1\ I f J ( I NATUURLYKR HISTORIE O F UITVOERIGE BESCHRTFING DER DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer Met naauwkeurige Afbeeldingen. TWEEDE DEELS, AGTSTE STUK. De KRUIDEN. Te AMSTERDAM, By de Erven van F. HOUTTUTN. M D C C L X X V I I. Digitized by the Internet Archive in 2014 https://archive.org/details/natuurlykehistor26linn INHOUD van dit STUÏC PIERDE AFDEELING. De KRUIDEN. VI. Hooêdst. Èefchryving der Kroontjes- Kruiden , en der overigen 3 nog tot de Vyfmannigen behorende. Bladz» £ . VIL Hootf dst. Èefchryving der Zesmannige Kruiden (Hexandria) , dat is , die zës Meeldraadjes hebben , tót welkende Ana- nasfen, Aspergies 5 Aloë -Planten, Pa- tich of Züuring en anderen behooren. - Vïïï. Hoofdst. Èefchryving der Zevenman- nige Kruiden (Heptandria,) Waarvan maar weinige Geflagten voorkomen. IX. HöofdM1. Èefchryving van de Agtman* mge Kruiden (Odtandria), tot welken dé Spaanfche Kers en veelerley Soorten van Varkens - Gras of Duizendknoop , waar onder de Boekweit , enz. > betrok- ken zyne — . 43S X» HOOFD* X* Hoofdst, Befchryving der Negenman- nige Kruiden (Enneandria , } dat is9 die negen Meeldraadjes hebben,, van wel- ken maar weinige Gfflagten , en daar on- der de Rhabarber, voorkomen. BIadz-495 XI, Hoofdst. Befchryving der Tienman- nice Kruiden , dat is die tien Meel- draadjes hebben , tot welken , behalve het van ouds bekende Esfchenkraid j Voetan- gel, Wintergroen, Steenbreek, Zeep- kruid 3 de Anjelieren 3 Duizendfchoo- nen ; verfcheide Soorten van Lychnis > Klaver -Zuuring, Huislook, het Stern- muur , Zandmuur , Spurrie , ook het nieuwlings ontdekte Kruid y dat men\JY\e* genknip noemt > en v^ele anderen > betrok* ken zyn. ■ 512, XII. Hoofdst. Befchryving der Twaalfman- kige Kruiden 5 dat is wier Bloemen twaalf of meer, doch minder dan twin- tig Meeldraadjes hebben ;gelyk het ^ Mans- Oor, de Porfelein, Agtimonie, de me* nigvuldige Soorten van Euphorbia of Wolfsmelk y enz* - 697 AAN- AANWYZING der PLAATEN, en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald of befclmeven worden* Plaat XLV. Afbeelding van Kroont] es- Fig. i. Het Japan fche Doorn zaad (Cauca- lis Japonica) en daar van een Zaadje , by Letter A , vergroot bl. 42, — 2 Het Kaapfche Druivebloem , (Oe- nanthe Capenfis) en deszelfs Vrugt- begmzel of Vrugtje vergroot, by Letter B. . ♦ bl. 140* Plaat XL VI, Afbeelding van Vyfman- nige Kruiden* 1 Bladz, Fig. 1. Een Plantje dat ik, wegens de, Vrugtmaakende deelen , Linum Capenfe noem. bl. 286. - — 2, Het Grootbloemige Zonaedaauw (Drofera Cifiiflord) in getal der \ Stylen verfchillende , gelyk blykt uit de vergroote Bloem by A, zynde een der aartige Meeldraad- jes , zeer fterk vergroot, by a voorgeftcld* .. . W. 2#2# — - 3. Vifenia wnbellata, een Oostindifch Gewas, waar van de Bloemkelk, met de Vrugtmaakende deelen , vergroot is voorgemeld by B en Kruiden. tegenover Bladz, 41 de Vrugt by <Ü» W. 309. Plaat XLVIÏ. Afbeelding Jvan Zesmas- nige Kruiden. tegenover Bladz. 3^ Fig. U Renealmia Capenfis en de Vrugt- maakende deelen in de Kelk ver- * groot, by a voorkomende. bh 33& , 2 Het Zaadhuisje van een Rumex Japonicus, of Japanfehe Patich , by de Letters b,c, d, befchrec- ven . • bl* 394- *~ 3. Een ander Japanfch Kruid , dat ik Kroontjes - Zuuring genoemd heb, zie . . W* 4T4- Plaat XLVIII. Af beelding van Zeven* en Agtmannige Kruiden* Bladz* 4^? Fig. 1. Een Takje van het Truellum Japonïcum of Japanfehe Troffel- kruid. « * W. 4*?* — 2. De Oenothera oüovalvis of Agt- kleppige Onagra , uit Oostin* die. . . bl. 440* Plaat XLDL Afbeelding van AgTMAn- isii ge Kruiden. • Bladz. 467 Fig. 1 Het Gelaarsde Duizendknoop, (Polygonum Ocreatum) uit Oostin- die, en een Schubbetje der Bloe- men vergroot by Letter A. hl. 467. ~ 2. Het Gebaarde (Polygonum barba* turn) ook tot het Perfcnkruid be- hoorendc, uit Japan. W. 472. fig. 3* Een Soort v^n Duizendknoop., die nader aan de Boekweit komt, insgelyks in Japan groeijende. bl, 479. Plaat. L. Afbeelding van Negenman- nice Kruiden. tegenover Blad 702 Fig* U Dc Rhabarher met- gegolfde Bla- den (Rheum undulatum), welke Natuur lyk gezegd wordt te gioei- jen in Moskovie, zynde voor de Echte gehouden geweekt* bl. 530* 2, De Rhabarber met gepalmde , diep ingefneeden Bladen (Rheum pal- matum), in Tartaria groeijende, naderhand voor de Echte ver* klaard. II. fq&, NB. Deeze beide Planten hebben zeer verkleind moeten worden, om ze in dit beftek af te beel- den : zo ook het Blad A , dat twaalfmaal zo lang is , als het hier voorkomt; maar het Bloem- tak je B h§eft de Natuurlyke grootte. Plaat LI. Afbeelding van Tienman* ni ge Kruiden. '■ ■'■ Bladz. 639 Fig. i« Reynoutria Japonka , een Ja* panfch Kruid met Piekswys' Hart- vormige Bladen en zonderlinge Bloemtrosjes. 4 hl. (54^ Fig* 2. Fig. 2- De Gehoornde Klaver -Zuuring; (Oxalis Comkulata) , uit Oostin- die. bh 666. Plaat Lil. Afbeelding van Twaalf- maal ge Kruiden. tegenover Bladz. 747 Fïg, i# Een Soort van Wolfsmelk, Euphorbia Thymifolia genaamd, bh 743» * — 2. Een andere , welke ik Nodofa getyteld heb. - 1 — - 3. De Glinus Loloides en — 4. De Glinus DiSamnoides , om der* zeiver verfchil en waare geitel- te aan te toonen* bh 775* Het Zaadhuisje , vergroot zyn- de, is by het Vrugtbeginzel met zyne Stempels en Meel- draadjes by b vertoond , en een Zaadje, ongemeen fterk vergroot , by c. Al/e deeze vier Planten zyn uit Qostindie» NB, Zo iemand de Japanfche Planten, van Fig. 3, PL XLVII. en Ég.*, PI. XL VIII, beiden tot het Duizend- knoop betrekken wil ; gclyk , volgens den Heer Thunberg , de eerfte het Polygcnum Chinenfe van bladz. 479 , zou zyn 9 terwyl de andere naar het perfoliatum van bladz. 481 zweemt. Ik heb 'er niets tegen , dan alleen het ver- fchil van de aangehaalde Figuuren en 't geen bladz. 4^2 en 4 15, gemeld is. Hier vindt men, ondennsichen, de echte Afbeeldingen van die Planten. B E- BESCHRYVING DER P L A N T E N. VIERDE AF DEELING, DE & R U I D E N. VI. HOOFDSTUK. Befchryving der Kroontjes-Kruide^, en der overigen % nog tot de Vyfmannigen hehoorende. ^AAe^e Kroontjes-Kruiden , in ^ t-x 5* *t Latyn Umbellifem genaamd , ver- «(£ ij)* fchillcn in geftalte van alle andereQ ^VV^ en hebben, in die geftalte, allen eene zelfde Soort van Bloemen ; weshalve ook de beroemde Tournefort daar van een by- zondere Klasfe , onder den naam van Kruiden en Heejlertjes met eene veelbladige Rotsachtige Kroontjes - Bloem , gemaakt heeft. Een Roos-, achtige Bloem , die uit veele Blaadjes , in 't jonde geplaatst > beftaat , wordt (zegt die Kruid* kenner) Umbellatus genoemd, indieo haar Kelk verandert in een Vrugt , welke uit twee Zaa* A dm ft mu~ vjxh $ïv%> BESCHRY VING DER Afdeel ^en ^lmcnge^e^ 3S 9 die aan elkander kleeven vi. ' als zy groen zyn , maar ryp wordende van één Hoofd- fcheiden. Deeze Bloemen is het eigen, datzy ieder op een Steekje zitten , en in zekere Hoofdjes verzameld worden , die op langer Steeltjes itaan, welke, uit den zelfden top ge- fprooten , de gedaante van een Zonnefcherm of Kroontje verbeelden. Dit , hoe algemeen ook, wordt, gelyk hy met Ray erkent, niet vol- ftrekt daar toe vereifcht. Een Roosachtige Bloem, met vyf Meeldraadjes en dubbelde Zaa- den , is het Kenmerk der Kroontjes-Kruiden. On- ze Ridder , evenwel , heeft 'er ook met enkelde Zaaden , mids twee Stylen hebbende , bygevoegd. Hier maak ik deeze algemeene aanmerking , dat zy meestal famengefteldeof gevinde Bladen hebben , en dat men 'er, hoe menigvuldig zy ook in Euro- pa zyn , maar zeer weinigen in de Indien , en zelfs in Afrika niet veelen aantreft. Zeer blykbaar maaken deeze Kruiden , die men ook Zonnefchermbloemige zou kunnen noe-^ men , een eigen Rang in de Natuurlyke Orde *zïenn.der Planten uit *. De meefte Kruidkundigen biadlTss. erkennen zulks. De Heer Linn^us onder- fcheidize naar het Omwindzel of Befchutzel van de Kroontjes , Bladerachtig van onderen zitten- de, en wel 1. zo wel aan het algemeene als de byzondere Steeltjes , hoedanig wel dertig Ge- flagten zyn : 2. aan de byzondere alleen en daar van komen agt Gellagten voor; dan zyn 'er 3. riog agt 3 die in 't geheel zulk een Omwindzel niet Kroontjes-Kruiden. S plet hebben, 't Getal der Gcflagtcn van deezen IV. aart is derhalve met de Phyllis , een Kroontjes- Afi^eu draagende Heefter, welke ik reeds hefchreeven Hoofd- heb * • zesenveertig. De drie eerften zyn de STUK- genen , welke eigentlyk geen Kroontje , maar een st? 'h , bi. * Bloemhoofdje hebben ; hoewel zy anders tot*01- deezen Rang behooren : weshalve T o u r n e- fort die in zyne laatfte Afdeeling geplaatst faadc: naamelyk. E r y n g i u Sfé KruisdifteU Bloemen als Hoofdjes of ronde Bollen , waar van de Stoel, even als in fommige Samenteeli- ge Planten , bezet is met Kaf jes , die de Bloem- pjes onder fcheiden : de Stoel Kegelvormig, mee een veelbladig omwindzel , befluitende de Kelk- jes der Bloemen en 'vervolgens Eyrondc Vrug- ten , in tweeën deelbaar. Dit zyn de byzondere Kenmerken van het te- genwoordige Grflagtj bevattende negen, meest Europifche Soorten , als (i) Kruisdiftel met de Wortelbladen Lancetvor- mig , Zaagtandig; de Takhladen veeldee-%tidïm7 ligy de Steng gegaffeld. stinkende. (\) Eryngium Foliis Radlealibus Lanceolatis fêrratis &e. Syfi. Nat. XII. Gen. 321. p, 201. Veg. XIII. Gen. 324. p. 223. Eryng. Fol. Gladiatis* GRON* Virg, 30, 40. Eryng. foetidum &C.BROWN Jam. 1 s 5. Eryng, Am.feer.idum. HfcRivi. Lugdb. zi6t T. 237. Eryng. FoL ang. ferr, fcetidum. Jam. 127. Hifi* & p* 264, T. 256» f. 3 , 44 A * U. Deel. \nu srvn 4 BESCHR ÏVI NC DER IV, Deeze Soort wordt Amerikaanfch* flinkende Afdeel. Kruisdiflel getyteld van Hermannüs, die Hoofd- verhaalt , dat dezelve in de voornaame Kruid- stuk. tuin , van den Heer Fagel, was voortgekomen Twee™?- uit Zaad van Suriname, alwaar men het Gewas Jtubu noemde , om dat de Slangen hetzelve fchuuwen. Het groeit ook in Virginie, wordende Veld - Kruisdiflel met Tucca - Bladen getyteld door den Heer Clayton, die zegt, dat het voor een keurlyk Middel , tegen de Beeten van Ratelflangen en andere Venynige Dieren , wordt gehouden, en in Koortfen hetzelfde uitvoert als de Contrajerva , waar van het , zo hy acht , misfehien een Soort zou kunnen zyn. De Worteibladen zyn langwerpig en ftomp- achtig: de Stengen een Voet hoog, groen en hoekig; de Bladen aan de Takjes Wigvormig , omvattende , meest in drieën gedeeld , met paar- fche Doorens op de hoeken. Een regte Bloem- fteel komt uit de Mikjes voort , met een alge- meen Onnwinrézel van zes gedoomde Blaadjes, langer dan de Bloemknop, die Rolrond is en beftaat uit vyftandige witte Bloempjes en fpitfe Kaf jes daar tuslchen : de Meeldraadjes eens zo lang: de Zaaden overal bedekt met halfronde Stippen. Dit Kruid heefc een zeer onaangenaamen fterken Reuk , veel gelykende naar dien van verfche Koriander - Bladen , zegt Herman- nus. Wegens het vlugge Zout, daar in ver- vat, houden de Amerikaanen het voor eender groot- Kroontjes-Kruiden. 5 grootfte Tegengiften. Ook is het in de Op. IV. fcyging van veel dienst. Afdeel. HOÖFD- (a) Kruisdiftel met Degenvormige Zaagswys\Tu^ gedoomde Bladen y de Takbladen onver- iu j i j Êryngium deeld. AqJJtU cumé Van deeze hebben de bovenfte Bladen Els- Water- vormige Tandjes > de laagcre zyn maar Zaags- ruis 1 c * wyze getand en ongedoornd. Men vindt het Kruid in Virginie , op Waterige plaatfen. De Omwindzels en Kafjes zyn hier onverdeeld. (3) Kruisdiftel met de Wortelhladen ovaal 9 nu plat gekarteld; de Hoofdjes gejtecld. vittbiidi* ge* Deeze groeit natuurlyk in Rusland 3 Polen 3 Ooftenryk en Switzerland , volgens den Rid- der. Hy wordt breed- en platbladig genoemd by Bauhinus. De Steng is meer dan een Elle hoog en heeft blaauwe Bloemhoofdjes. (4) Kruisdiftel met de Wortelhladen langwer- iv. Pig* Kleine. (z) Êryngium? o\. Gladistis&c. H.ClifT. 8 8 H. Lugdb. $19? GRON Virg. 146, 41. Eryng Amer. Yucca: folio Pluk. Alm. ij, 175. f. 4. Scorpii Spina. Helw. Mexic. izz. fié Eryagi-um Lacuftrc Virginïanum* Pluk, Alm. 137. T. 396. f. 3. (3) Êryngium Fol. Radicalibus &c. f{, Cliff. ITps.K Lugdb* DALIB Parts. 83- Eryng. latif. planum G B Pin 387. REIG. Ged 8ï, Eryng. Pann. hnfoliiitn Clus. Hifi. II, p, lts. Pan. 669. Êryngium fpuriiim prinïiim DOD. Pemptt-j%z* (4) Êryngium Fol. Radical. oblongis ineifis &c# ƒƒ. C/jfc A 3 R. II. Deel. VIH. Stok» 6 BESCHRY VING DÈR IV. pigt in ge/nee den ; de Steng gegaffeld ; dé Afdeel. Hoofdjes ongepeld. Hoofd- ^t fchynt de platte Kruisdijlel van Mat- Twecwj* thiolus niet te zyn , welke men ook by Lob el vindt afgebeeld, groei jende > zo Clü- sius verftaan hadt, in de Gebergten van Sile- x zie. Het is de Naantjes- Kruisdiftel van Clu- s;üs^ groeijende in Spanje, op Heuveltjes , een Handbreed en fomtyds een Voet hoog, met zeer dunne veel gearmde Stengetjes en blaau- we Bloemen. v. ($) Kruisdiftel, die de Wortelbladen Hartvor- Ttl\?ui?ï? m?g heeft; de Stengbladen gepalmd , met dDüe\ agteromgehoogen Oor en ; de Kofjes drié* tige.epUn puntig In de Oofterfche Landen, als ook op Sici- lië en in Spanje 3 is deeze waargenomen , die Syrifche Takkige Kruisdiftel , mee de Hoofd- jes als van Vlookruid , geheten wordt. Zy zyo derhalve klein en blaaaw van Kleur, vi. ^ (6) Kruisdifcel met de Worleïbladen rondach- 14 'ar i 'tl- mum. 'lg 9 Zee* - Kruisdiftel, Lugdb. 91* N* 4. Erpg. planum minus. C. B. Pi», 386, Eiyng. pufïl!. planum Moutonu Cuis ffift* II, p. 158. Eryngr* pumilum, Hlsp* 455* T. 456, Dod. Pempt. 732. (5) Eryngiwn Fol. Rad, Coidatis &c. Am. Acad. III. p, 4oy. Gron. Oriënt. 76, Eryng, Syriac. ramofius &c. Moris, Jfy?. III, p. 166. S. 7- 37* & Eryng. Capit, Ffyliii. EOCC. SzV. 80. (6) Eryngium FoL Had. fubrctundis plicaiis &c. R> Ctiff* «7. Kroontjes-Krui den. 7 tig y geglooid , gedoomd ; de Hoofdjes ge- IV» jteeld ; de Kafjes driepuntig. rotEL. Hoofd- Decze voert den naam van Zee - Kruisdijtel > stuk, öm dat mcnze veel op Zandige Oevers > aan den Zeekant , aantreft. Dit heeft zo wel plaats in de Noordelykc als in de Zuidelyke deelen van Europa. In onze Provincie komt hy veel voor op 't Strand en aan de Zeeduinen; in Fries- land aan dc Zeedyken , als ook by Harderwyk. Ik heb hem ook by Sehagen , en elders bin- nenslands , gevonden. De Plant heeft een dikke Steng , omtrent een Voet hoog 5 witachtig van Kleur en zeer Takkig , bezet met Bladen , die eer bleek- blaauw dan groen zyn, dik, breed en hoekig ingefneeden , met geelachtige Doornen gewa- pend en geplooid. De Hoofdjes, vaneene rond- achtige figuur , zyn als ingekaft met zes Blaad- jes , die fmaller en ook gedoomd zyn , en zo wel als de Hoofdjes of Bloemen blaauw. De Wortel is een Vinger of Duim dik en zeer lang, fomtycjs tot tien of twintig Voeten ; zo dat men hem byna nooit geheel, zelfs niet uit het gulle Zand , kan trekken ; ten ware het jonge Planten zyn : want hy blyft over. Dit Kruid, dat men in Italië Iringio, in Vrank* ryk 17.. FL Suec. 220, 233. R. Lugdb. #3. GOUAN. Monsp<\io. Weig. Pfjm Rug4 Eryng. irnritirnuiiu C. B. Pin. js5# Clus Hijl. II. p. CAm» Epiu 448. DOD. Ptmpt. 73©. Lob. Ic. li. 2ia A 4 II. Deel, VIH. Stuk, Ö Bëschry VlNé DEI IV. ryfc Panicaut de Mer3 in Engeland Sea-Holty§ *D*lU aan de Ooftzee, Mannes -Treu, en byons ook Hoofd- Eindeloos of Meer -Wortel noemt, is, jong S™? zYndc 5 gekookt ? tot Spyze zeer bekwaam. De vigeJ.€SW)~ Wortel is aangenaam van Reuk en zoet van Smaak en daar toe niet minder dien-ttig; ja in de Geneeskunde zelfs , zo fommigen willen f kragtiger dan die van den Gemeenen Kruisdis- tel , hier volgende. VTL. (7) Kruisdiftel met de Wortelhladen omvatten* c?mnjhe. de en Lancetvormig gevind. Veld* KruisdiüeU Deeze vindt men op woefte plaatfen , in de middelde en de Zuidelyke deelen van Europa* Zelfs in onze Nederlanden groeit het Gewas aan de Ysfcl- en Lek-Dyken, als ook te Muider- berg en elders , overvloedig. Men noemt het Veld- Kruisdiftel , Wallen- of Tuimel - Diftel ; in Vrankryk Chardon - Roland , in Engeland E- ringo 9 in Duitfchland Br anchen- Diftel of Ra- den- Diftel. . Die Kruid, dat fomtyds tot een Elle en hoo-, ger groeit, heeft een regter Steng, doch dik en van binnen voos ; met Bladen om laag , die zeer groot en breed, hard en %f , fcherp gedoomd 2yn , van een driehoekige figuur. Ieder Blad heeft f7) Eryngiuf* Fol. Rad. amplex'caülibijs &c. Öèd. Ba*tm 554, ƒ/. Cliff. zj. Mat. Med. 114. R. Lugdb. 93. GOUAN Mtnsp; Ï30. KUtAM, Jlufir. 6S. JACQ. VMt 44. Rkyg. Ged. $1. Eryngium Ramofïsilmum , Finnis Fol. Alatis pfnnrais^uc, !*ALL. ïiêlv. 45 j« Kröohtjes-Krüidën. 9 heeft eeti middelrib, waar aan Lancetvormigè iV". Vinbladen , die gevleugeld ftaan aan de Rib, en ^beel. &elf wederom gevind zyn* De Stengbladen zyn Boofd» fmaller en die , welke de Hoofdjes omvatten >STÜK» zeer fmal , ja Elsvormig en langer dan de Hoofd- Dl®mê% jes , welke Kroonswyze den top van de Steng bekleeden. De Wortel van deezen Veld- , oök wel Berg* Kruisdiltel genaamd , is zo lang niet als in de voorgaande , doch redelyk dik , en deeze wèrdt gedroogd in Winkels gehouden, alwaar men- ze telt onder de vyf kleine Openende Wor- telen. (8) Kruisdiftel met de Wortelbladen driedee* „ V1IJ* ^ s Eryngium lig , van agteren eenigermaate gevind. Amahyin* num* Deezc munt uit wegens de blaauwheid van ÈctJ^^ gèheele Gewas , welke uit den paarfchen moet zien % indien het aan den bynaam zal beantwoor- den. Doktor Scopoli fchryfc aan den Kruis- diftel , dien hy in Karniolïe vondt 3 ook eene Amethystkleur toe. Dit, en de Driedeeligheid der Bladen, doet my denzei ven hiert'huis bren- gen. De byfoort groeit in Spanje* De Omwind- zels f8) Erynrjum Fol. Rad. trifidis, Bafi fuT>pinnnti's, Ervng, Mont. Amethyftinurm C E. Pin. 3? 6. AIORIS» Hifi. III. p. 165. S. 7» T. 3 5» f. 2. Eryng. totum cceruleum. Besl. Mjfi. /3. Eryng. minus trifidum , liispan. BARR. le. 36. BOCC* Mm. T. 71. Eryng. Fol. Rad, pinnatis tiipartitis* SCOP. Carn* A 5 II. Defx. VIII. Stuk. B ESCHRY VING DÉR IV. zeis beftaan uit Lancetvormige Blaadjes , die Afdeel, ^g^jy^s langer dan de Hoofdjes zyn , volgens Hoofd- den Heer Gouan , door wien deeze Soort by stuk* jvlontpellier waargenomen werdt. ix. (9) Kruïsdiftel met gevingerde , gefnipperde , ^Ipïfum"* rondachtige Bladen , een langwerpig veel- ,Aip;iche. bladig Hoofdje en driedeelige JBorftelige Stoppeltjes. Deeze heeft de Bladen byna rond, in vyven gedeeld , met byna gegaffelde Slippen , die ver- fpreid zyn en plat* De Bloemiteeltjes, uit den Top voortkomende , draagen langwerpig ronde Hoofdjes 3 met veele lange Vinswys gedoom- de Blaadjes omringd. De Kafjes zyn Borftelig, in driéën gedeeld. Tot deeze Soort zal buiten twyfel de tweede van den Heer H aller behcoren*, weike zyn Ed. noemt Kruïsdiftel , met de Bladen by den Grond Hartvormig , onder de Kroon gevind, op de kant gehaaird en zeer menigvuldig Dezelve > op verfchcide plaatfen der Switzerfche Alpen waargenomen > hadt de Steng naauwlyks een p;K£L. VIII. StUKt it BèschrVving der IV. het, zyns weetens, nergens in Italië of Lai> Afdeel, guec]ok gezien : maar in Engeland, Nederland Hoofd en Normandie , zegt hy 3 groeit het overvloe* stuk. ^jg 0p jaage Waterige plaatfen. Het groeit, ^wuwr evenwel $ by Montpellier , volgens den Heer Gouan, als ook in Provence. Het is in Moe - rasfen van Switzerland , als ook in de Elzas aan den Ryn. Men vindt het , by deeze Stad , in vogtige Landen ,• buiten Haarlem in Duin - Va- leijen , en in de Wouden van Friesland , aan de kanten van Slooten, en elders, overvloedig. Het heeft dunne Steeltjes , langs den Grond of in 't Water kruipende , met Vezelige Wor- teltjes hier en daar , en uit dezelven komen Bladrteelen voort , die byna het middelpunt fchraagen van een Blad, dat rond is, doch aan de kanten een weinig ingefneeden. Van boven zyn deeze Bladen holachtig en daarom noemen de Franfchen het Ecueik iïEau. De Bloemp- jes , op wat korter Steeltjes onder de Bladen voortkomende , zyn wit : *y beftaan uit vyf Blaadjes , en hebben twee Stylen van elkander af, op het Vrugtbeginzel zittende, dat twee halfronde Zaadjes uitlevert , kranswyze om of op de Steeltjes geplaatst. Het is heet en fcherp van Smaak. ii. O) Water- Navel met Rondasvormige Bladen é^ufü'ni* en welbloemige Kroontjes, bkata» Deeze Gekroon- de (2) fydrocotyle FoL peltatis, Umbellis multifloris, Erown. Jam* Kroont je s- Kruid en. 13 Dceze in beide deelcn van Amerika; gelyk IV. in Brafil, alwaar zy Acaricoba genoemd wordt; ^^f1* in de Weftindiën, op Jamaika; als ook in Vir- Hoofj> ginie voorkomende, heeft de Bloemfteelen veelSTÜK* langer dan de Bladlteelen , zo dat de Kroontjes öw boven de Bladen uitlteeken en het Gewas is grooter. Gok heeft zy wel twintig en meer Bloempjes in een enkel Kroontje. Anderszins verfchilt zy weinig van de voorgaande, die ook in Virginie groeit. (33 Water -Navel met Nierachtige, eeniger- nr. ' maate gekwabde 3 gekartelde Bladen* kAmerU*. na Deeze^ ook zo wel in Zuid- als in Noord- kaaSê. Amerika groeijende, gelykt naar de eerde veel5 doch de Bladen zyn , aan de ééne zyde , tot het midden ingefneeden en aan den rand flaauwtjes verdeeld in negen Kwabben 5 die ieder drie klei- ne Tandjes hebben. Het Kroontje beflaat uit vyf Bloempjes. Loefling zegt, uit drie3 vier of vyf. Het Kruidje valt ook in Ooft- indie, en ik heb 'er van deeze of de volgen- de Soort. (4) W*- Jam. n$. Hydr. repens &c. GROM* Virg. 30, 41. Hydr, maxima. Plum. Sp. 7^ Cotyledon Aquatica Sloan. Jam* 93. Hifi. L p. 31a. Erva de Capitaon. MARCGR Bras, 27. Aearicoba» Pis» Bras, po. (3) Hydroeotyle Fol. Renifojcmlbnsfttblobatiscrenatis* Lq£$l, J*. 281 , 361. 14 Beschryving der IV. (4) Water -Navel met Kiervormige Tands* Ar y^L# wys gekartelde Bladen. ^uk!° Dit is een Ooftindifch Plantje , by Ru M- iv, . phiüs Paardevoet genaamd , wegens de figuur ?^Sdet Bladen , welken , zegt hy , meer naar diq OoftincU- van het Aardveil dan van het Mans - Oor Kruid lyken. Het heeft kruipende Stengetjes , met Worteltjes aan de knoopen , welke Bladfteelen uitgeeven een half Voet lang en zeer laage Bloem- fteekjes, Het groeit in %t wilde langs de Haagen , doch wordt ook in de Tuinen gehouden, om dat de Bladen eetbaar zyn en men gebruiktze om kleine Kwetzuuren te geneezen. Het valt ook, zegt de Ridder, op Jamaika: verfchillen- de van de voorgaande , doordien de Bladen dik- ker en byna grys zyn, egaal gekarteld, en ge- tropt voortkomende, chinenfts. (5) Water - Navel met Liniaale Bladen en f5rnee" veelbiomüge Kroontjes. Deeze Chineefche , van grootte als de voor- gaanden , heeft ook een kruipende Steng, de Bia- (4) Hydrocotyle Fol. Rentf. dentato - crenatis. IL Cl[f. Flor. Zeyl, ns* R. Lugdb. 94. Valerianella Zeyl. paiufhis repens. HERM. Par% T. p. 238. Ranunculo affinrs &c, PLUK. Alm. 314. T. 106. f. 5. P«s Equinus. RüMPH. Amh. V. p. 45;. T\ 1C9. f. 1. Codagam. //. MaL X. p. 91. T* 4$# HuRNf. Fl, IrJ, p. 74» Hydroc. Zeyl. Afari folio» TovEHF> Inji. 32S. BURM* Zeyl. 122. ($) ÜjdrwtyM Fol Linearibus, Umbcllis multifloris* Kroontjes-Kruiden. 15 Bladen Liniaal , glad 9 ftomp , vlak , dikwils IV* twee aan de Leedjes en de Bloemfteelen zo Afd^l* lang als de Bladen. Hoofd- stuk» Sanicula. Sanikel, Digynia* Dit Geflagt heeft digte Kroontjes , vee! naar Hoofdjes gelykende , waar van de middelfte Bloemen misiraagen. De Vrugt is ruuw. Het bevat drie Soorten , waar onder ecne Europi- fchc, als (1) Sanikel met enkelde Wortelbladen en alle 1. Blommetjes ongefleeld. Europ;^ Dit is de Sanikel der Apotheeken , een Kruidt dat in Bergachtige Bosfchen door byna geheel Europa en ook in onze Nederlanden groeit. Dezelve is onder de Kaapfche Planten geteld door den Heer N. L, Bürmannus. Men noemt het Kruid in 't Engelfch en Franfch ook Sanicle 9 volgens den Latynfchen naam 5 die van de Wondheelende kragt zou afkomftig zyn; maar hy wordt insgelyks aan verfcheide andere Kruiden , vooral die tot de Steenbreeke behooren, gegeven. Om (l) Sanicula FoL Radicalibus fimplicibus'&c. Syft.NAt.XU. Gen. 323. p. 202. Veg< XIII. Gen. 3*6. p* Z25, jFV. Suec>iiz9 235. Mat. MeL 115. Gron. Vir%. 14$. Sanicula Officina- lunu C, B. Pin, 319* Sanicula. H. Cliff* 88* R. Lugdb. 93, Dor>* Pempt. 140. HALL. Ihlv. 449- Sanicula & Diapen- £a4 LOB» / cfnOtnfiu de Blaadjes Eyrond. Kanada- fche- Deeze komt byna volmaakt met de vooiv gaande overeen, doch valt dikwüs, in alle dee* Jen 9 tienmaal zo groot , zegt de Ridder (*), De Groeiplaats is in Kanada. C3) * (2) Sanlcula Fol. Radicalibus compofitis &c. Gron. Virg* 146, 43. Sanic. Canad* amplistimo laciniato folio. Tournr» Inft. 316. (*) Aangezien de Europifche Sanikel een Elleboog groeir , zou deeze een hoogte van tien Ellen moeten hebben, als men 't eenvoudig verftaat 1 doch neemt men 't nanr de "Wiskonst, dan zou deeze Soort ruim twee Ellen hoog groei- jen. De Heer Gronovius zegt , dat dezelve een Steng vajï py/ee Voeten en daar boven heeft. Kj* bontjes-Kruiden» (3) Sanikel met de> Mannelyke Blommetjes ge* Hfc Jteeld, de tweejlagtigen ongepeld. Afdkei, rT, . . , , . Hoofd* Deeze, ook in Virgime en Mary land groei- STV^ jende , heeft de Bladen , die in de andere byna IIT, driekwabbig waren , in zeven Kwabben ver- M%™%rj* deeld , die ongelyk zyn. De Steng en Takken™, zyn gegaffeld , en als bezet met kleine Klisjes. ^Und< Hier is , niettemin , de Bofch - Sanikel > met drie-* puntige Bladen en witte Bloemen, t'huis gebragt door den Heer Gronovius; waar aan de Ingezetenen van Nieuw -Jork, volgens Col- den, den naam van Zwarte Slangenwortel geeven. Astrantia. Stcrrekruid* De Blommetjes zyn, in dit Geflagt, omringd met een Bladerig omwindzel, dat gekleurd isr beftaande uit Lancetvormige , gelyke Blaadjes , die digt tegen elkander fluiten , doch met de Punten zig uitbreiden als een Ster, waar van het den naam heeft. De meefte Blommetjes mudraagen , alzo 'er maar weinige Tweeflagti- gen onder zyn. Twee Soorten , beiden Europifche , zyn 'er Hcgts van bekend , naamelyk (1) Sterrekruid met vyf kwabbige Bladen , de % Kwabben in drieën gedeeld. Dit (3) Sanicula Flosculls masculis Pedunculatis Sec, Grönu Vïrg. 31, 4*. Sanic* Fol% feptüoba^s &c. Ups* $7. Samc* Jtfarilandica. raj* Suppt. 260* (t) 4ftrantta Fol. quuiquelobis Syft.-NéU- XII» Gert» lh PbiX, VUL Stuk. li Besohryving dek IV. Dit Kruid heeft zyhe Groeiplaats aan den Afdeel. VQet der h00ge Gebergten in de Zuidelyke dee- Hoofd- len van Europa. Sommigen hebben het Wyfjes- stuk, Sanikel genoemd , anderen betrekken het tot Tweevsy. het Nieskruid. In de Tuinen is het bekend , hebbende een Steng van een Elle hoog , die zig boven ïakswyze verdeelt , in de gezegde Bloem- kroontjes , welke het omwindzel witachtig of paarfchachtig hebben. Men vindt ook een klei- nere van deeze Soort , van welke misfehien Gouan fpreekt , wanneer hy de hoogte van een hal ven Voet aan dit Kruid toefchry ft. In Frovence groeit het wild , aan den voet der Ber- gen, gelyk in Switzerland. De Bladdn, die uit den Wortel voortkomen , zyn helder groen* Van de vrugtbaare Blommetjes komen dubbelde rondachtige Zaadcn , die in een geplooid Huik- je vervat zyn. De Wortel komt in Reuk byna met de Con- trajerva overeen. Hy purgeert ^ doch zagter dan de Nieswortel. Het Extrakt dryfe Water cn Slym af. 324. p. 203. Veg.Xlll. Gen. 327. p. 115» HALL. Heh. 439. H. Clif. 8 8. Hellcborus nigcr Saniculx folio. C, B. Pin. 186. Veratrnm nip;nim. Vod. Pempt. 387. Aftrahtia nigra» LOB, Icon. 681» Gouan Monsp. 132. Ger. Prov* 231» (2) AJlrantia Fol. digitalis ferrads. Aftr. Fol» digïtatis feptcnis. HALL. Heh* 440. Helleborus niger Saniculx folio, minor. C, B. Pin. 18$. PtUt. j>7. Heileb. minimus &c* Bocc, 5U. 10. T. *• minor . Klein. H. Afïraniia (2) Sterrekruid met gevingerds Zaagtandige Bladen. Ge- Kroontjes -KrüidEn. Gezegde Fleer H aller zegt duidélyk , dat £f*^ decze Soort niet om laag maar op de Alpen 3 vu in Swit/erland 5 groeit. Zo vindt men 'c ookHooFl> op de Eergen in Provence. Het voert dennaamSTUK' . van Zeer klein Nieskruid der Alpen met de Bloem van Sterrckruid , by Boccone. De Bladen ónderfcheiden het van 't voorgaande. Zeven of negen komen in hetzelve op den top der Stee- len voor , en fomtyds vyf. Het Kroontje is geen Duim breed en altoos wit, met korter Straalen. Bauhinüs zegt, dat de hoogte omtrent een Handpalm zy , en dat het ook groeit op de Py- reneen. Bupleurüm. Haazen • Oor. De Omwindzels zyn5 in dit Geflagt, groot en vyfbladig : de Bloemblaadjes omgeboogen of ingekruld ; de Vrugt rondachtïg, famenge* drukt geftreept: de Bladen ftyf en Iterk geribd, in eenige Soorten als Haazen - Ooren , waarvan Let den naam heeft. Het bevat 'er vyf tien , waar van alle de Kruidigcn tot ons Wereldsdeel: delieeüerach- tigen tot Afrika behooren, (i) Haazen -Oor dat doorbladerig is 3 en geen B J; algemene Omwindzels heeft, rum roiun* Men tyti*1"*' Rondsla- (i) Bupleurüm Involucrls univerfèKbusnalliS &c. Syft. NatJ^^* Shfc Gen. 325. p. 203. Veg, XIII, Gen. 328. p. 225. if. l[ps. 64. K.* Lugdb, 109. Hall. Helv* 417* Fcrfoliata vul- B 2 Ih Dsn* vnu $tux< Bbschryvino der IV. Men noemt dit Kruid, dat niet alleen in de Afdeel. Zuidelyke deden van Europa , maar ook in Hoof-d- Duitfchland, en in de Nederlanden, voortkomt stuk» onder 'tKoorn , gemeenlyk Doorwas 9 of Deur- v^eeV,y' was> iö 'c Franfch Percefeuille 9 om dat de Bla- den volftrektelyk van de Stengen Takken door- boord zyn. H aller geeft 'er twee Voeten hoogte aan. De Bladen zyn aan de ééne zyde korter , aan de andere langer , ovaalachtig 9 Zeegroen en zeer glad. Zes , zeven of meer 9 byzondere Kroontjes, maaken het algemeenc uit. 't Is een Wondkruid , komen in Plei fiers tegen de Breuken en in Samentrekkende Pap- pen, zo die Heer aanmerkt. De kleine mee ge- boogen Takken , van C. Bauhinus, heeft de Bladen wat langer , doch de Bloemen zyn % even als in de voorgaande en meeft alle Soor- ten van dit Geflagt , geel. De zelfde fpreekt van een Doorwas met menigvoudige Bloemen , 't welk onder den naam van Gekruld of Mosach- tig Doorwas in Afbeelding gebragt is door C a- MERariüSj* zynde een zeldzaam Kruid. Het Kleine , zegt die Autheur, is een kragtig Mid- del , in Pappen , die men op Beengezwellen legt. (2J Haa- gatisflma Arvenfis. C. B. Pin. 277. Perfoliata. Dod, Pempt; J°4* 0. Per^ minor Ramïs inflexis & Flore multiplici, C. B» Fin. 277» Perf, crispa ft Muscofa, CAM* Hirt% T. 37. p. Kroontjes-Kruiden* ttt (ji) Haazen-Oor met vereenigde] OmwindxeU IV; tjes y het algemeene driebladig. F v jf u Hoofd» Dit Kruid, de Steng een Elle hoog hebben- stuk. de , is op de Switzerfche Alpen , onder ande- u. ren , door den Heer H aller gevonden , die het in Afbeelding gebragt heeft. Men ziet daar Oe&ékdi uit, hoe zeer het van het voorgaande verfchille. De Wortelbladen zyn ongevaar een Voet lang , fmal en egaal van breedte : de Scengbladen Lancetvormig , en geenszins omvattende. De Omwindzeltjes zyn in agten gedeeld, gekleurd Ten langer dan de Blommetjes* (3) Haazen-Oor met vereenigde OmwindzeU m; tjes> het algemeene vyfbladig. Fko^ Deeze, op de Alpen door Gesnerus ge- vonden , hadt zeer fmalle Bladen als die van Gras. Vyf Blaadjes maakten het algemeene Omwindzel van de Kroon uit, en de byzonde- re der Kroontjes waren Gerternd , ten hal- ven in zesfen gedeeld. Zy hebben zeer lange Steeltjes. (4) Haa- (z) SupUurum Involucellis eaaÓunatis , &c. Bupl. Alpï- flum. HALLi Helv. 438. T. 10. PerfoL Alpina anguftitolta media. C. B. Pin. 177. Prodr. 129. BüRS VI. 5. ($) Bupleurum Involucellis coadunatis &c. Bupl, Fo!, an- guft. & neryoiïs. Hall. Helv» 438» Perfoliata Alpina Grami- neo folio. C« B„. Pin. 277. Sedmn Petraum Bupleuri folio> Pptf* BM. 247. B 3 lï. Keel. VIII. Srca. Beschryving per IV, f4) Haazen-Oor met vyfbladige ronde Om- Afdebu windzeltjes ; A«J algemeens drieb tydig Ey- Hoofd* rorcd : jfe Bladen omvattende , Lancetswys' stuk* Hartvormig. IV. Supieurum j)jt js Smalbladige Doorwas van C* Hoekig Baühinüs, waar van het Groote op de Py- peneen door Börserüs , het Kleine op de Bergen van Wallifer Land gevonden is* Dit laatfte heeft de Bladen aan den Wortel Gras- achtig, twee of drie Duim lang ;de Stengctjes een Voet hoog. Het andere heeft de Wortel- bladen Lancetvopnig, lang geftedd; de Steng- bladen breeder en gehoekt. v. (5) Haazen - Oor met vyfbladige Eyronde Om* lifn"*'*9' windzeltjes ; het algemeene byna vyfbla* LangbU*- dig : de Bladen de Steng omvattende. (iig. Deeze, die de onderfte Bladen gedeeld heeft en de bovenften doorbladig , groeit op de Swit- zerfche Alpen en by Gottingen volgens den Heer Haller. Men vindt het ook in de El- zas , op hooge Gebergten. Het wordt Breed- bladig Berg -Doorwas genoemd. De Steng is een Elle hoog. (6) Haa- (4) Bupkurwn Involucellis pcntaphylHs &t% Perfol. Alp* ïnguftifolia major. £• B. Pin. 277. Prodr. 229. & minor Ikidem* (5) Bupleurum Involucellis &c. Bupleurum Pol. imis pe« fiolutis. Hall. Helv, 437. Perfoliara montana latrfólia. C# B. Pin, 277. Perfol. montana, Cam. Hort. uot T. 38»MAPP. 4/i. 4^ Kroontjes-Kruiden. £6} Haazen - Oor met vyfbladige fpitfe Om- V$r mndzeltjesy het algemeene byna vyfbladig: yif de Bladen Lancetvormig % de Steng bogtig. Hoofd. STUK» Deeze Soort , die in 5t byzonder den naam vr. van Haazen- Oortjes in Duitfchland voert, zou FaiaZ™ die met rondachtige Bladen of de allergemeen- bl^||sfcn" fte zyn , van C. Baühinüs. Ondemisfchen heeft het Haazen - Oor met geele Kroontjes % van j. Baühinüs, niets dat naar ronde Bla- den zweemt* Tournefort merkt aan f dat by fömmigen de onderfte rondachtige Bladen zyn weg gelaten. De befte Afbeelding zou by Tragüs voorkomen, waarvan CoRDüszig bediend heeft tot de befchry ving van zyn phylkuy gelyk hy dit Gewas noemt. Zulks fchynt gelykbladig te betekenen; doch dat is volftrekt tegenftrydig : want de onderften Bladen zyn gerond Lancetvormig , de Stengbladen worden naar boven langs hoe fmaller en zyn fpits ge- punt; In de gedagte Afbeelding by Tr a g ü s vind ik die geenszins Zeisfenvormig, gelyk zy by Jï Baühinüs zo blykbaar zyn. Het heeft kleine Kroontjes , maar een taamelyk hooge bog- tige Steng. Dezelve is paarfchachtig, meest met (6) Bupkurum Inrolacellis &c, Bupl. Fol. Rad. peduncula- ésl GUETT* Stamp. 59, Bupl. Fol» petiolatis &c. HALL. Helv. 439. BupU Fol (ubrotundo f. vulgatis{anum . C. JS*Pm<2j$+ Aurkula Leporis ümbella latei. J. B. Hift. III. p. 200» f. 1. Ifophylium» Cqrd. Hi/t. so, He:ba Valneiaria. Traq^ B 4 II. D£E2-. VIII. Stuk. tl ËÊSCHRYVING DER tV* met zeven Kroontjes , die hoog geel zyn , vil* Afdeel. gens ^ j N N M u s. Hoofd- Wat de gemeenheid van dit Kruid aangaat : stuk. het js zekerlyk gemeener , dan onze Ridder zig .Twttwy fchynt verbeeld te hebben. Zyn Ed. fchryft 'er de Haagen van Misnie en 't Wallifer - Land toe eene Groeiplaats aan toe. Men vindt het in ver- fcheide deelen van Duitfchland ; in Vrankryk omftreeks Parys , in de Elfaz en in Provence. Tragïjs bevondc 9 dat men het Woiidkruid noemde 5 en H a l l e r merkt aan , dat men het Afkookzel voor een Koortsmiddel houdt Q*). (7) Haazen-Oor met vyfbladige fpitfe 0/7*3 Qdtni'im™ windzeltjes , het algemeens driebladig ; het Tandig. middel- Bloempje hooger , de Takken wyd gemikt. Dit is een zeer klein Kruidje, groeijende op de Alpen van Wallifer - Land , op dc Rotfen van Italië en op de Gebergten in Prpvenee , als ook by Montpellier, Het heeft de Stengetjes maar een Handbreed hoog, fterk getakt, met zeer kleine Kroontjes. De byzondere Omwind- zeltjes, van ieder Kroontje a zyn vyfbladig, ge- baald en ftyf. (8) Haa. (*) Door den Heer Bergius is een Kaapfch Haazen- Oor > welk zeer naa komt aan deeze Soort , befchreeven. Cap* £7) Buplexrum Inyol. ^c. Euplt Fol. Gramineis &c. Hall* Jielv. 438. Perf. minor anguftif. Eupleuri folio, C. B. Pin* Z77* Perfol. minima Buplepi folio. C©L* Ecphr% I. pf 24* Kroontjes-Kruiden. 1 25 (8) Haazen-Oor met famengejbelde en tevens IV, enkelde Kroontjes. Afdmu t o • j i. , Hoofd- In Spanje groeit deeze , die naar de voor- stuk» gaande Soort veel gelykt, doch naauwlyks voor vin. eene Verfcheidenheid kan worden aangezien. s?l!Z™. fitum< (9) Haazen-Oor met vyfbladige Lancetyormi-Half(*mQtl* ge , langere Omwindzeltjes ; het algemeene^^1 * driebladig ; de Stengbladen Lancetvormig. loides* Deeze , groeijende in Switzerland en op deag*aünkc* Pyreneefche Bergen 3 heeft degelykenis vaneen Ranonkel , zoLobkl aanmerkt. De onderfte Bladen zyn fmal , de bovenflen langwerpig Hart- vormig, de Steng omvattende, gelykuit de Af- beelding van J. Bauhinus blykt. Hy noemt bet Bupleurum met Grasachtige Bladen* De Steng is omtrent een half Voet hoog en de Blom» nietjes zyn, gelyk in de anderen, geel. Q 10) Haazen Oor met een byna naakte gegaf- x. ■Pal RtgtótgO» (s) Bupleurum Umbell. cofnpos. &c« \Am* Ac ai. III. p. 40*. (9) Bupleurum Involucdlis Sec. Buplt Fol. amplexicaul. &c. JF/. Clif. 104. HALL. Helv.w Lugdb. no. P&rfbL At* pina anguftif. minima. C. B. Pin. 277. Prcdr. 130. Perf, Gramineum &c. LOB. Mu/ïr. 137. PARK. Thsatr* 335. T# 3 3 8. J. B. III. p. 199. r fjo) Bupleurum Caule dichotomo fubmido &c. Bupl. Fol. Xanceolatis rigidis öcc. Lugdbm iro. Sauv. Mcnsp. 76, GOUAN Monsp, 13 3* GEK. -Pror. 233» KRAM. Jpiftr. 69. JAC(^. 47« Bupleurum FoU rigido. C. B. Pin. 278, Bupl» alt, latifoliuiïi. Ddd. Pempt. 033, Los. 456, s 5 g, deei,. vm. STOK* z6 Beschryvinc der 1V# felde Steng en zeer kleine fpitfe Omwind* Afdeel* , . vi. zeltjes. IIOOFD^ stujv. In Duitichland Is deeze , die naar do Zesde T-a>eevjy Soort veel gelykt , zo wel t'huis als in Langue- Ti&e' dok by Montpellier en in Provence. Men vindt- ze 5 onder den naam van Breedbladig Bupleurum 9 by Loeel en Dodonjeus afgebeeld. De Steng is omtrent twee Voeten hoog, bezet met zeer kleine fmalle, fpitfe Blaadjes ; terwyl dc Wortelbladen breed Lancetvormig, geribd en ftyf zyn, en veel naar Haazen- Ooren gelykeiu De end -Kroontjes zyn in tweeën of drieën gedeeld , met even zo veel Kafachtige Blaad* jes; de byzondere klein en zcsblocmig. Volgens nader Waarncemingen zyn alle dc Bladen, in deeze Soort, Lancetvormig, geribd, üyf en gelteeld : het algemecne Omwindzel be- gaat uit drie Elsvormige zeer korte Blaadjes* de byzondere zyn kort - Borftelig. KL ( ii ) Haazen- Oor met enkeide overhoekfe 3 ^*uiï/'-U7" vyfbladige , meefi driebloemige Kroontjes* PteaüiadJg. Deeze in Duitfchland , Engeland , Vrankryk, Italië , als ook in Switzerland voorkomende , heeft, iïï) Bapkurum Umbcllis fimplicibus alternis &c. Bupl. Pol* Lin. acut, fesfihbus. //♦ Clijf, 104. R. Lugdb. 11O4 Got/AN Mamp. 133. Ger. Prov. 234. KBAM, Aujlr. 70+ jAcq. Vir.d, 4g. Bupl. teitium minimum. Col. Ecpbr9 1. p- 85* T. 247- Bupl. anguflisllmo folio* C, B. .F:%» Kroontjes -Kruide*. *7 heeft, volgens den Heer H A ll er , een Voet Iv* n o • • j fc . Afdeel» hoogte. Het Stengetje is van onderen tot bo- Vi. ven met Kroondraagende Takjes bezet, en ipet Boofd- llyvc, lange, fpitfe , zeerfmalle, Grasachtige S^*\ Blaadjes. De Kroontjes, die uit de Oxels voort- komen, zyn zeer klein, als Aairtjes, en hebben een driebladig kort Omwindzel; terwyl die van de byzondere Kroontjes Borftelig en ook kort zyn. (12) Haazen-Oor met een opgeregte gepluim* xu. de Steng , Liniaale Bladen . driebladige Omwindzels en vyfbladige Omwindzehjes^lc^chliK* Dceze Soort 5 in Provenee en in Piemont ' waargenomen, heeft de Bladen Elsvormig. Het Stengetje is maar een half Voet hoog. In Swit- zerland fchynt zy ook te groeijen. Een derge- Jyke vondc Forskaohl by de Dardanellen.. Tot de Heefterigen, in dit Geflagt, behoo- xen de drie volgende. (13) Haazen - Oor , dat Heeflerig is , met xrir (lomp JLyronde effmrandize Bladen. $r*tus*~ /«», (iz) Eupleurum Caule ere&o paniculafo, &c, Bupl» ann, anguftifolium. AUGN, Monsp. 42, All Aöu> ipi. Ger, /W# £34- T« ^.Bupleucum anguftifoiium» Dod, Pempt^^j^ Haul. i/t/v» 439. N. io, (ij) Bupleurum FrutesccfiS Fol, obovatis &c, Btipl. FoL obverfe Ovatis&c. H. Cii ff* 104.4 K. Lugd. 109* SAUv. Monsp. 60. GOUAN AV.^. i33« Sefeli sEthiop. Salids folio. C. B. J°/«* 16 ï. Sefeii JEthiop. .fxutex, Dod. F^r. 3i2t geb* fVöz/. 134. xu deej- vul stoiy ^8 Beschryving dek IV. Deeze Soort, in de Europifche Tuinen groei- jende, maakt een Heefter van twee Ellen hoog* Hoofd- te, met Houtige bruine Stengen, en heeft lang- stuk* Werpige Bladen , van gezegde figuur , bleek groen . (}e Kroontjes hebben geele Bloempjes : de Wortel is langen blyft over, gelyk het Ge- was, dat in de Koninglykeïuin te Montpellier altyd groen is. Men heeft 'er den naam van Ethiopifch Sefeli aan gegeven , volgens de Ou* den. Misfchien zal het uit de opperfte deelen van Egypte afkomftig zyru Het groeit van zelf by Marieille en elders in de Zuidelyke deelea van Provence, als ook in de Levant, op vog- tige Steenachtige Gronden. xiv. (14) Haazen-Oor, dat Heejlerig is, met 'Lf* BFPrtZe^ niaale Bladen , hébbende algemeene en by- cens> „ zondere Qmwindzels. Heefter* Op Bergen en hooge Heuvels by Aranjuez in Spanje groeit deeze Soort , volgens Loefung, overvloedig. Zy heeft Houtige Stengen van een , twee of drie Voeten hoog , met korte Biesachüge Takjes en Bladen als van 't Vlafch , zeer glad. De Omwindzels , in de voorgaande Soort , door hem in Portugal wild gevonden , ontbreekende, deeden hem vaftftellen, dat het een andere moell zyn, (15) Haa- (14) BupUurum Frut. Fol. Linearibus &c. Am, Ac ad. ÏV« p« 269. Lokfx,. hikl 134 9 188. Bupl. Hisp, Arborescens Gramineo folio Tournf. Infl. 310. Bupl, Fmtfcaas angutfi- tol. Hisp. EaRR* Rar. T. 12;;. Kroontjes-Kruiden. »$► (15) Haazen-»Oor, dat Heefterigis, met de IV. Foorjaar s - Bladen meervoudig verdeeld , *f***^ vlak , ingefneeden } de Zomer - BladenHoam* Draadachtig , hoekig > in drieën gedeeld. STÜK^ De Winterbladen zyn als die van Peterfelie, BJ$ZT de Zomerbladenals die van 't Priemkruid, 'cOm- wanftaU windzel beltaat uit verfcheide Elsvormige Blaad. 's% jes , onder fa,mengevoegd , die afvallen : de klei- ne Omwindzelcjes zyn vyfbladig. Ook zyn fom- mige Kroontjes enkeld , anderen famengefteld , volgens den Heer Linn^eüs. Het Loof der aangehaalde Kaapfche van den Heer J. B u r- m a n n u s verfchilt aanmerkelyk. Ook worde door deezen van gedagtc Winterbladen geen ge- wag gemaakt: dat zonderling zou zyn , indien het dezelven , zo verfchillende , gehad had in * de Hortus Medicus alhier; alwaar het, zo zyn Ed. aanmerkte, met gemak werdt voortgeteeld. Echi nophora. Stekelkroon. De zydelingfe Bloemen zyn Mannelyk of on- vrugtbaar , de middelften vrugtbaar in dit Ge- dag t , 't v/elk een enkeld Zaad draagt 3 in d© vergroote Kelk beflooten. Het heeft twee Soorten, beiden Europifche,' üaamelyk. f O Ste- (15) EuplearumTiut. Fol. VernaUbasdecompofitis &c. Bü- pU Fol. Radicalibus ptnnat»- incifa &c. v&é Lugdb. 110. Bup?. Frucescens Feu ex uno pun&o plurlmïs Junceis tetragonis. Ébftk. Afrt 195, T. 71* f, I ? II» DfcEL. VIII, STUK» . 3° Beschryvinc der IV. ( O Stekelkroon met effenrandige Blaadjes die Afdeel. Elsvormig gedoomd zyn. stuk!0' Gedoomde Zee- Venkel heet decze by Dodo* i% NiEus, die aanmerkt , dat menze aan den Zee- r'dinQph°' Ywx der Zuidelyke deelen van Europa vindt. Gcdooin-LoEEL noemt dit Kruid Zee - Pinfternakel , om dat de Wbrtels'er den Smaak van hebben, wor- dende van het Landvolk, aan de Kust van Lan- guedok , zegt hy , tot Spyze gebruikt. Het groeit 'er , onder de Kruisdiftel , aan de Dui- nen. De Steng is hol en uitgegroefd, anderhal- ve Elle hoog 3 als met Knoopen , uit welken op zyde de Bladen voortkomen , die aan een dikken Steel met gepaarde , fmal verdeelde > Vinblaadjes bezet zyn > welke aan 't end fcher- pe Doorntjes hebben. Ook is het Zaadhuisje met punten , 't welk de Kroon ftekelig maakt. lh (2) Stekelkroon met ingefneeden ongedoornde ttmiïfeli** Blaadjes. Dunbladi- Xo DU- IF» (3} Ecklr.ophora Folio1. is Su^ulato - fpinofis integerrimif^ SyJ}. Nat. XII. Gen. 326. p. 204. Vcg. XIII. Gen. 329. p. 226. Caucalis Caule Lignofo &c. R. Lu&db* $6. Sauv. Montpm 258. GOUAN Monsp. 133. GER. Prov. 231. Crithmuui nia- rit. fpin. C. B. Pin. 288. Crithmum fpin. Dod* Pempt. 705. Pattinaca marina. Lob. Icon. 710. TOURNF. Injï. S66. TV (2) Ezhbiophora Foliolis incifïs inermibns* Echin. Fól. fu* pradecompoiltis. Wach. Ultr% 200, Caucal. Caule Liirn FoL inciïïs. K. Lugdb, $6. Pastin. fylv. anguftif, Fr. echinato. C. B. Pb;, i$U Paft. Echinophora Apula. COL. Ecpbr% I, T. ïoi, Echifi. Faftin. folii, TQüRNF* 5$£* Kroont je s - Kruiden* Tournefort geeft de Bladen van Pink- IV. fternakels aan deeze , die ook in de Europifche Tuinen voorkomt 9 zynde insgelyks een over- Hoofd- blyvend Kruid. Baühinüs hadt hetzelve van 5TÜK* # Colümna gekreegen, door wien het aan de Zeekust van Apulie , in *t Ryk van Napels , op zoute Gronden, gevonden is en afgebeeld* Hasselquistia. Naar wylen den Heer Hasselquist, door zyne Ontdekkingen in 't Beloofde Land en in Egypte vermaard , is door L i n n je u s dit Geflagt gedoopt. Het heeft geftraalde Bloemen , met de mid- delftc Schyf blommetjes Mannelyk, die van den Rand tweeflagtig , brengende deeze dubbelde platte, ovaale, in de omtrek gekartelde Zaad- jes voort: terwyl de vrugtbaare Blommetjes van de Schyf eukelde halfronde, holle Zaadjes uit- leveren , die zo wel als de anderen met twee Styltjes gekroond zyn. De eenigfte Soort , Egyptifche gebynaamd , £ heeft haare Groeiplaats , zegt de Ridder, iè**?**1**** Arabie. Zyn Ed. heeft evenwel dien bynaam io^v/*** Oojterfche veranderd. De Oofterfch* Pinfterna- kei van Büxbau m zou mooglyk hier toe be- hooren kunnen. Doktor Hasselquist vondt dit Kruid in Arabie, zynde twee Voeten hoog. Het (i) Hasfelquiftia, Sy/f. Nat. Vïg. Xtll. Oen. 341. p. 22S* fiant% 217, Am* Acad. IV. p. 27 Jacc^. Hors. T. 87* II. Dril* VI II* Stuk. 3* Beschryving eek 'IV, Het hadt een ftyve Steng, witachtig ruuw, Afdeel, mee gefteelde Vinbladen overhoeks , en een Hoofd- Kroon van tien kleine Kroontjes 3 met witte stuk. Bloemen. De Omwindzels waren Elsbladig. T o r d y l i u m* Krielzaad. In dit Geflagt zyn de Bloemen geftraald en allen tweeflagtig ; de Omwindzels lang en on- verdeeld : de Vrugt befcaat uit twee platte ovaa- le Zaaden , die een breeden gekartelden Zoom hebben; weshalve ik het Krielzaad noem. Het bevat zeven Soorten , meestal Europi- fche Planten, als volgt. n (I) Krielzaad met de Omwindzels langer dan SSttT ^ Xromtje. ^yiilch. De vermaarde Ra uw olf heeft deeze Soort in Syrië gevonden en de Zaaden daar van aan de Kruidkundigen in Europa bezorgd, 't Gewas is klein, doch heeft de Zaaden groot en met een gekartelden Zoom 5 als gezegd is. De Bladen komen met die der Breedbladige Pinkfcernakel overeen* O) Kriel. fi) Ttrdylium Involucris Umbella longioribns» Syft. Nas, XII. Gen* 3*7- p» 204. Ve$. XI II. Gen. 530. p. 227. ƒƒ. Ciif, Ups. Lugd. 5>5. GOUAN Monsp, 134. GRQN, Oriënt,- 78. Tordylium Syr. humilius &c. Moris. Hifi» lir. p. 317. 5. 9. T. 16 f. 7. Gingidium Fol. Paftinacae latifoliac. C* B. JPin* 151. Gingidium primum. DOD. Pempt> 620. Tordyliiun minus limbo granalato Synacum. TOURNF» Jnji* 320. T* 170. Kroontjes-Kruiden. 33 (a) Krïelzaad met de byzondere Omwindzeltjes IV. van langte als de Bloemen > de Blaadjes Eyrond en gefnipperd* Hoofd- stuk* Deeze , bekend by den naam van Sefeli Cre- n. ticum j groeit in de Zuidelyke deelen van Eu-^^w^ ropa, aan de Wegen. De Grieken hebben de-Gem*cl>> zelve Tordylion genoemd. Het Kruid wordt naauw- lyks een Voet hoog s en heeft enkeld gevinde Bladen , die Eyrond en Tandswys' ingefneeden zyn, brengende dergelyke Schildachtigc Zaaden voort. Men heeft 'er een Pisdryvende kragt aan toegefchreeven, (3) Krielzaad met gejleufde rimpelige geplooide p*j*£. Zaaden, het algemene Omwindzel eenbla-num> dig en op 9t meest in drieën gedeeld. Deeze , reeds onder den naam van Vreemde Caucalis by C. Bauhinus bekend en door Camerarxus afgebeeld , verfchilt van de anderen- grootelyks door de geftalte der Zaaden, die echter ook zeer fraay zyn. De geheele Plan.t bevat een zoete Melk en fmaakt naar Sellery. De (3) Tordyiïunt Invol. partialibas &c. H. CJiff. Ups. Lugdb% Mat. Md. SAUV. Mor.sp. 230. GOUAN Monsp. 134. Ger. Prov. 235* Tordyl. Narbosenfe minus. TOUR N F. Inft» 320. $efdi Creticum minus* C. U. Pin* HU Seleli Cre ti* mm. DOO. Pempt. 314, f3) Tor4ylium Seminibus fulcatls &c. Caucalis perégrig* Semine rugofo. C. B. Pm* 153* Caucalis Hjsp;mica. CAM*> tiort. 37# T* %U C Jl. DïXL, VIII. SFW£. 34 B ESCHRYVING DER IV. De Bladen zyn als die van Kervel. Het alge- Afdv^l' meeue Omwindzel heeft drie of minder het Hoofd- byzondere op 't hoogft zeven Straalen. De stuk* Groeiplaats is , volgens Arduijnus, in het Ooften. iv. (4) Krielzaad met de Kroontjes ver van elkan* ^°puiuZm der , de Vinblaadjes rondachtig en gefnip- Apuiifclu ferd. Deeze , in Apulie en elders in Italië groei- jende, is door Column a afgebeeld , als ook door den Heer Jacquin. Men vindtze al- lerkleinji Cretifch Sefeli genoemd van C, Baü- hinus. Ieder Kroontje heeft drie rand-Bloemp- jes grooter of gedraald, v. (<) Krielzaad met getropte geflraalde Kroontjes Maximum. oy 6. r 5 J. A Aller- en Lancetyormige landswys' ingefneeden *rootft' Blaadjes. Deeze komt niét alleen in Italië, op Steen- achtige plaatfen % voort , maar zy groeit ook in Languedok en Provence aan de kanten der Ak- ke- (4) Tordylium Um^ellulis remotis Sec. H. Cliff. $o* K. Lugdb. 94. Tordylium Apulum minimum* Column» Ecpkr. !♦ p. 122. T. 124. Sefeli Cret. minimam. C. Bv Pin. JACQ. Hort. T. 53. (s) Tordylium Umbellis confertis radiatis &c. H. Cliff. 90. R. Lugdb, 94. SAUV. Monsp. 230 , 259. GOUAN Monsp. I34. Ger. Prov. 11$. Tordylium, Riv, Pent. 1. Caucalis ma- xima Sec. C. B. Pin. 8 52* Cauc. major. CluS, Hijl. IW p. lot. Sefeli Cretieum majus. C. Ut Fin, i6ï. Kroontjes-Kruiden» 35 beren en Wegen. Men vindtze Groot Sefeli van Kandia getyteld by Ba.uhinüs, en Groote Caucalis met gedoomd Zaad. 't Gewas heeft Hoofd- een geftreepte Itekelige Steng : de Bladen be- S*ÜK# . Haan uit zeven ruige Vinblaadjes , het ende- ^3WJ§ ïingfe eens zo groot: de Kroon beüaat uit Stee*» len veel langer dan de Bladen , en de groote meert uit negen kleine Kroontjes: de Omwind- zeis zyn vyf bladig , Elsvormigi de Bloemen ge- ftraald, wit van onderen rood; de Zaadenrond- achtig , famengedrukt , ftekelig* met een ver- dikten, gedoorndcnP rooden rand of zoom. (6) Krielzaad met getropte Kroontjes en Ey- vu rond Lancetvormige Vinswys' ingtfnez*^Ztlh*Zy dm Vinblaadjes. ; Noords/ Dit is een gemeen Onkruid op de Akkers en aan de Wegen in de Noordelyke deelcn van Europa , zelfs in Sweeden ; hoewel men het cok in de middelde en Zuidelyke deelen aan- treft. Men noemt het in onze Nederlanden, daar het niet minder gemeen is , Akker - Klisfen* De bynaam Anthriscus behoort tot de Naaide* Kervel, waar van hetzelve grootelyks verfchilu In (6) Tor&ylium Umbeilis confertïs &c. H. Clijf. Fl. Suec* R. Lugdb. 94, Caucalis ümbella confcrtd &c. Guetx. $tamp. I. p. tl* Caucalis Semine aspero Fiosc. rubentibus* C. B. Plu. 152, ICON* Prodr. go* Cauc4 rninor Flore m- bente. Moius, Hift. lil* p 308. S. 9* 7\ 14. f. s. Dau? cus animus minor, Flor. rubentibus. Touawp. tnjl* fpgi 11. peex-. vin. stuk* 3<5 Bêschryving der IV* In Swïtzerland groeit dit Kruid, met zyne rut> Afdeel vi. ' we Stengen, zode Heer Hall er aantekent, Hoofd- tot vyf Voeten hoog. Hier is het, aan de We- stuk* gen jmmers $ veei laager. De Bladen zyn ook jriütfwy- ^ donker groen , in 't geheel driehoekig , met de buitenfte Vinnetjes breeder. De alge- meene Kroontjes zyn klein , plat en gedrongen • zy hebben maar ééne of geene Straal, de by- zondere vyf fmalle Straaltjes. De Bloemen , dik- wils roodachtig gekleurd , zyn Mannelyk en Vrouwelyk; daar op volgen Eyronde Zaadjes, met drie S treepen gewiekt en vol van korte roode Stekeltjes (*). vit. (j) Krielzaad mee enkelde ongefleelde Kroon- Zdo/Jm"1 ^es 9 de buitenfie Zaaden Stekelig heb- KwoopJg* bende* By het voorgaande , aan de Wegen en op de Akkers , komt fomtyds een Onkruid voor t dat de Stengen knoopiger en aan die Knoopen on- (*) Deeze befchryving van dit Kruid , door den Heer Hal- oer, nagenoeg met die van Linn^üS Mant. p. 350 over- eenkomende , en , zo wel ten opzigt van de Bloemen als van de Zaaden, grooteïyks afloopende van de Kenmerken van dit Geflagt , doet my verwonderen , waarom het niet liever in 't volgende geplaatst zy, Tournefort heeft dit en de volgende Soort , wegens de ftekeligheid van 't Zaad, tot het Gellagt van Daucus betrokken. (7) Tordyiium ümbell. limplicibus fesfilibus &c. H. Ups. Ctijf. R, Lugdb. 95. DAL1B. Paris ToURNF. Paris, 18. Cauolïs nodofa Echinato femine, C. B. Pin,i$}* Pr»drf J. B» Hifi. UI. p. iu Kroontjes - Krui den. 37 ongefteelde Kroontjes heeft van dergelyke Bloe- IV* men en Zaaden. Müese heeft het in Vries- Af^el« land; ik heb het hier in Holland gevonden. Het Hoofd- is door J. JBauhinus, als naby aan het voo-STÜK# rige komende, zo niet eene Verfcheidenheid Di&imH daar van zynde 5 aangemerkt. Zyne Afbeelding nogthans deugt niet. C. Bauhinus heeft het byzonderlyk befchreeven. Hy hadt het van Parys bekomen , zegt Tournefort, alwaar het zeer gemeen is aan de kanten der Wegen. Het Zaad van de een en andere komt dikwils onder 't Koorn. Caucalis. Doornzaad. De Blommetjes zyn gefcraald , de middelften Mannelyk of onvrugtbaar : zy hebben de Bloem- blaadjes omgeboogen uicgerand t en geheelcOm- windzels. De Vrugt is met Borfteltjes ge* doornd. Zes Soorten , altemaal Europifche , vallen ia dit Geflagt, naamelyk (i ) Doornzaad met alle Omwindzels vyföladig ; r. het ééne Blaadje eens zo groot. grandijfl* Dee- ra. GrootMoe- (i) Caucalis Invclucris pentaphyllïs Sec, Syst* Nat. XII. lnj2e» Gen. 328. p. 205. Veg, XflI. Gen. 331. p. 227. H. Cliff. 91» R. Lugdb, 9S. Gouan Monsp. 135. Caucalis ümbelli coi> ferta &c, Ger. Ptov. 237. Cauc. lm. univerfali pinnatifido &c. FL Suec> 225* DALIB. Paris 84* VAILL» Par, 31, &c. Caucalis Involucris latifoliis* Hall. Helv* 448. Canc. Arv. cchinata magno Florc. C. b. Pin. 152. Echinophora Fïore C 3 mug* ih Deel* VIII» Stuk» 33 BESCfiR YVING DER Deeze voert eigentlyk den naam van Cducd- AFviEL# Us, een Woord by Htppocrates bekend Hoofd- en van Dioscorides gebruikt voor een stuk. Moeskruid niet welriekend Zaad. De Franfchen *#fewym noemen het Bafierd en de Engelfchen Wilde Peterfelie* Het heeft ruige Stekelige Zaadkroon- tjes , waar van het Zaad als Klisfen aan de Kleeders hangen hlyft, en hierom hebben fom- migen het Echinophora getyteld. Het groeit niet alleen in de Zuidelyke, maar ook in de middel- fte deelen van Europa , wild aan de Wegen en op de Koornlanden , wordende in Duitfchland , Engeland en Sweeden > ja zelfs aan de Maas en elders in de Ooftenrykfe Nederlanden gevon- den. Het is, volgens den Heer H aller, in Switzerland een laag, gearmd, verfpreid Kruid t dat de Bladen ruïgachtig en zodanig verdeeld heeft > dat menzc drievoudig gevind mag noemen. Aan den gemeenen Bladfteel , naamelyk , ftaan Vinswyze andere Bladfteekjes, en deeze zynmeü nog kleinere gevind , welke wederzyds drie Vin- blaadjes hebben ? die ten halve in tweeën of in drieën gefneeden zyn. Het heeft groote witte Kroontjes, wier algemeene Omwindzel drie of vierbladig is : het byzondere heeft drie groote cn twee of drie zeer kleine Blaadjes. Van de Bloem- magno* RiV. Pent. 25I Echin, pycnocarpos. Col. Ecpbr* I. p. pi, T. s4» Caucalis. Dod. Pempt. 700* Caucalis albo Flor. vulgaiis. Lob. Ic4 728» Kroontjes - Krui ben. $9 Bloempjes zyn de buitenfee Blaadjes wonder* W. baarlyk groot en geeven dus veel Sieraad F^*EU aan 'X Kroontje. Het Zaad is groot, met lange Hoofd- fjappe Stekeltjes. S™IC- (2) Doornzaad met de Kroon driedeelig onge- bladerd; de Kroontjes driezaadig en drie- cJwafo bladig:* Daucoides* ö WorteU kruidig. Tot deeze Soort wordt door Gerard, dat zonderling is , de Caucalis , die het alge- meene Ümwindzel van langte als de Kroon en Lancetvormig heeft 5 van Lijsnjeus, t'huis gebragt. Het zelfde doet de Heer Gouan, die dezelve by Montpellier, alwaar de voor- naamfte Groeiplaats fchynt te zyn , heeft waar- genomen , en verhaalt , dat de S traalen der Omwindfelen Vliezig gezoomd zyn. 5t Is zeker, dat hier de Caucalis met Wilde Wortel Bladen en een groote gedoomde Vrugt van Magno- lius, te betrekken zy. De Bladen zyn wel maar (*) HALL» Helv. uts. zegt, Petalum exiernum mirlfice mam jusz doch Gerard zegt van twee groote Bloemblaadjes; 't welk ook uit de fraaije Afbeelding van Morïson, 9. t. 14. f. 3 9 fchynt te blyken : ten ware dit Bloemblad in tweeën verdeeld mogt zyn» (2) Caucalis ümbcüis trifidis aphyllis &c. Mant. 35 1« if# Cliff^ pi. H. Ups. s%. GER. Prov. 236. GOUAN Monsp. 135. Cauc, Dauci fylv. folio echinato magno Fru&u. Magn* Mon sp> 292. Tournf. Inft. 323. Echinophora tertia leptophylla pur- purea. Cou Ecphr, I. p. s>6. T. 9 7. C 4. 1L Deel VIII* Stuk. 40 B E S C II R Y V I N G £> È ft ï^f maar dubbeld gevind 3 doch hebben de Vinneo Afdeel. jeg ver(jee]d jn Ljnjaale Slippen , wyd van Hoofd* elkander. Derhalve noemt Columna ze, de ituk« Der(je Smalbladige paarfche Stekelvrugt. Vol- twjje, * ■ gens Gerard behoort hier de Breedvrugtige Caucalis van den Ridder. in. . C3) Doornzaad met de dlgëmeene Kroon drie* ialïfoïi*. deelig, de byzondere Kroontjes vyfzaadig; biadigGd* Pïnblaadjee Zaagtandig. Hier worden de Breedbladige Akker - Klis/en van C. Baühinüs, Lappula Canaria by zyn Broeder geheten 5 t'lrais gebragt. Zy waren te vooren tot het Tordylium betrokken geweest. De Groeiplaats is op de Akkers , in Vrankryk , Ita. lie en in 'c Ooften 5 onder 't Koorn. De Bladen zyn hier maar enkeld gevind , met Zaagswys* getande Blaadjes aan een gemeenen Bladfteel 5 die ruuwis^zo wel als de Stengen en het Loof. tv. (4) Doornzaad met hei algemeene Omwindzel Maurita- eenbladig , do byzon dee driebladig. Barbarifch. Dec« (3) Caüdalis Umbèlla univcrftli tn'fida* &c, H. CU ff* 91. Mant. 350. Cauc» Invol. & Involucellis pentaphyllis , Fol. pinnatis. Ger, Prov. 237» Cauc. Arv* Echinata Jatifolia. C. B. Pin* 152. Lappula Canaria latifolia. J. B. Hij}. I. p. 81» Tordylium latifolium* Sp* Plant. 345. (4) Caucalis Involucro univerfali &c. MOEHR* Eplu Nat* Cur. 1742. Vol, VI. p. 40ï» Cauc. Mauritanica vulgari iimi» Hs fed Semiuc majore, Walth. i/. T. 14. f. 5* Caucalis. Bell* 7**Libr. 3. Cap* 49* T. 200, (6) Caucalis Invoïucro univerfali iubnuüo &c. Mant* 351* Ger. Prov. 236* Cajiicaiis procumbens. Riv. Pent. Xappula C 5 Ca- H. Deel. vm. $rim¥ 4* BESCHRY VING DER Af&e • windzel 5 de byzondere vyfbladig > de Kroon vi. * in tweeën gedeeld* Hoofd- stuk. f)e Akker - Klisfen , met een kleine Bloem JT^^'en Vrugt, van C. B aühi nu s, worden hier bedoeld. Zy groeijen in Vrankryk , Italië 3 En- geland en in Switzerland , alwaar de Heer Hall er 'er zeer fyn verdeelde Bladen aan toefchryft , 't welk niet blykbaar is in de Af- beeldingen van J. Baühinus enMoiusoN. LiNNiEüs zegt: de Steng is Iaag5 rond, ag- terwaards ruuw : de Bladen zyn dubbeld gevind en ruuwhaairig : de Kroon is tweedeelig zonder Omwindzel: de Kroontjes zyn vyf bloemig, niet geftraald 5 uit den witten paarfchachtig , eenige Blommetjes onvrugtbaar ; met vyfbladige kleine Omwindzeltjes : de Vrugt is Eyrond, gekranst met ftekelige Doornen , die driepuntig zyn. De Plant geeft Melk zegt Vaillant. Men vindtze in de Velden omftreeks Parys enmoog- lyk ook wel in onze Nederlanden, vu. De zeldzaamheid der Kroontjesdraagende Caucaih ^rwden in Ooftindie, doet mv hier het Gewas Japonica. jRpanfdr jn Plaat vertoonen , dat ik uit Japan ontvangen Pl XLV r& u heb , en 't welke zekerlyk , fchoon met geen der Cannria Fl. min. tenuifolia. J. B. Hift. III. p. %o. Caucalis Arv. echinata parvo. Fl. & Fru&u. C. B* Pin* 152, Moms. IUft. III. p. 305. S. 9. T, 14. f* 8. Hall, Heh, 44** GUïTT* Stamp. 8o# DALIB. Paris, 80. VAILL. Par. 31. TOURNF. Par. 32 $* Kroontjês-Kruiden. 43 der gedagte Soorten ftrookende, tot dit Gellagt IV. behoort. Ik geef het derhalve den bynaam vanA™*EU Japanfcln De Stengen van het zelve zyn rond , Hoofd- doch niet hol, een weinig in delangte gegroefd STÜK- én eenigszins ruuw , door kleine witte Borftel- Dl^ma* Haairtjes; 't welk al meer en meer naar boven, tot in de kleinfte Takjes , Blad- en Bloem- fteeltjes , wier Haairtjes zo lang als de dikte zyn , allen opwaards geftrekt zynde 5 plaats heeft. De Steng verdeelt zig in wyd gearmde Tak- ken , die kleiner Takjes uitgeeven 9 met Bloem* kroontjes* De Bladen zyn , gelyk men in de Afbeelding Plaat XLV. Fig. 1 , zeer duidelyk ziet , dubbeld gevind , als aan den gemeenen Bladfteel tot vier of vyf paar Vinfteekjes heb- bende, die wederom met diep ingefneeden Vin- blaadjes bezet of zelf gevind zyn, als ook van onder en van boven dergelyke witte Haairtjes hebben, te klein om in de Afbeelding gebragt te worden. Van boven zyn zy denkerer, van onderen bleeker groen. Voorts hebben de Blad- fteelen dit byzonders , dat zy de Takken van onderen byna geheel en verder half omvatten . kunnen , zynde Geutswyze daar toe tot aan de eerfte Vinverdeelinggefatloeneerd. De groot- fte Kroontjes beftaan uit agt Straalen of Steel- tjes , waar van de buitenften wel eens zo lang zyn als de binnenften ; en hebben een zoge- naamd Omwindzel van vyf of zes korte Bor- fteltjes. De kleine Kroontjes, daar de greote uic II* DMfc. VIII, STU3S* 44 Beschryving der lYé uit beftaan, hebben dergelyke OmwindzeIs3 zo Afdeel, lang byna als hunne Straalen. Het Zaad, dat Hoofd* eene ovaa^e figuur heeft , verfchilt byna van al- stuk. Ie Zaaden der Kroontjes - Kruiden daar in 5 dat Tweewy- deszelfs Doorntjes Haakig omgeboogen zyn , vt*€* gelyk men dit by A , in zulk een Zaadje , dat vier* maal in langte en dus vierenzestig maal vergroot is 5 kan befchouwen. Al het overige van deeze Plant is in de Natuurlyke grootte afgetekend* A R T E D I A* De Heer LinnjEüs heeft dit Geflagt be- noemd naar wylen den kundigen Sweed Ar- tedi, inzonderheid door zyn Samenftel der Visfchen vermaard , cn wien de Kruidkunde 5t gebruik van het Omwindzel der Kroontjes- Kruiden, in de bepaaling der Gcflagtcn , zo de Ridder erkent, is verfchuldigd. De Kenmerken zyn , Vindeelige Omwindzels; de middelde Blommetjes Mannelyk of onvrugt- baar: de Vrugt door Schubben ftekelig. 1» De thans eeniglte Soort (1) , waar van de Squumata. Kruidkenner Raüwqlf het Zaad , op den Berg ^Gefchub- Libanon ingezameld, door Europa verfpreid heeft , is door ïoürnefort gevonden in Klein Afie* Men (1) Artedia. Syft. Nat. XII. Gen. 329. p* 205, J7^. XIII* Gen, 3?2. p. 228* H. Ctiffi 89. Ups* 58. R* Lugdb. 96, Gron. Or. %u Thaplia Orientalis Aneth. folio &c. Tournf» Cor. 22. Itin. II. p. 15 S« Gingidium Foeniculi folio, C. B, finé 151. Raj. Hifi. 443 j 466. Gingidium Rauv/olfii. Cam« l&rU p. *7 • T. 16. Kroontjes-Kruiden. 45 Men houdt het voor 't Gingidiam van D 1 0 s c o- IV. r 1 D E s , dat door C a m e r a r i ü s is afgebeeld , Afdeel. groeijende ook in Syrië. Bauhinüs; noemt Hoofd» het Gingidium met Venkelbladen. STUK* # Het heeft een dunnen Wortel : de Stengen Diwmd% zyn zelden hooger dan een Span , krom en dun , met Bladen bezet, welke naar die van Dille ge- lyken , twee of drie Duimen lang. De Kroont- jes zyn anderhalf Duim breed , met een Om* windzel van vyf fmal - Vinnige Blaadjes , langer dan de Kroon. Het Zaad is Eyrond en heefteen breeden Zoom , die als uit platte Schubben fchynt te beftaan. D a u c u s. Wortelkruid. De Bloemen zyn iets of wat gefcraald , allen tweeflagtig, in dit Geflagt3 't welk de Zaaden bezet heeft met flekelige Haairtjes. Het bevat vyf Soorten , als volgt, { I ) Wortelkruid met Stekelige Zaaden ; de Blad- Dl'uCUS fleelen van onderen geribd hebbende* Carota. Teen. Door fi) Daucus Sem. hïspidi* ^ Petiolis (iibtus nervofis. Syflm Nat. XIII Gen. 330, p, 206. Veg. XIII. Gen. 33 3* p. 228. H. Clif. Ups. FU Suec. Mat. Med. R. Lugdb. 97. &c, &c. GRON. Pïrg. 42. Paftinaca tenuifol» (ylveftris Dioscoridis vel Daucus Officinarom. C. B. Pin. 151. MOR» Hifi. S. 9. T. I3« f. 2. Paftinaca tenuïfoüa (ylveftris. Bod. Pempt. 679* Lob. Icon* 722. £# Paftin. tenuifolia fativa Rad. lutea. C. B. Pin. iyi. y# Daupus fativus Radice atro- ruhente, Tourn*?. Inft. 307» n. Dm. vin, trim* 4S BeSCHR YVING DER 1V» Door geheel Europa, zo aan de Wegen afs Afdeel. jn de braak jeggencie Akkers en op drooge Hoofd- Velden 3 groeit dit Kruid, dat men ook over- stuk. yioedig in Virginie vindt. Het voert in de ^e(jer]anden den naam van Vogelneft; in 't Ita* liaanfch en Spaanfch Dauco 3 in 't Engelfch Dauke genoemd wordende, naar den Latynfchea naam Daucus , by welken het in de Apothee- ken bekend is. De Franfchen noemen het Panet fauvage of Wilde Pinfternakel , gelyk het in 't Latyn ook dien naam by eenige Autheuren voert. De Wilde, waar van de Tamme Daucus, die men Peen of Karooten noemt, waarfchyn- lyk afkomfdg is (*) > heeft een harder en dun- ner Wortel , doch van den zelfden Reuk. In Moerasfen groeijende is de Steng, zegt de Heer Haller, fomtyds zes Voeten hoog, maar gemeenlyk flegts twee of drie Voeten. De Bladen zyn ruig en ruuw, langwerpig en ver» deeld in een menigte Vinnetjes, die wederom Vinswyze zeer diep zyn ingefneeden; zo dat menze byna drievoudig gevind mag noemen. Aan 't end der Stengen komen zeer groote Kroonen , beftaande aan den rand uit mismaak- te (*) Lobel ftelt dit vaft, zeggende dat het Zaad der Wil- de Karooten , in een goede Grond en in de Hoven gezaaid zynde , door de kweeking verandert in tamme Peen of Ka- rooten ,* gelyk de Hoveniefs te Antwerpen by Ondervinding hadden. Kruidb. p. 8S3» Kroontjes- Kruiden, 47 te Bloempjes , die het buitenfte Blaadje zeer IV. groot en Hartvormig hebben: maar de binnen- AvD^Lm ften zyn regelmaatig. Het algemeene Omwind- Hoofd» zei is zo groot als de Kroon 3 beftaande uit STUK* gèvmde : de byzondere uit ingefneeden Blaad- Disv™**> jes. De Bloempjes zyn meest wit, dooh fom- migen roodachtig en in 't midden komen 'er dikwils eenigen, die geheel rood zyn , voor. Men heeft 'er ook gezien * die de geheele Kroon roodachtig hadden. Breyn heeftze, by Mentz , met donker paarfche Bloemen ge* vonden. Bloeijende is deeze Kroon als een Zonne» fcherm uitgefpreid, maar in 'tZaad fchietende trekt zy zig toe en krygt dus de figuur van een Vogelneftje , waar van de naam ontleend is. Alsdan beftaat zy uit een menigte van Zaa- den , die de grootte byna van een Pisfebed heb» ben , en door de ftekelige ruigte veel naar een Diertje gelyken. Dit Zaad wordt onder de ver- warmende geteld, Het is Windbreekende,en5 wanneer men het in Bier laat geilen , dan wordt dit Bier gepreezen , als een uitmuntend Mid- del , om de Stonden en de Verlosfing voort te zetten ; als ook tot Waterloozing. De Tamme Daucus 3 die men gemeenlyk Wortelkruid noemt 3 is het Loof der zogenaam- de Wortelen, Peen of Karooten. Hetzelve ver- fchilt van dat der Wilden weinig , doch de Kroontjes zyn veel yler en draagen ook minder Zaad. Van de Wortels heeft men , gelyk bekend is, XL DEEJL* VIIX» $TUKt 48 Beschryving DE IV IV. js , die langer en dunner zyn , geel van Kleur , AfviEL' Selyk dc Leidfe Wortelen , welke voor de fmaa- Hoofd kelykften gehouden worden j hoewel de Roode stuk* 0f Oranjekleurige Hoornfe Wortelen zoeter zyn. 7^^'Daar is veel overleg noodig, om deeze Wor- telen goed te teelen, zo dat zy niet Waterig zyn en een geurigen Smaak hebben. Het is dan geen ongezond Voedzel. Van donker roo- den , daar Tournefort van fpreekt, by Weinmann afgebeeld; vind ik geen mei- ding by de Hovenieren (*). Ondertusfchen fchynt het woord Karoot wel van het Hoog- duitfch Car Roth 9 dat is geheel rood, gelyk de Duitfchers die, volgens Dodo Né us3 noe- men , afkomftig te zyn* Misfchien worden zy in Duitfchland en Vrankryk geteeld. Daar zyn ook Witte Wortels, Poepen genaamd, van de Pinkfternakels verfchillende» Dezelven groeijen fchielyk , maar zyn, wegens de onfmaakelyk- heid 3 het teelen naauwlyks waardig. li. (2) W ortelkruid met Stekelige Zaaden ; het mid- MaTiltL deljle Blommetje Vleefchkleurig , onvrugt- neus. laar \ den gemeenen Stoel halfklootrond. Earbarifch* Hier Noch by MuNTiNG , noch m het alom beroemcje Werk , over 't aanleggen van Landhuizen , Lulthoven en Plantagiën, alwaar, Madz. 361 > uitvoerig van de teeling dec Geeie en Roode Wortelen gefproken wordt. (2) Daucus Seminibus hispidis&c. Daucus Hisp, ümb mag- ni.TOüKNF, In/?. 308. Paft. tenuifol. Rad, & Ümb. iutea: iccai Sicula hirfuta crispa» Mok. Hjfl» UI. S. T. 13. f« 3 > £• KfcOONTJE«-K*UIDEN; 49 Ëier behoort de Spaanfche Daucus met een Vf4 groote Kroon van To u R n e f or t : als ook de Afd^u fynbladige van Mürison met de Kroon en Hoofd* Wortel geel; als mede de Siciliaanfche ruige ge-*TÜK* krulde Wilde Pinfternakel vanBoccoHÊ. Dr. Dl^nlA* Shaw vondt deeze Soort ook in Barbarie. Zy gelykt, buiten 't gemelde, naar de voorgaande zeer. C3) Wortelkruid met effene Zaaien x de alge- nr. meene Kroon van onderen famengegroeid risnag*. ■ hebbende. Deeze 3 onder het Gingidium door fommigen betrokken , heeft haare Groeiplaats ook in dé Zuidelyke deelen van Europa % in Barbarie en de Levant» Zy heeft insgelyks, totgrondfteunvatt de Kroon , een vallen Stoel * waar mede het ömwindzel, dat uit drïedeelige Blaadjes beflaac <, is vereenigd. De Bloemen zyn paarfchachtig ea de Zaaden wel geftreept 5 doch niet ruig, zomin als de Steng, Van de Blóemfteeïen der Kroon- tjes , als zy droog en verhard zyn f wordt, in de Oofterfche Landen , tot Tandeftookers ge- bruik gemaakt. Het Loof is byiia als dat van Venkel gefnipperd. (4) Wor- (3) Daucus Se minibus Irevibus &c» Mant. 35a, H. Olijf. R. Lugdh. 9j. SAUV* Monsp. i$7. GotiAN Momp. 13$. Gfr. Prov. 242» Gar* Aix. 188. Foenrc. annauiu &c» TOURNF. lnjl. gil. Ging. UrobelJa oblonga, C B, Pin. 151. Gingidium alterum. Döb< Pémpt, y&i, Viwiaga Ging. Ang. Lob. Ieon% 716* D II. Deel. VIII. Stuk» 50 BES CHRYVING DER IV. (4) Wortelkruid f dat de Straalen van \ Om* Afdeel, windzel plat heeft : de Slippen der Bladen Hoofd- omgekruld. stuk. iv* Matïhiolus hack dit Kruid uit Syrië Qïntidhm. ontvangen , en bevondt het een Steng te heb- biad?Vd" kcn van anderhalf Voet hoog , die rond, ge- ftreept , zwartachtig en knoopig was : het Loof geleek veel naar dat der Wilde Pinfternakelen , doch was glanzig helder groen ; de Kroon wit , en rondom bezet met Blaadjes : in 't Zaad fchie- tende , trokken zy zig famen , en waren Lyme- rig op 't aantaften. Waar uit bleek, hoe veel dit Kruid van de Kervel verfchilde, daar het nogthans byna de Bladen van heeft* De Wor- tel en het Kruid was bitterachtig , doch zeer gezond tot Moes. Het groeit ook aan den .Zeekant van Provence, doch by Montpellier in Languedok 5 volgens den Heer Gouan, zeer zeldzaam. y. (5) Wortelkruid , dat de Zaaden driepuntig Gcd^ofnd" gedoomd heeft. Hier (4) Daucus Radits Involucri phnis : Laciniis recurvis. R* Lugdb 97. Dsucus raont. lucidus. TouRNF* Inft. 307. Gin» gidium Fol. Chasrophylli. C. B Pin. ifi Gingidium MATTH* Co mm. 372. T, 37 3. GER, Prov. 242. GOUAN" Monsp. 13^ Paftin. tenuifolia Marina. Magn, Monsp* 199. Paftinaca folio Oenanthes, Bocc Sic. 74. ( s) Daucus Sera. aculeatls. Artedia muricata» H. Cliff". sp. Cauc» major Daucoides Tingitana. Mor. Hifi. III. p. 3og. Ét 9. T* 14, f. 4. RAJ Hi/i. 469. HERM* Par. III. T*iii. Echinophora altera afpelior platycarpos. Col. Ecpbr. I. p„ SU Kroontjes -Kruiden. 51 Hier zyn thans verfcheide Soorten van Cau- 1V* calis t'huis gebragt. De eene Verfcheidenheid vif L* groeit in Barbarie : de andere aan de Oevers Hoofd- van de Middellandfche Zee. >t Gewas komt STUK\ met het Wortelkruid in veele opzigten over- ig^m** een , doch verfchilt allermeest door zyne fterk gedoomde Vrugten , die naar Minkyzers gely- ken , in het Barbarifche 3 alwaar zy paarfche punten hebben ; doch in dat van Provence zyn de Stekels der Zaaden geelachtig* Dit heeft maar leggende Stengetjes van een halve Handbreed hoog. ^ A M m r. De Omwindzels zyn Vinswyze verdeeld 3 de Blommetjes geftraald en allen Tweeflagtig; de Zaaden effen in dit Geflagt , bevattende drie Soorten 5 naamelyk (1) Ammi met de kinnetjes der onder jle Bla- x, den **mmi mayus. 95* Tr 94. Cauc. Monfpel. echinato magnoFm&u. C. B. Pi»» Gl0Qt'* i5 3» Caucalis pumila Maritima. C. B. Pin* 15$. Lappula Canaria Sec, J. B. Hift. III. p* t;# Caucalis Umbella hiüdi &c. Gouan Monsp. 135. Cauc. In vol. univ. diphyllo. Ger- Prové SS7« T. 10. (1) Ammi Fol. infer. pinnatls &c. Syft. Nat* XII. Gen. 331, p. 206. Veg* XIIL Gen. 334- P*"9. Ii. Ups, 59. Am- mi Lacinüs Fol. Caul. Lanceolatis. H. Cliff. 89. R. LugdK 96. SAUV. Monsp. 232. GOUAN* Monsp* 137. GEK* Prov, 2*2. Ammi majus. C. B. Pin, 159, Ammi vulgarc* Dod, Ptmpt* 301. Lob, Icon. 721» D 2 II. DIM» VIII. STOK, 52 Beschryving der Afdeel" ^en Lancetvormig, Zaagswyze getand; de vi. * bovenJUn veeldeelig Liniaal. Hoofd- stuk. Dit Kruid , dat by den Grickfchcn naam Am* 'Tweewy mi , met eenigszins verfchillenden uitgang , be- vt&e% kend is in de meefte Taaien van Europa , groeic in Koornlanden en VVyngaarden der Zuidelyke deelenenin de Levant. By Weenen,in Oosten- ryk , groeit het ook wild op dergelyke plaatfen. Men vindt het by Dodonóus en Lobel afgebeeld : doch die verdeeling der bovenfte Bladen niet zeer blykbaar. Volgens den Heer van Ro yen zyn de Slippen der Stengbladen Lancetvormig. Tournefort heef tze naau w - keurig in Plaat vertoond. Dc Steng groeit tot een EUe en meer hoogte , draagende op den top een uitgebreide Kroon, die met zeer korte fyne Blaadjes is omringd. Het Zaad, daar men in de Winkels den naam van Sem. Ameos of Ammios aangeeft, komt van de kleine Ammi, tot het Geflagt van Sifon betrokken : wordende deeze , in onderlcheiding , Croote Ammi ge- heten. ii. ; ( t) Ammi met drievoudig gevinde Bladen , dt ct^hunu Finblaadjes Liniaal ; het Zaad gedoomd. Egyptifctu In Egypte is deeze waargenomen door Fors- kaohl. De Geftalte is als die der Dille , groen ; de (z) AmmiToh fuprade - corapofitis Lïnearibus Scmine mi*« ricato, Mant, 5$. Kroontjes-Kruiden. 53 de Steng effen geftréépfc De Kroontjes befton- IV. den uit tien Straalcn en hadden Omwindzels van 4™JEU fmalle Blaadjes. De Bloemen waren wit : de Hoofd* Zaaden Kruidcrig. STüK« (3) Ammi met de Slippen van alle de Bladen nu Lancetvormig. git™ifL Ham, De aangehaalde van J; Bhihinus komt ,zeegroen, volgens hem, voor op drooge Steenige plaatfen in \ Graaffchap Montbelgard, aan de Grenzen van den Elzas en 't Hertogdom Bourgondiër De Heer H aller betrektze onder de Planten van Switzerland. De Wortel heeft den Reuk der Krcoten , met eenige fcherpheid , en het Zaad is Kruiderig, volgens den eerstgemelden* B u n 1 u m* Aardnoot. Diit Geflagt heeft eene eenvormige Bloem; een digt getropte Kroon, en de Vrugts die ge- lyk in de anderen uit twee Zaadjes beftaat5 is Eyrond. De eenigfte Soort (1) voert , wegens haaren r. Wón* g**™ ( t) Ammi Fol. omnium LJcïniis Lanceolaus, GuErT^Emopifchc» Stamp. II. p. 43 5» Ammi petrsum glaucifol. perenue. Mor. Hiji* III. p. 295* Daucus petrazus glaucifolitis. J. B. Rtjl* III. p. 58. HALL. Helv. 430. (1) Bnnium. Syft. Nat. XII. Gen. 33a. p. 206. Veg. XIII. Gen. S35. p. 229» H. Ciiff. 91. R. Lugdb, *©7* Buniam Bul- na globofo. SAUV. Monsp. 2só. GoUAN Monsp. 137. Ger, Prov. 2+3. HALL» Helvt 782. Bulbocaftanura majus folio Apiu C. B« Pin. 1*2. Bnlbocaftanum, DOD. Pempt, 333. Nu* D 3 c«- ». Deel. TUI, Stuk, 54 Beschryving der IV. Wortel , die naar een Karfteng of Noot ge- Afdeel, tyja ^ ^ naam van ^ulbocaftunum. Zy groeit Hoofd- niet alleen in Duitfchland , Engeland en Vrank- stuk. ryj^ maar 00^ jn onze jsjederlanden , alwaar men het Gewas, buiten Haarlem, aantreft in de Zandige Zaaylanden. Het wordt van deFran- fchen TerrenoiXy van de Engelfchen Earthnuts of Keppemuts , en van de onzen Aardnooten geheten. Sommigen willen , dat hetzelve het Bounion van Dioscorides zou zyn waar van de Geflagtnaam is ontleend. Lobel noemt het Aardnoot der Noor delyke Landen > doch men vindt het ook in Languedok en Provence , en elders aan de Middellandfche Zee,- als ook in Switzerland. Aan dunne Stengetjes komen Bladen voort f die dubbeld gevind en fmal verdeeld zyn, naar die van Zee - Venkel gelykende. Het heeft groo- te witte Kroontjes, wier Omwindzel veelbladig en breedachtig is» De Bloempjes hebben de tip- pen omgeboogen. Het Zaad is blykbaar gefcreept en welriekende. De Wortel , Bolachtig rond , is eetbaar en zoet , van Smaak tusfchen Pin- fternakels en Karftengen , wordende voor een zeer goed Voedzel gehouden. Bauhinüs heeft een kleiner Soort onder- fcheiden gehad, welke hy uit Engeland en van de cula terrefttis Septentrionalium. Lob. Ico»4 745. pancafeolus. Cms* Syft. 293. Bulbocaftanum alt. Caule fnmiore, Babk. Kar. 60. T« 244. Oed. Dan< 220» Kroontjes-Kruiden. 55 de Pyreneefche Bergen hadt bekomen ; doch Ap * volgens den Heer Haller fchynt dezelve vi. alleen door de fynte der Bladen te verfchillen. ^JFD' Misfchicn is 't deeze, welke DoDONéus Klei- Dïg^m ne Aardnooten noemt , en daar hy Stengecjes van maar een Span hoog aan toefchryft ; zynde de Wortelen derzelve, van grootte als Karften- gen , by Mentz gevonden door Lonicerüs* Zy waren van buiten bruin, van binnen wit, C o n i u M. Scheerling. Halve Omwindzeltjes , die byna driebladig zyn : Hartvormige Bloemblaadjes ; vrugtbaare Bloempjes en een Vrugtje, dat byna Klootrond is, met vyf Streepen,wederzyds gekarteld. Dus zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagt opgegeven, 't welk vier Soorten bevat, (i) Scheerling met gejlreepte Zaaden. t Conium Deeze maakt het zeer bekende en door ge-^^kte^ heel Europa groei jende Kruid uit, dat men, volgens den Latynfchen naam , in 't Italiaanfch Cicuta , in 't Spaanfch Seguda , in 't Franfch Cigue of wel la grande Cigue en in Languedok Jan- (i) Conium Seminibus ftriatis» Syft, Nat. XII* Gen. 335, p 206. Veg. XIII* Gen. 336'. p* 229* H.Clifé 92. R+Lugdfr. 507. FU Suec. 216 % 233» HALL* Helv* 433. KRAM. Auftr. 72# Go (JAN Mor.sp* 137* Ger. Prov. 243* Cicuta major. C* B* Pin* 160. Tournf. /«/?♦ 306, Mor is* Hifi. p. 290. S, 9* T. 6» U U Cicutaria major vuig. ClüS. Hifi* II* p. 2oo# D 4 U. Dkïu vm. stuk. 5© Beschryviko der IV. Jauvertasfe noemt* De Engelfchen noemen heir ^FDvfLv Hemlock, de Duitfchers Schifting enwy Scheer^ Hoofd- ling of Dolk Kervel ; om dat het fommige Bees«» stuk. ten a]s dol maakt en naar de- Kervel min of meer T^egW),f gelykt. Het groeit in Velden , Moeshoven Wyngaarden , aan de kanten van Wegen en Slooten en op allerley woefte plaatfen* Het heeft een dikke, holle, ronde , gearmde Steng 3 fomtyds wel van agt Voeten hoog, In 't bleek groen is deeze Steng met paarfche Stippen en vlakjes bezaaid, *C welk 'er den bynaam aan geeft en dit Kruid zeer kenbaar maakt» De Bla- den zyn groot, ruuwachtïg , byna driedubbeld gevind ; onaangenaam van Reuk. De Steng ia zeer yl gekroond en de Kroonen hebben naauw- Xyks een Omwindzel; dat der Kroontjes en de Zaaden als in de Kenmerken is gezegd. Dit Kruid, welk het Koneion van D i os- ton i des fchynt te zyn , is van ouds berugt wegens zyne nadeelige Eigenfchappen. De At- heners hebben 'er > zo men wil, gebruik van gemaakt, om den vermaarden Socrates van kant te helpen. Sommigen hebben zelfs het uit- wendig gebruik daar van afgeraaden ; wegens de fterk verkoelende en verdoovende hoedanigheid. De Ondervinding , echteer , toonde in laater tyd, dat het, van' buiten opgelegd, dienflig ware om harde zelfs Kankerachtige Kliergezwellen te doen verflaan ; om Pynlykheden van allerley foort te verzagten , enz, En, niettegenftaande de menigvuldige voorbeelden, dat het Menfchen en Kroontjes-K ruiden. 57 en Beeften duizelig, dronken en dol of zinne- IV* loos gemaakt hadc , ja doen derven; zo heeft Afdeel. men evenwel zig verltout, om het tot een Ge-HooFD- neesmiddel in Menfchen te gebruiken : misfchien^TUK* daar op (leunende , dat het in fommige omftan- DiMnia* digheden geen nadeel hadt gedaan (*). Sedert het jaar 1760 heeft de Cicuta, wier Wortel reeds overlang door den Geneesheer R ene al me, tot een half Drachme, tegen Klierverhardingen der Ingewanden was inge* geven geweeft , eenige Jaaren veel gerugt in ons Wercldsdeel gemaakt. De Heer Storck , Dok- tor van het Burgëf - Hospitaal der Stad Wee- ren, gaf in dat Jaar een Werkje uit, waar in zyn Ed. meende te betoogen , dat men dit Kruid inwendig niet alleen zeer veilig , maar ook met veel vrugt tegen Klierverhardingen en Kanker- achtige Gezwellen of Zweeren , ja ook tegen andere hardnekkige Kwaaien, anders ongenees- (*) Het werkt m alle Beeften niet op de zelfde manier. Voor Honden fchynt het een volkomen Vergift te zyn ; maar het is voor dezelven ook een onnatuiulyk Voedzel. Een Vos ftierf 'er niet van , volgens Wepfer us> Ganzen , Zwynen , die zo gulzig zyn , was het doodelyk. De Bokken eeten het zonder hinder ; de Schaapen laaten 't ftaan. Ah de Koeïjen het gedroogde Kruid , onder ander Hooy , krygen , doet tiet haar geen nadeel; maar de Paarden worden 'er dronken van, zo my door 't Landvolk is gezegd. En dit laat ft e betrof hec ^igentlyke Ktuid , dat ik hier befchryf; want, wat de overi* ge voorbeelden aangaat , is men niet verzeker! of dit , dan de Water- Scheerling of andere Vergiftige Kruiden van die» naam * ook gemeend worden. II, DlEfc* VIII, STUEf 58 BeSCHRYVING SER IV. lyk, kon laaten gebruiken. Men moest, volgens Afdeel zyn Voorfchrift,niet den Wortel maar het Loof Hoofd- neemen, en het Sap daar van, tot een Extrakt stuk. verdikt, als Pillen , by weinig Greinen teffens * ^eewym doch allengs vermeerderende 3 ingeeven. In het gedagte Hospitaal hadt zyn Ed. 'er verfcheide Geneezingen door uitgewerkt en nooit eenigna» deel daar van bevonden (*). Deeze voordeelige Berigten deeden wel haast alle voornaame Geneesheeren en.Heelmeefters van Europa naar bevefciging hier van, door eigen Waarneemingen 3 reikhalzen. Inzonderheid werdt hunne ie ver opgewekt , toen 4e Heer Storck, in 't volgende Jaar > Keizerlyke Lyf-Arts en Hofraad geworden, een veel dikker Werkje over dit onderwerp uitgaf > brengende daar in de voor- beelden by van omtrent veertig Geneezingen, in 't gedagte Hospitaal door zyn Ed. uitgewerkt en een menigte Berigten van Genees- en Heel- kundigen uit verfcheide deelen van Europa, die de voordeelige uitwerkingen van de Dolle Ker- vel beveftigden. Zyn Ed. Kollega 5 in de bedie- ning van 't gedagte Hospitaal, fchreef dus dien- aangaande. „ Groote 5 verouderde , pynlyke Knoestge* 3, zwellen 3 inzonderheid by de Oorklieren 3 in „ de Oxelen , aan den Hals,, in de Borften, j, enz. (*) Zie het Uittrekzcl van het gedagte Werkje, genaamd Ant. Störcb Libellus &c. in het Vyfde Deel der Uitgezogts Verhandelingen, bladz, 351, enz. Kroontjes -Krui den, 59 enz heb ik, door het enkele in- en- uitwen- ^^EV dige gebruik der Cicuta , opgelost en verdree- yU „ ven. Vuil - Etterige voortkruipende 3 Kan- Hoofd- „ kerachtige Zweeren , hardnekkig tegen ^e^K^a „ Middelen 3 heb ik daar door volkomen gene- „ zen en diep indringende Pypzweeren dikwils „ toegeheeld gezien. Groote Gezwellen aan de 3, Kniejen , welken andere Geneesheeren en „ Heelmeefters voor ongeneeslyk verklaard had- 5, den , heb ik en de Heer Haffner, ver- ,i maard Hcelmeefter van ons Hospitaal , door „ de Cicuta alleen veelmaalen geheel verdree- „ ven. Zodanig , dat het Gewricht niet alleen „ zyne beweeglykheid wederkrecg , maar dat 3, ook de Beenen , 'er door uitgeteerd , weder- „ om wel gefpierd wierden. Dus hebben wy ,3 ten uiterfte wanhopige Patiënten ten volko- „ mende genezen" De Proeven die in Vrankryk , Engeland en onze Provintiën 3 inzonderheid in deezeStad, met het Extrakt, dat men toen in menigte van dit Kruid maakte, gedaan werden, beantwoor- den ondertusfehen geenszins aan het breed op- geeven van den Heer Storck en zyne aan- hangers. Inzonderheid bleek dit, wanneer men 't ingaf tegen de Kanker in 't Borst, voor welke het (*) Ant. StöRCK Libellus fcaindus, q uo confirmatur Ci* cutam y non folum ufu inferno tutisftme adbiberi f fed & esfè ftmul Remedium valde utile in multis Morbis , qui hucusgut curatu imposftbiles dicebantur4 Vindob, 1761* IU DEEJU VIII. STUK. 60 Beschryvino der IV. het wel allermeest , volgens de Opgaave van Afdeel, jjen [-jeer^ tot een Geneesmiddel ftrekken moest. Hoofd- Want dit was eigentlyk een Kwaal , welke men stuk. tot n0g toe voor ongeneeslyk heeft aangezien. Men raakte in twyfeling,of men het regte Kruid wel had , als ook of de Bereiding eenig Geheim mogt influiten. Hier op werdt het Extrakt van Weenen ontbooden en dit flaagde niet beter^ Toen befloot de Heer Storck zelf de Afbeel- ding uit te geeven , van het door hem gebruikte Kruid, in een Werkje (*), waar in hy zig be- klaagde f dat de Weener Apotheekers uit hoof- de der menigte van Extrakt , die begeerd én van buiten ontbooden werdt, hetzelve , tegen zynq Onderrigticg, van 'c Afkookzelvan droog Kruid gemaakt hadden, waar door het minder kragtig nioefi; zyn. Zelf hadt zyn Edt 'er in de ergfte Kankers van Vrouwen Borften , -fomtyds een fpoedige Geneezing , fomtyds een aanmerkely- Ice verligting ; fomtyds geen uitwerking van gezien. Verfcheide honderd Ponden van hen Extrakt waren door hem , zonder eenig nadeel t ingegeven ; niettegenftaande fommigen 'er , by vermeerdering, van twee Greinen tot twee Drach- men 's daags , van gebruikt hadden. En > zo men op zyne Gevolgtrekkingen acht geeft , is 'er naauwlyks een in- of uitwendige Sleepende Kwaal, waar in het niet van goede uitwerkin- gen was geweest. Ja bet verfterkte de Natuur in (*) Ant« STOBCK Supplmtntum necesfarium de Cicuta* \ Kroont jes* Kruiden 6? in haare Werkingen zodanig , dat zelfs de Vrugt- r l|| baarheid en Voortteeling , daar door , in fommige FI^U gevallen , bevorderd werdt. Kundige Genees- Hoofd- beeren , ondcrtusfchen , zo in Engeland als in S™K* < Vrankryk , hebben wel dra aangetoond , dat de ^ ^ Voorbeelden van Geneezingen , welken de Heer Stoiick bybragt , veelal twyfelachtig warerh ïe Londen hadc men zelfs een aanmerkelyk na- deel van het Extrakt bevonden. Te Parys en hier te Amfterdam voerde het, zoveel men be- fpeurcn kon , niets uit. Dus is de nuttigheid van de Dolle Kervel meeft aan de zyde van den Heer Storck , tot zyne bevordering , ge- weest f¥). Volgens den Heer Rutty even- wel, zou men te Dublin in Ierland, van het Extrakt der Bladen tot twee Drachmen, van het uitgeperfte Sap tot twee Lepels vol in 't Etmaal , en van het opleggen der Bladen in Pap , alles met malkander eenige Jaaren lang gebruikt, in Klier - Gezwellen , Kankers en Vui* le Zweeren , goede uitwerkingen gezien heb- ben. Nu kortlings, verhaalt hy, heeft een En- gelfchman ontdekt , dat het Extrakt , uit de Zaaden der Dolle Kervel bereid , veel kragtiger is en beter tot Geneeskundig gebruik dan daö der Bladen (f). (2) Scheer- (+) Zie dienaangaande het Uitrrckzel der Aanmerkingen van den Londenfchen Geneesheer Andrge, Uitgezogtt Verhand. VIII. Deel , bladz. 321, als ook de mynen VU Deel , bladz. +6z: en verder het Regifter aan *t end van 't X. Deel, op Cicuta, Scheerlings Dollt KervtL (f ) Mat. Md. LowU 177*. BESCHRYVIN G DER Conium rtgens. IV. (et) Scheerling met de Zaaden eenigermaate Afdeel* gedoomd ; de Bloemjleelen gegroefd ; de Hoofd- Blaadjes gejleufd en Jiomp. STUK* ih Deeze, aan de Kaap der Goede Hope op 't Strand groeijende , gelykt naar de volgende , sxyve. joch is grooter, regtopftaande en ftyftakkig. Zy heeft de Steng paarfchachtig en geftreept, zo wel als de Bloemfteelen , en de Bladfceelen overlangs gefleufd : de Bladen dubbeld gevind , famengevouwen\ ftomp, gekarteld, hard, van Kleur als die der Wynruit. De Kroon, die ftyf, kort en digt getropt is , heeft een vyf bladig , kort Omwindzel : de Omwindzeltjes zyn zeven- bladig : de Bloemblaadjes wit, Lancet vormig , omgewonden , egaal : alle Bloempjes vrugtbaar: de Zaaden roodachtig gedoomd en tevens ge- ftreept, gelyk in de voorgaande. ïlT* (3) Scheerling met gedoomde Zaaden , de Blad- ££hT « Bloemjleelen effen. Deeze , ook van de Kaap afkomftig, heeft Bladen, in figuur naar die van Wynruit gely kende , maar de Steng en Takjes zyn flap , niet geftreept : de Kroonen in vieren gedeeld ; de (2) Conium Sem. fubttmricatis , Pedunculis fulcatis» Folio- lis Canaliculatis obtuHs. Mant* $69 352, 512» (i) Conium Sem. muricatis, Petiolis & Pedunculis larvibus, Con. Sem. acaleatis* II. Cliff. 92 Lugdb. 107. Cauca- Hs Aft* folio minore fUue. Boerh* Lugib, p, T. *u Kroontjes -Krui den. «3 de Kroontjes veelbloemig , beiden met een kort IV* Omwindzel. Sommige Bloempjes zyn onvrugt- A™EL* baar : de Zaaden langwerpig s gedoomd, meer Hoofd* bultig dan breed % met bly vende Styltjes gekroond. STÜK# Boekhuve heeft 'er , uit den Leidfen Tuin , Diwnia' de Afbeelding van gegeven. (4) Scheerling met Straalswys' gedoomde iv, rj j Conium Zaaaen* ito y enz. Egypti- De Hoogleeraar D. van Roven hadt den,che* Ridder gemeld , dat deeze uit Egypte afkom- ftig ware. Het fchynt die te zyn , welke Bux- baum , onder den naam van Orientaalfche Ak- ker - Klis f en , met fyn verdeelde Bladen, paar- fche Bloemen en groote Vrugten , heeft af- gebeeld. Selinüm. Selie* In dit Geflagt is het Omwindzel omgeboo- gen; de Bloemblaadjes zyn Hartvormig egaal: de Vrugt is langwerpig ovaal , famengedrukt plat , in 't midden geftreept en de Bloempjes zyn vrugtbaar. Het bevat vyf Soorten f die allen in Europa t'huis behooren. (1) Selie met een Karootachtigen veelvoudigen r. Wortel 9 \tnum mfylvejïre. Wilde (4) Conium Sein* Radiato - fpinofis. Caucalls Oriënt, Ae* VCniïs tenuifolia, &c. Cent. III. p* 16. T. 28. (x) Selinum Radice Fufiformi nultiplici» Syft* Nat. Xlt. Gen» Ih ünu VIII. STUK, 64 BESCHRY VING DER ï% Dit Kruid groeit volgens den Heer de Go&* Afdeel. T E R $ \n onze Nederlanden , alwaar men het Hoofd- in Bosfchagie , of aan de kanten der Planta- stuk, giën 5 by Haarlem, Utrecht, Zwol en elders v^T"7" aantreft. Sommigen hebben het voor 't Thys* felinum van Pliniüs gehouden; van anderen wordt het Wilde Peterfelie genoemd. Het zou- de, volgens Morison , by Blois in Vrank- ryk voortkomen , en , volgens Linn^eüs, op verfcheide plaatfen in Duitfchland ; maar by Weenen in Ooftenryk heeft men 't niet gevon- den. Het groeit in Switzerland, zo de Heer Hajller verzekert, die op de veelvuldigheid van den Wortel gelet heeft , welke uit ver- fcheide Cylindrifche Knobbels beftaat, dat zeld- zaam is onder de Kroontjes -Kruiden. Men kan de Afbeelding en befchry ving by Lobbl vin* den. 't Gewas, dat eenElle hoog groeit 3 bevat een Melkachtig Sap , 't welk in de Wortel gezegd wordt zeer fcherp te zyn. ïï» (2) Salie, die eenigermaate Melk geeft , met Gen* 334* P* *o7' XÏIÏ. Gen. j 37» P* "9* ft Ctif* R. Lugdb. ioö4 Apium La&eo fucco turgem. C» B* Pin. 15$. Thysfèl. Pliniu Lob* Uon% 711. (2) Selinum fublaftescens Radice unica. HALL. Hètv. 443. ScL FoÜoÜs & Lacinulis oblongo-lincaribus. Guètt. Stamp* II* p. 70. Selinum paluftcc La&escens. FU Lapp. no. Sa?*# 227 , 239. H. Cliff. 92. R. Lugdb. 11 6* Sefeli paluftre Lao tescens* C. B. Pin, 161. Predr. 85. Ic. Apium fylveftre G Thyf* felinum* DOD. Pempt, 699. Thysfel, Dod4 MOiUS. Hift. III. p. 317. S. 9. T, 17* ft *♦ Wilde Eppe, een enkelen Wortel* Dee- Kroontjes -K&uiDga. 55 Deeze is gemeen in de middelfte en Nogj> delyke deelen van Europa, en onderfeheidt zig, *VD**L> volgens den Ridder ., doordien de Stengen diep Hoofd. geüreepc zyn , doorgaans enkeld en harder; ter- ITUK* wyl het voorgaande Kruid dezelven effen en tgy™4* menigvuldig heeft. Die van Mor ison moec derhalve hier t'huis gebragt worden , als heb- bende de Steng geftreept en twee Ellen hoog ; zo ook de Wilde Eppe van Dodon^us. Op fommige plaatfen van Duitfchland noemt men dit Gewas Olfenich, en het kan , met reden, Water -JLppe geheten worden , alzo het in Poe- len en Moerasfen, of aan de kanten van Sloo- ten, zo hier, als in Switzerland, en omftreeks Parys groeit. De uiterrte Vinblaadjes zyn wat langer en fmaller dan in 5t voorgaande. De Wor- tel is brandend fcherp , en wordt van de Lap- landers , byzonder als zy ter Kerke gaan , in plaats van Tabak gekaauwd. Vaillant heeft dee- ze Soort met de volgende verward : doch zy zyn alle drie moeielyk van elkander te onder- fcheiden ; te meer , om dat het Gewas in de Tuinen zeer verandert. (3) Selie met een gejleufde fcherphoekige Steng ; Jj^ het Carvifoiiap Kaïwey* (3) Selhium Caule Sitlcato acutangiilo &c. Selm, FoIioUs^^ 'pinnatim laciniatis. Gmel. Sib* I. p. 204. T. 48, AngelLca .tenuifoHa. Rjy. Pent. RüPP. Jen. 277. Djll. Gicsf. 137, JACCL duflr. T. I6„ CaruifoÜa. C B. Pin. 15$, Y4114.. Paris. is>2t T. 5, f. 2* iel. vide. Mant. sSè* E ». DEILi VJH $im< 66 BESCÏÏR YVING DER Afdeel ^ algemeene Ommndzel verdwynendeide vl * Stampers van de V rugt omgeboogen. Hoofd* stuic. De Bladen van het Kruid , dat de laatstge- Tweewy melde by Parys vondt , gelyken naar die van Karwey , als langwerpig zynde en uit veele ingefneedene Vinblaadjes , aan éénen Bladfteel , famengeftcld* De gelykenis is zo groot niet in die, welke de Heer Gmelin byna tót de Eerfte Soort betrekt , groeïjende van de Rivier Jaik tot de Oby in het binnenfte van Siberië, ep nog minder in de Smalbladige Engelwortel , by Giesfen groeijende , door Dillenius befchreeven ; als wiens Bladen naar die van de Dolle Kervel geleeken. Doch de Bladen ver- fchillen in deeze Soort , zynde volgens fommi- gen twee, volgens anderen driedubbeld gevind en fpits ukloopende , aan de punten wit ; de Stengen uitgegroefdniet fcherpe kanten; deZaa- den hebben vier Sleuven of drie Ribben over- langs en wyken met de zyden van elkander. iv» 00 ^e^e mei de kleine Blaadjes gekruist en geen Seiinum algemeen OmwindzeU Gekruifte, Naar den Heer Seguier, die eene belchry- ving der Veroneefche Planten uitgegeven heeft, is (4) Seiinum Fol. partialibus decusfatis , &c. JAC<£» Hort. Ti 61. Liguft» Alpinum peiennc &c. SEG* Ver. II. p. 41. T. 13. An Lig. Alp, Fol. Cicat* ten. & glabris* TlLL. Fsu 98, T. 39* f. 2? Kroontjes-Kruiden. is deezc gebynaamd* Hy noemtze Alpifch Li- IV. gufticum , dat ovcrblyfc , met Bladen van de ^F^EU Fcrula en witte Bloemen. Hetzelve groeit in Hoofd* Italië. (5) Selie met eengetropte Kroon; het algemee- ne Omwindzel omgeboogen ; het Zaad met yyf Vliezige Ribben. VUe*ig* Deeze , door den Heer J acqu ïn zo wel als de voorgaande afgebeeld 5 is in de Zuidely- ke deelen van Vrankryk waargenomen door den Heer Monnier. De Steng is omtrent een Voet hoog , met veele Takjes en driedubbeld gevinde Bladen, met fmalle Blaadjes ; het Loof ruig en het geheele Gewas gelykt naar de Kleine Scheerling. Het Zaad is klein, Athamantju Beer wortel. De Bloemblaadjes zyn Hartvormig , inge* boogen, uitgerand: de Blommetjes tweeflagtig» de Zaaden maaken een- langwerpig Eyronde ge- ftreepte Vrugt uit , in die Geflagt , 't welk negen of tien Soorten , meest Europifche , bevat | als (l) Beerwojrtel met dubbeld gevinde platte Bla* ït den • Aihama™$ (s) Silinum UmbellS conferta, Invokcro univerfalx rcfleso, Kïa-^eiiL^ Sem. quinque Codts Mcmbranaceis. Am. Ac ad. V. p. 269. (1) Athamanta Fol. bipinuatis plirsis 5ccs. Syft. Nat. X!I. Gen. 335 p. 207 Veg* XUL Gen. 3 3 s p. 230 F/m Suce. 229. LibjnotiS Pinnuhs &c, Hall. Hete, ^ji.Opusc. 250. Libanotis minor Apu folio &z Daueus montaniis J^pil ipli^ minos. Q. 8. Pm. 157. Prodr. j-j. Uonp 11. düejl. vin. sim* 63 BESCHR YVING DER IV. Afdeel. VI. HOOFD- den, een half Klootronde Kroon en ruige Zaaden. stuk Op drooge Berg- Velden , zo in de Noorde- Tweewy. lyke als in de Zuidelyke deelen van Europa , groeit deeze, die, volgens H aller, dit by- zondere Kenmerk heeft , dat de Blaadjes der eerfte Vindeeling, van den tweeden rang, kruis- lings flaan de anderen niet ; 't welk ook in de Karwey plaats heeft en in de Gekrulde Pimper- nel. Voorts zyn de Bladen , naar den Ouder- dom van 't Gewas , ongemeen verfchillende , fomtyds een £!le, fomtyds maar een Handbreed lang en dus ook grover of fyner ingefneeden , doch altoos 't gedagte Kenmerk hebbende. De Kroon is groot en niettemin zeer digt^beftaan- de uit veertig kleine Kroontjes. De Steng is van twee Duim tot een E!le hoog en heeft een Ke- gel vormigen , fcherpen , Kruiderigen Wortel* De Bloem is wit ; de Stylen van de Vrugt zyn paarfchachtig en het Zaad eenigermaate ruig, doch ook fomtyds glad. n# (2) Beerwortel met Kruiswys' gevinde infny- clrv7Z[a dig- gehoekte Bladen en kaale Zaaden. gekruide. Deeze is van Rivinüs Cervaria genoemd , om dat de Dtiitfchers het Kruid Hirfchwurts , dat- fa) Athetmanta Fol. pinnacis decusfatis &c. Selin. Fol. Ra- tiicalibus ferratis &c. H. Clif. 92.* H. Ups. 59. Baucus mont. Apü folio major, G. B. Pin. 150. Dauci teitiuo» Ge«i4§* ?UCH3. Hiftttsi* Cei varia, Riv. Pent% \i> Kroon tjes-Kruideü. dat is Hertenwortel heeten. Men vindtze by IV. fommigen Groot Berg - Wortelkruid , met Eppe-Avyj*L* Bladen , gety teld* De Groeiplaats is overal in Hoofd- de Bergachtige deelen van Europa. De Wortel *™Km [ en het Zaad heeft een aanmerkelyke Kruiderig- tsyma' heid. 't Gewas is moeielyk van 'c voorgaande en volgende te onderfcheiden. (q) Beerwortel met gevinde ,infny die- gehoek- llL VJ' , ° ° ö Atkamant* te Bladen. Sibirica. SibcrifchCt Deeze , in Siberië waargenomen door den Heer Gmelin en zeer duidelyk afgebeeld 5 heeft alleenlyk de Wortelbladen Kruiswyze ge- vind , en de Steng van een half Voet tot twee Ellen lang. De Reuk is byzonder, eenigszins naar dien der Bokken zweemende. De Bloemen zyn van onderen rood. C4) Beerwortel met byna dubheld gevinde vr. Bladen , de Blaadjes nederwaards op el- C°d\^{q^ kander leggende*, de Kroontjes Lirisvormig.kloondCt In Siberië is ook deeze waargenomen, die de Steng maar een Voet hoog heeft, met twee of drie Bloemdraagcnde Takjes en gefleufde Blad* (l) Athamar.ta Fol. pinnatis incifb • angulatis. IJ* Ups. Co. Atht FoU pinnatis pinna ti Mis, Radicalibus décusfatis. Gmêl,. Sib, I. p. 186, Tab. 40* fig. 1 , 2. (4) Athamar.ta Fol» fubbipinnatis , Foliolis deprium ïm« Lricatis , Ümbelil Lentiformu Daucus montanus, Pimpinellas toifragac Hircina; folio. Pluk. Alm, 129. T. 173, f. u E3 !!♦ Dbm.. VIII. StöK. ?0 Beschryving der IV. Bladfteeltjes. De ondeffte Kwab der Vinblaad- Af vif L Jes is grootcr > waar door ZY zi8 als gekruist Hoofd- vertoonen. Het Kroontje is zeerdigt en rond, itu k» mec w}tce Bloempjes en paarfche of bruine Meel- Twewy- knopjes* Het Engelfche Berg- Wortelkruid vaa Plukenet gelykt veel naar dezelve, v- (5) Beerwortel met de Vinblaadjes wyd van oSr*-; malkander. Mum. Yibiadige. Den naam van Berg - Selie voert deeze , in 't Gritkfch 9 by C L 0 s j 11 s , zynde anders Zwarte Berg-Eppe genoemd geweest, wegens, de don- kerheid Vc.n het Loof. Haar Groeiplaats is in Duicfchland, Engeland en Vrankryk, op lugti- ge Heuvels en Bergen. Lob el heeft 'er eene goede Afbeelding van , onder den naam van O- reofelinum of Petrofdinum: want het Loof ge- lykt naar dat der Pdcètfelie zeer. Men zou ze, derhal ve y Berg - Peterfelie kunnen heeten. Die van SHezie > zegt DoDONéus, noemenze V eeU gutta, dat zo veel 'zegt als Multibonai omdat het Kruid van groote nuttigheid zou zyn. Dit is de reden , dat men 't voor 't echte Qreofeli- mini nahoudt in fommige Duitfche Apotheeken. De Heer H aller bevond t, in Switzerland, den (s) Atbamanta Foliolis divaricatis. Fl> Suec. IT. N. 24 ï# Selinum FoJ. ovato - acutis &c« II* Cliff. 42. R. Lugd. ^od. SeU £'mnh ad angu'os obmlos pinnatis. Hall. Helv. 444. Ap. vont. Fol. ampliore & nigr* C. B» Pin. 153. On ofelinura Clv'S Hift. II. p. 195. Oieos f. Peirofeliniun* Lob» 707. Oxeos* f. Veelgutta» Dod, Pempt. 696. Kroontjes-Kruide n. 7i den Wortel Kruidcrig en Harstgeevende te zyn , IV. van boven met een Borftelig Kroontje, gelyk Af^2L- de meeften van dit Geflagt. De Bladen zyn van Hoofd- omtrek zeer groot. *TÜK* (6) Bcerwortel met de onder [te Bladen glan- ,vr* zig ; de middeljte Kroontjes byna onge* Skuta. fteeld; de Zaaden Haairig. fl^mnm Door den Italiaan Zanoni is deeze, welke in zyn Tuin groeide, zeer fraay afgebeeld, en befchreeven. Hy meent dat dezelve de tamme Pinlternakels of Wortelkruid met donker -roode Wortelen , van Lobel zy, wordende dezel- ven onder Salade gegeten* liet Loof was zeer fyn , en hadt, als men 't nuttigde, den Smaak van Sellery , fcherper dan in eenig ander gedeel- te van 't Gewas. De Wortel, echter, zig een weinig onder den Stoel in vier ofvyven verdee- lende, verfchilt van die van Lobel zeer. f7) Beerwortelwiet platte y ruige Jmalle Vin- vu. ^ (6) Athamanta Fol, inferioribus nïtidis &C. ff. Ups> 60. * Ath. FOiiolis multifidis planis &c. H. Clitfl 93, R# Lugdb* 97. Daucus fecundus Siculus Sophias folio, ZAN. Hifi. 30. (7) Athamanta Foliolis Linearibus planis hirfuus. Mat. Md. H3* Ath. Fol. Capillaribus &c. H. Cliff. 93, R. Lugdk. 97- Libanct.'s Fol. tenuisfime pinnatis. Hall. Helv. 451. Daucus Creticus Semine hïrfuto. f. B. Hift.m. p4 56. Dau. cus Fol. Foeniculi tenuisfimis. C. B. Pin. i5o. Daucus Cre- ticus. Cam. Epit. 53 6. Daucus Cret verus Dioscoridis. Lqb. Icon. 722* jACq. Vind. 21 s. Obs. 21* £ 4 II. Deel. VIII, Stuk. ÉêschrI'ving b è li blaadjes , de Bloemblaadjes in tweeën ge* Fyf L" tfei/d , doch zwarter en kleiner z:yn ; de Zaadjes langwerpig gefpitst , witachtig ruig eri van eeneii Kruiderigen Smaak , als men ze" kaauwt ook aangenaam van Reuk. Omltreeks Weenen is dit Gewas niet minder op de Berg- vlakten gemeen , hebbende , volgens de Waar- neeming van den Heer Jacquin, een Wór- têï als die van den gewoonen Daucüs , een Duim dik en anderhalf Voet lang; en een ge- Itreepte ruige Steng van minder dan twee Voe^ ten hoogte* In 't wilde , zegt hy, zyh de Bla- den ruig en fchraal* doch, in de Tuinen ge- kweekt , Sappig , dik , broofch en zeer glanzig glad. De algemeene Kroon heeft Blaadjes j de by* Kroontjes-Kruiden. 73 byzondere hebben Borftclige Draadjes tot Om- IV. *indzel. Hoofd* £8) Beerwortel met veeldeelige Bladen; de$TÜKm Slippen fmal , rondachtig , ge/pitst. vin. Athamanta Deeze , waar van de voorgaande misfchien^^^ haaren bynaam heeft, is vanMoRisoN daar toe betrokken geweest , wien de voornaamite Kruidkundigen , zelfs ï o v r in e f o r t en Boer - Haave , en veele anderen , gevolgd hebben : doch billyk is zy , door den Hoogleeraar A. van Royen y daar van onderfcheiden. Deeze groeit op Creta, hedendaags Kandia genaamd. (9) Beerwortel met de Zaaden Vliezig , ge> ix. ftreept ; de Bladen drievoudig gevind , glad, Cch?nee. en de Finblaadjes veeldeelig. De Heer Barthram, de Zaaden van deeze uit Virginie zendende , heeft dezelve, dat zonderling is , Chineefche genoemd , zo Li n- NjEUS aanmerkt, 't Gewas heeft de Steng hoe- kig* opgeregt , doch een weinig bogtig, met Bladen als van de Kervel en de Kroontjes min- der uitgebreid; gelykende, in geftalte, naar de Berg-Selie. ( 10) Beer- (8) Athamanta Fol. multbartitis &c. R. Lugdh. og. Myr- rhis annua Semine ftriato. Mor, Umb4 67. Alyrrh* lenuifolia annua Cretica. MORis. Hift* UI. p. 30a. (9) Athamanta Seminibüs Membranaceo- ftriatis &c. E 5 II. Deel. VIII. Stuk, n BesCHR.Y VING DEK IV. (10) Beerwortel met Haair acht igej Blaadjes 'Afdeel. m ^ladde gBftmpte Zaaden. HOOFD" stuiu Deeze is de Echte Beerwortel > of het Kruid x. dat men eigentlyk, wegens de ruigte van den At$Z£a Wortel, Radix Urftna noemt Dat hetzelve in Echte, de Winkels den naam van Meim Athamantu cum voerde 3 gaf aanleiding tot den Geflagtnaam van Kruiden , die allen meer of min van dee- ze ruigte hebben* De Uitvinder, of een Berg in Thesfalie , zouden oirzaak zyn van dien by- naam. Het wordt van fommigen Varkens -Ven- kel of Wilde Venkel genoemd ; doch is meest bekend by den naam van Meum , Meo of Meu § dewyl men 't het Mejon van Dioscorides acht te zyn. Het groeit op de hooge Gebergten van Duitfchland , Vrankryk, Italië, Switzer- land, enz. De Bladen zyn zo groot van omtrek niet als die van Venkel en gel y ken naar Dille - Bladen : de Steng is een Voet hoog , daar het in 't wilde groeit: de Bloesfem groenachtig wit. Men heeft aan den Wortel eene Windbreekende en afdry- vende kragt toegefchreeven. Hy is Kruiderigcn verwarmende , ook dienftig tegen afloopende Koortfen , wordende in Engeland veel in Af- trek- (io) Albamanta Foliolis Capillaribus , Sem. glabris flriatis. H. CHff. 93. Ups. 60. Mat. MtL 144. Lugib. 97* SAW. Monsp. 255, GOuAN Momp. 1 3 S. GER. Prov. 244. KRAMER Anjlr* 73* ] \C<^ Vird* 47* Meum Fo!. Anethu C. 2» Pin. Hg. Meum. Dod. Pmpu 305. HALL, Hdv. 426. Kroo et jes-Kruiden. 75 trekzel gebruikt, zo Blair aantekent. Hy IV. komt in de Thcriaak en andere Winkelmidde- Af^el- len. Het Zaad is fcherp van Smaak en ruikt Hoofd- naar Meliloten. STnÜK' . Peucedanum. Haairftreng. Dit Geflagt heeft de Vrugt Eyrond, weder- zyds geftreept , met een Wiek omringd. De Omwindzels van de Kroon en Kroontjes zyn zeer kort. Veel Bloempjes misdraagen. De Haai- rige dunte der Vinblaadjes geeft het den naam. Het bevat zes , altemaal Europifche Soorten 9 naamelyk. (i) Haairftreng met vyfmaal in drieën gedeel- x de , Draadachtig /malle Bladen. mToffid* nale* Dit Kruid, op vette Landen in de Zuidely* yarkens- ke deelen van Europa zo wel als in Duitfch-Ven e* land groeijende , voert den Griekfchen naam Peucedanum , om dat het Loof eenigermaate naar dat van den Pynboom gelykt. Lus noe- men het de Italiaaoen en Franfchen Peuceda- no; maar in 't gemeen noemt men 't Varkens- Venkel 9 en by de Duitfchers, als ook in Enge- land 5 Haairflreng. Het komt in onze Neder* landen op fommige plaatfen voor. 5t Groeit ( i) Peucedanum FoL quinquies wpmkls &c. Syji* Nat. XII. Gen* 33*. p. 208. Ve%. XIII. Gein 3 35> p Mift H. ClitJ. 5)3. Ups 6o* Mat. Mei. 116. K. Lugdb, 98« GOUAN Monsp* 138» Ger, Provt 244» Kram. Aujlr* 74, Peucedanum Gec* jsanicum & majus itctficum* C B. Pin. 149, Gort. Edg+yj* II ♦ DSFï.. VIII. STUKt 70 BÈSCHR YV1NG DER Afd^e 'C ^loeit: met ^unDe knoopige Stengen, fom- vi. * tyds een El!e hoog, met Bladen als gezegd Hoofd- js 3 veel uitgebreider dan die van Venkel, eü 6Tw«w Croonen van geele Bloempjes. De Wortel gaat ^™wy- ^omtyc]s ter diepte van twee Ellen nederwaards. Hy is van buiten zwartachtig , van binnen wit ; geevende , als men hem kwetst, een geelach- tig , Hinkend Sap uit , dat fchielyk opdroogt , en hierom noemen de Duitfchers het Kruid ook wel ZwavslworteU Inwendig heeft men 'er een op-* lodende kragt , inzonderheid tegen Borstkwaa- len ; uitwendig eene Wondzuiverende aan toe- gefchreeven. n. (2) Haairftreng met Liniaay getakte Blaad- Peuceda* y.um Alpc» ]eS . Jlre. Aipifvhe. ^c Kroontjes zyn zeer groot in dit Kruid, dat onder den naam van Alpifche Feruh door Boerhaave onder de Planten van den Leid- fen Akademie -Tuin, waar men het nog vindt, is befchreeven. r in* (3) Haairftreng met gevinde Bladen ; de Blaad* Kidnc! jts Fïnswyze verdeeld ; de Slippen Lini- aal, (2) Peueedanum Fol. Lincaribus ramoiïs* H, Cliff. 94- Ltgdb* 98. Ferula Fol. Libanoridis brevioribus, Alpeftris , Ümbellis am;> isGmis. Boerh, Lugdb. ). p, 6** (i) Peueedanum Fol. pinnuii , Foliolis piunatifidis Sec. HuDS. Angl, ion Peueedanum minus* C B Pin. 149 RAJ. Angl. IU. p. ai7* Selinum montanum pumilum Clufii , Fi» albo. J. B* Ibft* III, p. 17» Kroontjes -Krui dek. 77 aal , tegen elkander over ; de Steng zeer Apï^ , - Takkig uitgebreid. vi. . Hoofd» Omftandig is deeze voorgefteld, die het Klei-sTuiu ne Peucedanum van C.Bauhinus uitmaakt, en de laage Berg - Selie van C l u s 1 u s met wit- te Bloemen. Zy is in Engeland wild groeijen- de gevonden. (4) Haairftreng met Vindeelige Blaadjes ; de p ' Slippen tegen elkander over; het algemeenenums\im$. Omwmdzel tweebladig. nend. Op vogtige Velden , zo in de Zuidelyke als middeldeelen van Europa, groeit dit Kruid, dat de Heer Hall er niet zeldzaam vondt in Switzerland. Het heeft een hoekige gearmde Steng, van twee Voeten en hooger, met groote yl verdeelde Bladen , wier Vindeelingen , aan den grooten Bladfteel , wederom gepaard, en aan 't end driedeelig zyn met Lancetvormige Slippen , donker groen , van onderen bleek. Het algemeene Omwindzel ontbreekt dikwils ; de by- zondere zyn gebladerd. Het Zaad, zo wel als de Wortel , wordt Steenbreekende geacht te zyn, en hierom wordt het Kruid van de Engel- fchen wel Steenbreeke genoemd* (5) Haair- (4) Peucedanum Foliolis pinnarifidis &C. H. Cliffl R, Lugdb9 9%. GOUAN Monsp, 119* GER. Prov. 244* KBAM. Auftr.7^. 1-eis. Hal. 232. Sefeli Pratenfc. C. B. Pin, 162. Raj. A»&b III. p. 215. Siler alterura pratenfe, DOD. Pcrnpt, 3x0» 11, VHIf STVS* 78 Beschryving dek IV. (j) Haairftreng met Vindeelige Blaadjes , de Afdeel. Slippen driedeelig Jlompachtig. stuk,0 In vogtig Kreupelbofch van den Elfaz en de v* Paltz komt deeze voor, welke daar van den by- ÏTltfu heeft. In de Puinhoopen van 't Kafteel fium ticum\\\t van Oppenheim nam de Heer H aller dif ' Kruid overvloedig waar , hebbende een Steng van Mans hoogte , meestal paarfch , diep ge- groefd en zeer Takkig. De Bladen, by den Grond % waren dikwils een Elle lang , met groote uitge- holde Steelen y tot den derden Rang gevind , de uitertte Slippen breed en met een Doorntje gewapend ; alles lievig > glad , uit den geelen groen en Kruidig. De Kroonen waren yl, bc* ftaande uit twaalf lang gedeelde Kroontjes van geele Bloemen , gelyk de voorgaande, 'c Gewas heeft den Smaak en Reuk~van Pinfternakelen. vt. (6) Haairftreng met de Blaadjes overhoeks lUoopige. yeehaeeu^ Deeze is het Cretifch Lavas met Venkelbladén en een Knoopige Steng van Tournefort, \ (5) Peucsdar.um Foliolis pinnatifïdis &c. Selin. Fol. piniu laciniatis &c. H* Clijf. 9*. Daucus Alfaticus. C. B Prodr* 77. HALL. Opusc. Umbelüfera Alfatica magna &c. B. Hift. III. p» 106. Raj. Hifi. 414. Oieofelinmu Pratuife CicutJE facie TOURNF. lnp.% %\%* (6) Ptucedmum Foholis alternadm mulüfidis. H» Cliff. 94» R. Lugdb* 98. SÜamn quod Liguibcum Crpttcum, Folio Fep* niculi, Caule nodoib. Tournf, CV» z%< ttOE&H. Lugdb* h p* SU Kroontjes-Kruiden. 79 't welk B oer ha ave geplaatst heeft in zyn IV. Geflagt van Silaum> ontleend van J. Bauh 1- Af^el# nüs. Pliniüs heeft den naam Silaus , den Hoofd- bynaam der Vierde Soort , gebruikt voor eenSTUK# ; Kruid naar de Eppe gely kende, dat, gekookt '*>,w* van veel dienst was voor de Blaas , en dus , waar- fchynlyk , de Ontlading van 5t Water bevor- derde. Sommigen hebben dien naam, derhalve, aan de Varkens - Venkel of dergelyk Kruid ge- geven. Crithmum. Steen «Venkel. De Vrugt is ovaal en plat: de Bloempjes zyn gelyk en vrugtbaar , met platte Blaadjes; de Omwindzels horizontaal in dit Geflagt, 'twelk twee Soorten bevat, naamelyk: (1) Steen -Venkel met Lancetvormige Vlee* h Zlge Blaadjes. maritlmum. Zees Deeze komt aan de Zeekusten van geheel VenkeI* Europa, zelfs aan die van onze Nederlanden, in Zeeland , overvloedig voor, en wordt des- wegen Zee -Venkel genoemd; maar d? Engel- fchen geeven 'er den naam van Sampire ' aan , wel- (1) Crithmum Foliolis Laneeolatis Carnoils. Syfl* Nat. Xir. Gen. 337. P- 208. Veg. XIII. Gen. 340. p* 231. H. Giffl Ups. R# Lugdh 9%. Gouan IMonsp* 139. Ger, Prev. i+s* trithmum , Foenic. maritimum minus. C, B. Pin. 23 g4 Crithm. maiinum. Dqd. Pempt. 70^ Foenic* iHannum. f, Empetr, f, Calcifraga. LOB. h. 352» II. DfiElt VIIU Stüe, §0 BPSCHRY VING DE| IV» welke by verkorting gemaakt is van Herbe de A*™L* Sant Pierre, gelyk fommige Franfchen het noe* Hoofd- men, of liever Perce- Pierre , wegens de Steen* stuk. breekende hoedanigheid, welke daar aan toege- tffaW* fc&ree vjen wordt. Dus noemt Lob el het ook Fusniculum marinum , ƒ. Empetrum aut Calcif ra- ga. Hy geefc 'er een goede Afbeelding van; dezelfde als DoooNéus, die het enkel Cm//- mum marinum tytelt. Dewyl fommige Franfchen het Bacille heeten , noemen de Duitfchers het ook Bacillen- Kr aut. Hier behoort de kleine Zee-Vepkel vanBAU- hinüs, dat een zeer Sappig kruid is-, zig breed uitfpreidende , omtrent een Voet hoog. De Stangetjes zyn enkeld en elfen: de Bladen drie- maal drievoudig , het middelde dikwils vyfbla- dig : de Vindeelingen Liniaal f fpits , Vleezig en glanzig: het Steeltje zo dik als 't Blaadje: de Omwindzels vyfbladig, die der kleine Kroon- tjes zevenbladig en kort, zegt Linn^üs. In- gelegd is dit Kruid zeer aangenaam van Smaak en gezond. Men maakt 'er gebruik van > als elders van de Augurkjes % Kappers en andere zaaken, by gebraden Vleefch. n. CO Steen -Venkel met de zydelingfe Blaadjes Criihmum tweemaal in drieën gedeM* Fyrenatcun* o Berg. Venkel, jy^ (i) Crhhmum Foüolis lateralibus bis trifldis. H. City s>8. R. Lugdb, 58» Apium Tyrcnaicum Thapfis facie. Tourn*0 Kroontjes «Kruiden. b1! De Pyreneefche Eppe , welke de gedaante IV. van Thapfia heeft, by Tournefort ge-A™£L' meld , is hier betrokken ; doch de Heer Hal- Hoofd- ler verbeeldde zig, dat hetzelve de AthiMln- . ta Lihanotis , door den Ouderdom kaal wor- Jüi^ma% dende, ware, zegt de Ridder. C a c h R y s. Nootekroon. Een byna Eyronde gehoekte Vrugt, die een Kurkigen Dop of Bast heeft 3 en dus veel naar een Nootje gelykt , maakt de voomaamfte on- derfcheiding van dit Geflagt uit , waar in twee Soorten , beiden Europifche 5 begreepen zyn ; als (i) Nootekroon met duhbeld gevinde Bladen \ f- de Vinblaadjes Liniaal fpits en veeldeelïg ; de Zaaden uitgegroefd en effen. ik!fch?el* By Montpellier groeit overvloedig deeze Soort , welke Libanotis is genoemd geweest 5 en voor de echte Cachrys gehouden wordt. Men vindt* ze ook op de Zuidelyke Bergen van Provence. Zy heeft een Steng van twee of drie Ellen hoogte , met fyn verdeelde Bladen en groote Kroonen van geele Bloemen. Het daar op vol- gen- v v 1 '•* <; fl) Cachrys Fol. bipinnatis &c. Syft. Nat. XU- Gen. ??& p. zo8. Ve%. XUI. Gen. 342. P- 231. H. Cliff. $$.^.Lugdb* 99. GOüAN Monsp. 139. GER. Prov. 245. Cachrys Seinine fungofo &c. MORIS. Hifi. III. p. 267. S. 9. T. 1. f. 6. Li- fcsnoris Ferulae folio, Semine angulofo. C. B. Pin, 158. Ca- chrys vcrior, Libanotis Galeao. Los. 1c, 733, F II. DSÏL, VIII. STÜK, 82 Beschryving der IV, gende Zaad is Kruiderig , fcherp en bitter» De Afdeel. Wortel heeft een Melkachtig Sap. stuk. C2) Nootekroon met dubbeld gevinde Bladen; n. de Vinblaadjes Liniaal /pits ; de Zaaden SifuZbry' uitgegroefd en Jlekelig. Slcili" aanfch. Deeze, die op 't Eiland Sicilië en in Spanje voorkomt, onderfcheidt zig door de ruuweZaa^ den» Men vindtze Cretifche Paarde- Venkel ge- tyteld. De Bladen zyn , als die van Venkel , maar in zeer korte fmalle Slipjes verdeeld. De algemeene Kroon heeft een Takkrg Omwindzel, en is ongedeeld ; de byzondere Kroontjes zyn gefteeld , met enkelde Omwindzels : de Zaaden zeer dik. F £ r u l a. Holftok. Een Ovaale famengedrukt platte Vrugt , met drie Streepen wederzyds 3 dus platte Zaaden uit- leverende: de Bloemblaadjes Hartvormig en de Bloempjes akemaal vrugtbaar. Dus zyn de byzondere Kenmerken voorge- fteld van dit Geflagt, dat zyn Laiynfchen naam of van ferire (flaan) of van ferre (draagen) heeft , om dat het holle Stokken uitlevert, welke wel- eer van de Schoolmeefters , om de Kinderente kaftyden , gebruikt werden en die , door hunne hol- (2) Cashrys Fol. blpinnatis &c. Cachrys Semine Fungofo fulc. aspero. MOR. Ibid.ï. 3. Hippo - Marathrum Crcticura. Ce £« I47« Prodr. 76. Hipp. Siculum. BOCC Sic, $7* Kroontjes-Kruiden. 9j lolte 9 ligt om te draagen zyn. Ook zou Prome- IV. heus het Vuur , aan Jupiter ontftolen , met A'^eeu :ulk een Steng weggevoerd en op de Aarde Hoofd» jebragt hebben (*). STUK* Ik noem derhalve dit Geflagt, dat de Duit- D*ynia* chers Steckenkraut tytelen , eenvoudiglyk en ;eer eigen , Boljlok: waar van negen Soorten ,yn , hier volgende. (i) Holftok met Liniaale, zeer lange 3 enkel- l de Bladen. Deeze is de Wyfjes- Ferula van Plinius, lie enkel Ferula by anderen genoemd wordt * ;roeijende in de Zuidelyke deelen van Europa. ly heeft een enkele Steng, van vier of vyf ïllen hoog > die Knoopig dik, en tegen 't end fan den Zomer hard en Houtig is , zig aan den :op in Takken uitbreidende. De Bladen zyn ;root, zagt en Haairachtig verdeeld; de Bloem- toontjes geel en daar op volgen platte, bree- le Zaaden 7 als gezegd m> (2) Hoi* (*) Op 't een en andere zmfpeelende doet Mautiaus d« trutU dus fpreeken. InvifA nimium Pueris9 grat&qus Magsjlris , Clara Prometbeo munert Ligna Jumus. (1) Ferula Foliolis Linearibus longisfirrris fimplïcibus. 3yJ?, at. XII. Gen. 340. p. 209. Veg. Xill. Gen. 343- p» 231. Qliff. 95. Ups. 61. IU Lu%db. 99- GoiJAM Monsp. 140^ IR. Prov. 245. Ferula foemina Pliüü. C. B> Pin. 143. Fe- a. Doo. Pempt. 321. Lob. Icon. 771, F % II. Deel» VIII. Sjrais, c ommunt s f Gemeen» 84 Beschryving der IV. (2) Holftok met meervoudig gevinde Bladen s Afdeel. ^ Blaadje* ' Lancetvormig Liniaal en vlah 2J£D" OP Sicilie en in Italie komC deeze voor'd5(* u. minder gemeen is dan de voorgaande. Zy fchiet; een Steng van meer dan eens Mans langte; dè zeegroen, jgiaden zyn grover en geeven een Melkachtig Sap uit, zwaar van Reuk enfcherp van Smaak J volgens J* Baühinüs, die aanmerkt, dar fommigen dit Kruid Thapfia Ferulacea heeten. Het Zaad is fmaller dan dat der gewoone Fe rula. in. (3) Holftok met gefnipperde glanzige Blaak Tingit™*. jes ; de Snipper s drietandig , ongelyL Baibatifch. J Deeze in Spanje en Barbarie huisvestende wordt Tingiiana met een zeer breed glinftered Blad van Hekmannüs getyteld 5 naar d Stad Tanger , aan 't inkomen der Middellanc fche Zee. Men vindtze , zo wel als de voot gaande en volgende Soorten , in de Europifch Kruidhoven. iv. (4) Holftok met Vindeelige Bladen, deVinnt ^sfcuf' Liniaal, plat en driefneedig. Breeü (9. Ferula Fol glauco, Semmeiatooblongo. J. B. Uijl. III. p.4 (3) Ferula FolioUs Lacinhtis Sec. tLCliff. Ups. R. Lugl hts. ferula Tingitana &c. HE*M. Par. t65. T. 65 1. RlV -Pen f4) Ferula Foliis pinnatifidis , Pinnis linearibtis &c i Clif. Lugdb. uts. Ferula latiore folio. Moris. Hifi. & ( B. Pin. 148. Ferulago. Dod. P empt. 3*1. Ferula Gaibanifci LOB- /«w* 77S>» aanich. Kroontjes-Kruiden» 85 Breedbladige Ferula heet deeze by de Au- theuren , en het fchynt de Ferulago van D o- v^ DONéüs te zyn , welke Lobel Ferula Gal- Hoofd* banifera noemt; hoewel zy de Gom Galbanum S^UK## niet uitlevert. Zy was nochtans uit Zaad, dat men te Antwerpen in die Gom gevonden hadt, zegt hy3 geteeld» De Galbanum komt in *t Ge- Aagt van Bubon , hier agter volgende. (?) Holftok met de Vinnen der Bladen van ^v.^ acteren kaal ; de Blaadjes Borjielig» Oriëntalist JLevantfch. De vermaarde Tourne fort vondt deeze in de Velden van Armenië» Zy hadt de Steng maar drie Voeten hoog , doch den Wortel een Arm dik, derdhalf Voet lang, en een geelach- tig Sap uitgeevende, (6) Holftok met de Vinnen der Bladen weder- vr. zyds byhangzeltjes hebbende 3 de Blaadjes jyn&£dig* Borftelig. Die zelfde Kruidkenner, deeze ook in de Le- vant vindende 3 heeft het Zaad in Europa over- gebragt. Het Loof is fynerdan in de naaftvoor- gaande Soort, * (7) Hol- f5) Ferula Foliorum Pinnis baf! nudis &c. H. Gif* R. Lu?dh. Ferula Or. Folio cr facie Cachiyos. TouRNF. Cor. 22. Jiin. II. p. T. 239. (6) Ferula Foliorum Pinnis utrinque &c. II. Cliff. Ro Lugdb. 100. Laferpitium Or* Folio Mei Flore luteo. ToüRNï* Or. 23. F3 fl. Dhl» Vllï» Stuk» 26 BesCHRY VING D £ II vut. (8} Holftok met glanzig Loof , van Kanada. Canadenfts» IV. (7j Holftok met gebyhangzelde Blaadjes enm* AFviEL' gefteelde Kroontjes. Hoofd- stuk. De Libanotïs, met Blad en Zaad vanFerula , vu. van C. BauhinüSj worde hier t'huis gebragt. diflcrlNc "De Groeiplaats is in de Zuidelyke deelen van Knoop- Europa en in Iftrie, VIII 'anade> daffch!" 1° de nieuwe Plantbefchryving van Virginie, door den Heer Gronoviüs , vind ik deeze niet aangetekend. ix. (9) Hol Rok met de Blaadjes overhoeks uitgm js/afmti" fneeden, fiomp. da. aaoich'- Dit Kruid % de Gom - Harst uitleverende , wel- ke men in de Apotheeken As fa fostida en in 'de wandeling Duivelsdrek noemt , wegens haaren Jeelyken Stank , groeit in Pcrfie en rnisfehienook in andere deelen van Afie. Bontiüs heeft reeds gew^eeten , dat Perfïe de Groeiplaats was van deeze Gom; doch het fchynt dat hem verkeerde Gewasien , als derzclver oirfprong, opgegeven zyn. f7) Ferula Folio! . appendiculatis &c. Fer. Fol. Alis utrin- que au&is. F.. Lugdb. 100. H. Ups. ék. Libanoris Fer. foüo & Scmine. C. B- Pin. 158/Panax Asclepium Ferulae facie. Lob. Ic. 78 j. (8) Ferula lucida Canadenfis. Gron. Vtrg. 147. H. Upu 61. (9) Ferula Foliolis alternatim fïnuatis obtufis. Mat. Med, 118. Asfa faetida Disgunenfis Umbellifera Liguftico affinis» KiEMPï. Am, SIS- T. 53$- EURM. FL Ind. 74. Kroont j es- Krü ide n. 87 zyn. Volgens Kaempfer, die op de PlaatsAjF^*L zelve geweest is , valt zy in dat Ryk maar in ™£EU twee Landftreeken, in 't byzonder by de Stad Hoofd* Disguun, als ook by Heraat. De Plant die de- STUK# zelve voortbrengt , Hingiféh genaamd, als zy Di&m*" op de Bergen in 't wilde, tnHusjéh, wanneer zy op de Velden geteeld wordt , is niet altoos daar toe bekwaam. De Gom, Hiing by de In- diaanen genaamd, heeft, volgens hem, geen ander Vaderland dan Perfie, en de Plant zelve hadt hy in het Chineefche Kruidboek niet ge- vonden. \ Gewas, dat veele Jaaren leeft, heeft in middelbaare ouderdom een Steng van veelmeer dan Mans langte , een Arm dik, zynde van binnen vol Merg, Deeze Steng komt niet dan op 't laatlte te voorfchyn , wanneer het Kruid in 't Zaad fchiet , draagende alsdan groote ' Bloemkroon en, waar op Zaad volgt als dat der Ferula. Dezelve is meest Bladerloos. De Bil- den , een EHe lang, gemeenlyk de figuur heb- bende van Peonie- en de zelfftandigheid van La- vas-Bladen , komen uit den Stoel of top des Wortels voort, welke ruig is,gelyk die van den Beerwortel. Hunne Steel is een Vinger dik en byna rond , geevende Vinswyze Steeltjes uit , wier Blaadjes op de gezegde manier verdeeld zyn. De Wortel wordt door den Ouderdom zo groot , dat men 'er gevonden heeft van een Va- dem lang en zo dik als eens Menfchen Been* In vrye Grond is hy enkeld , gelyk een Pinfterna- F 4 kei, II. Deel. VUL Stuk* 83 JBeschryvinc de» IV* kei, doch anders verdeelt hy zig wel in eem- /Fvi.EL'Se ^'men* Van bnifen bruin, van binnen wit Hoofd- en van zelfftandigbeid als een Raap, bevat hy stuk* ecn Vct ^ wjt gap ? c]at ecn afgryslyke Uijen- %igï.eeU7y" #euk heeft, Hoe ouder hoe meer hy van dit Sap uitlevere, welk naar Room van Melk ge- lyfct , en zo fterk van Reuk is , dat een Vier- endeel Loots daar van meer ftinkt, dan hon- derd Ponden van die Gom, welke men in Eu- ropa by de Drogiften vindt, De Karavaan , die dezelve opLastbeeften van Chorazan aanbrengt, moet zig ver buiten de Poort daar van ontlas- ten , en niettemin is de Stank , wanneer de Wind naar de Stad waait , byna onverdraaglyk. Ook wordt deeze Gom , als menzc uit Perfie naar Indic voeren zal, niet by bederflyke Koopman- fchappen ingeladen. „ Het Schip, waar mede „ ik naar Arabie overvoer , zegt K^mpfer, „ hadt maar één Zak met Duivelsdrek aan 'c „ Agterfteven hangen, en deeze, door het Le- „ der dringende , was ons niet alleen wegens i 9y den Stank zeer hindcrlyk, maar maakte ons bekommerd, dat het Roozcwater , de Wyn van Sjiras en de eetbaare Waarcn, daarvan „ mogten aangedaan worden " Die Autheur befchryft de Inzameling van dee- ze Gom , by Disguun, zeer omftandig en hel- dert zulks op met een fraaije Afbeelding. Zeker Genootfchap der Burgeren gaat in de Maand April naar 't Gebergte , en plukt het Loof af van deeze Plant j zuiverende zelfs den Wortel van Kroontjes-Kroiden. 89 • van zyne ruigte aan den top , en , daar toe ont- bloot zynde, wordt hy wederom met Aarde ge- yi. dekt* Na verloop van ruim een Maand, wan-'ïooFD- necr de Melk overvloedig , tot nieuwe Bladmaa-S™K\^ king , in de top vergaard is, komen zy terug, -* en fnyden 'er eerst den Kop, vervolgens Schy- ven af,- waar door zy gelegenheid bekomen om het gedagte Hinkende Sap , dat door opdrooging Duivelsdrek wordt, te verzamelen. Deeze Gom , meer A/a dan As/a fcetida ge- naamd , is , wat den Reuk aangaat, by de In* diaanen zo affchuwlyk niet,- wordende van 'c Heidenfche Volk , dat men Benjaanen noemt , in plaats van Knoflook by de Spyzen gebruikt. Het is by hun gemeen , de randen der Drinkgla- zen daar mede te beftryken , tot opwekking van den Appetyt , wanneer zy zig niet wel bevin- den. Ook gebruikt het Landvolk dezelve tegen Kolykpynen en de Waterzugu By fonimigen wordt zy, in groote veelheid, tegen de Jicht, het Podagra en allerley Pynen , ingegeven : maai- de Winden , die men daar door loost , verwek- ken zulk een Stank , dat niemand het, byna , kan harden by zodanige Menfchen. De Perfi. aanfche Artfen onthouden zig, derhalve, van deeze Gom aan hunne Patiënten voor te fchry- ven. Zy is , niettemin , in kleine veelheid en onder andere zaaken tot Pillen gemaakt , een goed Middel tegen Opfcygingen, Winderig Ko- lyk en Trommelzugt. Ook kan zy zeer wel als F 5 een 1L Deel. VIII, Stuk. 90 Beschryving i> e r IV* een Middel tegen de Wormen dienen. Uitwen- F vi.EL dig is zy Wondzui verende, verwarmende en Pyn- Hoofd- Killende. 8 TUK* Tweewy. L A s E r p i t i u M. Laferkrtrid. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn , een langwerpige Vrugt met agt Vliezige ge hoeken. Het heeft ingeboogen Bloemblaad- jes , die uitgerand en uitgebreid zyn 3 van figuur Hartvormig. De meefte Blommetjes misdraa- gen. Het heeft zyn naam van 't Arabifch woord Lafer , een Medicinaal Sap by de Ouden bete- kenende : weshalve men de Duivelsdrek dus ge- noemd heeft. Tien Soorten zyn 'er in begreepen* lljèrfi- CO Laferkruid met Hartvormige 9 Zaagtandig tium uti- ingefneeden Blaadjes. fu'ium. ■ ^^etdbia- Onder den naam van Breedbladige Libanotis is deeze voorgefteld , en van DoDONéus Kruidig Ethiopifch Sefeli genoemd. Het Kruid groeit niettemin in de Bergachtige deelen van Europa , zelfs ip Sweeden , en is niet ongemeen in de BosfchenvanSwitzerland, Het heeft , volgens Haller , een dikken ronden Wortel ; de Steng is laag en gearmd 3 met groote Bladfchee- den. fi) Laferplüum FoHolis Cord. incifo - ferratis. Syft. Nat. XII. Gen. 341. p. 209. Veg. XIII. Gen. 344. p. 232. ƒ/. Ctiff. 95. Mat. Md. 123. R. Lugdh. 10 1. Hall. Helv. 440. jLÜ^nors latifoüa alt. f. vulgatior. C. B. Pin. 157. Sefeli ^thiopicum Hcibs. DOD. Pempt. 312. Kroontjes-Kruiden. 