique , door den Heer JACQUIN waargenomen, II. (3) Besleria met enkelde eenzaame Bloemfteel AE tjes , de Kelken gen bek gekamd heb= Gekamdes bende. Deeze Soort , die Klimmende gekamde Besle- ria van PLUMIER genoemd wäs, vondt ge- dagte Heer op de zelfde plaatfen van dat Ei- land. Dezelve heeft een kruipenden Wortel ; Eyronde , Zaagswys’ getande Bladen , die ge= fteeld zyn, en zydelingfe Bloemfteeltjes met één Bloem, uitloopende in een vyfbladig. om- windzel , van Hartvormige , getande , onge- {teelde Blaadjes, die als gekamd zyn ; waar van de bynaam. Deeze Kelk is fierlyk rood, de : Bloem geel. De Meeldraadjes komen voort uit een gemeen Vliesje, ’t welk aan de Bloem- pyp gehecht is , en overlangs gefpleeten , ver- toonende zig in die Spleet het beginzel van een vyfde (3). Besleria Pedunculis fimpl. folitatiis ; Calycibus ferrato» eriftatis, Befleria {candens criftata Fruêtu nigro. Prum. Gen. 29. Je, so. JACQ. Amer. Hijt, 188, T. 119, RED TD EN As Mo Te Ae JOL vyfde Meeldraadje, geheel vry van dat Vlies-_ À HI. je. Na de uitwerping van het Stuifmeel zyn“ "geel de Meeldraadjes , die te vooren regt waren ‚Hoorp-- wonderlyk onder elkander geboogen , even als STUK. in de Martynia , met welke deeze Soort veel head overeenkomst heeft. Ook is de ruigte van de Bloempyp ‚ van buiten, hier zeer opmerkelyk. DEC TT AL IS, Een vyfdeelige Kelk ; een Klokvormige Bloem , die Buikig is, in vyven gedeeld: een Eyvormig Zaadhuisje, met twee Holligheden; maaken de byzondere Kenmerken uit. Agt Soorten komen thans in dit Geflagt voor, waar van de laatfte tot de Heefters be- hoort , naamelyk. (8) Digitalis metde Kelkblaadjes Lancetvormig, wr. de Bloemen tweelippig, fpits; de Steng ine Heefterachtig, eha Kanatifche, Dit Gewas is te vooren Gesneria door den Ridder genoemd geweest, in navolging van _PruMrer, die hetzelve daar toe betrokken hadt. Het ftaat ook nog , onder dien naam , | in (2) Digitalis Calycinis foliolis lanceolatis, Corollis bilabia- tis acutis, Caule fraticofo, Syst. Nar, XII. Gen. 758. pe 414. Weg. XIII. Gen. 758. p. 470. MILL. Diëf. T. 120, Ges- neria foliis lanceolatis ferratis &c. H. Clâff. 318. Digitalis Acanthoides Canarienfis frut. Comm. Hlort, Il. p. lose T. s3, D'gitali affinis, Canarienfis. PLUK, Alm. 400, Te 325e fe 2. Gesneria. R. Lugdb. 292, 1, DEEL. Ve STUK. ii ArpEELe XII. HooFD: STUK. Schuik- zaadige, * 1. D. 302 TwEEMACTIGE HEESTERS. in onze openbaare Kruidhoven bekend, daar het jaarlyks zeer fierlyk bloeit. CoMMELYN heeft hetzelve in Afbeelding gebragt, onder den naam van Kanarifch, naar de Beerenklaauw gelykend , Vingerhoedkruid , met eene Goud- kleurige Bloem. Hy zegt dat de Steng fomtyds hooger groeit dan een of twee Voeten, doch deezen Zomer was het alhier, ín onze Stads- Tuin; wel vier Voeten hoog. De Bladen ge- Iyken taamelyk naar die van fommige Soorten van Gouden Roede, en de Bloemen komen, in t uiterlyk aanzien , vry veel met die van de Beerenklaauw overeen. Zy maaken lange Aaï-_ ren uit, en zyn ieder in vier Slippen verdeeld, de bovenfte Helmachtig , de onderfte als een Lip; de zydelingfe veel kleiner „als Vleugeltjes. Uit deeze Bloemen druipt fomtyds, op ’t mid- den van den Dag, een bitter Sap , in plaats van den zoeten Honig , die de meefte Bloe« men in de Planten bevatten, „De Bladen zyn ook bitter, Van de Ingezetenen der Kanarifche Eilanden , daar men het Zaad van daan beko- men heeft, worde het Gewas Matera gehe- ten. BIGNON IA, : Van dit Geflagt de Kenmerken omftandig opgegeven hebbende , toen ik de Soorten van ‘hetzelve , die Boomen zyn , befchreef *; zal nan thans alieen de overigen hier te boek Miek 3e Cn. (9) mig: dd te td PON ME AIEN MEER) ANT UI VAG 803 (e) Bignonia met enkelde Lancetvormige Bla- UL é den en windende Ranken, Arnh Een Gewas , dat Bladen als der Myrten perk doch grooter , en fchoone zeer welriekende geele fe Bloemen heeft, met de Steng eenigermaate Bignonta Houtig ‚ maakt deeze Soort uit. Carrsryfrpevn heeft er de Afbeelding van gegeven , onder, Altyd den naam van. Welriekende geele Klimmende ee nona myn, en zegt, dat. dezelve in Virginie , alwaar Linneus de Woonplaats ftelt, niet gemeen js, maar overal voorkomt in Karolina, Oak hadt hy gezien , dat dit Gewas ’s Winters fom-= wylen zyne Bladen kwyt reakt. De Bloemen fuiken als de geele Violieren. (3) Bignonia met gepaarde Bladen, en korte, im. 7 7 , Bignonia kromme, drievoudige Klaauwieren. Tige on De kromme Klaauwen geeven den bynaam Katten- aan deeze Soort , welke op ’t Eiland Barbados &r- overvloedig groeit, volgens de aanmerking van SLOANE,en ook in andere deelen van Ame. | rika le) Bignenia Fol. fimplicibus lanceolatis , Caule volubili, Bien. Fol. ovato-lanceolatis , conjugatis , integerrimis, R. Lusdbat. 291. Syringa volub. Virginiana, PLUK. Alm. 359. T. irz f, 5. Gelfem. f, Jasiminum luteum odoratum &c, Raj. Hift. 1769. CATESB. Car, I. T. 53, SELIGM, Vog, ÌI. Pl, 4. (3: Bignonia Fol. conjugatis , Cirtho brevisfimo arcuato tripartito. Bign. Amer. Capr, aduncis donata. TOURNF. Jrff. 164. Gelfem. Ind. Hederaceum , Apocyno (mile, SLOAN. Fam, / go. Hift. I. p. 1o8. Clematis quadrifolia. Prum. Amer. 30. T. 94. Clematis Myrfinites, PLUKe „Alm. 109, Te 163, fr Ze IL. DEEL, Ve STUBe 304 TWEEMAGTIGE HEESTERS. II, rika waargenomen is. PLUMIER noemtze AFDEEL Vierbladige Clematis , met geele Vingerhoed- Hoorp. bloemen en haakige Klaauwieren, STUK. f (4) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla= IV. | fi Bisnoria den , de Blaadjes Eyrond Lancetvormig; ME guinoêtte le ° À arie tweebloens ge Bloemfteeltjes en lange fmal- Cajenni- Je Haauwtjes, | fche. à Prumtier geeft de Afbeelding van deeze Soort , welke zeer lange Haauwen heeft, en daar door inzonderheid verfchillende is van de anderen ; loopende de gemeene Bladfteel ook in éen lange Klaauwier uit, gelyk in de Lathyrisfen. Op één Steeltje draagt zy twee groote uitgebreide Bloemen, en heeft een bteed Zaad. v. (5) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla= behe den , de Blaadjes Hartvormig Eyrond ; Geplaim- de Bloemen getrost, drie op een Steelijg. Uitvoerig befchryft de Heer JACQUIN deeze Soort, hem menigvuldig ín het Kreupele bofch by Karthagena voorgekomen. Het is, zegt hy; een Heefterachtig Gewas , met hoe. kie (a) Bignenia Fol. conjug. Cirrhofis , Feliolis ovato - lancca- lats, Pedunculis biflorie , Siliquis linearibus, Bigne. bifolia fcandens » Siiiquis latis & longioribus , Semine lato. PLuM, Sp. se le: 55e fú Te (s) Bignenia Fol. conjug. Cirrhofis, Foliolis cordato - ova- tis , Floribus racemofis, Pedunculis trifloris. JACQ. Amer. 25e Hift, 183. T. 116. Bigaonia bifolia fcandens, Flore violacee odoro , Fruêtu ovato duro, PLUM, Sp. s, Jo. 56, fe Ie Dr DYNA MI A 305 kige en ronde giadde Steelen, die aan den 1. Wortel naauwlyks een Duim ‘dik zyn, cwaalf VREE Voeten lang, by de Boomen opklimmende, De Hecke, Bladen. heeft hetzelve hoekig gefpitst, zeerSTUK. glad, van verfcheiderley grootte, de bovenften JA ef zonder Klaauwieren , met ronde Bladfteelen, De Bloemen maaken, aan ’t end der Takken ; fierlyke gepluimde Aairen, welke uit driebloe- mige Steeltjes famengefteld zyn. Zy zyn Reu- keloos, paarfch van Kleur, van eene byzondere figuur , en op dezelven volgt een kort Eyrond Zaadhuisje; zo dat zy in dit opzigt grootelyks van de voorgaande Soort verfchilt : muntende de Bloem ook uit door den witten rand des Kelks. De Ranken en Bladen zyn uitermaate bitter. | (6) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla-_ vr - Ze den , de Blaadjes Hartvormig , de Ranken was ien gedoornd. nk Dat de Ranken , dwars doorgefneeden , een Kruis vertoonen „ geeft den bynaam aan deeze Soort, die in onze Kruidhoven niet ongemeen is. De Bloemen beftaan uit een zeer lange Pyp ; met een Styl van dergelyke langte , en vier Mecla (6) Bignonia Fol. conjug, Cirrhofis , Foliolis cardatis Caule ) muricato. Vir. Cliff. 6o. Hort. Cliff, 317, R. Luzdbhat. 289. Bign. fcandens , Flore atro flavo minori. GRON. Pirg. 73. Bign. feand. bifolia & erifolia, ligno Cruce fignato. PUM, Je, 48. T. 58. Pfeudo - Apotvnum Follic, maximis obtufis &c, Moris. Hit. IJl.p. 672.'S. is. Te 3. É. 160 y M. DEEL, Ve STUK. HL AFDEEL. XI. Hoorp- STUK. Schuil zaadigze, VII. Capreola- a. Geklaau- wierde, 306 TwWEEMACTIGE HEESTERS, Meeldraaden , twee langer , twee korter, vol- gens de Kenmerken van deeze Klasfe, De Vrugt gelykt zeer naar een Snuifdoosje , en is gevuld met Zaaden, die grooter Vliezige Wieken hebe ber, dan de meefte anderen. Niettemin is de Virginifche Bignonia , met een kleine „ zwarte geele, van onderen witachtige Bloem , hier thuis gebragt, aan welke eene dergelyke doch fterker Vergiftige hoedanigheid , dan in de meefte Soor« ten heerfcht , wordt toegefchreeven. Volgens PrvMIERr zouden de bovenfte Bladen twee-, de onderften drievoudig zyn. (7) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bladen , de Blaadjes Hartswys’ Lancet- vormig ‚ de onderften enkeld. Men vindt deeze Vierbladige Amerikaanfche Clematis getyteld. ZANoNr hadt dezelve vee- le Jaaren in zyn Tuin gehad , aldaar een Gewas zynde van ruim een Elle hoog , met ronde , Houtige Steelen of Ranken. BoeccoNe merkt aan ‚ dat de jonge Takjes, dun en buigzaam , tot Klaauwieren verftrekken , zig aan alles dat zy (7) Bignonia Fol. conjug. Cirrhofis , Foliolis cordato-lan« _ceolatis, Foliis imis fimplicibus. Wir. Cliff. so. Hort, Clifa 317. Re. Lugdhat. 289, Bign. Amer, Capreolis donata, Siliquâ breviore. T. BREYNe Je, 33,/T. 25. DU HAM. Arbr, Ie pa 104, T, 40. Clem. Amer. filiquofa tetraphyllos. Dop. A&. 71. Clematis tetraphylla Americana. BOCG, Sic, 31, Te Sefo 3le ZAN, Afl, 74. T. 2. RAF. Hlifle 1329. ds DT LNA M IAR HODI zy omvatten kunnen, vast hechtende, en zulks UI. zal de reden zyn, dat deeze Soort , in de by: APOEL. zonder , den naam van Geklaauswierde voert ; Hoorpa hoewel de bepaaling zulks niet te kennen geeft, TUK. De Bladen zyn hier ook, gelyk in de anderen, fo Dan met Klaauwieren “voorzien. Zy komen twee aan de Steeltjes , die tegenover elkander ge- plaatst zyn , voort, en hier door vertoont zig het Gewas vierbladig , hebbende de Bladen fchoon groen , en de Bloemen Kaneelkleurig, waar op Zaadpeultjes volgen. Het heeft ver. gaarde eenbloemige Bloemfteeltjes , de Kelken Klokvormig onverdeeld, (8) Bignonia met gepaarde geklaauwierde Bla- pr den , de Blaadjes Hartvormig Eyrond, vuldten: van onderen Wollig ruig. bren Deeze, uit de Baay van Kampêche , heeft de Bloemen geel, (o) Bignonia met drievoudige Bladen ,de Blaad. _ xx. jes Eyrond gefpitst, de Steng overend Deij flaande, ge. Deeze , van Vera Cruz afkomftig, heeft de Bloemen wit. Zy is, zo wel als de voorgaane de, door Mirrer afgebeeld. (r2) Big: (8) Bigkenia Fol. conjug. Cirrhafis Foliolis cordato - ovatis , fubtus pubescentibus. MILL. Di, N. 14, (9) Bignonia Fol, ternatis , Foliolis ovatis acuminatis , Came / le Fruticofo ereêto. MiLrL, Dil. N. 15, V 2 IL, DEEL. V, STUK, „308 TWwWEEMAGTIGE HEESTERS. In. (ra) Bignonia met gevingerde Bladen , de et Blaadjes Winswyze verdeeld, Hoorp dad . Re Van deeze, die in Peru natuurlyk groeit , xu. geeft Pater FruiLLéeE de befchryving, zeg- pd „gende, dat hy dezelve , wegens haare fchoone heid, in Afbeelding hadt gebragt. Haar Wor- tel geleek naar dien der Radyzen : de Steng gaf, ter hoogte van drie Duimen, verfcheide lange: Bladfteelen uit, fommigen byna een Voet lang ‚ met fierlyk verdeelde Bladen, fraayer dan die van de Beerenklaauw of Kruisdiftel, en als de Vingers van een Hand uitgebreid of Sters- wyze in negenen verdeeld, Voorts geeft de gemelde Steng Steelen uit met Trosfen van Bloe- men „ die groot, van figuur als in de andere Soorten, en bleek geel zyn, twee Duimen lang. XII. | (13) Bignonia met gevinde Bladen, de Blaad- iede jes ingefneeden > de Steng met shih de. Knietjes,. Tot (12) Bignonia Fol, digitatis, Foliolis pinnatifidis, Bignonia Flore luteo» Fol. radiatis eleg. disfettis. FrUILL. Peruv, II, p. 731. T. 22e (13) Bignonia Fo!. ina. Folio'is incifis, Caule genicue lis radicatis, Hort. Clif. 217. H. Ups. 178, GRON, Virg. 73. MILL Ze. 43. T. 65. Pfeudo Gelfeninum S:Lquofum. Rrv. Mon. ror. Pleudo Apocynum H-deraceum Amer MOR, Hift 1. p 612, S 15. T. 3. É. 1. Gels. Hed. Indicum, CORN. Can. toz.:T. 103. B, Bignonia. FraxXini Foliis coccîe neo Flore minore. CATEsA, Car. Is Py 65. SELIGM. Voge 1. Band, \ \ / DT Tet MOTS A, 3695 Tot deeze, die de Amerikaanfche Basterd-_ ÚlL Hondendood met eene Pypachtige roode Bloem \"DEELr en Esfchen- Bladen, door Mor tso Nn genoemd Hoorp- was , zynde de Klyfachtige Indifche Fasmyn Tek van Cornurus, wordt thuis gebragt de Big: peria. nonia met Esfchenbladen en een kleinere hoog- roode Bloem vân CatTeEsByY 5 waar van het Sap ook Vergiftig werdt geacht te zin, zo CrLaAyrToN meldt. Evenwel wordt aangemerkt, dat de Kolibrietjes en andere Honigzuigertjes het Sap der Bloemen beminnen ; zo dat men die dikwils daar op vangt. ’t Gewas, dat men, wee gens de figuur der Bloemen , Trompethoom noemt, klimt by de Stammen der Boomen op, die dikwils byna geheel bedekt zyn met degzelfs Loof, De Zaadpeulen hebben de langte van agt Duimen, bevattende veele platte gewiekte Zaaden. * | ‚(14) Bignonia met gevinde Bladen, de Blaad- xv. jes Zaagswys’ getand ; de Steng regtop- Keke flaande en flevig ; de Bloemen getrost. _ Retftam» mUIge, Hoewel de Boomachtige Bignonia, die Es- fchen « Bladen heeft; en een geele Bloem, van PruMiERs; hier is thuis gebragt, heeft doch het (14) Bignonia Fol. pinnatis, Folialis ferratis, Caule ereto Ásmo , Flor. racemolis, MiLr. Diéf. N 4, Bignonia Axbor Flore lute» , Fraxini folio, Prum. Spec, 5. Íe. S4e Apocyno affine Gels, Ind. Hederaceum Fruticolum suinus, SLOAN. Jam. z16. Hif?. 2. p. 63. vrg 1, DEEL. V. STUK, 310 TweEEMACTIGE HEESTERS. UL het Gewas maar eene Heefterachtige geftalte. Ar Het valt in Amerika. Hoorp« 4 STUK. (15) Bignonia met verdeelde Bladen, de Blaads XV. jes ingefneeden , de Steng met Klaauwie- Peruviaug, Pori ren aan de Knietjes, aanfche. Tot deeze Soort fchynt de Peruviaanfche Clematis, met Bloem van Vingerhoedkruid en Esfchen- Bladen , die PLUKENET afgebeeld heeft , te behooren. Deeze verfchilt , doordien de Vinblaadjes verdeeld zyn, van de voorgaans de Soort, Kartha- Voor ’t overige moet men weeten , dat in geenfches die Geflage een ongemeene duifterheid ten op- __zigt van de onderfcheiding, der Soorten heerfcht 5 zynde ‘er nog twee of drie met klimmende Ranken, hier niet aangetrokken , door den Heer JacQurin als byzondere Soorten opgegeven. Een derzelven , welke zyn Ed, Echinatanoemt, heeft de Vrugten zeer groot , langwerpig ovaal , bruin van Kleur , en overal bedekt met korte Stekeltjes. Deeze beklimt de hoogfte Boomen tot aan den Top. Een andere , van hem Di- chotoma genaamd „ heeft de gemeene Bloem- fteeltjes tweevoudig. Van een derde , die hy Orbiculata tytelt , zyn de Vrugten rondachtig plat en glad, veel naar die van de Blaauwe Big. | nO- (15) Bigxonia Fol. decompofitis, Foliolis incifis , Geniculis cierhofis. H. Cliff, 317. R. Laugdb. 290. Clematis Peruviana Digitalis flore , Felio Fraxini. PLUK. Alm, 108, Te 162, f.4f EN AD Ne A ME ST OLE nonia, zegt zyn Ed, , gelykende. Deeze allen, EL A : heeft hy in de Bosfchen by Karthagena gevon- rd den, Hoorp- Pp STUKe ETRE A, Angie. Jpermsia. Dit Geflagt voert den naam naar wylen den Heer Pe TREUS, door wien zeer prag- tige Winterhuizen voor Indifche Gewasfen zyn opgeregt geweest, De Kenmerken be- ftaan in een vyfdeeligen , zeer grooten , ge- kleurden Kelk; een-Raderachtige: Bloem ; een tweehollig Zaadhuisje op den bodem var den ‚Kelk , bevattende twee enkelde Zaaden, De eenigfte Soort hier van (1) is een Ame= _r. rikaanfch Gewas , ’t welk de Heer JacQuin pas ook op Martenique gevonden heeft, geevende Windende, een fraaije Afbeelding van een Bloemtros daar van. Hetis, zegt hy, Heefterachtig met ruue= we, ronde, gearmde Ranken , die de Boomen beklimmen tot twintig Voeten hoogte ‚met ovaa- le of Lancetvormige Bladen , wederzyds ruuw , drie of vier Duimen lang. De Trosfen , naar die van de Hemelfleutels gelykende , aan ’t end der Takken neerhangende, zyn zeer fraay , be- {taande uit Bloemen , wier Kelk zig als de Wieken van een Molentje uitfpreidt, van Kleur blaauw- (1) Petrea. Syst. Nat, Xl, Gen. 764. p. 417. Weg. XIJZ. Gen, 764. pe 473. H. Clff. 319, MILL. Dill, JACQ. Armer, Hift, 3304 T. IIi4e V 4 He DEEL, Ve STUKe 312 TWEEMACTIGE HEESTERS, en blaauwachtig, bevattende een Violette fchielyk xiu. Afvallende Bloem, die kleiner is; maar het HS Zaad wierdt zelden ryp. Men heeft dit Gewas sos, in de Cliffortfche Tuin gehad. aen LANTA NA. De Kenmerken beftaan in een Trompetach- tige Bloem , met eenen faauw viertandigen Kelk ; een haakigen Stempel, die zig als ge= broken vertoont : zynde de Vrugt Pruimachtig met een tweeholligen Steen, | De Europifche Viorne, die men ook Lanta« na plagt te noemen, is onder deezen bynaam szieu.p.in haar Geflagt befchreeven *, Het tegen- bi sis, ” woordige bevat Uitheemfche Gewasfen , die meer of min naar de Viburnum gelyken , en deswegen onder deezen Geflagtnaam thans bee klyven. ’t Getal der Soorten, hier van, is ne- gen; als volgt, | (1) Lantana met gepaarde fpitle Bladen 3 bn ronde Bloemhoofdjes ; de omvwindzels van MAL. . Gemengel langte als de Bloema Èe. Deeze Soort vindt men Camara met Blad van doove Netelen en eene gemengelde Bloem, ge- tyteld by DirLLENIUs. COMMEEYN noemt | het (1) Lantana. Fol. opp. actminatis, Floribus capitatis , ins volucris longitndine Florum. Syst. Nat, XII. Gen. 765. pe 417. Veg. XIII. Gen. 765. p. 473. Camara Lamii albi folio , Flore mitto. Dir. Elth. 64. 'T. 56. É. 64. Viburnum AmGa sicanúm Urtice foliis, Comm. Hort, I. p. ist. Te 28e td de ait dll 313 het Amerikaanfche Viorne met Brandenetel.Bla-, UE _ den. ’t Gewas is by de Liefhebbers van fraai- nn je Bloemen thans zeer bekend ; doch minder Hoorp- dan die Soort, in welke de Bloemhoofdjes geen “bie omwindzel hebben, Camara genaamd ; beftaans fpermiae de uit geele en roode Bloempjes, ondereen gemengd , waar van de Bynaam afgeleid zal Zy. (2) Lantana met drievoudige Bladen en lange 11. 6 Lantanâ gefchubde Aairen, wsfka. Driebladi= Van deege is de Afbeelding door Pater PrLu-8° MIER gegeven , waar uit de gemelde geftalte der Bloemen blykt. De Steelen of Stengen zyn Houtig , vierkant , geftreept en glad; de Bloem is paarfchachtig. VarLrLaNnT heeft diet Gewas, dat in Zuid-Amerika groeit, My- robatindum getyteld. (3) Lantana met gepaarde Bladen, een onge- … UL ae ,_ _ Lantana doornde Kruidige Steng en langwerpige din Aaîren. | Jaarlykfe. Een (2) Lantana Fol, ternis, Spic's oblongts imbricatis, Cama- ra trifolia purpurascente flore. Prum. Ger. 32. Ic, 70. Myro- batindam fpicatum Viburni foliis ex adverfo ternis, VAILLe Ae 1722. Ds 277e _(2) Lantana Fol. oppoftis, Caule inermi , Spicis oblongis. Fort. Ups. 180. Periclymenum reâ&um humilius Salvize folio rugofiore &c, SLOAN. Jam. 164. Hift, UL, pe 82. Te 195» Ray. Dendr. 30, Mant. 419. v5 Me DEEL. Vv, STUK. 4 314 TWEEMAGCTIGE HEEsTERns, UL Een jaarlyks Kruid, dat naar het voorgaande AnBesh. veel gelykt, zynde door SroaNe Laage reste Hoorp- Kamperfolie , met zeer ruuwe Salie - Bladen E STUK. een paarfche Bloem en eene langwerpige eet- zaan baare paarfche Vrugt, geheten , maakt deeze Soort uit. Hy hadt hetzelve omftreeks Spanis- Town, de Hoofdftad van Jamaika, in vogtige Landsdouwen , gevonden en hieldt het voor een Soort van Wilde Salie. Het hadt Stengen van drie of vier Voeten hoog , digt met Bla- den bezet en Takkig, De Bloemen kwamen by elkander voort , op ruige Steeltjes, vyfblae dig zynde en bleek paarfch , wordende van eene Vrugt als eene Braamboos of Moerbezie gevolgd , die de Kinderen zeer gretig aten, Het Hoofdje , naamelyk, verlangt zig, als ’er de Bloemen af zyn, tot eene langwerpige Aair van paarfche Besfen , door {malle Blikjes on- derfcheiden , zo de Ridder zegt, qv. (4) Lantana met gepaarde Bladen, een onge- len doornde Takkige Steng ; de Bloemen aan Pe Kroonswyze Hoofdjes , ongebladerd. e Onder alle de Amerikaanfche Planten is dee. ze (4) Lantana Fol. oppofitis, Caule inermi Ramnofo, Ftorí- bus capitato - umbellatis aphyllis, Camara Melisfa folio, Flore variabili. DiLL. Elth. 64. Te 56. fe 65e H. Clif. zap. Ra Luzdbat. 290. Camara alia , Flore variegato, non fpinefa, PLUM. Gens 32. Je. 71. f. 1. Viburnum Americanum non fpinofum. Prux, Alm. 335. T. Tig, Ff. 4 B. Pericl. zeelt. Wee, fol. hirs, maj. fl. flava SLOANe Jam. 163. Bran IL ON: A, Me I Ae 315 ze de gemeenfte en bekendfte , zeid de Heer IL. J. BurMANNUs, als wordende, door Takjes \FPEEL, in den Grond te fteeken , zeer gemakkelykfoorp- voortgeteeld, «Haar verfchil, met de eer{te°TUE Soort „ beftaat daar in, dat de Bloemen meer, Sen Kroontjeswyze ‚dan in Hoofdjes , voortkomen , en dat zy, eerst geel zynde, allengs Goudgeel worden. Gedagte Hoogleeraar merkt aan, dat ‘er een groot onderfcheid in het Gewas plaats heeft , of hetzelve in de open Lugt geteeld worde, dan in Huis uitgebroeid. Zelfs komt het fomtyds te voorfchyn met gedoornde Stene gen. En mooglyk zal deeze maar een Verfcheie denheid zyn van de Eerfte Soort. 5) Lantana met twee- en drievoudige, Wig- „ V: e : antan vormige Jlompe 5) gefireepte Wollige BlaÉ-involacraa, ë f , ta. den, en Bladerige Bloemhoofdjes. forten | \ Ë | fchepte. Deeze is Amerikaanfche welriekende Wiorne, met een klein rond Blad , die de Bloemen en Besfen , ieder, met een Blaadje onderfchept heeft , by PLUKENET getyteld, en dus ook geboekftaafd by HERMANNUS, PLUMIER noemt hetzelve Boomachtige Camara met Salie- Bladen en ftelt het voor als cen Heefterachtig Ge- (s) Lantana Fol» opp. ternisque , cuneato- obovatis , obtufis lineato- tomentofis ‚ Capitulis {quarzofis, Am, Acad, IV. p, 319, Camara arborescens Salvie foliis. Prum. Gen. 31. Je. 71. f. 2, Viburnum Americanum odoratum &c. Prik. Alm, 386. T. 114. f, 5, HERMe Parad, 284. 5 DEEL. Vv. STUK, 316 T WwEEMAGCTIGE HEESTERS. Pf Gewas, dat mooglyk maar een Verfcheidenheid xii, zal zyn van de voorgaanden ; hoewel het de Hoorp- Bladen zeer ruig en Wollig heeft, en ’er door STUE: de ovaale Blaadjes, tusfchen de Bloemen , wee- zentlyk in Soort van fchynt te verfchillen, vL (6) Lantana met twee- en drievoudige, Lan- Ree cetswys’ ovaale Bladen ; de Steng onge- Welriekene doc rnd. de. Deeze Short ‚ die Welriekende is, heeft de Bladen byna ongefteeld en Kegelvormige Hoofd- jes Kroontjeswyze geplaatst : de Bloemen zyn wit, de Blikjes , daar tusfchen , Lancetvormig; de Bladen fterk gerimpeld met eenige Wollig- (heid, WIL. (7) Lantana met gepaarde Bladen, de an Lantana Takkig gedoornd , de Aaïren dsl Kloote aculeatâ. Gedoorne rond. de, / Deeze , in de Kruidhoven bekend, is wegens haa- (6) Lentana Fol. opp. ternisque lanceolata -ellipticis , Cau- le inermis Lantana Aromatica Fol. ternis oppofitisque fube fesfilibus , Capitulis Conicis in Umbeilam coaâtis. ROYEN Mfsf. Viburnum Salvia folio , Flor. albis, HERM. Prodre 334. (7) Lantana Fol, opp. Caule aculeato - ramofo , Spicis hemifpharicis. Mant. 419. Lant. Fol. oppoftis , petiolatis, Caule aculeato, He Clif. 493. H. Ups. 330. R. Lugdbat, 290. Myrobatindum Viburnifol. fpinofum „ Flor. coccineis, VAILL. ACF. 1722, P. 276. Vib. Amer. odoratum , Urtica foliis latioribus , fpinofum, Flosibus miniatis, PLUK, „Alm, 385. T. 233. £, 5e Doen WN An Me He Me 317 haare hoogroode Blcemen aanzienlyk. Zy heeft IT, een hooge , Stekelige. Steng , op de hoeken KAODERKG met korte Doorntjes ; de Bladen Eyrond, van Hoorp= agteren fpits , gefteeld en ruuw. Twee half STUK. Klootronde Aairen , met kleine afvallende Bike pre jes daar tusfchen, ftaan tegenover malkander. In de Kleur der Bloemen heeft ook eenig ver- fchil plaats , zynde die in de jongen geel, in de ouden rood. De Woonplaats is insgelyks in Zuid- Amerika, (8) Lantana met gepaarde byna ongefteelde „Er 4 Bladen en getroste Bloemen. aj Saliebladie Deeze is de Afrikaanfche Heefter , met ge-ge. paarde fmalle Salie- Bladen en ruige Bloemen, van HERMANNUS. Hier zyn twee ovaal- achtige Stoppeltjes , welken de overigen niet hebben. De Bladen zyn Lancetvormig, fterk gerimpeld „ geaderd, Wollig. Aan ’t end der ‘Takken komt een Bloemtros voort, uit Bloe- men beftaande , die Cylindrifch, Wollig, van binnen Bloedkleurig zyn, met een zeer korten rand. De Vrugt tot nog toe onbekend zynde, kan men met zekerheid niet bepaalen , waar hy t'huis behoore, (9) Lantana met overhoekfe ongefteelde Bla- ix. den, de Bloemen enkeld, On Zetana Africana, __(8) Lantana Fol. oppofitis fubfestilibus, Floribus Racemo- Afzikaanfe, fis. Frutex Africenus, Fol. conjugatis Salvi anguftis „ Floribus hirfutis. HERM Afr. loe (9) Lantana Foliis alternis fesfilibus, Floribus folitariis. Hort, 31. DEEL, Ve STUK) HI. AFDEEL. XII. Hoorp- STUK: Schuil zaadige, 318 TweEMAGTIGE HEESTERS. Onder den naam van Afrikaanfe Jasmyn, met enkelde Bloemen , die uit de Oxels der Bladen voortkomen , is deeze door Comm e= LYN in Plaat vertoond , als een der zeldzaam= fte Gewasfen van den Amfterdamfen Kruidhof, welke zig aldaar nog bevindt. Zyn Ed, merke te aan , dat dezelve dikwils eens Menfchen hoogte overtreft, hebbende een ruuwe Steng , die zig in ‘Takken en deeze wederom in dun- ne Takjes verdeelt , waar aan ongefteelde , breede , gefpitfte., ftyve, ruuwe, op de kant Zaagswys’ getande Bladen, in de jongen groo- ter, in de ouden kleiner. De Bloemen, door hem afgebeeld , hadden een lang Pypje , aan t end als de Wieken van een Molentje in vy- ven verdeeld, zynde van een aangenaamen Reuk, waar op een zwarte Befie volgde , met een enkel rond Zaad. Het Gewas bloeit, zegt hy, in de Amfterdamfche Tuin op alle tyden des Jaars, Het heeft te Leipzig, in die van Lup wie , een Vrugt voltooid , welke zig bevond in de vyfdeelige fpits geflipte Kelk, zynde een onfmaakelyke Klootronde, een wei« nig gefpitfte , door een Sleuf verdeelde Befie, met een ronde tweehollige Pit , volgens de Waarneeming van den Heer SCHREBER. Hier van is derhalve het Geflagt thans niet meer twyfelachtig. Cor- Hort. Cliff. 320, R. Lugdbat, 280. Jasminum Africanum Ilie cis folio; Flore folitario ex Alis foliorum proveniente. COMM. Rar. 6 Te 6, D'i'b TRA MI a 319 GIORNGUT IA, ÛL ÁFDEEL. Een vyftandige Kelk ; de Meeldraadjes lan- Hidonge ger dan de Bloem; een zeer lange Styl; eensrux. eenzaadige Befie. Dus worden de Kenmerken nig / van dit Geflagt, buiten de algemeene van dees seline, ze Klasfe, opgegeven. / Het bevat maar ééne Soort (1), door den E Ka vermaarden PLUMIER in Amerika waargeno- Pyramide: men, welke op de Karibifche Eilanden en aan ““rieramie de Baay van Kampêche groeit. Hy noemdedale. dezelve naar den Franfchen Kruidkenner Com- NUTI die zig door een Werk- over de Plans ten van Kanada beroemd gemaakt heeft. Dat de Styl der Bloemen als met twee Hoornen uitpuilt , kon een andere reden geweest zyn van die benaaming. ’t Gewas heeft een Hou- tige Steng , die byna vierkant is; de Bladen zyn Eyrond en loopen fpits aan beide enden; by ons ruuw en gekarteld , zeer ftinkende , naauwlyks gefteeld, Een regtopftaande piera- midaale Bloemfteng verfiert het Gewas. De Bloemen hebben een gelipte Smoelachtige fi. guur, byna als die van de Melisfe of dergely- ken, en de Vrugt is eene rondachtige Sappige Befie , met ééne Holligheid. VAILLANT heefts (1) Cornutia. Syst, Nart. XII.” Gen. 765. p. 418. Vig. XIII. Gen, 766. p. 474. H, Clif, 319, Cornutia Flore py- ramidato, Foliis incanis, PLum. Gen. 32, Te, 106. fe 1e Ag- nanthus Viburni foliis, VAILL. „AE, 1722. p. 273 — dl DEEL, Vv. STUK, Il AFDEEL XII. Hoo: DD: STUKe Schuil zaadise, Te Capraria biflora. T weêe bloemige. 320 TweEEMACTIGE HersTErs, heeftze Agnanthus genoemd, om dat de Bloe- ‘men naar die van den Kuifchboom gelyken zouden. C APRAR IA. Geitenkruid, Een vyfdeelige Kelk met eene Klokswyze Bloem , die in vyf puntige Slippen gefneeden is: de Stempel Hartvormig ; het Zaadhuisje tweekleppig met twee Holligheden en veele Zaaden, Dit zyn de byzondere Kenmerken. In dit Geflagt komen twee Westindifche Soorten voor, als volgt. Ci) Geitenkruid met overhoekfe Bladen en 1 tweevoudige Bloemen, By den naam van een Hleefterachtig Ameri- kaanfch Gewas, naarde Gratiola gelykende, met Bladen van het Ageratum of van de groote Eerenprys, is decze afgebeeld door CoMME- LYNs, Onder de Planten van den Amfterdam. {chen Kruidhof. HeErRMANNUS noemde het. zelve Kurasfaufch Geitenkruid, De Heer Jac. QUIN nam deeze Soort, op alle de Karibifche Eilanden en de nabuurige Kust, als een zeer 5e (x) Capraria Foliis alternis, Floribus geminis. Syst. Nar, XII. Gen. 763. pe 418. Veg. XIIN. Gen. 768, p. 475. JACQ, Amer. Hift. 182. Te 115, H. Cliff. 320, R* Lugdbat, zor. BROWN. Fam. 268. Capratia Curasfavica, HERM. Par, T.- 1ro. Gratiole affinis frutescens &c. Comm. Hort. I. p. 79. T. 4o. Lyimachiz Peruviang affinis. bc, PLUK, Als. 237» T. 98, f. 4e s. Prent Lorre mr ak aat gemeen wild Gewas waar , hetwelke byna ’t HL 8 geheele Jaar bloeide, Het was Heefterachtig , ne oe gelden hooger dan vier Voeten , verdeeld in Hoorp. laage Houtige Takken , met langwerpige, we. STEE: derzyds gefpitfte , Zaagswys getande Bladen , poraid die ongefteeld zyn, op vette plaatfen byna vyf Duimen lane. _ Eenbl oemige dunne Oxelfteel. tjes , doofgaans twee by elkander , draagen Reukelooze Bloempjes;, die in Slippen verdeeld zyn en dubbelde Meelknopjes hebben , met eenen Stempel als gezegd is , een fpits Hoofd. je uitmaakende. Het Zaadhuisje hadt twee= kleppige Klepjes en bevatte veele kleine Zaad- jes (*). > Sommigen , onder de Ingezetenen det … Westindiën , zegt gemelde Heer, waren in een vaste verbeelding , dat dit Gewas de echte Thee der Chineezen zy. Ik heb hun naauwlyks uit den droom kunnen helpen. Niettegenftaande de Smaak en Geftalte der: maate verfchillen , wordt bet nogthans van de Franfchen , aldaar woonende, Thé du P ays of Inlandfche Thee genoemd.” 32 32 53 33 @® Geitenkruid met drievoudige getande Bla- mn. den , Caprarig uranti- (*) Stigma córdatum bivalve wordt in de Eyst der Ge ebladis flagten, aan *t hoofd der Klasfe, als ook in Gerner Planta- 6» rum, hier van gezegd ; doch JacQuiN maakt van de twee. kleppigheid des Stempels geen gewag. | (2) Capraria Fol, ternis dentatis, Pedunc, folitariis, Ramis elternis, Am Acad, V. pe 399e Phelypza erecta Ec, BROWN. Fam. II. DEEL. Va STUK Ii ArDEELe Xil. „Hoorp- STUKe Schuil zaadige, III. Capraria, Cruftasea, Korftige, 322 TWEEMACTIGE HEESTERS, den „ enkelde Bloemfteeltjes en overhoekfe Takken. Een regtopftaande Gewas, met ongefteelde, fmalle , geoorde Bladen , aan de Punt Zaagse wyze getand en Kranswyze om de ‘Takken geplaatst , op Moerasfige overftroomde. plaatfen van ’t Eiland Jamaika groeijende, is door den vermaarden BRowNe Phelypéa genoemd , door SLOANE Eerenprys met een zeshoekige Steng , en drievoudige getande Blaadjes , als die van de Kun of Keule. Deeze laatfte vondt het ale daar op Zandige Velden. De Bladen fchvnen dan grootelyks van die der Duranta te verfchil« len. (3) Geitenkruid , dat kruipt, met overhoekfe Eyronde , een weinig gefleelde, gekartelde Bladen. In plaats van de Gratioloides , thans het Ges flagt van Lindernia uitmaakende , komt deeze, die mooglyk ook tot hetzelve behooren zou kunnen. Het is een Oostindifch Gewas, dat Rumrnrius afbeeldt onder den naam van de Korst van de Pot , in ’t Maleitfch Cara- nasci ; voerende hetzelve deezen zonderlingen naam, om dat het als een Korst opden Grond maakt , gelyk by ons de Kruipende Kerenprys, naat Fam, 269. Veronica Caule hexangulari &c. SLOAN, Pam, 8de Hift, 1. p. 196. T. 124 (3) Capraria Fol. oppos. ovatis , fubpetiolatia crenatis. Mant, 37. Burm, Fl, Ind, 133. ED rt DIEN: An Me Isar — âdô naat welke het in zyn Bladerloof veel gelyke; UL zynde dus in ’ geheel niet van eene Heefter- ÂFDEELà achtige Geftalte, Hoorp- STUKe _ SELAGO Glimkruid, Ahzid- De Kelk is, in dit Geflagt , in vieren ge- 7" deeld (*); het Bloempypje is Haairachtig dun, met den rand byna in gelyke verdeelingen 5 het Zaad , dat van de Bloem , niet van de Kelk omwonden wordt, enkeld of dubbeld. Hier komen negen Soorten in voor, waat van de meeften Heefterachtig zyn , altemaal Kaapfe Gewasfen, als volgt, 1) Glimkruid met een veelvoudige Tuil, van Bn afgezonderde Bloemen, de Bladen Draad- corymbofa. achtig dun, aan tropjes. rj draagend, Hier behoort de Afrikaanfe Heeflerachtige Kroontjesdráagende Camphorata van Her Ma N- Nus by CoMMELYN , een Heefterachtig Gewas , dat uit een klein kort Stammetje vee= le Takken uitgeeft; die met getropte Blaadjes Krans- (*) Volgens de Genera Plantarum en de optelling aan ’t hoofd der Klasfe , eee ‘er by den Geflagtnaam ftaat, Cal. s fidus. (1) Selago Corymbo multiplici, Flor. disjunétis, Fol. fli. formibus fascicutatis. Syst, Nat. XII. Gen. 769. p. 419. Ves. XIII. p. 475. Sel. Caule eteto ; Corymbe terminali, Hort, Ciff. 321. R. Laugdbat. 3oo. Camphorata Africara umbellas ta frutescens. Comm. Hort, UL. p. 79. T. 4o. RA}. Suppl. 130. Millefelio affinis Madetaspatana &c. Moris. Hift, 11, P. 39. RÁy. Suppl. 219, X 2 IE, DEEE, V, STUER, 324 TWEEMAGCTIGE HEESTERS. HL Kranswyze bezet zjn, behoudende haar groene in Kleur het geheele Jaar. Veel uitgebreide Hoorp- Kroontjes , van witte Bloemen, komen op de STUK. _ toppen der Takken, elk in ’t byzonder voort, edalle. en daar op volgen twee Zaaden tegen elkander gevoegd ‚ die naakt, klein en niet geftreept ZyD. Ho (2) Glimkruid met een Tuil van gebondelde Selago Aairen ‚ de Bladen Draadvormig , vers polyjta« chia. gaard. en | Aairig. Deeze Soort; op Zandige Velden aan de Kaap groeijende, is een Takkig Heeftertje van een half Voet hoog, hebbende aan ieder Knop een Tropje van fmalle ftyve Blaadjes. De end- Tros beftaat uit Aairen van witte Bloe- men, in een kleine ftekelige Kelk vervat, zyn- de de Vrugt Eyrond, in twee Zaaden deel« baar. De Afrikaanfe Heefterachtige Valerianele la, met Bladen van Hey, by CoMMELYN, fchynt naar dit Gewas te gelyken, Derzelver Loof hadt reuk noch fmaak. zi. _ 3) Glimkruid met getuilde Kroontjes en ge. Selago tande Bladen. Rapuncu= Panl | Uit die, (2) Selago Corymbo Spicis fasciculatis , Fol. Filiformibus aggregatis. Mant. 250, Valeriana Afr. fruticans Erice folio, GomMm. Hort. Il. p. 221. T. ri? (3) Selago Umbellis Corymbofis , Foliis dentatis, Axe, Acad, IV. p. 319. & VI. Aft. Ne 20. Rapunculus Fol. anguftisfimis dentatis, Flor, umbellatise BURM, Afr, 113, T. 42. fe Ee DT PD LEN DMT A. UBS Uit een langen, Houtigen, kruipenden Wor- IL tel komt „ volgens de befchryving van den ÎTDEEL. Hoogleeraar J. BU RMANNUS, deeze voort , Hoorps die niet minder Heefterachtig is, Stengen heb-°TUE- bende van twee Voeten lang, die onverdeeldperne, Zyn, met fmalle , getande, fpitfe Blaadjes be- zet , en op den top komt een Bloemtuil, die uit verfcheide Kroontjes fcheen famengefteld te zyn, van Bloemen met fmalle Pypjes zeer on- gelyk in vyven gedeeld (*). (4) Glimkruid met getuilde Aairen en zeer MW, a Jmalle gekartelde Bladen, fpuria. Bafterd, Dit Gewas, door den kundigen HER MA N- Nus Afrikaanfch Melampyrum, met Aairen en zeer fmalle getande Bladen, getyteld , is door ge- zegden Hoogleeraat ook in Plaat gebragt , die zegt, dat het een Heefter fchynt te zyn, draa- gende zeer lange , ronde , Houtige Takjes „ paarfch van. Kleur, overal bekleed met menig- vuldige Blaadjes , weinig van die der voors gaande Soort verfchillende, maar de Bloemtros is geheel uit Aairen famengefteld , van kleine Pypachtige onregelmaatige Bloempjes. (5) Glim. C*) Corella limbus 4 partitus wordt wel door den Heer MURRAY gezegd ; maar uit de Afbeelding en 'befchryving van den eer BURMANNUs blykt , dat de Bloem weezentlyk in vyf Lippen is verdeeld. | _ (4) Selago Spicis Corymbofis, Foliis linearibus denticulatis, “Melampyrum Afric, fpicatum Fol, anguftismis, Burm, Afr. zis. T. 42. É, 3e Mn X 2 He DEELe Ve STUKe k 326 TT WEEMAGTIGE HEESTERS, ur. (5) Glimkruid met een veelvoudige Tuil. en Arnssls ftomp Eyronde, gladde „ getande Bladen, OOFD PE ie , isa “Op de Bergen , aan de Kaap, groeit deeze Soort, die een enkelde, restopftaande, effene Vv. 3 3 6d pP Selazo. Steng , van twee Voeten langte heeft, met Fascicula. Et ot a. overhoekfe langwerpige, fpits getande, gladde t Lj " delden Bladen, hebbende aan *t end der Takken een groote digte Bloemtuil van paarfche Bloemen ; À met een ftompen Stempel. VI (6) Glimkruid met getuilde Aaïren , de on- Coecinea. Hoogvooe derfte Bladen Limiadl en effenrandig , de al bovenften Lanceiswys Elsvormig , eeniger- maate getand, ‚ Deeze gelykt veel naar de Derde Soort , maar heeft de Bladen dikker en, glad, de on- derften geheel nict getand. Uit den Wortel brengt zy eenige Stengetjes vaneen Voet lang, geheel enkeld voort. Door ’t droogen wordt het Loof zwart, De Bloemen zyn hoog Pur-_ per - rood, vir, (7) Glimkruid met Biershaûfdjes aan tend, alten en gebondelde , Liniaale , Vleezige gladde Goldie. Bladen. Door (5) Selage Corymbo oultiplici, E Fol. obovatis ‚ glabris fer- ratis. Mant. 250. (6) Selago Spic. Corymbofis, Fol, inferioribus ica integerrmis , fuperioribus lanceolato - {abulatis fubdentatise dm, Acad. “Ep. 39. Aft. 21. (7) Selago Capit, terminali, Fol. fasciculatis linearibus cas- noûs glanris, Alant, 568. BERG, Cap, 1 57e Bets NIA Mok Be _ Door den Heer Berarus is deeze, onder HL zyne Kaapfche Flantgewasfen , befchreeven. De zn, Steng is Heefterachtig , met ronde Takjes ,Hoorp- geevende, uit ieder Knop, tropjes van vier of °TU% vyf Blaadjes , naauwlyks een Duim lang , dik A en Vleezig, ongefteeld, van de gezegde figuur. De Bloemen maaken Aairswyze Hoofdjes, op “tend der Takken , gefteeld , uit Blikjes en Bloemen beftaande. De Kelk is eenbladig , Vliezig, wyd, in fmalle fpitfe punten verdeeld, die ongelyk van langte zyn: de Bloem Trech- tervormig met vier Meeldraadjes en voorts als in de overigen. (8) Glimkruid met een ; Aur aan °t end, de vin. Bladen byna gefteeld, Lancetvormig „Fori. flompachtig , Zaagswyze getand en genie 4% germaate Wollig. Onder den naam van Zychnidea, dewyl de Blocmhoofdjes veel naar die van de Lychnis gelyken , ís deeze afgebeeld door den Hoog- leeraar J. BurRMANNuUs, De Takken en Bladen, van dit Gewas, zyn, zozyn Ed. zegt, ruuw : de Bloemen komen, Aairswyze, ieder uit een Oxel van een Blad voort, en zyn ver- vat (8) Selago Spicà terminali , Fol. fubpetiolatis lanceolatis obtufiusculis, ferratis, fubtomentofis, Am. Acad. VI. Pe 894 Aft. 19. Lychnidea villofa, Fol. oblongis dentatls, Flor. Ípie catis. BURM. Afr. 138. T. 49, fe 4e Thymelze affinis, PLUx. Jlant. 179 XA MH. DEEL, V, STUM 328 TwEEMaAeriee HEESTERS. [IL vat in een langwerpige , geftreepte, zeer ruige ZR in vyven fpits verdeelde Kelk. Zy z | elk. yn zeer Hoorp: lang, breidende het dunne Pypje zig in vyven pia uit, gelyk de anderen Indien de van B eER- zaadige. GIUS op deeze Soort aangehaalde , naar de Fhymelea gelykende, by PrukenerTt, hier toe behoort, gelyk de Heer Burman vaste ftelt, dan zou de Vrugt een groot picramidaal Laadhuisje zyn, verdeeld in wier Holligheden. EA (9) Glimkruid met rondachtige end- Hoofde Hekher.. jes, de Bladen verfpreid, fmal, ftomp, achtigce | effenrandig , de Steng Heefterachtig. Dit is een hooge Heefter, gelyk de anderen aan de Kaap groeijende, welke de Takken on= gelyk van langte heeft , de Blaadjes. klein , {mal , ftomp, effenrandig , by tropjes verfpreid, naakt. Ongefteelde, rondachtige , Bloemhoofd- jes komen aan ’t end der Takken voor. Ten opzigt van de Plantgewasfen van dit Geflagt, in * algemeen , moet. men ‘aanmerken, dat zy zig door een byzondere Geftalte onder- fcheiden , en dat het Zaadhuisje of. de Vrugt in de meefte Soorten nog geheel onbekend is) Lr. (9) Selago Capitulis fubrotundis terminalibus, Fol. fparfis linearibus obtufis inteperrimis , Caule fruticofo. dant. 87. (*) De Selago Pinaftraen tomentofa zyn tot andere Geflag= ten betrokken , wordende de eecfte Szilbe Pinaflra , detweedes Manulea tomentofa geryteld, en de dubia is geheel uitgemon= flerda PD iiD: LORNA. Ga LrirPPraA- UI ze AFDEEL, Van dit Geflagt zyn de byzondere Kenmer-_ Xi OOFD- ken. een viertandige , rondachtige , regtopftaan- spim, de, famergedrukte Vliezige Kelk: een T'rom- _angio- petachtige Bloem ; het Zaadhuisje eenhollig „pere tweekleppig , tweezaadig , regt: een enkel Zaad met twee Holligheden. | Drie Soorten , waar van twee Amerikaanfche zyn, komen in hetzelve voor, als volgt. (1) Lippia met pieramidaale Hoofdjes. „Ee Lippia Dit is een Heefter, te Vera Cruz groeijen Sjzerieana. de , welke ronde bleeke Takken heeft, aan dekaantche, Knietjes platachtig , met Lancetswys’ Eyronde Bladen , over ’ midden Zaagswyze getand , gefteeld , rauw , twee tegenover elkander, Zeer korte Bloemfteeltjes komen uit de Oxelen voort , die vierkante Hoofdjes draagen , van grootte als een Erwt, vierkantig Eyrond, mec ontelbaare Schubbetjes agterwaards belegd, en een Bloempje hebbende tusfchen ieder Schub- etje. Dus heeft LiNN&us deeze Soort bee fchreeven. (a) Lippia met half Klootronde Hoof djes, IL, Lippia za, hermisphae. Dees Halfronde. (1) Lippia Capitulis pyramidatis. Syst. Nat, XII. Gen. 7êr. p. 423» Weg. XU. p. 480. (z) Lippia Capitalis hemifphericis, JACQ, Amer. p, 176, T. 179: Éf, too. JlLánt. 89. X 5 NM. DEEL, V. STUKe Tile Arneer. XIÌ. B OOFD STULEe Schuil- zaadigte HI, Lippia ovaia, Eyronde. 330 _TwEEMAGTIGE HEESTERS, Deeze is, door den Heer JACQuIN, by Karthagena in de Westindiën wer: een Heefter van tien Voeten hoog, geheel wele riekende’ en Speceryachtig. Hy verdeelt zig in Houtige ronde Takken, zo flap , dat zy» geen Steunzel vindende , naar den Grond buie gen, zynde de jongften vierhoekig en Bloem- draagende, «De Bladen, die deeze Heefter heeft, zyn Lancetswys’ ovaal , wederzyds ge= fpitst , glad , gefteeld , twee of drie Duimen lang , tegenover elkander, Uit de Oxelen ko= men enkelde Bloemfteeltjes voort, die in een half Klootrond Hoofdje uittoopen, ’t welk ie- der Bloempje met een Schubbertje befchut, De Bloempjes zyn klein, wit van Kleur, en heb- ben ieder een zeer kort Steeltje. (3) Lippia met Eyronde Hoofdjes en effen- randige Liniaale Bladen. Deeze is ven den Heer N,L. BURMAN- Nus, onder zyn Ed, Kaapfe Gewasfen , waar- genomen, en befchreeven als een Heefter , die een leggende Steng van een Voet lang heeft , met Erwrachtige Knoopjes en ronde Takjes , bezet met Sappige fmalle- Blaadjes , die glad zyn, geevende uit ieder Oxeltje veele kleinere uit, fomtyds drievoudig. Aan ’t end der Tak- jes komen Eyronde Knopjes , met gladde Blik- jen (3) Dn Capitulis ovatis , Foliis linearibus i vegers Mans. 39, BURM. Prodr, FJ. Cap, p. 17, Dram ahl WON MAMIE A SET jes overal belegd, die langer dan de Kelk en Ile omgeboogen zyn. De Kelk is Pypachtig > vyf- ie in tandig s de Bloem ‘Trechterachtig , in vyven Hoorp- gedeeld , zwartachtig Violet: de Meeldraadjes 17° tweevoudig binnen het Pypje: het Vrugtbegin- Vrerddaan zel enkeld, zo wel als de Stempel, DuRANT A. Van dit Geflagt is de Bloem eenigermaate Smoelachtig met een kromme Pyp ; de Kelk in vyven gedeeld boven het Vrugtbeginzel ; de Vrugt een vierzaadige Befie, met tweehole ige Laaden, | Twee Soorten komen in hetzelve voor, als volgt, (1) Duranta mek de Vrugtdraagende Keiken _ 1 Duranta omgedraaid. Plumieri, Van Tot deeze Soort wordt zo wel de Kruipen-E'mniete de Gedoornde Duranta , van PLumier, als de Ongedoornde, die Boomachtig fchynt te zyn, beiden in Amerika waargenomen, t’huis gebragt. Hy hadtze den naam van Caftorea gegeven , naar den, Doopnaam van CasrTor D u- (1) Daraxta Calycibus FruGtescentibus contortis. Syst. Nat. XIL. Gen. 786. p. 425. Veg. XIii, p. 482. JACQ. Ams. Hifd. 186. Te 176. fig, 76. Caftorea 1epens fpinofa & Caftorea Racemofa , Flore cosruleo, Fruêtu Croceo, PLuM. Gen, 3e, de. 79. He DEEL. Vs STUKs II. 532 TwEEMAGTIGE HeEestTEns, DurANTUS, Wylen Gencesheer te'Rome , Arprend die een Iraliaanfch Kruidboek aan % licht gee HooFrD: STUK. Schuil zaadige, bracht heeft, LiNNeus heeft, met reden, deszelfs Geflagtnaam gebruikt, en deeze Soort den bynaam van PrLUMIER , den eerften ont- dekker van dit Gewas, gegeven, « Het is door den Heer JacQUIN ook in de Westindiën , op ’t Eiland St. Domingo , gevonden ; een Boompje zynde, zegt hy, van vyftien Voeten hoog ‚ met opgeheven of neergeboogen Tak- ken , die fomtyds met Doornen bezet, fom- tyds van dezelven ontbloot zyn, Het heeft de Bladen ovaalachtig , fpits , tot een kort Steeltje verfmald , in de uiterfte helft {tomp en ongelyk getand, glad, gepaard, twee Duis men lang. Uit de Oxels en aan de enden. der Takken komen groote losfe Trosfen voort, van veele reukelooze blaauwe Bloemen. Het Vrugtbeginzel , dat rondachtig is, heeft eenen Draadachtigen Styl, met een geknop: ten Stempel, Hier op volgt een rondachtig ovaale , flaauw vierhoekige Befie , naauw be- flooten in de Kelk , die vergroot en geel ge- kleurd ís, van eene geheel verfchillende fi- guur geworden , hebbende den Mond toege= kneepen en fcheef omgedraaid. Hier in zyn vier Zaaden bevat, ieder met twee Holligheden en twee Pitten, (2) Du: D iP YNA MIA 893 (2) Dutanta met de Vrugidraagende Kelken, Us regtopftaande, Är SE Hoornes De naam van Ellifia was voorheen aan hetsrux, Gewas , dat deeze Soort uitmaakt , gegeven, u. LoerFrLIiNG bevondt het een Takkigen Hee- rin {ter , omftreeks Cumana groeijende , van devan Ellis, Spaanfchen Fruta de Polamita genaamd, om- trent twee Vadem hoog (*). De Heer Jac- QUIN zegt dat het een Heefter is, die zeer paar den anderen gelykt , uitgenomen dat de Kelk hier het Puntje overend houdt. Hy vondt dit Gewas , op Jamaika, doorgaans in de Haagen , aan de kanten van den Weg, die van de Stad Kingfton naar de Hoofdftad des Eilands loopt. OVvVIED A. De Bloem is, in dit Geflagt, een zeer lang Pypje, aan ’t end in drieën gedeeld; de Kelk bevat Klokswyze de Vrugt, welke een Kloot- ronde tweezaadige Befie is, Twee Soorten komen , wederom , in hete zelve voor, als volgt. (1) Oviee (*) Mooglyk moet het zyn Palomita, en dan zou het een Duiven- Struik kunnen betekenen ; misfchien om dat die op de Vrugt aazen, of in ’t Gewas nestelen. (2) Duranta Calycibus Fru&tescentibus ereftis. JACQ. Amer. Hift ps 137. Te 176. f. 77. Eliifia acuta. Am. Acad. V. pe 400. LOEFL. Jtin, 194. Ellifia frutescens ‚ quandoque fpinofa Ec. BROWNe Fam. 262. T, 29. f 1. | IT, DEEL, Ve STUKS „Jpinofa. Gedoorn- de. j 6 (DN Ovieda mitis. Onge- doornde. 