9t den. De Bladen zyn zeer groot. Aan den Blad- jy, fteel zyn vier paar Vinnen, waar van de groot- Afdeel. ften uit vyf? de kleinften uit drie fcheef Hart* Hoofx> Vormige , getande Vinbladen befiaan, die fom-sxuK. tyds tweekwabbig zyn. Het heeft zeer groote Kroonen $ wier algemeene Omvvindzel uit lange breede Bladen beftaat. De Zaaden zyn kort Ey- rond 3 met breede Vleugels , hebbende den Reuk en Smaak van Engelwortel- Zaad. By 't Gemeen gebruikt men 't als een Geneesmiddel. Onder den naam van Witte Gentiaan - Wortel vindt men 9t ook in fommige Apo theeken. (2) Laferkruid , met drie kwabbige ingej needen ^n* } Bladen, tittm tri- lobum. Breedbladige Libanotis met Akeley -Bladen ,{^kwab* wordt deeze van C. Baühinus genoemd f die dezelve uit den Tuin van Camer arius bekomen hadt. De Wortel, zynde Kruiderig en bitterachtig van Smaak 3 heeft een dergelyke Haairkroon als de voorgaande. Menigvuldige Eladfteelen komen daar uit voort en maaken dus een uitgebreiden Stoel De Steng, die rond , geftreept en knoopig is, heeft drie of vier El- len hoogte en draagt groote Kroonen van Bloe- men y v/aar op een geelachtig rood Zaad volgt, dat (2) Lafèrpltlum Foliis tnlobis ineifis. Libanotis latifolia .Aquüegia: folio. C. B. Pin. 157. Prodr. 83- Angeüca Fohoi s tripartiris &c. R. sLugS, 104. Liguft* JuuwoliïL J. B. Hifi* III. p. 148. f LUK* Fbyt. Zli, f. 7, IU Deel. VUL Stuk, £>2 Beschryvimg d e & IV. dat naar Komyn fmaakt , zynde Kruiderïg van Afdeel. j^euIc ^ verwarmende en de Kwyl doende loo- Hoofd zen. De Groeiplaats zou op Monte Gargano, stuk* jn >t ^japelfche, zyn. 1IT' . (3) Laferkruid met Wigvormige gevorkte Vin* Laf er pi- tlum Galli- bidden* fum. franfch. jyjcn vjnjt deeze jn ^ Zuidelyke deelen van Europa 5 wordende in Languedok Lafer ge* noemd* Zy is van Marfeille aan de Kruidkun- gen toegebragt > en wordt deswegen Franfch gebynaamd. De Steng is hoog en geftreept ; de Bladen gelyken, in de verdeelinge'n , naar die van de Haagdoorn, zo J. Bauhiwus aanmerkt. De Wortel is zeer groot en welrie- kende , zo wel als 't Zaad , dat bleekgeel is van Kleur. iv. (4) Laferkruid met Lancetvormige , effenran- frihcm?1* dige, ongejieelde Vinbladen. Smalbla- , dig. Door Mor is on is deezc, onder den naam van Groot Smalbladig Laferpkium, met lange- re onverdeelde Slippen , afgebeeld. Zy groeit ook (l) Laferpitium Foliolis Cuneiformibus furcatis. Laferp. Fol. Ramuiofis fesf. R. Lugib. 101. Las. Fol. qusnquelobis. IL Cltff. 96. Las. Gallicum. C. B. P:k. 156. Raj. Las. e regione JMasfilix allatum. f. B. Hifi'. Ui. p. 137. (4) Laferpitium Foliolis Lanceolaris imegerrfmis. H. Clijf. 96. R. Lugdb. 102. Laferp. anguftif. ma/us. Moms. Hift.lU. p. 321. S. p. T. 19. f. 9. Laferp. Foi. longioribus Scc.Fluk. Alm. 207. T. 198. f. 4. Kroontjes-Kruiden: 93 ook in de Zuidelyke deelcn van Europa, zoaFmel Linn^us zegt, en men vindtze 5 zowel als vu de voorgaarden , in de Kruidhoven. Hoofd* c STUK» (j) Laferkruid met Lancetvormige effenrandige ^erpl 1 Vinbladen , de buitenjlen fammgegroeid. lium Pru- tenicum. Op fommige plaatfen in Duitfchland komt Pruisiifch- deeze voor , die door den vermaarden Breyn in Pruisfen ontdekt , befchreeven en afgebeeld werdt. Hy vergelykt de Bladen by die der Tam* me Daucus of Karooten. Tusfchen dezelven komt, het tweede of derde Jaar ca de Zaaijing, zegt hy-, een Steng fchieten van een Elle of hooger. De Kroon is groot, uit Straalen beftaan- de van twee of drie Duim langte* De Bloempjes zyn Sneeuwwit, en daar opvolgen gevleugelde Zaaden , die zekere Lymerigheid uitgeeven , welke de Handen welriekend maakt, als menze, groen , daar tusfchen wryft. Die Reuk fchynü als uit Citroen, Benzoinen Wortelzaad, famen- gefteld te zyn , en de Smaak is niet onaange- naam. {6) Laferkruid met ovaal • Lancetvormige > ef- S^J- fenrandige, gefteelde Bladen. Bergen* Hét""* (s) Laferpitiam Fol. Latic. integerrimis , extimls coalitïs. Jf. Clif. 90. Boehm. Ups. 208. Laferp. Fol. Rad. patent. R. Ilugdb. Las. Daucoides Frutenicum. Breïn Cent. 167. T. 84» Laferp. minus. RiVlN. Pent. T. 23. Rupp. Jen. 277. HALL. Goett. 177. KRAM. Aujtr. 74. REIG. Gedan. 86. (6) Laftrpitmm Foliolis ovali * Lan«eoktis &C« H. Ciïtf. ' 9f* tU DKIL. WIL STüSt 94 Beschryvïng ©er IV* Het Zaad, dat men in de Apotheeken Semen Afdeel gnerjs montani noemt , komt van dit Kruid , Hoofd* 't welk fommigen meenen het Sejeli Masfilien- stuk. je te zyn 9 van Dioscorides, dat in de Jk™"wrTheriaak en andere oude Winkelbereidfelen of Opiaaten geeifcht wordt. Men heeft het 'er ook wel voor gebruikt , en C. Bauhinus noemt deeze Soort Ligufticum , dat het Sefeli der Winkelen is* Anderen oordeelen dit het Ligufticum van Dioscorides te zyn, dat van Ligurie zyn naam bekomen heeft, alwaar het nog by Genua, op ruuwe Gebergten, over- vloedig groeit , zo DoooNéus, die 'er een goede Afbeelding van geeft, heeft aangemerkt* Het valt bovendien in Ooftenryk , op den Berg boven de Badwaters van Baden , als ook in Lan- guedok en Provence. Haller merkt aan , dat het in Switzerland niet zeldzaam is op onbe- lommerde Rotfen. Het wordt in Vrankryk Lir yêche of ook Sermontainc geheten ; doch de Duit? fchers noemen 't Sefelkraut. De Wortel is dik, Takkig, met een Borfte- lige Haairkroon en zeer Kruiderig : de Steng dik* gearmd , van één tot zes Voeten hoog. De Bla- den zyn zeer groot van omtrek , glad , Zeegroen , met gevinde Takken, de Vinnen driedeelig , ge- fteeld ; 9$. Mat. Med. 124. Ligafticura quod Sefeli Officinamm. C B. Pin. 161. Silet montanmn. MORIS. Hijl. III. p. zi6. S. T. 3. f- 1. Gouan. Momp. 140. GER. Proi\ 24S. KlUftf, Au$r. 74. HALL. HeJv. 4^1. Kroontjes-Kruiden. 95 fteeïd ; de Vinblaadjes langwerpig ovaal. Het IV; algemeene Omwindzel is breedbladig , agter- A™*Et« omgeboogen : de byzondere zyri fmal- en veel- Hoofd- bladig. De Ktoonen zyn zeer groot, beftaande 8TÜK* uit geele gelykbladige Bloempjes: het Zaad is '£yn9*' fmal , langwerpig Eyrond en gevleugeld (*). Het is zeer Kruiderig en Windbreekende 3 wor- dende van het Bergvolk veel gebruikt om de Spy- zen en Dranken een Geur te geeven, in plaats van Anys-Zaad* Men noemt het Ezels -Komyn* Den Wortel kaauwenze voor de Smaak en tot een Kwylmiddel tegen Kiespyn* (7) Laferkruid met Liniaal Lancetvormi- vl ge , Aderachtig gefireepte , mderfcheidene Blaadjes. Dit heeft zeer fmalle Blaadjes en wordt der- s% halve by de Varkens - Venkel vergeleeken. 't Is nogthans van de Smalbladige verfcheidenheid der voorgaande Soort , die in Proven ce voorkomt , verfchillende. De Heer Seguier heeft deeze . in (*) Het Zaad , merkt Linn^us aan, gsfleufd te zyn , zonder VJieyes, doch , het gene in de Winkels daar voor 't fchepe komt , is weezentlyk met Vliesjcs voorzien : ten wa- re men het Sefeli - Zaad daar voor neemen wilde , 't we'k ik in het Geflagt van dien naam zal befchry ven en grootelyks hter van verfchilt. (7) Lafcrpitium Foliolis Linearï - Lanceolatis Vcnofïs &c. Am. Ac ad. IV*. p. 3*°» Laferpit. Peucedanoides. Seg. Veron* III. p. 227. T. 17. Laferp, exoticum , tobis anguit. Plus. Mm. 2.07. T. f. u II. DlIL» VIII» STUX» 96 BESCHRYVIN G DER IV. in de Runder - Valey van 't Gebergte Baldo, PDEEL< VI. Hoofd* Afdeel. jn »£ Veroneefche , waargenomen. (8) Laferkruid Liniaale Vinblaadjes* La/erpi- Tournefort vondt in de Levant een Kruid, dat hy Orientaalfche Cachrys noemde, venkei- met dunnere Bladen van Ferula en een gewiek- bladlg' te platte Vrugt. Hy merkt aan , dat de Bladen meer naar die van Venkel geleeken, dan naar die van 't gezegde Kruid. Zyne Afbeelding ver- toont het zeer fraay. De Wortel was, aan 'c boven - end , een Arm dik ; de Kroonen een half Voet breed , met geele Bloemen , en de Vrugt met fmalle Vlïesjes gevleugeld , doch Spongieus of Kurkachtig, gelyk die van het Nootekroon , bevattende in haare holligheid een Zaad, dat groocer was dan een Garftekoorntje. ik. (9) Laferkruid met fcheef Hartvormige Bladen Harcbladig. en rulge Bladjteelen. Deeze Soort hebben fommigen Chircnium genoemd , anderen Pancix Heracleum. Het Loof zweemt naar dat der Pinlternakelen , van welk Geflagt het door de Omwindzels onderfcheiden wordt, (8) Lafsrpitium Foliolis Lineaiibus. Cachrys Oriënt. Fexulac folio tenuiore , FruCfcu ahto plano. TouRNF. Cor. 23. It. II. p. 121. T. Reize p. 108. (9) Lajerfnium Foliolis oblique Cordacis. Panix Heracleum. JMoris. Hifi, HU p. 31$. S. 9. T. 17. 1. Panax Pa(tinac# folio. C. B. Pik. 156. Pariaces peregrinum. Dod. Pempt^og, Panax altera recentiorum , Olus atri ycI Paftinacs folio. Lott, Icon, 702. GcUAN Monip, 140. Kroontjes-Kruiden. 97 wordt. De Bladfteelcn zyn zeer ruig. By Mont- IV. pellier is de Groeiplaats op Rotfen. Afdeel. (io) Lafcrkruid mtt naakte ongeblader 'de Bloem-^j™ Jleelen , die half Klootronde Kroonen hebben : x. de Vinhlaadjesyeeldeelig) Liniaal en J pit s. t^jim-* plex. Op de Ooftenrykfe Gebergten vondt de spitsbU* Heer Jacquin deeze, welke door den Heer 'g* H aller op de Switzerfche Alpen was waar- genomen en eenigermaate verfchilt van degene, die ' zyn Ed. , onder den naam van Alpifch Laferkruidy met de iriccrfte Kwabbetjes kort, veeldeelig, hadt afgebeeld en befchreeven. H e r a c L e u m. Heilkruid. Dit Geflagt kan , om dat de naam op Pa- mees , als een algemeen Geneesmiddel, is toe- gepast geweest , billyk Heilkruid geheten wor- den, offchoon 'er geen Planten in voorkomen, wier Geneezende kragt berucht is by de heden- daagfehen. De Kenmerken zyn , een ovaale , uitgeran- de , famengedrukte , geftreepte , gezoomde Vrugt : de Bloempjes mismaakt , ingefheeden en ingeboogen : het Omwindzel ligt afvallende. Zes Soorten, meestendeels Europifche, wor- den 'er thans in opgefchreeven , naamelyk; (1) Heil- (10) Laferpitium Scapo nudo aphyllo &c. La?. FoL rauhi- fjdis Lanceolatis, Rad. UmbeïLx trifidis. Hall. entend, in Aft. lïtiv. V- 75« N. 202, Vide & Enum. Plant. Htlv, 44 1. T» i 1» G a. DtEt,. vin, Stok, 98 Beschryving der IV. (i) Heilkruid met de Blaadjes Fïnswyze Afdeel* en effen . fa Bloemen eenvormig. stuk™ Men noemt dit Kruid gemeenlyk Beerenklaauw , i. om dat het weleer , in de Duitfche Apothee- //w^Wken , verkeerdelyk Branca Urjina is genoemd Hum. geweest en voor de Acanthus in de Klyfteeretl kiaauw. gebruikt , zegt DoDONéus. De Latynfche naam is afkomftig van het Griekfch Sphondylion. In 't Franfch noemt men 't Berce of Branche Urjtne , in 't Engelfch Cow Parfnip , om dat de Run- ders naar 't zelve gretig zyn ; gelyk de Konynen het ook gaarn eeten. Door geheel Europa groeit het in Velden , Bosfehen en op lommerryke plaatfen. Dit Gewas is wegens de fehïelykheid van zynen groey vermaard. Het heeft de Steng zeer pypachtig en gegroefd , met Takken gearmd , twee Ellen hoog en dikwils hooger, met zeer groote ruige Bladen , die gepaarde Vinnen heb- ben , meest ten halve in vyven gefneeden 5 de Kwabben verlcheidelyk Zaagtandig. De Bloe- men zyn ook ruig, in groote Kroonen vergaard * fbmtyds w^t , fomtyds rood : de buitenften uk ongelyke Hartvormige Blaadjes beftaande : de binnenften byna regelmaatig f met een omge- boo- (i) llirackum Foliolis pinnatifiojs kevibus &c. Syft. Nat. XU. Gen. 342- P« 210. Veg. XIII. Gen. 34*- p. 233. H, Cl\jf. 103. Fl. Suec. 23T 9 243. R. Lugdb. 113. Sphond. vul- gaie hïrfutum. C. B. Pin. 157. Spondylium. Dod. Pempt, 397» Spond» Acanthus Gcimanka Fuchfii. Los. Icon, 703» Kroontjes- Kruide Np 99 fooogen top cn uitpuilende rand ; zo dat zy als tV* ingefneeden zig vertooncn, De Zaaclen zyn by- Afdx™&* na Hartvormig, plat, gerand 3 met vier Scree- Hoofd- pen getekend en gebladerd. **; ' * • Dit volgens Haller. Ik verftaa dan niet 3 'syma* hoe de Bloempjes eenvormig kunnen zyn en de Vinblaadjes effen; gelyk Linn/e us zegt. De Verfcheidenheid met fmaller Bladen is, volgens Haller, niet van het Gemeene Beerenklaauw verfchillende. Zy heeft t volgens Bauhinus, de Bladen veel meer gefhipperd, Men vindt 'er pok een met gebrulde Bladen, dat mede hier t'huis behoort, Somtyds komt het voor mee donker paarfche 3 fomtyds met vergulde Bla^ den (*). Het Kruid wordt pog heden in verzag^ tende Klyfteeren p Pappen en Stoovingen , ge# bruikt. De Polakken en Lithauwersmaaken'er, idoor Gifting, een Drank van als Bier* dienen» de ook fomtyds tot een Geneesmiddel of Krui- derwyn (\). Immers dit Kruid is bitterachtig, heet en fcherp , en derhalve tot plaatsvulling van de regte Beerenklaauw of Acanthus gantfeh ,ondienftig , zo Doktor S c o p o l 1 aanmerkt (|), £2) Heilkruid mét Kruis wys' gevinde Bladen, ih de Blaadjes Liniaal , de Bloempjes een- wgjfiïf^* vormi^. We~dig. (*) WEIG. Flor. Prm< Rug- p. ƒ 3* (f) Epb. N.C. Dcc. a. Ann. 6. 0'?s. G%, Atin. s> Obs. %j. fi) flor. Carniolsca. Viennae. 176©. p. 330. (z) tieracieum F oh emeiato - pinnacis p Foiioüs Un$ Tribus, G % co.» ij. pehj.. ym. %tm • IOO Beschryvikg der IV. 9i Wegens de groene eenvormige Bloempjes Af^el* „ ( zegt L innüüs) zonder ik deeze nu af Hoofd* >9 van het Sphondylium/' Daar moet dan, zo STUK* het fchynt, in de bepaaling dereerfte Soort een J™wy' misflag zyn. De tegenwoordige, zegt zyn Ed., komt in Sweeden en Engeland voor , en de Smalbladige , welke J acqui n onder de Wee- ner Planten afbeeldt, fchynt 'er naauwlyks van te verfchiilen. Gedagte Verfcheidenheid is thans é hier t'huis gebragt. r nr- (3) Heilkruid met Bladen , die uit vyf T^in- StiwkuZ ïlaadjes befiaan , waar van de middelftm Sibeiifch. ongejleeld , en eenvormige Bloempjes. De Scheeden der Bladen hebben van onde- ren een digten witten Baard, in deeze Soort, welke door Gmelin is waargenomen, en de Bloemen zyn groenachtig geel , beftaande uit ge- lyke Blaadjes* Door gantfch Rusland kwam dezelve hem ; als ook van de Jaik tot de Oby Rivieren , in Siberië , zeer menigvuldig voor. Men gebruikt 'er de Spruiten tot Moes en de Stengen, in kookend heet Water afgetrokken, leveren Drank uit voor het Gemeen ; wordende na de Gisting gekookt en dan van de Vermo- gen- Corollis uniformibu?. Mant. 57. Sphondyl. hlrfutum Fol. an- guitioribus. C B. Pin. 157- Prodr. 83. Riv. Pent. j.Sphon-* dyl. hirs. minus Fol. tenuiter laciniatis. Pluk. P/jyt. T\ 63. f. 3. ]ACQ. Vind. 217. T. 2. f. I , 2. (j) Kdr&iexrx Fo!. pinnatis, Foliolis cjuinls Sec. Mant.i$+, H. Upz* 6s Paftiaaca Ffcl, iïmpliciter pinnatis &c. Gmkju I. p. 21$, Kroontjes-Kruiden. ioi gcnden zelfs niet verfrnaad. Het groeit eens lV* f\r , . Afdek Mans langte hoog, vi. f4) Heilkruid met Bladen , die uit vyf Vin-vsm. llaadjes lejlaan > waar van de middelflen tv. Onder deezen bynaam betrekt LinnjEüs hier het Kruid, dat Gmelin van de Oby Oostwaards tot aan Kamtfchatka vondtgroeijen , en het welke die Kruidkenner zig fchynt ver- beeld te hebben tot het gewoone ruige Beeren- klaauw te behooren. Het verfchilde echter van het Duitfche Kruid deezes naams, zo hy erkent, door een grooter Geftalte, welke het in de Tui- nen behieldt. De Steng van 't zelve was dikwils ook van eens Menfchen hoogte, en de Kroon, zeer groot zynde , hadt vyf tig of meer Steelen van kleine Kroontjes , die hy uit tien Steeltjes , of daaromtrent, famengefteld vondt. De Steng, Takken en Bloernfteelen waren altemaal ruuw , door ityve Haairtjes : de Bladen van onderen Wollig. De Rusfen op Kamtfchatka, zegthy, noe- (4) lltrackum Fol. pinnatis &c. Herad. Foliolis palmatis ferratis. H. Cüjf. 103. R. Lugdb. 11?. Panax Sphondyiii folio f. Heracleum. C. B. Pin, Heracleum Fol. pinnatifïdis. Gmel. Sih I. p. 213. Panaces Heracleum f. potius Spondy- 2ium alterum. Dod. Tempt. 307. 5phond. imjus f. Panax He« racleum «Juibiisd. Tousnf. Infl. 320. BOf RH. Lugdb. I. p, 66. i fÏ00FD« ongeftecld, de Bloemen geftraald. Heracleum Panates. Oioot. men O 3 li. Df EL* VIII. STUK» Iö2 Beschrïyïng bti É Iv* men het Zoet -Kruid; nicttegenflaande hetLsind- fideel» vl 'volk aldaar, de Stengen raauw kaauwende, dik- Hoofd- wils de Lippen en het Tandvleefch daar door 8TUK vol Blaartjes krygt, door de fcherpheid van den. J^vy- jgast ^ ook maakt, dat een Steng of Tak, aan de bloore Huid raakende, dien doet oploo- pen met Puiften, waar uit Zweertjes ontftaan. De voornaamfte Zoetheid heeft in de Bladftee* len plaats , welke men van de Wortelbladen neemt , en dezelven , na dat 'er de Bast afge- haald is , by Bosjes droogt , aan welken dan een geelachtig Meel groeit, 't welk men 'er op een Doek of Papier af kan kloppen. Veertig Ponden van zulke gedroogde Steelen leveren ongevaar een Vierendeel Ponds van dit Süikermeel uiu Men laat het 'er doorgaans aan zitten, en dus worden die Bladiteelen op Tafel voorge- zet. Ook gebruiken de Rusfen niets dan zo- danige met Meel bezwangerde Steelen tot hec ftooken van Sterken Drank uit dit Kruid ; een Eigenfchap in hetzelve by toeval , en door fchaarsheid van de Besfen , daar zy hunne Kwasf van maakten, ontdekt. Na dat zekere Gest van de gedagte Stee- len zelf met eenige Berg - Besfen bereid is 9 doen zy dien Gest in een mengzel van veer- tig Ponden of eens zo veel der gedroogde Steelen met Water, en, na de Gisting van een Etmaal, wordt alles in een Destilleer- Ketel ge- daan $ waar van in 't eerst een fterke 5 vervol, gens een flapper Geest komt. Men haalt dien Geest tweemaal overj dan heeft hy de fterkte vag Kroontjes - Kruiden, 103 van den besten Jenever en is aangenaamer van Smaak. Het Suikermeel der Steelen levert op * vi® * de zelfde manier , doch in minder veelheid , Hoofd- ook Geest uit, maar men maakt 'er een fóött van Bier of Wyn van , die zeer ligt in *t hoofd - ' Haat. Men heeft ook uit de gedagte Steelen t met geftampte Pynboom - Pitten , een Soort van Mede gemaakt. Dit alles , zegt Gmelin > heefc het gebruik der Sterke Dranken, onder de In- gezetenen van Kamtfchatka, zeer doen toenee* men: zo dat, indien hetzelve heilzaam ware of tot Geneezing ftrekte , de bynaam van deeze Soort , en zelfs de Gefiagmaam, daar door ge- billykt zouden zyn. (5) Heilkruid met gevinde , wederzyds rimpe- v. iige y ruuwe Bladen , de Bloemen eenigszins ^ftr^ gellraald* *«*• Dit Ooftenrykfe verfchilt dus van het voör~ryk(ch* gaande ; als ook door de Bloemfteelen ruuw te hebben , die in dc Panaces effeo zyn, zegt Linnaü s. Het onderfcheid beftaat meest in de kleinte , zynde dit een Kruidje van maar een Voet of anderhalf hoog, in het opklimmen der toppen van den Schneeberg voorkomende. De Blaadjes zyn wederzyds ruuw zegt de Heer j acqüin, daar BAUHinushecgeheeleGe- • was (5) Heracleum Fol. pimn utcinque rugoüs Sec» ]ACQ« Vind, 216» Sphondylium A'pinum parvmn. C* S. Pin, Prvir* 83- BüRS. VIII. ZU G & U. DKIU VIH# STUK, 104 Beschryving der IV. was flegts bezet gevonden hadt met gladde ^^•Haairtjes. Hoofd» stuk* (6) Heilkruïd met enkelde Bladen en gejlr aaide vi. Bloemen. Heracleum ^wkSh- ^an ^e voorgaanden verfchilt deeze groote* lyks , die met dc Ooftenrykfe faroen gevoegd wordt door Següieu, in de befchry ving der Veroneefche Planten. Zyn Ed. bcwyst zulks, doordien dezelve , in de Tuinen gezaaid , de ruimheid der Bladen verliest. In deeze Switzer- fche zyn dezelven niet gevind, maar Hartvormig en eenigermaate gekwabd ; de bovenften byna Wigvormig en allen Zaagswyze getand, volgens den Heer Gouan, die aanmerkt, dat de Blad- fteel , de Steng van onderen omvattende, zeer rood is, Het Kruid groeit , volgens hem,.naauw- lyks een Voet hoog» C. Badhinüs hadt het- zelve ter hoogte van twee Ellen , rnet gladde , in drieën gedeelde Vygebladen , op de Switzer- fehe Alpen waargenomen* Ligusticum. Lavaskruid* Dit Geflagt heeft de Vrugt langwerpig, met vyf Sleuven wederzyds en de Bloempjes gelyk , met (6) Heracleum Fol. fïmpHribiïs Sec. Her. FoL pfnnatifldis. Ger. Prov. 246. GouAN Monsp. 14. 1. Sphond. Alpinum gla- brum. C. U. Pin. 157. Prodr. 83. ic. Sphond. mont. glai>r. aibo flore. Barr. Ic. $$. Sphond. Fol. glabris lïmpl. obitcr trilobis. Hall. llüv. 447. K r oo nt jes -Kruiden, met ïngekrulde onverdeelde Bloemblaadjes. Het IV. bevat zeven , altemaal Europifche Soorten, Aitottfetii Hoofd- ^iJ Lavaskruid met veelvoudige Bladen , d naar den naam van een ander Kruid, waarvoor men het in de Winkels gebruikt heeft. Het groeit wild op de hooge Bergvelden in de Zui. delyke deelenvan Europa, gelyk in Languedofc en Provence en verder in Italië. Uit éénen Wortel geeft het dikke Stengen van meer dan Mans hoogte, die van binnen hol zyn, fomtyds in Takken verdeeld, geelachtig groen y zo wel als de Bladen, die glanzig zyn, vange- dagte figuur. De Bloemkroonen zyn geel; de Zaaden langwerpig geftreept , en van een zeer fterken Reuk, die ook in 'tgeheele Gewas plaats heeft: (i) Ligufticum FoL muhiplt'cibus &c. H. dij. Ups, Mat. Mei. 119. R. Lugdb. 104. Saöv. Monsp. 26 r. (50UAN Jkfonsp. 141. Ger. Prov. 247. Angelica monrana perennis ,£aludapu folio. Tournf. Infl. J13. Ligufticum vulgire. C* B. Pi». 157. Leviftxum vulgarc. IvIor. tlift. III. p. zj$[ s. 9. T. 3. f. u Doo. Pempt. 311. Levifticum Germ* Laferpiriuna. LOJ. lcn 703. (*) De Gorteb. Fl. Belg. p. ?*. G 5 !!• Deel, yXII* Stuk, tÖÓ BESCHRY VING DER IV. heeft: zynde de Wortel groot, dik en Vleezig* Afdeel. van buiteD zwartachtig van binnen wit. Hoofd- Het Lavaskruid wordt in- de Tuinen van stuk, Dükfchland, VranJcryk, Groot Brittannieen de Twcwy. jsjecjerlanden , geteeld , en het wil 'er zo wel voort , dat men het zelfs in de Velden en by Boeren Wooningen aantreft ; waarom fommi- gen hetzelve, ten onregte, vooreen iolaiïdfch Kruid van ons Gewest hebben aangezien. Dat men het voor de Panacea van Plinius of Panact 5*van Theophrastus gehouden heeft , was niet minder fout. Het bezit aanzienlyke kragten * zo tot Windbreeking, tot prikkeling van de Maag en 't Gedarmte en dus tot bevor- dering van de Spysvertcering ; als , door zyne verwarmende hoedanigheid , tegen inwendige Verftoppingen en Pynen, die uit koude onftaani inzonderheid tegen Bomkwaalen. Het Gemeen, zegt Scroder, zuigt den Tabaks - Rook door een hollen Steel van dit Kruid in, om den Hoest te doen bedaaren. Tegen de Moederkwaaien is het byzonder dienftig. Het is ook Zweetdry ven- de en Tcgengiftig. Men gebruikt den Wortel cn het Kruid, doch inzonderheid het Zaad, dac veel op Sterkendrank gezet wordt , om het ge- ne men in de wandeling Lavas noemt te be- reiden. ii. (ft) Lavaskruid met dübheld drievoudige Bladen. Liguflteum n> $cothicum. X./1 L Schotfch* (z) Ligufiïium VoVkz Internatte. Lig* Fo!. duplicato - terna- ris. Kroontjes -Kruiden* 107 Dit in deNoordelyke dcelen van Engeland ; in IV. Sweeden en Kanada voorkomende, is aan hetAF^jSL' gezegde kenbaar* Toürnefort heeft het Hoofd- Schotfch Lavas met Eppebladen getyteld. EenSTÜK# zelfde , doch kleiner , hebben wy aan de Oe- vers van de Yszee gevonden t zegt L 1 n n je u s , die het toen Zee - Eppe noemde. Het vak ook aan de Zee -Kuit in Virginie (3) Lavaskruid met veelvoudig gevinde Bk' ugupcum den, de Blaadjes Vinswyze gefmaldeed. feüpwn- Dit Kruid heeft breeder en dikker Bladen Gtldcflh* dan de Dolle Kervel, naar welke het, in Ge- flalte , eenigszins gelykt. Het ftinkt ongemeen , en daar van heeft het den naam by de Au- theuren. Lob el wil, dat het verkeerdelyk Sefeli Peloponejiacwn genoemd zy. De Groei- plaats is op hooge Gebergten in Morea en Rhe- tic, aan de Grenzen van Tirol, alsook inPro- Vcnce* (4) La- tis. H< Cltffi. Ft. Sutc* R. Lngdè. 104. Ghon. Vhg. %\. Lig. humiiim Scoricumu f LUK. Alm. 217. T. 96. f. 2* Ap'mm mariïimum FL Lapp. 107. Liguft. Scot. Apii folio. Tournf. Injl. 324. Sefeli ma mi mum Scot. Hekm. Par. T* p. 227. (*) Zonderling is 't , dat men in de Elora Suecica dit Kruid Liguflrum genoemd vindt. (3) Ligufikum Fo!. muitiplicato - plnnatis Sec. H. Cllf. 97. Lugdk* 104. Ger. Prov. 247. Cicutaria laiifolia fcetida. C. B. Pin. Cic. latif. fostidisfima. LOH. Icon. 734. 5e feü Peloponnefenfe. Cam. Epit. 5 14. II. Deel Vliu Stu«, ioS Beschkyving der IV. (4) Lavaskruid met dubbeld gevinde Bladen; Afdeeu ^ Blaadjes fame?ivloei jende , ingefneedeny\ Hoofd- effenrandig. STUK* iv. Deeze groeit op den Schneeberg en andere tt$i*- m Ooftenrykfe Alpen. Lobel hadtze in eenige €um. Hoven van Nederland gezien, doch in 't wi| ryks. 1 de groeijende gevonden op Heuvels in het Piemonteefche , niet verre vanTurin. Zy groeit ook omftreeks Verona en elders in Italië. iv. (5) Lavaskruid met meervoudig verdeelde in* Cornutkk* gefneeden Bladen , de Wortelbladen drie* lifchrnwaI" voudig , Lancetvormig , effenrandig. In Cornwall is deeze groeijende gevonden, en als een Steenbreeke van dat Land door Pb. ti ver opgetekend. vi. (6) Lavaskruid, welks groote Kroon by na geen ilm?gfl~ Omwindzel heeft; de zy deling/en van cn- tlfch1' deren Vliezig zyn; met eenigermaate Tak' kige Straal&n. Ia (4) Llgufiicum Fol. bipinnaris , Foliolis confluetitibns &c. jACq. Vind. 221. SEG, Veron. lil. p. 226. Ligufticum alte- rum Lo' elii. Dalech. Hifi. 744. Lig. air. Belgarura. Lob. 7c. 7S0. Sefeii mom. Cicuta: folio glabrum. C. B. Pin. 161. Sefeli primam Mout. Pannonïcutn. Cu/5. Hift. 2. p. 193. (s) LigufJcum Fol. decompoikis iacifls &c. Am. Ac ad. IV '. p. 310- Smyzniuni teauifo!. .noftras. Raj. Suppt. 254. An^l. ÏÏL p- 209. T. 8. Saxifraga Coinubiac. P£r. Herk. T. z6,. f. 9. (6) M^ufllcam Umbclfas primarise &c. Petrofelinum Hor» tetrfe iat'folium. C. B. Pin. 153. Apium Hortenfe magnum Petrofciini fjpoie. J. B. Hïjl. \\\. p, Kroontjes-Kruiden. n>J> In Portugal groeit deeze, die een flyve hoe"AF^Êti kige Steng heeft van twee Voeten hoogte; de F D£u ■ Blaadjes drievoudig als die van Peterfelie ver- Hoofd»; deeld; de Bladfteelen wit gevliesd: de Bloemen*™*'^ geel, met witte Meelknopjcs : de Vrugtbegin- zeis effen , naauwlyks geftreept. Zy gelyktook, in Smaak en Reuk, naar de Peterfelie, maar al- les is fty ver en grover. Het fchynt de Breedbla- dige Tuin -Peterfelie van C. Baühinus te zyn , die van fommigen Engelfche genoemd wordt, by zyn Broeder afgebeeld. (7) Lavaskruid met gevinde Bladen, wier aS'jj^fiLm terjte Blaadjes met een Blaadje vermeer- stan- derd Zyn. Baleiuifch.! Dceze , op de Balearifche Eilanden , in de MiddelIandfcheZee, en by Rome voorkomen- de , is in de Upfaifche Tuin gekweekt, doch zou van een twyfelachtïg Gefiagt zyn , als nog geen volkomen Zaad voortgebragt hebbende , zegt L 1 n n u s ; doch hadt bevoorens reeds gezegd, dat de Zaaden langwerpig, byna Rol- rond en geftreept zyn (*> De Steng was maar een Voet hoog* A n g e l 1 c a, Engelwortel. Dit Geflagt heeft eene roodachtige, gehoek- te (7) LiguflUum Fol. pinnatis , Foiiolic infïiius auSis Foliolo. Mant. 2 is. (*) vergelyk. Syst. iV4f. ptg* XliL 5c Mant, loco chtto. XL DiEL. viil sm, IÏO Beschjryvins der IV. te Vrugt > die niet voos is 3 met omgeboogeft Afdeel* gtylen : de Bloempjes zyn gelyk en hebben j Hoofd- kromme Blaadjes, Het bevat vyf Soorten al$ | STUK» yolgt. t. (i) Engelwortel, die het oneffeneViniUd ge*\ Afhing** kwaM heefu Tamme, j^en teelt deeze in dc Tuinen der middellij deelen van Europa uit Zaad , en hierom wordt- ze van Bauhinus Sativa , en van anderen tamme Engelwortel geheten. Zy groeit, niette* min, wild in de Zuidelyke deelen van Europa, op hooge Bergen , gelyk in Provence op de Bergen van Colmars. Aan den anderen kant is zy in alle de . vogtige , belommerde , Mosfi- ge Valeijen der Laplandfche Gebergten gemeen , komende ook aan de kanten der Rivieren, die daar uit afvloei jen, voor. Men vindtze, boven*» dien 3 in S weeden , Noorwegen , Deenemarken en op Ysland f alwaar zy een zeer hooge Steng fchiet. Ook komt zy op eenige Gebergten , yan Duitlchland en Bohemen , voor. De naam is, in de meefte Taaien van Eu- ropa, overeenkomftig met den Latynfchen An* gelica , die wegens de beminnelyke en als En* gel- (i) Angelica Foliorum impari lobato. Syft. Nat. XII. Gen. 344» P- au- Vtg* XIÏÏ. Gen. 347- p- *34- Flor. Lapp. ioi. Suec. 235, 245. Mm. Mei. 120. H. Cliff. 97* R Lugdh* to%. Angelica frtiva. C. B. Pin. 155. Angelica major. Dog. Tempt. jig. Imperaioria fativa. Touknf. Inft. 31?. GAR. Aix. 255. T. ss. G$R. Prov. 24.;, Angelica Sraymiur» Cqrdu hou* /g M. Kroontjes^Kruidbn, 211 gelachtige hoedanigheden 5 daar aan zou gege- JX TT Ti 9 f ven zyn ; des wy ze ook Engelwortel noemen, v^ * De Laplanders, zeer veel op hebbende met ditHoorp* Kruid , dat die van Dalekarlie Ouanrot heeten , STÜKt geeven aan den Wortel van het eerfte Jaar, * nog geen Steng fchietende, den naam van I7r- tas ; het Kruid van 't eerfte Jaar noemen zy Fatno , dat van het tweede Jaar Bot$k> en de gcfchilde Steng RaJ$. Gedagten Wortel houdea zy voor een uitmuntend Middel om de Gezonde heid te bewaaren , en kaauwen dien in plaats van Tabak, In eene hevige Ziekte, de Bofch - Lap- pen veel overeenkomende , welke een Kramp- achtig Kolyk fehynt te zyn , kennen zy geen beter Middel , 'dan deezen Wortel. Maar de ' Stengen , inzonderheid , maafcen hunne byzon- dere Lekkerny uit. De Kinderen, die in de Zo- mer hunne Rendieren hoeden , brengen 's avonds met zig een Schoot vol van deeze Steelen 5 voor dat de Kroon zig ontflooten heeft geplukt, en deeze worden van 't Huisgezin gretig verflon- den. „ Ons zelf mishaagde deeze Spy$ niet 5 „ toen wyons in Lapland bevonden, zegt Lin* „ vjeüs : want dezelve is bitter en een weinig „ Kruiperig, verflerkende en verfrisfehende den p9 Mond en Maag , na het gedurig gebruik van „ laffe Spyzen en Drank : gclyk ongezouten Vleefch en Vifch , Melk en Water , onge- 5, meen: maar; (9t zy dat het Gewas in deTui- „ nen van aart verandere ; 't zy dat onze Smaak 35 verfchildeO toen wy uit Lapland t'huis ge- II. PlEI., VIII. STWk 112 Beschryyin» der IV. „ komen waren behaagde ons deeze Kost niet Afdeel, ^ meer". Zeker is 't , dat zy de arme Lap- Hoofd- landeren minder fmaaken zou , indien zy van stuk.» Ooft en Fruit , of ook van andere Aardvrug- Twtwy- teo ^ voorzien waren. 't Gewas heeft fomtyds een Steng van een Arm dik en van eens Mans langte , die glad en knoopig is , van binnen hol. De Bladen zyn zeer groot, fterk gevleugeld, dik gedeeld en omvat- ten de Steng met een ruime Vliezige Scheede. De algemeene Kroon is groot en vlak, uit veele Straalcn beftaande en heeft dikwils een éénbla- dig Omwindzel : de byzondere Kroontjes zyn Klootrond , en hebben de Omwindzels uit veele fmalle Blaadjes beftaande , die omgeboogen zyn. De Bloemblaadjes zyn Eyrond , fpits, groen , ligt afvallende: de Meeldraadjes wit ; de Zaaden breed, plat, gevliesd en geelachtig. De Wor- tel is groot en dik, van binnen wit, een aange- naamen Kruiderigen Reuk hebbende, gelyk het geheele Gewas en de Zaaden. Hy geeft een geelachtige, vette Vogtigheid uit, van dergely- ken Geur. Deeze Wortel en het Zaad, niet alleen, maar ook het Kruid is in de Geneeskunde vermaard t wegens de Zweet- en Pisdryvende hoedanig- heid , die daar in plaats heeft. Zy verfterken de Maag , breeken de Winden, en zyn dus dikwils tegen Kolyk, Maag- en Darmpyn *diei> ftig* Men houdtze ook voor een goed Borst- middel. Uitwendig dient dit Kruid tot verdry- ving Kroontjes^ Krui de n. ns wjg van koude Gezwellen, enz. De Wortel *i ^"i , overdwars gefneeden , levert , zo wel als de Steng,, wu een Balfem uit, die minder fcherpis dan de ge Hoofd- STUK» deftilleerde Olie, De Smaak is eenigszics bkterfa met eene Kruiderigheid , welke heet is , en zeer lang byblyft in de Mond, inzonderheid die van het Zaad , wanneer men 't kaauwr, (2) Engelwortel met gelyke , Eyrond • Lancet- J^cs vormige , Zaagswys' getande Vinbladen. fyMrh* Men heeft getwyfeld , of 'er ook verfchil mogt zyn , tusfehen de gedagte Noord fche of Lap- landfche en de Tamme of Tuin - Engelwortel ; maar L 1 n n m u s verzekert van neen. De Wil- de, evenwel, die ook in Lapland groeit, is daar yan aanmerkelyk vcrfchiljende. Zy wordt van fommigen Water - Angdika genoemd , als groei- jende in Moerasfige Berg - Valeijen 9 zelfs in Duitfchland. Men vindtze ook in onze Provin- . tien vry algemeen , gelyk in Vriesland , Gel- derland en hier in Holland by Haarlem , ja niet ver van onze Stad, in de Veenlanden ; in Noord* bolland en elders» Naar de voorgaande gelyktzy in Gewas, doch valt fchraalder, hebbende ook 4c Bladen donkereren de Bloemen wit. De Geur h (z) Angflka F6;. scqualibus ovato - Lanceohds ferratis, H. Cliff. 97.. fik Suec. 234, 245. Mat. Med- 121. Gron. Vir?. 31. HALL. Helv. 444- R. Lugdb. 103. GORT, Belg. 7%. Ft\ JLcpp. 102. Ang. Sylveftris major. C. B* 155. Ang. SyJ» Wftris, OvOD, Pempt, 318. LOB. Ie 69$. H IJ. SUL, VIII. STOS. Beschryving der IV- is veel minder dan in de Tamme en dus heefc Afdeel* ^ zQ yeej jcrag(; niet ^ worcjencje nie(. Dit Kruid noemt men gemeenlyk Water- Bp-dï&* pe , in 't Hoogduitfch Wasfer-Eppich of Was- fermarek ; in 't Franfch Haehe dJEau of Berle, in 't Engelfch Water - Parfnip. De Griekfche naam Sion% waar van men Sium gemaakt heeft * is van Dioscorides afkomftig. Het groeit, door geheel Europa 9 overvloedig in 't Water v of aan de Kanten van Rivieren , Beekjes , Poe- len en Moerasfen. In onze Nederlanden is het in Graften , Slooten en allerley Wateringen , by* zonder aan den Duinkant , gemeen. Do DONéus zegt % dat het , met dikke § hoe* kige, geftreepte, holle Stengen , tot drie Ellen en hooger opfchiet ; doch het ismy, hier te lan- de, fi) Stam Fol. pinnatis , Umbelli terminali. Syft. Nat, Xllf Gen. 345- p- in- xni. Gen. 548. p. 234- Cliff. cft. FL Saec. VAILL. GOUAN &c. R. Lugdb. 104. Siöia larifoliu«i«j Co B. Pin. 154. Sium. Riy. Féèt. 78, H 2 Ii6 Beschryving der IV» de, zo hoog niet voorgekomen. De Heer Hal* Afdeel. l e r ftelt ^ k00gte ^ \n Switzerland , op drie Hoofd- Voeten. De Bladen zyn gevind; de Vinblader* stuk* rondomgetand , ovaal , vettig , glad en zagt» Aan 't JgTeWy end der Stengen komen de Kroonen voort, die groot en ruim gedraald zyn. Het draagt kleine geribde Zaadjes. De Wortels zyn Vezelachtig en het Kruid heeft een Bitumineufen Reuk. IT Sium an- (2) Water -Eppe met gevinde Bladen > deOxeU lufüfoiium. kroontjes gejlceld; het algemene Omwind- l" &l Vindeelig. Deeze, thans van de voorgaande afgezonderd 9 zoude eigentlyk het Sium van DoDONéus zyn, doch dit komt met de grootte niet over- een. De Heer Haller merkt het als eene Verfcheidenheid aan. Deeze Soort komt niet buiten 't Water , zo L 1 n n je u s aantekent. Het is beiden gemeen , dat de eerst uitfpruitends Bladen fyn verdeeld zyn 9 en dus heeft men 'c Gewas, in de Pruisfifche Flora , afgebeeld. By JM orison worden deeze beide en de volgen* de Soort in haar verfchil vertoond }lJ: Cs) Water -Eppe met gevinde Bladen en on* rum/ ° gefieelde O xel- Kroontjes. Dee- Knoop- bioeiuige, (1) Slum Foï. pinnatis , Umbdlis Axillaribus &c. Sium f, Apiura paluftre Foï. oblongis. C. B. Pin. 154. Sium veruru Maihioti. Dalech. Hifi. ion. Sium. Dod. Pempt. 589. Sium five Laver Diosc. Olufatii folio , f. Paftinaca aquatica. LOB. [c.zot. (Pï) Hifi. III. p. 282. S. 9. T. J. f. I, 2, 3- (3) Sium JFol. pinnatis, Umbdlis Axillaribus fesiilibus. H+ Kroont jës-K ruideJc^ 117 Deeze , die niettemin by de voorgaande en IV. op de zelfde plaatfen voorkomt, is klaarblyke- Af^el* iyfc , zo in Gelialte als in Loof en Bloem , ver- Hoofd- fchillende. De Bladen, inzonderheid die aan de8TüiU Stengen boven Water groeijen, zyn geoord en als driekwabbig. Behalve de Oxel - Kroont jes geeft het ook anderen uit den top. Verkeerdelyk houden fommigen dit voor de Water - Kers der Winkelen. Het heeft dikwils een Kruiderigen Reuk , en wordt , even als de voorgaanden , op fommige plaatfen tot Moes gebruikt, zettende ook het Water af» (4) Water -Eppe met gevinde Bladen, dieby 17. de Bloemen drievoudig. sijt™*. Suiker- De zogenaamde Suikerwortels , welke menw. *; v Kroontjes-Kruiden. 119 wegen, buiten dc Thee en Rhabarber, de ver- IV. maardfte van Afie. Haar voornaamfte Groei- Ar^E!- plaats is op de Bergen van Corea , een Land- Hoofd* ichap aan de Vaste Kust, tusfchen Japan en 'c81^ Noorder deel van China. Een gedeelte hier van Z),w*,<* behoorde aan de eerden , het andere was onder- worpen aan de laat (ten : zo dat van die beide Eyken de Inzameling dezer Wortelen aldaar kon gefchieden. Die van Japan bekom enze ook uit de Gebergten Kataja in de Provincie Sjamfai, volgens Kaemper , welke aanmerkt dat het Kruid zig wel laat voortteelen en weeldig groeit in de Tuinen van Meaco of Miako, een der Keizerlyke Steden ; maar dat de Wortel , aldaar geteeld , byna geen kragt heeft en meestal Jaar- lyks fterft , blyvende in de koude Gebergten over. Zyne Groeiplaats moet derhalve op om- trent van 35 tot 40 Graaden Noordpools hoogte zyn ; dat maar weinig Zuidelyker is dan de Al- pifche Bergen van Switzerland. Eerst uiripruitende heeft het Gewas % (zo die Autheur meldt) maar een enkeld Worteltje, van figuur als een Pinfternakel, doch ilegts een Pink dik en drie Duimen lang , witachtig en Vleezïg, met fyne Ringetjes of Spleetjes. Hetzelve is van onderen fomtyds , op de manier der Wortelen van het Mandraagers -Kruid, als in twee Dyën cn Schenkels verdeeld , waar van het den naam Nindjin, als naar een Menfch gelykende , ge- meenlyk Nitifi, heeft. Worteltjes van die figuur zyn in de grootfte achting* De Reuk is als H 4 der IL Uefx. vih4 Stok* 120 ÉESCHRt VINÖ DÉR IV. der gceïe Wortelen of Karooten ; de SniaaTc > AFviEL#zeSt hy 5 a's die van önze Suikerworteltjes y Hoofd doch met minder en aangenaamer zoetheid 9 stuk, 2ynde door eenige flaauwe bitterheid geteni- ïk?.€tWr perd. Vervolgens voortgröeijende , bekomt het Gewas, in de Japanfche Grond, aan den Stoel meer Wortelen , tropswyze by elkander met de koppen vergaard, en aldaar veele Knoppen uit- geevende tot nieuwe Scheuten , door welken' men het gemakkelyk kan voortplanten. Het krygt (vervolgt K^mpferJ een Steng van anderhalf E#e hoog, dunner dan een Pink, hoi , geflreept , met Rietachtige Knoopen , Leed- jes maakende van anderhalf Duim lang* Aan Steeltjes, die deeze Knoopen omvatten, komen Bladen naar den ouderdom der Plant verfchil- lende. In 't eerst zyn dezelven enkeld , flaauw getand en Hartvormig; als het Gewas een Voet hoogte heeft , vyf aan den Steel, naar die der Water -Eppe gelykendc : vervolgens volwasfen zyn de , komen aan de Takken Bladfteeltjes voort , welke drie kleine Blaadjes P naauwlyks grooter dan eens IVJenfchcn Nagel , hebben. De Kroontjes geeven , uit een Bladerig Omwind- sel, Straaltjes van een Duim lang, met Kroon- tjes van witte gelykbladige Bloempjes, waar op Zaad volgt dat geftrcept is en naar Anys- 2aad zweemt. Verder grocijen in de mikken der Takjes roodachtige Knoppen, als Erwten, die, of op den Grond vallende of geplant wor- dende, 10 wel tot Voortteeling dienen als het Za'acL Dee- K ft o o n t j e s - Kr üi d Eir. Decze bcfchryving cn de Afbeeldingen van IV. Ka emfer vergelykende , met die, wejke door A*de&£. den Heer N. L. Burmannüs als ten uiter-ffooFo» Ite naauwkeurig opgegeven wordt, kan ik 'erSTüK\ zeer weinig overeenkomst in vinden : vooral Dl&m** niet, wat den Wortel aangaat, welke , volgers gedagten Autheur , gantfeh niet Knobbelachtig is, daar dezelve zig , in gemelde Afbeelding, wel degelyk als zodanig , en als naar de Klaauw van een Kanonkel gely kende, vertoont. Het onderfcheid is uit de daar nevens gefchetfte blykbaar* Doch , volgens fommigen , zou de Ja- paniche Ninfi- en Chineefche Ginfeng- Plant aanmerkelyk verfchillen. In Virginie en Nieuw Jork is een Soort van dit Geflagt gevonden 5 welke naar het Japanfche Gewas van Kaem- F her veel gelykt C*)- Dc (*) Sikm Fólio infimo Cordato , Caulims ternatis , omni- bus crenatis. Gron. Virg. 43. Sium Americanum. COLD. Noveb. 54« Anonymos Flor. Atropurpureis , Foliis ex uno Pe- diculo ternis. Claït. N; 291 & 420. Vervolgens zal men de Kanachfche Araliafirum , die voor de Ginfeng gehouden wordt en rot het Geflagt van Panax behoort , onder de Po- l-)gam\a befchreeven vinden. Sommigen willen dat de Gin- Jeng der Chineezen volmaakt met de Kanadafche , zo even gemeld, overeenkomftig zou zyn. Vid. GeqfSR. Mat. Med. Tom. II. p. 112. &c. Anderen merken de Ninfi en Ginfeng voor een zelfden Wortel aan , of ten minfte van dergelyke kragt. Vid. Triller. Tbes. Medk. p. 73. Rutty. Mat. Med. p. 219. Hoe 't zy , de regte Japanfche Ninll is hier te lande tegenwoordig weinig te vinden. H 5 II. Deel. VIII. Stuk, 122 BESCHR YVING SER IV. De waarde > in welke deeze Wortels by de Afdeei Ooüerfche Volkeren zyn , blykt niet alleen uit Hoofd* de byzondere ftaatie met welke zy ingezameld, stuk. de zorgvuldigheid waar mede zy bewaard en 7weewy~ toebereid worden: maar inzonderheid uit den Prys, dien zy gelden. Gedagte Authcur zegt* dat men in Japan een Katti, dat is vyf Vieren- deel van een Hollandfch Pond, voor om en by de honderd Theil , dat is driehonderd en vyftig Guldens, verkogt. Gemeenlyk verhaalt men, dat zy tegen Goud opgewoogen worden , 't welk in Ooftindie en hier wel waar kan zyn. De Chi- neezen hebben over de kragten veel gefchreevea en merken dien Wortel byna als een algemeen Geneesmiddel aan. De Ginzeng is, by hun , de laatfte toevlugt in alle zwaare Krankheden. Men kan niet ontkennen, dat hy een ongemeene Hartfterkende kragt bezit; ten min (te by andere Cordialia gemengd zynde. Hy geneest derhalve veele Zwakheden, neemt Slymerige Verpoppin- gen weg ; herftek de Eetenslust , verflerkt de Bern en kan dus ook dienen om de langduu- righeid des Levens te bevorderen doch 't is voor den Gemeenen Man een te duure Medicyn. By de Grooten wordt hy veel gebruikt , om de lust en kragt tot Voortteeling te vermeerderen. (6) Water - Eppe met gevinde Bladen , de Blaad. (V Sium FoJ. plnnatis &c. Pimpinella Fol. LanceoL gla- bris acum. Gbon. Vitg. 32, 44. Oenanthe maxima Virgima- na &c. Moris. Hifi. III. p. 288. $. 11. T. 7- f- *• vr, Sium tigiclius* VuPAÏil" ii.be. Kroont j es-Krui de ^. 1*3 Blaadjes Lancetvormig en byna effen- xV* randi?. Afdefx, ö VI. Deeze Virginifche Water - Eppe heeft de^JJ™* Steng ftyfachtig, ongetakt. De Blaadjes, by D^niai vyf of zes Paaren aan een gemeen en Bladfteel groei jende, met een Sluitblaadje aan 't end,zyn lang en fmal , fpits , glad, welriekende, de' uiterfte fomtyds tot het midden ingefneeden, Zy draagt kleine Bloempjes en een gebladerd Zaad als der Pinfternakelen , volgens Clayton; dat hier weinig ftrookt. Hy hadtze als een Soort van Pimpernel aangemerkt. De Wortel is als die der Vierde Soort. (7 ) Water - Eppe met Liniaak afloopende fa- vir. mengegroeide Blaadjes. Fakaria. Zeisfen- Wegens de Zeisfenvormigheid der Bladen gaf bIadise- Rivinus hier den naam van Falcaria aan. Het Kruid groeit in verfcheide deelen van Eu- ropa, als ook in de Levant. Sommigen hebben het tot het Ammi , anderen tot het Eryngiwn betrokken. Eenigcn hebben het Crithmum gehe- ten. Men noemt het in 't Hoogduicfch SicheU krant , dat is Sikkelkruid. In de Elfaz groeit het (7) Sium FolioUs Hnearibus decurrejtitibus connaris. H. tUffl 98. R. Lugdb. 105. Sauv- Monsp. 232. Arorai peremie re pens. Moris. Hifl. 111. p- 294- S. 9- T. s. f. j, Eryngiurn quartum. Doo. Pempi. Eryngium momanum recentiorum, Lob. icon. II. p. 24. Crithmuai quartuin. Cam. *Ëpiu 275. Weinm. T. ^9, 100. II* Deel. VIII. Stuk» 124 Beschryying des IV. het overvloedig. De Steng is Takkig gearmd , 'Afdeel. van een E1je en fomtyds hooger. De Bladftee- Hoofx)- len omvatten de Steng en geeven drie lange stuk. Vinbladen uit , die overal even breed en Zaags- v?™eew)m wyze getand zyn. Het heeft yle Kroontjes 3 witte Bloempjes en lange Zaaden , die fcherp zyn en welriekende. Het geheele Gewas is van een zoutigen Smaak. Het komt ook voor met bonte Bladen. In de Hoven is het haatelyk, door zyne fterk voortkruipende Wortelen ; ter- wyl het miofte ftukje, dat overblyft, een nieu- we Plant geeft. vut. C8) Water - Eppe m?t alle Bladen dubbel* GrltZi vinnig* Deeze Soort heeft Toürnefoiit m Grie- kenland ontdekt en is dezelve dus, door Zaad, in de Kruidtuinen van Europa voortgekweekt. t ix:- (9) W ater - Eppe met de Wortelbladen drie- sidUaan- voudig en dubbelvinnige Stengbladen. fche* Deeze is, onder den naam van Siciliaanfche Daucus , met Pin fternakel- Bladen , afgebeeld door Zanoni. De Wortel, zegt hy, is niet on* ($) Stam Foliis omnibus bip'nnatis. H. CUtf. 98. R. Lugdk 105. Ligufticum Graccum folio Apii. Tournf. C#r- 23. (9) Sium Fol. Radicalibus ternatis , Caulinis bipinnatis. R. Lugdb. 105. Myrrhis Fo!. Piftinacx latte virentibus. TOURNF. Cor. z2. Daucus Patëinacac folio Siculus. Zan. Hij. 7%. X* 30. Kroontjes -Kruiden. 12$ cmaangenaam en Kruiderig, zowel als 't ^aa^ > ^db^ei/ en de Bloesfem , die een weinig op de Tong Vi. byt ; maar hcc Loof fmaakt als Peterfelie. Hoofd- J 9 STUK» S 1 s o n. Steen -Eppe. Digyni*. Dit Gelhgt heefc ook een Eyronde geftreepte Vrugc en verfchilc van \ voorige meest, door- dien het de Omwindzels >zo van de Kroonenals Kroontjes , beiden , byna vierbladig heeft. De Bloempjes zyn vrugtbaar ; derzelver Blaadjes platachtig ; de Kroontjes yl gedraald. Het bevat zes Soorten 3 meest Europifche Planten; als (1) Steen - Eppe met gevinde Bladen en opftaan- h de Kroontjes. Kruiden* Op vogtige Slykerige plaatfen in Engeland 5 se- zegt Linn^üs, groeit deeze , die het Preto- felinum Macedonicum van Fuchsius is by DoDONéus. Het Kruid heeft de geftalte byna van de Gewoone Water -Eppe en het Blad is ook zodanig , maar het Zaad Kruiderig fcherp $ en zeer welriekende, 't Wordt voor het Sifon van Dioscorides gehouden , dat men Steen- Eppe noemt. Men gebruikt hetzelve in onze Win- (1) Sifon FoL pinnatis, Umbellis cre&is. Syft. Nat. XlL Gca. 346. p. 212. Veg. XÏII. Gen. 34*- p- tte- R. Lugdb. 105. SAUV. Monsp. 232. Sifon quod Amoraum Officinis nos~ tris. C. B. Piu. 154. Araomutn Germanicum. TKAG, FetrofeU Macedonicum Fuchüi. Dod. Pempt, 657, li. 0s*i« via, Sres, I2Ó BESCHR YVIKG DER IV. Winkels voor 't SemenAmomi , zegt Bauhinüs; Afdeel. terWy| vee]e Autheuren te vergeefs zig hebben Hoofd, uitgelloofd , om het i^Z/te Amomiun der Ouden stuk. te bepaalen ; Jc welk nog onzeker blyft.* * Zie 't stuk * bi. (2 ^ ^Ceen " ^PPe mt &evin^e Bladen en knik- s. ' kende Kroontjes. s??Tm Van deeze zegt Morisojsï, dat dezelve in Engeland voorkomt aan de kanten der Landen ; fe* tusfehen \ Koorn en aan de Haagen, inzonder- heid op Slykerige Gronden : maar van de voo- rige, dat zy aldaar voornaamelyk Zandige Gron- den bemint 5 groeijende aan de Dyken van nieu* we Graf ten of Siooten 9 als ook aan de Haagen of Landfeheidingen. De Stengen zyn twee Voe- ten hoog ; de Bladen byna als die van de gemee- ne Pimpernel. Deeze groeit ook in Provence , de andere by Montpellier in Languedok. in. £3) Steen -Eppe met drievoudige Bladen» Cxnadenfi. dafchef Deeze, zo wel in Virginie als in Kanadahuis- vellende , verfchik door haare driebladigheid grootelyks van de voorigen. De Kroon is drie- dee* (2) Sifon Fol. pinnatis , Umbellis cernuïs. R. Lugdb. 10$. H. Ups. 6$. Sium terreftie UmbeLHs rarioribus. Moris. Hifi • III. p. 233. S. 9. T. 5. f. 6. GER. Prov. 248. (3) Sifon FoL ternatis. H. Cliff. 99* Gron. Ftrg. 147. R. Lugdb. 106. Kalm. MM III. p. 259. Myrrhis Canademls tri- lobata. Mok. Hifi. III. p. 301. S- 9. T. 1 t. f. 4. Myrrhis Canadcnrfis. Pviv. Pent. T. 53. Myrrhis uifolia Canadeniïf. Angelk» facie- T.OüllNf. lnfit 315. Kroontjes - Kruiden. 127 deelig , ongelyk y zonder Omwindzel ; de Kroon- IV. tjes beftaan uit zeven of minder Bloempjes en Afdeel. hebben hec Omwindzeltje zeer klein ; dc Bloem- Hoofd- blaadjes wit en eveneens. stuk* (4) Steen -Eppe met driedubbeld gevinde Bla- den, de Wortelbladen Liniaal; de Steng- Ammi. bladen Borfielig ; de Stoppelblaadjes langer ^nbladi* Deeze , in Portugal , Italië en Barbarie groei- jende, wordt gehouden voor de Plant, die het Echte Semen Ammios der Apotheeken uitlevert. Men noemt ze Kleine Ammi> in onderfcheiding van de Groote, die tot het Geflagt deezes naams behoort*. C. Bauhinus geeft ^^tó-Jf*^ bladen : anderen Haairachtige Bladen aan. By ïourne fort voert zy den naam van Mier* klein/te fcherpe Portugcefche fonkel. De gelyke- nis kan men zien uit de Afbeeldingen. In die van Shaw zyn de Blaadjes Draadachtig dun. De algemeene Kroon is by ons genaveld, zegt GouANj de byzondere hebben een vyfbladig Omwindzeltje. Het Zaad der Echte Anmi , dac eene Zweetdry vende en Tegengiftige kragt heeft , komt over Egypte uit Arabie, zo Camera- riüs aantekent» Hec wordt 'er op de Vlak- ten <4) Sifon Fol. tripinoatis Sec. Sifon Fol. Cauï. fubcapilll- tibns. H. Ups. 63. Mat. Mtd. 140. Foenic. Lufltan. minimum acre. Shaw. Afr. 232. Ammi. lacin. Caulibns Capillaribus. tL Clif. «9- R- Lugdb. 96. Ammi paivum foiiis Foenicul. C. B. P/w. j $9. Ammi. Cam. Epit. 522. Ammi perpufiiium Los. Icon* 725, II. DSIL* VIII» STOX* 1*8 Beschryving der IV. ten geteeld , zo Forskaohl waargenomen Af^el' heeft (*> stuk. " (5) Steen " EPPe die kruipt , met tweedeelige v. Kroontjes. Sifon ^over^' °P P1a2t^eD * die 's Winters onder Water fhoomde. geftaan hebben , als ook in Slooten en Moe- rasfen , komt deeze Soort in eenige deelen van Europa voor. Zy heeft de Bladen , die onder Water zyn , Venkelachtig verdeeld , doch de bovenften zyn als driepuntig gekwabd , beiden Vinbladig. De Stengctjes zyn naauwlyks een Span hoog, en daar aan komen Kroontjes van twee, drie en zelden vier Straalen, zegt Mo* ris on, met witte Bloempjes. Hier op volgen geftreepte Zaadjes, die naar het Gewas vry groot zyn. Men vindt het by ons , aan deu Duinkant , in ftilftaande zoete Wateren, 't Is onder alle Kroontjes -Kruiden van Europa hep allerkleinftej zoLinnjeïjs heeft aangemerkt. Het voegde beter in 't Geïlagc dqr Water* Eppe. vt. (<5) Steen - Eppe met Haair dunne gekranste rerticuta- Blaadjes. Dee« Gekranfte. „ (+) Flor. jfigypt. Arab. Hafn. 1775. p. CIX. (5) Sifon repens ümbellis bifidis. Fl. Sucs. II. N. 249. /f. Scan. 397. Sium Fol. fubmeriïs Capillaribus , emerfis pinnatis. R. Lugdb. 105. Sium min. Fol. imis Ferulaceis. Moris. Hifi. p. a83- S. 9. T. 5. f. 5. Sium min. umbellatum. Pluk. Pbyu T. 61. f. i. Sium minimum. Raj. Hifi., p. 444. (6) Sifon Foliolis vcjticillatis Capiilaribus» Csram Fa?. fat* Kroontjês-Kruiden. Deeze groeit in de Zuidelyke deden van Vrankryk en op de Pyreneefcfae Bergen» Men yf^*** yindtze Feld - J)aucus , met Bladen yan Water- Hoofd* Duizendblad , genoemd. Tournefort heet 8*^\ dit Kruid Karwey met ukermaate fyne liladen 's**1 * en Wortels ,als der Affbdillen. Anderen heb- benze tot de Oenanthe betrokken, Zy is ge- meen in de Mocrasfen van Planet by St Le- ger in Yveline ^ niet ver van Parys 5 zegt Vail- l/\nt , bloei jende m Auguftjis en September. Volgens anderen groeit zy in Bergvelden t en heeft de Steng een Elle hoog. De Bloempjes zyn wit en vierbladig* De Zaadjes zyn , daar zy aan el- kander raaken, wat fmaller dan op zyde, heb- bende op de rug drie Ribbetjes en vier taBr melyk diepe Sleuven overlangs. Men vindt hef by Mo ris on afgebeeld. B u b o n. Gom - Eppe* De Planten van dit Geflagt , tot welken Gom? draagende behooren 3 worden onderfcheiden door eene Eyronde , geftrcepte y Haairige Vrugt, Het bevat vier Soorten > waar onder twee uit Afrika afkomttig. (i) Gom- Set. verucillatis. Sauv. Monip. i6Z ♦ Carvi Fojiis teniiisfimis Asphpdeli radice. T.OUBNF. bift. $o. Daucus frat.enfis Mi 11e,- folii piluftr. folio. C B. Pin. 150. Oenanthe Fol. pinnatis. JDAU.9- P^ris. pc. VAI^L. Paris, 30. GOU^N Monsp', 143. Ge£. Prov. 24.9. Oenanthe Millefolii paluftris fbijis. Mp.Uis, HiJI. III. p. 289. S. 9« T. 7. f. (o. r iu de*l. viii, srm. 13O BESCHRY VING DER Afoe«l. ^ 1 ) Gom"EPPe met ^tachtig - Eyrondegekar» vi. * telde Finbladen en menigvuldige Kroontjes. Hoofd - stuk* Het Loof van dit Kruid , dat in Macedonië HubonM geIykt zeer veel naar de ge- tedonhum. woone Peterfeüe. Het wordt gehouden voor de r^chePe- Plant, die het Semen Petrofelini Macedonici der terfciie. Apotheeken , dat in de ïheriaak komt, uitle- vert. De Steng is een Elle hoog; de Kroon- tjes zyn wit en het Zaad is zeer klein , aange- naam van Reuk 5 wordende voor Windbreekend* Pisdryvend en Afzettende gehouden. 11. (2) Gom - Eppe met Ruitachtige , getande > Gaibanum- gladde gejlreepte Finbladen , de Steng met *im> een Zeegroenen waafem bedaauwd* Verfcheide Autheuren hebben van dit Kruid gewag gemaakt , dat de zo bekende Gom Gal- banum voortbrengt , die ons over Marfeille uit de Levant of Syrië wordt toegebragt. Dios- corides fchryft dat dezelve afdruipt van zekere Ferula, welke Menpion genoemd wordt; Onder de hedendaagfchen hebben fommigen het Ge- (1) Bubon Foliolis Rhombeo - ovatis &c. Syft. Nat, XIL Gen. 347. p. 212. Veg. XIII. Gen. 350. p. 235. H. Cliff. s>5- Ups, 62. Mat» Med, 133* R. Lugdb, 100. Apium Macedoni- cum. C. B. Pin, 154» Pctrofelinum Macedonicum. Lob. Ie. 708. DOD. Pernpt, 697 '• (2) Bubon Foliolis Rhombeïs dentatis &c. H. Cliff, 96* Mat, Med. 132. R. Lugdb. 100. Anilïim Aft. Frut. Folio Anifi , Galbaniferum. Pluk, Alm. 31. T. 12* f. 2. Fer&U Afr, Galbanifeta, He^m Par. 163. T. 163. Kroontjes - Krui dem» Gewas tot de Anys betrokken , wegens de figuur VI. der Bladen , die ook iets hebben dat naar de Wy**** Lavas zweemt 5 waar van hetzelve tevens de Hoofd*- Geftalte uitdrukte Het groeit in verfcheide dee-STÜK* len van Afrika , zo men wil , zelfs in de Zui- ^'P9*** delykfte en Noordelykfte , als ook in Perfie, Die Plant 3 welke Lobel Ferula Galbanifera noemt , levert geen Galbanum uit , maar een andere hoogroode Gom , zo Toürwefort waar- genomen heeft» Uitwendig dient de Galbanum , of op z|g zelf of in Pleifters gemengd , tot rypmaaking van Gezwellen ongemeen. Inwendig is 't een goed Middel tegen Verpoppingen 9 zo ia d$ Darmen als in de Ingewanden en zelfs in de Borst , iaxeerende tevens en Windbreekende. De berooking daar mede is tegen Opftygingen 9 Stuipen en Vallende Ziekte 5 nuttig bevondenD Zy komt in een menigte van Samengeftelde Win- kelmiddelen en zelfs in verfcheide Opiaaten 5 om dat men 'er een Tegengiftige kragt aan toege* fchreeven heeft> (3) Gom-Eppe met gladde Vinbladen; de nr, onder flen Ruüachtig, Zaagswyze getand; ummifa d? boyenfien Vindetlig en drietandig. Kaapfcte. Dee- (%) Bübón FoIioliS gïabris , infecioribus Rhorabds ferratis &c. R.. Lugdb. 100. f erula Afr. Galbanifera Fol< Hy fipMM. Hort, II, p« HS* T. $tf l % U> D«U VUl, STOJC» 13* BESCHR YVINC DER IV. Deeze, ook van dc Kaap afkomftig, wordt Afdeel. van c0MMELYN insgelyks eene Afrikaanfche Hoofd* Galbanum draagende Ferula genoemd ,• om dat *TÜK* zy, gekwetst zynde aan de Steng, een derge- J™evjy' lyk Gomachtig taay Vogt , van Reuk als de gedagte Gom , uitzypelen laat. Zy is, zo wel als de voorgaande , Heefterachtig , groeijende hier, in de Tuinen, hooger dan zeven Voeten , met een Stam van twee Duimen dik, bleek groen , en van binnen vol Merg. De Bladen, by den Top voortkomende , zyn die van de Wilde Kervel gelyk , en geeven een Spece- ryachtigen Smaak , wanneer men ze kaauwt , van zig. De Bloemen zyn klein en geel; de Zaadjes langwerpig en gefleufd , even als die der andere Afrikaanfe. JV- (4) Gom-Eppe met Liniaal* Vinbladen. Bufon 'stffbïa- Uit de Afbeelding van Barrelier ziet *se- men, dat deeze de Vinbladen zeer fmal en veel naar die van de Ferula gelykende heeft. De Zaaden fchynen zeer groot te zyn. De Groei- plaats is op Sicilië. C u m 1 n u M. Komyn. De Kenmerken van dit Geflagt , behalve een Eyronde geftreepte Vrugt , zyn vierftraalige Kroontjes met vierdeelige Omwindzels. De f4) Bubon Foliolis Linearibus. H. Cliff. oj. R. Lugdb. 100. Ferula durior f. rigidis & brevisfimis folüs. BOCC. Mus* II. p* 84. T. 76. BABR. Kar. 6u T* 77^ Kroontjes-Kruiden.' 133 De eenigfte Soort (1), daar in vervat, 3SAfJ^'l- het Kruid, welks Zaad men Komyn- Zaad noemt, VIi den bynaam hebbende van den Griekfchen naam Hoofd- Cyminon , daar aan door de Ouden gegeven. STVK* Naar den Latynfchen naam, Cuminum, r\o& Cumhum men het de Spanjaarden en Italiaanen Comino , Cyminum- r J 7 Gemeene* de Franfchen Comin, de Engellchen Com De Wortels dan, van dit Kruid, hangen ge- tropt aan een gemeenen Stoel en gely ken eenigs- zins naar Karooten of Franfche Raapenjmaar, wanneer menze doorfnydt , geeven zy een Saf- fraankleurig Vogt uit. De Steng , die geftreept is, Pypachtig hol en met Leden; roodachtig , ros of paarfch van Kleur, groeit dikwils twee Ellen of eens Mans langte hoog. Het Loof ge- ly kt meer naar dat der Eppe of Sellery, dan naar dat der Tamme , Wilde of Dolle Kervel : het is ook donker groen , en de onderfte Blaad- jes zyn breeder dan debovenften. Sommigen zyn enkeld 3 de meeften dubbeld gevind. De figuur is Wigvormig, ingefneeden , effen, gelinieerd* De Bloemfteeltjes zyn hoekig geftreept : de Bloemblaadjes wit , ingeboogen en niettemin fpits ; de Meelknopjes bruin. Het algemee- ne Omwindzel ontbreekt zo wel in deeze Soort als in de voorgaande. ttt. (3) Druivebloem met de rand' Steeltjes van de Frohjera. Kinderend. (*) Phikf. TranJaU. for 1758. VOL. P. TI. p. %$6. {%) Otnantbe ümbellularum Pedunrulis &c. OenaiitheFlosc. Disci &c. R. Lugdh. 108. Oen. Fiosc. radiantibus Umbcllaruin prnlife if. Hort. CUff. 99- Oenanthe prolifera Apula. C. B. P'tn* 163.MORIS. flifl. III. p. z%9* $• $. T. 7. f. j. Kroontjes- Kruiden. i39 Kroonen langer, Takkig, en met Manne- IV* lyke Bloenipjes gekroond. *deel# Hoofd* Dceze Italiaanlchc , die zo wel in Apulie , als stuk* öp Sicilië en Kandia groeit, heeft, (zegt Mo- £fc>*>. RiSON 5 ) Stengetjes van een Voet hoog, met Kroontjes van zeer fraaye Bloemen , welke zig byna als die der Madelieven met Kindertjes, zo men ze noemt , vertoonen. De Bladen zyn bi;eed en Vinswyze ingefneeden : de Wortels Vezelachtig* (4) Drüivebloem met Kogelronde Vrugten. I* Deeze Portugaaliche heeft de Zaadjes, wan- neer zy famcngevoegd zyn , Kogelrond , en hoordiÊ- dus veel dikker dan in de andere Soorten van dit Geflagt. (5) Drüivebloem met de Wortelbladen Wigvor» v. gefpleeten ; de Stengbladen efenrandig , hUesT" Liniaal^ zeer lang en enkeld. achtig!^* In f4) Oenanthe Fru&ibus globofis. li. Cliff, $pt R. LugdL lo8é Oenanthe Lufitanica Semine crasfiore globofo. Tournf. Injl. 313. EOERH. Lugdb. I. p. 51. (s) Oenanthe Foliol. Radic. Cuneatis fisfis &c. H. CMl 99. R. Lugdb. 108. SAuv. Monsp. 259. GoüAN 144. Ger. iVöv. 250* Oenanthe Apii folio. C. B. Pin. 162. Oen. Paftinaca: fylv. folio. /fóf. Oen. f. Filipendula Monspes- fulana Apii folio. f. B. Hijt. IU. p. i9o. Filipend. tenuifolia. Tab. Jc. 141. Oenanthe anguttifolia. Lob. Ic. 729. Moris. JT#. III. p. 289. S. 9. T. 7. f< *, 7. U. DIM* VIII» STUK, 140 Beschryving der IV. In de Zuidelyke deelen van Europa groeit f AFvfEL# een Soort, die de Bladen veel naar het Loof Hoofd- van Eppe of Scllery gelykende heeft, komen- STUK* de anders ook aan die van de Pimpernel , wel- Twwy- ^e ^en t>ynaam van Steenbreeke voert , naby. By Montpellier is deeze zeldzaam, doch komt overvloedig voor op vogtige Weiden, nevens de Landfchcidingen , in Provence. Tabern£b mo nt heeftze, onder den naam van Smalbla* dige Filipendula, afgebeeld. Lob e l fchyntze, met zyne Smalbladige Oenanthe , te bedoelen. By Baühinüs is zy met de onderfce brec- de en bovenfte fmalle Blaadjes , doch verkeer- delyk met den bynaam van Montpellierfche 5 Vertoond. Van fommigen is deeze . die de Wortelen met Knobbels aan Draadachtige Vezelen han* gende heeft, met de Vergiftige Soort verward geworden; doch zy verfchilt aanmerkelyk. De Steng is maar een half Voet hoog , hoekig : de onderfte Bladen gelyken naar die van Peterfe* lie; de Stengbladen byna naar die van Venkel. De Kroon is ongelyk, met dealgemeene en by. zondere Ornwindzels Elswyze Borftelig en de Bloemen wit , yl gedraald. vt. Hier moet ik , wegens de Vrugt , die met den clp"njh.e KeIk en Styten gekroond is, dat Kaapfe Kroon- **xlv tJCS " ^•ruic' > u*c myne Verzameling , t'huis bren- Fig.l. gen, waar van de gedeeltelyke Afbeelding in Fig a, op Plaat XLV, is gegeven. De Steng van 't zelve is dik en ftövig , van binnen hol en ver* Kroontjes -Kruiden 141 verdeelt zie: in veele Bloemtakken, waar van A Iv* Afdeet dit 'er één vertoont. Deeze Takken komen uit Vt. * een foort van Scheede voort. De Bladen aan Hoofd- STUK dc Steng zyn , gelyk het daar nevens gevoeg- # . . de, Hertshoornachtig, in puntige Blaadjes ver- 'synt* deeld. Aan de Takken komen getropte Blaad- jes en de Takjes zyn met Stoppeltjes bezet. De algemeene Krooa heeft, zo wel als de by- zondere Kroontjes, een veelbladig Omwindzel. Men vindt 'er één aan 't end van ieder Tak, laag zynde en byna ongefteeld : terwyl de zy- delingfe, die dezelve omringen, daar boven uit- Iteeken, zynde merkelyk kleiner. Deeze beftaan uit Mannelyke of onvrugtbaare Bloempjes , wel- ke de Blaadjes egaal en byna rond hebben , mee een Puntje 5 de Meelknopjes Eyrond en dub- beld. De middelfte Kroon heeft tweeflag- tige Bloempjes , zynde hier beladen met de Vrugtbeginzels of onrype Zaaden , gekroond met den Kelk en de beiden Stylen als gezegd is : hoe- danig een Vrugtje by B , vergroot zynde, is onder 't Oog gebragt. De middel - Kroon heeft omtrent twintig , de zydelingfen omtrent tien Straalen , ongelyk van langte. De volgende Geflagten hebben geen alge- meen OmwindzeU Phellandrium. Water-KerveL Dat de middelfte Bloempjes kleiner zyn ; de Vrugt Eyrond «, glad , met den Kelk en Stylen gekroond , maakt de Kenmerken van dit Ge- fligtj II* Deel. ViiX. Stuk, ö * 14* Beschr*vin© bes IV. flagt, 't welk twee Europifche Soorten bevat, Af^L' naamelyk. Hoofd- stuKï (l) Water - Kervel de verdeelingen der i. 2?fö*fe» gemikt. PheLlar.- du2ücum. Sommigen hebben dit Kruid, verkeerdelyk > Gcmecnc. verward met de Groote Scheerling en het der- halve Water - Scheerling genoemd 9 dat zeer on- eigen was* Men kan het, met veel meer reden, Water - Kervel heeten* Van waar de Griekfche naam 3 Phellandrion , oirfpronglyk zy , is dui- fter* Het groeit aan de kanten van Rivieren en Moerasfen , en in ondiepe Wateren , door ge- heel Europa. By ons komt het veel in Sloo- ten en Graf ten voor, en de Verfcheidenheid , welke Water ~ Duizendblad > dat Kroontjes draagt, met Koriander-BIaden ,byC.BAUHiNus heet , volgens Ray, in dieper en breeder Rivieren van Engeland. Het heeft een zeer dikke holle Stêng, die onder by Verdiepingen Vezels uitgeeft, in den Grond der Slooten , fomtyds opfchietende tfoc twee (t) Pbeltandrium Foliorum Rami£eatronibus divarkatig, 9yjL Nat. XII- Gea. 350 p. 213. Veg. XIII. Gen. 353. p» üiö. Phellandrium. H. Cliff. 100. R. Lugdh. 108. Fl. Sutc, Zit. VA1LL. Paris. GQUAN Monsp. 145. JAC<£ Vind,, 50. REIG. Qtdau. 88. WEIG. Pom. Rug. $5. DüO. Pempt 59 i. HALL. Helv. 432. Cicutaria paluftris tenuifolia. c. B. Pin. 161. Cicutaria paluftris. Loi. Ie. 7if- £. Mülefoliuna Aq. urnbellaturo Coriandri folio, C. Pin. 145, Miliefoliui» Kroontjes -Kruiden. 143 twee Ellen hoogte , maakende een zeer Takkig IV. Gewas , als een Boompje , met groote Bladert , $ff* die fyn verdeeld zyn. De uiterfte Elaadjes , zegt Hoofd* Haller , zyn half gevind en Lancetvormig : 5TUK:* m de Bloemkroonen niet zeer groot. Het Zaad, Dt®nt*' dat Kruiderig en fcherp is , van ouds berugt tot Geneezicg van Vuile Zweeren ,KnoestgezwelIen , Kankers en 'tHeet Vuur, vindt men op nieuws aangepreezen door den Jongen Heer Heister. Zyn Ed. zegt, dat dit Kruid, in Duitfchland, Water -Venkel, Paarde -Venkel of Wilde -Ven- kel, genoemd wordt; zynde het Zaad daarvan by het Gemeen, reeds lang tot alle Wonden, Zweeren en aanmerkelyke Kwaaien, als een al- gemeen Geneesmiddel in gebruik geweest. Het heeft , volgens zyn Ed. , een zeer Balfamieke hoedanigheid , (trekkende , zo tot verfterking der Vaste Lighaamsdeelen , als om , door eene zagte prikkeling 3 de taaije , Lymerige Vogten beweeglyker te maaken. Een Vierde Loots , daar van , wil hy dagelyks eenige maaien ingenomen hebben. Hy , noch zyn Vader, de vermaarde Laurentiüs Heister, hadden , in Pa» tienten met Wonden en Zweeren behebt, ooit eenige kwaade uitwerking daar van gezien ; maar hetzelve , naar oogenfehyn, dikwils met vrugt gebruiken laaten (*). Volgens den Heer GMEkiNwerdt het PheU lan* (*> D. El. Frid. Heisteri, Qhferv* dt Tkllardrh &c. fyb. Nat, Cur. Vo L V, p. *6o. II. Deel» VIII» Stus. 144 BESCHRY VING DER IV. landrium /Iquaticum , in Tartarie , een doode* Afdeel. ^ Vergift geacht voor de Schaapen ; zynde Hoofd hetzelve, reeds lang, als nadeelig voor de Pa^r- stuk. den aangemerkt geweest» De Ridder Lin- n & u s , (zegt hy) dit Kruid zorgvuldig , zo zelf als door zyne Leerlingen, onderzogt heb- bende, befloot, dat niet zo zeer dit Kruid, a!s het Olyphant - Torretje , daar op bevindelyk (*) , hiervan wel deoirzaak kon zyn. Het groeit ook op vogtige plaatfen in de Zuidelyke deelen van het Rusfifch Gebied (f ). it. (2) Water - Kervel met eene byna naakte Steng dril™Mut- en dubbeld gevinde Bladen. tellina. fche!ta€I" Een Kruid, dat de Switzers Muttry of Muu teren noemen , waar van hec mjsfehien den naam Muttellina heeft , maakt deeze Soort uit. De Groeiplaats is op hooge Gebergten der Zuidelyke deelen van Europa , inzonderheid op de eigentlyke Alpen , alwaar de Runders , door hetzelve te eeten, niet alleen veel, maar ook (*) Curcullo Pataplefficus. Zie decz* Nat. Hifi. h 0. IX% STUK , bladz. 470. (tJ Gmejl. Reizc dureb Rusland., 176% - 1770. Petersb* 1774. I. D. p. 162. (z) Phellardrium Cau'e fubnudo , Foliis bipinnatis. Sefeïi Caule vix Ramofo &c. Hall. Helv. 431. Meum Alp. Um- i>ella purpurascente. C. B. Pin. 14S. Phellandrium Alp. &c« Toürnf. Infi. Muttellina vulgo in Aipibus di&a. Gesn. Jdutteiiina. ]. B. Hifi. III. p. 66. CAM* EpU* g. 0ai$cii$ momamis. CLUS. Pann. 700. K roont jes- Kruiden. tx>k ccn zeer Kruiderige Melk gceven. Het was IV* van C. Bauhinus Alpifch Meum , mee een ' vié * paarfchachtige Kroon , genoemd, doch Tour- Hoofde n efort bragt het, met reden , hier t'huis. Een8TÜKé \ goede Afbeelding , daar van , vindt rtien by tgyntê* Camerariüs. De Heer Ha lleii noemt het Sefeli en betrekt 'er toe den Ooftenrykfchen Berg - Daucus , door C l ü s i u s befchreeven. Het heeft, zegt zyn Ed. , een dikken Wortel, met Stengetjes van maar eenige Duimen hoog en hardachtige Bladen als van Kervel, die de Vin- blaadjes fpits veeldeelig hebben. De Kroonea zyn niet groot , zegt by , en naakt, maar de Kroontjes, paarfch van Kleur, daar zy uit be- fiaan , hebben de Omwindzeltjes zo lang als de Straalen of Bloemfteekjes. Het Zaad is half ovaal , eer met een Kringetje dan met den Kelk gekroond. C i c u T a* Water -Scheerling, De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn , een byna- Eyronde uitgegroefde Vrugt* De algemeene Kroon heeft ook geen Omwind- zei; 't welk hetzelve van dat der Groote Scheer- ling, hier voor befchreeven, onderfcheidt (*). On- (*) Dit merkt wylcn de Haagfe Hoogleeraar Schwencke aan , volgens LlNN&us , die de Kenmerken (in Gen. Plant.) dus opgeeft : maar de Heer H aller zegt, dat zo wel de Algemeene als byzondere Kroontjes een Omwindzsl hebben ; welk fomtyds iadeeerften byn* ontbreekt* K II. DSEL VIII» STVK. Beschryving der IV. Onder de drie Soorten van hetzelve ïs ééne Afdeel. Europifche , naamelyk stuT.0-1 (0 Water- Scheerling met de Kroonen tegen i. de Bladen over ; de Bladfteelen Jiomp ge- Cicuta vi- ZQm^ Vergiftige. Deeze voert te regt den bynaam, als de Ver- giftigde van de Scheerlingen niet alleen 3 maar misfehien ook van alle Europifche Planten, Zy groeit meest in de Noordelyke deelen , zynde zeer gemeen in Noorwegen en Sweeden , als ook in Pommeren en Rusland , op fommige plaatfen van Duitfchland , Engeland en de Ne- derlanden, en zelfs inSwitzerland, voorkomen- de. De vermaarde Hasselquist heeft dit Onkruid ook gevonden aan de Oevers van den Nyl in Egypte % en van de Eilandjes in die Ri- vier* Doktor Scopoli nam het waar in 'tVeld van Labacum in Karniolie. De Groeiplaats is altoos op vogtige plaatfen, aan de kanten van Meiren en Moerasfen of in Rietlanden en zelfs in Modderige Slooten, waar in ik het hier, by Am* (i) Cicuta Umbelüs oppofitiToliis &c. Sjft* Nat. Xil. Gen. 351. p. 213. Veg. XIII, Gen. 3*4- p- Cicuta. Hort, Ciïff. 100. Mat. Mei. 129. Fl, Suec. 239, 2*3- K. Lugdb* 209. Cicuta Aquatica. Fl. Lapp. 103. Sfum Erucx folio. C* B. Pin. 154. Siucu altcrum. Dod. Pempt. 591. Siura alt, Olufatri facie. LOB- Icon. 208. Sium finnis laciniatis > Pinnig lis trifidis, Ncrvo non foliofo. Hall. Helv. 436- Hasselq. Pal. 500. Gorter Ingr. 44. WEPïER. de Cicuta Aquatica^ Monogr. SCEWENC&E vau de Gwtt Water* ScburlinfrUagz* 375^. K K O O ü T J E S - K R ü I D E H. Amfterdam , groei jende gevonden heb ; wesbal- !¥• ve het te regt den naam van Water - Scheerling k™^** voert. Veel menigvuldiger komt het in de Ryn- Hoofd* landfche Veenen, als ook by Delft en 5s Graa-?TUK* yenhaage voor. „ De Steng van dit Kruid is rond en van 39 binnen Pypachtig hol(*): de Bladen zyn ge- # vind; de Blaadjes drievoudig, Lancet vomiig^ „ Zaagswyze getand 9 met de Tandjes wit ge- il tipt. Het heeft een uitgebreide Kroon , die „van onderen rood is: de Omwindzeltjes yau ,9 de Kroontjes zyn veelbladig , Borftelig , kort : 3, de Bloemen wit, tweeflagtig en éénvormig ^ „ met Eyronde ingeboogen Bloemblaadjes j zy 5, hebben twee opftaande , witte , blyvende 33 Stylt jes , die op 't laatst van elkander wyken 3 „ en enkelde Stempels, De Vrugc is byna Ey- 5, rond, famengedrukt , effen '9 geknot. -Over* ,5, dwars fplytende", levert dezelve twee half Eyrondachtige Zaaden uit, die aan de eene zy- de bultig en gevoord, aan de andere plat zyn. Het Kruid is met zyn Bloem en Zaad, al* ook de Wortel 5 in Afbeelding gebragt door den gedagten Heer Schwencke; gelyk, nu ruim een Eeuw geleeden, ook gefchied was door xien yoornaameo Duitfchen Arts W js p f e r u s? Hun- (■•*) Hy fcHet wel *ez hoogte van twee Ellen op, volgen? Wepferus. Ik geef hier Woordelyk de bcfchryyiug van LiHr fïmvs : Man$. nlt. p. 355. HALLSRzegt Cauiis procerus br&shi&r $us. lkhebze niet meer dan eeu Elle hoog gezien- 14» BESCHRtVING DER IV* Hunne Afbeeldingen komen, wat het Loof aan* ^FvJJEL> gaat, nagenoeg met elkander, en met het gene Hoofd- dat ik* gedroogd bezit, overeen; maar zy ver- sruic, fchiilen aanmerkelyk tenopzigt van den Wortel, u van Europa. Zelfs zyn de Vergiftige Eigenfchap- pen , daar van 9 aan die onderzoekende Genees- hoeren Clusius, Dooon^üs en Lobel, niet bekend geweest Ik fpreek van de Wa- ter-Scheerling in 't byzonder. Simom Paul* li, Geneesheer te Roftock in 't Mcckletnburg- fche, niet ver van de Oostzee , was misfehien de eerfte, die van de doodelyke kragt der Wor- telen van dit Kruid > in Noorwegen Sylenadbar genaamd, gewag maakte (f). Aan een Water- molen by Koppenhagen waren eenigeMenfchen, door het eeten der in Schyven gefneeden Wor- telen , geftorven. De vermaarde Wepfe- rus g^f een aanmerkelyke tiiltorie hier van aan (*) Van het Geelfappige Vergift van het Druivebloem (Oenanthe Succo vlrofo Croceo) , dat zeer ten onreg'e hier me- de verward wordt door Do&or Mead f (op aanleiding val Wepfehus t) hebben zy iets geweten, en de Land - Scheer- ling was hun bekend. (|) In zyn Werk genaamd Qkadfipartitum Botamcèn , de eerde maal te Roftock uitgegeven in 't jaar 1640, en aldaar Clasf. UI. de Cicuta. p. 263. \ Woord betekent Punten vm Schoenmaakers Elfen zegt Linna'üs, die het, in Noorwegen zynde, bevonden hadt onze Water - Scheerling te zyn. Mis- fehien is die naam van de Kuiltjes cf Putjes , die 'er in de Kringen van deesen Wortel zyn , als of zy 'er met een Eis in gedoken waren , oirfp;ong!yk. II. DEKL. VIII. STUK» IV* aan 't licht. By gelegenheid dat, in 9t laatsS Afdeel. van ^aart des Jaars 1670, in eene Berg- Vlak- Hoofd te daar de Bronnen van den Douau zyft, twee stuk. Jongens en zes Meisjes, famen tegen den Mid- ^Je'wr dag uitgaande , van deeze Wortels , door het trappen der Bedien op den Oever van een Beek bloot gemaakt , aten ; waar van zy zeer zwaare Toevallen kreegen , zynde de beide Jongens, die het meest daar van genuttigd hadden , binnen één of twee Uuren tyds geftorven , doch de Meisjes herfteld geworden. Het Volk, aldaar, kende, voor' dien tyd, de doodelyke uitwerking van dit Kruid niet :offchoonzy wiften dat het van de Beeften niet genuttigd werdt ; maar fchreeven *èx toen het verlies , dat zy van hunne Varkens voor eenige Jaarcn geleeden hadden, aan toe* weshalve dit Ontüig door hun $ vervolgens , zo veel mooglyk , werdt uitgeroeid. De Toevallen , hier door in Menfchen veroir- fcaakt wordende, zyn ; Duizeligheid, Maagpyn , Zwelling van den Buik, de Hik, Walging en Braakluft , met zwaare Stuiptrekkingen , fjui- tehde de Tanden vast op malkander ^ zo dat de Mond niet dan met het üiterfte geweld kan open gebroken worden : het Hoofd trekt agter- over en het Bloed loopt fomtyds tot de Oo- ren uit : waar op , indien de Lyder geen ver- ligting krygt , door het ingenomene uit te braa- fcen^ gemeenlyk de Dood volgt, en dan loopt 5er een groenachtig Slym uit den Mond van 'c Lyk« Kiet Kroontjes-Kruiden. 151 Niet alleen de Wortel , waar ook het Kruid, heeft die nadeelige Eigcnfchappen (*). Men yLE " vindt door den Heer Linn^eus aangemerkt $ Hoofd- dat de Inwooners van Tornea (|) en de na"S^K^4 buurige plaatfcn in Lapland , toen zyn Ed. zig aldaar bevondt, hem klaagden over eene Sterf- te onder 't Rundvee in fommige Velden, inzon- derheid aan de Rivier gelegen; alwaar de Wa- ter-Scheerling in menigte groeide, die derhalve door hem voor de oirzaak van deeze Sterfte gehouden werdt : want andere Landftreekm waren daar van bevryd. De Toevallen verze- kerden hem nog meer daar van : alzo die Bee- Iten de Buik fterk opzwol 9 dat zy met Stuipen bevangen werden en afgryzelyk bulkten , eer zy ftierven. DrieKoeijen^in't jaar 1744 ,te Roslag in Sweeden , aan den Oever , een menigte van deeze Wortels vindende , die 'er van elders ge* bragt of door 't Water bloot gemaakt waren, vraten dezelvcn op en ftierven (|). Eenigc Die- (*) Ook het Zaad, zegt de Hoogleeraar SCHwencke, in Eyn Ed. Verband, bl. 43: maar ik vind daar van , zo by hem , als by anderen , geen Proeven* (f) Tornea is geen gedeelte van Lapland, gelyk aldaar, bladz. 41 , gezegd wordt, maar een Vlek of Stad. (1) Flor. S,uec. p. 84. De Heer Schwencke heeft uit dit zelfde Verhaal opgemaakt, dat het vkr Os/en waren, e»dat de Hoeder mede fiUrf. LiNN^öS zegt , Boves pr£/lantïsjim<£ tres , die met den Hoeder of Dry ver naar de Smïdfe gingen , waarfchynlyk om gebrand te warden , en %eekc van hef laatfte niet. K 4 IK Deel* VIII. Stuk. ï52 B E S C H R Y V I N G DER i ?ieren » evf ' fchvccn «, de ins\ Bfat I/I(5 lyfc de zelfde Hoogleeraar zegt, en, van het 'smrgtH, schuren uitgaan, is daar niets te vinden. Het moet zeker iyk de Wortel van onze Water - Scheerling gefeest zvn , zo •« gezegd wordt: Wepfer , a fait uk Trait é elpre. fur cent Rtcine Sec. Maar het laatfte, dat men by dien Au- *°3*t«* Menfch daar van zo fchklyk. heeft zien flerven i, met zo zeker: want in zyn eerstgemelde Jongen, van zes Jaaren , duurden , zegt hy , de Toevallen „aanwlyks Wer dan een half Uur, of hy was dood. Kroontjes-Kruiden» 153 dat een half Uur van Rotterdam legt,) zig den 1V* 1 Maart , 's morgens , alleen te huis bevinden- Ar^El* de en hongerig zynde , aten van de gedagte Hoofd» Wortels , welke aldaar overvloedig voorkomen STÜK, . aan de kanten van 't afgeveende Land. De Moe- der , omtrent tien Uuren 's voormiddags t'huis komende, vondt alle die Kinderen op den Grond leggen, in vreezelykebenaauwdheden metzwaa- re Stuipen , doende niets dan walgen , braaken cn afgaan. De Oogen waren verdraaid en het Schuim ftondt hun op den Mond. Kort daarna llierf de oudite Jongen: het tweede Kind, een Meisje van zes Jaarcn , leefde nog tot 's namid- dags ten drie Uuren , en het derde , een Jongetje van vier Jaaren , fnerf 's anderendaags 's morgens te negen Uuren,- zynde het jongde, een Meis- je, dat misfehien weinig daar van genuttigd had , alleen overgebleeven Het befte Middel in zulk een Geval is , op alle mooglyke wyzen het braaken te verwekken, rnet door den open gebroken Mond een groote veelheid laauw Water of Melk, met Olie en Boter, Suiker of Honig, naar dat men by der hmd heeft , in te gieten. Een Aftrekzei van een Pyp vol of twee Tabak kan , in haast , tot dit einde dienen. Ook zyn verzagtende Klyftee- ren tot het w7egneemen der Bcnaauwdhedcn , uit (*) Vo!gens het Verhaal van den Delfcfchen Doktor 8ox, in het Werkje van den Heer Schwencke , over de Wattrr Scbierlw?. 's Gravenhage* 17 $6. K 5 ll* Disl. vin. Stuk» 154 BESCHR YVING DER IV. uit Winden ontftaande en om de Stuipen tc Afdeel. doen bedaaren , of ook, het gene reeds in 't Hoofd- Gedarmte gekomen is, te loozen3 nietondien- stük. fljg> Vervolgens zal men, niet zonder vrugt, j™«vy- eenige Theriaak of ander Opiaat, met Hart^ fterkende Middelen gemengd 9 kunnen ingee- ven , om de volkomene herflelliög te bevor- deren. De Heer Linn^eus maakt van de Water- Scheerling alleen tot Geneeskundige gebruiken gewag , als zynde die tot de bereiding van 't Emplajlrum Cicutce dienftig ; doch , aangezien tot dien Pleilter , zo wel als tot het Unguen- tum Cicuta, het Sap des Kruids geeifcht wordt, cn de Ouden geene dan de Groote Land-Scheer- ling fchynen gekend te hebben , die veel over- eenkomst met het Conium van Dioscorides * zie heeft * ; zo zal men , myns oordeels , beter hierdoor,' ^oen > zlg aan het gemeen bekende Kruid > dat op 't drooge door geheel Europa groeit, te houden. Het eenigfte zou zyn , dat de Water- Scheerling Iterker is ; maar men heeft zelfs uit het onvoorzigtig uitwendige gebruik der Ge- meene Dolle Kervel gevaarlyke Toevallen zien ontflaanf*): zo dat men naar geen kragtiger, in dit opzigt, behoeft te zoeken* Ik voeg hier by , dat de uitwerkingen , die Uit het gebruik van de Cicuta der Ouden voort- kwa- (*) Borell. Cent. II. Oh. 3. Item S- PAULLI Quairlp. Bot. Claaf. III. refeiente HqffmANNO , Oper. Tom. iU £* KROÖKTJES-iCRÜlDEN. fctframen , veel meer overeenkomst hebben met IV. een zagt werkend Vergift, dan met een ,'t welk Ap^Et* zulke geweldige Toevallen en een zo fchielyken Hoofd- Dood veroirzaakt. Het was een Aftrekzei of'TUK* famengeftelde Drank 3 door welken in te gee- D'&Mm ven , het Lighaam allengs van onderen op be- gon te Iterven ; wordende de Omloop des Bloeds daar door vertraagd en eindelyk geheel vernie- tigd ; welke verdoovende Eigenfchap erkend Wordt in de GrooteLand- Scheerling, hier voor hefchreeven , plaats te hebben. Droevig is 't, dat men de Water -Scheerling zodanig met de Water- Kervel ( Phellandrium) tn met de Water - Epos (Sium) t verward heeft ; van 'er zelfs den zelfden naam aan te ' geeveiu Hier uit zyn , buiten twyfel, die te- genftrydige Berigten ontüaan ; dat men in de Zuidelyke deelen van Europa de Bladen en Sprui- ten der Cicuta zonder hinder tot Salade en in Moes gebruikte , gelyk Scaliger verhaalt. Zekere Hollandfche Vrouw zou zig daar door den Slaap verwekt hebben , zegt Fontanus. Ook fchryft Matthiolus > dat de Cicuta in Italië niet zeer Vergiftig ware : weshalve het niet te denken is , dat de Venynige Druppeltjes, Acquètta di Neapoli genaamd, daar van bereid worden* (2} Water -Scheerling met BoldraagmdeTah ir. KeU' ^U Bttlbifera. ttoldcaa- (1) Cicuta Ramh Bulbifetls, Ammi Fol. Ladniis Capilla-gende. li- tL Deel. VIII, stuk» BESCHR YVIN G DER IV. Dit Gewas 5 dat onder den naam van Ammi Afdeel te boek gCftcid is door den Heer Grono- Hoofd- vi us , groeit in Kanada en Virginie* Het is stuk, een Waterplant , die de Bladen zeer fyn ver- Jwy"deeld heeft, met witte Bloemen en den Reuk van Komyn ; groeijende niet hoog* Het heeft een gehoekte Steng. iy* (3) Water - Scheerling met de Tandjes der Bladen ge/pitst , de Bladfceelen Vliezig Gevlakte. en aan pUfJi tweeiiwabbig* Niettegenftaande dceze , die ook een Virgi- nifche Waterplant is , iiisgelyks den Reuk en tevens den Smaak van Komyn heeft in het Zaad , fehynt zy doch tot de Vergiftigen te behooren. De Steng is, volgens den Heer Cl ay- ton , hol en glad , als die der Dolle Kervel, van onderen gevlakt. Men heeftze, niettemin, Virginifche Engelwortel genoemd gehad , en MiTChêlius maakt 'er een nieuw Geflagt van, onder den naam van Myrrlia. Meerge- melde Hoogleernar Schwen ck e, dezelve uit Zaad geteeld hebbende, was, door het Kruid dikwils te onderzoeken , met Duizeling en Hoofd- pyn laribus &c. Gron. Virg. 3 1 , 42 , Umbelüfera Aquat. &c. Kaj. Suppl. 26 o. (3) Cicuta Fol. ferraturis mucronatis &c. ^gopocïium Fol. Laneeol. Gbon. Vir%. 52, 44. Angelica Canbaeauim elatior , Olitfatri folio. Pluk. Alm. 31. T. 76. f. ï. Angelica Viv^i- niana Fol. acutioribis MOftia» Ui ft, IU, p. zsi.Myïtfia. Miich. Gen. iS. Kroon tjes-Kruiden. 157 pyn aangedaan. Volgens zyne Afbeelding gely- iv; ken de Bladen vry veel naar die van de Europi- Afdeel,' fche Water- Scheerling. De Steng was ook van h0ofd* binnen hol , mee Leden , in Takken verdeeld stuk. en fchoot op tot de hoogte van zes of zeven #top** Voeten. Het grootfte verfchil beftondt in de Wortel , die volgens zyne Afbeelding een Peen- Wortel is , gelyk hy den Wortel van de Water- Scheerling geioemd Kadi , zynde dezelve 3 en niet deeze , een Knobbel - Wortel. Hier komen aan den Stoel verfcheide Wortels, welke de ge- daante van Peen of Karooten 3 dat is van de gemeene zogenaamde Wortelen hebben , zynde met zeer veele Vezelen omringd : van buiten bruin -ros , van binnen wit Vleezig en hebben- de geen Reuk. Die van het Zaad fcheen hem naar Anys en Venkel , ondereen gemengd, te gelyken (*). M t h u s a (f> Tuin -Scheerling* De Kenmerken van dit Geflagt zyn , gehal- veerde driebladige, hangende Omwindzeltjes en cene geüreepte Vrugt. Twee Soorten zyn 'er thans van opgegeven 3 naamelyk CO Tuin* (*) Sckwencke over de Water- Scheerling , bladz. 28. (t) pe Heer Ha LX RH fchryft Etbufa f om dat men, onder de naamen der Cicuta> %§ovtm vindt,* doch eigener is het woor a&xo-* , van dirfcw fchroeijen ( in brand üeeken) afkomiti^. II. Dih, vil!» Stuk, 158 Besciiryvihg der Afdebl ^ ^ TUln " ScheerliDg mt Sehkvormige Bladen, Hoofd. Dit Kraid 3 dat in de Tuinen van byna ge- stük. heeI Europa , nu en dan , a!s een Onkruid !. voorkomt ; ja zelfs in fommige Landen zeer ciïiuZ.^™00 is C*J> verdicnt eennaauwkeurigeon- kfn°denaa* derfche]ding< Men is doorgaans zogereed niet, a - om Kruiden , die in 't wild groeijen , tot Spyze te gebruiken : het moet by toeval, door gebrek of door een mistaffing zyn , dat men zig daar aan vergaapt : maar het tegenwoordige komt fomtyds onder de Peterfelie voor, en kan lig- telyk daar voor gefneeden worden. Men vindt het, naamelyk, by den kundigen Naamgeever C. Ba ti h inüs, Kleine Bolle Kervel, die naar Peterfelie zwemt , getyteld , en T r a g ü s noemt het Ondeugende Peterfelie : Gesnerus een Soort van Dolle Kervel , Glyfen genaamd: * Gemeene Volk , zegt Lob el, Wilde Peterfelie. Menvindtze hier by de Stad, op den Wegnaar Amttelyeen , als ook by Deventer en Zwoll , en (l) AZthufa Foliis conformibus. Syjf. Nat. p-eSr. xill Gen. iss- p- zie. iEthufa. Syft. Nat. xil. Gen.' 3,2. p* 213. H. Clitf. 100. R. Lugdb. los. Fl. Saec. Gouan. Monsp, Ger. Prov. Kram. Aujlt. Soop. Carn. Sec. Cicuta minor Petrofelino fimilis. C. B. Pm. ïfio. Tournf. Infi. vaill. Paris. &c. Cicutaria fatus. Lob. Icon. II. zSo. Cynapiuin. RlV.T. 75. RuPP. DlLL. HALI. Helv. 433. (*) Habirat pasfim in Hortis et Agtis prope Viennam. • Kram. Auflr. 77. Elle vient communemett dans lesjardins autout de la Ville. Tournf. Por. 415. Niktf in Hortis . guentius. hall. Iklv. 43 j, Kroontjes-Kruiden. 159 en in Vriesland aan de Wegen. Sommigen noe- IV. menze ook Honds -Peterfelie , waar van Rr- * yff viNns zyn Cynapium gemaakt heeft, datHooFD- tot een bynaam ftrekt : de Engelfchen Fools-STXJK* Parsky , wegens haare uitzinnigmaakende hoe- danigheid. Dit Onkruid fchiet zo hoog niet op als de Groote Scheerling, hebbende den Wortel fom- tyds een Pink dik en wit, van figuur als die der Peterfeüe. De Steng is ook geftreept , van binnen hol en groen met een blaauwachtigen waasfem , doch by den Wortel bruin. Het Loof is donkerer groen en heeft geen aanmer» kelyken Reuk,* waar door men het best van de Peterfelie en Kervel, wier Reuk zo kenbaar is, als ook van de Groote Dolle Kervel , kan on- derfcheiden. Hierom heeft Lob e L het Cicu- taria fatua geheten. Aan Hukken gewreeven ^ niettemin , geeven de Bladen ook een walge- lyken Look -Reuk uit. Zy zyn groot van om- trek , met weinig Vinnen en gefnipperde Vin- blaadjes , de Slippen byna gevind , de Slipjes Lancet vormig, vlak ,ten halve in drieën gedeeld. De Stengblaadjes komen in figuur, byna, met fcde anderen overeen. Het heeft weinige Kroo- nen, wien het algemeene Om windzel ontbreekt. De buitenfte Bloempjes zyn ongelyk, de bin- nenften gelykbladig, allen wit van Kleur. Het Zaad heeft vier diepe Sleuven en drie dikke Rib- betjes, verfchillende door zyne grootte en dikte, (byna als die van Koriander,) van het Peter- fe- il* DEEJm VXII* STUK. i6o Beschryvins BER IV- lelie -Zaad en naby komende aan dat der Croo- Afdfel. te Dolle Kervel , doch het is op de Ribben Hoofd- niet gekarteld en geelachtiger van Kleur. stuk* Zonderling is , 't gene Lobel van het gebruik r k«W deezes Zaads fchryft. Indiende Oven der Bak- keren te heet is , zegt hy , zo dat men vreest dat het Brood zou mogen verfchroeijen of ver* branden , dan werpen zy daar in , een of twee Handen vol van het rype of onrypeZaad deezes Kruids , door welks gekraak en zonderlinge kragt die Hitte beteugeld wordt. Deze gewoontewerdt door de Bakkers in West- Vlaanderen onderhou- den ; gclyk hem door den Edelen geleerden Heer Jakob van Hallewyn> Heer van Voxvrye, een groot Liefhebber der Kruiden, was verhaald» Zo deeze Hiftorie waar was, zou men daar uit befluiten mogen, dat het Zaad niet van een zo fchadelyke hoedanigheid ware als het Kruid ; 'c welk, met en benevens de Groote Scheerling , dient om de Vraagen te beantwoorden vanLiN- n/f.us. Of 'er ook Vergiftige Kroontjes- Kruiden op het drooge groeijen en of niet alle deeze Krui* den Aromatiekzynl De eerde , naamelyk , wordt door dit Kruid beveftigd: de laatfte om ver ge* worpen. Deeze Kleine Scheerling heeft, als bo- ven gezegd is, byna geen Reuk, en niettemin eene Dolmaakende kragt. Ik twyfel niet of de Hiftorie van Tra gus, dat zekere Vrouw, onder de Pinfternakels of Ka- roocen , ecnige Wortels van Scheerling gekookt en genuttigd hebbende , daar door als dronken Kroontjes - Kruiden. iói en zinneloos wierdt : zo wel als die van K i r- IV. cherüs, welke de zonderlinge Toevallen , ' ^yf/1- cwee Geeftelyken door het eeten deezer Worte- Hoofd» jen, in plaats van Peterfelie- Wortelen , overSTÜK\ gekomen , bcfchryft (*) ; zal op dit Kruid zien. * Immers met de Groote Scheerling kan men zig zo ligt niet vergisten als met deeze Kleine, en de Toevallen verfchillen grootelyks met de uit- werkingen van het eeten der Wortelen van de Groote, of van de Water -Scheerling , hier voor befchreeven : dewyl de ecrfte langzaam door verdooving der Lighaams - Geeften ; de andere door Stuiptrekkingen zeer fchidyk de Dood veroirzaakt. Wil men 9 ondertusfchen % nog een nieuwe Hiftorie der uitwerkingen van de Wortelen der Scheerling, (die overvloedig groeide in de Tuinen der Burgeren van Nieuw- Angermond, inde Ukker- Mark van 't Branden- burgfche, en dus geen andere fchynt tezyn dan deeze Kleine Tuin -Scheerling:) zo als dezelve jn 't voorfte deezer Eeuw is voorgevallen. Men vindt dien aangaande hec volgende door eenen Geneesheer van die Stad, Limp recht ge^ jiaamd, aangetekend (f). „ In 't Dorp Altkunigendorf , omtrent cqa Myl van deeze Stad, door deszelfs Heeront- ^ booden zynde, om verfcheide Patiënten 9 die s* vej> (*) Kf R€HFR. Tr&&. dé Pefie. Vid. GeöSFK. Maf, Md* Xpm. UI. p. itfi (tj Epfam. Nat. Cur. Vpi,. I, Oh, jz, p» 97, L tl. D*U» Vllh $fV&> 1Ó2 Beschryvin© der IV. „ vergiftigd waren , by te ftaan , fprong ik ylings Afdeel. . te paarde. Toen ik aldaar in 't Kachel- Ver* Hoofö* 5, trek van zekeren Boer tradt , verbeeldde ik stuk. - my bykans in 't Dolhuis te zyn gekomen» Twcewy- gerst zao- & op een Bank, naast aan den Ka- „ chel , een Perfoon zitten , die met traanende 5, Oogen de benaauwdfte zngtingen voortbragt. 35 Aan de zyden van 't Vertrek lagen 'er twee , „ waar van de een over fchrikkelyke Buikpyn y> klaagde 9 de ander gedompeld was in een 3) diepen Slaap , waar uit men hem naauw- „ lyks opwekken kon. Terwyl ik met de Ou- 5, ders over de oirzaaken der Kwaal en de Hulpmiddelen fprak , komt een Dogter al „ lachende en fpringende op my aanvallen ; 3, en een andere wilde my met Vuiften 5, flaan. Dit rumoer bedaard zynde, werdt my 3, 't Geval aldus verteld. 3, Alle deeze Patiënten waren door een oud 3> Wyf in de nabuurfchap , de Weduw zyn- „ de van een Yzerfmid, onthaald op Bry,die 3> zy gemaakt hadt van zekere Wortels , wier „ lekkeren Smaak zy niet genoeg kon pryzen. 3, De Wortel my getoond wordende, kende 53 ik hem aanftonds voor dien van Dolle Ker- 33 vel , welke gekookt den Smaak heeft van 3, witte Wortelen. Dc Bladen > die hy voor 3, het in 't Zaad fchietcn maakt 3 hebben vol- 5, ftrekt de figuur van Peterfelie, maar geeven 3 3, als menze tusfchen de Vingers wxyft, eea 3, onaangenaamen Reuk/'. Door Kroontjes -Kruiden. 163 Door Braakmiddelen werden alle die Paticn* < iy* ten wel dra herfteld ; doch zulks gelukte niet 'vi.EI in een jong Kind., het welk Pap van dergely- Hoofd- fce Wortelen hadt gegeten T en die Geeftelyken , waar van Kircherus fpreekt , waren na een 'srt9* langduurige Kwyning ook geltor ven. Daar uic blykt, dat de Tuin - Scheerling insgclyks Ver- giftig is 3 hoewel minder fterk dan de Groote Land -Scheerling 5 die wederom indeezen van de Water - Scheerling verre overtroffen wordt. Boerhaave verhaalt , dat zeker Huisgezin van twaalf Perfoonen , dit Kruid voor Peterfelie gebruikt hebbende by 't Middagmaal , daar van gevaarlyk ziek was geworden 9 en niet dan door het rykelyk gebruik van Azyn en W yn % na ver- loop van tyd 9 tot herftelling kwam (*). ,f Men 39 oordeelt, zegt Doktor Short, dat fcerke 3, Wyn het befte Tegengift in cjeezen zy (f). (*) RUTTY Mat, Med, p. iz$. (|j Enkel Melk is door de Ouden reeds a?s, een Tegengift aangepreezen , en ook onlangs in Duitfchïand dienftig bevon- den : doch het verfchilt veel of men het Kruid dan de Wor- tels, en deeze raauw of gekookt, gebruikt nebbe? als ook, hoe lang het geleeden zy. Ingevalle de Wortels raauw ge?- bruikt zyn en men 'er aanftonds bykomt, dan is de Ontlas- ting door Braaken noodig : anders zal men moo^lyk dooi verzagtende cri verfterkende Middelen , gdyk Melk of Wyn , Azyn met Theriaak, Honig enz, meer uitregten , befchmren* de dus de Maag en 't Gedarmte voor de aandoening van 't Vergift en deszelfs uitwerping neder waards of ook (Joor Zweetgaten bevorderende. La Ih Deel* VHI. ftra» IÓ4 Beschryving D E II 1% „ Ik ken een Dame, die zeer veel Smaak in AFrvifL* n Peterfelie hadt, en een hartelyk Ontbyt van Hoofd- 5f jonge Bladen van Dolle Kervel in plaats van S™K* 55 dien deedt. De misllag werdt wel dra ont> w™'wy' » dekt en men liet haar een Pintje beften „ Franfchen Brandewyn, ineens, opdrinken; 't 3, welk haar in 't minst niet aandeedt en zy hadt „ ook geen nadeel van het Kruid" (*). Derge- lyke Verhaalen vindt men meer, die dikwils on- geloofbaar en niet gemakkelyk te dntknoopen zyn, welk Soort van Dolle Kervel 'er bedoeld worde, en hier uit kan het ontdaan, dat men zo geweldige uitwerkingen van deze Scheerling door fommigen geboekftaafd vindt (f ). Dit blykt inzonderheid uit de volgende His- torie , welke men op rekening van de Tuin- Scheerling gezet heeft* De Heer Riviere gaf, den 24 Mey des Jaars 1708, aan de Ko- ninglyke Sociëteit der Weetenfchappen van Lan- guedok, te Montpellier, berigt van een droevig Geval , te Servian , in het Stigt van Beziers , gebeurd. Een Meisje van agt of negen Jaaren , de Kost zullende klaar maaken voor het Huis- gezin, van Vader, Moeder en vyf Kinderen, nam een hand vol van dit Onkruid , *t welk zy niet kende, en, hetzelve fyn gefneeden heb- bende , bakte zy het in een Eijerkoek met Kruim (♦) SHORT Medicina Brittannica> p. U6. (t) Vide Hallerum , loco ciuco. Item WfPJIRUM. p* 40 &C. Kroon tj es-Krui den. Kruim van Brood. De Ouders, van 't werk ko- iV. mende , aten daar van met al hun Kinderen , Af^*l# zonder dat het hun kwaalyk fmaakte. Des an« Hoofd. derendaags waren zyaltemaal ziek. Den volgen. STUK* den ftierf een Meisje van zeven of agt Jaaren, m&m** 't welk door den Vader, die omtrent vyfenveer- tig Jaaren oud was , met zwaare Hoofdpyn en Slaapzugc bevangen geweest, maar éénen Dag overleefd werdr. Een Dag daar aan ftierf een Meisje van zestien of agttien Jaaren, 't welk zeer onruftig was geweest, hebbende ook Pyn in 't Hoofd gehad , met Braaking en Koorts , gelyk de anderen. In 't Lyk van den Vader vondc men een zwartachtig Vogt in de Maag : de Le- ver was hard en geelachtig : de Milt Loodkleu- rig : de Mond van binnen zwart. De Moeder cn de drie overige Kinderen , waar van zy % jongde zoogde, hadden dergelyke Toevallen > doch ftierven niet : misfehien om dat zy minder van den Koek gegeten en vervolgens Triakel met Brandevvyn gebruikt hadden : 't welk als een Tegengift onder 't Landvolk berugt is in die Landen (*). Coriandrum. Koriander. De Kenmerken , hier van 3 zyn een gedraalde Bloem , met ingeboogene uitgerande Blaad- jes ; het algemeene Omwindzel eenbladig , de by- (*) JUfi- de la Socletê R. de Mentpdikr* Tom. I. p. 170* II. Deel* VIïï« Stuk, B E S CHRYV1KG DER IV. bvzocdere gehalveerd , en eene Kogelronde Af^eu Vrugt. Hoofd- Twee Soorten zyn in dit Geflagt begreepen , stuk. naamelyk. t. (i) Koriander met enkelde ronde Vrugten* Corian- tulfati' Het Zaad van dit Kruid is algemeen bekend Tamme, onder den naam van Koriander > maakende des- zelfs Zaadjes, nog aan malkander zittende , een Vrugtje van Kogelronde figuur, byna zo groot als Peper. Het behoudt zynen Latynfchen naam , die van het Griekfch Korion of Koriannon af te leiden is , in de tneefte Taaien. Het komt van zelf voort in de Velden der Zuidelyke deelen van Europa , onder 't Koornj wordende hier, in Zeeland , als ook in Noordholland, by Enk- huizen, veel gezaaid. Men noemt het Groote Koriander, in tegen- Helling van de Wilde, niettegenftaande het maar een dunne Steng heeft, van een Elle hoog. De Bladen zyn verdeeld in fmalle Snipperïngen. De onderften heeft het veel breeder ; de bovenftcn fmalicr; gelykende de eerften veel naar die van % Moederkruid. Het heeft lugtige Kroonen van witte Bloemen, waar op 't gezegde Zaad volgt dat eerst groen is , vervolgens geelachtig. De- (x) Cori&rJricm Fni&ibus globofis. Syft. Nat. XII, Gen. 35?. p. 213- Vtg. XIII. Gen. 3*6. p. 257. CW- uPf- R. Lu%dh. 109. GoUAW Monsp. 145. Mat. Med. Cori- aadrum majus. C B. Pin. 15S. Tournf. Infl. si6. T. 169, Cofianmum. Cam. Epit, $21. Lobel. / 3et. Kroontjes - Kruiden. 167 Dcwyl dit Kruid een Stank heeft als die £^ der Weegluizen , zo hebben fommigen hetzel- ™^EU ve mede voor Vergiftig gehouden : maar het Hoofd- 1 STUIT Zaad, ryp en droog zynde, heefc in tegendeel \ een aangenaamen Kruiderigen Reuk ; doch is ,ama" bitterachtig van Smaak. Men houdt het voor een Windbreekend en Hartfterkend Middel , gelyk veele andere Kroontjes -Zaaden, en het zou tegen afloopende Koortfen byzonder dien- fcig zyn* Het behoudt echter altoos iets dat het Hoofd beroert , en hierom is het Bier f daar mede aangezet f fcerker dan anders ; maar aan Koek geeft het een aangenaamen Kruide- rigen Smaak. Uitwendig wordt 'er , in Zalven , gebruik van gemaakt tegen Vuurighcid, Schurft en andere Huidkwaaien. (a) Koriander met dubbelde Vrugten* n. Corian* drum Tti- Deeze groeit ook wild in de Velden van Ytz^ucuUtum. h'e. Zy heeft een enkelde Steng: de Kroon is WlWc' zelden famengefteld. of meervoudig: het alge- meene Omwindzel eenbladig; byzondere heeft het niet: de Bloemblaadjes zyn niet gefcraald; de Meelknopjes paarfchachtig. Twee ronde EoU (2) Cortandrum Fru&ibus didymts. H. Cliffl R. Lugdh Ger. Prov. 250. Cor. minus lefticulaturn. C. B Pin. 15S. Pluk. T. 169. f. 2. Tournf. Infl. 316. Coriandri altera icon. DOD. Pempt. 302. Lob. Icon. 706. fi, Cor. fylvefhe fcetidisfimarn, C. B. Pin. 158. Seg. Vtrm. IX- p. £f. L 4 II. Deel* VIII, Stuk. — 1 itfÖ BÉsCHfcYVlNG D É E Afdeel ^0"ctJes ^ elkander gevoegd , en dus Teftikef- vl achtig, maaken de Vrugt uit, veel naar die van Hoofd- >t Kleefkruid gelykende. De Stank van 't Kruid * is fcerkcr dan in de Tamme ; van die Verfchei- denheid ten mmfte 3 welke den naam van Wil- de uïtermaate Stinkende Koriander voert. 5 c A n r> i x. Naaide - Kervel* Een Elsvormige Vrugt : een geftraal de Bloem met uitgerande Blaadjes : de Blommetjes in 't midden dikwils Mannelyk % en het Loof naar dat van Kervel meer of min gelykendc ; maaken de Kenmerken mi van dit Geflagt, waar in tien Soorten, meest Europifche, vervat zyn : als t ( i ) Naaide - Kervel met gefieufde gehoekte edor€"L:x Zaaien* Welrie- kende. Deeze Soort , die Myrrhis genoemd wordt wegens den Reuk* groeit op de Bergvelden in Italië en Provence. Men noemtze in 't Franfcli Cerfeuil musqiiè 9 in 't Neerduitfch Welriekende Kervel. Zy komt by ons niet dan in de Tuinen voor. 't Gewas en Loof gelykt zeer naar de Dolle Kervel , maar het Zaad verfchilt grootè- lyks, als zynde grooter dan Komyn-Zaad>lang- vver- (i) Scan&x Seminibus fulcatls angulatis. Syjt*. Oen, 354. p. 213. Kg. x\lh Gen. U7- p- 2 37' H. Clif. koJL- Ups. 64. Lugdb. in. GOUAN Monsp. 146. GER. Prov. 250. Toürnï. hift. 326. T. 173. Myrfhis mijor Cicutarfs odorata. C* li. Pin, 160. Myrrhis, DOO. Pempt, -701. LOB. lm- 734- K fcooNTjEs - Krui den. 169 werpig, dik en zwartachtig, eenigszins fpïts ge- IV, punt, doch weinig overeenkomende met de op-AF^LLö gegevene Kenmerken. De Wortel is lang en H >ofd« wit, eenigermaate voos, doch zoeten tot Spy-'TU^ ze bekwaam , finaakende byna als de Pinfter- Dlwmai nakelen. fa) Naaide Kervel , die de Zaaden effen en TT- , i j Scirdix zeer lang gejnuit heeft. Peïïen. Bei gemeen* üe Italiaanen noe- mende Scandice , naar den Griekfchen naam Scandix* Men heeftze te Roa e ook Acula of Naaldekruid genoemd gehad , wegens de figuur der Zaaden, en dit volgen de Franfchen met Jliguille de Berger , dat is Herders - Naald : de Engelfchen met Pmkenelde en Storckes -BUI of Oijevaars-Bekj gelyk dit Kruid ook hier te Lan- de , by de Boeren , geheten wordt. De Duit- fchers noemen het Nadelkorffel, Venus - Strahl en Hechelkam; zinfpeelende opPeëien P 'ener is , een bynaam, welken het bekomen heeft van de Kamachtige figuur der Zaadhoofdjes. In Spanje heet het Qitixones ; wordende aldaar ter Markt gebragt ais Moeskruid , op fommige plaatfen. Het (1) Scandix Sem'n. laevibus Roftro longisfïmo. H. Ciiffl Ups, R. Lugdb. $czr\è'\x Semine Rofhato vuig ris. CR. Pin. 152. Scsndix Pe&en Veneris. Dod. Pempi. 701. JLOB. lc.716. Pectan Veneris. Cam. Epit. 304. L 5 II. Deel. VIII. Stuk» Beschryving der 1V# Het heeft eenigermaate den Reuk en Smaak Afdeel. ^ Kervel en is van geneezende kragt ook niet Hoofd ontbloot. stuiu Qic Kruid heeft Stengetjes van een Voet hoog , niet lange , ruige 5 fyn verdeelde Bla- den ; de Vinnen gevind ; de Vinnetjes zeer diep in twee- en drieën verdeeld , vlak en zeer fmal. Het heeft de Kroonen meest cnkeld 5 en de Blaadjes van 't Omwindzel zyn doorgaans twee- hoornig* De Blaadjes der buitenfee Bloemen zyn zeer ongelyk; der binnenften byna egaal ; eenigen Mannelyk anderen tweeflagtig. De Bek* ken der Zaaden zyn wel twee Duimen lang. m" . (3) Naaide - Kervel met glanzige Eyrond Naald* CtrlfoüM. vormige Zaaden > en zydelingfe ongejleeldt Tuin- Kroontjes. Kavel, Deeze Soort is de Gewoone of Tuin -Ker- vel 3 die in de Zuidelyke deelcn van Europa gezegd wordt van zelf voort te komen s doch in de middelfte en Noordelyke deelcn meest in de Moeshoven wordt geteeld; hoewel zy ook hier en daar, aan de Wegen en kanten der Akkeren 9 zelfs hier te lande , in 't wilde komt opfchieten. Men noemtze , volgens den Griek* fchen naam Charophyllon , in 't Latyn Cerefolium , in't Italiaanfch Cerefoglio, in 'tFranfch Cerfueil, in (3) Scandix Semm. nitidis ovato - fubulatïs Sec. H. Clifi R. Lu^db. Fl. Susc. &c. GBON. Virg. 32. Mat. Med. 137. Chaerophyllmn fatWum. C B. Bh. 152. Chjcrcfoliura. Don. Fempt* 700. Kroontjes - Kruiden* in [t Erigelfch Chervcl, in 't Hoogduitfch Korf- VI. fd- of Kerbelkraut, en by ons Kervel Afdeel. De Geitalte is iedereen bekend. Men weet Hoofd- dat de Bladen zeer fyn verdeeld en geelachtig STU,i* groen zyn ; de Stengen gegroefd , van binnen Di&nta* hol , van één tot twee Ellen hoog opfchieten- de : de BIoemkroontjes,wit en de Zaaden als gemeld is. Het Kruid heeft een byzondere welriekende Geur en geeft eene Kruiderïgheïd aan het Moes daar het in gekookt wordt. In 't Voorjaar gezaaid zynde , fchiet het in de Zo- mer fchielyk ; doch in de Herfst gezaaid zynde ♦ duurt het den gantfehen Winter. De nuttigheid van dit Kruid is in een byzon- dere Verhandeling daar over , door Helwi- gius, befchreeven. Het is uitwendig, in Pap- ,pen, een zeer goed oplosfend en verdry vend Middel : inwendig dient het Uitgeperste Sap > by uitftek , tot wegneeming van Verstoppingen der Ingewanden , als ook tot rypmaaking der Flui- men in de Borst. Men pryst het tegen de Roos en j Gezwellen , en byzocderlyk in eene Op- ftopping van 't Wateren , den Steen en 't Gra- veel ; zynde * zo wel als 't Zaad , by uitftek Pisdryvende. Ook wil men dat, door deszelfs gebruik , het Zog vermeerderd worde. (4} Naaide - Kervel met Eyronde Jlekelige iv. Zaaden , eenvormige Bloemen en eene glad- ^yl/am de Steng* Ruuwzaa- £cdige. (4) Scandix Sem. ovatis h'spidis. &c, Scand* Sem. hispï- dis. II» Dmi,. vill. Stuk* 17* BESCIIR YVING DER IV- Dc rauwheid der Zaadjes onderfcheidt die vi ' Kruid , dat men Wilde Kervel noemt, van de Hoofd- Kervel , naar welke het in Geftalte veel gelykt , STÜK* wanneer zy beiden groeijen op fchraale Gron- ^eevjy den. Men vindt het, zo in onze Nederlanden , als in andere deelen van Europa, op wilde woo fte plaatfen, aan de Wegen, Dyken, ja zelfs aan Muuren by Geneve en elders onder dc Dol- le Kervel groeijende* v. (5) Naaide - Kervel met Elsvormige ftekelige A«™**ii* Zaaien , geftraalde Bloemen en gladde zmdciykc. Stengen. Deeze groeit op zeer dorre , opene Bergvel- den in de Zuidelyke deelen van Europa. Van de gewoone Naaide - Kervel , die men Venus- Kam noemt , verfchilt zy meest door de Groei- plaats , zynde Reukeloos , volgens Gerard; maar, volgens anderen, hebben de Bladen , als zy gewreeven worden , eenigermaate den Reuk en Smaak van Kervel. Sommigen zeggen , dat zy , gekaauwd zynde, naar Anys ruikt, weshalve, cn om dac de Bladen eenigermaate naar dievaa Ven- dis. H. Clif. 101. \FL Suec. R. Lugdb. 1 11. Myrrhis fylreftr, Semin. aspciis. C. B. Pin. 160. Myrrhis fylv. squicolorum. Col. Ecpkr. I. p. 110. T. 112. Chxroph. fylveftre Sem. brevibus hirfutis- TOURNF- 314.GER. Prov. 251. (5) Scandix Sem. Subulatis hispidis &c. GouAN Monsp. 146. Gek. Prov. 251. Scandix Cretica minor. C. B. Pin. isi. Garid. Prov. 431. Tab. 39. Sc. fem. Roftrato Italica. G. £. Prodr. 7S. Anifomarathrum. Col. Ecphr. I. p. 89. T.$o* Kroontjes-Kruiden. *73 Venkel gelvken , Column a haar Anifomara- IV. thrum heeft getyteld. Afdzel* HOOFD- (6) Naaide -Kervel met byna Rolronde J^-stuk. lige Zaaien , ee» fiekelige Steng en ge- vr. wollen Knietjes. Jl}tl* Knoop:ge» Op Sicilië is de Groeiplaats van decze , die de Steng ruuw heeft door zagte omgeboogen Doorntjes,- de Leedjes vanboven Knoopig ver- dikt; de Bladen driemaal drievoudig; de Vin- blaadjes ingefneeden 5 ruuw en uitgebreid* Hetal- gemeene Omwindzel ontbreekt : de byzondere zyn twee- of driebladig, Elsvormig, klein: de Vrugten ftekelig door opftygende Haairtjes, lang , Rolrond en aan beide enden ftomp. (7) Naaide -Kervel met zeer ruige Zaaden , vin wier Haairtjes iens %o lang zyn als het fp]Zt$m Zaad. Ruigzaa- dige* In Egypte groeit deeze volgens Doktor Tür- ba, met Stengetjes van een half Voet hoog, byna glad , zo wel als de dubbeld gevinde Bla* den , wier Vinblaadjes Lancetvormig Eyrond zyn» De Heer Forskaohl heeft aldaar, by AIe« (6) Scandlx Sem. fubcyltndr. hïspidis &c. Chaeroph. Artica < lis tumidis &c. H. Cïtff. iqi. R. Lugdb, 112. Cerefolium an- nuum nodofum &c. MORis. Hifi. II r. p, 303. s. 9. T. 10. f. 4. Myrrhis nodofa annua Semine aspero. Mor. BUs, 288. (7) Scandix Sein. hkfutisfimis , Pilis Semine duplo loogio- jibus. Mant. $7. & DWU Vllfc STUg, 174 Beschryving der STUK. Tweewy vige. ÏV- Alexandrie * een Soort van Naaide -Kervel ge- Afdeel, vondcn ^ >gyw«* of wier Vinblaadjes op de manier van Varen in- geiheeden zyn , en witte Bloemen* Cherophyllum. Wilde Kervel. De byzondere Kenmerken van dit GeflagÊ s zyn, een omgeboogen holrond Omwindzel : in* geboogen Hartvormige Bloemblaadjes en eene langwerpige effene Vrugt, Het bevat eenige Soorten van Wilde Kervel 9 terwyl de Tamme of Tuin -Kervel, daar het den naam van voert, reeds in het voorgaande is befchreeven* (1) Wilde Kervel met een gladde gejlreepte 1. Steng , de Knietjes een weinig gezwollen, itljyhiet tre. Deeze, die by ons, hier om de Stad, en ver- Qiadata* der by de Wegen en Velden, door geheel Eu-dl.êe' ropa 9 onder de Ruigzaadige Naaide - Kervel voor- (1) GkATQphyllum Caule l*vi ftn'ato, Sec. Syfi. Nat. XIU Gen, 355- p- 2H« Veg. XIII. Gen. 358- p. £38. Chaero- phyll. Sem. Iambü5 nicidls. H. Clijj. ioi, R. Lugdb. 112. Mat. Med. 143. Fl. Suee. Büg. &c. &c. ChacrophylL fylve- ftre pcrenne Cicutae folio. Tournf. lr.fi. 114. FL Lapp. 104. Myrthis fylv, Scininibus lxvibus. C, B. Pin. 160. Cicutariai vulgaris. J, B. Hifi, III, p» isi. Rij. 419, Myrihis. Fuchs* II* VmtL. VIII. Stus» l]6 BESCHRYVIN G DER IV. voorgemeld , en onder de Dolle Kervel , voort« Afdeel. ^omt^ gC]yfct in Loof veel naar de laatfte. Hier* Hoofd' om is zy ook Cicataria genoemd , by J. B au- stok* htnüs en andere Authcuren 3 doch by Do- Twe™y- p o n iK u s j offchoon dus aangehaald s vindt men ze niet(*^. De Afbeelding komt voor, byFuCH* sius , onder den naam van Myrrhis , en daarom noemen fommigen dit Kruid de Myrrhis van Fuchfins. Mor is on heeft hec ook in Plaat vertoond (f). De Steng is een dikke holle Pyp f als die der Dolle Kervel, doch ruig en niet gevlakt* De Bladen zyn doorgaans glad 3 met ruige Ribben, maar fomtyds ook geheel ruig en zeer groot. De Heer Hall er heeft ze van een E!le lang ge- zien. De Kroonen zyn plat en hebben een alge- meen Omwindzcl , dat eenbladig is , fomtyds ontbreekende ; de byzondere beftaan uit eenige breedachtige Blaadjes, zig door den tyd ombuig gende. De Bloempjes zyn wit; doch men heeft 'ex gezien met paarfche Bloemen : de Zaaden of Vrugtjes Kegelachtig en glanzig zwart : doch Boerhaave maakt gewag van zodanig een Kruid met geltreepte Goudgeele Zaaden. 't Is (*) Uitgenomen in het Franfche Werk , aldaar de figuur van Fuchsius gebruikt is , onder den naam van Myrrhis $ zynde de Plant . welke dus voorkomt in het Larynfche Werk » op de by Liaxmus en de Gorter aangehaalde Bladzydc 701 , de Welriekende Naaide - Kervel van hier voor,. Het zelfde hee^t in het Nederduicfche Kruidboek plaats, (t) Mo*is. Umbeli 47. T. X, f. 41. IHJI. 111. p, S.£« T. II. C 5- K R O O N T J E S K R UÏD EN*1 't Is ten overbly vend Onkruid , in Vfankryk Ay*^ Perfil d'Asnt) en in Engeland Cow-IVeed ge- n. aaamd , om dat in 't Voorjaar de jonge Bladen Hoofj tot een aangenaam Voedzel voor de Runders en ander Vee verftrekken, Hierom is 't zonderling , dat de Boeren het zouden vervloeken , zoLi n- NiEUS zegt ("*). Het komt in de Laplandfche Bosfchen overvloedig voor , by de Hutten det Ingezetenen. In Sweeden noemt men het Hund- luka, Hundkax of Hundkumin, dat is Honds- Karwey* Het Kruid wordt gezegd 3 onder den naam Van Cicutaria Herba , in de Geneeskunde be- kend te zyn, als tegen het Heet Vuur dienfiig. 5, In Wyn gekookt , zou het kragtiger zyn dan 5, de Tuin - Kervel , zo om de Stonden te ver- „ wekken als tegeti de Pesten andere Vehynen; >5 doch wy raaden niemand aan , zegt J. B a u- hinus, om 't zelve in de plaats van Myf- 3» rhis te gebruiken 9 alzo wy het eenigermaa- ^ te Vergiftig oordeelen te zyn.'' In twee Huisgezinnen te Montpelgard 5 die de Wor- tels van deeze Wilde Kervel 's Winters had- den gegeten <> in plaats van witte Wortelen ^ hadthy daarvan droevige Uitwerkingen , byna als die van de Dolïe Kervel, gezien. Waarfchyn- lyk zal dat Moeskruid 5 bereid zyndetvan Ker- vel , die op de Wallen der Stad door de Meid verzameld was , waar van B a i\ t h o l NüS {*} Utaftitiè detsfhbilis. Hert. Cllf]\ p. joi, M v' tl. Deel, Vilt Stuk, 178 Beschryving dSr IV. nus de kwaade gevolgen in een Burger van Kop. AF vifL# penhagen , die kort na den Maaltyd ftierfjgelyk Hoofd- ook in twee andere Perfoonen; verhaalt, zoda- stuk* n;g Onkruid zyn geweest (*). In Sweeden wordt 9 T^eewy- door het Vrouwvolk , op fommige plaatfen mee de Bloemen groen geverwd. cbll'opbyi- (2) VVilde Kervel met een gladde Steng , die lum butbo- aan de Leedjes gezwollen is en van onderen Raapachti- Jtekellg. Deeze heeft, volgens Linnjeus, haare Groeiplaats in Noorwegen, Duitfchland, Hon- garie , als ook in Switzerland , alwaar nogthans de Heer H aller haar te vergeefs, op een Veld by Bazel , door Caspar Bauhinus aangeweezen , gezogt hadt* In Provence groeit zy op de Bergvelden en is by Weenen in Ooftenryk in 't Kreupelbofch en aan de kanten der Wyngaarden zeer gemeen. Zelfs brengt men 'er, in't Voorjaar, de Raapachtige Worteltjes, even als by ons de Knollen, met het jonge Loof ter (*) BARTHOL. Iiifl> A>iatom. rar. Cent. IV. Obs. 4$. fi*b ïitulo. Olm ex Mirrhtde perniciofum. (z) ChArophyllum Caule laevi &c. LEYS. Hal* 258. Chaer. Fol. fupradecornnofitis &c. H. Ups, 6+. Chacr. Radice tur- binati CarnoO. II. Cliff. 102. R. Lugdb. 112. Cicutaria Bul- bofa. C. B. Pin, 161. Myrrhis annua Semine ftriato kevif Tuberofa, nodofa, Coniophyllon. Pluk. *Alm, 249. T. ?o<5. f. 2. Myrrhis foetens. Riv. Pent* 49. U&jul. Helv» 4JJ. GEB» Kroontjes-Kruiden. 179 ter Markt .5 doch welke Spyze, zo Clusius m IV. Afdeel aanmerkt, fomtyds het Hoofd bezwaart. In de yL Jilfaz houdt menze ook , na het affchillen van Hoofd- den zwarten Huid , als Raapjes gegeten , voor STüH:# . zeer fmaakelyk. ^ Hoe klein ook deeze Wortelen zyn, maakt doch het Kruid een enkele Steng van eens Mans langte hoog, met ros bruine Vlakken en gladde Leedjes 9 van boven verdikt. De Bladen zyn glad en zagt , lang gedeeld met zes of zeveni paar Vinnen ^ die breed en wier Blaadjes in drie of vieren verdeeld zyn. Het heefc de Bloemen wit; de Zaaden Eyrondachtig en geftreept, taa- melyk groot, naar Anys ruikende, zo fommigen willen , zynde de Reuk van het Kruid volgens anderen (tinkende. (3) Wilde Kervel met een nmwe Steng enge- Deeze 5 die , zo wel als de eerlle Soort , aan de Wegen en in Wildernisfen , door geheel Eu- ropa zo wel als in onze Nederlanden groeit, ver- fchilt aanmerkelyk door haare bruine of bruin- paarfch gevlakte Steng. Het is een Jaarlyks On- f3) Cb&rophyllum Caule fcahro Sec. Chxr.. Caate tnaculato &c. H. Cltff, R. Lu^db. FL Sxec. Gouan. Mgr.sp. &c. M$t* jhis Pinnulis femipinrutis ordinatim decresceniibus. Hall» flelv. 453. Gort. jfefe, 83- Chaerophyll. fylveftre. C. B. Fin. 152. Myrrhis annua vulgaris Cauïe fusco, MoB|s.. gijf, p. 302. S. p T, 10.. f. 7. zwollen Knietjes* kruid, M * B. P^Ei-. WÜU stok i8o Beschryvinc dek IV» kruid , dat het Loof ook zeer fyn verdeeld en Afdeel* ruj^ naar ^ v'an Varen gelykende heeft. In Hoofd- hoogte komt het met de eerftgemelde overeen. stuk ♦ Qf jjt meer begaafd zy met de gedagte het Hoofd zl^J.eeWy' beroerende hoedanigheid , gelyk de bynaam fchynt aan te willen duiden (f), is my nietgebleeken. De Kroontjes van hetzelve knikken eer zy open gaan. iv. (O Wilde Kervel met een egaale Steng; de phyiïum' Blaadjes Jpits ingefneeden ; de Frugteiz hirfutum. met twee Baardjes. Hiiige. Dit Kruid , dat aan de kanten van Beekjes en op vogtige Bergvelden , in de Zuidelyke deelcn van Europa 9 groeit , is in Switzerland niet zeldzaam. Men vindt het Witte en Roo» de Cicutaria der Moerasfen , door C, Bauh i- Nü S ) getyteld. Tot hetzelve behoort de Broc- kenbergfche Myrrhis van TiiAHüsen de Ruig- achtige Berg -Sefeli met Bladen van Dolle Ker- vel, volgens den Heer Hall er. Dc (f) Sommigen hebben dién veranderd in temukntum ; maar men vindt het das overal by LlNN^US. (4) Ch&rophyllum Caule arquali &c. GOUAN Monsp. 147. KRAM. Auflr. 7f. jAcq. Vind. 50. GER. Prev. z$z. Cha?r. Foliolis disfe&is dcc. H. Ciiff: 101. R. Lugdb. 111, Cerefo- lium latifolium album & rubrum. Moris. Hifi. lil. p. 304. S. 9. T. 10. f. 6. Cicutaria paluftris latifolia alba & rubra, C. B. Pin. 161. Myrrhis paluftris. Riv- Pent. 50. Myrr. Sern. ltri&is longisfimis. Hall. Hclv. 453. Selcü montanum Ci- cuta: folio fubhirfutum. C. B- Pin. Prtdr. Cicutaria paluftris. LOB. Icon. 735. Kroontjes - Kruiden. De Wortel , die eeriige Ellen lang is, geeft by tusfchenvvydten Vezels uit , gelyk die van de V1 Water- Kervel. De Steng is pypachtig hol, ge- Hoofd- armd , en zeer ruig door ftyve Haairen. DeSTÜB:' . Bladen zyn nu breeder dan fmaller, van onde- ren ruigachtig, en hebben de Vinnen gevind; de Vinblaadjes fcheef tweekwabbig, rondom met ipitfe Tandjes , de uiterlten famengevoegd. Op de Tandjes hebben zy witte Stippen of Klier- tjes* De Kroonen zyn klein en rond , ook knik- kende voor dat de Bloempjes ontluikenden kort gedeeld. De Bloesfem is wit of rood van Kleur. Het heeft de Zaaden zeer lang , fmal en fyn geftreept, (5) Wilde Kervel met een egaale Steng , de v- Blaadjes onverdeeld en Zaagswyze getand ; phyitum de Frugten met twee Baardjes. fjm™^ Ktnldedge, Deeze Soort groeit in de Ooftelyke deelen van Duïtfchland , hebbende C. B'aühinüi haar uit de Laufnits bekomen. Zy gelykt zeer naar het Gerards- Kruid , wordende van hem Wilde ruige Reukelooze Angelica geheten , dat tegen den Bynaam zou fchynen te llryden ; maar hy erkent 9 dat de Wortel een Medici- naaien Reuk heeft Hier zyn de Steng en Blad- fteelen ftekelig* (6) Wil. (5) Ch&rophyllum Ciule aequaü % Foliolis ferm is integris. écc. H. CiijJ. 'ioz. R. Luidb. in. Cer. fol. rugofo Angel, folio. Eocc. Mus. II. p. zp. T. 19- Angelica lylv. hufutu iaodora. C. B. Pin. 156- Prodr. %i. M % lh Defa. VIII. stuk* BESCH RYVÏNG ©ER IV. (6) Wilde Kervel met een egaale Steng; de Afdeel. Bladen meervoudig Vinswyze verdeeld y de Hoofd- Omwindzeltjes gekleurd. STUK, vj, Deeze, in Illyrie groei jende volgens den Heer fh^üum Arduin üs, heeft de Steng rond en vooral «ckteiiidc' van onc*eren ru{S 5 ^e Bladen yl bezet met Haairtjes ; de Omwindzeltjes Eyrond, gefpitst en geel gekleurd , van langte als de Steeltjes : het Zaad als in de volgende, maar fyner ge* ftreept. vit. (7) Wilde Kervel met een egaale Steng 9 in- GeeUaadi- gefneeden Finblaadjes en gekleurde Zaa<* ge. den i die gejleufd en fiomp zyn. Deeze Soort heeft Rüppiüs by Jena ge- vonden en Haller te Gottiugen* Dezelve heefteen Houtigen Wortel die overblyft, 't Ge- was is ruigachtig , met de Bladen van boven glad en Spoelvormige Vrugten. De Zaaden zyn geel met donkere Streepen, ook fomtyds bruinachtig , volgens Moiuson. (8) Wil- (6) Chtrêphylhm Caule arquali Sec. jAcq. Hort. T. 51. Alyrrhis perennis lutea Daucoides. Moris. Hij?, lil. p. 302. S. 9. T. 10. f. 6. PilUK. Pbyt. 100. f. 5 ? (7) Cbarophyllum Caule acquaii &c. Alyrrhis perennis alba minor , Fol. hirfutis , Scmine Aureo. Morïs. Umb. 45. RüPP» Jen. p. 227. Myrr. Radice Lignofi perenni. HALS*. Gott. Myrrhis minor» C. 25. Pin, 160* Kroontjes-Kruiden. 183 (8) Wilde Kervel , die Heejlerachtig u. lVf Afdeel, Deeze , een Dolle Kervel Boom genoemd „ VI* ji n j. • T7- • • • - Hoofd- door 1 lükenet , die m Virginie groeit , isStuk, nogthans maar een Heefter , met Bladen van vi.ir. Wilde Kervel, zynde zeer groot, de Vinnen phyiuZ wyd van elkander, niet ruig, Zaagtandig inge- A*°ru« fneeden. Zy draagt dunne witte Kroontjes 5 wier feoomach* Bloempjes allen vrugtbaar zyn* tise< Imperatoria. Meefterwortel. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn, een rondachtige famengedrukte Vrugt,die in 't midden bultig is , aan den rand gezoomd. Het heeft ingeboogen gerande Bloemblaadjes, De eenigfte Soort daar van (i)y onder dien . L naam bekend , groeit natuurlyk op of aan den tja ojiru- voet der hoogde Bergen van Switzerland, Oost-1^^ enryk en Provence. 't Is een Kruid, dat uit een Knobbeligen, gerimpelden Wortel , die voort- kruipt , Steclen voortbrengt van een Voet lang , rond en ftevig, zynde de Bladfteelen van groo* te Bladen, die uit Lancetvormige Vinbladen fa- men* (8) Ckarophyllum Fruticofurn. Cicuta Arbor Virginiana. fUJK. Mant. 49. Cicutaria Arb. Virg. RAJ. Suppl. 257. (1) Imperatoria. Syfl. Nat. XII. Gen. is6. p. 215. Veg. XIII. Gen. 359. p. 238. H. Cliff. 103. Upu 6s> Pv. Lugdb. Ho. Mat. Med. 122. Imperatoiia major. C. B. Pin. is6. Imper. Oftruthium. LOB. Icon. 700. Aftrantia. DOD. Pempt* 320. Magifhantia. Cam. Epit. 532, M 4 II. Dï'El, VIII, Stuk» *84 Beschryving der IV* mengefleld zyn , fbmtyds drie- fomtyds twee* Afdeel. jcwa5big , op de kanten fpits getand. Hier tus- HöofP' fchen komt een getakte dikke Steng voort, van «tuk. een 0f twee Ellen lang, met een breede witte Twwy j£roon getopt, die geen Omwindzel heeft :■ maar- dat der famenftellende Kroontjes is veelbladig, fomtyds naauwlykste vinden. Het Zaad is rond- achtig, geflrecpc, dikwils aan de kanten gebte* derd en fchraal voorkomende, welk laatfte meer plaats heeft in Kroontjes - Kruiden die voort- loopen. De Wortel is in zulk een achting by de Ouden geweekt , dat zy \ Kruid deswegen Jjirantia , als met den invloed der Sterren bé* gaafd , en Magijtraiitia of Mcefterwortel ge- noemd hebben* De Latynfchen naam Impera* toria heeft eene dergefyke betekenis. De Fran- fchen behouden dien , maar de Engelfchen noe- men het Pellitoire of Spayne en Majterwort , dat is Meeflerkruid. De oirfprong van den by- naam, Oflruthium y is zo bïykbaar niet. De geheele Plant is zeer heet van Smaak; de Zaaden hebben een aangenaamen Kruiden- gen Geur; maar de voomaaniüe kragt heerfcht in de Wortel , die niet alleen fterk Winddry- vende is, maar bok cMenftig tegen allerley kou-, de en Siymerige Verfloppingen , 't zy in de Ingewanden , in ée Vaten, of in de Uitwerp- buisjes 3 en dus 5c geheele Lighaam zuivert. Groote Geneeskundigen gebruiken dikwils derv- yclveo tegen het Kplyl>, de Watcrzugt, Dcr- Kroontjes- Kruid en. 185 dcndaagfe Koonferi, enz. Hy werkt niet alleen IV. door Zweet , maar inzonderheid op de Water- Af^el* wegen en verwekt fomtyds ook Afgang. Onder Hoofd- de Tegengif tige Middelen is hy een van de stuk. beroemdüen. Slymerige Borstkwaalen zyn 'er D'&n'** ook door tot Geneezinge gebragt. De Stonden zet hy af, verwekt de Kraam en bevordert de Vrugtbaarheid. Als een zoogende Moeder een weinig daar van inneemt, zegt men, doet hy % Kind Wormen loozen. S e s b l 1, Berg- Venkel. Klootronde Bloemkroonen , die een Omwind- van één of twee Blaadjes hebben , en eene Ey- ronde geltreepte Vrugt , zyn de byzondere Ken- merken van dit Geflagt , dat ik Berg- Venkel noem , dewyl de meefte Soorten op Bergen voor- komen en Venkelachtig Loof hebben, 3t Getal der Soorten , aïtemaal in Europa groei- jende, is elf, naamelyk (1) Berg- Venkel met een hellende Steng; de r. Kroonen voor 't bloeijen knikkende. s?f% F. 'iJm\ J pmellotdes.\ Pimpernel-» Het laatfle heeft dit Kruid meteenige Soortenachdge, M van Wilde Kervel gemeen. Het groeit in de Zuidelyke deelen van Europa, met Bladen naar die van Pimpernel gelykende,en geeft een Steng uit van een Voet hoog , die rond is en voor het bloei- (1) Se/élt Caule declimto , Umbellis nubüibus rmtsntibus* Nat. XII. Gen.is7> ?• ï J5- Mg. XIII. Gen. *6o.p. 13^ M 5 IU Deeju viii* Stuk. 186 Beschhyving der IV. bloeijen nederlegt, vervolgens byna regt wordt * Af^el* met een of twee Blaadjes. De Omwindzeltjes Hoofd- der famenfïellende Kroontjes zyn fmal; de Zaa- STUK« den ovaal met drie Ribbetjes. Se/eii Berg -Venkel met de Takdraagende Blad* fteelen Vliezig, langwerpige effenrandig; bhdi^r de Stengbladen zeer fmal. In dit Kruid gelyken de Wortelbladen naar het Loof der Karooten , doch de Stengbladen zyn Venkelachtig, en, die uit hunne Oxels Tak- ken maaken , hebben een Vliezigen Steel , als een Scheede dezelven omvattende. De Steng is ook maar een Voet hoog , rond en effen : de Kroonen hebben korte Steekjes en de Zaaden zyn ruigachtig. Het groeit op Heuvels in Vrank- ryk en Italië, m. (3) Berg -Venkel met de Takdraagende Blad- zeegroéne. fteelen Vliezig, langwerpig, effenrandig: de Blaadjes enkeld en dubbeld, Geutswy- ze > glad en langer dan het Bladjleeitje. Ge- (2) Sefeli Periolis Ra-miferis Membransceis oblongis &c. H. Clif. 102. R. Lugdb. 112. (SoüAN Monsp. 142. Menm lati- folium adulïerim.m. C. B. Pin. i*s. S^xifraga montana mi- nor Italica. MoriS. Hij}. p. 272. S. 9. T. 2. f. r. Car~ uifoiia. VAfLL. Paris. T. 5. f. 2. Foeniculum fylv. perenue Feiuls foüo hrevioii, Toürnf. Inft. 3 t ^ • (S; Sefeli Petiolis Ramiferis &c. UtJETï*. Stamp. 64. GEB. Trov. 2J3* Foeniculum fylveftre giauco folio. ToURNï. Inft* 312* Daucus giauco foLo Sec. J. 3. Hift. lil. p. 16. Kroont j es -KRüt de». 187 Gerard noemt de Blaadjes Draadachtig IV. in dit Kruid 5 dat in Provcnce en Languedok, Afdeel* op dorre Bergvelden 3 groeit , en in geftalte fïoofd- veel naar Venkel gelykt. De Bloemkroonen zyn*TUK» voor de ontluiking paarfchachtig , vervolgens nwm** mt , met Meelknopjes van die Kleur. (4^ Berg -Venkel met de Bladfteelen aan de iv. Takken Vliezig , Buikig , uit gerand. A*nïum. Jaarlykfe* In Ooftenryk 9 Duitfchland en Vrankryk groeit deeze Soort, die een geftrekte5geftreepte Steng heeft , van een Span hoog en daar boven : de Bladen zyn dubbeld gevind en ingefneeden ; de Bloemen uit den Violetten witachtig, 't Gehee- le Kruid heeft een Bokachtigen Reuk ? volgens Vaillant , die zegt 3 dat het volftrekt de Saxifraga Pannonica is van Clusius, en dat het, in de Tuinen aangekweekt, volmaakt de Geltalte van het andere Italiaanfche Basterd- Meum, van Lob el, bekome. De Heer Jac- quin heeft het by Ween en naauwkeurig waar- genomen en befchreeven. (5) Berg- (4) Sefeli Petiolis Ramds Membranaceis &c. H. CUff. 103. R. Lttgdb. 112. GouAN Monsp» 148. Famic. fylv* annumn Tragofelïni odore. VAILL. Par. T. $>. f. 4. Libanotis tenui- folia Germanica. C. B. Pin. 15 s. Spunum Meum alterum. Lob.-/»*. 778. jAcq. Vind. 225. Saxifraga Pannonica* Clus* Pann. 697. Bf Deel» VIII* Stuk* 188 BESCHR YViNG DER IV. ( 5*) Berg - Vc nkel , wier Wortelbladen de Blaad* 'Afdeel. jes over elkander leggende hebben. Suk!D' Dit is een zeer k,ein TakkiS P'antje, inPor- v< tugal en Italië groeijende , dat bet Loof byna ty$fm' van Duizendblad heeft , zeer fyn gefnipperd , Ammi- fcherp van Smaak. Het draagt veele Kroontjes, *-'bt,se- wjer Straalen aan den omtrek langer, in 't mid- den kort zyn. De Bloemblaadjes zyn wit, de Meelknopjes Violetachtig, deZaaden geftreept, vi. (6) Berg -Venkel met een hooge Jlyve Steng miüiiim' cn Liniaa^ gebondelde Bladertjes, (che. Dit Kruid groeit in de Zuidelykedeelen van Europa , inzonderheid in Provence by Marfeil- je, waar van het den bynaam van Marfiliaan* fche bekomen heeft. De meefte Aucheuren 5 naamelyk , achten dit te zyn het Sefeli Masfi- Iknfe , waar van het Zaad in de Theriaak en andere Opiaaten ge-cifcht wordt ; doch L i n- (s) Sefeli Fol. Radicalibus Foliolis imbrcatis. Jacq^. Hort., T. 52. Scs. Peüolis Membrana deftitutis. R. Lugdb. 112. Fee- nic. Lufir. minimum acre. Tournf. InJI. 312. Saxifraga an- nua acns , &c. Mor. Hijl. III, p. 272. Arnmoides. C. B« Pin. 159. MOR. Hijï. ui. p. 295. (6) Sefeli Caule alto rigido, FoÜolis linearibus fasciculatis. GOUAN Monsp. 148. Gm.Prov. 252. Oenanthe ftriata tlg'uh. H. Cliff. 99. SaüV. Monsp. 257. Sefeli MasHIienfè Fcenicuü folio. O B. Pin. 101. Focnicu'um tortuofum. J. B. Hifi. III. p. 16. Sefeli Masfiiienfë nonnuliis , Gallis Fcenic. tortuofum. Cam. Epit. 511. Sefeli Masüiicnfe Foenictili folio. Lob. Icm* 755. HALL. Hdv. 430. Kroontjes-Kruiden. ÏÖ9 Iïjevs fchynt het Sefeli Creticum , dat in 't ^p^*r , Geilagt van Tordylhm , onder den byn&am van v{" " Officinale , befchrceven is , daar voor te hou- Hoofd- den. Dit kan echter geen plaats hebben 5 a^S™^-if men acht geeft op de Zaad en , die voor Se- . men Sefelios Masfilienjis hier in de Winkels be- kend zyn , volmaakt overeenkomende met de Kenmerken van dit Geflagt en Hemellchbreed- te van de Schildachtige figuur van het Kriel- zaad verfchillende. Niet minder is het onder- fcheid tusfehen dit en het Semen Sileris monta* ni9 hier voor in 't Geflagt van Lazerkruid be- fchrceven y dat van fommigen 'er mede verward wordt. Het Zaad van deeze Sefeli heeft, zo wel als de geheele Plant , die omtrent een El- le hoog groeit 5 een aangenaamen Kruiderigen Reuk. Te Montpellier noemt men het Kruid Fosniculum tortuofwn , zegt J. Baühinüs, om dat de Steng , die 'ftyf en Houtig is 5 kort boven den Wortel gedraaide Takken uitgeeft, en de Bladen naar die van Venkel gelyken. Dat menze gebondeld noemt , is 5 om dat 'er geen twee maar doorgaans vier Vin blaadjes te- gen elkander over ftaan. Het draagt kleine Kroon- tjes, en heeft een langen witten Wortel. (7 ) Berg - Venkel met een algemeen éénbladig vir (?) Sefdi involucro univerfali monophyllo, &c. Am. Acad^f^^^" IV. p. 310. Sefeli tertiuro, Boerh. Lugdb. I. p, 50. Thapfia Fotniculi folio. C. B. Pm. 148. Ferulae facie 9 Thaplïa five Tttrbith Gallorum. J. B. Hifi. Ut. p. 45, II. PïEL. VIII. SXÜSE, Beschryving dek IV. Omwindzel en gejlreepte , xuige , gejlyldé Afdeel. Zaaden. VI. f!^FD* Deeze, ook in de Zuidelyke deelen van Eu- ST. Ut • Tvjeewj. ropa , op de Gebergten > groeijende , worde Turbith der Franfehen genoemd of Afchgraau- we Turbith der Winkelen , by Lob el; zyn- de de Wortel met een zeer fcherp Melkachtig Sap voorzien* Hy zegt, dat men denzelven, in de Noordelyke Landen , byna overal voor den Turbith- Wortel in de Apotheeken gebruikt. De echte Drogery van dien naam komt uit Oostindie en is de Wortel van een Soort van * vit. st. Winde , welke ik reeds befchreeven heb*. blaQz.5 47' vm. (8) Berg - Venkel met Samengegroeide eenMadi- SefeiiHip- „e Omwindzeltjes. Ooft en- In 't Ooflenrykfe , doch ook in andere dee- r>le' len van Duitfchland, op hooge dorre Bergvel- den , groeit deeze, welke men den naam van F aarde -Venkel heeft gegeven. De geheele Plant is glanzig. De Wortel lang, een Pink dik, van binnen witachtig, is , gekaauwd zynde, in 't eerst zoet en walgelyk, vervolgens bitterachtig. De Stangetjes zyn maar één of anderhalf Voet hoog 3 Biesachtig , met weinige Takjes* De Wortelbladen , byna altemaal driedubbeld ge« vind , {%) Sefeli InvOiUCGÜis connato - monophyllïs. Jacq. Vind» &14. Daucus monr. multifïdo brevique folio. C. B. Pin. 150* Hippomarathraro. IUv. Pent. öö. Rupp. jen. III. p. 230, XRAM. Auftr. S2> HAJ-L. eraend. 