334 TWEEMAGTIGE HEESTERS; (1) Ovieda met evaale getande Bladen. ded Deeze Soort is van Prumirea Valdia ge- noemd geweest , naar den Bynaam van den vermaarden Spanjaard OvtEpo, die, op ’t bevel van den Koning van Spanje, een Werk over de Natuurlyke Hiftorie en Plantgewas- fen van Amerika gefchreeven heeft, Hy ty- telde dezelve , Paldia met Diftel - Bladen en eene blaauwachtige Vrugt. Niemand anders heeft dit Gewas waargenomen, dat Kruidig is en de Bloemen aan Trosfen heeft, of aan Hoofdjes, doch, volgens de Afbeelding , met zes Meeldraadjes , die zig als van de zelfde langte vertoonen. (2) Ovieda met Lancetvormige , een weinig witgegulpte Bladen. Hier van geeft de Hoogleeraar N. L. Bur. MANNUS de Afbeelding, als een Plant zynde, Bonga Penjaton by de Javaanen genoemd. Het is, volgens onzen Ridder , een Heefter, die de Bladen en de Bloempyp , beiden, zeer lang heeft. Vor. (x) Ovieds Fol, ovalibus dentatis. Syst. Nat, XII. Gen. 737. Ps 425. Weg. XIII. p. 483. Valdia Cardui folio, Frau fubceeruleo, PLum. Gen. 14. Jes 256, (2) Ovieda Fol, Lanceolatis fubrepandis, Burm. Fl, Ind, Pp. 136. T, 43 f. 1, Di» TNA MIA 335 VIOLTIK AME RT A, Ii. Arpeers rmaarden VOLCKAM ee Van den ve MER , die Balle: een befchryving der Planten , om Neurenburgsrux. groeijende , in ’t voorst der voorgaande Eeuw ansi. uitgegeven heeft, is de Geflagtnaam afkomftig,/#°r”% Een Kelk in vyven gedeeld; de Slippen van de Bloem zydelings geboogen ; een tweczaa- dige Befie met tweehollige Zaaden : dus zyn de byzondere Kenmerken opgegeven. Drie Soorten komen in dit Geflagt voor, als volgt. | S T. (1) Volkameria met de Bladen uit Doornen voikane. fpruitende, | db aculeg. Ì j , Gedoorn- Deeze is Liguftroides genoemd geweest, ende, Gedoornde Duglasfia met Ligufter . Bladen , al- zo het Gewas, naar de Ligufter gelykt, zynde van Prumrer Gedoornde Duglasfia met eene Testikelachtige Vrugt , getyteld, Het kwam SLOANE veel op de Velden van Jamaika voor , en de Heer JacQquinN heeft het doorgaans op de Karibifche of Voor = Eilanden van Amerika aan= (1) Wolkameria Spinis Petiolorum rudimentis. Syst. Nat. XII. Gen. 788. ps 425. Weg. XIII. p. 483. JACQ, Amer. Hi. p. 185. T. 117, Clerodendrum Fruticofum fpinofum &c. BROWN. Jam. 262. T. 30. f. 2. Liguftroides. Hort. Clif. 439, Duglasfia fpinofa Liguftri folio. Amm. Herb. 576. Lis guftrum aculeatum Fruêtu tefticulato. PLum, Sp, 17. Je, 164. f, 1. Paliuro affinis Liguftrifolia fpinofa. SLOAN: Fam. 137. Hift. II. p. 137. T. 166, f. 2 , 3. Raj. Dendr, 95e PLUK, NDE. 362. fe Ze II. DEEL. Ve STUM, 336 TWEEMAGTIGE HEESTERS; HI. aangetroffen, BRrowNE noemt het Heefter. Bee achtig gedoornd Clerodendrum, met de onderfte Hoorp: Bladen digt by, de bovenften tegenover elkan. STUK: der , driebloemige Bloemfteeltjes uit de Oxels zaan voortbrengende. / Hier uit blykt de Geftalte nagenoeg. JACQUIN zegt , dat het een Takkige regtopftaande Heefter is, van vyf of zes Voeten hoog, geheel met Reukelooze wit- te Bloemen beladen , daar men zeer dikwils vyf en fomtyds zes Meeldraadjes in aantreft; hoewel ‘er ook zvn , in welken het Kenmerk deezer Klasfe , van vier Meeldraadjes, twee langer , twee korter, plaats heeft. De Bloe. men zyn egaal in vyven verdeeld , aan den mond van haar Pypje, doeh twee deezer Slip- pen wyken meer van elkander af, dan de drie overigen , en dit maakt de Bloem eenigszins wanftaltig ; gelyk SLoANE daar van zegt. ir, (2) Volkameria met ongedoornde Takken. Fnermiss Onge- __Deeze Soort is de Strand- Fasmynftruik van loornde, Ee RumrHr1ius , die met harde ronde Stengen opfchiet , geevende Bladdraagende Takjes ter zyden uit, in ’t kruis by elkander, ‘waar aan de Bladen eere voorkomen , van figuur als Li- (2) Wolkameria Ramis inermibus. Fl, Zeyl. 231. Jasmminum littoreum. RUMPH. Amh. V. p. 86. T, 46. Periclymeni fimi« lis Myrtifolia Arbor Maderaspatenfis. PLUK. Alm. 287. Te 211. f. 4. Jasmini-flore Frutex Philippenfis, PETiv. Gaz. T. 4z. f. 7, Nuir- Notsjil, Hort. Mal. Ve P: 97. T. 49. BURM, Fl, Ind, p. 136. Dr DY NAM ian nar Limoenbladen , van boven donker groen en rs glad , van onderen met Ribbetjes. De Bloe- Árvrer. men „ naar die der Jasmynen gelykende, ko- goorpe men aan Kroontjes voort, hebbende een fcheefsTux. uitgebreiden Mond en daar op volgen Befie- ie achtige Vrugten , van grootte als kleine Ker. fen, Peerachtig , op een Kelkje zittende, door vier Sfeuven in ’c kruis verdeeld , die hard blyven „ al zyn ze ryp. Het is een gemeene Strandboom op alle de Oofterfche Eilanden, De MNiir- Notsjil van Malabar, dien men den Water- Kuisboom noemt, wordt hier ook thuis gebragt , door den Heer BuRMANNUS, wiens Stinkende Ceylonfche PFasmyn, de Ghurenda van HERMANNUS , een Boom is van der= gelyke Geftalte, (3) Volkameria met breed Lancetvormige , „IL 2 Volbamee Zaagswys gelande , byna ongefteelde Bla-riaftrrata, den ee tele e e. Deeze , in Indie groeijende, heeft de Tak- _ken rondachtig , met een gearmde Bloempluim, zynde de Kelken Klokvormig , onverdeeld , en naauwlyks getand , en de Vrugten uit vier Besfen famengefteld. \ De pvereenkomst van dit alles doet my hier een Takje thuis brengen , met Vrugten bela- den , ’t welk my , onder den naam van Pegou- goet 3 (3) Wolkameria Fol, lato «lanctolatis, (emrâtis, (ub fesfilie bas. Jfánt. oo. Hi IL, DEEL, Ve STUKe UL AFDEEL- XLi. Hoorp- STUK. Schuil. zaadige. „ 338 TwEEMAGTIGE HEESTERS, goet , met en benevens veele andere raare Plantgewasfen , door den Wel Ed. Geftrengen Heer RADERMACHER , Paljuw te Batavia, vic Oostindie is toegezonden: te meer, dewyl ik vog Bloempjes daar aan gevonden heb , niet alleen met. deeze Klasfe , maar ook met dit Geflagt overeenkomftig, Dus kan ik verzeke- ren, dat dezelven Pypachtig zyn, in vyf Slip- pen verdeeld , met een langen Styl en vier zeer lange Meeldraadjes , waar van twee zig korter dan de anderen vertoonden. Zelfs heb ik de tweedeeligheid van den Stempel daar in waargenomen, De Bladen zyn juist zo, als hier in de bepaaling van deeze Soort is op- gegeven „ tegenover elkander in ’t kruis ge- plaatst, gelyk de Afbeelding in Fig, 2, op Plaat XXVI , aantoont. … De Vrugt- Pluim beftaat uit Trosjes , die uit de Oxelen voortkomen, op enkelde Steeltjes , welke zig doorgaans in drieën verdeelen , en dan by ieder verdeeling twee Ímalle Blikjes hebben. Op het end van dezelve komt één of meer thans zwarte Befiën voort, waar van de volkomenften vier-, de an= deren drie-, tweedubbeld of enkeld zyn: gelyk zig dit alles aan één Trosje hier openbaart. Ie- der Befie heeft ééne Holligheid, en bevat daar in een rond Zaad, Voorts rusten deeze Vrug- ten op den Kelk, die uitgezet is, en anders zig volmaakt Klokvormig, onverdeeld en naauwlyks getand, even als in de befchryving, vertoont, „Dit doet het Gewas van de Volkameria multiflo= Tó DiDYLNA Mi A 339 be van den Het N. L. BuRMANNUS, naar Is welke het anders, wegens de Hartvormige Haman, Trosbladen , wel gelyken zou , blykbaarlyk Hoorp- verfchillen ; hoewel het, wegens de JangeSTUK. Meeldraadjes en éénzaadige Bestel snadra bermid, fchynt te komen aan ’t volgende Geflagt, CLERODE NDR UM Lotboom, De Kenmerken zyn , een vyfdeelige Kloks- wyze. Kelk ; de Bloem een Draadachtig dun Pypje, met eenen Smoelachtig in vyven egaal verdeelden rand : de Meeldraadjes zeer lang, doch twee korter dan de anderen 5 de Vrugt een eenzaadige Befie, Vier Soorten komen thans ín dit Geflagt voor altemaal in Oostindie groeijende , als volgt. (1) Lotboom met Hartvormige Wollige Bla- _ 1. Cleroden » den. dram infor» lunatum, * De Griekfche naam , door den Hoogleeraar , Ongelak- J. BURMANNuUs aan dit Geflagt gegeven , betekent Lothboom , en die benaaming ftrookt beter met de bynaamen der nen dan Ge- | lukse (1) Clerodendrum Foliis Cordatis tomentofis, Syst. Nat. XII. Gene 789. p. 426, Weg. XIII, p. 433. Fl, Zeyl, 2320 Clerad. Fol. lato & acuminato. BURM. Zeyl. 66, T. 29. Pe» ragu. Hort. Mal. II, p. 41. T. 25. RAJ. Mijl, 1571. Petafie tes agreftis. RumPit. Amb, IV. p. 108, T, 49. BURM. FL dnd. 137. Ya le. DEEL V, STUMe IT. AFDEEL. XII. Hoorp- STUKe Schuil zaadige, 340 TWEEMAGTIGE HEESTERS, luksboom , gelyk men dit verduitfcht heeft (#), Op Ceylon werdt het Gewas Pinnakola of On- gelukkige Boom genoemd. Hy groeit, zo fchynt , door geheel Indie, Aan de Kust van Malabar noemt men Peragu, een Heefter van drie Voeten hoog , op Zandige plaatfen voor- komende, die de zelfde geacht wordt te zyn, zo wel als de Wilde Pestwortel wan Rume PHIUS, welke op vogtige plaatfen in alle Am- bonfche en Bandafche Eilanden groeit , nd door hem aldus befchreeven. Het blyft een laage Struik, van omtrent vyf Voeten hoog , met weinige en broofche Tak- ken; de Bladen Hartvormig ‚ meer dan een Hand groot , by paaren in ’t kruis geplaatst aan de kanten uitgegulpt , van boven Wollig, zwartgroen ‚ van onderen ruig en rimpelig , met zwaare Ribben en dwars- Aderen , fterk en Vlierachtig ruikende. De Bloemen , die aan yle Trosjes op roode Steeltjes voortko- men „ zyn langhalzig als Jasmyn - Bloempjes , dach boven aan den Mond in vyf Slippen ver-= deeld , die aan de eene zyde altoos een ope= ning lr ‚ als of daar een Blaadje untbrak, rood (*) Gluchsbaum. Zie Gatt, der Planzen , door Dr, PLA= NER. Gotha. 1775. Ten opzigt van de Kenmerken vindt, men.aldaar , ‚, de Kroon of Krans (Corolla) is eenbladig on- »» gelykvormig ; het Pypje dun, lang : de Mond in vyven >» gedeeld, zelykvormig ; de bovenfte Slippen dieper afgedeeld,’® Laciniis omnibas agualibus was in Gen. Plant Ed. v‚ gezegd: dit kan naauwlyks plaats hebben , wanneer de bovenften diee per afgedceld zyn. dg eer a rd rn x ORTE DA IT UNA META GGD rood - van Kleur , met vyf kromme ronde: HIL Draadjes. De Vrugten zyn vierkante Besfen ÁFDEELe XII. op roode Voetjes , bevattende ieder vier Kor- Hoorps relige Zaaden, ain Van de Malabaarfe wordt ook aangemerkt ;, Eek 4 dat de Slippen der Bloem meest naar eene zy- ï de geplaatst zyn ; zo dat derzelver figuur wei- nig overeenkomst zou hebben met die der af» gebeelde Ceylonfche van den Heer B u RMA N- NUS, alwaar de Bloem duidelyk in twee Lip- pen is gedeeld , de bovenfte tweedeelig , de onderfte driedeelig, hebbende vier Meeldraad- jes, gelykerwys de gezegde Malabaarfche , en de Vrugt was een eenzaadige Befie. o) Lotboom C 3 zin (2) Lotb n mer Lancetvormige , geheel ef san fenrandige Bladen. Eums, ; Gelukki= Deeze zou zyn, welke de Ceyloneezen Pin- 8% na of den Gelukkigen Boom noemden , zynde van Java gezonden onder den naam van Hee- {ter met een Gepaarlde Bloem en een ronde Vrugt. Op het Deenfch Eiland by Canton in China groeide zy by de Graffteden der Eu- ropeaanen ‚ zo de Heer OsgBEcKk verhaalt , onderfcheidende zig, van alle daar bevindelyke Kruiden, door haaren Muskus-Reuk. De Chi- neezen noemden haar Katag-naong. Hy be- fchryft dezelve als een Takkig Gewasje , onge: vaar (z) Clerodendrum Fol. lanceolatis integerrimis, Ar. Acad, IV, pe 320, OsB. Ztin. 228. Te 11. BURM. Fl, Ind, 137, É 3 IL, DEEL, V. STUK. 342 TwEEMACTIGE HEESTERS. HI. vaar een Voet hoog, dat hy afbeeldt „met ge- AFDEEL. (teelde Blaadjes , {pits ovaal , ongekarteld en Hoorp- taamelyk glad. Uit derzelver Oxelen kwamen STUK. _ Steeltjes met veele Bloempjes, die eenen rood Berg gekleurden Kelk hadden, en de Bloem veel meer naar die van ’t voorgaande Geflagt gelykende , hebbende ook gantích geen lange Meeldraadjes. Bovendien beftondt de Vrugt uit twee Befiën aan elkander gevoegd. Dr va) Lotboom met ovaale » Conigermaate ge- eer tande, naakte Bladen, BAmPBS Deze Soort was aan den Ridder door wylen den Heer Doktor BasTeERr, als op Java groëis jende , opgegeven. Zy hadt de Bladen tegen- over elkander , gefteeld , Eyrond of ovaal, Eenigermaate Zaagswys’ getand , wederzyds naakt: een gearmde Pluim en de Bloemen een weinig kleiner dan in haare mede - Soorten. Niettemin wordt thans daar toe betrokken de Volkameria alternifodlia , van den Hoogleeraar N. L. BURMANNUSs afgebeeld, en dus ge- noemd, om dat zy de Bladen overhoeks heeft ; voerende den naam van Puan Bouga by de Javaanen. Iv. (2) Lotboom met ee » Zaagswys gen RaT | tande dn han (3) Clerodendrum Fol. ovalibus fuhdentatis nudis. Mant, go, Volkameria alternifolia. BURM. Fl Ind. 137. Te 44» (4) Cherodendrum Fel, lobatis , ferratis , Paniculâ amplisfi mâ, Mant, go, Volkameria multiflera. Fl, Jnd, 137, To 45e £ Ta nnen ME Mk DE IN A ME A 48 tande Bladen , en een-zeer groote Bloem- HIL, . AFDRELe- Pluim. Er Deeze, ook in Indie vallende, heeft volgens Hoorpe STUK den Ridder de Steng viervoudig gefleufd 3 de Hnbiës ‘Bladen gepaard Hartvormig, vyf- of driekwabe spermia, big „ Zaagswys’ getand. De Pluim is zeer groot , beftaande vit tweemaal gegaffelde en _&indelyk getakte Steelen. Hier wordt de Veel- bloemige Volkameria, van gezegden Hoogleee raar, t'huis gebragt , welke veelbloemige , doch meest driebloemige Steeltjes in de Oxelen heeft en zeer Bloemryk is, ook op Java groeijende, Hier uit blykt, dat de onderfcheiding van dee- ze twee Geflagten niet gemakkelyk is, V 1 rex. Kuifchboom. Dit Geflagt heeft een vyftandigen Kelk; de rand van de Bloem is in zesfen verdeeld, de Bloem Smoelachtig met de bovenfte Lip in drieën verdeeld; de Vrugt een vierzaadige Befie. | Vier Soorten zyn in hetzelve vervat, waar van de drie laatften in Oostindie huisvesten , als volgt, (1) Kuifchboom met gevingerde Zaagswys’ getande Bladen en gekranste Aairen, Vitex Agnus Dee- Cales Earopie fche. (1) Witex Foliis digitatis ferratis, Spicis verticillatis, Syst. Nat. XII. Gen. 79o. p. 426. Weg. XIll. p. 483. Vitex. CAM. Epit. 1os. H‚, Cliff. 327, R. Lugdb, 291, GRON, Pirg, 169. Y 4 Mat, Mm, DEEL. V, STUK, L 344 TwWEEMAGTIGE HEESTERS, glij Deeze, die in de Znidelyke deelen van ÉEu- xi, fopa groeit, is algémeen bekend onder den Hoorp- paam van Kwifchboon, in ’t Latyn Agnus peo Caftus of ook Vitex, welken naam Pr inrus melisse. gebruikt, zeggende: „, van de Wilgen verfehilt niet veel, zo in’t gebruik der Teenen als in in de gedaante der Bladen , hoewel hy aan- 3 genaamer van Reuk is, de Vitex , by de s> Grieken Lygon of anders Agnon genaamd; > om dat de Atheenfche Jonkvrouwen, op ’% , Feest van Ceres tot Nonnen ingewyd wore ‚ dende, zig, daar van Matrasfen deeden maa- 3, ken, om haare kuifchheid te bewaaren. Twee , Soorten zyn ’er van. De groote wordt, als „>de Wilgen , een Boom ; de kleine blyft ‚, Heefterachtig , met wittere Wollige Bladen, >, De eerfte, deswegen de Witte bygenaamd , „heeft een witte Bloem uit den paarfchen : s, die van de andere, genaamd de Zwarte Vi- „> tex, is geheel paarfch. Zy groeijen in Moe- », rasfige Velden. Het Zaad finaakt Wynach- 9 tig en wordt gezegd een Koortsmiddel te os ZyDs als ook in Olie gemengd ‚ door fmee- » fing, Zweet te verwekken en dus de ver= ‚> moeidheid weg te neemen. Het zet het | > Wae Zat. Med. 319. GRON. Or. 77. TOURNF. Zaf?. 603. DOD. Pempt, 673 Vitex Fol. anguftioribus Cannabis modo dspofie tis. C. B. Pin. 475. B. Vitex latiore folio. C. B. Pin, 475. Vitex folio ferrato, B Hij. I, Pp: 405e LOE: Jeon Ha 339 nend oen \ D 1D TNA META 348 », Water af en verwekt de Stonden; doch be- „> roert het Hoofd gelyk de Wyn, als zynde », van dergelyken Geur. De Opzettingen dryft ‚‚ het neder, zynde voor Water- en Miltzug- 53 » Overvloed van Zog en dient tegen ’t Adde- 9 ten Vergift, inzonderheid dat van de Kleine > Soort. Men neemt een Drachme van het Zaad in, met Wyn en {meert ’er mede de s, Spinnekoppen- Beet , verdryvende ook door „ berooking de Vergiftige Dampen, enz.” Men ziet hier uit, in hoe veel gebruik oude tyds de Kuifchboom was in Italie, daar hy nas tuurlyk; in ’t Napelfche en op Sicilie, in Moe- rasfige Velden groeit. Hy moet in Griekene land, wegens het gemelde, niet ongemeen zyn. Drioscoripnes ftelt zyne Groeiplaats aan de Oevers van Rivieren en aan de Zee- Kust, op ruuwe plaatfen. Rauvuworr heeft hem ; by Aleppo in Syrie , gevonden , en hy kome ook in Virginie voor, Verder wordt hy , in Europa, in de Tuinen gehouden, geevende in onze Provinciën wel Bloem maar geen Zaad, zo MuNTIiNG aanmerkt, en moetende ’s Win- ters in Huis ftaan. Men noemt hem ook Zoom der Kuisheid en Abrahams - Boom , van welk laatfte de reden niet klaar is. De italisanen noemen hem Vitice of „Asno cafto, de Span- jaarden Gattillo cafto, de Franfchen Migne Chafte , de Engelfchen Chafte - Tree , en de Duicfchers Schafsmaul of Kaufchbaum, Wig Tee IL. DEELs Vv, STUK, tigen zeer dienftig : ftopt den Loop : maakt fp II, ÁFDEELS XI. Hoorpe STUKe Angioa ETM Ae Il à 346 TWEEMACTIGE HEESTERS. Tegenwoordig kent men ’er twee Verfcheiden: f arn heden van. De eene heeft zeer fimaile Bladen, Hoorp- STUK. Schuil- zaadige. op de wyze der Hennipbladeren by vyven op een Steel groeljende , het middelfte langst, van boven groen , van onderen grys, en geheel on» gekarteld, De Stam is niet zeer dik,-de Tak- ken zyn by uicftek taay en buigzaam. Het draagt Bloemen als gemeld is, paarfch, blaauw of wit van Kleur; doch die de bovenfte Lip dikwils maar‘ in tweeën gedeeld hebben (*). Zy groeijen Kranswyze om een Steel , en maa- ken dus een Aair-uit, gelyk ook de Zaaden, welke naar Peperkorrels gelyken. In de Oos fterfche Landen is ook een Driebladige waâr= genomen, zynde , zo men oordeelt , een loutere fpeeling der Natuur (4). Behalven deeze, die de gewoone Kuifchboom is , komt ’er een voor die grooter is , met gekartelde Bladen, en deeze groeit zo wel als de andere in Languedok , volgens Govan, alwaar men hem de Peperboom noemt. Hy komt in manier van Vrugtdraaging met de eer- fte overeen, hebbende Aairen van agt of negen rondachtige Kransjes , en het getal der Bladen is fomtyds zeven op een Steel. Deeze vindt men by LoBrr, zo wel als den anderen , af- gebeeld. | | Het Zaad van den Kuifchboom , dat men Dog (*) Fagmicir Hort. Helusst, p. 410. (tT) Rauw. Fler. Orient, per GRON. 77, Dram Pl kNrh:Meledr 4847 nog heden in de Winkelen heeft, is thans zeer UL weinig in gebruik, «’c Gelykt veel naar Kori SFDE2Le ander en heeft een bicterachtigen „ fcherpen goorpe Smaak, zynde in lang zo heet niet als Peper,Töl Dus kan het, als een goed Maagmiddel, te- bhi gen Opftopping van Winden, Kolyk, Miltzugt en dergelyke Kwaalen, dienen: maar die voor- _paame Eigenfchap , om welke het Gewas den naam bekomen zou hebben , is waarfchynlyk een Verdigtzel, uit misverftand van den Grieke fehen naam, Agnos , gefprooten, Wordt het nog heden van de Kloofterlingen gebruikt, ge= lyk fommigen willen ,dan kan het zyn, om den fechyn van Kuifchheid te bewaaren , en onder dien dekmantel de Wellust bot te vieren 3 want men is door Ondervindingen verzekerd, dat de Minnelust door ’t gebruik van bet Zaad des Kuifchbooms , in vadzige Geftellen , ope gewekt worde „ hoewel hetzelve de Geilheid , in Menfchen van een heet Geftel , verdooft (*), (2) Kuifchboom met drie- en vyfvoudige ef- _u. . 7 fenrandige Bladen , de Mairen met geit — gaffelde Trosjes. De (*) TRILLER. Zhese Pharm, Tom, 1. 1764. p. 159: (2) Vitex Fol. ternatis quinatisque integerrimis, Paniculis dichotomis. Vitex trifolia miner Indica. Piur. Alm. 300, Te 206, £. s. Fl. Zeyl 413. Piperi fimilis, Fruêtus firiacus fee- mina, C. B, Pir, 412. Lagondium vulgare, KUMPH. Amb IV. p. 48. T, 18. Catanof. Hors. Mal. IL. p. 13. T. ro. RAj. __Hift. 1575. Vitex trifolia minor Indica odorata hortenfis. BuRM, Zeyl. 229. fB, Vitex trifolia Floribus per Ramos Ípar- fis. lid. T. rog. Burm. Fl. Ind, p. 137. Ile DEELe Vo STUMe) ui. 'AFDEELs NIT Hoorpe STUKe Schuil. aaadige. 348} TWEEMACTICE HEESTERS. Dit is een Oostindifch Gewas , voerende in ’t Maleits den naam van Lagondi en groeïjen- de byna overal, doch inzonderheid op Malabar en elders aan de Vaste Kust, « Het is de Drie= bladige Jndifche welriekende tamme Kuifchhoom, met blaauwe getroste Bloemen, van den Hoog. leeraar BURMANNUS, die Nika genoemd wordt van de Ceyloneezen.. De Ouden hebben het Negundo geheten. Op Malabar is het een Heefter van anderhalve Mans langte, op Java eens Mans langte hoog, opfchietende met vere fcheide Stengen , waar aan Takken komen, die zeer lang en buigzaam zyn, zo dat fommigen op de Aarde leggen. De Bladen komen meest drie , doch ook fomtyds vyf op een Steeltje “voort; en zyn Lancetvormig ovaal, naar agtes ren verfmallende , gelyk de Bladen van den Nagelboor „ doorgaans op de kanten ongekar. teld, het middelfte grootst. Trosjes van Bloem= pjes , naar die van de Rosmaryn gelykende, komen aan ‘tend der Takken voort, en daar op volgen Peperachtige Besfen, fcherp en heet van Smaak , bevattende eenige harde Zaaden, Ook geeft het geheele Gewas een Speceryach- tigen Zalf -Reuk van zig, zynde de Bladen tot verzagting , verwarming en Pynítilling , uitwen- dig van ongemeen gebruik in Indie, Als eene Verfcheidenheid van deeze: Soort wordt aangemerkt, die, welke door den gezeg= den Hoogleeraar in Afbeelding gebragt is onder de Ceylonfche Planten, en genoemd Driebladi- - 8e ij 2 Deel, PL AAT XXVII. BZT GENT AAMET HAL: HO ge Kuifthboom ‚ met de Bloemen langs de Tak-, Hi ken verfpreid. In dezelve zyn de Bladen van "en eene gefpitst ovaale figuur, aan beide zyden Hoorp- groen ; terwyl dezelven in de andere, van bo-°T UX ven „ door ’t droogen zwart worden , blyvende ihm van onderen grys , even als in de gemeene Kuifchboom, zo RumrParus aantekent, Die Autheur merkt ook aan , dat aan de afgekapte Struiken dikwils Takjes voortkomen met en- kelde en met gekartelde Bladen ; zo dat die Indifche Driebladige Kuifchboom met gekerfde Bladen zegt hy , welke de Portugeezen bee fchreeven hebben , niet voor een byzondere Soort te houden is. (3) Kuifchboom met vyf- en driebladige ge- ur. kartelde Bladen , de Bloemen Troswyze ans. gepluimd. Sehartfl Onze Ridder onderfcheidt deeze van de voorgaande Soort , doordien de Bladen Lan- cetswys’ ovaal , met uitgulpingen , Zaagswys’ getand , van onderen naakt en geaderd zouden zyn. Naauwlyks, echter, kan dit {trooken met den aangehaalden Strand- Lagondie- Boom van RK u M- (3) Witex Fol. quinatis ternatisque ferratis, Floribus race- mofo - paniculatis, OsB, Zrin. 92, Vitex trifolia minor Indica fer- kata. PLUK, „Alm. 390. Fl, Zeyl, 414. Negundo Arbor mas. J. B, Hit. 1. p. 189, Logondium littoreum, RUMER. Amb. IV, p. so, T. 19, Bemnofi, Horte. Mal. II, p. 15. Te 11. Raj. Hijt. 1575. Vitex trifolia fylv, Indica odorata. BURM, Zeyl, 229» Burm. FJ, Ind, 138. MILE, Je. 275.f, 14 2e TRI, DEEL, V. STUK TI. AFDEEL. XII 359 TwEEMACTIGE HerEstTEens, RuMmrHius, die de Bladen doorgaans grooe ter , meerendeels ook ongekerfd, aan de kanten HoorD- langer en ípitfer , boven gras-groen, van on- STUK. Schuik zaadige, deren grys en fchier Wolachtig , meer geaderd en minder gekruld heeft, dan de Gemeene La- gondie, welke tot de voorgaande Soort betrok- ken is. Die Strand- Lagondie , evenwel , zou nader overeenkomen met den Negundo der Pors tugeezen , dan de laatstgemelde , wordende fomtyds een taamelyke Boom , doch met een, kromme Stam, en dikwils op den Grond leg- gende; fomtyds een uicgebreide Takkige Hee- fter. ’t Gewas van dien aart, dat de Heer OsBrecK op Java waarnam , hier aangehaald , hadt ook de Bladen van onderen, zo wel als de Bladfteelen en Takken, Wollig, hangende de Jaatften nederwaards , met eenen Alfem- Reuk. Het groeide aan de Zee. De Bladen zaten twee, drie of vier, by elkander, en die aan de Takken waren enkeld. Hy bevonde dezelven Lancetvormig en Zaagswys’ getand te zyn; ’t welk aan het jong opfchietende Rys dikwils plaats heeft, zo Rumrurus getuigt, die’ ook altoos vyfbladig zyn , maar aan de Bloem- en Vrugtdraagende Takjes vondt men nooit meer dan drie Bladen op een Steeltje. pl. xxvit, Tot dit Geflagt zou wegens de Zaadhuisjes „ Fig. & die vierhollig zyn , en in ieder Holligheid één Zaadkorrel bevatten ‚myn fraaije Takje van een Kaapfch Heefter- Gewas kunnen behooren, ’t welk op Plaac XXVII, hier nevens, in Fig. he Is x \ Li \ 5 D'Tib vn A MTA, Set 1, is afgebeeld, Hetzelve heeft aan dit Takje IL drie Bladen op een Steeltje, welke Pancervor-\FOEfL. mig, aan de kanten niet gefchaard, maar een Hoorne weinig uitgegulpt of Golfswyze gefronzeld zyn, STUK: De Zaadhuisjes komen , gelyk men hier ziet , jp HS 7 aan een Tros voort. Het Takje is Houtig , en heeft een geelachtig Afchgraauwe Schors. De Bladen zyn aan beide zyden glad. (4) Kuifchboom met effenrandigegevinde Bla- rv. ä he es den, de Pluimen in drieën verdeeld. bimard Vinbladige, Deeze is onder den naam van Piftacio -Vî- tex, als tusfchen den Terbenthyn- en Kuifch. boom middelflagtig , voorgefteld geweest, en befchreeven als een Boom, op Ceylon groei- jende, die de Bladen tegenover elkander, ge- . vind, dikwils vyfbladig , glad , ovaal , ftomp , taamelyk ftyf: de Takken aan ’ end met eene gearmde in drieën gedeelde Bloempluim heeft, zynde de Bloemen als in dit Geflagt gefcha- pen ‚ maar de Vrugt Pruimachtig of Vleezig met een Steen, Dit ftrookt zeer weinig met de Kenmerken. De Heer N. L, Burman. Nus heeft een Afbeelding van een Takje van dit Gewas gegeven , dat , zo zyn Ed. zegt, f ook op Java groeit, en van de Javaanen, in ’ \ \ Ma. (4) Witex Fol. pinnatis integerrimis , Paniculis trichotoinis. Piftacio . Vitex, FL. Zeyl. ars. Vitex pinnata, BURM. Fl, Ind, Pe 133 T. 43e EL 2» p II, DEEL, Ve STUXé 3sa TWEEMAGTIGE HEESTERS, „Ik Maleitfch , Cambang Tsjulang geheten wordt. hk ve Die, welke zyn Ed, by den naam van Ceylon- HoorD- fche onderfcheidt , fchynt my weinig hier van FU te verfchillen (#). Schuila , waadige. MEL IAN THUS, Honigbloem. Een vyfbladige Kelk met het onderfte Blaad- je bultig: vier Bloemblaadjes, met een Honig: bakje beneden delaagften : een vierhokkig Zaad- huisje met vier Kwabben: dit maakt, behalve de ongelykheid der Meeldraadjes , de Kenmere ken uit van dit Geflagt. Het bevat twee Soorten, beiden uit Afrika afkomttig. | 1. ___ (1) Melianthus met enkelde Stoppeltjes , aan ianth 3 werd ki de Bladfteelen vast. Groote, Diet Gewas wordt Honigbloem aan de Kaap genoemd van de Nederlanders, om dat de Bloemen eene rykelyke veelheid van zeer aan- genaam Vogt , dat niet minder Smaakelyk dan de beste Honig is, uitgeeven , zynde bleek rood van Kleur. De Hottentotten, en de Eu- TO. 7 (*) Vitex (Zeylaniea) Fol, pinnatis ternis quinisve integer- rimis, Fioribus corymbofo-paniculatis. Burm. Fl. Ind. pe 133. (1) Meliauthus Stipulis Lolitariis, Petiolo adnatis. Syst. Nat, XII. Gen, 795. p. 428, Weg. XIII. py 485. Hort.\Chff, 492. Ups. 131. R. Lugdh. 402. TOURNE. Inft. 430. Melianthus Africanus. HERM. Ziugdb. 4t4. Te 415. Pimpinella fpicata maxima Afticana, BARTH., Alf. Mafn, II, p. 58, DID TT dS RS fopeaanen zelfs, zyn daar op zodanig verlek- IIÙ kerd , dat zy die Plant nooit voorbygaan ,AFDTSLe zonder daar van te proeven. Hier te Lande, Hoorpe insgelyks, is de overvloed daar van in deszelfsSTUE, Bloemen zo groot, dat zy dikwils op de Bla- Agio Jpermiae, den afdruipt , komende als een Daauw voort uit het onderfte van de Bloem, en in het Ho- nigbakje, dac daar van den Kiel uicmaakt, fa- menvloeijende. Wanneer men ’ Gewas, ondet % bloeijen , fchudt , geeft het als een Honig» Regen uit, In ’t jaar 1672 was daar van het Zaad, van de Kaap , aan den vermaarden BARTHOLT- NUs te Koppenhagen bezorgd , door den bee roemden HerMANNUS,en vervolgens is het Gewas in de Hollandfche ‘Tuinen overgebragt, door HorTrTonN, daar het, ’s Winters in Huis bewaard wordende „ weelig groeit. Het wordt een Heefter van wel twee Mans langten , ge: duurig frifch en groen, met Stengen van een Duim dik , die van onderen Houtig en bruin, opwaards groenachtig en aan den top rood zyn, De Bladen zyn gevind, als die van de Pim. pernel , doch veel grooter, diep gekerfd, en Zilverachtig groen. Het Stoppeltje, een fpits Blaadje , ’t welk ieder Bladfteel omvat, is zeer groot, Het Loof heeft een bezwaarende en byna ftinkende Reuk. De Plant geeft Aziren uit van Bloemen , die zwartachtig rood zyn, op Wollige Steeltjes , ook door een dergelyk Stop- peltje befchut. ’t Getal der Meeldraadjes wordt Z ge= Ne DEELe V, STUK. / 854 TweEEMAecrTice HEESTERS.’ HL gezegd tien te zyn, waar van vyf langer, vyf Are korter voorkomen. ToURNEFORT , even- Hoorp- wel, heeft ’'er maar vier afgebeeld. Het Vrugt- en beginzel is vierkantig en wordt een vierhoeki- B ge Blaasachtige Vrugt , waar van ieder Hollig- heid een Zaad bevat, dat Eyvormig is , zwart en glad , naar Peonie- Zaad gelykende. Op . vogtige Moerasfige plaatfen aan de Kaap komt dit Gewas overvloedig voort, IL. (2) Honigbloem met dubbelde afgezonderde dn Stoppeltjes. BRIO Te Kleine, Deeze voert den bynaam van Kleine, waar- fchynlyk om dat de beroemde CoMMELYN dezelve Kleine Stinkende Afrikaanfe Honigbloem getyteld hadt: geevende ’er de hoogte, flegts , van drie of vier Voeten aan. De Hyfiquanen- fer Meljanthus van Herer MANNus heeft Stene gen van drie Ellen en daar boven hoog , groen en ruig, met dergelyke Bladen als de voorgaanse de, welken , ieder uit elf Vinblaadjes beftaan- de, ook diep gekerfd zyn, boven groen, on- der wit of-grys, en rimpelig wegens de Ade- ten. Twee fpitfe Stoppeltjes bevinden zig aan ‘den Wortel van ieder Bladfteel. Zeer flinke dit Gewas , zegt men, naar het Doorn - Appel | Kruid, (2) Meltanthus*Stipulis geminis diftin&is. Hort. CHf. 402. RK. Lugdb. 4oz. Melianthus Africanus minor foetidus. Comm. Rear. T. p. 4. Mel, Fyfiquanenfis minor foetidas. Raye Dendr, 120, Mel. Africanus minor. TOURNE. Juf?. 431. - . : ed PTP VNA MT A 858 Kruid, hebbende ook in de Bloem een Honig- IL zoet maar zwart Vogt, ’t Getal der Meeldraad. Aro jes is vier. De Vrugt en ’t Zaad komen by- Hoorps kans overeen, DEE De Heefterachtige Planten, die in de Klasfe rek der Viermagtigen (Tetradynamia) voorkomen, kunnen gevoeglyk tot de befchryving der Krui- den gefpaard en niet bekwaamlyk van de ande- ren afgezonderd worden, Ik gaa derhalve tot de Enkelbroederigen over. | MD BOOT Ds TK Befchryving van de ENKELBROEDERIGE HeestTEns, Monadelphia, dus genaamd, om dat de Meeldraadjes im derzelver Bloemen famengegroeid zyn, of uit een Grondftuk voortkomen; gelyk dit plaats heeft in de Ge- Taniums, Malva’s en anderen. | k heb voorheen aangemerkt , dat de Smal- deelingen deezer Klasfe van de Vyf-, Ze- ven, Tien-, Elf, T'waalf- of Veelmannigheid der Bloemen , dat is , naar dezelven vyf, zee wen, tien „elf. twaalf of. meer Meeldraadjes hebben , afgeleid. zyn, Van de eerften komen reeds eenige deefters voor, als volgt, VERCHE A Dit eerfte Geflagt ‚ haar den Sweedfchen Le Heer Ike DEEL. V. STUK, 356 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, ni. Heer LercHe getyteld , heeft een vyftandie AEDES gen Kelk, eene Trechterachtige vyfdeelige Hoorp- Bloem ; vyf Meelknopjes die in het Pypje STÛK. zitten, en een enkelen Styl ; wordende het se Vrygtbeginzel een driehollige , veelzaadige Vrugt. 0 Maar êéêne Soort is hier van bekend (1 ), in hensitsude, Oostindie groeijende , een gantífch onaanzienly- ES Heefter , wiens Takken eenigermaate uit aagende, Î Geledingen beftaan , hebbende gepaarde , ge- fteelde „ Lancetvormige , effene , geheel onge- kerfde Bladen van een Voet lang, met Klsvor- mige Stoppeltjes. Aan end der Takken komt een Draadachtig dunne Aair, van langte als de Bladen, bezet met kleine Bloempjes, ver van elkander, ongelyk verftrooid, WALTHERIA. Diet Geflagt heeft ook een enkelen Styl: de Vrugt is een tweekleppig Zaadhuisje met &éne Holligheid en daar in een enkel Zaad, Het is naar den Leipziger Hoogleeraar W a Le THERUS getyteld. | | » Getal. der Soorten is twee of ten hoogften drie, als volgt. 1. (1) Waltheria met ovaale , geplooide, Zragse ee en ei getande Bladen ; de Hoofdjes gee &. €€ e A prtndie ji Vv fche. di (1) Lerchea. Syst. Nart. Vig. XIII. Gen. 1318. pe 5e9. Mant. 257. — { (1) Waltheria Fol, gralibus , plicatis 2 ferrato » dentatis , toe Mene ure en + El ME TOINAN B BiboPrHirvA 0987: Van dit Gewas, dat op de Bahama-Eilan- II. den, te Suriname enin de Berbiesjes , natuur- Aan lj | Jyk groeit, beeft de Heer DaNTY D’ls NAK D Hoorns eene Afbeelding en uitvoerige befchryvinfg aan °TUK: licht gegeven , onder den naam van Mono. aen fperm = Alihéa of Eenzaadige Heemstwortel , om dat het naar de Althéa eenigszins gelykt , verfchillende meest daar van door het hebben van een enkel Zaad. Hetzelve waarneemende in de Orangerie van den Koninglyken Tuin te Parys , bevondt hy het een Boompje van pie- ramidaale figuur te zyn, ’t welk op den ouder- dom van twee Jaaren byna vier Voeten hoog van Stam was, met veele Takken, hebbende Hartvormige Bladen , aan de kanten getand en op lange ruige Steelen overhoeks geplaatst, zynde Wollig zagt in ’t aantasten , donker groen van Kleur, de grootften drie Duimen. lang. Uit de Oxels der Bladen gaf het Bloemfteclen uit, met digte Tropjes van Bloempjes, door Blikjes van elkander gefcheiden , geelachtig van Kleur, en veel naar die van de Althéa gelyken- de „doch zeer klein. De vyf Meeldraadjes wa- mentofis, Capitulis pedanculatis. Sysr. Nat. Xl. Gen. 327. De 451. Veg. XIU. p. sog. walth, Fol. cordato- ovatis ferra- tis. More. Cliff. 342. R. Lugdb. 348. Monosperm- Althaa arborescens villofa , Folio majore. ISNARD. 4&. Par. 1721. p. 362. T. 14. Alth. fimilis Americana, flore luteo, BOERM. Lugdb. II. p. 257, Betonica arborescens foliis amplioribus. PLUK. Alm. 67,T. 150, f, 6, Althea Amer, pumila foe lureo fpicato. BREEN Cent, T, 57. 23 M. DEEL V, STUEe 853 ENKELBROEDERIGE HEEsTEns, IL. waren tot een Cylindrifch Pypje famenges Ë ii voegd, ’t welk den Styl omringde. Het Vrugt Hoorp- beginzel wierdc een klein rond Zaadhuisje , dac SIUK. in twecën open ging, bevattende één rond Vafman- fi wig _ Zaadje. De Heer D’IsNARD twyfelde, of het wel die Plant ware, welke de wydberoemde Boers HAAVE heeft voorgefteld onder den naam van Amerikaanfche, naar de Althéa gelykende, met een geele Bloem; en , inderdaad, wanneer men de omftandige befchryving door dien Hooglee- raar daar van gegeven , met deeze vergelykt , dan zal men ’er een aanmerkelyk. verfchilin vinden. Hier Zaad was langwerpig, fpits ge- topt; de Meelknopjes waren roodachtig en het Vrugtbeginzel glad, Die van de Laage Ame: rikaanfche Alchéa , by BREYN , hier aange. haald , is ook zeer twyfelachtig daar toe be- trokken. Dezelve komt over vloedig voort op Steenachtige plaatfen van * Eiland Kurasfau. Pi (A) Waltheria met, Lancetvormige , Zaags- dln wys getande, AA Bladen. Sabhdi Tegenwoordig fchyne deeze niet als een by- Ec zoRdere Soort aangemerkt te worden, hoewel zy als zodanig door den Heer n’IsnarD voors gefteld was , die haar door een kleiner Blad ; al- (A) Waltheria Fol, lanceolatis ferratis nudis. Wer. KUL. Re Lugdh, 348. Fl Zeyl. 244. Monosperm- Althaa arborescens villofa Folio minore. IsNARD uts. Beronica arb. Maderaspatana, PLUK, Alm. 67. T. isoe fe 's, RAJ. Hil, III. P. 2970 Mo NA DEL P H I'A, 359 alleen , onderfcheiden hadt. Het zoude, vol. Ul gens hem ‚ de Boomachtige Betonie van Ma- im drasf aan de Kust van Koromancel zyn, door Hoorpe PLUKENETIus afgebeeld. Misfchien is het °T®% flegts eene Verfcheidenheid van dé voorgaande Pld Soort. (2) W altheria 4 met Neo, Zaagswys’ getande , rn geplooide Bladen , en ongefteelde Hoofd. Indica. jes. den ‚ Deeze is, volgens onzen Ridder, de gedag= te Betonie van PLUKENETrtus, die de Bla- den ruig en diep geaderd ‚ met Bolachtige trop- jes Bloemen in de Oxelen heeft. Het fchynt die te zyn , waar van door den Hoogleeraar BuRMANNUSs, onder de Ceylonfche Planten, de Afbeelding, met den naam van Olmbladige Malyinda is gegeven : zynde Ceylonfche Alcéa met Bladen van Haagbeuken , de Bloempjes tropswyze ad door HERMANNUS _getyteld, HERMA NNI A, Dit Geflagt voert zyn naam naar den laatst- 8e (2) Waltheria Fol. ovatis ferratis plicatis, Capitulis fesfili= bus. R. Lugdb. 348. Melochia Fol. oblongis obtufis &c. H, Cliff. 343. Betonica arborescens, villofis Foliis profunde vee nofis, &c. PLUK. Mant. 31, Malvinda Ulmifplia , Floscue lis pufillis, Burm. Zeyl. 149, Te 68. BURM, Fl, Ind, ps 142e | LA U. Dear, Ve STUK) … 360 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, en gemelden , ecn jeverig Kruidkenner, in Saxen “su, gebooren, die geheel Europa niet alleen door- Hoorp- gereisd , maar ook een gedeelte van Indie en ge Afrika aan de Kaap uit liefde voor de Kruide wd 20 kunde bezogt, en na zyne terugkomst, in ’ laatst der voorgaande Eeuw „ als Hoogleeraar den Leidfen Akademie- Tuin bediend en onge meen verrykt heeft. De vermaarde ToURNEFORT , met wien hy zeer bekend en gemeenzaam was, heeft deszelfs naam dus vereeuwigd (*). De Kenmerken beftaan in een Bloem van Peperhuisachtige holle Blaadjes , fcheef in ronde geplaatst, omringende de Meeldraadjes , die famengegroeid zyn, of van een Buisje voort- komen, ’t welke het Vrugtbeginzel bevat. dat vyf Stylen heeft en een vyfhollig Zaadhuisje wordt Negen Soorten , altemaal Heefterachtig en van de Kaap of uit Afrika afkomilig, zyn ’er in vervat, als volgt. ï Kop) Hermannia met ovaale, geplooide, gekar- hn telde Wollige Bladen. lia. Dee- Heemstblas | dige. 1x) A praütentisfimo Viro, Paulo Hermanno, a quo Plan- tam acceperam , Nomen impofui: zegt hy m/f. Rei Herb. p. 656. Ik bezit een! Exemplaar van de Synopfis Methodica flir= pium Britannicarum autfore |. RAJO: daar TOURNEFORT eigen» handig in gefchreeven heeft. Hunc mikt ad me charisfimus er clarisfirmus PAULUS HERMANNUS : Kal, Maji 1691. TOuRe NEFORT. (1) Hermannia Fol. ovatis plicatis , crenatis tomentofis. Syste Nat. Kil. Gen, 323, Pp. 45e Vege XIIL. pe 509» H. Cliff. 842e zeer naar die van de gemeene Alchêa gelyken „,;, ‚en dat de Bloemen Schroefswyze gedraaid zyn, MELOEN: ADEL SP :H,TsAi 361 Deeze is, onder den naam van Afrikaanfche Il Heefterachtige Ketmia, met zagte gryze Bladen, TpEELe door ComMELYN in Afbeelding gebragt, die oor: aanmerkt; datde Bladen , hoewel vee! kleiner „'TU%e Pentax: Zwavelgeel van Kleur. Doorgaans komen drie Bioemfteeltjes uit de Oxels der Bladen voort, die aan den top ieder twee Bloemen , onder drie Lancervormige Blaadjes , voortbrengen, (2) Hermannia met Lancetvormige onverdeelde _ rr. en drietandige Bladen, de Bloemtrosfen er ® „ever ééne zyde,. tige, De Afbeelding door VorcKkKAMER gege. ven, die hier, wordt aangehaald, is ten opzigt van de Bladen aanmerkelyk van gedagte bepaae ling verfchillende , en het Gewas hadt hangen- de Goudgeele Bloemen. TFhans wordt gezegd, dat de Bloemen blaauw zyn in deeze Soort. (3) Hermannia met Wigvormige gefbreepte ge- im. : x sl Alnt if) . pleoide, Tandachtig uitgerande Bladen. Elenbla: Dee-dige. 342. R. Lugdbat. 347. Herm, Capenfis Althee folio. Per. Gag. 53. Te 34. É. 2e Ketmia Afr. frutescens, Fol, moltibus er incanis. Comm. Hort. II. p. 157. T. 79. (2) Hermannia Fol, lanceolatis integris tridentatisque , Race- mis fecundis. Am Acad. VI Afr. 24. Alth, Afr. frutescens,- Flor Aureis cochleatis pendulis minoribus. VOLGK. Norimb. Laspa 24e (3) Hermannia Fol. Cuneiformibus lineatis, crenato- emar- ginatis. BERG. Cap. 166. Arbuscala Africana tricapfular's ZS Ono- Xi. DEEL, Ve STUB. 362 ENKELBROEDERIGE HEESTERS. Hie Deeze bepaaling ftrookt weinig met Elzen- Ardell: Bladen , welken CoMMELYN daar aan toe- Hoorp= fchreef , zig verbeeldende , dat het die zy, STUK. welke TouRNEFORT van HERMANNUS se) "ontvangen hade en noemt het -Meefterachtige Hermannia met langwerpige Zaagswys getande Bladen ; doch van die Tandjes openbaart zig in de Afbeelding niets ter wereld. Hy zegt, dat de Bloemen ook fpiraal gedraaid en Zwavelgeel zyn. ‘Thans wordt ’er van gezegd: de Bladen zyn geftreept ; de Kelken klein; de Bloemen eerst wit, dan geelachtig. Iv. (4) Hermannia met flomp Lancetvormige , Pr úi effenrandige Bladen. Hyfopbla- 5 dige. Hier wordt de zelfde, van VOLC KAMER; aangehaald, als op de Tweede Soort , niette- genftaande derzelver Bladen naar die van Hyfop gelyken. Zy zyn breeder dan die van Lavendel, ftomp, van boven Zaagswyze getand: de Kel- ken gezwollen : de Bloemen hebben een zeer korten Zwavelkleurigen omgeboogen rand. —_ _(s) Hermannia met flomp Lancetvormige ef- Lavendulie eha, fenrandige Bladen, Lavendel- ‚De bladige. Ononidis verne fingulari folio. Prux. Zfant. 14. T. 139ef. Ie Ketmia Afr. Veficatia fruticans ere@ta. Comm. Hert, II, p. KSSa kl 73e (4) Hermannia Fol, lanceolatis obtufis fezratis, HH, Clif. _ 342. Ups. 195. R. Lugdh. 347. Alth. Afr. frutescens , Floris - bus Aureis Ec. VOLCKAM, Norimb. T. p. 24. | (s) Hermannia Fol, lanceolatis , obtufis integerrimis, He / Clf. har on eren dr td a MONA DET Pp Ht 'K. 363 De ongetandheidder Bladen raakt het Ken- _ HL, merk van deeze Soort , tot welke de Heefter- it achtige Hermannia van BoerHaAveE, met Hoorp- een ftomp Lavendel- Blad en kleine Godakten; hah rige BloEmen, is t’huis gebragt. ME (6) Hermannia met fmalle Bladen en eenbloe- PACE mige Steeltjes. vh 123Ce Deeze is, als een nieuwe Soort, voorgefteld door den Hoogleeraar N. L, BURMANNUS. (7) Hermannia met drievoudige ongefteelde , vr. TAD . > Trifoliata. geplooide , flompe, Wollige Bladen. Driebladie 4 es Die van BOERHAAVE met een langwer-” pig, Hartvormig, zagt, ruig Blad, wordt hier betrokken, Zy komt de Elsbladige naby : -heb- bende de drie Blaadjes ftomp , geplooid , Zaags- wys’ getand; de zydelingfen kleinst, (8) Hermannia met drievoudige, gefleelde, vr. ' , lad Tripbylla. platte , flomp ovaale Bladen. Re ere Ge De d Cliff. R, Lugdb, Herm. frutescens , Folio Lavend, latiore, Flore parvo Aureo. BOERH, Lagdb, 1. p. 273. DiLL, Elth. Kroon t. 147..f. 176. (6) Hermannia Fol. linearibus peduanculis unifloris, BURM, Predr. 18. Î | (7) Hermsannia Fol. ternatis, fesfilibus , plicatis retulis to- mentofis. Horte. Clif. 342. R. Lugdb, 347. Heem. frutescens Folio oblonge molli cordito hisfuto. BoERH. Lugdb. 1. pe. 27e (8) Hermaunia Fol, texnatis, Armen, » planis obovatis. Ane, Acad. VI, Aft. z5. in Dazs V. STUK» 364 ENKELBROEDERIGE HresrTers, u De gefteeldheid der Bladen doet deeze meest AFDEEL. ” xt, van de Voorgaande verfchillen. Zy heeft de Hoorb Bloemblaadjes zo lang, als de Bladen en de STUK« k pyfman- Bloemfteeltjes nog langer , vyfbloemig met Blike pige, ___jes, zynde het gehecle Gewas dun met Haair-_ tjes bezet. IX. __ (©) Hermannia met Lancetvormige , Vinswyz’ Gros/ulae rifolia. verdeelde Bladen, Kruisbeziee el ' bladige, Hier is die met flomp ovaale Bladen, {pits ingefneeden en tweebloemige Steeltjes, uier den Leidfen Akademie. Tuir , thuis gebragr. De Hermannia pinnata, die te vooren de negende Soort uitmaakte „ is thans, wegens de Honig- bakjes, in ’t Geflagt van Mahernia geplaatst, en aldaar befchreeven (*). MELOCH II A Het eenige verfchil der Kenmerken , byna, tusfchen dit en het voorgaande Geflagt; beftaat in de figuur der Bloemen, die hier niet fcheef- bladig noch gedrazid zyn. Zes Soorten, meeftendeels Heefterachtig , en uit de beide Indiën afkomftig , begrypt herzel - ve als volgt. d (2) Melochia met Kroonswyze Bloemen tegen Hleloehia 40 over pyramidae dr (s)} Hermaxnia Fol, lanceglatis pinnatifidis. Herm, Fole Spitsvrug- 6 d Dif Paak zige. ebovaris acure incifis, Pe dance ifloris. R. Lugdb. 347. (*) Zie myn voorg. STOK, blada. 440. (sz) Melochia Flor, umbellatis, Caplulis pyramidaris pentas gonis , angulis mucronatis ; Foliis nudis, Syst. Nat, XII. Gen, 82de ! | zt M o N ADE rr HIA 365 over de Bladen , Pieramidaale Zaadlvuis- jes met vof fpitfe hoeken; de Bladen kaal. Den ouden naam Melochia, die door Arrr Nus aan een Egyptích Kruid , eenigermaate naar Melde gelykende, en by de Egyptenaaren van zo veel gebruik in Warmoes of Vleefche fop, als hier de Beet en dergelyken, gegeven was , heeft onze Ridder verlevendigd in dit Geflagt , misfchien wegens de Pieramidaale fi guur der Zaadhuisjes van deeze Soort. Dezel- ve , nogthans , heeft op gelyke manier in de volgende plaats , die ’er weinig van verfchilt, zynde. door den Heer JACQUrN mooglvk voorgefteld onder den naam van Melochia Don mingenfis, Een dergelyke Heefter van vier Voeten hoog , was hem, op Steenachtige plaats fen van ’t Eiland Kurasfau , menigvuldig voorge= komen. LriNNaus ftelt de woonplaats in Brafil, (2) Melochia met Kroontjes van Bloemen in de Oxelen , de Zaadhuisjes pieramidaal ab met vyf fpitfe hoeken : de Bladen Wollig. De 829. p‚ 451. Veg. XIII ps sio. H. CHff 343. FL Zeyl. 245. LOErL. tin. 255. Melochia herbacea &c. BROWN. Fam 276. Althza Bras. frutescens. PLUK. Alm: 25. T, 131, fe 3. M@e lochia Dominicenfis. JACQ, Amer. Hift. 193. Hert, T. 30, (2) Melochia Flore winbell. axillacibus , Capíulis pyramid. pentagonis ‚ angulis mucronatis , Fol. tomenrtotìs, Melochia frutescens &c BROWN. Fam, 276. Abutilon herbaceum pros cumbeus 8ec. SLOAN. Jam, 97. Hlift, 1. pe220, T. 139, f, Io BI. DEEL, Ve STUK) Ui. AFDEEL. XIII. Hoorp- STUK Pentan- dria. II. Ongen= W olbladi. 56 hi 366 ENKELBRORDERIGE Heesters, 1. De Wolligheid der Bladen onderfcheidt voore ArDE-naamelyk deeze Soort , welke door gedagten Hoorp- Heer , op verfcheide Westindifche Eilanden, STUK en allerovervloedigst op St, Marten, is gevon- zige) "* den, cen Heefter maakende , op Steenachtige opene Velden drie Voeten en op befchaduwde plaatfen zeven Voeten hoog. De Stengen zyn als Rys of Roeden : de Bladen Lancetvormig= ovaal, geplooid, gekarteld , Wollig: de Bloem- fieelejes Kroontjeswys’, tegen over de Bladen: de Bloemen paarfch en vry groot. UL (3) Melochia met enkelde Bloemen en plaïte Pilergs < Vofhoekige Zaadluisjes, die de hoeken tige. ftomp en gehaaïrd hebben. Deeze Soort is door de platheid der Vrug- ten onderfcheiden. De Amerikaanfche Abutilon met Besfen = Bladen , een Vleefchkleurige Bloem en een vyfhoekige ruuwe Vrugt, is hier thuis gebragt. ’t Gewas wordt by de Havána gee vonden. | \ iv. (4) Melochia met digte end - Trosfen 3 de er Zaadhuisjes rond en ongefbeeld. &. Rondvrug- Dit tige. (3) Meksehia Flor. folitariis, Capfulis depresfis pentagonis, / angulis ehtufis ciliatis, Melochia ereta minor. BROWN. Fam. 176. Abutilon Amer, Ribefii foliis, HOUST. Ms. MILL. DEE, Ts 3e fs Ze (4) Meloehia Raceme confertis tetminalibus , Capfulis glo- bofis fesfilibus, Fl. Zeyl. 247. Alcea Indica ppd edipdt Alm, 26. T. 9e fs 5, BURM. FL Ind. p. 143. \ M on A »BEL P 8 1 A 367 Dit is een overblyvend, glad, regtopftaand Il Gewas, met zwiepige Takken. De Bladen zyn re langwerpig ovaal, Zaagswys’ getand, van on- Hoorn: deren eenigszins gekwabd, gefteeld. Het geeft “Ure veele Trosfen uit, die van elkander afwyken, Sbn De Groeyplaats is in de beide Indiën, (5) Melochia met ongefteelde Bloemhoofdjes hbe en rondachtige Zaadhuisjes. pola, Breedblas Deeze is Melochia met Corchorus - Bladen van dige. DirrLENtItus genoemd , en uicheemíche Al- théa, met langere Betonie- Bladen en zeer klei- ne Bloempjes van FrukeNer. Op Malabar noemt men ze Tsjeru- Uren. HeEeRMANNUS noemtze Indifche Malva met Aalbesfen- Blas den. ’t Gewas is Heefterachtig, doch laag en wyd uitgefpreid, met de Takken als Roedjes, de Bladen {fomp Hartvormig , de Bloemen in „ronde Hoofdjes vergaard , bleek paarfchachtig met een geelen Bodem. (6) Melochia met Bloemhoofdjes ; de Bladen _ vr. ovaal Eyrond getand ; de Takken neer- Bl leggende, Een (s) Melochia Flor. capitatis fesfilibus Capfulis fubrotundis, Fl. Zeyl. 246. Melochia Corchori folio. Dirn. Elth. 21. To 276. f. 217. Althea peregrina &c. PLUK. Alm. 25. T. 44. f. Ss. Be Uren. dort. Mal, IX. p. 143. Te 73e an Fl. Ind. p. (6, Dein. Eloribus capitatis, Foliis ovatis ferratis Caulí- ‚ bus procumbentibus, Alcea fupina puíilla êc, PLUK, dim, alfe T. 132 rd zb B. DEEL, Vo STUK 863 ENKELBROEDERIGE HerEsrtns, HL Een klein Oostindifch Plantje , naar Oije- Anaf vaars. Bek gelykende , maakt deeze Soort uit. Hoorn. Het heeft de Vrugten als Bolletjes op den top STUK van de Steeltjes, hard van Dop. Nog twec Vyfman- wige, Soorten, de eene op Java, de andere op Ko- romandel groeijende , zyn hier door den Heer N. L. BURMANNUS bygevoegd (*). G ERA NIU M. Oijevaars- Bek, Onder de Tienmanpnigen van deeze Klasfe komt hier alleen diet Geflagt in aanmerking , waarvan de Bloem maar Éênen Styl doch vyf Stempels heeft, en de Vrugt is vyfzaadig met een Snuit, waar van men den naam ontleend heeft. | Ongemeen uitgebreid is hetzelve, als bevat- tende meer dan zestig Soorten, die tot Onder deelingén gebragt zyn, naar dat onder de Meel- draadjes meer of minder voorkomen, die geen Meelknopjes hebben , ’t welk eene aanmerke- lvke byzonderheid is van deeze Plantgewasfen, Ik zal in ’t vervolg daar van omftandiger moeten „Ípreeken , merkende thans alleenlyk aan , dat de.eerfte Afdeeling , met zeven vrugtbaare en Kroontjesdraagende Steeltjes , alleen de Hee- fterachtigen bevat ‚welken altemaal Afrikaanfche _ of van de Kaap en daaromftreeks afkornftig zyn, als volgt, Dezelven hebben de Kelken eenbladig. C I) Oje (*) Melochiaereta & cordata. Fl, Ind, p. 143. (1) Oijevaars - Bek, met driedeelige gekerfde HIj d Bladen , het middelftuk grootst; dubbelde Armes Kroontjes 3 de Steng Wieezig Heefter. Hooeps achtig. Sns À Wegens de Schitterend hoogroode Kleur der PE Bloemen heeft deeze den bynaam, Het Suri. schurzerens naamfe Geranium, met Bladen van Chelidonia, ” door T rrv1usdus genoemd , wordt hier t’huis gebragt. (2) Oijevaars . Bek met MNierachtig ronde, rr. Wollige , gekartelde , byna onverdeelde frans Bladen; de Steng Heefterachtig. de, Het Loof van.deeze Soort, met de Vingeren aangeraakt zynde, befmet die als met Yzet« roest , waar van zy den bynaam heeft. De Bladen zyn eenigermaate Hartvormig en naat die van de Malva gelykende 5 des het onder de Afrikaanfe Geraniums met Kaasjes- Bladen ï die Cr) Geraniam Cal. monophyllis , Fol. tripartitis incifis, in- termedi majore ; Umbellis geminis „ Caule fraticofo Carnofò; syst, Nat, Kil. Gen. 832, Pe 452e Pége Xlll, pe 510. Vir, Cliff. 67. H. Clif. 408. R. Lugdhat, 353. BUBM. Ger, 52, Geran. Aftic, Folio Alcez. DirL. Elih. 156. T. 130. £, 137. Ger, Sur. Chelid. folio. TiLr. Pis, 68. T. 26. (2) Geranium. Cal, mon. Fol. orbic” Reníf. tomêntoús erée natis integris, Cáule fruticofo. H, Ups. 195. BURM. Ger 46 H. Clif, Ri Lugdb, Ke. Ger. Aft. arbor, Malvz folio P'neaie Dur. Elkh. rsr. T. 125. f. 1s2. Ger. Aft. arbor, Ma!ve folio plano lacido , Fl, eléganti Kermefino, Marr. Câns, 3e f 3e a II, Dzsw V, STUK; 8Yo ENKELBRÓEDERIGE OrEsTERS, 4 nf die in deeze Vettig zyn , betrokken wordt: en ‘Het heeft fchoon Karmozyn-roode Bloemen. Hoorp: STUK, (3) Oijevaars - Bek met rondachtige gladde 4 II. gekerfde onverdeelde Bladen, ‚ de Steng TBeterden Heefterachtig. Als eene : Verfcheidenheid van de Tweede Soort is deeze door DiELLENius voorgefteld, LiNNAus verbeeldt zig , dat zy uit die- en de volgende gefprooten zy , ’t welk een aan- merkelyke waarfchynlykheid heeft, alzo dezel- ‘ve zig als ijdel lage tusfchen „beden Ver- toont. ; rv en Oijevaars - Bek met vds Wieezige Aeetofam. gekerfde Bladen ;, de Steng flap Heefter- Zuurblas = Á dig. gn ‘achtig. „Deeze heeft de Bladen altemaal-dik, Zees groen „ en van Smaak als Zuuring. Zy zyn. gefteeld en van figuur byna als een Schilders Palet. De Bloemen, aan. Kroontjes, op de top- pen der Takken voortkomende, beftaan uit vyf- fmalle- bene ‘Vän-aanmerkelyke grootte. C 5) Oije- (3) Geranium Cal, mon, Fol. (abassientinids crenatis’, gla- bris, integris, Caule fruticofo. Mant. 97. Ger: Aft, arborese cens, Malvz folio pingui, varietas, DiLL. Elth. ge, izgs. fa . 