115, Hefa. 130. Kroontjes-Kruiden. vind, hebben gefleufde Vliezige Bladfteelen, IV. en zeer final verdeelde Vinblaadjes. De alge**™**1- rneene Kroon beeft geen Omwindzel: dat der Hoofd- byzondere , daar zy uit beltaat, die Klootrond STUK* zyn , is eenbladig , hol , met fpicfe Tandjes % l^ma» de Vrugt langwerpig geftreept en glad. Dus heeft de Heer Jacquin dit Kruid , op b!oo- te Steenige Heuvelen 5 by Hamburg , Medling , Petersdorf in Ooftenryk, en dus byna op de zelfde plaatfen , daar C l ü s ui s zyne Saxif ra- ga Pannonicavondt, aangetroffen; dochdeeze, fchoon door C. Bauhinüs, op zyoen Berg- Daucas met veeldeelige korte Bladen , aange- haald, fchynt nader te behooren tot de Vierde Soort. Maar de Paarde - Venkel was daar toe ook door den Ridder betrokken geweest. (9) Berg -Venkel met dubbeld gevinde Bladen , ix*. de Blaadjes ingefneeden fpits , de Omwind^wLS/* zeltjes Borjlelig en langer dan het Kroontje* £^nee' Burserüs heeft op de Pyreneen dit Kruid verzameld, 't welk van C. Bauhtnus Alpi- fche Karwey geheten wordt. Het groeide 'er met een Stengetje van een half Voet hoog* (10) Berg -Venkel met etn Draadachtige wyd x. Saxifra- ov gum. , . , , , . Stecnbrec- (9) bffét Fol. duplicato - pinnatis &c. Carui Alpinmn. C. B. kende, JP*«. 158. Prodr. 84. BuRS. Vl/i. 36. (10) Sefeli Caule Filifonni divaxicato &c. PïmDinella Saxi- fraga tenuifoliia. C. T5. Pin. 160. Prodr. 84. BüRS. VIII. $• Pirapinella tenuifoiia. Riv, Pm, T. 22. HALL* üfc/v. 430, XI, D*EjU VIII, STÜKt BESCHRY VINC JDÉR IV. gemikte Steng ; de Bladen dubbeld drievoü<> Afdeel* jjg Liniaal 5 de Kr omen me-est in zes/en Hoofd» verdeeld. Tweewy Aan het Iv*eir van Geneve en In Duitfchland groeit deeze , met Stengetjes van een Voet hoog , dun en rond ; de Bladen klein , met weinige Kroontjes. De Heer H aller heefcze tot het Tragoj elinum betrokken* Qii) Berg -Venkel met een lange Steng , die Sefe'n . Eeltige Knietjes heeft : de Bladen dubbeld eHoofcc. gevind; de Vinnen Liniaal afjlandig. In Ooftenryk en Vrankryk , zelfs by Fontai- nebieau, groeit deeze laatüe Soort, die, in de Tuin geteeld 3 een Steng bekomt van Manslang- te, effen, met witachtige Knietjes. De Bladen zyn Zeegroen 5 Liniaal -Lancetvormig, aan de Steng weinig en kleiner. De Kroonen zyn, naar \ Gewas te rekenen , dun gedraald en klein ; de Bloemen wit, In de volgende Geflagten , in 't algemeen, komen geen Omwindzels, van de Kroonen of Kroontjes, voor* Thapsia, Vleugelzaad. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn een langwerpige Vrugt, die wederzyds een Bla- (11) Se/eli Caule elongato &c. Mant. 357. Daucus mon« tanus fbL Fcenicuü longiorc. Macn. Monsp. 294. Fcenlc. fylveftre elatius &c. Vaill. Paris. 54. Apium mom. Fóh teottiorc. c. B. Pik. 152. Kroontjes Kruiden. -Bladerigen Vkugel heeft. De Griekfche naam IV* is van het Eiland Thapfus, al waa/ zodanig Kruid 1f**£**! het eerst gevonden zou zyn, volgens D ios co- Hoofd- rides , afkomftig. Vyf Soorten zyn 'er maarSTÜK* ^ in vervat, naamelyk Div*ia* (i) Vleugelzaad met getande ruige Vinbïaad- t- jes , dit aan 't grondjïuk vereenigd zy?i. vit/af* Ruig* Deeze, die in Spanje, Portugal, Provence en haairi** Languedok ^wild groeijende gevonden wordt op Steenachtige Gebergten , maakt een ronden Kring Van ruige groene Bladen, tusfchen welken een Knoopige Steng tot één of twee Ellen hoogte opftygt, zynde een Vinger dik, van binnen hol en Spongieus , met een groote geele Bloemkroon ^ die, als het Zaad aarirypt,Klootrond wordt* De Bladen gelyken naar die der Ferula , of nsar die der Dolle Kervel , eenigermaate De Wortel is lang en dik , van boven Haairig , van buiten zwart, van binnen wit , en vol van een Melkachtig Sap , dat zeer bitter en fcherp is en walgelyï; van Smaak* De Spaanfchen noemen het Sumil* U; de Franfchen in Languedok Malherbe, dat is Kwaadkruid. De Wortel, niettemin, werdt van (i) Tbapfta Foliolis (Untatls villofis, Baó coadunatis. Syft* 2tat. XII. Gen. 358. p. z\6> Veg. XUT* Gen» 36/. p. 239. tL Cliff. 105. R. Lu%db. 113. Thapfia latifoüa villoGu C. B. Fin. 148 Thap'ia puftia» ClüS. Hift. IU p. 192. Thapiïa qua*, jbirfuta Sc aspera Cicuts folio. Magn. Monso* 249. Sefeli £cloponnenfë mijus. Lob. Icon. 736. DQIK Pempt+ 313» N II, DEEL. VIII. STUC. Beschryving der IV. van fommige Apotheekers, in Spanje, in plaats Af deel van den echten Turbith gebruikt; zo Cm- Hoofd- siüs verhaalt. STUK. ii. CO Vleugelzaad met veelckelige Finblaadjes, f«Jda^* dit van eigteren /maller zyn. stinkend. Qncjer cjeezen bynaam komt een Spaanfche voor, die Thapjiamet Karooten- Bladen getyteld wordt. Zy fchynt geen andere te zyn dan die van Salamanca by Clusius, aldaar van het Gemeen Cannaheja genoemd wordende, wegens de Rietachtige Steng van drie of vier Vingeren dikte, en meer dan Mans langte hoog. Dezel- ve, zegt hy, heeft de Bladen veel grooter en den Wortel dikker , die by de oude Wyven , aldaar voor Kwakzalver fpeelende, veel in ge- bruik is , om de Stonden en andere Ontladin- gen te verwekken; doch hy werkt, doorBraa- ken en Afgaan, zo flerk, dat de Patiënten 'er dikwils door in gevaar raaken* Of het moest de volgende Plant, ook aldaar en elders in Span- je groei jende , by de Ingezetenen Tuero genaamd 9 die een yzelyken Stank heeft, zyn (*): maar de Bladen van Libanotis verfchillen veel van die der Eppe, en Boerhaave maakt daar van, vol- (2) Tbüpfia Folioüs multifidis [Bafï anguftatis. IL Cliff. 105. R. Lugdb. 113. Thapfïa Carotse folio. C. B. Pin. HS- Th. Carota: effigie. ƒ. B. Hift. III. p. 137. Moris. Hifi. III* p. 3i5>. S. 9. T. 18. f. 7. Thapfia Fol. Apii, foetidisfima, ïlore luteo. Hqerh. Lugdk I. p. 60. (V Vid. Clüs. Kar. lly. p. 431. Kroontjes -Kruidje^ 193 voteens Toürnefort, ook een andere M Soort - (f). vu Hoofd- (3) Vleugelzaad met gevingerde Bladen , de stujc. Blaadjes dubbeld gevind en Borjlelig veeU r™£^ deelig. Aseupiunt. , Dunbladi£> Deeze , in Apulie door Columna ontdekt , heeft de Steng twee of drie Voeten hoog en Knoopig 3 met Kroonen van een Span breed 3 de Bloemen geel. Het Loof is op de wyze van 't gemeene Duizendblad en de groote Bladfteel verdeelt zig Vingerachtig of Straalswyze. Zy heeft den Wortel een Duim dik , vol witte Melk, die aanftonds ftolt als Gom, zynde zeer fcherp van Smaak , zo wel als 't Zaad. (4) \/\eu?e]za%d met perinde Bladen. de Blaad- „ IV° jes yinswyze verdeeld, de Slippen Lancet- vihbiadig, yormig. Deeze, door Mac nol afgebeeld, was van de (f ) Thapfia FoL Libanotis foetidisfima. Thapfia «juarta Clufii Tucro vocata &c. (3) Thapfia Foliis digïtatfs Sec. Thapfia Fol. multifidi's Se* .taceic K. Lugdb. m> Th. temiifolja, Pctiplis radiatis. Mofu ihfi. III. p. 319. S. 9. T. 18. f. 9- Panax Asclepiiim Apu.- lum. Col. Eephr. I. p. 87. T. 86. (4) Thapfia fol. pinnatis, Foliodis pinnatifïdis &c> jföW* 57. Thapfia five Turbith Garganicum Semine latisfimo. J. S* TM. ill. p. jo. Thapfia Thaütki foi:Q, MASN. ;?/mj/>< 257» N % 11* dkkl, Vnit Stuk* 196 Beschryving der IV. de Kust van Afrika gebragt en in de Koning* ArvfBL lyke Tuin te Montpellier gekweekt j doch men Hoofd* vindtze, volgens Gouan, ook in 't wilde by stuk* ^ie stad. Wegens den Wortel wordt zy ook J™ewr Bafterd-Turbit of Türbith van den Berg Gar- ganas in Apulie , dat een gedeelte van 't Ryk van Napels is , getyteld* De Bladen gelyken naar die van het Thali&rum, dat in de Velden groeit, met fmalle Blaadjes. v. (5) Vleugelzaad met drievoudige Eyronde Bla* Thapfia » Trifoliata. üen' t>nebladig# Deeze Virginifche heet Water - Eppe met het onderjle Blad Hartvormig , de Stengbladen drie- voudig, allen gekarteld , by den Heer Grono- viüs. Zyn Ed* merkt aan, dat het Gewas veel overeenkomst heeft met de eerftc figuur van de Japanfche Ninzi, by Kaempferüs; uit- genomen , dat het in allen dceb veel kleiner is9 verfchillende ook door de donker - paarfche Kleur der Bloemen , en, doordien zy maar één Hartvormig Blad heeft, hoedanigen 'er drie in de gedagte Afbeelding voorkomen. Ieder Zaad Jieeft vyf Vliezige Wieken overlangs, zegt de Ridder , en zo wel geen Omwindzels als de voorgaande. Dus gelykt de Plant weinig naar die der Water -Eppe, en zoude, wat het Zaad aan* (5) Thapfia Foliis ternaris ovaris. Syft. Nat. XII, Veg% XIII. Sp. Plant. 376. Siura Polio tnfïrao Cordato, Caulini9 ternatis, omnibus crenatis. GH0N, Virg. $1,4.3. Suim Ame* ticamim, Cqld. Aovth Kroontjes-K rui dei*; 19? aangaat , veel meer met het Lavas- of Lazer- IV.' kruid o vereenkomftig zyn. Lx N N M ü 8 oordeelt > yi. dat hetzelve veel naar 't Zaad van ?t SelinumttooFD* Carvifolium of Monnieri gelyke, doch het ont S^K#n/ breekea der Omwindzelen liet niet toe3 dit Ge- was in dat Geflagt te brengen. Ook vind ik dat de eerstgemelde Soort van Selie de Zaadjes maar met drie of vier Ribbetjes en Sleuven heeft* Pastinaca. PinfternakeU De Vrugt is ovaal, famengedrnkt plat (*) : de Bloemblaadjes zyn omgeboogen j onverdeeld, in dit Geflagt, van het welke drie Soorten , al- temaal Europifchc3zyn aangetekend. (i) Pinfternakel met enlelde , Hartvormige , Pa^aeA gekwabde > glanzige ,fpits gekartelde Bladen. Uida. Glanzige In de Zuidelyke deelen groeit deeze, die de Steng effen , van anderhalf Voet en hooger heeft ; de (*) De Vrugt , [uit twee Zaaden heftaande , wordt b!. 24o* gezegd Compresfo - planus , dat is op zyde; de Zaaden bladz. is2 , Depreifo «* plana , dat is van boven of neergedrukt plat te zyn. De Heer Haller 'zegt , dat het Zaad plat is met een Bladerigen Zoom. Dit bevind ik in de mynen. Tojjr- NEFORT zegt, dat zy dun, gerand en groot zyn. Zyverfchil- len in grootte geweldig. Ik heb 'er grooter dan zyne Af- beelding en ook wel die viermaal zo klein van Oppervlak-* te zyn. ( i ) Paflinaca FbL fimpl. Cordatis &c. Syfl, Nat. XII. Gen. 3J9, p. 2.16, Veg. XIII. Gen. 161. p. 240. Mant. 58, Paftin. Folio quafi Libanoüdis latifoliaj. Eoerh. Lvgdtr. I. p# «7- N 3 XL Ueil VIIU STUfc jpS BESCBRYVIfJtt EER IV. dc Bladen Hartvormig , byna gekwabd , flyfach- Afdeel. tig^ rimpelig, glanzig, aan den rand met fpitfe Hoofd» Tandjes* De Bloemblaadjes zyngeel, de Zaa- stuk. den famengedrukt en Schyfrond. Men heeft mTwcewy' zulks in de Upfalfche Tuin waargenomen. ii. (*) Pnfternakel met enkeld gevinde Bladen. Faflmaca /ativa. | ^e midcTeifte eh Noordelykedcelen van Eu<* ropa groeit deeze zo wel als in de Zuiddyke , waar LinnjeüSj zekerlyk door een misflag , de Woonplaats gefield hadt (*). In onze Neder* landen en elders , komt het niet alleen wild voor , in de Weiden , als ook , op fommige plaatfen 5 aan de Wegen : maar men vindt het ook in dé Tuinen en op de Moeslanden, door kweeking tam gemaakt , als wanneer het de zogenaamde Pihjlemakels uitlevert , die men niet met de Witte Wortelen verwarren moet, gelyk bevoo- * Biadz. rens is aangemerkt * In de meelte Taaien van 4S' Europa, zelfs in 5t Poolfch en JBoheemfch , heeft het een naam van 't Latynfch woord Pajlinaca af- (i) Tajllnaca Fol. (ImpHciter p'nnatïs. H. Cliff. Ups. R. Lti^db. U4- FL Suec. GORT. Belg. 13- GOUAN, Mcnsp, 145. GER. Prov. is 4,. fit Paftinaca fylv. latifolia & Paft. fativa lati- folia. C B. Pin. \s$. DOD. Pempt. 6so. LOB. Ieon. 709. (*) In Spec. Plant, naamelyk, alwaar zyn Ed. zegt. hahlt&i in EuropA AuflralUris ruderath & pascuis : hebbende te vootcn , in Horto Clifforttano , veel beter daar van gezegd : iresctt in Anglia , Italia , Germania, &c« en hetzelve nader» fcand zelfs in Sweeden gevonden : groeijende dit Kruid in Tommeren aan de Ooftzee ook in 't wilde zeer overvloedig* Vid- WElG*Lli Flor, P$m> Rug. p9 56. Kroont jes-Kruidek* afkomftig, welke ook dikwils aan de Daucusge- iv; geven wordt , om dat men gemcenlyk de Wor- Afdeel; telen verwart. De Engelfchen noemen 't ook Par- Hoon* fnip , de Franfchen Panais , de Italiaanen Ela~ stuk. phobosco , naar den Griekfchen naam van dit Kruid , als lixekkende tot Voedzel der Herten* 't Gewas is echter grootelyks daar van ver- fchillende* Men vindt het Breed- en Smalbla- dig* De Steng groeit eens Manslangtc hoog. De Bladen zyn zeer lang, met kort gefteelde, ge- paarde , half driekwabbige Vinnen , die verfchei- delyk rondom getand zyn , voor *t overige gelyk en glanzig. De Kroonen zyn lugtig, met lange Straalen : de Bloemen geel , het Zaad welrie- kende. De Pinkfternakels , die in 't wilde , of in een fchraale Grond , dun en klein zyn , worden , in een zwaaren Grond , inzonderheid in deKley, uitermaate groot. Ik heb ze gezien van by de drie Voeten lang en aan 't Kop -end byna een Vuist dik. Zy verfchaffen , gekookt zynde, een aangenaam en gezonde Toefpyze, tot Vleefch en Vifch; of ook gefnipperd en met Oüe,Azyn en Peper beftrooid, onder Latuw of Salade, en van de Duitfchers worden zy , om den Smaak en Geur , in 't Wortel - Moes gekookt. Men wil zelfs , dat de naam van hunne bekwaamheid tot Voedzel afkomftig zy (f ). Door Koude en Vorst .(f) Paftinac?. voeata, quod ej.as Radix prscipuus fit paftus N 4 Ho- iiê D£EL» VIII, STUK» BE8CH U Y VING Ö t & IV, Vorst worden zy beter en lekkerder; des men* Afdeel.Z6 veej in c Wateren een weinig af en verwekken Minne - Luft. Het Zaad werdt , om zyne verzagtende kragt , met Drop tot Pil* len gemaakt f van Boerhaave vee! gebruikt tegen den Steen en Zweeren van de Blaas, zegt Haller. De Wilde zou fcherper zyn , dry- vende het Water, de Stonden en zelfs de Vrugt af , volgens Buchw aldus (*). W (3) PinftenK'kel met gevinde Bladen , de Blaad- Ofofanlx. fa aan den voor/ten Grondjieun uitge- Gomdraa- freeden. gendc. J De Groeiplaats is tti de Zuldelvke deelen van Europa. Zy w^rdt t anax Heracleum genoemd, (hoewel men twyfelt of zy wel de Plant der Ou- Konvoi. Eft eninTodorata , jucunda & Cibo dele&abilis. Jsidob. Libr, XVII. Cap. 10. ex RAJO. HALL. Helvet, p. 147. (3) Paftinaca Fot. pinnatis t FoHolis Bafï antïca exeifis. Syfi. P~eg. XIII. Paftin. Fol. decorapofïtis oinnatis. Sp. Plant. 37^ N, Cliff. 105. R. Lugdi. 114. GOUAN Monsp. 149. Paft. ïoi. frpinnatis. GiR. Prov. 254. Paftin. fylv. altisfima. Tournj?. Injl. 3*9. GABiD. Aix. 3 5 1 . Panax Coftinum. C. B. Pin. ij6. Tabebn. U. %\. Panax Heracleum. Mobis. Hl. p. 31*. S. 9. T. 17. f. 2. Sphondylio vel potius Paft- Germ. aflïnis Opopanax vel Pfeudo - Coftus , Flore luteo. J, B. Hifi. lil, pf 156. Panaces peregrinum. DOB» F*mpt. 309* Ï-OB. /c. 702, K R O O N T J E $ - K ft Ü I " D E N. 20t Ouden van dien naam zy;) misfehien, om dat IV. zy alie andere Kroontjes - Kruiden in grootte Af^el« overtreft. D o d ön è u s >eeldc hatr af onder d :n Hoofd- caam van Freemd of Uitlwemfch Panuces. An- STUK* ^ deren noemen het Panax Cojlinum , a?s met den D$^m** Cottus- Wortel eenige overe; i.komst hebbende, of wel , om dat oien de Wortels , voor eeni* gen tyd, in plaats van de echte Cotïus, aan de Apothekers plagt te verkoopen, waar over Mat- TflioLüs klaagt. . De Bladen van dit Kruid zyn ontzaglyk groots Zy bereiken anderhalf El!e langte en één Elle breedte. Men begrypt ligt ^ welke dikke Blad- fteelen het moeten zyn, die deeze Bladen heb- ben. Dezelve zyn ruig en Geutswyze gefleufd, verdeelende zig, wederzyds, in Vintakken, die met enkelde Bladen bezet zyn, van eeneovaa- le figuur , drie of vier Duimen lang en twee Duimen breed , rondom gekarteld of getand. Dikwils vindt men deeze Vinbladen , aan de ééne zyde , omtrent ten halve als af- of uit* gefneeden f en deeze uitfnyding heeft van ag- teren of by den Grondfteun plaats , 't welk de bepaaling eenigszins opheldert. Het is in de gedagte Afbeelding van D o d o $ é u s3 die men ook by Lob el vindt, blykbaar: doch wat de yoorfte Grondfleim betekent, blyft my nog düi- fter. De Wortclbladen zyn, volgens den Rid- der, enkeld gevind, met vyf Hartvormige Blaad- jes of liever Bladen , van geFyke uitfnyding als gezegd is, en hebben de Blaufteelen byna fte- JN 5 fce- II. DSM* VIII. STUK» 202 Beschryving der IV* Jcelig, De Steng is zes of zeven Ellen hoog f j^dehl. fomty(js byna een Arm dik en Knoopjg, of met Hoofd- Leden, van boven gearmd met Bloemfteelen , stuk. draagende ronde Goudgeele Kroonen. Op de 7™eevjy' Bloemen volgt een Vrugt van twee Zaaden , die plat zyn en geftreept, naar Pinfternakelen Zaad gelykende , doch grooter. • De vermaarde Boerhaave heeft verfchei- de Soorten van dit Geflagt , als Planten in de Leidfe Akademie - Tuin geteeld ? opgegeven ^ die misfchien enkele Verfcheidenheden zyn van dee- ze Panax 9 wier Wortel, die een aanmerkelyke dikte en langte heeft, in de Zomerfche Maan- den ingefneeden zynde, zomen wil , de beken- de Gom , Opopanax genaamd , uitlevert. 't Is zeker, dat ons dezelve uit de Levant wordt toe- gebragt , komende misfchien uit Syrië > alwaar de Panax , die men Syriacum noemt , buiten twyfel groeit. Ook betekent het woord zo veel als Sap van de Panax, en men heeft deezeSoorc uk Zaad, dat in die Gom gevonden was, ge- teeld. Men krygt ook niét alleen in Italië, maar zelfs in de middeldeelen van Europa, by heete Zomers, cendergelyk Sap en Göm uit de Sten- gen van dit Gewas. De vermaarde Italiaan , P# Boccone, eindelyk , verzekert , dat de Sici- liaanfche Panax, met ruig Zaad, welke ookby Montpeliier in Languedok groeit, volftrekt de zelfde Plant zy als de Syrifche, welke de Opo- panax uitlevert (*). Het (*) Rajus ex Advcrsaiiii D. Tancred Robinsok. Plant. Kroontjes- Kruiden. 203 Het is een Harstachtige Gom , die in ronde 1V» Korrels voorkomt 3 van buicen ïo^ of roodachtig, VI% * van binnen geelachtig wir ; zeer bitter en fcherp Hoofd- van Smaak, wat zwaar en eenieszins w ïlgelyk >TUK* ruikende ; Vfettig en niettemin wryfbaar. Som- Goin tyds komt zy in grooter Klonten over, die brui nOpopanax, rood zyn of zwart, vermengd met vuil, brokjes van Steelen en Zaaden. Men verkiest de Korrels die geelachtig rood zyn en fterk van Reuk. Zy vatten Vlam als Harst en worden , niettemin , grootendeelsin Water ontbonden, dat 'cr Melk- achtig van wordt. Door Overhaaling kwamen uit twee Pond meer dan tien Oneen van een Zuurachtig Vogt en ruim vyf Oneen Olie. Dc zelfde veelheid van Sagapénum , die ook van een Soort van Panax , of van de zelfde Plant , in Perfie of Indie, fchynt voort te komen, gaf na- genoeg even zo veel zuurachtig Vogt, maar by de negen Oneen (waar onder meer dan drie Oneen van eene blaauwe) Olie. Uit beiden kwam een weinig vlugge Alkalyne Geest. Men kan dus deeze Gomharften in hoedanigheid ee- ïiigszins vergelyken, en daar uit befluiten, dat de laatstgemelde veel kragtiger zy ; gelyk we- derom de Opopanax de Üalbanum aanmerkelyfe övertreft. Dik wils worden deeze drie Gommen, ten zelfden oogmerke, in de Voorfchriftan der Tlant. p. 41 ï. P^nax Semine hlrfuto Sic uturn , zegt hy: doch ik vind van dc itfigte van het Zaad in da befchryvingea nier gemeld. II. DEIL. VIII* STUK* ^04 Beschryvinc der IV. Geneesheeren famengevoegd. Zy komen by el- Afdeel, fonder in verfcheide ouder wetfe Winkelberei- Hoofd- dingen, zo in als uitwendig ; gelyk de Theriaak stuk. en Pleifler- Zalven. Maar, ter wyl de Galbanum T*et*y- meest tot rypmaaking gebruikt wordt, alzo zy veel meer dikke Olieachtige zelfftandigheid be* vattende en dus ook meer laxeerende is ; zo wordü de Opopanax inzonderheid in Borstkwaalen , Lammigheden en daar inwendig koude flymige Stoffen te verdunnen en uit te werpen zyn, zo wel als de Sagapénum, aangepreezen GomAin- Tot Borstkwaalen , echter, bedient men zig >moniak- meest van de Gom Ammoniak , die ook buiten twyfel van eene nog onbekende Soort van Kroon- tjes-Kruiden , en misfchien ook wel van een Panax komt ; dewyl de Zaaden , die men 'er dikwils in vindt , eenige overeenkomst aandui- den. Zy heeft haar naam van den Tempel van Hammon , die geftaan zou hebben in dat ge* deelte van Afrika , 't welk bezuiden de Middel- landfche Zee, tusfchen Egypte en Barbarie, ge- legen is en oudtyds Lybie genoemd werdt. Dr- oscorides zegt, dat zy het Vogt of Sap is van een Boom -Gewas , naar de Ferula gelykende, en P l i n i u s noemt hetzelve Metopion. Deeze Gom, die, gelyk men weet, uit famengegroei* de (*) Galbanum & Opopanax , prcterquam quod digerant, emolHens quid habent, fed Opopanax digerendo, Galbanum tpoliiendo, coquendoquc, prxceliit» H.UTTT M*U Mcd- Lon^ & kot. 1775. p. 3<^7» Kroontjes -Kruiden. «205 de Korrels van witte rood- en geelachtige Kleu- IV. ren befcaat en daar door als gemarmerd zig ver- /ir^*SL« toont , laat zig ook in Water ontbinden. Men Hoofd» vondt 'er, door overhaaling, veel minder zuur-STUK# ach tig Vogt in , en byna even veel vlug Alka- D'*in!éê lyn ; doch veel meer Olie dan in de Opopanax» De Reuk is niet fterk ; de Smaak in 'teerst zoet > vervolgens een weinig bitterachtig. Van ope- nende, oplosfende en verdunnende hoedanighe- den , zo in- als uitwendig , is ook deeze Gom niet onbedeeld. Zy wordt ons van Alexandrie in Egypte toegebragt. De oirfprong van de Myrrha, die uit de bo- Myrcha* venfte deelen van Ethiopia , Abysfinie, of uit het midden van Afrika komt, is ons niet betei* bekend. Sommigen willen dat het de Thraan vaa een Boom zy , om dat D 1 o s c 0 r i d e s zulks zegt ; doch 't is onzeker , of wy de zelfde Soort van Myrrhe hebben. Sommigen achten dit zelfs * wegens den niet aangenaamen Geur, onwaar- fchynlyk. 't Is nogthans hier omtrent bedenke- lyk, dat de Myrrhe nog heden 5 zo wel als oud- tyds 5 tot het balfemen der Lyken , inzonder- heid in Egypte , gebruikt wordt. Die wy thans hebben > komt in Thraanen van verfchillende grootte en Kleur 9 fcerk en onaangenaam van Reuk en zig zeer Harstachtig vertoonende* Zy vat ook Vlam ; doch vermengt zig byna zo wel met Water als met Oliën en Geefcen, en laat zig niet gemakkelyk geheel ontbinden. Door Over- haaling kwam 'er maar half zo veel Zuurach- tig n, dmi» vnit sm 206 Beschhving der 3V* tig Vogt en byna even zo veel Olie van, als A?vi.EL uit de Opopanax , voorgemeld. Daar uit mag. Hoofd- mcu befluiten , dat het Harstachtige hier vafcer STÜR' famengegroeid zy en verbonden met het Armo- Jp.£eivy' niakaale Zout (*), In het verdunnen , openen en wegneemen van Slymige Verftoppingen der Ingewanden > Klieren of Uitwerpende Vaten 5 fpant zy boven alle de gemelde Gom » Harden de Kroon. Inzonderheid is dc Myrrhe dienftig in Hoest en Borstkwaalen , daar Stoffen ryp te maaken en te bozen zyn. Niet minder nuttig is haar gebruik om de Spys verteering van de Maag en het Gedarmte, wanneer die door flap- heid, koude Slym of Wormen isgeftremd, te bevorderen en te regt *e brengen. In Rottige Ziekten, daar uitwerping door Zweet vereifchc wordt, is zy een voornaam en in Zweeren, zo uit als inwendig , een voortreffelyk Balfamiek- Middel, dat inzonderheid het bederf weert en de Verrotting tegenftaat. De zogenaamde Olie , door Afdruiping 'er van bereid , dient tot hec wegneemen van Sproeten , Rimpels en Lidtekens in de Huid. Zy komt ook in veele Winkelmid* delen. Pomet zegt, wel is waar, ftelliglyk dat de Myr- (*) Daar wordt ook van zekere vloeibaare Myrrhe , Statte genaamd , die zeer welriekend wue , gefproken, en deeze zou in het Gefchenk der drie Koningen aan den njeuwge- booren Heiland vervat zyn geweest ; doch wu reden daar ▼oor zy , is my onbekend ; aangezien de Aloë en Wierook drooge Spcceryën waren. Kroontjes -Khui pen. sojr My^rhe van een fterk gedoomd Boompje komt IV. pet Olme* Bladen (*); doch aangezien hy denAFD^ oirfprong yan de Duivelsdrek ook opgeeft van Hoofd- een Boompje , mede door hem afgebeeld, met,TUB:\ Wyniuitblaadjes ; ('t welk zekerlyk valfch is ;) D&nk' ;zal men het andere ook van weinig waarde mo- gen achten: te meer^ om dat Dioscorides groote Kroontjes -Kruiden Boomen noemt 3 ge- lyk in 't geval van de Gom Ammoniak blykt. JNTu vinden wy ,-dat de Engelfche Heer Mit- chel, onder zyne nieuwe Geflagten , een van Myrrha opgeeft, 't welk een Kroontjes - Kruid is (f). Zie hier de Kenmerken of befchry ving. Het heeft een uitgebreide aigemeene Kroon , doorgaans van drie zeer lange Straalen, metby- zondere Kroontjes , die eens zo veel lange on- gelyke Straalen hebben en eenvormige Bloempjes van vyf kleine Blaadjes. De Vrugt , die lang- werpig is , beftaac uit twee lange geftreepte , wederzyds gelyke , Zaaden, die in een Puntje uitloopen* De Omwindzels ontbreeken t'eene- maal , zo dat het tot deezen Rang behoort. Echter was dit Kruid , van welks Loof of Geftalte hy geen woor4 zegt, in Virginie door hem ge- vonden. Aan- ( *} De o'ufptang van dat denkbeeld mzg wel zyn , dat dc Arabifche Gom, die men fomtyds onder de Myrrhe in Soor- ten vindt , haar afkomst van Sleedoornachtige of andere ge- doomde Boomen of Heefters heeft. (t) Mitch. Nov. Gen. p. i9. Item Bpï. Nas. Cur. VOX., VIII. App. 217. II. DESL. VIII. 208 Beschryving der IV- Aangaande de Gom -Harst, welke de Oude» Afdeel. Bdellium n0emden , is nog minder zekerheid* Hoofd- Sommigen ftelden , volgens Matthiolus^ STUff" dar hcc niet anders dan Myrrhe zy geweest* BdclIium'£)ioscoR u) es maakt'er drie, Baühinus zes Soorten of Verfcheiden heden van. Volgens Plinius kwam zy van een Boom, van groot- te als de Olyven , met Bladen als der Eiken enz. Dezelve groeide in Arabie, Indie en Me* die. Pluk e n e t beeldt een Bdellium - draa* gende Amenk lanfche Boom af. Po met zegt* dat men aan de Gom Anime en anderen dieti Haam geeft. Het gene wy in -le Winkels voor Bdellium hebben , is een taaije zeifftandïgheid , -van buiten eenigszins naar Myrrhe gelykende , doch van binnen roodachtig half doorleidende; 20 dat zy niet kwaalyk zweemt naar Lymkoek* jes. Zy vlamt aan de Kaars en is niec onaange- naam van Reuk. Dikwüs vindt menze3 in de Kasfen , gemengd onder de Myrrhe, en fomtyds onder de Arabifche Gom : zo dat deeze drie Gommen zekerlyk in de zelfde Landftreeken % van Abysfinie of Ethiopië, en misfehien alledrie van Boomen voortkomen» The vet verze- kert, dat hy wel tweeduizend Myrrhe en Bdel- lium draagende Boomen, in één Bofch, by el- kander groeijende , gevonden heeft Smyr* {*) De Boomen, die de Arabifche Gom uitleveren, heb ik in het II. Deels III. Stuk* bladz. 614 , enz. reeds b«* fchreeven. Kroontjes -Kruiden. $09 Smyrnium. Veld-Eppe. . ^ AFDE2X. Een langwerpige geflreepte Vrugt: de Bloem- jg0^*0. blaadjes gefpitst en gekield: onderfcheiden dit stuk. Geflagt^ waar van vyf Soorten > meest uitheem- DigynU* fche, voorkomen; naamelyk (i) Veld-Eppe metenkelde omvattende Sten?- r- V J , rr ö Smyrnium bladen. perfoUa- turn. Deeze Soort, die in Italië , op Sicilië en op^eJrMadc' Kandia groeit, wordt Smyrnium genoemd we- gens den Reuk van Myrrhe3 die zy heeft, en daar van heeten fommigen haar Myrrhe- Kruid. De Ouden verhaalen, dat deeze Piant groeide op 't Amanus- Gebergte in Cilicie, een Landfchap van Klein Afie. De onderflc Bladen gelyken naar die van Eppe , als Vinswyze verdeeld zyn- de en redelyk groot van omtrek : maar $ die aan de Stengen groeijen 5 naar die van \ Kruid dat men Doorwafch noemt ; alzo zy lang - rondach- tig 3 zonder infnydingen zyn , en als van de Steng en Takken doorboord , wordende naar boven langs hoe kleiner. Het groeit omtrent een Elle hoog , en verdeelt zig boven in Kroontjes van geele Bloemen ^ waar op een rondachtig zwart ( 1) Smyrnium Foliis Caulmis {impheibus atnplexicaulibu?. Syft. Nat. XII. Gen. 360. p. zié. Ve^ Xïlf. Gen. 363. p, S*o. H. Clijf. 104. Ups. 66. R. Lugdb. 114. Smyrnium pe- regrinum rotunda f. oblongo folio. C. B. Pin. 154. Prodr. %i. Smyrnium Araani Monris. Dod. Pempt, 69%. Lob. Ic. 705?. Smyrnium Cret. perfoliatunv J. B. Hifi. IIL p. u$« O II. Deel. vin. Stok* aio Beschryvxng der VK zwart Zaad volgt. De Wortel is zwartachtig Afdeel. eQ Jieeft ^ 7Q wel a!s >t geheele Kruid , een verwar- Hoofd mende hoedanigheid. STUK* ii. (2) Ve!d-£ppe met twee enkelde Hartvormige suypii™ effenrandige Bloembladen. sgyptifche. [)e vermaarde H a s s e l q ü i s t heeft deeze gevonden in Egypte > zynde van grootte als de gemeene. Forskaohl vondt 'er een Smyr* nium met famengedrukte byna Schyfronde Zaa- den. in. (o) Veld-Eppe met de Stenghladen drievoudig* Eucopi- gejleeld en Zaagswyze getand* fehe. Dit Kruid groeit in Spanje, Vrankryk, En- geland en in onze Provinciën , komende veel op 't Eiland Tesfel voor; volgens Com me l y n, en wordende Groote Wilde Eppe genoemd. Het Zaad is in de Apotheeken bekend, onder den naam van Semen Oleris atru De Franfchen noe- men het Maceron, de Icaliaanen Maccerone> de Engelfchen Alexanders. Sommigen noemen dit Kruid ook wel Petrofe* li- (i) SmyrrJum FoLis Floralibus binis &c. Am. Acad. IV* p. 270. (3) Smyrniunt Fol. Caulinis ternatis petiolatïs ferratis. Ff, Ciff. igj. R. Lugdb. 114. Gouan Monsp. 149. GER. Prov. 254. GORT. Belg. 23. Hippofelinum Theophrasti five Smyr- mum Dioscoridis. C B. Pin. 1^4. Hippofelinum. DOD. Pempt. 69%. Hippofel. f. Olufatruin Diofc. Macedoaicum Bdgarum. Lob. Icon. 7°s. Kroontjes-Kruiden* 211 hnum Macedomcum , doch dat is eigentlyk ccq A VI* n rr M J , Afdeel. Soorc van Petcriehe. Het tegenwoordige maakt vi. een grove Vertooning, in 't wilde groeijende , Hoofd- met Bladen byna zo grof als die van Lavaskruid ;S™k*j de Wortelbladen driemaal drievoudig verdeeld hebbende , maar de Stengbladen enkcld drievou- dig en de bovenden tegenover elkander. De Kleur van 't Loof is donker groen. De Steng groeit fomtyds twee Ellen hoog en is vry dik , met de Scheeden der Bladfteelen omgeven, aan den top met Bloempjes gekroond , de middelden van het Kroontje Mannelyk , de buitenfte Twee- flachtig. Het Zaad is rondachcig, dik, zwart en welriekende, zo wel als de Wortel, die een bit- terachtig Sap uitgeeft ; doch niettemin eetbaar is , wordende in Engeland 's Voorjaars veel als Peterfelic- Wortelen met het jonge Groen in Vleefchnat gekookt , om 't Bloed te zuiveren. Men teelt het ook in de Moestuinen. (4) Veld - Eppe met gevinde Zaagswys9 getan- it. de Bladen, de agterften drievoudig en alk aZII™"** Bloempjes vrugthaar. Goudkieu- Van deeze, die de Bloemen Goudgeel heeft, in ' (4) Smytntum Fol. pinnatis feiratis Sec. jEgopodium Fol. Caulfnis &c. H. Cl{f. 107. R. Lugdb. 115. Angel. Acadien- iïs FJ. iuteo. DOD. Aft. $$. Kh]. Hifi. 1368. Angel, hum. & minor Fl. Iuteo. Mqr. Hifi. il. p. 28 1. Smyrnium Fol, jCzvl\. &c. Gron. Vhg. 148 , 4*- Smyrnium Aureum &c. Flik. Mant. 173. O 2 IL Dm* VIII# Stuk* Beschryving der IV. in Noord - Amerika groeijende , zyn de Wor- Afdeel reiiDiaclc ti , wederzyds, drievoudig gevind , aan Hoofd 't end vyfbladig, en hebben alle de Vinblaadjes stuk, fcherp Zaagtandig gefpitst: de Scengbladen zyn J£™uv,y~ tneett dubbele! drie of vyfvoudig, met de twee buuenfte Blaadjes aan elkander gevoegd. Zywas Geitenpoot , met de opperde Stengbladen negen- voudig , genoemd geweest* v, t (5) Veld - Eppe met de Stengbladen dubbeld intern- drievoudig en effenrandig* mum. y é-ge^nran" Deeze Virginifche heeft de Steng anderhalf Voet hoog, effen en weinig Takkig: Bladen by- na als Akeleijen, driemaal drievoudig, langwer- pig Eyrond , glad , effenrandig en blaauwachtig groen. De Bloempjes in t midden der Kroon- tjes zyn Mannelyk. Volgens Cl ayton heb- ben de Bladen een aangenaamen Reuk. A N E T H u M. Dille. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , een by- na Eyronde , famengedrukte , geftreepte Vrugt : de Bloemblaadjes ingekuild , effenrandig. Hec bevat drie Soorten > dewyl 'er de Venkel ook toe betrokken is* CO Dille (5) Smyrrium Fol. CatiHnis dupllcato - ternatis integerri- mis. Smyrn. Fol. Caul. petiolatis &c. Gron. Virg. i+%9 45- Kroontjes- Kruiden, (i) Dille met famengedrukte Vrugten. IV. ArèÉiÉL. Door geheel Europa wordt dit Kruid Jaarlyks ^ ^ in de Moeshoven gezaaid Men noemt het, naar „tuk. den Latynfchen naam Anethum , in 't Itali aanfeh r. -Airtfto , in 't Spaanfch Eneldo, in \ Portugw^^^fc Endros. in 't Franfch ^weJ/j De Hoogduitfche scérkrui- kende. naam is jpt/fc , waar mede de Engelfche en Holland fche lt rookt. Hét groeit naauwlyks een Voet hoog , en komt , in gedaante , vry wel met de Venkel overeen , verfchillende daar van meest , doordien de Zaadjes gerand zyn cf gezoomd en de Blaadjes platachtig, niet rond (*)♦ 9t Gebruik van dit Kruid is meest huishou. delyk in de Zuidelyke deelen van Europa. De Bladen zyn zeer aangenaam van Reuk en wor- den tot Slaap - verwekking fomtyds aan 't Ledi- kant gehangen, of ook tegen de benaauwdeLugt der Ziekenkameren gebruikt. Het Zaad is fter- ker (ï) Anethum Fm&ibus compresiTs. Syfi. Nat. XII. Gen. 561. p. 2 id. Veg, Xlll. Gen. 364. p. 140. Mat. Med. 146. H. Clijf. to5. R. Lugdh. 116. Gouan Mmsp. &r. Tournf. /«ƒ?. 317. Anethum Hortcnfe. C. B. Pin. 147. Do®. Pempt. 298. LOB. Icon. 776. (*) 'c Is zonderling, daar de Ridder de famengedrukte Vrugt onder de algemeene Kenmerken opgeeft , d it zyn Ed. 'er deeze Soort alleen door ondcrfche.'dr , en de Venkel door Eyrsnde Vrugteny 't weik teg^n de Geflits - Kenmerken {hydt. Beter misfèhien had hy de Dille door platachtige en de Venkel door rendachtige Blaadjes onder fcheideu 5 of düOï de platte en coridachtige Zaaden. o 3 II. Deel. VIII. Stuk» 214 Beschryving der 1V- ker en minder aangenaam van Reuk dan Ven- A?dekl. kej a(ti dcch kragtiger tot Windbreeking , te- Hoofd gen de Hoest, den Hik en andere Kwaaien, uit stuk. opgaaring van Siymige Stoffen in de Maag en vïj. 'ewr van Winden : des het ook byzonder dient tegen OpPcygïng en Benaauwdheden. Men acht dat 'er de Melk en 't Zog, zo wel in Beeften als in Menfchen , door vermeerderd worde ; maar 9t menigvuldige gebruik verzwakt het Gezigt en de Teeldeelen ongemeen. Vé (2) Dille met drie Stengbladen enovaaleVrug- Antihum Un% Scgetum. Diiic. Van deeze 3 die de Kleine Jaarlykfe Portu* geefche Venkel is van Tournefort, met Reuk van Dille, vindt men een omftandige be- fchry ving door Vandelli. Zy heeft een rond Stengetje van maar een Span hoog , met drie of vier Takjes , en Blaadjes die zeer fyn verdeeld zyn , het bovenfte driemaal drievoudig* De Kroon is v'erhevenrond en beftaatuit negen Kroontjes, met geele Bloempjes. De Groeiplaats was in Por- tugal. Gaspar B a ohinüs hadt zyne Kleine Wilde Dille , die hier mede overeenkomflig fchynt, in zyne Tuin geteeld uit Zaad, dat hem door Columna uit Sicilië was toegezonden. (3) Dille (z) Anetham FoL Caulinis tribus, Fruftibus oyaübus. Mant. 519- Aneth. fylvefhe min as. C. B. Pin. 247. Prodr. 76. Foeniculum Lufïtanicum minus annuum , Anetfoi odore. TC URN F. /«/?. 3 13- ! Kroontjes- Kr uiten. : 15 C3) Dille met JEyronde 'Vrugten. VI. Dit Kruid is meer bekend in Europa en vry Hoofd- gemeener dan de Dille , komende , op veelc «tuk» plaatfen s in 't wilde voor $ zelfs in onze Ne- J^)jum derlanden* Doch men moet onderfcheid maaken ^f^um' tusfehen de gemeene Duitfclte Venkel, de Ita* en*c' liaanfche en de Wilde Venkel. De Italiaanfche of Roomfche is tweederley , waar van de eene het Zaad fpitfer en fcherper dan de gewoone Dukfche Venkel , de andere hetzelve ronder en zoeter heeft, wordende deswegen genoemd Zoete Venkel. Onder de Duitfche en Franfche , wederom 5 komt ook een Zoete voor, en het fchynt dat de Kweeking inzonderheid veel daar toe doet ; alzo de Planten , uit het Zaad van Zoete Venkel geteeld , het tweede of derde Jaar verbafteren in Wilie Venkel. In Langucdok, by Montpellier , groeit deeze overal , zo de Heer G ou a n aanmerkt , eens Mans langte hoog , en in Provence, volgens Gerard, op drooge, Steenige Gronden irr Engeland byzonder op Zee. (3) Anethum Fru&ibus ovatls. Mat. Med. 147. H. Gif. Ups. R. Lugdb. ii54GOü\N Mensp. 150. GRR. Prov. zss. GORT. Belg. 84. &c. Foeniculum duice. C. B. Pin. i47. j|è Foen. vuig. Germanrcum. Ibid. Fcen. vuig. ItaKcmtl t Semine oblongo, gaftn acuro. Ihid. $m F oen. fylvcftie. Uid. Hall. Hefa. 423. Dor>. Pempt. 279. Foenicu'um üve Ma- rathrum vulgatius dulce. Lob. tf. 77 s- O 4 II. Deel, VIII Stuk. 2IÖ BESeHRY VING DER IV Zcedyken en Kryt-Rotfen der uiterfte deelen AFv^EL van Cornwal. Het zoete Venkel -Zaad wordt Hoofd- veel op Madéra en de Vlaamfche Eilanden ge- 8TÜK< teeld. 1^?^ De naamcn van dit Kruid, in de Eurppifche Taaien , zyn afkomftig van den Latynfchen , Fosnicutum. Dus noemt men het in 't Italkumfch Fmochio , in 't Spaanfch Hincio , in 'i Portu- geefch Funcho , in 't Franfch Fenouil , in 't En- gelfch Fennel en in 't Ploogduitfch Fenchel of FennikeL Den Latynfchen naam zou men mis- fehien van defynheid der Bladen, als naarHooy gelykende , afleiden kunnen. Uit een witten Wortel, diefcherp van JjJmaak is , geeft het een redelyk dikken Steng , meest beftaande uit de Scheeden der Bladfteelen , die zig ten minfee drievoudig , Vinswyze , al fyner en fyner ver- deden , zynde de uiterfte Blaadjes Haairachtig dun. De Kleur van *t Loof is uit den Zeegroe- nen donkerachtig. Het maakt groote fierlyke Kroonen van geele Bloemen , en levert dan het bakende Zaad uit, 't welk altoos gefleufd , doch in fommigen ronder is , in anderen fpitfer en zo verfchillende van Smaak als ik gemeld heb* In 't Moes is de Venkel zeer aangenaam , we- gens den byzonderen Geur van het Kruid , welks Afkookzcl met Melk zeer verzagtende is, zo ia a^s uitwendig, Het uitgeperfte Sap kan tot het zelfde oogmerk dienen. Dat der Wortelen werdt van Zacutus met een goeden uitflag gebruikt in Koortfen, welken het door Zweet te verwek- ken Kroon tj es-Kruiden. 217 ken genas. Dezclvcn zyn de kragtigften der vyf IV. Openende Wortelen; dus genaamd, om dat der- Af^eel, zeiver Afkookzel veelc Verftoppingen wegneemt. Hoofd- Mcn wil dat de Bast derzei ven, in Hartfterken-STüK. de hoedanigheid, byna den Ginzeng- Wortel der Chineezcn zou evenaaren. De jonge Bladen en Spruiten, als ook de Stengen die men op de wyze van Sellery in de Grond wit maakt, zyn éen byzondere Lekkerny, toe Winterkost, by de Italiaanen. Ook worden de groene Zaadkroo* nen dikwils,als Salade, met Olie, Azyn enPe» per gegeten. Het Zaad heeft een byzondere ver-- zagtende kragt in de Hoest en Borstkwaalen ; zo wel als het Water en de Olie , daar uit of uit het Kruid geftookt. Het is verdryvende en op- losfende, uitwendig opgelegd. Men verhaalt dat een Jongen , wiens Neusbloeding men niet te ftempen wist, door het eeten der Spruiten , groe- ne Toppen en Zaaden , genezen werdt. Ook zou de hardnekkige Scheele Hoofdpyn in zeker Man , door den Rook van Venkelzaad uit een Tabakspyp op te zuigen , overgegaan zyn. 't Is Windbreekende en dieat om de walgelykheid der Sennebladen, in een Aftrekzei, weg te nee- men, enz. (*)♦ C a r u M. Karwey. Een langwerpig Eyronde Vrugt, die geftreept is; (*) Vid. R.U TT? Mat. Md. p. 20:, o 5 11. deel. vin, Stuk* Ql8 BESCHRY VING DER IV» is ; een eenbladig Omwindzel en gekielde Bloem- Afdeel, blaadjes , die ingeboogen uitgerand zyn ; maaken Hoofd- de byzondcre Kenmerken uit f van dit Geflagt. stuk. ]3e eenigde Soort (O heeft, volgens P Li- ft™*» ^IUS * ^aar naam van Cavia , een oude Land- c«rui. Itreek in Klein Afie. Men noemt het gemecnlyk K*lwcy' Carui, in 't Italiaanfch Caro, in 't Franfch Car- y/, in 't Engelfch Caraways en in 't Hollandlch Karwey. De Duitfehers geeven'erden naam aan van Garben of ^fr/* -Kunimel , dat is Witte Ko- myn ; gelyk fomrnigen der Ouden het ook Cur minum Cereum of Wafch-Komyn plagten te heeten. Anderen noemen het, met Bauhinus, Veld-Komyn , om dat het wild groeit in de Vel- den , niet alleen der Noordelyke deelcn van Eu- ropa, (gelyk Linn^üs zegt), en in die van onze Nederlanden; maar zelfs in Languedok en Provence , alwaar het op de Bergvelden zeer gemeen is, zo wel als in Ooftenryk omftrceks Weenen , en in Karniolie* Ja in Switzerlaiid groeit het zelfs op de allerhoogfte Velden en op die der Alpen, volgens Hall er , wiens be« fchryving van dit Kruid ik hier zal volgen. Het heeft een Kegelachtigcn Penwortel. De Bladen zyn lang , weinig breed , met gepaarde ' Vin- (i) Carum. Syft. Nat. XïT. Gen. p. 216. Veg. Xlïl. Gen. 365. p. 240. Dod. Pm ft. 299. Fl. Lapp. 105. FL Sm» 245. 260. Mat. Med. 138. H. Clijf. 106. K. Lu^db. 116. HALL. Helv. 423. GoUAN Momp. i$o. GER. Prov* 2$$. Kram. Auftr. so. Cuniinum pratenfe , Carvi Ofïicina- lum. C B. Pk, 15S. CaM. Eplt. $u. Kroontjes -Kruid en; ai9 Vinnen » de eerfte Vinnetjes by den Steel el- kander kruifende ; waar uit een byzondere ge- daante van Loof fpruit, met platte, lange, fpit- Hoofd- fe Slippen, De Steng is gearmd , met de Tak-STUK* ken in Kroontjes uitloopende , van witte Bloe* !gyKU men. 't Eenbladig Omwindzel , daar de Ridder van fpreekt 5 vind ik in geene Afbeeldingen , zelfs niet by Camera mus; noch ook in myn gedroogde Kruid. Het Zaad van Karwey wordt veel gebruikt om een Geur te geeven aan Brood 5 Kaas en vee- lerley Gebak* Men doet het ook in Vleefchnat en andere Soepen. Het wordt verfuikerd en dan veel gekaauwd van de genen die Badwateren drinken; om dat het voor de Maag uitn-eemend is en de Winden breekt. De Buikpyn wordt 'er , daarom , dikwils door weggenomen, 't Is ook goed voorden Hoesten in Borstkwaalen. Het behoort tot de Vier Groote Verwarmende Ziaden; geeft veel Olie door Destillatie uit, en komt als in 't midden tusfehen Venkel en Komyn, Aan den Wortel, nog jong zynde 5 fchryven fommigen niet minder kragt toe. Hy kan op de zelfde ma- nier , als de Pinfternakelen , gegeten worden , zynde ook aangenaam van Smaak en geurig. Pimpinella* Bevernel. Dit Geflagt bevat niet de gewoone Kruiden van dien naam , waar aan men den bynsam van Sanguiforba geeft en waar van de Wilde of Groote rëeds hier voor 5 onder den naam van II. Deel. VIII» Stük# BESC1UYVI4NG DER IV. van Sorbenkruid , is befc!>reeven *3 en de Kleine Afdeel. Qf Tuin -Pimpernel onder de Eenhuizigen, die Hoofi i Veeimannig zyn , ver hier agter, (laat te vol- sTui* gen Zodanig verfchillen de Vrugtmaakende T™eev}y deden in Kruiden , die men onderden zelfden * zie naam begreepen hadr! Maar het bevat de Be- w. i32*inyemel en andere Kroontjes - Kruiden, tot welken vii.STuu.ook de Plant, die het Anys - Zaad uitlevert, is betrokken* De Kenmerken zyn , een langwerpig Eyronde Vrugt ; ingcboogen Bloemblaadjes , en byna Klöotiroiïde Stempels, 't Getal der Soorten , meest Europifche, is zeven , als volgt, 7'. (O Bevernel met enkeld gevinde Bladen , de slxifïlza. Vinnetjes der Wortelbladen rondachtig > die Kieif,e dtr bovenlien Liniaal. S;eenbïee Het Kruid dat de vermaarde To urnefort Tragofelinum genoemd hadt , en wel het Klei- ne , maakt tfeeze Soort uit, tot welke, zo 't my toefchynt > de beide Soorten van Hal- jler, hier onder opgetekend, behooren. Want in (l) PintphelU Fol. pinnatis , Foliolis &c. Syfl. Nat. XIT. Gen. 56?. p. 2. « 7- fez- Xllï. Gen. 366. p. 241. Fl. Sucï* 246. Mat. Mei. 125. PJmpineHa. H. Cliff. ro6. R. Lttjptt. i ij. Timpinc ia Saxif aga minor. C. B. Pin. ,60. P.mpsneila $i« xifr-g'?. Cam. Epit. 775. Saxifraga parva. DOO. Pempt. 315. Bipinella S^x^raga minor LOB. Icon. 719. Tiag felinum mi- nus. TOURNF Infl. 309. 'hagos. Pinnis fubrctiinrjis circum- ferratis. hm. Pinius laciniathfuperius tenuisfiaiis. HALL H*lv» Kroontjes - Kr u id en. 221 in de Afbeelding van CamerariuSj die IV, de Vinblaadjes roodachtig heeft , ontbrecken v^el* de Liniaale vStengvinnetjes , die duï< elyk voor- Ioofd- 'komen in de Afbeeldingen van Lo b e Len Do- TnK\ do n é üs , door zyn lid* betrokken tot de laat- lgym** fte. Men noemt het Bevernel, in 't Hoogduitfch Bibernel , welke naam van 't woord Bipinella , dat van de plaatzing der Vinblaadjes op twee ryën afkomfiig fchynt te zyn, ontfeend is. De Engelfchcn heeten het Burnet Saxifrage : de Fran- fchen Bouquetine of Boncage, dat zoveel zegt als Bokken kruid* Sommigen, naamelyk, hadden het Saxlfra^a Hircina getyteld en Tragofelinum betekent Bokken - Selie. De Groeiplaats is door geheel Europa, zelfs in onze Nederlanden 3 op Zandige Hey- Velden. fa) Bevernel met enkeld gevinde Bladen, die iL alle Blaadjes gekwabd heeft>hetenaBlaad'mLtgna. je driekwabbig. Gioote. De Heer Linn^us onderfcheidt thans de Groote Bevernel f welke zyn Ed bevoorens tot eene zelfde Soort betrokken hadt Zy verfchilt van de anderen, zo de Heer Haller aan- merkt, (1) PimpsneUa Fol. pinnatis, Foliolis &c. Mant. 215;. P?m. pin. Fol. pinn. Foliolis Lanceolatis ferratis acutis. Gep. Prov. 25$. Pimp. Fo!. pinn. Fol. Gord. impari trilobo. Huds. An?J. Ho. Pirap. Saxifraga major Umbella candida. C. B. Pin. 159. Sax fraga magna. Dod. Pempt. 315. Pimp. major Fuchüi. Lob. h. 720. Tragofelinum majus. TOURNF. /»/?. 309. Tra- gos. Pinnis femilobads cucum - ferraiis. HALL. Hdv. 421. IU DEEjfcé VUL STUK» BE|CHR YVING DER IV. merkt , ook in Geftalte weinig , doch aanmer- Afdeel, jn gro0cce. De Groeiplaats is niet minder Hoofd- algemeen , inzonderheid wat die met witte Kroo- stük. nen betreft , welke de Bosfchen en kanten der Twwr Akkeren bemint; doch op de Alpifche Bergvel- den , in S witzerland , kómt zy voor met roode Bloemen. Mcn^indt ook eencDunbladige, wel- ke eigentlyk de Bokken- Siee?ibreeke zou zyn, dus genaaid , om dat 'er de Bokken van eeten. De naam is by ons, onder 't Landvolk, Groote Bevernel of Bevernaart. 't Gewas maakt een Steng van omtrent twee Ellen hoogte , die ge voord is of gelireept, en de groote Bladen , die het heeft , geeven 'er ecnigszins de gedaante van Pinkfternakcl-Kruid aan ; maar 't Loof is donkergroen en ruuw. De agterfte Vinblaadjes, of Bladen liever , zyn drie- hoekig, de overigen ovaal, met fpitfe Tandjes, fomtyds ten halve gevind , het uïterfte Blad in drieën half gedeeld zegt H aller. De boven- ite Bladen zyn fpitfer en fmaller verdeeld : doch allen hebben zy die? enkelvinnigheid, welke hun naar de Bladen der gewoone Pimpernel wat ge* lyken doet en 't Gewas kenbaar maakt. De Wor» tel is lang, naar een Pinfternakel gelykende , wit van Kleur , maar bevat een zeer fcherp Sap , dat blaauw is in eene verfcheidenheid , deswegen Cyanopos van Co r dus genaamd. Dezelve zou 9 gedestilleerd zynde , een blaauwen Geest gee- ven. Omftreeks Wittenberg groeit deeze laatfte veel , zoBauhinus aantekent,- volgens ande- ren in 't Brandenburgfche. 't Ge- Kroontjes-Kruiden. 223 't Geheim der Stahüaanen, beftaande in een IV. Tinfiuur, dienftig vcor de Maag, voor Borstkwaa- Afdeel, len,en tevens een Koortsmiddel 3 als ook Wondzui-HooFD- vcrende en de Verlosfing bevorderende , wordtSTUIU 9 bereid van den Wortel deczer Plant, die zeer D:^Kia' fcherp is en Kruiderig , zynde weleer, om de Ston- den te verwekken , te Neuremburg in gebruik geweest, volgens Hofmannüs, Hy werkt ook op de Waterwegen , en kan dus by toeval den Steen uitdryven ; hoewel van die Stcenbree- kende kragt dit Kruid zynen naam -niet bekomen heeft. De Kleine Steenbreeke heeft den Wortel heeter dan Peper, en die der anderen wordt ook wel Inlandfche of Europifche Peper genoemd (*). (3) Bevernel met meervoudig verdeelde Bladen } ut. en een hoekige zeer TakUge Steng. *Z^lia ^ Zeegroene. Als een byzondere Steenbreeke heeft Ctu- s 1 u s deeze afgebeeld onder de Ooftenrykfe Plan- ten. Zy kwam aldaar op de hoogfte Bergen uit de Spieeten der Rotfen voort; even als of zy de Steenen deedt breeken. Op een vry geplaat- ften naakten Berg, tusfehende Steden Hamburg en Altenburg in Hongarie, was zy dus veel te vinden. Volgens den Heer Hall er is die fyn- blf (*) BüERH. Hift. Plant. p. 89, (3) Pimpinella Fol. fopradeeonipofi.tis , &c. TngoCeliti, fol. tenuisfime divifis. Hall. Htlv. 430, Sefeli Petiolis Ra- miferis Membran. &ct Güett. Stamp. p. 34? Saxifraga Pan- npnica. CLUS. Pann. 69%* IX. DlEL. V1IL STUX« BESCHR YVINC DER IV. bladige Bevernel , met de Vinnetjes aan 't end Afdsül. dnepuntig , tot welke zyn Ed. deeze betrekt , Hoofd, in Svvitzerland zeer gemeen , hebbende Sten- stuk. gecjes van een half of een Voet hoog , die ge- Tweeiuy* armcj zvn en $e Bladen met vier Vinverdeelin- gen. De Steen -Daucus met Zeegroene Bladen van J, Bauhinüs fchynt hier te behooren, iv. (4) Bevernel met de Wortelbladen gevind 9ge- Pimpinella karteld; de bovenfien Wigvormig ingefnee+ vTecmde.' den : de Kroontjes voor 't bloeijen knik' kende. Op Sicilië , in Italië, Provence en in Spanje, groeit deeze Soort , welke Vreemde Selie genoemd werdt door Clüsiüs, die dezelve op de Vel* den by Salamanca waarnam , hebbende een Steng van een El le hoog en Zaad draagende, dat naar Peterfelie- Zaad geleek, van een fcherpen Smaak en Kruiderigen Reuk. y. (5) Bevernel met de Wortelbladen driedeelig Aa^Z' ingefneeden. Dce- f4) Pimpinella Fol. Rad. plnnatis crenatïs &c. AnifumFoI. Radicalibus pinnatis. H. Cliff. 107. Ups. 67. R. Lugdk iif. Apium peregrinum Fol. fubrotundis. C. li. Pin. 153. Daucus tertius Oioscotidis. Column. Ecuhr. I.p. 108. T. ioj>. Ger- Prov. 2*6. ($} Pimpinella Fol. Radicalibus trificiii incifis. Syfi. Nat. Veg, XIII. Anifum Fo". iUdic. fimplicibus. Mat. Med. 141. H. Cliff. Ups. R Lugdb. \\6. GouAN Monsp. \$T. Anifum Herbariis. C. B. Pin. 159. Aiüftim vulgare. Glus. f&ft* U- p- 102. Kroon tj Es-K Rtn de i.ïf Deeze Plant, die het Anys-Zaad irtlevert, Af^w heeft te voören, niet de voorgaande, een Ge- vi. flagt uitgemaakt , doch is th*ns tot het tegen- Hoofd* STUK woordige betrokken* Tournefort hadtze' \ t'hms gebragt tot het Geflagt der Eppe. Zy wordt door geheel Europa , jaarlyks , in de Kruid* hoven en op de Moeslanden gezaaid ; het wel- ke ook gefchiedt in onze Nederlanden. Mee kan de Natuurlyke Groeiplaats , die in de Levant of in Egypte fchynt te zyn , met geene zeker* heid bepaalen. De naam is, in byna alle Taaien, met het Latynfche woord Anifum en dit mee het Griekfche Anifon overeenkomftig. Dus noe- men haar de Itahaanen Anifo , de Engelfchen Anife, de Franfchen -4mV.en.wy Anys. 'c Gewas, dat zelden een Elle hoog groeit» heeft een ronde Steng » in eenige Takjes ver- deeld. De onderfte Bladen gelyken eenigermaate naar die van Eppe of Sellery, maar zyn witaeh- tig en Wollig ; de Stengbladen fyn verdeeld. Het draagt Bloemkroon tjes die wit zyn en daar opvolgt het bekende Zaad, welks aangenaame Reuk en Smaak hetzelve van vee! gebruikmaakt in de Samenleeving, Cp dergelyke manier als de Karwey, mengt men het in Brood en Gebakt het is een der voorn aam ft e Windbreekende ea Borst -Middelen ^bezittende dus de kragten te- gen Tc2. Anifum. Dod. Tempt. 299. LOB. /iw*. 721. Apium Ani- fum di&ura &c. ronRNF. Injl. 30$. /&. Cuminum $euaia;9 cotundiore 5c minorc. C. C Pin. &AJ. Extr* $3* p IU DïlL. VIU. STUK, 22Ö Beschryvimg I> E IV. tegen 't Kolyk en andere Kwaaien , in hooger Ar viEL' êraad 9 welke inzonderheid iü de daar van ge- Hoofd- deftilleerde Olie uitmunten. Het behoort , met «tuk. veej regt, tot de Viér Groote verwarmende Zaa- J^wyk den en komt in verfcheide Winkelbereidingen der Apotheeken. Die van Makha noemén dit Kruid Zoete Ko* myn , en hebben dan nog een ander, 't welk zy Zoete ^Vyxheeten, als zynde wat zagter van Smaak. Dit laatlte , dat fommigen Komyn noe- men, heeft de Zaadjes ronder en kleinen Dee- ze Soort van Anys wordt op het Eiland Maltha 5 tot gebruik en tot den Uitvoer , in menigte ge- teeld. VI. (6) Bevernel met de Bloemfleeltjes tegen de di^ottmia Bladen over , die tweemaal in drieën gedeeld gegaffelde- %yn , met Vliezig gewiekte Steelen. In Spanje groeit deeze Soort , die een Plant- je is van maar een half Voet hoogte , zeer Tak* kig , met de onderfte Blaadjes driedubbeld drie- voudig , de bovenden zeer fmal. Overvloedig is het getal der Kroontjes, welken 't zelve draagu vit, C7) Bevernel die zeer klein is , met talryke fa- Twechul* mengejlelde en enkelde Kroontjes. ^ige. Dee- (6) Pimpinella Pedunculis oppofitifoIiis,Fol. Jloriferis bitrl* Cdis , Pctiolis Alato - Membranaceis. Mant, 58. (7) Pimpinella pumïla , Umbellis numerofisfimis &c. JACQ» Vind. 227. Auftr, T. 28. Mant, 357. Sefeli piimilum.vSj. Plant. 373. Foeniculum montaimm pumilom* Cjlus. H*ft* II. p? aoo. < Kroontjes-Kruiden. Z2? Deeze in Ooftenryk , als ook in Provence , wild groeijende , is maar een Handbreed hoog, Af^£2»« en geheel bezet met Kroontjes, Hier van komen Hoofd- Plantjes voor met enkel Mannelyke en onvrugt- STÜK* # baare Bloemen , doch de Wyf jes - Planten heb- DiMm** ben dikwils ook Meeldraadjes» Apium. Eppe. Dit Geflagt heeft een Eyronde geftreepte Vrugt ; een eenbladig Omwindzel en egaale Bloemblaadjes. Het bevat maar twee eigently- ke Soorten, die zeer bekend zyn, naamelyk (i) Eppe met de Stengbladen Liniaal en zeer i» kleine Omwindzeltjes. Peterfeiie* r Dit Kruid wordt , onder den naam van Peter- felie, in 'tFranfch PerfiU in 't Engelfch Pars- ley , in 't Hoogduitfch Peterjilge, in Europa f overal in de Moeshoven geteeld 5 zelfs in de Zuidelyke deelen, daar het, op fommige plaat- fen wild of inlandfch geworden is , door 't ge- ftrooide Zaad. Op 't Eiland van Sardinië groeit het aan de Bronnen en Waterbeeken* De (i) Apium Feil. Caulinis Linearibus, Involucellïs minutis» Syft. Nat. Xïl. Gen. 364. p. 217. Vtg. XIII. Gen. 367. P« Mat. Mtd. 127. H. Cvftl Ups. R. Lugdb. 11 5. Apium Hórtenfe Petrofelinutn vu'go. C. 6. Fin* 1$ 3- Tournf. /«ƒ?« 305. Apium Hortenfe. Dod. Ptmpt. $94, fi. Apifcm rel Ps- fÊofelinum crispum. C. £. Fm, 153. p 9 $. def,l. yiu, sm» f123 BESCÏÏRtVING DÉK IV* De geftalte,als ieder een bekend, zal ik niet Afdeel, befchryven. Men gebruikt het , in de Huishou* Hoofd- ding, veel, wegens den Geur en Smaak, wel- stüKj ^en het aan eenige Spyzen geeft. Zulks heeft omtrent het Kruid en de Wortelen plaats , wel- ke beiden openende, afzettende en Pisdryvende zyn > gelyk het ^aad. Men te'tze °oder de vyf Groote Openende Wortelen , waar van de Syroop in veel gebruik is. Het gedeftillcerde Water van Peterfelie heeft een verkoelende hoe- danigheid. Zonderling is 't, dat het Kruid niet voort wil in deheetfte Landen des Aardbodems. Men zegt, dat het veel gebiuik daar van 't Ge- zigt benadeelt en het zou een Vergift zyn voor de Pappegaaijen. Onder de Verfcbeidenheden is behalve de Ge* krulde, gemeenlyk Krul -Peterfelie genaaamd, welke meer tot fieraad der Schottelen dan voor de lekkerheid dient, en die men Wortel - Peter- felie noemt, welke insgelyks hard en onfmaakc- ]yk is van Loof : inzonderheid te tellen de Pe- terfelie van Macedonië , zogenaamd; waar van het Zaad in de Apotheeken ook bekend is , een weinig van het Peterfelie - Zaad verfchillende. Dezelve is, als de eerfte Soort van Gom-Eppe 3 *Biadz. hier voor befchreeven *. (z) Apium Fol. Caulinïs Cuneiformibus. Mat. Med. 12». H> Gif. üfs. R. L^db. xjj. Govan Monsp. Ger. $3©. Apium fr aveelens. &#üery. (2 ) Eppe met Wigvormige Stengbladen. Dit K R 00NT J"ES - KR U IDEN* Dit is de Jpium der Apotheeken, een Kruid IV* dat men wild grotijende vindt, in vogtige Wei- VL * den en aan de kanten der Wateren , m de mees- dooFD- te deelen van Europa , en overvloedig aan Sloo- 5TUK' 'm ten en Beekjes in net laage gedeelte van onze J Nederlanden* Men noemt her , by ons , Juffrouw- / Merk of Eppe , en Wilde Seldrie by 'c gemeen. De Hoogduitfche naam is Epfig,de Icaliaarfche Apio , de Franfehe^A* , en de Engelfche SmaU lage. Men noemt het ook Paludapium, dac is Moeras - Eppe , met den Griekfchen naam Eleo* felinum , onder welken Dodonóüs dit Kruid voorftelt , overeenkomftig ; om het dus van de Tuin - Eppe ; gemeenlyk , volgens het Italiaanfch Celleri , by ons Sellery of Seldrie genaamd , te onderfcheiden. De Wortel is lang en dik , Takkig of gearmd f met veele Vezelen f fterk van Reuk. Hier uit komen dikke, Geutswyze , Bladfteelen voort, die Vinswyze bezet zyn met breede gekwabde, donker groene > gladde Bladen 9 .het uiterfte half in drieën gedeeld , in de omtrek diep en fpits getand. Het fchiet Stengen , fomtyds twee El- len hoog, dik, hol, hoekig en Takkig, met Knoopen en fmaller verdeelde Wigvormige Bla- den, Frov. z$6. Gort. Bek. t6. Apiurn palufke five Apium Of- fïcinarum. C. B. Pin. Ï54. TouRNf. ïnff. 305. Eleoielinunv Dod. Pempt. 6sk- Eleofelinum, Paludapium. Lob. Icm. 707* £# Apiura dulce , Celleri lcalorum, TOüRNF. Inft. 305, tl. DtEEL. vnu Stuk Beschryying der IV. den. In de Mikken der Takken zitten de Bloem- Afdeel* ]^YOonen byna ongefteeld, niet zeergroot , met Hoofd- witte Bloempjes , doch die van buiten byna stuk. groen zyn , en daar op volgen diep gefleufde vi^r^1^ Zaadjes 5 nog kleiner dan die van de Peterfelie. Groot is de verandering , welke dit Kruid door de Kweeking ondergaat. Van fcherp , wal- gelyk en byna Vergiftig , wordt hetzelve een zeer aangenaame Spyze , wier gebruik, tot Sa- lade, de Franfchen van deltaliaanen en wy ver- volgens van deFranfchen, geleerd hebben. Het wordt zelfs zo aangenaam , dat fommigen het Zoete Eppe hebben genoemd , houdende dezel- ve voor een byzondere Soort; doch dit kan niet zyn 3 alzo het in de Noordelyke Landen, in cenige Jaarentyds, in Wilde Eppe verbaftert. Daar zyn Verfcheidenheden van, met roode en witte Steelen , als ook met dunner en dikker Struiken , welke laatfte Brabantfche Seldrie ge- heten wordt. Men plantze in Greppels, en, als ft Gewas zyne grootte heeft , worden die met Zand gevuld , onder 't welke de Seldrie haare witheid krygt en eetbaar wordt. De Wortel is onder de Vyf Openende in kragten de minfte niet. Het Zaad geeft , door Deftillatie, een fcher- per Olie zelfs dan Anys- Zaad. Ook telt men het onder de vier Kleine Verwarmende Zaaden, en in Windbreekende hoedanigheid is het geen van de minften ; doch het menigvuldig gebruik zou ook nadeelig zyn. Het uitgeperfte Sap des Kruids wordt voor een Koortsmiddel gehouden , en dient tegen he: Scheurbuik in de Mond* Mgo* KROONTJES KrtttdEN. £3J /Egopodium. Gerardskruid. IV. AFDEEL* Een langwerpig Eyronde geftreepte Vrugt Ro JFb, onderfcheidt dit Geflagt, waar van de eenigflesTuic. Soort (i) Wilde Kleine voortloopende Engclwor- tel is genoemd geweest door Baühinüs. Dus heeft Toürjnefort ze ook in dat Ge- flagt geplaatst en anderen noemenze Basterd- o£ Wilde Engelwortel. De Echte heeft Omwind- zeis aan de Kroontjes en deeze niet. Dodo* wéus merkt ze als een Wilde Soort van Mee- fterwortel aan , en zegt , dat de Brabanders haar Geraart- , dat is Gerardskruid heeten* Men noemt het dus ook in 't Franfch en Engelfch , doch bovendien Goutwort of Voet - Euvel Kruid > naar den Latynfchen naam Podagraria , die mooglyk alleen daar van daan komt, dat men het op de Velden met Voeten treedt. Anderen noemen 't Geiten - Poot , naar den Geflagtnaam , of ook Haa- ne-Poot, en gemeenlyk Zevenblad , om dat het zeven Bladen op een Steel heeft. In Duitfch- land noemt men 't ook wel Wilder Rolder > dat is Wilde Vlier. Hec (i) Egopodium Fol. Caulinis fummis ternatis. Syft. Nat. XU. Gen. i6s. p. 217. Veg. XIII. Gen. 368. p. 241. if. Clif. R. Lugdb. 115. Fl» Suec. 247. 263. GOUAN Monsp. I52. GER. Prov. 256. KRAM. Auftr. gl. WEIC Pem. Rug. 57. REiG. Ged. 91. RUPP. Jen. 12$. MAPP. Als. 23. VAILL. Var. ij. GORT. Belg. 86. Angelxa fylv. minor f. Erratica. C. B. P'm. \$$. Tournf. Infl. 313. Herba Geiardi. Dod« Tempt. 32©. Podagraria. HALL. llefo. 427, XX* Deel. VIII* stok* IV. Het wordt van CAME*ARius,met regtenbil- Afdeel. ly^heid , de Pefi der Tuinen geheten, als een Hoofd- Onkruid zynde, dat men naauwlyks uitroeijen stuf. j,an Het groeit veel aan de Haagen, in Bos- /)n>w;y. rcuen en -Wildernisfen . aan de kanten der We- gen en Wallen, zo in onze Nederlanden, als in Engeland, Vrankryk, Duirfchhnd en de Zuide* lyke deelen van Europa , zynde zo gemeen niet in 't Noorden. De Wortelbladen zyn als geregd is. Het fchiet een gearmde Steng, van drie Voe* ten hoog , met drievoudige Bladen en witte Kroonen , np lange Steelen , en draagt half Ey* ronJe Zaadjes. Het heeft cenige Kruiderigheid, doch wordt in de Geneeskunde niet gebruikt. Dus de Tweewyvigen, in deKlasfe der Vyf- mannigen , befchreeven hebbende gaa ik tot de Driewyvigen over , onder welken het eerst voor- komende Geflagt van Kruiden den naam voert van T U R N E R A. Van dit Geflagt is de Kelk vyfdeelig Trech- terachtig en de buiten -Kelk tweebladig : vyf Bloemblaadjes zyn in den Kelk ingeplant: de Stempels zyn veeldeelig; het Zaadhuisje eenhok* Jrig en driekleppig. Het heeft zyn naam van den Engelfchman Turnerüs, door wien een Hittorie der Plan- ten van Engeland, op een Alphabetifche manier 5 is aan 't licht gegeven. Vier Soorten, altemaal uitheemfche , zyn 'erin vervat, naamelyk. m Tm- Pentandria. . (1) Turnera met ongefieelde Bloemen uit de IV. Bladfteelen de Bladen aan 't begin met F^IlL* twee Kliertjes Hoofd- De Groeiplaats van deeze Soort is op Jamai-STU** ka en verd r in de Westindiën. Men vindt 'er Turnera fraaije Afbeeldingen van , zo door den Heer GeTucide. Ir in N jeu s zelf , uit den Chffortichen Tuin, als door den Engelicben Heer Martin aan 'c licht gegeven» Sloane noemt het Cillus met Brandenetel - Bladen , geele Bloemen en drie- hoekige Zaadhuisjes. De Bladen gelyken veel naar die der Olme of Ypeboomen. Het iseenigs- zins Heefterachtig, Men kanfomtyds naauwlyks onderfcheiden ,ofde Bloemen op de Bladfteelen dan in de Oxelen zitten ; devvyl de Bladfteel zo Jcort is in fommige Planten. Men vindt 'er eene Verfeheidenheid van*, die de Bloem kleiner mee gefpitfte Blaadjes, en Blikjes zonder Klieren, de Bladen ftomper heeft en de Meelknopjes niec geel : zynde deeze door den Heer Mijller afgebeeld. (2) Turnera met ongefteelde Bloemen uit de u. Bladjleelen , de Bladen zonder Kliertjes. Puq^ JDee. klierde. (i) Turnera Flor. fesfll. Petiolaribus &c. Syst. Nat. XII# Gen. 373. p- 22o- ïreg* XIIJU Gen. 376- p. H*- Tuin- Serr. fetiolis Floriferis. H. Cliff. 1 12. T. 10. R. Lugdh. 424. Turnera Truc. üimifolia. PlüM. Gen. 15. MART. Cent. T. p. 49. Ciftus Urticae folio , Fl. luteo. Sloan. Jam, %6. ïUtt. I. p. 202. T. 127. f. 4, j.RAJ. Dendr. 492. GOUAN Monsp* m-MiLL, Ie. T. 268. f. 2. (2; Turnera Flor. fesftL Petiolaribus &c, Am, A($d< V. p- P 5 3*5, |[, DSELt YIIIj Sra5f 234 Vyfmannice Kruidek; IV* Deezc komt , ten opzigt van de gedagte zon- Afdkel. derlinge hoedanigheid, met de voorige overeen, Hoofd- doch is zeer klein en ruig, mee kleine getande stuk. Biaden en geele Bloemen. Zy groeit ook op Ja* maika, ïii. C3 ) Turnen mét twee - Borftelige Bloemfteeltjes üdïidZ* in de Oxelen , de Bladen fiomp Eyrond > Migcb0lm Wigvormig , Zaagswyze getand. Deeze,inBrafiI groeijende, heeft Stengetjes van een Handpalm hoog en ongedeelde Wolli- ge Blaadjes, uit wier Oxelen de Bloempjes voort- komen , die zeer kort gefteeld zyn , en niettemin twee Blikjes als Borftels hebben , met een dik- ken , vyfdeeligen Haairigen Kelk. vj* (4) Tunjèra met naakte Bloemjieeltjes in de ajfoides. Oxelen def Bladen , die aan de Tip Zaags- haakte. w^%e geian^ ZyUm Deeze heeft de Steng gehaaird jj zo wel als de voorgaande 5 doch geene Blikjes aan de Blöem- fleelen. Uit den naam, dien 'er de Groote Boer- haa- 39$. Pumilea minima hirfuta. Bbown. Jam. ut. Chamaxis- tus luteus &c. Petiv. Gaz. §9. T. 38. f. s>. Chamaxist* Ur« tic* folio. SLOAN. uts. f. 6. (i) Turnera Pedunculis AxilL bifetis &c. Mant. $8. (4) Turnera Peduncul. Axillaribus aphyllis &c. Pumileat fuhhirfuta fimplex &c. Brown. Jam. J29- Helianthemoi- des. EOERH. Lugdb. II. p. 269. Helianth. Betonica: folio. Plum. U. i$o. f. u Chamaxiilus Caule hirfiito &c. SLOANr uts, f. 7» Fyntahdria. 235 HAAVE aan gegeven heeft, blykt eenigermaate jv; de Geftake^die naar de Ciftus gelykt. De Steng Afdeel; heefc de hoogte van een Vinger ; de Blaadjes fij01^ zyn Lancetvormig , van onderen Wollig, zo wel stuk» als de Kelk , en de Steeltjes zo lang als de Bloem. Trigyni*. Zy groeit by de derde Soort op Jamaika, alsook in Zuid - Amerika en te Suriname. Telephium. SmeerworteU Een vyf bladige Kelk en vyf Bloemblaadjes % flie in het Bloemkasje ingeplant zyn : het Zaad- huisje eenhokkig 9 driekleppig. Dus komen de Kenmerken voor5 van dit GeÜagt, 't welk twee Soorten bevat , als volgt* (1) Smeerwortel met overhoekfe Bladen. r. Telephium Van deeze geeft iMPERATUsde Afbeelding > 7*|^£ onder den naam van Telephium van Diosco- rij) es, en voegt 'er by, dat fommigen het Kruid Helenium van Cr at eva noemen. Clu- sius heeft hetzelve , onder den naam van het Echte Telephium , dat zynen naam van eenen Ko- (1) Telephium Fo!. alternis. Syft. Nat. XII. Gen. 374. p. 250. Peg. XIII. Gen. 377- P- *4*- II. Ups. 70. II. Cliffl 73. R. Lugdb. 434- Tcleph. repens Folio non dcciduo. C. B. Pin. 287. Telephium legitimuna. ClüS. Hlft. II. p. 67. ÏMPER. Hifl, Nat. 561. GOÜAN Monsp. 155. FAER. Helm- fiad. 197. GER. Ptov. 450. GAKID. Aix. 456. Ciftus Folio Majoranae. C. B. Pin. 465. Lob. Ictn. II. p. 115. Kruide* p. 135- Telephium Dioscerkiis. TOUENF. Injl. 248. II. Dw&U VIII» $rmt 236 Vtfmannige Kruiden; IV. Koning van Myfie hadt , door wien het tegen * Afdeel* vu.je £weeren gebruikt werdt,befchree ven. Het Hoofd- is het Smeerwortel niec , dat men gemeenlyk dus f stuk. en 00k wel Hemelfleutel noemt , in 't Latyii of Drhwjt- G^ekfch Anacampferos , betrokken toe het Ge- flagt van Huislook. Het heeft zyne Groeiplaats in Provence , op verfeheide plaatfen. Lobel kreeg het , door middel van een Apotheker 3 die het op den hoogen Berg van St. Bonaventura , naby de Stad Aix , voor hem hadt uitgeltokem 9i Uiteen Wortel, met een Houtachtig Struik- je je> (zegt hy,) dat den Hals wat gekromd f, heeft 9 en zo wel boven als beneden knobbe- 39 lig is 9 groeijen Takjes van een Handpalm „ lang, die Biesachtig, regt, buigzaam en wit* 5, achtig zyn , met blaauw groenachtige Blader- s5 tjes, als van Linfcn, bekleed. Boven op de s> Stengetjes komen witte Bloemen , naar die 3> van den Iaagen Ciftus of Heiden - Hyfop gely- s3 kende, waar op Zaad volgt, dat bitter is van 3, Smaak." In de Afbeeldingen kan ik die omgedraaide Bloemftaart jes niet vinden , welken 'er in fom- mige aanhaalingen van den Ridder aan toege- fchreeven zyn. Het groeit in de Openbaare Kruid* hoven. Ik heb 'er een Takje van met getroptc Bloemen. 11. (2) Smeerwortel met gepaarde Bladen. Teephium Dee* ^aaibïadt- W Tdephium FoU oppofltis. Telephium MyofotidiS Fok ^St amplioiibus conjugacis. Shaw. Af tic $ Nc sizM leen» P E N T A N D R I 237 Deeze is door den beroemden S h a w in Bar- IV, barie gevonden, die 'er Bladen als van 't Mui K ******* zen -Oor, doch groots r en gepaard, aan toe- Hoofd- fchryft, zeggende van dir KruiJ; de toppen en zegt dat het aan de Rivieren inSwit- land en de Laufnits voorkomt. Morison vondt het by Pont Neuli 3 aan den Weg van Parys naar St. Germainen laye. In deElfaz groeit het over* vloedig , aan de Oevers van zekere Rivieren, . bloeijende in 't laatfte van den Zomer : zo ook in (1) Corrigiola. Syft. Nat. XII. Gen. 375. p. 210. Vegm XIII. Gen. 378. p. 24$. H.Ups.Cliff. R. Lugdb. 4.20. GOUiM Monsp. 155. GER. Prov. 449. Polygonum Litloreum minus &c. C. B# Pin. 281. Prodr. 13 MoRlS. Hzfl. II. p. 593« S. 5. T. 29. f. 1. Polygoni vel Linifolia, p« texrani fpaifa, ïloie Scorpioidis. J. B. Raj, Hift. ziu II. Deii* VUI, Stuk» J Vyfmannige Kruiden IV. in Languedok en Provence. By den naam van Afdeel. p0iygonif0Ua is 'et een Geflagtvan gemaakt door Hoofd. Dillenius, en dus befchryft ook Vail- SÏÜK» la nt hetzelve , onder de Planten omftreeks Parys. Het is een Plantje, naauwlyks een Hand- breed hoog , dat zig met zyne Stengetjes ea Takjes , Riemswyze 3 langs den Grond uitfpreidt 9 op wier Toppen de Blommetjes famengehoopt zyn* De Blaadjes zyn langwerpig, Zeegroen, en klein. De Kelk is roodachtig bruin , doch de Bloempjes beftaan uit vyf witte Blaadjes 5 waar op een enkeld driekantig Zaad volgt k Pharnaceum. Muur- Spurrie. Plinius zegt, dat fommigen de Santorie Pharnacéon noemden , naar eenen Koning : zo dat dit een eigennaamig woord is , op eenige nitheemfche Planten toegepast 9t Geflagt heeft een vyf bladigen Kelk , zon- der Bloemblaadjes , zynde het Zaadhuisje drie- hokkig en veelzaadig. Het bevat thans zes Soor- ten, als CO Muur- (*) Dit zegt Dillenius duideïyk en Haller: doch Mo- itiSQlf gebruikt woordelyk de befchryving van C. BAUH1- NUS, die zegt , dat veel zeer kleine Zaadjes 9 als in het Dui- zendgrein , de Kelkjes opvullen. Vailiant fpreekt ook van een Zaadje in ieder Kelk , en dewyl het Duizendgrem maat «enzaadige Zaadhuisjes heeft, zo zal BAUHINJJS, met die «hdrakkingï niets anders gemeend hebben* P % N T A W D R ï A. 23$ CO Muur -Spurrie 7»^ byna gekroonde zyde- 1V» 'ïFnppL'' /wg/e Bloemjteeltjes > die 20 /arag z;yfl als vi. de Liniaale Blaadjes. Hoofd» STUK» Deeze Soort , by Roftock in Pommeren zeer t gemeen , groeit ook in Spanje, Rusland eninc^c™-* Oottindie. ft Is een Zaay- Gewas, dat men^M- Kleine Muur, van gedaante als Walftroo, metge. Zeegroene Bladen , by Amman genoemd vindt. Büxbaum geeft 'er den naam aan van Aller- kleinste paarfche Spurrie. Minüartiüs hadc het Cerviana getyteld. Uit een Houtig Worteltje komt een Roosje van fmalle Blaadjes voort , die omtrent een half Duim lang zyn, en uit deszelfs middelpunt ver* fcheide dunne ronde Stengetjes, die geel of roodachtig zyn, glad en met Leedjes, byna een half Voet lang , hebbende dergelyke Blaadjes , Kranswyze, als in het Walftroo, geplaatst. Zy geeven Takjes uit en dunne naakte Bloemfteel- tjes, die aan 't end, Kroontjeswyze , in Steel- tjes verdeeld zyn , welke ieder op 't end een witachtig Bloempje draagen , welks Blaadjes de Meeldraadjes en den Styl geheel bedekken. Het Zaad- (1) Pbarnaeeum Pedunculis fubumbellatis &c. Syjt. Nat. Gen. 375. p. 220. Peg. XÏIÏ. Gen. 37P- P- 245« Pharnaceum glabrum &c. P bil. Bot. p. 258. Cerviana. Minuart. Trichlis pentafternon. Hall. Gott. Alfine pumila Gailii facie, Foliis glaueis. Amm. R*tk. 84. Alfïne Saxifraga Ind. Oriënt. Sec. Pluk. Mant. 9. T. 332- £ n. Spergwla purpirea minima* "BVXB. Cent. III. p. 33. T. 6j. f. 2, Ut I>PBX. YIHf Stujs# Vyfmannïge Kruiden; 1V' Zaadhuisje is rondachtig en bevat veele zeer AFvfEI kleine rosfe Zaadjes. Dus vind ik dit Kruidje Hoofd- door Amman befchreeven* stuk. ii. (2) Muur -Spurrie met eenbloemige zydelingfe €tum*M*t' Steeltjes , de Bloemen van langte als de , Bladen, en een neergedrukte Steng. Zagcbladi- ' o ö gu Met deczen bynaam fielt de Heer L i n n je üs thans een Oostindifch Kruidje voor , dat door den jongen Heer Bürmannüs, onier den naam van Mollugo Spergula, was afgebeeld, en met het Ceylonfch vyfbladig Muur , van den ou- den Heer , fchynt overeen te komen. Het gelykt in gedaante, zegt zyn Ed*, naar het Illecebrum Ficoideum volkomen : de Vrugtmaakende deelen zyn als die van de Gekranste Mollugo en het verfchi! van die Soort s welke bevoorens den zelfden bynaam voerde, is aanmerkelyk. 111. C3) Muur-Spuvrie met eenbloemige zydelingfe Depres- Steeltjes en Lancetvormige ruigachtiga ^iTuige» Bladen. * Dee- (2) Pham&cium Peduncults unifloris lateraUbus &c. Mant, $60. Mollugo Spergula. Sp. Plant. 131. Bhrm. Fl. Ind. p. 31. T. 5. f. 4. Allïne ere&a pentaphylla Flore albo. Burmu ZeyL 13. T. f. (*) Zie Bladz. zix , in 't voorg. Stuk. LiNN/EUS oordeelt «hans , dat het gedagte C2ylonfche Muur hier nader t'huis belioore, clan tot de Mollugo ftriïïa % bladz. 220. (3) Pbamaceum Ped. unifl. latetaiibus, Fol. Lanceolat;* pubcscenribus. Mant. 552, Pentandria. 241 Deeze Oostindifche heeft , volgens den Rid- IV. der, een menigte leggende ronde, ruigachtige F^aL* Stengetjes, van een Spanlang, Uit de Oxelen Hoofd- komen verfcheide Lancetvormige Blaadjes, die3TÜK* ook ruigachtig zyn , met kleine cnkelde Stop- TSi&ym*9 peltjes. Zy draagt Blocmpluimpjesdic gegaffeld cn ongelyk zyn. (4) Muur -Spurrie met gemeene Bloemjleeltjes iv. die zeer lang zyn en Liniaale Bladen. Ju^ZZ- num. In Afrika is de Groeiplaats van decze, die Gryze. man- in onze openbaqje Kruidtuinen vindt, Zy heeft een opgeregt Kroontakkig Stengetje, met verfpreidefmalle Blaadjes en Bladerige Stoppel- tjes , die witachtig zyn en de Stengetjes grys maaken , doordien zy dezelven omkleedèn. De Bloemen , die witachtig zyn , maaken een Kroontje, Hier zou men , misfehien , als eene byzondere Tommu* Soort, die Kaapfche kunnen by voegen, welke ^wo.iige/ de Heer N. L* Burmannüs onder den by- naam van Wollige voorftelt, als de Steng Wol- lig hebbende , met getropte Liniaale Blaadjes omrmgd en zeer gladde Bloemiteeltjes aan \ end : of ook die, welke te vooren onder den by- naam van Mollugo voorgefteld was, zyndc by Hermannus, in de befchryving der Planten van (4) Pharnaceum Pedune. comm. longïsfimis, Fofiis lineari- bus, H. Cliff. 492. R- Lugdb.. 221. Mant. 358. Aa Pjlük. Pbyt. T. 304, f. 4» II» dt.il. VIII» Stuk. 242 Vyfmannige Kruiden. 1 V# van den Leidfen Akademie - Tuin , afgebeeld , mee Afdebl de benaaming van Hurkend Afrikaanfch Muur , Hoofd f« de gedaante van Waljiroo ; welke Soort, die stuk* fcone üloemdcelcjes heeft, door den Heer Beu- J&£#wy- Giüs o^jjjjp^ig is befchreeven (*). v. (5) Muur - Spurrie ws** tweedeelige bogtige Tros* ceumlifii- jes en byna Liniaale ruïgachtige Bladen. ebum. öe§a&«e. Tot decze nieuwe Oostindifche Soort is het naar Spurrie gelykend Muur van Plokeneï, dat geaairde Bloemen heeft , die uit de Oxds der Bladen voortkomen : als ook een ander Muur , dat ruig is en veclbloemig , t'huis gebragt Die beiden zyn zekerlyk de zelfde Plant, welke de Bladen fmal en eenigermaate Wollig heeft; het Zaadhuisje eenhokkig , driekleppig en veelzaadig. vt. (6) Muur -Spurrie met tweedeelige end -Tros* ZnmdlJ'°m jes> de Bladen fiomp Hartvormig. Hattbiatffgg Onder de zeldzaame Afrikaanfche of liever Kaap- (*) Vharnücsum Pedunculis nnifloris lateralibus, Fol. linea- libus. Syfi. Nat. XII. Moll. Fol. fe tenis hnearibus. ll.Cliff. 28. Alfine procumb. Galiii facie Afncana. Herm. Lufdh. T» 2T« Rufaa Stellaris f. Asperula minor humifparfa &e. Pluk. Mant. 163. T. 331. f. 4. (5} Pharnaceum Racemis bipartitis flexuofïs &c. Mant. 22T» Aliine Spergula lnd. Or ent. Pluk. Mant. 9. T. 332. f. 4. Alfine holoftea vülofi &c. Pluk. Alm. 22. T. 130. f. 6. (6) Pharnaceum Racemis bip.irt. temrinalibus , Fol. obcor- datis. Am. Accd. VI. Afr. 6. Spcrgula e Cap. bonae Spei* Fo!. Formlacje «naoribus fteüatis. Petiz. Mus. 47$ • PENTANDRIA. 243 Kaapfe Planten , welken onder de Voorzitting W# van den Ridder, door den Heer Printz, uit de V[. rykc Verzameling van de Heeren B ur ma n- Hoofd- kus Wereldkundig gemaakt zyn , bevindt zigSTUK* deeze , die leggende Kruidige Stengen heeft , ®* 0 van een Voet lang , met Knoopige Leedjes en veele Bladen , van eene Hartvormige figuur , met het breedfte buitenwaards, glad, effenrandigen witte Bloemen van grootte als die der Akkcr- Spurrie , in gegaffelde Trosjes vergaard. DeHeerFousKAOHL vondt^by Lohaja in Ara- bie, nog twee Soorten van dit Geflagt, waar van hy de eene Pharnaceum Umbellatum^ de andere obfeurum noemt , zynde beiden zeer klei- ne Plantjes. A l s 1 n e. Muur. Dit Geflagt heeft een vyfbladigen Kelk en vyf gelyke Bloemblaadjes , zynde het Zaadhuis- je eenhokkigen driekleppig* In hetzelve komen drie Europifche Soorten voor3 naamelyk (ij Muur met tweedeelige Bloemblaadjes en Ey- r. rond Hartvormige Bladen* meila^ * Dit Gemeen- (1) Alfim retaïis bipartitis , FcïHsovato- Cordatis. H. Clifl 173. R. Lugdb. 449. CBON. Virg. gif. Fl. Lapp. Suec. Belg. &c. &c. Alflr.e pentaftemon Petalis bipartitis. Hall. Hetv. 486. Aliine media. C B. Pin. 250. Alfine minor. Doo. Pempt. 2.9. Als. min. recentiorum f. Hippia minor. Lob. Ic. 460. Aillne vuIgsrisGve Morfus Gaiün*. J. B. Hift, HL p. Alfine. Cam. Epit. s$o. Q 2 II ♦ DK&L. VIII, STÖE# 244 Vyfmannige Kruidden. IV. Dit is het zo bekende Kruid , dat men in 9t Ne~ Afdeel, derduitfch Muur noemt, welke naam, volgens Hoofd* fommigen , van 't Franfche woord Mouron> in 't stuk» Franfch dit Kruid betekenende, zou afkoqiftïg v%cïewy* zyn i maar ^at is de naam van 'c Guichelheil en het Muur wordt Morgeline van de Franfchen geheten, De Engelfchen noemen het Chickweed9dQ Duit- fchers Hunerbifz, dat is Hoenderbeet; om dat de Hoenders naar 't zelve gretig zyn. Zy noemen 't ook Vogelkruid , alzo het een Geneesmiddel voor de Vogeltjes geacht wordt , en die beide benaamingen zyn by ons ook bekend : ja in de hooge deelen van ons Land wordt het, by 't Gemeen , Erf geheten (*) , dat met den Deen- fchen naam Arfwe overeenkomftig fchynt. Dus noemt men het ook , in verfcheide deelen van Sweeden , Arf : zo dat die benaaming nog een overblyfzel zyn zal van den Inval der Deenen en Noordfche Volkeren in dit Gewest. "t Geheele Geflagt van Alfine was bevoorens , door den Ridder, onder de Tienmannigen ge- plaatst (f) : ja zyn Ed. beweerde met kragtvan redenen , dat de Grootte geen weezentlyk ver- fchil maakte , en dat overzulks het groote , middelflag en kleine Muur , allen , tot een zelfde Geflagt behoorden. Want zyn Ed. telde geen meer Soorten , dan 'er gedaanten in den beginne gefcha- pen zyn , en hieldt het Muur met vyf Meel- draad* (*) De Gorter. Flor. Belg. Ed. I. p. %%, (f) Fl. Suec. Ui. I. p« i?4. Pentandria. 245 draadjes voor een enkele Verfcheidenheid (*). Iv- Naderhand moet zyn Ed. een Openbaaring ge- A™£EL* kreegen hebben ; niet alleen dat' dit Muur wel Hoofd- degelyk in 't Paradys reeds als een byzondere STÜK* Soort beftaan heeft ; maar dat het zelfs tot een Tri^nla% byzondere Klasie behoorde; hebbende zyn Ed. het Groote Bofchmuur, in 't Geflagt van Stel* laria, en het zeer Kleine Muur, in dat vmAre- nariay onder de Ticnmannigen gelaten. Zodat dus het Gewoone Muur tot drie Geflagten be- hoort (!)♦ Het tegenwoordige , dat allergemeenst is in Europa, groeit veel aan Wallenen Wegen, als ook in de Hoven, alwaar het Jaarlyks, en wel 't geheele Jaar door , overvloedig voortkomt uit gevallen Zaad. Om die reden telt men het ook onder de laftige Onkruiden. Het is zeer Takkig , met dunne Steekjes en Eyrond Lan- • cetvormige gepaarde Blaadjes , alles ligt groen. Dikwils kruipt het langs den Grond; fomtyds verheft het zig, door middel der byftaande Plan- ten, tot aanmerkelyke hoogte. Het is zeer Sap- pig , wordende door Deltillatie byna geheel in Wa- (*) Flor. Lappen, p. 148. Item. Pbtl. Bot. p. 99. Species tot numeramus , quot diverfae focmae in principio funt cieatx. (f; Sommige Autheuren, gelyk Haller , Gerard , enz» hebben wel eenige Soorten, hoe verfchiilende ook in 't ge* tsl der Meeldraadjes , by een gevoegd; maar alle die Krui- den , welke onder den naam van Al/me vooikomen , in éea. Gefbgtte brengen, was byna onmojglyk. XX. Deel. VIII, StüKt 246 Vyfmanpïige Kruiden. IV. Water ontbonden. Het Sap is eenigszins zuur- **vh* 'achtig en zoutig, kunnende, gelyk veele ande- Hoofd- ren , met vrugt gebruikt worden tot oplosflng S/)UK' van Verft°PP*n2en der Ingewanden. Ook dient vip!*™7* het tegen Kwaaien van de Keel en Borst. Het Kruid is indeTeering aangepreezen > en uitwen- dig in verzagtende* oplosfende Pappen enStoo- vingen* Dit heeft hetzelve mot het Groote en met het Water -Muur (*) , dat veel in Slooten en Beekjes aan den Duinkant groeit , gemeen. tt, r 4 \ Muur met Borflelige Bladen , gebaarde Aljir.ê miï- v J Y 11 t« cronata. Kelken en korte Bloemblaadjes > die ge- Ge*hst' foelzyn. Deeze, in Walliferland door den Heer Hal- lek gevonden 3 en onder den naam van Dunbla- dige, met zeer kleine gekroonde Bloempjes , af- gebeeld, heeft zeer Takkige opftaande Stenget- jes en zeer fmalle, getropte, Iteekende Bladen» De Bloemen komen in de jongheid , langs de Steng : in volwasfenheid by Kroontjes op den top (*) Alfine Aquatica major. C. B. Pin. Als een Verfcheidenheid van deezc aangemerkt door den Heer de Gorter , F/. Belg. p. $9* En waarfchynlyk de Al/ine ma- nna. DOD. Pempt. p. 30. (2) Alfine Fo!. Setaceis , Calycibus Ariftatis , Petalis inte- gris brevibus. Mant. 3*8. Arenaria Fol. Setaceis mucronatls &c. Sp. Plant. I. p. 124. Alfine Fo!. Setaceis mucronatis &c Sp* Plant. 1. p. 124. Alfine Fo'. Fascicuhtis tenuisfimis. HALL. He'v. T. 7. f. 2. SEG. fleren. UT. p. 173. Polygonuia anguft* Gram. Folio ere&um. MAGtf. B^. p. 211. Penta ndria. 247 top voort. Dc Bloem is geflooten ; de Kelk IV, c o i u- Afdeel, geeft Stekeltjes uit. vi Hoofd - (3) Muur met geheele Bloemblaadjes en Els stuk* vormige Bladen. nr. ö Alftne Omflreeks Parys is dceze waargenomen door Koornitnd* den Heer Vaillant, die 'er de Afbeelding Maur* van uitgegeven heeft. Het Kruidje is zonderling, doordien de Grasachtige Blaadjes over ééne zy- de ftsan. Het draagt vyfbladige Bloempjes met vyf Meeldraadjes , en behoort des tot dit Ge- flagt zo wel als de voorgaande Soort, welke uit het Loof niet gemakkelyk van de Minuartia montana en Arenaria Fasciculata te ocderfchei- den is ; dan die beiden zyn regtopftaande met geftrekte Takjes; deeze heeft dezelven langen losjes verfpreid* Het zoude misfehien ook de Arenaria met Borftelachtige Bladen , vyfmanni* ge Bloemen en ELsvormige Kelkblaadjes, van Loeflin g3 kunnen zyn, D r y p 1 s. Kroondoorn. Een vyftandige Kelk en vyf Bloemblaad- jes : het Zaadhuisje rondom gefneeden , een- zaadig. Dus fs) Alftnt Petslis integris Fol. Subulati-. Spereula Fol. Ft- . liformibus &c. GüETT. Stamp. 299. DALIB. Paris 133. A - fine Segetalis , Gramineisfol. unum latusfpectantibuf . VAïLl^ Paris. % . T. 3. ï. 3 . H. DfiEL. VIII. STUK* V *4& Vyfmankige Kruiden. IV. Dus komen de byzondere Kenmerken van dit Afdeel. Qeflagt voor, het welke maar ééne Soort heeft 3 Hoofd- die naar een Kroondraagende Doorn- of Diltel- stuk. pjant; gelykt ( i ). Dezelve is ook Diftel met zeer nlypis dunne Stekelige Bladen , als die van den Gene- ftmf*. verboom , door M orison gety teld C.Bau- tiaix e. HINÜS hadtze Gekroonde Doorn , die ongebla- derd is , geheten : om dat de Bladen niet dan Stekels fchynen te zyn. De Griekfche naam Drypis ziet ook op de Stekeligheid van dit Ge- w,.s. Het groeit in Moorenland en Italië, aan • de Zee -Stranden. De Heer J a c qu i n hetzelve van de Ooflen- rykfe Oevers in zynen Kruidtuin bekomen heb- bende y merkt aan , dat hetzelve 's Winters fchynt te fterven , doch in 't Voorjaar uit de dorre Sten- gen nieuwe Takken fehiet, die aan 't end met Bloemen gekroond zyn. Het is geheel Reuk- en Smaakeloos. De Bladen zyn Elsvormig en loopen uit in een fteekende Doorn. By de Bloemen en aan de Mikken der Takken zynze breeder. De Bloemen > ongedeeld , komen Gaflelswyze voort. Zy zyn roodachtig wit , met groene Kelken. Het Zaadhuisje is als in 't ronde ingefneeden $ en gaat ■ dus (i) Drypis. Syfi. Nat. XII. Gen. 378. p. 221. Veg. XIII. Gen. 3 8i. p. 246- Ger. tmacuU 1312. Drypis Italica acuiens. MiCH. Gen. 24. T. 23. Drypis Theophr. C Anguülara?. Lob, 2c. 7S9. Tabern. /*, 144. J. B. Hifi. Ilï. p. 388. Spina Tmbeila Fol. vidiia. C. B. Pin. 3 s 8. Carduus Fol. ten. Spina- fis &c. MORJS. Hifi. III. p. I6i. S. 7. T. 32. f. 8, JAC<^ Vind. p, 304. Hert. T. 49. ^r*r. 3 55» Pen tandria* 249 dus waterpas open, bevattende een Niervornr'g IV Zaad. ^ ^ , Hoofd* B a s e l l a. Beetklim. gTUKe Dit Geflagc heeft geen Kelk , maar een ze- Tr*s>ma' vendcelige Bloem , met twee breeder Slippen tegenover elkander, en deeze Bloem, zig (lui* tende, maakt eene Bezie, waar in een enkeld Zaad aanrypt* Drie Soorten, altcmaal Oostindifche , komen in 't zelve voor, naamelyk (1) Beetklim met vlakke Bladen en enkelde t. Bloemfteelen. ™£a* koode* Ca) Beetklim met Eyronde gegolfde Bladen , en n. enkelde Bloemjleeltjes , langer dan het Blad. Witfg% (3; Beetklim met Hartvormige Bladen en digt J*T- getropte Takkige Bloemjleeltjes. Gnozige. Deeze drie Soorten erkent Ljnnjeus al te naa (1) BafclU Foliis planis , Pedunculis fitïiplicibus. Syft. Nat. XH. Gen. 379- p- 221. *fef. XUI. Gen. 382. p. 20. Bafella. Hort. Mal. VII. p. 45, T. 24. F/. 119. GOUAN Monsp. 156. Cuscuta Fol. obco/datis. H. Cliff. 39. Gaudola rubra. Rumph. Amb. V. p. 417. T. 154. f. 2. Solanmn tin&onum Zeyl. minus. Herm- Par. app. 12. (2) Bafella Fol. ovfitis undnis &c< Gandola alba. Rü' .ph. uts. Mirabili feruvianae affiais Tin&oria , Uetx folio > fcan- dens. Pluk. Mm. 251. T. 63. f-:i« (3) Bafella Fol. fubcordatis , Pedunculls confertis Ramo;is. SyJI. ito. XII. lï. Dkel* vin, stuk,. 2 Vyfmannige Kruiden. IV. naa verwantte zyn: doch zy houden, zegthy,f Afdeel. bcftendig in de Tuinen. Waarfehyn'yk zal Hoofd, zyn £d. 'er de Oostinüifche Moeshoven mede stlr. bedoelen , in weiken dit Kruid, dat zo wel aan Driewy ^ j£usc van Malabar , als op Ceylon en door geheel Water -Indie groeit , tot Moes geteeld worde. Men noemt het Btetklim , om dat de Bla- den naar die van de Beetegelyken en dat het een R ankgewas is , klimmende als de Winde, zomen het 'er gelegenheid toe geeft, 't Verfchil van de cerüe en tweede Soort beftaat niet in de Bloe- men , die in beiden witachtig zyn , en ukermaa- te klein , maar in de Kleur van de Ranken , Stee- len en Aders der bladen , die paarfch zyn , van binnen groen. Tot de tweede wordt een Klim- mend Vcrw- Gewas betrokken, mot Beete ■■ Bla- den , dat P L b k e Mi' t beeft afgebeeld , zyn- de van Cochinchina afkomftigen de Nagtfchade in Gewas naby komende; doch die Autheurhet» zelve in de Comptonfche tuin te Fuiham ver- sameid hebbende , zegt dat het Mosachtige hoog* roode geaairde Bloemen heeft, en dat men deeze tot Miniatuur- Ver we gebruikte, niet de Btsfen , van welke n nogthans door Rumphius verze- kerd wordt 3 dat zy , zwartachtig als Vlierbes- fen, een paarfth of Purperrood Sap uitgeeven, 't welk de Vingers en het Linnen kleurt. Van binnen hadt de Plukenetfe een Slakhoornachrig Zaad : in die van Rumphius was het rond- achtig. Dit zou kunnen farnengaan doch de Ridder hadt te vooren het Gew^s, fehoon vyf Bloem- P E N ï A N D VL I A. S5I Bloemblaadjes en Meeldraadjes hebbende, tot iV. het Geflagt van Cuscuta betrokken, om dat deAFyE1EL* Kelk en alles overeenkwam (*). Thans heeft het > Hoofd- volgens de bepaaling f geen Kelk (f)j maar aanSTUK* \ hoofd der Klasfe vindt men ^ dat het geen Tr!^nta* Bloem (Corolla) heeft ; en een ze sdeeligen Kelk die een Bezie wordt , waar in een Klootrond Zaad (|). Dit fchynt volftrekt tegenftrydig ; doch de kleinheid der Bloempjes heeft het on- derzoek derzelven duifter en zeer ongemakkelyk gemaakt. Sarothra. Vee*;kruid. In dit Geflagt is de Kelk in vy^en gedeeld, de Bloem vyfbladig; het Zaadhuisje eenhokkig, driekleppig, gekleurd. Het bevat maar ééne Soort (1) , die den by- naam, als naar de Gentiaan gelykende, voert, r. komende natuurlyk voorkop drooge landvelden aZliaZt in Virginie en Penfylvanie. Buiten P hiladelphia QS^ntl vondt Kalm dezelve op de Velden,, en onderachtig. >t (*) Vid. Hort. Cliffbrt. p. 39. (t) Vid. Gen. Plant. Ed. V. & VI. Item Sy% t. Nat. Veg. XIII. p. 246. (4) Corolla nulla, Calyx fexfidus, Sern. uniia 1 globofum, Calyce baccato. Uid. p. 155. m (1) Sarothra. Syfl. Nat. XU. Gen. 38©. p.. 221. Pïsgm XIlI. Gen. 383* p« 247. Am. Acad. IH. p. n. Kalm. Juk. II. p. 253 , 273. Gron. Virg. 29, 47. Cent. mi n. fpicatum £ Scoparium, Manlandicum novum. Pjluk. Mant. IL ' r. 342. f. 4» > XI. DHL. VIII. STüff» VïFMANKlCE KrüIDEF. Driewy vige, IV. 't Kreupelbofch, zeer gemeen» Men betrekt 'er Afdeel, tQC^ jiet JSTïeuwe Marilandfche Bezemkruid van Hoofd- Pluk ene t. Het is een Kruidje, dat regte stuk. gearmde zeer ïakkige Stengen heeft die Sappig zyn, met Kleine Elsvormige Blaadjes en geele Bloemen, des morgens alleen bloei jende, waar op een fpits , rood Zaadhuisje volgt , met kleine Zaadjes gevuld. Men noemt het 'er , in 't En* gelfch , Ground - Pine > volgens Cl a y tonS Het is zeer verzagtende , en dient , gekookt zynde, Paps wyze opgelegd, tot Geneczing van Ontfteekingen en Kneuzingen, Tot de Fierwyvigen overgaande, is daar van het eerfte Ge'flagt. P a R n a s s i a. Paraas- Kruid, Dit heeft den Kelk vyfdeelig , niet vyf Bloem- blaadjes en vyf Honigbakjes , die Hartvormig zyn , op de kanten gehaaïrd met Klootronde Topjes : het Zaadhuisje vierkleppig. i. Maar ééne Soort komt 'er in voor (i), wel- P*r**'My>Q den iic;am van Gras van Parms gevoerd Moeiasfig. heeft, hoewel de Bladen geenszins Grasachtig zyn. Evenwel is het, door geheel Europa, by dee- (i) ParnasHa. Syfi, Nat. XII, Gen. 381. p. 221. ^eg.Xllï. Gen. 384* p- ^47- H. Cliffl 113. R. Lugdb. 420. GOUAN Monip. 150. GER. Prov. 430. VAILL. Paris. TOUKNF. env, Fi. Sues. Ltipp. Belg. &c. Gramen Parnasfi albo fimplid flarc. C. B. Pin. 309. Gramen Parnasflum. Dod. Petapt. 564. P;ii> nasfia paluÖais & vuig. Tournf. 245. Pyrola rotundifolia pa- luftri^, MCXRIS. Hifi- III. p. 505. S. i£, T. ïo. f. 3. Pent.andria. 253 deezen zonderlingen naam bekend, 8roe",ien^eAFJYj1j--. alom op Moerasfigeplaatfen of vogtige Velden* Vl In onze Nederlanden komt het overvloedig in Hoofd» fommigc Hey - Valei jen en aan den Duinkant 5^ÜK* voor: want (tinkende Poelen of brakke Waite*^. *j ren bemint het niet, Eenige Duitfchers noe- men tiet ook Weisfer Leberblumen en de Uplan- ders, in S weeden, Sldtterblomfter 9 zegt Lin- NiEüs, Het is aldaar 3 in vogtige Velden, zeer gemeen , inzonderheid op de Laplandfche Ber- gen en in de Wildernisfen ? welken het door zyne fraai je Bloemen zeer verfiert. De gedagte naam zou van een Kruid , op den Berg Parnas groei jende, waar Dioscorides Klyfaehtige Bladen aan toefchryft , afkomfcig zyn. De Stengetjes, die maar één Blad hebben, van gedagte figuur, 't welk zy als doorhooren, zyn een Voet lang en doen het dus eenigszins naar Gras gelyken. Ieder heeft op den top een Bloem, die vry groot is, wit van Kleur en aan* genaam van Reuk. Het maakzel der Bloemen is van binnen zonderling en door To urne fort taamelyk wel in Plaat gebragt. De Bloemfteng draait zig een weinig om, en de Meeldraadjes, eerst het Vrugtbeginzel digt beiluitende, breiden zig vervolgens uit. Evolvulus. Kruip- Winde. Dit Geflagt verfchilt van de Winde dooreena Raderachtige , vyfdeelige , niet Klokvormige maar platte Bloem * die een vyf bladigen Kelk heeft. Het lh DffcL* VIII* Sty&* 2»54 Vyfmannige Kruiden. IV. Het Zaadhuisje is driehokkig en bevat enkeide Afdeel. 2aaJe •. De meefte Soorten kruipen of leggen Hoofd- op den Grond, waar van ik het den naam geef, s.tuk. 't Getal is vyf , altemaal Oost- en Westindifche y'ltrvjr planten t. ( i) Kruip - Winde met rondaclitige Bladen , een wZmmliï- kruipende Steng en ongejleelde Bloemen. TtUS. Rondbiadi- j)eeze vjncjt men opjamaika en op Barbados, volgens Sloane, hebbende blaauwe Bloemen. Zy heeft enkeide Bloemen in de Oxelen, vol- gens Brown, en is van beiden tot de Winde betrokken geweest. n. {%) Kruip -Winde met Jlomp Hartvormige, e«™gHlm gtfpüfa > pluizige , gefieelde Bladen , ver* Bengaal- fpreide Stengen en eenbloemige Steeltjes. In Indie komt deeze voor, die leggende Tak- kige Stengen heeft van twee Voeten lang en Hart- vormige Bladen, dikwils breederdan een Duim, ftomp met een Puntje. De jonge Bladenen Bloe- men zyn zeer ruig. (3) Kruip- (1) Evelvulns Fol. fubrotundis &c. Syft. Nat. XII. Gcn# 382. p. 222. Veg. XIII. Gen. 3 8*. p. 2*7. Convolvulus Num- mularius. Sp. Plant. f. p. 257. Convolvulus minor repens KummuUris folio. Slo\n. Jam. 58. Hift. I. p. 157. T. pp. f. 2. Convolvalus Habaceus repens &c. Brown. Jam* 153. (2) Evolvulus Fol. Cordatis obtufis &c. Am. AcaL IV. p- 306. Bukm. i*7. Ind. 76. Pentandria* 255 C3) Kruip -Winde met ftomp Hartvormige , IV. gchaairde gejleelde Bladen , verfpreide *F^EI- Stengen en driebloemigc Bloemfteeltjes. Hoofd* STUK. Volgens Commelyn heet dcezc Vijtum- nu Clandis op Malabar. Hy noemtze Kleine fodi-*«J^*iM fchc Winde, mee Bladen van Muur en rood- Mmuack- achiige pèarfche Bloemen. Hier behoort dezecrll£C' kleine Winde van Bisnagar, by Plukene t afgebeeld» De Heer Börmannüs heeft een dergelyke omvangen * van Koromandel. Twee ruige Ceylonfche Gewasjes , door den zelfden in Afbeelding gebragt , zyn tot deeze Soort betrokken* Zy zyn leggende of kruipende en hebben de gedaante byna van Muur. (4) Kruip -Winde met Lancetvormige Haaf Umf»iiuu rige ongefteelde Bladen , regtopftaande Sten- hbla* gen en lange driebloemige Bloemjieeltjes. Met lange zeer dunne Bloemfteeltjes , die twee Blikjes hebben , en fmalle Bladen , komt deeze, volgens Browke, op Jamaika voor, (5) Kruip. ' ($) Evolvulus FgJ. obcordatïs obtufls &c. Fl. ZeyL 76. Conv. Fol. oyatis obtufls, Caule Ftliformi. H. Cliff. 6g. Ana- galJis hiifiita minor gc. Burm. ZeyL p. 11. T. 6. f. 1. & T. 9. f. 1. Villum - clandi. Hort. Mal. Xf. p. 131. T. 6 geevende uit een langen dikken8 Wortel een knoopige donker paarfche Steng, waar aan dubbeld drievoudige Bladen > die By- rondachtig en Zaagswyze getand zyn en fpits uitloopen. De Steeltjes, uit de Knoopen voort- komende , draagen Bloemeny naar die van den Wynftok gelykende , waar op Besfen volgen , die rood aanrypen , zynde dan zeer aangenaam van Smaak. Munting heeft dit Gewas An* gelica Baccifera genoemd en het onder dien naam afgebeeld, (5) Aralia met een byna naakte Steng en ty*éN^m drievoudige Bladen. Ongebia- derde* Dit Kruid noemt men in Virgïnie, alwaar het (4) Araüa Caule Folio fo Herbaceo hevi, H. Ups. y&. Cojld. Hoveb. $7. Aralia ex Alis florifera. H. CUff. 11 3. K. Lugdb. 292. Panaces Carpimon f. Racemofa Canadenfis. Corn. Canad. 74. T. 75. BARR. leen. 70;. Chriftophoriana Cana- denfis racemofa & ramofi. Moris. Hifi. I. p. 9. S. 1. T. 2. f. 9. (5) Aralia Caule fubnudo , Foliis binfs ternatïs. /f. Olijf. 513. Gron* Vtr%. 34. K. Lugdb. 94. Chriftophoriana. Virg. Satzae radicibu* te. Pi.uk. -4/>». 98. T. 238, f. §. R . xi. Deel. VIII» Stok* 358 Vyfmannice Kruiden. IV. in \ Gebergte gevonden werdt door den Heef AlvfELfCLAYTON, wegens de Wortelen Salzaparil* Hoofd en een dergelyk , misfehien het zelfde, komt stuk. Qp java voort , volgens den Ridder , die 'er r?M- van zegt : De 'Steng is zeer kort of ontbreekt byna. Het heeft twee lang gefteelde Bladen , die uit vyf getande Vinbladen beftaan , en waar tusfehen een ongebladerde Bloemfteng opfchiet* welke driedeelig is of drie Kroontjes draagt» S t A t 1 c e. Strandkruid. De Kelk is eenbladig, geheel, geplooid, rap» pig : de Bloem vyf bladig , in dit Geflagt en het draagt een enkel Zaad ; zynde het Vrugtbegin- zei, in de Kelk vervat, met vyf Styl en gekroond, Agttien Soorten , meest Europifche, komen 'er in voor, als volgt. ï. (i) Strandkruid met enkele Kopbloemige Sten- JimïrL g&jes m Liniaale Bladen. Anjclicr- acktig. Dit Kruid , dat men by ons gemeenlyk Zee- Gras noemt , om dat het aan den Zeekant van zelf (1) Statice Scapo flmpb'ci Capitato. Syft. Nat. XII. Gen. 384. p- 222. Veg. XIII. Gen. 388. p. 248. H. Clif. 11$. R. Lurjb- 194. GoüAN Monsp. 157. Gron. Virg. i$o. &c. Li- monium aphyllocaulon Gramin, globofum. Mor, Hifi. m# p. 601. S. 15. T. !♦ f*. 29* Carophyllus mont. 111 sjor & minor. C. B. Pin. 211. Statice. Touanf. Injf. 34i«Gramen polyam themum maju? & minus. Dod. Tempt. 564. fi, Statice Lufi- tanica Scorzoners folio. ToüRnf. Inft. 341, jAC Door geheel Europa , en zelfs in Noord - Ame- rika, komt dit Kruid aan de Zeekust voor. Men noemt het Limonium 9 welke naam van deSlyk, daar het in groeit, afkomftig fchynt. Daariseen groot Limonium , 5t welk veel op de Zeeuwfche Schorren 5 op 't Koegras en andere buitendykfe Vogtige Velden 3 Slikken en Hooilanden , die men oudtyds Bemden en Maerfchen plagt te noe- men , groeit. Hierom meent Lob el, dat de Latynfche naam zo veel betekene als Bemptkruid9 en telt het onder de Bemptplanten s die aan den Zeekant groeijen. De naam van Bempt3 Bemd of Beemd, is, na de bedykingen, aan alle vlak- ke (2) Statice Scapo Paniculato tereti &c. Statice Cauïe nuêo Ramofo- H. Cliff. 11$. R. Lu^db. up. GoühN Monsp.isj. GER. Prfjv. 34°* Fl' Suec. 254 , 270. GRON. Vtr%. iy©f 48. &c. &c, Limonium maritimum majus. fa minus Olc* folio. y# minimum. BOCC Sic. 2j8 T. 19» PENTANDRIA. aól Ice groene Landsdouwen bygebleeven. Op zo- IV. danige Schorren en Marfen groeit het ook over- Af^*el* vloedig aan de Middellandfche Zee ;doch aldaar Hoofd- valt eene Verfcheidenheid die veel kleiner is STVKm met Madelieven -Bladen, door Lob el afgc-„£"M*3r beeld. Een Allerkleinst Limonium , naauwlyks vier Duimen hoog , werdt door Gaspar B au- hinüs op een Eilandje, niet ver van Marfeil- le , gevonden. Behalve die met Olyfbladen kwa- men Doktor G er ar d de twee gemelde en Dog eene andere Verfcheidenheid aan de Zee- kust van Provence voor, welke een naakte, ge- pluimde Steng heeft, met Spatel vormige (lom- pe Bladen. Door Linnjeus zyn twaalf Ver- scheidenheden opgetekend , van deeze Soort: ja zyn Ed. zegt , dat byna ieder Zeekust een verfchillend Gewas van dien aart uitlevert. M o* r i s o n telt vyfendertig Kruiden onder den naam van Limonium , waar van elfde Stengen getakt en met Bladen , vyftien dezelven getakt en on- gebladerd, de overigen ongetakte naakte Sten- getjes hebben , behoorende deeze meest tot de voorgaande Soort. De figuur der Bladen is derhalve verfchillen- de, doch meest Lancetvormig, en vry breed of Spatel vormig, aan 't end rond; zo dat ik niet begryp , hoe de Engelfchen het Zet - Lavendel kunnen noemen : want Ray hadt geen ander in Engeland gevonden dan het Gewoone. Do- don^üs zegt, dat yeelen het, wegens dege- lykheid der Bloemen en Kroontjes , roods Vak* R 3 riaan lh DlF-L» VIII. STWK. 262 Vyfmannice Kruiden. IV. riaan geheten hebben. Die gelykheid is zeker- Afdeel. jyJc wat Ver gezogt. Lob el verhaalt, dat de Hoofd Apothekers te Lyons , zeer belachelyfc , den stuk. Wortel voor Beken rubrum fleeten s alzo dat yyfvr daar te Lande en als voor hunne Voecen groeit* Dezelve is roodachtig , doch de Bladen , welke hy by die van roode Beete vergelykt , zyn bly. -groen, met lange roodachtige of rosfe Rib- ben of Steelen. Zy komen alleen by den Wor- tel voort. Het heeft taaije Stengen van de zelf- de Kleur, ongevaar éen of anderhalf Voethoog, verdeelende zig in Takjes , die bezet zyn met éénzydige Pluimen van paarfchblaauwachtige Bloemen. Op vogtige zoute Gronden valt het hooger dan op drooge plaatfen. De famentrek- kende Smaak, die 'erin heerfcht , geeft blyken van eenige nuttigheid , in de Geneeskunde. itï* (%) Strandkruid met een gepluimde Bloemjteng ; tomaT de Bladen Lancetvormig , drieribbig, een Grys» weinig gegolfd , fpüs getipt ; de Takjes van de Pluim driekantig. Deeze , van Forskaohl in Arabie waar- genomen, is uit Zaad in de Upfalfche Tuinge» teeld. Ik vind 'er echter f in deszelfs Lyst van Egyptifche en Arabifche Planten , geen gewag van. Profesfor S. C. Gmelin vondt by Aftra- chan, aan de Kaspifche Zee , een Statice, wel- ke (3) Stathe Scapo paniculato , Fol. Lanceolatïs txinerviis &c. Mant. $9, 513. PENTANDRIA. 263 ke hy rübella noemt en dagt misfchien de inca* IV* na te kunnen zyn. De Wortel bladen , die den AF^jfL> Stoel uitmaaken , waren zeer week , van onde* Hoofd- ren Wollig en wierden door den Ouderdom van STüK* ?t Gewas, zegt hy, Bloedrood (*). n£mt*gr f4) Strandkruid met een gepluimde Steng en s™: Spatelvormigc Jlompe Bladen. Cordata. Hartvor* De Bladen van deeze Soort zyn fomtydslang-m,s* werpig Hartvormig , met een infnyding aan 't end , gelyk men een's Menfchen Hart gewoon is af te beelden , fomtyds alleenlyk ftomp en Spatel vormig: des zy wel een Verfcheidenheid zou kunnen zyn van het Gewoone Limonium ; doch groeit maar een half Voet hoog, voorko- mende aan de Oevers der Middellandfche Zee. (5) Strandkruid met een gepluimde fe^w^^ Steng, de onvrugtbaare Takken naakt 07/^Netswys, * geboogen ; de Bladen Wigvormig. Deeze , die de Takjes Netswyze door elkan- der gevlogten heeft, groeit op 't Eiland Maltha, (#) Reiz$ durcb Rusland. Ih Th. p. 139- PI. 34. (4; Statiee Scapo paniculato &c. SAUV. Monsp. 15. All. JNïe. 162. Lim. maritimum minus Fol. Cordatis. C. B. Pin. 191. Pr$dr. 99- Lim. min. Cord. BARK. Ic. 305. (s) Statiee Scapo paniculato proftrato &c. Limon. minus, Virgulis re&ifoimiter fe invicem implicacis. Pluk. Alm. aai. T. 42. f. 4> Limon, reticulatuin. &AJ. Hift. Boce* Sic. 82. T. 44. R 4 II. Deel, VIII. Stuk. Vypmannige Kruiden, IV» als ook in Griekenland en by Montpellïer. De Afdeel. fj00gieeraar Pallas heeft dezelve ook aan de Hoofd- Zouc-Meiren , in de Zuidelyke deelen van Si- stuk, berie, fomtydsdrie Spannen hoog , aangetroffen* VT. (<$) Strandkruid met een gepluimde s ronde , xfhhidïs. Steng die Leedjes heeft , de Bladen ruuw. Ruuwbla- dl& De Bladen van deeze Soort , welke aan de Zeekust van Languedok en Provence groeit, zyn veel kleiner dan die der Madelieven, doch van dergelyke figuur , met oneffenheden, welke de- ze! ven ruuw maaken. HetStengetje is een Hand- palm hoog en heeft de Pluim gewricht met ge- gaffelde Takjes. De Kelken zyn klein en fpics : de Bloemblaadjes uitgerand , bleek blaauw met «ene paarfche Streep. v. VIL (7) Strandkruid met een gegaffelde tweefnydeu- sfeTiyk? de Steng , Ey ronde gefpitjle Bladen en ver* gaarde Bloemen. vin. (8) Strandkruid met een gegaffelde Steng, de Tauarifch. *>l<*' (6) Stctke Scapo paniculato tereti articulato , fol. fcabrïs, Limon. minus anmium bullacis foüis. Magn. Monsp. 157. T. I5 van elkander afgezonderd. vi. Hoofd- De Bladen van deeze beiden gelyken naar die stuk* van Weegbree en leggen op den Grond , doch p**ht hebben een Doorntje aan 't end : beftaande het verlchil , volgens Amman, voornaamelyk daar in > dat de eene de Bloemen in Hoofdjes ver- gaard , de andere Aairswyze geplaatst heeft* Zy zyn in beiden wit. De eerfte is, volgens Gmelin, in geheel Siberië gemeen , groei- jende dikwils maar een Handbreed > fomtyds een Elle hoog. Het Landvolk aan de Irtis gebruikt de gedroogde Bladen in Aftrekzei, als Thee. Zy leggen ook dit Kruid op Wondenen Gezwellen, De andere, die als Kroontjes -Bloemen heeft, valt in Tartarie. (9) Strandkruid met een gepluimde Stengen Elsvormige fpiife Bladen* Statice 0 Jr J Echinus. Den bynaam heeft deeze van haare fteekende Bladen , naar die der Anjelieren gelykende, en een Plag maakende die naar een Egel zweemt* A L p 1 N u s noemde het Echinus of andere Boks- doorn» (9) Statice Scapo panleulato , Foliis Subulatis aiucronatiV. Limon. Fol. Sub, mucron. pungentibus. R. Lugdb. 192. Li- mon. Oricnt. fïutescens. TOURNF. Cor. 2;. Lim. Cespito- fum fol. aculeuif. EuxB. Cent, II. p. 18. T. Io. Liman. Grxc. Juniperi folio. Tournf. Cor. 25. Echinus f. Trsga* cantha altera. Alp. Exot. 57. T. 56. R5 II. Deel. VIII» Stuk* $66 Vyfmannige Kruidefji IW doorn. De Groeiplaats is in de Woeftynen van Afdeel* Griekenland en Klein Afie. stuT#D O °) Strandkruid met een getakte bogtige Steng , x. geribde Bladen en endelingfe Tros - Bloemen. Statte ^Bogtït Door Steller us is deeze in Siberië ge- vonden en aan Gmelin medegedeeld. Zy heeft de Wortelbladen Eyrondaehtig en op de wyze der andere Soorten getropt. De Steng is eea Span hoog, bogtig getakt, en getopt met zeer fraaije BI oem hoofdjes , uit gekleurde rood en witte Kelken en kleine blaauwe Bloempjes fa- mengefteld. XT# (u) Strandkruid met een eenigermaate gebla- Purpura- derde Steng; de Bladen Jlomp Eyrond Wig' Gepurperd. vormig , drieribbig, ge/pitst. De Heer Bergiüs noemt deeze Kaapfche, die hy omftandig befchryft , Statice peregrina. Zyn Ed* betrekt 'cr toe het Heejlerig Kaapfch Litnoniwn van Ray3 dat naar ons gemeen Eu- ropifch gelykt. Ook meent hy , dat het Zee - Gras met een naakte Takkige Steng, welke zo wel als de Bladen ruuw is, van Gmeliw, eenzelf- de (10) StAtite Scapo Ramofo flexuofo &c. Stat. Fol. ovalibus. mmicis nervofis Sec. Gmelin. Sib. n.p. 217. T. 59. f. f. (1 1) Statice Caule fubfoliato flee Mant. $9. Statice pere- grina. Berg. Cap. %o. Limon. Fniticofum Cap. B. Spei , vulgat» noftrati limilc. Raj. Suppl. 24S. Gmel. Sib. II. p. 219. BüRM. Fl. Cap. Prodr. p4 8. Pent andria» 267 de Plant zy* De Steng is ongevaar een Span IV hoog* De Kelken en Bloemen zyn paarfchachtigfAFDEEi; waar van de bynaam. Hoofd* (12) Strandkruid met een laag HeeJlerigege*TU**T bladerde Steng ; de Bladen getropt , Wig- Staties vormig,glad en Jtomp ; de Stengen fchraaU ml^*' bloemig. klein. Aan de MiddelJandfche Zee groeit deeze , een Plantje van naauwlyks een Vinger hoog , met bleekroode Bloemen. Bevoorens was het onder de Verfcheidenheden van 't gewoone Limonium opgeteld. (13) Strandkruid met een Heejlerige Steng 5 ^'uth die van boven naakt en Takkig is , met on-co/a. gejleelde Hoofdjes 3 en Lancetvormige Schee-HQQ&Sïlg* de - Bladen heeft. In Siberië groeit deeze Soort, die Stengetjes van minder dan een Voet hoog maakt , zig in Takjes verdeelende, die met Hoofdjes van klei- ne blaau we Bloempjes, in Schubbige witte Kelk* jes , gekroond zyn. Aan de Zout - Meiren is haare voorn aamfte Groeiplaats. (14) Strand • (12) Statice Caule SufFruticofo Foliofo &c. Mant, 59. Li~ mon. Maritimum minimum. C. B. Pin. 191- Prodr. 99. Lim. Frut. minimum gïabrum. Pluk. Alm. 221. T. 200. f. 5, Lim. Sic. folio cordato. BOCC Sic. 64. T. 34« (13} Statice Caule Fruticofo , fuperne nudo Ramofo &c# Stat. Fol. e tanceolato Linearibas &c, Gmel. Sik* II. p.216. T. ss. f. 2, 3. IL Dx?x. VIII, Siü«i 263 VtFMANNlGE KltUÏDEN, Afdeel Strar,dkruid met eene Heejterige geblader - yL ' de Steng , eenzaame Bloemen 9 en Lancet- Hoofd* vormige Scheede - Bladen. STUK* xiv. De Stengbladen zyn Liniaal of zeer fmal in ■ww^Ldeeze Soort, welke Houtig is , volgens Boe Hoütlg,coNE en op Sicilië groeit. Dikwils komen 'er Gallen aan voor > die door het fteeken van In- fekten veroirzaakt zyn (*)♦ Zy hebben fomtyds de grootte van een Eikel. De Wortel van dit Kruid is ontzaglyk groot, hebbende fomtyds de dikte en langte van eens Menfchen Been , en van binnen zo rood zynde als Brafiüe-Hout, Niettemin fpreidt hetzelve zig daar van flegts Takswyze langs den Grond uit , als het Var- kens- Gras 3 met Bladen naar die van den Olyf- boom (14) Stathe Caule Fmticofo foliofo &c. Stat» Fol Caule Lanc. Linearibus. H. Cliff. 116. R. Lugdb. 192. Limoninm L'gnofum Gallas feiens. Bocc. Sic. 34, T. 16 , 17. (*) Gallas f&pe fert ex PhaUna. R.EATJM. Ins. tlli T. $9. f. 1-4: ze^t LlMN^US , in Spec. Plant. Ed. II. p. 3 9<5. Reaumür fpreekr, wei is waar, van zodanige Gallen, die op 't Eiland Cyprus gevonden waren , en hem uit Egypte bezorgd, zittende aan een Soort van Limonium: maar het on- volkomen Uiltje, dat hy 'er by afbeeldt, hadt zekerlyk de- ze! ven niet veroirzaakt , en hy kon niet onderfcheiden , of het Infekt , dat hy 'er binnen vondr , een Rupsje ware dan een Wormpje. Ook was het gezegde Uiltje niet kenbaar. Waar- fchynlyker is derhalve de gisfïng in Hort. CUffêrtiano , dat deeze Gallen , gelyk die van andere Gewasfen , uit het ftee- ken van Wespen voortkomen. Zie het Kjofdftuk van de Galt - Wespen , in het I. Deels ♦ XII. Stuk , van deeze myne Nat. Hifiorle , bladz. 107, enz. P E N T A N ü i I A. 26© boom of van Z^e - Porfelein gelykende. De IV.' Bloemen zyn vry groot, als die der blaauweSy- "fc* ring, gelyk gedagte Autheur aanmerkt, en be Hoofd-. ftaan flegts uit één Blaadje , even als in httSTÜK* Portugeefclie Strandkruid met veeldeelige Bla- J^tagy' den , vanTouRNEFoiiT. Onder den zelfden bynaam geeft Forskaohl een Soort van dit Geflagt, by Alexandrie in Egypte groeijende, op, welke nader fcheen overeen te komen mee de voorgaande Siberifche. f15) Strandkruid met een Heejlerige geblader- xvy de Takkige Steng en Elsvormige Bladen. jttZ"* Goudklcu» Deeze heeft de Bloemkelken Goudgeel , waar »&• van de bynaam. Het Kruid is door Amman afgebeeld en was op Bergvelden in Siberië ge- vonden door den Heer Gmelin, die het on- der den naam van Limonium met Kali - Bladen befchryft. De Wortel is maar een Schryfpen dik en heeft een Bloedkleurig rooden Bast , van bin- nen wit zynde , zoet van Smaak. In alle Kelk- jes, byna, kwamen hem roode Wormpjes voor, (16) Strandkruid met een Heejlerige Takkige xvl Steng, de Takjes Schubbig, door Kaf j es ^eeiMad^ die met een Haairtje getipt zyn. In (is) Syxtice Caule Frut» Foüofo Ramofo &c. Gmel. S'tb. II. p. 21?. Limonium Marit. hum. Ephedix facie &c. A&i* MAN Rutb. Ml. T. 18. f. 2. (16) Statice Caule Frut. Pvamofo &c. Limonium Ferulaceo Poiio. GBISL. Lus. MORIS. Hifi. III. S. i;,T. x. f. 23«PLUS* Alm, 221. T. 28. f. -f. tb D£EX» VUU Vyfmannige Krüïden. ^i?* Id Barbarie , Portugal , Spanje, komt deeze Afdeel. goort yoor ^ Takkige , Deeze is , door den vermaarden Shaw, in Afrika gevonden en befchreeven doch hy heeft de Takjes voor Blaadjes aangezien , zegt Lin« u/eus. S H a w zegt , dat de Blaadjes grys wit zyh3 als waren zy met Suiker beftrooid. Lin- n^üs zegt , dat het geheele Kruid Zemelig is ; 't welk dan ook de Blaadjes influit.Zyn Ed. voegt 'er by , dat S h a w 'er een fchoon roode Vrugtmaaking aan toefchryft. Die Autheur zegt, de Bloem is fraay en fchoon rood , en aan den Stam komen Galnooten voort, van een ovaale figuur , met verfcheide gaatjes. xvir. (18) Strandkruid met een Kruidige Steng; de Sinuata oitge hoekt. Wbr- (17) Stattce Caule flexuofo Ramofo Furfuraceo. Mant,: 59' Limonium Gallifeium Fol. cylindraceis. SHAW. Jifr. N. $69. (1%) Statice Caule Herbaceo &c. Statïce Fol. Caulinis de- currentibus. H. Cliff. 116. Limonium peregrinum Foliis As- 'plenii.' C. B. Pin. J92. Limonii ipecies. Rauw. Itin. 313* T. 314- Limon. Rauwolfianum. Cjlus. Cur. T. p. 63. fi+ Li- PEN TANDRIA. aj* tFortelbladen overhoeks Fïnswyze uitge* IV. fneeden ; de Stengbladen drievoudig > drie- kantig, Elsvormigy afloopende. Hoofde STUK» Deeze zeer fraaije Soort groeit in de Levant Pw en voorts langs de Middellandfche Zee , inzon-^W4% derheid op de Kusten van Sicilië. Zy komt, met het gemeene Limonium, op vogtige Vel- den voor in Paleftina, by de Stad Joppe, alwaar men de Bladen van beiden met Azyn , als Sala- de nuttigt. Clutius vondt ze by Mallagaen bragt het Zaad in Holland over; waar door het in de Kruidtuinen voortgeteeld werdt. Immers datzelve bevondt Clüsiüs met het RauwoU fifche Limonium overeenkomftig ; gelyk hy 'er dan ook de Afbeelding en befchryving van me- degedeeld heeft. Het is voor eenige Jaaren 3 door Mautyn, fierlyk in Plaat gebragt. De Wortelbladen gelyken zeer naar die van 'c Kruid dat men Hertstonge noemt 5 en hebben een aanzienlyke langte. De Steng , om laag rond , verdeelt zig in Takken , die fmalle Bladen heb- ben 9 welke langs dezelven afloopen. De Tak- ken zyn als met gehakkelde Vliezen gevleugeld en loopen uit in Hoofdjes * van drie f vier, vyf of zes, eenbladige, Trechterachtige Bloe- men , van blaauwe Kleur, die door het droo- gen niet verdwynt ; gelyk ik bevind in myn Exemplaar van deeze Plant* Clüsiüs kreeg 'er Limon. Africanum &c. MART- Cent. T. p. 48. y# Limonium Caulibus alatis &c. SHAW. AfrU* N. Jéj, Vyfihannigb Kruiden. 'V. 'er eenigen, die door een Boomkweeker byKa- Afdeel. ^x .Q Spanje verzameld waren. Hoofd- Twee Verfcheiden heden zyn door Linnjeus 6TÜK* opgegeven , waar van de eene de Bladen on- J^f1*" verdeeld of minder uitgehoekü en ruig , de Bloe- men bleek geel heeft, met paarfche Kelken: de andere de Vleugels der Stengen en Takken niet gehakkeld, Bladen als de eerfteen fpitfere geel- achtige Kelken heeft. Deeze is de Elkhaddah der Arabieren , zegt Shaw, die dezelve ia Barbarie heeft gevonden. Door Forskaoiil zyn drie nieuwe Soor- ten, van dit Geflagt, waargenomen. De eene, die hy Statice Axillaris noemt , hadt een Hee- fterige gebladerde Steng, gegaffelde Bloemplui* men in de Oxelen en regtopltaande getropte Bloemen. Een andere, genaamd Cylindrifolia % hadt een Heefterige , gebladerde , Takkige Steng, van een Voet hoog, na 't afvallen der Bladen, die Cylindrifch en gefpitst waren ,-gefchubd bly- vende. Een derde, Statice aphylla gedoopt, hadt een Takkige , gewrichre , gegolfde geknobbel- de Steng, geheel Bladerloos. Deeze laatfte groei- de overvloedig in de Woeltynen by de Graf- lieden van Alexandria in Egypte : de eerfte by Lohaja in Arabie; de tweede by Mocha op den Kleijigen Zee -Oever. Linüm. Vlafch. De byzondere Kenmerken van dit Gefiagt van Kruiden zyn ; de Kelk en Bloem beiden vyf- f yfl^ïadïp: : het Zaadhuisje vyfklcppig met tien IV; Holligheden , bevattende enkelde Zaaden. AF^Eti Het bevat twee -en- twintig Soorten , waar Hoofd* van de cerfte zestien de Bladen overhoeks of ;TÜK* beurtlings; de zes laatften gepaard of tegenover ^ta£^ elkander geplaatst hebben. (i) Vlafcb met de Kelken en Zaadhuisjes ge ^ fpitsty de Bloemblaadjes gekarteld, de Bla-urtt^tift- den Lancetvormig overhoeks; de Steng by-m*"±tctm na eenzaam. > mpemt, £>eeze Soort levert het gewoone Vlafchuxt^ dat in de middelde en Ooftelyke deelen van Êuropa, als ook ia onze Nederlanden, jaarlyks overvloedig uit Zaad geteeld wordt. Zy groeic van zelf in de Zuidelyke deelen onder 'tKoorn; doch, zelfs in Switzerland, kwam zy Haller voor % geen inlahdfch Kruid te zyn , komende waarfctiynlyk hier en daar in 't wilde op > uit gevallen Zaad. Het Wilde , immers , gelykc het tamme Vlafch volkomen. De oirfprong zou misfehien uit Afrika kunnen zyn. De Grieken noemen 't Linon , de Latynen Linum, de Ita- li. (i) Linum Calycibus Capfultsque mucronatis &c. Sy/l. Nat. 3IL 6en. 385* jW? Vtg. XUÏ. Gen. 3S9. p, 249. /ƒ„ Ctiff. iï4. R. Lurdb. 433. PUL Bot. 261. H. Ups. AUt , JHed. Sec. &c. Linum Atvenfe &c. fativura. C. B. Pin. 114. Linüra fativum humilius &c. BOEHH. Lugdh. I. p4 2B4. 9, Lin. fat. latifoL Afncau, Ftu&u ömj'qic. TSüKsry* 8 474 Vyfmannige JKruideh. IV. Haanen en Spanjaarden Lino , de Franfcheo AFviEi Linh deEngelfchen Fiax > Duitfchets Fhchs % Hoofd waar van onze benaaming haare afkomst heeft, •tuk. Her maakt, uit een Vezeligen Wortel, ronde v$fwy' Stemmetjes , van één of twee Voeten hoog , on- geregeld bezet met Blaadjes , van een Duim lang f Lancetvorüiig , fpits en groen, zeer glad. Op den top heeft het fchoon Hemelfchblaauwe Bloe- men , op enkelde Stee tj: s , die veelal aan Tak- jes groeijen , welke gebladerd uit de Oxels der bovenüe Bladen fchieten. Daarop volgen ronde Zaadhuisjes , met platte, gladde, bruine, we* der^yds fpitfe Zaadjes. De nuttigheid van dit Kruid is ongemeen. De Vezelachügheid van deszelfs Stengetjes maakc het binnenfte daar van , door zekere bereiding , die men braaken noemt , bekwaam voor de We- veryën van het Linnen, welks menigvuldig ge- bruik om het Lighaam zuiver te houden en tot den opfchik der Vrouwsperfoonen , t'over be- kend is. Ook weet men, hoe, van het afge- fleeten Linnen , de Vodden ftrekken tot het thans in de Samenleeving zo onontbeerlyke Papier, dat de Grondflag der Geleerdheid , het Werktuig der Correfpondentie en de As is waar op de Koophandel draait. Ondertusfcheji wordt op de Eilanden aan de Middellandfche Zee en in de Levant, zo Toürnefor t ver- haalt, het Vlafch alleenlyk gezaaid , om de Olie uit het Zaad, welke men aldaar tot de Spyzen gebruikt. Die Olie is ongemeen verzagtende, cn P J5 N T A N £> R I A» a/jT en dient derhalve, inwendig, tegen 't Graveel, IV. den Rooden Loop , Bloedfpuuwing en alle Kwaa* len , die uit fcherpe Stoffen ontdaan t mids men Hoofd- 'er een groote veelheid van innccme. In Kly- 8TÜK# fteeren wordt zy byna altons gedaan. Uitwen- JfflW dig gebruikt menze , om plaatfen , waar men zig aan 't Vuur of gloei jend Yzer gebrand heeft, te beftryken. De Schilders mengen hunne Verwen met gekookte Lyn - Olie : de Drukkers Inkt wordt van dezelve gemaakt ; men brandtze in Lampen , enz. Het Zaad op zig zelve, of het Meel daar van 9 kan gegeten worden , gelyk , by gebrek van Koorn , wel gefchied is ; doch het valt zwaar om te verteeren. De Lynkoeken , waar de Olie is uitgeperst , ftrekken tot goed Voedzel voor het Rundvee. (2) Vlafch met de Kelken en Zaadhuisjes Jiomp : ir* de Bladen overhoeks Lancetvormig effen-pe^n"*! randig. Dqeze overblyvende Soort van Vlafch, valt in Siberië als ook in Engeland ; maar de Sten- gen van het Siberifche waren opftaande, die van het Engelfche leggende zegt de Ridder , en vraagt of dit altoos plaats hebbe? Ra y zal zyn Ed, (%) Hnum CaiyeSbus Capfulisque obtiifiusculis &e. Min.. Di3. T. 166. f. 2. H. Ups. 72» H. Cliff'. 1x4. R. L*?dh* 434. Göuan Momp. 158. Linura perenne rasjas ccsrulsam, Mobis. Hift. II. p. 573. Linum fylvelUe cokuL perewne cre&ius öcc. &aj. AngL III. p. 362, S a lItDui«YIUf §tvsf ^6 VtfmAnnice Kruide*; IV. Ed. aanftonds beantwoorden , uit zyne aanhaa- Afdeel* ]jng) hier onder geplaatst, alwaar dezelve het Hoorn* den naam geeft van Wild overblyvend Hemelfch- $tuk. bïaauw Vlafch, dat regter op Jlaat, enz*zeg- Jföv gende, dat het overvloedig groeit op de Heuve- len en aan de kant der Bouwlanden by Cam* bridge, iïh (3) Vlafch met Lancetvormige , Haairige , vyf- rf£/Z. ribbige Bladen. Deeze Soort groeit op de Gebergten vanLon> bardie,alsook by Augsburg en elders in Duitfch- land. iv. (4) Vlafch dat de Kelken ruig , ge/pitst , 0/2* Rir£l\£' gefteeld, overhoeks geplaatst heeft, zowel als de Bladen > maar die aan de Takken gepaard. Op verfcheide hooge drooge Velden , zo in Ooftenryk als in Tartarie , groeit deeze Soort van Vlafch, welke byna van hoogte als het Ge- meene is , met dikke , ruige Steelen en Blade- ren. O) Vlafch ($) Linum Foliis Lanceohtis , Pilofis % quinquenervüs. Lin. fy'v. latifol. Caule Viscofo , Flore rubio. C. B. Pin. 214. RAJ. Hifi. 1074. (4) Linum Calycibus hirfutis &c. Linum (ylv. latifol. hir- futum coerulcum. C. B. Pin, 339. MORis. Hifi. II. p. 573- S. 5. T. 26. f. 5. Raj. Hifi, 1073. Linum fytve&rt iacsfoiium. Clus. Hifi. 1. *i7. Lin* fylv. [primum. f ANN» 2p8. T. 299' KAAM. Aufir. Sé. ' m Pentandria. S77 (5) Vlafch dat de Kelken ge/pitst heeft y de IV. Bladen Lancetvormig , verjlrooid y gejlrekt , '^ihl. ruuw en puntig , de Steng rond ent van on* Hoofd. deren getakt. 8TUK* v. Deeze Soort groeit in dat gedeelte van Euro- NJ^£*"m pa , 't welk men oudtyds Gallia Narbonenfis fa- plagt te noemen ;naamelyk in LanguedokenPro- Naïbonrch* vence. Het heeft de Stengetjes een Voet hoog f Houtig : de Bladen donker groen , zeer fcherp gepunt: de Bloemen groot, Hemelfchblaauw , in Kroontjes. (ó) Vlafch met gefpitfte Kelken , en verjlrooi- vu de Borjlelig Liniaale Bladen , 'die naarag- Jeum^ê' teren ruuw zyn, DunMadig, Agt f5) Linum Calycibus acumlnatis &c. Lin. fyW. coerul. fo- lio acuto. C. B. Pin. 214. Proir. 107. Lin. fylv. anguftif. coerul. amplp florc. Magn. Sauv. Goüan Momp. 158. Gek, Prov. 420. (t ) Linum Cal. acuminatis , Fol. fparfïs &c. Lin. perenne ïoJ. anguftioribus. HALL. Helv. 371. Lin. fylv. anguftsfo- lium Flore magno. C. B. Pin. 214. Lin. fylv. V. anguflif, CLUS. Hifl. I. p. jïs. £# Lin. fylv. anguftif. Fl. magno in- rcnfe cocr- Tournp. /«/?. 340. y Fl. magno vielaceo. Ihli. Lin. purp. diftin&o. ïbid, 9. Fl. magno coer. & velut ci- nereo. Ibid. Lin. fylv. V. anguftif ajmd genus. CLUg. /fr/f* I. p. ju. £ Lin. fylv. ang. Fl. dilute purp. vel carn. C. B. Pin. 214. Lin. Oxyph. multicaule. Bocc Mus. II. p. 169. T- 12*. Ltnaria Capilf. folio altera. C. B. Pin. ziz. $e Lin. anguftifollum album &c. Tournf. lnft% 3^0. Lin» fylveftre angufttoribus 6c denliortbus foliis , fl. minore. C. Bo Pin. £14. Lin. Fol. altern. Linearibus&c. SCOF. Carn*i% . S3 EL DMU VUL .sïc«, 2}g VitfMannige Kruiden, IV* Agt Verfcheidenhcden heeft LiNNiEus op- Afdeel* gegeven van deeze Soort s die op drooge Vel- Hoofd- den in Vrankryk en Switzerland haare Groei» STUK' plaats heeft, hoewel men ze in Languedok en Tt&f™** Provence, ja zelfs in Karniolie en in Qoftenryk ook aantreft. De Ridder wil echter thans , dat men de Vierde daar van zal uitfluiten. De Kleur der Bloemen , die of hoog blaauw, of paarfchach* tig, of bleekblaauw en zeifs Vieefchkleurig zyn 5 maakt het meette verfchil in deezen. De Heer Forskaohl vondt een dunbladig Vlafch , met geole Bloemen , in Arabie. Volgens Hal- lee geeft de Houtige Wortel veele Stengetjes van een Voet hoog , die Heéfterachtig en ge- armd zyn , met zeer fmaüe 5 dikachtige Blaad- jes en de Kelken zyn gebaard. Linnjecjs Doemtze Eyrond 5 zeer gefpïtst y en, gelyker- wys de Bladen , met kleine Stekeltjes Zaagswy- %q getand. vtt. (7) Vlafch met gefpitfle Elsvormige Kelken^ CaiïiiOL Liniaal Lancetvormige overhoekfe Bladen: jFanfch. tweehloemige Steeltjes van de Pluim en by~ na ongejleelde Bloemen* Deeze byzcndere Soort groeit in Bosfchen van Languedok en Provence. Somtyds heeft dezel- ve drie,fomtyds vyf Stylen op 't Vrugtbeginzel# (8) Vlafch (7) Llnum Calycibus Subulatis acutis &c. Lïn. fylv. mï* ims Flore hiteo, C. B. Fin. 214. Lin. Fol. lineari - hnceoU $iuv. Monsp, 53. jj$n. Cal. acutis, GQUAN Mwp. ss$tl G&ft, Prfv. ^zi* Tab. ifr, Fig, u PENTANDRlJk 2?£ (8) Vlafrh met Eyronde > fpHfe , ongedoornde ïV. Kelken: de Bladen Lancetvormig 3 de on-^™**1* derjten gepaard. Hoofd- stuk, Dceze, die hec Wilde Vlafch is van Dodo- vin. njeus, eroeic aan den Zeekant ïu Italië, Pro- Linum M*~ vence en Languedok; doch ook op het Geberg zetkaots. te van Baden in O jftenryk. Zy gelykt vry veel naar het Tamme Vlafch f maar de Bloemen zyn geel. Ook heeft zy veel overeenkomst met de voorgaande Soort. (9) Vlafch met geronde Jlompe Kelken , £t«i* nr- cak fpitsachtige Bladen en neerg^boogen^ii^ Stengen. Behalve de Vierde wordr hier ook Vhws ge- bragt de Eerde verfcheidenheid van het Din- bladige Vlafch , hier voor befchreeven Naar de volgende gelykt deeze Soort zeer , maar de Sten- gen hellen en de onderlte Bladen zyn öchubs- wys* (%) Lifium Calycibus ovatis acutïs m«tïcis &c. Linum Caule Umpiici &c. H. CUff. 114. R. LutdJ». 434. Gouan Mênsp. Ger. Ptov. 419. KBAM. Auftr. 87. Lin»m maritiraum luteum. C. B. Pin. 214. Lin. lureum Narbo- nenfe. J. B. Kift. IH. p. 454- Linum fylvcftre. Dod. Ptmpt. (9) Galycibui rotundatis obtufis &c. Sp. Plant. 1671. Jacq. Vind. 229. Lini tenuifolii, Var. £# prima. Sp. PUnt. 398. Linum fylv. perenne caeruleum , noftr,i$. Kaj. Hift. 1073. Lin. perenn. min. coerulcum. MORI8 Hift.lïl. p. 573. N. 4- Lin. fylv. quint. anguftif. alt. CLVê* Htft* 1 p. n%* Lini tenuif. Var. quarta. s4 H, DEE&. VIII» SXUB V YFMANNIGE KrüIDEUC. IV. wys' omgeboogen* 't Gehecle Gewas is effen jUdeel mct eenvoudige ronde Stangetjes, die byna op Hoofd- den Grondleggen* De Bladen klimmen op: de •tui Bloemen zyn blaauw en niet klein. Het groeit Jff*™r °P Je O^ftenrykfe Bergen. ; x. (10) Vlafch met geronde fiompe Kelken, en Lh firuTumT niaale fpitfe regtachtige Bladen. Qouen- *>'ks- Van dit Neder -Ooftenrykfe Vlafch, dat op den Kolenberg en anderen groeit , zyn de Sten- gen korter dan in 't gewoone, de Bladen ver- fpreiJ; de Bloemen voor 't bloeijen knikkende; dc Kelken Eyrond, ftomp. OO Vlafch met fpitfe Kelken o^erhoeks , de y*Tjiriiam Zaadhuisjes ftomp ; een Draadachtige Pluim ; frirginifch. Lanc 'eivormige overhoekfe Bladen ; de Wor- telbladen Eyrond. In Virginie en Pcrfylvanie groeit deeze Soort ; die geele Bloemen heeft , ongevaar een Voet h<.og. xii. (12) Vlafch met byna Zaagtandige ruuwe, Lan~ (10) LsKttm Cal rotund. obtufis &c. L113. fylv. angufiif. Tol. rarioribuf. C. 8. Pin. 214. Lin. fyJveftre fecundmn. Ie. 822. Mant. 555. KRAM. Auflr. ij. (ii, Lit.um Ca'yci'us acutfs alternis Sec. Lin. Ram» Fo» liisque alrerms Sec. GE ON Virg. 35, 4*. (12; Linum Caiycibu* ! u Wei rato - icabris &c. Mant. 3$o« Lin. fylr. latifo!. luteuoa. C. B. Pin. 114. Li'num latif* Juffura. J. B. Htfl. LI!, p. 454. Lin. fylv. tert. lat.Tol. Clus. I. p. Ji7. 301, KRAM. Aufln 17. 3éfo4 * Fentandria. 28r Lancetvormige naauwlyks gefteelde Kelken : IV. in een Pluim van gegaffelde Takken. afdeel Hoofd* Dceze heeft , aan de Blaadjes, wcderzyds ,Tvk. een Stip : de Kelk is hoekig : de Bloemblaadjes Pe*i*%y zyn geel met Saffraankleurige Streepen* De Groeiplaats is in Ooftenryk^ Karniolie, Langue dok en eluejs. nta. (13) Vlafch met Ehvormige Kelken en Lan- xiu. cetvormige gefirekte gefpitfte Bladen , dieyj^™ aan de kanten ruuw zyn* Geitrckto In Languedok , Spanje en op Sicilië , groeit dit Kruid, dat tot hpt Steenzaad is betrokken geweest door CBaühinus. 't Gelykt inder-* daad niet weinig naar hetzelve, volgens de Af- beelding van de Pasferina met Vlafchkruid - JBla«* den t>y Lobel, welke door J, Bauhinüs is aangehaald. De Bloemen zyn 1 uilachtig ver- gaard : de Kelken eens zo lang als het Zaadhuis- je, daar in vervat. C14) Vlafch met Liniadle fpitfe ruuwe Bladen en laag Heejlerige Stengen. j^nc*~ In Begerig. (13) Linum Calycibus Subulatis &c. Lin. FoL afpcris &c. HA.GN. Monsp. 164. GOüAN. 159- GER. Prov. 421. Lithosp. Linari* folio Monspel. C. B. Pin. Pasferina Lobelii. |. B. Hifi* III. p. 455. Pasferina Linariae folio. Lob. Ie. 411. ( 14) Linum Fol. linearibus acutis fcabris &c. Linurn an- juftifoliura Fruticofum Valentinum. TOURNF. Infl* 340, s 5 Ei. Dul. VIII. St»k» Vyfmannige Kruiden* IV* In 't R y k van Valence , dat tot Spanje behoort , AF viEL groeic deeze * vol&eDS den vermaarden kruid- Hoofd- kenner Tou &n ü- f or t. STUK* xv- (*5) Vlafch met Wigvormige Bladen en Boom- jirhrenZ achtige Stengen. Boomach* r,s- Alpinüs kreeg van 't Eiland Kandia , onder den naam van Boomachtig Vlafch, een Tak van een Plant, weike de Bloemen, Vrugten en Zaa- den, volmaakt naar die van Vlafch gely kende f hadt. Zy is, zegt hy, Boomachtig, hebbende tengere ronde Takken, fcheef geftrekt en zwart van Bast : met Bladen als die der Myrthen by- na geheel bedekt , en aan de toppen Bloemen dragende, die geel van Kleuren zeer bitter wa* ren. De Vru^t, van grootte als Cicers , bevatte vier Zaaden , aan die van het Vlafch volkomen gelyk, 't Gewas groeit, volgens Linnje vs9 ook in Italië. xn. (16) Vlafch, welk het Grondftuk der Bladen , uZttT wederzyds, Klierig gefiippeld heeft. Klokbioe- «""g« Tot de Klokjes is deeze betrokken geweest: want de Bloem heeft cene alszins Klokvormige fi- (ï$) IJnam Fol. Cuneiformibus , CauL Aiborescentibm* Alp. Exot. 19. T. 15. (16) L'mum Fol. bafi utrinque &c. GoiJAN Mmsp. Gm Prtv. 420. Lin. fylv. Juteum Fol. fubrotundis. C. B« Pin. 2ü. Rai»uncu!us ncmor. anguftif. Id, 93. Camp. !utea<, Linifolia M>ntis Lupi. Lob. I<< 414, Campanula Limfolir lutea. J. B. ffift* II. p. *i7. P E N T A N D R I A* a3^ figuur* Men vindt het Kruid op den Berg van IV. St. Loup by Montpellier, als ook in de Zuide-AFj^fu lyke deelen Provence. De Stengetjes zyn maar Hoofd- een Vinger lang , hoekig en lcopen dikwils aan STUlt" H end uit in drie groote gefteelde Bloemen , met*^*'*^ Lancetvormige fpitfe Kelken. De onderfïe Bla- den zyn breed en rondachtig; de bovenden als die van Vlafch: de Bloemen geel. (17) Vlafch met gepaarde Lancetvormig Lini- xyn, aale Bladen , de endbloemen gejleeld. Af?ua~ Deeze Soort , in de Leidfche Akademïe Tuin , Af£m Zig bevindende , was uit Afrika afkomftig. (18) Vlafch met de Bladen by de Bloemen Lan* xvnr. cetvormig en gepaard, de Bloemen overhoefoNo£{o0u™ en ongefteeldy met Kelken zolang als de Moemig. Bladen. Op Kleijige Velden van Italië groeit deeze, die de Stengen hoekig, effen, in twee of drie- en gedeeld heeft ; de Bladen wederzyds van agteren met een bruine Klier, die aan de Sten- gen overhoeks en Lancetvormig, aan de Tak- ken (17) Linum Folii's oppofitis lineari - Lanceolatis &c. R. &ugdb. 454. Lin. Africanum luteum Fol. conjugatis. Bossh. Lagib. t. p. 284. (1%) Linum Fol. Floriferis oppofitis Lanceolatis &c. H. Cltff* 114. Linum luteum ad (ingula Genicula floridum. C. B. Pin. 214. MORIS. Hifi* II. p. 574» 5. 