352. (4) Geranium Cal, mon. Fol. elabris oboratis, carnofis, crena= tis; Cau'e Fiurcofo laxo. BURM. Ger. 47. Ger. Aft. frutescensp Folio crasfo & glaueo Acetofe fapore, COMM. Pral, pe 54 Te 44 MIGERT Á BRTES PER IAN it 5)" Oijevarits „Bek “mer Wlonderachtige Bloe- HE men, die de Vleugels en Kiebklein hebben: „de. Bladen, Hoekig , de Steng Heefter- Hoorp- achtig, lar „Deeze: ‘behoort’ mede onder de Boomachtige:, Popi: Afrikaanfche -Oijevaars - Bekken ‘met Kaasjes? viinder- Bladen, welke hier gefpitst zyn. De drie on-°l9emisc. derfte Bloemblaadjes zyn korcer dan de Slippen ‚van den Kelk ; de bovenften. ftomp.. Deeze bloeit vroeg in * Voorj jaar. * Hermannte Yuuwe , aan ’t end, „Zoagsw ys getande foli, Bladen; de Steng Heefterac htig. hi ik bladie Dit iseen ne toptbhandt Heefter met Wellige Takjes; de …Bladen. Wigvormig, „geplooid; (6) Oijevaars- Bek met Wigvormige geplonide vr. ‚aan de punt getand , onverdeeld: en zeer ruuwi „hebbende , de. Bloemen rood, By Bererus vindt men deëze, Zo wel als de volgende Dee 2 fchreeven. °°” na verder dri (7) ig „Bek met Nirachtige » Bl VI Crispune, de > Gekruide, («) Geranium Gal. mon, Cor. Pa ilanscen, Alis Carinaque minutis, Fol. angulatis, Caule fruticofo. H. Clif. &c &c, Ger. Afr.. ab. Fl, veluti diperalo, eleganier variegato, DILL» Elth. 154 T. 128, f. Iss. Ger. Af. ardorcsceus , Malva folio mucronato, MART: Cent is. T. 15. (6) Geranium Cal. mon, Fol, Guneífor mibus plicatis fzabris Ri fúperne_ ferratis ; ‚Gaule Fruticoio. BERG, Cape 177: Mant, $69. (7) Geranium Cal. mon. Ien Reniformibus crntsteabiine, Caule Fruticofo. Mant, 255. BERG. Cap. 176, a a MW. DEEL, V, STUK, 372 ENKELBROEDERIGE HEESTERS) ur. de, ruuwe Bladen, de Steng Heefter= ÁFDEELe achti Xi. 86° EO, Deeze is een ftyve Heefter, die de Bladen Tien- klein, gekruld, vyfkwabbig , van onderen zeer mantst ruuw heeft , met een zeer fterken Reuk van Melisfe ; de Bloemen Violet, meestal twee op ‘een Steeltje, dan (8) Oijevaars - Bek met Wigvormige ruuwe De Bladen, in veele Slippen verdeeld; de Steng Hesfterachtig. | Hier van is, gelyk van eenige anderen , door den Hoogleeraar N. L. BuRMANNUS , in zyn uicmuntende Verhandeling over de Gera- niums , een fraaije Afbeelding gegeven. De Bladen gelyken naar die der Anemonen 5 de Bloemen zyn rood. ii (9) Oijevaars-Bek met Eyronde ongelyk ge- Betalings tande vlakke Bladen, de Steng Heefter- RBerkbladie achtig. zee | De oude Hoogleeraar J. BURMANNUS heeft zeer goede Afbeeldingen aan ‘ct licht ge- bragt (3) Geranium Cal, mon. Fol. Cuneifermibns multifido - la ciniatis fcabris, Caule Fruticofe. dm. Acad, IV. p. 281. BURM. Ger. 39. f. 39. C (9) Geranium Cal, mon, Fol. evatis inrqualiter ferratis, planis, Canle fruticofo. Ger. Frurtescens , folio fubrotundo & late dentato. BURM. fr. 92. T, 33. f. I, 2. Ger. Betulz folio Afr. Ray. Suppl. 513. BERG. Cape 575. PLUK, Mente 90: Te 415. fe 3e M oN ADEL?» HIA 323 bragt van deeze Soort, tot welke zo wel die IL met kleinere rondachtige , als met grootere ADE breede Bladen , onder den bynaam van Berke- Hoorp- bladige is thuis gebragt , welken Bererus Tet daar aan gegeven hadt. ’t Gewas heeft een „0 Houtige Steng en dergelyke Takken met een ruuwe Schors en is in Vrugtmaaking met de _ Geraniums overeenkomftig, De Bloemen zyn paarfch of roodachtig. (ro) Oijevaars- Bek met Huikvormige getande _ Z. Bladen, de Steng Heefterachtig. En \ Muikbladi= De Bladen van deeze Soort, naar die vange Heemstwortel gelykende, zyn opwaards Huiks- wyze famengevouwen , waar van zy den by- paam heeft RrvriNus noemtze de Grootfte Afrikaanfche Oijevaars- Bek. By den Voer des Tafelbergs, aan de Kaap, groeit zy, zo HEr- MANNUs aanmerkt, met een ronde , ruige Steng, van drie Voeten en hooger, zynde dik- wils van den Grond af in Takken verdeeld, Of nu SEBA niet mis hebbe gehad, met ‘er den naam aan te geeven van Ceylonfche Oise jevaats-Bekken , heeft weinig twyfeling. ’t | Ge- Cro) Geranium Cal, men. Fol. cucgllatis dentatis, Caule Fruticofo. BURM. Ger. 42. Ger. Afr. Arboresc. Fol, cucullatis. DiLL. Elth. rss. T. 129. f. 156. Ger. Afr. Axb. Ibisci folio. HeERMm. Lagdb. 274, T. 275. SER. Kab. Ie T. 26, f, 2. MART. Cent. 23, T. 28. Mant, 432. BERG. Cap, 574, Getanium Atric. maximum, Riv. Pentap. 9% Aa 3 To DEEL Ve STUK» 274 ENKELBROEDERIGE HERST RS II, Gewas is hier „ byde Liefhebbers van uitbeem» Arien fche Planten, zeer gemeen „en laat zig van Hoorn: Zaad, Stek en Afzetzels ligt vermenis gvuldigen, STO aE fraaïheid beftaar in.de fchonnrood geftreep- ee te Bloemen en in de fterke Reuk der Bladen, naar dien van. den, Carlina, Wortel trekkende, De Bladen hebben een Kruiderigen Smaak , met eenige Lymerigheid. Her MANNUS hadt dezelven , een weinig, gedroogd zynde „. niet zonder vrugt doen mergen onder de Kruie den tot verzagtende Klyfteeren ‚tegen ‘Kolyk, Graveel „ den-Steen , Opftoppingen van het Wateren , enz. Xt. (11) Oijevaars- Bek met de Heefterachtige CG 10/1 Is …. pn dk Vlcezige Steng Vleezig geknobbe id, de Bladen Vins- Wyze verdeeld ‚de Bloemblaadjes zeer fmal, Deeze is, door “den beroemden D:rLe- NIS; Bd den naam van Z leezige Afrikaan- fche Geranium , met fmalle witachuge Bloem- blaadjes B in Afbeeldirg gebragt. XI. (32) Oijevaars- Bek met de Heeft achtte | hike ed Steng Vleezig geknobbeld, de Bladen eeni- ge. germaate gevind. De (11) Geranium Cal mon. Gaule Fruticofo Articulis carnofo- gtbbhofis, Fol. pinnatifidis, Petalis linearibus.” Am, Acad. IV, p. 231. Ger. Afr Carnofum &c. DirL. Elth. 153. T. 127, £. 154. (12) Geranium Cal. mon. Caule Fruticofo Geniculis carno= fis gibbofis, Fol. fubpunatis. BURM. Ger, so, Fol, dupticato= pinnâtifidis, MH, Ups. 345. KR, Luzdbe 354. Fol. lobato-pinna- fie / „- M o NA DE L r HI A 375 | De Bladen ‚ naar die der Akeleijen gelyken- Hls _ de, onderfcheiden deeze Soort meer, zo ’t my dis toefchynt „ dan de Knobbeligheid der Stengen Hoorp= of Takjes, die by HEeERMANNuUs gezegd STURA worden Houtig te zyn, en de Hoogleeraar J Pils” Bur MANNus oordeelde dezelve te verfchillen van zyn: Ed, afgebeelde, welke niettemin thans tot deeze Soort betrokken wordt. De eigene fchap , van een ongemeenen zoeten Reuk , gee duurende.de geheele Nagt, uit te geeven , maakt dit Gewas zeer aanmerkelyk, dat aan de Kaaps nevens de Beekjes , aan den voet der Bergen , _ als ook in de fpleeten van Rotfen, dikwils ter hoogte van vier of vyf Voeten groeit. (13) Oijevaars-Bek met wyfkwabbige , effen- xm. e p S : sl Pelratuns. randige, gladde, byna Schildvormige Bla- schildblá- den, de Steng Heeflerachtig. dige, Deeze Plant, in *t voorfte deezer Eeuw uit Zaad geteeld in de Amfterdamfche Kruidtuin, is een Rankgewas, welks onderfte Bladen naar die van ’ Mans - Oor Kruid gelyken, de boe A ven- tifidis, bid, Geran, Fol, Aquilegie. Rv. Pentap, Teo, Ger. Afr. notu olens, tuberofum & nodsfum, Aquilegie foliis. HERM. Lurdh. 284. T. 285, ST1ss8e Bot, II, s ORB àà Felargonium Fol, multifidis , Rad, crasfà bulbofâ, BURMo Af B37 4 Ériza (13) Geranium Cal. mon, Fol. quinquelobis integerrimis , glabris, peltatis, Gaule Fruticofo. H. Cliff. 345. Re. Lagdb, 252. BURM. Ger. 48, MiLL. Dilf, T. 140, Geranium Africze mum Fol. infer. Afari &c, Comm. Prdl, sa, T. 1, 4 Aag4 H. DEEL, V, STUK, 376 ENKELBROEDERIGE HEESTERS; III. venften diep ingefneeden en Schildvormg zyn a a's die van het Luiskruid, allen de Smaak van Hoorp. Zuuriog hebbende, De Bloemen zyn groot en STUK. Vleefchkleurig rood. XIV. (54) Oijevaars. Bek met Hartvormig ronde, Zonale, 5 É Zoombla. ingefnteden Bladen , die gezoomd zyn, de dige Steng Heefterachtig. Deeze , op gelvke manier geteeld, heeft een dikke groene Steog , van drie of vier Voeten hoog , welke van den Grond af Takken gite geeft, met ruige , ronde, aan den rand gekerf- de Bladen, die breed gezoomd zyn. De Bloe- men komen ín Kroortjes voort, van dergclyke Kleur als in de voorgaande Soort. xv. (is) Oijevaars - Bek met opklimmende , ge- ED kwabde,Wollige Bladen; de Bloemen rond bladiga. _____getropt; de Steng Heefterachtig. Deeze Boomachtige Afrikaanfche , zogenaamd, heeft als Wyngaardbladen en den Reuk van Melisfe, Zy is door Dir reNius afgebeeld, (16) Oi- (14) Geraniaim Cal. mon. Fol. Cordato- orbiculatis incifis zanà notaris, Caule Fruticofo H. Ups, 196. BuRM. Ger. 43, Ger. Afr. Arhorescens , Alchemille hirfuto folio, Floribus rubicundis. Comm. Prak s1.T. 1. (15) Gereniam Cal, mon. Fol. adscendentibus lobatis pu- bescentibus, Caule Fruticolo. H. Ups. 196. BURM. Ger, 40n Geraniuva Afric. Arborescens, Vitis folio , edore Melisfz, Dirt, Blih. 152. Te 3260 fe 1534 M o NA DE L P H I A 877 (16) Oijevaars Bek met gekwabde, gegolfde, HI, Haa rige Biaden, de Steng Heefterachrig A 23rLe uilgefpreide Hoorp- | STUK. Men vindt deeze , onder den naam van xv Afrikaanfche Geranium , die Heefterachtig is scan met ingetneeden welriekende Malva- Bladen ;„ | „door HerMaANNUs afgebeeld; die aanmerkt, - dat het Gewas nederhurkende Takken uitgeeft , met knobbelige Knietjes , ter langte van cen Elle; hebbende de Bloemen als in Hoofdjes of Kroontjes , met Blaadjes daar onder, vergaard. Een goede Afbeelding is hier van by Rrv r- NUS, / (17) Oijevaars - Bek met Hartvermige , ge- _XVIL kwabde , gekartelde , gladde, aan den Kopten E rand gehaairde Bladen; de Steng Hee-t© fterachtig. Deeze Soort , door den Hoogleeraar N. L. BuRMANNUS, in zyn Ed. bovengemelde Vere toog over de Geraniums , ook in Afbeelding gebragt , heeft leggende Steelen , die ruuw en Ste. (16) Geranium Cal. mon. Fol. lobatis, undatis , villafis , Floribus Capiratis , Caule Fruticofo diffafo. H‚ Ups, 196. Burm Ger. 41. Ger. Afr Frutescens Malve folio &c, Herm. Lugdb. T. 27%. Rrv. Pent, 99. (17) Geranium Cal. mon. Fol. cordatis, fublobatis, crena- to- dentatis, glabris , fubciliatis ; Caule Fruticofo. Burm. Ger, T. 1. f. 44 Ger, Afric. Hederz Arborez folio , Flore purpu- teg. RAy. Suppl, s14. & Ger, Aft. Floribus rubellis &c, bide. Aa s T, DEEL. Vo STUKe 978 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, HL ftekelig zyn 5 Nierachtig Hartvormige Bladen , EDER in ’t midden paarfchagtig , en zeer lange Bloem- Hoorp: fteelen met paarfche Bloemen. Rav hadt een STUK. _Afrikaanfche Oijevaars- Bek, met Klim-op Jienmam Bladen, voorgefteld , welke hiet toe betrokken nige. wordt. 3 EVIL (18) Oijevaars- Bek met Hartvormig ronde, Cor yledoe Schildwyze ‚ Huikvormige ‚gekartelde 3 Mes. Genavelde. Wollig ruige Bladen. Deeze Soort bevondt zig aan ien ‚ Zee lyk alle de voorgaande. Onder de Veelmannigen , in deeze Klasfe , komt hier in aanmerking het Geflagt van _ MALACHRÁ, Waar van de byzondere Kenmerken beftaan in een gemeenen bladerigen, veelbloemigen , grooten Kelk; veele Stylen, en vyf eenzaadige Korreltjes tot een Vrugt te hebben, Twee Soorten , thans van het Geflagt van Sida afgezonderd , komen ’et in voor, als volgt. Ú (1) Malachra met gefteelde driehladige Hurt. pa jes van zeven Bloemen, Getropte, | Ön (18) Geranium Cal. ‘mon, Fol. Cordatoe orbicul. peltatis , cucullatis, crenatis pubescentibus. Mant, s69, - (1) Malachra Capitulis pedunculatis triphyllis feptemfloris, 5yste Nat, Xll. Gene 1266. p. 45% Vig. XIII, p‚ 518, Sida 8 Ca« Or Del: H, 1, Ae 979 Onder deeze bepaaling is ’er een befchryving Lil en afbeelding van gegeven, in de Verbandelin, err” gen der Akademie. van Upfal op ’ jaar 743 ‚ Hoorp- door den Ridder , die hier toe betrekt de Rui-°TUE ge regtopftaande Sida van SROW NE, mer Harie Pe vormig gehoekte . gekwabde, ftomp getande Bladen, gebladerde Hoofdjes, op ftevige Stecl- tjes uit de Oxele voortkomende : als ook de Groote ruuwe Water - Malya van SLOANE, naar de ‘[uin-Stokroozen gelykende , met een kleinere witte Bloem en ftekelig Zaad. Deeze groeit , overvloedig , in ftaande Wateren en Moerasfen , op ’t Eiland Jamaika en de Kari- bes. Hier mede komt de Heefterachtige ruige Malva, met geele Bloempjes tot een Hoofd- je vergaard, die in de Europifche Hoven thans vry gemeen is, overeen, Dezelve draagt zeven Bloempjes in een driebladig Omwindzel tot een Hoofdje vergaard. (ae) Malachra met gefteelde vyfb'adige veele mn. . ijn 4 4 Afalachra bloemige Hoofdjes en _Palmswys’ ver.Radiata. deelde Bladen. __Geftraalde, Dee. Capitulis &c. Sp. Plant. II. p. 965. LiNN. AE. Ups, 1743, p. 137. T. 2. Sida hirta asfurgens &c, BROWN. Jam. 231. Malva Caule ereêto hispido. R, Lugdh. 357. Malva frutescens hirfuta. PLuM. Je. 169. f. 1. Malva aspera major Aqaâtica &c. SLOAN. Jam, 96. Hift, 1. p. 217. RAJ Suppl 350. Cz) Malechra Capitulis pedunculatis pentaphyllis muitiflo. ris, Foliis palmatis, f. Alcea hirfutisfima frutescens, PLUM» de. zo, T. 19, Ile DEEL: Ve STUKe 530 ENKELBEROEDERIOE HEESTERS, / ui. Deeze bepaaling onderfcheidt het Gewas „ ArDEEL: dat Pr umier in de Westindiën ontdekt en Hon onder den naam van uitermaate ruige Heefter- STUK. _ achtige Alcea in Afbeelding gebragt heeft, Het Rnd groeit ‘er ook in Moerasfen , en wordt; in ‘de Hoven overgebragt zynde, zo rank en teder , dat het grootelyks naar de voorgaande Soort gelyke , zo de Hoogleeraar J. BURMANNUS aanmerkt. LiNNdeus hadt hetzelve niet gee zien. | In het Geflagt van Malva komen twee Soore ‚ten voor , die Heetfterachtig zyn , doch ik zat die van de anderen niet afzonderen; des ik overgaa tot dat van LAVATER A * Welk met de Malva en Álthéa gemeen heeft een dubbelen Kelk en veel Zaadkorrels tot een Rondzeltje famengehoopt, die een ene keld Zaad bevatten; verfchillende alleen van dezelven , doordien de buitenfte Kelk niet drie- bladig , gelyk in de Malva’s, noch, gelyk in de Alchêa’s in negenen, maar in drieën ver= deeld is. Dit Geflagt bevat zes Soorten, die Heeftere of Boomachtig zyn, als volgt, 1 (1) Lavatera die Boomachtig is „ met zeven- 4 e e : . Dan hoekige , Wollige 4 geplooide Bladen , en Ban getropte eenbloemige Steeltjes in de Oxelen. CRC Dee. (1) Lavatera Gaule Arboreo , Fol. feptangularibus temens ie 4 M a Mm ADE LP EI A 38E Deeze, Boomachtige Malva ‚de Venetiaanfche genaamd , met een kleine Bloem, die blaauw is, getyteld by BaumiNnus, bereikt fomtyds ut AFDEELs Xu. HoorDe de hoogte van agt of tien Ellen , dat meer STU£- dan twintig Voeten zoude zyn, volgens C A- grig, MERARIUS, die dezelve, aan den Weg van Pifa naar Livorno, fomtyds gevonden hadt. Dezelve heeft een regten Stam, van een Arm dik , zonder Takken , die boven uitfchieten , met gladde groene Bladen , grooter dan die van de Wilde Malva, In de Tuinen valt zy kleiner , en is aldaar een tweejaarig Gewas , dat in de middelfte deelen van Europa ’s Win- ters in huis moet {taan, (2) Lavatera die Boomachtig is , met zeven- hoekige fpitfe, gekartelde , geplooide , Wol lige Bladen , en Bloemtrosfen aan ’t end } der Takken, De Bladen zyn met Zwavelgeele Stipjes , die in de Zonnefchyn glinfteren , befprengd , welk den bynaam geeft aan deeze Soort, de Spaan- gofis plicatis; Pedunculis confertis unifloris Axillaribus, Sysz. Nat XI. Gen. $4ze p 461. Weg. Kill. p. sar, H. Upe, 202 H. Cliff. 348. R. Lugdb. 35$. Malva Arhorea Venera dita, parva Flore CB. Pin. 315. Malva Arborescens. Hon, Perp:. 653. CAMER. Hors. Med, p. 95. (2) Lavgtera Caule Arbereo , Fol. (eptangularibus acutis cr@nacs, plicats tomenrofis , Racemis cerminal:bus, RK. Lugdb. 356. Maiva Fol. mollibus uwxdulatis &c. Mor. Hifl. IL, Pe 5235 S, 5. T. 17. f. 9. Maiva Hispanica, MOR. Pr4/e 285, \ 1. DEEL Vo STVUIe Polyene II. Lawvaterá mican 4e € in mm. zB ENKELBROEDERIÓGE HERSPERS, HI: Spaanfche Malya genaamd by Mortson, tn alzo zy in Spanje en Portugal natuurlyk groeit. Hloorpe srux. * (3) Lavatera. die Heefterachtig. is ‚ met of 1. kwabbige Eeehruoae Bladen en enkels Olbia. heel Bloemen. … eaaliche. Deeze Soort voert hier den bynaam van lo} bia, om dat Loper ‘er de Woonplaats te Olbia in Provence aan toëfchryft (+. Hy zelf zegt, dat zy aän- den Zeekant van Provence's by de Hierifche Eilanden, gevonden worde y alwaar zy zo weeldig en zo “hoog groeit , dat men ’er Haagen en hbefchurzels der Tuinen vânr maakt: gelykerde naar een‘ Wilg ; met een dik” — _ken.vasten, Stam, en bykans, ‚van-„Boomachtige =\ Geftalte.,; ehende Bloemen als ‚die. van de gewoone Althéa „zo ook. het “Zaad. By zyne Afbeelding is gevoegd die vande; Heefterach- tige Althéa van Crusius, welke , volgens ’ oordeel van dien Kruidkenner, aanmerkelyk daar: van verfchilt 3 midakerde jde ‘volgende’ SGor een } GSROY en (4) La. {3} Lavatera-Caule Fruticofo „ Fols quingúelobo -haftatis;; Floritsus: fol:tariise Hi Up dore tis Laciniâ media;prodace tiare.. H. Clff.;343i RK Lugdh, 358. Althzar frutescens. Folio acuto, parvo fl$te, CB. Pim, z16..5__a Folie, acute, virentes molli, Flore fpeciofo, PLUK. Phyt.. Bf, 1e Alsho Bunde biz in Gallo - Provinciâ LoB Aear6s3e > A {2 (*) Door dit Ofhia bedoelt Loumnr- geene Eiland van Press — vence , gelyk" onze Ridder zig verbeeld. heeft , maatsde Stad Hieres , omftreeks welke in -Toulen:idie Gewas zeer gemeen » js, zo PENA en LOBEL fchryven , zegt GARIDEL, Plant, d' Aix. p. 26. Moon a D EE Hor A 30% “{4) Lavatera: die Heefterachtig is met de „Bladen byna driekwabbig Hartvormig rond, ui. „AFDERL. XII, gekarzeld k Harivormige Stoppeltjes , en Hoorns eenbloemige vergaarde Bloemfteelijes, Dit is, volgens den Ridder ‚ een Wollig “Placitewas: ‚ geheel bezet met’ kleine Lymgee- STUK u Ivé ” 77: lo EA Spaanfche, vende Haairtjes , en andere groôtete , die aan de tippen Sterswyze verdeeld zyn „ daar onder gemengd. Drie of vier eenbloemige Steeltjes komen. uit de:-Oxels der Bladen voort, Het heeft groote Paarfchachtige Bloemen en de bin= nenfte Kelk isin de Vrugt eenszo lang. Volgens PruxkeNeETius heeft het een Zeepachtigen Reuk „en de Groeyplaats is, volgens Cru-= SIUS, in Spanje. (5) Lavatera die Heefterachtig is, met zeven. hoekige geplooide, Wollige Bladen en en Lufitanica, V. ; ) Portugaal. deling. fe BLR | | fche, kei wordt een Portugaalfche, van Tour- NE. (4) Lavatera Caule Fruticofo „ Fol, fubcordatis, fubtrilo= ‘bis, rotundatis crenatis, Stipulis cordatis, Pedunculis unifloris agpregatis, R. Lugdb. 355 Malva Fol. fubcordatis trilobis &e. H. Cliff. 347. Alth. Frut. folio totundiore incano. C. B. Pin: 316. Althea fruticans Hispanica , Aceris Monspesf. incanis foliis. PLUK. Alm, 24. T. 3 £, 3e Alth, Frutex, CLUS, Hispo » go. T. p- 9%. (5) Lavatera Caule Fruticofo , Fol. feptangularibus tomen- tofis plicatis , Racemis terminalibus. Re. Lugdbh. 355. Althe frutesc. Lufitanica , Folio ampliore minus incano. TOUBRNE, Taft. 97. He DEEL, V, STUMe! | 384 ENKELBROEDERIGE HeEEsTent. UL pNerorT gevonden , die men ook aan de ADEL Kaap der Goede Hope zou aantreffen , be- Hoorp doeld, Hy geeft ’er een grooter Blad , dat STUK. minder grys is, dan in anderen, die door hem Americana, gemeld zyn, aan, indi- de nn ian (6) Lavatera die Heefterachtig is , met one verdeelde Hartvormige Jpitf/e gekartelde Wollige Bladen, en enkelde eenbloemige Bloemfteeltjes. Deeze , op Jemaika groeijende , is geheel Wollig en komt met de bepaaling overeen. De buitenfte Kelk is grootst, en beftaat uit Hartvormige, famengegroeide „een weinig Wol- lige Blaadjes. De drie andere Soorten van dit Geflagt fpaar ik tot de befchryving der Kruiden. ; UREN A, Een Bloem die den buitenften Kelk in vy- ven gedeeld heeft , met een enkelen Styl; het Zaadhuisje Stekelig , uit vyf Korreltjes , in ’t ronde geplaatst , die ieder een enkel Zaad inhouden , beftaande , onderfcheïdt dit Geflagt van dat der Malva’s , Althzea’s en van het naastvoorgaande, ‘Vier Soorten , altemaal uit de Indiën af= komftig , zym daar ín thans opgetekend, als volgt. (1) Ure= (6) Lavatera Caule Fruticofo, Fol, cordatis indivifis cre= matis acuminatis tomentofis , Pedunculis folieariis uniflories Ams. Acad. Vv. B. 4ce, Ve Mo Na DEL P H 1 A. 395 (1) Urena met Hoekige Bladen. UL, AFDRELe De geleerde BREYN hadt een fraaïje Af-, XUL | d REN Hoor Dp- beelding gegeven van dit Gewas, waar vansrur. eenige Takjes uit Oostindie aan zynen Neef 1. gezonden waren, Het hadt, zo hy oordeelde, ad wegens het Loof de gedaante van Xanthium „Gekwabde. en de Vrugten deeden ’% zelve gelyken naar een Soort van Klaver, DrixrvrNius heeft hetzelve nader, onder de Planten van den El- thamfchen Tuin , levendig afgebeeld , en het komt in de Malabaarfche Kruidhof voor , onder den naam van Uren, waar van de Geflagtnaam is gefmeed. Rumrnrus noemt het Klisfe- Kruid, om dat de Vrugten eenigermaate naar de Klisfen gelyken of liever naar die van ons Kleefkruid (Aparine ;) kleevende zo vast aan de Kleederen , ja zelfs aan de bloote Handen, dat menze ‘er naauwlyks af kan krygen. Het valt ook op Ceylon , hebbende kleine Roos- achtige Bloempjes , en groeit overal als een Heefterachtig Onkruid, waar van de Wortels gehouden worden ;voor een Middel tegen den Venynigften Slangenbeet. (2) Ure- (2) Urena Foliis angulatis, Syst, Nat. XII. Gen, s44. p. 462, Veg. XIII. pe sz1e MH, Cliff. 348. Ups, 200. Fl, Zeyl 256. Re, Lugdh. 35%. Utena Sinica Xanthii facie. DiLr. Elibe 340, T. 319. f. 412, Trifolio affinis Indica Xanthii facie, BREYN. Cent. 32. T. 35. Lappago Ambonica. RUMPH, Aonh, vie p. 59 T. 25. fi 2. BRM. Hb, Ind, p‚ 149, | Bb EI, DEEL, Ve STUWs _ 386 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, mm (s) Urena met gepalmde Bladen , die flomp AFDEEL. zyn witgehoekt, XII. Hoorpe De uitfnyding der Bladen, die het byzonder STUK. } 2 vi Kenmerk van deeze Soort uitmaakt , is aane Urena. merkelyk verfchillende in dit Gewas, ’t welk hin de onderften byna als de Vingers van een Hand boekte. verdeeld heeft en veel breeder dan de boven- dten , gelyk blykt uit de Afbeelding van den ouden Hoogleeraar BuRMANNUS, en uit de befchryving van den jongen Heer , die aan- merkt , dat men hetzelve , in ’t Maleitfch , vol- gens ’t Berigt van den Heer Prvon, Popu- Joan noemt. De voorgaande Soort heeft een _Klierachtig Gaatje , van onderen, in de drie middelfte Rib5en der Bladen , doch deeze heeft hetzelve maar in ééne Rib. U * (3) Urena met ovaale Bladen, de Huisjes ome T'yphalea, 5 } laid gekromd drietandig. De gedagte eigenfchap der aankleeving van de Zaadhuisjes , welke hier drietandig zyn, aan de Kleederen , heeft ook in dit Gewas plaats, ’t welk in de Westindiën is waarge- Doe (2) Urena Fol. finuatoe palmatis, finubuis obtufis. FL, Zeyl, 257, Alcer Indica frutescens , Fol, in lacinias varie divifis. PLUK. Alm. Is. Te 740 fe Io & T. 5. fo 3. Malvinda Fol. inferioribus multifidis &c. BURM. Zeyl, Iso. T. 69. Éf, Ze BuRM, Fl. Ind, p. 149. (2) Urena Fol, ellipticis , Capfulis recurvato - tridentatis. Maut. 253, Urena Fruticulofà , Foliis ferratis ohlongis , Floris bus conglobatis &ec, BROWN. Fars, 231, Malva Scabiofs folie &c. BARR, Eguin, 734 M ON A DE EL P KH r A. 8387 nomen, zynde wegens de lange Bloemfteeltjes IL. aan ’t end der Takken merkwaardig. _ APDEEL (4) Urena met langwerpige witgehoekte , ge- Haonep kartelde bladen en leggende Steelen. zn Procums Deeze , op Heuvelen in China waargenomen tens. _ door den Heer Osprcx, heeft Heefterachti. Hurkende. ge, zeer Takkige , op den Grond leggende Stengen ; de Bladen van grootte als die der Orégo, zyn Hartvormig , niet gekwabd , effen, fcherp getand, en de Bloemen grooter dan de Bladen. Goss yrtum. Katoenboom. Dit Geflagt heeft ook een dubbelen Kelk 3 waar van de buitenfte in drieën gedeeld is; het Zaadhuisje vierhokkig , waar in de Zaaden met Wol omwonden zyn: de Bloem is Roos- achtig , beftaande uit vyf Blaadjes, die rondom het Vrugtbeginzel zyn famengegroeid , voorts de Kenmerken hebbende van deeze Klasfe. Men ket ‘er vyf Soorten van, die altemaal in de Indiën huisvesten , als volgt. (a) Katoenboom met wyfkwabblge Bladen, r. vanonderen ongeklierd, de Steng Kruidig. G°/vpin Herbaceuse Dit Laage. r (4) Urena Fol. obiongis finuatis ferratis, Canle procum- bente. Ur, Fol, haftato-{ubcordatis &cc. Sp. Plant, II, p. 975. (2) Gosfypium Fol. quinguelobis, fubeus eglaudulofis, Caule Bb ae nu ik L2l, DEEL, V. STUK, } 333 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, ui ArFDEEL. XE Hoorp STUK. Weel mannige. Dit Gewas is laag en Kruidig in vergelyking met de volgende Soort, en kruipt, als-’t ware, fomtyds langs den Grond. Het wordt ge- meenlyk Katoen genoemd, in ’ Ítaliaanfch Pomb-gia of Cotone , in *t Spaanfch Algodon, in ’t Franfch Coton, in ’t Engelfch Cotton. Bui- ten twyfel heeft het zyn afkomst uit Arabie of Perfie , zynde van daar op de Eilanden in de Middellandfche Zee , als ook in Italie en elders, ja tot in Amerika, overgebragt en door Zaad vermenigvuldigd. THEOPHRASTUS; immers, maakt gewag van Woldraagende Boo- men van Tylus, een Eiland dat ín de Perfifche Inham zoude gelegen hebben, en Pr1Naus zegt ‚ dat Opper-Egypte , naar den kant van Arabie, een Heefter voortbragt, van fommigen Gosfypion , van anderen Xylon geheten, welke, in eene Vrugt als eene Noot ,‚ Wol uitlever- de , daar men Stoffen van maakte, die van de. Priefters en Luiden van hoogen Staat zeer bemind werden. “ALPiNus verhaalt, dat van de Wol der .Katoenboomen „ in Egypte Cht- nem Segjar genaamd, een zeer fyn Lywaat geweven werdt, dat men in Arabie Ses/a noemde. Hierom is ’*t bedenkelyk , of. de Ko. Herbaceo. Syst. Nat, XII. Gen. 845. p. 462. Veg. XIIL p. s22. Hort. Ups. 203. MM. Med, 341. Gosf. Caule decume bente. H. Cf. 3so. R. Lagdh. 359. Gosf frutescens Semine albo. C. R. Pin. 430. Gosfypium. CAM. Epit. 203. RUMPH. Amb. IV. p: 33. T. 12. DOD. Pempt, 64. LOB. Jee 65e Xylon. TOURNE, Jnf?, ron, ETON AD BE SPAHSE NA, 98D Koninglyke Gewaaden , waar mede Jofeph door HL AFDEELe. Pharao werdt omhangen, als ook de Stoffen „sn, die men tot den opfchik des Tabernakels ge- Hoorp- bruikte, Fyn Linnen in de Nederduitfche Ver- STE taaling genaamd, (alwaar men ’t Hebreeuw{che , 4 woord Schefch heeft , in *t Griekfch Bysf/us overgebragt ,) wel iets anders dan Katoe- nen zyn geweest. Het weeven van Linnen was evenwel ook bekend in de Oofterfche Landen , zo wel als het Vlafch , dat de He- ‘breen Pifchtha noemden , maat ’t Chaldceuwfch Kethan fchynt afkomftig te zyn van ’t Ara- bifch woord Coton of Cotoun , ’t welk de oir- fprong is van de hedendaagfche benaaming, Dat woord, niettemin , is flegts van Draaden, Touw , Garen of Lint, gemaakt, en dus zou Coton onder de Oofterfche Volken van een dergelyke algemeene betekenis kunnen zyn ge- weest , als men hedendaags van Katoene Ly- waaten fpreekt, | De Duitfchers noemen het Katoen Boomspol, om hetzelve dus van de Beeften- Wolle te onderfcheiden. Deze benaaming fchynt niet zeer eigen , Wanneer men op de geftalte van de gewoone Katoen- Plant ziet, die in de pe- zegde Landen maar drie of vier Voeten hoog groeit. Dezelve is op de Vaste Kust, in In- doftan en Bengale , zeer gemeen, doch aller- meest op. Koromandel , wordende overal Jaar= Iyks gezaaid. Dus levert dit Gewas die vere Bb 3 _baa- u. DEEL: Vv, STUK. HI, 390 ENKELBROEDERIGE HEBsSTERS. baazende menigte van Katoen uit, welke men AFDEEL, aldaar tot het weeven der Chitfen en Katoene XLI. Hoorp- Lywaaten bezigt. Op de Oostindifche Eilane STUKe Veel. viannige, den heeft men een grooter Soort van Katoen boomen, die wel eens. Mans langte hoog wor- den , kunnende fomtyds twee of drie Jaaren duuren, en men weeft ’er ook wel Doek , doch maakt ’er meest Katoene Garen van, zo Rus PHIUs verhaalt. * Gewas, dat de Katoen voortbrengt, heeft volgens de befchryving Bladen, gelykende naar die van den Wilden Wyngaard, zagt en wit= achtig met eenige Wolligheid, Het draagt geele Bloemen, die ín ’t midden, paarfchachtig: zyn, en eene Vrugt als een klein Appeltje o£ Groote Noot, rondachtig gefpitst , welke, in eene witte Wolligheid , rondachtige bruine Zaa- den bevat, grooter dan Peper, met een wit, vet Merg. Deeze Vrugt gaat in drie , vier of vyf deelen open, welke de Wol als in een Kelk bevatten. Ik hebze van alle die gedaan- ten. De Zaaden zyn in de Geneeskunde van zebruik, wordende geteld onder de verzagten- de Middelen, in ’t byzonder dienftig in Melk- dranken tegen de Hoest en Borstkwaalen, als ook tegen het Bloedfpuwen en den Rooden Loop. De Olie , daar uit geperst, kan van de zelfde vrugt zyn als de Amandel - Olie, C2) Katoenboom met gepalmde Bladen , de | flip= (2) Gosfypium Fol, palmatis, Lobis tanceolatis „ Caule ‘ Fzus ON DR Kir H, NX Af SOT flippen Lancetvormig , de Steng Heefler-. UL Ke ÁFDEELe. achtig. nk 4 je FD= Deeze is het , dien ALPinNnus afbeeldt en en befchryft , zeggende dat dezelve in eenige Tui- 7, nen en Plantagiën van Egypte groeide, doch Wh sema dat men aldaar geen gebruik maakte van des- mooge. zelfs Wol, wordende die van de voorgaande Soort , in Syrie of op Cyprus geteeld, daar toe in genoegzaame veelheid aangebraet, Men kan ‘er byvoegen op Maltha , alwaar de Kae toen- Teelt van dat Zaay- Gewas ’t voornaam- fte beftaan der Ingezetenen uitmaakt. Ves LING Ius hadt aanzienlyke Katoenboomen by de Waterleiding der Stad Kairo , gezien. s, De Bladen , (zegt hy), op Violetkleurige »» Takjes zittende, zyn, volwasfen , als in vyf 9) Slippen diep verdeeld , waar van de twee ‚> onderften , als ook de bovenfte en langfte, > met een klein hoekje Blads vergroot”. Dit zyn de Slipjes die de uitgefneeden hoeken ftomp maaken, zo LiNNaus fpreekt, Hier door is deeze Soort van de voorgaande genoeg- zaam onderfcheiden, ToOURNEFORT zegt, dat de Bloemen donker paarfch zyn, ’t welk WC Fruticofo, Gosf. Caule ereto. H‚ Cif, GRON. Orient. 208, R. Zugdb, 359. Gosf, latifoliuna, RumrH, Amb, IV. p. 37 T. 13, Gosf. Arboreum Caule levi. C. B. Pin. â30. Gosf. Herbaceum, £. Xylon Maderaspateníe , rubicundo flore pen- taphylleum. PLUK. Alm. 1720 T. 138. f. 3. Cudupariti, Hort, Mal I.p. ss. T. 3E. Xylon Arboreum. ToURNE, Jnft. Ier, Buam, Fl, Ind, p. iso, Bb 4 Me DEEL V, STUK 39 ENKELBROEDERIGE HresTers, il wederom een aanmerkelyk verfchil uitmaakt, on De Breedbladige Katoenboom van Rumrarus, Hoorp: met Bladen van wel een Voets in: vyf groote STEK __Slippen verdeeld, fchynt , zo: wel als de Cudu- we Pariti van Malabar en vooral de Kruidige: Katoen van Madrafs by PLukKENeET, Mn MT. fchoon ook eigentlyke Katoenboomen zynde*, bladz, 5 ssshier van te verfchillen, Mooglyk zal de be- handeling , Grond en Grocyplaats , hier van de oirzaak zyn. Aan de Oostzyde van Celebes plant men hem by de Muizen, zo om de Kost als om de Wol: de Bladen , naamelyk , worden als Moesktuid gekookt en, gegeten, -en de Wol gelyk het gewoone Katoen gefponnen. Op Malabar groeit dit Gewas wel twaalf Voeten hoog, en krygt een aanzienlyken Stam, zynde de Vrugten wat langer en grooter dan die van de gewoone Katoen en driekantig. De Egyp- tenaaren maakten van de Wol, ín ’t geneezen van Wonden , in plaats van Vlafch gebruik , en, gebrand zynde, diende die tot Bloedftem-. ping, II. (3) Katoenboom met vyfkwabbige Bladen, die Goslypiajs van onderen ééne Klier hebben; de Takjes hirfutternte Ruige. en Bladfteelen Wollig ruig. Dee- (3) Gosfypien Fol. quinquelobis fubtus uniglandulofis, Ramulis Petiolisque pubescentibus, Gosf. frutescens pentaphyi« lon ex Infuta Barbouthenúi. Prum. Alm. 172. Phyt. T. 299. £. 1. Eylon Americanum preftant. famine virescente, TOURNF- Inft, tor. Mo NIA DEL Pk t A 395 _Deeze, die een Takkige , ruige , Steng heeft , ME levert de beste Katoen in de Westindiën uit RS on volgens TouRNEFORT. PLUKENETIUSHoorp- | noemtze Heefterachtige Katoenboom , die vyf-"Tere bladig is, van *t Eiland Barboude (*). Die, oee zal het Gewas zyn , dat men Siam/ch Katoen noemt , met groen Zaad , wordende. op ver- fcheide der Westindifche Eilanden voortge- teeld, en leverende mooglyk die fyne Katoen uit, welke op de Engelfche en Franfche Eie landen ‘in de Westindiën thans overvloedig. valt , zynde wat grooter van Gewas dan de Levantfche , en mooglyk door de behandeling , Grond en Groeyplaats , in Bladerloof en Geftale te veranderlyk. De fynfte Katoen komt voort op Jamaika, alwaar , behalve de Laage of Krui- pende , een Heefterachtige Katoenboom ' ge- vonden wordt, van grootte als een Perfikboom of Hazelaar , en eene die de, hoogte krygt van een Eikeboom, hoedanige ook in Brafil en op andere plaatfen van Amerika voorkomt, fchynende aldaar natuurlyk te zyn. Deeze is het, van welken men getuigt, dat hy de hoog- te van tien Ellen bereikt. Het byzondere is, dat hoe grooter de eigentlyke Katoenboomen zyn, en hoe grooter de Vrugt, hoe grover | Wol (*) Hy zegt ex Infula Barbouthenfi , waar van men Bar- badenfe gemaakt vindt door den Ridder; doch ik geloof , dat hy daar mede niet het groote Eiland Barbados ‚maar het kleine Eilandje Barbuda , of Berbuda beeoften St. Kriftoffel en be- noorden Antigua, ook de Engelfchen toebehoorende, bedoelt. Bb 5 II. DEELe V, STUMe 394 ENKELBROEDERIGE PIEESTERS, Ii. Wol zy uitleveren. Dit maakt, dat de Laage Be Katoen „die echter op de gezegde Eilanden Hoorp- wel eens Mans langte hoog wordt; byna door STUK de geheele Wereld is voortgeplant 5 gelyk in Wel China daar van een onverbeeldelyke menigte wannige. wordt gefponnen. Iv. (4) Katoenboom met driekwabbige fpitfe Blan Been. den, van onderen metééne Klier; de Tak- din jes zwart geftippeld. Ik vind de reden niet, van den zonderlingen bynaam deezer nieuwe Soort, die een Heefter is, de Takken naauwlyks Haairig , maar „ zo wel als de Bladfteelen , met zwarte Stippen befprengd ; de Bladen Hartvormig hebbende ;, zynde diep in drieën , maar, in een vrugtbaa- rer Grond , in vyf Kwabben gefneeden, ge- fpitst, en hebbende onder de middelfte Rib ale leenlyk ééne Klier. De Groeyplaats wordt in de Indiën gefteld. Die van PLUKENETIUS, hier aangehaald , was afkomftig van ’t Eiland Providence. v. (5) Katoenboom met driekwabbige effenrandige Be Bladen , van onderen met drie Klieren. Barbadií- Ö : zet Tot deeze Heefterachtige Katoen, op ’t Ei- land Barbados groeijende , betrekt Pr UKENE- TIUS (4) Gos/ypium [Fol, trilobis acutis fabtus uniglandulofis, Ramaulis nigro- punêtatis. Gosf. Frutescens annium , Fol, Vitis ampliore quinquefido. PLUK. Alm, 172. T. 138. f. 2 ? Cs) Gosfypium Fol. trilobis integerrimis , (ubtus triglandu- fofis, HL, Ups, zog. Gosfypium ftutescens annuum Barbaden(€. PLUK, Alm, 172, T. 138 f. 1. ON ONNA DE LPH TA. DS Trus het Laage Kruidige Katoen-Gewas van onze eerfte Soort. LINNeus onderfcheidt IL FDEELs Xlr. dezelve daar van, door de drie Klieren onder detooeps Ribben der Bladen, niet plaats hebbende in de 2% Gewoone Katoen. Zou dit ook eene veran-, dering of Verfcheidenheid kunnen zyn? immers men vindt aan de. laatstgemelde fomtyds Bla- den die in drieën zyn gefheeden, en het is te denken , dat menze op Barbados zo wel van Zaad gewonnen zal hebben, als in de overige deelen der Westindiën. Men heeft federt eeni« ge Jaaren , in onze Volkplantingen en Bezite tingen, zo aan de Vaste Kust van Zuid- Ame. rika , als in de Westindiën , Flantagiën van Katoen begonnen aan te leggen, die zo wel geflaagd zyn , dat ’er veel beter en fyner Ka. toen gewonnen wordt, dan in de Levant; geldende die van Suriname , Esfequebo en de Berbice, wel eens zo veel en de Kurasfaufche fomtyds byna viermaal zo veel als die van Smyre na. Sedert het jaar 175% tot 1770 is van Su. riname herwaards overgebragt, meer dan agte honderd zestigduizend Ponden Katoen. Hrierscus. De Bloem gelyket, in dit Geflagt, veel naar die van de Althea, wier Griekfche naam hier op is toegepast, en het heeft ook een dubbel- den of twee Kelken , waar van de buitenfte veelbladig is, de binnenfte Bekerachtig, in vy- ven verdeeld. Het Vrugtbeginzel , dat ronde ach= II, DEEL, V. STUK Pelyane - iks 396 ENKELBROEDERIGE Heesrens, HI. achtig is met een enkelen Styl, wordt een en Vrugt, die uit vyf famengegroeide Huisjes be- Hoorp- fta:t, bevattende veele Nierachtige Zaaden. STUK, ’t Getal der Soorten , byna altemaal Indifche niee 74% Gewasfen ‚ de meeften Heefterachtig en veelen in ’t Geflagt van Ketmia by TourNeFoORT begreepen ‚ is vyf- of zes - en = twintig „ als volgt. Ë (a) Hibiscus met Eyronde. gefpitfle, Zaagse ein wys’ getande Bladen; de Steng geheel en- 105. keld en Bloemdraagende Bladjteelen. Steelbloe= Ei Deeze , in Kanada en Virginie groeijende , wordt voor de Rofa Mofcheutos van Printus aangezien, waar van de bynaam, Hy zegt, dat dezelve groeit aan een Steng als van de Malva, met Bladen van den Olyfboom. De Bloem zit hier op den Bladfteel , even als in de Turnera met Olmen - Bladen, IJ. (2) Hibiscus met een geheel enkelde, Kruidige denten __Steng , de Bladen Eyrond , byna driee ee j | kwab= (1) Hibiscus Fol. ovatis acuminatis ferratis , Caule fimplicis- fimo, Petiolis Floriferis. Syst. Nat. X!I. Gen. 346. p. 463. Weg. Kil. p‚ s22, Hib. Fol. ovar. crenaris „ angulis lateralibus obfoletis. H. Clif. 349. Re Lugdb, 358. Alcea Rofea peregrina &c, COEN. Canad. 145. MORiIs, Hijt. IL p. 53e Se SP Ke 19. f, 6. GRON. Virg. 102, (2) Hibiscus Canle Herbacee fimplicisfimo , Fol, ovatis (ub- trilobis fubtus tormentofis, Floribus axillaribus, „Althea paluftris, C.‚B. Pin. 316. Althea Hortenfis five peregrina DOD. Pempt, 655. Ketmia paluftris Flore purpurco, TOURNF. Ínfl, 100, ie NE to UN IR BIEN PM Ab 303 kovabbig , van onderen Wollig ; de Bloemen, HL in j * ÁrpeeL, in de Oxelen. XI 4 Hoorpe De geftalte van deeze is als de voorgaande. sry, Het fchynt te zyn de Moeras-Ketmia , die pPolyan-) Heefterachtig is ‚ met zagte Bladen als van 47# Efchdoorn en een zeer groote witte Bloem , die paarfch genaveld is, van CLAYTON in Virginie waargenomen en door den Heer Gro- NOviUs tot. de voorgaande Soort betrokken. Die welke Dovponéus in de Nederlandfche Hoven waarnam, onder den naam van Vreemde Witte Heemst of Witte Hof - Maluwe , by hem afgebeeld , heeft de Bladen meer gelykende paar die der Popelieren (*). Zy zyn breed- Eyrond, ftomp getand , drieribbig , van onde- ren Wollig.. ’t Gewas duurt maar één Jaar, zegt onze Ridder, en heeft Stengen van ander» half Voet hoog , die niet Takkig zyn. De Bloemfteeltjes komen enkeld voort uit de Oxels der bovenfte Bladen , zyn langer dan de Blad- fteelen , eenbloemig, geknikt. De Bloem is zeer groot, (q) Hibiscus met Hartvormige effenrandige _ ur. Bl Populreus. de Popelier. ‘ A ged, bladige. (*) Ketmia Americana Populi folio. TOURNF. Taff, too. wordt hier aangehaald door den Heer GRONovIus , dach zodanige, maar we! Africana, is by TOURNEFORT niet, (3) Hibiscus Fol. Cordatis integerrimis , Caule Arboreo, Calyce exteriore indivifo, ML, Zeyl, 253. Alcea Malaberienfis, Abutili folio &c. Ray. Hijl. 1669. Novella Littorea. Ruurx. Amb. IL. p. 224. T. 74. Bupariti, Hort, Mal, L De STe, De 29. BuRM. FJ. Ind, ‚Pp. 150, u. DuEL, Ve STUK» IL ArperL. XII. Hoorp- STUK. Veel. WEGNNIJL. 398 ENKELBROEDERIGE HEESTERS. Bladen, een Boomachtige Steng, de but tenfte Kelk onverdeeld. Deeze Oostindifche voert‘“den bynaam van Popelierbladige, Het zou de Strand Nieublad- Boom van RuMrmrius zyn, wiens Bladen, oud wordende, veel naar die van den Zwarten Popelier gelyken. De Bloemen zyn als Roose jes, gecl van Kleur, gaapende den geheelen voormiddag , doch ’s namiddags zig fluitende , en dan ligt rood wordende. In ’t midden ís een Stylcje met geele Meelknopjes bezet, de Vrugt wordt een vyfhoekig Zaadhuisje van twee Vingeren lang en een Duim dik, in vyf Hol. IV. Tiliaceuse Lnde- lisheden veele Zaadkorrels bevattende. Hier mede fchynt overeen te komen de Bupariti van Malabar, die een hooge dikke Boom wordt, daar de Ambonfche doorgaans maar een Struik blyft, of den Stam zelden dikker daneen Man om zyn Middel heeft, f (a) Hibiscus met Hartvormige, rondachtige , 0% (4) Hibiseus Fol. Cord, fubrot. indivifss acum, crenatis, Cau- le Arboreo, Cal. ezteriere decem-dentato, R. Lugdbe S32e Fl. Zeyl. 259. Malva Arborea maritima. SLOANE. Jam. 95e Hif. 1. p. zis. Te 134 f. qe Alcca Mal, Abutili folio, Flore minore. RAy. Hil. ro7o. Alcea Indica Sinharum Flore lutee Malvaceo. PLUK. Amaltb. VI. p. 355. f. 5e Althza ma- ritima Arhborescens diffufa. BROWN, Jam. 284, Novella, RumePuH. „Amb. 1. p. 218. T, 73, Pariti f. Tali-Rariti, Hort. Mal, I, p. 53. Te 30. Ketinia Zeylanica fempervi- rens & florens, Fl, Lutce, BURM. Zeyl, p. 136. BURM, FZ, Jud. pe 15e I MO N A D EL PH IT A. 309 onverdeelde » gefpitfte , gekartelde Bladen, een Boomachtige Steng , den buitenften Kelk tientandig. | Deeze Soort is de eigentlyke Nieuw - Blad Boom van RumrPHrus, dusgenaamd, omdat ‘er geduurig jonge Bladeren aan voortkomen, Hy groeit op alle de Oostindifche Eilanden, en ook zo ’t fchynt in Westindie: ten minfte wordt hier thuis gebragt de Boomachtige Zee. Malva van SLOANE , met een rondachtig, klein , gefpitst Blad , dat van onderen wit is , en van wiens Bast men Touw kan maaken: zo ook die van BROWNE, beiden op Jamaika waargenomen. Eier toe behoort de Pariti of Tali- Pariti van Malabar, een Boom van drie Hi, ÁFDEEL, XIH. da UK, Pol! jan dria, Mans langten hoog, wiens Bloemen van bui- ten ruuw, uit den witten geelachtig in ’t mid- den rood zyn, met den buitenften Kelk uit tien fpitfe Blaadjes beftaande, ’t welk met de Ken. merken van dit Geflagt beter ftrookt. De jon- ge Bladen zyn driekwabbig, van onderen met drie Gaatjes. Aan den voet der Bladfteelen komen groote rondachtige Stoppels voor. Men maakt van deezen Boom veel gebruik in Ooste indie, en ‚zo het de Ceylonfche Ketmia met Linde-Bladen , die altyd groen is en bloeit , van den Hoogleeraar BURMANNUS zy, dan wordt hy aldaar Surigahas of Zonneboom ge- noemd , om dat de Bloemen by het opgaan | van Ee DEELe Vo STUK) goo ENKELBROEDERIGE HEESTERS. HI. van de Zon geel ontluiken, rood wordende en PGE afvallende by derzelver Ondergang. Hoorp- STUKe (5) Hibiscus met Hartvormige driekwabbige Ns ___witgeguipte effenrandige Bladen, de Steng B Boomachtig geheel enkeld. — tige, De Bloem van deeze is Lelieachtig by Sro- ANE, en tevens niet alleen hoogrood , maar. van aanzienlyke grootte, Hy voegt ‘er by, dat dee zelve ook Mahot of Mangrove- Tree genoemd wordt, en dus zou dezelve mede tot de Man- * Zie onsgliers behooren * _Derzelver Bast wordt wel ea bt Rin or Lot Lederbereiding gebezigd , doch 104, 495. niet tot het maaken van Bindzels en Touwen , gelyk deeze , in de Franfche Eilanden Makot genaamd , waar van het gebruik , ten dien ein- de, in de Westindiën algemeen is, en moog- Iyk zyn die Touwen, welken men yge - Toue gyen noemt, daar van afkomtftig. v1. (6) Hibiscus met Eyronde gefpitfle Zaagswys’ ee getande Bladen, de Steng Boomachtig. Roosach= tige. De e (s) Hibiscus Fol. Cord, trilobis repandis integertimis , Caule Arboreo fimplicisfimo., Malva Arborek Folio rotundo , Flore Liliaceo. SLOAN. Jam. 95. Hift, 1. p. 95. T. 134efe 1,23 3e (6) Hibiscus Fol. ovatis, acuminatis, ferratis , Caule Arbo- reo. Fl. Zeyl, 260. Alcea Javanica Arborescens, Flore pleno rubicundo. BREYN, Cent. 121, T, 56. Flos Festivalis,. KuMPH. Amb. IV. p. z4- T. 8, Schem- Pariti, Mort, Aal. IL. p. os, T. 16. Ketmia Sinenfis, Fr. fabrotundo, ee TOURNE, Inf?, zoe. BURM, Zeyl, 133. M o N ADE EL FP MH TY A 40t De bynaam van Chineefche Roos komt eige- IL ger toe aan de Camellia , hier voor befchree- ore ven * De tegenwoordige is , niettemin, ook loor. een zeer fraay Heefter - Gewas , dat Rum STUf pHIius Feestbloem tytelt, volgens den Maleitten , es naam * Bonga Raja; zeggende dat het een der « : p, vitmuntendfte Bloemen is in Oostindie, van, sms, gedaante als een Roos , ’t Gewas, daar dezel- ve aan groeit, heeft omtrent de grootte van een Hazelaâr, maar een dikker Stam, zegt hys gemeenlyk als een Kinder- Arm. Onze Haze- laars hebbenze wel dikker. De Schors is ruuw en licht graauw , fappig , laatende zig gemake kelyk affchillen, De ‘lakken verdeelen zig in dunne Looten , die naar den Grond hangen, wegens de zwaarte der Bloemen ; ‘t welk ge. legenheid geeft , om ‘er Prieelen en Gaande- rvén mede te bedekken. Daar komen Roode en Witte van voor , en onder dezelven , weder- om, enkelde en gevulde{*). De EÉnkelde Bloem is Klokvormig als die der Stokroozen, van vyf groote Bladeren gemaakt, die van een dunnen Hals breed uitioopen , en dus » op zig zelf , wei- (*) Wariat Flore pleno zegt de Ridder; doch zyn Ed, hadt veel beter gezegd, Wariae Flore albo & rubro. De Kleurig weezentlyk een Verfcheidenheid; de eukeld en dubbeldheid der Bloemen maar toevallig; gelyk Doktor HiEL heeft sane getoond. In de Malab, Kruidhof ftaat zelfs, dar na verloop van agt Jaaren de enkelde in dubbelde veranderen. Dus biyft het dan ’t zelfde Gewas , dat in de Roode en Witte vere fchile. Cc \ ÎI, DEEL. Vs STUK. LL AFDEEL. XL, HoorpD- STUK. Veelsmatte Migte A02 ENKELBROEDERIGE HrEEsTEré weinig gelyken naar Rooze. Bladen. De Kleur is, in de Roodbloemige, hoog Karmozyn- Rood s en in ’t midden bruin Rood, Deeze Bloem komt voort uit een Kelk van vyf Slippen, die door een anderen Kelk van Sterswyze puntjes Omvangen wordt, Uit het midden ryst een Styl, van by de drie Duimen langte , die fom- tyds met verfcheide Bloemen, als by Verdice pingen , omringd is ‚ en dus een zogenaamde Bloem met Kindertjes vertoont; fomtyds ge= heel met Bloembladen: zynde de Meeldraadjes die in de enkelde als fyne Draadjes met roode Knopjes, van een Pypje rondom den eigently- ken Styl, die een rood Pylaartje is met vyf Fluweele Topjes, voortkomen , dus veranderd. Dit Jaar heeft voor de eerfte maal zulk een Plant hier in de Hortus Medicus gebloeid, RumrPHrIus getuigt , dat dit Gewas geen Vrugt of Zaad voortbrenge; doch zulks is zo onwaarfchynlyk ‚\ten opzigt van de Enkelde , als van de Dubbelde, dat die een rondachtige Vrugt zou geeven ; gelyk ‘er de Chineefche Ketmia met eene rondachtige Vrugt en eene vol- le Bloem, van TOURNEFoORT, ’t zy dan te regt of t'onregt, toe betrokken wordt. Een fraay Bloem- Gewas, in China Meutan of Boose tan genaamd , ook Bloemen als Roozen draae gende , (zo wel als de Camellia of Tsubakki , voorgemeld ,) verfchilt ’er veel van, en , dewyt deeze, hier befchreevene , op Ceylon en Ma- labar natuurlyk groeit, zo verdient zy den naam niet BE M o NA4&PBE LP KH 1 Ai 408 piet van Chineefche „ maar veeleer van Jndi- IE > fche of Favaanfche Roos, gelyk Bonrrus Toi haar noemde. Zonderling is ’t ; dat men te Hoorp. Batavia en elders, van deeze Roözen,de Roo-STUX de gebruikt ‚ om de Schoenen en ddr Leder od zwart te maaken, en deswegen geeft men daar ook wel den naam van Schoen- Roos aan. Som. migen noemenze Gekken- Roos; t zy, om dat het jonge Volk, in de grootfte losbandigheid, zig daar mede het Hoofd en Haair, op vro- lyke Gezelfchappen , verfiert ; of om dat het „Roozen zyn zonder eenigen Reuk. Het Vrouw- ‚volk , onder de Javaanen , misbruiktze wel , tor afdryving van de Vrugt. (7) Hibiscus met Hartvormige gekerfde Bla- wrr. den , de buitenfte Kelken tweemaal zo A ond lang, de Steng Heefterachtig , de Takkenfis. 2D ErDEe ruig. fiebladige. Bedenkelyk wordt door Linneus hier de Heefterachtige Ketmia met Moerbezie - Bladen en eene paarfche Bloem, van P LUM TER , thuis gebragt , daar hy den bynaam aan geeft van Brafiliaanfche. Het is, volgens zyn Ed., een kleine ruige Heefter, veel gelykende naar de Neeknde Soort. « (8) Hie (7) Hibiscus Fol. Cordatis denticulatis „ Calycibus exterioe tibus duplo longioribus , Caule Fruticofo, Ramis hirtis. Ketmia ftutescens Mori folio , Flore purpureo; PLuM, Je. 160, fa? Cc 2 IL. DEEE, V, STUK, 464 ENKELBROUDERICE Heister é; pee (8) Hibiscus met Lancetswys Eyronde , ge- XII, fpitfte , Zaagswys getande Bladen , een nej Kruidige Steng en ruuwe Tukken. STUK. vin Deeze heet, by PLUKENETIUS, de Heee Ruige, fterachtige Malabaarfche Alcta , met ftyfachti- ge fmalle. Bladen , fchoon roode Bloemen en een gepluisd Zaad. Het is een klein Gewas ; overal bezet met ftyve Haairtjes. Het valt ook op Java en elders in Indie, dd (9) Hibiscus met vyfhoekig Hartvormige rale flaauw getande Bladen, de Steng Boom- lyke. achtig. De veranderlykheid van Kleur geeft den by- naam aan deeze, welke Rumrurus Uurbloem tytelt, om dat haare Bloem ’s morgens ontlui- kende Wit; ’s middags Vleefchkleurig , en te- gen den avond regt Rooze - Rood is, wanneer die zig toefluit, en niet weder open gaat, wordende ’s daags daar aan door anderen ver= vangen. Zy is grooter dan de Stokroozen , | | wyd (3) Hibiseus Fol. lanceolato - ovatis acuminatis ferratis „ Caule Herbaceo, Ramis fcabris. Alcea Frur, Malab, anguftis foliis rigidiusculis Sc. PLUK. Alm. 140 T. 254. É‚ 3. (9) Hibiscus Fol, Cordato =quinquangularibus obfolete fere zatis, Caule Arboreo. Hort, Ups, zos. Cliff. 349. R. Lugdb. 