5. T. 26. f. tf, Lin. lateum fylr. latifolium. COJL. Ecfkr. II. p# y$. T* 80. P* DUS,. VUL STUXt Vyfmannige Kruiden; IV. ken fmalier cn gepaard : de Bloemen geelach- Afdeel. tjg^ meteen Bladerigen Kelk. Hoofd- yjafch met gepaarde Eyrond Lancetvor- *Tüx\x. m& Bladen, gegaffelde Stengen en fpitfè Linum ca- Bloemblaadjes. tnarticum.* J *cnd.IgCe' Op de Velden der Noordelyke deelen van Eu* ropa niet alleen, maar ook in Pruisfen, Ooften- ryk, ja zelfs in Langucdok en Provence , groeit deeze Soort , welke men Purgeer - Flafch noemt* Men vindt het in onze Nederlanden in de Zalli* ker Waard, volgens den Heer de Gorter. In Switzerland is niets gemeener op de Gras- Landen \ volgens den Heer Hall er. Men vindt het by weinigen goed afgebeeld , dan by J.Bauhinüs en by Loesel. Het Plantje groeit naauwlyks een Handbreed hoog en heeft rondachtige Wortelblaadjes, de bpvenften fmalier en de Bloemblaadjes, die wit of bleek geel zyn , fpits $ *t welk , benevens de Ideinte der Bloempjes, hetzelve van de andere Soorten onderfcheidt. Het Loof is uitermaate bicter en dient tot een Purgeermiddel voor X Landvolk. Een Handvol, daar van, een nagt ge- (19) Linum Fol. opp, ovato - lanceolatis , Sec. H. Cl\ff\ I14. R. Lngdb. 434. GOUAN Monsp. 1S0. GER. Prtv. +19. Gort. Belg. 90. Ksam. Auftr. 87. Fl.Suec. z$st 271. Mat, Md. 157. Linura Pratenfe Floribus exiguis. C. B. Pin. 214, Alfine vetna glahn Flor. umbellatift albis vel potins Lin, minimum. J. B. Hlfl. in. p. 4^. Spergula bifolia Lini pituiïso LOïïfi. Pr*>f. zêu T. %6. Pentandrxa* 285 getrokken in Wey of Water, dat men $ mor- , t ti r Afdeed gens inneemt , doet zagtelyk afgaan , en even Vi. 't zelfde kan men doen met een vierde Loots Hoofb* van 't gedroogde Kruid. ST^ (20) Vlafch met gepaarde Bladen 9 een gegaf.^/i™ felde Steng ; de Bloemen viermannig en vier- GcftraaI& wyvig. Wegens de gelykenïs van de Vrugt naar die van 't Vlafch, noemde Michelius dit kleine Kruidje Linocarpum. Anderen hebben het Linoides geheten en Vaillant Chamcelinum % dat is Laag Vlafch. Om dat de Zaadhuisjes , open geborften 5 zig met hunne Hokjes Raderachtig gedraald vertoonen , gaf D 1 l le n i ü s 'er den naam aan van Radiola. Niettegenftaande het in getal der Vrugtmaakende deelen van dit Geflagt afwykt , oordeelt de Ridder , dat het daar toe behoore. Het heeft vier Meeldraadjes, vierSty- len , vier Bloemblaadjes en agt Hokjes in de Vrugt. De Bladen, naar die van Muur gelyken- de 5 zyn naauwlyks grooter dan een Speldekop en de Zaadjes byna onzigtbaar, zonder Mikros- koop. 't Geheele Plantje, dat zeer Takkigis^ groeit naauwlyks een halven Vinger hoog. De Ba* (20) Lmstm Fol. oppofïtis &c. H. Ciïtf. H4« R- Lugdh 434. F/. Saec. 256, 272. GORT. Be/g. 91. OED. Dan. iy$, Chamaeiinum vulgare. vaill. Paris. 33. T. 4. f. 6. L nocar- pum Scrpil i folio. MiCH. Gen. 23. T. 21. Radiola vuig. Ser- pUUfoHi. RaJ. Angl. lil. p. 161. T. 15- B 3- Polygon. mi* öimum, f. Millegcana minima. C* B. Fin* 282. 1,01, /f.482» IL D£££«è Yllh STSfiS, Vyfmamnige Kruiden» IV» Engelfchen noemen het Allfeed 9 als byna ge* Afdeel jjeei u\t Zaad beftaande, en het behoort cot het Hoofd- zogenaamde Duizendgrein. De Groeiplaats is op stuk. vogtigc Zandgronden, door geheel Europa, als vifë^'ook in onze Nederlanden, doch niet algemeen, xxr. (ai ) Vlafch met kruislingfe Bladen. Linum iïuumdr'f0~ Deeze Soort heeft Stengetjes van een half Voet vieibiadig.of hooger , die by tusfchenwydten met vier Blaad- jes omringd zyn en zig boven in Takjes verdee- len , met taamelyk groote vyf bladige Bloemen* Behalve dedze wordt ook het Zeekants -Vlafch, door den Heer N* L. Burm an sus, onder de Kaapfche Planten geteld. De Bloempjes van het kleine Kaapfe Plantje, alhier in Fig. i , op Plaat XLVI , natuurlyker grootte , vertoond ; heb ik bevonden vyf Meel- draadjes en vyf Stylen te hebben ; des hetzelve volftrekt tot deezen Rang behoort en volgens de Geltal te komt het aan geen Geflagt, daar in, nader, dan aan dat van Vlafch* Het enke- le dunne Stengetje , daar van , is by my Bla- derloos, doch dewyl het drie Knoopjes heeft, geloof ik , dat het Bladertjes gehad zal heb- ben ; doch of die kruislings om het Stengetje hebben geflaan, of enkeld, is my onbekend, (22) Vlafch , (ai) Linum Foliis quaternis. Lïn. Afcic. Rubix foliis qm- tcinis ftellatis. iUj. SuppU Bl»M. Fl* Caf, frrfr* Pbntandkia. 187 Cat) Vlafch dat de Bladen gekranst heeft. IY. Afdeel* In Italië groeit deeze Soort , die een Plantje ^J^d* is van een Handbreed hoog, dat uit een dun lang 3TUK- * Worteltje ronde Srengetjes fchiet , met Krans- xxn. blaadjes van een Duim of daar omtrent lang.r^?^- Op den top heeft het vry groote paarfchblaau-^- we Bloempjes, op welken een rond Zaadhuisje 1 volgt, dat tienhokkig is gelyk inde andere Soor* ten. Aldrovanda* De Kenmerken van dit Geflagt, zyn eenvyf- deelige Kelk , vyf Bloemblaadjes , een vyf klep- pig Zaadhuisje, dat in ééne holligheid tienZaa- den bevat. Het is benoemd naar den vermaarden Natuur- ƒ• befchryver Aldrovan dus , en bevat, tot da rtfit*- nog toe, maar ééne Soort (i), voorkomende op ^uasach- Moerasüge plaatfen , zo van Italië als van Oost~£i£^ indie. Montiüs heeft de ecrfte , in de Ver- handelingen der Geleerden Sociëteit van Bono- nie, befchreeven en in Af beelding gebragt. De Indifche is voorgefteld door den fchranderen Plu- (22) Linum Foliis Verticiilatis. Lmum fylv. Flore aefio» Flor bus verricillatis. Bocc. Mus. II. p. 49. T. 42. fUj* Suppl. 524. BARB. Rar. 6$f. T. I2i6. (1) A drovanda. Syft. Nat. XII. Gen. 386. p. zz$, Veg» XI 1. Gen. 390. p« 2SU MONT. A&. Benon. U, P. 3. p*404, T. i2* fcentfedla paluftris mdicsu £JLVK# Alm. zih T, fs.f« 6» fcUftM. FL tnd. p. 78. 888 VfFMANNicB Kruiden; IV. P l v k e n e t. 't Gewas heeft rondachtige BtèacU Afdeel. je§^ gdyk ons Eendekroos, die met tweeHaair- Hoofd tjes aan 't agter - end gebaard zyn* Ook draagt stuk. jiet Blaasjes ? byna gelyk de Utricularia3 maar J^fwy digt getropt by elkander. D a o s e r a. Zonnedaaüw. Dit Geflagt heeft een vyfdeeligen Kelk envyf Bloemblaadjes* Het Zaadhuisje is eenhokkig* gelyk in *t voorgaande en aan den top ook vyf- kleppig , bevattende veele Zaadjes. Voorts wor- den de Planten , tot hetzelve behoorende , door zekere byzondere gedaante , die 'er den naam aan geeft 3 onderfcheiden. In zes Soorten zya zy verdeeld, als volgt. (i) Zonnedaaüw met de Blöemflecltjes uit den Bro/er* Wortel ek fchyfrondt Bladen. Isa. ïlondbia- (2) Zonnedaaüw met de Bloemjteeltjes uit den d!g*iy Wortel en langwerpige Bladen. Deeze beide Soorten komen op vogtigeHey- ** Vel- (1) Drcfetd Scapis ndicatis Fol. orbicnUtis. Syfl. Nat.XU. Gen. 387. p. 125. Ftg* Xltl. Gen. 3^1. p. 251. Mat. Mei* 358. R. Lugdb. 417. GOUAN Monsp. 160. Fl. Lappi Suec. Belg* WEJG. Pom. 60. RE1G. Gei. $6. GRON. Virg. %$. Fl» 'Zcyl. 120. BüRM. Zeyl. 207. T. 94. f. 2. Ros Solis folio ro^ .tundo. C B. Pin. 357- Rorida f. Ros Solis major. Lob. Icon» SU. (z) Drqfer* Scap. Rad. Fol. oblongïs. WL Lap». Sutc. Belg* R- Lugdb. 417. Ros Solis folio oblongo. C. 8. Pin. 35:7. Ros SqÏis. Vob. Fempt, 474, item Rotifo minor.. LQ«./f#«.»n, P E N T A N D K I A' Velden door de geheele Veluwe, op Grashcu- A , vekjes by Naarden^ als ook in Friesland, en el- VI# * ders in onze Provintiën , voor. Zy groeijen voorts , Hoofd* STUK door geheel Europa , niet alleen, maar ook in ^ Afia, Afrika en Noord- Amerika; ten minlte de^/w rondbladige: want de langbladige is minder ge- jmeen. Men zou echter met den Ridder kunnen twyfelen , of het ook een Verfcheidenheid mog- te zyn. Men heeftze beiden Ros Solis of Zonne- daauw genoemd , om dat de Blaadjes op de kant met Haairtjes bezet zyn, waar aan men altoos, zelfs in 'c heetfte van de Zonnefchyn , hier en Öaar Druppeltjes ziet van een kleverig Vogt , *t welk zig als Daauw vertoont. De fchikking der. Blaadjes en derzelver figuur wykt in het Cey- lonfche , door den Heer Bürmannüs afge- beeld , aanmerkeiyk van het Europifche , dat de Blaadjes vry lang gefteeld heeft , af en komt sneer met het Afrikaanfche , van H e r m a n n ü s , overeen (*)* In fomtnige deelen der Nederlanden noemc men dit Plantje, dat uit een Roosje van Wor- telbadën ongef teelde Bloemflengetjes , van on- gevaar een Vinger hoog , uitgeeft , Loopigkruid , om dat de Koeijen 'er loopig of geil door wor- den, volgens Dodon^üs, wanneer zy daar van eeten. Voor 'i Wolveeondertusfchen is hec zo wel in Virginie nadeelig bevonden als in Swio zer* Ros Solis Afxicamis minimus Fo!. oblong® - iotundii; HERM» Cati Plant. Afr* p. 19. T IU Diel. VI Ut Stuk, &90 VVFMANNTÖE KrÜIDSH. IV zerlnn J. Het is fchrrp , maakt Zweeren ïn de Afdeel Huid en veroirzmkt de leering inde Schaapen, Hoofd- gelyk men by Aitoun* ondervonden heeft , vol- stuk. gens Borrichius *). Hierom is het te ver* JJpf^' wonderen , dat hetze- ve in Menfchen, als eea Borst mi idel , zodanig aangepreezen zy ge« weest (f) E ven wel loopt men 'er op Ceylon niet nvnder hoog; mede, dan in Europa, volgen* H £ .< m a n N u s Het Zout daar van zou tegen de Verft'.ïppmgen van de Lever, Mik en het Üarmfchtil, een byzonder Middel zyn (-).). m. (2) Zonnedaauw met de Bloemfteeltjes uit den lujt(ntca. Wortel y de BLden Elsvormig van onderen foitu- verhevenrond ; de Bloemen tienmannig. R ajus acht dit Kruidje 3 dat in Portugal groeit, geen Soort van Zonnedaauw te zyn. Het heeft wel dergelyke gehaairde Bladen, d<>ch t getal dér Meeldraadjes van de Bloemen is altoos tien. De Bladen zyn zeer fmal, een Span lan 5 en de Bloemen vry groot 3 wier Steelen eenige Blaadjes hebben. iv, (4) Zonnedaauw met de Bloemfteeltjes uil den Capenfts* U7 j&upfch. Mm* (*) AU. Hf*. Ann. IV. Obs. 5*. (t> H^i L. Ihlv. p 373- (|> BüRv. Z«yL . 208. (3) Drojcra ca is Rad. Sec. Ros Solis tufitanicas Fö!. Asphodeli minoris. MoBIS. Hifi. II K p. 6xo. s. 15. r. 4* £ 4. Pluk. *4lm. $23. r. 117. f. z. raj. *5>. (4; Z>rxos, fok ad Aadicca ion- P t N T A W B I A, Wortel en Lancetvormige van onderen ruu- IV. W Blackn. Asdeek Hoofd* (5) Zonnedaauw ^ een enlelde gebladerde ^Tüff# Steng era Lancetvormige Bladen. v. Deeze beide Soorten groeljen aan de Kaap der ^fb™^ Goede Hope, als ook in andere deelen van Af i i- mg. ' •ka, ten minfte wat de laatfte betreft, welke de Vader van Breynius van de Kust van Gui- nee hadt ontvangen. Zy verfchillen aanmerkdyk ten opzigt van de Bloemen , die in de eerfte ge- aaird, aan de ééne zydevan 't top - end aan lan- ge Stengen voortkomen , in de andere met haar tweeën uit het top -end van korte Stengetjes. Deeze zyn gebladerd en die der eerde ongebla- derd , een Span lang, De Bloemen zyn in de laatfte Ook veel grooter dan in de eei'fte, wier Bladen , uit den Wortel voortkomende, lang gelteeid zyn en dikwils omgekruld* Van de laat- fte , welke de Bloemen wit of fchoon paarfch heeft , komt eene Verfcheidenheid voor , by Plu- is enet , aan de Afrikaanfche Kust , tegenover Madagaskar, verzameld, hebbende de Wortel- blaad- gisfïmis j Fl. Splcatls. Bu«jm. Afr. z®9* T* 75* f, 1. P.os Sölïs Afr. Fol. prsclongis , Caule nudo altisfuao. Raj. SuppU (5) Drofera Cau!c lïmpl. Foliofo &c. Drofcra Fol* adCaii* lem oblongis alternis, Fl. ampld ptupureo. Burm. Afr.no, T. 75. f. t\ Ros Solis Folio angufto Hore amplo. Breyn trodr. lil. T. 22, f. 2. Ros Sol. Afr. Cifli Flore albo $ tauie follofo. Raj. Suppl. 515. fr. ^lvk. fkyt\ Ti^ioi Ftfr 7* T % li, dswu vin* stustr ip2 Vyfmaknige Krüïbeic IV. blaadjes korter en breeder en aan het Bloem- Afdeel. ftengctje ]anger fmaller Blaadjes, met een klei- Hoofd- nere Bloem. Zodanig een Plantje heb ik van de stuk* £aap bekomen ; zo wel als van het Grootbloe- ^ef^ mige; 't welk ik, om dat van de Wortelbladen door de Heeren Bdrmannüs en Breyn geen gewag gemaakt en flegts enkele Takjes af* gebeeld worden ; als ook wegens een aanmerke- lyke verfchillendheid,in fommige opzigten ; hier op PI. XLVI. 1%. in de Natuurlyke grootte afgebeeld , mededeel. ?l. xlvi. Dit Plantje heeft veele fyne roode Worteltjes , 2- byna zo lang als de Bladen , die aan den Stoel in 't ronde uitfchieten , van een Stroobreed aan 't begin allengs verfmallende en in zeer fyne puntjes uitloopende. Op de zyden zyn deeze Blaadjes over de geheele langte, eveneens als in het gewoone Zonnedaauw, met Knopjes ge- haaird. Het Stengetje, uit het midden voortko- mende , is wit- Wollig en bezet met dergelyke Blaadjes , uit wier Oxelen hetzelve Bloempjes uitgeeft , wier getal hier , met het endelingfe , drie is. Deeze Bloempjes beftaan ieder uit een Kelk van vyf dergelyke met Knopjes gehaairde Blaadjes , byna even zo lang als de Bloemblaad- jes, en zeef puntig ,zo darde uitgéfpreide Kelk zig gelyk een Ster vertoont. De Bloemblaadjes zyn aan 'c end rond en roodachtig van Kleur. Vyf Meeldraadjes omringen den Stamper, die een langwerpig rond Lighaam heeft of Vrugtbe- gïnzel , waar op een enkel dun Stylt je met een klein P E N T A N D R I A. 293 klein Knopje als Stempel* De Meelknopjes zyn IV. zo lang als de Meeldraadjes. Zy beftaan ieder Af&*£I" iiit twee Rolronde deelen, nevens malkander, Hoofd- roodachtig van Kleur, doch die aan 't onderend STUK* een zwart rond Schyfje hebben , waar in het nia!***®* puntje van het Meeldraadje fteekt, daar zy waarfchynlyk zig op beweegen of draaijen , ge- lyk men dit in eenige andere Bloemen waarneemt, In de vergroote Bloem , by A, en daar ne- vens , by a , is dit blykbaar. Niettegenftaande de overeenkomst der gedaan- te met de Soorten van dit Geflagt, beken ik, heeft in dit Plantje een aanmerkelyk verfchil plaats; doordien het geen vyf Stylen en zeer groote Meelknopjes heeft : dus zou het nader met het Geflagt van Roridula overeenkomen , maar het kan tot de voorheen befchreevene eenig- fte Soort daar van * niet betrokken worden , als * Bi3^z. geen^Heefler , noch Heeftertje zynde, gelyk de^_2* in 'c Heer N. L. Bürmannus 'er van zegt ; hoe zeer ook de Deelen der Vrugtmaaking gelyken mogen* Zy worden , in het CJroqtbloemige Zon* cedaauw, thans , door den Ridder aldus befchree- ven. „ De bodem van de Bloem is zwart, Dc s, Meeldraadjes zyn zwart , van langte als de n Kelk : de Meelknopjes Hartvormig geel ; de 3, Stamper zwart. Het Vrugtbeginzel is Eyrond % en aan hetzelve zitten rondom den top , niet i, op denzei ven, vyf zwarte Stylen, van langte T 3 „ als IZ. d*il. vin* Stuik. 234 Vyfmannige Kruiden, IV. 55 als de Bloemblaadjes, en aan 't end verdeeld Afobel. ^ jn twee dunne Haairtjes." stuk™" (6) Zonnedaauw met een Takkige gebladerde vr. Steng} de Bladen Liniaal.^ Dro/era ooftin- Deeze Soort, in Ooflindie vallende, en doof den Hoogleeraar J. Burmai^jsus onder de Ceylonfche Planten afgebeeld , heeft volgens ?.yn Ed. een Stengetje van een half Voet lang 9 dun , Takkig , met zeer dunne Blaadjes over- hoeks, ten halve , naar 't end toe, met Haair- tjes gedekt* Uit derzelver Oxelen komen de Bloemfteeltjes voort , met drie en meer, of ook fomtyds met enkelde Bloemen. Het overige was zyn Ed.,evcn als in de andere Soorten van Zon? nedaauw, voorgekomen» G I S E K 1 A. De Kenmerken van dit Geflagt, dat zynen naam van den Kruidkenner Giseke heeft , zyn , een vyfbladige Kelk , zonder Bloemblaadjes , en de Vrugt uit vyf rondachtige Zaadhuisjes 9 ieder met één Zaadje , digt aan elkander ge* voegd , beftaande* ol/itta ^e eeïliS^e §°ort (0> daar van bekend., is Th ut na- On« cioidts. tke/118* " W Drtfera Caule Raraofo foliofo Fol. lineartbus. FL Zeyl. izi. Ros Solis Raraofcis Caule foliofb, 6 URM* ZtyU 207. T„ 94. f. t. Atikl Puda. Hort. Mal X. T. 20. 1) Gifekia. Syfu Nat. Vig. XIII. Gen. 1340. Mant. 561. Kölreuter* Molluginoides. Murr. Cemm* G$tt* Ncv» T« 3. f». T. 2. f. u ' Pen t a n d & i a» 295 orHer den naam van Koolreutera dienaar de Mol- IV# lugo gelykt , door den H >ogleeraar Murr y Af,^EBl« in de Gottinger Verhandelingen befehn even. Hoofd* De Heer LinnjEi s g< ef t 'er den bvnaamST K- JPharnacioides , als een Kruidje naar 't Pharna Xf?1***" cium gelykende, aaa. D»-»Cti zyri RH. zegrrfvms, dat het de gedaante h ett van \ Wecebrum Fi- coide Ltn. De Steng< tjes zvn Kruidig ,gLd, rond , een Voet lang . op den Grond leggende aan de bovenzyde geftreept , met Knietjes ver vnn eN kander: de Blaadjrs gepaard en' Kort geibeld, Lancetvormig ovaal, itomp, effn: de Bloem- iteeltjes komen enkeld m de Oxelen voort: zy zyn rond en naakr, draagende een veelbloemig Kroontje, met Bloemen van buiten groen , van binnen wit, die neerhangen, doch by't bloei jen zig opregten. De Groeiplaats U in Ooftindie. Crassula, Dikblad. De Kenmerken van dit uitgebreide Geflagt zyn: een vyfblndige Kelk, vyf Hloemblaadjr sw vyf Honigfchubberjes onder aan 't Vrugtbegn- zei en vyf Zaadhuisjes > by elkander vergaard* Hier kan men de dikte der Bladen , naar die van 9c Hu slookgelyknde, by voet en, waarvan het den naam gekreegen heeft by Dille- mus. Ver de meeften zyn Afrikaunfche of lie- ver Kaapfche Planten, Onder de Soorten van hetzelve, wier getal thans tot vyfentwintg is aangegroeid, komen 'er voor die Heefterachtig zyn , gelyk de tien II. DSSL. VIII. STUK, S9 zonder fteun- rel 24, T. 24. Ficoides Afrum frut. BOEHH- Lugdk I. p. 292^ No 11. (6) CrasfnU Fol. Lanceolato - Subulatis &c. H CliffT. 116* R. Luzdb. 455. Crasf atrisfima perfoliata. Dill. Eltb. 114. T. 96. f. n 3. Mill. Ic. 108. AloijAfiicana Caulesccns &q» G$mm. Pr&L 74. T, 23, P.EHTANDRJjU 299 zei naauwlyks kan draagen. De Plant heeft, 1V* gelyk de volgenden, mede haar afkomst van de Kaap* Hoofd- stuk» (7) Dikblad met gepaarde 9 Elsvormig fpitfe , vil uitgebreide 5 fommigen agteromgekromde ^utkuit Bladen; de Steng Heejierachtig. ^Hcefterig Van deeze , die met een Steng van maar een Voet hoogte in de Upfalfche Akademie-Tuin geteeld is, heeft men 'er eene Verfcheidenheid % van dergelyke hoogte y die in eenige opzigtea verfchilc; doch zo, dat zy beiden onder de ge- dagte bepaaling vallen. De Bladen zyn niet grooter dan die van den Geneverboom, de ou- den krommen zig om , en de Steng geeft fom- tyds Wortels uit, (%) Dikblad wet Elsvormige> een weinig op- virr« waards gekromde , flaauw vierhoekige ,uit-viethQ%~ gebreide Bladen; de Steng opgeregt , Boom-klg% achtig en Wortelfchietende . Deeze , ook in onze Kruidhoven bekend 5 te Heefterig, met een Steng van drie Voeten hoog, ?egt cie Ridder ; hebbende de Bladen gepaard en (7) Crmsfuta Fol. oppos. Subulatis acutts patentibus &c* J&ant. 61. /8f Crasfula Caffta. Mant. 222. (8) Cras/ula Fol. Subulatis fub • incurvis &c. H. Cliff.U6« Lugdb. 4S$* Cotyledonoïdes Africaaum. Bradl. Suec. y. p. i«. T. 11. £. 4i« Crasfuia Subulata. Berg. Cap. ss* Spitxa Capenfis Comofa FI. albo. Fbti v. Gazopb. T. $9. f. 8# II. P^EU Wit StüSft Vyfmannige Kruiden. IV. en een naakte ronde Bloemfteel , waar op cea Afdeel. zeer Takkige , driedeelige, getopte Pluim, van Hoofd- witte Bloemen, mee paarfche Meclknopjes* STUK. 1X (9) Dikblad met gepaarde byna Lancetswys\ Crasjda Mesvormige Bladen , digt aan elkander. thvallata. 0 " Befchut. Dikblad met gepaarde 9 flomp Eyronde f Cuitrat*. effenrandke , byna Mesvormige fcheeve Bla* jnig. den; Paarswyze Jamengegroeid en wat van eikanderen af. De Bloemen van deeze beiden komen in die eigenfehap overeen, dat zy hier te Lande nooit opengaan. XT (11) Dikblad met eene geheel enkelde Steng , jCrasfula gtfpüfle Bladen , en ongejleclde zydelingfi Bloemen. Deeze is niet aan de Kaap maar in Siberië waargenomen door den Heer Gmelin, zynde bevoorens tot het Geflagt van Navelkruid be- trokken geweest. Zy heeft Wortelbladen , in 't rondo gefchikt, als hetHuislook, d;e byna al- len Elsvormig zyn , en een enkelde regtopftaan- de Steng van een Voet lang, Spiraalswyze met Bla- (9) Crasfula Fol. Qppo(ms fublanceolatis &c. Mant. 61. (10) CrasfuU Fol. opp. obtufe ©vatis integerrimis &c. i/. CiijZ, 495. R. Lugdb. 455» Crasfula Anacampferotis folio. BlLL. Elth> 115. T. 97;, 114. (11) Crasfula C.aulc ficnplicislimo &c. Mant. 3S8. Crasfa- la 'Foliis planmscuiis mucrormis. Gmel. Stier. IV. p. 173. T* £7. f. 2. Cotylcdon fpinofa. Sp. Plant. $15. P E N T A N I) R I A.1 SOI Bladen omringd* Van drie tot vyf witte Bloe- IV* men zitten in de Oxelen, maakende Aaircn bo- A™*KL» ven aan de Stengen. Hoofd* STUK* (12) Dikblad met eene kruidige gearmde Steng ; xir. 1 de Bladen Hartvormig ongefteeld , de Stee- c*nïwtu » len eenbloemig* ° Santorie- Deeze wederom behoort 5 gelyk alle de vol-aC1 'S* gende, tot de Afrikaanfehe of Kaapfche Plan- ten. (13) Dikbfed mei een Kruidige gegaffelde Steng ; xnr. Lancetvormig Eyronde Bladenden Mnbhe-^^g^* mige Stielen. Een Plantje van naauwlyks een Handbreed hoog f 't welk eenigermaate de geftalte van de kleine Santorie , doch dikke Sappige Blaadjes heeft, maakt deeze Soort uit* De Bloemen zyn van buueia paarfch , van binnen Goudgeel. (14) Dikblad met een Kruidige gegaffelde ruu- xiv. we Steng , Lancetvormige Blaadjes, de ^*rafJomgm delingfe Bloemen getropt. Getrapte, Dit 1 (12) Crmfula Canle Herbaceo Brachiato &c. Am. Ac ad. VI. Afr. 8. Sedoides Afr. annua Centauroides. ïSerm. Parad. 169. (13) Crasfula Cau!e Herb. dichotomo &c. Sedum Africa- num annuum , Ccntaurii miaoris folio , Floie Aureo. HERM. tugdb. s$o. T. 55 3- (14) Crasfula Caule Herbaceo dichotomo fcabro &c. Ficoi-' des Afric. annua minima Muscofa. HERM» P*r. 170. Crasfula glomcrata. BERG. Cap. II. DEEL. VIII. 5TUX« IV. Dit heeft niet meer hoogte dan 'c voorgaandé. Afdeel. Sommige Bloempjes komen uit de Oxeis der Hoofd» Blaadjes, die Vleezig, dun en fpits zyn,enkeld stuk:, Voort , anderen tropswyze aan 't end der Takjes , Kyïwy gelyk in de Vettekous. Het heeft een eenbladï- gen vyfdeeligen Kelk5 met vyf kleine witte Bloem* blaadjes , die veel kleiner zyn. 't Geeii Ber- g i u s onder deezen bynaam befchryft , is wat verfchillende , en heeft het getal der Vrugtm&a« fcende deelen fomtyds zes. xv. (15) Dikblad met een Kruidige opjlaande Steng folgïfa* en SêSafe^e Takken , met gepaarde Jlomp ^ ioifteiig. Eyronde Borjlelige Bladen ; de Steeltjes] een* bloemig. Vatf deeze wordt gemeld 3 dat de Steng een Span hoog en wat ftekelig is ; de Bladen gepaard * geftreept > effenrandig, de onderden dikwilsge- fteeld. Veel Bloemen komen op enkeldc Steel- tjes, aan 't end der Takjes voort, wier Kelkeü Borftelig zyn (*). xvt. ( 16) Dikblad met een Kruidige leggende Steng; ^aehrig< de Bladen gepaard , Eyrond, bultig en op elkander leggende : de Bloemen eenzaam en c?igejleeld. De (1$) Crasfula Cau?e Herb. ere&o dichotomo , Fol. dbovaris ftrigofis, Fedunc. unifloris. Am. Aead. VI. Afr. 9, (*) Calyces flrigofi ftaat 'er in Am. Acad. Dit betekent 9 dat zy, gelykerwys de Bladen, met kleine Bofftelige Haait- tjes bezet zyn; Phil. Bot. p. 219 , 45, (16) Crasfula Caule Herbaceo proftrato j Föl. opp.ov.gibbi$ imbiicatis , Flox. fcsjilibus folitarüs. Am. A^aL VI. Aft» lo* pE NTANDHia. 303 Pe S^ergetjcs zyn Draadachtig» zelden Tak-^^^ üi^ in deeze zeer kleine Soort, welke zeer klei- vi. ue V leczige Blaadjes heeft. De Bloempjes zyn^00FD- van langte als de blaadjes. STÜJ£* (17 ) Oikblad met gepaarde ovaale platachtige ™£fulé ver afjtandige , op de kant gehaairde Bla &Uma* den en endelimfe Bloemtuiltjes. +1?^ Deeze Soort groeit omtrent een Voet hoog^ mee een kort Steng? tje dat verfcheide Takjes imgeeft , die met Blaadjes als van Huislook^ doch by paaren kruislings geplaats' , bezet zyn* Men vindtze in de Europilche Kruidhoven. (18) DikHM met gepaarde Ëyronde gpftippel- xnih de kanthaairige Bladen , de onderjien É^^SrJpp^ Werpig Een rond Stengetje , met Vleezige Blaadjes van gezegde figuur, die met kuiltjes gefbppeld* van onderen verhevenrond zyn en op de kane zeer fyn gehaaird : zeer korte Tuiltjes in de Oxe* Jen , van witte Klukswy^e Bloempjes, met paar» fche Meelknopjes, heeft deeze Soort. .(19) Dik- f17) Crasfula FoL oppofois ovaïibus planJusculis , dtiftinc- tis, Ciliatis. Cliff. 496. R. Luzdb. 4>5- Ousfula Caules* eens FoL Serapervivi autiaris. Dill. Elsk. 11 6. T. 98. f» 1X6. (18) Cras/ula Fol. oppofi'tis ovatis pun&atis almls &c9 .Crasfuia Cauie flaccirio &c MlLL* Di&* TeiCphittia ftiiteg* irens &c. Raj. Suppl. ug, lU DULL, VUU STUK» 504 VïFMANNIGE KRüIDBBTj IV. (19) Dikblad met Elsvormige Spilronde uitge* Afpeel* breide Blaadjes en eene Kruidige Steng* vi. Hoofd* £)eeze {$ Jfrikaanfch wit Huish&k van Her Xtx. maknüs genoemd. 't Gewas heeft Sappige Sten- Crw/^ getjes hooger dan een Span , met fmalle, dikke liltormtg.grornegefpitfte- ,die kruislings de Steng omiïngen. Het draagt een Kroontje van witte Bloempjes en daar op volgen kleine Zaadjes ? ia vyf by elkander gevoegde Haauwtjes. xx. (20) Dikblad met Zaagswys9 getande platte ^ierKiJ0' Blaadjes everhoeks > een zeer eenvoudige overhoeks. Steng en hangende Bloe?nenê Deeze is door den Heer ƒ, Bürmannüs afgebeeld onder de Afrikaanfche Planten > en befchreeven , als Takken uitgeevende van twee Voeten lang, die paarfch en ruig zyn, bezet met getande, langwerpig fpitfe Bladen 5 uit wierOxe- len eenzaame geele Bloemen voortkomen , met korte Steeltjes* xxi. ( 21) Dikblad met Spoelacht'ge een weinig plat* KubenU Roodash- te Hg. (19} Crasfula Fol. Subulatis teretibus patentibus , Caule Hèrbaccó. Mant. Sedum Afüct wmbellatum album. Herm. Lugdb. 552. Spinea C apen fis Comofd Fiore albo. Petiv.G*** T. 89. f. 8. Cras£ Subulata. BfiBG. Cap. 83. (zo) Crasfula lol. Serrato • deniatis &c. Ciiff. 497. iL Lugdb. 4J5. Crasf. Fol. oblongis actitis dent3tis &c. Burm. Afr* $U T. 24. f. 1. Cotyiedon llote luteo media. HERtó. l.ufdh. 191. (**) CrAsfula FoL Fufiformibus fubdepresfis &c. Sedum *3r Fentandrïa. 3$s te Bladen ; een vierdeelig gebladerd Kroon* JV» tje van ongejleelde Bloemen met omgebooge- *yjf L* iie Meeldraadjes. Hoofd- stuk. Dit Kruidje, thans wegens de Vyfmannigheid Pentagr van het Huislook, dat tien Meeldraadjes heeft, uitgemontterd , voerde aldaar den zelfden by- naam. Daar waren wel vier Ver fcheiden heden aangehaald , doch ik plaats hier flegts de be- fchryving, welke de Ridder van het zynegeefu Dit hadt een Scengetje van een Vinger hoog , met verftrooide , langwerpige , ftompc , Vlee* zige Blaadjes, de onderften by vieren: een drie- of vierdeelig Kroontje met omgekromde Takjes en ongefteelde Bloemen, wit van Kleur en zeer gefpitst , met een ruigen paarfchachtigen Kiel en een Vrugt van die zelfde Kleur. De meefte Au- theuren hebben het , wegens de Geftake, onder het Huis look geteld, 't Gelykt zeer naar die Soott, welke den bynaam van Jaarlyks voert. Het groeit in de Zuidelyke deelen van Europa , als ook in Switzerland. (22) Dikblad met een Kruidige Steng , ufoge* xx?r ' breide Bladen en gekranfte gebaarde Bloe- riï& men, ™\ m jy^ G* kranst. rubens. Sp. Plant. $19. Okd. D^k. ti, Sedum Foltis oblon- go-ovatis, Floribus in fmnmum Caulem congetëis , Calyceru* bcntc. Hall. Helv. 396* (22) Crasfula Caule Herbaceo , Fol. patentibus &c. Mant. $61. Syst. Nat, XII. Tom. 3. App. p. 230. Sedum annuura V mi' II. DEEL. VUI. STUK. <\o6 VyfMANNIge Kruiden. IV* Dit kleine Plantje, by Montpellier in Langue- Afdeel. dok ontfckt door MAGNOLiüSjen door hem Hoofd- jn Afbeelding gcbragt , is niet nieuw, zo de stuk. £1^^ aanmerkt > en ookgeene Verfcheidenheid J^e{wy' van dc voorgaande Soort. Het groeit in 't wil- de niet meer dan één of twee Duimen hoog. Linn^ös heeft het in de Upfalfche Tuin ge- teeld , met een enkeld Stengetje van een Vin- ger hoog , dat roodachtig is en weinige Takjes uitgeeft , met zeer kleine Vleezige Blaadjes. De Bloempjes omringen Kranswyze de Steng; zy hebben een groenen Kelk en witte Bloemblaad- jes met paarfche Slippen of Baardjes, 't Getal der Vrugtmaakende deelen 9 in 't algemeen , is vyf. De Kelk fluit zig na 't bloei jen en dan ftee- Icen de puntjes van de Bloemblaadjes door de Spieeten heen. Dit alles moet met een Mikros- koop waargenomen worden. De gefternde Zaad- huisjes zyn groot , rood van Kleur en met het bloote Oog taamelyk zigtbaar* xxiii. (23) Dikblad met Elsvormige Wortelbladen en xudi^us. eene naa^te Steng. ftengig. (24) Dikblad met Kinderende Rankjes , die xxiv- be. Orbicula- TiJ' . . minimum SreUatimi rubriim. Magn. Monsp4 238. T. 237* Geh. tfjg, rrov. 426. Tillsea eretta. Hort. Ups. 24. (23) Crasfula Fol. ■ Subulatis Radicalibus Caule niido. H* Clijf. R. Lugdb. 455. Crasfula Caespitofa longifolia. Dill. Elth. 1\6. T. 98. f. H5. (z4r) Crasfula Sarmentis Froliferis , determinate Foliofis &c. H. CHffl 496. R. Lugdb. ibid. Crasf. Orbicularis xepens M. Sempervivi. Dill, Elth* 119. T. f. tig. Pentandkia. 507 bepaaldelyk gebladerd zyn; de Bladen zeer IV. uitgebreid en op elkander leggende. Afdeel* Hoofd \ . (25) Dikblad met een Jlappe kruipende Steng en stuk. gepaarde Blaadjes. xxv. Deeze drie laatfte Soorten , wederom 5 zyn ^Door yan de Kaap afkomftig en door den beroemden rchynend' D 1 L l e n 1 u s in Afbeelding gebragu De Sten- getjes van de eerde en derde vallen fomtyds een Voet hoog of lang , en komen opfiygen uit het midden der Bladen, die in de tweede Roos- jes op den Grond maaken , gelyk fommig Huis* look* Deeze heeft zeer kleine Stengetjes 5 naauw- lyks een Vinger hoog, In de derde kruipen zy langs den Grond. Alle de Soorten van dit Geflagt , uitgenomen de Siberifche, die thans de Elfde is en de twee hier naaft voorgaande Europifche , hebben haare Groeiplaats op 't Zuid -end van Afrika of aan de Kaap der Goede Hope* Men vindt 'er een- entwintig 9 waar onder eenige byzondere, door den Heer N. L. Burmannus opgeteld ia zyne voorftelling der Kaapfche Planten , en on- der de Oostindifchen brengt zyn Ed. eene Cras- fula Scutellaria te berde , welke de Bladen overhoeks 9 Nierachtig, holrond en flaauw ge- kar- (25) Crasfula Caule fïacddo repeme y Fo!. oppoil- tis. Crasfula Poituiacas facie repcns. D ill. Eith. Ibid. f» * 1I5>« - > V 2 Defx. VIII, STUK. 3o8 Vtfman'nïge Kruiden: IV. Jrarteld heeft met Doornachtige Tandjes (*)* Afdeel. j)eeze zou de Eerfle Schottelftruik van Rum Hoofd phiüs zyn , dus genaamd , o n dat de Bladen stuk. van de Indiaanen als Kommetjes gebruikt wor- J^fwr den , om daar uit Bry of Pap te eeten ; even als men zulks hier te Lande met Kools- Bladen zou kunnen doen, 't Gewas, deswegen Daun Papeda genaamd , is een Struik van tien of twialf Voeten hoog, met den Stam beneden een Been dik: zo dat het ontzaghk verfchillen zou van de andere Soorten* Byna nooit bloeit dit Ge* was , zyn le aan gezegden Hoogleeraar zonder Bloem of Vrugt overgezonden. Men roemt het in 't Maleitfch ook Daun Manko , onder welken naam ik een Takje met drie Bladen van Java gekreegen heb , die volmaakt metdegeda^te be* ichry ving overeenkomen , doch , gedroogd zyn* de ^ zo dun zyn als Lindebladen. V i s E n i A. Wifeno. De Kenmerken zyn: een vyftandige Klokvor- mme Kelk; een vyfbladige Bloem en een Vrugt uit vvf Zaadhuisjes beftaande. Indien de Geftalte niet zo zeer verfchilde, zou men dit Gewas tot het vo^aande Geflagt en indien de Vrugt vyf hokkig was tot de Maher- nia f*) CrasfuJa ? (ScutdUrla) Fol. alternis Reniformibus con* cavi« , oHfole^e ferntis, Serraturis fpinofo. BURM. FL Ind. p. 78. Scutellaria prima. Rümph. Amb. IY. p. 75. T. M*: f. 1. Pentandria. 309 pia betrekken kunnen (*). Van bei Jen verfchilt het IV. bovendien , door hec ontbrceKen van blykbaare ******* Honigbakjes of Schubbetjes , hoewel het iets, Hoofd- naar dezelven gelykende, rond>m het Viugtbe-STÜK# ginzel heeft , daar dc vyf Meeldraadjes op ge- J%wt*ir plaatst zyn* Ik heb het uit Oostindie bekomen, onder den ï.b naam van Wifino , en derhalve geef ik 'er den um&Zla. Latynfchen naam Vifenia aan. De Afbeelding , *r°üenbloCm Fig. 3, PI. XLVI , vertoont het Takje, datFx-.xLvi» Gaffelswyze verdeeld is en in Bloemtrosjes uit- Fig' 3a loopt , die famengevoegd eerr foort van Kroon of Zonnefcherm maaken. Het Blad is Hart* vormig , aan 't end fpits , op de kanten Tands. wyze gefchaard , zeer ruuw op 't gevoel , en lang gefteeld. De Kelk der Bloemen is Klokvormig, vyftandig verdeeld, met fpitfe punten en blyfe over. De Bloem beftaat uit vyf Eyrondc Blaad- jes , veel langer dan de Kelk , aan 't Voetje fmaller en gefteeld , aan de tip breeder en rond. De Meeldraadjes zyn breed en platachtig , om- ringende digt het Vrugtb^ginzel , doch niet fa- mengegroeid. Zy hebben dubbelde Meelknop- jes, die langwerpig en gefleufd zyn. Vyf Sty- len , byna zo lang als de Bloemblaadjes en lan- ger dan de Meeldraadjes , zitten op het Vrugt- beginzel en loopen uit in Stempels, die maar weinig dikker zyn, kroonende de Vrugt, die in 'ê (*; De Mahernia is In het IV. $TUSa onte dcHeefors^ bladz. 419. enz. befchreeven. v 3 tU Daiu VIII. Srau 310 VïFMAKN'ICE KRUIDEN. IV. *t geheel Eyrond is , doch beftaat uit vyf lang* Afdael werpjge platte Zaadhuisjes , van onderen een Hoofd weinig dikker en aldaar een enkeld, gefpitst, stuk, rondachtig Zaad bevattende. De Takjes, Blad- J%e{Wym fteelenen Zaadhuisjes, zyn met een fyne, naauw- lyks zigtbaare, Wolligheid bedekt. De Vrugt- maakende deelen zyn by B , in de geopende Bloem , viermaal in langte en dus Lighaamelyk vierenzestig maal vergroot zynde , aangeweezen , en de Vrugt met haare Zaadhuisjes vergroot by Letter C. Tot de Veelwyvigen onder de Vyfmannige Planten , behoort een enkel Geflagt 9 't welk die Klasfe befluit. Het voert den naam van M y o s ü r u s. Muifen -Staart. T, De eenigfte Soort van hetzelve ( i) groeit in *h*furus Europa , doch is niet gemeen. Zy maakt een zeer klein Plantje uit, dat door zyne gefteelde Aairt- 3ueui' jes den naam van Muizenjlaartjes bekomen heeft. Men noemt het in 't Franfch ook Qiieue de Souris, maar in yt Engelfch Blodjirange , in *t Hoogduitfch Tauzendkorn. De Groeiplaats is , in onze Nederlanden, op vogtige Zandgronden en (i) Myofurus. Syst. Hat. XII. Gen. 390. p. 227. Veg* XIII. Gen. 394- p- Myofurus Fol. integerrirais. £T. Cilff. 117. Fl. Suec. 26I , 276. R. Lmdb. 492. GOUAN Monsp. 161. GER. ProV. 38 3- JACQ. Vind. $s- OED. -D^w. 406, GORT. 2fa/£. $2. Hoiofteo afïïnis Cauda Muiis. C. Fin. 19c. TouftNj, P^r?j. 47 1. Cauda Muris. Dqd. Pemp. P E N T A N D R I A. 3U cn op fommige plaatfcn tusfchen 't Koorn. In ^ April bloeit het en het Zaad rypt aan in Mey , Vl : waar na het Plantje t'eenemaal verdort en niet Hoofd- STUK* dan in 't volgende Jaar voortkomt uit zyn Zaad* p^ By Aftrachan 3 aan de Kaspifche Zee , is dit™*. Kruidje ook door den Heer S. G. Gmelin gevonden en afgebeeld. Zyne befchryving ver- fchilt een weinig van die van Linn^üs, De geheele hoogte is niet meer dan drie of vier Duimen. Het heeft dikke Grasachtige Blaadjes , tropswyze voortkomende , en daar tusfchen groeijen de Steeltjes, die aan 't end een Aair hebben van vyfbladige, aangegroeide Kelkjes en deeze bevatten ieder vyfHonigbak- jes, die Elsvormig zyn, gelykende naar Bloem- blaadjes. De menigvuldigheid der Styltjes maakt deeze Aairtjes in fommig gedeelte ruig* Het komt ook voor met twaalf Meeldraadjes , en vervolgens beftaan de Aairen , als 't ware » ge- heel uit Zaadjes; weshalve het, van fommigen, Duizendgrein genoemd wordt. De Smaak is een weinig fcherp en famentrekkende. V4 VIL HOOFD* II. D£el§ VUli Stuk, 3i2 Zesmannice Kruiden* iv. Afdeel, u V1T' VII. HOOFDSTUK. STUX. Befchryving der Zesmannige Kruiden, (Hexandria) , dat is , die zes Meeldraadjes hebben > tot welken de Anauasfen, Aspergies, Aloë -Planten , Patich of Zuuring en anderen lehooren. Onder de Zesmannige Kruiden komen veele Lelieachtige en Bolplanten voor , welken ik, volgens de orde van myne befchryving , zal afzonderen. Het eerfte Gellagt, in deeze Klasfe van het Stclzel der Sexen 9 voert den naam van Bromelia» Ananas. Als bevattende die zeer bekende Planteti, wel- ken de vermaarde Vrugten , Ananas/en genaamd , voortbrengen. Het is genoemd naar den Sweed- fchen Geneesheer Bromelius , door zyne Flora Gothica vermaard. De Kenmerken zyn: een dritdeeligeKelk, boven het Vrugtbeginzel; drie Bloemblaadjes , ieder een Honigfchubbetje aan den voet hebbende en een Vrugt met drie Zaadhokjes. Zeven Soorten , meest uit de Westindiën of uit Zuid -Amerika afkomftig, worden 'er thans in opgeteld, naameJyk (i) Ana* H E X A N D R I A. 313 (1) Ananas met kantdoornige gejpitfte Bladen ^* en een gekroonde Aair* Vn. Hoofd* Dit is de gewoone Ananas -Plant, te bekendsTUK. om , wat de uiterlyke gedaante aangaat , om- 1. \ ftandig te befchryven. In de Westindiën en aan ƒ de Vafte Kust, byzonderlyk te Suriname, alsGcwaaaCl ook in Brafil en elders , groeit zy wild 5 zynde van daar in Ooftindie , zo wel als in Europa o- vergebragt, waar mcnze in Broeibakken teelt. De Plant gelykt naar een Diftel met Aloë -Bla- den en de Vrugt naar een Pynappel. 't Gewas , naamelyk, fchiet een Steng van weinig hoogte, die tusfchen de Bladen een Bloem -Aair krygt, zynde van onderen in eenige gekranfte Bladen vervat , en van boven met dergelyken gekroond. De Bloemen zyn ongelteeld en maaken een dik- ke Aair uit 3 zo wel als de Vrugt, welke als 't wa- (i) Bromelia Fol. ciliato - fpinofis mucronatis , SplcX Co- mofa. Syjt. Nat. XII. Gen. 391. p. 232. Veg. XIII. Gen. 395. p. 259. Bromelia Fol. fpinofis, Fru&ibus connatis Cau- lem cingentthus. II. Clif. 127. Hort. Ups. 73. R. Lugdb. 24. Carduus Brafilianus Fol. Aloës. C. B. Pin. 384. Ananas Acoftae. Comm. Hort. 1. p. 109. T. 57. Ananas acul. Fru&u ovato Carne albida. Tournf. Trew. Ebret. T. 2. Anasfa. RUMPH. Amb. V. p. 227. T. 81. Kape-Tfiakka. Hort. MaL XI. p. i. T. 1, 2. Ananas acul. Fru&u pyramidaro , Game Aurea. Tournf. Inft. tfs3» 7. An. acul. Fr. Conico, Carne Aurea. Plum. Sp. 20. !m Ananas lucide Wrens Fo!. vix fer- nto. Dill. Elth. is. T. 21. f. 22. Ananss non aculeatus* Pitta di&us. Plum. Sp. 20. v 5 11. om. VIU. STOK. 314. Zesmannige Kruiden, IV- ware uit famengcgroeide Besfen , gclyk een Afdeel, Moerbefie, beftaat. Hoofd* Deeze Vrugt, die men Ananas noemt, valt fTUK* grooter, kleiner en pieramidaal of byna geheel ^eenwy' ïond. De algemeene benaaming , by de meelte Natiën van Europa , is Pyn-Jppels , maar de Franfchen nocmenze ook Pain de Sucre> dat is Suikerbrood* In de Indien vallen zy dikwils van die figuur: hier te Lande zyn zy doorgaans ronder en kleiner , hoewel menze 'er ook geteeld heeft van zeven Duimen hoogte en dertien Duimen omtreks. Rümphius zegt, dat zy in Ooftindie een Voet lang vallen en van dikte als eens Menfchen Been. De grootte , derhalve , maakt geen weezentlyk verfchil uit , zo min als de figuur 5 doch men heeft 'er, met het Vleefch witachtig en Goud- geel ; zynde de Kleur van buiten ook meer of minder geel , met ros of bruinrood gemengd. De Bladen zyngemeenlyk blaauwachtig enfterk gedcornd ; maar men vindt 5er3 die dezelven hel- der groen en weinig of niet gedoomd hebben ; gelyk de Wilde Ananas , Pitta genaamd , by Plümilb, van welker Bladvezelen , met Ka- toen gemengd , in Indie Garen gemaakt wordt, daar men in Bengale Zakdoeken en andere Stof- fen van weeft. Deeze moet wel onderfcheidea worden van de Ainerikaanfche Aloë, wier Bla- den het Til de Pite , ook een foort van Garen of Touw , uitleveren. In Oostindie groeit deeze wilde Ananas zo menigvuldig, zelfs opafgele- ' H"EXANDRIA» 315 gen Eilanden , dat men 'cr die naauwlyks den- IV, ken kan van buiten ingebragt te zyn, gelyk deAFyliJEL* Tamme , wier Vrugt, aldaar geteeld, in 'teerst Hoofd- tien Dukaaten goldt, zo A co sta meldt. STÜKa De Ananasfen worden byna van iedereen ge^^0**5*' preezen , wegens haare lekkerheid. Sommigen vergelyken den Smaak by dien van Aardbefiën , anderen by dien van Druiven. Meria.n wil 5 dat men 'er veelen van onze aangenaamüe Vrug- ten te gelyk in proeft. Zo hebben zy ook een zeer aangenaamen Reuk. Maar de hoedanigheid vat» fchilt aanmerkelyk naar de behandeling en den Landaart. In de Westindiën , daar zy rykclyk zyn , moet men zig dikwils in 't gebruik derzel- ven , gelyk van andere verkoelende Vrugten maatigen , om niet in 't Kolyk of den Rooden Loop te vervallen (*). Hierom zynze, wat 'er ook van gezegd mag worden , tot Voedzel niet zo dienftig als de Eanannen. De Slaavinnen zelfs weeten door het rykelyk eeten deezer Vrug- ten, die zy in 't Eofch vinden , zig de Vrugt af te dryven ; zo men verhaalt. Hier te Lande is het Sap wat fcherp ^ zo dat men 'er door tot Bloed» (*) Somm'gen noemen de Ananasfen verhittende, om dat fcy Ontfteekingen maaken in de Ingewanden ; doch die kun- nen cök uit een fcherp Zuur ontftaan , en derhalve kan menze, van een fcherpen Wynachtigen Smaak zyn de, onder de Verkoelende Vrugten tellen. Men heeft immers , mer dae oogmerk , het uitgeperfte Sap , in de Indien , wel in heets. Koortfen gebruiken Jaaten : doch dc hoedaaïgheid deescc Vrugten is zeer verfchillende» II. Peel. VIII. Siufi 3ii Zesmannige Kruiden IV Bloedwateren zou kunnen vervallen; gelyk in AFvjuEL ^ca,ie wel gebcurt* M^ n fn\dt d, r halve de ge- Hoofd fchilde Ananas , en legt de SneedjVs in Spaan- stuk. fcnen Wyn , of in Water; waar door de fcher- vige!nWy' pigheid verzagt wordt en dus kan menze zonder gevaar gebruiken. Ook wordt 'er5in de Indien, een zeer lekkere Wyn van gemaakt, üoor de aangenaamheid der Vrugten worden de Kak- kerlakken aangelnkt , die op de Plant voorttee- len ; gelyk dezelve ook tot voeding van Want- fen en ander Ongediert, en van de Rupfen (trekt, die de bekende Ananas -Kapel uitleveren. tt. (2) Ananas met kant -Doornige gefpitjle Bla» j>from\ * djn en een Tros aan 't end van de Steng. CJetroste. Een zeer fraaije Afbeelding van deeze vindt men onder de Planten van Ehret 9 door Trew uitgegeven ; waar uit blykt , dat de bovenfte Bladen, by de Vrugt-Tros, rood zyn. Zywas niet afgebeeld door Milleb, noch ook door P L i) m 1 e r j zo Dillewiüs aanmerkt , die het Gewas ook in P?au gebragt heeft. Het wordt op de Enge^che Eilanden Pinguin genoemd. De Heer J a c q/_t in verhaat , dat men op Jamaika daar van leevende Ormuiningen der Landeryën en Hoven maakt 9 welke zo fterk zyn, dat geen Menfch (i) Bromeüéi Foï. cVhto - fpinofis mucronatis , Rscemo terminal . Hé Clff. R. Lu%ab. Brown. J*m. 19*. N. 4. Jacq^ Amtr. 9F. Trfw. Ehr*>t. T. 51. An. Americana fylv. altera minor. Pl^b. Mant. 29. T. zj*. f. 4. Pinguïn. DSLL8 Eub* iio. T. *fo. f. 311. Eau H Ë X A N D R T A. 3X7 Mcnfch in (bat ïs , daar over heen te Wm nen , IV« en geen Beelten 'er door kunnen breeken, F vn. De Bli Jen zyn zeer flyf en met fcherpe Door- Hoofd- ncn gewapend , vyf of zes Voeten lang. Het TÜK# maakt een Steng van twee of die Voeten, &\ej%n°®m zeer fraay is en beladen met veele Rooskleurige Bloemen , van omtrent twee Duimen langte. Hier op volgen geelachtige Vrugten \ die lang- werpig Eyrond en k?ein zyn (*), zuurachtig en niet aangenaam van Smaak; hoewel zy van de Muizen of Kotten zeer bemind worden, die des» wegen in menigte onder deeze Planten neftelen* h Gewas geeft Afzetzels uit , gelyk het Huis- look , waar door het zig fterk voortplant. Cs) Ananas met regtopflaande Bladen 3 en on- ut. gejteelde by den Wortel vergaarde Bloemen. ic^Z™!'* Ongefteel- Deeze, in Zuid -Amerika groeijende, is ookde* in de Westindiën gevonden door den Heer Jac- qöin, die de zonderlinge Eigenfchappen waar- genomen heeft. Het is , zegt hy , een fraai je ongedeelde Plant , met niet dan Wortel- of Stoelbladen > doch zeer talryk, Elsvormig Li- ni- (*) De Heer Jacqjtim zege van een Duim of een weinig groorer ? doch by Trfw komen zy een Vinger lan^r en dik ^ vo r , zynde bruinachtig van Kleur. De Ananas van ACQSTA, weke maar de prootte van een kfeme Citroen hadt , zou in dat omziet meer mer deeze of de volgende Soort ftrooken. (%} B'emelia Fo!. ere&is , Floribus acauli.bus , fèddlibus , iggreg tis. lAGQ; Amtr* Htft. $o. H§rt. 31, $z« 3*i8 Zjesmannige Kruiden* IV» niaal of Degen vormig, op de kant gedoomd en Arr i l regtopftaande , doch zo Ityf niet als in de ande- Hoofd- re Soorten, en hierom aan de Punt dikwils om- stuk, geboogen , meer dan eens Mans langte hoog. .EeKVjymDe Bloemen zyn Rooskleurig , zonder Reuk , byna drie Duimen lang , met den Kelk en *t Vrugt- beginzel Roestkleurig gehaaird. De Vrugten , ook van drie Duimen, van ovaale figuur, twee of driehonderd in getal, zitten in 't kaffige mid- delpunt der Bladen , en beflaan een holte van een half Voet middellyn* Onder een Lederach- tigen geelen Bast hebben die een witachtig Sap- pig Vleefch , dat van een zoetachtig zuuren Smaak is 9 en waar in veel gladde rondachrige Zaaden , die bruin van Kleur zyn , nefcelen. Gefchild zyn deeze Vrugten , volkomen ryp zynde , niet onaangenaam van Smaak ; doch onryp zynde zo fcherp , dat 'er de Mond fom- tyds door aan 'i bloeden raakt , en de Tong als ontveld wordt, in de genen, die ze eeten. Ia de Keizerlyke Tuin te Weenen hadt deeze Plant reeds Vrugt gedragen* Op Martenïque en Kuba heeft hy dezelve, op Bofchachtige plaat-; fen der Gebergten , groeijende gevonden , wor- dende van de Ingezetenen, met een Karibifchen naam, Karatas geheten. De Vrugten ryp wor- dende , wyken de Bladen van een, naar den Grond , en geeven dus gelegenheid , om 'er by te komen, fchietende de Plant vervolgens haare Afzetzels tot voortplanting uit. (4) Ana- Hexandria. 319 (4) Ananas met Zaagswys* gedoomde Jlompe IV. Bladen en overhoekfe Aairen. ^^f1* Dceze heeft de Bladen Tongachtig, dat is^us^ aan 't end ftomp,en een Bloemfteng met zyde- w. Jingle Aairen , aan welken de Vrugten als Bes-^f^J;^ fen groeijcn : zo dat zy van de voorgaanden zeer Getongde. verfchilt. Plumier heeftze in Zuid - Ameri- ka waargenomen. (5) Ananas met de Wortelbladen Voornachtig y ^.v- ^ getand> de Stengbladen geheel effenrandig/ Naakt- 1 fteng. Deeze , door dien zelfden Pater in Zuid - Ame- rika gevonden, onderfcheidt zig door de gebla- derde Steng, die ver buiten de Bladen uïtfleekt* van de gewoone Ananasfen. Myns oordeels zou ze derhavle beter den naam van Bladfiengig mo- gen voeren* (6) Ananas, die byna ongejtesld is , met ver- rvr: gaarde ongejleelde Bloemen en afzetzels in Laage!* de Oxelen. Volgens den Heer Ja cquin wilde deeze zeer (4) Bromelia Fol. ferrato - fplnofis obtufis , Spicis alternis. Brom. Ramofa & Racemofa , Foliis Arundinaceis ferratis. PLU Al. Gen. 2.6. Ic. 64. f. r. (*) Bromelia Fol. ladicalibus dentato - fpinofis &c. Bro« melia Pyramidata aculeis nigris. Pl*>m. Ge». 46. lc. 62. (6) Bromelia fubscaulis, Flor. aggregatis fofllibus , AxlU lis Stoloniferis. jAcq. VinL 30$, II9Din»VIIIi SïUKt Zesmannige Kruiden. IV. ' zeer wel voort, en hadt verfcheide maaien BloeiH Af vnEL' en VruSc gegeven in de Keizerlyke Broeihuizen* Hoofd- De Bladen zyn ongemeen ftyf en fterk gedoomd , stuk. joch korter dan in de andere Ananasfen. Dertig Etnwr Q\oemen blaauw van Kleur, komen in 't mid- delpunt der Plant, zonder Steel of Steng voort, byna als in de Karatas, voorgemeld. De Vrug- ten zyn klein. Zy fchiet, uit de Oxels der onder- fte Bladen , dikke korte Byfehcuten of Afzetzels , die nieuwe Planten maaken. De afkomst zal ze* kerlyk ook uit de Westindiën zyn. vil C 7 ) Ananas met een verfpreide Pluim en op BA*anzc de kant gedoomde gefpitfte omgekromde KromW:;- Bladen. dige. Deeze wordt door de gezegde byzonderheïd fhans , volgens den Heer Jacquin, van de Derde Soort afgezonderd , en voert den bynaam van Piso ontleend. Men noemtze in, Nieuw Spanje Mexocotl , 't welk Hërnandez a!s een Plant die Vrugten geJyk Pruimen , by elk- ander als eene Ananas vergaard, voortbrengt, zynde zeer aangenaam van Smaak, heeft afge- beeld. Wanneer de Vrugt ryp is , hangen de Bladen geel , even of zy verflenst waren , naar den Grond (7) Bromilia Famcula diffufa &c. Sp. Plant. ï. p. Bromelia Fol. fpinoiïs. Caraguata - Acanga. Pis. Bras. 190* T, 191. Mexocotl f. Mandei. Herw. Mex.171. Moris. ïïift. IT. S. 4. T. 22. f. 7. Brom. Fol fpinofis oblique i«curvif. IL Ups. 73. Karatas Fol. altisfïmis &c, Plüm. Gin. 10 ï H&X A NORIA» 321 Cror.d omgeboogen. Zy komen uit een kort IV. dik Stammetje , niet uit den Stoel of Wortel AF£f*u voort , en bevatten den tros van de gezegde Hoofd- Vrugten. Mor iso n heeft de figuur van Her-8TÜK§ NAN)>ez overgenomen of gekopieerd. ma!°m^ T l t L A NOS I A» Dit Geflagt, door den Ridder benoemd, ter cere van zekeren Tillands, den eerften en cenigften Kruidkundigen , die weleer in Finland is geweest, bevat verfcheide Westindifche Ge- wasfen, die even als de Marentakken op Boo- nien groeijen 9 en in derzelver Schors geworteld fcyn» Het heeft een driedeeligen bly venden Kelk ; de Bloem is Klokvormig , eenbladig, in drieën gedeeld: het Zaadhuisje eenhokkig met gepluis- de Zaaden. Dit Geflagt bevat zeven Soorten , altemaal Westindifche of uit Zuid - Amerika , hier vol- gende. (1) Tillandfia met een gepluimde Bloemfleng? Ti TillarJfta Vol- Uukuï*- $a. filaasdiss* (x) Tillandfia Scapo paniculato. Syft. Nat. XIU Gen. 392. gende. f. 232. Veg. XIII. Gen. 390. p. 259. H. Ciïff. 129. Viscum Caryophylloides maximum 8cc. Sloan. Jam. 76. Hift. h p. ' *88. Visci modo Arboribus Indicis adnascens. C. B, Pin. 423. Caraguata multiplici Spica". Plum. Gen. 10% Viscum Peiuvianum aliud , Alcës facie, Arboribus item innasccns. Lob. Adv. p. 452 & 455. Icon. tl. 240. f. 2. x II. DEEL VIII, STOK. 3« ZesMANNige Kruiden. IV. Volgens dc bcfchryving van den vermaarden Afdeel, g L0A N E omringt deeze Plant , met veele brui- Hoofd ne Vezelen , de Takken of Stammen der Boo- stuk. men waar op zy groeit , en maakt zig dus een Ee»wy afce ftandplaats, waar uit Bladen voortkomen, Vtgt. * 1 naar die der Ananasfen of Aloë - Planten gely- kende, van derdhalf Voeten lang. Zy loopen puntig uit, dochzyn aan den Wortel een Hand- palm breed, omvattende elkander zodanig, dat door de famenvoeging der zyden van verfcheide Bladen met malkander een foort van Kelder of Bak gemaakt wordt , waar in het Regenwater zig even als in de Bladen van onze Vollcis Kaarden vergaart , en door de kleine opening van boven niet fchielyk weg dampt, De knob- belachtige Voet der Bladen aan de Steng, maakt dat dezelve zig als met Blaazen beladen ver- toont. Dit Water ürekt , door een byzondere gunfte van den Schepper , tot Dorstlesfching voor Vogelen en andere Dieren , ja zelfs voor Menfchen, in dat heete Klimaat. Want , de- wyl deeze Plant niet fchadelyk of Vergiftig is , kan men het zonder hinder drinken ; gelyk Dampier verhaalt , zelf gedaan te hebben. Gedagte Bladen, nu, geeven uit het midden een ronde Steng , van drie of vier Voeten lang- te, die altoos loodregt ftaat, om dus het Wa- ter te kunnen vangen. Gekwetst zynde, geeft zy een doorfchynende witte Lymerige Gom uit. Boven verdeelt zy zig in Takjes , die hier en daar bezet zyn met Bloemen van drie Blaad- jes 5 j Hexandria, 323 jes, Week geel of groenachtig van Kleur , met IV. paarfche Meeldraadjes , waar op driekantige ^^f^T Zaadhuisjes volgen, die kleine Zaaden , met een Boofd- lang Pluis voorzien, bevatten, en zeifin deSTUK* drie Blaadjes van den Kelk begreepen zyn. Dee-^"'^ ze Zaadhuisjes , eenigermaate naar die der An- jelieren gelykendc , kunnen de reden zyn van den bynaam , welken L 1 N n m ü s geeft aan dit Gewas, dat zig, voor 't overige 9 byna als een Aloë- plant vertoont» (ft) Tillandfia met de Bladen van boven Zaag- ir, tandig gedoomd, en een gebladerde Aait. f™j?*?ji* Zaagtantüj? Deeze heeft de Bladen ook eenige 'Voeten Jang, naar die der Aoanasfen gelykende, doch breeder en ftomp , en eene pieramidaale Aair ^ met Bladen tusfehen de Bloemen , 't welk dezel- ve zeer fraay bont maakt.. Zy groeit op oude rottige Boomftammen in Zuid -Amerika, (3) Tillandfia met Tongachtig Lancetvormjge m* Bladen , die effenrandig zyn m aan den cïjdt Vut Blaasachtig* Door (1) Tillandfia Fol. fu per 11e feu rato - fpiaolls , Spiek Como- II: Tillandfia parafitica maxima 5cc. Rrown; Jam. 19 Ca- wgapta ciavata & lp^cata. Plum. Gen. 10. h. 75. f. i. (3) Tillandfia Fol. Lanceolato - Lingulatis , integerrimfe, bafi Ventricofis. Jacc^. Am. Hifi. 92. T. 62. Tillandfia ma- dia parafïtica &c EROWN. Jam. 194. Viscutn Caryophyii. maximum &c, SLOKN. Jam. 77. Hifi. I. p. 189. T. 120» Raj. SnppL 405. Caraguata ladfbKa & clavata. jPlum» ïo. 7c. 74. x 2 K. Osei, VIII. Stuk, ZesMaknige Kruiben; tV* Door den Heer Jacquin is deeze, zo wel AFvufL' alsdoor P^üMiEaenSLOANE, afgebeeld. Hoofd- De Bladen verbreeden zig Tongachtig naar 'c stue. encj en rondachtig by den Voet, alwaar zy ook vif.?nvJy "hec Regen - Water , even als de eerfie Soort , vergaderen ; doch de Steng is hier enkeld en kort. Op lommerryke en vogtige plaatfcn, in groote Bosfchen,op 't Eiland Martenique, komt dit Gewas op de Stammen van ontzaglyfce Boo- men voor , wordende van de Franfchen aldaar Bofch- Ananas geheten. iv. (4) Tillandfia met Draadachtig dunne , effen* un!lfoiia? randige Bladen en eene enkelde losfe Aair. Dunbladi- 8C- Deeze die den zelfden Heer overvloedig voor- kwam op het Geboomte , dat by Karthagena groeit aan de Zeeltranden 3 is merkelyk kleiner dan de voorgaanden. Zy heeft de Bladen Els- vormig dun , naar 't begin verdikkende , ook hol gefleufd als die der anderen, maar fpiraal om- gedraaid en door witte dwarsbandjes bont; dus naar een* Soort van Aloë gelykende. \ Gewas is daarom fraay en praalt met roode Bloemen , die ver van elkander voortkomen aan een dunne regtopftaandc Steng, Het draagt bruine Zaad- huisjes. (5) Til- (4) Tillandfia Fol. Filiformibus integefiiuus &c. R. Lugdb*. 25. jAcq; Amer. Hifi. p. 92. T. 63. Till. paiafitica parva&c. BaowN. Jam, 194. Renealmia Spicê multiplici. Plum. Gen* 37. Ic. 238. f. 2. Viscum Caryophylloides minus &c. 5JLOAN, Jam, 77* H>?< !• P« T. I22. f. 1. Hexandria. 325 (5) Tillandfia met zeer korte Wortelbladen , een IV. byna naakte Steng, en eenigermaate yer-AF^L • deelde opjlygende Takken. Hoofd- STUK» Als een Kandelaar, met veele Armen, breidt v. zigdeeze uit, met kleine Bloemtakjes, die over- T^f£4 end flaan op de dwars -Takken der Steng. De Gepluim- Bladen, welke den Stoel maaken , zyn zeer kort. de* 't Is ook een Bygewas , als de anderen. (6) Tillandfia die een Halm heeft, met op el- vr. kander leggende zydelingfe Aairen. ckia.y^a' VeeL- (7) Tillandfia met Liniaale gejleufde 7ieerge-^hi&* boogen Bladen , een enkelde gefchub de Halm MJnl0^ en enkelde Aair. cha- ' Enkel- Deeze twee, ook in Zuid - Amerika door Pa*AaitlfiC* terP lüMier ontdekt, fchynen meest door de gefteldheid der Aairen te verfchillen. (8) Tillandfia met Elsvormige ruuwe Bladen, vin. Recurv&- dïeta. Omge- (j) Tillandfia Vol. Radlcalibus brevïsfïmis &c. Tillandfia kromde. Parafïtica major &c. Brown. Jam. 194. Renealraia Ramolis- üma &c. Plum. Gen. 27. Ie* (6) Tillandfia Ctilmo Spies imbricatis lateraübus. Viscum Caryophylloides anguftifolium. Catesb. Car, II. p. 89. T. 89 ? Renealmia Spica naultiplici. Plum. Ge». 37. Ie. zii. I. 2. (7) Tillandfia Fol. Hnearlbns canalicuteüs reclinatts &e. Ren. non ramofa fquamata & fioribus niveis* Plum. Cos. 37- Ie. 238. f. 1. (%) Tillandfia Fol. Subulatis fcabris &c. R. Lugdb. 2;. Till. parafitica psrva prainofa &c. Bsown» Jam* 194. Vis- X 3 cum th DESL» VIII. STUK. Zesman nic e Kruiden. IV. die omgeboogen zyn , eenbloemige Halmen AFviiEL* en tweebice'ni&e dafjes, stu^D' ^O0r Sloane is decze op de Boomen van £#»wy» Jamaika waargenomen die aanmerkt dat het vige. Gewas, in manier van groei jing, in Blaasachtig- heid der Bladen aan de Steng , en in 't opvan- gen van 't Regenwater, met de eerfle Soort overeenkome, maar door de Grasachtige fraai- heid der Bladen , welke veel naar die der Anje- lieren gelyken , daar van verfchille. Ook zyn de Bladen met een korte witte Wolligheid be- dekt, die dczelven , gelyk inde volgende, als met Ryp bedaauwd doet voorkomen. Het heeft een dunne Steng en eene driebladigc paarfchc Bloem, met gepluisd Zaad als de overigen. ïx. (9) Tillandfia die Draadachtig is> enruuw> vwoitu met omgedraaide Takken. Mosachti- Deeze Soort, op de Takken der Boomen groei- jende als de anderen , hangt als Mos van de zeiven nederwaards s en heeft de Stengetjes en Takjes Draadachtig dun. De langte, welke dec- cum Csryophyllolclcs minus &c. Sloan. Jam. 77. Eift. J. p. ipo. T. 121. f. ï. (9) Tillandfia Filiformis Ransofa intorta fcabra. ft. Ciif. 129. Pv. Lugd^* ï$. GEON. Vïrg. 36. BARR. JEqum. 99 Renealmia parafïtica &c. Beown^ Jam. 192. Visc, Caryo- phyü. tcnuisfinmm &c Sloan. Jam. 77. Hifl. h p* 19 *» T, 122. f. a , 3. Cuscuta Ramis Arborum innascens &c. Pluk, Alm. 126. T. 26. f. 5, Cam nbaya, AJakccr. Bras, Hexandria. 327 deeze Draadachtige Stengctjes nederhangcn , is IV. fomtyds tot twiutig Voeten. Het wordt van de AFyf* L' Engelfchen > deswegen , een oud Mans Baard Hoofd- genoemd* De Vogeltjes , die Hangnesten aan deSTUR* ukerfte Takken der Boomen maaken , neemen fom~ n^r'osy" tyds daar toe de Draaden van dit Gewas* Het komt voor in Virginie , aan de Vaste Kust van Zuid - Amerika en in de Wcstindiën* BüRMANNlA» Dit Geflagt is door den Ridder benoemd, ter eere van den vermaarden Hoogleeraar der Kruidkunde, in de Hortus Medicus deezerStad Amfteldam 5 den Hooggeleerden Heer Joan- nës Bürmannüs, die door zyne befchry- ving der Ceylonfche, niet alleen, maar ook der Jfrikaanfche of liever Kaapfche Planten, als ook door de Latynfche Vertaaling van 't Ambonfche Kruidboek van RuMPHiusen andere Werken , zig een eeuwigen roem verworven heeft. De byzondere Kenmerken van hetzelve zyn; een driekantige , drïedeelige , gekleurde Kelk , met Vliezige hoeken : drie Bloemblaadjes 9 een driehokkig regt Zaadhuisje , met kleine Zaadjes. Het bevat twee Soorten , waar van de eene op Ceylon , de andere in Virginie haare groei- plaats heeft; als (1) Burmannia met een dubbelde Aak. r Ge- Barman* nia difttcha (1) Burmannia Spica gemina. Sy/I. Ntt. XII. Gen« 393. Twee- iï. Df el, VIII. Stuk* 3&8 Zesmannige Kruiden?. IV» Gedagte Hoogleeraar heeft deeze Soort , die AFva!Lf°P Moerasfige plaatfen van yt gemelde Eiland Hoofd- groeit , omftandig befchreeven en afgebeeld* Men 8TUK* noemtze 'er Jawael of Jawul en Dyajawul , dat is , Water- Jawul. Hermannus hadtze ge- noemd Ceylonfche Hyacinth der Moeras/en. 't Is een klein Plantje , met Grasachtige Blaadjes van twee Duim lang , allen by den Wortel groeit jende , waar tusfchen het een Stengetje heeft van één of anderhalve Span , met eenige Blaadjes overhoeks bekleed, en zig verdeelende in twee Aairtjes van zeer fraaije Bloemen , die blaauw van Kleur zyn en overend flaan , als op een ry geplaatst* Zy hebben een Pypachtigen Kelk, met drie Vleugels op zyde en van boven- in drie geele Puntjes uitloopende. De zes Meeldraadjes zyn zeer kort en het Zaadhuisje langwerpig met drie hoeken. n fa) Burmannia met twee Bloemen* ï>urmattm uabiflora. Deeze , in Virgïnie groei jende , is ook een mige?bi°C" klein Waterplantje , dat een fraaije paarfche Bloem op den top van het Stengetje heeft, volgens Clayton. De Bloem beftaat uit drie Blaad- jes, die als Pluimen uitfieeken aan de zyden van den Kelk. De Stengetjes zyn zo fyn als Haair, naakt, p. Ve%* XIIT. Gen. 597. p. ?.6o> BURM. ZeyL 50. T. 2e. f. 1. Fl- Zeyl. 12?. //• CUff. 128. R. Lugdb. 125. Planta Zeyla- Bica Aquatica Sec. RA}. SuppL 559. (a) Burmamia Fïore gemino. K C/lff. i2g. Burmannia Stapo bifiuxo. Geun. Vir& HexAndria, 329 naakt , komende uit een Tropje van fmalle Blaad- IV. jes voort en de Wortel is Vezelachtig. Afdeel. Hoofd* Tradescanti/i. STüK4 Dit Geflagt is door Ruppius benoemd naar ntl^°ir zekeren Engelfchen Heer T r a d es c a n t, van wiens Kruidtuin een Planten -Lyst, in de be- febry ving van zyn Kabinet , is gegeven. De Kenmerken daar van zyn, een driebladi- gc Kelk , drie Bloemblaadjes ; de zes Meel- draadjes ruig door gewrichte Haairtjes en de Stem» pel Pypachtig: het Zaadhuisje driehokkig. Zeven Soorten komen thans in hetzelve voor, naamelyk (1) Tradescantia die opgeregt is en gladbla- r. v dig, met getropte Bloemen. Vfvï^ r.iana. Deeze is in de Bloemtuinen niet onbekend 5 r ,v"gini- ichc maakende een Plant uit van gladde Biesachtige Wortelbladen, tusfehen welken Stengen voort- komen, die korter zyn, met tropjes van Bloe- men , die uit drie roodachtige Bloemblaadjes beftaan. De Bloem valt grooter of kleiner en van (1) Tradescantia ere&a Ixvi's , Floribus con^eftis. Sy/i. Nat. XU. Gen. 3 94« P- 233. V*g* XIII. Gen. 398. p. i6o. /ƒ. CÜJf. 127. Ups. 73. R. Lugdb. 37. GOUAN Monsp. 162. Rüpp. Jen. 48. Gron. firg. 16 , 49. Ephemerum Virginia- num, Flore coeruleo minori. Tournf. Infl. 368. Eph. Pha- langoïdes tripetalum &c. MORiS. Hifi. III. p. 606. S. 15» T. z. fc 4. Alliuia üve Moly Virginianum. C. J3. Pin. x s II. DXIL* VIII. STUK* 330 Zesmannige Kruiden. IV. van Kl ur blaauw, paarfch, rood of wit, met 'Afdeel. eenjge veranderingen , 't welk agt Verfcheiden- Hoofd- heden uitmaakt , die door Toüun E fort voor stuk. Soorten geteld zyn. Deeze Kruidkenner vergelykt Eenwy Zaadhuisjes by Tarwe -Graan. De Bloem- tropjes zyn in twee lange fpitfe Bladen vervat. Wet wordt 3 gemeenlyk , Ephemerum geheten. n. (2) Trndescantia die opgeregt is en gladbladig > ^Tmfa' met %eer lange enkel-!* Bloemfteelen. barica. fcte3labaar" ^e -Afbeelding van deeze, die aan de Kust van Malabar groeit 9 vindt men 3 onder den naam van Tali'Pulli 9 in de Malabaarfe Kruidhof. itt. (3) Tradescantia met de Steng eenbloemig* Neruofa. Genode. £)eeze $ by Suratte gevonden , heeft ver- fpreide Stengetjes van een Handbreed hoog f met korte Lancetvormige Scheedachtige Blaad- jes , en aan 't end een Draadachtigen langen Bloemfieel. De Bloem is groot en heeft drie vyfribbige Blaadjes, gelyk ook de Bloemblaad- jes veelribbig zyn : zes Meeldraadjes met vio- lette Haairtjes en een aan 't end haakigen Styl. G#Jch*- ^ Tradescantia die nederlegt en ruig is. ta. Op ï£no©pige. (2) Tradescantia ere&z tevis, Pedunculis foljtariis longïs- fimis. Tali- Puilt. Hort. Mal. IX. p. 123. T. 63. BuRM. Fl. nd. n. 79. (O Tradescantia ^capo unifbro. Mant. 223. (4) Tradescantia hirfun piociunbcns. Trad. Caule genl- ealato , bali rtpeate. jACO^ Amtr. Hijl. 24. T. 64. Ranun- HPXANDRIA. 331 Op Martcnique vondt dc Heer JAcQÜINA^gT dit Plantje, dat zeer teder is cn Stengetjes heeft' viu * die in 't eerst langs den Grond kruipen , maar f Ioofd- vervolcens zis; opregten. De Bladen zyn Hart- s™Kt vormig en meest op de kanten wat ruig, doch»;*, zo ruig niet als in de Afbeelding van die, welke Flum jer in Zuid - Amerika vondt, (j) Tradescantia met een Takkige Steng en v. ongejteelde zydelingfe Bloemen. caZlaA- xillaris. Deeze , voorheen Commelina genoemd geweest, oxeibioe* groeit in Oostindie op Waterige plaatfen. Demigc# Steng is ook van onderen kruipende, met Lini- aale Blaadjes, uit wier Oxelen de Bloempjes als uit Blaasjes voortkomen , die gekleurd zyn. Zy zyn eenbladig 5 Trechterachtig , in drieën gedeeld en blaauw gezoomd , met zes gehaairde Meel» draadjes , even als de andere Soorten* (6) Tradescantia die kruipt y gladbladig met vr. tweebladige Schubbige Bloemfcheeden. Gekwfde" Dee- e U! c' culus f. Damnfonium repens ParnasOa: folüs villofis. Pjlum. ■L\ II 6. f. 2. (s) Tradescantia Caule Ramofo, Flor. fesfilibus laterali- bus. Mant. 321, Commelina Axillaris. Sp. Plant. p. cz. Ephem. Phalang. Maderaspat. minimum. Pluk. Alm. 135. T, 174- ^ 3. Npr-Pulli. Hort. Mal X. p. 28. T. 1 3. EuilM* Fi. Ind. p. 16. (6) Tradescantia repens lacvss , Spathïs diphyllis imbrica- tis. Commelina criftata. Sp. Plant. 62. Fl< Zsyl. 32. Ephem. Zeylanicum procambens inflattim. Herm. Parad. 148. IUj* Hifi. $66. Buem. FU Ind. p. is T. 7. f. 4. SU Deel. VIII* Stuk^ 33* ZesmannigeKruiden. achtige. IV. Deeze, op Ceylon en Malabar , in Moerasfige Afdeel, groncjen3 voortkomende, is door den Heer N. Hoofd- L. Burmannus afgebeeld. Zy heeft de stuk* Bloempjes wederom driebladig, met Haairige vigeT^' Meeldraadjes , een geknodften Styl en een Pyp. achtigen gekartelden Stempel. De Bloemfcheed- jes beftaan uit zes paar of minder Bloempjes over ééne zyde. Het Plantje heeft ronde, Tak* kige, verfpreide gladde Stengetjes. vu. (7) Tradescantia die kruipt en gladbladig is9 ta^iapl- mei driebladige gefchubde Bbemfcheeden* •pilionocea. Deeze Soort is ook door gezegden Hoogleeraar afgebeeld en aan den Ridder medegedeeld* Zy maakt een klein Plantje , dat uit de Knietjes Wortel fchiet 9 aan de Kust van Koromandel , uit. Door de gekleurde Schubbetjes, waar in de Bloempjes zitten y vertoonen die zig eenigszins Vlinderachtig. Linnjeus merkt het als van '1 voorgaande weinig verfchillend aan. PONTEDERIA. Dit Geflagt, naar den beroemden (Italiaan Pon- tede k a gety teld, heeft de Bloem eenbladig, in zes* fen gedeeld, met twee Lippen ; drie Meeldraad- jes in de tippen , drie in 't Pypje der Bloem in. geplant ; het Zaadhuisje met drie holligheden. Het bevat vier uitheemfche Soorten , als volgt. (O Pon- (7) Tradewntia repens la vis, Spathis trJphyllis imbrica» ils. M&nu llf 513. BüfiM. FU Ind. p, 17. T. 7. f. i. H&xandhijU 333 £i) Pontederia met Eyronde Bladen enkoppi- IV, ge Bloemen. A™**U' Hoofd» Op Waterige plaatfen 3 in 't Ryk van Mala- STUK, bar, groeic deeze, welke Bladen a^sde Water- i. Weegbree heeft of liever naar die van de Cm.p™£tr!* nacorus gelykende. De Bloemen komen, byna Eyronde, als in hec Parnaskruid , uit dcBladfteelen voort, zynde de Stengen hol en Kruidig, (2) Pontederia met Hartvormige Bladen in ir. een knikkende Bloemtros. SiedYge, Tot die Soort, waar aan de Heer N.L. Bur- mannus den naam van Scheedige gegeven hadt, is door den Ridder thans ook t'huis gebragc het Moeras - Moes van Rumphius, 't welk de Bla- den naar die van 't Kalfsvoet gelykende heeft, 't Is een groote Waterplant, met dikke fappige Bladfteelen , uit welker Blaasjes de Bloemlten- gen voortkomen. Somtyds zyn de Bladen ron- der, fomtyds fpitfer. Zy worden van de Ma- casfaren , inzonderheid daar men Ryst teelt , veel tot Moes gebruikt. C3) Pon- (2) Pontederia Foliis ovat een enkel Zaad influitende. iv. C4) Pontederia met Piekvormige Bladen en pfekvoi- Kroontjes - Bloemen, In verfchcide deelen van Oostindie groeit deez2 Plan: , die eenigermaate naar het Pyl- kruid \ f3} Tonwitrla. Fol. Cordatis Florlbus Ipicatls. fl. Clijf. R- Lugdb. 87. GRON. Pirg. 50. LOEFL. itin. 54. Gla- diolus lacuftris Virg. coeruleus. Petiv. Qfiz. I. T. 1. f. 12. S.agittx jfun. Fianta Pal. Virg. Moris. Hifi. III. p. 61 8. S. jf. T. 4. f. 8. Phntag. Aq. accedens &c. Pluk. Mant, 152. T. 345- uit. BURRl. Fl. Ind. 80. (4) Pontederia Fol. Haftatis , Floribus Utnbellatis. F/. "Zeyl. 129. Sagittae quodsaimodo fimilis Plgnta Maderaspa» tana &c. Pluk. Ahn. 326. T. 220. f. s. Morjs. utfupra. F. 7. Carimgola. tiort, M&L XI. p. 91. T. 4*. BURM. jPV, Indr p. 80. H e x h N d r i 33S kruid gelykt , doch op de manier van dit Ge* IV. ilagt de Bloemen, uit het mkJdcn derBladttee- Af^l* len of Stengen, als uit een Blaasje voortbrengt. Hoofd- Die van Java , onder den naam van Plompen :TUIU met Pykvvyze Bladen , door den Heer Klei n nia!°n°gr n o F aan den Hoogleeraar B u R m a $ n u s was gezonden , badü meer dan twintig Bloemen. L i m naü? merkt aan , dat deeze Soort een Ton* getje onder de Bloem heeft, gelyk in de Mater baarfe Carimgola ; het welk aan de tweede Soort ontbreekt* Hier ter plaatfe behoort het Kaapfe Kruid* dat in Fig* i 5 op Plaat XL VII is voorgelbld f hetwelke, fchoon in eenige opzigten overeenko- mende , nogthans te veel verfchilt , om tot het voorgaande Geflagt betrokken te worden* Ik maak 'er derhalve een nieuw Geflagt van , het- welke ik , wegens de verdienden van den Fran- fchen Kruidkenner deezes naams > doop met den thans openltaanden naam van Renealmia* De Kenmerken zyn > een zesbladige Kelk eu driedeelige Bloem, gelyke Meeldraadjes en Meel- knopjes, rondom het Vrugtbeginzel , eneeneén- hokkig Zaadhuisje. De eenigfte Soort , my daar van bekend , heeft r. Biesachtige holle Bladfteelen , ter langte van vier capenfiu Duimen uit den Wortel voortkomende , en oPpf3^^ 9t end 1 dat een langen Styl heeft, met een driedeeli- gen Stempel, en eene eenhokkige Vrugt wordt, Men kan zulks duidelyk in de vergroote Kelk, by a, befchouwen. De minder volkomen Bloe- men hebben de Kelken vyfbladig, en maar vyf Meeldraadjes. Hier de Hamanthus , Galanthus en veele an- dere Geflagten , die tot de Bolplanten behoo- ren, overflaande, koom ik tot dat van Asparagus. Aspergie. Deszelfs Bloem is in zesfen gedeeld en op- ftaan* H e x ii N d r t t. 33? ftaande , met de drie binnenfte Blaadjes aan de IV* . , .7 Vi - Afdeel. tippen omgeboogen ; de Vrugt een Bezie met VIU drie holligheden en in ieder twee Zaaden. Hoofd- Dertien Soorten vindt men thans in dit Ge-STUs:a flagt opgetekend, meest uitheemfche , doch^^0-' waar onder ook Europifche voorkomen , gelyk t. Asparagus CO Aspergie mei een opgeregte ronde Kruidige Steng , Borjielige Bladen en gelyke Stop- dffici'nAïs. > peltjes. Gcmceite De GriekFche naam , Asparagos , ïs tot alle Natiën byna van Europa overgegaan ; zo dat de Italiaanen dit Kruid Asparago, de Duitfchers Spargen , de Engelfchen Sperage 9 de Franfcheri Aspergos en wy Nederlanders Aspergies en ge- rneenlyk Sperjie of ook Koraalkruid noemen* Meest, echter, geeft men den naam van Sper- fies aan de Jonge Spruiten > die 3 wanneer zy zig effen bovtn den Grond velrtoonen , om laag uit- gedoken worden , en dan gekookt tot een lek- kere Toefpyze ftrekken. Ten dien einde teek men het Kruid uit Zaad , en plant vervolgens de jaarige Stoelen in Bedden van Paarden - Mest en Zand , waar door dezdven in 't derde Jaar eeri fi) Asparagus Caule Herbacco tereü credo &c. Syfl.Nat. XII. Gen. 420. p. 245. Veg. XIÏL Ge«. 424. p. 274. M&u Md. 165). H. Cliff. ui. R. Lugdb. 28. Fl. Suèc. 272 * 251. Asparagus fativa. C B. Pin. 42$. y. Asp. maririmus cras^ fiore folio. Asp. fylv. tenulsfimo folio. C. B. Pin* 4^0; iïtant. 490, GOUAN Momp. 176. G£R» ZVöv. 134* Y %U D5i5,f yiïï* Stuk, 33*> ZesMANnige Kruiden, IV. goeden Oogst, van wel gevoede Sperfies, uk- Afdeel. ieveren. Hoofd* Deeze tamme of Hof * Aspergie verfchilt , zo stuk. je Ridder zegt , door de KweekiDg alleen van Ecnwy cje jpufo Aspergie , die overvloedig in Velden aan den Ryn en Donau , als ook in 't Zand aan den Zeekant van Europa, gelyk in Engeland en onze Provinciën y ja zelfs in S weeden in een Bofch van Schoonen en aan de Middellandlche Zee voorkomt. De Wilde , nogchans , is fyner van Loof of ook grover, en zoude, volgens Dok- tor Gerard , in Provence tweehuizig zyn 9 dat is op fommige Planten Mannelyke of on- vrugtbaare , op anderen Vrouwelyke Bloemen hebben. Dit heefc , zege L i n n m ü s , in de Hof- Aspergies geen plaats. Men ziet 'er echter on- der, die geen Besfen draagen, terwyl anderen , die men insgelyks na den fnytyd laat opfchie- ten , met roodc Besfen als Kraaltjes üerk bela- den zyn. Ik zal my niet ophouden met de befchryving van dit aan iedereen zeer bekende Gewas , maar alleenlyk , ten opzigt van deszelfs Eigenfchap* pen , aanmerken , hoe de Spergies geen ongezond Voedzel zyn , laxeerende en het Water fterk af- zettende, geevende tevens daar aan, by de loo- zing, een ongewoonen Reuk. De Wortels, ge. droogd zynde , worden onder de Vyf Openen- de, die veele inwendige Verftoppingen wegnee- men, geteld. De Ouden, evenwel > hebben door Asparagus een ander Kruid gemeend* Sommigen Hexandrt-a: 339 willen , dat de Wortels verfch gebruikt moeten IV* worden , cm van kragt te zyn* De Besfen , * vif.U eenigszins zoet van Smaak , zyn van dergelyke Hoofd- hoedanigheid en bevatten een rondachtig Zaad,STUK# dat ook geteld wordt onder de Winkelmiddclen. Ja™**' (a) Aspergie met een ongedoornde ronde ïi. Steng , afgeboogen Takken en Borjielige tPZT* Bladen. Afgeboo- geneè 3, Deeze Afrikaanfche gelykt naar de voor- gaande Soort, maar is hooger , met meer Bla- „ den en die eens zo lang zyn. De Steng ver- „ gaat Jaarlyks, Zy heeft enkelde , Lancetswys- „ Eivormige Stoppeltjes , van onderen meteen „ Vliezige punt. De Bladen zyn zeven of tien- voudig, Draadachtig, uitgebreid. Myne Plant, ( 5, van de Kaap, is Mannelyk," zegt de Ridder. (3) Aspergie met enkelde omgekeerde Doornen, ronde Takken en Zeisfenvormig Degenach- zeif^bfc* tige Bladen. dlgQ%4 Op Ceylon groeit deeze , die door den Heer ]♦ Bürmannüs is afgebeeld. (4) Aspergie met ronde Doornen, ronde omge- Re^rA^ jjOQm tUS. Breektak- (2) Asparagus Caule inermi, Ramis declinatis, Föl, Sc- eaceis. R. Lugdb. 29. (3) Asparagus Acu'eis folitams reverfis , Ramïs teretibus &c. FL Zcyl. 123. Asp. FoL falcatis ex uno pua&o nume- tofis. Burm. Zcyl. 35. T. 13. f. 2. {*) Asparagu* Aculeis folftariis &c. Asp. Frut. Fol. Seta- Y % «cis ïU Deel* VIXI#Sxük. 340 ZesmAnkiöe Kruiden IV. boogene , terug gebroken , Takken en Bor* Afdeel. Jlelige gebondelde Bladen* Hoofd- stuk. De Bladen komen getropt en als gefternd , ge- Etnwy- lykcrwys die der Lorkenboom en, op 't end der Takjes voort in deeze, die de Takken rond en gegaffeld ; de Mikjes Wrattig met een klein knikkend Doorntje heeft» v- (5-) Aspergie met enkslde omgekeerde Doorem> jEtfapf™ de Takken hoekig , de Bladen Lancetvormig CUJ\ . . Liniaal. Ethiopi- Aan de Kaap der Goede Hope groeit deeze en de voorgaande. Zy gelykc naar de derde Soort, maar heeft de Bladen kleiner, omtrent zeven-, niet drievoudig; de Stoppeltjes gceven een ag- terwaards gekeerde Doorn uit : de Takken zyn bogtig y gehoekt, als Heefterachtig, groen. vi, (6) Aspergie met enkelde Doornen , eenopflaan- OMtindi-' ^ Steng , Draadachtige Takken en getrop- fchc. te Borjtelige Bladen. ceïs terminalibus &c. H. Cliff. 121. R. Lugdb. 2%. Asp. Afric» teainfül us &c. PLUK. Amaltk. 40. T* 375. f. 3» (5) Asparagus Aculeis folitariis reverfis, Ramis angwlatis &c Mant. 63. Asp. aculeatus. Afr. Corrud» terrix Gluur n> xnilis. RAJ. 5*^/. 359- N. 5 & 2. (6) Asparagus Aculeis folitariis , Caule ere&o , &c. Asp. Aculeis alternis , Ramis folitariis &c, H. Cliff. 122. R. Lugdb. 21. Asp. aculeatus minor farmentofus. Pluk. Alm^ 54« T. 15. f. Asp. Afiaticus, Iurm. Fl< InL p. *2< t H e x a n n & i a: 34 s Onder den bynaam van Afiaticus is deeze , IV. in Oöftindie groeijende , voorgefteld door den Heer Bürmannüs, die daar toe de Kleine fïooKDr gedoomde Aspergie van Madrafs , welke rank-STüK# achtig groeit, volgens de Afbeelding van Plv*^'*0*** k e n e t betrekt, (7) Aspergie met enkelde Doornen , gehoekte vïr- bogtige Takken , en getropte driekantige , tlhZ*1** Jlompe 3 afvallende Bladen* Witte* Boven Lisfabon , niet verre van de Taag 5 vondt Clusius deeze Wilde Aspergie , die ook op andere plaatfen van Portugal en Spanje groeit, overvloedig, 't Is een Heefterig Gewas > met witte Stengen, zig in Takken verdeelende^ die bogdg ea aan ieder bogt voorzien zyn met een enkelde , fterke, nederwaards geftrekte Doorn. Daar nevens geeven zy trapjes uit van vyf of zes opftaande Blaadjes , in welker midden aan dunne Steeltjes neerhangende Bloemen voortko» men, waar op een roode Sappige Bezie volgt, die driedeelig fchynt , doch gemeenlyk maar één en fomtyds twee Zaaden bevat, (8) As- (7) Asparagus Acnl, foliurüs , Rnnus angulatis ficxuoüs S\c. R. Lu%d, 19. Asd. acale^tus Spiais Uortidiis. C. li. Pin. 490. Corruda tertio. ClüS. Htfl% II. p. 178. fjtsp* p. 46e. /*. 461. Aspar. (ylveftris teams. DOD. Fempt, 704. Comid& eextia Clufii. Lob. Ic. 7 8 3. Y3 lh Debl. vill. Stus* 1 Zesmannige Kruiden. IV. (3) Aip&tpe met een ongetoomde hoekige Hes» 'Afdeel. fterige Steng, de Bladen Naaldachtig $ Hoofd- Jlyf, blyvende, gefpitjt , egaal STUff* 0 vui. i3e vermaarde Clusius vondt deeze, die de eerue Corruda noemt, insgeiyks in Span- ig£ ia" Je3 alwaar men deeze wilde Soorten, door mal- kander , Esparragos noemde , en by de Grie- ken, zegt hy , Wilde Aspergies. De Steeltjes of Spruiten , voegt hy 'er by , zyn ook eetbaar, doch bitter, en de Wortels overtreffen in Ge- neeskragt die der tamme Aspergies. 't Woord Corruda is van Latynfche afkomst en zou van het afvallen der Bladen afgeleid kunnen worden; doch dit heeft in deeze Soort geen plaats. De- zelve is Hcefteracbtig en heeft van vyf tot zeven J3Iaadjes, die Draadachtig dun, een weinig ftyf cn ftekelig zyn. De Wortels hangen tropswyze aan den Stoel en zyn Spoelachtig dik, gelyk in de AfFodillen : 't welk ook plaats heeft in de voorgaande en andere zo tamme als wilde As- pergies. Hier zyn de Besfen, in de rypheid , Afchgraauw. Ihrridu Schroo sndyke. xx. (9) Aspergie die ongebladerd is , Heejterig % f s ) Asparagus Caule inermï angulato Frwticofo , &c GOïjan Monsp. 176. Asparagus Tol. acutis. C. B. Pin: 490- Asparagus fylv. Cam. Epit. 260. Corruda prior. Clus. Hift» lt p. 77- ?• 457* te' 45 8. (9) Asparagus aphyllus Fruticofus &c. Asp. H'sp. ACüIeïS srasfioiibii3 hotxidus. T0URNf« hjl% 30©. I Hexandbia. 343 vyf hoekig , met vierhoekige famengedrukte IV. gefireepte Doornen. AFvfIEr',, Wegens de ontzaglyke Doornen 3 van eens^^D* Vinger lang, welken deeze Spaanfche heeft, is Momgy- de bynaam van Tournefort ontleend. nia* (lo) Aspergie met een ongedoornde , hoekige x- Heejlerige Steng , de Bladen Elsvormig , aphyllus, gejlreept , ongelyk en fpreidende. loozef1" Buiten de Doornen , die met hun drieën of vieren getropt voortkomen , heeft dit Gewas, dat op 't Eiland Sicilië, in Spanje en Portugal groeit , geene Bladen: des het Bladerloos ge- noemd mag worden. De Besfen hebben, ryp zynde , een zwarte Kleur. Men kan hier toe de Heelterachtige Aspergie , welke Toürne- fort op Kandia vondt , en afgebeeld heeft* betrekken. (u) Aspergie met viervoudige Doornen en ver- „ xr* a Lapenfis, gaar- Kaapfil** (ro) Asparagus Caule inermï nngulato 8*c H. Clffi tn* K. Lugdb. 29. Asp. acuieatus alter , tribus aut quatuor Spi~ nis &c. C. B. Pin. 490. Corruda altera. Clus. Hijl. IT. p. S7S. Hisp. 4$7. Ic. 455. Asp. fylv. alter. DOB. Pempt. 704, Corrudx varietas &c. 1.015. Ic. 787. @. Asp. Cret. fruticofus &c. ToURNF. Rdz*. b!. 91. Tab. (11) Asparagus Splnis quaternis &c. Asp. fol. quinïs Seta* *eis &c. H. Clif. j 2 r» Asp. acuieatus tripiici Spin£ furre&us, Pluk. Alm. T. 78. f. 3. Asp. rubicundus. Berg. C*/>. 2& Corruda Afikana, Spinis brevibus sduncis. XUJ. Ï4 II- Deel. vin. Stuk, 2ësmankige Kruide tf. IV* gaarde ronde \ Takken , die Borfielige jjfok IIOOfD. _ . r. - - , nv*. Deeze voert, in t byzondcr,den bynaam van Kaapfche. De Wortel is knobbelig of Bolachtig : T?'' de Stengen zyn Draadig, bogtig, Heefterachtig, Zy heeft vier uitgebreide , iets omgekromde x zeer fcherpe Doornen , uit wier Oxelen Draad* achtige Takjes voortkomen, flap, ongedoornd, afvallende, met Borftelige, fcherpe korte Blaad- jes, zyndc de Takken, tusfehen de Takjes , ftyf. xn. (12) Aspergie met enkelde Liniaal- Lancet • Asparagus . . _ ^m^u- vormige Bladen ; eeft bogtige Steng en om' liaak^c. gekromde Doornen* De Afbeelding van Hermannus verklaart genoegzaam dit Gewas , 't welk op Ceylon in de Bosfchen groeit , en aldaar van de Inlanders Hatawarija , van de Europeers Scorzonera ge- heten wordt. De Wortels , naamelyk , in Melk cf Vleefchnat gekookt, of met Zout, Azyn en Feper, toegemaakt, zyn een lekkere Verfnape-- ring. xtit. (13) Aspergie met gekranste Bladen. Ver tic U la- lus. ' '3ckrarsce. In-t (12) Asparagus Foliis folitariis Lineari -Lsnceolatis &c. TL ZeyL 124. Asp. acu!. Zeyï. rnaximus Sarmentofus. Herm* Lugdb. 62. T. 61. Schada - Veli» Kelangu. Hort. MaL X. p* lp. BüRM. TL Ind. p. 82. (li) Asparagus FoL vètticillatfe. Asp. Orientaüs Foliis Gal* Wo Toubni. Or. 21. Büxb. ftgg. V.. Ajp. 47» T. 37, H E X A N D R I A. 345 Ia de Levant , Klein Afie en verder Oost- IV. waards , heeft dk Gewas zyne Groeiplaats , zyn- Ap^E'' de door Tournefort tot de Aspergies be- HHooi ■in- trokken. STÜ • Verfcheide andere Gewasfcn, bevoorensdoor ;4^'^" den Ridder hier t'huis gebragt, zyn thans in het volgende Geflagt geplaatst , waar van ik de Boomachtigen reeds befchreeven heb , zo dat nog twee Kruidige daar in overblyven, als volgt, D R A C JE N A. De Kenmerken van dit Geflagt zyn , door my 5 omflandig te boek gefield (*) Het bevat vyf Soorten , waar van de twee laatften zyn , als volgt. (4)'Dracaena die Kruidig is en eenigermaate tv. gefiengd 3 met Degenachtige Bladen* Dit is een fchraal Gewas , dat omtrent ferdigl. hoogte van een Elle opfchiet , met Bladen als die van fnydend Lifch , verfehe-idene by elkan- der getropt en dus een nieuwe Steng uitgeeven- de, op 't laatsteen dun Stengetje met Bloemen, die als aan Draadjes hangen , gettcrnd zynde en zesbladig, hoogblaauw van Kleur met zes gee- le Meeldraadjes, De Vrugt is Befieachtig met eeni- (*) II. I). II. Stuk, bi. 226 , enz. (4) Drac&na Herbacea fij.bcai»lescens , Fol. Enfiformibus- Mant* 63* Gladiolus odoratus Indicus. Rumph. Amb. V. p> T. 73. Y < U* DEIL, VIII, SxüK. DeeenbU"» 346 Zesmankige Kruiden. IV eenigc Pukkeltjes , zoet van Smaak en geeft; AFvnX' een paarfchachtig Sap , dat de Handen verwt. Hoofd De Wortels of derzelver Vezelen , gedroogd stuk» Zynde, komen onder ander Reukwerk en daar* ,EeK™y om noemt Rujmphius dit Gewas Welrieken- vige. de Oostindifche Gladiolus , zeggende dat dezel- ve veel op Java groeit» v. (5) Dracsena die Kruidig is en ongeftengd , met &2S? Liniaale Bladen. folis. Grasbiadi- Decze Soort 5 die mede in Ooftindie groeit, heeft Grasachtige Bladen , die zeer geftreept zyn i een Span lang : de Bloemfteng is weinig Janger, geevende aan ieder Tandje van de Tros vier of vyf Bloemen uit, welke als uit een ftomp Kaf je voortkomen. Convallarïa. Dalkruid. Een zesdeclige Bloem cn een gevlakte Befle met drie holligheden , in ieder een Zaadje be- vattende. Dus zyn de byzondere Kenmerken van dit Geflagc opgegeven, waar in de Heer Lin- N^ffius drie onderdeelingen gemaakt heeft; de eerde met Kiokswyze, de tweede met Trech- tcrachtige en de derde met Radvormige Bloe* men, De tweede bevat de Polygonata van Tour- kefort; de derde deszelfs Smilaces, voor een ge- (s) Drtcjina Herbacca acsulis , Fol. linearibus. Aspa- ragus Graminifolins. Sf, Plant. 4;o. BVKM. Fl. IrJ. fi, tl. HEXAKDRIA. Sr? gedeelte ; dc eerfte alleen het volgende Kruid, IV* dat den naam aan 't geheele Geflstgt geeft, v"** * Met Klokswyze Bloemen. sïljK# Cl) Dalkruid met een naakte Bloem- St ener. i. Onder den naam van Lelietjes van den Dale is M***~ dit Kruid in ons Land zeer bekend , wordende 7 Lciierjei ook Meybfomèn genoemd, gelyk in Dttïtfèhfönd , Dak. of Convaly , met een bafterdaaam. De Franichen heeten het Mugct ofLys des Vallèes ; de Engelfchen Lf/fy Convally 3 ilf^ry - Ltiiy of Conval- Lilly. Het groeit op Bergvelden , in Va» kijen of Dalen , en in Boifchen der middelde deelen van Europa , gelyk in Duitfchland en Swkzerland 5 als ook in onze Nederlanden bi .r en daar ; doch allerovervloedigst in S weeden , vlo LiNN-ffiüs aanmerkt. Men heeft het ook in Siberië gevonden. Het komt insgelyks in de Zuidelyke deelen van Europa voor. Het Kruid geeft ; uit een voortloopende Wor- tel , twee breedachtige Bladen 5 naar die der Leliën eenigszins gelykende , welke een S ton- getje influiien, van ruim een half Voet hoogte, met een Aair van kleine witte Bloempjes, zeer aangenaam van Reuk. Hier van wordt een Wa- ter en Geest gedeftilleerd, die Hoofd- en ïïart- lier- 'CO ContalUrla Scapo nudo. $pt. Nat, XIT. Gen. 421. p, 246. Peg. XÜL Gen. 42;. p. 275. Mat. Med. 107. //. Ciiff, %. Lugdb. 26. Gouan Mansp. ij6* GORT» Eïlg. ff\ &c. Z E S M A N N I G E KRUIDEN. IV. fterkende is , gepreezen tegen <3e Vallende Ziek- ArPKEi t en anc3cre Zenuwkwaaien. Het Poeijer der Vil. HoorD gedroogde Bloemen kan tot een Niesmiddel die- sTUK. nen^ Qe roode ronde Besfen zyn, zo wel als de Mtnwy gia(jen en Wortels , zeer bitter. Van de Bladen maakt men, met Kalk , een fchoon groene Kleur, die duurzaam is . : veïü- Qp ruuwe Steenachtige Gebergten der Noor- at/2. 1 o - kxamt. delyke deelen van Europa, zelfs van Lapland , niet alleen , maar ook der Zuidelyke deelen , gelyk in Provence , groeit dit Kruid , dat niec zeldzaam is in Switzerland , noch ook in de Bos* fchen van Ooftenryk en Hongarie. Het heeft regte Stengen van een £!le hoog, die fomtyds getakt , fomtyds enkeld zyn , Kranswyze by verdiepingen omringd met vier of vyf fmalle Lancetvormige Bladen , uit wier Oxelen de Bloem- pjes , en voorts de Besfen, aan Trosjes neder*» hangen. itt. (3) Dalkruid met overhoekfe omvattende Bla* &c. Polygonatum altcrum. non. Pempt. 345. Polvg. an^ufU- foiiucn ramofum. C. B. Pm. 303 , 304. TQüRNF. Inft. 78, HALL- Helv. 28 8. Oeï>. Dan. %6. (3 } Ctnvallaria JFoL alternis amplexi ► caulibns &c. Mat. ïï. Met Trechterachtige Bloemen. (2) Dalkruid met gekranste Bladen. Polygoud- SalomonS' Zegel. Hexandria, 349 den , een tweefnydende Steng en byna een- IV» bloemigc Oxeljteeltjes. AFvfifU Hoofd** Dit Kruid, dat op dergelyke plaatfen, onder stuk en by het voorgaande , doch ook ïd onze Ne- Mw&~ derlanden en elders, waar het andere niet groeit 3ma' zelfs in Virgin ie en Siberië, voorkomt j worde Salomons Zegel geroemd, naar den Latynfchén naam, dien men 'er in de Apothèeken aan geeft. Men leidt dien naam af van de Merken , als met een Stempel ingedrukt, welken op de Wor- tels zouden zyn. De Griekfche naam $ Polygo- natum , fchynt duidelyker van de hogtigheid der Wortelen ontleend* Men noemt het in 't Franfch Seau de Salomon , in 't Engelfch Solo* mons Seal, maar in 't Hoogduitfch Wtisfwuris, dat is Witte of WitworteU Het maakt Stengen van omtrent een Elle hoogte , die niet Takkig zyn , maar knikkende , bezet met ovaale Bladen, dikwilsopwaards (taan- de , wier Ribben aan de kanten evenwydig loo- pen. Het Kruid heeft dus een byzondere ge- daante , waar aan het zeer gemakkelyk kenbaar is. Men heeft 'er Verfcheidenheden van , in de hoogte van 't Ge was, in de grootte der Bladen, in de Reuk der Bloemen , als ook daar in ver- fchil- MeL m. H. Clif. R. Lugdb. GOUAW Monsp. GER. Pr tv. 235. FL Bei^, Suec. &c. &c. JMygonatum ldufolium vuJga- se. C. 3. Pin. 305. DOO Penpt. 445 , folygon. VülfiO Sigiliuai Saiomonis. J* B, H-ft* lil» P» 5*9» ÏT. DfiEt, vin, STÜS» Zes-maknice Kruiden. Ecnwy IV. fchilleödc > dat dezelven aan enkelde Steekjes yfjEL hangen ; terwyl in anderen de Bloemen ; by twee- Höofb- gn, drieën, aan een Trosje groeijen. Zy zyn $T:: la^S 3 wit, aan den rand in zesfen verdeeld 5 met groene Tandjes. Men vindt het metroode, met paarfche , met zwarte Besfen , die een Braak- middel zyn* De Wortel is zoet met eenige fcherp- heid : het Kruid walgelyk. Men heefc het onder de Geneesmiddelen geteld , doch de kragt is duilter. De Bladen worden , uitwendig 5 in ver- zagcende Pappen , van fommigen gebruikt. iv. (4) Dalkruid met cverhoekfe omvattende Bla- Cri7muiïi den , een ronde Steng en vcelbloemige Oxeh fira-, fteeltjes. Veelbloe- J J mi~ Hier wordt het Grootbladige Salomons- Zegel bedoeld , dat op de zelfde plaatfen als het voor- gaande groeit , en ook eene Verfcheidenheid van het gemeene fchynt te zyn , zo fommigen aan- merken. De Bladen zyn , volgens Clusiüs, fomtyds zo groet als die van het Witte Nies- wortel Kruid. Met Raderachtige Bloemen. v. (j) Dalkruid met ongedeelde Bladen en een fa- Getrost?" mengejlelde end - Tros, Dit (4) Ccnvallaria Pol. alternis &c. Conv. Fol. ah. Pediinc» pendulis rnultifloris.' SAüV. Monsp. GOUAN &c. &c. Polygon. latifoüum maximum. C. B. Pin. 303. Polyg. latifol. primtim. Clus. Hifi. 1. p. 275. (5j Conv&lUria Sol. fcsOibus &c. R. Lugdb. 26, H. Clijf FIexandria. 351 Dit Kruid , in Virginie en Kanada groeijen- IV. de , is Getrost Salomons- Zegel genoemd van A™f*U: Cornutüs , die het afbeeldt. Het heeft, Hoofd - insgclyks, een witten Wortel: de Steng is en- STUK* keld , met ongetande ., breede , geribde foitfe^, ^ Bladen, naar die van de Weegbree gelykende, witachtig van Kleur. De Bloemen komen Aairs- wyze voort, zynde klein en vyfbladig, waar* op roode Besfen volgen , ieder met twee harde glanzige Zaadcn. Deeze Besfen worden 'er ge- acht Hoofd- en Hartllerkende te zyn , zegt ClAY TON* (ó) Dalkruid met zeer veele omvattende Bladen. vr- , v Convalla^ Men vindt deeze Soort onderfcheiden door Geöeiad^ een gefternde Bloem , en zy is Vrugtbaar ge- aaird Salomons - Zegel getyteld door Cornu- tüs: de Groeiplaats is in Kanada. (-]) Dalkruid met drie omvattende Bladen en vir. een enkelde end - Tros. DdeSk Ia 125. Geon. Vlrg. 38. PolygonatumRacemofarn. Cc&n. O»- nad. 36. T. 37- Polyg. Racem. Americ. Pluk. Alm. 301. T. SU. f. 2. MOR. ïlijï. III. p. 5 37- S. 13. T. 4. f. 9. (6) Ccnvallaria Fol. amplexicauhbus plurirais, Polyg. Vïr- gin. ere&um fpkatura £tc. MoRis. Hifi. lil. p. 530. 13» T. 4. f. 7. Folygon. Canad. fpicatum fertile. CoitN. Canadè p. T. 33. (7) Convallatia Fol. amplexicaulibus ternis &c. ConvalL ïlor. Raceiuofis &c. Gmel. Sifon I. p. 36. T. 6. Phalangium V^ratri foliis. Amm. 137* 3 ja ZesMannige Kruiden. IV. In de Bosichen van Siberië is deeze waafge-" Af^',el* nomen door den Heer Gmelin, zynde Pha- Hoofd- langium met Bladen van Wit -Nieswortel Kruid stuk. door Amman getyteld. Zy heeft twee , drie ïf" 'wy' °f viev Stengbladen van verschillende grootte en breedte. De Bloempjes komen yl aan een naakt Stengetje voort en daar op volgen roode Besfen * bevattende twee of drie geelachtige Zaaden. vin. (8) Dalkruid met Hartvormige Bladen. Convallü* twÜ£' Dit Kruid , dat men Eenblad noemt, hoe wel &g- het aan de Steng altoos twee Bladen heeft, is door geheel Europa gemeen, By ons vindt men het in 't Haagfe Bofch, in Gelderland, Vries- land en elders. Eerst komt , uit den Vezeligen Wortel ^ een enkele Steel met één Blad, waar nog één of twee aan de Steng , die maar een Handbreed hoog is, bygevoegd worden, zynde allen Hartvormig. De Bloempjes , die yl aan het Stengetje Haan , foreiden zig door den Ouder- dom langs hqe meer in de vlakte uit. Het draagt roodachtige Besfen , die tweehokkig zyn , doch gemcenlyk maar één Zaad hebben , dewyl het andere misdraagt ; terwyl die van 't Salomons Ze- (s) CinvallarSa Tol. Cordatïs. H. Clif. 125. R. Lü?dk. 26. GOUAN Monsp. 177. G£R. Prov. 135. FL Belg, 9%. Ft. Lapp. Suec. ## KRAM. Auflr. 97. Gmel. Sik. I. p. 35» Li- Hum convallium minus. C. B. Pin. 304. Gramen Parnasfï. Cam. Epit* 744, inifolium. Dod. Ptmpt. 205. Monophyl- lon. Lob. hen. 303. Smilax umfolia humüHma» TouRNfs In ft. 054» H e x a N d k i a; 353 Zegel veelzaadïg zyn. Dit maakt een merkelyk IV. verfchil met de opgegcvene Kermerkenj hoe- ^Fy^L# wel de Besfen , door haarc Vlakkigheid voor Hoofd- de rypwording, in de meefie Soorten daar aan*TÜK* voldoen. nuf.mz^ A L o ë. De Kenmerken , waar aan dit Geflagt: , dat uit zig zelve kenbaar is, onderfcheiden wordt, zyn een hangende Bloem (*)* die het Vrugtbe- ginzel omvat en het Honigbakje in hms bodem heeft ; de Meeldraadjes in het Kasje ingeplant. Van dit Geflagt zyn veele Soorten , meest al- len uit Afrika afkomftig , in de Broeikasfen def Liefhebberen bekend en tot deeerfte Soort kun* nen een menigte Verfcheidenheden betrokken worden , welken ik zal optellen* Linn-^üs heeft de Soorten, elk op zig zelve, en volgens de Bloemen , en volgens de Bladen , befchree* ven , als volgt. CO Aloë (*) CorolU ereiïa, Ore patulo , vind ik wel als Kenmer- ken opgegevon , nmar zulks is tegenftrydig , aangezien de meefte Soorten van dit Geflagt hangende Bloemen hebben» lk geloof, derhalve , dat dit Corolla in/era zal willen zyn f waar door hetzelve zig van 9t volgende blykbaarlyk onder- fcheidt. Ook hebben zy allen geen uitgebrciden Mond. De Amtrikaan/cbe Aloë , die federt veele Jaarea door haar bloei* jen in Europa ao veel gerugts gemaakt heert 4 is ia 'j vofc gende Geflagt geplaatst. Z II. DlU» VIII. STUKi ZesMAnnige Kruiden. (i) Aloë met gejleelde , knikkende , getroste} Afdeel. j)yfja Qylindrifche Bloemen. Aloë met ge* Hoofd* tande , Scheedswys omvattende Bladen aan •tuk. Steng, die dikwils wortelt , fchoon op - aJ'p^ ftawde. fata. ^Doorbia- Hieronder zyn de volgende Verfcheidenheden door den Ridder begreepen. A. Aloë uit Afrika, die een Steng heeft ,met meer Zeegroene Bladen, de Steng omvatten* de en ftomper gepunt. B. Aloë uit Afrika 9 die een Steng heeft met minder Zeegroene Bladen , op 't end aan de Rug gedoomd. C. Aloë uit Afrika, die een Steng heeft met breeder Zeegroene Bladen , die aan alle kanten gedoomd zyn. D. Aloë uit Afrika, die een Steng heeft mee Zeegroene zeer korte Bladen, die aan 't end , van binnen en van buiten, een weinig gedoomd zya. E. (i) Aloe Flor. pedunculatis cernuis , Corymbofis&c. Aloë^oX. Caulinis &c. Syft.Nat. XII. Gen. *z6. p. 24S. Keg.Xlll. Gen. 430. p. 278. H. Ciijfl Ups. R. ÏAtgéfr. 23. GOUAN Monsp. 179. A. Aloë Aft. Caulescens &c. Comm. Pr dl. 68. T. 17. Mar. 44. T. 44. B. Aloë Afr. Caulescens &c. Comm. Pr&L 69* T. is. C. Aloë Afr. Caulescens &c. Comm. Prétl. 70. T. 19. D. Aloë Afr. Caulescens &c. Comm. Pr*L 73. T* 22* R*r. 45. T. 4J- H E ± a B t> * x A; 3^5 £♦ Aloë uit Afrika, die een Steng heeft, met 'V« Zeegroene Bladen , wier geheele Rug gedoomd is. Af vi?.fc" F. Aloë uit Afrika , die een Steng heeft met^°FD- kortere Zeegroene Bladen , in- en uitwaards een M*»gfi weinig gedoomd* G. Aloë uit Afrika, die een Steng heeft, met Zeegroene , de Steng omvattende Bladen. H. Aloë uit Afrika , die een Steng heeft , met gedoomde Bladen > die wederzyds witachtige Vlakken hebben. 1* Aloë uit Afrika, die een Steng heeft, door- bladig is en Zeegroen , niet gedoomd. K. Aloë uit Afrika met Zeegroene Bladen j die aan den rand en op 't end aan de Rug ges doornd zyn , met roodé Bloemen* L. Aloë uit Afrika ^ die gevlakt is en gedoomd * de grootfte. M. Aloë uit Afrika , die gevlakt is en gedoomd ; de kleinfle. N* E. Aloë Afr. Caulescens Sec. CÖMM- Fr&ï. 71. T. z*i Hort. II. T. 13. HALL. Goett. ft. F. Aloë Afr. Caulescens &c. €omm. Pr&l. 72. T. 21. G. Aloë Afr. Cmlescens ócc. Co mm. Hort. II. p. 27. T. H. Aloë Afr. Caulescens &c. COMM. Hórt. II. p. 9. T. $* I. Aloë Afr. Caulescens &c. CQMM. Pr at. 74. T. 23. K. Aloë Afr. Fol. glaucis &c, COMM. Pr&L 7$. T. 24 4- Hort. II. p. 23. T. 12. L. Aloë Afr. macuiata (pinofa major. Dill* Eltb. 17. T* 24. f. 15. M. Aloë Afr. macuiata fpinofa minor. DILL* Efeh* XSc T> *5f. 16. z * IU DïEL, YHL STVS, IV. ]ST. Aloë uit Afrika met My terachtige gé* AF£frEL- doomde Bladen. Vil» Hoofd. q. Aloë van Socotora , die fmalbladig ïs en ST"K# aedcornd , met paarfche Bloemen. Eenwy- t> 7 r vfoi Deeze Verfcheidenheden van Afrikaanfch'e Alcë, komen daar in overeen, dat zy allen dik- ke Vleefcige Bladen hebben, die een geelachtig bitter en Hinkend Sap uitgeeven. De Bladen groei jen in de meeften aan een dikke Steng , doch in de vyf laatften komen zy getroptby den Wor- tel voort ; hoewel door den Ouderdom zig ook fomtyds op een Steng verheffende, gelyk in de Elfde, welke, zo Dillenius oordeelt, de zelfde is als de Agtfte, hebbende de Bladen ook gevlakt* De Steng zit als een Paaltje in de Grond , uitloopende in veele Koordachtige Vezel - Woi> telen. Altemaal , behalve de Negende, hebben zy de Bladen , die in allen meer of min rond van Rug en hol van binnen zynf op de kanten ge- wapend met fcherpe, fterke en kwetzen de Door- Ben. De laatfte , van 't Eiland Socotora , aan den ingang der Roode Zee , af komftig , heeft, volgens Commelyn, een Sap , dat wel ook geel en bitter is , doch minder vies van Reuk , gelyk die der beste Aloë , naar dat Eiland ge- naamd. N. Aloë Aft. Mitriformis fpinofa. Dill* Eltk. %%. T. 17. f. 19. O. Aloë Succotrina anguftlfolia fpinofa , FI. purpureo. Comm. Hort. 1. p. 9U T. 4.8. Aloë Americana Ananx Fioribus fufc- verubcntibus. Pluk. Alm* jq. T. 240. f. Hexandri/u gj y naamd. De meeïïen zyn uit den Amfterdamfen jy; Kruidtuin afgebeeld , en veelcn bevinden zigAFDEsu VII in de Brocihuizen van voorcaame Liefhebbers. Hoofo# Men vindtze byna allen, en nog veele anderen , stuk. met Kleuren in het Kruidboek van We in- Mwgy- mann, op meer dan dertig Planten, zeer na-*w% tuurlyk voorgefteld* Twee voegt de Ridder nog , als Verfcheidenheden , onder byzondere naamen , by deeze Soort ; te weeten P* Aloë met opftaande Elsvormige Wortel- bladen , die overal bezet zyn met weerlooze^Laige, Doornen. Deeze wordt Laage Aloë genoemd, om dat zy kleiner dan de voorgaanden valt , hebbende de Bladen maar vier Duimen lang, wederzyds be- zet met Wratten en naauwlyks fteekende Door- nen 5 en uitloopende in een Punt , die naar 't midden van de Plant is omgeboogen* Tweemaal 's Jaars ichiet zy een Bloemfteng, zelden hoo- ger dan anderhalf Voet , welke roode Bloemen draagt , die aan 't end groen zyn % by den top vergaard als in de anderen» Het Sap was in 't eerst een weinig bitter , doch aanftonds zoet wordende, bevonden, (X Aloë met getropte , Scheedachtige, ge- am ViaK Echte Aioë# J P. Aloë FoL eie&is SubuJatis radicatls Sec. II. Cliff. 1 3 ï- R. Lu^db. 24. Ajcë Afr. humiiis &c. COMM. Pral. 77. T. 25. Rar. 45. T. Aloë Fol. Spinofïs confertis , dentatïs, vaginantibui ê planis maculatis. Mat. Mti. 160. II. Cliff. 130. Ups. «6. Z 3 R< II, DïIL, VIII. Stws. 3j8 Zesmannige Kruiden. IV. vlakte , platte , getande, gedoomde Bladen, Afvi*l# De Groeiplaats van deeze, die de waare Aloë* Hoofd- plant der Autheuren geacht wordt te zyn, is in stuk, Afrika cn de beide Indien , kamende ook voort vige'*™*' in Italië, op Sicilië en Maltha, op de Dakenen op oude Muuren. Zy kan , derhalve , ook wel in Spanje groeijen , van waar zy, volgens Mün- ting, overgebragt werdt , die 'er, zo wel als RüMPHiüS) den naam van Spaanjche AloS aan gecfc , en zegt, dat de Franfchen dezelve Perroquet deernen. Men vinrftze by veele Au- theuren afgebeeld , en daar uit blykt , dat zy aanmerkelyk van die v^n Socotora , by C om- me lyn , verlchille ; hoewel zy ook, waar- fchynlyk, op dat Eiland groeit, en van fommi- gen Aloë Socotoriïia geheten wordt. 'jfks offi- pat de Waare of Echte Aloë ook in Arabie "winkel- groeit , fchynt te blyken uit de Waarneemingen van wylen den Deenfchen Geneesheer F o r s- kaohl Deeze , immers , vondt by Loha- ja een Aloë , met gevlakte Bladen en geele Bloemen , hebbende de Steng anderhalf Voet hoog ; en eene andere , waar aan hy den naam geeft van Winktl - Aloè'; alzo het groene Lyme* rige Sap der Bladen den Reuk van de Socotryn- fc R. Lugdb. 22. GOUAN Mottsp. ISo. BBOWN. Jam. I6j. BüfiNr Fl. Ind. S*. Aloë ▼ulgaris. C. B. Pin. 286. Aloë ve* ?a. Munt. /«?. 96. Kadanaku f. Catavate. Hort. Mal. XI. p. 7. T. 3. Scmpervivum majus indicum, Rumph. Amh. V. p, 271. Aloë vera de Baibados. KNOR», Regnum F/era. £Jq<* $im.b. 1770. p. i$. Tab. A. 3, H e x a n d t i A« 359 fe hadt. Deeze , van de Arabieren Sahr genoemd , IV. worde dus door hem befchreeven (*). Afdeed „ De Bladen zyn uitwaards dunner, vanbo-HooFo^ „ ven hol, van onderen rond; hebbende aanSTÜK* de kanten opftaande, platachtige, korte Door- Jfi*9*^ „ nen , digt by en tegenover elkander. Aan dea „ Voet zyn ze plat en maaken een Scheede. Ue 3, Kleur is groen, met wit gewolkt, van onde- f, ren rosachtig. De Steng is twee Ellen hoog, „ rond , glad , Afchgraauw , fomtyds in tweeën „ gedeeld , met eene end - Tros van een Voet „ langte. De Bloemen zyn rood, kort gefteeld , „ neergeboogen, rondachtig driekant , hebben- „ de de Slippen van den Mond aan 't end om- 3, gekromd ; de drie binnenften beneden de tip famenluikende en een weinig langer dan de „ overigen. Ieder Bloem is van onderen ge- 3, fchoord , door een Vliezig , Lancetvormig , „ afgeboogen Blikje/' De manier der Bloeijing en de Bloemen ko« men volftrekt in de Echte Alcë met de Door- bladige overeen , zegt LinnjEüs, en daarom heeft zyn Ed* dezelve tot die Soort betrokken, hoewel zy de Bloem een weinig minder verdeeld fcheen te hebben; maakende daarvan een dub- belde Verfcheidenheid , zo ten opzigt van de Bloemen als van de Bladen , uit. De Drogery , die den naam van Alo'ê voert , is (*} Flor. jftgypt. Jtrah Hafn. 1775. p. 7St II. deel. vill. Stuk, $6c Zesmannige ICrüid Ejfj IV* is het verdikte Sap van zodanige Planten , ca 'AFvifLt dewyl men het Sap derzelven van byzondere Hoofd- hoedanigheden , in fommigen ftinkende , in an. stuk* . jeren maar weinig onaangenaam van Reuk , v&?ll,y" bevindt te zyn (*) ; acht men het zeer waar- fchynlyk , dat de byzondere Soorten van Aloë uit byzondere Planten komen. Van de Bereiding kan het ook veel afhangen ; of naamelyk het van zelf uitloopende Sap der Bladen , dan het uitgcperfte, of eindelyk ook het Af kookzel van het overblyvende na de perfing , tot het berei- den van dit Extrakt gebezigd worde. Voorts maakt de Groeiplaats hier in mede een gewel- dig verfchil: want in het Sap der Oostindifchc Aloe - Planten , van deezen aart, vondt Rum- phiüs geen de minfte bitterheid: welke het- zelve ook door Gifiing geheel verliest, zo Boer- haave uit Wedelius heeft aangetekend (f). Men twyfelt derhalve niet > of de Aloë die men Socotorina\ wegens haare eerfle afkomst , noemt , en lucida 5 wegens haare helderheid , , is het verdikte zuivere Sap van die Plant, wel- ke Commelyn onder deezen naam heeft af- gebeeld. De Moe Hepatica fchynt het verdikte en waarfchynlyk door uitperfing verkreegeneSap tc (*) Het gene in 't Oude Te&unent onder den naam van 'Aloe voorkomt , meent men het zogenaamde Agallochum of Lignum Aloës , dat is welriekend Hout , geweeft te zyn ; doch in 't Nieuwe Teftamcnt wordt van dit verdikte Sap gefproken. Hexandria. 361 te zvru van de gemecne of Echte Alcë, laatst VI. befchreevcn. De Caballina$ die vol onzuiver- V11; • heden is , zware y donker cn zeer Hinkende , Hoofd- zal van de een of andere flegte Soort , of moog-s™K* lyk op de laatfte manier van Bereiding , of door^/^* afkooking, vervaardigd zyn* De Aloë, in 't algemeen, beftaat uit Gom- en Harftige deelen ; waar van de eerften het voor- maamfte Purgeermiddel zyn , en hierom wordt de Leverkleurige , ten dien opzigte , van fom- migen verkoozen : doch als het op *t uitwendi- ge gebruik , tot zuivering van Wonden en Zwee- ren , of toehaaling derzelven , aankomt,- wan- neer de Balfamieke hoedanigheid meest gezogt wordt , dan zal de Harstachtigfte en zuiverfte de befte zyn. Verfcheide wasfehingen en be- reidingen der Aloë , die men in de Winkels oudtyds heeft ingevoerd, zyn nutteloos; dewyl de Natuur zelve de befte bereiding en menging gemaakt heeft van dit Sap, waar van men, naar de byzondere oogmerken , de een of andere Soort gebruiken kan. Inwendig fchaadc het niet, dan door te veel aanhouding, als ook doorzy- ne fcherpheid, in fommigen , die het niet vcr- draagen kunnen. (2) Aloë met getroste, knikkende > byna Cy- ir. Hm Alo'é Vum 11719 riegata. Bonte* (2) Aki Flor. RacemoGs cernuis &c. Aloë Fol. Caulinis ixifariis imbricatis &c. Aloë Fol. Canaliculatis &c. H. Ciiff, 132. Ups. 87. R. Lugdb. 24. Gouan Monsp. igo. Aloë 3kfr. Z 5 hui H. Deel, VIII. Stuk. 3Ó2 Zesmannige Kruiden: IV. lindrifche Bloemen , die een gelyken gaa* AFvnEJU penden Mond hebben. Aloë met de Steng- Hoofd» bladen drievoudig 9 Schubbig regtopftaan- t tuk* de en drie Kraakbeenige hoeken. Eenvjy- vi&- Deeze Soort , bont genaamd , wegens de te- kening der Bladen , met groote en kleine wit- achtige Vlakken op een donker groenen Grond, heeft dezelven zeer dik en ftyf , in een driehoe- kige punt uitloopende, op de kanten en de Rug met een witte ruuwe Streep, doch ongedoornd* Zy zyn by den Wortel getropt en geeven een dunne Steng uit, luchtig bezet met roode Bloe- men. Het Sap der Bladen is zoetachtig* Op Kleijige plaatfcn aan de Kaap groeit deeze , die door Afzetzels zig rykelyk voortplant. In 't Franfch noemt menze Pappegaais-Aloë, zegt GOUAN» ui. ("3) Aloë met gefieelde hangende , Cylindrifch ^}°h*a dts' Eyronde kromme Bloemen. Aloë met Tong- Tweezy- achtige uitgebreide Bladen , op twee ryen. Dee: hamilis Fol. ex a!bo & vlridi variegstls. Comm. Pr&l. 79. T. 28. Rat. T. 47- TlLL- Pis. 7. T. 7. (3) Aloë Flor. pedunculatis pendulis &c. Aloë Fol. Lin- guiformibus &c. H> Clitf. Ups. K. Lugdb. Aloë Afric. FI^ tubro &c. Comm. Hort. II. p. 15. T. 8. f&m Aloë Aft. &c. Md. p. 17. T. 9. 3/. Aloë tSu fesfliis, Fol. Carinatis Verru- cofis. Dill. Elth. 22. T. 18. f. 20. MlLL. Di&. T. 19. Aloë Aft. Fol. planisconjugatïs. MART. Cent. II. T. 11* f. Aloë Aft. Arboresceas montana non fpinofa &c. Comm» Mirt. II. p. $. T. 3. Hexandria. 363 Deezc wordt , in 't Franfch, Moe a beo de IV. Canne , dat is Eendebeks -Aloë , geheten. De yf^* Bladen hebben inderdaad iets, dat naar de fi- Hoofd- guur van zulk een Bek gelykt: terwyl zy ook,srUK' op een zonderlinge manier > op elkander leggen n^!mgr en maar aan twee zyden , tegenover malkander, groeijen. Wegens derzclver figuur noemt men* ze, ook niet oneigen, Tongen- Aloë. De Sten* gen , die daar tusfehen voortkomen , zyn , zo wel als de Bloemen, Koraalrood in fommigen.Eeni- gen hebben de Bladen Wrattig , anderen maar gepukkeld of met witte Vlakken : 't welk aan- merkelyke Verfcheidenheden maakt , die door de Tongachtigheid der Bladen en de kromte der Bloemen tot deeze Soort famengebragt zyn. Dus komt hier ook de Aloë van Co mme- p^atms. Lyn met geplooide Bladen t'huis : een zeer Gepiooi- misfelyk Gewas , dat de Bladen by uitftek lang e* en Tongachtig heeft, voortkomende uit den top van een dik Stammetje. Zy draagt roode Bloe- men en kan in de befchryvinge van den Amfter- damfen Kruidhof nader befchouwd worden. (4) Aloë met geaairde Eyronde , ruige gekar- 1V telde Bloemen , wier binnenfie Slippen fa- r .Alof me t duiken. Aloë met zesvoudige , Eyron* spTuak, dg:9 gefpitjle Stengbladen. Dee- (4) Akè' Flor. Spicatïs ovatïs miuicatis &c. AI©ë Fol. Caul. ffixfariis &c. Al. Fol. ovat. acum. Cauiinis quinquefariam im- bricatis. H. Cliff. Ups. R. Lugdb. Aloë Afr. erc&a rorunda &c. DlLL. Eltk. 16, T. 13. H* CoMM. PtaL 83. To 32, lh VUL. VIII* STUK» 3Ó4 ZesMAnnige Kruiden. IV, Deeze Soort , op Velden in Afrika groeijen- AFviiEL' dc' maa|ct een Gewasje uit, dat zeer bekend Hoofd- is in de Broeikasfender Liefhebberen van vreem- stuk« ^e Kruiden. Het groeit van een Handbreed tot v?[niuym een Voet hoog , en beftaat uit korte dikke Blaad- jes, met een zeer fcherpe ftyve Punt , welke als Spiraalswyze om een Steng groeijen, die zy geheel onzigtbaar maaken. Somtyds geeft dit Plantje, van boven of ter zyden, eene dunne Bloemfteng uit , van één of anderhalf Voetlang, met hangende Bloemen , die in ?t eerst paarfch , vervolgens witachtig zyn , doch aan den Mond groen, en voorts als gezegd is. Het Sap is Wa- terig en Smaakeloos. De Franfchen noemenze Aloë en Epi , dat is Geaairde of Koorn-Aair Aloë. v. (j) Alcë met geaairde driekantige tweelippige rt&foï* Bloemen , die de onder Jle Lip omgejlagen Gekaakte, hebben. Aloë met de Stengbladen vyfvoudig Kuitachtig gebuikt , met een driekantige Vlakte uitpuilende. In Afrika groeit deeze op Kley - Gronden , volgens den Ridder, Men geeft 'er , wegens de zonderlinge gedaante der Bladen, in 'tFranfch den naam aan van Aloë a Pouce ecrafê > dat men in ($) Aloë Hor. Spicatis triquetïis bilabiatis &c. Aloë Fol. Caulinis &c. H. Cliff. 132. Ups. 87. R. Lugdb. 24. GouAN Monsp. 180. Aloë Africana brevisfimo crasfisfïraoque folio, COMM. Hort. Ih T. 6. TILL. Pis. 6\ T. 5» H E X A N D R I A. 365 ïn 't Neerduitfch zou kunnen noemen , Plet- IV. duim- AM. De reden hier van is, dat de Bla- &™zxu den , die zeer korc en dik zyn, uitwaards als Hoofd* een geknakte punt hebben , naar 't end van een €TÜK» plat geknelden Duim gelykende* Ik begryp noch- n^nogr thans niet , met wat reden Linnjeus het Stengbladen noemt. De Bloemen gelyken zeer naar die der laatfte Soort , zo zyn Ed. aan* merkt. (6) Aloë met geaairde Trechter achtige twee- vr. lippige Bloemen > die vyf Slippen omgeboo- vkf9j£ gen hebben , de bovenfte opjtaande. Aloë ^ymerige. met drievoudige gejleufde op elkander leg* ' gende Bladen , die aan de tippen uitgebreid zyn* De Bladen van deeze 3 (die weezentlyk Steng- bladen zyn zitten als driepuntige Blakertjes in malkander , zynde zo hol , dat menze teregt Geutjes - Aloe 5 in 't Franfch Aloë en echutière , noemen kan. Men zou ze ook Lampjes-Aloë kunnen heeten. Zy groeit naauwlyks een Voet boog en geeft een dunne Bloemfteel uit van één of anderhalf Voetlangte, met eenige wei- nige Bloemen , die onregelmaatig gelipt zyn , aan (6) Aloë Flor. Spicatis Infundibuliformibus &c, Aloë FoS, ttifariis Canaliculatis &c. H. Cliff. 132. Ups» 87* Lugdb. 23. Gouan Mottsp. isi. Aloë Aft. ere&a ttiangularis & tri- ang. folio viscofo. Comm* Pr*l. 82. T< 31. TiLL. Fis» 6« T. 5. DlLL. Elth. is. T. Ï3« 6 15» II* Deel. VIII. Stuk, 366 Zesmannige Kruiden» IV. aan 't end bezet , paarfchachtig van Kleur* Afdeel. dillenius verbeeldt zig, dat de Lymerig* Hoofd- heid der Bladen , waar Commelyn van fpreekt 5 stuk. (^hier tot een bynaam gebruikt,) betrekking heb- ~£e*wr be op derzei ver S3p; want aan het Gewas, van buiten , hadt hy geene Kleverigheid kunnen waarneemen* vit. (7) Aloë met geaairde tweelippfee Bloemen , de Moe pumi* n _ . , . n ia. boven/te Lip regtst op , de onderjte omge* Kleine. kromd. Aloe met vergaarde Wortelbladen $ die Eyrond Elsvormig gej pitst en gedoomd zyn. MatgarU Tot deeze Soort worden , in de eerfte plaats * 'pairidraa- ^e Gepaarelde Aloës t'huis gebragt * dat is de zo- gende, danigen , die de Bladen met witte Wratten , al$ met Paarlen , begroeid hebben ; hoewel zulks maar in de jonge Bladen plaats heeft : want ge- dagte Wratten zyn op de oude Bladen groen* Men f?) *4/öu hier ook een zonderlinge Aloë betrokken, die ifmt* men in 't Franfch a Pattes d'Jraignée noemt, po0£* dat is Spinnepoot. De Bladen zyn Lancetvor- mig Eyrond , Vleezïg , aan \ end driekantig cn met een menigte van weerlooze , flappe , witachtige Doornen bezet, die 'er gezegden naam aan geeven. De Plant is klein en geeft op zyde een Bloemfcenguit, fomtyds een Voet,fomtyds twee Voeten hoog en hooger : zynde van ver- fchillende dikte en met een dergelyke Aair, als een Hyacinth, praaiende. Het Sap der Bladen is Smaakeloos. De Uvaria , ook tot dit Geflagt betrokken geweest, thans in dat vmAletris geplaatst , zal , om dat de Wortel , ten minfce die van de Eer- fee Soort, Bolachtig is, en wegens de gelykheid der Bloemen , onder de Bolplanten befchreeven worden. Behalve een Bonte Alcè', met Liniaal -Lan- cet- XI. DEEI^ VIII, STOKj 363 Zesmannige Kruiden/ IV. cetvormige Bladen , en eene cta Hangende ge* AFvi1!L* naarnd > om dat zy dikwils aan Rotfen hangen- Hoofd* de voorkwam , rnet zeer fmalie Bladen van om* stuk* trenceen Voet lang ; als ook een Ongedoornde; vizf.enWy' vondt de Deenfche Doktor Forskaohl, in Arabie, nog eene Soort ., welke hy Waggelende Aloë tytelu Deeze hadc de Bjaden platachtig, donker groen , Tandig gedoomd, en byna on- gedeelde , knikkende , geelachtig roode Bloe- men. De Stam, welken zy opgroeijende krygt, een Arm dik , en een Eile lang, zegt hy, was zo zwak , dat hy door 't minfte geweld omviel, ten zy 'er een Steen of ander Steunzel ter zyde ware. Het verfche Sap was geelachtig , het droo ge Bloedrood : waar door zy genoegzaam van de Echte Aloë onderfcheiden wcrdt (*)♦ Agave. Boom-Alog. Dit Gefiagt verfchilt van het voorgaande door een opliaande Bloem , die ook wel geen Kelk heeft, doch boven het Vrugtbeginzel geplaatst is. Hier zyn de Meeldraadjes langer dan de B'oem en overend ltaande. De Steng is Boomachtig. Het bevat vier Soorten, allen uit Amerika af- komftig, naamelyk ï. (ij Boom - Aloë met Tandachtig gedoomde A^rulna. Bladen en eene Takkige Bloemjieng. Wcstindl- Hiei (*) Flor, JKgypt. *Arab. p. 74. (1) A$&ve Tol. dentaco - fpmofis , Scapo Ramofoi 4 »< Acai% llh HEX ANDRIA* 369 Hier wordt die Soort van Aloë bedoeld , IV. welke, uit de Westindiën afkomltig, en aldaar ViL Metl genaamd , zo groote Planten maakt, dat Hoofd- menze naauwlyks uit en in de Winterhuizen STÜK* kan brengen. Men vindt 'er met Bladen van n\a% °n°sy meer dan een Vadem lang , byna een Voet breed en meer dan een half Voet dik: zo dat het ge- beele Gewas, in zyne Tobbe, byna twee Mans langten boven den Grond komt met de Punten zyner Bladen > en eenen omtrek beflaat van ver* fcheide Vademen, Zodanig is de grootte onge- vaar van deeze Plant , wanneer zy aan 't bloei- jen toe is, een tydftip dat veelen in de tydvan twee Eeuwen , dien dit Gewas in Europa is geweest en aangekweekt (*) , te vergecffcli heb« ben verwagt en dus hunne moeite vrugteloos belleed in verlangen om hetzelve een Steng te zien fchieten als een gcheele Boom (f ) , met een ficrlyk gearmde Kroon van Bloemen , meer daa III. p. 22. Syst. Nat. XII. Oen. 417. p. 249. Vtg. XIIT. Gen. 431. p. 273. H. Vps. ir. Aloë Fol. Lanceolatis denta- tis. &c. H. CHff. 130. K.Ludb. 22. Aloë Folio in oblon- gam mucronem abeume. C* B, Pin. GOUAN Momp. 1S1. Aloë ex America. Dod. Pernpt. 359. (?) Deeze Plant heeft , zo ik meen , eerst in Italië gehad JAC. Anton. Cortusus , een der Edelen van Padua , groot van verdienden in de Kruidkunde* by wien ik ze onder andere uirgelezene Planten zag , ia den jaare i$6i : fchryft Camfrakiüs Hort. Mei. p. 11. (t) Men noerntze , in 't Franfch J Aloë en A*hre > dat is Boomachtige of Boom - Aloë : welke benaaming ik hier heb gebruikt. Forskaohl vondt in Arabie een Alo'é Arborea% uit wier Sap Vergift gemaakt werdc. Ftir. Arab% p. C£« Aa IU DEEL. VIII* SfUK* g-70 ZesMannige Kruiden.' IV. dan een Vinger lang , die een zeer aangenaa- Afdeel. fflen Reuk verfpreiden en zelfs Honig uitftor- Hooro* ten in Bakjes daar onder geplaatst. stuk. Reeds in den jaare 1580 , evenwel, heeft dee* .Eenv*ym ze Westindifche Aloë gebloeid in de Tuin van den Groot Hertog van Toskanen , een Steng fchietende van meer dan twaalf Ellen hoog. Vervolgens bloeide 'er te Rome één , in de Tuin van den Kardinaal FARNESEfin 't jaar 1025; een andere te Madrit 3 agt Jaaren laater , die vyfentwintig Voeten hoog wierdt. In de voor- gaande Eeuw hebben 'er ten minfte nog twee in Duitfchland gebloeid, en in deeze is, na het Ja3r 1730, het bloeijen deezer Aloë- Planten 5 meest van Vera Cruz in Nieuw Spanje af- komftig , zo gemeen geworden , dat men het niet meer als iets zeldzaams befchouwt (*). 't Is bekend dat federt, zo te Leiden als hier te Am- fterdam , verfcheidene gebloeid hebben. Dit komt buiten twyfel daar van daan, dat de Plan- ten y in de Kruidtuinen van Europa aangekweekt, door den tyd haaren daar toe bekwaamen Ou- derdom, van vyftig of misfehien honderd Jaa- ren , hebben bereikt (f> Dit (*) Te Leiden heeft deeze Aloë, de eerfte>raaal zo veel bekendis, in de Nederlanden , gebloeid 't jaar 1735. ( f ) Gemecnlyk Iaat men de Steng en Plant na het bloeijen ver- welken en verdorren * doch de Hovenier van 'tKeizerlyke Hof 9 te Weenen, heeft zodanig eene Aloë -Plant, met h?.**e Steng, die 'er in 't Jaar 1760 , of daar omtrent , gebloeid hadt , in het zca groote Btoeihuis den Winter over in't Leven behouden, en dus daar aan , in 't volgende Jaar , nieuwe Bloemen en rype Vrug- ten , benevens een menigte Afzetzels , bekomen. JAcq; Oht App. p. 307» JDk Gewas , dat men AM Jmericana major IV\ noemt, (inonderfcheidiog van een kleine Soort, ^Fvi*U die volgt ,) is thans in de Zuidelyke deelen van Hoofd» Europa zo gemeen , dat men 'er in Portugal STÜK* Haagen van maakt , naar >c zeggen van L i n- JlT0ir kjeus* Zyn Ed. verhaalt", dat hetzelve, in de Westindïën en Amerika, op drooge Steenach- tige Heuvels voortkomt» In Nieuw Spanje groeit het zeer veel, wordende aldaar gebruikt tot Omtuiningen der Landeryën en om de Woo- ringen te befchutten voor den aanval vanVyan* den en Verfcheurende Dieren* De Bladen naa- melyk zyn , Tandswyze , op de zyden gewa* pend met fcherpe Doornen en loopen aan *t end niet alleen fpits, maar in een dikken , fterken en zo fcherpen Stekel uit , dat de Amerikaaneu fcig daar van als een Els bedienen , en ook de Punten hunner Pylen dikwils daar mede wape- nen. De Bladen zyn Zeegroen en hebben een Soort van Daauw of Waafem , die maakt , dac 'er de Tekens der aanraaking met den Vinger lang op blyven ftaan* Men vindt 'er een Ver* fcheidenheid van, die de Bladen (maller, dun- ner en groener heeft , doch voor 't overige wei- nig fchynt te verfehillen. De Wortel is voorzien met veele Vezelen, gelyk in andere Soorten. Hy geeft veele Afzetzels uit, die men zorgvul* dig wegneemt , om de Moederplant kragtig te rnaaken. Te vergeefs zou men hier de bitterheid zoe- te, die in de Echte Aloë - Plant heerfcht: al- Aa 2 zo U* Dlü* VIII* STUK. 37* Zesmannige Kruiden; IV. zo het Sap der Bladen ziltig is ; ja men wil, da£ AFvP^EUhec Merg derzelven en der Stengen, in Ame- Hoofd- rika , gekookt zynde gegeten worde s zyndc stuk. (jus zeer aangenaam van Smaak* Ook voegt men Vif.enVJy" 'er bY> dat het Sap van den Wortel, doorkoo- king verdikt zynde , Suiker uitlevere, en door Gifting Wyn worde, doch die zo fterk is, dat zy niet dan voor de Wilden drinkbaar geacht worde; flaande de Europeaanen , die 'er niet gewoon aan zyn 9 aanftonds in 't Hoofd, Men kan 'er dan ook Azyn van maaken , gelyk ligt is te begrypen. De Amerikaanen zouden zelfs door den heeten Damp , der gekookte of op 't Vuur ge- braden Bladen f zulk een Zweet weeten te verwek- ken , dat de Venus - Ziekte 'er door genezen wer* de; zo Clusius verhaalt. Hy hadteen Net- je , van de Bladvezelen door de Zuster van zyn Hospes gemaakt, te Valence gezien, en gehoord dat men te MadritHembden, daarvan vervaar- digd , te koop hield (*). Men kan dus te regt zeggen , dat deeze Soort van Aloë den Wilden y in Amerika cn de West- indien , Voedzel en Dekzel en allerley Levens- behoeften uitlevert. De Stengen , die zo dik als Sparren of Juffers zyn, dienen tot fchooring der Daken en de drooge Bladen tot Dakpannen of Schindels : terwyl de Vezels of Draaden ge- bruikt worden , om het een met het andere te verbinden , en de Doorens aan 't end zelfs die- Den kunnen tot Spykers en Nagelen. (O Boom- (*j Rar. Stirp. Hisp. p. 44a Hexandria. 37 1 (2) Boom - AIoc met getande Bladen 3 de Meel- IV. draadjes niet langer dan de Bloem. ATyffL Dit is de Kleine An&ritof^ T 1 n g y welke fommigen ten qoregte met de u. voorgaande Grbotc verward hebben. Zy was .A&& 53 J vivtp/zra. alhier weggeraakt , doch werde, met den aan- veeitccii- vang deezer Eeuw , aan den Hortus Medicus 5e' weder bezorgd door den Burgermeefter Huo- j>e; zo Commelyn verhaalt. Men onder- fcheidt ze door de kortheid der Meeldraadjes, die in de andere veel langer dan de Bloem zyn , genoegzaam. De Bladen zyn zelden meer dan twee Voeten lang en in \ midden ruim een half Voet breed. De Steng 9 welke zy hier in de Hortus uitgaf, was ruim tien Voeten hoog(*J , en droeg aan den top wel een Kroon van veelc geelachtig groene , opftaande Bloemen > in fi» guur naar die van de Groote Alcë gelykende, doch de onderfte Takken waren met veele Af- zetzels of jonge Planten beladen : ja , dat ver- wonderlyk is , de overigen bragten zelfs, na het (2) Agavs Fol. dentatis, Stamini bas Corollam èqaantibuf. Aloë Atnericana polygoaa. Comm. Pr&L 6$, T. 15. Aloë Americana. Rumph. Amb. V. p. «73* T. 54. (*) Hier uit blykt , dat zelfs de vermaarde Rifger, in zvoc Jntrodu&io ad noiiti&m Kerum Ntxturalïum &c» de Groo- te met dc Kleine verward heeft, zeggende, dat uit her mid- den det Bladen een Steng komt , van dikte als een Arm en van hoogte als een kleine Piek: want in 't eerst befchryft hy de Bladen ais Vyf of zes Voeten lang. Zie bladz. $fï , 432. Aa 3 II. Desl, VIII. Stuk» 37+ Zesmannïge Kruiden ïv- het verflenzen der Bloemen, een menigte zul- AF v^L" kc Spruiten voort. Hoofd- Hermannus heeft wel , in de befchry- STUir# ving der Planten van den Leidfen Tuin, een Vife!nwy' Spriiüdt dagende AUe > die by Haarlem, op de SMj/cra, Hofftede van den Fleer de Flines, gebloeid jende.cna hadt (*; : doch dezelve verfchilde t'eenemaal van de befchreevene zegt Commelyn: wes- halve hy die, tot onderfcheiding , Pêlygona, dat is Veel ceel ige f genoemd heeft. In deeze, 't is waar , zyn de Meeldraadjes veel langer dan de Bloem vertoond ; 't welk dezelve nader brengt aan de Groote Westïndifche Aloë, waar van de een en andere mooglyk flegts Verfcheidenhe- den zyn. Want deeze hadt de gedaante vaneen jonge Plant daar van, en bragt een Steng voort van zes of zeven Voeten hoog. De Wilds Oost- indifche AM van Rumphiüs, welke door hem met de Amenkaanfche vergeleeken wordt, fchynt my nog meer van de gedagte Kleine af te wyken , (hoewel zy ook Spruitdraagende ïs,) als hebbende een Steng van drie of vier Mans langten hoog (f). De (*) Alo& Amcricana Sobolifera. Herm. Lugdh. 16. T. \r* (t) Ik weet niet, welke van deeze de Aloë Amerhana Sobolifera geweest zy , die uit Zaad, dat door den Heer pn la Conduiine aan de Rivier der Amazoonen verga^ detd was , voorrgcteeld , in den jaarc 17^8 te Sclionbrunn , in de Xciaerlyke Tuinen , gebloeid heefr. In 't Voorjaar was de Steng reeds zeventien Voeten en had van veertig t$t vyfeig Bloemtakken. Ga&ttc de leide , $ Avxü S7$$* Hexandria» 375 De Heer Jacquin befchryft , onder den IV. naam van Agave Cubenjis, een dergelyk Ge- A^f,f" was, dat veel op 't Eiland Kubajndc West- Hogfd- indiën , door hem , groei jende gevonden was*STÜKf Hetzelve hadt een zeer fraaye gedaante. De ni^9mr Bladen waren Degenvormig gefpitst, dik5 op- ftaande, bleek groen, drie of vier Voeten lang. Een opgeregte Steng, van vyfeien Voeten , was zeer fchoon gepluimd met menigvuldige han- gende Bloemen , aangenaamer van Reuk dan de Afrikaanen. De Vrugtmaakende deelen kwamen met die van dit Geflagt overeen, 't Is mede een Spruitdraagende Gewas, draagende aan de Tak- ken van de Bloempluim Bolletjes, v/elke nieu- we Planten voortbrengen. De Ingezetenen, by wien dit Gewas Maguey genoemd wordt, ge- bruiken de Bladen of der zei ver Merg om het Linnen te wasfehen, in plaats van Zeep (*)• (3) Boom - Aloë met Tandachtig gedoomde Bladen en eene zeer eenvoudige Steng. V[ Virgini- Van deeze , die in Virginie groeit , vallen defeUe% Bladen in de Herfst af, doch de Wortel blyfe over. Zy heeft een enkelde Steng als een Le- lie, (*) jAcq. Amtr. Hifi. p. 100. Hy betrekt 'er toe de Na- quametl, MARCGR. Bras. L. 2. p. 16. (i) Agave Fol. dentato - fpinofis , Scapo (ïmplicisfimo. Gbon. Virg. 52. Aloë Fol. Lanceol. Spini Carrilaginei teiminatis. Am, As ai. III. p. 22. Aa 4 II. DEIL. VIII. STUK. 376 Zssmannioe Kruiden. IV* lie, niet overhoekfe ongefteclde Bloemen te» ^F^E1EL" zet, die aangenaam van Reuk zyn, groen van Hoofd Kleur, met de Meeldraadjes eens zo lang als de *TUK Bloem , en zeer lange , trillende , opleggende vifce.KWy' Meelknopjes. De Bladen zyn fmal, met kleine Doornachtige Tandjes. iv. (4) Boom -Aloë met geheel effent anclige Bla~ fi%a! den. Stinkende* Deeze Soort verfchilt van de anderen , door- dien de Bladen geheel zonder Stekels, niet dik, flap en volkomen gelyk of effen van Rand zyn* Aan 't begin , echter , zyn zy fmaller en dikker , worden naar 't midden breeder, en eindigen in een Punt die niet fcherp is noch gedoomd* Deeze Bladen vallen wel vyf Voet lang en vier Duimen breed* Zy komen voort uit een dik rond Stammetje , van een Handbreed hoog, 't welk de Wortel is , die daarom Knobbelachtig genoemd wordt, zynde met roede Vezels in de Grond vast. De Bladen fpreiden zig in de rond- te uit van een Hoorn , die in *t midden ftaat, gelyk in andere Aloë -Planten. Zy hebben een aanmerkelyken Stank. Van deeze Plant worden voornaamelyk , in de Westindiën , daar de In- landers dezelve F iet noemen, de Bladvezels tot Draa- (4) Agave Tol. inteperrimïs. Am. Ae*d. III» p. 22. Aloë Pol. integerrimis patèttrius'cülis &c. //. Cüjff. 132. Aloë Ame- licana viridi & rigidisfimo Folio , Tut di&a Ind.-genis. Comm. Hort. II. p. 35. T. 18. Aloë Amcr. Radice tuheiöfa minci, Pluk. Alm, 15». T. 25$. f. 2. H E X A N D R I A. 377 den 3 en in 't byzonder op Kurasfau van de IV. Schoenmaakers gebruikt : zo dat die Draaden Af^l» zeer fterk moeten zyn. De Afrikaan fche Boom-doom* achtige , met witte zeer welriekende Bloemen ( *) , 5TÜ* die men lang in de Hordis Medicus alhier gehad rlf%on°zr heeft, fchynt 'er in Gewas naar te gelyken. Hier zyn de Bloemen by getekend, zo als men die aan de Kaap waargenomen hadt. Acorus. Kalmus. Een Cylindrifche Bloemfteng, Aairswyze ge- dekt met zesbladige naakte Bloempjes, die zes Meeldraadjes , doch geen Styl hebben: de Vrugt driehokkig. Dus komende Kenmerken voor van dit Ge- i. flagt, welks eenigfte Soort (i), in ons Land,c^™f zo de Heer Linn^üs aanmerkt , gemeenerGemeeiie- dan elders , evenwel ook overvloedig groeit in verfcheide deelen van Duitfchland , gelyk om- ftreeks Wcenen , by Dantzig 5 in Pom meren ' in Switzerland, ja zelfs in de Zuidelyke deelen van (*) A'oê' Africana Arborescens, Flor. albiantibws fragran- tisfimis. CüMM. Hart. Amfl. II. p. 7. T. 4. (1) Acorus. Syft. Nat. XII. Gen. 430. p. 249. 'PÏg, XUI. Oen. 434» P- 279. Mat. Med. 16. R. Lugdtt 6. Gouai* Monsp. 182. Ii. Cliff. 137. FL Belg. 98. Fl. Swc. 277,297. Acorus vetus f. Cal. Aromatfcus O/ficinarum. C. B. Pin. 34. Typha Aromatica Chva mgosa. Moh. Hifi. UT. p. 246. S. 2. T. *3« f« 4. fi. Acorus Afiaiicus Rad. tenurore. HEEM. Lugdb. 9. Zeyl. 132. Acorura. R.UMPH. Amb. V. p. 17&, T. 72. f. i. Waenabu. Hort. Mal. w. p. T. 60, Aa 5 II. Duel VIIU Stuk. * 378 Zesmannige Kruiden. IV, van S weeden. Overal is deszelfs Groeiplaats aan ArvfiEU de kanten van Graften, Vyvers, Slooten en Mei- Hoofd- ren; by ons in de Trekvaarten tusfchen Haar- stuk. 2em , Leiden , Delft en den Haag 3 naar U- MfW- trecht toe : in Slooten en Graften van Gelder- land ; als ook in de Provincie van Vriesland op Moerasfige Gronden en in Poelen of ftaande Wateren* Morison heeft het in fommige deelen van Engeland en zeer overvloedig tus- fchen Sluis en Brugge in Vlaanderen waargeno- men. In Vrankryk fchynt het zeldzaam te zyn. Waarfchynlyk zal het ook in Griekenland en Klein Afie groei jen , dewyl het Gewas aan D i- oscorides is bekend geweest en voor des- zelfs Echte Acorus of Akoron gehouden wordt. Die Griekfche naam is in Italië en zelfs in Duitfchland overgebragt met de Plant , welke Keizer Maximiliaan de II , zo men wil , uit de Turkfche of Tartaarfche Landen kreeg (*)% Gemeenlyk , echter > noemt men 't in Europa Kalmus , naar den naam van Calamus Aromaü* cus > die 'er in de Apotheeken aan gegeven wordt. Van Morison is het Kruiderige Lifchdodde % met een rimpelige Knods, getyteld* Het heeft, inderdaad , iets dat naar de geftalte van Lifch zwetmt, en gelykt door zyne Aairen naar de Plant die men Typha noemt, groeijende op der- ge* (*) Sommigen mcenen , dat het dus voortgeplant sou zyn jn ons Wereldsdeel; doch de algemeenheid maakt zulks by mj onwaaifciaynlyk. HEXANDRIA. 