358. BROWN. Jam, 286. N. 7. Althea Arborea Rofa Chi- nénfis. MORRIS. Hift. II, p. 530. S. 5. T. 18. f. 2e Rofa Chie nenfis. FERRe Flor. 493. Te 497. MER. Sur. T. 31, Flos ‘Morarius. AUMPM,. Amb, IV. p. 27. T. 9. Hina Pariti, Mert dial, VI. p. 66. T. 38 -4ïe BURM. Fl. Ind, p. 15Io == M o N A DELE HI A 405 Wyd uitgefpreid , wel twee Handpalmen breed, Hr. voor ’t overige als dezelven , komende altoos ÄFPEEL enkeld voor , en eene Vrugt voortbrengende Hoorpe van vyf Hokjes , met veele Zaaden bezwan-STUK. gerd, Deeze fchynt uit China afkomftig te 4,54 Zyn, wordende dikwils Chineefche Roos gehe= | ten ‚en onder dien naam bekend in de Open- baare Tuinen; zynde by FerRARIUS’ en Merranafgebeeld. In de Malabaarfe Kruidhof vindt men ’er vier Plaaten van. Hy heeft ook geen Reuk , en wordt van Rumruius als een oprechte Stokroos aangemerkt, Mor Ison heeftze tot de Althéa betrokken (*). (10) Hibiscus met Hartvormige gekartelde … % Malvavisa Bladen , die kleine zyd- Hoekjes hebben , zus. de Steng Boomachtig. | sehen Deeze is, door DriLLENtus, onder den paam van Malvaviscus met een geflooten Me- nie-roode Bloem, afgebeeld , en komt anders overeen met de Malva, die Klyfachtige Bladen heeft, van Prumrier , zynde de Jndifche Boomachtige Alcéa met een zagt Blad en eene wt zeer (*) Zie 't 1. DEELS, XI. STUK van deeze Naz, Hiflorie , bl, 195. alwaar dit Gewas wordt bedoeld, (xo) Hibiscus Fol, Cordatis crenatis , angulis lateralibus exe timis parvis, Caule Arboreo, Hort, Clif. 349. R. Lugdb. 358. Hibiscus frutescens &c. BROWN, Jam, 384, Malvaviscus Arborescens &c. Din. Elth. zie. Te 170, f. 208. Malva Folio Hederaceo , Flore coccinto, PLuM. Je, 169, f. 2, Alcen Indica Arborea &ec. PLUR. Alm. 14e Te 2574 É. Ie Ce 3 B, DEEL Vo STUEn UL _ JAFDEEL. Xul. Hoorp- STUK, Peelman- ige. 406 ENKELBROEDERIGE HEESTERS zeer groote fchoon hoogroode Bloem. In de Hortus Medicus alhier bloeit thans deeze Soort, wel eens Mans langte hoog, en heeft de Bloem ook zodanig geflooten, als DiLLeNius die afbeeldt. De Vrugt is een Klootronde Be- zie met vyf eenzaadige Hokjes, zegt LinNzUs. _ De natuurlyke Groeiplaats zou in Nieuw Spanje xr " Spinifex. Gedoorn- de. zyn. (11) Hibiscus met Hartvormige, gekartelde , onverdeelde Bladen , de Zaadhuisigs met wiifteekende Doorntjes. Deeze Soort:is van den Heer JACQUIN aan de Zee-Kusten der Karibifche . Eilanden waargenomen. Het was een Heefter van vyf- tien Voeten hoog, met tegte ‚ dunne, Eakken, waar van de jongften ruuw en Haaitig „, de Bladen Hartvormig gefpitst , ongelyk op de kanten ge- fchaard , wederzyds ruuw , gefteeld, altemaal onverdeeld. Eenbloemige Steeltjes kwamen uit de Oxels der Bladen voort, met fraaije, reu- kelooze , geele Bloempjes , den buitenften Kelk (*) altoos in vyven gedeeld hebbende , met een Haairig Vrugtbeginzel, Vyf Zaadhuis- jes (11) Hibiscus Fol. Cordatis crenatis indivifis , Capfulis Spi- nis exftantibus. Abutilon Amer, frut. Fo! (ubrot. Fl. luteos Fruêtu aculeato majore. PLUM. Spec, 2. Je, 1. JACQ: Amer. Hifl p 196, | (*) Ik twyfel niet, of hier zal de binnenfte Kelk gemeend worden; want anders zou het ryden tegen de Kenmerkea van dit Geflagt, À ‚Mo Nn ADEL EP HI A 4o7 | jes hadd-n- ieder drie Doornen, een langen, IL twee korten, doch die zo tegen cikander {loo- ape ten, dat het getal der Doornen , *t welk wee- Hoorps zentlyk vyftien was, maar vyf fcheen te zyn, “TUE Zy bevatteden ieder een enkeld Zaad. PRA Hier kan , myns oordeels , als eene Ver- fcheidenheid bygevoegd worden dat Westindie fche Gewas , waar van onder den naam van Malache een nieuw Geflagt gemaakt is by ’ uitgeeven der Afbeelding van Enger, als of. hetzelve niet tot één der Geflagten van deeze Klasfe , en in ’t byzonder van de Maluwach- tige Planten , te brengen ware (*), Het ee- nigfte is , dat de Bloemen hier in eene Aair vergaderd zyn; want de Zaadhuisjes , die ook gedoornd zyn , en een enkel Zaad bevatten , komen nagenoeg overeen 5 zynde de Bladen mede ruuw „ en ’t as een Heefter , met verfcheide Stengen van vyf Voeten hoog , door SLOANE aan de Oevers der Rivieren op Ja- maika- waargenomen. Men kan de befchryving werder aldaar nazien. he (12) His (*) Malacha fcabra, Trew. Ehret Tab. XC. Ahutilon Foe lüis ovato *cordatis acumtinatis rugo'is &c, MirL. Abridgm, Ed, Vv. Abutilon Aimericanum peluftee, Spicâ Florum pyra- ‘mmidali, Flore parvo exalbido, PLUM. Sp, 2 ? Alcea Frut. aquatica, Fol:o cordato {cabro , Flore pallide luteo, SLOANE Fan, 97. Hi. 1. p. 221. T. 139. É. 20 ROYEN Lagdbat, P. $33e Ge 4 He, DEEL. Ye STUK, u AFDEFLs XII. HoorD- STUK. XII. H:hiscus Oyriacus, Syrifche, XII, Ficsineus. ge, 403 ENKELBROEDERIGE HErsrTgnrs, (12) Hibiscus met Wigswys’ Eyrende , aan t end diep gekerfde Bladen „ de“ Steng Boomachtig. inb , RauworLrius heeft deeze in de Oofter=…. fche Landen ontdekt, waar van de Af beelding door hem aan CAMERARIUS is medegedeeld. Uit Zaad is zy voortgeteeld in de Hoven van Europa , waar men Verfcheidenheden van de- zelve ziet, met paarfchachtig blaauwe, wit en rood bonte en gcele Bloemen, door Tour- NEFORT , die het Gewas Syrifche Ketmia noemt „ opgetekend. Deeze Soort maakt de gewoone Alihéa- Boompjes van onze Bloemho- ven uit. (13) Hibiscus met vyfdeelig gepalmde Bladen ; Vygbladie een gedoornde Steng ; de bloemen gefteeld. Onder den naam van Ceylon/che Ketmia met Vygebladen is deeze zeer fraay in Afbeelding gebragt door den kundigen DILLEN1us: Men vindtze ook in andere Europifche. Kruide hoven , dan die van Eltham , door hem be. fchree- (12} Hibiscus Fol, cuneiformi - ovatis, fuperne incifo -den= tatis, Caule Arboreo, H. Cliff. 350. Ups. 2os. Alcea arbos rescens Syriaca. C.B. Pin. 316, Alcea arborescens, CAM. Hort, T. 3, 4 Ke'miaSyrorame TOURNF. Jeff. 99. (13) Hibiscus Fol, quinguefido - palmatis, Caule aculeato , Floribus pedunculatis. H_ Clif. 498. R. Lugdb. 359. Fl Zeyl, 263. Ketmia Zeylanica Fici folio, Perianthio oblongo integro, Dir. Elih. 190. T. 157e fe 190, BuKM. FL Ind, 152, \ N \ Mo NA DE L PM I A 409 fchreeven. t Gewas heeft een‘ ruuwe regte IL Steng „ van twee Voeten hoog , met kleine rr Doorntjes : de Bladen vyfkwabbig ; de Bloe- Hoorp- men enkeld, knikkende, | STUKe (14) Hibiscus met Zaagswys” getande EE ZIv. de onderften Eyrond, onverdeeld; de bo- GAD venften in zevenen verdeeld ; met een on-Îige- gedoornde Steng en ongefteelde Bloemen. Verfcheiderley is de verdeeling der boventte Bladen opgemerkt in deeze Soort , ook in Oost= indie groeijende , en van daar in de Europi- fche 1 umen overgebragt. De gemeenfte heeft de. bovenfte Bladen in dricën verdeeld, en deeze is de Andifche Althéa, met Katoenbla- den, den {maak van Zuuring hebbende, door HrERMANNUS Onder de Plantgewasfen van den Leidfchen Akademie-'Luin befchreeven , als een Jaarlykfch Gewas, met een Steng van drie Voeten, die groen en glad is; de Bladen driekwabbig „ bly - groen en lang gefteeld : geevende op korte Steeltjes , uic de Oxelen , groote Roosachtige Bloemen, gelyk die van dit Geflagt, waar op Vrugten of Zaadhuisjes vole gen als gewoonlyk. De Bladen , zegt hy , die Zuurachtig en wat Lymerig van Smaak zyn, worden van de Índiaanen „ of alleen „ of - (ra) Hibiscus Fol. ferratis , inferioribus ovatis indivifis , fuperioribus feptenis partitis,Caule inetm! , Floribus fesfilibase Jacq. Obs. MH. T. 35, tripartitis. Sp. Plant, II, p. 975e Cc 5 f Ile DEELe V, STUK, UL AFDEEL. XII. Hoorp- STUK Guinee” fche Zuu- zinge 410 ENKELBROEDERICE Heesters, of met ander Moes gekookt en gegeten. Van de Steelen maaken zy, even als wy van die van Hennip, tot Touw draaijen gebruik, Men zaait het daarom jaarlyks in Indie, Als eene Verfcheidenheid was hier toe bee trokken, de Ongedoornde Hibiscus, met Zaags- wys’ getande Bladen, de onderften geheel, de middelften in en ‚ de bovenften in vyven verdeeld, van den Hoogleeraar A. v. Roven (*), welke de Indifche Alcéa met een groote Bloem , van BAUHINUS, ende Sabdarifa der Autheu- ren zou zyn. Dezelve heeft , zo men aanmerkt, de Bladen fomtyds in drieën, fomtyds in vye ven, fomtyds’ ook in zevenen, verdeeld, en hier toe behoort de Amerikaanfche Alcéa van Crusrus. De Heer JAcQUIN vondt dee- ze Soort als een Zaaygewas in de Tuinen op ‚de Westindifche Eilanden , zynde derwaards, zo men zyn Ed, berigtte , van Guinéa uit Afrika overgebragt ; weshalve ook de Franfchen die Ozeille de Guinée , dat is Guineefche Zuuring noemden. Hier van kwamen voor , die de Kelken Bloedkleurig of donker rood , of uit den groenen witachtig hadden, zynde dezelven dik , Vleezig, Sappig, ftyf-en broofch. „, De ‚ Stengen volgen de enn van den Kelk :s MEEF (*) Hibiscus inermis ‚ Fol, ferratis : infmis indivifis, me- diis triparticis, fammisquinque- partitis. R. Lugdh. 359. Al- cza Indica maguo Flore. C‚ B. Pin. 317, Alcza Americana. Crus. Hift. U. p- 26. Sabdarifa, Dop, LOB. CAM, &c JacQ, Obs. U. ps 10, WRS SOEREK DE Uri: E vART 41E 3s meer of min, ’t Is een jaarlykfch Gewas, mr, van eens Menfchen hoogte. De Doenan) EEN heeft het niet, waar mede de Hennipachtigt Hoorp. gewapend is, daar het in Geftalte zeer me-sTux. de B teenkontt ‚ en, dewy! die in de Eu- zn nhas: ropifche. Broeihuizen piet ongemeen is, zal sik het Gewas niet nader befchryven. De s, dubbelde Kelk , begaafd met een aangenaa- > me Zuurheid , is byna het eenigfte, dat men » van deeze Plant gebruikt. Het Zaadhuisje ‚> wordt doorgaans weg gefmeeten ; hoewel men s de Knoppen zelden afplukt, voor dat de Vrugt baare volkomene grootte bekomen heeft. Zy worden niet’raauw gegeten, maar „… men kooktze ruim een half Kwartier in Wa- ster, en dan, een weinig gedroogd zynde , ss worden zy bekwaam tot allerley foort van s, Konfituur ‚ welke in Smaak gelykt naar de » Europifche Aalbesfen- Geley ‚ zynde naar de > Kleur der Knoppen, die men gebruikt heeft , > Wit of rood. Maar , om dezelven zoet te s> maaken, wordt magtig veel Suiker vereifcht. > De Geley daar van, welke onbedorven ‚> naat Europa ken overgebragt worden , is zeer ‚ aangenaam van Smaak, Het uitgeperfte Sap , ‚> met Suiker gemengd, geeft door Gifting een 3) Diet onaangenaamen Weyn , die rood of wit ‚> van Kleur is , doch naauwlyks een Maand > goed blyft. De Franfchen noemen dien » Luuring - Wyn , de Engelfchen Zuuring- s> Koeldrank, Om kort te gaan, alle Konfituu- > TCD 33 33 23 32 bb, 33 23 hed 1, DEEL. V‚, STUK, 412 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, _ UL „ ren, daar van gemaakt, zyn in de Westin. wen ;, diën zeer geacht; om dat menze fmaakelyk „ Hoorp-- „ en tevens , door de verkoeling, tot de Ge- STUK s> zondheid ftrekkende vindt.” | Eer (rs) Hibiscus met Zragswys’ getande Bla- Cannabi- den , de bovenflen Palmswys’ fn vyven "Hennip- gedeeld „ van onderén éénklierig ; met een achtige, gedoornde Steng en ongefieelde Bloemen. De gedoorndheid van de Steng onderfcheide voornaamelyk deeze ‘Soort , die met de voors gaande anders in byna alle opzigten overeen- komftig is: want de verdecling der Bladen is } aanmerkelyke fpeelingen onderhevig. Hier zyn de Bladfteelen van onderen met regte, en in de voorgaande ret kromme Doorntjes gewas pend, die in de Vygbladige op roode Wratjes zitten. Zulks kan dienen als een onderfcheie dend Kenmerk van deeze drie Soorten, De tegenwoordige, die op Ceylon natuurlyk groeit , van GARCIAS Bangue getyteld, volgens den jnlandfchen naam , heeft een Steng van vyÊ Voeten hoogte, en draagt een rondachtige rui. ge Vrugt, in de Kelk vervart. De Steelen kun- nen (55) Hibiscus Fol, ferratis, faperioribus palmatis, quinque- partieis , fubtus uniglandulofis , Caule aculeato , Floribus fes- filibus, Alcéa Benghalenfis fpinofistima &c. Comm. Hort. I. p. 35, T. 18, Kerma Indica , Fol. digitatis , Flore magna Salphureo ‚ Umbone atro- purputeo , Petiolis fpinofis. Ener. Tab. VI. Fig. Ie Ketmia Indica Cannabinis foliis Bangue dia. BURM, Zeyl. 134. Flo Inde 152e M oo N AD EL P EH IA 413 Ben, als die van Hennip, tot het maaken HA b Touwwerk gebruikt worden, en het Zaad XL Zou, benevens de Bladen, by de Oofterlingen Hoorps in achting zyn, tot opwekking van de Minne ae: drift : immers zo het de Bangue is, die vandria. Acosra befchreeven wordt. Deeze Soort is door CoMmMELYN, inde Amfterdamfche Hor- tus Medicus , onder den naam van Sterk ge- doornde Bengaalfche Alcéa, met den Smaak van Zuuring , en een bleekgeele Bloem , die een purperachtigen Navel heeft , afgebeeld ; doch de konftige Enrer heeft dezelve ten keur- lykfte afgetekend. (26) Hibiscus die met kromme Doornen bezet Bals is; de Bladen driekwabbig hebbende, de Peren buitenfte Kelken met byhangzels; Pf te Hartvormige Stoppeltjes en gefteelde Bloes men. Deeze behoort mede tot de Zuurbladigen 3 zynde in de eerfte plaats daar toe betrokken het Haairfteekers- Kruid van Rumrnrius; dus wegens de aartige byhangzels van den buf. tene (16) Hibiscus recurvato- aculeatus, Foliis trilobis , Calycie bus exterioribus appendiculatis , Stipulis femicerdatis , Flor. pe- dunculatis. Herba Crinium. RUMmePH, Amb. IV. p. 46. T. 16. B. uibiscus Fol, palmato - digitatis quinquepartitis &c. Fl, Zeyl, 264. Alcea Maderasp. Saporis acidi, PLUK. Alm, 15. T, sf. 4. Narinam- Pouill, Here, dal, VI, p. 75. Ta 44 Burm. FJ. Ind, 152, Ile DEEEn Vo STUK) grg ENKELBROEDERIGE HEEsTER3. HE genften Kelk genaamd; waar van een Tamme Annik en Wilde op de Ambonfche Rilanden gevons Hoorp- den werdt; en; in de tweede plaats , de Ma- STUK. _tabaarfe Narinam- Pouilli , in ’t Nederduitfch Phan Krabben - Doorn. Het Gewas komt in Geftalte zegt LINNAUS , met de voorgaande Soort overeen , verfchillende daar van inzonderheid door de kromme Doornen , waar mede zy aan de Kleederen blyven hangen. De Bladen wore den van de Indiaanen by Vifch gekookt, xvm (17) Hibiscus met Palmwpys’ gevingerde Bla- Pane den, die in zevenen verdeeldayn ; de Steng anihot. Chinee- en Bladfteelen ongedoornd, {che. Om dat de. Bladen van deeze Soort , in fi- guur, veel overeenkomst hebben met die van den Manihot van T uerEve Tus, anders Yucca en Casftve genaamd , zo voert dezelve dien bynaam. DrirreNrus heeft het Gewas, one der den naam van Ketmia met getande Mani- hot- Bladen , en eene groote Zwavelkleurige Bloem , afgebeeld en befchreeven. De Vrugt is een leng pieramidaal Zaadhuisje , in vyven verdeeld. Het groeit in Indie, en wordt van PrUKENETIUs Chineefche Alcéa geheten. f (28) Hie (17) Hibiscus Fol, palmato » digitatis fepteme pactitis, Caule Petiolisq. inermibus. H. Clif 350. Ups. 206. R. Lugdb. 353. Ketmia Folio Manihot ferrato , Flore amplo Sulphureo, DILLe Elth. 139. T. 156, Ff. 189. Alcéa Sinica Manihot ftellato fo= lie , Capfulâ longâ , ‘pilofà, pyramidatâ, quïnquef. divifd. PLUE. Amalih, p. 355. f. 2e BURM. Fl, Ind, p. 15ae + 4 ZM ON ADEL PH 1 A 415 zevenhoekige , Zaagswys’ getande Bladen , ind MT de Steng flekelig ruig. Hoorp- Het van ouds bekende Gewas, dat men 4- xv belmofchus noemde, waar van het Zaad nog „gf een plaats bekleedt in de Verzamelingen van &gyptis Winkelmiddelen , komt hier te voorfchyn, Ba Phn HINUS heeft hetzelve ruige Eeyptijche Alcéa geryteld. TouRNEFORT noemt het Esyp- tifche Ketmia met Zaad dat naar Moskeljaat ruikt , ten minfte is dit waar , volgens Rum- PBIUS , wanneer men ’t zelve in de Mond kaauwt. Die Autheur noemt het Muskus-Zaad , en zegt, dat de Indiaanfche naam Genda- Pou» ra is of Caftorie van Ambon , dewyl zy het Moskeljaat dus noemen , en het Gewas veel op de Molukkes groeit , hoewel het op Java nog beter valt, Het is niet alleen door ge« heel Oostindie , maar ook in Westindie en zelfs in Brafil bekend, wordende van MERIAN, onder den naam van Mfyskus - Bloem, afgee beeld; doch de afkomst zal mooglyk uit Egypte ; zyn (28) Hibiscus Fol, fubpeltato-cordatis feprem- angularibus ferratis, Caule híspido, H‚ Chf, Ups. R. Lugdb, utlubra Fl, Zeyl. 261. Mat. Med. 342, Alcea hirfuta &c. BROWN. Jam. 285. N. 4. MARCGR. Bras, Te 45. Alcda ZEgypriaca villofa. C‚ B. Pin. 317. Flos mofchatus. MER, Sur. T. 42 Granum Mofcharum. Rumrat. Amb, IV, p. 38. T. 15. Cat- tu- Gafturi, Hort, Mal. IL, p. 71. T. 38. Kermia Egyptiaca Semine Mofchato, TOURNE, Jn/?. p. Too, BURMe Zeyl 134 Fl, Ind. 153. Ì Kl. DEEL, Ve STUKs 4IG ENKELBROEDERIGE HEESTERS; „Il. zyn of uit Arabie; dewyl de naam zulks fchynt AFDEeL. : xj, aan te duiden, | Hoorp. Het is een Heefter, die alle Jaaren gezaaid STUK moet worden, opfchietende met een Steng van wg neer dan eens Mans langte, die zig in weini- ge zyd- Takken verdeelt, Het zonderlingfte „is, dat deeze Steng , die wel een, Duim dik wordt, doorgaans boven dikker is dan om laag; weshalve hy ook niet op zig zelf kan ftaan. De Steng en Takken zyn geheel ftekelig ruig „ en de Bladen niet minder. Zy zyn, zo hy aanmerkt „ van figuur als de Kaasjes- Bladen , met drie uitfteekende hoeken van vooren, en nog twee van agteren , loopende voorts met ronde billen toe , by het Steeltje, Dergelyke vyfhoekigheid komt ook in de Afbeelding van MERIAN voor, zonder dat ik de Bladen ze- venhoekig afgebeeld vind, gelyk dezelven in de Europifche Akademie- en andere Liefheb- bers- Tuinen , alwaar het Gewas thans gemeen is, waargenomen worden. In de Afbeelding , ook , welke door ArLrPinus gegeven is van de. Bammia Mosfchata der Eevvptenaaren , wel- ke zy Mofch en het Zaad Abelmofch noemden, zyn de Bladen altemaal zevenhoekig ; terwyl in dezelve , zo min als in de bepaaling van LiNNaus, geen het minfte gewag gemaakt wordt van de driekwabbigheid der bovenfte Bladen, van welke Rumrurus ípreekt, die _ in een Takje van dic Gewas, my uit Oostin- die toegezonden, zeer blykbaar is. Ik geef | dere Ln Ee BE 9 NA D BLP, HT A, Mig. - derhalve van dit Takje , uit myne Verzame-_ Ils ling, hier , op Plaat XXVII, in Fig. o, de ke Afbeelding. De ongemeene Stekelige ruigte Hoorp- vän hetzelve is daar in zeer blykbaar. STUK, De Bloemen , zegt Rumeurus, zyn ten minfte zo 4,52% groot als die der Stokroozen, licht geel met een ei. xxvrr. rooden Navel, en beftaan uit flappe Blaadjes. F5 2 2s Morgens ontlooken , gaan zy ’s namiddags weder toe en verflenzen, Op dezelven volgt de Vrugt, die een pieramidaale Kegel is, ruim een Vinger lang en een Duim dik , vyfkantig, in vyven open fplytende , en dan de gezegde Zaadjes vertoonende, die Nierachtig van figuur zyn en ‘bruin van Kleur. In Oostindie worden dezel. ven byna alleen van ’t Vrouwvolk om den Reuk gebruikt, die dezelven op Kolen ftrooijen , on ne dus het Vertrek te bewierooken. In Westin- die rygen de Meisjes dezelven aan Zyden Draa- „den, ten einde zig daar mede te verfieren, Met de Bladen worden ‘er de jonge Kalkoe- nen vet gemaakt. De Franfchen noemen ’t Zaad Ambrette, om dat de Reuk wat trekt naar dien wan Amber grys, en het wordt ’er gebruikt van de Parfumeurs. In de Geneeskunde heeft men er, tegen de Befmetting van Uitflaande Ziekten, gebruik van gemaakt. (19) Hibiscus met vyfdeelige Voetswyze Bla- xx. den, en den binnenflen Kelk zydelings op-, Hie ulentas, breekende. On. Eetbare, A (zo) Hibiscus Fol. quinquepatito « pedatis ‚ Calycibus sj € Ie DEEIn Ve STUK» nl, AFDEEL XI. Hoorp-= STUK. Veelman- mige. 418 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, Onder de Planten van den Amfterdamfen Tuin is deeze in Afbeelding gebragt door den vermaarden CoMMELYN , die het Sfaarlykfe Amerikaanfche Alcéa , met eene zeer groôte witte Bloem en eene by uitftek groote gefleufe ‚ de pyramidaale Vrugt, noemt. ’t Gewas hade er een Steng van twee Voeten hoog, een . Duim dik; Bladen als die van den_ Wyngaard met lange Steelen , drie-, vyf- of zevenpuntig , op den rand diep ingefneeder , laf van Smaak, Uit derzelver Oxelen kwamen Bloemen op dik- ke Steelen. voort , witachtig » zeer groot en frâay, Hier op. volgde een groot Zaadhuis , dat zig in vyven verdeelde , bevattende rondach- tige Zaaden met een wit Merg. SrLoOANE noemt dit Gewas Allergrootfle Acta, ‘met Bla- den van Stokroozen , en eene tienhoêkige reg- te, dikke, eetbaare Vrugt. Hy bettekt ‘er toe de Quingombo van Brafil, doch heeft nag eene met een dunnere kromme Vrugt, die men op Jamaika in de Tuinen plant, gevonden, welke hy meent de BEgyptifche Bammia te zyn, ten minfte zulks bedenkelyk voorftellende. Deere befloeg de Akkerlanden by Memphis in menig= te , om dat men ’er tot Spyze zo veel gebruik- van maakte, zegt VeEsLINGIUS. Het was een | Ge- terioribus latere ramp@ntibus. Alcéa Amer, annua Flore albo &c. Comm. Hort. IL. p. 37. T. 19, RAJ. Suppl. 518. Alcéa maxie ma Malve Rofez folio, FruQu decagono &c. SLOAN. Jam. 98. Hit. 1. p. 223. BROWN Fam. 234. N. 3. Okra. KALM, dé II. p. zo9. Quingombo, MARGR. Bras. 31, BURM. Flo Jud, po 153 a SNL, ON AD B LP H- I A 419 Gewas: van: vier of vyf Ellen hoog , met Bla- IL ‚den als van de Maluwe, doch ruig en grooter , Bie Je _gelyk die, der Kalabasfen , op lange Steelen, Hoorne De Bloemen waren ook grooter , bleekgeel met STOK. een paarfchen Navel en de Vrugt als die der , Fetzer Ezels. Komkommeren, fomtyds tien-, fomtyds vyfhoekig ‚ welke van het gemeene Volk nog „groen , met het Zaad daar in, by *t Vleefch werdt gekookt en gegeten. > De Heer JacQurin verzekert , dat deeze Eetbaare Hibiscus- Plant op de Karibifche - Eie landen in ’t wilde groeit of van zelf voortkomt. ss De Franíchen noemen dezelve , zegt hy ; 9, Gombo, de Engelfchen Okro. Zelden bereikt 45: Zy «eens Mans langte, . Zy verdeelt zig ‘in s> weinige. bakken « de Bladen zyn groot en > wat ruig ‚ de. Bloemen zeer groot en Zwa- 2 velkleurig ; de, Vrugten hebben tien Sleuven, ss Zyn „Haairig:, langwerpig. Kegelvormig en 2 twee of drie Duimen lang. Deeze, nog on- a TND en groen, van allerley groocte , in Water „> gekookt en dan een weinig gedroogd en koud » geworden zynde, wórden, met het Zaad daar 2 in, overdwars doorgefneeden , nevens elkan= ‚„ der overend op een - Schotteltje gezet , en ‚so met Olie, Azyn, Zout en Peper , toege- 9» maakt, en dan van de Europeaanen zelfs voor 9 een niet onfmaakelyk Geregt gehouden. Voor s) iemand , evenwel , dien het de eerfte maal »» voorgezet wordt, heeft het iets walgelyks ss in, dat by *t afneemen van het Tafelbord Dd a „> ECA 1, DEEL. V, STUK, 420 ÉNKELBROEDERIGE HEESTERS, IL „een Sliert van Slym daar aan blyft hangen, AFDEEL. „ zig uieftrekkende tot aan den Mond; want Hoorp- „, deeze Vrugt is vol van een zeer taaije Lym, STUK. _, Om eenige dikte aan Vleefchnat te geeven, bn s, wordt ’er dezelve , in kleine veelheid, met \_%) goed gevolg in gedaan. Voorts komt zy in 2, verfcheiderley Geregten der Wilden. In de ‚ Keizerlyke Broeyhuizen wordt dit Gewas » met gemak geteeld en geeft ’er rype Vrug- A = De Ókra, een Bloem die in de Westin. > diën , of op de Amerikaanfche Eilanden , 2, wild groeit (zegt KaArM); wordt hier [in ‚, PenfylvanieJin de Tuinen geplant. De Vrugt, ‚> Welke uit een lange Haauw beftaat , nog groen zynde , aan {tukken gefnheeden, en in > Vleefchnat gekookt , maakt hetzelve zo s> dik als Warmoes. Dit Geregt wordt van eenigen voor byzonder lekker gehouden, ' ‚ Inzonderheid beminnen het de Negers on- „3 Eemeen,, xx. (ao) Hibiscus met Hartvermige gehoekte Bla. Hibiscus ch ti, den , en Tolronde > -geknotte „ frekelige Schildvoe- Zaadhuisjes. ende. De bynaam Komt daar van , dat de Zaad- huisjes als met een Schild gewapend zyn. Zy heb. (zo) Hibiscus Fol. cerdatis angulatis , Capíulis turbinatis truncatis hispidis, Ketmia amplisGmo folie angulate &c. PLUM. Je, 160, f, 2e ME COANT AED ELP HIA oa hebben een rondachtige figuur en zyn zeerfte. HIL kelig, werwekkende zelfs Jeukt op ’t aanraa- EN ken. ’t Gewas is Heefterachtig en groeit in Hoorp- Amerika. De zes overige Soorten fpaar ik on olyane de befchryving der Kruiden. de GORDON IA, De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt, be- halve de algemeene van deeze Klasfe en van den Rang der Veelmannigen in dezelve , be- {taan in een enkelde Kelk ; een vyfhoekige Styl met een vyfdeeligen Stempel; een Zaadhuisje met vyf Holligheden , die ieder twee Zaaden met een Bladerige Wiek bevatten. De eenigfte Soort (1) maakt een Gewas uit, ea, s } ordonia dat te vooren in ’t Geflagt van Hypericum , Laaan- onder den bynaam van Lafianthus, is geplaatst *** geweest, dien het thans nog voert. Men vindt het by Mrirrer, in zyn Kruidkundig Woor- denboek, Hypericum met ftyve Lancetvormie_ ge getande Bladen , en Bloemen in de Oxe- len, zeer lange Bloemfteelen , de Zaadhuise jes Houtig, getyteld. Het is de Florida- fche vyfhokkige Alcéa , voorzien met Laurierbla- den die flaauw gekarteld zyn en gewiekte Zaaden , van PLUKENET, daar CATEsBY | de (1) Gordonia, Erris. Phil. Trans. 1770, Vor. LX. p. 518. T. IT. Hypericum Lafsanthus. Spec. Plant. 11. P. I1or, Alséa Floridana quinquecap{ularis &c. CATESB, Car. IT, 44. SEL, Vog. II, Band. p‚ 7oe Pl. LXXXVIII Dd 3 : EE. DEEL, V, STUK, 422 ENKELBROEDERIGE HEESTERS, HI. de Afbeelding van geeft. De Bloemen, als die AED EE van de Alcéa, hangen aan Steelen van vyf Dui-_ Hoorp- men lang. Het is een hooge Boom , met eenen STUK. regten Stam, en een regelmaatige Dertig en Kroon , groeijende in Karolina , doch niet in Noordelyker Volkptantingen. Men vindt hem ook te Suriname. De Heer ELr is heeft den- zelven , in de Verhandelingen der Koninglyke Societeit van Londen , nee en omftandig befchreeven. SSsssssssssssse XIV, H:O:0 ADS: BK. Befchryving van de HersTrRrs, wier Meel- draadjes uit twee Grondftukken voortkomen , deswegen DUEBELBROEDERIGE, Dia- delphia genaamd 5 tot welken byna alle de Vlinderbloemige Plantgewasfen beirûkken zyn. an de Algemeene Kenmerken deezer Klas. Ane fe heb ik reeds gefproken * Onder de bladz. 162, Vyf- en Zesmannig en komen geen Heefters voor, maar wel ótider de Agt- en Tienmanni-- gens als volgt. PoLYGALA De byzondere Kenmerken zyn: een vyfbla- dige Kelk , met twee Wiekachtige gekleurde Blaadjes: en een ftomp Hartvormig tweehokkig Haauwtje. | Dit WOARE LP EL Acht 489 Dit Geflagt heeft zynen naam van gemeene 11 AFDrer Europifche Veldkruiden, wegensde Eigenfchap Sr van het Wolvee veel Melk te doen geeven Hoorns dus getyteld, Het bevat tegenwoordig meer STUK. dan dertig Soorten, onder welken ecnigen Hee- „ C&a- fterachtig zyn , als (ro) Polysgala met gekamde getroste Bloemen, Xx. driebladige Blikjes; de Bladen fimal Lan- Eee cetvormig , de Stens Hee réis. ta, SAT B } RAE | Geblikte. Verfcheide Kaapfe Gewasfen , die in de fie guur der Bladen, welke of geheel Liniaal, of Lancetvormig , of Elsvormig zyn , en tevens een weinig in Geftalte verfchillen , door den Hoogleeraar J. BURMANNUS op ééne Plaat afgebeeld , zyn hier thuis gebragt. Dezelven komen in Gewas, meer of min, met de Eu- ropifche Polygala. overeen, De Heer BEr- Gius befchryft ‘er een , dat zyn Ed, meent de Afrikaanfche Polygala met Vlafchbladen , van OLDENLAND, te zyn, komende overeen met de Heefterachtige, die lange {malle Blaad- jes en een groote paarfche Bloem heeft, van Oa te (ro) Polygala Floribus criftatis racemofis, Braêteis triphyllis , Foliis lineari- lanceolatis, Caule Fruticofo, BERG. Cap. 132. BuxB. Cent, III. p. 41. T. 71. Am. Acad, Me p. 137. Poly- gala Africana glabra &c, PLUK. Alm. 300. T. s3, f. 2, Po- lygala frutescens anguftifolia ramofa, RAJ. Suppl, 640. B. — Fol, lineari - fubulatis. H‚ Cliff, 353. Y. — Fol, fabulatis. d, — Fol. linearibus obtufis fcabris. Am, Acad, ut{upra. BURM, Afr, 2023 203, 204, Te 73e f. 2, 3, 4e Dd 4 JL. DarL,. Ve STUN 424 DurnEreroeprerIeGE HeÉsTErs. HL gezegden Hoogleeraar. De Steng daar van is A ke Heefterachtig en verdeelt zig in lange, gladde, Hoorp- ronde Takken, bezet met veele {pitfe Bladen, STUK. van twee Duimen lang. Hier aan komt een / On langwerpige Tros, van drievoudige Blikjes, , omvattende cen Kelk , die twee zeer groote Bladen zydewaards, en een klein Blaadje heeft „ boven. de Vlinderachtige Bloem. Hier van is de Kiel Helmachtig hel, gehaaird ;de Vleugels. Ruitachtig ovaal, fpits en groot: de Vlag uit twee Wiekjes beftaande, Voorts hangt, aan den Kiel, een driedeelig , Penfeelachtig getakt ftuk , dat de Bloem weezentlyk onregelmaatig maakt, gelyk TourNerorT die der Poly- gala’s aanmerkte te zyn, xl. (11) Polygala met gekamde byna gekroonde Polyzala Umhellata. Bloemen, de Bladen Liniaal en een weinig je voorr ____gehaaîrd. BE | Dit is een Kaapfch Heeftertje ; een Span hoog , dat de Bloemen aan ’t end der Takjes in me- nigte, als in Kroontjes, draagt, Het komt de voorgaande Soort zeer naby. XI (12) Polygala met gekamde Bloemen, die een Polygala. : half- Myrrifoliaa M yrrebla- Ao, Riek Ln de dige, (11) Polyrala Flor. criftatis fabumbellatis, Fol, linearibus fubciliatis, Afant. 259. Polygala Fol. DEN acutis. BUR M» Afre 264. T. 73. fa Se (12) Polygala Flot. criftatis Carin lunulatà, Canle Frutís cofo ‚ Faliis levibus oblongis obtufis. Am. Acad. II, p. 138% Hort. Clff. 353. Polygala, Arborea Mystifolia , Eloribus albis., intus purpureis, Comm. Harts le p. 87e T. 46. RAJ. Suppl. 640: } is o Ne He) Van ane Aah Mae id Sl ae SE, halfmaanswyze Kiel hebben , de Steng HL ‘Heeflerachtig , de Bladen Jangverdis flomp ai Sn en effen. Hoorp- STUKe Deeze maakt de Heefteractldige Polygala , Osta met langwerpige gladde Bladen en ecne paar-%ri& fche Bloem , van den Hoogleeraar J. Bur- MANNUS, uit. Dezelve was hier, in de Hor- tus Medicus, Mans langte hoog gegroeid, met eene regte , ruuwe „ bruine Steng, die enkel. de, ronde , groene Takken van eën Voet lang uitgeeft, welke zig in Bloemtakjes verdeelen , met Bloemen als in de overigen van dit Gee flagt, maar zeer groot, paarfch van Kleur, en aanzienlyk. ’t Gewas is mede van de Kaap. afkomftig. (13) Polygala met gekamde Bloemen, een Hee- Xur. flerachtige Steng ; de Bladen gepaard poelijn Eyrond en fpits. Blabla Dit is een Kaapfche Heefter van twee Voe- ige, ten hoog , de Kelkbladen Hartvormig rood en groot hebbende. De Heefterachtige van BeEr- Gius wordt hier thuis gebragt. (za) Po. 640, Polygala Arborea Myrtilli fabrptundis foliis , Fr. magno Tordylii. PLUK, Mant, 153. Te, 437. É. 4e Polygala frurescens OEE. BURM. -Afr.. zoo. T'73. É£i 1. (13) Polygala Flor. criftatis , Caule Fruticofo, Fol, oppos, &tis ovatis acutis, Jfant, 259. Polygala Fruticofa, BERGe Cape 183 Dd s II, DEEL. Ve STUKS A ae 426 DURBELBROEDERICE HEESTERS; Ii. (ra) Polygala met gekamde zydelingfe Bloes Arens men, de Steng Heefterachtig gedoornd; de Hoorp- Bladen ovaal gefbitst. STUKe XIV. Dit is een Kaapích Heeftertje met hoekige Spi/a Takken, die in een Doorn uitlopen , hebben- de, de kleine Blaadjes als van Huislook, glad, ef- fenrandig „ verfpreid , en byna ongefteeld , aan den tip een weinig gefpitst. De Bloemen ko- men in de Oxelen ongefteeld , witachtig, en- keld of twee by elkander voort, en de Vrugt is een eetbaare Befie. xv. (15) Polygala met ongebaarde Bloemen, elk bne, op een Steelijes een Heefterachtige Steng ete ) 5 achtige. en overhoekfe Lancetvormige Bladen. Deeze is, by den naam van Heefterachtige Polygala , met Lavendelbladen die groen zyn en eene blaauwe Bloem, door den Hoogl. J. BURMANNUs voorgefteld onder de Ceylon= {che Plantgewasfen, Zy heeft dit byzonders, dat de Takken van de Steng af tot aan de Bladen wit , en verder groen zyn, zo gedagte Hoogleeraar aanmerkt. De Heer N. L. B ur- MANNUSs zegt , dat een dergelyk Gewas van Java is gezonden onder den naam van Japanfche Bafterd- Thee, (26) Poe (14) Polygala Flor. criftatis lateralibus , Caule fpinofo Fru» ticofo, Fol, ovalibus mucronatis. Mant, 437. Am. Acad, UI. P. 141. (as) Polygala Flor. imberbibus, Pedunculis unifloris , Caule Fruticofo, Fol, alternis lanceolatis. Mant. 260. BURM. Ind, 154. Polygala frutescens Lavendulg folio viridi , Flore coeruleo. Burm. Zeyl, 195. T. 35, DTE iDSE rw Pim an U hm: (16) Polygala met ongebaarde zydeling fe en HEt kelde Bloemen, de Steng Boomachtig, de Aanen 8 Bladen ftomp , gefteeld. __Hoorp- STUK Deeze is , onder den naam van Boomachtige xvi. é D Penea. … Penea , met ruuwe Blaadjes als van Palm shine door PLUMIER afgebeeld, De Zaadhuisjesge. en het Zaad doen blyken, dat dezelvehier be- hoort. De Groeyplaats is in Zuid- Amerika, (17) Polygala met ongebaarde getroste Bloe:_xvr. | men; een Boomachtige Steng ; de oudjie {°° rs Verfchul. Bladen langwerpig ovaal , de jongfien O- range yaalachtig. | Door Browne, die dit Gewas Heefterach” tige Polygala , met gladde Eyronde Bladen , rondachtige uitgerande Zaadhuisjes en kleinere losfe trosfen in de Oxelen noemt, was hetzelve op Jamaika waargenomen. Het behoort derhal ve, gelyk de voorgaande, tot de Amerikaaníche Planten. (18) Polygala met ongehaarde getroste Bloe- sunt. Kleinbla= (16) Polyzala Flor. imaberbibus lateralibus folitariis , Cauleg; ze. Arboteo , Fol. obtufis petiolatis, „Ans. Acad. 11. p. 140. Penza atborescens Buxi folio aspcro, PLUM. Ze. 214. f‚ 1. (17) Polygala Flor, imberbibus racemofis , Caule A:sboreo, Foliis fenioribus oblongo-ovatis, recentibus fubovatis. Ame Acad, 11. p. 140. H. Cliff. 353. Polygala fruticofa Foliis glas bris ovatis &c, BROWN. Jam. 287. T, 5. É. 3. (13) Polygala Flor. imberbibus racemofis, Caulibus Frutico- fis , Foliis minutisfimis ellipticis, Polygala Lufitanica frutescens magho Flore , Fol. minimis, TOURNE, Juf, 175. Ue DEEL, V. STUK» (428 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, Aa kleine ovaale Bladen. Hoorp-. STUK, Deeze , in Portugal door TourNerFoRT Age- gevonden , groeit ook in Spanje. Zy heeft wannigt. Heefterachtige Stengen als Roedjes, een Voet lang , groen , getand door de Voetjes der af ge- vallene Bladen, die allen zeer klein , Elsvormig of ovaal zyn, zonder Steeltjes , met korte en= delingfe Trosjes van taamelyk groote Bloemen, xix. _ (19) Polygala met ongebaarde Aairswyze Ovel- Gham, bloemen , de Stengen Hoefkerae lig ‚ de Chinee- che, Bladen ovaal, Hier is de Boomachtige Polygala van BROWNE thuis gebragt, en, volgens den bynaam , zalde Groeyplaats ook in China zyn, ’t Gewas heeft leggende Houtige Stengen, van een Voet lang ; die niet glad zyn: de Bladen ovaal, effenrandig , van grootte als het uiterfte Duimlid , ftomp met een Puntje. Het geeft weinig zydelingfe Takken en Aairen , die groen zyn , dikwils langer dan de Bladen, De Vrugt beftaat uit twee platte Haauwtjes. | { Er (20) Polygala met angebaarde verfpreide Bloe- B f men, Ooften= / eyk{che, (19) Pelygala Flor, imberbibus fpicatis axillaribus, Caulía bus fuffraticofis, Fol. ovalibus, Polygala Arborea &c. BROWN. Jam. 287 (20) Polygala Flor. imberbibus fparfis , Carinâ Apice fub- rotundo, Caule Fruticofo, Fol. lanceolatis. Az, Acad. II. p. 140. JACQ: Vind, 126. Chamebuxus Flore Coluter. C‚ Ba Pin, = \ el TEE ERI DIE LL PA EA NMG 429 men, de Kiel rond getipt, de Steng Hee- IL _flerachtig , de Bladen Lancetvormig. ke ie Hoorp- Een Gewas, dat Crusius overvloedig Op sns, de Bergen váân Ooftenryk , onder de Pyn- en Oan: Denneboomen , tusfchen de Steenen , vondtdris. groeijen , wás door hem afgebeeld, en door Bauuinus genoemd Chame. Buxus, dat is Laage Palm. Het is door de hedendaagfche Botanisten, JACQUINeEN KRAMER, ook op de hooge Gebergten , omftreeks Weenen en by Baden, gevonden. ToUurNErorT noemt het Heefterachtige Polygala met Palmbladen , en geeft ’er eene Verfcheidenheid van op, met paarfch roodachtige Bloemen, maar Crusius befchryft het als een Heeftertje, dat met veele korte Steeltjes den Grond bedekt ; die Palm- achtige Blaadjes „hebben, duurende het geheele Jaar; weshalve het van fommigen aldaar Win- tergroen genoemd werdt. », Aan ’t end der ‚ Takjes , zegt hy, tusfchen de Bladen, ko- „… men drie of vier langwerpige Bloempjes s, voort, die geen de minfte Reuk hebben, ‚‚ maar op fommige plaatfen byna zo welrie- „, kende zyn als Narcisfen, Zy beftaan uit „, drie Blaadjes , waar van twee wit zyn, als „, Wieken uitgebreid , met een witachtig Helm- ‚ pje dat derzelver oirfprong bedekt, en het >) der= Pin. 471. Anonymos flore Coluter, Crus. Hift. Ie p. 105. Pann, 47. Ic. p. 48. TOURNE, pp, drf) P. 665. JAcq; Auftr. KRAM. Elench, 208, Ms DEELe Vo STUK, Ago DuBBELBROEDERIGE HEESTERS, UI. 5 derde, als tot een langwerpig Pypje omwon- erv, >> den, is van boven overlangs geopend, aan Hoorp* ‚‚ het end als een Broek. gevormd en geel, STUK; … door den Ouderdom fomtyds geheel paarfch icere of roodachtig wordende. Op. de Bloemen ‚s volgen. breede platte Haauwtjes, een weinig _»o_kleiner dan die van de breedbladige T'hlaspi, „… meestal twee, doch fomtyds maar één Zaad- ‚ je bevattende, van grootte als kleine Wik. … ken „ maar zwartachtig, tuig, en naar ’t een° ‚…» Of, ander Diertje gelykende , niet ongelyk sas aan % Zaad der groote roode Polygala, doch » zyde openen , door de rypheid van zelf uit,” (21) Polygala met ongebaarde ongefteelde Bloe- XL Poiygala men, de Bladen geïropt, Eyrond, Jbüs, ope gekield en Haairig. Vosfen: faartige. _ Dit is een Tekkig hurkend Heeftertje aan de Kaap etocijende, zeer digt bezet met onge- fteelde Blaadjes en Bloempjes, van: de gezegde figuur. xx. (22) Polygala met paie aydeling fe Bloe= Polygala men ‚een Boomachtige Steng ‚de Bladen Heifteria, )  À E Stekelige. driekantig , Doornachtig gefpitst. Dit (21) Polygala Flor. imberbibus fesflibus, Fol, confertis , ovatis , acutis , carinatis pilofis. Mant. 263. (22) Polyzala Flor. imberbibus lateralibus „ Caule Arbo- rescente , Felis triquetris mucronato - fpinofis, Thymbra Ca- penfis Nepete ‘Theophrafti foliis aculeatis, Flore parvo pur- pus / B kleiner, vallende tot de Huisjes, die zig op. j aj \ Dit Gewas, te vooren Heifteria door Lrn- Hls NA Us genoemd , en onder dien naam in de ÀFP PEEL Leidfche Akademie - Tuin geplaatst zynde, is inci al voor twaalf Jaaren door den Ridder tot eene TIK Soort van dit-Geflagt gemaakt, met deezen Gen bynaam; terwyl de naam van den vermaarden HEIsTER thans vereerd wordt door eenan- der Geflagt, hier voor befchreeven *%. Dege- * zie leerde Berorus, evenwel, was van oordeel, a dat hetzelve gevoeglvker van de Polygala’s af. | gezonderd konde worden, dewyl de Bloem en ‚Vrugtmaaking niet alleen , maar ook het Blas: derloof grootelyks daar van verfchillen , en wee. gens dit laatfte het Gewas nader tot het Ge- flagt van Aspalathus fchynt te behooren. Hy noemt deeze Soort. Heifteria pungens , dat is fteekende Heifteria, om dat de Bladen ftyf zyn, met Doorrvachtige punten.’ Door zyn:Ede-wordt “er toe betrokken de Polysala Aftragaloides van den geleerden BREYN, die Heefterachtig is, met de geftalte en Bladen van Fhymbra, heb- bende een kleine paarfche Bloem, en eene Vrugt met een dubbeld Hoornig Snuitje, van de Kaap der Goede Hope, welke onder- den naam van Afrikaanfche Thymbra , met gedoornde tladen , redelyvk wel in Afbeelding is gebragt door BARTHOLINUS. De Bladen komen aan trop- jes pureo. Pruw, Alm. 366, T. 229. f. 5. Heifteria Hors Clif. 3cr. R Zugdh. 303. BERG Cap. 185. Ihymbra Africana Foliis fpinofis, BARrH. Hafn, 1673, Ps 57e IL. DEEL. V. STUK. nge DUBBELBROEDERIGE Heesters: ril. jes voort: de Kelk is- vyfbladig: de Bloemen hebben een dubbeld Vaandel , en daar boven Hoorp- een langwerpige groene Kiel, waar in de Meel STUK. draadjes verholen leggen, die tot twee Vliezige wr Lighaamen famengegroeid zyn. Het Vrugtbe- ginzel is met vier Hoorntjes gekroond , en heeft een Styl zo lang als de Meeldraadjes , gynde het Zaadhuisje ook vierhoornig, als gee meld is, tweehokkig , met enkelde Eyronde Zaaden. N xx. (23) Polygata met ongebaarde zydeling fe Blâg= Polygala men!de Steng laag Heefterachtig , miet Dripslaceg, Driebla- B drievoudige fmalle fpitfe Bladen, dige, k Hier wordt thans de Afrikaanfche Heefters achtige Spartium met Hey. Bladen van Come MELYN; zo wel als het Afrikaanfshe Hey= Gewas met purperachtig roode Bloemen en es. Bladeren , als die van Thym, uit Sr» thuis gebragt. Volgens den Heer Br r- aen die hetzelve Heifteria welke zagter is, als niet ftekelig zynde ‚ noemt, is de Afbecl. ding van SrrBa de beste, alwaar het gezegd wordt een Heefter te zyn van twee of drie „Voeten hoog, met de Bladen koppelswyze rond- | 0m (23) Polygala Flor. imberbibus lateralibus , Canle Fruti- cofa Fol. ternis linearibus acutis, Jfant. 260 BURM. Pradr. 20. Heifteria mitior. BERG. Cap. 187, Spartium Afticanum frutescens Erice folio. Comm. Hort. II. p. 193. T. 97. Suf frutex Erice forma Flore ruberrimo Breynii, SEB. Kab, IL Pp 63. T. 62, f. ze edn di en en vd 3 ee PDK VDE EF _ DrK be UPE Tk ‘om den Stam en de Takjes zittende , die ng een licht Afchgraauwe Schors bekleed Zyn. Il c AFDeEls XIV. Gewas komt, zo LiNNmus aanmerkt ; nnie: swerfchillende gedaanten voor , naar den Ou-°TUE derdom en mooglyk ook naar de Groeyplaats. 4454 Bererusigeeft ’er fmalle getropte Blaadjes aan , die van boven plat, van onderen verhe- venrond zyn, gladachtig, twee Lynen lang, en zydelingfe Bloemen, de helft kleiner dan in de andere. De Kelk is vyfbladig en klein, bee ftaande uit ongelyke;, ftompe, gehaairde Schub- ‘ben; de Bloem Vlinderachtig en ongelyk , heb- bende geen Vleugels maar een Cylindrifche Kiel en een tweebladige Vlag, in welker Na- gel een Meeldraadje beflooten is, aan de bin- nenzyde van den top agt Meelknopjes hebben- de. Het kleine ronde Vrugtbeginzel is ook met vier Hoornen gekroond, waar tusfchen een Styl opftvgt, die van boven dik is, hebbende een geknopten, ruigachtigen , knikkenden Stem. el, Á Ik bezit, onder myne Kaapíche Planten, eef Takje van een Heefter, die zekerlyk tot dit Ge- « 6) EEn Polygala Emipesria Julia. flagt behoort, gelyk de figuur der Bloemen uit-P EL wyst, Dezelven , naamelyk , hebben die twee Wiekachtige gekleurde Blaadjes van den Kelk of tot denzelven behoorende , waar van in de Kenmerken is gefproken, en, tot meer verze- kering „ vertoont zig in eenigen het Hartvor- _ mig tweehokkig Zaadhuisje reeds geformeerd. Het Gewas zweemt in manier van Bladmaaking Ee veel HH, DRuL. Ve STUK, DE, F XIV. | . 634 DUsBELBROEDERIGE HEESTERS veel naar die Soort- van Hey , welke Empetri- © folia genoemd wordt, en is hier nevens, in Hoorp- Fig, 1, op Plaat XXVII, wat het bovenfte STUK: „ gedeelte van het Takje aangaat, in de natuur- “lyke grootte afgebeeld, zynde het onderfte on- gebladerde gedeelte nog eens zo lang. De Kleur van het T'akje is bruinachtig en die van de kleine Takjes Wollig wit. De Blaadjes, omtrent een Kwartier Duims lang , hebben eene Roirondachtige figuur , met een Puntje, zyn groen en zeer gefronzeld, komende niet Tropswyze , maar digt by elkander voort. By A ziet men het Hartvormig Zaadhuisje in de gefteelde Kelk tusfchen de Kelkblaadjes , zynde de Bloem, zonder dezelven , aldaar ook met zyn gebaarden Kiel , den Styl en Mietleraad- jes, afzonderlyk, verand. SECURIDAGCA. Een driebladige Kelk; een Vlinderbloem die een tweebladige Vlag binnen de Vleugels heeft: de Vrugt een Eyronde éénhollige Haauw , uitloopende in een Bylswyze Wiek , en be- vattende een enkel Zaad, zyn de Kenmerken van dit Geflagt, Twee Soorten , beiden Weste indifche Gewasfen, zyn daar in begreepen , als volgt (*). EE Ji (*) ’t Geflagt van Securidaca by TOURNEFORT , bevatten- de de Seeuridaca lutea major van BAUHINUs , wegens de Byls- Wyze figuur der Zaaden van CLUsius dus genaamd , is onder .de Coronilla’s betrokken. Bn etak Pol de Bo FE klei OR 1) Secutidaca met een regtopftaande Steng. Uh (1) pen Î8 py Ane Arprzta In Bosfchen op Steenige Gebergten van ’ Had, Eiland Martenique heeft de Heer JACQUIN srux. deeze waargenomen , die een Boom is van twaalf 0 Voeten hoogte, met lange, flappe Takken lug 25474 tig begroeid , en getroste paarfche Bloemen. kr De Vlag is hier ftomp, de Vleugels zyn rond- achtig „ de ‘Kiel heeft een plat omgeboogen byhangzel. _(@) Securidaca met een klimmende Steng, In. Scandens. Deeze, een klimmend Heefterachtig Gewas, et is den zelfden Heer by Karthagena , in digt Kreupelbofch , voorgekomen, De jonge Takjes van hetzelve loopen in zeer fterke Klaauwieren uit. De Bladen zyn langwerpig ovaal , ftomp en glad, gefteeld. Tegenover dezelven komen Trosfen van reukelooze roode Bloemen „die de Vlag fpits , de Vleugels langwerpig, en aan de Kiel een groot byhangzel hebben, Onder de Tienmannigen in deeze Klasfs komt eerst voor het Geflagt van kat (1) Securidaca Caule ereko. Syst, Nat. XII. Gen. 852. ps 472. Weg. KIL. p. 533. JAcQ, Amer. Hifl.197. T, 183. £, 39. Securidaca Etuticola Foliis lubrotund:s &o. BROWN, Jam, 287. 2) Be onidsc Caule fcandente. Jacq. Amers Hip. 1973 FT, 183 f. 83e Sparrium fcandens „ Fruêtu criftato brie Flore rubto. PLuM Ie. 247. f. 1. Securidaca foliis oblongis 4 fpicis ramofis. BROWN. Fan. II. p. 2413 Ee 3 II, DEEL, V. STUK. nl. AFDEEL, XIV. Hoorp- STUK. Tien- mannige, precatoria. Weeg- boontjes, Pl. XXVII. Fig. 3. 496 DUBBELBRORDERIGE HEESTERS, ÄBRUS. Behalve de Vlinderbloem zyn de Kenmerken een flaauw vierkwabbige Kelk, met de boven- fte Kwab breedst, negen Meeldraadjes, aan ’t Grondftuk van onderen farnengegroeid , van boven gaapende: een ftompe Stempel , en Kloot- ronde Zaaden, De eenigfte Soort (1) , te vooren in het Geflagt van Glycine geplaatst , is eer. Gewas, dat men van ouds Abrus genoemd heeft. Ten minfte worden daar toe betrokken die Koraal- roode Erwtjes, welken , uit Gelukkig Arabie in Egypte gebragt zynde , meer dienden tot verfiee ring van ’t Jonge Vrouwvolk, dan tot Spyze, zo VESLINGIUS aantekent. Mooglyk zul- len zy ook wel , hier of daar , als Kraaltjes aan Draaden gereegen , tot Paternosters in ge. bruik zyn; waar van de bynaam ontleend. Men noemtze in Indie „ alwaar het Gewas algemeen , Weegboontjes ‚ om dat van dezelven , by | ka (1) Abrus, Syst. Naf. XII. Gen. 1286, p. 472. Weg. XIII. p. 533. Glycine Fol. abrupto - pinnatis , Pinnis numerofis ob- tufis. Sp. Plant. IIe p. to2s. Fl. Zeyl, 2840 BURM. Fl, Ind, Pp. 161. Hort. Ups. 228, Phafeolus Glycyrrhizites, Folioalato &c, SLOAN. Jam. 7o. Hift. 1. p. 130, T. 112. f. 4, 5, 6. Phafeolus Arborescens alatus &c. PLUK. Alm. 294 T. 214. f. s. Pifum Indicum minus coccineum. C‚ B. Pin. 212. Abrus. Vesr. Mgypt. 25e Horte. Cliff. 88. HILL. Anet. z1. Orobus Indieus, Abrus Alpini diêtus , Fruêtu coccineo atrà maculâ notato. BURM, Zeyl, TOURNF. left. pe 393 Abrus Frutex, RUMPH, Amb. V. pe 57e T. 32e Konnie Hors. Mal, VIIL. P. 7e T. 39e Dr de AID OEE RH Lie erd87 ‚fommigen , in plaats van Gewigt gebruik ge- II maakt wordt; doch by ons voeren zy dikwils AFDE den naam van Weesboontjes , wegens de hoog:- ida: roode Kleur meteen zwarte Vlak aan ’t end, TUK. even als men fomtyds de Weeskinderen uitge- zn monfterd ziet, In Oostindie noemt menze Za» ga, welk woord van Arabifche afkomst is en op het gebruik derzelven , in het foldeeren der Metaalen , zoude zien. Eenentwintig van deeze Korrels , zo zy groot zyn, maaken een Maas zegt RumrPHrus, ’t welk zo veel is als een Drachme of Vierde Loots; van de klei-- ne vierentwintig , en men moetze zekerlyk , daar toe, egaal uitzoeken en frifch neemen: want van de mynen bevind ik dat wel dertig in een Drachme gaan. Te vroeg afgeplukt, voegt ‘hy ‘er by, of door ‘t leggen op een doffe plaats , wordenze geheel zwart; gelyk ’er ook veelen onder de mynen, en wel de groote {ten zyn5 fommigen van de kleinften bruin , in plaats van rood , maar even ’t zelfde heeft plaats in een Tuiltje van de Zaadhuisjes of Haauwtjes deezer Weegboontjes , gelyk die zig geopend vertoonen, Dit Tuiltje, waar van de Afbeelding in de Natuurlyke grootte, op Plaat XXVII, in Fig. 3, is gegeven, heeft men uit China overgebragt , en daar zitten , behalven de gewoone rood en zwarte , ook bruine en zwarte Boontjes in de omgedraaide Haauwtjes : gelyk men ’t zelve , in. myne Verzameling , befchouwen kan, Ee 3 % Ge= Je DESL, Ve STUKi IE, AFDEEL. XIV. Hoorp- STUK. Tien mannige. IL D. II STUK, bladz. 42 1. 439 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. t Gewas , daar bynaalle Autheurên vân fptee- ken, verfchilt aanmerkelyk van den Weegkot- tels - Boom of Koraalboom , te vooren befchree= ven *; wiens Zaäden van ’t zelfde gebruik doch * veel grooter zyn , tot Onderfcheiding hier ne-’ vens by A vertoond. Het is een Heefter , met taaije, flingErende, platachtige en als dub. belde Ranken, dt zig om Boomen, Kruiden, Staaken , Takken , Of door kearni vlechten, maakende een wonderlyke verwarring. Aan dee= ze Ranken komen gevinde Blaadjes als die der Tarnarinden , eh van eene ongemeen fterke Zon- „newendende eigenfchap. *s Morgens , als de Zon opgaat, -fprêiden zy zig uit, en * Gewas vertoont zig óp ’* allerfierlykfte bly-groen ; te- gen den Middag, alsde Zon fterk fchynt, fluie ten zy zig opwaards tegen elkander; vervolgens openen zy zig wederom , en tegen: den avond voegen zy zig nederwaards famen , blyvende dus den geheelen Nagt. Dit moet men van alle de Vinnetjes aan een Blad vwerftaan en deeze Ei- genfchap wordt betrokken tot den Slaap der Planten (*). Voor *t overige komt het Gewas, in hoedanigheid , veêl met ons Zoethout over een „ wordende de Blaadjes , tot verzagtinge van de Borst en Keel, als Thee getrokken. De gedagte Zaadkorrels hebben mede een verzag- tende eigenfchâps doch, tot Voedzel gebruikt, oordeelt MmEenze DE s hard om te ver- | ‘ tce- ‚{*) Ziet Vv, Dean der Uirgezogte Verhandelingen, bladz, 1, 2 0D ALD ORT DOET A CC 4D teeren en Winderig te zyn; mooglyk, omtrent UL als onze Turkfe Boonen. Zy werden , naar S7EEL. AuPinus getuigt , in Egypte , evenwel, ge: Hoorpe kookt en gegeten; doch in Oost- of Westin-*TUR Deceg= die gebruikt menze tegenwoordig , ten minfte gs, by de Europeaanen , niet (}). BeoRBON TIA. Een uitgerande Stempel : een Kelk met Doorn. achtige Funten, en de Vrugt een fpitfe Haauw 3 zyn voor Kenmerken. opgegeven van dit Ge- flagt, ’t welk zes Soorten , altemaal Kaapfe Ge= wasfen , die Heefterachtig zyn, bevat, als volgt. (1) Borbonia met zeer fmmalle,fpitfe, Haairige 1. _Borbonia Bladen en endeling fe Bloemlioofdjes. en Afrikaanfche Brem met Heyblaadjes , en zeergen rd kleine geele Bloempjes aan Hoofdjes vergaard, vindt men deeze getyteld by Rav. Het is een klein , ruig, Heetftertje , dat de Blaadjes fial ovaal. () Onbegrypelyk is't, waar LinNaus het van daan ge- haald heeft, dat deeze fierlyke Boontjes ten alleruiterfle Pers / ziftig zouden zyn ‚ zeggende , Semina pulcherrima , maxime deleteria; offchoon C. BAUHIN Us dezelven met den naam van Pifum virulentunm Chinenf? fchynt te bedoelen, Den naam van Kloutrond (Sperica) mogen zy ook geenszins voeren: zy zyn altemaal meer of min Eytond. (1) Borbonia Fol. fublinearibus acutis villofis, Capitulis ter minalibus. Syst, Nat, XlI, Gen, 857. p. 473, Veg. XIII. Pp: 534, Am Acad. VI, Aff. 29: Genifta Aft, Erica folio, Flot. parvis luteis in Capitula congeftis, RA), Suppl 105, Ee 4 Il, DEEL, Ve STUBe 440 DUBBELBROEDERIGE HersrTERs, UI, ovaalachtig, van boven glad, van onderen Tuig | ArDEEL. gan de kanten omgekruld heeft. Hoorp- { 4 EN STUKa (2) Borbonia met Lancetvormige, ongeribde „ k in gladde Bladen , de omwindzels en Kelken LvIJAL8,. Ë Gladbla. TUS. dige. Van deeze zyn de Takken rond, aan welker end Kroontjes voorkomen van Bloemen , die een vierbladig omwindzel hebben, dat Haairig is, en gefteeld zyn , met een Klokvormigen Kelk en geele Bloemblaadjes. Het Vrugtbe- ginzel is ruig. Zy groeit aan de Kaap. lane (3) Borbonia met Lancetvormige , drieribbige , Trinervia.) 8 Drieribbi- efenrandig oe Bladen, ge. Een Ethiopifche Heefter, met Bladen als van de Steekende Palm, doch fmal en kleiner, van PruKENET, wordt hier thuis gebragt. De Heer Bererius befchryft deeze Soort om- ftandig. De Steng , zegt hy, is van onderen kaal met Wratjes , van boven Kranswyze be- zet met Takjes, die gebladerd zyn met fmalle fpitfe Blaadjes , ter naauwer nood een Duim lang „ wederzyds glad. De Bloemen , als by ‘Trosjes , gefteeld , op de toppen der ‘fakjes VOOrte (2) Borbonia Fol. lanceolatis , enerviis glabris , involucris Calycibusque hirtis, Jfant, Toos (3) Borbouia Fol. lanceolatis trinetviis integerrimis. BERG. Cap. 183. H. Cliff. 494. Frutex Athiopicus Kusci angufto ô gminore folio, PLUK. dln. 153. Te 297. fe 4. ORR EN OE B LA eh ter ade voortkomende „ zyn geel, van buiten ruig, en lll hebben tien Meeldraadjes , tot een Cylinder ““p5tle famengrocid , met een Elsvormigen Styl en Hoorn: ftompen Stempel, STUEe 8 (4) Borbonia met Lancetyormige, veelribbige, _ 1v. 5 jn effenrandige Bladen. en ] Lancete — Hier wordt het Afrikaanfch Heefterachtig vormige. Spartium , vaan COMMELYN , bedoeld , welks Bladen de Steng omvatten, en het zou de Hee- flerachtige Afrikaanfche Brem van ToOURNE- FORT zyn, met Bladen als gezegd is. Van de Fluweelachtige ruigte der Bloemen maakt Come MELYN geen gewag. De Steng is glad, zegt onze Ridder. (5) Borbonia met Har tvormige „ veelribbige, … V. Cordata, effenrandige Bladen. Hartvors mige. Een byna zo groot verfchil fchynt tusfchen de aangehaalde Afbeeldingen van SEBA en BREYN plaats te hebben, als tusfchen deeze en (4) Borbonia Fol. tanceolatis multinerviis integerrimis, Ge- nifta Africana frutescens Rusci nervofis foliis, TOURNF, Jn/?. 644. Spartium Aft. frurescens Ruscí folio caulem amplexante. COMM. Hort. Il, 195. T. 93. RAy. Dendr. 107. Frute xEthioe, picus Fol. Rusci , Flor. Papilionaceis , Sericeâ lanugine villofis, PLUK. Alm. 159. T. 297. f. 3. (s) Borbonia Fol. cordatis multinerviis integerrimis. Hort. Cliff. 494. R, Lugdb. 372. Mans, 438. Genifta Afticana fru= tescens, Rusci foliis &c., SEB. Kab, Ip. 38. T. 24. f. 3. Planta Vh Ethiop, Fol, Rusci. BREYN, Cent, T, 28 Ee 5 JI. DEELe Vo STUZ) 442 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS: my, en de voorgaande Soort, aan welke beiden Bla- ArDEEL. den van. Steekende Palm toegefchteeven wore Hoorbe den, die maar een weinig in figuur verfchillens sruK. De Kelk is byna gelyk in vyven gedeeld en Tien ruig met fpitfe punten 3 de Bloem van buiten We geheel Wollig. vi. _ (6) Borbonia met Hartvormige „ veelribbige eend gekartelde Bladen, de. Á De Heer Bereius befchryft deeze Soort, tot welke door hem de Afrikaanfche Boomach- tige Brem ‚ met een breed rondachtig Blad, van HeERMANNUS, thuis gebragt is , ome flandig. De Takken, zegt zyn Ed,, zyn rond en glad , met weinige dunne Takjes. De Bla den , die overhoeks ftaan , zyn Hartvormig rond , de Steng omvattende, gefpitst , aan den tand bezet met regte Stekeltjes , een Duim lang „ uitgebreid en glad; de Bloemen geel , geftecld , aan Haairige Trosfen voortkomende, zyn ook van buiten ruig en hebben de Meel- draadjes, alle tien , insgelyks tot één Lighaam famengegroeid. Dit fchynt te ftryden met de algemeene Kenmerken van deeze ‘Klasfe, hoe- wel het in de meefte Geflagten plaats heeft (*). SPAR- (6) Borbonia Fol. Cordatis mulcinerviis crenatis. Frutex ZEthiopicus leguminofus , Fol. Rusci majoribus in ambitu Spie nulis fiasbriatis. PLUK. Alm, 159. BERG. Cap, 191. (*) In de Geflagten van Nisfolia, ‘Prerecarpus, Erythrina;, Piscidia , onder de Boomen befchieeven; in die van Amora ; pas Pr rt a NPK DE LPR EEN Lagen ON Sp ARTIUM. Priemkruid, UL, ‚ | ÄFDEEL. In dit Geflagt is de Kelk nederwaa rds ver-__ XIV. … Jangd, de Meeldraadjes kleeven aan *t Vrugt- pin beginzel: het heeft een op zyde aangegrociden Debie Stempel; die van boven ruig is. dria, Het bevat zeven Soorten met enkelde en zes met drievoudige Bladen, of drie Bladen op een Steeltje. De meeften hebben haare Groeyplaats in ons Weteldsdeel en zy zyn altemaal Hee- fterachtig. C1) Priemkruid zij ronde Takken, de Bladen ij partium „overhoeks ‚ Draadachtig , aan °t Grond- ed natuns. Tot deeze Soort is de Heefterachtige Afris kaanfche Brem, met fimalle Vlafchkruid - Bladen die blaauwachtig groen zyn, en geele Bloemen, van Doktor SarERARD, thuis gebragt, ’ Gewas is Heefterachtig met lange Trosfen van Bloemen aan ’t end der Takken , en groeit aan de Kaap. (2) Priem- bha, Ebhenus, Abrus, Spartium, Genifta’, Anthyllis, Dorbo- zia, Ulex > Ebenus , Ononis , Aspalathus , Crotalaria , onder de __Heefters; en in die van Lupinus, Arachis onder de Kruiden te befchryven, zyn al de tien Meeldraadjes (amengegroeid. (1) Spartium Ramis teretibus , Fol. alternis Filiformibus Bafi contaminatis. Syst, Nat. XII Gen, 858. p. 474. Weg. XIII. p. 53s. Mant. 263, Genifta Afr. Frutescens , Fol, Linarie, anguftioribus glaucis, Flore luteo. RAT. Dendr, 104 Ie DEEle V, STUKe UL (2) Priemkruid met ruuwe Takken , de boven- Arn fte Bladen digt by één, en Draadachtig, pie Deeze, ook een Afrikaanfch of Kaapfch Ge- 1. was, heeft verfpreide Draadachtige Bladen, van di drie Duimen lang, eenkleurig met de Takken, die geelachtig groen zyn. De Bloemen maaken een lange „ gladde Aair uit , aan het end der Takken. De Kelk is eenbladig, in vyven vere deeld „ de Bloem Vlinderachtig en geel, heb- bende tien Meeldraadjes tot een Scheede, die. van vooren gaapt, famengegroeid, met lang- werpige Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel was lang en fmal, plat, met veertien Schepzeltjes van Zaaden; de Styl opklimmende en glad; de Stempel geknot en fcheef, Dit alles, heeft sde Heer Berarus dus waargenomen, an. (3) Priemkruid met ronde Takken, die aan Janeeam: … de toppen Bloem draagen , tegenover el. Biesachtige 44g DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, kander; de Bladen Lancetvormig. it Dees (2) Spartium Ramis fcabris , Fol. fuperioribus confertis Fie liformibus. Spartium Fol, fparfis FiliG &c. BERG. Cap. 196. Spart, Cap. luteum, fol, &c. Per Gaz. T. 83. f. 3. Ge- nifta Afr, Fol. Linariz anguttisfimis. Bec. Ray. Dendr. loss Lathyroides Linarie folio &c. PLUK. AZant, 114. Te 224. fm. À C3) Spartium Ramis oppofitis teretibus apice Floriferis , Fel, lanceolatis, H, Clâf. 356, HH. Ups. 208. Re Lugdb. 3708 SAUV. MZonsp. 6o. GOUAN. Monsp. 355. GER. Prov. 480. GARID. Aix, 204, Orient, 215. Spartium arborescens, Sem. Lenti fimilibus, C, B. Pin. 396. Spart. Dioscor. Narbonenfe & Hisp, LOB. Joon. gr. Spartium macrolobium, REN. Sp. 34. T. 33, Genifta Juncea, J. B, Bf, Is pe 395. TOURNE, Znft. 643, 2D Tr aADEL? ETA A4P Deeze is algemeen, in de Kruidhoven, bee IE kend, onder den naam van Spaanfche Brems nr in ’* Franfch Genét d'E/pagne, in ’t Spaanfch Hoorpe Hiniefta, en Yniesta , in ’t Engelfch Spanish TUE. Broom. Zy maakt een Gewas van agt of tien gn” Voeten hoogte , dat uit een taamelyk dikken Stam veele dunne groene Rysjes, die rond zyn, uitgeeft , aân welken hier en daar , zeer en- keld, Lancetvormige Blaadjes voortkomen; en Goudgeele Bloemen aan ’t end der Takken, zo groot en-fraay , dat men het dikwils gebruike tot verfiering der Bloemhoven. De Zaadpeul- tjes zyn lang , fmal en plat, bevattende veele naar Linfen gelykende Zaadjes , doch kleiner. In kragten komt het overeen met de gemeene Akker- Brem, doch heeft dezelven fterker. In Spanje ‚, Provence , Italie en in de Oofterfche Landen, is dit Gewas , aan de Wegen , in Haa gen en Kreupelbofch , niet ongemeen, (4) Priemkruid met geftreepte Takken, zyde- vv, lingfe Trosfen en Lancetvormige Bladen ann Deeze Soort is op drooge Velden in Spanje 5 waargenomen door Crusrus. De Sweedfche Heer OsBEcK merkt aan, dat dezelve op % Schier- (4) Spartium Ramis ftriatis, Racemis lateralibus, Fol. lan- ceolatis. Sp. Ram. angul. &c. Hort. Clif. 356. R. Lurdb. 370. SAUV. Monsp. 6o. OSB. ltin. 37. Spartium tertium Flo re albo, C‚ B. Pin, 396. Spart 3. Hispanicum, Crus, Hift, 1. p. 103. Spart. 2. CLUS, Alisp, 204, IT, DEEL. V, STUK, 446 DUPBELBROEDERIGE HeesTtins, UL Schier- Eiland van Kadix, byna geheel bedekt ArDells gynde met een fyn wit Zand , ongemeen tierts Hoorp= niettegenftaande men aldaar naauwlyks eenige STUK. andere Planten, behalve deeze en het Kruipen- Pi de- Stalkruid , vindt. De Spanjaarden noemen haar Retamas. Zy groeit ’er. meer dan eens Mans langte hoog; dienende dus de Bokken en Zwynen tot befchutting tegen de brandende Hitte der Zon, terwyl de eerften ook de groe- ne Takken eeten , en. men gebruikt’ dezelven em de Moeskruiden , die ter Markt komen, aan Bosfen te binden, Bovendien belet hetzel. ve de verftuiving van het drooge, losfe Zand, ongemeen , en verfiert de dorfte Velden door zyne Bloemen, De Stam is dikwils een Arm dik, Afchgraauw van Kleur ; de Takken of Rys- jes zyn groen: de Bladen glinfteren als Zyde: de jonge zyn Lancetvormig „de oùúden ftom- per, van vooren een weinig gefpleeten en om- geboogen, De Bloempjes komen in ontelbaare menigte, klein, wit, met roode Kelkjes woort. v. (5) Priemkruid met ronde Takken, de Bladen Spberocara ende f. ik dl Lancelvos mig ongefteeld, van onderen Rondzaa- _____rwigachtig. | | dig, Van deeze is thans een byzondere Soort ge- | maakt , {s) Spartium Ramis teretibus , Fel. lanceolatis fesfilibus , fubtus puhescentibus. Jfant. 571. Spart, alterum mone!per. mum Semine Reni fimili, C. B. Pis. 396. Sparttum hypoe fpherolebium. REN. Sp.-35e T. 33. Spart, 1. CLUS: ddi9pe 23e Spart, pan CLUS, Hift. L Be 19e \ * BRD AEN PRID PE neg À aar miaakt , die naar de voorgaande veel gelykt , IL doch bo \endien de Bloemen geel heeft. Zyt on verfchilt evenwel veel in grootte, als den Stam Hoorne doorgaans maar een Elle hoog en een DuimSTur. dik hebbende, met een ruuwe Schors en veele, Daan Rysjes , die doorgaans Bladerloos zyn , be de Bloemen rmet die van Zoethout en de Zaad= huisjes met Paardeboonen byna overeen, Dee- ze bevatten een Nierachtig Zaad „dat in de Huisjes rammelt , doorgaans enkeld in ieder Haauwtje. Hier van is de bynaam der voor- gaande afgeleid, die de Zaadhuisjes en het Zaad „ beiden , kleiner heeft, doch anders van de zelfde gedaante, zo Cr usrusaanmerkt. De tegenwoordige groeit in Zandvelden , op ver- fcheide plaatfen van Kaftilie. (6) Prierhkruid met ronde geftreepie Tukkén, VI. Purgans, de Bladen Lancetvormig, byna ongefteeld pargeo. en ruigachtig. ronde, Deeze is Purgeerende Brem genoemd geweest , en groeit op drooge , Bergachtige , opene plaate fen , in Provence. Het is een Heefter , met Biesachtige Takken , die aan de enden Bladen en Bloemen tevens ie De Bladen zyn Lancetswys’ ovaal, ongefteeld, Fluweelachtig ; korter dan de Bloemen, die gefteeld zyn, en een (6) Spartium Ramis teretibus firiatis, Fol, lanceolatis, {ubfes{ilibus pubescentibus. GER. Prov. 480, Genifta purgans. sp. Plant, 909. Genifta f. Spartiem purganse Je B. Hi gs Te P. 404. TOURNF. Jnfl, 644, NH, DEEL, V‚ STUK, 543 DuBeELERGEDERIGE Heesters Peer een tweelippigen Kelk hebben, de Meeldraad- xiv. jes allen famengegroeid , den Stempel Haakig; Hoorp- het Haauwtje langwerpig , famengedrukt en STUK. ze rar. Haairig. De Takken zyn ongedoornd ; zegt nige. de Ridder. ’t Is waar, dat het Gewas geen weezentlyke Doornen of Stekels heeft, ge- lyk andere Soorten van Brem hebben, maar de enden der Takjes vertoonen zig als Door- nen , en hierom is het onder de Stekeligen ge= plaatst geweest, Van eene byzondere of uit- muntende Purgeerende hoedanigheid , in hete zelve, vind ik nergens gemeld. VIL (7) Priemkruid met witgefpreide gedoornde dl ‚ Takken, de Bladen. Eyrond, 1gCe ie Deeze voert wegens de ongemeene Stekelig- heid den bynaam., De Takjes van het geheele Gewas , ’t welk een klein Bofchje maakt van ongevaar een Elle hoog, verdeelen zig in Ste- kels en deeze wederom in kleiner Stekeltjes, waar aan de Blaadjes zydelings groeijen, die de Punten der Doornen zodanig verbergen, dat men het niet voor ftekelig zou aanzien , en dus kwetst het den aanraaker, even als de Scor= pioen, onvoorziens met zynen Angel. De ver- maarde Crusius heeft het in’Spanje drieder- ley (7) Spartium Ramis fpinofis patentibus, Foliis ovatis, Ge- nifta - Spartium fpinofum majus > prinum , fecundam , tertium, C. B; Pin. 394. TOURNE. Jn/l. 645. Aspalathus altera, 1, 2» 3. CLUs, Hisp. 208. LOB. Jcon. 82. GOUAN, Monsp. 3550 GER. Prev. 480. GARID, Aike 204. Dram BOETLIODM TE 448 ley waargenomen, zynde van allen de Bloemen, EE geelachtig en naar die van Brem gelykende, ak Hy begryptze allen onder den naam van Ás- Hoorp- palathus altera, die ’er van de Liefhebbers der “Tor Kruidkunde, zo te Salamanca als te Montpel- aria.” lier, aan gegeven werdt. Aan den voet der Pyreneefche Bergen groeide een derde Soort , die ruig van Takken was, welke men Hallada noemde. De Bloemen van de eerfte , met Suis ker gegest , werden, zegt hy, in Spanje, tot herftelling der vervallen kragten gebruikt. Deeze is in Languedok en Provence , zo wel als de anderen , ook niet ongemeen. Zy worden al- daar Argielas geheten. (8) Priemkruid met enkelde en drievoudige vr. Bladen, de Takken zeshoekig , aan den top „freie Bloemdraagende, Hoekigs Drie Ribben, van ieder Blad afkomftig, loopen langs de Takken heen, ’t welk dezelven in deeze Soort zeshoekig maakt. TouRNEe rorT heeftze in de Levant gevonden. (9) Priemkruid met drievoudige Bladen, Rys- rx. achtige Takken en zydelingfe dubbelde en knikkende Bloemen. Vanbreid. (3) Spartium Foliis folicariis termatisque , Ramis (exangula- zibus apice Floriferis. Spartium Orientale Siliquâ glabrÂâ come presfà et annulatà. TOURNE, Cor. 44e (9) Spartium Fol, tern. Ramis Virgatis , Flor. here geminis cernuis. Cytifus Lufi tanicus Medica folio, Floribus in Foliorum alis. TOURNE. Ju/?. 643. F£ KL. DEEL, Vo, STUK, \ 45o DURBELBROEDERIGE HEESTERS, UL … Van deeze , die Portugaalfche Cytifus door Ae defiaelfden. Kusldkebnct getyteld was, zyn de Hoorp: Blaadjes flomp Eyrond , byna gelyk, van on- STUK, deren ruigachtig: de Bloemen groot, gezwol- Tien- vrannige. len, hoog geel, nederhangende, met een rood: achtige Vlak op de rug van de Vlag getekend, X. _(xo) Priemkruid met drievoudige Bladen, de en Blaadjes dubbeld gevouwen , de Takken jo en ongedoornd , neerhurkende, glad , met ruu* we Haauwtjes. Hier wordt een Gewas bedoeld, dat de Twee- de Cytifus is by Crusius, door hem zeer fraay afgebeeld. Hy vondt hetzelve in Span- je, en het groeit ook in de Zuidelyke deelen van Vrankryk, Hy befchryft het als een Hee- fter van twee Ellen hoog, met witte Rysjes, die dun en Takkig zyn, de Blaadjes grys en altyd famengevouwen , zeer bitter; de Bloemen aan den top der Takjes, buiten ’t Loof , Goud. geel , waar op Peultjes volgen die langwerpig zyn, met een omgeboogen punt , zeer ruig , als bezet zynde met ftompe , lymerige , Bor- ftel - Haairtjes. (r1) Priem-= (re) Spartium Fol. tern, Foliolis conduplicatis, Caulibus inermibus proftratis glabris, Leguminibus fcabris. Cytifus Ramis humifufis êtc. SAUv. Jonsp. 190, Cyt. Fol. incanis anguftis et quafi complicatis, C, B, Pin 390. GUETT. Stampe „Il. p. 417. Cytilus Moutis Calcaris, J. B, Hift. 1. p. 370 *Cytilus 2. Crus, Hift, I, p. 94. Hisp. 19oe Ie, 192. ‘ Pr DB LPE A ASR (11) Priemkruid met drievoudige en enkelde Ie Bladen, de Takken hoekig en ongedoornd. keen ‘ Hoorpe Deeze is onder den naam van Gemeene of STK. enkel Brem , in ’t Franfch Genest. in ’t En- xr, gelfch Broom , in ’t Hoogduitfch Genfter of ieden, Ginfter , bekend, Men zouze Bezem Brem grem. kunnen heeten , gelyk de bynaam luidt; om dat haar Rys dikwils van de Boeren tot Bee ‘zemen gebruikt wordt , en hierom noemen de Spanjaarden haar Soohas. De natuurlyke Groeyplaats is niet alleen in de Zuidelyke dee- len, maar door geheel Europa, tot in Sweee den. „, Byna in geheel Duitfchland, ín Vrank= » tyk , Engeland en de Nederlanden , vindt men het zeer menigvuldig, inzonderheid op s, Zandige, fteenachtige en dorre Velden, (zegt ‚… Ray): hoewel Crusrus, dat te verwon. 9, deren is , geen blyk van dit Gewas, van > zelf groeijende , in Ooftenryk , Boheme of ss Moravie , heeft kunnen vinden” (*). Zy groeit Heefterachtig, dikwils eens Mans langte hoog , hebbende dunne Houtige Stengen, met veele groene Rysjes, die zig wel verheffen , doch (rr) Spartium Fol. ternatis folitariisque , Ramis inermibus angulatis. OED. Dan. 313. Hort. Cliff 356. R, Luzdb. 370. Fl. Suec. 589, 633. GORT Belg, 203. Genifta anpvlofa & Scoparia. C. B, Pin. 356, Genifta. Don. LoB &c, GOUVAN; Monsp. 356, GER. Prev. 481. Cytifo- Genifta Scoparia vals: garis. TOURNE. Jaff. 649, (*) Zie Crus. Stirp, Pann, Hift, p, 49 Ff 2 9% 1. DEEL, Vo STUK, âsn DurBELBROEDERIGE HEESTERS. „HL doch zeer ligt buigen laaten , bezet met rond- tn achtige Blaadjes , en kleine geele Bloempjes Hoorp: draagende , waar op taamelyk groote platte STUK. _Haauwtjes volgen met klein Zaad. diel Deeze Brem heeft geen nadeelige Eigen- fchappen. ‚‚ De Bloemen , verfch geplukt, zegt „„ LoBeErL, eet het Gemeene Volk van Aver- ne en Aquitanie , in groote menigte, voor SGalaad, Dezelven, naamelyk , zyn zeer lief« Iyk van Reuk en Smaak. Ja, dat meer is, in Brabant worden de ingezouten Knoppen, met Olie en Azyn, even als de Kappers en Olyven , voor een goede Verfnapering gehouden : want men meent; dat zy niet alleen het Hart verfterken en Appetyt maa- ken, maar ook de Verftoptheden openen en den Steen breeken, Met een Afkookzel van het Zaad kan men, wel is waar, doen braae ken , doch, hoe veel Zaads men ook neeme, zal ’er niet dan een gemakkelyke Braaking, even als door Radyzen, Vygen of Olie, uit „> ontftaan” (*). vS (12) Priemkruid met drievoudige , fmmalle , on= Re gefteelde Blaudjes , en blyvende Steee len, (*) LoseL Arwidhoek, bladz. 1e4. (12) Spartium Fol. ternatis linearibus fesfilibus , petiolatis perfiftentibus , Ramis oppofitis angulatis. MILL, Ze. T. 259 f. re Spart. aquicolorum minimum montanum triphyllum, Cor. Ecphr. 1. T. 295. Genifta radiata five ftellaris, J. B, Fijt, Ip. 399 BD A APEL» Em ta E45 len: de Takken hoekig, tegenover elkans M, der. (*). iel H de De Geftraalde of Gefternde Brem wordt dus pta, genoemd, om dat zy zig byna als de Krans-. Decaae Tide bladige. Kruiden vertoont, In de Hiftorie der Planten van J. BAumINus wordt ’er dus van gefproken. De Brem, welke wy Geftraalde s» of Gefternde heeten, is een fchoon, Takkig s) Plantgewas. De Steng, die enkeld is, ver= „, deeld zig in drie Takken, en deeze, weder- om twee, drie of viermaal in anderen, wel ke altoos driedubbeld zyn, met Leedjes van twee Duimenlang, geevende van ieder Knoop ‚, zes Bladen uit, die Kranswyze om het Tak- „, je flaan, gelyk in het Walftroo of Kleef« s, kruid „doch breeder dan die van het Wal. „> ftroo en zagter, grys en ruig, zo wel als ‚de geheele Plant. Aan ’t end der Rysjes , „ die zeer teder en hoekig zyn, komen geele ‚‚ Bloempjes , naar die van de Brem gelyken- ‚ de , digt by elkander voort, zo ik het wel ‚) Onthouden heb. In de Hiftorie der Planten ‚, van Lyons noemt menze Genifta lens” Aldaar wordt gezegd, dat dezelve op ’t Eiland Elba , voor de Kust van Toskanen leggende , groeit, (*) Deeze bepaaling is, ’t zy men petiolis leeze, gelyk in Sp. Plant. of periolatis , gelyk in Syst. Nar. Ed. XII, en Weg. KIIL. „my duifter; want Folia periolata zyn Gefteelde, en Sesfilia Ongefteelde Bladen , (Phil, Bor, p. 233) van waar kemen dan de (Pezio/i) Bladfteeltjes in deeze Soort? Ff g HB, Daele V, STUK ur. ÁFDEEL. XIV. Hoorp.:. STUK XIII. sSpinofuns. Doorn. takkige, 454 DUBBELBROEDERIGE HEESTEns. —— groeit, en in Bloem en Vrugt overeenkomt met de gemeene Brem. (13) Priemkruid met drievoudige Bladen en hoekige gedoornde Takken, Dit Gewas, dat in de Zuidelyke deelen van Europa, op Steenachtige plaatfen , aan de Zee- kust groeit, is in de openbaare Kruidhoven bee kend , en onder de naamen van Cytifus; Acaa cia en -Aspalathus , by deze en gene Autheu- ren, befchreeven geweest. Het heeft, naame- lyk, in de gedaante iets, dat naat alle die Ge- flagten zweemt. Volgens RAuworLrF komt het ook op den Berg Libanon voor. GEN Is TA. Brem. Een Kelk met twee Lippen, die in tweeën of drieën verdeeld zyn : de Vlag langwerpig, van den Styl en Meeldraadjes nederwaards om. geboogen, Dus zyn de byzondere Kenmerken opgegeven (*). Veer. (13) Spartium Fol. ternatis , Ramis angulatis fpinofis. H, Cliff. 356 H_ Ups, zo8. R. Lugdb. 370. SAtv, Monsp. ror, GRON Orient, 112, Acacia trifolia, C. B. Pin. 392. Aspala= thus fecunda trifolta. H. B. Hifl, L. p. 375 GOUAN. Monsp, 356, Cytifus fpinofus. TOURNF. Inf? 648. Acacia altera. Dop, Pempt 753. (*) Of hier een Drukfeil (chuile, weet ik niet, maar wel , dat deeze bepaaling zeer duifter is; te:wyl ook in de Lyse er Kenmerken ftaar Piflillum deprimens Carinam, en in Gen, Plant. Carina reta. Men zal het misfchien zo moeten begry= pen; dar door den Styl en Meeldraadjes de Vlag van den Kiel afgehouden en dus agterwaards omgeboegen wordt, CAEADT IIA OERSE FP ATEN 498 Veertien Soorten komen ’er ín voor, war Kle. van tien gedoornd en vier ongedoornd zyn; xv, meestal groeijende in ons Wereldsdeel of in Hoorp+ de Oofterfche Landen. gielen (1) Brem met drievoudige ; wederzyds ruig- Geta) achtige, Bladen en hoekige Takken, Canariens Se Deeze voert den naam van Kanarifche, om Kearithe, dat zy uit Zaad, dat van de Kanarifche Kilan- den gebragt was , in Europa is voortgeteeld. Men betrekt ‘er toe den Eerften Cytifus van Crusrus, in Spanje groeijende, die fomtyds ter hoogte van een Boompje opfchiet , welks Stam geel Hout heeft met een zwart Merg , zynde de Schors der ‘Takken witachtig en de jonge Takjes geheel ruig. De Blaadjes komen drie óp een Steeltje, en de Bloempjes Aairs- wyze aan ’t end der Takjes voort, geel van Kleur , waarop Peultjes volgen als die van Brem, máar ruig, met kleine zwarte Zaadjes, De Wortel is Houtig en fpteidt zig naar ver- fcheide Kanten uit, De (1) Genifla Foliis texnatis , utrinque pubescentibus , Ramis angulatis. Syst. Nat. Weg. XIII. Gen. 859. p. 536. Ede XII, p. 474. H. Cliff. 355. Mat, Med, 3474 R. Lugdb. 371. Cytie {us minoribus Foliis Ramulis tenellis villofs, C. B. Pin. 390. Cytifas. I. Crus. Hij. 1, p. 94. B. Cyrifus Canarienfis feme pervirens & incanus, COMM. Hort, II. p. Io3. T. 52. Cyt. Can. Fl. candido ê& citrino. SEB, Kab, IL. p. 6. T. 4. f. 6, 7, Cyt. Can, microphyllos anguftifolius prorfus incanus, PLUKe ms. 123. T. 277. f. 6. ik Ff 4 EE. DEEL. Ye STUK: 456 DUBBELBROEDERIGE HEESTER se Uk. De Kanarifche -Cytifus, uit SE BA aange- Argiatn haald, fchynt van een geheel andere natuur te Hoorp- zyn; als dunne fliertige Takjes hebbende, die STUK, … langs den Grond kruipen , en zig fomtyds maar „Lemen een Voet hoog met de Bloemfteeltjes verhef- | fen. LiNNmeus of de Heer Murray zegt van deeze Soort;-,, de Bladen zyn ftomp Ey- » fond, eenigermaate gefpitst, wederzyds ruig- s» achtig , doch. die by- de-Bloemen voortkos s> men byna ongefteeld en zeer klein: de Kelk sin drieën gedeeld , met de onderfte Slip ss drietandig :.de Aairen van vyf of zes Bloe- » men: de Haauwtjes witachtig ruig: de Bloe- s, men fterk van Reuk.” ‚_ Roozen- Het algemeen bekende Lignum Rhodium of HOU Rofaceum, in de Apotheeken dus, en gemeens lyk Roozen- Hout , wegens zynen zeer, aange- naamen Reuk byna volmaakt met -dien.der Provence - Roozen overeenkomftig, genaamd , wordt de Wortel geacht te zyn.van een dere gelyk Gewas. Het plagt eertyds van de Ei- landen Rhodus en Cyprus , in de Middelland. fche Zee, te komen, en kreeg daar van den naam , dien het nog behoudt. Tegenwoordig wordt het ons ‘meest van de Kanarifche Ei- landen en uit de Westindiën toegebragt: Some’ nigen verzekeren. „dat het de Wortel zv van den Kanarifchen Cytifus. Het is geelachtig , met bruine of. Rosachtige Streepen en Harst- Aderen, Men moet het van ’t gewoone en thans niet minder bekende Roozen- Hour, dat al. DD t AD ELP HIA, AST alleenlyk wegens de fierlyke marmering van Il, Kleuren dus genoemd, en tot het keurlykfte ÁfDeeL, Schrynwerk gebruikt wordt, wel onderfcheiden, Hoorp. Het andere dient meest tot het ftooken vanSTUK. Roozen- Olie , die uit de eigentlyke Roozen Pila: maauwlyks te bekomen ís. e e / A hb be (2) Brem met drievoudige van onderen Haaî Bedien rige Bladen 5 de Bloemfteeltjes zydelings ,*Witachti- meest vyf. Bloempjes hebbende en gebladerd 35°” de Haauwtjes ruig. De Groeyplaats , van deeze Soort, is in Languedok en Italie. Zy gelykt maar de voors gaande veel , maar heeft de Blaadjes grooter, ovaal, van onderen ruigachtig eu aan beide en- den fpits: de zyd- Takjes kort; de Kelken in drieën gedeeld ; de Bloemen Reukeloos: de Blaadjes , die by de Bloemen groeijen , gefteeld en naauwlyks kleiner dan de overige Bladen van ’t Gewas, waar van de ‘Takken hoekig en Haairig zyn. „(3) Brem met drieveudige , ongefteelde, li- in. ni vialle dige, u fe) Gerifta Fol, ternatis fubtus villofis, Pedunculis lateras Xibus fubquingsefloris foliatis ; Lepuminibus hirfutis. Ame „Acad, Iv. p. 284. Cyt. fl. lateralibus , Flor. hirfatis, Caule erelto ftriato. SAuv. Afonsp. Ier. Sp. Plant. Ie p. 740. Cy- tifùs Monspesl, Medice folio êtc, ToURNE. Inf. 648, Cyr. fy'v. candicans, CESALP. Plant. 113. GOUAN Mousp. 375. (3) Gesifta Fol. ternatis fesfilibus linearibus fubtus Seri- C@ise Cytifus Argenreus Linifolius In(al. Stoechadum, TOURNE Juft, 643. GER, Prov, 485. GARID. dix. 147, 9 Ff ss He DEEL, V‚ STe 458 DurBELBROEDERIGE HEESTERS, HL “__niaale , van onderen Fluweelachtige Bla» AFDEEL: dens 7 XIV. 4 d HoorDe STUK. Deeze heet de Vlafchbladige verzilverde Cy- Tienaan- tifus van de Flieres- Eilanden by ToURrNEs- me FORT, en deeze Eilanden leggen by Toulon, voor de Kust van Provence, Die groote Kruidkenner hadtze zelf op het grootíte der- zelven Porqueroles, en op het Ooftelykfte , Titan genaamd , gevonden , zo GARIDEL aanmerkt , hebbende het Gewas lang in de Tuinen by Aix gekweekt, tot dat het einde- lyk in ’ jaar 1709, door den ftrengen Vorst, fheuvelde. Het zou ook in Spanje groeijen volgens ALTSTROEMERS, en in de Levant, Het is een Heeftertje met knoopige Takken, getand wegens de afgevallen Bladen; de ‘Take ken bladerig „ hoekig , regtopftaande , Wollig, met Trosfen aan ’t end, van Bloemen als die der Akker- Brem en ruige Haauwen, RG (4) Brem met Wliezig tweefnydende gewrich. Eke, be Takken ; de Bladen Lancetswys’ Ey- rond, : Op Bergachtige plaatfen , in de Zuidelyke deelen van Provence , groeit deeze volgens | GE. (4) Genifta Ramis ancipitibus membranaceis articulatis , Fol, ovarp-lanceolatis, MILL. Je. 259. f. 2. H. Cliff. 355. Re Lagdbat. 371. Genìfta Herbacea f. Chame- Spartium. J. B, Fijt. I. pe 393, Chame- Genifta faxatìlis, C, B. Pin. 395 Chame- Genifta fagictalis Panuonica, CAM. Hort. Te 13e Geniftella, TOURNF, duf?. 646. Tab, 413, GER, Prov, 482 „DD IADEL?H IA 459. GERARD. Zy is, om het zonderlinge Gewas IL FDEE aan te toonen, door TourneronT afge“ tv beeld. Men vindtze ook in Pannonie, dat is Hoorp- in een gedeelte van Neder - Ooftenryk , vol- ptn gens CAMERARIUSs, die ’er mede de Af-dria. beelding van geeft. Het aart niet veel in de Tuinen en groeit naauwlyks een half Voet ‘hoog. | (5) Brem met Vliezig driekantige, byna ge- yv, _wrichte Takken; de Bladen driepuntig. na Deeze, door LorrLine in Portugal waar go genomen , geleek veel naar de voorgaande , doch was in alle opzigten grooter , en de Vleugels der Bladen liepen in drie Doornen uit, zynde de Haauwtjes bekleed met een witte Wollig- heid. (6) Brem met Lancetvormig gladde Bladen, wr. en gefireepve „ ronde, regtopftaande Tak. Trine ken. Erem, Dit is het Gewas , dat men gewoonlyk Ak« kere (s) Genifta Rams triquetris Membrtanaceis {ubarticulatis, Fol. tricuspidatis. Chamz- Genifta peregrina, DALECH. Hift. 177. Geniftella fruticofa Lufitanica latifolia. TOURNF. Inf? 646. Chame- Genifta Caule foliato. C. B, Pin. 396. B, Ge- n:ftella ftuticofa Lufitaaica anguftifolia. TOURNE. Inft. 646. (6) Genifta Fol. lanceolatis glabris , Ramis frriatis teretibus ere@is. Herr. Cliff, 355. Re Lugdb. 371. Gort. Belg. zoas Fl, Suge. 587 , 634. Genìfta Tinttoria Gerinanica, C. B, Pin, 395. TOURNF. J?, 643. LOB. Jo. IL. p. 896 Ie DEEL, V, Stu, AFDEEL. XIV. Hoorp- eN Tienman- Bigte * Bladz, 4S Ie { Bladz. 445. 460 DUBBELBROEDERIGE HeEEsTERs, \ ker- Brem noemt, zo wel in de Noordelyke als in de Zuidelyke deelen van Europa, en inzone derheid in Duitfchland gemeen. Men noemtze in Tralie Cerretta of Braglia , in Vrankryk, Genifte of Genet ; in Engeland Greenweed of. Dyers Weed , en in Duitfchland Heydenfchmuck of Ferbblumen. Deeze laatíte bemaaming, met die van Flos tinétorius overeenkomftig, heeft zy, wegens de Kleurende eigenfchap van haare geele Bloemen , die van de Verwers gebruikt worden , om met het blaauw der Weede een groene Kleur te maaken. | Deeze blyft laager dan de Driebladige of Bezem - Btem , hier voor befchreeven *, en groeit ook: zo regt niet op, maakende Bosjes van haare Kruidige Rysjes , veeltyds fcheef hangende „ of tegen ander Gewas fteunende 5 begroeid met veele dergelyke Blaadjes als de Spaanfche Bremt , glad en groen, Op ’ end der Takken komen Aairen van Bloemen voort die geel en fraay zyn, waar op dergelyke Haauwtjes volgen als in de andere. - In de Geneeskunde maakt men zo wel van deze als van gene gebruik, hoewel het eigent- Iyk deeze fchynt te moeten zyn. Men plagtze te houden voor een uitmuntend Middel tegen de Miltzugt en ’t Graveel; als ook tegen Ver= ftoppingen van de Lever, De Bladen, Takken en Toppen ; in Wyn of Water gekookt, zo wel als het uitgeperfte Sap daar van, zyn fom- tyds dienftig bevonden tegen de Waterzugt. \ Het Ean OAT AE Ports adel 408 Het Zaad heeft een purgeerende hoedanigheid Ile en de Afch van Brem is aangepreezen als by- en zonder kragtig in het afzetten der Slymerige Hoorne Stoffen door de Waterwegen. dehele Sommigen merken aan, dat de Akker -Brem, 4,22 in ’ byzonder, den Melk der Koeijen, die daar van eeten , zo wel als de Boter en (Kaas , daar van komende, bitter maakt. In ons Land heeft menze weinig, zynde haare Groeyplaats , door den Hoogleeraar pe GoRrTER , alleen- Iyk by den Ouden Ysfel , in Opper- Gelder- ‚ land, aangetekend ; terwyl men de Bezem. Brem , „hier voor befchreeven , overvloedig in Zandige Landsdouwen van de andere Pro > en zelfs in Zuid- en Noord - Holland s aan den Duinkant aantreft. Op de Wortels van beiden groeit de zogenaamde Brem- Raap , een Soort van Orobanche, vervolgens te befchryven. (7) Brem met Lancetvormige gladde Bladen _ vir. en gelyke, ronde , regtopftaande Takken. hdi Deeze gelykt naar de voorgaande , zeet de Ridder , maar de Stengen zyn niet gevoord of hoekig en naauwlyks geftreept : ja in het ge= heele Gewas heeft geene ruigte plaats. De Bladen zyn een weinig fmaller ; de Bloemen geer ver van een, in gepluimde Aairen, (8) Brem (7) Genifla Fol, Lanceolatis glabris , Ramis zqualibus tee getibus ere@tis. Mdant, s71, * 3, DEEL, V. STUB, XIV. Hoorps STUK. VIII. Florida. Sierlyke. IX. Fr Pilofa.: Haairige. 462 DUBBELBROEDERIGE HEESTERs, (8) Brem met Lancetvormige Fluweelachtige Bladen, de Takken geftreept , rond: de Bloemtrosfen over ééne zyde. Deeze, die ir. Spanje voortkomt, wordt door den vermaarden Cr usrus aldus befchreeven. Tot twee Ellen hoogte groeit fomtyds deeze Heefter op , met een naakten Stam , zonder Knoopen , regt, een Vinger dik, van buiten met een witachtige Schors begroeid, van bo» ven zig verdeelende in veele tedere broofche ‘Takken, welke met menigvuldige Blaadjes als die van Vlafch of Thymelea verfierd zyn. Van boven zyn deeze Blaadjes groen, van onderen grysen byna Zilverkleurig, in Smaak eerst droog op. de Tong en een weinig famentrekkende , vervolgens bitterachtig. De Bloemen, aan de toppen der Takjes Aairswyze groeijende, ge- lyken naar die van de Duitfche Akker- Brem en zyn geel, Het Gewas in zyn geheel is fraay voor ’t Gezigt. (9) Brem met Lancetvormige fbompe Bladen en een leggende geknobbelde Steng. | Dit (2) Geniffa Fol. Lanceol. Sericeis, Ramis @riatis tereti. bus, Racemis fecundis, Geaifta Tinttoria Hispanica. CLUS, Hift, L. p. ror. Hisp. p. 199, 200, Gen. Tin. Frutescens For, incanis, C. B. Pin. 305. | (9) Genifta Fol, Lancenlatis ohtufis , Caule tuherculsto de. cumbente. H, Cliff. 355. Fl, Suzc. 588 „635. R. Luzdbh. 371. Ge- nifta Ramofa Fol. Hyperici C.B. Pin. 39s. Chamz- Genifta, &c,_ Jbid, Chame- Genifta prima. Crus, Hif?, I. p. 103. Pann, 49e D r ADEL P H IT A 463 Dit is een laage Brem, die deswegen den HL naam van Chame= Genifta voertby CLusius „as zynde van hem in Opper- en Neder-Ooften-Hoorps ryk waargenomen „ doch ook voortkomende? in Duitfchland en de Zuidelyke deelen van gris kann Vrankryk. Zy is zelfs in Provence, op dorre plaatfen , zeer gemeen, Men vindtze Takkige Brem met Bladen van St, Jans Kruid, by Ba u- HINUS, getyteld. Het is een laag Gewasje , van veele Takjes, die uit hunne Knobbeltjes Blaadjes uitgeeven , welke langwerpig zyn, als die van de Akker- Brem, en zodanig geplaatst , dat fommigen onder ’t Landvolk in Ooftenryk, aan den kant van Hongarye , hetzelve Gelbe Klee, dat is Geele Klaver noemen. (Io) Brem met Lancetvormige ap de kant a haairde Bladen, de Takken neerleggende bn geftreept ruig. Deeze is door den ve ennen TOURNEes FORT, op zynen Levantfen Reistocht , waar- genomen. (ri) Brem met enkelde Doornen; de bloeijen- XL Anghea de npelfche, f (zo) Genifta Fol, Lanc, ciliatis, Ramis proftratis ftriatis pilofis. Gen. Orient. minima humifufa „ Fol, fubt, ad oras pie lofis. TOURNE. Cor. 44. (1x) Geniffa Spin. fimplicibus , Ramis Floriferis inermibus, Fol, lanceolatis, H. Cliff. 355, R. Lugdb. 371, Genifta minor ‘Aspalathoides. C. B. Pin, 3os. Prodr. 157. Geniftella aculea= ta, LoB, Je. Ile T. 93, Geniftella. Dop, Pempt, 679. N , 454 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, NE de Takken ongedoornd 5 de Bladen Lan- ATDEELe 7 ES cetvormig. Hoorn? BTUK. Deeze groeit niet alleen in Engeland , op Pieren. VORtige Heijen , maar komt ook op de Hey- sig. Velden van veele Woudplaatfen in Vriesland, als mede omtrent Harderwyk , Naarden , U- trecht , Zwoll , en elders in onze Provinciën voort, zo de Hoogleeraar DE GORTER aan- tekent. Men noemtze by ons Siekende Brei of Katte- Doorn. BaAuuniNus befchryftze als een Heeftertje van ruim een Voet hoogte, rond van Stam met een roodachtige Schors , hier en daar met Doornen , doch yl, gewa- pend, in kleiner Takken verdeeld , aan welken rondachtige en langwerpige Blaadjes, met Door- nen daar tusfchen en kleine geele Bloempjes als die van Brem. By Orleans, ín Vrankryk, hadt hy ook zodanige Brem verzameld. xm. © (12) Brem met famengeftelde Doornen ; de Ge LA … Duttue bloeijende Takken ongedoornd ; de Bladen Lancetvormig. Hier wordt de Gedoornde Brem , die men Gaspeldooren noemt , bedoeld , welker Groey- plaats, by ons, op den Muider- Berg is aan- getekend, Sommigen hebben deeze verward met de voorgaande, waar van zy door de ma-« nier (22) Genifta Spin, fimplicibus, Ramis Floriferis inermibus, Fol, lanceolatis, R. Legdb, 371, GOET, Bels. zos. Dop: Pempt, 659. Riv, Teerap, 67, \ Dd, A BEEP HI, A 7 ós ' | zy meest verfchynt, en de Doorens , die uit nier van Groeijing, de Bladerloosheid, waar in. El ÄFDEEE \ XI yv. elkander fpruiten, aanmerkelyk verfchilt. Hoorp= ji STUKe (13) Brem met dubbeld famengeftelde Door- nen: de bloeijende Takken ongedoornd; de Bladen fmal en Maairig. Behalve de voorgaande, groeit ook deeze in Languedok en Provence overvloedig, Zy wordt Kleine, Gedoornde, zeer ruige, Spaanfche Brem, getyteld van C, BaAuHrNus, zyndeeen Hee- ftertje van naauwlyks een half Voet hoog, (14) Brem met een ongebladerde Steng en kruisling fe Doornen. Tot deeze wordt de Tweede Scorpioen- Brem van dien Autheur thuis gebragt, welke van hem nergens dan op de Heuvelen in de pabuurfchap van Grenada in Spanje was gezien, wordende aldaar Molino geheten by de Inge. zetenen, De hoogte van ’t Gewas was zelden meer dan een Voet , maakende ’t zelve een dige (13) Genifla Spin, decompofitis, Ramis Floriferis inermi= bus, Fol. linearibus pilofis. Gen. fpinofa minor Hispanica villofisima, C. B. Pin. 395. Gen. Monspel. fpinofa. C,B. Predr. 157. Geniftella Montis Ventofi, fpinofa. J.B. Hift, Le Pe 400, GER. Prov. 483, GOUAN. Zfonsp. 357, (14) Genifla Caule aphyllo , fpinis decusfatis. Genifta- fpartium fpinofura minus, C. B. Pin. 394, Scorpius, 2, CLUS, Mijl. 1. p. 197. J. Be Hif?. I. p. 403. 9 Gg IL. DEEL. Ve STUKe 3 fche, XIII. Hispanica, Spaanfche, XIV. Lufitanice} Ort ugel. Â&6 DuBrErrBROEDERICE HEESTERS, WL digt Bofchje van gedoornde Takken, aan wel. ee ei ken de Doornen in ’ kruis geplaatst waren, Hoorv- beurtlings twee tegen elkander over; zynde het STUK: Loof met een digte Wolligheid bekleed, zo PE di dat het zig als vol Spinrag vertoonde , hebben- de kleine korte Zaadhuisjes of liever Zaaden „als Erwrjes (*). | ÄsFALATHUS, Dit Geflagt , waar van het getal der Soorten negen-en- twintig is, bevat byna altemaal Afrie kaanfche of Kaapfche en maar eenige weinige Indifche Planten. De oude benaaming van Aspalathus , welke op hect Hout van dien naam geen betrekking heeft, is ’er, mooglyk in navolging van Ctusrus, wiens Aspalathú ‘er echter niet toe betrokken zyn, aan gege ven. De meeften waren te vooren Gerifta genoemd en zyn altemaal Heefterachtig. Zy hebben de Bladen Bondelswyze uit één Knop- je voortkomende, 't welk tot een gemakkelyke onderfcheiding dient, De (*) Deeze Soott zou dan eenigermaate fchynen te voldoen aan het Kenmerk , ren opzigt van de Zaadhuisjes van dit Gefligt in Gen. Plant. opgegeven; naamelyk Legumen fis brotundum , dar is een Rondachrige Haauw: terwylde andere Soorzen, in *t byzonder de Akker- Brem , langwerpige platte. Zardhuisjes of Maauwtjes hebhen : des ik niet zie, hoe de ged gre Kenmerken daar op in ’t algemeen toepastelyk zyn. Zonderling is *t ook , dor ‘er maar een enkeld Zaad, door den Ridder, ain toegefihreeven wordt , rerwyl in alle de bekende Soviten het Haauwtje van de Brem verfcheide Nierachtige Zaadjes bevat, gelyk HALLER te zegt heeft aangemerkt. Ö DtaBDELEr NIA 4e De opgegevene Kenmerken zyn; een Kelk, HI ij vyven gedeeld, met de bovenfte Slip grootst : in een Haauwtje dat Eyrond , of langwerpig is,Hoorpd bevattende weinige Nierachtige Zaadjes, STUKe (1) Aspalathus met gebondelde naakte fmalle pad. Blaadjes , die rondom een Knopdoorn ftaan, nd | De aangehaalde van den geleerden Breyn, gerdoorn op deeze Soort, is een Kaapfch fterk gedoornd Heeftertje , dat de kleine Takjes grys heeft , met fpitfe Doorntjes van een half Duim lang, door fmalle , groene Blaadjes omringd, die van tien tot deftien uit ieder Knop voortkomen , gelyk inde Lorkenboom, geevende een of twee Bloempjes uit, waar op fpitfe Haauwtjes vol. gen, van een half Duim lang , die grys zyn, bevattende drie of vier geelachtige Zaaden (*). (2) Aspalathus met gebondelde Draadachtige „ Ie Bladen , en naakte , Wrattige, Wollige kn f Knoppen. eDeee (2) Aspalathas Fol. Fasciculatis linearibus nudis, Spinam Gemmaceam circumftantibus. Syst, Nat. XIi, Gen, 360. pe 475. Vege KIL. p..537e Geniftella fpinofà Africana Laricis folio. BREYN. Cent. T. 26. PLUK. Phyt. 297. f. 6. (*) Deeze eerfte Seort , zeer fpitfe Haauwrjes hebbende, wolgens de Afbeelding van BREYN, maakt reeds de laatst ops gegevene bepsaling van Zegumenovâtum , muticum , Jiebdispere mum, als eert Geflagts- Kenmerk , zeer duifter, (2) Aspalathus Fol, Fasciculatis Filiformibus , Gemyimis Verrucofis tomentofis nudis, Sysz. Nar, Xile Peg, XlIke Gg 2 | k Ee DEEL. Vo STUM» 468 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS: 1, Deeze wordt befchreeven als een Kaapfe AnDEEL, Heefter van twee Voeten hoog, die Houtig Boorp is, met groote Knoppen of Wratten: de Bla. STUL _ deu Vleezig , glad , fpitsachtig , een Duim Tienman- : mige. lang 5 de Bloemen zydelings , korter dan de Blaadjes en byna ongefteeld: de Kelk ruigach- tig: de Vlag van de Bloem Haiirig, Re (3) Aspalathus met gebondelde fmalle fpitfe Baike. | Bladen , de Bloemen aan Hoofdjes , met naakte Blikjes, By SrBa is deeze zeer wel afgebeeld , ons der den naam van ZEthiopifche Genifta, draae gende een Goudgeele Bloem, met kleine om- geboogene Bladen, befranjet met een Spinachtig Geweefzel , op het verhevenfte der Takjes „ omtrent de Bloemen, in ’ ronde opgeftapeld, BerereGrtus heeft daar van een groote en klei- ne waargenomen. Iv. (4) Aspalathus met gebondelde Elsvormige ge- | Af? roites, 7 / : 5 ek AS fpitfte, gladde Bladen , een rwige Steng en verfpreide Bloemen. Deeze vindt men ook by SEBA, alwaar de- zel« F_(3) Aspalathus Fol. Fasc. linearibus acutis , Flor. capitatis , Braêteis nudis. Am. Acad, VI, Afr. 30. BERG. Cap. zoz. PLUK. Phyt. 207. £. 6 SEB. Kah. 1. T. 23. f. 6. (4) Asvalathus Fol, Fasc, fuhulstis mucronstis glavris., Caule vlloio, Flor. fparfis. Genifta Aftroites Juniperinis pun- gentihas folijs Kc. PLUK. Mant. 38. Te 4130 Én ôe KRAJ. Dendr. 