379 gelyke plaatfen. De Bladen zyn lang 3 naauw- ^JW* lyks eeii Vinger breed, met de rug een weinig 1 Vlu uitpuilende , doch de eene helft , langs de Rib Hoofd- heen , is brecdcr dan de andere, en de Kleur STÜK* fchoon glanzig groen. DeAair, of zogenaamde ni£?9n°gr Knods , is niet verheven , gelyk in de Lifchdod- den, maar komt zydelings uit een Blad voort; hoewel fommigen dit een Steng noemen. Met Zaadhuisjes beladen is dezelve fomtyds een Vinger lang. De Wortel van dit Gewas , die lang, dun en Knoopig is , bevat deszelfs uitmuntende Krui. derigheid , welke echter ook in de Bladen plaats heeft , en de Vaarten , in 't doorreizen , met haaren Geur vervult* De Smaak , echter , is niet aangenaam; hoewel men de Schyfjesvan den gedroogden Wortel dik wils in Koek bakt, om die geuriger en verte crbaarer te maaken. Hy is een goed Middel voor de Maag , Windbree- kende en verwarmende. Men kan hem op Wyn zetten en dus gebruiken. Het gedestilleerde Water is ook niet zonder kragt. Hy komt in verfeheide Opiaaten en andere Winkelmiddelen. Als eene Verfcheidenheid wordt hier t'huis vl%** gebragt de Oostindifche Kalmus, of Acorus metf^ftin in de Malei tle Landen , Deryngo noemt * 'Afdeel >t weifc de Portugeezen Dirimgo fchry ven , en Hoofd- fomtyds Coryango : ook waren 'er die het Ka- stuk. run noemden 3 welke naam ecnigszins overeen- \Eenwy fcomt met Acorum, Het groeit 'er overvloedigst in de Waterryke Landen , gelyk aan de Ganges in Bengalc, Hy hadt het echter ook op hooge drooge Gronden der Molukkes zien groeijen. De Wortel was fcherper en heeter dan die van onze Kalmus. Die op Ceylon voortkwam , was aangenaamer van Reuk en Smaak dan de Euro- pifche. De Chineezen leggen de Bladen in de Bedfteden om de Weegluizen te verdry ven, en verbeelden zig ook, dat het, in de Huizen op- gehangen , de Booze Geeften verjaagt : mis- fchien 3 om dat het de kwaade Dampen weg- neemt, Orontium. De Kenmerken zyn 5 een Cylindrifche Bloem- fteng gedekt met zesbladige naakte Bloempjes: het Vrugtbeginzel zonder Styl ; de Vrugt een eenzaadig Blaasje. T- . De eenigfte Soort van dit Gewas fi), tot Orontium , ^ y jiquaü- nog toe bekend , groeit in Staande Wateren en 'waterig. aan Beeken in Kanada en Virginie, volgens den (1) Orontium. Syst. Nat. XII. Gen* 43 1. p. 2*0. /^g. XIII. Gen. 435. p. 279* Am- £.p. nz* IU Deel. VllU Sxus 382 Zesmannige Kruiden. IV» R I C H A R D I A» Afdeel. Hoofd ^en zes^)la^iSe Kelk, een eenbladige Bloem $ stuit* " die byna Rolrond is en drie Zaadeiï, komen Êtkwr als byzondere Kenmerken voor, vige' De eenigfte Soort van dit Geflagt (t), te Ve- Ruhariia ra Cr uz groei jende , is door Houston waar- Kuuwc. genomen en befchreeven* De Plant behoort tot de Gefternde De Steng is hoog, gearmd, eenigermaate als met Leedjes , flaauw vierhoe* kig, ftekelig, met ftyfachtige , verftrooide,om- geboogene Haairen. De Bladen zyn Lancetvor* mig Eyrond , overhoeks geribd , effenrandig, eenigermaate gefteeld en ruuw. De Bloemen zyn doorgaans ook Kranswyze famengehoopt, End- hoofdjes maakende die geftraald zyn met vier of meer Bladen, De Bloemen zyn lang en dun, * Aspiti- gelyk in de Ruuwkruiden*, maar in zesfen ge- deeld en de Vrugt beftaat uit drie Zaaden, Canarina, De byzondere Kenmerken van dit nieiiwe Ge- flagt zyn dus opgegeven. Een zesbladige Kelk en zesdeelige Bloem , die Klokvormig is en zes Stempels heeft, boven het Zaadhuisje, dat zes* hokkig is en veelzaadig, cJlriKa De eenigfte Soort (i), te vooren door Lin- Camp Atiu- N JÉ V S lét» W^p^. (*) R»chardia. S-yJt. Nat. XII. Gen. 434. p. 251. m& XII I. Gen. 434- p- ijl» Vfc. XIII. Gen. 439. p. 281. lrt) Zie het II. D.I. Stuk deezer Natuurt. Wft. bladz. \$*. (t) Canaima* Syft. Nat. Vtg* XIU, Gen, 1301. p. 283. Jttans* Hbxandria» 383 hjeus onder de Klokjes geplaatst en aldaar on- IV. der den naam van Kanarifche door my befchree- A* yi**" ven (*), is wegens de zesdceligheid inde Vrugt- Hoofd- maaking, aldaar gemeld , door den Ridder af-STÜlc# gezonderd , en hier geplaatst. Ik zal dit Gewas J?*™tr derhalve niet nader befchryven. Fkankenia* Van dit Geflagt is de Kelk vyfdeelig Trech- terachtig, met vyf Bloemblaadjes; de Stempel in zesfen gedeeld : het Zaadhuisje driekleppig met ééne holligheid. Het bevat drie Soorten y altemaal in Europa groeijende , als volgt, (1) Frankenia met Liniaale Bladen, die aan u t den voet op zyde gehaaird zyn. uSp** Gladde. Naar Mant. zi$. Campanula Canarienfis. Sp. Plant. 23 s. Syft, Nat. Veg. XIII. p. 175. (*J Zie 'c voorgaande VII. STUK, black. 595. (ï) Frank*nia Fol. Lincaribus bafi ciliatis. $yft. Nat. XlT. Gen. 44-ï. p. 253« Vtg. XIII. Gen. 445. p. 483- Frankenia Fol. confertis. R. Lugdb. 452» Frank. Fol. AciformJbus con- geftis. S. Monsp. 46. GOüAN Monsp. 185. Ger. Prov. 319. Franca Flor. folie. &c. Gtjett. Stamp. II. p. 459. Franc* marir. fup. faxatilis &c. MlCH. Gen. 23. T. 22. f. 1. Lych- nis fup. maritïma Erica; facie. Raj. Angl. lil. p. $8. Anthyi- lis repens Italica. Till. Pis. 46. Polyg. Frutic. fupinura &c. Barr. 1c. 714. Eocc. Mus. 1. p. 7. T. 11. Polygonum ma- rit. minus foliisSerpyllié C. B. Pin, 281. Kali f. Vermiculari matinx non disfïmüis. J. B. ffift. 111. p. 703. Polyg. akeriun puGUum Sec. Lob. Icon. 422. 1I(D1EJ..YIIIi 5TUK% 384 Zesmannige Kruiden* IV. Naar eencn Doktor F r a n c h i , te Florerw Afdeel. ce prakt?zeerende, een groot Kruidkenner , heeft Hoofd- M i c h e L 1 u s den Geflagtnaam Franca inge- stuk. Held, waar van de Ridder , zo 't fchynt, Fran~ Eenwy fcnfa gemaakt heeft. Deeze Soort groeit aan de Kusten van de Middellandfehe Zee, zo wel ia Italië als in Languedok en Provence. Men vindt- ze by de Autheuren , wegens de uitwendige ge- daante , tot het Varkensgras betrokken ; hoewel Ray het Lychnis noemde, wegens de Bloem- pjes, welke Anjelieraehtig zyn. Het gelykt ook eenigszins naar Heide. Sommigen vergelyken het by de Kali. Het groeit naauwlyks een Span hoog en heeft knoopige Takjes met getropte Wormachtige of Naaldswyze Blaadjes. Meest komt het hurkend of leggend voor; doch uit de Afbeelding van den Heer S. G. Gmelin, die hetzelve by de Aftrachanfche Zoutmeiren vondt, fchynt het veeleer opftaande te zyn (*% n. (i) Frankenia met ruige Stengen , en gebon* Frdvkmi* deic\e end - Blaadjes. Deeze > zo wel als de voorgaande , allerbest by Micheliüs afgebeeld, was door hernia Apulie en door Tournefort op 't Eiland Kan* (*) Relzt dttrch Rusland. II. Th. T. 41. (2) Frankenxa Caulibus hirfutis &c. Franca maritima fup. multiflora candida. Mich. Gen. 23. T. 22. f. 2. Polygon. 1 Cret. Thymi folio. C. 6. Pin. 281. Prodr. 331. AlfineCre-- tica marit. fupina &c Tqurnf. Cor. 45. Nothria hiifut«, BERG. Cap. ijl. T. 1« f. 2. Hkxandria» 385 ne. Kandia gevonden. Linn^üs voegt hier thans IV. het Kaapie Plantje by, ft welk de vermaarde AFynfU Sweed> Berciüs, onder den naam van iVb- Hoofd» thria , heeft afgebeeld en befchreeven (*);STÜff» doch betwelke zyn Ed. tot de Enkdhrbederi^^^ gen hadt t'huis gebragt 9 om dat de Meeldraad- jes in een Cylindef famenloopen. Ook verfchik zyne Afbeelding veel van die des eerstgemel- den. fO Frankenïa met llomp Eironde Bladen* die ht. van onderen als gepoetjera zyn*. puheruier* Onder den naam vmAnthyütsbèMiryhCLV^ Beftoove,t sius een Kruidje en beeldt het af, dat hy in Spanje gevonden hadt , en wel alleen aan de Graften der Stad Valence. Het groeit ook in Provence en Languedok onder en by de eerfte Soort, en aan de Oevers der Zuidelykc deelen van Italië, 't Gelykt zeer naar het Kruid dat men Chamcefyce noemt , door zyne rondachtige Blaadjes 3 die aan leggende Stangetjes groeijen, uit wier Oxelen de Bloempjes getropt voortko- men, (*) Naamelyk Nethria hhfuta* Besoïü s heeft niets anders dan Nothria rep^ns^ zeggende dat de Steng en Takken ^lad , doch de Takjes migacluig zyn ; 't welk van deeze Europifche veel verfchiit* (3) Frankenia Fol. obovatis retufis tkc> Frank» Fol. ova- libus. S. Monsp. 168. GOUAN Monsp. 18$. GER. Prov> 519. Franca marlt, quadrif. fupina. Migh. Gen. 23. Aiuhyllis Valentina. Cu#s. Hifi. II. p. i%c. Hisp. 479. lob. Icon* 421. Anthyllis mar. Chamafyces flmilis. G. B. Pm* %% 2, Bh II. DHU VUL STUSe 386 Zesmannige Kruiden. IV. men , welke vierbladig zyn , witachtig of bleek - paarfch. Het heeft een Zoutigen Smaak, en VII. Hoofd, fchynt , volgens hem , als met fyn Zout befprengd •ju*. te zyn# XoüRNEFOUT hadt dit Kruidje tot ^Eenwy- Muur betroJcken P E P L I S. De Kelk is Klokvormig, aan den Mond in twaalven gefneeden , met zes Bloemblaadjes , daar ingeplant 9 en het Zaadhuisje heeft twee Hol- ligheden in dit Geflagt, dat twee Soorten be- vat. i. (i) Peplis met ongebladerde Bloemen. Pep lis P*Europi- Moerasfige overftroomde Gronden en in fchc. ondiepe Itilftaande Wateren, zo van onze Ne- derlanden , als in Switzerland en elders in Eu- ropa ; groeit dit kleine Kruidje , 't welk door MicHELiusen andere voornaame hedendaags fchen is afgebeeld en befchreeven. Dille- jNIüs hadt het, onder zyne nieuwe Geflagten, by (*) Alfine maritima fupina Fol. Chamrefyces. Tournf. Inft. App. 66s. (i) Peplis Floribus apetalfs. Syft. Nat. XII. Gen. 442. p. 2? 3. Veg. XIII. Gen. 446. p. 283. Gort. Belg. 102. FL Lapp. 128. Fl. Suec. 291, 312. Hall* Helv.406. Glaueoi- des paluftre Portulacae folio. MlCff. Gen. 21. T. is. Glaux paluftris. Prtit. Gen. 43. T. 43. Glaux Aquatica folio fub- rot. LOESs. Prusf. 106. T. 20. Glaux altera fubrotundo fo- Ho. Vaill. Paris. 80. T. 1$. f. 5. Alfine paluftris minor Serpillifolia. C. B. Pin. 251. Glaux paluftris &c. Tourna H E X A N I) R t A» 387 by den naam van Portula voorgefteld 5 waar^F^L van de bynaam is ontleend. Sommigen hebben Vn. het Glaux of Glaucoides genoemd , om dat het Hoofd* daar naa gelykt. By Baühinüs heet het STÜK* Kleine Moeras -Muur met wilde Thym Blaad-^/.**" jes. Het heeft kruipende Stengetjes , die overal Wortelen en onder elkander verward zyn , ein- digende in een Roosje van Bladen. De Bloem- pjes komen aan de Stengetjes, in de Oxels der Bladen voort , en zyn als gemeld is. Dikwils komt de Kelk zonder Bloemblaadjes voor,draa- gende evenwel Vrugu Toürnefort heeft het Moeras - Glaux, met een geftreepte gefloote- ne Bloem en Porfelein - Bladen, getyteld. (2) Peplis met viermannige eenbladige Bloe* K- : rep hs re- Men* irandra. Westmdi- Die is een teer jaarlyks Plantje, in de West~fc!ie« indien groeijende , 't welk roodachtige Blaadjes en in derzelver Oxelen eenzaame Bloempjes heeft* De Wortel is Vezelig en brengt kleine Knobbeltjes voort. De Steeltjes zyn twee Dui- men lang : de Bloempjes wit. Om de gelykheid der Geftalte heeft de Ridder het hier t'huis ge- bragt. Van de Tweewyvigen is de Atraphaxis on* (i) Peplis Floribus tetrandris monopetaüs. )\CQZ Arntr. Elft* 100. T. 180. f. Z9. Am. AcaL V. p, $\z. Ammaaii feirta &c. Brown. Jam. 14$. Bb * II. Deel, nih Stuk» 388 Zesmannige Kruiden. IV. onder de Heefiers reeds befchreeven , en de AF^{FfEL Kyst betrek ik tot de Grasplanten: gaande der- Hoo/d halve tot de Driewyvigen onder de Zesmannigea stuk. oyer . waar van het eerfte Geflagt is Drieuy R u m e x. Patich. De byzondere Kenmerken van dit Geflagt zyn , een driebladige Kelk en drie famenluikende Bloemblaadjes, welke bly ven en het bekleedzel worden van een driekantig Zaad. In hetzelve komen byna dertig Soorten , meest Europifche,voor; dewylde Zuuring en anderen van dien aart ook daar in begreepen zyn. Zy worden in drie Rangen onderfcheiden , als volgt. * Tweeflagtïge , die de Klepjes van de Bloem met een Korreltje getekend hebben. t (O Patich met tweejlagtige Bloemen, de Klep- Fa&nth*. Jes 6 $ handig , één Korreldraagende : de Tamme. Bladen Eyrond Lancetvormig. Dit Gewas wordt in de Hoven gezaaid en derhalve Tamme Patich of Patiëntie genoemd , welke naam misfchien van 't Franfche woord Patience afkomftig is. Men noemt het, in *t La- (i) Rumex Flor. hennapJuoditis , Valvulis integerrimis uni- Rumex ; IV. . want Lapathon is een Griekfch woord. Delta- ^nf1-* liaanen heeten het Lapatio of Rombice9 de En- Hoofd* gelfchen Doek , dc Dükfchers Mengelwartz ,STÜl{' Streiffwurtz en Züterwurtz, of Grindwurtz. ni£r'sym Alle welke benaamingen ook toepasfelyk zyn op de volgende Europifche Soorten. De tamme Patich krygt dikwils een Steng van eens Menfchen hoogte. De Bladen zyn fomtyds een Voet lang en een half Voet breed , ten min- fte wat de onderden aangaat; want naar boven worden zy allengs kleiner. Zy zyn ftyfachtig , ruuw en oneffen. De Zaadbladen zyn Pylvor- mig , als die van Ztiuring , zegt L i n n M ü s cn de Steng is wel rond, doch gefleufd. Hy loopt uit in eene Aair van Bloemen >i waar op Zaa- den volgen van gezegde hoedanigheid, De Wor- tel is van buiten rcod , van binnen geel van Kleur. Het Kruid wordt tot Moes gebruikt, doch is gantfeh niet aangenaam van Smaak. De natuur- lyke Groeiplaats zou zyn in Italië. fa) Patich met tweejlagtige Bloemen, de Klep- n. jes effenrandig , één Korreldraagende: de 3a*gui»euu Bladen Lancetswys Hartvormig. fcwpf^e De fi) Rumex Flor. Herin. Va!v. integ. &c. Mat. Aled. $zB. 2i- Cliff* Ups. R. Lugdb. 119. Lapathuni Folio acuto rubeu- te. C. E. Pin. ny. Lapathu.ni rubens. Dod. Pempt. 050. CAM. Epit. 229. Lap. Sacguineum. Lob. Icon, zyo. GOKT» Belg. 103. Bb 3 II, Deel. VIII. Stuk. 390 25B-SMANRfiC£ Kruiden. IV. De Bloedkleurige Ribben en Aders der Bla- AFvuEL* ^en onderfchciden deeze inzonderheid van de Hoofd- andere Wilde Patich. Hier om noemt men *t stuk. Bloedkruid of Braahnbloed in onze Nedcrlan- p^T*1* den , daar het van zelf niet alleen in de Moes- hoven , maar ook aan Wegen en op ruuwe plaatfen voortkomt. Het gelykt anders veel naar de Spitsbladige Soort , en kan daar voor in de Geneeskunde gebruikt worden. Het Sap ^ dac men 'er uitperst 3 is Bloedrood en maakt Afgang ; doch het Zaad, in Afkookzel gemengd, zo wel ais de Wortel 9 wordt tot Bloedfiemping aange- preezen. in< (3) Patich met tweefl. BL de Klepjes effenran- ^üdlu- dig i allen Korreldraagende s de Bladen Lan* t*s- cetvormig > met Rolronde Scheeden* Gekranste. ' I' • C4) Patich met tweejl* Bh de Klepje? effenran- $a. * dig , allen Korreldraagende : de Bladen V. \ïd\z^ Lancetvormig y met flaauwe Scheeden. Deeze beide Soorten zyn als Virginifche Plan- ten door den Heer Grqnovius opgetekend. In de voorgaande is een Cyiindrifch Vliezig Stoppeltje , dat het Leedje byna tot de helft be- kleedt ; doch in deeze niet. Dc Bloemfteeltjes % in (a) Rumx Vlot. Herrn. &c. Lapath. Aq. FoL longïs an- guftis acutis &c. Gron. Virg. 39, 55. (4) Rwnex Flox. Hermaphr. 6cc, Rumex Aq. Sec. COLD. Novch. 83. Lapathum FoL kmgis iatis vis aatnuaatis &o Hexandria. 391 in de andere dikker, zyn in deeze Haairachtig IV. dun* Zy is meer gepluimd ; de voorgaande meer *Fyf*U geaaird cn heefc de Bloempjes Kranswyze aanHooFD- dc Knietjes der Stengen of Takken* Clay-5™; ton fchryft aan deeze roode Ribben en Aders ni^rlgr toe; doch Linn^eüs heeft 'er van bekomen , die ze niet hadt : waarom, mooglyk, de JBlocd- Itreepige door zyn Ed. ook als een Virginifche is aangemerkt. De Wortel is van buiten zwart, van binnen geel. (53 Patich met tweejl. EL effenrandige Korrel- Rv-o draagende Klepjes en Lancetvormige ge*cnspu,. golfde fpitfe Bladen. Gekruid*. De Wilde Patich komt met fmalle gegolfde of gekrulde Bladen door geheel Europa , op wil- de woefte plaatfen , aan Wallen en Wegen , in vogtige Weiden, en aan de kanten van Slooten, veel in onze Nederlanden voor ; doch de Heer Haller oordeelt dezelve niet weezentlyk van de Water -Patich te verfchillen. (6) Patich met tweejl. BI. en getande Klepjes, vr. al- Perftc*- rioiües. f5) Rumex Flor. Hermaphrod. &c. i/. Cltff. 138. FA Suec.ge. 294, 314. Gort. Btkr p. 105. Gouan Mon$p. 180. Ger# Prov. 44.5, KRAM. Anflr. 102. F/. Lapp. 129. Lapathum Folio acuto crispo. C. B. Pin. 115. Lap acutum crispum. Tab. k. 436. /3. £ap« Folio longisfimo crispo. Boeiih. Lu±db% 2. p. 8$. N. 10. (6) Rumex Flor. Herrmphr. &c. Bb 4 II. Deel. VIII. Stuk. Zesmannige Kruiden, IV. allen Korreldraagende , de Bladen Lancet* Aftakel, yormig. lrmU>m Deeze 9 -*n Virginie groei jende , is een uriewy- zeer Takkig Plaatje, van een Span hoog, met vi&' Lancctvormige , gelteelde, gegolfde, gladde, effenrandige Bladen, terwyl de Klepjes der Bloe- men wederzyds drie lange Tandjes hebben , zyn- de allen gedekt met groote bleeke Korreltjes. vn. (7) Patich met tweejl. BI de Klepjes driedeellg geborjleld , het $em Korreldraagende. fchePpU" Deeze heeft , aan de Klepjes der Bloemen , zeer lange Borftelachtige Tandjes , waar door de Zaadhuisjes zig ata gebaard vertoonen. De Groeiplaats is gefield in Egypte , alwaar For s- kaohl een Soort van dit Geflagt vondt, met gebladerde Aairen , welke eenigszins naar deeze fcheen te gelyken. Hy heeft ook de voorgaande en volgende a aldaar of in Arabic, waargeno- men (*). vin. (8 ; Patich met tweejl. BI. de Klepjes allen ge- Dtntatus* tand en Korreldraagende ; de Bladen Lan* Getande* cetvormig. Thans is deeze, ook uit Egypte afkomfiig,van de f7) Rumex Flpr. Hermaphr. &c. H. Ups. $9. Wach. Ultr* 39 k Lap. /E'jyptiacum animmu , Farietariaj folüs &c. Till. Pis. 43. T. 37. f- 1. (*) Flor. JEgypt. Arah, p. j6. (%) Rumex Flor. Hermaphr. &c. Lapathum JEgypx. Capful. fesaiws albi & creaara, Diih, EttL ipi. T. 15S. f. j$u Hexandria. 393 dc voorgaande afgezonderd , doordien zy de Iv. Tandjes geenszins Borjldachtig of langer dan de ^F^2L< Klepjes heeft , en van de Zesde Soort, wier Hoofd- Tandjes Elsvormig zyn , door Lancetvormige STUK# Tandjes. Het komt hier dan op een zeer fyne^r^" onderfcheiding aan: tcrwyl de Bladen , in alle drie Soorten, Lancetvormig of langwerpig zyn. De Bloemen kwamen in de Upfaliche zydelings voort ; in die van Dilleniüs Kranswyze cm de Steng , die gebladerd was en geaaird, an- derhalf of twee Voeten , in die van den Upfal- fchen Tuin maar een Span hoog* Naar alle ge- dagten zal in de Patich, welke in Egypte en Arabie groeit, niet minder Verfcheidenheid plaats hebben dan in onze Wilde Patich. Immers de gemelde , van den Heer Fo r s k a o h l in Egyp- te waargenomen, welke hy Comofus noemt, ver- fchilde zeer in de deelen der Vrugtmaaking* De Kelk van deeze hadt maar twee Blaadjes Rumex en de Bloem bcftondt uit twee getande Klepjes ^celroon- waar van het binnenfte grootst* De Klepjes wa-de% ren vyf of zeventandig. 't Getal der Meeldraad- jes was vier, der Stamperen twee. De Stempel was in vy ven verdeeld , het grootfte Klepje in de Vrugt Korreldraagende, Het Kruid, dat hy in December aan 't Kanaal by den Tuin van Jbrahim Bey, te Kairo , zag bloeijen en Vrugt- draagen f hadt een leggende ronde > roode Steng , van anderhalf Duim dik (*) , in een Aair uk- loc- (*) Hy zegt aHecnlyk , fesquiptWcar is ; dit km , mym oordee's , niet dan de dikte betekenen» B b J II, Deel. VilU Stuk* 394 Zes ma nni ge Kruiden. IV. loopcnde, welke niet alleen tusfchen de Bloe- Af^el men gebladerd, maar ook van boven mctijlaad- Hoo/d- jes gekroond was. stuk. Xot klaarder begrip van de gefteldheid der 5?Ö Klepjes , heb ik in Fig. 2 , op P l a a t XL VII , juxim. de Afbeelding gebragc van de Vrugt eener Ja* 's' Z' panfche Patich , uit myne Verzameling , die met de bepaaling van deeze Soort volkomen ftrookt. De Bladen , immers 5 zyn Lancetvor- mig, de Bloemen tweeflagtig en de Klepjes alle drie Korreldraagende en getand. Dit laatfte ver- toont zig duidelyk in het viermaal overlangs ver- groote Zaadhuisje by Letter 6, dat, geopend zynde en uitgebreid , van onderen voorkomt als by c , en dus het driekantige Zaad uitgeeft , even veel vergroot by 't welk in die Klepjes was begreepen. Deeze Klepjes . zynde de voort- gegroeide Blaadjes van de Bloem, als gezegd is , hebben ieder zulk een Korreltje als een Beursje uitpuilende, van binnen Sleufachtig en dus ge- fchikt om de drie uitfteekende hoeken van het Zaad te bevatten. Zeer fraay zyn deeze rosach- tige Klepjes verfierd met een geweefzel van bruine Adertjes. In 't Bloempje komen die Kor- relachtige Blaasjes veel kleiner en byna onzigt- baar voor. ix. (9) Patich met tweejl. EL de Klepjes getand m*h?m*s. m Korreldraagende; de Bladen Liniaal. Ocveriche# ^an (9) Rumsx Flor. Hcimiphr, &c. It. Scan. 248. FU Suec. IU Hexandria* 395 Aan de Zeekusten van Europa, zo in Ita^eAF^* als in S weeden 5 groeit deeze, die de Bladen Vlu' zeer fmal en fpits heeft, den Wortel rood, deHooFD- Bloemen geel , weshalve het Anthoxanthon vanSTU!v fommigen is geheten. Het heeft weinig rneer»,^ hoogte dan een Handpalm* (10} Patich met tweejl BI. de Klepjes getand en Korreldraagende ; de Bladen lang vormigjlomp en ruigachtig. Gemikte; Deeze groeit op de Velden in Italië. Wegens de langte der zy - Takken , die wyd gemikt zyn , heeft zy deh bynaam. (11) Patich met tweejl* BU de Klepjes getand xr. en Korreldraagende j de Bladen lang Hart- sf^bil* vormig gefpitst* ^ige. De Spitsbladige Patich komt in onze Neder- lan* II. N. 313. Lapathum Acj. Lutcola: folio, ToüHNF. Inft. 504* Lap. Aq. anguft. acurn. Folio. Bocc. Mus. 11. p. 142. T. 104. Lap. minimum. C. B. Pin. 115. Anthoxanthon. J. B. Uift. 11. p. 987. ( 10) Rumex Flor. Kermaphr. &r. Lapath. Arvenfe fubhir- futum , Folio retufo , Caule longius brachiato , Sec» Till- Pis. 93. T. 37* E 2- (11) Rumex Flor. Hermaphr. &c. Mat. Md. 176. IL Cliff. 138. R. Lugdb. 229. GOUAN Monsp. 186. GER. Prev. 446. Kil am. Aufl. 103. GORT. 2k/£. 104. Lapathum acutuni f. Oxy lapathum. J. B. Hift. Ü. p- 85. Lap. Fol. acuto planc. C. B. iij. Lob. 73- T. 37. f. 2, Hall. Emend. zo* Will. ïllufir. 5. Gort. Belg. J03, 398 Zesmannige Kruiden. IV. een Korreltje draagt , in de overigen is het AfviiEL' zeer flaauw C*)* De Groeiplaats is in Engeland, Hoofd Vrankryk en Italië, ja, volgens Boerhaa- stuk, VEj> Ook in onze Nederlanden. wg*. ** Tweeflagtige, die de Klepjes zonder Kor- reltje, of naakt, hebben. xiv- (14) Patich met tweejl. BI. en getande naakte Bnepbah- Klepje s ; de Steeltjes plat verdikt en omge- fhorus. boogen. Oslekoppi* £e* De omgekrulde Kelkblaadjes geeven aan de Zaadhuisjes de vertooning van een Osfekop,in deeze Soort , welke Zuuring van Napels met Ocymum - Bladen is genoemd geweest , groei- jende in Italië. Drie Bloempjes komen altoos by malkander voor. xv. ( 15) Patich met tweejl. BI. en ongetande naakte ^vater-*'" Klepjes ^ de Bladen Hartvormig glad , ge* Patich. fpitsU Door {*) In deeze Soort fchynen dan de Zaadklepjes van de» Kelk , niet van de Bloem , afkomftig te zyn. (14) Rumex Flor. Hermaphr. Sec. H. Ups. 90. Rum. Ff. denr. Cal. reflexis , Cap. Bovinum referentibus. IL CUff. 139. Acetofa Ocymt folio Neapolitana. C. B. Pin. 114. Bucepha- Jophoros. Col. Ecpbr. 1. p. 151. T. 150. (ij) Rumex Flor. Herraaphr. &c. FL Sacc. IL M. 3 WLat. Med. 177. Lap. Aquaticum Folio Cubirali. C. B. Pin. 116. Lapathum palwitre. Tab. Ic. 437. Hippolapathum. Da- LECH. Hifi- 604. Cam. Epit. 232. Herba Britrannica. Munt. Menogr. T. 1. Kydrolapathum majus & minus. LOB. / VI i* 8tük. (16) Patich met tweejl. BL en efene Klepjes: xvi. 1 de Bladen Hartvormig; de Steng Boom^ Rumex 7 . Lunaria. atiltlg. Boonuch- "se* Deeze Boomachtige Patich > met byna ronde Bladen , in de openbaare Kruidhoven bekend en van de Kanarifche Eilanden af komffig , heeft de Bloem in drieën , niet in zesfen gedeeld, zegt de Ridder* Het Maankruid der Arabifche Wys- geerenhadt Klyfachtige Bladen, enfchyntder* halve hier van te verfchillen, doch de Heer Hall er merkt aan, dat de Blaadjes in de jongheid rond, inde volwasfene driehoekig zyn* (17) Patich met tweejl. verduhb* BL en alle u Klepjes zeer groot , Vliesachtige omgeboc* jzëfiearlut. gen: de Bladen onverdeeld* Biaasdraa- gende. £)e Vrugt van deeze is Blaasachtig, waarvan zy den naam heeft , komende ook in de open- baa- (*) Hifi. PUnu Al/ut. p. 163. {16) Rumex flor. Hermaphr. &c. Vir. Cliff. 32. H. Ctifc 139. R. Lugdb. 320. Acetofa Arborescens fubrotundo foliom Pluk. Alm. s. T. 252» £ 3. Lunaria Magorum Arabura. J« B. Hifi. II. p. 994? HALt». Helv. T69. (1 7) Rumex Flor. Hermaphc. geminatis &c. H. Clitfl Ups* K. Lugdb. GouAN Monsp. 187. Oxaüs feu Acetof? Ameri- cana. ÜARR* Icon. 11 12. Acet. Anacric. Fol. longisfimis Pe- diculis donatïs. C. 3. Puu 114. Prodr. $i> MOR. Hifi. Jl.p* S. S* T. 28. f. 7» Hëxandhia» 401 baüre Tuinen voor* Men vindeze dmerikaixnfché ^ Zuuring % met zeer lang gedeelde Bladen , by de vil Aütheure.n genoemd. Bauhinüs befchryfeze en M ör is on beeldtze af, onder dien naam. Tr]gr Ijïnnaïüs, echter, ftelc de Groeiplaats iü»**» Afrika te zyn ; bevoorens in Afrika én Amerika : Bürmannus m Afig. , Afrika en Amerika* De laatfte hadt een Zuuringachtige Patich met rondachtige Bladen van Java ontvangen; doch ia de Afbeeldingen van deeze Soort zyn zy zoda* nig niet. Het is een Jaarlyks Zaaygewas , welks Bladen driekantig of Pylvormig als die der Mel- de, en zeer lang gefteeld , een Zuurachtigen Smaak hebben , volgens Bauhinüs. (18) Patich met tweejl. afgezonderde BU het xvnh ééne Klepje een groote Vliezige Netswy* j^fiZT ze Wiek hebbende : de Bladen als uitge* &o°zc^ 7 , ö kicuriga* knaagd. De geleerde SriAwvondt deeze Soort ,geïyk üit de bepaaling blykt , in Egypte t Fors ka- o Hl heefc wel de Blaasdraagende , maarniet deeze > aldaar aangetroffen. Het kan de Gefchil- derde (Rumex pidtus) niet zyn * welke zyn Ed* byRofette doorgaans op Zandige plaatfen vondt: want die hadt de Klepjes Korreldraagende onge- tand, (1%) Rumex Flor. Hcrruaphr. diflin&is &c. R. Lugih. z$o* Acetofa iEgyptia Kofco feminis involuao Folio lacao tippi» 5HAW. JLfr. 5. £ $• Cg II. Deel. VIII* Stuk. 402 Zesmannice Kruiden, IV. tand, de Bladen Liniaal, Vinswyze gekarteld Afv^iL* De B'aden fcyn hier op de kanten als uitge- Hoofd fcheurd , gelyk in de Rakette : de Klepjes van stuk. de Zaadhuisjes wel een Duim groot, Rooskleu- Driewy- - aan de faüten getand , rondachtig., doch van onderen en van boven in tweeën gefpleeteru xix. (19) Patïch met tweefl afgezonderde BI. Hart- ^gïtanus. vormige Jlompe , effenrandige Klepjes en Eatbari- Eyrond- tylvor mige Bladen. De Bladen zyn in deeze , die in Barbarie en Spanje groeit, ook uitgehoekt. 't Gew»s is lang bekend geweest , en wordt Stinkende Zee-Pa- tich genoemd van Bauhinus. die zegt, dat het aan den Zeekant niet wyd van Montpellier voortkomt. By Gooan nogthans vind ik het met gemeld» Het blyft over. x%. (20) Patich met tweefl. BL , Piekswyz* Hart* Seru\n- vormige Bladen en ronde Stengen. Dee- f19) Rumx Flor. Herm. dift. &c. Acetofa dentata peren- nis. Zanon. H/y?. 14. Accrofa Veiïcaria Tingitana &c. Mor. ïlift. uts. f. 8. Lapathum maritimum foetidum. C. B. Pin. 116. Pr oir. 56. (20 ) Rumex Flor. Herm. Fol. Cord. Haftatls. Vir. CliJZ R. Lug&b. Gouan Monsp. 1 82. Acetofa rotundifolia Horten- fis. C. B. Pin. 114. TOURNF. /«/?. 50?. GER. Prov. 447. Lapathum androgynum acerofum &c. HALL. Helv. 170. ScOP Carn. 120. Oxalis rotundifolia. DOD. Pernpt. 64$. fa Acetofa fcutara repens. G. B. Pin. 114. Proir. 5$. Zuming, Hexandria. 4°3 Deeze Soort is de door geheel Europa zobe- IV. kende Tuin - Zuuring , welke men, by Mun-4™21* ïing, in Gemeene, in Roomfche of rondbla- Hoofd- dige en in Spaanfche 5 die de grootfte is vanSTÜK; Blad , onderfcheiden vindt* De Gemeene is door^, Ray op Gebergten in Engeland, door H al- ler in Switzerland, op de Alpen, door Vol- kamer in Beijeren wild groeijende gevon- den (*). Door kweeking fehyntdie zodanig ver- anderd te zyn , dat zy ronder en grootcr Bladen heeft, wordende dus gerneenlyk Zuuring of ook Zurkel, in 't Franfch Ozeille of Aigrette, in 'c Engelfch Sorrel , in 't Hoogduitfch Ampfer of Sauer - Ampfer , in 'i Spaanich Azederas en in 't Latyn Acetofa genoemd, wegens den zuuren Smaak, die 'er ook, by de hedendaagfche Grie- ken , den naam van Oxalis aan doet geeven. De kleine Schildbladige Zuuring, in de Kruid- tuin te Padua gegroeid , met kruipende Stenget- jes van vier Duimen lang en Blaadjes als een Na- (*) Zonderling ïs't, dat menzc, in Switzerlarnd en Provencc, tusfehen Steenhcopen zou aantreffen , gelyk de Ridder zegr. De Heer Hall er verhaak , dat zy door Hüberus i» Graauwbunderland f aan de Grenzen van Swaben, omftreeks Plurs, overal groeijende gevonden is in de fchulnfe Beddin- gen van beweeglyke Steenen , aldaar Rieferen genaamd. In Provence groeic zy , volgens Gerard , op Steenige Berg - Vel- den en in de Valeijen , wild. Te Montpellier in L^nguedok wordt zy volgens GoüAN, gelyk by ens in de Tuinen, ge- teeld en tot Moeskruid gehouden. CC 2 U, DESL. VIII. STUS. /fcj. Zesmannige Kruiden. IV» Nagel groot; wordt als eene Verfcheidenheid AFvn!L' hier t,fiuis gebraSt tot dit Gewas % 't welk 'er Hoofd- ontzaglyk van verfchüt. De Geflalte is ieder- STUK» een bekend. De Bladen ftaan niet alleen over- J£™wïu encj ^ maar voora] f wanneer het in 't Zaad fchiet , de Stengen, die ftevig zyn en fomtyds opfchie- tentot twee Ellen hoogte, zynde dan beladen met een groote Aair van Bloemen , op welken gemeenlyk een driekantig zwart glanzig Zaad volgt. Men vindt nogthans gewag gemaakt van eene onvrugtbaare Zuuring van deezen aart 5 die het Mannetje fchynt te zyn van deeze Soort. De Tuin • Zuuring is van grooten dienst in de Huishouding, dewyl zy allerley foort van Moes, Vleefchnat en Sausfen, fmaakelyk niet alleen , maar ook gezonder maakt , voor heete Galachtige Ge- itellen , in welken dit Kruid, door zyne verkoe- lende hoedanigheid , tot een Geneesmiddel kan Itrekken. Het bedwingt de Galbraaking en her- Helt den Appetyt* ja neemt de Dorftigheid weg , in allerley bederflyke Koortfen. Men kan het uitgeperfte Sap of Afkookzel der Bladen gebrui- ken laaten. Het Zaad heeft een Hartfterkende hoedanigheid en is eenigszins famen trekkende en (toppende 5 gelyk inzonderheid de Wortel , die aan 't Afkookzel eene roode Kleur mede- deelt. xxi. (21) Patich met tweejlagtige Bloemen > dietwee Ji^nuï* Meeldraadjes hebben. Tweewy- Deff- tzi) Rumex Fior. hermaphroditis digynis. H* Qiff, 13S. Hexandria. 40;- Deeze, die de Rondbladige Alpifchc is vanC. 1V* Bauhinüs , heeft het Loof als van Lepel* A™**h% bladen , doch eenigszins uitgerand* De Kelk Hoofd* is tweebladis; , zo wel als de Bloem, die zesSTUK' Meeldraadjes en tweeStylen heeft, verfchilIen-„^. de dus aanmerkelyk van de anderen. Het Plant- je , op de Muuren van een Gasthuis op den grootenSt. Bernhards Berg , in Switzerland, ge- vonden , was minder dan een Handpalm hoog en hadt zeer lang gedeelde Blaadjes. Het groeit ook , volgens L i n n je u s , op de Laplandfche Bergen en volgens Gerard in Provence. *** Met tweebeddige Bloemen. (22) Patich met tweeflagüge onvrugtbaare en xxii. Vrouwelijke Bloemen , met gekartelde naak* a^?™* te Klepjes en Hartvormige flompe rimpelige AlP^e. Bladen. De Monniken - Rhabarber der Winkelen wordt ge- H. Lugdb. 230. Fl. Snee. Lapp. Acetofa romndifolia Alpina. P iels* ^cknit- wys* Lancetvtrmige Bladen en uitgebreid® belde. OöfOTt In Italië is de Groeiplaats van decze^ welke paar gnze Veld - Zuuring veel gelykt en 'er wel ^en (23) Runex Flor. Androgyn is, Cafycibus foemïneis monc- phyliis &c. Cal. Fr. uucinatis. H. Ciiff. 139. R. Lugdb. 230. GoüAN Monsp. ï'ss. Beta Crerica Semine echinato. C. B« Pin, iïg. Prcdr. 57- Beta Cict. Sera. Spinofb. J. B. ffifl. II. p. 962, (*/ Manwyvige Bloemen is wat duider uitgedrukt ; beter ware 't gezegd Manwyvige Plam: dewyi zulks betekent , dat dezelve Mannclyke en Vrouwelyke Bloemen draagt, zynd.e even 't zelve dat anders door Monolhia of Eenhuizige bete- kend wordt. Des de Bloemen van deeze Sooit Tweebeddig Benhuizjg zyn , gelyk die van de volgende Twezhuizig, (24) llumex Flor. Dioicis , Fol. Lanceolato - Sajgittatis, Htmis patentibu*. Acetofa tuberosa Radice. C. B. Pin* 11^. £>xaiis tuberoja. Dcd. Pmpt. 6^ Hexandriju 409 een Badaard - Soort van zou fchyfien te zyn; IV. doch de Ooren der Bladen gaapen van agteren AFDv^jttf* meer en de Stoppeltjes zyn langer: terwyl zy Hoofd- veele Knobbeltjes aan de Wortelen hangendeSTÜK* heeft. De Steng is opltaande en niet getakt ^^Jrigr volgens den Ridder. (25) Patich met Tweehuizige Bloemen en Piek- xxv. vormige Bladen, die gevingerde Ooren m^^5 hebben ( *). veekhefr |* Op de Bergen van Toskanen, het Napelfche , als ook in de Levant , wordt de Groeiplaats van deeze Soort gefteld te zyn. De Vingerach- tige verdeeling van de Kwabben der Bladen maakt- ze zonderling. (26) Patich met Tweehuizige Bloemen en lang» xxvr. ; werpige Pijlvormige Bladen. pit ^vddU Zmuiugo f25) Rumex Flor. Dioicis Fol. Haftatïs , Auriculls palmatis. Acccofa minor ere&a Lobis multifidis. Bocc. Mus. II. p. 164 . T. Jl6. (*) Ik volg hier de Spie. Plantarum: want Auriculis Has- tatUy ge'yk het in Syfi. Nat. Vez. Ed. XIII. is veranderd , kan niet dan een misdag zyn. ] (z6) Rumex Flor. Dioicis , Fo!. oblongis Sagittatis. Mat. Med. 529. H. CUff. 130. Ups. 89* R. Lugdb. 231. GöuAN Monsp. iss.. Fl. Belg. 105. F/. «S&^. 295, 338. Z/^p. 130, KRAM. Auflr. I04. WEIG. jPaj». 67. I\EÏG. Gedan. 103- SCOP. Car«. 118. GF.R. /Vöv. 447. TQüRNP, Paris. 1. Raj. ^4^/. 31. Acetofa Pratenfis. C. B. Pin. 114. ChM.Epit.no. VAR. 2. Fiorre aibo. TouRNF. Injl. 3. Oxalis crispa. J. B. Hifi, Ih p« 990. Tabekn. Ic. 440.4. Acetofo monuna maxima. C. £• Pin. 114. scueochz. 29. 5- Acer. montma iaca Ari totundo folio. Bocc. Mus. f6?. T. 125, Cc j U, DXIU VIII» STUK, 4io Zesmannige Kruiden» IV# Dit Kruid , onder den naam van Veld-Zuu- AFvif.L' rin& by ons a18emeen bekend, groeit in de Hoofd- Weiden of Graslanden door byna geheel Euro- STl7Kt pa. Men noemt het , deswegen , in 't Franfch J^*cwr' Ozeille de Préz> als ook Fïnette of Saliette ; in 't Engelfch Wild Sorrel of Wilde Zuuring. Zm* kei is de benaaming , die 'er op fommige plaat- fen van ons Land, zo wel als aan deTuin-Zuu- ring of Spaanfche Zuuring , voorgemeld, door onze Landsgenooten aan gegeven wordt. In dit bekende Gewas zullen weinigen opge- merkt hebben, dat 'er van hetzelve Planten zya die alleen Mannetjes en anderen die niet dan Wyfjcs Bloemen draagen : weshalve hetzelve tot de Tweehuizigen behoort* Onder de Kruid- kundigen zelfs zullen veelen 3 misfehien , niet ge- let hebben op het onderfcheid dier Planten dat „ naamelyk de Mannetjes kleiner zyn> met paar- 5, fche BInemlteeUje.s en gaapende Kelken , heb- bende zes Meeldraadjes met geele Knopjes, 3, die paarfch worden , uitgenomen het Voet- 3, öulc, dat geel blyft: dat de Wyfjes - Planten 3, grooter zyn , met de grootfte Kelkblaadjes 3, omgeboogen * de kleinften opgeregt , het „ Vrugtbeginzel dekkende , drie Stylen met roode gepluimde Stempels : als ook d&t dc ♦3 Klepjes allengs 5 tot wirwordens toe 3 ver* 3, bleeken." Dus heeft Doktor Scopoli dit onderfcheid 3 wel waardig in een zo gemeen Plantje onzer Velden met een keurig Oog nage* gaan te worden, voorgefteld en befluit daar uit, da£ H E X Jkwy' haave prees het Zout, door Kryftallizatie uit het geperlte en geklaarde Sap bereid, in heete Ziekten en Rotkoortfen grootetyks aan» xxvti. (27) Patich met Tweehuizige Bloemen enLan» ^mojetZ cetvormig Piekswyze Bladen. zuxkei. Dit Kruid is, in zyne Verfcheidenbeden, ge- noegzaam kenbaar aan de Piekswyze figuur der Blaadjes, die by Camerarius, Dodo- heus en Lob el, vry wel vertoond wordu Het groeit ook in alle deelen van Europa en wordt door de benaaming van Schaaps - Zurkel of Kleine Wilde Zuuring, onderfcheiden : want het Gewas valt in allen deele kleiner, dan 't voorgaande. Op Zandachtige Gronden groeit het dikwils zo overvloedig , dat het Koorn daar door verdrukt wordt : gelyk in Brabant en Vlaande- ren veel plaats heeft. Een half Voet zyn de Sten- en BARTHOL. A&. Md. 1671. Obs. 9. (27, R imex Fioribus Dioicis , Foliis Lanceoïato - haft stis. H. Clijj. &c. &c. utfupra Acetofa Ar vernis Lanceolata O B. Pin. 1*4. Oxahs Ovina. Tabern. U. 440. Oxilts minor. Cam. Et>it. 23 1« Oxalis tenuifolia fmiuta Vervecina. Lob. Ie. 29.. Oxalis minima. Dod. Pempt. 650. VAR. 2» Acetofa Lanc. angufbfoüa repens. C. B. Pin. 114. Prodr. s$. 3 Ace- tofa Arvcns. minima non Lanceolata. C. B. Pin. 114 4. Acet. min. ere&a Lobis muUiiïdi*. Boec. Mus. 164. J. 116. Lapa- tlyjm acetofum &c. fUix. Hêlv. 168. HEXANDRIJt 413 Stengetjes zelden hoog en de Blaadjes niet bo- IV. ven een Duim lang. De Bloem- en Vrugtmaa- Af vn^* king komt overeen maar 'c Mannetje is hier Hoofd- zo groot als 't Wyfje. Somtyds kruipt het , fom-*TUK# tyds Haat het overend. De Blaadjes zyn lang-„J^y' werpiger of ronder, en hebben fomtyds krom- me haakige Ooren , fomtyds eenvoud ge by- hanghels , fomtyds in 't geheel geen Ooren of Haaken 3 die aan de bovenfte Blaadjes altoos ontbreeken. De Smaak is zuur en in kragten komt hec met de voorgaande overeen. fa8) Patich met Tweehuizige Bloemen . Lan- xxvnr- cetvormige gejteelae Bladen , en orngeboo» gen Frugten met kanthaairige Klepjes. zuurtng." Dit Kruidje heeft Bladen als die van de Schaaps- Zurkel , doch geheel zonder Ooren of Haaken , zegt L 1 n n m u s* De Afbeelding van C* B aühinus toont, dat dezelven zeer Lan- cetvormig zyn. Hy hadt die van het gene in 't jaar 1594 , in de Tuin des Hertogs van Wir- temberg , bloeide , ontleend , en noemt de Zaadhuisjes ftekelig. De Stengetjes waren ruim een Handbreed hoog. Het groeit, volgens den Ridder, op Kandia en in Spanje* (29) Pa- (13) Rumex Flor. Dioicis &c, Aceeofi Crct. Semine acu- lesto. G. B. Pin. 114. Prodr* $$* Oxalis miaor acaleats Ckndix. B. Hift. II. p. $91. IltDxxL* vni, smis* 4:4 ZésMANNige Kruiden. IV. (29) Patich met ♦ Bloemen, Hartvor* Afdeel. mig Piekswyze Bladen en leggende Stengen , Hoofd» die hoekig zyn. STUK. xxix. In de Upfalfche Tuin heeft dit Gewas , van RTurXiIni de hooge Gebergten by Bononie in Lombardye wecidigc afkornftig, geen Bloem willen vertoonen, niet- ^uunng- tegenftaancie het Zeer weeldig groeide, brengen* de een menigte van leggende , Takkige, hoe- kige, geftreepte Stengen , die één of anderhalf- Voet lang waren , uit een Wortel met dergely- kc Knobbels daaraan hangende, als in de Knob- bel-Zuuring , voort. De Bladen, van gezegde gedaante, waren uitermaate zuur, aan den rand paarfchachtig 5 gegolfd en naauwlyks gekarteld, Zy zyn langer dan die van de Veldzuuring , zo Linn^üs aanmerkt. Hier mede wil zyn Ed. dat men eene Kaapfe Zuuring-. Plant, door Plu- kenet afgebeeld , zal vergelyken. yxx. Daar zyn gcnoegzaame redenen, om die Ja- Kroontjes- XLVII , de Afbeelding mededeel , insgelykstot plxTviï. dit Geflagt te betrekken. Ik geef 'er derhalve 3' den naam van Kroontjes - Zuuring aan. Zeer blykbaaf , immers, heeft dezelve een algemeen Kroontje, nit byzondere famengefteld, hebben- de het eerfle een éénbladig, de anderen veel- bla- f29) Rumox Flor , Fol. Cordato- Haftatis, Cau» libus dfcumbermbus f anguiatis. Mant. 64. Acetofa Fagopyri folio. BQCC. Mus. iöj. T* 125, PLUK, Phyt. T* 3 3 f. 2- Hexandria. 415 bladige Omwindzels. De Sterg js kruipende , hoekig of gcfleufd , bogtig en met Knoopen , VII# ' aan ieder van welken zy een groote Vliezige Hoofd- Scheede heeft , zo wel als aan den oirfprong*1UKe , der Takken en Blidfteelen. De Bladen, wteinïa. • , figuur Piekswys* Hartvormig of Spatelachtig is , zyn op de gevvoone manier geaderd , niet fterk geribd en hebben middelmaatige Steelen , die vry dun zyn. Ge^n Wolligheid heeft in 't gehee* le Gewas plaats* Op 't end der Takken komt , uit een dergelyke Vliezige Beursachtige Schee- de , het Bloemlteeltje voort , dat de Kroon draagt , benevens nog een byzonder Steeltje , met een enkeld Kroontje , hoedanigen 'er vier op het andere Steeltje zyn , elk een byzonder Steeltje hebbende. Van de Omwindzels heb ik gefpro- ken. 't Getal der Bloempjes, in ieder Kroon- tje , fchynt omtrent tien te zya. Blykbaarlyk hebben dezelven 3 door 't Mikroskoop onder- zogt zynde , een Kelk die verdeeld is in drie fpitfe , waar binnen drie ftompe Bloemblaadjes. In 't midden van de Bloem zyn drie lange dun- ne witte Stylen , ieder met een roodachtigen Stempel geknopt , en omringd van zes kortere Meeldraadjes met groote ronde Knopjes. Dus komt het getal >gelyk de Ridder fpreekt, in deeze Plant volmaakt met dit Gelbgt over- een (*J , en , zo veel ik zien kan , in deeze klei- (*) Dat is Calyx 3 fit**: Ceroll* l petalaj Stamina 6 S.&yU 3 J Sern. 1. II, Deiï,» YIIL Stu^ Zesmannige Kruiden* firieuty vige. kleine Bloenipjes , hebben zy een roodachtig AFv?uU bruin » driekantig Vrugtbeginzel , 't welk de Hoofd* overeenkomst nog vermeerdert. Maar, volgens *TüK* de onderzogte Bloempjes , zou zy tot de Twee* flagtigen onder de Patich behooren. Uit de ge- dagte groote Scheeden , waar uit de Takken en Bladfteele-n voortkomen , vermoed ik dat hec een Waterplant zy , in -welken men meermaals , gelyk in het Fonteinkruid , zodanige Vliezige Scheeden vindt ; dienende , naar myne gedagten , om de nog tedere Knoppen voor de te fterke aandoening van het Water te befchutten. M E D E O L A. Van dit Geflagt zyn de byzondere Kenmer- ken , een zesdeelige Bloem , die agterom ge- boogen is , zonder Kelk , en de Vrugt eene drie- zaadige Bezie» Twee Soorten, beiden Uitheemfche, komen 'er in voor, naamelyk jt (i^Medeólamet gekranste Bladen enongedoorn* Medeota de Takken. virgini- In deeze Virginifche, welke naar het Paris- kruid gelykt, is de Steng, op zekere hoogte, Krans- (i) Medcola Fol. verticillatis , Ramls ïnermibus. Syfi.Nat. XII. Gen. 4*o. p. 256. Veg. XlII* Gen. 455. p. 287- Med. Fol. Srellatis, Fxu&u baccato. Gron. Virg* |p, $$. Ulium f. Martagou ptifillum Sec. Pluk. Alm. 401. T. 328. f. 4» Herbx Paiidi affinis Mariana &c, Petiv Mus. 411, Raj. fche HexAndria* 417 Kranswyzc omringd met zes of zeven Lancet* IV. vormige Blaadjes. Op den top groeit een trop- F^Lm je van Bladen, 't welk eenige Draadachtig dun- Hoofd* ne Steeltjes uitgeeft , die tusfchen de Bladen5™^ ^ neerhangen , ieder met één Bloempje , dat ge* nia. r'&y ftraald is , met omgeboogen Punten en bleek. Op de Bloem volgt een vogtige Bezie , zwart van Kleur, met drie of vier harde Zaaden. (a) Medeola met gevinde Bladen , de Blacid- jes oyerhoeks, Asparayi- J des. Dit Gewas, onder den naam van Afrikaanfcheachdge?" Klimmende Spergie met Myrthebladen , door Tilliüs geboekt, is ook door Herman- kus, als in de Leidfe Tuin bevindelyk, afge- beeld. De Stengen zyn rond en ongedoornd ; de Bladen komen op eene andere manier voort dan in de gewoone Vinbladige Planten, en hebben doorgaans zeven Blaadjes wederzyds. 'c Gewas klimt dikvvils op , tot meer dan eens Mans langte hoog. De Bloemen komen, aan Steeltjes hangende, uit de Oxels der Bladen , en opde- zelven volgden fchoonroode Besfen, als die der Spergies , volgens Hermannus, Van de Veelwyvigen komt in deeze Klasfe één (i) Medeola Fol. pïnnatis , Foüolis alternis» Aspir. FoJ. ovato -lanceolatis &c. IL Clitfl 122, R. Lagdb. 29. A^p. Afr. fcandens Myrti folio* Till. Pis. 16 T. 12. f. l,z.Liurug Alexandrina Ramofa Fru&u e fumm t. Caulium. HEftM. Lu^db. 679' T. 681. Dd H. Deel. VIII, Stuk. 418 Zesmannige Kruiden. Groote. IV. één Geflagt voor, 't welk den naim voert van Afdeel, Hoofd- A l i s m a. Water - Weegbree. §T?V D^n Griekfchen naam Alisma> van Dios- vi&. corides afkom ft ig , geeft de Heer Lin- n je u s aan dit Geflagt , waar in verfcheide Soor- ten van Water -Weegbree begreepen zyn. De byzondere Kenmerken beftaan in een drie- bladigen Kelk en cjrie Bloemblaadjes 5 met zes Meeldraadjes en verfcheide Stampertjes , vol* ger.de daar op veele Zaaden. 9t Getal der Soor- ten is agt , als volgt. (i) Water - Weegbree met Eyronde fpitfe PUnt™*. Bladen en Jlomp driehoekige Vrugten. De twee Verfcheidenheden van dit Kruid , waar van de eene, die Breedbladig is , zeer fraay by Camerarius, de Smalbladige by Lo- BELen DoDONéus afgebeeld , komen door ge- heel Europa aan de kanten van ftilftaande Wa- teren en in ondiepe Meiren of Moerasfen voor. Men zietze by ons y aan den Duinkant en el- ders, fi) Alisma Fol. ovaüs acutïs &c. Syfl. Nat. XII. Gen. 455. P» ^5?' Peg. XHT. Gen. 460. p. 288. GOUAN Monsp. IOo. GER. Prov. 137. VAILL. TOURNF. Par. fl. Belg. &C. A'ismi Fru&u obtuto trigono. FL Lapp. Susc. GMEL. I» p. 77» Plantago Aq. latifolia. Cv B. Pin. 190. Plantsgo A- qmtica. Cam. Epit. 264. g. Plant. Aq. anguftifoha. C. B. Pin. mo. Plint. Aq. Don. Pempt. p. 606. Plint. Aq. Fol. Betx aut Planrsgin s , More Galiii albi. LOB* fa $o©» Dama* fonium, Hall. Htiv, 300* Hexandria. 419 ders 5 veel in zodanige Slooten 5 inzonderheid IV. de Breedbladige , die degemeenfte is. Misichien Fj^u komt het verfchil der Bladen alleen van de hoe- Hoofd- danigheid van den Grond, 'c Gewas verheft zig STÜK boven 't Water , zo met zyne Bladen als Sten ni£'lyeym gen 5 welke met een fchoonc Aair of Pluim van wicte Bloemen, praaien. De Wortel beftaat uit een dik bos Vezelen* De Bladen zyn . even als in de Weegbree, overlangs fterk geribd en lang gedeeld. De Aair is aartig met haare Steeltjes gekranst en deeze wederom met kleiner Bloem- fteeltjes. De Vrugt is een Hoofdje van veele eenzaadïge Haauwtjes , in 't ronde geplaatst, doch in drieën verdeeld. Men wil dat dit Kruid voor het Vee Vergif- tig zy. Fabregou zegt, dat 'er Koeijen van zyn geftorven. Deszelfs Sap is zo fcherp , dat men de Bladen tot een Blaartrekkend Middel ge- bruiken kan , zo Haller meldt* - (2) Water - Weegbree met Eyronde fpitfe ït» Bladen , gekroonde Steeltjes en Klootronde flfva™* Vrugten. Geeic, In Zuid -Amerika komt dit Gewas vpor, 't welk allergrootst Damafomum van Plu mi er geheten wordt. De Bloem is geelachtig , de Vrugt Kloötrond. (3) W!< (2) Allsma Fol. ovatis acwtïs &c. Damafonium maximum Plantag. folio , Flore flavescente , Fr. güobofo. PLUM. $pesa y. Ie 115- Dd 2 II. DEEL VIII* STUK. 4*0 Zesmannige Kruiden. IV# (3) Water - Weegbree met langwerpig Hart~ ^FvnEL* yormige Bladen en zeswyvige Bloemen : de Hoofd- Zaadhuisjes Elsvormig* STUK» 111. Deeze Soort , die de Haauwtjes der Zaaden »i^*rSterswyze geplaatst heeft en daar doorf zo wel Getonde. afe door de Bladen, zeer zigtbaar van de ande- ren verfebilt, is , zo wel als de volgende, Da* mafonium genoemd door Vaillajnt en ande- re Kruidkundigen (*). De vermaarde ïoür- kefort hadt 'er, onder dien naam, een by~ zonder Geflagt van gemaakt en de Bloem , zo wel als 't Zaadhuisje, zeer fraay afgebeeld; ge- lyk men de geheele Plant by L o b e l vindt. Zy groeit in Engeland en Vrankryk op Waterige plaatfen* iv. (4) Water -Weegbree met Jiomp Hartvormi* HauUadt Se Bladen > twaalfmannige Bloemen en ge. Haakig gofpitjte Vrugten. Dee* (3) Aluma Foï. Cordato - oblongis &c. Alisma Fru&u fex- corni. H. Clif. 141. GOUAN Monsp. 190. R. Lugdb. 4$. Plant. Aq. Stellata. C. B. Pin. 190. Plant. Aq. minor altera. Lob. U. 301. Damafonmm ftellatum. DAL. Hifi. \o$%. (*; VaillAnt vertaalt dat woord > Flute de Bergtr cf Herders - Fluit en de Ümtfchers noemen dit Geflagt Frofch- löffel f dat is lOkrorfch - Lepel ; welke beide benaaraingert my wat vreemd en ver gezogt voorkomen. (4) Alisma Fol. Cordatis obtufis &c. Damafouïum ramofum Folio Cordiformi. Vaijl.l. Mem. de 17 19. p. 28. Sagittaria Virginiana &c. Mor. Hifi. UI. p. 618. S. 15. T. 4. f. & Ranunculus Aquaticus, Afari foliis öcc. ÏLVM.Sp. 7. /c. 234» f. a. Hexandria. 411 Decze , die als een middclflag tusfchen de IV. Water- Weegbree en het Water- Pylkruid uit- -yfffi maakt, groeit, volgens de Waarneemingen, zo Boom - wel in Zuid- als in Noord- Amerika. Ten min-STÜK# ite wordt de Water -Ranonkel, met Mans -Oor n^lygym Bladen , die aan de Knoopen Kroontjes draagt, van Pl ü m i e u , hier ook t'huis gebragt* (5) Water - Weegbree met fiomp - Eyronde v. Bladen en eenzaame Bloemfteelen. nêim$. Dry v en de, (6) Water - Weegbree met Liniaal Lancet- vi. vormige bladen en Klootronde rappige Zaad- M*TCUm ]mujes. ^hc^ekd' Deeze beide Soorten groeijen op fornmige plaatfen van Vrankryk, Engeland en S weeden, in de Slooten* De eerfte moest niet verwarren met den Water - Ranonkel , die Grasachtige en ronde Bladen heeft. Zy heeft doorgaans agt Zaadhuisjes. De andere komt in onze Neder- landen , overvloedig a in de Trekvaarten van Zuid- (5) Alisma Foh Ovat's obtufis , &c. Ft. Suec. II. 324^ Damas. repens Potamogetonis rotuncLfoJii folio. Vaill. Mem. 1719. p. 19. T. 4« f« 8. Ranunculus paluftris Fo'. Grami- neis & fubromndis. Petit. Gen. 47. Zinn. Goett. 112. (6) Alisma Fol. Lineari - Lanccolaris Sec. Al. Fr. globpf© und'que echimto. Hort. Clijf. R. Lugdb. 46. FL Belg» 107. Gouan. Monsp. 130. &c. &q. Damas. anguft. Plant, folio. VAILL. Mem, 1719- p« 3J« Plant. Aq. humilis anguft.folia. J. B. Hijt. III. p. 738. Lob. U. 300. Ran. Aq^. Plant, foii© anguftisfirao. Pet. Gaz. 41. T. 26. f. 12* Dd 3 II. Deel. VIII» Stus* v Zesmannxge Kruiden, IV Zuidholland , als ook in Overysfel en Vries* Af vaEL 'anc* °P banden > ^ie Moerasfig zyn of onder Hoofd Water ftaan , en elders , meest op Zandige Gron- $ tuk. jen voor* Zy wordt kleine Water - Weegbree ge* £«/wr noemd , dewyl de Bladen naar die der imalbla- dige Weegbree gelyken. Deeze beide Soorten zyn zeer Ranonkelachtig. vt ge, vv. (7) Water- Weegbree met Elsvormige Bladen. Ai'ism* S^uiata. Y)\t is een klein Plantje, met witte Bloemp- Elsvorrm- J r ge. jes , door den Heer Clayton in Virginie waargenomen. vTii, (g) Water - Weegbree met fpits Hartvormige jju.naS^' Bladen en gewrichte Eladjieelen. Paraas* icruidbiddi* Van zelf is de reden van den Bynaam blyk- baar in deeze nieuwe Soort 3 in Italië op Wa- terige plaatfen inde Appennynfche Bergen waar- genomen. Volgens de nadere bcfchryving heeft zy de Bladen Hartvormig elfen 5 lang gedeeld , naauwlyksgefpitsten de Bladfteelen maarflaauw gewricht , komende de Bloemfteng volmaakt met die der Water - W eegbree overeen. VUL HOOFD- (7) ARsma Foliis Subulatis. GRON. Firg* 57. Sag. pufilla &c. CLAYT. N. 723» (s; Alisma Foi* Cordatis acutis &c. BASS. Aft. Bonon* S76S, Mant. 371. Syst. Nat, XII. Tom. 3- App. p. 230. A'isma pelrata Fot. pataio - cordatis. TouRELL. TiL MO. Ra- iiunc. pai. Fioieaiboj Gummis Pawaslï foho, Till* Pis* 145» Heptandria. 423 A F DEI STUK. Befchryving der Zevenmannice Krui- den (Heprandria,) waar van maar weinige Gejlagten voorkomen. /~\nder de Zevenmannigen is het Geflagt van JEsculus , dat den Paarde-Karftengen Boom bevat , nog maar alleen > als Boomachtig be- ichrceven: des 'er nog vyf Gefhgten overbly- ven, welke my thans te befchryven ftaan. Het eerde behoort tot de Eenwyvigen (*) en voerc den naam van De Kenmerken zyn een ze venbladige Kelk en zevendeelige Bloem, die gelyk is en vlak,wor* dende gevolgd van cene drooge Befie. De eenigfee Soort hier van (1) > groeijende . Trientalh in Europxa. Eurqpi- (*) Dat in deeze Klasfe geene Onderdeelingen zyn, gelykfche. ik bladz. 247. in het II. D. II. Stuk. gezegd heb, zier al- leen op die der Rangen , waar van ik aldaar bladz. iz$ fprak. (1) Trientalis Fol. Lanceolatis integerrirais. Syst. NatiXlV Gen. p. 259» Xlll. Gen. 461. p. 290. Trientilis. Fl. Lapp. 139. Fl. Séec, 302, iz6. R. Lugdb. 438. Hall. Opusc. 12 j. KALM. hm. U. p. 263. Alfine Alpina. Schwenckf. SUtz. 117. Pyrola Alfines flore Europaa. C. B. Pin. 19 t. Prodr. 100. Fig. p. 99. fub nomine Pj y liii mmoris • item Brafiliana: ibid. p. 100. VIII. HOOFDSTUK, vnu Hoofd- Trientalis. Dd4 II. Dïel. VIII. Stuk» 424. Z-£ VENMAN N ÏOE KRUIDEN, IV. in de Bosfchen en Kreupelhout der Noordelyke AFvniE1" ^ee*en van EuroPa * ls onder den naam van Hoofd* Wintergroen met Bloemen van Muur befchree- stuk* ven en afgebeeld door C. B aühinüs * die v^nWr aanmerkt dat 'er ook een groote en kleine Bra- filiaanfche is , waar van de laatfte volkomen ge- lykt naar de Europifche. Deeze is een klein Plantje > roisfehien wegens het weinig aanzien» op zig s&elvc, Herba Trientalis genaamd ; hoe- wel 'er de dorre Berg- en Bofchvelden , zo in Lapland en Sweeden a!$ in Duitfchland, onge- meen door verfierd worden , wanneer het , in X midden van Juny bloeijende \ dezelven als met een wit Laken overdekt. Hec groeit ook op de Gebergten in Noord - Amerika en in Si- lezie. Dc Heer Haller vondt het zeer ge- meen in de Bosfchen by Celle in 't Hanover- fc^e , en keurt de befchryving van L i nk ^ u s goed. Dit Kruidje % dat naauwlyks een half Voet hoog groeit , heeft een enkelde Steng , eerst met kleine fmalfe Bladertjes , die opwaards vergroo* ten , mnakende een Kransje van zeven , agt tot negen Bladen in de hoogte. De Bloemfteeltjes* die het aldaar uitgeeft , zyn fomtyds enkeld , fömtyds dubbeld en de Bloem is doorgaans in zevenen gedeeld 9 zo wel als de Kelk , die paarfch is* gelyk de buitenzyde van het Bloem- blaadje , dat van binnen Melkwit is met zeven Meeldraadjes, die Goudgeele ronde Meelknop*. jes hebben en een enkelen StyL Dl- Heptandria* 42S D I S A N D R A. IV* Afdeel . Dit nieuwe Geflagt heeft de Kenmerken s wat het getal belangt , zeer onbeltendig in eene zelf-STUK# de Soort en Plant. De verdeeling van de Kelk en Bloem is van vyven tot agten en dit volgt***' ook het getal der Meeldraadjes, welken het van vyf tot agt heeft , doch meest zeven en dus is alsdan ook de Bloem en Kelk verdeeld. Zy zyn korter dan de Bloem, en hebben Pylswy- ze Knopjes. De Styl is Draadachtig met eea enkelden Stempel en het Zaadhuisje Eyrond 3 vaa langte als de Kelk , tweehokkig , bevattende veele Eyronde Zaadjes. De eeniglte Soorc (i) f weleer Sibthorpia t ï. genoemd geweest , is een Plant met leggende ipjfytl ronde , ruigachtige Stengen , van één of twee Hurkende* Voeten langte. De Bladen 3 die Nierachtig rond , met dertig Tandjes , gefteeld en ook ruig zyn > groeijen overhoeks , en hebben Bloemfteekjes in de Oxelen. Deeze komen meest dubbeld , zelden één- of drievoudig voor: zy zyn dun* ftaan regtop 3 ieder met ééne Bloem, die geel is van Kleur* De Afrikaanfe Sibthorpia vanSuAW fchynt ook veel naar deeze te gelyken* De Groei- plaats is in de Levaqc, On-> (i) Difandra. SyB. Nat. Weg. XIII. Gen. p. 290. Sibthor- pia Fol. Reniformibus crenatis* &c. Syft> Nat. XII. p. 42*. Sp. Plant. 880. Am. Acai. III. p. 22. PLUK^JP^f. T. Èf jm f. 5. Dd s IX, Deel, VIII Sïuk, 4ü5 Zevenmannige Kruiden. IV, Onder de Tweewyvigen voert het eenigfte Afdeel. Gd]agt den naam van Hoofd- t $tuk* L I M E U M, J^!ewy" Dit heeft een vyfbladigen Kelk en vyf egaale Bloemblaadjes : het Zaadhuisje is rond met twee holligheden, }- De eenigfte Soort (i), van de Kaap afkom- Africanum. (tig, heeft de geftalte van de Corrigiolaof Te- Kaapfch. ]ephium , zegt de Ridder. De Stengen zyn flap , leggende 3 hoekig , naakt ; een Span lang de Blaadjes overhoeks 3 vér van elkander, Lancet- vormig Liniaal, klein 5 naauwlyks gefteeld. Aan 5t end komen famengeftelde naakte Bloemtrosjes voort, die vry lang gefteeld zyn. In 't Jaar 1766 is aan den Hoogleer Bur- mannüs een Takje overgezonden, dat de Blaadjes langwerpig Eyrond en de Steng regt- opftaande heeft , de Trosjes niet zo lang gefteeld , fchynende van het voorgaande te verfchillen. Een laag Limeumy met Eyronde Bladen, vondt de Heer FoRskaohl by Lohaja in Arabie. Dit hadt leggende Stengetjes : de Kelk was naauwlyks gekield, met fpitfe Bloemblaadjes (*). De Driewyvigen leverden in deezeKlasfegeen Geflagt uit , des ik het hier nevens op Plaat XL VIII y in Fig. 1 , afgebeelde Japanfche Kruid heb (1) Ltmeum. Syft. Hat. XIÏ. Gen. 4582 p. 25$. Veg. XIII. 463- p. 29I« BURM. Prodr. Fl. Cap. p. H. (*) Flor. uEgypt. Arak p, 79. Hep tandriA* 427 heb ingevoegd als een nieuw Geflagt > onder IV» den naam van A v n?L* Hoofd- Trucllum. Troffelkruid. Stü. Om dat de Bladen naar een Metzelaars Tvof-*l'*LVl*u fel (*) zweemen. Zy gelyken wel zeer veel naar S' die van dat Kruid 5 't welk onder den naam vaa Dourbladig Duizendknoop door den Hoogleeraar N. L. Bürmannüs is afgebeeld , hebbende ook agterwaards gedoomde Stengen : doch hec verfchilt daar van door de plaatziüg der Bloem- pjes, welke hier tot Hoofdjes vergaart zynj als ook door de Vrugtmaakende deelen , zeer veel. Dit Kruid > dan , heeft lange dunne Knoopi- ge Stengen, met omgekromde Doorntjes bezet, zo wel als de Bladfteelen en Middeljib der Bla- den , wier figuur , als gemeld is, men in de Afbeelding befchouwen kan. Haar punten maa- ken byna een gelykzydigen Driehoek uit. Op 'c end der Stengen of Takjes , zig Gaffels wys' verdeelende, komen getropte Bloempjes ieder een zevenbladigen Kelk hebbende en ze^eo Meel- draadjes, met dubbelde rosfè Meelknopjes. üe Bloem is eenbladig , in vy ven verdeeld , paarfch- achtig van Kleur. Drie Stylen zitten op ha Vrugt- beginzel , dat een pyramiedaaledriezaadige Vrugt wordt. De (*) De Latynfche benaming van dat Werktuig ( Prulla) Is niet zeker; üoch de Franfche (Truéïle) hetfc daux veel overeenkomst mede. II, DELI* VIII. STOK, 428 Zevenmannige Kruiden. IV. De Vierwyvigen geeven het Geflagt van Afdeel. _VIU- Saühurüs, HOOFD- STÜK# Dat een Kat draagt met eenbloemige Schub- vip* ben , vervattende zeven Meeldraadjes 5 zonder Bloem, en vier Vrugtbeginzels , waar op vier eenzaadige Besfen volgen. Twee Soorten , beiden uitheemfche , zyn thans daar m voorgefteld, naamelyk t. (i) Saururus met een gebladerde veel-Aairige ternuus. btetïg. . Knikken - Dit Virginifche Gewas heeft Hartvormige zeer fpitfe Bladen , naar die van de Tamrus ge* lykende en uit een Vlies , dat de Steng Scheed» achtig omwindt , met hunne Steelen voortko- mende. De Steng is beladen met hangende Bloem - Aairen 5 gelyk die der gewoone Ama- ranthen , wit van Kleur met veele zwarte Meel- draad jes 3 die niet ligt te tellen zyn , voor d3t de Aair haare Schubben verlooren heeft, gelyk menze dus by Plu ken et vindt vertoond. De Kelk is Vliezig, eenbladig, zeer klein. Op Waterige plaatfen groeit dit Kruid in menigte. De Wortels zyn verzagtende, weekmaakende f op* (i) Saururus Cauie foliofo polyftachyo. Syft. Nat. XU. Gen. 45 9- p- 259- Peg» XIII. Gen. 464 p. 291. Saur. Fo!. Cordat s petiolatis &c. H. Ups. 91. Saur. fol. profunde Cox- dat S $c. Hf Cltg. R. Lu&db. 8. GRON. Virg. 40, $6. Serv, pemaria rerens , Flor, Stam. fpicatis &c. PuJ«. Alm* 34,2» T. n7. f. 3> f Heptandrxa, 429 oplosfende en Pynftillende fchryft Clayton» IV. Afdeel^ (2) Saururus zonder Steng > met eene enkelde ^ J^^ Aair* stuk. De Heer Koenig, deeze in de Wateren samtfcs van üostindie aantreffende 9 was van vermoe- ^vne^c den of ze niet wel tot dit Geflagt hehooren mog- te, hoewel hy het juifte getal der Meeldraadjes niet heeft kunnen waarneemen. 't Kruid gelykc zeer naar ons rondbladig of dryvend Fontein- kruid 5 maar heeft drie Draadachtige Stylen. De Bladen zyn Hartvormig ovaal, drieribbig, glad met zeer lange Bladfteelen , en dryven op het Water. Dat met Bladen als Zyde en Goud- kleurige Aairen van Plok en kt, fchynt hier van in Soort te verfchillen* Nog blyven de Zevenwyvigen over , tot wel- ken het Geflagt behoort, dat den naam deswe- gen voert van S E P T A S. Welks Kenmerken zyn , een zevendeelige Kelk , zeven Bloemblaadjes , zeven Vrugtbe* ginzels, en zeven veelzaadige Zaadhuisjes. Het getal van zeven is derhalve hier zeer volko- men. De (1) Saururus acaulis , Scapo monoftacliyo. Mant. 227- Parya Kalanga. Hort. Mal. XI. p. 31. T. i5« Confer. Po* tamog. Ind. Fol. Scriceis Spid Aurta. Fl.UK. Phyu Tab* 349. II. PIEL. VIII. STUS% 43^ Zevenmannige Kruiden. IV. De eenigfte Soort (i) van de Kaap afkom- Av17IEL; ftig» bevondc zig , onder den naam van Trien- Boom- talis met rondachtige gekartelde Bladen , in de stok* Leidfe Akademie - Tuin. Plukbnet, die het Septas Kruidje afbeeldt , twyfelde of het een kleine Capmfeu Soort vatl (joronicum ware , dan of het tot Hie- racium behoorde. Hy noemt het , in 't Engelfch % Uttle Grim the Collier. De Bladen van zyn Plantje , aan den Wortel groeijende , geleeken naar die der Audculaas en de Bloem, op een Stengetje enkeld daar uit voortkomende , was donker Saffraankleur. Daar is van de Kaap on- langs een Plantje gebragt met Liniaale Bladen en Oranjekleurige Bloemen, tot dit Geflagt be* hoorende. IX. HOOFDSTUK. Befchryving van de Agtmannige Krui- d e n ( OÊtiodria ) , tot welken de Spaanfche Kers en veelerley Soorten van Varkens -Gras of Duizendknoop , waar onder de Boekweit, enz.> behoor en. De Agtmannigen , dat is die agt Meeldraad- jes in de Bloem hebben , zyn door den Ridder, ook, in Een-, Twee- Drie- en Vier- wy- (i) Septas. Syjl. Hat. XII, Gen. 46o. p. 25s>. Veg. XIII* Gen. 465. p* 291. Am. Acad. VI. Afr. 13. BuRM* Prodr* Cap. p. u. Doronici an fpecies puraila Auriculae Urfi folio gla'nro. Pluk. Mant. 65. T. 3+0. f. tf. Trientalis foL fubro* tandis «enatis. E.. Lugdb, OCTANDRIA. 43I wyvigen verdeeld , waar van de eerfte Rang , IV, als gewoonlyk, de mcefte Geflagten bevat, die Afdeel; wederom gefinaldeeld zyn, naar dat zy Bloem- Hoofd* blaadjes hebben of niet. Van de eerften komen1™0 de volgende Kruiden voor. Ja.n°sr Tropjeolum. Spaanfche Kers. DitGeflagt heeft den Kelk eenbladig , gefpoord en vyf ongelyke Bloemblaadjes : de Vrugt be* ftaat uit drie dropge Besachtige Zaaden. h Ge-* tal der Soorten is vier als volgt. (l) Spaanfche Kers met Schildvormige (*) uit gegulpte Blacknenfpits-Borjlelige Bloem- minus. blaadjes. Kleine. Dit thans onder den naam van Spaanfche Kert algemëene Kruid, nntuurlyk groeijende in Peru, ©mftreeks Lima , is by de twee Eeuwen reeds m (*) SchiUvormig gebruik ik, als een algemëene benaamïng, voor Féhatum, 't we k e?genr!yk maar op de inphntirig van her S?eeltje in de vUkre des Blads, n'et in den Rand of aan 'r End , ziet, en geenszins op de figuur. PbiU Bot. p. 48. Fig. 92- t (1) Tropdtolum Fol. Pelratis repandis , Peralis acnminatc- Setaceis. Syst. Nat. Xïï. Gen. 461. p- 263 Veg. XIII. Gen, Gen. 46(5. p. 295- H* Ups. 93. Trop. Fol. pelratis orbicu- laris. H. Cliff, 143. R Lu%db. 46a, Cardamindum minus & vulg^re. Tournf. Feuill. Peruv. III. p. 14. T. 8. Naftur- tium Imiicum m jus. C. B. Pin. 30S. Naftiutiuiu Indicura. Lob. Ic. 6i6. Fi^. med. IL Deel» VIlL stuk* 432 Agtmahnige Kruiden; IV* in Europa bekend geweest (*). In 't Franfch Afdeel. nocmt men ia Capucine , wegens de figuur Hoofd, van de Bloem : in andere Taaien Indiaanfche of «tuk. Spaanfche Kers, dat niet oneigen is, dewyl het vi&e?wy' over Spanje uit Indie her waards is gekomen. To urnefort hadt het Cardamindum gehe» ten , als Cardamum Indum , zo hy het ver- verklaart (f) ; doch dien bafterd-naam heeft LinnjEus getragt te verbeteren met Tropceo* lum ; willende daar mede aanduiden , dat het van de Tuinlieden veel gebruikt wordt om zekere Pieramieden van Latwerk te bekleeden , waar aan het met zyne Bladen de Schilden en metzy- ne Bloemen , Helmen met Bloed gekleurd, en van een Lans doorftoken , zou kunnen beteke- nen en dus een foort van Zegetekenen der Ou- den affchetzen Q). Deeze zo wel als de volgende Soort hadt zyn Ed. Tropceolum met Schildvormige Schyfronde Bla- ten genoemd gehad. Thans onderfcheidt hy ze door de figuur der Bloemblaadjes, die in de kleine Soort , volgens de Afbeeldingen van Do- DONiEus en LobeLj puntig voorkomen ; doch ik vind niet, dat zy Borfcelig gefpitstzyn, en in (*) Habitat in Peru, Limae innotuit i$8o per Dodon&um Dus ftaat 'er in Spec. Plantar. Linn. Maar de zinfcheiding zal dus moeten zyn. Habitat Lim& in Peru: innotuit Anno 1580 per Dodon&um. (X) Dit betekent Indiaanfche Kers: want 't Griekfch Car* damon is ons Naflurtium of Kers. (4) H?rr. Ctiffort. p. 14 j. OCTANDRIA* 433 in de aangehaalde Afbeelding der Kleine ge- IV* meene Spaanfche Kerfe, welke men in Vrank- ^F1^fu ryk la petitc Capucine noemt , uit Feuillee, Hoofd- zyn dezelven zo üomp als in de andere, dieSTÜK* volgt, genaamd mjfw'xr (a) Spaanfche Kers met Schildvomige hna TrJp^eUm yyj 'kwabbige Bladen en Jtompe Bloem- ™«j«s' blaadjes. Een zonderlinge misflag , van inodom voor Indica, maakt de aanhaaling van Herman- kus tegenftrytlig en onverftaanbaan Hy noemt dit Kruid Klimmende Indifche Viool > den Smaak hebbende van Tuinkers , zeer groot en welrieken* de. Dezelve was , zegt die Hoogleeraar, een nieuwe Soort, in den jaare 1684 eerst door toe- doen van den Edelen Heer Beverninc uit Amerika in Nederland overgebragt en vervol- gens zo aan de Tuinen der Liefhebberen als aan den Leidfen Akademie-Tuin medegedeeld. De aangenaame Reuk en fierlykheid maakt dit thans gemeene Gewas , inzonderheid met dubbelde af volle Bloemen , behaaglyk. Het wordt zo wel van Stek als door Zaad voortgeteeld , en dus vau (i) Trop&olum Fol. pekatls fubqulnquelobis , Petalis obtu*. fis. H. Ups. 93. Trop, Folc pelt. orbiculam. /f. C///f. 143. Cardamind. ampliori folio & majori Flore» Touenf- Feuill» Ter. UI. p. 14, T. 8* Acrïviola maxima odorata. BOEHFf* Lugd. 1. p. 24.4. Viola Indica fcaisdens , Nasturtii fapore ^ ma- xima odQrata. Herm. Lugdb. ö2g. f. sz$, Ec U. DiF.t, vnï. Stuk» 434 Agtmannige Kruiden, IV. van een Jaarlyks in een overblyvend Kruid Ver- AFDixEL' anc*erc** ®Q Bladen gebruikt men in Peru alseeii Hoofd- Wondmiddel en tegen 't Scheurbuik 3 tot Me- stuk, dicyn. C3) Spaan fche Kers met byna Schildvormigs TiyZila™ vyf kwabbige effenrandige Bladen, en ver* üaficrd. anderlyke Bloemblaadjes. In zekere Tuin te Stokholrn was uit een vreemd Zaadje voortgekomen een Soort van Spaanfche Kers > tmeest byzonder door de Bladen , die niet regt Schildvormig , maar Wigachtig en vyf kwabbig waren : welke door den Heer Ber^ gius is afgebeeld en omftandig befchrceven. Ook is 'c opmerkelyk, dat de Bloemblaadjes in deeze byna geduurig veranderen, iv. (4) Spaanfche Kers met byna Schildvormige vkIST yyfkwabbige getande Bladen ; de Bloem» blaadjes Kanthaairig als gefcheurd. Pater Feuillee heeft deeze Plant niet ver van Lima in Peru waargenomen. Zy is wel dui- delyk van de anderen verfchillende , hoewel zy ook een Pvankgewas maakt, dat byde Boomen, zegt hy , tot aan derzelver Toppen , opklimt. De Bladen gelyken eenigszins naar die van het ge- (3) Tropétolum Fol. fubpelntis quinquelobi's integerrimis % Petalis variantibus. Mant. 64. Trop. Fol. fubpelt. fubcun. quinquelobis. BERG. AU, Holm. 176$. p. 32. T. r. (4) TropdLolum Fol. fubpeltatis &c. Cardamindum Quinque- falü folio vulgo jtfalla. FEUILL. Peruv. II. p. 7$$. tl, 4a, OCTANDRIA. 435 gewoone Pasfiebloem. De Bloemen hebben twee iv* groote en drie zeer kleine Blaadjes , vertoonen-AFDEEk. de dus als de Vlerken van een Vogel; weshal- Hoofd* ve de Spaanfchen den naam van Paxarito aan stuk. die Gewas hadden gegeven. Voor 't overige verfchilde hec , ten opzigt van de deelen der * Vrugtmaaking , niet van de andere Spaanfche Kers 3 zo die Pater omftaudig befchryfe. Het Zaad was fcherp en een weinig zuurachtig van Smaak* R H E X I A» Een vierdeelige Kelk en vier Bloemblaadjes die in den Kelk zyn ingeplant: de Meelknop- jes afgeboogen en een vierhokkig Zaadhuisje in de Kelk beflooten* Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge- flagt, 't welk drie altemaal Amerikaanfche Soor- ten heeft, naamelyk (i) Rhexia met ongejleelde Zaagswys9 getande i. Bladen en gladde Kelken. Virgini* Deeze , in Virginie groei jende, en aldaar ,fche* wegens het Zaadhuisje , de Zuigbottel of het Pypkannetje genaamd , heeft de Steng met Vlie- 251- (i) Rhexia Vol. fesfilibus ferratis &c. Syjl. Nat. XII. Gen. 463. p. 263. Vtg* XIII. Gen. 468. p. 295- Gron. Virg* 41, S8, Aliphanus vegerahilis Carolinianus. Pluk. Amalth. 8. Lyfimachia non pappofa Virg. &c. PLUK. Alt». 155. T* 202. f. 8« Ee 2 IJ. DHL. VIII. STVK, 4J6 Agtmannice Krüi>kn. IV* zige kanten; de Bladen gepaard , eenigermaata ^rD1xEL Lancetvormig , ongedeeld en Haairig ruig. Aan Hoofd- 't end komt een gegaffelde Bloemfteel voort > stuk. met eenzaame> vierbladige, roode Bloemen > v>p.nV)y' die Zeisfenvormige geele Meelknopjes hebben 9 dwars op de Meeldraadjes geplaatst. Hierom noemen fommigen het Ankerbloem. De Vrugt is langwerpig , dikbuikig 5 met een famengetrok- ken Mond. Men noemt het 'er 3 volgens Cl a y- ïon, ook Soepkruid. Rbtx'a ^ Rhexia met kanthaairige Bladen* Mnyhn% Deeae , in Maryland waargenomen * heeft ie- dergelyke Bloemen en is geheel ftekelig , de Kelk bezet met Borftels, die aan *t end gelternd zyn. Zy valt ook in BrafiL in. (3) Rhexia met ovêrhoekfe, gejleeldv > vyfdte* Acifinttt. Uge Qxelbloemm. Wescindi- fche, Deeze Westindifche 5 door Browne Acu fanthera genaamd , heeft Houtige Roedswyze Stengen , met vierhoekige Takken, en driefib- bige Eyronde , gekartelde Bladen , tegenover elkander. De Bloemen komen eenzaam voort % gelyk in de andere Soorten* Oe. (2) Rhexia Foi. ciliatis, Lyfimachia non papp. Terr* Ma* riana: 6cc. Pluk. Mant. 125 T. 428. f. 1. (3) Rhexia Flor. alternis Axiliaribiw pedunculatis Sec. Am AoaL V. p. 3P<5. Acifanthera erefta Raraofa 8cc. Browkt. Jam* 117. T. 22. f. 1. Octandria; 437 Oenothera. Onatri. É IV* Afdeel; Die Soorten van Planten , welken Tourne. hoofd- f o r t in het Geflagt van Onagra hadt geplaatst , stuk. zyn door den Heer Linn/eus met deezen Mant* Griekfchen naam , die van Theophkastü $Mma* af komftig is en een foort van Lyfimachia bete- kend heeft, beftempeld. Men moet denzelven als Enothera of Oimthera uitfpreeken. De Kelk is vierdeelig met vier Bloemblaadjes en het onderfte van het Bloemfteeltje wordt een Rolrond Zaadhuisje met ongepluisde Zaadjes , in vier hokjes vervat. In dit Geflagt komen tien Amerikaanfche Soor- ten voor, naamelyk (i) Onagra met Eyrond-Lancetvormige vlakke t. Bladen , de Steng Doornachtig ruig. to2£*w- Tweqaaii* Dit Kruid , in Virginie en andere deeten vange% Noord- Amerika natuurlyk groeijende , is, nu ruim anderhalve Eeuw geleeden , in ons We* reldsdeel overgebragc en aldaar zodanig genatu- ralizeerd, dat men het thans, uit gevallen Zaad, over- (i) 0>n$thera Fol. ovato - lanceolatis planis &c. Syft. Nat. XII. Gen. 454. p. 263. Xin. Gea. 469. p- 295. H. Cliff. 144. R. Lugdb. 251. GOUAN Mfinsp. 192, FL Belg-. 109 Grom. 0%rg. 254» 5 8. Kalm. 111. p. 509. Lyfi- raichia lutea corniculata. C. B. Pin. 245, 516. Mollis. Hij?, 11. p. 271. S. 3. T. 11. f*. 7« Hyoscyamus Virginianus. ALP^ •E-xor. 325. T« 324. Onagra latifolia. TouRNï. lnft. 302,, Ee 3 U. DSEL. VIII. STU* 433 Agtmannige Kruiden. IV. overal in 't wil Je, zo wel als in de Tuinen, Afdeel. zjet voortkomen. Men noemt het gemeenlyk Hoofd- Gehoornde geeleWederick, wegens de overeen- 8tuk. komst der Geftalte met dat Kruid en om dat de vi[e!nWy' Zaadhuisjes zig als Hoorntjes vertoonen. 't Schynt het Virginifche Bilfenkruid te zyn van Alp i- kus. De Af beeldingen , evenwel, die men 'er van heeft, voldoen, myns oordeels, weinig aan de natuur. Het Kruid 3 dat in het tweede Jaar eerst bloeit en dan vergaat , heeft de Wortelbladen onge- vaar een half Voet of langer en een Duim breed. De Steng , die het fchiet , bereikt dikwils vyf of zes Voeten hoogte, en verdeelt zig in vee- le Takken , die insgelyks met dergelyke doch kleinere Bladen bezet zyn , welke een witte middelrib hebben 9 zynde zagt \ groen en Sap- pig, aan de kanten naauwlyks uitgegulpt; doch de onderfte Bladen vindt men dieper ingefnee- den. Uit de Oxels der Bladen komen Bloem* fteelen voort , met groote vierbladige geele Bloe- men, die tegen den Avond open gaan, en dan een zeer lieflyken Geur verfpreiden. Den vol- genden morgen verflenzen die Bloemen , en tegen den avond komen anderen te voorfchyn : 5t welk een goed deel van den Zomer duurt. it. (2) Onagra met Eyrond - Lancetvormige vlak» r^rzlfiorl ke Bladen en eene effene weinig gehaairde Kieinbioc- Steng. Dee- (2) Qenothtra Foh ovato • Lanceolatis planis &c Oenorh» Fol. O CTANDRIA. 439 Deeze zou, volgens de bepaaling, de Steng ^FJ^f minder ruig hebben dan de voorgaande; hoewel tx< ' * Mille r die ftekelig noemt» Zy is rood , ruuw Hoofd* en met Haairen befprengd , volgens den Ridder. S^K' De Bladen zyn eenigermaate, als met landjes,»^, uitgegulpt en zo zagt niet. De Kelk heeft zyn Pypje viermaal zo kort en beneden de Punt met een Tandje. De Bloemblaadjes zyn de helft kleiner* De Vrugt is met een agtdeeligen , niet vierdeeligen Stempel, gelyk inde voorgaande, gekroond en de Zaadhuisjes vierkleppig. Voorts gelykt dit Kruid , dat mede in Noord- Amerika groeit, naar dezelve zeer, C3) Onagra met Lancetvormige vlakke Bladen; "i^ de Steng paarfchachtig en gedoomd* mutkmaf Gedoom-, Deeze gelykt naar de voorgaande zegt dede* Ridder , maar heeft de Vrugt van boven niet agtdeelig : de Steng is met roode Stippen be~ fprengd ; de Groeiplaats in Kanada* (4) Onagra met fyn getande Bladen, enhlde l^nora Haairige Stengen en afftandige tweekwab- Langbioe-' Yige Bloemblaadjes. mifie* In Fol. Lanc. Caps. Ventr. cowch. Zinn. Goett. 199. Oeno- thera Fol. Lanc. dent. Caule hispido. Miix. Ict 189. f. i. ( 3 ; Oenothera Fol. Lanceoiatis planis &c. Syst. Nat. Ve^ XIII. (4) Oenotb'ra Fol. demicuJatis , Cauübus funpl. Pilofis, Feulis dtftantibus bilobis. Mant. 217. .Ee 4 II* Deil. VIM, Stuk* Agtmannige Kruiden, IV. In 't Land omftreeks Buenos Ayres , in Zuid* AF i " L' Amerika , groeit deeze , die in de üpfalfche Hoofd- Tuin isgekweekt en naauwkeurig waargenomen. stuk. uil den Stoel , die met veele breed -Lancet- J5/^\ vormige Bladen omringd was , kwamen door- gaans vyf Stengen voort , zynde ruig en groen , met langwerpig Eyronde > getande, ongefteelde Bladen bezet. De Bloemen kwamen, met een Haairig Steeltje, uit de Oxels der bovenfte Bla- den voort , en hadden vier geele 5 ftomp Hart* vormige , tweekwabbige Bloemblaadjes , zeer veel naar die van de gewoone Onagragelykende, zo wel als het Zaadhuisje (*). v* f 5) Oöagra ma langwerpig Lancetvormige , $r/cvaiv7s? gtfpiïfic* vlakke gladde Bladen. Agrklep- pige. Deeze Soort, die door de Agtkleppigheid der H,j^VIi!r' Zaadhuisjes zig onderfcheidt , komt in andere opzigten grootelyks met de voorgaanden over- een. De aangehaalde figuur van Plümier gelykt ook naar de Kleinbloemige , zo Lin- h &\j s aanmerkt. Ik vind aldaar de Zaadhuisjes vierkantig afgebeeld. De Heer J A c q u 1 n haalt niettemin die figuur ook aan op deeze Soort , wel- (*) Ik denk dat de Ridder , met Otnotfara Önagra> de hhnnis t zynde onze eerde Soort bedoek: want ik vind ueigens cene Soort met dien bynaam. (5) Otnctbera JPoï. Lanceolato - oblongis acuminatls , pta- nis glabtis, \acq± Amer. 19. Hij}. T. 70. Onagra Fok Per- iïcarix anguftiöiibus Hore magno luteo. PlüM. Sp> 7. Is* OCTANDRÏA. 44I welke zyn Ed. op de mecfte Karibifche Eilan- IV. landen , inde Westindiën, hadc aangetroffen. Ik A™^t;. heb , uit Oostindie , zo wel een Takje van de Hoofd* Kleinbloemige als van deeze ontvangen , waar vanSTÜff# de Af beelding, door my f hier op Plaat XL VIII ,JUn'gr in Fig. 1 , is medegedeeld. Te meer heb ik zulks gedaan, omdat van de Agtkleppigheid der Zaad- huisjes geen blyk is in de zyne. Zie hier , hoe zyn Ed. het Westindifche heeft befchreeven. „ De Kelk beltaat uit vier fpits Eyronde Blaadjes , die onmiddelyk op het Vrugtbegin- „ zei zitten : de Bloem heefc vier ftomp Hart- „ vormige uitgerande Blaadjes, langer dan die „ van den Kelk en insgelyks uitgebreid, 't Ge-' 5, tal der Meeldraadjes is agt, die Elsvormig, s, krom , en byna van langte als de Styl zyn , „ met Eyronde opleggende Meelknopjes* , Op „ het Vrugtbeginzel , dat Rolrond , langwer- 3i pig , agtftreepig is , zit een dikke Styl , half „ zo lang als de Kelkblaadjes , met een grooten „ geknopten Stempel. Het Zaadhuisje , dat één- hokkig is , fplyt in agten open en bevat eea ,, menigte van zeer kleine hoekige Zaadjes , die „ geen Pluis hebben , zittende aan een vier- „ hoekig Standertje, vry geplaatst*" Dit Stan- dertje is in 't midden van het Zaadhuisje, gelyk hetzelve zig , met veele Zaadjes beladen, in myn Takje vertoont, en hetzelve komt, voor 't overige , met zyne befchryving overeen. Zya Ed. merkt aan , dat dit Kruid een middelflag Ee 5 fchym IX. DEIL. VIII» STUK* 442 Agtmannige KllülDEN. IV* fchynt te zyn tusfchen dit cn 'c volgende Gc« AF ïx.E3U ^ a,s van beiden vcrfchillende. Hoofd* stuk* C 6 ) Onagra met | Lancetvomige gegolfde vi. Bladen. Öenotbera zS^re. Deeze • in 'c Land omftreeks Buenos Ayres groeijende , was uit Zaad 3 dat men van daar bekomen hadt, inde Elthamfche Tuin geteeld 9 en is in Afbeelding gebragt door Dillenius. Hier is een afvallend Steeltje onder de Bloem 3 gelyk in de gewoone Onagra ; 't welk de voor- gaande Soort niét heeft* 't Geheele Gewas is digt bekleed met eene zagte Haairigheid (*). Men vind het ook afgebeeld door Pater F e ü- i l lee 5 die hetzelve, Mithou genaamd, in 't Ryk van Chili gevonden hadt, hebbende een Steng van drie Voeten hoogte. De Bladen wer- den *er , als een heilzaam Middel 3 op Kwet- zuuren en Kneuzingen gelegd. In Virginie, al- waar het ook groeit 3 gebruikt men , volgens Glayton, de Bladen zeer veel als een Wond- middel. (7) Ona- (6) Oenotkera Fol. Lanceolatls undulatis. H. Cliff. 3 3. R- Lugdb. 251. GOUAN Momp. 192. II. Ups. 144. GRON. Virg. 58- Onagra Bonarienfis villofa , Flore mutabili. Dill. Eltb. 2$>7- T. 2*9. f. 285. Onagra Salicïs angufta» dentatoque fo- lio. FEU1LL. Peruv. III. p. 48. T. 3 hebbende een fpitfen Kelk op een Steeltje , boven het Vrugt- beginzel, dat een vierhoekig Zaadhuisje wierdt, met uitgerande Kwabben van boven en vierklep- pig. Het heeft vier Bloemblaadjes , zo lang als de Kelk. By* nagt flaapt het, zegt de Ridder, met de bovenfte Bladen uitgehold (*). (9) Ona- (7) Oenothera. hirta Fof. fupra glabris. Oenoth. asfurgens hiïfuta. BrowN. Jam. 208 ? Onagra Frut. & hirfuta. Nerii foüo , FI. magno luteo. Plum. Sp. 7. Ie. 174. Ê 2. (8) Oenothera Fo!. denrato - finuatis &c. Mant. z\%. Lyfirmchia CornicuUta maritima &c Pluk. Alm. 235. T. 203, f. 3. (*) Dormit no&u Foliis fuperioiibus excayaüs. Mant. 32 3. 11, d&lu vul STusj 444 Astma nni ge Kruiden» IV. ' (9) Onagra met Lancetvormige eenigermaate 'Afpeel. getande Bladen 7 gejleelde Zaadhuisjes met Hoofd- fphfe hoeken en gejleelde Bloemtros/en. STUK» ix- Decze Virginifche heeft een roode Steng eu f?J£"j£*fma\le Wilgenbladen , die zwart gevlakt zynf Heeaetige.0ver{10ejcs : $e Bloem is , volgens Clayton, groot en fraay , zittende op een fierlyk ge- ftreeptZaadhuisje. DeKelk, vierbladig en paarfch- kleurig, barst dikwils maar aan ééne zyde open. x. (10) Onagra met Lancetvormige Jlompe gladde ^zeef' eenigermaate gejleelde Bladen 9 leggende kleine. Stengen en fpitshoekige Zaadhuisjes. In Noord - Amerika is de Groeiplaats van dee- ze, die een Kruidig rond Stengetje heeft van een Handbreed hoog en ovaal Lancetvormige Bladen» De Bloemen komen eenzaam in de Qxelen voort en hebben Homp Hartvormige gee- le geftreepte Blaadjes. De Zaadhuisjes zyn ovaal- achtig ftomp , agthoekig en vierkleppig. De Wortel blyft over. Epi- (9) Osnothtra Fol. Lanceolatis fubdentatis , &c. Oenoth. Flor. Calyce raonophyllo. Gron. Virg. 42, 5*. Oenothera Fol. Lanceohiis, Flot. termïn. paniculatis. Gouant Afonsp. 19;. Onagra anguftifolia,Cau!e rubro , Flore minore. Tournf. InJÏ. 301- (10) Oenothera Fol, Lanc. obmfis glabris fubpetiolatis &e, Oenoth. Fol. Radical. ovatis &c. Mill. die faïfutnm"? overal onder de eerfte of op de zelfde plaatfen Kui£e- groeit 5 t'over kenbaar* Zy wordt ook, zo wel als die , Herba Antoniana van fommigen ge- noemd, *c welk men St. Anthoni's- Kruid vertaa- ien kan 3 en misfchien afleidelyk is van de kragt tot verdry ving van vergiftige Dieren of booze Geeften , welke 'er aan toegefchreeven wordt. De Duitfchers noemen het , om die reden , Un* holden- dat is Tover - Kruid. Het zou ook daar op kunnen zien , dat de; Bloemen , op Azyn ge- zet, dienflig geacht worden tot verdry ving van de Roos, genaamd St. Anthoni's Vuur* Ande- ren noemenze beiden Filius ante Patrem9 dat is , 't Kind voor den Vader; 't welk meer ei- genfchap hoeft, als daar op zinfpeelende v dat de Haauwtjes zig eer vertoonen dan de Bloem. Dit Kruid is ruigachtig en heeft den Voet der Bladen in 't midden hooger dan aan de zydene Het komt voor met grootere en met kleinere Bloemen, en van dit laatfte heeft men eengroo- te f3) EpUobium FoL oppofïtis Laticeolatis ferratis &c* H, Clff. Lugdb» FL Suec. Belg, Ger. Prov. &c. &c. Lyfi- machia (iliquofa hirfota magno flore. C. B. Pin. 24*. Lyfi« machia purpurea. Fuchs. Hi/i. 491. Icon. 279. /J. Lys. Ctiiq. hirfuta parvo fiore. C. B. Pin. 24;. Prodr. x xd. HALL» Hdv, 408. OBD. Dan. 325» O C T A -K D H . I A. 40 cc Soort , wel twee EUcn hoog en een kleine, Af^ti, maar een Voet hoog opfchietcnde , volgens ÏX/ h Baühinus. Haller merkc die met groote Hoofd* STUK Bloemen als dehoogfte van allen aan, groeijen- * de, aan den Waterkant, wel eens Mans lang- nia. °nPg}% tt? hoog. De Bloem van dceze is een Duim breed en donker paarfch , die der andere bleek rood* Beiden komen zy ook voor met witte Bloemen. C4) Baftcrd* Wederik met gepaarde Eyronde - ^ , r,, 7 EpUohiüM getanae Elaaen* t»ontanum* Üergmin* (j) Basterd- Wederik met Lanceïvormig ge-ntndQ' kartelde Bladen , de onderften gepaard ; de TetZgo* Steng vierhoekig, y'ahod* (6) Bafterd- Wederik met gepaarde Lancet» vormige effenrandige Bladen ; de Bloem* f&iuftr*. blaadjes uitgerand ; de Steng regtopftaande*gl°e™k* (7) Bas- f4) Èfilohium Fol. oppofïtis Övatis dentatïs. H. Cltff. ÏU LngS, &cc. Fl. Suec. Lapp. Bêlg. Prov. &c. Lyfimachia Si- liquoia glabra major* C. B. 245* Pfeudo - Lyfimachiuni purp. primum. Dod. Pampt. %$. Kruidb* 11$. (5) Epllohium Fol. Lanceolans Denticulatis , ïmïs oppofi* tit, Cauïe terragono* Gouan Monsp. 194. Lyfim. Silquofo giabra minor. C> B. Pi». 245. Raj. 801. Cham&neriöa giabrum minus. Tournf. Injl. 303. Willich. Obs. 69. (6) EpUobium Fol. oppofitis Lanceolatis integerrirais &c4 FL Suec. Belg. &c. Epil. Fol. linearibus. FL Lapp, 149» L%gdb. 251- I-ys. Sihq. giabra angnftifolia. C. K, Ff Ik Deel. VIII. Stus, Agtmannige Kruiden. IV. (7) Bafterd - Wederik met gepaarde Eyroni Afdeel* Lancetvormige effenrandige Bladen , on~ Hoofd* gefleelde Haauwtjes en een kruipende ituk. Wortel. vil f$umM De Heer Haller oordeelt, dat alle deeze Aipifche. v}er Soorten , die in ons Wereldsdeel , hier en daar , zo op Moerasfige plaatfen , als op Zand- gronden , in de Hoven en op Gebergten voor- komen 9 enkele Verfcheidenheden zyn , mis- fchien door de Groeiplaats of door vermengde Bevrugting , gelyk in meer andere wilde Krui- den plaats heeft, veroirzaakt* De Kleine Glad- de , met een vierhoekige Steng , is in de Ho- ven, by ons , zeer gemeen en heeft zelden meer dan een Voet hoogte : de Groote Gladde komt meer op verhevene Zandige Gronden voor : de Smalbladige in vogtige Duin -Valei jen 9 en de laatfte , in Beekjes der Alpen groeijende f met zeer kleine Blaadjes , is in Vriesland , aan rui- ge Wallen , door Mee se waargenomen. Ia allen zyn de Bladen glad enzy maaken een zeer laftig Onkruid uit, door middel van de gepluis- de Zaaden zig alom verfpreidende. A N- ( 7) Epilobium FoL opp. ovato * Lsncectois integerrimis Sec. Epil. Fol. ovalibus. Fle Suec. 503, 331. FL Lapp. SjO.Epii* Pol. ell. obtufe Lanc. totum lacve. Hall. Helv. 409. Cha- inxn. Alpinum Alfines Follïs. Schehchz. Alp. 132 , 332» Lys. Süicj. aana Prunelkc fbiiis. Eocc. Mus. II. p. iéi. !*• OCTANDRIA» 45* A N T I C II O R ü S» Afdeel. ix. Van dit nieuwe Geflagt is de Kelk, zo wel hoofd- als de Bloem , vierbladig: het Zaadhuisje Els- stuk. vormig, vierhokkig en vierkleppïg, bevattende n{fdn°sym veele Zaadjes. De eenigfte Soort hier van (ïjis, volgens r. den Ridderveen klein Plantje, naar de Corcho-^***" rus gelykende , dat in Arabie groeit. De Sten- getjes , die rond zyn , een Handbreed lang 5 leg- gen op den Grond : de Blaadjes 9 die gefteeld zyn en ovaal , ftaan overhoeks : de Stoppeltjes zyn Elsvormig* Twee Bloempjes , zeer kort gefteeld en geel 5 komen tegenover malkander in de Oxelen voort , met dikachtige Steeltjes cn twee Blikjes. De Vrugt is knikkende, digt onder de Steng omgeboogen* Fuchsia* Dit Geflagt , dat naar den ouden Kruidkenner Füchsiüs benoemd is , van de Viermannigen thans hier verplaatst, heeft geen Kelk, de Bloem agtdcelig , en het Vrugtbeginzel , daaronder, wordt eene vierhokkige veelzaadige Bezie. Twee Soorten zyn 'er thans toe betrokken » naamelyk (i) Fuch* (t) Antichorus. Syft. Nat. Veg. XIIL Gen. 1357* p. 297* ' Sfjf. Nat. XII. Mant. 64. Ff 2 II, DEELi VIII, STÜE. 452 Agtmannige Kruiden* IV. (i) Fuchfia met eenbloemige Steeltjes. Afdeel. IX In Zuid- Amerika groeit deeze, die een zeer stuk!D* eenvoudige Kruidige Steng heeft 5 met drie- j. voudige Lancetvormige ongefteelde Bladen en triphië* eeDe regtopftaande Tros aan 't end. Dricbladi- gc. ( 2) Fuchfia met veelbloemige Steeltjes. Muitiflora. Van decze vind ik niets byzonders aangete- Veelhioe- ° mige. kend. C H L O R A. Een agtbladige Kelk , een eenbladige Bloem die in agten gedeeld is : het Zaadhuisje eenhok* kig 3 tweekleppig veelzaadig. Dus komen de byzondere Kenmerken voor van dit Geflagt, tot het welke thans de drie volgende Soorten betrokken zyn. ï. (i) Chlora met doorgeboorde Bladen* Chlora £)Jt perfoliat/7» Dooibiadi- ^ j Fue^a Peduncuns unifloris. $0. Nat.XUl.Gen. i2g. p. 299. MiLL. Di&. 4. Fuchfia triphylla Flore coccineo. PJLUM. Gen. 14. T. 133. £ !• (2) Fuchfia Pedunculis multifiorfs. MüT. (ï) Chlora Foliis perfoiiatis. Syfi. Nat. XII. Gen. 125S. p. 267. Veg. XIII. Gen. 1258. p. 299* Gentiana perfoliata. JSp. Plant. 335. Blackftonia. HuDS. Angl. 146. Gent. Caule dichotomo, Fo!. conn. Cor. oó^ofidis. H. Cliff. 81, 496. R. Lugdb. 433. GouAN Monsp. 129. DALIB. Par. 82. Fl. Belg» 73. Centauriuin luteura peifoliatum. C. 8. Pin. 278. Moris. Htjl. ir. p. 565. S. 5. T. 26. f. 1,2. Cent. parv. fl. luteo. Clvs. Hifi. II. p. 180. Chlora. Renealm. Sp. 80. T.76. ^ Centaurium pufillum luteum. C. B. JP*«. 278. Cent. novum» COL- Ecphr. 2. p. 78. O c t A n d r i a\ 453 Dit Kruidje, dat in geheel Europa, buiten jde Noordelykc dcelen , als ook in onze Neder- A™x.EL* landen , groeit , is doorbladige geele Santorie ge- Hoofd- noemd geweest , om dat hec veel naar dezelve STUK* gelykt, zynde zelfs ook bitter van Smaak, Het^/*'^ maakt een Stengerje van ruim een Voet hoogte, mee Blaadjes die 'er zodanig om fluiten , dat zy zig als doorboord vertoonen , maakende zelfs een hol Kommetje om de Steng , waar het Regen- water in vergaart , gelykerwys in het Kaarden- kruid. Uit deeze Kommetjes komen de Bloem- Heekjes voort, met Goudgeele Bloempjes, die vyf , zes of ook agtbladig zyn. Men vindt het in de openbaare Kruidhoven. (2) Chlora, die vkrbladig is. chió a In de Zuidelyke deelen van Europa groeit dit ^drifo' Plantje , 't welk aangemerkt wordt uic de voor*dy^eEbu'' gaande Soort , door het Vierbladige Vlafch be- zwangerd, te zyn gefprooten. De Steng is maar een Span hoog , gewricht of met Leedjes : de Blaadjes zyn zeer fmal y en maaken met hun vie- ren Kransjes uit. Vyf Bloemfïeeltjes komen aan 't end voort, ieder met drie Bloempjes, in agten gedeeld , maar fmalbladiger dan in de voor- gaande. (3) Chlora met gepaarde Bladen* in. DeC- Dndecan» dra,. (2) Chlora, fok quatemis. Gentfana Foliïs quaternis. Sp. Twa5^" Tlani. 1671. (3) Chlora Fol. oppofïtis. Chironia cfodecandra. Sp. Plant. r 1 3 ty** II. DUL» VIII* Sl«K, 454 Agtmannige Kruïdew* IV* Deeze groeit in Virginie en wordt van CLA\f- Afdeel. tqn genoemd Kleine Santorie , met Vleefch- Hoofd- kleurige Bloemen , die in elf of twaalf flippen stuk. ZyD verdeeld. Men ziet hier uit de Geftalteder wfe?wy' Planten van dit Geflagt , terwyl zy in Bloem^ en Vrugtmaaking van het gemelde Kruid , dat onder de Gentiaan betrokken is , verfchillen. Steller a. Naar den vermaarden Stellerus, die uit Rusland de Ooftelykftedeelen van Siberië door- kruist heeft , is dit Geflagt benoemd , welks Kenmerken zyn, een vierdeelige Bloem, zonder Kelk, met zeer korte Meeldraadjes en een en- keld Zaad , dat een Snuitje heeft. Twee Soor- ten komen 'er in voor , naamelyk t; (i) Stellera met Liniaale Bladen en vierdeeli* stiikr* Bloemen. Pasfenna. 6 Smalbladi- ge. To urnefort , die dit Kruidje, zo wel als Ü73. Gentiana Flor. 12 petalis, Fol. diftin&is. Gron. Virg* 27, 32. (1) Stellera Foliis linearibus , Flor. quadrifldis. Syst. Nau XII. Gen. 423. p» 273» Vit* XIII. Gen. 488. p. 309. Am, Jicai% I. p. 400. SAUV. Monip. 69. Gotjan Monsp. 197. GkK. Prov. 444.Pasferina Fol. linearibus &c. Guett. Stamp. 25. DALIB. Paris. 118. Thymelasa Linariae folio vulgaris. VAïLL. Par. 191, ToURNF. Par. 537. Pasferina Tragi. J. B. Hifi* lil. p. 45<5. Hall. Helv. 187. Lithofpermum Linariac folio Germamcum. C. B. Pin. 259. Linana altera Botryoides montant. Col. Ecpbr. p. 82. T. 80. OcTANDRIA. 455 als anderen, omfireeks Parys gevonden heeft, ^^-^ merkt aan , dat Columna, die 'er de befte 1X Afbeelding van heeft gegeven, het maakzel der Hoofd- Bloemen niet gekend heeft, 't welke, zegt hy ?STU£» door J# Bauhinus wel is befchreeven. Zy»/^/ doorgaans minder dan een Voet lang. Die Wortel is ook. groot en zonderling,. Van boven dikwils dikker dan een Duim, ver- deelt hy zig gemeenlyk in twee Wortelen van een Voet lang en van eene zo zonderlinge ge- daante , dat men in fommigen de figuur van 'c Onderlyf van een Menfch waarneemt, even als in de Wortel van het Mandragers Kruid, Hy» bezit een aanzienlyke purgeerende hoedanig- heid : want twee Scrupels , daar van > na 't droogen fyn gewreeven en met Bonig gemengd, deedeu een fterk Menfch vyf of zes maal afgaan en twee of driemaal braaken , doch zonder be~ naauwdheid of aanmerkeiyke Buikpyn: 'c welk wylen de Heer Gmelin zelf hadt byge~; wcond. (z) SniUra Fol. Lnnceolaüs ,* Floribus quiflqueficHs. Am. A;ad. I. j>. 400. Chamacj.asir*e lUJics Mandragoia:. AaafiS. OCTANDRIA* 457 Onder de Tweewyvigen van deeze Klasfe is IV. het eenigsc overgebleeven Geilagt , dat my nu PiVD^u nog te befchry ven ftaat , genaamd Hoofd- stuks MöEHRINGIA. Digy* Naar den niet minder vermaarden Kruidken- ner deezes naams , Geneesheer te Jever in Oost- vriesland en Lid van de Keizerlyke Akademie, door wien v erf cheide Planten, in derzeiver Ver- handelingen, omftandig befchreeven zyn. De Kelk en Bloem, beiden, zyn in hetzel- ve vierbladig: het Zaadhuisje eenhokkig, vier- kleppig. De eenigfte Soort, hier van (i), is Mosach- i. lige gebynaamd , om dat het Kruidje zig byna MuJeja!* als Mos vertoont. Het is tot de Soorten van Mosactiti- Muur t'huis gebragt geweest en Berg - Muur* % met Haairachtige Bladen door lbmmigen ge- noemd. Dalechamp befchryft het, onder den naam van Mosachtig Muur , volgens Mo» rison, aldus. „ Dit Mosachtig Muur, inde „ Stammen van rottige Boomen , op vogtige 3, Muuren en andere donkere natte plaatfen voort- ui) Moehringia. Syjt. Nat. X 11, Gen, 489. p. 275. Veg. Xlll. Gen. 494. p- 3H. Gouan Momp. T97. Alfine monta- na Capülaceo folio. G. B. Pin. 251. Scheuchz. A>p. 503. T. 6. PLUK. Alm. 23. T. 75- f. 1. Arenaria Corollis terra- petaiis. GER. Prov. 404. Alfine anguftif. minima montana. Cql. Ecphr. 1. p. 292. T. 290. Ahine tenuif. Muscofa. C. B. Pin. 151. MOR1S. Bijl. 11. p. 551. S, 5. T# 23. f. 12, HALL. Helv. 390. Ff 5 li. OESL. vin. stbb. 453 Agtmannkse Kruiden. IV. „ voortkomende , geeft , uit een dun , kort ge* Afdeel.^ jiaajrd Worteltje, veele verfpreide Takjes % Hoofd- „ die zig taamelyk van den Grond verheffen , stuk. f j rnet kleine Haan-dunne, digt getropte Blaad- Tweewy- ^ ^es ^ en w\ttc n\et tweedeelige Bloempjes , waar op zeer klein Zaad in kleine Hokjes 5, volgt , die vyfdeelig zyn , gelyk in de an- dere Muur * Soorten." Het groeit in de Zui- delyke deelen van Vrankryk, in Italië, Oost- enryk en Switzerland , op vogtige plaatfen der Gebergten , aan Bronnen en Beeken. De Heer H aller fchynt het met de eerfte Soort van Vet muur , hiervoor befchreeven (*), verward te hebben. Onder de Driewyvigen van deeze KIasfe,be« hoort tot de Kruiden een zeer uitgebreid Gc- fiagt, dat den naam voert van Pólygonum» Duizendknoop. Hier in , naamelyk , zyn, behalve het On- kruid van dien naam, dat mengemeenlyk Var- kensgras noemt , cok de Kruiden, welken tot de Geflagten van Bifiorta en Perjicaria behoo- ren, ja zelfs het Boekweit en anderen, wegens de overeenkomst der Vrugtmaakinge en Ge- ftalte , begreepen : weshalve 'er ook Soorten onder voorkomen, die in't getal der Meeldraad- jes en der Stylen verfchillen, gelyk wy zullen zien. De (•J Zie het VII. Stuk deezer Nat. Hifl. bh 40S. \ OCTANDRIA. 459 De byzondere Kenmerken zyn opgegeven te IV, beftaan in een vyfdeelige Bloem , die als voor Afd^e^ Kelk verftrekt en een hoekig Zaad. Hoofd- De Soorten , wier getal zevenentwintig is , een laage Heelter, met een fraaije Bloefem , gehe- ten. Dergelyk een Gewas groeit ook in Siberië, maakende aldaar een Heeftertje met lang uit* gefpreide Takken , en Bladen veel naar die van 'c Varkensgras gelykende f glad, ftyf en geribd, brengende een driekantig Zaad tusfchen drie rondachtige Rooskleurige en fraay geftreepte Blaadjes voort. ** Bi. t (l) Polygonnm Caule Fruticofo &c. Syjï. Nat. XII. Gen. 490. p. 275. Veg. XIII. Gen. 495. p. 311. H. Ups. 95. a- traphaxis inermis Fol. planis. H. Clijf. 138. R. lu^db. 209. Lap. Oriëntale Frut. humilis , fl. pulchro. Tourn*. Cor. 3gö Lap. Daur. mont. fruticans. Amm. Rutb. N. 217. IU Deel. VIII. STUKt 460 Ag tm au ni ge Kruiden. IV. ' **Bïstorta. APDEELt 1X- Met een enkelde Aair. }Hcüfd- $tuk# ^ v j3U1-zendknoop met een gantfch enkelde een- Fohllnum Aairige Steng ; de Bladen Eyrond in een ^Nater- ' Steel afi°°Pend^ Woud, Op de Gebergten van Switzerland, Ooiïen- ryk, Vrankryk, ja zelfs in onze Nederlanden, komt dit Kruid wild groeijende voor, 't welk ook in de Kruidhoven om den Wortel wordt geteeld. Het heeft van deszelfs omkromming den Latynfchen naam, dien het in 't Spaanfeh, Franfeh en Italiaanlch behoudt , doch de Duit- fchers ncemen hetzelve Natterwurts en wy Na- ter- of Slangen - Wortel, Ook wordt 'er , wegens de figuur der Bladen, welde naam van bloeiende. Hertstong aan gegeven. De Biaden, naamelyk, uit den Wortel groei- jende 5 gelyken veel naar die van 't Kruid dat men Hertstonge noemt: zynde groot en breed , met twee lappen zydelings aan den Steel ; die aan de Stengen groeijen veel fmaller. Aan der* zclver top komt een korte Aair van -getteclde Bloempjes voort, die paarfchachtig Rooz'ekleur zvn (z) Folyicnuw Caule fïmpL polyftachyo &c. Mat. Med. 1SS. H. CHS- Ups. R. Lugdb. zij. GOüANf Monsp. 198. Fl. Belg. 113. Biftorta major Rad. magis intorta. C. B. Pin. 192. Biftorta. CAM. Epit. 633. Do£>. Pempt. 233 Biftorta Brifannica. Lob. /c. 222. Coiiïbrina minor» ïrag. 32-1. Hall. Udv. OctAndria» 461 »yn en op welken een driekantig Zaad volgt. IV. De Wortel is rond en in de langte eens, tweeAF^EL* of driemaal omgcboogen (*) , waar van men Hoofd* Verfcheidenheden gemaakc heeft. Ook is deSTÜK:# Groote , met JBladen van een Voet lang , in^^f'7**" Switzerland , zegt Hall er , niet zeldzaam. De gemeene groeit 'er overal in vogtige Berg- velden. De Wortel van dit Kruid is zuurachtig wrang en zeer famentrekkende y wordende derhalve 3 zo in Gorgeldranken , wanneer de Tanden los ftaan , als inwendig > tot fcuiting van Buikloop en Bloedvloeiingen, die uit enkele verflapping ontftaan , aangepreezen. (3) Duizendknoop met een gantfeh enfalde p0™0' één - Aairige Steng en Lancetvormige proüferum. Bladen. &{%f™ Een fraaije Afbeelding is van dit Gewas ge- geven door Camerariüs,zo de Heer Hal- ler aanmerkt , die 'er by voegt , dat alle de Verfcheidenheden 5 van middel/lag, kleine en al- ler klein fte 9 by B a u h 1 w u s , tot eene zelfde Plant (*) Zie Tour n F. mfl. R. Hert. T. 29 r, (3) Polygonum Caule fimpl. monoftachyo Sec. Bift. Fo!. ianceolatis. Fl. Lapp. Suec. II. Cliff. Biftorta montana mi- nor, Radice intorta inodora &c. Amm. Ruth. p. 169. Bi- ftorta Alpina media. C. B. Pin. 192. Oed. Dan. T. 13. 3ift. Alp. minor. C. B. Pin. 192. Bift. Alp. minima. HALL. Opusc. 234- Bift. minor feu Alpina. Cam. Epit> $84. é IL Deel. VIII» Stuk, Agtmannioe Kruiden. *V* Plant behooren. Hy noemt dezelve Biftorta AF?x EL met de Blaien aan den rand ëeribd 9 de onder* Hoofd- ften ovaal , de bovenjien liniaal en het Zaad als stuk. Druivepitten. De Bloem , zege hy , is altoos wit ifeel^'en het Zaad rond met een byhangzeltje. De Rib- ben der Bladen, in den rand uitloopende, maa- ken dat dezelve zig als geftippeld vertoont. Dit overal in de Alpen, nu hooger dan laager, voor- komende Kruid 3 merkt zyn Ed. aan , hetzelfde te zyn, met dat gene , 't welk Amman vol- gens de Waarneeming van Messerschmid voorftelt, als in Siberië of Rusland groei jende, en van het gemeene Naterwortel niet alleen door de rondheid van het Zaad , maar ook daar in verfchillende, dat in het onderfte van de Aair Bolletjes voortkomen, die een jong Plantje zyn* Dit heeft ook in de Alpifche Planten plaats, en derzei ver Aair draagt , dus , fomtyds Bladertjes in plaats van Zaad , gelyk Toürnefort hec een en andere duidelyk heeft afgebeeld (*). De Tartaaren kooken dit Kruid met den Wor- tel en gebruiken 't zelve als een Geneesmiddel tegen Pynlyken Buikloop. G m e l i n , die het overvloedig in de Velden der Mynwerken van Argun vondt , getuigt s dat de Tunguzers den Wor- (*) Zie Inji. R. Herb. p« ftu T. 291, Quod TOÖRNE* SORTius ex vulgari fpecie phgit , 2cgt de Heer Hajller f doch ik meen dat zyn Ed. daar mis in heeft. Die Kruidken- ner heeft duidelyk een Jongdraagende Aair , en niet van de gemeene maar van een andere Soort, afgebeeld, gelyk hyin de befchryving zegr, OCTANDRIA* 463 Wortel zorgvuldig tot Winter- Voorraad opzog- IV>* ten in de holen der Berg -Muizen, gebruiken- IX> * de dat arme Volk dien , onder den naam van Hoofd- Muka, ton Spyzc. s™?: *** PERSICARIA. Met een tweedeeligen Stamper of minder dan agt Meeldraadjes. (4) Duizendknoop met vyfmannige half -twee- o iv» wyvige Bloemen 9 die in vieren ongelyk Vh&nïa™ verdeeld zya, en Eyronde Bladen. virgmifch. Van deeze Virginifche, die in deEuropifche Kruidhoven bekend is, zegt Clayton, dac zy de Kelken wit , in vy ven gedeeld en op een lange ry, aan den top van de Steng, Aairswy* ze geplaatst heeft, zynde de Bladen zagt en fpits , het Zaad glanzig en hard, een weinig famengedrukt en aan de punt ruig* De Styl is ten halve in tweeën gedeeld. (5) Duizendknoop met VfmanniS€^iaV'twee^ iapItlifü^ yyy m Hum. J Patichbla* £4) Polygcnum Flor. pentandris femidigynls &c. Perfic. Flor. ^* pentandris digynis &c. Wachenb, UUr. 258. Pets. Fl. Sta- mïnibus quinis. H. Clljf. R. Lu^db. 216. N. 3. Gouan Monsp* ïS8. Gror. Vtrg. 43 , 6i. Pers. fmtescens maculofa Virgi- niana. &c. Toornf. Injl. 510. (5) Polygonum FJor. pentandr. fetnidigynis &c. Pers Flor. pent. dig. &c. Wach. UUr. zsy. Perücaria major , Lapathi foliis, Caiyce Flor. purpureo. Tournf* Injh 510» Feriïcaria Hydropiper lob. Ie. 31;, II, Deel, Vül. stuk. Agtmannige Kruiden. IV* wyvige Bloemen , de Meeldraadje egaal Afdeel. m^ de regelmaatige Bloem. Hoofd. «tuk:. 2eer wel is *t, dat de Ridder deeze van hec Driewr gew00ne Water -Peper , dat volgen zal, onder* fcheidt , maar zyn Ed. zal niet opgemerkt heb- ben , dat de Afbeelding van Lob el, hier aan- gehaald , juist even de zelfde is, als die van Dodon^üs, door hem t'huis gebragt tot de Negende Soort (*) , en To urne fort zou dit Kruid 'er, door een byzonderen naam, niet van afgezonderd hebben , indien het niet anders dan door de Meeldraadjes verfchilde. Voeg hier by , dat Lob el de zyne neemt voor het ge- woone Waterpeper , met witachtige en Lyf- verwige Bloemen , gelyk hy in zyn Kruidboek zegt. Deeze Soort , met paarfche Bloemen s groeit in Vrankryk, zegt de Ridder , en be- fchryftze dus. 3f De Steng is regtopftaande, fcevig, effen, „ met ruigachtige kanthaairige Scheedjes en „ Eyi'onde gefceelde Bladen , van grootte als „ die der Phytolacca. De Bloemfceeltjes ftaan „ tegen de Bladen over, van langte als deBla- ?> den en zyn Trosachtig ge-aaird." (6)Dui« (*) Tot het drukken der Werken van Clusius, Do- do n u s en Lobel , zyn van vecle Planten de zelfde Hotufnee- Phaten gebruikr. , OCTAKDRIA. 465 (6) Duizendknoop met vyfmanni ge half -twee- IV* wyvige Bloemen en eene Eyronde Aait. Afdles.» . _ _ x Tr . _ , Hoofd <■ Dus heeft thans Linn^us dit Kruid beterSTUK# bepaald , terwyl de Heer J ac quin heeft waar- r. genomen , dat in \ Water de Meeldraadjes kot-f$$%£ ter 3 op 't Land dezelven langer dan de Bloeb^W€èflafi" zyn. Dit Kruid, naamelyk, heeft voonloopen*ng* de Ranken, die zig van den kant der Slooten, Graften en Meïren, op 't Water uitfpréiden en aldaar een geheel ander Gewas verbeelden 5 met de Bladen breeder en glad : terwyl de- zelven 3 op de Wal 3 volmaakt Lancetvormig rüigachtig3fmaller en als ingekrompen zyn, daar het opftaande Stengen heeft. Sommigen hebben hier van een byzondere Soort van Perfeftkrüid gemaakt (*) , die in eene Verhandeling, op zig zelf door Schulzius is befchreeven. De Afbeelding van DodonjEüs is taamelyk f hoewel zy het Kruid buiten 't Water affchets$: die van Lob el, hier een geheel andere , fchync hetzelve ook te willen vertoönen : doch beiden heb- f6) Polygsvium Flor. pentandr. femidigynis &c. Pers, Fh Stam. quinis &c. H, Cliff. R. Lugdb. 216. N. 1. Pers. Flor. pentandr. digynis &c. Ft. Suec. 3 1 s , 34-1» 2% Bei^, 114* GOUAN Monsp. IpS. GER. Prov. 449. KRAM. Auflr. UT. &c. Potsmogcton Salicis folio. C. Ü.Pin. 193» Perfïcaria SaJ, folio &c. ToURNF. /»/?. 5©9. Potamogeton. Dod. Pimpt. 582» Potam. five Stac'hytes Fontalis et fpic8t$« Lqb. Ic. 307. (*) Ferficaria acida peculiaris. Jung. Hofm. Fl. Altderf* TREW. Co mm. Lit. Nor. 1737. T. V. f. I , 2. Gg II. Deel. VIII. Stuk» 466 AgTMannige Kruiden. IV. hebben zy daar in mis , dat zy de Ranken met Afdeel. Worteltjes afbeelden en zeggen, dat het door Hoofd- middel van die Worteltjes zyn Voedzel uit den stuk. Grond zou trekken onder Water. Het is altoos, Driewjr- zQ veel iJc waargenomen heb , in de kanten der Vy veren , Slooten en Graften , geworteld en fchiet van daar zyne Ranken , langs de Op- pervlakte , verfcheide Ellen uit , terwyl de Bloem -Aairen zig daar boven regtftandig ver- heffen tot een Handbreed of meer hoogte. De Heer H aller vergelykt de Bladen, zo wel als de Aairen , by die van het Naterwor* tel 3 en zegt dat de Aairen altoos roodachtig zyn, of bleekrood. Dikwils vindt menzefchoon paarfch van kleur, 't Getal der Meeldraadjes is vyf, de Styl diep in tweeën verdeeld en het Zaad platachtig Eyrond* Dit Kruid komt op dergelyke manier, als gezegd is , door byna geheel Europa voor. Men geeft het, in 't gemeen, dergelyken naam, als aan de Soorten van Fonteinkruid ; hoewel dit, in 't byzonder, by ons ook wel den naam van Roowilligen voert ; om dat de Bladen als der Wilgen en de Ranken rood zyn. Op 't Land groei jende, bloeit het zeer zelden en fchynt alsdan buiten zyn Element te zyn. Men heeft 'er, ik weet niet om welke reden , een Steenbree- kende kragt aan toegefchreeven , doch welke niet genoegzaam blvkt; gelyk de geleerde Hof- Arts Trew omftandig , in de Neurenburgfche fche Verhandelingen , heeft aangetoond. (7) Dui- OcTANDRtA. 4Ö7 f7) Duizendknoop ml gekartelde Bladen. IV". V" APDRBti Zodanig eene Soort heeft de vermaarde ShAw Ho^"Di> in Barbarie waargenomen* Ook is een Water- sruK Ferfenkruid , met gekartelde Bladen , van Java vu. OVergebragt. /erratum. Zaagtan* (8) Duizendknoop met vyfmannige dtiewyvi-&& ge Bloemen en Lancetvormige Bladen. oerSêê Gelaarsd. Deeze groeit in Siberië , volgens den Heelt PU XLIX . Gmelin. De Heer Pallas vondtze 'er , aan F%» u de Oevers van zeker Meir, overvloedig» Zy heeft Bloemen 5 die uit eene menigte lange Aai • ren famengefteld zyn, en Lancetvormige om- geboogene Bladen; doch is inzonderheid onder- fcheiden door Buikige effene Scheedjes, veel wyder dan de Steng en onverdeeld , by defi Voet van ieder Blad , waar door de Steng zig als met Laarsjes vertoont* Deeze gefteldheid heeft volkomen plaats in dat Oostindifche Perfenkruid , waar van ik, uic myne Verzameling, hier de Afbeelding, ia Fig. 1 > op Plaat XLIX. mededeel \ Gewaü heeft een dikke holle Steng, donker bruin van Kleur, omringd met de gezegde Laarsjes, die f7) Polygonum Tol cccnatis. Polyg. Fol. oblenro crenato. SHAW. Afr. 489. BUBM. Ft. Ind. p. 39. (8) Polygonum Flor. pentandds trigynis &e. Perfïc. Spi&s Ion gis numerofis , Vaginis ituegris &c. Gmel. Sik Ui, p. 51. T. 8» Gg 2 II. Deel» VUL Srm> 468 Agtmannige Kruiden. IV. zig in 't bovenfte gedeelte als Kousjes in mal- AF?x.EL' kander fteekende vertoonen , ros van Kleur. Hoofd- De onderften aan myn Tak, die aldaar opeen stuk. yoet ]angte een Kwartier Duims dik is, zyn v?p!ewy~ rykelyk eeo Duim lang. Zy zyn niet alleen aan den bovenkant, maar over 't geheel, met kleine Haairtjes bezet , en de Bladfteelen komen op zyde uit dezelven voort. Haar Geweefzel is Vliezig dun , geaderd , en vertoont zig byna als de Wieken van een Vlieg, met het Mikros- koop gezien. De Bladen zyn volmaakt Lancet- vormig , met een lange fpitfepunt, wel zeven Duim lang, aan beide zyden zeerruuw gehaaird. De Aairen verdeelen zig zeer ruim en befcaan uit enkelde Bloempjes, overhoeks geplaatst, ie- der vervat in dergelyke Schubbetjes of Blikjes, als de Stoppeltjes voorgemeld zyn , hoedanig een Schubbetje, vergroot, by A is voorgefteld. Ik heb de Bloempjes bevonden vyf Meeldraad- jes te hebben ; waar uit nog te meer blykt, dat dit Gewas niet tot het Gebaarde Perfen* kruid behoore. Het Zaad is famengedrukt rond- achtig. ix. (9) Duizendknoop met zesmannige half twee- Scherp, (9) Polygonum Flor. hexwdris femidigynis &c. Polyg. FoL I,anceolatis. Mat. Med. 178. Perficaria Flor. hexandr. Sec. Hort. Cïtfi. 46. R. Lugdb. 216. GOUAW Monsp. 198. GEK. Frov. 44«. VAILL. TOöRNF. Par. HALL. Helv. 18 1. F/« Suec. 320 , 343. FL Belg. 114. Perficaria urcns feu Hydro- piper. C. B, Pin. lol. Hydropiper. DOD. Pempt. 607, LQBt Ic. 31 f ÖCT ANDRIA. 4^9 wyvige Bloemen , Lancetvormige Bladen IV. en naauwlyks gehaairde Stoppeltjes* Afdeel Hoofd* Onder den Griekfchen naam Hydropeperi of stuk. Waterpeper , is dit Kruid in de meefte Taaien van Europa bekend , hoewel men het in 't Franfch""3' Curage noemt. Het groeit byna overal in ons Wereldsdeel, op vogtige Zandgronden. Het is zeer Takkig en Knoopig , met fmaller Lancet- vormige Bladen en fchraalder Aairen, dan het gewoone of zagte Perfenkruid. Het heeft over- al gladde Stoppelfcheedjes , doch die niet dan aan de mikken der Takken kanthaairig zyn* By de Ouden hadt dit Kruid zo grootennaam , dat P aracelsüs hetzelve Mercurius terres» tris noemde , willende dat alle Kwaaien daar door, op een Sympathetifche manier, wegge- nomen werden. Het is zo heet , dat men de Tong brandt door het te kaauwen, en zig daar mede af te veegen maakt Vuurigheid aan 't Fondament. Niettemin bedient men 'er zig uit- wendig met vrugt van , in Pappen met Anno- niak-Zout, om koude Gezwellen te doen ver. flaan.en tot zuivering van Zweeren, inzonder- heid in Paarden , is het Kruid op zig zelf dien- ftig. De ligtc Husfaaaren leggen de gekneusde Bladen op Ontvellingen door den Zadel gemaakt, welke daar door geneezen. Inwendig heeft men het gedeftillecrde Water tegen 't Graveel aan- gepreezen. , Het Afkookzel in Vleefchfop, of door andere Middelen verzagt , is dienfiig be- Gg 3 von- II. Deel VIIW Stuk. 4jo Agtmankige Kruiden. Wr vonden tegen de Verpoppingen der Ingewan* 'pxf L' den y m ^e Waterzugt , Geelzugt , enz. Men Hoofd- zegt, dat het de Vlooijen verdryfc en dat de 8tük. Muggen of Vlieeen niet zullen komen aan Driewy- vige. Vleefch , 't welk met het Sap is beftreeken ; weshalve het van fommigen Vïmjm- en Mug- genkruid geheten wordt* Ook wordt 'er een Wormdoodendc kragt aan toegefchreeven* x. (10) Duizendknoop met zesmannige tweewy- Vtffiar™, vige Bloemen > langwerpig Eyronde Aai- cehaaird. rm j Lancetvormige Bladen en kantluiai- rige Stoppeltjes» Zeer veel komt ook dit Kruid, niet alleen in geheel Europa , maar inzonderheid in de laage deelen van onze Provinciën , aan de kanten der Wegen , in de Hoven en Bouwlanden voor* Het voert den naam van Perficaria > in 't Franfch ferficaire , in 't Neerduitfch P erf en- of Perfik- Kruid ; om dat de Bladen veel naar die van den Perfiken - Boom gelyken. In % Engelfch noemt men ( ia) Töhgonum Flor. hexandris digynis &c. H> Cltff. R. Lugdb. GODAN AUnsp. GRR. Prov. FL Belg. Suec &c. &c. perficaria mitis. J. B. Hijl. III. p. 779. FL Lapp. 71. Vet- licarla mitis maculofa et non maculofa. C. B. Pir.. ior. Pers. fol. anguftisfimis &c. Hall. Helv. m. Perficaria mi- tis. LOB. Ic 315. Perficaria. Dod. Tempt. 608. Pers. angus- tifolia. C B- Pin. iot. Prodr. 43. Pers. Fol. fubt. tomento- fis. HALL. Helv. I8i. Perficaria pufiüa repens. Raj. Ar.gl. 111. p. 145. Perficaria minor. C, B. Pm. 10 1. MORlS. II.. S.. 5- T«, 29, OCTANDRIA. 4.71 men het Lake-Weed of Ar smart 1 in 't Hoog- IV. duitfch PerfichkrauU F u.KL* Ongemeen veel veranderingen komen in die Hoofo- zo gemeene Onkruid voor. Het verfchilt voor 5TUK* eerst daar in , van meer of minder > en fomtyds n?"iT geheel niec gevlakt te zyn; daar anders de on- derfte Bladen met een groote halfmaanswyze Loodkleurige Vlak zyn getekend. Ook heeft het de Aairen onryp groen , doch bloeijende wit of rood. In fommig zyn de Bladen breeder, in fommig fmaller, en ook wel van onderen Wol- lig, zoHaller opgemerkt heeft. Men vindt het doorgaans met leggende Stengen , die zig opregten , fomtyds een Elle hoog : maar het klei- ne kruipende Engelfche Perfenkruid doet zulks niet , en fchynt evenwel tot deeze Soort te be- hooren. Dit Perfenkruid heeft eene zagte, eenigszins famentrekkende , zout* en zuurachtige Smaak. Het wordt gehouden voor een goed Wondmid- del, en is dienftig tot Infpuitingcn ter zuive- ring van de Borst, na dat de Etter daar uit ont- last is. Men heeft het ook tot Steenbreeking aangepreezen. 1 fn) Duizendknoop met zesinannige driewy- xr. . Tohgonum *1'm barhatum. , \ t> 1 „1 1 , . . . ^ . . .0 Gebaard. (11; Jfolygonum Flor. hexandns tngyms, Spicis virgatis &c. Pertiearia Maderaspatana longiore folio hirfwta. Pluk. Alm, 288. T. 210. f. 7 ? Pers. Fol. ovatis glabris KRAsCH. Comm% Fetrop. 1747. p. 375. T. 13 ? Velurta Modela Mucu. Hort. Mul» Jül. p. 145. T. 77. üüRM. Fl. Ind. p. 89. Gg 4 II. Deel. VIII. Sru*« 47* Agtmannige Krüidèn, IV. Afdeel. Hoofd- stuk. Drievjj" yige Bloemen , Roedswyzj A 'air en , Lan- cetvormige Bladen, en geknotte Stoppeltjes die Borftelig gekaaird zyn. Uit deeze bepaaling blykc , dat de hier be- doelde Soort de Scoppeltjes zeer lang gehaaird cn als een Baard maakende heeft. De Ridder verklaart zulks , uit zyn Chineefch Exemplaar waarfchynlyk , met te zeggen , dat derzei ver Borftelige Haairen byna zo lang zyn als het Stoppeltje. Ik heb 'er van Java, met die Haai- ren een halven , ja een geheelen Duim lang , en dus langer dan de Stoppeltjes ; verfchillen- de daar in grootelyks van het Gelaarsde Per- fenkruid , in Fig i. afgebeeld. Hier fluiten ook de Stoppeltjes digter om de Steng en de Aair is niet zodanig y maar de Steng en mid* delribben der Bladen zyn roodachtig. Haai- rïgheid of Wol word ik aan de Steng niet ge- waar, zo min als aan de Bladen, die altemaal Lancecvormig zyn, geiyk Linn^us zegt: hoewel zyn Ed. ock een Perfenkruid , met Eyronde gladde Bladen , daar toe fchynt te be- trekken. De gebaardheid der Stoppeltjes en de figuur jspatifcb. der Aairen betrekt hier dat Japanfche Kruidje, v/aar van de Afbeelding in Fig. 2 is medege- deeld. Hetzelve heeft een dun knoopig Stenget- je, dat zig in Takken verdeelt, die aan \ end geaaird zyn. Aan ieder verdeeïing en by den oirfprorg der Blaadjes , groeit een zodanig Scheed- ach* OCTANDRIA. 473 achtig Vliesje , met zeer lange Haaircjes. De IV. Bladen zyn Lancetvormig , doch naar de langteApi^rEL* taamelyk breed , en dun. De Blommetjes derfrooFD- Aairen zyn ook door gehaairde Blikjes , elk op^TÜK# zig zelve > gefchoord > en als daar ingekasc. Ik be- vind in dezelven zes of zeven Meeldraadjes en het Zaad is driekantig , gelyk in de anderen van deeze Soort. (12) Duizendknoop met zevenmamiige twee* wyvige Bloemen 9 Eyronde Bladen y een xir. regtopflaande Steng en ruige Trompetach-o^hnllte"! tige Stoppeltjes. Oofteifch. Dit overal thans 3 zelfs in de gemeene Bloem- hoven van Europa , zeer bekende en om de fierlykheid van zyn Gewas en Bloemen bemin* de Kruid, is door To urne fort, in 't al- lervoorfte deezer Eeuw , op zyn Levantfchen Rqistogt ontdekt 5 en uit het Zaad in ons We- reldsdeel voortgeteeld. 't Is een Jaarlyks Gewas , dat in grootte alle andere Soorten van dit Ge- flagt verre overtreft , groeijende wel zes of ze- ven Voeten hoog. Men heeft het, uit Zaad van Smyrna gezonden , hier in de Hortus Medicus meer fiz) Polygönum Flor. heptandris digynui c. H. Cllff. 42. Ups, $6. R. Luzdb. 2t6. GOUAN Afonsp. 199. MlLL. Dl&. T, 201. Perficaria QrïentaUs Nicotiaus fb'io , Calyce Flo- rum purpureo, Touhnf. lV. 38. Comm. Rar* p, T. 43. Schovaana modela- muccu. Hort. MaL XI t. p. 147. T. 75, BURM. Fl. Ind. p. 89. Gg 5 II, Peiju. VUL Stuk* 474 ACTMANNIGE KRUIDEN. IV. meer dan twaalf Voeten hoog geteeld. Hy geeft 'Afdeel. >er jgiaden van Tabak aan , doch zy fchynen Hoofd- my meer naar die van Patich of zelfs 5 als men stuk. 0p de evenwydige Ribben acht geeft , naar die priewy- van >t Oostindifche Bloemriet te gelyken; val* lende de onderften zeer groot , wel een Voet lang en meer dan een half Voet breed. Hier te Lande heeft het weinig ruigte, doch het gene in Ooftindie groeit , van waar ik een fchoonen Tak thans voor my heb, is overal met eeneaan- merkelyke witte Haairigheid bezet , en heeft de Bekerachtige Stoppeltjes , inzonderheid , zeer ruig van buiten 5 doch zonder Haairtjes op de kant. Het is met fierlyke paarfche Bloem -Aai- ren gekroond, en ftrekt dus, in de Herfst, tot fieraad van Tuinen eo Buitenplaatfen. xiil (10) Duizendknoop met aztmannige tweewy* Ten/yiva- vige Bloemen yjtekehge Bloemjteeltjes , Lan- Penfyiva- cetvormige Bladen en ongedoornde Stoppel- niich* tjes% In Penfylvanie komt , volgens Kalm» deeze Soort voor, die veel naar het gewoone Perfen- kruid gelykt 5 doch grooter is en geftrekter in alle opzigten ; zynde de Bladen van onderen ook zeer ruuw en de Bloemfteelen met fty ve Borflel- tjes bezet, die zeker Lym uitgeeven : de Aairen Trosachtig. Men heeft dergelyk ook in Enge- land waargenomen. P O- f13) Polygonum Flor. c&andris digyn-'s 5cr. rcrlkaria mitis major Floribus pailidioribus. Raj. Angt. m.p. hj. HÜDS. OCTANDRIA. 475 POLYGONÜ M. IV* Afdeel, * * * * Met onverdeelde Bladen en agtmannige ix. Bloemen. (14) Duizendknoop met agtmannige driewy- xiv. vige Oxelbloemen en Eyrond- Lancetvor- mum. mige altyd groene Bladen > de Steng laag Zcclants- Heefier achtig. Deeze Soort 3 Zeekants - Duizendknoop ge- naamd , in yt Franfch Renouêe de Mer , groeit op de Zee -Oevers der Zuidelyke deelen van Europa , de Levant en Virginie ? volgens den Ridder. Zy gelykt naar de volgende zeer5 maar is flyver en grooter:de Blaadjes zyn altyd groen en worden door 't droogen blaauw ; de Steng is hard 5 Heefterachtig en bïyft over. (is) Duizendknoop met artmannige driewy* n xr- ö Polygonum vige Oxelbloemen 3 j^ancetvormige Bladen Avicuiare. en leggende Kruidige Stengetjes. Gemeen. Dit f14) Polygmum Flor. Oftandris trrgynis Axillaribus &c.Po- Jygonum marmmum Jatifolium. C. B. Pin* 231. Tournf. §*{l» Gouan Monsp. 198. Folygonum maririamm. Cam. Epit. 691. (iS) Folygonum Flor. o&andris trigynis AxÜlaribus &c. Mat. Mei. IS6. H, Cliff. R. Lutdb. GOïJAN Monsp. Gfh. Prov. VAILL. Paris. TOÜRNF. FL Belg. &C &C. Po'ygo- num latifoliurn. C. B. Pin» 28 1. Polyg. brevi anguftofb- Ho. poï- oblongo angufto folio. C. B. Pin. 28i.£ pol. ang. fo!. Cal. pnrp. & g. Poi. ere&um humils, Fol. orbum. Dill. App. 6$. Hall. Helv* iia. Folygonum mas. 1>od. PempU 113. LOB. h. 419. < II. Deel. VIII» Stuk. 476 Agtmannige Kruiden. IV. Dit Kruid voert van ouds den naam van Po» A*v£l7Ltlygomim of Centumnodia , by ons Duizendknoop , Hoofd- wegens de Knoopigheid vandeszelfs Stengetjes, stuk» en Varkens - Gras , misfchien om dat de Var- Driewy- j,ens het eeten , daar het van andere Beeften wordt voorbygegaan. Het heet ook Kreupelgrasy om dat het op den Grond legt. De Duitfchers noemen het Wegegrasf en Wegetrilt , de Fran- fchen Renouée of Terrasje of Corrigiole , naar den Latynfchen naam Corrigiola , die 'er ook aan gegeven wordt : de Engelfchen Knoigrasf. By de Grieken voerde het veelerley benaamin- gen. Het komt overal in Europa , zo wel als in onze Nederlanden , aan de Wegen en op woes- te plaatfen voor, zeer weelig groeijende in de allerfchraaHte Gronden, en die bekleedende als een Tapyt. De Bladen zyn in 't algemeen uit den ovaalen gefpitst en worden op eenigen af- ftand van den Wortel grooter. Men vindt 'er Verfcheidenheden van, met fmaller , breeder, korter of langer Blaadjes : men heeft het ook rnct opftaande Stengetjes Bladerloos gezien. Overal, by den oirfprong van een Blad of Tak- je , maakt het Stengetje een Knietje en daar is een zeer dun Vliezig Scheedje , waar in vier Bloempjes, by malkander, vervat zyn, op wel- ken een driekantig, zeer klein, Zaad volgt. Dit Onkruidje, welks Zaad, door een byzon- dere voorzienigheid van den Schepper, rykelyk aan de Wegen verfpreid , het kleine Gevogel- OCTANDRI-A. 477 te 's Winters tot Aas (trekt ; waar vande by- IV. A VTi V FT naam is ontleend; heeft ook nog andere nuttig- ir< • heden. Wegens zyne famentrekkende hoedanig- Hoofd- heid is het Sap daar van of het Aftrekzei in WynSTÜK* of Water, en het Kruid zelf, uitwendig opge-M;^r^* legd , tegen Breuken , Bloedloop en andere Vloei- jingen , nuttig bevonden. Een Blaadje daar van opgelegd en ftyf aangedrukt , heelt een verfche ( Wond. De Ingezetenen van Karniolie gebrui- kenze, met vrugt, op Adderbeeten (*). (16) Duizendknoop met agtmannige driewy- xvr. vige Oxelbloemen » ovaale Bladen en eenerefti°*Hm opgeregte Kruidige Steng. opgeicgc. Uit Zaad, dat Kalm van Philadelphia hadt medegebragt, is deeze voortgekomen, (17) Duizendknoop met agtmannige driewy- xnx. yige Bloemen , gewrichte Pluim- Aairen tf*ucuUim en geknotte Scheedswyze Stoppeltjes. Gewricht. Deeze werdt in Kanada door dien zelfden Heer gevonden. Zy maakte Stengetjes van een Voet hoog 5 in Bloempluimen aan 't end ver- deeld , met Liniaale gladde Bladen. De Pluim was fa- (*) SCOP3LT, Carn. p. 4*3- (16) fdljgonum Flor* oftandrts tngynïs Ax'llaribus , Fol. ovalibus , Caule ere&o Herbaceo. (17) Palygonum Flor. o&andr. trigynis » Spicïs articulatis, Paniculatis ; üipalis Vagïn. truncatis. Ut dml* vul sïuk# 478 Agtmannige Kruiden; IV. famengefteld uit Draadachtige Aairen , van bleek- Afdeel, roode Bloempjes* srvK.D' (i8) Duizendknoop met agtmannige driewy*. xvur. vige Bloemen , die Trosachtig zyn; Lan- fumariCA' cetvormige Bladen en een uitgebreide wyd wyd ge- gemikte Steng. mikt. Men vindt dit Kruid, dat Tour ne fort Veelbloemige Takkige Orientaalfche Boekweit noemt , zo wel in Afie als in Italië. Het Blad gelykt naar die van Perfenkruid , zynde zwart- achtig van Kleur en de Bloemen wit. De Steng groeit , in Siberië, van één tot drie Ellen hoog, cn geeft op zyde Takjes uit van een Voet lang. Hier is, in de laatfte Uitgave van het Samen- ftel der Natuur, de Zevende Soort, zynde het Zaagtandige Duizendknoop, geplaatst. • ***** Helxine* Met byna Hartvormige Bladen. Deeze Rang bevat de Soorten van Dui- zend* (18) Polygonum Flor. o&andns trigynis &c. Helxine Fol. Lanceol. H. Ups. 96. Fagopyrura Oriëntale Ramofum &c. IlUXB Cent. II. p. 31- T. 31- TOüBNF. Cor. 39. Perficaria Alp. fol. nigricsnte, Flor. albis. All. Pedem. 41. T. 8. Pers. Alp. alt. Saxatilis. Bocc Mus. II. p. icg. T. 83. Pers.mon- tana &c. Amm. Ku%k. 240. Pers. Caule difïufo. Gmel. Sib* 1IT. p. 5 8. T. 11. f. 2. Polyg. Spicis paniculatis. Gmel. Sib» III. p. 57« Tt 11. C I. OctAndria. 479 zendknoop , die Daar Boekweit gelyken en IV. men zal hetzelve , llraks , daar onder geteld AFj|f u vinder ♦ Hoofd- stuk:. (19) Duizendknoop met agtmannige driewy* xix. vige Bloemen , ruuwe Bloemjleelen , Ey- cb&Zf™ ronde Bladen en Hartvormige Blikjes. Chineefch. Van dit Gewas is de Steng, volgens den Rid- der, bogtig; de Bladen zyn Eyrond -Hartvormig of breed Eyrond , wederzyds glad ; de Bloem- fleelen ftekelig > aan 't end dikwils driedeelig. Het heeft breede Scheedswyze Stoppeltjes, die niet ingefneeden of kanthaairig zyn, Eyrond. De Bloemen komen, by weinigen, in rondach- tige end -Hoofdjes voort. Hier mede oordeelt de Heer N. L> Bur* javaanfck mannus dat Kruid overeenkomftig ; 't welk zyn Ed. van Java ontvangen hadt, onder den naam van Javaanfche Klimmende Berg - Boekweit , welke aldaar Rankachtig tot agt Voeten hoog groeit , zynde onder den naam van Sit • Java bekend. Ik zal hier de befchryving invoegen van een japmfch. Rankgewas , waar van ik een aanmerkelyken FI^^ Tak , wel anderhalf Voet lang , uit Japan be- komen heb , zynde in Fig. 3 , op Plaat XLIX. het bovenfte gedeelte daar van afgebeeld. De Rank is dun , rond en roodachtig , geevende de O9) Polygonum Flor. o&andris trigynis , Fedunc. fcabrïs, Fol. ovatis , Bra&eisCordaüs. SuaM. FL Ind. T. 30. f. 3, ïu vin* stuk, Agtmannige Kruiden. IV* overhoeks Bloemtakjes uit , die zeer wyd ge* Afdeel. mij op vogtige plaatfen in Virginie en Maryland groeijende , is een Gewas dat naar het Boekweit gelykt , doch fmaller Bladen heeft , die van agtcren uitgehold zyn , ver van elkander geplaatst. Het klimt fomtyds als de Winde by 't Geboomte op, en heeft de Ranken gedoomd. Men vindt het in vogtige Weiden, wordende aldaar Cow- longue geheten, zo Clayton aanmerkt. OO Dui- (10) Polygonum Fol. Sag'ttatis , Caule aculeito. Gmex.* Sib. III. p. 6$. T. 13. f. 2. GRON. Virg. 44, 61. Helxine Caule ere&o, Aculeis reflexis &c. H. Cliff. \$u T. 12. R» tugdb. ui. Fagotritico imiihs &c. Pluk. Mant. 74- T. f. 5. Plant. post. e novo Eelglo. Lakt. Amr< 73. T. 74. O C T A N D H I li 48) X*i) Duizerdfc'onp met Piekvormige Bladen > de Steng gedoomd* i£ * Hoofd* Op waterige plaatfen , in Virginie en Flori- stuk* da, komt ook deeze voor, die naauwlyks dan xxr. door de figuur der Bladen , welke naar die van Any%7?£ Kalfsvoet gelyken , verfchilu Het is een klim- KekbUdig* mend Kruid. (12) Duizendknoop met driehoekige Bladen , xxiu een gedoomde Steng en doorblad? ge , ronde 3 tumf^ gaapende^ Bladerige Stoppeltjes. , dig00^ Deeze Soort , naar de voorgaanden gelyken- de, is door den Heer N. L. Bürmannüs ïn Plaat gebragt , en heeft , volgens zyne Af- beelding , de Bladen veel breeder dan zy lang zyn ; terwyl nogthans zyn EU. daar toe de Chi- neefche Plant, naar Boekweit gelykende, van Plukenet betrekt , welke de Bladen drie- maal zo lang als breed heeft Ook hadt dezelve opgeregte Stengetjes en opftaande Doornen : de zyne was een Rankgewas , met omgeboogen Doornen , zynde Klimmende gedoomde Beziedraa* gende Zuuring van Klein hof getyteld, die op t (zï) Pêlypnvj* Fel. Hatëatis fee. Fagotrltico fimills fpi- nofe fcandens , Ari folio latiore &c. Pluk. Amaltb. 87* T. 39 *« C. Planta prior e novo Belgio. Laet. Amer. 73. '22) PolygOKüm Jol. triangiilaribus , Cauie aculcato &c* Bürm. Fl. InL 50. T. 3 j. f. 2. Fagotritico fimilis ipiaofg mi-* nor Sinica. Pluk. AmaUk* 87. T. 39S. £ 1% Hh IU DHL, VIII. STU«. 48a Agtmannige Kruiden; IV. op de Bergen van Java groeit* De Bloempjes Afdeel vcrfchülen ook zeer. Myn Japanfch Gewas , ia Hoofd* Fig. %% op Plaat XLVIII, afgebeeld, komt in stuk jiet Loof vry veel mee dat van zyn Ed. over- y;p"eW>'een> doch verfchilt5 gelyk ik aangemerkt heb, in Bloem en Vrugtmaaking, niet alleen, maar ook in de figuur der Stoppeltjes , welke hier doorbladerig geflooten zyn vertoond. De af- komst was van Java, xxin. (23) Duizendknoop met Pylswys' Hartvor* Tolygonum . nJ , , , -Tatarkum. mige Bladen , een ongedoornde opgeregU fche!*331" Steng en eenigermaate getande Zaaden. Het verfchil van deeze Siberifche of Tartaar- fche met de gemeene Boekweit , beftaat daar in; t. dat zy de Bloemen niet wit en hol, maar groen en vlak en twee derden kleiner heeft : 2. dat de hoeken des Zaads aan ieder kant twee ftompe Tandjes hebben : 3, dat zy anderhalf of tweemaal zo veel Zaad geeft als de gemee- 31e. Derhalve zou deeze Siberifche mee voor- tkei kunnen geteeld worden, te meer, omdat xy de Koude en Vorst veel beter kan uitftaan ; zo de Heer Linn^eus aanmerkt, actftv. (24) Duizendknoop met Pylswys* Hartvor* **& mi, Boekweit* (23) Polygonum Fol. Cordato - Sagittatis &c. Fagopymm ere&um Fru&u aspero. Amm. Rutb. 114*. Gmel. Sib. i\U p. 6+. T. 13. f. 1. H. Ups. 96. Clif. i$u Fagocriticum si* biricam. Aft. S toe kb. 1744- P» T. 4* (24) Foijzanum Fol, Cordato - Sagictatis &c. Mat, Md* 2S3« mige Bladen , eera Zryflfl regtopflaande on- IV. gedoomde Steng en de hoeken van het *™xf** Zaad Hoorn-j STUK» Dit Kruid heeft zynen Griekfchen naam Fa- Trgj» gvpyron> den Latynfchen jFago- triticum en denw*% Hoog of Neerduulct* n óotkweit of Buecken* waüe , van de gelykenis naar de Nooten der Beukeboomen ; cerwyl bet tevers voor Tarw of Weke verftrekt. De Engelfchen heeten het Buckweat of BranL Men noemt het, in de bo- venfte deelen van [ ;u tfchlar d ook Heiden-Korn% in 't Franfch Blénoir of Sarrujin ; zo om de bruinheid , als om dat men Dei voor drie o£ vierhonderd Jaaren eem uit Afrika of Arabie^ en dus van de Sarrazynen, bekomen heeft, Lust- rus Itelt nogthans de Groeiplaats in Afie.Het wordt tegenwoordig in alle deelen van Europa gezaaid. Het onderfcheidt zig van alle andere Soorten van Koorn door zyn Gew«s , 't welk geene Hal- men maakt, maar een Takkig Kruid met Klyf- achtige Bladen , aan den top met witte Bloem- pjes gekroond 5 waar van het Gezigt , zo wel als de Reukjbyzonder aangenaam is in de Bloei - tyd en duizenden van JByekorven vult met Ho- nig 188. Helxinc Caule ere&o ïnermi. ff. Ups* CUf* R. Lngdh 217. Gouan Monsp. 199, FL Suec. Belg. Eryfimum cereale Fol. hederaceo. C. B. Fin* 295- Ocymuin Ccieaie TA&iHift* 37$. Fagopyron. DOD. Pempt. yiz. Hb £ II. DEEL, VIII. STUK. 4** Aötmannigë Kruiden IV. nig en Wafch. Het groeit fchielyk en rypc Afdeel fchielyk aan $ doch verdraagt geen guur Weer Hoofd- of aanmerkelyken Vorst , ook geene Iterke droog- STUK* te. Ondertusfchen is 't een voordeel , dat het n™wr jn de fchraaltte Landen groeijen wil, en dezel- ven eerder mest dan uitpuurt. Dit Kruid wordt in fommige Landen 9 gelyk in Italië , tot Voedzel voor hec Vee , nog eens in de Herfst gezaaid doch in de middelfte en Noordelyke deelen van Europa, gelyk ook by ons, ftrekt het gebroken Graan of Grutte, en het Meel daar van , als bekend is , tot Voedzel voor den Gemeenen Man* DitKoorn maakt een der voornaamfte Voortbrengzelen van Karnio- lie uic . ze^t Doktor Scopoli. Het is een zeer gezonde Spyze en op den duur beter dan Tarw alleen ; dewyl het lifter verteert en meer Af- gang maakt ; maar het verfterkt in lang zo veel het Lighaaoi der Arbeidslieden niet, als Gars- ten -Gort of het Roggen -Brood, Voor zwakke Lieden is het zelfs een Geneesmiddel. Men kan 5er ook Brood van bakken; dat wel fmaakt,doch het is wat bruin. Het Afkookzel , of Bry daar van , in Karnmelk , is een zeer goed verkoelend Middel in heete Koortfen. De Pap van \ Grut- ten - Meel ftrekt ongemeen tot rypmaaking van Ge7wellen , als ook om Pynen te doen verflaan. Lobel zegt , dat hy Bier van Boekweit hadÉ gezien , 't welk aangenaamer doch bruiner wa- re , dan van ander Koorn. Het Vee , inzon. derheid het Pluimgedierte, wordt 'er vet van. Men O C T A N I> * I A. 485 Men gebruikt het in Switzerland om Varkens IV* te mesten» De Doppen hebben, als bekend is, Afdeel^' ook haare nuttigheden. Hoofd-, 8 TUK» (25) Duizendknoop met Hartvormige Bladen, xxv. een windende gehoekte Stengen Jtompach-%°£*0"vu£ tige Bloemen. 