14. SEB. Kab, Ie T« 24e f. 6,1 DIA EE PMC T AD 460 zelve genoemd wordt Boomachtige Afrikaanfche Ul Brem, met lichtgraauwe Bladen , gelykende ie naar de Larix, met Saffraangeele Bloemen, loaep. STUK. (5) Aspalathus met gebondelde Elsvormige ge- _ v. | Jbisfbe flekelige Bladen, en zeer ruige Kin Bloemlhwofdjes. De Bladen van ‘deeze zyn Stekelig als die van den Genever- Boom. Men vindtze in ’t zelfde Werk ook zeer wel afgebeeld, zo Brz= Gius aanmerkt, die het Gewas Kruidkundig befchryft. BRrREYN geeft ’er een Afbeelding van , onder den naam van Laage Lorkeboom of Chenopoda van Monomotapa , aan de Kaf- fers. Kust , ten Noordooften van ’t Land der Hottentotten. Sessa ftelt het, wegens de Kroestachtig gezoomde Bloemhoofdjes, voor, onder den naam van Ricinus of Ricinoides „ een Boomachtig Afrikaanfch Gewas, zynde die Bloemhoofdjes van grootte als een Kers, vol- gens den gemelden BRE YN. (6) Aspalathus met gebondelde Elsvormige Flu- vr. weelachtige Blaadjes, aan de tippen uitge- ui. breid, en verfpreide Bloemerosjes. ge, | Dit (s) Aspalathus Fol Fascic. fubulatis mucronatis hittis, Flor. Capitatis hirfurisfimis, BERG. Cap. 200. Genifta Africana lutea &c. HERM. Afr. 11. Chamz- Laxie f. Chenopoda Monomeo= paten(is. BREYN. Cent, 23. T. 11. SEB. Kab, 1. T. 23. fe 49 5e (6) Aspalathas Fel. Fascic. fub-Sericeis , apice Danie, Fasciculis Flereis iparfis, Mant. 261. Gg 5 M. Diele Vo STUKoj, 470 DUBBELPROEDERICE HrEESTERS, HI - Deeze heeft de Steng Heefterachtig , met Arpelke een bruine barftige Schors, de uiterfte Takjes Hoorp Wollig; de Blaadjes komen by vyven voort, STUK. ‘en zyn witachtig gefluweeld. Aan ’t end der Nh oa Takken zyn verfcheide Bondeltjes van Wolli- ge witte Bloempjes , met een tuigen Kelk. De gedagte Bondeltjes of Bloemhoofdjes zyn gefteeld. VIT. (7) Aspalathus met gebondelde Elsvormige on« „Aat gedoornde gladde Blaadjes , die zeer kort Kn zyn, en overhoekfe Bloemen. ige. Deeze is van PLuKENETrUs afgebeeld, __ onder den naam van zeer kleine Ethiopifche. Brem , met glinfterende gladde. Blaadjes, als van Thym, digt by een. vir. (8) Aspalathus met gebondelde fmalle onge- Benen î doornde ruige Blaadjes , overhoekfe Bloes 2e men en fmalle Kelken, Dit is een zeer ruig, ongemeen Takkig Heess- tertje , met kleine fmalle Blaadjes; de Bloemen zydelings , naauwlyks langer dan de Bladen, hebbende, met een Haairige Vlag, (9) As- (7) Aspalathus Fol. Fascic, fub - inermibus glabris brevise {mis , Flor. alternis. Genifta minima ZEthiopica Fol. Thyimi confertis &c. PLUK. Jant. 38. Te. 413. fa L (3) Aspalathus Fol, Fascic. Linearibus inermibus hirfutis, Floribus alternis , Calycibus lincaribus. BERG. Cap. 205, Ge= ‘Ba Ethiopica non fpinofa &c, PLum. Jant, 33. Te 413. f. 6 En MEN Med, EU EM Ts A TdT … (9) Aspalathus met gebondelde. fmalle flomp- HI achtige Blaadjes , de Bloemen Hoofdswys. geaaird en ruigachtig. Deeze, gelyk alle de voorgaande op ’t Zuid- end. van Afrika grocijende , is een zeer Takki- ge Heefter met een Steng van drie Voeten hoog, de Takjes fomtyds ruigachtig, met digt geplaatfte Wollige Knopjes, de Bladen gebon- deld , zeer klein , fmal en ftomp hebbende, die glad zyn of ruigachtig en door ’t droogen zwart worden. De Bloemen komen , aan ’t end der Pakken, in Hoofdjes of Aairen voort, en zyn ongefteeld , de Kelk ruig , met twee fmalle Blikjes , zo wel als de Bloemblaadjes , die geel zyn. (ao) Aspalathus met gebondelde, rondachtige, Jflampe Blaadjes , de Kelken eenigermaate ruig en fpits, de- Bloemen glad. Deeze heeft een zeer Takkige Steng van \FDEEL» XIV. Hoorps STUK. IX, N ig T&, Zwarte Xe Carnofa, Vleezige, drie Voeten, die naakt is, met bondeltjes van vier tot zeven Rolrondachtige , Vleezige , krome me, gladde , ftompe Blaadjes, Aan ’ end der Takken komen Kroontjes voort , van vier tot zes Bloemen , met zeer korte Steeltjes. De Kelk (9) Aspalathus Fol. Fascic. Linearibus obtufiusculis, Flos, Gap'tato- Spicatis pubescenrt:bus. Mant. 262. (10) Aspalathus Fol Fasc. tereriusculis obrufis, Cal, fubpue bescentibus acutis , Coroll:s glabris. Mant, 261, BERG, Cap‚ 206. Gg 4 Ks DEEL. Ve STUKe 412 DUEBELBROEDERIGE HEESTERS, ui. Kelk is Klokvormig en fpits, met drie Lancet- ARIE vormige Blikjes: de Bloem glad en geel. Hoorp: stuk. (Ir) Aspalathus met gebondelde Draadachtige ps & ruuwe Blaadjes, de Bloemen aan °t enden arl. ongefteeld met ruigachtige Vlaggen. De Steng van deeze is Heefterachtig , twee Voeten hoog , met Haairige Takjes en naakte Wratjes. De Blaadjes , die rondachtig fpits Zyn, van boven plat; van onderen ruuw , zyn in de jongheid op zyde gehaaird, ouder wor- dende glad. De Bloemen komen, ongefteeld , van drie tot vyf in getal , aan ’ end der. Takken voort, Zy zyn zet met een ruigachtige Vlag en hebben een Haairigen Kelk , met fpitfe , Doornachtige Tanden. zer. (22) Aspalathus met gebondelde Dr aadachtige Gem gladde. Blaadjes ; de Kelken byna, Tros- achtige. __ achtig hangende en de Bloemen glad. Deeze heeft een Heefterachtige Steng. van negen Voeten, die regtop ftaat, met een Netse wyze Schors en ruige witte Knoppen , komen-= de dus uit de Spleeten der Rotfen voort. De Bladen zyn gebondeld , Draadachtig , glad, byna rond , een half Duim lang. De Kelk is glad , met kleine tandjes en twee Blikjes; de Bloem glad en geel, met een uitfteekende Styl. (13) As- Se (11) ‘Aspalathus Fol, Fafc, Filiformibus fcabris , Flor, termie nalibus fesfilibus , Vexiliis pubescentibus. Mant. 262, (12) Aspelathus Fol, Fasc. Filiformibus levibus , Calycibus fubracemofis pendulis Corollisque glabris, Mant. 26 Ia Mi A pETPH TA ie (13) Aspalathus met gebondelde fmalle gladde UL, Blaadjes, en lange tweebloemige Steeltjes „A FDEELe die aan den tip gebladerd zyn, Hoorps STUK. ‘Deeze heeft een leggende Steng van twee za Voeten lang, met Takken, die Wollige Knop- Gattioides. jes hebben; de Bladen gebondeld, fmal en fpits En als die der Aspergie - Plant , glad; de Bloem: fteeltjes veel langer dan de Bladen, glad , aan den tip met gebondelde Blaadjes, waar uit twee ongefteelde Bloemen voortkomen , die geel zyn ‚ met een eenbladigen gladden Kelk , zo lang als de Bloem en getand 5 waar op volgt een Lancetswys Eyrond, gladachtig Haauwtje. (14) Aspalathus met gebondelde Elsvormige, XIV. zeer kleine gladde Blaadjes , Draadachtige , » dn zeer uitgebreide Takken, en enkelde Dloe- Ee men aan derzelvyer enden, Deeze heeft zyn afkomst ook van ’t Zuid. end van Afrika of van de Kaap, gelyk alle de voorgaande en de drie volgende Soorten. ús) Aspalathus met gebondelde finalle onge- xv. Uniflora. aoornde Enkeibloe- Me ; ‚ mige, (13) Aspalathus Fol. Fasc. Linearibus Ievibus, Pedunc. bi- floris elongatis, apice Foliolis. Jfent, 260. BERG. Cap. zIo, {1a) Aspalatbus Fol, Fasc. Subulatis glabris minimis, Ra- mis Filiformibus patentisfimis , Flore folirariis rerminalibus, Sp. Plant. (is) Aspalathus Fol, Fasc. Linearibus inermibus, glabris, Stipnlis acutis perfiftentibus, Flor. folitariis, Calycibus laciniis Cymbiformibus. Genifta Ethiop. glabra, longioribus foliis ex G Bs uno LL, DEEL. NV STUK, HI. ArFDEEL. XIV. Hoorp= STUK. mige. XVI. Araneofa, Ge!pins zagde. XVII. Canescense Grysachti ge. 474 DURBELBROEDERIGE HEESTERS; gedoornde Blaadjes Jpitfe blyvende Stop. peltjes en enkelde Bloemen , wier Kelken Schuitachtig geflipt XY. ; Tienman- Die is een Heefter met overhoeks geplaatfte „ digt groeijende, Wollige Takken; de Blaadjes rondachtig , fmal, kort en ftomp;-de Bloemen enkeld , aan ’t end der Takken, ongefteeld: de Tanden van den Kelk verbreed tot ftompe Schuicachtig holronde Slippen5-den Kiel van de Bloem Wollig hebbende, (26) Aspalathus met gehondelde , Borflelige, ongedoornde, Stekelige Blaadjes, en Dien, hoofdjes. | Deeze Soort fchynt veel overeenkomst te hebben met de. Derde, gelyk ’er ook de zelfde van Srsa toe betrokken is. De kleine van Bereius zal hier thuis behooren. (17) Aspalathus met gehondelde, Elsvormige gefluweelde Bladen , en aydelingfe Bloes men, die de Vlag ruigachtig hebben. Dit uno Punêo plurimis, Flore majore luteo. PLrix. Mant, 88. Ts Arae frs k (16) A:palarhus Fol, Fasc, Setaceis inermibus heks Floribus Capitatis, Genifta Ethioplca Flore favo, Folioks inflexis &c. PLUK. Mant. 88. T. 414. f. & SEB. Rab, 1. p. 38e T. 23. f, 6. Acp-lathus Capitata humi!ior. BERG. Cap. 203, (17) Aspalathus Fol, Fasc, tomentofo Sericeis, Flor. late- ralibus „. Vexillis pubescentibus, Maut, 262, | % RE dede Ode AID EL Br Le Ae prÁUS „Dit is, een regtopftaand ftyf Heefter-Ge- IL was ‚ byna geheel grys met overhoekfe Tak- Arbis ken , de Bladen gebondeld , Wollig grys en Hoorp- fpitsachtig., de Bloemen aan ’t end der T'ak-STUE ken zydelings en ongefteeld hebbende. Zy, Pecan zyn geel van Kleur, met ecne ruigachtige Vlag en komen voort uit een Klokvormige ruige Kelk, , met twee Borftelachtige korte Blikjes. De Tanden van den Kelk zyn Elsvormig, ver van elkander en-korter dan het Kuipje; waar in deeze Soort voornaamelyk verichilt van de voorgaande, die de Punten of Slippen van den Kelk viermaal zo lang als het Kuipje heeft; zegt onze Ridder, a Dat Kaapfche Heefter - Gewas „ uit myne Aspetarhur Verzameling , waar van een gedeelte van deni Tak, in Fig 2,op Plaat XXVIII, vertoond gefieelde. wordt, behoort zekerlyk tot dit Geflagt, maar, Fig. a. verfchilt, in °t een of ander opzigt, van alle de‘ tot dus ver. opgegevene Soorten, Naast zou het fchynen te komen aan de Aspalathus parviflora van Bererius, indien dezelve ook geen ongefteelde Bloempjes had, gelyk de meeften : ‚en daarom geef “ik hier den naam van Gefteelde vaan. Ik heb te meer daar van in Afbeelding gebruik gemaakt , om dat.onder alle de gemelden maar van êén of twee de Zaadhuisjes fchynen gezien te zyns als in de befchryving niet gemeld wordende: terwyl zy aan mynen- Tak, zo wel als de Bloemen, zeer duidelyk zig openbaaren , zynde fpitfe Haauwt. “ M. DEEL, V, STUK, te { HL 476 DuBBELBROEDERIGE HEESTERS. jes, van omtrent een half Duim lang, even Aro als in de eerfte Soort. Twee derzelven ko: Hoorp- men geflooten, twee opengebarften, en omge- STUKe nige. kruld , na de uitwerping van het Zaad, aan Tierman: den ‘Tak voor, Hy is van onderen vry dik en geheel Houtig , byna een Voet lang , zo dat dit Gewas niet van de kleinfte Heeftertjes fchynt te zyn. De Schors is barftig , waar door zig de geelachtige binnen- Bast, die het Hout bekleedt, zeer duidelyk vertoont. Hy geeft , als overhoeks, Takjes uit, en deeze wederom kleiner Takjes , die digt bezet zyn met eene witte of Zilverachtig gryze Haair= achtige Wolligheid , als Fluweel , gelyk ook. de Blaadjes , die de langte van. omtrent een Kwartier Duims hebben. Zy zyn rondachtig en dun , doch loopen niet zeer fpits uit, en ftaan getropt aan de Takjes, meest naar boe ven , by vyven of meer, opeen Wollig Knopje, dat na ’t afvallen van dezelven overblyft, als een Wollig Wratje , hoedanigen men veel aan de kleine Takjes vindt. Uit den Schoot, als ware , van die Bladtropjes , of ook daar buiten, komt een Steeltje voort ‚ van meer of minder langte , waar aan een Bloempje , dat door twee Blikjes is gefchoord. Men kan de gedaante van dit Bloempje , in zyn geheel , aanmerkelyk vergroot zynde , by B befchou« wen. Het heeft een vyfpuntigen Kelk, die , zo wel als de BloemSlaadjes , met dergelyke Haairachtige Wolligheid bedekt is, en waar À uit, ave tr mr 472 uit, behalve dezelven, de Styl en Meeldraad-. IL, _ jes voortkomen , gelyk zig laager openbaart, ene De Kiel , en de Meeldraadjes daar in vervat , Hoorp- zyn daar onder, met fterker Vergrooting, nog°Te duidelyker aangeweezen. Het Haauwtje, by PER vergroot voorkomende, is met dergelyke Wol. ligheid als de Blaadjes en Bloempjes, bedekt, doch anders wat bruinachtig van Kleur, (128) Aspalathus met vyfvoudige ongefteelde Xvrrr. Indica; Blaadjes „ en eenbloemige Bloemfteeltjes. Oosrindi- che, Een Gewas , door den vermaarden Co mMm- MELYN tot de Akker- Brem betrokken, dat men op Malabar Manneli noemt en op Ceylon Rathocomba, wordt hy FrLrKENETIUS, on- der den naam van Smalbladige Lotus van Mas drasf , met een enkelde gladde Haauw , afge= beeld. Rav heeft hetzelve Oostindifch Doryce nium ‚ met enkelde roode Bloemen op lang- werpige Steeltjes en zeer kleine Haauwtjes getvteld. Het is een Heefter met dun, hard, rond Rys, als Roedjes, en korte Takjes over= hoeks. (19) Áse (18) Aspalathus Fol. quinatis fesfilibus ‚ Pedunculis uni- floris. Genifta Fol. quinatis fesfilibus &c. Fl, Zeyl, 271e Lotus temuifolius Maderaspatanus &c. PLUK. Alm. 225, Te 2oï, f. 2. Dorycmium Indicum , Flor. fingularibus rubris &ec, Ray. Suppl. 471, Manneli, Hors, Mal, IX, p. 69, T, 37. Burm, Fl, Ind. p. 155. 3, DEEL, Vo STUKe Île AFDEEL. XIV. Hoorpe STUKe XIX. vi dn westindi £che. 478 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, (19) Aspalathus met vergaarde, langwerpig Jtomp ovaale , van onderen Wollige Bla= den , tweebloemige Steeltjes en tweekwabbie ge tweezaadige Haauwtjes. Dit is de Boom niet, die het eigentlyke Zwarte Ebbenhout uitlevert, welke gezegd worde tot de Palmboomen te behooren; maar een Gewas, dat het zogenaamde Groene Ebbenhout” verfchaft, inde Westindiën, en op Jamaika in ’e byzonder , groeijende, ROCHEFORT zegt, dat hetzelve Heefterachtig opfchiet met veele „Stammen „ hebbende gladde , fchcon groene Bladen. De Stam heeft twee Duimen Spint; dat wit is, en het Hart zwartachtig groen , met geele Aderen, geevende; in ’ verwen, een sa groen. Aftrekzel, SLOANE heeft dit Ge- as afgebeeld onder den naam van Boomachtige pend of Bastaard - Ebbenboom , met Palm= bladeren „ een gaapende gecle Bloem en een korte breede Papierachtige Haauw. Het komt onder den naam van Brya voor by Brow. NE, en Puùumter noemt het Spartium „ dat gedoornd is, met Porfeleinbladen en Ebben. hout. (eo) As- (rs) Aspalathus Fol, aggregatis , obovato= ohlonggis fubtus tomentofis, Pedanculis bifloris , Leguminibas bilobis disper- mibus. Aspalathus Arboreas feu Pfeudo-Ebenus écs SLOAN, Jam, 140. Hifl. 1. p. 130. TV. 175. fe Ie Brya Arborese cens ereta fpinofa, BROWN. Sam. 299: Spartium Portulaca foliis aculeatum Ebeni materie. PLUM. Sp. 19, Ie, 246. fre | N D rApDE Le? tra 47 (20) Aspalathus met drievoudige Wigvormige HL gladde Bladen, de zydelingfe korter, ÁFDEEL, XIV. flaauwe Stoppelijes en edad Bloe- Hoorns men. maki XxX. , | Cretica, De bepaaling onderfeheidt genoegzaam deeze wonne Soort, die de Boomachtige Kandiafche Brem „Che. met altyd groene Bladen, van ZA NONi zoude zyn , een Boompje , dat in weinige Jaaren , in zyn Tuin, drie Ellen hoog was opgegroeid, en eenigszins fcheen te gelyken naar hert Spartium „JPinolum van ArLrPrtinus, doch daar van niet alleen door bet gemis der Doornen, zo hy aans merkt , maar ook door enkelde Blaadjes , die in ’t gezegde Spartium vyfvoudig waren, vere fchilde, Het Spartium Creticum van dien Au- theur, dat mooglvk hier bedoeld wordt, hadt drievoudige Blaadjes, zonder Doornen. De Groeiplaats wórdt gefteld in Ethiopie, (ar) Aspalathus met wvyfvoudige ongefteelde Bladen, de Bloemfteelijes ge-aaird, vee Ethiopifche Cytifus , met fmalle , kleine ad: fpicte gryze Blaadjes, de Bloemen ruig door eene ros geele Wolligheid, is deeze van Pr u- KENET (2e) Aspalathus Fol, trinis Cuneiformibus glabris , laterali- bus brevioribus , Stipulis obfolers , Floribus congeftis. Genifta Arborea Cretica. ZANONI. Hifl. 99. T. 39. (zi) Aspalathus Fol, quinis fesfilibus, Pedunculis fpicatis, Arms. Acad. VI. Afr. 31. Cyrifus anguftis parvis acutioribus & incanis foliis 8cc, Prum. Aln, 123 Te 273. fa 4e ÏEo DESLe Ve STUKeo ‚ik, Kener getyteld. De Woonplaats wordt ge. ArDele eld aan de Kaap der Goede Hope. H - | ; N arie (22) Aspalathus met drievoudige Lancetvormis XXL ge gladde Bladen , drietandige gefpitfte a Stoppeltjes , en Bloemhoofdjes. | zen “__(e3) Aspalathus met drievoudige fmalle Haaîs XXIII, rige Blaadjes, zeer Haairige end - Hoofde dn jes en ruigachtige Bloemen. Het Bloemhoofdje van deeze is zeer ruig, zynde de Kelken en Blikjes, wier getal drie is, als bewald met witte Haairtjes, en de Bloem- blaadjes , zo wel als de Kelken, zyn ook van buiten ruig. XXIV. (24) Aspalathus met drievoudige ; Lancetvore dd mige, gelyke , een weinig ruigachtige Blan Getopte. den 3 geene Stoppeltjes: Moofdjes aan ’t Aap Donne LsROEDERIGE HEESTERS. end der Takken. Deeze, van de Kaap afkomftig, is een Hee. fter met een ruige Streng, de Bladen zonder Stoppeltjes , ongefteeld , drievoudig, Lancetvor- mig, eenigermaate Vleezig, de onderften glad, die naast aan de Bloemen zyn een weinig Haai- Tig (z2) Aspalathus Fol. trinis Lanceolatis glabris , Stipulis tri- dentatis mucronatis, Flor. capitatis. (23) Aspalathas Fol. ternis Linearibus villofis , Capitulis terminalibus piloGsfimis , Corollis pubescentibus, Mant. 262. (24) Aspalathus Fol, ttinis Lanceolatis equalibus fubpubes- een:*bus , Stipulis nullis, Capitulis terminalibus. Anthyllis As- palath vides Fruticofa 8c, Am. Acad, IV, p. 326, BERG, Cap, zit. ele AD EE PH, L. As 48 tig , getropt, hebbende, met end - Hoofdjes die III, enkeld zyn en ongefteeld. De Kelken zyn ADEN ruig, en onder ieder Kelk komen drie fimalle , Hoorp- zagte, ruige, Blikjes voor, ’t Gewas heeft de°TUEe gedaante van Lotus, maar de Meeldraadjes zyn ,,5°** vereenigd, de Haauwtjes kort en ruig. Door Bererius is deeze Soort befchreeven als Draadachtige Takken hebbende, die Wrat- tig zyn , met een Pluim van korte Takjes , waar aan drie Blaadjes uit ieder Knop, die fpits uicloopen , van agteren fmal , byna een halven Nagel of een vierde Duims lang. Drie kleine Blaadjes komen uit de Oxels der Bladen voort. Aan ’t end der Takken zyn losfe ge- vorkte Aairen van roode Bloemen , met een vyftandigen ruigen Kelk , hebbende de Vlag witachtig ruig, eùz. (25) Aspalathus met drievoudige, fmalle, Haai. Xxv. rige Bladen, vyf Bloemen aan een Tros- Vytbloes je, Wollige Kelken en ie Sd ronde nige, Stengen. De Blaadjes zyn , ín deeze Soort, gefteeld , flap, met zeer korte Steeltjes, de Bloemen on- gefteeld , zonder Blikjes ; de Bloemblaadjes glad en geel. Het Gewas is, gelyk de vier voor- gaande en twee volgende Soorten , van de Kaap afkomítig. Ae / (26) Àse (25) Aspalathus Fol, ternis Linearibus villofis , Flor. Fase ciculatis quinis , Calycibus Lanatis, Caulibus proftratis teretie bus. Mant. 262, | Eh IL. DEELa V, STUKe mn 43% DuserLBRoEpeRIGE HeEsTEns, II. , (26) Aspalathus met drievoudige fmalle geflu- Aben weelde Bladen, enkelde Stoppeltjes die ge Hoorp» fpitst zyn , en verfpreide Wollige Bloe- lee, __Mmén, XKVL ver Deeze Soort, die naar den Cytifus gelykt;, de. komt eenigermaate overeen met de Geflwweelde ‚van Bererus, hoewel aan dezelve Lancets- wys’ ovaale Blaadjes worden toegefchreeven; -… en geaairde- Bloemen. Aan de Takken komen dezelven by troppen van zes, agt of tien, uit Eéne Knop voort , doch aan de Takjes zyn zy verfpreid en grooter ; allen met een witte Fluweelachtige Wolligheid bezet, xev. (27) Aspalachus ez drievoudige Elsvormige Bee _gelyke Blaadjes , rondachtige Stoppeltjes he als Eelt, en gladde ge -aairde Bloemen. Deeze is door PrLuKENET afgebeeld, on- der den naam van Driebladige Cytifus van de Kaap, met Genever - Bladen en geele Bloemen in een gedrongen Aair vergaard. BERGIUS -heeftze omftandig befchreeven. LINNAus wien (26) Aspalathus Fol. trinis Linearibus Seticeis, Stipulis fim- plicibus mucronatis , Flor, fparfis tomentofis. Cytifus Africa. nus anguftifolius êc. PruK, Jant, 63, Genifta Afr. Argen, tea. Fol. minimis Alopecurioides, HERM. Afr. Il, Aspalas thus Sericea, BERG. Cap. 212, (27) Aspalathus Tol. trinis Subulatis equalibus , Stipulis fubrotundis callofis, Flor. fpicatis glabris. BERG. Cap, 209, _ Cytifus trifoliatus Juniperinis foliis &c, PLUK. Jlant, 63e ET. 345 É. qe \ it En fi / ei Bed & LAE IA 483 wien de meeften deezer Bidean fh Gewas. UL fen, door den Leidfen Hoogleeraar der Kruid- # Er kunde, den Heer Davrp van Roven ,Hoorps onder den naam van Achyronie , zo hy oIÊ STUKe bekent, medegedeeld waren , befchryft deeze PP als een Heeftertje , dat de Takken, door het afvallen der Bladen , met ronde Beltachtige knobbeltjes „ van binnen ruig, befprengd heeft de Bladen drievoudig, op een Eeltachtig Voet- ftuk „ ongefteeld „ Elsvormig Liniaal, naar die van den Geneverboom gelykende „-fpits, glad ; plat ‚ maar van onderen verhevenrond : losfe Aairen aan ’t end der Takken: eenbladige Blik- jes , die Elsvormig zyn , van langte als de Kelk , wederzyds. aan deszelfs Voet enkeld geplaatst: de Kelken glad met Elsvormige Tanden: de Bloemen geel en glad. €28) Aspalathus smet drievoudige Lancetvor- xxvrit. mige ruigachtige Bladen; de Bloemen vyf esn dk aan een Frosje, de Kelken ruigachtig; de (che. —… …Stengen hoekig regtopftaande, Heeze heeft haate Groeiplaats in de Le. vant.. De vermaarde ToURNErFoRT heeft “dezelve onder den naam van Orientaalfche Cy- tifus voorgefteld. De Steng is Heefterachtig, Tegte (28) Aspalarhus Fol. ternis Lanceolatis pubescentibus , Flor. Fasciculatis quinis „ Calye, pubescentibus, Caul, ere@tis an gulatis. Alant, 263. Cytifus Orient, Flor. amplis glomeratió; TOURNFs Hh ee OA DEE, Ve STOK 434 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, „IL regtopftaande„ met hoekige Takken, waar aan ee Blaadjes als van Vlafchkruid, en Bondeltjes of - Hoorp- Tropjes van vyf Bloemen aan ’t end der Tak- STUK. _ jes, die de Meeldraadjes altemaal famengegroeid Tienman- ige. hebben, 0 ang (29) Aspalathus met gevind-vyfvoudige ftomp Gevinde, Hartvormige Bladen , de Bloemfteeltjes Hoof dig. Deeze , ook tot de Kaapfchen behoorende , is een Heefter- Gewas, dat naby komt aan de Vyfbladige, de Blaadjes, die ftomp Hartvormig zyn (*) en een weinig Haairig, met zeer kor- te Steeltjes, gevind hebbende, vyf in getal: het Bloemfteeltje langer dan de Bladen; de Aair rondachtig; de Bloemen van buiten eeni- germaate Wollig. Ur er x, Hey-Brem. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt , onder de Tienmannigen van deeze Klasfe , zyn, dat de Kelk tweebladig is en het Zaadpeultje naauwlyks langer dan de Kelk, Twee (29) Aspalathas Fol. pinnato- quinatis obcordatis, Pedune eulis Capitatis. Am. Acad. VI. Afr. 32. (*) Obcordata Folia vertaal ik flomp Hartvormig en wil daar mede uiedrukken , dat de ftompte van de Hartswyze figuur uitwaards gekeerd is in het Blad , tegenftrydig met Cordata , in welkèdie inwaards is, gelyk men dit laatfte zien kan in LiNN. Phil, Bet. Tab. 1. f. ro. Het zelfde begryp ik met Folia ebovata Ramp Eytonde te vertaalen. PO TIA NDE -Lor, HT. As 485 Twee Soorten bevat hetzelve , de eene in _ UI, ArpeeL; Europa, de andere do ’t Zuid-end van Afrika “ry. groeijende. Hoorps STUK. _(x) Hey-Brem met ruige Jpitfe Bladenen z. Ul verfpreide Doornen, Europas. Europie Deeze , onder den naam van Gedoornde Bremfche, voorkomende , is de Eerfte Scorpioen- Brem van Crusius, door dien Kruidkenner omftreeks de Pyreneen , dikwils twee Manslangten hoog, met een Stam van een Arm dik, waargeno- men. Gemeenlyk, echter, groeide dezelve in Spanje maar ruim een Elle hoog, zo hy zegt, met veele Ryzen opfchietende , díe digt met Doornen bezet zyn, en geen Bladen hebben, dan in ’t vroege Voorjaar, in ’ kort afvallen- de. De Bloemen waren kleiner dan die van de gewoone Brem „ bleek, en fomtyds rood- achtig, de Haauwtjes rond. Deeze wordt van de Franfchen fonc marin, dat is Zee- Bies , en door die van Gascogne Fauge genaamd. Zeer menigvuldig vondt hy dezelve, op zyn Reistogt van Bourdeaux naar Bajonne , in woefte- (1) Ulex Fol. villofis acutis, Spinis fparfis. Syst, Nat, XII. Gen. 881. p. 476. Weg. XIll. p. 539. He Clif. 356. Ups, zi2. A. Lugdb. 372. Genifta fpinofa major longioribus Acue leis. C. B. Pir, 394. Genifta fpinofa altera, Dop. Pempt, 659. 1. 759. Bs Genifta fpinofa major brevioribus Aculeis. C. B. Pin. 394. Genifta- Spartium majus brevioribus & longioribus Aculeis. TOURNF. Juf?, 645. Scorpius, Ie CLUS JL/?, 106. Hlisp. aire Jc. 212, Hh 3 HL. DEEL, V, STUK, À 486 DuBBELBROEDERIGE HeEsTErs. 4 II. „woefte Velden groeïjende. In Engeland-iszy, FDÈEL, ARES nja ziv. Op dergelyke plaatfen , zeer gemeen; volgens Hoorp: Ray, wordende aldaar Furz , Whins of Gorfs. TUK._ genoemd, en Hey- Brem, in Duitfchland en de - zi Nederl den, al manige, „Nederlanden, alwaar zy naar den Kn van Bfa- bant groeit C or 6 wr pel, (2) Hey - Brem amel enkelde flompe Bladen À en enkelde Doornen aan ’t end der Takken, Deeze is , onder den naam van Afrikaanfch. Genifta- Spartium met Heybladen, dat Besfen. draagt, doorPLuKgrNeETs doch flegt, in Plaat. vertoond. Periver heeft ’er : beter Afbeels ding van gegeven. AMORPH A. ‘Diet Geflagt heeft zynen naam van het ont. breeken eeniger weezentlyke deelen in een Vlin, derbloem „ zo dat het als mismaakt is of wan. ftaltig ten dien Opzigte. Hee-heeft, naamelyk alleen maar “de Vlag, zonder Vleugels of Kiel, en daat door is ‘het genoegzaam van alle ande: ren onderfcheiden; IL. „De eenigfte Soort (+) vinde men in de be- ‚_ Amornha d Frutichfa. : Ve fchr ys Heeftere (2) Ulex Fol. folitartis obtufis , Spinis fimplicibus- termina- libus, R, Zugdb. 372, Genifta- Spartium Bacciferum „ Erica: foliis , Afkicanum, PLUK. Alm. 166. Te 1854 f, 6. mala, Pax. tk T. $3. f. 9 Gh Amorpha, sien Nat, XII. Gen. 861. es 477. Weg. Xllls ál . Hort. “Clif. 353. T.- tov. Ups, 208. RK. Lugdbes 1 Lt, Dil, T. 27, Barba' Jovis Americana, Bec. Angle Je pj Lore Ile Te de $ EN: h À ed | ft r@ &CHii Es enk E 8 di ien 437 befchryving van den Cliffortfchen Tuin zeer , Ile fraay afgebeeld door Linneus. Zy is uit“ syn Noord - Amerika afkomftig ; zynde een Hee- Hoorn: fler „ meer dan Mans langte hoog, die eenj-°TUE germaate maat de Lombaartfe Linzen of Colu-yse en téa gelykt, met gevinde Bladen als die van de Basterd - Acacia „ dertien of vyftien aan een Steeltje, en zeer ‘kleine paarfche Bloemp- jes, De Meeldraadjes zyn veel langer dan de Bloemen en de Knopjes geel, Het is ook door den Heer Mirrer in zyn Kruidkundig Woordenboek, en in een Engelfche Verzame- ling van Plant- Afbeeldingen , aan ’t licht ge= bragt. | Schoon in het Geflagt van Crotalaria eenige Heefterachtige voorkomen, zal ik dit, om dat __de meefte Soorten Kruidig en de anderen niet zeer hoog zyn (*), uitmonfteren ; doch in het volgende Geflagt zyn dezelven beter onder fcheiden. jn ONONIS Stalkruid, De Kelk is hier in vyven gedeeld, met Li- niaale Slippen 3 de Vlag geftreept ; de Haauw dik gezwollen, ongefteeld; de Meeldraadjes fa- mengegroeid zonder Spleet, Dit Geflagt bevat een menigte Soorten » | waar (*) Daar is wel een Boomachtige Ceylonfche Crotalaría van den Heer J. BuRMANNUs aangehaald , doch die heeft de Steng, volgens RAy, maar twee Voeten hoog, Hh 4 äL, DEEL, V. STUK. 488 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. Til, waar onder de vyf laatften Heefterachtig Zyn, ÄFDEEL. XIV. als volgt. Hoorp- } STUK: (ar) Stalkruid dat Heefterachtig is ‚met drie- XXI voudige , Vieezige , byna Liniaale , drie= Ononis ; À tridentata, tandige Bladen en tweebloemige Bloem denn fteeltjes. Het Spaanfch Heefterachtig Stalkruid met Vleezige drietandige Bladen, van TouRrNeE- FORT, is cen Heefter van een Elle hoog , groeijende in het Zout- Gebergte van Kordona in Katalonie ; als ook langs den Weg van Gra- nada naar Mallaga in ’t Zuidelykfte van Spanje. Hy heeft een regte gepluimde Steng , met kleine Elsvormige Stoppeltjes en fmalle Vlee- zige Blaadjes , aan ’t end drietandig. Aan ’% end der Steng komen Bloemtrosfen voort, die kleverig en ftekelig zyn , van paarfche Bloe- men, twee op een Steeltje. xx. _ (ee) Stalkruid dat Heefterachtig is ‚ met drie- Gerald voudige rondachtige , gegolfde, getande , Eym- (21) Ononis Fruticofa , Fol, Carnofis , linearibus tredentatis, Pedunculis bifloris. Syst. Nat. XII. Gen. 363. p. 478. Ver, XIII. ps 541. Anonis Hispanica Frurescens , Folio tridentate, ‚ Carnofo. TOURNE. Juf?. 403. MAGNOL, Hort, 16. T. 16, RAJ- Suppl. 456. (22) Ononis Frot. Fol, ternatis fubrotundis undulatis, den- tatis , viscofo - pubescentibus , Pedunculis unifloris muticis. Ano= nis Hisp. Frutescens Folio rotundiore. MAGN, Monsp. 17. To 17. RAy. Suppl. 466. Be Anonis Hisp. Frutescens Folio Raf Glveftris, TOURNE. Zo/l, 4997. REBEL DRE 459 Lymachtig ruige Bladen en ongedoornde mT Bloemfteeltjes. An Hoorp- Die met rondachtige Bladen, heeft TouRNE-srux, FORT op ’t Gebergte Mariola , niet ver van „Dean Valence in Spanje, gevonden. Het Gewas heeft" een dergelyke Steng als het voorgaande, die Lymerig is en ruig , met ongekrulde ftompe Blaadjes en zydelingfe Bloemen , enkeld voort- komende op een kort Steeltje, Zy zyn geel, met een roodachtige Vlag, en hebben den Kelk in vyven gedeeld met drietandige Slippen. Mac- NOL heeft de Bloemen Aairswyze afgebeeld, (23) Stalkruid dat Heefterachtig is, met XXII „ PFraricafa, drievoudige Lancetvormige LaAARSWYS” Be- tHeeker zande Bladen , Scheedachtige Stoppeltjes hie en meest drie Bloemen op één Steeltje. ‚In ’t Gebergte van ’t Dauphiné komt deeze voor, die door den beroemden Franfchen Heer DoparT onder den naam van Ongedoornd Heefterachtig paarfch Stalkruid is befchreeven, Het bloeit vroeg in ’t Voorjaar en heeft een groote roodachtige Bloem, Deszelfs Gewas beftaat uit veele Heefterachtige Stengen, met korte (23) Ononis Frut, Fol, fesfilibus ternatis lanceolatis ferraris , (tie pulis Vaginalibus , Pedanculis fubtrifloris. H, Cliff. 358. Re Lugdb. 376 Anonis montana priecox purpurea frutescens. DOD. Alf. 4. p. T. 249. Anonis purpurea &c, Dop, Mem, 57, T. 57. MORis. Hiff, II. p. 170. Mur. Di, T. 36, Du HA- MEL, Arbr, 1. T. 58, GER, Prov. 487. Hh ss EL, DEEL, V. STUKs haa 19 Ge A 0e 499 DUrBELBROEDERIGE HEESTERS, _ HL, korte Takjes en gladde Blaadjes. De Stop: AE EE , die als een Scheede om de Takken Hoorp- fluiten, loopen in vier Baardjes uit. Het groeit STUK. di in de Bergachtige deelen van Provence. XXIV. ai Stalkruid dat Heefterachtig is, met drie- Gs Rotsndife- EA. Rondbla= dis. voudige , Eyronde , getande Bladen, de Kel- men op één Steeltje. 4 Deeze , in de Switzerfche Alpen voorko: mende , is door den vermaarden HALLER overvloedig waargenomen op den Berg Gem: mi, tusfchen de Bosfchagieen den kaalen Top. Zy heeft de Steng Heelterachtig , een Elle hoog, ge-armd, met een ruige Schors, zonder Doornen ; de Bladen lang gefteeld „ rond of Eyrond, groen en ruig, met fcherpe Tandjes. Uit de Oxels komen Trosjes voort van Bloe- men „ welke veel naar die van ’t gemeene Stalkruid gelyken , zynde de Kelken met drie Hartvormige Blikjes omringd, Hier zyn de Stoppeltjes groen en in de voorgaande dotach- tig , zo Doktor GERARD, die het ook in: Provence waargenomen heeft, aanmerkt, | (as) Stal. (24) Ononis Frut; Fol, ternatis ovatis dentatis, Calycibus triphyllo-brafteatis , Pedanculis fubtrifloris. H‚ Cliff. 358. Re Lugdb, 3760 Cicer fylveftre latifolium triphyllum. C. B. Pi. 347. Cicer fylv, tertium. Dop. Pempt. s25. Cicer fylvefira- verius, LOB. Je, II, p. 73, HALL Hlelv, 583 ken driebladig geblikt, en meest drie Bloes - Me, IN : ovaal, gefpitst , wederzyds met witachtige PAAR rp ta irr 0 B AD Aar ante (es) Stalkruid met vyfvoudige lomp Eyron- ME de, gefpitfte, van onderen Fluveelachtige AN Bladen „ Draadachtige Stoppeltjes en ge- Hoorp- zrofte Bloemfteeltjes. STUKe XXV. Dit is een Kaapích Heeftertje , met Draad- diddl achtige ftyve Takjes ; de Bladen gefteeld, ftomp” Alikaans che, Haairtjes ; de „Stoppeltjes Lancetswys’ ovaal van grootte als de Bladen : lange getroste Bloemfteeltjes in de Oxelen en gladde Haauw- tjes hebbende , die anderhalf maal zo lang zyn als de Bladen. Zy zyn vyfvoudig en hebben een omgeboogen Punt. ANTHYLLEIS. Een Blaasachtige Kelk , die een rondachtig Haauwtje bedekt , maakt de byzondere Ken- merken uit van dit Geflagt » Op ’t welke de Griekfche naam Anthyllis is toegepast. Dertien Soorten zyn’er in vervat „, van welken de zes Jaatften hier thuis behooren, als volgt, (8) Anthyllis die Heefterachtig is , met drie- vir. voudige ongefteelde Degenvormige Blaadjes Pee - en Hoofdjes - Bloemen. ‚Vlafchbias Deeds (25) Ononis Fol. quinaris obovatis mucrenatis fubtus Seri- ceïs, Stipulis Eiliformibus, Pedunculis Raeemofis. Jfant, 2774 453, Lotus Mauritanicus, Sp. Plant, togt. Lotus Fruticofus, BERG, Cap. 226, (3) Anthyllis Fruticofa Fol. ternatis fesfilibus Enfiformibus, Flor. Capitatis, Mant, 265, Syst, Nar, Xlle Gen. 864, p. 480, Weg. XIII, p. 544. ‚ DEEL. V. STUK, 492 DUBEBELBEROEDERIGE HEESTERS, HL Deeze komt met een Steng, van agt Voeten ArDEEL, hoog, uit de fpleeten der Steenrotfen aan de Hoorp- Kaap voort, en heeft ruigachtig gryze Takken. STUK. _ De Bloemen zitten in-gefteelde Hoofdjes, wel Relius ke met ruige Blikjes omwald zyn. En ze (9) Anthyllis die Heefterachtig is , met gevin- vi. de , gelyke , Wollige Bladen en Hoofdjes- Zilver- Klee Bloemen. De bynaam isafkomftig van een Geflagt , dat TouRrNeEFoORT dus getyteld heeft , zynde deeze daar van de eerfte Soort. Die naam is overgebragt in Donderbaard (*) , waar mede echter gemeenlyk de Huislook wordt betekend, Het Gewas, dat een. fierlyk Bloemboompje onder de vreemde Gewasfen uitmaakt, groeit in ’t wilde aan de Zee-Kusten van Spanje: Provence, Italie en de Levant, op Rotfen en Klippen. De Bladfteelen zyn wederzyds gevind met zeven of negen Blaadjes van Zilverkleur, de Bloemen geel met gevingerde Blikjes. Bar- RELIER heeftze „ onder den naam van Linzen- bladige gryze Barba Jovis, afgebeeld, (ro) An- FE (9) Anshyllis Frut. Fol, pinnatis zqualihus tomentofs , Flor. capitatis. H. Cif, 371. Ups. 221. R. Lugdh. 379. SAUV. Jonsps 237. Barba Jovis. C. B, Pin, 397. TOURNE. Juf?. 6soe GOVAN Alonsp. 361. GER. Prov. 489. Barba Jovis pulchre lucens. 5. B. Hit. IL. p. 385. C*) Zie BLANCARDI Lexicon Jfedicum, op ‘t woord Barba Jovis, alwaar alle de benaamingen van de Huislook ( Sedans) ten onregte zyn toegepast op dit Gewas. \ ” DONE EB ee varoCs NE (zo) Anthyllis die Heefterachtig is, met ge- IM, vinde Bladen, by de Bloemen drievoudig. men Het verfchil der Bladen, die om laag gevind dee zyn, achtpaarig met een oneffen Blad, Lan- x. cetvormig fpits ; by de Bloemen drievoudig , Sha ongefteeld , van de zelfde figuur en ftomp , re | geeft den bynaam aan deeze Soort, die zowel *“ voorkomt in Spanje als in Portugal , alwaar TourNerFoRrT haar, zo ’t fchynt, gevonden hadt. ’t Is een hurkend Heeftertje , rondtak- kig, geheel Wolachtig grys. De Bloemfteel- tjes zyn kort, aan ’t end bepaald met drie Blaadjes en doorgaans met twee zeer kleine , ongefteelde , Bloempjes. (rr) Anthyllis die Heefterachtig is , met drie--— xr. voudige ongelyke Bladen en gewolde zyde- Cytifoides, \Ruigkel- linge Kelken. fine Deeze gelykt veel naar den Cytifus en heefe daar van den bynaam, Het fchynt de Zesde van CrLusius te zyn , door hem in Spanje waat- (ro) Anthyllis Frut. Fol. pinnatis, Floralibus ternatis. par- ba Jovis minor Lufitanica, Flore minimo variegato, TOURNF. | dnft, Gsr. ie Cr1) Anthyllis Frut. Fol, ternatis inequalibus, Calycibus Lanatis lateralibus, H. Ups, 221, Cytifus Fol. ovatis acutis nitidis , Flor, lateralibus, R. Laedh, 370. Cytifus incanus Folio medio longiore, C. B. Pin, 390. Cytifus. 6, Crus, Flift. I, p‚ 96. Spartium latifolium parvo flore. BARR. Ze. 2182, GOUAN. Jfonsp, I62, Barba Jovis incana Hispanica, TOURNF. Juf?, 651. IE. DEEL, VJ Stug, 494 DUBBELBROEDERIGE HERSTERS HL waargenomen, Govan befchryftze; als een En Gewas van. twee Voeten hoog, dat grys is , Hoorp: met ronde Takken , de onderfte Bladen drie- STUK. voudig, de bovenften enkeld hebbende, uit wier Tien- Oxelen drie- of vierbloemige Steeltjes voortko- mannigts men, met geele Bloemen, XI (re) Anthyllis die Heefterachtig is „ met drie- Hermanie, # Ì Levant. voudige byna gefteelde- Bloenien en naakte EN hen Kelken. Deeze groeit in de Levant, en is, in ’t by- zonder, op *t Eiland Kandia, door TOUR NE- roRT waargenomen, hebbende Bladen als van Vlafchkruid en kleine geele Bloemen. Hy ftelt bedenkelyk, of zy ook ‘het Gedoornde-Spartium zy van ALPiNus. De Kelken zyn naauwlyks Blaasachtig , doch de Geftalte komt met de voorgaande ‘Soort overeen : de Bloemen vier, op eigen korte Steeltjes. De Takken loopen in Doornen uit, XL - (13) Anthylii is die Heatesgldlke is, met En- Erinacea, srerk ee kelde Bladen. doornde. ze Deeze kwam CuLusrus overvloedig voor in (12) Anthyllis Frat. Fol. ternatis (ubpedunculatis , Calyci= bus nudis, Dorycnium Fol. folit. Flor, ad Alas confertis, H. Cliff, 37e. Barba Jovis Cretica , Linarie folio , Flore luteo patve. TOURNF. Cor. 44. Barba Jovis Cretica, Rav, Zetrap. Spartium {pinofum. ArP, Exet. 27. T. 26. (13) Anthyllis Frut, fpinofa , Fol. fimplicibus, Genifta- Spartium fpinofum, Fol. Lenticule , Flor. cernleo- purpuras= centibus, C‚ B. Pin. 354 EN Crus, Hij, le pe 107e Hisp. 213. Jee Pe 214e A wise 6 Hel Hie on « int AAR NDE Ai BR. EES A08 in ’% Ryk van Valence , tusfchen de-Hoofdftad 1E ÂFDEEL, en Madrit , op Steenachtige plaatfen en langs sry. de Wegen. Zy groeide geen Voet hoog ,Hoorps zynde niettemin een fraay Gewas , doorgaans®*Ule geheel beftaande uit een Bosje van Doornen s gs, dewyl de Blaadjes, naar die der Water - Lin- fen of Eende -Kroos gelykende, in ’ kort af- vielen.“ De Bloemen, als die der Erwten, zegt hy, uit den -blaauwen paarfchachtig , doch klei Deegne ner, kwamen altoos , twee of drie te gelyk, “uit ftekelige ruige Kelkjes voort. De Span- jaarden noemden het Erizo, als naar een E- geltje gelykende , weshalve hy ’er den naam. van Erinacea aan gegeven hadt, MB EN US. De Tanden van den Kelk zyn, in dit Ge- flagt, zo lang als de Bloem, die geene Wie- ken heeft en een enkeld ruig Zaad. Twee Soorten komen ’er thans in voor, als volgt. (1) Ebenus met vyfvoudige Bladen. LA del TELEN Vol. Kandia. fj | fchea (1) Eberus Fol. quinatis. Alant. asr. Ebenus. Syst. Nat, XII. Gen. 395. p. 480, Weg. XII p. s45. Sp, Plant. 1, p. Io76. Ebenus Cretica, ALP. Exot. 279. T. 278. PON, Ztal, 128, Trifol. fpicis ovatis villofis, Caule Fruticofo. R. Luedh, * 380. Anthyllis Fruticofa &c. Sauv. Meth. 237. Cytifus ineae nus Creticus. C.‚ B. Pin. 39o. Barba Jovis Cytifi follo, Fl rubello. BARR. Rar. 1389. Te 377. & 913 ‚ Loto affinis alata e PLUK. Alm, 227. T, 67. £, A 7% 296 DurBELBROEDERICE HerEstTens, HL, Volgens den vermaarden ALPtNus fchynt ä Dek deeze Soort Ebenus getyteld te zyn, om datze Hoorp- veel overeenkomst heeft met den Heefterachti- STUK gen Ebenus van TurorPnrRAsTus, in Grie- Tienman- S Ae À À gist. kenland groeijende, die naar den Cytifus ge- leek, hebbende een zwart, vast en digt Hart, gelyk het. Ebbenhout; Geenszins „ echter s moet men hier denken om den Ebbenboom van Westindie, die een Soort van Gedoornde Palm- *Bladz. boom fchynt te zyn, gelyk ik opgemerkt heb *, Het is, volgens hem, een Heefterachtig Boom- pje, op Bergachtige drooge plaatfen van ’% Ei- land Kandia veel voortkomende, zeer fraay verzilverd. De Stam is drie Ellen hoog en geeft Takken uit met Bladen , drie op een Steeltje als die van den Cytifus (*), doch Amaller , geheel wit, De Bloemen komen Tros- achtig aen ’c end der Takken , zynde met veele witte Haaîïrtjes, als Zyde, doormengd, De Wortel is lang , Houtig en zwart. IT. (a) Ebenus met drievoudige Bladen, Capenfis. Kaapfche, Aan de Kaap der Goede Hope groeit een ewas, dat de vermaarde BeRrerus genoemd heeft (*) Folia ternata five pinnato= guinata zegt onze Ridder Mant, p. 45ste Dit dient om de tegenftrydigheid, van drie- of vyfbladig , op te helderen. (2) Ebenus Fol, ternatis. Mant. 264, Spartium Fol, alternis ‚ petiolatis ternatis êc, BERG. Cap. 199. Trifol, Aft, frutie cans ‚, Fol, anguftiore Flore rubicante, Comm, Hert, IL, Pe 213. Te. 107. Dr ADE LP HT A. 497 heeft -Spartium meu overhoekie drievoudige HE Bladen, op een Steeltje en fmalle ftompe aan- ARR gedrukt ruige Blaadjes, de Bloemen trosachtig. Hoorde Hier toe betrekt zyn Ed. het Afrikaanfche“TÜ® 5 Heefterachtige Drieblad van Cöitirer vn Ae dat int jaar 1698, in de Amfterdamfche Tuin, geteeld was uit overgezonden Zaad, Het was een Boompje met een Stammetje van een Voet hoog , dat zig in Takjes verdeelde, in de Jongheid Wollig , doch ouder wordende „ zo wel als de Stam bruin, bezet met drie fmal- le groene Blaadjes op een kort Steeltje. Aan de toppen van de Takjes kwamen de Bloem- pjes voort, roodachtig van Kleur, in een vier- puntige Kelk vervat en daar op volgde een Haauwtje, in de Kelk verborgen , met een enkeld Nierswys Zaad. Volgens BERGIUS was het Vrugtbegiuzel rolrond en lang , met de blyken van veele Zaaden. Men zou daar uit mogen twyfelen, of die van hem wel het zelf- de Gewas , als de befchreevene van Co MM E- EYN) ware, LIPARIA. _ De Kenmerken van het nieuwe Geflast , dat deezen naam voert, zyn; een Kelk in vy- ven gedeeld , met de onderfte Slip langer; de Vleugels van de Bloem om laag tweekwabbig : ak de Meeldraadjes zyn drie wat kots : het Zaadhuisje is een Eyrond Haan de | Li Zes i U. DEEL, V‚ STUKof zi. ArDEEL, XIV. _WHoorp- STUK: 1. Liparia phearica, Rondkop- pige. Tl. Grarminie 408 DusrErerórDerice HeEstEne: Zes Soorten, van de Kaap afkomftig, ko. men ’er in voor, naamelyk, Cx) Liparia met Bloemhoofdjes , de Bladen _ Lancetvormig, geribd en glad. Deeze Soort, waar van de Geflagts- Kenmer- ken ontleend zyn „ is een zeer fraaije Kaapfe Bloem - Heefter zegt LiNNmus, die een Steng heeft van vier Voeten hoog, ftevig en glad , met ongefteelde: breed Lancetvormige Blaadjes, als die van Steekende Palm , doch langer , glad , effenrandig , ftyf , fpits , met fcherpe punten. Het Bloemhoofdje „ aan % end der Takken voortkomende, is alseen Kelk omringd met Blaadjes, van langte als de Bloe- men, en gelykt veel naar den Kelk der Artis- gokker De Bloemen zyn geel, (2) Liparia met Bloemhof djes en “frail Jpîte fe + ongefteelde Bladen overhoeks, de Kel Ren ruig. Deeze , ook aan de Kaap , op Zandvelden groeijende , is een Takkige Heefter met Gras- achtige Blaadjes , die ftyf , glad en fpits ZyD s byna gelyk de Naalden der Pynboomen. Het | Bloem. {1) Liparia Fler'bus Capiratis.» Fol, Lanceolatis pens glabris, „Syst. Nat. Peg. XIIL, Gen, 1319. pe 554. Mante a6s. Genifta Afric. Kusci Fel, longicribus;, Fleribus eee in glohum congeftis. Raj: Dendr. 107. (2) Liparia Fiore Capitatis , Fol. linearibus alternis acutis {esfilibus , Calycibus villofisi ZLant, 268, Genita Afticana Fo- ‚Miis Pinafiri, KAJ. Dendr, ros. ee Ze Pai me) Pp or dd kn E 5 K n 5 « 5, 5 5 e r 7 . BEL x e £ 5 5 B Á ' K 7 \ \ E 5 N \ - zh \ R 5 then WS < 5 £, B En q s . 5 ne AEN £ - = - ed 8 Sn RE Ee _ 5 - - 2 5 5 _ Dn Ee Een ee = _ n 5 5 : re 5 Ee = EN Ei k Ee id es L e zee 8 5 f wr G - _ 3 > Dj hd . pa - 5 5 7 ' . mr 5 ND - De) % : k : x \ 7 2 - E ö , 1 ® E E Nt : : 5 0 ” ps 3 4 ze je a ) ee À ze 5 pn = a bm : i , z je N fi p . « N 5 - E De : => _ ‘ ä N i : ei 5 5 ’ à B) À E 5 4 wt Ni 0 Pe Eee E de ets - & N 5 . … . e í E 5 En > = - 5 5 E > - n id 5 TES 2 Ree - K a = \ en m z vn ne Ee Wie Fn ZM ene, he a 2PDeel, PLAAT XXIX. D ta pDELtH TCA “499 ‘Bloemhoofdje beftaat uit geele Bloemen, wier Ul Kelk Haairig is ‚en van de Meeldraadijes zyn in negen tot één Voetftuk famengegroeid , het bore tiende los en vry, ’t welk dit Geflaget van de°TP%: „Borboniaas onderfcheidt. apen dria.- | 3) Liparia met enkelde Bloemen, de Blaadjes _ ur. by dezelven ‘gepaard. 5 odd Deeze is Kaapfe Spartiwm genoemd geweest. Het is een Heefter met gladde Takken over- hoeks, en Bladen van Akker-Brem of Vlafch- kruid, digt geplaatst , brengende eenige Bloe- men aan de Toppen der gebladerde Takjes woort. (4) Liparia met Kroontjes- Bloemen en Lan-_ rv. cetvormige gladáe Bladen, eg de, Deeze zou van anderen Borbonia Umbellata getyteld zyn , doch by wien vind ik niet. “Waarfchynlyk is het vok een Kaapfe Heefter. m5) Liparia met getropte Bloemen en Eyronde je Haairig Wollige Bladen. — Die 7thja, Haairi ige, Pl, XX LÁn (2) Lipsria Flor. folitariis, Fol. Floralibus oppofitis, Spar. et: tiun Capenfe. Sp, Plant, 11, 995. Genifta Fol, Genifte Tinc- zorie majoribus, HERM. Afr. ite Am, Acad. VI, Afr. 28. (4) Liparia Flora Umbellatis , Fol, Lanceelatis levibus, ‘Borbonia Umbellaca, | (s) Lijsria Flot, Fasciculatis, Fol. ovatis Villofo - tomen- tofis, Jant, 433. Borbonia tomentofà. BERe. Cap, 190, Gee nifta Africana tomentofa, arborescens. SEB. Kab. I, P'38 T. 24 fig. I3 2 Cytifus Afric. Argenteus fpicatis, HERM, Afr. 8 ì lie Il. DEELe V, STUE, ner SER Soo DUBBELEROEDERIGE HEESTERS; LL Ik heb, in myne Verzameling, Takken van ArDErle een Kaapfen Heefter, welke tot deeze Soort Hoorn: fchynt te behooren. ’t Is wel waar „ dat STUK. _dezelve aanmerkelyk van de uit het Werk king © van SE BA aangehaalde Afbeeldingen verfehike, doch hy komt nader overeen met de befchry- ‘ving van Bererus, die de Borhonia tomen- tofa, thans hier t'huis gebragt, aldus voor- ftelt. ‚> De Steng is Boomachtig ; de Takken zyn s rond Wollig , met Lidtekens, Kranswyze > bezet met Takjes , die. op de zelfde manier > wederom getakt zyn , dige Wollig „ Zilver- „> kleurig Afchgraauw „ gebladerd : de Bladen „> verfpreid „ Eyrond , aan beide enden fmal, ss fpits, wederzyds Wollig, ook Zilverkleurig „ Vi 9 Zlanzig, ongefteeld, menigvuldig , naauwlyks > Een Duim lang , taamelyk uitgebreid, langer s, dan de tusfchenwydten : de Bloemen eeni- 2» germaate geaaird , aan ’t end der Takjes, +, Ongefteeld „ met Bladen omheind: de Kelk 5 eenbladig , byna Pypachtig, Wollig , vyfpun- »» tig; drie Slippen fpits Lancetvormig, de bo- 9, venfte , die breeder is, in tweeën gedeeld „‚ hebbende : de Bloem Vlinderachtig, rood? ‚» langer dan de Kelk: de Vlag Eyrond, ftomp, 9 uitgerand, gekield, holrondachtig , uitgebreid : ) de beide Vleugels Maanvormig, ftomp , half » pylachtig , met Draadachtig fmalle , lange > Nageltjes: de Kiel gelykvormig aan de Wie- s» Ken; van boven uitgerand , van onderen in ‚, tweeën MATITACD BIEOPORSI RE, ser „> tweeën gedeeld, met twee Draadachtige Na- Ill, „ geltjes. « Van de tien Meeldraadjes, die in “SPEL: 9, de holte van den Kiel verholen leggen , ko- Hoorp: ‚ men negen uit één Lighaam voort, en hetSTE „; tiende is vry , geheel daar van afgezonderd. „BA … ‚> De Meelknopjes zyn rondachtig. Het Vrugt. 2 beginzel , dat langwerpig en ruig is, heeft ») een Elsvormigen Styl, aan *t onderfte wat „, Haairig , zig een weinig verheffende, met s een ftompen Stempel.” __…Myn Tak , waar van «een gedeelte in Fig. IT, óp Praar XXIX, vertoond is , geeft laager Takjes uit , die eveneens gekroond zyn met Bloemen , nu gedroogd nog bruin rood van Kleur. Hy is digt bezet met eene Zilver. haairige Wolligheid , zo wel als de onderzyde en rand der Bladen , doch aan den bovenkant zyn de Bladen groener , gladder en eenigszins bruinachtig geel geboord : welk Boordzel niet Haairig is. Zy loopen fpits uit, en hebben anders eene Eyronde of Ovaalachtige figuur. Stoppeltjes hebben zy niet, maar komen voort uit eene langere digte Haairigheid, Hunne Rib- ben , behalve de middel - Rib , zyn door de Wolligheid naauwlyks zigtbaar. Zy omringen de Bloemhoofdjes , die menigvuldige Vlinder- bloemen bevatten, waar van de figuur, afzon: derlyk , by A vertoond wordt, met aanmer- kelyke Vergrooting , gelyk ook de deelen van de Bloem: als by b de Vlag, byc, d ‚de Vleu- li els IL, DEEL. V. STUK. 3 a î HL ArpzeL. X1V, Hoorp- STUE Tienman wigs . So DURBELBROEDERIGE HEESTERS. gels, met hunne Draadachtige lange Nageltjes en de Kwabbetjes daar nevens; by e de Kiel, die een Schuitswyze holte heeft» by f de Kelk , die byzonder ruig gefteeld is, met zyne vyf ruige Punten, en de Meeldraadjes daar in ver- vat, die , door ’t openen van den Kelk, by z- nader- aangeweezen zyn, zo wel de negen fa- mepgegroeide „ als het. ééne enkelde. daar bo-. ven. De eerstgemelde negen zyn afzonderlyk by h met hun Lighaam of Voetftuk vertoond „. en by 4 ziet men het ruige Vrugtbeginzel en den Styl; die de weezentlyke hier voor gemelde byzonderheid heeft, van aan zyn onderfte gedeel te ook ruig te zyn. Het Pluis der Bladen , door Íterke vergrooting met het Mikroskoop be- fchouwd'’, beftaat uit doorfchynende Haairtjes , die eenigzins bogtig zyn; niet zeer fcherp ge- punt. N Uie dit alles ziet men, dat de Vrugtmaaken- de deelen grootelyks oterechkatik zyn, en. dat zekerlyk dit myn Gewas het Kenmerk heeft. van weezentlyk tweebroederige Meeldraadjes die niet alle tien zyn vereenigd, gelyk in de: Borboniaas 3 weshalve Linneus de Lipa- riaas daar van heeft afgezonderd : hoewel zyn Ed. zelf aanmerkt „dat zulks nog nader: onderzoek vereifchte in de vier. laatfte Soor: tente, (6) Lie. (*) Jane, altera. p. 269. | (6) Liparia Flaribus (abfpicatis, Fol: ovatis , villofis tomena : colis, eg, Xlll.. Drapsrrerk sos re ) Liparia met byna geaairde Bloemen en UL Eyronde Haaîrig Wollige Bladen. Ll Deeze Soort komt , zo de Ridder zegt, de Spons voorgaande naby. Het eenigfte onderfcheid zou, vr, volgens de bepaaling , daar in beftaan, dat de Liparia Bloemen hier byna ge-aaird zyn. Bek Grus ces zegtze in de zyne een Aair te hebben, De weelds Top van de myne beftaat uit verfcheide klein ne Takjes, die, ieder op zig zelve met Trop- _ jes van Bloemen gekroond , te famen bykans een Áair uitmaaken, Misfchien zal ’er, derhal. ve , geen Soortelyk verfchil tusfchen beiden zyn, De Heer N.L. BurMannus merkt aan „ dat ‘er een groote verfchillendheid plaats heeft in deeze Gewasfen (*), gelyk uit de Af beeldingen by SEA met elkander, en met de myne vergeleeken zeer blykbaar is. Onze Rid: der hadt te vooren daar van een Heefterach- vigen Lotus gemaakt (}). CAT IS Ds Een Kelk met twee Lippen , de bovenfte twee- de onderfte drietandig, en een Haauw , die aan ’t Grondftuk dunner is, maaken, be- nevens de algemeene van deeze Klasfe, de Ken- merken van dit Geflagt uit. Men kan hier de Driebladigheid , welke in allen plaats heeft, en de byzondere Geftalte, byvoegen. Tien: (*) Flor, Cap. Prodr. p. 20. (4) Lotus fruticofus, Syst, Nat. XK, pe 21795 lig ie Diaz, V‚, Stuks zó4 DUBDELEROEDERIGE HEEstErs. HL Tien Soorten ‚ meest Europifche Gewasfén, ÁFDEEL. Peiv, en altemaal Boom- of Heefterachtig , komen in Hoorp- hetzelve voor, als volgt. STUK. á Ne , Is (2) Cytifus met enkelde hangende Tros/en en Pha langwerpig Eyronde Bladen, Alpijchs. j Deeze Soort is Laburnum genoemd en tot de Anagyris thuis gebragt geweest. Zy groeit in Switzerland en Savoije op de Bergen, wor- dende deswegen Cytife des Alpes dat is Alpi: fche Cytifus , geryteld. De Heer HALLER vondtze menigvuldig in de Zuidelyke deelen van Switzerland, alwaar menze dJubours noemt, Het is, zegt hy, een Takkige digte Boom ; van tien Voeten hoog, de Bladen drievoudig op een langen Steel, ovaal, van boven groen 5 ‚van onderen bleek , hebbende, met een Flu- weelachtige Wolligheid bedekt. De Takken loopen uit in lange, hangende, Bloemdraagene de Trosfen van Goudgeele lang gefteelde Bloe- men, wier Vleugels langer dan de Kiel zyn , en daar op volgen ruigachtige platte Haau- ts Ran Dit (1) Cyri/us Racemis fimplicibus pendulis, Foliolis ovate- gblongis. Syst. Nat, Xil, Gen. 876. p. 489. Weg. XIII. pe sss. H. Clif. 354. H. Ups. 210. KR. Lugdb, 369. HALL. Helv. s91. Anagyris non foetida major Alpina & non foetens sainoe. C. B. Pin. 391. Cytifus Alpinus latifolius & anguftie folius &c. TOURNFe Juf?, 643, Eghelo. Dop. Pempt, 735. Laburnum Arbor trifolia., Anagyzidi Gmilis, Je, Be Eli? Mo Pe 36e ven IE - A KBE L.P H TIK, Sos Dit Gewas fchynt de Laburnum te zyn van Ul. Prinrus , waar aan fommigen getwyfeld ATDEEL. hebben, om dat die Autheur hetzelve Trosfen Hoorpe toefchryft van een Elle lang; doch op het Ge-STUKe, bergte Jura zouden deszelfs Bloemtrosfen van „Dea weinig minder langte zyn , volgens C A ME- RARIUS, en in onze Tuinen heeft het dezel- ven dikwils langer dan anderhalven Voet. Daar is een kleine en groote van, de eene fmal- de andere breedbladig. Het purgeert en doet braa- ‘ken, volgens de Ouden. Het Hout, dat geel is, in ’t midden zwartachtig , gelyk het Pok- hout, wordt onverganglyk gezegd te zyn. Men plagt ’er oudtyds Boogen van te maaken, doch hedendaags gebruikt men het , in Switzerland, zo HALLER zegt, tot Mufiek - Inftrumenten, (2) Cytifus met enkelde opftaande Trosfen, u. de Bladen langwerpig Eyrond, RE Md Zwartache Deeze, die de Eerfte Cytifus is van Cr v-tige. srus onder de Ooftenrykfen, groeit insgelyks in Boheme en ltalie, De Bladen zyn in dee- ze van onderen Haairig grys, van boven groen en glad; het middelfte grootst. Het is een Heefter , van omtrent een Elle hoogte , met Bladen (2) Cytifas Racemis fimpl. eretis , Fol. ovato= oblongis. HE. Cliff. Ec. Sauv. Monsp. 190, MILL, Diëf. T. 107. f, 1. " Cytifus glaber nigricans. C. B. Pin. 390. Cytilus 4 CLUS. Hij. 1. p. 95. Ie Pann, 36. HALL. Helv. s91. TOURNJe dnft. 648. Pleudo- Cytifus, Dop. Pempt, 750, li s Ils DEEL, Ve STUKe, pe 506 DUBBELDROEDERIGE HEESTERS. Ul Bladen als van Klaver , draagende geaaïrde „ ArDEEL gecle Bloemen van een aangenaamen Reuks Hoorp- HALLER vondt Verfcheidenheden in Switzere STUK. land, welken zyn Ed. hier toe betrekt, 1. Cyzifas (3) Cytifus met opftaande Trosfen, de Kelken: Geke een driedubbeld Blikje hebbende 3. de Bla- de, den by de Bloemen ongefteeld, Deeze wordt Cytifus met gladde rondachtige Bladen , die zeer kort gefteeld zyn, van C. BAUHINUS getyteld. Zyn Broeder noemtze, Gladde Cytifus met. een breede Haauw. Ia Vrankryk voert hy gemeenlyk den naam van Cytifus en wordt ’er in de Tuinen veel ge- bruikt tot Haag of Heining --Werk, waar toe dezelve door zyne buigzaame Roedjes zeer be- kwaam is ‚ die wel de hoogte van drie of vier Ellen bereiken , glad zyn en rond’, doch naat ’t end toe hoekig. De Bladen, in ’t algemeen drievoudig ‚ hebben Steelen korter dan een Duim, en komen aan de uiterfte Takken „by de Bloe- men „ tweevoudig of enkeld, niet rond, maar langwerpig voor. ‘Tropswyze komen de Bloes men aan ’t end der Takken voort, en daar op volgen Haauwtjes van één of anderhalf Duim lang „ (3) Cytifus Racemis eretis , Calycibus Biateâ triplici, Fol. Floralibus fesfilibus. Cyt. Fol. fepius fesfilibus &c, Wire Clif. 71. H. Cliff. 3sse R. Lugdb. 369. SAUv. Mansp. 191. GOVAN MMonsp. 