1*** • , 0 Boekwin* Tot deeze Soort zou de naam vmHelxine, welke de% aan de Boekweit gegeven wordt 3 meer fchynen te behooren ; alzo dit Kruid door zyne winden* de Ranken als nedertrekt. Hierom wordt het , van Dioscorides, zo men wil, Cifampelos geheten , als zig om de Wyngaard * Ranken flin* gerende. Gemeenlyk noemt men 't Zwarte Win* de of Wilde Boekweit , en wegens het Zaad mag men het ook wel Boekwinde heeten. Het groeit door geheel Europa , gelyk by ons , in Bouwlan* den , Moeshoven, aan Wegen enz. Men heeft het als een laftig Onkruid aan te merken. De Stengen zyn geftreept, en geeven Bloem- trosjes uit de Oxels der Eladen, waar op Zaa- den volgen, met den driekantigen Kelk bedekt, zegt Linnjeus ; die 'er Violetkleurige Meel- knopjes aan toefchryfu De Heer H all e ft % on- (2$) Polygonum Vol. Cordatis , Caule Tolubili tngulato &c. Helxine Caule volubïli. H. CUff. R. Lugdb. GCR. Prw. 449. SCOP. Carn. 423. KRAM. Au/}. 113» P^r. Belg. 115. Convolvukm n-.gmm. Dod. Pempt. 396. Helxine Cisfaua*» pelos altera. Lob. Ic. 624. C«nvoIvu!us minor fernine trU tngulo. C. &. Pin. 29 $* Fagopyrum vuigare feaiidens, ÏOUBf. Injl. j'if. Hh 3 II» Dttu VIII, Stuk» Actmannige Kruiden. IV. ondertusfchen , merkr aan , dat hier de agt Bol- Afdeel ]etjes, die men in de Bloem van de gewoone Hoofd» Boekweit vindt , ontbreeken : ?c welk nader on- stuk* derzoek verdient. xxvi. (26) Duizendknoop met Hartvormige Bladen , *DuZt™ een windende effene Steng en Kielachtig T**£ gewiekte Bloemen. Deeze zeer groote lang -Rankige Soort van Boekwinde groeit in de lommerryke Bosfchea der ZuiJelyke deelen van Europa i zegt Lin- n^üSj aanmerkende , dat dezelve witte Meel- knopjes heeft. Ik vindze echter onder de Krui- den van La^guedok en Provence niet aangete- kend. De Heer Haller zegt , dat zy over- vloedig 3 in Swilzfjriand 9 'm dc Heggen gr oeit. Hy zou ze voor eene Verfcheidenheid van de voorgaande houden : doch volgens den Ridder heeft zy de Kwabben der Bladen van agteren rond; de Steng niet geftreept en de Pluim be- ft ant uit een famen^efrelde Tros, dieoverhoeks in tweeën is £edee*d. Voeg; hier by dat de Zaa- den gevleugeld zyn , zo wel als de Bloemen. xxxvïi. 0*7 ' Dmzendknoon met Hartvormige Bladen 9 ^rglnT- en een re£t0P klimmende Steng. De- (26 * Pcfagonum FoK Cord. Caule volubili la?vi &c. Fago- pyrum Sec. DiLL Apb. 60. RuPP. Jen. 99. HALL. Helv. 173. Ffigop* SyJvar. feah&èhs , Flore foliaceo. Pont, Antfu 365. Fagop. nvjus ftandens. VaïLL. Pat. 52. (27) Polygonum FA Cord. Oule ere&o fcandente. Fago?. fesnd. Americ, maximum. Toürnf. /«/?. 511. Fagop. fcand. Ca*? Octandria/ 4S7 Dewyl in deeze Westindifche of Amerikaan- IV. fche de Bloem en Vrugt famengedrukc Vliezig '^eeu zyn , 70 behoorde zy mede afgezonderd te wor- Boofd- den Her is een zeer uitgebreid klimmend Ge-STÜK# was , dat allergrootfte Amerikaanfche Boekweit w^ff'^ genoemd wordt van Hermannüs, geevende ook veel grooter Zaad dan de gewoone. Deeze drie laatfte soorten hebben dit gemeen, dat de voet der Bladfteelen van onderen met een Gaatje doorboord is;zoLiNNi£US aan- merkt. Cardiospermu m* Hartvrugt. Een vierbladige Kelk, vier Bloemblaadjes en een ongelyk vierbladig Honigbakje , komt in dit Geflagt voor, dat zynen naam heeft van de Vrugt, welke beftaat uit drie famengegroeidc Blaasachtige Zaadhuifjes. Twee Soorten, beiden uitheemfche, zyn 'er in vervat, naamelyk* (i) Hartvrugt met effene Bladen. By i i »- permum Caule rub. Semine nigro. GROM. Vtr%. 44, 6z. Fagotr. vo- Haikata* lubile majus Virginianurn. Pluk. Alm. 143. T. 177. f. 7. hum. Fagop. fcand. f. Volubiiis nigra major. Sldan. Jam 45, ^j^Stia' Hifi» I. p. 158. T. 90. f. 1. (1) Cardiospermum Fol. lambus. Sy/i. Nat. UW. Gen. 493, p. 277. Peg. XII*. Gen. 498. p. 3**. & Clif. Ups. K. LugdK 464. GotMN Monsp, 199. Fl. Zeyl. 142. Pifum Veficariutu Fruétu nigro. C. B. Pin. 743* Halicacabum. RUMPH. Amb« VI. p. 60. T. 24. f. 2. Halicacabus peregrinus. DOD. Pempt* 455. /}. Corindum ampliore folio , Fru&u maximo. y, Cor« Ind. Fr. & folio minori. TOURNF. Infi. 431, BüRM» FLIni* P- 90. H h 4 lU Deel, vm. stto# 482 AöTMANNlCK Kroiih*; IV. ByToüRNEFORT vindt men een fraaije Afdeel, AfbeejcJjng van de Vrugt van dit Gewas, die Hoofd grooter of kleiner voorkomt > cn dus Verlchei- stukp denheden maakt. Wel twee Eeuwen is dit Kruid ~jgï!eWy' ^eds in Europa bekend geweest, alzo men het by Dodonjeüs afgebeeld en befchreeven vindt. In Vrankryk noemt men het J ois demer~ veille y in Engeland Black Winter - Cherrie , in Duitfchland Schwarts Schlutten , wegens de bruinheid der Vrugten , welke Waasachtig zyn als die der Alkekengi , en hierom noemt gedag-, te Autheur het Zwarte of Vreemde Krieken van over Zee. Dit is een weezentlyke naam, dewyl men 't Kruid uit Ooftindifch Zaad geteeld zal hebben. Het maakt ccn Takkig Gewas , met dunne gefletf fdc Ranken , die Vinswys' verdeelde Bla- den hebben en zeer lange Klaauwieren , veel langer dan de Bladen» Deeze Klaauwieren, aan 't end in tweeën gedeeld en omgekruld , geeven daar tusfchen een Steeltje uit, dat zig in drieën verdeelt , met Bloempjes , als gezegd is , die een klein groen Kelkje hebben. Hier op volgt een Blaasachtige Vrugt , drie harde ronde zwar- te Zaaden ,als Erwtjes , bevattende* Het groeit , volgens Rümphiüs, in Indie veel op zan- dige plaatfen , in verlaten Tuinen en aan vlak^ ke Oevers van Rivieren. iï: (i) Hartvrugt met Bladen , die van onderen pZlm' Wollig zyn. Dee* ^Amèti-"* Cartli9iPtrmur9 Fol' fubtus tomentofis. Cardiosp. vilio- kaanfch. f«m, Fol. incills obtufis, Petiolis brevibus. MiLL. Z)i&* OCTANDRIA. 489 Decze , in Brafil vallende, gclykt naar bet IV, voorbaande > doch heeft de Hui>jes en bladen *FDj^Li van onderen Wollig ruig, en de BlocmfteeU Hoofd. tjes, cusfehen de Krulletjes der Klaauwiertn ^TÜK met tien of elf Bloempjes , die na 't afvallen deï • ^"W" Vrugtmaakende deelen overblyven> zynde Ityf , en de Zaadhuisjes fmaller. De Vierwyvigen 5 in deeze KlSasfè j leveren de drie volgende Gellagtcn van Kruiden uit. Paris, Wolfsbezie* De Kelk is vierbladig in dit Geflagt, met vier imallere Bloemblaadjes en de Vrugt een vier» hokkige Bezie. Hier van is maar ééne Soort bekend CO, 1. welke onder den naam van Herba Paris of Pa d?ïfïi?a*m ris - Kruid , door den groeten Kruidkenner Tour- v^'oudig. aefort y werdt befchreeven. Men noemt het , in 't Franfch , Raifin de Renard of Vos- fendruif , in 't Hoo-duufch Wolfsbeer of Ein- leer , en by ons Wolfsbezie of Spinnekoppen % inzonderheid in Brabant , volgens Do don je us. Het groeit veel in 't Soenjer-Bofch by Brus- fel, en verder in andere deelen van Europa 3 tot zelfs in Lapland toe. Uiü ( 1) Paris. Syfl. Nat, Xtf. Gen. 495. p4 i7%. Veg. XIII, Gen. 500. p. 315. H. Clif. R. Lugdb. 461. Gouan Monsp. 5«o. GER. Pr$\>. 143. HALL. Heh. 412. F'L Sucs. % 34Ö. Fl. Lapp. 15;. Solanum quadrifol. Bacciferum. C. B. Pin. 167. Aconimm Salutiferuin. TAJB, Hifi. 72.0. Herba faris. Dep. Ptmpt. 444. lih s 4<;o Agtmannige Kruiden. IV. Uit een Stengetje van omtrent een Span hoog 5 AFTk!L' êeeft het vier Bladen uit > *Pits EyroDd van Hoofi> figuur , die in 'c kruis liaan , en geftreept zyn* stuk* uit het midden derzelven komt een Steeltje, J£?rwrmet een Bloempje van vier zeer ünalle groen- achtige Blaadjes , fmaller en korter dan de vier Kelkbladen. In 't midden is een vierdeelig Vrugtbeginzel , van agt Meeldraadjes omringd en met vier Stylen , die omgekruld zyn , ge- kroond. Hier op volgt een zwartachtige blaau- we Bezie, die in vier holligheden veele Zaa- den bevat. Sommigen hebben dit Kruid by de Nagtfcha- de vergeleeken en 'er een verdoovende kragt aan toegeichreeven. Anderen noemen 't heil- zaam. De Besfen , die een Zuurachtig Sap be- vatten , worden van Viervoetige Dieren zonder hinder gebruikt* Lobel verhaalt, dat menze gemengd hadt onder een Tegengift , waar door een Hond , dien hy Rottekruid en Sublimaat, tot een half Drachme, hadt ingegeven, was ge- nezen. Het Zaad zou Menfchen > die half gek waren, herfteld hebben. Het Kruid gedampt , en als een Pap verfch opgelegd , neemt de Zwel- ling der Teeldeelen , en andere Ontfteekingen % fomtyds weg. A d o X a. Muskuskruid* De Kelk is tweedeelig beneden , de Bloem vier of vyfdeelig, boven het Vrugtbeginzel ge« plaatst 4 OCTANDRIA» 491 plaatst , dat een vier- of vyfhokkige Befcie wordt, ÏV. met den Kelk famenj;egrc>eii. Sï^ De eenigftè Suort, hier van bekend (1), is -Ioofd- ook in de B :sfchc:n van ons Wcreldsdeel niet :TuK* ongemeen, en groeit zelfs in Sweeden, HyBern A]'oxa in Swntzerland vondt de Heer Hamer fkMnckttil* menigvuldig Lobel noemtze 'llkrkleinfte Ra* Éuropifck nonkel der Noordelyke Landen , met e.h i\iui- dige Mosachtige Bloem \ Is mede een zeer klein Plantje, met BI mdjes als van Duive Ker- ve! en niet omargenaauj van R<"uk ; w; shalve Cordus 'er den naam van Moschateüina aan heeft gegeven* Die Muskus - Geur it echter niet dan by 'c bio^ijen te b* (peuren. 3, In 't vroege Voorjaar (zegt Hall er) 3, brengt het uit zyn Stengetje, op ongeblader* 3) de lange Sreeltjes , zyne geelachtig gfoeèe 5, Dobbel (teentjes voort. Het zyn T« e^iingle 3, Aairtjes van vyf Bloemen , de vier zydeling- 3, fen lederachtig , in vyven gedeeld , ieder 3, met een driebla iigen Kelk en tien Meel draad* 3, jes, ir't het Pypje van de Bloem , en vyf en- 5, kelde Stylen. De Vrugt is vyfhokkig, vyf- ,3 zaadig , door aanryping zagt wordende en 3, Be- (1) Adoxa. Syfl. Nat. XÏI. Oen. 49*- p« 27 g. Veg, XIIL Gen. joj. p. 315. 'B. CUff. 152. EL Lu^db 252. Gou tt Mcnsp. 200. WilQ Pont, Rus:» 75. Fl. Suec. 126, H7* Moschstel'ina. Corb. Hijl. 172. Ranunc. nemorofus Moscha- teüina di&us. C. B. Pin. 178. Fümaria E l a t i n e. Water -Muur. Dc Kelk en Bloem zyn , in dit Geflagt , beiden vierbladig : het Zaadhuisje vierhokkig , vierkleppig , platachtig. Twee Soorten, beiden Europifche , komen in hetzelve voor , naa* melyk. t. (i) Water Muur met gepaarde Blaadjes. ^]f!°?l' Men vindt deeze Soort in eenige deelen van Faarbiadig. Europa, doch gantfeh niet algemeen. Zy is in Rivieren en Meiren van Lapland en Sweeden , onder Water , niet zeldzaam. De bynaam is van Büxbaum ontleend , die haar in de Oos* terfche Landen zal hebben aangetroffen. Zy valt ook in Virginie. Vaillant heeft dit Kruidje omftreeks Parys , of wel in de kleine Meir- (*) Vide Vhil Bot. N. 178. (1) EUtine Foliis oppofitis. Syjt. Nat. XU. Gen. 497. p; 278. Ve.g. XIII. Gen. 502. p. 315* R. Lugiï. 452. Fl. Lapp. 156. FU Suec. 327 , 34*» T;bon. Virg. ijg. Hydropiper. Buxb. Cent. 111. p. 35. T. 37. f. 3. Alfinaftrura Serpüüfo- llum. VAill. Paris. 5. T. z> f. 1 , 2. OCTANDRIA. 9 493 Meirtjes van *t Bofch van Fontainebleau waar'AFjJ*L genomen , alwaar het dikwils den Grond en de F?xfU kanten met zyne groente bekleedt. In de Elfaz Hoofd. was het ook gevonden door Doktor Mappüs.stuk' Het heeft kruipende Stengetjes , geen half JaJag** Voet lang , overlangs geftreept en als verdeeld in kleine Leedjes, aan welker voeg de Blaad- jes y tegenover elkander voortkomen. Decze gelyken naar die van Muur , doch zyn langer en fp>tfer. Uit derzelver Oxelen komen Steel- tjes met Bloempjes van gezegde hoedanigheid: 't welk dit Kruidje van de Muur- Soorten onder- fcheidt. Het is den Heer Vaillant met witte vierbladige en met Rooskleurige driebla- dige Bloempjes, voorgekomen* (2) Water -Muur met gekranste Blaadjes. n. E lat ine Al- Minder zeldzaam fchynt deeze Soort te zyn J^J^JJ^* als groeijende , by Abo , Leipzig , Parys ench£. Montpellier, in Water- Graf ten y zo de Ridder aantekent. Baühuiis hadt 'er , onder den naam van Water - Paar dejiaart , met Bladen van Vlafch - Bezemkruid , gewag van gemaakt. Ge * dag- f2} Elatlne Foliis vcrtïciilatls. R. Lugdlr. 452. FL $uec* II. N. 349. SAüv. Monsp. 364. Boem. Lips. 127. Elarine Fol. emerfïs Lineanbus , immedïs Capillaceis. AcI, Monsp* 1743. p. fo. Ericoides facie PinaftcÜae. Rupp. Gen. $>o-Equi~ fetum paluftre Linarize fcopariae folio. C. B. Pin. 15. Alfou- ftrum Galüi folio. Vaill. Paris. 6. T. i.f. 6. Alfinaftrum Gratiolac folio. TOURNF. Inft. 244. Raj. Suppl. 502. IX* Deil. VIllf Stuk» j 494 Agtmannige Kruiden, IV. dagte Vatlla nt noemtze , zo wel als de Afdeel. voorjge 9 Alfinafirum , dac is naar Muur gely* kend Kruid ^cioch geeft 'er 't Loof aan van Wal- stuk, (}r00 f en ondcrfc!ieidc hetzelve van 't Muur ■Vierwr £00Y eencn eenblaHigen Kelk, To urnefort noemt ook een Aifinaltrum met Loof van Gods- genade. )e Heer V^illant toont in zyne kturlyke Afbeelding van dit Kruidje aan3 hoe de Bladen van het onder Water zynde gedeelte meer naar 't eerstgemelde , en die van 't boven Water uufteekende naar die van 'tlaatsrgemelde Kruid gelyken: zo dat het eene zeifae Soort is. Een of twee Duimen verheft zy zig met haare Stengetjes boven 't Water, en gelykt dan wel wat naar de zogenaamde Katteltaartenc In de Oxels van die Blaadjes zitten holle Kelkjes, ia vieren gedeeld , een vierbladig Bloempje be- vattende, waar op een rond Zaadhuisje volgt, dat in vieren fplyt , even als in 't voorgaande; De Groeiplaats was in verfcheide Meirtjes der Bosfchen omftreeks Parys , alwaar het in July en Auguftus bloeide. X. HOOFD* E N N E A N D R I 495 Hoofd» X. HOOFDSTUK. stuk* Befehryving der Negenmannige Krui- d & n (Euneandria,ï dat is, die negen Meel- draadjes hebben , van welken maar weinige Gejlagten, en daar onder deRhabarber, voor- komen. In deeze geheele Klasfe zyn maar zes Ge» Aagten begreepen , van welke ik drie , naa- melyk f dat van den Laurierboom , den Lau- rus-Tinus, en het Anacardium, te vooren on- der de 1 ienmannigen gerekend, reeds in haare Soorten befchreeven heb. Nublyven dan nog drie ter befchryvinge over5 waar van het eerlte on- der de Een- , het tv/eede onder de Drie- het andere onder de Zeswyvigen fbrteert , als volgt» Cassytha. Vlegtkruid. De Bloem 9 die voor een Kelk verftrekt, is zesdeelig : het Honigbakje beliaat uit drie ge- knotte Klieren , welken het Vrugtbeginzel om- ringen: de binnenfte Meeldraadjes zyn Kiier- draagende : de Vrugt is eene eenzaadige Pruim in dit Geflagt, 't welk thans twee Oostindifche Soorten bevat, als lU Dz&U VIII* STVSk CO Vlegti 496 Negenmannige KmjideïC IV ( i ) Vlegtkruid met Draadachtige losfe Ranken* , Den Griekfchen mam Casfytha 9 behoorende tot het Warkruid, in 't Latyn CiLseuta% dat Tv,, ik reeds befchreeven heb *, is gegeven aan " het uitheerulche Kruid van dien aart, 't welk 1 !1* men aldaar dergelyken naam geeft. Het valt ia * m. Oost- en Westindie, Aan de Kust van Mala- • ,K»bi,bar noemen de Hollanders het Meer-Vlegt- wortel. Rumphiüs meent dat de Indiaanen van 't woord Cuscuta hun Koes - Koes gemaakt hebben , waar mede zy allerley Bygewasfen der Boomen , die een warrig aanzien hebben, be- tekenen. Aan het tegenwoordige, dat, gelyk het Europifche, veelerley Kruiden en Heetters omftrengelt en verflikt s hadt men geen Wor- tels in de Grond kunnen vinden. De Heer Jacquin nam dit Vlegtkruid in de Westin- dien , by Karthagena , waar , en heeft de Zaaden daar van , door zyn Ed. medegebragt , in de Keizerlyke Broeyhuizen te Weenen uit dea Grond op gekreegen : waar uit blykt, dat het weezentlyk , even als ons Warkruid , zynen eerften (ï) Casfytba Filiformis laxa. Syfl. Hat. XU. Gen. soo. p. 281, Veg. XIII. Gen. 505. p. 3 18. Osb. Itini 24.3* jAcq. Stmer. 20. Hji. T. 79» Cuscuta altera f. major. Ca- MBLL. Luz. 1. N. 1» P?T. Gaz. 77. T. 49. f. 12. Cuscuta Bacctfera Éarbadefifiiim, Pluk. Alm. 126. T. 172. f. 2. Cusfuta. Rumph. Amb. v. p. 491. T. i$4* f« 4« Acatfia-Vafc li. Hort, Mal. V« p. 83» T. 44* Enneandria* 497 eerften oirfprong in de Aarde heeft, gelyk or- IV. dinaire Planten. Afdkru 't Gewas gelykt naar de Europifche Cuscuta Hoofd- zeer , doch verfchilt in de Vrugtmaakende dee-STUK* kn , welke 3 dat zonderling is, veel overeen- n\^m°ir komst met die van den Laurierboom hebben. Het bellaat uit een menigte van Takkigc , Draadige 9 Ranken , welke de Planten, daar het by kan komen , als met Pootjes vatten , zo dat men hetzelve 'er, zonder kwetzing, niet af kan fcheuren. Zyn El. bevondt 9 dat het een driebladig Bloempje hadt in een driebladig Kelk- je; 't welk dan famen een zesdeelige Bloem uit- maakt. De Vrugt is een Nootje 5 gekroond met een puntje van de blyvende Meeldraadjes* (2) Vlegtkruid met Houtige gedoomde Ranken* it Casfytha Deeze Gehoornde Soort hadt de Heer Boa-^' mannüs, in it jaar 1758, van Java ontvan- Gehoornd, gen , onder den naam van Bloem zonder Blad draagend Rankgewas. Zyn Ed. heeft hetzelve met Hoorntjes , die naar Doornen gelyken en met de Vrugten , afgebeeld. Rümphius fpreekt vré\ van een Hoornachtige Cuscuta 9 die men op de Gebergten van Celebes vindt, doch merkt hetzelve maar als een Soort van taay Ga* reu aan P dat de Indiaanen tot Vlegtwerk ge- brui» (z) Casfytba Ramis lignofis fpinofïs. Burm. FL Ind. 93, T. 33. f. 1. Mant. 732. Casfytha Cornea. RUMPH. Amk* Iï II, Deeju VZII* SfüK» 4p8 NfiGENMANNlGE KrüID&N* IV* bruiken , zonder gewag te maaken van eenige Afdeel. Doornen of jj00rntjCS) en 't afgebeelde fchynt Hoofd, daar onbekwaam toe* stuk. Hier fchynt het Geflagt van Folutella een ongetakt, Bladerloos, Gewas, 't eenemaal uit dunne Draaden beftaande , en zig om de Boomen vlegtende ; 't welk wylen de Heer Fors- kaoiil in Arabie waarnam , t'huis te hooren. Het droeg een fmaakelooze Bezie, waar van het Zaad eenigszins Peperachtig was, doch niet fcherp. De Kinderen aten die Besfen , en de- zei ven werden van de Arabieren, gekneusd, op Wonden gelegd. Ik weet niet, waarom hy dat Gewas niet tot de Casfytha betrokken hebbe. R h e ü m* Rhabarber. Dit alom zeer bekende Kruid heeft een zes- deelige bly vende Bloem , zonder Kelk (*) , met Meeldraadjes en drie Styltjes: zynde de Vrugt, die in de Bloem aanrypt , een driekantig Zaad. Vyf Soorten van hetzelve zyn door den Rid- der opgegeven * naamelyk. ï. ( 1) Rhabarber met gladde Bladen en wat gr- RUp™ fieufde Bladfleelen. ticum. Dit Lcvant- fche* In ^ LySC $et Geflagten vindt men Cah 6 , In plaats van Cal. o of Calyx nullus • een Drukfeil dien men onvee- beterd in Syfl* Nat. Veg. Ed. XIII. heeft overgenomen. ; (i) Rheum Fol. glabris , Petiolis iubfulcatis. Syft. Nat* XII- Gen, 501. p. 28I. Veg. XIII. Gen. 505. p- Sis>* Rheura Tol. glabris. Mat, Med. IL Ups, $3» Rheum. R. E ft N A n ö R i Ab 499 Dit Kruid werdt , door L in n je us , in den IVi Jaare 1737 > toen hy den Cliftbrüchen Tuin uit- AFDx£2L * gaf, voor de zelfde Soort aangezien , dis dè Hoofd- Monbifcen - Rhabarber , thans in het Geflagt vanSTÜK# Patich geplaatst * B a ü h i n u s oordeelde het-Mad* z^ zelve de Rha of Rheiwi van Dioscoludes hier voor. te zyn, dat niet onwaarfchynlyk is, Het word niet oneigen , Rhaponticum , naar zyne Groei- plaats , ia de Levant en Klein Aib , genoemd en is ten onregte voor het Kruid, welks Wor- tel de echte Rhabarber , die wy thans gebrui* keft, uitlevert, gehouden geweest ffyt doch zy Verfchilt daar van aanmerkelyk. De Steng is meer dan een Elle hoog eh wel twee Duimen dik ^ hol > geïleufd , aan de Knoopeö Bladen geevende, die fpits üitlobpeö* De Wortelbladen die aan dikke paarfche Stee- len van twee Voet langte voortkomen , zyn glad , rond en zeer groot , fomtyds wel ander- half of twee Voeten lang en breed; des de Plant met dezelven ïn 't ronde een plaats beflaat van eënïge Voeten middeilyns. De Steög maakt een getakte dikke Aair , Van witachtig geele Bloem- pjes 3 lu^db* 229* Cliffl 155. Rhaponcicmrt. Alp. Rhapont, I; 'T. 1. Rhapont. Fol. Lapathi majoiis glabro. Rha & Rheutn .DiOsccridiü. C. B» Pin. ïjö. Lopathum pradtantisfimum Rha- baibarum Oiliciitarum diótum. Mor. Hijl. ÏL p„ 577. S. 5. T. 27. % u (t) Door den vermaarden MöRïSQW zelfs , worde de Póntifckö fen Chineefche Rhabarber ■ Plant, als een en ds zeilde i be~ fchreeven en afgebeeld* li g li* öili»* \üh $tn&. 5oo Ne genma ,n]n ige Kruiden; IV# pjcs s veel naar die der Patich gelykende , doch AFDx^EL,met negen Meeldraadjes, waar op een driekan- Hoofd- tig Zaad volgt. stuk» -qc \yortei ^ van deeze Plant , is van buiten vifel'eV,y' zwartachtig van binnen geel , zonder Reuk, van etne vooze zelfftandigheid , welke, wanneet menze kaauwt $ het Speekzei Saffraankleurig maakt* In veele opzigten komt hy dan met het Rha van Dioscorides , dat die Autheur, als in de Landen van het hedendaags Turkye groei jende befchryft , overeen. Hy purgeert zag* telyk5 gedroogd in Poeijer gebruikt zynde van een half tot een geheel Loot , of in Afkookzel tot een Once : maar heeft fierker famentrek- king dan de echte Rhabarber > des men 'er zig met vrugt tegen den Loop en Rooden Loop van bediene (*). it. (2) Rhabarber met eenigermaate Haairige ge- RM>*rbar golfde Bladen en effene Bladfleelen. rum. kovi" Weinige Drogeryën hebben de Wereld , ovet haaren eigen tl yken oirfprong , in zo veel ver-; warringe gebragt , als de Rhabarber. Wanneer Tour- (*) Tournf. Mat. MeL t. Part. p. s6. (2) Rbeum Fol. fubvillofis , Petiolis a?qualibus. Am. AcaL III. p. 212. T. 4. Rheum undulamm. Sp. Plant. II. p. J3i«. ftheura Fol. fubvillofis. Mat. MeL 197. H> Ups. <>s* Gouan Monsp. 203. Rhab. Fol. oblongo , crispo undulato f Flagellis fparfis. GeoffR. Mat. MeL II. p. 125. Rhabajrba- *um Sinenfe , Folio crispo &c. Amm. Herb. 206. Rutb. Acetofa raontana &c Mesferfchjiiïdii, Amm. Rutb. 226. Ennëandria. sor To urnefort zig , in 't begin deezer Eeuw , IV. in Armenië bevondc , waren aldaar Pakhuizen Afd£el- gevuld met decze Drogery , die mc?n wel wist Hoofd- uit Tartarie te komen , doch niet van welk Kruid. STÜK# Hierom merkte hy naderhand aan, dat de Plant, ni]jl&r die de Winkel- Rhabarber uitleverde, nog on- bekend ware 3 of van niemand, zo veel hy wist, befcfareeven* Toen het Rusfifche Ryk, in dee- ze Eeuw, zulke (ter ke voortgangen maakte in de middelde deelen van Afie , werdt door hunne Kruidkundigen dit Gewas ontdekt , hetwelke van fommigen , al te voorbaarig , voor de echte Rhabarber -Plant gehouden werdt (*). i 3t Verfchilt veel van de voorgaande Soort» De Steng is driemaal zo lang als de Wortelbla* pl. l. den , doch deeze zyn langwerpiger en gegolfd , of (*J Gelyk , by voorbeeld , door den vermaarden Gfoj- ïroy , wegens de gelykheid der Zaaden , met de genen welke uit China voor die van de Echte Rhabarber- Plant gezonden waren; als ook in de Verhandeling (de Rbabarbaro) ander Voorzitting van den Heer LiNNiEüS , in 't jaar 1752, te Üpfal verdedigd , (Am. Acad. uts.) en wanneer dc Ridde* zelf, in 't jiar 174.0, getuigde, dat de Rhabarber in Hol- land zo goed en kragdg , als in de Oofterfche Landen, ge- groeid ware, fchynt zyn Ed. geen andere bedoeld te kunnen hebben : (Zie Siokholmfe Verb. II. Band. p. 197.; of het moest de voorgaande Soort zyn geweest, welke zyn Ed., drie of vier Jaaren te vooren , nog voor de Echte Moskovï- fche en Chineeiche hieidt {Hort. Cliff. p. i$s ) niet alleen, maar deeze ook, in 't jaar 1749 , nog voor de Winkel- Rha- barber der Apotheeken. Zie Mat. Mud. p. ótf. N. 197, at- fupta. ii3 II* DEEL» VIII, STUK* $02 Necenmannioe Kruiper. IV. of eenigszins gekruld op de kanten , anderhalf- Afdeel. maaj z0 iang ajs breed» De Bladiteelen zyn. wek Hoofd* mg of niet gefleufd , glad en groenachtig. De stuk» JBloempluim beftaat uit verfpreide Takjes en is p?kwr njet zodigt getropt, als die der voorgaande. Zie de Afbeelding van de Steng verkleind, in Mg. i. pp PU L. hier nevens. Dat deeze geenszins de ecfote Rhabarber-Plant 2y 5 offchoon zy van de Rusfcn Siberifche Rha* barber genoemd werdt, is door den Heer Am- man , in 't jaar 1739 , reeds aangetoond. Zyn Ed. maakte zulks op uit de Berigten van M e s- serschmid, in Siberië gereisd hebbende , wien door eenHeidenfch Priefter verhaald was, dat de echte Rhabarber - Plant van de Tan- guters Gfungka genoemd werde , en in dat Land ter grootte van eens Kinds Hoofd over- vloedig groeide. Deeze Plantr in tegendeel , werdt van de Tartaaren Tfchune geheten , groei- jende in Gebergten aan de Rivier Uda en om« ftrceks het Meir Ukir-Noor, in Daurie (*). Zy hadt een Zuurachtigen zeer aangenaam en Smaak $ en van het Volk werden de Stengen of Bladfteelen , daar van , zo raauw tot ver- frisfehinge voor den Dorst, aisgekookt tot Moes gegeten, Hierom werdt zy Berg- Zuiiring, met Bladen van een Eile lang, doorM essersch- MID (*) De Keer Pallas fpreekt van hooge Bergen , beooften dat gedeelte van Siberië , waar hy reisde, die met Rhapon- %ïk (Rbeum undplatum) gelyk hy zi£ uitdrukt; 't welk dee- ze Soort is, begroeid waren en daar van den naam hadden. IX. $$S% II. Boek, pag. 531. Enneandria. 5^3 m i d genoemd. Ook hadt de Rusfifche Gezant 9 IV. Heer Panin , toen hy zig, in 't jaar 1751, F°E#E3U te Upfal bevondt , verhaald, dat het by de Hoofd- Rusfen zeer gemeen was, de Bladen van deezeSTÜK; in Vleefchnac te kooken , en die op allerley ma- mi Tlgr nieren als Moeskruid te nuttigen : gelyk men de- zelven ook , kaauwende , een weinig Zuurach- tig bevondt te zyn* (3) Rhabarber met gepalmde gefpitfle Bladen. 111. Kheum Deeze Soort, die door haare Bladen zeer^JS. van de anderen verfchilt, heeft men nu eeni- PL. L. gen tyd voor de echte Chineefche Rhabarber- Fi*m 2* Plant, by den Muur , die Tartarie van China fcheidt, groeijende, gehouden* Na dat dezelve door den Heer D. de Gorter, uit Rusland terugkomende , was in zyn Tuin geteeld en bekend gemaakt , werdt het Zaad , in yt jaar 1763, ook medegedeeld aan den Heer Hope, Hoogleeraar in de Genees- en Kruidkunde op de Univerfiteit van Edenburg en Schotland , by wien in 't jaar 1765 een Plant Steng fchoot en bloeide, waarvan hy een fraaije Afbeelding aan rt Jicht gegeven heeft (*)• In veertien Da- gen (3) Rhcum Fol. pa*matïs scurninatis. Lint*. Ups. Fase. I. p. 7. T. 4- Phil. Tranfatï. \-]6$. p. 25>2. T. 12, 13, Rhabarbe. Brun. Oriënt. 192. T. 73. (*) Zïe Phil. Tranfaïï. als beven. Ik heb dezelve hier , tot de helfc verkleind, overgenomen , met de figuur van 't Blad ly A en een Bloemtak] e in de Naruurlyke grootte by B, daar nevens. Ii 4 II. Deel. VUL Stuk* 504 Nëcenmannice Kruiden IV, gen groefde de Steng van vier tot agt Voeten Afdeel. f100gte , en was zeer fchoon , met veele prag- Hoofd* tïge Pluimen van Vleefchklenrige Bloemen stuk. Kranswyze geplaatst en fierlyke Bladen aan den Driewy Voet. Deeze Bladen waren twee Voeten lang én hadden Steelen van de helft dier langte, meest groen , maar in fommige Planten met klei- ne paarfche Vlakjes , in anderen byna geheel paarfctu De Steelen liepen aan 't begin des Blads in drie of vyf Ribben, van onderen, uit, die het Blad ftevigden , van ecne Hartvormige figuur, diep ingefneecien , met fpitsachtige Slip* pen 3 van boven groen > van onderen witachtig, aan beide zyden eenigermaateruuw. De Steng, die onder twee Duimen dik was , hadt toen veertien Leden en aan ieder een omgeboogen Blaadje , allengs verkleinende naar den top , en de gezegde Kransjes van Bloempluimen uitgee» vende. De Bloem en Vrügtmaaking kwam met -de overigen van dit Gefiagt overeen. Ten opzigt der hoedanigheden meldt die Hoog- leeraar , dat de Bloemen een famentrekkende Smaak hadden, zo wel als de Bladen , dochdee- ze waren bitterachtig, de Bloemen zuurachtig-, gelyk de Bladfteelen en Ribben, in welke laat- Iten eene walgelyke bitterheid heerfchte. Wat den Wortel aangaat , dezelve gaf verfcheide Armen of Takken uit een dikken Knobbel of Hoofd, 't welk , doorgefnecden zynde , een Sly- mig zoet Sap hadt , doch denzelven kaauwende bevondt men daar in niet alleen de Reuk en Kleur Enneandria» 505 Kleur , maar ook den Smaak van de Winkel- IV. Soort* Ook hadt zyn Ed. het Poeijer van dee-Ap£fEL zen Wortel, in purgeerende kragt, waargeno- Hoofd- men even zo kragtig en gemakkelyk te werken /TUK; als de echte Rhabarber. nia."®' De Heer Gqrter, voorgemeld, een levendigen Wortel van deeze Rhabarber- Plant aan den Heer Linn^üs gezonden hebbende, gaf deeze 'er, onder de zeldzuame Planten van den Upfalfchen Tuin, in 't jaar 1767 de Afbeel- ding ook van uit ; waar in de figuur der Bladen zig duidelyk vertoont , zo wel als de Stoppeltjes, die de Steng, in het mikje van ieder Bladfteel , Scheedachtig omvatten* De Bladen zyn hier , gelykerwys in die van Ho f> e , Vinswyze verdeeld en zweemen eenigermaate naar die van den Acanthus of Beerenklaauw, Op 'c end der befchryvinge fpreekt de Ridder dus. De eenigfte Autheur , die dé echte Rha- barber op zyne natuurlyke Groeiplaats gezien „ heeft , is le Brun , doch men moet zig beklaagen dat hy , fchoon zelf een Schilder zynde , zulk een gebrekkelyke Afbeelding ,, daar van heeft gegeven. Deeze Soort van „ Rheum komt overeen^ met de Winkel- Rha- „ barber: want de Voorjaars- Spruit ( Gemma 9, Vemalis) is geel, niet rood : de Bladen , ge- „ droogd zynde, kunnen , in Reuken Smaak, niet van gerooste Rhabarber ( Rhabarbarum „ tojlum) onderfcheiden worden : bovendien „ gelyken de verdeelde Bladen meer naar de I i 5 ^ hm* II. Deel VUL S'xtZK. 5o5 Negenmannige Krujdek. IV- rauwe Figuur van d e B r u i n , dan de te voo. Afdeel.^ ren beende Soorten. De roode Voorjaars- Hoofd- „ Spruit toont genoegzaam, dat noch het Rheum stuk. ^ met gegolfde Bladen, gelyk Gerb e r en an. Brkwy- ^eren gewjid hebben ;■ noch dat met dikke Bladen > gelyk Millerüs beweert; de „ waare Planten van de Winkel - Rhabajrber zyft : „ aangezien de roode Kleur een zuuren Smaak, met den bitteren ftrydig , en de geeleeen 5, bitteren aanduidt." Vervolgens fchynt de Ridder, m deeze pleg- tige Uitfpraak , vast te ftellen , dat de gezegde Voorjaars - Spruit , een ronde Kooïachrige Knop , met welke dit fiag van Planten t'allerecrst uit den Grond voortkomt , de eigenlyke Rhabar- ber zy (*). Volgens de befchryvingen , nog* thans, welken men van Reizigers in de gezeg- de Landftreeken heeft , zyn het weezentlyk de Wortelen, tegens den Winter of in 't Voor- jaar uitgegraven wordende, welke van de Tar- taaren , na dat zy gefchild zyn aan Hukken ge- ibeeden en met een Gat doorboord , vervolgens aan een Touw gereegen , te droogen opgehan- gen , en verder of in Wollen Zakken , of aan den Hals der Kemelen of Paarden hangende , vervoerd worden. In het voorzigtig droogen , naamelyk 5 beflaat de deugd der Wortelen. Voorts vertoont de Winkel - Rhabarber niets min- (*) Rheum Officinale Cerminum. Syjï. Kat» Veg* XIII. E N N E A N D ft I A. 507 minder dan een uit Steelcn en E'laden famenge- IV. pakte Knopo f Spruit, Afdeel* Hoofd * (4) Rhabarber met eenigermaate gekwabdc jstuk* zeer Jlompe , zeer gladde , glanzige Bla* iv. den , met kleine Tandjes. eompaaZm. Dikbladi- Deeze, ook in Tartarie en China groeijende heeft de Bladen Lederachtiger of dikker en dig- ter dan de anderen , met rondachtige minder blykbaare Kwabben ; gekarteld aan den Kraak- beenigen Rand met fpitfe Tandjes; wederzyds zeer glad, met fteviger Ribben , en de Takjes van de Bloempluim knikkende , zegt Linnjeus* Het is die Soort , door den fchr anderen Miller afgebeeld 3 welke volgens deezen de gewoone Winkel - Rhabarber zou uitleveren. De Hoogleeraar Pallas fcheeq niet vreemd van dit Denkbeeld, :oen zyn Ed* onlangs , zig in Rusfifch Tartarie , en wel in de Handelplaats Kiachta> bevindende, aldaar de Gepalmde Rha- barber niet bekend vondt; wordende hem ver- zekerd , dat de echte Rhabarber - Plant maar kleine Infnydingen hadt* De Gepalmde, onder- tusfehen , is uit Zaad geteeld, dat men van de Tartaaren daar voor bekomen heeft, en werdt by Moskou, op een groot Veld , aangekweekt, teil f4) Rheum Foï. fublobatïs f obtufïsfïmis, gtaberrimis , Ki- cidis , denticulatis. Rheum FoL Cordatis glabris, margim- bus finuatis , Spicis divifis nutantibus. Mijll. DiÏÏ> T- 218. II. Db.u« VIII* Sru*, 508 Negenmannige Kruiden. IV. ten einde daar van den Wortel , als de echte Afdeel, j^habarber zynde, door den tyd te kunnen ge- Hoofd- bruiken* Zyn Ed. verbeeldt zig, derhalve, dat «tuk. je Rhabarber, die men in de Winkelen heeft, v%"ewy' wel van verfcheiderley Planten van dit Gefiagt mogt komen (*) , die ten aanzien van den Grond % waar zy groei jen , zo 't my voorkomt, ook wel een weinig in Blader -Loof verfchillen kunnen. Doch het is zeker , dat de befchreevene Soor- ten , zig hier in de Hortus Medicus bevinden- de , weezentlyk onderfcheiden blyven* Dus is aldaar het Rhetim undulatum aan zyne gekrulde kleine , het Compattum aan zyne overmaatig groote effene Bladen , en het Palmaium aan zyne diepe Infny dingen kenbaar. Maar het is ook bekend; hoe ongemeen de Wortels naar den Grond , den tyd des Jaars, het Saizoen en naar dat het Kruid een Steng gefchooten of niet gefchooten heeft, verfchillen. Dus verandert fomtyds het zoete Sap derzei ven in bitter; gelyk in de Raapen of Knol- len en Radyzen : even als men die beide Smaa- ken inde Rhabarber -Wortel waarneemt (f). In de Soorten van Winkel - Rhabarber > zelfs die uit eene zelfde Kas komt, is, voor 't ove- rige, gelyk men weet , een aanmerkelyk ver- fchil; zynde het ééne Stuk geeler, het ander als wit (*) PALLAS Razen, tlh Deel, bladz. 15; , enz. ft) Want, volgens den Hoogleeraar Hope , was het Sap van den doorgefneeden Wortel eerst zoet, en vervolpens, onder 't kaauwen , ah die van de echts Rhabarber, wdke altoos iets bitterachtigs heeft. ;2ie bladz. 504. Enneandria. 509 wit en rood gemarmerd en andere byna geheel IV. wit. Men kan de deugd byna aan den Reuk ont- Afj^el* dekken. De Moskovifche geldt byna eens zo Hoofd- veel als de Oostindifche , die niettemin kragd-STÜK# ger dan dezelve fchynt te zyn, geevende meern™zr Extrakt, meer Harst en na de verbranding meer Zout (*). Beiden komen zy van de Chineezen of Tartaaren , de eene over Rusland , de andere onmiddelyk uit China , met de Sche- pen der Oostindifche Kompagnie, ons toe. Ik zal van haare byzondere kragten in deeze em gene Kwaaien 3 (dewyl zy meest tot enkele Buikzuivering gebruikt wordt noch van haare Stopping na 't Purgeeren , welke alleen in 'c Poeijer s niet in 't Afkookzel of Aftrekzei , Tinctuur of Syroop , plaats heeft , gewag maa- ken. Het laatfte is in de gerooste Rhabarber zeer aanmerkelyk. Best is *c , dat men ze met andere Middelen gemengd voorfchryve. C5) Rhabarber met korrelig ruuwe Bladen en v; effent Bladfteelen. Dit Wrattig^ (*) Zie Kalenberg , Proeren en Aanmerkingen over de Rhabarber f enz. Hed. Vader l. Letter - Oeff* V. DE£L. N. 6. jengel w. bladz. 223. ( 5 ) Rheum Fol. granulatis , Petioüs aequalïbus. Gron» Oriënt. 130. Lapathum Or. aspero Sc Verrucofo folio. Dill» Elth. 191. T, 158. f. 192. Lap. Or. tornentofum &c. Ereyw Epb. Nat. Qur. Cent. 7. p. 7. Lap. Or. asperum &c. Po- TOCK Oriënt. 189. T. 84. Ribes Arabum. Rauw. It. 266, 282. Ribes Ar. foliis Petafitidi's. C. B. Pin. 455. Ribes le. gitunum Arabum. Clus. Hifi, L p. iao. Exet* IV- C« zi» II. D**L, VUL STUK* 510 NegenmAnnige Kruidëec. IV. Dit Gewas $ dat iü de Oofterfche Landen Afdeel. groai^ js wegens de gelykheid hier t'huis ge- Hoofd- bragt; hoewei het met de Rhabarber geen meer stuk* overeenkomst heeft dan alle de Soorten van ürkwy- pat jcj1 zo Dilleniüs oordeelt. Men noemt het* in 't algemeen , Aalbes der Arabieren > om dat dezelven uit de Stengen en Bladfteelen een zuurachtig Vogt perfen , waar van door hun eene verfrisfchende Geley gekookt wordt* Hier van is veel vertiering naar Konftantinopo- len uit Paieftina en Syrië: want dit Kruid groeit overvloedig op de Bergen Libanon en Karmel ; als ook in Perlie , alwaar men de jonge Sprui* ten met Peper en Zout eet j zodeBrüin ver- haalt. Dit heeft, veel overeenkomst met het ge* bruik der Golfbladige Rhabarber , die Berg^ Zuuring genoemd wordt in Siberië >gelyk ik heb gemeld Men heeft dit Kruid meer dan agt Jaaren iri de Elthamfe Tuin gehad , zynde derwaards van den (*) Bladz. 503. In de Bladen van *t Rhzum unduUtum % waar van veticheidc Planten hier in de Hortus zyn , vind ik j by 't kaauwen , geen merkelyke Zuurheid , doch de Smaafe komt my als die van Becte, Spinagie , Patich en der- geiyke Moeskruiden, voor: ook zonder aanmerkelyke bit- terheid. Zy vertoonen zig geheel glad en groen, zander eeni- ge Wolligheid. Die van 't Rheum compaBam aldaar, fomtyds wel drie Voeren lang groeijende , zo ray de Heer Storm veizekert, en dus de groorften onder de Rhabarber - Planten , zyn grysachtig met eenige witte Haairtjes, doch zonder Tand- jes , en ik kan 'er ook geen Kraakbeenigcn Rand aan be- fpeuren. De onderkant van deeze Bladen , die zeer breed zyn , heeft een zigtbaar Netwerk van kleine Aderrjes, dat men niet aan 't Unduiatum vindt : doch zy ichyaen my niet dikker noch digtcr van zelfifondigheid te zyn , dan de anderen* ËNNEANDKIA. 5II den Berg Libanon bezorgd door Doktor She- IV. ïi ar o , zo Dillen ius aafitekent : zonder Akdbkl» dat het Bloem of Vrugt vqortbragt. Het gaf Hoofd* alle Voorjaaren uit den Wortel, die dik en langSTü*# is, bynaalsccn Pinkfternakel, een groote Knop of Kool van Bladen , die zig uitbreidende de grootte byna van Dokkebladen bereikten , zyn- de drie Voeten breed en twee Voeten lang. Zy hadden derhalve ook zeer dikke , korte Steelen en zwaare Ribben, tot vyf in getal , zig allengs verdeelende. De geheele Oppervlakte van het Blad , en inzonderheid de Ribben , waren be- zet met Wrattige Korreltjes als Kandy - Sui- ker, doch meest aan de boven zyde. Van P o- tock wordt 'er een groote paarfche Vrugt aan toegefchreeven ; doch dit zou misfehien dq geda^te Knop of Kool, die 's Voorjaars uit den Grond fpruit , kunnen betekenen. Het Takje, van Clüsiüs voor de echte Ribes der Arabieren afgebeeld , en de rond* bladigheid , welke aan dit Kruid door de Au- theuren toegefchreeven wordt , doen my hier denken om de Schottelftruik vaoRuMPHius, die ook byna nooit Bloem of Vrugt draagt , en wiens Bladen van dergelyke figuur en groot* te zyn. Ik heb daar van hier voor in 9t Ge- flagt der Crasfula gefproken. 't Geflagt van Butomus , behoorende tot de Water - Lifch , «zal ik , wegens de gelyk- heid van Geftalte , tot de befchryving der Lo lieachtige of Bolplacten befpaaren. XI. HO OFD, II. Diil» VUL stm, \ jia Tienmannige Kruiden; IV. Afdeel. ^SÉSeS$S$©SSgSSS&SSS8S8S8SSS$ AM Hoofd- stuk. XI. HOOFDSTUK. Befchryving der Tienmannige Kruiden, dat is die tien Meeldraadjes hebben 9 tot wel- ken , behalve het van ouds bekende Esfchen- kruid ^ Voetangel , Wintergroen, Steenbreek, Zeepkruid , de Anjelieren , Duizendfchoonen ; yerfcheide Soorten van Lychnis, Klaver-Zuu* ring, Huislook, het Sternmuur, Zandmuur, Spurrie , ook het nieuwlings ontdekte Kruid , dat men Vliegenknip noemt > en veele anderen f betrokken zyn. Zeer veele Soorten vandeeze Klasfe zyn door my reeds onder de Boomen en Heefters befchreeven : zo dat alleen de volgende overbly- ven , naamelyk C O D O N. Van dit nieuwe Gefiagt zyn de Kenmerken door den Leidfen Hoogleeraar , den Heer D. van Royen, zodanig aan den Ridder opge- geven , dat hetzelve den Kelk en Bloem , bei- den, eenbladig, in tienen gedeeld; een Honig- bakje van tien Schubbetjes: het Vrugtbeginzel Kegelachtig en het Zaadhuisje tweehokkig 9 veelzaadig heeft. De Decandrïa* 513 De eenigfte Soort daar van, Royeni door IV.' LiNNiEüs gebynaamd (1) , wier Groeiplaats ^F££EL* onbekend was , heeft een ftevige , kruidige , Hoofd- ronde Steng , van een Elle hoog , met opgaan- *TUK* de Takken : de Bladen overhoeks , gelteeld , Codon Hartvormig Eyrond , iets uitgegulpc , onver*^Vreemd, dceld, gefpitst, Lederachtig, glad, vanboven ongeaderd» De Bloemen gelteeld , boven de Oxelen voortkomende , gelyken naar die van de Belladonna, zynde witachtig en van buiten met tien paarfchachtige Streepen getekend. Ook is het geheele Kruid geitreept. Dictamnus* Esfchenkruid. De Kelk en Bloem zyn beiden vyfbladigs de Meeldraadjes met Klierachtige Stippen be- fprengd : het Zaadhuisje beftaat uit vyf famel*- gegroeide Hokjes, in dit Gefligt* De naam van een , in de Geneeskunde der Ouden zeer bekend Winkelkruid , gemeenlyk Diptam genaamd , thans tot het Gellagt van Origanum betrokken , is hier gegeven aan de Fraxinella , een Plant, die beter deezen naam behouden hadt (1). Evenwel is deszelfs Wor* l t i Di&amnu* lLi > atbus. Eutopifch» (1) Cödon. Èy/t. Hat. XII. Gen. n$$. p. 292. F%.ïhï. p* iio. (1) Di&amnus. H. Cliff. H. Ups. 102. R. Lugdb. 463» GOUAN MötlSp. 205. GKR. Prov. 3 8 2. GAKID. 19 1. T. 3?. Di&amnüs aibus vulgo FraxinelJa. C< B. Pin. 221. Mat, MecL 208. Fraxinella. Hall. Heiv. 311. Rene^VLM. Sp. 122. T. 121. DOD Pempt. 3*8. Lob. Ic. $37. Kk U. Dsix* vin. stm. J14 TlENMANNICE KRUIDEN. , Iv- tel , onder den naam van Diiïamni alhi Radix « xi. ' in de Apotheeken bekend , en wordt dikwils Hoofd- voor den echten Dictamnus [der Ouden ge- stük* bruint, zyndevaneen verwarmende, Hartfter- v;p?KWy" kende en Tegengif tigel hoedanigheid : zo dat hy ook komt in de Theriaak en andere Winkel bereidingen. Het Kruid f dat in de Zuidelyke deelen van Vrankryk , in Switzerland , Ooftenryk en Ita- lië , in Bergachtige Bosfchen groeit , bereikt, met zyne Takkige Stengen 5 fomtyds de hoogte van vier of vyf Voeten , zegt Haller, en ik heb hetzelve 9 hier in de Tuinen , byna zo hoog gezien : des ik my verwonder 9 hoe de hoogte door Gouan maar tot een Voet en door Dodon^üs tot anderhalven Voet of hooger gefield worde (*). Van onderen heeft het Bladen , die gevind zyn en gekarteld , veel naar de Bladèn van den Esfcheboom gelykende doch kleiner. Boven fchiet het aanzienlyke Bloem- pluimen van een paarfchachtige Kleur , die den Hof zeer verderen. De Bloemen zyn taamelyk groot en vyfbladig, doch onregelmaatig 5 heb- bende tien zeer lange , ver uitfteekende Meel- draadjes ; gelyk men dit in de fraaije Afbeel- ding van dezelven, by Toürnefort, dui. de- (*) Te wceten In zyn Neerdukfche Kruidboek , bl. 563* in 't Latynfche vindt ra en , dat het Stengen van een Eil© of hooger heeft; 't welk beter ftrookt. By GOUAN moet ai* xiiudo pedalis zekedyk ook een misflag zyn. DECANDRïAi $£ƒ delyk kan zien , zo wel als de Vrugt, die uit IV. vyf Haauwtjes bcftaat , welke ieder een krom Afï^u Zaadhuisje bevatten , dat V7eerkragtig open Hoofd-J fpringt en zyne ronde , zwart glanzige Zaadjes STÜK- uitwerpt. De Voetjes der Bloemen en Vrugten n^mgT' zya ruig en kleverig, de onderden tweedeelig en tweebloemig. Zy hebben een fterken Reuk, die van eenigen Bokkig , van anderen Ci* troenachtig geoordeeld wordt > en fommigen wil- len 5 dat 'er iets nadeeligs in fchuüe. Men vindt dit Gewas ook met Sneeuwwitte Bloemen. De gedroogde Wortels zyn wit> en hier van heeft het Kruid den bynaam. Zygophyllum. Dubbelblad. In dit Geflagt is de Kelk en Bloem ook vyf» bladig , doch het heeft een tienbladig Honig- bakje , waar door het Vrugtbeginzel gedekt wordt. Het Zaadhuisje heeft vyf Holligheden» Het bevat negen uitheemfche Soorten , waar van reeds een onder de Boomen , en drie onder de Heefters befchreeven zyn 9 zo dat 'er nog vyf overbly ven 5 als (i) Dubbelblad met gepaarde , gejleelde Bla- r. fa , de Blaadjes JtompEyrond, de Steng fZTÉ&t Eirond. &• vvc Kappers. (0 Zygophyllum Fol. conjugaris pedoïaus, &c. Syfl.Nat. XII. Gen. 524. p. 295. XU1. Gen. $io. p. s 3 3 . Zy- goph. Caps. Prism. pentaedris. H. Ups, 103. tf/. PL 1. p. SJfc*. GBON. Orier.t. 132. Zygopli. Fol. petioiatis. H. Cliff. Kk 2 XI- DEEL. VIII. STUK. 5i<5 Tienmannige Kruiden. IV. Wegens de tweebladigheid van dit Kruid Afdeel, heeft ^et Geflagt den naam. Het groeit naiuiir- Hoofd- lyk in Syrië en de Noordelyke deelen van Afri- stuk. j,a^ z0 Linn^eus aanmerkt. Sommigen heb- *ifelnVjy' ben het tot de Kappers betrokken ; anderen Fa- bago genoemd , wegens de Haauwtjes , die het draagt; eenigen Capparis -Fabago , dat is Haauw- Kappers. 't Is het Ardifrigi van Avicenna, het Andirian van Rhases, en wordt van de Ingezetenen der Oofterfche Landen Morgfani geheten > zo Rauwolf getuigt. Uit een redelyk dikken Wortel > die over- blyft , komen jaarlyks groene Takken voort 5 welke op knobbelige Voetjes gepaarde dikke ovaale Blaadjes uitgeeven. De Bloemknoppen gelyken naar die der Kappers , doch opengaande hebben zy maar korte Meeldraadjes , omringen- de den Styl, die een langwerpige Vrugt wordt, beftaande uit vyf Zaadhuisjes. De Smaak van 't Kruid wordt geoordeeld naar dien der Kapperen te gelyken , zynde bitterachtig en een weinig heet. In Syrië zou men het tegen de Wormen ingeeven. XL (V) Dubbelblad met gepaarde gefleelde Bla- xïlKlït den > die rolrond Vkezig en effen zyn. mum. Roodbioe- Dee- 160» R. Lugdk. 46©. GOUAN Monsp. 206. Fabago Belg. feu Peplus Pariiienlïum. Tournf. 259. Capparis Portulacae folio. C. B Pin* 480. Capparis Fabago. DOD. Pempt. 741. LOB» ]c. II. p. $t. . (a) Zygophyllum Fol. conjug. petiolatis Sec. Zygoph. Caps. Cy Decandria* 517 Deeze, door Shaw in Barbarie gevonden, IV. onderfcheidt zig van de voorgaande niet alleen A*'xifL* door de Rolronde figuur der Bladen en Haauw- Hoofd- tjes , maar ook door de hoogroode kleur derSTÜK* Bloemen* *;*f^r (3) Dubbelblad met gepaarde gefteelde Bladen , ni. die geknodst iVleezig en grys, als met een ifmiTbtlï. Spinneweb overtoogen zyn. wubiadig. Deeze, door den jongen Heer Linnjhus in Plaat gebragt , is een Sappig Heeftertje , dat volgens Doktor Roque in Egypte groeit, hebbende een Vleezige Vrugt, die kort en Homp is , met tien flaauwe hoeken ; doch men hadt 'er, te Upfal, maar het Vrugtbeginzel van ge- zien. De Heer Forsicao hl heeft, zo 't my toefchyot , dit zelfde Heeftertje by de Zout- pannen van Alexandria in Egypte gevonden (*) > en fielt het voor, met den bynaam van Kin* derend, om dat de Bladen uit malkander voort- komen» De Vrugt , zegt hy, is een rondach- tig vyfhoekige en vyfhokkige , van buiten Sap- pige Bezie. In de Woeftynen , tusfchen Kairo en Suez , vondt hy een andere met Rolronde Bezieachtige Vi'ugten , en eene derde, die hy Per- Cylindricis. Sp. Plant. I. p. 385. Fabago Arabica terctifolia* SH\W. Afr. 231. f. 23H ( 3 ) Zygophyllum Fol. conj. petiol. &c. Linn. Dsc, I, Tt 8. (*) Zygophyllum proliferum &c. Flora Mg$U AraUcat descr. Plant. p. 87. Kk 3 H. deel. vill. Stok. 518 Tienmannige Kruiden, Afdeel. XI. Hoofd- stuk, iv. lum JEfiu^ ans. Suri- " IX. Simplex. Enkelbla- Porfeleinaclitig Bubbelblad noemt 9 zynde zeer gemeen in de allerdorfte Wildernisfen van A- rabie (*). (4) Dubbelblad met gepaarde 5 oizgejleelde % ftomp ovaale Bladen* Door den Heer Rolander is deeze te Suriname gevonden , en men heeftze te Upfal aangekweekt; doch zy is aldaar, zonder Bloem of Zaad te geeven,verlooren gegaan* De Sten- gen zyn Kruidig effen 3 verfpreid, rondachtig^ een Voet lang : de Bladen gepaard en ongefteeld > met vyf omgeboogen Stoppeltje^. (9) Dubbelblad met enkelde ongejlcelde Rol* rende Bladen. De gedagte Heer Forskaohl hadt * uit Arabic , Zaaden gezonden aan den Ridder , die te Upfal een teder Sappig zeer klein Plantje voortbragten van deezen aart 9 doch 't welk 'er Biet gebloeid heeft. Misfchien zal het de laatst- gemeldc Soort, van hem aldaar gevonden , die ook de Bloemen geel en de Blaadjes Rolrond- achtig hadt $ geweest zyn* De Arabieren acht- ten dezelve dienflig om Vlakken der Oogen weg te (*) Zygoph. Defertorum & Portulscoides. Uid. (4) Zysspbyllum Foi. conjugatis feslilibus, Foliolis obc^ vatïs retuils. (9; Zygophyllum Fol. fimpücibus fcsfilibus Cylindricis. Mant* 68* Decandria. 519 te neemen , wanneer de verfche Blaadjes, in iv# Water gekneusd, daar werden opgelegd. Afdeel, F A C O N I A. jg|* De vermaarde TouiiNEFORTheeft dit Ge- flagt van Planten, ter eere van den Koninglyke Franfchen Lyf-Arts,FACON, benoemd. Het heeft de Kelk en Bloem , gelyk de voorgaan- den , vyfbladig , de Bloemblaadjes Hartvormig; hec Zaadhuisje vyfhokkig, tienkleppig , met één Zaadje in ieder Hokje, Voeg hier by de Drie- bladigheid der Soorten , waar van het getal drie is in dit Geflagt, naamelyk (1) Fagonia die gedoemd is , met Lancet vor- r. triige 3 vlakke, e ff ene Blaadjes. &tt£a? Kandia- De Afbeelding van deeze vindt men by C.khc. Bauhinüs, die dezelve Gedoomde Kr etifche Klaver of Drieblad noemt» Het heeft, zegthy, een langwerpigen gehaairden Wortel , die ver- fcheide Stengetjes , van omtrent een half Voet hoog, uitgeeft, naar den Grond hurkende, zeer Takkig , hoekig , met drie fmalle Blaadjes op eén Steeltje , welke een Doornachtig puntje hebben. Aan de Mikjes der Takken komen , bo- ven- (1) Fagonia Spin o fa , Foüolis Lanceolatls &c. Syjï. Ndt. XII. Gen. $2.6. p. 295. Vtg* Zill* Gen. 531. p- 3 34- H. Ups. 103. H. Ciiff. 160. R. Lugdb. 46 r. GoUAN Mor.sp* 206. Tournf. lnfin 265. T. 14.J. Trifolium Spinofum Cre* ticum. C. B. Pin. 33©. Prodr. 142. GJUÜS. liijl. II. p» 242, Kk 4 ÏU DEELi VIII. STUK* 5*0 TlENMANNIGE IvRUIDlN.1 IV- men , bovendien j vier Doorntjes voor* De Bloe* Afdeel, men geiykeD naar die der Veld -Klokjes of Cis- Hoofd- tus, en zyn paarfchachtig blaauw, zittende op stuk* een Knopje, dat een Vrtigt worde van gezegde vignwym hoedanigheid. ir. ^ (2) Fagonia die ongedoornd is. "Fagonia gSSSè Deeze fchynt > a"eenlyk door gedagten Kruid- kenner > in Spanje waargenomen te zyn. i"- (3) Fagonia die gedoomd is , met Liniaak Arische? verhevenronde Blaadjes. Behalve de eerfte vondc de Heer Shaw in Arabie deeze Soort, waar van hy zegt, dat de Bladen weinig breedte hebben , volfappig zyn en gefleufdals Rosmaryn- Bladen. Uitzyne Afbeelding blykt , dat de Doorens langer zyn dan de Blaadjes , even als dit plaats hadt in de Plant 3 welke van Forskaohl voorgelteld is onder den zelfden naam. De Arabieren noem- denze Schoku De Bloemblaadjes waren Violet, langwerpig uitgerend. Een andere , in de Woes- tyne by Kairo in Egypte hem voorgekomen . hadt de Bladen ruuw, met vier gekranste, ronde* fpitfe Stoppeltjes. Tm- (z) FagtrJa inermis. Fagonia Hhpanka non fpinofa. Tqurnf, teft. 26 5 • (3) Fagonia Spinofa Foliolis linearibus convexis. Fagonia Aiabica longiislimis Aculeis donata. Shaw. Aft* ÜECANDRIA. 521 Tribulus* Voetangel, IV. Afdeel, De Kelk is vyfdeelte ; de Bloem heeft vyf rT XL 1 - 1 t^i /. c i Hoofd. uitgebreide Blaadjes , en geen Styl, maar een STUK# Vrugtbeginzel , dat eene Vrugt wordt > die uit m™- vyf bultige , gedoomde , veelzaadige Huisjes5**1*' beltaat. Voorts zyn de Bladen in dit Geflagt veelpaarig gevind , even als in de Cicers, Vit- fen en ander Haauwplanten. Het bevat vier Soorten , meest uitheemfche , als volgt. (O Voetangel met byjta vierpaorige Bladen ; I. de buitenften grootst; de Frugt tienzaadigjj^™ ongedoornd* - " zeebot. Het Groote Voetangel - Kruid , in de West- indien groei jende, valt > volgens Sloane, maar anderhalf Voet hoog ; des de bynaam zien zal op de Bloem '\ welke het zeer groot en welrie- kende heeft. Die Autheur getuigt, dat 'er een Vrugt op volgt , welke een lange Snuit heeft, byna als die van 't Geranium, doch voorzien is met fterke, niet zeer fpitfe Doorens. Het moet derhalve een ander Gewas zyn, 't welk Loef- LING (ï) Tribu}u% Fol. fubquadrijugfs , exterioribus mijoribus &c. Syfi. Nat. XII. Gen. 527. p. 269. ^.Xttl. Gen. 532. p. 334» LOEFL. ïtin, 208. H. Cliff. I60. Trib. Fol. fen s pin- natis. Brown. Jam. 220. T. 132. f. 3. Trib. terr. major &c. SLOAN. Jam. 90. Hifi. I. p. 209. T. 132. f. i. Tribulus terreftr. Fr. turbinato , Fol. lanuginolls. Plum. Sp. 7. Ic, 254. f. 1. Kk 5 II. Deel. VIII, Stuk. * 522 TlENM ANNIGE KrüIDEN. IV* lino in Cumana op den Ncordoosthoek van Afdeel. 2ujd - Amerika vondt , van hem allergrootfte Hoofd- Voetangel genaamd, dat hy oordeelde, wegens stuk. je ongedoornde Vrugt, als een middelllag tezyn v;[eïnWy' tusfchen dit en \ voorige Geflagt* In die van Plumier was de Vrugt zo fterk niet gedoornd als in andere Soorten. ii. (a) Voetangel met byna vyfpaarige, vry gely- Lwuginï- ke Blaadjes en tweehoomige Zaaien. fas. ^oostm- Deeze Ceylonfche 9 door den Hoogleeraar J. Bürmannus afgebeeld en befcbreeven , heeft Bladen byna als die der Vitfen , ruig zo wel als de Steng : de Bloem is byna eens zo breed als in het gemeene Voetangel - Kruid en brengt een ftekelige Vrugt voort, op een lang Steeltje. in. g (3) Voetangel met byna zespaarige vry gely* Gemeen'** ke Blaadjes en vierhoornige Zaaden* De Zaaden zyn5indeeze,zo min als de voor- gaande gedoornd \ maar de Vrugten of Zaad- huisjes; des de bepaaling nietltrookt. Zy maakt een (2) Tribulus Fol. fubquinquejugis Trib. FoÜoüs quin- que parium. Flor. ZtyL 16%. Trib, terredris Zcylanicus &c. BüRM. Zeyl. 226. T. 106. f. 1. f3) Tribului Foliolis fexjugatis &c. H. CMjf. Ups. R. Lugdb. 460. GOUAN Monsp. 207. EROWN. Jam, 220. Tri- bulus terreftds Ciceris folio , Fru&u acuieato. C. li. -Pi*. 2jo. TOURNF. Infi. 266, Trib. terreihis. Lob. h. II. 84. Bod. Pempt. $5j. Trib. tere» minor incanus Hispanicus. BARa. &ar* 54- T. 553. Decandriju 523 een Onkruid uit , dat in de Zuidelyke deelen van IV. Europa zeer gemeen h$ zo aan de Wegen en4FD^EU Voetpaden als in 't Koorn, 't welk 'er aanmer- Hoofd- fcelyk door benadeeld wordt. Het is Voetangel of5TUfU Minkyzer genoemd 5 wegens de figuur der Zaad— ^ono^ huisjes 3 en Aard - Voetangel, om het van 'c Wa- ter-Voetangel-Kruid , dat men Waternooten noemt, te onderfcheiden *♦ Die benaaming is * niet oneigen : want Vee of Menfchen j welke ITiet in 't voorn bloote Voeten gaan op V7elden, daar dit Kruid sruK% veel groeit , lteeken de Zaadhuisjes in de Voe- ten en blyven daar in hangen; zo dat men niet gaan kan* Hier om noemen fommige Duitfchers het Barzel - Dom , dat is Tuimel - Doorn. Het heeft leggende Stengetjes, die ruig en rood- achtig zyn ; de Vinblaadjes op de kant gehaaird , van onderen ruig en fcheef Lancet vormig; de Bloemfteeltjes eens zo lang als de Bladen.Het draagt beurtlings drie paarige en zespaarige Blaadjes. Van de vyf Zaadhuisjes heeft ieder zyne byzondere Doorntjes en bevat eenige Druif korrelige Zaadjes. (4) Voetangel met agtpaarige byna gelyke 17. Blaadjes. Trihiius Deeze Kurasfaufche * door Hermannu sdUdT^ uit den Leidfen Tuin afgebeeld, heeft een by~ zonder groote Bloem , naar die van den Cis- tus (4) Tribulus FoJïolis o£ojug!s fabarqiialibus. Trib. fo!. oo fo parimn pfnnatis. K. Lu%db. 4<>o* Trib. ten. major Curas- fav. Hebm* Par. 236. T. 236. Trib. terr. Amer, Argcroones Hore fiavo. Pluk. Alm. 374. T. 67, f. 4, II. Deel. VXU, STUK* 524 TIENMANNIGE KRUIDEN. IV. tus gelykende , geel van Kleur. De Vrugt is vol- Afdeel gens Breyn fterk gedoomd en beftaat als uit Hoofd* vyf Driehoeken ; doch de Tribulus Ciftoides stuk» van Toürnefort, hadt tien rondachtige m ,EenVjr Vrugten zonder zyd - Doorntjes (*). Dit komt vry naa overeen met de bepaaling van de eerfie Soort. De Heer Forskaohl vondt by Kairo in Egypte een Kruid, dat hy Vyf mannig Voetangel noemt , Gotba geheten by de Arabieren. Zo 'er in eenige Bloem meer dan vyf Meeldraadjes wa- ren , ontbrak 'er een of twee Bloemblaadjes* Het Zaad was tweehoornig. Het hadt een leg- gende Steng en werdt van het Vee tot Voeder niet verfmaad. Thryallis. Dit Gellagt heeft de Kelk vyfdeelig en vyf Bloemblaadjes : de Vrugt beftaat uit drie Zaad- huisjes. j. De eenigfte Soort (i) , Heejlerachtig Kruid TbryaWs yan pIS0 t>y Markgraaf genaamd , in fis- t Brafil groeijende 3 is een Heeftertje met ronde fcf^Uaan" gewrichte Takken ; de Bladen gepaard , gedeeld , Eyrond, effenrandig,met Borfïelige Stoppeltjes. Aan 't end, uit de mik der Takken , komt een enkeldc Tros > van een Voet langte, voort 3 met zeer (*) Gen. Plant. Ed. VI. Germ. p. 3 7*- (i) Thryallis. Syft. Nat. XII. Gen* 52-8- P- 29$.^. XT!I. Gen. 533- p. 3 34. Fruticescens Herba Pifonis. MARCGR. Brau 7$, f, 3» Decandria. 525 zeer korte Borftelige Blikjes en Draadachtige IV. Steeltjes , langer dan de Bloem % die klein is Afd^l^ en geel. Hoofd- stuk. Monotropa. Bladloos. nia. Hier is geen Kelk , ten ware men de vyf bui- lende Bloemblaadjes voor een gekleurden Kelk wil houden. Anders is de Bloem tienbladig en daar van maakende vyf buitenften eenfoort van Honigbakje uit. Het Zaadhuisje is vyfkleppig en bevat veele Zaaden* Twee Soorten komen in dit Geflagt voor, als volgt. (1) Bladloos met de zydeiingfe Bloemen agt 5 r. de endelingfe tienmannig. ^iTypopl^ tbys. Deeze gelykt zodanig naar de Orobanche , EuropU dat Tournefort het Plantje Orobanchoides^chQ' heeft gety teld. Het komt in Europa , zelfs in Languedok en in Sweeden, als ook in Kanada, hier en daar op de Wortels der Boomen in de Bosfchen voor ; want het behoort tot de Byge- was- (1) Monotropa Flor. lateralibus o&andris , terminali de- candro. Syfi. Nat. XII. Gen. 530. p. 296. Veg. XIII. Gen. 536. p. 3 3?- Snee. 329 , 35 r. Orobanche, qux Hypopi- thys dici pfitest. C. B. Pin. 88. Procir. 31. Orob. Hypopi» thys lutea. Mentz. Pug. Tab. 3. Orob. Fi. brev. dupl. Moris. Hifi. III. p. 504. S. 12. T. id. f. 20, Orob. Ver- basculi odore. Plot. Öxf. 146. T. 9. f. 6. PLUK. Alm.zji. T. 209. f. 5. Orobanchoides. TouRNF. Mem. ijo6. p. 104. Oft. Hypopitis. HALL. Helv. 411. II, Deel* VIII. SlüK» ƒ26 TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. wasfen. die hun Voedzel zuigen uit een andere Afdeel. p]arst. De Heer H aller vondc het in Swit- Hoofd1 zerland, zo wel in de Beuken- als in de Pyn- stuiw boom - Bosfchen : Mentzel in Pruisfen en vw.KVJy 'l Brandenburgfche , onder de hoogfte Harst- boomen. Aldaar komt eerst , zegt hy , een rond geel Knobbeltje, als of 'teen Paddeftoeltje wa- re , in de Voorzomer te voorfchyn , en fchiet vervolgens meer dan een Span hoog boven den . Grond ; terwyl het dikwils meer dan een Elle «diep op den Wortel van een Boom zit. De Steng is onder den Grond met op elkander leg- gende Schubben gedekt , die zy ook daar boven heeft, maar yler en dunner, zonder Bladen. De top kromt zig in de jongheid om , doch regt zig naderhand op , en heeft Bloempjes , met den aangenaamen Reuk van de Primuia Veris; doch die fchielyk tot Stank overgaat en de Plant, verdorrende, wordt zwart. D illenius heeft- zg Hypopithys genoemd, als onder de Pynboo- men of Dennen groeijende,en'erdiiseennieuw Geflagt van gemaakt, daar hy zes Bloemblaad- jes aan geeft : Hall er vier, houdende dan de buiten ften voorden Kelk. To urnefort, op de meefte Bloemen ziende, maakte ze agt- bladig. Doktor Mappus was het, in de Bos- fchen van den Elfaz , onder dovre Bladen en Steenbrokken , voorgekomen met vierkantige en vierhokkige Zaadhuisjes , gelyk Tournefort heeft ; doch in yt bovenfte komen zy wel vyf- hofo Decand&iju 52? hokkig voor, zegt Haller. Het Zaad is zo IV. klein als Stof. A™*fL; Hoofd* (2) Bladloos met de Steng eenbloemig > aeSTUK* Bloem tienmannig. n. Monotropa De Bloem > die eenzaam aan den top der^-f^f0'e. Steng groeit, is knikkende en altoos vyfbla-nlis- dig in deeze Soort 5 en heeft tien Meeldraad- jes. Men vindt het Gewas wel afgebeeld door Gatesby, die zegt f dat het agt of tien Duimen hoog groeit, zynde Vleefchkleurig* en de Steelen bezet heeft met kleine fpitfe Blaad- jes : doch het zyn maar Schubbetjes , volgens Clayton. Zyne Af beelding vertoont het met een gevlogten Wortel of Stoel , die naar een Vogelnest gelykt* De Engelfchen > iü Virginie , noemen het Broomraape* Dion^ a. Vliegenknij* De Kelk efi Bloem zyn beiden vyfbladig in dit Geflagt, 'c welk het Zaadhuisje eenhokkig, bultig en veelzaadig heeft. Voor weinige Jaaren is de thans daar van be- kende Soort (1) eerst in Europa gebragt 5 en 1, Amen* (2) McKotropa Caule unifloro Flore decandro. Mon. Flore kaanfciv isutante. Gron. Virg. 41. Mon. monanthos Virgtniana &c. MORls. Hifi. IIX. p, 502. S. 12. T. 16. £ 5. male. Oroban* che Virgin. Flore pentapetalo cernuo. Pluk. Alm. 273. t. f. 7. Catesb. CaroL I. p. 36. T. 30. bene- Seligm. Pog. II. D. p 58 T.72. (1) Dionxa. Syfi. Nat. peg* XIIL Gea, f307, p. 33*# IU Dfiït, VIII, $xv<% 5a8 ÏIENMANNIGE KRUIDE^ IV- berugt geworden door een Brief van den Heer Afdeel, gLLIS aao LiNis^us^ te Londen, den 23 Hoofd- September 1769 gedagtekend ; waar in diefchran- stuk* jere Natuur - Onderzoeker meldt, hóe hem in vip?™*" 'C iaar I76S > d°0r ^eD ^eer COLLINSON, een droog Exemplaar gezonden werdt van dit Plantje, 'tgene in 't uiterlyk aanzien veel naar dat Kruid 5 't welk men Zonnedaauw noemt 5 fcheen te gelyken , doch bevonden werdt de Kenmerken te hebben van een nieuw Geflagt, zynde door zyo Ed., derhalve, Dioncea gedoopt. Het was door den Heer B art ram, Koning* lyken Botanist in Philadelphia , overgezonden. Vervolgens kreeg men van den Heer Young, van daar, verfcheide levendige Planten, in En- geland, en wierd tevens van deszelfs Eigen- schappen onderrigt* Het groeit op Moerasfïge Heijen , tusfchen Noord- en Zuid - Karolina , op omtrent 35 Graaden Pools Hoogte, eo bemint vogtigelom- merryke plaatfen , bloeijende aldaar in July en Auguftus. Hier zyn de Winters kort en de Zo- mers zeer heet , gelyk in Portugal en Spanje. Uit een Schubbigen Wortel geeft het veele Bla- den", waar van de grootften , hem voorgekomen , de langte van drie en de breedte van anderhalve Duim hadden. Zy beftonden uit tweedeelen, waar van het ondcrfte Hartvormig is , met de Punt Eixïs. Epift' cum Icone colorato. AngK item Germ. Lu, & Beigicc. Qumo. D&CANDRIA* 529 Punt naar den Wortel gekeerd en die diende , !V. AfdfeI'' als tot een Steel voor het eigentlyke Blad, dat xu op 't breede end zittende als een tweede Lid Hoofd- uitmaakt , zynde de gemelde VJiegenknip. STUK* Dit Blad, naamelyk, beftaat uit twee Kwab- ben of Lippen , van half Eyronde figuur, op de kant ieder een ry van ftyve Borftels heb- bende, en van binnen met kleine roode Kliert- jes bedekt, die zig, door 't Mikroskoop, byna als Aardbefiën vertoonen. Doch die aanmerke- lyke roodheid hebben alleen zodanige Bladen van de Plant, welke voor de Zonnelchyn bloot ftaan. Voorts bevinden zig , in 't midden van ieder Kwab * tusfehen de Klieren , drie kleine regtopftaande Doorntjes» Deeze Kwabben gaan niet open , wanneer zy iets gevat hebben , dat 'er tusfehen fteekt ; maar wel als men het 'erge- makkelyk kan uithaalen: wil men zulks met ge- weld doen , zo breekt veeleer d€ eene Kwab af* Ondertusfchen worden door gedagte Klier- tjes verfcheide Infekten , gelyk Vliegen en an* deren , aangelokt , die, zo dra zy 'er op gaan zit* ten , bekneld raaken , door het fluiten der Kwab* ben en dood gedrukt: want de gemelde Stekel- tjes en Haairtjes houdenze vast, zo dat zy niet ontwortelen kunnen* De zelfde fluiting der Kwabben gefchiedt , wanneer men ze met een Stroohalra of Naald van binnen aanraakt. Het Kruid maakt een Sceng van omtrent een half Voet langte , die regtopftaat en rond is , uitloopendein een Trosje Bloemen, Sneeuwwit L I van II. DSLMU VIII, STUK* 53° TlENMANNIGE KrüXDEET. IV» van Kleur, veel naar die van 5t Parnaskruidge- ArxfSL' ly^ende* Hier op volgt, in Karolina, een rond- Hoofd- achtig Zaadhuisje, met veele zeer kleine Zaad- iTUKi jes< jn Engeland was men met haare aankwee- vhe,nV3r kiDg nog niet volkomen geflaagd en hadt 'er geen ryp Zaad van kunnen teelen , en , of men die Gevoeligheid aldaar reeds waargenomen hebbe , (welke veel afhangt van den trap van Hitte; terwyl zy niettemin geen fterke Zonnefchyn verdraagen kan ;) blyktmy niet duidelyk. 33 Om „ aanmerkelyke Proeven , dienaangaande, in 't „ werk te fteiien, zou het dicnftig zyn , (zegt Ell is op 't end van gedagten Brief,) eeni- „ gen daar van in Potten met ligte Veen-Aar- 3, de te planten en die dan, geduurende den „ Zomer , onder een Verdek of in een open 55 Broeihuis te houden, in Bakken met Water; „ als door welke behandeling , met haaren aart „ overeenkomftig , men de Warmte zodanig 33 zou kunnen maatigen , dat de Gevoeligheid 3, zekerlyk veel toeneemen zou. 's Winters 33 moet menze in de open Grond houden, on- 33 der een Glazen Klok, en als het fterk vriest 3, dezelve met Stroo - Matten zorgvuldig toe- 3, dekken ; op welke manier men in Engeland 3, verfcheide Planten 's Winters over behou- 33 den heeft," JUSSIEUA» De Kelk is vier of vyfdeelig , mee vier of vyf Bloemblaadjes , zittende boven op het Vrugt- DecAndriju S3t foq-inzel , dat een vier- of vyf bokkig Zaadhuis- IV. je wordt, langwerpig, aan de hoeken open bar- Af^fx* ftende en een menigte van zeer kleine Zaadjes Hoofd- bevattendc. stuk, In dit Geflagt, naar den beroemden Franfchen ni^0KCgTi Kruidkundigen , den Heer de Jüssieu, ge- naamd, komen vyf Soorten , altemaal uitheem- fche, voor, caameiyk (1) Jusfieua die kruipt , met vyfbladige tien* r# mannige Bloemen en langwerpig Eyronde rfp"^eSi* Bladen* Kruipende* Dit Oostindifèh Gewas groeit in en aan de kanten van het Water , kruipende met zyne Sten- gen langs den Grond en overal Wortelfchieten- de , daar het Blad- en Bloem (teelen uitgeeft* De gedaante komt met die van Wederick , in- zonderheid wat de Bloemen aangaat, grootelyks overeen : maar de Zaadauisjes gelyken naar Kruid- nagelen. Hier is , als eene Verscheidenheid , de Klimmende Oostindifche bygevoegd , welke de Vrugten zo lang als de Bladen heeft. (2) jusfieua die glad is, met vyfbladige byna TT# onm TenetU Tedere. (O Jusfieua repens, Flor. peimpetalïs decandns Sec. SyR. Nat. XII. Gen, $32- P- 297- XIIT. Gen. 538. p. 33 f. FL Zeyl. 169» BURM. Fl. Jnd. 103. Lyfunachia Fr. Caryo- phylloideo* *BöRM. Zeyl* 146. Nir - Cirambu. Hort. Mal. II. p. 99» T. s 1 • RAJ. llift. 15 10. fa jusfieua. adfeendens. Mant* 69. (1) Jmfutta glabra , Flor. pantapetalis fubfèsfilibiis &c« BURM. FL InL 103. T. 34- f. i. L 1 2 II. Deel. VIII* Stok, TfENMANNlGE KRUIDEN.' IV* ongefteelde Bloemen en gepaarde Liniaal* ^FJ?ifL" Lancetvormige Bladen. Hoofd- stuk. Van Java is deeze , door den Heer Pryon, Eenwy- gezonden aan den Heer Burmannüs, die Vtgt' haar in Plaat gebragt heeft. De figuur der Vrug- ten komt met de voorgaanden overeen , maar de Bladen zyn fmal en fpits, die van de andere Homp» in. (3) Jusfieua die regtopfiaat , met vyfbladige p^mfmnl. Bloemen en gebladerde BloemfleeUn. Doornach- tige. Dit is een Boompje, in de Valley van Li- ma, de Hoofdftad van Peru, door Pater Feu- illóe waargenomen. Het verheft zig tot de hoogte van twaalf Voeten , en was door hem Laurierbladige Onagra genaamd, met eene vyf- bladige Bloem , die geel is van Kleur, ander- half Duim breed. De Bladen geftampt en als een Pap opgelegd , waren zeer bekwaam om verouderde Gezwellen op te losfen en te doen verflaan ; inzonderheid die der Liesfchen , waar mede men veel gekweld is in dat Land, ÏV\ (4) Jusfieua die regtopfiaat en ruig is , met Sufiruuco- yierbladige agtmannige> gejleelde Bloemen* Heefterïge* Hier (i) jusjteua ere&a Flor. pentapetalis Peduneulis foliofis. Onagra Laurifolia, Flore amplo pentapetalo. Feuill. Peruv* 7 16. T. 11. (4 ) Jusfnua ere&a villofa , Flor. tetrapet. o&andris pedun- Decandria. 533 Hier behoort de Carambu van Malabar , die ^ een laag Heeftertje is , van anderhalf of twee Xi. Voeten hoog, groei jende in Vogtige Gronden Hoofd- en zeer kleine Bloempjes , doch ook kleine ^ruê"ST^^y. ten hebbende: maar door den Heer Burman-^. nüs wordt daar toe ook t'huis gebragt de Cattu Carambu 9 uit dien zelfden Kruidhof, waar van de Vrugten als groote Kruidnagelen zyo, byna viermaal zo lang en dik,- de Zaaden talryker , rondachtig , eerst wit en vervolgens ros van Kleur. (5) Jusfieua die regtopjlaat en glad is , met v. vierbladige agtmannige , ongefteelde Bloe- 3"€$*ua men. Regtop- ftaande. Op Waterige plaatfen van 't Eiland Barbados hadt de vermaarde Sloane deeze Soort ver- gaard, hoedanige ook in andere deelen van de Westindiën , door Plu mi er , is waargeno- men. Hier mede komt de Katalaanfche Jasmyn- boom culatis. BüRM. F/. Indé p. 103. Ludwigia Capfulis obiongis uncialibus. K. Lugdb. z$z. Lys. ïnd. non pappofa &c. Herm. Luzdb. 396. Carambu. Hort. Mal. II. p. 5$. T. 49. Raj. Hifl, 1510. Mant. 381. (s) Jusfnua ere&a glabra &c. FL Zeyl. 1 70. H* Ups. 103. BüRM. Fl. Ind. 103. Ludwigia Capfuüs oblongis. H. CHJf% 491. Onagra Perfïcce foliis amplionbus. Plüm. Spec 7. T. 17 j. f. 2. Lyfimachia lutea nou pappofa ere&a &c. Sjloan. Jam. %$. Hifi. I. p. 37» T- li- £ 1. Jasminum Catalon. Fl. luteo. SEB. Thes. I. p. 42. T. 26. f. 3. Herba Vitiügi- Iium. RVMPH. Amb. VI. p. 49. T. 21. f. f. 381. LI 3 H. DEEL VIIu STUK. 534- TlENMANNIGE KRUIDE». IV# hoorn van Seb a 3 die in de Tuin van den Heer Afdeel. van bEAUMOnt gebloeid hadt , overeen ^ Hoofd- zynde dus waarfchynlyk genoemd , om dat men stuk* hem ujt SpaDje hadt bekomen. HstPlekkenkruid v&?Wr van Rümphïüs betrekt men ook tot deeze Soort: zo dat derzei ver Groeiplaats zou zyn in de beide Indien. Men geeft het in Oostindie dien naam, om dat de wryving met het Zaad , *c welk zo fyn is als Tabaks - Zaad , zekere witte Plekken op het Aangezigt 5 daar de In- dkanen veel mede behebt zyn , wegneemt. Het heeft de Zaadhuisjes veel korter dan de Bladen , die Lancetvonnig, aan de kanten effenrandig, niet gekarteld of getand zyn: 't welk eigen is aan alle de Soorten van dit Geflagt. P y r ö l A» Wintergroen* De Kelk is vyfdeelig met vyf Bloemblaadjes , ook in dit Geflagt, welks Vrugt mede een vyf- hokkig Zaadhuisje is, dat aan de hoeken open gaat. Daar komen zes meest Europifche Soor- ten in voor, als volgt, t. (i) Wintergroen met opgaande Meeldraadjes tlldSZ0.* ™ neergeboogen Stamper. Rondbta- O) Win- dig- Ci) Fyrola Stamin. adfeend. Pittiüo dedinato. Syft. Nat. Xlï. Gen. 545- P- 3oj. Veg. Xlïl. Gen. S54« P- 340. Mat, Jïcd. zï2. Am. Ac&Ll. p. ï$6. GOUANT Monsf. 208. Fl. Eelgm 117. Oed. Dan. 1 ic. FL Suec. 330, 360. Pyr. fbl. integerrimis. Vir. Cijtff. 37. R. Lugdh. 440. Pyrota NoveboracenHs. Col». 99. Tyt. Stam. 8c Piitiilo declinatis. FL Lapp. ióp. HALL. Ileév. 42c. J^rolaa Pyxi folio. Lob. 2c. 294.^ De c a nd ria* 535 (2) Wintergroen met Trosachtige verfpreide IV. Bloemen , de Meeldraadjes en Stampers regU ^ f x*EL% Hoofd- Cj) Wintergroen met de Bloemtros over éêne STUK^ zyde. 11. (4) Wintergroen tfZ££ iywa Kroontjeswyze m^{nu Bloemjieeltjes. m. Secunda. (y) Wintergroen met tweebloemige Bloem- Ecï3zydis- Jleeltjes. Umbeluta. Gekroond. f 6) Wintergroen fw£ & S^wg eenbloemig. v. Macuiata. Deeze Soortelyke Verfcheidenheden komen G™[*kt; •er voor in het gedagte Kruid , dat zynen La- UniH*ra. £enblo6* tynfehen naam daar van heefc > dat de Bladen mig, naar die der Peereboomen gelyken. Dit heeft in f2) Pyrola Flor. Reeenfofis disper (Is &c. Cothl. Fl. Suec. Pyrola Fol. fubrotundis Sec. A£i. Stoclib. 1741. p. 192. Oed. Dan. 5 5' Pyr- Fol. obiter ferratis &c. HALL. Helv. 410. Pyrola minor. RlV. (3) Pyrola Racemo unilaterali. F/. Suee. Lapp. j Tienman ni ge Kruiden. IV. (i) Driebloem met vyfmannige eenwyvf& Afmeu Bloemen. i!tuk™ Op Jamaika en Kurasfau is deeze waargeno- i. men , die van Hermannüs Kurasfaiifck JrZw' Porfelein , met Bladen van Kappers , een Mos- gyma. achtige Bloem en een gevorkt Zaadhuisje, cc- noemd werdu Plukenet noemt het leggen- de Kurasfaufche Kali met rondachtige Blaad- jes De Stengen zyn gewricht , de Bladen gefteeld, ftomp Eyrond, met een roodenRand, gepaard, het eene Blaadje kleiner: de Steeltjes kort 9 tweetandig* Zo men de twee onderfte Blaadjes voorden Kelk neemt, dan is de Bloem vyfbïadig; anders zyn het Blikjes en de Kelk beftaat uit vyf Blaadjes. Meeldraadjes komen 'er van zes tot tien in voor, die korter dan de Bloem of Kelk zyn , met ovaale dubbelde Meel- Knopjes. Het Vrugtbeginzel is ftomp , twee- hoornig , met een Draadachtigen Styl , aan de eene zyde ftekelig en een enkelen Stempel^ (2) Drie- (1) Trianthema. Nat. XII. Gen. 53 1- p« 297. Preg. Xlll. Gen. 537. p. 342. Trianth. PortuJacaftrum. Sp. Plant. p. 325. Mant. 69. Portulaca Curasfavica procumbens &c. IJeem. Ptr. T. p. 213. Poitnlacac affinis &c Sloan. Jam. 89. Hifi» I. p. 205. Kali Curasfavicuin precumbeus, Fol, fubrütundis. Pluk. Alm. 202. T. 95» £ 4» (*) Op zyne 94 en 95fte Plaat zyn eenige befchry vin- gen , gélyk die van dit Kruidje , by verwisfcling verkeerd geplaatst. ) Decandria. 539 (a) Driebloem met vyfmannige tweewyvige IV. Bloemen. Aï"eU Dccze Plant hadt Plükenbt van Madrasf^^0 bekomen , doch haare Groeiplaats is door den n. Ridder getteld in Arabie. De Steng is een VottJfJ?* lang, rond, opftaande , met gepaarde , lang ta"d^ gefteelde , ovaalachtige fappige Blaadjes* Ver- nig. m"'n fcheide Bloemen komen famengehoopt , o ver- hoeks, in de Oxelen voor; zynde ongedeeld , van binnen bleek y van buiten groenachtig. Zy beftaan uit een eeabladigen , Klokvormigen , vyf. deeligen Kelk , zonder Bloemblaadjes* Vyf Borftelfge Meeldraadjes , van langteals de Bloem, heeft deeze. Het Vrugtbeginzel , daar binnen, is ftomp en rood, met twee omgekromdeStylen. (3) Driebloem met bytia tienmannige tweewy- D}^d vige Bloemen. Tienman-* mi Van deeze Soort hadt de Hooglceraar N. L. Bürmannüs een Afbeelding gegeven onder den naam van Zaleja , een Oostindifch Plantje van Koromandel gezonden,- het welke zyn Ed., om dat hy 'er twaalf Meeldraadjes in waarge- nomen hadt , onder de Twaalfmannigen plaac- ftë (2) Triar.tbema Fior* pentandris digynis. Mant- 70. Por- tulacs affinis Polygonoidcs , Bliti folio & fade, Maderaspa- ten fis. Pluk. Alm, 304- T. 12Q, f. 3. (}) Triantbema Flor. fubdecaniris digynis. Man:. 70. Za- leja. BüRM. FL Ind* 1x0, T. 31. f» I. IU Deel» VUL Stuk. 540 Tienmannige Kruiden. IV. fee ; doch de Ridder heeft hetzelve hier ge» Afdeel, ^ zeggende dat het meest tien , zelden Hoofd» twaalf Meeldraadjes heeft en de geftalte van stuk. Glinus. Het Stengetje , dat Kruidig is , zegt jr™eevjy Zyn Ed., heeft overhoekfe Takken ; gepaarde, gefceelde , ovaale , effenrandige , gladde Bla- den, ongelyk van grootte, en kort gefteelde Bloempjes in de Oxelen , die uit een vyf bladi- gen Kelk beftaan , met ovaale verdeelingen , zonder Bloemblaadjes» Het Vrugtbeginzel is Homp , met twee Stylen en het Zaadhuisje als in de andere Soorten. Het verdeelt zig, naa- melyk, in de rondte overdwars f in dubbelde hokjes , bevattende dus boven twee , en onder twee, langwerpige vierhoekige Zaadjes. Chrysosplenium. Goudveil, De Kelk is in vieren of vyven gedeeld en gekleurd , in dit Geflagt, 't welk misfehien van de Kleur der Bloemen en van de figuur der Bla- den zynen naam heeft. Bloemblaadjes ontbree- ken 'er aan. Het Zaadhuisje is tweebekkig,met ééne holligheid, en bevat veele Zaadjes. Twee Europifche Soorten zyn 'er in vervat naamdyk i. (i) Goudveil met overhoekfe Bladen. Chrvfefpk- 5SC 00 Goud- tóemtbla- (t) Cbryfo/pknlam Fo!. akernis. Syst. Nat. XII. Gen. 553. p. 303 . Peg. XHI. S5 8. p« 342- &• 3 X.7 1 OEU. Dan. 166. D E C A N D R I 541 (2) Goudveil met gepaarde Bladen. v J Afdeelt Deeze beide Soorten of VcrfcheidcDhedenvan Gulden Steenbreeke , gelyk men ze by de Au- 8Tük. theuren getyteld vindc , komen in verfcheide ir. deelen van Europa voor. Den naam heeft het f£tllm* daar van, dat het naar de zo genaamde Steen- opofitifo- . breekc eenigszins gelykt en Goudgeele Bloem paaito^ pjes draagt. Het groeit in Engeland > Norman- die en Nederland, onder het Steenlever -Kruid (Lichen)) op vogtige Steenachtige plaatfen, zq Lobel zegt: volgens Dodon^eus in Bra- bant en Vlaanderen , op Waterige Steenachtige Gronden. Die Soort , met gepaarde Bladen > welke zy afbeelden , hadt Haller in Swk- zerland 5 daar de andere by Bern gemeen is , niet gevonden ; maar zy groeit in Languedok. Dezelve heeft de Bladfteeltjes korter en de Blaadjes wat ronder dan de andere, ook groo- tcr en geoord. Men vindt dezelve ook in de Levant en in Kanada. De eerfte is in Swee- deu Chryfofplemum. H. Clif. 149. R. Lugdb. 209. Chr. JFol. arnpï. Auricuiatis. Fl. Lapp. 151. Chrys. Fol. Pediculis oblongis. Tojjrnf* Injï. i*6. S.edura paluftce luteum majus &c. Mo- llis. HM. UI» P- 477- S. 12. T. 8. f. 8. (2) ChryfifpleniumlïQl. oppofitis. SAUv. Monsp. I2g. GOUAN Monsp. 208. Chrys. Fol. ampl. Auricuiatis. Tournf. Inft. 146. Saxifraga Aurea. Dod. Tempt. 315. Lob. Ic. 312. Kruidt?. 72S. Saxifiaga rotundifolia Aurea. C. B. Pi». 309. Sedum paluftre luteum , Foliis fubrotundis fesfilibus. Moais, xts. f. 7. Alch. rotundifoiia Aurea iüriüca, Herm. Lugdh 14, ED. Dan. i<*$» 54^ TlENMANNICE KRUIDE*. IV- den, Rusland en Lapland, op verfcheide plaat- Afdeel. fen ? vry gemeen. Hoofd- Het is een Kruidje van omtrent een Hand- stuk. breed hoogte , dat by den Wortel en aan de vJ$TeVJr Stengetjes Blaadjes heeft > zo groot als een Na* gel, naar die van het Aardveil gelykende , rond- achtig getand. Boven verdeden zig de Stengen* jes Takswyze en hellen naar den Grond, met getropte geele Bloempjes; waarop gehoornde Zaadhuisjes volgen , met zeer fyn Zaad. Saxifraga. SteenbreeL Een vyfdeeligeKelk en yyf Bloemblaadjes heeft dit Geflagt , welks Zaadhuisje ook tweebekkig is met ééne holligheid en veele Zaaden. Het bevat een menigte , meest Europifche Soorten , waar onder fommigen in de Noorde- lykst bekende deelen des Aardbodems , anderen op de koudfte Bergtoppen en veelal op Steen» achtïge plaatfen of in de Spleeten van Rotfen groei jen , waar van de naam. Zy zyn in vier Rangen onderfcheiden , als volgt. * Met onverdeelde Bladen , en eene byna naakte Steng, t. (i) Steenbreek met getropte Wortelbladen 9 a?%d?\ clie Tongachtig en Zaagswyze Kraakbeenig Gcnaveid. getand zyn , de Bloemfieng gepluimd* Dee- (i ) Saxifraga Fot Rad. aggrcgag* &c. Syft. Nat. XIT. D E C A N D R I A. 543 ! Dceze cerfte Soort is een volkomen Berg- IV. Gewas van Europa , 'c welk niettemin ook in AFx£EL" de Tuinen voorkomt , en een fierlyfc Bloemge- Hoofd- was maakt. Men heeft het Cotyledon of Venus- STUK\ Navel genoemd en tot het Huislook betrokken gehad. Het valt zeer Takkig en veelbloemïg of met weinige en byna geene Takjes aan de Bloempluim: de Bloempjes hebben de Blaadjes of ongevlakt of geftippeld , en zulk houdt ftand in de Verfcheidcnhedcn daar van voorkomende, die door de Tuinierkonst zeer vermenigvuldigd zyn. (2) Steenbreek met getropte Wortelbladen , die s n; Tongachtig en Zaagswyze Kraakbeenig getand zyn ; de Bloemjieng getrost 3 gebla- Ver2ndcrc*- derd. Be- Gen. 553- P« 303. Peg. XIII. Gen. 559» p. i+z.Fl. Lapp. N. 177. T. 2. f. 2. Fl. Su>c. 356, 365. Ged, Dan. 241. IL Cliff. 168. R. Lugdb. 453- GOUAN Mmsp. 209. Ger. Prov. 411. Kram. Auftr. 117. Sanicula montana crenata. Pluk, A'm. 221. f. i.Sedum ferratum album bfcorne. Mor. Hift. III. p. 478» S. 12. T. 9. ^. 19, 20. Cotyledon media Fol. oblongU ferratis. C, B. Pin. 285. Cotyl. minor , Fol. fubrct. ferratis. C. B. Pin. 285. Prodr. 133. saxifraga Se- di folio, Fl. albo , multiflora. TOURNF. ity?. 252. Sedum ferramm Fl. albo, multiflorum. Dod. Pempt. 113. Saxifraga Sedi folio , Pyienatea ferrata. Tourne. /«/?. 252. Cotyledon pyrsmidale &c. BOCC Mus. IJ4 p. 109. T. 86. Saxifragi Sedi anguftiore folio ferrato. SEG. Fi?r. 448. T. 9. f. 1. (2) Saxifraga Fol. Rad. &e. Saxifr. Fol. limbo Cart. in- tegro &c. Hall. Helv. 402. N. 9. T. 9, SSG. Pér. III. p« I99. EüRs. XVI. 98. H. DEEU VIII. SïU% TlENMANKlGE KRUIDEN. IV. Behalve aanmerkelyke Verfcheidenheden dëf Afdüel. voorgaande Soort groeit, volgens den Heer£ÏAi> Hoofd- ler , op de Alpen van Switzerland deeze , die stuk. door den Ridder als een basterde wordt aan* Ji^cewy gemerkt. Gedagte Heer heeft dezelve zeerfraay afgebeeld , en zegt , dat zy de geftaïte van de voorgaande heeft 9 doch het Roosje minder digt, de Blaadjes ftomp ovaal , met den rand aan 'c end niet getand en aan de Steng niet zeldzaam, die ruig en kleverig is , een Elle hoog , met Takkige Bloemfteeltjes 3 een. lange yle Aair inaakende* De Kelk was ruigachtig en de Bloem- blaadjes fcheenen donker rood geweest te zyn , daar zy in de voorgaande meest een witachtige Kleur hebben. De Meeldraadjes verfchilden ft* langte en hadden hoogroode Topjes: de Hoornt- jes van het Vrugtbeginzel waren geknopt. Ia Italië komt ook deeze voor. in. (3) Steenbreek met Lancetvormige getande Saxifraga Wortelbladen , een naakte gepluimde Stem nka, en byna tot Hoofdjes vergaarde Bloem. Penfylva» nitch. jn ^t001. j _ Amerika groeit deeze , die de Steng byna ongebladerd , zeer Takkig en Haairig heeft % met witte Mosachtige Bloempjes , aan 't end der (3} Saxifraga Fol. Lanceol. denticiüatis &c. Gron. Vlrg. 49 9 68. Saxifr. Novebor. CotD. Saxifr. Penfyivanica. Dilï,» Elth. 337. T. 253. f. 328. Sanicula Virgin, aiba , Fol. ob« longo mucronato. Pluk. Alm. 351. T« $$% f. i, & t. z?.z f. Ü ECANDRIA. 545 der Takjes vergaard cn de Bladen langwerpig IV. gefpitst : zo dat de Geftalte zeer verfcbilt. De AFJ^Et • Bladen, die het Roosje maaken, hebben de fï- Hoofd- guur en grootte byna van die van de Primula STUK# Veris , doch de dikte en gladheid van die der Di&ma* Auriculaas , en de Steng twee Voeten hoogte* (4) Steenbreek met Jlomp Lancetvormige Bla- s lY' den en een naakte tweebloemige Steng. Anlllf*? cea» In Siberië > zo wel als in Switzerland, is debl^^ Groeiplaats van deeze Soort 5 die het Derde Alpifche Huislook van Columna zoude zyn. De Heer Hall er vondtze in Switzerland en geeft 'er de Afbeelding van. Het is eèn zeer klein Plantje 3 dat de Blaadjes fomtyds, doch zeldzaam , drietandig ingefneeden heeft. (5) Steenbreek met Liniaale doorboorig ge* v. fiippelde , getropte, omgekromde Bladenen een veelbloemige Steng* graauw. Door Scheüchzer is dit Kruidje op de Swit« (4) Saxifraga Fol. Lanceol. obtufis pilofls &c. Saxifr. Cau- le paucifloro. Hall. Helv. 405. Sedma Alpinum tertium. Col. Ecpbr. II. p. 66. T. 67. f. ti!t. Saxifr. Alpina , Inbitu Androfaces , viliofa. Hall. Norib. 1736. T. i. f. 3. Moxus* S. 12. T. 9* f- Pluk. T. 222. f. 2. (5) Saxifraga Fol. Linearibus &c. Saxifraga Rofu! is denfis - fmiïs &c. HALL. Heiv. 402. Sêx. Alpina minima &c. Töurnf. Inft. SFG. Veron. 449» T. 9. f. 2. Sed. Alp. album , Boh compa&is. C. B. Pin. 234. Mor. T. 7- 6 32. SchêüCHZ, Alp' 34* > Hi« T. 21. f. 1. GESN. iw?, T. XI. f, |o. Mm h, DiiL. vin» stus, 546 Tienmannioe Kruiden. IV. Switzerfche Alpen waargenomen 3 daar het dik- Afdeel. ke piaggen maakt , beftaande uit digt famenge- Hoofd* hoopte fmalle Blaadjes , die nederwaards omge- stuk» kromd zyn en waar van de bovenden, als met Tt^r kleine Gaatjes doorboord, zig witachtig vertoo- ncn5 met eene fchemering van blaauw, Ecne Verfcheidenheid , door Sc h miedel gemeld 3 heeft de Blaadjes van onderen gehaaird. vt. (6) Steenbreek met getropte 5 Schubswys ge- SÊurfir&- plaatfte , driekantige , Elsvormige effens K>ofi>~ voorgaande* Het Steeltje komt meest met éèlV8TlTB:* zelden met twee of drie Bloempjes voor , boven D,&md* het Vrugtbeginzel. (8) Steenbreek met gehaairde , omgeboogene , nth Schubswys9 geplaatfte Bladen , en een naakt-^S^ff achtig eenbloemig Stengetje (*). ^Mosach- Dit is een Plantje , dat naar Mos gelykt en de Blaadjes Doornachtig van onderen gehaaird heeft , met een ruig Stengetje , dat maar ééne Bloem draagt, die ongedeeld is , geel met ros- fe Vlakjes. Het groeit als Mos op de Steenen in de Alpen en Pyreneen. (9) Steenbreek met Schubachtige , Ëlsvormi* . iï* ge , kanthazirige , gedoomde Blaadje* en ' ia* een byna naakt veelbhemig Stengetje. Kieuwig* Deeze die , volgens Gmelin, in Siberië groeit* (8) Saxlfraga Fol. ciliatis inflextSj imbricatïs &c. Saxifr. Rofulis denfisiïmis &c. HALL. Helv. 403. Sax. Pyrcnaica minima lutea Musco fimilis. Tournf. Inft. Sedum musco- fum. ]. B. Hifi. III. p. 695- SCHEUCH2. Mp. 14** T. f. a. (*) Ünifloto is hief , in Syst. Nat. Veg. Ed. XIII § vei- keerdelyk in multifloro veranderd, (9) Saxifr aga Fol. imbricatis $ubulatis ciliatis fpiiiofis | Caule fubnudo multifloro. Gmel. Sib* IV< p. 164, T. è$, f. u Mm % 548 TlENMANNIGE KRUIDEN. heeft langwerpige Steeltjes , digt Schubswyze Af£eei • bekleed met plat Elsvormige, fpits - gedoomde Hoofd- en Doornig kanthaairige Blaadjes ; eea hoog stuk. gtengetje met kleine fpitfe Blaadjes , die onge- Zgeïwy' haaird zyn, en een klein Bloempluimpje. x. (10) Steenbreek met Zaagswys' getande Blaad* s1eZ7ifa je*> naakt Takkig Stengetje en gefpit- Geftwnd. jte Bloemblaadjes. Op de hooge Gebergten der Noordelyke deelen van Europa 5 zelfs op die van Spitsber- gen en Lapland, als mede op die van Styrie en Switzerland, groeit deeze, welke een om- geboogen Kelk en de Bloemen onder % Vrugt- beginzel heeft. X'. C11) Steenbreek met Jlomp ovaale , flaauw ^Dikbia^' Zaagswys9 getande, gejleelde Bladen , een dig. naakte Steng en uit Trosjes bejtaande Bloempluim. Op de pergen van Siberië ïs de natuurlyke Groeiplaats van deeze Soort , die aldaar een zeer groote Plant maakt s met Bladen van een Span (10) Saxtfraga Fol. ferratïs, Cau?e rmdo Ramofo &c. FU Suec. 35 5 , 357. Fl. Lapp. N. 175. Oed. Dan. 23. Sanicula Myo- fotis Sec. Pluk. Alm. 331. T. 58. f. 2. & T. 222. f. 4. Sc- duin monr. hirfut. mucron. Sc dentato folio. MoRis. Hift. III. p. 47?. S* 12. T. 9- £ 13- (n) Saxtfraga Fol. ovalibus retufïs, obfblete ferratïs pc* tiolatis , Caule nudo, Panicula conglomeratS. Linn. Dec* II. p. 27. T. 14. GiMEL* §ib. IV. p. 166. T. 66. V Decanoria* 549 Span lang en een Hand breed ; Stengen van IV. een Vinger dik en een Voet hoog , en een Af££kl* fraai je Pluim van paarfchachtig roode Kloks- Hoofd - wyze Bloemen. Van Petersburg in 't jaar 1760, STÜK# door den Heer Davxd deGorter, toen Dwma* Lyf-Arts van de Keizerin, naar Upfal gezon- den, heefcze aldaar gebloeid en is in Afbeel- ding gebragt door den jongen Heer Linn;eus. Ik kogt voorleeden Jaar , hierop de Markt, een fchoone bloeijende Plant daar van, welke in de open Grond zeer tierig by my groeit , doch tot heden (9 Sept. 1777. ) geen nieuwe Steng gefchooten heeft. De Geftalte was aanmer- kelyk van die Upfalfcfie verfchillende , gelyk uit deeze oor my toen daar van opgemaakte befchryving blykt. De Plant hadt wel dergelyke Bladen , als ge* meld is, maar twee enkelde Stengen, een Vin- ger dik en anderhalf Voet lang, donker - rood ; aan den top overhoeks verfierd met Horizon- taaie Steeltjes, ieder een Trosje draagende van ongevaar tien of twaalf Bloemen. De meeflen derzei ven waren vyf bladig, hebbende vyf Meel- draadjes en drie Stylen : zeer weinigen zesbla* dig met twaalf Meeldraadjes en maar eenigen met twee Stylen of Stampers. Met tien Meel* draadjes heb ik 'er geene Bloem aan kunnen vinden. De Kleur was bleek paarfch. Zy bloei- de in een Pot , in de Maand April. Men heeft in Sweeden waargenomen , dat de Steng jaarlyks in de Grond kruipt, zwart wordt Mm 3 en R. D2RL. vul stuk» 550 TlENMANNlGE KRUIDEN* IV. cn een nieuwe Plant maakt, en dat de Wortel, Afdeel» Zwar tachtig van buiten , van binnen Vlee- Hoofd- zig wit is , gekaauwd zynde eenen fterk famen* stuk» trekkenden Smaak heeft» xtt. (12) Steenbreek met ftomp Eyrond gekartelde , Sax(ZTs. ' hxm ongejleelde Bladen ; de Steng naakt , mimend" ^e Bloemen famengehoopt. Aangaande deeze , die, behalve de gedagte Bergtoppen , op Spitsbergen, in Lapland, Dee- nemarken en Sweeden, ook in Virginie en Ka- nada groeit , meldt de Heer Linnjeüs, dat hy geen Plant in 't bevroozen Lapland kende , welke de Koude beter verdraagen kon dan dee- ze. Zyn £d. hadt dezelve bloeijende gevonden onder die altoosduurende Sneeuw, welke nooit door Zonnefchyn of Regen ontdooit , en wel aan de kanten 5 daar de Sneeuwkorst een weinig van den Grond afwykt : maar in de fchuinten der Alpen, die door het Sneeuw - Water bevogtigd werden , groeide zy overal menigvuldig : zo dat deeze Steenbreek te j regt Sneeuwminnend mag geheten worden. Wonderlyk verfchillende is het Gewas , fon> tyds zeer klein , met een Stengetje van een Vin- (12) S*xifrag& FoK obovatis crenatïs , fubfesfïlibus &c. JF7. Suec. 354, 368. Fi. Lapp. N. 176. T. 2. f. 5 , GBON. Virg. 160 , 69. Sa^ifr. Fol. obl. rot. dent, RAJ. Angl. UU p. 354* T. 16. f. 1. Sempervivirn minus dentatum. MART. Sphzk. 4?. T. F. f. A. JPjlüis. fbyt. 222. f. 2. Sediim tq- %\uïiu OEp. Dan, T. i%. Dbcandria. 5JI Vinger hoog ; fomtyds eens zo groot, gelyk IV. R a y dezelve in Engeland waargenomen heeft. AF£f#£U Somtyds is het Steogctje één, fomtyds tweefïooFD- bloemig en het maakt ook wel een Kroont je. STÜK» Doch altoos is het daaraan onderfcbeidelyk , dat Di&nia% het de Blaadjes van onderen rood , de Stylen paarfchachtig heeft. De Wortel is Vezelig , de Steng naakt, de Bloem wit. f13) Stcenbreek met rondachtige , getande , lang Sa*pu4 gejleelde Bladen en eene naakte Steng. ptniïJt^ Geftipjreid. Deeze , in Siberië groeijende , heeft de Bla- den rondachtig , zo diep ingefneeden, dat zy zig als gekwabd vertoonen , met fpitfe Tanden. De Bladfteclen zyn driemaal zo lang als de Bla- den en de Bloemen klein. (14) Steenbreek met Eyronde , byna gejtompte , Umf^a Kraakbeenig gekartelde Bladen ; de Steng naakt en gepluimd. ug% Deeze, veel naar het zogenaamde Gèum ge- lykende, komt op Gebergten van Biskaije in Spanje voor. De Bladen zyn met hoeken ge- kar- (15) Saxifra^a Fol. fubrotundis dentatis , longius petiola- tis &c. Sedtun bicorne ferratum &c. Moris. Hi/l. 111. p. 478. S. 12. T. 9. f. 17. (14) Saxifraga Fol. obovatis fubretufls &c. Saxifr. Fol. Cuneiformibus retufïs &c. H. Ups. 108 . Geum Fol. fubro- tundo minori, Piftillo Floris rubro. Magn# Hort. 8 8* T. 8» Miix. lc. 141, f. 2, Mm 4 II, Deel. VIII. Stuk, 552 Tien mannige Kruiden. IV. Afdeel xl Hoofd- stuk» X". Saxifraga CuKCtfoïia* Wigbla- dig. Jiirfuta. Ruig. XV II. Geum. Kiecbla- lcarteld en geenszins Hartvormig by de Steelen, die een kanthaairige ruigte hebben* (15) Steenbreek met Wigvormige, zeer Jlom- pe , uitgegulpte Bladen > en een naakte ge- pluimde Steng. (ló) Steenbreek met Hartvormig ovaale , ftom- pe , Kraakbeenig gekartelde Bladen en eene naakte gepluimde Steng. (17) Steenbreek met Nierachtige getande Bla- den en een naakte gepluimde Steng* Deeze drie Soorten komen niet alleen ten op- zigt van de Steng > maar ook daar in overeen ^ dat zy een omgeboogen Kelk hebben , onder het Vrugtbeginzel. De Gettalte verfchilt ook weinig, dan wat de gemelde figuur der Bladen aangaat. Akemaalgroeijen zy op hooge Geberg* ten in Europa. **Met (15) Saxifraga Fol. Cuneiformibus obtufïsfimis repandis &c. Cotyledon altera olim Matthioli. J. B. Hift. III. p. 684. Cotyledon aut Sedi fpccies quaedam. Gesn. Fase. 19. T 12 f- 37. (16) Saxifraga Fol. Cordato - ovalibus letufls, &c. Geum Fol. circinato, acute crenato. Magn. Hort, T. p. 87. (17) Saxifraga Fol. Reniformibus dentatis &c. Sanicula montana rotundifoiia minor. C. B. Pin. 243. Sedum mont- rotundif-1. minus album non guttafum. AlORiS. Hift. 111. p, 47 8 . s. 12. T. 9. f. 12. Goüan zoj>. Geum. anguftifpj, Aummnale. ToüBNF. Ik/I. z$0t De candria. 553 ** Met onverdeelde Bladen en eene gebla- *V. derde Steng. A™- (18) Steenbreek met de Stengbladen Eyrond stuk. gepaard , Schubswyze ; de bovenjlen kant- xviu. haairig. ^fir Jolta. Op de Rotfen der Spitsbergfe , Lapkndfche , ^^aarbia- Pyreneefche en Switzeifche Alpen , komt dee- 'g' ze voor, die Draadachtige Kruipende Stengen heeft, met Blaadjes bezet en aan 'c end ecnen- kelde ongedeelde Bloem. (19) Steenbreek met Lancetvormige overhoekje x*x. kanthaairige Stengbladen , en leggende tuuw? Stengen. (20) Steenbreek met Liniaale overhoekfe kant- xx. haairige Stengbladen en getropte Wm%ekf£umnam bladen* Herftfciu Steen- (18) Saxifraga Fol. Caulinis ovatis oppofitis &c. FU Succ. 359 , 3^5>. H Lapp. 179. T. 2. f. 1. HALL. Htlv. 403. Sediim Alpinum Ericoides purpurascens. C. B. Pin. 284. Prodr. I}2. MORIS. Hifi* III. p. 48O. S. 12. T. 10. f. 36. GESN. F*w. zó. T. 9. f. 3. (19) Saxifraga Fol. Caulinis Lanceolatis airernis &c. Sax., Sedi foliis crenatis nsperis. Sckeüchx. h. II. p. 140. T. 2c. f. 3. Sed. Alp. Fol. crenatis asperis. C. B. Pi*, a.34. Prodr. 132. GEStf. FtfJff. 22. T. 6. f. 27. GER. -Prou. 423. (20) Saxifraga Fol. Cau!. Lin. al ter nis &c. Saxifraga an« guftif. Autumnalis. Breyn Cent. 106. T. 4S. Sedam Alp, Flor. luteis raaculofis. C. R.'Pin. 2S4. Mm 5 H« Deel, VUL StuX. 554 TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. (2 O Stcenbreekwe* Lancetvormige , overhoek- Afdeel, je ^ naakte angedoornde Stengbladen , en Hoofd- cene opftaande Ste?ig. STUK» xxi. (") Steenbreek met Liniaal Elsvormige ver- tf-*yj£f* fpreide naakte ongedoomde Stengbladen en Bokkig. leggende Stengen. xx 11. ^Do^der- ^eeze vier Soorten komen hier en daar op baardig, hooge Gebergten , zo in de Zuidelyke alsNoor- delyke deelen van Europa , inzonderheid in Switzerland , voor. Behalve het gemelde verfchil* len zy weinig , zyndè allen kleine Plantjes 3 die meer of min, naar Huislook of Donderbaard ge* lyken, buiten de Bloem. Deeenef die denby- naam van Bokkig of den naam van Bokje voert f hadc denzelven , wegens den Reuk, van eenen Groninger Apotheker Dortmannus ge- naamd 3 door wien zy in het Land by Gronin- gen gevonden was , bekomen ; zo dat dezelve tot de inlandfche Kruiden van onze Nederlan- den behoort. Het is een fraay Plantje, met geele Bloemen , groeijende onder hec Pai n as - kruid, by zeker p'eizierig Dorp in 'c Graaffchap Drenthj (21) Saxifraga Fol. Caul. Lanceolatis alternis &c. Gmel. Sib. IV. T. 65. f. 3. Sax. Fetalis Iatisfimis luteis lineatis. HALL. Heiv. 399» T. g. Chamaeciitus Frif. Foliis Nardi Cel- tics. C. B. Pin. 466. Hirculus q. Chamacifti genus, ClüS. Cur. 5. (2*) Saxifraga Fol. Caiil. Lineari - Subulatis &c. Fl Suec. happ. Sedum Alpirmm FI. pallido. G. B. Pin. 284. MoRiS. Bifl* III. p. 477- 12. T. 6. f. 3. Oed. Dsn. T. 72, Decandria* 55f Drenth ; zo C l ü s i ü s , die het afgebeeld heeft , IV. verhaalt» Men vind het ook in Sweedcn , Lap- **^Lt land , Switzerland en Siberië. Hoofd- stuk. (23) Steenbreek met Nierachtige Stengbladen f xx> \ L die getand zyn en gejiceld , de Steng g^5^£*Cf pluimd. tia* Rondga- Op de hooge Gebergten van Switzerland endl£c' Ooftenryk , als ook in Languedofc en Proven- ce3 groeit deeze , die den naam van Berg- Sanikel voert , by de Duitfchers Wild Schelkruid of Witte Sanikel genaamd. Deeze verfchilt in Gewas zeer van de voorigen. Meest gelykc zy naar de Zeventiende Soort 3 en deeze beiden voeren by fommigen den naam van Gëum 5 onder welken zy bekend zyn in de Bloemhoven. Het is een fraay Plantje, dat uit den Wortel lang en ruig gedeelde Nierachtige Bladen voort- brengt 3 die fomtyds ook cenigszics Klyfachtïg zyn. De Steng wordt anderhalf of twee Voeten hoog en heeft witte Bloemen , met Bloedkleu- rige Stippen , ecnigermaate naar die van *t St. Jans Kruid gelykende. De ruigte der Bladfteelen verdwyot meest door de kweeking. (24) Steen- (23) Saxtfraga Fol. Caul. Rcmfoxmibus dsnratïs pctiola » tis , Caulc paniculato. Saxifoga Fol. ilewformiMus acuté crenatis. //. Clijf. 167. R. Lugdb. 453- Hall. Helv. 400. Sanicula montana iGtundifolia major. C. B.- f&ni 243. Sa ■ nicula Al pi na. CAM. Epit. 764. Gisstf. Fase. 19. T. 10. f. 25. Gcum rotundifol.'um majus. Tourjif. Inft* 251. Gek. Prov. 425. Garyopliylla iïve Geura recentiomm folio Hedc- raceo. Lcb. Ic. 613. II? VUL $*6 TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. f24) Stcenbreek met Niervormige gekwabde Afdeel* Stengbladen 3 een Takkige Steng en K&r- HoOFD» 'MS™ W°rteL STUK. xxiv. Onder den naam van Witte Steenbreek is dee« ^rlnJatl^ VYY a'gemeeD bekend en berugt wegens de Korrelig, zonderlinge eigenfchap, dat de Stoel beftaat uit een vergaaring van ronde Korreltjes , van groot- te als Koriander - Zaad , boven de Vezelige Wortelen geplaatst. Deeze Korreltjes zyn bit- ter, en van ïbmmigen voor het Zaad der Plant gehouden geweest , aangezien men uit ieder Korreltje een nieuwe Plant kan voortteelen. De onderfte Bladen zyn Niervormig , als die van 't voorgaande , de Stengbladen diep inge- fneeden en byna gevingerd, de Bloemen wit. Dit Kruid is van de Ouden als tegen den Steen dienftig aangemerkt geweest , byzonder het Af- trekzei van den Wortel. Het Sap der Bladen is Slymerig en Zuurachtig , gelyk dat der Huis- look , zynde hetzelve zekerlyk openende en Pisdryvende: doch weinig in gebruik. ***Met (24) Saxifraga Fol. Caulinis Reniformibus lobatis &c. Mat. Med. 215. H. Cliff. 167. R. Lugdb. 4*3. GOUA.N Monsp. 210. GER. Prov. 422. KRAM- Auftr. 118. HALL. llelv. 401. Fl. Suec. 350. Oed. Dan. 514. Saxifraga rotun- difolia alba. C. B. Pin. 309. Saxifraga alba. DOD. Pempt* 316. Saxifraga alba Chelidonidcs. LOB. Ie. 6iz. Saxifraga. Quaitt. Cam. Epit. 719. Decandria. 557 *** Met gekwabde Bladen en regtopftaan- IV. de Stengen. Afdml; (25) Steenbreek met Palmswys' gekwabde Bla-ww^ den, de Stengbladen ongejleeld> de Steng xxv. Takkig en Boldraagende. *3$£ Boldraa- Deeze wordt Boldraagende genoemd, om datgend. zy bovendien aan de Stengen zekere Bolletjes draagt , verfchillende anders byna niet van de voorgaande , waar van zy maar eene Verfchei- denheid fchynt te zyn. Het Vrugtbeginzel is, in beiden, beneden de Bloem. Men vindt dee- ze in Italië op belommerde Steenige plaatfen. Het voorgaande Witte Steenbreek is door geheel Europa, zelfs in de Ooftenrykfe Nederlanden, gemeen. (26) Steenbreek met gepalmde gefleelde Steng- xxvi. bladen en eene geheel enkelde eenbloemige C'k *£w Boldraagende Steng. ken<*. Op de Laplandfche Gebergten was deeze ge- meen , en is door den Ridder afgebeeld. Men vindt- f25) Saxlfraga Fol. Caulinis palmato - lobatis &c. Sax. bulbofa altera. COL* Ecpbr. I. p. 318. T. 317- Sax fraga ad folia Bulbos gerens. C. B* Pin. 309- Sedum bicoine rotundi- fol. cre&um &c. MoaiS. Hifi. III. p. 474- $• t. 9. f. 24. (26) Saxlfraga Fol. Caul. palmatis petiolatis &c. Oed, Dan. T. 22. Saxifr. Fol.. palmatis, Ca,ule fimplici unifloro. Fl. Lapp. 172. T. a. f. 4. Hort. Clif. 167. FU Suec* 3$ i#, 373. II. DEII* VIII. STU&, 55§ TlENMANNIGE KRUIDEN* IV- vindtze ook in Sweeden en Deenemarken* De Afdeel, g|ocm j^jfo een weinig' en heeft het Vrugt- KooVd- beginzel boven. Zy komt ook voor met een stuk. getakte Steng. xxviw (27) Steenbreek met gepalmde Stengbladen , HSL. het bovenjle , onder de Bloem , Eyrond $ ncitd!amn" ^ Stewg ew&M en meest tweebloemig. Deeze was in Lapland zeer zeldzaam , heb* bende Stengetjes van een Vinger hoog. Men vindtze ook in Sweeden en Deenemarken. Haa- re Groeiplaats is meest aan de Beekjes , op de zyde der Bergen. xxvTit (28) Steenbreek met Nierachtige Wortelbla* Geramn* ^ ^ ^ vyf kwabbig zyn en veeldeelig; de K^nskek* Stengbladen Liniaal en een byna naakte Takkige Steng* TL%\t (a§) Steenbreek met Palmswys' vyfdeelige tnmubi^ Wortelbladen; de Stengbladen Liniaal on~ verdeeld en veelbloemige opklimmende Sten* gen. C30) Steen- (27) Saxifrdga Fol. Caulinls Palmatis &c. Sax. Fol. Ra- dicalibus quinquelobis, Flor. ovato. FU Lapp. 174. T. 2. f. 7* F/. 352. Oed. Z)«™. T. tig. (28) Saxifrtiga Fol, Radicalibus Reniformibus, quinque* lobis. Am. Acad IV. p. 475. 383. (29) Saxifraga Fol. Rad. palmato -quinqac • partitis &c* IV. p. 471. GER. Pn?v. 42*. Decandria. 55*9 (30) Steenbreek met Nierachtige gepalmde IV; Haairige Stengbladen : de Stengen en Steel -^F^EL* tjes Draadachtig. HOOFD- STUK* Van deeze drie groeit de eerfte op de Pyre- xxw neen, de andere op de Bergen van Provence * zo Linnjeus verzekert; de derde in Siberië. sibeiifch- Deeze laatfte heeft zeer lange Bloemfieckjesjn tweeën gedeeld 5 en vry groote witte Bloemen. f31) Steenbreek met Wigvormige in drieën xxxt, gedeelde , overhoekfe Stenghladen en éene^J 1 ?m regtopgaande Takkige Steng. Ddekwab- Deeze Soort groeit op Zandige plaatfen en op Gebergten , als ook op de Daken der Huizen , in Europa. By ons komt zy veel voor, op vogti- ge Gronden en oude Muuren , zo in Gelderland en Overysfel als in hec Stigt en in Holland. Men vindtze Dricvingerig Huislook der Daken getyteld door Bauhinüs. De Blaadjes zyn als die der Steenruite , doch het heeft Steekjes van omtrent een Handbreed hoog, (32) Steen- f30) Saxifraga Fol. Cau!. Reniformibus palmatis pilofis, Caulibus Pedunculisque Filiformibus. ( 31) Saxifraga Fol. Cauünis Cuneiforrnibus Sec. FL Suec. 353. Fl. Belg, n8. GOöAPT Monsp. 210. GER. Prov. 422. Saxifr. Fol. trifidis &c. R. Lugib. 457. Sax- Fol. omn. tri- lobis &c. FL Lapp. 173- H. Cliff. 168. Sedum tridiót/lites Teftomm. C. B. Pin. 285* Paronychia altera. Doo. Pempt. J13. Lob. lc* 469. II. DEEL. VX1I. STUK* 560 TlENM ANNlGE KRUIDEN. IV, (32) Steenbreek 77tet de Stengbladen driedeelig Afdeel. gepalmd ; de Slippen byna in drieën ge* Hoofd-» deeld ; de Steng met veele Jlappe Takjes. STUK. kit. Op de hooge Gebergten der Noordelyke en plui7ga Zuidelyke deelen van Europa , hier en daar y &°tsm'n" groeic deeze > die naby komt aan de voorgaande » doch, behalve 't gemelde verfchil, ook defiloe- men viermaal zo groot heeft, xxxni. (33) Steenbreek met de Stengbladen Wïzvor- opklim- wig aan de tippen getand ; de Steng op* rnend- klimmende en eenigermaate ruig. De Groeiplaats is op dergelyke Gebergten. Het Kruidje heeft een digt gebladerd Bloem* ftengetje van een Handbreed hoog, xxxiv. (04) Steenbreek met getropte Liniaale Wor- CzfpHcfa. u (32) Saxlfraga Fol. Caul. Patmato - tripirtitfs &c. Saxi- fraga alba petraca. Pon. BalL 339. f. 3 3 7- SaxTraga Aizoides Alpina &c PLUK. Alm. 33 1. T. 222. f. 3. Sedum tridafty- lices Aipin. majus album. C. B. fin. 284. Moris. Hift. III. p 479. S. 12. T. 9. f- 28. (35) Saxlfraga Fol. Caulinis Cuneiformibus Sec. Mant» 324. Saxifr^ga Pyrenaica tridaft. latifolia. Toürnï. /«/?. 2jj. GOUAN Monsp. 210. S-sx. Fol. palmatis, Cau e denfc foliofö Fknigero. All. Ptdem. 12. T. 3. f. 1. Sedum trida&ylites Alpin. Caule foliofo. C. B. -P/w. 284. Sedum trid. Alpinum majus, tertium. C. B. Predr. 131. (34) Saxifraga Fol. Radic. aggregatis &c. 3gj. Saxlfraga FoJ. fimpi. & trifiiis &c. Hall. 405. 0/>«i*. i9z. T. ï. f. I. SEG. ^«r. 45 L T. 9. f. 4. Sedum tnda&y- lites Alpinum minus. C. B. fin* 284. Prodr* 131, Sedum Mos- DecandkiA»' 5^>ï telbladen, die geheel of driedeelig zyn>en IV. ee/z regtopgaand , fcjrca «aair meest Af xi.Et* iweebkdmig Stengetje. Hoorn-. STUK. (3j) Steenbreek met veeldeelig gepalmde ver* xxxv> fpreide Stengbladen , die f pitje Slippen heb- Groenlan- len , en een opjlaand Stengetjè. ^Groen* lancls* Volgens Gunnerüs Ïs deeze Groenlandre eene Verfcheidenheid van de voorgaande , die op hooge Gebergten in de Zuidelyke deelen van Europa en in Switzerland groeit, maakende al- daar Plaggen als Mos» De meefte Rotfen der Alpen zyn bekleed met dit Kruidje > zegt de Heer H aller. Het heefc Steeltjes van maar drie Duimen hoog en ruigachtige Blaadjes. **** Met gekwabde Bladen en -leggende StengeD. % 1 >vw> n --v 'uil* *H^2v * C36) Steenbreek met Hartvormige , driekwab- tttvt* bige en onverdeelde Stengbladen ; de Sten- tiaf*lü~ getjes leggende* dfgartbla* (27) Steen- Moschatelia Alplna lutea, Geön. ^if* 2;. T. 6. f. 3u GOUAN Monsp. 210. (g5) Saxifraga Fol. CauÜnis palmato - multiitidis &c. Sa- xifr. trida&ylites Groenïandica. Dill. 3 = 7. T. 353, f. 319» (36) Saxifraga FoL Cauünis Corctatis trilohis intsgrisque % CauL procunibemibus. Saxifraga ex:gua Fol. Cymbaiaa*. BUXB. Cent* II. p. 40» T. 45. f. 2. Nu II* Deel* VIIU Stuk* jóa TiENMANNIGE KRUIDEN. IV# (37) Steenbreek met Eyronde gekwabde Steng* fdeel, bladen en Draadachtige Jlappe Seengetjes. Hoofd- stuk. (38) Steenbreek met Liniaale Stengbladen die xxxvii. onverdeeld of drietandig zyn , leggende Spruiten en regtopjlaande naakte Sten* K^chü- XXXVIII. liypmideL Deeze drie Soorten verfchülen meest door de Mosachti- ggUUr ^el. B]aadjes# De eerlte groeit in de Le- vant; de andere op't Eiland Kandia y de laatfte komt overal, in Europa , op de hooge Bergen voor, en is zelfs in Gelderland op de Hey,tus- feben Harde; wyk en Hermelo, door den Heer de Gorter waargenomen* De Bladen 3 die den Stoel maaken en op den Grond leggen , zyn zeer fraay in drieën of in vy ven verdeeld : de Stengetjes een half Voet lang. Zonderling is 7t, dat men van dit uitgebrei- de Geflagt nog geen ééne Soort, of eenige Plant tot hetzelve betrekkelyk , in Oost- of West- indie, noch ook ia Afrika of in Arabie, aange- troffen hebbe, Ti a- (37) Saxifraga Fo\ Qaul. Ovatïs lobatïs, Caule Filifor- mi flaccido. Saxifr. Cretica anima minima , Hederaceo fo- lio. TOURNF. Cör. 18. (38) Saxifraga Fol. Caul. Linearibus &c. Saxifr. procum- bens &c. H. CUtf. 168. R» Lugdb. 453. N. 6. Gouam J/onsp. 2ro. FI. Belg. ns. HALL. Helv. 404. Sediim Alp- trifido folio. C. I*. Pin. 224. MORIS. Hifi, lil. p. 479. S. 12. T. 9. f. 26. /3. Soxifoga precutnbens &c. R. Lugdh 154- N. 7* D E C A N D R I A. 56$ Tiarella, Myterzaad. Afdeesu De Kenmerken van die Geflagt zyn een vyf-^aoFD, deelige Kelk met vyf Bloemblaadjes, die on-STuK. verdeeld zyn , daar ingeplant : het Zaadhuisje Bi&r&u cenhokkig tweekleppig , hebbende het ééne Klepje grooter dan het andere. Twee geheel uitheemfche Soorten zyn daar in vervat, naamelyk. (1) Mytcrzaad met Hartvormige Bladen, jr TtnrellA In de Nöordelyke deelen van Amerika Afie groeit deeze Soort , welke Mitella met een naakte Steng is genoemd geweest, 't Gewas, dat Bladen byna als het Aardveil heeft, ge- lykt in Geftalte veel naar het gewoone Sanikelof Witte Steenbreek en is daar van meest door het Zaadhuisje, dat zig als een Bisfchops-Mytcr opent , onderfcheiden. Hetzelve bevat zwarte glanzige Zaadjes. (2) Myterzaad met drievoudige Bladen. rn* In dc Nöordelyke deelen van Afie, dat is inDtieMadS*. Si- fl) lïarella Fol: Cordatis. Syft Nat. XI L Gen. \SS+ P« $cu Veg. XIII. Gen. 560. p. 345- Mitella Scapo nudöu 11. Clxff. 167. R- Lugdb. 459. GRON. Virg. itfo. Cortufa aW- ricana Flore fpicato, Petalis integris. Herm, Par. 129. T 119- TOURWF. ïnft. 242. (2) Tiarella. Fol, ternatis. Am. Ac ad. III. p, 17. Mitella 3?ol. tern. Am. Acad. II. p. Nn % II, DESIm VIII. Stssu \ 564 Tienmannige Kruiden; Iv» Siberië, heeft Demidoff deeze waargeno- AfxiEEL men* verfchilt van de voorgaande naauwlyks Hoofd- dan in het Bladerloof. stuk. Tweevjy M I T E L L A, Ruigbloem. In Kenmerken komt dit Geflagt byna met het voorgaande overeen > dan dat de Bloem- blaadjes , op een zonderlinge manier , Vinswy- ze verdeeld zyn en de Klepjes van het Zaad- huisje even groot. Het bevat ook twee uitland- fche Soorten , als 1» ( 1 } Ruigbloem met een tweebladige Bloem- Mitella o+AM„ dipbyiia. Steng. Twecbia- d»fi> De Steng is zeer eenvoudig in deeze Soort, Draadachtig dun en naakt , behalve dat zy in 't midden twee gepaarde Bladen heeft 9 die ge- fnipperd en ongelyk getand zyn. De Bloempjes , langs het bovenfte deel der Steng overhoeks ge- plaatst , zyn Klokvormig , doch met verdeelde ruige Bloemblaadjes als gezegd is. Voorts heeft deeze Plant byna de geftalte van die van 't voorgaande Geflagr. De Groeiplaats is in Noord- Amerika. (2) Ruig- (1) Mitella Scapo diphyllo. Syst. Nat. XII. Gen. $5$. p, lo*>.Ve%. XiU. Gen. $6i. p. 34*. H. Clif. 167. R. Lugib. 459. Cold. Nov. 95. Cort. Amer. Spicato Flore, Per. fim- briatis. Heum. Par. 130. Cort. Arner. a!t. &c Ment» Pag. T. 10. Sanicula f. Cortufa Indica , Flore fpicato fimbthto* DOO. Mem. 2p$. TOUBNF. In/t. 242. T. Decandria* 565 (a) Ruigbloem niet een naakte Bloemfteng. IV. Afdeel. De Bladerloosheid van de Steng onderfcheidt Ho£^ deeze, die door den Heer Gmëlin onder deSTÜKi> Siberifche Planten is afgebeeld. n. Mitella Scleranthus* Hardbloem. w ^takt De Heer Linnjeus zegt, dat hy dit Ge- flagt dus genoemd heeft wegens de byzondere gryze Kleur der Bloemen ; doch het woord , door hem gebruikt , kan , zo veel my bekend is, niets dan Hardbloem betekenen. De Ken- merken zyn , een eenbladige Kelk , die vyfdee- lig is, zonder Bloemblaadjes en twee Zaadjes in dezelve beflooten (*)♦ Drie Europifche Soorten komen 'er in voor, als volgt* O) Hardbloem met de Vrugthlken gaapende. „ , *• Sclerantiu$ Annusts, £)eeJaarlyks, f2) Mitella Scapo nudo. Am, Acad. II. p. 352. Amm. A3* Petrop. II. p. 352. Gmel. Sib. IV. p. 175. T. 6j. f. 2. (*) Hoe kan dan de Kelk boven het Vrugtbeginzel zyn (Calyx fuperus ,) gelyk in de Lyst der Gefloten wordt ge- zegd T Cl) Scleranthus Caïyc, Fru&us patulis. Syst. Nat. Xlï. Gen. 557. p. 306. Feg, XIII. Gen. 562. p. 346* Fl. Snee. Belg, OED. Dan, 504. GOUAN Monsp, til. R. Lugdb, 215. Hort, Ciiff. 166. Folygonum Gramineo folio raajus ere&um. C. E. Pin, 28I. Folyg. anguftjsfïmo et Gramineo folio. Ibid, Alchimilla fupina Gramineo folio II. min. Tournf. lnfl+ % 50$. Knawel. Do». Pempt. p. 115. ' Nn 3 II* Deel, VUL Stuk* 566 TlENMAKNIGE KRUIDEN! IV. Deeze Soort is de Knawel van D odon m ö % , Afdeel. ^een ancjeren naam, zo hy zegt, ergens be- Hoofd* kend, een Onkruidje, dat door geheel Europa stuk* j3yDa voorkomt op drooge Zandgronden , in. J\rTiwr zonderheid in dc Akkers of Koornlanden, Men vindt het door fommigen, wegens de geftalte, tot het Varkensgras betrokken* Niettegenftaan* de het zeer fmalle Grasachtige Blaadjes heeft, gaf Tour ne fort het, wegens de Bloem en 't Zaadhuisje, een plaats in het Geflagt van Alchimilla , dat nogthans maar vier Meeldraad- jes heeft. Dit Plantje verfehilt zeer, naar den Grond waar op het groeit. Het valt in de Akkers en Tuinen wel drie of viermaal zo hoog als op dor- re Velden, waar het een zeer laag Takkig Kruid- je is , grys of witachtig van Kleur , doch aan Waterkanten groener. Het Blommetje bevat vyf langer, vyf korter Meeldraadjes; het Vrugtbe- ginzel heeft twee Stylen en het Zaad vereenigt • zig door de rypwording met den Kelk. s i ll\hus ^ Hardbloem met gefiooten Vrugtkelken. ^verbiy- Deeze groeit op dergel yke plaatfen als de vend. voorgaande, doch is lang zo gemeen niet in ons We- (z) Sderanthuz Calyc, Fru&u5 claufïs. FA Succ: p. 34^ KviAM. Auftr. 119- Oed Dan. 563. Knawel inonum Vol. anajori perenne. Raj. AngL III. p. 160. T. 5. f. 1. Alchi- railla fupina Gram. foüo majcri flore. VAILL. Pat-. 4. T. f. f. 5. Polygon. minus polycarpon. Tab. Hifi. J2I5. Polygonum Tolomcum Gocciferuiii* J, B. Hift. III- p. 378. Decandria. 567 STUK. Dtgynia, Wereldsdeel, behalve in Polen; alwaar het dat Plantje zou zyn > 't welk het Poolfche Grein , Xu daar ik omftandig van 'gcfchreeven heb, uitle- Hoofd- vert Het komt in alle opzigten , zo Hal- lr k aanmerkt , met het voorgaande overeen; doch de Bloempjes zyn grooter en het blyft 's Winters over* (2) Hardbloem met de Vrugtkelken zeer wyd ui. en gedoomd, de Steng eenigermaate Haairigi Spl™cat-S pos. Deeze Soort is nog zeldzaamer dan de voor-veeizaadig* gaande. Men vindtze by Montpellier en in Ita* lie, zo LinNjEüs aanmerkt. Zy heet Berg- Varkensgras met Wormachtige Blaadjes, by C. Bauhinüs: by anderen Polycarpon, wegens de menigte van Zaad* De geflalte is als die der voorgaanden , en zy groeit ook omtrent een Handbreed hoog. Gyp- (*) Zie het I. Deels X. Stuk van deeze Natuur fyfa F8- Jïorie , bladz. 484, enz» Als ook Ledermüllkrs Mikrosk* yermaaklykbeden , I. Deel. bladz. 49 , PI. 32: alwaar het Plantje , benevens het Grein en deszelfs Infekt afgebeeld en omftandig befchreevcn word: : zo maar dat het ei^enrlyke Plantje ;s : want het Loof fchynt zeer te verfchillca. Ook groeit dat Grein aan de Worteltjes van verfcheiderley Krui- den. (l) ScUranthus Cal. Fni meest Eu- ropifche Soorten. (i) Gipsminner met Lanceivormige Bladen , de Meeldraadjes korter dan de uitgerande- fsiypjopbüa tfpCKS, »?W^ Bloem. De Planten van dit Geflagt zyn 5 door hnare Bloemen en Gewas 9 veelal Anjelierachtig en gelyken tevens naar Muur. Dus is de tegen- woordige Kleine Steen - Anjelier met Gras- achtige Bladen getyteld van C.Bauhinü s. Haare Groeiplaats is op de Bergen van Siberië, Ooftenryk , Switzerland en de Py ren een. De Wortel y zegt de Heer Haller, is eenige Voeten lang , niettegcnltaande de Stengetjes maar een half Voet hoog zyn , met veel-e fmafle dikachtige Blaadjes , fpits gepunt y draagende de Bloempjes, die VJccfchkleurig zyn , op naak* te Takjes , als in Kroontjes , aan 't end* (2) Gips*» (%) Gypfophila Fol. toncttofatis &c. Syjï. Nat, XII. Gen. 55S. p. £06. Ve%. XIII. Gen. 563. p. 346. Am. Acad. IIT. p. 23. Gep.. Ptov. 409. T. 15. f. 2. Sapoiaana Caule fimplici &c. H. Cüff. HALL. Helv. 380. N. tf* RüPP. Jen. 11 7. Allir.e Orientnüs nltisfstna &c. BuXB. C^f. III. p. 52. T. 6o¥ Gfci^ophylUfê (ajptiÜt foJ. Gramin.. minor, C« B. 8|i. Decandria. 569 fa) Gipsminner met Lancetvormige effene Bla- IV. den , verfpreide Stengen en de Stampers ^^su langer dan de Klokvormige Bloem. Hoofd- stuk Dceze fchynt weinig van de voorgaande te ir. verfchillen en de Groeiplaats is ook op de E»-$^£* ropifche Bergen* Leggende. (3) Gipsminner 7w*£ Lancetvormige ruuwe tt& Bladen en omgekromde Bloemen , tffe firn- p^T»***1 fttfiztg blosm se- In Woeftynen van Siberië en Tartarie groeit deeze , die zeer kleine Bloempjes heeft, met lange kromme Stylen. (4) Gipsminner met Lancetvormige byna drie* iv. ribbige Bladen en regte Stengen. M7*{™** hoog. Van de volgende verfchilt deeze, die in Si- berië groeit , bovendien , door twee of viermaal zo groot te zyn, hebbende een oöftaande Steng van anderhalf Voet hoog en Bladen van een Vinger lang en breed. (f) Gips- (2) Gypfopbila Fol. Lanceolatis laenbus &c. Alfine an- guftifolia Caryophylloides multiflora glabra purpurascens pe* rampia Radice Aftragiliti. Pluk. Blm. 21. T. 75, f. 2. (}) Gypfophila Fol, Lanceolatis fcabris &c. Am. Acad. III. p. 23. Alfine ftutcscens Caryophylli folio, Flore parro albo. GEBB. Tanasf. is- (4) Gypfopbila Fol. Lanceolatis fubtrinexviïs &c. Sapona* m Calycibus pentaphyllis &c. H. Ups. 1Q7. Nd 5 11. deel. VIII. Stuk, 570 TlENMANNIGE KrüIDEN. IV* (5) Gipsminner met Liniaale J^leezige Bh* den y aan de Oxelen getropt en fpilrond. Afdeel XI. Hoofd- stuk* Dit Kruidje , in Spanje groeijende , bevindt v. zig in de Europifchc Kruidhoven , onder den ^uJtftom. ^aam van Saponaria , welken het in ?t Spaanfch daiseS.Ve" te regt voeren ^an > wegens het gebruik , dat men 'er aldaar van maakt* In de Provincie la Mancha, naamelyk > wordt de Wortel , die zeer dik is en diep in den Grond nederfchiet, met de Kleeders of het Linnen 5 dat men wasfehen wil, gekookt, en verfirekt dus voor Zeep jwes» halve de Spanjaarden het ook Jabonera, dat is Zeepkruid heeten , zo Loefling verhaalt. De Bloempjes 3 die wit zyn , maaken ronde Hoofdjes aan 't end der Stengen. vr- (6) Gipsminner met Lancetvormig Liniaale Getopte, flaauw driekantige , effene y Jtompe , een- zydige Bladen* Dit fs) GypfophUa Fol. Lincarihus , Axillaiibus , confertis tc- ïetibus. Lorfl- 73. Saponaria G.iule iimplici &c. H\ CUff. 166. R. Lugdb. 444. Saponaria Lychn, folio , Flosc. albis. C. B. Pin. 206. Kali vermiculatum albo globolo ffore. BA BR. Rar. 64. T. lip. EOCC. Mus. II. T. 12 2, ( vïï« . de Steng half omvattende Bladen. pffluat" Dooibiadi* Volgens Dilleniüs groeit deeze tot an*ge# derhalf of twee Ellen hoogte : zo dat de Vier- de Soort, van anderhalf Voet , ten onregte den bynaam van Zeer hooge of Allerhoogüe heeft. De onderfte Bladen zyn als die van 't Zeep- kruid , terwyl de bovenften naar die der Lych- nis gelyken. De Bloemkelken zyn Klokvormig met Hoeken* De Groeiplaats is ia Spanje en de Oofterfche Landen. (8) ^Gipsminner met Liniaale platte Bladen , vnr. ongebladerde Kelken, een gegaffelde SmguZtigl en gekartelde Bloemblaadjes. In f 7) Gypfcphila Fol. ovato - Lanceolatrs femi - amplexicau- » libus. Saponaria Foj. Lanceolacis &c. H. Cliffl 16$. Spergula multiflora &e. Djll, Ehh. *6g. T. 276. f. 357. Gypfophi- la tomen tofa, Sp. FUnt. 533- Linum fyiveftre iatifolium, FI. albicante. Barb. Rar. 670.. T. 1002. (8) Gypjbpbila Fol. Linearibus plants &c4 Saponaria Ca!. II* DEM* VIII. Sït'K. PCa" 572 TlENMANNIGE KrüIDEH. IV. In S weeden, Duitfchland en Switzerland5aan Afdeel. ^ Wegen , groeit, volgens den Ridder, dee- Hoofd* ze, die Zeer kleine Muur - Anjelier van Baü- •tuk. hinüs geryteld wordt. De kleine Moeras- ' ?™*w>~ Lychnis 3 van Mentzel, hier t'huis gebragt j die in 't Brandenburgfe en Silezie voortkomt , is meest maar één, fomtyds twee of drie, en zel- den vier Duimen hoog. Het Plantje groeit eea Handbreed hoog in Provence. ix. (9) Gipsminner met Liniaale platte Bladen , €^fida.!a een ëe£aff*Me Steng , tweebloemige Steel- styfbiidi- tjes en uitgerande Bloemblaadjes. Weinig meer hoogte heeft deeze , die by Montpellier in Languedok en misfchien ook in de Nederlanden groeit , zegt L i n n je u s. By gedagte Stad werdt zy allerkleinfte Santorie ge- heten. Baühinüs hadtze ook bekomen van Florence. x. 0°) Gipsminner met Liniaale Bladen , hoe- Saxifraga. ». «teenbree- ™ kende. pentaphylils &c. VI. Suec* 347. Sap.Fol.Lmeatibus. Fl. happ. 171. Caryophyilus minimus Moralis. C. B. Pin. 211. Lych- nis parva paluftris , Fol. acutis Lanceolatis , Flosc. purpureis* Mentz. Pug. T. 7. f. 4# Gyps. Fol. linearibus planis &c. GF.1U Pt6\>. 408» (9) GypfopbHa FoL Linearibus planis &e< Gouant Afonsp. 2!i* Sapojjysria Caule dichotomo , Fol. Subulat s planis, /ƒ» Clff. 166. R* Lugdb. 445» N. 6, Lychnis fylv, mijsiina exiguo flore. C. 3. Pin. 206. Preir. 103. Tunica minima. DAL* Hijl. TTpi* (10) Gypfophila FoU Linearibus , Cal. angulatis , Squamis qua* Dec andria» 573 hze Kelken 3 vier Schubben en uiteer ande m Bloemblaadjes. X[% Hoofde la Ooftenryk , Vrankryk en Switzerland , groeit stuk. deeze, volgens den Ridder, welke de Steng een Dtgynia* Handbreed hoog, opflaande, Draadachtig en ge- gaffeld heeft, met Liniaale fpitfe Bladen enden Kelk mee vier Blaadjes omringd , die half zo lang als de Stamper zyn : de Bloemblaadjes uitgerand en bleekrood , onder met drie fiaauw paarfche Streepen getekend. Saponaria. Zeepkmid. De Kelk is eenbladig naakt , met vyf gena- gelde Bloemblaadjes : het Zaadhuisje langwer- pig met ééne holligheid , in dit Geflagt, \ welk agt Eüropifche Soorten bevat, naamelyk. (i ) Zeepkruid wieJ Rolronde Kelken en Eyrond* r. Lancetvormige Bladen. DitS^S. Genees- quatuor, Coroll. emarginatis. GouAN Monsp. 212. Dianthuskragtig. Rad repente. R« Lugdb. 444» Kram. Aujlr. 322. Dianth. Cal. lato & brevisfïmo. Hall. Heiv. 38 1. Caryoph. Saxifr. ftrigoGar. C. B. Pin. 21 1. Lychnis pumila Caiyophyllata. BARR. Rar. 64. T. 998» (1) Saponaria Calycibus Cylindricis &c. Syfl. Nat. XU* Gen. ss 9. p. 307» XIII. Gen. 564. p. 347- Mat. Jtfed. 214. R. Lugdb. 444* W« Clif. 16$. Ups. 106. GOUAN Monsp. 212. Fl. Belg. 119. Ger. Prov. 412. Hall. H Het heeft ronde knoopige Stengen f fomtyds van een Voet , fomtyds van een Elle of hooger, wan- neer men het in de Tuinen teelt. De Bladen groeijen *er tegenover elkander aan : zy zyn Lan- (*) Te verwonderen is 5t , dat Linn^hs Afbeeldingen die goed , ja keurlyk zyn , uit zo bekende Kruidboeken , dikwüs niet aanhaalt. Gezweegen nog de verbaazend veele fouten, die 'er in de aanhaalingen van de Spec. Plantarum zyn , welken ik niet alle heb kunnen te regt brengen. Hier was in plaats van die Autheuren , Cam. Epit. p. 152 , aan- gehaald , 't welk in Kram. Auflr* en Gort. Fl. Belg. is overgenomen ; terwyl men by Camerarius noch op die Bladz. noch in 't Regifter, van de Saponaria gewag gemaakt of eenige Afbeelding van dat Kruid vindt: maar een bloote melding in Cam. Hert. p. 153. DecAndria. 575 Lancetvormig Eyrond, lievig P glad, met drie IV. Ribben overlangs. Op 't end der Stengen ko- FJ^SL" men de Bloemen Kroontjeswyze voort, zyndc Hoofd- bleekrood , wit of paarfchachtig. Zy hebben 3TUK* ren Anjelier- of Lychnisachtige figuur en de BWf** Kelken zyn in 3t midden eenigszins gezwollen. Men erkent in dit Gewas eene Zeepachtige hoedanigheid, welke hetzelve, in Afkookzel, bekwaam maakt om Verpoppingen der Inge- wanden , waar uit Sleepende Ziekten ontftaan , te ontbinden. Hierom wordt het3 door Boer. ha ave, tegen de Geelzugt en Melancholie, aangepreezen. Volgens eenigen zou 'er ook eene Zweet- en Pisdryvende , ja de Stonden voort- zettende eigenfehap in plaatshebben. Met Wa- ter gevvreeven , fchuimt het als Zeep. Het is zeer bitter van Smaak, ( i ) Zeepkruid met vyf hoekige pieramidaale H* t Kelken en Eyronde gefpitjie ongejleelde Vaccaria* Bladen. ^;dla*- Men noemt dit Kruid Vaccaria f om dat het op de Weilanden , daar de Koeijen graazen, voortkomt, die 'er veel Smaak in hebben. Het groeit (z) Sappr.aria CaJ. pyramidaris quïnquangularibus &c. II, Cliff. 166. H. Ups. 107. R.. Lttgdb. 443- GoüAN Mans?. 212. Ger. Prov- 412. Kram. Jiujlr. 119. Hall. Helv. 379. Guett. Stamp. 287. Lychnis Segetum rubra Fol. Pcrfoliatr. C. B. Tin. 204. Vaccaria. Pou. Pempu 104, lfatis fylr* Vaccaria di&a. Lob. h* 352. II deel» VIII* szus; 575 Tienmannige Kkoidë»» IV. grocic ook wel op de Akkeren tusfchen 't Koortt, Afdeel, jvien vindt, het in de Zuidelyke deelen van Hoofd- Vrankryk, in Duitfchland, Switzerland, Italië stuk. en de Levant. De geftalte zweemt veel naar die Tweewy- Weede , of ook van het zogenaamde Door* was : weshalve Gesnerus hetzelve Perfolia» ta rubra noemde. De Bloemen zyn Roozekleu- rig of wit : de Steng bereikt een Elle en meer hoogte; zy is zeer Takkig en draagt van boven Bloemen 5 die zonderling zyn, wegens de vyf* hoekig gevleugelde Kelken. De Bladen , die de Steng zeer digt omvatten 3 zyn van eeneblaauw- achtig groene Kleur. in. (3) Zeepkruid met vyf hoekige gejtreepte ReU cTtlarl* ken > een regtopfiaande byna gegaffelde Kmdiafch, Steng en Elsvormïge Bladen. Deeze , op dorre plaatfen van Kandia groei* jende , heeft de Steng lymerig gehaaird , een Voet hoog , met Elsvormig fmaJle Bladen en opftaande Bloemen > beftaande uit kleine Blaadjes» tv. (4) Zeepkruid met Cylindrifche ruigachtige HangfnX Kelken* zeer wyd gemikte Takken en han- gende Zaadhuisjes. In (3) SaponarU Cal. quinqusngularibus ftriatis &c. Saxifraga altera. Alp. Exot. 292» T. 291. (4) Saponaria Cal. cylmclr. pubescentibus , Ramis divari- catisiimls , Fru&ibus pendulis. Mant. 239. Silene porrigens. Syfi. Nat. XU. Toni. 3. App. p. 230. Lychnis Chalepenfis annua Sec. Moris. Hifi, li. p. D E C A N & R l A. 577 In de Upfalfche Tuin is deeze, uit de Levant IV. af komltig , met een Steng van twee Voeten ^f*4* hoog 3 geteeld. De Bladen zyn finalen, zo wel Hoofd» als het geheele Loor , in bet bovenlte gedeel~snTJU te, ook lymerig of kleverig gehaaird Q*). (5) Zeepkruid met Rolrondachtige Kelken , een Sap^ürïa opftaande Lymerige paarfchachtige Steng en MyrUa. overhoekfe Takken met geflipte Bloemen. SUv0lW LU Dit is een opftaand Kruidje van een Span hoog, Lymerig ruig * met imalie gladde Blaad- jes en vyfdeelige Kelken , die aan den Rand Vliezig zyn: geheele witte Bloemblaadjes met drie paarfehe Stippen en Violette Meelknopjes, (6) Zeepkruid met Rolronde ruige Kelken en vr. gegafelde leggende Stengen. °Rouiw£ Dit Kruidje , in S wkzerland 5 Italië en de ^ Zmdelyke deelen van Vrankr^k, op belommer- de (*)Jfeth, Hip. IU. p. 541. F*g* mala: wordtin Syst. Nat. Veg. XIH. gezegd. Ik vind het aldiar niet, maai in Toni. II. p. 54.1. befchieeven , zonder Afbeelding. (5} Saponari» Cal. fubcylindriciY, Caulé ereéro vtscido- purpurascente , Ram's al'ernis , Coroliis pun&ntis. Ma*u 70. Sap. Caule dichoiomo hhfuco &c. Aj«d. Sv. 2. p. T. 9. (6) SaponarU C4L Cyündr, villoÜs '6t& S*p. m'not qni~ busdatm. 3. B. Hifi. iïjrj p. 344. Lychnrs vel Ocyrnoide* re. rfcns momanum. C. B. Pin: zc6. Ocyrc ïides redens Po'y-s gfóittfölia. Lob. 34 Saponatia humtfufa Cal. tuhakifo* HALL. HWi; 37«. GOCAW Monsp. z:zt Gsr» /V**, O o II. DlWU vin* stw, 5?3 TlENMANNlGE KRUIDEN. lv* de Steenige plaatfen voortkomende , verfchilt AF xlEL door zYne roodachtige Blaadjes , als die van Hoofd- Bafilicum 9 van de anderen. Hierom wordt het $TUK# ook Oeymoides geheten , of kruipende met de Jz™eeWy' Bladen van Varkensgras , by Lobel, en klein Zeepkruid by J. B a ü h i n ü s. vu. (7) Zeepkruid met Rolronde ruige Kelken en SOrultalfs een ^eSaffe^de > opjtaande > uitgebreide Steng. Lwzmfch. ^ ^ Levant is deeze door Tournefort ontdekt , die van de voorgaande weinig ver- fchilt, doch de Blaadjes fmaller heeft,, en de Vrugtkelken Eyrond ? met verhevene Haair- draagende Stippen ; de Bloemblaadjes fpits uit- gerand, zonder Kroontje, Het groeit een Hand* breed of een Span hoog. vin. (8) Zeepkruid met Spilronde Kelken en Bloe- Gce* * men > die een Kroontje hebben f in Kroon* tje^ vergaard 9 met byna Liniaale gejleuf- de Bladen* Op (j) Saponaria Cal. Cylindr. viilofis Sec. H. Ups. \o6. N. 2. R. LugdL 445. N. 7. Lychnis Oriënt, annua fupina &c. TO^RNF. Cor. 25. DlLL. Elth. 205. T. 167. f. 2C4. (B) Saponaria Calyc. teietibus , Corollis Coronatis &c. Lychnis Flor. umbellatis &c. All. Pedent. 29. T. 5. f. 2. Globularia lutea montana. Col. Ecpbr. I. p. 152. T. 153, Bellis montana giobofo luteo flore. C. B. Pin. 262. Lychnis lutea montana &c. Barr. Ic. 498. Lychn. rubra Globulati* capitulo. Bocc. Mus. II. p. 75. T. 62. f. 1. Silene Flot. in Capitulum congeftis? HALL. Hdv* 376, T. 7. Decandria. S19 Op de Gebergten van Piemont , en in ande- IV. re deelen van Italië 5 groeit dit zonderlinge Kruid- F "BLj je, dat een Hoofdje, byna3 als de Madelieven Hoofd- heeft, met geele Bloemen, zynde de bovenfte STÜK\ Bladen , inzonderheid de Kelken , ruig. ™ma* Dianthüs. Anjelier. Een Rolronde , eenbladige Kelk, van onde- ren met vier Schubben ; vyf genagelde Bloem- blaadjes en een Cylindrifch eenhokkig Zaadhuis* je, maaken de byzondere Kenmerken van dit Geflagt 't welk twintig Soorten bevat, waar van de drie laatften, als Heefterachtig, tevoo- ren reeds befchreeven zyn (*) , de overigen hier volgen. Zy zyn in drie Rangen onderfcheiden, naamelyk * Met vergaarde Bloemen. (i) Anjelier met Tropswys' vergaarde Eloe» I. meni de Kelkfchub en Eyrond - Eïsvor - fJbltZÏ. mig , zo lang als het Pypji ; de Bladen buizend- Lancetvormig. Dit is de Duizendfchoon der Hoven , die in de (*) Bladz. 107 , enz. in het V. Stuk. (1) Diantóus Flor. aggregatis fascicolatis &c. Syfi. Nat* XII. Gen. $60. p. 307. Peg. XIII. Gen. $6$. p. ?*g. H. Cüff. 165. Ups. 105 , iotf. H. Lugdb. 444. GeUAKf Mtnsp. 213. Catyophyrtus Koitenfis barnat us lat! fohus. C B. i0™. 2o8.Thyr- fis. Rênealm. S/>. 47. ^ Caryoph, barb. Hort. angaftifoUtii* C. B. Pin. 209* Armerius Flos alter, DOD. Fempt* ij^AïoaC* ria altera, lob. Ic 448. Oo 2 H. DEEL. VIII, STWS» 580 TlENMA NNIGE KRUIDEN IV. de ZuiJelyke deelen van Europa in 't wilde ^r^EL gloeit en van fommigen Gebaarde o{ Baard- An- H(-ofd jelier genoemd wordt. In 't Latyn heet menze stuk sirmerius flos of Armeria, welke naam van het 7^'^'Franfche woord Armoires afgeleid wordt door Dodon^eüs, die zegt, dat men ze in Bra- bant Keykens noemt , eene benaamiag, welke zo veel zegt als Bioemtuiltje. In Duitfchland geeft men aan deeze en haare mede- Soorten den naam van Tonner- of Veld* Nagelein , dat is Veld - Anjeliertjes. £ (2) Anjelier met byna vergaarde Bloemen , de cJtLfi** Kelhfchubben Eyrond gebaard \ byna zo T*?hi- *W als het Fyiïe ; de Bladm Liniaal en zers. drieribbig. Waarom deeze den bvmam van Karthuizers voere, is mv duifter. Men noemtze in Vrank- ryk le Bouquet parfait , dat is het volmaakte Bioemtuiltje , volgers Goua n. De Groeiplaats is, volgens den Ridder, op dorre lugtige Vel- den van Duitfchland, Italië en Sicilië. Van de voorgaande Soort verfchilt zy door de Bladen de helft fmaller , ftyver en niet één maar drie- rib- (2) LUnthus Flor. fubaggregatïs &c. H. Ups. Guett- Stamp. 284. Go ?AN Monsp. 213. Caryoph. ïylv. vuig. liti- foliiis. C. B. Pin. 209. Car. Arvenfis Calyculo Flor. Hume- iofo. Loes. Prutf. 37. f. 7. fi, car. fylv. Flore rubro pluri- m° de fiimmo Ciule prodeunte. Sim. Ver. 4H t. 8. f. 2. Armer us Mos prmuc. DOr>. Pemptt l?6 Armerfa'ÜVé Caryo« phyüus minoi lyivefins fol. iawiöus, tOB. D E C A N D R I A. 581 ribbig te hebben ; de Steng een weinig rauw: de Bloemblaadjes afftardig , van boven ruig ^ xu " de Stampers langer dan het Pypje* Hoofd. * TUK# Digynta* Deeze Soort is veel Anjelienchtiger dan de voorgaande en heeft het Loof groener, worden- de , zo wel cis die, in de Tuinen geteeld. D o- doNjeus noemtze Keikens of gemeene Tuil- tjesbloemen: om dat de Bloemen een volkomen Tuiltje uicmaaken. Haar zyn van deez? , zo wel als van die , aanmerkelyke Verfcheidenhrden ; komende dezelve ook voor met dubbelde roo- de en witte Bloemen , fraay voor 't Gezigt, doch minder aangenaam van Reuk. De Bladen zyn breed in vergelyking met die der gewoone Anjelieren > maar fmal , ten opzigt der eerfte Soort. (i) Anjelier met vergaarde Bloemen ; de Bloem- llr- wy Dianthut blaadjes tweedeelig , met drietandige Slippen: Ferrugi? neus. Deeze gelykt naar de voorgaande zee% maar g^JSachtl" heeft de Steng dunner, de Bladen Grasachtiger en meer gekield : de Bloemen insgelyks gebon- deld en bleek geel of Sirooklcurig uit den rosfen ; dair die der voorgaande Soort gemeen- lyk paarfch zyn. De Groeiplaats der aangehaal- de van Barrelier } welke echter van de bepaaling verfchilt, was in Italië. (4) An- f3) Dianthus Flor. aggregatis , PetaJi's hifïdis , Lacmiis trï- dentatts. Mant. $63. Caryoph. montanus mnbeliatas êcc, BARR. Kar. 6\%. T. 497. Oo 3 II. DEEL. VIII. STUK» TlENMAWNIGE KrüIDËN. IV, {4) Anjelier met Tropswys' vergaarde Bloemen ; Mpttu rfe Kelkfchubben Lancetvormig ruig , zo Hoofd- lang als 't Pypje. 1V. Deeze groeit overvloedig op dorre Velden, jyiunthus jjj s weeden , Duitfchland , Vrankryk, Switzer- Wiide. land en Italië* 't Is eene Soort , die een zeer lange Steng heeft, met fmalle flappe byna Gras- achtige Bladeren ; de Bloempjes van boven ge- itropt en uit vyf fpitfe Blaadjes beftaande, die op de kanten eenige Tandjes hebben en paarfch zyn met witte Vlakjes. Jaarlyks vergaat dezel- ve > zynde een Zaay -Gewas. v: (5) Anjelier met de Bloemen tot Hoofdjes ver^ xhidaen- gaard; de Kelkfchubben fiomp- Eyrond, *• langer dan het / ypje. Op dunne Stengetjes aaneen half Voet hoog, droagt deefce een ronden Kelk, als een Hoofdje, beffaandc uit een gemeen Ornwindzel van ver- fcheide kleine Anjelierachtige Bloempjes. Men vindt- (4) Dianthus Floribus aggregatïs fasciculatis &c. FL Snee. 345. GouAN Monsp. 213. H. Clifi. \6$. R. Lugdb» 443. N. 5. Caryoph. barbatus fylv. C. B. Pin. 203. Armeria fylir altera &c. Lob. /, DE CANDRIA. 583 vindtze op drooge Velden in Duitfchland en^F^ de Zuidelyke deelen van Europa* XI- ' HOOFD- ** Met eenzaame Bloemen, veelen cp éénsTUK. Steng. Digynia. (6) Anjelier met eenzaame Bloemen en agt Kelkfchubben gr$oter dan de Blom. diminutus. Verkleinde, Deeze, in Duitfchland voorkomende, fchynt uit de voorgaande gelprootenbf verbafterd tezyn en is mooglyk maar eene Verfcheidcnheid daar van. De Bladen zyn fmaller5 de Steng is Tak- kig; de Bloemen eenzaam , niet getropt, ftee- kende het Bloempje naauwlyks buiten het Pyp- je uit. (7) Anjelier met eenzaame Bloemen , de Kelk- vn. fchubben byna Eyrond en zeer kort ; def*sryo?Wm Bloemblaadjes gekarteld* Tum- j)e Anjelier. (6) Dianthus Flor. fblitariis , Squamis Calycfnis &c- Ca- ryophyllo prolifero afïïnis , unico ex quolibet Capitulo flore. C. B. Pin. 219. Caryoph. fylv. minimus. TABERN. Hift. 290. (7) Di&ntbus Flor. fblitariis , Squarms Calycinis fubovatfs brevisfimis &c. Mat. Med. 213. H, Clif. Ups. &c. &c. R. Lugdb. 443. Coronarius Caryophyllus hortenfïs fimplex Flore rnajore. C. B. Pin. 208. fi. Caryoph. altilis major, Ibid.207. Car. raaximus ruber & variegatus. C. B. Pin. 209. lm* bricatus. §m Caryoph. Flore pleno, ex Squamis Calycïnislon- gisfïmc imbricatis. H. Cliff. Car. Spïcam Frumenti referens. E. N. C. Cent. III. p, 368. T. 9. ë. Inodorus, Tunica an- guftifolia procumbens , Petalis ferratis. HALL. Hüv. 382. Oo 4 c* Ih Deel, VIII, Stuk» 584 TlENMANNIGE KrüIDEK. IV. De gewoone Tuin - Anjelieren , die men in %t AiDE£L. Franfch Oeillets , in 'c Engelfch Pinks , in *« Hoofd- fioogduiefch Naglein of JVelken, en in 'tNeer- sïtjk. duitfch Giro fels of Nagelbloemen heet , maaken Twtewy feeze Soort uit. DcLatynfche naam Caryophyl- lus komt met dien der Kruidnagelen overeen , wegens den aangenaamen Reuk D en deswegen worden zy , van de Italiaancn, Carofoli ge- noemd : doch dat de Anjelieren dien naam van de Kruidnagelen bekomen zouden hebben , gelyfc men gemeenlyk ftelt, is my zeer onwaarfcbyn- lyk; alzo zy in ons Wereldsdeel zekerlyk eer bekend zyn geweest, en van de Arabieren Co- runfet geheten worden. Men vindt 'er by de Autheuren , onder den naam van Betonica of Vetonica Coromria + gewag v^q gemaakt , en onder dien vaq Fiores Tunica 3 naar het Her ba Tunica van Diosgqrides, komen zy in de Apotheeken voor. Denieeften echter noemenze, ijl 't Latjn, Ocellus Damascenus of Barbar icus , deels ziende op de gedaante der enkelde Bloe- men, deels op derzelver afkomst. De geleerde PvA y fielt derzelver Natuurlyke Groeiplaats in Itaüe ; anderen ook in Switzer- land en in de Zuidelyke deelen van Vrankrylc, 't Is zeker dat men aldaar de enkelde roode An- jelieren, uit welken, waarfchynlyk , de anderen tfoor de Taioierkonst voortgek weekt en ver- me-» Cpryophyllus fyïy. hifloms. C B. Pin. 209. Pr)dr. 104. Car, fylr, pjor. fubro inetgoso &c, Seq. Fer. 435. T. 7, f. 3» Decandria* 585 menigvuldige! zyn , wild groeijende vindt. Dee- IV* ze zouden Reukeloos zyn , volgens den Rid- Af ^ L der , hocdanigen de Heer Següier omftr eeks Boofo- Verona vondt ; doch het kunnen die, welke STÜK* Bauhinüs Wilde tweebloemige Anjelier noem- Dt^nia' de, met Stengetjes van een Handpalm hoog, niet zyn , en de aangehaalde van den Heer Hall er heeft één, twee of drie, grootet welriekende > Rooskleurige Bloemen, aan 't end der knoopige Stengen. Die Kruidkenner acht het ook waarfchynlyk 9 dat dezelve de Vader der mee de Tuin - Anjelieren zy. Hy groeit 'er op Steenige plaatfen. De geftake der Anjelier -Planten is te bekend en te veranderlyk, om daar op fcaan te blyven. Gewoonlyk groei jen zy> tot omtrent twee Voeten hoogte ; doch , fommigen worden door Konst , op eene verbaazende wyze verhoogd en Heefter- achtig gemaakt. De Bloemen , in de Wilden enkeld , krygen door kweeking een ongemeens vólheid van Bloemblaadjes , zwaarte van Bloem , fraaiheid van Kleur en lieffelykheid van Reuk, Men behoeft , daar omtrent , de Tuinen der Bloemiften flegts te raadpleegen. Ook vindt men een verbaazende Verfcheidenheid van de raar- ften derzei ven , die het Oog verrukt, met Na- tuurlyke kleuren, by Weinmann op agt plaaten vertoond (*). Zo groot is~die Ver- fchei- (*) WSINM. Kruidb. PI. N. 3 3* tot N. Oo 5 JU DiEjfc, VIII, SïüK* 536 TlENMANNlGË JECRüiaEÜ. IV. fcheidcnheid van Kleur , dat men , onder de dub* Afdeel, belden, van gemengelde Kleuren , moeite heeft Hoofd- om twee Bloemen , die malkander volkomen stuk, ggjyfc ZyD) aan te treffen. Zy fpeelen met den J£™ewymheerlyktlen Gloed van Rooze , Karmozyn en Purper - rood , in veelerley veranderingen , met geel en wit gemeenlyk Streeps- of Vlakswyze getemperd. Zo vindt men 'er ook die geheel Zweeuwwit, rood of paarfch, of geel zyn. cefcbub- De zonderlingfte Verfcheidenheid maakt de AcAïi]CAtï'Gefchubde Anjelier uit; dusgenaamd, om dat de Kelkfchubben verdubbeld en als op eikande- ren geftapeld , een groene Aair vormen van om- trent een Vinger lang die aan 't end, zeld- zaam, een groote enkelde Bloem voortbrengt. In fommigen zyn ook de beide Stylen zeer lang en als Ramshoornen omgedraaid ; maakende dus een aartige Vertooning. HetZaaijen baart, zelfs in dit opzigt , oneindige veranderingen : maar het inleggen behoudt de gedaante en kleur. Wat de kragten aangaat : de Bloemen zyn , in 3t algemeen , Hartfterkende , door haaren Geur. Het gedeftilleerde Water kan tot een zagt Zweetmiddel dienen. Ook maakt men 'er een Konferf van en Syroop, die fomtyds tot dezelf- de Oogmerken wordt gebruikt. vin. ( 8 ) Anjelier met eenzaams Bloemen ; twee Dianthus ' Hart- nus. Namid. (%) Diamhus Floribus folinriis , fquamis binis Cordatis , a^e' breyUfimw 9ec. sp. PUnt. 1673. Caryoph. fylv. & Saxatilis Floremagno Ls&eo &c. Toü&np. Cor. 23. D E C A N D R I A. 587 Hartvormige zeer korte Kelkfchubben en IV. uit gerande irynu onverdeelde Bloemblaadjes. Afdeel. Volgens F 0 r s k a o ii l , zegt Linn^üs, ntf*?* groeit deeze by Konflantinopolen ; volgens Has- z%«/* seLquist in PalelÜna. *t Gewas komt de ge* woone Anjelieren zeer naby. De Steng heeft drie of vier lange enkelde eenbloemige Takken ; de Kelk maar twee , korte , fpitfe Schubben* De Bloem is geel^van onderen groenachtig wit; de Meeldraadjes zyn van langtr als cle Kelk ; de Stampers worden zo lang als de Bloem 3 die kort na den Middag eerst ontluikt en te tien Uuren 's avonds weder toe gaat. (9) Anjelier met eenzaame Bloemen, twee Lan- lx. cetvormige Kelkfchubben engekartelde Bloem- blaadjes. Kleine. De Kleine kruipende Nagelbloemen , met zwart* achtig groene Bladen , van J. Baühinüs, zou- den deeze Soort zyn , welke niet alleen in de Zuidelyke , maar ook in de middellte en Noor- delyke deelen van Europa 5 wild voorkomt. De Blaadjes kwamen in figuur , Kleur, Reuk en Smaak , met die van Hyfop overeen, (10) An* (9) Dianthus Flor. folltariis , Squamis Calycinis Lanccola- tis binis &c H. Cliff. I04. GOUAN A/onsp. 114. Fl, Suec. 341. Car. fimpl. fupinus latifolms. C. B. Pin, 209. Eetonica Coronaria f. Caryophyli. minor, Fol. viridi-nigricante , re- pens. J. B. Hifi. III. p. Ih DSJÜU VIII» STUK. 588 TlENMANNIGE KRUIDEN. ï IV. (ie) Anjelier met byna eenzaane Bloemen ± AF xi.EU vier Lancetvormige korte Kelkfcnubben en Hoofd- gekartelde Bloemblaadjes. stuk. x. Deeze is een inboorling van Groot Brittannie ; glaucus. ^n minde was zy aldaar op Heuvelen groeijen- zeegroene.jg gev0nden. Het Plantje groeit omtrent een Voet hoog, met breedachtige fpitfe Bladen, en draagt op 't end der Takken middeimaatige An- jelierachtige Bloemen. O&i. (l O An J'J,ier mt eenzaam Bloemen , de Kelk. f'hcÜneC" Jchubben Elsvormig > uitgebreid , zo lang als 't Pypje ; de Bloemblaadjes gekarteld. Chineefche leggende Anjelier , met Violier- Bladen en een eenige Bloem , heet deeze by Toürnefort, die 'er de Afbeelding en be- fchryving van geeft, in de Verhandelingen der Koninglyke Akademie van Parys. Zy was aldaar uit Zaad geteeld in het voorfte deezer Eeuw* Men kweektze ook in de Tuinen te Batavia als een zeer fierlvk Bloemgewas, dat jaarlyks moet gezaaid worden. Het worde deswégen , in fom- mige ( 10) Dlamhui Flor. fabfoütariis , Squaittis Cal Lanceo- latis qa temïs brevibus, Corollis crenaris. H. Clijf. 104. jjpu 104. Tunica Ramotfor, Flore candido cuin Corolia purpurea. DlLL. Eitb. 400. T. zy8. f. 348. (11J Dianthus flor. folitariïs, Squam. Calyc. Sea, H. ClijJ\ 164. Ups 104. K» Luzdb. 443. Caryoph. Sinens. fupiniis. Leucoiji folio, Flore unico. TOURNF. Mem. de 1705. p. f. $. MlLL. Ic. 81. f. 2» D E C A N D R I A. 589 rcige deden van Vrankryk , la mignonette ge- IV. heter* Men heeft 'er aanmerkelyku Verichei- £féEL# denheden van , ten opzigt van de Kleur. Dc^oofd- rneelten zyn enkeld, en van onderen vuil wit,vruK" naar 't groene trekkende ; doch men vindt 'er DWma% die half du', beid zyn of met twee ryën van Blaadjes 5 onder de zelfde verfcheidenheid van Kleuren , veekl Rings- of Kroonswyze elkan- der vervangende (12) Anjrlier met eenzaame Bloemen, deKelh xit. fchubben Elsvormig van langte als het M**£pfr Pypje ; de Bloemblaadjes veeldeelig , ^*Montpd- Steng regtopflaande. heife. Deeze, hoewel by Montpellier en Verona in Italië groeijende, volgens geachte Autheuren, is door den Heer Gouan niet opgetekend. Zy heeft de Steng een Voethoog, de Bladen Gras- achtig en groen , niet blaauwachtig of Zee - groen. De Bloemblaadjes zyn diep ingefneeden, gelyk in de volgende. (13) Anjelier met eenzaame Bloemen > de Kelk* xnr. fchubben byna Eyrond en zeer kort : de Gcpiwim* Bloemen veeldeeligeninde Keel rulgachtig.^ Op (*) Zie ecnige Verfcheidenheden daar van , in Wein- MAN NS Kruidboek, Plaat N. 329. (12; Diantbus Flor. folk. Squamis Calycinis Subulatis&C* Amoen. Acad. IV. p. 313. (13; Diunthui Plor. foiit. Squamis Calydnis fubovatis brcv. &c. ü. Ups. Fl. Suec. GCUAN Mm>f. Gar. Fc* Ti. de£l. via. Stok* 590 TlENMANNlOE K&ÜIDEN. IV. Op Bofchachüge Velden van Europa en Ka- AFIjuEI groeit üê&n - c-e men gëmaeifyk Pluis- Hoofd- Anjelier óf l luimpjes noemt ; cm dat de Blaad- $ tuk» jes • 'luisachtig verdeeld zyn. De Franfehen ^^'beeterze rOeilkt a Plume ; de Duitfchers jta der-Nelcke. Het is een klein Grasachtig Zood- je i van lange fmalle doch Zeegroene Blaadjes, 't welk dunne Stengetjes uitgeeft , met Bloemp- jes van verfchillende Kleur, enkeld of dubbeld, aangenaam van Reuk. (14) Anjelier met gepluimde Bloemen , de Kelk- fchuhben kort en /pits ; de Bloemblaadjes Haairachtig fyn verdeeld ; de Steng regt» opjlaandc* Deeze, by fommïgen als eene Verfcheiden- heid van de gewoone Pluis - Anjelieren aange* merkt, groeit wild in Vrankryfe, Duitfchland, Deenemarken , Sweeden , enz. Zy heefc den bynaam van Pragtige , in 'c Hoogduitfch Hoch- muth 3 talis mnkifidis. Fl. Lapp. 170. H. Clif. 174. R. Lugdb. 443» Car. fylv. Flore laciniato , fine Corniculis ©doro. C. B. Pin. 210. Car. fy\v. V. 5p. alia. Clüs. TÜfi. I. p. 284. Pann. / OED. 57S. ^ Suec. th p. S8 j. KRAM. Auflr. 121 « GER. Pröz/. 410. ^/a ^LW. IV. p. 272. HALL. fft/v. 382. Tunica montana tktsfiftu jFlor. ten. laciniato. Rupp* Jen. II. p. *i8. Car, fimpl. alter flore. lacmtaro odoratislï- mo. C. B. /*.'«. 210. Car. fylv. VI. CLUS. I. p. *84. PANN. fc. p. 323. C*r. minor alter» DOD. Pempt* 175. perba Auftriaca Clitfit, Lob. Ze, 451, XIV. Dianthus fuperkus* Pittige. Decandria. 59i fflüth « wegens haaretrotfe Vertooning en hoog* IV. te van Gewas. Men vindtze door den Heer XI# * JacQüin fierlyk afgebeeld, die aanmerkt , Hoofd- dat zy zig zeer wel laat aankweeken. Hy hadt-STUB:*> ze , in een Winterhuis te Weenen , van Au- Dfêym4m guftus tot February des volgenden Jaars, zien bloeijen inmiddels haaren zeer aangenaamea Geur y inzonderheid by avond 5 verfpreidende. Het een en andere maaktze zo beminnelyk, dat de Franfchen haar la Mignardife tytelen. Zy heeft, volgens den Heer Haller, Stengen van een Elle of hooger, die wit zyn, eerst leggende dan opftaande, met Grasachtige Bladen van anderhalve Lyn breed. Op den top der Stengen komen lang gefteelde Bloemen voort , wier Kelk twee Kleine Schubbetjes heeft en dan twee paaren van maatig gebaarde Schub- ben. De Kleur der Bloemen is doorgaans wit, doch ook Vleefchkleurig of paarfch, met een groen Naveltje dat gehaaird is , en de Zaad- huisjes zyn als in de gewoone Anjelieren. * ** Met eenbloemige Kruidige Stengen» XVt Biunthui (15) Anjelier met byna eenbloemige Stengen; Ar£ar£*s% de Kelkfchübben Eyrond Jtomp j de Bloem- Anjelier. blaadjes veeldeelig , de Bladen zeer frnal. In (15) DUinthus Caulibus fubunifloris &c. Fl. Belg, irp. Fl. S niet alleen, maar ook delf Zuide- • (1) Cucuïalus Cal. fubglobofis, glabrïs &c. FÏ. Suec. Belg. GOUAN Monsp. GER. Prov. 413. Cucub. Flor. trigynii &c. H. tïif. 176. R. Lugdb. Lapp. igo. Lychn. fylv. quac Behcn album vnlgo. C. B. Pin. 205. Papaver Spu* meum 8cc. Lob. «fr. 340, Belie» album fsu Poïemonium. £>oö. Pémpt. ij2> Gort. tngr. ëz» fiè Lychn, riaaritirua re* pens. It. CothL 197, Pp 9 th Dsit. viii. Stok, 596 TlENMANNIGfc KRUIDEN- IV. lyke deelen van Europa , en in Friesland , vol* AFIx1EL* Sens Meese. In geheel Rusland is het op de Hoofd- Koorn - Velden gemeen. In de Tuinen komt stuk. fomtydseen Vrouwelyke Verfcheidenheid voor, ^™vjy die kjeiDer js fan de Tweeflagtige Men vindt het ook met breeder of fmaller , met gladde % met ruige Bladen 3 en meest met witte , doch ook met roodachtige en paarfche Bloemen. De Steng is ongevaar een Voet hoog , opltaande , zeer Takkig met fpitle gepaarde Bladen. Van de Meeldraadjes zyn vyf langer > vyf korter , zo de Heer Haller aanmerkt. Het Zaadhuis* je is rondachtig gefpitst en gaat met vyf Punten open , bevattende Nierachtige Zaaden. De Wortel van dit Kruid is wel wit en.taa- melyk lang ; doch dezelve wordt geenszins ge- houden voor het Behen album der Arabieren 9 het welke van een Soort van Centaurea afkom* ftig zoude zyn, ni- (3) Blaaskelk met Jlomp Eyronde VkezigfiBla* Fabarius. den. Boonbia- Op Sicilië is deeze Soort waargenomen , die door de gedagte gefteldheid der Bladen aaomer* kelyk verfchilt. (4) Blaas. ( 3 ) Cucuhalus FoJ. obovatis Carnofïs. R. Lugdb. 445, Lychn, maritima Saxatilis Fel. Anacampferotis. Tournf. Gr. 24. Boerh. Lugdb. I. p. 214. Behen album f. Pole- monium Saxatile, Fabarise folio Siciïlum. BOCC, Muu 11 3 , T. $2. Decandria/ 597 (4) Blaaskelk met zydelingfe overal neerleggen- ïV* de Bloemen, onverdeelde Stengen, de Bla- AF££KIi* den van onderen agterom geboogen. Hoofd- stuk. Een zodanige Soort vondt de beroemde Tour- iv. kefort op zyn Levantfchen Reistogt, naby den^^a' Berg Ararat in Armenië, met Stengen van drieLymcri£- Voeten hoog : doch deeze hadt de Kelken niet Blaasachtig. Hier mede fchynt een Lychnis, in Sweeden, Italië en Engeland , wild groeijende, die by nagt bloeit, overeen te komen. De Steng is wat kleverig, de Bladen omvatten dezelve en de Bloemblaadjes zyn diep in tweeën gedeeld. ( u$. GORT. ln%r. «,8, Lychnis Septemriojnaiium &c. Hall» Gcctt, 33. DecandriA. ornftandig befchrceven, en merkt aan , dat het IV, Kruid veeleLancetvormige Wortelbladen heeft, AFxf.EL" en drie harde Stengen van anderhalf Voet hoog , Hoofd» met knobbelige Knoopen, zig boven de helft in,'*^g Takken veideelende, in 't geheel eenigennaate Tr^>^' ruig, en opftaande Bloemen. (*0 Blaaskelk met uitgerande Bloemblaadjes en ix. byna gekranste Bloemen; de Kransjes^^ Kroonswys* en ongebladerd* sibemch. Deeze is in Siberië waargenomen 5 alwaar de Heer Pallas een Soort van dit Geflagtvondt» die Houtige Heeflerachtige Stengen heeft > dik* wils een Pink dik, geevende Jaarlyks nieuwe Takken uit, met zeer fpitfe gepaarde Blaadjes en Bloempjes aan *t end. Dezelve groeide 'er op de Rotfen van hooge Gebergten (*)♦ (10) Blaaskelk met tweedeelige Bloemblaadjes , c ' i. gepluimde Bloemen 9 lange Meeldraadjes «2K»tboJyks! Lanceivormig Eyronde Bladen. In (9) Cucuhatüt Petalis cmarginatis , Flonbus vertïcïtlatïs , &c. Viscago Pol. imis petioiatis ovatis &c. HALL» Goett. ï» p. 150. Fig. bona. Gmel. Sib. IV. p. 140. (*) Cucubalus Fruticulofus. Reizen. II. D. II. 6. p. 739- Tab. T. (10) Cucuhalus Petalis bipartitis , Flor. pam'culatis &£. ïl. Ups* in. Silene Fol. ovatis &c. R. Lugdh. 447- Lychn. Viseofa altisfima. Cupan. Cath. uo. Lych. no&. non visto- rs, Herbaceo flore. Dill. Eltb. 4*5* T. $16. f. 40$, ]a€(^ Hort. T. 59. GüüAN Mansp. 215. pP 4, II. Deeu VÏÏI, Stuk. 6öO TlENMASNICE KRUIDEN, 'IV. In Italië en op Sicilië is de Groeiplaats van Afdeel. deeze y ^ie Allerhoogjle Lymmge Lychnis , me? Hoofd- Mosachtige Bloemen , geheten worde van Cupa- stue. Nus. Uit dq Worteïbladen gaf zy een Steng Drkwr van twce Voeten en fomtyds hooger, doch in 5t geheel niet Lymerig , volgens Dillenius, wien deeze Soort door den beroemden Boer- haave was toegezondep. Zy bloeit niét daq 's avonds of by nagt. xr-; ( i O Blaaskelk met half tweedeeliga Bloem- '*w*jr Naadjes , een gegaffelde Pluim ; de Steng ^ c« zagt, ^2 Fluweelachtig ; de W<)rteI$Iade% Spatelvormig. Deeze groeit aan de Zeekust van Italië, by* na Heeflerachtig, met Stcngetjes van een Voet hoog en heeft de Bladen akemaal zeer zagt^ door eene Fluweelachtige Wolligheid , zo wel als de Kelken, xit. (12) Blaaskelk met iweehuizige Bloemen en on~ ppiiepciig, verdeelde Liniaale Blaadjes. In Duitfchland , Spanje , Vrankryk, Enge* land (j i ) CucuMus Pet* fèmihiftdis &c Lychnis maritima pul- VCrulcnta , Fol. Carnofp. TouRNF. Injï. 338. (iz) Cucubalus Flpribus dioicis, Petalis linearibus indivi- fls. H. Clijf. zii* R.. Lugdb. 445- OïD: 518. Lychn. yiscofa , Fl. Muscofo. C. B. Pin, 206. Lychn. fylv. Sefamoi» des minor. Mentz. Pug. T. u f. 2* Sefamoides magn. Sa- lamanticum. Clus. I. p. 255. H|8P. Ie. 345. GoüAN ettewp, 215. Gek. iVö^a 413, De candria. Cox land cn Siberië , groeit deeze , die het Groote IV. §§famoides van Salamanca, by Clusius, uit-AF^EL* piaakt. Sommigen noemden het dus in Spanje. Hookd- Het groeide in een Steenige dorre Grond, zoSTUs:« wel aldaar als in LaDguedok en de Zuidelyke Trwn*** deelen van Provence. Uit den Wortel bragt het regtopftaande Knoopige Stengen voort van een Voet lang, om laag met Bladen byna als die van den Olyfboom bezet ; boven geaaird met Mosachtige Bloempjes, wier Kelken, uit* zwellende, het Zaad inhielden. De Wort^Jwas taamelyk lang en dik, wit van Kleur en bleef over. 't Geheele Gewas hadt een bitteren Smaak, Men kweekt het ook in onze Kruidhoven. Het draagt Tweeflagtige en enkel VrouwelykeBloe- jnen. Tabern^em ontanüs heeft het, we- gens de figuur der Bladen, Oorlepel - Kruid gecyteld. ^3) Blaaskelk met overhoeks geaairde , eenzy* Xnr, dige , hyna ongefleelde Bloemen, ^nflaauw^^us iïyna tweedeelige Bloemblaadjes. Omgebo- gen. De omgeboogen Aair maakt deeze Soort zeer ^onderling. By den Wortel heeft zy Blaadjes als der Madelieven en geeft Stengetjes uit van ruim (13) Cueubalus Flor. fpicatis , altern's fecundis fubfesfïli- bus &c. GOUAN Monsp* 215. Lychnis fylv. alba Spica re- flex!. MAGN. Monsp. T. p. Sfö. B>AJ. f&Jfi 996. N. 12, Lychnis Mendionalium annua hiifuta , flor. uno verfu du* pofitis. MORXS. Uiji. II. p. 544- Pp 5 II DUU VXU* Stük. 602 TlENMANNI CE KRUIDEN. IV. ruim een half Voet hoog, met fmaller Blaadjes, Afdeel aljen pjaairig, bezet, 't Is een Zaaiplantje, by Hoofd- Montpellier groeijende. Ray hadt het ook by stuk. Napels en op Sicilië gevonden. xiv. (^14) Blaaskelk met tweedeelige Bloemblaadjes iaxifra- en gejlreepte Kelken ; de endelingfen byna s tccnbrce- zonder , de zydslingfen met Steeltjes. ïftnü. ' ^ Deeze 3 in de Levant door Toürnefort ontdekt 3 heefc de Steng een Handbreed hoog met Liniaale Blaadjes ; een ongelteelde Bloem aan 'tend; de zydelingfen gefteeld: Bladen als die der Anjelieren. xv. (15) Blaaskelk met cenbloemige Stengen, kop i laig Tumiiio f dm de Bloem. Laagolce- Qp de Bergtoppen van Italië en Ooftenryk vindt men deeze , die de Wortelbladen tot Plag- gen vergaard en de Stengetjes dikwils drieledig heeft 5 met een langwerpigen , Klokswyzen , uitgebreiden Kelk, die ftomp en ruig is, zo lang als het Stengetje. Als Mos bekleedt dit Kruid de kaaie Bergen en verfiert dezelven ongemeen met zync roodachtige en fomtyds witte Bloe* men; (14) Cucuhalas petalis biHdis Calycibus ftriatis &c. Schreb. Dec. 9. T, 5. Lychnis Oiicnt. minima , Caryophylli folio &c. TOURNF. Cor. 24. (15) Cucubelus Caulibus unifloris Flore brevioribus. Car. Alp. Calyce oblongo birfuto. C. B. Pin. 209. Caryoph^fylv. VIL CLV&. Hift. 1. p. 285. PANN. Ic. p. 325» D E C A N D R I A. ' £0$ men ; zo Clusius aanmerkt, die 'er een IV. fraaijc Afbeelding van geeft. xu Hoofd* Silene* Veldkaars. stuk. De onder fcheidende Kenmerken zyn 3 een Bui- Tr*yma% kige Kelk met vyf genagelde Bloemblaadjes, die aan den Keel der Bloem *een Kroontje maa- ken, 't welk in die van het voorgaande Geflagt ontbreekt* Het Zaadhuisje is hier ook drie- hokkig. 't Geflagt bevat meer dan dertig, meestendeels Europifche Soorten , meer of min naar de Lych- nis gelykende en daar toe betrokken zynde ge^ weest. Die Griekfche naam 5 't zy van de flik- kering der Bloemen in het (taande Koorn of ia het groen der Velden ; 'i zy van het bloeijen by nagt afkomftig ; doet my 'er den naam van Veldkaars aan geeven : terwyl het Geflagt van Lychnis volgt, Den naam van Kleefkruid kun- nen zy 5 hoe Lymerig ook de meeften zyn 5 caauwlyks voeren; om dat dezelve aan deApa- rine toebehoort , en die van Lymkruid is onei- gen. Silent is de naam ? welken Theophras- t os aan benige Soorten gaf. Zy zyn in drie Rangen onderfcheiden > als * Met eenzaame zydelingfe Bloemen. i. Silene (r) Veldkaars dat ruig is , met uitgerande£^£h. Bloem* (i) Silene hirfuta , Petal's emarglnatls &c. Syft. Nat. XII. Gen, II. De£L« VIII. Stük. $04 * TlENMANNIGE KrüIDENS IV. Bloemblaadjes, opgeregte Bloemen , en om* Afdeel. geboogen gejleelde overhoekfe Vrugten* •TWfD Deeze, in Engeland en Vrankryk gevonden, heeft de Bloemblaadjes niet gekarteld; de on- derfte Bladen zyn Eyrond Lancetvormig , naar den Voet op de kant gehaaird; de Kelken niet Haairig maar met Doorntjes op de hoeken* Hel; Gewas is Lymerig en met Reuk. Sfatêluji* (2) Veldkaars dat ruig is , met getande onver" r*Portu- deelde Bloemblaadjes , opgeregte Bloemen geefch. en mikswys' omgeboogene overhoekfe Vrug-* ten. Deeze Portugeefche heeft de Vrugten hori- zontaal omgeboogen , zeer Haairig, Van Lyme- righeid vind ik , in dit ruige Kruid, niets ge- meld. in. (3) Veldkaars met effenrandige byna ronde J^/TT*" Bloemblaadjes en opgeregte overhoekfe vyfwón- Vrugten. dig. In Gen, $6z. p« 309. P&g. XIII, Gen. S67. p. 550. H. Ups. 113. Viscago, Ceraltü foiiis, Vasculis penduiis , Anglica. Dill. Eitb. 417. T. 3O9. f, 398, Lychn. iylv. hirfuta annua , Flore rainoie albo. Vaill» Paris. 121. T. 16. f. 12. (2) Silene hirfuta , Tetalis dentatis indivifis Sec. H. Ups. I13. CUJf. 172. R. Lugdb. 447. N. 14. Viscago hirfuta Luii- tanica ftellato Flore. Dill. Eltb. 420. T. 311. f. 401. (3) Silene Pet. integerrirnis fubrotundis &c. H. Ups. 113. Clijf. 171. R. Lugdb. 44*- GOUAN Monsp. 216. GïR. Prov. 4x4, Lychn. fylv. Lanuginefa minor. C. B. Pin. 206. Lychn» huf. Flore eleganter vaiiegato, Raj* fiijl. 991- D s c a n d a i a. 605 In de Zuidelyke deelen van Vrankryk , in Span- IV* je en Italië , is de Groeiplaats van deeze, dieAF^fL* ook geheel ruig is , hebbende de Kelken der Hoofd. Vrugtopgeregt, Haairig en Lymerig: de Bloem- S*ÜIC# . blaadjes , die in de voorgaande rood zyn , paarfch n?yn^ met een bleeken rand. Zo het de Kleine Wilde Wollige Lychnis is van C* Bauhinus, dan is door dien Autheur, verkeerdelyk, de Zesde Wilde Lychnis > van Clusius in Spanje waargenomen > welke de Bloemblaadjes zeer fpits dricpuntig heeft, door Lob el onder den naam van Allerkleinfle ruige wilde Lychnis over- genomen 9 aangehaald (*). Ook hadt deeze de Stengetjes maar een Handpalm hoog en die van Ray, welke duidelyk gezegd wordt de Bloem- blaadjes rond en ongekarteld te hebben 3 een Voet hoog. * (4) Veldkaars met geaairde overhoekfe eenzydi* iv. ge ongepelde Bloemen > de Bloemblaadjes tweedeelig. Na£ts- In Spanje , Languedok , als ook in Penfyl. vanie, groeit volgens LinNjEus deeze, die de Steng wel anderhalf of twee Ellen hoog heeft, vol* (*) Lychnis fylv. hïrta minima. Lob. ft« 3 39» (4) Silene Flor. Spie. alterms &c. Silene Foh Lanccolatis &c. R. Lugdb. 447. N. 15. Viscago hirta No&ifïora &c. DlLL. Elth. 420. T. 310. f. 400. Lychnis fylv. hirfata &c* Barr. Ic. 10. T. 27. f. 1. Lychn. Seg. Mar. ann. hiru* MORls. Hifi. II. p. 34S. S. 5* T. 3& f» h Ut DSIU VIII, $TU*t 6CÖ TlENMANNXCE KrÜIDËU, IV* volgens Dilleniüs. De ondérfte Bladeü Afdeel» zya Ëyrondachtig , hol en flyf j de Bloemen Hoofd» ongelteeld * wit van Kleuf. STUK. V. (5) Veldkaars met byna geaairde overhoekfe Gaïr™ eenzydige Bloemen , onverdeelde Bloem- Franfchi blaadjes en opjiaande Vrugten* Qmflreeks Parys groeit deeze kleine ruige 3 ruikende Lychnis 3 en geeft Stengen van een tot twee en drie Voeten hoog, zynde minder ruig dan de eerfte Soort , waar van zy ook door de Kleur der Bloemen verfchilt. CMftii&h Veldkaars dat ruiS ft > Me* uitgerande Gehoornd, Bloemblaadjes 3 de Bloemen en Zaadhuisjes opftaande , de Kelken byna ongejteeld eh eenigermaate Haairig. Men vindt deeze in de Zuidelyke deeleö van Europa* ** Met zydelingfe getropte Ëloemeü* lu^Hih. ^ ^eldkaars mt tweedeeiige Bloemblaadjes ; Verander- Jm. tyk* (s) Silene Flor. lubfpicatis alternis fecundis &c. Silene hir- futa&c. Dalib. Paris. 129, Lychn. fyiv. hirfuta annua,Fl<, minore carneo. VA1LL» Par. ui. T» 16. f. 12. Viscfgo hir* ta Gatlica. Dill. Éltb. f. 3.99. (6) Silene hirfuta Petalis erriarginatis &c. Silene rigidula. Am. Acad. IV. p, 313. Viscago Ceraftiifoiiis, Vasc. cre&is fes- fiiibas. Dul. 397. (7; Pet. bifïdis, Cal. angalatis &e. Am. Acad. ÏW p. 314- Lychnis FJore aibo minirao. Kaj. Hifi. 996. Lychn* Arveniïs min. Anglica* p. 1004» D E C A N D R I A; 6ö? hoekige gejleelde Kelkèn en Lametyormig IV; limöal^ £/a^/z. Afdeel* Hoofd-» (3) Veldkaars met tweed. Bloembl, , & Z?Zö£-stuk. zy delings eentydig neerhangende ; de vuu Bloempluim knikkende. nttlrl Knikkend» C9) Veldkaars met tweed. Bloembl. , de Bloemen iX. eenzydig, met gepaarde driebloemige Steel- s£™*£** tjes , maakende byna een Kroontje : de Tak- ken ovwliGeks. Deeze drie Soorten komen , hier en daai*, in ons Wereldsdeel voor: de laatfte aan de Zee- kullen van Engeland, als ook in Tartarie» Zy heeft verfpreide Stengen en Takjes, die wei* nig ruig zyn % de Bladen van boven glad» De Kelken hebben tien paarfchachtige ruige hoe- ken ; de Bloemblaadjes zyn wit en ten halve in tweeën gedeeld, met de Plaatjes van 't Honig- bakje tweedeelig en wit geftreept. (* j Veldkaars met getroste Bloemen , de Kelken * 7 ^ Paradoxa* •*-v Ongerc* geld. (%) Silene Fer« bifidis, Flor. lateralibus &c. Sii. FoL Lan- ccolatis &c. H. Clif. lyr. FL Suec. $66 , 388. Lychnis Mont. viscofa alba latifolia. C. B. Pin, 20*. (9) Silene Pet. bifidis; Coronula fubcoadu*iata &c. ƒƒ. Ups. 114. Lychnis maritima repens. O B. Pin. 205* Lychn. pe- rean. angultif. Matina Anglica procumbens. MoRis. ilift. II. p. 535. S. 5- T. 20. f. 2. (*) Silene Flor. Racemofis , Cal. decem - fuïcatis viscidls , Flor. aliis Starainibus exfertis , aliis inclufis. Sf. PI. 1673. lh D*E!U VIII, STVS, 608 TienMannige KauiDÈ^è IV. Lynterig met tien Sleuven ; ëenige Btoê* Afdeel. mm ^e Meeldraadjes uitfieekende > anderen Hoofd- die ingejlooten hebbende. STVKé Drkwr De ongeregeldheid van de Vrugtmaakendg deelen geefc den bynaam aan deeze, die doof Zanoni is afgebeeld onder den tiaam van Vreemde of Uitheeinfche 5 een fierlyk Gewas $ dat by nagt een zeer lieffelyken Geur veffpreidu De bloei jende Stengen zyn omtrent anderhalf Voet hoog , en de Takken tusfchen de Bloemen zeer kleverig. De Groeiplaats zou in Italië zyn* t* (10) Veldkaars met tweed. Bloembt. , eenedtïe* Trutko/a. deelige Pluim 5 breed Lancetvormige Bla* Heefteng. £en 9 fa Steng Heejlerachtig. Zeer fraay is deeze Heefterige Soort van Lychnis , door Camerariüs, met de Bloem en Vrugt afgebeeld. Zy groeit natüurlyk op Sicilië en in Italië 3zynde HeelterachtigZeep- kruid door Boccone getyteld. De Blaadjes gelyken naar die der Myrten. (n) Veld- Lychnis viscofa peregtina No&iflora odprata. Zan. Hifi. p« 125. T. 50* (10) Silene Feu bifidïs , Cattle Fmticofo , &c* SlL Caule fol. Fïuticofo &c. H. Cliff. 171. N. 4. H. Ups, 1x1. N* 2. R. Lugdb. 446. N. 7. Lychn. Myrtifoüa Behen albo fï* milis. C B. Pm. zos* Ocymoides Fruticofum. Cam. Hort* 109. T, 33» Saponaria Frutescens &c# Bogc. Sic. $%. T. 30, GQUAN Monsp. 216* Decandria* 609 (11) Vcldkaars met tweed. Bloembh, de Bloe- IV; men gejleeld , gepaard, korter dan het ^F®*^1* Blikje ; de Bladen Lancetvormig fpits en Hoofd* glad. ' STÜ*- XL In Perfie s aan de Grenzen van Armenië , vondt ^Zfdïl de vermaarde T o u r n e f o r t die fraai je Kruid , dat hy Lychnis met Bladen van Bupleurum ty-£C% telt. Zy heeft de Steng drie Voeten hoog, zig Takkig verdeelende uit den fchoot van twee gepaarde Lancet vorm ige Bladen, en met fraaije witte Bloemen verfierd. Uit het van hem me- degebragte Zaad [h deeze Plant in Europa voortgeteekL (la) Veldkaars met tweed* Bloembh de j^r-^.XIK K Gigant ea> telbladen Lepdachtig en zeer Jtomp , de Reusachi Bloemen byna gekranst. vg% . In Afrika groeit, volgens den Ridder, dee- ze ; doch misfehien rfieent hy de Noordely* ke deelen : alzo Tournefort haar in Grie* kenland vondt. Zy heeft de geftalte van hec Boomachtige Huisluok* De Bladen van 't eerfte Jaar (ij) Silene Pet. hïHdls , Flor. pedunculacis &c Sil. Caule Poliofo Herbaceo. H. CUjf. 171. R. Lugdb. 44$. N. 6* Lychais Or. Bupieuri folio. Toup.nf. Cor> z. lu II. pa T. 154* (12) Silene Pet. bifidis, Fol. Radic. CocÜleariformibus &c« Silene Fol. obverfe ovatis crasfïs &c. Wachend. Ultr. 3s. iïö* GOUAN Jtiomp. ZiCu Cucubalus Cal. Conlds ftriaris» C/i^ 171. Ri LugS, «h$u Lychnis fylv. Utifolia Calycibus turgi- dis ftriaas* C. B. Pm. 205. Lychn. fylv. fecuuda. Clus* J*#f. I. p. 2S8. (16) 5/»W Cal. Fmfè. Conkis &c, /i*. Ups* iio. lychn* fylv. anguftifoiia , Cal. turgidis fiiiaiis. C. B. -Pi». 205. Lychn* glabra annuï 9 Fol. oblongs mucronatis &c. MCttUS. fi*/?* II. p. 542- S. 5. T. 36. f« 6. Q q a II. DEEL* VUL STUXS-, 612 TlENMANNICE KRUIDEN. IV. Deeze beiden groeijen in Spanje. De eerfte Afpeel y,omt 00^ jn 0Ilze Nederlanden voor; de andere Hoofd- in Provence en de Levant. Beiden zyn het stuk* jaarlykfe wilde Planten, xvn. (i7) Veldkaars. de Kelken Eyrond , glad en Silene Be* v " _ 3 , _ 7 T7 / 50 hm. Netsyvyze geaderd hebbende. Rood- Bcen. Deee;e, op Kandia groei jende, verfchilt van die van 't voorgaande Geflagt , welke den zelf- den bynaam voert ; door geen overblyvende Plant te zyn ; door de kortheid der Bloemblaad- jes , die paarfchachtig zyn , met witte Meel. knopjes: den Kelkftomp, de Bloemen knikken- de, met het Steeltje uit de Mik, korter zynde dan de Bloem zelf. xviir. (18) Veldkaars met de Bloemblaadjes uitge- GmJkb rand; deKelken glad, Netswys' geaderd , /pits en langer dan het Bloemjteeltje ; de Steng gegaffeld en gejirekt. xtx. (19) Veldkaars met hangende opgehlazene Vrugt- Hangend. kelken* die tien ruiïwe hoeken heiben. (20) Veld- f17) Silene Calyc. glabris &c. Lychn. Veficaria Cretica. Dill. Elth. 427. T. 317. f. 409. Lychn. Cretica parvo Aa- rs, Calyce ftriato purpurascente. Tournf. Cor. 24. (li) Silene Petalis emarginatis &c. Am. Acad. IV. p. 314. Silene Caule fubdichotomo , Flor. ere&is fubfesfilibus Am. Asad. I. p. 158. (19) Silene Cal. Fruétiferis pendulis inflatis &c. H. Ups, 103» Cucub. Flor, trig. ere&is. H. Cliff. 170 f 171, Viscag« Jnrfuta Sicula &c. Dill. Elth. 421. T. %iz% f. 404» Decandria* 613 (aa) Veldkaars met tienhoekige Kelken > de IV* Tanden zo lang als 't Pypje , de Steng *f^el. gegaffeld y de Bloemblaadjes tweedeelig. Hoofd- stuk. Van deeze drie groeit de eerde in Spanje ; de Xx. rweede op Crera en Sicilië; de derde zo wel in Duitfchland als in Sweeden. Camerarius Nagtbloe» beeft dezelve zeer fraay afgebeeld. De Kelken mig% zyn zeer Lymerig of kleverig, met langer Tand- jes dan in de overigen, zegt de Ridder. (21) Veldkaars met Cylindrifche ruige Bloem- xxr. kelken en eene gegaffelde Pluim. vif^ini* fche» Dit Virginifche Kruid is van verfchillende Geftalte; hebbende de Steng fomtyds een Vin- ger lang in een Bloemtuil t je uitloopende ^fom- tyds een Voet lang , aan 't end in drieën ge- deeld , met het midd^lfte Steeltje altoos een- bloemig. De Bladen zyn langwerpig of breed Lancetvormig: de Bloemen fchoon hoog rood. (22) Veldkaars met uitgerande Bloemblaadjes , xxir» Leeuw} (2) Silene Cal. decem - angularibus &c. Cucub. Cal. Fr. bckkige. ^ 4 ov. ere&is. //. Ups. 109. Fl. Suec. lh N. 389. Lychnis nrdiflora. C. B. Pin. 205. Ocymoïdes No&ifiorutn. CAM. Hort* 109. T. H- (21) Silene Calycibus Florls Cyïmdricls vülofis, &c. Lych- nis Flore firapl. fpeciofo coccineo &c. GROtf. Virg. iöi, 70. Lychn. viscofa virginians Fiore amplo coccineo f. Muscipu- la Regia. Pluk. Alm. 231. T. 203. f. 1. (22) Silene Pet. emarginatis, Calyc. ovatis &c. R. Lugdb. 47. N. 13. Viscago Amer. No&iflora, Antirrhini folio. Dill. Eith. f. 403* Qq 3 II. Dltt. VIII. STUK, 6.14 T IENMANMIGE KrüIDEN. IV. Ey ronde Kelken , driedeelige Steeltjes en Afdeel» Lancetvormige Bladen met Kanthaainjes. Hoofd* t tuk» (23) Veldkaars die regupjlaat enongehaairdis , xxiii. mt bym Kiootronde gladde geaderde Kel- Silene ru~ 0 ieiia. ken en ongeopende Bloemen. Roocfoch- u&e' (24) Veldkaars met een gegaffelde gepluimde inapierta. Stmg ? b ff ene Kelken * zeer korte uitgeran- Digtbioe- cje Bloemblaadjes en gladde Lancetvormige m ^* Bladen. Dceze drie zyn naauwkeurig afgebeeld en befchreeven door Dillenius. Zy hebben de gewoone hoogte van een of twee Voeten, De eerfte onderfcheidt zig door Bladen als van 't Leeuwenbeks - Kruid ; de tweede en derde doordien de Bloemen naauwlyks zigtbaar en in de laat (te dikwils zonder rand zyn5 met maar vyf Meeldraadjes. De eerfte groeit wild in Vir- ginie en Karolina ; de tweede in Portugal en de Levant, de derde in de Zuidelyke deelen van Europa, xxv. f25) Veldkaars met een gegaffelde gepluim- Tortsnfis. j Joitlche. u* (23} Silene ere&a laevls , Calycibus fubglobofïs #c. H. Ups. 112. Viscago LuGtanica DlLL- Elth. f. 406. (24) Silene Caule dichoromo paniculato , &c. Viscago la;- yis inapeno Flore. Dill. Elth. f. 407. (25) Silene Cauie Échöjrornó panïcaJato, Cal. ftriatis , pe» talis bifidis , Tol. lmeanbus. An Var- piaeccdentis. Am. Ac ad. llh p» 4°9« Decandria, 615 de Steng 5 gejlreepte Kelken , tweedeelige Bloemblaadjes en Liniaale Bladen. Afdeel. xi. Hoofd* In Portugal nam Loefling deeze waar, stuk. die de Geftalte van de voorgaande heeft 5 doch Trigynia. fmaller is van Blad > een Plantje maar een Span hoog , met Liniaale Blaadjes en Haairdunne lange Bloemfteeltjeê. (26) Veldkaars , die regtopjtaat en effen is > s *™'Te met opfiaande tienhoekige Kelken m twee-tka'. deelige Bloemblaadjes. fche" lU" Deeze, wier Groeiplaats is op 't Eiland Kan- dia, heeft een gegaffelde Steng, met Lymerige Leedjes en gladde Kelken; de Bloemen fchoon paarfch van Kleun (27) Veldkaars met tweedeelige Bloemblaadjes , ^xYtr- een gegaffelde Steng % ongejleelde Oxelhloe- vheg^n^ * men en gladde Bladen. vangeade, Gelyk de geleerde Dillenius aan de uit hem aangehaalde Soorten 5 wegens de Lymeri- (z6) Silene ere$a Javïs , Cal. ere&is deccm - angul. &e« Viscago Fol. infer. Bellidis , fuper. Tunica: &c. Dill. Elth-+ f. 404, 405. Lyckn. Viscofa &c. Magn. Hort. 126. (27) Silene Petal. bifidis , Cati!e dïchoüomo&c. Silene Flor. triftylis &c. SAUV. Monsp. 145. GoüAN AUnsp, 217, Ge&. Frov. 415. Lychn. fylv. Viscofa rubra altera. C. 8* 'Pttu 205. Lychnis fylv. 3. Clüs. Hifi. L p. 289. Muscipuia Vis- caria five Lychnidis Ipecies. J. E. XII. p. 349» IL DEEL. VIII, $TLK# Qq 4 6l6 TlENMAKNlGE KRUIDEN» IV. AtfDEEL. XI. Hoofd- stuk. Drkwy XXVIII. Silene po- lypbylla- Vceibladi- Ji rmeria* ge kleverigheid, welke aan de Stengen, Bladen of Eloemkelkeu plaats heeft 5 den naam vaa Viscago gegeven hadt, zo zyn fommigen ook * om dat 'er fomtyds de Vliegen en Muggetjes aan hangen blyven , Lychnis Muscaria of Mus- cipula genoemd geweest. Dien bynaam geeft de Ridder aan deeze Soort , welke mooglyk daar in uitmunt. Clusiüs veriekert zulks vanzy- ne VierdeSoort, in Spanje waargenomen , welke de Toppen , zegt hy , zo kleverig heeft , dat 'er Muggetjes , Vliegjes en Mieren , als met Lyra gevangen , aan hangen blyven (*). (28) Veldkaars met getrapte Borfielige Bladen y aan de bloeijende Takken gepaard. Die van den Hoogleeraar van Royen was een Afrikaanfche. De andere, van Clusicjs^ groeit in Ooftenryk en Bohème, (29) Veldkaars met getropte Bloemen aan den top; (*) CluS. Hij?, p. 340 , 34*» Zyne Afbeelding komt met die van J. Bauhinus, op deeze Soort door Gerard aange- haald , overeen. Die, welke Lobel Wiegend * Kruid noemt, ftrookt n^der met een der drie voorg3andên , of wel met de lanfte, welke de onderfte Bladen als der Madelieven , de hovende als der Anjelieren heeft. Ktuiih. p< 517. (28) Silene Fol. Fasciculatis Setaccis Sec. R. Lugdk 447. >7. ig. Lychnis fylv. plurimis foliis mnuï jun&is. C. kt, Pin9 ZQS- Lychnis fy'v. o&ava. CLUS Hifi. I. p. 290, (29) Silene Flor. Fascicularis faftpgiatfs &c. H. Ups, 110. Silene Fol. Lsnceolsto - ovatis glabris &c. H, Cliff. 172. R. Lugih. 446. GOUAN Mmyp* 217, GER. Prav, 415. Viscago Ca* D E C A N D R I A. 6T7 Jj top; de Bloemblaadjes niet ingefneeden; de IW iovenjle Bladen Hartvormig en glad. AFxf.EL# Hoofd- Onder de Duizendfchoonen is decze van fom-sTUK. migen betrokken 7 om dat de Bloemen aan den Trignia. top vergaard voorkomen : anderen noemenze kleine Konftantinopels > orn de zelfde reden. Zy groeijen wild in verfcheide deelen van Europa en zyn in 't Zuidelyke van Sweeden zeer ge* meen* De gcitalte zweemt naar die der Kleine Santorie: de hoogte is ongevaar een Voet: de Bladen zyn Meelig Zeegroen; de toppen der Steelen kleverig. Door de langte der Kelken, die eens zo lang als de Bloem zyn, munt dee- ze Soort uit , die ook als een Bloemplantje in de Hoven gezaaid wordt , zynde een Jaarlykfch Gewas. (30) Veldkaars met opftaande Bloemen 3 uitge- s**x- rande Bloemblaadjes > ronde Kelken en Lan-pefirh. cetvormige Bladen. Grasbiadi. In deeze Soort en de volgende zyn de Bla- 1 den Calyce Petalis duplo longiore, Flor. umbellatis. HALL. Htlv. 3 74» Ofd. Dan. 559. Lychfi. viscofa purpurea iatifolia Ixvïs. C. B. Pm. 205. Armedus Flos quartus. Doo. Pempt. ij6. Muscipula f. Armoraria altera 3c Armerius flos 3. DodonarL Lob. Ic 454. (30) Silene Flor. ere&is Peralïs emarginatis 5c c. Fl. Sxec. 367. Lapp> 183. Alfiue Alpina glabra. C. B. Pin.zS*.Prodr. JI8. Ofd. Dan. T. 4. Raj. Hifi* 1C03 , 1031. Auricuia Mu« ris Alp. ghbra. J. B. Hifi. IIU p. z6o, fi, Car. Holoft. Alp, Gram. C. B. Pin. zïg. Prodr. 104. II. DEEL. VIII STUK. 6i8 TlENMANNIGE KrüIDEN, IV. den zeer fmal en Grasachtig , inzonderheid * AFxiEL wanneer dezelve op 'befchaduwde plaatfen ftaat. Hoofd- Het Kruidje geeft Stengetjes uit van maar een stuk. Handbreed hoog en groeit op Rotfen der hoo. vifeïlewr&Q Gebergten van Ooftenryk en aan de Gren- zen van Switzerland. xxxi. (o i ) Veldkaars met byna eenbloemize Stengel- Silene Sa- w y. „. a V> , , xïfraga. jes , de JSloemJteeltjes zo lang als die; de kende,"6* Bloemen tweejlagtig en Vrouwelyk ; de Bloemblaadjes tweedeelig. Op de Krytbergen van Vrankryk en Italië groeit deeze 3 die volgens fommigen de Steen* breeke der Ouden zou zyn. De Stengen zyn maar een Vinger hoog* xxxir. (32) Veldkaars met byna eenbloemige leggende woüïge! Stengetjes en Lancetvormige Wollige Bla* den? zo lang als de Kelk. Op de Alpen van 't Wallifer-Land en Pie- mont groeit deeze volgens Allioni ; een laag Plantje, met leggende Houtige Stengetjes van een Handbreed lang , en Lancetvormige Wollige kleverige Blaadjes , hebbende opftaan- de gefteelde Bloemen, die by nagt Reuk gee ven. (33) Veld- (31) Sübfe Caulibus uniflons &c. Caryophyll. Ssxifragus. C. B. Pin. 211. Saxifraga ant:q. quibiisdam. J. B. Wft. UI. p. s?S. Lychn* minor Sax'fraga. S£G. Pér. 4.31. T. 6.L ï. (32) Silene Caiil. fubunifioris d^cumbenübiis. Lychn. pu- mila faxatilis A'pina &c. Am, Acad. I. p. 15S. Lychnis ma- ritiina pmguis e Corilca. Bocc. Mus. T. 34 ? Decandria. 619 (33) Veldkaars die geen Steng heeft en als ^7^# neergedrukt is 9 vist int gerande Bloem- L ^ xi/' blaadjes. Hoofd. ' STUK, Op de Laplardfche, Ooftenrvkfe* Switzer- xxxyiir. fche, Pyrcneefche Bergen, groeit deeze Soort, 'ac*rtU% die voorkomt in de gedaante van Mos. £jfit ^sachtl? zelfde Kruidje vindt men ook op de hooge Sneeuw- bergen in 't Prinsdom Wales in Engeland, vol- gens D illenius, die 'er een fraai je Af beek ding van geeft* Het verfiert de Bergvelden in Lapland ongemeen, met zyne paarfche Bloem» pjes; hoewel men het ook met witte aantreft. Het zelfde heeft plaats op de Rotfen der Alpen in Switzerland , die als met een Tapyt van dit Kruidje overtoogen zyn# Stellaria* Sternmuur* In dit Ceflagt is de Kelk vyfbladig uitge- breid, met vyf tweedeelige Bloemblaadjes ; het Zaadhuisje eenhokkig veelzaadig. De meefte Soorten gelyken naar Muur en de gezegde Kelk doet de Bloempjes ziggeflemd vertooncn, waar van de naam. Het bevat 'er agt, meest Euro- pifchen, als volgt* ( 1) Stern- (1) Silene acaulis de?resfn Petalis eraarginatïs» Oed. T. 21. Silene acaulis. FL Lapp. 184. Fl. Saec, 368 , 3 s 7. Hall. Helv. 375- Lycknis Al pi na pumila Folio Gramineo. O E. Pin. 206. Dill. Elth. p. 206. Muscus Alpinus Lych- nidis flore. j. 3. Hijï. HU p« 767* U, Difiï,. VIII* Stuk* 6lO TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. (i) Sternmuur met Hartvormige gefteelde Bla- 'Afdeel. ^en ^ fa piuim fojlaande uit Takkige Bloem- Hoofd- Jleeltjes. STUK. i. In veele gedeelten van Europa komt dit al« steiiaria Iq^qq^ Muur in de Bosfchen voor. IMen Bofch . vindt het ook , in onze Nederlanden s hier en min ' daar , op belommerde plaatfen. De verfchillen- de Vrugtmaaking niet alleen , dewyl het gewoo- * zie ne Muur flegts vyf Meeldraadjes heeft % maar j[nzoncjerheid de grootte onderfcheidt dit Gewas, het welk Stengen heeft, dikwils van meer dan een Eïle hoogte en Bladen als die van Glaskruid of Nagtfchade > op de kanten gegolfd en als 't ware eenigszins uitgehoekt. De Bladen zyn 9 gelyk in 't gewoone Muur , gepaard ; de Bloe- men hebben altoos tien Meeldraadjes. n. (a) Sternmuur met Eyronde ongejleelde Bla~ Gegaffeld!' een gegaffelde Steng, eenzaam Bloe- men en omgehoogene Frugtfteeltjes. (3) Stern- (1) Stellarla Fol. Cordatis pctioiatls &c. Sy/l. Nat. XIU Ge», $6$. p. 3ir. Veg. XIII. Gen. 568. p. 35*« Gort. Belg* p. 121. GoüAN Monsp. 218. KR AM. Aujlr. 124. Fl. Suec. 2. N. 391. Alfine altfefimi Nemorum. C. B. Pi». 250. Als. rnontana Hederacea maxi-na. Col. Ecphr* I. p. 289. T. 29c fim Alfine «nontana latifolia , Fiore laciniato. C. B./V*.. 250. RüPP. Jen. 109. Als. Fol. Cord* Petalis bipartitis. Hall. Heh» i%6* Ajlïue maj@t. Doo. P*mpt4 19. Aiilnc maxima. Lob. Ie. 4Ö0. (z) $teliar£a Fol. ovatls fesglibus, Caule dichotomo &c. Decandrta. 621 (3) Sternmuur met Lancetvormige fyn getande IV, Bladen en vyfdcelige Bloemblaadjes. Afdeel. Van dccze twee groeit de eerfte, zegt Lin-j^uk™" NiEüs, op de Swkzerfche en Siberifche Alpen , m. de andere in Siberië. Deeze heeft, volgens ^Jjj^ Amman, fmalle langwerpige Wilgen bladen smalend, en eene witte zeer fyn gefnipperde Bloem. (4) Sternmuur mfó Lancetvormige fyn getande iv. Bladen en tweedeelige Bloemblaadjes. oo^n^ troost. (y) Sternmuur met Liniaale efenrandige Bla- v. den en gepluimde Bloemen. Gr»Tch% Deeze twee Soorten , in onze Nederlanden zo wel als in andere deelen van Europa , tot zelfs in S weeden en Provence, op belommerde vog- {1) Stellaria Fol. Laacoolatis ferrulatis , Petalis qulnque- partitis. Alfine Saxatilis angufto et oblongo Salicis folio &C. AMM. Rüth. S3. T. lo. (4) Stellaria Fol. Lanceolatis ferrulatis , Peta'is bifidis. Alfme foliis Lanceolatis. //• Cliff. 172. Fl. Suec. 371, 35*2. Gort. Belg. [12*1. Kram. Auftr. 124. Car. Holofteus Ar- venfis,tfore majore. C. E. Pin. 210. Holofkum Ruellii. Lob. /c. 46. ($) Stellaria Fol. Linearibus integerrimis &c. Alfine Fol. Linearibus Fl. Lapp. buec. Belg, H. Cliffl 172. R. Lugdh. 449. GOUAN Monip. 218. Ger. Prov. 403. Car. Arvenfls glaber Flore minore. C. B. Pin. 210. Gramen fioridum mi- nus. Tab. Jc. 252. /8. Aifirje Folio Gram, angufUore palus- tris. Dill. Apf. 69. Car. holofteus Alp. anguftifoüus. C. B, Pin. 210. Prodr. 104. N. II. DlFL» VUL $tm9 6l2 TlENMA N,N ÏGÈ KRUIDE^ 1V> vogtïge pïaatfen* en veelal in of onder 't Grasi Afdüel* groeijende , hebben den naam van Oogentroost* Hoofd- Gras > als naar de Euphragia, in eenig opzigt^ stuk» 1 gely kende, bekomen. De Engelfchen noemend P'bwyStitchwort. Ruellius hadc 'er den naam van Hokjïeiim aan gegeven > als ware het den Ouden dus bekend geweest. In \ Gewas is een aanmerkelyk verfchil tus- fchen beiden , doch zo veel niet , of fommigen hebben het voor Verfcheidenheden aangezien, zelfs van het Warer - Muur. De eerlte , die het Groote Oogén troost - Gras genoemd wordt 9 fchynt door het Middelllags aan de tweede of het Kleine verbonden. Morison geeft van die met groote en kleine Bloemen dezelfde Af- beelding en van beiden komen Verfcheidenhe- den voor. Het Kruid heeft Knoopige Stengen , bezet met breedcr of fmaller, Ipiue Gl asachti- ge Bladen , die in het Groote eenigszïns ruuw zyn. De Stengen kunnen zig op zig zelf niet overend houden > maar hebben eenig Steunzel, 't zy van Kruiden of Heeftenjes , noodig. In het Kleine zyn de Bloemen Pluimachtiger , aan den top vergaard ; in het andere meer ver- Ipreid ; in beiden Sterachtig , zo door haare ge- fpleeteo Blaadjes als den üitgebreiden Kelk* Het Zaad is klein als Geerst* vi. (6; Sternmuur met langwerpige Bladen en Pj- £%Sku ** tweebloemige Steeltjes. (7) Hoornig. _ (6) Stellaria Fol. oblongisj Pediculö ffi&5iflftif« ru Sms* 12* N* 324* D E C A N D tt I A. 6 Caule eie^lo bifido, Ramis alternis > Petalis emarginatis» U. DEEL VI II» STUK» Ö24 ÏIENMANNIGE KRUIDEN* IV. A R e n A r i a. Zandmuur* Afdeel. XI- 't Verfchil van dit Geflagt mee het voorgaan- fl^FD* de, beftaat inzonderheid daar in , dat de Bloem* SI lm» f Drkwr blaadjes onverdeeld zyn ; 't welk een blykbaar vi&9 Kenmerk uitmaakt* Voorts hebben de vyfen- twintig , meest Europifche Soorten , die het- zelve behelst , altemaal eene meer of min Muur- achtige geftake , zo wel als die van 't voorgaan- de. Veelen hebben de Groeiplaats op Zandgron- den 5 waar van de benaaming. L (i) Zandmuur met Eyronde fpitfe Vleezige Annaria Bidden. Peploides. bhküjfr Men noemt deeze, die in onze Zee -Duinen op verfcheide plaatfen , als ook op de Stranden van Vriesland en elders 9 byzonderlyk in de Noordelyke deelen van Europa 9 groeit , ge- meenlyk Zee - Porfelein ; om dat zy rondachtlge dikke Blaadjes heeft, byna als die van't beken- de Kruid , dat wy Porfelein heeten. Overvloe- dig komt zy voorbaan den voet der Laplandfche Bergen ^ daar die afloopen in den Noorden Oce- aan. Likn^eüs vondt dit Kruidje op 't Strand van Geland, dat in de Oostzee, tegenover Kalmar, aan (i) Arenarla Fol. ovatis acutis Catnofis* Syfl. Nat.XU. Gen. 504. p. 312. Veg. XIII. Gen. $69. p. 3 n» FL Belg. 122. S*ec. 375 t 196. Lap?. 149. Aliine Littoralis Foliis Tortulaccr. C. B. Pin. 251. LOEss. Prusf. 12. T. 2. Teie« phium ïnarititiuim Portulacac folio. Büxb. Aïï. III. p. 271. Anthyliis maritima Lentifolia. COMM. HolL iu Reig. Ge* dan. Ui. 3an de Kust van Sweeden legt. Het valt ook IV; op de Pruisfifche Stranden en is door den Heer xl** Loe s el afgebeeld. Hoofd- ■ Dit Plantje heeft kruipende Wortels , waar5TÜK* ( uit veele laage Stengetjes fpi uiten 3 kruislings tf****1 bekleed met Blaadjes , als gezegd is, en op den top vry groote Bloemen draagende, zegt Rei* cer, die het by Dantzig heeft waargenomen. (2) Zandmuur met Eyronde gekielde * ovige- 11. kromde 5 viervoudig gefchubde Blaadjes. At?tt7que~ tra, Veele enkelde Stengetjes van een Vinger hoog vierkantig heeft dit Kruidje en draagt een gedeeld Hoofd- je, doorgaans van vyf of minder Bloempjes * in een vyfbladige Kelk begreepen 5 zynde hec Zaadhuisje eenhokkigen vyfkleppig. Hetgröeit*» zo wel als 't volgende, in de Zuidelyke deelen van Europa, hier en daar op de Bergen. f3) Zandmuur met jhmp Eyronde Blaadjes > nu leggende Stengetjes m tweebloemige «y&-^^ft#- lingfe Steeltjes. mig (4) Zandmuur met {lomp Eyronde Blaadjes en iy. een zydelings tweebloemig Steeltje. Dït^'Iuo^ (2) Artnariét Fol» ovatis , carinatls, recurvis qiiadrifariam imbricatls» Caryophyllus Saxarilis liricsfoïius ramofus repen*. C. B. Pin, 211. Prdr. 125. EURS* XU $9 Gypfophiia aggregata. Sp. PU 58 1« MAGN* Monsp, s?>.T, s.Gt.jk* Prcv.+o$> (3j Arenaria Fol. obovatis o'>tufis &c„ Mant*, ri.Aienaria Caute re&o proftrato, FoU ovaiïs. Hall emend.^.N. 19$, (4) Airenaria foL ovatis obtafis , Fedtmc«. lateiaii biflaro* GmïL. iV.p* i59> Rr 6a6 TlENMANNlGE K RUIDEN. IV» Dit Siberifch Kruidje heeft ook het Draad- AMxu U achtig StengetJeeen Vinger hoog, met gladde Hoofd Blaadjes , uit wier Oxelen de Bloemfteeltjes $tvR. voortkomen. AreLrid ^ Zandmuur met Eyronde fpitfe geftselde ge* trmtrvia. ribde Blaadjes. Drieribbig. vi. (fi) Zandmuur met Eyronde geribde Kanthaai* Kaïichaau rigefpitfe Blaadjes. Van deeze twee komt de eerfte , die Muur met Weegbree • Bladen genoemd wordt , in de Bosfchen van Europa, als ook in ons Land, voor : de andere groeit op de Hemelhooge Gebergten aan de Grenzen van Switzerland* Duitfchland en Italië. vit. ( 7 ) Zandmuur met Eyronde glanzige byna ^Kiddeu Vleezige Blaadjes, een kruipende Steng en isndfchc. eenbloemige Stieltjes. Op de Balearifche Eilanden, ïn de Middei- landfche Zee, is deeze Soort waargenomen , die de Stangetjes maar een Duim hoog heeft, zyn- de dus ongemeen klein en als een middelflag tUSf ($) Arenaria FOl. ovatis acutls petiolatis nervofis. H. Olijf* 173. FL Saec. 374 > 397* R. Lugdb. 451. GoUAN Menip* GEK. Prov. 404. Alfinc Plantaginis folio. J. E. Hifi. IÏU p« 364. OED. Dan* 319* Ft. Belg, I2X. (6) Arenaria Fol. ovatis nervofis ciliatis acutïs. OED. Dan* 345. Alfine Serpilli foiio multicaulis & inukifloia. Seg. Vér» %9 p. 421» T. 5- f. *• (7) Arenarid Fo!. ovatis lacidis fübcarnofis &Ct Syft* Jfdtj XII. Tom* *< App, pt *f«« CUsfchen het Kanthaairige en Veelfteelige Zand- IVV muur; welk laatfce, hier volgende , door GE-A™ELi hard flegts als een Verfcheidenheid van hetHooFt* Kanthaairige wordt aangezien. stüK* Trigyniëo (8) Zandmuur met Eyronde ongeribde, onge- mi. Jteelde > fpitfe Blaadjes; de Bloem grooter^'™?* Deeze, die de Bloem zeef groot heeft, groeit op de Switzerfche Alpen en de Pyteneen. De Heer Hall er heeft *er de Afbeelding vaa gegeven. (9) Zandmuur met byna Eyronde, fpitfe, ongejleelde Blaadjes ; de Bloem korter danuJ de Kelk* Jhymto* *t Getal der Meeldraadjes onderfcheidt dee* ze Soort , die in de Tuinen , alwaar zy ook veel voorkomt , zo zeer naar het Gemeene Muur gelykt, dat het te verwonderen is, hoe de (8) ArenarLz FoL ovaris eneryüs fesfilibus acutls &c. Am. Acad. ï. p. i62. N. Alfiae Fol. LanCeolatis &c. HALL* Kelv. 390. T. 7. f. 3» (9) Armaria Fol. fubovatls acutis fesfilibus &c. Fl. Belg* 122. FL Snee. 373 , 398. KRAM. Ah/I?, lis» GOUAN Momp* 218* H. C/*#. 173. R. Lugdb* 451» Alfine minor multicau* lis» C, B. Pin* 251. Alfine minor» FUCH8, 23. Als. minor Fuchfilu Lob. Icon. 461. Alfine minima. DOD. Pempi, 30. 0. Alfine minor Lini Capitulis. C B. 251. Alfine FoL Lancedatis , Petalis integiis, Calytis magnitoiifte. HAL&c» Rr % u. dmx» vulstuk* 6l8 TlENMANNIGE KrüIDËR: IV. de Ridder deeze Onkruiden zo wyd van ét» AFxiEL* kanc*er heeft afge70nderd (*). Het tegenwoor- Hoofd- dige valt echter op Muuren en ichraale woefce sTuiCr plaatfen 9 zeer klein; als de Stengetjes^ volgens v&.r'eV/y' ^en ^eer öalleu, maar vier Duim lang hebbende , öp den Grond verfpreid , Takkig en bezet met hardachtige , een weinig ruige ,fpitfe Elaadjes : de Bloempjes uitermaate klein en niet grooter dan de Kelk. De Afbeeldingen van Weinmann, door hem aangehaald (f) * verfchillen zeer van die van Lob el en Do- don^üs, in welken dit Kruidje, zo als het in de Hoven en op vette Gronden groeit , fchynt afgefchetst te zyn. x. ( (10) Zandmuur met Lancetswys' Ehvormige ulpra^ Kamhaairige Blaadjes , de Takjes byna Driebloe- driehloemig ; de Bloemblaadjes Jlomp enge» Jtreept. In de Zuidelyke deelen van Europa groeic deeze > die opftygende ronde Stengetjes heeft van een Handbreed hoog, met Geneverboorcu ach- (*} Zie bladz. 245 * bet Gemeens; bladz. 620 , het Graote en thans hier het Kleine Muur ; welken Haller beter, myn% ooideels , altemaal onder den Geflagtnaam Al/me begreepera en in Kangen onderfcbeiden heeft ; gelyk Linnjsüs niet de Valeriana en anderen heeft gedaan. Zie het voorgaande VII. Stuk, bladz. m. (|) Kruidboek- Tab. N. 77 a , & N. 78 g. (10) Arenaria Fol Lanceolata-SubulatisCiliatis êcc,J!fanz£ 340» Decandria; 629 achtige Blaadjes en ruige driebloemige Steeltjes ; IV. de Bloemblaadjes eens zo lang als de Kelk% Afbkel. Hoofd- ei 1) Zandmuur mot Liniaal - Lancetvormige , stuk, ruuwe Bladen , en zeer lange > leggende , xr. onvriigtbaare Stengetjes. ' J"™2* Eergmïu» Deeze Soort * die op de Bergen der Zuidelyke «end, dcelen van Vrankryk groeit, heeft de Bloemblaad- jes , volgens de Waarneemingen van den Heer Monnier, eens zo lang als de Kelk. De Bloempjes zyn zeer groot ; de Zaadhuisjes han- gen nederwaards* (12) Zandmuur met Draadachtige Bladen en xit. Vliezige Scheedmaakende Stoppeltjes. RooaL * Deeze , die rood genoemd wordt wegens de Kleur der Bloemen , komt in dergelyke Geftal- te als de Spurrie , met eenigermaate gekranfte Blaadjes, zo in de Weid- als Akker- Landen, hier (11) Arenaria Fol. Lineari - Lanceolatis fcabris &c. Amï Acad. IV. p. 272. Aifine FoU Linearibus acuminatis &c. MONN. Obs. 27. (12) Arsnaria Fol. Filiformibus &c. FL Belg. 122. F/s Suic. 376, 399- CiOUAN Monsp. 21S,. Campeftris. Alfine Sperguix facie minor. C. B. Pin. Prodr. 119. Polygo- num Fol. Gratn* Sperguls Capitulis. Loes. Prusf.io%. T. 6?. Manna. Arenaria Fol. Linearibus longitudine internodio- tümi H. C/;^r. i73« R- 45i. Gron. Virg. lói.Sper- gula matina noftras. RAJ. Mi ft. 1036. Alfine Spergul* facie media. C. B. Fin. 25 1. Kram. Auftr. 125. Alfine pentafte- m»n, Fol. Va^üiis ad exoitum fqualenribus. HALL. Helv, 387* TT» Rr 3 IU DSF.L# VIII* STUK. 630 TlENMANNIGE KRUIDEN,1 IV. hier en daaï, door geheel Europa, voor. Die AFxEiEL' aan Zee 5 en in 'c byzonder ook aan de Stran- Hoorp- den van onze Zuiderzee , by den Muiderberg stuk. en Harderwyk groeit , Zee - Spurrie genaamd , ia v^cTwym welke de Heer Kalm by Abo in Swee^ den maar vyf Meeldraadjes heeft waargeno» men , verfchilt bovendien eenigermaace van de Land- Soort * welke zekerlyk tien Meeldraadjes heeft (f). Deeze groeit aan de kanten der Bouw- landen 5 te Heemze in Overysfe! } als ook by Frane* ker in Vriesland en elders , zegt de Heer i> e GOR TER. De Scheedachtige Stoppeltjes maaken beide deeze Kruidjes kenbaar * die zeer Takkige Plant* jes zyn , langs den Grond kruipende s met de Stengetjes rykelyk een Vinger lang , vol Knoop, jes ; fomtyds met blaauwe y fonityds met paarfch- achtige zeer kleine Bloempjes en Hoofdjes als de Spurrie. Sommigen hebben dezelven tot het Duizendknoop betrokken. tïih (13) Zandmuur met Liniaale Vkezige Blaadjes 3 Vliezige Stoppeltjes en ruigachtige Stengen Middelflag. ~ ' . ... In Duitfchland en Vrankryk groeit , volgens LiNNisus, deeze , die naar het Roode Zee- Zand* ft) De Heer H aller tytch dezelve wel pmi&flemon ; doch fcegt in de befchryving duidelyk , dat zy tien Meeldraadjes heeft: zo dat dit een Drukfeil moet zyn. (13) Arenaria Fol. Lmearibus Carnofis fipc. Aren. teteti» folia verna. Rupp. Jen. II. p. m»Spergula annua&c. DiLL. Giesf. 46. Eph. N. C. Cênt. V. S. 6. p. 27*- T. 4- MOBIS* BUs. xz8. Alfine Spergute facie minima» Sera, margin ads. T« VAUX» Pdr. S» Decandria. 631 Zandmuur zeer gelykt, doch minder Takkig is, IV, hebbende de Bloempjes wit en de Zaadjes mee Af£*EIj* een Vliezigen rand. Hier dekt de Kelk het hal- Hoofd- ve Zaadhuisje, even als in de voorgaande Soort. *TÜX* De Bloempjes ontluiken te twaalven , doch in Trigym4* die te negen Uuren. {14) Zandmuur met half Cylindrifche Vleezu ge Jlpmpe Bladen , Lancetvormige Bloem- Bavarica. blaadjes % en de end -Steeltjes byna twee-*c*l{ch' youdig. In Beijeren en op 't Gebergten Baldo, in 't Veroneefche , is deeze waargenomen ; zynde een dergelyk Plantje als de voorgaanden. (15) Zandmuur met Liniaale Bladen % Borjle* xv. ^ lige Wortelbladen y een ruigachtige Pluim fQii^h%* en Lancetvormige Bloemblaadjes* Ttcnf™** ( 16 ) Zandmuur met JLlsyormige Blaadjes , xvr. Saxatiih* TencL f14) Arenaria Fol. femïcylindr. Carnofis obmfis &c. Am* Acad. IV. p. Si5« Alfine Alpina Fol. teictibus obtufis, F!» aiba. Seg. Veren. 1. p. 429. Saxifraga Bavarica. JEUJ. Hifi, 1033. (15) Arenaria Fo!. I/mearibusr , Radicalibus Setaccis &c<, Mant. 71. Aliinc Oriënt» Caryophylli folio a FI. parvo aibo* TOURNF. Cor. 17. (16) Arenaria Foï. Subulatis, Caul. P«nIculatïs6cc,GüRTT« Stamp. II. p. t8i. GOUAN Monsp. 219. Air Sixatilis & mul- ti flora , Capillaceo folio. VaïLL. Fat. 7. T. 2. f. 3. HALL» Opusc. 113. Als. Ssxnilis Laricis folio. T Hert. Monsp. ir. T. xi. Als. Car. tcauifolia. Pluk, Alm* 22. T* 7« f» 3 An- Rr 4 'ky*' It. Deel* VUL Stok, 03a ÏïenMann ice Kruiden, IV. gepluimde Stengetjes en ftomp Eyrondi ^Fxi!EL' Kelkblaadjes. stüT.D Deeze Soort is door verfcheidene, doch ai- Dtiewy lerfraaist door den fchranderen Vaillant, ^ in Plaat gebragt 9 die dit Kruidje , omftreeks Parys gevonden > omftandig befchryft. De Heer Haller zegt , dat het in Switzerland. alwaar het 3 zo wel als in Duitfchland en in Siberië f groeit ; zeer veele Takkige Stengetjes heeft , van drie Duimen langte , met gepaarde en dikwils getropte , {malle puntige , doch niet fteekcade Blaadjes De Bloempjes komen op den top 5 Kroontjeswyze , voort en maaken dit Plantje f dat 'er op alle Steenachtige plaatferi der Al- pen gemeen is , niet onaamg. xvn* (17) Zandmuor met Eisvormige Blaadjes, ge- t'ernaia fluimde Stengetjes en gefpitjle geftreept* \<üo:jaars» Kelken* JDeeze , die op de hooge Bergen der Zuidely* ke deelen van Europa groeit, verlchilt, zo wel als de Vyftiende Soort, van het Steenlievend Zandmuur weinig ; dan in het gemelde en in grootte. Het Gipsminnend, in de Levant door Toürisefort gevonden /heeft de Stengetjes een tbyllis Lychnitïs aiinua. Bahr. Ic. $80. Als. FoL conjugstis, line^ribus, Petalis integris. Hall- 389. i {17) Arettaria Fol. Subulatzs, Caul. Paniculatis &c Ment. 72. Alfine ^lahra tcnuisf. fol. Heirm. P/;r. 12. T. 12. Als* jrofilla piikhro JFlorc teniiisfin». Kaj. Bijt. 1033,. De candria. 633 een half Voet; dit Voorj aars -Zandmuur heeft IV* dezelven naauwlyks een Handpalm hoog enA™ffl,> zeer Haairig. De Bloemblaadjes zyn , in 't eer- Hoofd • fte, wel driemaal zo lang als de Kelkpunten. STÜK* f18) Zandmuur met Elsvormiee van onderen XVI1!* k y Arena* tn (lekelie:e Blaadjes* hhvida* J Ö Stekelig, (ig) Zandmuur met Elsvormize Doornachtige xix. Blaadjes y opjtaande Stengetjes , gejtreeptena, 1 Kelken en langwerpige Zaadhuisjes. bfiST" (20) Zandmuur met Elsvormige Blaadjes , een Tx*roiia gepluimd Stengetje > opgeregte Zaadhuis* Danbhdig* jes en de Bloemblaadjes Lmcetvormig > Korter dan de Kelk. Deeze drie komen in Geftalte meer of min met elkander en met de voorgaanden overeen. Zy groeijen in de Zuidelyke deelen van Eu- ropa. De laatfte heeft de Kelkblaadjes zeer gefpitst of gebaard, van onderen met twee groe. ne Streepjes : de Bloemblaadjes maar half zo lang: de Bladen by 't Voetje famengegroeid. (2 1) Zand- (18) Arsnaria Fol. Subuïatis fabtus h'spsdis. (19) Arenaria Fol. Subalatis Spinofo 8cc, Arenaria Fa7. Liaearibus ere&is , fabtus firiatR &c» Gek. Prov, 40;, T. IS. f. 1. (10) ArenariaFoL Subulatis, Caule panicuUto &c. Gouax Monsp. 219. Arenaria Fol. fubulatis &c. Guett* Stamp. U. p. 282. Alfine tenuifojia. J. B\ Hift. llh p. 364* VAiï.L, P&?.. kl 5 II DEEt. VIII* Stuk, $34 Tienmawnigï Kruiden. IV» (21 ) Zandmuur met Borjlelige Blaadjes , fo* AFxiEL* Stengetje van boven byna naakt, dg Kelken Hoofd. ruigachtig. xxr. Op Bergachtige plaatfen in Switzerland , als ook by Geneve , Parys en Montpellier, groeit x^oikebia- jeeze , die Alpifch Muur met Biesachtige Bla* den van C. Baühinus genoemd wordt 9 zynde door zyn Broeder , onder den naam van Muizen - Oor met een fraaije Bloem en zeer fy- ne Blaadjes , zo Haller zegt , wel afgebeeld, Vaillant noemtze Lychnoides die overblyft > met Geneverblad. Uit een langen Houtigen Wor- tel brengt zy S tenget jes voort van een half Voet hoog, met zodanige doch flappe Blaadjes en Bloemen op den top , die wel een Duim breed zyn; \ welk iets byzonders is in dit Geflage. Hierom is de gezegde Afbeelding , de eenigfte mooglyk , welke men 'er van heeft , beziens. waardig. Het Kruidje groeit in de Kloven der Steenrotfen* xxii. (22) Zandmuur met Liniaale opgeregte aange- iedbeept.' drukte Blaadjes en langwerpige gejtreepte Kelken. Van [zij Arenaric Fol. Setaceis , Caule fupern* nudiusculo.fe» GouAN Monsp.z\t>. Alfïne Fol. Fascicularis&c. HALL. Helv. 388. Alfine Alpina Junceo folio. C. B. Pin. 2$i.Prodr. ng. Xychnoidcs Junipcri folio perennis. Vaill. Paris. 131. (ai) Arenaria Fol. Linearibus ere&is appresGs &c. Am> Aead, IV. p. 315. Amicula Muris pulchro flore Folio tennis- §mo. J. B. Hift. III. p. 361. Car. SaxatiJis Folygoni i»! os- eis folio et facie. BuJts. XI. izf* DBCAHDSilA. 635 Van de voorgaande Soort is de Kelk , zo IV. JLinnjEus zegt , langwerpig, geltreept, rol-Air^BU rond en ruigachtig : zo dat hier zo wel die van Hoofd- J, Bauhinüs kon t'huis gebragt worden, als?TÜK" tot dezelve , en de naaktheid der Stengetjes van Trig^nt^ boven toont dat 'er geen verfchil in zy. Ook hadt die Autheur het Kruidje op de Bergen om- ftreeks de Stad Geneve, niet op de Ooftenryk- fe Alpen , gevonden , waar de Ridder de Groei- plaats ftelt van deeze. (23) Zandmuur met Elsvormige Blaadjes een xxm, opfiaand gejtrekt Stengetje 9 getropte Bloe- ^Zhuu- men en zeer korte Bloemblaadje*. **• J Getropt, By Montpellier groeit deeze volgens Gouan, zegt Li nnjeus. 't Is een Jaarlyks Kruidje, met het Stengetje een Handbreed hoog en ge- fpitfte opftaande Blaadjes de Bloemen getropt , op korte Steeltjes ; de Kelk uit lange fpitfe Blaadjes beftaande , met uitermaate kleine Bloem- blaadjes : zo dat deeze Soort hier niet behoorlyk geplaatst is : want daar op volgt het (24) Zandmuur met platte Elsvormige gejtrek- xxlv^ te Blaadjes > getropte Wortelblaadjes en Orandifto*s eenbloemige Stengetjes. Grootbioe* Dat f23) Arenaria FoJ. Subulatris * Caule ere&o {hi&o„ &c\ (24) Arenaria Fok Sllbuïatis plaisis drift is &c. Alfine unt- ftara et grandiflora . Fok acununaui , Fetsiis insegris* AiJU. > Fedem. 49. T. 10. f, ï. 13* DIU* VIIZ. STUït 636 TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. Dat in Grootbloemigheid overeenkomt met Afdeel, Lorkebladig en Geftreept Zand -Muur, Hoofd- doch daar van verfchilt , doordien de Bloem- stuk* blaadjes onverdeeld zyn* Het heeft de Kelk* v?g£CWy' blaadjes breeder dan die aan de Steng, met verfcheide Streepen en ftyf : de Zaadhuisjes lang- werpig, van langte als de Kelk. Ook was hier van eene Verfcheidenheid , met een driebloemig Stengetje, den Ridder toegezonden. r xxv. (25) Zandmuur met Elsvormige Blaadjes , laag Ziniflorl Heejterige Stengetjes en dubbelde Bloemen* Vlalchbla- ^ dig. In de Zuidelyke aeeien van Europa komt , volgens den Ridder, dit Kruidje voor, dat kor- te verdraaide overblyvende Stengetjes heeft met jaarlykfe opftaande enkelde Takjes en fpitfe gladde Elsvormige Bladen* Op 't end-komen , doorgaans twee , Bloemfteeltjes , het een na 't ander voort, met Bloemen, wier Kelk uitLan- cetvormige Blaadjes beftaat , zynde de Bloem- blaadjes ftomp Eyrond , wit van Kleur* Cherleria. Dit Geflagt heeft de Heer Haller be- noemd , ter gedagtenisfe van een uitmuntend Kruidkenner diens naams, aan wien wy, zegt hy, veele fchoone Planten, die by J. Baijhi* nüs voorkomen, zyn verfchuldigd. De f25) Arenarla. Fol. Subalatis , Caul. fufftuticafis , Har» gemino. Syfi. Nat. Ve^ Xlll. Decandiia» 637 De Kelk is , volgens Linn^eijs, vyf bladig , IV; gelyk in de voorgaande Geflagten , maar hec Af ^u heeft vyf tweedeelige Honigbakjes , die naar Hoofd* Bloemblaadjes gclyken : de Meelknopjes zynSTUK* . beurtlings onvrugtbaar : het Zaadhuisje is een- TriMnia' bokkig, driekleppig, driezaadig. De eenigfte Soort (1) is een Bergplantje, dat ' l op de Alpen van Switzerland en Italië groeit, sedoides. De Heer Haller nam het aldaar waar en be- j-iulslookl~ ge» fchreef het , als zeer digte Plaggen uitmaaken- de, met kruipende Takkige Stengetjes 5 en zeer fmalle , gepaarde, digt getropte* fpitfe Blaad- jes ; zo dat bet zig byna als Mos , met Bloem- pjes als van Muur , vertoonde. Want die Plag- gen geeven Stengetjes uit , naauwlyks twee Lynen of een zesde Duims lang, met een fa- menluikend Bloempje , dat uit langwerpige Kelk- blaadjes beftaat en een Peerachtig Vrugtbe* ginzeltje bevat , met drie Stylen , gelyk het Muur : maar hetzelve is door Meeldraadjes om- ringd , waar van vyf tusfehen de Kelkblaadjes 5 vyf anderen ieder uit een Hartvormig Nageltje , de gezegde Honigbakjes uicmaakende, voortko- men. Voorts heeft dit Plantje, wegens de Roos- ach« (1) Cherleria. Syft. Nat. XII. Gen. $6$. p, in.&>g.Xll& Gen. 570- p* ?55« Hall. Heh. 39f» T. 6. Opusc. 300* T. tl f. 3» Sec. VeronAlUp. iso. T* 4. f. 3. Lychnis Alpïnn Muscofis foliis &c. Plusc. Alm> £33. T. 4?. f. 3. Sedmii Monunum perpufillum , luteöiis Fiorihus. PABg. Tk$trm m Dsejl, VIU« srm, 638 TïKNMANNIGE KRUIDEN» ÏV. achtïge ultfpruiting der Wortelblaadjes , ook AFDjnEL* eenige gelykenis naar het Huislook 3 en voert Hoofd dus daarvan den bynaam niet alleen, maar ook stuk» ^ fommigen den naam : wordende Zeer klein Berg -Huislook met geele Bloempjes getyteld. Driewy Ga ki d e & & a* Naar den Hoogleeraar in de Kruidkunde % Ga- ridell, van wien een uitvoerige befchfyving der Planten van Provence^omftreeks de Hoofd- itad Aix en elders groeijende * aan 't licht ge- geven is 5 heeft de vermaarde Tournefort een Geflagt van Planten gedoopt ; waar van de Kenmerken door L 1 k n m u s aldus opgegeven zyn* Een vyfbkdïge Kelk als uit Bloemblaadjes be* ftaande, met vyf tweelippige tweedeelige Ho« nigbakjes en drie fameqgehechte veelzaadige Zaadhuisjes, c^deiia ^e eeD5S^e Socrr (1)^ allereerst in Provence M#Ua» ontdekt dooi* gezegden Heer Garidell, is 3 Kig^h- on<^er den naam van Kcmdiafche Nigelle met Ven- M - Bladen 9 door Mokisow voorgefteld en af. (1) Gaiidella* Syft, Nat, XIU Gen* $66. p. 31?* Veg* XIII- Gen. 57*. p* 355. TOïjrnf. /»/?♦ 65 5. T. 430. Hm ClifT. 170. C/^k 108. R. Lttgdb. 48 1. GOUAN Monsp. 219. GER« /Wv,, 590, Gakio. Aix. 203. T. 39. Nigellaftrum lans 2c FoenicuL foliis» MAGtf. Hort. T. p. 143. NigeiU Cterica Foi. Faeniculw C. B. Pin. 1+6. Mor. ƒƒ//?. III. p* jió. i2. T. 18. f. Qenanthe Indlca feminc Cojdata* 8*RïU iY. AAfOr Decandria» 639 afgebeeld. Ten minfte wordt die daar toe be- IV. trokken , hoewel de Bloem zig geheel anders , Af£*el' dan by Tour ne for t, vertoont. Ook fchynt Hoofd- my die Plant , Indifclte Druivebloem met Hartvor- STUKé migZaad genaamd en afgebeeld by Barrelier, Tr&nïa* welke door Gerard op de Garidella aange- haald is , noch meer te verfchillen. Hoe *t daar mede gelegen zy: het Gewas, dat jaarlyks uit Zaad voortkomt 9 in de Europifche Tuinen , zweemt veel naar dat der Nigelle", en heeft Stengen van anderhalf of twee Voeten hoogte, zoGaridell aanmerkt , die het Zaad eenigs* zins Kruiderig bevonden hadt. De Malpighia, Baftijleria, Hircea, en andere Boom- of Heefterige Plant - Gellagten , welke deezen Rang befluiten , reeds door my befchree- ven zynde, zal ik, eer ik overgaa tot de Vyf- wyvigen van deeze Klasfe, hier nog een Japan- fche Plant befchry ven , waar van ik op de nevens- gaande Plaat de Afbeelding heb gebragt j noe- mende dezelve Reynoutria, Naar zekeren Heer van Reynoütre, waar van Lob el getuigt , dat dezelve aan de Kruid- kunde zeer veel dienft gedaan heeft ; zo als ik bevoorens heb gemeld (*). Im- C») II» D. VIL Sïtjk, blad*. 64* ih ®uu vin» $rm* 640 Tiknmaknige Kruide^ IV. Immers in dit Kruid heb ik de Bloempjes b$* Afdeel» von(]en tien Meeldraadjes of liever Meelknopjc* Hoofd- te bevatten, en het Vrugtbeginzel is driekantig * stuk» me t drie Stempels gekroond : uit welken hoofde , Driewr anders , dit Gewas tot het Duizendknoop be- trokken zou kunnen worden. Het heeft den Kelk vyfbladig, zonder Bloemblaadjes» To De eenigfie Soort, my daar van bekend, heeft Reynoutrtaeen vooze , ronde, doch eenigszins gegroefde japanfche.of geftreepte , bruinachtige Steng, die bogtïg f£ is en knoopig, overhoeks Takken uitgeevende, welke , zo wel als de Steng , overhoeks bezet zyn met lang gefteelde Piekswys' Hartvormige Bladen , de grootften wel vier Duimen lang en derdhalf Duim breed. Hier en daar komen aan de Knoopen , en in de Oxels der Bladen f drie of vier Ristachtige Bloem- en Zaadtrosjes voort, met zeer kleine Bloempjes , van gezegde hoe- danigheid. De Bladen verkleinen Liet naar bo- ven, maar komen zelfs naar 't end der Takken veel grooter voor , dan om laag. ï Terwyl ik bet Geflagt van Cotyledon, onder den naam van Naveikruid, als veele Heeften- *it.d. gen bevattende, reeds befchreeven heb*, zo Uad2.l3ïVff.^omt h5el' thans eem in aanmerking het S e d u M. Huislook» Welk Geflagt alleenlyk door de vyfbladig* beid der Bloemen 5 die in het Navelkruid eenbla- dig zyn , daar van verfchilt : als hebbende ook een D E C A N D R I Ai 641 een vyfdeeligen Kelk , en vyf Honigfchubbetjes IV* aan den Voet van 't Vrugtbeginzel, dat ecne A™^Et ' Vrugt wordt, die uit vyf Zaadhuisjes beftaat. Hoofd- Voorts moet men de byzondere gedaante ,STÜK» iedereen bekend, in aanmerking neemen; ge-JJ*'*'** lyk de Soorten van dit Geflagt, wier getal agt- tien is , in twee Rangen , van platbladigen en rondbladigen , onderfcheiden zyn* * Platbladigen. (1) Huislook met viervoudige Bladen. Sedum vëfï Deeze Soort i welke in de Zuidelyke deelen gjj^ van Europa , en in Siberië * haare Groeiplaats heeft, komt in geftalte en de gróótte der Bla- den veel met de volgende overeen ; doch ver« fchilt aanmerkelyk doordien de Bladen ge* kranst , meest vier * zelden vyf by elkander voorkomen. Zy zyn Laneetvormig , op de kanten getand , naauwlyks een Duim lang en in derzei- ver Oxelen komen dergelyke Bloemtrosjes ^ als in de Japanfche Plant , zo even befchreeven. De Steng is rond , opftaande, een Voet hoog^ (fi) Huislook met platachtige Zaagswys* getan- ^ TeUpbltml Hemel» (1) Sedum Foliis quaternis, SyJÏ. Nat, XII. Ges!. 575» p» " ' 316. Veg. XIII. Gen. 575*. p. 358. ^4m. Acad. Ii. p. 252. T. 4. f. 14. Sedwm Apafines facie* Raj. Extr. 253. Mams. Hifi. III. p. 473- (2) Sedum Fol. plamusculis ferratis* Coiymbo foliofö &c. Mat. Med. 217. Ciif. 175. R, Lugdk 455* Goüam 2!,Dsel< VIII, stussf 642 TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. Afdeel. XI. de Bladen, een Blader ige Tras en opftaaiu de Steng. stuk. Onder den naam van Telephium is dit Kruid fy/vjy- algemeen bekend , hoewel men het ook Cr as» v'*e* Jukt noemt , welke beide woorden door Lin- xjevs tot Gefiagtnaamen gebruikt zyn Toürnefort hadt 'er een Geflagt van ge- maakt onder den naam van Anacampferos* Som- migen noemen 't ook , wegens de Dikbladig- heid en de gelykenis naar \ Loof van Tuinboo- nen y Faba crasfa ; gelyk de Nederlanders het wel Donderbooncn en Wolfsboonen heeten doch gemeenlyk Hemel/leutel of Smeerwortel: de Duit» fchers Wondkraut , Knabenkraut , enz : de Fran- fchen Orpin of Reprife , of ook Joubarbe des Vignes j de Engelfchen Orpyne, de Italiaanen Faba Grasfa. Deeze veranderlykheid der naamen komt meer voor in Kruiden , die wild groei jen door geheel Europa en tevens van aanmerking zyn ; gelyk dit , 't welk veelal op drooge plaatfen , van Spanje tot in Sweeden 5 als ook in onze Monsp. 220. Fl. Belg* p. 123, FL Suee. 386. Kram. Aujlr. 126. &c. Telephium vulgare, C. B. Pin* 287. Tel. albuoi. FüCHS. Hifi. 800. @ Tel purpureum mijus y# minus. J# Latifolium peregrinum. C. B. Pin. 287. «♦ Sedum Fol. ova- libus ferratis &c Hall. Hetv. 395. Tel. Hispanicuro prirauin Clus. Hift. 2. p. 66. Hisp. Ic. p. 331. Anacampferos ou« Xima. J. B. Hifi. III. p. 682. Zie black. 23$, hier voor, en bladz. zyu Ne- D£CA»DRI£. 643 ÏNJederlanden , gevonden wordt. Het is genoeg- Af^v , zaam beleend , als een taamelyk dikke Steng f xif^* hebbende» geheel met Bladen, die bleekgroen , Hoora- glad en fappig zyn , bezet , en op 't end een S™K*^ zwaare Kroon van Bloemen. De Kleur der- ni****^ zeiven > die doorgaans paarfch is, doch ook fomtyds wit ; de minder of meerder breedte der Bladen en hoogte van 't Gewas, als ook de plaatzing der Kroontjes in de Oxelen , maakt Verfcheidenheden uit > welken voor Soorten genomen zyn geweest. Aan den Wortel heeft het langwerpige Knob- bels f die onder de Winkelmiddelen geteld zyn geweest en voor oplosfende gehouden, doch het uitgeperfte Sap der Bladen is inwendig van meer nuttigheid , als eene verzagtende en ver- koelende hoedanigheid hebbende , gelyk het Huislook in 't algemeen. (3jHuislook met Wigvormige eftenrandigé nu Bladen, leggende Stengen en getuüde Bloe* Animp *#• V *t Gewas van deeze verfchik dus aanmerke- < lyk van dat der voorgaande Soort, Zy heeft dis Knob- fs) Sedum Fo!. Cuneiformibus integernmis &c. Gouah Monsp. 221. GER. Ptov. 427. TelöDh- reoeri*- r0\. óccidao* C» B. Fit. 287. Tcleph. Vï. Cepxa Plancii. Clü3. Hij}. tU p. 67. Anacamps. minor , rotund?ore folio , leaipetvirens. J. Bé Hifi. ITT. p. 682. Tcleph. tertium. POD, Pempu 130. sninus iempervirens. Lob. /*. 300. Ss % Iti Dm, VIII» $rm* 644 TlENMANNlGE KRUIDEN* lv.J Knobbels aan de Wortels niet, welke Vezek Afdeel* achtig zyn : de Bladen zyn ronder aan *t end en Hoofd- bly ven altyd groen , doch vallen 's Winters af. stuk. Bauhinüs merkt aan , dat dit Kruid gemeen Jge?™*' zy *n ^e Tuinen der Nederlanden, Het groeit van zelf op de Berg - Rotfen in Provence* iv. (4) Huislook met Lancetvormige Zaagswys9 AtfoonT getande platte Bladen 9 een opfiaande Steng > siberifch. met een ongejleelde Bloemtuil aan '£ end. In Siberië groeit deeze Soort, die veel fmal- Ier Bladen heeft en geele Bloemen. De Bloem- tuil , op den top , is als met een Kroon van Bladen omringd. y. (y) Huislook met Wigvormige, holronde f HbÏ$qvÏ'. eenigermaate getande , getropte Bladen , kruipende Takken en een Bloemtuil aan 't end* In Tartarie , aan den voet van zekere Ber- gen , als ook by Trebizonde 3 aan de Zwarte Zee, is deeze Soort waargenomen , welke de zonderlinge eigenfchap heeft, van Wortels te fchieten uit de Oxels der Bladen* (6) (4) Sedum Foliis lanceolatis ferratis planis &c. Sed. Fol. planis &c. Sed. Fol. planis ferr* Cor. foliofi. H. Ups. i$6, Anacampferos Fiore flavo. Amm. Rutè. s><». T. 11. Gmel* Sib. IV. p. 173. T. 67. f. 1. (5) Sedum Fol. Cuneiformibus concavis fubdcntatis &c. ft. Ups. 116. Anacamps. minor rcpens, FI. purpureo. Büxe» Ctnt. p. 53. T* 6i. f* 2. Sedum minus repens &c. Amm« Ruik. N. 93. Decand&ia,- 645 (6) Huislook met platachtige gehoekte Bladen IV. en zy deling fe ongedeelde eenzaame Bloemen. Af£"u Hoofd* Deeze, die Jlekelig of Gejlemd Huislook van stuk* Bauhinüs genoemd wordt 5 is doorhem vr.^ C J taamelyk naar de Afbeelding van GolümnasJ;^* gefchetst, die 't zelve in Italië > op vogtige plaat- Geftemd. fen , hadt zien groeijen. Zy fchynt het Derde Sempervivum te zyn van Dioscorides en Plinius; groeijende ook in Vrankryk en Switzerland. (7) Huislook met platte Bladen, eenTakkige^ vil Cep&a» Porfe achtig Steng en gepluimde Bloemen. ^olfe'ein- By Montpellier in Languedok5 by Geneve, als ook by Halle aan 't Zoute Meir, isditZaay* Kruid waargenomen , dat men overal in de Europifche Tuinen heeft. Men wil , dat het de Cepaavan DiosconiDESzouzyn. Het groeit eenigermaate Forfeleinachtig,meer dan een Voet hoog. (3) Huis- ( 6) Sedum Fol. planiuscuiïs angulatis &c. H* CBff. 176* R. Lugdb. 456. N. 2. Sed. Echinatum vel Stellatum Fl. albo. }. B. Hifi. lil. p. ö8o. Sempervivum tcr-dum. Col. Phytob. 32. T. 11. Cotyledon Stellata. C. B. Tin. 29$. (7) Sedum Fol. planis , Caulc Rutiofo, Fl. paniculatis. H. CGf. 176. K. Lugdb. 455. N. 3. GOUAN Momp. zzi. Sedum anrmum album oblongo Portui, minoris folio. Moius. Hifi. Hl. p. 473. S. 12. T. 7. f. 37. Sedum Cepasa diftum. TouRNF. Infi. 263. Cepoea, C. B. Pin. 283. Glus. Hifi. II. p. 6*. CAM. Epit. p. 673. LOB. Je. 3P3» Ss 3 fl. DESI- VIII. STUK, S46 TlENMANNIGE KrüIDEIT. IV* (8) Huislöok met getropte Spatelachtig Lan- Afdeel, cetvormige Wortelbladen , en eene geheel Hoofd- enkelde byna naakte Steng. STUK. vim f In Paleftina is deeze door Hasselquirt gevonden > die de gedaante van 'c Berg Huis- oonibh" heeft 5 met een end - Tros zo lang als de Steng, een half Voet hoogte hebbende. ** Rondbladigen. ix. (9) Huislöok 77i££ gepaarde Eironde {lompe fanf?^1" Vleezige Blaadjes* een Jlappe Steng en ver* Dikbhdig, fpreide Bloemen De dikte der Baadjes geeft den bynaam aan deeze , die in Switzerland , Portugal 9 Spanje en Italië groeit* Men vindtze ook in Langue- dok en Provence, op Steenige plaatfen. 't Ge- was vergaat jaarlyks en heeft laage Takkige Stangetjes s met dikke ronde Zeegroene Blaad- jes* ar, (io) Huislook met yerff reide visvormige Blaad. bpogen# (s) Sedum Fol. Radicalibus Fasciculatls &c (9) Sedum Fol. oppofitis ovatis obtufis &c. GOUAK Monsp. A2i. Ger. Prov. 42J. Sedum Fol. fubglobofïs &c. Wach. Ultr* 391- Sedam parvum Fofio circinato, Flore albo. J. 8. Hip. III. p. 691 • Sedum minus Folio circinato. C. B. Pin. 283, Moris. Hifi. 15. i. p. 47?. s. 12. T. 7. f. 3 5. Aizoön Dazy- phyilum, Dalech. llift. 1 1 3 3 - (iq) Sedum Fol. Subuktis TparHs , Bafi folutis , znferior!» Decandria. 647 Blaadjes % aan 't Voetje los 5 de cnderjlen IV* omgekrQmd. Afdeel, Deeze groeit aan den Voet der Bergen in^£l> Europa f zegt L 1 n n m us. De Heer Hal- penta^ Ler zegt, dat zy op de Wallen en in de Vel- den by Bafel voorkomt. De zonderlinge figuur, welke zy maakt, is uit de Afbeelding vanLo- bel blykbaar* (11) Huislook met Elsvcrmige vyfvoudig ^S* Sedxl*R geplaatjie Bladen, die van onderen loszynpe/r7. en getuilde Bloemen. Rotzfg. (12) llu\$\ookmetSpilrondachtigefpitfeBlaad~ X1L. jes , by den Wortel getropt , het Kroontje cum.~ migachtig. Spaanfch. Deeze beiden zyn in Afbeelding gebragtdoor den geleerden Dillenius, by wien men het verfchil kan zien. De eerfte, by Briftol op de Kots van St. Vincent gevonden , groeit ook op de Muuren van fommige Steden in onze Neder- lan- frus recurvatis. FL Suec. II. p. 1296. Scdam minus Juteus» Fol. acato & Ramulis reflexis. C. B. Pm. 283. Sedum Fol. teretibus, Umbella femidrciilari. HALL. Helv. 397. AizoÖii Scorpioides. Lob. lc. 377* (11) Sedum Fol. Subulatls quinquefariam confertis &c. II. Cliffl 176. R. Lugdb. 456. N. 4. GOUAN Mtnsp. air. Ger. jPtov. 427. Fl. Belg. 124. Fl. Sues. 383. Sedum ruptfire repens Fol. compresds. Dill. Eltb. 342. T. 2j$. f. 333. (12) 5^«w Fol. teretiusculis acutis &c. ^fflj. AcaL IV. p» 27 3 • «Sedum Hispanicum &c. Dill. ft 332* Ss 4 II* DEEL, VIXI. $TU«, 648 TlENMANNIGE Krui DEN. IV, landen. Zy wordt gemeenlyk 3 naar 't FranfQh Afdïü- TrjqUe Madame * by ons Tripmadam genoemc} Hoofd en iomtyds tot groene Terrasfen gebruikt. Som- stvk* nijgen hebben ze voor een zelfde Kruid , als het Jg?/™* Omgtboogene , gehouden. De laatfte , in Spanje catuurlyk voorkomende, heeft daar van denby- naam. Haar Stengetjes vallen eep Handbreed hoog. xni. (13) Huislook met langwerpige , Jlompe > Spil- Jbtmm rondachüge > ongefteelde > uitgebreide Blaad- W^i jes , en een Takkig Kroontje. Onder den naam van Klein Huislook is deeze op Muuren en Daken 5 zo in onze Nederlanden 3 als elders , gemeen \ groeijende ook op vogtige Rotfen en Steenen. De Witte Bloempjes , op 't epd van de Stengetjes 9 welke minder dan een Voet hoog zyn , onderfcheiden het , in de eer- fte opflag, van de anderen. Men kan het Kruid tot verzagting en verkoeling gebruiken ; zo wel als het Groote Huislook of Donderbaard , 't welk op 't end van 't volgende Hoofdftuk, in \ Ge- flagt van Sempervivum > zal befchreeven wor« den (14) Huis* ' fx3) Sedum Fol. oblongïs obtuGs teretïusculis &c. FL Bel%. Suec. H. Clif. R. Lugdb. HALL* Helv. GauAN Mcnsp» Kbam. Auftr. &c. Sedum minus teretifol. album. C. 8. Pin, Ztl. Vermicularis f. Illecebra major. Lob. ffifii 205. te* 377. Sempervivurn minus ahcrnm. DOD. Pempt. 129. (*) Het Sedum rubens is tot het Geflagt van Cras/uU b&i gokken. Zie bladz. 205» Decandkia. 649 (14) Huislook met byna Eyronde y aangegroeid IV. ongefteeide , bultige , nagenoeg opgereg-^1^** te , over hoekje Blaadjes en een driedeelig Hoofd* Kroomje. ituk. xiv. Dit niet minder, by ons en alom* op derge* JJjjf* lyke plaatfen , als ook op drooge Velden, ge- scherp» Eaeen Kruidje , dat men deswegen Muurpeper noemt 5 bevat een fcherp Sap 5 't welk fterk doet braaken , zynde tevens ook Pisdryvcnde. Zeker Kwakzalver heeft zig daar van , met een goeden uullag, tegen de Derdendaagfe Koorts, de Waterzugt en andere fleepende Kwaaien , bediend ; zo Boerhaave meldde. Twee Oneen daar van liet hy aftrekken in Melk of Bier. Inwendig, nogthans, is 't gebruik gevaar-, lyk; doch uitwendig kan het Sap tot Wond- zuivering gebruikt worden. Het Kruidje is on- der den naam van Illecebra minor in de Apothee» ken bekend. By de Duitfchers heet het Maner* pepfer en Katzen - traublein of Kattendruifjes ; by de Franfchen Pain d'Oyfeau of Vogelbrood; by de Italiaanen Granellofaen Grafella\ by de Engelfchen Stone-Krop en Stone-Hoze; gelyk het (14) Sedum Foh fubovatis s adtiato - fesfilibus , gibbis , ereóHusculis alternis &c. Mat. Meel. 21 8. H< Clifj-.K. Lugdk* Couan Monsp. Fl. Belg. Suec. &c. HALL. Helv* 396. N. 13. Sempervivum minus vermiculatura acre. C. B. Pin. 283. Illecebra f. Semperyivum tertium. Dod. Pempu 12$. Lob* Ss 5 ll% deel yuu Stuk* 650 Tienmannige Kruiden. IV. het ook by de onzen wel Bergknop genoemd Afdeel. WOrdt. Op de Gelderfche Heide, aan de kanten XI Hoofd- vaD Zandige Bouwlanden by Haarlem en elders stuic. jn onze Provincie , als ook langs de geheele yjfwr Vriefche Zeekust, aan de Dyken en elders , is het gemeen. xv- Cx5) Huislook metbyna Eyronde , aangegroeid ^mguiaft. ongejteelde , bultige , nagenoeg opgeregte , zeshoekig. overhoekfe Blaadjes , die in zes ryên op malkander leggen. In geftalte en kleinte komt dit Huislook, dat ook allerkleinst genoemd wordt , zodanig met het voorgaande overeen 9 dat fommigen hetzel- ve daar mede verward hebben ; doch het ver* fchilt baarblykelyk door degroeijing der Blaad- jes , die hier, gelyk in de twee voorigen , Worm- achtig zyn : weshalve zy ook Vermicularis ge- noemd worden. De Groeiplaats is op drooge opene Velden der Noordelyke deelen van Eu- ropa. Het is geheel Smaakeloos. xvt. (16) Huislook meteen cpjlaande enkelde Jaar* Annuuvi* tok» Jaarlyks. " (15) Sedum Fol. fubovatis &c. GOUAN Monsp. 222. Fl. Suec. 390 , 404. Sempemvum minus Vermiculatum infipi- dara. C. B. Pin. 284 ? Sempervivura minimum. Cam. Epit* %$6. (16) Sedum Caule ere&o folitario annuo &c. Fl. Sutc. 397, 405. Sedum minimum non acre Floie albo. JR.AJ. Angl. p. 270. T. 12. f. 2. Dec andria, 651 lykfe Steng; Eyronde ongedeelde overboek- Je Blaadjes; het Kroontje omgekromd Hoofd- Deeze groeit ook in de Noordelyke deelen^xuK. van Europa 3 en is in dat gedeelte van Swee- jNfcff- den , 't welk men Upland noemt , op dorre*'*' Velden zeer gemeen, (17) Huislook met een opjlaande Steng, plat- xvu. achtige Blaadjes en eenigermaale Haairige rfut/Zt. Bloeinjieeltjes. Rui£- Op Möerasfige Velden in Duitfchland, En- geland , Vrankryk en Deenemarken , groeit deeze Soort, welke Moeras -Huislook van fom- migen genoemd wordt. De zydfteeltjes hebben maar één of twee Bloempjes ? paarfch van Kleur. (Y8) Huislook met een opgeregte Steng en ge- xvni. tuilde Topbloemen. ' At%wtZ bloemig. Op de hooge Bergen van Piemont groeit dee- ze volgens den Heer Allioni. Zy is aanmer- fcelyk onderfcheiden van het Roodachtig Huis. look 3 Ci 7) Sedam Cm\c ere&o , Fol. planïuscuH?. Sed. palaftre fubhirfumm purp. C. B. Pin. 2S3. Sed. minus 3. feu paluftre. ClüS. Hifi. II. p. 's9> Sed. pal. fecimdum, Oed. Dan. T» 24. (18) Seium Caule ere&o , Flor. Corymbofis faftigiatis. Sp. PUr.t. 1673- JAC(^. Auftr. T. s« Sedum faxatile arrombcn- nbus floribus. C. B, Pin. 283* II* De$l. vill. Stuk» $J2 TlENMANNIGE KRUIDEN. IV. look, dat , gelyk ik gemeld heb, tot het Ge- Afdeel ^agt van Dikblad is betrokken. Het Stengetje Hoofd wordt maar een Duim hoog en de Bloemen stuk. zyn zwartachtig paarfchkleurig , zo wel als 't Vyfwy Vrugtbeginzel. Penthorum. Vyfpunu De Kelk is , in dit Geflagt , vyfdeelig, met van geen tot vyf Bloemblaadjes, en het Zaad* huisje vyfpuntig met vyf holligheden. _ i- De eenigfte Soort (i ) is een Gewas , in Pentborum __. . . _ , \ . _ " . Sedoides. Virginie op belommerde vogtige plaatlen groei- achtig#°k jeD^e, dat naar de Water- Weegbree gelykt, doch Bladen heeft als het Perfikkruid , aan een Houtige Steng ; de Bloemen tot een kromme Aair famengehoopu De Steng is rond en een Voetlang, met Bladen van een Duim, uit wier Oxelen eenzaame Trosjes fchieten; doch het bovenfte is in verfcheide kromme Aairen ver- deeld. De Vrugt vertoont zig als met vyf Too- rentjes ; wordende dit Kruid , by die van Nieuw- jork, Nagtfchade geheten. B E R G I A. Ter eere van den vermaarden Heer Bêrgius, te Stokholm , wien de Kruidkunde , wat de Kaap- f i) Penthorum. Syst. Nat. XII. Gen. 576. p. 317. Veg* XIII. Gen. 580, p. i$9, GEON. Virg. %l % 71, Aïï. Ups* X744. p. 12. T. z. Decandria» É53 Kaapfche Planten aangaat , veel te danken heeft, iv; is dit Geflagt benoemde Afdeel; Het heeft een vyfdeeligen Kelk en vyf Bloem* Hoofd-- blaadjes , met een Zaadhuisje dat byna Kloot- STÜK» rond is , vyf hokkig en vyfkleppig , bevattende nfaeKtazr veele Zaadjes. De eenigfte Soort (c) is een Kaapfch Kruid- 1. je , de geftalte der Ammannia hebbende , met cfpZjï* een Stengetje van een half Voet hoog, regtop- Kaapfche. Itaande, effen en Sappig* De Bladen, aan het- zelve, zyn gepaard, Lancetvormig , een weinig Homp , zeer fyn getand , uitgebreid. De Bloe- men komen in Kransjes, ongedeeld, zeer digc by elkander voort, en daarop volgen de Zaad- huisjes, die, naar 't uitwerpen der Zaaden,wyd open liaan bly ven , als een Raderachtige Bloem 9 terwyl hunne Klepjes naar Bloemblaadjes gely- ken. Dit maakt een aanmerkelyke byzonderheid uit van deeze Plant* Grielom, Grootbloem. Een vyfdeeligen Kelk en vyf Bloemblaadjes met blyvende Meeldraadjes, heeft dit Geflagt; waar op volgen vyf eenzaadige Zaadhuisjes. Hier van is ook maar ééne Soort (1), insge- r. ii Grielum fe* *yKS nuifilium. Dunbladigo (1) Bcrgïa. Syst. Nat. Veg. JUL Gen. 1309. p. 359. Mant. 24.1. (1) Grielum. Syft. Nat. XII. Gen. 1235. p. 3 18. XIII. p. 360. Geranium grandiflorura. Sf>. Plant. 9$%* Ra» nunculo -platycajpos. Bukm. Afr, 149* T. 53* II* DESL, VIII, $TUS, Ó54 TlENMANNICE KRUIDEN. IV. lyks aan de Kaap groeijendc , bekend , van welke Afdeel c]e £j,,er J, Bükmannüs, uit het Kruidboek Hoofd van wylen den Heer W i t s e n , de Afbeelding stuk. aan 't licht gegeven heeft. De B oem, die Ra- tyf*T nonkelachtig is , munt in grooce uit, en hier- om was dit Kruidje ook Grootbloemig Oije- vaarsbek genoemd. Uit een VezelachM^n Wor- ,tel geeft het Kruipende Stengetjes , met fyn Vinswyze verdeelde Blaadjes , aan 't end van welken grooie vyfbladige Bloemen voortkomen 3 op lange Steelen, in een fpitsbladige Kelk ver- vat. Daar binnen zyn vyf fpitfe Vrugtbeginzels , die een Kroontje maaken in 't midden van de Bloem* Of het Bloemen van verfchillende Sexen heeft , dan of in fommigen de Vrugtbeginzels verwelken , is niet zeker* O x a l i s. Klaver - Zuuring. Een vyfbladige Kelk ; de Bloemblaadjes met de Nagels* famengehecht en een vyf hoekig Zaad- huisje, dat aan de hoeken open fplyt, maaken de byzondere Kenmerken van dit Geflagt uit. Het bevat thans zeftien , meest uitheemfcha en veele Kaapfe Soorten , die in twee Rangeü verdeeld zyn , naamelyk * Met de Bloemftengen uit den Wortel. T (l) Klaver -Zuuring met eenbhemlge Bloem* 0xfn'\ (lengen en enkdde Bladen. TBonopbylla.- A «n (O Oxalis Scapo unifloro, TFol. (ïmpücibusa Syfi* Nat>Ve& XIII. Gen. $82. p. $éo. Mant* 2^5» Decandria. 655 Aan de Kaap der Goede Hope, op den top IV. van de Staart des Leeuwenbergs , is deeze waar- Afj^el# genomen door den Heer Koejnig. Zy heeft Hoofd* een Bolachtigen Wortel, met de Steelbladen als8TÜK* die der Madelieven , de Steelen langer en denfj?ta*ym Bloemen grooter dan de Bladen ; waar tusfchen veele Draadachtige Stengetjes of Steeltjes uit- spruiten, (2) Klaver - Zuuring met eenbkemige Bloem (lengen , drievoudige (lomp Hartvormige Auufiiüu Bladen en een getanden Wortel* In de Bosfchen der Noordelyke en middelfte deelen van Europa, als ook in de Koornlanden en Moeshoven van ons Gewest , groeit dit On- kruidje, dat men 'er gemeenlyk noemt Klaver* Zuuring of ook Koekkoeks - Brood. De Duitfchers noemen het Buch - Ampfer of Kukuckskohl , de Franfchen Pain de Cocu , de Engelfchen JVood- Sorreh De Griekfche naam Oxys , door Toun- nefort gebruikt, ziet alleenlyk op den zuuren Smaak; weshalve ook de Ridder dien van Oxa- lis % de Zuuring betekenende , daar voor geno- mea (z) Oxalis Scapo unifloro , Fol. ternat's &c. Mat. MeL au. H. Clif. i7$. R, Lu^dh. 458. FL Suec. 38$. Fl. Bek. 125. KRAM. Auftr. 127. 8fcc, Trifolium acetofum vulgare. C- B. Pin. 330. DOD. Pempt. sj%. Oxys Fliniam. LOB Ie, II, 32. fi. Oxys Hare fabcxiwlco, y% flore purpuiascente, TOURNF. Injt. 1%. II. DEEL, nth § TV5t N 6$6 TlENMANNIOE KRUIDEN. IV. men heeft, Anderen noemen 't Trifolium aceto- AFxEiEL >wi of Azynachtïg Drieblad, en in de Winkels Hoofd is het onder den naam van Alleluja , wiens stuk» afleiding onzeker is > bekend* Lujula vindt men ^lM' bet ook getyteld» Niets gemeener aan de Wortels der Boomen en in lommerige Heggen , in Switzerland, dan dit Kruidje 3 zegt H aller ; h welk een Schubbigen Wortel met Tandjes heeft, waar uit een trop Bladen voortkomt, op lange Stee- lenf Hartvormige drie in getal, met de punten aan elkander gevoegd op den top van het Steel- tje 9 en ruig door lange Haairtjes.. Andere Steekjes, die Bladerloos zyn, draagen een wit- te Bloem met roode Aderen. Men vindt het ook fomtyds met paarfche Bloemen of met bonte Bladen , waar van We in man n de Af- beeldingen voorftelt (*), Het geheele Loof is aangenaam zuur en zeef lekker van Smaak ; waar v2n het mooglyk den naam van Alleluja , die eene verheuging bete* \ kent , bekomen heeft. De Syroop van het Sap > cn de Konferf van de Bladen gemaakt , is der- halven een zeer nuttig Ingrediënt van Koeldran- ken in heete Kcortfen , daar het de Verrotting wederftaat. Ten zelfden oogmerke kan het ook ïn Vlecfchnat gekookt worden , in plaass van Zuuring» (3) KI* (*) Ktmdhek Plaat Kf. zi s a en PI. 20. g* Becandria; 657 (3) Klaver- Zuuring met eenbloemige Stengetjes IV; en drievoudige uitgerande kanchaairige ^FI^Er- Bladen. Hoofd* Deeze Kdapfè V'erfchilt niet alleen door had-bTü^* ten Bolachtigen Wortel , maar ook door het öxahi ÉJewas, van dc doorgaande. De Bladen zyii ei ^'fr^ gentlvk Kiaverachtig en de Bloem zrer groot; terwyl het Kruidje de Stengetjes maar een hal- ve Span hoog heeft. Haar Kleur is paarfchachtig met een geel Pypje of fomtyds ook geel. De Stempels , die gepluimd zyn , vertoonen zig daar buiten. (4) Klaver- Zuuring met eenbloemige Stenget- iff . , jes en drievoudige half tweedeelige Blaad-tTn^biot- jes> wier Kwabben Lancetvormig zyn* mi*e* ? Deeze Virginifche heeft een enkelde Steng % die uit den Wortel door de Aarde opfchiet, met een Kroontje van negen Bladenen éénc Bloem 3 van langwerpige figuur. (5) Klaver- Zuuring met eenbloemige Stenget- v. jes en drievoudige tweedeelige Blaadjes. q*^] Drie (3) Oxalu Scapo timfloro , Fol. ternatis indlvifis &c. Ra- öice bulbofa, H. Qllff. R. Lugdh. 458. ÊHRET. P/ff. T. 10. f. 2. Oxilid. afEnis. BREYN. Cent. 102. T. 46. Oxys Bülbofa Afr. rorundifclia. Comm Hort. I. p. 41. T. zt. Oxys bul- bofa trifolia hitfata:, burm* Afr. 67. T. 27. f. 3. Srb. XaL % p. 37- T. zz. f. 'o. (4) Öxxlis Scapo umfioro, Foi. ternatis fèmlbifidls , Lq« bis Lanceolatis. (5) Ö'**#f Scapo unifioro , Fol, ternatis blpamtis, 0x3- Tt to II, Dfc&t Vilt S*rifef 658 Tienman ni ge Kruidew. IV* Drie Afbeeldingen van dergelyke Kaapfe Afdeel. p|antjes , die een Bolaehtigen Wortel hebben 5 Hoofd- door den Hoogleeraar J. Burmannus ,zyn hier «uk. t'huisgebragt. De Bloemen waren in allen geel. vi. (6) Klaver -Zuuring meteen Kroondraagende rfoufel Steng 9 drievoudige Jlomp Hartvormig* ,v «lette. Bladen en de Kelken Eeltig gepunt. Naar de volgende Soort gelykt deeze 5 die in Noord -Amerika groeit, vry veel ; inzonderheid wat de Bloemen aangaat, maar de Blaadjes ver- fchillen aanmerkelyk. De Wortels beliaan uie verfcheide Schilfers als die der Leliën , en 't is zonderling , dat dit Kruidje op zyne Stengetjes Bolletjes draagt. Het fchynt, volgens Ban i> steRj zeer zuurfappig te zyn. vn*^ (7) Klaver -Zuuring met een Kroondraagende ilngüeeU- Steng , de Bladen drievoudig byna in tweeën gedeeld , en aan de Tippen van onderen Eeltig. De twee Afrikaanfche Plantjes, uit het Werk van fe Afr. Eulbofa. Sec. Burvj. Afr. T. 27. f. 4> $ & T. 30. f. u (6) Oxalis Scapo ümbellifero &c. Osalis Caule aphyllo Flore purpuree. GRON. Virg. 161 ,71. Oxys purpurea Vir- giniana Rad. Liliï modo nucleata &c. Pjluk. Alm. 274. T. 102 , f. 4. Trifolium acetofisfimum. BAN. Cat* Stirp* (7) Oxalis Scapo ümbellifero &c. MiLL. Ie. ijjj. f. r. Oxalis Bulbofa pentaphylla et hexaphylla, &c. JSüHM. Afr. 80» T. ay. & T. 28. f. 3. Decandria. 6$9 van den Heer Burmannus hier aangehaald , I V. verfchillen niet alleen in de Wortel, maar ook UfJjWi* in de figuur der Blaadjes > die in de eene moog- ïoofd- lyk de gedaante van een Geitenpoot zouden 'Tux* kunnen hebben; doch zy komen in de langte^"'*^ der Bloemftengetjes overeen* De Bloemen zyn geel en groot: het Loof is zuur* (8) Klaver -Zuuring met eene Kr omdraaiende „ VI,ir- Steng en gevinde Bladen. jitiva. Gevoelige» Dk Kruidje , zeer onvolkomen afgebeeld door 2 a non ï , is reeds bekend geweest aan Clu- tSius, die deszelfs wonderbaare Eigenfchappen befchryft. Het groeit opCeylon, aan de Kust van Malabar en in andere deelen van Oostindie 5 gelyk ik eenigen daar van , gedroogd * van Ja- va heb bekomen. Uit den Wortel fchiet een Stengetje, van een Handbreed of op 't hoogfte een Span lang , 't welk een Kroon draagt van Bladfteelen , met twaalf of veertien paar Vin- blaadjes , naar die der Tamaryn of Lombartfe Linfen gelykende. Uit die zelfde Kroon komen de Bloemfteeltjes voort , weinig langer zynde dan (8) öxalis Scapo Ümbel!* Fol. pinnatïs. FL Èèyl, 180* OXyoides Malab. lènfaiva» Garc. Phil. Trans. 1730. p. $79* T. 2. Hcrba Mïmofa Ma labaren fin ra. Zan. Hifi* 199* T. 61. Hcrba fentiens. RüMPH. Amb. V. p. 301. ï* f. 2» Herba vira. Clus. Exot. 290. Herba viva fol. i'oly- podii. C. B. tin. 259. Todda >addi. Hort* MaL IXè p4 3^ T, 19* Bvrm. FL Ira. p3 107. Tt • II. DSSL« VIII. ST^St 660 TlENMANNICE KRUIDEN* IV, dan de Bladfteelen , aan 't end een Trosje gee- Afdeel. je Bloempjes hebbende en daar op volgen ge- Hoofd- fternde Zaadhuisjes, stuk* Dit Oostindifch Gewas] e heeft allereerst een tJTyfvy* voorbeeld gegeven van de Gevoeligheid vaa fommige Planten , naderhand door de Mimofaas, welken men hier levendig in de Tuinen of wel in de Broeihuizen houden kan 5 gemeen gewor- den (*). Zo iemand dit Plantje 9 terwyl het groen en in zyn fleur Haat , met de Hand wil aanraaken, ja zelfs te naby daar aan komt, laat het aadtonds zyne Blaadjes vallen; ja, indien men 't weezentlyk vat , verflenst het onmid- delyk. Sommigen hebben dit een Schaamachtig- heid genoemd > en Rümphiüs zegt , dat de Blaadjes van onderen paarfch zyn, welke Kleur dus voor 't Oog verborgen wordt. Delndiaanen maaken elkander wys , dat het van de aanraa- king van een zuivere Maagd minder te lydea hebbe , en hunne Tovenaars bedienen zig , in veele opzigten , van dit Kruidje : doch 't is zeker, dat het na de aanraaking zig aanftonds weder opregt en in zyn voorig aanzien her- fielt : als ook, dat het van Regen of Wind de zelfde aandoening hebbe ; ja waarfchynlyk by Nagt , op dergelyke manier, flaape (f). Men voegt 'er by , dat het meest aan den Voet der Pator (*) Zie II. D« VI. StüK, bkdz. 437, enz. (I) Zie 1T. D. I. Stuk, bladz. 5. Ook noemen de Pof» tugeeze Indiaanen het deswegen Dormidera , dat is Slaa^ klantje. Decandria* 661 Palm- of Dadel en Kokosnooten - Boomen groei- IV. je , waar op dan eene Zinfpeeling gemaakt A™L* wordt. De Bloempjes verwelken insgelyks , Hoofd- zo dra menze geplukt heeft. Ook fpringen de STÜK* Zaadjes , wanneer zy ryp zyn en *er de Zon op fchynt , dikwils uit de Zaadhuisjes tot vyf of zes Voeten ver, en dus dengenen, die 'er raar kykt , in 5t Aangezigt ; 't welk het won- der , voor de bygeloovige Indiaanen 3 nog meer vergroot. * * Met de Steng overhoeks gebladerd. iz- Oxtlltt ( de Blaadjes Jtomp Hartvormig. (11) Klaver - Zuuring met eenbloem. Steelen , de Steng zeer enkeld ; de Bladen drievou- dig ruigachtig , de Blaadjes onverdeeld. (12) Klaver - Zuuring met eenbl, Steelen > een byna enkelde Steng ; de bovenfte Bladen geiropt , de Blaaajes tweekwabbig gemikt hebbende. Dceze drie , door het gezegde onderfcheiden - zyn altemaal Kaapfe of Afrikdanfche Plantjes % van weinig hoogte. xui. (13^ K^.ver - Zunnng met Kroondraagende Cormcuia- $ueitjes en een verfpreid Takkig Sten- ^Gehoorn- gerje, (14) Kla- (11) Oxnlis fed. unifl. Caule fimplicisfimo &c. Mant. 2,41. Chtalts Rulbofo &c Bitrm. AJr. 70. T. 28. f. 1. Oxaüf Aft. Bulboft &c. PLUK AmaHb. 264. T. 434» f. 7- (12) Oxaüs Ped. unifl. Caale fimpüciori &c. Mant, 389. Oxilis Rad. longi fibrosa. Burm. 71. T. 28. f. 2. Oxys. Bulb. Afr, SEB- I P« 3 3. T. 22. f. 11. (13) Oxtf/fr Pedunc. ümbeüifcris, Caule Ramofo difTu fo. Gort. i*5* Gouan Mmsp. 222. Ger. /Vöv. 431. ƒƒ. £//>*. R- Lugdk. &c. Oxys flavo Fiere. Clus. Hifi. Uk 249. Trifol. acetofum Corn;ca!atum. C. B. Pim. 330. Fl. lutea. Pod. tmft. 579. lob. /*. II. 3*. Oxys lut. min. xepens, MOBIS Hift. II. S. 2. T. 17. f. 2. $s# Oxalis lute* annia Fol. dentatis. Feitjll. Per. III. p. 49. r. 24 Oxys lmeao $raer. humtlior annua. Dill. Elth. f. 28?. OxysZey* 5anica. ISurm. F/, Ind. p, 107. Oxys lutea Indica. RUM?Jfc V. p. 277. IV. Afdeel. XI. Hoofd- stuk. Oxalh fes- Onaeftecl- de. XII. llirta. Decandrta; 663 (14) Klaver -Zuuring met Kroondraagende IV* Steeltjes en een ópfiaand Takkig Stengetje. FJ^ELt Hoofd- Deeze Gehoornde Klaver - Zuuring , (dus stuk, genaamd om dat de Zaadhuisjes zig als Hoorn- xiv. tjes vertoonen , zynde byna een Duim lang;)^^*.1* fchynt , in haare Verfcheidenheden, vry algemeen Gdtrckte* over de heete deelen des Aardbodems verfpreid te zyn. Die Amerikaanfche van Fe u i l l é e en Dillen iüs, immers, welke op de Dertien- de zyn aangehaald , verfchillen van de Krui- pende Europifche , welke in Spanje , Provence en Italië , groeit , meer 5 dan de Virginifche daar van verfchilt; uitgenomen dat deeze laatfte een overblyvend , de andere een Jaarig Kruid- je zou zyn. Het gene ik uit Oostindie ontvangen heb , fchynt ook 9 door zyne Stergetjes , meer naar het Geftrekte te gelyken. Rumphius zegt, dat het in Ooftindie, zyns weetens, ner- gens in 't wild groeide ; immers niet op de Oos- telyke Eilanden ; maar alleen op gebouwde Gronden en in de Tuinen , zo van zelf als door Zaad. Dit kan, omtrent het gene in onze Ne- derlanden voortkomt, ook plaatshebben: want het is zonderling , dat het hier inlands zoude zyn, en niet in Engeland, Vrankryk omltreeks Pa- (14.) Öxalts Pedunc. Umb. Caule Ramofb ere&o. Grom. Ptrg. 161. BROWN. Jam, 231. Oxys Americanalutei ere&ior. Tour n f. /«/?• 80. Trifol. Acetofum Cornicul. lutemn majus er. Indicum. f. Virgineum. Moris. ibid. f. 3, Tt 4 1 1 II. Deel. VUL Stok. £54 ÏÏENMANNIGE KrüïDEN, IV. Parys, noch in Duitfchland. Aan de Kaap. hadt ^fdfel, rüMPhiüs hetzelve, in groote menigte, om- Hoorn- trent het midden der voorgaande Eeuw, wild ITük. zj^n grpeljen aan den Voet van den Leeuwenberg x^f^' en daaromftreeks : zo dat men het by geheeïö hoopeii vergaderde, en benevens andere Krui Jen naar de Schepen bragt, om tot Moes te gebrui- ken: waar van, die met hetBIaauwlehuk behebc waren , veel b>?at gevoelden. Pit Kruidje , dan , verfchijt zeer in hoogte en gewas ; zynde het Europifche 9 't welk in Spanje groeit , volgers Clus ius een Plantje flat lang$ den Grond Vruipt met Takjes van een 8paB of wat langer; tcrwyl het Feruviaanfche, yan Ffuillee, een opgeregt Stengctje hadt, yan wel een Vinger dik en twee Voeten hoog. Het Amerikaanfche van Dilleniüs, uit Karolina afkomftig,dat derhalve het Virginiiche zal zyn , hadt ook een opgeregt Stengetje. De Blaadjes komen nagenoeg met die van deGewoo- Xie Klaver -Zuuring of Zuurklaver, gelyk Rum- xhiüs dezelve noemt, overeen en zyn ook :zuur van Smas(k. De Bloemen zyn in alle de Verfcheidenheden geel , en taamelyk groot. Ten opzigt van de Zaadhuisjes heeft mede iets dergelyks, als inde Gevoelige plaats; datnaa* rnelyk , als zy ryp of byna ryp zyn , het Zaad 'er als menze aanraakt , uit fpringt, en wel $oor Spleetjes die weder toegaan ; zo dat men uaauwlyks zien k$n , waar het uitgefprongen zy, pok is dit Zaad ruuw , gelyk in dezelve , en ie Decandria. 66$ $e Blaadjes fluiten zig insgelyks by Nagt of IV. flaapen , als van die gemeld hu Afdeel. Van de üostindiïche Gehoornde Klaver Zuil Hoofd* ring is, zo 't my toefchynt, nog geene Arbeel-STÜK* ding gegeven. De Hoogleeraar J. B u ü m a n ?*nta^~ nus heeft, op zyne Ceylonfche, wd die van Plukenet aangehaald , genaamd Haaüwdraa* gend, rmdbladig, glad Drieblad of Klaver , met geele Bloemen van Madras/ (*) ; doch men be- hoeft dezelve maar met een opflag te befchou- wen, om te zien , dat zy niet het allerminfte ftrookt met de Europifche van C l ü s i u s , waar inede nogthans die van ^umphiüSj zo wel als die op Madera , een Eiland in de Atlanri- fche Oceaan , door Sloane waargenomen was, overeenkwam (f). De Heer N. L. Bur- m a n nus zegt, dat Jaarlyks een Verfcheiden- heid , van dccze , uit Java gezonden werdt met een kruipende Wortel; maar voegt 'er niet by, wat dit zeggen wil: want de Spaanfche fchiet, bier en daar, uit haare kruipende Rankjes Wor- telen zo Clusius zegt en afbeeldt. Nog* thans is dezelve , zo zyn Ed. aanmerkt , wel Qnderfcheiden van de Gehoornde Klaver -Zuu- ring van Arabon , door Rumphius gemeld. Ik (*) Pfomr, T. 231. f. 4«. (f ) De Groote Linn.eus heeft dit Eiland Madéra ver- ward met de Stad Madrcuf, aan de Kust van Koromandel ; gelyk blykt uit zyne Bibliotb. Botanica , Amft. 1736. p. UZ* f$> in novisjlmx Editione , Halae 1747. p. $2» Tt.S II. Dim,, viii. srm* 666 TlENMANNIGE KrüIDEN. IV. Ik voeg derhalve een Takje van de mynen , Afdeel. vaQ Ratavia ontvangen , tot opheldering hier Hoofd- nevens; waar uit blykt, hoe de Oostindifche , stuk» jn £3iacj . ea Vrugtmaaking , met de Europifche V7gefwr overeenkome. De Blaadjes zitten , even als in fi* li. alle de oude Afbeeldingen , met haar drieën op Qc*t\nk« 'c enc* ^er Steeltjes : zy zyn niet rond, maar iche. Hartvormig, met de Punten naar elkander toe- gekeerd en breeder dan lang. De Zaadhuisjes feomen Haauwachtig voor, als Hoorntjes, doch zyn allen enkeld : zo dat 'er ik 'er geene Kroon* tjes -draagende eigenfchap in kan befpeuren. xv. (15) Klaver- Zuuring met Kroondraagende FruttLs. Steeltjes , een Heeflerige Steng en drie- Heefterige. youdige Eyronde Blaadjes > het middeljte gejteeld. De Bladen of Blaadjes zyn in deeze geheel verfchillende en het Gewas is ook anders, maa- kende een klein Heeftertje , met opftaande Stengen, die in driebloemige Bloemfteekjes uit- loopen: terwyl het, volgens MiLLER,geele hangende Bloemen heeft. XV!- . / Ió) Klaver - Zuuring met tweedeelige getroste Barreileru DJ Roodbloe- JJlOefli- niige. (15) Oxalis Pedunc. Umbelliferis , Caule Fruticofo &c. Oxys Caule ere&o Frutic. Mill. Bïti. 7. Oxys lutea Frut. Trifolii Bituminofi facie. Plum* Spec. 2. Ic. 21 3* f. 1. (16) Oxalis Tedunc. bifidis Racemofis, Caule ramofocrec- to. Trifolium Acetofum rubro flore. Barr Rar. 64. T. 1139» Bocc. Mus. 11. p. 63. 1% 51. Oxys Rofeo flure cre&ior* Feüjll. Peruv. II. p. 733* T« 23* Dëc&ndria* 667 Bloemfleeltjes en eene Takkige epftaande IV. Steng. Dceze , door Barrelier afgebeeld en5XÜKt> Amerikaanfche Zuurklaver met roode Bloemen Penta^ getyteld, fchynt anders veel overeenkomst te*1** hebben met de voorgaande Soort, Die van Feuil- LéE , hier door den Ridder aangehaald, ver* fchilt grootelyks van beiden, doordien zy de Blaadjes niet Eyrond noch puntig, maar, gelyk in de Gehoornde , ftomp, uitgcrand en omge- keerd Hartvormig heeft* Hy merkt zelf aan , dat zy de geftalte en hoogte hebbe van de Amerikaanfche geele^ meer opflaande^ van Tour- nefort , op de Geftrekte aangehaald, en iti allen deele naar dezelve gelyke, uitgenomen dat de Bloemen op langer Steeltjes voortkomen •en bleekrood zyn. In *t Ryk van Chili , waar hy ze vondt, werdthet Kruidje Cullê genaamd, dat men 'er , met andere Planten gemengd f gebruikte om te verwen met verichillende Kleuren. Op vogtige plaatfen groeide het, en was van een verkoelende aart. Zyne Klaver- Zuuring met een Kegelachtigen Wortel , op de Bergen van Peru gevonden , hadt ook Blaadjes als de ge woone , maar een zeer groote geele rood geftreepte Bloem» Agrostemma, Koornvlam. Van dit Geflagt zyn de Kenmerken-: een Kelk die eenbladig is en Lederachtig: vyf genageide Bloem- 11. bif*. vul s*u*t 668 TlENMANNlGE KRUIDEN. IV. Bloemblaadjes , met een ftompen onverdeelde» Afi^eiel' Rand; het Zaadhuisje met ééne holligheid. Hoofd- Dewyl behalve de Tuinplanten , Kroon-Lychnis stuk. genaamd , hier toe ook twee Veldplanten be- *£{wym trokken zyn, zo is het getal der Soorten, alte- maal Europifche, vier, als volgt. r. (i) Koornvlam die ruig is , met de Kelk even ma'&tu* zo ëroot a^s Bloem , de Bloemblaadjes &°' onverdeeld en naakt* Onze Ridder hadt bevoorens dit Onkruid , onder deezen Geflagtnaam , van de volgende Soort afgezonderd, zeggende 5 dat 'er geen deel was in deszelfs Vrugtmaaking f welk niet in figuur en proportie daar van verfchilde (*). Het komt overal in Europa voor, onder 'tKoorn, en heeft niet alleen een donkere Bloem, maar ook een zwart Zaad , waar van het, by fommi- gen , den naam heeft. De Franfchen noemen het la Niette des Bleds , om dat het Zaad , \ welk men dikwils onder 'c uïtgedorfchte Koorn vindt, het Ci) Axrojlemma hirfuta , Cal. Cor. arquante. Syft. Nat. XII. Geiu 579- P« 3*^ Fèg9 XÜK Gen. jsj.p. 361» Fl. B;lg. 12 6. OED. Dan. 576. KRAM» Auflr. 128. GOüAN Monsp. 222. Ger. Ptqv. 416. Agroftemma. H. Cliff. 175. Fl. Suec. 388.407. R. Lugdb. 449. Lychnis Segetum major. C. B« Pin. 204. Nige:hftrura. Doo* Pempt. 173, Pfcudo - Melan- thium &c. Lob. h. 38. Loliura. FUCHS» Wft. 217. Githago. Trag. ïzg. «Hall. Hdv. 375. (*J Hoiti CiifFort;a?u loco citato* D E C A N D R I A. 669 het Brood bruin maakt , even of het gebakken IV* ware van Zwart of bedorven Koorn. Het wordt AFxifLt 'er ook, hoewel niet kwaad van hoedanigheid 9 Hoofd- bitter van en de Vogelen laaten dit Zaad leg-STÜK* gen, als het onder hun Voeder gemengd is(*).B£'*M**" De Engelfchen noemen het Kruid Cockle, als of het Zaad naar een Slakhoorntje geleek; doch, met een Vergrootglas befchouwd , zweemt het meer naar een Egeltje (f). Wegens des* zelfs zwartheid heeten de Italiaanen het Kruid Githone en daar van heeft Tragüs de benaa- ming Gühago afgeleid; als zynde hetzelve, ge- lyk men zegt , git zwart. De Duitfchers , zegt hy5 noemen 't zelve Grosf Raden: zynde dit woord , Rade of Ratte y misfehien van de Ra- derachtige figuur des Zaads oirfpronklyk. Ge- h meenlyk heet het Kruid by hun Veld-Naglein of Kom - Naglein en Kornrofen ; wegens de Anjelier- of Roosachtige figuur der Bloemen , die ook eenigszins naar de Nigelle - Bloemen gelyken : weshalve het by ons Koornroozen of Negélbloemen , en by fommige Boeren Bolderik getyteld wordt. Het Kruid heeft de Steng ffïeer dan een Elle hoog , rond, met lange fmalle Bladen als die van Prey; (*) Dat men dit Onkruid ook in Suriname heeft, gelyk H ALLER liet van daar bekomen hadt, is niet vreemd, dewyl het Zaad derwaards in 't Europifch Koorn overgebragt zti zyn. (■f) Semen f Microscopio confpe&urn , Echinum in fe con* globatum non male exprimit, Raj. flifi. Plant. p. 9$$, II. Bt&u VIII* Srvwu 6yO TlENMANNISE KRUIDEN. IV, Prey; doch is over 't geheel ruig, en draagt AvTxlL °P ^en t0P Bloem , die de Blaadjes aan Hoofd den rand egaal of met ingefneeden heeft, don* stuk* £er paarfch en fomtyds ook wit van Kleur. Da vfrfWy" Ke*k * waar uit dezelve voortkomt , is Cylin- drifch en heeft vyf lange puntige Slippen , welke tusfchen de Bloemblaadjes ver uitfteeken. De tien Meeldraadjes komen onder 't Vrugtbeginze! voort, 't welk vyf hoekig Kegelvormig is, met dikke gepluimde Stylen voorzien. Het Zaad is redelyk groot, hoekig en geftreept. it. (2) Koornvlam die Wollig is > met Eyrond ma'a™* Lancetvormige Bladen en wtgerande Bloem* blaadjes , gekroond en Zaagswyze getand. r.aria. Een fraaije Bloemplant , die twee Jaaren leeft, maakt deeze in de Hoven uit , komende op de Velden in Italië , als ook op veele plaatfen in Siberië voor , zo L 1 n n ie ïj s zegt. Den naam van Lychnis voert zy by uitmuntendheid , en in yt byzonder dien van Lychnis Coronaria , als in de Kroonen, Kransfen of Bloemtuilen , door de fchitterend paarfche Kleur haarer Bloemen, uit- muntende. In 't Franfch noemt menze, deswe- gen , Qeilkts Dieu of Coquelourde , in 't Neer- duitfch fz) Agroftemma tomcntofa , Fol. ovaro - Lanceo!atis &c* GOUAN Monsp. 222* KRAM. Auftrt 118. Coronaria. H. Cïtff* 174. R. Lugdb. 44.9. Lychnis Coronaria Diosc. fativa. C» B. Pin. 203. Lychn. Coronaria. Dod. Pempt. 170. Lychnis» Decand'rijw 671 duïtfch Chrijlus • O ogen , in 't Engelfch Rofe- IV. Cdmpion. Oc üuitfchcrs hcetcnze Marien-, Vrou AFxf.11* of Hemd Roosjes. Hoofd- Uir een Vezeligen Wortel fchiet deeze Plant STÜK* getakte Stengen van een Elle hoog, die, zo?™'**** wel als de gepaarde Bladen , met een dikke zag- te Wolligheid als Fluweel , wit - Afchgraauw van Kleur , bezet zyn. De Bloemen , die op 't end der Stengen en Takjes, eenzaam, uit een geplooiden Kelk voortkomen, zyn plat en rond, in 't midden een Kroontje hebbende van tien uitfteekende Puntjes. De Kleur is doorgaans paarfch , of ook bleek , hoog en fomtyds Vuu- rig rood» Men vindtze y bovendien , met dub- belde of volle , met geftippelde en met witte Bloemen. Het Zaad is klein. (2) Koornvlam die Wollig is , met getuilde IT*. Bloemen en aitgerande Bloemblaadjes* ma^loT^ Je vis. Deeze draagt de Bloemen in Kroontjes of^ek*0011- Tuiltjes op den top der Stengen of Steelen , gelyk de Primula Veris, en mag daarom teregt Gekroonde worden getyteld* Zanoni noemt* ze Swkzerfchejdoch zy groeit ookopdeAIpifchc Berg- (3) A%roftemmtt tomentofa , Petalis emarginatls. Gek. Prov+ 416. Lychnis Coronaria iylveftris. C. B. Pin. 204- Moris. Hift* II. p- $40. S. $. T. 36. f. 2. Lychnis Umbellifeia roontana Helverica. Zan. Hifi. iz%* T. 51. Raj. Hifi. 993. Lychn. Cor. ümbcllif. Alp. FI. puipureo. BARR» Ie, ioo|. BOCC. Mus. T. 42. HALL* Hdv, $76. H Deel, VUU Sï die tiaar de eerfte Soort wel allermeest gelyktj door Boccone waargenomen en door Mo* rison afgebeeld , aan wien de Leidfe Hoog» leeraar He u mankus, vervolgens > de zelfde Plant zondt , die door hem aan de Kaap der Goede Hope was vergaderd. De gladheid der Bladen onderfcheidtze voornaamelyk. Ook zyn de Slippen der Kelken hier veel korter dan de Bloem en niet uitfleekende : de Bloemblaadjes meer 'uitgegulpt en in 't midden met Puntjes > welke de Bloem, even als de Hemelroosjes y in 't midden gekroond maaken , fierlyk Rooze- Ideur- f4) Agrofiemm* glabra, Fol. L?n, LanceoJaris &c. H. Ups* 315. Lychnis Segetum Nigellafhutn minus glabrum di&«_ MORiS lbid. T. 22. f. 32. Lychnis fol. glabris, Cal. dur. Bocg. Sic. 27 Pfeiuio-Mel. glabrum Siculum. RAJ. Hijt. 999- Lyciin- pfeudo * Meiaijthii^ fimilis, Afacanfr. HerMc L«$db. 391. T. 593. Dbc-andjlia* 673 L Y C H N % S> _ IV* Afdeel» XI; Een langwerpige, niet geribde, noch geplooi- Hoofd- \ie, eenbladige Kelk: vyf genagelde Bloem- STUiCs fclaadjes , met den rand eenigermaate in tweeën gedeeld en een yyfhokkig Zaadhuisje; maakt de onderfcheiding van dit Geihgt , hetwelke LiNNiEus j als by voorrang, den naam van Lychnis, aan de tneeiïe Soorten van Silene en Agro/temma in *t algemeen gegeven geweest , alleen heeft laaten behouden. 'Ik zal denzelven ^ om dat hy gemeenlyk bekend en in gebruik is , fchoon hy Kaarsbloêm kon betekenen , niet verduitfehen, Agt 3 meeftendeels Europifche Soorten ^ zyu %t in vervat , te weeten* Qi) Lychnïs met getröpte Èloernen aan dén k top van een lange Steng. Dit laatfte voeg ik 'er by > om dat deeze in K*nftamï- ïangte of hoogte uitmunt boven alle andere Soor- ten van Lychnis. Zouden ook de Franfchen haar deswegen Non pareil noemen, gelyk Fabri- cius zegt, en de Engelfchen Nonefuch9 dat is, ft) Lychnis Floribus Fascieuktis faftigiatis. $yft> Nat. XH. €en. 580. p. §19. Peg. XIII. Gen. 584. p. 361. H. Cli/f. Ups. H Lugdb< 449. GöUAN Monip 223.FAER. Helm/}. i8tf. lychnis hirfata Flore coccineo. T. ïnft. 3 34. Flos Conftan- ^inop.)litanu3. DOD. Pempt. 178. Lychnis Chalceionica f, Conftanrinopolitana rtiiniata. Lob. Ic< 340. Vv II. BftEL* VIII, STUK»! nopeU 674 TiENifANüicE Kruidend IV. is, Zonder weergaa. Wy fpreeken 'er met zulk Afdeel, een 0phef niet van , doch befchouwen ze niet* Hoofd temin , in de Tuinen , als een Paarl der Bloe- stuk. meD. Wy heetenze , in de Wandeling 3 Kon* J^{wy' Jlantinopel , en fchryven Bloem van Konjianti- nopolen , als ware zy van die befaamde Stad, weieerde Paarl van Aiie, afkomftig. InVrank- ryk wordt dit Kruid ook , waarfchynlyk wegens de figuur der enkelde Bloemen , la Croix de - Malthe getyteld; dat is, het Makheezer Kruis. De Duitfchers noemen het Jerufalems- Bloem en men rekent haare afkomst uit Tartarie *t Gewas is iedereen bekend. Het maakt Stengen fomtyds van eens Mans langte hoog, die regtop ftaan als een Kaars , zynde knoopig ,en hol , wat ruig , aan de Knoopen bezet met gepaarde Bladen van eene fpits Eyronde of Lancetvormige figuur , en aan den top een trop Bloemen hebbende, die digt in elkander zitten als een Bal. Gemeenlyk komt het voor met dubbelde hoogroode, doch fomtyds ook met enkelde roode, witte en bonte Bloemen: zynde deeze vier Verfcheidenheden van Konftantinopels aan Mujsting bekend geweest. Men vindt, zege (*) UaUtat in Rus/ia cmnu Dat is. Zy heeft haar natuurlylcc Groeiplaats in geheel Rusland, of in alle Landen van het Rus- fich Gebied : wordt thans in Syft. Nat. Veg. Ed. XIII. gezegd : doch 't is zeldzaam , dat men 'er in de Flora Ingrka van den Heer de Gorter dan geen gewag van gemaakt vinde. Zou die Aantekening ook , door verhaafting , agter deeze, in plaats van de volgende Soort , die 'er doorgaans in de Bosfchera voorkomt, geplaatst zyn? £egt Gesnerus, ook een kleiner -y die de Stengen maar een Elle hoog heeft, en in hec eerlte Jaar Bloemen draagt: terwyl deeze na Hoof» * de Zaaijing twee Jaar oud moet zyn, en danSTÜ*# voorts overblyfc. LyUnis Flos Cue 69. (a) Lychnis met vierdeelige Bloemblaadjes wj^ekoek** een rondachtig Zaadhuisje. Bloem* Den naam van Koekoeks - Bloem , die den La* tynfehen volmaakt uitdrukt 9 of dien van Kraai* . jebloem , voert dit Onkruid , dat op de Velden en in de Graslanden, door geheel Europa, ge* meen is, by de onzen. De Engelfchen heeten hetzelve ook Meadow-Campim , om dat Cam* pion by hun de gemeene naam der Lychnisfeö is; en Meadów - Pink , dat is Veld- Anjelier: gelyk fommigen het tot de Anjelieren of Dui* zendfehoonen betrokken hebben. De Bloem is f inderdaad , Anjelierachtig en het maakt in de Hooylanden een fierlyke Vertooning, door zy- ce groote bleekpaarfche Bloemen , die als mee Tandjes ingefneeden zyn: waarom het moog- lyk Odontites by de Ouden is genoemd ge- weest. De Stengen, van ruim een Voet hoog «3 zyn (2) Lychnis Psealis quadrfódïs &c. IL Cliff. R. i&g&m ÊÊCi &c. Fl. Snee. Belg. GE&. Prov. KRAM. Ataftr. Sec. &c Garyophyüus pratenfis Flore hciniato iimplicï & plcno. C» £. Pin. 2io* MlLL. Ie. 16 .. f. 2. Odontites Pliaii. CEUS, Elft. i. p. 292, 293. Atmoiaria prat. fy!v\> f.m Gttculfc £. Is. 4s 1. 676 Tienmannige Kruiden. IV* Zyn rond en Lymerig > en bezet met fmalle AFxi.EL* Grasachtige Blaadjes ; doch om laag heeft het Hoofd. Lancet vormige Bladen, De Engelfchen noemen STUK* het Wild Williams , om dat zy de Duizend- vige. fchoonen Sweet Williams hceten. Het komt ook voor niet witte 3 en in de Tuinen pronkt het . met dubbelde paarfche Bloemen , niet onaartig ; zynde ook wat grooter van Gewas , dan in 'c wilde* LycLis Lychnis met viertandige Bloemblaadjes , qvadriden- een gegaffelde Steng en gladde omgekromde vteUdi- Bladen. Op de Bergen van Italië en Ooftenryk komt deeze voor , die eerst tot het Geflagt van Cu- cubalus , naderhand tot dat van Silene is betrok* ken geweest, zynde de Groote Smalbladige Ly* merige Lychnis van C. Baühinus, Het Alpifche gladde Muur met omgeboogen Blaadjes > van Plükenet, wordt hier t'huis gebragt, waar uit men van de Geftalte kan oordeelen. De Bloemen zyn dikwils vierwyvïg , zegt de Ridder. (4) Lych- (3) Lycbnls Petalis quadri - den tatïs &c. Silene quadrifïda. Sp. Plant. 6oz. Cucubalus qusdrifïdus. Sp» PI. J. +i$.l,ych+ nis Alpina &c. SEG. Vtron. III. p. i%6. T. s* f« I'. Lychn. Saxatihs Linariae folio , glabia. Till» Pis» 106. L. Viscofa anguftifolia major. C. B. Pin» 205. Lychn, fylv. X. Clvs» Hijï. I. f, 291* Car. minimus &c. Lob. lc. 445. AUïne Alp, glabra folio reflexo* Alm» aj, T. 75. f. $» Decand&ia* 677 (4) Lychnis met byna onverdeelde Bloem- IV* blaadjes. Af™el- Op drooge Velden der Noordelykc dcelen^uK*0 van Europa groeit deeze , Wilde fmalbladige iv. roode Lychnis by B a ü h i n ü s genaamd , en de Zesde Wilde Lychnis zynde van Clüsi us; al- Lymeiige# zo zy ook in Ooftenryk voorkomt* De Steng is een Elle hoog , met veele Knoopen en Ly- merig aan den top ; aldaar bezet met gefteelde Bloemen en de Bladen zyn Lancet vormig,bree- der dan in de twee voorgaande Soorten. (5) Lychnis met tweedeelige Bloemblaadjes en v. vierwyvige Bloemen. Afpffcui Deeze groeit op de hooge Bergen van Lapland en Siberië , op de Switzerfche Alpen en Pyre- neen. Hall er, die ze afbeeldt, merkt aan, dat zy op den Grond een rondje heeft van Tong- achtige Bladen, en een Stengetje, dat ongetakt is, van een half Voethoog, op den top meteen Kroontje van paarfche Bloemen , die maar voor- zien (4) Lychnis Petilis fubjiitegtis. Silene Floribiis pentagynis &c. H. CHf. 172. Ft. Suec4 364 , 409. R. Lui&h. 445. Lychnis Cylv. viscoft rubra anguftifolia. C* li. Fin. 205. Lychnis fylv, VI. CLUS. Hifi. U p. 289. (5) Lychnis Fetalis bifidis Flonbus tetragynis. FL Suec. ïf. N» 410. Silene Fior. corymbofis, Caule ere£o &c. R* Lttgdk 447« Silene Lapponica Alpina facie Viscari*. Fl. Lapp. Silene Flor. in Capi,r. congeftis. Haix. Hèh. 376. T, 7, Ofd. D&n. T. 6$. Vv 3 II. Deel. vul S*ur# TlEüfMANNIGE KlüIDE». IV. zien zyn met drie Stylen. Waarfchynlyk zal *e£ Afdeel. vcrfchil tusfchen deeze en de Sweedfche zyn s J*oofd* welke, volgens Lij^njeus, vier Stylen heeft. STUK* vi. (<5) Lychnis met tweedeelige Bloemblaadjes , Sihir(ca!S een gaffelde Steng en.de Bladen eeniger* siberiiche. maate Stekelig. jfln Siberië groeit, volgens Gmelin, deeze, die de Geftalte heeft van het Grasbladig Veld- kaars, maar een overblyvende Wortel en min- der gladde Bladen , zynde voorts door de vyf Stylen daar van onderfcheiden. vu. C?) Lychnis met tweehuizige Bloemen. Twechui- Gemeen is deeze door geheel Europa. In Pro* vence groeit zy op dorre Steenachtige plaatfea langs de Haagen en Wegen : in Ooltenryk op de Velden en Graslanden : by ons op Schaduw- achtige plaatfen, aan de Zanddykjcs der Wegen tusfchen Alkmaar en Haarlem ; als ook overal ia het hooge gedeelte van onze Provinciën, alwaar men (6j Lychnis Petalls biü&is , Caule dichotomo , FoL fub* hltt's. (7) Lyctmis Floribus dioicis* H. Clifi. 171. R. Lagdk$4&, CZOüAK Monsp. X23. GER. Prov. 417. KRAM Aufir. 129. Tl. Suec* 16 !♦ 411. TL Belg. 116. Lychnis fyivr. f. Acjaatica purpurea fimplex. C. B. Pin. 20+. Mclandiiufn Piinii genui» nmn. Cltjs. Hifi. I. p. 294. fi9 Cucubalus Flor. hermaphroch pentagynis. H. Cllff. 170. Lychn. fyivr. alba fimpiex. C. B. Pin. «204. & multiplex. Jbii. Lychnis fexu diftin&a Fol. ovatis acutis. Hall. Htlv. 377. Lychnis fyW. DODP Pempt* 27 1. Lob. Ie. 335 , 33** Ociraoides. Cam. Epit. 73$. Decandria. 679 men die met witte Bloemen meest aantreft ; IV. komeiade die met paarfche Bloemen meer voor Af^el^ op vogtige Weiden aan den Duinkant. Deeze Hoofw vondt de Heer H aller, in Switzerland, inSTÜK# Bosfchen , aan de Rivieren op de Alpen ge- Jjï*"***** mecner ; terwyl de witte meest by Bern groei- de aan dorre Wegen. Dezelve > in de Tuinen overgebragt, wordt ligtelyk volbloemig en dan verder door Afzetzels vermenigvuldigd. Zy is zonderling door het verfchil der Sexen ; zynde fommige Planten voorzien met gewiekte , rolronde 5 ruige , kort vyftandige Kelken en tien Meeldraadjes op twee ryën 5 als gewoonlyk : anderen met Eyronde dikbuikige Kelken en een vyfftylig Vrugtbeginzel , zonder Meeldraadjes. Dit heeft zo wel in de Wit- als in de Paarfch- bloemige plaats , doch in de eerfte heeft het Zaadhuisje maar ééne Holligheid* Somtyds komen van beiden ook voor met tweeflagtige Bloemen , doch zeldzaam , en in de Tuinen vindt menze beiden met dubbelde of volbladi-> ge Bloemen. *t Gewas heeft Lancetvormige , taamelylc breede, zagte, doch tevens ruige Bladen, die gepaard zyn en eenigszins gegolfd , groeijende met getakte Knoopige Stengen , ruim een Elle hoog. By fommigen is het Ocymoides of Ocy- maftrum genoemd en ook, wegens de gezwol- len Kelken 5 tot het Geflagt van Gucubalut betrokken geweest. Die met dubbelde paarfche Bloemen wordt van de Hovenieren, in Enge? Vv 4 II. Deel. vilU Stuk. 680 TlENM ANNIGE K RüïDÉN. IV, land, Red Batchelors Buttons, of Roode Kan* AF^fL* didaats Knocpcn getiteld, zegt Ray. De wio Hoofd te ia niet minder fraay. Beiden zoudenze , oa- stuk. der alle de Lychnis- Soorten * besc den naam J2"ta£7r van Vrouwe - Roosjes verdienen. In 't Neer* duitfch wordenze Jenettekens geheten , zo D o- p o jn é u s aanmerkt. De Italiaanen , Spaanfchea en Franfchen, noernenze Wilde Bafilicum>m la nt geeft zeer naauwkeurige Afbeeldingen, waar uit het verfchil eenigerma&te blykt , dat meest in de grootte of kleinte, de meer of min- der ruigte y en in de gedagte bepaalingen , be- ftaat. (1) Ceraflium Fol. ovatls , Petalis Calyci acqualibus &c. FL Bel%. 