375. GER. Prow, 484, Cytifùs glaber Siliquâ: lacâ, Je Be Hil: Ie pe 373e Dr A DELEPNI A Sor Yang, die plat zyn,een half Duim breed, met HL | AFDEEL. bruine plat rondachtige Zaaden, U Hoorpe (4) Cytifus met opfbaande Orel - =Frosfen , desrux. Bladen byna Lanecetvormig en Wollig, IV. het. middelfle langst gefteeld. dre, OGostindi- Volgens den Oostindifchen naam van dit Ge-fche. was „ ’t welk de Javaanen Kajan of Cadjang heeten, is hetzelve gebynaamd. [De Malabaa- ren poemen hetzelve Thora Pacrou , en het is de Indifche Boonen-Boom , met dikke ronde Haauwen, van HERMANNUS. ’t Gewas komt ook op Ceylon voor , alwaar het Rathatora heet, zyde door den Hoogleeraar J. Bu r- MANNyUs zeer fraay. in Afbeelding gebragt, Zyn RA, noemt het een Boompje, dat driebla- dig is, met rond gedraaide fpitfe Haauwen. Dergelyk Gewas fchynt ook in Westindie voor te komen: ten minfte gelykt de Heefterachtige- Cytifus, van PLuMIER , veel naar hetzelve „ als ook het Laage Laburnum. van SLOANE, dat de Haauwen als gewricht heeft by ieder Zaad. (4) Cytifus Racemis Axillaribus eretis, Feliolis fublancee- latis tomentofis, intermedio longius petiolato. F, Zeyl, 354 H. Ups, 211. Cytilus Fel. ovato-lanceolat's &c, H. Clif 354. R. Lugdb. 369. N. 3. Cyt. Folio molli incano BuRM. Zeyl, 86 Te 37. Cyt. frutescens. PLUMe Sp. 19. Jc, 114. f. 2. Laburnum humilius , Siliqu inter Grana & Grana jun&â , femine.esculento, SLOAN, Fan 139. Hil. II. p. 31e Phafeolus ere@tus incanus , Siliquis torofis, PLUK. Alm, 293. Te 213e En Ja IL, DEEEe Ve STUKe UL. AFDEEL. XIV. Hoorp- STUKe Tien- EBARNIEC, v. Cytifss ZIEN Se Uirgebreie ee. 5ó3 DUSBELBROEDERIGE HEESTERS, Zaadkorrel , en eetbaar Zaad draagt, worden: de in de Westindiën genoemd Duiven = Boonen. Op fchraale Gronden van Jamaika en de an- dere Eilanden , zegt die Autheur, wordt hêt- zelve overal geteeld. (5) Cytifus met gefteelde Bloemen, meest twee= voudig , zydelings en knikkende. Deeze zou de Portugaalfche Cytifus met Bladen van Medica, en Bloemen in de Oxels der Bladen , van TourNEFORT, zyn. ’ Gewas heeft zeer uitgebreide of Zwiepige Tak- ken äls Roedjes; de Steeltjes zyn dubbeld een- bloemig: de Bloemen hangende en geel. (6) Cytifus met enkelde zydelingfe Bloemftees- tjes; de Kelken ruig , Buikig langwerpig s met drie ftompe Punten. Deeze, zynde de Vierde van CrLusrus onder de Spaanfche Cytifusfen, wordt van de Ingezetenen aldaar, zegt hy , Escabon geheten, Hy groeit eens Mans langte hoog , met lange Roeden , zegt hy» welke een zwartachtige | Schors (s) Cytifas Flor. pedunculatis fubbinatis , lateralibus nutan= tibus. Cytitus Lufitanicus Medica folio, Floribus in folioruua alis. TOURNE. Juf? 643. | (6) Cytifss Pedunculis fimplicibus lareralibus , Calyc. hire futis „trifidis obtufis, Ventricofo- oblongis. Hort. Ups, 211. Pedunc, fimplic. brevisfimis, H‚ Clif, 355. R, Lugdb, 370. Sauv. Jdensp. 190. Cyt. incanus Siliquâ longiore 8e Cyt, fol. fubrufâ Lanugine hirfutis. C. B, Pine 390. Cytilus 3, CLus. Hiff, I. p. 96 Quartus, Hisp. 190, LOB, Zoon. 45. snel A DELE HI A Sop Schors hebben, en Bladen als van Klaver, die rs van boven groen, van onderen rosachtig ruig Arpzer, zyn, en geeft groote Bloemen, die Goudgeel Hdd zyn, uit de Oxels der Bladen. Veel overeen-srux. komst fehynt deeze Soort te hebben met de, Dear: Tweede , door dien Kruidkenner in Ooftenryk waargenomen. De Kelken zyn in dezelve, volgens LiNNAUs, zeer Haairig. (7) Cytifus met Kroontjes - Bloemen aan °t_ vr. end jk zelden opfvaande ; de Bladen Ey- ian d rond. „B _ Deeze vondt de Heer JACQUIN overvloe- dig op de Akkers, op drooge Heuvelen, aan de Wegen en elders, in het Ooftenrykfe. Zy groeit bovendien , zo wel als de voorgaande, ook in Italie en Siberie, ja zelfs in Provence volgens LiNNeus, die het maakzel van de Bloem in beiden zeer overeenkomftig vondt; Govan betrekt ook de Ruige van Tour- NEFORT tot deeze Soort. Zy heeft de Tak. ken en Bladfteelen ruigachtig;s de Bladen byna glad; den Kelk Pypachtig , Buikig , Wollig met twee Lippen. (8) Cy- (7) Cytifus Flor, umbellatis terminalibus , rarius ere&tis, Foliolis ovatis. R, Lugdb. 376. H. Ups, 211. Cytifas fupi- nus, Fol. infra & Siliquis molli Lanugine pubescentibus. C, B. Pin. 390. Cytis. 7. Spe altera. (Crus. Hifl, 1, P. 96. Jaca: Auffr, p. 135, Te 33. IL, DEELe Ve STUK] 54 210 DUBBELBROEDERIÓE erstens; LL 8) Cytifus ‘met Kroontjes « Bloemen aan % en end „ de Stengen opftaande, de Bladen Hoorp- Lancetvormig. | STUK brit. Behalve ‘hee verfchil der Bladen, met de be Mr et gaande Soort „heeft deeze ook de Stene fe. gen overend ed zeer Takkig, en Pluims- wyze met Bloemen bezet. Zy komt mede voor in Italie en Siberie, doch inzonderheid in Oo- ftenryk, waar van:zy den bynaam voert. Cr u- sius vondtze overvloedig omftreeks Weenen , groeijende Hecfterachtig met Rysjes-van om- trent een Elle hoog, met Bladen, die ruig en veel fmaller waren , bitter van Smaak , gelyk in andere Soorten , en gewreeven Vetachtigfehy- nende, Kleine Takjes kwamen. uit dezelven voort, met vyf of zes Bloemen, Goudgeel en ‘niet zonder Reuk , waar op platte ruige Zaad- huisjes volgden , met rondachtige, harde, rosfe ‘Zaaden. ix. (9) Cytifus z27 adr rheid >. Meest PE ge. Zilver- kleurige, (8) Cytifus Flor: winbellatis teeminalibus , Car! eretis , Foliolis Lanceolatise JAcQ. Auffr. T.' 214 ,Cyt. Eler, capita- ‚ Foliolis ovato- oblongis , Caule Fruticofo, MiLL. Diëf, T. 107. f. 2. Cyt. incanus Folio eblongo Auftriacus. C, Be Pin. 390, Gytifus s. CEUS. Hifl. IL. p. 195 Cyt. 2. CLUS. Pan, Pfeudo- Cytifus 2. DOD, Jruidh. p.:905e (9) Cytifas Flor. fubfesfilibus fubbinatis ‚-Fol, tomentofis, ‘Caul.” decambentibus, Stipulis minutis, GER, Prev. 434. N. ‚a. GOVAN Afonsps ps 357« Cytifus acaulis &c. SAUV. Monsp. 191, Lotus Fruticofus Encanus siliguofus. C. B. Pine 332. Lotus asperior Fruticofa &c, LOB. Ic. II, p. 4% Trifol, Ate genteum Flor, luteis, J. B. HiZ. II, 359. SANI R A DET B HILLR Lstt gepaarde „Bloemen ‚ Wollige Bladen met HI, Aleine Stoppeltjes, en leggende Stengen, ARE Hoorps Deeze is thans onder den naam van Zilver- ng Hleurige Cytifus bekend, groeijende in Proven- peage ce en Languedok , en deswegen by Lope Léri% genoemd de Ruuwer Heefterachtige of gryze Lotus van Narbonne. , By Govan wordtze Je Chytife Argenté de Montpellier geheten. Toure NEFORT geeft ’er den naam aan, van Laage , Zilverkleurige , fmalbladige Cytifts, Dezelve is,by LoBeEL, zeer welafgebeeld , zynde een laag Gewas, met leggende Takken die Houtig zyn , doch zig Kruidig opregten , met meest vierbloemige Steeltjes zegt GouAN, en lange Bladfteeltjes , Elsvormige Stoppeltjes en cen drievoudig Blikje aan den Kelk, ’% Geheele Gewas is grys glinfterende en komt tusfchen Steenen voort. Dr. GERARD heeft het om. ftandig befchreeven „ zeggende ‚ dat de Slippen van den Kelk langer zyn , doch de Haauwen eveneens als in de andere Soorten van dit Ges flagt, (20) Cytifus met enkelde, final Lancetvormi- ge Bladen en Hoekige Takken. Deeze, onder den bynaam van-Griekfche voor- gefteld, fchynt de Donderbaard met Vlafchbla- den (xe) Cytifs Fol. fimplicibus Lanceolato« Linearibus , Ra- Mis angulatis, Barba Jovis Linaria folio, Flore luteo parro. TOURNF,. Cor, 44 ? Te DEEL. Ve STUKe Ke Gracus, Griekfche, zig DUBBELEROEDERIGE HEESTERS; „IL den en een kleine Bloem, te zyn, welke Tours Aron NEFORT ; Op zynen Reistocht in de Levant, ge- _ Hoorp- vonden heeft. STUK. Tienmane ROBINIA nige. De Kenmerken van dit Geflagt zyn, een vierdeelige Kelk , en een bultige, langwerpige Haauw; waar by komt, dat de Vlag rondach= tig, uitgebreid en agterwaards omgeboogen is. Ik heb reeds vier Soorten daar van, onder de Boomen , befchreeven , des de overigen hier volgen: naamelyk | ris, (4) Robinia met enkelde Bloemfleeltjes, afges Caragane. brokene Vinbladen, en ongedoornde Blad: Siberifche. fteelen. In Bergagtige Streeken aan de Rivier Tom, gemeenlyk in Lorken- en Pynboom-Bosfchen die dor en droog van Grond zyn , doch fom- tyds ook aan de Oevers der Wateren, is deeze door MEssERscHMID gevonden. De Tar- taaren noemenze Caragana of Carachana , waar van de bynaam. Zy heeft vyf, zes of meer Paaren van Vinblaadjes: de Bladen komen met de Bloemtrosfen uit zekere Knobbels by elkan- der voort. Het wordt een taamelyk hooge Boom, welks Hout Vuurige Vlakken heeft , die- nende aan de Ingezetenen van de Stad Tomse koe, | (4) Robinia Pedunculis fimplicibus , Foliis abrupte pinnatis, Petiolis inermibus. Syst. Nat, Wez. XlIl. Aspalathus arbo- zescens &c, AMMAN, Ruth, 285. Caragana Siberica, ROYEN. Lugdbat. 537. te D-ssAt DOE: LP HT Ae 0 513 ‘koe, in Siberie „om Stokken te maaken, wel. IE ken zy voor Handrottingen gebruiken, ÂrDeeLe | XIv, (8) Robinia met enkelde Bloemfteeltjes „ afge- a à brokene Vinbladen, de Stoppeltjes en Blad- VIIL, fleelen Doornaclhitig. IE é Gedoarne Onder deezen tytel wordt thans een nieuwede. Soort voorgefteld , welke , buiten die Doorn- achtigheid „ weinig of niet van de voorgaande verfchilt, zynde onder den naam van allermeest gedoornde Robinia, onlangs „ door den Heer LAXMUND, in de nieuwe Verhandelingen der Akademie van Petersburg befchreeven. (5) Robinia met enkelde Bloemfleeltjes , de y Bladen by vieren, kort-gefteeld, en in een Robinia Frutescènts flappe Doorn-uitloopende, Heefters | achtige. _ Deeze wordt Heefterachtige groote Aspala- thus , met breede Bladen en eene Goudgeele Schors , door den Heer AMMAN getyteld, MessErscHMID hade dezelve voorgefteld onder den Tartaarfchen naam Aldachana , en tekent aan ‚ dat het Landvolk aan de Tom en Abacan ‚, om dat de Takken zeer taay en buige zaam (8) Robinia Pedunculis implicibus , Fol, abrupte pinnatis, Stipulis , Petiolisque fpinescentibus. Maut, alt. 269, Rob, fpinofisfima, LAxM. A. Petrop. 1770, 'p. $58, T. 300 Ee tân (5) Robinia Ped. implicibus, Foliis quatern, fubpetielatis, terminatis Spin inermi, Aspalathus Frutescens major latifo= lins „ Cortice Aurco,,AmmM, Auth. Ne 283e Kk II. DEEL: Ve STUWo uL AFDreEr. XIV. Hoorp- STUK. Tienman- wige. VL Robinia Pysmaa. Dwerg- achtige. SI4 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, zaam zyn, ‘er als Bindwilgen gebruik van maa= ken 5 zynde de buitenfte Bast Goudgeel en glanzig , de binnenfte groen. Menigvuldig komt dit Gewas by de Stad Tomskoe, op den zoe genaamden Tafelberg , voort ; maakende vry groote en ftevige Heefters. De Bloemen zyn geel en taamelyk groot , komende aan oude ‘Takken , even als in de Caragana, met de Bladen , en als tusfchen of in ’t midden der- zelven , die veelal een kruis maaken, uit zee kere Knobbels voort. De Zaadpeulen zyn an= derhalf Duim lang , een zesde Duims breed, bruin , glad en hard, bevattende Rolronde roodachtige Zaaden. (6) Robinia met enkelde Bloemfteeltjes , de Bladen by vieren en ongefteeld, In alle de Siberifche Soorten van dit Ge- flagt zyn de Zaadblaadjes drievoudig. In deeze alleen komen aan dezelven Bladerige Lancetswyze Stoppeltjes voor. Uit een Wor- tel, die in de Grond kruipt, en byna van Smaak is als Zoethout , spruit dit’ Heeftertje, meest- al een Voet , fomtyds een Elle , en ook wel twee Ellen hoog, hebbende, in de weeligften , een Stammetje van een Pink dik, met een groenachtig Goudglanzige Schors, zig in dunne Rysjes verdeelende, Smalle ftompe Blaadjes (6) Roeinia Ped. fimplicibus , Fol. quaternatis fesfilibus. Hort. Ups. z1-. Aspalathus Frutescens minor anguftifolius , Gertice Auree, Aum. Anth. Ne 2820 Te 35e ko. | Ee + (DEN DEEP MTM Sis komen by bosjes van die, vier, en fomtyds UL tot agt toe, hier en daar uit de Takken voort, ÂfDEiLe waar onder drie Doorntjes zitten, van een Hoorp- Kwartier Duims lang , vinnig fteekende en*TUKe witachtig „ tusfchen welken een Bloemfteeltje Pori met een geel Bloemetje , waar op een Zaad- peultje volgt, dat ryp wordende fplyt en om= krult, ftortende de Zaaden uit. Deeze, zo wel als de drie voorige Soorten ; Verfiert de dorre Velden van Siberie. Men vindt ‘er een aanmerkelyke verandering in , zo de Heer A MMAN aanmerkt: want in jongere Plantjes van deeze Soort zyn de Bladen wee= zentlyk gevind, en na het afvallen der Vin: blaadjes blyven de Ribben of Bladfteeltjes oe ver, die zig in ’t volgende Jaar als Doorntjes wertoonen. CoLUTE A, Een dik gezwollen blaasachtige Haauw, die door de rypwording aan de bovenzyde open barst, maakt de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit, | Het bevat drie Soorten, waar van de eerfte Boomachtig, de tweede Heefterachtig , de dere „de Kruidig genoemd wordt, des het gevoeglykst hier behoorde. (1) Colutéa die Boomachtig is, met flomp Hartvormige Bladen. Dit Cotstea Arborese En Se (1) Calutéa Arborea Foltis obcordatis, Syse, Net, XII, Gen. Wd Kk 2 3300 tige, Ie DEEE, Ve STUK) 516 DueBELBROEDERIGE HEESTERS. II, Dit is het Gewas, dat men gemeenlyk Lome AFDEEL. pardifche , maar door verbastering Lombaartfe Hoorp Linzen noemt , eensdeels , om dat het. Zaad STUK, naar Linzen gelykt, en andersdeels , om dat Egge zyne afkomst heeft uit Lombardie, Het groeit natuurlyk in, Languedok , Provence en lie: ja op den Berg Vefüvius, in de nabyheid van den Vuurkolk.,-daar naauwlyks andere Ge- wasfen voorkomen, vindt men het overvloedig, Dus fchynt het de Hitte te beminnen ; maar het valt ook in Ooftenryk, volgens F ABR re c1us, en in Engeland zelfs, volgens den Rid- der. De Nederlanders noemen het „ ten on- regte „ Senneboom , zegt Do ponéus, Het fchikt zig naar ons Klimaat, zelfs in de open Grond ; Pare Koude en - Vorst. Het wordt een Boomgewas, meer dan Mans langte hoog, welk de Franfchen Baguenaudier tytelen, fierlyker zynde- door. zyne Vrugtblaasjes , dan door zyne Bloemen. De Stengen „die glad zyn, verdeelen zig-in dunne Takken, waar aan Bladen voortkomen veel naar die van ’t Zoet. hout of van den Senneboom gelykende; alzo zy uit «een menigte van Vinblaadjes beftaan, De Bloemen zyn geel als die van Brem, op ie. 830. p. 490, Veg. XIII. p. 559. H. Cliff. 365, H. Ups. 228, R. Lugdh, 374. Colutéa Veficaria. C. B. Pin, 396. Colutéas Dop. Pempt. 784. TOURNE, In/t. 649. B. Col. Afiicana Sen. na foliis, Flore Sanguineo. COMM. Rar. ir. T. ir. %. Cok Fol, ovatis integerrimis , Caule fruticofo, MILE, Dilf, T, zoos jeder van welken een groote Blaasachtige Haauw Vlag korter dan den Kiel en de Vleugels zo DT TLAAD WIET Ra Ia siz ni. volgt , uit den witten dikwils paarfchachtig ‚Ra, waar in eenige kleine, platte, zwarte Zaaden. Hoorp- Aan uedetven wordt eene. Braaken verwek, STUK: kende en. Purgeerende kragt toegefchreeven rare even als die van Brem hebben, en de Bladen zyn bitter van Smaak. Als eene Verfcheidenheid wordt: Diet toe be- Eden de Afrikaanfche Colutéa met Senrebla- den: en--eene Bloedkleurige Bloem , onder de zeldzaame Planten van den Amfterdamfen Tuin door COMMELYN afgebeeld, Deeze groeit eens Mans langte hoog, met een Steng van paauwlyks een Vinger dikte. Een tweede Ver- fcheidenheid zou de Heefterachtige: Colutéa , met Eyronde. Blaadjes die geheel effenrandig zyn, van den Heer MILLER, zyn. (2) Colutéa die Heeflerachtig is, met lang- rm. \ N Colutea werpig Eyronde Blaadjes, Fruticafa. _ Heefter- Deeze zeer fraaije Colutéa , uit Zaad ‘datacnrige, men van de Kaap overgebragt hadt gefproo- ten, maakt thans een fierlyken Bloemheefter, onder de uitheemfche Gewasfen , uit. Hy is geheel ‘grys , met Wollige Blaadjes die van boven glad zyn, en roode Bloemen , die de klein (2) Coluréa Fruticofa Foliolis ovàto -oblongis. H. Clif, 366. H. Ups. 228. Colutea Ethiopica Flore purpureo, BREYNe Cent. 70. T. 29. MILL, Ic. 99. Kk 3 1, DEEL, V‚ STUK, $I8 DUBPELBROEDERIGE HEESTERS. HI. klein hebben , dat menze naauwlyks kan zien, ArDeeL. Rr ane ì xiv. De Haauwtjes zyn Blaasachtig em zeer groot, Hoorp- wegens hunne Vliezige doorfchynendheid ook eier zeer fraay. Zy gaapen aan het onderfte van aant den Rugnaad , daar de Nierachtige Zaadjes aan gehecht zyn. De Bladem hebben een bite teren, de Stengen of Takken een zoetachtigen Smaak, veel naar dien van Zoethout gelyken- de, zo BREYN aanmerkt, II, ($) Colutéa die Kruidig òs , met de Finblaad= Colutéa k / Herbscea. jes fmal en glad. Kruidige. | Deeze, ook van de Kaap afkomtftig, heeft een Jaarig of fomtyds tweejaarig Gewas, dat zeer dun en teder is, door CoMMELYN fraay in Afbeelding gebragt. De Haauwtjes zyn breed en plat, waar door hetzelve van de voore gaande grootelyks verfchilt. De Bloemen zyn donker rood met een geftreepte Vlag, die zo lang is als de Vleugels en de Kiel. CORONILL A In dit Geflagt is de Kelk twee-Lippig, met de bovenfte Lip in tweeën „ de onderfte drie. tandig , even als in de Cytifus plaats heeft, maar de bovenfte Tandjes zyn famengegroeid. De 7 Vlag (3) Colutéa Herbacea Foliolis lincaribus glabris. Syst. Nat XU Weg. Xilf. H. Ups. 266. R. Lugdb. 374, Col. Aft. ane nua Foliolis parvis mucronatis, Veficulis compresfis. Comm, Hert. Ut. p. $7. T. 44. Colutea Africana Veficulis cempresfis Bec. VOLCK. Nor, T. p. 118, ge Eh let Del, Pk Le-Ans SID Vlag is naauwlyks langer dan de Vleugels en_ Ul de Haauw als uit Leedjes beftaande, Ken Verfcheide Plantgewasfen, die te vooren Co- Hoorpe lutfa Scorpioides wegens de Vrugt genoemd 7E waren , zyn thans hier thuis gebragt, en dus gria, bevat dit Geflagt elf byna altemaal Kuropeaan- fche Soorten, van welken de zeven eerften Hee- fterachtig zyn, als volgt. (1) Coronilla die Heefterachtig îs, fomtyds _} drie Bloemen op een Steeltje, wier Nagels Corenilia NCT HS, driemaal zolang alsde Kelk, en de Steng priesloe- hoekig hebbende. mige, Deeze maakt by TourNErForT het Ge- flagt van Emerus uit, welken naam het Ge- was voerde volgens C&sArrPiNus. Daar was een Kleine van en een Groote , welke laat« fte, volgens CLusrus, twee of drie Ellen hoog groeide, maar de andere laag bleef , zyn- de die beiden hem op de Bergen omftreeks W eea nen voorgekomen. Met verwondering vondt Linneus dit Gewas, dat men, zegt hy, in Sweeden zo wel als buitenslands gewoon is in de Winterhuizen te zetten, en dat men ook by Gee | (1) Corenilla Fruticofa Pedunculis (ubttifloris, Coroll, Uns guibus Cal, triplo longioribus , Caule angulato. Syst. Nat, XII. Gen, 883. p. 491, Veg. XIII. pe 557. R. Lugdb. 387. H. Cliff. 363. Fl, Suec, s9o 636. It. Gorhl, 229. Col. fili- quofa five Scorpioides major, C. B. Pin. 397. Col. Scorpieides, Cam. Ep, sar, B. Col, Siliquofa minor. C, B. Pin. 397. / Kk 4 IL DEEL, Vs STUG HL ÄFDEEL XIV 10E STUK. Tienman- Rige. \ seo DugtferBROEDERIGE HEESTERS, | Geneve en Montpellier în ’t wild groeijende gevonden hadt „ voor alle Koude bloot gefteld aan de Noordoostzyde van den Thorsberg in Gotbland, op verfcheide plaatfen. Hy befchryft het als een Heeftertje van twee Voeten hoog met groene hoekige Takjes en gevinde Bladen van drie of vier Paaren , de Blaadjes ftomp ovaal ; de Bloemfteeltjes langer , zydelings , twee- en zelden -driebloemig : de- Kelken wyftandig , tweelippig ; de Bloemen geel. Het zelfde hade _CrLusrtes, zo wel in de Groote als in de Klei Ii. Ceronilia unced, Biesacht.= ge, ne, in Ooftenryk waargenomen. «De. Haau- wen zyn zeer lang en dun. (2) Coronilla die Heelfnaelvie ie, wet vyf- of drievoudige Blaadjes , die fmal Lan- cervormig. zyn en cenigermaate Vleezig, lomp. Volgens LiNNAus groeit deeze by Mare feille en Montpellier, doch Govan hadtze by de laacfte plaats niet wild, gevonden, Vol. gens Dotor GrraArp komt zy in de Zuiden Iyke deelen ven Provence op Heuvels, ín Kreus pelbofeh , op open plaarfen voort. BAuHINUS hadrze de Groote Marfiliaanfche Polygala ge- tyteld. Zy heeft Stengen als van ’t Priemkruid, met kleine Vleesachtige Blaadjes. | _(3) Co- (2) Ceronilla Frut. Fotiolis quinatis ternatisque lineari - lan= ceolatis , (ubcarnefis ohtufis. Dorycnium luteum Hispanicums carnofius. BARR. Je, 133. Colutea Caule Genifte fungofo. } B. ZL, pa 3383. Polygala major Masfiliotica, C, B. Pin. 349. D'r RP EEN POSTE Rs ese? (3) Coronilla die Heefterachtig is, tot negen, HE Winblaadjes hebbende , en rondachtige Stop= Ae peltjes. Hoorps STIJKe Gemeenlyk is deeze bekend by den naam van _ur. Coronilla Polygala , welk de Ingezetenen van Valence yosnrring in Spanje ’er aan geeven, volgens C Lus 1 u s „Spaanfches doch die van Salamanca , zegt hy, noemenze Coronilla de Rey, als Koninglyk Kroon - Kruid, en gebruikenze in de Winkels voor de Meli loten : die van Granada en Murcia heeten. ze Lentejuela, als kleine Linfen. Men ziet hier uit, dat het Gewas in Spanje gemeen is, doch het groeit ook in Provence en Italie. Het valt zeer klein, naauwlyks een Voet hoog groeie - jende , met taaije Rysjes en zeer kleine Blaad- jes, als die van Wyoruit, vyf ‚zeven of nege dan een Steeltje. De Bloemen zyn zwaar van Reuk , inzonderheid by nagt. De Vlaggerjes luiken famen tot een geel Hoofdje , dat Straals- wyze omringd. wordt’ van de Oranjekleurige Kieltjes en Vleugels. De Blaadjes hebben een emgeboogen Punt „ waar door zy zig ftomp ver (3) Coronilla Frat. Foltolis fubnovenis Stipulis (aborbiculas tis. Cor. Frut. Leg. teretibus , Pedunculis multifloris , Caule Fruticofo, Hort. Ups. 234. R. Lougdh. 386. SANV. MAsnsp 235. MILL. Diét. T. 107. H. Cliff. 263. Guerr. Stamp. 1. p 231. GOUAN. Monsp, 377. GER, Prev, sor. Coronillaf. Colutea minima. Los. Ze. II, 87. TOURNF. Zn/l. 6so. Coluter parva fpecies, J. B, Hif, 1. p. 383. Polygâla altera. C B. Pin, 349s Polygala Valentina. CLus, Hijt, 1 p 98. Hisp. Ic, 197. Kk 5 1, DEEL, V, STUEe 522 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS. HL vertoonen. Bloeijende werpt het Gewas zyne ArDele Scoppeltjes af. heit (4) Coronilla die Heeflerachtig is, met zeven dn Blaadjes en Lancetswyze Stoppeltjes. rn Deeze groeit menigvuldig in Languedok, en hhor wordt by TourNeErorT door de Kleur der ___Blaadjes onderfcheiden , wier getal Govan zegt ook vyf , zeven of negen, te zyn. Zel- den worden haare Stengen een Elle hoog , zegt BauniNus. De Blaadjes zyn zeer klein en Hartvormig , blaauwachtig of Zeegroen van Kleur; de Bloemen zyn niet by nagt, maar over dag, zeer aangenaam van Reuk, v. (5) Coronilla die Heefterachtig is , met ne- Ansen …___genvinnige flomp ovaale Blaadjes ; de bin: den nenften digt aande Steng seen Stoppeltje, €, dat in tweeën gedeeld îs, tegen de Blade fteelen over. Deeze is de tweede Colutéa Scorpioides van Crusius, die dit byzondere ten opzigt var ‚de (4) Coronilla Frut. Fol. feptenis Stipulis lanceolatis. Ma, Acad. IV. p. 285, Cort. maritima glauco folio, TOURNF. Juft. 6so, Cal. Scorp. maritima glauce folio. C. B. Pin. 397 Prodr. 157. Colut. Scorp. altera. Crus. Panu, Ie, 46. Mile LER: Ic. T. 289. f, I, GOUAN. Monsp. 378. (s) Corenilla Fol, novenis obovatis , internis Cauli appro= ximatis Stipulâ oppofitifoliâ bipartitâ, Coron. montana. R1v. Tetrap. 207. Colutea Scorpioides miner coronata, C, Be ‚ Pin, 397. Col, Scorpioides 2, Clus. Hil, I, p. 98. D Ii ADEL PH E A 5283 de Vinblaadjes heeft , dat de twee agterften 11, digt tegen de Takken aan zitten, gelykerwysAFDEEke in een Soort van Wikken, die de Erwtachtige Hoord- genoemd wordt; daar deeze nogthans geen°TUK. Stoppeltjes zyn. Crusius verhaalt, dat zy, Star veel Rysjes uitgeeft die taay zyn, fomtyds een Voet, fomtyds een Elle hoog , en aartige Kroon= tjes draagt van Bloemen , die van Kleur zyn als in de Spaanfche, maar zonder Reuk. ’t Gewas groeit aan den Voet der Bergen by den Donau, in Kreupelbofch en aan de kanten der Wyngaar- den, (6) Coronilla die Heefterachtig is, met elf _ vr. gefluweelde Blaadjes, het buitenfte grootst. ln: Verzilvere Onder die Planten, aan welken de naam vange, Colutéa Scorpieides , wegens de Scorpioen- Staart- achtige figuur der Haauwtjes, is gegeven, munt deeze Kandiafche van ArLrPiNus in fraayheid it, door de Zilverkleur van het Loof, ’t Ge- was ‚ getuigt hy , is zeer teder , verdraagende zelfs naauwlyks de Winterkoude van Italie. Het groeide een Elle of hooger. De Bloemen wa- ren welriekende , en de Zaadhuisjes zeer fraay Koraalswyze geknobbeld, (7) Coronilla die laag Hegfterchijg is, neer- vir. hur- Coronilia minima Zeer (6) Coronilla Frut, Foliolis undenis Sericeis, extimo MA-Kleine, jere. Colutea Scorpioides odorata, ALP. Exot, 17. (7) Coronilla Suffraticofa procumbens , Fol, novenis ovatis, Stipulâ oppofitifolià emarginatâ ; Legumin, angulatis nodofis. Like MW. DEEL, Ve STUKe 524 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, Ii. Jrurkende „ met negen Eyronde Blaadjes, kem een witgerand Stoppeltje over den Bladfteel , Hoorp- de Haauwtjes hoekig geknobbeld. | STUK. Tienman- Dit Gewas groeit in de Zuidelyke deelen nge. T. van Vrankryk, in Spanje en Italie, Het draagt de agterfte Blaadjes Stoppelachtig, even als de. Gekroonde, maar het blyft flegts een zeer laag, hurkend, Heeftertje, dat de Geftalte van den Gehoornden Lotus heeft. De Stoppeltjes ‚ ZEEL Govan, zyn zeer klein. HEpxYyYsAR UM. De Kenmerken van dit Geflagt zyn : een overs dwars als ftomp afgefneeden Kiel: de Haauwrjes uit eenzaadige Leedjes famengefteld. Het beyat thans meer dan vyftig Soorten ;, waar onder eenigen Heefterachtig zyn, als volgt, (1) Hedyfarum met enkelde Lancetvormig Alhag:. Levante fche, Am, Acad, IV. p. 327. Ferrum Bquinum Gellicum S:liquis in fammitate. C. B. Pin. 349. Lotus enneaphyllos. DALECH,. Hift. s1o. Polygalon Cortufi. J. B. Hiff, II 351. Coronilla minima. TOURNE, Jrj?. 650. GER. Prov, sol, GOUAN. Monsp. 738, 1) metjfardn Foliis fimplicibus lanceolatis obtufis „ Caule Fruticofo fpinefo. Syst. Nat, XII, Gen. 887. p. 493. Weg. XIII. p. 559. GRON: Orient. 228. Genifta- Spartium {pino-= {um Fol. Polygoni. C. B. Pin. 394. Genifta {pinofa Flore rubro. WrrEL. Jtin. Alhagi Maurorum Rauwolfii, TOURN, Csre 54. & ltin. Agul & Alhagi Arabum, RAUWe Zein. 74. T. 74 AD EE NH En Aar, eV GAS \ hi ‚) Ii flompe Bladen, de Steng Heefterachtig en Acte geddornd. XIV. k Be af NRN … _„ Hoorp: “Men vindt in Syrie, zo Rau worr fchryft,srux, een Plant die Doornachtig is , welke de Ara- Decans bieren of Mooren 4lhagi, Agul en Algul noe=7i4. men, op welker Loof men, vooral in Perfie , Manna vergadert , even als in Europa op de Esfchen. Dezelve is het tegenwoordige Gewas, dat veel omftreeks Aleppo groeit, meer dan een Elle hoog. Uit een Houtigen Wortel geeft deeze Plant veele Stengen , die dun zyn en fterk gedoornd ‚ met Blaadjes als van het Var- kensgras hier en daar verfpreid, De Bloemen zyn een half Duim lang , roodachtig , en zit- ‘ten by paaren aan ’t end der Pakjes, worden- de gevolgd van gewrichte Haauwtjes, die een Duim lang zyn. De Manna, welke dit Gewas, dat men ook manna, op de Griekfche Eilanden vindt, in Perfie zo overvloedig voortbrengt, ís die Soort, Terenia- bin genaamd , waar van ik bevoorens als de Vierde Soort van Manna fprak *, In ’t heetfte *rr.p. van den Zomer komen ’er op de Blaadjes Ho- ij” dn nigachtige Druppen , die verdikken tot Grein- tjes en deeze worden van het Landvolk verga- derd , om ‘er Brooden van te maaken, welken met veel onzuiverheid en gruis van Bladen , Takjes , Doornen „ vermengd zyn. Die aan Greintjes blyft is derhalve de beste. Zy moct veel flapper zyn dan de Europifche Manna ; aangezien men in de Levant haar Gifte rekent op EI, DEEL. V, STUK» 526 DusBELBROEDERIGE HeestEns HI. op vyfentwintig of dertig Drachmen, „cat is by ArDESl de vier Oncen , laatende haar dan nog in een Hoorp- Aftrekzel van Sennebladen fmelten. De Heer STUK. _NreBurHR vernam te Basfora, dat men dee- wide ze Manna omftreeks Ispahan overvloedig op een ftekelig Heeftergewas inzamelde. Dezelve beftondt uit kleine ronde geele Greintjes. Men kon ‘er veel van eeten zonder dat zy Afgang verwekte, en hy fchynt tot het denkbeeld ovet te hellen, of zy niet wel de wonderbaare Man- na der Israëlieten mogte zyn. Men vindtze ‘er, als een Soort van Meel, ook opde Bladen van andere Boomen verfpreid (*). De Ouden verbeeldden zig „ dat ad als een Daauw van den Hemel viel. vii. _ (8) Hedyfarum mes enkelde, Eyronde, ge- ade ___JPitfte Bladen , die geftoppeld zjn. gengealfch. De eenbladige Onobrychis, met enkelde glad= de Haauwtjes , van de Ganges afkomftig , by PLrukKENET afgebeeld, geeft aan deeze Soort den bynaam. Hier toe wordt betrokken het Ceylonfche Hedyfarum van den Heer J. Bur- M AN- ie ot) par d’ Arabie , par M. ke. Koppenh. 1773. Pp. 123. (3) Hedyfarum Fol. Gmplicibus ovatis acutis Stipulatís. Hee dys. vaonephyll. latifoliam, Siliculis plurimis Spicâà longâ di- geftis. Burm. Zeyl. 113. T. 49. É. 2. Onobrychis Gangetica wonophyllos &c. PLUK. Alm, 270, T. 5o. f. 3. Onobrychis- Zeylanica &c. Ray. Suppl. 453. Phaseolus montanus, RUMPH., Amb, VI. p. 146, Te 66, BURM, Fl, Ind, p. 164, D rt ADE LP U 1 A, 52 MAN NUS, met enkelde breede Bladen en vees IIfS le Haauwtjes in een lange Aair gefchikt. De der Bladen, hier van, gelyken taamelyk naar die van Hoorpe de Levantfche Perficaria, door TouRNEreR TSTUK uit het Ooften in Europa overgebragt en thans ne alom gemeen. Dus behoort ook hier toe de Berg- Boon van RumrPHius, een Strand-Heex fter, in Oostindie Katjang Goenong genaamd , vier Voeten hoog groeijende , met paarfche Bloemen , waar op Haauwtjes volgen, die ge= _wricht zyn, in ieder Leedje bevattende een_ zwart, glad Boontje. (13) Hedyfarum met enkelde Bladen en Bloem- xm. Aairen , die bekleed zjn met Blaasachtige raken Hartvormige , ftompe Blikjes. rum, Ceyloních. Deeze wordt van gedagten Hoogleeraar aan- gehaald, onder den naam van Ceylon/che Carpi- _nus die Haauwtjes draagt, of een Ceylonfch ‘Boompje, naar den Haagbeuk * gelykende. Hete „ie 1, p. isin de Flora Zeylanica van LiNNaus afin Stur, gebeeld, en wordt ’er een Boom genoemd; dier ist enkelde , langwerpig Eyronde Bladen heeft, en uit derzelver Oxelen zekere Bloem- Aairen als Pyn- of Ceder- Appelen uitgeeft , die fterk ge- blikt Cr3) Hedyfarurs Fol, fimplicibus, Bratteis Strobilorum ine flatis, Cordatis obtufis. PZ Zoyl. p. 134. N. 289. Tab. 3, Onobrychis Indie Orientalis , Fagi foliis alternis &c. RAy. Sxppl. 234. Carpinus Zeylanica Siliculofa &c, BURM. Zeyl, 54e BURM. Fl. Ind, 165, k Ä 1, DEEL, V. STUK, / iN ee 528 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS IL. blikt zyn , hebbende onder ieder Blikje een hes oek Bloem. HOOFD: (15) Hedyfarum met drievoudige Bladen en XV. dubbelde gepaarde Blikjes, die rond zyn Haylee en gefireept. pulchetium, Sieriyk. Deeze heeft de Aairen op dergelyke manier met Blikjes bekleed , en wordt derhalve , van PLUKENET, Oostindifche driebladige Onobry- chis, die groote gefpitfte Bladen , en kleine Peultjes in een lange Aair, voortkomende tuse fchen twee ronde Blaadjes, welke digt famen- luiken, getyteld. De Hoogleeraar BURMAN- NUS, deeze afbeeldende in zyn Ed. Ceylon- fche Schatkamer , noemt het een Boompje, dat ruuw en ruig is. Zyn Afbeelding is van die van PrukeNeT eenigermaate verfchillende, Ray telt het onder die van Madrafs , door Pr river verzameld, met byvoeging, dat de Haauwtjes fierlyk gebladerd zyn „ waar van de bynaam. Volgens HERMANNUs zouden de Vrugt - Aairen van hetzelve ook naar die van den Haagbeuk gelyken. (:6) He. v (rs) Hedyfarum Fol. ternâtis, Braâteis Strobilorum orbicu- latis conjugatis. Fl. Zeyl, 292, Hedyfarnm-trifoliatum frutes- cens &c BuRM. Zeyl. 116. T. 52e Onobrychis Maderasp. triphylla Ac. Ray. Suppl. 234. Onobr. Indica triphyllos- &C. PLUK, Amalth. 161. T. 433. fe 7e BURM, FL, Ind, KóSa Dti pee Lt Po HEA 485 (16) Hedyfarum met drievoudig en enkelde HIL eenigermaate Wollige Bladen „ de Steng en gegaffeld , de Bloemen by paaren , de ooro- Haauwtjes gewricht en flekelig. dee XVL Deeze is, zo wel als de volgende , door den edn Heer N, L. BurMANNUS in Afbeelding, Brem- gebragt onder de Indifche Planten, ’t Gewas gelykt veel naar dat van fommige Brem. (17) Hedyfarum met drievoudige langwerpige XVI. geftreepte Bladen en hangende Trosfen in OL" de Oxelen. Geftreept, De Haauwtjes beftaan hier flegts ieder uit één Leedje en maaken Trosfen, van lang- te als de Bladen „ uit zulke Haauwtjes Aairse wyze famengefteld. De Bladen zyn fraayge- ftreept. De Steng is regt. (18) Hedyfarum met drievoudige Bladen en regt- vut opftaande Trosfen van hangende Haauw- Hedy/aran tjes, die uit veele Leedjes beftaan. Ps ht Hetsiheaent (16) Hedyfarum Fol, ternatis Gmplicibusque fubtomentofis, Caule dichot. Flor, geminis, Leg. articul, hispidis. Burm, Fl, Ind, p‚ 166. T. sr. f. 3. (17) Hedyfarum Fol. ternat. oblongis lineatis, Racemis Axillaribus pendulis. Burm. Fl, Ind. p. 167. T. 53. 6de (xs) Hedyfarum Fol, tern. Rac. ereftis , Leguminibus pens dulis multí- articulatis. Mant. tog. Ll IE, DEEL V, STUMe so DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, ee Het laatfte onderfcheidt genoegzaam deezen XIV. Indifchen Heefter, die anders naar den voor- Hoorp- gaanden veel gelykt, De Haauwtjes zyn plat STUK. PN . . k . en hebben ieder van vier tot zeven Leedjes. HL (19) Hedyfarum met drievoudige Bladen, de zmbella- Bloemen aan Kroontjes , de Steng Hee- Gekroond. Jierachtig. De Bloemen groeijen , in deeze Soort , Kroon- tjeswyze op Steeltjes en de Haauwtjes komen op dergelyke manier voort. Het zeifde heeft plaats in het Gewas, dat van RuMmrPHius genoemd wordt Krokodils - Blad , zynde een Heefter, die op alle Oevers en Stranden bekend is in Oostindie , verfchuiling geevende aan de Kaymans door zyn Loof, dat uit drie taame- _Iyk groote Bladen beftaat. Hy voert derhalve ° den naam van Daun Boaya in ’t Maleitfch , en dien van Waldamini by de Ceyloneezen. Xx, (20) Hedyfarum met drievoudige Bladen en plane bas Haauwtjes; de Steng laag Hee- 1UMe chti K Tweeledig, Jiera 8 Dat. (19) Hedyfarum Fol. tern. Pedunculis Umbelliferis, Caule Fruticofo. Fl Zeyl, 293. Hedys. trifol, Arborescens &c, BuRM, Zeyl. Irs, T. st. BURM, Fl. Ind, Pe 166, Folium Crocodili, RuMPH. Amb. IV. p. 112. T. 52. (zo) Hedyfarum Fol. tern. Caule Suffruticofo, Legum, bie articulatis, Fl. Zeyl. 269. Hed, triphylt. Siliculis glabris pel- tatis &c. BURM. Zeyl, 114. T. so. f. 2. Onobrychis Zeyle trifolia minor perennis. RAy. Suppl, 457. BURM. Fl. Ind. pe 166. Diet DE LRM, Att det Dat de Haauwtjes fomtyds uit twee Leedjes, UL, beftaan , onderfcheidt deeze genoegzaam. Som- “iv tyds komen ook de Haauwtjes , die rond en Hoorns Schildvormig zyn , ongewficht maar twee by La | elkander, voor ; gelyk in dat Ceylonfch Gewas HE, eh door den Hoogleeraar J. BurMANNUs afge- beeld, ’*t welk daar van den naam voert, De ‚ Steng is Heefterachtig. (er) Hedyfarum met drievoudige Bladen. de XXL _ 5 Heterocara Bloemen Pluimswyze geaaird, de Haauw- pon jd 5 f ú Verfchi tjes gewricht, het onderfte eenzaadig , € vrugtig. Borftelachtige Stoppelrjes. Dat de onderfte Haauwtjes enkeld zyn, de bovenften uit Leedjes beftaande, onderfcheide deeze Soort , insgelyks door gedagten Heer in Afbeelding gebragt, Zy is Heefterachtig, met ronde Steelen en Eyronde Bladen, groeijende ep Ceylon, (a2) Hedyfarum met drievoudige Bladen , xx. Vliezige gladde onverdeelde Haauwen , de rg Steng en Takken fiekelig. | Het (21) Hedyfarum Fol. tern. Flor. paniculato- fpicatis , Legum. Articalatis , infimo monospermo; Stipulis Setaceis, Bl. Zeyl, 298. Hedyfarum trifoliatum êzsc. Burm, Zeyl. 117, T. 53. fa T. BuRM. Fl. Ind. p. 166. (z2) Hedyfarum Fol. ternatis, Leguminibus Membranaceis levibus intepris , Caule” Ramisque hispidis. Fl. Zeyl. 295. „Phafeolus viscofus , fpicato Flore ac Fruêtu villofo, Bur. Zeyl. 187. Te 84. É, 1? BURM FL Ind, p. 167, Lila NI, DEEL. V. STUK. 532 DUBRELBROEDERIGE HEESTERS; EL. AFDEEL. XIV. Hoorp: STUK. Tienman- Kizee XXIII. 3 Canaden fe, Kana. daafch, XXIV. Canescens. Grysach- tige Het Lymerige Boon- Gewas, door den zelf= den onder de Ceylonfche Planten afgebeeld „ zou hier toe fchynen te behooren, indien het- zelve de Haauwtjes niet zeer ruig had. Ook zyn dezelven op de eene zyde niet uitgegulpt, maar hebben regte kanten, waar in deeze Soort van de anderen verfchilt. De Steng is Hee- fterachtige | (#3) Hedyfarum met enkelde en driev. Bladen ; een gladde Steng , de Bloemen aan. Tros- Jen. t Deeze heeft de Bladen aan den Wortel en= keld, die aan de Steng drie op een Steeltje, de Bloemen losjes ge-aaird, de Haauwtjes ge- golfd , die rauw en driehoekig zyn. Onder de Kanadafche Planten is dezelve door Cor Nu- mus afgebeeld. Zy heeft een ftreepig gehoek- te regtopftaande gladde Steng , met Lancetvor- mige Bladen en fpitfe Stoppeltjes, (24) Hedyfarum met drievoudige van onderen ruuwe Bladen , een ftekelige Steng en Tros- wys’ gepaarde Bloemen. Dit (z3) Hedyfaram Fol, fimp. ternatisque , Caule levi , Flor. Ram cemofis, Hort, Ups, 232. Hed. Fol, Radic, fimplicibus &c, He Cliff. 365. R. Lugdb, 335. Hed, triphy!lum Canadenfe, CORNe Canad. 44. T. 45. Onobrychis major perennis triphylla &ce MoRis. Hifs. II. p. 130. S. 2e T. IT. É, 9e (24) Hedyfarum Fol. ternatis fubrus fcabris, Caule bispidös Floribus Racemofis conjugatis. He Upse 2320 H. Clif. 36se GRON, Re DraADEL?PH 1 A. S35 Dit Gewas, dat in Virginie groeit , heeft IL een Heefterachtige Steng met Bee Ranz, Seen ken , die zonder Steunzel langs den Grond Hoorp= kruipen, gelyk SLoANr hetzelve in de West-STöEe indiën vondt. Voor ’t overige fchynt daar in ad a een aanmerkelyke verandering plaats te \heb- ben. Het is allergrootst Klimmend Hedyfarum , met haakig ruige Stengen en groote Aairen aan: ‘eend, van BROWNE getyteld. C25) Hedyfarum met drievoudige rondachtige xxv, Bladen , de Steng Takkig Heefterachtig e ei de Haawwen gewricht en glad. Mys landfch. Het driebladige kleine Maryland/che Hedyfa- rum van RA yv, hier aangehaald , heeft korte, platte, ruuwe gewrichte Haauwtjes des hete zelve van de BeDmns verfchilt 5 del moog- Iyk hangt dit van de rypheid af, (26) Hedyfarum met drievoudige , byna Ey- xxvr. F ronde , van onderen Haatrige Bladen, de ne Steng Heefterachtig. Waar. achtige GRON. Virg. 108, R. Zugdb. 335. Hedyfarum triphyllum maximum fcandens &c, BROWN. Jam, 301. Hed, triphyllum Fruticofam (fupinam) Fl, purpureo. SLOAN. Fam. 7. Hifk. Ip. 185. T. 118.f. 2. RAJ. Suppl. 458. Onobrychis Ame: ricana Flor. fpicatis &ce PLUKe Alm. 270. T. 308. É. 5. (25) Hedy/arum Fol, ternatis, Foliolis fabrotundis, Caule Frutescente Ramofisfimo , Legum. acticulatis levibus, GRON, Virg. 109. Hed. trifoliacrum Siliqu breviore. DirL. Eith, 174, T. 144. Hed, triphyllum Marilandicum minus, Ray. Suppl. 455 …_ (26) Hedyfarum Fol, tern. fubovatis fubtus villofis, Caule | Ll$ Fre U. DEELe Vo STUKE 534 DUBEELEROEDERIGE HEegr@rs, IL Waarom deeze, in ’t byzonder, den bynaam ee br voere van Heefterachtig, is my duifter. De Hoorp-. Groeyplaats is ook , zo wel als van de A STUK, volgende, in Virginie, xxvii, (27) Hedyfarum met drievoudige fpitsachtige Wiridiflo- AR Bladen , een regte Steng „en zeer lange Groen- overendftaande Tros fen. bloemig, Deeze Soort groeit ook op ’t Eiland Java in Oostindie , volgens den Hoogleeraar N. Le BUuRMANNUS. | | | XXVI. (28) Hedyfarum met drievoudige ovaale Bla- een den, een Heefterachtige Steng; langwer- pige Aairen , de Kelk en Vrugten ruig eenzaadig. | Dit Gewas is ruig- Heefterachtie Drieblad ; met langwerpige gefteelde Aairen, by den Heer GroNovius genoemd geweest. In de Tui- nen bloeit hetzelve * eerfte Jaar met vermink- te Bloemen, niettemin Vrugtdraagende; in het volgende brengt het witte Bloemen voort. (46) He- Frutescente. GROK, Virg, tog. Caule Frat, villofo, MHLLe Dik. N. 16. (27) Hedyfarum Fol, ternatis acutiusculis , Caule ereâto 8 Racemis longisf, ereôtis, GRON. Wirg. 109e Onobrychis Amers Fler'bus fpicatis, Fol. tetrn, canescentibus , Siliquis asperis. FLUK. dim 276 T. 208, f, se BURM. FJ, Ind. 167. (23) Hedyfarum Fol ten. ovalibus, Caùule Fruticofe , Spie cis oblongis , Cal. Fruêt. hir{utis monospermis, GRON, Virge tog. Trifol, Fruticofam hirfutum, Spicis oblongis pedunene latis, GRON, Virg, L pe 173s Dols ALDE Ko Po MI de 535 (46) Hedyfarum met gevinde Bladen ;de Steng_ UL p > ArpeaL,. Heefterachtig ; de Haauwtjes gewricht, rv. glad, gefteeld , regtop/taande. Hoorps STUK. Deeze ‘voert , in ’t byzonder, den bynaam xrvr, van Virginifche. De Bladen zyn blaauwachtig, 778 of Zeegroen. N Tie TN fche, (47) Hedyfarum met gevinde Bladen , laag AE VORNNE VES Heefterachtig , de Vleugels korter dan de raa. Ö Vlag en deeze korter dan de Kiel hebben« de; met eenzaadige en Dit is een Heeftertje van een Handbreed hoog, in Spanje groeijende, dat gevinde Bla- den heeft van die langte, de Vinblaadjes lang- werpig ovaal , en eene gladde Aaír van Bloe- men ‚ wier Vleugels eens zo lang als de Kelk en maar half zo lang als de Vlag zyn, met een zeer grooten breeden, ftompen , Kiel, (s2) Hedyfarum met gevinde Bladen, lange vn. Frosfen , omgeboogen Haauwtjes ; de Steng en Heefterachtig. | Dit (46) Hedyfarum Fol, pinnatis , Caule Fruticofo , Legumi- nibus articulatis glabris, pedunculatis „ereétis, GRON. Virg. I. 174. II, tog. Elchynomene Fol. glaucis pinnatis. CLAYT- (47) Hedyfarum Fol. pinn. Caule Suffraticofo , Corolì. Alis Vexille, Vexilloque Carinâ brevioribns, Legum. monospermis. Afant. 448. (sz) Hedyfarum Fol. pinnatis, Racemis longis , Legum.ine fexis, Caule Fruticofo. BuRM. FJ. Ind, Ps 169. T, 56. Mante Eoz. Lila HN. Deer, Ve STUK, $36 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, IL, Dit is een Oostindifch Gewas , door den ArDiik Hoogleeraar N. L, BURMANN US in Afbeel. _Hoorp- ding gebragt en befchreeven als Heefterachti- STUK, ge, Houtige Takken hebbende, met Lancets- ln wys’ ovaale Blaadjes, oneffen gevind, en fpite fe Stoppeltjes , geevende een groote Aair uit, wel een Voet lang , van Bloemen wier Steel. tjes krom en fterk gehaaird zyn, waar van de Bynaam, en rondachtige kromme Haauwtjes. NEED) Hedyfarum met gevinde Jmalle Blaadjes, Gehoarnd, gladde eenzaadige Haauwtjes , en blyvende Doornachtige Steeltjes; de Steng Heefter- achtig. | Deeze , in Armenie door den beroemden TourNeErFoRT gevonden , en door hem af= gebeeld , maakte een Struwel van een Voet hoog en twee of drie Voeten breedte , zeer naar die van den Boksdoorn gelykende, heb- bende Houtige Stengen van een Duim dik, De Takken liepen in Stekels of Doornen uit, en waren bezet met gevinde Bladen, tot zeven of negen aan een Steeltje. Het bovenfte van de Stekels droeg paarfchachtige Vlinderbloempjes, van eene zonderlinge figuur. Ï N- (53) Hedyfaram Fol.ipinnatis Einearibus, Legum, monos- permis lgvibus, Pedanculis perfiftenti- fpinofis , Caule Frutia cofo Onobrychis Orientalis (ratesc, fpinofa , Tragacanthe faciea TOURNF, Cor. 26. Jt, IL, pe Te 1080 Def tA DRL PE IF Na U 33 ÍNDIGOFER A, Indigo, HI. AFDEELs De Kenmerken zyn, een wyd gaapende Kelk: en de Kiel der Bloemen wederzyds mer een Els-srijr, vormige uitgeftrekte Spoor, Het Zaadhuisje overal even breed. In dit Geflagt , dat zynen naam van ééne Soort, die de Indigo uitlevert , heeft , zyn thans veertien Soorten , altemaal uitheemfche , begree- pen, waär van eenigen tot de Heefters behoo- ren, als volgt. (1) Indigo met enkelde Lancetvormige geflu- weelde Bladen , ongefleelde Aairen ; de Decana dria, Ï. Indigoftra Sertcea. Ke Steng Heefterachtig. | Gefluweel. de, Deeze op Zandige , vogtige , Bergachtige Vel- den aan de Kaap voortkomende , is Heefterache tig met dunne ruuwe Stengen , vol Lidteken- tjes, en gebladerde Takjes. De Blaadjes zyn enkeld ovaalachtig, digt geplaatst, als wit Flu-_ weel , fomtyds den rand gekleurd hebbende. Aan %t end komt een ongefteelde , Eyronde, ruige Aair voort, wier Bloemen den Kiel korter dan de overige Bloemblaadjes , donker paarfch , lan- ger genageld , en wederzyds met een Spoor hebben. Hier door wordt dit Gewas van de Gefluweelde Liparia onderfcheiden, welke een Bultje aan den Kiel heeft, in plaats van deeze Spoor, (6) In- (a) Zudigofera Fol. fimplicibus lanceolatis Sericeis , Spicis fesfilibus , Caule Fruticofo. Syst, Nat, XII. Gen. 889. p‚ 496. Weg. XIII. p. 563. -dMant. 271, Ll s Il. DEEL. V. STUKe 538 DUeBELBROEDERIGE HEESTERS, In. (8) Indigo met de Bladen vyf- en driebladig EEE gevind ; Trosfen in de Oaelen; de Steng HoorD= Heefterachtig. sSTUKe Vil Die is insgelyks. een Kaapfch Gewas, het- Cytiftides welke te vooren tot de Pforalea werdt betrok ytifus achtige. ken, thans met den zelfden bynaam, als naar den Cytifus gelykende , hier geplaatst, Het is een Heefter met hoekige Takken, de onderfte Bladen drievoudig; de bovenften vyfbladig ge- vind hebbende; de Blaadjes langwerpig, gryss gefpitst en byna even groot; de Stoppeltjes Elsvormig ; Trosfen , langer dan de Bladen , van afvallende Blikjes; de Meeldraadjes niet allen famengevoegd , de Vlag opgeregt : de Vrugt een rolrondachtig Haauwtje, als uit Leedjes beftaande. IX. (9) Indigo met gevinde Bladen, ruig ; de Steng Hliefuta, regtopftaande ; geaairde Bloemen en han- Ruige. gende Wollige Haauwijes. Volgens den Hoogleeraar J. BURMANNUS fchynt dit ook een Heefterachtig Gewas te (5) Indigofera Fol. quinato- pinnatis ternatisque „ Racemis Axillaribus , Caule Fruticofo, Weg. XI, Pforalea Cytifwides, Sp. Plant. 1076. Lotus Africana Frutescens , Flore fpicato rubicundo, Comm, Hort. Il. p. 167. T. 48. Genifta Capenfis {pinofa Liguftri folio êc, Prumx, Phyt. 185. Elise Co) Indipofera Fol, pinnatis , hirfuta, Caule ereto, Flor, fpicatis, Legum. pendulis Lanatis. Fl. Zeyl. 272. Am. Acad. I, p- 408e Aftragalus fpicatus Siliquis pendulis &c. Burm. Zeyle 37. T. 14. Kattu= Tagera, Hort, Mal, Ie p‚ 55. T. 30 BEA BNEE mIr var gen zyn, als hebbende Houtige, fterke, harde Tak- Uk ken , waar aan Bladfteelen komen met zeven “O5 den Eyronde Vinblaadjes, zeer Wollig. Een lane ann Aair, byna van een Span, komt uit de Oxels’ "®% voort, met Vlinderbloemen , tegenover elkan-4,,4 ** der, waar op Zaadpeultjes volgen, die uiter- maate tuig zyn , fpits , met kleine witachtige Zaadjes. Het groeit in Oostindie, | (ro) Indigo met gevinde Liniaale Blaadjes en, iTûe verlangde Trosfen;de Steng Heefterachtig. ia En rp Sm, lbladie Deeze , aan de Kaap groeijende, heeft ne-5“ gen of elf gelyke , fimalle, fpitfe Vinblaad- jes , die eenigermaate ruig zyn: de Bloem is van buiten paarfchachtig, hebbende een ge- fpoorden Kiel en fimalle Meeldraadjes, gelyk in de andere Soorten. (ir) Indigo met gevinde Lancetvormige Blaad- get jes en korte Trosfen; de Steng laag Hee vecemde. fterachtig. LinNaus geeft aan deeze den bynaam van Anil, om dat zy veel naar de volgende gelykt , verfchillende daar van , zo door de kleinte van ’: Gewas, als dat de Blaadjes van onderen ruig zyn; de Haauwtjes omgekromd en fpits. Zy groeit in, Indie, | (12) In- (io) Indigofera Fol. pinnatis Linearibus, Racemis elonga» tis, Caule Fruticofo, Mant. 272. (r1) Indigofera Fol, pinnatis Lanceolatis, Racemis brevis bus, Caule Suffruticofo, Mant, 272, IL. DEEL, V, STUK, 540 DUBEBELEPROEDERIGE HEESTERS, UL. (12) Indigo met gevinde ftomp Eyronde Bla- gene den en korte Trosfen 5 de Steng laag Heee HoorD= fterachtig. STUK. xm Die Gewas levert de berugte Verwftof uit Gedore gemeenlyk Indigo genaamd, die by de Ouden reeds bekend is geweest, en nog in veel ge- bruik by de Indiaanen (*). De Arabieren , Turken , Perfiaanen , noemenze Anil of Nil, doch te Suratte , daar eigentlyk de Stapel is van deeze Verwftof, heet zy Gali, De Ma. leitfche naam is Tarron , de Javaanfche Tom. De gewoone naam, Indigo, van Portugeefche afkomst , is door hunnen Tongval van Indi- cum, gelyk men die Verwftof in ’t’ Latyn noemde , geformeerd. | In grootte en geftalte is het Gewas, naar de Groeyplaats en behandeling , zeer verfchillen- de, Een Wilde komt ’er van voor, die fom- tyds (12) Indigofera Fol. pinnatis obovatis , Racem. brev, Cau le fuffruticofo. Wez. XIII, Indig. Leg. arcuatis incanis, Rae cemis Folio brevioribus. Bl. Zeyl. 273, Am, Acad. I.p. 408. H. Ups. 203. Mat. Med. 348. MILL. Je. T. 34 Indigofera Foliis nudis. H. Clif. 487. Mfatis Indica , Fol, Rosmarini „ Glad affinis. Ce Be Pin. 113, Anil {. Nil Indorum, color, Je B. Hifl, Il. p. 495e Indicum. RumeH. Amb, V. p. 220. T. 30, Ameri. Hor?. Mal, I. pe lot, T. 54. Colutéa Indi= ca humilis , exqua Indigo , Folio vitidie BURM. Zeyl. 69, BURM. Fl. Ind. 170. (*) Hierom wordtze Anil five Nil , Indorum color genoemd van J. BAURINUS, ’t welk door een handrastelyken Drukfeil was veranderd in inodorum color. (Spec. Plant. LiNN.) en niettemin , gelyk veele anderen , voetftoots overgenomen ea nagevolgd, DEI DE TD HTA Vr tyds eens Mans langte hoog groeit, doch de, Hs _ gewoone Tamme, welke men op Akkers zaait “ene en aankweekt, blyft veel kleiner, doordien zy Hoorná laager gehouden wordt. Men leeft ’er mede „TPE als hier te Lande met de Tabak. Niet al- beha: leen wordt de Grond ten zorgvuldigfte bereid, maat zo dra de Boompjes, uit de Zaailingen in orde geplant, een Elle hoog zyn opgefchoo- ten , dan topt menze , om niet in ’ Zaad te fchieten , en deeze afgeplukte Blader - Takjes zyn het, uit welken de Verwftof gehaald wordt. Voor ’t overige is het Gewas zo fier- lyk als de fraaifte Colutéa- Boompjes , doch blaauwachtig van Loof , gelyk de Wynruit ; en draagt Vlinderbloempjes die bont zyn , waar- op Trosfen volgen van een menigte kromme Haauwtjes , ieder op zig zelf naar een Scor- pioenftaart gelykende. De manier der bereiding is zo uitvoerig voorgefteld door Doktor RANouw, die ook alle gedeelten van ’t Gewas ten uitvoerigfte in Afbeelding gebragt heeft (*), dat ik daar van niet behoef te fpreeken. Het zy genoeg, dat in de Bladen en Takjes van hetzelve die blaau- we Verwftof zit , welke door aftrekking in Wa- ter daar uit gehaald worde , zynde, het gene daar in doorzakt , het Lighaam derzelve , ’t welk men droogt en tot Koekjes maakt. Drie Jaa- (*) Natuurs en Konst- Kabinet, Zie 't Regifter op ’t Woord Indigo, Ook MARCHANT, Alem, de Acad, de Paris, 1713, Il. DEEL, V, STUKe sa2 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, Il. Jaaren heeft men een Oogst van de zelfde Boom: AFDEEL pjes, doch de eerfte levert de beste Indigo uit, Hoorp: Ten opzigt van de Behandeling en Groeyplaats STUK. _verfchile ook deeze Verwítof zeer. Die uit zige, Westindie komt, van een dergelyk Gewas gee teeld , gelde dikwils meer dan de Oostindifche of Javaanfche, Zy wordt aldaar op drooge plaatfen, van Jamaika en andere Eilanden, ge- zaaid , en men vindt ’er bovendien insgelyks een Wilde Indigo , van zelf voortkomende. Men teeltze ook in de Franfche, Hollandfche en Deenfche Volkplantingen „ dach die uit de Spaanfche Westindiën , Zndigo di Guatimala genaamd , hoewel, geiyk alle de anderen, in Soort grootelyks verfchillende , is ver uit van de meefte waarde, geldende fomtyds tot negen of tien Guldens het Pond, daar die van Barba- dos naauwlyks zo veel Stuivers geldt 2? Men trekt die Verwftof ook uit andere Gewasfen (*). zr. _ (43) Indigo met gevinde ovaale Bladen, ver- Disperma. langde Trosfen en tiweezaadige Haauwtjes. | weezadd- nek (14) Indigo. met gevinde , Wollige . fiomp Ey- Argentea, ronde Bladen , de Den Heefterachtig. Verzilvete de, | Dee- (*) By voorbeeld , uit een Soort van Galega , op Ceylon, enz. , gelvk wv naderhand zien zullen. (13) Indizofera Fol. pinnatis ddie: Racemis elongatis Leruminihns dispermis. Syst, Nat. 3. p. 232. (14) Indizofera Fol. pinn. tome: hp s obovatis, Caule Fru= ticofo, Mant. 273. Anil Legum, arcaätis incanis , Racemis Folio Desh Dek RAN Boo 543 er Deeze, in de indiën huisvestende , verfchile Hi. _ door haare Zilverkleurige Wolligheid van alle ee andere Soorten. De Heer Mirrer heeftze „Hoore onder den naam van Anil met gekromde gry-°"?