127. Cerastiura Flor. decandris &c. Loeil. Itin. *4J. Myofotis Ar venfis hirfuta parvo Flore albo. Vaill. Par. 142. T. 30. f. 1. Alfine hirfuta magno Flore. C. B. Pin. 251. Auricula Muris quorundam , Flore parvo, Vasculo te- nui longo. J. B. Hifi. III. p. 359. Cï) Cerajlium ere&um villofo- viscofum. H. Cliff. R. Lugdb. 450. Fl. Belg. 127. GOUAN Monsp. 2 23. GER. Prov. 405. &c. Myofotis hirfuta altera viscofa. Vaill. Paris. 142. T. 30. f. 1 , 3. Als. hirfuta altera viscofa. C. B. Pin. 251. (4j Cerajlium Flor. pentandris , Petalis emarginatis. H. Cliff. &c. &c. Myofotis Arren fis hirfuta minor. Vaill* Paris, p, 142. T. 30. f. 2. Decandria» 623 ftaar. 't Getal der Meeldraadjes is in de Bloe-^ men niet beltendig : in de beide eertten komen Xh * 'er vyf, agt of tien voor, en de laatfte heeft Hoofd- vyf onvrugibaare, vyf geknopte Meeldraadjes. STÜK* (5) Hoornbloem met vyfmannige Bloemen en cJ^ium geheek Bloemblaadjes. pentan* drum. In Spanje is deeze door Loefling waar-J2 ■ genomen , zynde een zeer klein Plantje 9 dat van de voorgaande bovendien verfchilt 5 door groen, niet grys te zyn, en niet meer dan vyf Meeldraadjes heeft, allen geknopt? de Bloem* blaadjes veel korter dan de Kelk. (6) Hoornbloem met Liniaal - Lametvormige vr. Bladen, die Jlomp en gladzyn ^de Bloemp* AkV&fa jes grooter dan de Kelk. Deeze , die zeer kenbaar is door haare groote Bloemen , komt by het üemeere en Lymerigc Hoornbloem \ in de Noordelyke en Zuidelyke deelen van Europa > als ook in onze Nederlan- den op Zandige plaatfen overvloedig voor. De naam is Klein nvg Qogentroost - Gras > en by 't Ge- (s) Cerajïium Flor. pentandris Pctalis intqrris. Loeel. (6 ) Ctrafliurn Fo!. Lineari - Lanceolatïs obtufïs glabris &c» GOKT* Belfr. 128. FL Suee. bSi. GoüAN Mensp. 224. KRAM. Auflr* 129. Cer. fol. Cal. hirfutis. tl. Clif. R. Lu%S. 450* Myofotis Atv. hirfuta fl. majore, VAJLU. Paré 141, t. 30. f» 4. Car. Arv. hirfutus FL majore. €. B. Pin. zio* K» Dssic. VIII, Sruv, 684 TlENMANNIOE KRUIDEN. ÏV. Gemeen Schele Oogen zegt de Heer de Afdeel. Gorter, Al» Hoofd* ituk. (7) Hoornbloem met Lancetvormige Bladen , vu. een gegaffelde zeer Takkige Steng en op* duhêtQ" jiaande Zaadhuisjes. mum. gegaffeld. £>eeze groejt jn Spanje onder 5t Koorn. Men vindtze Gehoornd Muur door Clusiüs genoemd en afgebeeld. Het is een ruig Plantje y dat aldaar in 't wilde maar een Handbreed hoog groeit, hebbende kleine witte Bloempjes, waar op gehoornde Zaadhuisjes volgen , die naar Haanefpooren gelyken , zo hy aanmerkt* VIIT- (8) Hoornbloem met Eyrond- Lancetvormige rAif\num. Bladen , een verdeelde Steng en lang* 91 * wtrpige Zaadhuisjes* Men vindt deeze Soort in de Noordelyke deelen van Europa, als ook in Engeland, op de Gebergten* ** Met (7) Cerajïium Fol. Lanceolads &c. R. Lugdb. 450* N. 4. Myofotis Hisp. Segetum. TöüBNF. hift. 245» Lychnis Segccum minor. C. B. Pin. 204. Aliïne corniculata. ClüS. Hifi. U. p„ 184- PANM» ÏC p. 416. (8) Cerajlium Fo!. Ovato - Lanceol. Caule divifo Sec. Fl> Suec. R. Lugdb. 451. N. 3. Caiyoph. Hoioft. Alp. latifoiius. Oed. Dan. T. 6. Alfine Myoibus facie &ct B.AJ. IH. p. 34P« T. ij. f. 2. D E C A N D R I A. 685 * * Met rondachtige Zaadhuisjes. 1VJ Afdeel. (9) Hoornbloem met Lancetvormige Bladen, xt. Takkige Bloemfteeltjes en rondachtige Zaad- ^^^9 huisjes* ix. In Italië en Vrankryk groeit deeze 5 die ™pw- men in Languedok Muizen - Oor noemt , vol- gens G o u a n. Het is de Kruipende gryze Lych- nis , welke Vaillant onder den naam van Akker - Muizen * Oor met Varkensgras Bladen in Afbeelding heeft gebragt. (10) Hoornbloem met Liniaale gefpitfle glad- " x. de Bladen , eenbloemige Bloemjleeltjes 9 die QeftSuT eenigermaate Wollig zyn en Klootronde Zaadhuisjes. Op de Switzerfche Alpen , zo wel als op die van Ooftenryk , groeit deeze , welke door den Heer Hall er zeer fraay in Afbeelding is gebragt* Scheuchzer hadc ze eerst ge- vonden. (11) Hoorn- (9) Cernfiium Fol. Lanceolalis &c R, Lugdb* 450. N. 2. Gquan Monsp. 224. Myofotis Arvenfis Polygoni folio. VAILL* Par. T. 30. f. 5. Ocymoides Lychnitis reptante Radice. Col. Phyicb. 115. T. 31» Lychnis incana repens. C. B. Pin. zo6. (10; Ceraftiurh Fol. Linearibus acuminatis glabris &c. Alfinc Alpina fubhirfuta Linarïx folio. SCHEUCHX. Alp. II. T. 130. Caryoph. Holofteus Alpinus &c. BURS. XI* lip. Myofotis Caulc hirfuto. HALL. Ihlv. 384. T. s* lh DEEL. VIII. STUK* €85 TlENMANNlGE K RUI DEN. IV. (u) Hoornbloem met een tifetffifftênUi leggen* Afdefl de Steng ; de ..ladta Liniaal - Lancet sor» Hoofd- ™ig » eenigemaate ruig. STUK (12) Hoornb7oem met Lancetvormige ruuwe Cerajiium Bladen , gekartelde Bloemblaadjes en Kloot* Sufjrutico- , /> T, . . jum. 1 rende Zaadhuisjes. üeefteiig. xiï. (13) Hoornbloem met Hartvormige ongejleeldi zczT&qqu Bladen , eenzaame Bloemen en hangende xiit. Vrugten. dquaticum watcng. yan ^eeze jrje groeit de eerïïe in de Zuide- lyke deelen van Europa, de tweede in Siberië, de derde op de Eilanden in den Don au , by Weenen en voorts op vogtige plaatfen in dit Wereldsdeel ; komende by ons veel voor aan den Zeekant , by Zandvoort , aan den Mui- derberg , als ook op de Helder en menigvul- dig aan de Duinen van den Hoorn , op 't Ei- land Tesfel : weshalve zy Zee - Muur ge- noemd wordt. Sommigen hebben deeze met * zie de eerfte Soort van Sternmuur* verward; doch Wfldz. hiernaar van verfchilt zy , zo door de verdee- ling der Bloemblaadjes en de vyf Stylen, als in andere opzigten , genoegzaam. Ook is die aan (ti) Cerajiium Caule perennï procumbente &c. Myofitis ïenuisfimo folio rïgido. TOURNF. InfiA 205. (iz) Cerajiium Fol. Lanceoiatis fcabris &c. (13) Cerajiium Fol. Codatis fesfiübus &c. FL Suee. JU N. 413. Alilne major. C. B» Pin. 250. Alfine maxima $ü 'anifolia. Mentz. Pug* 2. T. 2. f. 3. Decajwdrïa. 63? aan onze Kusten voorkomt, veel laager van Ge- IV. was (*). Af^sl . (14J Hoornbloem met Ey ronde eenigermaate^^^ Wollige Bladen 9 eenbloemige Takken, en Kiv. Klootronde Zaadhuisjes. ,CerraP}um J laiifohum* (1$) Hoornbloem met langwerpige Wollige dig. Bladen , Takkize Bloemlleelen en Kkotron* xv. de Zaadhuisjes* /Um. Wollig, (16) Hoornbloem dat glad is met een gejirekte xvu Steng (f) , Lancetvormige Bladen 9 zeer Twcrfg? lange Bloemjleeltjes en Klootronde Zaad- huisjes. Vaa (*) GOMM. Ini.Holl. bl. 6^7. Vergelyk daar mede het Dri&- rtbbig Zandmuur , hier voor en het Water - Muur. bladz. 24$. (14) Ceraftium Fol. ovatis fubtomentofis &c. GER. Pro*. 407. Caryoph. Holofteus A'.p. latifolius. C. U. Pin. zio. Prodr. 104. (15) Ctraflium Fol. oblongïs tomentolis &c. Gouan Monsp* 224. Car. Holofteus tomentofas latifolius & anguftifolius. C« E. Pin. 210. Prodr, 104. Myofotis tomentofa Linarias folio, Tournf. /«/?. 245. item latifolia. lbid. (16) Cerajlium glabrum Caule ftri&© &c. Am. Acad. IV. p, 315. Alline Caryophylloides glabra , Flor. pediculis Ion* gisfimis. SEG. Ver. IIÏ. p. 178. T. 4. f. 2. (f) In Syst. Veg. Ed. XIII. ftaat Caule Jfriato , fmet een gcftreepte Steng ,) dcch dewyl niets daar van gemeld wordt in de befchryving, in *Am. Acad. alwaar men Caule ftri&§ heeft; zo geloof ik niet dat het een verbetering, maar dat het een Drukfeil zal zyn: gelyk die daar in, zo wel ais in Spec Plant ar um , menigvuldig vooj&«ae«» II. Dsel vin» Stuk» 688 Tienman ni ge Kruiden; IV. Van deeze drie , groeit de eerfte op de Alpen AFxi.EI" va0 Switzerland en de Bergen van Provence, Hoofd- als ook in Languedok , gelyk de tweede, die stuk. QOjc |n >t van Granada , in Spanje , is vigSyfwy' waargenomen* Deeze beiden zyn Wollig en heb- ben leggende , zeer Takkige Stengetjes, meer of min een Handbreed lang. De derde , omftreeks Verona gevonden , is geheel glad en heeft een opgeregte enkelde Steng , van een Voet hoog en de Pluim in drieën gedeeld , uit Bloempjes beftaande , welke ongemeen lang gefteeld zyn. Of dit aanleiding tot den Bynaam gegeven hebt be , blykc my niet. Elders wordt gezegd , dac de Bloempluim gegaffeld is , met kleine Lancet- vormige Blikjes, die aan de kanten Vliezig zyn, zo dat zy Eyrond worden ; de Bloemblaadjes Itomp ; de Meeldraadjes tien , de Stylen drie in getal. SpergülA; Spurrie. De Kelk is vyfbladig , met vyf onverdeelde Bloemblaadjes : het Zaadhuisje Eyrond, een- hokkig en vyfkleppig in dit Geflagt, hetwelk vyf , meest Europifche Soorten bevat , naa- melyk. T# (i) Spurrie met gekranste Bladen en tienman* sperguia n[ge Bloemen. Arvenfis* ° «p*. (i) Spmult FjU vertlcilïatis , Flor. decandris. Svst. Nat. III. Gen, 5S6. fï $*ft Peg. XIII. Gen. 586. p. 563. H.Cüff. t)ECAttDRIA» 6S9 Dit is de gewoonc Spurrie, door geheel Eü- IV; ropa, hier en daar, op de Koorn- Akkers voor- ^xi**" komende, en byons in de Zandige Bouwlanden Hoofd- overal gemeen. Men noemtzc f deswegen , Ak- STUK* ker - Spurrie > en zy wordt in Brabant, mzon-^. derheid omtrent den Herfst, veel gezaaid zegt Do coïtus, om tot Wintervoeder voor de Beeften te verfirekken; doch in Engeland wil het Rundvee 'er naauwlyks aan * zo Ray op* merkt. Lobêl, niettemin , zegt ? dat de Koei- jen de Spurrie zeer gaarn eeten en veel Meiks daar van geeven* In Holland wordt zy aange- merkt als een Onkruid onder 't Koorn. 't Is een Kruidje dat Stengetjes heeft van een Span of een Voet lang, veelal leggende en kleverig , Kranswyze bezet met een menigte dunne Blaadjes en aan 't end Bloempjes draa- gende als die van Muur : weshalve Toür- nefort het ook daar onder geteld hadt, op 't voetfpoor van C. Bauiiïnus. De Bloem- pjes zyn wit , en daar op volgen ronde Zaad- huisjes , met zeer klein zwart Zaad, (2) Spurrie met gekranjle Bladen en vyfmcin- *r»; nige Bloemen. Niet^Sr^ Vy f manui- R. tugdb. 451- G%R. Prov. 417. GöRT. Belg. I29, Fl. Suec. 377* Spergu a Fru&ü penduio. FJ. Lapp. 190. Spergula. Dod. Fempt. S27* LOB. ie. p, 203. Allme Spergula di&a major. G. B. Pin. z$u HAM. Cult. VI. p. 149. T. 1. (z) Sptrgula Fol. Ve Flor. pentandejs, LüEïfL. Itinl 143* Gouan Monsp. 224, Ger. Pt ou. 417* Alfine Spergulx faci© minima. Iior. Monsp» 14. Gort. Belg. 129. Xx ; II. Deel, VUl, Stuk, égo TlENMANNI GE KrüïDEN. IV. Niet alleen in Duitfchland, Vrankryk, En- ArxifL geIallcl en Spanje, maar ook in onze Provincie, Hoofd- komt deeze Soort voor, groeijende overvloedig stuk. buiten Alkmaar, inde Valeijen by Huisduinen, vi&?wym en *n 'l Bentveld buiten Haarlem. Naar het middelflag - Zandmuur fchynt zy veel te gely- ken : immers daar op zyn de zelfde Autheuren aangehaald. m. (3) Spurrie met gepaarde Elsvormige gladde Modofa!* Bladen en enkelde Stengen, Knoopige. Op vogtige Velden , zo in de Noordelyke als Zuidelyke deelen van Europa , komt deeze voor, die ook in de Duin- Valeijen van onze Provincie en in Overysfel gevonden wordt. J. Bauhinus beeldtze af, onder den naam van Arenaria of Zandmuur , welke hier voor aan een geheel Geflagt is gegeven. Het is een teder Plantje, naauwlyks een Handpalm hoog. Loe- sel heeft het Varkensgras , met Grasachtige Bladen, getyteld. Het Moeras - Muur met Hey- hladen van Plükenet, dat een fraay wit Bloempje heeft, fchynt *er mede overeenkom- flig. (4) Spuf fa) Spergula FoK ©ppofitis Subulatis bevibus, Cau!. firn- plicibus. B. Cliff. R. Lugdb. Fl. Suec. Belg. &c, Alfinc no- doia Germanica. C. B, Pin. 251. Alfine paluftris Eric* fo- lio. Tluk. Mm. 25. T. 7. f. 4. Polygonum Fol. G ra ra- alterum. Loks. Prusf. 204. T. 64, Arenaria. ]. B. Hifi. \\U p. 723. Raj. Hifi. 1033» GEB» Prw. 4:8. Oed. Dan. $6* D E C A Jtf D R ï A. 6gt (4) Spurrie met gepaarde Elsvormige % Kant- IV» haairige, getropte Bladen. Afdeel; Daar in de anderen de Blaadjes flap zyn , ko-J^J^0 men zy in deeze ftyf als Lorkenbooms Bladeren w. voor* De Groeiplaats is in Siberië. uXïït* Lorkacli- (5) Spurrie met gepaarde Liniaale gladdek Blaadjes , enkelde zeer lange Bloemjteeltjes ^ J^Jé en kruipende Stengetjes* vetmuuu^ In Languedok groeit deeze op verfcheide pteatfen , omftreeks Montpellief , als ook in Siberië , volgers Gmelin* Zy heeft maar een twee Duirns Stengetje met gepaarde Liniaale Blaadjes , aan de Knoopen getropt , en zeer lange zy delingfe Steekjes 3 met knikkende Bloem* pjes. F O R S K O H L E A. Naar wylen den Deenfchen Doktor Fors- kaohl , van wiens Kruidleezingen in Egypte en Arabie ik meermaalen gebruik heb gemaakt, is dit nieuwe Geflagt door den Ridder benoemd. De Kenmerken 3 behalve die van deeze Klasfe en Rang , naamelyk tien Meeldraadjes en vyf Stv- ■1 (4) SpergtAÏa FoL oppofms Subularis cUiatis, Fasciculatis. GMEL. Sib. IV. p. 15 5. (sj Sper«u?a1co\. oppofitïs Lmearibus Lxvibus &c. Gouam Monsp. 225. Aiiïne tenuifolia Ped. Flor. iongislimis. Vaili*. Paris. 8. Sauv. Jlonsp. 142. AlJine Caryophylloides glabra &c. SEG. Veron* III. T. 4. f. 2. Xx 2 II. Deel. VIII. Stuk. 692 TiENMANNIGE KRUIDEN. Stylen, beftaan in een vyfbladigen Kelk, Lm- Afj^eL' ger dan ^e BIoem> die tien Spatelachtige Bloem- Hoofd* blaadjes heeft, waar op vyf Zaaden , met Wol stuk. famengehecht, zonder Zaadhuisje, volgen. ForskobUa De eenigfte Soort (1) , daar van bekend, was tenacisfima. a]?ereerst door Dr. B r o w n in Engeland over- Vasthou- 0 dende. gebragt uit Gelukkig Arabie en aan den ver- maarden Pluk en et medegedeeld, die ze afbeeldt. Sn aw hadtzein Numidie gezien zon- der Bloemen , kleevende de Bladen aan de Vin- gers even als de Klisfen. Men vindt dit zeld- zaame Kruid, zo als het in de Upfalfche Aka- demie-Tuin uit Zaad, dat door gezegden Kruid- kenner Forskaohl in de Zandwoeftynen by Kairo in Egypte was vergaderd , en in 't jaar 1762 overgezonden, geteeld voorkwam, door den Heer Linn^üs in Plaat vertoond. Uit een Vezeligen Wortel fchiet hetzelve twee Voeten hoog , hebbende de Steng en Bla- den , die Eyrondachtig zyn en Zaagswyze ge- tand , van boven met kromme Haakige fterfc vasthoudende Haairen bezet, van onderen Wol- lig, zo wel als de Zaadhoofdjes, die ongedeeld in de Oxels der Bladen zitten, en geheel van de Plant vallen ,• zynde de Zaaden in Wollig, heid dermaate verward , dat menze naauwlyks kan (1) Forskohlea. Syft. Nat. XII. Gen. 1161. p. 321. Veg. XIII. p. 363. Mént. 72. jACq. Hort. 48. LlNN. Faic. I. T. 1. Chamaedrifolia tomentofa M:\scateniis. PLUK. Alm*$j3 T. 27$. f. t. SHAW. Afr. Deca ndria. 6^3 kan ontwikkelen. Voorts is het zonderling , dat HT. de Meeldraadjes, voor het oogenblik der Be* xi, vrugting, zig in de Bloemblaadjes verfchuiien. Hoofd- Men zou , in de eerfte opflag, dit Kruid voorsTÜK* een Soort van Brandenetel aanzien. ma. Onder de Tienwyvigen van deeze Klasfc, komt allereerst 'voor, het Geflagt van Neurada* Dat een vyfdeeligen Kelk heeft en vyf Bloemblaadjes : het Zaadhuisje om laag , tien- hokkig , tienzaadig en gedoomd. De eenigfte Soort daar van (tj door den zelfden Deenfchen Hoogleeraar by Alexandria^rJ^I^ in Egypte waargenomen, werdt van de Arabic- Leggende* ren Saadan geheten, De Steng fcheen Heefterig te zyn, fchoon op den Grond leggende: de Kelk was van buiten met veele Schubbetjes bekleed , het Loof Wollig ; de Vrugt Schyfrond , ge- doomd 3 van onderen effen. Wollig. De Wor* tel doorboort de geheele Vrugt in 5c midden, en het Schyfje blyft onder den Grond , als een Ring om den Wortel', over. Dus befchryft gezegde Kruidkenner dii Kruid , 't welk volgens Linn /eus geheel witachtig en als met Wol overtoogen is , hebbende ronde Stengetjes van een Handbreed of langer, en ge- deelde Eyronde , geplooide, hoekig uitgefnee- den (i) Neuradi $yst> Nat. XII. Gen. 5S7. p. $21» Vtg. XII!. Gen. 587. p. 364. -F/. dSgyft* Arab. p. 90. Xx 3 II. DssLi Vin» Stuk. 694 Tienmannige Kruiden. IV. den Bladen , met byna ongedeelde Bloemen ia Afdeel. ^e Qxelen : doch het fchynt wel met het voor- Hoofd gaande verward te zyn geweest , dat dikwils in stuk. Uitheemfche drooge Planten niet ligt is te ver- ^ niyden. Phytolacca, Lakplant. Vyf Blaadjes , die als voor Bloem en Kelk verftrekken 3 het Vrugtbeginzel bevattende , dac eene Bezie is met tien Holligheden , in ieder één Zaadkorrel. Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge- flagt, het welk voor 't overige in de deelen der Vrugtmaakirig zeer verfchillende is , naar zyne byzondere Soorten, welken het vier Uitheem- fchen bevat » als volgt. Th toi-cca ^ ^akp*ant mt agtmamiigeagtwyvige Bloemen. ^ftraa««i- Dit Gewas fchynt een inboorling te eyn , zo $c# wel van Nieuw Spanje als van Japan en Java* K mm? fe r merkt aan , dat het een Raapach- tigen cetbaaren Wortel heeft , een gebladerde Steng van twee Ellen hoogte , Bladen als die van Patich , vyfbladige geaairde Bloemen en Zaaden , welke op de manier van die der M al- va geplaatst zyn > Nierachtig , glanzig zwart , van (O Pbytolacta Flor. o&andris o&agynis. Syst. Na:. XII, Gen. 5 80. p. szz.. Veg. XUI.Gcn. 5 ss. p. 364- Phytolscca Mexicana Baecis fesGübus. DïLL. Eith. 218. T. 239. f. 398» Jamoik Gobo. kaempf. Am. t« 825. Decandria. Cgj van binnen met een wit Merg en laf van Smaak. Van zyoe Afbeelding verfchilt die van Dil* 'Ix*u LENius, uit den Elthamfen Tuin , weinig; Hoofd* alwaar het, in de vrye Grond geplant zynde,s,luK:# tot dergclyke hoogte opfchoot. Van de volgen - w;«. Tf " de verfchilt het door witter Bladen en eenezecr kort in een gedrongen Aair ; als ook door de platheid der Bloemblaadjes en het getal van de deelen der Vrugtmaaking , boven gemeld. (2 ) Lakplant met tienmamiige, tknwyvige ir. WW deeandra. Tienman- Deeze wordt Gemeene Phytolacca genoemd ,nige. om dat zy langst bekend geweest en ook ge- meener in de Kruidhoven is, dan de anderen. Sommigen hebbenze tot de Nagtfchade betrok- ken , waar van zy door het boven (taande ge- noegzaam afgezonderd wordt. Zy heeft haare Groeiplaats in Virginie, alwaar de Heer Clay* ton waarnam 5 dat de Bloem een eigentïyke Kelk is 5 behoudende tot de volkomene ryp- wording der Besfen zyne figuur en kleur. Het gemeen noemt dit Kruid , zegt Colden, Pa- (2) Phytolacca Flor. decandiis decagynis. ff. Cltffl Ups. R. Luzdh. 2iz< Phytolncca vul garis. Dill. Elth. f. 30*, 310. Solamim Racemofum Americanum. Pjlt/k. Alm 3$*. T. 22 J. f. 3- Phytolacca Amer. majori & minori Frucfcu. ToüRNF. Inft. 299' T. IJ4« Phytolacca Fol. integcrrimig Gron. Virg. 72. Govan Monsp. 225. Soianum Am er ka - nam. BAHR. Icon. 150. Xx 4 II. D»EI-, Vllh STUK, 1 £$6 T 1EKMAKKIGE KRUIDE»* IV. Poke , en merkt aan 5 dat het Sap daar van* ^F juEL* door de Zcnnefchyn verdikt , in Eeltige holle Hoof D- Zweeren door zuivering veel verrigt, en , by stuk* herhaalde Proeven volllagen Kankers had ge- Jgi?wy' nczen. Anderen zeggen , dat de gekookte Bla- den van de Virginiaanen gegeten worden.. 't Gewas verfchilt van dat dei: voorgaande weinig , hebbende een aanmerkelyke overeen- komst 3 in geftalte5 met de Melde of Patich, en Raapachtigé Wortelen* De JBesfen > die. zwartachtig zyn , hebben een donkerpaarfch Sap, fï welk een dergelyke Verwe als de Con^ chenilje uitlevert. in. (3) Lak plint met twintigmannige , tieiiwyvige Tfatoiace* Bloemen. Xlmiife. Onder de Malabaarfche Planten telt men decze , die een Kruidige maar overblyvende Steng van drie Voeten hoogte heeft, volgens LiNNisus ; 't wtik ik echter met een Jaar- lykfen Wortel niet overeen kan brengen. De Bladen zyn geftrekter en fpitzer: het Bloem- fteeltje is van enderen driekantig, maar binnen de Tros veelhoekig en in deeze Soort rouw* De Bloemen zyn wit: deBesfen donkerpaarfch, gelyk in de anderen. (4) Lak* (3) Pbyioiacca rioribus icofandris decagynis. Phytol. Spïels Hor. IbngTsïïrnis Rad. ornma. Mill. T. 207. ËURM* f°lA InuU p. 107» D E C A N D R I A» 697 (4) Lakplant met tweehuizige Bloemen. IV. Afdeel; In de Madritfche Tuin heeft de Heer Al t*Ho^d stromer deeze gevonden , die de Steng vol- . TÜK# komen Heefterig heeft } de Bladen naauwkeurig 1V# Eyrond en glad , van grootte als die van denp^yj^acca Zwarten Popelier , maar langer en gedeeld: de fWeeh'iu- Bloemen even als in de anderen , doch Man-Zlge# nelyk en Vrouwelyk op byzondere Planten. XII. HOOFDSTUK. Befchryving der Twaalfmannige Krui- den, dat is wier Bloemen twaalf of meer , doch minder dan twintig Meeldraadjes hebben ; gelyk het Mans -Oor, de Porfelein, Agrimo- nie , de menigvuldige Soorten van Euphorbia of Wolfsmelk, enz. Het eerde Geflapt , onder de Ecnwyvi- gen hier voorkomende , voert den naam van A s a r u M. Mans -Oor. Dit heeft een Kelk , die in drieën of vieren gedeeld is, op het Vrugtbeginzel zittende, zon- der Bloemblaadjes , en het Zaadhuisje Lederach- tig , gekroond. Het bevat de drie volgende Soorten. (1) Mans* (4) Pb^tolacca Floribus dioiefs. Xx s II Deel, VIII, Stc& 6p3 TwAALFMANNIGE KRUIDEN. IV. (i ) Mans - Oor met Niervormige , jlompe Bla* A^xifL# den> twe* by elkander. ^ük?' Deeze maakt hec Europifche Mans- Oor uit, l» dat in de Kruidhoven hier te lande en alom jEft^ü.overvloedig geteeld wordt , komende wild voor Emopiich. jn (je Bosfchen , zo van Vrankryk als van Duitfch- land , Rusland en Sweeden. Het is een Kruid dat korte Bloemdraagende Stengetjes maakt 5 waar aan de Bloemen voortkomen tusfchen twee lange Bladfteelcn , ieder op 't end een Blad hebbende, van zodanige figuur, dat het Kruid daar van den naam heeft. In 9t Franfch noemc men het Oreülette , Eondelle, of ook Cabaret ; in 't Hoogduitfch Hazslwurtz of Hazel-Papel, als groeide het onder de Hazelnooten - Boonyen. De Bloem is Klokvormig, in drieën gedeeld , met twaalf Meeldraadjes en een van boven zes- deeligen Stamper 9 waar op een zeshokkig Zaad- huisje volgt, met veele Zaaden. Van dit Kruid zyn de Bladen 9 zo wel als de Wortel , Geneeskragtig. Over 't geheel heefe het een Herken niet onaangenaamen Reuk, zyn- de bitter en fcherp van Smaak, In kleine Gif te dryft hetzelve 't Water en de Stonden af, lost het geronnen Bloed op en maakt de Longen vry : in (i) Af«rum Fol. Reniforrnibus obtufis bitlis. Syjf. Nat. XII. Gen. 589. p. 3*5- XIII. p. 367. As. Fol. Sub- coidatis petiolatis. Mat. Med. 219. H. Clljf* 178. K. Lugdb. 207. GOüAN Monsp. 22.6. GER. Prov. 134. KRAM. Au/Ir. Ui. FL Soes. 392. &c. Afarum. Hall. Heiv. 195. DOD» Pcmpt. 3; 8. Lcb. Ie 6qi ♦ Cam. Efit. 19* DODECANDRIA. 699 in e;rooter veelheid, inzonderheid op Wyn ge- IV* 1 Afdeel trokken , doet het braaken , en wordt dus den Xi L * genen , die niet wel by 'c Hoofd cn zeer fterk Hoofd- van Geftel zyn, ingegeven. Tol een Braakmid-STlJR:* del geeft men den Wortel, in Poeijer, van eenMn°Syma' half tot een geheel Drachme , in een Aftrekzei tot een Loot. Van de Bladen worden een, twee, drie tot agt gebruikt. In Water een weinig ge- kookt , maaken zy Afgang; maar lang daar in gekookt, krygt men een Drank, die alleenlyk werkt door Waterloozing en dienftig is tegen verouderde Kwaaien. Doch de werking van dit Kruid is naar het Geftel der Menfchen onge- meen verfchillende en deszelfs gebruik, vooral die van hee uitgeperfte Sap, vereifeht veel voor- zigtigheid. Den Paarden wordt het Poeijer, ir\ Zemelen-nat gemengd, vanéén tot twee Loot, als een uitmuntend Middel tegen de Vaarnen, ingegeven* Het is in de Menfchen, als een fterk Niesmiddel , tegen hngduurige Hoofdpyn aan- gepreezen geweest, ( 2 ) Mans - Oor met Niervormige gefpüjie u. Kana- 't Is twyfelachtig of deeze, die in Virginie djafch- en Kanada groeit, eene Verfcheidenheid zy van (z) Af&rum Fol. Reniformibus miicronarfs. As. Pol. fu?>. cordatis petlolatls. Gron VWg. 52 , 72, As. Canadenfe mucronitfo folio. Moris. Hïft. m. p. 5lI, 5. IJ# ^ 7# f# 4. Afarum Canadeufe. CoKN. Canad, 24. T. *j. II. Deel. vilt Stuk. 700 TWAALFMANNIGE K RUIDEN. IV. van het gewoone Europifche Mans- Oor. Dit AFxnEL' Kanadaafch valt in allen deele grooter en heeft Hoofd- de Bladen zo rond niet; ook een weinig ruig* stuk, jn >c vroege Voorjaar komt het met zyn Loof vfje"wym te voorfchyn. De Wortel kruipt fchuins door den Grond en heeft lange Vezelen van een zeer aangenaamen Reuk , die een byzondere lekker- heid aan den Wyn geeven;zo menze gekneusd, in een, Doekje gebonden, in een Vat Most werpt en die daar mede laat uitgisten ; volgens Cornhtüs, Het Zaad is zeer heet en fcherp van Smaak. De Virginaanen noemen 't Kruid , by misflag, Coltsfoot, zegt Clayton. iit. (3) Mans - Oor met Hartvormige jtompe ,gted* de Bladen (*> Cttrn. virginifih. Tot Virginie , Maryland en Karolina, fchynt deeze bepaald te zyn. Zy heeft roodachtige Bladen , als die van 't Varkensbrood , met witte Vlakken. In Reuzel gekookt , maakt men da-ar een Smeering van, zeer nuttig op Brandfteden. De Bloem heeft een grooten paarfchen Kelk. De Wortels , die heet en fcherp van Smaak , doch f3) Afarum Fol. Cord. obtuiis glabrls petiolatis* Grom-. Vir%* 52 , 72. Afaruni Virginianum , Fiftolochiae fol. fubro- tundis &c. PLUK. Alm. 53. T. 78. f. 2. AlORiS. Hifi. III. p. S. 17. T. 7. f. 3. (*j Met gefteelde Bladen (Petiolatis) komt thans, nu de Vierde Soort 'er afgelaten is , in de bepaaling niet te pas : aangezien de Bladen van de beide voorigen ook wel gefteeld DODECANDRIA. 70I doch aangenaam van Reuk zyn , worden voor IV. een Soort van Firginifchen Slangenwortel ge- A ™i.EL" houden. Hoofd- stuk. TRlUMFETTA. Mónogi* nul* Een vyfbladige Bloem met een vyfbladigen Kelk ; een ltekelig Zaadhuisje dat in vieren open fpringt. Zo komen de byzondere Kenmer- ken van die Geflagt 9 dat naar den vermaarden Italiaan , Triumfetti, benoemd is , voor. Het bevat vier uitheemfche Soorten , als (O Triumfetta met de Bladen aan den voet r. uitgerand) de Bloemen zonder Kelk* Vlpplla* Kiisvrug» Op de Westindifche Eilanden 3 als ook aantjgev de Vaste Kust van Zuid- Amerika, is de Groei- plaats van dit Gewas , \ welk de Heer Jac- quin, op Martenique aan de Oevers der Be- ken 3 in het Kreupelbofch, Heefterachtig vondtf ter hoogte van agt Voeten. Op Jamaika vondt Sloane hetzelve overvloedig en noemde het Agrimonie , die Klisachtig is , zonder Reuk* In het geaairde Klisje, dat mar Heemst gely kt, vaa (1) Triumfetta Fof. hafl emargmatls &c. Syst. Nat. XIU Gen. doo. p. 327. Veg. XIII. p. 369. H. Ciïff. Ups. R. I^tgdb* 476. Triumfetta Flor. Cal. deftitutls. jAcq. Amer» Hijlt 146. Tr. Fr. echinato Racemofo. Tlüm. Gen. 40. Icm 255. Lappula Bermudenfis Althaoides fpicata &c. Pjlük. Alm* 206. T4 245 , f. 7. Agnmonia Lappacea inodora. SLOAN. J&m 92. Hijl. I. p. 211. Raj. Sufpl. 247» II. DlEJty, VIII, STOK* 702 TWAALFMANNIGE KRUIDEN* IV* van de Bennudes , by Plukenet, vind ik AFxfiEL" ™et>dat de Bladen aan den Voet uitgerand zyn: Hoofd- doch de onderfte verfchillen van de bovenfte *TVK' zeer, gelyk uit de Afbeelding van Plu mier vife'nWy' blykbaar is. De Bladen zyn rimpelig 3 zagt en ruig, naar die van Heemst gelykende ;de Bloe- men geel , de Zaadhuisjes van grootte als een Erwt 3 rondom bezet met Stekeltjes. In de Europilche Kruidtuinen is dit Gewas zeer go ttieen , en groeit , volgens den Heer N. Bürmannus, ook in Oostindie. n- (2) Triumfetta met de Bladen aan den Voet Triumfetta v y . . _ Barna* onverdeeld. mia. Ru tachti* pe giac}en 7yn> jn deeze Soort }by den Steel niet uïtgehoekt , voor 't overige Hartvormig of Eyrond en fomtyds vry diep ingefneeden* als uit de Afbeeldingen van Rumphius blykbaar is ; doch in het Westindifche van Jacquin zyn de Bladen Ruitachtig Eyrond, gelyk in het tweede Amboinfche Klisfenkruid van Rumphius. Deez' zegt , dat het een Houtig Heeftertje zy , onder een Vinger dik: de ander vondt het op Martenique , in de Vel- den, (z) Triumfetta Fel. Bafi ïntfgris* Triumf. Fl. Calyculatis, Fol. Rhombeo - ovatis. Jacc^. Amer, Hifi. 147. T. 90. Bar* tramia* FU ZeyL 174. Lappula Benghalenlïs tetrafpermos , Ribefii folio, &c. Pluk. Alm, 206* T. 41. f. 5. Agrimonia Maderaspatana. Pet. Gaz, 31. T. 42. f. 10. Lappago Am- bqinica. RUMPH. Amb. VI. p. 59- T. 25. f. 2. DODECANDRIA. 703 den, drie Voeten hoog als een regtopftaande , IV. zeer Takkige Heefter , met ruige Bladen , als ge- A™®1*» zegd is , doch naar boven meest Eyrond , en Hoofd- Bloemen die geel waren met roode Kelken. Hec*TUK* Kruid ftonk zeer, inzonderheid deZaaden, inn;a?0n°zr de Oxels als Klisjes by elkander groeijende , en werdt van de Franfchen Confyn genoemd, om dat de Vrugten als Klisfen hangen bleeven aan de Koufen en Kleederen. f3) Triumfetta met half driekwabbige Bladen nr. en volkomen Bloemen. ha. De Bloemen zyn in deeze altoos gekelkt enRrie^wab% daarom kunnen zy , met regt , volkomen ge-Use* noemd worden ; doch dit ürekt alleenlyk tot haare onderfcheiding van de Eerfle Soort, niet van de Tweede. J a c qo in vondt deeze ook in het Kreupelbofch der Karibifche Eilanden, als een Heefter van zes Voeten hoogte , regtop- ftaande , zeer Takkig en in geftalte naauwlyks van de Eerfce Soort te onderfcheiden , gelyk my uit een Takje daar van , 't welk ik uit Oostindie ontvangen heb, is gebleeken. (4) Triumfetta met Eyronde onverdeelde of w. zeldzaamer gekwabde Bladen. la^ykfé! Dee- ( 3 ) Triumfetta Fol. femi • trilobis , Flor. cotnpletis. 'Mant. 7l> Jacq. Amer. Hifi. 147. Triumfetta villola, fol. inferioribus angulato - ovatis &c. BROWN. Jam. 233. (4) Triumfetta Fol. ovatis indivifis raiiusvc lobatis. Td- II. Di£L. VUL Stuk* 704 TWAALFM ANNI6E KRülDÊN. IV. Deeze is een Oostindifche3 door den kundi* AFxnEL#Sen Kruidkenner Mille rus afgebeeld, die Hoofd- aanmerkt , dat dezelve zeer lange Bladfteelen STÜK- heeft. Eenwy i Por t ülaca. Porfelein. Ëen vyfbladige Bloem met een tweedeeligen Kelk en het Zaadhuisje eenhokkig 9 rondom ge* fneeden , of driekleppig* Dus komen de byzon- dere Kenmerken voor van dit Geflagt, 't welk agt , meest uitheemfche Soorten bevat , en daar onder van een zeer bekend inlands Moes- kruid den naam heeft : naamelyk * Met rondom gefneedene Zaadhuisjes. t. (O Porfelein met Wigvormige Bladen en onge* o°cr£«a fieelde Bloemen'. Giadbladi- £€* Nauwlyks kan men de Natuurlyte Groei- plaats bepaalen van dit Kruid, 't welk zowel in de beide Indien wild groeit als in ons Werelds- deel. In onze Nederlanden komt de Wilde van zelf Triumf. Foliïs oblongo > ovatis obtuHs &c. Mill. Ic. 199. T. 298. (1) Portuhca Fol» Cuneiformibus , Floribus fèsfilibus. Syft. Nat. XII. Gen. 603. p. 32g. Veg. XIII. p. 370. Mat. Msd. Stóo. R. Lugdb.+7$. H. Cliff* 207. Ups. 146. GouAN Monsp* 227. (TER. Prov. 426. KRAM. Auftr. 131. GORT. Belg. 130. GRON. Virg. 59, 73. BROWN* Jam. 233. KALL. Helv* 392. Poitalaca anguftifolU fylveftris & latifolia fativa, C. B, Pin, 288. Puit.domeftid. Lob. Jc. 32 g* « 1Ö0DE CANBRIA. 705 feelf voort in de Bouwlanden en Moeshoven , op IV. fommige plaatfen $ en de Tamme wordt 'er in AF^Efcè de Tuinen gezaaid. Men noemtze in 'c Franfch Hoofd- Pourpier > in *t Engelfch Purjlain en in 't Hoog- STÜK« duitfch Portulak. Beiden zyn het dik gedeelde n£on°sr en dikbladige Sappige Kruiden , fchietende de Tamme of Zaay-Porfelein hoogef op dan de Wilde 5 die ook veel minder Sappig is# De Bloemen zitten by tropjes ongedeeld , zo wel als de Zaadhuisjes , die horizontaal open gaan , in de Oxels der Bladen* Deeze bevatten een Zandachtig zwart Zaad, Tot Moes of wel op zig zelf gekookt en ge* Hoofd, is dit Kruid, dat men jong met Steelen en al gebruikt, zeer fmaakelyk en gezond, zag- telyk laxeerende en verzagtende. Het Afkook* zei of uitgepertte Sap dient derhalve ook te- gen allerley inwendige Ontiieekmgen , en komt daar in met het Sap van Huislook byna over* een, Inzonderheid wordt het tegen de Pynenvan 't Graveel en moeielyke Waterloozing aange- preezen. Het Uitmelkzel van 't Zaad is verkoe- lende. Door uitperfing levert een Pond van di£ Kruid weinig minder dan een Pond Sap uiu (t) Porfelein met Ëhvormige Bladen over* hoeh% ; Haairige Oxelen en ongejleelde end* nu/*. Bloemen. Haaid^ By fi) Ptrtulac* Fol. Subuhfcts alternïs &c. Port. Fol. Lïae- «tibus acwtis. R. Lugdb* 473, Port. Cutasfavica, &c, Comm* Y y fbrf* II, P«*L, VIII, STUK, 7®6 TWA ALFMANNICE KrüIDEI?. IV. By verfcheidcne is dceze Westindifehe of Afdeel, guid- Amerikaanfche Soort van Porfelein afge- Hoofd- beeld en befehreeven. Zy heeft fmalle ronde stuk. fpitfe Bladen, overhoeks, doeh die aan 't end jEenwy- van de Steng of Takken, by de Bloemen , agc in ' t ronde geplaatst. De Bloemen > die onge- fteeld voortkomen , hebben vyftien Meeldraad- jes en een vyfdeeligen Styl of Stamper. 1TT« C3) Porfelein met vier Blikjes; de Bloemen in vieren gedeeld ; de Steng, met Haairige vieidech- Knietjes. ge. Een Jaarlykfch Plantje uit Egypte, door Zaad in de Upfalfche Tuin geteeld , is onder deezen tytel door Linnjeus omüandig voorgefteid. Het hadt menigvuldige , Moesachtige 5 ronde gladde leggende Stengetjes van een half Voet lang , met gepaarde Eyrond - Lancetvormige Vleezige Blaadjes, befprengd met doorfchynen- de Stipjes. De Bloempjes , aan 't end voortko- mende , waren in vieren gedeeld en hadden agc Meeldraadjes , zo lang al$ de Bloem, en een Rol- Hort. T* p. 9i T. 5» Herm. Par. T. 215. Port. Lanugmo- fa piocurabens. Pluk. Alm. 304. T. 247* £ 7* Volk. No- rimb. p. T. 341» Anacampfcros fupina minor. Crown. Jam* 2 34» /S. Fort. Cor. Lanug. Pfyilii folio. HERM. Par. T. ai4* Plus. Mm* 303. T. 10,'. f. 4. (3) Pcrtulaea Bra&eis quaremïs, Flor. quadcifïdis , Caul.e GenicuUs pilofis. Mant. 73. Port. Lanuginofa prociimbens Flore luteo. Herivt* Par. zu% Sedum minus Arabicuaa. El. lwxco. Pjluk. Mant* 162» DöDECAND RlA. 70? Holronden Styl 3 met vier langwerpige, ftom- IV. pe , ruige Stempels. Het Zaadhuisje was Ey- A*£*flim rond , met ééne Holligheid, bevattende veele Hoofd- roodachtige gedoomde Zaadjes. Wegens de ge-STüK* iykenis naar de voorgaande Soort fchynt der-^ halve dit Plantje hier t'huis gebragt te zyn* Het Kleine Arabifche Huislook van Pluke* Net , met geele Bloemen en platte gefpitfte Bladen , is tot deeze Soort betrokken» De Heer Forsk aoiil vondt 5 op zyne Arabifche Rei- ze , een Soort van Porfelein , welke hy Vlafch- bladig noemt , van de Arabieren gegeten wor« dende. Doorgaans hadt deeze ook maar agt, doch fomtyds van tien tot agttien Meeldraadjes* Het Loof was roodachtig. Een andere noemt hy Schitbbladige , om dat de Steng door de dik- ke fpits -Eyronde Blaadjes zodanig Schubswyze bedekt was 5 dat dezelve vierhoekig fcheen te zyn. Zy droeg groote geele Bloemen Een der- de, naar deeze gelykende , kwam hem voor, met een bly venden vierbladigen Kelk (*). (4) Porfelein met langwerpige Vleezige Bla- iv. ~ den, de Steng getuild met ongejleelde aSSSS. Bloemen. Getuüde* In (*) Flor. j£%ypt. Ar ah. p. 92. {4) Portul&ea Fol. oblongis Carnofïs , Cauï. Corymbofo ; Flor. fesHlihus Portui. ere&a , Sedi ininoris facie , Capfitulo tomenrofo. Sloan. J?m. %%. Hifi. ï. p, 205. T. I29. f. } Halimus minimus &c» Bp.own. Jam. 206, Yy 2 IU DEEL, VIIU STUK, 703 ÏWA ALFMANNIGE KllUIDEtf, IV* In deWestindiën groeit deeze, die zeer klem ^xu^ is5 naar Hirislook gelykende, met dikke Sappi- Hoofd- ge Blaadjes, tropswyze aan den top der Takjes stuk. geplaatst, en Wollige Hoofdjes. JEsnvjy- Vtg€' ** Met driekleppige Zaadhuisjes. v- (5) Porfelein met Jlomp Eyronde platachtige tangui™ Bladen en enkelde driekantige Trosjes. ris, ioeki- De g]oemen van deeze zyn zo groot en fraay, dat menze deswegen tot de Ciftus be- trekken zou ; doch het Blad is als dat van de gewoone Porfelein. 't Gewas groeit op Klippen aan de Zeekust der Karibifche Eilanden; en dan vallen , zo dc Heer J a cquin aanmerkt , de Bloemen kleiner, 't Is een Heefterachtige Plant , met Houtige Stengen f twee Voeten hoog. ft* Jinacamp» faros. Klootbla- (6) Porfelein met Eyronde bultige Bladen 9 veel» (5} Portulaca Fol. obovatïs plamasculïs &c. Portui. Ra- cetnofa. $p. Plant, Port. triangularis. JAC^. Amcr. Hijl. J47. Oh* 35. T. 23. Chamaeciftus Americana 9 Portulacz folio, Floie albo. HERM. Par. 21. Helianth. frutescens , Portui, folio. Plum. Sp. 7. Ic. 150. f. 2. (6) PortuUca Fol. ovatis gtbbfs , Pedunculo raultifloro &c. Anacampferos Fol. acuminatis* IL Cliff, 207. R. Lugdb* 412* Telephiaftrum FI. globofo. Dill. Elth. 375. T. 28 r. f. 363, Poitaiaca Afr. fempervirens. Comm. H$rt, II. p. 177. T. 89- Oxili affinij Planta mamillari? aphylla. Burm. Aft* 7$. T. %q, f. 2, DODECANDRIA. 709 veelbloemige Steeltjes en Heefierige Sten- IV. 6«j«- ^ Hoofd* Een zeer zonderling Gewas , dat ongemeen SXUK# verfchillende ' van Geftalte fchynt te zyn naar Mon^r de Groeiplaats 5 maakt deeze Soort uk. Men*"** kan , immers , de aangehaalde Afbeeldingen an- ders niet overeenbrengen. Dillenius^ bo- vendien , verbeeldde zig, dat het gene doorhem uit den Elthamfen Tuin is in Afbeelding vertoond onder den naam van Telephiaftrwn » door Vail- LAnt verzonnen , een ander Plantje ware, dan de yyfrikaanfche altyd groene Porfelein , zig in de Amfterdamfche Kruidtuin bevindende, en dit fchynt zeer van 't gene door den Hoog- leeraar Bu kma nnus, uit de Verzameling van den Gouverneur van dek Stell , aan 't licht gebragt is , te verfchillen. Dit Iaatfte,naa- melyk ; komt voor met een getepelden Stoel en geheel ongebladerd ; terwyl het andere blyk- baarlyk met dikke Sappige Bladen , die zelfs den Smaak van Porfelein hebben , is voorzien. (7) Porfelein met Lancetvcrmig Eyronde plat- vfr. te Bladen , een Takkige Pluim en tweebla» dige Kelken. üitgebrei- Dedc' (j) Pottulaca Fol. Lanceoïato - ovatis p!anis, Pmlcula Ramoü » Caiycibus diphyliis. Mant. 24a. Portuteca Panicu- Jata , f. Flor. paniculatis. J&cq; Amer. Hifi. 148 . Spec. Plant. 6+0. Port. Amer. latifblia ereefca, Flor. albis. Comm. Hort. I. p. 7- T. 4- Yy3 li. DSEL. VIII. STUK. 710 T WAALFMANNICE KllUÏDEN* IV. De tweebladigheid der Kelken fchynt hier 'AFxiiEL' overtollig gemeld te zyn, dewyl zy ook in de Hoofd- voorgaande en anderen plaats heeft» L in- wijk. N & o s , 9t is waar, zegt , dat deeze van de x&ïnVJy~ 'Gepluimde verfchilïe, welke witte Bloemen zou hebben en een vyfbladigen Kelk; doch waarom die dan aangehaald. Jacquin heeft, in te- gendeel , de Bloempjes derzelve rood en den Kelk in tweeën gedeeld bevonden. Het is een Htefterig Plantje , met Houtige Stengetjes en dikke Sappige, vette Blaadjes, 't welk zynEd* op de Klippen aan de Zeekust van Martenique en St. Domingo wasrnam» Die van den Hortus Medicus, alhier, hadt een vyfbladigen Kelken witte Bloemen; ook ging het Zaadhuisje in de- zelve overdwars open , niet met drie Klepjes, gelj k ia de Gepluimde van J a c q u i n (*). vin. (8) Porfelein met ftomp Eyronde , platachtige Fruticc/1 Bladen , getroste Bloemfieelen , vyfbladigG Hecilcrigc. Kalken en een Hsefterige Steng. Dit laatfle ftresofet, wederom, in de bepaa- ling niet , alzo de twee voorgaande ook Hee- fterachtig zyn. Ik vind van deeze niets aange- tekend , clan dat de Kelk vyfbladig is en het Zaadhuisje driekleppig. Ten opzigt van het eerfee zou die van Commely^, welke waar- fchyn* (*) In Spss, FUnt. was van de Paniculata gezegd; C&L $i pbyllus, Caps 3. valvis. (8) Pêr'tuUaa fal obovacis plaiuusculis &c. D O D E C A N D R I A ♦ 7 T ï fchynlyk gemeend is , hier behooren kunnen , 1 , . • t_in j A.FDSEL. doch niet ten opzigt van het laatfte; zo dat XIU die opgemerkte byzonderheid misfehien ver- ^ofd* Valt Monojiy- tutu L y t 11 r u m. Partyke. Dit Geflagt bevat verfcheide Kruiden , die tot de Lyfimachia t'huis gebragt zyn , weshalve LiNNiEus 'er den Griekfchen naam Lythron % welke daar aan gegeven is , op toegepast heeft. Die tot de eigentlyke Lyfimachia behooren, heb ik reeds onder de Vyfmannigen te boek ge- field C|> Behalve 5t getal der Meeldraadjes is hier de Kelk in twaalven gedeeld en heeft zes ingeplan- te Bloemblaadjes : het Zaadhuisje heeft twee Holligheden en veele Zaaden. Tien Soorten be- vat hetzelve, naamelyk. (1) Partyke met gepaarde Hartvormig Lm- r, Lythrum Salicartd* Geaairde, (|) Ma*iu alt* p. 391. Singulare Genus -&c. (X) Zie 't voorgaande VII. Stuk, bkdz. 503. (ï) Lythrum Fol. oppofitis Ccrdato - Lanceolatis kc.Syft. Nat. XII. Gen. 604. p. 32$. Pïg. XIII. p. 371. H* ClifK ïfï* R. Lngdb% 458. GoüAN Monsp* 227. GFR Pr oh* 455». Kram. Aufir. 131. FL Suec. 303. Fl. Lapp. 191* &c. Ly- fimachia fpicata purpurei. C. B« Pm. 2*6. Pfeucfo- Lyfiuia- chium purp. alt. Don. Tempt. %<$. Salicaiia. TQU&m. lnfl* 25 3' KALL. He!v. 405. tyfimkh. purp. &c. LOB. fe. 342. £# Blattaria rubra fpicata major , fol. fubrctundo. MORiS. II» p* 45K>. S. 5. T. ïo. f. 11. Lyfimachia trifol. Yv 4 *Pic' II. £>IEL« VIII. «TUK. 712 TWAALFMANNICI KRUIDE», IV, cetswyze Bladen $n geaqirde twaalf mamd* AxDu?L# Bloemen. rrvK.D' Aan de Wallen der Slooten en Grafeen , of Eemvr andere Staande Wateren, in het Riet, komt vt£e' dit Kruid by ons veel voor en verflerc dezelven^ met zyne paarfche Bloem- Aairen, ongemeen. Het wordt ook wel als een Bloemplant in de Tuinen nagehouden. Dus treft men het door geheel Europa, op W aterige plaatfen , aan» Niets is in Switzerland gemeencr, zoHallër zegt, aan de Oevers der Rivieren. In de iSederlan- den wordt het Partyke genoemd , zegt Dodo- NjEüs, en hier van heb ik den naam ontleend. Tour ne fort maakte 'er een Geflagt van, onder dien van Salicaria , om dat het Loof veel overeenkomst met de Bladen der Wilgen, in 'c Hoogdukfch Weide genaamd, heeft , en hierom zal de echte Lyfimachia den naam van Wederik draagen. Sommigen merken deeze a!s. een bafterd * Soort daar van aan; dewyl zy in Gewas veel overeenkomst daar mede heeft» De Franfchen noemen het Salieaire. Het heeft regtopftaande ftevige Stengen van drie of vier Voetep hoogte , bezet met gepaarde Bladen , die ruuw zyn , en boven uitloopende in lange Aairen , van gekranfte Bloemen , paaifch, van Kleur. Deeze Bloemen beftaan uit een Ke* gelachtigcn hollen Kelk, vanboven twaalf Tand* jes (pk. purp. Bocc Mus. 167, 9* Lys* quadrif. purjj. moli. & Iqngior» foliis, Ibidem* DODECANDRIA* 713 jes hebbende , waar tusfchen de zes Bloemblaadjes ^ &yn ingeplant. Uit deszelfs bodem komen twaalf Afdeel* XII Meeldraadjes voort > waar van zes tmfceeken, hoof^ cn in 't midden is een roodachtig Vrugtbegin* stuk. zei, met een geknopten Styh (a) Partyke met gepaarde Lancetvormige Bla- j^rum den , een Roedachtige Pluim en twaalf man- v* nige drievoudige Bloemm. In de Levant, in Tartarie en Siberië, groeit deeze Soort , die door Clüsiüs Kleine We* derik met roode Bloemen genoemd en afgebeeld is onder de Ooftenrykfe Planten. Zy valt zelden hooger dan twee Voeten , en verfchiJc voor 't overige in Geftalte van de voorgaande weinig. By Hamburg in Oofienryk werdt zy door den Heer J a c q ü i n gevonden, Somtyds komt zy met overhoekfe Bladen voor, (3) Partyke met gepaarde van onderen iets in. Wollige Bladen en lienmannige Bloemen , f^utico~ ( 2 ) Lythrum Foh oppofitis Lanceolatis &c. Lythrum Auftriacunu JACC£. Vind. 243. Auftr. T. 7. LyS. rubra non fiüquafa. C. IJ. Pin. 246. Lys. purp. 2. f. minor. Clüs. Hi ft. 2. p. 51. Sal. Or. Salicis folio acutisfïmo & glabro, TOURNF. Cor. is* Salie, glabra &c. Amm. Ruth. gs , 89, Lyfim. fecunda f. min. mbro flore. Clus. Pann. 477 , 478. (3) Lythrum Fol. oppofitis fiibtus fubtomentofis , Fior.de» candris , Cor. Caiyce, Calyceque Genualibus brevioribijs. Yy 5 < II. desi» VIII. Stuk. 714 Twaalf mannige Kruiden. IV. die "korter dan de Kelk zyn , met uitjlee* Afdeel, fonte Meeldraadjes en Styk HocuD- Deeze5 jn China groeijende, is een Heefter Eenwy- met een rappigen Bast , hebbende de Bladen vi&* gepaard 5 ongedeeld 9 Lancetvormig , effenran* dig en van onderen eeüigermaate Wollig. iv. (4) Partyke met gepaarde 9 van onderen Wol- VvtkiïZ- eenigermaate gefteelde Bladen en ge* *«*«- kranjle zyddinsfe Bloemen* v. Cs) Partyke met gepaarde Liniaale gefteelde GeüiddT Bladen en twaalf mannige Bloemen. yi. (0) Partyke met gepaarde Liniaale Bladen en smaibiadi- zesmannige Bloemen tegenover elkander. ge- Zulke veranderingen van dergelyke Kruiden , in Virginie groeijende, maakcn deeze drie Soor- ten uit , gelyk het Europifche ook niet onbe- deeld is van Verfcheidenheden. De laatfte komt met onze Hyfopbladige vry naa overeen $ in- zonderheid een dergelyke in 't Water groeijer • de , met roodachtige Stengen , daar de Heer Clayton gewag van maakt. (7) Par- (4) Lytbrum Fol. oppos. fubtus tomentofis 8cc. Lyrh. fol* oppos. Flor. verticiüatis. Gron. Virg. 52, 73. ($) Lytbrum Fol. oppos. Lin. petiolatiS. &c. Lythr. fol. petiolatis. GRON. Virg. 52, 73. (6) Lytbrum Fol» oppos. Linearibus &c. Lythr. Fol. Lin» Flor. hexandiis lolicariis. GRON. Vir%. 1*2, 7?. D ODECANDRIA. 715 (?) Partyke met gepaarde Ovaale Bladen , en IV. overhoekfe zesmannige ongefteelde Bloemen; ¥£i^u de Steng verfpreid. Hoofd- STUK» (8) Partyke met gepawde Eyronde Bladen en ^ vil overhoekfe omtrent tienmannige Bloemen ;F^*j;2 de Steng neerleggende. Deeze twee zyn in de Westindiën, op ]aimi-Meimmm ka, door den vermaarden Doktor Browae waargenomen en met de nevens geplaatfte be- naamingen getyteld* (9) Partyke met overhoekfe Liniaale Bladen #2'^ den en zesmannige Bloemen. &a, Hyfopbla- (xo) Partyke met overhoekfe Liniaale Bladendi&' en vierbladige Bloemen. Thymifo- Dee-^. Thymbla- f7) Lythrum Fol. oppos. ovilibus, Floribus fesfilibtis al*— ^ ternis hexandris &c. Paifonfia Herbacea &c. Brqwn. Jam. 199. T. zü f. (8) Lythrum Fol. opp. ovatis, Flor. alt. fubdecandris , &c. Melanium Herbaceum reclinatum &c. Brown. Jam. 215. (9) Lythr*m Fol. alternis Linearibus &c. Mant. 592. H. Cliff. 178. U?s* 11 8* R' L-H^* GOUAN Mensp. 22$. GBR. PrflV* 459. GORT. Belg. Ifl* KRAM. -4«/?r. 132. &C. Salicaria Hysfopi folio latioxe. Hall. Jen. 147. T. 6. f. 3» He/v. 406» Hysfopifolia. C. B» Pm. 2I8. £• Lyfimachia ru- bra non Siliquofa. y. Lys. Linifoiia purpureo - cceruiea. G. B. Pin. 246. (10) Lythrum Fol. alt. Linear. Flor. tetrapetalis. Gouah Jlfonsp. £28- GëR* jP^v. 459* Salicaria minima tenuifolia. TOUR n F, Uil. 254. Hysfopifblia minor £ potius / hymifo- iia rruritlrna. J. B. Bfi. 111. p. 75)2. Polygoniua Aquaticum, mi" II. DEEL. VI1USXUK* yié TWA AiFMANNlGE KRUIDEN. IV. Deeze twee Soorten komen in Europa, de Afdeel ]aac(];e meest in de Zuidelyke deden voor. Hoofd- Beiden zyn zy klein , doch de laatfte wint het stuk. jD kleinte, en wordt daarom ook wel de Kleine v'*#"wy' Hyfopbladige geheten. De eertte heeft de Steng een Voet of forntyds een Elle, de andere dik- wils maar een Handpalm hoog , zo C. B a tr- il inus , doorwien het Kruid, onder den naam van Hys/bpifolia of kleine Godsgenade, is af- gebeeld , aanmerkte. De eerfte heeft , volgens den Ridder , leggende , de andejre opltaande Stengetjes en ongedeelde Bloempjes. Zy groei* jen niet dan op vogtige Moerasfigc plaatfen. G I W O R A. De Heer Jacquin heeft dit Geflagt be- noemd, ter eere van den Marquis Giwori, Keizerlyken Gouverneur van Livorno , door wien de Kruidkunde aanmerkelyk bevorderd werdt. Het heeft een zesdeeligen Kelk en zes Bloemblaadjes : het Zaadhuisje eenhokkig vier- kleppig, gekleurd, veelzaadig. i. De eenigfte Soort (i ) , daar van bekend , nam ^mtrkanaA^ Heer J a c q u i n aan Zand- en SteenigeOe* vers, op 't Eiland Kuba>waar,en plukte 'er ryp Zaad van in de Maand December. Het is, zegt hyf minus. BARR- fc» 773. f. 2. Hysfopifolia f. Gratiola Hjinor. C. B. Pin» 218. Prodr. 108. (1) Gtnora. Syft. Nat. XII. Gen. 6qu p. lZ$*Fei* XIII* p. 372. jACt^. Amer. 148. T* DODECANDRIA. 717 hy, een zeer fraaije Heefter , die drie of vier IV. Voeten hoog opfchiet, zig verdeelende in glad- ^^jjf h4 dc, ronde 3 Houtige Takken , welke Lancetvor- Hoofd - mige, zeer kort gedeelde, gladde Blaadjes heb-STÜK* ben van anderhalf Duim lang en ecnbloemige^^^* Bloemfteelcjes. De Bloemen , hoewel zonder Reuk, zyn zeer fraay, byna een Duim breed , hemelfchblaauw , met een rooden Kelk, en een bruinrood Zaadhuisje , dat naar een gladde Bc- fie gel y kt „ met witachtige Zaadjes. De Inge- zetenen, aldaar, noemden het Rofa del Rio, dat is Rivier -Roos. Agrimonia. Agrimonie. Een vyftandige Kelk met een anderen om- kleed , vyf Bloemblaadjes en twee Zaaden op den bodem des Kelks, zyn de Kenmerken van dit Geflagt , 't welk de drie volgende Soorten bevat. ( 1 ) Agrimonie met gevinde Stengbladen, het endelingfe gepeld, en Jlekelige Zaad^^X huisjes. Gemeene. Dit ( 1 ) Agrimonia Fol. Caulinis pinnatls , iaiparï petlolato &c. Sy/i. Nat, Gen. 607. p. 32*. Veg, X1U. p 372- Mat. Md. 22f. H. Clif. i79> Ups, lis. R. Lugib. 240 Gouan Monsp. 228. GEB. Prov. 464. HALL. Helv. 407. GORT* Belg, 131. KRAM. Aujir. 152. Fi. Suec. 394» &c. Eupatorium veterum f. Agrimonia. C. B. Pin, 321. Agrimonia f. Eupa- torium. DQD. Pempt, 28. CAM. Ëpit, 7S6. GRON. Virg, $i% fiZ Twaalf ma nnige Kruiden* Afdeel ^it: ^ru^ wor(^c gehouden voor het Eupa* xn. * torium of Euputorie der Ouden, waar van heÊ Hoofd- den bynaam heeft» De naam, dien het in 'c STUK' Franfch, Ëttgelfch en Hollandfch voert , heeft met den Latynfchen Agnmonia , wiens oir- fprong onzeker is , veel overeenkomst. De Duitfchers noemen het Odermennig of Bruch- wurtz , dat is Breuk- Wortel , wegens de fa- mentrekkende hoedanigheid. Het wordt van fommigen ook Lappa inverfa, dat is omgekeer* de Klis/en ; om dat de Vrugten als Klisjes zyn en nederwaards hangen , getyteld* Het groeit wild op drooge plaatfen in verfcheide deelen van Europa en in de Nederlanden vry algemeen, gelykby ons in de Grazige Duin- Valeijen* Ook wordt het in de Tuinen aangekweekt. De Steng is regtop (taande 9 ftyf en hard en zeer Haairig , meer dan een Elle hoog opfchie- tende, in dit Kruid, 't welk /ruige op de kan- ten diep ingefneeden of fpits getande Vinbladen heeft , boven donker of zwartachtig groen en van aanmerkelyke grootte, met -kleine Vinblaad- jcs daar tusfchen. De grootfte Bladen hebben dikwils zes of zeven paaren van Vinnetjes. De Steng is naauwlyks getakt en loopt boven de Bladen uit in eene Aair van Bloemen , niet zeer die;t geplaatst , die geel en kort gefteeld zyn ; waar op Zaadhuisjes , als gezegd is , volgen , met haakige Doorntjes ; die als de Klisfen aan, de Kleeders hangen blyven» Het eene Zaadbe- ginzel , daar in , misdraagt doorgaans 5 zo de Heer Haller aanmerkt* Dit DODECANDRIA. 71Q Dit Kruid komt, in.fommige deelen van Eu- IV. topa, en op fommige tyden des Jaars, meer of*™**1* min welriekend voor; inzonderheid de Wortel , Hoofd* die in 't Voorjaar geurig is. In Italië^ nogthans,m7iC\ heeft Colümna een Soort gevonden, die D'&n9* blceker groen en grooter is , hebbende altoos een zeer fterken Reuk , dien zy ook in de Kruid- tuinen behoudt ; doch voor 't overige van de gemeene weinig verfchilt, welke, dat zeldzaam is , ook op die zelfde plaatfen groeit en geen of een onaangenaamen Reuk heeft Van de groote getande Ooren , welken dit zo bekende Kruid aan den voet der Bladftee- len heeft , vindt men geen blyk in de gewoone Afbeeldingen en befchryvingen* Zy zyn zeer blykbaar in een aanzienlyk Tak daar van > (die ik nu kortlings , onder een menigte andere keur- lyk gedroogde Planten , van de Kaap der Goe- de Hope bekomen heb ,) zynde wat grooter en ruiger dan de gewoone, misfehien meer met de laatstgemelde overeenkomftig. Het Kruid groeit ook in Virginie. De Agrimonie wordt uitmuntende geacht voor Verftoppingen in de Lever , en daarom ook wel Leverkruid genoemd, 'c Is zeker, dat zy een (*) De welriekende Agrimonie is, volgens Columna , in. GeftaLte naauwiyks onderfcheïdelyk van de gemeene ; doch in de Afbeelding van Barrëlier befpeurt men een aanmer- kelyk verfchil , zo door de Takkigheid der Stengen als de ylheid der Bloem - Aairen : Zie Rar. Ic« en. Agrimmum êdoratum. H. DEEL VIII* STüSf £20 TwAAtFMAKNIGE KRUIDEN2 IV, een weinig famentrekkende is , en hfer doof ^F£fiBL# dicnen kan 9 om de verflapte deelen der Inge- Hoofd- wanden te herftellen* Hierom gebruikt menze stuk. 00[c ais een Wondmiddel en in Pappen toe vl^eewy "verfcerking van uitwendige verflappingen 5 in* zonderheid der Teeldeelen* In Gorgeldranken is zy niet van de minfte nuttigheid» ii. s (a) Agrimonie met gevinde Stengbladen , het Mrimmta mdetingfe ongefteeld, en Jtekelige Vrupen* Orientaal- fchc. Deeze , in de Levant door Tournefort gevonden , komt de Gcmeene zeer naby : maar heeft de Stengen korter dikker, ruig; Stop* peltjes van langte als de tusfchenwydten en omgeboogen , befchaduwen byna de geheele Steng : het oneffen Vinblad heeft geen SceeU tje : de Aair is kort , digt en ongefteeld met Blikjes zo lang als de Bloemen. Een zeer dikken kruipenden Wortel heeft deeze Levantfe > die zeer laag blyft , volgens Tournefort. Mooglyk zal daar van de bynaam ontleend zyn. Voorheen was dezelve aangemerkt als eene Verfcheidenheid van de voorgaande Soort* ni. (3) Agrimonie mst de Stengbladen drievoudig Agrimo«*i< m Zaadhuisjes, èhd* Be* Vxugt. (i) Agrimonia Fol. €3ulinis pinrtatis , irtipari fesfili &C. Agrim. Orientalis humilis, Radice crasfofima repente &.C» TOURNF. Cor. 21. (%) A^rimoma Fol. Caulitlis terintis, Fm&ibus glabris. H. cm DöDËdANftRÏA. 7^1 Behalve de gladheid der Vrugten is deezeoolc IV". door het Loof verfchillende , hebbende Co-Af^u Lümna, die ze eerst in Italië waargenomen Hoofd* hadt, haar 3 wegens eenige gelykheid van 'c Ge-,T^K#, was , Agrimonoides geheten» To urnefort * beeldt de Bloem en Vrugt onder die der Agri* monieaf, waar uit men het verfchil kan zien» De Vinbladen, langs den Grond verfpreid , zya veel ronder dan in de gewoone en aan de Steng komen alleen drie Bladen op een Steeltje voort, naar die der Aardbeziën gelykende. De Bloem- pjes zitten, met haar eigen Kelkje, in een rui-* ge^ diep verdeelde, veelpuntige Kelk , die tot: bevatting ftrekt van het Zaadhuisje, 't welk in grootte naar een Tarwe - Graan gelykt , doch de figuur heeft van een Flefch- Kalabasje en doorgaans een enkel Zaadje inhoudt, 't Gewas is niet zonder Reuk en bitterachtig van Smaak ; weshalve men het , volgens Col um n Aê wel houden zou kunnen voor het Êupatorium der Arabieren» 't Getal der Meeldraadjes , dat in de gewoone van tien tot twaalf voorkomt, vol- gens H aller, is in deeze dikwils naauwlyks meer dan agt , zo de Ridder aantekent (*)♦ De &i{f' T79' R« Lugdb. z\i. Agrimoniae flmilis. C. 8. Pm* 321. Agrimonoides. COL. Ecphr. I. p. 145. T. 144. BOERH. Lugdb. I p, 179. Agrimonoides Semine glabro, BAfttt. Rar* 612. (*) Te weeten in Sp. Plant. Ed. II. p. 64 3. In Genen Piantarum vindt men dit geheel anders* i>e Gemeeue Ag si* Z z fao* 11, DEEL. VIII, STUK* 722 Twaalf mannige Kruiden. IW De Driewyvigen van deeze Klasfe leveren de AFxnEL> vo]Sende Geflagten uit. Hoofd- t. , t stuk» Reseda* Neerzet. z>r;du;y- eenbladige verdeelde Kelk , gefnipperde Bloemblaadjes : het Zaadhuisje eenhokkig met een gaapende Mond. Dus komen de algemeene Kenmerken der Soorten van dit Geflagt voor f 't welk , voor 't overige, zeer veranderlyk is> doordien LinnjE us daar toe, behalve de Re* feda , ook de Luteola en Sefamoides van Toür- nefort, welke in de figuur der Vrugt aanmer- kelyk verfchillen , en waar van de laatfte zelfs niet onder de algemeene bepaaling valt; betrok- ken heefr. 9t Getal der Soorten , meest Europifche, is twaalf, als volgt. Re/êda (l) ^eerzet met Lancetvormige onverdeelde luteou. Bladen , die aan den voet wederzyds een* iandig zyn> en rierdeelige Kelken. Die aaonïe heeft , zegt hy aldaar, van twaalf tot twintig Meel- draadjes en twee Zanden : de Agrimonoides , dat is deeze laatfte Soort , ongevaar zeven Meeldraadjes en één enkeJ Zaad. In Hor^o CUJJortiano hadt hy gezegd: Hu jus FUs be- 'xandres eft : dat is : De Bloem van deeze heeft zes Meel- draadjes. (i) Re feda, Fol, Lanccolaris integris &c. Syft. Nat. XII. Gen. Co%* p. 3*9. Veg*. XIII. p* 372» H. Clif. 212. R. LugdK 483. GouAN Monsp. 229. GER. Prov. 376, Kram. Auftr. 133. Gort. Belg. 132. F/t Suee. 439, 424. &c. Luteola her- ba Saücis folio. C. B. Pin. 100. TOURNF. /«/?. 423. Luteola» Hall* Hclv* Lumm herba. Dod. Fwpt* 80. Los* 353. D O t> E C A N D R ï A. 723 , Dit Kruid , dat door geheel Europa , als ook IV# in onze Nederlanden, in 't wilde groeit, voert ^j^M den naam van Luteola of Lutum Herba, dat is Hoofd-; Geelkruid , wegens de Kleur die het uitlevert. 8TUK* in 'c Hoogduitfch noemt men het Ackerpfrimme\r^rïgr in \ VValfcb Wauw , in 't Franfch Gaude/m 't Neerduitfch Wouw , in 't Engelfch Dyers-Weed, dat is Verwers - Kruid. Sommigen hebben het ook voor een Soort van VVeede gehouden De Duitfehers noemen hetzelve Streich- Kraut. Het fpreidt lange en taamelyk breede Bladen langs den Grond uit, tusfehen welken een Steng opfchïet van een of twee Ellen hoogte , die met fmaller Bladen , doch byna overal van ge- lyke breedte en niet zeer fpits 3 bezet is. De Stengen zyn Aairswyze begroeid met Bloemen, van eene zonderlinge figuur. Uit een in vieren gedeeld Kelkje (*) fpruit een groot Bloem* blaadje, ten halve in zesfen gefpleeten, en het Hcnigbakje uitmaakende ? boven geplaatst. Twee zydelingfe Bloemblaadjes zyn klein, en in drie- ën gedeeld» Hier komen fomtyds twee zeer kleinen by , die onverdeeld syn. Door de onderfte fpleet van den Kelk hangen byna twintig Meel- draadjes , met hunne Knopjes, nederwaards. Het Vrugtbeginzel heeft drie Stylen en de Vrugt is driepuntig, met drie Streepjes gaapende, waar in kleine Zaadjes. Van (*) Calyx profunde et inaqualittr fexftzus e£l , zegt de Heer Haller, die hem eerst ook vieidse'ig gefteld hadtf by nader onderzoek, ïlelv. p. 779» Zz % II. DIU. VIII, STWK,i 7H TwAALFMANNIGË KRUIDE^ IV* Van dit Kruid heeft de Latynfche benaaming AFxiiEL' ^er §eele Kleur Outeu0 haare afkomst. Moog- Hoofd. ]yk zal het die, op fommige plaatfen , vry hoog stuk. uitleveren ; dewyl men haar met Saffraankleur v^e.tewy' verward heeft (*). Hedendaags hoor ik niet dat de Wouw tot verwen gezogt wofdt, zégt de Heer H aller (f). 't Is ondertusfchen ze- ker, dat menze hier te Lande, en zelfs in dee- ze Stad , nog dikwils bezigt , om een geele Kleur te geeven aan de Lakens en Wollen Stof- fen ; gelyk men ook , wanneer dezelven eerst blaauw geverwd zyn, die dan door het Afkook- zel groen maakt ; kunnende dus , gelyk J. B a u* hinüs zegt, twee zeer verfchillende Kleuren uit een zelfden Ketel haaien* Ten dien einde worden de gedroogde Bloemfteelen van dit Kruid , dat men daar toe op Akkers teelt, met Aluin gekookt* De Wouw , die klein en roodachtig is, geeft meer Kleur dan de groote en donker- groene. De gene , die in *t zwarte valt , of fchimmelig is , als vogtig of onryp ingezameld zynde , is de flegtfte van allen en geeft een blaauwe Kleur. Men verwt, zo wel Zyde als Wofle, geel en Citroenkleur met dit Kruid, waarvan Jaarlyks ter waarde van duizend Daalders , ten dienfte van (*) Dus zegt Viröilius: Ipfe fed in Pratïs Aries jam fuavembenti Murice , jam Croceo mutabit Vellera Luto. (T) Nm audiQ nejiro temport a Tinïïoribus rtquirL H&hYi Dodecandria. 725 vanSweedcn, uit Vrankryk gehaald werdt3 daar IV. ïTicn de Wouw meest teelt; hoewel zulks ook AF£f*u by Kent in Engeland en op eenige plaatfen in Hoofd- de Nederlanden gefchiedt. Sedert twintig of STÜK:- dertig Jaaren zyn ook Plantagiën, daar van, by TriMm*% Lund en andere Steden in Schónen aangelegd, die reeds veel opgebragt hebben* Best wil zy voort in Zandige Aarde en moet jaarlyks wor- den gezaaid , bloei jende in 't volgende Jaar, wanneer menze , in 't midden van het bloeijen , fnydt en droogt. In heeter Gewesten is het droogen naauwlyks noodig (*)♦ (2) Neerzet met Lancetvormige gegolfde Haai* rige Bladen. \ Grysach- Dit heeft een overbly vende WorteU De Steng tlg* is een Voet hoog , opftaande , bezet met witte Haairtjes en Takkig. De Bladen zyn ongefleeld* Lancetvormig , met een Haairigen Kiel, zonder Tandjes , gegolfd. Aan 't end groeit een Tros van witte Bloemen , met elf geele Meelknopjes en zes Vrugtbeginzels , zittende op een gemeen Stammetje. (3) Neerzet met Liniaale Bladen , aan den roet ni. getand, en vierwyvige Bloemen. z?5^«, Op * (*) Stokhol*n$. Verh&nL XVIT. Band. IJS7* P* *°7' (1) Refeda Foï. Lanceolatis undulatis pilofis. Syjl. Nas. Veg. XIII. (3) Refeda Fol. Linearibus Bafi dentatïs , Flor. tetragyni». Rofeda Linarix foiiis. C G. Pin. ioot Prodr. 4.1. EURS. IV. Zz 3 *s- II. Deel. VIII. Stuk* 726 Twaalf mannige Kruiden. IV. Op dc Pyreneefchc Bergen is de Groeiplaats AFxilL* van deeze * een Plantie met dunne leggende Hoofd- Stengetjes en zeer fmaüe Zeegroene Blaadjes, stuk* draagende bleek geele Bloempjes, die zig Ve- vi#™ zelig vertoonen , en op ieder volgt een enkel Zaad. Dit zegt Moiuson, die het uit Vrank- ryk bekomen hadt: maar C.B auh in üs meldt % dat het Zaadhuisjes heeft, vol van zeer kleine Zaadjes. Het zyne was door B u r s e r u s , in de Zandige Valeijen der Pyreneen 9 verzameld. JujeL Neerzet met Liniaale Jtompe Bladen en purpura*. vyfwyvige Bloemen* Cftis. Jhl^ck" De vermaarde Clüsius geeft de Afbeel- ding van deeze, zynde een Plantje van .omtrent een Span hoog , met kleine Blaadjes om 't on* derfte der Stengetjes , die boven met paarfch* achtige Bloempjes geaaird zyn. Het groeide op Steenige Heuvels by Salamanca in Spanje. v. (5) Neerzet met Lancetvormige onverdeelde celend^ Bladen en gefternde Frugten. Dit 88. Sefamoides Linar'ac fo'io glauco f Pyrenaica % Flore Sta- mineo. MoeiS. UijU III. p. 601. S. 15. T. 1, f. 4- Refecia Linarix folio &c. PLOK. Alm. 3:7. T. 107. f» 2. R AJ. SuppL 511. Luieola pumila Pyrenaica , Linariae foüo» Touknf. Inft» 424 (4} Refeda Fol. Linearibus obtufis > Flor. pentagynis. Re- fêcla aiba mmor. C. B. Pin. ico. Raj. UW. 1054. Sefamoides SaJmant. parvum , prirn. Ci_u$. Hift* I. p. 296. R&r. p. 346. JaOB. lc* 353. Sefamoides Foliis crasfis, Flor. ex herbaceo, p>irpurascemibus. Tot rnf, Irift. 424, (5) Refeda Fol. Lancecl. integris &c. Sefamoides Fru&uflel- htO. TOURNF. 42*. DODECANDRIA. 73? Dit groeit te Montpellier in Gods Tuin zegt ÏV. de Ridder, en gebruikt daar het woord, waar A^fL- mede hy gewoon is de Natuurlyke Groeiplaats üïoofd- aan te wyzen Wat zyn Ed. met die zon-8™2* derlinge uitdrukking zeggen wil, en of hy daar mede iets anders dan den Koninglyken Tninbe* doele, is my duifter, Goüan, die de Plan* ten van deezen Tuin befchryft , heeft wel dee- ze Soort , doch verklaart die uitdrukking, hoe» wel hy ze gezien heeft, niet ; zeggende zelfs , dat dit Kruid huisvest a VEfperon , au Mont Saint Loup , in vogtige Spieeten der Rotfen, hebbende de Bloemen byna ongedeeld en Sten- getjes van een Handbreed hoog* (6) Neerzet met gevinde Bladen , aan de tip- vr. pen agterom gekromd , vierwyvige Bloemen , Fruïfc^ gaapende vyfdeelïge Keiken en de Steng om "^geftcri laag Heejlerig* In Spanje is deeze Soort gevonden, die de Steng boven den Grond overbiyvende , dikwils twee Duimen dik en zeer kort heeft , uit welks top veele opftygende Stengen voortkomen , met verheven Streepen. De Bladen beftaan uit Lan- cetvormige Vinnetjes , van vyf tot zeven aan een Steel. Verfcheide Aairen draagt het over- hoeks, de voornaamlten aan den top der Steng. De Bloemen hebben vyf of zes Blaadjes, groo* ter dan de Kelk , en elf Meeldraadjes. (7) (f) Habitat Monfpelii in Herto Dei. (6) Refeda Fol. pinuatis apice reeurvatU &c. Zz 4 XI. DïII* VIII, STOK, 7^8 TwA ALFMANNIQE K^UIDEH. IV. (7) Neerzet met gevinde Bladen > vierwyvigi Arxn?L' Bloemen en zesdeelige Kelken, $wk.V In de Zuidelyke deelen van Vrankryk , als ook vit. in Spanje 3 is de Groeiplaats van deeze, die de a l" alldrgrootiié genoemd wordt door C. Bauhï- wit* nüs. Volgens Lobel verfehilt zy van de Gemeene inzonderheid door de grootte , fchie* tende haare middelfteag wel twee of drie El- len hoog, Vndul\a ^ Neerzet met gevinde Bladen die gegolfd Gegolfd. ' zyn 3 de Bloemen drie- of vierwyvig. In Spanje groeit deeze Soort, die de Steng een Voet hoog, geftreept , gefirekt heeft; de Wortel en Stengbladen gevind, met Lancetvor- mige fpitfe gegolfde Blaadjes, overhoeks klei. ner en meer opftaande: Bioemtrosfen aan 't end ook wit , gelyk in de voorgaande. De Kelk is vyfdeelig , de Bloem heeft vyf Blaadjes met tien geele Meelknopjes, In fommige Bloempjes Komen drie , fa anderen vyf Stampers voor. De (7) Refeda Foiiis pinnatis , Floribus tetragynis, Calycibus fespartitis. H. Ups. 149. Res, fol. pinnatis imegerfimis. ƒƒ. Cliff. 112. GOUAN Monsp. 129. Ger. Prov. 376. Refeda Tol. Calcitraps flore albo. Mor. Hort. Bles, fto)W*. 423, Mêt. Aïaup. 221. Refeda maxima. C. B. Pm. 100. Lob. hifi] zio. Ic. 222.. ■ * (%) Refeda Tol pmnatis unduJatis, Flor. txigynis tecngy« ftisve. Refeda minor Fol. incifis. Barr. Rar. 7*. T DODF. CANDRIA. 729 De Zaadhuisjes zyn in deeze Soort aller- iv. grootst. Afdeel; X(I. (9) Neerzet met alle Bladen driedeelig * de^®**' onder jten gevind. lKm . Rejeda Dit Kruid is de gemeene Geele Refeda, die^'^ op Krytbergen der Zuidelyke deelen van Eu- ropa, volgens den Ridder, groeit. Hy meldt niet, waar die Krytbergen leggen. Van de Au- theuren 3 ondertusfchen 5 die de Planten van Languedok en Provence befchryven , wordt gezegd , dat zy aldaar voortkomt op de Ak- kers of Bouwlanden. Te Montpelgard komt zy overvloedig voorf nevens 't Koorn, en te Ge- neve hadt men ze op de Muuren groeijende gevonden. Lobel zegt , dat de Nederlanders dit Kruid Vreemde Italiaanfche of Cantabrifche Rakette heeten, zynde hetzelve van hem alom in Italië 3 ook langs den gehelen Zeekant ; by Lions in Vrankryk en ii) de Ho ven zo van En - geland als Nederland gevonden , waar het van fommigen Italiaanfche Rakette geheten werdt. Hier te Lmde% ja zelfs by deeze Stad, groeit zy op Wegen en aan Dyken in 'c wilde. In Duitfch- f9) Refeda FoL omnibus trifid's, inferiorilms mnnatis. H. dijf. 212. R. Lugdb.+%$. HALL. Helv. Goüan Jlomr». 230. GER. Pr$v. 377. Gort. Bel^. 132. Refeda vu'garis, C. B. 100. Raj. Hift+ 105?. Refeda lutea. J« B. Hi/ï.lll. p. 467. Ref. Gallica crispa. Bocc. Sic. 77. T. 41, f. 3. Rc. feda Masfil. Pluk. Alm. 317- T, 5*. £ 4- Zz 5 II, DEEL, VUL STUK, 730 TwAALFMANNIGE KRUIDEN. IV* Duitfchland , by Weenen en elders 3 komt zy AFxfiEL inderc3aad °P Krytheu velen voor , en volgens Hoofd- Ra y is zy gemeen op Krytige Akkeren. «tuk. ]vjen twyfelc niet , of dit Kruid is de Reféda lfaiewym van Pliniüs, vermaard wegens eene byge- loovige Geneezing der Ziekten en daar van den naam hebbende. Zy diende inzonderheid totop- losfing van Gezwellen om die te doen verflaan , en hier van heb ik dan ook den Nederduitfchen Geflagtraam ontleend. De Duitfchers noemen deeze Soort Harnkraat. In 't Engelfch noemt men ze Bafe Rocket of Laage Rakette > zynde de naam van dat Kruid, wegens eenige fcherp- heid > daar aan gegeven* Haller, nogthans , zegt, dat het een Moesachtigen Smaak heeft , byna als die van Kool. De Smaak kan naar den Landaart verfchillen. Ook zou de fcherpheid meest in de Wortel huisveften , volgens J. Bauhinüs. Het is klein van Gewas , brengende dunne hurkende Stengetjes voort , waar aan Bladen die meest Golfachtig fyn verdeeld zyn in ge- paarde Vinnetjes , en deeze zelf zyn by den Wortel ook gefmaldeeld. De Bloemen 5 die bleek geel van Kleur zyn , ma3ken taamelyk dikke ongebladerde Aairen uit. De Bloem en 't Zaadhuisje vindt men by Tournefort taa- melyk afgebeeld. 't Getal der Meeldraadjes loopt tot twintig toe. (10) Neer- DODECANDRIA. 731 (10) Neerzet met geheele en driekwabbige Bla- IV* den> zesdeelige zeer groote Kelken. A^xiu U FÏOOFD- Op dergelyke plaatfen en by de voorgaande itrvK. in de Zuidelyke deelen van Europa , komt dee- x. se voor, die kleiner is en de onderdo Bladen, p^t^a* ja fomtyds ook de bovenfte, onverdeeld heeft, Kl£in* omtrent vier Duimen lang, zynde de Stengen ongevaar een Voet hoog. Phyteuma vverdt zy te Montpelüer genoemd , volgens J. Bauhinus, De Bloemen zyn wit, de Zaadhuisjes een half Duim lang. (I i) Neerzet met geheele en driekwabbige Bla~ xr. den , de Kelken korter dan de Bloem. nea tterram Middel- De Groeiplaats van deeze, die voor 't overi volgens den Ridder, Hoofd» Men kweektze thans in de Europifche Tuinen en stuk. Bloemhoven. Fabriciüs heeft in de Helm- ^Dnewj- uacjre opgemerkt , dat de Bloemblaadjes in meer ongelyke Slippen zyn gefneeden , dan in de ove- rige Soorten , hebbende in dit Gewas het groot- fte dikwils vyftien , het tweede dertien 3 het derde vyf verdeelingen. Euphorbia. Wolfsmelk. Dit Geflagt heeft een vier- of vyfbladige Bloem , op den Kelk zittende , die eenbladig en buikig is ; waar op een Zaadhuisje als drie Bcsfen volgt. Het bevat meer dan zestig Soorten , alzo 'er de Wolfsmelk - Planten toe betrokken zyn , en de meeften ook den naam van Tithymalus ge- voerd hebben. Meest allen geeven zy een wit Melkachtig Sap uit , waar van de naam. Zy zyn in zeven Afdeelingen onderfcheiden , ais vo]gt. A. Heefterige gedoomde, (i) Wolfsmelk die gedoomd , byna naakt , drie* (i) Eupborbia aculeata fuhnuda > triangularis articulata &C. Syft* Nat. XII. Gen. 609. p. 330. Ve$. XIII. p, 373. MaU MiL 2*4, H. Clif. *9*. R. Lu«db> 154. Euphoibiurn Euphorbia jlr.tiquo- rvtn. Euphsr- buira. An- DonÈCANDRiA. 733 Dit Gewas , dat men in onze Openbaare Kruid- IV* hoven koeftert , werdt door den vermaardeu F£f* * Johannes Commelyn , die eenige raa- Hoofd- re Planten van den Hortus Medicus deezer StadSTÜK*. befchreeven en afgebeeld heeft, voor het Eé* phorbium der Ouden aangezien, Hy vestigde zyn vermoeden daar op , dat hem in de Gom , uit Afrika overgebragt , (tukjes van een dergelyk Gewas voorgekomen waren ; doch anderen , waar onder de Hoogleeraar R u i s c H 9 meen- den met meer Grond te mogen befluiten , dat de Zesde Soort , genaamd Euphorbia der Win- kelen , te houden zy voor 't Gewas, 't welk die Gom , uit Afrika niet uit Oostindie afkom- ilig, uitlevert* Hoewel nu de geleerde Gas- par Commelyn 't Gevoelen van zyn Oom en Voorganger, naderhand, met kragt poogde te ftaaven ( *) , is het doch zonderling , dat men het Werkje van Linnjeus over de Droge- ryën , waar in zyn Ed. die anderen als de Baarmoeder van gezegde Gom voordek , op deeze Soort door hem zelf aangehaald vindt. Het gene gedagte Commelyn afgebeeld heeft , was van Ceylon herwaards gezonden en wordt, zo hy zegt , op de natuurlyke Groeiplaats een Antiquorum vertim. Comm> Hort. h p. *j. T. 12. Schadi- cacalli. Hort. Mal, ir. p» 81. T. 4i. fim Euphorbia aculeats nuda triangularis &c. Mrix. DitJ. Tichymalus Aizoicies s singularis &c. Comm. Pr&L 5 5* T. 5. (*; Hort. Amft* P. n. blads. zog, A U. Dut.. VUL Stuk» 734 TwAALFMANNIGE &RUIDEN. Afdee een 8e^ce'e Boom. IQ de bcfchry ving der Plan* Fxii4EL ten van Malabar, daar hetzelfde, zo men wil, Hoofd voortkomt (, wordt het een Heefter genoemd. *z>n> ^ier *° ^e Hortus hadt het maar eenige Voeten vig?'wy hoogce en beftondt uit een drie of vierhoekige* in Leden verdeelde Stam, in Bladerlooze Tak- ken, die gedoomd zyn, verdeeld, ten zy men zekere byhangzeltjes , digt aan de Doornen t Bladen mogt willen noemen, gelyk in de Ma- labaarfe Kruidhof is gefchied. Aldaar draagt het Bloemen , uit kleine Groefjes op de hoeken, zittende op een Steeltje drie by elkander , waar van men de Knopjes in de Hortus heeft ge« zien. Hier komt thans eene Vprfcheidenheid by, welke gedagte Hoogleeraar ook afgebeeld heeft, met platachtige regtopftaande Takken* De Heer F o r skaqhl vondt in Arabie tweederley Ge- was, dat hy Euphorbia Antiquorum noemt , het een grooter en met Leden, het andere kleiner en zonder Leden. Het eerfte hadt maar vyf Meeldraadjes in de Bloemen. De Arabieren noemden hetzelve . Gholak en het werdt in een Kuil des Aardryks gekookt zynde van de Ke- mels gegeten* Dit kwam hem met reden , terwyl deeze Planten met een fcherp Melkach* tig Sap begaafd zyn , zeldzaam voor. tt. t (a) Wolfsmelk dat gedoomd en naakt is , by« CantZn? na vierhoekig , met dubbelde Doornen. Kanaiifch. u^ (2) Euphorbia aculeata nuda &cf Thhymalus Alzoide* Sec DODECAN DRIA. 735 De Bynaam wyst de Groeiplaats van deeze IV. aan , naamelyk op de Kanarifche Eilanden. Af££*u C ó m m e l y n noemde ze Heejlerig Hirislook- Hoofde achtig Kamrifch Wolfsmelk > dat ongebladerd STÜK- is , vier en vyfhoekig > met dubbelde haakige TrwMa* zwaitglanzige Doornen gewapend. Het verfchilt in Geflalte aanmerkelyk van het voorgaande en is niet gewricht. De BToem zit ongedeeld bene- den het paar Doornen, met een korter , Eyrond f hol, groen Blikje. Zy heeft een geflootenKclk, met vyf famenluikende paarfche Slippen , en vyf Bloemblaadjes daar buiten geplaatst , donker paarfch, ongefteeld, Vleezig-, geheel en zeer ftomp. (3) Wolfsmelk dat gedoomd is en naakt > ze- nr. venhoekig, met e?ikelde Elsvormige èlè¥tö-^e%lgfna. draagende Doornen. zevenhoe. De zeer lange Doornen, die op het end de Bloem en vervolgens de Vrugt draagen , onder* fcheiden in de Tuinen dit Kaapfche Gewas, en maaken het tot een der allerbyzonderften. Men vindt het door den grooten Boerhaa- ve afgebeeld. C4) Wolfs- Icc. Comm. Hort* II. p. 207. T. 104, Pjluk. Alm. 370. T. 320. f. a. (3) Eupbtrbia aculeata nuda &c. H. Clif. 196. R. Lugdb. 394. Am. Acad. III. p. 109. Euph. heptagonum &c. Boerh. Lugdb. & p. T* 258. Euph. Capenfe Spinis longis iimplici« bus. Bbadl. Sucs. II. p. 4. T. I£» II, DXVL, VIII. STUX, ?3Ö TW A ALFMANNI GE K&ÜïfcËSr; IV. (4) Wolfsmelk dat gedoomd is en naakt , met Afdeel. onderfcheiden Doornen op de knobbelige H°xn?" hoeken. stuk. iv. (s) Wolfsmelk dat gedoomd 9 naakt en veeU ^atmu- hoekig is , met enkelde Elsvormige Doornen. Gerepeld. Uit deeze bepaalingen zyn de beide Kaapfchen , v. hier bedoeld , kenbaar; gelyk zy zig in de Eu- m'Z^°T~ ropifche Kruidhoven bevinden. Toorts- acht»g. Wolfsmelk dat gedoomd , naakt en veeU offiJna- hoekig is > met dubbelde Doornen. rum* winkel- £)e dubbelheid der Doornen , hier gemeld , bfum!101" is niet blykbaar, noch in de Afbeelding, noch in de befchryving, welke Commelyn gege- ven heeft van dit Gewas, dat hy noemt Veel- hoekig gedoomd 9 naar de Toortsplant gelykend 9 Euphorbium, met dikker Stengen 3 en gewapend met fterker Doornen. Het was door den Heer VAN f4) Euphorbla aculeata nuda &c; Tithymalus Aizoides Africanus, validisfimis Spinis ex Tubeiculorum internodiig* COMM* Précl $9- T 9. (5) Euphorbia aculeata nuda multangularis &c. R. Lugdb* iy5. Euphorb. Cerei effigie, Caulibus gracilioribus. Eoerh. Lugdb. I. p. 25 ?• Euphorb. aphyllum angulofum &c. BüRM. Afr. 19* T. 9. f. 3. Tithymalus Africanus fpinofus Ccrei ef- figie. Pluk. Alm. 370. T. 231. f. 1. (6) Euphorbia aculeata nuda mtiltanguiaris &c. H. Cliff. Ups* &• Lugdb* 195» GoiiAN Monsp. 230. Euph. polygonuaa Spinofum Cerei efiïgie , Caul. crasfioribus , Spinis validio- libus armatum. Comm. Hort. Lp. 21. T. 11. Seb. Tbes. I. p, 29. T. 19- f- 2- Euphorbium. C. 3. Fin. 387. DOD» Fempt, 37«» LOB. U* ïh 2>*. Dü&BCANDRtA, 737 van Be aumonTj van de Afrikaanfche Kust IV, omtrent Salee , overgebragt en vereerd aan den ^^n^ Amfterdamfchen Tuin. De gemakkelyke Voort- Hoofd- teeling, door afgefneeden Stukken, heeft het- STUK* zelve zeer vermenigvuldigd. Tvgyma* Het verfchilt niet alleen in dikte Van de Stam en de Takken-, maar ook in de manier vanGroei- jïng , gelyk uit vergelyking der Afbeeldingen blykc , en lchynen zo wel die van Dodonteus, als die van Lor el, hier te behooren. Men houdt het voor de Plant, waar van de Gom Eu* phorbium, in de Apotheekers Winkels bekend, haare afkomst heeft* Dezelve is zeer fcherp van hoedanigheid, zodanig datzy, onvoorzigtig be- handeld , onder 't ftampen Ontfteekingen der Oogen , fterke Niezingen en zelfs Neusbloeding verwekken kan. Uitwendig zou zy in 't Beenbe* derf, Peeskwetzingen en als een Blaartrekkend of Brandmiddel van dienst zyn. De fterke Ont- lasting die zy^dikwils, mee Ontfteeking der Darmen maakt , heeftze van het inwendig ge- bruik verbannen In Arabie vondt de Heer Forsk aoijl heü Winkel» Euphorbium , Schorur genaamd, met fa* mengchoopte Stammen van een Voet hoog , Plagachtig een weinig boven den Grond uitree- kende, Uit de Melk van deese en van de Ka* narifche ? Katfar der Arabieren (zegt hy,) „ maakt men 'er een fterk Purgeermiddel, in- „ zonderheid geduurende den Regentyd , dat: „ is in de Herfst, het heikaamite te gebruiken Aaa 3, ge- II. Deel, VIII* Stuk. 73» TWAALFM ANNIGK KRUIDEN* IV. „ geacht. Van zeven of agt Druppels 9 met Afdeel. ^ Mee| gemengd , vormen zy Pillen, of nee- Hoofd- s> men van het Sap der Kanarifche zes of ze- stuk » ^ ven 9 van de andere % die men fterker oor- lïip™1*7' t> deelt, vyf of zes Druppels met Rundermelk 35 in. Het Sap der Tirucalli acht men voor de 3, Oogen fchadelyk, en blindmaakende te zyn | „ wordende deeze Dahan in 't Arabtfch gehe» vu. (7) Wolfsmelk dat gedoomd is 5 met fcheefge- §$};t knobbelde hoeken. Oleander - Wadig. Het Oostindifche Gewas 5 alhierbedoeld , worde by Rümphiüs gehouden voor het Anteuphvr* bium; doch dat is een Soort van Cacalia onder de Samenteelige Planten behoorende. Hy noemt het tegen wooYdigeLigulêria of Lepelblads-StruiJr* om dat de Bladen naar een oud flag van Lepels > die als een holle Spatel of Tongachtig waren, in *t Latyn Ligulcz genaamd y gelyken. Maar wei- nigen derzei ven , zegt hy, kwamen in Oost- indie voor, aan de top* enden der Takken van dit Heefter - Gewas , 't welk in de Malabaarfche Kruid- (*) Flor. jEgypt. Arah. p. 94. (7) Euphorbia aculeata , Angui's oMique tuberculatls. H.- Cliff. 196. Ups. 139. R. Lugdb. 19+» Euphorb. Afium Spino* fum» Seb. Tbes> I. p. 13. T. 9. f. * Tithym. Aizoides Arbo* ïescens Spnofus, Caud. antfulari , Nerii folio. Comtvï. Pr&U 22, $6* T. 6. Ba \Di. Snee. III. p. 10. T. 2S. Tithym. !nd. Spinnfus Nerii folio. Co MM. Hort, I. z§. T. 13. Ligulariav Rum pm. Amb. iv. p. 88, T. 40. Ela Galli. Htrt. Mal. % p, 83* T* 4i> DoDECANDRIA. 730 Kruidhof van een geheel verfchillende figuurAF^^, is, hebbende een ronden Stam, terwyl dezel- Xu. * ve in de Planten , daar van in onze Europifche Hoofde Kruidtuinen aangekweekt > meest van onderen Tfi^ntê rond is , dik 5 hoekig en op de Knobbels be- groeid met fchroomelyke Doornen. Het bevat een fcherp Melkachtig Sap j van eene purgce* rende hoedanigheid * gelyk de anderen. De verfche Bladen worden van de Indiaanen dik- wils in Pap of Bry gekookt, om tot eene Buik- zuivering te dienen. B. Heeflerige ongedpornde; (welke de Steng niet gegaffeld noch Kroondraagendjhebben.) (8) Wolfsmelk dat öngedoofnd is engefchubd 3 vnrv< de Knobbeltjes voorzien hebbende met een 'caput ' fmal Blaadje. jggj^ Verfcheide zeer wonderlyke Afrikaanfche of Kaapfche Planten, waar onder voorkomen, die in- (%) Euphorbid inerm's iiltbfcfcaYi , Tubercuifs Foliolo Lïng- 3ti inftruftis. 11* ClijJ. 197 • Ups- 139- R. Lugdb. 19S. Am* Acdd. III. p. 110. Planta La&aria Africana. Comm. Hort* 1. p. 33. T. 17. Tithyrnilus Aizoides Afiicanus , fïmpl. fqua« tnato Gaüle , Nerii folio. CoM>r. Pr &L *8. T. 8 & p. 23,- %y* T. 7. fim Euphorb. anacadth. fquamofutn. fcNAKD. Mem^ ï72o; T. 11. BREYN. Prodr. III. p. 29* T. 19. ym Euphorb* éic&urn aphyllutn. Burm. Aft. 16. T. 7. f. 2. S. Euphorb. JmmÜe procumbens &c. BüRM. Afr. 20. T. ic. f. 1. g. Eu* phorb. procumbens &c. ibld. 17. T. 8. & Euph. proc, Ramis geminatis &c4 ld, ihld. p. 18. T. 9, f, Aaa 2 Ui Disl, vin, .Stuk* 740 TwA ALFMANNI GE KRUIDEI& IV, inderdaad de figuur van het Zeefchepfel, dat AFxiT'L' mcn Medu/a - Hoofd noemt , nabootzen , zyn tot Hoofd- deeze Soort betrokken. Men vindtze onder de stuk* Afrikaanfche Gewasfen door den Hoogleeraar vfy ' J» Bürmannus aan 't licht gegeven. De Afri- kaanfche Melkgeevende Plant , met een Stammet- je dat naar een Pynappel gelykt en een me* nigte Takjes, door Commelyn uit den Hor- tus Medicus alhier in Plaat gebragt , is van dien aart* Door de Schubben, waarmede zy bekleed zyn , wordenze ligtelyk onderfcheiden. E If ' h'a ^ Wolfsmelk dat ongedoornd is , ten halve naakt , Heejterig , met Takken als flappe ^ooifch. Draaden : de Bladen overhoeks. Deeze is het, daar Imperatus een goe- de Afbeelding van geeft , zeggende daar van : „ de Tithymalus , die wy cngebladerd heeten , „ welke fommigen het Xabra en Camarronum „ van Rhazes achten te zyn , heeft een reg- te naakte Steng als die van 't Spartium of de „ Brem , meest zonder of met zeer weinige Bla- „ den in 't midden van *t Voorjaar en den „ Herfst , hebbende bleekachtige Bloemen , die „ maatig dra afvallen, aan den top der Stengen, „ welken het overige van 't geheele Jaar naakt bly- (p) Euphorbia inermis femïnuda Fruticofa &c. H. Clif. TJpu R. Lugdb. 195. Gron. Oriënt, ióo. Tithymalus aphyl* lus Maaritaniae. Dill. Eltb. 384. T» 289. f. $73. iMPSR» fijt. Nat* Vciu 1672. p. 664» DodecAndria*74i „ bly ven. Na 't bloeijen brengt dezelve , in de IV* 55 Herfst , Zaad voort , dat, hoewel ryp in de 9y Grond gezaaid, by ons niet uitfpiuit. Gemeen Hoofd- „ is die Gewas aan de Zee -Kuiten van Afri-^TÜR* „ ka , alwaar men het voortteelt onder een ei- Tri£ynta* „ gen naam, die zo veel zegt als Lange Peper. Daar druipt een groote veelheid witte Melk „ uit, die fcherp en brandend heet van Smaak ,, is, en van welke, tot Poeijer gedroogd, de „ Mooren dikwils het zelfde gebruik maaken „ als wy van Peper.*' Het groeit ook by Alep- po en Tripoli in Syrië , alwaar het Scammo- neum vervalfcht wordt met het Sap van dee- zen Heefter, die in de Europifche Tuinen tot één of twee Ellen hoogte groeit. (10) Wolfsmelk dat ongedoomd is , ten halve x. naakt , Heefterig , Draadachtig opjtaande ; riltZuf. met uitgebreide Takken , die bepaald ge- Maia- tropt zyn. baaif<&. Een niet minder zonderling Heefter- Gewas, drie en meer Voeten hoog groeijende, met ver- fcheide ftyve gladde blinkende dunne Takken, maakt deeze Soort , uit Oostindie af komftig , in (io) Euphorbia inermis feminuia &c. H. Clif. Ups. R. Lugdb. Fl. Zeyl. &c. GoüAN Mor.sp. 231. Tithymalus Ind, Prutescens. Comm. Hort. I. p. 27. T. 14. Tnh. Arborescens Cauie aphyllo. FlüK. Phyt. 319. ft S>- Osfifraga La&ea. RUMPH. Amb. VII. p. 62. T. 29. Timcalli. Hort. Mük U? p. 8;. T. 44. A a a 3 XI. Deel, VIII, Stuk» 742 Twaalf mannige Kruidig r 1V» in de Europifchc Kruidtuinen. Men noemt het, *F^f* in Vrankryk, la Discipline o{ dcGeesfel-Zwetp >-.. Hoofd- De Stam valt , op Mahbar , byna een Arm stuk» ^ Qp java groejt het niet alleen , in 't wik >J^™wy' de, maar wordt ook by Batavia veel tot Hei- ningen gebruikt, volgens Rumphius 3 die het Melkgeevend Ereekbew noemt J 't zy om dat het tot heeling van Beenbreuken gebruikt worde, 't zy om dat het naar gebroken Been» deren gelyke. Het geeft een fcherp Melkachtig Vogt uit 3 gelyk de Euphorhia , doch is nies gedoomd. V'tiu (ïi) Wolfsmelk dat angedoornd is , Heejlerig9 *n?hy°ma* met de Bladen op twee ryënoverhoeks, van ^* Eyronde figuur. Deeze wordt Kurasfaufch Myrtebladig Wolfs- melk, met een hoogroods Bloem , daar Honig uitloopt, van Herman nus geheten» De Bloem is Vlinderachtig , volgens Co mmjelyn. De Heer J acquin , die dit Gewas op ver- fcheide Karibifche Eilanden en de nabuurige Valce Kust, ter plaatfe daar het Steenig was, in 't Kreupelbofch , grocjjende en bloeijende vondt 5 beeldt het af, en noemt het een Hee- ften (li) Euphorhia inermis Fruticofa &<*. ff. CUf. 108. R. bugdb. 19S. Am ol;tis fu'xQrdni's &c. //. Cliff. K. Ltgdk 196. Pluk Alm* 169. T. 230. f. 3. Tithym, Arb. Ciuasf. Coiini foliO- SebI. Tbeu J. p. 75, T. 46. f. 4, Comm. //flrf. I. p. 29, T. 15- fM Euphorbia incimis Keibacea Rmiofö &c, R, LuHk* S9P- N. 51, XÏT. T.uphorbil beteropbyU ia, Ongelyk* bïadig. XIII. Verwtaof- bladigc, XI v. Cey weides» KondDia- DODECANDRIA#745 is wel de bekendfte en groeit op Kurasfau; de IV. laatfte in de Baay van Honduras, Hoofd- C. Gegaffelde met een tweedeelig of geensTuiu Kroontje, (ij) Wolfsmelk, dat gegaffeld is 9 met Zaags- xv. wys' getande , Eyronde 5 Jtompe 9 drierib- origami- bige Bladen , een Endpluim en enkelde des^gQm Stengen. acht:g. Deeze y op *t Eiland Ascenfion gevonden , gelykc zodanig naar 't Orégo , dat menze 'er jn de eerfte opflag naauwlyks van onderfchei* den kan , hebbende een dergelyk Kroontje. De Steng is naauwlyks een Span hoog. (16) Wolfsmelk dat gegaffeld is , met Zaag- xvr. tandige , langwerpig ovaale, gladde Bla f^er:dm den . wyd gemikte Takken en cndelingfe st. Jans r~ r Kruid bla- Trosfin. dig. (17) Wolfsmelk dat gegaffeld is * met Zaag- xvn. Maculata. tan» Gevlakt. (15) Euphorbia dichotoma , Fol* ferrularis ovatis &c. Am, Acad. III. p. JI4. (16) Euphorbia dichotoma , FoU Serratis &c. Am. Acad, III. p. 113. Euphorbia inerrais Fol. ovalibus oppofiris &c. H, pUff. Ups, R. Lugdb. 196. Euphorbia minima leclinata &c. Brown. Jam. 235. Tithymalus ere&us acris. SLOAN. Jam* 82. Hij}, I. p. 197. T. 116. Tith. Amer. Flosculis albis. COMM. Pr&L 60. T* 60, BüBM. Fl. Ind. p. II I, ( 17} Euphorbia dchotoma Fol. fetratis oblongis pilofls 8ec. Tithymaius f. Chamasfycfc altera Vi?glnüna &c. Pl.UK. Alm* Aaa 5 37^ II» DEEfct VIÏU STUK, 746 TwA ALFM AN H IGE KRUIDEN. tandige langwerpige Haairige Bladen , een- zaame Qxelbloemen en uitgebreide Takken, (18) Wolfsmelk dat gegaffeld is, met Zaag- tandige Eyronde gejpitfte Bladen gefieelde Bloemiwofdjes in de Oxelen en Haairige Stengen* Deeze drie Soorten verfchillen, behalve het gemelde , weinig van elkander. De eerde groeit in de Westindiën ; de tweede in Noord- Ame- rika; de derde in Oostindie, alwaar het een eet- baar Kruid is. Rum p h i üs merkt als iets by* zonders aan , dat de Melkgeevende Gewasfen s die ruighaairig zyn , geene nadeclige eigenfehap hebben. Dit laadte verfchilt ooi: , in deezen , wel degelyk van het eerde % dat een fcherp Melkachtig Sap inhoudt, en Bladen heeft naar die van 't Glaskruid gelykende. XU* Oö) Wolfsmelk dat gegaffeld is % met Zaag* TUuüfera. tandige langwerpig ovaale Bladen , twee- 372. T. 55. f. 8. Chatnaefyce. StOAN. Jam. 83. Hifi, I. p. 198. (18) Euphorbïa dichotomi Foï. ferrularis acuraïnatïs &c. Am. AccL 111. p, 114. Euphorbïa inermis &c. FL ZeyL 197. Euph. reciinata minor lubhirfuta. BROWN J*m. 234» Tithymalus Botryoides Zey'aaicus , Caulfculis vüloHs. BURM. 'ZeyU 223. T. 104. Efula escuietita. Rumfh. A/ab. VI. p. 54» T. 23. f. 2. (19) Euphorbïa dichotoma Fol. ferratis &c. Am. Ac ad. III. p. 115. Tithymalus Botryoides ere&us , flor. Capitulis conjugatis & longioti pediculo infidentibus» BURM. Zeyl* T. 105. f. 1. Pet. Gaz, T. 80. f. 14. IV Afdeel. XII. Hoofd- stuk, xv 1 1 1. £uphorbia birta. Ruig» P O D E C A N D R I A. 747 hoofdige Oxeljleeltjes en eene regtopllam- de Steng* Afdeel. XI ' . Van de voorgaande vcrfchilt deeze , die ook Hoo?i> in Oostindie groeit, anders zeer weinig, en de Tri Hoofdjes fchyeen veranderlyk te zyn; immers*;;, in myne Exemplaaren. (20) Wolfsmelk dat gegaffeld isD met een wei- xx. nig gekartelde Uniaaté Bladen , een bp- Jlaande Steng en getropte end - Bloemen, bh De fmalheid dèr Blaadjes en de plaatzing der Bloemen ftrekt tot genoegzaame onderfcheiding van deeze Amerikaanfche Soort. (<2i) Wolfsmelk dat gegaffeld is , met Zaag* xxr. tandige langwerpig ovaale Bladen , rond-HJ'ymi^' achtige byna ongesteelde Qxel- Hoofdjes e#dTh>?mb]a* leggende Stengetjes. pgj* uu Fig. io Van dat van Plukenet, 't welk de Blaad- jes vry diep ingefneeden heeft» zo wel als van het Ceyloniche ruige Wolfsmelk -Plantje, door den (20) Euphoibia dichotoma, Fol. fubcrenatis L'nearibus &c. Euph. dichoroma eie:ïa tenuis 9 Fol. iinearibus BnowN» Jam. 235. (n) Eupbotbia dichotoma , Fol. ferratis ovali - oblongis &c. Am, Acad. 111. p. 115. FU ZeyL 198. TithymaJus Ind. ann. dulcis , Floi> albis. Caul. viridantibus & rubemibus. PLUK. Alm. 372. T. 113. f. 2. Tith. humilis R3ceii;ofus hirfutus , Fol. Thymi ferratis. BüRM. 2eyU 21 $* T% 105. 3. BURM. Fl. Ind. p. 112. II. DllL. VIIZ. SXVK. I 743 TWAALFMANNIGE KRUIDEN; IV. den Hoogleeraar J. Burmannus afgebeeld ^Fxii.EL en befcbreeven , 't welk zeer ruig is, verlchilt Hoofd- myn Oo^tindifch Thymbladig Exemplaartje , STÜK# ongevaar een half Voet hoog , ten deele in Fig* Vip*iewy"i, op Plaat Lil , in de iSatuurlyke grootte vertoond* De Blaadjes van hetzelve zyn maar weinig ingefreeden , fcheef ovaal , en daar ver- toont zig naauwlyks eenige ruigte aan dit Ge- wasje, dan een fyne Wolligheid aan de Sten- getjes, die roodachtig zyn gekleurd, Nodo/a Daar nevens heb ik de Afbeelding gevoegd Knoopig. co u J%.2. van een dergelyk Oostindifch Plantje, dat in allen deele nog veel kleiner is , hebbende de Stangetjes altemaal zo digt bezet met Knobbel- tjes, dat ik hetzelve daarom den bynaam van Knoopig geef. Het onderfcheidt zig hier door aacmerkelyk van het voorgaande 3 fchynende als geheel uit zeer korte Leedjes famengefteld te zyn. Het Loof en de Vrugtmaaking komt by- na overeen, xxii. (22) Wolfsmelk dat hyna gegaffeld is , met ^Irvifllta* Zaagtandige > langwerpige 3 gladde Bladen , Kieinbloe- eenzaame Bloemen en een byna regtopjlaan- de overhoeks getakte Steng. Decze Soort, diegrooter van Gewas is dan de (iz) Euphorbia fu')dichotoma , Fol. ferratis oblongis gbbris, Floribus foluarüs. Tithymatus ere&us Flor. rariori- l>us, FoL oMongis glabns ihtegriS.BURM. ZeyL 214. T. 105. f. 2. Burm. Fl. tnd, p. 1 nè mg Dode candria. de voorgaande , groeit ook in Oostindie. Som- IV*. tyds komt zy ongegaffeld voor, met regte Sten Af°™# getjes , gelyk ik ze heb» De Blaaijes zyn dik- Hoofd* wils bruin gevlakt, de Kelkjes paarfch, de Bloem- 8TÜK# pjcs wit van Kleur. nilngr (13) Wolfsmelk dat gegaffeld is, met onver- xxiil. deelde rondachtige Haairige Bladen s een-^^fj^ zaame Oxelbloemen én leggende Stengen. ^rysachtï- In Spanje is deeze gevonden , die veel naar de volgende gelykt, maar t'eenemaal witachtig ruig is, de Bladen flaauw uitgerand en een wei- nig gekarteld hebbende. (24) Wolfsmelk dat gegaffeld is9 met gekat- xnv' telde rondachtige gladde Bladen , eenzaame ^hamd^m Oxelbloemen en leggende Stengen* Rondbia- (s5) Wolfsmelk dat gegaffeld is> met effen» xxv. Peplis. rm* Hartbia» dg. (23) Euphorbia dichotoma, Fol. intcgris &c. TiÊhymalus exiguus viliofus Nummularix folio. Tournf. Infi. 87. Ci4j Euphorbia dichotoma , Fol. crenulatis &c. Euphor- bia inermis , Fol. oblique cordatis crenulatis &c. //. Cl\ff. 198. R. Lugdb. 196. GMEL. Sib. 11. p. 237. GRQN. Oriënt» 160. Chaimaefyce. C. B. Pin. 293. CLUS. Hifi. 11. p. 187. JHisp. 441. Dqd Pempt 377* LoB. Icon. 363* (25) Euphorbia dichotoma , FoU integerrimis femi - cor- datis &c. Am. Acad. 111. p. 115. GRON. Oriënt. i.dg. GwETT. Stamp. 2. p. 420. Peplis maritima Folio obtufo. C« B. Fin* 29?» Peplis. CluS. Hifi. 11» p. 187» Hisp. 440, Cam, Eplt. 970. Lob. Ic. 303* Ih D£IL« VIII. STUK, fep TWA ALFMAXSNIGE KrUIDÈÈT. IV* randige half Hartvormige Bladen , eèniöA* AFxnEL me Oxelbloemen en leggende Stengen. Hoofd- stuk. Deeze twee verfchillen , volgens het üiterly* Driewy-ke aanzien , weinig , gelyk uit de bepaaling v'*e' blykt. De eerfte komt in de Zuidelyke deelen van Europa; als ook in de Levant en in Siberië voor, en heeft haar naam, ChamafycéÈ tendeer Ie van de laatftc, die Peplis en : Peplion genoemd werdt by dö Grieken, doeh van de Peplus , die ffraks volgen zal * aanmerkelyk verfchilt. Zy groeit aan de Zeekusten van Spanje, Langue* dok en Provence* xxvt. r2c}\ Wolfsmelk mét gepaarde , effenrandige Pokgoni- Lancetvormige Jtompe Bladen , eenzaam toxdbli* Oxelbloemen en leggende -Stengen. dig. ïn Kanada en Virginie groeit deeze, die an- ders naar het Rondbladige Wolfsmelk > Cha~ fwefyee genaamd , zeer gelykt. Jf*Vh (27) Wolfsmelk dat gegaffeld is, met Lun- Grasfigé' cetvormig ovaale , geftedde effenrandige Bladen , en gegaffelde Bloemfteeltjes : dt Steng op/taande. Dee- (16) Eupborbia FoU oppofms integerrimis Lancêolatis ob- tufis &c. Am, Acad. lil. p. 116. Euph. procumbens, Ra- mulis alternis. Gron. Virg, 58 , 74* Euph. minima ramonV iiina anguftifolia. Raj. Suppl. 431. (9.7) Euphorbia. dichotoma , Fol. Lanceolato - elliptieis &c* ]hQQ, Amtr. Hifi. Obferv, II. p. 5. T. '31. DoDËCANDftiA, 751 Deeze bynaam heeft de Heer JAcquin IV. aan die Plantje , 't welk zyn Ed. by Karthage- Af l^jj* na in de Westindiën vondt, gegeven ; om dat Hoofde het in Je Weiden aldaar tusfehen 'i Gras groeit 5TUK# en van het Gras ooderfteund wordt , in zyne nif%ngr zwakheid. Het Ichiet twee of drie Voeten hoog; op, en hoeft weinige Lancetvormige gepaarde Bladen , van anderhalf Dimn lang 5 met Steelea van een Duim en witte Boempjes. (*8) Wolfsmelk dat gegaffeld is , met effen- xjfrïiu randige Lancetvormige Bladen en eenbloe* fuPMi* mme OxHfteeltjes , zo lang als die: de Steng*** r j Braakrer* opj taande. wekkend. Het uitgeeven van Bloemen , eer de Bladen verfchynen , maakt deeze Soort, die in Kana- da en Virginie groeit, zeer byzonder. De Bloem- pjes zyn klein en. groen, met geele Topjes. Het wordt van de Ingezetenen , voornaamelyk der Noordelyke Gewesten , tot een Braakmiddel gebruikt , waar van het mooglyk den bynaam heeft, (29) Wolfsmelk dat gegaffeld is , met effen- xxix, randige ovaale ftompe Bladen , en eenbloe^*tuLacoU 1M- ^orfelein- achtig, fis) Eupborhia df'chotoma , Fol. integerrïmis Lanceolatis &c. Am, Ac ad 111. p. 1 17. Tithymalus Flore exiguo viridi apicibus flavis Sec. GRON. Virg, $% , 74. (29) Euphorbia dichotoma &c. Am. A:ad. lil* pf 117. Tithymalus perennis Portulacae folio. Feuill* Fer. 11. p, 707. T. 2? II. DïïL. VIII. SÏÜX, 7$1 TWAALFMANNIGE KRUIDEN* IV. mige Oxelfteeltjes zo lang als die : de Steng Afdeel. op/taande. Hoofd stuk* In Philadelphia wordt deeze gezegd te groei* Driewy jen , die een Steng van een Span of een Voet vige' hoog heeft 5 en het overblyvend Wolfsmelk met Por felein bladen , onder de Peruviaanfche Planten door Pater Feui l LéE afgebeeld, fchynt 'er naar te gelyken. xxx. (oq) Wolfsmelk dat gegaffeld is , met effen* Euphoroia v ' , . - < Myrtifiiia. randige , rondachtige > uitgerande van on* ^Mynebk* dgr*w gr;y2e Bladen > en eenzaam Bloemen t de Steng op/taande. De Natuurlyke groeiplaats van deeze fchynt op het Eiland Jamaika te zyn. D. Gegaffelde met een driedeelig Kroontje* xxxr. (31) Wolfsmelk met een driedeelig Kroontje; Gekiooni. gegaffeld ; de Omwiniultjes Eyrond: de Bladen effenrandig > ftomp Eyrond : en gefteeld. Dee- (30) Euphorbia dichotoma, Fol. integerrimls &c* Euphor- bia ere&a Folioiis orötis oppolitis &c.^BROWtf. Jam. 235. (31) Euphorbia Umbella trifida , dichotoma, Involucellis ovatis Sec. Euphorbia Fol. obverfe ovatis integerrimis H. Ctiff. 199. Suec. 417 § 4*6' R» Lugdb. 197. GoüAN jMom?. 232. Gort. Belg. 133. &c. &c. Peplis f. Efuh ro- tdnda. C. U. Pin. 291. Peplus. FüCHS. Hifi. 603. Döq. Pempi. 375. Lob. Ic. iét. Peplis. J. B# i/i/?. 670. D O D B C A N D R I At 753 Deeze Soort groeit byna overal in de Zaay- 1VJ lan len en Moeshoven , door geheel Èuropa,^!*^ zynde een Onkruid, dat Jaarlyi^ voortkomt uit Soofd* gevallen Zaad. In onze Nederlanden is het zeer ïTÜK* biK-nd y wordende aldaar Duivels of Hcxen ni£r'*** » Melk , als ook Kroontjes - Kruid ^eh-ten. üe Du.dchers noemen het ° Hundsmilch , dat is Hondsmelk,; de Franfchen Reveille Maiih dis Vignes ; de Itaiiaanen Peplo , naar den Griek- fchen naam Peplos 3 waar do L ayntche Peplus van gemaakt is. Het wordt van fömmigen voor de regte Efula gehouden en gebruikt, 't Is een Kruidje van ruim een half Voet hoog, dat naar het gewoone groote Wolfsmelk gely kt , en over- al , uit afgebroken Takjes en Blaadjes , een wit Sap uitgeeft. De Bloemblaadjes zyn halfmaan- vormig. (3a) Wolfsmelk met een driedeelig Kroontje; ^xxxii, gegaffeld ; de Omwindzeltjes byna Hart- %Ttcaïa* yormig, ge/pitst j de Bladen Lancetvormig fCn|zeis* flompachtig. In de Zuidelyke deelen van Europa, of ook ia de Levant, komt deeze voor, (33) Wolfsmelk met een driedeelig Kroontje ; xkxhu Exigua, >t & . Klein. (32) Eupborbia TJmbclla trif. dichoton^a &c. Am* Acai. 11 1. p. 118.. Tithym. annuus fupinus &c. TOURNF, Inft. 87* fithyufa m nor &c. BARR Ic* 751. (H> Bfphorbiét UmtJ. trif. dichotonu Aeuta *9 Euph* th mm vm, stu^ f54 I WAALFMANNIG» KRUIDEN. 1 V* ge&affeld > de Omwindzeltjes Lancetvortnig ; F xilU de Steden Liniaal. Hoofd- stuk. Dit kleine Smalbladige Wolfsmelk komt in jDriewy de meef \c deelen van Europa , en ook in onze * NeJer^anden , in de Koorn - Akkers , aan de We^en en elders voor. D j Blaadjes zyn in fom* Blig fpit^, in ander ftomp,en dit laatlte fchynt meer op laige Gronden en Velden , het andere op Heuvelen te grocïjen. De laadte Verschei- denheid , op Seeenigen Gtond by Montpeüier gevonden , heeft de Stengetjes maar één of twee Duimen hoog : zo dat deeze wel gehou- den ma^ worden voor de allerkleinfle Snort* Zy heeft ook een fchcrp Melkachtig Sap, ge- •yk de anderen. D Bloemblaadjes zyn half- maanvormig en de Zaadhuisjes glad. *xxP\ Wolfsmelk met een driedetlig Kroontje, Bup^orhia ,^en vierblacHg i *mmnd%d \ - een makte Knobbelig. Steng en langwerpige mtgeraftóe Bladen. Een ■ inermï< , Fol. alternis Linearibus acutis &c. H. Cllff. 199. Ups, H3« R. Lugib. T97. GORT. Belg. 133 &c\ &c Ti- thymalus f. Efaia exigua. C. B. Pin. 2v»r. efula minima Tragi. Da( Ech. Hifi. 1656 lob. 'c. ts7. Retufa £# C. B, Fin 291. Prêir. 132. Tith. exigtms Saxatilis. Ibid. MAGN Afonsp. ZS9. T. 25S. (34 Euphorbia UmSelIa4 trifida &c. Euph. inerm. Fol. obl» obtu is em?r£iniris. R. Lugdb. 199. Tithym. humilis folio Lapath. Buxb. Cent. IJ. p. 27» T. 23. Tith. Tuberoflis acem- los &c. Eukm. 4fr. 9» T. 4* Tith. Afr» humilis &c. Ra> S*//>/. 033, DODECANDRIA. Een zonderling Afrikaanfch Gewas maakt IV. deezt' Soort uit , die den Wortel byna eens zo Af*>eei-* grof » ls d< geheele Plant heeft, zo 'e Hoog- Hoofd-J leeraar J Bürmannüs, dmr wien het af- <5TUK» geheeld" is , aanmerkt. Dtzdve beftaat als ukw|.^*y* verfcheide Raapen boven malkander en fchiet geen Sttrg, ma-r alleen eenige gedeelde, lang- werpige groene Bladen , naar die der Beete ge- lykende ; terwyl andere Steelen de Bloem* kroontjes draagen. E. Gegaffelde, met een vierdeelig Kroontje. (35) Wolfsmelk met een vierdeelig Kroontje , ***** gegaffeld: de Bladen gepaard , effenrandig. LÏtbyril? Spring- Deeze , die in de Zuideiyke deelen vankruido Vrankryk, in Italië, als ook in Switzerland , in 'c wilde groeit , veel voorkomende aan de kan- ten der Bouwlanden , wil ook zeer wel voorc , en groeit van zejf, uit gevallen Zaad^ in onze Tuinen. De Duitfchers noemenze Springkraut, de Spaanfchen Tartago , de Franfciu n Espur- gey deEngelfchen Garden Spurge* By de ltaliaa- nen (35) Euphorbia Urnbella qiiadrifïda1 &c. Euph. Jnermïs , VoL oppoütis, Sec. Mat. M d. z$6. H. Ups. i«o. H. Cliffl 198. R. Lu^dh. i9ns. Lob. fc. 3 manicus C. B Pin. 29a. Tith. du cis tubeiufa Radicc. jBakr. Lugdb* 193. GORT. Belg. 1**. GOUAN Monip 233. GER. Prov. 538. CRON. Oriënt. Tithym. ixmitimus. C. B. Pin. 291, DOD. Ptmpt. 370. f. I , 2. Tithytn. Paralios. CAM» Epiu Bbb f IU DEIL« VXIU SOTftt 762 Twaalf mannige Kruiden. (40 Wolfsrmik met een vyfdeelig Kroontje; gegaffeld:., de Omwindzeltjes Eyrond Lan- cetvornig gefpüst ; de onderjte Bladen Borjielachtig IV. AFDEEL. XII. Hoofd- stuk* xlv. ^tPppicJa Op Kandia en in de . Levant , by Aleppo f i.evantfch.waar van Zy ,jen bynaam voert, is deeze waar* genomen , die zig als Cypresachtig vertoont f groeijende ongevaar een Elle hoog. Zy heeft een Melkachtig Sap, gelyk dean ieren; hetwelk aldaar tot een Purgeermiddel wordt gebruikt, volgens Alpinüs. (46) Wolfsmelk met een vyfd. Kroontje; ge* gaffeld; de Omwindzeltjes Hartvormig; de Bladen /pits Liniaal gezropt % de Zaadhuis- jes gladachtig. (47) Wolfsmelk met een vyfd. Kroontje ge- gaffeld; de Omwindzeltjes fpits Hartvor* mig; de Bladen Liniaal Lancetvormig , de bovenjlen breeder. Niet XLVI. Pinea. Pynbladig. XLVÏT. Segetalis. Koornlan- dig. (45) Euhorhia Umb. quinquef. : dichotoma &<% Am. Ac ad. 111. p. 122. Tirhym. Fol. infer. Capill. fnp. Myrto fimili- bus. Moris Hifi. 111. p* 333. Tithym. Cypansfius. Alp. Exot. 6$. T. 64. (46) Euphorbia Umb. quinquef. dichotoma &c Syft. Nat. XII, Xlil. (47 ; Euphorbia Umb. quinquef. ; dichotoma 8cc. Am. Acad. III. p. 121. Hüds. An%L 182. Euph. knermis &c. H Ups. J42. SA^V. Monsp. 46. GOUAN Monsp. 233. Tith. annuus Lunato flore. MORIS. Hifi. 111. p. 339- S. 10. T« 2. f. 3# Tith. Lini folio acuto. fouRKF* Infi. 86. Tith. Segetura Ion» gifolius. Raj. Angl. lil. p. CER. IVfv. 538. DODECANDRIA. 763 Niet alleen in Barbarie of Moor enland , maar IV. ook in Languedok en Provofd- landen , waar van zy den bymam heeft. DeSTÜK* Bladen gelyken veel naar die van Vlafcb. Hei TrWni** Kmomje heeft dikwils de langte van de geheele Plant , wier Vru^t glad is mee ruuwe hoeken en de Bloemblaadjes Wollig. (48) Wolfsmelk met een vyfd. Kroontje; drie- xlviu. deelig; gegaffeld: de Omwindzeltjes fi^P^É^t Eyrond; de Bladen Wigvormig Zaagswy- z >nae- * ze getand. wendig. " De algemeene Kroon heeft in deeze Soort vyf Straalen , de byzondere Kroontjes drie en deeze zyn op 't end dikwils gegaffeld of in tweeën gedeeld. Zulks ftrekt tot opheldering der bepaaünge van de Soorten. Deeze komt veel voor op Akkers en Bouwlanden, door ge- heel Europa, als ook in Vriesland enOverysfel. Aan haare rondachtige getande Bladen is zy kenbaar, en groeit onpevaar zo hoog als het voor- gedagte Duivelsn elk ( eplus) , dat men Kroon* tjes - Kruid noemt , zo wel als dit Zonnewendig Wolfs* (45?) Eupborbia Umb. quinquef ; trifïch; dichotoma. &c. Atn. Acad. 111. p. 124. Euph. Fol. eren iris Sec. H. Clijf, 198 R. Lu%db. 197. GOü\M Msnsp. 23?. GfcR. Prov. 538. KBAM. Auüt. 154 GORT. Belg. 134. FL Swc Lapp. Ti- thymalus Helioscopius. C. B. Pin. 291 DOO. Pempt. 371, LOR. Ie. 35 STÜK* aan de toppen Zaagswyze gekarteld. JDriewy- v'*e' De geftalte van dit Siberifche is volkomen als die van 't Moerasfig W >Ifsme!k , dat, in on- ze Nederlanden , aan de kanen van Slooten groeit» In Siberië zyn de g tenten cwee hllen hoog. Het heeft Roosachtige welriekende Bloem- pjes, geelachtig groen , en roode ruuwe als ge- doomde Vrugten, van drie Zaadhuisjes, alsge- woonlyk. Het Ruige Gryze Wo'fsmelk vanBAU- HINUS fchynt hier te behoorenden i,us zou dee- ze Soort ook voorkomen in de Zuldelyke deelen van Europa. lïv. f54) Wolfsmelk met eenvyfd. Kroontje ; vier* OrltYails. deelig; gegaffdd ; de Onwindzeltjes rond- xevantfeh. achtigfpits , de Bladen Lancetvormig, Deeze, door Toürnefokt in de Levant ontdekt , heeft paarfc ^e Ste ngen , Wilgachtige Bladen en groote Bloemen. Men heeft ze uit Zaad in de Europifche Tuinen geteeld. paluftris villofus mollïor ere&us. Barr. Rar. 41. T. 88 f. Tith. incaniis hirfutus. C. B Pin. 292. Prodr. 135 ? Tith. Characias Pratenfis incanus. Magn. Monsp. 255. ($4.) Eufhorbta Umb. quinquef. ; quadriiida &c. Euph. ïnermis Fol. Lanccolatis &c. R. Lugdb. 198. Tithymalus' Oriënt. Saiicis folio *Caiiie purpurco, Floie magno. TOURNA Gr, u DODECAWDRIA. 767 C5S) Wolfsmelk- met een vyfd. Kroontje . drie- IV* deelig ; gegaffeld ; de Omwindzeltjes Haai- *9*££^ rig gekield ; de Bladen Lancetvormig Zaag- frooFD* tandig; de Zaadhuisjes Wrattig. 8TUK# Deeze, die in de Velden van Europa gemeen ^iStypSyl is , heeft een regte, gladde Sten^, zegt L i N.^reedbla% isjeus , van een Voet , volgens anderen een^s* Elle hoog; de Bladen twee Duimen lang; één Duim breed , glad , Zaagswyze getand : het Omwindzel Lancetvormig : de Bloemblaadjes rondachtig geel en het Loof is van boven geel- achtig* Nog jong zynde 5 heeft het de Bladen met roode Streepjes gevlakt. G. Met een veeldeelig Kroontje, CS6) Wolfsmelk met een veeldeelig Kroontje ; £vr# tweedeelig ; de Omwindzeltjes byna Hart- vynboi* vormig; de Bloemblaadjes byna tweehoor-mi& nig; (;$) Euphorbla ümb. quinquef.; bifidd &c. Euph. iner- mis Fol. Lanceolatis &c. R. Lugdb. i$8. Gouan Monsp* aj3. GER. Prov 540. KRAM Auftr. 134. Tithymalus Arvenfis latifolius 'Oermanicus. C. B, Pin. 191. Tiihyma» platyphyllos. Fuchs. Hifi. 813. ($6) Euph0Tbi*Vm > mnhiRdA; bificü &c. Am. jfoüjk III. p. 127» Tithynnlus Lithospermi maj >ris folio. G0UAM# Monsp. 234. Tithym. Fol. Pini forte Dioscondis Pithyoufë. C- B. Pin. Z9^ Efula mmot. Dod. Pempt. 374. Tithymalus Pinea, LOB /i. Efula» fel?, Tttr. 327, II. DUU YUÏf $TOS# 768 TwAALFMANNIGE Kruiden; nig; de onvrugtbaare Takken met eenvor- AFxfuL' ™&* Bladen- Hoofd- stuk. De Geftalte van deeze is meer Pynboomach- Dritwy. tig dan het Loof , 't welk beftaat uit fmalle Bladen, maar die van Steenzaad of Vlafchkruid gelykende. Men vindt het overvloedig in de Velden van Gelderland en Overysfel , als ook in Duitfchland en Vrankryk. Alle Bloemen zyn vrugtbaar en de Vrugt is glad. rvir. Wolfsmelk met een veeldeelig Kroontje; ^Cyplïil? geg'ffild ; de Omwindzeltjes byr.a Hart* CypiesfJg vormig : ae onvrugtbaare Takken met Borfteligê ; d$ Steng met Lancetvormige Bladen. Deeze , die alom in Europa , als ook in on- ze Nederlanden voorkomt , wordt gehouden voor 't Gewas, dat den Wortel, in de Apo- theeken Rad. ËJtm minoris genaamd , uitlevert» De Bast daar van wordt door Kwakzalvers in« gegeven tegen de Waterzugt , tot een Scrupel gewigt in poeijer , en vyftien Vrugten doen even 't zelfde. Van braave Geneesheer-en , nog- thans , wordt dit Middel te gevaarlyk aange- merkt , ten zy men de fcherpheid eerst door Azyn (57) Euphorbia Umb. multifida &c Am, Aeai III. p. 127» EuphorbiaincrmiSjFol. confertis Lmeari'ms &c. H. Cliff, 199* Ups. 141. R* Lugdb. 197. GoUAN Motsp 2*4, GER. JrOV% 540. KRAM. Auftr. in. Gort. Betg I3J. Tithymaius Cy* parisfias. C. B. Pin. 29U r>OD Pempu 371, Tïtht Cypresla* luis. TAHERNi Hifi. 99<>< I»OB* S5*« DODECANDRIA. 7'9 Azyn getemperd hebbe,en dan verliest het veel IV. van zyne Purgcerende kragt. Het Sap, niette- Af^eu min , met Wynfteen - Zout getemd en uitgewaas-HooFD- femd, wordt van fommigen beter dan het Dia-STUK# gridium gekeurd. . (58) Wolfsmelk met een byna agtdeelig Kroon- lviik tje ; tweedeslig : de Omwindzeltjes byna Eyrond : de Bladen Spatelvormig , uitge»^?itsbi^9 breid, Vleeiig , gefpitst , aan den rand ruuw. Dit Wolfsmelk , dat in de Zuidelyke deelen van Italië en van Vrankryk groeit , heeft Bla- den naar die van de Steekende Palm gelykende en veele groene Stengetjes van een Voet lang , neergeboogen 9 en door de afgevallene Bladen van onderen gelidtekend. De Bloemen zyn ten deele Mannelyk , ten deele Tweeflagtig s met de Kelken aan den Mond Zaagtandig ; vier geele tweehoornige Bloemblaadjes en gladde Zaadhuisjes, (59) Wolfsmelk met een veeldeelig Kroontje , ux. t. . Püluftrls* byna Müeiasiig. (58) Euphörbia UmS. fuhc£ofrJa, bifida , 5cc. Am. AeaL JU. p. 128. GoUAN Monsp. 234* Suph. inermis &c. //, Cti/f. Ups. SAUv. Monsp. Tithymalus Myrfinites latifolius» C. B» Pin. Q.00. Tithymalus Myis. legirimus. CL'JS. Hiji. II. p. 18p. BABR. Ic I200. (59) Euphorhia Vmh. multifidft , fubtrifidd &c. Euph. FoL Lanceolatis Sec. H. Cliff. 200. Mat. Mei, 25*. R. Lugdb. ipg. Fl. Sucs. 438. Gort. 135. Tithymalus paluftris C C C II. DEFL. VIII. STUK. Twaalf m annïge Kruiden* Hoofd- stuk* Afdee£. XII, kyna driedeelig) tweedeelig: de Omwind* zeltjes Eyrond; de Bladen Laiic eivormig; de Tokken onvrugthaar. Drïevjy Deeze Soort groeit op Moerasfige plaatfen in W de Zuidelyke deelen van S weeden , Duitfchland en de Nederlanden, zegt de Ridder. Men vindt;- ze ook in de Velden by Nerva aan de Oostzee , en in de Rietlanden tusfchen deeze Stad en Muiden kermt zy3 zo wel als elders voor. Bau- jpiiNUs noemtze Heefterachtig ; doch zy kan ei- gen tlyk dien naam niet voeren ; hoewel zy yeele ronde Steelen 5 meer dan een Elle lang, uit- geeft , die boven Takkig zyn. De Heer H a l- ler zege , dat dezelve op Moerasfige Oevers in Swiczerland tot tien Voeten hoog groeit , doch laager vak in de Velden. Hy voegt 'er by, dat de Steng in geen byzonder Kroontje uitloopt, maar dat alle de Oxels Blad- en Bloemdraa- gende Takken uitgeeven. Dit ftrydt tegen de Afbeeldingen van R i v i n u s en D o d o n m u 5. Misfchien heeft in deezen verlchil plaats naar den Landaart, De algemeene Kroon is , volgens den Ridder» vecldeeüg, vcclbladig; de byzon- dere zyn driedeelig driebladig * de uiterfien twee- deelig tweebladig. De Bloemen van den eerften rang zyn Mannelyk vyfbladigj die van den twee- den Twecflagtig inet vier Blaadjes ; de Vrugten Wrattig* Dis Fmticoius. C. B. Eïn» %9}* Efula rcujor. Dop. PempU 374. Riv. Te trap* HALL» Hdv. 191. ÖödecAndriA. jji Dit Kruid wordt vanfommigen gehouden voor IV. de Groote Efula der Winkelen , hoewel anderen Af*>eeU het Pynboomig Wolfsmelk daar voor aanzien : Hoofd* doch het komt 'er in deezen weinig op aan % al- *tuk# 20 de meefte Soorten van Wolfsmelk $ die fcherp- Tri&)ni** fappig zyn 5 in gevaarlykheid overeenkomen , en derhalve hedendaags weinig worden gebruikt. (6ö) Wolfsmelk met een zesdeelig Kroontje 9 ^ tx& gegaffeld: de Omwindzeltjes ovaal? de Bla- hierna!* den effenrandig: geen Takken en Wratti* letrclli tige Zaadhuisjes. Zo wel in Ierland , waar van zy den bynaairi heeft, als in Siberië , Ooftenryk en de Pyre- neefche Gebergten , is de Nacuurlyke groeiplaats vandeeze, volgens den flidder. Dille nius oordeelde i naamélyk, dat zy nog nergens , in 'è wild groeijende, ontdekt ware, dan in hetge- melde Ryk (*). Het fchynt ook de Spaanfché breedbladige te zyn van Baühinüs, waar vari de Steng mede ongevaar een Voet hoogte heeft t zö dat men deeze Soort onder het Kleine Wolfs* melk meet tellen* (di) Wolfs. (6ö) Éuphdrbia Umbella fexfjda , dlchotoma , &c. Am* Acad. III. p. 123. HüDS Angl. 125. Tithymnlus latifoüus His- panicus. C. B. Pin. 291. Tab. Hifi. 987- Tith. Hyberneus* Vasculis muricatis crc&ig, DiiX. Elth* 327. T. 290. f. 374. lithynvilus platyphylios, teïtius. ClüS. Flisp. 438. (*) De Ieren houden het vooreen zofterk Purgeermiddel 4 Öat hetzelve in de Zak te dra3gen genoegzaam zou zyn : noe- mende het Kruid Mackcnboy. Lowth. Trmuahridg%\h^,a^ Cce z JU Duu VIII. Stuk, 77* TwA ALFMANN10E KRUIDEN, tV* (61) Wolfsmelk met eefi veeldeelig Kroontje 5 A*xf\U ge&affeM : de Gmwindzeltjet byna Hari- Koofd- vormig ; de voornaamJie?i driebladig ; de stuk. steng Boomachtig. LXI. ^Sfiff °P Rotfen der Eilanden en Kusten, aan 'de b" mach Middellahdfche Zee , groeit dit Boomachtig ttg?m " Wolfsmelk met Myrtebladen ; van zyne Stam een digte Kroon uitbreidende , met roode Tak- ken. Het is insgelyks vol van een Melkachtig Sap. jfm$a- Wolfsmelk met een veeldeelig Kroontje 9 kidef. gegaffeld; de Omwindzeltjes doorbladig ^Amandel. Schyfrond; de Bladen Jtomp. De Bladen zyn aan 'c end ftomp , doch niet- temin als die der Amandelboomen , in deeze Soort, welke in Vrankryk en Duitfchland groeit. De Steng is een Voet en fomtyds een Elle hoog in de Ooftenrykfe van C l u s i u s , welke om- ftreeks Weenen een zo menigvuldig Onkruid uitmaakt, dat 'er de drooge Graslanden, in *c midden van den Zomer , zig als geheel grys door (61) Euphêrbla Umb* multifida , dichotoma &c. Acad. IlT. p. 123. Tithymaïüs Myrtifol. Aiboreus. C. B. Pin* 290* Tirhynaalus Dendroides. Gam. Epit. 965. (62) Eupbsrbia Umb. multifida1 , dichotoma &c. Ara. Acai. p. 125. GOUAN Monsp* 234. Tithymalus Cha- racias Amygdaloldes. C. B. Pin. 290. Lob. 1c. 360. Tith, Gharacias primus. Dod. Pempx* 368. ' — Pannomcus. CLUS. Pcnn* 670. Efula Csule ciasfo. Ri\\ Tilt af* KALL> Helv* 191, DODECANDRIA. 775 door vcrtoonen. Het Sap is ook Melkachtig, iV, gelyk in de anderen. *gg£ XII (63) Wolfsmelk met een Vyfdeelig Kroontje >Stuk/ tweedeelig : de Ömwindzeltjes doorbladig Lxnr. frywa Hartvormig ; r-f*l^£% mi£ effenrandig. Bofch- 0 u xn-nnend. C64) Wolfsmelk wjeï een veekkelig Kroontje* lxïv. tweedeelig: de Ömwindzeltjes doorbiadig oaikwid. uitgerand; de Bladen effenrandig, de Steng Heejlerachtig. Deeze tweeën de voorgaande Soort, looperë zodanig ondereen 3 dat voornaame Kruidkundi- gen , gelyk Vaillant, H alle r en Al- li on, dezelven flegts als Verfcheidenheden aanmerken van dat Wolfsmelk , het welk van ouds den naam van Characias9 als Dalminnend^ of dien van Amandelbladig gevoerd heeft. Het: aanmerkelykfte verfchil is blykbaar uit de be- paalingen van Linn^us , door wien nog an- dere Verfcheidenheden > van deeze laatfte Soort , zyn waargenomen. Het Bofchminnend heeft de Bloem* (6i) Euphorbia Umbelia quïnquefida4 , bifïdit &c. Tïthym. Lunato flore. COL. Ecpbr. II. p. 56. T. 57. Tith. fylv. Lunato flore. C. B. Pin. 290. MOR. Hift. III. p. 335. S# ïo. T. 1. f. 3. (64) Euphorbia Umbelld multifl 11 , bifidi &c. Ac&et. ïll. 126. GOlJAN Monsp. 214. GJiR. Prov. 542. HALL» Helv* 192. Euphorbia inermis Fol. Lanceolatis Öcc. »fi. C/*^. 199. 142. R.. 197. N. 22. Ccc 3 II, DEEL» VHI. STÜ^i 774 tw A ALFMANNI GE KrüIDÈ®. IV* Bloemblaadjes halfmaanvormig en uitgeknaagd 3 A?xii.Lt doch het Dalkruid heeft dezelven gaaf en ge- Hoofd- heel. 8Tüf# Behalve de gemelden zyn den Heer Fors- &&!eWy' kaohl > in Arabie , nog verfcheide nieuwe Soorten van dit Geflagt voorgekomen , welke zig tot de voorigen, hoe menigvuldig ook$ niet laaten thuisbrengen : zo dat de Oogst daar ia overvloedig is; Onder de Vyfwyvigen van deeze Klasfe voert het eeniglle Geflagt den naam van G L I NU§, De Kenmerken zyn : een vyfbladige Kelk zonder Bloemblaadjes , doch in plaats van dien Vertoonen zig de tweeborftelige Honigbakje$i Het Zaadhuisje is vyfhoekig, vyfkleppigivyf- hokkig en veelzaadig* Twee Soorten komen 'er thans van voor, naa- melyk* t CO Glious met een Haairige Steng en ftomp Lmllde!. Eyronde Blaam* Lnngbladi- - se* Dit Kruid groeit in Spanje , in Arabie en in Ooüindie ; als ook aan den Euphraat in Klein Afie* (i) Glinus Caute Pilofo Fo!.- cbovatis. Syft. Nat. X\U Gen. 610. p. 334» Veg. Xlll. p. 378» LOEFL. It&u 145. GRON. Oriënt. 143. AUïne Lotoides Sictila. BOCC. Sis. zn T. 11. Porculaca Boetica, luteo flore, Ipuria aquatica. BARK. Rat. 478. T. 3 36. BüRM. FL Ind. p. m. T. 35. I* D O I) E C A N D R I A. 77S Afie. Myn Oostindifch ftrookt volkomen met IV. het Takje door Barrelier afgebeeld, van a^f1fLi dit Kruid, aan de Rivier by Madric groeijende ; Hoofo- en, wat de figuur der Bladen belangt, geheel ver-STÜKv fchillende van die der Afbeeldinge van den Hoog- leeraar N. L. Bürmanküs; gelyk uit het ?L.uu daar van in Fig. 3, op Plaat LÏI, vertoonde ft Takje blykbaar is* Mooglyk zal zulks aan de Verfcheidenheden 3 in dit Gewas voorkomende, zyn toe te fchryven. Volgens Loefling hadt het Spaanfche . dat hem op Kley - Zandige plaatfen, en in een Uitgedroogd Beekje voorkwam , verfcheide leg- gende Stengetjes , van omtrent een Voet lang, Takkig en als met Leedjes ; de Takjes ruig ; de Bladen langwerpig , hy tweeën of drieën , aaa éene zyde van de Stengetjes , lang gedeeld : de Bloemen tropswyze aan de Knietjes en by de Bladen y doch aan de andere zyde van de Tak- jes geplaatst, h Getal der Meeldraadjes was veranderlyk , van negen tot veertien of vyftien met dubbelde Meelknopjesj doch dat der Stem- pelen , onmiddelyk op 't Vrugtbeginzel zitten- de , altoos vyf , en het Zaadhuisje Eyrond 3 yyfhokkig , vyf kleppig als gezegd is. (2) Glïnus met een rimpelige Steng , de Bla* it den rondachtig en Wollig. Di&'aTnoi- Van des. Rondbll- (2) Glinus Cauierugofo ,Fol. otbiculatis tomentofis. Burm. dig* FL Ind. 113. Alune Locoides* Diftamni Cretici facie Made- J%» 4» xaspatana. Pluk. Amalth* 10. T. 3 5$. f. 6> II. DlfL, VIII* STUK. 776 T W A A L F M A N N 1 G E K R ü I D E N# IV* Van deeze Soort ook verfcheïde Plantjes uit A?xn2L* Oostindie bekomen hebbende , is daar van ins- Hoofd, gelyks een Takje in Fig. 4. afgebeeld, om het »tük. verfchil aan te toonen. De Blaadjes zyn hier VyM- veej ron(]er (]3n jn de voorgaande , doch zo rond niet als in de Afbeelding van dat van Ma* drasf 3 by Plükenet; hoewel zy , door de witte Wolligheid , die dezelven Zilverachtig maakt , genoegzaam naar die van den Creti- fchen Diétamnus gelykcn. Voorts komt dit Go was ^ in veele opzigten, met het andere oveiv een , inzonderheid wat de plaatzing der Blaad- jes aan de Stengetjes belangt, maar de Zaéd* huisjes zyn niet zo digt getropt aan hetzelve. De Stengetjes zyn hier, inderdaad s wat rim- pelig of gelleufd , doch met meer dan in 'c voorgaande en ook niet zonder'Haairigheid. Het getal der Meeldraadjes heb ik, in beiden , nu eens vyf, dan tien of meer bevonden. De Kelk ïs vyfbladig , van buiten Haairig , van binnen glad, gelyk men denzelven, met het Zaadhuis- je daarin, vergroot zynde, byaziet afgetekend en het Vrugtbeginzel met zyne vyf Stempels gekroond en door Meeldraadjes omringd , by b; als ook by c een enkel Zaadje , dat een wit Vliesje heeft , zynde geribd , bruin van Kleur, niet grooter dan een Zandkorrel, en dus alhier in langte dertig- dat is Lighaamelyk 27000 maal vergroot. Den Heer Fgrskaohl zvn , in Arabie en Egypte, behalve de Lotoides , nog twee ande- re DODECANDRIA, ?7? re Soorten van Glinus voorgekomen. De cene IV; noemt hy Setiflorus , om dat de Bloemblaadjes , F£nf L# welken zy menigvuldig heeft, aan het top -end Hoofd- in drie of vier Borltels verdeeld zyn , zo lang S^ÜK* als de Meeldraadjes , wier getal meer was danw^M£y" tien. Wegens de Vrugtmaakingfchynt inzonder- heid dit Plantje, dat ronde knoopige Stengetjes en rondachtige, kranswys geplaatlte, gefteelde Bladen hadt , hier t'hiïis gebragt te zyn. Hy vondt het by Dahi , in een uitgedroogd Moe* ras. De andere , welke zyn Ed. in Zandige Grond , op de eerlte Rustplaats der Karavaan van Kairo naar Mecca aantrof, lag geheel op het Zand uitgefprcid. Hynoemtze Glinus Cr y- Jlallinusy om dat de Stengetjes, maar een Vin- ger lang zynde, t'eenemaal als met Kandy-Zuï- ker begroeid waren, even als in het zogenaam- de Yskruid. Dit zelfde hadt ook in de Blaadjes plaats en de Bloemen , van grootte als een kleine Erwt, half ingedooken in het boven fte der Stengetjes en Takjes , vertoonden zig als Wratten, 't Getal der Meeldraadjes en derzei* ver plaatzing was zeer ongelyk en ongeregeld in deeze Soort , gelyk in 'de overigen van dit Geflagt (*). Het laatfte Geflagt, in deeze Klasfe opge- tekend , dat tot de Twaalfwyvigen behoort , voert den Latynfchen naam van Sem* {*} FUr. Mgypt. Ar ah. p. 9S> Ddd II. DEF.L. VIII, STOM. J78 TWA ALFMANNIGE KRUipESf. IV* s e M v E R v i v ü M. Donderbaard. 'Afdeel* Hoofd- Welke aan eenïge Soorten van Huislook ge* stuk» lyk wy hier voor gezien hebben , om dat zy Vyfwyr airoos groen blyven, gegeven werdt; en gelyk het Groote ruige, hier toe betrokken , gemeen- lyk.den Neerduitfchen naam van Donderbaard voert 9 heb ik denzelven hier tot een Geflagt- naam gebruikt. De byzondere Kenmerken zyn , een Kelk in twaalven verdeeld 3 twaalf Bloemblaadjes en twaalf Zaadhuisjes : waar by het getal des Meeldraadjes komende dit Geflagt tot een der volmaakften van deeze Klasfe ftelt, Agt Soorten zyn 'er in vervat, naamelyk T* . CO Donderbaard met een Boomachtige, effe» vam^rbo. ne , getakte Steng. reum. tig. Clusius heeft deeze Soort eenïge Mylen van Lisfabon in Portugal gevonden; doch zy groeit ook op Kandia en eenïge Griekfche Ei- landen. !Jy noemt dezelve het Groote echte Huislook , en zegt 3 dat het meer een Heeller dan (i) Smpervivum Caule Ailxxescesue 1xvi ramofb. SyJ?. Nat. XII. Gea. 6 '2. p. 3 3 5'. Pég- XïII. p. 373- Semperv. Caule inferne »u(Ja Ltvi raraofo. H. Cltff. Ups. H. LugdL 456» Kram. Aujlr. 136. Fabr. Helmft. 270. Sedum majus Aiboresccns FIoscuïis candidis. C. H. Pin. 282. Bradl. Succ. 4. p. 1. T. 31. Sedum majus legitimum. Clus. Hifi. II. p* 58. Sedum aiboreseens majus Gxaxora» Ic. 375, dan een Kruid is , fomtyds twee Ellen hoog IV. groeijonde , met een Steng of "Stam, die Bla-^™^** derloos is , een Arm dik 9 veele Takken van Hoofd* een Duim uitgeevende 5 die op 't end als metSTUKe Kroontjes van Bladen getropt zyd. Deeze Bla~ J^f'^r den zyn Tongachtig i dik en Sappig, gelyk die van 't gewoone Donderbaard. Somtyds komt tusfehen dezelven , aan den top , als een gebla- derde Steel voort , die een Tuil van gefternde Bloemen draagt. Dit Gewas verbeeldt hy zig het Echte groote Aizöon of Sempervivum van Dl oscorides te zyn. De Steng fchiet dik- tvils Wortelen boven den Grond , zo de Ridder4 aanmerkt. Voorts is deeze Soort by de Liefheb- bers der Bloemhoven ^genoegzaam, bekend. Men heeft ze ook met bonte of driekleurige Bladen en rsoemtze Hoornachtig Sedum of Boom- Don* üerbaard. Maar , volgens F a b a i c i o s , is het getal der Meeldraadjes , Bloemblaadjes en Zaad- huisjes, tien. (2) Donderbaard met de Steng door overblyf* u\ zeis der Bladen rappig; de Bladen gekmt. J™%%« nariwfe. De vermaarde Commelyjs heeft dease af- Kanforifch* ge- (l) Sempervivum Caule Folioruiri ruderibus Uctxo , FoL letufts. Sempervivum Caule infra Folia lacero H. Ciijf. 179. Lu^db. 457. Sedum Canariuin FoL oinnmm ma- &imis. Comm. Hort. W p. 189. T. 95» Sedum ma jas Ca* narium acaulon , Pilis ad oras Fol. hispidis. VbVK* Aim, 340* T. 3H* £ I» RAJ. SuppL ?62. Ddd 2 II-DUL» VUIt StVK; 780 T WA ALFMANN ICE K RUIDEN* IV. gebeeld uit den Amfterdarnlen Tuin, alwaar zy AFxifL f°mtyds een Steng ichoot van zes Duimen hoog: Hoofd* doch van Bloemen maakt hy geen gewag. By stuk* Plukenet is dit Donderbaard ook afgebeeld V^y/Wr en befchreeven als ongeftengd, maar de Bladen aan den rand bezet hebbende met eene Franje van ftekelige Zilverglanzige Haairtjes* By de Imvooners der Kanarilehe Eilanden > werdt het- zelve Corozone Cello getyteld. , In" . ( 3 ) Donderbaard met kanthaairize Bladen en vvmTec- uitgebreide Ajzetzels. torum. Gemeen, j)jt j^j^ . gat fi00Y g^^} Europa, ZO op de Rieten Daken der Huizen, als op Heuvelen en elders 5 waar het Zaad Wortel fchieten wil, voorkomt, is het Gemeene Groote Donderbaard , dus naar den Latynfchen naam Barba Jovis ge- tyteld. Hierom noemen de Franfchen het Jou* barhe ; doch de Engelfchen Houfeleech en de Duitfchers Hauslauch , dat is Huislook ; tot welken naam het , wegens de gezegde Groeiplaats , van alle Soorten het grootfte Regt heeft* Op den Grond , (dewyl men het ook in de Tuinen kan houden 5) maakt het Roozen, van dik- V f3) Sempervivum Foliis ciliatïs, Propagïnibus patentibcts. Semperv. Fol. Radicahbus Carnofis ciliatis &c* H, Ciiff. 179. R. Lugdb* 457.GOUAN Mor.sp.zSS» GER. Prov* 428. KRAM. Auflr. 136. Fl, Suec. 395. GORT. Belg. 136. Mat. Med. 211. Sempervivum majus alterum feu Barba Jovis. Dod. Pcmpt. 127. lob. Icon, 373. Sedura majus vulguc. C. ft» Fin, 28 3 • TQURNF, Dqdecandria. j%i dikke zeer fappige Bladen , en geeft zydclings IV- kleine Roosjes uit , tot voortplanting. De Bla- Ap$f ^ den zyn op de kanten Haairig of gebaard , aan Hoofd- de Stengen dunner en naar Myrtebladen eenigs-*TlJK* zins gelykende. Deeze maakeü de Steng, die j^M*r omtrent een Voet hoog groeit, als met Schub- ben bekleed. Zy is gekroond met Bloem -Aai* ren, die zig Takkig uïtfpreiden , hebbende op eene zy :1e de Bloemen , welke uit een twaalf- deeligen Kelk en twaalf Blaadjes beliaan, doch het getal der Meeldraadjes, die ftevig zyn, met ronde Knopjes , is , volgens den Heer H a l- ler, meer dan twintig: hoewel het Kruid, wederom , maar twaalf Stylen en daar op vol* gende Zaadhuisjes heeft. De geheele Plant is vervuld met een Waterig Sap, niet zonder Salpeter, en verkoelt derhalve uitwendig met eenige fcherpheid > hebbende zeifs dit Sap de vlakkigheid van 5t Hoornvlies der Oogen weggenomen. Door te groote verkoe* lig is het fomtyds , op Ontfteekingen gelegd zyn- de, fchadelyk bevonden: doch op Brandftedeu dient het zeer* Kleine Zweertjes of Wondjes, gelyk die der Lippen en Tong, kan het tot hee- ling brengen , en wordt in Gorgeldranken met vrugt , tegen Keelziekten en de Sprouw, ge- bruikt* Inwendig dient het Sap, of ook deSyroop van Huislook, tot verkoeling in heete Koortfen, in vuile Kwaaien als ook in de Roode of Bloed- loop , waar tegen het Sap , van Boerhaave? grootelyks aangepreezen werdt. Ddd 3 (4 T©ofl* IL Deel. VIII* Stuk, jHl TWAALFMASNIGE &RUIDE& IV. (4J Donderbaard met kanthamrige Bladeüeti AFxSL# Kloomnde Jfzetzels. s^ukT Waar in verfchilt dit (vraagt Halèer) Wé van het Gemeene Donderbaard .* is het door- vmnGio- ^ien de Bloemblaadjes groenachtig wit zyn* in K'footöia ^e aüc^ere bleek Roozekleurïg ? Morison dig. " tnerkt aan j dat tusfchen de Bladen kleine Bol« letjes voortkomen , die van zelf afvallen $ in den Grond Wortel fchieten 5 en de Soort dus voortplanten, J* Baühinus heeft de Afbeel- ding van Lob el ontleend, die het aanzag vöof eene Verfcheidenheid i door kweeking in der Hoven ontdaan. De Heer 3 AcquiNzegt* dat het maar zes Meeldraadjes en zes Stampers heeft, \ welk een weezentlyk verfchil zouzyn. V* (5) Donderbaard dat de Bladen met Haait deumï" l' doorweven heeft en Klootronde Afzetzels. Spinne* v/öDbig. Deeze* die wegens de Draaden, met welken de Bladen als famengeweven zyn, zeer byzon* deï (4) Sempervivum Fol. cijiatis, prcpa^inibus glöbofï*. Sem* perv. Fol. Rad. in globurn congeftis &c. H. Cliff. 180. R. Lugdh, 457» Sedum ma jus vulgari fimile &c. Moms. H*/?* III. p. 472. S. 12. T. 7« % 13. Sedum vulgari magno fimile* J. B. Hi/l. lil. p. ö88. Lob. Ic p. 373. Fig. finiftra. jAcq* VinL 84. (s) Sempervivum Fol. Pilis intertextis &c. Semp. Fol. Rad* in Globurn congeftis &c. H. Cliff. igo. R. Lugdb. ^sj> 5. Gouan Monsp. 235* G£R. Pröv. 429. Semperv. rubr. montanum Gnaphaloides. COL. Ecphr.l.y. 292* T. 291. Sedum moütannm tomcntofum. C. B. /V». 284. Hall, 393 * 394* DODPCANDRIA. 983 der is, groeit in 't wildeop de Bergen derZiji- IV; delyke deelen van Europa. De Heer Haller , A™^; die het dus overvloedig in Swiczerland vondf3Hoo»0^ merkt aan f dat zulks alleen in de jonge Planten S^UK» plaats heeft , terwyl de Ouden op de kant haaird zyn. Zy komt , voigens zyn Ed. , het Berg - Donderbaard zeer naby en zou misfchien een zelfde Plant kunnen zyn. (6) Dojnderbaard met de Bladen, Steng 9 en vu de toppen der Bloemblaadjes 3 ruig vum^$hi?- turn* Op de toppen der Eergen , niet ver van Saltz* burg , groeit , volgens Clusiüs, zodanig een Donderbaard, dat de Bladen ruig heeft, met zes Bloemblaadjes , zes Stampers en twaalf Meel- draadjes. De Bloemen 2yn wit, £7 ) Donderbaard met geheel effenrandige Bla* VlU den en uitgebreide Afzetzels, Berg- D onder- Volgens den Heer Haller heeft deeze , baard- die ook op de Switzerfche Alpen groeit, wat kleiner Roosjes van Bladen dan het Gemeene Donderbaard : 'de Bladen zyn korter, effenran- dig ; de Stengen paarfeh gefchubd ; de Bloemen beftaan uit zeven of agt paarfchachtige, doch niet fiedyke Blaadjes. (8) (6) Sempervivum Foliis Caule Pctalorumque apicibus hirtls. Am. Acad. IV. p. 273, Sedum majus Montanum Fol. denta- tis. C. B. Pin. 28 5- Hall. Helv. p. 7 8 1 . Coryledon altera Taarica. CVJS. Pam. 48 1. (7) Sempervivum Fol. integertimis , prop?.ginibtts patulis. Sc- II, Dm. VIII» Sn/*» 784 Twaalf mannige Kuuiden. IV. ($) Donderbaard met verfpreide Bladen , de 'Afdeel , onderjlen Spilrond ; de bovenjlen plat* Hoofd* achtig. stuk. _ vul In dit opzigt verfchilt deeze^ welke door den Sempetvj- j.jecr j A c q lT 1 n in de Keizerlyke Tuinen te forme» Ween en waargenomen was y zeer veel van de Sï!tf™k" vier voorgaa^dcn t die men a om de waarheid te zeggen , altemaal Wel aanmerken mag als Verfeheidenheden van de Derde Soort. Scdum Rofutis llbcris Fol. Limbus. HALL. 393. Sed. Alp. rubro cuagno Flore. C» B. Pm. 284. Séd. tnajus Montauuin , Fol. non dentatis. Ih,i. 283» Sedum minus Flore rubente. BESL. Eyfi. p"trn.