% Be Huwen en Trosfen die korter dah hetsin Blad zyn , voorgefteld. De Pamaikafche , naar de Colutéa gelykende, van SLOANE, die Hee- fterachtig en verzilverd is, met Aairswyze uit den groenen paarfche Bloemen , wordt van hem een Wilde Indigo genoemd, De daauwtjes van deeze Soort zyn , volgens LiNN=us, Wollig, famengedrukt, dikachtig , eenigermaate gewricht, en veeltyds driezaadig, De Perfijche Werzilverde Coronilla van GARcCIN is onder deezen. naam geplaatst (*). AST RA GATE: US De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn, een Haauw, die dik is en door een mid- delfchot in twee Holligheden verdeeld. Het bevat meer dan veertig Soorten , meesten- deels Europifche Planten , onder welken de twee laatften , als Houtige Stengen of Tak- ken hebbende , hier t’huis behooren ; naame- Jyk. (41) Aftra- Folio brevioribus, Caule Fruticofo, Mirt. Di. 1. Colutez affinis Fruticofa Argentea, Floribus fpicatis &c. SLOAN. Fai. daz. Heeft, IL. p. 37. Te 176, £ 3, (*) Indigofera Argentea, BURM, Pla Ind, 171, EE. DEEL, Ve STUKo S44 DuBBELBROEDERIGE HEESTERS. II. (41) Aftragalus , die naauwlyks een -Steng Ar DEELe XIV, heeft, met een menigte van byna ongefteelde Hoorp- Wortelbloemen. | STUK» XLI Een zonderling Gewas, dat TouRNEFORT Aftragalus , , Tragoides.in Armenie heeft waargenomen , maakt deeze Boksdoorn- les k it 4 achtige, … SOOrt uit, welke ook groeit in de Noordelyke deelen van Afie, Het heeft geen Steng of Bloemfcheede , maar Takken, uit den Wortel voortfpruitende, langs den Grond verfpreid en als daar tegen aan gedrukt; bekleed zynde mec kleine, gevinde , Haairige Blaadjes. De Bloemen komen ongefteeld, digt getropt, aan den Wer- tel voort: zy zyn geel; hebben ruige Kelken met zwartachtige Tandjes , en‘ daarop volgen rond- achtige gladde Haauwtjes. ’t Gewas is, naar de aanmerking van ÂMMAN, zo digt, dat het een. fraaije Aardzoode gelykt. Het verfchilt aanmer- kelyk met dat van BuxBaum. GMELIN heeft het, in ’t vroege Voorjaar , menigvuldig in de Woefty- nen aan Rivieren in Siberie bloeijende gevonden. en a (42) Aftragalus met een Boomachtige Steng en za. gedoornde Bladfteelen, Boksdoorn, Dit (4x) Aftragalus fubacaulos , Floribus numerofis fubfesfilie GMEL, Sib. IV. p. 52e Aftr. Orientalis acaulos Flore luteo. TOURNE, Cor. 23. BUXB. Cent, III. p. 21. T, 33. f. 2. Aftr, repens Barbe Jovis foliis, AMM. Ruth, 170. (42) Affragalus Caudice Arborescente , Petiolis fpinescenti= bus. Aftrag. aculeatus Fruticefus Masfilienfis. PLUK, Alm. 6o, Tragacantha, C‚ B. Pin. 388. CAM. Epit,446. Hort. Cliff. 361. Mat, Med, 345. TOURNE. Inf? 417, Join, po 21, 23e GOUAN 5 Monspa pe MODE ek 545 Dit is het Gewas: ie dat de ZO bekende Gon. HI Dragan uitlevert. Men noemt het, in *L at Ee tyn;, Tragacanthà ‚ eene benaamiúg van Griek- Hoorns {che afkomst, betekenende juist het Nederduit- STEE _ fche woord Boks doorn. De vermaarde T OUR ariek NEFORT maakte ‘er , ondef dien naam, een Geflagt van, % welk door den Ridder aan dat van Aftragalus is ondergefchikt. De Hoogduits fche 5 Engelfche en Franíche naamen komen op zelfde uit, hoewel het van de Franfchen ook Barbe áe Renard en Adragant g geheten wordt. Het groeit in de Zuidelyke deelen van Euro- pa, aan de Middellandfche Zee, vooral op het Zeeftrand by Marfeille, elle het den naam van Marfi liaanfche Boksdoern by fommigen voert ‚ en PLUKENET noemt het Astraga- lus van Marfeille ; > die Heefterachtig en gedoornd is. Het komt ook veel voor by den Berg Ethna, op Sicilie, en op Heuvels rondom den Berg Ida van Kandie , alwaar gezegde T ouz- NEF oRT het naauwkeurig waargenomen heeft; Een dikke Pen - Wortel ; die in de Opper- vlakte van den Grond eodlie is, geeft ver- fcheide Stenge van cen Den dik, zig in ’ ronde uitfpreidende en neerlegger ide: Deezg Stengen zyn hard en Spongieus , bevattende veel Gom tusfchen haare Vezelen, en met een rimpelige bruine Schors, die een Linie dik is, oim= Hsp. 386; GER. Prov, 523. Ê. Tragacanthe affinis Lanugi- gofa f. Poterium. C. B, Pin. 388. GRON. Orient, 226, Tragá- cantha altera, Poterium forte, CLUS, Hijf, 105, RAE M m EL, DEEL, Vo STÛE, Hil. (AFDEELe XIV. Hoorp- STUKe - Tienman- wize, Gom Dragant. #46 DubPELBROEDERIGE Hest Ens. omkleed. Zy verdeelen zig in een dige Loof van ontelbaare Takjes , welke fterk gedoornd zyn, en zig onderaan byna als Bt vert00- nen, doch boven bezet zyn met menigvuldige _ hese zes ‚ zeven of agt wederzyds aan een Rib of Bladfteel , die aan ’t end in een fcherpen Doorn Eer geelachtig van Kleur, Aan de enden der ‘Takjes komen uit de. Oxels der Bladen Vlinderbloemen voort , bleek paaffch- achtig , met een groote Vlag. Negen. Meel- draadjes zyn famengevoegd tot een Scheede, die het Vrugtbeginzel omwindt, en het tiende is op zig zelve los en vry. De Styl is Els- vormig en heeft een klein ftomp Stempeltje. De Kelk is als een Peperhuisje , Wollig en grys. Op de Bloemen volgen dikke twêehol- lige Haauwtjes , met eene witte Wolligheid be- fprengd , die kleine Nierachtige Zaadjes inhouden. De natuurlyke reden der uitdringing van de Gom Dragant, kan aangemerkt wotden te be- {taan vin het verfchroeijen der Vezelen van den Bast, door de Hitte van de Zon, worden- de tevens het Gomachtige Sap , dat (enne de vooze zelfitandigheid vervat is, door die zelf. de Hitte zwellende „ naar buiten geperst, en - dan, aldaar ftollende onder uitzypelen, ver- krygt het die gedraaide en Druppelachtige ge- daante , waar in de Gom Dragant ons uit de Levant toegebragt wordt, Men kanze ook door gemaakte Infnydingen, zo uit den Stam, als uit den Wortel van ’t Gewas, bekomen. Hoe witter en Wormachtiger dezelve zy, hoe be- ter. Deet, AIDE LoBok ed 50% ter, Haar Lymerigheid , dienftig om Poeijers, Ils, en andere dingen tot een Deeg te maaken, is Arnh Wereldkundig. Inwendig is zy van dergelyke HooFp- verzagtende hoedanigheid als de Arabifche Gom „STUK en wordt derhalve , zo enkeld, als in famen- „ea geftelde Geneesmiddelen „gebruikt, Hier komt nog by, een Gewas, dat de ver- maatde ToURNEFORT äls een tweede Soort van Boksdoorn opgetekend heeft, en hetwel. ke zo wel in Spanje, als in Klein Afie, fchynt: te groeijen; Dit noemt Cr usrtus een twee. de ‘Tragacantha en verbeeldt zig, dat het wel kon zyn het echte Poterium , waar van Dr- OSCORIDES onder de Geneesmiddelen mel ding maakt. „Het kwam grootelyks met, de Ge- woone „Marfiliaanfche Boksdoorn-- overeen „ en groeide veel op drooge dorre Heuvelen , by Kadix en daaromítreeks, Des Winters , ech= ter , kwam het geheel Bladerloos voor, terwyl de gewooue Boksdoorn alsdan; zegt hy, zy- ‚ne Bladeren behoudt, In ‘de Velden, by A-« jeppo, groeit het insgelyks, wordende van het ‚Landvolk Megasac geheten, en als een Bewaar. middel tegen Betoveringen in de Huizen en Ver- trekken opgehangen. -Van-Morzrson wordt deeze Granadafche Tragacantha, met afvallende _Bladen en eene witte Bloem, getyteld, | Psok Arma Dit Geflagt heeft den K elk âls ict Beltige | Mm a Stipe 1, DEEL, V. Stul, 548 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS; UL Stippen befprengd en een Haauwtje, dat een- / AFDEEL. zaadig is, van naauwlyks meer langte dan de Hoorp. Kelk. De Ruidigheid der Bladen geeft ’er den STUK: _ naam aan. Bed Agttien Soorten , meest. Heetteracelie ; koe men in hetzelve voor, als volgt. L kn ) Pforalea met Liniaale ke en Joorank Bloemen in de Oxelen. pPinnata, Vinblad!ge. Dit Gewas, gemeenlyk Genifta Ruteri ge- naamd , is van HERMANNUS Afrikaanfche ‘eenzaadige Boom , naar de Brem gelykende , met blaauwe Bloemen en gevinde Bladen, ge= heten. Aan de kanten der Beeken in woefte Velden , by de Kaap , groeit deeze Heefter , zegt hy, weelig, en brengt in ’t eerst drie Blaadjes op een Steeltje voort ; doch vervolgens krygt dezelve fmalle groene gevinde Bladen, die ruuwachtig zyn en de Takjes zeer digt bes kleeden , welke , van beneder tot boven , om- ringd zyn met bleekblaauwe Vlinderbloemen, in langwerpige , Vliezige , vyfdeelige „ ruige Blaasjes, ieder een enkeld , zwart, glinfterend, Nierachtig Zaad bevattende, dat met een dum bruin Vliesje „ als met een eigen Scheedje, is Se (1) Pforalea Fol. pinnatis linearibus , Floribus axillaribus, 11, Ups. 225. Syst, Nat. XII. Gen. 894. p. soo, Veg. XIil. p. s7o. Fol. lin, acyminatis, R. Lugdb. 373. Doryenium Cau le Fruticofo Fol, pinn, &c. H. Clif. 370. Spart, Africanuur. Rav, Zefr. s. BERG, Cap, 218. Genilteaffinis Acbor aft. êec, HERM, Lugdb. 2720 T, 27 är tj Eke ee OAN DBMN H:T Aer SAB gedekt. De Steelties der Bloemen zyn enkeld Ile ÄFDEEl. en ruig. A H ut € 2) Pforalea met? drievoudige Blaadjes ; die zoon Wigachtig zyn, met een agterwaards krom Doorntje ; de Takken met Bloem- Lf/rraka aculeard. hoofdjes aan ’t end, Gedoorn: de, De aanhaaling van PLUKENETIus moect®l En gitgemonfterd worden volgens den Ridder, en ©” derhalve zou nog geen Afbeelding uitgegeven zyn van deeze Soort. Ik heb aanzienlyke Tak- ken , van de Kaap overgebragt, die tot geen andere fchynen te kunnen behooren, De Af. beelding, Praar XXIX, Fie. o, ftelt een gedeelte van zodanigen Tak voor, welk de overeenkomftigheid doet blyken met de epgaa- ve van LiNNAus, die zegt: „ het is een > Heefter met zydelingfe enkelde Bloemen , „, zonder Blikjes , hoekige Takken, die niet > ruig zyn, en Wigvormige Blaadjes.” Ik heb verfcheide Bloempjes daar van ontleed, en had dus gelegenheid om, de deelen der Vrugt- maaking ten naauwkeurigfte , by Vergrooting, in Plaat te doen brengen, als volet, De Kelk Bis eenbladig, in vyven verdeeld, met de bovenfte Slippen minder diep gefchei- den, (2) P/oralea Fol. ternatis , Foliolis Cuneiformibus recurva- to-mucronatis, Capitulis terminalibus, Pfor, Fol. ternis, Fol, Cuneiformibus &c. R. Lugdb, 373, Genifta- Spartium Afro trifolium , Flor, coeruleis, Fol. minimis in Spinulam deftin mentibus, Ray. Dendr, 104. LINN. Mant, 450. Mm 3 Ee DEEL, Ve STUKy 550 DusrELSROEDERIGE HersTens,. _HL den, de onderfte Slip- Schuitswys’ hol-en wat AFDEEL. grooter ; allen bruinachtig met roode ‘Pukkels. Hoorp. De Bloem Vlinderachtig. geaderd, geftreept. br De Vlag bh bleek Violet, byna rond, van onde- jn ren met een dikken geelen Nagel: de Vleugels “€ d Halfmaanswys’ ftomp , geelachtig , met bruine Streepjes en lange dunne Steeltjes : de Kiel e tweebladig , kort en ftomp, ieder helft cen groote zwarte Vlak hebbende en een lang Steeltje. ij De Meeldraadjes, als by f, uit een Scheede voortkomende , die het Vrugtbeginzel op den bodem des Kelks omvat. Negen van dezelven zyn famengegroeid , maar het tiende is een groot en wegs, op zig zelve, van de anderen afge- fcheiden, Haar Knopjes zyn rond. De Stya vertoont zig by g. Hy komt van ’t Vrugtbe- ginzel , door de Scheede der Meeldraadjes, en loopt, zo langs dezelven, doch doorgaans zig omkrommende , uit in een geknopten tuigen Stempel. Het WVrugtbeginzel , reeds aanmerkelyk aan. = gegroeid, by h vertoond , is een Haauwtje met één Zaad. By i is een Slip van den Kelk, met fterke. Vergrooting , afgebeeld ‚ om de roode Klierach= tige Pukkels , waar mede die bezet zyn , te, vertoonen. By k is, op dergelyke manier , een der Blaadjes voorgefteld; waar uit, in de cerfte plaats, derzelver volmaakte Wigvormig- heid, ten anderen, de agterwaards omgekromde. Doorn, X DE MD EE» HTA 581 Doorn aan ’t end, en eindelyk, de zwarte, UL _ Vlakken, waar mede zy befprenkeld zyn, zig den openbaaren. Het eenigfte is , dat ieder Bloem Hoorp- _ twee Blikjes heeft , en de Bladen of Bladfteel.°TUEe' tjes kleine Elsvormige Stoppeltjes. III. (9) Pforalea met drievoudige Jomp ovaale Bla- | Pforatea den, agterwaards krom gedoornd, en Ey- Bratteara, ronde Bloem - Aairen. Geblikte, De grootte van de Blikjes, die fpits Eyrond, op de kanten gehaaird, en byna van langte als de Bloemen zyn, onderfcheidt deeze Soort meer , dan derzelver tegenwoordigheid, Berr- Gius heeft gedagten bynaam deswegen daar aan gegeven. Men acht het Kaapích. Ge- was , dat COMMELYN Heeflerachtig Afri. kaanfch Drieblad , met een paarfchachtige Bloem , getyteld heeft, hier mede overeenkomtftig 3 doch de Afbeelding is niet naauwkeurig. De. Bla- den’ zyn byna ongefteeld ; de Blaadjes fromp ovaal „ glad , geftippeld , met een uitgeftrekt Doorntje aan ’t end , hebbende Lancetvormi- ge Stoppeltjes, Aan *t end der Takjes komen ongefteelde Bloem- Aairen voort , wier Kelken Haairig zyn, met de vier bovenfte Slippen. zeer {mal en puntig; door de gezegde groote Blik. | jes C3) P/sralea Fol. ternatis obovatis recutvato - mucronatis, Spicis ovatis. lant, 264, BERG, Cap. 224. Trifolium fruticans. Spe Plant. 1085 FABR. Helmst. II. pe. 305. Trifol, Afr. fiute ticans. COMM, Hert, II, p‚ zin. Te Loó, Mm 4 EE. DEEL: V, STUKe IL ArDEEL. V. Hoorp= sTUK. IV. Spicata. Ge-aairde,) v‚ Apbylle, Blader. loöze, 552 DOET NOR NIER HEESTERS. jes van elkander gefcheiden. Dus ziet men : dat myne afgebeelde niet bedoeld wordt mec deeze Soort. (4) Proralés met drievoudige „ langwerpige, , Jtompe Bladen en Rolronde Bloem Aai- ren. } Deeze , ook een Kaapfche, is een Heefter. met overhoekfe, ronde, regtopftaande ruigachti- ge Takken. De Blaadjes langwerpig ftomp, (zelden met een klein flap Puntje) geftippeld : flaauw gehaaird , met hun drieën op een zeer kort Steeltje, Aan ’t end komen ongefteelde , Rolronde, enkelde Aairen voort, van Bloemen die blaauw zyn, en ruige Kelken hebben met korte Tandjes , door Elsvormige Elikjes van, cen gefcheiden. (5) Pforalea die Bladerloos, is, maar zeer. Rore te gefpitfte Stoppeltjes heeft, die naar de Bloemen toe als Schubswjze op, elkander. leggen, | De Heer Bererus merkt aan, dat de Bla, den aan deeze Soort, die zeer fraay door BrEyN is afgebeeld, ‚wel. niet ontbreeken, » maar dat zy. Els (4) Pforalea Fol, ternatis oblongis obtufis, Sick cylindri, cis. Mant. 264. ( s) Pforalea Fol. nullis, Stipulis muycronatis brevisfimis, verfus Flores fubimbricatis. Pfor, Fol. nullis, Stipulis oyatis, fesfilibus adpresfis acutis, Am. Acad. VI. Afr. 34e Geniltae, Spartium coeruleum Cap, B, Spe, BREYN Cent, ES 25e Pora. lea decidua. BERG ep 220, in B raABER PET A Se Elsvormig en fpits zyn, byna een Nagel lang, It, komende niet voort dan aan de tederfte Tak- Arne, jes en derzelver Foppen , en ligt afvallende: Hoorn. terwyl de Stoppeltjes , van Ëyronde figuur , klein, Binh fpits en ftyf , altoos aan de Takken en Tak-gj4°” jes overblyven, De Bloemen komen, aander- zelver Toppen , op Schubbige Steeltjes zegt hy, byna enkeld voort. (6) Pforalea met de onderfte Bladen drievou- VI, dig , de bovenften enkeld en Lancetswys” bankai Elsvormig. ge. Uit de Oxels der Bladen komen, in deeze , zydelingfe tropjes voort van Haairachtige Bloem- fteeltjes , zo lang als de Bladen, hebbende in de midden twee Borftelachtige Blikjes. (7) Pforalea met drievoudige Bladen,de Blaad- vir, jes flomp Eyrond , met kromme Doorn-, Hirte, Ruigee tjes , drie Bloemen by elkander , onge- Jleeld, Dit is een Heefter met ten ruige Takken, De Bloemen komen ongefteeld, drie by elkan- der, dikwils op drie plaatfen , aan het end der ‘Eakken voort en zyn Violet van Kleur , met tuigachtige Kelken. (8) Pfo- (6) P/oralea Fol. inferioribus ternatis , fuperioribus fimplis cibus lanceolato« (uhulatis. Mant, 450. (7) Pforalea Fol, ternatis , Foliolis ‘obovatis recurvato- mucronâtis, Floribus, ternis fesfilibus. Am Acad, VL Aft, 35a Mm 1 IJ DEEL, V, STUK) 554 DUPBELBROEDERICE HEEsTuas, HE. (8) Pforalea met drievoudige, flomp Eyronde Arpa witgerande Bladen; een kruipende Steng 3 Hoorn» de Bloemen bykans Kroonijeswyze, STUK 8 hb Het Gewas heeft kruipende , Wortelfchie- Repens.. tende ‚ byna Houtige, zeer lange, zeer Tak- Bruipende rige, Stengen, De Bladen ‘zyn geftippeld,” {tomp en naakt. Op zyde, zo wel als aan de enden, komen ongefteelde Kroontjes , van blaau- - we Bloemen , voort. Deeze, en alle de voor. gaande, hebben haare Groeiplaats aan de Kaap der Goede Hopes hees (9) Pforalea met alle Bladen drievoudig , de eh Blaadjes Lancetvormig met gladde Steel- stinkende, tjes „en Hoofdjes - Bloemen. Deeze Soort groeit natuurlyk in de Zuidely- ke deelen van Europa, Spanje, Italie en Pro. vence ‚ meest op Heuvels aan den Zeekant. Zy heefteen onaangenaamen Reuk , als die van Joo= denlym , ’t welk ’er den bynaam aan! geeft. De Franfchen noemen het deswegen Trefle Bi. tumineux of fomtyds Stinkende Klaver. Dien _ Reuk, (2) Pforalea Fol. ternatis obovatis emarginatis, Caule rêa pente, Flor, fubumbeliatise Adant. 265. BERG. Cap. 223. (9) Pforalea Fol, omnibus ternatis, Foliolis Lanceolatis „ Petiolis levibus; Floribus Capitatis. H, Ups, 225. Trifol, Ca= pitulis fabrotundis , Cal, Ventricofis , Caule Arborescente, H. Cliff, 373. Trif. Bitumen redolens. C. B. Pix. 327. Trie folium bituminofum, Dop. Pempt, 566. Trifol. Bitumen, redolens anguftifolium. BOERH, Lugdb. Il, p. 32e Trif. Bituminofum inodorum. BESL, Eyft, Aliv. T. in £. ae BERG, Cap. 221, ts rvra me mut A SIS Reuk, evenwel , raakt het kwyt door de ver- rm, andering van Groeiplaats. Men trekt de Bla- Arpeer, den als Thee, en gebruikt dit Aftrekzel tegen Hoen de Opftyging en Moederkwaalen. STUKe ‚ Gewas is Heefterachtig met dunne Rys-, Dwax: jes, ten grootften deele opgeregt, van twee Ellen en hooger. Deeze gecven lange Blad- fteelen uit, met drie Eyrondachtige Bladen, die groot en zwartachtig zyn, aan ’t end; uit wel- ker Oxelen de Bloemfteeltjes voortkomen, met Kroontjes van blaauwe Bloempjes , en daar op volgen ruige Zaadpeultjes. De Heer Berercrius haalt deeze Soort ook aan onder zyne Kaapfche Plantgewasfen , heb- bende eene Verfcheidenheid daar van gevon- den, die door de gladheid der Kelken , welke in de Europifcheruuw zyn, verfchilt ‚en, watde fmalheid der Bladen aangaat, nader overeenkomt met de fmalbladige , van Bo ER HA A VvE gemeld, Zyn Ed. bevondt in dezelve , dat van de tien Meeldraadjes één flegts ter halver wege van de anderen, die tot een Scheede farnengegroeid waren, afgefcheiden was. Men kanze derhalve piet volftrekt Dubbelbroederig noemen, gelyk de andere Soorten (*). By (*) Verfcheide Geflagten , in deeze Rang der Tienmannie gen, hebben, gelyk ik Bladz. 442. aanwees, alle de Meel- draadjes famengegroeid , doch dit Geflagt is ‚ met veele an- deren , daar van uitgezonderd, hebbende één daar van afge. feheiden, los en vry. Zulks heeft plaats in meest alle Soor= ten van P/oralea , en daarom is ’t zonderling, dat de Rid: der, Mant. p. 450, van deeze Soort zegt: „ Het tiende > Meel- 3 DEEL, Vo Sr] ij 856 DUBBELBROEDERIGE HEESTERS, IL. By MonNrTPeErLIeR heeft het Gewas van Apen deeze Stinkende Klaver , zo de Heer Govan Hoorp- aanmerkt ‚ de hoogte van een Menfch; de. STUK. Blaadjes zyn Lancetvormig en zeer glad; de ce Blikjes Eyrond : de Haauwtjes loopen uit in | een Degenvormige Punt. Het is, volgens G a RIDELL, zeer gemeen in het Diftrikt van Aix in Provence en volgens CAMERARIUS door geheel Hetrurie bekend, Indien men ’ in Duitfchland , van Fraliaanfch Zaad, voort- teelde. , en dan van dat Gewas wederom Zaad won , bragt hetzelve een Plant voort zonder Reuk. zl (ro) Pforalea met alle Bladen drievoudig; de en Blaadjes Lanceivormig ruuw gefteeld; de Geklierde, Bloemen aan Aaîren. Deeze , in Chili waargenomen door Pater FEUuILLEE (*), is een Boompje, dat zig al. daar s‚ Meeldraadje is } gelyk in de Geklierde en Amerikaanfche „ „ onderfcheiden” , en daar op vraagt: „… Zyn -deeze derhalve „ ook van een byzonder Geflagt *? Ik denk dat hier een. Drukfeil fchuile, en dat men, in plaats van Stamen decinurs, diflinftum, zal moeten leezen , Stamen decimum nen aut vix diflinttums Het tiende Meeldraadje is niet of naauwlyks on= derfcheiden. | (1e) Pforaka Fol, omnibus ternatie >. Fol. Lanceolatis, Petiolis fcabris , Flor, Spicatis. Pfor, Fol. omn, ternatis , Caule ereto Arborescente. ARDUIN, Sp. 24, T. 8. Rarha, Jovis triphyila Flore ex albo coeruico. FEUILL,. Perav, Ill. HK. 3e (*) Men heeft , door fchielykheid , de Woonplaats. in Pa, u. ONT AT AID Babi P oM Ir A ss daar eens Mans langte hoog verheft, hebbende IL _ den Stam by den Grond omtrent twee Duimen Aen dik, Het geeft verfcheide Takken en Takjes Hoorp- uit, waar aan Bladfteelen met drie Bladen aan STUEe end, het middelfte grootst, de geheele Op- Bie pervlakte geftippeld hebbende , doch anders {choon groen en zeer fpits , het grootíte by de drie Duimen lang. Sommige kleineren komen uit de Oxelen voort en aan ’t end der Takjes de Bloemen, die kleine Tuiltjes maaken. De Haauwtjes zyn zeer kort en byna ovaal, een- zaadig. Het Loof heeft den Reuk van Wyn- ruit, en wordt van de Indiganen tot verfchei- de Geneesrniddelen gebruikt. (18) Pforalea met gevinde Bladen en Ovel- XV, Exneapbyie Aairen. ard Negene De Lotus - achtige Colutéa uit Oostindie , metbledige. famengehoopte Haauwtjes, van PLUKENET, wordt hier thuis gebragt. Door den Heer JACQUIN is deeze Soort, by Karchagena in de Westindiën, waargenomen, alwaar zy een regtopftaande Heefter was van vyf Voeten hoog , met gevinde Bladen, van een of twee : Dui- ru gefleld, doch deeze Pater zegt, dat hy hetzelve in een Valey van: Chili , op drieendertig Graaden Zuider Breedte, vendt, (18) Pf/tralea Fol. pinnatis , Spicis Axillaribus. Jacq. Amer. 27. Hifl. 206, Colutea enneaphyllos Lotoides , Siliculis con- songlomeratis. PLUK, Als, 113. T. 166, f. 2e Tl, DEEL, V. STUK» 559 DurBELBROEDERIGE Heestins, IL. Duimen; de Vinblaadjes doorgaans vyf, ovaal: PE achtig, uitgerand, glad, gefteeld „een half Duim Hoorp- lang. Deeze Blaadjes waren op de Rug mer STUK. wize. toonden, gelyk in het St; Jans Kruid, vol van een Lymerig Sap, niet aangenaam ruikende; Zagtjes gewreeven, kleurden zy hier mede de Vingers geel, zo dat men ’t”er naauwlyks kon ac | _Blaasjes getekend , welke zig als Stippen ver- afwasfchen, en ; in koud Water geworpen, gas ven zy däär aán een zeer fchoon-geele Kleur: * Gewas heeft digte , enkelde ; kort gefteelde Aaiïren, van roodachtige Bloempjes, wier Kelk niet geftippeld ís: De tien Meeldraadjes zyn famengegroeid ‚ en dus , alsook in andere op: zigten, fchynt deeze Soort als in ’*t midden te {laan , tusfchen de Geflagten van Pforalea en Ebenus. LorTuáô. Een ronde fpits gepunte Haauw, met Rol. ronde Zaädjes : de Vleugels van de Bloem aan - de bovenzyde overlangs famenluikende 5; een Pypachtige Kelk :-dus zyn de Kenmerken op: gegeven van dit Geflagt. Onder de Soorten van hetzelve joe er voor, die «de Bloemen en taauwtjes tot een Hoofdje vergaard hebben , en hier van zyn eeni- gen Heefterachtig, als volgt 13) Lé- Dr WEGRIT DORTH ag 208 (13) Lotus met rondachtize Hoof djes , een op- geregie ruige re en Eyronde Hhawv- Les. ple. | XIV, Hoord. STUKa Dit Gewas groeit in Langue dok, Provence Tralie en de Levant, op ongebouwde Heuvel- De achtige plaatfen, „Het is een Heefter met on- gefteelde Bladen, aan de Stoppeltjes i in grootte gelyk , draagende aan het end der Takken plat- te Hoofdjes van zeven of negen. Bloemen, die de Kelken van onderen rood en Wollig heb- ben, de Vlag vaal „de Vleugels witachtig ; den Kiel aan de Hi zwart. Men noemt het, in Vrankryk , le Lotier ou Trefle Hemorrhoidal volgens den Heer Govan , door wien de Loe tus Hemorrhoidalis van TournerorT hier ook is thuis gebragt. (14) Lotus met rondaëhtige Hofjes » EEn op- geregte Steng , vyfvoudige Bladen en Ey- Griekfche, ronde Hâawwtjes. Dee- (13) Lotus Capitulis fubrotundis, Canle eretto hirto , Len guminibus ovatis. H, Ups, 220, SAUV. Monsp. 188, GOUANe XII, Lotus TiS. Ruigë, XIV. Lotus FLEUS, Jlonsp. 395. GER. Prov. 513» GARe „Aix. 293. TOURNF. Taft. 403. Lotus. Caule Frut. Flor, Cap. depresfis , Calycibus Lanigetis. H., Clr 332, R. Lugdb. 387. Lotus pentaphyllos Siliguofus villofus. C. B, Pin. 332. Lotus polyceratos Fru- tesc, incana: alba, MOR. Hijl, Ils p. 177. Si.2. T. 18. f. 14. Lotus incana. Riv, Tetr. 191, Oxytriphyll. alt, Scribonii &c. LoB. Jeon, (14) Lotus Capit. rabat, Canleereêto , Fol, quinatis, Legu- minibus ovatis, Mart. 104. Lotus Greca maritima , Folio glauco & veluti Argenteo, TQURNEe Cor, 27e; > IL, DEEL, Ve STUK. Á IL. 560 DUBBELBROEDER:GE HresTEr, Deeze komt voor in de Levant, in Grie: ARDEL kenland en in Arabie. Zy is als een middelflag Hoorp: STUKe tusfchen de voorgaande en volgende Soort ; hebbende een regtopftaande Steng met witte Tienmar- Bloemen „ kleiner dan in de Ruige en grooter Ligt. XV. Letus zeëtus. Regte. dan in de Regte Lotus, De Haauwtjes zyn Eyrond. Van allèn verfchilt zy door vyfvou- dige Bladen buiten de Stoppeltjes, die langwers pig gelyk in de voorgaande , niet Hartvormig gelyk in de volgende zyn. Meh heeft zulks in de Akademie- Tuin van Upfäl waargeno= men. © (15) Lotus set byna Klootronde Hoofdjes , een opgeregte effene Sieng en regie gladde Haauwens Deeze komt op de zelfde plaatfen en nevens de Ruige voor, zegt GouaANs; groeijende tot eens Mans langte hoog. Zy heeft de Blaadjes ftomp Eyrond met een Puntjes de Stoppeltjes byna Hartvormig , eens zo klein als de Blaad-: jes, doch de Bloemfteeltjes langer dan die ‚ met zeer kleine Blikjes; van het Hoofdje af{tandigs (rs) Lotus Capit, fubglobofis, Caute erëto levi, Legum; reêtis glabris. Lotus villofusaltisfimus Flore glomerato, TOURNE: Inft. 403. Trifolium re&. Montpesfulanum. J. B. Hif?. MH; p. 359. Lotus Libyca, Rive Tetr. 192. Lotus Caule Fruticofó &c. H. Ups, &c. Lotus Siliq. glaber, Flore rotundo. C. B; Pin, 332. Lotus polyceratos hirfüta alba &c. Mor. Hf, IL Pp. 177,8. 2. T, 18e fe 13. GOUAN, MMonsp. 395, GERÀ Prov. 513. GAR, Aix. 204, 2Deik ber HP WTR TL Gj De Haätwtjes zyn zo lang als de Stoppeltjes; uk De Hoofdjes bevatten ieder meer dan twintig BE Bloemen , weel kleiner dan de Blaadjes, zegt Hoorns de Ridder. Deeze, zo wel als de voorgaände „°TU% is Veelhoornige Lotus by Mort son geryceld: , Ped Meprcaeco Een plat Wenteltrapswys’ gedraaid Haauw- tje: en de Kiel der Bloem vän de Vlag afge boogen , maakt de Kenmerken uit van dit Ges flagt ‚ waar in de twee eerfte Soorten tot de Heefters behooren , als volgt. ( Medicago met een Boomathtige Steng , de gee) ed Haauwtjes Maanvormig en geheel effen Artorea. 4 randig. Ed, ' Dit Gewas; by Lòrer en ‘anderen zeer wel afgebeeld , wordt voor den Cyiifus der Ouden aangezieh, en het zou de Cyti/us zyn s daar DroscorriDes van fchryft » grocijende éen of twee Ellen hoog, driebladig áls de Kla- ver en. geheel grys of witachtig van Kleur, Men hadt denzelven van ’t Eiland Rhodus doot geheel Griekenland voortgeteeld, om dat hy zo veel (x) Medicago Leguminibus lähatis. margine integerrimis, Caule Arboreo. Syst, Nat, XII, Gên. 899, pesos. Weg, XIII, p. 577. H. Clif. 376. Ups. 230. RK. Lugdb, 382, Mirr. Dikf, T. 175. Cytifus incanus Siliquis falcatis. C. B, Pin, 389. Cytifus Maranthz. LOB, Ie. II. p. 46. Cytifus ut exi- ftimatur, Don. Pempt, 569, Medicago trifolia frutescens incana, TOURNE. Jnft, 41Ze Í Nn He DEEle Ve STUKe HL ÄFDEELe XIV Hoorp- STUK. Tienman- nige,. II. Virginica, NEE: fche, 562 DUBBELBROEDERIGE HEESTERs, veel Zuivel uitleverde, In Italie, niettemin, was dit Gewas zeldzaam ‚ komende alleenlyk om- ftreeks de Stad Napels voor, Het is Takkig, en bereikt fomtyds wel de hoogte van drie of vier Ellen, De Bladen hebben geen. aangenaa- men Reuk. De Bloemen zyn als die van Brem 5 de Haauwtjes als een halve Maan, gelyk de Tuinlieden gebruiken , gekromd , zeer plat. Het Hout is zeer hard en bruin; zo dat fommigen dit Gewas voor den Heefter, die het Roozen- Hout voortbrengt, gehouden hebben. (2) Medicago met een regtopflaande zeer, Tak- kige Steng en getropte Endbloemen. Deeze Soort , in Virginie huisvestende , is mede Heefterachtig en gelykt naar de Barba Fovis , zogenaamd, De Bladen, drie aan een Steeltje, zyn insgelyks gedekt met eene gryze Wolligheid, De Bloemen , rood en wit bont, komen van het midden tot aan den top der Stengen uit digte Bladeren voort. Het Zaad- huisje is klein , famengedrukt, gefpitst „, bevat- tende een enkeld Nierachtig Zaad. vs XV, HOOFD: (2) Aedicago Caule ereëto Ramofisfima , Fleribus fascicu- latis tetminalibus. GRON, Wirg. 86, Loto affinis tzifoliata frutescens glabra, PLUK, Mant, 120, pihehtjko blote bi EESGEEGEICEELIEER EEEN RVH OOEPSTUR Ui. ArDrEle Xv. Hoorn. STUK Befchryving van de VEELBROEDERIGE HrrsrTenrs, Polyadelphia, in swier Bloemen de Meeldraadjes tot verfcheide Lighaamen /a= mengevoegd zyn , die als de Voetfbukken daar van witmaaken. \ reel Boomen , gelyk wy gezien hebben *, “ 1e D. ITL, STUK 4 doch weinige Heefters en Kruiden, naarbi. 1es. ‚het getal der Geflagten gerekend , komen in de Agttiende Klasfe van het Samenftel der Se- xen, de Polyadelphia bevattende , voor, Het eerfte derzelven voert den naam van MUuNcHAUS IA. Naar den. Baron vAN MUNCHAUSEN niet minder in het onderzoek der Plantgewas= fen dan der Dieren thans vermaard, door wien dit Chineefche Gewas is afgebeeld en befchree- ven. De Geflagts- Kenmerken zyn : een zesdeeli- ge dikachtige Kelk: zes Bloemblaadjes die gena= geld zyn : zesmaal vier of vyf Meeldraadjes: het Vrugtbeginzel boven , hebbende een Draad- echtigen krommen Styl, De eenigfte Soort (1) » die wegens haars ì nchaua Schoon- nx pe: iof (1) Munchanfia. Syst, Nat. Vegs XIII, G@ne 1321. Pe Nn s ss 3, DEEL, Ve STUK, Sierlyke, $64 VeEELBROEDERIGE HerstÉns | HL Schoonheid den bynaant voert, is een Boompje AFDEEL. met ronde gladde Takken. Het heeft de Blas fidors- den overhoeks , gefteeld , Eyrond of langwer= STUK. pig Eyrond „ gefpitst , effenrandig, glad „ van onderen bleeker. Aan ’t end der Takken draagt het een regtopftaande famengeftelde Bloemtros. De Groeiplaats is in China, HyrPERIeEe UM, '' Dit Geflagt heeft den Kelk in vyven vere deeld en vyf Bloemblaadjes. ’ Getal der Meeldraadjes is menigvuldig , die van onde- ten in vyf Troppen famengegroeid zyn, De Vrugt is een Zaadhuisje. Onder de menigvuldige Soorten van dit Gé. flagt, daar het gewoone St. Jans Kruid in be- greepen is, komen eenige Uitheemfche , die Heefter. of Boomachtig zyn, voor, en wel meest de zodanigen, die vyf Stylen of Stem- pels hebben, als volgt. % (1) Hypericum met vyfwyvige Bloemen, een Bypericurs fi Bakari- Heefterachtige Steng, de Bladen en Tak- 1 adel ken met Lidtekens. land{ch, Dee- 531. Alant, 243. MUNCH, Hausv, V. p. 357. Ts 356. MURR, Plant, Gott. Pref. cum Icone, (1) Hypericum Flor. pentagynis „ Caule Frlitkeofe Fol. Ra- misque Cicatrifatis. Syst. Nat. XII. Gen. goz, p‚ 509. Vig. XIII. p. 582. MILL. Dilf. T, s4, Hyp. Fl. pentag. Fol. & Ramis Verrucofis. H. Clif. 380, R. Lugdb. 473, Hypericum five Ascyrum Frut. magno Flore. MAGN, Char, 260, Myrtos Citus Pennzi. CLUS. Hit. Is p. 63u PE DORULNAEDIEN LOP. H TIA SOR Deeze , op ’t Eiland Majorka, een der Ba- IL learifchen, en dus in de Middellandfche Zee “PEEL groeijende , is een Heefter die eenigermaate Hoor: naar den Myrtus , eenigermaate naar den Ci-STUÉ ftus gelykt. De Stengen zyn vierhoekig, als met Trosjes van Klierachtige Stippen befprened ; de Bladen geboogen , aan den rand met Wrat- tige Klieren: de Bloemen, die zeer groot zyn, komen aan ’t end der Takken voort. (2) Hypericum met vyfwyvige Bloemen , een u. ‚ Heefterachtige Steng ; de Bladen fmal,Aetmia nun, Lancetvormig. Virginifche Deeze , in Virginie huisvestende , volgens den vermaarden KALM, is een Heefter met vierhoekige Takken en Bladen als van Ros- maryn of Lavendel, die glad zyn. De Bloe- men maaken, aan ’ end der Takken, een ge= gaffelde Tros , van drie of zeven Bloemen , die vyf zeer dunne Stylen hebben. Het Zaad= huisje is Eyrond , van langte als de Kelk, die Laïcetvormig is en ftompachtig , komende in Jangte met de Meeldraadjes overeen, (3) Hypericum met vyfwyvige Bloemen , Ba, Hr hrs C zhe zen (2) Hyptricum Flor. pentagynis , Caule Fruticofo, Foliis ““jennifch, lineari - lanceolatis. Hypericum Flors pentag. Cal. obtufs, \ Stamin:bus Cor. zguantibus, Cauie erecto Herbaceo, MILL, Dit. N. 10. (3) Hypericum Flor. pentagynis, Corollis hirfutis „ Foliis gyatiss Caule Arboreo. Alant. 277. Jacq: Amer, Hijt, ar äa Nn 3 | IE. DEEL. Ve STUKe Ii. ÂFDEEL. XV. HoorD- ST UKa * Zie hladz. 421, BiEE VOOLe 566 VEELPROEDERIGE HEESTERS ruigbladig zyn , de Bladen Eyrond, ús Steng Boomachtig. Op ’ Franfch Eiland Cayenne, aan de Kust van Zuid- Amerika, is dit Gewas gevonden , ’% welk een Boom maakt van agttien Voeten hoogte , volgens den Heer JACQUIN, die ’ zelve op Martenique ; in de ‘Fuin der Jefuie ten, hadt gezien. De Bladen waren Eyrond met zwarte Stippen ‚ gefteeld , effenrandig , twee of drie Duimen lang: de Bloemblaadjes vyf in getal, van binnen zeer ruig, eens zo lang als de Kelk, die ook vyfbladig was, Vyf Honigkliertjes „ van langte als het Vrugtbe- ginzel, waren beurtings geplaatst tusfchen de vyf Voerftukken , die zig Penfeelswyze verdeel den in menigvuldige Meeldraadjes, een weinig langer dan de Kelk, met zeer kleine ronde Meelknopjes (*). Het Vrugtbeginzel was Ey- rond en hadt vyf Elsvormige Stylen, met flompe geknopte Stempels. Van dit Gewas hadt men de’ Vrugt nog niet gezien. Het droeg famengeftelde Trosfen aan % end der ‘Takken, Men hadt het, onder den naam van Amandelboom van Cayenne, op Martenique ge- bragt. Naar de Laftanthus , die thans onder den Geflagtnaam Gordonia van dic Geflagt is uitge. monfterd *, fchynt het veel te gelyken. | (4) Hys (*) In de verkorte Opgave der Kenmerken , door Lin- NEUS, in zyne Mantisfa altera ,p. 278 ‚vindt men , Fila- _ menta guingue , apice in Peuicillum divifa: Anihera globe. PonrapELersrAss à (4) Hypericum met vyfwyvige Bloemen, de, UL _ Bladen effenrandig- van onderen grys sy de Vrugten Bofie- achtig „ de Steng Boom- Hoorns STUK. achtie. 6 IV. Deeze, in Mexiko huisvestende volgens D. np Murris, is een Heefter van drie Vaderen "Se araas hoog, regtopftaande , met vierhoekige ‘Takken , gend. Bladen hebbende van een Span lang, ípits Eyrond , gepaard , met korte Steelen: de Bloe- men komen Pluimswyze aan ’t end der Takken 4 voort: zy zyn geel van Kleur, vyfbladig , uit= gebreid; zy hebben een Kelk die ook vyfbla« dig is en menigvuldige Haairachtige Meel« draadjes , in vyf TFroppen; zynde ieders Voet een plat Penfeelswyfe kolommetje ‚ met ronde achtige Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel is Eyrond, vyfhoekig en heeft vyf Draadachtige Stylen ; de Vrug& een Eyronde gefpitfte Befie met vyf Holligheden, een groot getal langwere pige Zaadjes, op twee ryëên , bevattende. Dit geheele Gewas is vol van een Lymerig, taay , Saffraankleurig Sap , zo wel als ’ voor- gaande. Het komt, wat de Vrugtmaakende deelen aangaat , genoegzaam overeen met de Kenmerken van dit Geflagt. De Befieachtige Vrugt, alleen , zou ’er tegen fchynen te ftry- | den, (4) Hypericum Flor. pentagynìs , Fol. integerrimis , fubtùs canis, Caule Arboreo , Fruúkibus baccatis, „Mans, 277. Caos pia, MARCGR. Bras. 96, Pis, Bras, 126, Nn 4 HK. DEEL, V‚ STUK. $63 VERLEZROEDERIOE HEESTERS UI den, doch in het Androfwemum van Touge en NEFORT gelykt het Zaadhuisje ook veel naar, Hoorp- een Befie, sk STUK; Vv. (5) Hypericum met vfryvige ed en- rt deg keld aan ’tend der Takken ; de Steng vier- P/] VOIUUIMe Veogkel- hoekig Heefterachtig ; de Bladen langwers kig. pig Eyrond, taay als Leer. In Noord - Amerika komt deeze voor, die de Steng, Takkig, rood, vierhockig heeft; de Blas den een Handpalm groot; de Bloemen aan ’ end der Takken , enkeld , gefteeld: een Vliezigen Kelk , die eens zo groot wordt in de ryp@ Vrugt: een geele Bloef met gecle Meeldraad. jes en een rood Vrugtbeginzel, komende de’ ge- ftalte veel met die van de zevende Soort overs een. Te (6) Hypericum met vyfwyvige Bloemen, een den, lede vierhoekige. Kruidige regtopftaande: enkel Groorbloe. de Steng , en gladde effenrandige bla, mf ig. Dit (s) Hypericum Flor. pentagynis folitatiis terminalibus , Cau- le tetr2gono Fruticofo 5 Fol, oblongo - ovatis Coriagcis, Mant. deb # (6) Hypericum Flor. pentagynis, Caule deelde, Herba. ceo eretto fimplici , Fol, l&vibus , integerrimis, GMEL. Sibo IV. p. 178. T. 69. H. Ups. 236. H. Clif. 380. R. Lugdb, 473. Androfemum FL. & Thecâ ‘“quïnquecapfulari, omnium maximis. Mor. Hif?, Il. P- 472. Ascyrum magno Flore. C. B. Pin, 280. Prodr, ° 130e BURS, XVI 25e TOURNF. Int. 256, * ‚Po getal Morr Pii ke SD - ‚Dit Gewas, dat in Siberie, Kanada en opde UR _ Pyreneefche Bergen , natuurlyk groeit «, munt \FDEEL, door de grootte zyner Bloemen en Zaadhuis- Hoorpa jes «uit , onder de Soorten van dit Geflagt,° TP Het gelykt naar ’ gemeene Hertshooy ; heb- bende de Steng anderhalf. Elle hoog , rond , glad, rosachtig , met bleekgroene Bladen, een Duim lang , een half Duim breed, rondachtig, tegenover elkander. De Bloemen, op den top der Stengen , zyn geel , en beftaan uit vyf Blaad- jes, ieder een Duim lang, veele Meeldraadjes van de zelfde Kleur bevattende, (7) Hypericum met driewyvige Bloemen 0 vir. Befie- achtige Vrugten; de Steng Heefler- den e Ô Á MEUND, achtig, wederzjds fcherp. Grootbla- Dat de Bladen , met de Vingers gewreeven „een dan Bloederig Sap afkleuren , geeft dit Gewas zy= aen Griekfchen naam , die ook op andere Soor= ten van St. Jans Kruid is toegepast geweest. Het tegenwoordige heet , tot onderfcheiding , allergrootst Heefterachtig Mansblged , ’t welk die Griekfche naam betekent , en men noemt het , in ’c Franích , Toute Saine, In grootte der A (7) Hypericum Flor. trigynis, Pericarpiis baccatis, Caule fruticofo ancipiti, H. Ups. 237. Hyp. Flor. trig. Fr, bac- cato , Foliis ovatis pedunculo longioribus, H, Cliff. 330. Re Lugdh, 374. DALIR. Par. 235. Androfzmum maximum Frutescens. C. B. Pin, 280. Andtofgmum. Dop. Pempt, 78» GOUAN Monsp. 402. GER. Prov. 398, TOURNE. Jnfl, 251. Te. 128. Nn s B. DEEL. Ve STUK alu ‘ Sjo VEELBROEDERIGE HEESTERS. _ HL der Bladen munt het uit, by alle andere Eu- ArpEeL, vopifche Soorten van dit Geflagt. Aan ’ end Hoorp: der Takken komen meest vyf of zeven Bloe- STUK men, die bynaeen Kroontje maaken, zo Govan aanmerkt. Het groeit , natuurlyk , niet alleen - in de Zuidelyke deelen van Europa, maar ook in Eogeland , zo RAY aantekent. Hier te Lande wordt het in de Hoven (gehouden ; wegens de fierlykheid van zyn Gewas en Bloe- men. Het Loof wordt tegen ’t end van den Zomer donker rood, De Vrugten, die op de Bloemen volgen, zyn volmaakt als Besfen , eerst groen „ dan rood en eindelyk zwart, een me- nigte van kleine Zaadjes bevattende. | Hypericum (8) Hypericum met driewyvige Bloemen , fpitfe Kelken, de Meeldraadjes korter dan Olympifche de Bloem, de Steng Heefterachtig. Dit Orientaalfch St. Jans Kruid , op den Berg Olympus in Klein Afie grocijende ge- vonden , is klein van Blad en groot van Bloem. Men vindt het by DrirrLeEnrus en in ’t Kruidkundig Woordenboek van MriLLER afgebeeld, à (9) Hy- (2) Hypericum Flor. trigynis Calycibus acutis, Staminibus Corollâ brevioribus „ Caule Fruticofo. H. Cliff. 380, R. Lugdb. 374. MiLL. Dil. T. Isl. FEET: Hypericum Montis Olympíe WEEEL. lrin: 222. DILL. Elth. 182. Te In. É. 183e HypGe sicum Orientale flers magno, TOURNF, Cor. 19e . P OLE WLA DOE WHN A STE (9) Hypericum met driewyvige Bloemen ; de UI Bladen Eyrond , gefteeld , effenrandig „À"DEELe van onderen Wollig ; de Steng Heefter- Hoorn. achtig en plat vierhoekig. STUK, Deeze Soort groeit in Brafil, Zy komt in Pet Geftalte overeen met de Lafianthus , thans Gordonia , voorgemeld. De Steng is ftomp vierhoekig , zonder Stoppeltjés: de Bladen zyn als van den Citroenboom, gefteeld, fpits, van onderen met eenige Wolligheid, Een geärmde Tuil van Bloemen draagt dit Gewas, waar in de troppen van Meeldraadjes langwerpig en zeer aanzienlyk zyn, (ro) Hypericum met driewyvige Bloemen en IX. tolatsng, efteeld. flompe Kelken, de Meeldraadjes korter dan Canarier:. de Bloem , de Steng Heefterachtig, Dit is een fraay Heefter- Gewas, uit Zaad van de Kanarifche Eilanden geteeld , dat veel Bloemen draagt , en dus toc verfiering ftreke van de Openbaare Kruidtuinen. De Blaadjes zyn hier niet als met Gaatjes doorboord: an« ders (wv) Hypericum Flor. trigynis , Fol. ovatis, petiolatis, inte- gerimis, fubtus tomentofis, Caule Fruticefo tetragono conr= . presfo, (zo) Hypericum Flor, trigyais, Calycibus obrufis, Stamini- bus Corollâ brevioribus, Canle Fruticofo. H, Chff. 381. Re Lugdh. 374. Hyp. Frutescens Canarienf& inültifloram, Comm. Hert. Ul, p. 135. T. 638. Hyp. f Androfzrum magn. Cana- iienfe ramofum, copiofis Fioribus, Fruticofum, Pur. Alm, KRO Ee 302, Es Ia NM. DEEL. V. STUK. Kanariích, $12 VEELBROEDERIGE HEESTERG, UL ders gelyken ze veel naar die van ’% gewoone ArpeeL. St, Jans Kruid; zo CoMMELYN aanmerkt Hoor en de Steng was drie Voeten hoog, sSTUKe XL (11) Hypericum met driewyvige Bloemen , de Hale. Steng Heefterachtig vweefnydende, „De Bokkige Stank geeft den bynaam aan deeze Soort, die op Sicilie, in Kalabrie en dus iù ’t Napelfche , als ook op Kandia aan Bee- ken groeit. Men vindt het Tragium. Creticum getyteld van BeLroNips,. De Meeldraade jes fchynen zeer lang te zyn in dit Gewas. XI. (12) Hypericum met driewyvige Bloemen, de Berrien __Honigbakjes Lancetvormig ; de Stengen plat Heefterachtig. Deeze , in Egypte groeijende volgens Jus. siEu, is cen Heeftertje van een Span hoog, met menigvuldige platte Takjes gearmd; de Blaadjes , als die van 't Varkens-Gras , zeer klein , gefpitst , ongefteeld , langer, nogthans, dan de Leedjes der Takken: de Bloemen meest twee by elkander. Een Jangwerpig Honigfchub. | | Et bet- (1x) Hypericum Flor, trigynis , Stam, Corollâ longioribus „ Caule Fruticofo ancipiti, H. Cliff. 331. Ups. 237. R. Lugdb. 374. Hyper. fcetidum Frutescens minus. DiLL. Elth. 182. Androfem. foetid, Capite longisfimis Filamentis donatis. C. Be Pin. 230, Tragium, CLUS. Hil. Ile Ps» Ios. (12) Hypericum Flor. trigynis, Netariis Peralorym Lance: elatis , Caulibus (uffrueicofis compresfis, P ot ADEL? Hr Á. 97% betje komt binnen de Nagels van ieder Bloem- pk | blaadje voor. Het heeft de gedaante van een en Heyachtig Plantje , dat op Zandige Velden Hoorn: groeit: STUK, XXKIIIJ (33) Hypericum met tweewyvige Bloemen en ij, zeer finmalle Blaadjes. Dit kleine Heefterachtige Virginifche St, Fans Kruid, met Takjes als Paardeftaart, van Pr v- KENET ‚ heeft , volgens den Heer CrAY- TON, een vierkante ruige Steng, met zeer kleine ruige Blaadjes, die zo digt tegen de Takken aangedrukt zjn , dat menze naauwlyks kan zien. De Bloemen zyn Goudgeel, (34) Hypericum met eenwyvige Bloemen, KEKIV. El Ë 8 Mono EA Dit Chineefche. Gewas , het eenigfte onder zm. ze de Soorten van dit Geflagt dat een enkelen 78: Styl heeft, voert deswegen te regt den by- naam van Eenwyvig. Het heeft, volgens den Heer MirLER, die ’er een Afbeelding van geeft, de Meeldraadjes langer dan de Bloem , de Kelken gekleurd ‚ en de Steng is Heet achtig, À s- (33) Hypericum Flor, digynis, Fol; linearibus, GRON, Virg. 88. pe 112. Hypericum Virg. patvum Fruticofam , Ramulis Equifeti, PLUK. Alm. 139, (34) Hypericum Floribus agnoeynis &c. MILL, Dit, tf, is, f. 2 IE. DEEL, Ve STUK, 574 VERLERGEDERIGE HeEstTEns F el ÄASCYRUM. FDEELs RU De Kelk is in dit Geflagt vierbladig, met … Hoorp= sruK, vier Bloemblaadjes en veele Meeldraadjes, die in vier Troppen famengevoegd zyn. Het heeft den naam van Aseyrum, hoewel dat Gewas, ’t welk gemeenlyk dien naam voert, en tot de Europifche Kruiden behoort, in het voorige is begreepen. Het tegenwoor: dige heeft alleenlyk drie Soorten, altemaal in Virginie of daar omtrent haare Groeiplaats heb: bende, te weeten. - 5 (a) Ascyrum met Eyronde Bladen, een ronde Gates Steng en gegaffelde Pluim, dree, Gekruist, De Bloem „ die naar een St. Andries Kruis gelykt, geeft den bynaam aan dit Gewas, det is een Heeftertje dat naar ’t St.” Jans Kruid gelykt, met kleine geele Bloempjes, in Mary- land groeijende , volgens PLuKENET. De rondheid van de Steng doet het hee eer, van de volgende Soort verfchillen, ENE Ascyrum met langwerpige Bladen en Hyperiene tweefnydende Takken, Gewiekt. Hier (1) Ascyrum Fol. ovatis , Canle tereti , Panicula dichoto= mâ. Syst. Nat. XII. Gen. 903, p. sit. Weg. XIII. p. 58$. Ascyrum Fol. ovaris. H., Clif. 494. GRON: Wirg. 113. Hy- pericoides ex Terra Mariana, Flor. exiguis luteis. PLUK. Almò, 104. (2) Ascyrum Foliis oblongis, Ramis ancipitibus, Ascyrum Fin» Po Lt PB bokst, a sn Hier wordt het Heefterachtige kleine Ascy-_ HL rum van BROWNE t'huis gebragt , dat dunne AE gezoomde Takjes en fmalle ongefteelde Blaad- Hoorns jes, van onderen met twee Kliertjes , heeft, STUXe % Is het laage altyd groene St. Fans Kruid van PLUKENET, met een platte Houtige Steng, die wederzyds gewiekt is, en een geele vier- _ bladige Bloem. Dit Gewas fchynt het te zyn, * welk St. Andrews Wert, van Banifter, was getyteld. Het groeit derhalve zo wel op Ja- maika , naar ’t fchynt, als ín Virginie. Tot deeze Soort wordt betrokken de over- endftaande Hypericoides met een geele Bloem, van PrLuMIERr afgebeeld onder de Ameri- kaanfche Planten , waar. van gezegd wordt: het is een Heefterachtig , zeer Takkig, Plant- gewas , met de grootfte Takjes zeer dun en gegaffeld , de kleinere in drieën verdeeld; de Bladen langwerpig , ongefteeld , effenrandig , twee tegen elkander over, met de Middel. Rib afloopende, De Bloemen; aan ’t end der Tak- ken , eenzaam voortkomende , zyn vierbladig en uitgebreid, met de twee tegenover elkander {taande Blaadjes breeder dan de twee anderen, * welk echter in de Afbeelding zig niet dui- delyk openbaart, (3) As- Finticofum minus fupradecompoâtum , Ramutis &c. BROWN. Pan. 309, Hypericoides Frutescens erefta , Flare luteo, Prum. Gen. sr. T. rs2. f 1e Hypericum pumilum fempervi- rens ‚ Caule compresfo &ce PLUK, dant, 104. Ra. Suppl, 4950 Ii. DEEL. Ve STUKe u A,” …k f#j6 ‘VeeEpfognErfe EFHEESTERSS Ir. A ti wiet ruige Bladen er eeh réet ÁFDEEL. (3) en 5 #8 f XV. flyve Steng. Hoorpe STUKe De ongemeene Haairigheid Onderfchoide dee. ut. ze Soort , welke ook haare Groeiplaats heef Pillen: in Virginie, G) Aseyruni Foliis hirfutis Caule fritto. Hypericum vir glnianum Frutescens pen sfimum. PLUK. Alm. 189. T. 245e f, 6 | | Ssssssssssssess: _De Syngenelia of | dee 6 anders Sas mengeftelde Bloem- , en alle de overige Hee: Îters „ zal, ik-in ’% yojadnde S Tuk befchry- ven. De PLAATEN zyn dus ingevoegd: PraarT XXIV. tegenover Bladz. 7 e . KAV: ee EN TT 105 «eve XXVI, mmm — 275 e Ville d XXV HH. wenn ee mn 319 e … 3 e XXVIII, mm a 433 | °° d , XXIX, eeens menen a 499 mr nf gi ore Ti drian g Ee ET | er EET